VERZAMELING VAN VERHANDELINGEN, over verschillende NATUURKUNDIGE ONDERWERPEN, Door JOHAN INGENHOUSZ, M. D. Hofraad en Lyfarts van Zyne Keizerlyke en Koninglyke Majefleit, Medelid van de Koninglyke Sociëteit te Londen, van het Bataafsch Genootfchap der Proefondervindelyke Wysbegeerte te Rotterdam , en van het Provinciaal Utrechtsck Genootfchap van Konsten en Weetenfchappen, enz. VERTAALD door J. van BREDA, M. D. Raad in de Froedfchap,en Regeerend Schepen te Delft, Lid van het Bataafsch Genootfchap der Proefondervindelyke Wysbegeerte te Rotterdam , en van het Provinciaal Utrechtsck Genootfchap van Konsten en CAD \ Weetenfchappen. TWEEDE DEEL. i n 's GRAF EN HAGE, bï ISAAC van C L E E F? UDC C L X X X V.   VOORBERICHT VAN DEN VERTAAL ER, H et Eerfle Deel deezer Verzameling omtrend het einde van het voorig jaar geheel af- • gedrukt zynde, was ik van voorneemen, gelyk uit myn Voorbericht voor dat Deel blykt, het zelve eerst uittegeeven , en dit Tweede Deel korten tyd daar na te doen volgen; doch de uitgaaf van dat Deel, door eenige voorkoomende omftandigheeden, vertraagd, en het drukken van dit Tweede Deel intusfchen voortgegaan zynde, zie ik my nu in ftaat de beide Deelen te gelyk het licht te doen zien. Dit Deel bevat zes Verhandelingen, van welke de Me eene korte verklaaring van het ftelzel van den beroemden franRlin, weegens de wyze der werking van de Eleélrieke Vloeiftof, inhoud, en eene beknopte handleiding verfchaft, door welke zelfs die geene, die van de wetten der werking van de Eleclriciteit geene kundigheeden hebben, op de gemaklykfte wyze de klaarfte denkbeelden van dat fchoon, en thans byna algemeen aangenoomen, ftelzel, kunnen verkrygen. De Ilde Verhandeling, door den Aucleur in den jaare 1779. vo°r de Koninglyke Socie* 2 tót  ïv VOORBERICHT van teit te Londen geleezen, en in de Ph.il. TransaéT. geplaatst, is in 1780, door my vertaald uitgegeevefi. —* Zeedert is dezelve door den Au&eur «itgebreid, en met aanteekeningen verryktr zy bevat niet alleen eene dmdelyke verklaaring, gegrond op het ftefzel van den Heer franklin, van de vervvonderlyke ver» fchynzelen welke de Ele&rophore en de Leidfche fiesch doen zien j maar zy kan ook, met de voorgaande Verhandeling vergeleeken, een Volleedig denkbeeld verfchaffen van de wetten in 't gemeen, volgens welke het Eleólriesch Vuur zyne werkingen verricht. ■ Schoon de Heer ingenhousz zyne gedagten in deeze Verhandeling met alle moogelyke klaarheid heeft uitgedrukt, vordert echter dezelve eeaen gezetten aandagt. De lilde Verhandeling wierd in den jaare 1780, door dew Heer ïngenhous z aan het R?taafsch Genootfchap der Preefondervindelyke JVysbegeens te Rotttrdam aangeboden, en is toen, door my vertaald, in het VIde Deel der Verhandelingen van dat Genootfchap geplaatst: zeedert heeft de Aucteur deeze Verhandeling niet alleen veel vermeerdert, en door Proeven vc;le zaaken nader bevestigt; maar hy heeft ook aanmerkfyke veranderingen en verbeete?*pge» gemaakt in den toeftel, geichikt om de gedé-  den VERTAALER. v ' gedéphlogisteerde lucht uit Salpeter voorttebrerjgen, en dezelve zieken te doen ademen: het heeft my derhalve niet onnuttig toegefcheenen dezelve naar een geheel ni:uw handfchrift van den Aucteur op nieuw te vertaaien, en in deeze verzaameling in te voegen; te meer, dewyl de heilzaame uitwerkii^en, welke van het gebruik deezer lucht, in meer dan een foort van ziektens, meer dan waarfchynlyk te verwagten zyn, eene bekendmaking van de befte wyze om dit foort van lucht te bekoomen, en te doen gebruiken, allefints fchynen te wettigen. — Het is te wenfchen , dat de Geneeskundigen , ook in ons Vaderland, proeven met deeze lucht op zieken zullen neemen, gelyk reeds elders met goed gevolg gefchied is, temeer, dewyl uit den aart dier lucht, en uit de proeven met dezelve op gezonde lieden genoomen, met genoegzaame zeekerheid kan worden opgemaakt , dat derzelver gebruik nimmer nadeel kan toebrengen: ik heb , even als de Heer ingenhousz, die lucht meer dan eens in goede hoeveelheid geademt, en 'er my nooit kwalyk, maar inteegendeel altoos verkwikt, door bevonden: zo lang echter geen middel gevonden wordt, om dezelve gemaklyker uit het Salpeter te bekoomen, is het te vreezen , * 3 dat  Ti VOORBERICHT van dat zulke proeven niet zeer menigvuldig zullen kunnen zyn: men legge zich dan toe, om eene manier uittedenken, langs welke dit gereedelyk gefchieden kan. Dikwyls heb ik gedéphlogisteerde lucht uit Salpeter voortgebragt, en fchoon het my verfcheidemaal zeer wel gelukt is, de bewerking van het begin af ten einde toe, te volbrengen; en, éven als de Heeren fontaka en ingenhousz, omtrend 1200. Cubicq duimen lucht uit 2 oneen Salpeter te bekoomen, heb ik ook dikwerf ondervonden, dat fommige toevallige omftandigheeden, niet altyd te voorzien of voor te koomen, de retort in den beginne, of by den voortgang der bewerking, doen breeken. — Een dunne plaats in het onderfle gedeelte van de retort, een blaasje in het glas, een berst in het leem, waar meede de retort bedekt is, of eene te groote vermeerdering, of te fchielyke vermindering van het vuur, doet fomtyds het glas onverwagt fcheuren. Dewyl dan deeze en andere oorzaaken my meer dan eens myn oogmerk deeden misfen, meen ik niet ondienftig te zyn, voor die geenen, die aan Chemifche bewerkingen, welke een vry fterk vuur vorderen, min gewoon zyn, en echter lust mogten hebben de proeven, hy welke deeze lucht gebruikt wordt, naar te doen,  den VERTAALER' vu doen, of dezelve ten gebruik van zieken te vervaardigen, behalve hef geen ik omtrend deeze bewerking, by wyze van nooten, onder de Verhandeling van den Heer ingenhousz gezegt heb, hier nog eenigfints breedvoeriger optegeeven, het geen my de ondervinding geleerd heeft, ten einde hen, veel vergeeffche moeite uittewinnen. Men moet nimmer tot deeze bewerking een yzer of koper fornuis gebruiken, ten zy het zelve van binnen met een dikken laag van Heen bekleed zy. — In een yzer fornuis kan geen trap van hette verwekt worden, genoegfaam om het Salpeter te doen fmelten, dewyl het yzer de hette te fchielyk doorlaat, en zo dit al nu of dan gelukt, houd gemeenlyk de koking van het Salpeter op, wanneer men nieuwe brandftof bybrengt: men heeft ook zeer veel kooien noodig. — Een fteene windoven van eene tregteragtige gedaante, is byna alleen hier toe gefchikt, en dezelve kan zeer eenvouwig van faamenftel zyn, — Het is nodig dat de toegang der lucht tot de onderfte opening, boven welke de roofter legt, die het vuur draagt, naar willekeur bepaald kan worden; want is de windöven van onder te veel open, zo dat de luchcftroom de hette aan het onderfte gedeelte van de retort * 4 te  nri VOORBERICHT van te fterk maakt, fmelt het glas wel dra, en de gedéphlogisteerde lucht dringt door het zelve heen, en by aldien de oven van onder geen lucht genoeg inlaat, zal men bezwaarlyk het Salpeter op den duur kunnen doen kookende blyven; dit is echter van de uiterfte nootfaaklykheid, om dat, wanneer het Salpeter, eenmaal begonnen hebbende lucht uit te geeven, ophoud te kooken, de lucht, welke in de retort is, gemeenlyk inkrimpt, en men gevaar loopt, dat het koude water uit den bak, in welke de mond van de retort legt, in dezelve gedrukt wordt, Hierom moet ook het fteunzel, op het welk de retort in den oven rust, niet te breed zyn, of te veel van het onderfte gedeelte der retort raaken; het vuur werkt dan niet genoeg, of niet eenpaarig genoeg, op het Salpeter. — Het is my gebeurd, door deeze oorzaak alléén , het Salpéter niet op den duur gefmolten te hebben kunnen houden. -— Een hol bakje uit yzer gemaakt, het welk een weinig zand kan bevatten , en met drie voetjes op den rooster in den oven ruste, heeft my van goeden dienst geweest. Van boven moet de oven geheel open zyn, op dat men de kooien gemaklyk rontom de retort zoude kunnen fchikken j ik heb echter de  den VËRTAALER. ix de gewoonte , om over een gedeelte van de borenfte opening een losfe yzere plaat te leggen , zo om de hette eenigfints meer te bepaa* len, als wel voornamelyk, om de kooien, welke men telkens in den oven moet brengen, gemaklyk eene genoegzaame hette te doen verkrygen, eer dezelve in den oven geworpen worden, het welk vereischt wordt, om voortekomen, dat de koude der ingebragte kooien de retort befchadige, of de kooking doe ophouden: ik legge de koude kooien, geduurende de ftooking, op deeze plaat, en brenge dezelve, wanneer zy eene genoegzaame hette verkreegen hebben , van tyd tot tyd in den oven. Het is moeilyk te bepaaalen welken trap van hette in den oven moet onderhouden worden; de ondervinding moet dit leeren: dit is zeeker, dat dezelve vry groot zyn moet: nimmer zal men zich beklaagen in den beginne langzaam gewerkt te hebben, doch wanneer de hette dien trap bereikt heeft, dat dezelve het Salpéter doet kooken, waar van het voortkomen van de gedéplogifteerde lucht eert zeeker teeken is, moet men vooral zorg dragen , dat het vuur niet vermindere tot het einde der bewerking toe. Wanneer men het Salpéter zonder eenig • 5 by*  * VOORBERICHT van byvoegzel wil ftooken, moet men nootwendig glazen gebruiken; en als dan zullen alleen retorten van groen glas, welke dik, en zo veel mogelyk overal éven dik en zonder blazen zyn, te pas koomen: ik heb retorten van wit glas beproefd , doch bevonden, dat dezelve gemeenlyk te dun van glas zyn t en reeds voor het midden der bewerking fmelten. —■* Retorten, welke de gedaante hebben, die de IVde Plaat vertoont, heb ik niet kunnen bekoomefi, en my daarom altoos van gewoone retorten bedient ; het vereischt dan eenige- oplettenheid j eene gebogen glaZe buis, Van genoegzaame wydte, in den hals van de retort zodanig vasttezetten, dat de lucht niet ontfnappen kan: een leem 3 uit enkele pypaarde beftaande, met een loog van gemeen zout tot een deeg gemaakt, is voldoende, en befmet de voortgebi'agte lucht niet. Indien men eenige zelfftandigheid konde vinden, welke by het Salpéter gevoegd, de Werking van deszelfs Alkali op het glas der retort verminderde, 't zy door de Salpéterdeehjes te verdeelen, 't zy door zich met het Alkali te vereenigen, zonder evenwel eenig nadeelig inmengzel in de gedéphlogifteerde lucht te brengen, de bewerking zou dan veel gemaklyker en zeekerer verricht worden, de retort  den VERTAALER. n retort zou langer beftand zyn, en men behoèfde voor het opzwellen van het kokend Salpeter, het welk fomtyds de retort doet fcheuren, wanneer*het zelve een minder heete plaats van de retort aanraakt, niet te vreezen, Ik heb fomihige zelfftandigheeden beproeft, en onder andere wit glas, tot een fyn poeder gemaakt; en ik heb bevonden, dat dit byvoegzel aan alle vereischtens zoude voldoen, was het niet, dat de gedéphlogifteerde lucht, welke men uit het Salpéter met dit byvoegzel gellookt, verkrygt, eenigzints minder zuiver ware, dan die, welke uit Salpéter zonder dit byvoegzel verkreegen wordt: men zal uit de proef, pag. 150. opgegeeven, zien, dat de beste lucht op deeze wyze verkreegen, in zuiverheid tot de befte lucht uit enkel Salpéter, ftaat, als 267 tot 380. zy is echter van veel grooter zuiverheid als de befte Dampkring - lucht omtrend als 267 tot 100. en zy kan derhalven, zo wel tot de inademing, als tot veele andere proeven gebeefigt worden; men zou flechts, zo het my toefchynt, den zieken, dien men deeze lucht als een geneesmiddel wilde toedienen , eene grooter hoeveelheid moeten doen gebruiken, en eene zeekere hoeveelheid luchts eenige reiaen minder moeten doen inademen, dan men een éven grootte hoeveelheid van de zui-  xn VOORBERICHT van zuiverfte gedéphlogifteerde lucht zoude kunnen doen. (*) Wanneer men zich van deeze manier bedient , en gelyke hoeveelheeden tót poeder gemaakt glas en Salpéter onder één mengt, kan men aarde retorten gebruiken, en deeze fcheuren in het vuur, wanneer zy van een goed foort zyn, niet zo ligt als de glazen, en. men kan een en dezelfde retort, als men voorzïgtig gewerkt heeft, meer dan eenmaal gebruiken: zy worden door het Alkali van het Salpéter, 't welk .zich met het bygevoegde glas vereenigt, in het geheel niet aangedaan of befchadigt, en kunnen gemaklyk van de ftoffe, welke na de ftooking overblyft, gezuiverd worden, dewyl deeze in water geheel en al ontbonden wordt, wanneer de bewerking tot het einde toe is voortgezet geweest. Ik heb bevonden dat het nuttig is, het glas, het welk men tot poeder wil brengen, vooraf gloei- (*) Indien men gedéphlogifteerde lucht van zeergroote zuiverheid begeert, welke na het verdwynen der vafte lucht, geduurende de geheele bewerking , alfyd eene goedheid heeft, die boven de 400 graden op den Eudiometer is, kan men dezelve uit roode praecipitaat ftooken, , eene andere plaats v^stzet^  den VERTAALER. xix De groene couleur aan deeze Infeóten eigen, ziet men met Microscoop zeer gemaklyk, en het is ontwyfelbaar, dat deeze alléén de oorzaak is van de groene couleur welke het water verkrygt, wanneer het, of alléén, of met eenige bederf baare ftoffe, eenigen tyd aan de zon is blootgefteld geweest. Het zyn ook deezeInfeclen alléén,welke-de gedéphlogifteerde lucht uitleeveren, die men uit dat water in de zonnefchyn, ziet voortkoomen, en welke aan den top van een omgekeerd glas, vol water, in groote hoeveelheid verzameld wordende, gewoonlyk, by den toets met den Eudiometer van fontana, bevonden wordt 300. graden in goedheid te boven te gaan; want nimmer komt uit water , in de zonnefchyn gefield, gedéphlogifteerde lucht voort, vóór dat deeze groene ftoffe gebooren is; zynde de weinige lucht, welke, wannéér een glas vol Pomp - water (dat natuurlyk vry veel lucht inhoud ), in de zonnefchyn gefteld wordt, zich uit het zelve losmaakt, van een geheel anderen aart, en niet te vergelyken noch in hoe« veelheid, noch in hoedanigheid, by die lucht, welke voortgebragt wordt, wanneer de groene ftoffe voortgekoomen is. De voortbrenging dier- gedéphlogifteerde lucht houd in de zonnefchyn aan, zo lang de * * 4 groe-.  xx VOORBERICHT van groene ftoffe in haaren natuurlyken ftaat aanweezig is,doch houd op, wanneer deeze ftoffe door eene te groote hette of andere toevalligheeden roodagtig van couleur, en leevenloos geworden is; gelyk ook wanneer het water niet nu en dan gedeeltelyk ververscht wordt, de groene ftoffe valt dan na eenige dagen uk het water neder, en fchaon zy haare groene Couleur blyft behouden, geeft zy geen lucht uit; doch wanneer men deeze neergevallen groene ftoffe op nieuw in versch water doet, ziet men de voortbrenging der lucht in de zonnefchyn wel dra wederom gefchieden. Om my te verzeekeren dat het alleen de groene ftoffe is, welke de gedéphlogifteerde lucht in de zonnefchyn v. ortbrengt, deed ik de volgende proef. In een glas vol Pomp-water, het welk door een vloei-papier was doorgezygd , deed ik een klein ftukje versch vleesch, en ftelde het glas omgekeerd in de zonnefchyn, de mond in water ftaande: wanneer het vleesch een zeekeren trap van bederf had ondergaan, en de groene ftoffe begon gebooren te worden, nam ik het zelve uit, en liet het glas nog eenige dagen ftaan, tot dat het water eene fchoone groene couleur had verkreegen ; 'er wierd toen in het zelve veel gedéphlogifteerde lucht voortga  den V E R T A A L E R. tui gebragt, en aan den bodem van het glas verzaameld. — Op het midden van den dag, de zon helder fchynende , tenvyl de voortbrenging dier lucht fterk voortging, liet ik al het water uit het glas door een digt vloei-papier doorzygen, na dat de groene ftoffe, welke zich aan de wanden van het glas had gezet, met een pinceel los gemaakt, en met het water vermengd was. — Ikontfong het water in een zuiver glas, met een nauwen mond, en het zelve omgekeerd hebbende, ftelde ik dat dadelyk in de zonnefchyn. — In een ander zeer zuiver glas, met versch Pomp - water gevuld, het welk door de zonnefchyn denzelven graad van warmte als het voorig water had verkreegen, deed ik al de groene ftoffe, welke op het vloei - papier was gebleeven, en welke ik niet geheel droog had laten werden, en ik ftelde dit glas, insgelyks omgekeerd, in de zonnefchyn neevens het ander. — Het gevolg was, dat in het glas, in het welk het doorgezeegen water was, geheel geen lucht wierd voortgebragt, dan alleen eenige kleine luchtbelletjes, welke zich uit het water,het welk fterk met lucht verzadigt was, los maakten, terwyl in het ander glas, waar in de groene ftoffe gedaan was, eene aanmerklyke hoeveelheid verzameld wierd, beginnende de opklimming der lucht uit de groene ftof** 5 fe  xxn VOORBERICHT van fe dadelyk, zo dra liet glas in de zonnefchyn gefield was. — Uit welke Proef, zo het my voorkomt, ontegenzeglykblykt, dat het voortbrengen der gedéphlogifteerde lucht alléén aan de groene ftoffe is toetefchryven. De gedaante-wisfelingen , welke deeze fto ffe ondergaat, gelyk ook de witte beweegende veezeis, van welke de Heer ingenhousz in de Tweede Afdeeling deezer Verhandeling fpreekt, en welke veel opmerking verdienen, heb ik verfcheide maal waargenoomen : zy kwamen my voor te beftaan uit zeer doorfchynende witte buizen, afgedeeld van plaats tot plaats door een foort van knoopen of klapvliezen, en elke afdeeling fcheen my toe een rond lighaamtje te bevatten. Of deeze groene ftoffe indedaad, by deszelfs zonderlinge gedaante-wisfelingen, van het Dieren- tot het Planten - ryk overgaat, dan wel of dezelve, in deszelfs begin duidelyk als dierlyk te kennen zynde , zich naderhand , fchoon altyd dierlyk van aart blyvende, verbergt onder de gedaante van een weezen, 't welk gereekent wordt onder de Planten te bchooren,en 't welk men tot hier toe meende op de wyze der Planten te groeijen, zal ik niet befiisfen; beide deeze denkbeelden zyn nog aan zwarigheeden onderheevig, welke volgende  den VERTAALER, xxm de Proeven misfchien zullen ophelderen, thans zoude ik niet vreemd zyn van te denken, dat deeze Diertjes welke de groene ftoffe uitmaken , de zelfftandigheid, welke door linn^us Conferva rivularis genoemd is, en welke men onder de water - planten gerangfchikt heeft, voortbrengen: dat namelyk deeze Diertjes in zeekere omftandigheeden en tydperken van hun leeven, zich wooningen vormen, welke de draatagtige holle buizen der Conferva zyn, en waar van misfchien de witte beweegende veezeis den eerften aanleg zyn. —- De groene couleur van deeze zogenoemde water-plant fchynt alleen aan de couleur der Infeéten van de groene ftoffe, welke zich in de holligheid der buizen onthouden , toetefchry ven te zyn: men ziet met een goed Microscoop de groene Diertjes in de witte en op zich zelve geheel doorfchynende buizen van de Conferva , en wanneer men eenige Conferva, in gedeftilleerdwater bevoqrens wel zorgvuldig gewasfen , in gedeftilleerd - water , waarin zich geheel geene Diertjes bevinden, verfcheide maal doorfnyd of kneust, zo dat veele buizen gebrooken worden, ziet men dat water met groene Diertjes vervuld: zelfs zag ik meermaals (gelyk de Heer ing enhousz dit ook heeft waar^enoomen, zie de negende Afdeeling,) / YP.PT'  xxiv VOORBERICHT van voor het Microscoop, de Diertjes uit de afgcbrooken einden dier buizen uitvloeijen : zy fchynen dan leevenloos, althans men ziet ze als dan in den beginne geene dierlykc beweegingen verrichten; eenmaal echter meen ik gezien te hebben, dat deeze Diertjes, zodrazyuit de buizen van de Conferya waren uitgekoomen, zich begonnen te beweegen en te zwemmen. Ik kan niet voorby hier aantemerken, dat deeze zelfde groene ftoffe ligtelyk oorzaak tot dwaling kan geeven, wanneer men uit Planten, of derzelver bladeren, in omgekeerde glazen vol Pomp - water, in de zonnefchyn gezet, lucht verzamelt, en men, eenige dagen agter den ander, zich van dezelfde bladeren of Planten bedient. — Somtyds zet zich deeze groene ftoffe des Zomers vry fpoedig aan de Planten, welke in water gehouden worden : eenmaal zag ik dezelve reeds den vierden dag op een takje Sabina voortgebragt ; gemeenlyk echter gefchied die voortbrenging later , het welk van de verfchillende warmte der lucht, of ook misfchien van den verfchillenden aart der Planten zelve kan afhangen. Wanneer deeze ftoffe op de Plant begint voorttekomen, kan zy uit hoofde van de gelykheid der couleur, met het oog niet ontdekt worden ; zy geeft evenwel als dan reeds veel ge-> de-  denVERTAALER. xxv déphlogifteerde lucht uit, welke men ligtelyk voor lucht, uit de Plant zelve voortkoomende, kan houden. — Men heeft Proeven met Planten , in water in de zonnefchyn gefteld, in het licht gegeeven, en uit dezelve gevolgen afgeleid , by welke deeze misleiding allerwaarichynlykst heeft plaats gehad; doch wanneer men in dit foort van Proeven eenigfints geoeffend is, zal men fpoedig uit de grootte der Lucht - bellen , en de wyze op welke zy voortkoomen en opklimmen, kunnen oordeelen, of het lucht uit de Plant zelve, of uit de groene ftoffe, welke zich op de Plant begint te zetten, is. — Het is ondertusfen zeer gemaklyk deeze misleiding voortekoomen; men gebruikeflechts dagelyks verfche bladeren of Planten, enhoude het water en deglazen zuiver. — De Conferva rivularis, en de water - planten, langer in de glazen met water kunnende leeven, dan andere Planten ; welke in de lucht groeijen, kunnen verfcheide dagen agter één gebruikt worden; wordende door dezelve niet zo fpoedig een beginzel van bederf aan het water medegedeeld. De Vide Verhandeling eindelyk, welke dit Deel befluit, bevat eene ontdekking, welke my by het behandelen van den Eudiometer van fontana voorkwam, en welke ik den Heere ingenhousz mededeelde, die de- zel-  Stvi VÖÖRBER. van den VERTAALERj zelve onderzogt en bevestigde. Hei zal den Leezer uit de opgegeeven Proeven blyken, dat het niet evenveel is, met welk foort van water de buis van den Eudiometer gevuldt wordt, wanneer men Proeven op Dampkringlucht neemt, en dat het best is tot dezelve gedeftilleerd-water te gebruiken; en de beften» digheid van deezen verfchillenden invloed van onderfcheiden water op de uitkomst der toetzen van dampkring-lucht, leevert, zo "t my Voorkomt, een bewys op, van de zeekerheid der Proeven, welke met dit werktuig genoomen worden; want indien die Proeven onzeeker waren; het zy uit hoofde van het faamenftel van het Werktuig zelve, of van de wyze der behandeling, of wel door eenige onwisheid tiit de Niter-lucht voortfpruitende, gelyk fommïge gedagt hebben, zou het onmooglyk zyn dat het verfchS van eenige weinige graden, het welk tusfen de Proeven , by welke de buis van den Eudiometer met Reegen - water, en die ^ by welke dezelve met Put-water gevuld is, plaats heeft, beftendig en ten allen tyde, dé Lucht-colom, welke na de vermenging der twee luchten overblyft j langer deed zyiij wanneer men Put-water, dan wanneer men Recgen-water gebruikt heeft.Juny 1785»  I N II OUD n \i r VERHANDELINGEN VAN HET TWEEDE DEEL. ï. Korte Inhoud van het Leer -ftelzel Bladz* van den Heer franklin, betreffende de Electriciteit. - - t II. Verklaaring der verfehynzelen van den Electrophorus, gefchikt naar de grondbeginzelen van hei Frank' lynfche LeerftelzeL - g6 III. Over den aart der Gedéphlogifteerde Lucht, de wyze- om dezelve te verkrygenf en 'er gebruik van te maken ter geneezing van Ziek- tens. - - 88 IV. Over den graad der gezontheid van de Dampkring-lucht in volle Zee> ver geleeken mtt dien der Lucht naby de Kusten, en verre vm de Zee. - - - . V;  V. Over den Oorfprong en den Aart der Groene Stoffe van den Heer Priestley, van de Conferva rivularis, en van twee foorten van Tremella, en over de verandering van water in Gedéphlogifteerde Lucht. - 27' VI. Proeven met den Eudiometer van FONTANA. Welke aantoonen, dat verfchillende foorten van water verfchillende uitkomflen by het toetfen van Dampkring - lucht te weeg brengen, en de nuttigheid aanwyzen, van ten allen tyde tot die Proeven Gedestilleerd-water te gebruiken. - - - J. IN-  J.INGENHOUSZ; VERZAMELING VAN NATUURKUNDIGE VERHANDELINGEN. I. VERHANDELING. Korte Inhoud van het Leerftel&el vait den Heer F RANK LI N, betreffende de Electriciteit. ■FCr beftaat, volgens 't Leerftelzel van den Heer Franklin, eene zeer fyne eiï •zeer veerkragtige vloeiftof, door alle lighaamen verfpreid, welke men, met algemeene tóeftemming, Electrïeke Vloeiftof of Electriek Vuur genoemd heeft'I Het gebruik, waar toe deeze Vloeiftof,1 welke onzen Voorouderen geheel onbekend was, gefchikt is, is buiten twyfel niet minder uitgeftrekt, als zy zelve algemeen verfpreid is; en haare werking" II. deel, A in  &■ Stel&el van Frankün in het Geheel-Al is van zeer veel gewigt, alhoewel deeze den meesten tyd op eene wyze gefchiedt, die niet onder het bereik onzer zintuigen valt. Alle Lighaamen, van welken aart zy ook zyn, bezitten van deeze vloeiftof een zeeker gedeelte, het welk hen eigen is; en zo lang elk lighaam die hoeveelheid van deeze vloeiitof bezit, welke aan het zelve, volgens deszelfs aart, eigen is, blyft die vloeiftof in een ftaat van rust en baken werking, ten minften naar allen uiterlyken fchyn; en geeft geen blyk van haare aanweezenheid, of brengt, om naaiiv;keuriger te fpreeken, geen verfchynzel voort, het welk aandeElectriciteit zoude kunnen worden toegekend; maar zo dra het évenwigt dier vloeiftof tusfen onderfcheidene nabuurige lighaamen verbrooken wordt, of dat eenig lighaam, door welke oorzaak het ook zy, meer Electrieke vloeiftof verkrygt als de hoeveelheid, welke aan het zelve in zynen natuurlyken ftaat eigen is, geeft dat lighaam duidelyke blyken van Electriciteit. Desgelyks; zo dra eenig lighaam een  nopens de EleEiriciteit. 5 een gedeelte van zyne natuurlyke hoeveelheid verlooren heeft \ geeft het aan* ftonds klaarblyklyke teekenen van Electriciteit. In het eerfte geval noemt men het lighaam Stellig of Pofïtif geëlectrifeerd; én in het tweede geval zegt men 4 dat het Ontkennend of Negatif geëlectrifeerd is. Het évenwigt deezer vloeiftof zoude nimmer geftoord kunnen worden, indien dezelve vryëlyk door alle lighaamen konde doorgaan ; maar 'er is een groot aan* tal van Zelfsftandigheeden, door dewelke zy volftrekt niet kan doorgaan; zodanige zyn het Glas, de Zyde, deZwa* vel, de Harstagtige lighaamen, Wascn, Zeegellak, zeer droog Hout, en in 't algemeen het meerder gedeelte der lighaamen , welke noch metaal noch vogtigheid bevatten: men noemt deeze Niet-, doorlaaiende lighaamen,ofNiet-Ge leiders* 'Er zyn andere lighaamen van eenen tegengeftelden aart, welke die vloeiftof eenen vryen doorgang geeven, 't zy dart door hunne zelfstandigheid, 't zy langs hunne oppervlakten ; .deeze noemt men A x Doer-  % Stelzel van Franklin Doorlaaiende lighaamen of Geleiders. Het Water wordt onder deeze laatfte geteld, De vogten van leevende en doode Dieren zyn beeter geleiders dan het water. De Kooien van allerley foort van hout wyken de Metaalen zelve, met betrekking tot deeze hoedanigheid, niet. Ook zyn 'er lighaamen, wier aart als tusfen de genoemde in gefteld is , deeze laaten de Electrieke vloeiftof door , door hunne zelfftandigheid: maar langzaam; gelyk, by voorbeeld, Hout dat niet vogtig noch ook geheel en al droog is, hoedanig gemeenlyk het zelve is als het bewerkt wordt. Een lighaam , dat alléén met niet leidende lighaamen in aanraaking is, zegt men Vry gefteld'„ Geï/oleerd, te zyn. Wanneer dan een lighaam eene, boven deszelfs natuurlyke hoeveelheid, toegevoegde Eiectrieiteit verkreegen hebbende, alleen met niet-leidende lighaamen in aanraaking is , moet het zelve nootwendig met die vloeiftof overlaadeny of in den Pofitiven ftaat blyven, tot dat eenig ander lighaam, bekwaam om die overvloedige hoeveelheid te ontfangen, met het  nopens de Electriciteit. ? het zelve in aanraaking komt, of naby genoeg, om dezelve over te neemen. En in tegendeel; wanneer een lighaam een deel van zyne natuurlyke hoeveelheid Electrieke vloeiftof verboren heeft, en omringd is door zelfftandigheeden, welke die vloeiftof geenen doorgang verfchaffen, moet dit lighaam in dien ftaat van uitputting, of in den Ncgatïvenfoax. blyven ; dewyl de nabuurige lighaamen niet toelaaten, dat de Electrieke vloeiftof het zelve bereike. Het évenwigt van deeze Vloeiftof kan op verfchillende wyzen, waar van fommige vry moeilyk te befchryven zyn, verbroken worden: de meest gewoone wyze, om dit naar willekeur te doen, is de y.ryving. Wanneer twee lighaamen elkander vryven, ziet men in 't algemeen gebeuren, dat het lighaam, 't welk de ruuwfte oppervlakte heeft, een gedeelte van zyne Electrieke vloeiftof laat uitvloeijen , welke in het lighaam, wiens oppervlakte de gladfte is, indringt; of welke op de oppervlakte van dat lighaam blyft hangen. Wanneer de lighaamen,. die A 3 met.  6* Stel zei van Frank lm met elkander gevreeven worden, beide van den aart der Leidende zyn, kan 'er geheel geen Electriciteit befpeurd worden ; want de Electrieke vloeiftof, welke van het minst gladde- tot het gladfte lighaam overgaat, keert in het zelve oogenblik tot zyn eerfte plaats te rug j en het evenwigt wordt, by gevolg, herfceld, zo dra het verbroken was. Indien de beide lighaamen niet-geleiders zyn, zal dat geen, het welk het gladfte is, een gedeelte der Electrieke vloeiitof wegneemen van het lighaam, wiens oppervlakte rauwer is, en dus zal het eerstgenoemde zich in een pofitivcn ftaat bevinden , terwyl het ander negatif geèlectrifeerd zal zyn. — Wanneer men een wit zyde lint tegen een zwart vryft, wordt het wTitte Pofitif, en het zwarte Negatif Electriek; om dat de bytende inmengzels, welke de zwarte couleur veroorzaaken, de oppervlakte dier lighaamen meer of min ruuvv maaken. Een hard Harstagtig lighaam, of Zccgellak, met een vel van een Haas of eenig ander Dier gevreeven, wordt Negatif Electriek. * Wan-  nopens de Electriciteit. 7 Wanneer twee lighaamen gevreeven worden, waar van het een leidend en het ander niet-leidend is, maar dit laatfte vry gefteld is, zal het zelfde gevolg plaats hebben als wanneer beide niet-leidende waren; te weeten dat, wiens oppervlakte de g1adfte is, zal pofitif worden, en het andere zal de negative Electriciteit verkrygen. Een vry gefteld ftuk metaal, met een zyde lint, of met een vel gevreeven, wordt om dezelfde reeden negatif geëlectrifeerd; maar een metaal lighaam, by voorbeeld leevend kwikzilver, wordt pofitif Electriek door de vry ving van een ftuk glas, 't welk men 'er, onder zeekere omftandighecden, indompelt; terwyl het glas negatif wordt (a). Maar indien een dier lighaamen, na* melyk het leidende, met de AarJe gemeenfchap heeft, of niet is vry gefteld, kan alleen het niet-leidend lighaam ge-5 ëlec- ik zal van deeze Eigenfchap der kwik beneeden breeder fpreeken , en 'er de reeden van de onbeftendigheid van den uitflag deezer proef by voegen. A 4  8 Stelzel- van Franklm. electrifeerd worden , dewyl het ander, de Electrieke vloeiitof uit den algemeenen voorraad ontfangt, naar maate het dezelve op het niet-leidend lighaam laat uitvloeijen, of dewyl het zelve de Electrieke vloeiitof, welke het van het nietleidend lighaam afneemt, aan de Aarde,, de gemeene bewaarplaats, overgeeft. Eene der merkwaardigfte hoedanigheeden van de Electrieke vloeiftof is, dat gepunte leidende Lighaamen dezelve influrpen., op eenen. aanmerklyken afftand van de lighaamen die 'er mede overlaaden zyn; of dat zy dezelve zeer gemaklyk uitgeeven., wanneer een met. Electriciteit overlaaden lighaam in een punt eindigt. — Een. geleider van eene Electrifeer Machine, aan welke men een zeer fcherpe punt, by voorbeeld, een Naay-naalde vafthegt, zal niet fterk gelaaden kunnen worden., hoe fterk ook de Electrifeer Machine werke;. om dat. de Electrieke vloeiitof door de punt uitgaat, en zich in de lucht verlpreidt, naar maate dezelve op den geleider , wordt gebragt. Zo dra men die naald wegneemt, wordt  nopens de Electriciteit. 9 wordt de geleider ten volle gelaaden. Indien men die naald naarden geleider richt, dezelve tusfen de vingeren houdende, zal men ook den geleider niet kunnen laaden, want de punt ontneemt, op zeekeren afftand gehouden, den geleider de Electrieke vloeiftof, zo dra deeze dezelve ontvangt- Een eerfte geleider van een punt voorzien , kan ook niet fterk gelaaden worden met eene negative.Electriciteit; want de punt trekt uit de lucht, of uit de nabuurige lighaamen, de Electrieke vloeiftof, naar gelang de Machine dezelve, weg neemt. \Vanneer men deeze proef in het duister neemt, zal men een licht op de punt zien, doch dit licht zal in de twee evengenoemde gevallen zeer verfchillend zyn, en men zal door.de byzondere gedaante van dat licht zeer gemaklyk kunnen onderkennen, of de geleider , naar welken men de punt richt, pofitif of negatif geT electrifeerd is. Een punt, welk de Electrieke vloeiftof ontfangt, is met een rondagtig licht, als een kleine fter, bedekt,., A 5 en,  Stelzel van Franklïn en de punt, die het Electriek vuur uitwerpt, is met liehcende ftraalen omringd, d e zig in de gedaante van een penceej of pluim ichikken. Het geluid, het welk de Electrieke vloeiftof uitgaande maakt, is ook zeer onderfcheiden van dat, het welk gehoord wordt, als de Electriciteit in de punt ingaat; het laatfte gelykt een foort van aanhoudend geblaas; het andere is gewoonlyk afgebrooken, doordiende Electrieke v'oeiftof ongelykmaatiger uit een punt fchynt voort te koomen, dan in dezelve in te gaan; en deeze ongelykheid in de beweeging is oorzaak, dat de lichtftraalen onöphoudelyk van gedaante en richting veranderen: het welk aantoont, dat de Electrieke vloeiftof als by golven uitgaat. De reden, waarom de gepunte lighaamen de Electrieke vloeiftof tot op een verren afftand uitwerpen en aantrekken, is nog niet duidelyk genoeg bekend; maar de zaak zelve buiten kyf zynde, heeft men uit die verwonderlyke eigenfchap der Electrieke vloeiftof gevolgen getrokken, welke veele zeer treffende proeven heb-  nopens de Electriciteit. n hebben doen uitdenken, in welkers verflag ik echter niet treeden zal, niet willens zynde eene voikomene verhandeling over de Electriciteit te fchryven. Niets heeft beeter beweezen, dat de Blixera en het Electriek Vuur een en dezelfde zaak is, als de punten. Door middel van deeze trekken wy dat wonderbaar vuur uit de wolken zelve. Een metaale ftaaf, aan deszelfs booven einde zeer fcherp gemaakt, vry gefteld, en op een gebouw geplaatft, geeft zeer leevendige vonken ten tyde van een Donderbui ; en, byaldien de ftaaf zeer verheeven en wel geïfoleerd is, zal zy dikwyls vonken geeven, voor al in den zomer, wanneer een kleine wolk over deszelfs punt heen gaat. Door middel ?an zulk een ftaaf kan men flesfen laaden, en alle de proeven doen, welke met eene gewoone Electrifeer-machine gedaan worden. Om zich met de Electriciteit der wolken te kunnen vermaaken, zonder dat men zyn leeven in gevaar ftelle, moet men vooraf in deeze foort van proeven wel bedreeven zyn, en vooral een nauw-  li Stelzel van Frankïm nauwkeurig denkbeeld van hetFranklinfche Leerftelzel hebben. Men moet zorgvuldig gadellaan, dat het metaal van de punt af tot in de natte aarde toe, in welke het onderfte gedeelte der ftaaf moet eindigen, voortgaa; en dat de afftand, ter plaatfe daar het metaal is afgebrooken, om het bovenfte gedeelte vry te ftellen, niet grooter dan één of ten hoogften twee duimen zy; en het is voorzigtig en zeer raadzaam, nimmer, tentyde van een zwaar onweder, met de hand vonken uit de Staaf te trekken, voor al wanneer deeze elkander zeer fchielyk opopvolgen. Het voorbeeld van Profesfor Richman, die het ilagtöffer van deeze Proef geweeft is, moet ons op onze hoede doen zyn. (b) Deeze verwonderlyke eigenfchap der _ pun- (£) De Heer Richman wierd den 16. Aug. 1753. te Petersburg door een blixemflag gedood, die de yzere Staaf trof. Hy wierd doodclyk getroffen om dat hy verzuimd had den blixem eenen vryen weg tot in de natte Aarde te openen; de in de lucht opgerichte ftaaf eindigde in het vertrek, daar de Profesfor dit geducht verfchynzel waarnam.  nopens de Electriciteit. 1$ punten heeft de Natuurkundigen doen befluiten , zodanige fcherpe punten te geeven aan de öpperfte einden der metaale Staaven , waar mede men de gebouwen voorziet, om eenen vryen weg te verfchaffen aan eene uitbarsting, of aan eenen ftroom van dat verwoestend vuur, naar de algemeene bewaarplaats, de Aarde, indien dit vuur by geval naar het Huis gericht ware: het is waar, dat de geleiders (of Afleiders, gelykfommigen die verkiezen te noemen) wier einden ftomp, of voorzien zyn van groote metaalen knoppen, niet minder in ftaat zyn om den blixem in de Aarde te geleiden, en om het gevaar, dat het gebouw dreigt, voor te koomen, zo zy flechts van metaale ftaaven gemaakt zyn j die zwaar genoeg zyn, om aan den zwaarften ilag des blixems eenen doorgang te geeven, zonder zelve verbrooken te worden, en dat het metaal zonder de allerminfte affcheiding onafgebroken voortga tot in de aarde, en wel tot die diepte, dat het einde altyd de vogtigheid bereike; fchoon het, tot meerder zeekerheid, beeter is, dit /  14 Stelzel van Franklin dit einde in een nabygelèegen water, of put te brengen. Dan dewyl de ftompe geleiders het vermoogen niet hebben, om inftiltehet Elec riek vuur van verre in te flurpen, en bygevolg eenen naderenden en dreigenden wolk zyne laading niet kunnen ontneemen, moeten zy natuurlyker wyze blootgelteld zyn, om, wanneer zy getroffen worden, de geheele uitbarsting der wolken te ontfangen; en om meermaals getroffen te worden, als wanneer 'er in 't geheel geen geleider op het gebouw ware. Een zeer fyne punt, verheeven verre boven het hoogfte gedeelte van het gebouw, begint reeds eerder op de naderende wolk te werken, en verdubbelt zyne werking, dezelve het Electriek vuur ontneemende, naar maate zy nadert, en de punt dieper in den kring der werking van de wolk gedompeld wordt. Dé wolk, dus een groot gedeelte van haar Electriek vuur verlooren hebbende, eer dezelve digt genoeg by het geoouw gekoomen is om het te kunnen treffen, zal te veel uitgeput zyn, dan  nopens de Electriciteit. ij dan dat zy een blixemflag zoude kunnen uitgeeven, die zyn volle kragt heelt, of zal zelfs over het gebouw heen gaan, zonder ilag uittegeeven. Hier uit vo]gt dan, dat de punt de kragt der utbarsting vermindert, of die, in zeer veele gevallen, geheel en al voorkomt. Het is niet mogelyk, dat een punt de uitbarsting ten allen tyde zoude kunnen voorkoomen; want het zoude kunnen gebeuren, dat een wolk, over de punt dryvende, en niet genoeg met Electriek Vuur gelaaden zynde om te kunnen treffen , in dat zelve oogenblik eene uitbarsting ontfing van eene nabuurige wolk. in welk geval de punt, den tyd niethebbende om die wolk uit te putten, door de zelve getroffen zoude worden; maar dan zal de geleider aan het oogmerk, waar toe hy gefchikt is, beantwoorden; hy zal de uitbarsting ontfangen, en inde Aarde wegleiden , zonder dat het gebouw, 'er eenige fchaade door bekoomen zal. Gelyk dit alles verwonderlyk wel met de Franklinfche theorie imftemt, zo komthet ook niet minder over een, zo met de; prde-  i (5 Stelzeï van Franklin 'proeven, welke wy met de door kunft verwekte Electriciteit, in navolgingvan het geen de Natuur zelve doet, neemen; als met de dadelyke en onbetwiftbaare waarneemingen zelve, van welke men eenige opgeteld getteld gezien heeft irt de IVde verhandeling over de Afleiders ïfte Deel Pag. jé. feqq. Men moet wel opmerken, dat het oogmerk, waartoe men een geleider opricht, is, het gebouw te bewaaren van befchadigd tè worden door een blixemflag, en geenzints, om te verhinderen, dat de geleider zelve datHemelsch vuur door zyne zelfitandigheid doorlaate, het zy in itilte, het zy op éénmaal, by eene uitbarsting of flag des blixems; maar dewyl de uitgeftrektheid van den kring der werking van een metaale punt vry bepaald is, en zeer klein ten opzigte van den grooten afftand van het lighaam vart een Donderwolk, is een der groote voordeden, welke men van zulk een geleider verwagtèn kan, dat hy in ftilte het Electrièk vuur wegneemt van de wolk, die het gebouw naderende dreigt te zullen treffen. De  nopens de Electriciteit. 17 De Donder-wolken hebben dikwyls kleinere ftukken van wolken by zich, welke de groote wolk als tot geleiders dienen, en die fomtyds tot vry digt by de oppervlakte van de Aarde hangen. De punt, deeze Hukken van wolken hun Electriek vuur ontneemende, komt de uitbarsting voor, welke gereed was zynen weg door de zelfftandigheid van deeze wolkjes te neemen; dewyl deeze wolkjes door de punt te rug gedreeven wordende , de afftand tusfen de punt en het lighaam van de groote wolk te groot is geworden, dan dat 'er eene uitbarsting zoude kunnen plaats grypen, (ten minfte in zeer veele gevallen.) — Het gebeurt ook fomtyds, dat de uitbarsting van een wolk naar een gebouw geleid word. door een colom reegen en dikwyls neemt men waar, dat die colommen Hechts eene geringe dikte hebben ; wanneer zodanig een reegen-colom fchuin gericht is naar het uiterfte van een gebouw, wiens midden met een goeden geleider voorzien is, zou het Huis konnen getroffen en befchadigd worden, in weerwil van den II. deel. B ge-  i8 Stel zei van Frankli:i ge'eider; hierom is het voorzigtig veele geleiders op een gebouw van zeekere grootte te ftelien, en deeze aiietefaamen te verbinden door middel van yzere Itaaven, of iooden reepen, geleid langs het hoogilegedeelte van het dak, gelykook langs de hoeken van het zelve, tot aan de muuren van het gebouw. Eene \olleedige oplosfmg van het vraagiluk, of gepunte Afleiders den voorkeur boven ftomp eindigende verdienen , kan men vinden in het LX VUIite Deel der Philof. Transact: gelyk ook hier voor. I. Deel pag. 5-o. feqq.: en in een zeer geleerd Werk over de Electriciteit, gefchrecven door Charles Vïcomte Mahon, gedrukt te Londen Ao. 178c {c). Het (e) Ik bevond rcy in den Jaare 1779. te Londen, wanneer een gebouw, niet verre van de groote Buskruid-Maga7,ynen te Purjlèèt, fchoon met een gepunten geleider voorzien, getroffen wierd, hei geen geleegenbeid gaf dat de Regeering de Koninglyke Sociëteit verzogt de zaak der Afleiders ia padere overweeging te neemen ; ik meende het toen vaa myn pUgt te zyn, die Stad niet te moeten verlas-  nopens dc Electriciteit. 19 Het geen ik reeds wegens den aart van de Electrieke Vloeiftof, de uitwerking der vryving, en het vermoogen der Punten gezegd heb, zal genoeg zyn om de Natuur van eene gewoone ElectrizeerMachine, welke door middel van een Bol, Cylinder , of Schyf werkt , te ver¬ haten, tot dat ik het gereezen gefchil, of gepunte Afleiders te verkiezen zyn boven zulke, die in een bol'eindigen , geëindigd zoude zien ; en intusfen met een onpartydig oog waar te neemen , •wat men van den een en anderen kant tot ftaaving der verdeelde gevoelens znude aanvoeren ; en dit wel te meer, om dat Zyne Majefteit-, de Keizer, my de gewigtige en verëerence zorg had aanbevoolen, om alle-de Kruid-Magazynen in zyne Staaten tegen her gevaar des Blixems te beveiligen, gelyk ook een groot getal andere gebouwen van aanbelang. Het gefchil wierd geëindigd door den voorkeur aan de gepunte Afleiders toe te kennen , en ik had dus het genoegen , van te zien goedkeuren het geen ik reeds in Oostenryk verricht had. De Commisfarisfen van de Koninglyke Sociëteit oordeelden nog eenige andere voorzorgen nuttig, welke genoegzaam dezelfden waren , die ik reeds tot zeekerheid der Magazynen van Zyne Keizeriyke Majefteit genoomen had. B x  .2. o Stelzel van Fr au kim verftaan (d). - Het kusfen, 'twclk dient om het glas te vryven, terwyl het zelve gedraait wordt, eene min vlak':, e of gladde oppervlakte als het glas hebbende, geeft een gedeelte van zyne Electriciteit uit. Deeze Electrieke Vloeiftof blyft op de oppervlakte van het glas als eene toegevoegde hoeveelheid by die hoeveelheid, welke aan het glas eigen is, en dit toe- (d) Zeden ik, nu 15. of 16. Jaaren gekeden , bedagt heb om glaze fcliyven aan de Electrizeer Machines, in pjaaze van bollen of cylinders, te gebruiken, heeft mei; ze, vooral in Europa, den voorkeur gegeeven, om dat men door middel van dezelve'een grooter Electrieke kragt kan verwekken j inzonderheid zetiert de HeerCuthjberfon, zeer ervaren Payfich Inftrumentmaaker te Amfterdam , een z,er eenvoudig middel heeft uitgevonden, om te beknep dat het Electriek vuur, opgewekt op de binneafte oppervlaktens der twee fchyven, welke op denzei ven as, twee duim van elkander, zynvaflgezet, niet verlooren ga, en langs dien As afgeleid worden. Dit middel beftaat hier in , dat hy om den as, tusfen de twee fchyven, een glaze ring legt, die vry vvyd is, en deszelfs holligheid nauwkeurig vult met eene harsagtige ftoffe, welke de Electriciteit belet tot den metaalen as te komen.  nopens de Electriciteit. -zi toegevoegde gedeelte van Electrieke Vloeiftof wordt genoodzaakt, op den eerften Metaalen geleider over te gaan, welke tegen over het kusfen geplaatft, en vry gefteld is: Het kusfen dus zyne e'gene Electrieke Vloeiftof verliezende, zoude wel dra uitgeput zyn, indien het zelve niet by aanhoudenheid voorzien wierd van een nieuwe hoeveelheid van die Vloeiftof, wTelke het zelve uit de algemeene voorraad plaats , de Aarde, trekt. — Wanneer het kusfen zelve is vrygefteld, dat is, indien het kusfen door eene niet-leidende zelfftandigheid gedraagen wordt, zal zich het zelve indedaad in een ftaat van uitputting bevinden, of negatif geëlectrifeerd zyn; en zal geen Electriciteit meer aan den eerften geleider kunnen verfchaffen. Indien men dan een eerften geleiderby den Bol plaatst, en een anderen by het kusfen, en deeze geïfoleerd zy, zullen die beide geëlectrifeerd worden; maar op eene tegenftrydige wyze: onöphoudelyk zullen 'er zeer fterke vonken tusfen die twee geleiders gezien worden \ B 3 zo  van Frankün zo zy na genoeg by elkander zyn; want de geleider, die het Electriek Vuur van den Bol ontfangt, zal het zelve aan den geenen, die by het kusfen geplaatst is, overgeeven, en deeze zal het zelve op nieuws in het kusfen doen overgaan. Men kan op deeze wyze een aanhoudenden ftroom van Electriek Vuur doenbeftaan, fchoon de geheele Machine is vry gefteld,' dewyl het Electriek Vuur van het kusfen tot het glas, van het glas tot de twee geleiders overgaat, en van deeze tot het kusfen wederom te rug keert.-De eerde geleiders der Electrifeer-Machines zyn altyd voorzien van punten, gericht naar den bol of Cylinder, zy dienen om de Electrieke Vloeiftof van de oppervlakte van het glas te trekken, en dit kunnen zy zelfs ook op eenigcn afftand van het glas doen, gelyk ik reeds gezegt heb. Hier zoude het de plaats zyn om de aantrekking en afftooting van de Electrieke Vloeiftof, de Electrieke Vonk, het laad en en ontlaaden van deLeidfche fles, en vcrfcheide andereverfchynze]en te verkiaaren; byzonder die, welke de Elec-  nopens de Electriciteit. 2,3 Etectrophore voortbrengt , zo ik niet voorneeraens was hier van in myne v rhandeling over deTheorie van de Electrophore te fpreeken. — Ik herhaal nogmaals , dat dit gefchrift niet ten oogmerk heeft, de Leer der Electriciteit in al haare uitgebreidheid te onderwyzen , maar alleen een denkbeeld van het FranklynfcheLeerftelzel te geeven, en aan te toonen dat de verfchynzelen van de Electrophore, wel verre van die grondbeginzelen tegen te fpreeken, derzelver zeekerheid op het allerblykbaarst bevestigen. — Die een vollcedig Leerftelzei, verzeld van een verflag der aangenaamfte en te gelyk gewigtigfte Proeven , door figuuren opgeheldert, verkiezen te zien, kunnen het zelve vinden in het Werk van Tiberius Cavallo , getyteld: A complete Treatife of Electricity in theory and practice with original Experiments: London MDCCL'XXVII. Gelvk ook in het volgende: Precis de l' Electricité j ou Extrait experimental & theorétique des Phenomen esélertrimuesj par V Abbé Jacquet 3 Chmoine de B 4 St:  2.4 Stelzcl van Frankiiu St. J. A. V. a Vienne; chez J. Th. de Tratuem. iyy$. Voor ik de verklaring van de Electrophore begin, kan ik my niet onthouden nog eene uitweiding te maaken, betreffende den invloed der Electrieke Vloeiftoffè op byna de geheele Natuur ; al was het Hechts om van verre te doen zien , welke groote nuttigheeden de nakoomlingfchap waarfchynlyk zal kunnen trekken van een, in deeze Waereld zo algemeen verfpreid, werkend vermoogen; wanneer men dieper in de kennis van de Natuur, deezer Vloeiftof, van deszelfs beweegingen en invloed op de dïerlykc Huishouding zal gedrongen zyn. Indedaad men wordt gedwongen te geboven dat deeze Vloeiftof een gewigtigen en grootenrol fpeelt in de meefte vcrfchynzelen der Natuur, van de geduchtfte af, tot de geringfte toe; wanneer wy overweegen, dat de Onweeren 'er geheel en al van afhangen, dat wy den groei van eene Plant door middel van dezelve kunnen verhaasten, dat men een  nopens de Electriciteit. eenleevend Lighaam door derzelver werking ligter kan maaken, vermeerderende de uitwaasfeming; dat wy door dezelve in een Dier pyn kunnen verwekken, ter plaatze daar wy willen ; dat wy de Leevenswarmte kunnen vermeerderen, Hulpen verwekken, den omloop der vogten verfnellen, of in wanorde brengen, en dat wy zelfs het Leeven in een oo genblik uitblusfen kunnen. — Men zal mis-, fchien nog te meer overhellen om te vermoeden , dat de inv'oed van die Vloeiftof werkt in de huishouding van ons lighaam , indien men by de even gemaakte aanmerkingen nog voegt, dat wanneer in eene lammigheid, noch eenige poo-' ging van den wil, noch eenig bekend prikkelend middel in ftaat is de Spieren te doen faamentrekken, de Electrieke Vloeiftof dikwerf alléén in ftaat is deeze uitwerking te weeg te brengen: fchynt 'er dan niet eenige waarfchynlykheid te zyn, dat de Electrieke Vloeiftof, fchoon Hechts voor een oogenblik, aan de Spieren kan verfchaffen het geen hen ontbreekt om zich te kunnen faamenB 5 trek--  2.5 Stelzel van Frankl'm trekken (»———1- , , ,,.. ,—., _ (ƒ) De ootleeding van den Torpedo en de Proeven , welke ik, in de maand January van het Jaar 1773.  Stelzel van Frank li'u Het voorbeeld van deeze twee Dieren, gevoegd by het geen ik te vooren gezegt heb, zal het denkbeeld minder vreemd doen fchynen, dat 'er misfchien in al ie Dieren een bedekt Electriek vermoogen beftaat, waar van het dierlvk leeven gedeeltelyk afhangt, en van het welk men 't eeniger tyd het werktuig of ce bewaarplaats zal ontdekken. — Het zoude my niet verwonderen, dat men teenigen dage aantoonde, dat de werking van ons Herfen-geftel veel óvereenkömft heeft met het Electriek vermoogen: dat dat Werktuig, het welk wy in _ 't ge- K73- 'n Toscanen zynde, omtrent dit onderwerp heb genoomen, hebben my ten volle van de waarheid overtuigd, welke de Heer JValch reeds volleedig beweezen had. Men vind deeze myne Proeven , in de Philof. Tranfact, Vol. LXV. Part. i. Het geen wy in deeze twee Dieren waarneemen," uoet my gelooven, dat zy niet de eenige leevendè weezens zyn, aan welke de Natuur het vermoogen van Electnek Vuur te kunnen uitfchieten, gegeevcn heeft; ik wanhoop niet, dat men wel dra andere Dieren zal ontdekken ; welke die zelve kragt bezitten.  nopens de Electriciteit. 2,3 't geheel nog niet kennen, een foort van bewaarplaats, of Electriek W erktuig is, dat de Zenuwen (Nervï) de geleiders van die Vloeiftof zyn, en dat de Spieren de werktuigen zyn, welke door deszelfs invloed in beweeging gebragt moeten worden. Sommige voornaame Natuurkenners hebben reeds te kennen gegeeven, dat zy niet vreemd waren van de Electrieke Vloeiftof onder de werkende vermoogens der Dierlyke huishouding te (tellen. — Het is waar, men kan noch met geen regtftreeks bewys deeze nieuwe Leer betoogen; doch men zonde echter zulk eene onderftelling eenen kleinen trap van waarfchynlykheid kunnen geeven door de ontleeding dier twee Visfen; welke doet zien, dat hunne Electrifche Werktuigen, met eene verbaazende menigte van Zenuwen voorzien zyn, en wy weeten door andere Proeven dat de Zenuwen der Dieren, 't zy zy leevend of dood zyn, onder alle de deelen van hunne lighaamen de befte geleiders der Electrieke Vloeiftof zyn. II. VER-  30 Verklaarhig van VL VERHANDELING. Verklaaring der Verfchyu zelen van den Electrophorus gefchikt naar de grondheginzelen van liet Franklynfche Leerfte/zcl. i. A F D E E L I N G. Verklaaring van ver ft heide Wetten welke de verfchillende beweegingen der Electrieke Vloeiftof fchynen t€ volgen en wier kennis noodig is om de ver/chju- felen van de Electrr,p!iore te kunnen ver* ftaan. i. Wet. De Electrieke Vloeiftof beftaat in alle zelfftandigheeden in eene zeekere hoeveelheid, welke hen eigen of natuurlyk is. i. Wet. De Electrieke Vloeiftof dryft zich zelve weg, dat is te zeggen; elk deeltje van " dee-  de Electrophore. 3* deeze vloeiftof poogt zich zo verre van elk ander deeltje te verwyderen als het kan (a). 3. Wet. De Electrieke ftaat van een lighaam is die, waar in het meer Electrieke Vloeiftof verkreegen heeft als denabuurige lighaamen; of wel, in welke het minder Electrieke Vloeiftof heeft als de lighaamen , die hetzelve omringen. 4. Wet. Wanneer een lighaam meer Electrieke Vloeiftof heeft als de nabuurige lighaamen, tragt de Vloeiftof, welke het bevat, zich te verfpreiden door de naaftbyzynde, en voor al door zulke, welke, volgens hunnen aart, meest gefchikt zyn om die Vloeiftof te ontfangen. - Wanneer in tegendeel een lighaam minder Elec- trie- Deeze wegdryvende kragt heeft ook tusfen fommige andere VloeiftofTen plaats , by voorbeeld tusfen het vuur en het water: zulke Vloeiftoffen kunnen door haare veerkragt zeer groote uitwerkingen voortbrengen.  3*- Ver'klaarbig van trieke-Vloeiftof ais de nabuurigé heeft, zo begeeft zich de Vloeiftof van deeze laatftgenoemdelighasmen, (welke zich gelyklyk tragt te vcrfpreiden, en nu minder tegenftand naar den kant, en van weegen het Lighaam vindt, dat minder alszy zelve heeft, of 't welk, gelyk men fpreekt , negatif geëlectrifeerd is) naar het zelve; tracht zich door de zelfftandigheid, of over de oppervlakte van dat Lighaam te vcrfpreiden, en zich dus met het zelve in evenwigt te ftellen. 5". Wet. De reeden , waarom de Electrieke Vioeiilof, welke overal beftaat, zonder werking fchynt te blyven in den Natuurlyken ftaat der Dingen, is, dat alle lighaamen, hun gewoon en natuurlyk gedeelte deezer Vloeiftoffe hebbende, overal tusfen alle de Deeltjes van die Vloeiftof eenegelvke drukking beftaat, welke hun in hunne plaats houdt; — dus, onderfteld zynde, dat alle Lighaamen, welke op Aarde zyn, te gelykertyd, en in eene gelyke evenredigheid, meer of min-  de Elcctrofhore. 3? minder Electrieke Vloeiftof verkreegen, zoude 'er in zodanigen ftaat der dingen geheel geen Electriek verfchynzel gebooren worden , om dat de drukking overal gelyk zynde , de wegdryvende kragt van alle de Electrieke deeltjes overal gelyke tegenwerking zoude vinden. Dus, twee lighaamen, 't zy pofitif, 't zy negatif geëlectrifeerd , zullen elkander geen den minften vonk geeven: zy verwyderen zig van elkander, om dat de andere omringende lighaamen net met hun in dcnzelven ftaat zyn (b). Deeze ftel- {b) 'Er is geene moeilykheid om de wegdryvende kragt tusfen twee poütif geëlectrifeerde lighaamen te begrypen; om dat, wanneer elk lighaam omringt is met een Atmospheer van ElectriekeVloeiftof, de twee lighaamen e'kander moeten wegdryven, indien de beide Atmospheeren dit elkander uit haaren aart doen; (volgens de ude Wet) maar de reeden waarom twee negatif geëlectrifeerde lighaamen elkander even eens wegdryven, is zo klaar üiet> _ Het is waarfchynlyk, dat de wegdryving, 'welke tusfen twee negatif geëlectrifeerde lighaamen plaats heeft, geene eigenlyk gezegde wegdryving tusfen hun beide is; maar dat deeze lighaamen zich van elkander affcheiden, ter oorznak, dat alle de. II, DEEL. C  34 Ver klaar lug vati Helling fchynt bevestigt te worden door de proef van Beccarïa, de Electrieke put _______ &~ andere nabuurige lighaamen, meer Electrieke Vloeiftof als de twee negatif gtë.ectrifeerde lighaamen hebbende, dezelve aantrekken. — Dusmocten deeze twee lighaamen , aangetrokken wordende door alle de nabuurige lighaamen, zich van elkander affcheiden, alfchoon 'er weezenlyk geene andere oorzaak in hun was, die hun dwong om elkander weg te dryven. 'Erzyn Natuurkundigen , het Systhema van den Heer Frankïin toegedaan, die m?enen, dat de wegdryving, welke tusfen twee negatif geëlectrifeerde lighaamen plaats heeft, daar aan is toe tefchryven, dat, in dat geval, de Electrieke Vloeiitof is genootzaakt geween: uit de zelfftandigheid van die lighaamen uit te gaan, en als een foort van Atmospheerrontöm dezelve zweeft. •Dus zoude dan, in deeze ondcrftelling, de wegdryving tusfen twee negatif geëlectrifeerde lighaamen van dezelfde oorzaak afhangen , als die, welke tusfen pofitif geëlectrifeerde lighaamen plaats heeft: het verfehil tusfen die twee gevallen zou dan hier in beftaan , dat de Atmospheer van een pofitif geëiectrifeert lighaam, zynde eene vreemde op dat lighaam opgehoopte vloeiftof, zeer genoegen is om zich op alle nabuurige lighaamen te weipen, welke aaby genoeg koomen om dezelve te ontfangen; en dat, in het geval van eene negative Electriciteit , de Electrieke Vloeiftof van het lichaam zei-  'de Ëlectrophore. SS genoemd, zynde een geëlectrifeerd metaal vat, in het welk twee kurke balletjes opgehangen zyn aan zyde draaden; de balletjes toonen in 't geheel geenteeken van Electriciteit zo lang zy in de holligheid van het vat zyn, om dat de Electrieke Vioeiilof dezelve gelyklyk van alle kanten drukt; 6. Wet. Alle niet geleidende lighaamen kunnen op elk deel van hunne zelfltandig- heid zelve, genootzaakt geweefi: zynde uit de zelfstandigheid van het lighaam irttegaan, om zich om dea omtrek te plaatzen , genootzaakt is daar te blyven, tot dat eenig ander lighaam, zyne natuurlyke hoeveelheid van Electrieke Vloeiitof hebbende» of eene toegevoegde hoeveelheid verkreegen hebbende, 'er naby genoeg komt, om deeze Atmospheer te dwingen zich wederom naar het binnenftc van dat lighaam te begeeven: want de Electrieke Vloeiftof, genootzaakt geweeft zynde z/'ch te verplaatsen, blyft dus verplaatfl; totdat eene gelyke kragt dezelve wederom in haarplaats te rug brengt. Ik erken echter dat deeze laatffe vcrklaaiïng niet al die duidclykheid heeft, welk? men zoude begeeren. C 2»  5 ^ V?r klaar ing van heid meer of minder hoeveelheid van de KlectriLke \ loeiitofverkrygen, even gelyk de leidende lighaamen ; wel niet in die kragt; maar ten minlten in eene zeekere evenredigheid. — De niet-leidende lighaamen laaten de Electrieke Vloeiitof niet door hunne zelfitandigheid heen gaan, noch zig ophoopen op hunne oppervlakten ; zy hegt 'er zich ongelyklyk op, in plaatzeAnzichteritond eenpaarig door de ganfchCyMasfa te vcrfpreiden, gelyk zulks by de leidend , lighaamen plaats heeft, indien V niets is dat dezelve verhindert. 7- Wet. Alle lighaamen, welke die ook zyn, zyn voor pofitive en negative Electriciteit vatbaar , t zy men die vcrwekke d >or vryving, of op eenige andere manier, of dat men die brenge in den kring deiwerking van een reeds geëlectrifeerd lighaam ; zo dat zelfs de Metaalen, welke de befte geleiders zyn , zo gemaklyk kun, rien opgewekt of geëlectrifeerd worden, doorvryving, indien zy zyn vrygefteld, als  de Electrophore. 37 als het Glas of Zcegellak (c). Het ecn:g voornaam onderfchcid, dat 'er is tusfen le'dcnde en niet-leidende lighaamen, fchynt te zyn, dat de Electriciteit zich, van zich zelve, niet zo gemaklyk, noch zo fpoedig, in het binnenfte, of over de oppervlakte, der niet-leidendelighaamen verfpreidt, als over de leidende. Een (cj Schoon her waar is (lat vrygeftelde metaalen door de vryving van de mcefte zelfftandigheedcn eene négative Electriciteit ontfangen , is het echter niet minder waar , dat 'er metaaliigtige zelfftandigheedcn zyn, die door de vryving eene pofitive Electriciteit kunnen ontfangen. . Zie hier een Proef die 'er my van overtuigd heeft, en welke om dcrzelver zonderlingheid niet dan aangenaam voor de beöeffenaars der Electriciteit zyn kan. Ik vulde een zeer droog glas met zeer zuiver Kwikzilver , en dompelde 'er langzaam een ftuk droog Glas in; byna altyd kwam het 'er pofitif geëlectrifeerd uit, en de kwik bevond zich in een negati ven ftaat. Denzelven uitflag verkreeg ik met een ftuk Barnfteen, Gorolak, Zegellak, (Eaoutchouth ofVeerkragtige Gom; maar wanneer ik die zelfde lighaamen zeer fchielyk in de kwik dompelde, verkreeg ik eene geheel tegengeftelde uitwerking; die lighaamen kwamen uit de kwik in een negativen ftaat, en de kwik bevond zich in een zeer blykbaaren C3 .p"  '3? Verklaarïng van Een Electrieke vonk, gebragt op de oppervlakte van een vrygefteld ftuk metaal, van welke lengte dit zy, verfpreidt zich gelyklyk door deszelfs geheele Masfa, indien dat metaal buiten den kring deiwerking van alle andere met Electriciteit belaadene lighaamen gehouden wordt.Al de E'ectriciteit, door zodanige vonk medegedeeld, wordt op éénmaal ontla* den , wanneer eenig gedeelte van dat metaal aangeraakt wordt, in tegendeel fchynt zich de Electriciteit vaster teheg? ten op het gedeelte van een niet-leidend _ ( pofitiven ftaat. Wanmer de beweeging dier lighaamen in de kwik nóch friel noch langzaam gefchiédde, verkreegen zy in 't geheel geen electrieken ftaat. — Dewyl dan de ftaat van Electriciteit der lighaamen, door kwikzilver gevreeven wordende ' fchynt af re hangen van de fneiheid der beweeging' van dezelve in die Vloeiftof, zou Iwthebben kunnen gebeuren, dat dc Leezcr, verkrygende by deeze Proef eene andere uitkomft dan hy 'ervan verwagte, my verdagt had van kwalyk te hebberi waargenoomen, zo ik niet de recden der onzeekerheid in den unflag van deeze Proef'er had bygevoegd , weikers ontdekking my vry wat moeite gekeft heeft»  de Electrophore. lighaam, aan hetwelk dezelve wordt aangebragt, en verfpreidt zich Hechts langzaam en ongelyk over deszelfs oppervlakte; van welke men dezelve niet kaï afneemen, als by trappen; door die q.zdeeltens aan te raaken , aan welke de Electriciteit was medegedeeld: — 'Er zyn fommige lighaamen, die als 't ware het midden houden tusfen de geleiders en niet,geleiders ; de Electrieke Vloeiftof verfpreidt zich in de lighaamen van deeze derde orde als in de goede geleiders , maar langzaam; dit heeft plaatsby het gewoone Hout, de vogtige Lucht, en vericheide andere lighaamen. — Het fchynt, dat de Electriciteit zich in die lighaamen verfpreidt byna als de fuiker en het zout zich van zelve in het water uitbreiden, het zelve meer en meer belaadende of fatureerende. 8. Wet. Alle niet-leidende lighaamen fchynen den ftaat van Electriciteit met eenigen weerftand te verkrygen, en na dat zy dien verkreegen hebben, houden zy denC 4 zei-  4° Verklaaring van zeiven vaster, of deelen die niet zo gemaklyk aan leidende lighaamen mede. Eene enkele aanraaking ontneemt een metaal lighaam al de Electriciteit, maar is net in Haat om een ftuk Glas, of ander niet-leidend lighaam, als ZeegeBak, Barnfteen &c, geheel vandeszefs Electriciteit teberooven. - De metaale Plaat van een Electrophore ontneemt den Harstkoek bvna geheel geen Electriciteit, zo men dezelve opligt, zonder dien aangeraakt te hebben, toen zy op den Harstkoek was (d). ' 9- Wet. V) Het fchynt Jat de Scbryvers pver de E'ec tnciteit niet met genoegzaamen aandagt her verfchi, tusfen de leidende en niet- leidende lighaamen uit di S****^ MC" M zich * ^eenlvlc vergenoegd met te zeggen , dat leidende L aamen dezulke zyn , welke de Electrieke VLd ^ eenen vrven doorgang door hunne poriof hunne oPperv,aktenS geeven, en da ef le Hendehgnaamendiegeenen zvn, welke den i p Qf doorgang van die Vloeiftof door hunne PZ oflangs hunne oppervlakten beletten. " a7c» dle 'wèeêrley zelftlandi^-eden OP deeze manier befchouwt, zal m" * i, zat incii een groote  de Elevtrothare. 4X 9. Wet. Alk harstagtige lighaamen, de Zyde, en veele andere niet-leiders behouden hun Electrieken ftaat met meer kragt als het glas, ichoonhet droog is. Dus wordt ee 1 opgewekt ftuk glas byna geheel en al van deszelfs E ectriciteit beroofd door het leidend ïïglr.arri, het Welk men 'er aan doet raaken; maar een Harstagtig te duisterheid aantreffen in het toepasfen van deeze grondbeginzels, fchoon in zich zelve met de waarheid overeenkomfKg, op de verklaaring van de Electrophore; want de metaale Plaat, op den geëlectrireerdenllarstkoek gefield,geheel geen weerftand biedende aan den doorgang van de Electrieke Vloei'of, moefl denzelven ftaat van Electriciteit verkrygen dien de Harstkoek heeft, en dus moest het metaal blyken van pofitive Electriciteit geeven , wannneer de Harstkoek deeze bezat: en zy moeit in een negativen (laat zyn , in geval de Harstkoek negatif geëlectrifeerd was ; maar geheel het tegenftelde heeft plaats, na dat men de metaale Plaat heeft aangeraakt wanneer zy op den Harstkoek (fond; dit zoude moeilyk te begrypen ?yn, indien men de harstagtige lighaamen niet op de hier boven gezegde wyze befchouwde; dan dit ftuk zal by vervolg nog meer toegelicht worden, Os  4X Verklaaring van lighaam, liet welk aangeraakt wordt, behoudt nog een groot deel van zyne Electriciteit. (e) 10. Wet. O; De Eleetrifeerers hebben niet genoeg g.let op dit gewigtig verfchil, 't welk tusfen onderfeheidene niet-leidende zelfftandighceden plaats heeft; zonder deeze overweeging echter zou men niet gematlykkunnen begrypen , waarom een Eiectrophore, alleen uit een vlak glas gemaakt, zogoed niet kan zyn, als die, welke uit Harstagtige Stoffen gemaakt worden, vooral zo het glas niet met een vernis, det de vogtigheid belet, bedekt is.— De Heer Cuipers re Delft, heeft in een Stukje over dit onderwerp uitgegeeven (♦), zeer wel aangemerkt, dat 'er glazen gevonden worden , die tot E'ecrrophores niet bruikbaar zyn, ter oorzaak, dat het Alkaline zout, het welk een der famenftellende deelen is, in dezelve niet genoeg tot glas is geworden. Deeze glazen zyn zeer onderhee- vig met een laag vogt bedekt te worden , het welk dat zout volgens deszelfs aart aantrekt, en dat hen wel dra de meedegedeelde Electriciteit doet verliezen. — De Heer Dolhnd heeft my te Londen een gtoote Holle Spiegel getoond, d-e niet van de beste was ter oorzaak van dit gebrek. — 'ErzyninLot- rha- r (*) Verflag van zeekere behandeling waar door glaze fehfven voor ilectrifetr Machines behvaam gemaakt worden, cv iy vogtige luchtsgejicldheid Electrieke krtgt op te wekken tffc 'sHage by ?. F. Go.fe 1.778.  de Elcctrophore, 43 io. W e t, Een vrygefteld leidend lighaam, 't welk men in den kring der werkzaamheid van een niei -leidend geëlectrifeerd of opgewekt lighaam plaatst; of zelfs, 't welk men in aanraaking met dat geëlectrifeerd lighaam ltelt, verkrygt terzelver tyd twee tegengeilelde Electriciteiten; dat is, het gedeelte, het welk m aanraaking, of zeer naby het geëlectrifeerd niet-leidend lighaam is, verkrygt eene Electriciteit die de tegengeilelde is van die, welke het nietleidend lighaamheeft; terwyl terzelver tyd het tegen overftaand einde,of dat het verst verwyderd is, dezelfde foort van Electriciteit bezit als het niet-leidend lighaam. 11. Wet. Een leidend vry gefteld lighaam in aanraaking met een ander leidend gëelec- tri- tharingen nog Giasbiazervën, in weike glas gemaakt wordt, dat zodanig met Aikalin zout vervuld is, dat de zuuren het uiibyten; en het zout komt 'er zigtbaar uit voort, wanneer men het na genoeg by het vuur zet. Deeze klazen verliezen hunne doorfchynenheid , wanneer ze heet geHaakt worden.  44 Verklaarïvg van trifeerd lighaam gefteld zynde, verkrygt dezelfde öcctricitek door zyne geheele u'tgebreidheid, of wel het verdeelt de Electriciteit, welke de geëlectrifeerde geleider had, met denzelven in gelyke deelen, indien hunne oppervlakteneven groot zyn. xx. Wet. Maar zo een leidend vrygefteld-lighaam zich Hechts in den kring der werking van een ander geëlectrifeerd leidend lighaam bevindt, verkrygt hetzelve (gelyk in het voorbeeld No. to. is befchreeven,) twee verfchillende Electriciteiten terzelver tyd(ƒ): dat is te zeggen, het %e- deel- (,ƒ) Deeze Wet, vergeleeken met die by No. 10. is opgegeeven, geeft de verklaaring aan de hand van een verfchynfel, 't welk anders vry moeilyk uitteleggen zyn zoude. — Zie hier hetzelve. De metaale Plaat van de Electrophore verkrygt reeds Electriciteit op een zeekeren afftand van den Harstkoek , en behoudt dezelve als men ze heeft aangeraakt, toen zy naby den Harstkoek was, zonder echter met denzelven in aanraakinirgeweefttezyn. Vader Beccarla, de Heer Canto» en vee'e anderen hadden die beide ftaaten vanElectriciteit waargei!  de Electrophore. 45 deelte, 't we'k naaft by het geëlectrifeerd lighaam is, verkrygt eene Electriciteit, welke verichiliende is van die van het geëlectrifeerd lighaam; maar aan het tegenoverftaande einde verkrygt het dezelfde fort van Electriciteit, die het geëlectrifeerd lighaam heeft. n. af- genoomen, weiken de lighaamen, in den kring d r werking van een geëlectrifeerd lighaam gedompeld, op een en dezelvenryd ontfangen. Lord Charles, Vkomte de Mahon, heeft met de aller-> grootfte oplettendheid die twee tegenftrydigeElectriciteiten waargenoomen, welke te gelyk in een lighaam, in geme'de omftandigheeden zynde, plaats hebben. Hy beeft ook den ftaat tusfen die beide tengenftrydige Electriciteiten, of den ftaat van onzydigheid, welke natuurlyker wyze plaats moet grypen tusfen het einde dat pofitif geëlectrifeerd is, en het tegenöverftaand eind, dat terzelver tyd negatif is. Deeze plaats van onzydigheid verandert naar de verfcnillende omftandigheeden, welke ?fhangen van de gedaante, de lengte van het lighaam, van de kragt van Electriciteit in het geëlectrifeerd lighaam , van den afftand tusfen de beide lighaamen, enz. — Deeze ftoffe is door dien Edelen en zeer geleerden Schryver verhandeld in een Werk over de Electriciteit te Londen in denjaare j-80. uitgegeeven.  &6 Ver klaar in & van II. AFDEELING. Toepasfivg der opgegeevene Wetten op de voornaamfie Verfclyn zeis der Electriciteitj en ty zonder op die van de Electrophore. Ik heb reeds gezegd, dat de Staat van Electriciteit van een lighaam , die is, in welke het evenwigt tusfen deszelfs Electrieke Vloeiftof en die der nabuurige lighaamen verbrooken is ;of in welken het zelve meer of minder van die Vloeiftof heeft dan de nabuurige lighaamen. Het fchynt een Natuur-wette zyn, dat de Electrieke Vloeiftof, welke op een lighaam opgehoopt is, wanneer zy een beletzel vindt, het welk haar verhindert zich gemaklyk aan andere omringende lighaamen meede te deelen ; namelyk als 'er een niet-leidend lighaam, by voorbeeld drooge lucht, glas, ccc. tusfen beide is, door haare wegdr wen de kragt de Electrieke Vloeiftof, welke natuurlyk in alle lighaamen bevat is, dwingt zich te  de Electrophore. 4? te begeeven naar dat einde, het welk verst afftaat van het lighaam, waarop de Electriciteit is opgehoopt 5 zodanig dat aan dat gedeelte of einde, het welk naait by het met Electriciteit bekaden lighaam is, een foort van gebrek van Electrieke Stoffe ontftaat; tot dat eindelyk de Electrieke Vloeiftof in zo groote hoeveelheid op het geëlectrifeerd lighaam opgehoopt wordt, dat zy den weerftand der tusfen beide leggende niet-electrieke zelfftandigheid over windt, z;ch met geweld eenen weg opent, en zich, onder de gedaante van een vonk, op het nabyzynde lighaam werpt. Wanneer de Electrieke Vloeiftof op de oppervlakte van een vlak glas, wiens beide oppervlakten met een metaale zelfftandigheid, by voorbeeld blat-tin bekleed zyn, wordt gebragt, hoopt zich dezelve op de oppervlakte, die haar ontfangt, op; {tellende het glas zelve een beletzel tegen den doorgang, en noodzaakt, door haare wegdryvende kragt, de Electrieke Vloeiftof de andere oppervlakte te verlaaten, indien ter zeiver tyd naby  4^ V°r'klaaring van naby deeze, of in aanraaking met dezelve, zich eenig leidend lighaam bevindt, het welk die V loeiftof verderaf kan voeren. Dus laadt zich de oppervlakte, op welke men de Electrieke Vioeiilof richt, meer en meer, tot dat deeze zich op die oppervlakte b zo groote hoeveelheid opgehoopt bevindt, dat zy den weeriland van het glas overwinnen, en zich een weg dwars door het glas kan baanen, om zichzeive op de andere oppervlakte, daar een foort van ydel ontftaan was, te verfpreiden. Het glas dus gefcheurd zynde, kan niet meer gelaaden worden. Maar, na dat de Electrieke Vloeiftof van een Eerften Geleider, op dezelve wyze, een vlakte of laag van lucht, welke tot eenen zekeren trap den vryen doorgang tusfen den Eerften Geleider en het naby zynde lighaam belette, g fcheurd heeft, een vonk aan dat lighaam geevende; kan opnieuw, zo dikmaal men zulks begeert, een vonk getrokken worden , om dat de door de vonk gemaakte opening in de laag van lucht oogenbliklyk wederom geilooten wordt, volgens  de Electrophóre. 4S> gêns de eigenfchap van de Vloeiftoffen Wan- (g) De vonk gaat dan van den geleider over, Wanneer de laag lucht tusfen den géleider en het lighaam, 't welk men 'er bybrengt, niet langer de 'te 'ftérk geworden pérsfiVg van die Vloeiftof kan Weerhaan, en wanneer die Vloeiftof, op den geleider opgehoopt de Electrieke Vloeiftof, die Pot het naderend lighaam behoort , gedwengen heeft zich haar het binnenfte van dat lighaam te begeeveh; eri bygevolg dan, wanneer dezelve een fodrt van ydel op dat deel Van dit lighaam heeft veroorzaakt , het welk haaft by den geleidér Is: Dë Electrieke Vloeiftof, welke niet door hét glas, zónder het zelve te breeken, gaan kan j gaat vry gemaklyk door de zelfftandigheid van vogtigë lucht. Drooge lucht is tot eenen zekeren trap een rtiet-gelèider. Het fchynt dat eené rriaatige höeveelheid van die Vloeiftof dóór de lucht kan cpgeflurpt worden , welke 'er Electriek door wordt: de lucht fchynt ze op te fturpen ; byr.a als eene fpons het water; maar wanneer eene groote hoeveelheid zich op ééns voor een laag van lucht ftett, vindt dezelve teegenftand : dé Electrieke Vloeiftof overwint echter dien weerftand, verbreekt het be. letzèl, én vliegt dwars door de lucht bnder de gedadnte van eert vonk, indien 'ef eenig lighaam naby is, dat dezelve kan ontfangen, óf verfpreidt zich door de lucht, in de gedaante van pluiII; DEEL; LJ  '£Q Verklaaring van Wanneer een - leidend vrygefteld lighaam zodanig geplaatst is als boven gezegd men, wanneer 'er geene lighaamen naby genoeg zyn. Wanneer de Electrieke Vioeiilof zich door de lucht verfpreidt, verwekt zy een zonderlingen reuk, eenigfints naar dien van den Phosphorus van KuiiCKel gelykende. — Wanneer ik op een Eerften Gelei- .: der van een fterke Electrifeer Machine een redelyk groot ftuk Campher plaatfte, en den geleider elec.trifeerde , feheen het my toe, dat de lucht van de kamer de Electriciteit gereeder indronk, en no veel fchielyker, als de Campher aangcftooken was, JUen kan op deeze wys de geheele lucht van de kamer electrifeeren , zodanig dat twee kurke of vlier- ■ pit-bailetjes, aan draden opgehangen,verwyderd blyven, in welk gedeelte van de kamer men dezelve brengt.- «— Ik heb meer dan eens op deeze manier de helft van myn kamer pofitif geëlectrifeerd, en ter- • zeiver tyd de andere helft negatif: zie hier hoe ik - dit te werk ftelde, ik hing van afftand tot afftand - een paar kurke balletjes aan linnen draden , ik electrifeerde den Geleider pofitif, terwyl het daar op geplaatft ftuk Campher brandde: de balletjes verwyderden zich van elkander, het eene paar na het ander; wanneer alle de balletjes door hunne wyfciflg toonden dat de kamer overal geëlectrifeerd was, plaatfte ik de brandende Campher op een Gelei*  de Electrophoré. 51 zegd is, dat het aan zyne beide einden verfchillende Electriciteit bezit , zal het aan. elk ander lighaam, het welk'er meede in aanraaking of zo naby komt dat de Vioeiilof kan overgaan, een gedeelte van die Electriciteit meededeelen, welke het aan deszelfs verst afflaande einde verkree- leider, welke by het vrygeftekle kusfen van de Electrifeer Machine (fond, om negatif geëlectrifeerd te worden. Zo dra men de Machine draaide floten zich de balletjes, welke naast by dien Geleider waren, en openden zich ©nmiddêlyk daar„ na: de andere paaren volgden, het een na het ander, en wanneer de balletjes, die in het midden van de kamer waren, toonden dat zy do.">r deeze nieuwe .Electriciteit aangedaan wierden , deed ik de Machine ftil houden en de Campher uitblusfen: toen alle de balletjes onderzoekende, bevond ik, dat die alle , welke de naafte by de Electrifeer Machine waren, eene andere Electriciteit als dg óverige bezaten. Hier uit volgt dan, dat de helft van de lucht der kamer pofmf, en de andere helft negatif geëlectrifeerd was. Ik twyfel niet of dit zelfde gebeurt dikwyls-in den Dampkring, teu tyde van een Donderbui: de verwisfejingen van den ftaat van Electriciteit der vrygeftelde geleiders, op gebouwen geplaatst, welke men gediitlreride tkmderbuijen waarneemt,, toonen dit vry klaar aan. D z  5 2, Verklaaring van gen heeft. — Heteerfte lighaam, te weeten het leidend vrygefteld lighaam, dus aangeraakt geweeft zynde, heeft indedaad dat gedeelte der Vloeiftof verboren , het welk op het aangeraakt einde was opgehoopt; en het is om deeze reeden dat men bevindt, dat dat lighaam, wanneer het uit den kring der werking van het opgewekt of electrifeerend lighaam , by voorbeeld den eerften geleider, is weggenoomen, na aldus een gedeelte der op dat einde opgehoopte Electrieke Vloeiftof verlooren te hebben, eene négative Electriciteit bezit; indien het geëlectrifeerd lighaam eene pofitive heeft, en dat het eene pofitive Electriciteit bezit , wanneer het geëlectrifeerde eene negativc heeft. Wy zien dus, indien men gelooven moet het geen gewoonlyk gezegd wordt indedaad plaats te hebben, dat een lighaam in den Atmospheer van een geëlectrifeerd lighaam gedompeld zynde, een electrieken ftaat verkrygt, welke ftrydig is met dien van het geëlectrifeerd lighaam. Wanneer het lighaam, dat in den At-  de Electrophore. 53 Atmospheer van een geëlectrifeerd lighaam gedompeld wordt, van eene kleine uitgestrektheid is, bevindt men, dat het één en dezelfde Electriciteit over zyne geheele uitgebreidheid heeft,. naar allen uitterlyken fchyn; om dat de twee einden van een klein lighaam niet afzonderlyk beproefd kunnen worden; daar in tegendeel een lighaam van zekere grootte zeer duidelyk de twee verfchillende foorten van Electriciteit doet zien. — De oorzaak van dit verwonderlyk verfchynzel kan uit de hier voor gelegde gronden verklaard worden, en men zal weinig moeite vinden om dezelve te bevatten , wanneer men onderftelt, dat het. Electrifeerend lighaam in een ftaat van pofitive Electriciteit is.; want in dit geval noodzaakt de Electrieke Atmospheer, welke hetElectrifeerend lighaam omringt, door zyne wegdryvende kragt, de Electrieke Vloeiftof van het nabyzynde lighaam te rug te wyken, of zich naar het verst afgeleegen einde van dat zelve lighaam te begeeven ;. van welk einde, dezelve bygevolg geneegen en gefchikt, D 3 is  54 Verklaaring van is zich tewerpen op een ander lighaam , dat van dien aart is, dat het dezelve kan ontfangen, wanneer het na genoeg genadert is. : Wanneer het Electrifeerend lighaam onderiteld wordt in een negativen ftaat' te zyn, is de verklaaring niet zo gemak-. lyk te bevatten als in het eerfte geval ; en 'er is een weinig meer oplettenheid' jodig, om te begrypen wat 'er gefchiedt. Het opgewekt lighaam een gedeelte van zyn natuurlyk aandeel van Electrieke Vloeiftof verlooren hebbende, bevindt zich , om zo te fpreeken, in een foort van gebrek of ydel van Electrieke Vloeiftof. De Electrieke Vloeiftof van eenig ander lighaam, 't welk in zynen natuurlyken ftaat is, en bygevolg in een foort van onwerkzaamheid , van rast, dewyl het van rondsom wordt befloo-' ten door de Electrieke Vloeiftof van alle omringende lighaamen , begint te werken , wanneer dat lighaam in de nabyheid van het negatif geëlectrifeerd lighaam komt, zynde dan het even wigt verbrooken. —'Door zyne natuurlyke uiteen  de Electrophore.. 5? een-dryvende kragt begint het te werken naar dat lighaam toe, by het welke eene mindere hoeveelheid Electrieke Vloeiftof, minder te^enftand aan zyne veerkragt of wegdryvende kragt biedende % gevonden, wordt; zy begeeft zich dan naar dat foort van ydel toe, 't welk om. het negatif geëlectrifeerd lighaam is. De Electrieke Vloeiftof van dat lighaam du& haaren natuurlyken ftaat van. evenwigt verliezende % en zich. van zelve naar dat ydel toe ophoopende, brengt aan dat einde, 't welk haalt by het negatif geëlectrifeerd lighaam.is,, eene wezcnlyk pofitive Electriciteit voort, tcrwyl desze.is ander eind terzelver tyd negatif geëlectrifeerd wordt. (*) Eeü (') Ten einde men zich een duide)>k begripvol-, me van dc vcrwonderlyke eigenfehap der Electrieke Vloeiftof welke hier geleerd wordt, fielle men dat r - 2 ö x een vrygefteld leidend lighaam, by voorbeeld een Eerften Geleider is; dat het zelve, ingevolge de ondcrftclling in het eerde geval, pofitif geëlectrifeerd wordt: men Helle wyders, M f, een ander vrygefteld leidend ' lighaam van zekere lengte, >ö D 4  $G Verklaaring van Eer wy ons in deeze befchouwin g ver-, der inlaaten zal het niet ondienitig zyn iets, meer- gebragt wordt in den kring der werking van het lighaam x. Dan zal de Electriciteit, of uit-eendryvende kragt der Electrieke Vloeiftof van het lighaam x, de natuurlyke. hoeveelheid van Electriciteit , in het lighaam y bevat, gedeeltlyk verplaatlen , en noodzaakcn naar het verst afftaand eind b te wyken, en deeze zal zich aldaar op* hoopen, terwyl aan het naast by zynde eind * een foort van gebrek of ydel van Electrieke Vloeiftof zal ontftaan : of met andere woorden , het einde b zr.1 pofitif, en het einde a negatif geëlectrifeerd zyn. Zo men nu by het lighaam y, in deezen ftaat, een ander niet vrygefteld leidend lighaam brengt, trekt m*n er een vonk uit;'en deeze is nitt anders dan een gedeelte van deszelfs natuurlyke hoeveelheid van Electrieke Vloeiftof, welke naar het einde b was opgehoopt; want dit lighaam, daar na uit den kring der werking van het lighaam x wegneemende , bevindt men, dat het van zyne natuurlyke hoeveelheid, veriooren heeft, of negatif geëlectrifeerd is. Wanneer in tegendeel, gelyk in het tweede geval onderfteld wordt, het lighaam x negatif geëlectrifeerd is, of van zyne natuurlyke hoeveelheid van Electriciteit veriooren heeft, en het lighaam y by het zelve gebragt wordt, begint de natuurlyke hoeveelheid van Electriciteit a in dat lighaam y bevat,  ie Electrophore. 57 meer te zeggen van die zonderlinge eigenfchap der niet-leidende lighaamen,welke hun den een en anderen ftaat van Electriciteit met een foort van weerftand doet ontfangen; en door welke zy, de Elec- tribevat, door haare eigene veerkragt, of uit-eendryvende kragt, te werken; vindende nu minder tegenftand naar den kant van het lighaam x; daar dezelve te voren , eer het lighaam y, het lighaam * naderde, ingeflooten door de veerkragt der Electriciteit van alle andere omringende lighaamen, in evenwigt gehouden wierd en in rust bleef, begint zy nu (zeg ik) te werken en zich optehoopen naar het lighaamx toe; tragtende op hetzelve over te gaan en het aldaar heerfchend gebrek aan Electrieke Vloeiftof te herftellen; waarom men dan bevindt , dat het naast by zynde eind a pofitif geëlectrifeerd is, terwyl terzelver tyd het verstiifftaand eind b negatif is. wordt nu het gebrek op het lighaam x zo groot, en het evenwigt in zo verre verbrooken, dat de uit-een-dryvende kragt van de op het eind. a opgehoopte Electriciteit in ftaat is, den weerftand van de tusfen beide leggende laag lucht te overwinnen, gaat een gedeelte der natuurlyke hoeveelheid Electriciteit van het lighaam 31 op het lighaam x, in de gedaante van een vonk, over, en het lighaam 3!, dus een verlies geleeden hebben^ Verklaaring van neer men den knop van eene op de gewoone wyze gelaadene Leidfche fles» over de oppervlakte heen fchuift, of op eenige andere manier: als dan zal de wegduwende of Elaftieke kragt van de overvloedige Electrieke Vloeiftof op den Harst-keek, de Electrieke Vloeiftof van de metaale plaat naar zyn verst afgeleegen einde te rug dryven en aldaar eene ophooping van deeze Vioeiilof veröorzaaken , of met andere woorden, eene pofitive Electriciteit voortbrengen, terwyl dezelve eene negativè Electriciteit veroorzaakt aan de oppervlakte van de plaat, die met den Harst-koek in aanraaking is (volgens de ioie Wet.) Indien een leidend lighaam met den metaalen plaat, in deezen ftaat, in aanraaking komt, of op zodanigen afftand gebragt wordt, dat de Electriciteit kan overgaan, ontfangt dat lighaam een vonk, we'ke vonk de Electrieke Vloeiftof van de mettale plaat is, die op de buitenfte oppervlakte van de plaat was opgehoopt door de wegdryvende kragt van de E^ctrieke Vloeiftof, welke op den Harst-koek is,  de iEIectropkore. 67 is, en welke deeze boven deszelfs natuurlyke hoeveelheid bezit. Wanneer men de metaale plaat aanraakt ter plaatfe alwaar dezelve indedaad in een ncgativen (laat is, zal zy evenwel een gedeelte van haare opgehoopte pofitive Electriciteit overgeeven , om dat de Uit-één-dryvendë kragt van den Atmospheer des Harst-koeks deeze opgehoopte Electrieke Vioeiilof noodzaakt uittegaan uit welk gedeelte van het metaal het ook zy, gaande de Electrieke Vloeiftof zeer vryelyk door de metaalen. De metaale plaat dus van de Electrieke Vloeiftof, welke op dezelve was opgehoopt, beroofd zynde, wordt negatif, maar de Edastieke of wegdryvende kragt van de Electrieke Vloeiftof van den koek by aanhoudenheid op de plaat blyvende werken, dryft de Electrieke Vloeiftof, welke in dezelve was overgebleeven, naar het verst afgeleegen gedeelte, zodanig, datzy de metaale plaat byna in den zeiven ftaat brengt,in welke zy was,eer zy op den Harst-koek gezet wierd, ten minde naar den uitterlyken fchyn; en dus E z kan  68 Ver'klaarmg, van kan de negative Haat, waar in zich de plaat wezenlyk bevind, niet bemerkt ivorden j dan na dat de plaat uit den kring der werking van den Harst-koek gebragt is; ligt men dan, door middel van een vrymaakend lighaam, de plaat op, zo geeft zy duidelyke blyken, dat zy een gedeelte van haare natuurlyke hoeveelheid van Electrieke Vloeiitof verboren heeft; of met andere woorden, zy geeft duidelyke blyken van eene Negative Electriciteit, hebbende dcHarst-koek meer vcrmoogen om den verkreegen Electrieken Haat te behouden als de metaale plaat; volgens de 8ftc en 9*e Wet. Indien de Harstkoek in een ftaat van Negative Electriciteit is, welke dezelve door vryving 'verkrygt, 't zy met een drooge hand, een ftuk laken, of met een ruw vel, of fehuivende het negative sedeelte van een geiaade fles over de oppervlakte, of door eenige andere bewerking , zullen de verfchynzelen het tegengefteldc van de voorige zyn; dat is te zeggen , de Electrieke Voeiitof van de metaale plaat een zoort van ydel op den Harst-  de Electrophore. 69 Harst-koek vinder, de, werpt 2ig daar op, of hoopt zich op naar dat gedeelte van de metaale plaat, het welk naast by den Harst-koek is, en laat daar door het tegenoverftaand einde, of dat, het welk verst van den koek verwyderd is, in een negativen ftaat; terwyl het gedeelte dat met den koekin aanraaking is in een pofitiven ftaat is, (volgens deio«eWet.) — Ken leidend lighaam, het welk zyne natuurlyke hoeveelheid van Electrieke Vloeiftof bezit, by de plaat gebragt wor- • dende (welke overal in een negativen . ftaat is , uitgezonden" ter plaatze daar dezelve den Harst-koek aanraakt) geeft aan dezelve een vonk, welke de plaat behoud als eene hoeveelheid, welke by haare natuurlyke hoeveelheid is bygevoegd. De plaat is dus wezenlyk pofitif geworden, fchoon zy 'er geen blyken van kan geeven, zo lang zy in den kring der werking van den koek is,- om dat het foort van ydel, 't welk op den koek plaats heeft, blyft werken op de Electrieke. Vloeiftof van de plaat, en het grootfte gedeelte opgehoopt houdt naby zyne opE 3 Per-  7° Verklaaring van pervlakte; en al het overige van de plaat fchynt in een byna natuuurlyken ftaat te zyn. Indien vervolgens de metaale plaat, door middel van zyde linten, of eenig ander niet-leidend lighaam, van den Harst-koek wordt afgefcheiden, behoudt *y de toegevoegde hoeveelheid, welke zy van het bygebragt lighaam had ontfangen , om dat de Harst-koek uit zyne» aart vermoogender zynde als het metaal om zynen verkreegen Electrieken ftaat te behouden ; (volgens de 8fte en 9& Wet) byna in den zei ven ftaat hlyft, waar in hy was, eer het metaal 'er op* gezet wierd, — maar de metaale plaat eene toegevoegde hoeveel hcid ontfangen hebbende, toen zy op den koek was,en deeze met zich neemende, moet bygevolg in een poiïtiven ftaat zyn, wanneer men dezelve van den Harst-koek afneemt, Dit bevestigt het geen hier vóór gelegd is, dat in het eerfte geval de Harstkoek zich niet ontdoet van de verkreege Electrieke Vloeiftof, en in het tweede geval, dat de Harst-koek de metaale plaat geene ElectriekeVloeiftof ontneemt, fchoon  de Electrophore. fSK fchoon hy zelve van zyne eigene Electrieke Vloeiitof veriooren heeft, toen hy negatif Electriek wierd. (i) Het ( t) Dit is eene toepasüng van de 8fte en 9de Wet, en het zoude zonder eene gevestigde oplettenheid moeilyk te begrypeu zyn , waarom de metaale plaat van den Harst-koek komt in een ftaat van Electriciteit , die ftrydig is met dien van den Harst-koek zelve; want indien de Harst-koek ftieï met meer kragt den verkreegen ftaat van Electriciteit vasthield, als de metaale plaat, zoude deeze een gedeelte van de Electriciteit des Marst-koeks moeten meede dragen. - Zie hier een proef, welke nog tot een nader voorbeeld van deeze hoedanigheid der niet-leidende lighaamen kan ftrekken , vooral van die, welke van een Harstagtigen aart zyn. — Zet de metaale plaat op den Harst-koek vóór dat deeze opgewekt is, raak de metaale plaat (welke wel rond van rand, en zonder punten zyn moet) met den knop van een gelaade fles; zo zal de metaale plaat pofitif geSlecWeerd zyn, indien de knop van de fles insgelyks pofitif was ; en de plaat zal te fterker geëlectrifeerd zyn, als de Harst-koek dik en zonder fcheuren is, of op een vrymaakend lighaam legt; raak vervolgens de plaat aan, en al de Electriciteit zal 'er uit weggenoomen zyn: neem verder de plaat van den Harst-koek, en gy zult bevinden, dat deeze geene Electriciteit ontfangen heeft, of flechts ze er weinig. De reeden hier va* E 4 is»  71 Verklaaring van Hét zelve dat de metaale pTaat, op. den Harstkoek gezet zynd_, ondergaat . hetït isj Eiect. ekeVlQti.fto( aan dentale p;aat £ cdegededd, op dit metaal bleef, zonder in den B^koek te dringen, om dat dezelve met geen 3 fft^dtghetd u, te drieën, 0f zieh aan de op pervlakte te hegten ; dewyl de koek den ftaat van Electnc-.te,t niet dan met een zoon van weerftand ontfangt; maar indien men de metaale plaat zodanig plaatst, dat delfts rand ahéén op den koek rust,enmendie in deezegefteldneid metdea knop van een gelaade fles aanraakt, zal men ben" den, dat de koekeen aanmerklyk gedeelde E>ec" tnctten ontfangen heeft, 0p de plaats op welke" Plaat.gerest had; om dat de Electneke V ^ f H VCel «* l>.^amen, wi r gedaante naar het fcherpe of puntige helt, en d s Jegten, en 'er aan vastgehegt te blyven Ind.en men een punt, by voorbeeld een fpeJd^n de metaale pla* he,t, en men ^ houdt, Z0danig dat de punt de oppervl e va^ den Harstkoek raakt, of'er zeer naby is, n Zn de met aale plaat alsdan met den knop van ee" Pen den koek fterk oe^ I nfeerd bevinden; om dat de Electrieke VioeT ftofmet een zeer groote kragt uit fcherp gepunt «Sbaamen uttgaat; gelyk wy hoven gezegd Lb "  de Electrophore. 73 heeft ook plaats by de metaale plaat, op welke de Harst-koek gewoonlyk wordt vastgemaakt; maar eene teegengeftelde of omgekeerde uitwerking moet gefchieden; dat is , wanneer de bovenplaat opgeheeven zynde, zich in een ppfitiven ftaat bevind, (het geen gebeurt, wanneer de oppervlakte van den Harst-koek, welke met de plaat in aanraaking is geweest, in een negativen ftaat was) zal de metaale plaat, welke onder den Harst-koek is? negatif zyn, by aldien men die op dezelve wyze van den koek afzondert, (k) Misfchien zal men vragen, welk ver*fchil 'er is tusfen eene Electrophore en een Leidfche fles; 'er is in 't geheel geen wezenlyk verfchil, indien men beide de me- Qk ) Schuon deeze plaat, byaldien zy van den koek afgefcheiden was , blyken van een negativen ftaat zoude geeven, moet men echter niet uit het oog verliezen, dat zy, geduurende al den tyd dat sy met den koek in aanraaking blyft, wezenlyk twee tegenftrydige ftaaten van Electriciteit bezit ("volgens de iodeWet) éveneens als de beweegbaare plaat , welke boven op den Harstkoek geplaatst wordt. E 5  74 Verklaaring van metaale bekleedzels, of alleen één van be:de, door middel van zyde koorden, een Huk zegel-lak, of eenig ander vrymaakend lighaam, kan ophgten. Ik zal nu verder den aart van de Electrophore verklaaren op eene wyze, welke den Electrifeerderen , die de Franklinfche Theorie in den grond verftaan, gemeenzaamer is, neemende in plaats van eene gewoone Electrophore , ten voorbeeld een ftuk glas , toebereid als tot het Tover-fchildery, met dit onderfcheid alleen , dat de twee bekleedzels afgeligt kunnen worden , door middel van daaraan gehegte zyde koorden, of eenige andere vrymaakende ftoffe (*). — t Laat {*) Men vindt hier eene zeer fraije verklaarinff van den aart en wyze van werking van de Electrophore en Leidfche fles, gegrond op de te vooren opgegeeven en beweezen wetten , volgens welke de Electrieke Vloeiftof werkt, met betrekking tot niet,leidende en leidende zelfftandigheedent Zy neemt geheel en al weg de moeilykheid, welke fcmmige in de Electrophore vinden; meenende, dat dezelve niet volgens de Franklinfche grondbel ginzelen zonde kunnen worden verklaard. Men zsi  de Electrophore, 7? Laat,nagemeenfchap gemaakt te hebben tusfen de algemeene verzamelplaats, de Aarde, en het onderlle bekleedzel, het bovenfte bekleedzel raaken aan den Eer ften Geleider van eene Electrizeer-Machine, zo zal de glaze plaat op de gewoone wyze gelaaden worden. De Geleider van de Electrifeer-Machine heeft eene overvloedige hoeveelheid van Electrieke Vloeiftof genoodzaakt door het bovenfte bekleedzel te gaan,en zich op te hoepen op de oppervlakte van het glas 8 tegen, welke dit bekleedzel aanlegt, gelyk ook op^ dat bekleedzel zelve; en éven zo veel Electrieke Vloeiftof is gedwongen geworden, de andere oppervlakte van het glas te verhaten, en door het daar aan leggende bekleedzel in de Aarde te gaan. Wanneer men nu tusfen de beide be_ kleedzeis eenen weg opent, of dezelve door _ « — zal echter eene verdubbelde oplettenhcid moeten aanwenden , om de hier voorkomende redeneeringen duidelyk te bevatten. De Vcrtaaler.  7^ V-erklaaring van door middel van metaal met elkander gemeenfchap doet hebben, zal het glas oogenbliklyk, gelyk men zegt, ontlaaden worden ; en waarlyk dit gebeurt ook naar allen fehyn. Maar indien men met meer aandagt onderzoekt wat 'er gebeurd is, zal men bevinden, dat de bovenfte oppervlakte van het glas een groot deel van de Electrieke Vloeiitof veriooren heeft, welke de Eerfte Geleider op dezelve had opgehoopt; en dat het bekleedzel, het welk met die oppervlakte vereenigd is, ter zeiver tyd, door de ontlaading, al de Electrieke Vloeiftof veriooren heeft, welke het zelve van den Eerften Geleider ontfangen had; en daaren-boven dat gedeelte van zyne eigene Electrieke Vloeiitof, het welk de wegdryvende kragt der overvloedige Electrieke Vloeiftof, meedegedeeld aan die bovenfte oppervlakte van het glas, (welke oppervlakte nu een beftendigen pofitiven ftaat verkreegen heeft) genoodzaakt had zich optehoopen aan het bovenfte, of van het glas verst afgeleegen gedeelte, van het bekleedzel ( volgens de Wet.) Even-  de Electrophore. 77 Even-eens zal men bevinden, dat de onderfte oppervlakte van het glas een goed deel Electrieke Vloeiftof hernoomen heeft, welke het had losgelaaten, of welke het, negatif wordende, genoodzaakt geweest was door het bekleedzel, dat op deeze oppervlakte legt , in de Aarde te doen gaan: dat ook dat zelfde bekleedzel datganfche gedeelte van zyne eigene Electrieke Vloeiftof hernoomen heeft,het welk veriooren was geworden, toen het negatif wierd; en dat dit bekleedzel daar-en-boven nog heeft verkreegen of tot zich getrokken een toegevoegd deel van Electrieke Vloeiftof, het Welk deszelfs verst van het glas.leggend gedeelte (dat is te zeggen; dat gedeelte het welk negatif was geworden, of op het welk zich een foort van ydel gevormu had, volgens de ie* Wet) aan zich getrokken had uit het metaal, het welk by de ontlaading de gemeenfchap tusfen de twee bekleedzels daarftelde : dit ydel dan (door de ontlaading) vervuld zyn. de, houdt dit bekleedzel op teekenen van Electriciteit te geeven,zo lang het ze ve  7$ Verklaarhig van v.cive aan het glas gehegt blyft — Maar m dra men het van het glas afzondert moet het teekenen van pofitive Electriciteit geeven, cm dat het zelve (volgens de 8fte en ^ Wet) het by dè deel van Electrieke Vloeiftof met zich Voert, het welk daar aan in het oogenblik der ontlaading was meedegedeeld. Het blykt dan ten klaarften,d at het glas den Electr eken ftaat,welken het verkreegen had, niet volftrekt verboren heeft, toen de ontiaading gefchiedde, éven gelyk de Harst-koek zynen Electrieken ftaat niet verliest, wanneer men de twee metaale plaaten aanraakt; dat is te zeggen de me taaie plaat op welke de Harst-koek gewoonlyk vast is gemaakt, en die, welke men 'er boven op zet. (/) _, Dus' U) Du js ee.ie nadere ontleeding van de Leidfchefles, van een beroemden Franco, welke den grondflag uitmaakt van die feboone Theorie d.e altyd de verwondering der Natuurkundigen zvn zal, en welke den fleutel verfchai't om in'de verbctgende geheimen der Natuur iutedrin.en die men gedagt zoude hebben boven het 'ver' moogen van het menschlyk verTtand te 2yn T  de Electrophore. • 79 Dus, dewyl het glas en alle filet-leidende zelfftandigheeden met een zeeker zoort van moeilykheid den een en anderen itaat van Electriciteit ontfangen of verlaaten, en denzelven aan andere lighaamen met veel meer weêrftand (om zo te fpreeken) als de leidende lighaamen meededeelert , moet volgen; dat wanneer de twee bekleedzels van het glas zyn afgefcheiden, op zodanige wyze dat zy de Electrieke Vloeiftof noch tot zich neemen noch verliezen kunnen, door middel van andere Lïdende lighaamen in hunne nabyheid; zo moet (zeg ik) volgen, dat het bovenfte bekleedzel , het welk pofitif was, wanneer het glas gelaaden was ; en omtrent in den natuurlyken ftaat, wanneer het na de ontlaading nog op het glas bleef, nu van het glas afgefcheiden zynde, teekenen van negative Electriciteit zal geeven, om dat het zelve in het oogénbl'k der ontlaadmg een gedeelte van deszelfs eige natuurlyke Vloeiftof veriooren heeft, op die wy/,e welke wy verklaard hebben. — Het onderfte bekleedzel, hetwelk  Jo Verklaaring van welk ineen negativen ftaat was, wanneer het glas gelaaden was, en 't welk (év n gelyk het ander bekleedzel) in een byna natuurlyken ftaat was na de ontlaading, toen het nog op het glas was; moet, vervolgens van het glas gefcheiden en verwyderd zynde, zich in een pofitiven ftaat bevinden; om dat het op de aangetoonde wyze eene zeekere hoeveelheid van Electrieke ftoffe heeft tot zich getrokken; en deeze aangetrokke hoeveelheid neemt dit bekleedzel met zich, wanneer het van het glas wordt afgefcheiden, om dat het glas, niet gefchikt zynde om den verkreegen Electrieken ftaat gemaklyk te veranderen (volgens de 8^ en ^ Wet) het metaal laat zo als. het was, zonder hetzelve iets te ontneemen van die hoeveelheid van Electrieke Vloeiftof, welke het had opgeflurpt. Wanneer de twee bekleedzels , van het glas afgefcheiden, by eilander gebragt worden, trekken zy elkander aan, en 'er volgt een. vonk; om dat het bekleedzel , het welk een overvloed van Elec-  de Electrophore. 8i pectïieke Vloeiftof verkreegen heeft, dezelve mededeelt aan het ander bekleedzel,- het geen even zo veel veriooren had. door deze overgift wórdt het, evertwigt tusfen die beide herfteld. Indien de twee bekleedzels , na in Weerzydfche aanraaking geweest te zyn, op het zelve glas gevoegd worden gelyk te voofert, zal men een vonk van negative Electriciteit uit het onderfte bekleedzei trekken; dat is te Zeggen dat bekleedzel zal uit het lighaam, het welk hetzelve nadert of aanraakt, een gedeelte Electrieke Vloeiftof ©pilorpen * onder de gedaante van een vonk; en men zal een pofitive vonk uit het bovenfte bekleedzel, trekken; dat is te zeggen: dat bekleedzel laat op een lighaam, het welk hetzelve nadert of aanraakt, eeh gedeelte van zyne eigette Electrieke Vloeiftof overgaan j welke op deszelfs oppervlakte was opgehoopt (volgens de iode Wet.) — Indien men daarna op nieuws de bekleedzels van het glas afneemt , gelyk in het eerfte geval, zal het bovenfte bekleedzel een negative en het onderfte ii. deel» F een  .8i Verklaaring van een pofitive vonk geeven,en deeze vonken kunnen dus by verwisfeling geduurende langen tyd getrokken worden. De gegeeven verklaaring doet dan zien: iü. Dat een Electrophore indedaad een Leidfche fles is van eene byzondere gedaante, en overeenkomt meteen Toverfchildery, wiens bekleedzels, of ten minfte een van dezelve, naar willekeur kan afgeligt worden , door middel van een vrymaakend handvatzei, gelyk een pyp zecgel-lak, enz. >°. Dat de Electrophore, vóór dat de metaale plaat, op den Harst - koek geplaatst, is aangeraakt geworden, indedaad een foort van gelaade Leidfche fles of gelaaden Toverfchildery is , en dat die zelve Electrophore, na dat de metaale plaat is aangeraakt, het ontlaaden Toverfchildery of de ontlaade Leidfche fles vertoont. 3°- Dat de vonk, welke uit de metaale plaat, na dat dezelve door middel van een niet-leidend lighaam van den Harstkoek is opgeiigt, getrokken wordt, dezelve is, welke het bekleedzel van eene Leid-  de Electrophore. #3 Leidfche fles geeft, wanneer het dooi" middel van een vrymaakend lighaam wordt afgenoomen, na dat de fles ontlaaden is» of dezeve vonk, welke het bekleedzel van een Toverfchildery geeft, als het van het glas door middel van een ituk lak of eenig ander niet-leidend lighaam is afgenoomen , na dat het Toverfchildery op de gewoone wys is ontlaaden geworden. Het blykt dan door deeze verklaring, dat een Leidfche fles of Toverfchildery door de ontlaading of uitbarfting niet dan alleen in fchyn al deszelfs Electrieke kragt Verliest , en dat deez,e fles of Toverfchildery éénmaal gelaaden zynde , een onbepaald getal vonken kan geeven , wanneer men het binncnfle bekleedzel van de fles, of het bovenfte van een Toverfchildery , door middel van zyde koorden , of eenig ander vrymaakend lighaam opligt, byaldien men die bekleedzels aanraakt vóór dat men ze wederom aan het glas voegt,van het welk zy afgefcheiden zyn, en ook vóór dat men ze op nieuw wederom van die zelve glazen afligt, op Welke zy wederom gelegt waren: men F z kan  84 Vcrklaaring van kan dus benrtlings die vonken verwekken zo dikmaals men wil. — Ik behoef niet te zeggen, dat wanneer op dezel.de wyze het buiteniïe beleedzel van de Leidfche fles_ of het onderfle van het Tover- fchildery wordt afgeligt ,men dezelfde uitwerking zal verkrygen. — Een Leidfche fles, die tot deeze proef gefchikt zal zyn,moet een Cylindrifche, of datbeeter is,een Kegel-vormige gedaante hebben, gelyk een wyn-kelk. - Een Huk blattm in zulk een kegel-vormigcn beeker uitgefpannen hebbende, zonder het vast te plakken , goot ik de geheele holte van het glas vol gefmolten wasch, en in het midden maakte ik 'er een ftuk zeegel-lak in vast, om tot vrymaakend handvatzei te dienen, wanneer dit bekleedzel te gelyk met het wasch uitgeligt kon worden. De verklaaring der Electrophore, welke ik gegeeven heb, kan ook toegepast worden op de proeven van wylen den Heer Canton 3 Lid van de Koninglyke Sociëteit ; welke hy met twee vleerpitballetjes, aan linnen draaden van een houten does of ander leidend lighaam hangende, deed.  de Electrophore. 85 deed. — Deeze doos op een glas gelegt om dien vry te ftellen, wórdt pofitif Electriek , wanneer men dien of dé balt :tjes aanraakt met een glas , dat opgewekt of pofitif geëlectrifeerd is; en negatif door middel van het zelve glas, wanneer men, in plaats van den doos aan te raaken,het opgewekt glas 'er alleen digt genoeg bybrengt, om de balletjes van één te doen wyken; en dat men (terwyl de balletjes nog van een gefcheiden zyn) met den vinger dat einde van den doos aanraakt, het welk tegen het glas over is; en vervolgens den vinger en het geélectrizeerd glas te gelyker tyd wegtrekt. — De overvloedige Electrieke Vioeiilof van het glas, door haare wegdryvende kragt de natuurlyke Electriciteit van den doos gedwongen hebbende zich op te hoopen aan het einde van den doos dat verst van het glas af is, had dat einde in een ftaat van pofitive Electriciteit gebragt, terwyl het ein de dat naast by het glas is, om dezelfde reeden, in een negativen ftaai is. Wanneer men dan het pofitive einde met den vinger aanraakt, ontF 3 neemt  8# Verklaar'ing van neemt men het zelve de peétrieke Vloeiftof, welke daar was opgehoopt. Dus wanneer men den vinger wegtrekt, juist in het zelfde oogenblik dat men het opgewekt glas wegtrekt, ftelt zich de Electriciteit, die nog in den doos was overgebleeven , in evenwigt door degeheele zelfftandigheid van den doos; maar de doos, door de aanraaking van een gedeelte van zyne Electrieke Vloei, ftof beroofd geworden zynde, het welk op zyn einde , dooi de drukking van de Electrieke Atmospheer van het glas, was opgehoopt geweest, moet natuurlyker wyze dat gedeelte misfen s en bygevolg m een negativen ftaat zyn. Die de andere proeven, van veel belang, we"ke de Heer Canton met deeze zelfde kurke of vleerpitballetjes heeft uitgedagt, begeert te zien, kan dezelve vinden in zyne uitgebreide verhandeling, gedagteekend den 6. December 1753 geplaatst in het Werk van den Heer Franklhi; en inzonderheid de verhandeling, we'ke de laastgcnoemde Heer 4e Koninglyke Sociëteit te Londen aanbood  de Electrophore. 2 bood den . 18. Decemb. 17SS- als een vervolg op de gedagte verhandeling van den Heer Cauton. (m) Die beide verhandelingen worden ook in het Werk van den Heer Franklm gevonden. — De Heer Frankïm bediende zich , in plaats van kurke^bal1etjes, van een knop, van welke 15 of 20 draaden , drie duimen lang , afhingen , vastgemaakt aan een der einden van een eeriten geleider var blik, hangende aan zyde koorden. O) Experiments and obfervalions on Ekciricity made at Philaddphia in America , by Benj: Franklin L. L, D. and F. R. S. to wiek are added Lettert and Papers on philofophical fubjets. Londen MDCCLX1X. p. 143-160. F 4 HL  m VERHANDELING. Over den aart der Gedéphlogifteerde lucht, de wyze om dezelve te verkrygen, en 'er gebruik van te maaken ter geneezing van ziekten. EERSTE AFDEELING, Voorafgaande Aanmerkingen. Alarmeer men overreed is, dat Ge déphlogifteerde Lucht de Dampkring lucht m zuiverheid zeer verre overtreft en dat een Dier in dezelve veel Wei* als in eene gelyke hoeveelheid gemeene lucht, fchoon van de beste foort, leeftkan men nauwlyks anders dan van die lucht de wcnfchclykfte uitwerkingen in verfcheidene ziektens verwagten, Het is onbetwistbaar, dat fomtyds zeer verderffelyke befmettende ziektens ver. oorzaakt worden, door een bederf, hetwelk  Over den aart en het gebruik 3 enz. 89 welk de gemeene lucht, door verfchillende oorzaaken, kan ondergaan; vooral door de uitwaasfemingcn van ftilftaande en modderige wateren; en door uitdampingen , opryzende uit de oppervlakte van Landeryen, welke, na geduurende langen tyd met water bedekt geweest te 7/yn, drooggemaakt worden. —- Ik herinner my , naby de Stad Rotterdam (verzeld van den Heer Salomon deMonehy, beroemd Profesfor in de Geneeskunde in die Stad) een treffend en fchrikbaarend voorbeeld van eene befmcttelyke ziekte gezien te hebben, welke, niet veetó jaaren geleeden, de bewooners derPiaatfen, geleegen in de nabyheid van eene zeer groote ltreek lands, op kosten van den Staat drooggemaakt, aantafte: naauwlyks was 'er een huis in de nabuurfchap van dien {treek, waarin niet verfcheide zieken waren; en op verfcheide Dorpen in den omtrek bleeven de Kerken eenen geruimen tyd geflooten, dewyl de Predikanten, de Regeerings-lceden en het grootfte gedeelte der Inwooners aan hun bedde gebonden waren. Deeze ziektens F 5 wa-  90 Over den aart en het gebruik waren voornamelyk hartnekkige tusfenpoozende koortzen, gal- en rot-koortzen. De modderachtige uitdampingen welke die {treek lands opgaf, veripreiden zich vry verre in de nabuurfchap, en men wierd ze niet alleen door den reuk gewaar, wanneer men de plaats naderde, maar ook door haare fchadelyke uitwerkingen op de Inwooners.-Zulke onheilen , door eene dergelyke oorzaak voortgebragt, zyn geheel niet zeldzaam in de gefcfnedenis der befmettelyke ziektens. (*) Zou- Ku) Men weet, dat de koortzen, vooral de tusfenpoozende en galachtige, zeer gemeen zyn in laage en mocrasfige ftreeken, en zelfs in plaatzen naby ftihlaande wateren geleegen ; uit welke , inzonderheid des Zoomers, veel brandbaare lucht voortkomt; gelyk ook veele befmettende uitwaaszemingen door de rotting van dierlyke en plantaartige zelfsftandigheeden, welke daar altyd des Zoomers plaats heeft, gebooren worden. — De uitwerking van zulk eene fchadelyke lucht doet zich fomtyds vry fchielyk zien, in menfehen, die, niet gewoon zynde op zulke plaatzen te leeven, zich aldaar by ttü wéder bevinden, als wanneer die uitwaasfemingen niet door den wind worden weggevoerd , nog afgewisfcld. met een zuiverer lucht  van Gedéphlogifteerde Lucht. 91 Zoude men dan in twyfel mogen trekken, daar de lucht, door Phlogiftique en rottige deeltjes een weinig llegter gemaakt zynde, in ftaat is om zo veele ziektens lucht , van gezonder plaatzen komende. — 'Er zyn fomtyds maar weinige uuren noodig om 'er door aangedaan te worden: zie hier een geval, 't welk royn achtingwaardige Vriend , de beroemde Frankün. my heeft medegedeeld. Hy was met vyf perfoonen door de Regeering van Penfylvanien afgevaardigd , om een modderig Eiland , in de rivier de Qelaware geleegen , het welk les mand wilde onderneemen droog te mazken, en te bebouwen, opteueemen; zy bragten'er een goed gedeelte van den dag by ftil wéder door, de modderige reuk was 'er zeer onaangenaam; en den volgenden dag hadden allen eene tusfenpoozende koorts. Ik heb gezien, dat byna een geheel gezelfchap door een dergelyke foort van koorts wierd aangevallen, op denzelven dag, dat het een. fpeelreis op een ftilftaand water, 't welk een onaangenaamen reuk uitgaf, had gedaan: men had opgemerkt, dat wanneer het vaartuig met de vaarhoomen werd voortgeduwt, een groote menigte van Hinkende lucht in gedaante van bobbels opkwam.— _ Men kan hier uit leeren , dat het niet raadzaam is, by ftil wéder ftreeken door te reizen, welke voor ongezond bekend ftaan, en dat het beeter is daar toe winderig wéder te verkiezen,  $% Over den aart en het gebruik tens te doen ontdaan; of niet, in tegendeel, eene lucht, die de beste gewoone lucht in goedheid en zuiverheid zeer verre overtreft, in ftaat zoude zyn eene tegengeilelde uitwerking te weeg te brengen ; altans of haar gebruik geene gelukkige uitwerkingen zoude kunnen hebben, welke men van geen ander geneesmiddel zoude kunnen verwagten? — Doch hoe gegrond ook de hoop fchyne, welke het gebruik van die zuivere lucht ons geeft,'t zy men derzelver algemeen erkende zuL verheid in aanmerking neeme, of dezelve afleide uit de Analogie'; dat is; uit < de waarneeming dat de Dieren , welke men in die lucht opfluit, 'er veel langer ïn leeven als in evenveel gemeene lucht, is het echter de pligt van een Geneesheer éer % een geneesmiddel als nuttig erkent, de ondervinding te raadpleegen, en optemerken wat deeze hem , door proeven op zieken zelve genoomen, ert dikwils herhaald, zegt. De Heeren Priestley en Fontana, hebben dikwyls vry veel van die lucht geademd , en hebben 'er altoos eene goede uit-  i>an Gedéphlogifteerde Lucht. 93 uitwerking van gevoeld, een aangenaam gevoel, dat met woorden niet gemaklyk uitgedrukt wordt, — zelve heb ik het dikwyls gedaan , en heb 'er my altoos wel by bevonden: de zuiverheid van die lucht is zo groot,dat eene enkele ademing dezelve niet fchadelyk voor de longen kan maken, gelyk zulks met de gemeene lucht gefchiedt;maar men kan dezelve verfcheide maal ademen, zonder dat zy zo veel flegter wordt,dat zy met de Dampkring-lucht gelyk ftaat. — Een Osfenblaas, omtrent 170 cubicq duimen inhoudende, vulde ik met Gedéphlogifteerde lucht, ik ademde dezelve veertienmaal in en uit, door middel van een flesje uit elaftique gom beftaande, aan de blaas gehegt: dit flesje, wiens bodem ten dien einde uitgefneeden was, voegde ik nauwkeurig fluitende om den neus, wél zorg draagende dat de dampkringlucht niet in de blaas kwam, nog de Gedéphlogifteerde uit dezelve ontfnapte.Na dus veertien maal ge'ademt te hebben, toetfte ik die lucht metNiter-lucht, om nauwkeurig te bepalen,welke vermindering  94 Over den aart en het gebruik ï'mg in goedheid zy,door delonge gaande, geleeden had; zy was nog beeter als gemeene lucht,in reeden van u6 tot 94- — Ik herhaalde des avonds dezelfde proef, met byna denzelven uitflag,en ik bevond my dien dag byzonderwél, ik had meer eetlust als gewoonlyk, en ik fliep des nagts geruster. Indien ik niet zelve dikwyls die leeVen voedende lucht geademt had, fomtyds meer dan 700 cubicq duimen gebruikende, en indien ik my zelf daarna n et beilendig wel had bevonden, en als \ ware fterker, zou ik hebben kunnen twyfelen, of de goede uitwerking, die ik na de eerde proef feheen te gevoelen, niet door andere omftandigheeden wierd veroorzaakt, of a'leeti louter toevallig ware; en ik zo :d^ h bbe kunnen denken dat myne inbeelding (zynde vooringenoomen ten voordeele van dieLucht) myn oordeel had verkloekt. — Doch ik ben ook daarenboven in het denkbeeld van de wezenlykheid dezer uitwerking bevestigd,nie^ alleen door bet getuigenis' van de twee achtingwaardige Natuurkundigen ,  yan Gedéphlogifteerde Lucht, 95* eigen,welke ik genoemd heb,maar ook door de ondervinding van hun, welke ik een aanmerklyke hoeveelheid van die lucht in myne tegenwoordigheid deed ademen. — Het kwam my vry merkwaardig voor, dat veele hunner, wanneer ik hen na de proef verzogt, nauwkeurig optemerken wat zy gevoelden, en my te zeggen, of zy 'er waarlyk eenigerhande uitwerking van gewaar wierden, en welke deze ware ; zy my antwoorden, dat zy de borst als verruimd gevoelden , en éven als of in dezelve een ydel plaats had; en waarlyk dit was het zeize gevoel, dat ik 'er zelve altoos van fcheen te hebben: verfcheide van hun hebben my ook verzeekerd, dat hun eetlust merkbaar vermeerderd was. — Ik meen echter, dat men met reeden blykbaarer uitwerkzelen van het gebruik^ier lucht kan verwagten in ziektens als in den Haat van gezondheid, om dat het moeilyk fchynt te zyn dien ftaat nog te verbeeteren; en dat men bygevolg niet zo duidelyk de kleine veranderingen in de graaden van de volmaakte gezondheid kan  9$ Over den aart en het gebruik kan gewaar worden, als de verbeeteringen in ziekte: de volmaakte gezondheid heeft weinig ruimte,en het is moeilyk te gevoelen, of men zich den eenen da* een weinig gezonder bevind als den anderen Wanneer men op beide dagen vry gezond is ; maar zo dra wy ziek zyn J worden wy duidelyker alle veranderingen, welke in ons gebeuren, gewaar; om dat'er een oneindig getal van graaden is tusfen eene weinig veranderde gezondheid en den ftaat van eene zeer zwaare ziekte. Schoon de aart van die levenvocdende lucht fchynt aantewyzcn, dat men 'er hulp by zoude vinden in alle ziektens zonder onderfcheid, zyn 'er echter gevallen, in welke het gebruik van deeze lucht inzonderheid goede uitwerkingen belooft; zodanige zyn, by voorbeeldde ziektens ontftaan door eene flegrc- geworden lucht, gelyk de lucht van moerasfigeLandftreeken: of ziektens, welke zich doen zien, wanneer de lucht maar een weinig is befmet geworden: dkrampagtige Aamborftigheid, welkers toevallen dikwyls verwekt worden door . eene  van Gedéphlogifteerde Lucht 97 eefie Hgte verandering in de gefteldheicl van den Atmospheer, die andere menfchen niet aandöet, zoude waarfchynlyk minder zwaar en van korter duur wérden, by het gebruik van die lucht , {k) in (£) Van deeze gedagte geheel vervuld, had ik den Heer STOLL,Profesfor in de Geneeskunde anti de Unlvérfiteit té Weeneii , een man döor zyne uitmuntende Werken met lof bekend , verzogt my iemand met zulk eeil eligborltigheid aantewyzen , ten einde het gebruik der Gede"phlogiireerde lucht te beproeven. Verlangende zo dra mogelyk de proef te neemen, bediende ik my van de eerftö zieke die zich voordeed, fchoon de byzonderhee» den van zyn geval myn hoop op eene gunftige uitwerking van het Geneesmiddel een weinig verzwakten. —& Het zeer blykbaar voordeel echter" dat hy 'er van genoot moet alle Geneeskundigen aanzétten, om dit foöft van proeven te agtervolgen , ten einde het lydënd Menschdom , zo dra mogelyk, een geneesmiddel té doen genieten,vart het Welk mén de grootfte Verwagtihg kari heb* ken. —\— in' het vervolg vari deeze Verhandeling: breedvoeriger zullende fpreeken over de vtryzc, die ik thans gebruik, Otn die lucht te ademen \ gelyk ook over de hoeveelheid die gebruikt moet worden , zal ik hier intusfchen de copie invoegen vart II. DEEO  98 • Over den aart en het gebruik in 't algemeen zoude ik 'er eene goede uitwerking van vcrwagten in de ziektens d«r Longen, eer dat dezelve een te groot bederf in dat ingewand hebben te weeg gebragt, gelyk ook in de inflammatoire en rotziektens, en in alle andere, in welke de leevenswarmte vermeerderd is, en geduurende welke zich meerPhlogiston uit het dierlyk geftcl ontwikkek, als in den ftaat van gezondheid. — De blykbaare en byna oogenbliklyke verligting, welke iemand, aan een hcete koorts ziek zynde, gevoelt;zo dra men ' de den brief, dien de Heer stoll my gefchreeven beeft omtrent deeze eerde proef, welke wy hier genoomen hebben. ..... En, quant promiferam ,hijlo:-iam morli. VIr quad'rdgintipptem annorum, panifex, ante Jcptem armos laboriofe refpirare et opprim th'ora'fe caepit, voce rducA, at corpcre caüeroquin beie vatente. Morbl cajtfayi ignorabant 'etitm medici, ut ex remediorum plurimorum variclate per totum hoe tempus adhibitorum defumi .poter-at. Tandem ante tres annes, an medicament orum vi, an fpontê, non facile dixeris vox reiiit, manent e thoracis oppresfione, fine fputis \ %) .jajci .ft e t  van Gedéphlogifteerde Luchf. 99 de lucht van de kamer vernieuwt, door het gins en herwaarts beweegen van de deuren en veniters, fchynt een zeekeré waarborg te zyn van de hulp, dien men zoda- tt tusfi, appetiit femper. A ?nedio jam anno in* ter dut bene valet, liberèque refpirat; at appel' rente vesperd dolores primo crurum-, deinde et femorum, tandem etiam abdem'nis' patitur, qui ante mediam notlem in ast/imaticum paroxys* mum defimtnt; federe tum in leclo aut furgeH aeger cogitur. Ex quo morbus in asthma, noclur» num tranfiit; meam opem aeger expetiit. Dath pilulis ex asfd foetidd, caftóreo, extraéJo cortkii peruviani confetJis, haufloque fimul decotlo radicis valerianae fylveftris ct foüorum aurantiorum,pofi fèx feptima-nas a paroxysmo inmunis , manfiU Cum aeger ab ufu remediorum defifier et, en ite* rum gravés noBu paroxysmi recurrunt. Statae* ram aeris dêphlogifticati ufum experiri, quefa inftrumento a te ingeniofé ex-cogitató dextre haufit ex vefica centum fexaginta- pollices cubicöï facile capiente. Scmel (ohm de die me acces fit', falutarem aérem ofto dccemve hauflibus capturus. Per. fedecim contiauos dies, qno novi re» medii ufum fecerat, levisfimas folum acces-fione-s efi pasfus , noclesque cubando femper , fubir.ds G a etiam  ioo Ovel dén aart en het gebruik zodanig eenen zonde kunnen toebrengen , wanneer men hem boven en behalven eene dikwyls vernieuwde lucht, van tyd tot tyd eene lucht deed ademen, welke oneindig veel zuiverer is als de befte gemeene lucht. — De ondervinding leert, dat een zieke, eenigerhande zoort et tam dormiendo tranfegit. Exaclo hoe [patio frigidisfima repente pluvia cecidit post longam -ftccitatem; e& notie pesfimê mulctabatur. Redeunti ad me, et de morbi recurfu gravisjime conquerenti , cortieem peruvianum largis dofibus praejeripfi; redit nihilominus morbus noclu, mitior tarnen, etji tantum levaminis ex u/u corticis peruviani nondum habeat, quantum fenferat ex acre déphlogifiicato. Pergam adhuc ulterius in corticis ufu, rediturus denuo fi hic me deferat, ad falutarem aerem largius, faepius et diutius hauriendum. Hacc funt quae tibi volueram Jignificarg, ut hi eruditisfimis tuis laboribus in generis humani foïatium eo alacrius per gas, cum tanta fpes affulgeat fuccbsfus boni—Vale,etfincerum tuorum in republica litteraria meritorum aeflimatortm. amare per ge. Scribeham 6.Juïii 178r. De  van Gedéphlogifteerde Lucht, 101 zoort van heete koorts hebbende, de lucht van een kamer oneindig meer befmet, als een mensch die gezond is. — Een lucht reeds overlaaden met rottige > en De gelukkige uitflag niet eene zo geringe hoeveelheid van die leevenvoedende lucht verkreegen, kan niet anders dan de opgevatte heop op dat Geneesmiddel vermeerderen, vooral wanneer grooter giften gebruikt, en daaglyks meermaals herhaald zullen worden. De beroemde Abt fontana heeft my gefchreeven, dat men in Italiën d'-or het gebruik van die Lucht verwonderlyke geneezingen had uitgewerkt. 't Is wenfchelyk, dat hy en andere, die met dit Geneesmiddel proeven hebben genoomcn, wel dra nauwkeurige berichten, weegens den uitflag dien zy verkreegen, zullen publicq maken; dat zy 'er by zullen voegen hoe veel lucht de zieken gebruikt hebben , derzelver hoedanigheid of graad van goedheid, en de manier welke gevolgd is om de zieke dezelve te doen ademen. De Geneesheer fer.ro heeft thans op zich ge. noomen, dit Geneesmiddel in het Hospitaal, het welk hy bedient, te beproeven, en laat tegen swoor. dig (November 1783.) .onder myn opzicht den genodigden toeftel maaken: wy zullen, indien wy in ons voorneemen niet verhinderd worden, een van beide, het publicq den uitflag van onze proeven m/ededeclen. G 3  202, Over den aart en het gebruik en Phlog'ffique deeltjes , uit het lighaam van den zieken uitwaasfemende, is niet in ftaat zich te belaaden met alle die fchadelyke deeltjes, welke de ontitelde dierlyke huishouding, in de heete koortzen, ontwikkelt; deeze lucht moet derhalven dan daar meede overlaaden blyvcn. — Indien dan , in zulke omftandigheeden , eene verfche lucht , gelyk; wy zeiden , oogenbliklyke hulp verfchaft (het welk geen ander Geneesmiddel zoude kunnen doen) wat heeft men dan niet te hoopen van het gebruik van eene lucht, die uit zich zelf van alle Phlogifticq beginzel ontbloot , om die reeden oneindig beeter in ftaat is zich te belaaden met dat beginzel, hetwelk, door te grooten overvloed, voor de Dierlyke huishouding fchadelyk is geworden ? Het is onmoogelyk vooraf te bepaalen in hoe groote hoeveelheid een zieke deeze lucht zoude moeten gebruiken ; ik meen, dat om eene zeekere uitwerking te ver_ wagten, een zieke, vooral die door een ro~ - koorts was aangetast, dagelyks ten fgtinfte vyf of zes glazen vol, houdende om-  van Gedéphlogifteerde Lucht. 103 omtrend 150 cutócq duimen ieder, bfe> hoorde te gebruiken, indien de goedheid van die lucht omtrent 400 graden of daar boven bedraagt , zoude hy ten minile elke hoeveelheid vyftienmaal kunnen in* en uit-ademen, zonder dat die lucht zo veel in goedheid verminderd zoude worden , dat zy met de hoedanigheid der dampkring-lucht gelyk Hond. — \\ anneer de zieke zich 'er door verlicht bevond, zoude het goed zyn de Doiiste vermeerderen, en dezelve meermaals te' hcrhaalen. Schoon men tot hier geene op proeven {leunende reeden heeft, om te denken, dat de ademing van die lucht fchadclyk zoude kunnen zyn in fommige gevallen , moet men echter niet verwagten, dat een zo nieuw Geneesmiddel algemeen aangenoomen zal worden zonder eenio-en tegenftand; het, is het lot van alle nieuwe geneeswyzen, tegenftreevere te vinden, en men zou kwalyk doen zich te ergeren , wanneer men ziet dat nieuwe uitvindingen in de genees-en Natuurkunde veracht worden, 't zy door nyd, g 4 't &y  Ï04 Over den aart en het gebruik 't zy door een geest van tegenipraak, ofwel door de liefde tot de waarheid; 'er fprmt aitydten laatfte eenig goed uit het aanvoeren der verfchillende gedagten, het wekt op tot onderzoek, en geeft geleegenheid tot nieuwe proeven en bewyzencn de verdienfte der ontdekking, indien zy wezenlyk is, kan'er niet anders dan te blykbaarer door worden. — In het geval, waar omtrent wy thans verkeeren heb ik geheel geene perfoonlyke reeden om dit Geneesmiddel te doen gelden; ik ben de eerfte niet die het alnpryst, andere hebben dit reeds voor my gedaan; ik befchouw den yver, die my bezielt, daar ik dit Geneesmiddel aan» pryze.om als een der eerde plichten van mynen ftaat, om naar myn best vermoogen meedetewerken tot welzyn van het algemeen en om het lydend menschdom zo fpoedig m0geiyk is een middel te doen genieten, het geen zo gegronde hoop op eene goede uitwerking geeft De meefte, die tot hier meenden iets tegen d t Geneesmiddel te moeten inhengen,m die my hunne aanmerkingen heb-  van Gedéphlogifteerde Lucht. 105* hebben meedegedeeld, gronden hunne redeneering op de vergelyking , welke zy meenden te kunnen ma;.ken tusfen het leeven van een Dier,en het branden van een kaars; gelyk een kaars, zeggen zy^ in de gedéphlogifteerde lucht met eene uitneemende leevendigheid brandt, en 'er zeer fchielyk in verteerd wordt, zo zoude pok het leeven van een Mensch, die veel gedéphlogifteerde lucht ademde, waarfchynlyk fterker zyn , maar ook zo veel korter, als zyn werktuiglyk geftel, fpoediger zoude afflyten. — Doch indien men deeze vergelyking kon plaats geeven, zo zoude moeten volgen, dat, byaldien een Mensch altyd eene lucht ademde, in welke een kaars niet helder brandt, en in evenreedigheid langzaamer verteert (gelyk, by voorbeeld: de lucht yan een welgeftooten vertrek is, waar in veele Menfchen by elkander zyn,) zulk een mensch langer zoude moeten leeven als in een zuivere lucht: — en gelyk ik wel verzeekerd ben, dat deeze vergelyking geen verftandig mensch zal 4oen, befluiten zulke plaatzen te zoeken, G 5- al-  Tp6t Over den aart en 'het gehrnik alwaar een Hechter lucht gevonden wordt» ten einde langer te leeven, zo heb ik ook alle reeden om vastteltellen, dat zulk eene ongelchikte vergelyking niemand van het gebruik der gedéphlogifteerde lucht zal afhouden. — De zelfftandigheid van eene kaars, door de vlam verteerd wordende, wordt niet wederom herfteldnaar maate zy verteert, daar in tegendeel een leevend lighaam zich by aanhoudenheid herftelt van het verlies, dat hetzelve door de Leevenswerking lyd. — Indien door eene byzondere kragt de werktuigen des leevens, door veel beweeging, of door het ademen van eene zeer gezonde lucht, de eetlust, en andere werkzaamheeden der Dierlyke huishouding , fterker en vaardiger werken, zal het gevolg zyn, dat het leeven daar door aangenaamer wordt, dat men meer graagte heeft en bygevolg meer fpys gebruikt, waardoor alles herftcld wordt. — De Zeelieden, die in een lucht leeven, welke veel zuiverer is als die op het land geademd wordt, en welke dus den aart der gedé- phlo-  van Gedéphlogifteerde Lucht. 107 phlogifteerde lucht nader by komt, (c) bevinden 'er zich des te beeter by, en leeven niet min lang als zy, die altyd op het land blyven; hun eetlust is fterker, en de fpysverteering vaardiger gefchiedende, hebben zy nodig meermaals des daagsch te eeten,dan wanneer zy op het land zyn. — Maar zelfs indien men konde bewyzen dat een Mensch , die nimmer andere dan Waarlyk gedéphlogifteerde lucht ademde, (hetwelk niet mogelyk js, omdat zulk een lucht nergens op eenige plaats der Aarde te vinden is ) korter leefde als andere, dan nog zou men de grootfte reeden hebben zich te verheugen, indien men bevond , dat een gemaatigd gebruik der gedéphlogifteerde lucht in ftaat was de kragt van fommige ziektens te verminderen, of dezelve te geneezen, — de befte geneesmid* delen (c) Eene Verhandeling over den aart der Zeelucht , in vergelyking met die van verfcheide Landen, heb ik de Koninglyke Sociëteit te Londen aangebooden, en is geplaatst in de Philof. Transact. Vol. lxx. pag. 354.  tot Over den aart en het gebruik enz. delen ,even gelyk de allergezondfte voed'zeis, zyn in het zelfde geval; maakt men ;er een onmatig gebruik van, men zal 'er zich zeekerlyk kwalyk by bevinden. Zelfs al bevond men dat het ademen van gedéphlogifteerde lucht gezonde lieden meer kwaad dan goed deed > trekkende te veel Phlogiston uit hun geftel, (het geen echter n'et fchynt plaats te hebben) dan nog zoude het den zieken zeer heilzaam kunnen zyn, wanneer zich meer Phlogiston uit hun geftel losmaakt, als de gemeene lucht kan opneemen. De Buik-zuiverende middelen doen niet dan nadeel aan Menfchen, by welke de uitwerpende werktuigen hunne werking behoorlyk doen, maar wanneer 'er meer ftof is opgehoopt, als die werktuigen kunnen uitwerpen, brengen deeze middelen de geneezing te weeg. .— De ondervinding alleen kan het gefchil bellisfen ; en het is te wenfchenJ dat de Geneesheeren zich zullen bevlytigen, om onzen wensch te bevorderen, door op zjeken proeven te neemen, TWEE-  TWEEDE AFDEELING. Van de Zelffiandigheeden , uit welke men Gedéfhhgifteerde Lucht bekoomen kan, en van de bjzondere hoedanigheid van die Lucht , of onderfcheidene -wyzen uit verfchillende lighaamen getrokken. Dewyl ik zo gelukkig was van eene gemaklyke manier uittevinden, waar van 2ich een ieder bedienen kan, om zich des Zomers, door middel van de allercemeenlte planten (d) zelfs, eene zeer aan- Cd) Ik heb die manier breedvoerig befchreevep in thyn Werk over de Plantgevyasfen; in de Engelfche Taal in de jaare 1779- uitgegeeven; m het Fransch in 1780-, ook in het zelve jaar m het Hollandsch te Delft. Zeedert heb ik .ttx\ middel gevonden om uit zeekere Plantgewas, fen een veel zuiverer Lucht re bekoomen, en in grooten overvloed ten allen tyde van het jaar. ~Ik hoop binnen kort in ftaat te zyn, dit aan het public^ meedetedeelen.  ï ió Over den aart en het gebruik aanmerkelyke veelheid van die lcevenvoedende lucht te verfchaften; meen ik iets te hebben toegebragt, om hcrlydend menschdom te eerder het nut te doen genieten, dat het ademen van die lucht fchynt te belooven. Doch om onzen mensch ten volle te bereiken, ontbraken rog deeze twee. vereischtens; te weeten: 'er ontbrak eene wyze om die lucht ten allen tyde, goedkoop, in grooten overvloed te verkrygen; en ten tweeden: eene manier om die lucht gemaklyk zieken te kunnen doen ademen, i Met opzicht tot het laatfte, vleie ik my dat in deeze Verhandeling genoegzaam zal voldaan worden; doch ik had wel gewenscht, eene gemaklyker manier aan de hand te kunnen geeven, dan die wr tot toer toe gebruikt hébben, om ten aHen tyde die nuttige lucht zo goedkoop te kunnen verfchaften, dat ook de min vermoogende lieden diekonden bekoomen. In myn Werk over de Planr'gewasfen breedvoerig genoeg over de wvze gefprooken. hebbende, op welke die lucht uit de Planten verkreegen,wordt, zal ik hier  van Gedéphlogifteerde Lucht. tit hier flegts aanmerken, dat de Planten, die vleefige bladeren hebben, gelyk het Semper vivum majus , het Cedum arboreut», de Agave Americana, gemeenlyk Aloe genoemd, de CaBus triangularis, en de méefte Planten van datzoort, in het midden van den Zomer, veel meer en veel beeter gedéphlogifteerde Lucht uitgeeven, als de meefte andere Planten i de waterplant Conferva rïvularis- geeft ook zeer veel lucht van dezelve zuiverheid , als die van de hier' boven genoemde Planten ; maar men moet zorg dragen, dat het water, in het welk zy befloten is, niet te zeer door de 7,bn verhit wordt , en dat ook de Plant zelve zich niet tot in de voortgebragte gedéphlogifteerde Lucht uïtftrekt;; want eene warmte van ioo graden op de fchaal' van fahrenheit, dood deeze Plant in wei-*1 nige uuren, en wanneer de-Plant zelve in aanraaking komt met de lucht, die reeds aan den bodem van het "omgekeerd glas verzameld' is , fterft zy wel dra, en bederft door haare rotting de lucht: men kan één en dezelve Plant femper vivuni majus  Hz Over den aart en het gebruik majus meer dan eenmaal gebruiken, om dat, deeze Plant klein zynde, het niet noodig is die kwetzen als men 'er zich van bedient; men kan dezelve met de wortels in glazen met water zetten, zo Hechts de wortels zo klein zyn, dat zy de luchr,welke de bladeren geeven,niet Jmnnenbefmetten — Planten die buigzaam genoeg zyn, of haare takken, kunnen insgelyks verfcheide maal dienen om 'er lucht uittetrekken; terwyl zy in de aarde geworteld blyven.' een Wyngaardsrank m een omgekeerd glas , vol water gebogen, en 's avonds uitgenoomen, heeft my dikwyls gediend; terwyl de'bladcren van de Planten afgefcheiden zelden langer dan een dag in het water leeven. — Stukken van een blad van de Agave Americana hebben my vier of vyf dagen agtereen gedéphlogifteerde Lucht gegeeven, hoewel ieder dag minder in hoeveelheid' en hoedanigheid: het is dan van nut dezelve tegen den avond uit het water te neemen, en 'er den volgenden morgen de te drooge randen aftefnyden, omdat die plaatzen,welke niet meer leeven, de Lucht,  van Gedéphlogifteerde Lucht. ' 113 Lucht, uit het overige der bladeren verkreegen , zoude helmetten. Schoon de hoeveelheid van gedéphlogifteerde Lucht, welke uit het loof der Planten kan verkreegen worden., onbepaald is, zo men flechts glazen genoeg gebruikt; zalmen echter> wanneer men eenige duizende cubicq duimen te gelyk benodigd heeft, altyd verkiezen dezelve uit Salpéter door middel van vuur te trekken. De Heeren fontana en scheele meenen met reeden, dat dit de beste weg is, om ten allen tyde, veel Van die Lucht te bekoomen. Het fchynt dat dit zout eene onmeetelyke veelheid van die Lucht, in eenen ftaat van vastheid , bevat; en dat de werking der hitte aan dezelve dien graad van uitzetting of verdunning geeft, welke zy heeft, wanneer zy onder de gedaante van eene onzichtbaare beftendige en veerkragtige vloeiftof beftaat; dat is onder de gedaante van eene eigenlyk gezegde lucht. — De Heer fontana heeft uit dit zout zo veel gedéphlogifteerde lucht getrokken, dat zy eene uitgebreidheid, acht, ii. deel; H hofl-  H4 Over den aart en het gebruik honderdmaal grooter als het zout zelve, befloeg; en ik heb na hem bevonden dat dit niet vergroot is; wanneer men de handeling van deeze fcheikundige bewerking heeft, en men zich zeer zuiver Salpéter weet te verfchafién. 'Er zyn veele andere zouten, en verfcheide andere lighaamen, welke door hitte die foort van lucht geeven. Het is reeds bekend J dat alle de metaal-kalken zeer veel bevatten, en het is ongetwyffeld de moeite waardig , verfchillende wyzen te beproeven, om ze 'er gemaklyk uit te bekoomen. Ik heb uit groene Vitriool, door hitte alléén, goede gedéphlogisteerde Lucht getrokken, gelyk ook nog beetere uit Menie, zonder 'er iets by te doen : de Menie geeft meer lucht, wanneer men 'er Salpéter-zuur by doet; desgelyks wanneer men 'er Vitriool, zuur byvocgt, doch tot hier toe heeft non nog geen gemaklyk middel gevonden, om uit die beide genoemde zelffland gheeden genoeg te verkrygen, dat het der moeite v aardig zoude zyn'er gebruik van te maken. De  van Gedéphlogifteerde Lucht. Hf De roode Praecipitaat geeft ook veel lucht, met minder vuur als het Salpéter, en men heeft 'er dit voordeel by* dat de retort, in welke de Praecipitaat is* geen gevaar loopt van te breeken , als men dezelve'in het zand zet; daar inteegendeel by elke bewerking als men Salpéter gebruikt, de retort, hoe wel ook geluteerd, verbroken wordt ; want zo men de ftoking ten einde toe vervolgt, doordringt het Alkali (Van het Salpéterzuur, dat in de gedaante van gedéphlogifteerde Lucht overgaat, verhaten) de zelfftandigheid van het glas, en met het zelve fmekende, verbreekt het de retort geheel en al; en brengt men de bewerking niet ten einde , zo zal echter de retort niet kunnen behouden worden, om dat dezelve ontwyfelbaar fcheurt, wanneet het gefmolten Salpéter wederom ftolt: — de Heer priestley is de eerfte geweest die deeze lucht uit gecalcineerd Kwik- zilver heeft getrokken. Zo men' de voorzorg niet gebruikt, van zeekere hoeveelheid van lucht, die eerst voortkomt,te laatenvervliegen, als H % röefï  ïi 6 Over den aart en het gebruik men gedéphlogisteerde lucht, door het . vuur, uit eenige der genoemde zelfïtandigheeden, en misfchien uit alle andere lighaamen, trekt, zal men de gedéphlogisteerde lucht met vaste lucht befmet vinden; welke echter door eenige fchuddingen in water, vooral in kalk water, kan worden afgefcheiden; nochtans is het veel beeter een goed deel van de lucht, die by deeze bewerking eerst voortkomt te laaten vervliegen, en niet te verzamelen, vóór dat zy goed genoeg overkomt, om een (tukje hout, \ welk gebrand hebbende uitgebluscht is»doch aan het einde nog een glimmende kool heeft, by de eerde aanraakmg wederom te doen ontvlammen ; om dat de hoedanigheid der gedéphlogisteerde lucht ligtelyk door ichuddingen inwater verminderd wordt, gelyk in het vervolg van deeze Verhandeling zal aangetoond worden.-De toeftel, by fig. II. van de derde plaat vertoond, is zeer gefchikt, om het oogenblik te vinden, dat de vaste lucht ophoudt voorttekoomen. — Ten dien einde zette men bof en de buis K. een klein glaasje vol water  van Gedéphlogifteerde Lucht. 117 ter omgekeerd; de lucht die uit de buis voortkomt zal 'er in opklimmen, en het water doen uitgaan : het glas vol zynde , neemt men het van de buis af, zonder hetzelve uit het water te ligten, en na de opening met den vinger gefloten te hebben, neemt men het uit het water, en dompelt 'er een ftukje hout, of een kaars in, die uitgebluscht is, doch waar aan nog eenig vuur is overgebleeven: zo dra dezelve by de eerfte aanraaking van de lucht in het flesje wederom ontvlamt, is menzeeker, dat de lucht,die men vervolgens zal verkrygen, met geen de minfte vaste lucht zal bejfmet zyn, althans wanneer men die uit Salpéter of roodePraecipitaat trekt;het is dan tyd 'er het groote glas E. met water gevuld, over te zetten, om de gedéphlogisteerde lucht te ontfangen. De zuiverheid der gedéphlogisteerde lucht, uit Salpéter getrokken., is nietaltyd eveneens -% dit verfchil hangt ten grootsHen deele af van de meer of mindere zuiverheid van het Salpéter zelve. Ik zoude echter denken, dat het wel régelen H 3 van  Ii8 Over den aart en het gebruik van het vuur veel invloed heeft op de zuiverheid van de lucht, zelfs al gebruikt men zeer zuiver Salpéter j want Salpéter vaneen en dezelfde zuiverheid geeft lucht van verfchillende zuiverheid; en dat meer is,de verfchillende gedeeltens der lucht, geduurende eene en dezelfde bewerking verkreegen, zyn altyd verfchillende in graden van goedheid. — ]k heb my veel -moeite gegeeven om de oorzaak van dit verfchil en van deeze onzeekerheid te ontdekken,maar ik ben zo gdukkig niet geweest van die te vinden; het heeft my echter tocgefcheenen, dat ik in 't gemeen een uitncemend zuivere lucht verkreeg, wanneer het vuur van gelyke fterki te gehouden wierd, geduurende de ge~ hee'e bewerking: - het vuur moet fterk genoeg zyn om het Salpéter gefmolten te houden; maakt men het al te fterk, zo zwelt het Salpéter op, en in den hals van de retort ingaande, verftopt het denzelven, indien deeze nauw is, of de retort zelve fmelt, en de gedéph ogisteerde lucht dringt door deszelfs zelfftandigheidis het vuur ongelyk, dan wordt de plaats van  van Gedéphlogifteerde Lucht. 119 van de retort, welke de meeste hitte heeft, zagt, en deeze dan minder weerftand aan de ontwikkelde lucht biedende als het overige van de retort, wyktten laatfte het glas aan deeze plaats, en laat de lucht door. De beste lucht komt gewoonlyk in het begin voort, dat is ,na dat de vaste lucht heeft opgehouden voorttekomen, en die welke men op het laatst der bewerking verkrygt, is gemeenlyk minder goed: dewyl dit echter dus niet beftendig plaats heeft,zal ik hier een nauwkeurig verflag van eenige proeven, gedaan met oogmerk om de reeden deezer verfchillenheid te ontdekken, byvoegen. - Dan eer ik dit doe zal het van dienst zyn denLeezer te berichten, dat de manier, welke ik, om de verfchillende hoedanigheedcn van d e lucht te onderzoeken, gebruikt hebbe, die is, welke ik in myn Werk over de Plantgewasfen heb aangepreezen, en welke in weezen dezelve is, als die van den Heer fontana, — ik begon met in de groote buis van den Eudiometer ééne maat van de lucht, welke ik beproeven wilde, optelaaten; ik voegde 'er eene H 4 ge-  Xio Over den aart. en het gebruik gelyke maat Niter-lucht by, en begon de buis te fchudden, in het oogenblik' dat de twee luchten in aanraaking kwamen , of liever een weinig vddr dat de twee luchten elkander raakten. — De buis omtrent een halve minuut gefchud hebbende, onderzogt ik de lengte van de Lucht-colom; daar na deed ik 'er een tweede maat Niter-lucht by, en na de buis als te vooren gefchud te hebben, teekende ik op nieuw de lengte van de Lucht-colom aan; vervolgens deed ik 'er een derde maat Niter-lucht by, indien, de tweede maat de lengte van de Lucht-colom nog verminderd had, en. dus ging. ik voort, de eene maat Niterlucht na de a,ndere te doen opklimmen, tot dat de laatfte geene vermindering meer veroorzaakte.—Dit gedaan zynde, nam ik nauwkeurig de lengte van deoverevene Lucht-colom waar 3 en trok het getal der maaten, en der verdeelingen van de maat, (de maat is in honderd deelen afgedeeld) welke de Lucht colom nog beiloeg, af, van het geheel getal der gebruikte maaten Niter-lucht; na  van Gedéphlogifteerde Lucht. ïzi na daar bygevoegd te hebben de maat gedéphlogisteerde lucht, welkers hoedanigheid ik wilde onderzoeken; de fóm,, welke na deeze aftrekking overbleef, gaf my nauwkeurig den graad der goedheid van de onderzogte lucht, namelyk het getal der maaten en verdeelingen, welke in de proef van het mengzel der twee luchten vernietigd waren ; dewyl een mengzel van Niter-lucht en adembaare lucht zich in zo veel kleiner ruimte famentrekt, als de lucht, welkers goedheid men wil kennen, van beeter hoedanigheid is, (onderftellende echter, dar; men de adembaare lucht ten volle met Niter- lucht verzadigd heeft.) — De graad der goedheid is in reeden van het getal der maaten en verdeelingen der maat , welke van de. twee luchten in de proef vernietigd zyn. (e). Het (e) Het was ter bevordering van de Luchtkunde te wenfchen, dat de beoeffenaars van deezen gewigtigen tak der Natuurkunde alle overeenftemden ,om gelykfoortige Eudiometers te gebruiken; want men zou zich dan onderling verftaan, H 5 wan-  izz Over den aart en het gebruik Het vaardiglte middel om goede Niterlucht te maken, fchynt my te zyn, ver- ilap- Wanneer men dc goedheid der lucht van èenigé plaats of de goedheid van eenige kunst-lucht aanwees. Wy zyn aan den beroemden priest- ley de ontdekking van op deeze wyze de lucht te toetzen verfchuldigd, en eene ontdekking van zo veel belang zal zyn Naam met roem tot het laatïte nagellagt overbrengen; maar het was de ver. maarde Abt fontana, die het allergefchiktftewerktuig , dat tot hier bedagt is, uitvond, om dien toets met nauwkeurigheid te kunnen doen. -My zelve ten dien opzichte geene de minde verdienden willende toefchryven, kan ik niet verdagt worden vooringenoom en te zyn omtrend de ontdekkingen van die geleerden, welke beide zeedert verfcheide jaaren myne vrienden zyn. De Eudiometer van fontana is zo eenvou. wig, en de wyze om die te gebruiken zo gemaklyk , dat men 'er riaüwjyks iets by zoude kunnen voegen, zonder dezelve meerder'famengefteld en moeilyker om te gebruiken te maaken ; en dewyl ik deeerftewas, die dezelve met goedkeuring van den Aucteur publicq maakte, en men zeedert in byna alle gedeeltens van Europa zodanige vervaardigd heeft, heb ik meer dan eenig ander Natuurkundige geleeg'enheid gehad, om de gedagten van verfcheide konftenaars en Natuurkundigen te vernee. men, die 'er eenige verbeeteringen of byvoegzels aan  van Gedéphlogifteerde Lucht. i%$ flapt Salpéter zuur, zodanig als men het gewoon'yk vindt onder den naam van fterk» aan wilden maaken; en ik kan zeggen, dat zy alle, die my hunne denkbeelden tot hiertoe hebben medegedeeld, het werktuig zouden bedorven hebben , en het meer famengefteld en moeilyker om te gebruiken zouden gemaakt hebben; waarom ik getragt heb hun te overreeden om 'er niets aan te veranderen. —— Als men den toets der gemeene lucht doet op de verkorte wyze, welke ik in myn Werk over de Plantgewas[en befchreeven heb, is de geheele bewerking in minder dan eene minuut geëindigd, en is 'er iets eenvouwiger, als eene maat gemeene lucht in een glaze buis te laten opklimmen, 'er vervolgens ééne maat Niter-lucht by te doen, en de buis oogenbliklyk, geduurende eenige feconden, in het water te fchudden ? en dit is alles wat vereischt wordt; want, na eenige 1'econden rust, toont de kopere fchaal, in welke de buis van den Eudiómeter fchuift, het getal der graaden, welke in het mengfel der twee luchten vernietigd zyn. — Het fchynt dat men veel lust tot bedillen moet hebben , wanneer men deeze manier langwylig en te zeer famengefteld noemt. — Volgt men de verkorte manier , om gedéphlogisteerde lucht te toetfen, welke ik in deeze Verhandeling zal befchryven, zo zal men in nog minder tyd den toets van eenige lucht , die omtrend de goedheid van Pampkring-lucht heeft, kunnen verrichten. Ge-  ïX4 Over den aart en het gebruik üerkwzier,(aqua fortis) op gewoon rood koper, in kleine itukken gemeeden, te t gie- Gebruikt men den Eudiometer van fontana, en volgt men nauwkeurig de wyze , welke ik befchreeven heb , men zal dan zonder de minfte moeilykheid begrypen, dat eenige lucht, welke, getoest zynde, bevonden wordt by voorbeeld: van 100 graden te zyn, gemeene lucht is van goede hoedanigheid; want men weet, dat van het mengzel van ééne maat van die lucht, en evenveel Niter-lucht, juist ééne geheele maat was overgebleven , of dat 'er juist ééne maat vernietigd was. ~r Wanneer men zeggen zal, dat een zeekere lucht bevonden is , by voorbeeld: van 420 graden te zyn, zal men aanftonds begrypen, dat het gedéphlogisteerde lucht van zeer groote zuiverheid was;°en dat men, om ééne maat van die lucht volkoomen met Niter-lucht te verzadigen, verfcheide evengroote maaten Niter-lucht, de eene na de andere, 'er heeft moeten by doen, en dat 'er 420 graden of vier geheele maaten, en ^ van ééne maat in het mengzel zyn vernietigd geworden. , ft heb dit alles in het tweede boek over de Planten duidelyk verhandeld. Ontmoet men een foort van kunst-lucht van zulk een zonderlingen aart , dat derzelver goede of kwade hoedanigheid, met betrekking tot de ademhaling, niet door de proef met Niter-lucht alléén gekent kan worden (en deeze voorbeelden zyn zeld.  yan Gedéphlogifteerde Lucht. i%$ gieten. — lk gebruik altyd koperdraad tot krullen opgerold: men bevordert en be* zeldzaam, ik heb 'er eenige opgegeeven in myn genoemd Werk, en de Heer pMestley befchryft eenige andere in het Vde Deel van zyn Werk over de luchten)'er zullen dan andere middelen vereischt worden om derzelver geaartheid te kennen 5 men zal die dan moeten beproeven, door de duuring van het leeven van een vogel, muis, enz. in dezelve opgeflooten , of door het middel dat ik in de XXVIIfte Afdeeling Van myn meermaals genoemd Werk heb befchreeven. ( *) (*) ik heb zeedert ruim drie jaaren by aanhoudenheid de Eudiometer van fontana, op de wyze door den Heer 1n6enhousz voorgefteld, gebruikt, en ik heb bevonden, dat toetfen van alle foorten van lucht, welke met Niter-lucht kunnen beproefd worden, met dezelve zeer vaardig en ten uitterfte nauwkeurig kunnen gedaan worden; en het komt inv even gelyk dien Heer, voor, dat geen eenvouwiger en icekerer werktuig uittedenken is , ook is de behandeling van het zelve niet zo moeilyk als in den eerften opflag fchynt, en men zoude mogen denken,na gezien te hebben, hoe veel voorzorgen de Heer fontana, by het gebruik van dit werktuig wil in acht genomen hebben, (zie ,noen„ooszoverde Plantgewasfen IteD. sBoek, Ifte Afdeeling) alles komt doch, wanneer het werktuig wel gemaakt u , voornaamlyk hierop aan , dat men de buis van den Eudiometer beginne te fchudden, éér de laastopgelatene lucht dc eerfte aanraakt. _ Echter is het niet evenveel oP welke Wyze men fchudde, of de fchudding beginne. Wan- leer de laastopgelatens lucht bezig is oP te ryzen,en deeze  li6 Over den aart en het gebruik bekort deeze bewerking zeer veel, indien men het flesje, dat, het koper en het de eerst opgelatens begint te naderen, gecve men de buis van den Eudiometer, dezelve in de linkehand houdende, met der. zeiver mond onder water, een redèlyfc fterke ftoot regtftandig naar beneeden, zó dat de beide luchten in één ogenblik onder één gemengd worden , en het water tot boven aan de buis gedrecven wordt; men houde vervolgens aan, de buis dus op en needer met eene vry fnelle beweeging te fchudden,geduurende omtrendeen halve minuut. - Ten einde fpoedig gereed te zyn om deeze fchudding te kunnen beginnen, éér de luchten elkander raakcn, zet ik de buis van den Eudiometer niet op de plank van de watertobbe, in welke de proeven gedaan worden, als ik de Niter-lucht zal doen opklimmen; maar de buis in de linkehand houdende , breng ik de tregter van de kleine maat onder, en in de groote tregter van de buis, en opene als dan de fchuif geheel en al op eens. — Na zodanige fchudding laate men de buis een minuut lang regtftandig onder de oppervlakte van het water ftaan, en befchouwe vervolgens de fchaal. — Ik houde my verzeekerd, dat men deeze manier volgende, en van dezelve eenige handigheid verkreegen hebbende , zal bevinden, dat proeven met dezelfde luchten in het zelfde water gedaan gelykvormige uitkomften zullen geeven , welke doen blyken , dat men op dezelve volkoomen vertrouwen kan. — Schoon dan wel voornamelyk daar op te letten is, dat men de fchudding beginne eer de luchten elkander aanraken, zal het evenwel ook geene moeite koften fommigè voorzorgen, welke de Heer Fontana op de aangehaalde plaats opgeeft, in acht te neemen : niets is by voorbeeld gemaklyker dan te zorgen dat de kleine maat altyd evenveel lucht bevat; men vermyde flechts het glas met de hand aanteraken, en houde de maat by het koper van de fchuif 'vast, cn vóór dat men de fchuif fmite, eenige oogenblikken on des  van Gedéphlogifteerde Lucht. \ij het Salpéter - zuur bevat, in warm wrcr zet. Het geel-koper geeft geen Niter-luc; t, ' die onder het water, daar na ligte men de maat, (eer men dei fchuif fiuite), zo verre op, dat die fchuif gelyk met de oppervlakte van het water zy. Ik ben ook met den Heer ingenhousz van gedagten, dat geene verandering aan deezen Eudiometer, voor zo veel het wezenlyke van dezelve betreft, behoort gemaakt te worden; men moet dus geen wyder of nauwer buis gebrui. ken', maar zodanig eene, welkers diameter zo na mogelyk een halve duim is, men moet de grootte van de kleine maat en gevolglyk de afdeclingen op de groote buis en derzelver onderdeelen, niet veranderen, nog ook een korter buis gebruiken; deed men dit, men zoude dan zyne proeven niet met die van andere Natuurkundigen kunnen vergelyken. — Doch de kopere buis, waar in de Eudiometer na de menging der luchten, volgens fontana, gezet wordt, ten einde door het opgieten van water de gemengde luchten te bekoelen, (zie plaat L hg. r. van het voorgemelde Werk, Proever^op Plantgewasfen) is my min noodzaaklyk voorgekomen; en dezelve eenen geruimen tyd gebruikt hebbende, heeft het my toegefcheenen, dat de proef in dit opzicht verkort kan worden en gemaklyker gemaakt, zonder iets van deszelfs nauwkeurigheid te verliezen; ik gebruik dan die buis niet meer, maar plaats den Eudiometer, na de menging der luchten, rechtftandig in de watertobbe, waar in de proef gedaan wordt, zó dat dezelve geheel en al onder de oppervlakte van het water ftaat, waartoe derhalve vereischt wor':t, dat de tobbe eene>genoegzaame diepte hebbe, te weeten: van 19 of 20 duimen; na aldus een minuut geflaan te hebben, zet ik den Eudiometer op een koperen ring, welke gedeeltelyk open is (op dat'er debuis zonder die uit het water te ligten , jngebragtkan worden) en welke doormiddel van een gebogen arm en klemfchroef aan den rand van de tobbe is vastgezet, zoo  1x8 Over den aart en het gebruik diealtyd van een beftendige kragt is, efi die , welke men uit yzer verkrygt , is nooit zoodanig dat de ring horizontaal, en gelyk met de oppervlakte van het water in de tobbe ftaat. - De buis door middel Van de drie uitfteekendc pennetjes van het fchuivend ftuk (zie voorgem. plaat l. fig. icna.) dus op den ring rustende, op dezelve wyze,als zy in de kopere buis van fontana, op den éven beneden den mond naar binnen uitftaanden rand, rust, (flg. i.) breng ik het begin der Lucht-colom gelyk met de nul van de fchaal In den rand van de watertobbe is een opening op de hoogte van den ring j wiens midden Hechts %i ouim van dien rand der tobbe afftaat, (in welke opening een glas gezet kan worden) om horizontaal over den ring te zien, wanneer men, de Eudiometer op den ring ftaande, de Lucht-colom met het begin van de fchaal gelyk brengt. Op deeze wys ontgaat men het gieten van water op de buis, terwyl de lucht beter gekoeld wordt, en men heeft intusfen tyd om de kleine maat wederom, te vullen, en dus bekort men de proef; ook is het moeilykcr den Eudiometer in de kopere buis van fontana, dan op den ring te zetten , om dat men die buis vry fchuin op zyde móet hoifden, op dat de mond van den Eudiometer niet boven wrfter komc. Men zoude teegen deeze inrichting kunnen inbrengen,dat door middel van de kopere buis van font a na de colomtóen waters binnen en buiten de buis van den Eudiometer zeer naby gelyk van hoogte gehóuden worden, als deLuchtcolom met het begin van de fchaal wordt gelyk gezet, eh dus de lucht in den Eudiometer niet meer famengedrukt óf uitgezet is als de Dampkring lucht van buiten, terwyl naar rnyne wyze van doen,die colommen van water dikwerf ongelyfc kunnen zyn, om dat het water by het doen van velerley proeven in de watertobbe, niet juist altyd even hoogblyft... Dan, fchoon  pM Gedéphlogifteerde Lucht. U$ Hooit zuiver genoeg voor dé Eudiometriiche proeven: men moet ze nooit gebrui* fchoon het niet zeer moeilyk is, het water in de tobbe atfyé Omtrent even hoog te houden, of wel eene afzonderlyka tobbe enkel voor den Eudiometer té fchikke**,is deéze zwa^ righeid van weinig belang, dewyl een verfchil van meer dan een half duim, tusfen de colommen waters binnen en bmtea jen Eudiometer, volftrekt geen invloed öp de proef heeft» die merkbaar is; want wanneer men ééne maat lucht in den Eudiometer oplaat, en vervolgens de buis zó verre uit het water opheft, dat deszelfs mond Hechts éven onder de oppervlakte blyft, zal de Water-colom, welke in de buis is, én door geen colom water buiten de buis wordt tegertge\voo; gen, omtrend 13 duimen lang zyn; maar als dan zal d« Lucht-colom zich niet meer dan 3 graden van de fchaal lan* ger vertoonen, dan wanneer men de Water-colorhmeh gelyis maakt; derhalve zal een half duim verfchü in de hoogte van het water buiten en binnen de buis, nog geen Jg van eerj graad verfchil in de lengte van de Lucht-colom te weeg trengen, het welk volftrekt onmerkbaar !s: één duim verfchil zelfs en meer zoude nog van geen belang zyn; maar «nik een verfchil in de hoogte van het water in de watertobbe kan geen plaats hebben, of de plank* op welke mta . De lucht van de vierde fles * ~ " • 'c - ftfli ^52; 1.04 \ \ i *3 4°c—ic4—2.96. # 1 P ■ -- C - T>«  van Gedéphlogifteerde Lucht. 135 De uitkomst deezer bewerking veffchilt niet veel van die der voorige bewerking; in beide 'was de lucht minder goed teegen het einde. - Na deeze laatfte bewerking was de rjtert geheel en al verteerd ter plaatze daar het Balpéter gekegen had, en waarfchynlyk zoude 'er meer gedéphlogisteerde lucht zyn voortgekoomen, indien de retort langer heiland was gebleeven; want al het Salpéter-zuur was uit het overblyfzel in de retort nog niet geheel uitgedreeven, gelyk de ontbranding op een glimmende kool zeer duidelyk aanwees. Acht oneen Salpéter, in een beleemde retort in het vuur gezet, hadden üechts omtrend xooo cubicq duimen gedéphlogisteerde lucht gegeeven, wanneer het gefmoltenSa1péter van allen kant door de zelfilandigheid van de retort doorzweette: ik vermoede dat het glas van deeze retort, dun zynde, te fchielyk door het Alkali van het Salpéter verteerd wierd. De eerfte gedéphlogisteerde lucht, welke ik in deeze proef verkreeg, gaf by dc I 4 Niter-  f$6 Over den aart en het gebruik Niter - toets de volgende uitkomst. 0,84; 0,67; 1,64. derhalve was haare goedheid van x3f5 graden. --- Die, welke in het midden der bewerking voortkwam, was beeter, zie hier de proef: 0,86; 0,61; 0,66; 1,65. zy was dus van 335 graden. De lucht, die ik by het eind der bewerking verkreeg, gaf de volgende uitkomst o,8; 0,63; i,5-6'. Deeze was dus Hechts van x44 graden. - Het fchynt dan door deeze bewerking , dat de uitflag niet minder dan beftendig is, fchoon het echter waar is, dat de lucht in het begin ver, kreegen, dat is, aanftonds na de vaste lucht, in 't gemeen de beste is. I}e reeden van de vermindering der goedheid van de gedéphlogisteerde lucht teegen het einde der bewerking, denk ik, dat, althans voor een gedeelte, is, dat het Salpéter-zuur voor een groot gedeelte uitgedreeven zynde, de bafis van het Salpéter, het alkali 'fixum vegetabiley het glas verbyt en verteert; en dat 'er .eenige gemeenfehap tusfen het ge, fmolten Salpéter en het leem, waar mee-  van Gedéphlogifteerde Lucht. 13 J de de retort bekleed is, plaats grypt. (* ) Het is dus waarfchynlyk, dat de goede uitflag der bewerking, niet opzicht tot de hoeveelheid en goedheid der gedéphlogisteerde lucht, welke men verkrygt, groot deels afhangt van de dikte en hoedanig- C*) Na verfcheide lborten van lutum beproefd te hebben, is my geen beeter voorgekoomen, dan dat het welk gemaakt wordt uit de zogenoemde Brusfelfche aarde, welke door de Zilverfmeederr en Geel-gieters, tot het maken der vormen, om metaal te gieten, gebruikt wordt. r Men neeme één deel Wynfteen en twee deelen Zee-zout, en kooke dit eenigen tyd in water tot een fterke loog, men menge met deeze loog de Brusfelfche aarde , na dat dezelve gezift is , tot een lyvig deeg , hetzelve met de handen wel onder één kneedende. -. - Met dit deeg wordt de retort, ter dikte van een vinger, overal zeer gelyk belegt, en vervolgens met een zagt kwasje, in het zelve loog nat gemaakt, glad geftreeken; en daar na in eene matige warmte , geduurende 1 of % uuren gedroogt; vervolgens beziet men de retort nauwkeurig, en wanneer eenige kleine fcheuren in het deeg ontdekt worden, fnydt men met een dun mes de randen van dezelve tot op het glas yit, men vult de openingen, dus gemaakt, wedürorn met het zelve deeg, en na dat hetzelve nog j 5 eon  13 8 Over den aart én het gebruik danigheid van het glas der retort, meer of minder weerftand aan de werking van het Alkali van het Salpéter biedende. Het zuiverfte Salpéter , dat tot het maken van Buskruid gebruikt wordt, zuiverde ik nog eens (ƒ), en vier oneen van een weinig tyds gedroogt heeft, is de retort gereed om een zeer fterk vuur te verduuren. Dit lutum heeft het voordeel van fpoedig gereed te zyn , en heeft niet nodig langzaam in de lucht te droogen, gelyk fommige andere: wel behandelt zynde, fcheurt het niet in het fterkst vuur, maar gaat tot een glasachtige ftoffe over, welke de retort by uitneemenheid beveiligt. . , Het is my meer dan eens gebeurd by het voortbrengen van gedéphlogisteerde lucht uit Salpéter, dat het glas van de retort, na het einde der bewerking, geheel verfmolten en verteerd gevonden wierd , ter plaatze daar het Salpéter geleegen had; terwyl evenwel het lutum volkomen digt was gebleeven. De Vertaaier. Cf) Het Salpéter, 't welk in Oostenryk als gezuiverd verkogt wordt, is indedaad vry zuiver, en zelf zuiverer als dat, het welk voor zodanig in de meefte andere gedeeitens van Europa verkogt wordt; doch een oplettend Scheikundige, die dit 2out in alle mogelvke zuiverheid , tot fubtiele bewerkingen begeert, houdt zich daar meé- da  van Gedéphlogifteerde Lucht. 139 van dit Salpéter in een retort gedaan hebbende, verkreeg ik meer dan 3C00 cubicq dui- de niet te vreeden. Hy vindt 'er by een icherp onderzoek nog vreemde zelfftandigheeden in, voornamelyk zee-zout (t) en vetagtige ftoffen.- Het gezuiverd Salpéter, 't welk men in de Oostenrykfche Erflanden bewerkt heeft, is volkomen zuiver van alle zout, dat aardagtige (lotte tot bafis heeft, na dat men de volgende manier van behan- len algemeen aangenoomen heeft. De loog t der aarde, welke met Salpéter bezwangerd is , doorgezygd zynde, doet men 'er loog van potas by, tot dat 'er geene praecipitatie meer gefchiedt; 'er praecipiteert dan een wit poeder, bekend onder den naam ( f ) Het is onder de Scheikundigen eene algemeen aangenoomen gedagte, dat het ruuvve Salpeter met Zee-zout be, zet is , de fmaak en de gedaante der cryftallen hebben 'er dien naam aan doen geeven; doch men zal in 't kort in de beginzelen der Scheikunde,welke de Heer jacquin, Profesfor in de Schei- en Kruid-kunde te Weenen, in de Hoogduitfche taal thans doet drukken, betoogd vinden, dat dat Zout het Sal digestivus fylvii is, hetwelk van het Zee-zout daar in verfchild, dat deszelfs bafis een Akcdi yegttale is, terwyl de bafis van het zee - zout een Alkali fosfilt is Men kan zich hier van gemaklyk overreeden, waaneer dit zout doormiddel van Vitriool - zuur ontbonden wordt; want dit zuur zich met deszelfs bafis vcreenigende maakt daar meede waare Tartans vitriolatus; terwyl door middel van het zelye zuur Sal mirabiU glauheri zoude verkreegen worden, jndicn die bafis een Alkali fosfilt was,  f40 Over den aart en het gebruik duimen gedéphlogifteerde lucht van zeer goede hoedanigheid, en verzamelde dezelve naam van witte Magnefia van Salpéter, welke thans goed koop verkogt wordt, om dat 'er zeer veel van gemaakt wordt, in alle de Salpéter-makeryen. — Men dampt vervolgens die eerite loog uit, en men laat 'er het zout uit cryflallifeeren , 't welk het ruuwe Salpéter is. De loog, die na deeze cryftallifeeringoverblyft, is de zogenoemde Moeder-loog der Salpéter -bereiders , bevattende nog veel Salpéter, waarom men dezelve ook wederom by de nieuwe loog doet. Het ruuwe Salpéter is zeer onzuiver, bevattende omtrend een vierde of vyfde deel zee- zout, eenige vette ffoffen , en ander ie onzmverheeden Om het van het mecfle Vee-zout te zuiveren, en van andere vreemde ffoffen, heeft men algemeen de volgende eenvouwige en min kostbaare wyze aangenoomen. Me&n doet by dit ruuwe Salpéter zo veel koud water, als nodig is, om de masfa gemaklyk met een fbk te kunnen roeren,dit water belaadt zich dan met het grootfte gedeelte van het zee-zout, van de vette uoffen,enz. en ontbindt Hechts weinig Salpéter. Om te weeten of men'er water genoeg by gedaan heeft, neemt men een weinig Salpéter m de hand, en zo men het niet wit genoeg bevindt, wordt 'er meer koud water by gedaan en men roerd de masfa als te vooren ,-dodi vindt'men dat het Salpéter de vcreischte witheid heeft ver- tree-  van Gedéphlogifteerde Lucht. 141 -zélve in vyf flesfen. — De lncht van dev eerite fles was van 442 graden, die van de kreegen, dan giet men al dat water , 't welk vuil en bruinagtig is geworden, af. Men ontbindt vervolgens dit, door die eenvoudige bewerking reeds merklyk gezuiverd Salpéter , in veel water, en men kookt deeze tweede loog hl kopere keetels. — Het zee-zout, fchoon het grootfte gedeelte door het koude water reeds was weggenoomen , is echter nog in genoegzaame hoeveelheid in deeze loog voorhanden, om eerder als het Salpéter te cryflallifeeren. Wanneer dan de loog tot een zeekeren trap is uitgedampt, begint het zee-zout eriftallen te fchieten, en op den bodem van den ketel nedertevallen, van waar het zelve met fchuimfpaanen word weggenoomen, naar gelang het voortgebragt wordt: wanneer 'er niet meer neervalt, laat men de heeteloog doorzygen, en vervolgens koud worden in houten kuipen, aldaar het Salpéter cryftallen fchiet. (f) Dit Salpéter is dan zuiver genoeg voor het gewoon gebruik: men ;gebruikt het om buskruid te maaken. (f) De Loog , die na deeze tweede cryftallifatie over, blyft, wordt by andere dergelyke loogen gedaan, om op Hieuw uitgedampt en gecryftallifeert te worden: 'er blyft dan eindelyk een bruinagtig water over, in 't welk verder geene cryftallen gebooren worden; men noemt dit het Motiet - loog dtr Rofinaderyen. Het bevat weinig. Salpéter , waar. #rn, men, het wegwerpt. De  T^-z Over den aart en het gebruik de tweede van 422 graden, die van de derde van 414 graden 5 de lucht van de vierde De verklaring der gemelde bewerkingen is dee- ze' Het lo°g der potiis praecipiteert alle aardagtige zelfstandigheid uit de eerde Salpétcrloog, om dat het plant-aartige vaste Alkaline-zout meer verwantfchap met de zuuren hebbende, als de aardens, zich vereenigt met het Salpéter-zuur , voor zo ver die aan eene aardagtige bafis gehegt is, en maakt met het zelve wezenlyke Salpéter, terwyl de dus losgelaatene aarde naar den grond zakt, onder de gedaante van eene witte magnefia. • De kleine hoeveelheid van koud water, by het ruuwe Salpéter gedaan, trekt een groot deel van het zee-zout uit, en ontbindt byna niets van het Salpéter zelve, om dat het water meer vervvandfchap met het zee-zout als met het Salpéter heeft. Het zee-zout, het welk nog by het Salpéter was overgebleven , cryflallifeert langzaamerhand in de kokende loog, terwyl het Salpéter ontbonden blyft* om dat het zee-zout de zonderlinge eigenfehap heeft, van nauwlyks fa grooter hoeveelheid ontbonden te worden in kookend als in koud water ï dus cryflallifeert dat zout, terwyl het Salpéter' Waar van het heete water zeer veel meer als het koude ontbind, daarin nog ontbonden blyft. — Men laat de Salpéter-loog in houte kuipen koud worden; om dat dit zout, 't welk het koper niet aandoet zo hng het heet is, 'er een gedeelte van ent-  van Gedéphlogifteerde Lucht. 145 vierde fles van 310 graden, en die van de vyfde van 316 graden. — De bewer^ king ontbindt wanneer het koud wordt , en dus eene groen agtige coleur zoude verkrygen. Schoon het dus gezuiverd Salpéter, door middel yan vuur, eene groote hoeveelheid van gedéphlo* gifteerde lucht geeft, zal het zelve echter nog meer geeven, en van hoogere goedheid , indien het op de volgende wys nog eens gezuiverd wordt. * Men laat in een koper bekken gedefinieerd water kooken, en werpt 'er zo veel, tot poeder ge-' maakt, Salpéter in, als het water kan ontbinden terwyl het kookt, (het Salpéter wordt tot poeder gemaakt om de fmelting te verhaasten); wanneer: het laatst ingeworpen gedeelte ongefmolten blyft, laat men de nog zeer heete loog door een vloeipapier doorzygen , en men giet dezelve , nog; heet zynde, in aardene vaten; of, het geen beeter is, in glaze bekkens. — Zo dra de loog koud wordt, cryflallifeert het grootfte gedeelte van het Salpéter , en 'er blyft omtrent een vierde in de loog ontbonden, met al het zee-zout, 't welk 'er nog mogt bygebleeven zyn , gelyk ook de vetagtige floffen, enz. en dit dus gecryflallifeert Salpéter is allerzuiverst. Het zee-zout, dat na de tweede cryftallifatie nog by het Salpéter mogt gebleeven zyn , kan Hechts zeer weing zyn, en vindt dus in het overWyvende van deeze loog eene meer dan genoeg. zaajna  T44 Over den aart en het gebruik king geëindigt zynde, vond ik geen het minile blyk van Salpéter-zuur meer in _______ het zaame hoeveelheid waters om ontbonden te blyven; terwyl het meefte Salpéter cryflallifeert. De vette ftoffen en andere vreemde zelfflandigbeeden, welke nog na de tweede cryftallifatie by het Salpéter moijten gebleeven zyn, blyven desgelyks in deeze loog 5 doch het is zeer noofzaakïyk hier toe gedestilleerd water te gebruiken, om dat alle ander water, en vooral put- of pomp - water, altoos met verfchillende inmengzels,als zee-zout, gyps,enz, beladen is, van welke zommige zich aan het Salpéter zouden konnen hegten. Dat het volflrekt noodig is het Salpéter volkö» men van alle zee-zout, gelyk ook van vette ftoffen te zuiveren , indien men veel gedéphlogisteerde lucht van de beste hoedanigheid wil ver* krygen; zal blyken, wanneer men in aanmerking neemt, dat een gedeelte van het «uur des zee-zouts' deszelfs bafis door eene fterke hitte gemaklyk verlaat, en geheel niet tot gedéphlogisteerde lucht wordt, gelyk dit omtrend het Salpéter-zuur gefchiedt,maar onder de gedaante van geest van zeezout zelve te voorfchyn komt, welke een vlugge,gephlogisteerde, verflikkende geest is, en dus uit zynen aart fchadelyk voor de ademing. De geringfle hoeveelheid zee- zout'derhalve , welkeniet het Salpéter vermengd is, kan de goedheid der gedéphlogifteerde lucht verminderen. - Vette  van Gedéphlogifteerde Lucht. 145- het overblyfzel, wanneer het op een glimmende kool gelegd wierd, maar eenige drup- Vette ftoffen zouden ook f zo zy zich by het Salpéter bevonden, door hun Phlogiston die levenvoedende lucht helmetten , en ongetwyfeld in goedheid doen verminderen. Om zich te overreeden, dat het zuur van het zee-zout, van deszelfs alkaline bafis losgemaakt, altyd onder de gedaante van een geest van zeezout verfchynt, behoeft men flechts op een glimmende kool, of gloeijend yzer, een weinig zee-zout te werpen; wel dra zal men een zeer onaangenaa» men en verftikkenden reuk gewaar worden; terwyl in tegendeel het Salpéter op een gloeijend yzer geworpen, in 't geheel geen reuk van fterk-water geeft, maar deszelfs zuur, 't welk even als het zuur van het zee-zout door eene fterke hitte uitgedreeven wordt, vervliegt onder de gedaante van eene waare gedéphlogisteerde lucht, en verbeetert dus de omringende lucht. Indien men Sal¬ péter op een kool, in plaats van op een gloejend yzer legt , wordt ook het Salpéter -zuur losgemaakt onder de gedaante van gedéphlogisteerde lucht, maar gaat geheel veriooren; om dat deeze lucht dadelyk de bf'andbaare, welke by aanhoudenheiduit een glimmende kool uittreed, ontmoetendes met de zelve eene uithardende lucht maakt, welke bygevolg ontvlammende veriooren gaat. II. DEEL. K  . 1^6 Over den aart en het gebruik druppen fterk Vitriool-zuur op het zelve gietende, ontdekte men nog eenige bly- 't Is waar, dat men in de Buskruid-fabricquen door ondervinding weet*, van boe veel gewigt bet is, het Salpeter, zo veel mogelyk, te zuiteren, doch men kan "er niet duidelyk de reeden van klunen , zonder de waare theorie van het Buskruid Zelve te verflnan. — Ik meen dat de theorie van het Buskruid , welke tk in 't breede verklaard heb in eene verhandeling, aan de Koninglyke Sociëteit te Londen aangebooden, en in het LXIXffe deel der Philof. Transact, geplaatst , (welke ook 'een gedeelte van deeze verzameling uitmaakt,) meer licht over deeze gewigiïge ftoffe verfpreidt, en hun, die eenige kennis vair de Scheikunde en van d'e nieuwe leer der lachten hebben, zal doen begryper, in hoe verre de uitbarflende kragt des buskruids tan de zuiverheid van het Salpéter afhangt. Schoon myn eenig oogmerk in deeze Verhandeling is, naar myn vermoogen de weetenfehap, welke het behoud van het menschdom ten doel heeft, te bevorderen, en gcenfints de reeds meer dan te veel vernielende kunst des oorlogs kragt bytezetten, meende ik het echter van myn plicht te zyn, deeze ftoffe een weinig uittebreiden , ten einde die geenen, welke uit Salpéter gedéphlogisteerde laqliï willen trekken , en misfchien geene kennis van de Scheikunde hebben, eene duidelyker kundigheid van dat zout te verfchaflen, en hen de wyze te 1'eeren *  van Gedéphlogifteerde Lucht. 147 blyken van dat zuur, door den reuk van fterk - water, die 'er uit voortkwam, de masfa had een zeer fchoone groene colem\ — Eene andere dergelyke hoeveelheid Van het zelve Salpéter gaf byna denzelven uitflag. De befte lucht, die ik 'er uit verkreeg, en welke ook aanftonds na de vafte lucht voortkwam, was van 444. graden, (g) De beste gedéphlogisteerde lucht,welke ik tot hier toe uit roode praecipitaat verkreegen heb, gaf de volgende uitkomst 0,77 ; 0,50; o,x3 ; o$z ; i,$>x jh 'er waren dus van het, mengzel der twee luchten 408 leeren , om hetzelve zich allerzuiverst te kunnen bezorgen , indien het Salpéter , dat men koopt, niet zuiver genoeg is: zy zullen dan by befchouwing kennen, het welk zy ook proefkundig ondervinden zullen, dat het van het grootfte belang is allerzuiverst Salpéter te hebben, als men gedéphlogisteerde lucht in overvloed en van de hoogde zuiverheid begeert. (g) Zie hier de uitkomst van eene andere proef. Uit vier oneen welgezuiverd Salpéter verkreeg ik in al uuren, 275% cubicq duimen gedéphlogisteerde lucht, welke by gedeeltens in ©nderfcheidene glazen wierd verzameld. K x Getal  148 Over den aart en het gebruik 408 graden vernietigd. Het blykt dan door de twee laatfte proeven, dat de goed- Getal der Hoeveelheid der Graad der glazen, in verzamelde lucht goedheid, welke de ludtt in cub. duim. oiufangen vis.d. 1234 380 " 2 175; <$b 3 =34 ,. gpj 4 234 aSo 5 - - - - - ïjpi 270 _ . *gr yert00f!f zich ccn geih 6---- - iSj-^ ------ 260 agtige damp, welke lang- 7 ~ " " " " 1^5^ ----- 264 zaam vcr- dv/ynt, en 8 - - - - - 165?- ----- 255 fihynt aantc* duiden , dat 9 - - - - - 136^ - -- -- 249 thans een wei¬ nig Salpéter - I© - - ----- 252 zuur, in de ge¬ daante van iW» ter- lucht, Byerkwam. 11 ----- - rgfrj ----- 871 - J "Er vertoon» zich een witte damp. 12 136;- ----- 257 - " Dezelve fter- *3273 - - - - - 257 '4224± 258 15 - " - - * 7% ----- 255 (♦) (*) Ik heb meermaals dergeïyke hoeveelheeden gedéphlogisteerde lucht, en' van dergeïyke goedheid, verkreegen; en ook  van Gedéphlogifteerde Lucht: 14} goedheid der gedéphlogisteerde lucht, uit Salpéter verkreegen, de goedheid der lucht, •ok gemecnlyk bevonden, dat de lucht, aanftonds na de vaste lucht voortgekomen , de beste was ; verminderende derzelvergoedhïid naar maate de bewerking ten einde liep. — Jk heb ook beproefd, by het gezuiverd Salpéter glas tot poeder gefloten, te mengen, in verfchillende evenreedigheeden; ten einde, dus de Salpéter -deeltjes verdeelende, voortekomen, dat het Alkali zo yeel werking op het glas van de retort deed, en ik heb bevonden, dat wanneer men gelyke gewigten van glas en Salpéter onderéén mengt, de bewerking veel gemaklyker verricht wordt, dan wanneer men de enkele Salpéter ftookt: het glas van de retort wordt als dan weinig of niet aangedaan door het Alkali, en fmelt niet, fchoon het evenwel deszelfs doorfchynenheid verliest, en de retort tot een tweede proef niet gefchikt zoude zyn; ook verhindert het bygemengde glas het opzwellen van het Salpéter , wanneer het kookt, geheel en al; en 'er is dus veel minder gevaar, dat de retort in het begin breeke: men kan dan ook veel kleiner retorten gebruiken. De zuiverheid der lucht, op deeze wyze verkreegen, is minder, dan wanneer men Salpéter alleen gebruikt; deeze is echter zodanig, dat de dus verkreegen lucht zeer wel om inteademen kan gebruikt worden , gelyk ook tot het faamenftcllen vanexplofive lucht, om in zeep - blazen ontdoken te worden, erj tot andere proeven. Twee oneen zeer zuivere Salpéter, met even zo veel gefloten glas gemengd, gaven my, in drie uuren tyds, ruim 1000 cubicq du m:n gedéphlogisteerde lucht. De lucht, die aanftonds na de vaste lucht voortkwam,gaf met Nitex-lucht gttoest, de volgende uitkomst.0,72; 8,46$; •,61; 1,5a. Haaie goedheid was derhalve van 348 graden.]i K 5 B?  ï^o Over dm aart en het gebruik lacht, welke uit roodc praecipitaat verkreegen wierd, te bovenging, in reeden van 444 tot 408. (h) \ 's , Het De lucht, welke in het midden der bewerking, verzeld van witte dampen, voortkwam, gaf deoze uitkomst. 0,72; 0,48; 0,98; 1,92. Derzelyer goedheid was dus van 308 graden. De laatfre lucht, éven voor het einde overgekomen, gaf «i72; 0,55; 1,41. Zy was derhalve van 259 graden. Vier oneen zeer zuiver Salpéter, wierden met evenyeel gefloten glas vermengd, uit een aarde retort geftookt: ik bekwam 2325 cubicq duimen luchts : de retort was na de proef, wanneer alles koud was geworden, niet'; in 't minst befchadigt, en kon wederom van dienst zyn, wordende, de in dezelve overgebleeven (toffe geheel en al door water ombonden. De verkreegen lucht was echter flechts van middenmatte goedheid,en toonde zich,by den toets, in het midden der bewerking èenig'fintS bceter, dan by het begin en einde, fchoon die goedheid van het begin tot het einde, 'weinig verfcliilde. Zie hier de uitkomst der toets: Lucht, welke éven na de vaste lucht voortkwam- - - - 0,68 ; 0,42; 1,33. goedheid 267. Na dat 3 25 cd. waren verz. 0,66; 0,48; 1,40. - - -".60. na nog si* c d: - - . .0,7c; 0,47;i,4°- atfo.' na nog a79 cd. - - - . 0,69; o>4Iuaa. 2?8. »a"°3'37*c.d o,7oi;0.46; 1,30. - - . 27Q 8anog837c d. _ 0,7^0,84; ,,36. - - - ,64. Se Vertaalet. } O) Ik had hi de Jaaifte Afdeeling van het eerfte boek van -myn Werk over de plantgewasfen ge-  van Gedéphlogifteerde Lucht. ï Verfchuldigd. By zulk een retort heeft men geen afzonderlyke buis van nooden, om de lucht in den ontfanger te geleiden. — Men ziet 'er eene afbeelding van in de Weegkun- de (7) Ingenhousz. Fermischie fchriften , Pbyfisck Medicimfchcn inhaltz, uberfetst und herausgegeben i>on Niklas Karl Molitor, Wien 178a. (f) Ct) Dit Werk, reeds geheel uitvetkogt ^ynde, is an Gedéphlogifteerde Lucht. lj$ is. (k) — De voortbrenging der vafte lucht fchynt te moeten toegefchreeven worden aan een zoort van ontbinding welke de lucht by alle bewerkingen' die dezelve met Phlogifton belaaden, ondergaat. - Ik ben voorneemens breedvoeriger over de uitwerking der ademing OP (&) Deeze Theorie fchynt zeer aanneemlyk: hy meent , dat het phlogiston , 't welk zich door de leevensbeweegingen uit ons . geftel ontwikkelt , overtollig en fchaadelyk wordende , door de longen eenen uitgang vind, uit welke de ingeademde lucht hetzelve opflurpt. Het bloed, dat door de algemeene circulatie tot de regter holligheid van het hart wederkeert, is donker rood van coleur naar het zwart trekkende; daar in tegendeel dat zelfde bloed, wanneer het, na door de longen gegaan te zyn , aan de linker holligheid van het hart komt, een fchoone roode coleur verkreegen heeft: Dee/e verandering heeft het bloed ondergaan terwyl het door de longen ging, alwaar de ingeademde lucht deszelfs overtollig Phlogiston had opgeflurpt. —— De Heer priestley heeft deeze fchoone Theorie door proeven bevestigd, welke dezelve boven allen tegen fpraak fchynen te ftcllen, maar de lucht van de longen wcderkeerende is daar beneeven nog me,, vast* lucht belaaden, en het fchynt niet dat dit lucht*  Ïy6 öve? den aart en het gébruik op de lucht te fpreeken; ik heb 'er reeds kortelyk iets van gezegt in de opgaaf der Afdeelingen, welke ik tot het tweede deel van myn Werk over de Plantgewasfen fchikke, welke geplaatst zyn, agter deVoörreede van het eerde Boek, pag. 27, feqq, van dé Hollandfchè uitgaaf. Wan- lucht-zuur uit het Dier yk geftel voortkomt, maar de voortbrenging van de vaste lucht fchynt eenige overeenkomst te hebben , met het ontdaan van Vaste lucht by alle andere Phlogistique bewerkingen , gelyk de verkalking der metaalen, de branding , enz. — Men kan de Werken van p r i e s t- t e y hier omtrent nazien. De Heer c r a w- ford nleent, dat de Dieren die ademen, dat is te zeggen, die longen hebben , de warmte van hunne lighaamen uit de lucht trekken, en dat do Vaste lucht, waar meede de uitgeademde lucht belaaden is, een voortbrengsel is van het Phlogiston , of van dat brandbaar beginzel, 4t welk zich uit het Dierlyk geflel ontwikkelt. Men kan 'deeze vernuftige Theorie zien in het Werk, dat ten tytel heefr. Experiment! and obfervaüons on dniinat heat, and the inflammation of combajïible bodies. By Adair Crawford A. M. London 1779. Hoe fraai deeze nieuwe Theorie ook moge fchynen, komt het my echter voor, dat'er verdere waarnaemiii* gen vereischt worden, om dezelve te bevestigen a eri meer licht by te zetten.  van Gedéphlogifteerde Lucht. 177 Wanneer de Bol pmtrend tusfen de i6o en 170 cubicq duimen gedéphlogisteerde lucht bevat, van zeer goede hoedanigheid, by voorbeeld van 400 graden en daar boven, doe ik ten minfte achttien of twintig in- en uitademingen, eer die lucht zoveel in goedheid verminderd is, dat zy met gemeene lucht gelyk ftaat: % is echter .zeer waarfchynlyk, dat een zieke, by wien een grooter hoeveelheid Phlogifton wordt voortgebragt, die lucht eerder in goedheid zou doen verminderen : de proeven zullen dit moeten beflisferi. _ , .; , t ... _ ,. , ... vj Het water, dat in de tobbe is, byzonder indien dit kalk-water is, zal de van de longert wederkeerende lucht van de vafte lucht, ten minfte voor het grootfte gedeelte,zuiveren, door deszelfs aanraaking ;. maar dit water kan het Phlogifton niet uit die lucht wegneemen: men ber noeft evenwel niet te vreezen, dat het Phlogifton,.'t welk de eèrfte ademingen aan de gedéphlogifteerde lucht hebben gegeeven, nadeelig kan zyn; dewyl die lucht, van alle Phlogifton ontbloot zyn- II. deel. M de,  178 Over den aart en het gebruik de, (waar van de gemeene lucht altyd een zeekere hoeveelheid bevat,) in Haat is,om een zeer aanmerklyke hoeveelheid na zich te neemen, eer zy zo veel bevat, als de beite gemeene lucht altyd inhoudt; en wat de vafte lucht betreft, ik heb reeds gezegt, dat een groot deel van dezelve aanftonds wordt opgeflurpt door het water , dat by aanhoudenheid uit en in den bol gaat, terwyl men de lucht, die 'er in bevat is,ademt; en zy wordt des te eerder opgeflurpt, dewyl zy door haare foort* lyke zwaarte, welke grooter is als die vart de overige lucht,naar beneeden zakt. — Daarenboven fchynt de vaite lucht voor ons geftel niet zo fchaadelyk te zyn, indien zy niet in een zeer aanmerklyke hoeveelheid vermengd is met de lucht, welke men inademt: men ziet, by voorbeeld : dat de Brouwers, die zeer dikwyls door een lucht, met vaite lucht belaaden, omgeeven zyn, zich wel bevinden: ik zelve heb my niet ongefteld bevonden, wanneer ik my zeer lang in kelders ophield , alwaar veele tonnen en kuipen vol giftend bier waren, zo men Hechts de deur  van Gedéphlogifteerde Lucht. 179 deur en luchtgaten open liet: de lucht was echter aldaar zo zeer met lucht-zuur belaaden, dat een glas, met Oleum tart ar i per deliquium beftreeken, byna op 't oo.genbtik geheel en al met zout-cryftaren bedekt wierd; vooral wanneer ik het naby den grond hield, om dat het luchtzuur, zwaarer ais de geineene lucht zynde , meest naar den grónd zakt: het welk; de reeden is\ waarom Dieren.; gelyk honden en: katten, die in de laagfte laag van: die lucht ademen, fomtyds omkoomen^ wanneer zy eenigen tyd in zulke kelders blyven; daar echter de menfchen zelden ongemak gevoelen, indien hunne longen in goeden Haat zyn. - Het zoude zelfs kunnen zyn, dat de lucht, met een maatig gedeelte'vaste lucht gemengd;,' in fommige ziektens. heilzaam ware , ter oorzaak van de bederfwecrcnde kragt van dat lucht - zuur. - Men heeft proeven genoomen, die deeze gedagten fchyïien te begunftigen. , Om ten minfte eenig denkbeeld te geeven van de vermindering in goedheid, welke de lucht ondergaat, by den doorM z gang'  180 Over den aart en het gebruik gang door de longen, zal ik hier eenige proeven by voegen, welke ik genoomen heb, met oogmerk om deeze gewigtige ftoffe optehelderen. Eerfteproef. In een drooge blaas, 30 cubicq duimen gedéphlogifteerde lucht gedaan hebbende, welkers graad van goedheid my bekend was, trok ik dezelve, door eene enkele inademing, geheel en al in de longen, en ik ademde wederom geheel uit in dezelve blaas; waar na ik er alleen zo veel uit nam, als nodig was om eene Eudiometrifche maat, houdende omtrend een cubicq duim, te vullen: ik toetfte deeze lucht met Niter-lucht; waar na ik op nieuw de in de blaas overgebleevene lucht in- en uitademde ; en na op nieuw eene maat 'er uitgehoomen , en den graad der goedheid getoetst te hebben,herhaalde ik ten derde maale de ademing van de lucht, die in de blaas was gebleeven; ik nam 'er Wederom de proef van , en ging dus voort, vyfmaal dezelfde lucht te ademen. Zie hier den uitflag van deeze proef. De  van Gedéphlogifteerde Lucht. 181 De toets van de gedépblogis- _> t teerde lucht, tot deeze proef «-| gJ. beftemd, gaf de volgende uit- ™~ ^ § komt, 0,78; 0,48; o,ai; 1,18. „.Sw^g ï> 3 X > De lucht getoetst zynde, na „ ^ S •= H éénmaal ingeademt geweest te x^-g zyn, gaf de volgende uitkomst, sg ~ £ ^ 0,80; 0,60; 1,60. . • • c 3 g'S « 24 Na de tweede maal in gei- ^ ^ q £ demt geweest te zyn , 0,75; j3 .5 g | g> »,ï6; 2,i5 S^|I1 185 Na de derde inademing,o,86; ^ u «; g <~ 1,86 jjll^;11^ Nadevierdeinadcming,.i,2i. sf-g^ 79 Na de vyfdeinademing, i,34- u | 60 Q * Uit deeze proef volgt , dat dc hoeveelheid van die gedéphlogifteerde lucht,, welke, telkens geheel wierd ingeademt,, viermaal aan de werking der longen was bloot gefteld geweest, éér dezelve minder goed wierd, als gewoonlyk de gemeene lucht is. — De vyfde ademing kon nauwlyks deeze.: lucht minder goed maken,als de vier voorgaande ademingen reeds gedaan hadden , om dat die lucht reeds zo veel mer vaite lucht en mét M 3„. Bhlo*  182, Over den aart en het gebruik Phlogifton belaaden was, dat zy nauwlyks meer kon aanneemen. Ten einde een proef ter vergelyking te hebben, deed ik met evenveel gemeene lucht dezelfde proef. Tweede proef. Dertig cubicq duimen gemeene lucht, in een drooge blaas gedaan, wierden vyfmaal ingeademt, en na elke ademing beproeft, éven gelyk de gedéphlogifteerde lucht by de voorige proef. De toets deezer dampkring-lucht, op de in de voorige Afdeeling befchreeven wyze gedaan , gaf de uitkomften, welke de volgende getallen aan wy zen; te weeten: Eéne maat van die lucht, gemengd met ééne maat Niterlucht , kwam tot 1,06. die lucht ^ Was dus van .... N -£ 04. Dezelve, éénmaal geheel in- & 'M geademt zynde, gaf 1,25. . . % £ c 7g. Na de tweede inademing, * J? > 1,37 1 | I 63. Na de derde inademing * -s :§ „ 1,47. . . . . . | 0. 53. Na de- vierde inademing, g ~ . ■ ■ ■ l ^ M* 0 g . 52. i^v -. 1 . . : : q w l- : - Der-  yan Gedéphlogifteerde Lucht. \% 3 Berde proef. Ten einde een voorbeeld te geeven van de vermindering m goedheide welke eene vry aanmerklyke hoeveelheid van gedéphlogilieerde lucht door de ademing ondergaat,zal ik hier een proef opgeeven, welke met de grootfte nauwkeurigheid genoomen is. In een drooge blaast72 cubicq duimen gedéphlogifteerde lucht gedaan hebbende, welkers goedheid 3 $6 graden was,(getoetst naar de wyze boven opgegeeven) deed ik acht in-ademingen,en even zo veel uit-ademingen, houden de de Elaftique gom-fles. nauwkeurig gefloten rontom den neus, gelyk boven gezegt is;- daar na toetfte ik die lucht, en bevond haar van 35-6'. tot 225-. in goedheid vermindert te zyn:zy veroorzaakte prsecipitatie in kalk-wat er, en maakte het aftrekfel van lak-moes rood. - Vier cubicq duimen van die lucht, geduurende eene minuut, in fchoon water gefchud zynde, waren tV verminderd; waar na zy geen praecipitatie in kalk - water meer veroorzaakte, noch ook de lak-moes rood 'maakte; zy was derhalve van deszelfs lucht-zuur geheel en al ontdaan:; echter M 4 was  184 Over den aart en het gebruik was zy niet beeter geworden; want door. den toets met den Eudiometer bleek haare goedheid 214. te zyn. - Even eens fchudde ik vier andere cubiccL duimen van die zelve lucht,in een buis met kalkwater gevuld, geduurende eene minuut. Derzelver uitgebreidheid verminderde, 97 (/) waar na zy geen blyken van lucht- (/) Schoon deeze gedéphlogisteerde lucht door de fchuddingen in water ^ van haare uitgebreidheid veriooren had, en i in het kalkwater,moet men 'er niet uit befluiten, dat dezelve juist zo veel vaste lucht bevat had, als zy in uitgebreidheid door de fchuddingen veriooren had; want een gedeelte der vaste lucht was, zonder twyfel, reeds in het water overgegaan, terwyl de lucht door het water heen in de buis ging; en ten anderen: ge', déphlogisteerde lucht, welke niet de minfte vaite lucht in zich heeft, vermindert door fchuddingen in water veel eerder als de gemeene lucht, en wordt altyd flechter. Zie hier eenige beuisfende proeven" hier omtrend: ik fchudde, geduurende eene minuut, in zuiver water en in luik-water eene evc igróöte hoeveelheid van verfchillende fuertcn van lucht, ik onderzogt vervolgens de vermindering van haare uitgebreidheid, en de vermindering van haare goedheid. Ge-  van Gedéphlogijherde Lucht. 18? ïucht-zuur meer gaf. — Het kalk-waterhad nogtans dezelve niet verbeeterd, want haare goedheid kwam toen tot 223^ 'er waren dus sft van haare goedheid by dee- ' Gemeene lucht , Welkers Was, na een Was door goedheid van 96 graden fmuutJff' ° ,, .. , 7 ■ 11 // dcns, vermin- m noedheid was , dat is: van welke ééne ^ r vc°minderA. maat, gevoegd by ééne maai inzui_ in/- kz fa ; Niter-lucht tot 1,04 kwam wr en van welke dus-~f vernie wa?^. if«*«r. ^«"«f, w«/ef, tigd waren. . . • ._' . Ti5. _|„ n H, Gemeene lucht, die na ingeademt. te zyn geweest tot . ; 60 graden in goedheid verminderd was, dat is , van welke ééne maat met ééne maat Niter-lucht 1,40 graden befloeg. . ,, . . .>Tlo ( JL- , S7 54? Gedéphlogisteerde lucht uit Salpéter, welkers goedheid van 374 graden was. H° _i| 335 340. Gedéphlogisteerde lucht 1 uit roode gepraecipiteerde kwik , welkers goedheid van 408 graden was. . . <_>_ 315 320. Gedéphlogisteerde lucht uit wenie,zonder byvoeging ' van eenig zuur, getrokken, ' en welkers goedheid van 370 graden was 3S7 353, Gedéphlogisteerde lucht uit planten in de zonnefchyn, welkers goedheid van 34S graden, was. . . I ,x-?s -l% ' 337 32/*. M < Men  ï8fS Over den aart en het gebruik deeze proef veriooren; of liever zy was; noch beeter, noch Hechter geworden, want het verfchil was zo klein, dat het voor niets te houden is by den toets van gedéphlogifteerde lucht. - Na het doen deezer proeven had ik in de blaas nog omtrend 140. cubicq duimen overgehouden: ik ademde dezelve op nieuw fes-maal, zo dat deeze lucht in 't geheel veertienmaal geademt wierd, waar na ik haar wederom op nieuw toetzende, bevond, dat haare goedheid tot 116. verm nclerd was: dus ging de goedheid van i7%. cubicq duimen gedéphlogifteerde lucht, veer- Men kan uit deeze proeven bcfluiten , dat de gedéphlogisteerde lucht, uit welke ftolFen zy getrokken mag zyn, zeer veel vermindert door de fchuddingen, zo wel in enkel water, als in kalkwater: dat de gemeene 'lucht niet zo gemaklyk in het water indringt als de gedéphlogisteerde, en dat de hoedanigheid van alle adembaare luchten aanmerklyk Hechter wordt door de fchuddingen zo wel in kalk-water, als in zuiver water. Ook leeren deeze proeven, dat men eenige adembaare Incht niet j verre kan vervoeren in een glas, waar ia te gelyk water is, zonder dezelve in goedheid te  van Gedéphlogifteerde Lucht. 187 geerden-maal ge'ademt, die der gemeene, lucht nog te boven, in evenreedigheid van ïirj. tot 94. en zy zou dezelve nog meer overtroffen hebben, zo ik 'er niets van had afgenoomen na de acht eerfte ademingen : deeze dus in goedheid verminderde lucht veroorzaakte aanftonds prae- cipitatie in kalk-water, en. maakte de couleur van lak-moes rood, ten. blyke dat zy met veel vafte, lucht belaaden was, 't welk nog meer bleek, door dezelve in water te fchudden : een gedeelte van die lucht, in gemeen water gefchud zynde, Verloor ^,.en eene gelyke hoeveelheid ver- ■ ' » '' — »■"' 1 ., .. , , te doen verminderen. Luchten, die geheel en al gephlogisteerd zyn, worden minder fchaadelyk voor het leeven van Dieren, wanneer men ze lang in water fchud. Ik heb nog veele proeven genoonaen met gemeene lucht, met gedéphlogisteerde en gephlogi(teerde luchten, met brandbaare, enz. dezelve in water fchuddende een quartier uurs, een half uur, en geduurende een geheel uur; ten einde te bepaalen, welke verandering ieder door zulke bewerkingen zoude ondergaan; doch het is hier de plaats niet om deeze proeven te befchryven.  ï8B Over den aart en het gebruik verloor in kalk-water \. — In deezen grooten'trap van verminderde goedheid, fcheen deeze lucht een weinig beeter geworden te zyn door de fchudding in water; want het gedeelte,dat met zuiver water gefchud was,was in goedheid verbeeterdvan xi6. tot 137. graden, en dat gedeelte, *t welk in kalk-water gefchud was , was tot 136. graden gekomen. - Schoon de fchudding van die lucht, in de beide foorten van water, dezelve tot denzelven graad van goedheid gebragt had, (het geringe verfchil van TT? verdient geen aanmerking ) moet men 'er echter niet uit befluiten, dat het evenveel zy, van welk water men zich bediene, om de gedéphlogifteerde Inchtvan devafte lucht te zuiveren; want andere proeven toonen, dat het kafk-water, by deszelfs aanraaking ,de vafte lucht veel eerder opflurpt als zuiver water. — De reeden, waarom de lucht, in kalkwater gefchud', niet beeter geworden was, als die, welke in enkel water gefchud was, is, dat ik beide deeze gedeeltens lucht veel langer gefchud had,.als nodig geweest was, om ze van de vaste lucht  van Gedéphlogifteerde Lucht. i8$ lucht te zuiveren. — De gedéphlogifteerde lucht wordt altyd merklyk Hechter door fchuddingen in Water, gelyk boven reeds is aangetoond. Ten einde men te beeter zoude kunnen oordeelen over het voordeel, dat te verwagten is uit de manier van gedéphlogifteerde lucht te ademen, wanneer zy jnet enkel water, of met kalk-water in aanraaking is, boven het ademen van dezelve lucht uit een drooge blaas * zal ik hier eenige proeven, op leevende Dieren, en op my zelve, genoomen, laaten volgen* Vierde proef. Ik liet in een glas,vol kwikzilver, twaalf cubicq duimen gedéplogisteerde lucht uit Salpéter getrokken, opklimmen, welkers goedheid van 310 graden was: («0 ik droeg zorge, dat geene (w) Deeze goedheid is flechts middenmatig, doch ik geef deeze den voorkeur , om dat die geen, welke de handeling om gedéphlogisteerde lucht voorttebrengen nog niet hebben, waarfchynlyk geene beetere zullen kunnen verkrygen , en ook dewyl ik toen de wyze, om met een beftendig goeden uitflag uit planten beetere te bekoomen, nog niet gevonden had.  i'90 Over den aart en het gebruik he vogtigheid met de lucht in het glas overging, op dat ?erniets zyn zoude, dat de vafte lucht zou kunnen inHurpens en zette een Vink in dezelve: hy'wierd ziek ten einde van zêeven minuüten, en ftierf'er in na één-en-vyftig minuuten: dë uitgebreidheid van de lucht was een en een halve cubicq duim verminderd. - Ik nam de doöde Vink Uiteenzette 'er cenë andere die gfezontwas,in: deeze wierd dadel yk ziek, en ftierf in den tyd van zeftieri minuuten: ik bevond de masfa der lucht op nieuw verminderd; doch Hechts eeri halve cubicq duim, en wel overreed zynde , dat, indien ik in de zelfde lucht eeri derden vogel plaatfte, deeze noch fpoediger als de tweede zou fterven, achtte ik het overbodig daar van de proef tè neemen. - Ik wilde zien, in hoe verre deeze lucht, reeds een zesde in uitgebreidheid verminderd, en zeer, veel Hechter geworden,' door de ademing der beide vogels, herfteld zoude kunnen worden, door dezelve van het verkreegen luchtzuur te zuiveren; ten dien einde deed ik ze in een buis, vol kalk-water, opklimmen 3  van Gedéphlogifteerde Lucht. 191 men, en fchudde deeze buis geduurende een minuut in een bak vol kalk-water: de lucht was zo overlaaden met Iucht-zuur , of vafte lucht, dat twee cubicq duimen opgeflurpt wierden geduurende derzelver doorgang door het water; en van het geen overbleef, verdweenen nog drie cubicq duimen, by de fchudding in het kalkwater ; dus waren de twaalf cubicq duimen tot vyf verminderd, zynde'er zee ven cubicq duimen opgeflurpt, zo door de ademing der vogels,als by den doorgang en fchuddingen in het water. - In de overblyvende vyf cubicq duimen plaatfte ik een derde Vink, welke 'er zeeven-entwintig minuuteh in leefde, en de uitgebreidheid der lucht tot vier en een hal, ven cubicq duim bragt. — Door deeze proef blykt ontegenzeglyk , dat de aan„ raaking van water, en byzonder van kalkwater, de door de ademing der Dieren Hechter geworden lucht, van een der fchadelyke inmengzels, te weeten de vafte lucht, kan zuiveren. - De doode vogel uitgenomen hebbende, fchudde ik de overgebleevene vier en halve cubxq dui-  ïe>Tt, Over den aart en het gebruik duimen in kalk - water geduurende één minuut, derzelver uitgebreidheid kwam tot vier duimenj, en precipiteerde 'toen het kalk-water niet meer. - Deeze lucht, van alle vafte lucht bevryd, was toen nog zo veel in hoedanigheid verminderd, dat zy geheel en al onbekwaam was om het leeven van een Dier,  £io Over den aart en '1iet gebruik worden, zo wel, wanneer men het glas, iii het oogenblik der aanraking, fchudt, als wanneer men het in rust laat. Ik zal over deeze byzonderheden der Niter-lucht my in geene redeneering inlasten , maar liever den Leezer in de onderftaande noot een reeks 'van proeven, omtrenddit onderwerp genoomen, voorhouden : men zal aldaar zien, dat zy die zeggen, dat de allerzuiverlte gedéphlogifteerde lucht nooit meer dan dubbel zo veel Niter-lucht vordert om volkoomenlyk verzadigd té zyn, niet naauwkeurig fpreeken; om dat zy de menging niet m glazen van onderfcheide grootte deeden, en het groot verfchil der uitkomften niet hebben waargenoomen , 't welk plaats heeft, a's een glas in rust gelaten of gefchud wordt, geduurende desi tyd der menging. - Ik heb een proef van dit verfchil opgegeeven in ue laatfte Afdeeling van myn Werk over de planten, {o) De O) ifie Pnef. Eene maat gedéphiog>'steerde lucht van iHiddcr.mr.tige goedheid ia de huis vaa  van Gedéphlogifteerde Lucht. ui De korte manier om gedéphlogifteerde lucht te toetzen, welke ik de befte betonden heb, beftaat hier in, dat men in een glas van eene gefchikte wydte ééne maat myn Eudiometer hebbende laten opklimmen, welkers inwendige Diameter een halve duim is, liet ik, de een ria de ander , vier gelyke maaten Niterïucht opgaan, fchuddende de buis na het bydoen van elke maat, 't welk ik altyd doe, wanneer ik ïuchten toets. Na het bydoen van de cerflre maat befloeg de lucht-colom 0,80; na de tweede 0,49; na de derde 1,18; en na de vierde 2,14; 'er waren derhalve 286 graden van het mengzel der beide luchten vernietigd, of twee geheele maaten' én Tif van eene maat. zde Proef. Dezelve proef hei haaiende' 'f met dit onde'rfcheid alleen , dat ik elke maat TTker-lucht Het opklimmen zonder de buis te fchudden, was de uitkomst zeer verfchillende: de lucht-colom befloeg, na de buis eenige minuuten in rust gelaten te hebben, 0,48; 'na de tweede maat befloeg zyo,4a; na de derde 1,42; na de vierde 2,42; 'er waren derhalve 258. of twee.maaten en van eene maat vernietigd; %de Proef. Ik liet ééne maat van dezelve gedé« phlogisfeerde lucht in een glas opklimmen; wiens middenlyn twee duim en zeeven lynwas,en wiens hoogte gelyk aan deszelfs middenlyn was: ik deed O'? ' '*?  tl2 0-ver den aart en het gebruik maat van de lucht, die men toetzen wil laat opklimmen, en 'er op éénmaal een vierdubbele maat Niter-lucht byvoegt, zonder het glas te fchudden ? geduurende 'er op éénmaal een vierdubbele maat Niter-lucht by, zonder het glas te fchudden: de vereeniging der luchten gefchiede in een oogenblik ( wanneer de eerde raaking der twee luchten met eene groote oppervlakte gefcbicd, verdwynt de roodheid, welke in het mengzel ontftaat, in een of twee feconden, en deeze roodheid dmirt des te langer, naar mate dc middenlyn van het vat waar in de menging gefchied kleiner is): en een oogenblik na dat de roode couleur verdweenen was, al deeze lucht in de buis van den Eudiometer hebbende laten opklimmen, befloeg de colom 2,12 graden; 'er waren derhalve ||| vernietigd, of twee geheele maaten en- SS graden. a,(le Proef. Deeze fciatfte proef herhaalende, met dit onderfcheid alleen, dat ik, in plaatze van een vierdubbele maat in eens te laaten opgaan , de vier maaten de een na de ander liet opklimmen , was de uitflag geheel verfchillende van de voorige, want al die lucht in de buis van den Eudiometei hebbende-laten opgaan, befloeg zy 2,58 graden; dus waren 'er |t*. vernietigd s.of twee geheele niaa,tsn en 42 graden*  yan Gedéphlogifteerde Lucht. 2,13 de dat de luchten zich in elkander inlyven. De proeven, hier onder opgegeeven, toonen , dat het gansch niet evenveel is 5de Proef. Ik liet eene maat van die zelfde gedéphlogisteerde lucht op , in een cylindricq glas ^ wiens inwendige diameter één en een halve duim, en de hoogte 4 duimen was: ik deed 'er in eens een vierdubbele maat Niter-lucht by, en gaf het glas eenige fchommelingen,terwyl de luchten zich vermengden ; na dat de roode couleur verdweenen was, liet ik de lucht in de buis van den Eudiometer opgaan: de lucht-colom befloeg2,20graden, 'er waren dan twee maaten en 8© graden vernietigd» Cde Proef. ïk herhaalde dezelfde proef met dit onderfcheid , dat ik het glas in rust liet, geduurende al den tyd,dat de luchten zich vermengden:het gevolg was, dat de lucht-colom langer bleef, beflaande 2,68 graden, derhalve waren twee maaten en ^s van eene maat vernietigd, ~>de Proef Eene maat Dampkring-lucht in den Eudiometer hebbende Jaten opgaan, voegde ik 'er eene maat Niter-lucht by, en fchudde de buis 14 of 15 feconden , geduurende de menging:de luchtcolom befloeg i,oó graden ; een tweede maat Niterlucht byvoegende, fchudde ik op nieuw de buis als te vooreu, waar na de lucht-colom afiS graden befloeg, O 3  5.14 Over den aart en het gebruik is welken middenlyn dit glas hebbe, en het is zelfs onmooglyk vooraf te bepaalen welke afmeetingen zulk een glas hebben moet, men moet het als by den tast zoeken, %fle Proef. Ik herhaalde dezelve proei', alleen fchudde ik de buis niet geduurende de menging der luchten; toen bleef de lucht-eelora veel langer, bcflaande 1,45 graden : een tweede maat 'er byyoegende , befloeg zy 2,45 graden. 9de Proef. Ik liet eene maat gemeene lucht in het glas, wiens diameter van twee duim zeeven lyn was, op; en deed 'er in eens eene vierdubbele maat Niter-lucht by, zonder het glas te fchudden: dit mengzel daarna in de buis van" den Eudiometer latende opgaan, befloeg het zelve 4,04 graden, ser waren derhalve vernietigd. xode Proef. Ik liet in het zelve glas ééne maat gemeene lucht op, en deed'er eene enkele maat Niter-lucht by, zonder het glas te fchudden, de colom befloeg 1,04 graden, derhalve waren 96 graden vernietigd , en de uitkomst kwam dus volmaakt overeen met die van de voorige proef. 11de Proef Ik liet eene maat gemeene lucht in het cylindricq glas, van een en een halve duim middenlyn en vier duimen hoog, op, en voegde 'er ééne maat Niter-lucht by, zonder het glas te fchudden, vervolgens goot ik die lucht over in de buis yan den Eudiometer, en hevoad de colom i,i<  va» Gedéphlogifteerde Lucht. 21? ken,beproevende glazen van onderfeheidene middenlynen, en van verfchillende hoogtens. - Z:e hier de wyze om zulk een glas uittekiezen. - Toets nauwkeurig graden te bellaan: ik deed 'er een tweede maat Niter-lucht by, wanneer de colom 2,15 graden befloeg. iade Proef. Ik herhaalde dezelve proef, met dit onderfcheid alleen , dat ik het glas fchudde, toen de luchten elkander raakten; de lucht-colom befloeg toen minddr ruimte , zy kwam tot 1,06. 'Er toen een tweede maat Niter-lucht bydoende, cn de buis fchuddende in het oogenblik der raaking, befloeg de lucht-colom 2,06 graden. Het is een doorgaande reegel, dat hoe wyder het glas is, waar in gemeene of gedéphlogisteerde» lucht met. Niter-lucht gemengd wordt, hoe meer de uitgebreidheid der twee gemengde luchten ziek intrekt; en dat deeze vermindering van uitgebreidheid des te aanmerklyker is,wanneer men het glas fchud,in het oogenblik dat de luchten elkander raaken: hier van moeten echter glazen , die zeer nauw zyn, by voorbeeld zulke , wiens diameter ceu duim niet te boven gaat,uitgezonderd worden, gelyk uir ' de 1—Site proeven dce'zer noot, blykt. "Wanneer dc proeven , befchreeven op het eind» der laatfte Afdeeling van iiayn Werk over de Plantgewasfeii , met de hier opgegeevene vergeleek» O 4 WMU  aio' Over den aart en het gebruik rig den graad der goedheid van eene ge? déphlogifteerde lucht op de befchreevene wyze; dat is, doende in de buis van den Eudiometer van fontana ééne maat van die lucht, en 'er vervolgens zo veele maaten Niter-lucht, de eene na de andere, bydoende , als noodig zyn om die maat gedéphlogifteerde lucht te verzadigen, enfehuddende de buis na het bydoen van elke maat. Laat, na wei zeeker te zyn yan de hoedanigheid dier lucht, ééne maat worden , zal men, meen ik, overreed worden, dat die geen , welke, hunne wyze van lucht te toetzen befchryvende, niet nauwkeurig de hoogte enwydte van het glas, in het welk zy de beide luchten mengden , opgeeven, en die echter kunnen goedvinden de handelwyze van anderen te bedillen, zelve niet oplettende genoeg geweest zyn op de uitneemende teederheid deezer proeve, en bygevolg geen recht hebben , om over de waardy der verfchillende manieren om lucht te toetzen, te vonnisfen. Men zal ook uit de proeven, in het genoemd Werk befchreeven, zien, dat wanneer de twee luchten eenigen tyd te faamen vermengd gelfaan hebben, men derzelver uitgebreidheid niet van belang meer verminderen kan, offchoon men ze zel(s, eene geheele minuut fciiudde»  van Gedéphlogifteerde Lucht. xi? maat Van die zelve lucht in een glas» wiens middenlyn grooter dan twee duimen is, opklimmen; laat vervolgens op éénmaal een vierdubbele maat van de* -zelfde Niterlucht opklimmen (ƒ): laat het glas eenige oogenblikken in rust, tot dat de roode couleur geheel en al verdweenen is, en laat dan al de lucht in de buis van den Eudiometer opgaan: indien dan de lucht-colom langer: bevonden wordt als die, welke overgebleeven was na het bydoen van de vierde maat Niterlucht , toen de proef .op de gewoone wyze gedaan wierd , zo is het een teeken, dat het glas te nauw is; maar indien de colom korter is, is het een blyk dat de middenlyn van het glas te groot is; men moet dan die proef herhaalen met glazen van verfchillende middenlynen, tot dat men (ƒ>) Deeze groote maat'moet even zo nauwkeurig faamgefleld zyn, als de enkele maat van den Eudiometer , eri zy moet nauwkeurig vier- van die enkele* maaten bevatten. ——>— Men kan het faamenftel van eene Eudiometrifche maat zien in de Plaat ^ gevoegd by myrj Werk over de Planteu, ei  Over den aart en het gebruik rnen 'er een aantreft, dat den vereischtett middenlyn heeft, om de uitkomst van deeze verkorte manier overeen te doen ftemmen met die van de proef ; op de gewoone wyze genoomen. - Zy? die vermaak fcheppen in het beöeffenen van de Leer der lucht, zullen zich der moeite niet beklagen, van zulk een glas te zoeken ; zy zullen 'er zich ruim fchadeloos van gefteld zien, door het uitwinnen van den tyd, die by het gebruiken der gewoone manier moet befteed worden. Om zulk een glas, wiens afmeetingen aan de grootte van de kleine maat , en aan den middenlyn van de buis des Eudiometers , evenreedig moeten zyn , gemaklyker te vinden, zal het niet onnuttig zyn te wceten, dat de inwendige middenlyn van de buis van myn Eudiometer nauwkeurig een halve duim groot is, dat de maat iets minder als een halve cubicq duim bevat, en dat het glas, t welk ik bevonden heb de vereischte uitkomst te geeven, inwendig twee duim en zeeven lyn , paryfche maatj wyd, en éven ?.Q hoog is, «■ Als mén den uitflag van  van Gedéphlogifteerde Lucht. 2,15 van de ifte en 3de proef, in de noot opgegeeven, met elkander vergelykt, zal men zien, dat de beide proeven Hechts To» van elkander verfchillen, welk verfchil van geen belang is. Wanneer de goedheid van eene gedéphlogifteerde lucht getoest wordt, is het niet zo zeer nodig, gelyk by br: toetzen van gemeene lucht,met de zorgvüld' ; ïk nauwkeurigheid die gocdifêfê te bepaalen: indien de verfchillende proeven, naar de verkorte maner genoonen, niet veel meer dan zes of acht graden verfchillen, kan men daar in berusten: zelden vind ik de verfchillen tusfen onderfcheidenc toetzen meer dan vier graden te bedragen. —■ De eenvormigheid in den uitflag dier proeven hangt veel daar van af, dat de beide luchten elkander altyd met eene évengroote oppervlakte aanraaken, heti welk onmooglyk te verkrygen is, zo; niet de mond van de maat wyd genoeg is,, dat al de lucht, die 'er in bevat is, ii> eene niet afgebrokene masfa kan uitgaan: als de Niter-lucht by gedeeltens opklimts hoe weinig tusfenruimte 'er ook tusfen elk-  %zo Over den aart en het gebruik elk gedeelte zy, zal de uitkomst in elke proef zeer veel verfchillen. De derde proef der noot is de verkorte wyze om de proef zelve te doen, welke het onderwerp deezer Afdeeling uitmaakt, Byaldien de lucht-colom in de buis van den Eudiometer geen geheele maat befloeg, zou men 'er een vyfde maat Niter-lucht moeten byvoegen, en de buis geduurende eenige feconden fchudden Wanneer de luchten elkander aanraaken; om te zien, of de vierdubbele maat Niterlucht de maat gedéphlogifleerde lucht ten volle heeft verzadigd of niet; want men bekomt fomtyds uit Salpéter en •roode praecipitaat lucht van eene zo groote zuiverheid, dat vyf maaten Niterlucht naauwlyks eene enkele maat kunnen verzadigen; doch dewyl ik nog gec ne lucht van zodanige goedheid, door middel van planten, heb kunnen bekoomen, en men ze zelfs niet altyd uit Salpéter en roode praecipitaat verkrygt, heb ik den voorkeur aan eene vierdubbele Uiaat gegeeven, boven eene die vyf maaten zoude inhouden. Die  van Gedéphlogifteerde Lucht. _±1 Die in deezen gewigtigen tak der Natuurkunde nog ongeoeffend zyn,moeten zich niet laaten afichrikken., wanneer zy in den beginne niet in ftaat zyn, om de proeven altyd met een gelykvormigen uitflag te doen: 'er. wordt handigheid vereischt om een Eudiometer wel te behandelen, en deeze verkrygt men niet dan door oeftëning. Men moet nog aanmerken, dat deeze verkorte manier, om de gedéphlogifteerde lucht te toetzen, niet zo wel flaagt met reeds verzwakte Niter-lucht; want eene vierdubbele maat' van zulk eene lucht, reeds van zyne kragt veriooren hebbende , kan ééne maat van goede gedéphlogifteerde niet verzadigen: wilde men dan de proef met een zwakke Niter-lucht doen, zou men, boven de vierdubbele maat, nog een of meer maten van die zelfde Niter-lucht 'er moeten bydoen» tot dat de maat gedéphlogifteerde lucht; geheel en al verzadigd is. - De uitkomst zoude echter vry nauwkeurig zyn, vooral, zo men by het mengzel der twee luchten, reeds in de buis van den Eudiometer-  li 2 Over Jen aart èn het gebruik enz. ter opgelaten, die laatfte maaten Niterlucht byvoegde , en men dan de buis fchudde als by de gewoone proef: dan dewyl het zeer gemaklyk is, zich ten allen tyde Niter-lucht te verfchafïèn, zou men kwalyk doen, zich van Niter-lucht té bedienen, die zo oud was, dat ze merklyk verzwakt ware, vooral zo men geen zeer lange Eudiometer - buis heeft. Ik heb in de Eerfte Afdeeling vart het tweede boek van myn Werk over de Planteri de theoretifche reeden opgegeeven , waarom verzwakte Niter - lucht, als men den Eudiometer van fontana gebruikt, een vry overeenkomftigen uitflag geeft met die, welke door verfche Niterlucht verkreegen wordt. Het is evenwel altyd beeter, vooral, voor de proever* met gemeene lucht j versch gemaakte Niter - iucht te gebruiken.- IV. VER-  IV. VERHANDELING. Over den graad der gezondheid van de Dampkring - lucht in volle Zee vergeleeken met dien der Lucht naby de Kusten, en verre van de Zee. (*) M yn Heer! gy had my verzogt dc eerite geleegenheid , die zich zoude voordoen, qm den graad der goedheid., van de zee-lucht met Niter-lucht te toetzen , waarteneemen; wanneer ik dan inde laatstverloopen maand November uit Engeland naar het vaite Land wederkeerde, heb ik niet verzuimd daar aan te voldoen; (*) Deeze Verhandeling is den Ridder prikole, Voorzitter van de Koningl. Societ. te Londen toegezonden. Zy is geleezen den 24. April Ï780. en geplaatst ia liet LXXile deel der PlüL Transact.  fttefif Óver Je Zee-lucht. doen; en ik nam dëeze geléegenheid met des te meer yver waar, dewyl gy tot de geneezmg der longen - teering, na het yrugtloos aanwenden der gewoone mvd~ delen,reizen over zee,als heilzaam, hebt aangefaaden. Ik hóópte door dit onderzoek ook bevestigd te zien, het geen gy, met zo veel waarfchynlykheid, gegist had in uwe redenvoering, volgens jaarlykfche gewoonte , als Voorzitter in de Koninglyke Sociëteit, in den jaare 1773. uitgefproken, te weeten: dat groote waterplasferi, gelyk Meiren en Zeeën, dienltig waren tot de gezondheid der Dierlyke weezens, zuiverende de lucht, door hunne ademing befmet: dat wanneer wy de hcilzaame winden, door dewelke de befmette lucht naar die wateren wordt toegevoerd, en, na gezuiverd te zyn geworden, ons wederom wordt te rug. gebragt, zomtyds zich in geweldige Itormcn zien veranderen, wy niet dwaaslyk moeten geloovén, dat een blind toeval dezelve doet gebooren worden; noch ook dat de Opperheer der Natuur die in zynen toorn doet ontitaan; maar.  Over de Zee-lucht. zz$ maar dat wy veeleer in deeze fchynbaare wanorde de wysheid en goedheid van den Schepper erkennen en eerbiedigen moeten , die dc geweldige beweegingen dier twee Hoofdftoffen toelaat,om in de diepten der Zeeën de rottige en peitilentiaale uitwaafemingen der dierlyke lighaamen tebegraaven, welke de Planten, die op de oppervlakte der Aarde wasfehen, niet alle zouden kunnen verteeren. Ik was ook niet buiten hoop, dat de proeven, welke ik my voorftelde te doen, meer licht zouden geeven, noopens de oorzaak van het geen byna altyd waargenoomen wordt, dat namelyk de zee-lucht de leevens werkingen der Zee-lied en verllerkt, en door eene vaardiger fpys-verteering den eetlust merklyk opwakkert. Ik haast my om u thans de proeven zelve medetedeelen, welke ik op uw verzoek genoomen heb, en in dit verflag zal ik de orde des tyds volgen, in welke zy genoomen zyn : ingevalle gy die waardig keurt voor de Koninglyke Sociëteit te brengen, zult gy my ver- ii. deel. P plich-  :%i6 Over de Zee - lucht. plichten dezelve dat achtingwaardig Genootfchap van geleerden aantebieden. Dan daar deeze Verhandeling geduurende myne ryze, in het midden van het gewoel, dat in herbergen en dergeïyke plaatzen, weinig gefchikt tot Wysgecrige overdenkingen plaats heeft, is faamengefleld, zult gy wel eenige toegeeflykheid omtrend de onnauwkeurigheeden van den flyl willen gebruiken, welke gy mogt aantreffen. . Ik begon die proeven te doen te Gra~ vefend, alwaar ik genootfaakt was mv eenige dagen, ter oorzaak van de ftïlte, optehouden, eer ik konde fcheep gaan : ik toetfle de lucht aldaar den i. November, en bevond dat ééne maat Dampkring-lucht by ééne maat Niter-lucht gevoegt , in verfcheide herhaalde proeven, omtrend 1,04. graden befloeg ; of ééne maat en -h van eene maat. - Deeze graad van goedheid is byna dezelve, als ik gewoonlyk bevond dat de lucht te Londen had. O) Den (aj Die zich van een goeden Eudiometer van  Over de Zee-lucht. '±zj Den 3. November , het weeder zéér fchoon en ftil zynde, en de gefteldheid der lucht zo aangenaam als in de fchoonfte zoomerdaagen; bleef ons fchip leggen, fontana bediend hebben , moeten overtuigd zyn, dat men door middel van dit werktuig, wanneer het wel behandeld Wordt , nauwkeurig over den graad der goedheid van de Dampkringlucht kan oordeelen , en over de veranderingen* welke deeze Hoofdftof ondergaat, — De lucht van een kamer , waar in veele menfchen zyn, toont zich blykbaar flegter, als de opene lucht. — Indien men den raad van den Heer van breda volgt, de buis van den Eudiometer met gedeftiliéerd Water vullende^ Cf), op zodanige wyze als ik elders befchreeven heb, kan men zelfs nauwkeurig den betreklyken graad van goedheid, welke da lucht, in den loop van een jaar, op verfchillende plaatzen bezit, fchatten, en dus de gezondheid van elk Landfchap beöordeelen. Hoe blykbaar nuttig dit werktuig ook zy, is het niet alleen niet veiliger voor bedillingen als eenig ander nieuw uitgevonden werktuig, maar 'er hééft zelfs eene byzondcrheid, waar van niet gemaklyk reeden kan gegeeven worden, in het noodlot van deezen Eudiometer plaats, te weeten, dat dezelve de O) Zi« hier agter 4e laatfte Verhandelingi öt VmmUii P %  ■ . zi8 Over de Zee-lucht. gen, in het m"dden van den mond der Theems tusfchen Sheernesf en Mar gat e. Ik had tot deze ryze opzettelyk een draagbaaren Eudiometer door den Heer M A R- de critiques moet ondergaan van Natuurkundigen, die hem nimmer behandeld ,en zelfs nimmer gezien hebben, dan in de Plaat die agter myn Werk over de Planten is; en die 'er een op hunne manier willende maken, of dien, welke door my befchreeven is, veranderd hebbende, en met geen goeden uitflag de goedheid der luchten hebbende kunnen toetzen, echter konden goedvinden over den Eudiometer van fontana oordeel te vellen, naar den uitflag van eenen Eudiometer, die aan hunne verwagting niet beantwoorde. — Zulk eene handelwys fchynt of gebrek van goede trouw te verrader, of eene onmaatige begeerte om alles aftekeuren, wat zy zelve niet hebben uitgevonden, of eene laakbaare zugt om op alles te vitten. Het groot nut van den Eudiometer, met Niterlucht gebruikt, beftaat daar in, dat men ten allen tyde, wanneer men de proef doet , nauwkeurig den graad van gezondheid van de dampkring-lucht kan kennen, door de vermindering van de uitgebreidheid der twee te faamen vermengde luchten. Indien deeze verminderingen nauwkeurig met den graad der goedheid, welke de lucht bezit, overeenftemmen, heeft men ten volle zyn oogmerk bereikt „ J  Over de Zee-lucht. iz$ martin doen maaken, wiens gamche toeitel in een doos omtrend 10. duim lang, 5. breed, en 3; hoog, geborgen wierd. — De glazie buis o/groote maat van reikt, zelfs indien'er een ander middel was, om die verminderingen nog groote.- te maken. — Indien men met een ander foort van Eudiometer, tot het gebruik van Niter-lucht gefchikt, eene grootere vermindering verkreeg, als met d.en van fontaisj a , zou deeze geen voordeel boven den laatstgenoemden hebben; want het oogmerk is niet, om de grpotfl:e vermindering, die in een mengfel van twee luchten plaats kau hebben, te verkrygen; maar om eene zeekere vermindering te h< bben , welke den graad der goedheid van de lucht, dij men onderzoekt, aanwyst.—-Indien men by voorbeeld bevind, dat ééne maat dampkring-lucht met ééne maat Niter-lucht, in den Eudiometer van fontana gemengd, ééne maat uitmaakt, op den tyd als men de proef doet, kan men bcfluiten, dit die lucht eene goedheid van 100 gnden heeft omdat indien die lucht minder goed geweest ware, d= vermindering van het mengzel der twee luchte 1 niet zo groot zoude geweest zyn, en b dien dh lucht beter geweest ware, de vermindering der twee luchten grooter zoude geweest zyn ; maar ïïu zal het belluit, met opzicht tot de betere of .flechtere gefteldheid van de dampkring-lucht , op P 3 ver-  %30 Over de Zee-lucht. van deezen Eudiometer, welkers lengte 16. duim was, was in twee gedeeld, en deeze ftukken wierden door middel van een koperen fchroef vereenigd, en tot ééne verfchillende dagen, éven wettig zyn, wanneer de lucht-colom den een dag korter of langer als den anderen bevonden wordt. Men heeft teegen de nuttigheid van den Eudiometer ingebragt, dat de vermindering der luchten geen vasten eindpaal heeft, dewyl het mengzel van uur tot uur vermindert, geduurende verfcheide dagen. — maar deeze vermindering heeft in 't geheel geen plaats by dc ma. nier van fontana; want het mengzel der twee luchten , een halve of eer* vierde van een minuut, na dat men de nodige fchuddingen aan de buis gcgeeven heeft, in de oogenbiikken dat de luchten zich in elkander inJyven, befchouwd zynde, zei men na verloop van 6, en zelfs van 24 duren , na de proef, nog nauwkeurig de luchtcolom van dezelfde lengte bevinden, als toen de proef gedaan wierdt. Men oordeele dan over den onvergeeflyken misflag van hun , die zulk eene tegenwerping tegen het gebruik der Eudiometers opgeworpen hebben. Die Natuurkundigen , waargenooroen hebbende dat deeze vermindering trapswyze gefchiedde, wanneer men de twee luch. ten te faam en mengt in een lange buis zonder dezelve te fchudden , hebben de onvoorzigtigheid ge-  Over de Zee - lucht. 231 ééne buis gemaakt, — elk deezer {tukken wierd in een der Hukken yan de kopere buis, in welke de buis van den Eudiometer opgehangen wordt, bewaard, en de twee ttukken van deeze kopere buis konden, éven als van de glaze buis m- gehad (toutelyk te zeggen, dat deeze vermindering éveneens plaats heeft in den Eudiometer van fontana. Zy toonen door eene verzeekering, 7.0 ftrydig met de ondervinding, dat zy den Eudiometer van fontana niet gekend noch behandeld hebben; en moet men dan zulke Natuurkundigen niet verdenken, vecle andere proeven in hunne herzenen gefmeed, en die aan hét publicq ais weezenlyk genoomen , te hebben opgegeeven ? — In de Natuurkunde is het gevaarlyk , en zelfs onbetaamlyk uit overeenkomften te redeneeren , elke , als zceker opgegeeven (telling moet op proeven rusten. — Wanneer men ééne maat gedéphlogifteerde lucht met een vier dubbele maat Niterlucht in een wyd glas (na de verkorte manier in de voorgaande Verhandeling befebreeven mengt ; en men dit mengzel daadelyk daar na in de buis van den Eudiometer overgiet, zal men bevinden , dat de lengte van de luchtcolom, geduurende verfcheide uuren, dezelfde zal blyven , indien men de lucht in dezelfde buis laat P 4 bly^  2<32< Over de Zee-lucht. gezegt is, aan elkander gefchroefd worden. - In plaatze van een water - bak of tobbe, gelyk ik altyd te land tot de proeven met lucht gebruikte, en welke in myn Werk over de Plantgewasfen befchreeven is, bediende ik my van een kleinen kuip, wélke ik aan boord vond, en blyven, en het water, waar in de buis geplaatst is, niet warmer of kouder is geworden. •— De opgegeeven tegenwerping is derhalve van geen de minde kragt, en dient nergens anders toe , dan om te doen zien, hoe weinig vertrouwen men in de nauwkeurigheid, der geenen, die ze opwerpen, dellen kan. r Het is waar,'er zyn kunstluchten , welker graad van adembaarheid door den Eudiometer niet kan gekend worden; maar hier uit kan men niet belluitcu, dat de Eudiometers onnut zouden zyn: men kan voorbeelden van zulke luchten zien in myn Werk over de planten. De verfchillende graden van warmte en koude, welke in den Dampkring plaats hebben, beneemen niets aan de nauwkeurigheid der Eudiometers ; want wanneer de gemeene lucht in den winter minder ruimte beflaat, en meer in één gedrongen is, heeft dit zelfde ook by de Niter-lucht plaats , en 'er zal bygevolg evenvee! van de beide zoorten van lucht onder dezelfde uitgebreidheid bevat zyn.  Over de Zee-lucht. 1.3^ en die vry ongemaklyk was. 4 Op den rand van deezenkuip zette ik den koperen tregter, tot den draagbaaren toeftel behoorende, door middel van een fchroef, vast; en door dien tregter deed ik de lucht in de buis van den Eudiometer opklim_ men. - De kuip was met zee-water gevuld. Na dat ik my geöeftënd had in de behandeling van den Eudiometer in deezen kuip, welke weinig gefchikt was om gemaklyk zulke teedere proeven te doen., verkreeg ik echter handeling genoeg om dit redelyk wel te verrichten. - Ik be_ gon den 3. November omtrend een uur voor den middag gereegclde proeven te neemen, en ik kan het genoegen hebben u te berichten, dat, volgens de proeven de Zee-lucht zich zuiverer voordeed, als die,welke ik zeedert het begin van Juny (wanneer ik de proeven begon, van welke ik in myn W erk over de Planten verflagheb gedaan,) ontmoet had,zo in de Stad Londen zelve, als op het Land, werwaarts ik my geduurende den Zoomer begeeven had; want in zes proeven, P 5 na  234 Over de Zee-lucht. na elkander genoomen, (b) bevond ik dat de twee maaten lucht (te weeten ééne maat gemeene lucht en ééne maat Niter-lucht) van 0,91. tot 0,94. graden belloegen; 'er waren dus, by de proeven, van de twee maaten vernietigd van i°A tot f**, of ééne geheele maat, en van vier tot neegen honderdite deelen van een maat. — Het verfchil, fchoon gering in zich zelf, dat in de uitkomften van die zes proeven plaats had, wierd veroorzaakt, zo door het onvoorzien ongemak van aan boord geen kuip te vinden van genoegzaame diepte , dat de Eudiometer 'er behoorlyk in gefchud konde worden , om de luchten wel te vermengen, als door de weinige geoefïënheidj welke ik noch had kunnen verkrygen in de behandeling van myn draagbaren toeftel in dien kuip of bak. Na de lucht op deeze korte wys getoest te hebben, toetfle ik dezelve ook na (Z>) Volgens de korte manier in myn genoemd Werk, p?.g. 254, befchreeven.  Over de Zee-lucht. 2,35* na de manier van fontana, {e). — De uitflag van deeze proef was, dat na het bydoen van de eerfte maat Niterlucht by de twee maaten gemeene lucht welken eerst opgelaaten worden , de lucht-colom 1,86. graden, of ééne maat en T5o- van eene maat befloeg; na het opklimmen van de tweede maat Niterlucht befloeg, de lengte van de luchtcolom 2,02. graden, of twee maaten en töö. na het byvoegen van de derde maat Niter-lucht was de lengte van de luchtcolom 2,96. graden, of twee maaten en rto-. en dus waren 'er van vyf gebruikte maaten luchts, te weeten: twee gemeene en (c) Zie myn genoemd Werk pag, 160. Die manier beftaat hoofdzaaklyk hier in : men laat in de buis van den Eudiometer twee maaten gemeene lucht opklimmen, en men voegt'er drie maaten Niter-lucht, de een na de andere by, fc'auddende, na het by doen van elke maat Niterlucht , de buis in den waterbak; en men begint deeze fchudding in het oogenblik dat de twee luchten elkander raaken, of, dat beeter is, vóór dat de twee luchten-elkander raaken,  il 6 Over de Zee-lucht. en drie Niter-lucht., 2,04. graden, of twee maaten en deelen van een maat vernietigd. Sta my toe, eer ik verder ga, u eenige proeven betreklyk tot dit onderwerp te herinneren, welke ik op myne kleine Land-wooning, geduurende den laatften Zoomer, deed, en welkers hoofdzaaklyken uitflag of verhaal in myn Werk over de Planten gevonden wordt : (d) te gelyk moet ik u eenige andere herinneren, welke ik, kort voor myn vertrek uit Engeland, tot het zelfde einde deed. Een korte herhaaling van die proeven zal aan den aart en den uitflag der proeven, die het onderwerp deezer Verhandeling uitmaken , cn welke ik, zo op Zee, als vervolgens op myn reis van Londen naar Amfterdam, en van daar naar Parys deed, Ijicht byzetten. Ik bevond den ftaat der goedheid of gezond heid van de gemeene lucht, zo als zy gemeenlyk was op myne Land - wooning (<0 Pa* 236.  Over de Zee-lucht. 237 ning tc Southall - green tien mylen van Londen, zeedert de maand Juny tot September, by de proef met Niter-lucht, te zyn tusfen 91. en 97. graden, dat is: dat ééne maat gemeene lucht, en ééne maat Niter-lucht, na te faamen gefchud te zyn in de buis van den Eudiometer, van 1,03. tot 1,09. graden, of ééne geheele maat, en van 3. tot 9 honderdfle deelen van een maat befloeg. Van het Land te Londen te rug gekoomen zynde, was ik eenigfmts verwonderd de dampkring - lucht in 't gemeen aldaar , in de maand October, beeter te vinden, als ik dezelve gemeenlyk in het midden van den Zoomer op het Land gevonden had, want den 22. Oélober , ten 9. uur 's morgens , het weeder fchoon en vriezend zynde, bevond ik de goedheid der gemeene lucht van 100 graden, dat is: dat ééne maat van dezelve met ééne maat Niter-lucht juist ééne maat befloegen.- De uitkomst van den toets, naar de manier van fontana, was 1,84; z,o8 ; 3,04. Derhalve was de hoeveelheid der vernietigde lucht n  138 Over de Zee-lucht. in deeze laatfte proef m. - Des namiddags van dien zelfden dag , was de lucht flegter geworden , zynde het weeder regen'agtig geworden, want ééne maat gemeene lucht, by ééne maat Niter - lucht gevoegd, befloeg toen i,ox. graden; de goedheid der lucht was dus van 98. gra^ den. Den Volgenden dag den 23. October bleef het weeder regenagtig, ik toetfte de lucht morgens , en bevond dezelve éven als den voorgaanden dag 's namiddags. Den 24. Oélober toetfte ik ten 9. uur 's morgens de lucht, het weeder zeer fchoon zynde, en ik bevond derzelver hoedanigheid tot 100. graden wedergekeerd te zyn. Op den zeiven dag ten 7, uur des avonds , was de goedheid op ■nieuw verminderd, want ééne maat befloeg met ééne maat Niter-lucht 1,03. graden, de goedheid der lucht was dus van 97, graden. Den 25-. Oélober, het weeder betrokken zynde, bevond ik de lucht ten n< uur 's morgens van 98. graden ; want ééne mm  Over de Zee-lucht. 239 maat befloeg met ééne maat Niter -lucht 1,02. graden. — Ten 11. uur des avonds wederom toetzende, bevond ik, dat ééne maat gemeene lucht met ééne maat Niterlucht vermengd, 1,05-. graden befloeg; en dat derhalve derzelver goedhëid van .95-. graden was. Den 26. October het weeder betrokken en reegen'agtig zynde, bleef de goedheid der lucht van 95-, graden. Gy weef Myn Heer! dat het Huis, 't welk ik in Londen betrok, naast den Tuin van het Hotel Carleton-Houze genoemd, ligt, welke tuin met veele zeer hooge olm-boomen voorzien is; zo dat dezelve, uit myne venfters gezien, een digt bosch geleek: daar nu de ontdekkingen, welke ik in den voorleeden Zoomer deed, en welke ik heb publicq gemaakt, my het groot vermoogen hadden doen kennen, 't welk de bladeren der boomen bezitten, om de gemeene lucht te ve^beeteren, door het Phlogifton, waar meede de dampkringlucht altyd befwangerd is, intedrinken;, en door, geduurende den dag, een foort van onzichtbaaren reegen van gezuiverde of  Z4° Over de Zee-lucht. of gedéphlogifteerde lucht in de dampkring-lucht uittegieten, helde ik zeer over, om eenigfints de goedheid of zuiverheid der lucht van die plaats aan de nabyheld van die groote meenigte van boomen toe te kennen, wier bladeren te dier tyd noch in volle kragt waren. Ik verlang echter niet, dat gy deeze gedagte voor meer dan een bloote gisfing aanziet; want ik kan geen anderen naam geeven aan een denkbeeld, het welk ik door regtftreekfche proeven niet kan beveiligen; (e) ik zoude ten dien einde O) Hoe aanmerklyk groot de hoeveelheid van lucht welke de bladeren geduurende het daglicht uitgeeven,p zich zelve genoomen, zy, kan ik echter befwaarlyk gelooven, dat de vcrbeetering der gemeene lucht, die 'er door veroorzaakt wordt, eerder digt by zeeker aantal boomen en andere planten zou kunnen bemerkt worden, als op eenigen afftand; niet alleen om dat dat zoort van onzichtbaare reegen van zuivere lucht, welke de bladeren in de zonnefchyn uitftoften , *er langzamerhand uit voortkomt, maar ook, om dat de hoeveelheid van die zuivere lucht, flechts zeer gering in vergelyking van de onmeetelyke masfa van den dampkring  Over de Zee-lucht. 141 einde op denzelven tyd de lucht van verfcheide plaatzen in Londen hebben moeten toetzen, en my dus verzeekeren, dat de lucht in de nabuurfchap dier boomen blykbaar beeter was, als de lucht van het overig gedeelte der Stad Londen. ■— Deeze overweeging verwekte wel in my de begeerte om dit nader te onderzoeken , door lucht op verfchillende plaatzen van de Stad te laten opzaamelen; ik gaf myn knegt daar toe last, en was voorneemens ook zelve dit te doen; dan , door de menigvuldige beezigheeden en Zaa- kring; zynde, nauwlvks in zo weinig tyd eenige. merkbaare verandering in de lucnt, welke die planten omringt, fchynt tekünnente weeg brengen. — Voeg hier by, dat, dewyl de dampkring-lucht nooit volmaakt in rust is, de zuivere lucht, in een helderen dag by aanhoudenfleid uitgefloten wordende, zich met de ganfche masfa lucht vermengt naar maate zy wordt voortgebragt,zich zeer verre verfpreidende; éven gelyk eenige druppen gedestilleert water, in een groot var vol gemeen water uitgeflort , zich wel dra door de geheele masfa vtrfpreiden , en zich door dezelve genoegzaam evenreedig verdeelen, II. DEEL. Q  m 2,41 Over de Zee-lucht. zaaken, welke tot myn aanllaande ryze te bezorgen waren , wierd dit niet uitge* voerd. Ik zou meenen, dat de belle wyze, om te weeten wat 'er van deeze zaak zy, is j dat verfcheide Natuurkundigen, elk van een Eudiometer van hetzelfde foort voorzien , faamenllemden , om de gemeene lucht te toetzen in de nabuurfchap dier boomen, en op denzelven tyd in verfchillende Wyken van de Stad; dat zy vervolgens de uitkomften dier proeven met elkander vergeleeken ; en ik ben niet zonder hoop, dat wel dra eenige Natuurkundigen dit voorftel zullen ter uitvoer brengen; dewyl ik, eer ik uit Londen vertrok, vernoomen heb, dat reeds verfcheide,en zelfs zommige van onderfcheidenden rang, onder welke de Heer h e berd en, last hadden gegeeven tot het vervaardigen van zulk een Eudiometer, als ik in myn Werk over de Plan~v ten befchreeven heb, of reeds dergelyken bezaten, Alhoewel ik dan meende eenige reeden te hebben om te denken , dat de na-  "Over de Zee-tucht. 2,43 nabuurfchap dier boomen eenigermaate oorzaak konde zyn van de zuiverheid der lucht van de plaats, die ik bewoonde, dagt ik ook te gelyk, dat de vorst, die toen begon, iets kon hebben toegebragt om de lucht in 't algemeen zuiverer te maaken, door de oorzaaken van bederf, die by warm weeder plaats hebben, merklyk te doen verminderen. - Het fchynt dat de oorzaak van die byzondere frisheid , welke men zo blykbaar by vriezend weeder gevoelt , voor een groot gedeelte moet worden toegefchreeven aan de zuiverheid van onze Hoofdftof, die dan plaats heeft. Na deezen uitflap hervat ik het verflag der proeven met de Zee-lucht gedaan. Het fchynt uit het geen reeds boven, gezegt is, dat de lucht, welke ik voor de eerftemaal op Zee toetfte, zonder keus van tyd of plaats, de befte lucht in goedheid te boven ging, welke ik op het Land ontmoet had, in reeden van 91. tot 100. of om nauwkeuriger te fpreeken, in reeden van 109. tot 100. wyzende het grootfte getal den grootften trap van zuiQ 2, ver-»  244 Over de Zee-lucht. verheid aan. — Door: deeze eerite proef een zo aanmerklyk verfchil tusfen de Zeeen Land-lucht gevonden hebbende,fchoon wy flechts eenige weinige mylen van Land waren, meen ik dat waarichynlyk V,' dat de lucht, wanneer zy in het midden van den Oceaan zal getoetst worden, nog veel zuiverer zal bevonden, wordenen dat het niet te denken is, dat ik juist de befte lucht,die op Zee is, op de eerite plaats, daar ik my geheel toevallig bevond , zou aangetroffen hebben. Den volgenden dag, 4. November, in het midden van het Canaal tusfen Engeland en de Vlaamfche Kust zynde, maakte ik my gereed om de proeven te herhaalen; doch ik konde niet flagen in het neemen derzelve, door de geweldige beweeging' van het Schip, zynde de wind fterk en en het weeder reegen'achtig geworden; ik wilde echter de geleegenheid niet geheel laten veriooren gaan, en vulde drie flesjes, tot dat einde gefchikt, met lucht , dezelve met water gevuld uitgietende' terwyl ik op het dek ftond. Den  Over de Zee-lucht. H$ Den volgenden'dag', 5". November, kwamen wy vroegtydig te Oitende aan, Wanneer ik my haalle om de lucht, in dc drie flesjes op Zee ópgefloten, met Niterlucht te toetzen: ik bevond, irrdrieagterëenvolgende proeven, dat ééne maat met ééne maat Niter-lucht 0,97. graden befloeg, die lucht was dus 'Hechts"van 103V graden. - De Dampkring-lucht te 10. uur 's-morgens, zö als die in de Stad was,"beproevende , 'bevond ik die. omtrend van dezelfde hoedanigheid, als de lucht fiifi in de flesjes was opgeflotèri geweest; want ééne maat van ■ dezelve befloeg met ééne maat Niter-lucht 0,98. graden; zy was derhalve van 102. graden. - Öes namiddags ten 2. uur, het' weeder zeer regen'agtig zynde, toetfte ik de lucht van Oftehde op nieuw, en bevond dezelve van 102. tót 100. graden vermindert,want ' toen befloeg ééne maat met ééne maat INiter-lucht juist 100. graden: denzelven namiddag, wanneer het weeder nog ree* genagtig, doch de wind aan Zee zeer fterk was, ging ik naar het ftrand en verzamelde een fles vol lucht, zo als die uitf Q 3 Zee  a4<3» Over de Zee-lucht. Zee aa nwoei, en deeze lucht in de herberg toetzende, bevond ik door veele proeven , de een na de ander genoomen, omtrend éven zo goed, als de lucht aan den mond van de Rivier de Theems \ want ééne maat befloeg met ééne ma-at Niterlucht 0,94. en 0,95-. graden: de Dampkring-lucht toen toetzende, zo als die was in dat gedeelte van de Stad, daar ik myn intrek had, ,vond ik dezelve een Weinig Hechter, alhoewel zuiverer als ik immer in Engeland had aangetroffen; want ééne maat van die lucht befloeg in vyf agterëenvolgende proeven ,met eene maat Niter-luch. 0,07, graden. Dewyl het verfchil tusfen de hoedanigheid der lucht, in den mond van de Theems gevonden, en zo als dezelve in t midden van het C anaal was, by een Herken wind en reegen, aanmerklyk genoeg is, en duidelyk kan bemerkt worden ; giste ïk, dat de reeden van dit verfchil wel kon zyn, dat de lucht, zo als dezelve 4en 3. November in den mond van de Theems was, geduurende verfcheide dagen blootgefteld geweqst was aan den invloed  Over de Zee-lucht. 247 vloed van de Zee , zonder met de lucht van het Land vermengd te zyn gewon, den; want het was geduurende verfcheide dagen dood ftil geweest; en dat de lucht * welke ik in volle Zee den volgenden dag verzamelde, geduurende ftorm'agtig weeder , gemengd was met de lucht, dié van over het Land kwam. - In dit denkbeeld wierd ik bevestigd, toen ik den 5. November , 's namiddags ten 5. uur, de lucht, die ik op Strand verzamelde , ten naaftenby éven zo goed vond, als die» welke ik den 3. Novemb. in den mond van de Theems getoetst had; de wind Noordwest zynde, kon men de lucht, die uit Zee naar het Strand woei, als Zeelucht aanmerken, niet vermengd met lucht van het Land. Dan, na óp deeze wys niet zondeb voldoening over de oorzaak der verfchillen , die zich in den uitftag myner proeven opdeeden, gedagt te hebben, viel my een vermoeden by, dat my niet weinig in verleegenheid bragt: ik had op Zee éert tobbe, met Zee-water gevuld, gebruikt; in welke ik den 3. Novemb. de proeven Q 4 deed.  148 Over de Zee-lucht. ideed , en bet water , waar van ik my te Oliënde bediend had, was zoet-water of put- water j het kon dan wel zyn, dagt ik, dat byaldien ik my van Zee-water bediend had, toen ik de lucht, den 4. November op Zee tusfen Engeland' en de Vlaamfche Kust genoomen \ toetfte, ik dezelve misfchien éven goed zoude bevonden hebben, als die van den vorigen dag. - Deeze overweeging deed' my befluiten een dag langer te Oliënde te blyven, ten einde my zelve hier omtrend te kunnen voldoen. Ik liet my dan een emmer vol Zee-water brengen, en toetfte de gemeene lucht verfcheide-maal, beurtlings nu in dit Zee-water, dan in het pomp-water, dat in de herberg in welke ik was, gevonden wierd ; doch dewyl ik geen verfchil van eenig belang in de uitkomften der proeven in het een en ander water vond, beüoot ik, dat het gevolg, 't we'k ik uit de proeven, den 3. November genoomen, had afgeleid,, wettig was. (ƒ) »g£ Cf) Ze .-der- m u Vr.ei.d Ör. j. van bWra ' R^4d m de Fnedfehap te Delft, my in het jaar' 17S1,  Over de Zee-lucht. 249 'Er bleef na dit alles nog eene bedenking over omtrend de verandering, wel-ke de lucht, op Zee genoomen, in de flesfen, in welke zy .beüoten was geweest , 1781 berichte, dat hy door een. zeer groot aantal proeven bevonden had, dat verfchillend waterx in_ het welk men deeze toetzen doet, een aanmerkiyk , verfchil in derzelver uitkomften veroorzaakt, heb ik beginnen te begrypen, dat men aan myne nauwkeurigheid , met opzicht tot de hier opgegeeve Waarneeming, zoude kunnen twyfelen. ,—- IIoc; overreed ik zelve ook was, deeze proeven met genoegzaame nauwkeurigheid te hebben genoomen, om 'er de gevolgen uit te kunnen afleiden, welke ik 'er uit getrokken heb, heb ik echter niet wiilen nalaaten, de proeven , waar van hier gefprooken wordt, te herhaalcn; ten minde voor zo veel my weegens. den varren afltind van de Zee mogelyk was, —i Ik deed met dezelfde gemeene lucht, achttien proeven na elkander: de zes eerde eveneens gelyk ik altoos gewoon ben, te weeten: de buis van den Eudiometer, met put-water gevuld zynde, van welk water ik my altyd bediend heb; ik fchudde de buis gelyk ik gewoon ben, geduurende omtrend 15 feconden, in een bak of tobbe, met het zelve zoort van water gevuld: by de volgende zes proeven vulde ik de buis met put-water, in het welk zo veel gemeen zout gefmolten was; Q 5 ajs  ijo Over de Zee-lucht. weest, kon hebben ondergaan; en dit vermoeden had zyn grond in eenige van myne voorige proeven, door welke ik geleerd had, dat de lucht in bouteilles be- als vereischt wierd om het zelve ten minfte zo zout als Zee-water te maken, ik fchudde voorts de buis in de water-tobbe,éven alsbyde zeseerfte proeven, geduurende 15 fecondeq. (Het water dat in de buis van den Eudiometer is , vermengt zich niet fpoedig met het water dat in de tobbe is , in het welk de buis gefchud wordt, dewyl de middenlyn van de buis klein is, en daarenboven gefchiedt de inlyving der luchten reeds by de eerfte fchuddingen). Ik deed vervolgens zes dergeïyke proeven, vullende de buis van den Eudiometer met gedeftil- leerd water. Voor 't overige wierden die proeven naar de verkorte manier gedaan, dat is: dat ik ééne maat gemeene lucht in de buis van den Eudiometer liet opklimmen, eH 'er eene enkele maat Niter-lucht by voegde. Zie hier den uitflag deezer proeven. De lengte der overblyvende lucht-colom, na elk der zes eerfte proeven met put-water genoomen, was 1,08; 1,081; 1,08; 1,07^; i,oS. De lengte van de lucht-colom in de volgende zes proeven, met zout water genoomen, was i,e7|; 1,06; 1,08; i,o6, 1,07; 1,06. De  Over de Zee-lucht. i<^\ bewaard van hoedanigheid kan veranderen; 't zy dan, om dat het moeilyk is bouteiiles te vinden , welke zo nauwkeurig gefloten kunnen worden, dat volftrekt alle ge- De lengte van de lucht - colom in de zes laatfte proeven , met gedeftilletrd water genoomen, was 0,96; 0,96; 0,96 j; 0,06; 0,97; 0,96. Het blykt uit deeze proeven, dat de toetzen met zout water gedaan, en die, welke metput-water, zo als het in myn huis te Weenen gevonden wierd , genoomen werden, indedaad uitkoroften gaven , hoedanige ik met het put-water te Oftende niet verkreeg; namelyk dat in de zes proeven met zont water de vermindering van de gemengde masfa der twee luchten een weinig grooter was: maar dit verfchil was nogtans zo gering, dat een Natuurkundige, minder gewoon den Eudiometer te behandelen, het zelve waarfchynlyk niet zoude bemerkt hebben; doch men ziet, dat het verfchil der uitkomften van de zes laatfte proeven, by welke ik gedeftilleerd water gebruikte, te groot was, dan dat het niet duidelyk zoude bemerkt worden. De Heer van rreda heeft beftendig waargenoomen, en ik heb bevonden dat hy zich niet bedroogen heeft, dat de vermindering der twee luchten in 't algemeen grooter is , wanneer men reegenRivier of Meir-water gebruikt, ( hy heeft tot het toetzen met Meir-water dat van het Haarlemmer- Meir  %$x Oh er de -Zee-lucht. gemeenfchap met 'de buitenlucht afgefloten blyft, 't zy dat de fchudding van het water , 't welk men' gemeenlyk in de flesfen met de lucht opfluit, de hoedaheid van dezelve bederft; of om dat de lucht uit haaren aart verandering onderheevig is, gelyk de meette andere vloeiftó'ften, 't welk ik in'1 myn Werk over de Planten heb tragten te bewyzen: doch na hier over rypelyk gedagt te hebben, kwam het my waarfchynlyker voor, dat bet verfchil tusfchen de lucht , in de fles- ;. iftliftèb ^OöliiJBv-j. qjad,;,. • li * 1 '< ■ < , Mejr gebruikt) dan wanneer men zich van pomp- of put-water bedient. Ook heefr hy verfchil gevonden in den uitflag der proeven, genoomen./ met putwater; uit onderfcheide pforopeu pf putten. — Zy die liet groot verfchil kennen, dat dikwerf in het water van putten , op verfchillende , plaatzen geleegen, zelfs in eene en dezelfde Stad, plaats heeft., «zullen zich hier over niet verwon- t deren. Deeze in zich zelve gewigtige; ontdekking zou misfchien de vordering, welke wy met betrekking t tot de nauwkeurige en vergelykende bepaaling van i de goedheid der dampkring-lucht van verfchillende Landen meenden gemaakt te hebben, kunnen ver- . tragen. Zou men deeze zwarigheid kunnen weg-  Over de Zee-lucht. 2,5-3 fen., den 4. November op Zee opgefloten, en die., welke ik den voorigen dag getoetst had, indedaad daar aan.was toe te fchryven, dat de Zee-lucht den 4. November met lucht van het Land ver. mengd was door den flerken wind: en hier in wierd ik te meer beveiligd, toen ik den volgenden dag, den 6. November, ten 9. uur 'smorgens, de wind noordwest zynde, de lucht teOftende,zelfs by myne herberg, byna zo goed bevond, als den 3, November in den mond van de Theems; wegneemen , door altyd de buis van den Eudiometer met reegen-water, 't welk men ten dien einde kan bewaren, en dat overal byna van denzelfden aart is, te vullen? zou het misfchien goed zyn, de menging der luchten eerst in een wyd glas te doen, by voorbeeld van 2 of 3 duimen middenlyns, en daar na de lucht in den Eudiometer te laten opklimmen? De Heer van bkeda fchynt my tot hier toe eenigzints tot dit denkbeeld over- tehellen. Hy heeft een groot aantal proeven genoomen om deeze zwarigheid wegteneemen, ik zelve heb 'er veele na hem gedaan, doch dewyl hy tot dit onderzoek eene byzondere oplettenheid heeft belteed, hoop ik, dat hy ons wel dra den uitflag zyner onderzoekingen zal mededeelen.  a5"4 Over de Zee-lucht. Theems; want in drie agterëenvolgende proeven , befloeg ééne maat gemeene lucht met ééne maat Niter-lucht 0,94! graden. De wind was fterk en zeer koud» de lucht betrokken. Denzelven morgen, den6. November» ten 11. uur, de wind nog zeer fterk zynde, vulde ik een fles met lucht op het Strand, (het water, waar meede de fles gevuld was, in de Zee zelve uitgietende), en deeze lucht toetzende, bevond ik dezelve minder goed , als die, welke ik twee uuren te vooren getoetst had; fchoon zy beeter was, als de befte lucht, die ik in Engeland ontmoet had; want ééne maat befloeg met ééne maat Niterlucht 0,97. graden. - De windftreek was toen een weinig veranderd, fchoon ik niet juist kan zeggen, uit welken cornpas-ftreek dezelve toen woei. Uit deeze twee laatfte proeven , kan9 20 ik meen , veilig beflooten worden, dat indien de Zee - lucht altyd zuiverer is als de Land-lucht, dezelve echter even veranderlyk is van zuiverheid als de Land-lueht: ik zal thans in geen on_  Over de Zee-lucht. 2,yy onderzoek weegens de oorzaak dier onbeftendigheid treeden, maar denke, dat de zaak in zich zelve wel den aandagt der waarneemers waardig is. Na deeze proeven geëindigt te hebben vertrok ik naar Brugge, ik toetfte aldaar de Dampkring-lucht ten 7.uur des avonds, en ik bevond dezelve minder goed als te Oftende; want ééne maat befloeg met ééne maat Niter-lucht omtrend i^. graden. Te Brugge koomende had ik het verdriet te vinden, dat drie flesfen, welJse ik te Oftende met lucht gevuld had ontkurkt waren, waar door ik verhinderd wierd, de lucht van Oftende met de lucht te Brugge te vergelyken, doende de proeven in het water, dat te Brugge gevonden wierd. Den 9. November te Gend zynde, toetfte ik de lucht van die Stad, omtrend ten 3 uur des namiddags , en ik vond dezelve beeter als te Brugge; want ééne maat befloeg met ééne maat Niter - lucht omtrend 1,03. gr aden, in verfcheide proeven ; dat is, de goedheid van die lucht was van 97. graden. Dc-  %$6 Over de Zee-lucht. Dewyl alle de proeven, in het vervolg deezer Verhandeling opgegeeven , juist éveneens als de voorige zyn genoomen, zal ik voorts, ten einde niet genootfaakt te zyn geduurig dezelfde woorden te herhaaien, alleen het getal der graden of .afdeelingen der maat, welke van de twee luchten in de proeven vernietigd wierden , opgeeven, en die getallen zullen de graden der goedheid van de getoetfte luchten aanwyzen/ Den 12. November vond ik de lucht te Brusfel van 94; graden, ten 7. uur 's avonds. Den 13. het weeder regenagtig en de lucht zeer vogtig zynde, zond ik myn knegt in het laage gedeelte van de Stad, om aldaar een fles met lucht te vullen, om dezelve te vergelyken met die van het hoogere gedeelte der Stad, alwaar ik my bevond: deeze lucht was twee graden Hechter, als die van het hoogere gedeelte , want de goedheid der eerfte was van 94. en de laastgenoemde van 96. graden! - Deeze proef ftemt zeer wel overeen met het geen men te Brusfel gemeen-  Over de Zee-lucht. . ±57 rfteenlyk gelooft,te weeten: dat de lucht van het laage gedeelte der Stad min gezond is, als die van het hoogere; en het is indedaad niet zeldzaam , dat lieden van een zieklyk geitel in het laage gedeelte woonende, wederom gezond worden , wanneer zy, na alle middelen vrugtloos beproeft, te hebben, in het hoogere gedeelte gaan woon en. Den 14. November was het weeder helder en vriezende; toen de lucht van het laage en hooge gedeelte toetzende, vond ik in de goedheid geen onderfcheid, ook was dezelve beeter als den voorigen dag, Zynde nu van 97. graden. Den 15". het weeder nog éveneens als den 14. zynde, bevond ik de lucht van beide de gedeeltens der Stad nog denzelven graad van goedheid te hebben, als den voorigen dag. - Zou de vorst, die alle oorzaak van bederf doet verminderen, de lucht in beide gedeeltens der Stad gelyk van goedheid hebben gemaakt ? dit is gansch niet onwaarfchynlyk. Den xx. het weeder koud , vogtig en reegen'agtig zynde, onderzogt ik de lucht II. DEEL. R te  258 Over de Zee-lucht. te Antwerpen, welke ik minder goed bevond als te Brusfel,zynde van s>oïgraad. Den 23. begaf ik my op weg naar myn Vader - ftad Breda, en ten 8. uur 's morgens van Antwerpen vertrekkende > vulde ik een fles met lucht, uit die Stad. ik vulde een andere op het midden van de grooteHeide tusfen Antwerpen en Bredase lange Heide genoemd,en des avonds toetfte ik te Breda die beide luchten, welke ik omtrent éven goed bevond: de Antw7erpfche was van 94. en die van de Heide van 94; graden; de lucht te Breda was van 94. graden. Den 24. het weeder helder en koud zynde, en de thermometer naby het vriespunt, bevond ik ten 11. uur 'smorgens, de lucht te Breda van 98. en ten 7. uur des avonds van 97. graden. Den 25-. het weeder koud en reegenagtig,was de lucht te Breda van 96. graden. Den 26. het weeder koud, zeer reegenagtig, en de wind zeer fterk zynde , bevond ik de lucht te Breda van 97. graden, des morgens en 's avonds. Den  Over de Zee-lucht. 25-9 Den 27. vertrok ik van Breda naar Rotterdam over den Moerdyk, en ik toetfte de lucht aan den Moerdyk by het water, welke ik van 98! graden bevond; het weeder was koud en helder, zonder vorst. Deeze plaats wordt voor zeer gezond gehouden, de bewooners hebben'er in't gemeen een gezond en fterk voorkoomen, en de meefte bereiken eenen hoogen ouderdom. Den 28. het weeder koud en reegenagtig zynde, toetfte ik de lucht te Rotterdam, en bevond dezelve van 97. graden. Den 29. te Delft zynde, nam ik aldaar de lucht, geduurende reegenagtig weeder en zeer fterken wind, ik toetfte die lucht den volgenden dag in 'sHage, en bevond dezelve van 97. graden, de .lucht in 'sHage was van 96. graden. Den 30. het weeder koud zynde, was eenigzints vriezende, en de wind naar het noorden gekeert. de lucht in 's Hage bevond ik van 96. graden. Den 1. December nog in 'sHage zynde, vond ik een der merkwaardigfte ver* R % and$"  z6o Over de Zee-lucht. andcringen in de lucht: de wind was zuiden en zeer fterk, en de lucht zo warm, dat men uit een huis gaande, fcheen uit een koude lucht in een, door een kachel verwarmt, vertrek te koomen. - Dewyl ik die verandering niet gewaar wied, dan na ik reeds gereed Hond om verfcheide vizites afteleggen, kon ik geene proef doen, en vergenoegde my eenige glazen met Dampkring - lucht, op ftraai genoomen te vullen, en zond myn knegt naar Scheveninge om een fles mei lacht, op Strand aan Zee, te vullen. Den z. waren de wind en de warmte als den voorigen dag: veele beez'gheeden beletten my dien dag eerder als 's avonds proeven te neemen; ik vond den thermometer van f haren heit, die den 30. November op 1 et vriespunt was , op 54. graden in de open lucht: ik toetfte de Dampkring - lucht, zo als dezelve toen was, en bevond die van 84. graden; dat is, dat ééne maat met ééne maat Niterlucht 1,16. graden, befloeg. - De lucht, den 1. December in de glazen opgeflo*en, was van 83. graden, en die, welke ik  Over de Zee-lucht. %6x ik aan Zee had doen neemen, was van 85-. graden. - Dewyl ik de gemeene lucht nog zo flecht niet gevonden had, vermoede ik dat'er een ge misdag plaats had, 't zy in dén Eudiometer, 't zy in de Niter-lucht; en niets aan den Eudiometer befchadigd vindende , maakte ik nieuwe Niter-lucht, en wel verfcheide maal; maar altyd ten naaftenby dezelve uitkomst verkrygende, kon ik niet nalaaten te befluiten,dat de lucht indedaad eene aanmerklyke verandering in den graad van derzelver goedheid had ondergaan ■> zo wel als met opzicht tot derzelver graad van warmte : en ik wierd ten volle beveiligd in het vermoeden, dat de lucht veel Hechter was geworden, door eene vry zonderlinge ontmoeting, die my by het neemen deezer proeven gebeurde: een der huisknegten gezien hebbende, dat het vogt (het fterk-water) het welk hy my dikwyls in een flesje, waarin koper was, had zien doen, om Niter-lucht te maaken, weldra begon te koken ♦ zonder dat 'er vuur bykwam, verhaalde zynen meefter, buiten myn weeten, dat R 3 h?  %6i Over de Zee-lucht. hy my iets zeer verwonderlyks had zien doen, kookende (zo drukte hy zich uit) water zonder vuur; de nieuwsgierigheid deed den Huiswaard ras by my koomen, om te zien of de knegt hem waarheid had gezegt, en nauwlyks was hy by mY neergezeeten , of ik bemerkte dat hy aamborftig was ; ik deed hem eenige vragen weegens zyne ziekte, van welke hy my een vry nauwkeurig bericht gaf, en verftaande dat ik de Geneeskunde oeffende, verzogt hy myn raad, 'er byvoegende, dat hy de lucht zeedert twee dagen zo buitengemeen drukkende had bevonden , dat hy nauwlyks adem halen konde; en indedaad hy ademde ten uiterfte bezwaariyk, ook zeide hy dat zyn dochter insgelyks aanaamborfligheid onderheevfg,éveneens met veelmeer moeite ademhaalde. Den 4. December toetfte ik de lucht te Amfterdam; het weeder was regenagtig, koud, en de wind fterk, derzelver'goedheid was van 97. graden. Den jr. het weeder nog éveneens aanhoudende, was de lucht van 98. graden. Den  Over de Zee-lucht. § 2,63 Den 10. te Rotterdam te rug gekoomen zynde, vond ik de lucht aldaar, by regenagtig weeder, van 99. graden. Men had in het begin van het Voorjaar geëindigd een moeras of meir, naby Rotterdam geleegen, droog te maaken, hetwelk omtrend half zo groot als het Haarlemmer-meir, voorheen uitgeveend, en zeedert onheuglyke jaaren beftendig met water bedekt was geweest; nauwlyks was deeze vlakte van water ontleedigd, of 'er verhieven zich rottige uitwaasfemingen, en eene zeer zwaare befmettelyke ziekte verfpreidde zich door alle de plaatzen naby dit moeras gelee, gen; de befmetting was geduurende de winter-koude verminderd, maar zy ontftond wederom in den laastverloopen Zoomer, en begon toen ik my hier bevond wederom te verflauwen : deeze befmetting had zeer veele menfchen weggefleept, en hield nog niet geheel en al op te woeden; zy vertoonde zich gemeenlyk in de gedaante van eene irreguliere intermitteerende koors, van eene remitteerende galkoors, en dikwyls R 4 al*  264 * Over de Zee - lucht. als eene waafe rot-koors: nauwlyks was 'er een huis, waar m niet een of verfcheide zieken waren. - Deeze fchadelyke uitwaasfemingcn fcheenen Zich niet zeer verre te verfpreiden, want de Dorpen op een vierde van een myl van dit droog•gemaakte moeras geleegen, wierden 'er niet door aangedaan. - Ik begaf my naar de plaats zelve, verzeld van myn vriend den Heer de monchy, zeer geleerd Profesfor in de Geneeskunde; en myn Eudiometer meede genoomen hebbende, toetfte ik de lucht van die vlakte op de plaats zelve den 1 \. December, en bevond die van dezelfde goedheid als de lucht te Rotterdam; doch toen bemerkte ik geheel geen flank, welke geduurende den ganfchen Zoomer zeer merkbaar geweest was, ook was de wind dien dag zeer llerk, door welke de fchadelyke uitwaasfemingen kunnen verdreeven zyn, die ik al • daar misfchien by een ftillen dag zou gevonden hebben. - De Heer bicker, een der beroemfte Genccsheeren te Rotterdam, en Secretaris van het BataaffchGenootfchap, gaf my een fles, welke hy met  Over de Zee-lucht. 2.65 met lucht, bp dat moeras, in een plaats alwaaar hy nog duidelyk eene Hinkende «itwaasfeming gewaar wierd, gevuld had; deeze lucht toetzende vond ik dezelve indedaad Hechter, als die, welke ik op de plaats zelve getoest had. Den 12. December bevond ik my omtrend den middag, op het midden van het water tusfen Dordrecht enden Moerdyk, ter plaatze, welke het Hollandsdiep genoemd wordt. Het weeder was betrokken, zonderling droevig en reegenagtig, en de wind fterk: ik onderzogt de lucht op het midden van dit water en bevond dezelve veel minder goed, als de lucht te Rotterdam;; want zy was van 91. graden. Den 13. te Breda wedergekeerd zynde, bevond ik de lucht aldaar des morgens van 91. graaden. Het weeder was droevig,het reegende en woei fterk,des namiddags het weeder opklaarende , bevond ik de lucht een weinig verbeeterd, derzelver goedheid was van 93! graaden . Den 16. te Antwerpen te rug gekomen zynde, het weeder reegen'agtig en R 5- ge-  ^£ Over de Zee-lucht. gematigd zynde) vond ik de lucht ym het laagfte f gedeelte der Stad van 95-. graden; en die van het hooglte gedeelte van 96. graden. Den 17. het weeder byna als den voorigen dag zynde, was.de lucht te Antwerpen van 93. graden. Den 18. kwam ik te Brusfel te rug, het weeder was betrokken, regen'agtig, een weinig warm, en het woei fterk, ik bevond de lucht van 91. graden. Den xi. het weeder droog en koud zynde, was de lucht te Brusfel van 94. graden. Den xx. het weeder niet veranderd zynde, was de lucht van dezelfde goedheid ajs den voorigen dag. Den X3. te Mons gekoomen zynde, terwyl het weeder regen'agtig en koud was, bevond ik de lucht aldaar van 96. graden. Den X4. het weeder betrokken enkoud zynde, toetfte ik de lucht naby Bouchain: zy was van 9y{ graden. Den 'i'f, vroor het fterk, ik toetfte de lucht te Perone, en bevond dezelve van 97j graden. Deri  Over de Zee-lucht. 2.67 Den x6. bevond ik my te Cuvilli, een Dorp vier mylen van Roye geleegen, het weeder bleef nog vriezende; ik onderzogt de lucht van die plaats, gelyk ook die, welke ik in een flesje op de helft vari den weg beflooten had, en bevond die beide van 97. graden. Den vj. hield de vorst nog aan, ik bevond de lucht te Senlis van 97^ graden , de lucht die ik op weg genoomen had, was van dezelfde goedheid. Den 19. kwam ik te Parys, het vroor nog, en ik vond 'er de lucht van 97. graden. Den 8. January 1780. vroor het fterk, ik bevond de lucht te Parys van 100. graden. Den 13. vroor het fterk, de lucht was te Parys van iox. graden. Ik vervolgde deeze onderzoekingen; maar deeze Verhandeling reeds te uitgebreid geworden zynde, zal ik hier Hechts nog eenige gevolgen, uit de befchreeven proeven afgeleid, by voegen, (g) Men (g) Deeze proeven vervolgende, na dat deeze Verhandeling reeds aan den Ridder pringle te Londen  ,2.68 Over de Zee-lucht. Men kan zo t my toefchynt uit die proeven beiluiten, dat de hoedanigheid der gemeene lucht in 't algemeen zuiveyer is op Zee, en op het Strand, dan dieper in het Land. - Men kan dan met meer vertrouwen in 't vervolg de Zee- Londen was gezonden, bevond ik, dat de gemee. .se lucht boven 100 graden bleef, zo lang de vorst niet verminderde; haare goedheid fcheen zelfs te vermeerderen met het toeneemen der koude. Den 30. January was de lucht te Parys, en in den ■omtrek, van 1,03 graden, en zy bleef dien graad van goedheid behouden tot den 3. February, wanneer de vorst begon te verminderen; de lucht was toen van ipc graden, en den eerden dag,op welken de vorst afliet, verminderde de goedkwd der lucht tot op 97 graden. Men bemerkt dat het vuur, of het hout, wanneer het fterk vriest, een veel helderer vlam geeft, en veel eer verteert, als des Zoomers. Zou de oorzaak hier van , ten minfte gedeeltelyk, niet zyn, dat de lucht, ten tyde van fterke vorst, meer of 'min den aart van gedéphlogifteerde lucht naby •komt, in welke alle hrandbaare doffen met een uitneemend helder ligt branden, en zeer fchielyk verteeren , in evenredigheid van de zuiverheid dier. lucht ?  Over de Zee-lucht. 2691 2ee-reizen, of het verblyf in Plaatzen naby de Zee geleegen, verre van moerashge itreeken, aanraaden , aan Lieden die borötziektens hebben, (/z) Het i_ h~) Het reizen over Zee , ter geneezing van verfcheide ziektens, wordt thans by veele Geneeskundigen van naam voor zeer nuttig gehouden, vooral in Engeland. — De Heer gilchrist, zeer beroemd fïeneeskundige in Schotland, heeft, meer dan twaalf jaaren geleeden, een Werk over dit onderwerp uitgegeeven ; in het welk hy, na bygebragt te hebben het geen tot deeze zaak betrekkelyk by oude en latere Schryvers gevonden wordt, een goed aantal waarneemingen opgeeft van ziektens, in welke de Zee-reizen van een zeer merkbaar nut geweest zyn. Hy heeft dezelve voornamelyk nuttig bevonden in de borstziektens in 't gemeen, en in kwaadzappigheid. De Heer joseph ewart, een zeer kundig Man, met wien ik geduurende zyn verblyf te Weenen in 'tjaar 178a. vriendfehaplyke kennis maakte; en die den Heer gilchrist byzonder gekend heeft, heeft my verfcheide gevallen medegedeeld, in welke hy zelve een verwonderlyk goed gevolg van 2ulke reizen gezien heeft; één, waar van hy ooggetuigen was, zal ik hier by voegen. Eenige jaaren geleeden verzelde hy op een reis over Zee naar Lisfabon een zyner Vrienden, die alle de kenmerken van eene Longen-teering had, aan welke ziekte  %7ö Over de Zee-lucht. Het is ook zeer waarfchynlyk, dat de lucht over den Atlantifchen Oceaan, en over alle andere Zeeën verre van de Kusten vry zuiverer is,als in de nabuurfchap van het Land. Het iiekte zyn vader en alle zyne broeders geftorven waren, hy had de eerfte beginzelen in den ouderdom van 17 tot 18 jaaren bemerkt, hy hoefte zeer veel, en klaagde van pynen in de borst; hy ontlafle uit de longen veel ftoffe, welke volkoomen naar etter geleek. De ziekte toeneemende had hem zeer vermagerd en verzwakt , eindelyk was het uitteerend nagt - zweeten 'er by gekoomen , en deeze veege ftaat des Lyders deed zyne Genees- heeren een reis naarLisfabon aanraden. De Heer ewart nam waar, dat die zorglyke omftandigheeden reeds met het begin van de reis, welke lang en ftormiigtig was , verminderden, en eindelyk geheel verdweenen, verkrygende de Lyder nieuwe kragten met de wederkeerende gezondheid. Na den Winter te Lisfabon te hebben ^ doorgebragt, ondernam hy een reis op de Middellandfche zee, en kwam over zee in Engeland, volkoomen herfteld, te rug; alwaar hy zeedert, tot nu toe (December 1782.)-eene volkoomene gezondheid geniet. De Engelfche Geneeskundigen hebben zeedert lange de gewoonte, lieden door longen - teering, ■ kwaadzappigheid, en veele andere hardnekkige ziek-  Over de Zee-lucht. zyi Het fchynt ook, dat de lucht, in 't gemeen in den Winter by vriezend weeder zuiverer is, als by de Zoomer - warmte. (/) en dat de buitengewoone warmte, welke fomtyds in de Wint er-maanden , ont- ziektens aangetast, naar Lisfabon, of naar het eiland Madéra te zenden, in onderftelling dat de lucht van die plaatzen, welke voor zeer heilzaam gehouden worden, de gezondheid herftellen' kan; doch de Heer ewart, waargenoomen hebbende , dat die geene alleen herftellen, welke reeds geduurende de reis eene merkbaare verlichting ondervonden hebben, is van gedagten, dat de geneezingen, door die reizen uitgewerkt, niet toe te fchryven zyn aan de goedheid van het climaat dier landen; maar voornamelyk, zo niet geheel en al, aan de Zee-reizen zelve. Ik meen, dat zy, die kundigheid van de Eudiometrifche proeven hebben,na het leezen van deeze Verhandeling met my zullen inftemmen, dat niet, gelyk zomin ige denken, de beweeging van hetfchip, maar de zuiverheid der Zee - lucht de oorzaak dier geneezingen is. Zou dit dan de hoop niet doen vermeerderen, dat men een heilzaam gevolg van het gebruik van gedéphlogifteerde lucht in zulke gevallen zou verkrygen? Dit is nader beveiligd door den Heer van  %fi Over de Zee-lucht. ontftaat, de lucht zonderling helmetten kan, waar van ik hier voor eert treffend voorbeeld heb opgegeeven: het komt my voor, dat de reeden van dit verfchynfel is, dat de Winterkoude (welke uit haaren aart de meefle oorzaaken der verrotting en gillingen die by warm weeder werkzaam zyn, fluit) merklyk verminderende, de algemeene neiging tot bederf wederom begint; en dat het bederf, 't welk daar door in onzen Dampkring ontftaat, des te grooter is, dewyl in den Winter de Plantgewasfen, of zonder bladeren, of kragteloos zynde, byna geheel geen vermoogen hebben, om de oorzaaken van bederf tegen te werken. Men zou ook uit de waarneemingen, in deeze Verhandeling bevat, kunnen befluiten,dat moerasfige Landen,en alle zulke, welke aan rottige uitwaasfemingen ïyn blootgefteld, in den Winter, by vorst, vry gezond zyn; en dat de graad der goed-' heid van derzelver lucht, die des Zoomers breda in eene Verhandeling brief5Wyze aan my gefchreeveci.  Over de Zee - lucht. 2,73 niers plaats heeft, meer verfchilt van dië, welke in den Winter beftaat, dan in Landen , welké door hunne legging zeer gezond zyn. Wanneer men genootzaakt is eeri bagezonde en moerasfige ftreek door të réizen;is het dienft;g,ëen dag té verkiezen, dat de wind fterk is; om dat dé fchadelyke deeltjes dan worden Weggevoerd , en niéuwe lucht in de plaats wordt gebragt, welke de winden aanvöefeii. Om te oordeelen of de gevolgen, welkë ik 'uit den inhoud deezer Verhandeling'afleide,iri dé Natuur,ëri op waarneemirigeii gegrond zyn,behoeft men ze Hechts toetëpasferi op plaatzen, op welke zy betrekking kunnen hebben. De daaglykfche ondervinding van hüü dië dc Zee bevaaren leert genoeg, daè de lucht, welkë men aldaar in 't geméén ademt, Zuiverer is, als binnen 's Lands. - \ Myn oude vriend, de Héér damman, zeer kundig Geneesheer, ett Koningiyk Profesfor iri de Vroedkunde te Gendt, heeft my verzeekërd, dat hy iri zeever* jaaren;geduurende welke hy deGenees- ii. deel; S küïl-  174 Over de Zee-lucht. kunde te Oftende oeffende , bevonden had, dat aldaar zeer weinige ziektens regeerden ; en dat het zeer zeldzaam is j aldaar aamborftigheid , longen-teering' rot-koorfen, uitflag-koorfen, of kvvaadaartige koorfen aan^etrerlèn; dat de ziektens, welke men daar meest ontmoet, reguliere afgaande koorfen zyn , voornamelyk in den Herfst, wanneer aldaar menigvuldige en fchielyke veranderingen van warmte en koude plaats hebben. De Inwooners van Gibralter zyn in 't algemeen zeer gezond , fchoon aldaar .weinig Kanten gevonden worden; waar yan de reeden, naar myne gedagten, in de nabyheid der Zee te zoeken is. In 't gemeen vindt men de lucht op kleine Eilanden zeer gezond, voor al wanneer dezelve bergachtig zyn. De Bewooners van het Eiland Maltha zyn weinig aan ziektens onderheevig,en worden zeer oud. # V. VER-  V. V E R H A N Ö E L ï N Ö Over den Ooffprong en den Aart def Groene Stofte van den Heer Priestley, van de Conferva Rivularis , en van twee foorten van Tremella, en over de verandering van water in Gedéphlogifteerde Lucht i EERSTE AFDEELING. !Zfeedert de Heer priestleyjUI het Jaar 1779, het vierde deel van zyn Werk over de Luchten (a) uitgaf, wierdt hy algemeen voor den Aufteur dief zeer geWigtige ontdekking gehouden , dat in wa- ) Dit vierde Deel is onder eenen anderen ty. tel als de drie voorgaande in het Jicht gekomen, te weeten: Experithents and obfervations relat'mg to various branches of Natural Philofophy; with d continuatian bfthe obfervations ónair, by j. pjuestLEV, LL. I). F. R. S. London MDCCixxrx.S %  %y6 Over de Groene Stofte water > inzonderheid in pomp-water, aan de zonnefchyn bloot gefteld', eene groene ftoffe gebooren wordt welke een ryke bron van zuivere of gedéphlogifteerde lucht is j of welke, ten rmnfte, de meede werken de oorzaak der voortbrenging van die lucht is. — Deeze ontdekking heeft ons een der tot hier onbekende middelen aangeweezen , van welke de voorzienige Natuur zich bedient, om den noodigen graad van zuiverheid in den Dampkring te onderhouden. Eene zelfltandighcid, zo verwonderlyk in haare uitwerkzelen,als eenvouwig van oorfprong, moest noodwendig den aandagt der Natuurkundigen opwekken, en hun aanzetten, om dezelve in haare beginzelen naar te gaan, en haren aart te onderzoeken.-De Heer priestley zelve bleet hier in ook niet agterlyk j hy had deeze ftoiie,.cer hy 'er in zyn Werk melding van maakte, indedaad met die zelfde oplettenheid waargenoomen, welke hem gewoon! vk in het onderzoeken van alle lighaam en, die hy ten onderwerp iyner nafpeuringen ftelt, beftiërt; en hy be-  Van den Heer Priestley. 2.77 faefloot (pag. 341.) niet, dan na dezelve herhaalde reizen met goede Microscoopen onderzogt te hebben, dat zy noch tot het Dieren-„ noch tot het Planten - ryk behoorde; en, om dat zy zelfs in beftoten glazen voortkwam; oordeelde hy , dat zy noch tot het een, noch tot het ander Ryk konde behooren; dat men dezelve -by gevolg, aanzien moest voor een op zich zelf Haan de Weezen, {fubftantia "jk'i generis) ,dat met den algemeenen naam, groene ftoffe, moest benoemd worden. Hy bevond de geheele masfa van deeze lloffe (uitgezonderd eenige weinige holle veezeis, en twee of drie bolvormige lighaamtjes, welke met aeekere regelmaatigheid doorboord waren) te gelyken naar eene geley, en hy hield ze voor eene uit het water neergezonken lloffe zonder werktuiglykheid , welke groen wordt, wanneer zy aan de zonne bloot ftaat. Na dat ik, geduurende drie agteréénvolgendejaaren,eeneonbefchryflyke moeite had aangewend om den aart, deezer ftoffe te kennen , ben ik overreed geworden , dat de Heer priestley deS 3 zelve  &78 Over de Groene $"toffe zelve onderzogt heeft, toen zy reeds in een vry verre gevorderden ftaat was, en dat hy ze met zyne gewoone nauwkeurigheid befchreeven heeft, zo als zy zich in dien Haat gewoonlyk vertoont. Indien de Heer priesiley den voortgang van deeze ftoffe, van derzelver eerite begin af, nagegaan had , en byaldien hy nauwkeurig alle de waarlyk verwonder3yke gedaante-wisfelingen, welken zy trapswyze ondergaat, had gevolgd, zou hy waarfchynlyk geheel anders over derzelver aart gedagt hebben: en ik twyfèl niet, of hy zou geen zwarigheid gemaakt hebben, dezelve (ten minlle wanneer zy nog jong is) in den rang der weezens, die tot het Dieren-ryk behooren , te plaatzen : hy zou zelf (zo ik denk ) genoopt geworden zyn te beiluiten, dat zy trapswyze van het Dieren-ryk tot het Plantenryk overgaat , zonder nogtans volflrekt alle eigenfchappen van derzelver eerfte natuur te verliezen; en zo hy zyne waarneemingen , gelyk ik gedaan heb, geduurende geheele jaaren agtervolgd had, zou hy nog veel meer verwonderd geweest zyn  Van den Heer Priestley. 279 zyn te zien, dat deeze zelfftandigheid, na den grooten Hap, van welke ik fpreeke, gedaan.te hebben, dat is te zeggen: wanneer zy indedaad in den rang der Planten is overgegaan, ten minite in den rang dier weezens is gekoomen, welke men tot nog toe onder het Planten - ryk gerangfchikt heeft; dat zy (zeg ik) door eene zonderlinge omwenteling (welke egter niet dan by zeekere omftandighee* den, waar van ik by vervolg fpreeken zal, plaats heeft) op nieuws wederkeert totdiet Ryk, uit het welk zy was voort, gekoomen; en dat zy vervolgens ten tweede maale wederkeert, tot den rang dier weezens, der Planten namelyk, welken zy verlaaten had. Wanneer ik door een zeer aanmerklyk getal proeven, genoomen met ai de oplettenheid die my moogelyk was, in het jaar 1779. ontdekte, dat de Planten het vermoogen bezitten, om niet, dan alléén in de zonnefchyn, gedéphlogifteerde lucht uittegeeven ; begon ik te vermoeden, dat de groene ftoffe, by welke de Heer priestley dit zelve vermocS 4 gen  z8q Over. de Groene Sloffe gen had waargenoomen, wel eene Plantaartige zelfstandigheid konde zyn; en de overeenkomst der verfchynzeien verftoute my, om ze voor zoodanig in myn W crk over dePlantgewasfen optegeeven, zonder echter andere waarborgen voor myne. onderfteiling te hebben, als die zelfde overeenkomst der eenftemmige uitwerkzelen van die tweeërlei weezens;. want deeze ftoffe met goede Mie ros co open onderzoekende, ontdekte ik in dezelve niet anders dan eene verzameling van uitneemend kleine ronde lighaamtjes „ (in middenlyn geen _45 van een duim haaiende) welke onderling vry naby een. en dezelfde gedaante hadden, en meer of minder by een gepakt waren, naar maate van hunnen ouderdom. — Te dier tyd had ik de flofie niet waargenoomen, dan vóór de verfchyning. der veezelcn, van welke ik by vervolg fpreeken zal. Dewyl ik my met het onderzoek der. groene ftoffe niet begon beezig te hou-, den, dan. na dat ik reeds in de planten, foet ganfche geheim had waargenoomen, van het welk ik myn genoemd Werk yer  Van den Heer Priestley. 2 {fa verflag heb gegeeven, heeft dezelve my in 't geheel tot dat onderzoek van geen dienst kunnen zyn: ik had geen andere kennis van deeze zelfftandigheid, dan die» welke ik door den Heer .prjestley ver-r kreegen had, en zy zou misfchien my, éven gelyk dien Heer, van den weg afgeleid hebben, indien ik met dezelve begonnen had. — Indedaad de ontdekking van deeze ftoffe, en van den invloed der zonne op dezelve, ftelde dien Heer in 't geheel niet in den weg der ontdekking. welke ik daar na deed , zonder in 't minst op die ftoffe te letten. — Die groote Natuurkundige, na in zyne voorig Werken gezegt te hebben, dat,er in de Planten een vermoogen beftaat, om de lucht te verbeeteren, (een vermoogen, 't welk hy meende aftehangen van de groeijing als zoodanig;van degroeijing, welke zo wel ,by nagt, als in de zonnefchyn , plaats heeft) begon te wankelen in het geloof aan dat fchoone fyfthematoen hy waarnam, dat de zuivere lucht, welke in glazen, waar in hy planten, met eenig water om dezelve leevende te houS 5 den ,  282 Over de Groette Stojfe den, gezet had, voortgebragt wierdtj' aanhield voorttekoomen, zelfs na dat hy de Planreii had uitgenoom en, — Meenende, dat dé lucht een voortbrengzel van de Plant was, begort hy te vreezen, dat hy zich bedroogen had, zo dra hy waarnam, dat het water zelve, na dat de Plant 'er was uïtgenoomen, voortging lucht te geeven, door middel van de groene ftoffe , die toen in de glazen was voortgebragt geworden. En dewyl hy, na een oplettend onderzoek, de groene ftoffe voor een bezinkzel uit' het water hield , wiens aart zeer verre van dien der Planten verwyderd was, was het onmooglyk, dat hy zoude hebben kunnen beftuiten, dat het verfchynzel, 't welk hy door de groene ftof zag voortgebragt worden, ook by de Planten plaats moest hebben : ook maakte hy 'er een juist tegengefteld befluit uit op ; erkennende , met die wysgeerige oprechtheid, waar van zyn Werk zeer veele voorbeelden opleevert , dat de voorige proeven, die hem dat fchoon fysthema, betreffende den gunftigen invloed deiPlant-  Van den Heer Priestïèy, %2j Plantgewasfen op onze Hoofdftof,hadden doen omhelzen, in 't geheelrtiet bevestigd wierden door de proeven, die hy in't jaar 1778. deed. dat hy het verdriet had, zyne laatfte proeven geheelniet gunftig te vinden voor zynfysthema (b) (wiens grondflagen reeds, door de proeven van den Heer scheele en andere, fcheenen aan 't wankelen gebragt te zyn); en dat hy thans overreed was,dar de Planten niets gedaan hadden tot de voortbrenging der zuivere lucht in de glazen, fchoon hy zich zulks voorheen verbeeld had. (c) Tot zulk een onaangenaam beftuit. zyne voorige onderftellitlg zo zeer omverwerpende , kon hy niet, dan door eene vo.lkomene overreeding gebragt worden ; en niet zonder dat by hem geen den minften twyfel overbleef, dat de groene ftoffe een Plant konde zyn; want zo hy het allerminfte vermoeden gehad had, dat deeze zelfstandigheid een Plant was, zou hy niet hebben kunnen nalaten 'er (b) Zie zyn ivde. Deel, pag. 299. (cj Ibidem, pag. 338,  284 . Over de Groene Stofte 'er uit te befluiten, of ten minfte te gisfen, dat de Planten hetzelfde vermoogen bezaten, 't welk hy in de groene ftoffe gezien had plaats te hebben. — ]n plaatze dan van dien grooten ftap voorwaarts te doen (d), te weeten: door behulp van de groene ftoffe de manier aantewyzen, op welke de Natuur de lucht, door middel van de Plant-gewasfen, zuivert; verwyderde hy zich meer en meer van den weg, welke het verfchynzel, by de groene ftoffe waargenoomen, hem zoude geopend hebben, indien hy op het denkbeeld gevallen was, dat deeze ftoffe een Plant konde zyn. Het komt my zeer natuurlyk voor, dat de Heer priestley, ziende dat een ander den ftap gedaan had, welke hem nog te doen ftond, om het ganfche geheim van den invloed der Plantgewasfen op het Dieren-ryk te ontdekken, fpyt gevoelde, zich van den weg af te hebben laten leiden, door die zelfde zelf- ftan- («0 Zie zyn vde. Deel, gedrukt 1781. in het begin der Voorreede.  Van den Heer Przest/ey. 285 Handigheid, welke gefchikt fcheen orö hem 'er op te brengen: maar 'er zyn onder de gewigtigHe ontdekkingen zeer veele geweest, welke de menfchen,om zo te fpreeken, voor hunne oogen hadden, en die echter niet dan na verloop van verfcheide Eeuwen uitgevonden wierden. — De vroegfte Wysgeercn hadden al waargenoomen * dat het yzer fomtyd_; aangetrokken, en fomtyds weggeftooten wierdt, door den magneet; (e) 'er was dus Hechts één Hap te doen, en de poolkragt ware ontdekt geweest; te weeten: men had Hechts behoeven optemerken, dat dat yzer ('t welk door de eerite aanraking van den magneet zelf een magneet ge- Ce) Lucretius, de Verzamelaar van alle de ontdekkingen en denkbeelden der oude Philofopben, (vooral van Èpicur'us , wiens Seéte hy driftig aankleefde) voor zo ver hy dezelve voor zyn Dichtftuk De Rerum Natitra gefchikt achtte, toont, daar hy van den magneet fpreekt, zelve zeer naby de ontdekking der pool-kragt geweest te zyn. Fit quoque, ut a lapide hoe ferri natura recedat Interdum, fugere atque fequi confueta vicisfim. Tit.Lucretii Cari. De RerumNat. L.vi^vf. 1040, t  i$6 Over de Groene Stoffe geworden was) éénmaal door den magneet aangetrokken zynde, de eigenfehap behield, van altyd met die zelve zyde dat gedeelte van den magneet, 't welk het yzer had aangetrokken, te naderen i en dat de tegenoverftaande zyde van dat zelve yzer'er zich van verwyderde { terwyl deeze zyde van het yzer, terzelver tyd , door den tegenoverftaanden kant van den magneet wierd aangetrokken. De Ouden hadden de gewoonte hunnen naam of character te teekenen met een werktuig, op het welk deeze gewerkt waren; men had dus niets anders te doen, dan een menigte van zulke letters te famen te fchikken, en 'er woorden meede famen te {lellen, om de eerfte beginzels der Drukkonst te vinden. — Men vind nog veele gebouwen der oude Romeinen, op wier fteenen men de indrukzels van naamen vind, die 'er met een werktuig ingedrukt zyn,op het welk die naamen ,in verheeven werk, geweest zyn, zynde de letters omgekeert geweest" eveneens als dezelve zich op de ftaaven der Boekdrukkeryen bevinden. Den  Van den Heer Priestley. 287 De Heer ha les had waargenoomen, dat een Wyngaarts-rank in de zonnefchyn zeer veel lucht uitgeeft (ƒ). - De Heer bonnet had ook waargenoomen, dat de leevende bladeren, wanneer zy in den groei zyn, zich met luchtblaazen bedekten, doch alléén in de zonnefchyn. {g)-~ Deeze twee beroemde mannen waren dus zeer naby de ontdekking, en hadden .dezelve om zo te fpreeken in de hand; hen ontbrak flechts te weeten, dat die lucht eene zuivere lucht was, om 'er uit optemaaken, dat de Plantgewasfen de gemeene lucht zuiveren, door 'er veel yan die zuivere lucht in uitteftorten: even gelyk den Heer priestley niets anders ontbrak, dan te weeten, öf ten minfte te vermoeden, dat de groene lloffe een Plant was, om 'er het zelfde befluit uit optemaken. K De Cf) Statical ejfays. vol. i. pag. no. tab. vij. fig. xvij. Cg) Recherches fur l'ufage des feuilles dans les Plantes &c. par c. bonnet, Leiden 1754. pag. 26-33. Zie ook myn Werk over dePlanlen,  s88 Over de Groene Stoffe De Heer priestley, die de groene ftoffe Voör een bezinkzël uit het water hield,of een flymïg zetzel, (a filmy matter) in zyn IVde Deel, verheft dezelve in het Vde Deel (pag. 16.) op het bericht Van zyn vriendj'dert Heer bewly, tot den rang der Planten ; eh hy meent dat dezelve onder de confervce moet gerangfchikt wórden; zonder te willen bepaalen, of het de conferva fóntïnalis van Dr. witherino, of eenige andere van dat foort is (*). - De Heer forst er had deeze lloffe gehouden voor dë Bysfus Botryoides Lïnn^i, eene kleine Plant» welke zich op fleenen zet, die lange aan vogtigheid zyn blootgeileld geweest, vooral in lommerige plaatzen. ( Zië ■ Lin- (*) dillenms befchryft 'er meer dan jé foorten van: men zie zyn heerlyk Werk: HWoria inuscorum, in qua circiter fexcentae fpecies vetêres & novae ad fua genera reïatae defcribunmr & iconibus genuinis illuflrantur . cum appendice %? chce fynonymorum, opera jf. T. dille nu. m d m univerfttate Oxonienfi Botanices Profes/ore Shêurdini, Ossonii e theatro Sheldoniano mdcc xli,-  Van den Heer Priestley. 289 tiinnai fpecies plantarum) — geduurende langen tyd heb ik, éven gelyk de Heer fors ter, gemeend, dat het niets anders dan deeze Bysfus zyn kon. De Heer senedier meent, dat noch de Heer priestley noch forster, den waaren aart van deze zelfftandigheid gekend hebben, en hy houdt ze voor de Conferva cespitofa filis ereóiis undiqne divergentibus Hallefi No. 2114. (i) Indien de groene ftoffe de conferva fontinalis van Dt.withering is,moet deeze zo genoemde Plant veezeis hebben, die ten minfte een halven duim lang zyn, want Dr. withering zegt, dat deeze Plant zomtyds zyne veezeis niet langer uitfchiet, dan tot een halven duim lengte; het welk duidelyk aanwyst, dat die veezeis gewoonlyk langer zyn: en (/) Memoires phyfico- Chymiques fur rinfluencs de la lumiere folaire pour modi/Ier les élres des treis regnes de la Nature, & fur tout ceux du regne ve~ getal, par j. senebier, mini/Ir e du St. Euangile, Bihliothecaire de la Repub. de Geneve, Membre dc la Societé Hollandoife de Haarlem. A Geneve 178a. si. des l." T  zyo Over de Groene Stoffe en indedaad dit zeer bekend en geenzints zeldzaam Plantgewas, fchynt te beilaan uit eene verzameling van veezeis van verfchillende lengte, dikwyls langer dan van een voet. De Conferva, welke de Heer senebier aanwyst, is door hall er, na dillenius en micheli, befchreeven; zy is afgebeeld in de sde figuur van de zde Plaat in het Werk van dillenius, en door mic heli befchreeven, pag. in. N°. 8. 14 en 15. De guuren tot welke deeze getallen betrekking hebben vindt men in dc 89^ en 9c"6 Plaat. Ik heb de moeite genoomen, nog behalven de aangehaalde, alle de Werken die ik, over deeze onderwerpen handelende, heb kunnen vinden, natezien; ik heb de afbeeldingen der Bysfus, Conferva, en van alle andere Planten van dit foort onderzogt, zonder een eenige befchryvingjof een eenige figuur te hebben kunnen vinden, die met de groene lloffe van den Heer priestley kan overeengebragt worden ; dat is, met die zelfftandigheid, welke hy onder dien naam, in  Van, den Heer Priestley. 291 in zyn IVde Deel befchryft. — Ik heb ook niets diergelyks gevonden in hel Werk van den Heer hedwig. (k) Schoon 'er geduurende meer dan drie jaaren nauwlyks een dag is voorby gegaan, dat ik niet meer of minder tyd bedeed heb tot het nafpeuren van deeze zelfftandigheid, en ik gewoonlyk meer dan dertig glazen te gelyk aan de zon' nefchyn bloot gefteld had, moet ik echter bekennen , dat ik niet in ftaat ben eene volleedige, en geheel voldoende gefchiedenis van dezelve optegeeven. byzonder met opzicht tot deszelfs oorfprong en veranderingen of gedaantewisfelingen. — Evenwel dewyl misfchien geen ander Natuurkundige, tot hier toe, aan dit onderzoek zo veel oplettenheid en tyd befteed heeft, denk ik dat het fommigen myner Leezeren niet ongevallig ik) d. JOAnnis HEOWiG.H Fundamen'um hiJTorice naturalis muscorum frsndoforum , con~ Cernens eorum flores, fruBus , fem'mahmpropagat'w* rtetn, adjeBa generum dispofithne methodita, iet* itibus illuftratis, Pars l. Ltpfice 1782. T 2  2Qi Over de Groene ftoffe vallig zyn zal, den uitflag vafv myne onderzoekingen , hoe onvolkomen dezelve dan ook zyn moogen, onder het oog te brengen; zy zullen misfchien toeltemmen, dat deeze ftofie meer aandagt verdient, als men 'er tot nog toe aau te kosten heeft gelegd; en dat de moeilykheeden welke ik heb moeten te boven komen,eenige toegeevenheid verdienen, indien ik niet geflaagt hebbe om alles in het klaarfte lieht te li ellen: dat ook de gevolgen, welke fommige 'er misfchien uit zullen afleiden (gevolgen welke zich als van zelve voordoen) te ongewoon zyn, om plaats te vinden in de Eeuw in welke wy leeven. Schoon ik geduurende al den tyd, dat ik met dit onderzoek beezig was, geen de minfte zwarigheid maakte, alle myne Vrienden, en alle Beminnaars der Natuurkunde , die zich opdeeden , myne proeven en waarneemingen omtrend deeze ftoffe medetedeelen, en te doen zien, en ik het genoegen had hen alle overreed te zien, dat myne waarneemin_ gen van de Natuur zelve ontleend waren; is  Van den Heer Priestley. 293 is het echter met fel room'agtig wantrouwen , dat ik my verdoute dezelve het Publicq onder het oog te brengen, TWEEDE AFDEELING. IFaarnecmingen over den Oorfprong en Natuur der Groene Stoffe van den Heer Priestley, van zelve in water voortgekomen; en onderzoek van deeze ftoffe. E r zyn weinige Wateren, 't zy ftilItaande, 't zy loopende, in welke niet veele Water-planten gevonden worden: de oppervlakte der Aarde bedekt zich met Planten zonder bebouwd te zyn; de vast betreeden wandelweegen en laanen, en zelfs de fchors der boomen worden met Planten bekleed, wanneer 'er vogts genoeg is om dezelve te voeden. De Hypnum, de Brium en andere foorten van Mosfen , bekleeden dezelve voor het T 3 groot-  2 94 Over de Groene Stoffe grootfte gedeelte 5 het is dan niet te verwonderen , dat men ziet, ten minfte fomtyds , dat 'er Planten voortgebragt worden in v.-ten vol water aan de open lucht of het licht blootgefteld, en zelden zal het misfen in zulke vaten, langen tyd aan de zon blootgefteld, vroeger of laater Planten te zien voortkomen. — Deeze waarheid,welke algemeen bekend is, kan gemaklyk doen dwalen , wanneer men, de groene ftoffe zoekende, reeds vooringenoomen is met het denkbeeld, van dezelve onder de gedaante van eene blykbaare Plant te zullen vinden. - Het is waarfchynlyk dat de Heeren bewly, fors ter, en senebier, door een gevolg van dusdanige vooringenoomenheid, ieder een onderfcheiden Plantgewas voor de groene ftoffe genoomen hebben, en dat ik zelve gemeend heb, dat het eene zelfftandigheid tot het Planten-ryk behoorende was, een foort van Mos. Om zich niet te bedriegen omtrend de waare zelfftandigheid, welke de Heer PRïsstlev in zyn IVde Deel befchryft, moet men ze op dezelve wyze voort- bren-  Van den Heer Priestley. 295- brengen als die Heer deed, te weeten: in glaze klokken roet pomp - water gevuld, en in bekkens omgekeerd in de zon gezet; of wel in opene glazen vol waters aan de zonnefchyn blootgefteld; en men moet van den beginne af waarneemen wat 'er gefchied; niet nu en dan en zeldzaam, maar by aanhoudenheid, geduurende den meeften tyd. Zo dra de glazen eenige dagen aan de Zon zyn blootgefteld geweest, ziet men zeer kleine luchtblaasjes van den bodem, of van de wanden dier glazen opryzen, en men bevind dat zich aldaar een groenagtige korst begint te zetten; wanneermen als dan een Microscoop (een faamengefteld is uit hoofde van het ruimere veld verkieslyk) van buiten by het glas brengt, ziet men zeer kleine groen'agtige lighaamtjes, van eene ronde of ovaale gedaante, aan de binnen-wand en van het glas gehegt, voor al naar het onderfte gedeelte; fchoon het echter fomtyds gebeurt , dat de meefte aan het bovenfte gedeelte van het g'as gevonden wordeu. — Men ziet ze met veel meer geT 4 mak,  z$6 Over de Groene Stoffe mak, wanneer men 'er eenige, met dc punt van een mes, afneemt, en dezelve op een plat gks voor het Microscoop brengt. (/) Om dezelve te kunnen zien zon- (/) Het heeft my dikwerf veel moeite gekost, eene manier te vinden, door welke de al te fchielyke uitwaasfeming van een druppel waters , qf van eenig ander vogt, in het welk ik Infecten wilde waarneemen, zoude kunnen verhinderd worden; Indien men flechts de grootte en gedaante van eenige dier lighaamen , geduurende den korten tyd, dat zulk een drup niet weggewaasfemd is, wil waarneemen , zal men evenwel bevinden, dat zo lange de druppel duurt, de geftadige uitwaasfeming noodwendig ai het vogt, en by gevolg ook de nghaamtjes, die 'er in bevat zyn, in gedurige beweeging houd: die beweeging kan in fommige gevallen bedriegen , en fommige lig haam tjes voor leevende weezens doen houden, welke echter zonder eenig leeven zyn. Ten einde duidelyk te onder¬ vinden, dat men zich ten deezeu opzichte in zyn oordeel bedriegen kan, by gebrek van opletten, heid; behoeft men flechts een druppel wyn-geest onder het Microscoop re brengen , en 'er een weinig fyn gedampte houtskool op te ftroijèn, men zal dan die ftofjes in eene aanhoudende, fterke en verwarde beweeging zien, als waren het diert.es, die zich zeer fnel door elkander bewoogen. - Indien  Van den Heer Priestley. 297 zonder ze in verwarring te brengen, heb ik de gewoonte, in het midden van het glas, aan draaden aan een ftukje kurk vastgemaakt , eenige ftukjes zeer dun glas te han- Indien de drup van eenige aanmerklyke grootte is, heeft dezelve eene bolronde oppervlakte , welke meer of minder ftraalbuiging veroorzaakt; en is dezelve zeer klein, zo duurt zy niet lang genoeg, om gemaklyk het geen 'er hl bevat is te kunnen befchouwen. Deeze moeilykheeden vermeerderen nog in het Zonne-microscoop, ter oorzaak, dat het object, voor het zelve in een kégel van helder licht ge» plaatst wordt, het welk de warmte vermeerderende , de uitwaasfeming verhaast: daarenboven, dewyl het glas, waar op de druppel geplaatst wordt, jn het Zonne-microscoop regtftandig is, wordt de druppel zeer ongelyk, en een foort van prisma, waar door de buiging der (braaien, en by gevolg de couleuren in het beeld, vermeerderd worden. — Sluit men het vogt in buizen op , zo vermeerdert men de ftraalbreeking vry meer, de masfa van het vogt wordt te groot en ongelyk, en de flraalen, door de wanden der buizen gaande, geeven couleuren. Ten grooten deele kan men deeze moeilykheeden verhelpen , wanneer men de druppel tusfen twee vlakke en geflcepen glazen, gelyk de fpiegelT 5 glazen,  %9% Over de Groene Stoffe hangen, en ook eenige op den bodem van het glas te plaatzen. - Men zal dan bevinden 3 dat deeze lighaamtjes wezenlyke Infeéten zyn, meest rond of ovaal, of glazen ,plaatst,en , ten einde de drup dus gelyklyk dun te maaken , tusfen de twee glazen (tukjes van zeer dun papier, op de beide einden van één dier glazen , hegt. Door dit middel zoude byna alle moeilykbeid weggenoomen worden, zo men glazèn, aan beide zyden gefleepen, konde bekoomen, die dun genoeg waren; maar zulke, als ik begeerde, niet hebbende kunnen magtig worden, heb ik my van de volgende zeer eenvouwige manier bediend, en 'er my zeer wel by bevonden. De druppel vogts, welke ik wil befchouwen, op het voorwerp glaasje , gelegt, dek ik met een zeer dun ftukje talk. -De kleine ronde plaatjes, tusfen welke gewoonlyk de drooge voorwerpen, die men by meest alle de Microscoopen vindt, worden opgeflooten, hebben my ten dien einde van vry goeden dienst geweest, fchoon ik liever veel grooter (lukken verkieze. Zeer dunne glaaze plaatjes echter, welke men in alle glas-blazeryen in rrjeenigteop den grond vindt, overtreffen de genoemde zeer veel: de gelykfte en dunfte uitgezogt hebbende, dek ik met zulk een plaatje den druppel, dien ik wil onderzoeken; en dus word dezelve uitgebreid, verdunt, en overal éven  Van den Heer Priestley. 299 of omtrend van deeze gedaante, en onderling ekander vry gelykvormig, omgeevenmet eene doorfchynende ïlymertge korst. — Geraeenlyk ziet men 'er eenige zich éven dik gemaakt. De uitwaasfeming gefchied dan zo langzaam, dat een drup, die in eenige minuuten zoude weggewaasfeind zyn, nu naauwlyks in zo veele uuren vervliegt ; en dus kan men de •kleinfte voorwerpen met gemak en lang genoeg waarneemen, om alle de veranderingen of gedaante • wisfelingen, die zy ondergaan , te befchouwen. Door deeze eenvouwige manier komt men ook grootendeels vóór de beweeging, welke de adem dikwyls aan den druppel meededeelt, terwyl men waarneemt. Deeze plaatjes zyn van even goeden dienst in het Zonne-microscoop, als in eenig ander, 't zy enkel , of faamengefteld ; gelyk ook in het Waternricroscoop van den Heer el lis. De waterdiertjes, en alle andere kleine Infecten zwemmen éven vry in zulk een platgedrukten druppel , als in een die niet bedekt is. Deeze vinding, hoe eenvouwig in zich zelve, heeft my van zo veel nut geweest, vooral by myne langwylige waarneemingen omtrend de groene ftof. fe, dat ik nodig oordeelde dezelve bekend te maaken , en den aandagt van den Leezer 'er op te veftigen.  '3 co Over de Groene Stoffe zich zeer duidelyk beweegen, doorkruïsfende met eene vrywillige beweeging het water, het welk aan het ftukje glas blyft hangen, — De volmaakte gelykheid van die Infeéten , welke door hunne beweeging blykbaare teekenen van leeven vertoonen, met die lighaamtjes, welke onbcweeglyk aan het glas gehegt zyn; laat geen twyfel over, of zy van het zelfde foort zyn, en dat deeze hunne beweeging niet veriooren hebben, dan door gehegt te zyn in de geleiagtige korst. Elk deezer Infeéten, afzonderlyk gezien zynde, vertoont flechts eene zeer flaauwe groene couleur, maar wanneer 'er veele op één gehoopt zyn , wordt de groene couleur fterker. - By de Infecten, welke aan het glas gehegt zyn, vindt men gemeenlyk een groote menigte van harde , doorfchynende, hoekige lighaamtjes, met onregelmaatige vlaktens: deeze lighaamen fchynen zand- of fteenagtige cryftallifatiën te zyn; zy zyn veel grooter als de Infeften, en worden in grooter of kleiner aantal gevonden, naar den verfchillenden aart van het water dat men gebruikt. . Dee-  Van den Meer Priestley. $ot Deeze lighaamtjes of ïnfeclen vermenigvuldigen zich onophoudelyk, en hegten zich den een naast den ander op den bodem en aan de wanden der glazen, waar door in weinige weeken die korst in 't gemeen fchoon groen wordt, voor al naar den bodem van het glas, zynde llymerig op 't aanraaken, en vry dik. Men ziet deeze Infeclen vergroot afgebeeld Plaat V. fig. i. — Van alle plaatzen van deeze korst ziet men een verbazend getal zeer kleine luchtblaasjes opklimmen , geduurende al den tyd dat het glas in de zonnefchyn ftaat; maar in de fchaduw, of by nagt , verfchaft zy flechts zeer weinig of in 't geheel geen lucht. De voortbrenging dier lucht vermeerdert naar maate de korst toeneemt; doch ten einde van een zeekeren tyd begint die voortbrenging wederom langzaamerhand te verminderen: indien men dan het glas in de heete zonnefchyn laat blyven, en vooral, wanneer men het water niet ververscht, wordt de korst geel, en eindelyk van een oranje coleur, byzonder aan het bovenfte gedeelte van het glas.  302. Over de Groene Stoffe glas. - Zo dra men het water vernieuwt, als de voortbrenging der lucht aanmerklyk begint te verflauwen, begint de lucht opnieuw in groote menigte voortgebragt te worden, en wanneer men dus van tyd tot tyd het water ververscht, kan men uit zulk een glas een zeer aanmerklyke hoeveelheid lu.ht, van de grootite zuiverheid bekomen, (m) ^ Ten O) Dit verfchynzel heeft den Heer puiestley in het denkbeeld gebragt, dat die lucht niet een voortbrengzel van de groene ftoffe was; maar dat zy te vooren in het water bevat was geweest, en Zich flechts in de gedaante van bobbels op deeze zelfftandigheid zettede, welke dezelve zuiverde door het Phlogifton opteflurpen. » en deeze gedagte fchynt in den eerften opflag op de Natuur zelve gegrond, want het komt zeernatuurlyk voor, dat de voortbrenging der lucht ten laatften verflauwt, wanneer het water, van lucht uitgeput zynde, geene meer kan opleeveren: en dit befluit verkrygt te meer kragt, door dien de enkele vernieuwing van het water die voortbrenging van lucht op nieuw opwekt. Deeze aanmerking fchynt indedaad een tegenwerping van zeer veel gewigt tegen myn gevoelen, weegens de voortbrenging der gedéphlogifteerde lucht, door Planten, te zyn; in welkers zelfftandigheid ik tneene dat de lucht bc-  Van den Heer Priestley. 303 Ten einde van eenige weeken verkrygt de groene korst eene zeekere dikte en vastheid. — Men vind ze altoos flymerig op het aanraken, groen, en grooten- deels bewerkt wordt, en zich zuivert; en dus, door desze zuivering nutteloos voor de Plant geworden zynde, als een weezenlyk uitwerpzel (excrement) wordt uitgedreeven. -— Dan, hoe gegrond deeze tegenwerping fchynen mag, zal zy echter veel van haar gewigt verliezen, wanneer men in aanmerking neemt,dat op dien zelfden tyd als dit eerfte water uitgeput van lucht fchynt te zyn, het zelve integendeel 'er zo meede bezwangerd is, terwyl het. in de zonnefchyn ftaat, dat het zelve, wanneer het glas gefchud wordt, zaayt als Seltfer-water of Champagne-wyn. Daarënboven, indien men by de groene ftoffe, in plaatze van pomp-water, 't welk natuurlyk met lucht verzadigd is, water doet, dat, door eene koking van verfcheide uuren , van al deszelfs lucht ontdaan is, zal men bevinden, dat die ftoffe het water met lucht zal beginnen te verzadigen; zodanig, dat het zelve in een of twee dagen zal zaayen by de eerfte fchudding van het glas; en zo dra het zelve verzadigd is, zal het overige der lucht, die blyft voortgebragt worden, jn de gedaante van bobbels naar de oppervlaktevan het water opklimmen. Men kan nier vermoeden, dat bet water die lucht, geduurende, dien  304 Over de Groene Stoffe deels doorfchynend zonder veel digt. heid. — Wanneer men dezelve in dien ftaat met het Microscoop befchouwt, vindt men ze éven zo., als de Heer PRIE S T- dien tyd, uit den Dampkring heeft tot zich getrokken; want de proef flaagt éven goed, wanneer alle gemeenfchap tusfen de Dampkring - lucht en het water in het glas door kwikzilver is afgeflooten. — Ik heb hier over breeder gehandeld in eene Verhandeling der Koningl. Sociëteit te Londen, in 1782. aangebooden, en gedrukt in de Phil. Transacl. (zie pag. 275. van het Eerfte deel deezer Verzameliug^; en ik denk elders hier van nader te fpreeken. Het zy my intusfen geoorloofd hier nog te doen opmerken, dat de groene ftoffe, éven gelyk wezenlyke Planten, de lucht, met welke zy in aanraking is, greetig influrpt, dat dezelve haar voornaamfte voedzel fchynt te zyn; en dat dus deeze zelfftandigheid indedaad het water uitput, van dat gedeelte luchts, het welke het zelve natuurlyk bevat; dat zy ook deeze lucht weder uitgeeft, beroofd van derzelver Phlogifton, dat is, in, de gedaante van gedéphlogifteerde lucht , welke zich niet zo inniglyk met het water vereenigt als de gemeene lucht, 'erzich gemaklyk van affcheid, wanneer het glas gefchud wordt, of het water van zelf langzaam verlaat, geduurende den nagt, of in de fchaduw: zulk water derhalve aan de lucht bloot-  Van den Heer Priestley. 3öjT priestley dezelve iri zyn IVde Deel befchrceven heeft, zy fchynt dan indedaad een llymig bezinkzel uit het water, {a filmy matter) groen geworden, door aan • ' \ — blootgefteld zynde, geduurende den nacht, verfpreid eene gezuiverde lucht in den Dampkring. Dewyl het proef knndig beweezen fchynt, dat de Groene ftoffe en de Water-planten, in de zonnefchyn gefteld zynde, meer lucht uitgeeven als het water bevatte, en dat zy zelfs eene aanmerklyke hoeveelheid verfchaffen , wanneer zy in water, van alle lucht beroofd, gefteld worden, (kunnende de andere Planten niet gebruikt wordeit, om bewyzen opteleeveren voor het geen ik thans zegge, dewyl zy niet lang genoeg onder water leeven) kan men 'er uit befluiten, of, dat de dus verkreegen lucht reeds in derzelver zelfftandigheid beflooten was vóórdat zy wierden opgelloten in het water, of, dat deeze weezens een zonderling vermoogen bezitten , om het water zelve in lucht te veranderen : en dit laatfte gevolg komt my des te waarfchynlyker voor, om dat verfcheide andere lighaamen, die geene meerdere overeenkomst met de lucht hebben, zich echter in waare lucht veranderen, by voorbeeld: het Salpéter - zuur. Zelfs gelooft de Heer lavoisier,dat alle de zuuren niet an*. ders zyn als lucht. II. DEEL. Y  30.6 Over de Groene Stoffe aan dg zon blootgefteld geweest te zyn: men z;et 'er volftrekt geene Organliatie in. — Pe kleine groene lighaamtjes, die zeer duidelyk zichtbaar waren, geduurende den eerften tyd van hun beilaan, zyn nu zo op elkander gehoopt, en misfchien reeds zo veranderd in hunne OrganTatie, dat de alleroplettendfte waarneemer 'er niet zonder veel moeite de voetftappen van haare eerfte gedaante in ontdekt, indien hy ze niet ftap voor ftap heeft nagegaan, geduurende de ganfche omwenteling, die zy trapswyze ondergaan hebben. Onderzoekt men deeze groene korst eenige weeken laatcr, wanneer zy eenige meerdere vastheid verkreegen heeft, zal men bevinden,dat dc gedaante-wisfelihg (indien ik my zo mag uitdrukken) by aanhoudendheid voortgaat: alles fchynt dan eene verwarde masfa geworden te zyn, een groene verharde flym; maar indien men dezelve van een fpreidt, en met een goed Microscoop de kanten van de gebroken ftukken der korst befchouwt, Ziet men nog dezelfde oorfprongelyke groene  Van den Heer Priestley. 307 groene lighaamtjes; de overblyfzels, om zo te fpreeken, der eerfte Infe&en, een weinig van gedaante veranderd, en omwonden in eene flymige ftoffe, doorweeven met doorfchynende veezeis, welke naar kleine glaze buizen , zonder eenige couleur, gelyken. — Deeze veezeis hebben eene zeer zichtbaare beweeging; zy naderen of buigen zich naar elkander, en herftellen zich in hunnen eerften ftand, kronkelen zich fomtyds in een, en ontwikkelen zich wederom. Deeze beweegingen gefchieden by onregelmatige tasfenpoofen, en men moet zich met wat geduid wapenen, om 'er van overreed te Worden. — Het fchynt dat deeze veezeis onderfcheiden zyn van de flymige ftoffe: men ziet ze, met een der fterkfte Microscoopen vergroot, afgebeeld in de 3de en 6de figuur. — Befchouwt men ze wanneer zy in haare grootfte leevendigheid en kragt zyn, zal men nauwlyks kunnen twyfelen, of deeze veezeis zyn diertjes, in de gedaante van Aaltjes, met een niet minder blykbaar leeven begaafd, als dat, 't welk de Abt fontana vond V z in  308 Over de Groene Stofe in koorn dat bedorven, of door de ziekte, welke linn^us gramim abbrevïatum genoemt heeft, aangetast is. — Deeze veezeis gelyken, wanneer zy geheel en al van de korst zyn losgemaakt, dezelve zeer juist in gedaante en beweeging: zy jelyken ook eenigfints naar de k eine Aaltjes, welke in den azyn gevonden worden, behalve dat die in 't gemeen een fterker beweeging hebben ; doch haare manier van groeijen, en haare verdere veranderingen, van welke wy by vervolg zullen fpreeken, fchynen overeenkomst te hebben met de veranderingen, welke de Natuur in de Plantgewasfen uitwerkt (*). — Men vindt, dikwyls aan de O) De Abt fontana deed my, verfcheide jaaren geleeden, groene veezeis zien, die eene beweeging hadden , gelyk aan die, welke ik waarnam in de veezeis , waarvan ik hier fpreek; hy hield ze voor een foort van zeer kleine Tremella, voorPlantDieren een fcbakel in den kéten tusfen het Dieretj- en Planten-Ryk uitmakende. ■- Iiy fpreekt 'er in verfcheide zyner Werken van, en vond ze in de groente, welke men dikwyls aan de muuren ziet,  Van den Heer 'Priestley. 3 09 de oppervlakte van het water, waarin de groene ftoffe reeds is voortgebragt, dryvende hoopen van deeze groente, opgezwollen door lucht-bellen, die 'er in befloten zyn ; in deeze ilymige hoopen, ziet men die beweegende veezeis duidelykst: men ziet zelfs fomtyds dat zy eene wormachtige beweeging hebben, die zich van het eene uitterfte van de veezei tot het andere voortzet, en die eene periftaitifche bewecging gelykt. Het was net dan by zeekere buiging en richting der lichtftraalen, dat ik deeze beweeging onderfcheidenlyk genoeg kon waarneemen , en ik erken, dat dit foort van bewecging niet gemaklyk te toonen is aan lieden, die niet zeer geöeffent zyn in het befchouwen van kleine Microscoopifche voorwerpen. Het komt my voor, dat deeze moeilykheid gedeeltelyk veroorzaakt wordt door de doorfchyiienheid en ziet, langs welke het water van daken afloopt. — Zouden deeze veezeis niet in weezen dezelfde zyn, als die, van welke ik fpreek ? V 3  r 310 Over de Groene Stoffe en eenkleurige witheid van deeze veezeis. — Deeze veezeis behouden haare merkbaare beweeging en witheid Hechts gedr uren de een zeekeren tyd 5 befchouwt men de zelfftandigheid, van welke wy fpreeken, te vroeg,ziet men 'er gemeenlyk niet eene veezei in; en zo men ze in een te verre gevorderden ftaat waarneemt, zal men 'er, wel is waar, nog die zelfde veezeis in vinden, doch men zal 'er geene merkbaare beweeging in zien: de tyd, in welke die beweeging duidelyk gezien wordt, is niet gemaklyk te bepaalen , dewyl dezelve verfchilt naar de verfchillende omftandigheeden ; in het algemeen kan ik zeggen, dat zy des te vroeger verfchynen, naar mate het glas, waar in de groene ftoffe is, beeter aan de zonnefchyn is blootgefteld. De groene ftoffe wordt ten einde van eenige maanden ongelyk, zich hier en daar zeer onregelmatig bult'agtig verheffende ; in deezen ftaat heeft zy meerder vastheid verkreegen : in de 8ÜC figuurwordt zy dus afgebeeld : men ziet de veezeis dan duidelyker zonder order in de korst  Van den Heer Vries ley. $ I £ korst verfpreid, voörnamelyk aan de meest verheevene plaat/en der uitiieekende gedeeltens, en op dien tyd'zyn zy blykbaar groen, ten minite het grootfte gedeelte ; maar zy ftecke-n niet uit boven de oppervlakte van de korst, die altoos gelyk en glad blyft ', en vry hard -by het aanraaken. —Wanneer men dan de korst breekt, en de Hukken-van een fcheidt, vindt men 'er niet in, dan dé nauwlyks herkenbaare overblyffels der oorfpronglyke kleine Infecten. Wanneer men by aanhoudendheid de groene korst aan zich zelf overlaat, flechts van tyd tot tyd, doch zeldzaam, het water ververfchende, houden de veranderingen nog niet op; — de onefl'enheeden van de korst groeijén langzaamerhand aan, en verheffen zich tot pyramiden zeer- onregelmatig van hoogte- — Men ziet dezelve in haare natuurlyke grootte afgebeeld by fig- 9, zo als zy in een glas, 't welk 10. maanden in de Zonnefchyn geftaan had, zich bevonden; de iod^ figuur vertoond deeze pyramidale lighaamen, zo als zy in een ander glas zich V 4 dee-  3 ï % Oyer de Groene Stoffe. deeden zien, het rwelk omtrend 18, maanden in de zonnefchyn geweest was, Terwyl deeze pyramiden gevormd worden, richten zich de groene veezeis, welke onregelmatig door de ongelykheeden van de groene korst liepen ^ op ; zy ontwikkelen zich, en fchikken zich in de lengte van die pyramidaale lighaamen en zyn vooral aan het bovenfte der pyramiden zichtbaar. - Het overige van die pyramidaale lighaamen is eene geleiachtige ftoffe, doorfchynende, en vast ge, noeg van zelfftandigheid om haare gedaante te behouden, ten minfte zo lange zy met water bedekt zyn: eenige van deeze lighaamen waren meer dan twee ■duimen lang geworden in den,tyd van twee jaaren. ' ■ Indien men deeze lighaamen onder de Plantgewasfen zoude moeten tellen, zou men dezelve onder de Tremella moeten fchikken, - Geduurende al den tyd, dat deeze ver, anderlngen uitgewerkt wierden, heeft deeze ftoffe by aanhoudendheid gedéphlogifteerde lucht uitgegeeven in de zonne• 1 fchyn j  Van den Heer Priestley. 313 fchyn,en zy houdt daar meede nog aan, fchoon zy meer dan twee jaaren in de glazen geftaan heeft. \Vanneer men Hyacinthen. of Jonquilles in kegelvormige glazen met water, tot dat einde opzetlyk gemaakt j doet groeijen, zal men gemeenlyk in dat water vry veel groene ftoffe , van eene fchoone couleur zien voortgebragt worden, welkers grootfle gedeelte op den bodem vald; 'er hegt zig ook een deel aan de veezeis, welke de bollen dier Planten in groote menigte uitfehieten; doch men vind die ftoffe gemeenlyk, by vlakken, onregelmatig verfpreid,aan die yeezels gehegd. — De einden van die .veezeis heb ik dikwyls geheel bedekt met een korst van groene lloffe gevonden. Een deezer einden voor het Microscoop ftellende, vooral na dat het zelve een weinig aan de zon heeft bloot gellaan, ziet men 'er de groene Infecten aangehegt als een zwerm beijen aan een boom, of als een mieren-nest: de Infecten weemelen rondom dat eind, en zwemmen gins en herwaarts met eene groote leevenV 5" dig-  314 Over de Groene Stoffe, enz. digheid. — Het is my voorgekoomen , dat de beweeging dier Infeften het één uur zeer veel merkbaarer is als het andere. In 't gemeen kwamen my dezelve allerleevèndigst voor, na dat het glas in de zonnefchyn geftaan had. - Wanneer men ze voor het Microscoop plaatst moet men ze daar fomtyds eenigen tyd in rust laten, eer men derzelver beweeging duidelyk kan waarneemen. - Hun leeven duurt flechts weinige dagen, en het heeft my toegefcheenen, dat de Infecten, by fommige omftandigheeden, voor eenigen tyd als leevenloos worden, en vervolgens op nieuw hunne voorige beweegingen hervatten; ik kan echter niet bepaalen, of het eene te groote koude of warmte van het water is, ©f eenige andere oorzaak, welke hen gevoelloos doet fchynen. Ik heb by de groene ftoffe, welke op deeze wyze in de bloemglazen voorkomt, wein'g of geene flymigheid gevonden, waarfchynlyk om dat de Plant dezelve opflurpte. DER-  31? DERDE AFDEELING. JVaarneemingen omtrend de Groene Stoffe van den Heer Priestley, voortgebragt door de verrotting van Dierlyke en Plantaartige xelfftandigheeden, en onder-* zoek van deeze Stojfe, Indien men een Water-plant wilde zoeken, van welke men volftrekt geene andere onderfcheidende kenmerken kende, dan dat zy groen was, en in de zonnefchyn gedéphlogifteerde lucht uitgaf., zou het zonder twyfel enkel geluk zyn, onder het groot aantal der geene aan welke deeze kenmerken gemeen zyn, juist die aantetreftén ofte uittekiezen, welke men moest vinden. — Het komt my waarfchynlyk voor, dat de naam Plant1 welken ik, zonder grond en onbepaald, aan de groene ftoffe van priestley, in myn Werk over de Planten, gegecven heb; zonder eenige reeden voor deeze benaaming te hebben, als alleen de overeenkomst  Ai§ Over de Groene Stoffe komst der verfchynzelen, de voornaame oorzaak is geweest, dat men zich omtrend de waare groene ftoffe van den Heer priestley vergist heeft; omdat men, vooringenoomen met het denkbeeld van eene wezenlyke Plant, byna moest voorby zien , of met onverfchilligheid befchouwen alle zelfftandigheid, welke 'er niet den minften uitterlyken fchyn van had. Indien men, in plaatze van op den naam van Plantgewas, welken ik deeze ftofte ongepast gaf, acht te geeven, zich aan de befchry ving van den Heer priestley had gehouden, en men een flymige groene ftoffe, zonder fchynbaare werktuiglykheid, die hetbinnenfte van glazen,met water in de zonnefchyn gefteld, bekleed, gezogt had, men zou zich niet zo ligt vergreepen hebben; en men zou waarfchynlyk alle Planten, die zich duidelyk als zodanige voordeeden, met even zo weinig opmerking befchouwd hebben, als men nu de ftoffe zelf, die men zogt, gedaan heeft. Gelyk de Heer priestley 't eerst deeze  Van den Heer Priestley. $17 deeze zonderlinge ftoffe heeft doen kennen, zo is men ook aan hem, zeedert de uitgaaf van zyn \ de Deel, in het Jaar 1781. () Zet men een fr.uk van een deezer zelfftandigheeden in water in de zonnefchyn, zo zal het zelve wel dra troebel worden: in weinige dagen, ziet men eene groenachtigheid op deszelfs oppervlakte, en kort daar na wordt de geheele masfa van het water fchoon groen: (q) Het is dan goed het Huk vleesch, vis, enz. dat men *er had ingedaan, uitteneemen, om beeter te kunnen waarneemen wat 'er 2ebeuren zal. Een zeekere graad van bederf fchynt de groote voortbrengende oorzaak van deeze groene ftoffe te zyn, en dewyl enkel gewoon water zeer weinig beginsels van bederf bevat, is het niet te verwonderen , dat de voortbrenging deezer groe- O) Zie zyn Vde Deel, pag. 41., feqq. (?) Het gebeurt zeer dikwyls, dat van verfcheide glazen met water, ieder evenveel van dezelfde bederfbaare ftolFe inhebbcndc, in fommige de groene (toffe niet wordt voortgebragt, fchoon zy naast de andere geplaatst zyn.  Van den Heer Priestley, 319 groene ftoffe daar in langzaam voortgaat ; en het is dan waarfchynlykdat het gebrek van ftoffe, die bederf onderheevig is, veroorzaakt, dat de groene ftoffe niet in gekookt of gedeftilleerd water, dat met kwikzilver is afgefloten, geboren wordt; en dat zy zeer langzaam en onvolkomen in die zelfde waters voortgebragt wordt, wanneer dezelve in opene vaten aan de zonne blootftaan. - Een weinig osfen-gal heeft my, van verfcheidene Dierlyke zelfftandigheeden, en de Indigo onder de voortbrengfels van het Planten-ryk, de grootfte hoeveelheid van groene ftoffe opgei eeverd. Het verfchil tusfen de groene ftoffe van zelve voortgekoomen, en die,welke dus door konst wordt voortgebragt, beftaat niet alleen daar in, dat die voortbrenging op de laastgenoemde manier fchielyker en overvloediger is, maar ook gaan de gedaante - wisfelingen, welke in de voorige Afdeeling befchreeven zyn, fneller voort,en het verfchil der Infecten is zeer aanmerklyk; een verfchil 't welk voornamelyk afhangt van den aart der be-  3io Over de Groene Stojfe. bedervende ftoffe, die men gebruikt heeft. — Het is echter niet Zeeker, dat men altyd juist het zelfde foort van Infeften zal verkrygen, door middel vari dezelfde bedervende ftoffe. — In het algemeen zyn dc Irlfeften, die de groene ftoffe uitmaaken, wanneer zy van zelve is voortgekomen, kleiner en min der hoog van couleur, als die^ welke de groene ftoffe, door konst voortgebragt, uitmaaken. — De Infecten, door middel van rottend Vleesch of vis voortgebragt, zyn gemeenlyk rond of ovaal, in gedaante overeenkomende met die, welke in water al'een worden voortgebragt. Somtyds vindt men die twee foorten onder één: die , welke door een ftuk Van een Aard-appel voortgebragt waren, verfchilden nauwlyks van de genoemde, dan alleen daar in, dat zy ten uitterfte kleirt waren. Ik heb 'er meermaaleri voortgebragt, wier hoofd van het overige lighaam door een zeer dunnen draad was afgefcheiden, 't welk men weet aan zeer veele Infecten natuitrlyk eigen te zyn, (de naam zelfs vanïnfeet, gekorven Dier, is  Van den Heer Priestley. 3x1 &iynen oorfpróng aan deeze gedaante, welke verfcheide foorten van kleine dieren hebben, verfchuldigd). Het grootftë foort deezer groene Infecten, het welk ik tot nog toe gevonden heb, zag ik in water, waarin koejen-en duivenmest , in eert groote kuip, aan de open lucht bloot ftöud ;en in het water, Waarmeede het bloed vM geflagen beeften in een flagt-huis was weggefpoeld, 'f welk in dert zomer groen Was geworden. — Deeze laatstgenoemde. Infecten w^ren van ëerte langadhtige figuur, i^ers/aan de beide uittefften, en fcheenen voc/r het Microscoop wezenlyke visfën, zo door hunne gedaante, als wyze van zwemineri. Hunne groene couleur was zeer fchoon en hoog. — In deezert ftaat bleeVen zy flechts weinige dagen, ondergaande eene zeer zonderlinge gedaante-wisfeling,' Welke ik in geen ander foort heb waargenoomen; zy Wierden alle rond, en bleeVert echter zich door het water beWeegert, geduurende eenigen tyd, met dezelve fnelheid; doch wel dra, na dat 5ty deeze figuur hadden aangenoomen y tl. ö£EL. % W*  3i2 Over de Groene Stojfe hielden zy op zich te beweegen, hegtende zich de een aan den ander,, en maakende te faamen eene groene korst uit geheel en al faamengefteld uit ronde Infecten en eene flymige ftoffe, welke hun aan elkander fchynt te lymen, en hunne verdere beweegingen te beletten. - Dit foort van gedaante-verandering gebeurt hen fomtyds vry fchielyk. - liet Infect plaatfte zich regtftandig, hegte een van zyne einden onbeweeglyk aan de oppervlakte van het ftukje glas, op het welk een druppel van het vogt ter waarneeming geplaast was, of het hield ten minfte dat uitterfte van zyn lighaam onbeweeglyk, terwyl het zelve het boveneinde van zyn lighaam kringswyze omwentelde ; na eenige dier omdraijingen, geduurende welke het Diertje zich verfchei de maaien introk en verlengde, ftelde het zelve zich wederom in vryheid onder de gedaante van een bal. — Het gebeurde vry dikwyls, dat het Infect zich niet verkorte, de eerfte maal dat het zelve de kringvormige beweeging maakte; en wederom als te voorenging zwemmen, on-  Van den Heer Priestleyé 323 Ofidcr de lang'aehtige gedaante: ik heb 'er fomtyds gezien, die deeze beweeging meer dan tienmaal maakten, eerzy zich Voor altoos introkken. — Op een ander tyd zag ik > dat deeze gedaante - wisfeling maar half volbragt wierd, dat is te zeggen, dat het Infect maar een van zyne einden had ingetrokken, en niet het ander ; en dus zwom in de gedaante van een kégel, aan de eene zyde rond, en fcherp aan de andere. — De 5de figuur* is de afbeelding van een druppel, in welke de meefte Infecten reeds rond geworden en grootendeels aan elkander gehegt waren; fommige waren nog geheel , terwyl andere in de gedaante van kégels zw7ommen. Dikwyls had ik geduld genoeg om geduurende meer dan twee uuren dezelfde drup Voor het Microscoop waarteneemcn, (het is dan noödig de uitwaasfeming te beletten , door dezelve te dekken met een zeer dun plaatje muscoVisch glas, of het geen zeer veel beter is, met een zeer dun flrookje wit glas) om dus de gedaante der Infecten, en de wyze* X 2. C*9  .3Z4 Over de Groene Stoffer op welke zy vermenigvuldigen, gelyk ook hunne veranderingen natefpeuren, doch met opzicht tot hunne voortteeling heb ik niets kunnen waarneemen. — Hunne lighaamen zyn zeer buigzaam, en ik nam waar, dat ieder in het midden van het lighaam eenige luchtbellen had,ten minfte naar allen fchyn.-Ik zag vry duidelykaan het agterlte einde van fommige twee lighaamtjes die puntig, en in. geduurige be.weeging waren: ik hield ze voor gevorkte Haatten, gelyk die van fommige visfen, dienende om de beweeging te regelen in hunnen voortgang. - Schoon men nauwlyks twyfelen kan, of alle de Infecten zyn van zulke Haar ten voorzien, heb ik echter niet gewild, dat de Teekenaar dezelve aan allevertoonen zoude,om dat noch hy ,noch ik, dezelve aan alle zag. — Het is my ook voorgekoomen, dat de Infecten zwem-vinnen hadden aan het onderfle en zydelingfche gedeelte van hunne lighaamen; die zwem-vinnen zag ik met behulp van het Zonne- Microscoop zo du'delyk , dat n emand der geenen, die ik ze deed zien, 'er aan twyfelde. Ia  Van den Heer Priestley. |i$ ïn de 4de figuur ziet men eeri andere familie van infecten, van een kleiner foorr, welke ik had doen voortkoomen in pompwater, met een weinig osfen -bloed rood gemaakt, en in de zon gefield. Weinige van die Infecten waren rond geworden, toen ik ze liet afteekenen. Ik heb fomtyds van dit foort nog een kleiner rang van Infecten gezien. — Die, welke in den laatflen Winter, door middel van bloed, in water wierden voortgebragt , bleeven geduurende verfcheide maanden leevendig , en veranderden niet van gedaante; zy waren veel minder groen , en veel kleiner ; maar van gedaante verfchilden zy niet van die, welke fig. 4. vertoond worden. Tk heb ook fomtyds dit zelva foort van Infeclen in enkel w^ater aangetroffenDe Infe&en door konst voortgebragt, zich eenmaal in de flymige koist vastgehegt hebbende, ondergaan ten naasten by dezelfde veranderingen als die welke van zelve in het water gebooren Worden; de korst vormt zich fpoediger, X 3 «»  Ovêr de Groene ftoffe en de beweegende veezeis worden 'er naar evenreedigheid eerder in waargenoomen. - De korst en de Infecten, die dezelve uitmaaken, is in 't gemeen van een hooger groene couleur: dezelfde oneffenheeden, en dezelfde pyramidaale lighaamen , by hg. 8. 9. cn 10. vertoond , woorden 'er in gevormd. Deeze door konst voortgebragte groene ftoffe geeft meer gedéphlogisteerde lucht, als die, welke van zelve voortkomt ; zy geeft dezelve reeds uit, als de ftank der rottende ftoffen, die men in het water gedaan heeft,- nog zeer merkbaar is, en de Diertjes nog bvna alle leevert. - Ik heb zelfs gedéphlogisteerde lucht verkreegen , terwyl het ftukje vleesch of vis nog in het glas was. -■ Als men de lucht verzamelt, welke, geduurende dat de verrotting nog fterk is, Wordt voortgebragt, bevindt men ze bedorven , en fomtyds brandbaar. Nu en dan heb ik ook brandbaare lucht, door zelfftandigheeden uit het Plaritenryk in water in de zonnefchyn gezet, verkreegen; voor al van Dadels.— Dérgelyke proe-  Van den Heer Priestley. 3 2.7 proeven kan men zien in het Vde Deel van het W erk van den Heer priestley. De 6de figuur vertoont de groene korst, uit Diertjes van de 4de en 5de figuur beflaande, en van . één gefpreid , om de witte beweegende veezeis te zien, welke in ge-enen deele verfchillen van de witte veezeis in de groene korst, voortgekomen in enkel pomp-water. VIERDE AFDEELING. Aanmerkingen over de drie voortgaande Afdeelingen. Ik meen tot hier toe genoegzaam aan. getoond te hebben, dat die groene ftoffe, welke de Heer priestley, in zyn IVde Deel befchreeven heelt, de eeniget welkers waaren aart ik héb willen aantoonenuit Infecten beftaat; en in den rang der Weezens, welke tot het Dierenryk behoorenj moet geplaatst worden; en dat de Planten, welke de Heeren X 4 bew-  3z8 Over de Groene Stojfe jsewley en senebier voor de groeT ne. ftqfFe van priestley gehouden hebben, zelfftandigheeden van verfchil^ lenden aart waren: dat die Geleerden, £0 zy die ftoffe in Beeken, Rivieren, of groote verzamelplaatzen van water gezogt hebben, de ééne zelfftandigheid voor de andere genoomen hebben; en dat, zo zy ze gevonden hebben in glazen vol water aan de zonnefchyn blootgefteld, zy voor een beftendig verfchynzel gehouden hebben dat geene, 't welk niets, anders dan eene loutere toevalligheid was. De groene Infecten, in enkel water, door middel van eenige bedervende zelfftandigheid , voortgebragt, zyn gemeen^ lyk byna alle Van het zelfde foort, fomtyds echter vindt men meer dan een foort, in de ifte en ikfiguur vertoond, onder één vermengd. - In het water der rioo, len, door welke zich de vuiligheeden der ilagt-huizen ontlasten, vond ik* na dat het groen was geworden, een mengzel van zeer veele verfchillende Infecten , waarvan de meeste groen waren, en van $et foort hg. 4. en 5. vertoond.  Van den Heer Priestley. 329 Het glas in de fchaduw houdende, kan men deeze Infe&en langer in het leeven behouden, dan wanneer zy aan de zonne blootgefteld gelaten worden, vooral in de zoomer - hitte • men verlengt ook derzelver leeven, door dagelyks een weL nig versch water in de glazen te doen. -r Jien fterk licht, van eene aanmerklyke hitte yerzeld, heeft my dikwyls alles in éénen dag bedorven, zynde de groenheid ge}yk ook de Diertjes veriooren gegaan j en op den bodem neergevallen. Wanneer het w^ater, waar in men eer nige bedervende ftofte gedaan heeft, niet groen wordt, vindt men het des niet te min met Infecten vervuld, maar deeze zyn gemeenlyk ten alleruitterfte klein. Het komt my waarfchynlyk voor, dat de groene Infeélen , die alléén gedéphlogifteerde lucht geeven, een byzonder Kas zyn , dat de groene couleur hen natuurlyk eigen is, en dat het by gevolg niet het water zelve, of eenige leevenlooze groenheid met het water vermengd, is, welke de Infecten, hun couleur geeft; rQaar dat de Infecten zelve, uit hi#i eiX i gen.  33© Over de Groene Stojfe gen aart groen zynde,het water die couleur geeven; en het is om die reeden, dat een groot getal andere Infecten, geheel en al in groote en gedaante van de groene Infecten verfchillende, welke zich onder dezelve vermengd en verfpreid bevinden , niets het minde van de groene couleur hebben; ten zy het van dat foort van Infecten zyn, welke de andere opëeten, als waanneer men hanne lighaatóen met groene Infecten opgev ld ziet. Het komt my zeerwaarfchynlyk voor, dat deeze ftoffe, van zelve in het water voortkoomende, een uitwerkzel is van het bederfvan eenige zelfftandigheid met het wate- vermengd , en dat de afweez'gheid van deeze be l< rfbaare ftoffe een der voornaame reedeen is, waarom deeze ftoffe in gekookt water n ietwordt voortgebragt. — Zy komt ook te voorfchyn in water met H aste lucht bezwangerd , fchoon deeze lucht voor een bederfweerend middel bekend is. - Ik zal niet beflisfen of deeze ftoffe 'er fpoedlgcr^in voortkomt dan in water, dat in  Van den Heer Priestley. 331 in deszelfs natuurlyken ftaat is; ikhetr "ét meermaals de proef van genoomen,maar geene aanteekening h'er van gehouden hebbende, durf ik my op myn geheugen alléén niet verlaaten; doch Wat hier vari zy, dit is zeker j dat water met vaste lucht bezwangerd (alle pomp- of put-water heeft meer of minder vaste lucht in zich) het bederf der zelfftandigheeden, welke men 'er in legt, niet kragtdadlg voorkomt. — Terwyl ik dit fchryf, heb ik met het Microscoop de groene ftoffe befchouWd, die aan de wanden van een glas gegroeit was, dat met water door middel van de Machine van den Heer parker, of van Dr. nood, met vaste lucht bezwangerd was: zy was een verzameling van kleine ronde groene bolletjes, geheel en al gelyk aan de Infecten der groene ftoffe, welke in gemeen water voortkomt, wanneer dat aan zich zelfs wordt overgelaaten, en in de zonnefchyn ftaat. 'Er was niet een enkele veezei te zien. Het zal misfchien veelen myner Leezeren zeer zonderling en wonderfpreukig voorkomen, dat 'er Dieren zyn, die gedé-  Over de Groene Stoffe déphlogisteerde lucht uitgeeven , éveneens als de Plantgewaslen; doch deeze waarheid ontdekt ons wederom een der wyze en vefheevene fchikkingen van den Schepper; die, ter behouding van de Dieren, gewild heeft , dat uit het midden der verrotting, waar door de lucht te ongezond zoude kunnen worden , een geüagt van Weezens zou ont. ftaan, gefchikt om de nadeelige uitwerking van die zelfde verrotting opteweegen, door in den Dampkring eene gezuiverde lucht te verfpreiden. - Deeze ontdekking is indedaad zo gewigtig,dat zy hem, aan wien wy dezelve verfchuldigd zyn, veel Eer aandoet: te weeten, myn achtingwaardige Vriend , de Abt fontana, aan wien de Natuurkunde reeds zoveel verplicht is,zeide my voor eenige jaaren, dat de groente, waarmee-^ de men in den Zoomer dikwerf de op* pervlakte van ftilftaande wateren bedekt vindt, een verzameling is van zeer kleine ronde en ovaale Infecten, en dat deeze Infecten gedéphlogisteerde lucht uitwaas-* femen: Hy fpreek* 'er ook van in eene Ver,  Van den Heer Priestley. 33$ Verhandeling, gefchreeven aan den Heer adolph mupvRay, Profesfor in ,de Ontleedkundè te Upfal, geplaatst in een Werk, getyteld Memorie di Matematica Ö> Fijica della Societaltaliana torn. i, Verona 178 r. - Ik twyfel niet of die kleine Infecten'van den Heer fontana zyn dezelve, welke ik bevonden heb de waare groene ftoffe van den Heer priestley uittemaken. Ik heb nooit de groene ftoft» voortgebragt gezien in water, dat 2 of 3 uuren gekookt had, en in een glas, wiens hals in kwikzilver gedompeld wierd, gefield was, fchoon het meer dan één en een half jaar aan de zon bloot flond, maar wanneer ik in zulk water eenige" bederfbaare ftoffe , als vleesch of vis, deed, kwamen 'er deeze Infecten of groene ftoffe wel in voort, doch veel iangzaamer en in minder hoeveelheid. - Zie hier eene proef, weiketen klaarften fchynt aantetoonen , dat 'er een zeekere trap van rotting vereischt wordt, tot het voortbrengen der groene ftoffe. — Den 16. Maart 1782. zette ik in de zonnefchyn m  334 Over de Groene Stoffé in een vertrek van den Kruid-tuin, een glazen bol met water gevuld, het welk meer dan twee uuren gekookt had; de hals ftond in een glas vol kwikzilver. Den 27. December was 'er nog geen enkele luchtbel in te zien, noch eenigen fchyn van groene ftoffe. Ik deed dien dag een ftukje rauw en zeer versch vleesch, ter grootte van een boon, in den bol, het zelve door de kwik doende heen gaan, door middel van een gebogen yzerdraad. Het water wierd langzaamerhand troubel. Den 19. Febr. 1783. nam ik het ftukje vleesch uit, het welk aan het gebogen yzerdraad was vastgemaakt; ik voegde een plat glas tegen den mond van den bol, welke vlak geileepen was, en den bol dus uit het kwikzilver neemende, keerde ik denzelven om, met den mond naar booven : het vlakke glas wegneemende, bragt ik in de lucht, welke in den bol voortgekomen was, en omtrend 6 cubicq duimen bedroeg, een zeer klein wasch-licht, en de vlam wierd oogenbliklyk uitgebluscht; ten blyke, dat die lucht gephlogisteerd was. Het ftuk vleesch had  Van den Heer Priestley. 335- had eene reuk, die eerder muf dan rottig was. - Ik vulde de plaats, die de lucht in den bol heilagen had, met gekookt water , en zette denzelven wederom in de zonnefchyn, zonder het ftukje vleesch'er in te doen, den mond wederom in kwikzilver dompelende. Na eenige dagen begonden zich hier en daar kleine groene puntjes tegen de wanden van het glas te veitoonen, en van deeze puntjes daalden langzaamerhand groene, zich van één verwyderende ftreepen, naar beneeden af. - Deeze groente bleek, door middel van het Microscoop, uit kleine ronde lighaamtjes te beftaan, gelyk aan die, welke, of van zelve, of doorrottende zelfftandigheeden in het water, in de zonT neichyn, worden voortgebragt in opene glazen. — Den 11. July 1783- wanneerde helft van den bol met een groene korst bekleed was ., maar welke te dier tyd gedeeltelyk eene orange couleur had verkreegen, nam ik den toeftel weg, om de voortgebragte lucht te onderzoeken: ik vond 13 cubicq duimen in den bol, van volkoomen zuiverheid, te weeten: van 301,  i)è Over dc Groene Stoffe 503. graden,zonder inmengzel van vasté liicht; — ik befchouwde Vervolgens de groene korst, die geheel en al uit kleine ronde lighaamtjes, en eene lymerige ftöf% faamengefteld was. - Ik wierp het oude water weg, era vulde den bol met versch ponip-water, blyvende de groene korst aan het glas gehegt , want ik had 'er flechts een weinig afgenoomen Om voor het Microscoop te brengen. Den 22. Jüly had ik 8 cubicq duimen lucht,van 291. graden,Verkreegen. - De korst begon een fchoone groene couleur te verkrygen, en dezelve onderzoekende , bevond ik ze wederom als te vooren uit ronde lighaamtjes te beftaart , met eene lymige ftoffe omwonden, in welke ik nog geen blykbaare veezeis konde dn derfcheiden. Wanneer men een ftuk van eenige rottende zelfftandigheeden in een glas vol versch pompwater, wiens mond in kwikzilver ftaat, zet, komt de groene ftofTö fomtyds in menigte voort, doch veel zeekerer, wanneer die glazen open zyns (boven heb ik reeds gezegt, dat die voortbreng  Van den Heer Priestley. 337 brënging niet altyd zeëkër gaat, zelfs iri opene vaat en,) dit verfchil geeft échter geen reeden vart verwondering, dewyl de lucht meer óf min nootzaaklyk, ten minfte nuttig is, voor alle bewerktuigde Weezens. — De Planten zelfs, die altyd onder de oppervlakte van het water leeven , kwynen in water, dat van lucht beroofd is, en fteivert 'er teil laatften in. Het zoude buitert twyfel de ineefte hedendaagfche Natuurkundigen ten uitterltert vreemd fchynen, dat men ceriigë Overhelling deed blykeri, tot het thans vry algemeen verworpen ftelzel, dat bewerktuigde weezens kunnen voörtköonien, zonder dat andere,voorafbetraande, tot derzelver Voörtteeling vêreischt wierden : een ftelzel door aristotèles en de meest verlichte der oude Wysgeeren aangenoomen; welke geloofden, dat 'er irt de Natuur eene kragt beftönd, in ftaat, om, zonder voorafbeltaan de geöf ganifecrde zaaden, door middel van de verrotting, geörganifeerde weezens, van een laager rang , voorttebrengen; gelyk de Infecten. —- Hoe weinig ik ook v\:% 11. deel. Y over-  3 3 2 Over de Groene Sto ffe overhellen tot een Stekel, gansch niet overeenkom (lig met de denkbeelden welke wy thans hebben; voorzie ik echter, dat zy, by wien dc veraehtende afkeer, met welke dit oude denkbeeld in onze hedendaagfche Schooien behandeld wordt, nog niet heeft plarts gegreepen, uit de proeven, welke ik in de voorige Afdeeling heb opgegeeven eenige gefchikte bewysgronden zouden kunnen trekken, om te doen vermoeden, dat de Leer der Ouden met te veel Itrengheid behandeld is geworden. — Zy zouden op de volgende wyze kunnen redenkavelen. Indien die Infecten voortgebragt worden in water, befloten in een glas, w iens mond in kwik - zilver gedompeld is, op wat manier zyn die Infecten, of derzelver zaden, 'er ingekoomen ? - Wanneer mennen antwoordt, dat die zaaden vooraf in het water moeten bcitaan hebben, zullen zy vragen, hoe de Infecten kunnen voortkoomen in water, dat gedeüilleerd en gekookt is geduurende verfcheide uuren, (ui liet welk alle Infect, of alle  Van den Heer Priestley. 3 39 alle zaaden van derzelvc Verdorven moeten zyn) wanneer men 'er een weinig vis of vleesch in doet, 't welk niet Hecht8 Versch, maar zelfs nog leevendc is; of wel dat gekookt is? dewyl het ongeiooflyk zyn zoude, dat de Infecten, of hunne eyeren, de langduurige werking van kokend water zouden kunnen wcerfta.m (r). — Te zeggen, dat die zaaden, in dat geval, in devisch of in het vleesch beflotcn zyn geweest, zou hen misfchien niet fmaaken , om dat daar voor geen andere grond fchynt te zyn , dan dc voor'-* Cr) Men heeft my gezegt, dat de Luizen i:i het kookend water leevendc blyven , doch de ondervinding fpreekt dit teegen-. die Infecten verlk e:i hun leeven , éven gelyk alle andere in het zelve.—' Deeze dwaling was veroorzaakt, door dien in zeekere Rcis-befchryving gezegt wordt, dat de (f ikken linnen der Indiaanau, welke vol van dit ongedierte zyn, in kookend water geftoken zynde, het zelve 'er naderhand nog in gevonden wierd : waarfchynelyk zal het kookend water die InférE >h nièf geraakt hebben, of hunne cijcren , welke in dd digte en meest gcflootcne vouwen van die Ilolieü z-ieh ophielden d  14P Over de Groene Stoffe vocronderftelde onmogelykhcid, dat bewerktuigde weezens zouden kunnen voortgebragt worden, zonder beginzel, door een ander bewerktuigd lighaam, van het zelfde foort, voortgebragt: eene onderftelling die door hun niet toegeftaan kan worden. — Zy zouden misfchien een denkbeeld, dat alleen rust op de onmogelykhcid van te kunnen begrypen , hoe een bewerktuigd lighaam kan worden voortgebragt, zonder behulp van andere bewerktuigde lighaamen, kunnen aanzien als zich zelf omver werpende ; dewyl men niet duidelyker kan begrypen, hoe eene nakomeiingfehap van millioenen bewerktuigde weezens kan voortgebragt worden uit één zaad , of uit één ey. — Wanneer men onderflelt dat die toekomltige gellagten reeds beftaan in het ey, in elkander op. gewonden, (gelyk fommige groote Natuurkundigen {taande houden,) en flegts nodig hebben zich te ontwikkelen, verliest zich de verbeelding by een zo zonderling denkbeeld. W anneer eenmaal onbetwistbaare proeven  Van den Heer Priestley. 341 ven hun het fysthema der Ouden waarfchynlyk zullen gemaakt hebben, zullen zy voor drogreedenen en enkele klanken de ongerymtheeden houden, welke onze School-Leeraars de gewoonte hebben, hunne Leerlingen met ontzagbaarende deftigheid intefiampen, en te doen befchouwen als uit dit ftelzel voortv oeijende; want zy zouden daarop kunnen antwoorden, dat Hy, die de Dieren en Planten het indedaad geheimvolle vermoogen, van zich door eene agtereenvolgende voortteeling te vermenigvuldigen, gegeeven heeft, zoude hebbe kunnen goedvinden uitzonderingen op deezen algemeenen Reegel te maken, en aan de Natuur alléén eene Vormende Kragt overtelaaten, welke by den faamenloop van zeekere omftandigheeden , zeekere bewerktuigde lighaamen, zonder den trsfenkomst van andere bewerktuigde ligr haamen van het zelfde foort, voortbragt. Zulk eene vormende kragt der Natuur zoude zelfs (zullen zy zeggen) befchouwd kunnen wTorden, als een der uitfteekende merkteekenen van eene Hoogfte Wyshcid, Y 3 FCW •  34^ Over de Groene Stoffe welke cle wetten van het geheel-al gefchikt heeft tot het welzyn van Eén Geheel, en uitzonderingen gemaakt heeft, naar het oogmerk, 't welk Hy had, toen Hy ze vasiieldc ; laatende aan de Natuur alleen over de kragt, om uit den fchoot der verrotting een rang van weezens voorttebrengen die, door eene gezuiverde lucht te vcrfpreiden, het bederf opwecgen, 't welk de Dampkring-lucht door de rottige uitvloeifelen der bedervende zclfftandigheeden zoude hebben kunnen befmetten, ten nadeele der ademende Dieren ; zonder echter de uitwaasfeming der befmettende en phiogistique deeltjes te verhinderen , die van eene aanmerklyke nuttigheid voor het Planten-ryk zyn. Dus (zullen zy zeggen) eene zodanige voortecling zonder voortcelers, geen plaats hebbende, dan aiiéén daar, waar zy nuttig kan zyn, wel verre van ver_ warring te veroorzaaken, werkt integendeel verwondcrlyk meede , om de over-eenftemming te 'bcwaaren tusfen die oneindige veelheid van oorzaaken, welke pver-  Van den Heer Priestley. '343 overal verfpreid , zonder ophouden op het Toneel der Waereld werkende zyn.Indien dan de Schepper der Natuur heeft kunnen goedvinden, aan kragten, door hem zelve aan de ftoffe gegeeven, een vermoogen toe te betrouwen, in ftaat om zeekere bewerktuigde weezens voorttebrengen , heeft dat vermoogen maar tot weinige lcevende weezens moeten bepaald worden; om dat uit zulk een vermoogen eene al gemeene verwarring, eena omkeering van de geheele waereld, zoude ontftaan , indien hetzelve zich uitftrckte tot de voortbrenging der Dieren en Planten in het algemeen. Zie daar eenige redenkavelingen, w7elke misfchien uit het geen ik in de voorige Afdeelingen gezegt hebbe, zouden afgeleid kunnen worden , en aan dezelve zou nog meer gewigt kunnen worden byge.zet in de volgende Afdeelingen, wanneer ik proeven zal hebben opgegeeven., welke aantooncn, du uit de overblyfzcls der Diertjes van welke ik gefproken heb , beginfels ontftaan van Tretnellae en Confcrvae, welke men tot Y 4 bfe?  244 Over de Groene Stofe hier toe onder de bewerktuigde weezens van het Planten-Ryk gerangfchikt heeft. Ik laat zeer gaarne de zaaken, welke ik onder het verlicht oog der Natuurkundigen breng, over aan de overweeginge van die geenen, die lust hebben zich in dat onderzoek te begeeven. - Ik erken openhartig, dat ik by my zelve ten volle overtuigd ben, dat de vermoogens van mynen geest, die ik weete dat vry bepaald zyn, te bekrompen zyn, dan dat ik Zoude durven onderneemen deeze moeilykheeden op te losfen: ik moet my dus te vreèden houden, met te zeggen, het geen van alle tyden door verftandigen gezegt is, qnantum eft quod nefeïmus! en ik bewondere met een eerbiedig uïIt zwygen , de duidelyke blyken, by elken voet Hap zichtbaar, van het aan weezen van eene Algemeene en Hoogstverftandige Oorzaak, Die het Heel-al ge-, fchaapen heeft, met eene wysheid, welke geheel en al ons begrip te bo-t ven gaat. . VYF,  345" VYFDE AFDEELING. Schoon de Groene Stoffe, die van zelve in water, in de zonnefchyn, voorts komt, gelyk ook die, welke men doormiddel van eene rottende zelfftandigheid in het water voortbrengt, zich den meeften tyd aan de wanden van de glazen hegt, heb ik echter op deezen algemeenen reegel eenige uitzonderingen waargenoomen ; te weeten: zomtyds begint deeze ftoffe, in plaatze van het glas met een gelyke laag te bekleeden, hier en daar een groen punt te vormen, als een kern; op het welk zich de Infecten ophoopen en als een heuveltje uitmaaken: van dit punt daalt regtftandig naar beneeden een rey van die zelve lighaamtjes, welke zig trapswyze en vry regelmaatig verbreed ; vormende dus een kégel, wiens punt in de genoemde kern eindigt. — Y ƒ Wan, Byzondere Verfchynzelen omtrend de Groette Stoffe waargenoomen.  34 Qvcr de Groene Stoffe Wanneer ik dit verfchynzel de eerftemaal waarnam, verbeelde ik my in dat punt of kem een foort van duidelyke plant'aartige groeijing te zuilen ontdekken; doch het was niet wel mogelyk het zelve nauwkeurig te befchouwen, zonder het glas te breeken, waarom ik vervolgens tragtede een diergelyk punt, op een plat ftuk glas, in het water opgehangen, te doen voortkoomen ; en het gelukte my eindelyk op zulk een* vlak glas veele zulke punten te zien voortkoomen: deeze zorgvuldig met het Microscoop befchouwende, vond ik 'er niets anders in, dan eene verzameling van de ronde lighaamtjes ofIn-èéten, en ik bevond ook de ganfche rey, die uit zulk een punt als voortkwam, enkel uit deeze Diertjes te. zyn faamengefteld; welke ik alle zonder beweeging zag, uitgezonderd die, Welke in het water, dat aan het glas gehegt was, in vryheid waren; alle de andere waren of levenloos, of omwonden In de flymefige korst. - Het is niet zeer zeldzaam dit verfchynzel in zuiver w7atcr te ftienj fchoon het meermaals voorkomt  Van den Heer Priestley. 347 in water, 't welk eene rottende lloffe bevat : best flaagde het zelve in een glazen bol j wiens mond in kwikzilver gedompeld, en welke metpoffip-water,met een weinig osfen-gal gemengd, gevuld was. Eenmaal zag ik diergelyke punten voortkoomen, welke zo veele pinceelen waren, uit eene zeer fyne Conferva beflaande, te weeten: ineen bol, waar in ik, in gemeen water, een goede hoeveelheid van die Tremella, welke Nostoc genoemd wTordt, gedaan had: deeze punten ftrekten zich niet uit naar beneeden. -— In het vervolg zuilen wy nog van deeze fpreeken. Somtyds heeft in zuiver water plaats, het geen gewoonlyk in water, waar in men eenige rottende ftoffe gezet heeft, gebeurt, namelyk: dat de groene ftoffe niet begint, met zich aan de wanden en den bodem van het glas te hegten ; maar geduurende verfcheide dagen door de geheele masfa van het water verfpreid blyft, het zelve met eene groenachtige couleur verwende: in dit geval geeft de ftoffe gedéphlogifteerde lucht uit, even-- eens  34$ Over de Groene Stoffe eens als of zy van den beginne af zich aan de wanden van het glas gehegt had : gemeenlyk valt zy dan voor het grootfte gedeelte op den bodem,en men vind ze aldaar eerder onder de gedaante van eene fponsachtige niet zeer faamenhangende zelfftandigheid, als wel onder die van eene eigenlyk gezegde korst. - Laat men deeze dus neergevallen groene ftoffe lang in het glas, zo wordt zy gemeenlyk vaster inééngedrukt, en verkrygt de gedaante van kleine korrelige hoopjes, niet veel aan een verbonden; en deeze met het Microscoop befchouwd zynde, bevindt men te beftaan uit die zelfde lio> haamtjes „ welke de oorfprongelyke Diertjes der groene ftoffe uitmaaken. - Tus^ fen deeze deeltjes vind men, na een zeekeren tyd, een zeer fyn weefzel van veezels, onregelmatig tusfen dezelve doorloopende, en de kleine korreltjes aan elkander verbindende. — Ik hield deeze veezeis voor dezelfde, die zich eindelyk onder de overblyfzels der Diertjes in de groene flymige korst vormen, want ik narn waar, dat zy in den beginne dezelfde be-  Van den Heer Priestley. 349 bcwceging hadden, als de witte veezeis, van welke ik gefprokenheb. - Die korrelige hoopjes worden traps wyze vaster, en verkrygen eene zo aanmerklyke foortlyke zwaarte, dat zy zich zelden naar de oppervlakte vanhetwrater verheffen,fchoon zy met lucht - belletjes beladen zyn. — Men vindt ze in grooten overvloed op de bodems van groote fteenen water-bakken ; en het is ten naastenby op de volgende wyze,dat die korrelige lighaamen in deeze groote water-bakken ontftaan. De Zoomer- warmte het bederf van het w7ater in die bakken beginnende te bevorderen, begint het water groen te worden, men vindt 'er dan dezelfde DierJtjes in, welke men in water, in glazen aan de zonnefchyn blootgefteld, en groen geworden, aantreft. - Deeze Infecten, welker minfte gedeelte de wanden van die bakken, uit hoofde van derzelver grootte, kan bereiken , ontmoeten elkander in het midden van de masfa waters ; zy hegten zich aan één, en vallen by kleine bosjes op den grond, alwaar zy zich aan andere kleine hoopjes hegten, en  3~5a Over de Groene Stoffe en over den fteenen bodem door één Jollende, zich te faamen hegten ,cn die onregelmatige vry groote korrelige lighaamen uitmaaken, welke zeer zwaar cn van een fchoone groene couleur zyn. - Zy worden in de natuurlyke grootte by fig. 7. afgebeeld. - Wanneer men ze tusfen de vingers wryft, bevindt men, dat zy uit kleiner korrelige lighaamtjes beftaan,doorweeven met vcezels zonder eenige regelmatigheid. - Deeze kleine korrelige lighaamtjes zyn faamengefteld uit ronde of ovaal e lighaamtjes, welke volftrekt niet onderfcheiden kunnen worden van de oorfprongelyke Infeéfen der groene ftoffe,en dief zeer waarfchynlyk dezelfde zyn. - Del groene korst vormt zich zo duidelyk in deeze bakken niet,als in de glazen in de zonnefchyn ftaande; waar van de reeden* zo 't my toefchynt, is, dat de byna gcduurige beweeging van het water deezer bakken, zo door den wind, als door de werklieden, die'er water uit neemen orri de Planten te begieten, ('t welk inzonderheid te Weenen in den Kruid-tuin plaats heeft, alwaar men byna op den duur water  Van den Heer Priestley. 351 ter uit deeze bakken fchept) natuurlyker wyze verhinderen moet, dat de flymige korst, van welke wy fpraken, geformeerd worde: Deeze flym'achtigheid moet dan in het water als ontbonden blyven, en daarom moet men de korrelige lighaamen met weinig van deeze ftofle vermengd vinden. - Deeze korrelige lighaamen vindt men in die groote water-bakken hier en daar met draaden van de Conferva rivularïs doorweeven,welke in die bakken gemeenlyk wast. De korrelige lighaamen, welke men in overvloed op den bodem dier groote water-bakken aantreft, verfchillen zoweimV van die, welke zich vry dikwyls in glazen , met water gevuld en in de zonnefchyn ftaande, vormen, dat men ze niet kan onderfcheidcn, dan alleen daar door, dat die uit de grooLe bakken zwaarder en vaster zyn: ik heb 'er echter in glazen voortgebragt, die in 't geheel niet van de andere te onderkennen waren. Ik heb ook waargenoomen, dat deeze korrelige lighaamen in het één pompwater meer voortkoomen ais in het ander;  gyi Over de Groene Stoffe der: 't komt my voor,dat in waters, uit welke de minste flymige ftoffe neerzinkt, die lighaamen te eerder voortgebragt worden , of dat de flymigheid, die het binnenfte der glazen bedekt, eerder geboren wordt in waters, die meer met deeze lymige ftoffe beladen zyn. - Wanneer men die glazen dikwyls beweegt, belet men ook dat die flymige korst geformeerd wordt, en 'er is dan meer waarfchynlyk* heid , dat in plaatze van deeze korst, die korrelige lighaamen op den bodem zullen gevormd worden. ZESDE AFDEELING. Over de verandering van water itl Gedéphlogifteerde Lucht, door middel van de Groene Stoffe. Het geen reeds betreffende den oorfprong en den aart der groene ftoffe gezegt is, zal, zo ik meen, geen den minften twyfel overlaaten, of de korrelige zelfftandigheid, fig. 7- vertoond, is degroene ftoffe van den Heer p r i ê s t l r. v in  Vdh de'n Heer Priestley '. 35-3 in een reeds zeer ver gevorderden ftaat ► en onder eene byzondere gedaante,welke zy ónder toevallige omftandigheeden, in de voorige Afdeeling in 't breede verklaard, verkrygt. : Wanneer ik geduurende den loop myher proeven,van welke ik in myn Wer^ over de Planten in 1779. verllag deed* bemerkte * dat de groene ftoffe in water aan de zonne blootgefteld veel meer lucht uitleeverde, als ik uit éven zo veel water door eene fterke kooking verkrygert kon, befloot ik, dat al die lucht niet in het water was bevat geweest; maar dat deeze Itoffe, éven als de Planten; het wonderbaar vermoogen bezat^ om het water zelve , of iets dat in het water is; iri lucht te veranderen, zie pag. 77. De xxvnfte Afdeeling van dat Werk handelt geheel óver de verandering van verfchillende zelfftandigheedenin lucht, ert over de verandering van lucht zelve irt verfchillende andere zelfftandigheederi, gelyk ook over de verandering van het eerte foort van lucht in een ander. — De xxmfle eri xxviftc Afdeelingen handeleri over 't zelf11. dee l. Z de  3 5"4 Over de Groene Stoffe de onderwerp. - Die verandering van de eene zelfftandigheid in een andere is indedaad een verwonderlyk verfchynzel, maar evenwel is het zelve gansch niet zeldzaam: het is niet vreemder, water in gedéphlogifteerde lucht te zien veranderen door middel van de Plant-gewasfen en het zonnelicht, dan Salpéter door de werking van vuur alléén tot zulke lucht gebragt te zien. De verandering van verfchillende zelfftandigheeden in adembaare lucht is geen nieuwe Leer; de oudfte Wysgeeren hebben het zelve met duidelyke woorden geleerd. - Epicurus fchynt die Leer voor betoogd gehouden te hebben. — Lucretius , die uit de Leer van Epicurus alles wat hy vinden kon heeft overgenoomen, om 'er zyn gedicht De Rerum Natura meede op te eieren, ftelt deeze Leer als bevestigd voor; zeggende zeer duidelyk, dat de lucht zich onöphoudelyk in andere zelfftandigheeden verandert, dat deeze zelfftandigheeden op nieuws trapswyze in waare lucht ontbonden worden, en dat indien de lucht niet  Van den Heer Priestley. 35Ï filet wederom inkwam in het faamenflei der andere lighaamen, 'er niets anders? meer beftaan zou als Lucht ( j- ). Ik ( s) Aëra nunc igitur dicam , qui corpore toto Innumerabiliter privas mutatur in horas. Semper enim quodcumque fluit de rebus, id omne' Aëris in magnum fertur mare; qui nifi contra Corpora retribuat rebus recreetque fluenteis, Omnia jam refoluta forent & in aëra verfa. Baud igitur cesfat gigni de rebus, <£? in res Recidere asfidue, quoniam fluere omnia conftatj Tit. Lucretii Cari de Rerum Natufa L. v. vf. 274.- Het ware te wenfchen , dat dé oude Wysgeefen, daar zy op zulk eene Heilige wyze een Leerftuk overleeveren, te gelyk ons de gronden hadden' doen kennen, op welke zy het zelve deederï rusten. — Schoon van hun veelc ftelzels en weinige' proeven tot ons gekoomen Zyn, is het echter bui. ten twyfel, dat ook onder hen Natuurkundigen' waren, kenners der Werktuig- en Scheikunde', die tianden aan het werk floegen, en zich niet met enkele onderftellingen te vreeden hielden. De Schrif ten van aristoteltss en van pliniüs den Natuurkundigen bewyzen dit. Zy hadden de' konst om de metaalen te zuiveren , om'het goud van het zilver te fcheiden , om geel - koper, gelyk ook glas van verfchillende couleuren te maaken, Z 2, en-  l$6 Over de Groene Stoffe Ik heb door een brief van den Heef magulan geplaatst in het Journal de Phyjique de FAbbéRoJïer voor dc maand Juny 1-83. en gedateerd den 6. May, gezien , dat de Heer priestley een proef gedaan had, by welke water in lucht veranderde, doende de damp van het water door een gloeijende tabaks -pyp gaan. Doch een Engelsch Natuurkundige, en echter zyn wy niet zeeker, of zy dezelfde ingrediënten gebruikt hebben, die wy thans rot die Chemifehe bewerkingen beezigen. Wy weeten niet of zy het Cobah gekent hebben, en derhalve nóg minder of de manier om Smalth te maken,'ten einde het glas een- blaauwe couleur te geeven, hen is bekent geweest. Het fchynt, uit het geen'PLiNius de Natuurkundige en üiascorides van de Pomphoïix zéggen , dat zy het Zinc en den Lapis calaminaris gekent hebben, om hun Orkhakum faamen te ftellen , het welk ons geel-koper is. Zouden zy, terwyl zy hunne Leerftelzeis aan het licht bragten, de proeven, die hen gedienf hadden, om dezelve op te bouwen , verborgen hebben gehouden ? gelyk aan de Kwaka lvers in onze dagen, die hunne drogerijen uitventen, zonder te zeggen waar uit dezelve zyn faamengefteld. Egyp-  Van den Heer Priestly. 357 dige, onlangs door Weenen reizende, heeft my gezegt, dat men bevonden had, zich by deeze proef bedroegen te hebben ; en uit Parys verneem ik, dat de Heer lavoisier, de damp van kookend water door een gloeijende yzere buis doende gaan, dezelve in brandbaare lucht verandert , welke foortlyk ticn- Egypten fchynt de wieg dier geheimvolle Geleeiden geweest te zyn, en de roem, dien zy zich verkreegen hadden, trok Vreemdelingen, welke naar kundigheeden haakten, derwaarts. De Heilige Schrift leert ons, dat mozks daar wierd onderweezen, en het fchynt dat hy daar Chemifche kundigheeden verkreeg, dewyl hy het gouden kalf, 't welk de Israëliten zich tot eene Godheid gefteld hadden, kon ontbinden, en hen doen drinken. — Pemociutus had ook aldaar die kundigheeden verzameld, welke hem zo beroemd hebben gemaakt, dat PLiNius de tweede wonderen van hem verhaalt — t welke alle geloof te boven gaan; waardoor hy zich eene welverdiende berisping van aüÈüs r;iij,lil'S (f) heeft op den hals gebaald, als hebbende j > II. DEEL. B b I  3 86 Over de Groene Stoffe Indedaad het komt in den eerften opflag .niet zeer waarfchynlyk voor, dat de groene ftoffe gedéphlogisteerde lucht zoude kunnen bewerken, zonder eenig bewerktuigd geftel te hebben, terwyl de bewerking van die lucht in de Planten eene welgeftelde organifatie, die in volle kragt is, vordert. — Deeze waarlyk zeer groote zwaarigheid zou kunnen doen denken, dat de Diertjes der groene ftoffe , ten uitterfie klein zynde, in grooten getale de werking der vryving ontfnapt waren; en dat deeze , ongekwetst overgebleeven, de gedéphlogisteerde lucht hebben kunnen voortbrengen. - Ik erken, dat de moeilykheid om het verfchynzel te begrypen my fomtyds zelve tot deeze gedagte doet overhellen ; fchoon ik, na eene lange vryving^ in de groene ftoffe niets, als eene verwarde masfa , zonder gedaante , kon ontdekken. Doch hoe dit zy! zou men ook niet met eenige waarfchynlykheid kunnen onderftellen,dat de Schepper der Natuur de voortbrenging van eene gedéphlogisteerde  Van den Beer Priestley. 387 teerde lucht van zo veel gewigt geöordeeltheeft, in de omftandigheeden,welke het voortkoomen der groene ftoffe bevorderen, dat Hy goedgedagt heeft> aan deeze zelfftandigheid een geheel zonderling vermoogen, van leevenvoedende lucht uit den boezem der verrotting zelve voorttebrengen, te fchenken j om het bederf, dat de Dampkring-lucht zou kunnen befmetten,tegen te werken, of te matigen ; indi er voege dat deeze ftoffe, het zy leevende,het zy levenloos, niets anders dan alléén de werking van het zonnelicht noodig heeft, éven gelyk het Salpéter alleen de werking der hette; nodig heeft, om gedéphlogisteerde lucht voorttebrengen ? - verre verwyderd zynde van de drift om ftelzels te fmeeden, welken ik op geenen vasten grondflag zou kunnen doen rusten, wil ik liever den Leezer het befluit laten opmaken als zelve bellisfen omtrend een onderwerp, het welk my nog veel te duister voorkomt: ik vergenoege my dan de verfchynzels op te geeven, van welke een ieder de waarheid ontdekken kan* myne proeven nadoende. B b % NE-  388 NEGENDE AFDEELING Waarneemingen ^ betreffende deÉ aart en de gedaante van de Conferva rivularis, en van de Tremella Nofioc. D e Conferva rivularis een draadachtige Plant, welke men in byna alle Rivieren en Beeken, en inzonderheid in groote kuipen en water-bakken aantreft, is vry bekend: men vindt verfchillende foorten, welke by linnaeus gezien konneii worden; ik zal alleert van dat foort fpreeken , 't welk ik meest heb waargenoomen, en dat gewoonlyk in de groote water-bakken der hooven gevonden wordt. —Deszelfs draaden, irt dikte onderling zeer verfchillende , zyn geknoopt, hebbende een foort van klapvliezen of infnydingen. - Wanneer men deeze draaden met een Microscoop befchouwt, bevind men tenaferduidelyklle dat zy dborfchynende buizen zonder eenige  Van den Heer Priestley. 3 #9 nige couleur zyn; gelykende hairbuizen van wit glas, vervuld met een onnoemlyk getal van kleine ronde en ovaale lighaamtjes, van dezelve grootte en gedaante als de Infeften, welke de beginfels der groene ftoffe zyn ; en die lighaamtjes zyn omwonden met een min of meer groene lymige ftoffe. - Wanneer men de draaden van de Confervay in zeer kleine ftukken gefneeden, voor het Microscoop brengt, ziet men dikwyls uit de afgefheeden einden dier buizen alle die kleine lighaamtjes, nog opgefloten in hunne gelyachtige woningen, uitvloeijen. - by fig. ix. worden dezelve natuurlyk, doch vergroot, vertoond. - Men vindt inde Flora Danica. Tab. 881. eenige figuuren van Conferva rivularis, in welke die holle buizen, met ronde lighaamtj.es vervuld, omtrend éveneens zyn afgebeeld. - Die lymerige ftoffe fchynt zich niet gemaklyk met het water te vermengen, zelfs niet wanneer hetzelve gefchud wordt. Die Lighaamtjes zyn alle zonder beweeging; zelfs die, welke zich van die B b 3 flyr  S90 Over de Groene Stoffe flymige ftoffe hebben afgefcheiden, en in volle vryheid in het water fchynen fè zyn, fchynen in den beginne zich niet blykbaar te beweegen ; doch wanneer men dezelve geduurende 6 of 7 da» gen befchouwt, zal men van dag tof dag een grooter getal vinden, die eene voortgaande beweeging hebben, dat is, welke zich klaarblyklyk als Meden , vol van ïeeven , voordoen. - Ten einde van 6 of 7 dagen vind men ze in 't gemeen alle ieevende, uitgezonderd die, welke nog mxi elkander gekleefd zyn gebleeven, omwonden in de flymige ftoffe. — Ik zou niet durven bepaalen, of de verfchillende infnydingen oftusfenruimtens der draaden eenige gemeenfehap met elkander hebben» — Qm zeekerer te kunnen zyn, dat de leevendc Infecten dezelve lighaamtjes zyns die in de buizen van de Conferva beftoten waren, wieschikde draaden van de Conferva herhaalde reizen in gedeftilleerd water, om 'er alle ïnfeéten van af te fcheiden, die altyd in groote menigte aan dcConferva gehegt zyn in het water, waar in deeze Plant gehouden wordt; en  Van den Heer Priestley». 391 en na dus deeze draaden wel gezuivert te hebben, drukte ik tusfen de vingers al het water uit, en fneed dezelve in allerley rigtingen tot zeer kleine (tukjes, welke ik in een weinig gedestilleerd water deed, dat daar door groenachtig, en met ronde lighaamtjes vervuld wierdt, die in weinige dagen zich begonnen te bewee* gen. Dewyl deeze Conferva in overvloed in houte bakken, waar in water gehouden wordt, groeit; doch alléén dan, wanneer de groene itoffe van priestley zich aan de wanden heeft gezet, en zy niet dan zeer zeldzaam in klokken of glazen, aan dezonneblootgeiteld, gezien wordt, vermoedde ik voor langen tyd, dat de oorfprong der groene ftoffe van priestley, en van de Conferva rivularis, in aart een en dezelfde is; en dat de kleine Infecten, die in de glazen, in welke het water in rust blyft, geboren worden, aan de wanden gehegt blyven, omwonden of opgefloten in eene ftoffe, die door derzelver lymigheid alle beweeging belet; dat ook die zelfde Infecten gemeenlyk Bb 4 niet  3 9 2- Over de Groene Stoffe niet genoeg met deeze lymige ftoffe in groote water-bakken omwonden zyn, om in hunne bewegingen geheel en al verhinderd te worden. ft §eef > is altyd in het zelfde gks, met Reegen-water gevuld . verzameld. De  Van Fontana. 425- Dë getallen in de volgende lyst zyn de lengteas der L'ucht-colommen, na de Proeven gevonden, van welke verre de meefte tweemaal na elkander in ieder water op de bovengemelde wyze zyn genomen. £>d5 1781. 178l. Uitkomst 4er Pro*- Uit komst der Proe- ^ ' ven, f er. omen in n . mei- in ï\«rèi- ] R gt,i- hut water. vater. water. water. Aug. 24 \.o\ i.iaj Sept. 17 I-OI It08 dó 1.03 [.15! 29 1-0o 1.06 07 1.01 1.14 30 lt06. a3 ïMi c. 141, Och 1 i.0I i,07 Bept. 1 i.oi M,5 1 i.qi} 1.065 2 i.öb} it.ia 8 1.01} 1.05I 4 i-oi i-H 4 1.01} 1.06 ó 1.02 1.1-3} 5 IO.Ij 1.06 7 1.02 1.1a} 6 uoli. ^051 8 1.01I 1.1a 7 1.02 1.05} 9 1 012 1.12 8 r.02 I-0g 10 1.03 1.13 9 1.01-5 1.05 iï «-C3 10 I0Ii li04> iz 1.03 ï.ti 11 i.ox 1.06 }3 1.04 I.li} 12 j.02 |t05 14 i.04 i.ii 13 1.02 l.OÖ 16 t-.efei 1 10 14 1.03 1.06? l8 i.03 I.II 15 1.02 i.07} ba 1.02 i.ii} 16 loi 1.05} 22 1-.Ü2 i.ii 17 1.01 i.o(Sf 23 1.02 1.10 27 ,.oa l o6 24 i.OOl »-05| 28 t.o2 i.06} 25 1.01 1.08 29 1.00-5 1-05 aSW-ooi-, 1.07} 1 30 1.015' x.c6'.  4i6 Proeven met den Eudiometer 1781. Mtkomst derProe- Uitkomst der Proe- y>n , genimm ir V!n, gnomen in 1 SaWfr ^W! fo£c«- Pmwa- wier. ter. wmcr_ ter\ Och 31 i.oVi L05 Oec. 12 1.01} 1.06 ISov. 1 t.oi 1.06 14 1.02,5 i-oö 2 f.ot-2' i.05; 15 Looi 1,04 3 101} 1.06 16 1.00 1.05 4 1.0% \.o${ 17 0.99 1.06 6 t.02 1.06i ic 1.0.5 1.06} 7 1.03 1.05 i- \.oo 1.05 9 i.oo i.05 21 ;.03 i.07} 1 |ö ,02 1.05 '.01 1.05-5 ll, -°3 *-°52 a«. i.oi 1.07 I 12; 1.01 1.05 1782. 13, l'did 1.055 Jan. 10 i.oo 1.05 14' 1.01} 1.065- 11 1.01; 1.07 15 1.02 1.06' 12 1.015 1.05 16 1.02 1.055 13 1.015 l-°5 17 1.02 1.055 14 1 01 1.05 lS 1.015- 1.04 15 1.00 1.045 20'1.01^. 1.045 161.02 1.06 22 [.00 i.04 17 i.oi L05 23 t,oi 1.03 18 1.01 1.035 24 i.oa 1.035 19 1.01} 1.04 "5 i-oi 1.05 aQ i.oi 1.05 27 1 02 1.05 i\ 1.015 1.05 28 i.oo 1.02} 22 i.oi ï.04Ï 3 1-03 1.055 23 1.02 1.05 Dec. 3 1.035 1.055 14 i-oi 1.05 4 1.025 '-05 25 i.oi 1.05 5 .01 1.04 a6 1.03 1 05 6 1.00 .04 a~ 1.02} 1.06 8 " 99 1.04 a'8 1.02} 1.07} 5 pi 1.04! op 1.02} 1.07 ie [ >o 1.05 30 1.01 1.04 11 1.005 1.05 3t 1.00 1.045 1782,  yan Fontana. 4^7 , t>78ï ï Uitkomt der Prot- Uitkomst der Proe- : ' ven gnomen , in \ jen genomen m wam. 'er. \watsr. r. FebrP i i.oi 1.04} April 4.1.01 % i.03 1.03 6|i.oa • cól * 3 1.03 i.04 8':i.03 i.o6 5 1.01 1.04} 10:1.03 1.08 6 i.oi ,1.04 1 2)1.02 l-°6 7 l.oir i.04 14;ioi-2 t .045 9 1.02 i.04 l6jl -oi I -05 10 j'.pjjj 1.03} 18 11.01 _ 1 .045 ia i.ok 1.05 20 1 -025 1.06 15 0.985 1.02} aa 1.01; i -05 170.99 1.025 25 i-01 l-°5i 20 i.oo 1-035 291-01 1.045 221.0151.04 Jyley 21.01 1.07 24 i.oi 1.045 4 1.01 1.06 27 i.oi 1.07 1 61.02 1.06 28 i.oi 1.0651 't 51 -°3 Maart 1 1.02 1.065' 171.02 1.06 311.02 1.07 I 191 -o2i 1 -06 5(1.01 i ,06 j 23 1.01 1.06 7 1.01 1.045 ■ 25 1.02 1.05 8 T.oi 1.06 . 27 1 .035 1.05 11 1.03 1 .o65' 29 1-02-5 1.06 13 i.oi i.oó 31 i-02i L055 15 1.035 i-°7 i Juny 3 i-°3 l-°7 17 1.00 1..08 61:025 1.06Ï 19 i.oi 1.06 8 1-035 ' 07 21 1.00 1.054-} 101.00 i.oöi 23 1.01 1.05} 14 1.00 1.04 25 1.03 1.06 161.00 1.04 27 1.02 i.oöj 191-03 l-°7 291.04 1-0755 241.045 1 ■ 11 31 1.03 1.08 26 1 04 i-i 1 -April 21.02 i.07ilj.ly 51-03, I 1782.  4^8 Proeven met den Eudiometer \ '/ ?2. '' Uitkomst der Proe- Uitkomst der Pro, v n nevimv 'm vin^nomt.- ktgrn- PutwO* Hegen XJJT water. ter% Wat± ter July 7 1.04 1.14 Aug. 1 1.02 1.07 10 1.04 1.14} 4 1.02 1.(3 12. 1.05 (.13" 6 ;.oii L.i3i. 14 1.03 1.10} 8 1.02 1.10} ,16 i.oa (.08 10 i.oïi , .13' 17 1.02 i.ia 14 1.04 1.11} 29 t.oa 1.13 16 i.oi 1.1 3o|i-oa 1.11} 18 1.00 1.06 De gemiddelde getallen uit de beide Reekfen zyn voor ieder maand de volgende : Som der 'ftktmst der Proe l Som der . Uitkomst der Proe- proeven ven in proeven ven in '» dl - epc. 1 1.07 I5 !.05; 4 1-09 16 1.055 8 17 i.có ao 1.08 a- 1.06 ^ 1.07 a8 1.05 *3 1.07 20 1.05 24 1.04 30 i.oó a5 1.05 31 1.05 26 1.05 Nov. 1 1.06 a7 i-°5 2. 1.06 *9 1-05 3 1.05 3° i-°5 4 1.055 oa- i i°5 6 1.06 * 1.065- 7 I-0^ 3 i.°5 9 1.04-5 4 i-°5ï 10 1.05 5 i°4 li i.05'? 6" 1-05 ia 1.05] 7 i°5 13 1.06' 8 i-°5 14 1.065- 9 i-°5 15 1.05-5 10 1.05 j6 Ii0(S' 11 1-05 18 1.04 IX n.cFS ao 1 04! 13 I i.O4I 0, I-Q " Wanneer men deeze Uitkomflen met de voorige in Put - water genoomen verge-  \ Van Fontana. 43 f gelykt, zal men bevinden, dat wél de meefte zeer weinig van die verfchillen, doch dat 'er ook by fommige een verfchil van 6 of 8 graden heeft plaats gehad : dat dit inzonderheid op het einde van den Zoomer was,beginnende de verfchillen op het einde van de maand September minder te worden, en byna geheel en al te verdwynen met de maand Oélober. - Wat hier van de reeden is, is my onbekend: de een deezer Wel putten is niet meer aan de lucht blootgefteld dan de ander, leggende beide in den grond onder het gebouw : ook heb ik het water uit deeze beide Putten doorgaans, wanneer het versch was opgepompt , bevonden op den Thermometer denzelven graad van warmte aantewyzen. Ik heb ook in dit Put-water verfcheide Proeven genomen, zonder den Eudiometer te fchudden; en deeze kwamen met de tevooren opgegeevene, welke zonder den Eudiometer te fchudden genoomen waren, geheel en al overeen. Den x6. en xn. Augustus if%% deed E e z , ik  43 6 Proeven met den Eudiometer ik Proeven met Put-water uit een ander huis in deeze Stad, de uitkomsten waren 1.165 - 1.15-}. - in Put-water, uit een Wel-put in deeze Stad, verre van de reeds gemelde afgeleegen, waren op die zelve dagen de uitkomlten 1.07-1.06. Den 16. Juny i78x. gebruikte ik tot het toetzen der lucht Put - water, my uit Jimfierdam toegezonden, de uitkomst was 1.08. graden — Put-water uit een publicque pomp te Hillegom, een Dorp omtrend midden tusfen de Steeden Haarlem en Leyden, in een zandigen grond geleegen, gaf op dien zeiven dag eene uitkomst van 1.07. graden. - In Put-water uit een publique pomp binnen deeze Stad,, verkreeg ik op dien zeiven dag een uitkomst van 1.10. graden. Den 19. en 30. Augustus 1781. deed ik den toets in water , uit de grag en deezer Stad, de lucht-colom befloeg, in het zelve, op de beide dagen, 1.04. graden. Den 14. April 1781. viel 'er, by een donderbui, zeer veel reegen: ik vong het water regelrecht uit de lucht op in ver-  Van Fontana. 43 7 verbaasde vaten, de toets gaf in het zelve dien dag 1.00K den 16. 0.99. den 18,1.00. - Den 25. vong ik wederom op nieuw Reegen-water op, en de lucht in het zelve toetzende, was de uitkomst o-99-- Den ij. Mey toetite ik de lucht in Sneeuw-water, gevallen in de maand February, en in welgefloten flesfen bewaard, de uitkomst was i.oi. Den 16. Juny deed ik de lucht-toets in water uit het Haarlemmer - meir; de uitkomst was 1.01; .en op dien zeiven dag deed ik ook de proef inwater uit de gragten van de Stad Amfterdam, waar van de uitkomst 1.00 was. Den 4. Augustus deed ik eene dergeïyke proef in Zee-water. De luchtcolom behield de lengte van 0.99. Den 6 ie herhaalde ik de proef in het zelfde water, wanneer de uitkomst 0.99; was. Den 16. Augustus toetfte ik de lucht op nieuw in Reegen-water, den dag te vooren rechtftreeks uit de lucht opgevangen in verglaasde vaten; de uitkomst was o.99. en een andere proef in ReegenE e 3 wa-  43 8 Poeven met den Eudiometer water, op dezelfde manier den 18. April verzameld, en in welgeflotene flesfen bewaard , gaf een uitkomst van i.oo. graden. Den 8. Augustus toetfte ik lucht, den voorigen dag aan het Strand by de Zee genoomen, en in een gefloten fles bewaard. De toets van deeze lucht in Zee-water gaf 0.985. in Reegen-water i.oi, en in Put-water (uit dezelve Put, uit welke het water tot de voorige Proeven gebruikt, genoomen was), 1.10. Uit alles wat tot hiertoe gezegt is kan dit befluit worden opgemaakt. Dat Pomp-water uit verfchillende Putten genoomen, den uitflag der Proeven met dezelfde Niter- en gemeene lucht gedaan, doet verfchillen. Dat de lucht-colom, by alle de Proeven, in Put-water van verfchillende plaatzen genoomen , beftendig langer blyft., dan wanneer de Proeven in Reegen-water, of in ftilftaand water gedaan zyn (te weetcn: wanneer de buis op de te vooren befchreeven manier gefchud wordt) cn dat  Van Fontana. 439 dat het niet onverfchillig. is, Reegenwater regtflreeks uit de lucht in zuivere vaten opgevangen te gebruiken, of zulk water, 't welk in reegen - bakken verzameld wordt. Het blykt ook uit deeze Proeven, dat wanneer men de buis van den Eudiometer niet fchud, de verfchillen wel minder zyn, doch dat men ook op die wyze niet over de goedheid der lucht op verfchillende tyden kan oordeelen. Doch een gevolg van meer gewigt leeveren ook, zo 't my toefchynt, deeze Proeven op, te weeten: zo lange de Natuurkundigen niet onderling overeenflemmen, om het zelfde foort van water te gebruiken tot alle de Proeven, welke zy in verfchillende plaatzen neemen, om den ftaat van den Dampkring in verfchillende Saifoenen te onderzoeken, men nooit de Proeven, in verfchillende Landen genoomen met elkander zal kunnen vergelyken; noch oordeelen over den graad der goedheid van de lucht in onderfcheideneLanden, of verfchillende Jaarfaifof nen. Ee 4 T  44° Proeven met den Eudiometer Men zou volgens myne Proeven, zeer zuiver Reegen-water als het gefchiktfte kunnen achten, om in alle plaatzen gebruikt te worden tot de Proeven op Dampkring-lucht ; maar dewyl dit water niet overal ten allen tyde gevonden wordt, en inzonderheid niet altoos by de hand is, wanneer men op reizen de lucht wil toetzen, en men het zelve vry dikwils niet volkomen zuiver aantreft, zoude ik veel liever alle Natuurkundigen, die zich met deeze Proeven beezïg houden, willen aanraaden , zich altyd van Gedestilleerd - water te bedienen ; waar van men een voorraad voor langen tyd kan aanfchaffen, en zelfs genoegzaam om by het doen eener reize tot veele Proeven te dienen. - zeedert eene beilendige ondervinding my geleerd heeft, dat men flechts alléén de buis van den Eudiometer met Gedestilleerdwater behoefd te vullen, om volkoomen dezelve uitkomflen by de Proeven te verkrygen, als of de gehrele tobbe, in welke de Proeven worden gedaan, met dat water gevuld was, bedien ik my al- tyj  Van Fontana. 441 tyd van dit water op die manier; en ik heb des te meer reeden om het gebruik van het zelve, tot het toetzen van Dampkring - lucht, aanteraaden, dewyl het volilrekt onverfchillig is, of men gedestilleerd Rivier ■ of Reegen-water, of Gedestillerd Put - water gebruikt, en dat het ook geen onderfcheid maakt, uit welke Put dit water genoomen wordt. Tot den toets van Gedéphlogisteerde, en van zeer flegte lucht, zal men zonder onderfcheid alle foorten van water kunnen gebruiken; dewyl by deeze Proeven die groote nauwkeurigheid niet vereischt zal worde», welke by het beproeven van Dampkring-lucht behoort in acht genoomen te worden. 'Er is nog eene geringe zwarigheid optelosfen, te weeten: het fchynt dat Gedestilleerd en gekookt water, gelyk ook Reegen-en Rivier-water, de Niter-lucht meer ontbinden, als ongekookt Put- water, vooral, wanneer men de Niter-lucht met die waters fchud, en dit is de reeden, dat men, wanneer een maat gemeene lucht E e $ met  44^ Proeven met den Eudiometer met eene maat Niter-lucht, in een dier waters gefchud is, gewoonlyk de luchtcolom korter vind, als wanneer men in Put - water gefchud heeft. - Indien men nu by dit mengzel een tweede maat Niterlucht voegt, en de buis op nieuw éven als te vooren fchud, zal men op nieuw eene vermindering van eenige graaden waarneemen , dat is te zeggen: de lucht - colom zal, na het bydoen van de tweede maat Niter-lucht de voorige luchtcolom eenige graaden minder als een geheele maat verlengen. - Deeze Proef zou zeer ligt kunnen doen denken, dat eene maat Niter - lucht niet genoegzaam was, om eene maat gemeene lucht volkomen te verzadigen , inzonderheid wanneer de menging in Gedeftiileerd. of gekookt-water gefchied, en men zou 'er misfchien uit kunnen beiluiten , dat de proef met eene maat Niterlucht gedaan,onzeeker is, wanneer men die in gekookt of Gedestilleerd - water doet. Dan zy,die in de behandeling van den Eu-  Van Fontana. 443 Eudiometer van f o n t a n a wel geoeffcnd zyn, zullen ras begrypen, dat deeze fchynbaare zwarigheid geheel ongegrond is; want de verdere vermindering, welke door het bydoén van de tweede maat Niter-lucht gebeurd, wordt veroorzaakt door de ontbinding van de Niter-lucht alléén, in de genoemde foorten van water, en niet door eene ontbinding van het eerfte mengzel, der twee luchten. Het zal voldoende zyn, om zich van de nauwkeurigheid der Proef te overreeden, wanneer men verzeekerd is, dat men door dezelve alle de veranderingen, welke de zuiverheid der gemeene lucht ondergaat,kan waarneemen,en dat men ook nauwkeurig kan kennen de graaden der goedheid of adembaarheid, welke eenige lucht nog heeft behouden, wanneer zy door een of andere Phlogisteerende bewerking; by voorbeeld de ademing, flegter is geworden. Zie h:er eenige Proeven welke ten dien opzichte vry befljsfende fchynen te zyn. Eene  444 Proeven met den Eudiometer Eene maat gemeene lucht, met eene maat Niter-lucht, op de gewoone manier gemengd, in de groote buis van den Eudiometer, met Pomp-water gevuld, toonde in drie agtereenvolgende Proeven de goedheid van 9? graden te hebben ; dat is te zeggen: dat de oveiblyvende lucht-colom in de buis 105-. graden befloeg. Dezelfde Proef, gedaan met dit onderfcheid alleen, dat de buis met Gedeltilleerd water gevuld was, gaf in drie agtereenvolgende Proeven eene goedheid van 105:. graden; dat is te zeggen; dat na de meng'ng der beide luchten 0.95-. graden overbleeven. - En wanneer de buis van den Eudiometer met Pomp-water, 't welk omtrend een uur gekookt had, gevuld was , gaven de Proeven omtrend dezelve uitkomst. Ik toetste vervolgens gemeene lucht, welke ik ingeademt , en daar na van alle vaste lucht gezuiverd had ; deeze lucht toonde eene goedheid van 70. graaden in Pompwater, en van 81. graaden in Gedestilleerd en in gekookt water: nu zal men  Van Fontana. 445" men met in twyfel trekken , of eene maat van deeze zoveel flegter geworden lucht met eene maat Niter - lucht heeft kunnen verzadigt worden; en dus fchynt, uit het geen ik gezegt heb, zeeker te zyn, dat de toets met eene enkele maat Niter-lucht gedaan, de buis met Gedeftilleerd-water gevuld zynde, nauwkeurig de goedheid van de Dampkring-lucht, en van alle luchten, welke flegter zyn, aantoont. Schoon het gekookt Pomp-water by deeze Proeven dezelve uitkomflen gaf als Gedeltilleerd-water, zal het echter voorzigtiger zyn, altyd Gedeftilleerdwater te gebruiken; ten minfte zo lange men niet door herhaalde Proeven verzeekerd is, dat het gekookt Pomp-water, 't welk men gebruikt, indedaad dezelve uitkomflen geeft als Gedeftilleerdwater. - Het is waar de Proeven in Rivier- en Reegen-water gedaan, geeven byna denzelven uitflag als in Gedeftilleerdwater, doch dit laatfte verdient egter den voorkeur, uit hoofde van de zeeker- heid,  44<* Proeven met den Eudiometer enz. heid, dat dit water altoos van dezelve hoedanigheid, met betrekking tot dee^e Proeven, is, 't zy het Pomp- Reegenof Rivier-water is. E Y N D E. DRUK-      PL .V.   DRUKFOUTEN Dus te verbeeteren. Bladz. 16 regel 6 ftaat opgeteld gefteld gezien lees opgeteld gezien. „ . „3 7.» volgens de 11de wet lees volgens de ade wet 6i n,n denzelyen lees den zei. ven. 2. n ware aan lees waar aaa 73 5.» lees zy pX 9.» masken /*« maaken , X4I 1 lncht lees lucht 229 2.» groote: lees grooter 23g 11 ■ morgens lees 's morgens , 33s 4. verachtende lees ver¬ achtende 34i . 14 ■ hebbe lees hebben 35