EX LEGATO Abr. Ever. SIMON THOMAS, Profess. in ünivers. Lugd. Bat. 1887.  H. van D E V E N T E R, VROED-KUNDE.   NIEUW LICHT VROED-MEESTERS E N VROED - VROU WE N, Haar getrouwelyk ontdekkende al wat nodig is te doen om ' BARENDE V fiO U W E N TE HELPEN VERLOSSEN. Voorzien met zeer veele Koperen Plaaten, ver.toone.nde de veelderleie Verplaatfingen der Lyimoedcr, en de verkeerde legging des Kinds. Waar by ook word aangewezen, hoe men, als het nodig is, alle gekeerde Kinderen kan regt keeren, in regt- of fcheef leggendeLyt-moeders, of met de voeten afhalen, zonder Inrtrumenten , alleen met de handen, zoo wel de leevendigen alsdedoodén, zonder doodsgevaar voor de vrouwen of voor de kinderen. Boor veel .jaarige Oefeningen en éigene Waarneemingen ontdekt > opgehelderd, vastgefteld en befchreven, door HENDRIK van DE FE N TER, Med. DoSfor. WBArRiN!epTgd iS= NADER VERTOOG van de zwaare BARINGEN, en NIEUWE AANMERKINGEN door den AUiHEuR zei ven nagelaten. VIERDE DRUK. VH?ef TAronplf rïïJT£mch vertan,de aanmerkingen van den MtS l£fi« ES JEAN BRUIER d'ABLAINCOURT, Med. Do&. over de gewigtigfte ftukken, in die Boek vervat. Te AMSTERDAM, By W. VERMANDEL en J. W. SMIT, 1700.   AAN DEN GOETGUNSTIGE LEEZER. (*), fSSY bren^ UE: hier wederom onder heto°g I) § - « B een Derde en nieuwe druk van de VcrhanIÉ W if f delinge,die de Geleerde Heer H. vanDe(I H j|§ § gefchreeven heeft aangaande de konft S &*f^É § om Vrouwen te verloflen En alzoo deeze ^3fi9è€ra^É9è vermaarde Schryver by de geenen, die in de Konft ervaaren zyn, reets zoo bekent en geroemt is, zal het niet noodig zyn, verder iets tot zynen lof alhier t« melden. Dit moeten wy, aangaande deeze nieuwe druk, den Goetgunftige Leezer berigten, dat wy aile mogelyke zorge gedragen hebben, om dezelve naauwkeurig en zonder merkelyke drukfouten ten voorfch\n te doen komen 5 maar vooral zal men deeze uitgave verrykt vinden, met de vermeerderingen van den Heer Jacques Jean Bruird AbUincourt, Mcd. Doffor^èk, dit Werk niet ajleen in de Franfche 'i aal heeft overgezet, maar verfcheide van zyne eigene Aanmerkingen daar heeft bygevoegtj als mede een Voorreeden, die, hoewel voormimentlyk op de Franfche ui gaave toepaflelyk,egter veele fraije zaakenbehelft;waarom wy deeze, zoo wel als de keurige en weetenswaar- dige ■ (f) Dit berigt is in den faare 1746. door de Heeren Boekhandelaars Jan eau Hermanus Fcrbeek voor dit werk geplaaft.  AAN DEN GOETGUNSTIGE LEEZER. dige"Aanmerkingen van dien Heer, door een bekwame nand veruald, hier hebben bygevoegt. vnn dnigA/k!ei//dCrS y^^ingen", als het uittrekfel van de Nouvelles de ia RepubUque aes lettres, degoedkeunnge van den Heer Winjlow, cn diergelyke, zal men ook cp zyn plaats aangeteekend vinden. Eindelyk hebben wy ook de Hoofdzaaken van de nu voor de eerftc maal hier by gevoegde Vermeerderingen in de Bladwyzer laaten aanwyzen, en ieder op zyn behoorJyke plaatze invullen, waarom wy niet twyfelen, of deeze nieuwe druk zal by alle onpare, dige Liefhebberen en Konftgenooren, met geen minder genoege als de twee voorgaande, ontfangen worden; tervvyl wy wenfehen, dat de scenen, die van dit beroemde Boek ten hunnen nutte traden gebruik te maaken, daar uit eene gewenfehte vrugt trekken mogen. AAN  'AAN DE EDELE AGTBARE H E E R E N, DE H E E R E N SCHOUT, BURGE MEESTEREN, SCHEPENEN EN REGEERDERS, DER STEDE 's GRAAVENHAGE. Mr. P I E T E R DIERKEN S 5 B A I L L I U. Mr. J O H A N D E D E L: Mr. E D W O U D T BRANDT. FRANCOIS LOUIS vander WIELEN. REGERENDE BURGEMEESTEREN. Mr. T O H A N R O 8 A.1 TOHAN van BYE M ONT. Mr. PAULUS van ASSENDELFT. WILLEM TURNHOUT. Mr. A D R I A A N SPIE RINGSHOECK. Mr. S A M U E L HULS. REGERENDE SCHEPENEN. MITSG ADE RS A AN DE HE,EREN, CORNELIS van SCHUILENBURG, THESAURIER. Mr. NICOLAAS vander HOUCK. PENSIONARIS. Mr. A N T H O N Y de VEER; SECRETARIS,  EE, AA- H E E R E N. ^-^^"WM An ^at ik ^ eer£ gehad. hebbe, hier ter Stede, als een ^PÖwP natuu,1yk Burger en wettig Génefer, van UE:A. A. \'(^^W/m omfangen en geadmitteert te zyn , hoewel ik veele llfkwM.il Jaaren a^ een VV.emdeling en Uitwaonder in andere ^MÈkÈÊ^ Lande en Provinciën hadde verkeert, en dat ik HMft4afc£^ wederquam om m^tie yerkcegetfé gaven hier aan ra>n Bloedvrienden en Medeburgeren te doen dienen, zoo hebbe ik my zelve t'zedert altoos verpligt gevoelt, om die weldaat, fchoon onmagtig om dezelve te vergelden, nogtans ondesdaniglyk te erkennen, en by my zelve te bewaaren , de bereidwilligheid des gemoeds, om by gelegenthedon UEd; A. A. daar van eenige blyken te gevenEn alhoewel'ik geen groote Dankofféren aarrUEd: A. A. hebbe op te dragen, zoo breng ik UEd: A. A. nogtans het waardigfte pand, dat ik hebbe, om zoo te fpreken, de Vrugt van de ingewan-* den mynes verjiands en bevindinge, deeze myne Eer ft gebuome, om als een Lyf eigene (dewyle hy zyn geboorte onder UEd: A. A. gezag ontfangen heeft) altoos ten dienfle te -zyn > niet alleen aarr UEd: A. A. eige Famüien, maar zelfs aan die van de K-neg* ten Uwer Knegten: Onderdaniglyk verzoekende, dat hy om da geringheid zynes oorfpronks niet van UEd: A. A. mag verwezen werden, maar dat hy by UEd. A. A. dezelve befchermïnge mag genieten, die zyn Vader tot. hier toe van UEd: A. A. genoten heeft, Üewyl hy gevaar loopt niet minder tegenpartvders ie zullen ontmoeten, als hem wel eer ontmoet zyn. Zoo-ik deeze Gunit van UEd: A. A. mag ontfangen, gelyk de, kennifTe en ondervindinge van UEd: A. A gezond oordeel en yver tot befcherming van de verdrukte onfchuld my vaftelyk doet verwagten, zoo mag ik my genoegzaam verzeekeren, dat de zwarte iSyd te vergeefs zyn eige vleelch zal verteeren, terwyl hy die Eerftgebore Kind zal zoeken te verfltnden, en in zyn wieg tc verünoren, en dat deze myne offerhande tot een reuk zal zyn aan alle de genen die door zyn ligt verligt zullen werden,en dat zy byhem zullen vinden raad tegens de Dood , de grootlte vyand van het Menfchelyk Geflagt , die pns. arme Menlchen niec alleen in de wieg-  OPDRACHT. "wieg maar zelfs in de geboorte komt befpringen, heerfchende zonder ontzag z»o wel in de paleifen der Magtigfte Koningen, als in de arme Boere Hutten. Zoo ÜEd: A. A gelieft zomtydts een ledig uurtje te hefteden om dit Werkje met aandagt te doorbladeren, zoo durf ik hoope Tcheppen, dat de liefde en yver tot de weiftand van het Gemeen, zoo wel als die van UEd: A. A eige Familien, in UEd: A. A. zal baren eenige agting voor dit Nieuwe Ligt, en dat deszelfs ftralen zo© veel magt zullen hebben op UEd: A. A. waarheidt-lievende. gemoederen, datze dezelven zullen doen begrypen devaftigheidt myner nieuwe demonftratien, en dat de waarheidt door UEd: A. A. onpartydig oordeel omhelfc, en door haar gezag befchermt, te meerder ingang zal vinden in het oordeel van het gemeen, dat .gewoon is haar oordeel meerder te onderwerpen aan het goedkeuren van haar Overheden, als de zaake zelve aan de gezonde reden, den Toets-fteen der waarheidt, te toetfen, en dat zy zullen gelukkig gemaakt werden, wanneer, door UEd: A. A. Gezag, by haar zal ingevoert werden die heilzaame wyze van (daar 't noodig is) de Vrouwen door Konfthulp veilig en fpoedig-te verloflen, zelfs in 't begin van haaren arbeid, en dat zy en haare Kinderen daar door zullen gered werden uit het gevaar des doods, dien Koning der verfchrikkinge, die zy anders by gebrek van tydige 'hulpe zekerlyk moeten ten proije werden , gêlyk dit .Nieuwe Ligt klaar vertoont. Ik verwagt wel, dat myne nieuwe ftellingen vm'iverplaatzen der bezwangerde Lyf-moeder 't zelve lot zal onderworpen zyn, als wel eer de uitvindinge van de rondheidt des Werelts, den ommeloop des bloeds, en diergebkezaaken geweeft zyn, als zy eerft Wereldrugtïg wierden; maar ik verwagt ook, dat na veeltegenfpreken de waarheidt der zaake door alle onpartydige Konft oeffenaars zoo klaar zal ondervonden werden, dat men na deeze even zoo weinig daar aan zal twvffelen, als aan de rondheid des ^Werelds, of aan den ommeloop des bloeds: cn de verplaatfing van de bezwangerde Lyf-moeders eens vattgeftelt zynde, zoo moeten ook alle myne daar op gebouwde ftellingen onwederfprekelyk vaft gaan: en zeo die alle vaft gaan en zeeker zyn,gelyk zy waar- lyk  O P DRACHT. lyk zyn , zoo kan een yder dan zelfs oordeelen, wat-heil de Nakomelingen te wagten hebben, als dit Nieuws Lrgt eens tot op zyn midJags hoogte zal geklommen zyn, en dat de DoBor n; de Vroedmesjlers, en de /^i^/ro«:y;s,,.gezamenilyk na die val tg ,un de waarheden de Vrouwen zullen helpen, en daardoor duizenden van Vrouwen en Kinderen zullen behouden, die anders-, vol ^ens de leere en de praélyk van allen, die voor my gefchreven hebben, zeckerlyk door georek van hulp en verkeerde .applicatisti moeten verboren gaan. Ik erken my wel te gering,, om zoo grooten Goed aan de Wereld te procureren, maar zoo God Almagtig den eenigen ^utheur van alle Ligt en Gever aller goede Gaven zi^ gelieft van my, zyne geringe en ganfeh onwaardige dienftknegr,' te bedienen, om die zyne te vooren bepaalde raad te volbrengen, zoo onderwerp ik my ook aan dit zyn heilig Welbehagen over my, en zal altoos dankbaar zyn, als UEd: A. A. my in dit groot voorneemen zullen onderfteunen door UEd: A„ A. goedkeuringe en gurritige befcherminge, en my verpligt houden altoos te bidden, dat Godt Almagtig UEd: A. A. geeve nog een langdurige en voorfpoedige Regeeringe ten goede van de Burgerye van's uraavennage, en voorts al wat de Wysheidt Gods weet, UEd: A. A. m^eft nodig te zyn tot tydelyke en eeuwige Gelukzaligheid, en tot de mee fee Heerlykheidt van zyne Alleraeitigfte Naam. 't Weike doende, ik my onderfchryve EEd: A. A. Zeer verpligt e Dienaar, HENDRIK van DEVENTER. VOOR-  VOORREEDEN. Bescheide Lezer. f**Y"M^»fr^ Et is t' ztdert veele jaaren, dat ik de Konfi-oeffenaan jllllllj |j hebbe hooren klaagen, dat zy zoo weinig vergenoeging i lL^ItT? Is vonden in de Schriften van de geenen, die tot nog toe , I il|f|j| p gefchreeven hebben van de Konttom Vrouwen te ver^ IlilÈSliii \°ffenien *k zelve moet bekennen, dat ik my zelve nooit TBrfÊWÊttzsaÊ konde vergenoegen met het geene ik daar van gele/en hadde: een langen tyd twyjfelde ik aan my zelve en aan myn bequaambeid, om haar niet wel te konnen begrypen, en dan fcheen het my ook weder toe, dat het myne faute niet alleen was, dat ik zoo veel duifterheid in haare Schriften vond, maar dat 'er in haare Schriften zekerlyk ietwes moejie zyn, dat met de waarheidt der zaaken niet accordeerde, waar door ik zoo veele nevels en donkerheden in de Schtyvers en Schryffters van die Kon/} ontdekte, en dit deed my met andere Konflceffenaars verlangen, dat ''er eens iemand mogte komen, die de zaa-. ken eens mogte ontwarren, en ons klaar en onwederf'preekelyk ver tooien de oorzaak van de Zwaar e Baringen, en dan ook by gevolge een zeeker middel aanwyfen, of om die Zwaar e Baringen voor te koomen, ef orn dezelven door Konft te faciliteeren; maar tk hebbe tot nog toe te vergeefs gewagt, en ondertujfchen hebbe ik myn beft gedaan, om aan levenden en dooden zoo veele naauwkeurige opmerkingen te neemen, dat. ik eindelyk begon te zien, waar aan het haperde, en wiarom dat de Schriften van alle voorige Schryvers omtrent dat werk met zoo veele nevels van duiflerniffen en ftrydigheden waren bezet: ik zag, dat alle die Schryvers gelyk de blinden na de wand taflen, en dat zy by hazard haar werk deeden, het een voor ander namen, en dat 'er in haar gantfche Befchryvinge van de oorzaaken der Zwaare Baaringen niet &ls giffen en raaden was; waarom ik dan, haar Schriften aaneen, zyde zettende, my beneerfligde alles zelfs door de Ontleedkonfl aan doode Menfchen, zoo wel als door naauwkeurig en opmerkend gevoel by ieder voorval te onderfcheiden, 't welk doende, ik onder Gods Zeegen .niet ben blyven hangen in gedurige tivyfelingen , maar hebbe my zelve konnen voldoen en volkomentlyk geruft pellen. * * Zelf  VOORREE DEN. Zelf nu voldaan zvnde, hebbe ik ook myn Mede-menfch zoeken te bslpen, en alle Luf'bibbers ofOfenaars van de Konfl de band te biedm on haar ook , zoo V mogelyk was, te verligten.en door de waarheidt vry-te m taken van de dwaling, en haar de weg te wyzen,om met een volkome zekerbeidt de Köftft van Vrouwen te verloflèn te konnen oeffe-ien: mnar of ik in dit myn fchryven dat oogmerk zal bereiken, zal den Lazer zzfs befl konmn oordeelen : dog weet ik zeeker , dat het aan myn genegentheidt niet ontbnken heeft, om alles zoo duidelyk en klaar te befchryven , als my immers m>gelyk was. Ik hebbe myn Boek niet vervult met fubtile fpeculatien, om ver afgelcge oorzaken der Zwaar e Baaringen te ver fleren, of uit te plw.fen, ook niet met eei oneindig getal van Recepten en P'recepten,zelfs bedagt of uit anderen gecipieert: gan/ch niet; want ik hebbe my niet voorgeflelt als alleen maar van het Handwerk te fchryven; het is ha» laghelyk, dat de Vroedmeefters, voorgevende te befchryven de Konft om Vrouwen te verloflèn, het grootfle gedeelte van haare Boeken, walgeJyk verderen en vervullen met hondat gevallen van krankheden of toevallen, die de Vrouiven voor, onder, en na haar verhffinge onderworpen zyn of konnen zyn, en als het op het Handwerk zelfs aan komt, zoo weeten zy niet, hoe zy naauwlyks eenige Capittelcn met fehyn der waarheidt zullen vervullen, dan hebben zy haaft gedaan, en laaien dtn Leezer hongerig en onvoldaan, zy fpeelen den Dodor, terwyl dat zy de plaats van een Vroedmeefter moeflen bMecden, en dus miffen zy het einde, waar toe zy haare Boeken eigentlyk behoorden te fchryven. Zjo men zig moet verwonderen,als men ziet, dat de Chirurgynszoo buitenfporig zyn geweeft , dat ze de Vroedvrouwen tot Do&ors wilden maken,terwyï zy haar niet grondig leerdji 't geene zvals Vroedvrouwen moefien weten, zoo moet men zig veel meer venvonderen, dat de Vroedvrouwen zelfs tot de zelfde buitenfporigheidt zyn geraakt, en in haare Boeken, daar zy voorgeeven te zullen keren de Konft van Vrouwen te verloflèn, keren, hoe dat men allerlei krankheden der Vrouwen zal cureer en; zoo verkoopt men Kikvorffkn voor Leewerken, en als men dan zoodanige groote Boeken doorkezen heeft, zoo heeft men 'er alles ingevonden, uitgenomen de eenige zaak, die men ''er in gezogt beeft: maar men moet het haar ten goede houden, zy zouden anders baar  VOORREE D EN. haar Bock. rdet vol hebben konnen fch\yven,en zouden by de onkundigen niet hebben konnen verkrygen het aanzien van geleerde Schryvers en Schryffters. Qm welke fauten te vermyden ik hebbe getragt met an- ders te verhandelen, als 't geene nodig is te weten, om de waare oorzaaken van de Ligte en Zwaare Baaringen te kennen, op dat men door die kenniffe ook op vafie gronden kan weeten, hoe 't gevaar te ontwyken; of, daar in geraakt zynde, hoe men daar wederom kan uit gered'werden: en dit hebbe ik getragt te doen zoo wiskonftig, dat ik my flatteer, dat ,er geen Wetenfchap is, die meerder vafligheidt der waarheidt heeft als deeze Konft, op dat voortaan niet alleen de Doctoren, de Vroedmeefters, en Vroedvrouwen, een nette en klaars ketmijfe van dit werk zouden konnen hebben; maar ook alle andere Perfoonen ,zoo wel Vrouwen als Mannen : want daar in is niets dat de bequaambeidt van Vrouwen te boven gaat, op dat zy zeiven ook met meerder geiuflheidt haar voortaan mogen onderzverpen aan het geene dat zy zelve konnen zien en oordéelen abfoluit noodzaakelyk te zyn tot behoud van haar zelve of van haare Kinderen, Alle die voor my gefchreezen hebben, die hebben geleert, dat de Zwaarfte Baaringen ontftonden, door dat de Kinderen in de Lyfc moeders qualyk gekeert quamen, en hebben daarom altoos gezegt, dat een Kindt wel gekeert lag, wanneer dat het met zyn Hooft tegens des Lyf moeders mondt aan lag, waar uit dan volgens haare bevattinge een Ligte Baaring moeft ontjiaan: Ik ftel het tegendeel in verfcheide gevallen, en Itwys onwedeijpreekelyk, dat fchoon een Kindt in de Lyf- moeder na 't gemeen gevoele wel gekeert komt, dat is, met zyn Hooft tegens des Lyf-moeders mondt, dat cgter, alleen door de fcheve legging van de L\f-moeder zelve, dan nog daar vit de allerfwaarjle geboorte kan en moet volgen, dat, als de Lyfmoeder zelve fcheef legt, het Kindt niet erger kan leggen om geholpen te konnen werden , als met het Hooft gekeert tegens des Lyf-moeders mondt: ik laat den Bcfcheiden Leezer oordéelen, of "er tujjchen ligt en êuiflerniffe grootcr onderfcheit is op kan zyn, als tuffchen deeze twee Jiellingen.. Zoo zy dan allen tot nog toe in de Hooft ■ flelling zoo grof gedwaalt hebben, wat hebben zy dan anders in de minderen konnen doen, als overal dwaulen, gelyk zy cok gedaan bibhen ? zoo dat wie begerig is te leer en en te verft aan de Konft ** 2, van  VOORREE DEN. van Vrouwen te verloflèn, die moet met my van rtteta afbrSinnw en verwerpende het gantfbe oude gebouw-, nieuwe fondarmnttn lesrienZ waar op dan een onbcwteglyk gebouw kan teiimwcu werden ' Het u al een geruime tydt, dat ik dit Nieuwe Ligt, belooft had hebbe tn myn Dageraat, waar tn ik e, n fcbeis en ais een korten Inhoudt van du Boek befibreef, en ik bebbe my nin gebaafi om h t zelve m i ligt te brengen, nadien my vanzommigen krist wierd dat er eenige» waren, die tegens myne üageraat wilden fibr> ven om haar aaar toe tydt genoeg te geven; hoewel ik egter ouk makor.de zehoven dut iemant zoo driftig zoude zyn om zaaken tegen ü willen Jpreeken, eer dat hy van de reeden en bewyzenvan de gefklde zaake genregzaam onder rigt was. Ik ben met twiflgierig, en zoude my ook niet geemen in Twiftfchriften met imam inwikkelen, maar ben veel eer genegen om in der minne mondeling temants f vangheden op te loffen, zoo^temam eenige mote vinden omtrent het geene ik gefchreven hebbe : wanneer tet htm maar te aoen zoude zyn om meer vèrligt te mogen werden, of dat bs uit toegenegenheid voor myn Perfoon of tot enkel verdediging der ivaarbeidt my tetwes zoude hebben voor te dragen ofte te toonen ik zoude dat met liefde en dankbaarbeidt ontfangen, en zoo ik mogt bevinden ergens mngetafi te hebben, zoude het ook geënte bekennen- maar meene ik' genoeg in de waarheidt verzekert te zyn, om t' allen tyde de ge/lelae waarheidt te verdedigen, zoo de noodt daar toe drong-: Maar zoo imant quaadaardig is, en maar zoekt te knibbelen en te (maden m de hitte van zyn afgunflighert te vet koelen, aen zoodanige zoude ik geen antwoord waardig agten. ■ Ik wil boopen, dat dit Nieuwe Ligt zoo veel glans en fchvnTelen der waarheid van zig geven zaf dat ook de ^fS^Wtl gedaan of meejt tegen zyn, reeden zullen vinden lm van myn ark d vy.daan te zyn: myne Grienden hoope ik, dat in haar veLminge met zullen bearogen zyn, en ih vei zoek van haar geëxcuj'eert te'zyn' dat ik niet te, aan haare begeerte hebbe konnen vuldoen; den Menkb beeft overleggingen des herten , maar het beftier daar van is by den Hcere; het heeft aan myn genegenlhetat niet onlbrooken, dat het met eer onder de PerLle is gekomen; maar ae tydt, van Godt bepaalt, heeft et terft moeten zyn: zoo bvo$e ik, dat bet myne Vrienden mei , zoo t  VOORREEDEN. zoo veel meer aangenaam heidt en nutligheidt zullen ontfangen en gebruiken : '* zelve goed wmfche ik ook aan alle myne vyanden, zoo ,er eeuwen zyn die my uil onkunde tegen zyn: my aangaande, ben niemandvyandig nog af yin/lig, maar wenfche alle Menfchen hit befte, en bidde Godt dlmapig, dat Hy baar en my geeve at het geene zyn GoedheiJt beft wm ons nodig t: zyn ot ons t, lelyk en eeuwig Welweezen. Zoi ik in dit Nieuw Ligt de ordre niet hebbe gevdgt, die ik my in myn Dageraat voorgeliclt had Je, 't is om dat ik geboft hebbe, dat deeze beter was en tot me rder ntiltighcia zoude zyn. Iemant zoude mogen vragen, waarom ik myne Manuale Operatie-1 betonnen hebbe met het verloffert van de Vrouw? ik antwoorde, dat dit deel my het zwaarfle woeg, ah waar aan het meefi gelegen was, dewyl ik gelooft hebbe, dat dekenn'ffe van Vrouwen tc verl .Hen op de ivyze, ah ik hier aamvyze, niet konde verborgen blyven, als op keften van hn leven van v:ele Vrouwen en Kiudei en, l n daarom h:t eerfte behoorde geopenbaart te werden, met wetende, of de Hecre Godt my levens tyt genoeg, zal geven, om hier na de andere Deeltn van myne Manua]e Operatien te konnen in '/ ligt geven. Ik hebbe my niet voorgeftelt eenige ordre te houden in t voort!rengen ofte uitgeven van myne Uperatien, maar daar van eerft uit te kippen de zoodanigen die my, als aan de Werelt minfl bekent, mêeft nu, tg en noodig toefehynen zullen, en daarom eerft en meeft dienen geopenbaart te werden: maar eer ik verder ga, zoo zal ik 'eer li zien, wat ingang dit Nieuwe Ligt zal vinden, 't zvtlk ik van voor nuntii ben om ook in andere talen Wereltkundig te maken. En gelyk myn tydt koftelyk en zeer bepaalt is door menigvuldige befigheden , zoo zal ik tragten alle onnodige dingen voorby te gaan, om my maar te houden aan die dingen, die een Lhirurgyn wezent'yk no~ dig heeft te weten tot bet voorftgtig in 'ü werk fielten en het gelukkig uitvoeren van de Manuale Uperatien. Eer ik dit Eerfte Deel van myne Manuale Operatien gemeen maakte, zoo heb ik het zelve wel eerft willen ter proezfe Hellen aan het gezond oordeel van eenige geleerde en ervarene Geneesheer en, en hebbe het'daarom gecommuniceert aan eenige Heeren Piofeffoien indeMedievne, op dat,na baar EEd: examen door geftaun te lebben ,ik hei J * * 3 zei-  VOORREE DEN mr» op haare Jpprobatien met meerder \ , metmeerder aannemehkHii voor *„JZ g ge m0r Wzehe, en van Haar EEd- verdaan JlL > n ™gte gemeen maken; en na bet zenoegedat Sr^^M*!"* '! zelve, gelyï i„ de volgende Jp"oLu e ti l r *" ww bet be ik het Gemeen Jet Lff1 l * werden» zo° bea¬ te uit bn^^J^^f^ ^t voordeel, dat De Leezer zal gelieve,, «Sktenfj? k;°T" Bf?6"' ftyl, Uk hebbe meer beZn Sr'i"^ * ««-gtheidt van myn en meer setran „m l* J f verflaanbaar als cierlyk te zyn, de M^t^iÜgJZ^ VfJ de ^-igenU niet geweeft om&doaM*> 00^ * toe ben ik door Gods genade ndet ^nl? tePs^g^i want daar het gemoed te ontdelken dLZl^oelt °" M Leezer gelieve te overfien entevJZet^t ^tendelyk, dat den fpreekentheidt, Z ^S&ï^*™, «» * % welkonft ontbreekt , 't welk van T7P- ulr u j , ., 6Pel' OT Schryf- Befcheide Leezer. VEt Ootmoedige Dienaar HENDRIK van DEVENTER. VOOR-  VOORRE1 EDEN VAN DEN BEER d'ABLAINCOURT. (*). 8 ,V0°rdeeI> het welke 't gemeen trekken kan uit 1 BiSI I ^leefen van de verhandelinge, die den Heer van 5 KSEr 1 Deüenter over de Vroctkur.de gefchreven heeft, kan 1 BH n flet onbekent zy° i dan al'een aan zulken, dewelI IKS 1 het i5oe'c zeIft niec kennen. Vrankryk heeft éssÊÊËÊSusSë veele werken over deeze ftoffe voortgebragr. Paré GuiUemeau, Liebaut, Bienaffis, iVta/, Mauriceau, Viar- M, Amand, Dioms, La Motte, hebben deeze konft den een na den ander merkelyk bevordert,en de Vroetkunde is aan haarlieden' grootelyks verpligt Dit was het oordeel van den Heer van Deventer zelve. Edogh, rmar een kundige overweginge van de Verhandelingen , dewelken zy ons hebben naargelaaten, wordt men een zekere gebrekkelykheidt gewaar, daar 't verftand tegen fluit; daar blyven eindelyk twyffelingen over, dewelken genoegzaam overtuigen, dat het 'er verre van daan is, dat zy de zaak tot volmaaktheidt gebragt zouden hebben, Het was te wenfchen geweeft voor Vrankryk, dat 't een van haare inboorlingen geweeft waare, die 't werk, 't welke zy met zoo veel eere begonnen hadt, voltrokken hadde; maar deze lof wierd bewaart voor de onvermoeide en oplettende arbeidt van den Heer (*) Men heeft geoordeelt , dat 't belle was in deze Voorreeden te laaten eenige plaatzen, die Vrankryk en de Franfche vertaaling"^ïent yk maar S^&^o^rW °f £een betrekking hebb»tCÏ de 5S lanmcnc aruk om het ftuk zelve in zyn natuurlyke zamenhangh re houden, en m geenen deele te verbalteren een fchrift datH op _di« Heer zyn naam werekkundiS is., en hier wederom 'wordtui  V O O R R E E D E N Heer van Deventer. Deeze, opgewekt door 't voorbeelt van veele uitlandfche trelfelyke Geneesheeren, onderiteunt door een ovetheerfchende genegentheid tot de oeffeninge dier wetenfchappe, heeft geenfins geagt , dat hy een beroep, gefchlkt ter behoudeni(Te van 't menfchelyk geflagt, oneer aandoen zoude, met dusdanige byftand door zig zelve toe te brengen, dewelke een verkeerde grootsheid aan andere lieden overgelaaten fchynt te hebben; en hy heeft hier in zoo wel gefiaagt, dat Holland de dienften, die hy haar gedaan heeft, nimmermeer zal vergeeten. Maar 't was by hem niet genoeg, nuttig te wezen aan zyn Vaderland , vliegende, om zoo te fpreeken , tot byitand van alle lieden, die zyn hulp van noode hadden;hy wilt,dat de moeij,lykheeden, dewelken hem in den beginne zyner oeffeningen opgehouden hadden, dagelyks aan veele Vrouwen, en Kinderen, doodelyk waaren, zoo wel binnen Holland, als in vreemde Landen. Hy dagte dan verpligt te zyn om zyne ontdekkingen in 't ligt te geven. Dit is 't dat hy gedaan heeft in den Jaare 1701. Zyn verhandelinge is gedrukt geweeft te Leiden, by Amlries Cykhuifen, met dit opichrift, Operatiemes Cbirurgicce novum.lumen exhibentes obfletricantibus. Den Heer van Deventer hadt weinig tyds ta vooren hetzelve werk in de Hodandfche taaie uitgegeven, gelyk hy zelve te kennen gaf in de Voorreeden van 't tweede deel. Na deeze uitgaave L 'er in 't Jaar 1725. een andere gevolgt: dewelke ook te Leiden gefchiet is by Jan en Hermanus Verbeek Q*). Den Heer van Deventer i adde in \ Jaar te vouren een tweede deel laten drukken, hetwelke door de wynigheidt der nieuwe ontdekkingen, die 't beiluit, en die nogtans de vrun van een vyf en twintig jaarige arbeidt zyn, genoegzaam te kennen geeft, dat hy aan de geenen, die naar hem komen zullen, zeer wyiiig heeft overgelaaten. 't is te verwonderen, dat een Boek, door de geleerden van dat Landt ingefwelgt, als ik zoo durf fpreeken, overgezet inde Hoog- (*) Dit was dezelve Latynfche Druk met een nieuwen Titel door y. en H. yerkek daar voor geltelt, toen zy dat gehecle werk van de erfgenamen gekogt hadden.  ;Van i>en Heer d'ABL ■AINC;OUR.TJ 'Hoogduitfche en Engelfche taaien, verfpreidt in alle de omleggende Landen, zoo veel'moeite gehadt heeft om in Vrankryk getrokken te worden. Den Heer Wimlow is meer als twaalf jaaren de eeriigfte geweeft, die het te !Jarys hadde-; ende 't is aldaar niet eer een weinig gemeender geworden, dan naar dat de Heer Hecquet-, altyd oplettende toe de bevorderinge der wetenfehappen, by dewelken zig 't gemeen zoo wel gevonden heeft, het zelve voor zig,en verfcheide goede vrienden, uit Holland deede overbrengen. Een der Geneesheeren (den Heer Hunauld , die als dan het Boek van den Heer van Deventer ontfangen hebben, een Man bekent door zyn verdienften, en de treffelyke ampten, me: dewelke hy in zyn jonkheidt vereert is, maakte ten dien tyde het voorneemen om een Franfche vertaalinge daar van mede te deelen. Maar een reife, die hv doen moeite, wanneer hy beezig was met de verzamelingen , dewelken de (toffe zouden zyn van de Aanme kingen., die hy by dat werk voegen wilde, noodzaakte hem de uitvoeringe tot zyn wederkomll uit te Hellen, en eindelyk wierdt hy door andere, voor hem lofryker, ende aan 't gemeen nutter, bezigheden verpligt, t'eencmaal daar van af te Happen Ik, onderrigc van deze grondregel, dat een Geneesheer rekeriinge van al de oogenbhkken zyns leevens aan 't Gemeen verfchuldigt is, dat alle zyne daaden, alle zyne betragtinge op deszelfs voordeel haar oogmerk behooren te Hellen , hebbe geoordeelt, dat ik myn leedige tydt niet beeter beiteeden konde, ais met de lafl; op my te neemen, om te vergoeden aan 't Gemeen de fchaade, die de bezigheden van den Heer Hunauld aan 't zelve hadden toegebragt. Ik vleije my niet, gelukkig genoeg gewerkt te hebben, om die gantfchelyk te herltellen; al 't geene ik aan myn eige Helde kan toeltaan, is, dat myn overfetting 't- Gemeen niet zal laten bedroeft zyn over 't verlies van anderen,die men van verfcheidekanten vervaardigde. Wat hier van zy, dat is zeeker, dat men de infigten van den Schryver niet bequamer konde opvolgen, die, om zyn Boek aan allen, deweiken 't van noode mogten hebben, en voonumentlyk aan de Vroetvrouwen, nut te maaken, belooft hadde, *** het  VOORREE DEN het zelve in verfcheide taaien over te zetten. Men behoort geenfins qualyk op hem genoegt te zyn, dat hy hier in zyne beloftens met vervult heeft. Hy heeft bui:en tvvyffel ftaat gemaakt, dat 'er genoeg anderen te vinder, zouden zyn, die dit voor hem zouden willen opneeuen, en dat hy veel voordeeliger tot 't Gemeenebeft konde werden met Zyn Aanmerkingen , die hy over de andere Heelkundige hin.lgreenen gemaakt hadde, op te Hellen. t Is voornamentlyk voor ongeletterde Lieden geweeft, dat ik gewerkt heboe en by ongeluk is 't grootfte getal der ge" ei , voor wegers gebruik deeze Verhandeling* gefe'ükt is, van dien aardt. Zy kunnen my met beeter bcloonen voor myn genome moeite, dan met daar uit voordeel te trekken, ik hebbe goede fan lïr S?'T"f******™*", om te denken , ITzy van dit Werk alzoo.voordeelig oordeel vellen zullen, als de Buitenlanders. Maar 't geene 't bed verzagt heeft de veririetelyt hadt die 't vertaakn onaffcheidelyk aankleeft, is de oven iginge, die ik by my zelve hebbe, dat myn Werk 't leeven behouden zal aan een meenigte van Vr0u ven en Kinderen, dewelken door de onvolmaaktheidt der Verloskunde, cn qüaade behandelingen van die deeze Konft oeffenen, gefneuvelt zouden zyn, waar 't zaake dat dit (*) Nieuw Ligt haar niet was komen verhgten. t Is nogtans geenfms myne meninpe, allen, die dit beroep oeffenen , van onwetentheidt te befchuldigen. Men behoort aan veelen van hen de eere te geeven, die haar toekomt; maar zy zullen my wel toeftemmen dat 't getal van die de vereifchte kennifle hebben om met zeekerheidt te werken, veel kleinder is als dat van tüug?eZ deC? Zaaken bemoeii2n- & geloove zelfs, dat onder de handigften, de geenen die de Verhandelinge van den Heer van Deventer nooit geleefen hebben, daar uit veel ligt zullen krygen t welk een zeer voordeeligen invloedt zal konnen hebben in haarueder oelleningen. iJ***!* my m0gdyk iemandt ze§Sen' wat is da" in 't 3£ L ^ Iemreu ^akt> 'c Seene niet gevonden wordt in SoKhtf*6 Vroetmeeiters, daar gy hier voorens van geiprooken hebt, zyn agtergelaten ? Het {*) Zinfpeelinge op de Latynfche titel van dit werk.  Van dhn Heer d'ABL A INC OURT. Met zoude verdrietig zyn, ter dezer plaatze voor den dag te brengen alle de verfchiilen, die 'er gevonden worden tufichen de Verhandelinge van den Heer van Deventer, en de anderen die men daar by vergelyken zoude. De Hiftorien, die den Heer Peit gegeven heeft, zyn wel ge* noeg opgeftelt: de ftyl, daar zy in befchreven zyn, is fraai genoeg; m?ar 't onderwerp hier van beftaat uit al te weinig gevallen De genegentheidt, om zyn geleerdheidt ten toon te Hellen, doet hem afdwaalen tot meenige zaaken, die meer de befpiegelinge betreffen, als dat zy nut doen in de oeffeninge van de Vroetkunde. De leggingen, die hy in zyn afbeeldingen aan de Kinderen geeft, zyn zuivere inbeeldinge. De draaijingen van de Navelftrengh maaken bynaar zyn geheele voorwerp uit. Van den andere kant befluit hy al vry gemakkelyk om een arm of een been aan 't Kindt te breeken, wanneer hy zig verheelt, dat dit hem gemak zoude bybrengen om de verloffinge te voltrekken: en zulks op deeze flellinge, dat 't niet moeijelyk is om dat ongemak in eerftgeboore Kinderen te geneefen. Een ontwrigtinge van den onderkaak geeft hem ook zeer weinig bekommeringe om dezelve reeden. Men zal zien, hoe veel omfigtiger den Heer van Deventer is in alle dusdanige voorvallen. Voor 't verdere geeft hy een voorbeelt van een zeer aardige voorfigtigheidt, willende dat men in ïnoeijelyke veiloflingen een Geneesheer zal doen roepen, om zig van zyn raadt te bedienen; ik twyffel nogtans, of dit niet eer gei.chieden zoude, om met hem te deelen het ongenoege van de quaaden uitilag. Ik geloove, dat men zyn W\rk wel derven kan, indien men heeft de Verhandelinge van Mauriceau, ofte die van la Motte. De Schriften, die den Heer Portalen Amandom nagelaten hebben, zyn zeer gebreakelyk, zoo men dezelven aaniïet als v erhandelingen ter leeringe geichikt. Zy vooronderfteilen een gedeelte van de grondfteilingen, en de anderen, vcripreidt in de vencheide Aanmerkingen, geeven veel minder indruk, dan dat zy een geregelde Verhandelinge uitmaakten. Indien men alieeniyk de aanmerkingen in 't byzonder gaade flaat, die zyn Verfan.eungen , die haare verdicnlten hebben, met aileenlyk vuor de lieden, die de *** 2 Vroet--  V O O R R E - E D E N Vroetkunde oefenen, BWar'voor de Geneesheeren zelfs dewelken hier vinden, zoo niet onbekende hu!pmidue!en, teu roinftd de uuwerkmge van die zy hebben zien in 't werk (tellen. Zeffa hebben dtcze middelen volgens myn gedagte een groot voorreot te weeten haar eenvoudigueidt. Van den andere k&M vjrïdt men m deeze Verhandelingen zeer keurlyke Aanmerkten err zeckere Ilutonen van toevaden. die aan V rouwsperiuonen overgekomen zyn, dewelken Viiendcn en Vreemden kunnen keren hoe zorgvuldig men behoort te zyn, om oordeel-te ftryken aan' gaande de eerbaaiheidt der ongel itiwden. Mauriceau, Dtonis, en la 'Motte zullen ongetwvffelt aan veele heden voorkomen meer gedaan te hebben, als zy mailen ' C zyn geen eenvoudige \ erhandelingen van de Vroetkunde, die zy ons gegeven hebben: zy hebben geichreven van altó de fiekt ns die aan zwangere Vrouwen kunnen omkomen, of ten minui van de gemeet.lte en de voornaamlten. Mauticeau, en Dionis zyn daar zelfs nog niet by gebleven; een Natuurkunde baant de wegn, en de ziektens der tUnderen komen daar ook al in awimerkinge. Deeze Schryvers hebben de volmaakfte Verhandelingen gegeven, die over de Vroetkunde in 't ligtgetragt zyn geweeft. Maar Dtoms heeft by Mauriceau niet geLeg bygedSn om de- voorrang te verdienen. Mogelyk zoude men zelfs konnen zeggen, dat 't gemakkelyk is te fenxyve», wanneer 't niet zoo weinig moeite, als- t hem gekoft beeft, gelchieden kan. Een gebrek, dat men aan Mau tceau mag te lalle leggen, is, dat hy • geen ichikkmg gehouden heelt in zyn Aanmerkingen, /ianmcikin. gen»die volgens de tydt rekerünge geichreeven vvuiden, zyn van geen groot nut. Men kan zeil in ï algemeen zeggen, dat zulk fljg van Aanmenungen weinig dienit doet voor \ gcoruik « WeieulLüappcu, die op vafte grondliellingen gebouwt zyn, en dat ten Leezer die de kon tregeltn wel begrepen heek, dezeLven gemakkelyk kan derven Voorwaar, wanneer een beh.yver zal.zeggen, darThera Gikmaals gebeurt ,s , door de vermemgvuidinge ^Muitipltcatie) van de eene zyde van een vierkant met ue andere, de oppervlakte deszelfa net uit te rekenen, dan liet den,Lcczer geen grooter zcetatedt* ofte duidèLykheidt, m de gronduclimge, opocwcl, ke  Van den Heer d'ABLAINCOORT. Ke de maniere om de oppervlakte van een vierkant uit te rekenen gi grondvefc is. ln>gelyK>, wanneer men eens vaftgeftelt heeft öèeze grondregel, dat, wat detl V Kindt voordraagt in een regte Lyf moeder, 't hooft uitgenomen^ altydt bc befte is 't zelve by de voeten ie haa en, of deeze andere, dat ''er geen mntï.c'yker ver'offtnge is, uanneer de Baarmoeder febuins l:gt, ah die, in ezvelke 't Kindt zyn hoijt vooraoet, en dat 'er in tegendeel geene verhftingk ts, die gelukkiger voltrokken ivordt, ah die, in dewelke V Kindt» voeten voorkomen, dan zalmen oneindige Aanmerkingen veria mek n, zonder dat nograns de grondful'irg daar door dtuaei}ker of zekerder zal vorder;. La Motte is ten minfte het eerfte gebrek gewaar geworden, terwyl hy zyne VVaatneemingen geplaatft heefe onder aan 't Hboftftnk , tot het welke zy betrekkinge hebben. Hy heeft daar Aanmerkingen bygevoegt, die zeer nut zyn. Maar men rnaa; hem te lafce leggen, gelyk ook aan Dkuis, dat hy geen afbeeldingen in zyn VVerk gelielt heeft. Wat hy hier van zegden wilde, de afbeeldingen helpen giootelyks tot't begrip, voornamentlyk, wanneer zy nauwkeurig gemaakt zyn. Die, dewelken Mauriceau gebruikt heelt, hebben een wezentlyk gebrek, te weeten, dat zy 't verftanut niet genoegzaam op haar doen beruften. Men ziet daar niets als de evanredigheidt des Kifldts met de vericheide deelen van de Baarmoeder, in plaatze dat men in die van den Heer van Deventer de evenredigheidt bemerkt van 't Hindt, en de Baarmoeder, met Lec Bekken: het welke ten uiteiue helpt, om te beg.ypen de moeijelyk.ieeden, die de verfcheide leggingen van de Kinderen vetfellen. Ik hebbe niets verandert in de af beeldingen van 't oorfprofkelyk Werk, als de Zeven tn twintigfte, die zeer gebrekkeiyk was, om dat't kindt'aldaar een aim haat zoo lang, ais 't geheeie Lignaam; en in de twee lautten, die ook in den oorlpionkelyke diuk zeer onvolmaakt waaien, en niet duidelyk aan den Leezer te ktnnen graven de gedagte van den bchryyèr. Ik hebbe meede op de eentc, en de tweede, eeniBe lynen doen trekken,die van g'oot gebruik zyn om de overhellin^e van de Baarmoeder te vtiltaan. * * * 3 De .•  V O O R R E E De afbeeldingen zvn \ # • a ^ den Heer van DeventeT& 1°°™% niet' he£^elke »t w*rk fproken hebben. De Zit. eft bo,ven ^, daar wy na van ^ hy van 'r £? eiSen 2y" Verders ? ' 'yn a,tenual Waar^ ny van t zyne niet eenige Aml! ' er eeen -egginge u nr Ik hph • , llJpieiy^ na de letter •ik neo in zekprp nïoof dien it °°rl1eekie aa» VertL 1 ? '"f «^««fco gezoude ?t L ' 'aati had >* volsen ,?'ge00',oft,"yn- t is immers niet 'c - h i huJp-  Van den Hüer d'ABL AINCOURT. hulpmiddel onder 't opligt van een voorfigtige Geneesheer wonderen uitwerkt.' Wat noodzakelykheidt is 'er dan, om hier toe een verdrietige en moeijelyke berydinge uit te vinden? zy voegden daar by, dat 't te vreefen zoude zyn, dat deeze Chimifche bewerkinge een afkeer om 't overige van dit Boek te leezen mogt veroorzaaken by de Franfchen, dewelken doorgaans geen fmaak hebben in die Wetenfchap, nogte geduldig genoeg zyn, om dezelve te doorgronden, en mogelyk uit dit Haaltje 't geheele Werk zouden oordéelen; eindelyk, dat deeze Verhandelinge waarfchynelyk nooit in de handen van een Chimift komen zoude. Maar 't is gemakkelyk alle deeze opwerpingen te beantwoorden. Zoude men, zonder 't Opium aan te merken als een vergift 't welk eenige verbeeteringe nodig heeft om met geruflheid ingegeven te konnen worden, durven verzekeren, dat deeze langduurige bereidinge dcfzelfs deelen niet meerder ontfluit, en in (laat (telt om een beeter uitwerkinge voort te brengen.? kan't niet gefctneden, dat eenigen der wezentlyke deeltjens van het Roggenbroodt, met dit zap ingelyft, 't zelve beeter maaken ? Ik antwoorde ten tweede, dat ik deeze bewerkinge niet konde overftappen, zonder ongelyk te doen aan de lof van myn Schryver. Den Heer van Deventer was niet alleen een goede Geneesheer, en een goede Heelmeefter, hy was ook een goede Chimift. Zoude men in hem deeze volmaaktheidt erkent hebt en, waar 't zaake dat ik zyn bereidinge van 't Opium had agter gehouden? Ik antwoorde ten derde, dat het te wenfchen zoude zyn, dat kruiden, welkers kragten wonderbaarlyk zyn, wanneer dezelven uitwendig gebruikt worden, tot inwendig gebruik konden dienen, by 't welke zy dus verre of zeer gevaarlyk, of doodelyk zyn: van dit üagh is de dulle kervel. Wat uitwerkinge zoude dit kruid niet hebben, by aldien 't zelve inwendig genomen wierd, waar 't zaake dat men 't zonder vreeze konde voorfchryven ? en hoe kan men deszelfs gebruik ten nutte maaken, zoo men geen toebereidinge weet, die bequaam zy om 't te veibeeteren? Hoe vooringenoome ik ook ben ten voordeele van den Heer van Devenur, moet ik nogtans in 't voorbygaan zeggen, dat ik. henu  "VOORRE EDEN hem niet kan vergeeven, dat hy geheim gehouden heeft de toebereidinge van zyn algemeen verbeterend middel. In dier voege té werk te gaan, is des ( himift fpeelen; ik durf geen ander woort te neemen , 't well e niet zoude paffen op een Man, die 't blvkr dat zoo veel opregtheidt, en liefde voor 't gemeene beft, bewezen heeft. Is 't zaake dat hy gelet hadde op de verwytingen, die hy zi^ zelve in het zeven en twintigfte Hooftftuk doet over die eigelie£ de, dewelke hem bewogen hadt om gedurende zoo een langt tydt geheim te houden de byftandt, die men in zekere voorvallen met t Kuitbeen naar agteren te drukken aan de Vrouwen kan toebrengen, hy zoude buiten twyffel aan 't Gemeen hebben medeo-ede-lt een ontdekkinge van zoo groote aangelegentheidt! Maar laaien vvv wederkeeren tot ons voorwerp. y Ik antwoorde ten vierde, dat een Vertaalder geen volftrekte magt heeft over een Werk, dat hy vertaalt, en dat't hem tiaar inne geenfins geoorloft is alle zulke veranderingen te maaken dip hem behaagen zouden. , ' - 't ls behoorlyk, dat 't Gemeen hem dit regt toeftaat. Dat dan t Gemeen over deze zaak zyn gevoele te kennen geeve, gelyk ook over alle anderen, die van fmaak niet roogteta zyn, en ik zal tragten aan hetzelve voldoeninge te bezorgen" in de tweede \Franfcbe) Uitgaave, vooronderftelt zynde, dut die met 'er tydt geicmede. De Lieden van de Konit zullen my ook een groote dienit doen, is 't zaake dat 't haar gelieve aan my meede te deelen de fwaarigheeden, die 't leezen van die Werk zouden kunnen veroorzaaken, en de Waarneemingen, die zouden kunnen itrekken tot opbeldennge der zaaken, die daar in verhandelt worden Ik bcloove van myne kant, dat ik haar, die zullen gelieven deeze moeite nemen, de eere daar van zal toefchryven Zy zullen haare Brieven, of Aanteekeningen kunnen doen beftellen aan een van de Boekverkoopers, die dit werk uitdeélen. Maar men zal opwerpen, dut deeze Chimilche toeftel de L*ezers zal veiveelen. t is gemakkelyk vier bladtzyden om te Haan, wanneer een zaak, die buiten 't beloop van 'c weik is, verveelt. Van den au-  Van den Heer d'AB L AINCOURT. andere kant, hoewel deeze Verhandelinge voor de Chtmiften niet gemaakt is, kan 't nogtans niet miffen, of dezelve zal vallen in de handen van eenige Lieden, Geneesheeren, ofte anderen j die by de kenniffen, dewelken haar beroep nootzakelyk vereifcht, de wetenfchap van de Ckimie bezitten. Daar blyft my nu niets over, als 'een woordt te zeggen ten opfif te van de A ahmerkingen, die ik op verfcheide plaatzen van de text gemaakt hebbe. Dezelven dienen, ofte om meer en meer te beveftigen zeekere waarheeden, die als grondfteenen van de Vroetkunde zyn; gelyk de geenen, welkers voorwerp is te bewyzen de dikte van de Baarmoeder in de Zwangere Vrouwen, en deszelfs overhellinge; ofte zy befluiten oordéelen over de verfcheide wegen, die de Vroetmeefters . hebben ingeflaagen in de verfcheide omftandigheden, daar zy zig in bevonden. Ik hoope, dat men dezelven niet onnuttig zal bevinden. Men zal agter deeze Voorreden zien de Brieven, die aan onze Schryver gezonden zyn geweeft (*), uit dewelken men zal kunnen opmaaken, wat de Geleerden in vreemde Landen van zyn Werk geoordeelt hebben. Ik hebbe om dezelve reeden daar by gevoegt de vertaalinge van de Goedkeuringen, die de Hooge Schooien van Groningen, ende Leiden, daar aan gegeven hebben. Ik hadde wel gewen feht by deeze voordeelige getuigenisfen, die van de Franfche Dag-fchryvers Qournaliften), te kunnen voegen. Maar dit Werk is haar oplettentluidt ©ntfnapt. Voor* deeze ryze zal 't zelve zonder twyöel hun niet overkoomen. Men zal hier ten laatfte een gedeelte vinden van 't uittrekzel, 't welke van deeze Verhandelinge gemaakt geweeft is in de Nouvelles de la Republique des Lettres, in de Maand July 170;. Dit is 't eenigfte van die zoort van Werken, voor zoo verre my bekent is, dat daar van gemelt heeft. *) Dez" brieven hebben wy op haar gewone plaatze gelaten agter de Voor-; reeden van '* Nader Vert»o§} met lietwelke zy van de« Heer van Deventer zelfs z.yn uitgegeven, **** UIT-  UITTREKSEL. UITTREKSEL Van de Nonvelles de la Republique des Lettres, dooit den Heer JAQUES BERNART) m de Maand July van 't Jaar 1701. " |^|nder de andere gaaven van den Heer van Deventer, dièKJ hem zoo een groote vermaardheid verkreegen hebben in fle Provin uen van de Nederlanden, en die de Ljdets uit 'c midden van Duitfchland tot hem trekken, bezit hy nog die van zeer wel te verftaan de Konft om Vrouwen te verloflèn, dewelke hv met groot geluk oeflènt. Hy geeft door dit Boek in 't ligt 't geene hem een langdtmrige ondervindinge in deezen opfigte geJeert heeft: hy wil, dat die zig toegelegt hebben om.deeze Hofje te verhandelen, zig meer verbonden hebben om verfcheide Hulpmiddelen voor te fchryven tegen de ziektens aan dewelken .Zwangere of Kraamvrouwen onderworpen zyn, als om de Vroet.vrouwen middelen aan de handt te geeven ten einde de geenen die zig aan haar heden vertrouwen, gelukkiglyk te verloflèn, 't zy dat m de verloffinge niets buiten gewoonte voorvalt, 't zv in ongemeene voorvallen, en die afhangen, of van de quaade le«rginge des Baarmoeders, of van de quaade legginge des Kindt? of van alle beiden. Den Schryver treedt o?er dit alles in een breede enderhandehnge, en drukt zig over al uit met veel net-' tigheidt. t Welk gevoegt zynde by 't groot getal der afbeeldingen, waar mede hy zyn Boek verrykt heeft, voor een Leezer, die maar een weinig oplettende is, niets te raaden laat. APPRO-  APPROBATIE. APPROBATIE. "|P\E Faculteit der Medicine van de Provinciale Academie varï | J> de Stad Groningen ende Ommelanden, geilen ende doorgelezen hebbende het Tractaat van den vermaarde ende Geleerde Heer Hendrik van Deventer Medicina? Doctor , geLtituleert Manuale Operatien ofte Nieuw Ligt voor Vroedmeefters en Vroedvrour wen, admireert de uitmuntende kenniiiè ende wetenfehap, dewelke den Autheur door veelvoudige Oeffeningen, ende onvermoeide practyk in 't verloffen van de Barende Vrouwen verkregen heeft, wetende, dat geen Schryver, van deze materie handelende, de oorzaken van zwaare Baringen zoo klaarlyk geopenbaart, ende de maniere, om de ongemakken in 't baren door de konit weg te nemen, zoo duidelyk te kennen gegeven heeft, als dezen Heer. Zoude daarom alle Leer gierige Vroedmeefters ende Vroedvrouwen ernftig aanraden, dat zy dit Boek vlytig leesden, alle de byzondere en zinryke Leffen en Obfervatien daar in aangetekent neerüig overpeinfden, ende haare Manuale Operatien na de regel daar in voorgeftelt in 't Werk ilelden, ten einde veele nootlydende Vrouwen en Kinders door Gods Zegen van doods gevaar mogen verloft werden. Datum Gronings den 3. Aug. Ao. i;co. G. L A M M E R S. M.D.&Prof.FacMedDK. UIT-  UITTREKSEL, UITTREKSEL Uit de Goedkeuringe, die den Heer Winflow van de Franfche uitgave dezes Werks gegeven heeftj waar in men zal konnen zien 't oordeel van dien alom vermaarde Man niet alleen omtrent 't werk van den Heer van Deventer zelve maar ook omtrent de Aanmerkingen van den Heer d"Ablaincourt die wy hier nu bygevoegt hebben. .' ' Ik hebbe geleien, en overwoogen, door laft van den Heer Zegel bewaarder, het Handfchrift van N. 995-., >t weike voor opfchrift voert Obfervations importantes fur le manuel des accouchemens enz., overgezet uit 't Laiyn van Hendrik van Deventer Med. Doclor. Dit is in zig zelve een voortreflvk Werk — , jL Aanmerkingen die den Vertaalder daar by gevoegt heeft zvn zeer vol oordeel, over een komende met de opregte belbiegelkunde, die op de ondervindinge gegrondt is, en vervolgen;, van de uuerfte nuttigheidt. Gegeven te Farys den 10. February 1731, WINSLOW. R E-  REGISTER DER CAPITTELEN E N AANMERKINGEN. Cao I \ian de Hoedanizheidt der Vrouwen, die bequaam geoordeelt _ ' konnen -werden, om goede Vroedvrouwen te zullen zyn. Bladz. I Cap. II. Wat een Vrouw dient te -weten, om een goede Vroedvrouw te Cap.lll^» het Bekken en dejfelfs Beenderen. 17 Cap'. IV. Van de Lyf moeder. 27 Cap V Van des Lyf moeders Schede. 29 Cap VI. Waar tn 'hoe de Lyf moeder geplaatjl is. 32 CaP VIÏ. Van befwangerde Lyf-moeders- . 33 CaP VUL P«» ^" Lyf-moeders Bikte in bef-wangerde Vrouwe». 35 CaP IX P«» befwangerde Lyf m eders, kort voor en na de Verlojjtnge: en van haare wyze va uit rekken en inkrimpen, waar door bewe. zen werden twee fundamentate flellingen, namentlyk: i De mogelykhe dt van te konven rekken zonder te verdunnen» 2. De mogelykheidt van haare veelderlei verplaatpngen. 44 Aanmerkinge over Capittel IX. 5ï Cap. X. Van -tn welgeplaatfle Lyf-moeder tn ee 1 Zwangere en Barende ^ Cap.V$Lmv*n de qualyk geplaatfle, of fcheef'leggende Lyf-moeders, in Zwangere en Barende Vrouwen. 7| Cap XII. Van de Nageboorte. 7» Cap XI I. Van het Onaerflaan der Zwangere Vrouwen, wat het V, en hoe het gefchiedt. "} Cap XIV Wat men door 't Onderflaan kan weeten ö+ Cap. XV. Hoe men door 't Ondirjlaan zal weten, of een Vrouw Zwanger is, of niet. * * # * * , Ca?.  v-ap. AVlt. Hoe men door V Onderüaan v»l „„,.» ^ §7 Aanmerking/over CaptS XVIH. WW«"" 9? %1'hiS'de 7L^fiL°t:derJlaaK °fh« 99 Cap. XX. Wanneer het beft is een Kn»»„ j ■ , . , 102 , 0fZl7el\ ** » On- . d**» • m» ww Barende yfZ,el 'tlcTT*';™, 7 "™* ëedaa» 9 Cap.^XXIII. p« * N^f) 0/ W * ^ «„ Cap.^XXlV. de Onnatuurlyke ofte zviaare geboorten, in htt gene. Aanmerkmge over Capittel XXVI ï2* FwWg t>™ Capittel XX VI 14 3 CapyS^!; «»*«« ^ Aanm=rkinge over Capittel XXVII tóf Cap. XXVIli. O, het afblde^'j, Navel-«ren, , «/Wm i>«» ^ Na-geboorte -lere*g, en van het Aanmerkinge over Capittel XXVIII »9« P'Icïr ■ ^ ZWaarm ***** d™ «Uitrek aan de Lyf *9* Cap;ST Sdr:::: Tb!::; t: tw? *** * 211 Schaam-delen. *"* ^* Endel-darm, of van de Cap. XXXI[ Van zvjaaren arbeidt, door al ie ft rfc ï%^2 j r 21J tüat'.r in be (loten leit of Jnnr Lt / , J , Vhe en, daar het Sr*"»" ** Ki°d""" 237 _' Cap.  «er CAPITTELEN en AANMERKINGEN. €ap. XXXIV. Van zwaare Baringen door ai te groote Kinderen. 244, Lap. AAAV. Van zwaare Baringen door aualyk gekeerde Kinderen in het generaal. 245 Cap. XXXVI. Van zwaaren Arbeidt, door dat het Kindt met zyn aan- gej'gt om hoog komt. 2tf Cap. XXXVII. Van zwaare Baringen, door. dat de Kinderen met het aangejtgt voor komen. JW Aanmerkinge over Capittel XXXVII. 262 Cap. XXXVIII. Van zwaare baringen, daar de Kinderen met de Navel- Jtreng voor komen. 26!'', 5*7 Een Kindt met den arm gebooren tot de fchouder toe , in een fcheeve Lyfmoeder, gelukkig gered. 519 Een Vrouw of befwangerde Dogter in den Arbeidt geflorven, met het Kindt in de geboorte. 521 Brief gefchreven aan den Heer W. Vink, Medicina DocHor, Anatom <& Chirurg. LeRor tot Rotterdam. 524 Verhaal van een x,eer x,waare Baringe, voorgevallen op den 9. February 1724, 55Ö VAN    VAN DE HOEDANIGHEID DER. VROUWEN, Die beqtiaam geoordeeldt kunnen werden, om goede VROEDVROUWEN Te zullen zyn. CAPITTEL I. &bg&j£M> ET is beide, en billyk, en nodig,wanneer een Mee"^^W^^M ^er eemSe Leerlingen wil aannemen, om dezelven te if mi| onderwyzen in eenige Konft, Handwerk of Wetentffll§|j|| febap, dat hy alvoorens overwege en onderzoeke, of ^p^ëi de gene, die hy leren en onderwyzen wil, de nodige beqnaamheden hebben, die tot de oeffening van zulk een Konü , Haudwerk, ofte Wetenfchap zullen vereifcht werden; anders is hy in gevaar, van met fchade en fchande zyn vergeefs aangewende moeite eindelyk te zullen beklagen: en daarom, eer wy ons inlaten, de Vrouwtjes , genegen om Vroedvrouwen te werden , te onderwyzen, zoo zal het niet als goedt kunnen wezen, alvorens te zien, hoedanig zy behoren te zyn , en wat voor Natuurlyke , of Verkregene bequaamheden zy behooren te hebben, om' tot goede en A be-  % Van de EIGENSCHAFTEN der bequame Vroedvrouwen met de tydt te konnen geformeert werden Ik zegge met de tydt, want zy moeten haar niet inbeelden dat het gene in een goede Vroedvrouw moet gevonden werden, haait en op een fprong verkregen werd; daar hoord tydt toe, eerflelyk om een generale kenniffe der zaken te verkrygen, en dan is men jiog terftondt niet in Haat om volgens de verkregene kenniiTe ftrak alles wel te konnen in 't werk Hellen en uit te voeren ; dat fcheeldt zeer veel; daar is een zeer groot onderfcheidt tuflehen weten en doen, en in dit werk veel grooter, als zoude konnen geloven de gene die de handen nooit aan 't werk gehad hebben, en dat zullen bevinden en erkennen alle de gene die tot de praétyk zelfs zullen komen. Het gene dan dat in zodanige Vrouwen behoort gevonden te worden, is, een daar toe bequaam Lichaam, dat in zyn o-eheel, noch in zyn delen, niets heeft dat de oeffening van Vrouwen te verloflèn kan verhinderen, en daarom achten wy tot dat werk oübequaam L Alle oude Vroedvrouwen. Niet, dat ik wil zeggen, dat een oude Vroedvrouw met een goede Vroedvrouw kan zyn, dat zy verre, want oude wel ervarene en lang geoeffende zyn gemeenlyk de befte; ten zy datze in domheidt hebben begonnen, en in domheidt hebben gecontinueert, gelyk men zomtydts zoodanige onverftandige oude vindt. Maar dewyl wy fpreken van Vrouwen die haar fchikken om te leren, en om haar eerft tot het Vroedvrouwfchap te begeven, en dewyl dat daar tydt en langwylige oeffeninge toe vereifcht werd, om dat werk wel, en zoo als het behoort, te verrigten, zoo zeggen wy, dat het voor de oude Vrouwen te laat is, om dat werk te beginnen: Want behalven dat het Verftandt, de Memorie, en het Oordeel vermindert in oude Lieden, zoo verminderen ook de Kragten en het Gevoel, welke zaken ten hoogften nodig zyn tot dat werk. IL Sluiten wy ook, als daar toe onbequaam, uit, zoodanige die al ie Jong zyn , als Jonge Dogters, en heel Jong gtrouwde Vrouwtjes, ten ware dat zy gecosfidereert wierden, om als jonge Spruitjes haar van  VROEDVROUWEN. 3 van verre door de eerfte beginzelen der kenniffe tot dat werk te prepareeren ; om haar zoo met de tydt volgens haren Staat, Jaren , en bequaamheden daar na verder by meerdere kenniflè en ryper oordeel in de praétyk in te wikkelen : en het waar te wenfchen dat 'er vele waaren , die alzoo van langzamer-hand op vaste gronden van kenniflè toebereid wierden : Gelyk vooral de Kinderen der Vroedvrouwen en der Vroedmeefters dat voordeel zouden konnen genieten , die daar naar door dat middel vele Jaaren goede dienften aan 't Menfchelyke gellagt zouden konnen doen. Maar dewyl dat werk meeft uit noodt door een deel onverftandige en behoeftige Vrouwen ofte Weduwen werd aangevangen en gedaan; en dat veel op kofte van het leven van vele Vrouwen en Kinders , om een Erbermelyke winft , zoo is het in zulken ilegten agringe, dat 'er weinige luft hebben om haare Dogters daar in te onderwyzen. Evenwel ben ik verzekert in myn gemoet , hoe flegt en gering dat werk onder de Menfchen ook geagt wert, dat een Vrouws-Perfoon van goede bequaamheden haar tot niets nuttigere , en nodigers voor 't Menfchelyke gellagt kan appliceren 5 en ik twyfel niet, indien de Swangere Vrouwen en haare Mans wiflen het groote onderfcheidt, dat 'er is tuifchen een verflandige wel geoeffende Vroedvrouw en tulTchen een Onverftandige en ongeoeffende , en hoe zeer veel dat de eene door haar hulp tot de gezondheidt, en het leven van de Moeders en Kinderen kan behulpelyk zyn , en hoe veel de andere daar aan kan fchaden en verzuimen ; ja oorzaak kan zyn van de doodt van beide, of zy zouden beter uit haare oogen zien, en haar zoo ligt niet met deze of gene vergenoegen. Maar het gaat elendig , de Menfchen meenen dan wat zy voor weinig geit konnen krygen al goet genoeg is, en hoopen al op het befte, terwyl zy haar in gevaar ftellen,van daar door te verliezen 't gene onvergelyk waardiger is als alle de fchatten dezer Wereldt. Een goede en verflandige Vroedvrouw, die haar dingen wel verftaar, en fpoedig in 't begin een quade geboorte weet te redden, en het zelve getrouwelyk doet, gelyk haar pligt van haar eifcht, en de liefde des naaften haar daar toe dringt, wort nooit na waarde genoeg beloont ; en haar werk overtreft altoos haare vergel- A 2 din-  4 Van de EIGENSCHAFTEN der dinge, niet tegenftaande dat onverftandige Menfchen anders zouden konnen denken. Ik moet hier in 't voorby gaan zeggen, dat het te verwonderen is, dat de Regeerders van landen en vteden hanr niet meerder laten aan gelegen zyn , om in alle Steden Scholen op te reclvcn , bequaam om de Vroedvrouwen recht grondig te laten onderwyzen door Mannen die niet alleen bequaam zyn, om volgens de Anatomie haar rechte denkbeelden te geven van die dtlen, waar in en omtrent zy haar werkingen moeten doen; maar uie ook door eigen ervaringe als geoeffende Vroedmeefters haar klare en grondige onderrich inge k nnen geven van alle de nodige Handgrepen die tot dat gantfche werk van noden zyn : dewyl door dut middel in alle V olkryke Landen en Steden jaarlyks een onglooftyk getal. van Vrouwen en Kinderen zouden kunnen behouden worden , die nu , door gebrek van rechte tydige hu'pe , het leven daar by in fchicten. Het hiet al by de Vroedvrouwen , ik heb myn belt gedaan ; ik hebbe alles gedaan, wat ik kan; maar wat helpt het dat men zyn belt doet, als het belt niet goedt genoeg en is; en wat baat het, dat men alles doet wat dat men kan, als men niet en doet, het gene men behoorde te doen, of 't gene dat nodig is gedaan te worden. Behoort het een iegelyk verftandig Menfch , en voornamentlyk de Vroedvrouwen niet te overtuigen dat zy haar werk niet verltaan, al zy een, twee, drie, ja vier dagen en meer , met een Kraamvrouw Qwelkers Kindt verkeert in de Geboorte itaat zukkelen , en haar bett doen , zonder een hair breet ten bene te vorderen ; daar nóchtans een verltandige Vroedvrouw of /y roedmet/Zerover geroepen wordende, dezelve dikwüs in min dan etn uur verloft van Kindt en Nageboorte , en dat zelfs zomtydts zonder een eenige Wee ? behooit dat niet de oogen te openen , en aaa de Kraamvrouwen, en aan de genen die de welltandt van Landt en Steden bevolen zyn, om aan zulke gebreken te voorzien, die enkelyk voortkomen coor de onkunde van de Vroeavrouwen ? gelyk tiet droevig is te zien in vele Steden , en vooruameritlyk l^n plaiua Lande. Ik ben menigmalen geroepen geweeft, daar de arme Vrouwen v la^eo  VROEDVROUWEN. $ lagen en zieltoogden, afgemat door verfcheide dagen droevig in den Arbeidt gezeten te hebben , en daar, door verzuim van de Vroedvr,uwen , de ivinders reedts de Geeft gegeven hadden , en de Moeders op het uiterfte waren , die alleen maar konden behouden worden r door haar te verlolTen van Kindt en Nageboorte, en die ik in dien droevigen ftaat ook door Godts zegen verlolt hebbe : en kan met waarheid zeggen (niet tot roem) dat ik niet "eet ooit de handen geüagen te hebben aan zoodanige Vrouwen , of ik hebbe door de byttandt en zegen van den Heere haar altoos verlolt, uitgenomen een eenige, welkers taal nier verltaande, konde iK niet verlolTen , om dat zy altoos verkeert tegens my aan werkte, en ongezeglyk daar in voort voer, door verkeert oordeel , zelfs een Vroedvrouw zynde. Maar alle zyn niet in 't leven gebleven , zommige hebbende reedts de doodt al op de lippen ; doch vele, ja verre de meefte, hebben door myne hulpe, onder Godts zegen , het leven behouden , datze anders zekerlyk zouden hebben moeten verliezen, zoo zy op diergelyke wyze niet waren verlolt geworden. Men moet zich niet inbeelden, dat een verflandige Vroedmeefter of Vt oedvrouvi by hazard, of by geluk de Vrouwen verlolt, gelyk onwetende Vroedvrouwen konnen denken; neen gantfeh niet; want dit Handwerk gaat al zoo zeeker,als vele andere Handwerken,die ook even wel hare toevallen onderworpen zyn , en dat zal blyken in 't vervolg van dit Boek , wanneer ik klaarlyk zal toonen, wat de oorzaken van z»vire ^eboonena zyn , en hoe een veriiandige Vroedvrouw ofte Vroedmeefter de zelve kan voor komen, of verbeteren Ik hebbe my hier wel een weinig willen ophouden , om van den beginne aan , de gene die genegen zyn haar tot het Vroed' vrouwjebap te begeven , te doen zien, w*t dat het in heeft, en wat zwarigheden dat 'er in Iteeken; niet om haar t' eenemaal af te fciirikken; maar om haar ernüig te waartehouwen, en haar te doen zien , dat het geen ligte zaak is die zy willen aanvangen ; het geldt de Moeders en Kindeien, beide hebben een leven , dat door de goede hulp en voorzorg van een venUndige Vroed<.rouw kan behouden of door onverdandige kan veiziumi worden cn A 3 ,veu  6 Van de EIGENSCHAFTEN der verloren gaan. Het is geen Hout of Steen, of Leem dat mP„ h» Ten derden fluiten wy uit als tot dit werk onbequaam fefr in dJdi SSE?***' Cn nagt en da^y de Barende Vrouwen zyn, dat de zwakke ftaat van zulke Vrotfwt es niet zoude toelaren kee°rrSefs01ïy£S ^ V£reifchc oTqua^ keerde Kmders te keren, en uit te haaien, dat zelfs d- krit van een gezonde Vrouw te kort fehiet, en da een ftefk Man weal Tul by ?K V hJ heeft' om ^ van ten einde te konn gelyk verfcheide Vroedmeefters dat getuigen en *l vb „°, ! tthetbtn^d SSft tó^££3 tL™ 'i aar lk U1 ' koufle van de Winter wel dun gekleet en verre van het vuur , door den zwaren Arbeidt, zoS iftS was dat het zweet my by de hairen nederliep, en alts laf m' «SSSPé!1?***' d°°r nat WaS' e" dat my de Armen nog wel verfcheide dagen daar na zeer deden van den overgroten Arbeid Jant in zodamgen noodt , daar 't leven van een Menl?h aan h'anTt moet het uiterfte by gezet worden; maar dit is byzonderiyk t ver- w ft' £■& ÏST* Tfcheide * den Arbeid? zyn «. w.ett, en dat het water al eenige dagen af gelopen is ii iï h^h be zomtyts zoodanig gektaelt e? gekneepen SgeXft 'd i ™ ht gevoel en de kragten van Hand en Arm fcheen te vergaan • enwa zouden dan zulke tengere en zwakke Lighaamen -don\\ >t ™™ het gaat er met altoos zoo toe, want zoo dat ware zoo 2 men dat werk wel heel aan de Mannen overgevT^Wt gebeurf den' bXn^ ^ °P aan kümt> ™ d« ' tStèïïl menS Set"^ ^ n0Ch " ^ ^ Ten vierden zyn hier toe niereer bequaam heel dikke vme en zwaar-  VROEDVROUWEN. 7 zwaarlyvige Vrouwen ; want behalve dat ze niet lang genoeg foo ongemakkelyk konnen fitten, als het dikwils nodig is, om de Barende Vrouwen getrouwlyk by te ftaan , en uyt haar noodt te redden , zoo hebben zy nog de handen en armen heel onbequaam, al te dik, en al te grof, om in vele tedere, en enge Lichamen te kunnen in komen, of verwekken de Vrouwen een ongerneene pyn en fmerte, die door kleindere handen nog buyten dat genoeg te lyden hebben,hoewel het kan gebeuren dat ook kloeke handen fomtydts voordelig zyn, foo dat de dikke handen niet de grootfte onbequaamheyd geven, maar het zyn voornamelyk de dikke Armen die feer moeyelvk in 't Lichaam konnen drayen. V. Ten vyfden, iluyten wy als onbequaam uyt, de genen, die door eenige verminhheidt tot dit werk onbequaam zyn; als by exempel, die kromme ftyve Vingers, kromme ftyve Handen ofte El~ lébogen hebben , of die ter contrarie onbequaam zyn door eenige verflappïnge in defelven, alle de zodanige behooren van dit werk afgeweerd te werden; want een goede Vroedvrouw moet Armen Handen en Vingeren tot haar wil hebben: Sy moeten op allerlei wyze dienen, dan regt uit, dan gevouwen, dan dus dan wederom zoo gebogen, na dat de noodt en geftalte van de Lyf-moeder of het Kindt vereifcht; en waar verïlappinge of verdovinge in de Handen of in de Armen is, daar zal het gevoel en üzkragten ontbreken, en derhalven zyn de zodanige tot dit werk oube« quaam. VI. Ten zesden, zyn tot dit werk onbequaam alle onverftandige en domme Menfchen, die niet bequaam zyn om zaken klaar te konnen bevatten; ik weet wel dat Leerlingen het verliandt niet geoefient hebben, en datze onkundig zyn in dat gene datze noch niet geleert en hebben; maar wat anders is onkunde, wat anders is zwaarheyd en botheyd des verflandts, of onbequaamheyd om te kunnen verdaan; en wanneer zulke Menfchen dan lezen noch fchryven konnen, zoo is het enkel tydtverlies al wat men ontrent haar doet. Vrouwen, die haar tot dat werk willen begeven, behooren wel te konnen lezen en fchryven9 behooren eenige goede Boa-  S Van de E TG E NS CHAT TEN der Boeken van de Konft onder handen te hebben , die zv naarfti* cfienden te lezen en te herlezen, op dat ze daar doobeïefifen df practyk in kennnle en bequaamheden dagelyks mon n Z frl en toenemen; gebruikende altoos naauwe^Se op t wat |^ore„, wat zy lezen, en wat zy onLv^f ,Zj,t VII iSf Jouwen beh0°r^ °°k See" te zyn, geen tZÏ fZ ; 6 P T gSm kjfl 'fbequaamheydt hebben iets by al bleven r ^ die hafr m,aar t0C het froedvrouwfebap (beken te be6even, om fagtjes aan het kos e te komen. Ga,[oh ma Vrou wen die tot du weik bequaam fnllen worden, behoorêf' als V «>at te doen gaauw naar [lig en vaardig by de weïketezvn J Vroedvrouw moet niet liimmelende van g°eeft zynf wan^n e"n een.g quartier uur tydt, in 't begin van den Arbeydr, kan eeS kan, imeite aan de Móeder, en het léven van het Kim, kan koften of ook wel aan beide de doodt veroorfaaken , gelyk wy in 't ver volg op zyn plaats zuilen fien: Vrouwen diè lltydt vroeg g noC* komen, die komen getneenlyk wat te laat, en een weyni4e laat m zuiken gevalle is veel te laat. I wcymö te iaat Vllf. Vrouwen die haar tot hef Vroedvrotnvfchap zullen begeven be- KS^Ï' t»^ejhn£finnen en LZ'hel len, want ligtlinnige, loile, en dnhige Menichen in 7aken ,ra„ zoo hogen gewigt, konnen al veel fchfde doe, Jh er verzuimen zv tut, daar vergeten zy dat, en door haar loffigheidt geeven zTgeeï genoegzame agt, om de zaken na eyfch er^noodtzakehkhe^d^ te bezorgen: en dat het argfte is, zoo zy fouten begaan zoo KJ zy hgtfinmg daar overheen; zy hopen fonder grom die te Se len, zy verzuymen m tijdts om hulp te roepen, en br ie zoo Moeder en Kindt in het uiterfte gevaar, ja door haa" Leloosheydt dikwds om het leven, niet genoeg bezorgende, dat haar van de doodt zoude konnen verloflèn. Maar een W ffi htig_ bezadigt, ot bèzet van linnen is, die in vreemde toevallen met ligt verzet or verlegen is, die dezelve ook niet te ïm nS ma. r  VROEDVROUWEN. $ hmr "alles rypelyk overweegt, en die te gelyk gaarne namaande en gezeggeh/k is, zoodanig een is bequaam, om een goede Vroedvrouw te werden. , ,., .. , Want in 'c verloflèn van de Vrouwen komen dikwils zoodanige ontmoetingen, daar men al de finnen wel by een dient te hebben om rypelyk te overleggen wat te doen of te ondernemen ftaat, ja dikwils heeft men de raadt van wyze DoVoren of Vroedmeefters wel hooglyk van noden, en in zulke gevallen moet men voorfigtigraad -> plegende en gefeggelyk zyn, of men kan zeer groote en onverbeterlyke fouten begaan. ^ Vrouwen, die tot dit werk bequaam zullen worden, zoo als het behoort, dienden wel liefdadig behulpfaam en medelydende te zyn, om beyde de Ryken ende de Armen met toegenegentheidt des harte te helpen, nooit eenige Vrouw, die waarlyk in noodt is, om meer cewins wille, verlatende; Godt heeft beide, de Armen en de Ryken, na zyn Beeldt gemaakt, en beide haare levens moeten haar even dierbaar zyn, agtende de vergeldinge Gods, over de getrouwigheidt harer weldadige liefde, meerder Rykdom als de kleine vergeldingen, die deze of gene Ryke haar zoude komen toe te voegen voor haren Arbeidt, en voor 't verzuimen van t leven van deze of geene Arme, of 't leven van haar Kindt, dat zomtydts zoude konnen omkomen door diergelyke verlatinge ; ik wil niet ze^en, dat een Vroedvrouw ofte Vroedmeefter nooit van eenige Vrouwen zouden mogen afgaan, om eenige andere te helpen, gevende die, daar zy eerft by geroepen waren, aan een. ander over; gantfch niet, want beide de liefde en de gerecht ghKidIt kan daar toe verplichten; als by exempel, een ^oedvrouivxsttx& geroepen bv een Vrouw die in Arbeidt komt, zy, de Vrouw onderflagen hebbende, vind dat alles wel ftaat, en dat er maar deurfettende Ween van noden zyn, op dat de Vrouw; valofie. terwyl zy wachtende is, dat de Wêen de paffagie openen,zoo wordt zy by een andere V rouw geroepen, die in neodt zal zyn, welkers Kindt qualyk ^^^m^J^^^' den is; zoo zy haar nu capabelder oordeelt, ofte weet te zyn, ^ anderen, die7 daar by mogten zyn^ en te gelyk verzekert is, dat  to Van de EIGE NS CHAT T E N der een Vroedvrouw van mindere bequaamheyJ als zy , haar plaats daar zy is, wel kan bekleden, zoo is zy gemoeds halve verplicht om als dan de eerfte Vrouw aan een ander overtegeven en dè tvveede te gaan helpen, enz. Dit behoort zy te doen,'zoo zy Chnftehjk wil te werk gaan, wanneer zelfs de eerfte een Rvke en de tweede eeu Arme Vrouw zoude zyn; want Godt is geen aannemer van Perfoonen: die goedt doen kan, en niet en doet!die zondigt. ' Maar zoo het mocht gebeuren, dat een Ryke en Arme Vrouw beide in gelyke noodt mochten zyn, en beide te gelyk haar hulp even veel mochten van nooden hebben, zoo behoort zv zonder opricht op Arm of Ryk, die gene eerft te redden, daar de Voorfiemgheydt Godts haar eerft by geroepen heeft: ofte zoo'er eenige confideratien mochten zyn, om haar tot het contrarie te bewegen, gelyk ik meene dat 'er zomtydts wel gewichtige beweeg-reden daar toe zoude konnen voorkomen, zoo moeften zv ten minften van een geheel andere natuur zyn, als die van eigen wmft ofte tydelyk voordeel, want dat is te gering en flecht, om dat in vergelykinge van het leven van deze of gene Menfchen te ftellen.. X. En dit geeft ffiy gelegemheidt te feggen, dat een Vroedvrouw behoort Conjcientitus en Godvrezende te zyn, want haar werden groote zaken toevertrouwt, en zy kan, zoo zy wil, in het verborgen veel quaadts doen aan de Moeders en aan de Kinderenrn wie zal haar befthuldigen, dewyl zy haar werk heimelyk en buiten t bereik van 't geficht volbrengt? hare ligtvaardige ondernemingen boven hare kragten of bequaamheden, haar luijigheidt gemakkelykheidt, en zorgeloosheidt kan haar vele fouten , fchadelyk voor Moeder en Kindt, doen begaan, zoo zy door Consciëntie in de vreze Godts haar zelve niet overwint en getrouwelyk volgens haar plicht te werk gaat; Maar zoo zy in de vreze des Heere te werk gaat, zoo zal ze mis trouwende van haar zelve zyn, en wetende, hoe zeer zy de byftandt Godts van nooden heeft, zoo zal zy altoos voorfichtig zyn, en in den Geeft des Gebedts haar werk verrichten, altoos haar toevlugt hebbende tot  VROEDVROUWEN. %A fot Godt, die een iegelyk wysheidt geeft, dien dezelve ontbreekt en hem ernftig daarom aanroept. 5 XI. Zoodanig een Vrouw behoort niet minder goedertierend vtien* delyk en zagtmotdig te zyn: want de Vrouwtjes zyn zwakke vaatjes, en in de tydt van haar Kramen zyn zy pynlyk en ongemack lyk en dikwils kleynmoedig, en hebben van noden dat de Vroedvrouw^ zomtydts een hart in 't Lyf [preekt, haar goede hone gevende , zoo veel de waarheidt van haren toeftant en die van baar Kindt zulks kan toelaten. Het is niet altoos nodig het quaadfte te zeggen , wanneer zy gegronde hope heeft hetzelve te recht te konnen brengen : een Vroedvrouw moet verdraagzaam zyn , of fchoon de Barende Vrouwen haar zelve hier of daar door woorden ofte door daden, vergrypen; zy moet haar goedertierentlyk onderrichten en niet hart handelen, voornamelik in de eerfte Kraam, daar de Jonge Vrouwtjes nog heel nieuw en oneeoerient zyn ° Maar dit moet evenwel niet beletten, in zaken van gewiet en als het op het nypen komt, zy haar goede raadt niet in acht nemende , dat zy dan haar met ernft tot haar plicht vermaand en hier toe heeft zy wysheyt van noden, om den aart der Vrou' wen te onderfch^iden ; want zommige Vrouwen zyn' eelvb de Kinderen , die dan eens met zachtheidt vriendelykheidt en goetheidt, en dan eens met ernft en als met eenige hardieheidr moeten tot hare pligt aangedreven worden: zomtydts zynder zul ke elendige Vrouwen, die zoo gemakkelyk en haar zelve ver fchoonende zyn, dat zy liever haare Kinders in gevaar van fter ven in de geboorte zouden laten fteken, als haar zelve eenhr Ex traordinaar geweldt aan doen, om dezelve te helpen doorzaten Ja zoo men zommige naar hare pyn vermydende genegenhevdt en" volgens de begeerte die zy daar door uytdrukken, zoude laten bT gaan, zy zouden niet alleen haar Kinders laten omkomen maar ook veel eer haar zelve verzuimen, als de nodige pynen te lvden die er zomtydts geleden moeten werden, om een qualyk gekeert Kindt te laten keren en afhalen; en in zulken gevalle móet Zn Vroedvrouw of Vroedmeefter de Vrouwen met ernft tot hare pli " ver-  ii Van de E TG E NSCHAT 9 E N der vermanen, ter zeiver tydt, als zy haar door de goede hope van eeri gelukkige enfpoedi ge veiloiïinge onderdennen. XII. . Het paft ook ganfch niet, dat een Vrouw, die een Vroedvrouw wil zyn, fiyfborfdig en eigen/innig is, want een Vroedvrouw moet gaarne haar fin aan den wyzen raat van een ervaarne Doïtor of Vroedmeefter onderwerpen, die meerder geleert zyn en grooter kennifl'e kunnen hebben van de zaken ais zy; maar Vrouwen die te hoogmoedig zyn, om na den raat van wyzere als zy te werk gaan, of om haar werk aan een ander over te gevenr zyn capabel om alles te wagen, en het leven van Moeder en Kindt, tot offerhanden van hare hovaardye , aan 't uiterfte gevaar bloot te dellen. XIII. Het voegt ook niet wel, dat zwangere Vrouwen dat werk doen, voor al, wanneer zy hoog zwanger gaan; immers het is niet zonder veel gevaars, dewyl dat 'er vele zaaken kunnen voorvallen, die zoodanige zwangere Vrouwen konnen ontitellen ofte altereren', door welke vreemde imprefiien, die zy door het gevoel, of door het gefigt konnen ontfangen, hare Vrugten konnen befchadigt worden, behal ven dat het zeker is, dat in een zwaren Arbeydt een zwangere Vrouw ligtelyk de nodige kragten zullen kunnen ontbreken, en dan zullen zy evenwel door eergierigheid en om gewinshalve niet gaarne een ander het werk overgeven, en alzoo in haar phgt ligtelyk komen te ontbreken. XIV. Ook behooren zoodanige Vrouwen nugteren en matig te zyn,' ■want anders door veel eeten, gelyk zy daar geleger.theid toe hebben, worden zy dik, vet, grof en onbequaam; voor al, zoo zy by het eeten veel Wyn en Bier gebruiken: en boven al het overmatig gebruik van fterken Drank te vermeiden, om haar zelve niet onbequaam te maken; ook behooren zy trouw en fhizwyszende te zyn, om deze en gene dingen, die men lietlt verzwegen houdt, te bedekken, zy moeten ook niet uythuyftg en praatagug zvn op dat, wanneer men haar kan van nooden hebben , zy ftiaks by de hand zyn. Daar zyn nog vericheide andere deug-  VROEDVROUWEN. 13 den en gefchick hoeden, 't zy desLigchaams,'t zy def Geeftes, die welv Ilaaken, Schroeven, en ander vervaar-  ï4 m de EIGENSCHAFTEN der lyk Cercetjcbap, in dien ftaat een zieltogende I v,ia„ i , komen, voornamentlyk, als h^n ^^l^2^^ hulpe de Vrouw begint te quetz-n dan l v V ? Cnde en zwefende den, en eindelyk maleeï gemaLn er c /ï eeft te do°ken afgehaalt/en voorteffiS ^£^„ÏÏ?£ " ^ loont te zyn. meent nooit genoeg be- vSeln?n 2 ^J^JF^\£r^ Ampt beter paffen, als de Nknfchen na^odts Beeldt 'J,h Z°Ude haar mishandelen, en daar door met rl!l ? ^gefcIlai'en 200 te verlolTen , by de Vrouwen ?L 1 i , K°nft Van Vrouwen te met zoo'deV^ro^e ^y*di«^rHft^ ze de Vrouwen quamen te helpen Sk w f, befch^lde ™y- J»een zoude zo" moeyelyk aSTte^ "wegen zyn °"^°h ge' hare hulpe te bedienen zwegen zyn , om haar van — van de grootfte de onverzaJelyke gkri i7f ^^^mden Werden> e» dat is als de wehtani ^at^^\^ «g eigen gewin, deugt betoont een Froedm'elier vlZltt/^ 9 n Van deze °«pen wordende in een Stad of op het IVUm?? ,1V> geroe" BRUL* * bSXïïS^y-j- noodt ontfatige,,, veele M-Se„ L L g .,,et v00r af «> den na verdienfte, te w»ten na T,^ u 'V^^ lk ^gge den,  VROEDVROUWEN. ij den, dat men een goedt Operateur, die iemant van de Steen fnydty en daar toe een uur of een half befteedt, dat men die, zegge ik, zoude na de tydt konnen belonen, gelyk een gemeen Ambagts Man? zoo dat ware, daar zoude ligtelyk niemandt fig tot zoodanig een werk verledigen: van gelyke, wanneer een goedt Oculift een Catharafte ligt, en daar door een Blinde ziende maakt in min dan een half uur, zoude men nem wmen Deionen ais een nmoagtsMan die om een dag-huur werkt? zoo zou 'er ook mogelik niemandt gevonden werden, die zulks zoude willen doen. Zoo ook, wanneer een Vroedmeefter eene Vrouwe verloft, en daar door, zoo veel in hem is, Moeder en Kindt ofte een van beyde in H leven behoudt, zoodanig een verdient een Extraordinaire loon, eenigfints overeenkomelyk met de grootheidt en waardigheidt van het werk. Maar onder dat pretext moet het geen gedwongen loon zyn, nog het loon moet het vermogen van de Perzoonen die geholpen werden niet te bovengaan, en de geene die niet hebben om te vergelden moeten daarom niet in 't lyden gelaten, veel minder aan de wiffe doodt overgegeven of gelaten werden: waar is anders de Liefde de Barmhartigheidt en de Chriftelyke behulpjaamheidt\ moet die hier geen plaatze hebben ? zoo die hier geen plaatze heeft zoo zal die nergens te vinden zyn, een yder behoort zulken werk eerlyk naar zyn ftaat te beloonen, en de Vroedmeefters behooren l iemandt verleegen te laaten, ja de allerarmtle, die haar niet kunnen beloonen, met al zoo veel hert en Liefde te helpen als de allerryklle, welke goede difpofitie des gemoets Godts zeegeu zekerlyk over haar werk zbude trekken. CAPITTEL II. Wat een Vrouw dient te weten, om een goede Vroedvrouw te werden. HEt weten gaat voor het doen, gelyk het Lighaam voor de fchaduwe, zoo wie niet weet wat 'er te doen is, of wat ge-  3 6 . Wat een VROUW dient te weten enz te zy eg.er nog van „odi hebben door™' En nademaal dat het verloflèn der Vrouwen een werk U ,w mecft door ^yW, en ^ moet uitgewerkt werden zoo s het zeer nodig, ja abfoluit noodtzakelyk , dat de genen 'dL dat werk wfllen aanvaarden, eerft wel onderwezengwerdem de dingen, die zy van noden hebben, te weten en te kennen en deze dingen om met eenige ordre te gaan, zullen wy fteïenTe'zvn u Een generale kenniflè van de Vrouwelyke Teeldeelen wel ke en hoe die zyn , en waar en hoe die geplaatft zyn Ik Jet ?eenefle,lgHnerrlSK-ienniffe; WaM het is i4 met nodig, datzewe^" ten al e die fubtile en naauwkeurige obièrvatien, die danr 2! gemaakt en gedaan zyn, door eenige heel euriênft AnSoS het is genoeg, by exempel, dat zy hebben een £Sd£ti k are kemufle van de Lyfmoeder, van deszelfs Sehede van de Vrouwelykheid, van de Blaas en Endel-darm, van het Bekken deszelfs Beenderen form en gedaante, en hoe de Blaas de Sche' de en den Endel-darm daar in geplaatft zyn, en verders vfdt 2. Een generale en zelfs fpeciale kenniflè van het ondernam yerrichTen.^ by ^ ^ m°eten bebben> 0111 haa' wel te 4- ftoe  Wat een VROUW dient te weten, enz, 17 4. Hoe dat zy alle de qualyk gekeerde Kinderen regt zullen keren , of anders by de voeten afhalen. f. Hoe dat zy de Nageboorte zullen krygen. 6. Hoe datze na de verloffinge haar omtrent Moeder en Kindt zullen hebben te gedragen. CAPITTEL III. Van het BEKKEN en derfel-uer BEENDEREN- HEt zal zommige mogelyk vreemt voorkoomen , dat ik de Vroedvrouwen ga onderwyzen van het Bekken , derzelver Beenderen, en derzelver verfcheide formen en gedaantens. Maar tot de zoodanige moet ik zeggen, dat zy haar niet moeten inbeelden , dat derzelver kenniflè onnut ofte onnodig is: want het is zoo verre daar van daan, dat ik van die gedagte zoude konnen zyn, dat ik in tegendeel vaftftelle, dat die kenniflè haar niet alleen nuttig, maar zelfs geheel noodtzakelyk is; ja zoo noodtzakelyk, dat, zonder een klaar Denkbeeldt daar van te hebben, zy maar Hommelende en als blindelings met haar verftandt en ook met haare handen konnen te werk gaan, wanneer zy Barende Vrouwen in de verkeerde of onnatuurlyke geboortens moeten helpen; waar uyt noodtzakelyk moet volgen, dat zy haar werk dan ook niet zonder vele misflagen konnen doen. Het is waar, zoo ik zoude volgen de geenen die voor my gefchrevea hebben, ik zoude de noodtwendigheidt van de kenniflè dezer Beenderen en haare forme ofte figuuren met ftilzwygen voorby gaan, ofte immers zoo weinig daar van zeggen, dat de Vroedvrouwen geen ofte immers heel weinig nuttigheidt daar van zouden konnen hebben ; maar dewyl ik de kenniflè dezer Beenderen zoo wezenüyk nodig agte voor alle de geenen die ondernemen de Barende Vrouwen te helpen, zoo agte ik ook nodig, zoo veel als my doenlyk zal zyn, haar daar van de nodige Figuuren mede te delen, en dat zoo naakt en klaar als ik dezelven door een goet tekenaar na het leven hebbe konnen laaten verbeelden. _ C Doch  18 Van het BEKKEN en derfelver BEENDEREN Doch moet ik hier tot onderrigting van den Leezer zeggen, dat de Beenderen, die het Bekken uitmaaken, alle te gelyk in Ha re regte form en natuurlyke bniginge bezwanrlyk te verwonen zyn, om dat het geficht van de de eene het gelichte van de andere ligtelyk beneemt, en daarom hebbe ik nodig geagt, dat een ze t de Bekken, m twee volgende Figuuren , Veelfns wierde voor geftelt , nament yk de eerfte van de twee volgende Figuuren lil TVfeVeh,eel Be!^en r6gt van vooren i ™ar doof™ alle defielfs Beenderen klaar en onderfcheydentlyk kan fien als ook de bovenfte rand van de holligheidt L >t Bekken en 'deszelfs form en grootte na de proportie van de Beenderen - maar al zoo men in deze Figuur in de holligheidt des BekkS s'infiende v ak tegens het Heylige Been aanfiet, en daarom d4ffi bolt en kromte op deze wyze met klaar heeft konnen verbeelden zoo h t0t meerdCr ïMjheidt> in ^ daaraanvolgende Figuur het Bekken van ter zyde doen tekenen: en op dat men des te beeter e„ onverhindert de buyging van het Heylige Been zoudef koSren befchouwen, zoo hebbe ik de eene helften de Beendemi d ar van afgelaaten, gelyk wy ftrak in de VerklaringfvïïX Figuuren zullen fien; en de geene die door deeze tekeningen nog geen klaar en diftmft Denkbeeldt van het Bekken konnen bekocS men, die raade ik de moeyte te neeroen, en befien eens by deze Figuuren een geraamte, en bezonderlyk dat van een Vrouw Tn dan zullen zy alles klaar konnen verfïaan, en te tóykfien r£ het met wel moogelyk is de Beenderen klaarder !e konnen ve beelden, als dezelve hier verheelt zyn. Op dat men weTen ma? waar door dat men het geraamte van een Vrouw zal konnen onderfcheiden van dat van een Man, zoo zal ik dit hiet byvoegen dewyl het ook kan dienftig zyn tot ons onderwerp, namenUvk' dat de ruft oïfit-beemjes m de Vrouwen met haare onderfte punten gemeenlyk met zoo na aan malkanderen ftaan als in de Mannen nog zy gaan ook gemeenlyk niet zoo fchuyns neder na de punt n' t Staart-been toe, als die van de Mans: en dit heeft de wyze en te gelyk ganfeh genadige Schepper goed gevonden zoo te maken tot voorkominge van nog meerder zwaaré geboortens en moeyelvke veiloffipgen, die evenwel nog gemeen genoeg zyn. mo^Q[^ Ver-    Van het BEKKEN en derfelver BEENDEREN. 19 Verklaaring van de Eer(le FIGUUR. aa Het opperfte van het Os Sacrum of HeyJig Been daar de Wervelen van afgefcheiden zyn. bbbb De vleugelen van het Bekken, van zommige renaamt de Darm-beenders, om dat de Darmen daar op ruften, deze maken zelfs eigentlyk het hol van 't Bekken ofte de Kom niet uyt maar zyn gelyk den breden rand aan een Scheerbekken, en ftaan met haar breette ook met rontom het Bekken heen, maar alleen aan beyde de zyden, en met voor nog agter, evenwel meer na acteren als naar vooren; maar by de letters cc cc helpen zy den rand van 't hol -van 't Bekken uitmaken, en by ƒ, daar een van de inwendig zyd- ■ beenderen vertoont wordt, en dat niet anders fchynt te zyn als een nedergaande punt van dat opftaande Darm-been, daar maken zy de inwendige zyde van het Bekken. cccc De agter zyde van de opperfte rand van het Bekken durf aan het Os Sacrum. : ' 5 dddd De Gemagt of Schaam-beenderen ; welkers oppert deeltens den rand van het hol van 't Bekken van voren uitmaken eee De vooruitfteekende kromte van het Heilige Heen, makende het agterfte gedeelte van den rand van 't hol van 't Bekken. /De nederdalende punt, ofte inwendige zyde van het linker Darm-been, anders het Os Coxendicis genaamt. gg De Panne van de Heupe-beenderen, waar in de Hoofden van de Dye-beenderen haar bewegen. aaeeehhbh De Schyn-wervel-beenderen van het Heilige Been met haare gaten en t' zamen-voegzelen, die gemeenlyk t' zamen maar een Been uitmaken. hhh De punt van 't Heilige Been, 't Staart-Been, Os Coccvm genaamt, beftaande uyt drie Wervel-beentjes, dewelke t' zamen gevoegt zyn met Banden, gelyk de Lende-Wervelen. ii Twee nedergaande deeltjes van de Darm-beenders. * i. Het nedergaande deel van het Schaam-been, Os Pubis k 2. Het nedergaande of zyde-deel van het Sit-beentie Os Cox™ dicis genaamt. C 2 k. i. De  2 o Ver klaar mg van de eerfte FIGUUR. k. 3. De plaats daar het Schaam-been en het Os Coxendicis te zamen komen. II De gaten van de Sit-beenderen. mm Het hol van 't Bekken. NB. De Punten van 't Os Coxendicis en */ Os Pubis noem ik de Sit-beentjes, om dat men daar op fit. D. E. Siet de Aanmerkinge agter het Negende Hoofdftuk. Nader verklaring van deze BEENDEREN. Na dat wy de namen van yder Been van het Bekken aangeweezen hebben, zoo zal het niet ondienftig zyn hier by te zeggen: L Dat deze Beenderen in alle Menfchen, ja zelfs in de Vrouwen, niet alle even eens geformeert zyn, maar differeeren beide in farm en in grootte, na dat de Lighamen zyn: de grootfte Vrouwen hebben niet altoos de wytfte Bekkens, maar het wort zomtydts wel ter contrary gevonden; zommige Vrouwen hebben het Bekken dieper, andere breeder, andere wyder, andere platter, andere ronder, andere meer ovaal enz., zonder dat men daar gewiffe redenenvan kan geven: en dit zal ons in 't gevolg ftoffe geven, om verIcheide zeer nuttige en nodige Aanmerkingen daar over te doen, tot onderwys van de leerende Vroedmeefters en Vroedvrouwen. IL Dat deze Beenderen in den eenen Menfch veel anders van fubftantie zyn als in den anderen, want in zommige vindt men veele zenuwagtige of kraakbeeninge t' zamenvoegzelen, die in de andere wezentlyk en vaft Been zyn, ja in zommige zyn de t'zamenvoegzeleH zoo te zamen vereenigt, dat het bezwaarlyk te kennen of te onderfcheiden is, of het altoos een of meer Beenderen zyn geweeft 1 waar uyt in 't gevolg zal blyken, dat uyt dien hoofde de eene Vrouw veel ligter zal kunnen verloflèn als de andere. Want daar in de eene de Beenderen ftyf en als onbeweeglyk vaft de verwydering der deelen wederftaan, daar wyken en buigen die in de andere en maken plaatze voor het doorperffende Kindt.  Verklaring van de eerfte FIGUUR. 21 III. Dit alle deze Beenderen door Banden ofte een kraakbeeninge ftoffe plat tegens malkanderen zyn aangevoegt, en daarom zoo lang dezelve ftoffe niet verhart ofte verbeent is, bequaam geao-t moet werden, om door geweldt te konnen rekken en verlengen en derhilveu ooizaak zyn, dat de Beenderen den eene van den andere konnen afwyken ofte verfchuiven: waarom niet geheel kan verworpen werden het zeggen van zommigen, die ons verzekeren gevoelt te hebben, dat in zwaren Arbeidt de S:haam beenderen zeer wyt van een geweeken waaren, hoewel ik van gedagte ben dat zulks zeeer zelden gebeurt, ja ook niet nodig is; dewyl door die vaneenwykinge geen groot voordeel is te wagten, en daarom onnodig daarvandaan hulpe te zoeken. De grootüe opening of verwydering van het Bekken, tot doortogt voor het Kindt, moet gemaakt en verkregen werden, niet door 't vaneenwyken van de Schaam beenderen, maar door het a°-teruytwyken van het Os Sacrum, 't zy dat het wykt in zyn geheel ofte alleen met zyn punt. De zwaarile en moeijelykfte Baaringen gefchieden niet zoo veel door de naauwte van den bovenrandt van het Bekken als door de naauwte tuffchen de Sit-beentjes en het Staart-been, Os Coccygisen nog het een nog het andere is niet het gene het allermeefieen eygentlykfte den doortogt van het Kindt verhindert, maar het is gemeenlyk de verkeerde legging van het Kindt en meeft die van de Tvf. moeder, of ook wel van beide te gelyk, die het moeijelyk doorpafleren veroorzaken,derhalven is 'er weinig aan gelegen of deSchaambeenderen wyken ofte niet. Alle Beenderen door banden plat tegen malkanderen aan gevoegt konnen verglyden en uit haar natuurlyke plaats verfchuiven en by zekere toevallen ongelooflyk los werden. Ik hebbe Kinderen gezien, welkers Dye-beenderen wel in de pan van het Heupe been ftonden, en welkers eene Been nogtans in 't gaan meer als twee Vinger breet opfchoot, en waarlyk al zoo veel over eene zvde mank gingen, als of zy ontheupt waren geweeft, en dien egter met anders fcheelde, als dat het Heupe-been, of Darm been anders genaamt, door relaxatie van deszelfs banden, in zyne voegzeien los C 3 - was,  2 2- Verklaring van de Eerfte FIGUUR. ' ZhrïJ*; T ietCr ?aal in 'l &m niec het Sehe!e been op en neder fehoof, Ja deze banden waren zoo verfiapt en verlengt, dat n en e been met eene handt vattende konde op en neder fchuiven zonder nmg geweldt en zonder het Lighaam daar door te beween Uok hebondervonden aan een zeker Kindt, welkers'dve-been door een Gallus aan het heupe been vaft veren gt en deWnl ve m het gewrigt van de heup ftyf en onbeweeg k ftonIt dat door veel Arbeidt het heupe been i„ zyne voegzelen by heï Os st crum en het Os Coxendicis is los geworden, en dat de banden zoo damg gerekt zyn, dat hy zig zoo verrè heeft konnen bniSn dat hy heeft konnen op een ftoel fitten en met zyn Handen aan zvn Voeten reiken , het haupe been zig draiende by na op dezelve 51. ze gelyk als het fehouderbladt, dat in de fchWdooee3 lus onbeweeglyk aan den armpyp is vaft gegroeit, welke arm als «^ïn, gelyk ik verfcheide malen naauwkearig geobferveert heb niPc bhdTz F^^oVseflder!eiWyZe;e dien het?etudne - wadt zehs altoos te gelyk met den arm heen en weer werd bewoon doch het belet, dat de beweging niet zco volkoomen en niet SS gemaklyk als anders kan gefchieden. g Ook hebbe ik verfcheide Patiënten gehadt, welkers Wervel-beenderen in de rug zoo verre over malkanderen gefchoven waren dat daar door een volkome lamheidt is ontilaL in de onderdelen de Ltghaams, de Beenen 't eenemaal berooft zynde van SfJS wftltge bewegingen, dewelken of fchoon verfcheide Jaren tó££ Tr™ Se;vecft van alle bewegingen, dezelve egter by trappel^ derom gekregen hebben, na de mate dat ik de wervel-beenden Jllengskens wederom op haar plaats gefchoven hebbe, en da atdoo hebben dezelven wederom konnen gaan en ftaan: hoewel zv nnoir tot haar volle fterkte zyn gekomen, gelyk als zy te vooren ge vee waren, om dat de hertelling van de verfchove Wervel- been deren iiooii: zoo volkomen is gefchiedt, of daar is altoos enige verkeerde lchikking in overgebleven. 6 vei^ecrue Daar 2yn ook vele Menfchen, dewelke over een of beide zvden mank gaanj zy gaan met holle lendenen en gebooge knyën de knyen tegen of over malkanderen zettende en de voeten Tv 'van maikanderen, met de teenen wat naar binnen gedra*TS*Z de    Verklaring van de Eerfte FIGUUR. 2$ de figuur werd veroorzaakt door de opkrimpinge der zenuwen ofpezen die het heupe-been met zyn boven einde na vooren omtrekken waar door liet dye-been en heupe-been niet regt maar fcheef gebogen op malkanderen ftaan: die Menfchen zegt men gemeenlyk, doch verkeerdelyk, dat gezwikt zyn geweeft, en andere beelden haar verkeerdelyk in, dat de zoodanigen ontheupt zyn, vetftaande daar door dat het dye-been uit de pan van het heupe-been is geweeken, doch het is qualyk begreepen door gebrek van naauwkeurige opmerkinge en komt uit geen andere oorzake , als 't gene ik gezegt hebbe. Uyt welke exempelen dan klaarlyk blykt, dat de banden konnen rekken en by gevolg de Beenderen meer of min vaneenwyken, na dat de banden week of na dat het geweldt dat 'er op gefchiet groot is. Maar of dit gemeenlyk in de Baaringe gefchiet, zullen wy hier niet onderzoeken, om dat wy daar van nuttiger zullen konnen fpreeken, als wy van de oorzaak der zwaare Baaringe zelfs zullen handelen. Ver klaar ing van de 7 wee de FIGUUR aaaaa Zyn vyf Lende-Wervelen, makende een gedeelte van de Ruggraat. bbbbbb De Schyn-wervel-beentjes die het Heilig Been uïtmaaken. cc Het Os Coccygis beftaande uyt drie Werveltjes, door Banden aan een gehegt en daarom buigbaar. d Het regter Darm-been. e Het regter Schaam-been ƒ De zyde van het zelve regter Schaam-been, daar het met een bandt aan het linker t'zamengevoegt is geweeft, waar in men de putjes en gaatjes fiet, daar in de bandt met het Been vereenigt is geweeft. g Het regter Sit-beentje. b Het Os Coxendicis of nederdalende punt van 't Heupe-been, het welke beneden by de letter g het Sit-beentje helpt uitmaken, zoo dat de .Beentjes/, g, b> maken met haar drie het Sit beentje uit,  %\ Verklaring van de Tweede FIGUUR. uit, 't welk boven by ƒ genaamt is, het nedergaande deel van het Schaam-been, en by h het Os Coxendicis , welke Beenderen ui de Kinderen yder een byzonder Been is; want het Os Pubis of Schaambeen ftrekt fig uit van ƒ, e, tot n, alwaar het gefcheyden is (te weten in de Kinderen; van het Darm-been, en van het Os Coxendicis: en by ƒ daalt het nederwaarts na de letter g, alwaar het door_ een bandt of kraakbeenige ftoffe met het Os Coxendicis verenigt is: Welke bandt of kraakbeen daar naar verhart en tot een been werdt. Zoo werdt ook de bandt of het kraakbeen, daar tiet Os Coxendicts mede verenigt is by de letter n, met de tydt verhart en met het Heupe been tot een Been; en deze drie Beenderen, namentlyk het Os Pubis het Os Coxendicis en het Os ilion, dewelke alle drie by de letter n in de Kinderen gefcheiden en door banden verenigt of aan malkanderen gevoegt zyn, maken t' zamen de pan of holte daar het hooft van het Dye-been in draait, ki de i» biguur getekent met de letter g. iiii Een fchets ofte itreep quansvvys den Buik vertonende. n De plaats daar omtrent de Navel des Buiks behoort te ftaan / De van agter uittekende bogt van het Os Sacrum m De paffagie of tuflchenfpatie tuflchen het Schaam-been en de punt van het Os Sacrum, genaamt Os Coccy^is. n De plaats daar in de Kinderen door een Jun&uur de drie Beenderen Ilio», Pubis, en Coxendicts gefcheiden en door banden aan een gehegt zyn. A.B.C. Ziet de Aanmerkinge agter het Negende Hoofdftuk. Nader verklaaring van deze BEENDEREN. Twee byzondere redenen hebben my bewoogen om de lerende Vroedmeefters en Vroedvrouwen deze Beenderen aldus op de zvde te vfT"en' eerft om hier door de buiging van het Os Sacrum ot Heilig Been wel te reprefenteren, want door de eerfte Figuur kan die buiging onmogelyk wel verheelt worden, want gelvk men door de eerfte Figuur beft de holligheidt van het Bekken en deszelfs opperfte deelen kan beichouwen; aizoo kan men door deze beter zien de inwendige deelen en byzonuerlyk de buiging van het heihgc Been. m^  Verklaaring van de Tweede FIGUUR. Want het Os Sacrum gaat niet in een regte lyn met de Ruggraat, maar de Rug-graat kromt zig eerft wat voorwaarts uit, door zyn onderfte Wervel-beenderen en door de bovenfte Wervelen van het Os Sacrum, en dan buigt het fchielyk agterwaarts op zoodanige wyze, dat het in fommige Lighamen byna in't winkel uitgeweken ftaat; en dit doet het allermeeft, wanneer dat 2 a 3 van de daar op ftaande Wervel-beenderen ook met een korte doch kromme bogt gebogen zyn , gelyk dikwils gefchiet: Maar gelyk het door zyn bovenhelft naar agteren toe uitgebogen isjalzoo is het in tegendeel door zyn onderhelft, of onderile gedeelte , van / tot tn wederom naar voren ofte naar binnen toe ingebogen, zig uitftrekkende of wyzende met zyn punt omtrent na de onderile punten van de Sit-beentjes, en maakt daar met de Sit-beenderen een enge palLgte , tulïchen welkers tuffchen-fpatie de Lyfmoeder, de Schede, den Endel-darm, en den hals van de Blaas geplaatft zyn. De tweede reden die my bewogen heeft om deze figuur voor te ftellen, was, om de lerende Vroedmeefters en Vroedvrouwen van den aanvang aan te disabuzeren van zeekere verkeerde bevattingen , daar in men gemeenlyk valt door gebrek van de regt grondige kenniffe van de gelegentheidt van deeze Beenderen. Deze verkeerde bevatting, waar van ik verfla te fpreken, is, datde lerende Vroedvrouwen haar gemeenlyk inbeelden dat de Lyf moeder en derzelver Schede gelegen zyn na de lengte van het Lighaam, en daarom, wanneer zy een Vrouw willen onderdaan, zoo fteken zy de vingeren regt van haar in de Schede na de lengte van de Vrouw, en dan flaiteii zy met de vingeren tegen het naar agter uit febogene deel van het Os Sacrum en den Endel-darm, alwaar zy de Lyf-moeders mont niet vindende, in haare bevattinge confuis werden : welke verkeerde bevattingen zuilen verdwynen, wanneer zy een klaar Denkbeeldt zullen hebben van de holligheidt van het Bekken, en te gelyk zullen weten, hoedanig dat de Lytmoeder daar in geplaatft is. De holligheidt van het Bekken is met zyn lengte gelegen, met na de lengte van de Rug-graat, maar van onderen fchuyns na voren toe opgaande, te weten ais of men door dezelve na de Navel  26 Verklaar 'mg van de Tweede FIGUUR. des Buiks wilde taften; daarom moeten de genen , die des Lyf" moeders mont willen bereiken, haare vingeren niet regt uit tegens het omgebogen Os Sacrum aanfteken, maar dezelven van onderen naar om hoog voeren, als of zy door de Vrouvvelykheidt na de Navet des Buiks wilde tallen: en om dit des te beter te verftaan, zoo ftelt deze tweede figuur eens op zyn kant voor U, zoo zult gy het Schaambeen als van voren, en te gelyk vlak in de holligheidt van 't Os Sacrum aanfien; doet als of gy van tuffchen de Schaam-beenders door, daar de plaats der Vrouwelykheidt is, de vingeren van U af wilde fieken na de lengte van het Lighaam, en gy zult zien, dat gy UW vingeren vlak tegens de bogt van het Staart-been aan zult brengen; maar zoo gy met een ingeboge hand, met UW vingeren van onder de Schaam-beenderen na de plaats van de Navel des Buiks tallen wilt, zo© zullen Uwe vingeren de mont van de Lyf moeder haaft ontmoeten, als het eerfte dat U in den weg zal tegen houden: deze opmerkinge zal mogelyk zommige Konft-oeffenaars gering voorkomen , meenende dat leerende Vroedmcejlers en Vroedvrouwen daar weinig aan gelegen is, maar ik weet hoe vele verwerringe my baarde, in 't begin van myn praclyk, het gebrek van deze nodige opmerkingen, en daarom agte ik nodig dezen fteen des aai.ftoots vcor andere lerenden uit den weg te nemen, of liever denzeïven aan te wyzen, op dat zy die mogen vermyden; en in het vervolg van dit Tractaat zal nog verder blyken, wat nuttigheidt ons deze kenniflè in verfcheide voorvallen zal baren, wanneer wy van de Barende Vrouwen zullen fpreeken. Zoo nu iemand mogte vragen, hoe groot dat de holligheden der Vrouwen Bekkens zyn? ik antwoorde, zy zyn ongelyk van grootte , gelyk de Kinderen ook ongelyk van grootte zyn, die door dezelven moeten palferen; en derzelver grootte kan rïiet beter vergeleken werden, als by die van de hoofden der Kinderen, die veeltydts niet als met veel drrmg en klem daar door konnen pafieren. C A-  Van de L TF-MO ET>ER 17 CAPITTEL IV. Van de LIF-MO EDE R. NA dat wy de lerende Vroedmeefters en Vroedvrouwen onder; wezen hebben in de nodige kenniflè van het Bekken en derzelver Beenderen, zoo zal het ook nodig zyn haar te fpreken van de Lyf-Moeder, dewelke eigentlyk het Vrouwelyke teeldeel is, waar in een Vrouw het zaat omfangt en bewaart, tot dat de ontfangene vrugt tot volle rypheidt is gebragt. Zonder Lyf moeder en kan geen Vrouw Kinderen voortbrengen, hoewel zommigen haar zulks verkeerdelyk hebben ingebeelt, om dat zy meenden, dat zommigen nog Kinderen hadden geteelt, na dat haare Lyf moeder was uitgefneden: maar haare misvattinge lag daar in, dat zy de Lyf moeders Schede voor de Lyf-moeder zelfs hebben genomen, want men heeft in verfcheide exempelen gefien, dat een gedeelte van de Lyf-moeders Schede zeer groot uitzakkende is bedurven geworden, waar door men is genoodtzaakt geweeft om het zelve af te fnyden, welke Vrouwen na haare genefinge nog Kinieren hebben voortgebragt, maar nooit heeft een Vrouw zonder Lyf-moeder eenig Kindt ter Werelt gebragt. En om van de Lyf moeder onderfcheidentlyk en klaar te fpreken, zoo zal het niet ondienftig zyn dezelve te befchouwen, of op haar zelve, ofte voor zoo verre zy vereenigt is met haar Schede voor en na de bezwangeringe. Voor de bezwangeringe, in onbevrugte Vrouwen en Dochters, zyn de Lyf-moeders van een zeer dikke en vafte fubftantie, zyn de t' zamen geftelt uit een ontelbare meenigte van veelelagtige vaatjes, als aderen, ilagaderen, klieren, zenuwen, en apparènt ook uit watervaten, dewelke alle te zamen zoo kondig t' zamen geweven, in en door malkanderen vermengt en vereenigt zyn, dat ze tezamen dit wonderbaare Lighaam t' zamen ftelien: ik noem het met regt een wonderbaar Lighaam, want van allen tyden zyn'er wyze en geleerde luiden geweeft, die haar in 't navorfchen van de woaderlykheidt vae dit veiwonderlyk 1.1 el verwondert hebben. D z De  ï8 Van de L ÏF-MO ET) ER. De Lyf-moeder, op haar zelve geconfidereert, is van'form uitwendig aan te fien niet heel ongelyk aan zommige soorten van Peeren dop- vry wat platter van onderen en van boven . daar ze tegen de Waas en Endel-darm aan gelegen is, van onderen van boven glat en effen, maar aan de zyde wat ongelyker, gelyk de volgende figuur aan wyft» Verklaaring van de Derde FIGUUR. aa Des Lyf-moeders bodem ofte grondt. b Der zeiver mont ofre ingang. cc Des Lyf moeders Schede die geopent is, waar door men den mont van de Lyf-moeder en de plooien van des Lyf-moeders Schede kan zien. dddd Des Lyf-moeders banden met een gedeelte van haare Vliefen. ■, r> u u ee De Trompetten met de Vliefen, waar agter de Ballen verborgen zyn. , c , lk hebbe deze Figuur omtrent levens grootte laten attekenen, op dat de lerende Vroedvrouwen daar van een naakt denkbeeldt zouden konnen hebben, en hier door beter konnen bevatten het gene wv van tydt tot tydt daar van zullen zeggen; als mede om liet onderfcheidt te zien tuffchen een onbevrugte en tuffchen een bevrugte Lyf-moeder wanneer wy hier naa in de vierde figuur een bevrugte Lyf-moeder zullen vertoonen. > a. • Ik zal hier maar alleen byvoegen, dat derzelver inwendige holligheidt zeer klein is, ja zoo "klein, dat als men dezelve, zonder die eerft te verwyderen, door-fnydt, zoo fchynt derzelver holligheidt maar als een fpleet, leggende het onderfte en bovenfte gedeelte als plat op malkanderen; en het is qualyk begrypelyk, hoe dat het zaadt daar kan indringen, ten zy dat op de tydt der t zamenkomfte dezelve verwydert wert, door 't gevoel, waar mede een Vrouw op die tydt byzonderlyk is aangedaan, welk gevoel waarfchynelyk haar dient ter ontfankenifl'e, gelyk daar na in tegendeel de Ween dienen tot de Baringe. Myn voornemen is niet om alhier te fpreken van de °nttante«    Verklaaring van de Derde FIGUUR. 29 nifle, en hoe dezelve toegaat: van waar en hoe de Vrugt zyn begin en voortgang neemt: hoe dezelve gevoedt wert, en menigte andere dingen, die de Vroedvrouwen tót haar werk niet van noden hebben. Derhalven zal ik my niet ophouden om te fpreken van des Lyfsmoeders Trompetten, van der Vrouwen Ballen enz. maar ik zal hier maar van des Lyf-moeders Banden met een woordt aanroeren: 1. Dat het voornaamfte gebruik van des Lyf-moeders Banden is, het Lighaam van de Lyf moeder in haar regte te houden, gedurende de tydt van onvrugtbaarheidt, en ook eenigfints gedurende het zwanger gaan. 2. Om na de verloffinge dezelve door haar inkrimpen weder in de regte plaats en in de regte portuur te brengen, want door het rekken ofte verilappen van deze Banden ende Vliezen, waar aan de Lyf-moeder vaft is, wert gelegentheidt gegeven aan het nederfmken van de Lyf-moeder, en ook aan de fcheve legginge van dezelve, gelyk wy hier naar breeder zullen zien. De Lyf moeder legt niet maar zoo los en bloot in 't Lighaam," maar zy is van voren vaft aan de Blaas, en van agteren aan den Endel-darm, en ter zyde aan de Vliefen en Banden: niet digt aan den Bodem, maar digt aan de Lyf moeders mont, welke Lyfmoeders mont in zyn ganfche ronte overal vaft is aan de Lyfmoeders Schede, gelyk deze derde Figuur klaarlyk vertoont. CAPITTEL V. Van des Lyfmoeders SCHEDE. DEwyl onze wyze Schepper goedt gevonden heeft de Lyfmoeder zoo te maaken en daar te plaatzen, zoo als hy dezelve gemaakt, en daar hy dezelve geplaatft heeft, zoo was het nodig dat 'er een weg was door dewelke het zaadt in de Lyfmoeder konde mgevoert werden: en de Lyf-moeder ontfangen hebbende, en de Vrugt ryp geworden zynde, zoo moeft daar ook noodtzakelyk een pailagie wezen, door dewelke die zoude konnen D 3 pas-  $o . Van des Lyf Moeders SCHEDE. paüeren, om alzoo ter Wereldt geboren te konnen werden : en deze opene weg van de Vrouwelykheidt tot de Lyf-moeder, en van de Lyf moeder tot de Vrouwelykbeidt, is dat gene dat men gemeenlyk des Lyf-moeders Schede noemt Peze Schede ofte Lyfmoeders Koker wert van anderen genaamt de Lyf-moeders Hals, en hoewel het evenveel is, hoe de dingen genoemt werden, als men maar weet en verllaat, wat men door die benaming betekent, zoo is 't evenwel, dat men in do keuze der namen moet tragten de zoodanige te verkiezen, die meeft met den aard der zaken overeenkomen , en die mind verwerringe toebrengen aan de genen, die haar van die benaminge bedienen, om malkanderen daar door haare Denkbeelden overteleveren; alhoewel de naam van des Lyfmoeders Schede my niet zeer klaar voorkomt, om die zveg ofte doortogt van en tot de Lyf-moeder te beduiden, en dat ik om nieuwigheidt te vermyien geen andere zoeke intevoeren, zoo preferere ik denzalven nogtans boven die van des Lyf-moeders Hals; waar door de Schryvers, die zig daar van bedienen, dikwils moeite he 'ien, om des Lyf moeders Schede van de Lyf moeder zelf te ond ifcheiden, en daarom ook genoodtzaakt zyn den inging van de;i eenen die van den andere te onderfcheiden met de naam van ia en uitwendige mont van de Lyf-moeder; verftaande door de inwendige mont van de Lyf-moeder den mont of ingang van de Lyf moeder zelve, en door de uitwendige mont de Vrouwelykheidt, ofte den ingang van des Lyfmoeders Schede, het weike dikwils den Lezer verwerringe veroorzaakt, en om die verwerringe te vermyden, zoo waartchouwen wy hier den Lezer, dat gelyk de Lyf moeder zelf maar eenen mont, ingang, ofte opening heeft , dn wy ook nooit van geen anderen ventaan te fprekeu, en wanneer wy fpreken van de mont van de Lyfmoeder, dit wy de Lyf moeder altoos zu'len aanmerken, gelyk zy waarlyk is, een Lighaam op haar zelve, hoewel aan aniere delen vaft en wanneer wy zullen fpreken van des Lyf moeders Scbede, zoo zullen wy nooit de Lyf-moeder zelfs daar onder begrypen, en dus ttóene ik, dit wy de mtnfte verwerringe zullen onderwerpen zyn. Deze Lyf-moeders Schede is vol plooijen en rimpelen, gelyk men ia de derde Figuur kan fien; zy laat haar genuklyk uitrekken.  Van des Lyf-moeders SCHEDE. 31 k«n, zoo in de Wydte als in de lengte,en dit was noodtzakelyk om» in de tydt vaa de verloflinge, tot een doortogt voor het Kindt te verrtrekken, en daar na weder intekrimpen; ook moeft dezelve in de lengte rekbaar zyn , om geduurende het zwanger gaan langer te konnen werden; want door dien alsdan de Lyf-moeder dikwils zeer hoog opklimt in den buik, zoo moet noodtzakelyk de Schede in de lengte toegeven. De Schede des Lyf-moeders is ook zagt en glat, gemeenlyk met eenige flymerige vogtigheden als befmeert, en daar door ook te bequamer, gelyk gezegt is, om het Kindt te laten doorpalferen. Maar gelyk de zagtigheidt en rekbaarheidt van de Lyf moeders Schede behulplyk is aan den ftaat der zwangere Vrouwen, zoo geeft ze ook in tegendeel gelegentheidt van ongemakken, die de Barende Vrouwen dikwils overkomen: te weten aan het uit of nederzakken van de Schede zelve , ende ook wel aan het nederfinken van de Lyf moeder ; en dit gebeurt wel meert aan Vrouwen , welkers Bekken wydt, welkers Lyf-moeders mont dik of hard, en welkers Vroedvrouw onagtfaam of onkundig in haar handt werk is, gelyk wy de reden daar van op zyn plaats nader zullen zien en klaarlyk aantoonen. De Lyf moeder met de Schede zyn te zamen vereenigt, gelyk in de derde figuur te zien is; de punt van de Lyf-moeder, by der zeiver mont, een weinig in de Schede uytftekende, of te puntig nederhangende, zoo datze in onbezwangerden, en zelfs in de eerfte maanden van bezwangering, punts-gewys gevoelt en getart kan werden: maar wanneer in de verloffinge de Lyf moeders mont verwydert en uyegerekt is, dan fchynt het by na als of de Lyf-moeder en de Schede maar eene zak te zaamen uitmaaken; en het onderfcheidt van de Schede en de mont van de Lyf"m°eder kan alsdan.niet wel anders onderfcheiden werden, als door dat de Schede dunder en zagter, en de Lyf-moeders mont dikker en harder is: en dan js 'er geen punt te voelen, en door deze verandering kan als 't nodig is beft gegift werden de naby of verafheidt van de tydt der verlollinge; ik zegge gegift, want den precifen tydt kan daar door niet onfeilbaar vallgeftelt worden. C A-  3%' T>e plaats van de L TF-MO ET) ER. CAPITTEL VI. Waar en hoe de LTF MOET>ÈR geplaatft is. TT Et is niet genoeg, dat de Vroedmeefters en Vroedvrouwen weten iTl de gedaante van de Lyf-moeder, en die van derzelver Schede maar zy hebben ook wel van noden te weten en te verftaan, hoe en waar dezelve gelegen zyn, als ook waar aan en hoe dezelve vaft zyn,. op dat zy in den Arbeidt met vrymoedigheidt de Barende Vrouwen kunnen te hulpe komen, zonder haar te quetfen, ofte aan deze ofte gene deëlen te bejchadigen. De Lyf moeder en haare Schede zyn vaft, van onderen aan den Endeldarm, en van boven aan den blaas ofte deszelfs hals. De Schede van de Lyf moeder is van haare ingang, te weten van de Vrouwelykheidt af, tot aan de Lyf-moeder zelfs, in haar gantfche lengte en ronte vaft, van onderen aan den Endel darm, en van boven aan den bals van de Bluas enz.; maar de Lyf-moeder zelfs is maar aan haare onderfte delen vaft, voor aan den ingang ofte by de mont van de Lyfmoeder, en wat hoger; en daar is zy vaft beide aan de blaas en aan den Endel darm, en kan niet als met geweldt daar van afgefcheurt werden. En dewyl de Lyf moeder, zonder van haar banden te fpreken, maar met haar onderfte gedeelte aan den blaas en Endel-darm valt is, zoo wert haare uitbreidinge en vergrotinge daar door niet verhindert nog belet, maar zy is vry om zoo wyt uitgezet te werden, als het immers nodig is. En dewyl de blaas en den Endel-darm ook weeke en rekbare delen ayn, zoo heeft de Lyf-moeder ook genoegzame vryheidt, om lager neder te kunnen zakken, en ook om hoger opgeheven te werden, wanneer het de noot vereifcht. De Lyf moeder is geplaatft in het bovenfte gedeelte van de holligheidt van het Bekken, en dat niet zonder een byzondere wyze befchikking van den al voorfienden Godt, die alle zyn werken met wysheidt heeft gemaakt, ende als met maten heeft afgemetin; deze plaats geeft gelegentheidt aan het Mannelyke lit, om  ■ aa Het Lichaam van de Lyf-moeder. b Des Lyt-moeders mont ofte ingang.' cc Des Lyf-moeders Trompetten. dd Des Lyf-moeders Banden. ««De Schede van de Lyf-moeder afgekort; C A-   -  Van des L TF-MO EVERS Dikt el 3 $ CAPITTEL VIII. Van des L 2 F MO EDERS Dikte in de Bezwangerde Vrouwen. /^lElyk de wysheidt Godts by uitnementheidt heeft uitgeblonVT ken in 't formeren van den Menfch, zoo heeft het Godt ook behaagt de Vrouwen, door een byzonder voorregt boven veele dieren, met zoodanige Lyf-moeder te voorzien, die als het nodig was konde uitzetten en groot werden , en te gelyk omtrent dezelfde dikte behouden, die dezelve heeft, wanneer ze kleinen onbevrugt is; en die niet tegenftaande derzelver grootte en dikte, die dezelve ten tyde van de verloffinge heeft, nogtans in weinig uuren ofte dagen wederom omtrent tot haar voorige kleinte en vaftigheidt kan inkrimpen. En op deze zaak is het dat Monfieur Mauriceau, in 't Boek van de Krankheden der zwangere Vrouwen pag. 13. zegt: Dat byna alle de famcufe Anatcmifien, en een oneindig getal andere Amheurs, ons verzekeren, dat de Lyf moeders door een mirakel van de natuur, dat boven anderen te verwonderen is dikker werden na de mate dat zy grooter werden, van den dag der mtfankemjfe lot den dag der geboorte. Maar hy die van contrarie gadagte is, voegt daar ook by, dat hy verwondert is, dat Dulaurens, Rtolan, en Bartolinus, die dierbare Fakkels van dé Anatomie, zo» weinig licht gehadt hebbtn,' dat zy zoo grooten valsheidt niet hebben ge~ kendt: hem aangaande hy verwerpt dat gevoele der Ouden geheel en al, en tragt het contrarie te bewyzen, en vak in tegendeel in zoodanig een andere extremiteit, dat hy meent, dat de"Lyf-moeders van de ontfankeniffe aan, na de mate datze grooter werden; ook dunder en dunder werden, gelyk de Blaas, die wel dik is wanneer zy ledig is, maar dunder en dunder wert, na de mate dat dezelve door de pis wert vergroot. Ja hy meent, dat de Lyf-moeders in 't laatlte van de dragt, voor de verloffinge, zoo dun zyn aks een volle ofte uitgefpanne Blaas,alleen een weinig dikker in den bodem daar de nageboorte vaft is. En om dit zyn . ge voelen te onderfteunen met de autoriteit van E 2 eeni.  IV Van des< LYEMÖEDE RS Dikte. eenige Geleerden, zoo brengt hy by het gevoele van Gahnus en aw deren; en zoo dat niet gelden inogt tegen zoo grootte menigte van eontrarie getuigen, zoo neemt hy zyn toevlugt tot de redelyke demonftratie; willende dat men een waüe Bal van de grootte als een onbevrugte Lyf moeder zal uitbreiden tot de grootte van de Lyfmoeder van een Barende Vrouw, waar uit men dan na zyn giffing klaar zoude konnen zien, hoe dun dat een Lyf-moeder van een Barende Vrouw zal moeten zyn. Verder meent hy zyn gevoelen te demonftreren uit het diftinct gevoele, dat de zwangere Vrouwen hebben van de beweginge van haare Kinderen, op zoodanige wyze, dat zy byna konnen voelen, wat voor leden dat haar hier of daar bewegen en opgeven. En eindelyk by gebrek van klaare proeven door Lyf-moeders der zwangere Vrouwen, zoo neemt hy zyn toevlugr tot de Lyf-moeders van de Dieren, als by exempel der Schapen, en zegt dat haare Lyf-moeders uitnemende dun zyn ten tyde als zy haare Jongen geven; en dus meent hy klaarlyk getoont te hebben, dat zyne giffingen gegront zyn. Hoewel ik niet genegen ben om met iemant te twiftcn, zoo zal ik evenwel kortelyk de confideratien van dezen Schryver wat overfien, en myn gevoele daar over uiten, zoo veel als my nodig fchynt om de waarheidt te ontdekken, en voor dezelve te getuigen \ te ' meer vind ik my daar toe verpligt, alzoo het befchouwen van deze zaak geene blootte fpeculatie ofte onnutte befchouwinge is, maar een nodige kenniffe, die geen kleine influentie in het handwerk heeft, wanneer men door konft een qualyk komend Kindt in de Lyf-moeder met de hand moet omkeeren en uythalen, of wanneer een vaftjit* tende nageboorte van de Lyf-moeder moet afgepelt en uitgehaalt werden , en in andere moeijelyke voorvallen meer. Eerdelyk verwerpen wy, als geheel en al overeenkomelyk, de vergelykinge van de Lyf-moeders van zommige Dieren met die van de Vrouwen, die door een byzonder voorregt boven alle Dieren naar het Beelt Godts gefchapen zyn, en die ook boven haar allen geheel andere Lyf moeders hebben; derhalven zoo men de waarheids der zaaken wil • verwonen, zoo moet men het door Vrouwe Lyfmoeders doen, kort vjor of kort na de verloITitige, en dewyl het dezen  Tn Bezwangerde Vrouwen.' zen Schryver aan die ftoiFe m-inqueert, zoo is dit zyn bewvs ook gantfch krachteloos. J De autoriteit van Galenus en eenige andere Schryvers met hem zyn ook niet bequaam, zoo my dunkt, om het gevoele van zoo een oneindig getal van brave Anatomiften en andere Autheuren tegen te gaan, en dat van valsheidt te betigten, gelyk deze Schryver maar al te loffelyk doet; want daar men zig op 't gezag der Autheuren beroept, moeten de meefte ftemmen de overhandt hebben en zoo dat hier zal gelden, zoo heeft Monfieur Mauriceau zyn eigen vonnis al geftreken; want hy bekent zelfs, dat het getal der gener die de dikte der Lyf moeders vaftftellen, oneindig is, da A«;  4,4, Van Bezwangerde LYF-MOEDERS CAPITTEL IX. Van Bezwangerde Lyfmoeders, kort -voor en na de Verlos* finge} van haare wyze van uitrekken en inkrimpen, waar door bewezen werden twee fondamentele ftellingen > Namentlyk: 1. De mogelykheidt van te konnen rekken, zonder te verdunnen? 2. De mogelykheidt van haare veelderlei verplaatfmgen. A Angefien ik in myn Dageraal der Vroedvrouwen den Lezer -k gewezen hebbe op dit Capittel, waar in ik meene zonneklaar te vertoonen de mogelykheidt van de veelderlei verplaatfinge van der Vrouwen Lyf-moeders, zoo zal ik ook, zoo veel als 't mogelyk is, tragten myne belofte te vervullen: fprekende alhier van de Lyf-moeders der Bezwangerde Vrouwen, voor en na de verlolfinge, van haare wyze van uitrekken en weder inkrimpen. Dog dewyl niemant ontkent de mogelykheidt van het uitrekken van de Lyf-moeders tot haare volle grootte, en het weder inkrimpen tot haare vorige kleinte, zoo zal het niet nodig zyn, dezelve te bewyzen; maar het zal zeer nuttig zyn de wyze of maniere van de uitzetting en inkrimping van dezelven te befchouwen. En alhoewel ik in het voorige hooftdeel gefproken hebbe van des Lyf-moeders dikte die ik vattftelle gemeenlyk in allerleie grootte omtrent dezelve te zyn, tegens het contrarie gevoele van Monfieur Mauriceau, zo zal 't niet ondienftig zyn daar van nog by deze gelegentheidt een bewys te geven, het welke zoo my dunkt alleen magtig genoeg zal zyn, om alle twyfelinge dies aangaande weg te nemen: en dit zal blyken, wanneer wy met een naauwkeurig oog zullen belchouwen de wyze, op dewelke de Lyf moeders uitgezet, uitgerekt, of uitgefpannen werden, en hoe dezelve wederom inkrimpen. Om 't welke te doen zal niet nodig zyn, dat wy gaan uitpluiftn» op wat wyze het mannelyke en vrouwelyke zaat in de Lyfmoeder  Kort voor en na de Verloffinge. ^ moeder t' zamen vereenigt, en hoe de vrugt daar uit geformeeft wert; of hoe dezelve door behulp van de nageboorte gevoet en dagelyks grooter wert; of die zyn voetzei ontfangt door deze of geene vaten , of door deeze of geene vogten; en daar omtrent overwegen de verfchiilende gevoelens van deze en gene Schryvers: dat alles is ons oogmerk gantfch niet, alzoo wy oordéelen, dat die dingen den Lezer meerder zouden verwerren als verlichten. Maar wy zullen tragten, zoo veel als mogelyk is, ons te houden buiten alle difpuiten en blyven by bekende waarheden, £n daar van afleiden het nootwendig gevolg van onze twee vallgeftelde pofuien , namentlyk, de mogelykheidt van dat de Lyf-moeders konnen uitrekken en te gelyk dik blyven, en de mogelykheidt van derzelver veelderlye verplaatfmgen. Wy ftellen dan vaft voor bekende waarheden, dat de vrugt in de Lyf-moeder ontfangen, en door de nageboorte met des Lyf-moeders bodem vereenigt. alle dagen zyn voetzei ontfangende, grooter en grooter wert; dat 'er benefFens de vrugt ook dagelyks in de nageboorte een water werdt afgefcheiden, dat te gelyk met de aanwalïènde vrugt aangroeit ende vermeerdert; waar door dan ook als een bekende waarheidt moet volgen; Eerltelyk: Dat door de aanwaffinge en aangroejinge van de nageboorte , het water ende het Kindt, de L.yf moeder genoodtzaakt is , om haar te moeten verwyderen en vergrooten; En alzoo den aanwas van het vogt en de nageboorte alle holligheden en plaatzen vervult, die het Lighaam van de vrugt niet vervullen kan, om dat het niet geheel ront ofte ovaal is , zoo moet dan ook ten tweeden daar uit volgen, dat de Lyf-moeder haar altoos in een ronde ofte ovaale form moet uitzetten, ten zy dat eenige andere omleggende deelen dezelve verhinderen, gelyk wy ook gemeenlyk fien, dat zy haar Eijer-ovaal of Peer-ront uitzetten, voor en agter wat platter. En aangezien de Nageboorte met haar dik Lighaam ofte Moeder-koek alleen tegen den bodem van de Lyf moeder vaft en vereenigt is, en dat de Nageboorte daar ter plaatze ongemeen veel meer groeit als elders, zoo moet ten derden daar uit volgen, dat eok des Lyf-moeders bodem om hoog in haaren gront ongemeen F i meer  4 6 Van Bezwangerde LIF-MQ ET>E RS E&^T*" 0f'e ïer«rooten' »l! «Sens >ndèrS in „aa,e g»ngb«„fte aanneemelyktfÓm d« dtaTSff by, V °kC weten nog opgemerkt, dat cte Lv™4ito fc£f^„T^h■b,t,e ge" ^^^^ Ik zal er _ nog-byvoegen dat het my niet vreemt is de NT»™ dan eens diep in de reo-er 7vr!f» *>n n-it, r 1K • • j / lcser zyne, en dan ook wei eens rpr mnrro E.'deX&^^ LyPmoede?? gamfch met - loÓ doen ïe i nidcn dif T t eerde Kind, veS S^^^dSta^ gezeten, en welkers Kindt met den Arm\ til L L 1 Arbeidt boren was, het Kindt ^n^^ volgens myne gewoonte aanftoats de handt weder fa nm !!?V geboorte te zoeken, dewelke ik vont zoo dien fa ril ij* -f *" der  Kort voor en na de VerloJJïnge. 47 der was, maar door dien ik rnyn hant en arm niet als met zeer grootte moeite zoo verre konde buigen, om zoo diep in de zyde te konnen werken; want a!s ik gewelt deedt, om myn handt van onderen onder de Nageboorte te brengen, zo:> moeft ik myn arm zoo fterk tegens de bïnhérirahdc van. het regter darm-been aandrukken, dat ik my zoo zeer deede, dat ik naauwlyks rnyn werk konde verrigten: Ik quam evenwel eindelyk met veel moeite en fmert ten einde, en kreeg de*.Nageboorte geheel en ongefchonden ; dog ik moefte voor myn moeite en fmert my zelve ook voldoen, en weten wat de reden was, waarom ik hier zulken moeijelyken arbeidt hadde gehadt; ik wilde my verzeekeren, of ook de Nageboorte in de zyde van de Lyf moeder was vaft geweeft ofte niet; want doen ter tydt ftont by my nog niet onwrikbaar vaft de veelderleie verplaatfinge van de Lyf moeders; my dagt, dit geval zoude my eenige nader ontdekkinge daar omtrent verfchaffen. De Nageboorte dan uitgebragt hebbende, zoo bragt ik de handt weder in; ik onderzogt naauwkeurig door bet gevoel de legging van deze Lyf moeder, en ik bevond, dat zoo haaft ik de handt in de Lyf-moeders mont inbragt, dat ik aanitonds genootfaakt was dezelve te moeten buygen na de regter zyde van de Vrouw, vindende aan de linker zyde niet de minfte ruimte, ook niet na booven toe, maar de opening noodtzaakte my, zoo ik wilde voortgaan, dat ik in dien zeiven cours moefte volgen,waar door ik dan weder als vooren in de grondt van de Lyf-moeder quam, die ik vond ter zeiver plaatze, daar ik de iNageboorte hadde losgemaakt; ik draaide de hand om en voelde in 't ronde, en konde zeer klaarlyk onderfcheiden, dat deze Lyf-moeder was gelegen met haar bodem diep in de regter zyde, met haar mont wyzende tegen de inwendige linker zyde van de holligheidt van het Bekken: waar door ik dan zoodanig beveiligt wierd in myn gevoele van de fcheve legginge der Lyf moeders, dat ik van die tydt af daar aan niet meer konde twyiïèlen, en gink zedert op die voet voort, my door het gevoel op yder gelegentheidt daar meer en meer in te beveiligen. Ik befluit dan uit deze ondervindinge, en uit een meenigte anderen  '48 Van Bezwangerde LTFMOEDERS. deren van die natuur, dat zoodanige Vroedmeefters en Vroedvrouwen , die gemeent hebben dat de Nageboorte in de zyde van de Lyf-moeder nu hier en dan daar vaft gevonden wert, dat die dooe gebrek van genoegzaame opmerkinge eerft haar zeiven en daarna ook anderen hebben geabuzeert. Maar om ons niet te lang cp te houden , zoo zal het nodig zyn , om te zien of onze onderftellingen, die wy hier in dit Hoordtdeel vaftgeftelt hebben, waarlyk met de ondervinding accorderen, en of men in de uitgezette Lyf-moeders ietwes kan befpeuten , dat ons deze ftellingen zal beveiligen; en laat ons dan tot dien einde de vierde P iguur eens wat naauwkeurig befchouwen. Het eerfte dan, dat wy vaftgeftelt hebben, is, dat een Lyfmoeder kan uitzetten en groter werden, zonder merkelyk te verdunnen , ja ook wel zomtyts dikker werdende of by haar vorige dikte blyvende; en dat bewys ik uit deze vierde Figuur vergeleken met de voorgaande derde Figuur, beide na het leven afgetekent. In de derde Figuur, die een onbevrugte Lyf-moeder leevensgroot vertoont, kan men fien, dat de Lyf moeders banden even onder de Trompetten digt aan den bodem van een onbevrugte Lyf moeder vaft zyn, door welke banden de Lyf-moeder, alzoo 'er aan elke zyde een is, in balans gehouden werd, om niet na deze of gene zyde over te vallen. Zoo nu de Lyf-moeder haar egaal en in alle haare deelen gelykelyk quam uit te zetten, zoo moefte daar uit volgen, dat men ook de banden in de vierde Figuur in proportie zoo na aan den bodem moefte zien, als in die van de derde; maar wy zien hier het tegendeel; namentlyk, dat de banden in deze uitgezette Lyf-moeder ongemeen veel laager zyn: zoo dat wy daar uit moeten befluiten, dat de Lyf-moeder in haar bodem ongemeen veel meerder moet uitgezet zvn, als in haar Lighaam. Zoo ik my niet vergis in myne rekening, zoo moet het waar zyn, dat de Lyf-moeder van een gemeene grootte, kort voor de verloffinge, in haar bodem wel zes a agt, om niet te zeggen zeftien of twintigmaal, zoo veel moet gerekt zyn, als in het overige vaa haar Lighaam. Merkt hier dat deze vierde Figuur vertoont een Lyf-moeder uitgezet tot zoodanigeo grootte, als dezelve verbeelt, zynde maar om-  Kort voor en naar de verloffinge. 40 omtrent een derde van de grootte van een ordinaire LyE-moeder, kort voor de verloffinge. Merkt daar en boven, dat hoe grooter dat de Lyf-moeder uitgezet wert, hoe grooter het verfchil is tuffchen de lengte en grootte van des Lyf-moeders bodem boven de banden. Zoo nu des Lyf moeders bodem boven haare banden , gelyk de Figuur vertoont, meer als tweemaal de lengte heeft, als van onder de banden tot aan de Scheede, en zoo ter contrarie de onbevrugte Lyf-moeder onder de banden meer als tweemaal de grootte heelt als boven, zoo moet daar uit volgen, dat deze Lyf-moeder in zyn bodem meer als viermaal zoo veel gerékt is, als onder de banden ; zoo nu door het vergrooten na de proportie de Lyf moeder nog twee a driemaal grooter wert, zoo moet daar dan ook uit volgen, dat, den bodem zig naar advenant verwyderende, des Lyf moeders bodem wel agt of twaalfmaal meer zal uitrekken, als onder de , banden. Laat ons nu vaftftellen, dat een onbevrugte Lyf-moeder in haar bodem maar een weinig dikker is als in haar Lighaam, gelyk altoos bevonden wert. Laat 'er ons eens by vaftftellen, dat, zoo nu des Lyf moeders bodem twaalfmaal meer uitgezet en vergroot als haar onderiighaam, dan volgens de rekening van Monfieur Mauriceau de bodem twaalfmaal dunder zal moeten zyn, als het onderdeel; want hy wil, dat de uitrekkinge van de Lyf-moeder even zoo toegaat, als die van een waffe Bal; die hoe grooter dezelve wert uitgebreit, hoe dezelve dunder moet werden. Maar laat ons nu eens vragen aan alle ervare Anatomiften, ja laat ons vragen aan Monfieur Mauriceau zelfs, waar de bezwangerde Lyf-moeders altoos het dikfte werden gevonden in haaren bodem of in haar Lighaam ? en beide zy en hy zullen ons eenfiemmiglyk zeggen, dat de Lyf-moeders in haar bodem altoos het diklte werden gevonden , gelyk het in waarheit ook altoos in welgeftelde Lyf-moeders zoo gevonden wert, zelfs kort voor en na de verloffinge. Zoo het nu waar is, gelyk het onfeilbaar is, dat des Lyf-moeders bodem ten minften twaalfmaal zoo veel moet rekken als haar G on-  5o Van Bezwangerde L TFMO ET)ERS onderlighaam, en nogtans altoos dikker is en blyft, moet men dan niet ontwyfelbaar beiluiten, dat, des Lyf-moeders bodem uitrekkende, niet of weinig van dikte kan verliefen, en dat by gevolg het waar moet zyn, dat de Lyf-moeders niet behoeven te verdunnen, na de mate dat dezelve vergrooten ? en dat de gilling van Monfieur Mauriceau omtrent de dunte der Lyf-moeders ongegront, en met de waare bevindinge ftrydig is ? De reden, waarom de Lyf moeders zoo ongemeen veel meer in haare bodems uitzetten, als in haar andere gedeeltens, hebbe ik te voren gezegt ié zyn de daar aan vaftfittende Moeder-koek : waar hymen moét voegen het geftel van des Lyf-moeders bodem zelve; dewelke alzoo gemaakt is, dat de Moeder koek daar mede kan veieenigen, en uitzettende te zamen vereenigt uitzetten en grooter werden» Maar op dat ik den Lezer voort alle waarheidt zegge, en hem ontneeme de zwarigheden, die hem zouden konnen opkomen, omtrent het uitrekken, en evenwel dik blyven, van de Lyf-moeders, zoo zal ik nog in 't voorbygaan zeggen, dat alhoewel het waar is, dat de Lyf-moeders groot werdende evenwel haar ordinare dikte behouden, zoo is het egter ook waar, dat ze niet behouden haar vorige vaftigheidt, maar ter contrarie de vaatjes, uit dewelken de Lyf-moeders zyn zamengeftelt, zyn uitnemende fyn, en zoo digt in een gevlogten, dat het fchier onbegrypelyk fchynt, dat zoo een klein valt Lighaam kan uitgezet werden tot zoodanig een ongemene grootte, als wy zien in de Barende Vrouwen. Deze fyne vaatjes, die maar vezeltjes gelyken te zyn, en die voor het gezicht geen holligheidt nog vogten daar in beüoten fchyneu te hebben, die werden gedurende de bezwangering allengskens wyder en wyder, en aldus te gelyk uitgerekt en gevoet, en door haar inhoudende vogten zoodanig uitgezet en opgevult, dat daar door de dikte van de Lyf moeders niet, of niet veel, afneemt: maar alzoo het vogt geen vleefch nog geen vliezen is, zoo konnen de uitgezette Lyf moeders ook niet zoo vaft en zoo hart zyn als de onbevrugten. En dit is het eenig onderfcheidt, dat ik daar omtrent hebbe gemerkt. Maar my dunkt, dat zommigen zullen denken, wie weet of 't waar  Kort voor en na de verloffingel yt 't waar is, dat de Lyf-moeders haar op die wyze komen uit te zetten, gelyk ons deze vierde Figuur vertoont; mogelyk hebje gedaan gelyk veel andere Schryvers, die ons haar inbeeldingen voor waarheidt afbeelden: hoe kan men dat weten, dat de Lyfmoeders zoo zyn ? daar op antwoorde ik de befcheide Lezers, dat ik, een haat hebbende van meer te fchryven, als men weet, en kan bewyzen, deze vierde Figuur niet hebbe laaten tekenen na myne inbeeldinge; ook hebbe ik dezelve niet van anderen overgenomen : maar dat ik die na het leven heb laten aftekenen , zoo dat ik 'er nog af, nog toe, gedaan hebbe; maar hebbe den Tekenaar laten volgen de natuurlyke proportie van de Lyf-moeder, in de vierde Figuur afgebeelt; en aangaande de derde Figuur, beziet by alle cnrieufe Anatomiften de aftekeningen van Lyf moeders, en gy zult bevinden, dat de myne en de haare in fubftantie niet verfchelen. Nu meen ik genoegzaam beweezen te hebben de mogelykheidt van het uitrekken en dik blyven van de Lyf-moeders, als ook haare ongemeene uitzetting in haaren bodem ofte grond, en daarom ga ik over tot het ander lit , dat wy vaftgeftelt hebben, namentlyk , de mogelykheidt van de veelderleie verplaatfmgen der Lyf-moeders: welke waarheidt ik even zoo klaar en zoo kragtig uit deze voorgeftelde vierde Figuur meen te bewyzen, als de voorgaande. Wy zien wel, dat in de derde Figuur de banden van een onbevrugte Lyf-moeder boven by den bodem vaft zyn, en dat men daar door ligtelyk zoude komen te befluiten, dat het onmogelyk, is, dat een idghaam als de Lyf moeder onder by den ingang ofte mont aan de. Blaas en Endel-darm, en boven by den bodem door de banden vaftgehegt en gehouden zynde, dat het onmogelyk; fchynt, zegge ik, dat dezelve met haar gront ofte bodem deze ofte geene weg zoude kunnen overhellen ofte vallen: maar laat 'er ons by gedenken, dat, niet tegenftaande deze apparentien, de vierde Figuur ons de geftalte van een bezwangerde Lyf-moeder geheel anders voorftelt en ons doet fien, dat de twee banden, die in de derde Figuur digt aan den bodem ftaan, en daar door magt hebben de Lyf moeder in balans te houden, nu ten derden deele van de G 2 dragt  5"2* Van Bezwangerde LTF-MO ET>E RS dragt verre naar onderen, en niet meer aan den bodem vaft (laan; Ja dat de Lyf-moeder nu-boven haare banden twee a driemaal grooter en zwaarder is geworden als onder: laat 'er ons by vaft ftellen, dat de Lyf moeder, nog tweemaal grooter uitgezet werdende, agt a twaalfmaal grooter en zwaarder zal moeten zyn boven haar banden als daar onder, gelyk wy te voren hebben getoont; want de rekkinge of uitzettinge gefchiet altoos onvergelykelyk meer in den bodem als elders. Laat 'er ons nog by voegen, dat de Lyf-moeder, grooter en grooter werdende, gemeeneiyk hoger opgeheven wert , door dat het groote Lighaam, aan alle kanten uitgezet, zig niet langer kan befiuiten in de naauwte van het Bekken. Laat 'er ons nog byzetten, dat de Lyf-moeders gemeeneiyk Peerof Eijer-ovaal-ront zynde, boven de banden dik, breed, en overgelykelyk zwaarder zyn als van onderen. Laat 'er ons daarenboven nog by aanmerken, dat een zoo groot en zwaar Lighaam, alleen aan zyn onderfte deelen vaft, en alleen door twee dunne en zeer rekbaare banden op twee zyden gehouden door zyn eigen gewigt nu deze en dan geene weg moet overhellen. ' Stelt 'er by, dat gelyk de Blaas en Endel-darm, waar aan de Lyf-moeder met haar onderfte deel digt by des Lyf-moeders mont valt is, fltppe, weeke, en zeer rekbaare deelen zyn, dat dieniet magrig zyn om zoo een zwaar Lighaam als de Lyf-moeder met een voldrage Kindt het heen en weer draijen of het vervallen van de een na de ander zyde te beletten. Lindelyk confidereert de veelderleie buigingen en bewegingen van de zwangere Vrouwen , die dan haar Lighaam dus en dan zoo houden of bewegen, haar zus of zoo gewennen, of door pyn genoodtzaakt zyn te houden, te leggen, te krommen en te buigen en daar door gelegentheidt geven aan de bevrugte Lyf moeder' deze of geene weg heen te wyken, en voor of agter, ofte op de eene of de andere zyde te vallen. £n na dit alles vatlgeftelt te hebben, zoo laat ons ons eens fien, of wy nog moeite zullen hebben om te begrypen de mogelykheidt van de veelderlei verplaatfmgen van de Lyf-moeders in zwangers Vrou-  •Kort voor en na de verloffinge] ^ Vrouwen: Ja my dunkt, dat wy na alle die cdofide'ratkh-veel meer reden hebben, om te denkén, dat het zoo verre daar van daan is, dat men langer aan de mogelykheidt van de verplaatfin^n van de Lyf-moeders zoude twyfelen, dat men in tegendeel veel eer zoude moeten vaftftellen, dat tegen eene Lyf moeder, die regt op het Bekken blyfc ftaan, wel tien andere zouden gevonden werden die op d'een of d'andere wyze meer of min fcheef zullen leggen • en en wanneer wy deze calculatie maken, zoo zullen wy niet geheel mistaften, en de ondervindinge zal aan naauwkeurige Vroedmeefters en Vroedvrouiven de waarheidt van die giöing in de gelegentheden mogelyk wel aan haar gevoel ontdekken. Eer dat wy hier van afgaan, moet ik nog aanmerken, dat wanneer ïemandt nog mogte twyffelen aan de mogelykheidt van de veelderleye verplaatfmgen van de Lyf-moeders, om dat zy meenen dat die twee banden, waar door de Lyf-moeders vaftgehouden werden, met konnen rekken, laat die gedenken, dat die banden kunnen en altoos moeten rekken, wanneer de Lyf-moeders ho^er in t Bekken opklimmen, en rekken altoos, wanneer dat de Lyfmoeders ten lyve uit nederzakken, gelyk dat zomtydts gebeurtmaar wanneer men al eens vaftftelde, dat de banden niet, of maar zeer weinig, rekken konden, wie zoude evenwel konnen begrypen, dat deze banden, die alleen aan de gront van de Lyf-moeders vaft zyn, dat die banden, zegge ik, magtig zoude konnen zyn, om 't Lighaam van de Lyf moeder te beletten, datze niet voor of ageer over zoude konnen vallen; immers zal dit niemant aan zig zelve, veel minder aan anderen, konnen doen geloven : en zoo dit de waarheidt is, gelyk het zonne-klaar is aan allen die een regt Denkbeelt hebben van bezwangerde Lyf-moeders,zoo is immers de zaak voor zoo verre bewezen. En de mogelykheidt van dit zoo voor en agter overvallen van de Lyf-moeders vaftgeftelt zynde, wie zoude konnen weigeren te erkennen, dat de een of de andere band wat meer zoude kunnen toegeven, en alzoo toelaaten, dat de voor of agter overgevallen Lyf moedsr wat meer na de eene ofte na de ander zyde kan kamen te zakken: en die het aan de eene zyde bevat mogelyk te zyn, die zal ook ligtelyk de mogelykheidt daar van aan de andere G i moe-  ƒ4 Van Bezwangerde LIF-MO EDE RS' moeten toeftaan, en zoo zullen wy de zaak haaft eens zyn; want alhoewel dat rk niet zien en kan, dat de banden zouden konnen beletten, dat de Lyf moeder regt op zyde zouden konnen overvallen, zoo zyn 'er nogtans andere redenen, die my wederhouden te geioven, dat het ligt gebeuren kan, dat men haar te eenemaal regt in de linker of in de regter zyde zoude vinden; immers ik hebze r.coit zoo gevonden , maar altoos wat meer naar onderen of na boven. Dus meen ik, befcheide Lezers, de mogelykheidt van de veeldcrleie verplaatzingen der Lyf moeders klaar genoeg voorgeftelt te hebben , om de waarheidt derzelven aannemelyk te maaken; laat ons nn ook een woofdt zeggen van de wederinkrimpingen van de Lyfmoeders na de Verloffinge. De Lyfmoeder is zoo genegen weder intekrimpen, dat zoo haalt als dezelve maar eenigzins geledigt wert, zoo trekt zy te zamen en wert weder kleinder; by exempel, wanneer het Water breekt en afloopt, zoo begint de Lyf-moeJer al didelyk haar zelve te verkleinen, en zoo naauw toetetrekken, dat het Kindt daar vaft in beflooten wert; waarom kort na het breeken van het Water de verloffing behoort te volgen, of men heeft een zwaren Arbeidt te vrezen. Wanneer het Kindt gebooren is, en de Nageboorte volgt niet fcjrt daar op, dezelve nog in den gront van de Lyf-moeder vaftflttende, zoo trekt de Lyfmoeder haar zelve toe, en befluit de Nageboorte in haar; en zoo 'er geen geronne bloet by inen blyven Kan, ten zy dat eenig vreemt Lighaam, in dezelve bly-  Kort voor en na de verloffinge, blyvende, haar inkrimping wederftaat. De l yf-moeders krimpen even op de zelve wyze in,gelyk als zy uitzetten, alleen dat de uitzetting langzamer en de inkrimping fchielyker toegaat ; ik hebbe eens een Kraamvrouw geftorven zyn de geopent , na myn onthoud agt a negen dagen na haar verloffinge, en bevont de Lyf-moeder met verwonderinge zoo klein en natuurlyk in ailen aanzien, als of zy geen Kraamvrouw ware geween:. Maar laat ons voortgaan, en zien , hoe de Lyf-moeders in Barende Vrouwen leggen , wanneer die wel of qualyk geplaatft zyn. AANMERKINGE. TP\It Hoofdftuk behelft twee voorwerpen van 't uiterfte gef__Jr wigt. Het eerfte is de hoedanigheidt, die de Baar moeder bezit, van zig uitterekken zonder in de dikte te verliezen; het tweede is een toeval, 'c welke aan dezelve dikmaals overkomt, en een der voornaamfte oorzaaken van zwaaren arbeidt is, te weten dat zy min of meer van de natuurlyke legginge afvvykt. Hoewel de. Heer van Deventer deeze twee zaaken zoo overtuigende fchynt bewezen te hebben, dat men zyn toeftemminge daar aan niet kan weigeren , gelove ik nogtans , dat men niet qualyk te vrede zal wezen, is 't zaake dat ik nog eenige bewyzen hier by voege, om deeze twee waarheden meer en meer te beveiligen. Op dat ik dezelve fchikking volge, die hy gehouden heeft, zal ik met de dikte van de Lyf-moeder beginnen, en om zyn gevoele te bekragtigen, zal ik gebruiken de ondervindinge, de reeden, en een loochenend bewys, dat de wederlegginge is van 't tegenftrydïge gevoele. Indien men voor de geenen, die ons eenige zaaken getuigen, zoo veel te meerder eerbiedigheid! behoort te hebben, als zy grooter moeite gedaan hebben , om de waarheidt natefpeuren, zoo moet 't gezagh van de Graaf in deeze zaak van een groot ge wigt zyn;  ft AANMERKINGE ^ül ?ï '\ 3a\de gehceIe Wereldt bekent is, dat hv zie Bv- ^Ï^T^^' °m 5 dCe!en' di£ t0t de voor»'ie uudrnkt ol« 2 kennen' ^Hoort dan' hoe deze Lceraar zig uitdrukt over dit voorwerp Na dat hy verhaalt heeft 't gevoel? lGfW' c weIke door Vcfalius, Mauriceau, DionistTmderen aangenoomen geweeft is, vervolgt hy aldus: Maar de on ? lö/^r*;/ /^ ^ * w™*r«,, «, zeer merkwaardig / f^ Baarmoeder uitgezet wordt , zoo ww/ /«•r* ^ zelfftandigheidt. Zed ocularis experlentia JragaT l ? T°"tas T^lvli' Mundelli, Arantii, Varoli pS' Bauhim, Heurnii, Laurentie, &c. nam a primo coZmuuraue ld fartum totim uteri fundi Jubftantia augetur.. . . &ZodZrum ac confiderationedigmffimumejï, uteruf, quo mags düatZr o ma%Tmpa^ttUr 'JUS mmÜa' *egn- dc Graaf ^ Mul/erZg: ino^derbsePaDt,>°? dezeI™ P^tfe de dikte van de grondt des Lyf. dufm ofte lehV Zegt-hy' K* laaSU benzoo dik ais een aam, ofte, gelyk zomnjtgen ivillen, als twee vinvers over dwer* **£ a^enUs^ftpZ ' *" "* ^ Deeze Schryver altydt overeen ftemmende met fig zelve rceft ons pag. 130 een nieuw bewys van deeze waarheid! De leen ons, zegt hy, en de ondervinding bevelihn het \*ht 2j vaaten van de Lyf-moeder niet altydKp Zle wy^ll^lt vani zy zyn veel grooter in Swangere-en KrZmZuvfn JiTin die niet groot gaan In de Zwangeren bebbe ik die fomw lmdut SS k!2 tfkTTu geftenrdat fin baar ^^k%kts ^kSfirCïïi f mnJtmPer eodem modo Jeje babere 1 tl ■ Pft confirmat- muho emm majora funt in fravutis acpuerferis, quam m vacuts, & „on gravidis. Ingrlidis alifuandoea in  AANMERKINGEN. $7 nn fantam amplitudinem dilatata vidimus ut facile ^g^J*"™™ cavitatem imJtteremus. Zoude 't mogêlyk zyn, dat v«fflVBdj grootte gevonden wierden in een vlies, 't welke, gelyk Mauriceau wilt niet meer als een linie dikte zoude hebben? Thomas Bartholinus drukt zig niet min kragtig uit. Men zouae ze^en , dat de Graaf niet anders gedaan heeft, als hem na te lcnryven? Galenus, Vefalius, en andere Qntleedkundigen, zegthy, denken dat de "Baar-moeder in de Zwangere Vrouwen, hoe meer zy ut* wet word, zoo veel ook te dunder wordt, dat deszelfs dikte tn de lengte beleèdt wordt, gelyk ^alenus /preekt: maar de ondervindinge Jtryat daartegen, endeH gezagh, enz. ..... Want van\'t beginder ont- faneemffe Ut de verloffinge toe wordt dezelve vermeerdert volgens atie haare meetingen , en gelyk zy langzamerhandt wyder wordt, zoo worat zy ook dikker, zoo dat de zelfftandigbeidt des Lyf moeders in de laatje maanden de dikte heeft van twee vingeren. In gravidis ualenus, vefalius, c? alii Anatomici, putant titerum, quo magis extenditur , ea magis attenuari, crajfuudmem in longitudinem abfumi, ut loquitur Oralenus; fed ocularis experientia refragatur, & autoritas &c l\am a primo conceptu ufque ad partum augetur fecundum omnes dimen/iones, & uti amplior,fic craffhr paulatim redditur, ita utpojiremis menjihus duos digitos craffa fit uten fubflantia. Anat. cap. z?. pag. 164. Dezelve Schryver merkt ook aan, dat de vaaten van de Baarmoeder ten tyde van den dragt zoo opgezet worden met bloedt, en byzonder omtrent 't kraamen, dat zy di wytte krygen van de niervaaten, o/te van de helft des hol-aaders, ofte van de groote flag-aader. JMotanOum autem, va-fa uteri tempor e geftationis adeo turgere fangume, & practpue circa partum, ut emulgentium amplitudinem, vel vena cavts, aut aorta medium induant. lbid. pag. * 66. Ik vraage nog eens, zoude t mogelyk zyn, dat zoo groote vaaten gevonden wierden in een vlies, dat maar een linie dikte zoude hebben ? Portal zal ons 't derde bewys verlchaffen. Genoodzaakt zynde van de handt in de Baar-moeder te brengen, om een vaftgegroeide Nageboorte te haaien, Quam my, zegt hy, in de gedagte, dat ik my°nu konde ligt geeven aangaande em twyffelingt, die ik alsdan hadde \ te weten of de Baar-moeder dikker was ter plaatze daar de H Moe-  $8 AANMERKINGEN. Moeder-koek vaft zat; en dezelve in zyn gebeden om, rek aan/londs onderzoekende, voelde ik dat zyzagbtagtig, en vlieftg was, ende 't dam my, dat zy de dikte hadt van drie of v:cr linten,'óf daar omtrent, ende ik vonde haar op H gevoele dikker ter plaatze daar de Moederkoek aangehgt was, als elders pag. i. [ndk n deeze Vroedmeefter de gefcgenheidt gehadt hadde van die Baarmoeder open te fneiden, zoude hy mogelyk dezelve dikker gevonden hebben , als hy door 't gevoel oordeelde Wat hier van zy, deeze Aanmerkinge flrydt niet minder tegen de ftellinge van Maurxeau Amand, geopent hebbende een Vrouwe, die zeven en een halven maandt zwanger was Zagh, zegt hy, zeer duidelyk, dat de Baar moeaer tn haar geheetcn omtrek een duim dik was, maar dat de^eb e minder dikte hadde regt tegen over de inwendige openinze. übf. z Zon de zy nog niet dikker geworden zyn tot 't einde van den negenden maandt toe? heus dan zeeker, dat de Baarmoeder uitgerekt wordt zonder van haar dutte te verlieten. wuuji, De bewyzen, die uit de reeden getrokken worden, zullen niet minder kragtig zyn. ' mec La Motte feit voor een kenteeken, dat de Navelftreneh verfcheide maaien gedraait 15 om 't een of 't ander deel van 't Kindt oftP 't geene op t zelve uitkomt, dat de flrengh te kort is indien't Kindt ter1 tyde van de Ween nadert, en Jederom te"uih X wanneer die voor by zyn. \ Welke hy toelchryft aan de veeraïtiw kragt van de Lyf moeder, die, vry zynde van de perfingen^diefv leedt ten tyde van ue Ween, wederkeert tot haar plaatze. Zoude t mogelyk zyn, dat een Baar-moeder zoo dun als een opgebiaze Blaas een zoo groote veeragngheidt bezitte? en zoude ótfelÈ amnA niet eer moeten omgekeert worden, vooral wanneer de waaterenTe broeken zyn, gelyk in de 1,4, 115, 116, Aanmerkingen vaJ\ la De maniere van al de Vroedmeefters en Vroedvrouwen, om de nageboorte te haaien,, is dezelve. Zy ftemmen allen overeen om dit te ooen met aan de itrengh te trekken, en zy brengen de handt niet binnen den Baar moeder, dan in gevalle de koek vaft fit. Zoude t mogelyk zyn, indien de koek maar een wynig aan de Baarmoeder vait is, dat deszelfs grondt niet omgekeert zoude wor-  AANMERKING E. 59 worden met aldus by den ftrengh te trekken, hoewel dit, om my van hunne fpreekwyze te bedienen, alleenlyk met een zagt geweit gefchiede Dat men hier van de proef neeme met een blaas, en men zal in ftaat zyn om daar van door ondervindinge te oordéelen. Mauriceau zelf zal ons wapenen tegen zig befchikken. De Vrouwen zegt hy, die haare ftonden flerk hebben en die Kinderen gebade hebben htbben een dikker Baar moeder , voor namentlyk wanneer zy eerft vcrlofl zyn, cap. 4. pag- 12- Hy bepaalt naderhand!: de dikte van de Baar-moeder in die eerft verloft zyn: Door H openen, zegt hv van Vrouwen, die aanftontf na de verloffinge gefioiven waaren, heeft men in der daat dcffelfs zelffïandigleldt altydt een of tzvee overdwerfche vingers, of daar omtrent, dik gevonden, en door c openen van eeni*e andere Vrouwen, die haar Kindt nog by hun hadden , heeft men gezien dat zy zeer dik was, zonder te onderzoeken of aaniemerken, wat daar van de oorzaak mogte zyn, cap. 4. pag. 21, Hy zege ook, dat zy weinig tydts na de verloffinge de dikte van een vuijt b.cft, ofte iets meerder pag zz- '■'• '■-'• ; " - De Vrouwen, die haar ftonden fterk hebben , hebben een dikker Lyf moeder, dan anderen, alleenlyk om dat hun bloedt in meemate daar na toe vloeijende, in diervoege de wydte der flagaderen van dit deel vermeerdert,dat deezen zig met ten eetiemaalin haar voorigen ftaat kunnen herftetlen, zelfs dan wanneer de ftonden voorbv zyn. 't Is om dezelve reeden, dat de Vrouwen, die Kinderen hebben gehadt, een dikker Baar moeder hebben Naar maate dat de vliezen der flag-aderen uitgerekt geworden zyn, zoo is ook hnr kra Wameer de ^ouwtenjonlinker ^de ie lïïL' T / " ZV g£woon meer in de reSter °f rus ad L,L/'ggv'' ?'el me* «tydt. In medio locatus eft ut- occupare fit *amellttm: tunc ™™ ^extrum aut fimftrum magis occupare fokt quamquam non Jemper. Anat. lib. i* cap. 22. pal dfe hv rf?r /' !0lsenS deeze Heer' hoewel de reden, de hy daar van geeft, by al de hedensdaagfche Schryvers voor yalfch erkent wordt, dat de Baar-moeder zomwyle van haar natuunyke legginge afwykt. De Graaf bemerkt dezelve zaak in uitdrukkelyke woorden. De Baar moeder, zegt hy, « m in >t mldd&n gepiaala mmr Jomwyle, hoewel dit weinig voorkomt, hebben wy aie, nu meer na de •eegter, nu meer na de Imker zyde van de onderbuik geplaatft gevonden • / we.tee wy gemerkt hebben, van andere ontleedkun igen, byzonderhk tn zwangere Vrouwen, aangetskent te zyn. Non Jemper in medio pracije colhcatur [uteru ), fed quandoque, licet rarius, illum nuno maats verjus dextram, mme magis verfus finiftram hypochonirii partem litum ojfendimus; quod praferttm in pragnantibus ab uliis Anatomicis notaturn mvenimue. de Mul. org. cap. 8. pag. n^, Sennertus hadt begonnen eenigzints gewaar te worden de gevolgen van deeze ziakj want hy telt onder de oorzaaken van een natuurlyken arbeidt, te weeten, in dewelke 't Kindt zyn hooft voordoet, en die nogtans moeijelyk is, wanneer de Baarmoeder niet regt geplaag is , en daarom dejfelfs mon it wordt toegedrukt. Dum uterus rebfum fitum nm habet, & propterea ejus os comprimisur. Pract, hb. 4. p. u. fect. ó. Zoude men beter kunnen overeen.  JJNMERKINGE. $$ «„a-mmpn met 't seene. den Heer van Deventer in zyn Voorreede, ZaTJotr^ê^ Aftand kanoden, als dat hy >t hooft na * T'ZutlTdeSgginge ooi zy, zegt den Heer P E u pag- z3 y , >t fltZ^ verrelaneenonbedriege^k kenteeken vort en v orfpoedigen arbeidt te zyn, dezelve dihnaals de oorzaak u, d.e voofd et T. • • deze leggingeis dihnaals de langfle, de ongerufte, j j lotioftp pn de moeiiefokfie, die men kan bywoonen. deverdneugfteendemoei^e^ wanneer men '* keven vaneen rS S tTbelouden\is 4 * lat hulp te roepen, als >t hooft vaft ^^fiti'^te ™ >t Stuit beef Men kan alsdan met maa. ken daf 't voor den dag komt, dan met H croeh t te gf ruiken 't Hadt wel behoort, dat La Motte uitgelegt hadde wat hy „ftaatdoor deze woo den, in dewelke H hooft zig qualyk voordoet k uKan Van deze vier legg ngen is de eerde die, aan aewei Ea£ Vroet«nVeS«*de eernafm van * TO" zv lemmen over een, dat, hoewel m de tweede de verloi5 ' rLïer zv dezelve nogtans ook natuurlyk gelchiede. Zy Sn X meende als de twee laafte leggingen vreezen • en St zoude met groote reden zyn, indien 't Kindt aldus geplaalt ws in eeri Tegte Baar-moeder; want 't geheele gewigt van zyn ^ a m op z/n hals drukkende, zoude den omloop van t bloed  66 AANMERKINGE. aldaar terflont gefluit worden; maar waar is hier plaatze voor de verlegentheidt van de VroHmeeflerPen terwyl zv over een komen lah'n K!hdKKde 10 voo/düende' e« d«tó hooft op deS geböojen hebbende, anders niet van noode is, om het zelve ,n zyn natuurlyke leggmge te brengen, als de fchouders een weinig » rug te drukken, door welk middel 't bovenhooft van zelve na de opening overzakt, zal 't dan grooter moeite in hebben om 't E&vSLgr*te brensen in ,i ondeifteide —^ 't Is dan zteker, dat in wat leggiöge 't Kint zyn hooft voordoet "f"^ Baarmoeder, 't gemakkelyk is 't zelve te verbeuren door iJV V1!h 5 ,,mterfte gmadt 8ekndt 1S in d^ Lvf moede; door de langheidt des tydts, die 'er verloopen is zeedert de wateren gebroken zyn Zoo dat de Aanmerking, die la Motte maakt dat -wanneer men t leven va% een Kindt tragt te behouden, te laat u buil te roepen, als», hooft vaft ingedrongen zit in de holte van t sLlS volgens zyne ftelhnge ten eenetnaal vallch zoude zyn ' Om deeze redenennge taftbaarder te maaken, of liever om die ovenmgende te doen zyn, moet men de oogen flaan op deTwet de Figuur, en aanmerken de lynen, die met A, B C JeTeekent ftaan ; van dewelken de eerde A verheelt de n^tuurlvke leggmge des Baar moeders, die volgens onze Schevegen atft s in een regte lyn, welke van de uiterlyke ichaamdeekn l n de Vrouw tot deszelfs Navel getrokken wordt: dé tweede H verheelt de Baarmoeder voorovlr gezakt; en de dTrde C verheelt de Baar-moeder na de rugge-gfaat nedergezon en dat men ook in de eerile Hguur naarziet de lynen D i VJ h7 T de eerile i> verheelt 1 Baar moeder Jgt over' zyde g valIm'ln ginge dat is te zeggen, minder overhellende, en geplaaflt tus ichen de zyde en de voorkant van de Bu.k men zal dal ü? «oodtzakelyR befluiten, dat, indien 't Kindt voTg^ns de lyn A gepkatft ls, mets den doortogt van 't Hooft belet, als vitpeen» m wat leggmge 't zelve zig mogte voordoen: dat indien c Kindt volgens de lyn C geplaatft S, zyn bovenhooft'r^t op 't .Schaam-  AANMERKINGE* 67 't Schaam-been van de Moeder drukt; dat, indien 't Kindt volgens de lyn B geplaatft is, 't geheele hooft op de bovenfte bogt van 't Heilig-been aankomt ; dat, indien 't Kindt volgens de lyn D geplaatft is, 't hooft ruit op de bovenrandt van 't Bekken aan de tegenovergeftelde zyde; eindelyk dat, indien 't Kindt volgens de lyn & geplaatft is, 't hooft van 't Kindt ten deele op dezelve randt van 't Bekken zit, en ten deele op de boveirile bogt van 't Heilig-been. Waar uit ik befluite, dat, wanneer 't Kindt volgens de lyn B geplaatft is, 't hooft van 't Kindt niet alleen in de holte van't Stuit been legt, gelyk la Motte zegt, maar in de holte, die zamengeftelt wordt door 't onderfte deel van 't Heiligbeen, en door 't Stuitbeen, 't Welke maakt, dat de vaftzitting van 't hooft veel mdeijelyker verbeetert kan worden: terwyl dat, wanneer 't Stuit been al wyken konde, de perfinge van 't Kindt, ten deele op 't Heilig-been aankomende, het welke onbeweeglyk is, nooit fterk genoeg zyn zal om 't Stuitbeen te rug te drukken, vooral ter plaatze daar deffelfs geledinge 't aldervafte is. Ik befluit daar uit ook, dat, wanneer het Kindt volgens de lyn D geplaaft is, en de perfinge op de bovenrandt van 't Bekken in de tegenovergeftelde zyde aankomt, 't hooft nooit naderen zal, om dat deze randt onbeweegbaar is, en dat men in dit voorval 't hooft na den doortogt brengende, 't welke niet onmogelyk is, gantfch niet vordert. Want 't zelve dringt dan onder den randt van Bekken, alwaar h zeer vleefige Spieren, en een gedeelte van 't Heupe-been {Ifcbium^ ontmoet, die 't niet kan doen wyken. Aldus komt 'er een ander zoort van vaftzittinge, dewelke alzo moeijelyk te verhelpen is, als de eerfte Ik zegge alzoo moeijelyk; maar ik zoude meer mogen zeggen: om dat in dit geval de vVeën nootzakelyk minder kragt hebben, en dat men, volgens de aanmerkinge van den Heer van Deventer, beveiligt door de zjfte waarneeming van La Motte, nog niet veel gewonnen heeft, wanneer 't hooft naar de doortogc gebragt is, terwyl de fchouders op de beenen, die 't hooft hadden tegenhouden, vaft zullen zitten. I z Ik  68 AANMERKINGE. Ik befluite eindelyk, dat, indien 't Kindt volgens de lyn E' geplaaii is, en zyn hooft ten deele op de zyde randt van 't Bekken, en op de bovenfte bogt van 't Heilig been, men 't zelve na de doortogt niet brengen kan, zonder dat 't valt in de holte, die gemaakt wordt door 't onderfte deel van 't Heilig been, en door 't Stuit-been, alwaar 't zeer vaft zal blyven hangen, zonder hoope mogelyk van 't Kind geheel aftehaalen, na dat men 't zelve de doodt heeft toegebragt, met tot zyn uithalinge 't crochet te te gebruiken. De overhellinge des Baar-moeders zal zonder twyfel genoegzaam bewezen fchynen door 't gezagh, en de redeneringen, die men nu gezien heeft; maar ik agte deze waarheidt van zoo groot gewigt, dat ik niet kan overflaan de andere bewyzen, die uit haar zelve in ftaat zouden zyn om de alderongelovigften te overtuigen, Amand pag. 19., fpreekende van de zwaaren arbeidt ter oorzaake des Baar moeders, meldt een quade legginge. Dat dit de fchuinte des Baar-moeders is, die hy door deze woorden te kennen geeft, is een zaak, daar niet meer geoorloft is aan te twyffelen, als men de volgende gelezen heeft pag. 24. Men vindt zomwyle Vrouwen, in dewelke men de inwendige opening des Baar-moeders in den, beginne niet voelen kan, hoewel zy met "'er daadt in arbeidt zyn, omdat deze opening in haar zeer hoog na den Endel-darm gekeert lekt. niet te min, wanneer de Vrugt voel gekeert is, en ' de Vrouw waarlyk den arbeidt heeft, voelt men gemeenlyk door de zelfjiandigheidi des baar moeders, dat 't hooft van 't Kindt allengskens na beneden perft, en groote viederftandt doet tegen de ondertaftinge ten tyde van de Weën. Dit zyn ook de eige woorden van Mauriceau iib. z- cap. 6. Maar kan deeze opening zeer hoog na den h,ndel darm gekeert leggen, zonder dat de Baar-moeder na vooren 0verhelle ? en wanneer men in plaatze van 't hooft door de opening van de Baar-moeder te voelen,ft zelve met anders als door deizeus ze,l*i!andigheidt voelt, is dit geen zeker bewys, dat de opening tegen 't Heylig-been gedrukt zi.t, in plaatze dat die regt inde holte van 't Bekken moert leggen ? Mauriceau verhanlt in de IjAfte waarneminge, dat hy geroepen. wierdt.  AANMERKINGE. wierdt door een Vroedvrouw, die verfteldt ftondt, dat een Kindt niet naderde zedert vier en twintig uuren, na dat de wateren gebroken waren, 't K indt deedt de zyde van 't gezigt voor, en de Vrouw had niet als quade VVeën, die 't hooft van^'t Kindt tegen zyn fchouder drukten, en beletten, dat 't niet in de geboorte konde fêhieten Hy wierdt deze legginge gewaar, zegt hy, daar de Vroedvrouw niet opgelet hadt; ende vondt, dat 't gemakkelyker was 't Kindt om te draijen, en by de beenen te haaien, gelyk hy deede, als 't hooft in een beeter legginge te brengen. Mauriceau gingh hier met veel voorzigtigheidt te werk volgens 't gevoele van onze Schryver, maar zeer qualyk volgens het zyne; want 't is onbetwiftelyk dat 't hem, indien de Baar-moeder niec overhelde, veel gemakkelyker was 't hooft op zyn plaats te brengen, als 't Kindt om te keeren; terwyl hy, gelyk wy hier boven gezien hebben, niet anders te doen hadt als de fchouder te rugh te drukken, en in gevalle 't hooft dan nog niet van zelve behoorlyk voorquam, de vinger agter om, of van ter zyde in te brengen, en 't zelve zagtjes in zyn natuurlyke legging te tfellen. is 't zaake dat de Baar-moeder in eenige onbevrugte Vrouwen overhelt, zoo is 't onbetwistbaar, dat zy dit doen kan, en zekerlyk doen zal, wanneer de Vrouwen in deeze ftaat zwanger worden. Maar dat de Baar-moeder in zommige onbevrugte Vrouwen fchuins legt, dit is duidelyk de leeringe van Sennertus pracl. lib 4. pait. 2. cap.. 2. fecl. 4. De Baarmoeder, zegt hy, wordt belet door de engte van haare hals, die veroorzaakt wordt van de quaade legginge en verdraaijinge d:s Baar moeders, enz lm • peditur uterus propter cervicis augujlinum , qua ex uteri ma~- lo fitu, & contorftone , excitatur &c. 't Zelve leett men ook by Thomas Bartholinus /inat. cap. 19. pag. 175. Indien de legginge van ae btnnemondt verandert zvordt, zoo dat die niet regt in ,t midden tegen over de grondt des Baar moeders legt, meeat men, dat den Man met regt zyn zaat daar na toe kan fchuten, en dat ''t zaat eerder te rugh zal vloeijen, als ontfangen werden. Süus fi immutetur, ut nonin medio recta fundum nfpiciat, ad illud raio vir femen ejaculari ma pojj'e putaiur , & femtn potius reflucre, quam eonciph Dit is- i 3 mede;  yo AANMERKINGE. mede 't gevoele van Mauriceau pag. 57. 't Is waar, dat deeze Schryvers willen, dat die overhelling des Baarmoeders een oorzaak van de onvrugtbaarheidt is v Lr Zv„ wy al genoeg onderngt van de maniere, op dewelke de omfanee miTe gefchiet, om zo voor zeker, als zy gedaan hebbeT X lpraak te doen; voomamentlyk na dat men Vrouwen gezien heef jaar onder zommigen bevrugt geworden zyn. hoewel haar mw' denvlies met gebroken was; gelyk Mauriceau getuigt lil. paZ f . anderen hoewel de opening van de Scheede'byna geheelrofgeflo! ten was door de zamengroeijing der lippen in g'volfe van een ont' vehng gelyk Amandt verhaalt; en anderen eindel?k hoewel dé holligheidt van de bcheeae byna ganfch gefloten wadoor een m trent fteenagtig tuffchenfchot, zo ons verhaalt den uitlegger van ƒ£ fterm% al t geene dan, dat men met reden kan befluUen uit de zemelde aanmerkingen, is, dat de Baar moeder zomtydts in onbevrugte Vrouwen fcheef legt. Zal deze nu zig zelve herftelTen L klaïbyk. ' gr°0tgaan ? ZCkerlyk »** Het t de 4. ehoogh toe, om myn handt boven over V fchaambeen van de Mo\er ie buigen , op dat ik tn ae grondt van deeze zak de twee beenen van haar Kindt zoude ku/ine vattin; 't welke aldaar als een klomp ingearongen zynde, door de bngt van zyn Lighaam belet wierdt zoo gemakkelyk te volgen op de trekking van ae voeten, als 'l wel zoude hebben kunnen doen m de natt'ur lyker gelieltenijjevan de 'Buik deezes Vrouws, als ate nu was. Nogtuns hualde ik dtt Kindt levende, enz. M i lric iu, Obf. ó. Kan oen hier in weerwil van de duifterheidt eeniger woorden, miskennen de overhellinge des Baar-moeders na vooren? In de volgende, die de ó - ijle van "t zelve Boek is, zalmen de Hiltorie zien van een moeijelyke verloffinge door 't overhellen des Baar moeders na de regter zyde. Ik zagh een Vrouw, zegt hy, die zedert vier geheele dagtn van haar eerjle Kindt in arbeidt was; haar wateren al voor drie dagen gebrooken, en den aibeid zeer zwaar gewceji zynde door de quaade Ween, die zy ' altydt dus >verre gehadt hadde ter oorzaake van de legginge van V Lighaam des K.nds, dewelke t ememaal tn ae regter zyde, en wat fchums, wezende, belette, dat de aandrang der Ween niet regt aanquam. Zoo dat ik, aanmerkende, dat de Weén ganjchelyk ver/lapt waren, haar aanraade, ten eerft en aftrekzei van twee vierendeellools Zenebladen in te neemm, met V zap van een Oranp sippel; 't welke, ae Ween adngeza heibende, haar redelyk gelukkig zes uur en daarna van een grof doodt Kindt dcedt vertoftln, dat men genoodzaakt geweeft zoude zyn met gereetjehap te haattn mdie^ dit hulpmiddel ae goede uitw<.rkinge niet gedaan hadt, die ivy daar van verhoopten. Ik btwaare veitcneide Aanmerkingen over deeze waarneemuiT voor 't Hoordtlhik van de mueijelyke verlolling door 't overzakken des Baar moeders in de re^terzyde; om my alleen met deeze op tehouden, die tot ons tegenwoordig voorwerp behoort, De aandrang van de Ween komt altydt regt^aan in een regte.  7* AANMERKINGE. Baar-moeder, welke ook de legginge van 't Kindt zyn maghwant de fpieren van den onderbuik, en 't middelrif!:, dringen af tydt onmiddelyk, ofte middelyk, van alle kanten op de Baar-moeder, wanneer zy regt is. In de plaatze dat 'er niets is als de fpieren van de Buik alleen, die op haar werken, wanneer zy van vooren, of in de zyde, legt. Daarenboven hoe perflln deezen haar nog, als zy in de zyde legt? de grondt is byna buiten 't bereik van de perfing: terwyl dezelve door de darm beenen befchermt wordt, en de perfinge, dewelke van vooren gefchiet, kan die wel aanmerkelyk zyn? Maar, zal men zeggen 't gefagh van de Graaft gy hebt aangehaalt ten voordeele van uw gevoele, is tegen u, of ten minde hv komt niet wel over een met zig zelve. Want ziet hier, hoe hl zig uitdrukt. 't Gebruik 'der bunden is om de Baar moeder in even* wigt te houden. Nogtan's fchynen de ronden de bequaamften om dit VtUewerken tn zwangere Vrouwen, voor zoo verre namentlyk als dezen tn de laatfte maanden van den dragt, wanneer de Baar-moeder zeer vergroot is, dezelve van weerkanten vaft houden., op dat „os na de eene, mg na de andere zyde van de buik overzakke. Daarom snoeft en die aan de bovenkant vaflgehegt worden, op dat zy haar be diening des te beeter zoude nakoomen. En dat dit 't zuaare ampt der banden is, getuigt ons ov rvloedig derzelven 't zamenftelling, Ho rum ligamentorurn u/us eft uterum in Jua Jede detinere . Rotunda tarnen tn gravtdis id magis praftare videntur, quatenus fcilicet po/tre mis geftattoms menpbus, dum tn magnam molem excrevit uterus eum ab utraque parte detinent, quo minus in hanc, out illam ventris partem tnchnet. Hm lila /uperionbus partibus eram colliganda ut tanto mehus Juo fungerentur ojftcio. Atque hunc verum ligamentdrum ufum efte, tllorum fabrica Jatis Juperque teftatur. De mul. or* cao 10 pag 147. ö' v' Deeze plaatze, die tegens ons fchynt te flryden, of is ten eenemaal buiten ons voorwerp, of hy pleit voor ons. De Baar-moeder wordt daar in vergeleken by de maft van een fchip, die vastgehouden wordt, en overendt blyft ftaan door 't touwwerk 't Is zeker, aat, indien 'er met meer als een touw aan ieder zyde was, de mmfte windt de malt voor of agter op 't fchip zoude neder.  AANMERKINGE. 73 Werfravten Waar uit volgt, dat 'er ook geen groot geweldt beSoSt om de Baar-moeder na\ooren ot na agteren te doen overzak£ ÏÏa: zoo de zeid touwen, die de ma! onderdennen, niet boven aan vaftgemaakt waaien, dan is 't gemakkelyk voor een legeIvk dewelke de maft als een hef boom de touwen als de kragten in windt als de tegenftandt, aanmerkt, te begrypen, da een hee^t^ndde van° ter zyde waaijende de maft gemakkelyk -na de overzyde omflaanzoude. Ook zegt ie Graaf, datdjronde banden aan de bovenkant vaflgehegt moeiten worden. En aldus zoude dee'e Heer toegeftemt hebben, dat zy met als van een ge■ « hnln kunnen zvn in de laaile maanden van den dragt, by aldien hy ge^eSS: hadde, dat zy zoo veel te meer van de bovenkant ifwvken als de tydt van 't zwanger zyn vermeerdert. Deeze gefteltenifle is buiten twyifel een uitwerking van de oneindige voorzienigbeidt ,< aan dewelke mets ontfnapt. En warïvk hoe zonderde grondt des Baar-moeders, die t eenigI ïedeele is, dat zoo een groote uitrekking kan ondergaan, zis volgens de noodtzakelykheid hebben kunnen uitzetten wannier Sve, om zoo te fpreeken, beteugelt was geweeft dooi Se banden, dewelke, uit langwerpige draaden te zaamengeftel zvndeTde verlenging niet zoo wel kunnen ondergaan, as da deeze netsgewyze gefchikt waren? 't was dan nodig, dat t deel vaf de S moeder, 't welk tuffehen de banden, en daar boven, ïïlegen is, zig zelve alleenlyk zoude uitrekken en vervolgens, da de banden van de grondt afweeken na maate dat die zelve grondt ^fetboven, weet men niet, hoe zeer zommige Vrouwen «Kt worden van de pyn, die zy in de heffen, en de dyen fp't einde van de dragt gevoelen? welke pyn veroorzaakt wordt door de trekking van deze banden, die gedwongen worden zig te verlengen om te" kunnen volgen de hals van de Baar-moeder, die ïf ? Skken opryft, alwaar zy niet langer blyven kan uit hoofde van hmStffliage Was\ dan noodtzakelyk, dat met de ^de banden aan de grondt des Baar moeders voor altydt vaft te hegten, die pyn gedurig wierde, en zoo veel vinniger, als de  74 AANMERKINGE. dragt meer gevordert zoude zyn?- lyden de Vrouwen niet genoeg door de walgingen, en de ongemakken van 't Kinderdraagen door de finerten van de verloffinge, en de vreeze van deflelfs gevolgen, zonder nog haar ongemakken te vermeerderen door deeze pynlyke en Seduurige trekking? en indien 't vaft ftaat, dat 't de hoopc is van 'er beeter koop aftekoomen, die haar doet 't gevaar van een tweede dragt loopen na een eerfte zwaaren arbeidt, is 't dan waarlchynlyk dat zy zig andermaals aan deeze fcherpe pvnen zouden willen blootftellen, wanneer zy wiften, dat die volflagen onvermydelyk zouden zyn? ö CAPITTEL X. Van een Welgeplnatfte L TF-MO E*D E R in een Zwangere of Barende Vrouw. AL e<,f nat, W7 fPree^n van een fcheefleggende of aualvk I\ geplaafte Lyf-moeder, zoo zal het billyk zyn aan te wS hoedanig de legging van een regt gelege Lyf moeder is m een zwangere of Barende Vrouw,- ik hebbe daar vati reetsSforXn in het derde Hooft&el, na de twede Figuur, wanneet*^£w£ Sn tl^en ^LeT ^^«n'die ta?BcL?K Ken, zal dernalven den Leezer daar heenen wvzen en hier maar tot verdere verklaaringe byvoegen, dat hoe groS Kindtzv d a gen, hoe dat de Lyf-moeder hooger in de Buik moet opkL men; want de holligheidt van het Bekken te klein zynde om zoo groote Lyf-moeder te plaatzen, als die is, waar in beruft een voldrage Kindt met zyn iNageboorte en de Wateren d e daar n n! gefloten zyn ; zoo volgt daar noodzaakelyk uit, dat de L$ moeder, tot boven de rand van het Bekken ït Z"h^irSr des buiks moet inklimmen: dit. doende behoud? ^ ^ wyze van leggmge die zy van te vooren hadde, vool of kon na de  Van een Weïgeplaafte LTF-MO E^D ER. 7$ de bevrugtiging, ofte niet; zoo de Lyfmoeder dezelve cours van legginge als vooren behoudt, zoo noem ik die een regte en welgelegen Lyfmoeder, en als dan legt zy met haar punt, wyzende regt in de holligheidt van 't Bekken, en ftaat met haar bodem omtrent de Navel des Buiks. Maar wanneer die van cours verandert, en deze of geene weg merkelyk overvalt, als dan noem ik. dezelve een fcheef leggende, of qualyk gelege Lyfmoeder: en daar van is 't dat wy in de volgende Hoott-delen nu gaan lpreeken. CAPITTEL XI. Van de qualyk geplaatfle of fcheef leggende L TE-MO E' UE RS in Zwangere en Barende Vrouwen. BY de vierde Figuur getoont hebbende, dat de bezwangerde Lyf moeders, met haar grootfte en zwaarfte deel los en ongebonden zyn , zoo kan het ligtelyk gebeuren, voornamentlyk in Vrouwen ""welkers Bekkens klein zyn, dat de Lyf-moeders dan hier en dan daar henen komen te zakken: te meer, dewyl de Lyf-moeders als dan op haar punt niet wel konnen blyven ftaan, en van zelfs genegen zyn door haare zwaarte deze of geene weg «ver te wyken; en dewyl haare banden zeer rekbaar zyn, zoo k\mnen zy gemaklyk toegeven, waar uit dan de fcheve legginge van de Lyf-moeders ontdaan. Het kan ook gebeuren dat eenige verzweringen, ofte littekenen , ofte eenige verharde klieren, of [verftoppinge ,van vaten aan d'een of d'andere band of de daar aan leggende delen, de Lyfmoeders konnen nootzaken, om van den beginne van haare uitzettinge.fcheef, en meer na de een als na de andere zyde, over te hellen , gelyk als ook verfcheide andere zaaken daar toe konnen contribueren. Maar op dat wy ons niet ophouden met het onderzoeken van de oorzaaken, waar door de Lyf moeders deeze en geene quade legginge konnen krygen, zoo zal ik my genoegen met te zeggen, & 2 dat  76 Van Scheef leggende LTF-MO E bb Is een gedeelte van de dunne of vliezige deelen van de Nageboorte, dewelke wat in een getrokken zyn, hebbende een fcheivlies waar door de Nageboorte is in twee deelen gedeelt, en waar door de Kinderen van een gefcheiden zyn geweeft, hebbende een Jegelyk in zyn eigen Wateren gelegen. cc cc Zyn dezelve dunne vliezen aan de rand of buiten zyde ineengekrompen. J dddd Zyn de Navel-ftrengen aan de einden afeefneden en m»t haar wortel in de Moeder-kolk ingeplant. arSeineaen ™ ™t C A-    Van het ONDERSLAAN der zwangere Vronwen, 8 j CAPITTEL XIII. Van het O ND E RS LA AN der zwangere Vrouwen, wat het is, en hoe het gefchiet. EEn Vrouw, die een Vroedvrouw begeert te werden, dient wel f onderwezen te zyn in het onder ftaan der zwangere Vrouwen; en dewyl het woort onderftaan een oneigenlyk woort is, dat niet klaar uitdrukt het geene de Vroedmeefters en Vroedvrouwen daar door verdaan, zoo zal het goet zyn dat woort wat te verklaren, en te zeggen wat daar door verftaan wert. Een zwangere Vrouw, of die meint zwanger te zyn , te onderftaan, is niet anders omtrent haar te doen, als dat men de twee voorfte vingren van d'een of d'andere hant, met vet, boter, of olie, beftreken hebbende, inbrengt door de Vrouwelykheidt in de Schede van de Lyfmoeder; om door dat middel te konnen bereiken de onderfte punt, en by gevolg den mont ofte ingang, van de Lyf-moeder; om deffelfs geftalte naauwkeurig te betaften, en daar door te weten het gene, waar van dat men zonder dat middel niet kan verzekert zyn. Ik zal hier noch eens tot waarfchouwinge zeggen, dat ik my niet zal bedienen, gelyk vele Schryvers doen,van de uitdrukkinge van de uit en inwendige mont van de Lyf-moeder, dewyl ik vaftftel, dat de Lyf-moeder maar eene opening , mont ofte ingang, heeft, want dat geeft maar verwerring aan de Leerlingen; ik zegge dan eens vooral, dat als ik van de Lyf-moeder fpreek, zoo verfta ik door de zelve het peers-gewyze Lighaam daar in het zaat ontfangen en de vrugt tot den dag der geboorte bewaart wert, 't welk vertoont is in de derde Figuur, welkers mont ofte opening daar door de letter b is aangewezen, en het gene andere Autheuren de uitwendige mont van de Lyf-moeder noemen, en waar door zy den ingang van de Lyf-moeders Schede verftaan, zal ik de mont of ingang van de Schede of Schamelheit noemen, gelyk zy het is; zoo zal men zig in die twee openingen niet vergrypen. La C A<  84 Wat men door V ONDERSLAAN kan weeten. CAPITTEL XIV. Wat men door 't ONDERSLAAN kan weeten. MEn onderflaat een Vrouw om zig te verzekeren van deze na volgende dingen: I. Om te weten, of een Vrouw waarlyk zwanger is of niet. II. Om te weten, of zy na by of nog verre van de tydt van haare verloffinge is. III. Om te weten, of een zwangere Vrouw regten arbeidt krygt ofte niet. IV. Om te weten, of een Vrouw die arbeidt krygt een ligten of een zwaren arbeidt zal hebben. V. Om te weten, of een Kindt wel of qualyk gekeert komt. VI. Om te weten, wat 'er moet gedaan en in 't werk geftelt werden,, om de zwangere Vrouw en het Kindt geduurende den arbeidt te hulpe te komen. VII. Om te weten, wanneer dat men buiten den gewoonelyken tydt een Vrouw zal moeten verloffen. Alle deze dingen werden het allerbeft en zekerde gekent en onerfcheiden door het 0:iderflaan; en op dat de leerende Vroedvrouwen hier van wel mogen onderwezen werden, zoo zal ik de bovengenoemde zeeve zaaken yder byzonder hervatten, en tonen op wat wyze, en waar door, men door het Onderflaan zig van die zaaken kan verzekeren. En ik zal hier tot waarfchouwinge van de lerende Vroedvrouwen zeggen, dat de kenniflè van wel te Onderfiaan is van de. hoogde nootzakelykheit of aangelegentheit voor een-  Wat men door 't ONVERS LAAN kan weten. 8, een Vroedvrouw, en ik ben verzeekert, dat'er weinigen zyn, die regt grondige kenniflè daar van hebben, en die zig daar van reg[ weten te bedienen, zo als het behoort, ten goede van de Vrouwen en van de Kinderen: ja in tegendeel houde ik my verzekert, dat veele Moeders en Kinderen omkomen door gebrek van die kenniflè; want de Vroedvrouwen in tyts de onheilen en gevaren niet gewaar wordende, door gebrek van de Vrouwen wel te Onder/laan, zoo zit bet Schip al op droog, eer men 't Landt eens gewaar geworden is, en gelyk zy in den beginne niet voorzigtig genoeg waren, om de dreigende onheilen te voorzien en voor te komen, zoo zyn zy ook daar na niet wys genoeg, om haar zeiven uit de reets gekome onheilen te redden: en zoo zy dan niet tydig om buipe roepen, zoo kolt het 't leven van het Kindt, en zomtyts ook dat van de Moeder; zoo is het dan ten hoogfte nodig, dat de lerende Vroedvrouwen wel onderwezen werden in het regt gebruik van het Onder/laan der Vrouwen : Laat ons dan ten dien einde yder zaak in 't byzonder aandagtelyk overwegen. CAPITTEL XV. Hoe men door Onderjlaan zal weten, of een Vrouw zwanger is of niet. HEt is zeker en gewis, en de ervarentheit leert, dat alle de tekenen van zwangerheit geduurende de eerfte maanden onwis en onzeker zyn, en derhalven zullen wy met dezelven ons Boek niet vervullen; want ook de aldergemeenfte en bekentfte, als het ophouden der ftonden, het braken , het verlies van appeteit , de verkeerde luften, het op-zwellen van de borften, de pyne in de tepels, en zelfs het op zwellen van den buik; alle die dingen zien wy, dat de Dogters en onbevrugten kunnen gemeen hebben met de bevrugte Vrouwen, en de eene Vrouw is zelfs omtrent die zaaken heel anders geftelt als de andere. Ik hebbe een Vrouw gekent die my verzekerde noit haar ftonden gezien te hebben, voor dat zv de eerfte reis zwanger wierd, van welke tyt aan zy die behielt L 3 wel  86* Wat men door ONDERSLAAN kan weten. wel gereguleert en op haar tydt tot de tydt van haare verloffinge, en na haar kraam bleven die agter tot haar tweede ontfankenifle, en duurde weuer als vooren, en bleven na de Kraam weder weg: en zoo van alle haare Kinderen; waar door zy geen zekerder merk-teken hadde van hare ontfankenifle, als het wederkomen van hare ftonden; en was een Vrouw gezont en wel te pas: zoo weinig ftaat als men dan kan maken op het agterblyven der ftonden, zoo* weinig ftaat is er ook te maken op de andere merktekenen. Het befte en zekerfte teken en bewys dat een Vrouw waarlyk zwanger is, bekomt men door het Onderflaan, dog beft in de laatfte maanden van haar zwaar gaan Zoo het dan gebeurt, dat een Vrouw meint zwanger te zyn of daar aan twyfelt, en wenfchte daar van verzekert te zyn t zy dat ze de boven aangeroerde tekenen heeft ofte niet, ofte eenige van dezelven , gelyk 'er evenwel gemenelyk eenigen van die zodamgen ftaat vergezelfchappen, en men derhalven zig daar van kan bedienen,om alles t'zamen te voegen en dien volgens te oordéelen, zoo zal men de Vrouw Onderdaan, om daar door beft van de waarheit der zake verzekert te zyn.Zommigen willen dat na de eerfte twee maanden, dat een Vrouw zwanger gaat, de mont van haar Lyf-moeder dicht geflooten is, waar door dezelve fpitzer, harder en vafter is als anders; dog evenwel niet met een fcirreufe hardigheit, 't welk wel onderfcheiden kan worden van een natuurlyke hardigheit of vaftigheit van die fubftantie, hebbende de form omtrent van de muyl of fnuit van een eerftgebooren Hondje: Om deze veranderinge te konnen onderfcheiden, zoo moet ik bekennen, dat daar toe een ervare hant wert vereifcht; en ik agt dat dezelve evenwel nog niet onfeilbaar zal zyn. 5 Maar na die tyt zoo begint door 't opzwellen van de Lvf moeder deszelfs mont korter, platter, en ook allengskens dunder te werden, na de mate dat het Kindt grooter wort, en de tydt van zyn uitgang nadert; voor al is dit beft te onderfcheiden en meeft kennelyk in Vrouwen, die gewoon zyn ligte en gemakkehke verlosfwge te hebben; in dezen wert des Lyf-moeders mont zoo fila* zoo week en zoo dun, dat gemeenlyk de zesde of de zevende jnaant van haar zwanger gaan de zelve haar begint te openen; van welke  Wat men door 't ONDERSLAAN kan weten» 87 tyt men dan klaarlyk de Vrugt kan voelen bewegen, welke het alderzekerjle en onfeilbaar/Ie beivys is, dat een Vrouw waarlyk zwanger gaat. CAPITTEL XVI. Hoe men door 't Onderdaan zal weten of een Zwangere Vrouw na by hare Verlojftnge is of niet. WY ondernellen te fpreeken van een natuurlyke Verloffinge, en niet van een Mis kraam; want een Mis-kraam kan ten allen tyden door 't een of het ander toeval een zwangere Vrouw over komen ; maar wanneer alles natuurlyk toegaat, zoo komt de regte tyt van Baren niet, als wanneer het Kindt zyne behoorlyke grootheit en fterkte heeft, en gemeeneiyk omtrent de Negen Maanden, of ook wel de Zevende Maandt, en zomtyts wel tuffchen de Zevende en Negende Maand, na dat ze kloek en fterk zyn: hoe wel men gemeeneiyk de Negen-Maandige Kinderen beft ziet varen. Wy hebben reets gezegt, dat na de tweede of derde maand, de Punt van des Lyf-moeders mont, die eerft fpits, dik, vaft, was., dan begint platter, dunder en zagter te werden, en dat ze dat meer en meer wert, na de mate dat de Vrugt grooter en meer gevordert wert; waar uit nootzakelyk moet volgen , dat, hoe dezelve in het Onder/laan dunder, zagter, en platter gevonden en gevoelt wert, hoe dat de tyt van de Verloffinge meerder nadert; en dit is in zommige Vrouwen zoo kennelyk, dat wel twee a drie maanden voor de Verloffing des Lyf-moeders mont zig begint te openen, en allengskens meer en meer te verwyderen, en wel een opening krygt als een Schelling of een Gulde-Stuk, en nog grooter, waar door men het Kindt onderfchydentlyk kan voelen zig roeren en bewegen; ja zommige Vrouwen hebben op 't laaft zoo grooten verwydering , dat ze maar twee a drie goede Wêen van noode hebben, om van haar Kindt verloft te zyn: zoo dat een Vroedvrouw, die wat geoeffent is in Vrouwen te Onder/laan, die  8§ Wat men door 't ONDERSLAAN kan weten. zal ligtelyk konnen oordéelen, of een Vrouw na by haar Verlofïïng is of niet, en zelfs wel omtrent konnen giffen, hoen?; maar die naauwkeurige kenniffe kan evenwel niet als door veel oeffening verkregen werden. 't Is waar , dat , gelyk alle Vrouwen niet gemakkelyk baren, zy ook alle zoodanig niet geftelt zyn, als wy hier komen te Hellen, en daarom moet men alles met moderatie nemen; want daar omtrent kunnen verfcheide exceptien zyn, en men vint het zoo niet by alle zwangere Vrouwen; want in zodaanigen, welkers Kinders gemeeneiyk qualyk gekeert liaan tot het laatfte toe, of welkers Kinders niet en keeren als op het laatfte, weinig voor haare Verloffinge, en inzonderheit robufte bedaagde Vrouwen in haar eerde zwaar gaan, daar vint men gemeeneiyk Contrarie: Want by de zoodanigen blyft des Lyf-moeders mont gemeeneiyk tot op het laatfte toe geflooten, en wert niet geopent als door de kragt van de dringende Wêen; en men moet weten, dat de zoodanige Vrouwen gemeeneiyk haare Kinderen ter werelt brengen met veel lyden en zwaren atbeit. Even wel is dit zeker, dat zelfs in die zwaar barende Vrouwen, welkers Lyf-moeder zoo lang gefloten blyft, derzelver mont in 't laatft niet zoo puntig, [pits, nog zoo dik en vaft is als in 't begin, maar is platter en dunder: 't Is ook waar, dat zommige Vrouwen, zelfs van de geenen die ligt verloffen, des Lyf moeders mont op 't laatfte van haar tyt dik in 't aantaften hebben; maar dat is by toeval, door eenige vogtigheden doordrongen zynde, en dan zalze ook zagter en vozer zyn, waar op een Vroedvrouw dient te letten; en dat ook van een ervare hand ligt is te onderfcheiden. in dit alles is wisheidt, maar geen onfeilbaarheidt, en zal ook grootelyks differeren, na de oeffening en het capabel oordeel van de geene, die de Vrouwen onder ftaan; zoo dat de eene ligt en gemakkelyk zal kunnen onderfcheiden', het geene de andere onmogelyk niet zoude konnen giften, daarom moeten deze dingen met difcretie werden genomen; gelyk de Lyf-moeder van een bedaagde Vrouw, die nooit gebaart beeft, die kloek en robuft is, en veel en fterk gearbeidt beeft, geheel anders is als die van een Jonge tedere Vrouw, die nooit groote fatigues heeft geleden en gemakke- iyk  Wat men door *t ONDERSLAAN kan weten. 89 ïyk opgevoedt is; zoo is ook de mont van een fcheef leggende Lyf-moeder geheel anders als die van een regte of wel geplaatfle: derhalven dient hier de Vroedvrouw wel op te letten. De mont van een welgeplaatfte Lyf-moeder zakt met haar punt diep in 't Bekken, en is gemakkelyk met een of twee vingeren te beflaan; in tegendeel die van een qualyk geplaatfle Lyf-moeder legt hoog, en zomtyts zeer hoog; ja zoo hoog, datze en door haar boogie en door haar fcheeve legging, of niet of zeer bezwaarlyk kan bereikt werden, en daarom na derzelver fcheeve legginge met haar mont altoos tegens de rant van het Bekken komt aanteleggen, en by gevolg niet wel kan gevoelt werden als aan haar onderfle rant, maar niet in haar gehele ronte; waarom dan ook niet wel mogelyk is, de nette grootte van deszelfs opening te konnen voelen, en derhalven zoo is dan uit deszelfs gefteltheit geen ware voorzegging te doen; en in zulke legginge moet al een ervare bant de Vrouw enderflaan, om na waarheit te konnen zeggen, hoe dat het met des Lyf moeders mont geftelt is. Waar uit dan een igelyk wel ziet, dat alle regels haar exceptien hebben, en dat men altoos ftoffe vint om met nedrigheit te fpreken, zelfs van de alderzekertte zaaken. CAPITTEL XVII. Hoe men door 't Onder/laan zal weeten of een Zwangere Vrouw regt en arbeidt krygt of niet. 00 noodig als de regte Wêen zyn voor een zwangere Vrouw om # ^ te kunnen verlolTen, zoo noodig is n&ionderflaanzmzznVroedvrouw in den beginne van den arbeidt, om verzekert te zyn, dat een Vrouw regte Wêen heeft, en dat by gevolg de regte tydt van te arbeiden is gekomen; en zoo dwaaflyk als het zoude zyn, een Vrouw die waren arbeidt heeft, te willen verhinderen om" met hare Wêen te arbeiden, het Kindt en de Lyf-moeder regt ftaande; zoo fchadelyk kan het zyn , een Vrouw , die geen regte Wêen heeft, voor de tydt te doen arbeiden; het een en het ander kan ge- M beuren,  $o Wat men door V ONDERSLAAN kan weten. beuren, en het laatfte gebeurt maar al te veel, namentlyk dat de Vroedvrouwen (geen kenniflè hebbende om door het ondlrftaan de Colyk en ande e buik pynen, of de wilde en verkeerde Ween van de reg;en te onderfcheiden, de eene voor de andere nemende) de Vrouwen voor de tydt aanzetten om te arbeiden, en haar daar toe willen helpen met dryvende middelen in te geven, en haar te doen gaan of andere bewegingen te doen doen, waar door haare pynen vermeerdert veerden, en zy meer en meer gewelt doende met na beneden te perflèn en te dringen, de Vrouwen voor haar tydt in arbeidt brengen; dat dan ligt tot nadeel van het leven van de Vrouw of van het Kindt of van beiden kan zyn. Daarom is 'er zeer veel aan gelegen, dat men de regte Wêen welkenne, om de zeiven van verkeerde IVen en van andere buik pyntn wel te konnen ondeijcieiaen: Voor al moet men zig niet ligtelyk inbeelden, dat een zwangere Vrouw arbeidt krygt voor de zeven maanden, en niet ligtelyk ietwes doen om den arbeidt te verwakkeren voor de negen, uit vreeze van de Vrouw of het Kindt fchade te doen: Even wel 't zy op de zeven Maanden of daar na, en zelfs eer, wanneer dat de tydt van, verloffing is gekomen, en dat men door bit onder/laan bevint, dat een Vrouw waarlyk in arbeidt ts, of regten arbeidt krygt, zoo moet men de Natuur ook niet willen ituiten, maar haaren loop laten, en de helpende hant bieden, daar het noodig is. De Jonge Vrouwen, die van haar eerile Kindt zwanger gaan , zoo haalt als die eenige hevige pynen in den buik en in de lenden geWaar werden, die haar wat doen wringen en krimpen, beelden haar terftont in, dat zy den arbeidt op 't lyf hebben, en zenden om de Vroedvrouw, dat die haar zal helpen, of haar zal zeggen of het regten arbeidt is of niet: Deze, zoo zy haar werk niet wel veritaat, ziende in de pynen eenige gelykheit met die van de regte Ween, ander/laat de Vrouw, en vint ze des Lyf moeders mont wat geopent of verwydert, verzekert de Vrouw aanftonts dat ze den aroeidt krygt, en vindende dat evenwel de opening niet nicer verwydert, en de Wêen niet doorzetten, fielt ai haar Konft in 't werk ©m de Wêen te verwakkaen, 't zy met ingeven, 't zy met dan dit. en dan dat te doen doeu; met haar dau in dit en dan in dat ponuur.  Wat men door 't ONDERSLAAN kan wei-n. 91 portuur te ftellen, en martelt ellmdiglyk deze arme Lydfter af, mankende door al haar doen, dat de Vrouw flaauw en machteloos wirt, en dikwils, zoo Godt het niet verhoedt, dat 'er een ontydjge geboorte op volgt, het welk niet zoude gefchiet zyn zoo zy de colyk tn andere buik pynen of wilde Ween van de rechte IVeen hadde weten te onderfcheiden. , , ,T , u Zotntydts zal door een windig Colyk een zwangere Vrouw den gantfchen buik door, ja zelfs in de lenden na onder en na boven, ïroote pyn en krimpingen hebben; ook kan een fcherp vogt de darmen prikkelen, waar op wel een buik-loop kan volgen, en de Vrouw veel pyn verwekken, waar door zy meent tn arbeidt te komen; dog deze pynen konnen, 't zy door't ingeven van wat zoete melk met lavendel en rosmaryn, 't zy door vsrzagtende en windbrekende Cltfteren, naar 't advys van een verftandig Doilor, t zy door een warme Serpentyn Heen, uügeholt plankje, of bette tó* verdreven ol geftilt werden: daar in tegendeel zoo het regten arbeidt: is, alle deze dingen den arbeidt niet zullen wegnemen, maar de Ween zullen allengskens fterker werden. De pynen, door eenige purgerende /toffe veroorzaakt, werden door de daarop volgende buik loop gekent, en veeltydts ook weg genomen, zoo die niet te hevig zyn. hm deze pynen, niet tegenttaande dezelven zomtydts groot zyn, zoo en hebben zy niet die nederper/fende kragt, die regtè Wéen hebben; en of het fchoon toefchynt aan de zwangere Vrouw zelfs, dit ze op de Lyf-moeder en Schaam deelen" nederdrukken, ot daar op werken, en van haar daarom voor regte Wêen geoordeelt werden zoo moet haar een Vroedvrouw daarom niet inbeelden, dat het regte IPeen zyn, maar moet door een naauwkeurig onder/laan de waarheidt oaat van zelfs onderzoeken , en op alles wel agt geeven. Gemeeneiyk, eer dat den arbeidt komt, zoo ondarvinde de Vrouwen eenige dagen van te vooren, dat de dikte van haar buik wat verdunt, en dit wert gemeenlyk veroorzaakt, door dat wel gekeerde Kinderen in wel gekeerde Lyf-moeders met de Lyt-moeder, te weten met dcffelfs onderfte deel, in 't hol van c bekken nederzakken, waar door dan van boven m den buik: meerder ruimte komt, en den buik eenigzints dunder wert, en dit is niet alleen M z eeri  91 Wat men door >t ONDERSLAAN kan weten een teken van aanftaande arbeidt, maar zelfs een voorbode van een goede verloffing, en immers geeft dat daar goede hope toe, en kan ten of!' lt\Ze£üfT %T; want 200het Kindt dwers gekeert, of de Lyfmoeder fcheef lag, zoo zoude dezelve niet zoo merkelyk m t hol van/t bekken konnen inzakken, om zoo merkba- veron^W1! V° ^ * ^T^" : Maar deze «^SLg verooi zaakt de Vrouwen gemeenlyk wat ongemak, 'c zy in 't man, t zy in / wateren, t zy omtrent den jloelgang; want het Kindt met het hooft in 't hol van het bekken ingegleden zvnde drukt de' Blaas f Endeldarm of beiden, en veroorzaakt daa/door', da:n£ den fl/g*?g, nog de zoo vry niet kan uitgelaten werden als tl vooren; ja wanseer het Hooft heel groot is, volgt daar wel op een opzwellinge van de daar om heen leggende deelen, en byzonderlyk van de Vrouwlykheidt, die met wel weg gaat als na de Verloffinge; Van gelyken voeit een zwangere Vrouw gemeenlyk eenige Lende-pynen, die zy met gewent is geweeft te voelen, en die allengsken. van tydt tot tydt beginnen te vermeerderen, en na beneden neer tevbeyeiï. * S'nt ^ üymS"^ ^ogtigbèidt af- En als den regten tydt van baringe is gekomen, zoo gevoelt een zwangere Vrouw gemeenlyk een groote pyn in ^Lenden, om rent de Navel en onder in den onder-buik , nederzettende op de Maam-deelen en op de Lyfmoeder; deze pynen zyn met gefl!dig\ maar by po/en ofte vlagen, en daarom werden de Wêen bv veelfn Vlagen genoemt: Zoo deze pynen regte Wêen zyn, zoozal een verflandige Vroedvrouw dezelven van valfche of verkeerde Wêen ligtelyk door het onderflaan konnen onderfchciden: Want zv zal vinden, dat de mont van de Lyf-moeder of open is, oïzig bezint te openen, en t zy dat ze veel of weiniger geopent is, zoo moet zv wagten, tot dat de pynen haar verheffen, en dan moet zy naauwkeung voelen, wat die pynen doen; Zoo het verkeerde Wêen zyn zoo zal zy gewaar werden, dat by de Verheffing van de pv des Lyf moeders mont zal fterker toezuygen en zig intrekken; rnaar de pyn of Wee vooroy zynde zal zy haar aliengskens wederZ yerwyderen; Maar zoo de pynen regte Wêen zyn, zoo zal in tegen-  Wat men door 't ONDERSLAAN kan weten. gendeel de' mont van de Lyf-moeder haar verwyderen en meerder openen, door de fterke nederperfing, die de regte Wêen op de gehoor" te doen: Daar in tegendeel de andere vreemde pynen haar onder weg verftrooyen, en de Lyf-moeder als by voorzorg trekt en fluit haar zeiven naauwer toe. De regte Wêen veroorzaaken door haar fterke drang en fcherpe pynen, fat het bloet van de Vrouw meer bewogen en verhit wert waar door de pols gaauwer jlaat, en de Vrouw in 't gezigt meer ontfteken wert, .waar op dan ook meeften tydt een fchudding of beving van 't 't gantfche Lighaam, en byzonder van de onderfte leden volgt gelyk of zy een koorts op 't lyf kreeg, doch zonder koude: Zommigen raken ook aan 't braken, maar anderen niet; maar generalyk loflen zy een dikke taaye flym , dewelke, zoo dezelve root ofte bloedig Avert, pafleert voor een zeker merkteken van de volgende verlofling. Gelyk een wyze Vroedvrouw niet .te ligt moet denken, dat een Vrouw regten arbeidt heeft, zoo moet ze ook niet te traag zyn, om een Vrouw, die meent regte Wêen te hebben, te onderftaan: Want zy kan ligtelyk verraft werden, door dien dat zommige Vrouwen (die de Lyf-moeder wel geplaatft, het Kint regt gekeert laag in 't hol van 't bekken ingezonken, en des Lyf moeders mont dun, zagt, en wyt geopent hebben; zomtydts zooJchielyk verlogen, dat 'er geen tydt is om eenige preparatie te maken; daar het dan wel gebeurt, dat de Kinderen ter aarde nedervallen, of dat haar op ve.rfcheide andere wyze groot ongemak overkomt: En gelyk het ook gebeurt, dat de Vrouwen, die den arbeidt op 't lyf krygen, haar gevoeg willen doen, zoo is het zeer gevaarlyk, zoodanige Vrouwen op eenig Secreet te laten gaan, dewyl het kan gebeuren, dat het Kindt met den afgang te gelyk nederzakt en uitkomt; gelyk veele Exempelen diergelyke onheilen beveiligen, die ik om kortheidts wille niet zal opnaaien. Dit zal ik 'er maar by voegen tot beveftiging, om te toonen dat een Vroedvrouw niet altoos na zwaare pynen en fterk dringende Wêen moet wagten, eer dat ze een Vrouw befiaat, namentlyk, dat zommige Vrouwen den arbeidt krygen , en verlolTen met zoo weinig pyn, dat ik 'er twee gekent hebbe, waar van de eene ge- M 3 meen-  94 Wat men door 't ONDERSLAAN kan weten. meenlyk zeide, dat ze om een potje Bier en Brood wel een Kindt zoude willen halen, hoewel zy geens dings gebrek hadt: En de andere vergeleek ik by een goet Wafel yfer, daar de Wafels van zelfs uitrollen, als men het zelve maar opent en omkeert, zoo gemakkelyk kreeg zy ook haare Kinderen En het is my zeffs gebeurt, dat myn eigen Vrouw, die zelfs verfcheide Kinderen gebaart hadde, en die" uit liefde reedts verfcheide Vrouwen had helpen verlolTen, als kenniflè van het Kantwerk hebbende, gelyk zy t' zedert nog veelen, die in noodt waren, verloft heeft, hebbende des nagts wat pyn in de buik gehad, niet gelovende dat het regie Wêen waren, tegens den morgenltont my verzogt haar te onderflaan, ik vondt de zaak zoo geilelt, dat ik haar aanmaande fpoedig op te daan, zoo zy niet wilde haar Bed befmetten: Zy trok maar haar onderkledéren aan, en ik had naauwlyks de tydt, van buiten myn kamer-deur aan een Zy-kamer te kloppen, om ymant tot hulpe te roepen, of zy riep my om hulp; en dus maar nederzktende op de eerfte ftoel de befte, kreeo- ik aanftonts een Kindt in de fchoot, eer dat eenig Menfch by°ons konde komen; en ziende, dat het eerfte te klein was, volgens de dikte van de Moeder, bragt ik de handt in de Lyf-moeder, en voelde een tweede, dat ook 'al fchrap ftont om te komen, dat ons beiden niet weinig deede lagchen, waar op een Vrouw inquam, die mede van de Konft was, aan dewelke ik' myn Vrouw beval, gaande met myn ontfangtne gave na den haart, daar een andere Vrouw, die ons te hulp quam, het vuur oprekende, en daar aanftonts de tweede Dogter by gebragt wierdt. Hier uit kan men zien, hoe dat men beide te haaftig en te langzaam kan zyn, het welk de Jonge Vrouwen konnen opmerken; en daarom is 't altoos beft de Vrou* wan by tydts te onderflaan, om wel te onderfcheiden, of zy regte Wêen hebben of niet, om daar uit van haaren ftaat te oordéelen. Maar eer ik hier van afga, zal het niet ondienftig zyn ook te zeggen, dat het zomtydts gebeurt, dat 'er Vrouwen zyn die byzonderlyk onderworpen zyn regte en onregte Wêen onder maikanderen te krygen, welke Wêen van zommigen omftaande Wêen genoemt weiden, en dat niet zonder reden; want wanneer het fchynt.  Wat men door *t ONDERSLAAN kan wc:en. fchynt, dat de Ween nederzetten, en dat de Vrouwen daar mede willen arbeiden, zoo veranderen zy in een inkrimpende pyn, de kramp niet ongelyk; waar door het de Vrouw onmoogelyk is haar Kindt door te zetten: en in zoodanigen geval zal het onderflaan de Vroedvrouw ook genoegzaam doen kennen, dat het vermengde id'êen, namentlyk, regte en onregte Wêen zyn: want niet tegenttaande dat de Vrouwen met deze omflaande Wêen niet regt konnen nederzetten, zoo zal de Vroedvrouw evenwel voeien, dat die Wêen in 't begin des Lyf-moeders mont vcrwyderen, en het Kindt nederzetten; maat op het laatfte, wanneer de v rouw met de Wêen op haar tterkrte behoorde te arbeiden, zoo trekt zig in tegendeel alles te rug, en dus kan 'er weinig gevordert werden, voor dar de wilde vVêen ge aidt of weggenomen zyn ; hetweike zeer bequamelyk gelchieden kan, door de Vrouw in te g even eerKgoede en wel geprepareerde pynftillende pil, en zoo na vedoop van een uur de verkeerde pynen niet merkelyk verminderen, zoo mag zy zonder fchroota haar nog eenmaal dezelfde dofis int even; waar op de wilde Wêen gemeenlyk verdwynen; en dan zal de Vn uw met kragt door de regte Wêen konnen arbeiden om haar Kindt door te zetten : deze verkeerde Wêen zyn 200 fchadelyk, en zoo onlyMyk voor de barende Vrouwen, dat de alderllerkfte regte Wêen haar nergens na niet zoo fmerteiyk vallen, als eene van de minfte omflaande Ween, Hoewel myn voornemen gandchelvk niet is , om de Vroedvrouwen de Medicynen in de banden te g, ven, latende die, gelyk het behoort, in de magt van de ervare Geneesheerenen voorzigtige Vroedmeefters, zoo hebbe ik evenwel in dit geval de Vroedvrouwen dit Hedlyk geneesmiddel n et konnen verzwygen, dewyl de Vroedvrouwen, te weeten de geenen die ten platten Lande t,e Vrouwen helpen daar gemeeneiyk geen Doétoren te bekomen zyn, daar door veele Arme Lydners kunnen foulageren. Dewelken daaronj no.m zonder deze pilien of diergelyk middel by de Kraamvrouwen ten platten Lande behoorden te gaan, op dat zy die in tydt van noot zouden kunnen gebruiken. Ik zegge in tydt van noot, niet om de pynen van de regte Wêen te willen benemen, dat zoude een dwaarheidt zyn, maar om de verkeerde pynea»  96 Wat men door >t ONDERSLAAN kan weten. pynen van de>. omflaande Wêen te verdry ven. Beziet van deze pillen het 26 Cap. c AANMERKINGE. A IlfreJSeMnen',dleJeerendrenvyZe van de Vroetkunde gehanX\. dek heoben, hebben gefprooken van de Kenteekenen dit voor den arbeidt gaan, en die dezelve verzeilen, 't Kerüe dait ft' opdoet, zyn de Ween: maar terwyl 'er valfehe, en oSe VVeëf zyn, zoo is 't van zeer groot gewigt, dat men die wel onderfehe de. Want de laaften moet men aanzetten, en de anderen ffiüen Voorwaar met dezen aan te wakkeren, 't zy door hulpmiddelen 't door bewegingen die men de Vrouw doet maaken, kan men'een aTbdTbrei^ *" "* n0g ^™ 5.TS ; Mauriceau verhaalt hier van een Hiflorie B. I. crp. 7., welker, inhoudt t alhier met onnut zal zyn mede te deelen. Een' Vrouw Sïh? 5nd? °f da3r Ttrent Zwan§er 2y»He' z^are pynen gevodt hebbende, die ten naaften by aan die van den arbeidt geleken mal te groote bewegingen, op de raat van haar Vroetvrotfw' en lie zt fcherpe clyfteeren zetten , dewelken by geluk de uirwSln? g hadden, die men daar van verwagte. ^ffiy ver t- et Z%lTe m haar vrugteloos lyden, dat nu twee dagen geduurtïadt Tt ^ Mauriceau roepen, die, haar ondertaft hebbende, de mondt des Baarmoeders zoo geopent bevondt, dat hv de ton van y 1 • , daar in konde brengen ; dogh geen andere"tota^n v nd 1 deze pynen alleen deede hy haar te bedt leggen, daar zy agt dJn op bleef, gedurende welke tydt de pynen overgingen, £ Baar moeder wederom gefloten wierdt, en zig niet eerder daar na onen de, als ten einde dragt. 't Is zeeker, gelyk hy ook ze " datPin" dien hy voortgegaan hadt, gelyk 'er begonnen was, deze Wouw op de zes maanden bevallen zoude zyn, 't welke moffelvk h.l haar Kindt de doodt veroorzaakt konde hebbïï. g * ' ' :t is  AANMERKINGE. 97 - 't Is niet genoeg, de valfche pynen niet aan te wakkeren, maar men moet dezelven ftillen. Want zy doen dikwils de fpieren van de onderbuik zoo geweldig werken , dat de opregte Weën haar eindelyk opvolgen , tot groot nadeel van de Moeders en van de Kinderen. De Schryvers, die over de Vroetkunde gehandelt hebben, fpreeken veel beeter aangaande de oorzaak der valiche Weën , als dat zy dezelven van de opregten onderfcheiden. De valfche pynen komen niet uit de Baar-moeder , volgens Dionis lib. cap. z , en dringen niet na beneden. Zy worden veroorzaakt door winden, of door de gal, die in de darmen ge/lort wordt; men kent deezen door de rommelingen , fneidingen in de buik , en perffmgen tot den afgank. Mauriceau zegt lib. z. cap. i., Dat de Colyk-pynen met zvarme doeken op de buik te leggen verdreven worden, gelyk ook met een of meer Clyfleer en ; door welke zelve zaaken de waare Weën vermeerderen, in plaatfe van te verminderen. De pynen van een graveel colyk zyn genoegzaa/m onderfcheiden door de eige kentekenen van dit ongemak; en die veroorzaakt worden door een gefteltenis tot de loop, uit de^veelvuldtge afgangen, die ''er volgen. Daar is niets fraaijer, als dusdanige redeneringen, voor zoo verre de befpiegeling aangaat; maar in de oeffening van de konft moet men deze toon veranderen. Is 't natuurlyk , dat men een zieke laat lyden, tot dat een hulpmiddel, zoo men dagt, bequaam voor het ongemak, door zyn vrugteloos gebruik heeft doen zien, dat men zig in die giffinge bedrogen hadt ? is 't natuurlyk , dat men haar bloot ftelt aan de gevolgen, van zulke toevallen, dat is te zeggen , aan een verhaaffe arbeidt ? Dit is nogtans de omftandigheid, waar in zig de Vroetmeefters bevinden , wanneer zy de zekere merktekenen van de valfche Ween niet kennen. De afbeelding , die deze Schryvers ons geven van de opregte Weën , onderrigt ons ganfeh niet meer omtrent de onderfcheiding van de vallenen. De ware Weën, volgens Dionis op de aangehaalde plaatfe , beginnen ter plaatfe daar de nieren leggen, in de lendenen , en laat en zig voelen ter plaatfe van de Baar-moeder , zy verheffen , en houden op , by tujfchenpozingen , en gfoeijen geduurig aan tn fterkte. Ik begrype niet, hoe men volgens deze befchry- N vinge  S>8 AANMERKINGE. vinge de waare Weën der arbeidt onderfcheiden zal van die, dewelken de peifïinge tot afgangh (tenefmus) ende't graveel-colyk medebrengen Mauriceau geef; van dezelve geen beeter merkteken. De lof van die na de natuur af te fchilderen was bewaart voor onze Scbryver. Indien 't opregte Weën zyn, zegt hy, als dan zal men by rt ondertaften voelen, dat de mondt des Baar moeders zig omfluit, en verwydert wordt, en na de Ween zal die wyder blyven, als te voor en; 't tegendeel zal gebeuren, zo 't valfche Weën zyn; boe fterker «kenen zullen weezeni zo veel te nauwer zal de opening worden: buiten twyffel, om dat de valfche Weën een 1'tuiptrekking van de mondt des Baar-moeders veroorzaaken. Hy is ook de eenigfte, dat ik weet„ die van gemengde ofte omflaande Weën gefproken heeft Maar 't is onnodig re herhaalen 't geen hy daar van gezegt heeft, 't Is dan openbaar, dat men door de ondertalUng alleenlyk de natuur der Weëo kennen kan. CAPITTEL XVIII. Hoe men door V Onder ftaan kan weten of een Vrouw een ligt en of een zwaren arbeidt te verwagt en heeft. WAnneer dat een Vroedvrouw een zzvangere Vrouw in 't begin onderftaat, zoo haalt als'er arbeidt begint te komen , en zy bevint dat des Lyf-moeders onderfte deel met het kindts hooft in 't hekken neder is gezakt, zoo dat ze dezelve voor in de Schede gemakkelyk kan bereiken, zonder haare vingeren diep in H Lighaam in te deken , zoo is 'er groote hope van een ligte verloffing. Zoo zy booven dat voelt, dat des Lyf-moeders mont dun, week, en wyt geopent is, voelende door de opening van des Lyf-moeders mont, dat het Kindt met zyn hooft regt in de geboorte "ftaat, zonder dat de kant of Navel-ftreng daar tullen of daar voor is, zoo mag zy haar zelve vryelyk een gemakkelyke verloffing voordellen, en die aan de baarende Vrouw doen hopen. Zoo zy dien volgens voelt, gelyk deze geilalte van het Kindt en de  Een //pen of een zwaren Arbeidt. 99 nfeenyf"vTn1errnieede ^"f' dat zi§ het water breet ^'formeert Z00 heeft zy met anders als een gelukkige en voorfpoedwe ze< boorte te verwagten, en dat om de volgende redenen. P g g Zoo het Kindt met de Lyf-moeder niet wel geplaafï was m een regte lyn volgens den fchuins opklimmende loop van dehollshZ van bet bekken, zoo zoude de Lyf-moeder en het Kindt m«zvi hefKinLdhoPofr/ W> -g niet ^3 net Kindts hooft reets zoo verre neergezonken zyndes is gelvk een voo\\J£je h°fm » * in de Have^et de ZrhvT ^lng^r°ngen is' waar door het de hoeken of punten nen ftooSn Vnn aar. °P °f ^ tege" het zelve zoude hebbe* kon" nen itooten, zoo is 'er mets te vreezen; daarenboven hebbende reets een geopende Lyfmoeder, en een zagte dunne mont, die haar ligt laat ^^T^V'**0™ tegenhouden? wanneerVr rmfar e mge goede Wêen komen. Maar indien zy ter contrarie, in het onderflaan, des Lyf-moeders mont zeer üoog vint, zonder of met een zeer kle ne opening S dik en hard, of zoo zy het water lang en fmal daa hi géformeer vint zoo mag zy wel op haar hoede zyn, de zaken zu len Hg7nakkC,yk,n^ t0fgaan' daar zal voor de ^rendtTZwt lyden en voor de Vroedvrouw, zoo zy haar werk verftaat, te ar- ten 't^'rvHrZy h°uett haaf niet van de Arende Vrouw af te|eH 'ca a ,tycVoor haar om op te paffen, gelyk wy in 't voteende hoofd-deel zullen gaan zien: uit hef welke Wder l bl^kenfwat dat de zwaare baringe veroorzaaken, en waar van men zig by het onderflaan verzekeren kan. & y AANMERKINGE. Den Heer Zktw^r is de eenigfte, die met opzet over de ondertafting gehandelt heeft, °Al!e *de andere Vroetmeefters vergenoegen zig met te zeggen, dat zy de Vrouwen naar de ondertafting in een zekere ftaat gevonden hebben. Het blykt met, dat zy willen, dat men door deeze behandeliug geruftelyk N * kon  ioo AANMERKINGE. konde oordéelen van de gemakkelykheidt ofte moeijelykheidt der aangaande verloffinge. Amaud en Mauriceau zyn de eenigften, voor zoo verre my bekent is, in welkers woorden dit bedektelyk te vinden zoude zyn. Ik hebbe dezelven aireede hier boven bygebragt. Men vindt fomivyle Vrouwen, zeggen zy, in dewelken men de inwendige opening des Baar-moeders in den beginne niet voelen kan, boewei zy met ''er daaat in arbeidt zyn , om dat deeze opening in haar zeer hoogh na d n Endeldarm gekeert legt. Waar uit een aanhanger van onze Schryver nootzaakelyk befluiten zal, gelyk wy gedaan hebben, dat de Baar moeder in dit geval voor over gezakt is, en vervolgens dat de verloffing moeijelyk, en den arbeidt zeer langdurig, zyn zal, indiende kond niet te hulpe komt. De Vroetmeefters hebben geen meerder agt geflaagen op de gedaante, die de wateren hebben. Mauriceau vergenoegt zig met aan te merken, dat, zoo men den vinger inbrengt in den hals van de Baar moeder, dat is by hem te zeggen in defcheede, men als dan den inwendtgen mondt open vindt, in welkers opening de vliezen van 't Kindt zig voordoen , die de watéren bevatten , dewelken fterk na beneden geperft worden door ieder Wee, die de Vrouw overkomt, gedurende dewelke men dezelve vliezen voelt weder [tandt bieden , en aan de vingeren zoo veel meer of min gefpannen voo,komen, als de Ween kragtiger of flapper zyn. Hy vergelykt haar in 't vervolg, als zy aan 't groeyen zyn, dat is te zeggen , als zy voor 'l hooft van 't Kindt uitzakken , aan de Windeyeren , dte geen fchaal hebben, en alleenlyk met een eenvoudig vlies bedekt zyn lib. 2. cap. 2. Zoo dat hy geen aanmerkingen maakt over de gedaante der wateren. Dionis bepaalt deeze nauwkeuriger lib. 5. cap. 2. : maar hier in 2elfs bedriegt hy zig grotelyks. Hoort zyn woorden» By aldien men de opening verwydert vindt, en voelt, dat 't vlies voortgeperfl wordt, gelyk een Darm vol watsr, dit is een teeken dat de wateren aan 't groeijen zyn, en dat zy voortgeftuwt worden van 't hooft des Kindis, dat haar moet volgen Uit deeze waarneminge zoude men~ moeten befluiten, dat , zo dikmaals als de wateren de gedaante van een Worft hebben, 't hooft haar volgen moet. De Vroetmcefter mag dan weL geruft zyn , indien 't hooft zig zonder de Navel-  AANMERKINGE. Ior Navelftrengh, ofte eenig ander deel, voordoet. Maar den Heer van Deventer u van een heel aqder gevoele. Want hy aanmerkt deeze gedaante der wateren als een zeker voorteeken van een moeyelyke verloffing: terwyl hy zig in tegendeel een gemakkelyke verlosfing belooft , wanneer de wateren breedt en plat zyn. De reden is,^at in *t eerde geval of de Baar-moeder fcheef legt of't Kindt qualyk voorkomt. En waarlyk 't hooft van 't Kindtkan zig niet voordoen in- de opening van een regte Baar moeder, dat het dezelve niet volmaaktelyk fluite; de mondt zet zig dan uit,en wordt rondt [t welk hem in deeze ftaat de naam van de Kroon heeft doen geven! en de wateren, in de grootfte persfing van de Weën door» glydende tuffchen de vliezen en 't hooft, kunnen die nooit in gedaante van een Word doen uitpuilen, gelyk 't gefchiet, wanneervt hooft; niet op de opening dringende, de wateren alleen dezelve verwyderen. Want alsdan dringen de wateren de vliezen door de opening uit, na maate dat deeze opengaat, en de vliezen krygen de gedaante van een Worft, of Darm die met water ge-vult is. Aldus heeft 't den Heer van Deventer zelfs uïtgelegt. Ziet '* nader Vertoo^h in de eerfte Toets van de Toetsfteen der Vrottvrouwen. Men moet dan niet vreemdt agten, dat deze Scbryver zyn werk gemaakt heeft, om zo byzonderlyk en breedvoerig over' de ondertafting te handelen: men behoort hem in tegendeel dank te weeten, dat hy ons ontdekkingen van zo groot ge wigt heelt gelieve mede te deelen. De ondertafting is dan nu voortaan niet meer, gelyk eertydts, een behandeling , door dewelke men alleenlyk weeten kan, ot den mondt des Baar-moeders ontftooten is door de Weën, of welk deel zig daar in voordoet; maar 't is ook een zeker middel om te kennen de natuur der Ween, die van den arbeidt, de zwaarigheeden, die dezelve verzeilen, en de middelen om haar te verbeeteren. Wy zullen over 't volgende hooftfïuk geen aanmerkingen maaken. De geenen, die met aandagtigheidt leezen zullen wat wvr aargetekent hebben over 't tweede deel van 't negende Hooftiluk * anlien 't negentiende gemakkelyk kunnen verftaan. N 5 .CA-  ioz De Legging van 't KINDT CAPITTEL XIX. Hoe men door 't Onderflaan zal weeten; of het Kindt wet of qualyk m «te g- boor te Jlaat. DE Vroedmeefters en Vroedvrouwen Hellen tweederlei geboor_ tens. Namentlyk: Eene die zy natuurlyk, en een ander, die zy niet natuurlyk of onnatuurlyk noemen: door de natuurlyke wert in 't gemeen verftaan die geboorte, waar in het Kindt met het hooft voor, dat is na 'f gemeen gevoele, regt gekeert komt; maar door de onnatuurlyke die, waar in het Kindt niet met het Hooft voorkomt. Maar om ons met dat verkeert concept niet op te houden, zoo verfta ik in een nader betrekking door de natuurlyke geboorte zoodanig een geboorte, die zonder Konft of vreemde hulp enkelyk door de werkingen van de natuur voïbragt wert, of met een woort de alderligfte en gemakkelykfte. Maar door de onnatuurlyke of onregte geboorte verfta ik alle andere geboortens, daar eemg beletzei by is, en daar eenige vreemie hulp, door Vroedmeefters of Vroedvrouwen, toe van noden is, om deze of gene zaake de geboorte verhinderende weg te nemen, of te verbeteren. En eene van de goede conditiën, die tot een natuurlyke geboorte vereijcht wert, is, dat de Lyfmoeder wel geplaaft, en het Kindt regt en wel gekeert komt, ftaande in een regte lyn, volgens de lengte van de holligheidt van het Bekken nederdalende regt in des Lyf-moeders Schede- Maar wanneer dat niet gefchiet, zoo is het een onregte, of liever een zware geboorte, want dan wert Konfthulp vereifcht, om het Kindt door te helpen, gelyk wy hier naar zullen zien, als wy van de Natuurlyke en tegen natuurlyke geboortens zullen handelen. NB. Het woort Geboorte wert veelhns gebruikt: Zomtydts wert door de Geboorte verftaan des Lyf-moeders mont, en zomtydts wert 'er door verftaan des Lyf-moeders Schede, of de geheele weg van des Lyf-moeders mont tot de Vrouwelykheidt: en eindelyk wert ook wel door de Geboorte verftaan  yt Onderfcheiden door H ONDERSLAAN I®? ftaan de gehele Ferlo(Jing, m 'dat de gelegentheidt van de zaak aanwyft: ik zal tragten die confufie zoo veel moogelyk is te vermyden. Het geene dan dat een wyze en voorzigtige Vroedvrouw te doenheeft in opzigt van dit Hooft-deel, is de Vrouw naauwkeurig te onderflaan, om diar door te onderfcheiden, of de Lyf moeder en het Kindt regt of qualyk ter geboorte ftaan : dit moet ze doen met haar twee voorfie vingeren, dezelve wel met vet, met boter, of met olie beftreeken hebbende. Zommige ryke L uiden gebruiken daar toe die van witte leliën, of eenige andere verzagtende olie; andere gebruiken olie van Olyven; en by de Boerinnen vindt men zelden ietwe.s andecs als Raap-olie, of gefmolte Boter: alles is goet, en het beft altoos befl, als men het bekomen en de Luiden het betalen konnen: maar men moet zig daar niet aan binden, maar in de noodt gebruiken het geene dat de Voorzienigheidt Gods laat aanbieden. Het onderflaan of beflaan gefchiet met de twee voorfie vingeren van de regter of van de linker hant, na dat de Vrouw gelegen of geplaatft is, of wel na dat de Lyf-moeder geplaaft is,. en na dat het de Vroedvrouw bef voegt, en zoo zy met de eene hant niet wel te regt kan komen, zoo moet zy de andere gebruiken; want zomtydts is de Lyf moeder zoo gekeert, dat men dezelve beft met de regter hant kan beflaan, en zomtydts ook wel beft met de linker, waar na een Vroedvrouw haar zelve moet weten te fchikken. Dat men twee vingeren gebruikt om een Vrouw te onderflaan gefchiet daarom, om te beeter alles wat men voelt te konnen onderfcheiden , want met twee vingeren kan men omvatten en .raceten, 't geene met eene vinger nut of immers niet zoo wel km gefchieden; als by exempel, zoo men des Lyf-moeders mont geflooten vint, zoo zal men beft met beide de vingeren konnen voelen of die fpils en dik, dan of ützelvs plat en dun is; Iprekknde de vingereu wyt van malkanderen dan zal men konnen voelen, of men dezelve vatten kan of niet; zoo ja, zoo zalze fpitzer zyn en by gevolg dikker dan als wanneer men dezelve niet kan bevatten,maar dat men tegen dezelve als tegen een plat breet Lighaam een weinig rontagtig aan voeltz en zoo derzelver mont geopent is-, zoo zal men met beide vingeren, die verwy derende ^ de wydte van deszelfs opening bete* kou»  io4< T>e Legging van 't KINDT konnen voelen, als met eene vinger alleen. Zoo zal men ook met txtce vingeren beter de ronte van 't Kindts hooft, zoo dat in de geboorte ftaat, of deszelfs gedaante, konnen afmeten, als met een eenige vinger, en zoo voorts van alles wat zig in de geboorte aanbiet. Maar op dat de lerende Vroedvrouwen mogen weten, hoe dat ■verflandige Vroedvrouwen haar gedragen in het onderflaan, zoo zal ik daar ook ietwets van zeggen tot haare waarfchouwiflgen en leringen 1. Zy hebben wel zorge, dat de nagels van haare vingeren niet te lang, niet hoekig, fcharp nogte te oneffen zyn, maar glat en kort, op dat dezelve in 't onderflaan de deelen waar in en waar aan zy dezelven brengen, nergens komen te quetfen, het welke zeer ligt zoude konnen gefchieden, en wel aldermeeft aan onbedrevenen, die de weg nog niet wel weten, en die de handen nog niet genoeg geoerlent hebben. 2. De vingeren wel vet en glat beftreeken zynde, zoo doenze zagtjes de Lippen van dé Vrouwlykheidt van een, en brengen zoo de bewufte vingeren in de Schede, wel toeziende datze de vingeren en nog minder de nagelen nergens tegen d'een of d'andere zyde tegens eenige oneffenheden aanftooten; en zoo zy eenige rimpels, of eenige andere oneffenheden ontmoeten daar wyken zy voor, blyvende altoos zoo veel als 't mogelyk is in de regte weg, en altoos meer na beneden na den Endel-darm, als na booven na den hals van de blaas, das laten zy de vingers allengskens en zoo zagt als mogelyk is inglyden, tuflchen den hals van de Blaas en Endel-darm tot dat dezelven fluiten, als wanneer zy het ondereinde ofte de mont van de Lyf-moeder ontmoeten, welkers geftalte zy dan gewaar werden door dezelve overal met de toppen van de vingers r.aauwkeurig te betaften en aftemeten. 3. Zoo weten ze door de kenniflè die zy van die deelen hebben , dat zy de hant ofte de vingeren niet moeten inbrengen na de lengte van de Vrouw, maar fchuins op om hoog gaande, als of zy van daar na de Navel van den buik wilden taften, want zoo legt omtrent de Lyf-moeder geplaatft; want zoo men de vingeren maar regt van zig afftiet, zoo zoude men haaft, met de nagels in de  't onderfcheiden door 7 ONDERSLAAN. lof de bogt van 't Heilig-Eeen regen den Endel-darm aanfteken, en daar de Schede komen te quetfen. Cm dan te weten, of een Kindt in een wel geplaatfle lyfmoeder regt of onregt, dat is, wel of qualyk gekeert is, zoo moet men agt hebben op dit volgende; zoo een Kindt regt gekeert is, zoo heeft het de kin na of tegen de borfl gebogen, en Haat met de Kruin van het Hooft regt in of tegen de opening van des Lyf-moeders mont, en om dat „te konnen voelen, zoo moet de Vroedvrouw des Lyfs moeders mont reets meer of min geopent vinden, en ten minfie moet dezelve zoo wyt zyn, dat de Vroedvrouw daar een a twee vingeren in kan brengen, of zy kan van het aanbiedende lidt niet wel verzekert zyn; en dan behoort ze ook de voo\zigtigheidt te gebruiken, van anderen daar niet van te verzi keren , gelyk onkundige Vroedvrouwen dikwils doen tot haar eige fehanden. Als ik zeg, de vingeren in des Lyfs moeders mont in te brengen, daar door verfta ik niet, de vingeren daar diep in te fieken : want als het Hooft voorkomt, en des i yf-moeders mont geopent is,zoo kan men dezelven daar niet anders inbrengen, als dat men de vingeren binnen de rant van des Lyf moeders mont op het Hooft van het Kindt brengt, 't welk dikwils, wanneer de opening wat groot is, meer uitwendig is, als.de rant van des Lyf-moeders mont zelfs.; want nadien het ront is, zoo fteekt de punt van de rondte voor uit, even eens als wanneer men een bal in een verfe Koei-blaas gefteken had, en dat men den hals van dezelve afgefneden hebbende, de bal wilde door het naauwe gat by den afgefneden hals uitperffen; in het verwyderen zal de ronde punt vooruitfteken, en zig eeift van vooren doen gevoelen; maar aangezien des Lyf-moeders mont veel dik-, ker is als een Blaas daar den hals van afgefneden is, zoo voelt men rontom het Hooft van het Kindt, dat rondt en hard is, een dikke rand, die hoe wyder dezelve wert, hoe dunder en platter die ook wert, om dat deze uitrekking fcbielyk en geweldig gefchiet. Het is waar, dat wanneer de billen, of'een derzelver, in de geboorte komen, dat dezelven ook rondt in de geboorte ftaan, van gelyken ook een knie, of een eijeboog, maar die deelen zyn van O die  loet T. die viri her Kindts hooft wel te onderfcheiden. Want het hooft heeft nier alleen een rondigheidt, die breder en effender is als de knyen en den elleboog; maar ook een hardigheit, die veel haider is als de billen, want vleefch en been zyn wel van malkanderen te onderfcheiden: daar en boven kan men de open'ing van de beenderen, ofte het weeke vlies des hoofts tuffchen de beenderen klaar genoeg onderfcheiden, en door dat af es wel weeten, of het Kindt met zyn hooft in de geboorte ftaat ofte niet. Gelyk een wyze Vroedvrouw in 't beflaan het hooft wel kan onderkennen van de billen, de knye en den elleboog, zelfs eer het water gebroken is, of eer het volkomen geformeert is: immers in de meefte Vrouwen; zo kan zy het zelve nog beter onderfcheiden van de handen, van de votten, en van de Navelftreng, of van de Moeder koek, alle welke deelen zig in de geboorte konnen aanbieden , en waar op nauwkeurig dient gelet: een bant wert gekent aan de vingeren, een voet aan de teenen, of aan de hiel, en de navel ftr eng aan zyn dunte, rondte en zagtgheit. Dit alles is nog kennelyker, wanneer het water gebroken en afgelopen is, want dan liaan de deelen bloot in de geboorte, en zyn klaarder te onderfcheiden, als wanneer dat men dezelven door de vliezen, die het water befluiten, of door de vliezen en het water beiden, moet heenen voelen; en daarom is het, dat gemeenlyk veele Vroedvrouwen haar niet veel bemoeijen eer het water gebroken is, om zoo nauwkeurig te onderzoeken, hoedanig het Kindt gekeert is , ofte welke deelen zig in de geboorte aanbieden, wagtende gemeenlyk tot dat het water afgelopen is, en meenen dan tydts genoeg te komen; maar dit is een groot misverftant en een groot verzuim, gelyk wy hier na nog breder zullen toonen. Zommige Vrouwen zyn zeer gemaklyk te Onderflaan; maar anderen zeer moeijelyk: die gemaklyk te bflaan zyn, hebben gemeenlyk een ligte Verlosftng, haar Kinderen ftaan laag in de holligheit van het Bekken, met haar hooft regt of byna regt tegens de Vrouwelykheit: en zoo het al gebeurt, dat de Navelftreng  7 Onderfcheiden door 7 ONDERSLAAN io7 ftreng ofte het hantje zig bentffens het hooft aanbiet, dat is ligt te herftellen, gelyk wy hier naar zullen zien Maar anderen, die moeijdyk te beflaan zyn, hebben gemeenlyk een zware Verlo/fing , en dat om verfcheide redenen , volgende uit de vei keerde keering van het Kindta ofte uit een qualyk geplaatfle Lyf-moeder, waar op wel aandagüg dient gelet; want ichoon de Lyf moeder nog zoo wel geplaatft is, en het Kindt is in dezelve qualyk gekeert, zoo volgt daar uit een moejelyke VerJosfing: en in tegendeel, fchoon dat het Kindt nog zoo wel gekeert is in een qualyk geplaatfte Lyf-moeder, zoo volgt daar uit een harde Verlofïing: ja de allermoejelyklie Verloffingen ontdaan uit qualyk geplaatfte Lyf-moeders, en boven al wanneer dan nog de Kinders daar in qualyk gekeert leggen: Ziet hier van het elfde Hooft-deel, alwaar ik getoont hebbe, hoe dat uit qualyk geplaatfte Lyf moeders nootzakelyk quade geboortens moeten volgen; het welke, om geen dubbelen arbeidt te doen, ik hier niet wederom zal voordellen , dewyl men het daar kan lezen. En om door het onderflaan te weten , hoe dat de Lyfmoeder geplaatfl is, zoo dient men wel aandagtig .te letten op dit volgende. Namentlyk: dat wanneer een Kindt van zelfs zonder hulp of arbeidt met de kruin des hoofts regt in 't hol van 't Bekken fchiet, gelyk dat veeltydts gebeurt, dat alsdan de Lyf-moeder regt geplaatft is, en. alsdan vint zig de mont van de Lyf-moeder voor aan en regt in 't midden van de Schede,, en is gemakkelyk te betaften. Maar zoo het Kindt regt leggende, ter contrarie tegen des Lyfmoeders mont met het hooft ftyf agter tegens het Os facrum, of tegen de Wervel-beenders aanftoot, als dan legt des Lyf-moeders lengte na vooren; en dit gefchiet meelt in Vrouwen, die den Buik zeer voor nederhangende hebben; en als dan is des Lyf moeders mont niet gemakkelyk te beflaan, want zy ftaat tegen den Endeldarm en tegens het Staart-been,alwaar de Vroedvrouw dezelve moet zoeken te betaften. Maar zoo het gebeurt, dat des Lyf moeders mont in de plaats van tegens den Endel-darm en 't Os facrum aan te leggen, O 2 de-  io 8 De Legging 'van V KIND T dezelve in tegendeel vaft legt tegens de Schaam-beëhdëreft en de Blaas, niet konnende in het hol van het Bekken inzakken, zoo is het een bewys, dat de Lyf moeder in haat lengte digt op de Lendeivervelen is geplaatft; en als dan moet de Vroedvrouw om het Kindts hooft te bereiken, haare vingeren van onderen opwaarts langs de Schaam-b'.enderen en den hals van de blaas op leiden, om daar de ment van de Lyf moeder, en het Kindts hooft te bere:ken. Of zoo het gebeurt, dat het Kindt, regt in de geboorte ftaande, in tegendeel met het hooft tegen de rant van de' linker zyde van het Bekken aanftoot, dat is, tegens het linker Schaambeen, of linker Darm-been, zoo mag men daar uit befluiten, dat de Lyf-moeder met haar gront of bodem in de regter zyde van de Vrouw legt; en in tegendeel zoo het Kindts hooft vaft tegens het regter Gemaftbeen of Heupe been gelegen is, zoo kan men oordéelen, dat dis Lyf-moeders bodem in de linker zyde van de Vrouw is geplaatft; en in dezen gevalle is het moeyelyk des Lyf-moeders mént te bereiken, aangezien dezelve zoo hoog op in 't Lighaam is gelegen: doch het kan evenwel geleideden; en 't moet ook nootzakelyk gefchieden, zoo de barende Vrouw zal geholpen werden: want in alle deze vier extremiteiten zoude de Vrouw en het Kindt, zonder huipe van Menfchen of extraordinare byftant Gods , moeten omkomen. Uit dit alles kan een lerende Vroedvrouw wel zien, dat het Onderflaan van meer belang is, als men gemeenlyk denkt; en ik twyffele niet, of veele Vroedvrouwen, die dit zullen lezen, zullen by haar zeiven overtuigt zyn, datze nog nooit wel beo-repen hadden, dat 'er zoo veel aan het Onderflaan gelegen was Ten evenwel is dit het nog niet ai: want boven dit alles moet men nog weten, dat in wat voor een plaats dat ook de Lyf moeder, 't zy wel ófte qualyk, mag geplaatft of gelegen zyn, dat daar en boven de Kinderen nog evenwel op alderlet wyzen konnen in de Lyfmoeder qualyk gekeert komen, en van alle die quade geftaltens dient een Vroedvrouw, door het Onderflaan , willé engrondige kennüle te hebben; en dat meer is, zy behoort die te hebben eer dat het water breekt, ten zy in zekere gevallen, daar het  f Onderfcheiden door 't ONT>ERSL AAN. 109 het water al gebrooken is, eer dat zy by de Vrouw geroepen wert; anders moet zy het haar aan geen naarfligheidt laten ontbreeken, om alle die fchikkingen van het Kindt door het onderflaan wel te onderfcheiden; en zoo men my vraagt waarom, en wat voordeel de Vroedvrouw, de barende Vrouw, of het Kindt, door die naauwkeurige onderzoeking kan toekomen? ik antwoorde: groot voordeel voor allen want zonder dezelve kan een Vroedvrouw niet wel beantwoorden aan hsar pligt, en omtrent Moeder en Kindt niet wel doen het geene dat'er nootzakclyk moet gedaan werden, om d'een en d'ander te helpen: en dit zal klaarder in de volgende Hooft-deelen blyken, wanneer wy zullen fpreeken van de hulpe, die de Vroedvrouwen de Barende Vrouwen moeten en kunnen toebrengen. Zullende by yder geval in 't byzonder nader aanmerken, het gene verder in het onderflaan 'der Vrouwen in die gelegentheidt dient geobfer veert te werden, CAPITTEL XX.. Wanneer 't beft is een Vrouw, die in arbeidt zit, te Onderslaan, voor, onder, of na de Wêen. TV7Y zouden nu billyk overgaan om te fpreeken van de NaW tuurlyke geboorte-; Maar eer wy daar toe komen, zoo zal het niet ondienftig zyn, een woordt te zeggen tot onderrigting van de lerende Vroedvrouwen, die niet weten, wanneer het bed is een Vrouw te onderflaan, voor, onaer, of na de Wêen; tot de zoodanigen zeggen wy, dat het nodig is een in arbeidt zynde Vrouw te onderflian eer de Wee komt, want dan is het vlies, dat het water keert, flap, en dan kan men beft de geflalte van het Kindt oblerveren, doch zoo moet men de hand niet ten eerflen te rug trekken, maar wagten tot dat een Wêe komt, en als dan zal men beft konnen voelen, of het Kindt vaft in de geboorte blyft ftaan of niet ook hoe dat zig het water formeert, fmal en lang, oïbreet en plat,' ook of de VVéen fterk of zagt zyn, en voorts alies waar van dalmen zoekt verzekerdt te zyn, en waar van men zig door het onder- O 3 Jlaan  ito ÏFanneer men moet ONDERSLAAN &c. Jlaan verzekeren kan : van gelyken als de Wêe over is, zo kan men dan ook befpeuren, of dezelve wat gevordert heeft of niet: waar uit wy dan befluiten, dat men voor, onder, en na de Wêen kan en mag onderflaan. Maar men moet toezien, dat men in het onderflaan de vliezen, daar het water in beflooten legt, niet te hard aan en talie, opdat men die niet en breeke, vooral wanneer dat het fterk dringende water door de Wé*e dezelven fterk uitfpant. CAPITTEL XXI. Hoe men door 't Onderslaan zal weten, wat 'er moet gedaan werden om een BarendeVkouw VKindt wel te helpen. ALle goede en quade leggingen van het Kindt en van de Lyfmoeder konnen door geen ander middel beter onderfcheiden of gekent werden als door het onderflaan: zal dan een Vroedvrouw een Barende Vrouw te hulp komen in alle de moevelyke voorvallen, d.e in zware baringen voorkomen, of voor kunnen komen, zoo moet zy nootzakelyk door het onderflaan eerft onderfcheiden en verftandelyk bevatten, waar in dat Moeder of Kindt hulpe van node heeft, en hoe en op wat wyze dezelven te helpen zyn; waar na zy dan de hand aan 't werk kan liaan tot voordeel van deen of d'ander, of ten goede van beiden: maar onverftandige Vroedvrouwen, die geen regte kennilTe hebben van het onderflaan, die Kunnen niet anders als met het hoogde gevaar alles van de Matuur afwagten,of by bazart de Moeder en het Kindt voordeel offebade toebrengen: en dit zal in de volgende Hooft-delen blyken, wanneer wy zullen fpreeken van de onnatuurlyke geboortens en van de manier van de Kinderen te keeren; daar wy by yder gelegentheidt zullen door het onderflaan moeten gewaar werden, wat dat 'er zal moeten gedaan werden, om de Moeder en het Kindt te helpen, en om niet een ding tweemaal te zeggen, zoo wyzen wy de lerende Vroedvrouwen daar heenen. C A-  PPat men door 't ONDERSLAAN kan weeten. 111 CAPITTEL XXII. Hoe men door 't Onderslaan zal weeten, of dè zwangere Vrouwen voor den gewoonlyken. tydt moeten verlof worden of niet > TP'vE gewoonlyke tydt der verloffinge is, wanneer een Vrouw op haar Zeven Maanden, of daar over tot de Negen Maanden, zwanger zynde, regten arbeidt krygt, waar door zy dan met of zonder hulp verloii wei t. Maar het gebeurt zomtydts, dat zy ontydig komen te verloflèn, of dat zy ontydig moeten verloft worden ,zoo men dezelven by het leven wil behouden, het zy dat'er eenige merkelyke ongelukken zyn voorgegaan, als door vallen, fchoppen , Jlaan, fooien, enz. gequeft zynde, of door hevige gemoetsbewegingen van fcbrik, vrees, of over groote droef beidt, enz., het zy dat het als by zig zeiven zonder merkelyke voorgaande toevallen gefchiedt. En voor deeze ontydige geboortens gaan gemeenlyk flerke Bloed-vloedenvoor, het welk gefchiet, om dat de Na geboorte, ofte geheel ofte ten deele van de Lyfmoeder afgefebeurt is: want zoo wanneer de Na-geboorte van de Lyf moeder afgefebeurt is, 't zy geheel ofte ten deele, zoo blyven de Bloedvaten openfiaan, cn konnen niet wederom geflooten werden, zoo lang als de Lyfmoeder in haar volle grootte uitgeftrekt blyft; en daarom helpen in dit geval geen Genees-middelen; en zoo de Vrouw als dan niet verloft wert, zoo fterft zy met haar Kindt; want die vloeden gaan fterk, en houden niet op, maar duuren zoo lang als het bloedt fterk gedreven wert; en daarom volgen daar op gioote flaauwtens enftuipen, ofte trekkingen van Zenuwen, en eindelyk de doodt van Moeder en Kindt. Het is waar, dat alle vloeden van zwangere Vrouwen niet van dat gevaar nog van dat gevolg zyn;, want zommige: Vrouwen hebben nog geduurende de eerfte vier, vyf, a zes Maanden haare gewoonlyke reiniging; en dat, wanneer het niette fterk is, zonder aan  i li Wat men door 't ONDERSLAAN kan weeten- aan haar nog aan haar Kindt te fchaden Tt h„uua i • h« kramm «fcrom wegbleven, tot Wz^Zk^Z^ en dan weder a s te vooren continnee^n ' , z^an6cr wiert, alle haare Kinderen. He geb "ook^ ' SrIS^bSSS 1°°" ^ we een extraordinare ontlffting van bloedt krygen^Stt? Lyf moeder gereinigt wert van eenige vergadering" 'van bloed h dan ook wel wat fchielyk en veelis en eSpno»?? ^anbl°edt> dat gen na zig fleept. * ' en eVenwel ëeen lluadü gevoï- Het onderfchéidt, dat 'er is tuffchen de ordinare J7w geen verloffinge hoeft te voken en Hit „;nare ^eden, waai op de doodt nooLakelyk v& moeï t h?r in zoorten, als. ordenare ontlafiingen, géfchieden i^S! gG° : ,de Cerae pyn of ander ongemak, als de^ZlT^ZT, "V* hebben; het gefchiet ook bv rWen ul™.fewo°' ^yn daar van te delyk ^-K^opTzSSk^tL^8^^ enhoudeinvloeden wel fihfcgJï %?™^^fr W de maar na verloop van eenige uuren of dagen en ïbïï lan*duüï?*i goede hulp-middelen zooVden dezelfen eindfS?ar, vloeden, waarop de verlotffn&e nf de Jnnj* eina^yK op: maar die tydts door de opltopping van het rredon^r^ m 11 dac er zoldering komt; en in dezen ^vS£?SS1Èrf WT ,vermin" vinden, dat des Lyf-moeders mSJ^S^J^ "W*" b" de Nageboorte geheel van de L^^°afiïïS°ten .ui en 200 men ook zomtydts door het ondil^tóSSkS^ ^ f Lyf-moeders mont aan vóelen leggen: enZS KgeDS des er niet te wagten, maar is een onftoaar X'dat teÏÏ Z°° Valt wr/#«f zoo men het Kindt of de Moeder of b2 ydt/S °'n te houden «wener ot berden zoekt te be- Ln fchoon men de Na geboorte nl nie* Q„ ,, evenwel los zyn, zonder f r zy no met dTkS ^ *? ka° «kt, en daarom zoo de t^n^eeneiïaiStóriïiï;^ *y 4* ^W., en de VrouwenW^f^^ en  Wat men door 't ONDERSLAAN kan weten. 113 en booven al zoo die met ftuipen ofte zenuwtrekkingen vergezelfchapt gaan, zoo is het hoog tydt de Vrouw te verlolTen, zoo men haar niet en wil verzuimen; en als dan behoeft men geen agtinge te hebben op den Ouderdom van de Kinderen, of tydt van zwanger zyn; nog ook op de wêen; nog en men hoeft na geen arbeidt te wagten; want zoodanige Vrouwen zyn gemenelyk zonder arbeidt, en het is de Vroedvrouw, of een verllandig Vroedmeefter, die de Vrouw verlolTen moet, door eerft eene vinger, dan twee, en zoo vooit alle vyf, in de Lyfmoeder in te brengen, en dan met de handt, waar van de vingers eerft lang en fmal byeengevoegt waren, en daarna dezelven uitrekkende en verfprydende , des Lyf moeders mondt verwyderen: dan moet hy, zoo 't vlies eerft voorkomt, het zelve met zyn vingeren ofte nagels doorboren, die, hoewel gekort, daar toe evenwel wel konnen dienen, zoo het nodig is, en dan moeten terftont, zonder na eenig ander deel om te zien, het Kindts voeten gezogt werden, om dezelven eerft uit te haaien, en dus het Kindt ter werelt te brengen; waar na dan ook aanftonts de Nageboorte moet afgehaalt werden: doch zoo hy by het openen van de Lyf-moeder niet het water-vlies, maar de Moeder koek eerft ontmoet, dezelve moet hy van gelyk e ook met de vingeren of met de nagels doorboren ofte icheurèn, en dan voorts doen, gelyk wy gezegt hebben, om beiden het Kindt en de Na-geboorte af te halen: de manier om dat te doen zullen wy hier naar breder aanwyzen, wanneer wy zullen fpreeken van de wyze en maniere om de Vrouwen in alderlei zwaren arbeidt te hulpe te komen. CAPITTEL XXIII. Van de Natuurlyke of liever van de gemakkelykfte Geboorte. ~T>oor een Natuurlyke geboorte verfta ik een zoodanige geboor* te, die zonder konft ofte vreemde hulpe gefchiet, ofte daar in dezelve niet van noden is: en een zoodanige is de alderge- P mak-  114 Vim de Natuurlyke GEB 00 R TE. maklykfie, en tot dezelve werden dienvolgens vereifcht deze volgende zaaken. b 1. Dat de Vrouw die baaren zal gene algemeene of byzondere krankheden hebbe , waar door zy in haare baringe verhindert wert. ö 2. Dat haare Lyf-moeder wel geplaatft zy. .'■-). Dat de Lyf-moeder gezont en tot'de verloffing wel geftclt 4. Dat het Kindt in den doortogt niet merkelyk verhindert werde, 't zy door de qualyk-gefteldheic van het Bekken, 't zy door die van de Lyf-moeder , de Schede , de Blaas, den Endeldarm, of de Vrouwelykheit. 5. Dat het Kindt levendig zy. 6. Dat het Kindt niet voor de tydt kome. 7- Dat het Kindt niet monftreus en zy, nog eenige Accidenten hebbe, waar door de geboorte kan belet werden. 8. Dat het Kindt in zyn geheel niet te groot zy, in opzigt van den doortogt. b 9. Dat het Kindt regt en wel gekeert kome. 10. Dat de Verloffing gefchiede door de van felfs komende VVeên en met door vreemde hulp. 1 11. Dat dezelve geichiede door regte, en niet met omflaande Ween. ij. Dat de Verloffing fpoedig en zonder merkelyke toevallen selchiede. 6 13. Dat, wanneer 'er verfcheide Kinderen na den anderen gebooren werden, dezelve allen, als boven gezegt is, gebooren werden, anders zal de een natuurlyk, en de andere tegens de Natuure gebooren konnen werden. 14. Dat de Na-gcboorte het Kindt ftraks volge zonder merkelyke verhinderingen. Ik ben niet van fins veel uitleggingen te maken over deze 14. Conditiën, tot de natuurlyke geboorte nootzakelyk , maar ik zal in t vervolg in de byzondere Hooft-delen toonen , dat, wanneer eene ot eenige van die allen ontbreeken, dat daar als dan een moeijeiyke en zware Verloffinge uit moet ontdaan ; derhalven zal de Lezer  Van de Natuurlyke GE BOOR TE. i i V I eezer in de volgende Hoofd-deelen verder onderrigtinge daar va» konnen bekomen. Zoo ik de Natuurlyke Verloffinge nader bepale, als andere Schryvers hebben gedaan, het is, om dat my deeze bepalinge meerder gemakkelykheidt geeft in het voordellen van de onnatuurlyke of moeijelyke geboortens : anderen hebben de vryheidt gehad het op haare wyze en na haare bevattingen te doen , en ik doe het na de myne: welke de befte is de haare of de myne, laat ik aan het oordeel van den befcheiden en verttandigen Leezer; en ondertusfchen ben ik in die gedagte, dat deeze bepalinge zal konnen dienen aan de Leerlingen , om een klaar Denkbeelt van de natuurlyke en tegennatuurlyke geboortens te konnen krygen, die bezwaarlyk uit verfcheide andere Autheuren te bekomen is. Ik zegge dan nog eens: door een Natuurlyke Geboorte verftaa ik zoodanig een Geboorte , die door de Natuur alleen en zonder Konft of vreemde hulp volbragt werd, en daar in by gevolg geen vreemde hulp van Vroedvrouw of Vroedmeefter noodig is, te weten ; tot de geboorte ofte verloffinge : maar alle zoodanige geboortens, daar de hulp van eenige Vroedvrouwen of Vroedmeefters van noode is , die noeme ik onnatuurlyk , konftig , ofte moeyelyk; en dienvolgens hebbe ik de lerende Vroedvrouwen niet te onderwyzen, wat zy by de natuurlyke geboortens te doen hebben; maar dat is alleen noodig, daar het anders gaat. Alles wat dan iu zoodanig een natuurlyke geboorte te doen is voor een Vroedvrouw, is alleen maar, het Kindt te ontfangen, af te binden, te wallenen, en of het aan een Baaker over te geven , of zelfs op te bakeren Maar eer dat wy dit Hooft-deel befluiten, en tot de onnatuurlyke of liever zware geboortens overgaan, zoo zal het nietondienftig zyn , aan de lerende Vroedvrouwen te vettoonen , hoedanig de wel gekeerde Kinderen gelegen zyn in wel geplaatfte Lyf-moeders, voor en in een natuurlyke geboorte , op dat zy daar door de quade leggingen van qualyk geplaatfte Lyf-moeders, en qualyk gekeerde Kinaeren des te beter leeren onderfcheiden. Tot dien einde zullen wy konnen bezien de zesde, de zevende, de agtfte, en negende Figuuren ; en op dat de lerende Vroedvrouwen P 2 dezelven  ifó" Van de Natuurlyke GEB 00RTE veTktarem65 * ^ m°Sen Verftaan>zo° *7 dezelven aldus Des zesde Figuur vertoont ons een welgtplaatfle Lyf moed» waar in het Kindt geplaatft is zoodanig, als dezelven Inn^nTv te' plaatft zyn eer dat dezelven gekeer't zyn; twe n metSde" na de lende - wervelen van de Moeder, de beenen eek uift de handen op de knyen, en de neus tuiTbhen beide dvuiftent n d,t poftuur zitten de kinderen gemeenlyk tot d.n tydt dat zJ haar beginnen te keeren; als wanneer dat zy gemeen vk voor ovl beginnen te buitelen, en vallen alzoo met he/hooft omK S uitgang, te weten, na de «ra»/ üö» ^c Lyfmoeder Zommige kinderen zyn ook wel anders-om geplaaft te weten met het aangez.gt en den buik na de Moeders rugCralt én ^7^ffltan80frel^8kanmen afgebeelt zlenfn dezeMaar hier by dient aangemerkt , dat op deze verkeerde zhtim ofte legging ook een verkeerde keering ter geboorte C?X? ten ware dat voor ofte in de buiteling het Kindt zig omSide' want zoo het zig niet om en draait in het voor of 0 ? '' mtt" LZ°Yal hCC h°fC Wd naar beneden de Lyfmoed rs" mo t aanvallen, maar het aange.igt, dat andlrs naar den Ende" darm komen moet, dat zal als dan na de blaas komen; waar uit ra'geKrS' Verl°iringe °mftaat > 3lS «r ïetrge- Ook kan het ligtelyk gebeuren , en het gebeurt ook zomtvdts dat haar de kinderen gehedlyk niet en keeren , maar dat zyTolb v' vende zitten, de voeten naar beneden uitfteken , en met dezelve pÏÏls^L^prelen!500" ■** W* ^ « ^ Verklaring van de Zesde FIGUUR. ff npWee Wervel beenderen. cl r/r Jmen ?irke1/. vert°onende de plaats van de Buik. co Le Lyf moeder, die wel geplaaft is, en waar in het Kindt wel zit  Van d~e Natuurlyke GEBOORTE. 117 fit, voor dat het gebuitelt heeft. dd De Heupe-beenderen of Darm-beenderen. eê De Schaam beenderen. ff De Pannen ofte Hollen, waar in de Hoofden van de dye-been- deren draayen. gg De Zit of Kuit-beentjes. b Het Kindt in de Lyf-moeder, zoo als het zit, eer het voorover buitelt Ver klaaring van de Zevende FIGUUR, aa Wervel beenderen. bb i_J Een Cirkel, vertoonende de plaats van de Buik. cc De Lyf moeder, waar in het Kindt verkeert zit, dd De Heupe-beenderen of Darm-beenderen. ee De Schaam-beenderen. ff De Panne van de Heupe-beenderen. gg De Zit-of Ruft-beentjes. b Het Kindt in de Lyf-moeder. /' De Navel ftreng. k De Na-geboorte of Moeder koek. Verklaaring van de Agtfte en Negende FIGUUR. Fig. 8. aa nP'Wee lende-wervelen of rugge-wervelen. b° jL Een omtrek vertoonende de buik. cc De omtrek van de Lyf-moeder waar in het Kindt kan gezien werden. dd De Darm-beenders ofte Heupe-beenderen. ee De Schaam-beenderen. ff De panne ofte de holligheden daar de knonen van de Dve. beenderen in draayen. gg De ruft-beentjes ofte zit-beentjes. 3 Het  * 18 Van de Natuurlyke GEB OOR TE. b Het Kindc in de Lyf-moeder wel gekeert, leggende met zyn rugge na vooren, met zyn hooft om laag in 't bekken, en met zyn agterfte deelen om hoog. i Het Kindts hooft in de geboorte. k De Navel ftreng. / De Moeder-koek in de gront van de Lyf-moeder, Fig 9. aaaaaa r *yn zes lende- en rugge-wervelen. bb £_j Een omtrek vertoonende den buik. c De plaats van de Navel. dd De Lyf moeder wel geplaatft, waar in het Kindt op zy ge den wert. e Het linker Darm-been, ofte Heupe-been. ƒ Het hol of de pan daar het Dye-been in draait. g Het eene Schaam been. bb De ruft- of zit-beentjes. i Het agterfte uit-fteekfel van het Osfacrum. k Het Kindt leggende in de Lyf-moeder wel gekeert. / De Navel-ftreng. b m Het Kindts hooft regt in de Geboorte, of liever in 't bekken, wat klaarder vertoont, als het geftel der beenderen wel toelaat, om hetzelve wat beter te kunnen zien, anders zoude de pan van de heup het hooft meeft bedekken. n De Moeder koek of Na-geboorte. Nader ver klaar ing van de Agtfte en Negende FIGUUR. T"\E Agtfte en Negende Figuuren vertoonen twee Kinderen, J—* beide wel gekeert , in wel geplaatfte Lyf - moeders , alleen met dit onderlcheid, dat in de agtfte Figuur wort de Lyf moeder en het Kindt vertoont vlak van vooren, het Kindt met de rug na ons toe gekeert: En deze Figuur vertoont ons zeer wel, hoa dat het Kindt met zyn Hooft in het Bekken inzakt; maar men kan    Van de Natuurlyke GE BOOR TE. 119 kan daar door niet zien, hoe verre des Lyf-moeders gront van de Lende-wervelen van de Vrouw af Haat; want die alleenig na deze nguur zoude oordéelen, die zoude meenen, dat de gront van de Lyf-moeder plat tegens de Lenden ofte den Rug Van de Vrouw aan lag, het welke egter niet en is; maar in tegendeel zoo ten des Lyfmoeders Bodem ofte gront van boven een goet ftuk van°de Lendewervelen af, en is veel eer omtrent de Navel geplaatft; en op dat den Lezer daar een klaarder bevattinge van zoude konnen hebban zoo hebbe ik dezelfde Figuur op zyde doen teekenen, gelyk in de negende Figuur blykt, alwaar de gront van de Lyfmoeder omtrent de Navel des buiks wert gezien. Merkt hier, dat deeze twee Figuuren verbeelden de akerbelle leggingen van de Lyf-moeders en van de Kinderen daar in op het alderb_fte gekeert, om geheel natuurlyk të konnen veiloffen; want zoo itaande als deeze Figuuren verbeelden, zoo vallen de Kinderen van zelfs door haar eigen gezvigt in de holligheidt van het bekken,en perflen alzoo door haar eige zwaarte op des Lyf-moeders mont, op de doortogt, en op den uitgang; en de minfte wee, die alsdan komt, kan een groote nederzettmge maken, om het Kindt geheel en al door te perflen, dewyl hetzelve door deze legging nergens tegen eeniir beenban vaft blyven ftaan. * S Wat wonder dan, zoo de Kinderen in de Lyf-moeders dus wel gekeert zyn, dat daar uit een ligte geboorte ontftaat? hier behoeft men nu geen wysheidt aan bet Kindt, of aan een onbekende Natuur toe te fchryven, waar door den eene zyn uitgang zoude zoeken, en den andere die bevorderen, gelyk men eeitydts fprak; dit is zod i.oodtzakelyk, als dat uit tweemaal twee vier wert, of gelyk een regt Lighaam regt met zyn lengte in ecu regce buis geileken, door zyn eigen zwaarte na beneden zakt, en door de minfte petftns se» niaklyk-doordringt, nlzoo dringen deeze Kinderen door haar eige %. wigt en zwaarte tuffchen het gebeente in, en door, de SFede van"de Lytmoeuer, die haar ligtelyk door hulp van de perflènde Wêen laat verwydcren. Ln of fchoon het Os Coccygis, de punt van 't Os ^™>Zömtydts al wat wederftaat, zoo wert het zelve egter gemeenlyk al \d te rug geftooten door het Kindts hooft, dat dan op die wyze zeer ge-  12 o Van de Natuurlyke GEBOORTE. gemakkelyk gebooren wert. Yemant zoude konnen vragen, of 'er altoos een gemaklvke se- L r^V;&rtTn^ dat/'e Lvfmoeders « KinS aidu fe en regt gekeert zyn, dan of 'er evenwel no* wel een zwaare m»hnnr te tut andere oorzaken kan wezen? waar op kanvoorde ft regte figuur van de Lyf-moeders en van de KindereTall en'nie ee noeg zyn om gemaklyke geboortens te veroorzaken? maar dar d?ar 3? Vmden d" VeeUien Zaakendi£ 111 dic 4"cd p.zyn Maar het is zeker dat waar deze goede legging van de Kinderen en van de Lyf moeders werd gevonden, dattuïaTikSenWk gemaklyke geboortens op volgen. gemeenlyk Maar merkt hier dat, als het Kindt en de Lyfmoeder aldus geÏTIT^S* ï'•en 9' FiSullren onsvertoonen e fat teMWi^^JP,e,? d£ Buik e" Borrt liaar van ai kanten intrekken en alzoo de Baar moeder beklemmen en terllen alsdan nootzakelyk het water, d?.ar het Kindt in legt, een uerkeW ^ moet maken op des Lyfs-moeders mont, om door dezelve uit te erMde\Lrinfl 5°P, deS Lyf-moede" W»t dun en zagt is, dat eer het Kindt h^" T ?ng iS' 200 zal daar uit °"^n dat eer iet kindts hooft geheel beneden voor den uitgang is gezakt het water een groote verwydering in des zX7eders mont za gemaakt hebben, en dat het Kindts hooft afwoon" wvt en T V T* ^ dtt dS rant Va" het bektei boven Iieel wyt , en des Lyf moeders mont wat flyf en hard is zoo zal i n gendeel het Kindt met zyn Hooft 'ét beneSenin hetTkken z£ ken, zonder dat des Zj/We„ ^ veel geopent is, want de Ween doen met als door een algemeent perfmg, de Buik en Borfl zig intrekkende te Lyfmoeder van alle kantfn drukken, Ogenomen de punt des Lyf moeders, die nu al ten deele i„ 't bekken begint in te dringen, die wert van buiten aan nietgeperft; maa liet vi n S V°ë\' d3C 1H de Lyfmoeder, of liev.r in de vïezen Zlnit £n'^ 18 ,befl0°:en' dat Perft va" binnen op de op ening van des lyf moeders mont, die van onderen met Len gekeert of gefluit wert, en zig daarom nootzakelyk door leïn. pers  Van de Natuurlyke GEBOORTE. in pers moet laten openen , terwyl des Lyf-moeders bals door de naauwte van de rant van het bekken wert tegengehouden: Maar als de Lyf-moeder door de nauwte van de rant van het bekken niet wert opgefchorc en tegengehouden, zoo zakt dezelve door de persfende Wêen aanftonts na beneden tot in het bekken, tot datze door de punt van 't Heilig been, en de naauwte van de Vrouwelykheid wert gekeert, op welke plaats dan eerft de Wateren magt hebben om des Lyf-moeders mont te openen, en meer en meer te verwyderen, totdat eindelyk de vliezen breeken, de wateren aflopen, en het Kindt ftraks daar op mede zonder veel moeite doorfchiet. Merkt hier nog in 't voorbygaan 't geen wy op een andere plaats , daar 't behoort , breder zullen aanmerken , dat het kan gebeuren, zelfs met deze regte legging van de Lyf-moeder en het Kindt, dat de Vrouw zonder veel gewelts in den arbeidt wel een uitzakking van de Lyf-moeder of van derzelver Schede kan bekomen; Namentlyk : Wanneer het bekken te wyt is , na proportie van de Lyfmoeder, en 't geen daar in is; wanneer daarenboven des Lyf-moeders mont dik en hardis, en dat de Vrouwelykheidt zelve ook wyt is, of zeer gemakkelyk verwydert wert. ~ De Wêen perlTen alles zonder onderfcheidt na beneden; een wyt bekken door zyn wydte houd de Lyf moeder van boven niet tegen; zy vind geen wederftant als onder aan de punt van 't Heilig been, en de naauwte van de Vrouwlykheidt, en zoo dezelve daar niet wierd gekeert, zy zoude zoo eensklaps ten Lyve uitzinken; zoo dan de punt van 't Heilig been gemakkelyk wvkt, en de Vrouwlykheidt gemakkelyk verwydert, zoo zakt de Lyfmoeder met het Kindts Hooft ten deele uit het Lichaam , ook wel zoo verre, dat des Lyf moeders banden en des Lyf-moeders Schede buiten maten werden gerekt en verflapt , en moeite hebben, om wederom na de verloifmg in haar voorige plaats te komen, en daar te konnen blyven: Maar zy zyn genegen door haar zwaarte altoos wederom neer te zinken: Wat nu een Vroedvrouw in zulken gevalle moet doen, om dat ongemak voor te komen of te herdellen , zullen wy op zyn plaats zien: het is ons genoeg dit hier in 't voorbygaan aangemerkt te hebben. Hier zoude ik wel willen vragen aan de geenen die haar inbeel- Q den,  ui Van de Natuurlyke GEBOO RTE. den, dat de Lyf moeders ten tyde van de verlosfing zoo dun zyn, als een uitgefpanne Blaas , en nog dunder, hoe dat het komt, als een Vrouw zonder geweldt van trekken fchidyk van Kindt en Na-geboorte verloft, dat als dan des Lyf-moeders boodem niet in en valt , omkeert, en .mede in de ge'boo'.te fchiet V want daar is als dan ruimte genoeg , om het te konnen doen ; en zy zoude het veeltydts, en onfeilbaar moeten doen, zco zy niet meerder dikte hadde als een uitgefpanne blaas. . Zy zullen my mogelyk antwoorden , dat zy al te fchielyk inkrimpt, om te konnen invallen en omkeeren, en dat zy van ter zyde in de lengte wert toegedrukt. Maar ik antwoorde , dat een fchielyke verlosfing geen tydt geeft aan de Lyf-moeder om haar zelve, door haar fchielyk inkrimpen, te wapenen tegen de drukkende ingewanden, die haar zouden doen invallen, en dat den aan-pers niet veel meer van de zyde, als op den boodem des Lyfmoeders gefchiet,'en dat, zoo haar dikte haar niet belette, zy aanftonts zoude nedervallen en omkeeren , gelyk zy doet, wanneer zy door het onvooïzxg'xg trekken aan de ftreng van ouderen, en door het perjfcn van de ingewanden van boven , genoodzaakt is in te vallen, en in de geboorte haar als een Kindts Hooft te vertoonen, om dat als dan de ingewanden van boven nederwaarts in de Lyf-moeder neder zakken en dezelve vervullen, waar op een onverdragelyke pyn en een fchielyke doet noodtzaaklyk moet volgen, by aldien een voorzigtige handt haar riet fpoedig en herflelt. Laat dan de lerende Vroedvrouwen ook in dit geval opmerken de groote nuttigheidt van de dikte der Lyf-moeders, en inzonderheidt van des Lyf-moeders grondt. En wanneer des Lyf moeders grondt fchoon niet inviel en omkeerde; zoo dun zynde als een uitgefpanne blaas, zoo zoude nooizakelyk moeten volgen, dat op zoodanig een fchielyke verlosfing de Lyf moeder ftraks zoude 't zamenvallen , en zoo 't zamen gevouwen geheel in 't hol van 't bokken neerflorten; gelyk zy ook zomtyds, doch zeer zelden, doet; wanneer de Lyf moeder extraordinaar dun is, dan valt ze om de handt gelyk een natte doek, en daii krimpt ze ook niet zeer gaau, nog zoo gemakkelyk, in; en dit vint ik niet gaarne; ik hebbe liever dat de Lyf-Moeder haar gewoone form  Van de Natuurlyke GEBOORTE. u$ form behoud, en alzoo ftraks naar de verloffing ordentelyk inkrimpt, en om de hand toefluit eer ik die verlaat, want dan zyn 'er veel minder toevallen te vrezen. CAPITTEL XXIV. Van de Onnatuurlyke ofte zwaare Geboortens in het generaal IN het voorgaande Hoofd-deel hebben wy gefproken van de Natuurlyke of alderligtfte geboortens, waar in de Vroedvrouwen eigentlyk niets te doen vinden, om dat, alwaar de natuur volmaaktelyk zyn werk volbrengt, daar geen konfibulp wert vereifchtj derhalven zullen wy nu gaan fpreken van zoodanige geboortens, daar konft en hulp van node is,en de lerende Vroedvrouwen onderwyzen, hoedanig de konft moet te hulp komen aan de Natuur, of wel zelfs alleen doen, 't geene dat de natuur onmogelyk is te konnen verrigten, om dat ze door verfcheide beletzelen verhindert wert. En gelyk dezelve beletzelen op veelderlëie wyze konnen voorkomen, én de leerende Vroedvrouwen van noode hebben te weten, hoe zy haar in die gelegentheden moeten gedragen, om de Vrouwen en Kinderen de noodige hulpe te geven, zoo zullen wy zoo veel ons mogelyk is, en in de befte order als wy kunnen, alle die gevallen voordellen, en in yder geval toonen, op wat wyze door 't onderflaan haar een Vroedvrouw van den toeftant der zaake zal konnen verzeekeren, en dan ook, hoedanig zy de zaake zal konnen redden. Maar eer ik daar toe kome, zoo zal ik hier voor af en eens voor al, tot waarfchouwinge van de lerende Vroedvrouwen, zeggen, dat ik voor vaft ftelle, dat ze wel begrepen hebben, dat in alles wat zy omtrent een barende Vrouw te doen hebben, 't zy omtrent • de hulpe die zy in 't onderflaan, 't zy omtrent de hulpe die zy aan haar en aan het Kindt doen, om het te doen gebooren werden, dat ze altoos de nagels van haare vingeren vE oorzaken van zware vertoningen konnen komen of van de 1 ^ Moeder , of van het Kindt, of van de Vroedvrouw. De Moeder zelve kan daar toe gelegentheidt geven of door generale of byzondere krankheden, of wangeitaltens van haar L ighaam of door eenige byzondere qualen van de teeldeelen, Het kan zyn , dat Vrouwen door een langduurende hoortfe vallende ziekte , teering , water zagt , verftymde niüage, of eenige andere krankheidt vervallen tot zoodanig een generale zwakheidt, dat dezelven , wanneer zy baren moeten , geen kra^t hebben om met haare Wêen te arbeiden ; waar door dan de verloflinge vertraagt en uitgeilelt wert; en waar door de Vroed- vrou-  Van Onnatuurlyke of Swaare GEBOORTENS. iif vrouwen verpligt zyn de zoodanige Vrouwen meerder hulpe toe te brengen als aan anderen, die door de kragten van de Natuur zelfs ni?t haare Wêen konnen arbeiden , en door dat middel de verloffinge verligten en verhaaften. Zommige Vrouwen konnen ook in haare verloffinge verhindert werden door byzondere overvallende krankheden , als lOolyk , groote lenden- en nieren-pynen , flerke brakingen, ftuipen, fterke vloeden , buikloopen , of andere byzondere overvallen , dewelke allen den arbeidt meer of min konnen vertraagen, na dat dezelven meer of min hevig zyn. Tot wegneminge van zoodanige generale zviakheden of krankheden behoorden de zwangere Vrouwen haar by tydts, zoo het mogelyk is , te laten genezen, van zodaanige qualen, die zy konnen onderworpen zyn, die haar anders tot zodaanige zwakheden brengen : en dit is het werk van wyze Doctoren, en niet van de Vroedvrouwen, die zulks niet behooren te ondernemen. Het zelve zeggen wy ook van de byzondere overvallende krankheden, die haar kort voor of op de tydt van haar baren overkomen , tot welken einde de Vroedvrouwen haar toevlugt tot verflandige Genees-Heeren moeten nemen , om na derzelver raat omtrent de barende Vrouwen te werk te konnen gaan; daarom hebbe ik hier niet noodig te onderwyzen , wat in deeze gevallen te doen zy. Alken zal ik zeggen, dat een Vroedvrouw omtrent zodaanige Vrouwen byzonderlyk moet bemoeit zyn , om dezelven zagtelyk en gctrouwelyk te helpen, haar zagtjes en voorzigtig handelende; zy moet byzondere naarfligheidt gebruiken , om de paftagte voor het Kindt ruim en glat te maken, des Lyfs moeders mont, zoo het ■ noodig is, wel op of tegen te houden , de Vrouwen vriendelyk toe te fpreken , haar te trovften en mocdt te ge-ven , en door de omftaande Vrouwen, zoo veel mogelyk is , te doen helpen, en te verhoeden/, dat ze geene koude ftheppen, en haar door eenige verfterkende Jpyze, drank, of medLyne te verquikken, na de ordinantie van den Doctor. En wanneer zy zodaanige Vrouwen moeten helpen, die kramp, ftuipen, en vallende ziekte onderworpen zyn, of die fterk vheiyen en ftaauw zyn , en welkers Kinderen qualyk Q 3 - g^-  126" Van de Onnatuurlyke $f Zwaare GEBOORTENS. gekeert komen, met de zodaanigen moeten zy niet veel fakkelen* om de Kinders met het hooft regt in de geboorte te krygen : maar in tegendeel, wanneer des Lyf-moeders mont tamelyk geopent is zoo zullen zy beü doen, zoo zy een zwaren en langen arbeidt te vrezen hebben, de Water-vliezen te, breken, zoo zy niet gebroken zyn, en het Kindt met de voeten af te halen, gelyk wy de wyze en maniere om dat te doen hier naar zullen leeren. Van gelyken daar verflandige Docloren zyn te bekomen, zoude ]k raadzaam agten, dat de Vroedvrouwen nóóit geen Medicvnen ingeven aan de in arbeidt zynde Vrouwen, als met kenniüë en goet-vmden van dezelven; en die haar gemoed wel willen vry houden, behooren nooit anders te doen: maar op het platte Landt daar het veeltydts niet anders kan gefchieden, daar moet de Vroedvrouw de Vrouw zoeken te helpen, het befte dat zy kan ; maar de hand-arbeidt moet het meeüe aoen, gelyk wy in het veivolo- zullen zien. b De Vrouwen die wanfehapen zyn , gelyk de krommen en geboggelden, en daarom, of uit andere oorzaaken, kortborftig zvn moeten met gauw in de Stoel gezet worden, maar zoo lang haar kragten zulks eemgzins toelaaten, moeten zy gaan of liaan, door anderen onderftcunt zynde, tot dat 't Kindt nader aan de verloffing komende terftont ftaat uit te fchieten. Doch men moet zorge uragen, dat 't met op de vloer valt. Wanneer men haar nu in den 6toel zet, moet 't boven-lyf overendt geplaatft morden , zoo dat zv meer zitten, als leggen, ten einde de ademhal ng gemakkclyker gelchiede , by aldien de legging van de Baar-moeder, of van 't liindt, geen andere wet voorichryft. CAPITTEL XXVI. Van de nodige Dingen die «V^oedvkouw dient by de handt te hebben. EEn f'roedvrouw in [een Stadt woonende, behoort tot gerief ^gemak van de Barende Vrouwen een gemakkelyke en wel ge-  Wat een Vroedvrouw dient by de Handt te hebben 127 geordineerde Kraam ftoel te hebben, waar in de Vrouwen op alderleie wyze konnen zitten, en leggen, na dat het nodig is, 't zy in ligten 't zy in zwaren arbeidt. Zoodanig een Stoel kan zy afgebeelt zien in de volgende 1 3 Fig. Want in zoodanig een doei konnen de Vrouwen veel gemakkelyker verlffen, als op een gemeene Stoel, of op het Bed, of op een korte-bedde. En de Vroedvrouwen konnen haar ook veel gemakkelyker en beter te hulpe komen als zonder dezelve. Een Land-Vroedvrouw dient altoos by haar te hebben een Blaas waar aan een yvoore of palm-houte Pypje is vaft gebonden, om inde plaats van een tinne Spuit daar mede de Vrouwen te konnen cliteeren, als het noodig is; want deze Blazen zyn veel ligter te dragen, en veel gemaklyker om mede te Clifteren, als de° tinne Spuiten: Zy dient ook altoos eenige gedroogde kruiden by haar te hebben, om, als het nodig is, daar van een Clifteer te konnen koken; ik zegge, daar het nodig is: Want het is niet altyt nodig, clifteren van kruiden te koken, men kan zig wel bedienen van andere Clifteren, gelyk ik haar daar van zal berigten. Van het Clisteren ofte In-Spuiten: wat het isy en hoe het gedaan wert. l~""\Ewyl veele Vroedvrouwen op het Lant niet weten, wat een JLJr clifteer is, of wat het is een Vrouw te clifteren, nog hoe het gefchiet, zoo zal ik uit medelyde van de arme Boerinnen, welkers ellendige toeftant my bekent is, dewyl ik voor deze vele Jaren lang haar uit haar uiterfte nooden meenigmaal gered, en haar of haare Kinders of beiden door de hulpe Godts het leven gefalveert hebbe, dat ze anderzins wel hadden moeten laaien; uit liefde van haar, zegge ik , zal ik alhier de onkundige Landt-Vroedvrouwen,en andere levende Vroedvrouwen, onderrigten, zoo naauwkeurig als ik kan, hoe men e. n clifteer zal knoken en toebereiden, en ook hoe dat zy het de Vrouwen in haare noden zullen toedienen. Wat  .128 Van V CL IS TEER EN. Wat een CLISTEER is. "F? En Clifte/r is een affiedfel ofte een toegemaakt nat, bequaam JLL* om in den Endei darm ofte fondament van een Menich te konnen in-fpuiten , 't zy door een blaas met een daar aan gebonde pypje, ofte met een fpuit van d'een of d'andere daar toe bequame ftoffe gemaakt : zy werden in de Steden meeft van Tin gebruikt, dog ik agte de blazen beter om verfcheide redenen, maar ik laat elk zyn zin. Verklaaring van de Tiende FIGUUR. Figuur 10. vertoont een Clifteer - pypje van palm-homfc gedraait in zyn volle grootte, dikte en lengte, zoodanig, als het zeive voor een vol waüe Menfch gebruikt wert; dit pySje is van het een einde tot het ander doorboort. a! Is eigentlyk het ronde pypje , dat boven by b. op de zyde verfcueiden gaatjes heeft, op dat , wanneer het voorfie gat verftopt is door de vuiligheidt daar het tegen aankomt,'het vogt door andere gaatjes zoude konnen vloeijen : dit pypje wert Ad meenlyk in het Lighaam geileken van de punt b af tót aan de letter a or ook nog wel wat dieper na dat de vuiligheden toelaten. b Dg punt van het pypje met zyn gaten. c Is het agtereinde, daar men de blaas aan bindt: en op dat de blaas des te valter zoude houden, zoo zyn daar kleine voordes in. gedraait, daar het touwtje, daar men de blaas mede vaft bint zvn vaitigheit in vint. ' y 1 d*D& plaats daar zommige pypjes van een gefcheiden zyn , beftaande uit twee ttukken ; en dan is aan het onderftuk nog een klem pypje, dat in het pypje a in-gaat : dit heeft zyn gebruik wanneer het pypje a voor aan by b verdopt is , dan kan men het pypje a afnemen en fchoon maken , zonder de blaas te openen; maar dit gemak is vergezelt met een ongemak, namelyk , dat deze in    Van 't C LISTEREN. n9 in een geftooke pypjes ligtelyk vertrekken en lek werden : ik hebbe my van beiden bedient, maar preferere de geenen die uit een eenig ftuk gedraait zyn: doch hier ook elk zyn zin. Fig. n. abcd TShet zelve palm houte pypje, in alles het zelfde, alleen JL dat het kleinder getekent is om plaats te winnen ; aan dit pypje is een blaas gebonden : de kleine Koeije- of Ofie-blaazen zyn daar toe de beften en de fterkften. e Is de blaas, die by c aan het pypje is gebonden met dun iouiv of bind garen: en dat gefchiet aldus j als men de blaas eerft wat vogtig heeft gemaakt, zoo fnyt men dezelve by den hals wat ruim af, dat men 'er de handt gemaklyk in kan fteken; dan zet men het onderfte van het pypje tegens de punt van den bodem of grondt van de blaas van buiten tegen aan ; en dan keert men de blaas aldus om, het binnenfte buiten ; houdende het pypje op de gezegde plaats ftyf vaft; en men bind de blaas aldaar vaft, het touw 5 a. 6 maal omdraaijende ; en dan wel geknoopt met verfcheide knopen; want het is anders genegen om ligt los te gaan : na dat men dan de blaas dus vaft gebonden heeft, zoo fteekt men met een priem 3^4 gaten in de grondt van de blaas, die nu ftyf op het pypje gelpannen is, op dat het vogt door die gaten in het pypje zoude konnen lopen; dat geda'an zynde , keert men de blaas weder om, en dan hangt dezelve gebonden aan het pypje, even gelyk als deeze Fig. 11. vertoont. - ƒ Is het onderfte gedeelte van de blaas, daar zy afgefneden en open is, waar door men het Clifteer of vogt in de blaas ingiet. Fig. 12. abcd TS wederom het zelve pypje alleen kleinder vertoont. ef i Zyn beide de einden van de band, waar mede de blaas van buiten toegeftrikt is, om te verhinderen dat het vogt, dat men in de blaas giet, niet uitloopt. R S Het  i3© Van't CLIST'EREN. g Het Lighaam van de blaas met vogt vervult, en onder door de bant h toegeknoopt. h De bant, waar mede de blaas onder is gebonden. t Het ondereinde van de blaas, onder de bant los hangende. De redenen, waarom men de Vrouw, die in arbeidt komt, cliiteert, js, of enkelyk om haar maar af-gang te doen hebben en daar door het ondergedarmte van groove vuiligheden te ontlaften en by gevolg de doortogt wat ruimer te maken; en de Vrouw te bevryden van verfcheide ongemakken, die de hardlyvigheit en opgeitopte Stoel-gang veroorzaken, of ook wei om daar eu boven de liappe Ween op te wekken en meer gaande te maken. Wanneer een Vrouw den arbeidt krygt, en dat zy in i a 2 of meer dagen niet heeft afgeweeft, en men vind by het onderflaan dat er niets is dat belet om haar een Clifteer te zetten, zoo is het goet haar ten eerften een Clifteer te bereiden, om haar af «ae te doen hebben : en dat kan men zonder beflag en onkoften aldus maNeemt een handt vol Tarwe-Zemelen, kookt die alleen, of met een handtje vol Camille-Bloemen, in anderhalf pont Regen-water wat meer of wat min , laaf het koken tot dat 'er omtrent een pont Water overbly-ft, giet het door een doek of Stermyn , doet 'er by een paar lepelen Zinker, Honing, of zwarte Siroop, wat men beft Kan bekomen, en een vinger-hoet vol Keuke zout, roert alles om, en^zoo het met zuiver genoeg is, zoo giet het nog eens door : zoo is t bereit om Lgefpuit te werden. Of Neemt een half mengele Zoete Melk, dat is Vriefche maat na ons gewigt omtrent een Pont wat meer of wal min, laat' die een walkje opkoken, zetze af, en doet 'er in 2 lepelen Bruine Zuiker, Siroop of Honing, en een vingeihoetje gemeen Zout voert alles wel onder een, en giet het door een doek of teems • zoo is 't bereit om ingefpuit te werden; men kan 'er ook wel' zoo men wil, eenige lepelen Uly in doen, te weten Raap Oly' of Oly van Olyven. Maar  Van 't CLISTEREN. 131 Maar by aldien dat de Vrouw veel Avinden by haar heeft , en men met eene genegen is, het Clifteer wat wind-brekend te maken , 200 kan men in de Melk laten koken Anys-zaac, Venkelzaat, of Lavas-zaat; het welke een Vroedvrouw altoos by haar kan dragen, en voort het Clifteer toebereiden, als gezegt is met Suiker en Sout. Maar is het nodig een Clifteer te maken om niet alleen ftoelgang te verwekken , maar ook om den arbeidt te verwakkeren, zoo kan men het Clifteer aldus toebereiden : Neemt knoppm van Allem, de fyne takjes van Seven boom klein gefneden, de Bloemen van Mater en van Camille, van elk een handje vol, zaat van JLavas, Venkelen Anys, van elk een vinger hoet vol; laat dat ailes kooken in anderhalf pont Regen-water gemeen gewigt, tot dat by na een derde verkookt is, doet het nat door een doek of teems, en doet in het nat een of twee lepels Suiker of Honig, en een vinger-hoet vol Sout, en giet dit alles, als het gefmolten is, nog eens door; ten zy dat de Zuiker ganfch rein zy; en dan is het Clifteer of infpuitfel gereet. Om nu verder te weten hoe dat men daar mede omgaan zal, zoo zal men een toebereide blaas met zyn aangebonde pyt'je nemen, en binden dezelve met eene van de fnoeren ofte banden digt toe, digt aan het pypje, gelyk te zien is in de i 2. Fig : dogh met deeze omzigtigheit, van de bant niet tweemaal om de blaas te draljen, maar alleen eenmaal; men moet het ook niet knopen, maar ftrik,.en op zoodanige wyze, dat wanneer men het by het einde van de bant trekt, dat dan de ftrik los gaat, en dat het nat dan kan uitlopen , of uitgedrukt werden; want deze ftrik is maar om te beletten, dat, als men het clifteer in de blaas giet, of als men het pypje in den Endel-darm wil infteken , dat het nat daar niet uitlope, Als het Clifteer of het nat dan in de blaas gegooten is , zoo bint men de blaas ook van onderen toe, met de andere bant, twee a driemaal omwindende, en ydermaal een vafte knoop daar opzettende , en eindelvk een dubbelde ftrik, dat het wel valthout. De blaas dus onder en boven toegebonden zynde, en het clisteer daar in behouden, zoo zal men het pypje met boter ofte met oly beitryken, en het zelve met voorzigtigheit in den Endeldarm R 2 van  122 Van V CL1SÏEREN. van de Vrouw fteken: ik zegge, met voorfigtigheit; niet by den taft, maar by 't gefigt, den aars met de vingeren van de eene handt wat verwyderende, door de billen wat van een te doen, en het pypje met de andere handt zagtjes inbrengende, de lengte van een vinger, meer of min, na dat de behoude vuiligheit of andere beletzels het toelaten. Maar ik moet de lerende Vroedvrouwen waarfchouwen, dat eer men het Clifteer zet, men eerft wel naauwkeurig voelen moet, of hetzelve niet te heet ofte te koud is: zoo het te heet was, zoo zoude men de Vrouw konnen branden; en zoodanig een onvoorzigtigheit zoude een Vrouw de Doot aan konnen brengen, gelyk daar exempelen van zyn; maar zoo het te koud was, zoo zoude het niet alleen zyn gewenfchte werking niet doen, maar ook zoude het de Vrouw verfcheide ongemakken konnen verwekken ; doch het is altydt minder gevaarlyk aan de te koude, als aan de te heete kant te blyven: Men zal dan de Blaas tuftchen htt hol van beiden de handen vatten, drukkende de volle Blaas dus zagtelyk met beide de handen , en houden die zoo lange omtrent, als iemant vyftig zoude tellen; en zoo men de handen dus met gemak daar aan kan houden, zonder dat het eenigzints fterk in het middelde van de handen ingloeit, ofte hinderlyk is, zoo is 'er geen gevaar van te branden; van gelyken kan men de Blaas, daar het Clifteer in is, tegen de wang en het gefloote oog aan drukken, daar wat ftil houden; en zoo de hitte daar tegen niet verveelt, maar veel eer aangenaam is, zoo mag men geruft zyn, dat de hitte niet zal konnen fchaden, en men zal dezelve vryelyk mogen zetten: het moet altoos meer als laau en ter deege warm zyn, zoodanig als men gemaklyk melk of vlees-nat zonder blazen of branden kan indrinken; dat is de regte hitte. Wanneer de Vroedvrouw nu het pypje dus in den aars ofte Endel darm heeft geileken, zoo zal ze de ftrik, die voor by het pypje legt, los trekken, doch behendig, zonder fchudden ofte rukken, want dat zoude pyn verwekken; de ftrik los zynde, zal zy de blaas met beide de handen vatten, en drukken dezelve allengskens ledig; allengskem, en niet te gelyk, op dat het wat tydt hebbe, zig in het lighaam te verbreiden, en dat ook de Vrouw door  Van V CLISTEREN. 13 3 door de hitte niet verraft werdej want by aldien het Clifteer wat te heet was, zoo zoude zy haaft van de hitte klagen: ook moet de Vroedvrouw weten, dat den eene imnfch veel meer hitte kan verdragen als den andere; en dat men derhalve het gevoel van de Patienten moet in agt nemen; zy moet ook de blaas op het laad niet al te ledig uitdrukken, op dat de wint, die 'er gemeenlyk ingekomen is, niet met het laatfte mede wert ingeperft; ook moet zy haar niet binden om altoos al het nat te willen infpuiten, want zommige menfchen zyn zoo teer-gevoelig, dat zy het alles niet zouden konnen ontfangen, zonder het weder te laten loopen; en daarom moet alles met oordeel en onderfcheidinge gedaan werden. Het nat dus uitgedrukt zynde, moet zy het pypje zagtjes uittrekken, houdende een warme doek aan het zelve, en met dezelve het pypje met de eene handt omvat hebbende, zoo moet zy het pypje te gelyk door den doek trekken, waar door het pypje gereinigt, en te gelyk den aars ftraks verzorgt is, latende den doek die wel groot mag zyn, tegens het lighaam aan gedrukt, tot dat de Lydfter genootzaakt is haar behoefte, doen : deze doek, zoo de Vrouw op het bed gelegen is, legt men onder haar Lyf vier-of agt-dubbelt gevouwen, om te verhinderen, dat by ongeluk het bed niet vuil werde, en men laat het eene einde zoo verre voor uitfteken , dat men, als • het Clifteer gezet is, het pypje daar mede kan afvegen, gelyk gezegt is; hier toe kan men wel een vuil Slaap laken gebruiken, by Luiden daar niet veel verlchooning is, of iets anders dat ze by de hand hebben. Wanneer men het Clifteer wil zetten, zoo moet de Vrouw op haar eene of andere zyde gaan leggen, na dat het zig beft voegt, met het Lyf wat verheven, of ten minfte niet te diep in het bed nedergezonken, op dat men gemaklyk met het pypje in het fondament kan komen: Zommige Menfchen fteken het zelfs geerne in haar Lighaam, het zelfs konnende doen met minder pyn als anderen , en de zoodanigen konnen het zelfs doen, maar anderen, die heel onkundig zyn, aan die moet de Vroedvrouw het zelfs infteken. Het werk gedaan zynde, moet 'er altoos een pot of hekken, of kamer ftoel gereet zyn, om daar op te konnen afgaan, en de Vroed- R. 3 vrouw  i?4 Van 't CLISTE REN. vrouw dient kort by de Vrouw te blyven, om haar te helpen, en te letten, of met den afgang ook niet met eene het Kindt komt nederzakken;en daarom zal men nooit een Vrouw, die arbeidt heeft, op eenig Secreet laten afgaan, uit vreze voor ongeluk. De Blaas moet terftont ontbonden, fchoon uitgeledigt,en van malkanderen zvydt uitgezet, en, door banden aan het pypje vaftgemaakt, te droogen gehangen werden, die men daar na, als men dezelve meer gebruiken wil, eerft wat bevogtigt, om zagt en handelbaar te zyn: de Koeije-blazen van de kleinfte flag zyn de beften tot dit gebruik, anders Varkens blazen, die niet heel groot opgeblazen zyn geweeft. Vorders moet de Vroedvrouw voorzien zyn met een fcharpe Schaar, om als de Vrouw verloft is, de Navel-ftreng af te fnyden; van gelyke met een vier- dubbelde draat van fpinaal of zagt ft op garen, om de Navel-ftreng toe te binden : als ook met eenige Zippeh ofte Uiyens, om, in cevalle dat het Kin-dt ftaauw ter Wereldt komt, dezelve gekneuft voor de neus te houden: of zy kan het met een beetje Wyn, zoo het by de hant is, in neus, oogen, en ooren inblazen , om het leven, zoo nog verborgen mogt zyn, op te wekken. Zy kan ook met voordeel een klein Borfteltje by haar hebben, om het Kindt, als het flaauw is, onder de voeten te borftelen om gewaar tc werden of het dood of levend is •Jok dient zv altoos wat fterk zvit Band of fterke twee a drie vinger breete Windzels of Doekjes by haar te hebben, een a. twee ellen lang, om in zommige gevallen te konnen gebruiken, in het uithalen van de Kinderen. Zommige Vroedmeefters recommanderen fterk een Spuit, om het Lighaam in den arbeidt met Oly overal inwendig in de paffagie te befpuiten; die genegen is dezelve te gebruiken, kan het doen: My aangaande kan daar weinig nootzakelykheidt inzien; ik heb dezelve nooit gebruikt, en ben evenwel wel ten einde gekomen, zelfs in de zwaarfte verloflingen; wanneer de handen wel vet gefmeert zyn, die fmeeren de paffagie genoeg overal waar dezelven raken : en zoo men egter wilde fpuiten , zoo kan de Clifteer-blaas met zyn pypje daar al zoo wel toe dienen als een Spuit. Va;    Van de KR AAM-STOEL. 13; Verklaring -van de KR AAM-STOEL Figuur 13. a UT et bovenfte gedeelte van het agter-ftuk van de Stoel, JL J. daar de Vrouw met de rug en lenden tegen aan komt te leggen of te ruften, en daarom met regt de Leuning genaamt: Deze Leuning is van agteren by het kuffen met twee fterke knierbanden of hengseltjes vaft gemaakt, d'eene daar de letter h ftaat, en de andere is bedekt agter de regter deur; door het middel van deze twee knier-banden kan deze leuning agter over vallen tot op de gront toe om welke leuning te ftutten ik aan myn Stoel nog twee agter-deuren hebbe, die zyn met gaten door-boort, waar door ik dan een yzere bout dwers door heen fteeke, op welke bout de leuning komt te ruften zoo boog en zoo laag als het noodig is, of na dat men de Vrouw moet zetten of leggen. b Is het onderfte gedeelte van het agter-ftuk het welk altydt vaft blyft ftaan, en waar aan het boven-ftuk a en de zy-deuren ee met knier banden zyn vaft gemaakt, op zoodanige wyze, dat.de deuren konnen toeflaan den eene op den andere, waar toe de knier banden expres moeten gemaakt werden: NB. aan dit zelve ftuk zyn ook vaft de twee agter-deuren, die hier niet gezien weiden, en die van agteren even z^ê over malkanderen ftaan, gelyk als deze van vooren; ik heb deeze twee agter-deuren niet aan de J-toel gtt( ikent om [. een verwerring te baren, zy zyn deeze voorften in alks gelyk, alleen een weinig ligterjen zy dienen niet alleen om door het middel van haar gaaten en de daar door gefteken bout de leuning op te houden, maar zy geven zeer groote vaftigheidt aan de Moei; waar door het onmogelyk is, dezelve te doen agterover wippen ofte vallen: Daarenboven verftrekken zy zeer gevoeglyktot zy-planken, wanneer de Leuning agter laag neei gelaten weit, om de Vrouw met het boven-lyf lager te leggen als met het onder-lyf; dan ftutten zy de kuffens, en maken, dat de Vrouw daar tuffchen vaft legt, gelyk als in een krebbetje of gefloote ruft-beddetje. c Is  i3°* Van de KR AAM- STOE L: c Is eene van de knier - bantjes, te weten, het laagfte, onder digt by de grom: het andere van deze deur , want yder deur heeft er twee , is onder het kuflen verborgen. De Leuning is breet ander-halt voet, en twee voeten hoog; het onderfte gedeelte van het agter-ftuk heeft mede dezelfde breete , en is zoo hoog als breet, te weten, ander half voet vierkant. ddh het Kujfen of de Bril, waar op de Vrouw komt te zitten; deze bril is gemaakt van een fterlce eike plank : van boven is dezelve bekleet met laken, dat met Paarde-hair dik opgevult is om bol en zagt te zyn: Van onderen is dezelve verfterkt met een fterk yzer twee vingeren breet, gefmeet na de form van het hout, en met tpykers en klink-boutjes wel voorzien en vaft gemaakt: aan dit zelfde yzer zyn op de korte hoeken vaft-gemaakt twee fterke knier bantjes, waar door de bril ook aan het agter-ftuk vaft is, op zoodanige wyze, dat het ook kan draaijen, dat is, met zyn voor-einde by dd kan opgeligt en nedergelaten werden, op dat, wanneer de leuning agter neer gaat, men als dan de bril kan ophgten, om alzoo gelyk te leggen: Voor aan de wytfte punten is aan yder punt een yzer vaft gemaakt met een omgeboge platte punt, als een haakje; welk haakje glydt agter het yfertje i, dat wel vaft gemaakt is aan de zyde deur e, waar door dezelve deur aan het kuflen, en het kullen aan de deur vaft is: op dezelve wyze is ook de andere punt van de bril aan de andere zyde-deur vaft: dus ftaan beide de zyde-deuren volkomen vaft door het middel van dit kujfen. Dit kujfen, als een bril uitgefneden, wert van my het mittft gebruikt, om dat ik bevinde, dat het voor te naauw is, om wel en zoo als het behoort by de Vrouw te konnen komen, wanneer zy een zwaren arbeidt heeft; daarom gebruik ik meeft het andere kujfen Figuur 14,, dat voor wyder en agter naauwer is. ee 'Lyn de twee zyde-voordeuren, hoog derde-half voet breet een voet vier duim: Boven aan deeze zyde-voor-deuren by ff zyn de deuren in-gelegt met een yzer buisje, waar in een plat vierkant yzer infchuift, van onderen met gaaten die maar half doorgaan , in welke gaten een yzer boutje injpringt door het middel van een veer, t welk aldus het yzer vaft zet; aan deeze veer is een yzere  Van de KR AAM-STOEL- 127 vzere knoopje, dat buiten uitfteekt , gemerkt met de letter kals men dit knoopje nederdrukt, zoo zakt de veer met zyn boutje ook neder, en dan kan men het yzer met de gaaten na voor ot naar agteren verfchuiven, na dat het nodig is; het oogmerk van dit heen en weder fchuiven is , om door dat middel de hand vatten tg, die aan deeze yzers met de gaaten vaft zyn, verder uit of nader h te konnen zetten , na dat de armen van de Vrouw kort of lang zyn : -zoo haaft als het knoopje k wederom wert los gelaten , zoo ryft de veer wederom om hoog , en fpringt met zyn boutje in eene van de gaten; en dan ftaat het yzer met het handvat wederom vaft, en kan nog heen nog weder bewogen wer- g'g Twee hand-vatten van hout gedraait, daar de Vrouw haat handen aan vaft houdt, om ftyf van haar af te konnen floten. h De plaats, daar de knier-bantjes van het kuflen en die. van de leuning vaft zyn; de knier -bantjes, daar het kujfen mede vaft is, ftaan op de kant na vooren na het kuflen toe , maar die van de leuning van agteren : die van vooren van het kuffen werden vaft aan een gemaakt door twee lange yzere boutjes, die aan twee kettinkjes, om niet te verliezen, aan de agter deuren vaft hang m maar die van de leuning blyven in de knier-banden vajl zitten, want die behoeven zelden uitgenomen te werden i Het yzertje, vaft aan de eene deur, waar agter de punt of het haakje van het kuflen op en nederfchuift: het yzertje wort valt gefpykert door de gaatjes die door het yzertje zelfs zyn; maar door de gaatjes, die'er voorftaan, wert een yzer boutje van agteren ingefteken, om het kuflen op te ruften, zoo hoog of zoo laag als het van node is. k Het knoopje, dat aan de veer vaft is, om de veer met zyn boutje neder te drukken, als men de hand-vatten wyuer of nader moet zetten. Fig. 14. N°. 1. Is het andere Kuflen, paffende mede in de Stoel, hebbende in alles dezelve grootte, als dat geene dat-in de Stoel is; hei is alleen S op  ï3§ Van de KR AAM-STOEL. op een andere wyze uitgefneden, en is het gemaklykfte in zwaare baringen, daar de Vroedvrouwen of Vroedmeeflers de Vrouwen moeten verlolTen; dan hebben zy beter ruimte om tot de Vrouwen te naderen, en om haar handen vry en onbelemmert te konnen roerenNo. 2. Is een Stoof, als een gemeene Stoof; zoodanig behooren 'er twee te zyn : zy zyn ovaal van boven uitgeholt, en zonder gaaten, om zakjes met heet zand daar in te konnen leggen, en daar de voeten optezetten, om daar doer geen benaauwdheidt van het vuur en ftank van de ftoven in de kamer te hebben; maar die liever vuur gebruiken, die konnen daar ook wel teilen inzetten, zynde van binnen gelyk de gemeene ftooven : maar zy dienen wel by na nog eens zoo hoog te zyn als de gemeene ilooven, om dat het beft is dat de Vrouwen, als zy in de Moei zitten, de knyën wat hoog verheven hebben» Nader verklaring van de KRAAM-STOEL. NA dat wy alle de deelen van deeze KraamJloel hebben gefien, zoo zal het niet ondienflig zvn aan te mérken, waar in deze Stoel onderfcheiden is van andere Kraam ftoelen, dewyl die in den eerden aanblik niet veel fchynen te vertchiiien van de deze, of deze van die: üerhalven dient het onderlcheid aangewezen, om het des te beter te konnen ondericheiden. Merkt dan, of laat de Vroeameejlers en Vroedvrouwen opmerken, dat de kragt van baren, 0111 het Kinüt coor te zetten, byzonderlyk daar in beiiaat, te weten, van de Vrouws kant, dat zy, door het middel van de Ween, een Herken aanpers op de Lyfmoeder maakt, door dat ze alle de ingewanden ala met gewelt van boven neder-waart en van vooren agter waarts dringt en perlt: urn het welke te doen, zuo als het behoort {dit mag een yder Vrouw voor haar zelfs wel opmerken), zoo moet zy, als zy ade vv êen voelt aankomen eerlt den aaffem fterk inhalen , en de borft met lugt gevult hebbende en inhoudende, zoo moet zy de fpieren van de buik met al haar kragt intrekken, om zoo van alle kanten een aai.  Van de KR AAM-STOEL. %i9 wnpers met de ingewanden op de Lyf-moeder te konnen doem Om nu deze perfling met kragt te doen, zoo zal een Vrouw bevinden dat zy genootzaakt is, haar zelve een weinig voorover te huiffpn en den rus ofte de lenden wat te krommen, waar uit dan gemeeiilYk groote Pynfin de lenden ontftaat, dewelke ook de Vrouw de magt van het arbeiden veel beneemt, ten zy dat haar lenden van agteren geftut zyn, en zeer fterk werden tegen gehouden. Wanrfeer dan een Vrouw met de lenden kan ergens zoo vaft tesen aan zitten, en de lenden zooityf kan tegens aanurukken dat dezelve niet kan agter uiiwyken, fchoon dat zy met al haar kragt de buik intrekt en daar mede aanperft, zoo kan zy meer met eene Wêe doen, als anders met twee ofte met drie; het wek een groot voordeel heeft, wanneer het Kindt niet als door Sterke Wêen kan doorgezet werden. Terzelver tydt als deze perffing door de Vrouw van boven op de Lvf moeder gefchiet, zoo is het ten hoogfte nootzakelyk, dat de Vrouw door een verkeerde zitting de door-togt.van^onderen met toe en [luit, of haar arbeidt is meeft vrugteloos. Ln dit toeftuiten gefchiet, als de Vrouw zoodanig zit, dat de punt van het Heilig-been op het kuflen ruft; want die van bovenzoo*, en van onder keert, die werkt geheel averegts. Deze twee zaken, zoo wezentlyk nootzakelyk om het baren te verlieten, moeft men door hulp van een goede Kraam-ftoel konnen bereiken of verkrygen: maar ik moet bekennen, dat ik behalven deze nooit een eenige Stoel gezien hebbe, daar in een barende Vrouw dit voordeel" wel konde genieten, om dat gene van alle die ftoelen de regte proportie hadden, die zy behoorden te heSr'vereifchte prop0rtie, die een Kraam-ftoel moet hebben, om dat voordeel aan een barende Vrouw te verfchaflen, beftaat hier in- n Dat zy, zittende op de ftoel met de punt van het Heilig been vry van het nuffen af, zoodanig een ft&unzel tegen de lenden heeft, dat hoe vaft zy ook met de lenden daar tegens aandrukt, het haar onmogelyk is dat fteunzel te doen wy.ten. 2 Dat zv oók door middel van de Stoel zelve haar lenden met al haar y Sa l«ag*  i4° Van de KRAAM-STOEL, k.agt tegen fat fteunzel vaft kan aandrukken, om de buik te fterker te konnen inhalen, en alzoo met de ingewanden van de buik en bom een kragtigen aanpers op de Lyf-moeder te konnen doen. Deeze vereifchte proportie kan 'er niet gevonden werden, wanneer dat de leuning van de Stoel van agteren vaft ftaat, en dat men dezelve met wyder af, of nader aan kan zetten; want de eene vrouw is veel holder van lendenen als de andere, zoo dat het geene dat de eene gemaklyk, de andere ongemaklyk zal vinden: Maar als de leuning kan op en neder gelaten werden , zoo kan die ge. Itelt werden zoodanig , als de hoedanigheid! der lenden van de Vrouw zelfs aanwyft. Het is onmogelyk , dat de Vrouw haar lenden ftyf tegens de leuning kan vaft aanzetten en houden , ten zy dat aan de Stoel twee hand-vatten zyn, die zy door fterk van haar af te ftoten niet kan wegduwen nog verbreken; en het is niet alleen nodig, dat er twee zoodanige hand vatten aan de ftoel vaft zyn : maar het is nog daarenooven nootzakelyk, dat die niet te ver nog niet te na by ftaan ; want de Vrouw die hand-vatten vafthoudende en als wegduwende , moet haar lenden met alle kragt tegen de leuning van de Stoel aandrukken, en dit kan zy onmogelyk doen, als de handvatten te ver van haar afftaan , want dan kan zy die niet bereiken; en by aldien de hand-vatten al te naby ftaan, zoo moet zy haar ellebogen te veel buigen om haar arme/te verkonen en t Heilig been vry van het kuflèn af te zitten, zoo wert noodzakelyk vereifcht , dat het kuflen daar de Vrouw op *it getekent dd, van agteren tegens de leuning aan niet meer al's twee duimen breet zy, du is te zeggen : dat! 't m d n daar de zit en 7« 6taart-been komt, geen de minfte breedte is om op te te Si'^n? my nu,Iemf1 ™te : hier is nog twee duimen breedte, die antwoorde ik: dat men geen barende Vrouw met de lenden  Van de K RA AM-STOEL. 14.1 den naakt tegens de leuning aanzet, maar men legt 'er een Matrasje , expres daar toe gemaakt, of eenig ftyf gevult kuflen tegens aan, cf ook wel twee , waar door de fpatie van twee duimen ligtelyk wert vervult, en alzoo blyfc 'er geen ruftplaats overig voor de punt van 't Heilig been om tegen gehouden te konnen werden: en het is qualyk te geloven het voordeel , dat een barende Vrouw in zoodanig een wel geproportioneerde Stoel geniet , wanneer zy zelfs door fterk perzende Wêen het Kindt moet doorzetten. Laat nu de Vroedmeefters en Vroedvrouwen en alle die Kraamftoelen hebben of gebruiken, eens de haare by deeze bezien, en by haar zeiven zien, of zy met de haare de gezegde voordeelen konnen bekomen 5 laat zy haar vaftltaande leuningen , haar kuflen, dat van agteren zomtyds een fpan breet is, bezien, en overwegen , hoa de punt van 't Heilig been zal konnen wyken, terwyl de Vrouw daar op blyft zitten; en zoo zy van 't kuflen afzit, laaten zy dan eens verzinnen, waar mede zy de holligheidt der Lenden zullen opvullen , en vaftigheidt geven. Met kuflèns , zullen zy zeggen , gelyk zy gemeenlyk tragten te doen : Maar hoe ^weinig flut, en hoe veel pyn dat zulk opvullen aan de barende Vrouwen veroorzaakt, voelen zy bett die in die zitten, hoewel zy zeiver meeften tydt niet weeten, waar aan het hapert. Maar dit is 't nog niet alles, wat aan een goede Kraam-ftoel vereifcht wert, het is altoos met den arbeidt van de Vrouiuen zelve niet te doen, zomtydts valt 'er meer voor haar te lyden, als te werken , voornamentlyk als de Lyf-moeders qualyk geplaatll, of de Kinderen qualyk gekeert komen , dan valt 'er meer te arbeiden voor de Vroedmeefter of Vroedvrouw, als voor de Vrouw zelve, die in barens-noodt is: Want na dat men de quade legging van de Lyfmoeder of van het Kindt door 't onderflaan zeüerlyk gekeut heeft,zoo moet men zien, op wat wyze de Vrouw belt zal zitten of leggen, om 't geene nodig is, aan haar te kunnen doen; zomtyds dient de Vrouw vlak neder, ofte ook wel met het hoofd en de ichouderen hooger te leggen , als met het onder-lyf;. en wat dan, zoo de leuning en het kujfen beiden, of een van beiden vaft ftaat ? waar toe dient dan de otoel? hier is nu het zwaarite te werken, en uier S 3 moeit  14' Van de KR.AAM-STOEL mak voor te komen h*w« • > ^raam-Jfoel. En om du ongealtoos 200 te «ellen da,rt» ?' om df een e" de aniJere ruimte hebben, om ha.wertƒgenoegzame de barende V™™ „ w«k te verngten. Ten ander», omdat heeft Ten ' gf rder ruimte Ebbende als zy van node een is if tSZ?eh?1e,n' om haar lighaam, gelyk zy geneSk r n- want dat w °f ^de *een te klnL L?dCIi vertoffl^'™i£ eïrïel?an de See»e ^ar moet duim breet laL. maken om jïi* ï °°k maar van een voec «» vier ftoel vin «mr maijen, om dat anders, indien zy breet waren de We ™e °2* 2y" ■ «*• de Vro- Si £ zoude veihinierui 6 konnen doen, dat ook grootelyks nntdgLft'eS Efö&SZ2&t°*iSt ™ ™ gr°°ffi met zyn vier deuren en een bril ;„ « , "• V e Seheels ^toel lyk van een man ged age we den- «fcï g ^ kM beqUam- ymant ge ege? £££ nTtfEtf* *!* ^™!« " kening niet wel te «K 1 " m3ke"' en meenc na de tei" ka« d? myne aUoos te^n kZet' Z°°^™> ™ hV «* «J.  AA N M E R KING E H3 AANMERKINGE. f\p dat den Leezer beeter in ftaat geftelt werde om te oordéelen V / aangaande de voorregten van de Kraimf'toel, die door den Heer van Deventer uitgedagt is, hebben wy geoordeelt, het Zes en twintigfte Hoofcftuk in twee deelen te moeten fplyten. 't Welke wy met zoo veel minder bekommeringe gedaan hebben, om dat de ftoffe, die in 't tweede deel verhandelt wordt ten eenemaal onafhankelyk is van de geene, die 't voorweip van 'teerfte deel uitmaakt, 't Is met het zelve inzigt, en om ons by 't zelve beftek te houden, dat wy hem hier zufen onderrigten aangaande de verfcheide geftaltens , in dewelken de Vrouwen gemeenlyk verloft worden. Mauriceau drukt zig hier over uit in deezer voege lib. 2. cap. 7. Na dat de wateren van V Kindt haar vliezen van zelfs gebrooken hebben, zal men ten eerfte de trouw op een kort bedt laat en leggen, 't welke voor haar ten dezen einde by V vuur bereidt, zal zyn; of anders zal men haar tn haar gezvoonlyke bedt plaatzen, zoo zy dit verlangt. Want alle Vrouwen zyn niet gewoon in een en dezelve geftalte te verlosJen. Zommigen willen, dat V gejehtede, terwyle zy op haar kniën leggen, gelyk zekere Vrouwen op V platte Landt doen; anderen Jlaande, en de etleboogen alleenlyk ruftende op een kujfen, dat op de kant van 't bedt , geplaatft is; en anderen leggende op een Matras, 't welke in H midden van de Kamer op de grondt legt Maar 't befte, en H zekerfte, is, dat zy verloft worden in haar gewoonlyk beat, op dat men vermeide t ong.mak en a\n onflagb van haar nader-handt daar na toe te brengen; in welk geval men 't zelve wet moet bezorgen met Matraffen, liever als met veeder bcaden, daar over fpreiftnde Jlaaplakens, met beddekleeden y die verfcheide maaien dubbelt gevouwen zyn, of andere zaaken, die men volgens de noodzakelykhei.it verjehoonen zal, om te beletten,dat 't bloedt, de wateren en andere vuiltgheaen, die in de verloffing voor den dagb komen, de Vrouwen m 't vervolg ongemak aandoen. . 't geen Mauriceau hier na zegt, gaat de toeftellinge van 't bedt niet  144 AANMERKINGE. niet aan, maar de legginge van de Vrouw. Ziet hier dan, hoe 't bedt gemaakt moet zyn volgens Dionis lib. 3. cap. 3. Dit zyn zyne woorden. De manier , die in Vrankryk 't meeft gebruikt wordt, is te verlofen op een kort bedt, 't welk men Kraam bedt (Lit de Travail) noemt. De lroetmeefter moet zig niet vergenoegen, dat hy lafl ge< geeven heeft, om dit bedt klaar te maaken , hy behoort 't zelve in diervoege te doen opmaaken , dat V bequaam zy voor de verloffing. 't Moet toebereidt worden met twee Matraften , zonder veeder-bedde' geplaatft op een Rufl bank, die niet meer als drie voet breette heeft. Men moet zelfs tuffchen de twee Matraften een plank fteken , op dat de billen van de Vrouw niet in een holte zakken. Men fpreidt daar over tivee bedde-lakens, en een van de aller dun ft e deekens. Daar moeten twee peuhnven op leggen, om 't hooft en de fchouders van de Vrouw op te hgten. De Ruft-bank moet ook voorzien zyn met twee houte knoppen van een voet lengte, den eene ter regter en den andere ter linker zyde, die de Vrouw ten tyde van de Ween met haar handen omvat. Aan V onderendt is een voetplank, daar de Vrouw haar voeten tegenzet. De ontvouwinge van deeze twee plaatfen zal ons verfcheide geWigtige aanmerkingen verfchaffen. 't ls niet betamelyk, dat de mtchikkelykheidt, die men voor een lydereffe behoort te nebben, zoo verre gaat, dat men zig zelve belet in 't werken, daar men niet te veel gemak toe kan zoeken. Zal een Vroetmeefter genoeg gedult en langmoedigheidt bezitten , om geheele uuren bezig te zyn met de ftreng, dia zig in de geboorteVootdoet, weder in te brengen, wanneer de Vrouw op een Matras ter aarde legt in 't midden van de Kamer? zal hy op zyn gemak in al de mogelyke leggingen van de Baar-moeder, of van de Vrugt; een Kindc kunnen keeren , als de Vrouw op haar kniën wil blyven zitten ? indien de noodzakelykheidt zwaar werk vereifcht, en dat de Vrouw zig voor al niet roeren moet, zal hy hier toe kloekmoedigheidt genoeg hebben , wanneer zy overendc ftaat , alleenlyk met de ellebogen op een tafel rattende? de vroetmeefter ftelt dan zyn goede naam iii gevaar, ende 't leeven van Moeder en Kindt, by aldien hy de lafheidt heeft van te bewilligen in diergelyke zinne- lyk-  AANMERKINGE. Tykheden. Daar en boven, waarom vei kiezen de. Vrouwen zeekere geftaltens? 't is om dat zy gewoon zyn op zulke wyze verloft te worden. De Vroetmeefter dan zal zig veel moeite en hartfeer fpaaren, en aan de Moeders veel pynen en gevaaren, zo hy belet, dat zy die quaade gewoontens aanneemen. Ik oordeele vervolgens, dat de voornaamfte raadt, dewelke men aan een Vrouw, die voor de eerfte maal in de Kraam komt, behoort te geeven, hier in beftaat, dat zy zig volkomen overgeeven moet, met alleen om alle vereifchte behandelingen te ondergaan, maar ook om zo lang, als 't nodig is, in de gemakkelykfle geftalte te blyven, die daar toe aan haar voorgehouden wordt, 't Schynt, dat Mauriceau en andere Vroetmeefters deeze aanmerking hadden behooren te geeven; maar terwyle zy de fcheeve legginge van de Baar-moeder niet gekent hebben en dat deeze geftaltens meerendeels niet als voor dit geval uitgeda'gt geweeft zyn, zo moet men haar niet qualyk afneemen, dat zy hier van niets gemeld hebben. ■ 't Is niet op dezelve wyze gelegen met de aanmerkinge, die Mauriceau daar by voegt, dat 't befte is, de Vrouwen in haar gewoonlyk bed te verloflèn, om den omflagh te vermeiden van haar naderhand daar na toe te brengen. Want ik ben met Dionis van een ander gevoele. Behalven 't gemak van 't Kraambed ten opzigte van de Vroetmeefter, en de zindelykheid, zoude 'tin zwaar werk onmogelyk zyn, 't bed niet zo over hoop te haaien , dat men genoodzaakt werde om 't zelve te vermaaken, zo men wilde , dat d© Vrouw gemak hadde. , Wanneer ik de voorrang geeve aan 't Kraambedt, daar Dionis van fpreekt , boven het gewoonlyk bed , gefchied dit alleenlyk by vergelykinge , zonder 't gebruik van dien hier door goed te willen keuren. Ik vinde daar in ook verfcheide gebreeken, -dewelken de geènen , die de uitlegging van de ftoel van onze Schryver met aandagt geleezen hebben , aireede wel gewaar worden. Men vindt aldaar geen meidinge van een kuil , of holligheidt , die aan 't ftuitbeen vryheidt laat om agter uit te wyken. 't Kan zelfs in diergelyke omftandigheden onmogelyk te rug gedrongen worden, om dat de billen van de Vrouw op de T plank  146* AANMERKINGE. plank ruften, en by gevolg ook 't Stuitbeen, dat tuffchen beiden is. De twee peuluwen om 't hooft en de fchouderen van de Vrouw op te hgten, onderdellen nootzakelyk, dat de lendenen nergens op ruiten; dit is wederom een aanmerkelyk gebrek. De twee knoppen zyn redelyk wel uitgedagt, en dit is veel beeter, ais t geene Mauriceau voordek, die wil, dat de Vrouw een ander met de handen vafl houden zal, op dat zy ten tyde der Wêen meer kragt zoude kunnen doen lib. 2. cap. y. >t Is moeijelyk voor deeze , zoo vaft te ftaan, dat zy niet wyke, wanneer de Vrouw met al haar gewelt trekken zal. Maar evenwel zyn die knoppen niet genoegzaam m deze gekgentheidt, om dat zy te laag zyn, ten einde de Vrouw dezelven omvattende zig zoude kunnen vaftftouden, ten minfte zonder zig ten uiterfte af te matten. Dit is t derde gebrek. Met haar handen daar tegen aan te zetten, moet de peuluwe neergedrukt worden, en, 't I ighaam aldus te veel om laag zackende, worden de armen te kort. 't Vierde gebrek. De voetplank van de ruftbank, daar de Vrouw haar voeten tegen zet, moet de Vroetmeefter in de wegh zyn, indien de billen van de Vrouw verre daar van afleggen, want dan wordt hy gedwongen zyn armen te veel uit te fteeken,en zo zy 'er digter by zyn, hebben de voeten van de Vrouw geen fteunzel meer. Hier uit befluit ik, dat de ltoel van den Heer van Deventer aan alle kanten de voorrangh verdient in opzjgte van de geftaltens daar Mauriceau van fpreekt, en van t Kraambedt van Dionis. Ik zegge, de ftoel van de Heer van Deventer, en niet de ftoelen, die gemeenlyk in 't gebruik zyn, gelyk die ons door Paré, by voorbeelt, is afgebeelt; want, o-ecne van deeze deelen beweegbaar zynde, zo kan dezelve niet goedt zyn, als in de natuurlyke, of ten minften gemackelyke, verlolïïno-. En in ait geval zoude ik die van Paré voor 't Kraambedt ftellen om dat men daar door vermeidt den omflagh van de verfchooning der doeken; terwyle men door middel van een ondergezet kuipje ontfangen kan 't bloedt en andere zaaken, die uit de Baar-moeder komen voor, onder, en na de Verloffing. Welk gemak zy gemeen heeft met die van den Heer van Deventer. Over deeze laafte heb ik nu nog maar een aanmerking te maaken, te weeten,. dat  'AANMERKINGE. 147 dat 't brilsgewyze kliffen ten eenemaal onnut is, om dat 't zelve niet anders als in zeekere omftandigheeden dienen kan. 't Is dan genoeg, dat men 't ander Fig. 14. No. 1. heeft, 't welke, na de moeijelykfte voorvallen gefchikt zynde, des te meerder voor de gemackelykften bequaam zal zyn. De geftaltens, daar Mauriceau en Dionis van fpreeken, kunnen geen plaats meer hebben, als 't eentegennatuurlykevcrlolfing is. Ook geeft 'er Mauriceau voor dit geval een andere aan de handt. Men moet, zegt hy, de Vrouw dwars over '^ bedt leggen, op dat men gemackelyker werke, agter over, met de billen wat booger als di fchouder s, of ten alderminften op dezelve hoogte, wanneer H nodig is 't Kindt in te brengen, of te keeren, om '? zelve een andere legging te doen neemen. . . zy moet haar beenen zoo geboogen hebben, dat de hielen niet ver van de billen zyn, de deijen van malkanderen verfpreit, en door twee perfonen, die fterk genoeg zyn, in deeze ftaat gehouden. Daar moet ook een derde wezen, die haar onder do armen zal tegenhouden, op dat haar Lighaam nietvolge, wanneer ,t Kindt wordt uitgehaalt, waar toe zomwyle zeer groote kragt van noode is. . . de Vroetmeefter moet zitten op een ftoel, zv eikers hoogte na maate zy van de legginge der Vrouwe, die dusdanig geplaaft behoort te zyn, dat de buitenfte opening des Baar-moeders omtrent overeenkomt in hoogte met de elleboog van de zittende Vroetmeefter, op dat hy die gerufler en gemakkelyker bewtege, zonder zig al te veel te vermoeijen. Als H Kindt gekeert is, zal men de Vrouw in die geftalte leggen, dewelke wy over de natuurlyke verloffing iefchreven hebben lib. 2. cap. 11. Een weezentlyk gebrek in de behandeling van alle Vroetmeefters , is de gelykvormigheidt der legginge , die bynaaar altydt 't werk, en ongemackelyker voor de Vrouw, en voor de Meefter zwaarder en moeijelyker, maakt, 't Is onnodig, dat men zig ter dezer plaatze ophout, om te doen zien de gebrecklykheidt van de voorgemelde geftalte in de verfcheide tegennatuurlyke verloiTingen; 't is ons genoeg, den leezer te verzoeken, dat hy deze plaats van Mauriceau niet uit 't oogh verlieze, ten einde hy in ftaat zy om de behandeling van deze Schryver met die van den Heer van Deventer te vergelyken. T 2 Ver-  14$ Van de piüm, en alle venynige Verubilen, op een zapt en vriendelyke wyze van haar venyn en quaadaardigheden berooft werden , behoudende haare medicinale hoedanigheden, waar door dan den Opium, de witte en zwarte Helkborus, en alle venynige kruiden , als heilzame Genees - middelen konnen gebruikt werden. Ik bekenne, dat ik omtrent zeflien jaren gezogt hebbe, eer dat ik het geluk gehad hebbe , van die Correclor magtig te werden, en dat ik dezelve nog niet gebragt hebbe tot die top van volmaaktheid, als Sterkey my doet geloven, dezelve gehad te hebben, alhoe* wel ik dezelve zedert eenige jaren vry veel verbeterd hebbe: Wat 'er ook van zy ot" niet, ik hebbe bevonden, dat myn Corrc&or, vermengt met het poeyer of zap van eenige vergiftige plant of wortel, zonder eenige hitte, ik zegge , allenig door vermenginge , zonder eenige fcheidtng of vermindering van hoeveelheit of gewigt, in korte tydt die vegetabile vergiften zoodanig heeft bedwongen en vernietigd, dat het zelve zap of kruid als een goede medicyn veilig heeft mogen gebruikt werden ; waar door ik hebbe moeten toeflemmen het gevoele van Sterkey, namentlyk, dat het vegetabile venyn niet is een Wezen of wezeutlyke eigenfhap der planten, maar een1 zekere onrypheit of raauheit, die door het middel van dezen dierbaren Correclor werd verbeterd ,. en aizoo tot volle rypheid wertgebragt Ik noeme dezen Correclor dierbaar, niet, om datze zoo veel kofl aan die dezelve weet toe te bereiden, hoewel veelen haar verarmt hebben in het nazoeken om den zelve te bekomen; maar van weege zyne univerfeele nuttigheidt, om heilzame Genees - middelen te bereiden : want door denzelven Correclor der vegetabden kan men niet alleen, gelyk ik gezegc hebbe , alle vegetabden vergiften van Kruiden; Wortels, Zaden enz. , wegnemen , en de Vegetabden in haar geheele iubftantien onvermindert tot heilzame Genees-middelen toebereiden; roa.ir men kan dezelven ook tot aangename Effenden maken ,. lcheidende de tyne en eüentiele deelen van de proven , en bewaren dezelven ouverderflyk , zoo lang als men immer wil: En door deeze twee algemeens wegen T 1 kan.  i fo Van de Tynftillende

fis zal van node hebben: en laat zy 'er by aanmerken, dat zoo haaft "de Vrouw eenige verligtinge van pyn begint te voelen, dat zy dan niet meer moet ingeven, maar wagten ten minften een a twee uuren ; en zoo binnen die tydt de pynen weder verheffen, zoo kan ' zy wederom een andere dofis ingeven. Die  Van ds Tyn-ftilknde TIL, 11S Die de krasten van den Opium kennen, die behoef ik niet verdei e zeJen hoe en waar men dezen toebereiden Opmm verder kan en iS^ebmiken, het fpreek-woort zegt: het is den geleerde pS oSlen, daarom zal ik dit laten bernften, en my vergenoegen lenT^waare Liefhebbers^ de luyaarts gaat dit met Smet deeze myne ontfangene Gave gedient te hebben De gene die geen gelegentheit of bequaambeit heeft om deze Gave Godts Ok meen den Opkun) op deze wyze te konnen bereiden, of zoo be eit■bekome!, die mag met een wys Doftorraatplegen, en bedienen zig van de middelen, daar hy beft van kan, om de wm- Lydfersvan die droevige pynen te verloflèn: ik zegge; droedat de pynen van de regte Wêen geen pynen zyn, in v^roelvkino-e van dezen- welke rk akoos zoodanig van Godt aan haar » gezegen. geweeft, Tt zy en ik daar voor e« eeuwige Dankbaarbat aan üodt ver- PllüeZone'nen die myn Zweet-pillen in het gebruik hebben, die weten ofTonnen weten,dat zy door dezelven hetzelve fou aas zullen konnen bekomen, als door den wfc^ C^um.^ hebbe eerft de preparatie van den Opium wel voji af willen ite £ , opt meïi Set zoude denken, dat ik ymanrtot myn z 1ve wees, gelyk de Schryvers doen, die haar eige medk.ynen IndeTe hoo| aanpryzen, om het Volk tot haar te trekken: Ik heb mv eerft van die agterdogt willen zuyveren door de vorige premLtif opidyk te leren; en ik zal om dat nog meer te doen ES by Sn, dat den Opium, door het Queezap toebereu na dè wyze van van Helmont, tot dit zelve ongemak ook goet is. maar het moet ook door geen flojfiê Menjcb bereidt werden o t verfchimmelt, of wert quaadaardig: doch prefereei ik de pre V 2 p^a-  l$6 Fan de Tyn-jïillende TIL: paratie door h broot die de preparatie van Paracel/us is, verre boven, die van van Helmont met het Queezap : Ik zeg^e dat die preparatie met het broot is na de WyS van Paraceljt, doch van hem nergens openbaar bcfchreven, en ik was eerft ook niet gezint deze zoo naakt en openbaar te fchryven; maar dewyl de Heére Godt myn herte geneu t heeft, om in dit Boek geen eigenbaat e zoeken maar myn Naaften met getrouwe liefde naakt en bloo e ontdekken al het geene, wat ik agte tot het gantfche Werf de Bannge nodig te zyn, zoo hebbe ik haar dit heiLamGenee md de] niet konnen verbergen. genees mid- m^mhef heeft oTdht *m ?ntKziet'of ******* dffa. maambtn neett om dit m,ddel te bereiden, of te laten bereiden die kan z.g bedienen, zoo hy wil, van myn Sweet pillen die reets* eenige jaren m veele voorname Familien, in verfcheide ^tèaenTan Hollant Zeelant, Vrtejlant,Sc met veel fucces zvn in 't Zruik geweeft, en die met alleen m dit geval van groote kragt zyn maar werden met veel °f als een algemeen huis-middel geb^iSn rS alle overvallende krankheden, hm dewyl het buiten twyfe Laan vïekn aangenaam zal zyn, de kragten en het gebruik van deeze I ne Zweet p.Ilen te kennen, zoo zal ik dezelven hier kortelvk ter neder! ellen, en vooraf zeggen, dat deze Zweet-pillen zTngecom fe°idrei" nU Vn Ch6lde ?'T k-S^g^egetabilen^ewelLlX" reidt en geemgeenzyn door den Groofen en algemeenen C rfcTor vanille vege.abüe vergiften: dezen CorreSor is niet anders\ cjZ en Zout t'zamen vereen^, of zoodanig vermengt, datze te zTamen maar een mengzel uitmaken, wit en dik als room, zagt van lu X en kan m water, of Spiritus Vini ontbonden we'S zónï 1't Zout en Oly malkanderen verlaten: de,halven, de genen die de vafte Alcahen of Loogzouten weten te vereenigen, Sfzoodan^ als gezegt is te vermengen, met twee \ driemlal haar gewï t ne gedifti'eerde, of anders genaamt eflêntiele, Oliën, die h, bben den goniaaifchen hoop ontknoopt, en in haa? magt alle vcuetabtlk Vergiften te konnen uitroeien, en óc gevaar/yke, ia ar der sM vegetalile tot heilzame m veilige geneeïmidaeln ftïS^ Dit toddel dan of dezen Condor is met anders,.gelykgezegSfaï Oly:  Van de Tyn-ftillende TIL. Oly en Zout, het innigfte en het wezentlykfte der planten zelve: wat wonder dan dat hy magtig is, om in te dringen en te vei beteren haare onrype en wilde rauwheden, die als piekende doornen de heilzame medicinale kragten der vegetabden bedekken? Van de kragten en het ge buik der SWEET TILLEN. J- F.ze Ziveet-pillen konnen en mogen met regt geteld werden onder de algemeene Genees-middel n, dewyl derzelver kragten niet bepaalt zyn om maar in een of twee voorvallen te konnen gebruikt werden ; maar konnen by na in alle voorvallende zoo vei ouder de als byzoud,r,yk m alle eer/i komende Krankheden booten dienft doen; zy zyn van een algemeen gibruik : En dewyl 'er reeds veelen zyn, die dezelven als een Huis-medicyn gebruiken , en ik my genoodzaakt gevonden hebbe , aan deze en geene Vrienden ietwes fchriftelyk te geven, waar door zy de kragten van deze Pillen mogten kennen, en te gelyk weten hoe dezelven te gebruiken, zoo hebbe ik om het veelvuldig ic'hryven te vermyden, ecttyds dit volgende ten dienfte van het Gemeen laten drukken. Leze Pillen dan werden gebruikt met grm voordeel m deze volgenae Krankoeden. i. Tn alle Koortzen, zoo af gaanden als gedurigen, en zelfs quaadaardigen ; doch met ondcncndd , namentlyk : in alle afgaande Koonztn als anderen- derden- of vierden-daagfè Koortzen, wanneer de Koortzen den twede derde of vierde dag komen t'e verheffen, dat geeft geen ondeifeheid in'het gebruik van deze Pil" len; alleenig moet men agt geven, dat nicn dezelven een of twee uuren voor de verin dingen van de Koortzen inneme ; te weten yder maal een eenige Pil, en niet meer, dat is twaalf grein voor een bejaart Perzoon , daar op drinkende een glas bier, wyn of zekj na dat der Patiënten haare Complexien zyn, en ook na dat V 3 den  ifS Van de Tynftillende TIL. den aart van de Koorts is: want een die heet en droog van Natuur is, en daar by een Koorts heeft, die hem aankomt met weinig ofte gene koude, en hem daar naar fterk verhit, en als in een langduurige brand (lelt, de zoodanige zal beter doen, deze Pillen met bier, als met wyn, in te nemen, en een uur of twee daar na eenige kopjes hecte ColTy daar op te drinken; doch moet dit byzonderlyk in agt genomen werden in heete en gedurige Koortfen; maar in tegendeel, zoo ymant koud en vogtig van aart is , zoo zyne Koortzen hem met fterke koude aankomen , en hem lang doen fidderen en beven , zoo zal' die beter doen , een goed glas Frange Wyn ofte Zek op zyne Pil te drinken , en hem daar op aanftonts tot zweten te leggen in een vers gemaakt en gewarmt bed , op dat hy aan het zweten kome, eer dat de koude van de Koorts hem bevangt , zoo zal hy ondervinden , dat de koude niet zoo fterk zal komen, en dat ook daar naar de hitte niet zoo langdurig, en de benauwtheit niet zoo groot zal zyn. Zoo ymand zeer hard-lyvig is, die dient zig eerft eens te purgeren: zoo ymand zeer braakagtig is, die dient wel eerft eens een Braak-middel te gebruiken, om zyn maag van veelvuldig llym en brakende ftoffen te ontladen, eer men de Pillen gaat gebruiken: maar zoo ymant deze ongemakken niet en heeft, maar alleen de koorts als zyn krankheit erkent, die gebruike deze Pillen zonder eenige voor-preparatie yder Koorts-dag op de wyze als gezegt is, en de Koortzen yder dag allenxkens verminderende blyven gemeenlyk in weinig dagen weg. Ymant een heete Koorts krygende met pynen in de leden en in het hooft, met dikwils vernieuwinge van hitte en van koude, vrezende de Kinder-pokken ofte mazelen onder de leden te hebben , en zoo denzelve nog die zelve dag of daags te voren is afgeweeft, die neme aanilonds eene van deze Pillen met een dronk Bier of Wyn in, en legge zig daar op te zweten , en houde zig in een gedurige klamme zweet, en neeme na twaalf uuren wederom een Pil, en houde zig altoos in een gedurige zweet; nemende alle twaalf uuren een Pil zoo lang de pyne en benauwtheidt duurd , die gemeeneiyk de derde dag weg gaat, of ten langften den vierden dag, ais wanneer de Pokken of Mazelen verfchynen; enden Pa-  Van de Tyn-ftillende TIL. ifp Patiënt begint fris en als gezont te w::rden, denwelke van die tydt aan, zoo haaft als de Pokjes wel uitgeflagen zyn, zoo fterk niet meer behoeft te zweten, en dan maar alle vier en twintig uren een Pil behoeft te nemen: en zoo ymant de Pokjes of Mafelen niet bekomt, die laat niet na van zyn pyn, benauwtheidt, en ziekte genezen te werden; en zoo hy de Pokjes krygt, zoo is zyne ziekte en benauwtheidt haaftig over, en het zal zelden gebeuren, dat zyne Pokken zullen zweeren. Maar zoo ymant in twee a drie dagen niet was af geweeft, en gevoelt zig zoodanig, als gezegt is, die rade ik, eer hy de Pillen gebruikt, eerft een Purgeer-middel te gebruiken, overeenkomende met zyn Natuur, op dat hy eerft ontlading kryge: of, die liever een Clifteer wil gebruiken, die kan dat doen; en men behoeft het Purgeren in het begin van zulke Koortfen en tekenen van Pokjes en Mafelen niet te vrezen, maar zoo haaft als de Purgatie of het Clifteer zyn werk gedaan heeft, zoo zal men dan den Patiënt een Zweet-pil ingeven, gelyk boven gezegt is, en den Patiënt in een gedurige zweet houden. Zoo het mogte gebeuicen, dat ymant heet en vol van bloedt in heete en vurige Koortfen zig benauwt aan het hert en yl-hoofd'g mogte gevoelen, en met trekkingen van Zenuwen, zoodanig een zoude ik niet radem de Pillen te gebruiken, ten ware met advys van een wys Doctor. NB. Een Kindt van een of twee Jaar zal men maar alle twaalf uren een zesde part van een Pil ingeven: een van vier of zes jaren een vierde part; een van agt a tien Jaren een derde part; een van twaalf a veertien Jaren de helft; en dus na ouderdom en kragten verdelen; hele zwakke menfchen kan men alle zes uren een halve ingeven, of alle twee uren een vyfde of zesde part, heel, ofte ontbonden in bier, wyn, zek, of eenige ander vogt, na dat de Zieke van node of by der. handt heeft. En ik durf dit middel in de Kinder-pokjes aanpryfen als een middel, waar op men zigkan verlaten; en kan met waarheidt zeggen, dat het my nooit heeft verlegen gelaten. 2. in de Loop, 't zy rode ofte grauwe, zal men den Patiënt alledagen of om den andere dag, een van deze Pillen ingeven, met wat  iCo' Van de Tynjlillende TIL. wat Wyn-tinét, of anderen róode Wyn; zommigen kan men alll avond naar den eeten een Pil ingeven; anderen zullen beter doen e n Pil m vyf of zes deelen te deelen , en dezelven van tyd tot tyd in te nemen gelyk als gezegt ia: zy ftiltfen de loop, en nemen de pynen die meeft altoos daar me en in de Beljak, die men in de Wejhlndten heelt neemt men een Pil ofte een halve, na dat den Patiënt groot en fterK is : zoo na twee uuren de pvnen met ver minderen , zoo kan men wederom een heele of een halve innee men; maar zoo de pynen binnen de twee uuren verminderen zoo moet men wagten, tot dat de pynen wederom verheffen en dan wederom een heele ofte een halve mneemen. ' In  Van de Tyn-ftillende TÏLl ;fSÏ 5". In alle ïoorten van verkouwentheidt en hoeft doen deeze Pillén groote werkingen: nemende des avonds na den eeten een Pil, en gaande daar op leggen zweten en fiapen, en blyvende des morgens wat lang te bedde, zoo zal men bevinden, dat dezelven de fcherpe ftoffe zullen'Vtrzagten, de fluimen verdikken en rypen, den hoeft en de pynm ftilkn, de gequetfte borft helen en verzagten, en de Kranken fpocdig genezen, mits haar mydende van fcherpe, zuare, en zoute Jpys en drank, houdende doorgaans een klein {hikje geel Soethout in de mondt, en vermydende de koude lugt: En op die wyze geeven deeze Pillen ook een groote verquikkinge en vsrtigtingezixi de teering- v-' : '-' ■•' *ft 5 en aan de geenen die veele etteragtige ftoffe opgeven; maar de zoodanigen is het beft, eene Pil in twee of in vier deelen te verdeden, en alle zes of alle twaalf uuren een deel te gebruiken, in v H Si aanCbbe Wyn, Malvazei, Sek, of Meê. 6. In Graveel en Steen geeven deeze Pillen groote verligtinge: wanneer de Patiënt eenige overvallen van zware pynen van hét Graveel of Steen heeft, zoo zal men hem daarvan een Pil ingee-, ven, en zoo de pynen niet verminderen binnen twee uuren, zoo zal men hem nog een ingeeven, en de zware pynen geftilt zynde, voort alle avond of om den anderen avond een eenige Pil, tot dat de pynen ophouden: En zoo men alle avond of om den anderen avond eene Pil gebruikt, en dat eenige weken agter een, zoo zal men bevinden, dat deeze Pillen den aangroei van Graveel en Steen merkelyk beletten, en dat men de zware pynen van Graveel en Steen zoo veel niet zal onderworpen zyn, dat men het zant en gruis met veel minder pyn zal lollen, dat het water niet zoo fcherp en fnydende zal zyn, en dat men in het generaal dat quaadt met veel minder ongemak als anders zal konnen dragen. 7. -In zware overvallende Hoofd en Tand pynen kan men des avonds een Pil innemen, en zoo men een holle tandt heeft, zoo kan men een ftuk van een Pil daar in leggen, en daar in laaten fmelten, en zig zoo warm tot zweten en flapen begeven; doch zoo de pynen zeer hevig zyn, en binnen twee [uuren niet eenigzints beginnen te verminderen, zoo kan men nog een Pil neemen, en houden des morgens wat lang het bedt. X : 8,  io*3 Van de Tyn-ftillendé T1LI 8. In alle pynen, waar en hoe dezelven ook mogen zyn, kan men deeze Pillen met voordeel gebruiken; wam zoo dezelven de pynen niet geheel wegneemen, zoo ftillen en verminderen zy dezelven. * 9. In het agterblyven van de ftonden konnen de Vrouwen en Dogters groot voordeel hebben van deeze Pillen, neemende daar vr.n alle avond een, negen of tien dagen voor haai e tydt, daar op drinkende een dronk heete Wyn met Foely en wat Saffraan, of die dat niet konnen verdragen, Zoete Melk met Saffraan, of een glas bek, of oudt Bier, dat niet zuur is: NB. Zy mogen ook veilig in de tydt van de verandering gebruikt werden. 10. Deeze Pillen geven ook groote verligtinge aan de Barende Vrouwen, 111 arbeidt zynde, wanneer dezelven verkeerde, wilde, of weder oriftaande Weên hebben, die haar beletten wel te konnen arbeiden; men geeft haar een halve of een heele Pil, na dat zy teder of fterk zyn, waarop zy gemeenlyk in het korte van haar ver. keerde pynen verloft werden, en kragt ontfangen om met regte Ween te konnen doorzetten: zoo zy binnen een uur tydts geen vermindering van haare verkeerde pynen krygen, zoo mag men ze nog een dofis geven, en weder een uur wagten, en zoo dikwils en zoo veel geven, dat haar pyn begint te verligten, en dan ophouden; want zoo haaft als die pynen beginnen te verminderen, zoo is er hoope, dat zy voort zonder verder ingeven geheel en al zullen verdwynen, en de regte Weën in de plaats komen. 11. Deeze Pillen verzagten ook de Na-wéen, een vierden deel of een halve te gelyk daar van ingegeven; helpen ook wel kramen, en verfterken de afgematte leden en deelen; doch die te veel kramen, moeten het gebruik van deeze Pillen naarlaten, ten zy dat zy groote pynen hebben, dan moeten zy weinig te gelyk daar van innemen, en geen Wyn of ande dryvende dingen daar by gebruiken, en in groote ftilte gehouden werden. 12. De geenen die het Spit in de lenden hebben, gebruiken des avonds een Pil met goed Bier of Joopen-bier: en zy zullen zeer verligt werden, byzonder zoo zy 'er wel by zweten. 13. In de Scheurbuik, wanneer door dezelve de'leden verftyft, het bloedt verdikt, deifelfs loop vertraagt, de beenen gezwollen, en  Van de Tynftillende TIL. i6t, en het lighaam op veele plaatzen pynlyk is, kan men alle avonde een van deeze Pillen innemen met een dronk heete Wyn, zig warm toedekken, en daar mede zweten, en om de agt k tien dagen purgeren, zoo men van zelfs niet genoegzaam open lyf heeft. 14» De Waterzugtigen konnen deeze Pillen met groot voordeel gebruiken, dewyl zy de dikke vogten verdunnen, en het water of door de zweet, of door de pis, doen lolTen, en daarom zomtydts een beginnende Waterzugt konnen genezen, mids zorg dragende2 zomtydts door eenige waterdryvende middelen te purgeren, en de Pil met heete Wyn en Notemufcaat in te nemen. 15. Die fchielyk doof werden door verkouwentheidt nemen des avonds een van deeze Pillen in, en dekken het Hooft meteen doniTe kuffen van alle kanten digt toe, op dat het fterk zwete, en houden daar haar het Hooft warm, zoo zullen zy een prompt effect vinden. De generale werkingen van deeze Pillen zyn: de zweet en pis te dryven, alle zuure en andere fcherpe zoute vogten te verzagten, het venyn te wederfldan of te doden, alle pynen te (lillen, fterke en hevige Gemoeds-bewegingen te matigen, de geftremde vogten te ontbinden, en daar door de verftoppingen te openen, en de verharde deelen te verzag' ten, en dienvolgens het Bloedt en alle onze zappen zagt, dun, en vloeibaar te maken, en daar door alle de voorverhaalde qualen te verligten of te gene/en: daarom zyn zy ook zeer goedt gebruikt, als ier mandt zeer verfchrikt of ontftelt is. Deeze Pillen doen gemeenlyk een prompt effecl, derhalven behoeft men dezelven niet langer als veertien dagen of drie weken te gebruiken; in die tydt geen beterfchap bevindende, behoeft men niet langer te continueren; maar die in die tydt beterfchap bevinden, konnen continueren tot haare volle genefinge, of tuffchen beiden eens purgeren, en na eenige dagen wederom de Zweet-pilien gebruiken. Alle de geenen die met oordeel en onderfcheidt deeze Zweet-pillen gebruiken, en volgens eifch der zaken nu en dan eenige andere dingen daarby weten te gebruiken, om de heilzame werkinge van dezelven te onderfchragen en te faciliteren, hebben boven an- X a deren  ïé4 Van de Tyn-ftillende TIL- deren de gewenfchte effeclen daar van te verwagten. Als ik zegge;.purgeren: verfta ik niet, dat men fterk-purgerendè dingen tuilchen beide behoeft te gebruiken: maar by exempel; als men tien, twaalf, a veertien dagen de Zweet-piilen geb.uikt heeft tegens eemge verouderde qualen. als Scheurbuik, beginnende Wa~ terzugt uit Scheurbuik ontftaanas, Jigt, zware Lende pynen, Graveel, enz.: want in fchielyk overvallende Krank heden hoeft men die niet lang te gebruiken, die wyken gemeenlyk ook zeer fpoedig, zoo kan men daarna eenige dagen, te weten, zes a agt d?gen agter een, alle avonde een uur voorden eeten inneemen ten van myne hert Herkende Purgeer pilletjes, of zoo een niet genoeg is, twee, om zoo alle dagen een a tweemaal ter deege af te gaan, en de ontbonde fcherpe ftoffe htt Lighaam uit te voeren. Deeze.Pi'letjes werken, zoo zagt, dat ik gewoon ben dezelven aan de Kraam vrouwen, den andere of derde dag van haar Kraam, rn te geven, te weten, een des avonds voor den eeten, vooral als zy voor en m haar Kraam hard-lyvig zyn; dit bewaart haar voor het lang duuren der Na weën, Tlhoofdigheden, Jlerke Koortfen, en andere ongemakken,, die zy anders door de bardlyvkheidt veel onderworpen zyn. Meeft alle die myn Zweet pillen gebruiken , die gebruiken ook mede myne bert fterkende Purgeer-pilktjes; haar werking is zagt, en haare kragt algemeen; zy konnen en mogen overal gebruikt werden, daar men van node heeft te purgerén, het zy voor of na het gebruik: van at Zweet pillen, of ook zonder dezelven: men kan ze de Kinderen zoo wel als volwaffe Mentenen ingeven, zwakken en fterken, hoedanig de Menfchen ook zyn. Met deeze twee zoorten van Pillen kan men meeft alle geneeslyke Ziektens genefen; en die daar voor met en wyken, zullen door andere Mcdicynen ook niet ligt overwonnen werden. G Ptx  Qttade Form van het BEKKEN, enz. i6f CAPITTEL XXVII. Hoe dat de Baringe kan verhindert werden door een Qjj a d e Form van het Bekken. y^Vnder de beletzelen, die den arbeidt verzwaren, en de Verloffin« J ge ophouden, moeten ook gerekent werden de quade Formen van het Bekken, het welke of al te groot, of al te klein, of al te plat kan zyn: waar door dan verfcheide ongemakketi konnen ontftaan, die een Vroedvrouw ook behoort te kennen, om in de occafiea haar zelve daar na te fchikken, en haar werk daar na te rigten; Laat ons tot dien einde yder quade Form in het byzonder kortelyk overwegen, Een al te klein Bekken kan buiten twyfel zeer groot ongemak ver¬ oorzaken; ik verua aoor een ai te mem Bekken zoodanig een, dat na de proportie van het geheele Lighaam te klein is; kleine Vrouwen hebben niet altoos de kleinfte Bekkens, maar het gebeurt wel, dat een kleine Vrouw een grooter Bekken heeft als een groote , en in tegendeel, dat een groote Vrouw een kleinder Bekken heeft als een kleine ; en dan kan gezegt worden, dat de eene Vrouw een al te groot, en de andere een al te klein Bekken heeft. Want alhoewel wy ook zien, dat kleine Vrouwen zomtydts groote Kinderen, en groote Vrouwen zomtydts wel kleine Kinderen baren, zoo is dat egter gemeenlyk niet alzoo, maar veel eer ziet men, dat elke Vrouwen Kinderen voortbrengen na.haare grootte; waar uit dan noodzakelyk moet volgen , zoo een groote Vrouw, hebbende een klein Bekken een groot Kindt zal baren,dat daar uit een zwaren arbeidt zal moeten ontftaan, dewyl zoo grooten hooft en lighaam niet door zoo naauwen Bekken zal konnen doorgeperfi werden, als met langheidt van tydt, en als door veele Wêen; ja het zoude konnen gebeuren, dat zoodanig een Vrouw een Kindt zoude by haar kunnen hebben, 't welke door zyn grootte of dikte onmogelyk niet door het Bekken zoude konnen pafleren, hoewel dat wat zeer ongemeens zoude zyn;egter weetikdat'eiswtówi- X-3 gb  i65 giiade Form van V BEKKEN. ge Vrouwen zyn, die door dn naauwte van haar Bekken groote moeite hebben om te baren, fchoon dat de Lyf-moeder en het Kindt beiden zeer wel gekeert en geplaatft leggen: en het geene dit geftek de bewyft, is, dat, of fchoon een Vrouw van den aanvang van den arbeidt fchynt wel geftelt te zyn om te baren, dat zy bet egter in 't baren zeer hardt heeft, en: dat het hoofc van het Kindt geboren zynde zoo uitnemende lang van form is, dat men van node heeft het hooft door drukken, doch voorzigtelyk, weder in enige goede form te brengen: daar en boven zien de Kinderen in 't aangeligt zeer paars enblaaiiw, door dat zy zoo lang in de enge pafïagie beklemt zyn geweeft; waar door zommigen ook geheel doot ter werelt komen, en andere zeer flaauw en als half doot zyn, en hebben zomtyts verfcheide dagen van node, eer dat haare groote blaauwigheidt overgaat: in zoodanigen geval kan een verüandige Vroedvrouw ofte haaker groot voerdeel doen aan het Kindt, door het hooft tot een goede form te brengen. Laat my hier ook in het voorbygaan zeggen, dat het niet zonder reden is, dat de Kinderen opene hoofden hebben, dat is te zeggen, dat de Her feu pan niet een eenig been, en in die tydt niet over al hard is, maar dat die omtrent de naden, en byzonderlyk de Kruin des hoofts, zeer week en vliesagtig is, op dat namentlyk in zulken geval de beenderen des hoofts, de Herfenpan uitmakende , zouden konnen tot malkandere naderen, ik zwyge zelfs over malkanderen fchuiven, en daar door het hooft langwerpig formeren : het welke onmogelyk niet zoude konnen gefchieden, by aldien de beenderen van de Herfen pan gefloten en vaft aan een ftonden, gelyk daar na gefchiet , wanneer de Kinderen wat ouder werden, waar uit wy dan befluiten , dat een al te klein, dat is, een al te naauw Bekken, kan de oorzaak zyn, niet alleen van zware baringen, maar zelfs van de doot van de Moeder en van het Kindt, indien de Vrouw niet door Konft verloft wert. En behalven dat een al te klein Bekken oorzaak is, dat het Kindts hooft niet als met gewelt daar in en door geperft kan werden, zelfs dan, wanneer dat de Lyf moeder wel geplaatft is, zoo kan een al te klein Bekken ook oorzaak zyn, dat de Lyfmoeder zeer  Oorzaak van zware BARINGEN. 167 zeer ligt draait, en op de een of de andere wyze komt fcheef te leggên; waar uit dan ook altydt een zwaren arbeidt ontftaat, waar van op een andere plaats bceeder zal gefproken werden Gelyk nu een Bekken kan al te klein zyn, in zyn geheele ronte te nauuw zynde , gelyk wy boven gezegt of verftaan hebben alzoo kan het ook gebeuren, dat een Bekken in zyn holligheit in het geheel wel groot genoeg is, maar dat den ingang van boven zeer moeijelyk is, door dien dat dezelve te plat is; namentlyk: of fchoon beide de Heupe-beenderen, in de figuur getekent b b, wyt genoeg van malkandcren ftaan, zoo kan dog de wydte tuffchen de Schaam- beenderen dd, en het uit-ft eekzei van het Heilig-been a e, in de eerfte figuurf veel te naauw zyn; of zoo ymant het beter verftaat in de tweede Figuur, ik verfta aldaar de ruimte tuffchen ƒ het Schaam - been, en p bet uit -fteekzel van het Heiligbeen, en dat zoo zynde, zoo noem ik dat een plet Bekken, en deze platte Bekkens geven niet allenig aan het Kindts hooft moeite, om door te konnen komen, als de Lyf-moeder wel legt, en het Kindts hooft groot is, maar veroorzaken ook zeer dikwils, dat de Lyf moedei s fcheef draaien, na voren of naar agteren, en nog ligter datze nederzakken in de linker of in de regter zyde, waar uit dan ook nootzakelyk een zware baring moet ontftaan. INtaar indien dat een al te klein en een al te plat Bekken den arbeidt kan verzwaren , zoo kan een al te groot, dat is , een al te ruim Bekken ook met ongemak vergezelfchapt zyn, en een groot quaad veroorzaaken; door een al te groot Bekken verfta ik een Bekken, dat in proportie van bet Kindt en de Lyf-moeder zoo ruim is, dat het Kindts Hooft met een gefloten i.yf-moeder gemakkelyk zonder Wêen tot aan den uitgang nederzakt. Deze over-groote ruimte of wydte ichort de Lyfmoeder niet met al, of niet genoeg, om hoog op, waar door het Kindts hooft, noch het water zelfs, geen aanpers konnen maken op des Lyf-moeders mondt, om die te openen; waar door dan den uitgang, of Vrouwelykheidt, al de wederftandt aan de Lyf-moeder m.et doen, om te verhinderen, dat dezelve met Kindt met al niet ten lyve uit en valle: in dit geval bevindt men gemeenlyk, dat het water zeer breet gefor-  -röB Qudde Form 'van 't BEKKEn geformeert wert, en dat meer is, dat zelfs het water wel buiten hét Lighaam zeer groot uitzet: waar door het water en het kindt fchynen als eensklaps te gelyk te zullen komen : en wanneer dat zoo gefchied, zoo is 'er weinig gevaar, en geeft een ligte verloffing. Maar het gebeurt zomtydts , dat des Lyf moeders mont wat dik en ftyf, en de Vrouwelykheidt wat ruim is, waardoor des Lyfmoeders mont haar moeyelyk, en de Vrouwelykheidt haar gemakkelyk laat verwyderen, en als dan zoo formeert zig het water zoo breet met, maar het fchiet egter fterk ten lyve uit; ja des Lyfmoeders mont dringt fterk in den uitlogt, en het water gebroken zynde, zoo zet zig met alleen het Kindts hooft ten lyve uit, maar zelfs des Lyf-moeders mont; waardoor dezelve, zoo zy niet gekeert en tegengehouden wert, wel zoo verre nederzakt, dat deffelfs banden en des Lyf-moeders Schede zodanig relaxeren, dat niet alleen daar door een uit-zakking van des Lyf moeders Schede, maar ook wel van de Lyfmoeder zelfs, wert veroorzaakt. Derhalven dient een Vroedvrouw van den beginne wel agt te geven, om in zodanige gevallen des Lyf moeders mondt op te fchorten en tegen te houden, eer dezelve zoo laag nederzakt: want de banden van een verflandige Vroedvrouw moeten hier doen, het "Qne anders de Vrouwelykheidt genootzaakt is te doen, en dat van haar zoo wel niet kan gedaan werden, als van de banden van de Vroedvrouw, die des Lyf moeders mont hooger en beter keren kanr als de Vrouwelykheidt. het kan doen. Laat dan hier wederom de Vroedvrouwen opmerken, hoe dat haar verzuim ook in dit geval, daar alles als voor de Wind fchynt te gaan, een Vrouw groot verdriet kan toebrengen,- want het ongemak van een uitzinkende Lyf-moeder of Lyf-moeders Schede is geen klein ongemak, maar zeer laftig en verdrietelyk door de pyn, en maakt de Vrouwen zeer onbequaam, om enige flerke bewenn" van gaan of arbeidt te konnen doen, en doet 'er velen quynen'ik zvvyge nog het ongemak en misnoege, dat de Mans van zulke Vrouwen daar door ook moeten dragen. £n dit is de vrugt van een al te wyt Bekken; want de en 'Quade Form van V BEKKEN, Vroedvrouwen haar Werk niet verftonden, en dat ze arbeiden, om zoo te fpreeken aan het verkeerde eind, en dat door haare misvattingen h± wil met zeggen, dat een Vroedvrouw altydt /7™f» alle Vrouwen**» of moet verlojfen; Neen: ik weet zeer wel, dat er ook gevallen konnen zyn, daar zy met alle haare Wetenfchap, hoe groot die ook mag zyn, konnen te kort Jcbieten, ja, dat het kan gebeuren, dat het haar onmogelyk zal zyn, een Kindt, met het hooft voorkomende, te konnen doorhelpen : maar ik fpreke nu hier van zulke gevallen, daar de Kinders door de hulpe van Vroedvrouwen of Vroedmeefters wel konnen geholpen werden maar daar de onkunde in de pligt doet manqueren, en zulks gefchiedt veel by het Gemeen der Vroedvrouwen, en voornameiulyk by die men ten platte Lande vindt, die meeftendeel zeer weinig onderwezen zyn; want als ik haar Werk betragtede, zoo bevond ik dat zy meeft al haare fpeculatie hadden op des Lyfmoeders mont, en op de Vrouwlykheidt, anders den ingang van de Schede genoemt, en dat ze den eene en den anderen fterk zoeten te verwyderen door een vinger van yder handt daar in te fteken, en de Lippen van dezelve dus van een te trekken, en als open te fcheuren, geen agt gevende op de punt van bet Heili> Been, dat waarlyk meeften tydt de grootfte hinderpaal is, van dat het Kindt niet meer en vordert in de geboorte. De meefte Menfchen gaan in haar Hand-werken en Beroepen, gelyk de Paarden in de Ros-meulens, zonder opmerkingen, en als zy al wat merken, het is niet verder als het geeue zy gelezen hebben, of 't geene men haar onderwezen heeft, en laaten haare gedagten niet verdergaan als zoo verre haar oogen zien of haar handen taften ' ■M$ ZT'rT1 'TZnt> di£ maar den ™SMg van de Schede voelt, ot des Lyf moeders mont, en vindende dezelve met zoo fterke Vveen weinig geopent, en die niet denkt op de omlee- &«la-*P Zig ïgt verSryPen> menende dat de dikte of de hardigheit van des Lyf moeders mont of die van de Vagina de eenige oorzaak is, dat dezelve niet meer verwydert en dat het Kindts hooft niet meer en vordert; zoodanig eeïi kan dan ook ligtelyk aan het trekken en aan het fcheuren gaan, ge- ' lyk  Oorzaak 'van Zwaare BA RINGEN- 173 lyk meeften tydt de onverftandige Vroedvrouwen doen, en waar uit dan zulke droevige gevolgen komen, als het open en van een fcheuren van des Lyf moeders mont, of zomtydts wel der Vrouwelykheidt, tot in den Endeldarm toe, en dat het alleronbegrypelykfte van allen is, en dat het meeft de onkunde van die Vroedvrouw aanwyft en bewyft, is, terwyl zy dus arbeiden en fcheuren, dat ze de Vrouwen met de punt van 't Heilig-been valt op een Stoel, ofte Bedt, ofte korte Bedden, laten zitten, waar door 't Os Coccygis of punt van het Heilig been pal gezet wert, en onmogelyk kan wyken; en anderen zyn zoo dom, dat, wanneer zy de Vrouwen een laken onder het lyf doorfteken, en dat van twee of vier Vrouwen laten houden, om de barende Vrouw te onderfteunen, zoo laten zy wel het laken tot onder op de billen glyden , waar door de Vrouw met het Os Coccygis op het laken vaft hangt, als of zy by na in een fchongel hing: en zoo willen ze dat het Kindts hooft zal paiTeren/ Anderen laten de Vrouwen op een orilm een Kraam-ftoel zitten, en nemen geen agt, of de rokken ftyf gefpannen daar over heen fterk tegens de punt van het Heilig been klemmen, waar door dat het Os Coccygis wert tegengehouden : voorwaar een onkunde, die de arme barende Vrouwen veel koft. Zommige Vroedvrouwen zullen ook wel eens, na de Leeie van eenige auteurs, een vinger in den aars fteken, om de punt van het Staart been na agteren te drukken, daar haar heele handt naauwelyks kragt genoeg toe heeft. Ik herhale het nog eens, beklagende de onkunde der Menfchen, beide van die, die onderwyzen, en van die, die onderwezen werden: ik durf zeggen, dat het zoo verre daar van daan is, dat een of twee vingers van een zwakke Vroedvrouw capabel zouden zyn , de nodige verwydering te maken , door het na agter uitdrukken van het Os Coccygis, dat veele Vroedviouwen, en zelfs zommige Vroedmeefters, niet magts genoeg hebben met haar geheele hand, om dit werk wel genoeg te verrigten. ik zegge, met haar geheele handt, niet in den Endel - darm ingefteken , maar in de Schede van de Lyf-moeder. En waarom doch de vinger in den aars% is het om den Endeldarm te quetzen? zal die minder quetfen, als die enkelt gedrukt wert, als wanneer hy dubbelt gedrukt wert ? en waarom de Y 3 top  174 Quade Form van V B EK KEN, top van een of ten hoogde van twee vingeren gebruikt, tot eeti werk daar de geheele band toe van node is ? ik ben niet klein van Lighaam, en vry fterk in de handen, en durf zeggen, dat ik in gelegentheden ben geweeft, daar ik meerder kragt tot het uitzetten van het Os Coccygis zoude gebruikt hebben, zoo ik meerder kragt gehad hadde, en ik hebbe altoos zoo veel hulpe door dat middel aan de Vrouw en aan 't Kindt toegebragt,dat ik reden hebbe Godt Almagtig daar voor dankbaar te zyn. Ik zie wel te gemoet,dat zommige vreesagtige enonervareMenfchen my hier van al te groote hardieffe zullen befchuldigen, en zullen dit aanzien als zeer gevaarlyk; maar ik ben verzekert, zoo zy dat werk met voorzigtigheidt zoo dikwils gedaan had ten, gelyk als ik, en altoos, gelyk ik met waarheidt kan getuigen, met goed fucces, zy zouden zoo vreesagtig niet zyn: en ik ben ook verzekert, dat in haar fcheuren en trekken aan des Lyf-moeders mont, of aan den ingang van de Schede, een onvergelykelyk gtooter gevaar ts, als in myne manier van het Os Coccygis na agteren te duwen, het welke met een vlakke, doch averregtie handt, egaal, allengskens, en door de Weën geholpen, gefchiedt; gelyk ik nog zal zeggen. b J & De Kinderen, die met het Hooft voorkomen, en die reets met het hooit in het Bekken zyn neergegleden,konnen daar in opgehouden werden, of door dat de fchouders nog boven op den rand van de Beenderen van het Bekken vaftftaan, of door dat dezelve al in het inglyden zyn en dus al vry zyn, om ie konnen pafferen, maar dat het hoop door de engte van 't hol van 't Bekken wert opgehouden, en fpecialyk door het Os Coccygis ;en het is van de laattte zoort dat wy fpreeken, ook daar onder begrvpende de Kinderen die met den Aars vorkoomen, en die reets met'de Billen in het Bekken zyn gezakt; deeze Kinderen konnen in hetzelve zoodanig opgehouden werden; dat hei wel kan gebeuren, dat de Vrouwen nooit verloflen» en $t gefchiedt, of om dat het Bekken te naauw is, of om dat het Kindts 'hooft of Schouders te groot zyn; en het gefchiedt alzoo de me.fte tydt in dusdanige zwaare geboortens Het is zeeker, dat meeft alle de Vrouwen die zwaar baren, heb-  Oorzaak ' ten, doot het O, C«w,i/ zoo da.TeZS,' Sg tt *?" en het is zoo verre daar vlnS' Z^trf°°'cf "f"1"" : doen, ofte zee, groote Pyn^^LT^Z v^S^ «rara na den gemeene tant 5 J r /ne "J"1™' welkers wydeten, of Stt^££&Z£tt™** — uit duwt. w«wc vinger tiet Of Coccygis agter Dit doet my gedenken aan een zeker"«m/- er>n 7PfrP™ v /r hadde eenige dagen in den arbeidt s-e^n hl', f.en/ekere doch de door-togt was te mam» ël % h 1 KlIldt l^m regt, en als tot het uiterfte g^kZl^MvT f §emat> ftandt gehoort hebbende gSgen V\2 h£™ v*n haar toe" om, zoo het Godt niogte Vhagei hLr 1 . ' " V00rneeme, ons een zeer lieve Vriendinne dJInnï f9™' Wai" z* ms Vrouw binnen als een v! ' komende , zoo treedt mvn nood ler Zg\ast verzo■ I zy o^ïoo? f t* te hebben dat ^ zitten, en vindende *Sakegeüelt00 d e* £ ^ "I8,* m°g6n van wy nu gefproken h, IbbJ 9 dQ™yZQ> gelyk als waar kragtei/aan, oKe t O , C^/teTngTa£k2 ^ d ï" OP volgde het Kindt; en dufwas X^i^^ de:  Oorzaak van Zwaare BARINGEN. 177 de: wat is 'er een groot onderfcheid in de handelinge van de eene of van de andere/zoo gaauw uw Vrouw my aantafte, wierd ik firaks gefoulageert, en kreeg kragt om het Kindt door te zetten, in de plaats dat te voren de Vroedvrouw my maar pyn aandeed, zonder dat ik konde ter dege arbeiden. Maar, kan iemant denken, zy had mogelyk te voren geen of geen jlerke Ween, en doe uw Vrouw daar voorquam, zoo kreegze die, en dat was veel ligt de oorzaak , dat uw Vrouw haar konde helpen: waar op ik antwoorde, dat zomtydts zulks wel zoude konnen gebeuren, en dan kan het fpreekwoord gelden, dat de geene gelukkig is, die ter regter tydt geroepen wert; maar hier was de zaak zoo niet gefchapen; het manqueerde hier meer aan Kond-hulp als aan arbeidt van de Vrouw zelfs: ik zal hier nog by voegen, dat ik menigmaal met verwondering gezien hebbe, dat door de Vrouwen wel aan te taften en te helpen de Ween verwakkerden en aangroeiden, daar ze door verkeerde handelingen veel eer verdwenen en te rugge bleven;ik weet wel, dat dit by veele Vroedvrouwen een wonderlyk zeggen zal fchynen, maar het is evenwel de waarheidt, en dewyl het de waarheidt en een nuttige waarheidt is, zoo moet dezelve hier ook gezegd en aangedrongen werden, op dat de genen, die nog onkundig in die zaake zyn, dezelve mogen opmerken. De genen die een Vrouw verkeert fcheuren en trekken, en veel vergeeffen arbeidt doen, die doen dezelve maar vrugteloze fmerten aan, en maken, dat zy haar af arbeidt,zonder te vorderen,het welke moedeloos maakt, en alle kragten doet verdwynen : maar die dezelve regt helpt, verheugt de Natuur, doet de hope en verwagtinge van haaft verloft te zyn aangroeijen, waar door den moed verwakkert, en de kragten vernieuwt werden ï en dat is de oorzaak, waarom dat door den arbeidt van de eene de Weën meer aanwaden, en dat door den arbeidt van de andere dezelve verflauwen; Ik hebbe verlcheide malen Vrouwen geholpen, welkers Weën, zoo haaft ik begon te werken, ook begonnen op te wakkeren; en dan zeiden de Vroedvrouwendie zoo lang te vergeefs gewagt of gearbeidt hadden; dat gaat wel; hadden wy zulke Weën gehad, wy zouden het Kindt nog wel gekregen hebben ; maar ik liet haar praten , en dagt by myn zelve , had Z gy  178 Quade Form van 't BEKKEN, gy gedaan gelyk als ik, de Vrouw had wel beter gearbeidt, en liet haar even wys, dewyl ik haar myne Hand-grepen liet wildé beken maken: gelyk dat de verdorve gewoonte is onder de M^nSen door eigen intereft or ydele eere aan zyn even Menfch te verbergen' i gene men met zoo veel nuttigheidt en voordeel voor anderen zonde konnen openbaren en bekent maken; en om de waarheidt te zeggen ik zoude niet wel geruft hebbe konnen fterven, zoo k de tydt met hadde uitgekogt, om aan de werelt gemeen te maken, het gene ik m deze Wetenfchap hebbe opgemerkt en ondervonden §en hier toe heeft my myn Gemoedt zoo veel te meer gedrongen als het zaake> zyn die dagelyks in alle Landen en SidnV^S^^ daar door het Leven van zoo veele Menfchen kan verten. gt of behouden en andere van veele onheilen bevrydt werden, die haar anders ^y^^^^ ^ Z°mmige ^-«konnen dafw^ r y'emandt m°gte .vraSen: °P ^yze drukt gy dan het Os Coccygis mt-waarts% hoe helpt gy het Kindt door de paffagie? Die antwoort ik: Dat ik voor eerft de Touw zoo plaatze, ge yk een Vrouw, die met haar Weën moet arbdden om het Kindt door te zetten, behoort geplaatft te zyn"te we ten half zittende en half leggende, niet vlak neder7 niet rel verheven maar tuffchen beide; en byzonderlyk zoo 'da tzvde beenen wel wydt van malkander heeft, de knyen wat verheven en door twee Vrouwen vaftgehouden,'en zoo verre van het korte bedde , zoo men geen Kraam ftoel heeft, dat de punt van het Staart-been volkomen vry is, en door niets veiMndm kaTJeï den om te wyken, en dan, myn handt in de oly gefteken hebben of'alï hStT? m" ^Z*™™ Wte, zoo Jaft ik myn Et f, dfS te d0en iaehden of in°des Lyf-moeders Sf ede alleen of ook wel, als het Kindt met de bilknkomt o ft hooft het toelaat, in de Lyfmoeder zelfs, na dat de zaaken fean; als ik die in des Lyf-moeders Schede 'heb, zoo houde ik de handt met deffelfs holligheidt. na boven gekeert en het bui ■Wü? r de h3,ndt na ondcr-^"s tegen den èldelZm n et Heilig-been aangekeert, en dus breng ik de vingers zoo verre oS der-  Oorzaak van Zwaare BARINGEN. der het Kindts hooft, als my immer mogelyk is, fchuivehdeliever het Kindts hooft een weinig te rugge, als dat het my beletten zoude, de handt wis en vaft op het Os Coccygis te konnen leggen; en dus myn handt wel wis geplaatft hebbende, zoo recommandere ik de. Vrouw haare Weer» met voorby te laten gaan, maar getrouwelvk met dezelve te arbeiden; zoo haaft ik dan een wee gewaar werde die ik gemeenlyk eer befpeur als de Vrouw zelfs, zoo zeg ik tot de' Vrouw, daar komt een wee, neem die wel waar, zet ftrak naar beneden, ik zal u helpen doorzetten; en dit zeggende, zoo druk ik mvn handt allengskens harder en harder na agteren tegens de. punt van 't Heilig been aan, myn handt ook te gelyk een weinig na my halende, om fchot te geven aan het Kindts hooft j en hoe fterker dat de wee is, hoe fterker dat ik na beneden druk: en hoe ik fterker druk wanneer de Weën goedt zyn, hoe de Vrouw ook fterker en beter kan doorzetten: en door haar fterk nedcrpcrften, en door het verwyderen van de paftdgie, en door het na my halen van de handt, zoo begint het hooft te volgen, en krygt wat fchot; dit hervat ik zoo dikwils, als het nodig is, zonder enige Ween te laten voorby pafferen, en dit doende krygt de Vrouw, welkers Natuur de hulpe gewaar wert, nieuwe moet, boven al wanneer ik dan op yder wee tot de Vrouw zeg, dat gaat wel, het vordert mooy, wel haaft zult gy blyde Moeder zyn: en door diergelyke aanmoediginge wert de Vrouw, die te voren als moedeloos en buiten hoop was, zodanig verfterkt, datze alle haare kragten als by een vat, en doet haar uiterfte geweldt, waar op ook wel haaft het Kindt volgt. ,Ea wanneer het Kindt met de Billen voorkomt, dewyl die met zoo rond nog zoo hard zyn, zoo kan men de vingeren gemakkelyker in de Lyf-moeder fteken: als dan breng ik de vingeren ten deele, of meeft geheel, in des Lyf moeders mont, ook van onderen op dezelve wyze, als of ik dezelven maar in de Schede hadt; de handt daar in hebbende, zoo neem ik de Weën waar en wanneer die komen, de Vrouw tot arbeiden aangemoedigt hebbende , zoo druk ik van gelyke adengskens met al myn kragt agterwaarts «de handt allengskens neder-waarts halende, en dit her- Z 2 vat-  i8o Quade Form van 't BEKKEN, vattende by yder wee, zoo vordert het Kindt op yder hervattinge en zoo de handt, door het na my toe trekken gedurende de wee' te ver uit des Lyf moeders mont raakt, zoo breng ik die daar weder! om in, zoo haait als de wee voorby is, om weer klaar te zyn, wanneer de wee hervat, en dus in korten tydt wert de paffag'ie zoodanig verwydert, dat het Kindt daar door zyn uitgang krygt. i^aar, kan iemandt denken, hoe is het mogelyk, dat een handt by een dubbelt Kindt in des Lyf-moeders mont ingefteken , den doortogt kan verwyderenl dewyl het fchynt, dat die dezelve veel eerder komt te floppen , en dus het Kindt veel eer te verhinderen, als te hclpen;xazM wanneer zodanig een gelieft te confidereren dat ik door myn ingebragte handt het Kindt drie voordelen toebren' ge, die zal wel konnen zien, dat myn handt gantjeh met belet. Ten cerfle, de Weën komende , dne ik door myn naar agter drukkende handt het Os Coccygis wyken, waar door de paiTagie verwydert wert: Ten tweede verwyder ik door myn nederdrukkende handt ook des Lyf moeders mont: En ten derde zoo trek ik door myn te rug trekkende handt het Kindt mede na my, en voer het zoo allengskens te gelyk uit de Lyf-moider, en door de engte van het Bekken, en in korte tydt vinden haar de Vrouwen gemeenlyk door deze hulpe verloft ; en ik kan zeggen , dat ik met weet, dat ik ooit of ooit door deze wyze van doen, no°des Lyfn.oeders mont, nog den Endeldarm, nog des Lyf-moeders Schede, enige fcheure, wonde, of enig rrerkelyk ongemak hebbe toegebragt: waarom ik niet fchroome, deze wyze van het Os Coccygis agter waarts te brengen, en daar door de patfagie voor het Kindc te verwyderen, aan te pryzen en te recommanderen, als eene van de voornaamjle en voordeeligfte Hand-grepen in het vertollen van de Vrouwen: Edog zal ik 'er by vermanen, dat alles met oordeel en veel voorzigtigheit moet gefchieden, want ook de befte Hand-grepen, door onbezonne Menfchen in 't werk geltelt, zyn gevaarlvk en menigmaal fchadelyk. *' lk hebbe alhier de Figuur van zodanige Bekkens, als waar v.m alhier gefproken is, niet vertoont, om dat de genen, die een regt Denk beeldt hebben van de Bekkens, zoo als die geme*nlyfczyn, die. konr  Oorzaak van Zwaare BARINGEN. 181 konnen haar de zodanigen, als waar van wy dit Capittel gefproke11 hebben, ligtelyk zelfs verbeelden. AANMERKINGE. 't XS niet genoeg tot de verloffing, dat 't Kindt zig 'gekeert ft heeft, ofte, om anders te zeggen, dat 't dè Kruin van 't hooft omgewentelt heeft na den mondt des Baar-moeders, daar en boven wordt vereifcht , dat 't Kindt die opening verwydert, en de deelen, dewelken zig tegen zyn doortogt aankanten, van eikanderen doet wyken; of dat 't hooft zig zelve voegt na den doortogt, by aldien deeze de verwydering niet kan ondergaan. De deelen, die 't hooft van *t Kindt kan doen wyken, zyn 't stuitbeen, en de vleefige deelen in defzelfs omtrek. Die, na dewelken 't zelve verpligt is zig te voegen, zyn de beenderen, die het Bekken uitmaken. Ambrofius Paré, gegrondt op twee of drie ondervindingen, daar hy een openbaare afwyking van de Schaam-beenderen gezien of gevoelt hadt, leert, dat deeze beenderen in den arbeidt van elkander fthciden. 't Scheelt wynig, of zommige Schryvers hebben hem hier over als een uitfpoorige droomer gehandelt, op 't voorgeven van onmo.elykheidt. My dunkt, dat zy alle beiden ongelyk hebben; Pare, om dat hy uit 't byzonder tot 't algemeen beflooten heeft; en zyn tegenftryders, om dat zy ondervindingen geloochent hebben, met geen andere reden, dan dat zy die niet konden begrypen. 't Is zeeker, dat 't Kraak-been, waar mede de Schaam-beenderen t' zamen gehegt zyn, zo fterk is, dat men gem:enlyk moei~ te heeft om die met een goet Pennemes van een te fcheiden» Maar wat bewys heeft men , dat ditzelve in alle voorwerpen plaats grypt? Men kan gemeenlyk niet lang met 't hooft onder water blyven zonder te fmooren , zal men daarom loochenen de gevallen , die met goede getuigeniftèn beveiligt zyn , en be- L i wy-  18» AANMERKINGE. uyzen, dat zeekere Menichen heele uuren lang onder 't water heb ben doorgebragt? en zonder van ons onderwerp af te gaan L be" weegbaar gelidt van 't Darm been met 't HeL-been't «Sik £ Natuur in de plaats ftelde van 't geene gemeenlyk tSen de knoD ter gelegentheidt van een zamengroeijing, waar door deze laaft ™ to^J^^^F h3dden 't welke o^Sch^vï ^^^S^^ iS ^-tetveelwond^ De Heer Peu pag. 184. haalt drie voorbeelden aan van Darmbeenderen, d.e van de Heilig-beenderen los gegaan waïenVnd^ den arbeidt. Zulke gevallen zyn veel min geloSfwaardï, als dTafwykmg van de Schaam-beenderen. Heeft men uit dien l oofde rit om bedroghK roepen? buiten twyffel, neen. Hoe veel andere zafken gelchieden 'er niet,die 't bereik van ons verftant te bovengaani t Zoude voor Vrouwen niet te wenfchen wezen, dat de Na Zt nam om b*"^?6 h^^oonQ middelen haar tol vlugt nam om hun m de moeyelyken arbeidt verligting toe te ven. t Is nogtans zeeker, dat de wyking der Darm-beenderen voor al zeer grootelyks helpen zoude ia eenige omttandïLeden }t zelfs byna altydt,- en dat dit 't alderkragtdadigfte middel zoude zyn tegens de toevallen, die een plat Bekken kan veroorla? ken Wam 't is 't Heilig been niet, 't welk die Xu£ maakt die zoo gemakkelyk in 't Bekken te voelen is, S df Darnrbeenderen, die daar aan vaflgehegt zyn, en bmne'wSrts £ Dogh wat hier van zy, deze voorvallen zyn zo zeldzaam dat >r onnodig u zig langer daar mede op te houden. Laaten wy dan ' Bekken aanlchouwen, gelyk 't is. y aan 1 Buiten deifelfs wanftalligheidt,' bemerkt den Heer van Dev^r daar m drie gebreeken. Te weten, dat 't te groot, te kkin^ Ttl Hy is de eerfte, voor zo verre ik weet, die gedagt heeft dat t bekken te groot konde zyn. Hy doet' daar van nogtans 'zeer klaar-  AANMERKINGE. rgj Haarlyk 't gevaar zien in dit HooMuk, en zal daar nog wederom van handelen op 't einde van 't Vyftigfte in 't Nader Vertcogh. Een al te klein Bekken baart zwaarigheeden, die alle Vroetmeei fiers erkent hebben, 't Is wel waar, dat zy dikmaals aan 't Kindt \ 't welke zy onderftelden al te groot te zyn, toegefchreven hebben 't geene van een te klein Bekken afhing. Maar dewyl men in beide voorvallen, op dezelve wyze te werk moet gaan, behoort men haar hier over geen proces aan te doen. By aldien men la Motte gelooft, zo is hy den eerde der Franfche Vroetmeefters, die opentlyk van een plat Bekken, en deffelfs nadeelen, gefproken heeft. Hoewel onder de geenen, die zyn zyne woorden , die voor my van de Vroetkunde gefchreven hebben , niemandt gevonden wordt, dewelke zig beklaagt heeft, dat deeze deelen door haar quaade geftelteniffe (de platheidt) eenig beletzel konden toebrengen , daarom is de zaak niet- minder waar pag 203. Men ziet gemackelyk, dat deeze Schryver de verhandeling van den Heer van Leventer met geleezen hadt; want hy zoude zig als dan buiten twyflel deeze ingebeelde ontdecking niet aangematigt hebben. Maar 't is moeijelyk tebegrypen, hoe hy zyn aandagt heeft kunnen veftigen op de zöfte Waarneming van Mauriceau die hy in zyn Voorreeden pag. 12. aanhaalt, zonder te zien, dat deeze Vroetmeefter van dat gebrek met uitdrukkelyke woorden gefproken hadt. Kindt, zegt hy, bleef altydt op dezelve plaatze, zonder in de doortogt te kunnen Jchieten, die in deeze Vrouw, dewelke zeer klein van geftalte was, zo naauw, en de Beenderen dezelve omringen zo digt tot eikanderen gegroeit bevonden wierden,... dat ik daar onmogelyk de handt konde inbrengen, om haar te verloften ...en wanneer ik eindelyk de handt hadt ingebr agt, wierdt die dusdanig geknelt, dat ik de vingers zelfs niet en ftaat was te roeren, 't Geene my beweegt om deeze waarneming aan te haaien is met zoo zeer, dat ik La Motte zoeke te berifpen, als dat ik tragte goedt te maaken, 't geene den Heer van Deventer voorftelr. Men bemerkt wel, dat 't onmogelyk is, een Vrouw, die zulke geltelteniffe heeft , te verloflèn ; wy zullen op een andere plaatze onderzoeken, wat 'er in diergelyke voorvallen behoort gedaan te worden. La  i84 'AANMERKINGE. .La Mfu zoude wYnig verwyt verdienen, zoo men in zyn werk met anders vondt dan misüaagen, die van zulken aardt zyn, als de geene, dewelke wy nu aanftonts wederlegt hebben; maar't is heel anders geleegen in opzigt van 't geene hy zegt aangaande 't Stuitbeen. Èiy merkt hetzelve geenzins aan als een beletzei van de verloihng 198 En indien '/ noodig is, volgens zyn gevoele, pag. 130, dat er onder de plaats, daar de Vrouw met haar billen op ruft een daaling zy, dat is te zeggen, een kuil, of laagte, van die plaatze af tot aan t voelenendt van het bedt, op dat 'er niets zy, V welke t affchieten van 't Kindt verhinderen; dit-is niet om die reeden dewelke Mauriceau beweegt te raaden , dat men , zoo >t noodig is, de billen van de Vrouw door een ondergefiooke Lenden-kuïïentje doet ryzen, ten einde V Stuit-been meerder vryheidt hebbe om agter uitje wyken lib. 2. cap. 7. Ook vermaant La Motte niet, dat men t btuit-been te rugh moet drukken, wanneer hy handelt van de moeyelykheidt der verloffing door de groote van 't hooft des Kindts cap. 11. pag. 225. 't Is waar, dat niemandt onder al de geenen, die voor onze Schryver gefchreven hebben, geleert heeft, gelyk hy doe- dat men t Stuit been met de handt agterwaarts drucken moet. 't Geene hy daar van zegt zoude alleen genoeg zyn, om over de mogelykheidt en noodzakelykheidt deezer behandeling te oordéelen • maar op dat t gezagh vaia La Motte hier omtrent niemandt bedriege, zal t wel te palfe koomen te doen zien, dat 't onb-twift baar is, dat 't Stuit been in 't uitfchieten van 't Kindt beletzel bybrengt. Ora dit te bewyzen zal ik 't gezagh en de reeden in 't werk ftellen Sennertus Prax. lib. 4.part. z.fetl. 6, qucefl. 4. zegt, dat t zelve met alleen de moeijelykheidt van de verloffing veroorzaakt wanneer zyn bmdzels al te fleevig zyn, maar ook de doodt van Moeder en Kmdt. De onbuigzaamheidt van 't Stuit been, zegt Amand pag. 16., heeft deel in de vertraaging van '1 uitfchieten der Vrugtwant dit Been buigt zig uitivaards in den arbeidt; en hier van daan is t, dat de fcherpe pynen komen, die de Vrouwen als dan aan den Aars gevoelen, in jonge Vrouwen is dit deel nog kraakbeenagtig, en by ge-  A AU ME R K I N G E. i8T by gevolg bmgzaamer. Ptu zegt, dat de w'yking van V Stuit been gemeenlyk een der vereifchte hoedanigheden is,zonder deweken 't Kindt niet voor den dagh zoude komen pag. 184. Mauriceau zegt 'c zelve met uitdrukkelyke woorden op verfcheide plaatzen , en byzonderlyk lib. 2. cap. 7. & 16. als ook in zyn terfte waarneming. Op de laatfte plaats berifpt hy 't gedragh van een Heel meefter, die 't onderfte .gedeelte der Vrouwelykheidt met fneiden verwydert hadt, zig inbeeldende, hier mede de verloffing te bevorderen. Maar zyn behandeling ftrekte tot geen nut. Want de groot/ie hinderpaal, dit zyn zyne woorden , in deeze zoorten van vertofiingen komt niet voort door de uitterlyke vleezige deelen, maar alleenly k door de inwendigen, en voornamentlyk door de geleding des Stuitbeens, '£ welke in Vrouwen van hooger jaar en niet zoo gemakkelyk wykt met zig agter uit te buigen, voor 't doorfcbieten van Kindt, als in jongeren; gelyk ook door de inwendige mondt des Baarmoeders , die harder en taaijer zynde zig als dan zoo gemakkelyk niet verwydert, als dezelve doet in een min gevorderde ouderdom. Ik zal niet meer als een bewys uit de reeden trekken. Ik onderftelle, dat 't Stuit-been wederftandt biedt aan al 't geene 't zelve agter uit tragt te dringen. Dit volgt uit de manier, op dewelke de beentjes, die het uitmaaken, met eikanderen, en met 't Heilig Been, in geledinge-zyn, gelyk ook uit defzelfs t'zamenhangh met de vafle en vleefige deelen: waar uit ik befluite, dat, de rigtlyn des Baarmoeders, in de tweede afbeelding, A zynde, en de rigtlyn van 't Kindt dezelve wezende, 't hoofd van 't Kindt voor 't grootlle gedeelte op 't Stuit-been zit, vervol-, gens enz. Wat zal men dan doen in dit voorval? zal men 't Kindt Voor de geboorte laaten ftaan, tot dat het by geluk, of door de natuur, voortfchiet? maar in die tuffchentydt verfpilt de Moeder haar kragten, en zy is altydt in doods gevaar. Zal men op die deelen verfche Booter, Reuzel, en veizagtende Oliën, fmeeren, gelyk Mauriceau aanraadt lib. 2.. cap. 16., en na hem Dionis lib. 3. cap 14., alwaar hy 'er by voegt, dat dit al is 't geen een Vroetmeefter doen kan? maar door deeze behandeling kan men ren A-a hoog-  iB6 AANMERKINGE. hoogfte de opening verzagten, en gedweër maaken. Die Schry» vers zeiven ftaan dit toe. Zoo gy 't Kindt inbrengt, en keert, om met de voeten te haaien, dan blyft 't hooft in"de geboorte lleeken, volgens de getuigenis van Dionis, Mauriceau gaat • nog verder. Wanneer 't hooft lange tydt in dier voege vafgezeten heeft in de geboorte, na dat de wateren gebroken zyn, aan zoude men de Moeder eerder om hals helpen, als dn te kunnen uitvoeren; en by al dien 't Kint nog al eenig leeven haat, zoude V zeker lyk in deeze behandeling flerven , d.or 't uiterfte gewelt, H welke men de eene, en 't andere, zoude moeten aandoen om dat einde te bereiken db. i cap i<5. Daar is •. venwei nog ten nader wegh; te weten, dat men zig van werktuigen bedient om 't Kindt te haaien Dit is 't gevoele van Mauriceau, en van Dionis, dewelken eenpaarig deeze uitfpraa\ doen dat 't beeter is de Moeder ais "t Kindt te behouden tuanneer zy beiden in gevaar zyn. Dit is een ftelling, die wy elders onderzoeken zulkn Maar men is 't nog niet eens aangaande de werktuigen, dewelken men behoort te gebruiken. Dionis verzetkert ons, dat 't onnodig is 't hooft te openen, om de herifenen daar uit te neemen; om dat't de herften niet zyn, die deilèlfs groote maaken. Zoude men zig inbeelden, dat 't een Ontleedkundige is, die zulke taal voeit? Spruit de groote van't hooit uit een andere oorzaak, als uit deeze, dat de beenderen van 't Bekkeneel van elkandere afltaan? en wat kan haar van eikander afhouden, zoo niet 't geene dat 'er binnen in is, terwyl de beenderen van 't Bekkeneel, in de Vrugt door geen vaüe naaden gehegt zynue, geiyk in die volwallen zyn, over malkanderen kunnen Ichuiven, zoo als dagelyks gefchiet? ik zoude deeze bellraffing daar gelaaten hebben, indien de grondilelling geen toepaüing koi.de hebben in 't voorval van zeekenyk doode kinderen. Hy voegt 'er by, dat 't zeer moeijelyk is om de harfiënen uit te neemen door een langwerpige fneede. De zaak is zeeker; maar, de fntede gemaakt hebbende lunchen de twee opperhoofds beenderen wat belet dan, dezelve kruiswyze te maaken, met wederzyds de naadt van deeze beenderen met 't voorhoofds been door te lheideu? men heeft zelts niet meer als de vingers nodig, volgens onzen ctchryver, om dat werk ie voltrekken. Mau>  AANMERKINGE. iS? Mauriceau raadt deeze opening ook niet aan; maar om andere redenen. De monde des Baarmoeders aanftonts zig zelve zomentrekkende , wanneer de indrukking van de Bekkeneel-beenderen hem daar toe vryheidt laat, zoo kan 't Kindt met als met groote moeite gehaalt worden; om dat de breedte der fchouders hetzelve tegenhoudt. „ , , Hy redeneert altydt volgens deeze (telling, dat een der voofnaamlle beletzelen van 't aüchieten des Kindt is de fteyigheidt van de fpierdtaaden aan de mondt des Baarmoeders ^ welk voorval veel zeldzaamer is, als de onbuigzaamheid! van t stuitbeen. Maar in dit geval zelfs barifpt hy de voorfenreve behandeling ten onregte. Ten eerfte; om dat't hooft zeer groot kan zyn, zonder dat de fchouders na maate 't zelve zyn, ten tweede; om dit den hals, en 't lyf, buigbaar zynde, zig veel beeter knikken na de holligheidt van de doortogt , als 't hooft ; ten derde ; oai dat men zoo haaft 'c hooft genoeg zamengedrukt is om er een bandt agter te brengen, aanftonts 'c Kindt kan uitnaaien. De tweede reden van Mauriceau is, dat cTe beenderen^van elkander wykende, en waggelende aan alle kanten, by gebrek van vaftigheidt, de Vroetmeefter in zyn werk veel ongemak aandoen, en gemakkelyk de Baarmoeder kunnen quetzen, is t dat men daar niet naauw agt op ftaat. t Deeze reden is niet gewigdger, dan de voorgaande, t ls met nodig, om een genoegzaam gedeelte van de herkenen uit te neemen ten einde de Beenderen een bandt voorby laaten brengen,'zoo een groote fneede te maaken. 't Is genoeg dat men 'er twee vingers in kan fteeken, waar mede men de herkenen met beentjes uit zal haaien. Zoo dat 't geene hy er by voegt, dat die Beenderen de Baarmoeder kunnen quetzen, een ongegronde op- werping is: maar zoo men al een opening van zuike groote, als hy onderdek, zoude moeten maaken, dan onderdeken wy een voorzigtig Vroetmeefter, en bequaam oni 't gevaar te merken, en voor te koomen. ' Maar de Haaken ^Crocbets), welkers gebruik hy aanraadt, zyn die geen groote zwarigheden onderheevig? men dc.net, du een Haak wel gehegt is; 't gebeurt nogtans, dat. ay los Iclne.,; Aa 2 is  V8 8 AAN MERK' I N G E. is men dan meefter om hem te beletten, dat hy eerag deel quetft? hoe dikmaals heeft den Haak- 't heele been niet afgeicheurt. daar hy op gezet was, of ten minde een gedeelte daar van? quetft men niets in dit voorval ? Vervolgens zal alleen den hoofd trekker overblyven, van dewelke men zig metgeriutheidt zoude kunnen bedienen Maar dit werktuig is in Jt gemeen gebruik niet; jaa veele Vroetmeefiers verfoeije; het zelve;om dat 't zekerlik aan 'tKindc de doodt toebrengt, in plaatze dat zy voorgeeven, dat men 't Kindt met de haak nog leevende haaien kan" Aldus heeft mea altydt hoop, dat 't zal kunnen gedoopt worden. Maar zegt Mauriceau, men moet 't Kindt doppen, eer dat men tot die handgreep overgaat, en in gevalle men 't hoof: niet zien, of beflaan kan, moet men .met een klein hpuitje water daar op ipuiten. Dit zoude een heerlyk middel zyn, by aldien 't heilteken van waarde was,.wanneer 't op deeze wyze beuient wordt. Maar de zaak wordt nog betwifl, en dit doopzel fehynt zeer twyfelagtig, zelf aan een groot gedeelte Koomsgezinde eeraarem Daar en boven moet men altydt een doouflagh aan 't: Kindt btgaan. Dit is een harde zaak, en volgens 't gevoele van de voornaam* fte schryvers, die over de gemoeds-bezwaarmlïën gehandelt hebben, mag men des Moeders behoudeniife met zoeken door aan deffelfs Vrugt een zeekere doodt te veroorzaaken. v\y wyzen den Leezer aangaande dit onderwerp tot het oordeel van de Sorbonne, 't welke agter 't laade Huoftuuk van deeze veruandeling gevonden wordt. Maar laaten wy onderflellen, dat 't Kindt doodt 'rs; en, terwyl in dit geval de Weën van de Moeder al te flip zyn, om 't Kindt te kunnen uitdringen, \ welke haar in eeu zeek.r verderf zal nederftorten, laaten wy zien, hoe men den Haak gebruiken kan, wanneer do vroetmeeiter, bevrcelt door de redeneu van Mauticeau, 't hooft van 't Kindt niet durft openen. 't Schyndt, zegt Makic au , dut 't beeter zoude zyn, de punt van den b.ak omtrent 'i agterboofl te »egten, ah op eenige andtre piaatze} ten emde men 't zelve in diervae&e tegter uitbaale. Maar ik hebbê  AANMERKINGE. i8> héle. altydt door ondervinding geleert, dat men de handt zoo gemakkelyk na dit gedeelte van V hooft des Kindts niet brengen kan, 't welke gemeenlyk onder fchaambten geplaatft is, alwaar de beenderen,• die de doortogt uitmaaken, veel meer knellen, als aan wederzyde, daar de Baarmoeder verwydert kan worden, zonder dat de hals van de Blaas eenigjiewelt lyde. bb, 2. cap. 16. Dionis geeft zyn Item niet voor deeze Helling; want hy zegt, dat de Haak op die wyze gezet is geweeft te Ver tailles in tegenwoordigheidt Ztlfs, en met groote fpyt, van Mauriceau Ik begiype nogtans wel , dat dit moeijelyker zyn moet: maai zulks is geen reden, die de werkftelling hier van behoor' te beletten, als men over een i'emt, dat 't voordeeliger is. Orn 't zelve niet te doen , zoude 't onmogelyk moeten weezen. Dewyl de hals van de blaas lange tydt door 't hooft gedrukt geweeft is, moet men de Vrouw, door een holle Catheter 't water aftappen, hooft van 't Kindt een weinig inbrengende, op dut de Catheter gemakkelyker inglyde; 't water gelooft zynde, zal de Vroetmeefter zyn r egter handt, vlak uitgeftrekt, door den ingang, van de Baarmoeder tnjieeken , langs de zyde van 't hooft des Kindts, en met de Lnkerhandl zal hy een Haak inbrengen welker punt fterk zy, kort, en na de binnenkant van de regterhunat gekeert, ais hy die inbrengt9 en by zal die hegten, met zyn handt daar op drukkende, in 't midden van 't opperOoOjds been , en zagtelyk trenkende na maate dat hy ae punt van zyn Haak indringt, tot aat dezelve hem een vafte en zeekere aanvat geeft: dit bezorgt wezende, zal hy zyn regterhandi te rugh trekken, om daar mede de jieel van 't werktuig te neemen: en Je Imker aan de andere zyde van 't hooft , des Kindts-'ingëbragt hebbende , om t zeve in zyn behoor iyke legging te ptaatzen.. en t& onderfleunen, zal hy dat allengskens vuorw ekken 't. zelve altydt met de linkerhandt befl'iennde , na maate dat hy het met de refter aoet voratren, tot dut.hy 'l ten eetiemaal buiten de doortogt geleidt beeft; zig zeive otk bedienende, zo» 't noaig is van een tweede Haak, op deze.ve wyze aan de armere zyne v«n 't hooft gJoegt, op dat de trekking van alle kanten gelykionnig zy; waar na hy , de Haaken weggenomen hebbende, zyn betae hanucn zal aanflaan, om .'t overige.van . %Lighaam voor den dagh te doen tornen, ibid. Aa 3 Men.  ipo AANMERKINGE. Men zal my buiten twyftel vraagen, tot wat einde ik deeze handgreep aanhaale, terwyl men, de wegh van onze Schryver volgende, die m de te rugh drukking van 'c fluitbeen beftaat nooit van noode zal hebben tot dit uiterfte te komen? ik antwoorde ten eerfte, dat 't is, om te doen zien de verpligting die men aan hem heeft, dat hy een middel heeft uitgevonden t welke geen van de ongemakken der voorgaande onderworpen is; ten tweede; om de Vroetmeefters aan te wakkeren, teneinde zy werkftellig maaken 't geen den Heer van Deventer aanraadt door hen een fchrik in te boezemen tegens haar wreede en doodelyke behandeling; ten derde; om dat den Heer van Deventer wel middelen aan de handt gegeven heeft, om 't hooft te beletten van vaft te gaan zitten, maar dat hy zelve toeftemt, dat, wanneer het aireede op een zeekere wyze vaftzit, geen ander middel, als de haak, tot de behoudeniü'e van de Vrouw overblyft. Ik zoude dan vroeger of laacer hier van hebben moeten handelen; en 't heeft my gedagt, dat ik 't zelve niet gevoeglyker konde doen, als ter deezer plaatze. CAPITTEL XXVIir. Van het A r-B inden van de Navel-Streng, en van het Af-ralen van ^Na-geboorte.' T?Er dat wy voortgaan in het verder befchouwen van de nweyely. J_y ke Baringen, zoo zal het niet ondienftig zyn, dat wy hier in een Parenthefts tonen, hoe dat men het nu gebore Kindt zal afbinden, en affnyden, en dan de Na geboorte aanftonts afhalen op dat de verlolhnge mag volkomen en niet ten halve zyn. ' Aangaande het afbinden en affny'den van de NavelJlrengh hebbe ik met byzonders aan te merken, dewyl het een zaak is, die oyna by allen bekent is, niet alleen onder de Vroedvrouwen maar zeifs by de gemeene Wyven: en ichoon de eene daar omrent wat anders te wenc gaat als de andere, zoo komt het doch al meeft op een uit. r Het  Van 't af-b'mden van de STRENG, enz. ipk Het afbinden kan gefchieden met een vier of zes dubbelde draat van [finaal offlopgaren, of by gebrek van beiden, wat in een gedraaidt vlas, wel toeziende dat 'er geen ongelyke vlas-vezelen aaii zyn, die te fcherp door zoude konnen fnydtn; men moer de knoop niet al te vaft toetrekken, op dat men de Streng niet doorfnydej voornamentlyk de ftreng van tedere of te vroeg gebore Kindertjes: men moet wel toezien, of de iireng wel digt gebondtn is;want zoo daar nog eenig bloedt uitlekte, zoo moet men dezelve nog eens op nieuws binden, 't zy op dezelve plaats, 't zy een weinig hooger: daarom is het goedt, dat men de draat niet al te na aan het Kindts lyf legge, ten minfte dient 'er twee vinger breet fpatie te zyn tuffchen de bandt en de buik van 't Kindt Zommigen ftryken eerft het blott uit de Navel-ftreng in des Kindts buik, het welke zomtydts, zoo het bloed daar in geklontert was, zoude konnen fchaden, daarom is het beft, dat niet te doen. Zommigen willen, en niet geheel zonder reden, dat men de Streng niet zal afbinden, voor dat het Kindt gefchreeuwt of gepift heeft: maar zoo het evenwel te lang duurde, zoo moet men daar niet na wagten,maar gebruiken evenwel alle middelen , om het Kindt, zoo het flauw is, te doen bekomen, als het borftelen onder de voeten, het onder de neus houden van een gekneusde vyeh, het fprengen van wyn in 't Aangezigt, m Neus, Oogen, en Uoren, en wat men meerder gewoon is te doen. Zoo de Navel ftreng, na dat dezelve af gebonden is , vol windt mogte zyn, zoo moet men dezelve wederom los maken en de windt uitlaaten, en wederom op nieuws toebinden; men moet ook de Navel ftreng niet al te na aan de band aflhyden, maar een duim of twee vingeren breet daar van daan, langer behoeft het ook niet, want het geeft maar koude aan het Kindt: De genen die'de' Navel-ftreng tweemaal binden, en dezelve tuffchen beide de banden affnyden, die doen beft, en zyn buiten gevaar van vergeefs bloedt te dorten. Men moet ook de Streng niet bloot op 't Kindts buik leggen, maar tuffchen twee of vier dubbelde doekjes, om de buik v or koude en lmerten te bewaren. Zoo haait het ivindt afgebonden is, zoo zal men aanftonts de Na- ge-  icji Van V afbinden van de STRENG geboorte_ zien te bekomen en tot dien einde zal men de afgefnede Arwg in de eene b«ndt houden, dezelve een reis of twee om de vinger ftaande, en met de andere handt 2ai men ^ ZZ tn de Lyf moeder taften, die als dan nog wydt genoeg Wn Maar zoo daar .emandt anders bv is,°die bequaam^s^m het Kindt aftebinden zoo mag de Vroedvrouw él handt aanftonts zoo haaft als zy het Kindt in de Schoot heeft, wel in de Lvf moeder brengen, om de Nage-boorte af re halen; of zoo het Kindt gezond en fterk is zoo mag zy het Kindt vvel onafgebonden laten tot dat zyde Na-geboorte gehaalt heeft, maar zoo het Kindt flaauw is, zoo kan ymandt anders het Kindt af-binden terwv dat de Vroedvrouw de Na-geboorte af haalt ' Y Eer ik voortga moet ik hier deze reftexie maken: namentlykDat het my toe fchynt, dat zommigen dit vreemd zal voortkon en' en als fiydende met de gemeene Praétyk en het gevoele van meeft alle de Schryvers, dat men, om de Na geboorte te beü men zonder uufcl de bandt in de L3f. moeder zouTbtn^n dewyl men dtze ve iw^,, zonder dat te doen , weikan bekomen' die zomtydts wel volgt, ais men maar een weinig aan de Streng ft*.: waarom ook de Schryvers doorgaans recommanderen het uithalen, door aan de Streng te trekken .eerft te bezoekerTe" zoo Tiet zoo niet aangaat, zoo leeren zy veele andere dingen doen"ïï de Vrouw in de vuift te laten blazen, of de buik me^me' Wyn te ftooven, of, gelyk anderen doen, een eind Ed keel te fteken, op dat de Vrouw daar door als tot haken verwekt werde, en diergelyke dingen meer: £n zoo de Na-geboete dan nog met en vo.gt, zoo leeren zy, dat men dezelve LdeTyk met balen ^ ^ °' " Z°° ™ ^ zU> effebiU™ ™ S Maar wat raadt? ik kan my met haar raadt niet vereenigen nog haar doen navolgen', dewyl ik een zekere weg kan wandelt' zoo behoef ik geen onzekere of twyrelagtige in Te flaan ik laat het haar verzoeken, zoo als zy het verftaan, ik hebbe beide haare en myne Practyk bezogt, en houde my by'de belle, en laat een ygelyk m zyn vry heidt,, om zoo te doen, als hy'door ondervindinge beft zal vinden. y 0 aer Ik  En 't df-halen van de NA-GEBO ORTE. ' ip$ Ik zegge dan nog eens, dat het beft is, zonder enig voorgaande bezoek, ftraks na de geboorte van het Kindt, de hand tn de Lyf-moe■der te brengen: en zoo my iemandt vraagt, waarom en om wat te doen ? zoo antwoord ik : 1. Dat wanneer ik de handt ter/lont in de Lyf-moeder brenge na het ontfangen van het Kindt, zoo kan ik gemakkelyk de handt, en zoo het nodig is, ook den arm daar in brengen zonder*eenige moeite, want het Kindt heeft dezelve overvloedig genoeg geopent; daar in tegendeel, zoo men eerft alle de vreemde kunftjes doet, die ons de Schryvers gemeenlyk voorfchryven, om de Na-geboorte te bekomen, zoo fluit des Lyf-moeders mont haar zelve zoo digt toe, dat men niet als met veel moeite daar in kan komen 2. Terftondt na de Geboorte van het Kindt taft ik in de Lyfmoeder, zonder eenige fmert of pyn aan de Vrouw te doen, daar men in tegendeel, {naar eenige tydt gewagt te hebben, de handt niet in de Lyf-moeder kan brengen als met de Kraam-vrouw pyn aan te doen, die de weder-verivydering van des Lyfmoeders mont niet zonder fmert kan lyden. 3. Straks naar de geboorte van het Kindt, is niet alleen des Lyf-moeders mont nog wydt geopent, maar de Lyf-moeder zelfs, die haar anders al van ftonden aan begint in te trekken en in te krimpen, en die zig van alle kanten intrekkende de Na-geboorte vafter befluit, zoo dat de Na-geboorte, die eerft plat en breet, gelyk een koek tegen de Lyf-moeder aanzit, die wert door het inkrimpen van de Lyf-moeder langwerpig, lang, en fm«l, gelyk als of men een Muts met de handen aan alle kanten fzamendrukte, of gelyk een getrokken beurs , waar door men daar na meerder moeite heeft, derzelver grondt of bodem te bereiken, het A\elke men niet heeft, als men de handt terftondt na de Verloffing in de Lyfmoeder inbrengt. 4. Wanneer ik de handt terftondt in de Lyf moeder inbreng, zoo lyde ik gantfch geen gevaar, van door het trekken by de Navelfireng des Lyfmoeders bodem nederwaarts te trekken, en alzoo de jLyf-moeder om te keeren, gelyk dat maar al te dikwils gebeurt is van onvoorzigtige Vroedvrouwen, die dan nog wel zoo onkundig zyn, dat zy haar inbeelden, dat 'er nog een Kindt in de geboörte komt, Bb ne-  i v^'c ver? V flfcw ^ NavflJaS^" Kmdt Z0° Veel bloedt verliefi, De reeden, die Ma-^ beweert om aa^/W* j ivt boorte af te haaien, is volmaakt goedt! Se veen! i Lf ' Baar-moeders is zoo iterk d^r ntl veeragtige kragt des dat de tegenilandt, dewelke w^^TPE*' na bevatte, vermindert. Men kaï Ja d m.dftL*«^ die zy de Vrouw te vedolfen Xofd tl SS?"' « is,van 't zelve een vierendeel uurs Ut4 ?"m.S , t ' /' itl nen uitwerken Zoo dat nLtThS S^uk^kk te zoÜsm kannen, gelyk ««li ™ Jg*» T^JTfr? be^nveel voordeeliger bedeet kan ^SS^S kS^S Sfe dk De reeden, die Clement h*mak„t' , 'J ^S02^11 'tóïbcm fafchim ,vor.je„ "«f^ WfR**»"- Woedt veiBcft, als 'er door , , gi'n / 'uodc 200 ™d voert Uc u ij, 5?» ^ de ader wederom word, W^fffciï^ van  AANMERKINGE. 199 van die kant. Deeze venviflèling moet aan 't Kindt zelfs voordeelig weezen; om dat 't bloedt, 't welk door de ader wordt aangevoert, door 't vogt, dat uit de flagaderen des Baar-moeders voortkomt, om zoo te fpreeken, een nieuw leeven ontfangen heeft. De midddelwegh, dewelke Dionis inflaat, fchynt op geen goedt oordeel gegront te zyn. Hy begint met de binding, wanneer de Na-gebooue vaftgegroeit is, en zoo niet, met de af haling; maar terwyl hy geenzins dan na verloop van een zeekere tydt, weeten kan, of de Na geboorte vaiizit, of niet, en dat de tydt, die om dit te onderscheiden vereifcht wordt, onbepaalt is, zoo verftyft inmiddels de Strengh, den omloop des Bloedts vertraagt daar in, en 't Kindt ontfangt de Zaaden, van Ziektens, die vroeg of laat zekerlyk zullen uitberden. Naar myn gevoele dan is 't aldergerufte, dat men de Na-geboorte zoo tpoedig ah mogelyk is afhaalt; en, terwyle de Vroetmeefter hier meede bezig is, kan een van de Vrouwen, die 'er tegenwoordig zyn, ondertullchen de Strengh binden. Dit is het kortfte middel om alle ongemakken voor te komen. Maar alzoo die bandt niet als tot een zeekere nauwte toegetrokken behoort te worden, moet de Vruetmeeiter bezorgt zyn, om na te zien, of 't wel gedaan is De Franfche Vroetmeefters komen genoegzaam over een aangaande de wyze om de Na geboorte af te haaien, 't Kindt geboore zynde, neemt de Vroetvrouw de Strengh, en draait dezelve een of andermaale om tivee zamengevoegde vingers van haar linkerhandt, op dat zy die va/Ier houde, met welke handt zy als dan de Strengh zagtjes trekt, >f anders vat hem met dezelve linkerhandt in een droogs doei, op dat hy niet door haar vingers glyde, en met de regtet handt vat zy hem alleenlyk boven de linker, naafl aan de Jchaamdeelm, op gelyke wyze aan dezelve zeer zagtjes trekkende.... altyat agt gevende , ora de zaak gemakkelyker te maaken, dat zy voornamentlyk.de trekking beftiert na die zyde, daar de Na geboorte t mm/ie vafizu, tn dat zy de Strengh niet zoo aanvat, dat 'er de vliezen van t Kindt overhangen, 't welke beletten zoude dezelve zoo wel vaji te houden. iYiauriceau lib. 2. cap. 8. Daar  2oo 'AANMERKING E. ■ Daar zyn verfcheide redenen, dewelken leeren, dat men de Strengh niet met al te groot gewelt trekken moet. Ten eerfte; hy zoude digt hy de Na-geboorte kunnen afbreeken j en men zoude dan in 't vervolg genood, aakt zyn de handt, in de Baar-moeder te brengen om de Vrouw te verloftèn Ten tweede; de Baar moeder, aan dewelke de Na-geboorte zomwyle zeer vaft gegroeit is, zoude te zamen uitgetrokken kunnen worden. Ten derde-, wanneer de Na geboorte met al te groote kragt van de Baar moeder gefcheiden wordt, kan 'er in '< zelve ogenblik een fchroomelyke Bloedftorttng ontftaan, die zekerlyk van gevaarlyk gevolg zoude weezen. Dus verre Mauriceau. Dionis doet 'er nog meer by. De Strengh om de vingeren van de linkerhandt gedraait zynde, moet men, zegt hy, de refter langs de Strengh inbrengen, om dezelve met den duim en de voor ft e vinger, zo digt als men kan by de Moed er-koek, te vatten. Men trekt zagtjes, en indien men voelt, dat de Nageboorte volgt, kan men ftaat maaken van dezelve in 't kort te zullen hebben: maar als dieniet volgt, zit zy nog te vaft; dan moet men wat heen en weer trekken, op dat zy allengskens gedwongen werde los te gaan, en door de Baker over de^ buik van de Vrouw met de handt laaten ftryken van de Navel af tot 't Schaambeen toe. Vqlgt zy nog niet, dan moet men gedult hecmen. Daar kopen zomwyle heele uuren om, voor dat zy affchiet. Op de aangehaalde plaatze. De voorzorg die Dionis gebruikt; van de Strengh met de regter handt, zoo digt als men kan by de Moederkoek, te vatten is zekerlyk met genoeg om te beletten dat hy afbreekt, maar wel om hem te beletten van tuffchen de twee handen af te breken 't welk groote verlegentheidt veroorzaakt aan die de Nageboorte volgens de maniere van deze Vroetmeefters afhaalen- Want als dan worden zy genoodzaakt de handt in de Baarmoeder te fteken om de ko.k los te maaken; daar zy heel niet van houden om dat deze Handgreep, na 't zeggen van dezelve Dionis, zeer p»nlyk is. tJ Wy zullen haaft zien, wat men van die reden behoort te oordéelen Maar laaten wy alvorens aanmerken, dat de manier van Dwms de voorrang verdient boven de andere van Mauriceau, om disswille dat, in gevalle de Navel-itrengh afbreekt, de regter- huudt  AANMERKINGE. 201 handt airede binnen in de Baarmoeder fteekt, om de Moederkoek van dezelve af te fcheiden, en dat het niet eeven gemakkelyk is, de handt met geruftheidt daar in te brengen, na dat de Strengh alvorens afgebrooken is. Den Heer van Deventer heeft dan reeden om aan te raaden, dat men aanftons na 't aflchieten van 't Kindt de handt binnen de Baarmoeder inbrenge, zo om dezelve te beletten van zig toe te fluiten, als om met geruftheidt ter plaatze te komen, daar de Koek is. Maar zullen wy ook aanraaden , gelyk hy doet, dat men in alle voorvallen de Koek op dezelve wyze van de grondt des Baarmoeders los maakt, zoo als men de fchil van een Oranje appel afpelt? (dit is de vergelyking, die Amand geeft, en ik vinde daar in niet meer dan een gebrek, te weeten dat, om een nauwkeurige gelykenifle te hebben , de fchil van binnen zoule moeten zyn). Een eenvoudige redenering beflift het geding. Of de Koek zit weinig vaft, of veel. In 't eerlte geval, is de handgreep kort, en kan geen merkelyker pyn veroorzaaken, als de andere, die Dionis en Mauriceau voorfchryven: om dat, op wat wyze men ook te werk gaat, de Koek altydt moet aflchieten. In 't tweede geval, moet men ofte overgaan om heele uuren lang zagtjes aan de Navelftrengh te zitten trekken, gelyk Dionis zulks toeftemt; ofte anders is men genoodzaakt de handt in de Baarmoeder te lleeken, om de Nageboorte voor den dagh te brengen, volgens de manier van onze Schryver, en de raadt, die Mauriceau geeft lib. 2. cap. 9., in gevalle de Koek al te fterk vaft zit. Maar onderwyle dat men zyn tydt verfpilt met aan de strengh te trekken, fluit zig de Baar-moeder, of ten minfte zy wordt nauwer : by gevolg nieuwe ftnenen voor de Moeder, en nieuwe zwarigheden voorde Vroetmeefter. Maar kan men twyffelen over de voorrang, die men verfchuldigt is aan de behandeling van den Heer van Deventer, wanneer men aanmerkt, dat men niet zeer fterk behoeft te trekken, om den boderh van de Baarmoeder 't binnenlte buiten te keeren, zelfs in die gevallen als zy de dikte heeft, dewelke wy aan haar toeichryven, en des te meerder, by aldien zy dunder is? de Werken van alle de Vroetmeefters zyn vol voorbeelden van dit toeval. Cc Ik  io% AANMERKINGE. Ik zegge daar en booven : moet men veel geweldt doen, om aan de Baar moeder een enkel beginzel van een diergelyke omkeering toe te brengen, het -welke de Schryvers wel genoeg by een ligte indrukking van de bol van een hoedt vergelyken? en weet men niet, dat dit eenvoudig beginzel een geheele omkeering na zig kan {kepen, en dat, wanneer dit zelfs daar niet op zoude volgen, nogtans een groote nafleep van droevige toevallen hier uit te Bugten ftaat? Kan men twyffelen over de voorrang, die men aan de behandeling van onze Schryver verfchuldigt is, wanneer men aanmerkt, dat 'er gevallen zyn, alwaar 't de uiterfte onvoorzigtigheidt zoude wezen de gemeene wegh te volgen ? Wy zien een diergelyk geval in de zevende waarneming van Amand. Wetende, dat een Vrouw de uitzakking van de Lyf-moeder gehadt hadde, bragt hy zyn handt langs de Navelftrengh in de Baar-moeder, dit zyn zyne woorden, op dat hy die tuffchen dezelve en de Nageboorte voegen, en deze aldus langzaam ■afpellen zoude. Welke voorzorg hem zeer voel gelukte, geen 'r minfte toeval aan de moeder overkomende. Waarom zal men zulke voorzorg dan uiet altydt gebruiken? Joannes Bauhinus, ten tyde dat de Vroetkonft nog maar in zyn geboorte was, om zoo te fpreeken, overwegende de toevallen, aan dewelken de Vrouwen dagelyks bloot geftelt wierden, wanneer men de gemeene wyze om de Nageboorte af te haaien volgde, gevoelde zeer wel de regtmatigheidt van de grondftellingen, op dewelken de aanraadingen van den Heer van Deventer gevestigt zyn. Dit blykt uit een van de brieven , die hy aan Cajparus zyn Broeder gefchreven heeft, welke gevonden wordt in de waarnemingen van Schenkius, alwaar hy hem verhaal doet van een verlolling , die hy bewerkt hadt. Hy zegt, dat hy, zoo haaft als 't Kindt gekomen was, zyn voorarm tot haü' wege den elleboogh in de Baar-moeder hadt isgebragt, uit vreeze dat zy zig fluiten zoude , 't welk aanftons gebeurt, en zeer gevaarlyk is. Ten tweede, dat hy de Nageboorte zagtjes trok, uit vreeze van een omkeering des Baar-moeders te veroorzaaken, gelyk hy dikwils had zien gefchieden door de onervarentheidt der V roetvrouwen. De  AANMERKINGE. De behandeling van onze Schryver heeft nog andere voorregten, al te groot, om voorby te gaan. Men verzekert zig zelve daar door in een ogenblik, of'er ook iets in de Baar-moeder is, 't welk voor de Na-geboorte behoort uitgehaalt te wordeneenige misdragt by voorbeelt, of een tweede Kindt. Dit is een Aanmerking van den Heer van Deventer. La Motte verklaart pag. 204., dat hy, tegen 't gevoele van Peu, nok de hand in de Baarmoeder brengt. Wat kenteeken heeft hy dan, dat 'er geen tweede Kindt, of eenig vreemdt Lighaam, binnen is? de duiking van. de buik? maar ziet men dagelyks niet Vrouwen, welkers buik zeerlweinig flinkt na de vertoning, hoewel zy met meer als een Kindt by zig hebben ? kan 't tegendeel ook niet gebeuren ? laaten wy nu onderdeden, dat de flinking van de buik aan de Vroetmeefter doet geloven, dat 'er geen Kindt meer overig is. Dit onderfielt zynde, zegge ik, dat de Na geboortens van elkander gelchei* den zyn, of niet? In 't eerfte geval, zal de Na-geboorte met aan de Streng te trekken kunnen affchieten, en de Vroetmeefter dezelve gezondt en geheel vindende zal denken, dat de Vrouw volkomen verloft is. Ondertuftchen blyft een gedeelte van de vaaten in de grondt des Baar-moeders ontfloten; daar komt een bloedftorting, welkers oorzaak men niet begrypen kan, en die zoo nartnekkig is, dat zy eindelyk dwingt de handt in de Baar-moeder te fteeken; en de Vroetmeefter zal mogelyk zoo een fchnkkelyke misflagh niet gewaar worden , als na dat de uitputting van de Vrouw het quaadt onverbeterlyk gemaakt zal hebben. By aldien de Na-geboortens zamengehegt zjn, en niet fterk aan de Baarmoeder vaftzkten, zal de Vroetmeefter met aan de Streng van net geboore Kindt te trekken beide de Na-geboortens daar van W fcheiden. Tweede verlegentheidt. 't Kindt, dat nog binnen g bleven is, zal 't affchieten van de Na-geboortens, en de Na geboortens de vordering van 't Kindt, beletten. In deze ttiüctientydt blyven de vaaten van de grondt des Baar-moeders openitaan, en de bloedftorting is onvermydelyk. Men ontvlugt alle die zwaa'righeden, wanneer men volgens de leeringe van onze Schiyvei » werk gaat. " . La Motte zal niet naarlaaten van ons tegen te werpen detteüing, Cc 2 de-  ao* AANMERKINGE. dewelke hy voor onbetwiflbaar houdt, dat de Ween van de Vrouw, aanhoudende tot de geboorte van 't tweede Kindt, een openbaar kenteken zyn , dat de verloffing nog niet voltrokken is. Maar 't is gemakkelyk te antwoorden, dat 'er Vrouwen gevonden worden, die zonder Weën in de Kraam komen, en dat by gevolg zyn ingebeelde ftelling bouwvallig is. Zy is nog veel bouwvalliger, indien de gefchiedeniflèn, door verfcheide Schryvers betuigt, waar zyn. Zy verhaalen, dat men een Tweeling heeft zien ter Werelt komen verfcheide maanden na zyn Mede*tweeling. Zoo de Weën hadden aangehouden, zouden dan deeze gefchiedeniffen mogelyk weezen ? 't Is met genoeg, dat men de Nageboorte van de grondt des Baarmoeders los gemaakt heeft, men moet dezelve ook geheel afnaaien , en de Baar-moeder zuiveren van al 't geene dat daar vreemd mogte overblyven, gelyk brokken bloedts, of wat andere zaaken 't zouden mogen wezen; want hier van daan, zoo Amani aanmerkt, komen in de Vrouwen bloedftortingen, die haar zeer dikwils wegfleepen. Alle de verhandelingen over de Vroetkunde zyn vol met verhaalen, dewelken deeze waarheidt beveftigen. De 294_/?e Waarneming van Mauriceau bewyft dezelve uitdrukkelyk; want de Vrouw, die daar van *t voorwerp is, ftierf zes daagen na dat zy door een Meefler verloft was, welke haar een gedeelte van de Na-geboorte in 't Lighaam gelaten hadt. 't Was om dit ongeluk voor te komen, dat Joannes Bauhinus zorgvuldig verzamelde al 't geene 'er vreemdt was in dit deel, wanneer hy de verloffing bewerkte, waar van wy hier boven gefproken hebben : en uit dien hoofde zegt Portal pag. 11., dat men, wanneer de Na geboorte gekomen ts, wel behoort agt te jlaan, of de Vliezen, die de IVateren en 't Kindt bevatten, wel ter deege met de Na-geboorte afgebaalt zyn, op dat 'er niets in *t minfte binnen blyft, en dat deezen de opening van de Lyf-moeders-vaaten niet toefluiten. Ondertuftln, voegt hy 'er by, wanneer daar al eenig gedeelte van binnen gebitven was, zoude men hier over niet veel vreeze moeten hebben, om dat de overige vliezen met de Rraamzuivering ontla/l worden, zonder eenig quaadt gevolg, gelyk men dagelyks aanmerkt. Dee-  AANMERKING E. 20? Deeze onderrigting fchynt niet zeer nauwkeurig te zyn; want 't geene men vreeft van de vreemde Lighaamen, die in de Baarmoeder overblyven, is niet, dat zy deffelfs vaaten zullen toefluiten • men dugt in tegendeel, dat zy haar mogten openhouden, en een'bloedftorting veroorzaaken. Maar, waarom zullen de overgelaaten ftukken van de koek, of eenige brokken bloeds, die in de Baar-moeder leggen, eerder een bloedftorting bybrengen, als een gelyke klomp vliezen? Portal, dewelke toeftemt, dat de ftukken van de koek, of de brokken bloeds, in de Baar moeder gebleven, dit toeval maaken, en dewelke zegt pag. 15., dat men in groote bloedftortingen de Baarmoeder genoeg verwydert vindt, om de handt daar in te fleeken, en dezelven uit te haaien, zonder het welk de ftorting aanhoudt, in plaatze dat zy gedut wordt zoo haaft als deezen weg genoomen zyn, heeft die eenige reden om een uitfluiting te maken ten opzigte van de vliezen? al 't geene ik doen kan, om zulke misflagh te ontfchuldigen, is, te zeggen, dat de vliezen, terwyl 'er noit een heel aanmerkelyk gedeelte van dezelven agterblyft, geen zwaare toevallen kunnen veroorzaken. En in zulk geval zullen zy dit gemeen hebben met kleindere ftukken van de koek, Het tegendeel is nogtans beweezen; voor zoo verre 't laatfte geval aangaat, door 't eerfte verhaal van den Heer Freind in 't dertiende hooftftuk van zyn Rmmenologia. 't Zeekerfte is dan, wat Portal hier ook van zeggen wille, dat men de Baar-moed'er zorgvuldig zuivert. Maar dit kan niet gefchieden, als met de handt daar in te brengen. Vervolgens is deeze inbrengina van een volftrekte noodzakelykhcidt. Dionis fchryft een wet voor, die verdient alhier zyn plaatze te vinden. Men leeft dezelve lib. cap. 6. pag. zzz. Naar een miskraam zegt hy, van twee of drie maanden, dewelke zonder bloedflortinl noit voorby gaat, moet men zig niet verlegen maken, alhoewel de Na geboorte agtergebleven is. Deeze is als dan van een al te nerinze groote, om doodelyke toevallen te verwekken, "t Jlderergfle tn "ulk geval is de verlegentheidt van de Vrouw, die daar van verhit'zoude willen zyn , en die zig niet vergenoegt met de redenen, dewelken men haar bybrengt , om te bewyzen,dat hier in geen 't minjle srevaar voor baar leven ts. 't Is wel waar, dat zy eenige kleine pyÊ Cc 3 nen  aoó AANMERKINGE. nen lydt, terwyl de natuur zig van dit vreemd Lighaam tragt te ontlaften. Dogh die houden haaft op, en dit is een goedt teken; want 't is een teken, dat het van zelve komen zal; V welk dikmaals gebeurt, en dan vindt men *t in de Waterpot. Wanneer de dragt meerder ge' vordert is, moet men de Na-geboorte zoo fpoedig als mogelyk is af haaien , de mondt des Baar-moeders zagtjes openen, de koek vatten, ali die los legt, en voor den dagh brengen; by aldien zy niet los is, moet men haar los maaken op de gewoone wyze. In 't geval van een gevorderde dragt, raadt hy aan, met Mauriceau, dat men de Nageboorte laat nazien, op dat de omftanders dezelve kunnen onderzoeken, en ziende, dat zy in 't geheel is afgehaalt, de Vroetmeefter ontfchuldigen, en hem niet verdagt houden van de toevallen, dewelken de Vrouw na de verloffing mogten overkomen. Men merkt wel, dat de voorzorg, die Mauriceau en Dionis gebruiken, van de Na-geboorte te laaten onderzoeken, de Vroetmeefter meer dan de Vrouw betreft. Men moet zekerlyk pryzen die voorzigtigheidt, dewelke haar beweegt om zig zelfs buiten *t bereik van nagedagte te ftellen. Dogh in weerwil van 't betrouwe, waar mede Dionis verzekert, dat de Vrouwen zig ten onregt verlegen maaken, wanneer de Na-geboorte in een Miskraam van twee of drie maanden binnen de Baar moeder gebleeyen is, kan ik haar evenwel daar over niet berinpen. Worden 'er dan doodelyke toevallen vereifcht om de onagtzaamheidt van een Vroetmeefter op te wekken? bihoort het alderminfte toeval veragt te worden door een voorzigtig Man ? zal de bloedftorting ophouden, zoo lang als dit vreemdt Lighaam binnen de Baarmoeder blyft- De Vrouw zal 'er niet aan fterven: ik ontkenne 't niet. Maar de ftorting zal haar verzwakken; de pyn zal de ongeruftigheidt medebrengen; en kan de ongeruftigheidt geen ontroeringen in 't Lighaam veroorzaaken, die doodelyk kunnen Worden.-3 zoo dat 't zekerfte is de Na-geboorte af te haaien; 't welk weinig moeite in heeft , wanneer de Baar-moeder de Vrugt, die zy befloot, heeft doorgelaten: en ik oordeele 't in gemelde voorval een wreede medogentheidt te zyn, dat men de Vrouw aldus liever aan toevallen blootftelt, als dat men haar een  AANMERKINGE. zQ7 een pyn van weinige ogenblikken zoude aandoen , met de mondr des Baar-moeders, wanneer 't van noode is, te verwyderen om vryheidt aan de vingers te verfchaffen van de koek te bereiken. De hiftorie, die den Heer Freind verhaalt op de aangetekende plaatze, overtuigt ons, dat *c noodzakelyk is, zig zoo te gedraagen, gelyk wy nu gezegt hebben , terwyle een miskraam van zulk flagh daar Dionis van fpreekt, na alle waarfchynlykheidt in de Vrouw, dewelke 't voorwerp van die hiftorie maakt een hartnekkige bloedftorting veroorzaakte; om dat de koek in de Baar-moeder gebleven was. Wy hebben dus verre gehandelt van 't af haaien der Nageboorte, onderftellende dat 't mogelyk zy zonder de Vrouw in zeer zwaare roevallen neder te ftorten. Maar Mauriceau bemerkt dat die zomwyle dusdanig vaftzit, dat men haar niet kan af haaien of fchoon men volgens de lering van onzen Schryver te werk o-'aat. Hy voegt 'er by, dat de Baar-moeder altemets zoo ontftoken is> datmen dezelve niet genoeg kan verwyderen, om de Na-geboorte zinder gewelt te krygen lib 2. cap. 9. Het twede geval is wel te redden wanneer men de manier van den Heer van Deventer navolgt. De Baar-moeder is aanftondts na de verloffing van 't Kindt genoeg ontflooten om 'er den arm in te fteeken, zonder dezelve eenig gewelt te moeten aandoen. Maar in 't eerfte geval is 'c zoo niet gelegen. Indien gy al te groote poging doet om de Nageboorte van de grondt des Baar-moeders af te ichyden, dan kan 't niet miffen, of daar zal een fchroomelyke bloedftorting op volden * gy kunt de Baar-moeder quetzen; de quetzing zal verfweren° en de Vrouw zal aan gedurige en byna ongeneeslyke ongemakken onderworpen weezen. Op dat men dan deze quaalen voorkome oordeele ik met Mauriceau, dat men 't werk als dan aan de natuur moet overlaten, haar helpende door hulpmiddelen, die de Na-geboorte zullen doen affweeren. Ten dien einde zal men m de Baarmoeder [puiten en afkookzel van kaasjes-bladeren, witte Maluwe Glaskruid, en Lynzaad, daar men byvoegen zal Olie van zoete Amandelen, en van Leliën, of een braaf ftuk ongezoute Boter. Gedurende die tydt raadt hy ook, aan de Vrouw eentamelyk fterk clyfteer te zetten, op dat deptrffmgen, die zy zal maken tot den afgang ,  2o8 AANMERKINGE. gang ook de Na geboorte mogen doen affchieten; en behoorlyke middelen te gebruiken, om te beletten, dat 'er de koorts bykomt, de Vrouw op arm of voet aderlatende, zoo 't beft geoordeelt zal worden, en dezelve door herlfierkende midddn, waar van men haar dikwils zal laten gebruiken, nieuwe kragten byzettende. Maar hy flurt hier van uit de Mithridaat, Veneetfche Driakel, en andere toebereidingen van dien aardt, van zvelkers werking men geen de minfte reden kan geven, volgens hem, als met haar een verb^rk~^fliev r ingtheelde kragt toe te fchryven, die hy, na 1 linius, notmtX)fte?,tatio art is, ty pcrtentcfcefcientiae ventitatio manifefta: Een groote opfnyding over de konft, en een openbare pochchmge van wonderdadige voetenj'chap : ac ne ipfi ülam quidem novere; dewelke zy nogtans zelf met kennen. De oude en hedendaagfche Geneeskundigen zyn zonder twyffel aan Mauriceau zeer verpligt uit hoofde van deeze kortbondige loffpreuk. By ongeluk heeft hy anders niet te beftryden, lis de reeden en de ondervinding, die de goede uitwerkingen van deeze hulpmiddelen bewyzen, zelfs na de veragting van de zoo genaamde verhoole kragten. ; Wv zul'en onze aanmerkingen over 't afhalen der Na-geboorte eindigen met 't onderzoek van een geval, door Dionis voorgeftelt lib. 3. cap. 12. Hy vraagt, wat men behoort te doen, wanneer 't hooft in de Baar-moeder gebleven is, en de Na-geboorte nog aan deflelfs grondt vaftzit? hy ftelt, dat men met 't afbinden van. de Mrengh beginnen moet, om te beletten, dat 'er veel bloedt uitvloeye, 't welke de moeder verfwakken zoude. Deeze voorzorg is gegrondt op 't geene hy onderdek lib. r. cap. 17. dat 't bloedt van de Moeder na 't Kindt, en van 't Kindt na de Moeder, door de Navei vaaten wordt overgebragt. Het te^enflrydtge gevoele, zoo men hem hier in gelooft, wederfpreekt de algemecne leeringe, dewelke den omloop des bloeds tuffchen moeder en kindt, vaftftelt. Alhoewel deeze zaak eigentlyk zeer weinig betrekking tot de Vroetkunde heeft, en dat 't tegenftrydige gevoele hedensdaags de overhandt heelt bekomen, zoo is 't nogtans niet ongevoeglyk de redenen te onderzoeken , daar Dionis op fteunt, ten einde de Vroetmeefters een zoo dierbaare tydt met in onnut veripiiien. ivjaar,  [AANMERKINGE. '2V5» Maar, zal men zeggen, om de Strengh af te binden is'er zoo ■wynig tyd^ van noode, dat hier geen toevallen uit kunnen ontftaan. Mauriceau beantwoorde deze opwerpinge, in zyn 150 de waarneming, 't Is een waarheidt, die men niet te dikmaals kan herhalen. Een Vrouw verloft zynde, was de Strengh zo dun, dat hy vlak by zyn inplanting over midden brak, zonder 't minfte gewelt te gebruiken; op 't zelve ogenblik ftoot zig de Baarmoeder zo dip toe, dat men 'er niet als met moeite twee of drie vingers konde inbrengen. Indien men in deeze omftandigheden een hooft hadt moeten haa* len, zoude men niet genoodzaakt geweeft zyn de Baarmoeder met gewelt open te fpalken? de Vrouwen kunnen 'er van navertellen, wat pynen haar deze handgreep veroorzaakt. De tydt is dan koftelyk, terwyl een ogenblik genoeg is voor de Baarmoeder om zig toe te fluiten. Laaten wy nu tot de redenen van Dionis overgaan. Ten eerde; by aldien 'er geen omloop van bloedt tuflehea Moeder en Kindt was, dan zoude altydt hetzelve bloedt van de Koek na 't Kindt gevoert worden. Welke ftelling ten eenemaal ongerymd is; want de fynfle deelen deiïèlfs verteert zynde tot "voedzel van 't Kindt, zoude 'er in de vaaten niet anders overblyven, als een taaye onbeweegbaare ftoffe, aan dewelke 't Hert van 't Kindt alleen geen genoegzaam leven zoude kunnen mede deelen. Ten tweede; 't is noodzakelyk, om 't bloedt roodt en fchuimend te maaken, dat de lugt, die wy inademen, daarmede vermengt wordt; 't welk de vrugt door zig zelve niet heeft, om dat hy nog geen adem haalt. Antwoordt, 't Is, om eigentlyk te fpreeken , het fynfle gedeelte van 't bloedt zelfs niet, het welke 't voedzel uitmaakt, maar een zeekere wateragtige vogt, Lympha genaamt. Dogh de reden, en de ondervinding, bewyzen, dat 'er zulke wateragtige vogt uit de Lyfmoeders-vaaten in die van de Moederkoek, en verders in de Navel-ader, doordraait* Aldus zal 't bloedt, dat in de vaaten van 't Kindt is, dun en vloeibaar gehouden worden, ende 't zal geen taaye, onbeweegbaare, ftoffe zyn, gelyk Dionis onderftelde. Dat 't Hert aan 't bloedt 't leven mededeelt, is een gevoele, D d 't wel-;  2t0 AANMERKINGE. 't welke hedendaags buiten agting is. Men denkt nu, en met reden, dat dit aan de longe toekomt. Is 't miffch^n een vermenging, die aldaar gefchiet, van lugt met bloedt 'r deze zaak is nog niet genoegzaam opgeheldert. De mogelykheidt van de gemelde vermenging is niets minder als bewezen. Men legt 7eer wel uit de verfcheidentheidt, die 'er tuffchen Aders- en Slagaders bloedt gevonden wordt , alleenlyk door de verdeeling. Daar en boven weet men, dat 'er andere wegen zyn, langs dewelken de lugt in 't bloedt kan komen. De voedzel-wegh is hier zeer bequaam toe. Selfs is 't nog heel onzeker, of de lugt alleen de roode kleur aan *t bloedt geeft, 't Bloedt van een kuiken, in de eyerfchaal befloten, is roodt; komt deze roodtheidt van de lugt? 't bloedt van veele klyne beesjens (Infeéten) is niet roodt, en nogtans haaien zy haar adem. Ook kan ik niet zien, dat de vrugt een zeer levendig ( of driftig ) bloedt nodig heeft. Hy groeit onbegrypelyk gauw, en een bloedt, 't welke zo driftig is, fchynt my ganfch niet eigen voor zo een fpoedige aangroeying. De redenen van Dionis zyn dan geenzins beftaanbaar, en laten ons volkomene vryheidt om te geloven, dat 'er tuffchen Moeder en Kindt geen omloop des bloeds is: en wanneer den Heer van Deventer goedkeurt, dat men de Strengh tusfchen twee bindzels affnydt, om een onnodige bloedftorting voor te komen, dan fpreekt hy van 't bloedt, 't welke in de Koek befloten is, en zekerlyk uit zal vloeijen , als men de Strengh heeft afgefnecfen. Maar 't welzyn van de Vrouw heeft geen 't minfte deel in de beweegreden, die hem deze raadt doet geven, 't Is niet anders als een nettigheidt, dewelke een Vroetmeefter betaamt, die zyn werk maakt van zindelyk te zyn. Zo dat de eerfte zaak, waar mede men in 't geval, door Dionis voorgeftelt, beginnen moet, is 't hooft te haaien. De Vroetmeefter heeft nog niet voldaan, na dat hy de Baarmoeder gezuivert heeft, zo men onze Schryver hier in geloven wil, hy moet dezelve ook, indien zy na de eene ofte andere zyde overgezakt is, in haar gewoonlyke ftandt herftellen. Dit is insgelyks de leeringe van Peu pag. 2.06. Mogelyk zal men deze voor-  AANMERKINGE. o t voorzorg onnodig agten, onderftellende , dat de bindzels dit van zells wel zullen te wege brengen Maar zulks is langs alle kanten valfch ; want de bindzels, alleenlyk aan de zyden des Baarmoeders vaflgehegt, kunnen die niet herftellen, wanneer zy na acteren, of na voren, overhelt. Zo ook, een van de ronde bindzels, merkelyk verlengt zynde, heeft na maate een gedeelte zy* ner veeragtigheidt verboren, en 't andere by gevolg altydt de overhandt behoudende, zal't evenwigt noit wederkomen, maar de Baarmoeder zal fcheef blyven, Waar uit volgt, na 't gevcele van Mauriceau, dat een Vrouw onvrugtbaar kan worden; en waaruit ik befluite, dat de volgende verlosfing van dusdan ge Vrouw, als zy, niet tegenftaande de fchuinze legging des Baarmoeders, fwanger raakt, veel moeijelyker zal wezen, om dat dezelve veel meerder alsdan zal moeten overzakken. 't Is dan een zaak van groot gewigt, dat mende handt in de Baarmoeder fteekt, om haar te herftellen. Den Heer van Deventer eindigt dit Hooftftuk, met te zeggen , dat men tegens de Vrouwelykheidt een warme doek moet leggen. Dionis voegt 'er by , dat die niet te heet behoort te zyn, uit vreeze van door te groote verhitting van 't deel een bloedftorting te veroorzaaken. Deze voorzorg fchynt my zeer goedt. Men'moet nog, volgens dezelve Schrvver , de Dyen van de Vrouw te zamen voegen, en uitftrekken, en in gevalle 't deel veel geleden heeft door 't affchieten van een grof Kindt, moet men 'er een zoort van Pap opleggen, gemaakt met Eyeren, en Olie van Nooten, zamen gemengt, gekookt, en gefmeert op werk C van vlas of hennip) CAPITTEL XXIX. Van Swaaren Arbeidt, door eenig gebrek aan de Lyï-moede r., DE Lyfmoeder, is haare krankheden onderworpen, gelyk alle andere delen des Lighaairs.en kandoor vallen,floten JchopDd 2 pen,  2i i Van zwaar en AR B ETT) T PZ'Jaan &Cr bfZem °f ^mfi ™rden:> zv kan ihflammeren* Z Z d S^' %n ^rf erven, en uit dit alles kan een zwaa* Vn arbetdt ontftaan. Zomtydts komender ookwelfebirreu/e har* digheden, en Kankeragtige verzweringen, aan de Lyf-moeder, waar „Moï7i^fmeder k3n verftyve" en verbarden, en daar doorniet om te konnen werden- Maar alzoo tot alle die gebreeken van de Lyfmoeder weinig te doen is, en die bezwaadyk te remediëren zyn, immers niet door de Vroedvrouwen, zoo zullen wy ons met inlaten, om over derzelver genezinge te fchryven latende dat voor de Geleerde Genees-en Heelmeefters, die daar werks genoeg aan zullen vinden. 3 9 Maar omtrent des Lyfmoeders mont moeten wy ietwes zeggen dewyl het nodig is, dat de Vroedvrouwen zomtydts omtrent dezelve ietwes moeten doen. Des Lyf moeders mont is in zommige Vrouwen zeer dik en hard waar door het gebeurt, dat dezelve zier bezwaarlyk wert ^Mnt eï eefte KrLm-In" en voornamen^SC Z / i uTk °ral' wanneer dat die Vrouwen veel k™* en ge«fe/A hebben waar door de Leden verdroogt en veflhü zvn S^'jEto^ Cn harde Wieder! vkoS&* 7el K en voornamentiyk in zodanige Vrouwen die haar Bekken heel wydt hebben en nog meer in die, wekerVk! -ar"gTbogen is. ^ ~ * ^edinne- In een al te wy'de Bekkm geeft het een moeijeïyke Baring om dat de Lyf-moeder te veel na beneden zakt, en daar door de banden van de Lyf-moeder en de Fibren van de Vagina te veel ve fla^n en de blaas te veel na onderen toetrekt, waar door dS,ö wy hier vooren gezegt hebben, veroorzaakt wert, dat deVwu- IfJ^T^ J"et k°nnen houden> en d^t de Lyfmoeder of 4» óctefe, gedurig wfrxfcfa, ten lyve uithangt f ™Teïol gemaks veroorzaakt, zommigen hangt dezelve zoo groot tik al een Vuift en anderen wel als een Kindts hooft, en Z ■• oote Het is waar, dat dit gebrek in tydts wel kan genezen werden,. als    'Door eenig gebrek aan de L TE MOE T> E R. ai3 als het niet al te groot is 5 en dat men voor de ongeneeslyken be* quaame Ringen kan maken, die de uit-zakking konnen beletten, en maken, dat die opgefchort blyft: Beziet tot dien einde de 13. Figuur, die zodanige Ringen vertoont, die zeer dienftig zvn en gebruikt konnen werden, zonder dat de Mans daar door verhindert werden haare Vrouwen te bekennen : En die ook konnen dienen aan zommige dogters, die door andere oorzaken de Mmoeder of Lyfmoeders Schede neer gezonken hebben. Verklaring van de Tier tiende FIGUUR. a Is een Vrouwen-Ring eis gewys ovaal, van binnen uitholt, en na de opening fpits toegaande. ■ D b Is een diergelyke, maar meer drie-hoekig, c Is een diergelyke wat meer puntig ovaal. d Is een diergelyke geheel rondt. Deze Ringen konnen gemaakt werden van Kurk, van Hout,vm. Zilver of van Gouit: Die van Kurk of zagt hout gemaakt werden, die moeten met wit Was overgoten werden , dewyl zv anders haaftig komen te verderven, ende daar door verrotting» en pynlyke verzwennge veroorzaken ; Maar die van Zilver ofte van Goudt gemaakt werden, die behoeven niet overgoten te werden, maar moeten hol en zoo ligt, als 't mogelyk is, gemaakt werden, op dat haar gewigt geen ongemak veroorzake: en zeer glad om met eenigzins door haar vryven die delen te quetzen, en daar door pyne te verwekken: die van Kurk zyn wat al te' Zïaklder™5' ^ k°nneU brCken' die Van bm ^ ; Jylerkt' dat deze Rinèm niet alleen van malkander verfchillea' in haar Form van rond, ovaal, of drie hoekig, maar ook in haar dikte, or om beter te zeggen, in haar diepte: wart de ring d is• maar een ronde lchyf, dewelke op zyn buiten cirkel of rand nietdikker is als een Zwanen-fchagt, en in 't midden by het gat pas de vierde part zoo dik als aan de rand, en gaat van den omtrekverdunnender-wyze uitgeholt na het midden, daar het gat is: Ik- Dd 3 heb.-  Van fwaaren ARBETDT. l eb deze Ringen omtrent zoo groot getekent, als die van hout behoren te Zyn. In plaats dat de Ring d maar een platte fchyf is zonder diepte, zoo zyn in tegendeel de anderen diep en breet; van buiten hebben zy de breette van twee vingeren, en meer, van baar omtrek na haar middel punt fchums of fpits gaande: van binnen zyn zy zoo holen diep, als zy van buiten breet zyn: zy moeten alle zeer glad en effen wezen, zonder punten of fcherptens, om nergens te quetzen. De plat-ronden werden voeglykft voor Dokters, en de hollen meeft voor de Vrouwen gebruikt om reden0, ligt te begrypen. _ NB Deze Ringen hebben alle een opening in het midden, te weten, een rond gat, op dat daar door de vloeijende vogtigbeden zouden konnen gelofl werden. Deze Ringen moeten met voorzigtigheit in des Lyf-moeders Schede ingebragt werden; na dat men alvorens de Lyfmoeder en Lyf-moeders Schede opgefchoven en op zyn belt gefchikt en geplaatft heeft, dan zet men die met de punt voor, op dat de opening in 't midden van de punt correspoudeere tegens des Lyf-moeders mont, en degene die een goede Beelteniffe heeft van de Form van'tBekken, zal ligt konnen begrypen, dat de ovale of drie-hoekige Ringen moeten ook zoo in de Schede geplaatft leggen, gelyk als zy hier in de Figuur vertoont werden, en niet het onderfte boven gekeert. Maar het is de pligt van een wyze Vroedvrouw, de Vrouwen by tydts te helpen, en te verhoeden, dat haar zulke droevige ongemakken niet overkomen, en dit kan gefchieden, door des Lyfmoeders mont op haar behoor!yke plaats tegen te keren, en nooit toe te laten, dat dezelve door de Ween zoo laag neder gedrongen wert, dat ze voor in de Vrouwelykheit komt te ftaan; veel minder dat dezelve ten lyve uitkomt, door het groot gewelt dat het Kindts hooft op dezelve moet doen, om die te openen, terwyl de Lyf moeder nergens door opgelnuden wert als door haare flappe banden : daar, indien de Vroedvrouw dezelve op haar behoor lyke plaats keerde, niet alleen die ongemakken zouden voorgekomen werden, maar des Lyf-moeders mont zoude veel gemakkelyker geopent^ en de Vrouwen veel eerder en gemakkelykerverlojl'vrer• den,  Door eenig Gebrek aan de LTF-MOET>ER. %if den, gelyk wy in het voorgaande Hooft-deel dat ook getoont hebben. • Maar wanneer een zodanige Vrouw een zeer eng Bekken heeft, zoo heeft een Vroedvrouw niet zoo zeer te zorgen om des Lyfmoeders mont tegen te keren,als wel dezelve te 'openen,ofgelegentheit te geven, dat dezelve geopent zvordej en dit kan ze doen, op de wyze, die ik in het voorgaande Hooft-deel hebbe aangewezen, namentlyk, door het na buiten uitdrukken van het Os Coccygis', te weten, na dat zy eerft de handt wel met oly gefmeert heeft; want als het Os Coccygis wykt, zoo kan het Kindts hooft op des Lyfmoeders mont fterk aandrukken: daar anders, zoo lang als dat in de weg ftaat, het Kindts Hooft op het Os Cccygis fluit , en daar zyn kragten op verheft; doch eerdat de Vroedvrouw haar bemoeije, om het Os Coccygis naar buiten uit te drukken, moet zy verzekert zyn, dat het de voortgang verhindert, en dat het Kindts hooft regt ftaat om te konnen nederfchieten ter zeiver tydt als zy het btaart-been te rugge brengt ,want anders zoude zy te vergeefs arbeiden. CAPITTEL XXX. Van Zwaare Baringen , door eenige gebreken, van' des Lyf-moeders Schede , van de Blaas, van denEwDEi, -darm,ofvan ^Schaam - delen. AL wat een naauwe door- togt naauzver maakt, dat maakt dezelve moeijelyker. Nu kan het gebeuren, dat des Lyf-moe' ders Schede, de Blaas, of deffelfs Hals, of den Endel-darm, met enige gejwellen ofte ver/weringen beladen zyn; het zy dat het etter-gefwellen, het zy dat het verharde klieren, of enige quaadaardige verfweringen zyn, meer of min hard, meer of min groot meer of min pynlyk: al het welke die delen zeer eng en zoo digt gefloten kan maken, dat men niet alleen de handt daar niet in kan brengen, maar zelfs niet een vinger, als met veel pyn, en moei-  21-6 Van Zwaare BARINGE door de VAGINA, moeite: Paidus Portaal verhaalt ons daar van een aanmerkelyke Hiftorie van een Barende Vrouw, welkers Schaam-delen zodanig gezwollen en ontfteken waren, dat hy niet als met moeite een Sonde ofte Catheter daar in konde brengen, waar op hy daar na een vinger inbragr, en dezelve allengskens meerder verwyderde: tot dat hy ten laatfte de"doortogt genoegzaam opende, om het Kindt te doen pafferen , waar op dan ook nog een gelukkige Verlofüuge volgde. In alle deze gebreken wyze ik de Vroedvrouwen billyk tot de Genees- en Heel meeft'ets, om na derzelver raat te werk te gaan, of het werk geheel aan een wys Vroedmeefter over te geven, en dit kan zy zonder vermindering van haare goede reputatie doen; het is behaaglyker te zien, dat iemant door nedrigheidt en miftrouwe zyn handen te rugge houdt, en het werk aan vjyzer overgeeft, als dat dezelve door vermetelheids op haar ktnniffe en bequaamheidt deunende, meer onderneemt als zy kan uitvoeren. Ik zoude hier verfcheide zpaken konnen zeggen, dienende om deze boven gefchreve Accidenten te tracteren; maar alzo ik eigentlyk dit myn Boek niet en fchryve tot onderwys voor de Vroedmeefters, als Heel meeft er s, zoo zal ik dat, gelyk verfcheide andere zaaken, dikmaal voorby gaan, en overgaan tot een ander ongemak, dat dikwils ook de Baringe verhindert, en dit is de uitzakking van des Lyf moeders Schede; ik verita niet een uitzakking die na het vertollen volgt, maar een uitzakking, die 'er reets is voor den arbeidt of in het begin van dezelve, waar door de Vroedvrouwen, die niet veel ervarentheidt hebben, dikwils belet werden om de Vrouwen wel te Onderflaan, of om dezelve wel te konnen helpen: deeze uitzakkinge van des Lyfmoeders Schede noemen de Landt Vroedvrouwen in Vriedandt, het Vurfchoot, dat zy met meerder regt het Voorfchot zoude konnen noemen, want het fchiet voor, of eerft, in de geboorte. Dit zeggen zy, dat voor de geboorte ftaat, en zomtydts weten ze anders niet te doen, als dat zy het zelve in of tegens het lyf warm houden, en verwagten zoo met gedult, dat alles van zelfs komt, zoo weten zy daar ook niets toe te doen, en blyven zoo by  *De BLAAS, EK'DEUDARM, enz 217 Ito de Vrouwen den eene dag voor, en den andere dag na,tot dat •Godt onmiddelyk de Verloffinge geeft, of dat de Vrouw met haar Kindt komwe fterven. t " Wanneer een Vroedvrouw by een Vrouw geroepen wert, die zy weet dat een uitzakking van des Lyf moeders Schede heeft, of dat zy het door 't gevoel gewaar wert, zoo moet zy voor al zorge dragen dat zy eerftelyk de uitgezakte Schede weder op haar plaats brenge, en zoo gelyk en effen fchikke als immers doenlyk is- en dan moet zy zeer zorgvuldig zyn, om des Lyfmoeders naont niet laag neder te laten zakken , maar dezelve door haare handen zoo hoog in de Schede , als 't mogelyk is, te keeren, en zoo gekeert te houden, tot dat de Vrouw verlolt is, beide van het Kindt en van de Na-geboorte : waar na zy de Lyf-moeder en deflëlfs Schede zoo veel doenlyk is in haare behoorlyke plaats moet dellen, en alles effen en glad fchikken, zonder de Schede met vouwen en ploijen op malkanderen te leggen; en leggen de Vrouw dan met haar hooft wat laag in 't bed, en gebruiken eenige verdrogende, verfterkende, en t'zamentrekkende Hovingen, of rokingen, naar 't advys van een DoRor of Heelmeefter, op dat des lyf moeders Schede zoo met de tydt wederom in haar plaats mag beveftigt werden. De Blaas en den Endeldarm konnen ook met gezwellen ol verzweringen bezet werden, waar door ook de doortogt naauwer en Dinhker wert, waar omtrent een Vroedvrouw alle zagtigheidt gebruiken moet, om de pydyke plaatzen, zoo veel als het mogelvk is te vermvden. Zoo kan het ook gebeuren, dat een of meer lleenen oïfteentjes in de Blaas, of in dcffelfs hals, den doortogt pynik en moeijelyk maken; in zoodanigen geval moet de Vroedvrouw de paffee , zoo veel als 't mogelyk is, verwyderen, door het uitwaarts drukken van het Os Coccygis, op dat het Kindts hooft semaklvker naar onderen kan nederzakken, en op dat het daar door zoo veel te minder tegens de Blaas aankomt. V\ anneer eenise verharde vuiligheden in den Endel darm zyn, en dat daar door de doortogt wert vernaauwt, zoo zal men dezelve by tydts zoeken te ontladen, door het zetten van een of meer Clifteren, zoodanig als ik te vooren hebbe aangewezen, of na dat een verfian- E e dtg  2i 8 Van Zwaare BARINGEN door de VAGINA ' dig Do&or zal goet vinden voor te fchryven. Vv ant zoo 'er eenie gezwel of verzwering in of aan den Endrf darm is, zoo moet men voorat zorg dragen, dat 'er geen verharde vuiligheden in overblvven, dewyl die de finerten zouden vermeerderen. CAPITTEL XXXI. VanZwaaren Arbeid,^ al teflerke Vliezen Jaar hei Water tn bejloten legt, of door dat ae Moeder-koek voor het Kindt in de geboorte fchiet. Boven het gene wy gezegt hebben, waar door de Kinderen in de geboorte konnen opgehouden werden, zoo konnen wv daar nog byvoegen deeze twee: namentlyk; al te harde Vliezen of eenlos en neergezakte Moeder-koek; wanneer ik zegge, altehar* de Vliezen of een los en neergezakteMoeder-koek, zoo onderlchtide ik de Vliezen en de Moeder-koek maar van malkanderen, voor zoo veel dezelven, die m de grondt maar een zyn, gemeen yk onderfcheidentlyk voorkomen in de Verloffinge -. want wam eer het dunne deel of de dunne Vliezen van de la-geboorte, door et Water geperft weidende, haar als een Blaat vertoonen' zoo noemen wy dat het Water-vlies , of de Water-vliezen; en wanneer wy na ce geboorte van het Kindt , deflelfs dikker deel krygen waar aan de gebrooke Vliezen met de Streng vaft haneen zoo noemen wy dat de Na-geboorte , of ook wel de Moederkoek, dit dunfte gedeelte dan van de Na-geboorte, door het Water se noegzaam uitgezet zynde, moet breken en van een berfien waar op dan gemeenlyk plotjelmg het. water, en zomtydis ook het'Kindt Waar wanneer dit Vlies (of deeze Vliezen, want het is een dubbelt Vltes,van twee V hezen t'zan er gezet; niet op zyn tydt breekt, zoo ™JTeCH ,Ly ^ m0,lt voegzaam verweert is* maff de ^ r/°°r de Verlf1»g verhindert, en in zulken geval mag de Vroedvrouw, om de Verloffing te facilkeren, zonder eenig  'Van Zwaaien ARBEIDT deor een enz. 215? eenig gevaar het Vlies aan ftukken breken, het welke zy door het ,&nypen met haare nagels wel kan doen, zonder het Vlies na haar te halen, op dat zy door het trekken de Moeder ko'k niet van de Lyf-moeder af en fcheure, waar door de doodt van het Kindt zoude konnen veroorzaakt werden, zoo hetzelve niet kort daar op geboren wierdt» Maar zy moet wel agt geven, dat niet ontydig te doen: want zomtydts zoude zy haar konnen inbeelden , dat het Water-vlies de -geboorte zoude verhinderen, en breken het vlies ontydig, en zetten het Kindt zoo op het droog, waar door de Verloffing zoude ■te rug gezet konnen werden, want het Water is veel bequamer om des Lyfmoeders mont te openen, als het Kindts hooft, en daarom moet men het Vlies niet breken, voor dat des Lyf-moeders mont genoegzaam geopent is, dat is, dat dezelve omtrent zoo wydt zy, als het Kindts hooft dik is, zoo dat het Kindt met weinig moeite voort kan doorboren. Yemant mogt denken; wat is daar aan gelegen, of ik het Vlies wat vroeg ophreke,d& Vliezen breken zomtydts wel door het Water, eer dat de opening van des Lyf-moeders mont half wydt genoeg geopent is, en de Kinders komen evenwel wel gezond ter VVerelt: Het is waar dat zulks gefchiedt, ja dat ook de Vliezen wel inwendig in de Lyf-moeder breken, waar door dan het Water al lekkende afloopt; ja zelfs breken de Vliezen in zommige Vrouwen wel twee a drie weken voor haar Verloffinge, en brengen evenwei wel levendige Kinderen voort : maar dit is evenwel altoos een gebrek in de Natuur, en de Baringen, daar het Water zoo vroeg of zoo langen tydt van te vooren afloopt of afgelopen is, gaan zoo fpoedig en gemakkelyk niet toe als de anderen, daar het Water des Lyf-moeders mont eerft wydt genoeg geopent voor het Kindts hooft, en dan te gelyk den doortogt vogtig en glad laat; waar door de Kinders dan veel gemaklyker konnen doorglyden , als wanneer het Water te vooren ontlopen, en de paflagie droog is geworden, die men dan, door dezelve met Oly te bejm'.ren, moet tragten glibberig en glad te maken, om zoo aan 't gebrek van het Water eenigzints te fuppleren. Daarom zal men zonder noodtzakelykheidt het Vlies niet openen, voor en al eer dat des Lyf-moe- Ee z ders  2 2-o Van Zn: aar en ARBEIDT door een ders mont genoegzaam geopent is. Ik zegge, zonder noodtzakelykheidt; want het kan gebeuren,, dat een Vroedvrouw van noode heeft het zelve te kreken, om meerder onheil voor te komen; als by exempel: wanneer als een wyze en er vare Vroedvrouw by het onderflaan zal vinden, dat de Navel ftreng tuffchen het Kindts hooft voor in de geboorte zakt, en dat in een rond en eenigzints naauw Bekken, en dat zy daar uit oorzaak heeft te vrezen, dar, zoo zy dezelve niet agter het hooft kan brengen, het Kindts hooft de Streng zoodanig zal drukfo»,dat het bloedt zyn doortogt zal verhindert en t'eenemaal werden , waar op dan de doodt van het Kindt noodtzakelyk zoude moeten volgen; en na haar beft gedaan te hebben, om de Streng agter het hooft te brengen, en dat niet kennende doen, of dezelve daar niet komende houden, zoo is zy genoodtzaakt het Vlies te breien, zonder agt te hebben op deflelfs grootte; want het is zeker dat het uitzakken van de Streng, voor of beneffens het Kindts hooft, van meerder gevaar is, als het aft pen van bet Water* want het eene kan maar de Verloffing wat vertragen, maar het andere kan het Kindt het leven benemen ; derhalve zoo moet zy het minft gevaarlykfte in het werk ftellen: het is waar, dat in platte tekkens de uitzakking van de Navel-ftreng niet zoo gevaarlyk is, als in kleine ronde, hoewel daar in meer gevaar is voor een quade kering van de Lyf-moeder en het Kindt; want in de platte Bekkens, als die met eene niet al te naauw zyn, kan de Streng wel aan eene zyde leggen, zonder fterk geperft te werden, en als dan kan de Vroedvrouw oppaflèn, om dan aanftonts na het breken van het Water, of liever van het Vlies, de Navel-ftreng agter het hooft te brengen. Waar aan dat een Vroedvrouw, eer het Water gebroken is, kan weten of de Na eene voor en dan de andere naar, om, zoo het mogelyk is, de Moeder koek aan een zyde te fchuiven , tot dat de Watervliezen voorkomen , dewelke zy dan met de vingers of met deszelfs nagels moet aan ftukken knypen; ot, zoo zy de Na geboorte niet kan verfchuiven, zoo moet zy met de vingeren in het weeke vleefch van de Na-geboorte indrukken, en door het veraderen van de vingeren, dan dus, dan zoo heen, het vleefch zoodanig verbeuren dat zy eindelyk een gat daar in maakt , als wanneer prftondt'in plaats van bloedt, dat te vooren gedurig vloeide, haar het Water zal tegenkomen, en ftraks naar het aflopen van hit Water, zoo zal het vloeijen van bloedt verminderen, of ge. heel ophouden: en dit gefchiedt, om dat de Bloed-vaten van de T vf moeder eerft door het af fcheuren van de Na-geboorte geooent waren, en niet weder gefloten wierden, door dat de Lyf* Ee J moe'  222 Van Zwaar'en A RB ET D T door een moeder in haar volle grootte uitgeftrekt bleef, dewelke nu door. het aftopen van het water wederom konnen toevallen, nu de Lyfmoeder haar zelve wederom kan intrekken; of liever, nu dat dezelve door de Ingewanden nauwer en digtcr in een gedrongen wert, zoo werden de Bloed-vaten meer toegedrukt, en derzelver monden of openingen meer gefloten; en dit is de reden heide van de Vloed en van het ophouden van dezelve. Zommige deken terftondt deze Moeder-koek of Na geboorte door, met een priem ofte hair naaide, maar dit kan ik niet goed oordelen, zoo men het anders met de vingeren doen kan, om dat men op die wyze ligtelyk het Kindt zoude konnen quetzen: daarom raade ik veel meer een weinig moeite met de vingers te doen, tot dat men dezelve door geboort heeft, en zoo haaft men daar een gat in heeft, zoo zal men het zelve zoo veel verwyderen, als de opening van des Lyf moeders mont toelaat , en drukken dan de koek van alle kanten zoo wydt weg als 't mogelyk is; op dat, zoo het hooft van 't Kindt wei gekeert is, het zelve zig in de geboorte vaft zette, en dus door het dringen van de Ween mag geboren werden. Anderzints: zoo het mogt gebeuren , dat het Kindt niet wel gekeert ftond, zoo zal men het aanftondts met de voeten tragten uit te halen, gelyk wy zulks op zyn plaats zullen leren, wanneer wy van het kinder-keren zullen fpreRen. Want in zulken gevalle moet men niet veel zukkelen, dewyl het Kindt in die ftaat niet lang kan levendig blyven, daarom moet een wy-.e Vroedvrouw, doch zonder precipitatie, het zoo kort maken, als het mogelyk is, en na dat het Kindt geboren is, zoo moet zy terftondt de Na-geboorte uithalen, dewelke zomtydts door het geronne bloed zoo vaft aan des Lyf moeders hals, of mont, kan aankleven,dat men zoude geloven,dat ze daar mede verenigt was; en in zulken geval moet zy dezelve met de vingeren los maken, beginnende altoos aan die zyde, daar zy minft aangekleeft is, en dat op dezelve wyze, als wy zullen leren, wanneer wy zullen aanwyzen, hoedanig men alle Na-geboortens afhalen kan. Maar zoo 't gebeurde, dat de Moeder-koek in de beginne reets zoo verre in de geboorte ge vordert was, datze met wel te rugge konde gefchoven werden, zoo zoude men beft doen, dezelve eerft uit-  Al te Sterk WATE R-VL1ES enz. zz$ uit te halen, maar buiten dat, zoo is het beft, dezelve in de Lyfmoeder te laten, tot dat men eerit het kindt gehaalt heeft. CAPITTEL XXXII. Van Swaare Baringe n door Doode Kinderen-, /r_>vnder de zwaare Baringen of onnatuurlyke geboortens konnen \_Jr ook gedelt worden de zoodanigen , daar de Vrouwen verloflèn van doode Kinderen, het zy dat dezelven voor of op haar tydt komen, het zy dat de Kinders in de geboorte derven, of dat ze reets eenige dagen ofte eenigen tydt doot zyn geweeft: want het is zeeker , dat het tegens de Natuur en tegens de verwagtinge is , dat 'er doode Kinderen geboren werden, dewyl de geboorte niet geconfidereert wert als een ingang des doods, maar in tegendeel als een ingang in het leven. Gelyk het buiten de intentie is van de Natuur, doode Kinderen ter Werelt te brengen, zoo is het ook gewis, dat doode Kinderen niet zoo gemakkelyk konnen geboren werden als de levendigen; want al wat leeft tragt zig te bewegen , en de levendige Kinders, als zy haare behoorlyke grootte en fterkte hebben , zoeken in de ruimte te wezen, en haar voelende gedrongen door de perlfende ingewanden by ieder herhaalde Weê, zoo tragten zy ook haar zei ven te helpen, en doen haar beft, om uit haare gevankeniffe uit te breken, en dringen daar heen, daar zy de meefte ruimte voelen ; het welke de doode Kinders niet konnen doen, leggende gelyk een Zand-lak , of gelyk een dood ftuk Vleefch, dat met zyn zwaarte valt, daar heen zyn eige gewigt. hem doet na toe zakken, zonder eenige beweginge door zig zelve te konnen doen: en zoo 't gebeurt, dat de doode Kinders geleegen zyn in fcheeve. of qualyk geplaattte Lyf-moeders , in of op een plat of fcheef Bekken, in een zieke of zwakke Vrouw, met een fterk ingeboge punt vati 't Heylig Been, en een naauw geflote Vrouwlykheidt, of dat 'er maar eenige van die qualen by een zyn, zoo is 'er niet weinig te doen voor een Vroedvrouw of  a 2 4 Van Zwaare BARINGE door Dode K INDE REN of voor de Vroedmeefter : waar by dat het dan nog wel dikwils gebeurt, dat de doode Kinders qualyk gekeert kornen, met de zyde of met den buik; met de handen of met de voeten, of op de een of andere wyze fcheef leggende, gelyk wy nader zullen zien, wanneer wy eigentlyk zullen fpreeken van qualyk gekeerde Kinderen , en van fcheef leggende Lyf-moeders: al het welke den arbeidt meerder verzwaart, en waar by meerder hulpe vereifchtwert waarom de zoodanige Baringen met regt wel onder de onnatuurlyke of zwaare geboortens mogen gerekent werden. Maar om ons niet te verwenen, zoo verftaan wy hier nu niet te fpreeken van eenige andere verhindering, als door dat de Kinders doot zyn, latende de andere hinder palen, om daar van op zyn eige plaats te fpreeken: wy fpreeken dan hier alleen van doode Kinders, of van een doodt Kindt, in een welgeplaatfte Lyf-moeder. Gelyk het nu zeker is, dat 'er dikwils doode Kinderen geboren werden , zoo is het heel onzeker en twyfelagtig te oordéelen, of een Kindt levendig of doo: zy, zoo lang als het nog in de geboorte ftaat, en dat wel voornamentlyk, als het met het.hooft voor, dat is, wel gekeert komt; want door het gevoel, het zy van de Vroedvrouw , die niet anders als een gedeelte van het Kindts hooft kan beflaan, of door het getuigenis van de Barende Vrouw, dewelke haar Kindt in zoo lange of zoo korte tydt nog heeft voelen leven, ofte niet, daar uit kan men ganfeh niet gewis oordelen, dewyl de ondervindinge ons overvloedig beveiligt, dat die merktekenen zeer feilbaar zyn: het alderzekerlte teken is , dat het opperhuitje van het hooft afgaat, en dit doet het niet , als na dat hit al een wyle tydt doot geweeft is: my gedenkt dat ik eens op een zeker Dorp met wydt van myne Wooning geroepen wierd, alwaar een Vrouw verfcheide dagen in arbeidt gezeten had, het Kindt quam wel gekeett, en beide de Moeder en de Vroedvrouw verzekerden my , dat het Kindt doot was ; en dat zy het in tweemaal vier en twintig uren niet hadden voelen bewegen; ik konde ook anders niet oordelen, door alles wat my voorquanu derhalve deede ik wat ik konde, om de Vrouw, die in levens gevaar was, te redden, zonder het Kindt veel te ontzien, en na met vele moeite en langwyligen arbeidt een breet linne doekje,  Van Swaare'BARINGE door Doode KINDEREN zzjdoekje, gelyk een fiual Vries dasje, agter het Kindts hooft gebragt te hebben , en het zelve by beide de einden vaft houdende en trekkende, en voorts doende al wat in myn magt was, om' de paffagie , die extreem naauw was , te verwyderen zoo verlofte ik dan ook eindelyk de Vrouw van een doodt Kindt, zoo ik meende; want niemant van die tegenwoordig waren ftelde het in twyfel: maar dit arme Schepfel verrafte ons door zyn fchreeuwen, een weinig na dat het geboren was; doch het leefde maar weinig dagen daar na, en het gene dat my deerde , was te fien , dat het arme Kindt twee a drie builen op het hooft hadde, door dat het te fterk was gedrukt geweeft; en ik moet bekennen, dat die misdag my t'federt veele Jaren nog na dato tot leering is geweeft, en het my nog wezen zal, zoo lang als ik zal leven , om nooit, als in de uiterfte noodt, een Kindt op diergelyke getuigeniffe van de Barende Vrouwen ofte Vroedvrouwen, nog ook niet op myn eige gevoel, als doodt zynde , te handelen, niet voor zeeker houdende, als het afgaan van het opper-huitje, en dat op die plaats ook alzoo gemakkelyk niet afgaat, om dat het nog door de hairen gehouden wert, en men niet als met groote moeite 't Kindt verder kan beflaan : en ik moet hier nog by zeggen, dat 'er in 't gantfche Werk van Vrouwen te Verloflèn , geen fwaarder geval kan voorkoomen , als wanneer het gebeurt, dat men, om de Moeder by het leven te behouden, het Kindt als doodt moet handelen , en dit gefchiedt nooit, dan wanneer de Kinders met het Hooft voor komen, en derzelver Hoofden te groot, of de paffagie te klein en te onrekbaar is; of dat door fcheefleggende Lyf-moeders het Kindt als in een elleboog vaft geklemt zit, gelyk wy hier na zullen zien als wy van de fcheve Lyf-moeder zullen handelen^ En zoodanig was ook het geval, waar van ik hier het Exempel heb verhaalt : En het kan niet als zeer zelden gebeuren, dat een Kindt, door zyn grootte alleen opgehouden werdende , van noode heeft, als een doodt Kindt gehandelt te werden, om verfcheide redenen ; derhalven is het zeer noodtzakelyk, dat een Vroedvrouw van den aanvang aan verzekert zy, of de Lyf-moeder wel of qualyk geplaatft is, om volgens dat te oordéelen, of het Kindt door de l f Weën  r 3 6Van ZwaareBARlNGE door Doode KINDEREN Weën alleen kan en moet doorgezet werden, dan of het moet afgehaalt zyn; want zoodanige Kinderen ia regt geplaatfte Lyfmoeders met Haken, of eenige quetzende inftrumenten af te halen, en als dooden te handelen, dunkt my onredelyk te zyn. Want zoodanige Kinderen, die regt komen, en het hooft te groot hebben, of daar de paffagie te eng en te onrekbaar is, die konnen egter, zoo zy reets beneden in/tBekken zyn gefakt, door goede hulpe nog wel gerep werden: En daarom dunkt my, dat men door die Kinderen zoo ligtelyk als dooden te hanaelen zig ligtelyk kan fchuldig maken, op een wyze die ftrafbaar is, zoo niet voor de Menfchen, die altoos alles niet en weten, immers voor Godt , voor'wien de verborge dingen openbaar zyn. Zoodanige Kinderen dan, als waar van wy hier fpreeken, moeten maar alleen doorgeholpen werden door de handen , en niet met quetzende Inftrumenten, de dooden zoo wel als de levendigen, om dat men, als gezegt is, niet ligt zeeker weten kan, of de Kinders doodt of levendig zyn; fommigen gebruiken tot het afhaalen van deeze Kinderen, zonder te weten of zy in regt- of fcheefgelegen Lyf-moeders leggen, zekere foort van Haken, die zy, zoo veel haar mogelyk is, in het hooft inbrengen, te weten, ter zyde, 't zy in de ooren , 't zy elders, daar zy maar vat konnen krygen, en zoo zy konnen, brengen zy sër zoodanige twee in, aan ieder zyde van het hooft eene, en trekken alzoo het Kindts hooft daar mede na beneden, toeziende, dat, zoo dezelven quamen uit te fchampen, zy de Lyf-moeder of deffelfs Schede niet koomen te quetfen. Maar om de waarheidt te zeggen , het gebruik van die Haken is niet zonder veel gevaar, boven al zoo de Vroedmeefter of Vroedvrouw, die dezelven gebruikt, niet heel handig en voorzigtig i3, dewyl dezelven wel ligtelyk hier of daar de Vrouwen konnen quetfen, boven al wanneer dat zy uitfchieten, het welke wel ligtelyk kan gebeuren, al is men fchoon nog zoo voorfigtig, en zy dooden meeft altoos het Kindt. Monfieur Mauriceau heeft een ander Inftrument ontdekt, het welke hy in 't Frans noemt Ie tire tefte ,. het welka men kan overzetten, den Hooftuüirekker: welk Inftrument voorwaar voor de  Van Zwaare BARINGE door Doode KINDEREN. ï 17 de Vrouwen veel bequamer en minder gevaarlyk is, als de Haken, maar 't welke altoos onfeilbaar het Kindt doodt, het welke in deze geleger.theidt met geen goede Confcienüe kan beflaan; maar na deze ontdekking van de regte en fcheve legging van de Lyf - moeders, als fchuldig zal moeten verfoeit werden van alle confcientieufe Menfchen : ten ware dat men zekerlyk wift dat het Kindt doodt was, waar van men niet wel kan verzekert zyn, als door dat het opperhuitje af-gaat, gelyk gezegt is. AANMERKINGE. DAar is, zegt den Heer van Deventer, geen droeviger omftandigheidt voor een Vroedmeefter, dan wanneer hy genoodzaakt word een levend Kindt te handelen als of het doodt was, om 't leven van de Moeder te behouden. Wat zoude hy dan geoordeelt hebben, zo hy, volgens de ftellingen door Roomsgefinde Leeraaren aangenomen, van gevoele hadt geweeft, dat 'er gelegentheden zyn , daar de Vroedmeefter verpligt is, Moederen Kindt te laaten vergaan, niet kunnende den eene behouden, als met verderf van den andere ; ofte 't leven van de Moeder in de waagfchaal te ftellen door de Keifers-fheede, liever als haar vrugt in gevaar te brengen van een eeuwigduurend ongeluk? terwyle wy op een andere plaatze van deze jammerlyke handgreep zullen fpreeken, moeten wy ons hier bepaalen, om wel te onderfcheiden , of 't Kindt doodt of levendig is; alzo men in 't eerfte geval, ten opfigte van 't Kindt, niets waagt met zig van de haak te bedienen om hetzelve af te haaien, ofte andere middelen in 't werk te ftellen, die aan een levend Kindt zekerlyk de doodt zouden veroorzaaken. Men weet, dat 't Kindt leeft, volgens de leeringe van Dionis, om dat het zig beweegt, dat de Navel - flagaderen kloppen, dat 't Kindt de vinger vat, of zuigt, wanneer men die in zyn mondt fleekt. Maar indien 't lang geleden is, dat de wateren gebrookenzyn, Ff 2 kan  iï8 'AANMERKINGE. kan 't gebeuren, dat 't Kindt, zeer geknelt in de Baar-moeder: geen vrybeidt meer heeft om zig te bewegen. Jaa zommige Vrouwen, na t zeggen van Mauriceau, verklaaren, dat zy haar Kindt zeer weinig tydts voor de verloffing hebben voelen bewegen, hoewel men, uit deffelfs verrot heidt, na de geboorte vaftiielt, dat t al verfcheide dagen te vooren docdt geweeft moet zyn. t Is waar , dat deze misdag voor de Vroedmeefter niet gevaarlyk is } want 't is veel beeter , dat hy een doodt Kindt voor leevend, als een leevend voor doodt, behandelt; dog dezelve doet evenwel zien de onzekerheidt van dierrelvke kentekens. ° 3 't Gebrek van klopping inde Navel'- flagaderen, ofte anders in de kontenel van 't hooft, is ook zeer dubbelzinnig. De klopping kan in deze deelen flauw genoeg worden, om niet meer op 't gevoede kenbaar te zyn , zonder dat 't Kindt 't leeven verlooren heelt. Maar indien de mondt des Baar-moeders volkomen met 't hooit van t Kindt befloten is, wat kunnen dan dienen de Kentekens , die getrokken worden uit de klopping van de Streng, olte hier uit, dat 't Kindt, in leven zynde, de vinger moet vatten, of zuigen, die hem in de mondt geftoken wordt? men kan de vinger tuffchen 't hooft en de opening niet eens inbrengen, hoe zal men dezelve dan in 't Kindt zyn mondt fleken ? en hoe zal men de Streng kunnen voelen ? daar worden vervolgens andere kentekenen vereifcht, om zig te durven bedienen van werktuigen. Als 't Kindt doodt is, voegen Dionis en Mauriceau daar by, valt het laag m de onderbuik, gelyk een klomp, over en weder, na wat zyde de Vrouw zig omkeert; zyn hooft wordt flap; deszelfs beenderen waggelen, en glyden over elkander, ter plaatze van de naaden, om dat de herflenen flinken, en zonder klopping zyn; de Vrouw heeft flauwtens, en valt van haar zelve; haar aangezigt wordt loodvervvig; haar oogen zakken in ; haar gezigt wordt neerflagtig , en kwynende; haar borften verflappen; haar buik vermindert, in plaats van te vermeerderen; haar adem Hinkt; sit de Baar-moeder komen rotte en vuile vogtigheden. Deeze tekenen vindt men voor 't grootfte gedeelte niet dan vet-  AANMERKINGE. 119 verfcheide dagen na de doodt van 't Kindt, en wanneer zynbe*4 derving zig aan 's Moeders bloedt begint mede te deelen. Eeni" gen 7elfs van de alderzekerften zyn nog zeer twyffelagtig; gelyk» by voorbeeldt, de vloeyinge der ftinkende, vuile, vogtigheden* Want uit de Baarmoeder van zommige zwangere Vrouwen ko" men, volgens de getuigeniffen van Dionis en Mauriceau, groe" ne, zwartagtige, en zeer (tinkende, dunne ftoffen, alhoewel de Kinderen zig wel bevinden. Mauriceau legt dit verfchynfel uit door de bederving van eenige bloed-klomp, die binnen de Baarmoeder gefchiet zoude zyn. Daar en boven kan de Vrouw twee Kinderen dragen, van dewelken een, of fchoon hy op haar rekening komt, nogtans verfcheide maanden doodt geweeft is, en't andere nog in leven. By ongeluk zal dit laatfte zig voordoen, en uit 't bederf der ontlopende wateren, dewelken die van het eerfte alleen, of van beiden te zamen, zyn,zal men oordéelen,dat 't Kindt doodt is, hoewel het vol leven is. Wat bezwaarnis, en wat fchande te gelyk , voor een Vroetmeefter, by aldien hy 'c zelve voor-doodt behandelt/ men moet nog aanmerken, met die Schryvers zeiven, dat zommigen van die tekens geenzins genoeg zyn om te befluiten, dat 't Kindt zekerlyk doodt is. Hier toe wordt vereifcht, dat zy byna allen te gelyk voorkomen; hetwelke niet kan geleideden, dan lang na de doodt van't Kindt; en ondertuffchen blyft een Vroetmeefter onzeker, en de Vrouw verheft haar kragten. Een ander bynaar onfeilbaar teken, dogh 't welke niet dan in zekere gevallen dienen kan , is, wanneer de ftrengh lange tydt uit 'r Lighaam gehangen heeft, en nu ten eenemaal verftyft, en zonder kloppinge, bevonden wordt, buiten alle waarfchynlykheidt, dat 't Kindt vryheidt gehadt zoude hebben om te ademen. Want, den omloop des bloeds ter dier plaatze geftut wezende, moet 't zelve noodzakelyk ook aan 't Kindt overgekomen zyn. Maar deze waarneming is niet toepaffëlyk, als in zulk geval, dat de Strengh door de onervarentheidt des Vroetmeefters aan de koude lugt lang genoeg bloot geftelt geweeft is om den omloop des bloeds te fluiten. En dewyl 't zeldzaam gebeurt, dat de Strengh met zo een groot endt ukhangt, dat dit toeval Ff 3 daar  230 AANMERKINGE. daar door veroorzaakt zoude worden, wanneer 't hooft zie: voordoet en dat wanneer 't een ander deel is, de Vroedmeefter micU del kan vinden om de voeten te bereiken, zo is 't niet ongemakkelyk tebefluiten, wat hy doen moet: hy behoort zyn toeylugt tot dit middel te neemen, ende 't Kindt by de voeten af te haaien. De ftaaking van den omloop des bloeds in de Navel-ftreng kan insgelyks veroorzaakt wordendoor de drukking, die 't hooft op hem aoet, wanneer hy te zamen met 't zelve voorkomt: en dit toeval wordt aanftonds van de doodt gevolgt. Maar 't moet een volftrekt onwetencie Vroedmeefter zyn, die niet wys -enoeg zal wezen om de doodt van dit Kindt af te weeren met het te wenden en by de voeten af te haaien, indien hy de ftreng met heeft kunnen inbrengen. Wat hier van zy, dit is zeeker, dat men, in gevalle de ftreng ten eenemaal koudt is voor dat t Kindt heeft kunnen ademen, vaftelyk befluiten mag, dat het doodt is. °' Maar terwyl onder dekentekenen, die wy uit Mauriceau en Dioms hebben aangehaalt, de zommigen zeer onzeker zvn en de anderen zo laat voorkomen, dat 'er byna geen hoop meer is van de Moeder te behouden, moet men erkennen, dat wy aan onzen S-hryver groote verphgting hebben, ter oorzaake van een byzonder kenteken door hem medegedeelt, waar door 't onmogelvk is bedrogen te worden. Dit kenteken, gelyk meh in 't voorgeef u #KZ1!ni ]S de affcheiding van de opperhuidt, die t hooft bedekt of de gemakkelykheidt in dezelve af te ftroopen. Want als 't Kindt eenige tydt doodt is geweeft kan men gemakkelyk de opperhuidt van de huidt met dl vinger afftryken ; niet anders nogtans, dan na dat 't Kindt aan de lugt bloot geftelt is geweeft. De verrotting maakt in dit teeder Lichaam dezelve uitwerking, als kokend water, met de opperhuidt van de huidt los te maaken (*). Anderen hadden voor hem van dit A«tll ?ee,™?i diCVan 't.Kjndt» reinig beftendigheidc hebbende, beff &kk£iy-i T^ï. kTS dac' wanneer 't eenige tydt doodt geweeft is, de opperhuidt, die 't hooft bekleedt, zig gemakkelyk van de huidt at-  AANMERKINGE. 231 dit teken gefprooken, met dit onderfcheidt, dat zy de opperhuidt van 't overige-des Lighaams bedoelden. Alhoewel ik niet denke, dat de opperhuidt zig van een levendig Lighaam zoude kunnen aficheiden, nogtans geeft die van 't hooft een veel volmaakter zekerheidt van de doodt des Kindts, om dat dezelve moeijelyker affcheidt ter oorzaake van de hairen, die de zamenhegting verfterken. De doodt des Kindts buiten twyffel zynde, is 'er niet nider als dat men 't afhaalt. Want 't Kindt kan zig zelve nu g suzlns helpen , en de Vrouw, volgens Dionis, heeft weinig of-een Weën. Dog men behoort zig verfcheidentiyk te gedrage: na de verfcheide leggingen van 't Kindt. Indien dit 't hooft niet voordoet, is "er geen zwarigheidt, gelyk wy airede gezien hebben. Men moet het zelve omwenden , en by de voeten haaien. Indien 't Kindt zyn hooft voordoet, zit 't hooft vaft, of niet: in 't laatfte geval, moet men 't hooft inbrengen, 't Kindt wenden, en zagtjes by de voeten uittrekken; zagtjes, zegt Dionis, uit vreeze van *t hooft af te rukken, en wanneer 't z\ indt zoo rottig was, dat dit ongeluk gefchiede, zoude men 't niet lang in de Baar-moeder moeten laten huisveften, maar af haaien met een Itompe Haak; waar mede de Vroedmeefter 't hooft van de eene kant vatten zal, terwyl hy het, met zyn andere handt onderfteunende, uitleidt. Maar, de manier van onze Schryver navolgende , zal men in geen gevaar zyn van dusdanig toeval. Ziet Cap. 4f. Dog wanneer *t hooft vaftzit, dat men 't niet kan inbrengen, zonder de Vrouw al te groot gewelt aan te doen, moet men tragten, 't Kindt in deeze ftandt voor den dag te brengen. Dit gefchiet door hulp van de Haak, dewelke, volgens Dionis lib. 3. cap. 8., Amand obf. 66., Portal pag. 23., en anderen, in dit voorval alleen overblyft om 's Moeders leven te behouden, als 't Kmdt doodt is. Zyn de eige woorden van Amand, die ik de «ffcheldt, als men daar over ftrykt; des te meer, om dat dezelve, tot nog toe door de lugt niet verhart zynde, ten uitterfte teeder is. Deeze korte aanmerkiw ge vindt men in de Franfehe uitgave van dit Werk tnder aa» pag.ii^. geplaatft,  23* AANMERKINGE. de Leezer bidde nimmermeer te vergeeten. 't Is onnodig hier wederom te herhaalen 't geene wy alvorens gezegt hebben aangaande de manier van deeze handgreep in 't werk te ftellen. Men moet altydt indagtig wezen, dat, met wat yoorzigrigheidt de Vroecmeeder zig gedraagt, de Vrouw evenwel in gevaar is. 't Is hierom, dat Portal de zorgvuldigheidt heeft van te zeggen, op de aangehaalde plaatze, Dat de Vroetmeefter. wanneer hy diergelyke handgrepen onderneemt, altydt voor af moet waarfchouwen, ten einde hy daar door gedekt zy tegens alle namamngen ten zyne lafte; om dat deeze zaaken noit verrigt kunnen worden zonder groot geweldt, ofte van de Haak, ofte van de reden der Bekkeneel beenderen van 't Kindt, dewelken doorgaans zoo fnydende en Jcherp zyn als mejfen , en die vervolgens de Baar-moeder quetfen kunnen, indien de Haak een ftuk afrukt, gelyk 't, volgens hem, dikmaals gebeurt. Dionis voegt 'er by, dat, indien 't Kindt op zyn Schouders blyft hangen, men dezelven vry zal maken, met de vingers 'onder de oxels te daan (dit zoude heerlyk wezen, als 't altydt mogelyk was zulks te doen ; maar men kan dikwils zoo verre niet geraken, dan na de heidenen uitgenomen zyn); en dat men, by aldien 't Kindt door eenige wanftalligheidt niet geheel afgehaalt kan worden , 't zelve aan ftukken moet fnyden met een krom mes , 't welk by wyze van een Thuinmans fnoey-mes gemaakt is. Men behoeft niet te vragen, of hy onderdek, dat 't Kindt doodt zy, wanneer hy deeze handgreep aanraadt, hy, die zelfs leert, dat men zig nooit, als in dusdanige gelegenthtddt, van de Haak bedienen moet. Ikgelove, dat de omftandigheden, alwaar men genoodtzaakt wordt gebruik te maken van 't kromme mes, zeer zeldzaam voorkomen; en ik beklage grotelyks de Vroetmeefter, die daar toe gedwongen wordt, en nog meer de Moeder, dewelke 't 1 eel moeijelyk is niet te quetzen onder de behandeling van een \ 'erktuig, daar men 't oogh niet op houden kan. C A-  Van Zwaare Baringen doqr Ontydige Geboortens'. 233 CAPITTEL XXXIII. Van Zwaare Baringen door Ontydige Geboortens. 'TT Et oogmerk van de Natuur, zoo het geoorlooft is zoo te fpreJLJl ken,°is.rype en aangename vrugten voort te brengen: maar wanneer de Natuur in hare gemene werkinge gefluit wert, dan werden het onrype en ontydige vrugten, die niet lieflyk nog aangenaam zyn: derhalven wanneer de Kinders voor de zeven maanden gebooren werden , zoo zyn zy ook als onrype vrugtgn" aan te merken, en blyven zy zelden leven, en daarom werdenfcpodanige geboortens onder de onnatuurlyke geboortens gefteltMen gemeenlyk is het eene of het andere quade toeval daar varPde oorDoor een ontydige geboorte verfta ik zoodanig een geboorte, -daar door eenig Menfchelyk Lighaam, groot of klein, levendig ofte doodt, gebooren wert, en niet het geene zommigen een Misdragt noemen, daar in nog geen Menfchelyke leden te bekennen .zyn, en dat veel eer een Water-of Windblaas gelyk is; ook niet, het geene gemeenlyk een Mola genoemt wert, het wdke niet anders als een Vleefige klomp zonder Na-geboorte is; nog ook niet verfcheide andere nitwerpzels, die de Lyf-moeders uitwerpen , daar fchadelyk mede belaft zynde. Wanneer dan een Vrouw, die waarlyk bevrugt is, haare vrugt uitgeeft vroeger of later, voor het begin van de zeven maanden , al was het ook nog zoo klein, dat noem ik een ontydige geboorte of mts.geboorte; en dit gefchiedt maar al te dikwils., gelyk de dagelykfche ervarentheidt dat getuigt: en de oorzaken daar van zyn velen en menigvuldig; doch.de fchrikkige, 6e vreesagtige, en de toornige Vrouwen zyn 't zelve meeft onderhevig, dewyl die gemoeds bewegingen de gantfche maffa des bloeds zoo driftig m«ken konnen, dat hetzelve, ongemeen geperft en voortgedreven wer,de veeltydts een iterke vloedt veroorzaakt, waar op dan gemeenlyk een Miskraam volgt, ^ Gg Wy  2,2,4 ^w Zwaare Baringen door Ontydige Geboorten f. Wy konnen in het generaai nog zeggen, dat al wat de doot van de vrugt in 's Moeders Lighaam kan veroorzaken, dat datzelve ook een Miskraam kan veroorzaken; want op de doot van het Kindt volgt gemeenlyk een ontydige Verloffinge, dewyl dat de doode vrugt niet wel lang zonder te verderven in de Lyf-moeder kan opgehouden werden, tn fchoon men verfcheide vreemde exempelen heeft van doode vrugten, die lange tydc in de Lyf-moeder zyn gebleven, en daar als geheel vergaan zyn, zoo is dat evenwel zeltzaam, en niet gemeen;maar wy zien veel meer in tegendeel, dat de geftorvene Kinderen niet lang in de Lyf-moeders blyven, dewyl zy haar tot een laft en als tegens de Natuur zyn. Ik zal my niet inlaten om de menigvuldige byzondere oorzaken van de ontydige geboortens te befchryven, op dat ik niet veel meer de Doctoren fchyne te onderwyzen, als de Vroedvrouwen, dewyl het ook buiten myn voornemen zoude zyn, voorfchriften aan de Vroedvrouwen te geven,om dezelven weg te nemen, maar zal blyven alleen by het gene het handwerk betreft, met de generale kenniflè daar toe dienftig. Ik zeide, dat de fchrikkige, vreesagtige, en de toornige Vroüwen ligtelyk komen te Miskramen, en voornamentlyk die, die door angft en fchrik ligtelyk fterk komen te vloeyen , want daar is niets, dat ligtelyker de vrugt afdryft, als een vloedt ofte Bloedftortinge; en wanner het al gebeurt, dat de fterke vloedt de Kinders zelfs niet af en dryft, zoo dezelve nogtans blyft duuren tot flaauw wordens toe, en dat men ziet, dat de bevrugte Vrouwen na het verlies van een groote quantiteit bloeds beginnen eenige trekkinge van zenuwen ofte ftuipen te krygen, zoo is men zelfs genootzaakt, de Vrouwen te verloflèn, zoo men ze niet willens aan de doodt wil overgeven; zoo dat zoodanige fterke vloeden altydt een ontydige geboorte veroorzaaken, het zy dat een Vrouw zelfs Weën krygt, en door dezelven verloft, het zy dat men genootzaakt is haar te verloflèn Deze fterke en geftadige vloeden komen voort door het affcheuren van de Na-geboorte, wanneer die in de Vrouwen door de fterke gemoeds-bewegmgen, of ook wel door vallen, floten, Jlaan, overmatig rekken , of door eenige andere fterke beweginge geheel  Van Zwaare "Baringen door Ontydige Geboortens'. z$f heel ofte ten deele los wert, en haar van de Lyf-moeder af. fcheidt, en wanneer dit is, zoo is het onmogelyk die vloeden te {tillen, maar die houden fterken geftadig aan, zoo dat het bloedt met klonters afzakt, waar op dan eindelyk de flaauwtens volgen, en zoo de Vrouw dan nog niet verloft wert, komen de ftuypen, en eindelyk de zeekere doot: daarom moet men in die gevallen niet tot het uiterfte wagten , maar de Vrouw by tydts verlolTen, boven al, wanneer men by het onderflaan de Nageboorte tegens des Lyf-moeders mont aan gelegen voelt, dan is alle hoop van de vloedt te ftelpen uit; en om het Kindt nog by het leven te behouden , zoo daar eenige hoope toe is, zoo moet men, zoo haaft men dat gewaar wert, de Vrouw tragten te verloflèn , waar door dan nog wel fomtydts het -leven van het Kindt kan gefalveert werden1, zoo het Kindt omtrent de zeven maanden is. Het gebeurt wel, dat de zwangere Vrouwen hare maandelyke vloedt hebben, en gereguleert houden tot haare verloffinge toe, of ook wel een extraordinare vloedt bekomen, die door ftil te bedde te blyven, en by het gebruik van eenige Genees-middelen, het zy uit- of in-wendig, wederom geftilt werden, en als dan is het niet nodig de Vrouwen te verloflèn, maar wanneer die komt uit de affcheuringe van de Na - geboorte, zoo zyn alle hulpmiddelen te vergeefs, uitgenomen de fpoedige verloffinge, die niet al te laat in het werk geftelt moet werden , uit vreeze, dat de Vrouwen niet onder de operatie fterven. . Fin deze verloffinge op zoodanige bloedftorting mag en moet niet alleen in het werk geftelt werden voor de zeven maanden, maar moet zelfs ook gepraótifeert werden op alle tyden, hetzyvoor,' het zy na de zeven maanden: en zoo men na de zeven maanden de Verloffinge fpoedig doet, zoo heeft men meerder hoope, van de Moeders en Kinders t' famen te behouden, als daar voor; want het gebeurt zelden, dat de Kinders , die voor zeven maanden gebooren werden, levendig ter werelt komen, of zoo zy levendig gebooren werden, fterven zy dog gemeenlyk kort daar naar. De wyze om zoodanige Vrouwen te verloflèn, is aldus: De Vrouw met het onder- en boven- Lyf omtrent even hoog op 't Gg z bed  Van Zwaare Baringen door Ontydige Geboortens-, , bed gelegt hebbende , zoo brengt men een of meer vingeren in de? Lyf-moeders mont. na dat dezeive erg ofte v.yd ge.pent is^ en met dezelven tragt men des ; yf moeders mont meer tn meer te openen, om daar na de toppen van alle vyf de vingers t' zamen in te brengén , en door het verwyderen van dezelven'de optmngti grooter er grooter te maken: wel verftaande, dat men prefupponeert, dat het Kindt reets vyf, zes, è zeven maanden oud is, anders zoo het vroeger is, zoo kan men zomtydts de Verloffinge met een of twee vingers te wege brengen, daarom moet men alle dingen met oordeel deen Le mont des Lyf-moeders dus verwydert zynde, zoo moet men het Water vlies, als men het zelve gewaar wert, met de vingers aan ftukken beken, en zoo het noodig is, de nagels van dezelven daar ook toe gebruiken, waar na het W7ater aanftonts begint af te vloeijen; men moet door de gemaakte opening van het Vlies de handt lteeken, en. tragten dezelve te doen inglyden tot by de voeten van het Kindt., die men, zoo dezelven niet voor aan leggen,moet zoeken daarzy zyn, en het Kindt by geene andere deelen vatten, of geene van dezelven eerft in de geboorte leiden, fchoon zelfs dat het hooft zig eerft aanbood; want dewyl de Vrouw fiaauw en zonder kragten, en ook gemeenlyk zonder Weën is, zoo moet men het werk der Verloffinge in geenen deele aan de Natuur bevelen, maar dezelve geheel door de Konft tragten te wege te brengen; deihalven moet men het Kindts voeten zoeken, dezelven , zoo het mogelyk is, by een voegen, en dan dezelven na zig haaien,om door dat middel het Kindt te keeren, het welke heel ligt gefchieden kan, dewyl dat nog al het Water niet is afgelopen, en de Lyfmoeder nog ruim en glad is: doch by aldien men beide de voeten niet te gel)k kan bekomen, zoo mag men vryelyk eene van dezelven na zig haaien. Als men maar agt geeft, dat dezelve wel ontwikkelt is, en als dan zal de keering zonder veel moeite gefchieden ; wanneer men dan de eene voet wat na zig gehaalt heeft, zoo zal men de andere ook zien te bekomen, en zoo beiden na beneden brengen, doch moet men, zoo haalt als men des Kindts voeten in de geboorte heeft. wel agc geven en opmerken, hoe dezelven gekeert leggen, en zoo dezelven met de teenen  Van Zwaare Baringen door Ontydige Geboortens. 227 reener, om hoog, of op de zyde leggen, zoo moet men dezelven te z unen gevoegt houdende in het na zig halen allengskens omdraven en dat op deze wyze : men vat beide de voeten in de eene handt met dewelke men dezelven na zig trekt, en de andere handt fteekt men zoo hoog oo na de knye of na de billen toe, als 't moselvk b en met de hoogde handt draait en keert met het Kindts Lighaam , op dat hetzelve met de buik, teenen, ënaangezigt onderwaart*' dat is, tegen den Endel-darm van de Moeder aankome, en dus haalt men het Kindt geheel uit, na het welke men ook aanltonts de Na geboorte haalt, het zy dat ze reets geheel los en afgefcheiden is van de Lyfmoeder, het zy dat ze nog enigzins aan dezelve vaft is, die ook gemeenlyk weinig houd, na het welke men des Lyf moeders mont reinigt van al het geklontert bloedt, van vliezen , of wat 'er ook in de Lyfmoeder mogte zyn, gelyk wy hier naar nog wyder zullen leren. AANMERKINGE. ~!\ 1%Auriceau onderfcheidt drie zoorten van Mi^kraamen. Hy IV1 noemt een vloeying (Effluxion), dat is te zegge, aft ping der' zanden, die, dewelke in de eerile dagen gebeurt; uitwerping (Ex~ pulfion), de werking, waar door de Baarmoeder zig van een wanvrtigt ontlaft, en de eigentlyk gezegde Miskraam 'Jvortementy,, de tegennaumrlyke afdryving van een onvolmaakt Kindt; dewelke volgens hem, gefchiet van 't einde der eerde maandt, en zomwy'le zelfs nog vroeger, alleenlyk tot 't einde van de zevende;, want, deze tydt verüreken zynde, zegt hy, dat 't een verloffing (Jccouchement) is,aangezien 't Kindt kragtig en volwaiTen genoeg, is om te kunnen leeven Onze Schryver is hier omtrent in 't zelve gevoele. Dogh dewyl de gewoonlyke tydt van regtmatige verloffinge op negen maanden gerektnt wurdt, en dat de.e tydt noodzakehk is, ten einde 't Kindt die trap van volmaaktheidt bekomen hebbe, dewelke hy menfchelyker wyze met ontbeeren kan, dunkt my, dat men de betekening van 't woordt Miskraam zo naauwniet behoort te bepaalen.. Gg 3 Orw  nV AANMERKINGE* Ondertuffchen , nademaal de verioffingen m zekere Vrouwen vervroegt kunnen worden, dat is te zeggen, voor de voltrekking van de negen maanden overkomen , zonder dat hier uit eenig quaadt aan Moeder, of Kindt, veroorzaakt wOrdt, ongetwyffelt, om dat dit laatfte vroeger als na gewoonte 't punt van volmaaktheidt heeft bereikt , 't welke vereifcht wordt, om 't zelve tot de verhuizinge te dwingen, dunkt my, dat men de Miskraam zoude mogen befchryven te zyn, een voorbarige verloffing, etitftaan uit een geweldige oorzaak, en verzelt met tegennatuuriyke toevallen' . Deze befchry vinge fchynt my des te naauwkeunger, om dat alle de oorzaken van Miskramen, by Mauriceau, en andere Schryvers, vermeit, toevallen zyn , die aan de zwangere Vrouwen overkomen, en haar noodzaken, om zig voor de tydt van de vrugt te ontladen, en dat deze toevallen altydt gevolgen hebben, die Moeder en Kindt in een openbaar doods-gevaar ne- derftorten. . , , . . , . Wy zullen Mauriceau niet volgen in de oprekening en uitleglegging, die hy maakt van alle de zaaken, dewelken aan een zwangere Vrouw, en haar vrugt, nadelig kunnen zyn, ons zeiven vergenoegende met alleenlyk van twee toevallen te fpreken, waar voor geen hulp is, als door de verloffing; te weeten; van de bloedftorting, die fpruit uit de heele , of gedeeltelyke, affcheidino-e der Moederkoek, en van de Stuiptrekkingen. Maar eer wy tot de zaak overgaan, zullen wy aanmerken, dat Dionis niet oordeelt, gelyk Mauriceau, dat een Vrouw zig in gevaar fielt van een Miskraam te krygen, wanneer zy met haar Man te doen heeft. De reden, daar Mauriceau op fteunt,fchynt mv niet beftaanbaar te zyn. Hy wil, dat de mondt des Baarmoeders, gedurende de dragt, en voornamentlyk in de laatfte maanden, meer gezakt zynde, als dan met gewelt gefloten kan worden, en genoodzaakt om zig voor den tydt te ontfluiten. Doem 't is zeker, dat, hoe meer de dragt gevordert is, zo veel te hoger de mondt des Baarmoeders leggen moet; om dat deze, gelyk wy alvorens gezien hebben, gedwongen wordt boven de randen van 't Bekken op te reifen. Ten tweede; om dat deszelfs  AANMERKINGE. 232 zelfs mondt, van dagh tot dagh platter wordende, des te meer Sn 't bereik is, en dat de Baarmoeder, door een noodza- w£èX^**eerfte ™**>™ 5t MrKelyk ]:dt niet te gemoedt kan komen, gelyk zy doet voor de bevrugtmg,na't levoele van Mauriceau zelve. Alle ontlaftino- van bloedt ten tyde van de dragt moet met aangemerkt worden als een bloedftorting , die de verloffing verifrht Eenige Vrouwen hebben haar ftonden in de eerfte maanden ; anderen gedurende de geheele dragt ; anderen krygen bloedlofingen, zelfs menigvuldigen; anderen zyn dezelven fedudl onderworpen, zonder, ook ra t laatfte geval , gevaar van een Miskraam te loopen, als alleenlyk by toeval, voor zo verre deeze ontlaftingen een groot gedeelte voedzels aan 't Kindt nnttrekken en de Vrouw ten uiterfte verzwakken. < Rv aldien 'er weinig bloedt uitvloeit, de ontlafting niet zwaar is, en regelmatig gefchiet op de tydt, dat de Vrouw gewoon was haar veranderinge te ondergaan dan moet men de natuur kten werken. Maar wanneer de bloedlofinge dikwils wederkomt , of gedurig aanhoudt, moet men dezelve fluiten door een bequame levenswyze. De bloedftorting, daar wy hier van handelen, is die, dewelke fpoedig, en overtollig, zynde, van flauwtens , en ftuiptrekk.ngen gevolgt wordt. Dogh dewyl deze laatfte toevallen niet ontftaan, als dat de Vrouw zeer verzwakt ls, zo is t noodzakelvk dezelven voor te komen ; ten dien einde behoort men uit ontwyffelbaare tekenen te weeten, dat de ftortmg zulke doodelyke gevolgen hebben zal. Dusdanige tekenen verfchaft de ondertafting Wanneer men de inwendige mondt des Baarmoeders onU (loten vindt, tot in zyn holte toe, zegt Mauriceau lib. i. cap. 21., en wanneer men door die opming met de vinger t Kindt voelt, ofte de vliezen dit is een onfeylbaar teeken , dat t bloedt uit de holte des Baarmoeders komt, en dat de Vrouw in H kort een Miskraam krwen zal Want de mondt des Baarmoeders is gemeenlyk gefloten tot 't begin van den arbeidt, en daar komt niet uit, minder nogtans ter oorzake van de nauwkeurigheidt waar mede die gedurende de dragt gefloten is, als om dat de hegting van de  AANMERKINGE. Koek aan de grondt des Baarmoeders, de vogten, die aldaar om" Joopen,belet re ontfnappen door de buizen; dewelken aan de ontladingen van dit deel ?yn toegeeigent. Wanneer 'er dan bloedt uit de mondt des Baarmoeders vloeit, dit gefchiet, om dat de Kotk ten deele of in 't geheel los gegaan is ; in welk laafte geval de Koek doorgaans omtrent de mondt des Baarmoeders legt, waar naar toe zy door haar eige zwaarte nederzakt, en als dan zoude •men te vergeefs zyn toevlugt nemen tot zamentrekkende middelen,. De eenigfte hulp beftaat in de verloffing; aangezien dat de Koek, eens afgefchyden zynde, noit wederom vaftgroeit; de buizen dan, die de ftonden doorlaten, gef.k ook de andere ontladingen van dit deel, en in dewelken de worteltjens van de Koek infchieten, blyven open ftaan, en haar wydte vergroot wezende, vloeit 't bloedt 'er gemakkelyk uit, en flort in menigte tuffchen •de vliezen van 't Kindt, en de inwendige oppervlakte van de Baarmoeder. Dogh alzoo zyn loop daar zeer beknelt wordt, zo ftremt hetzelve voor een gedeelte, en wordt door de Scheede heel klonteragtig ontlaft;'t vveike nog een byna zeker tekenis, dat dit bloedt binnen uit de Baarmoeder voort omt. 't Gebeurt nogtans, maar zeer zeldzaam,na 't zeggen vm Mauriceau in 't aangehaalde Huoftiiuk , dat 'i bloedt uit 't een ef 't ander vat, 't welk buiten aan de mondt des Baarmoeders gelegen is, voortkomende, ofte anders uit die van de 5cheede, dewelken de ftonden doorlaten, wanneer dezen gedurende de dragt vloeyen, gedwongen wordt aldaar te verblyven door de Lighaams geftalte , en , aldus flremmende, naderhandt klonteragtig voor den dagh komt. Maar behalven dat de mondt det Baarmoeders in zulk geval niet outfloteu is, vloeit 't bloedt ook niet in groter overvloet na dat diergelyke dingen afgefchoten zyn. Daar en boveu is deze bloedlofinge zo aanmerkeiyk met, nogte verzelt met z>\aare toevahen De manier om dusdanige bloedftorting te fluiten is de ontladende vaaten van de Baarmoeder toe te knellen. Te vergeefs zoude men die uitwerking verwagten door ingenome zamentrek.ikende hulpmiddelen; want, zelfs vooronderlteit zynue, dat zy m  A A N M E R K I N G E. ' Mt in ftaat waren van fpoedig genoeg op 't bloedt, en de vaten , te werken, om eenige byftandt te geeven , haar werking niet anders beftaande, als in 't bloedt te verdikken, en een ligte krimping in de vliezen der vaten te veroorzaaken, zullen zy immers nooit kragt genoeg hebben, om 't einde te bereiken, dat men 'er van hoopen zoude. Op deeze moet men dan geenfins tellen, en, niet tegenftaande 't gebruik , 't welk men daar van maken magh, behoort men zyn toevlugt te nemen tot zekerder middelen. Wy hebben alvorens aangemerkt, dat de Baar-moeder zig zeiven zamentrektj zoo haaft als zy uitgedreven heeft het beletzei, 't welke haar in een geweldige toeftandt hieldt; daar is vervolgens niets nader, dan dat men 't Kindt afhaalt; te faamen met zyn omflagh, en de Spierdraaden des Baar-moeders, hervattende hunne veeragtigheid, zullen de vaten onfeilbaar toeknellen, welkers openingen 't bloedt doorlieten, 't Is onnodig te herhaalen 't geene den Heer van Deventer zegt, aangaande de wyze van die handgreep werkftellig te maaken. 't Is genoeg te verwittigen , dat dezelve, zoo wel als de grondregelen , die hem daar toe bewegen, aan hem met al de Franfche Vroedmeefters gemeen zyn. Onder anderen'kan men zien wat Mauriceau, op de aangehaalde plaatfe, en Dion lib. 2, cap. 13., hier over gefchreven hebben. De laatfte geeft een wet #3. 3. cap.26-, die wy ter dezer plaatfe niet ftilztvygende behooren voorby te gaan Wanneer 'er, zege hy, in 't begin van den arbeidt niet dan weinig bloedt verfcbynt, moet men zig daar over geenfins verlegen maaken, maar men moet de Frouw aderlaten. By aldien de bloedlofing fpruit uit de affcheiding der nageboorte , moet men de vliezen breeken; de wateren afgeloopen zynde, wordt de Baar-moeder minder üitgejpannen, ende 't bloedt in kleinder menigte vloeijende, geeft aan 't Kindt gekgembeidt van in de geboorte te fchieten, om fpoedig voor den dagb te komen. 't Had wel gepaftx dat Dionis gezegt hadde, waarom men zig niet behoeft te ontftellen over 't bloedt, 't welke ?; moe wel in geringe menigte, ten beginne van den arbeidt afloopt. Want hy beoogt hier niet die bloedagtige Water-vogten , dewelken H h een  W% AA KM E RK 1 N.G K een zeer naby zynde verloffing betekenen* Nogtans, om geen ichyn te geeven als of wy hem over een beufeling wilden beknibbelen, laat ons zeggen, dat dit weinig bloedt geen verlegentheidt moet maken, wanneer 't alleen voorkomt door de berfting van eenig klein vaatje in de mondt des Baar - moeders, veroorzaakt door de uitrekking , die deeze ondergaat. Maar 't is onmogelyk om een diergelyke toegeventheidt te gebruiken aangaande't overige der gemelde woorden, dewelken regelregt dryden tegen 't geene men in zyn Traite des accouchemens leed lib 2 cap i?-, alwaar hy voor een grondregel ftelt , dat men in een bloedftorting, door de affcheiding van de koek veroorzaakt niet moet verwagten, dat de natuur zig redden zal; dat de bandt van de Vroedmeefter 't geheele werk behoort uit te voeren, en dat men, ivat deel 't Kindt ook voordoet, 't zelve wenden,moet, en by de voeten af~ haaien. J 't Is wel waar, dat hy in 't laatft gemelde Hooftftuk van miskramen handelt, en in 't andere van de voltydige verloffingen fpreekt; maar wat onderfcheidt kan 'er zyn ten opzigte van de handgreep tuffchen een miskraam , en een voltydige verloffing wanneer zy beiden vergefelfchapt zyn met een bloedftorting, die dezelve oorzaak heeft? is de aanwyzinge van 't geen men doen moet (de indicatie) niet volkomen over een Hemmende? is men zeker, als 'teen voltydige verloffing is, dat 't Kindt fpoedig genoeg komen zal, op dat de itorting aan de Moeder niet nadeelig zy ? Eer ik deeze Aanmerking eindige, agte ik my zelve verpligt de Vroedmeefters te onderrigten, dat zy, niet zeker ziende, dat een Vrouw, die de bloedftorting door affcheiding van de Koek heeft, onder haar handen doodt zal blyven, volgens alle Goddelyke en Menfchelyke wetten nooit vermogen hun byftandt aan haar te weigeren, gelyk fbmmigen doen uit hoofde van een verfoeijelyke voorzigtigheidt. Men leeft een diergelyk voorbeeldt by Mauriceau lib. 1. cap zi. Ik zegge nog meer; indien zy niet volftrektelyk overtuigt zyn , dat 't Kindt doodt is, waar van men in 't tegenwoordige geval geen andere tekens hebben kan, als dat de Koek lange tydt in zyn geheele omtrek los geweeft zou-  AANMERKINGE. 24^ ;sonde zyn, zoo moeten zy de Vrouw verlolTen , al zoude^deeze onder hun handen fterven,om te betragten aan't Kindt het Doopiel te bezorgen. Ik zal ook nog aanmerken, dat men in zulke omftandigheden, niet na Ween wagten moet, en dat die na maate de Vrouw haar bloedt ontloopt verflappen, zoo dat 'er binnen zeer korte tydt geen Weën meer zyn. 't Is dan, gelyk Dionis zegt, de bandt va% de Vroedmeefter, die V geheele werk behoort uit voeren. Dezelve Schryver leert na Mauriceau lib. 2. cap. 28., dat de heilzaamfte hulp, dewelke men aan een Vrouw , die ftuipen heeft, zoude kunnen toebrengen, beftaat in haar fpoedig te verlofien, ten waare zy tufithen de verheffingen wederom tot kenniflè quam; waardoor de kragten van Moeder en Kindt, door de verheffingen verzwakt, tydt hebben om zig te herftellen, voor dat de nieuwe ftuipen beginnen. Maar , zegt Mauriceau, wanneer de Vrouw na de verheffinge haar kennijfe niet weder krvgt, dat zy buiten haar zelve blyft, en dat men ziet, de fchuym op haar mondt hoornen , met zwaare ronkingen , als dan fterven Moeder en ■Kindt byna altydt, ten zy men hen op 't alderfpoedig ft e door de verloffing byfpringt. Hy üelt drie oorzaken van de ftuipen, de bloedftorting, de overvloedt van bloedt, en de pyn, die de Baar-moeder ondergaat in de eerfte arbeidt, ter oorzaake van de overgroote uitrekking, t Zelve zegt ook Dionis op de aangehaalde plaatfe. 't Gebeurt fomwyle, dat de Baarmoeder niet genoeg open ftaat, wanneer de ftuiptrekkinge overkomt. In dit voorval kan men geen andere, als de gewoonlyke hulpmiddelen gebruiken; de aderlating mag geenfints geleideden in ftuiptrekkingen, dewelken uit ledigheid der bloedvaaten ontftaan; maar wel in de twee andere gevallen; 111 t derde, kunnen afkookzels van verzagtende Kruiden een goede uitwerking hebben. Men moet opmerken, dat men de Vrouw met verloflèn kan, als in de tuflchentydt van de verheffingen, en dat men, hoewel dit 't eenigfte middel zy, niet altvdt zeker is van haar leven te zullen behouden. H-h z ■ p A-  544 Van Zwaare BARINGEN door CAPITTEL XXXIV. Van Zwaare Baringen, door al te groote Kinderen. Elyk fomtydts de Teel-delen van de Vrouwen te klein zyn, T zoo konnen ook de K inderen zelfs te groot zyn, dewyl dat tuffchen den door togt, en het geene dat door dezelve moet pafferen, een behoorlyke proportie moet zyn; anders is het onmogelyk, dat het eene door het andere kan doorgaan : maar of de paffagie te klein is , dan of het geene daar door palieren moet te groot is, dat geeft geen verandering in de hulpe die in zulken geval werdt vereifcht; dewyl dat, zoo het aan de beenderen van het bekken hapert, die niet te verwyderen en zyn, uitgenomen het Os Coccygis, zoo komt het altoos aan op de Kinderen, die, wanneer dat zy niet door de kragt van de Weën konnen doorpafferen, moeten door geholpen werden, en die altoos beter met de voeten, als met het hooft voor, konnen doorgeholpen werden, en die daarom by tydts in den beginne veiliger konnen afgehaalt werden, als daar na, wanneer zy in de klem zitten; dog in de klem van het naauwe Bekken zynde moet men dezelven helpen , door de paffagie onder by het Os Coccygis te verwyderen, gelyk ik geleert hebbe in het 32. Hooft-deel, liet welke wy daarom hier niet zullen herhalen. Het zoude wel konnen gebeuren, dat een Kindts hooft zoo uitnemende groot zoude zyn in vergelyking van het Bekken, dat het onmogelyk in zyn geheel door het Bekken zoude konnen doorgeholpen werden, fchoon dat het wel gekeert quam, en fchoon dat de Lyf- moeder ook wel geplaatft was, en dat men in zulken extraordinairen geval ook extraordinaire middelen zoude moeten gebruiken, om de Moeder by het leven te behouden, maar daar van zullen wy op het laatfte in den Appendix ons gevoelen zeggen,opwat wyze men in zoodanigen gevalle kan en mag te werk gaan; want onder Jat pretext van al te groote hoofden zyn vele Kinderen onnozel gelneuvelt. CA-  Qualyk gekeerde KINDEREN. %tf CAPITTEL XXXV. Van Zwaare Baringen, door qualyk gekeerde Kin* deren in het generaal. r~W~yOt hier toe, om onze voorgenome ordre te volgen, hebben wy J[ gezien die dingen, die de geboorte verzwaren, fchoon dat de Kinderen in welgeplaatfte Lyf-moeders wel gekeert komen: Maar nu zullen wy overgaan en bezien, hoedanig dat de quade leggingen van de Kinderen in de welgeplaatfte Lyf moeders konnen oorzaak zyn, dat haar geboorte verhindert wert, en dat zullen wy zien op deze.dubbelde wyze; eerft en eigentlyk, volgens het gemeene gevoele van alle de genen, die voor my ge« fchreven hebben van het Verloflèn van de Vrouwen, en welkers gevoele generalyk. is aangenomen als op reden en ei varentheidt gegrondt! en dan ten tweede, zullen wy daar na als) by reflexie zien, hoe dat, wanneer zoodanig een verkeerde legging van de Kinderen gevoegt is met een qualyk leggende Lyf-moeder, hoe dat zulks het werk der Verloffinge nog vry meer verzwaart, en hoe dat men, volgens die onderftellinge van de Waarheit der zaaken bewuft zynde, alles daar naar moet dirigeren, het welke, door onkunde niet gefchiedende, veeltydts de oorzaak kan zyn, dat de Vrouwen of niet verloft werden, of dat men teiden de Moeder en het Kindt veel te vergeefs doet lyden: en ik ben zoo veel te meer verpligt, om dat wat klaar en wat wydtlopig te doen, als ik my agte de eerfte te zyn, die dit heeft ondernomen, immers zoo veel my bekent is: als ook om dat ik de vertooninge van die waarhek agte van zeer groote aangelegentheidt; en zoo ik genootzaakt ben, tot meerder verklaringe eene zelfde zaake op verfcheide plaatzen te moeten herhalen, het gefchiedt maar om de waarhek en aangelegentheidt daar van te meer gewigt te geven, die anders ligtelyk overgelopen wert. Het geene wy dan in de volgende Capittelen gaan befchouwen en verklaren, is de verkeerde legginge van de JCindeten in de regt Hh 3  ■2 46* Van Zwaare BARINGEN door gelege Lyfmoeders, voor vaft Hellende, dat altoos de ve.keerde Iegguigen van de Kinderen meer moeke en beletzelen treven in qualyk ais m wel gekeerde, Lyfmoeders, en het welke wy dan ook t elkens als by reflexie zullen tragten te toonen Wy zullen ook onder de qualyk komende Kinderen dellen de geenen, die wel met het Hooft voor in de geboorte komen maar die met het aangezigt om hoog of op de zyde komen, of welkers Hooft in den doortogt verhindert wert door ietwes, dat met of voor het Hooft inde geboorte komt, als by exempel, de handt de voet, de navel-ftreng, enz. welke dingen de Baringe verhinde.' ren en moeijelyk of gevaarlyk konnen maken ' Zoo ik my vergenoegde met de verkeerde leggin<»en van de Kinderen alleen te reprefcnteren in regtleggeude Lyfmoeders zoo zoude ik doen gelyk allen die voo? mf daar va/geSén hebben, en die door gebrek van ligt of van getrouwigheidt het voornaamfte deel der kenniflè, noodig om de Vtouwln te heï pen m zwaaren arbeidt, hebben agtergelaaten of verzwegen: ik wil liever geloven, dat het is geweeifdoor gebrek van kt van opmerki_nge en klare bevattinge, ais door "ontrouwe; want het onfzuit^ ^"m Ï! Wdlen Zy de zaaken S^nt hadden, zy ons zuike gebreklyke Figuuren zouden verleent hebben. S-hrv.f ^ude,FiSllu*ïn, die ik ooit gezien hebbe by eenig Sk S'l vSn'H n0°U eenigG die ^ ee/qnalyk Smeerde Lyr-moeder vertoont, veel minder een qualyk gekee d landt in een qualyk gekeerde Lyf-moeder, waar uit ik bXk dat alle de Schryvers vartelyk gelooft hebben, dat alle de zwaar* geboortens komen alleen, door dat de Kinderen in regtlegS de Lyf-moeders qualyk gekeert komen; daar in tegendeel de meefte zwaare geboortens, en doorgaans de alderzwaarften, komen door ttJllf; Sgmfn Van/e Lyf moeders' dewdlcen da« ook wel veekydts oorzaak zyn, dat de Kinderen in de Lyf-moeders qualyk. gekeert werden. Want in den beginne wel gekeert zynde, en goor de quade legginge van de Lyf-moeder niet konnende nog «r* SS ' ' BekkJen gCraken' 200 wert haar §oede legging! verandert in een quade, en meeften tydt door gebrek van tydige hulpe,  'Qualyk gekeerde KINDEREN: hulpe, gelyk wy zullen toonen in de volgende Hooft-deelen. En dit zoo zynde, wie zal dan met my niet toeftaan, dat de kenniflè van de legginge van des Lyf moeders in alle haare veranderingen van de hoogde aangelegenheidt is voor de Vroedmeeflers en Vroedvrouwen, die genegen zyn om barende Vrouwen trouwelyk te helpen. J Zoo ik nu hadde willen vertoonen alle de verkeerde leggingen van de Lyf-moeders, en de verkeerde leggingen van de Kinderen in dezelven, zoodanig als die konnen voorkomen, zoo zoude ik voorzeker dit Werk zeer veel hebben moeten vergrooten en koflelyker maken, het welke in dingen die voor wat nieuws werden aangezien meer zwarigheidt geeft door de groote onkoften die daar op lopen, daarom hebbe ik my vergenoegt met alleen te laten^ aftekenen de voornaamfte leggingen van de Lyf-moeders en de Kinderen, die ons beft zullen konnen dienen om onze gedagten te konnen verftaan; zullende, zoo veel als 't mogelyk is, by de verklaringe van deeze de andere quade leggingen voort door woorden doen begrypen, niet twyfelende, of deeze weinigen zullen ons ftof genoeg verfchaffen, om van verfcheide anderen te fpreeken, en daar door den opmerkenden Leezer een klaar denkbeelt te geven van verfcheide anderen, zoo dat de geene die deezen wel zal verftaan, zig de andere ligtelyk zal konnen verbeelden. En eerft zullen wy handelen van de qualyk gekeerde Kinderen in welgeplaatfte Lyf-moeders., om alzoo als by trappen van zwaarder tot zwaarder voort te gaan. CAPITTEL XXXVI. Van Zwaaren Arbeidt, door dat het Kindt met zyn aangezigt om hoog komt. TOt beveiliging van het geene wy in het voorgaande vyf en dertigfte Capittel geftelt hebben, van de groote aangelegentheit van de kenniflè.van de diverfe leggingen van de Lvfmoeders, zoo zullen wy in dit Capittel tonen het groote onder- fcheidt,  *48 Een Qiialyk gekeert KINDT fcheid, dat 'er is tuffchen een Kindt, dat met zyn aangezigt om hoog in de geboorte komt in een wel gelege Lyf moeder, en tuffchen zoodanig een gelegen Kindt in een qualyk gelegen Lyfmoeder. In een welgelegen Lyf-moeder zal de geboorte van een Kindt, dat met zyn aangezigt om hoog gekeert komt, waarlyk zwaarder zyn, en al vry veel verfcheelen van een Kindt, dat wel gekeert met zyn aangezigt naar onderen komt, laat ons tot dien einde voordellen de ió. Figuur, die vertoont ons zoodanig een Kindt in een regte en welgelege Lyf moeder, vallende met de kruin van zyn hooft door des Lyf-moeders mont in het hol van het Bekken, en by gevolg genietende byna alle de Vooiregten, die een welgekeert Kindt geniet, dewyl dat de leden allezints dezelve form en grootte hebben, agter over leggende als voor over; maar egter kan een Kindt zig agter over zoo wel niet buigen en fchikken na de form van het Bekken , gelyk als een voor over geboge Kindt, dat met het aangezigt na beneden komt: evenwel moet haar een Vroedvrouw gantlchelyk over deeze manier van komen niet ontzetten , maar het Kindt yerwagten met omtrent dezelfde gemaklykheidt, als of het anders met zyn aangezigt om laag quam, toefiende, dat zy maar het hooft regt inglyden doe, en dat zy het door het te willen helpen niet en quetze, derhalven zal zy verders haare hulpe daar henen wenden, dat zy maar de paffagie ruim maake, door de Vrouwelykheidt wat te verwyderen, en het Os Coccygis met de averegtze handt naar agteren uit te drukken, geiyk wy hier vooren geleert hebben , toeziende dat dat zy door de handt ofte vingeren, die zy onder het Kindts hooft brengt om het Staartteen te rug te drukken, het Kindts hooft niet opïigte, en met het aangezigt boven tegem de Schaam-beenderen aandrukke,en alzoo het aangezigt verplettere of indrukke. Maar laat ons nu eens zien, of de Baringe ook zoo gemaklyk of met even zoo weinig ongemak zal konnen toegaan, als een aidus gekeert Kindt gelegen is in een qualyk geplaatite Lyf-moeder, en wy zullen bevinden, dat 'er een groot onderfcheidt zal zyn, beftaande in dit volgende : Een  Met het AA NG EZ IC HT Boven. 145* Een Kindt, dus gekeert in een welgelege Lyf-moeder, ftaat of legt, gelyk een welgekeert Kindt, met zyn hooft op het hol van het Bekken, zonder dat 't aan d'een of d'andere kant aanftoot ofte tegergthcuden wert: maar in een qualyk gekeerde Lyt-moeder zal het van voren, van agteren, of van een van beide de zyden , met zyn hooft aanftoten, en meer of minder vaft blyven zitten, na de mate dat de Lyf-moeder meer of minder qualyk is geWant zoo de Lyf-moeder vlak agter over tegens de Rugge-wervelen aan is gelegen, en wat hoog in het Lighaam opgetrokken, wat zal 'er uit volgen? als dat het Kindt met de kruin van zyn hooft zal aanlloten en vaft blyven daan tegens de Schaam-beendeien; en dit zal een verflandige Vroedvrouw konnen weten door het onderflaan; want als dan zal zy in den beginne des Lyf-moeders mont zeer hoog op of tegens de Schaam beenderen ftaan vinden, op zoodanige wyze, dat ze niet als met moeite dezelve zal konnen betaften, en nog zal zy daar van maar een klein gedeelte van de onderfte rand, als een klein half maantje, konnen beflaan, gelyk wy dat elders geleert hebben, even gelyk als of het wel gekeert lag, maar het hooft dus in het Bekken fchietende zal met het aangezigt om hoog gebcoren werden, zoo het ooit bet geluk heeft van door te konnen geraken, het geene byna onmogelyk, of immers zeer gevaarlyk is. Maar zoo de Lyf-moeder voor over is gevallen, en voor in 't hangen van den Buik legt in een voorbuikige Vrouw, en dat het Kindt daar in op zyn rug met de kruin des hoofts tegens des Lyfmoeders mont is gelegen, zoo zal men als dan des Lyfmoeders mont van agteren tegens de Lende-wervelen of het opperfte van het Os Sacrum aan voelen leggen, maar ook niet als met groote moeite, en dat halvemaans gewys; daar in tegendeel als de Lyfmoeder wel gekeert is, zoo vindt mendeifelfs mont veel lager, en men kan dezelve in haare geheele rondte en grootte zonder eenige moeite betaften en meten. Maar dat hier nog wel is op te merken, en dat de Vroedvrouwen, van deeze leggingen onkundig, zeer komt té verraffen en moet verraden,dat is,dat zy in den beginne het Kindt fenynenge-; li heel  2 fo Een Qualyk gekeert KINDT heel anders te voelen, als het in waarheidt legt, want in den-beginne zal een onervare Vroedvrouw meenen klaar te voelen , dat Jet Kindt regt tot de geboorte komt, nemende het agterhooftvan het Kindt, datze door de fubftantie van de Lyf-moeder heenen voelt, voordekruyn, en zy blyft in haar bl'indheidt, om dat wanneer het Kindt gebooren wert, het als dan met het Aangezicht om Jaag komt, en niet gelyk een op zyn rug leggende Kindt in een agter over leggende Lyf-moeder: want daar blyft het hooft in dezelve legginge, zoo als het zig eenmaal in de geboorte aanbiedt. De oorzaak nu van deezeomkeeringe is, namentlyk, om dat het Kindt dus komende in een voor over leggende 1 yf-moeder moet een halve buiteling doen, zoo dat het geene eerft onder wierd gevoelt , dat wert daar na boven gevonden, en dat alleen door deeze quade legging van de Lyf- moeder, en deeze knoop is nog van niemand opgeloft geweeft: wie heeft ons ooit deeze verandering doen ^ïen, of verklaart, hoe dat twee Kinderen komen beiden met het agterhooft over het hol van het B; kken en met de kruin des hoofts tegens des Lyf - moeders mont, en dat de differente legging van de Lyf-moeder alleen de oorzaak is, dat bet eene Kindt moet geboren werden gekeert met het Aangezicht beneden na den Endel darm, en het ander met het Aangezicht om noo^ na de Blaas van de Vrouw P Van gelyke, als een Kindt dus op den rug gelegen is in een Lyf-moeder, die diep in de linker of in de regter zyde is o-e. plaatft in een breed - buikige Vrouw, zoo zal het met zyn hooft legens de kant van het tegen over gelegen Schaam-been ofte Darm - been aandringen, en tegengehouden weiden , en 't zal ook niet als met veel moeite in 't Bekken konnen gebragt werden Men zal weten of de Lyf-moeder aldus gelegen is, door dat men by het onderflaan zal bevinden,dat des Lyf- moeders mont te*en de eene of tegen de andere ;-yde van het Schaam-been ofte Darmbeen aan gelegen is, daar van ook niet meer konnende betaflen als een gedeelte, te weten, den onderften rand; en dus zal men voorts konnen onderlcheiden alle de verfcheide leggiceen van de Lyf moeder: uit alle welke leggingen niet anders kan volgen afs zeer moeijelyke Baringen, en deeze laatften zyn zelfs van de al-.    met le* AANGEZICHT Boven: 2;? aldermoeijelykfte, voor al wanneer de Vroedvrouwen van deze •verkeerde legginge van de Lyf-moeder onwetende zyn : En hoe zouden de Vroedvrouwen dit weten ? dewyl dat 'er tot noo- toe niemand van alle de Schryvers iets van heeft geweten, of ten minfte met klaars van heeft gefchreven, immers niet- dat my bewuft isj en dit niet onderfcheidende. brengen zy de zwangere Vrouwen bytydts de nodige hulpe niet toe, eu dus werden door zulke onkunde meeft alle de Vrouwen, daar in de Lyf-moeders zoo leggen en daar m de Kinders zoo komen, verzuimt die door gebrek van regte hulpe met haar Kinders by haar mo'eten fterven, en die in tydts zeer wel hadden konnen geholpen werden door een .verflandige Vroedvrouw ofte door een ervare Vroedmeefter. , Nu zouden wy billyk tonen, op wat wyze dat men nu zodanige Kinderen zoude in het Bekken inleiden en laten geboren werden; maar- dewyl wy dat genoegzaam zullen doen in de volgende Capittelen, alwaar wy eigentlyk van zulke qualyk gekeerde Lyf-moeders zullen fpreken, zoo zullen wy hetzelve alhier verzwygen, en den Lezer daar henen wyzen. Ikdenke, dat ik hier niet zal behoeven te zeggen, waar aan dat men zal konnen voelen , of het Aangezicht onder of boven komt, dewyl wy vaftftellen, dat neus, mont, oogen en kin zeer wel te onderfcheiden zyn van een effen en glad rond agterftoort, maar 't kan egter in den beginne by deze legging niet gemakkelyk onderfcheiden werden , maar een ervare handt kan met een eenige vinger het voor- en agter-hooft wel onderfcheiden, eer dat het hooft tot aan de oogen en ooren bloot is. Verklaring van de Sejfiende FIGUUR, a a De Wervel-beenderen. b b Den Buik, of een Cirkel, de plaats van de buik vertonende. c c De Darm - beenderen. d d De Schaam - beenderen. e e De Lyf-moeder, daar het Kindt in legt; li 2 ff De  % fi Een Qualyk gekeert KIN T> T ff De Zit-of Rufl-beentjes. gg De Panne van de Heupe-beenderen. h Het Kindt in de Lyf-moeder. ii De Navel ftreng. k De Na geboorte. Nu laat ik den befcheiden Lezer oordelen, hoe gebrekkelyk 1 hoe mank, en hoe nadelig ons de leggingen van de kinderen zvn voorgedragen; wie zoude konnen geloven, dat /.oo veel brave Vroedmeefters en Vroedvrouwen haar werk ?oo vele jaren agter een zobden konnen doen, en ons geheele Boeken fchryven van haare Obfervanen omtrent het verloflèn van de Vrouwen, zonder ooit of ooit op te merken de diverfe leggingen van de Lyf moeders en. de zwarigheden, die daar uit in de geboorte ontdaan? Ik bekenne, dat my dat zeer verwondert heeft: en wat kan men daar anders uit befluiten, als dat zy met zeer weinig aandagt met Weinig overleg en opmerkinge, haar werk gedaan hebben, 'dewyl zy op zulke gewigtige zaaken niet gelet hebben, of't gewigt van de gevolgen daar uit ontifaande niet wel hebben overwogen: want dit is van zodanig een gewigt, dat ook by de alderbeflê legginge van de Kinderen, die in regtleggende Lyf moeders zonder moeite en als van zelfs zouden geboren werden, dat die door de verkeerde legginge van de Lyf-moeders in de alderzwaarite moeuelykfte, en de gevaarlykfle geboorte komen te veranderen gelyk uit dit Capittel en anderen kan gezien weiden. Juftina, de / 'roedvrouw van Mevrouw de Keurvorfiinne van Brandenburg, die in haar doen al vry opmerkende iö geween, en daarom ook al heel leerzaam geichreven heeft van het verkillen van de Vrouwen, heeft ook in haar Boek opgemerkt, dat zy bevonden heeft, dat zommige Kinderen in Vrouwen, die dikke voorover hangende buiken hebben, een zoort van buiteling komen te doen door dien, gelyk zy zegt, de Kinderen al te veel voor over in het hangen van de buik zyn gezakt; maar de regte reden daar van en alle de gevolgen van dien, heeft zy niet wei gekent gehad. ' Monfieur Mauriceau, iprekende van de reden van onvrugtbaar- heit  Met het AARGEZICRT Boven. 2<3 heit in zommige Vrouwen, fielt deze als een van de voornaamde;, namentlyk, dat des Lyf-moeders mont in zommige Vrouwenfcheef na den uitgang legt, waar door dat hy meent, dat het zaat op zyde daar tegen aanfch;er, maar niet regt daar in gefchoten kan werden, het welk ik niet geheellyk wil ontkennen, en nog veel minder affrmeren. Ook fpreekt hy eld-rs met weinig woorden van Vrouwen, die in arbeidt zyn, en weikers Lyf moeders fcheef leggen, zonder uit te leggen, wat hy daar door verftaat, en dat is zoo kort, zoo duifier, en fchielyk afgebroken, dat ik bekenne, dat ik hetzelve in het lezen niet eer en hadde opgemerkt, als na ik door de ondervindinge de waarheid van de verkeerde legginge van de Lyf-moeders al lange tydt hadde gekent, en zelrs daar al over hadde gefchreven» En dit is al het gene my gedenkt ooit of ooit daar van gelezen te hebben: ook hebbe ik nooit een enige Vroedvrouw of Vroedmeefter gefprooken, d:e de verkeerde leggingen van de Lyf- • moeders, en derzelver gevolgen, heeft opgemerkt gehad En wat dunkt u, befcheide Lezer, zoo de genen, die de Vrouwen moeten helpen, tn aan wien men 't leven van Moeder en Kindt toevertrouwt, geen klare bevatnnge hebben, hoe en op wat wyze de Lyf moeders en de Kinderen zyn gelegen, en waar door den arbeidt wert tegen of opgehouden; wat de reden zyn, waarom dat een Vrouw , arbeidende met lterke Weën , haar Kindt niet kan doorzetten; of waarom dat het Kindt na veel ellendig talmen even hoog blyft opgefchort en vall blyft ftaan ? wat uunkt u? zyn die Vrouwen niet ongelukkig, die door zuike Perzonen moeten geholpen worden? Daarom zoo raade ik alle lerende Vroedvrouwen, wel aandagtelyk te overwegen, hoe nodig haar de kenmlfe is van de vaicheide ieggingen van de Lyf moeders, op dat zy dadelyk in het begin van de Vertofiinge het gevaar mogen leien kennen; en te gelyk zonder uitftei aoen alles wat nodig is, om Moeder en Kindt uit het gevaar te redden. Ii 3 C A-;  2Van KINT*EREN die met het CAPITTEL XXXVU. v Van Zwaare Bartngen door dat de Kinderen met het Aangezicht voor komen. EEn Kindt komt wel gekeert, wanneer het met d^ kin tegen de borft, en met de kruin van zyn hooft tegen des Lyfmoeders mont aankomt, die als dan ten dele geopent is : en dit woord wel gekeert is een term, die onder de Konft-oeffenaars gemeenlyk zoo gebruikt en zoo verftaan wert, en die ik dagt alhier met weinig woorden zoo verftaanbaar te maken aan die dezelve no? niet en verftaan, op dat de lerende Vroedvrouwen dezelve ook zouden mogen leren regt verftaan. Maar wanneer het nu gebeurt, dat het Kindt wel met het hooft neder-waarts na des Lyf moeders mont gekeert , maar egter met het hooft agter over in de nek gebogen legt, en dat alzoo het Kindt, in plaats van met de kruin in de geboorte te komen, het Aangezicht eerft aanbiedt, als dan is het een quade legging, die gemeenlyk een zwaare Baring veroorzaakt. De reden is, om dat het hooft aldus gelegen veroorzaakt, dat des Lyf moeders mont en de verdere doortogt veel wyder moeten geopent werden, om te konnen doorpafieren, dan wanneer de kruin van het hooft voorkomt; want wanneer de kruin van het hooft voorkomt, dan kan eerft het hooft alleen, en dan daar -na de fchouderen door de geboorte dringen; maar wanneer het Aangezicht voorkomt, dan legt het hooft in de n«k of op de rug , en verdubbelt aldaar zyne grootte , waar door het dan of geheel niet, ofte niet als met zeer vele moeite, kan doorpafferen. Daarom moet een Vroedvrouw, zoo haaft; als zy door het Onderflaan gewaar wert, dat het Kindts hooft aldus qualyk gekeert komt, terftondt alle vlyt aanwenden, om die quade legging des hoofts te verbeteren, het welke altoos kort op hit breken van het  A ANG EZ IC H7 voor komen. 2f? het water het ligtfte zal konnen gefchieden, want dan is'er ruimte genoeg om het hooft te keren, dat is te zeggen, om de kin na beneden na de borft te doen zakken, en alzoo allengskens de kruin van het hooft in de geboorte te brengen. Maar de Vroedvrouw moet zeer voorfigtig en zagtjes met het Aangezicht handelen, op dat zy voor al de neus en de oogen van het Kindt verfchone, die zy and::rs zeer ligtelyk zal konnen quetzen. En op dat zy in haar voornemen belt mag gelukken, zoo zal zy beft doen, de Vrouw agter over met het hooft om laag te leggen,, of te laten leggen , verbiedende de Vrouw met haar Ween te arbeiden, tot dat het Kindts hooft gekeert is. Maar om het hooft met de kin te doen nederzakken, moet men het Kindts Aangezicht niet aangrypen en daar by trekken , gelyk fommigen fchynen te willen zeggen, maar de Vrouw agter over leggende, moet de Vroedvrouw haar vlakke handt onder tegen de borft digt by de keel van het Kindt aan zetten, en drukken het'gehele Kindt te rugge na de grond van de Lyf moeder, waar op als dan het hooft van het Kindt van zelfs zal voor over vallen op den arm van de handt, die het Kindt by de bont te rugge ftoot , het welke de Vroedvrouw gewaar werdende , de handt mag te rugge trekken, en zy zal bevinden, dat het hooft daarop ftraks regt zal leggen, of zy zal het gemaklyk regt konnen fchikken; of zoo het mogt gebeuren, dat het hooft wat te veel opgehouden wierdt, door dat zy het Kindt niet genoeg kan te rugge doen wyken, zoo mag zy de vinger of den duim wel in het Kindts mondje fteken, en halen het zagtjes nederwaarts : of zy kan het verzoeken met de toppen van de vier vingeren tuffchen het voorhooft en de Lyf-moeder in te fteken, en dan alzoo het ihooft nederwaa' ts te trekken: zy moet haar eigen oordeel gebruiken , en overwegen, op wat wyze het hooft volgens de fituatie, daar in het legt, en na de'ruimte, die'er is, het befte kan regt gefchikt worden. En zoo haaft dat wel in de geboorte ftaat, zoo moet de Vrouw geftelt werden, gelyk het behoort, om te verlolTen, namentlyk, half zittende en half leggende, met de beenen wyt van een, e». mets  2(6 Van de KIKT) EREN die met het met de knyen ingetrokken of verheven na den buik, en als dan behoort de Vrouw geen Wëen te laten voorbygaan, maar, zoo veel als 't mogelyk is, met yder wee het Kindt door te zetten. Hier hadden wy met weinig woorden ligt genoeg gezegt, om de Kinderen, die met het aangezigt voor komen, te helpen;maar hier moeten wy ons wederom wat ophouden, en befchouwen deze Kinderen eens in een qualyk telege Lyf moeder, en zien eens, wat zwaarigheidt daar uit zal ontftaan, waar door men zal weten, waar de Lyfmoeder le0t, en hoe het Kindt daar in gekeert komt. Alle de genen, die toeflaan, dat in een regt leggende Lyfmoeder een Kindt kan met het Aangezigt voor in de geboorte komen, die zullen ook ligtelyk konnen befeffen , dat dezelfde legging kan zyn in een qualyk gekeerde Lyf-moeder; en ' zy zullen nog ligter konnen toeüaan, dat de zwaarigheden van de laatfte veel grooter zvn, ais die van de eerile. En op dat onz.e verbeelteniue mag geholpen werden, om deze legginge gemak yker en klaarder te bevatten , zoo laat ons eens belien de 17. en 1 0. Figuuren De 17. Figuur verheelt ons een regt leggende Lyf-moeder, waar in het Kindt gelegen is me. het Aaangezicht niet voorvlak tegens de geboorte, maar met de kin tegens de Schaam-beenderen aan, en met beide de handen en armen geboren, maaide Kinderen komen voor het breken van het water, nog ook aanflonts na het breken van hetzelve, zoo niet te daan, in tegendeel komen zy gemeenlyk eerlt op de wyze, zoo als ons dei 3. Figuur aanwyil, en wanneer de Vroedvrouw dan niet gaauw by het werk is, om flraks by het breken van het water de handen te ru?, en het hooft in de geboorte te helpen, zoo fehieten dan de handen door, en het hooft werdt agter over gefloten, en het Kindt blyft met het Aangezicht by de kin tegens de Schaam-beendeaan ftaan, eu werdt dan door het naauw fluiten van de dro^e Lyf-moeder zeer onbequaam om te konnen geholpen werden, en dan is het gemeenlyk te laat, om de armen te rug, en het hooft njuuurlyk in de geboorte te brengen; al wat men dan doen kan, is,  AANGEZICHT voor komen. 257 is, dat men, na eerft eenen arm binnen gebragt te hebben, of beiden zoo 't doenlyk is, onder by de borft langs, na de voeten gaat zoeken, en het Kindt by de voeten keere, en zoo uithale, als of het met de voeten voor gekomen was. Het kan ook wel gebeuren, dat een Kindt kan met zyn Aangezicht voor komen, zonder dat de handen daar by zyn, en dan moet men omtrent doen, gelyk boven geleert is, om het hooft natuurlyk , dat is, met de kruin des hoofts in de geboorte in te leiden. Maar ^wanneer het nu gebeurt, dat een Kindt met het Aangezicht voor komt in een fcheef-leggende Lyf-moeder, het zy met of zonder de handen daar by, zoo is de zwaarigheidt veel groter, en dan is het niet zoo gemaklyk, en veeltydts ook niet raatzaam om zig te vermoeijen, met het hooft regt in de geboorte te willen inleiden, want dat gedaan hebbende, zoude men door veel moeite en arbeidt de Moeder en het Kindt in grooter gevaar gebragt hebben als te voren, wanneer het fcheef lag : want dewyl het veiliger is een dus gelegen Kindt aanftonts met de voeten te keeren en uit te halen , als het hooft met de kruin in de geboorte te leiden, en zoo te laten komen door den arbeidt van de Moeder ; zoo is het zeker, dat het ook veel gemaklyker is, het Kindt in zyn eerde legging te konnen keeren als daar na, wanneer men het met de kruin des hooft in de geboorte heeft geleid. Derhalven zoo moet men geheel anders te werke gaan omtrent een Kindt, dat met zyn Aangezicht voor komt in een regt leggende Lyf-moeder, als in een Lyf moeder, die fcheef gelegen is; in d'eerfte moet men het Kindts hooft zoeken te keeren, en in de geboorte te leiden, in de andere is het veiliger, dat men des Kindts voeten zoeke, en daar by keere en uithale: op dat myn zeggen klaarder blyke gegront te zyn, zoo beziet eens met aandagt de iü. Figuur: deze 1«. Figuur vertoont ons een Kindt, dat met zyn Aangezicht en beide zyne handen voor de geboorte legt in een Lyf-moeder, die in de regter zyde van de Vrouw gelegen is; en dewyl de platte zyde van de Lyf-moeder gemeenlyk in deze legging wat op zyde gedraait legt, zoo legt het Kindt als dan Kk ook  i ƒ 8 Van de KI NT) EREN die met het ook wat gedraait, en als op zyde, gelyk de Figuur aanwvft, en meeft op zyn rug, door des Lyf- moeders legging. " ' De mont van deze fcheef leggende Lyf moede? is geplaatft tegens de randt van het O, Jlion ofte Darm-been, tuffchen de Lende-wervelen en het Imker -Of pubis, daarom kan dezes Lyfmoeders mont met wel heilagen werden , als door de vingeren van de regter handt, die op de genoemde plaats den onderrand van des Lyf-moeders mont zullen konnen -voelen, maar zy zullen met als met veel moeite daar in konnen taften, en daarin enig aanbiedend hdt gewaar werden, het zy dat het Water-.vlies gebroken is, gelyk fomtyds gebeurt, het zY dat het nog in zyn geheel is; deze legging nu van de Lyf-moeder vereifcht buiten alle tegen-fpreken dat men dadelyk bedagt is, om het Kindt het kome ook zoo als 't wil, niet met het hooft, maar noodzakelyk met de voeten voor, uit te halen: en die anders doen, die handelen niet met genoegzaam overleg, en ftellen beiden Moeder en Kindt m het hoogite gevaar : en op dat dit myn zeggen klaar blyke, zoo laat ons eens zien, hoe men het beft zoude overleggen om dit Kindts hooft regt in de geboorte, dat is, in dis Lyfmoeders mont te krygen, en hoe men dan beft des Lyfmoeders mont en het Kindts hooft te famen in 't Bekken zal konnen leiden, en eindelyk, hoe men 't dan verder door de en^te van het Bekken zal konnen heen doen glyden. ° Het eerfte, dat 'er dan te doen zoude zyn, zoude wezen, des Lyf-moeders mont met een a twee vingeren te vatten en zoo veel als 't mogelyk is, van het Darm-been vry te maken en regter op het Bekken te trekken, om, na dat het de noot 'vereifcht, de handt in de Lyf-moeder te konnen invoeren : maar nu is het water gebroken ofte niet: zoo neen, zoo zal men het zelfs moeten breken, of wagten, tot dat het van zelfs breekt ■ te V/agten tot dat: het van zelfs breekt, zal ligt nog lang duuien , 'om dat de ^ een by deze legging geen groote perfmg maken , en ondertuffchen verloopt de tydt, en de Vrouw verzwakt: zoo men het vVater vlies breekt, en daar is nog weinig opening, zoo is men genootzaakt des Lyf-moeders mont zelfs met de handt te ope-  AANGEZICHT voor komen. 2S9 openen, want het water afgelopen zynde, moet men niet fammelen, of de gelegentheidt van het hooft regt te keren gaat voorby : het openen van des Lyf- moeders mondt in een fcheve legging gaat ook niet gemaklyk toe, de Vrouw moet daar voor lyden, en verheft daar door van haare kragten; de Schaam-delen moeten ook verwydert werden, want deze verwydering van des Lyf-moeders mont en het keeren van het Kindts hooft kan niet geichieden, als na dat men de handt door de Vagina in de Lyfmoeder heeft ingevoert, en dan is de grootfte pyn geleden en het moeijelykfte werk gedaan; als men zoo verre is geavanceert,zoo kan men ligt voor by de voeten komen, en het Kindt keeren zoo men wil, dat fomtydts alzoo ras en zoo gemaklyk kan gefchieden, als het hooft regt, en de handen by het lyf neer te fchikken. Laat ons nu vaft ftellen, dat het hooft nu regt gekeert, en dat het nu tegens des Lyf-moeders mont aan of in de geboorte ftaat, zoo als men zegt; en de handen leggen nu by het lyf naar agteren neder: wat zal het nu zyn? wat heeft men nu door al dezen arbeidt gevordert? zal het nu voort voor de wind gaan? is nu de Lyf-moeder ook regt geplaatft? waar legt nu het Lighaam van het Kindt? en hoe zullen de Weën dit Kindt nu door helpen? ot zal het de Vroedvrouw nu konnen doen doorpafferen * gantfch niet: nu komt het zwaarfte nog eerft aan , nu zal het Kindt haaft een lyk, de Moeder in doots gevaar, en de Vroedvrouw in de uiterfte verlegentheidt zyn, zoo Godt het niet miraculeus voorziet. Maar zal iemant zeggen, hoe verandert gyzoo van taal? ftraks zeilde gy doe men by het Kindts hooft was, dat nu den meeften arbeidt gedaan, en het grootfte lyden geleden was; waarom zegt gy nu, dat het grootfte gevaar nu eerft aan komt, nu het Kindt regt tn de geboorte ftaat? Ja regt in de geboorte ftaat: het is waar, het hooft ftaat regt tegens de opening van des Lyf-moeders mont ! die men gemeenlyk de geboorte noemt, en in dien zin ftaat het regt in of tegen de geboorte; maar het ftaat of legt egter niet wel om geboren te werden, dit is de oude dwaling, daar in tot hier toe de gehele Werdt gedwaalt heeft, en waar' door alle de Kk z Boe.  260 Van de KI NT) EREN die met het Boeken, die van 't verlolTen der Vrouwen fchryven, zoo vol zyn van verkeerde onderwyzinge; men beek zig al in dat het wel is,zoo haaft als het Kindt met de kruin des hoofts in de geboorte ftaat, zonder verder te overwegen, waar het Lighaam van de Lyf-moeder en dat van het Kindt legt,.- hoe die op het Bekken komen, of hoe die door het Bekken zuilen geraken ^beziet wel de 18. Figuur, en ziet eens, of het Lighaam van de Lyf-moeder, en dat van het Kindt zoo dwers op zyde en over het Bekken leggende, het Kindt in ftaat is, om zoo te konnen in en door het Bekken geperfl werden, fchoon dat men het hooft van het Kindt in des Lyf moeders hals met gewelt wat ovex 't hol van 't Bekken heeft heen getrokken ? ganfch niet. Het is waar, het hooft zoude wel konnen in ?t Bekken infchieten , om dat het 'er nu op legt, en maar behoeft voortgeperft te werden: maar hoe zal het nu voort geraken? de Weën zullen het 'er in dry ven, zult gy zeggen; miffchien, moet men 'er by voegen ; te weten , zoo 'er fterke Weën genoeg overig zyn: maar als 'er het hooft nu al in zal zyn, wat dan? hoe komt 'er het hooft dan door ? en hoe komt 'er het Lighaam dan in ? weetje wel, dat als het hooft in het Bekken neer zal zakken, dat dan de fchouderen tegens het zelfde Darm-been zullen aanlioten en valt blyven , daar eerft des Lyf moeders mont tegen aan lag ? en hoe zullen de fchouderen daar dan van los komen? zal men dan ook de handt bezyde het Kindts hooft konnen doen pafferen, en de fchour ders los makend ik denk wel van neen, dat niemandt zulks zoude konnen verrigten, of de Barende Vrouw moeft een extraordinaar wyt Bekken, en de Vroedvrouw zeer extraordinare kleine handen hebben, -anders is het onmogelyk; en als dat onmogelyk is, wat fchiet 'er dan over? als, zoo men de Moeder wil behouden , het Kindts hooft te openen, dat van herrenen te ledigen, of met haaken, met een tang, of hooft uiltrekker uit te haaien, het welk nog al zeer bezwaarlyk zal toe gaan, om dat, of men fchoon met al ayn kragt by het hooft trekt , als of men het hooft van den hals afzoude trekken, zoo wil het Lighaam dog niet volgen, zoo vaft zitten nog de fchouderen ; zoo dat men nog ivel zomtydts genootzaakt », het hooft geheel van heftenen ledig zynde, de handt daar by heen,  'AANGEZICHT voor komen. z6i h een tot aan de fchouderen te fteken, om die van het Heupe been en het Gemagt-been los te. maken, om het Lighaam gemaklyk te doen volgen, en dan is men nog al gelukkig, als men de Moeder, na al die fatigues, nog kan by het leven bewaren: is dat dan niet wel geraden? gelyk als alle.onze Schryvers altydt aanraaden, het hoof in de geboorte te leiden, zonder onderfcheid te maken , of de Lyf- moeders regt of fcheef leggen : ö beweenelyke blindheid/ die zoo veele Menfchen het leven gekoft heeft, en nog dagelyks koft.' ik hope dat de Werelt, door dit myn fchryven meer verligt werdende , eens een andere methode van Vrouwen en Kinderen te helpen zal aanvangen, en gelukkig uitvoeren : en ik mene alhier genoeg gezegt te hebben, om te toonen by deze legging het groot onderfcheid dat 'er is tuffchen een regt of fcheef gelegen Lyf-moeder, als de Kinderen met het Aangezicht voor komen; zoo wy dezelve legging verder wilden aanzien, in Lyf-moeders, die voor of agter over zyn gelegen,en alle de gevolgen van dien, wy zouden nog al veel te zeggen hebben, maar zullen, dat daar latende, overgaan tot het befchouwen van andere verkeerde leggingen.. Verklaring van de 17. en 18. FIGUUR. Figuur 17. a a. De Wervel-beenderen. b b Den Omtrek, vertonende de plaats van de Buik. cc De Darm-beenderen. dd De Schaam-beenderen. e e De Sit-of Ruft-beentjes. ƒ ƒ De Panne van de Heupe-beenderen. g g De Lyf-moeder, daar het Kindt in legt.. h Het Kindt m de Lyf-moeder. i i De Navel-ftreng. k De Na-geboorte. Kk j. Figuur  26z Van de KINT)EREN die met het enz,. Figuur 18. aaaa De Lende-wervelen, bb Den Omtrek van dc Buik. c Het linker Darm-been. dd De Schaam - beenderen. ee De Ruft- of Zit - beentjes. ƒ De Pan van het linker - been. gg De Lyf-moeder daar het Kindt in legt. b Het Kindt in de Lyf-moeder. ii De Navel-ftreng. k De Na-geboorte. AANMERKINGE. TT Et Aangezicht kan , volgens Dionis lib. 2. cap. if., in J_ l vierderhande leggingen geplaatft weezen, na boven , na onderen, na voren ofte over zyde. Zomen deze woorden in een ftrenge beteken.fle wilde opnemen, zoude men haar juift het tegendeel doen beduiden van t geene den Schryver daar mede bedoelt Door de woorden na boven, verftaat hy", dat 't Aangezicht na t Schaam-been van de Moeder legt; na beneden, 'is "by hem zo veel te zeggen als na den Endel-darm gekeert;na voren, is, wanneer t Aangezicht tegen de mondt van de baarmoeder ruften over zyde, betekent, dat de eene ofte andere kant van 't hooft zig ter zeiver plaatfe voordoet. Dit gebrek heeft hy gemeen met byna alle Vroedmeefters. Dogh 't hadt wel betaamt! dat zy te kennen gegeven hadden, teneinde duidelyke taal te voeren in wat geftalte zy de Vrouw aanmerkten om die lego-incven Van k Aangezicht te vinden. Onderdek men, dat de Wouw reot op haar beenen ftaat, dan is 't onbetwiftbaar, dat de gemelde woorden zeer oneigen zyn; en dezelven kunnen geen plaatfe grypen , als dat dc Vrouw vooronderftelt wordt op de rugh te leggen. • Maar      AANMERKINGE. 262 Maar dewyl zy in dier voege niet geplaatft is onder de natuurlyke verloffing, dewelke voor de anderen tot een rigtfnoer gedient heeft, giffe ik, dat men my niet qualyk zal afneemen, als ik die woorden, om alle dubbel? in nighekft tc meiden, vermdere Ik zegge dan, dat het Aangezicht in deze vyf voornaamfte leggingen kan gevonden worden - van vm&, waaneer het na 't Schaambeen van de Moeder gekeert is; van agieren, wanneer het na den Endeldarm legt; van onderen, wanneer het tegens de mondt van-de Baarmoeder ruft; van boven, wanneer 't agterhooft voorkomt; en over zyde, wanneer 't Kindt een Oor voordoet; en deze benamingen zyn des te regtmatiger, om dat 't Aangezicht de gezegde leggingen heeft, voor dat men de geftalte van de Vrouw tot de verloffing fchikt. De twee eerfte leggingen zyn natuurlyk, na 't gevoele van Dionis, en worden gevolgt van een voorfpoedige verloffing. Maar de anderen zyn niet goedt, en vereifchen de byftant der konft. De eerfte zaak, die men behoort te doen, volgens Mauriceau lib. 2. cap. 17., wanneer men gewaar wordt, dat 't Aangezicht t eerfte voorkomt, of na onderen gekeert is, beftaat hier in, dat men de Vrouw doet neder leggen, uit vreeze, dat '* moeijclyker mogt werden t Kindt in te brengen, zo 't in deze quade geftalte nog verder vooriarmgde; want men is genoodzaakt hetzelve in te brengen , om de veretlchte en natuurlyke legging te bezorgen, met '< hooft na de geboorte te keeren A 't Is gemakkelyk in de voorgeftelde woorden verfcheide gebreeken aan te wyzen. Den Schryver hadt behooren te beginnen met te zeggen of't voor't breeken der wateren is, dat men zulke legginge van 't kindt ontdekken kan, en wat 'er in ditgeval te doen ftaat. b De vooizorg om de Vrouw te doen nederleggen is niet genoegzaam; t js t gewigt van 't Kindt alleen niet, hetwelke het doet zakken ; t zyn de pogingen des Vrouw verzelt met Weën. Hv moeft er dan bygevoegt hebben, gelyk onze Schryver en Dil maaken"' W Verbieden moet van perffingen te 't Schynt nogtans, dat hy gebroke wateren onderftelt, dewyl hy  264 AANMERKINGE. hy de indringing van 't hooft wil voorkomen; dogh als men op 't ogenblik raadt fchaft, dan is 'er weinig moeite om de fchouders van 't Kindt in te brengen, nademaal de Baar-moeder nog geen tydt gehadt heeft om zig toe te trekken. De manier , die hy voordek, kan wel uitvallen; te weeten; door de vingers tusfchen 't hooft en de Baar-moeder in te fteeken,en hetzelve langzamerhandt na zyn natuurlyke plaats te dieren. Die, dewelke den Heer van Deventer aanpryft, is veel eenvoudiger, en korter. Dionis heeft ftuk voor ftuk de behandeling van Mauriceau nagefchreven. 't Kindt doet zyn Aangezicht voor in de binnen-mondt vaneen regte Baar-moeder om geen andere reden, als dat zyn voorhooft op 't Schaam-been van de Moeder blyft vaftzitten. Dit geftelt zynde, is 't veel ongemakkelyker, de" handgreep van Mauriceau, dan die van_ onze Schryver, in 't werk te ftellen. Maar by aldien 'tde kin is, die, in de plaatfe van 't voorhooft,op'tSchaambeen blyft hangen, zal 't Kindt de hals voordoen, gelyk La Motte \ eerfte heeft aangemerkt. Deze legging, gelyk dezelve ook zeer wel zegt, is heel gevaarlyk, om dat zy een onderfchepping van den omloop des bloeds veroorzaakt, en veel meer ineen regte, als in een fcheeve, Baar-moeder, volgens 't geene wy elders bewezen hebben. De handgreep is dezelve, die wy hier boven beichreven hebben, 't Is onnodig zulks wederom te herhaalen. Dogh ik kan my niet wederhouden van een bemerking te maken. Wanneer 't Kindt, voor al-eer de vliezen gebroken zyn, lange tydt in dier voege heeft vaftgezeten, kan 't byna niet mifleri of het moet doodt komen. kis dan van 't uiterfte gewigt, dat men tragt diergelyke leggingen voor 't breeken der wateren te kennen, en by gevolg kunnen de Vroedmeefters zig nooit genoeg oeffenen in de konft van ondertafting. Ieder een weet wel, hoe men de hals van de andere deelen kan onderfcheiden ; maar uit vreeze van aan de Vrouw een kortdurige pyn tc veroorzaken, onderflaat men haar op een onagtzaame wyze, en 't Kindt moet de zorgeloosheidtmet zyn leven bekopen; in plaatfe dat de Vroedmeefter, wanneer hy door een behoorJyke ondertafting van deze legginge verzekert wierdt,  'AANMERKINGE. i6f wierdt, zonder uitflel de vliezen openende, ofte wel gelegendheidt zoude hebben om 't hooft met gemak na zyn natuurlyke plaatze te brengen , ofte anders om 't Kindt zonder moeite te keeren en by de voeten af te haaien ; hetwelke Mauriceau 't laaft e middel noemt, en ik liever de eerfte rangh zoude geeven, oordeelende, dat 't veel gevoeglyker is, als »t hooft op zyn plaatze te ftellen ; nadien men niet te fpaarzaam kan wezen omtrent de kragten van 't Kindt, 't welke zekerlyk ten uiterfte afgemat moet zyn, hoe korte tydt hetzelve in deeze flegte toeftandt mogte gebleven hebben. Zo 't Kindt de zyde van zyn Aangezigt voordoet C*), is de handgreep niet verfchillende. Dionis en Mauriceau gebieden alleenlyk, dat men de Vrouw een andere geftalte moet geven. Ongetwyfièlt zal men my vragen, hoe zy de Vrouw in 't eerfte geval geplaatft willen hebben? Maar ik antwoorde, dat zy zig daar over geenzins uitdrukken. Mauriceau zegt niet anders, als dat de Vrouw in een gemakkelyke geftalte geplaatft behoort te worden, 't Is een groot geluk voor het gemeene beft, dat de Heer van Deventer nauwkeuriger handelt. In 't laatfte geval (te voeten, als 'er een zyde van V Aangezigt voorkomt), ruft het hooft, volgens Dionis, op de regter of linker fchouder. Om hetzelve te helpen, zal men de Vrouw op de andere zyde doen leggen; dewelke tegen over geftelt is aan die, daar 't hooft van 't Kindt in zit. Deze manier overtreft die van Mauriceau, welke zig vergenoegt met de Vrouw een weinig na de tegenzyde te doen overhellen; maar beiden moeten zy wyken voor die van onze Schryver. Men behoort de zekerfte wegh in te ftaan; de Vrouw in dezer voege agter over te leggen, dat haar billen hooger zyn als haar hooft; de fchouders van t Kindt in te brengen, of 't hooft vaft mogt zitten, of niet; waar na hetzelve gemakkelyk tot zyn natuurlyke legging geftiert zal kunnen worden. In gevalle van een regte Baarmoeder, trekt men geen groot l (*) Zo ftaat 'er in 't Franfch, maar 't fchynt te moeten zyn, Zoo V Kirdt het agterhooft voordoet. LI  *66 AANMERKINGE. groot voordeel uit de geftalte, dewelke zy aan de Vrouw geeven ■ t 20ude Wat anders zyn , indien de Baarmoeder fchuins overgezakt was. Dogh alsdan zoude 't de uiterfte onvoorfS heidt wez.n, dat men de verloffing aan de natuur overliet $ is een fteHmg die door 't vervolg al te klaarblykehk bewezen wordt, om om hier nog langer op te houden. " CAPITTEL XXXVIII. ^«Zwaare Baringen daar de Kinderen met de Navel-streng vaar komtn. Daar is byna geene legging van de Kinderen, waar mede niet vergezelfchapt kan gaan een ontydige geboorte van dc Na vel-ftreng, dat is, dat de Streng eerft in de geboorte kom W zy alleen het zy te gelyk met eenig ander lid, als het hooft de handen de voeten, of eenig ander deel van het Liahaanv »j£ gefchiedt voornamentlyk, wanneer de Navel-ftreng heel hST en dat dezelve niet omgeflingert is om het een of om het ander deel van het Lighaam van het Kindt. De Navel-ftreng kan op veelderlye wyze omgeflingert zvo als om de midde , de borft,. de buik, de hals °de armen ofde beenen, en daar door ook veel moeite geven , en de 'abeidt zeer verzwaren : Maar ik moet hier in 't voorbv g-an zeggen, dat ik verwondert ben geweeft te zien de Figuaren^au Monfieur Peu, m zyn Boek van het veiloflên van de Vromven ■ ik doorlas het, m hoope van daar eenige nader ontdekkingen in te vmaen , boven het geene anderen voor hem hadden gefchreven • maar was verwondert, dat ik 'er geen zonderling nieuws in vond* als de menigvuldige vertoningen van de omüingeringen vin de* Navel-ftreng waar toe alle zyne Figuuren alleen fthynen ^makt te ^yn; en ik moet daar by voegen, dat behaTven dat het X chelyk is voor een Man van zoo groote ervarentheidt, alshv Al* Tu,W]I d0Cn geI°Ven te Zyn' de Wereldt zulke tJiZ das vol Water te vertonen, gelyk hy doet, zoo is het nog te ver- won-  Vm de Kinderen, die met de Navel-ftreng voor komen. 267 wonderen dat die Man ons wil wys maken het geene de reden klaarlyk dicïeert onmogelyk te zyn : als by exempel , in de derde Figuur vertoont hy een Kindt, hangende opgefchort in het midden der Wateren, met handen, voeten, en hooft nederwaarts, blyvende opgefchort hangen aan een Streng, die enkelyk om de middel omgedraaitis; en zoo toont hy een nader in de vierde Figuur, opgefchort hangende in het bovengedeelte van de Lyfmoeder op dezelve wyze, maar met de buik na boven, zynde twee valfche Figuuren , die nooit alzoo konnen gevonden werden, en die enkelyk door hem verfiert zyn , om wat glans aan zyn werk te geven; en ik zeg hetzelfde, van zyn vyfde en zesde ttguur en ik vinde my verpligt die misflagen aan te wyzen, op dat de leerende Vroedvrouwen haare herfenen met zulke valfche beelden niet mogen vervullen. Ik ontken niet, dat de Navel-ftreng om het lyf van 't Kindt geflingert kan zyn, gelyk in die Figuuren wert vertoont, maar ik ontken dat het mogelyk is, dat een Kindt op die wyze aan de Streng kan opgefchort blyven hangen, ten ware dat de Streng om het lyf geftnkt of geknoopt was, maar de zynen zyn niet geitrikt nog geknoopt, dei halven moet de zwaarte van het Kindt noodtzaakelyk het Kindt doen draijende na beneden zakken eveneens gelyk een Babyn onmogelyk kan blyven hangen aan een draat, die maar omgewonden en niet vaft geftrikt en is: alzoo kan een Kindt ook niet blyven hangen aan een Navel-ftreng, die maar alleemg om zyn middel is gedraait zonder geftrikt of geknoopt te zyn. , & ' Maar mogelyk zal dien Autheur zeggen, dat het Kindt by het ftaande Water geen zwaarte heeft, zynde rondom gedrongen en door het Water opgefchort, zoo dat zyn gewigt hem niet en doet zakken; maar genomen, het was zoo, zoo is de demonftratie vaiïch, want de Figuuren werden daar vertoont om ons te leeren, dat de Kinderen door dat hangen belet werden om in de o eboorte te zakken, en zoo dat », zoo moet men zwaarte onderftellen, of anders kan het hangen geen oorzaak zyn van het niet neder zakken van het Kindti en geftelt, daar was geen zwaarte te confidereren by het ftaande Water, dat egter zoo niet is; zoo zoude die egter LI 2 aan-  26*8 Van de Kinderen, die met de Navel-ftreng voor komen. aanftonts op het breken van het Water evenwel plaats moeten hebben Zyn negende en tiende Figuur is ook verfiert een valfch;ook kan geen Kindt 'alzoo met de ftreng aan den hals blyven hangen, want of de ftreng houd het opgefchort, of niet; zoo ja, zoo moet het Kindt ten minde met zyn beenen en billen om laag hangen, maar niet met de rug of met de zyde; zoo neen, dan moet het Kindt- door zyn eigen zwaarte tot mor de geboorte vallen, en niet om hoog blyven hangen, gelyk het hier wert vertoont : derhalven zyn die Figuren maar enkele inbeeldingen zonder waarheidt; zoo vervult men de Wereldt met Boeken, en nog met groote Boeken; waar in al het geene, dat 'er goed in is, meeft maar enkel Copy .is van het geene anderen al te vooren gefchreven hebben ; en 't geene dat 'er nieuws in is, zyn dikw ils maar opgepronkte inbeeldingen, om welken te leezen de Mentenen haar geld en tydt verliezen. Wie is 'er, die de Figuren ziende van dien Autheur, niet zeggen zoude, dat 'er niet in de Wereldt gemaklyker is, als een Kindt in de Lyf moeder te keren, hebbende in de Lyf-moeder zoo een ongemeene ruimte, als hier wert verheelt; en het is waar, dat zoo de Kinderen in de Lyf moeders zoo ruim lagen, als in deeze Figuren werden afgebeelt, zoo zoude men dezelve alzoo gemaklyk daar in konnen keeren als in een Boter-kinnetje; maar het gaat er zoo niet toe; daar is ver na zoo veel plaats niet, niet half zoo veel; en wanneer ik ook zeide, zomtydts niet de vierde part, ik zoude my niet veel vergrypen. Maar laat ons wederkeren tot de ongemakken, die de Navelftreng kan veroorzaken, wanneer die in de geboorte fchiet, en dezen zyn byzonderlyk vier, namentlyk Eer/telyk, een vernaauwing van den doortogt, en by gevolg moeïlyker voor het Kindt om te patferen, en moeite voor de Vroedvrouw om de Navelftreng weg te doen, of het Kindt te gelyk met de Navel ftreng door te helpen : Ten Twede kan 'er door ontdaan een tegenhouding in den doortogt, door dat het overige van de Streng daar door zoo veel verkort is; of ten Derde de doot van het Kindt door het verkouden, of door het klemmen van de Streng, waar door dat de cir-  Van de Kinderen die met de Na-vel-jïreng voor komen. 169 circulatie van het bloet werd belet, of t'eenemaal weg genomen: of eindelyk en ten Vierde het affcheuren van de Moeder-koek. Dat den doortogt;, namentlyk des Lyf-moeders mont, en des Lyf-moeders Schede, door de Navel-ftrengs uit-zinking bezet en vernaauwt wert, is zeker, want al wat daar meer in komt, als abfoluit nodig is, kan niet anders als maar de. paffagie belemmeren,- het is waar, dat de Navel-ftreng geen groote dikte heeft, maar het is ook waar, dat ze altoos dubbelt komt, en dan ook dat, wanneer dezelve daar wat lang blyft, zy als dan gemeenlyk zwelt, en dikker wert, en alzoo al vry veel plaats komt te beflaan, waar door dan het Kindt minder ruimte vint, en waar door dan de Vroedvrouw niet weinig belet wert in haar werk te doen, wanneer zy het zoekt door te helpen. Dat een uitgezakte Navel-ftreng door zyne verkorting ook een Kindt kan beletten, dat is ook klaar te verftaan: want de Navelftreng zakt zomtydts zoo verre uit, als zyne lengte kan toelaten, en zoo dan het Kindt daar by wil doordringen, zoo wert de ftreng hoe langs hoe meer na beneden getrokken, en niet meer konnende toegeven, zoo moet dezelve breken, of zy moet de Moeder koek affcheuren, en dat houd het Kindt tegen. Dat ook zomtydts de uit-zinking van de ftreng de doot van het Kindt veroorzaakt, dat ondervinden de Vroedvrouwen maar al te veel; en voomamentlyk de genen, die niet zorgvuldig zyn aanftonts dezelve te rug te keren en weder binnen te brengen; want het kan niet wel wezen, dat de Navel-ftreng lang voor het Kindt geboren werde, en dat het Kindt levendig blyve ; want het bloedt wert haaft in zyn loop belet of door de koude, of door de drukking'; de koude, die een uithangende navel-ftreng bevangt, doet het bloed bgtelyk daar in ftremmen en ftil ftaan, en aldermeeft , wanneer de ftreng geknepen of geklemt is , het welke kan zyn op een dubbelde wyze : of ailenig in des Lyfmoeders mont, of tegens de Beenderen van het bekken: en dit heeft plaats beide in wel en in qualyk gekeerde Lyf-moeders, maar op verfcheidene wyzen, gelyk als wy zullen zien, op dat de lerende Vroedvrouwen daar door mogen leren, hoedanig zy haar in die gevallen te g. dragen hebben. LI 3 Laat  2 jo Van de Kinderen, die met de Navel-ftreng voor komen. Laat ons tot dien einde eens bezien de 19. en zo. Figuren. De 19. Fig. vertoont ons een Kindt dat wél gekeert is in een Lyfmoeder, die te veel tegens de Lende-wervelen is gelegen, waar door het Kindts hooft om hoog tegens de Schaam - beenderen blyft daan, en waar door de Navel-ftreng gelegentheidt krygt om te gemaklyker van onderen door te glyden; want terwyl het hooft pal tegen de Schaam-beenderen moet blyven daan,en geen perfiug kan maken op des Lyf-moeders mont, zoo gleid de ftreng met het water in de geboorte, die dan, zoo haalt als het water breekt, doorpafiêert en nederzinkt , het welke een verflandige Vroedvrouw behoorde te beletten, door, zoo haaft als het water breekt, de ftreng te rug te brengen, zoo zy het niet heeft konnen doen, eer het water gebroken was; doende voorts alle naarftigheidt, om het hooft van de Schaam beenderen los te krygen, en in de geboorte vaft te zetten: op dat alzoo het weder uitzinkken van de ftreng belet werde, het welke anders niet wel kan gefchieden; of zoo men beft oordeelde het Kindt te keren, en met de voeten af te halen, zoo kan men dat aanftontsinhetwerk ftellen. . ' Dc 20. Figuur vertoont ons een welgekeert Kindt in een Lyfmoeder, die in de regter zyde is gevallen, waardoor des Lyf-moeders mont met het Kindts hooft tegens het linker Heupe-been aankomt, waar door het ook zeer ligtelyk kan gebeuren, zoo de ftreng van onderen door voor de geboorte komt, dat zy als dan met het perfende Water, of by het breken van het zelve, daar in door glydt: en dat is eene van de voornaamfte zaaken, waar op een Vroedvrouw behoort te letten, om aanftonts in het begin van den arbeidt, door het onderflaan ,te verneemen, of niet de Navelftreng of eenig ander lidt beneffens het hooftje in de geboorte wil indringen, en zoo haaft zy dat gewaar wert, zoo moet zy allenaarftigheidt toebrengen, om dat zelve wederom te rugge te brengen, en dit moet zy doen, zoo 't mogelyk is, nog by het ftaande Water, en dat ieder maal, als de wee voorby, en het Watervlies flap is, zonder tydt te verzuymen, werkende te gelyk om het hooft wel gekeert vaft in de geboorte te brengen, zoo het Kindt niet van noode heeft gekeert en afgehaalt te werden. Maar  ym de Kinderen, die met de Navel ftreng voor komen. 2 71 Maar gelyk een wyze Vroedvrouw zorgvuldig moet zyn, om de Navel- ftreng niet bezyden en voorby het hooft in of door de geboorte te laten glyden, zoo moet zy byzonderlykwaakzaam zyn, om te beletten, dat de ftreng niet in de klem raakt, het welke nooit meerder kan gelchieden, als wanneer zy beneffens of voor het hooft in de geboorte komt; want neemt eens, dat de Streng niet is voor het hooft uithangende, of datze niet ter zyde is flap hangende, maar dat de Streng om het hooft of voor het hooft ltyf gefpannen legt, en ftelt eens dat het hooft op deeze wyze als de 19 en zo. Figuur vertoonen , of tegens het Heupe - been op de zyde, of tegens de Schaam-beenderen van vooren, komt aan te dringen, wat kan daar anders op volgen, als dat, indien de Streng zig tuffchen het hooft en die beenderen geperft vindt , dat het Kindt in het kort de geeft zal geven, om dat het bloedt niet zal konnen circuleren; en'dewyl dat zoo kan zyn , zoo moet een Vroedvrouw alle zorge en moei e aanwenden, om te beletten, dat de Streng op die wyze niet geperft en werde, of zoo de Vroed' vrouw, te laat geroepen , het Kindt in die ftaat vind, aanftonts en zonder uitftel te maken, dat de Streng uit de klem kome : om het welke te doen, zoo de Streng tegens de Schaam-beenderen geperft ftaat, zoo moet zy de Vrouw agter over op haar rug met het hooft heel laag, en met het onderlyf verheven, leggen , en drukken het Kindts hooft te rugge, en ftryken de Streng zoo veel naar agter het hooft als doenlyk is, en brengen voorts het hooft, zoo haaft als het mogelyk is, regt in het Bekken, of zoo dat doenlyk of raadzaam is zoo moet zy het Kindts voeten zoeken , en het Kindt by de voeten keren en afhalen. Zoo de Navel-ftreng tegen het linker üarm-been wert aangeperft, zoo moet zy de Vrouw met het onderlyf verheven op de regter zyde leggen, en door de regterhandt het Kindts hooft te rugge brengen, ontwikkelende de Navel-ftreng, en dezelve te regt fchikkende , tragtende het Kindt, zoo- het raadzaam en mogelyk is, met het hooft regt in het Bekken in te leiden , of anders zonder -tvdtverzuim te keeren en met de voeten af te halen; zoo de Navel -ftreng ter contrarie in de regter zyde regen* het Darm-been aangeperft is, zoo moet de Vrouw op dc linker zyde ge-  472' Van de Kinderen , die met de Navel ftreng voor komen. gekeert, en het Kindts hooft door de linkerhandt te rug gebragt, en de Navel-ftreng alzoo gered werden. Van gelyke kan het gebeuren, hoewel niet zoo ligt, dat de Streng door het hooft agter tegens de Wervel beenderen of 't Heiligbeen aan geperft wert: en in zulken gevalle zoo moet het Kindts hooft^ door d'een of d'andere hand, na dat het meer of minder na d'een of andere zyde is gekeert, gered werden , doende de Vrouw, zoo het haar kragten toelaten, voor over op haar knyen leggen, en helpen haar van agteren;ofte zoo zy te zwak is, zoo kan zy haar op zyde leggen met haar eene Been na den Duik toe getrokken, om des meerder ruimte te hebben; en in alle deze gevallen moet men zonder uit ft el 't werk volbrengen. Ik weet wel, dat men hier op ligtelyk zal zeggen, dat het niet altoos doenlyk is, dat een vaft-gedrongen huoft zig zoo ligt niet laat te rug duwen, en dat het gemaklyker te zeggen ais te doen is; maar ik weet ooR wel, hoewel het moeijelyk en zwaar ts, dat het egter niet onmogelyk is, als aan onbedreve en vreesagtige Vrocdvrouiven, die het aan Courage of aan IFetenfchap ontbreekt, want het is hier geheel anders geltelt met een Kindt, dat nog zoo hoog ftaat, als met een Kindt, dat reeds met zyn hooft in het Bekken is ingezonken, en daar in vaft beklemt is; in zulken gevalle zoo beken ik', dat het zomtydts niet te doen zoude zyn. Wanneer de Streng voor, of beneffens het hooft komt in een regt 'gekeerde Lyfmoeder, dan is het gevaar zoo groot niet, om zoo iterk geklemt te werden, hoewel het evenwel kan zyn, dat de Circulatie van het bloedt genoegzaam kan belet werden; en dit gefchiedt dan op deze dubbelde wyze; of door dat de Streng tuffchen het hooft en des Lyfmoeders mont geklemt, oï, om dat het groot zynde, de Streng tuffchen het hooft en de beenderen van het Bekken geklemt wert; niet gelyk in de voorgaande legginge van de Lyf moeder, daar de Kinderen met haare hoofden tegens de beenderen pal blyven ftaan, en de Streng daar tuflchen beklemmen, maar dewyl het boft en de ftreng te gelyk komen, om door de engte van het Bekken te paftéren, het welke niet als met klem en drang kan geleideden, zoo kan het ook niet minder zyn, of de Streng moet ook op de zyde geknepen en geperft werden; dit  Van de Kinderen, die met de Navel-ftreng voor komen. 275 dit gefchiedt wel het minft, als de Streng tegen de flapen des hoofts is gelegen, maar wanneer die in tegendeel op het voorhooft legt, dan is het gevaar heel groot, en daarom is het goed, zoo hiaflmen dat gewaar wert, de ftreng aanftonts na de flapen des hoofts te ftryken, en dan voorts te zien, dat men die geheel agter het hooft brenge. Zoo het gebeurt, dat de Streng met de handt, den ellebiog , of de fchouder voorkomt, of met de voet of knie, zonder dat men het hooit kan gewaar werden, zoo behoeft de Vroedvrouw by het ftaande water haar niet te bemoeijen, om de een of de ander wederom in of te rug te brengen, want dat is te vergeefs, ten zy dat men het verzoekt, met fomtydts zagtjes aan de handt of voet te knypen, om te zien, of het kindt dezelve mogt na zig trekken, en daar door fomtydts van legginge veranderen- Maar de Vroedvrouw moet de Vrouw niet verlaten, maar naarftig wagten op het breken van het water, om dan aanftonts de handt inde Lyfmoeder in te voeren, en het kindt, na dat het gelegen is , of met het hooft in de geboorte te helpen, of met de voeten af te haaien, niet toelatende dat de Navel-ftreng voor het kindt uitkome. Maar zoo de Vroedvrouw of Vroedmeefter te laat geroepen het kindt reeds vint met de Streng en den arm of voet geboren, zoo moet die aanftonts de ftreng eérft inbrengen, en dan het kindt by de voeten uithalen, en alzoo de Vrouw verlolTen. Eindelyk zoo de Navel-ftreng alleen in de geboorte komt, zonder eenig ander lidt, het beduit gemeenlyk, dat het kindt divers in de Lyfmoeder legt, en dat handen en voeten, of ook wel de rug of de buik zullen voor komen : waarom de Vroedvrouw ook naarftig de tydt van het breken des waters moet in agt nemen, om als dan aanftonts, eer het water geheel afgelopen is, de handt in te brengen, en de legging van het kindt te onderzoeken, en overwegen of het raadzaam is, het hooft in de geboorte te brengen, of het Kindt by de voeten af te halen, en dan moet zy doen het geene veiligft en beft mag zyn , want het is beter het kindt by de voeten af te halen, als lang te leggen talmen, om het hooft in de geboorte te krygen, en nog eindelyk genoodzaakt te- zyn de voeten te gaan zoeken. Mm Ik  Z74 Van de Kinderen, die met de Ndvelftreng voor komen. Ik zonde nog verfcheide leggingen van Kinderen konnen aanhalen, en toonen, hoe de Navel ftreng bydie legginge voor in de geboorte kan komen, maar my dunkt, dat de genen, die het reeds gezegde wel zullen begrepen hebben, dat die ook in de overige gezegde wel zullen weten, hoe zy haar daar in te gedragen hebben; en die onbequaam zyn om door het voorige genoegzaam onderligt te ontfangen, die zouden het ook door het overige niet verkrygen, en daarom zullen wy dit Hoofcdeel fluiten. Zoo het mogt gebeuren, dat het Kindt met het hooft voor komende tot den hals toe geboren was, en den hals eens of meermalen omwonden was met de Navel-ftreng,. en daar door opgehouden wierd j de ftreng te kort zynde om ver genoeg na te geven, zoo moet de Vroedvrouw tragten de ftreng, door de vingeren daar onder te fteken, los te maken; te weten, de Streng over het hooft ftrykende, dat gemeenlyk wel te doen is, hoewel het fomtydts al wat moeite geeft, immers ik hebbe het altoos nog konnen doen; maar in gevalle de Streng zoo ftyf gefpannen ftond, dat het endoenlyk was, zoo kan men doen het geene fommigen leeren , namentlyk, de Streng op twee plaatfen toe binden , omtrent drie a vier vingeren breet van malkanderen, en fnyden dan dezelve tuftchen beide de banden door, maar dan moet de verloffing ookllraksdaar aan volgen, of het Kindt fterft. Verklaringe van de 19, en lofte FIGUUR ENZ Figuur 19. 'na De Wervel• beenderen.. b b De I >arm - beenderen. cc De Schaam - beenderen. dd De Ruft- of Zit-beenderen. e e De Panne van de Dye- beenderen. ff Den omtrek van de Buik. gg De Lyf - moeder. b Het Kindt met zyn hooft tegen de Schaam-beenderen. iii De Navel-ftreng. k De Moederkoek. Figuur      Van de Kinderen j die met de Navel-ftreng voor komen, zff Figuur 20. aaa De Wervel-beenderen. b b De Darm - beenderen. cc De Schaam - beenderen. dd De Ruft- of Zit - beentjes. e e De Panne of holligheidt daar de hoofden van de Heupebeenderen in draaijen. ff De omtrek van de Buik. gg De Lyf-moeder. b Het Kindt, leggende met zyn hooft tegen het regeer Darmof Heupe-been. Ui De Navel-ftreng, hangende onder uit. é De Moeder-koek. AANMERKINGE. DEn Heer van Deventer begint dit Hooftftuk met dé berifpinè der Afbeeldingen, die den Heer Peu gegeven heeft; men kan, buiten t geene hy daar in laakt, ook zeggen, dat zy in zyne verhandeling byna niet te paffe komen; dewyl zy niet dienen als om een eenig Hooftftuk te verftaan; hier toe zelfs hebben zy allen nog geen betrekking. Men mag daar en boven met reden de aanmerkingen vermeerderen, die onze Schryver gemaakt heeft aangaande 't Kindt, 't welke aldaar aan zyn hals hangende verbeeldt: wordt,en zeggen, dat, zo 't zelve waarlyk door de Navel-ftreng belet wordt in de geboorte te fchieten, zekerlyk volgen moet o£ dat de ftreng de hals toewringt, en 't Kindt wurgt of dat de grondt des Baarmoeders 't binnenfte buiten keert, of dat de Koek los gaat. Welke drie toevallen zo gemeen niet zyn, als den Schryver fchynt te kennen te willen geven; en waar van het eerfte, ten minfte , voor onmogelyk gehouden zal worden van al de geenen, die weeten, tot hoe verre de Koek aan de Baarmoeder kan vaft zitten. Maar laten wy tot de zaak zelve overgaan. Mm z De  %j6 AA NMERKlNGE. De Navel-ftreng kan alleen uitkomen, ofte te famen met eenig ander deel, ofte ook om eenig deel gedraait zyn : waar uit drie zwaare beletzelen in de verloffinge voortfpruiten. De Streng alleen uithangende, is gemeenlyk een kenteken, dat 't Kindt dwars over 't Bekken legt. Nogtans gebeurt 't tegendeel fomwyle En indien 't in dit geval noodzakelyk is, de ftreng wederom in te brengen, uit vreeze, dat de koude lugt, 't bloedt ftremmende, de doodt aan 't Kindt mogt veroorzaken , zo is 't nog veel noodzakelyker, hetzelve te doen, wanneer hy te famen met eenig ander deel uitkomt, byzonderlyk by aldien ditj't hooft is, hetweike de doorrogt volmaakter vullende, als eenig ander deel, den omloop des bloeds insgelyks volmaakter onderfchept. Waar 't zaake dat men in diergelyk voorval de ftreng onmogelyk zoude kunnen inbrengen, of ten minfte na de flag van 't hooft verfchuiven, daar hy minder geknelt wordt, dan is 't onbetwiftelyk zeker, dat men 't kindt moet omwenden, en by de voeten afhaalen. Ja ik denke, dat men dit zelfs in 't laafte geval verpligt is te doen. Want of fchoon de ftreng by de flag van 't hooft gebragt zynde niet fterk gedrukt wordt, kan evenwel de vertraaging, die ook hier aan den omloop des bloeds gefchiet, eindelyk aan 't kindt de doodt toebrengen. L en Heer van Deventer leert niet, op wat wyze men de ftreng op die plaatfe houden kan, daar men hem na toe heeft gefchoven. Maar Mauriceau zal dit gebrek vervullen. Ziet hier zyne woorden lib. 2. cap. z6. Men zal 't doen door de toppen der vingeren van de eene bandt, dezelven gedurig houdende aan de zyde, daar de ftreng is uitgekomen , tot dat 't hooft, ten eenemaal nedetgedrongen , en in de geboorte gefchoten zynde, bequaam is om hem 't weder uitzakken te beletten; de gelegenheidt van een goede Wee waarnemende , ten einde 't hooft gemakkelyker daar na toe te brengen ; of zo men de bandt ''er uit wilt trekken, moet men een ftukje zeer zagt linne tusfcben de zyde van 't hooft, en de Baarmoeder, infteken, om deplaats, daar de ftreng uitgefchoten is, toe te floppen, agt nemende om een einde van dit ingeftoke lapje buiten te laten hangen, op dat men 't uittrekken kan, wanneer 't nodig zal zyn; gelyk ook om een goede compres met warme wyn doonveekt voor tegen den ingang des Baar*  AANMERKINGE. 277 Baarmoeders te plaat/en, op dat men de ftreng belette van door de buitenlugt te verhouwen, in gevalle hy weder uitftuipte Dionis zegt lib. 3 eap. 25., dat 't zekerfte om 't Kindt levendig te krygen, is, 't zelve te wenden, en by de voeten uit te haaien. Dit raade ik meede aan. ; De uitzakking van de ftreng voor, of met, t hooft, is een toeval 't welke niet zeer moeijelyk te verhelpen ftaat, gelyk wy nu gezien hebben. Dog een ander toeval, waar van geen Vroedmeefter, dan La Motte alleen, het kenteken gegeven heeft is wanneer de ftreng verfcheide maaien om de hals van t Kindt gewonden legt; een toeval nogtans, 't welke zeer gevaarlyke gevolgen hebben kan, dewyl 'tKindt aldus gewurgt, of de Moederkoek los getrokken, kan worden. „ - n La Motte zegt lib. 2. cap. 9., dat men weten zal, of de ftreng verfcheide reizen om de hals van 't Kindt gewonden is, ofte dat hy al te kort is, 't welk dezelve uitwerking veroorzaakt, wanneer men voelt, dat 't Kindt ten tyde van de Weën nadert, en wederom te rugge deinft, als die overgaan. 't Staat aan de Vroedmeefters om over de waarheidt van dit kenteken te oordéelen. Al 't geene een Geneesheer, dewelke deze konft niet oeffent, doen kan , is gevolgen te trekken int die Aanmerkinge, vooronderftellende dat zy waar is. De gevolgen zyn zeer eenvoudig. Men moet in dit geval 't Kindt weder inbrengen, zo 't nodig is, en 't deel ontwikkelen. \ erders, indien de ontdekkinge waar is C't is ten minue een mogelyke zaak), heeft men veel verpligting aan La Motte, dat hy dezelve, aan t gemeen heeft medegedeelt. Dit gevolg, hoe natuurlyk 't ook zy, is nogtans niet t geene La Motte daaruit trekt, als men door zyn behandeling hier van mag oordéelen. Want hy vergenoegt zig met \ hooft voort te trekken, om de geboorte van 't Kindt te bevorderen. Dog deze manier fchynt my zeer gebreklyk door de alvorens gemelde redenen. Immers, de Koek zit zeer vaft , of niet. In t eerfte geval zal 't Kindt gewurgt worden , of een omkeering van de grondt des Baarmoeders veroorzaaken; in 't tweede geval, zal t Üindt de Koek zekerlyk geheel, of ten deele , aftrekken ; waar Mm j  a; 8 AANMERKINGE. SLÏfT2®ï 3* b]oedaortir'g ^ volgen, die niet anders ais ichadelyit aan de Vrouw wezen kan 't Moeijelytóe voorval zoude zvn ,* indien de ftrenrr eens om 'Lighaam en eens om een ander'deel, PK> C abdan zoude dezelve toevallen, die miiTchi n onwSeWelVk w!" ren, van geen lange duur zyn. Was de Navel-flrenTzo Csr als men op't naarzien van de Afbeeldingen, dewelke byPeut vonden worden, zoude oordéelen, dan konde dk toeval mogelyk geen zwaare gevolgen hebben; maar ieder een, die weet dat de ftreng doorgaans met meer als twee voeten, of dlr omtrent lang is, zal gemakkelyk zien, dat dezelve u de AfbeeTd ïïen Svel dreSger * k°0rdedanzerS tow ^7*?~5 CAPITTEL XXXIX. Van Kinderen, die met de hand(} effe^ of och ouder voor komen. |^E Kinderen konnen op veelderleye wyzen, met de handt J\ J elleboog öf feémdcr, maar veel gemaklyker met de handt IS^voofSèn!" gSmaklyker m" a,S* De handt is gemeenlyk by het hooft, en daarom geen wonder dat die met of voor het hooft in de geboorte zoekt in te Sen • by het nog taande water komt meeft de handt eerft voor Sr' 'v^^ii^ï^^^^^^^ fo™vdts wel geI , V ö Lyf-moeden, maar meeft in qualyk «ekeerde- Wmt gelyk het vreemd is, dat in een ^^^Sf^ kindt .  Van KINT)EREN die met de enz. 279 kindt op zodanig een wyze qualyk gekeert komt, zoo is het heel eigen aan fcheefleggende Lyf-moeders, dat de kinderen daar in over divers komen: de reden daar van is, om dat zy gemeenlyk tegen het een of het ander been van het bekken komen aan te duiten , voor, agter, of ter zyde; en dan is het geen wonder, dat haare hoofden voorover, agter over, of op zyde komen te glyden; en wanneer dan de handt, fan elleboog, ofte de fchouder eenige opening vint, of maakt door hulp van het Water, wat wonder is het dan, dat die eerft voorkomen ? Het is waar, dat in een regt leggende Lyf-moeder het hooft ook wel eens op zyde kan raken, voor al, als het kindt met zyn hooft gelegen is, gelyk de 23 Figuur vertoont;want zoo dan de handen by tydts niet werden te rug gebragt, en het hooft niet flraks in de geboorte Jchiet, zoo raakt het hooft op de kant van het Schaam- of lleupe been, en daar door valt het ligtelyk op zyde of agter over. Maar zoo een verflandige Vroedvrouw dan by tydts , terwyl het water nog ftaat, de handjes van het kindt wat te rugge floot , of door het knypen aan de vingeren maakt, dat het kindt zyn handjes wat te rugge trekt, zoo kan het hooft ligtelyk regt in de geboorte zakken, want het hooft zit in die tydt altoos niet vaft op die beenderen, en daarom kan het ligtelyk nederzakken ; maar zoo is het niet met de qualyk gekeerde Lyf-moeders, daar komen de kinderen heel dwers tegens de beenderen en tegen de opening van het Bekken aan, alles gaat dan met meerder moeite en gevaar, en de Vroedvrouw kan de delen van bet Kindt zoo klaar niet voelen, nog ook dezelven zoo bequaam niet handelen en te regt hel. pen ; daar is vry wat moeijelyker by te komen , als in de regtleggende Lyf-moeders, want deezen vertoonen haare opening vlak van onderen, en de anderen altoos na de een of de anderen zyde, of meer na vooren of na agteren. Daarom raade ik ook, dat men, na dat het Water gebrooken is, geen tydt verheze, om het hooft in de geboorte te brengen; te weten, in een regte Lyf-moeder, gelyk de i^. Figuur vertoont, daar in is het beft, de handen te rug te floten, waar op dan het hooft van zelfs nederzakt; of te zien, dat men de vingeren langs het aangezigt tot boven het voorhooft brengt, om het als dan na - bene-  28o Van KINDEREN die met de beneden te keeren, en zoo in de geboorte te leiden; maar wanneer de Kinderen in fcheef - leggende Lyf-moeders zyn gelegen, gelyk de 21 en xzfle Figuuren verwonen, zoo raade ik,dat menfcrftont en zonder uitflel na de voeten gaat zöeken. En-oflchoon den arm in de geboorte hangt, en men dezelve niet wel in kan brengen of inhouden, zoo moet men daarom niet nalaten door te dringen, en na de voeten te taften; het is dikwils maar tydtverlies den arm in te brengen, of die in te willen houden, want men bevind fomtydts , dat men veel gemaklyker na de voeten door kan dringen, den arm uithangende, als wanneer dat men dezelve binnen heeft gebragt; ik ben fomtyds genoodtzaakt geweeft den ingebragten arm wederom buiten te laaten hangen, tot dat ik de voeten gekregen hadt, als wanneer ik de voeten na beneden halende, en het kindt van onder met de arm opfchuivende, den arm zonder moeite in deed gaan, en het kindt alzoo na wenfch keerde: En dit gaat zeer gemaklyk in een regte l yfmoeder; maar de geenen die dit werk ondernemen in een icheefleggende Lyf-moeder, die ondervinden hoe zwaar het is; voornamentlyk, wanneer dat het kindt met den arm tot aan de fchouders toe al lang geboren is geweeft, dat het Water ontlopen is, en alles door fterk dringende Weën is vaftgeperft geworden. Verklaringe van de 21, rz en z-xjte FIGUURE N. Figuur 21. aaa De Wervel-beenderen. b Het linker Darm-been. cc De Schaam - beenderen. dd De Zit • beentjes. ee De Pannen van de Heupe-beenderen. ff Den Cirkel van de Buik. gg De Lyf-moeder met haar opening op zyde tegen het Os Ilion by het Os Pubis, h Het Kindt in de Lyf-moeder, het hooft tegen het linker Darm - been, en den arm in de geboorte. ii De  Handt, Elleboog y of Schender -voer komen. 181 Ui De Navel-ftreng. * De Na-geboorte of Moeder-koek. K 0 Figuur 22. De Wervel-beenderen. . b Het linker Darm been. cc De Schaam-beenderen. Ad De Sit-beentjes. ƒƒ De Pannen van de Heupe-beenderen. % EtSf moTdnetdmetUiaar mont tegens de linker Schaam- en j. Het" Kindt?emetrzyn hooft tegens de Schaam-beenderen, en met de fchouder gereet om in de geboorte te zakken. i De Navel-ftreng. k De Na-geboorte. öfl De Wervel-beenderen. bb De Darm-beenderen. cc De Schaam-beenderen. ƒƒ S ^rfwSgri». — - * taf» » niet ™1 zYn gehandelti w«»t eer het Water is gebroken, leggen zy niet zoo gedrongen in de M'f-moeder, dan is 'er nog veel ruimte, en het Water o-eeft üaar vryheidt om haar te bewegen ; ~maar wanneer het Water afloopt dan wert de ^f-mot fax nauwer, toegefterft, en dan raajen de Kinderen in de klem, en moeten Byven leggen, zoo als zv oan gedrongen werden; en wat dan naaft aan de geboorte is dat gleid daar in en wert hoe langer hoe vafter d^xinvaftZ^YZ nu eeni Vroedvrouw ftraks op het breeken van het Water fa handt tn de Lyf-moeder brengt, zoo kan zy het kindt nog genoegzaam verf hikken,,n het hooft in fa geboorte krygen, of ?n5eSkan zy met minder gevaar het kindt omkeeren, en met de voeten af balen: daarom behoort de Vroedvrouw de bandt altoos sieren tl hebben, om op het breken van het water dezelve in te voeren H daar door, zoo veel als 't mogelyk is, het water op te floppen en vaardig te doen, het gene dat 'er te doen is, om het kindt te fchikken of te keeren. ' 1 ndt Wanneer de Vroedvrouw bevind, dat des Lyf moeders mont niet al te hoog legt en dat 'er goede apparentie is, om het hooff ge maKlyk m de geboorte en in het Bekken ie konnen inleid loo m 'Ll doen, plotende het Lighaam van het Kindt by den 12 of by fa fchouder te rugge, op dat het hooft als dan door zyn Z zwaarte m de geboorte vallej of zoo het dat niet genoeg doef, zoo  Handt, Elleboog, of Schouder voor komen. 283 zoo kan zy zelfs het hooft wat verfchuiven, of vertrekken, tot dat het daar in komt. Maar wanneer daar niet veel gelegentheidt toe is, de Lyf-moeder te diep in de zyde leggende, waar door deszelfs mont zoo hoog opgefchort blyft ftaan, en dat', al was het fchoon dat het hooft in de geboorte wierd gebragt, het evenwel nog met het hooft tegens het Darm-been zoude blyven ftaan, als dan zoude ik haar geenzins raden het hooft in de geboorte te willen brengen, maar in tegendeel de handt onder by de buik van het Kindt door te fteeken tot aan het Kindts voeten, en dezelven langs de buik van het Kindt na zig te haaien, een of beiden te gelyk, en alzoo beide de voeten in de geboorte te brengen; want als het Kindts voeten in de geboorte zyn gebragt, zoo kan als dan des Lyf-moeders grondt veel beter opgeheven werden, en deszelfs mont veel beter in het Bekken ingleiden, en de verloffing kan veel veiliger en gemaklyker toegaan, beide voor de Moeder en voor het Kindt. Ik moet hier by dit geval nog aanmerken, dat men al te veel vreze plagt te hebben, om de Kinderen met de voeten voor te laaten komen, waarom de Ouden ook belaften, een Kindt, dat met de voelen voorquam, te keeren, en het hooft eerft te doen voorkomen , het welke of een onmogelyk of immers een vrugteloos werk zoude zyn: want de Baring gefchiedt fomtyds al zoo fpoedig, ja veel fpoediger, wanneer de voeten eerft komen, als wanneer het hooft voor komt, en, om rond te fpreeken, ik kan 'er ook niet veel meer gevaar in zien, ja ik durf zeggen, dat ze veeltydts op die wyze met minder gevaar gefchied. En alhoewel ik mogelyk de eerfte ben, die dit heeft durven fchryven, zoo kan ik evenwel niet nalaten die gedagten te uiten, want ik kan zeggen, dat ik nooit zoo zwaaren en gevaarlyken arbeidt gezien hebbe met de voeten als wel met het hooft voor, en daarom raade ik ook al ligt na de voeten te taften, boven al in fcheefteggende Lyf-moeders, die op zyn alderbeft genomen, altoos een zwaaren arbeidt veroorzaaken. Figuur 22. De 22. Figuur is ook een fcheefteegende Lyf-moeder, gelyk als de voorgaande, waar 111 een Kindt "op zyn rug legt, het hooft Nn 2 agtcr  284 KINDEREN die met de agter over, en de fchouder naaft aan de geboorte of Lyf-moeders mont en deze is ook een van de alderargfte leggingen van de Kinderen : het'is waar, wanneer men de fchouder te rug naar om hoog floot, en het Lighaam doet te rugge wyken, dat men als dan met veel moeite het hooft nog wel in de geboorte kan brengen; maar als dat nu al gedaan is, wat heeft men dan gevordert? dan komt het hooft nog met het aangezigt om hoog, dat ook een moeijelyke baring geelt, en dat nog het erg/ie is, het hooft zal neg met de kruin tegen het linker Darm been blyven ftaan, en daar door met veel moeite in het Bekken konnen komen : daarom zoude ik niemand raaden, by zulken legging der Kinderen en der Lyfmoeders het hooft eerft in de geboorte te willen brengen, maar wel de voeten te zoeken, het welke gefchieden moet door de regterhandt, dezelve inbiengende tuifchen het hooft en de regter fchouder iot aan de regter voet of regter knye, die men eerft wat kan na zig haaien, en dan kan men de voet met de teenen voor na zig trekken; dan moet men de linker voet zoeken, en die op dezelve wyze na zig haaien, en die beiden by malkanderen gevat hebbende ,zoo leid men die zagtjes na de geboorte, waar door dan het Kindt gemakkelyk omdraait. Hier moet ik ook aanmerken, dat het my verwondert, dat Juftina, de Vroedvrouw van Mevrouw de Keurvorftin van Brandenburg, niet gemerkt heeft, dat men de Kinderen veel gemaklyker kan keeren, als men dezelven met de teenen na zig haalt, dan als men die met de hielen na zig trekt; zy in tegendeel leert'door haare Figuuren, de Kinderen meeft met de hielen na zig te halen : maar het is zeker,dat het Lighaam van een Kindt veel gemaklyker met de teenen na de buik kan gebogen en omgedraait werden als met de hielen na de rugge, want de leden en de rug laten haar veel beter voor als agter over krommen. En dit verkeert omkeren is ook de oorzaak, waarom zy meert overal in moeijelyke keringen de ftrikken moet gebruiken, om beide de handen in het werk te ftellen. Ik in tegendeel het Kindt kerende met de teenen na den buik, zoo keere ik het Kindt altoos zonder ftrik met een eenige handt, en dat nog zonder groot gewelt of gevaar: en dit verzoek ik dat de leer ende Vroedvrouwen gelieven wel op te merken,, want aan deze obfervatie is veel gelegen, dewyl zy ongelooflyk veel gemak geeft.  Handt, Elleboog, en Schouder voor komen. 28ƒ seeft in het keeren van de Kinderen, om het welke wel te doen, men eerft wel dient te weten, hoe het Kindt gelegen is, om daar door te weten, welke handt het werk moet doen, en waar langs of waar door de bandt tot by de voeten komen kan. Wanneer men een dus gelegen Kindt agter over wil doen keeren haaiende de voet van onderen met de biel na den rug van het Kindt, zoo kan men de keering van het Kindt zonder gewelt te doen niet w'el volbrengen, ten zy dat men een ftrik om de voet vaft make, by dewelke men dan met de eene handt zagtjes trekt, terwyl men met de andere handt het hoott en de fchouder na boven ftoot en hét Kindt alzoo doet draaijen. Maar merkt, dat hier bezwaarlyk een ftrik aan de voet te brengen is, door de kromte van de zveg, en dat, wanneer men daar al een aangebragt heeft, de ftrik of liever de handt, niet wel kan na beneden gehaalt werden , als met een fterke fchuuring te maken tegens des Lyf-moeders mont, en deifelfs Schede; te weten daar zy den krommen elleboog maken, want de Lyf moeder en des' Lyf-moeders Schede, maken in deze legging t'zamen een krommen elleboog , en dat op de plaats daar de rand van het Bekken belet, dat deeze of geene niet genoegzaam kan mede geven om tot een regte lyn getrokken te konnen werden, daarom zoo iemandt genoodtzaakt is, om een ftrik om de voet te leggen, zoo laat het geen fmalle band zyn*, maar een breede zwagtel, of een doekje dat zagt en fterk is, en dat zal gemaklyker zyn aan de voet van het Kindt, maar moeijelyker om 'er aan te brengen, en 't zal zoo geen infnydinge maken in des Lyf-moeders mont,als een fmalle bandt: het Kindt dan gekeert zynde, zoo zal men het voor uithaalen, gelyk te vooren is geleert. Figuur 23. De 23. Figuur verheelt ons een regt gelegen Lyf-moeder, met een Kindt , dat met de banden voor of in de geboorte komt, het welke door een verftandige Vroedvrouw voor, of ftraks op, het breken van het Water, ligtelyk met het hooft in de geboorte te brengen te verbeteren is, en wanneer een Vroedvrouwde handen aldus in de gebooite voelt, by het nog ftaande Water; en zy bevind, dat het Waur'genoeg gegroeit,dat is,dat des Lyf-moeders mont daar Nn 3 door-'  286 Van KINT> EREN die met de enz. door genoegza'am geopent is, en het vlies van zelve nieten breekt, zoo kan zy geen quaad doen hetzelve te*breekeny en alzoo aanftonts op het breken van het water de handt in te voeten; op welke tydt het niet moeijelyk valt het hooft van zoodanig een Kindt in de geboorte te leiden. Maar by aldien het water een geruimen tydt is afgelopen , en beide de handen in de geboorte ftaan, en de Lyf-moeder haar zelve al naauw ingetrokken heeft, als dan zoude ik raaden ten eerde de voeten te zoeken, om het Kindt met de voeten af te haaien De voeten in deze legging zyn niet moeijelyk te vinden, en gemaklyk na zig te halen, een eenige hand daar toe genoeg zynde; te weten , de regter handt , niet hebbende als een regte weg, en de knien reeds na den buik zynde. Ik weet niet, waarom de Schryvers zoo veel Papiers hebben beklat over de moeijelykheidt van het Kinder keeren, daar zy dog maar een regte weg begrepen; zoo 'er geen meerder zwarigheidt was om de Kinderen te keeren in fcheef leggende Lyfmoeders, als in de geenen die regt leggen, zoo zoude het Kinder keeren zoo groten arbeidt niet zyn , nog voor zoo groote konft greep niet konnen pafleren : Maar om kinderen te keeren in fcheef leggende Lyf-moeders behoort groote kenniflè, een gezond oordeel, en wel bedreven handen. AANMERKINGE. 't TT" Indt kan een handt alleen voordoen, of beiden te famen, of de voeten en de handen, en de fchouder. Alle deze leggingen vereifchen byftandt van de konft. Wanneer het Kindt een handt alleen voordoet, dan moet men, volgens Dionis lib. 3. cap. 17., de Vrouw verbieden van perflingente maken, uit vreeze, dat den arm verder ingedrongen mogte worden; men moet de pols van 't Kindt voelen, om te weeten, of het leeft, en in dit geval behoort men 't zelve te dopen ; in 't vervolg moet men onderzoeken , of 't de regter, of linker,  AANMERKINGE. 2S7 inker, arm is, die uithangt; hetwelke men aan den duim weeten kan; en indien 't de regter arm is, die uithangt, moet men met de regter handt werken, en indien 't de linker is, moet men met de linker handt werken. De handgreep beftaat in den arm van 't Kindt te vatten zo digt by de fchouder als mogelyk is , en dezelve volgens een regte lyn na de fchouder te rug te drukken. Door welk "middel de Vroedmeefter ruimte krygt, om zyn handt tot aan de voeten van 't Kindt in te fteken, die hy_ dan op een zagte wyze na buiten geleiden zal; waar door 't Kindt genoodzaakt wordt, allengskens om te draaijen. Mauriceau gaat hier langzamer te werk. Hy leert lib. 2. cap. 19., dat men, zo draa als men gewaar wordt, dat te famen met 't hooft van 't Kindt een handt voorkomt, de handt weder in moet brengen, en aldus aan 't hooft de gelegentheidt verfchaffen om alleen in de geboorte te fchieten; agt nemende, dat men 't zelve in zyn natuurlyke legging brengt, by aldien het ter zyde gelegen is. Hy voegt 'er by, dat, wanneer men de '/rouw in dezer voege byftant.doet, kort na 't breeken der wateren, wanneer zy goede Weën heeft, en wanneer de Baarmoeder genoegzaam openftaat, als dan een gelukkige verloffing daar op volgen zal ; dog dat het tegendeel te verv, agten is, by aldien deze omftandi^heden niet gevonden worden. Maar terwyl hy in voorvallen, die een langdurigen en moeijelyken arbeidt dreigen, zig geenzins beraadt om 't Kindt te herkecren, en by de voeten te haaien, zo is 't buiten twyffel, hoewel hy dit in 't tegenwoordige Hooftftuk niet zegt, dat hy dezelve weg met Dionis zoude inflaan, waar 't zaake hy de zwarigheden ontmoete, dewelke hy optelt. Dit blykt uit 't volgende Hooftftuk, daar hy uitdrukkelyk gebiedt, dat, wanneer't Kindt een of twee handen alleenlyk voordoet ( zonder 't hooft), 't zelve omgewendt, en by de voeten gehaalt moet worden, zonder dat men zig ftoore aan 't gevoele van eenige Schryvers, die willen, dat 't hooft na de geboorte geleidt moet worden. Ten dien einde zal men de Vrouw agter over leggen, met de billen hooger als 't hooft, en den arm of de handt valT't Kindt wederom inbrengen. Mauriceau zegt ook, dat dc Vroedmeefter dit niet zal kunnen uit-  a£S 'AANMERKINGE. uitvoeren zonder zweeten, zelfs in 'c hardde van de Winter; devyle 't Kindt dikwils de beenen om hoogh heeft, als 't op deze wyze zig voordoet, en dat men die boven in de Baarmoeder moer, gaan zoeken. Ik zal rondtborftig bekennen, dat ik niet begrype , waar uit zulke groote moeijelykheidt ontftaan zoude, by aldien de f'aarmoeder niet overhelde. Pare raadt aan, dat men den arm van 't Kindtaffnyde,wanneer men van deffelfs doodt verzekert is, Mauriceau zegt, dat 't genoeg is de arm af te drayen; en hy heeft gelyk. Zo die in 't gelidt affcheidt, dan is er geen 't minde gevaar voor de Moeder. Den Heer van Deventer heeft 't zomwyle aldus gedaan. Dogh hy voegt 'er by, dat deze handgreep hem niet veel gemak heeft bygebragt, en dat van de kant der uitgcfchote arm da zwaarigheidt niet fpruit, die men in k wenden van een Kindt ontmoeten kan. Wanneer 't Kindt den elleboogh voordoet, moet de Vroet-meefter zig op dezelve wyze gedragen, 't Is alleenlyk gemakkelyker, den arm weder in te brengen, als den elleboogh voor komt, dan dat hy regt uitgeftoken is. De handgreep blyft ook dezelve, wanneer 't Kindt de fchouder voordoet. Men moet die te rug drukken, om de handt by de voeten van 't Kindt te kunnen brengen, en dit aldus af te haaen. Deze legginge is een van de ergiten, volgens Dionis lib. 3. cap. i3,, nademaal de voeten zeer verre afgelegen zyn. Wat zoude hy gezegt hebben, hadt hy de overhellinge des Baarmoeders gekeut? men moet, volgens hem, aan de Vrouw beveelen, dat zy onder 't werk niet lchreeuwt ; en met reden ; aangezien de Spieren van de onderbuik in 't fchreeuwen zig zeiven zamentrekkehde minder ruimte overlaaten voor de Vroetmeefter om zyn werk te doen. Uit dien hoofde moet zy ook haar hooft niet opligtcn, en veel minder haar Lighaam. De fchouder te rugge gedrukt zynde, kan men 't hooft te regt brengen, zo men dit 't gemakkelykfte vindt, maar dewyl zulks zeldzaam gebeurt, 't is beter 't Kindt te heikeeren. 't Zelve is ook de raadt van Amand Obf 78., alwaar hy Guillemeau berifpt, die wilt, dat men, wanneer 't Kindt de ichou- der  AANMERKINGE. 289 der voordoet, deeze te rugge zal drukken, om 't hooft in de geboorte te brengen. Diergelyke handgreep, zegt hy, is zeer moeijelyk en zeer pynlyk. Hy voegt 'er by ; de gereed/ie, kort/Je, en voordeeligfle weg b, wat deel V Kindt ook mag voordoen om ter IVereldt te komen, V hooft uitgenomen, is de verloffing te bewerken by de voeten. Daar zyn nogtans gevallen, in dewelken men niet behoort na te laten de verloffing by de voeten te doen, of fchoon het hooft 't eerfle voorkomt. De laafte legginge, die wy nog moeten verhandelen, is, als 't Kindt handen en voeten te zamen voordoet. Deeze is zeer zeldzaam volgens Dionis lib. 3. cap. 21.; en wordt gckent, na dat de wateren gebroken zyn, door de menigte van vingeren, en teenen, verwardelyk in de geboorte voorkomende, en niet wel onder fcheidelyk, dan wanneer de mondt des Baarmoeders genoegzaam verwydert is; want te vooren zyn zy gemeenlyk zo'^tegen elkander aangedrongen, dat men haar gedaante niet terdeegekan nagaan. Maar wanneer de opening genoeg vergroot is om de handt des Vroetmeefters door te laaten, moet hy de handen van *t Kindt weder inbrengen, en de voeten na zig haaien; ja zelfs met de voeten alleenlyk nederwaarts te trekken,zullen de handen genoodzaakt worden om weder in te fchieten. Deze handgreep is niet moeijelyk, als de wateren nog binnen de Baarmoeder zyn, of dat men die aanftons na 't breeken der wateren in 't werk fielt. Maar indien de Baarmoeder tydt gehadt heeft om zig zamen te trekken, zal 't hooft, geknelt wezende, van zelve niet te rug deinfen, en men is gedwongen hetzelve inwaarts te drukken. Defe behandeling baart veel minder pyn, als dat men 't hooft na de geboorte ftiert. Mauriceau lib. 2. cap. 2 r. wilt, dat men, zo draa de handt in de Baarmoeder geftooken kan worden, dezelve tot aan't hooft van 't Kindt brengt, en dit (hooft) zagtjes te rug drukt na de grondt des Baarmoeders, gelyk ook de handen, laatende de voeten ter zeiver plaatfe, daar men haar gevonden heeft. Hy leert, dat men, om deze handgreep in 't werk te ftellen, de Vrouw een bequaame legging geeven moet, dat is te zeggen, in dier voege, dat haar billen wat verheevender zyn; 't welke men al- Oo tydt  29o AANMERKINGE. tydt in agt behoort te neemen, wanneer 't Kindt na de holte des Baarmoeders te rug gebragt moet worden (men zal wel indaag zyn, dat Mauriceau hier 't woordt voert: een Schryver, die°de overzakking des Baarmoeders niet gekent heeft). Waar na men t zelve by de voeten zal afnaaien, 't Blykt door 't vervolg van dit Hooftftuk, dat hy werkt , gelyk Dionis , als de wateren zo evens maar gebrooken zyn. Dogh hy voegt 'er by, dat 't een volftrekte noodzakelykheidt is te werken, volgens 't geene hy op de eerile plaatfe gezegt heeft, wanneer de Baarmoeder van de wateren geheel berooft is, aangezien men als dan door 't haaien der voeten beginnende , 't Lighaam zo veel te meer in de eeboorte vaftklemt. & - CAPITTEL XL Van Overdwars Leggende Kinderen; "T^E ondervinding leert, dat de Kinderen in de Lyf-moeder .niet altoos rcgt voor over of agter over vallen, of zo zy al zodanig mogten gevallen zyn, zoo is het zeker, dat ze altoos zoo met blyven leggen, maar nu en dan van plaats veranderen, en dat konnen zy meer of min gemaklyk doen, na datze meer of minder ruimte van water hebben. Tegenwoordig zullen wy fpreken van Kinderen, die op zoda^ mg een wyze dwers in de Lyf-moeder leggen, gelyk ons de ia 1 en 2Figuuren vertonen. De 24. Figuur vertoont ons een Kindt dwers gelegen in een regte Lyf-moeder, en de ar.Figuur vertoont ons een dwers gelegen Kindt in een fcheefieggende Lyf - moeder, te weten , m een Lyf - moeder die met haar bodem voor over in het hangen van den buik is gevallen, en welkers mont gekeert is na het Darm been digt by de Lende - wervelen. Wy zullen fpreken van de 24. en van de 2f. Figuuren, om de veranderingen van die beiden, die genoegzaam over een uitkomen, des te beter te onderfcheiden; De z{. Figuur vertoont ons een Kindt,  Van Over dwers Leggende KI NT) EREN. 291 Kindt, dat airede met beide de voeten by malkanderen voor de geboorte ftaat: Maar 't Kindt in de 2 - dan belle Je voeien V fa geboorte halen en leiden alzoo het kindt met de voeten ui en dit is veel veiliger en gemaklyker op aUerkye wyze, als Lt kïndt dubbelt te aten komen want hef zoiTde uitnemende zwaai en pynlyk vallen, de kinderen alzoo dubbelt te doen geboren wer- Dus ziet gy, befcheide Lezer, van wat een groote nuttigheid het is, te weten de regte en de fcheve Iegglnfen van de lyfmoeders; en het zal u met zwaar zyn te g fen*wzt groote mis Hagen hebben begaan , en nog begaan degenen, dif df vTot wen willen helpen, zonder te weten, of de Lyf-moeders fcheef of regt leggen; die genen die nooit niet anders geweten hebben of de Lyf-moeders leggen altoos regt, die moet men te goede °tD; dat,z,ezo"deronde.(cheid alle leggingen op eenew zoeken te redden; zy fchoeijen alle voeten op eene leeft, 22 hoe de Vrouwen en Kmderen dat tot nog toe bezuurt hébben en nog bezuren, leert ons de dagelykfe ervarentheidt. Elk ga in zyn      Van Kinderen die met de Billen voor komen, tpp zyn boezem en belyderf zyne misflage aan God, die de tyden der onwetentheidt overziet; Maar die na de ontdekkinge van dit nieuwe Ligt nog willens en wetens blindt zullen willen blyven , die zullen een zwaare rekening vinden. Verklaringe van de 26. en zyjle FIGUUREN. Figuur z6. a a De Wervel-beenderen. bh De Darm - beenderen. c c De Schaam - beenderen. d d De Ruft-beentjes. e e De Pannen van de Heupe-beenderen. ƒ ƒ De Cirkel van de Buik. gg De Lyf-moeder. h Het Kindt dubbelt in de geboorte. i i De Navel-ftreng. k De Na - geboorte. / Den Aars van het Kindt. Figuur 2". a a De Wervel - beenderen, b b De Darm - beenderen. c c De Schaam-beenderen. d d De Sit- of Ruft-beentjes. e e De Pannen van de Heupe-beentjes. ƒ ƒ Den Omtrek van de Buik. g g De Lyf-moeder. b Het Kindt, zittende overdwers met den Aars tegen, en met de Handt, in de geboorte. / i De Navel-ftreng. k De Na-geboorte. / De Handt van 't Kindt in de geboorte. NB. Indien ik elders geleert hebbe, altoos de Kinderen met de voeten te keeren, trekkende de teenen voor uit, als een o-enerale regel, dat belet niet, dat in dit of diergelyke geval, "daar de Pp 2 voe-  300 Van Kinderen aie met de Billen voor komen. voeten zoo na aan de geboorte zyn, men niet zomtydts de voei ten mét de hielen na zig moet halen; gantfch niet; maar dat verftaan wy , daar de voeten om hoog in de grondt van de Lyfmoeder leggen , en het Kindt geheel omgekeert moet werden, maar niet in zulke gevallen , daar men met gemak de hielen wat na beneden trekkende die ftraks in de geboorte kan krygen. AANMERKINGE. \Y7Y hebben "M" weinig te zeggen over dit Hr>oftflnk. VV Mauriceau lib. 2. cap. 23. heelt aangemerkt, geiyk denHeer van Deventer, dat een Kindt, aldus dubbelt zamen gevQuwe, noit kan geboren worden, als in gevalle *x zelve Èffiiger, of middelmatig dik, en de doortogt in de Moeder wvdt, zouden zyn. Hy leert ook, dat men "t Kindt met 't Aangezicht na agteren moet zwenken, indien 't van zelve zoo niet geplaatft is. Maar 1 ftaat te verwonderen, dat de Afbeeldinge, dewelke hy van dusdanige Kinderen geeft, haar met de zyde ria 's Moeders Ruggengraat gezeeten vertoont, en dat hy niet een woordt zegt aangaande deze legginge, nogte aangaande de gevaaren, die daar uit voortfpruiten. Ik zal bemerken , dat in 't voorgemelde geval minder moeite is om de voeten van 't Kindt in de geboorte te brengen, dan wanneer de breedte van 's Kinds Lighaam met de bieedre van \ Bekken over een ftemt; nademaal in zulke omftaodigheidt; daar 't Kindt niets, als met moeite,, vorderen kan , de handt dts /roet meefters zig zelve gemakkelyk plaatze zal maaken om by de voeten van 't Kindt te komen; die zekerlyk te vinden zyn nidezyde dewelke tegen over geftelt is aan die, daar men de rugge vair \ Kmdt in voelt; en niet verre afgelegen, of fchoon de béenen UHgeitrekt raogten zyn. Den Heer van Deventer heeft waargenomen, dat de aldergemakkelyklïe wyze is de hiel tegen de billen; aan te brengen., Mau*  'AANMERKINGE. 201 Mauriceau zegt, dat 't kindt in deeze geftalte byna altydt het Meconium ontlaft, dat is te zeggen, de vuiligheden, die in zyne Darmen vergadert waren, aldus genaamt ter oorzaake van haar kleur, die zwartagtig, en by gevolg aan 't uitgedroogde zap van Slaapbollen , 't welk by de Grieken met dezelve nat-m betekent wierdt, gelyk is. Hy hadt bemerkt in 't twaalfde Hooftftuk van 't gemelde Boek, dat Viardel zig grovelyks bedroegen heeft, ftellende voor een zeker en onfeilbaar kenteken, dat 't kindt binnen de Paarmoeder geflorven is, wanneer het zyn Mtconium ontlaft heeft; en hy voegt 'er by, dat niets gemeender is, ais't kindt met de billen voorkomt, of in andere quaade geftaltens, waar door zyn buik gedrukt wordt. Ik haale hier deze bemerkinge aan, op dat de Vroetmeefters, een zeer (tinkende lugt gewaar wordende, niet aanftons overgaan tot 't gebruik der werktuigen, om 't kindt af te haaien. 1 By aldien de Vroetmeefter zo laat geroepen is, dat de billen van 't kindt aireede zeer verre in de geboorte gedrongen zyn, zoude 't een groote vermetelheidt wezen, het kindt weder in te willen brengen om 't by de voeten af te haaien Hy zoude eerder Moeder en Kindt om hals helpen, zegt Mauriceau , als dat hy 't Kindt weder inbrengen zoude, ivanneer kt al te veel indrongen zit. Dogh de byftandt, die hy aanraadt te betragten, is dezelve niet, welke onze Schryver voorftelt. Deze laafte wilt, dat ïaea de doortogt veiwydert met 't Stuit been te rug te drukken. Wy hebben hier vorens bemerkt de nuttigheidt van diergelyke behandeling; en dat de Moeder door haare pogingen met die van de Vroetmeefter mede werkende zig daar uit een fpoedige verloffinge beloven moet Mauriceau vermaant, dat men de affchietinge van 't kindt grootelyks bevorderen kan met een of:e twee vingeren van ieder handt ter zyde langs de billen in te fleéken, ten einde dezelven , zo dtaa dit zonder veel gewelt gejehieden rfkigh, tot op de hoogte der heften in te brengen, en als dan na de binnenkant over te buigen; waar mede men de billen tot aan de Dyen toe uit Zal trekken. Dit zoort van haak ofte Crochct kan veel hulpe geven; maar "t rnoeijelykfte werk is gedaan, wanneet meft hur gebruik van maaken kan, dewyle 't Stuitbeen aïredë ©ff Pp 3 Oecae-  Boi AANMERKINGE. t'eenemaal of voor een gedeelte te rugge geweken is. 'tWas vervolgens noodzake,yk> dat ,er midog b| wjgr.t Was Vrouwen voor die tydt te helpen. Dit is een ontdekkinge, die wy aan den Heer van Deventer moeten dank weeten, en ui déïSekken ^ Vroedmeeftei's niet hun voordeel nJt^t" 'f onmo^yk is 't kindt weder in te brengen , wanbv LvoU lYerre m ï Sprongen zvn, zo wordt men by gevolg alsdan genoodzaakt om hetzelve in zulke ftandt te Jaan£n,me?' S t.2,« ^mdt, 't zy dat 't Aangezicht na voren, a^en,gckccn Ieg[: dogh zo draa de handen des Vroed, hv t^rSJnat,kUnnTkrFn0p 'tLi§h^ van 't kindt, moet ij l e?"/eg,ei1 des,2elfs rugge, en een tegen de buik , ftel- ders Endeldarm gTpS^' *° '< *W » °e" CAPITTEL XLII. Van een Kindt, dat met de Buik en met de Navel-sihng i/w komt. HEt gebeurt zeer dikwils, dat wanneer de kinderen met de Bink voor komen, dat dan de Navel-ftreng wel eerflin de geboorte komt en wanneer de Navel-ftreng alleen na de gebocr Bufr of mïï'df ° hCefl Tn te VrÈZen' dat het kindt *et d? Buik of met de rug voor komt, of komen zal. In de 24. en 25 /^«a hebben wy gezien, hoe dat de kinderen fomtydts overdzvers inde Lyf-moeder konnen Ie Jen te weten, met het hooft in de eene en mrt H.n M ; j g5 ' rl» i-Lpn^, An 1 ' 1 den öm ln de andere zy- voorof?ft mCt de handt' en de ander ™t de voeten vooi of m de geboorte; maar het kan fomtyds zyn, dat nog Set SS0 V°°r de,gebi°0rte k0men' -aar d'at'het kindgt met het hooft agter over rakende, met zyn buik na beneden doorzakt  Een KINDT, dat met de Buik enz. 305 zakt, het welke veeltydts en wel meeft gefchied, wanneer het Water breekt 5 als dan krimpt de Lyf-moeder in, of liever zy valt toe, want door de drukkende Weën wert dezelve toe en na beneden geperft, waar op het kindt moet zakken, en wanneer dan de voeten en het hooft wat vaft ftaan, zoo buigt de rug in, en de buik zakt nederwaarts na de geboorte. En om dat voor te komen, zoo dient de Vroedvrouw naarftig op te paffen, om, hebbende Vrouw na behooren geplaatft, zoo haaft als het water breekt, de handt in het Lighaam van de Lyfmoeder in te voeren, brengende de Navel-ftreng te rugge, en zoekende in een regt gelege Lyf-moeder het Kindt met het hooft in de geboorte te brengen, zoo het zonder veel moeite kan gefchieden, gelyk het fomtydts gemaklyk te doen is; te weten , wanneer het Kindt nog hoog ftaat, en de rug nog niet diep is doorgebogen: want dan kan men de handt wel laten doorglyden tot op het voorhooft van het Kindt, en het hooft zagtjes na beneden trekken ^ om het allengskens in de geboorte te leiden. Maar wanneer 's Kindts lenden reets zoo ver zyn doorgezakt, als deze 28. Figuur aanwyft, gelyk het gemenelyk gefchiedt, na dat het water wat ajgelopen is geweeft, als dan zoude ik niet raaden na 'sKindts hooft te zoeken, om dat in de geboorte te willen brengen, maar in tegendeel zoude ik goed vinden de voeten eerft inde geboorte te leiden, het welke al met overleg moet gefchieden ; want het is niet genoeg dat men met de handt by de voeten kome, dat egter al vry moeilyk is in deze legghg; maar men moet nog al weten, op wat wyze dezelven na beneden toe te brengen zyn, want het is niet evenveel, hoe men dat wil overleggen, men kan het wel, en men kan het qualyk doen. Stelt eens, iemandt wilde een Kindt, zoodanig gelegen als de 28. Figuur vertoont, by de voften balen, hy ftak tot dien einde zyn handt van onderen by de buik, langs de zyde van het Kindt, tot aar; de^yoeten door, en greep daar een of beide de-voeten, en trok die zoo regt na beneden, het is waar, de voeten zouden hem voigen, en zoo 'er nog ruimte genoeg in de Lyfmoeder was om gemaklyk te konnen draijen, zoo zoude het Kindt ook op die wyze zonder ongemak konnen gered werden; Maar zoo het water ganfeh  3o.{ Een KI NT)T, dat met de Buik gahfch weg gelopen is, en het Kindt naauw in de Lyf moeder befloten legt, zoo zoude men zeer ligtelyk de gantfche lenden van het Kindt verdrayen, en alzoo de oorzaak konnen zyn van de doot van het Kindt, zoo het nog niet geftorven was: en daarom zoude ik niet raaden het op die wyze te overleggen. By aldien men ook de handt tuffchen beide de benen door {leekt, en men grypt de Imker voet, dezelve met den binnen-enkel na zig halende, zoo zal men ook veel eer het been in de'knye of heup verdraaien, en zekerlyk lam maken, of het Kindt dooden , als het behoorlyk helpen ; maar het befte middel om dit Kindt te keeren, is op een van deeze twee wyzen: of men kan de regter handt brengen tot aan de linker dye van het Kindt, en vatten dezeive digt by de knien, en drukken die met de duim, die digtft by de heup is, opwaarts, en trekken die met de aeterfte vingeren nederwaarts , doende de Lyf-moeder met de Kniën van het Kindt en met de averregtfe handt wat wyken, doch voorfgtig en langzaam, op dat de Lyf-moeder niet gequeft nog geicheurt werde , en brengen alzoo eerft de eene knie na de geboorte, latende de voet nog na boven blyven, dan kan men op dezelve wyze de andere knie ook by de geboorte brengen, en ah dat gefhict is, zoo moet men van handt veranderen, en brengen de linkerhandt tot aan de buik en borft van het Kindt, en duwen bet Kinat met zyn boven-lyf om hoog, zoo zal 'er aanftonts ruimte zyn , om het Kindt by een of beide de kniën vatten de, nog hooget op te fooien, om daar door met meerder gemak de voeten na onder in de geboorte te trekken , den eene voor en den andere na, zoo menfe niet beiden te gelyk daar heen kan leiden; of hebbende met de regter handt de beenen gebogen, en de knien tot by de geboorte gebragt, gelyk te vooren gezegt is, zoo kan men dezelven onder de bdfen van de kniën vatten, en voorby de geboorte ichuiven, zoo verre tot dat de voeten voor de geboorte komen, het welke gemaklyk genoeg kan gefchieden, en dan kan men het Kindt voor uitleiden, als ot het met de voeten voor quam, gelyk elders is geleerr. Ot men kan de reperhandt inbrengen langs de huik en de dyen tot aan de eene of anatre knie van het Kindt, hebbende met de handt op  En N AVE L-STR ENG voor komt: 305op de toppen van de vingeren ingevoert een dubbelde fmalle zwagtei, wel Vet met oly befmeert, dewelke men over de eene of deandere knie heenen fchuift, latende beide de einden van de zwagtei buiten het Lichaam hangen, aan dewelken men zagtjes trekt; dan kan men de&handt zeetjes weder uithalen, houdende met de linker tandt de einden van de zwagtei vaft, op dat die met verfchuiven, waar na men de einden van de zwagtei met de regter handt kan vatten; en brengen de linker handt in, en fchuiven met de Imker handt het Kindt by de buik opwaarts, terzelver tydt.datde regter handt by de zwagtei zagtjes trekt, waar door dan het Kindt te gelyk. met het boven-hf opwaarts, en met de beenen nederwaarts wert gefchoven; en door dit middel zal men het kindt met de knyen meer na de gebooorte konnen fchuiven. Maar in gevalle deeze dwerfe legging van kinderen gevonden wert in een fcheefleggende Lyf-moeder, die te veel voor of agter over, of te veel in de linker of in de regter zyde is gelegen , zoo raade ik van den aanvang af geenzints te denken, om het hooit in de geboorte te brengen, maar zoo haaft als het mogelyk is, aanftonts op het breeken van het Water na de voeten te gaan, om het kindt, gelvk gezegt is, met de voeten eerft tot de geboorte te brengen; en zoo het Water al wat afgelopen is geweeft, en het kindt met de Buik tot by des Lyf-moeders mont is neergezakt, zoo moet men in die gevallen ook dezelve voorfigtigheidt gebruiken om het kindt wel te keeren,zonder hetzelve te verdraaijen of gewelt aan te doen; 't welke vry wat zwaarder in zyn werk zal gaan, als in een regt gelegen Lyfmoeder. Het zat veele Vroedvrouwen mogelyk vreemd voorkomen te zien, dat ik haar raade zoo fpoedig in de Lyf-moeder te taften, en miffchien zoude het veele Vrouwen nog vreemder voorkomen, wanneer de Vroedvrouwen myn raat in het werk fielden, want zy zvn niet <*ewent de Vroedvrouw zoo veel vryheidt te geven, of haar die te te nemen, vreefende terftont, dat de Vroedvrouwen haar het een of het ander ongemak zullen aandoen, en ook niet al zonder reden; want daar zyn 'er veelen,die zeer weinig kenmffe of bequaamheidt hebben, om een Vrouw, zoo als het behoort, regt te handelen, en het zyn de zulken niet die ik het aanraade, maar Q.q de  lo6 , Een KIND T, dat met de Buil enz. de verftandigen en welgcoeffznden, die grondige kenniflè hebben van de Vrouwelyke teel-deelen, volgens het geene wy hier vooren befchreeven hebben. Maar de anderen raade ik , als zy voelen dat 'er een zwaare Baringe voor handen is, dat zy ah dan een wyzer Vroedvrouw by haar roepen, of laaten by tydts een verflandige Qoedmee/ler haaien, die de Vrouw fpoedig en zeeker kan te hulpe Verklaring van de iSfte FIGUUR. aa De Wervel beenderen. bb De Darm-beenderen. cc De Schaam-beenderen. dd De Ruft-beenderen. e e De Pannen van de Heupe-beenderen. ff Den omtrek van de Buik. gg De Lyf - moeder. b Het Kindt, met de buik voor de geboorte; tt De Navel-ftreng. * De Na-geboorte. CAPITTEL XLIIX. Van een Kindt dat met de R u g voor komt. TT Et is niet zoo zeltzaam te zien, dat de kinderen met de rug JL 1 voor komen als met de Buik, want de voor over buiging is geheel natuurlyk, maar de agter over buiging is moeijelyk voor het kindt, daarom komen ook meeft alle kinderen meer of min voorwaarts gebogen. By deze legging gebeurt het ook al dikwils, dat de Navel-ftreng eerft voor ot in de geboorte [chiét; hoewel het ook gebeurt, dat de rug tegeus de geboorte komt, zonder dat de Navel'ftreng gevoelt weit, en deeze legging kan ook gevonden werden , en wert ook ge: >    Van een KIKT) T, dat met de Rug voor komt. 3 ©7 gevonden, beide in wel en in qualyk gelegen Lyf-moeders. In beiden wert niets in de geboorte gevoelt als de Navel-ftreng, wanneer die in de geboorte fchiet, terwyl het Water zig formeert, gelyk als in de voorgaande legging, want fchoon de buik of de rugge voor komt, zoo zyn zy geen van beiden by het ftaande Water zoo ftyf gekromt of gebogen, of zy blyven nog verre genoeg van de geboorte, maar zoo een van beiden fomtydts gevoelt kan werden, zoo zal het zyn het Kindt, dat met de rug voor komt. Het geene een Vroedvrouw te doen heeft in dusdanig een geval, is, dat zy moet oppaffen, om op het breeken van het Water aanftonts de voeten te gaan zoeken, om het Kindt by de voeten af te baaien; want dat is de naafte weg , beide in regte en in fcheve Lyf-moeders; want men moet niet pretenderen, 'sKindts hooft in de geboorte te willen leiden; gantfch niet; want dat zoude hier vergeeffchen arbeidt zyn , om dat het Kindt in deeze legging veel zwaarder is te keeren by het hooft als by de voeten, en het valt nog zwaar genoeg om by de voeten te komen; de breede rug van het Kindt bezet zoo veel plaats, dat men al handig en wel geoeffent moet zyn, eer dat men, ter zyde door, de weg tot aan de voeten weet te banen; boven 'al in een fcheefleggende Lyfmoeder, in dewelke zoodanig een Kindt te keeren zoo een moeijelyk werk is, dat veele het niet zouden konnen geloven. Voor alle dingen moet men eerft voelen, of de rugge-graat meeft na boven of na beneden gelegen is, om volgens dat onder of over het Kindt heen te taften: ten andere, aan wat zyde het hooft, en waar de voeten zyn gelegen, om daar na de linker of regter handt te gebruiken tot het keeren van het Kindt; dit onderfcheiden hebbende moet men van onderen agter de rugge by de buik door taften, te weten, wanneer het kindt meeft op de regter zyde gelegen legt, gelyk deze 29. Figuur vertoont, en zoeken de linker knie of voet, en trekken die na beneden, om het kindt daar wat by om te draaijen , en dan moet men het eene been by het andere voegen, en halenfe beiden in de geboorte. Of anders zoo men beide de voeten boven het hooft vind, het hooft en den aars van het kindt omtrent even hoog , zoo mag men vrymoedig beide de voeten vatten , dezelve boven bezyden Qq 2 - het  308 Van een KlNTïTdat met de Rug voor komt. het hooft leggen, en halen dezelven alzoo draijende na beneden tot in de geboorte toe: en ik bevinde doorgaans, dat de Kinderen veel gemaklyker draijen, op die wyze getrokken werdende, te weten, de teenen na het hooft, als wel ter contrarie met de hielen na den aars, gelyk ik meer gezegt hebbe. Maar wannneer het Kindt al te lang droog gelegen, en al te (lyf en te vaft gepakt zit, waar door het niet wel draijen en kan , zoo mag men wel een zwagtei om een of om beide de voeten'vaflmaken , niet flrikkende , maar enkelyk dubbelt over de voeten heen gelegt , en wat met beide de einden toegedraait, op dat zy niet ligt af en fchiet, en trekken daar aan met de eene handt na beneden; terwyl men met de andere handt het Kindt met zyn boven-lyf opwaarts floot, en alzoo de voeten na de geboorte trekt, dewelken men, zoo haaft als mogelyk is, met de handt moet vatten , en alzoo voort na zig halen, ik zeg met de handt, want de handt werkt veel zagter als eenige bandt, hoe breedt en zagt die ook mag zyn, en ik houde gantfch niet van eenige fmalle banden aan de voeten te leggen, veel minder die daarom vaft te ftrikken, want de ftrikken verftrikkcn de voeten maar al te veel, en konnen ligtelyk het voetzei uit de voetjes wegnemen; daarom gebruikt liever een zwagtei, of een fmal doekje, of een zyde gordeltje , het welke heel zagt is, de voeten dus in de geboorte geleid zynde zoo moet men het Kindt verders uithalen , en handelen op de wyze, als te voren is geleert. Verklaring van de i$fte FIGUUR. aa De Wervel - beenderen. b b De Darm - beenderen. cc De Schaam - beenderen. ; dd De Ruft- of Zit - beentjes. e e De Panne van de Heupe-beenderen. ff De omtrek van de Buik. gg De Lyf-moeder. h £ctJCindt met zvn ru2 voor de geboorte. ii De Navel-ftreng k De Ma-geboorte. AAN-    AANMERKINGE. $09 AANMERKINGE. Tp^e moeijelykfte van de twee leggingen, daar in 't XLIT. en XLIIïy?e Hooftftuk over gehandelt wordt, is buiten twift die, in dewelke 't Kindt zyn buik voordoet; om dat, gelyk onze Schryver bemerkt,, de ruggegraat natuurlyker wyze na voren gebogen is, en dat dezelve niet dan zeer moeijelyk agter over gekromt kan worden. Men magh deze grond - waarheidt toepaffen op de geftalte van een Kindt, 't welke zyn borft voor-doet. Hoewel de ruggegraat in dit geval min gebogen zoude kunnen zyn, als dat 't Kindt zyn buik voordoet, zo wint hetzelve hier door nogtans niets ter wereldt, om dat zyn hals in een veel geweldiger geftalte is. Ook bemerkt Dionis lib. 2. cap. 19 , zonder evenwel op dit verfchil agt gegeven te hebben, dat deze beide leggingen een gelyk gevaar medebrengen, 't Kindt moet' zelfs bezwaarlyker in 't laafte voorval te keeren zyn, als in 't eerfte , voornamentlyk indien 't lang geleden is, dat de wateren gebroken waaren. Dewyl in deze leggingen 't Kindt geenzins kan nederzakken om dat de lengte van"zyn Lighaam dwers boven over het bekken legt, zo voelt men in de mondt des Baarmoeders anders niet als de wateren, met dit onderfcheidt, dat, wanneer 't Kindt zyn buik voordoet, de ftrengh altydt uitvalt. Nogtans kan men , ter oorzaake , dat de ftrengh alleen in de geboorte voorkomt, niet dan waarfchynfyk befluiten, dat 't Kindt op zyn buik legt; want de ftrengh kan ook in de geboorte voorkomen, wanneer 't kindt op zyn rugge ruft. Maar zo 't gefchiet, voegt 'er den Heer van Deventer by, dat men behalven de ftrengh nog eenig ander deel in de geboorte gewaar wordt, 't is, om dat 't kindt op zyn rugge legt. Den Heer van Deventer bedoelt hier geenfins een duidelyk enonderlcheide gevoele; want 't is niet moeijelyk de rugh van de buik te onderfcheiden; maar een twyffelagtig gevoele van een verre afgelege deel, hetwelke men door de vliefen en wateren  aio AANMERKINGE. beflaatj en hy heeft reden om te befluiten, dat de rugge voorkomt, wanneer, men eenig deel van 't Kindt in de geboorte gewaarwordt , nademaal 't blykt, dat, zo lang de wateren niet gebroken zyn, 'sKindts ruggegraat niet genoeg agter over gebogen kan worden, ten einde de buik aldus zoude naderen, dat die onder *t beryk komen zoude, in plaatfe, dat 't tegendeel gebeuren kan, wanneer zy na voren" gebogen wordt. 't Is zeker, volgens de toeftemming van Dionis, op de aangehaalde plaatfe, en lib. ^.cap. 18., gelyk ook van Mauriceau lib. 2. cap. 2.3 en 24., dat men niet beter kan doen, als de raadt volgen, die onze Schryver geeft, te weten 't Kindt te herkeeren, en by de voeten af te haaien. Dogh zy verfchillen van hem hier in, dat zy een begin gemaakt willen hebben, door 't opperlyf van 't Kindt te rugge te drukken met de handt op deszelfs borft te zetten. Deze handgreep fchynt my onmogelyk in 't voorval door de agt en twintigfte afbeelding voorgeftelt; om dat men de borft niet opwaarts drukken kan, ten zy 's Kindts ruggegraat veel meer agter over gebogen wordt. Men loopt dan gevaar van deze te ontwrigten, ja zelfs van 't dyenbeen te ontheupen; in plaatfe dat de handgreep , door onze Schryver aangeprezen, aan die gevaaren niet onderworpen fchynt. Mauriceau en Dionis vergenoegen zig, te raaden, dat men zonder uitftel aan 't werk gaat ; om dat de draling niet anders als nadelig kan zyn in diergelyke omftandigheden. Onze Schryver is nauwkeuriger. Men behoort, volgens hem, de handt in de Baarmoeder te fteken op 't zelve oogenbhk als de wateren bree-, ken. Voor my, ik gaa nog verder. Deeze leggingen fchynen van zo een neteligen aardt te wezen, dat ik oordeele , indien 'er gevallen zyn, daar men de vliezen breeken moet uit vreeze van't Kindt nog erger geftalte te laten nemen, deezen zekerlyk voor alzulken gehouden moeten worden. CAP. *  Van Twee Kinderen in eene enz. 311 CAPITTEL XLIV. Van Twee Kinderen/» eene Lyf-moeder, komende alle beiden Qualyk Gekeert, O00 het moeijelyk is, een Kindt, dat met de rugge voor komt, Vj) te keren, het is niet minder moeijelyk zulks te doen, wanneer dat 'er twee te gelyk in eene Lyf-moeder, en nog moeijelyker, wanneer dat zy beiden in de Na-geboorte leggen, of fchynen te leggen, beide de vliezen gefcheurt zyn, ofte het middelfchot, dat ze van een fcheidt, gebroken zynde. De moei.jelykheidt om die te keeren komt niet zoo zeer van dat ze zoo weinig ruimte hebben , dewyl de ruimte altoos geproportioneert is na haare grootte, maar door datze zoo zeer met handen en voeten in een verwart en als gevlogten leggen, dat het bezwaarlyk is, den eene van den andere te ontwerren Het is fomtydts al bezwaarlik om te oordéelen , ofte onderfcheiden, of er een of twee IOnderen zyn, boven al in den beginne, 200 lang men nog nut tot heel boven tue doorgetaft heeft, want fomtydts kan een eenig Kindt in de Lyfmoeder zodanig met handen en voeten door malkanderen gevlogten leggen, dat-het fchynt, dat 'er twee Kinderen zyn, want waar men taft, men vind een arm of een been, een hand of'een voet; ik hebbe fomtydts wel gezegt, het is als of het gehele Kindt niet als armen en beenen of handen en voeten was. Ik weet wel, dat dit zeggen vreemd zal fchynen aan iemand die het niet ondervonden heeft, dewyl hy zal denken,dar 'er nietligter is, als te onderfcheiden wat dat men voelt; dat een arm en een been, een hand en een voet ligtelyk van malkanderen zyn te onderfcheiden, voor iemand die maar de minfte aandagt gebruikt of gebruiken wil. Maar men moet het die luiden te goede houden , de befte Schiüpers, zegt het fpreek-woord, ftaan altoos aan Land, zoo men doo. het gevoel in de Lyf-moeder de dingen zoo klaarlyk konde onderfcheiden als daar buiten, voor zeker, de plomplte Boer, of  2ii Vdn twee Kinderen in eene Lyf-moeder of botfle Boerinne zoude dat dan gemakkelyk genoeg doen; ma-ér nadien de naauwte van de Lyf-moeder, en byzonderlyk die van defzelfs mont, zoo zeer de bandt beklemt, zoo is 'er geen ding in de Wereld, dat byna zwaarder is om te doen, als diftinclelyk door het gevoel te oordelen, wat dat men aanraakt, voornamentlyk wat 'diep ingedrongen zynde by bet lang afgelopen water: het is waar, men kan door het eene lidt van het ander oordelen, als by exempel, door de billen en de knyen kan men weten, dat het gene daar aan vaft gevoelt wert, geen arm maar nootzakelyk een been moet zyn; zoo ook langs de fchouderen en den boven-armnederdalende,weet men wel, dat het daar op volgende een onder arm en geen been en is; dat is al waar; maar men moet weten,dat men altoos niet zoo veel ruimte heeft, om zoo diftinctelyk zyn handen van het eene lidt tot het ander te laten voortglyden, men kan de handen zoo vry niet bewegen, V is zomtydts al veel, dat men wat voor of agter waar ts kan komen, en als dan moet men van het eerfte lidt, het befte oordelen: neemt eens, men ontmoet een handt, die verlatende voelt men een voet, wat na deze of gene zyde voortvarende voelt men een arm of been: wat zekerheit heeft men of het 't eene of andere is ? en zo men 't al kan onderfcheiden, wat weet men of het leden van een Lichaam zyn of niet P mogelyk ja, mitlchien neen; dat alles zegt nog niets gewis: wannéér dat men zoo, fchoon vier of vyf maal agter een, armen of beenen ontmoet, hoe is men zeker of bet dezelven niet zyn die men te voren gevoelt heeft, en ik ben verzekert, dat.haar veelen op dien grond vergrepen hebben. Het zekerde kenteeken is, dat men twee hoofden voelt, of twee agter-lyven, want men vind nooit geen twee hoofden aan een Lighaam, of het moeft een Monfter zyn, en in zulken gevalle zoude men dan nog al in zyne meeninge bedrogen konnen zyn, zoo men niet de voorzigcigtïeit had te voelen, of beide de hoofden op een Lighaam ftonden. Ymand zoude mogen vragen, wat men dan doen zal, als men bedugt is, of 'er met wel twee kinderen of meer mogen zyn, en dat de kinderen qualyk gekeert komen? daar op antwoord ik: dat men omtrent op dezelve wyze moet te werk gaan, als of'er maar  Komende alle beide Qitalyk Gekeert. 313 maar een was, evenwel met deeze omzigtigheit, dat men <£« niet verftrikt of beklemt den andere; en daar in moet men dezelve vootzorge gebruiken , die men altoos gebruikt in het keeren van de Kinderen, namentlyk, wel opmerken, of de leden, dewelken men wil na zig halen, vry zyn of niet; want zoo zy niet vry zyn, zoo kan men bet Kindt niet- keeren , men doe al wat men wil, men zoude de leden veel eer lam of van het Lighaam aftrekken, als dat men door enkel trekken het Kindt zoude konnen Interen:ftelt eens,een Kindt legt met zyn rug nederwaarts gekromt, en voorts gebogen, gelyk het onderfte Kindt in de dertigjte Figuur verbeeldt legt, en ftelt 'er eens by, dat zyn regter been over zyn linker dye en de regter voet onder zyn linker arm lag, gelyk dat zeer wel zoude konnen zyn, volgens het gene ons deze figuur vertoont , ftelt dan , de Vroedvrouw tafte van boven by de Schaambeenderen langs de rug door, en vond daar de regter voet by de linker elleboog, en zy,meenende,haar zaaken ftonden wel, en zonder wyder onderzoek , ging aan het trekken, om de voet in de geboorte te leiden; ftelt eens, zy vind, dat de voet niet wil volgen, zy legt een ftrik, of fmal bandt om de voet, gelyk zommigen leren, meenende zy zal het Kindt met de andere handt opwaarts fchuiven, terwyl zy de voet met de ftrik neder-waarts trekt; de vraag is , wat zal de Vroedvrouw wedervaren ? of wat kan op zulken arbeidt volgen ? als een verlamming of verfterving van de voet, en voorts een vrugtelofen arbeidt , de Vrouw en het Kindt veel vergeeffe fmerten aan te doen, zonder bet einde , dat men voor heeft, te konnen verkrygen: want door al haar doen trekt zy het Kindt maar vafter en vafter tegen de geboorte; de keering van 't Kindt kan op die wyze niet aangaan; al wat dat 'er op dat trekken en floten zoude konnen volgen, zoude konnen zyn, dat het Kindt wat meer van de .regter op de linker zyde zoude komen te leggen, en dan heeft men nog niet een hair breet gevordert; want de keering, die 'er beoogt moet werden, is niet van de eene zyde op den andere , maar is om de voeten in de geboorte, en het hooft om hoog te doen keeren; en dat kan door zulk verkeert trekken niet verkregen werden. Op dezelve wyze konnen twee Kinderen leggen met de beenen Rr tuf-  jt4 Van twee Kinderen in eene Lyf-moeder, tuffchen malkanders beenen , of meer of min verftrooit, waar door men fomtydts een voet van het bovenfte kindt dwers over de beenen van het onderfte Kindt zal vinden niet wyt van de geboorte: is het nu genoeg, by die voet te trekken? geheel met: men zoude eer 's kindts voeten van de beenen, of de beenen van het lyf af trekken, als het kindt zoo op die wyze met de voeten in de geboorte leiden. Somtydts kan het ook gebeuren, dat het hooft van het onderfte kindt gelegen is tuffchen de beenen van het bovenfte, zoo dat de beenen van het bovenfte kindt geklemt zyn om den hals van het onderfte, gelyk deze 30. Figuur vertoont, waar door het dan wel kan gebeuren, dat het bovenfte Kindt met een of beide de voeten digt by de geboorte wert gevonden. Moet men dan maar ftraks zonder verder Onderzoek by de voeten trekken ? neen gantfch niet; want zoo lang het eene Kindis hooft niet van tuffchen de beenen van het andere is gebragt, zoo is 'er geen hoop, dat het een of het andere kindt zal konnen geboren werden. Van gelyke kan het bovenfte Kindt met de voeten fomtydts fchreiiings over het Lighaam van het onderfte Kindt leggen, en dan kan men de eene of de andere voet ook wel ligtelyk bereiken , maar zoo men onderneemt om dezelve in de geboorte te brengen , en het andere been daar beneffens te krygen, zoo zal het ook al te vergeefs zyn, zoo men niet eerft de Kinders heeft ontvoert en wel gefchikt. En dus konnen de Kinderen nog op meer andere wyzen in een gefchakelt leggen, van alle welke moeijelyke leggingcn in het particulier te fpreeken ons te lang zoude ophouden , en daarom zullen wy die overlaten aan een ieders eige overleggingen , en zullen alleen kortelyk zeggen, hoedanig dat men de genoemde leggingen moet en kan verbeteren. Aangaande de eerde legging, te weten, van het onderfte kindt in de 30. Figuur vertoont, om die te verbeeteren , zoo moet men de handt onder het kindt langs den Endel-darm van de Vrouw inbrengen, dewyl daar de meefte ruimte is , hebbende alvorens de Vrouw op de rug gelegt met het hooft om laag, en de billen verheven, en dan voelen of men daar de voeten van dat kindt kan  komende alle beide Qualyk Gekeert: 'iU kan vinden; zoo neen gelyk zal gebeuren, zoo 'sKindts regter been by zyn linker elleboog over de linker dye is heen geleeen • of zoo ja, mdien beide de voeten by een leggen. Zoo men dan een ot meer voeten vint, zoo moet men onderzoeken, of de voeten behoren aan dat Lighaam dat met de rug voor de geboorte lest en dat op deze wyze : wetende aan wat zyde dat men de voeten o-evoe t heeft, zoo moet men de handt wederom te rug halen en voelen langs de zyde en de buik tot aan de regter dye van het onderfte Kmdt; dan zal men zyn handt al verder en verder W * dye tot aan de knie toe invoeren, voelende onderwegen wel naauwkeung, of'er geen armen of beenen of iets anders tuffchen de beenen van dat Kindt en leggen, en of de beenen van dat Kindt nergens om heen geflingert zyn : zoo men vint van ia, zoo moet men de keering van het Kindt uitftellen, en ontwikkelen eerit de voeten en de beenen van het eerfte Kindt, om die geheel vrv ■ v: cn' om daar na de keering van datKindt dan eerftvoorte nemen, want zoo lang dat eerfte Kindt in of voor de geboorte egt, zoo is er geen ruimte genoeg, om het andere Kindt af te halen; daarom zoomoet men het onderfte Kindt eerft keeren, en by de Z Sfrlen: 6Vmd me? van necn> zo° moet men het regter ,ïnïi? a Te "a,Zig Mm > en maken'dat de voet vry komt, drukkende de: regter knier tegens de borft van hetzelve Kindt, en ataatrendi of Itgtende het been en de voet van de dye en fchikken beiden de voeten by een. y icniKKen De voeten dan ontwikkelt zynde, zoo moet men ook naauwkeung voelen, of de beenen van het bovenfte Kindt niet ergens dwers over het Lighaam van het onderfte leggen; en vindende van ja, zoo moet men die eerft aan een zyde fchikken, op dat dezelven in het keeren geen nieuwe hmderniffe mogen veroorzaken: het Kindt dus vry vindende, zoo moet men overleggen, wat het raatzaamfte is, het Kindt na voren of na agteren te doen draaijen : hierzouden lommigen ftraks een ftrik om de linker voet daan, daar by trekken, en het Lighaam met de andere handt opfchuiven , maar ik, die van dat ftrikken niet en houde, ben daar zoo gereet niet toe maar raade het op een geheel andere wyze te doen : te voren hebbe ik getoont, hoe dat men de regter knie voor tegens de R * 2 borft  %i6 Van twee Kinderen in eene Lyf-moeder, borft van het zelve kindt moeft aan brengen, dat gedaan zynde > zoo zoude ik 'er ook de linker zoeken te brengen, het welke niet zwaar te doen is, doende de handt glyden over het regte been tot aan de linker knie, en hebbende dan 'beide de knien gebragt tegens de borft van het Kindt, zonder dat 'er ietwes tuflchen beide is zoo zoude ik de handt over het regter been henen houden, en vatten het linker'been digt by de knie, en trekken dat been regt na de geboorte, zoo moet het kindt noodzakelyk omdraaijen , met de buik om laag, en de knie na de geboorte, het welke gefchied zynde, zoo kan ik gemaklyk de voeten te gelyk d'een na d'ander in de geboorte leiden, en dan heeft men geen ftrik nog geen band van doen, een eenige handt volbrengt het heele werk: het kindt dan dus gekeert, en met de voeten in de geboorte zynde, kan verder gehandelt werden, als of het met de voeten voor gekomen was gelyk elders is geleert. * Het eerfte kindt gered zynde, moet men met een dubbelde bant afbinden, op dat de ftreng zoo wel boven de fnee na de Na-geboorte toegebonden blyve, als na des Kindts navel, en dat om het bloeden te beletten: dat gedaan zynde, zoo moet de Vroedvrouw aanftonts de handt weer in de Lyf-moeder inbrengen, en zoeken eok ftraks na de voeten van het tweede kindt om dat ook met de voeten af te halen , al quam fchoon 's Kindts hooft favorabel voor daar is niet aangelegen, daar de eerfte door gekomen is, daar kan de tweede ook zoel door; doch zoo het mogt gebeuren, dat doch zelden gevonden wert, dat ieder Kindt een eigen en afgezonderde Na-geboorte hadde, zoo dat den eerfte zyn JNa-geboorte mogte gefcheiden zyn, en los gevonden werden, zoo kan de Vroedvrouw dezelve aanftonts uitvoeren, en dan het andere kindt by de voeten ook uithalen: anders latende beide de Na-geboortens vaft, zoo zy. vall zyn, tot dat beide de kinderen volkomen geboren en afgebonden zyn, zoo moet zy aanftonts nog weder met de handt in&de Lvfmoeder taften, om te voelen of 'er niet een derde kindt is- ~oo neen, zoo kan zy de Na-geboorte of Na-geboortens ook af ha. len: zoo zy van haar zeiven los zyn, zoo moet fy die zagtjes na haar halen en uittrekken , maar zoo dezelven niet los zyn zoo moet zy ze los maken, gelyk wy geleert hebben. * Nb. Jk   I  komende alle beide QuaZyk Gekeert, 317 NB. Ik hebbe hier niet van de uitgezakte Navel-ftreng gefproken; om dat ik te voren genoeg geleert hebbe, hoe men die moet handelen. Al het gene wy hier boven gezegt hebben van aldus verkeert gekeerde kinderen in een regte Lyf-moeder, dat moeten wy ook zeggen van de zoodanigen in een fcheef leggende Lyf-moeder, die te veel voor of agter over, of te veel in d'een of d'andere zyde gezakt is; en wy zouden, zoo het ©ns lufte, konnen tonen, met hoe veel meer pyn en gevaar voor de Vrouw en het kindt, en met hoe veel meer moeite en arbeid voor de Vroedvrouw, de Verloffing als dan zoude moeten bevordert werden; maar ik laat den verftandigen Lezer dat zelfs nadenken uit het gene te voren van andere zwaare geboortens is gezegt, voortkomende door fcheef leggende Lyf-moeders, en uit het gene wy daar van nog zullen zeggen in de volgende Capittelen, Qok zoude ik myn werk hier konnen vergrooten door verfcheide Figuuren te vertoonen, volgens de verfcheide leggingen van twee of drie kinderen in eene Lyf- moeder, en by ieder Figuur aanwyzen, hoe dat men moeite te werk gaan , om de zo gelegen kinderen te keren; maar ik meene, dat het my zelve en anderen veel ligt verdrieten zoude, dewyl ik oordele , dat de overigen door iemandt van gezondt oordeel wel ligtelyk konnen nagedagt wer-; den, en zal het daarom veel liever voor deze reys hier by laten. Verklaring van de zojïe FIGUUR. aa De Wervel beenderen. bb De Darm-beenderen. cc De Schaam-beenderen. dd De Zit beentjes. ee De Pannen van de Heupe-beenderen. ff Den omtrek van de Buik. eg De Lyf-moeder. bb De Kinderen in de Lyf-moeder. Ui De twee Navel - (brengen. kk De twee Na-geboortens. 3 AAN-  3i8 AANMERKINGE. AANMERKINGE. Ï~~\E verloffingen van Tweelingen kunnen de eene van de andere zeer verfchillende zyn. Daar komt of een kindt alleen voor, of beiden te zamen. Zy hebben een goede legginge, of een quade en tegen natuurlyke. Wanneer een der Tweelingen alleen voorkomt, deze zal door de vliezen van zyn mede-tweeling of ongehindert blyven, of gehindert worden: in 't eerfte voorval, niet wetende, dat 'er nog een tweede ftaat te komen, moet men de geene, die zig voordoet, zyn gangh laten gaan, zig zelve vergenoegende met hem zulke hulp toe te brengen, als de natuurlyke verloffing vereifcht, by aldien 't hooft vooikomt; maar wanneer de voeten voorkomen, dan zal de Vroedmeefter bedrogen kunnen worden,omdat de beenen, ofte de armen , van het tweede kindt tuffchen de dyen van het eerfte geplaatft kunnen wezen Aldus zal 't werk, na dat de voeten voortgetrokken, en in de geboorte gebragt, zyn, geftut worden door een dusdanig beletfel; waar van de Vroedmeefter geen kenniffe zal kunnen bekomen, als met de handt binnen de Baarmoeder in te fteeken, en, deeze geftelteniffe der zaaken gewaar geworden zynde, zal hy zig genoodzaakt vinden om het eerfte kindt weder in te brengen, ten einde 't zelve te ontwikkelen. Men ziet wel, dat in diergelyk voorval 't eene kindt eene goede, en 't andere een quade, legginge moet hebben. Ik zegge, een goede legginge, alhoewel dit de eigentlyk genaamde natuurlyke geftalte niet is; maar men behoort my over 't voorfchieven woordt geenfins te beknibbelen, aangezien 't onbetwiftbaar vaft ftaat, dat deze gezegde legginge minder zwarigheden onderworpen is, als de andere, dewelke men gewoon is met de eernaam van natuurlyke te begunftigen. 't Eerfte kindt geboren zynde, moet men voor 't tweede zorgen. Mauriceau zegt, lib. z. cap. 7., dat men gemakkelyk zal weten , dat ''er een tweede Kindt zit, door dien de Weën niet naarlaateu by te blyven na de affchietinge van H eerfte, en de buik van ds Vrouw nog  AANMERKINGE. 3i9 nog zeer dik ts. Wy hebben deze twee zaaken airede wederlegt; en zullen 'er nu alleenlyk byvoegen, dat de dikte van di buik een zeer dubbelzinnig teken is; om dat fommige Vrouwen natuurlykerwyze een zeer dikke buik hebben. Dogh laat ons dit voordeel aan die Schryver nog al toeftaan. Indien men gewaar wordt, vervolgt hy, dat 'er een tweede Kindt zit, zal men zyn vliezen breeken, om de wateren daar uit te doen hopen, zo zy air ede niet afgelopen zyn, dewyl, het eerfte de wegh gebaant hebbende, door dit middel de affchieting van 't tweede verhaaft wordt. Waar uit volgt, dat men volgens deze Schryver, wanneer 't tweede kindt natuurlykerwyze komt, de laft van deszelfs uitfluitinge aan de natuur beveelen mag. Peu ging hier zo gauw niet voort, als Mauriceau. Hy opende de vliezen nooit, dan wanneer't kindt zig niet wel voordeedt, of dat hetzelve gebrek aan kragten hadt, of dat de Moeder heel zwak was. pag. zog. La Motte deedt dit ook in 't begin zyner Konft - oefieningen ; maar gemerkt hebbende, dat de doordringende Ween fomwyle lang agterbleven, en dat zy zelfs de doodt van 't kindt veroorzaakten , gelyk 't blykt uit zyn hondert agt en zeftigfte waarneminge, veranderde hy die behandeling, en beloofde, dat hy daar toe zyn leven niet weder zoude overgaan. Dit ziet men in de aanmerking, die hy over deze waarnemingemaakt. En hy voegt 'er by, dat by nooit een ogenblik zvederftaan heeft om de verloffing te voltrekken, ten waare de Weën hem de tydt niet lieten van dezelve te bewerken. 't Is zeker, dat la Motte het befte deel verkoren heeft. Ziet hier hoe voordeelig 't is met oplettentheidt te werken. Men kan zig altydt tot volmaakter kenniffe bevorderen, 't Hadde nogtans wel betaamt, dat hy ons wat duidelyker hadt uitgelegt 't geene hy verftondt door deze woorden, ten waare de Weën hem de tydt niet lieten van de verloffinge te bewerken. Men ziet wel , dat hy onderftelt, dat het tweede kindt zig in een natuurlyke legginge voordoet, zonder 't welke zyn aanmerkinge geen plaatfe zoude hebben. Maar by aldien men de voetftappen van onze Schryver getrpuwelyk naarvolgt, zal de kragt der Weën geenfins  220 AANMERKINGE. fins beletten, 't Kindt om te keeren; aangefien men in dier voege terftont na de affchieting van 't eerfte Kindt de hand binnen in de Baarmoeder geftoken zal hebben, en by gevolg 't hooft van het twede zal konnen beletten na de geboorte te fchieten: waar in de eenigfte hinderpaal tege-n de omkeering van 't Kindt gelegen is. By aldien 'er verfcheide Kinderen te gelyk voorkomen, moet men, volgens Dionis lib. 3. cap. 25. beginnen met die ter werelt te doen verfchynen , deweke men 't gemakkelykfte krygen kan. Is 't zaake dat den eene de voeten voordoet, en den andere 't hoort, moet men 't eerfte af haaien, die zyn voeten voordraagt, den andere zwenken, en op dezelve wyze uittrekken. Maar wanneer zy beiden met de voeten voorkomen, moet men een regter en een linker voet vatten, en de de handt tuffchen de beenen tot aan de Heffen toe opwaarts brengende, naargaan of dezen tot een en het zelve lighaam behoren. Bevindt men 't zo, dan moet men de voeten van den anderen te rug drukken, en die men vaft heeft, terftondt na buiten lyden. Deeze manier om twee voeten aan te vatten, een regter en een linker, is genoegzaam van geen nut; want indien men de handt tot aan de Heften toe opwaarts ftekende bemerkt dat zy tot 't zelve kindt niet behoren, moet men de eyge twede voet van dit Kindt in de geboorte brengen, en die aan 't andera Kindt toebehoort te rugge drukken; daar en boven kan men niet volkomentlyk zeker zyn, of een der voeten, dewelken men vaft heeft, nier van 't twede Kindt is, als met de handt uit de heffen over de dye, en 't onderbeen , tot aan de gevatte voet nederwaarts te ftryken. Wie zoude geloven na deze zo omzigtige voorzorge gezien te hebben by Dionis lib: 3. cap 25, dat hy dezelve in Mauriceau berispen zoude, op die itellinge, dat 't onmogelyk is, dat wee voeten in de geboorte voorkomende van "t zelve Kindt niet zyn; dewyl ieder Kindt in een onderfcheide vlies befloten legt. Dit zegt hy nogtans kb. 3. cap. n. ik begrype geenfins, hoe men in zo openbaare tegenltrydigheden vervallen kan De zwarigheden, die alle de voorgemelde gevallen aan de Vroetmeefter verfchaffen, zyn gering in vergelykinge met de gee-  AANMERKINGE. $2? geenen, daar hy zig in bevindt, wanneer 'er verfcheide kinderen onder eikanderen verwart zyn. Men kan de geftaltens, in dewelken zy zig voordoen, niet bepalen. Men verheelt zig veel beter, _ op wat wyzen zy zouden kunnen voorkomen. Hierom is men met m itaat anders dan algemeene wetten voor te fchryven we kers voornaamfte is, dat men 't Kindt, 't welke in de gegeftaite bevonden wordt om afgehaalt te kunnen worden, tén cenemaal moet ontwikkelen, en met alle mogelyke ibocdigheii: uittrekken, te weeten, bv de voeten; want alle andere manieren zyn aan groote zwarigheden onderworpen: nademan . 0f meer anderen, die overig zyn, in een genoeg- 7;aaUj gevaarlyke toeftandt kunnen en moeten wezen, om met reden i leven te doen dugten. Men kan dan haar geboorte noit te zeer verhaalden. En in 't tegenwoordig geval, behoort men zig geenfins te beraden om hun by de voeten te haaien zelfs wanneer men haar gemakkelyk tot de natuurlyke legginge zoude kunnen brengen. De behoudenis van moeder en kinderen vereilchen die voorzorge. Ik zal deze aanmerkingen eindigen met de volgende woorden van Peu pag. aio. Zo >t ongeluk wilde, dat by 't affchieten van 1$ eerjte Kindt zyn nageboorte, aan de anderen vaftfiitende, los gineb of dat hy dezelven met zig voortgetrokken hadt, zoude men de vrouw noodzakelyk moeten verloffen, en ontlaflen, tot wat pryfe 't ook mogte zyn, en niet afwagten, dat haar kragten door de bloed/lortinsr uitgeput wierden. Deze ftellinge beveftigt wonderbaarlyk 't geene wy gezegt hebben in de aanmerking over'tagtentwintigftehooftltuk, aangaande de noodzakelykheidt van de handt aanftonts na t kindts geboorte in de Baarmoeder te fteken. Want of't 'kindt arlchietende, de nageboortens medefleept, of dat 't van de Vroetmeetagefchiet in 't kindt op de gewoonewyze te haaien, altydt zal rzelve toeval overkomen, dat is te zeggen, een bloedi ouing, die de vrouw in groot levensgevaar ftelt, zo zv nietteritondt geholpen wordt. J Ss CA*  2>2 Van Kinderen die met de voeten voor komerf. CAPITTEL L. Van Kinderen , die met de Voeten voor komen- Hebbende begonnen met de legging van zodanige qualyk gekeerde Kinderen, die in een regte Lyf-moeder met het hooft voor komen, en vervolgens gezien diverfe andere fcheve leggingen , zoo zullen wy die befluiten met de zodanige, daar de Kinderen de voeten eerft aanbieden. En alhoewel wy deze twee Figuuren tot op het laatfte bewaart hebben, zoo is het nogtans geenfins, om dat wy dezelve voor de moeijelykfte of gevaarlykfte houden, in tegendeel wy oordelen dezelve, naaft de natuurlyke geboorte , de alderligtfte , en minjl gevaarlykfte ; maar wy hebben dit in het byzonder gedaan om orders halve, en om nog eens te fpreken van de volle verloffinge. Wy hebben by alle de qualyk gekeerde Kinderen geleert, of de Kinderen met het hooft regt in de geboorte te leiden , of anders dezelve met de voeten af te halen, oordelende dat''er geen beter middel is , om de Kinderen fpoedig en veilig te krygen , als haar met de voeten te keeren , en af te halen. En op dat wy voor het laatfte nog eens klaarlyk daar van mogen fpreken , zoo hebben wy deze twee Figuuren voorgeftelt, waar van dat de 31. Figuur vertoont een Kindt met het eene been geboren, namentlyk, met het regter; maar het linker is gebogen met de knie tegen de borft, en met de voet wat hoger als de bil : een legging die veeltydts voorkomt, voornamentlyk , wanneer dat de Vroedvrouwen niet wel oppaffen , en dat ze eene voet , die in da geboorte komt, laten doorzakken, dat zy nooit behoorden te doen; want al is het fchoon, dat in het begin van den arbeidt beide de voeten digt by de geboorte ftaan of leggen , zoo is het nogtans , dat wanneer de eene voet in de geboorte neder zakt, en de andere op zyde vaft blyft ftaan , dat als dan het andere been agter over wert gefloten, het welke ' gemenelyk dus-_  Van Kinderen die met de voeten voor komen. 3 2 3 dusdanig een legging komt te veroorzaken : om het welk voor te komen, zo moet een Vroedvrouw, zoo haaft'zy gewaar wert, dat de eene voet van het Kindt in de geboorte komt, op het breken van het water, de voet tegenhouden , en niet dieper door laten zakken , maar aanftonts na de andere voet zoeken, het welke zy met de 1 egter of met de linker handt moet doen, na dat zy voelt, dat de groote teen van het Kindt gelegen is: aan de zyde van de groote teen moet ook de andere voet gezogt weiden, en daarom moet het binnenfte van de handt over de binnen enkel by de groote teen inglyden, en zoo men de andere voet niet omtrent de geboorte vind, zoo moet men de handt voorts langs het eene been opvoeren tot by den buik, alwaar zekerlyk de andere dye moet zyn, en dan kan men ftraks weten, of het been op of nederwaarts te zoeken is, zoo men maar de handt tot over de knie laat glyden , en volgens dat moet men voortgaan langs het been, tot aan de voet; zoo de voet dan nog om hoog legt, omtrent gelyk deze Figuur verheelt, zoo moet men de voet zagtjes na beneden halen, en alzoo by de andere voet in de geboorte brengen. Maar by aldien de Vroedvrouw te laat geroepen is , of tc laat by de Vrouw komt, zynde het Kindt reets met het eene been zoo diep doorgezakt, dat de bil al in de nauwte ftaat, ah dan zoo moet de Vroedvrouw de Vrouw agter over leggen met het hooft om laag, op dat de Lyf-moeder en het Kindt wat te rugge fchieten; dan moet zy het Kindt met de regterhandt by het regter been eerft wat te rugge floten, tot dat het Kindt weder met de voet of ten minfte met de knie omtrent des Lyf - moeders mont in kome, op dat ''er van om er en in de Lyf-moeder meer ruimte zy , om de andere voet nederwaarts te konnen buigen, en dat 'er ook beter ruimte kome, om met de handt langs het been te konnen doordringen , om de andere voet te konnen vatten, dewelke alzoo gevat hebbende, men na beneden by de eerfte voet in de geboorte trekt, om dan beide de voeten te gelyk te laten doorfchieten ; en dan is deze 31 Figuur de 3 2 gelyk, welke vertoont een Kindt, dat met beide de voeten te gelyk geboren is, het welke men nooit moet tegen keeren, maar als een bequame legging moet laten voortgaan , dewyl het niet raatzaam is, de voeten ooit te rug in de Ss z Lyf-  y: 4 Van Kinderen die met de voeten voor komen. Lyf-moeder te brengen, en het hooft te gaan zoeken, om dat in de geboorte te leiden , gelyk aanraaden de genen , die meer door fpeculatie als door ondervindinge van het werk der vedosfmge gefchreven hebben; men; men moet de voeten vryelyk la. ten komen , voor al wanneer het hooft en het boven lyf om hoog gelegen is, maar als het hooft en de voeten beide by de geboorte leggen, zoo kan men wel, zoo men wil, het hooft in de geboorte brengen, voornamentlyk in regt gelegde Lyf'-moeders, maar in fcheef leggende Lyf-moeders raade ik het'contrarie, in de zodani* gen hsbbe ik veel liever de voeten als het hooft voor. Men moet dan de Kinderen zoo met de voeten voor laten komen, dog met dit beding, dat men sgt moet geven, om het kindt, zoo het niet wel gekeert z'f,van den beginne aan te keeren; ik noemze niet gekeert, wanneer zy komen , gelyk deze twee Figuuren vertoonen, te weten, met de teenen boven, en de hielen om laag; want zoo voort glydende, haken zy ligtelyk met de kin tegen de Schaam-beenderen vaft, om het ivelke voor te komen, zoo is het beft , dat men de Kinderen omdraaije, op dat de hielen en de billen boven komen, en de teenen en de buik na om laag. Maar men moet niet denken, dat men het Kindt zoo op eenmaal kan omdraaijen , als of het los in een tonnetje lag ; neen ; het kleeft te vaft in de Lyf-moeder, en zoo men het op eenmaal' zoo wilde draaijen, men zoude ligt het Kindt of de Lyf-moeder bezeeren. Men moet dan de Kinderen allengskens draaijen, terwyl dat. men ze na zig trekt, gebruikende daar toe beide de handen, voerende den eene zoo diep onder het lyf, als 't mogelyk is, en houdende de beenen wel digt aan malkanderen vaft, op dat men. niet alleen aan de voeten, en daar door maar de beenen draaije, maar ook aan 't Lighaam : dus haalt men het kindt al zagtjes draaijehde na zig, tot dat het op zyn buik komt te leggen , en tot óver de buik geboren is, dan is het tydt voor de Vrouw om te arbeiden, gelyk ik elders getoont hebbe, want dan moet 'er gemenelyk hooft en armen te gelyk door , en of fchoon alle Schryvers, .zoo veel my bekent is , het tegendeel leeren, willende dat men eerft de armen by het lyf neer zal halen , den eene voor en ■ den ,  Van Kinderen die met de voeten voor komen. 31 f dén andere na, zoo ben ik evenwel van contrarie gedagce, en ook van contrarie bevindinge in dit, gelyk in vele andere zaaken; daarom raade ik ook vrymoedig, dat men de armen boven beneffens het hooft moet laten, om hooft en armen te gelyk te laten doorpalferen 5 het is Waar, dat de Vrouw haar Kindt moet fterk doorzetten , maar het is een korte florm, tot die tydt toe verbiede ik meeft altoos te arbeiden, maar wanneer de kinderen tot daar toe gekomen zyn, dan ruft ik een weinig , en ik fpreek de Vrouw een hart in bet lyf, haar verzekerende , 205 zy haar wel quyt , dat zy dan zoo aanftonts verloft zal zyn; dat ze tot dien einde al haare kragten moet te werk ftellen, om haar Kindt door te zetten, doende a'?s of zy Weën hadde, want dan moet men na geen natuurlyke Ween wagten, zoo 'er die niet en zyn, maar de Vrouw moet haarzelve gedragen, als of zy die hadde, dringende met al haar ,magc naar beneden. Als men dan gewaar wert, dat de Vrouw zulks doet, zoomoet men haar ook trouwelyk helpen, door het Kindt ilerk, dog voorzigtig,na beneden te haaien, ik zeg na beneden te halen, niet op waarts, niet volgens de lengte van de Vrouw, gelyk meeft alle Vroedvrouwen doen, maar na beneden, na den Endel-darm toe, anders zoo klemt men het Kindt vaft, en het kan niet wel doorfchieten : men moet de Vrouw recommanderen , zonder ophouden door te zetten, daar by voegende, dat het leven van haar kindt daar nu van af hangt , dat ze daarom haar uiterfte beft moet doen, en dat het maar om een ogenblik te doen is, waar op ook aanftonts het kindt in 't geheel doorfchiet, immers is het my op die wyze tot nog toe altoos welgegaan, en meene, ook by die pradyk te blyven, die my buitenperykelftelt, van de kinderen het hooft van de fchouderen af te halen, gelyk Faulus • portaal en anderen zoo dikwils is gebeurt, volgens haar eige bekentenife; en het is geen wonder, want na dat zy de arnun van het kindt by het lyf neder getrokken hebben, zoo fluit des Lyfmoeders mont, als een ftrop\f ftrik, om den hals toe, en verwurgtveeltydts alzoo het kindt; of zoo dat reets doot en wat teer is., -oo wert het ligtelyk het hooft afgetrokken , zoo dat het hooft dikwils alleen in de Lyf-moeder hangen blyft, het welke zy dan; Ss 3 me«;  316 Van Kinderen die mei de voeten voor komen. met yfere haken moeten uithalen : en dat zyn de vrugten van de armen eerft by het lyf neder te halen. En dat komt van dat ellendig fammelen van luiden, die zoo alles willen doen na het voorfchrift der Ouden, Uyoende by de Va* üerlyke Wetten, zonder te overwegen,ofze ook wel beproeft zyn, en of het contrarie fomtydts niet beter is, als het gene zy ons, volgens haare reden of bevindinge, hebben overgelevert: en dat is bet verderf, en, de ondergang , van de Konft en en Wettnfchappen , want zoo wy niet nieuws en niet beters uitvinden als onze Voorvaderen , zoo is het zeker, dat het goede van die KonftenenWerenfchappen uitfterft : de reden daar van is, om dat onze Memorie niet genoeg vernieuwt wert door gedurige opmerkingen , en verlieft allengskens deze en gene kleinigheden, dewelken na verloop van tydt de Wetenfchappen en Konften zoo verzwakken en verouderen, datze wederom als in een gehele andere form dienen gegoten te werden, om weder een nieuwe luifter en een nieuwe glans te ontfangen. Ik twyfele niet, of ik zal benyders genoeg hebben, ook denk ik wel, dat'er vee lligt geen berifpers zullen ontbreken, die vreemd zullen vinden, dat ik zoo vry uil myne gedagte durf uiten zelfs in zoo vele pointen, tegens zoo vele brave Schryvers, beide ouden en nieuwen: maar wat raat? gunft of agting te verkrygen heeft my niet bewogen om dit Boek te fchryven, ook zal nydt nog afgunft my beletten te fchryven het gene ik voor vafte Waarheid houde, en dat ik door ondervindinge weet Waarheidt te zyn. Ik hebbe my bedient van andere haare Schriften, om Wetenfchap te verkrygen, en ik hebbe agtinge voor alle de genen, die door eige ondervindinge gefchreven hebben , erkennende met dankbaarheidt het goede, dat Godt Almagtig, die de opperfte Leermeefter is, my door haare Schriften heeft laten toekomen; maar waar in ik bevinde, dat zy gefeylt hebben, daar in ben ik fchuldig haare feylen aan te wyzen, op dat de genen die na my komen, mogen gewaarfchouwt zyn, om haar voor die feylen te wagten: zoo hebben zy voor my gedaan, zoo doe ik, en zoo zullen anderen na my doen, en dat is ware Liefde en trouwe, niet om malkanderen te veragten, te lafteren of te fchelden, gelyk fommi- gen      Van Kinderen die met de voeten voor komen. 327 gen gedaan hebben, maar om de Wetenfchap van dwalingen te miveren, en om onze Nakomelingen den weg te banen, en om zoo by een reeks van agter een volgende Jaren by fucceflie van velen te doen het gene door de kortheidt des levens en bevindinge onmogelyk was , om door een eenige gedaan te werden. Die wat gelezen heeft, die weet, in wat voor een luifter de Wetenfchap van Vrouwen te verloffen t'federt weinige Jaren is gekomen, na dat Mauriceau en Portaal in Vrankryk, Juftina in Duitfchland, en eenige andere elders haare bevindingen daaromtrent aan het dag-ligt hebben gegeven : wat glans nu dit nieuwe Ligt, volgens myne bevindingen verder aan deze Wetenfchap zal toebrengen, zal de tydt leren; en die niet blind is in deze Wetenfchap , zal ligtelyk konnen erkennen, dat \r niet is als een opmerkende ondervindinge, die my heeft konnen doen fchryven de dingen, die ik in dit Boek de lerende Vroedvrouwen hebbe voorgedragen: en die geen ogen hebben, of welkers ogen niet bequaam zyn om verligt te werden, die zullen blind blyven, en van duifternis tot duifterniffe voortgaan, en haar floten tot haar eigen fchade. Verklaaringe van de 31 en $2jle FIGUUREN. Figuur 31. a a De Wervel-beenderen. bb De Darm-beenderen. cc De Schaam-beenderen. dd De Zit- of Ruft-beenderen. ee De Pannen van de Heupe-beenderen.' ff De omtrek van de Buik. eg De Lyf-moeder. h Het Kindt in de Lyf-moeder met zyn eene been gebooren. ii De Navel-ftreng. k De Na geboorte. Figuur 32. aa De Wervel-beenderen. bb De Darm beenderen. cc De  3'z8 Van Kinderen die met de voeten voer komen, cc De Schaam-beenderen. dd De Zit-beentjes. ee De Kannen van de Heupe-beenderen. ff Den omtrek van de Buik. gg De Lyf-moeder. h Het Kindt, met beide de voeten geboren* i De Navel-ftreng. k De Na geboorte. // De voeten van het Kindt. AANMERKINGE. \!T/rAnneer 'l Kindt zig zelve niet keert» n0Ste met 7-yn hooft YV "a beneden ombuitelt, gelyk gemeenlyk eenige dagen voor zyn geboorte gefchiet, dan komt het met de" voeten voor. Deze legginge is zeer quaadt geoordeelt geweeft by de Vroetmeefters, en de vreeze, die zy daar omtrent hebben ingeboefemt, is nog niet verdweenen uit de gemoederen van de meefte Vrouwen. By aldien men hier geloof wilt geven aan Sennertus, dewelke zyn Boek uit de befte Schryvers van zyne tydt, en voorgaande eeuwen, heeft t'zamengefieit, moet men, als het Kindt met de voeten voorkomt, de Ft «uw uit de floel na 't bedde leiden, en indien 't Kindt de natuurlyke legginge niet aanneemt, mo:t men op de buik van de Vrotmse dn kkcn, en haar meermaals omrollen, tot dat 't Kindt een gemakkelyker legginge verkrygt, Qjod ft in pedes prodeat infans parturiens a fel/a ad le&um ücducatur; & nifi infans ad fit urn naturalcm redeat, uterus compfrtrn tur, & gravida altquoties circumvolvati:i , donec infans ad commodiorem Jiium perveniat. Pradt, lib. 4. part. 2. (eet. 6. cap. 5. Hy wilt haar altydt zoo goede koop niet quytfchelden. In plaatfe van de Moeder te rollen, gebiedt hy, dat men haar by de voettn opligt, en fthudt, cm h Kindt van legging te doen veranderen. I'arturiens peatbus a.mprebencenda, & concutienda, ut infans in aliam figuram fatuatur. lbid. Jaa deeze raadt fchynt hem zoo heilzaam ,jiat hy dezelve in vericheide voorvallen op twee blad - zyden  AANMERKINGE- 329 zyden vyf of zes maaien herhaalt. En de reden, dewelke hem daar toe beweegt, beftaat hier in, om dat, gelykerwyze door de beweging , en fcbudding, de natuurlyke legging in een quade geftalte vei keert kan worden, alzoo ook dezelve beweging ende fcbudding de tegennatuurlyke legging tot een natuurlyke kan verbeteren. Ut enim motu & agitatione partus naturalis in vitiofam figuram invertipoteft, ita motus & agitatio figuram non naturalem in naturalem mutare valet. Ibid. Hy ftemt nogtans toe, dat men 't Kindt by de voeten volftrektelyk mag afhalen, wanneer hetzelve dezen in de geboorte voordoet, ter oorzake van de moeijelykheidt, die 'er wezen zoude om't hooft daar na toe re brengen, hetwelke anderfins, volgens zyn gevoele, het aldergemaklykfte zoude zyn (commotiifftmum quidem foret); en uit vreeze, dat 't kindt nog erger geftalte mogt aannemen. 't Is onnodig aan te merken, hoe gevaarlyk de raadt is, die deze Schryver geeft, van de zwangere Vrouw te fchudden, en hoe weinig dezelve betaamt aan een Man, wiens geheele handel door een kundige voorzigtigheidt , en geenfins door een blinde wifielvalligheidt, beftiert moet worden, 't Is waarlyk veel moeyelyker wel te flaag;n c m een Vrouw door diergelyke behandeling gelukkiglyk te verloffen, als aan een dobbelaar om feflen te gooiien door de Steenen met veel gewelt in zyn hoorntje om te fchudden- Verre zy dan van ons deze onzekere,endodelyke,konftoefiening. Verre zy zelfs van ons die ontydige poginge om in de geboorte te brengen 't hooft van een kindt, 't welke in een quade geftalte legt. Paré heeft hier over zeer verftandig geoordeelt lib. 24. cap. 33: Hy wilt, dat men 't kindt by de voeten uittrekt, zelts wanneer 't hooft airede in de geboorte gefchoten zoude zyn, indien 't van node is de konft te hulp te roepen om 't kindt voor den dag te brengen» Joannes Bauhinus zegt in de elders gemelde brief, dathy, de Streng in de geboorte en 's kindts handen tegen deflelfs buik gevonden hebbende, niet na 't hooft, maar na de voeten, zogt, en, gelyk hy (preekt, Ficlorie riep, als wanneer hy 'er een van gevonden hadt. Tt Is  33° AANMERKINGE. Is 't zake, zegt Portal pag. 3?., dat't Kindt een arm voordoet, moet men die tragten weder in ie brengen na zyn behoorlyke plaatfe; kan men dit met uitwerken, dan behoort men de voeten "op te gaan zoeken 't Zoude zeer v.ordeüg wezen, als men haar beiden hygen konde; dog dewyl 'er dikwils een fterk ingewikkelt ts, moet men voorttrekken de geene, die men vint, zonder zig te bekommeren om den andere te gaan zoeken. 't Zoude bezwaarlyk genoeg zyn,zig zelve te voldoen omtrent de laafte woorden. Wat wil deze uitdrukking betekenen, een fterk ingewikkelde voet? dit is niet-s minder, als verfiaanbaar. Moet men 't Kindt by een voet alleen voorttrekken, tot dat het geheel gekomen zal zyn? ofte moet men anders, na hetzelve tot een zekere afdandt van de heffe nedergehaalt te hebben, den andere voet gaan zoeken, die nu mogelyk minder ingewikkelt zal wezen? in 't eerfte voorval, aangezien 't Kindt fomwyle met de Billen voorkomende , of dubbeldt toegevouwen , evenwel affchiet, zal 't zelve geboren kunnen worden, welverftaande nogtans dat 't de dye na voren gebogen heeft; want indien deze na agteren gebogen is, zal 't Kindt niet voor den dag komen , al was de dye zelfs ontheupt. In het twede voorval, hoe meer men 't Kindt na buiten trekken zal, zoo veel te groter moeite zal de handt vinden, dewelke de voet binnen de Baarmoeder overgebleven zal tragten na te fpoorem Ook leert onze Schryver, dat men de uitgezakte dye weder in moet brengen. Maar wy houden ons ai te lang hier mede op; laaten Avy de draat van onze bewyzen hervatten. Mauriceau getuigt lib. 2. cap. 11., dat men doorgaans genood■ zaakt wordt, ter oor zake van de quade legginge des Kindts, om't zelve bjde voeten te halen. Boorde vliezen gevoelt hebbende, zegt hy in zyne drie en vyftigfte waarneminge, dat een Kindt met zyn voeten voorkwam, en de Baarmoeder genoegzaam ontfloten wezende . brak ik de vliezen , en haalde 't Kindt op ftaande voet, en zeer gemakkelyk. by de voeten; de wateren medebelpende om de uittrekkinge van H Kindt voorspoediger te maken, en 't met minder moeite binnen de Baarmoeder te wenden, ten einde bet by de voeten af te halen, gelyk noodzakelyk gedaan moet worden , wanneer't zig in andere Jlegter geftaltens voordo-t. La  AANMERKINGE. B]I La Mottb leert dit. ook uitdrakkelyk op de agtfte bladzvde zyner voorreden. Wanneer >t Kindt zig in Sn quadflegginge vot deedt,hielden de oude Vroedmeefters hardnekkiglyk aan om't zelve met duizend moeijelykheden tot zyn natuurlyke geftalte te brengen, in plaatze van t by de voeten af te haaien, gelyk 'hedendaags alle de leenen dm die volgens de goede konft-oefentnge onderwezen zyn: deze be* ^ytt:vots;mJie zynde om de De voorfchreve grondregelen worden beveftigt door de behannnPniV,n Vl°edm^ Men behoeft Lr boeken maar open te daan om zig zelve daar van te overtuigen. En door den hè fSnTifC fehandehnS volgende is * bewezen, dat dezelve zeer heilzaam is. 1 en onregte dan zyn de Vrouwen nier te-en vooringenomen. Men moet nogtans toeftemmen , dat haar fchrik eertyds n,et ongegrondtwas, als wanneerde voorbeelden van b n11 n ?aa™oeder geblevene hoofden niet zeldzaam wierden bygewoon; De veeragtigheidt dezes deels is'zoo groot, dat hei zelve dikmaals op >t ogenblik, als de Schouders uitgekomen zyn, b:iehtto^7fcmeTn.Cen ftr°P bek"eI?' « ^ Om dit gevaar te ontgaan , heeft men tot verfcheide middelen aanleElf R0mern-, \ameJ Bmhims fchr*ft in de meermaab aangehaalde Brief, dat hy de twee voeten door de Vroedvrouw vlZZZt^ t£nVy!f hJ zelvede ™ndt des Baarmoedel rnnJ7fn.fil\ ^S" ^ de2e, ^ om den ^ls van 't Kindt hXr E , ' Hejw5lke-onfeilbaar gebeuren zoude, voegt hy er by, ten waare de handt des Meefters zulks afweerde, 'teenlnf^- "f ^ gemaJcKelyk uit te voeren, voor al wanneer vnZë J ,Kl J3',^ a 3 dan vuIt het den doortogt * dier 5 ?'m fen de ïandt niet tuffchen beiden kan infteken zon- tl nei^° fWClt aM tC ï™- Daar en boven> ee" handt kan met meer, dan in een gedeelte van de opening de toefluiting beletten Die opening dan zal aan de andere zyde knellen, en by gevolg zal men maar de helft van 't werk gedaan hebben. ,; Sommigen, gelyk Paré lib. z4. cap. 33., willen, dat men ten minde een arm van 't Kindt overlangs nevens 't hooft laat ftee- tt 2 ken,  ap AANMERKINGE ken, die voor een Jpalk diene (om de uitdrukking van Mauriceau te gebruiken"), en de t'zamentrekking des Baarmoeders veihindere, tot dat 't hooft ten eenemaal buiten gefloten is. Maar, zegt deze Schryver lib 2. cap r 3.. zo de Meefter zyn tydt wel weet zvaar te nemen zonder de gelegentheid te verzuimen, zal hy die voorzorg met nodig hebben, om diergelyk toeval te ver my den. 't chyntmy, dat hv zig duidelyk hadt behoren uit te drukken over de wyze om de tydt waar te nemen, en de gelegentheidt nier te laten ontfhappen. Zulke opheldering was van een groot gevolg, om niet vergeten te worden. Naderhandt werpt hy daar tegen op , dat den arm, die men om hoogh wilt laten, een gedeelte van den doortogt vullen zoude, dewelke alreeds niet te wyt is, en dat die, H 'ooft meer na d'eene'als de andere zyde doende overhellen, oorzaak zoude wezen, dat 't zelve veel eerder tegengehouden wierdt ter plaatze daar de hals van 't kindt dusdanige Jpalk niet heeft. Dogh de armen, volgens bemerkinge van den Heer van Deventer, beflaan zo veel plaatze niet, als men zig verbeeldt. Ten eerfte; om dat zy zeer dun zyn; ten tweede; om dat zy tegen 't platte gedeelte van 't hooft, ofte, om anders te /eggen, tegen de flaap van 't hooft, leggen; ten derde; om dat de niondt des Baarmoeders, en de fcheede, nog meerder verwydenng kunnen ondergaan , als die de armen aldaar zullen veroorzaken, zonder dat hier uit eer.ig 't minfte toeval fpruit. Ik antwoorde op de twede tegenwerping, dat, indien 'er gevaar is om niet meer als een arm ter zyde van 't hooft te laten fteken,, gantfeh geen gevaar overblyft, wanneer men de beide armen aldaar overlaat, gelyk onze Schryver leert, en gelukkig gedaan heeft. Dionis zelfs ftemt toe lib. 3. cap. 11. dat, of men een arm ter zyde van 's Kindts hooft laat fitten, of beiden, die zaak onverfchillig is , en geen nadeel kan toebrengen. Maar als hy 'er by voegt, dat het 't zelve is, wanneer men beide de armen na beneden uithaalt, bekenne ik rondboritig niet te kunnen begrypen, hoe hy kan vergeten de doodelyke gevolgen van deze behandeling. De  AANMERKINGE. 333 De derde wyze om 't hooft voor den dag te brengen, is, een of twee vingers van de linker handt in 't kindt zyn mondt te fteken, terwyl men met de regter hand de nek vat boven de fchouders. Men ontwikkelt eerft de Kin, daar't grootfte beletzel van daan komt; en verders trekt men 't kindt by Nek en Kin, onderwyl dat een ander 't Lighaam van 't kindt zagtjes na beneden haalt, 't zelve vaft houdende boven de Knien, alleenlyk by de voeten. Dit is de handgreep van Mauriceau, wanneer 't hooft, ter oorzake zyner groote, moeite heeft om door te fchieten Dog aldus werkende, is men zeer onderworpen aan de ontwrigting der onderkaak, gelyk Peu toeftaat. En dit toeval is zoo""gering niet. Men moet dan bekennen, dat de bewerking van onze Schryver de alderzekerfte is. CAPITTEL XLVI. Van ZwaareBaringen door qualyk geplaatfle Lyfmoeders , die al te veel voor over hangen. "V~[A dat wy nu :n het generaal en in het byzonder bezien hebben J_N de verkeerde leggingen der kinderen, in regt en wel gelege Lyf-moeders, en als by reftexie ook voorby gaan der-wyze t'eikens hebben aangeroert dezel ve verkeerde leggingen in opzigt van fcheef gelege Lyf-moeders, zoo ftaat ons nu over te gaan, en eigentlyk te ipKken van de fcheefgelege Lyfmoeders zelfs, om te fien, wat zwaare geboortens haare icheve leggingen konnen veroorzaken, hetzy dat de kinderen daar in wel of qualyk gekeert zyn. Derhalven zoo ftaat ons nu te onderzoeken: ten eerfte, waarom dat een al te veel voor over leggende Lyf '-moeaer zwaaren arbeidt veroorzaak.: ten twede, waar aan dat men zal konnen weten, dat de Lyf moeder al te veel voor over legt: en ten derde, wat 'er moet gedaan • erden om alle de quade gevolgen , die anders daar uit zouden ko.men ontftaan, te beletten of voor te komen. De reden, waarom dat deze legging van de Lyfmoeder een Tt 3 zwaa-  jj4 Van Zwaare B ARING E N' doir zwaaren arbeidt verwekt, is, om dat de Lyf-moeder dus gelegen,en vooral in een dikbuikige Vrouw, die zeer laag vragend, en welkers Lyf-moeder beneden in den onderbuik gelegen is, dat dit het Kindt in den arbeidt nootzaakt aan te (loten of tegens de kromme Lende-wervelen , of tegens het Os facrum , waar door het hooft belet wert in het bekken te konnen nederzakken. En om dit wat nader te zien, en ons egter niet te verwerren door de befchouwinge van de veelderleye wyzen, op dewelken een Kindt in een dus gelegen Lyf-moeder kan qualyk gekeert komen , zoo zullen wy dan hier voor eerft maar fpreeken van een Kindt, dat wel gekeert komt in een aldus fcheef leggende of voor over hangende Lyf-moeder- Ik verfta alhier en elders dooreen vjelgekeert Kindt, in opzigt van de Lyf-moeder, zoodanig een Kindt, welkers kruin of' bov'enhooft tegens de geboorte, ver ftaat des Lyf-moeders mondt + aan gekeert legt: Zoodanig een Kindt, wert gemeenlyk een wel gekeert Kindt genoemt, en het is het ook waarlyk in opzigt van de Lyfmoeder , ja het kan in dien opzigte niet beter gekeert zyn. i En alhoewel het waar is, dat een dus gelege Kindt, in een aldus voor over leggende Lyf moeder regt gekeert is, en dat ik dit toeftemme met de Schryvers die voor my gefhreeven hebben, zoo ben ik nogtans verre van een dus leggend Kindt in een aldus gekeerde Lyf-moeder een wel gekeert Kindt te noemen,.in opligt van het bekken en de Vagina, of de weg, waar door het Kindr pafferen moet, om te konnen geboren werden; gantfeh niet; in dien opzigte noem ik een dus gelege Kindt een qualyk gekeert Kindt, dewyl deszelfs keering of liever deszelfs verkeerde legging, het zelve overdwers tegens de beenderen van het Bekken aandringt, en voornamentlyk tegens de laatfte Wervel-beenderen of tegens het Heilig been, gelyk gezien kan werden in de 33. Figuur. Verklaar ing van de ^Jle FIGUUR. aaaaaDe Wervelen - beenderen. b Het linker Heupe - been. c Een gedeelte van het linker Schaam - been; dd De ■    Scheef Leggende LTF-MOET>ERS. 3 3 S dd De Ruft- of Zit - beentjes. e De Pan van het linker Heupe - been. ff De Cirkel, vertonende de plaats van de Buik. gg De Lyf-moeder, leggende met haar mont tegens de Lende wervelen. h Het Kindt in de Lyf - moeder regt gekeert. / 's Kindts hooft tegen des Lyf-moeders mont. k De Na - geboorte of Moeder - koek, • / De plaats van de Navel. mm De Navel-ftreng. De Kinderen in aldus gelege Lyf-moeders komen fomtydts,en niet zonder reden, met het aangezigt om laag, en werden egter niet geboren als met het aangezigt om hoog, om datze in den doortogt een halve buiteling moeten doen Het is te verwonderen , dat 'er luiden zyn geweeft, die het buitelen van deze Kinderen hebben konnen obferveren, en egter geen klaar denkbeelt gemaakt hebben evan de fcheve legging van de Lyf-moeders: zy bemerkten wel, dat deze tuimelaars voorquamen uit Vrouwen, die dikbuikig waren , en die laag droegen ; maar gelyk haar de regte en fcheve legging der Lyf - moeders niet klaar bekend was, zoo hebben zy het eene voor het andere genomen, en niet regt verftaan, waarom deze Kinderen genootzaakt wierden , zoo te moeten tuimelen , het welke geen andere oorzaak heeft als deze fcheve legging van de Lyf-moeders. Merkt wel: de Kinderen buitelen hier niet in de Lyf-moeder: gantfeh niet; zy komen regt uit de Lyf -moeder; maar zoo haaft als zy uit des Lyf - moeders mont in het bekken, maar nog met den hals van dc Lyf-moeder bedekt, komen in de kromme weg daar zy door moeten, zoo zyn zy genootzaakt haarzelven ook te krommen , en haar na de kromte des wegs te voegen , bet welke doende, zoo komt het aangezigt, dat eerft onder lag, eindelyk boven tc leggen; en om dit klaar te .bevatten zoo verheelt u een kopere of bóute buis, zoo dik dat 'er een nakend Kindt zoude konnen doorkruipen, Iaat deze buis zoo gebogen ftaan, datze een loomen elleboog maakt, ftelt deze buis zoo voor u, dat gy in zyn eene  31.6 Van Zwaare BARINGEN door eene opening kond inzien, te weten in de bovenfte, en dat gy met de handt in de onderfte opening kont intaften; verheelt u, dat gy een kindt door de bovenfte opening infteekt, met zyn aangefigt en borft naar onderen, en de kruin des hoofts voor uit; 't kindt dus met zyn hooft in den elleboog gekomen zynde, zoo fteekt u handt dan in de buis door de onderfte opening, en gy zult gewaar werden, dat het kindt met zyn kruin tegens de overzyde van de buis pal ftaat, daar niet wel konnende keeren, en dat het aangefigt des kindts nog naar onderen legt gelyk als te voren, en niet als met moeite kan doorgeholpen werden; trekt dan het dus leggende kind door, en gy zult bevinden, dat het kindt in deze bogt zal moeten tuimelen, en dat het aangefigt van het kindt dat in de boven-arm van den elleboog naar beneden lag, nu in den onder arm zal naar boven leggen: en op deze wyze gèichied de tuimeling van de kinderen , die in al te veel voor over leggende Lyf-moeders wel gekeert, dat is, met het hooft voor komen. Merkt hier, dat de Lyf moeder en des Lyf-moeders Schede te zamen een lange buis uitmaken; merkt nog, dat ze te zamen een elleboog uitmaken, meer of min gebogen,' na dat de Lyfmoeder meer of min voor over hangende is; en dat de bogt van deze elleboog daar omtrent is, daar des Lyfmoeders Schede eindigt, en daar de Lyf moeder begint, te weten, aan of by des Lyfmoeders mont; en merkt eindelyk, dat zoo haaft 's kindts hooft in des Lyf-moeders mont begint in te dringen, dat het" ftraks al met zyn hooft ftuit en vaft ftaat tegens de uitftekende laatfte Lendewervelen of tegen het Heilig been, dat by gevolg 's kindts Hooft hier geen voortgang kan hebben, of het moet voor over na beneden buigen, en zyn hals en gantfche Lighaam na die kromte voegen, en dus van legging veranderen, te "weten, eerft op zyn buik in de Lyfmoeder, en daar na op de rug in het uitkomen door de Schede; zoo dat de omkeering van het kindt niet eigentlyk gefchied in de Lyfmoeder, eer het nederzakt, maar in des Lyfmoeders Schede, of zoo gy wilt, tuffchen beiden. En dus meeii ik, dat ik klaar genoeg getoont hebbe, dat een al te veel voor over leggende Lyf-moeder het kindt nootzaakt te moeten buitelen, welk  Scheef Leggend* L TF-MO ET) ERS. 337 tvelk buitelen niet als langzaam en zeer moeijelyk toegaat, en dat derhalve zulk een geboorte geenfints voor de ligtfte, maar wel voor de zwaar/Ie, moet gerekent werden. Ymand zoude mogen vragen: of dan alle Vrouwen, die dikbuikig zyn, zulke zwaare baringen moeten hebben ? en of haare Lyfmoeders altoos 700 voor over leggen? waar op ik antwcorde: dat alhoewel zodanige Vrouwen zulke quade leggingen van haare Lyf-moeders meer onderworpen zyn als anderen , dat het egter ^een nootzakelyk gevolg is, dat in Dik-buikige Vrouwen de Lyfmoeders altoos zoo veel voor over zouden moeten hargen;to contrarie kan zvel zyn. en ik hebbe wel dik buikigen helpen verlosfen, die een zeer zwaaren arbeidt hadden, door dat haare Lyfmoeders al te veel agter over tegens de lenden, ,of tegen haare rugge-graat, was.gelegen: welke legging der Lyf-moeders van deze by na zoo ver verfcheelde als het Oolien van het Weften. Zoo my dan ymand vraagt, of in een en dezelve Vrouw op de eene tydt haar Lyfmoeder, bevrugt zynde, zoude konnen voor over, en by een andere bevrugting agter over, leggen, en waar door dat zulke verfchillige en zelfs zoo flrydtge leggingen werden veroorzaakt ? zoo antwoorde ik, dat het zoo wel kan zvn en dat zulks voornamentlyk gefchied, door dien dat de ingewanden van de Vrouw de Lyf-moeder periïen, en haar hier of daar henen dringen, en daar door haare legging veranderen, na dat ze van de ingewanden gedrukt werden: de oorzaak van dat verkeert periïen of drukken der ingewanden kan zyn, dat de Vrouwen haar al te veel in het eene of andere poftuur houden, dat zy te veel fitten of te veel_ op d'een of d'andere zyde, of al te hoog of al te laag' leggen, of door ryden of andere oefï'eningen daar toe gelegentheit geven. Van de verder af gelege oorzaaken, waar door de Lyf-moeders haar verplaatfen, zullen wy hier niet fpreken, maar alleen zeggen, dat gelyk de ingewanden de Lyfmoeder voor en agter over konnen drukken^ dat ze dezelve alzoo ook na deen of d'andere zyde konnen overfetten, en alzoo alderlei zoort van quade leggingen veroorzaken. Aangefien dan een dikke en voor over hangende buik geen onfeilbaar bewys is, dat de Lyfmoeder al te veel voor over hangt, V v en  33s Van Zwaare BARINGEN door en dat het nogtans van den aanvang van den arbeidt nodig is te weten, of een zwangere Vrouw haar Lyf-moeder dus gelegen heeft of niet, om haar by tydts te konnen helpen, zoo zal het nodig zyn, dat ik d? lerende Vroedvrouwen berigte, waar door dat zy van deze quade legging konnen bewuft zyn, en te gelvk ook mogen weten, wat ze in zulke voorvallen te doen hebben! Een Vroedvrouw kan uit de dikte en het voor over hangen van de buik na deze legging giffen; zy kan haar daar en boven informeren van de zwangere Vrouw zelve, waar zv haar Kindt meeft heeft voelen leven; dat ook veel zekerfieidt kan geven, want het Kindt kan zig niet bewegen als daar het is: zy kan ook daar en boven de buik betaften en voelen , waar dat dezelve meeft puntig en hard is; al hetwelke de gillingen kennen bekragfrgen; maar haar aldcrzekcrfte merkteken moét zy hebben door bet-on derfiaan ; daarom moet een Vroedvrouw niet traag nog zutmagtig zyn, om de Vrouw te onderflaan, gelyk fommigen dc 'jchadelyke gewoonte hebkn van het klagen en ftenen der Vrouwen in de wind te fkarï, en haar te laten krimpen en kermen, zoo lang als het haar hift, en de Vrouwen niet eer onderflaan, voor dat zy oordelen, dat het Kindt genoeg gevordert is: waar door zy niet alleen de regte merktekenen van de waare legging des Lyfmoeders verzuimen te weten , ■maar ook, ah het al op zyn bJt uitvalt, doen zy de Vrouwen veel te vergeefs leiden door haar lang in den arbeidt te laten, en de Vrouwen met toe te brengen dc regte hidp, die zy haar wel zouden konnen toebrengen, indien zy verflandig en goedwillig waren. ° Zoo de Lyf - moeder ai te veel voor over legt, zoo zal de Vroedvrouzv door het onderflaan deze tekenen vinden, namentlyk: 1. Zy zal des Lyf-moeders mont hooger vinden als ordinair. 2. Zy zal des Lyf-moeders mont niet als met moeite konnen beflaan. 3 Des I yf-moeders mont zal gekeert leggen tegens de kromme bogt van de katftc Wervel - beenderen of tegen het Heilig been. 4. Zal zy daar niet meer als de onderfte rand van des Lyfmoeders munt konnen voelen, en niet de bovenfte, wat meer of wat minder, na dat de Lyf - moeder meer of minder voor over legt, teuzy des Lyf-  Scheef Leggende LTF-MOETfERS. 33$ Lyf-moeders mont al aan het nederzakken was. 5. Zy zal of gantfch niet in de opening van de Lyf-moeder konnen intaften, ojte niet als met moeite, en dat met een ingehge of gekromde vinger. 6. Zoo zal zy des Lyfmoeders mont by ieder wee fterk voelen aanperfièn tegens die genoemde Weivel beenderen, zender te konnen nederzakken. 7. En zoo 'er water formeert, zoo zal het zeer dun of fmal zyn. En wanneer een Vroedvrouw alle deze tekenen vind, zoo mag'zy haar ten volle verzekert houden, dit de Lyf-moeder al te veel voor over legt, en dat 'er hulp vereifcht wert, om deze quade legging te verbeteren, en de geboorte te faciliteren. Alle deze bovengeftelde tekenen verftaan wy gevonden te werdenin den aanvang van den arbeidt, eer de Weën alles vafter geperft, of meer neergedrukt hebben, en zelfs eer des Lyf-moeders mont meer geopent is; na welke tydt allengskens alle deze tekenen haar meer en meer veranderen, tot dat dezelven eindelyk by na geheel en al verhezen of vergaan: derhalve dient wel-opgemerkt te werden, dat men nooit zekerder van de legging van de Lyfmoeder kan verzekert zyn door het onderflaan, als in den beginne van den arbeidt, hoewel men dan fomtydts des Lyf-moeders mont bezwaarlyk kan bereiken, door dat ze te hoog legt: maar het is evenwel nootzakelyk, men moet zco hoog taften, dat men 'er by^omt, zyn de vingeren te kort, zoo moet men de hand gebruiken, en die de Vroedvrouwen dat verbieden , benemen haar riet regte middel, om van de waare legging van de Lyf-moeder verzekert tc konnen zyn : ö fchadelyke en beklaaglyke blindneidt/ die quanswys om te vermvden, dat men de V rouwen niet zeer doe of quetfe, Moeder en "Kindt in levens gevaar ftellen/ icnoone voorfigtigheidt van onbedreve Stuurluiden, die wetten tegens de reden maken, en die anderen leren, liet geen zy zelfs niet verftaan/ want het is zeker en gewis, dat die door het middel van het beflaan geen kennis hebben van de quade legging der Lyt-moeder, dat die onmogelvk de Vrouw niet regt "konnen nelpen : derhalven dienen de 'Vroedvrouwen die tydt niet te verzuimen, maar wel waar te nemen, om haarzelven dan van de waa- Vv 2 re  3 4-o Van Zwaare B A RING EN door re toeftant der zanken wel te verzekeren. Wanneer een Vroedvrouw dan verzekert is, dat de Lyf-moeder al te vei voor over en diep in het hangen van de huik, neder gedrukt legt, z^o moet zy overwegen, op wat wyze zy deze quade legging van dc Lyf-moeder zal verbeteren, of hoe dat zv beiden de Moeder en bet Kindt zal te hulpe komen: en daar toe moet zy onaerftellén twee trappen: Eerftefyk, om te maken, dat het Kindt met zyn hooft in het bekken kan inglyden, tot in de bogt van het Staart been: en dan ten twede, om het daar van daan te redden en volkomentlyjk te doen geboren werden; want men moet niet meenen, dat het genoeg is 's Kindts hooft in het bekken te doen glyden, en dat men dan het gevaar voorby is;,gantfch niet*, dan Komt het nog eerft ter zaake, dan is men nog niet ter halver weege, en daar is het dat vele Kinderen zyn blyven fteken, zonder dat zy geboren hebben konnen werden: vele Moeders hebben met haare Kinderen de geeft gegeven, welkers Kinderen al met de kruin des hoofts tot in de bogt van het Staart-been waren gezakt, en dewelken daar bleven fitten tot dat zy beiden de geeft gaven; en men moet bekennen, dat deze plaats een gevaarlyke klip is, waar aan velen floten en Schip breuk lyden; en evenwel de Kinderen moeten diepaff&en,en zy konnen dien aanftoot niet vermyden, en zonder hulp is het haar niet wel mogelyk om te normen doorboren ; ik zegge , niet wel mogelyk, voor zoo veel als wy de dingen na de regels van de reden, en volgens den ftaat der zaaken , afmeten. De hulpe dan die 'er Vereifcbt wert, is eerftelyk, om 's Kindts hooft met des Lyf moeders mont in het bekken in ie helpen, en tot dien einde moet de Vrouw zoo geplaatft werden, dat haar boven-lyf lager legge als haar onder lyf; en dit kan alderbequaamfte gefchieden in on,:e Kraam-ftoel, latende het agter ftuk, te weten de leuning, van de ftoel nedervallen, en heffende bet kujfen met zyn voorfie param naar om hoog, op zodanige wyze, dat beide bet kujfen en de leuning te zamen een regte lyn maken, te weten, het hooft en de Ichouderen nederhellénde, en de billen het hoogfte leggende; door dit middel wert de voorover leggende Lyfmoeder met haar bodem ofte grond om hoog geftelt, en verkrygt daar  Scheef Leggende L TF MOEDERS. 34* daar door meerder gelegentheit om gemaklyker met haar mont in het bekken gebragt te konnen werden Eerft elyk, om dat dus regt over einde ftaande haar eige gewigt haar doet nederzakken, wanneer haar mont maar kan van plaats bewegen werden, en fchot krygen. Ten twede, zoo wert de Lyf-moeder dus ftaande niet meer zoo vaft geperft door het gewigt van de daar op aanperfende ingewanden, die haar anders valt tegen den onder-buik aanperfen, boven al wanneer de Vrouw z:nder oordeel arbeidt, dringende fterk na beneden, gelyk men haar gemenelyk zoo leert doen, zonder aan te merken, hoe de Lyf moeder of het kindt gelegen zyn; door deze legging kan de Lyf moeder vry meer en beter agter over gedrukt werden, dewyl de ingewanden door haar gewigt na de laagte nederzakken. De Vrouw dus gelegen zynde, zoo moet de Vroedvrouw beide haare handen gebruiken, om de Lyf moeder en 's kindts' hooft te redden, te weten, de eene handt inwendig in des Lyf moeders Schede inbrengende, zoo ver als het nodig is, en de andere hand. leggende op den onder-buik van de Vrouw; het is hier even veel, of zy haar van de linker of van de regter handt bedient, want als de Lyfmoeder regt voor over-legt, zoo ftaat het werk voor beide de handen even fchoon; maar by aldien de Lyf-moeder meer na de regter of na de linker zyde van de Vrouw gelegen was, zoo zoude zy genootzaakt zyn de regter of de linker handt te gebruiken, na dat des Lyfmoeders mont gekeert zoude zyn, te weten, wanneer des Lyf moeders grondt meeft in de linker zyde van de Vrouw legt, zoo moet zy haar linkerhand in des Lyf moe ders Schede inbrengen, en zoo dezelve in de 'regter zyde legt, zo moet zy haar van haar regterhandt inwendig bedienen, om des Lyf-moeders mont en 's kindts hooft te redden. Het gene de Vroedvrouw eigentlyk met de handt in des Lyfmoedeis Schede doen moet, is, de toppen van twee of meer vingeren te brengen aan de bovenrand van des Lyf moeders mont, voorby of tegens 's kindts hooft, om daar het hooft wat te verfchuiven na de opening van het bekken, om het daar in te doen nederzakken. Vv 3 Maar  345 Van Zwaare BARINGEN, door Maat hier moet ik de Vroedvrouw waarschouwen, haar zelve niet te bezondigen door al te fterk te drukken tegens de kruin van 's Kindts hooftje, want zoo men al tc fterk trekt of drukt tegens het opene hooft van het Kindt, zoo kan men het ligtelyk doen fterven : derhalve moet een Vroedvrouw voorfigtelyk daar omtrent te werk gaan. Indien het gebeurt, dat des Lyf moeders mont reets te vaft tegen de Lende-wervelen of tegen het bovenfte van het heiligbeen aangedrukt legt, ende dat men niet als met veel geweld te doen daar met de vingeren voorby zoude konnen pafferen , zoo moet men de Vrouw niet leggen, gelyk te voren gezegt is, maar men moet haar op een andere wyze leggen ofte zetten. Daar is een greep , om in deze legging 's Kindts hooft in het bekken te krygen, dat is, dat de Vrouw zittende in de Kraamftoel op de bril, die voor het wydfte is, en de floel evenwel geftelt als boven gezegt is, 0772 Vr op te konnen agter over leggen, de Vrouw maar even voor aan op het kuflen zittende, met het lyf wat voor over, om de Lyf-moeder zoo veel voor in den onderbuik te doen zakken als het mogelyk is, zoo brengt men de handt tn de Vagina, en men ftcekt de toppen van de vingeren niet alleen voor of tegen des Lyf-moeders mont, maar zelfs daar wat voorby, tot dat dezelven agter de bovenrand van des Lyf moeders mont zyn gekomen: merkt %vel, niet binnen de lippen, maar agter de lippen van des Lyf-moeders mont; des Lyfmoeders mont en de kruin deshoofts ftaande tegens het binnenfte van de vingeren, de handt of vingeren gevoegt zynde na de ronde form van des Lyf' moeders mont en 'sKindts hooft, en het buitenfte van de handt of vingeren tegens het uitfteekzel van het Heilig been of laatfte Lende-wervel; de eene handt alduswel geplaatft hebbende,plaatft men de andere van buiten, gelyk als tevoren gezegt is, en men laat de Vrouw zagtjes agter over zakken, tot dat ze met het bovenlyf lager legt als met 't onderfte, op welke tyd de binnenfte handt op de genoemde plaats altoos vaft blyvende, zoo ftoot de buiten-handt de Lyf-moeder voorfigtig van haar of, om de Lyfmoeder zoo veel m de regte legging te biemrcn , ais het mogelvk is; onder welk agter-ovcr-ftoten, de binnenfte hand:, die nu inde klem  Scheef Leende LTF-MOET>ERS. 343 klem is, haar zagtjes moet bewegen, voornamentlyk met de toppen van de vingeren, om alzoo door een zagte dreuning des Lyfmoeders mont en 's Kindts hooft te doen nederzakken ; zoo haaft deze binnenfte handt gevoelt, dat des Lyf- moeders mont begint te zakken, zoo moet zy ook zakken, en haar altoos wat na voren trekken, en zoo voort en voort, tot dat eindelyk des Lyfmoeders mont op het hol van het bekken correfpondeert, en daar door van den grooten aanpoot bevryt is, van welke tydt aan alles iti ftaat is om voort nedergeperft te werden. Deze handt greep is voor een bedreven handt de befte en zeker ft e, want des Lyfmoeders mont en de Vagina zyn zoo geftelt, dat men wel een'vinger breet, en fomtydts wel een duim breet , om des Lyf-moeders mont kan henen taften j maar een onbedreven handt moet voorligtig zyn om de Vagina niet te quetfen , of van des Lyf-moeders mont af te fcheuren , willende plaats maken daar geen plaats en is. Dit agter-over-ftoten van de Lyf-moeder door bet drukken tegens den onderbuik van de Vrouw moet ook met oordeel gefchieden, niet van boven neder-waarts, want dat doet de Lyf-moeder van onderen mg vafler aanklemmen; maar de Vroedvrouw moet, zoo veel als het de-Vrouw verdragen kan, van onderen op-waarts drukken , om de Lyf moeder, zoo het mogelyk is, te doen agter-over-vallen ; maar laat een Vroedvrouw merken, dat deze agter-over-ftotinge met haar eene handt niet eerder moet gefchieden, voor dat haar andere handt van onderen wel geplaatft is, want dan is het tydt om met beide de handen te gelyk te zverken; en zoo- dit in het eerfte verzoek niet na wenfeh en gaat, zoo moet zy het verfcheide reizen hervatten, en by pofen zoo verre vervorderen , tot dat zy v.m onderen 's Kindts hooft gekroont kan bcilaan , dat is, de rand van des Lyf-moeders ' mont In het ronde over al beraden, over de opening van het bekken, en dan kan zv geruft zyn, dat zy veel gevordert heeft, en dat de aanperflêude Weën nu niet vrugieloos zullen arbeiden. Tot hier toe hebbe ik niet gefproken van den arbeidt van dezwangere Vrouw, om dat het tot op dit point geen tydt was om de Vrouw te laten arbeiden, want den arbeidt van de Vrouw jjs niet  314 Van Ztvaare BARINGEN door nier. ineen vergeefs, maar zelfs zeer hinderlyk aan de Vroedvrouw, die tot die tydt toe alleen behoort te werken Maar zal ymand mogen vragen: wat zal de Vrouw, die nu den arbeidt op het lyf heeft, doen? mag die niet arbeiden? en is het haar wel mogelyk niet te konnen arbeiden ?■ ik antwoorde, dat het kaar niet mogelyk is te beleren, dat zy de Ween krygt, maar dat het haar wel mogelyk is , met haar Weën niet te arbeiden, of ten minde haar wat te wederhouden, en niet fterk te dringen; en dit is het, dat de Vroedvrouw haar ook moet recommanderen, en wanneer de Vroedvrouw voett, dat 'er ten Wee komt, het welke zy, zoo sy wel opmerkende is, gemenelyk eer gewaar kan worden, a's de Vrouw zelve', te weten, wanneer zy de handt aan des Lyfmoeders mont heeft; warmetr zy dan gewaar wert, zeg ik, dat de Wee zal komen , zoo moet zy ruiten en niets ondernemen, maar zy moet haar kans waarnemen zoo haaft de Wee voor by is, tra dan aanftonts het wegdrukken, het na haar haaien, en van haar affloten, gelyk boven geleert is, te volbrengen, eer dat zy door een nieuwe Wee overvallen wert. Het zal mogelyk velen vreemd voorkomen, dat een ervare Vroetmeefter ofte Vroedvrouw veeltydts de Weën eerder zoude konnen voelen aankomen, ais de Vrouw zelve; maar hoe wonderlyk het ook fchynt, zoo n het egter evenwel de waarheit, die geen klein voordeel geeft aan een verflandige Vroedmeefter ofte Vnedvrouw, die haar van die opmerkinge weten te bedienen in verlcheide öpfrgteri, om haar kans waar te nemen, en den fpyker als op het hooft te flaan; dat 'is te zeggen; op haar tydt te paffen, en te regter tydt haar hulp by het werk van de Natuur te voegen, en dus, om zoo te fpreken, gelykerhaudt uit te voe« ren, het gene anders een alleen onmogelyk is te doen; ofte ter contrarie by beurten dan dit en dan dat te doen; want gelyk alhier dé Vroedvrouw moet ruften, als de Natuur door de Weën wil werken^ en werken, wanneer de Weën voorby zyn, alzoo moet zy by eene andere geiegentheit medewerken met ae Weën, en ruiten, sis de Weën vooiby zyn; wan,.eer dan de Vtoedviouw voelt, dat er een Wee komt, zoo moet zy de Vrouw waarièhouwen, en indagtig maken, dat ze meer moet lyden als arbeiden, en datze al-  Scheef Leggende LTF-MOETHERS- 345alzoo haar Weën moet laten door ftuipen, op dat het Kindt en de Lyf-moeder niet meer en meer valt geperft en werden. Ymand zoude mogen vragen, waar aan doch dat een Vroedmeefter cfte Vroedvrouw kan voelen, dat 'er een Wee komt? ik antwoorde, dat ik het wel weet te vcelen, en zelf gewoon ben de Vrouw t'elkens te zeggen, en haar tot haar pligt aan te zetten, het zy om te arbeiden, het zy om niet te arbeiden, na dat het nodig is: maar ik moet bekennen, dat ik het Kindt geen mam weet te geven; daar ontllaat een zekere kleine beweging in des Lyfmoeders mont, een t'zaminlrekkihg ofte drukking, die men niet gewaar wert als t'elkens wanneer een nieuw gevoel de [pieren aandoet, en haar opwekt om door een nieuwen invloet van geellen een nieuwen aanpers op de Lyf-moeder te doen, dat wy dan gewoon zyn een Wee te noemen :en de genen die, die beweging van d'andere weten te onderfcheiden, die konnen weten, wanneer dat 'er een Wee zal komen. Ik moet hier nog de Vroedvrouwen waarfchouwen, dat wanneer zy befig zyn met de handt aan des Lyfmoeders mont, om, gelyk gezegt is, de rand met de vingeren wel te vatten, dat zy dan moeten toefien, niet al te veel de vingeren te roeren, dezelven heen en weder firykende op de binnen-rand van des Lyf moeders mont, want dat veroorzaakt, dat de Weën opgewekt werden; en dewyl dat de Vrouw hier geen Weën van node heeft, en men haar verbied te arbeiden, zo meet de Vroedvrouw toefen, dat zy zelve de Ween niet en-doe komen: ik hebbe bevonden, dat een differente handtling bequaam is, cm differente gevoelens voort te brengen, en een middel te zyn om aan een Vrouw arbeidt te verwekken , of om de zelve te doen vergaan, gelyk wy hier ha nog! breder zullen zeggen. Wanneer nu de Vroedvrouw haar werk zoo gelukkig volbragr heeft, dat des Lyf-moeders mont met het hooft van het Kindt reht in het hol van het bekken begint in te fchieten, zoo moet zy tragten om het Kindt verder te helpen, en alles te doen, wat mogelyk is, om de weg voor het Kindt gemakkelyk te maken. .. Éeittelyk moet zy de Vrouw met haar boven lyf wat hoger doen opheffen, .voor al zoo zy gezukkelt heeft, eerzy des, Lyf- X x moe»  34* Van Zwaare BARINGEN door moeders mont in het bekken heeft konnen helpen, want het k ongemakkelyk en benaauwt voor een Vrouw, zoo lang met bet hooft neder maarts te moeten leggen; want, alle de ingewanden met haar gewigt bet middelfchot drukkende, zoo wert dl ademhaling veeJ belet, het welke niet anders als zeer benaauwen kan; maar zoo de Vrouw met lang agter over gelegen heeft, en geen aroot ongemak daar by en voelt (want den eene Menfcb is fterker als den andere), zoo kan de Vrouw in dat poftuur noo- wat o-elaten werden, en de Vroedvrouw moet haar belaften, voortaan alle ween naarftig waar te nemen , om daar mede zoo veel te arbei den als zy kan, want nu moeten de Weën door 'sKindts hooft des Lyf-moeders mont meer en meer verwyderen, en het hooft allengskens doen voortkomen. * 1 Maar de Vroedvrouw moet hier nu wel oppaffen, om des T vf moeders mont te keeren, om dezelve niet met de kruin van 's K indts hooft m de kromme bogt van het Heilig been te laten nederzin *en, want zoo dat gefchiet, zoo zal zy een droevig gemartel vin den, om /sKindts hooft verder neder-waarts te doen komen ■ want het fcheelt veel, 'sKindts hooft alleen in deze bogt te laten inglyden en door te helpen; of's Kindts hooft en des Lyfmoeders mont beiden daar in befloten en vaft beklemt te vinden bo ven al m zoo een quade legging van de Lyf-moeder als deze • waar door het zeer moeijelyk is, om 'sKindts hooft daar uit te nnnJlCl ft^T? deZe, legging Van de Lyfmoeder brengt nootzakelyk mede, dat veel eer de Lyf-moeder en het Kindt zul- rlr u'-f" nedei'zakken> als het Kindt alleen: en veel eer inde Joligheid van de onbeweeglyke bogt van het Heilig been met de kruin vaft perffen, als daar voorby fchieten. En wanneer de Vroedvrouwen dat niet en verftaan, zoo laten zv maar alles gelyk komen, gelyk by na overal gebeurt: en ik geiove, dat er onder duizend Vroedvrouwen naauwelyks eene is die dit ooit bevat heeft, en daarom moeten 'er ook zoo vele brave fi ™nW£n m?.hÜar voIle Lighaam de geeft geven: Anderen facrineren haar Kinderen aan de doot, niet konnende verloft werden als door het Kindt het hooft te laten openen, het hooft van nerfenen te ontledigen, en dan het Kindt met een tang uit te halen :  Scheef Leggende LYF-MOEDERS. 347 ien: een ander meent een groot geheim gevonden te hebben, wanneer hy het Kindt met de the tefte weet uit te trekken, zonder dat hy behoeft alle de herfenen uit het hooft te halen : het w elke een ander meent te verbeteren met maar een paar haken in de ogen, oren, of elders in te flaan, en haaien het Kindt zoo met gewelt uit, het welke, zoo het dan nog levendig wert uitgehaalt, naar weinig uuren of dagen de geelt moet geven: ik zwyge, wat men nog boven dat niet aan de Moeder doet: en dit is de fchoone Konft van Vrouwen te verlolfen, en dat gaat alzoo gemaklyk op de kerf ftok van een doot Kindt henen; de Vroedvrouw zegt: ik heb myn beft gedaan , ik kon het niet helpen, zoo lang als het Kindt zoo hoog ftond, en dewyl zy het niet doen en kan, des Lyf-moeders mont nog om hoog ftaande, zoo kan zy het nog veel minder doen, als dezelve om laag in de kromte van het Heilig been is vaftftaande, en de Vroedmeefter weet ook geen andere weg, om de Vrouw te verlolTen als met haken, meffen , tangen, ofte Ure tefte, het Kindt om het leven te brengen, en zoo doot heel of met ftukken uit te halen; wat ftaat 'er dan anders te kiezen, als te doen volgens den gemene regel, dewelke leert, dat het beter is, dat een fterve, als twee, en het Kindt , zoo het ni*3t doot is, te doden, en zoo af te halen, om daar door het leven van de Moeder te falveren ? ö droevige verkiefing daar men door de doot van het Kindt het leven van de Moeder moet zoeken te behouden! maar ö droevig verzuim / Maar ö fchadelyke onkunde der Vroedvrouwen, niet wetende, hoe zy by tydts de Vrouw en het Kindt zullen te hulpe komen.' maar wie zal haar befchuldigen ? zy zyn niet beter onderwezen, daar is tot nog toe niemand geweeft , die haar het werk op vafte en wiskonftige gronden en klare demonftratien heeft doen verftaan: wat wonder dan datfe in zoo een diepe onwetentheidt zyn gebleven ? Maar om dit droevig onheil voor te komen, zoo moet de Vroedvrouw naarftig zyn, om des Lyf-moeders mont tegen te keeren, en haar het nederzakken te beletten, op dat 'sKindts hooft ontbloot alleen nederkome, en niet met de Lyf-moeder bedekt, het welke men dan veel gemakkelyker kan redden en doorhelpen, dan wanneer het nog met de Lyf-moeder overkleet is, en Xx 2 ZOO  343 Van Zwaare B AR ING EN door zoo in kromte van het Os Jacrum vaft geperft wert; zoo ondertnffchen het vlies flerk komt aan te perilèn in de plaats van 's Kindts hooft, zoo moet de Vroedvrouw omtrent het water even op dezelve wyze te werk gaan als omtrent 'sKindts hooft, te weten, zy moet het formeren van het water niet beletten, maar zy moet egter des Lyfmoeders mont keeren, en die niet laten nederzakken, ende egter toefien, dat zy het water vlies niet breke; zy moet de vingeren altoos wyt genoeg van een doen, en dezelven altoos alleen laten ruften tegens de rand van des Lyfmoedtrs mont, en niet tegens het waterviies, en aldus aanhouden, tot dat het water gebrooken is, en dan omtrent het hooft doen, gelyk als wy gezegt hebben. Maar my dunkt, ik hoore de Vroedvrouwen zeggen: je hebt goed fchryven, tuffchen zeggen en doen is groot ondericheid,de dingen gaan zoo niet, als men wel denkt,wie kan dat alles zoo net onderfcheiden ? en wanneer het al mogelyk was, dat wy het zoo konden onderfcheiden, de Vrouwen lyden dat hier niet, men magfe niet meer als met een of ten hoogften met twee vingeren betaften: en dat nog zonder haar zeer te doen, want zy willen niet lyden, en voornamentlyk de ryken, die wilden met fluwele handen aanaetaft zyn. Ik antwoorde, dat ik ook wel weet, dat 'er tuffchen zeggen en doen groot onderfcheid is, en dat het gemaklyker is daar van te fchryven als het wel te doen: en ik weet ook wel, dat de Vroedvrouwen zonder naauwkeurige opmerkingen, en onvermoeijelyke naarftigheit, deze myne leffe niet en zullen in het werk dellen: ook weet ik wel, dat de Vrouwen delicaat genoeg zyn dat zy niet gaarne pyne lyden, haar zelve genoeg fparen, en van de Vroedvrouwen willen gefpaart zyn; ook vereifcht de liefde en de billikheidt, dat de Vroedvrouwen vermyden de Vrouwen enige vergeeffche fmerten aan te doen; ook weet ik zekerlyk, dat ik de Vroedvrouwen niet voorfchryve om te doen, als het pene ik door eige oefleninge weet doenlyk te zyn : en ik weet wel dat fchoon de Vrouwen teder zyn, en het lyden zoeken te ontjaan zoo veel als het mogelyk is, dat zy egter immers het meefte deel en voornamentlyk de zoodanigen, die de reden en het goed oordeel gewent  Scheef Leggende LTF-MO E T> ERS. U9 gewent zyn plaats te geven, zoo onredelyk niet en zyn, wanneer haar het gevaar bekent gemaakt wert, waar in dat zy zyn, of zy zullen niet weigeren haar ie laten handelen, zoo als het nodig is; want dat is de waare en enige weg om vergeeffche pynen te konnen ontgaan, daar men anders nootzakelyk aan onderworpen wert,. wanneer° dat men zig tes regter tydt en op bequame wyze niet laat helpen; en zoo 'er zoodanige Vrouwen gevonden werden , die niet wdlen lyden, dat men omtrent haar doe het gene de noot vereifcht, • zoo komt dan de fchuld op haar, en niet op de gene, die haar de nodige hulpe aanbied. Wanneer dan een Vroedvrouw zoo verre heeft gevordert, dat het water gebroken en 's Kindts hooft, met de kruin voor, al merendeels geboren is, zoo moet zy niet meer des Lyf moeders mont om hoog tegenkeeren, gelyk als te voren, maar zy moet dan 's Kindts hooft met des Lyf moeders mont beiden laten nederzakken voorby de bogt van het Heilig been, waar voorby het nu met veel meer gemak zal konnen nederglyden,. nu het meeft ontbloot is, "als wanneer het nog met des Lyf-moeders mont overdekt was; en en op dat de Vroedvrouw het Kindt nu voorts doorhelpe, zoo moet zy nu wederom, gelyk in den beginne,met beide de handen werken, te weten, met de eene handt van binnen, en met de andere handt van buiten tegens den onderbuik. Dezen arbeidt moet zy wederom met voordeel doen, niet, gelyk ik in den beginne leerde, te werken, wanneer de Weën voor by zyn, maar regt het tegendeel: hier móet zy nn met de Weën werken , en ruften, als de Weën haar meefte kragt gedaan hebben; daarom moet zy hier ook de Weên wel waarnemen, en de Vrouw vermanen, die ook wel in agt te nemen, om niet allenig met en door dezelven te werken, maar al haar ktagten in te fpannen, om 5er zoo lang mede te werken, als haar immers mogelyk zal zya; derhalven moet de Vroedvrouw de Barende Vrouw ydermaal waarfchouwen, zoo haaft als zy gevoelt, dat 'er een vlaag op weg is, op dat de Vrouw, zoo wel als zy, klaar mag zyn, om gelykerhand het Kindt te helpen doorfètten: en dit zal zy doen op deze volgende wyze. De Vroedvrouw de eene handt in des Lyf-moeders Schede heb* Xx 3 - bende,  35"o Van Zwaare BARINGEN door b::ide, moet met het buitenfte van de handt tegens den Endeldarm gekeert, de punten van haar vingeren onder 's Kindts hooft Heken, zoo verre als zy kan, zonder het hooft te fterk te drukken ; dan moet zy de handt daar ftil houden, tot dat 'er een wee komt; de andere handt moet zy van buiten op den onderbuik van de Vrouw leggen, omtrent daar de grond van de Lyf-moeder legt, en wanneer dat de wee begint, zoo moet zyook beginnen met beide de handen te gelyk te werken : namentlyk , de handt, die binnen in het Lighaam is,moet zy zagtjes nederdrukken, te weten, tegens de punt van het Heiligbeen aan, dienaar agteren drukken, ende andere handt moet de Lyf-moeder van buiten zagtjes agter over en te gelyk nederdrukken ; ik zegge zagtjes, want zoo lang als de wee nog niet in haar volle kragt is, zoo moet zy ook na proportie van de wee werken, maar na mate dat de wee de Vrouw fterker doet arbeiden, na die mate moet ook de Vroedvrouw fterker en fterker nederdrukken. Merkt hier,dat de drukking van buiten nooit hevig mag in het werk geftelt werden, maar ter contrarie moet altoos heel matig en niet geweldig zyn, maar de nederdrukking van de inwendige handt, moet met kragt gefchieden op zoodanige wyze, dat een Vroedvrouw daar toe wel alle haare kragten mag byzetten, dog onder dit beding: Eerftelyk, dat die hevige nederdrukking niet gefchiede als gedurende dat de Vrouw in haar volle kragt werkt, ook ophoudende zoo haaft als de wee ophoud. Ten tweede, zoo moet de drukking egaal met een vlakke averregtze handt, en niet met puntige kneukels gefchieden. Ten derde: zoo moet zy de handt altoos zoo breet uitgebreid hebben als zy kan, op dat de handt overal gelykelyk kome te draagen , en zoo zy dit wel obfèrveert, zoo laat zy vry alle haare kragten byzetten zonder te vrezen, dat ze daar door eenig ongemak aan de Vrouw zal doen, in tegendeel zy zal de Vrouw grote dienft doen. Maar zoude iemand konnen denken, zoude een Vroedvrouw dus doende de Vrouw niet wel fcheuren konnen ?of zoude zy niet wel den Endel-darm zoo fterk konnen drukken , dat die daar door gemortificeert wierd, en tot verftervinge zoude konnen komen? gelyk men veel exempelen heeft, dat de Vrouwen door harde  Scheef Leggende LTF-MOEDERS. 3 $» handelingen zyn opgefcheurt, het zy haar Vronwelykheid tot in den Endel-darm , het zy de mont van de Lyf-moeder enz. Ik antwoorde van neen : dus doende gelyk gezegt is kan dat niet gefchieden, maar dat openfcheuren van des Lyf-moeders mont ot de Vrouwelykheidt gefchied , wanneer dat de Vroedmeefters ot Vroedvrouwen onvoorfigtiglyk d'een of d'andere met twee handen trekken, ftekende van elke handt een vinger in des Lyf-moeders mont, ofte in de Vrouwelykheidt, waar mede zy dan met alle kracrt trekken, en fcheuren dus die delen van een; maar door zoo een°ffenerale drukking en heeft men dat niet te vrezen. Non dienen de Vroedvrouwen wel aan te merken, dat wanneer zv trclvk eezegt is, het Staart-been met al haar kragt agterwaarts drukken, dat zy haar als dan niet moeten vergenoegen met alleen zoo agterwaarts te drukken, maar zy moeten te gelyk als zy de handt fterk nederdrukken, ook de handt zagtjes na haar halen, zoo zullen zy gewaarwerden, dat 'sKindts hooft op ieder fterke Wee wat zal vorderen, en zoo allengskens voortkomen : het is waar, dat wznneer zy zoo de handt te rugge trekken , dat zy dezelve dan ook wat van onder 's Kindts hooft vandaan halen, maar daar is niet aan gelegen, zy moeten, zoo haaft ah de kragt van de Wee voorby is, de handt wederom aanvoe.en, en de vingeren al weder onder 'sKindts hooft brengen, en zoo t'elkens wederom op nieuws met de Wee nederdrukken, en na haar halen ; en zy zullen, zoo zy dit weldoen, ondervinden, wat groote ruimte dat zv door dat middel zullen verkrygen, en hoe dat ze's K.ndts hooft gelecrentheidt zullen geven, om neder te zakken; daai toe dan ook niet weinig helpen zal de.nederdrukkende handt, die van buiten op den onder buik legt, en die daar het Kindt en de Lyf-moeder magti r voort ftuuwt: want merkt hier de reden, waarom dat hier het Kindt zoo traag voortkomt; dit is niet zoo zeer de enge mont van de i -yf-moeder, ook niet de engte van het bekken; maar het is, om dat de WSén geen regte perftng konnen maken, en dat het Kindt altoos van boven in de Lyf moeder geknepen blyft, en daarom blyft deze trage doorzakking duren, tot dat sKindts boven-lyf de kromme bogt van boven gepaffeert jsj op welke tydt dan het Kindt ligtelyk doorfchiet, en zoo ter Wereldt komt.  3,? 2 Van Zwaare BARINGEN door Zoo haaft nu de Vroedvrouw het Kindt in de fchoot heeft, zoo moet zy, zoo het Kindt nog leeft, hetzelve afbinden, of laten afbinden , en zoo aanftonts de handt in de Lyf moeder brengen, om de r~ a geboorte af te halen, en om de Lyf-moeder te verfchuiven, en in hare regte legging te brengen, en zorge te dragen, dat dezelve w.1 gefloten werdt, want de Vrouwen zyn ligtelyk onderworpen , wanneer men haare J yf moeders niet wel laat fluiten, dat ze vol bloed vloeijen, welk bloed daarin klontert, en daarin befloten wert, waar op dan ligtelyk volgt velho fdigheid, gedurig vaken, géftadige koortfen, fterke vloeden, cti eindelyk de doot, die dan gemeenlyk aan den zwaaren arbeid wert toegetlhreven, en die in waarheit veeltydts maar een gevolg is van liet verzuim van de Lyf-moeder wel te reinigen, en wel te doen fluiten: ik weet wel, dat de doot uit andere oorzaken kan ontftaan, maar ik weet ook wel, datze veeltydts voortkomt uit deze aangehaalde oorzaak, dewelke ligtelyk kan weggenomen werden, door voorfigtige handelingen van verflandige Vroedvrouwen. Wanneer de Vroedvrouw de handt in de Lyf-moeder gebragt heeft, na dat de Na geboorte is uit gebragt, zoo behoord zy de Lyfmoeder met haar handt zagtjes agter-over en neder-waarts te doen zakken, latende dezelve om haar handt inkrimpen ,by aldien zy niet al te bordig ftyf is, gelyk zomtydts, dog zeer zelden, gebeurt , en in zulken gevalle is 'er geen zvagten na het fluiten van de Lyf-moeder, maar dan dient de Vroedvrouw een wakend oog te houden op de Kraamvrouw, of niet de quade toevallen daar na zullen te kennen geven , dat de Lyfmoeder van het geronnebioed zal moeten ontledigt werden, maar als de Lyf-moeder van een gemene dikte is, 7.oo krimpt zy ligtelyk en haaftig in, zelfs veel beter, als een Lyf moeder die extreem dun is, en die om de handt valt als een natte doek in duifint vouwen: de Lyf-moeder om de handt gefloten zynde, moet zy de handt uithalen, medenemende al wat nog in de Lyf moeder legt, op dat dezelve van alles gereinigt zyude' daar na zonüer beletzel volkomentlyk mag fluiten. Tot nu toe hebben wy de lerende Vroedvrouwen onderwezen, hoe dat zy moeten doen, wanneer zy van den beginne by een in ar-  Scheef Leggende L TF MO ET) ERS. 35-3 arbeidt komende Vrouw, welkers Lyf-moeder diep voor over in den onder-buik gelegen is, geroepen werden, om, zoo veel als mogelyk is, het Kindt na de gewone w\ze, zonder hetzelve te keeren , ter Wereldt te helpen : maar zoo' het nu gebeurt, dat een Vroedvrouw door onkunde gene van deze regelen geo'bférveert heeft, en dat na lang tobben en talmen de zaaken zoo verre gekomen zyn, dat de Lyf moeder met haar punt of onderdeel is in het bekken nedergezakt, en des Lyf-moeders mont met >s Kindts hooft al in de kromme bogt van het Heilig been is ingedrongen en vaft gepakt, dat in die ftand het water gebroken is,°endat's Kindts hooft noch weinig ontbloot is, en de Vrouw reets al veel getalmt heeft en verzwakt is, zoo is de vraag, wat dat een Vroedmeefter, ofte Vroedvrouw, die geroepen wert, en de zaake zodanig vind, dan behoord te doen ? Ik antwoorde, dat tot de verloffing van zodanig een Vrouw veel eer de hulp van een Man, als die van een Vrouw, vereifcht wert, en daarom behoorde aan een ervare Vroedmeefter overgegeven te werden: hoewel ik niet ontkenne, dat een ervare Vroedvrouw het werk zomtydts ook zoude konnen doen. m Wy hebben reets onderdek, dat 's Kindts hooft nog zeer weinig ontbloot is; wy hebben daar en boven vaftgeftelt, dat sKinds hooft vaft ftaat in de kromme bogt van het Staart-been, dat een valt been is; en derhalven zoo moeten wy hier begrypen dat 't Kindt hier geen geweld kan doen op des Lyf moeders mont', om die te openen, derhalven zoo moet men tragten de legging van de Lyf moeder te veranderen, om het welke te doen, men nootzakelyk de Vrouw zodanig moet plaatfen, dat haare legging den Vroetmeefter, niet hinderlyk , maar behulpelyk, zy. Tot dien einde behoort de Vroedmeefter de Vrouw op een lage Bed-ftede, Ledekandt of Ruft bank, ofte op enio-e kuflëns op de grond, zodanig te plaatfen, dat zy op haar knyen voor over gebogen met het hooft om laag legt, haar verzorgende met zoo vele kuilens, als het nodig is, om met de armen te konnen ruften en vaft te leggen; men kan dat bequamelyk doen door haar te laten ruften tegens de leuning van een ftoel, die omgekeert legt, de knoppen van de ftoel ter aarde na de Vrouw haar lyf toe gekeert, Yy en  3f4 Van Zwaare BARINGEN door en wanneer dan de voeten van de ftoel die hier om hoog leggen ergens tegen een muur of beds plank vaft aan leggen, zoo kan de Vrouw haar vafthouden, zonder haar ligtelyk te bewegen, dat anders ligtelyk zoude gebeuren, zoo zy niet een diergelyke fieunfel hadde. De reden, waarom dat wy de Vrouw aldus op de knyen voor over leggen, is , om door dat middel de Lyf moeder te" ncotzaken, om door haar eige zwaarte nederwaarts* in den onderbuik te zakken, en by gevolg haarzelve uit de kromme bogt van het Staart-been uit te trekken: en op dat zulks des te beter en des te eerder mag gefchieden ,zoo moet de Vroedmeefter van agteren zyn handt of zyne vingeren in des Lyfmoeders Schede inbrengen, en tuffchen den Endel darm en 's Kindts hooft in de Schede infteken, en dan de Lyf-mceder neder-waarts drukken, tot dat des Lyf-moeders mont wederom zoo ver te rug gebragt zy, dat 'er plaats genoeg zy om de hand onder des Lyf-moeders mont te houden, haar nederfinken te beletten, en genoegzame ruimte te laten aan 's Kindts hooft, om op des Lyf-moeders mont te konnen perfen, dezelve te openen, en alzoo meerendeels ontbloot te konnen werden, eer dat men behoeft te lyden, dat des Lyf-moeders. mont wederom nederzakt tot in de bogt van het Staart-been: de Lyf-moeder met het Kindt dan zoo verre te rug gebragt hebbende, zoo kan de Vroedmeefter op dezelve wyze te werke gaan , als te voren aan de Vroedvrouwen is gezegt, tot de volle verloffinge van de Vrouw,dat ik om tydt te lparen hier niet weder zal herhaalem Maar alhoewel de verloffing op die wyze kan onderlegt en ook. zomtydts kan volbragt werden door een ervare Vroedmeefter, zoo de Vrouw nog kragten en Ween genoeg heeft, evenwel kan en mag hy het ook in tegendeel op een andere wyze onderleggen,, wanneer hy vreeft, dat de kragten van de Weën niet fuffifant en zyn om een goede verloffinge te konnen hopen. Derhalven de Vrouw als voren geplaatft zynde, en als voren gezegt is, de Lyf-moeder neder-waaidts gedrukt hebbende, moet hy voortgaan dezelve zoo verre te doen nederzakken, als mogelyk is, op dat, de mont van de Lyf-moeder boven in de ruimte van het bekken gebragt zynde,, hy gemakkelyker met zyn handt des  Scheef Leggende LYF-MOEDERS. 3flr Lyf-moeders mont kan openen, om alzoo de handt in de Lyfmoeder te laten inglyden ; hy moet met de handt het hooft op een zyde drukkende, beneden na de voeten zoeken,en niet ophouden te zoeken,tot dat hy dezelven gevonden heeft,dewelken. hy dan ook moet na fig halen , doende alzoo het Kindt omkeeren, en brengen het Kindt aldus met de voeten in de geboorte, zoo veel als het mogelyk is, met de teenen om laag, dat is, met de teenen na den Endel-darm van de Vrouw gekeert. Wanneer de Vroedmeefter de voeten van het Kindt nu in de geboorte heeft gebragt, zoo moet hy de Vrouw niet meer laten nederleggen met haar hooft en boven-lyf, maar zy moet haar omkeeren, en agter over op haar rug leggen, en moet haar gereet maken, om, als het nodig zal zyn, fterk na beneden te konnen drukken. De Vroedmeefter, die de handt altoos in het Lighaam, en de voeten van het Kindt wel vaft houd, moet als dan de voeten na fig halen tot dat het Kindt met de billen en de buik geboren is; op welke tydt het Kindt wel gevat hebbende, met de eene handt onder tegen den buik en met de andere boven op de rug, zoo moet hy de Vrouw verzoeken een Wee te maken, zoo zy'er geen en heeft, om met al haar kragt neder-waarts te drukken, om haar Kindt door te fetten; en wanneer zy zulks doet, zoo moet hy geftadig aan, doch zagtjes trekken , en zoo het hooft en de armen gelyk laten doorpafferen. Na dat wy nu gefien hebben, hoe dat men een Vrouw zal ver-, loffen, welkers Lyf-moeder al te diep voor overgevallen legt, en welkers Kind regt, dat is, met het hooft in de geboorte komt; zoo dienen wy ook te fien, hoe men moet doen omtrent de dus voor over leggende Lyf moeders , waar in de Kinderen qualyk gekeert komen : want gelyk de Kinderen in alderlei leggingen van de Lyf- moeders konnen qua:yk gekeert komen, alzoo konnen zy het ook in deze doen; fomtyds konnen zy met de handt, de voet, den elleboog, de Navel-ftreng, de kin of het aangefigt, de billen of enige andere leden, voor komen; derhalven dienen de leerende Vroedvrouwen ook te weten, waar aan zy die verkeerde leggingen van de Kinderen zullen konnen onderfcheiden, Yy 2  3S6 Van Zwaare BARINGEN door en dan ook, wat dat zy doen moeten, om de zoo fcheef en qua- lyk gekeerde Kinderen te redden. En op dat ik my niet te verre uitbreide over de zaake, zoo zal ik maar kortelyk zeggen, dat men alle deze verfcheide leggingen van de Kinderen kan onderfcheiden door he: onderflaan, gelyk dat elders geleert wert; want het leggen van de Kinderen wert in de ic.ieet leggende Lyf-moeders op dezelve wyze onderfcheiden geiy.< als in de regten; ook behoeft men zig niet veel op te houden om by deze legging des Lyf-moeders zoo precys te gaan onderfcheiden, wat voor een lid f14 eerft in de geboorte aanbied; het is genoeg, dat een Vroedvrouw gewaar wert, dat 's Kindts hooft niet voor en komt, om te oordelen, dat het Kindt dient by de voeten afgehaalt te werden, en dat ze tot dien einde geen tydt behoort te veriuimeü, maar het zelfs af te halen, zoo zy haar zelve dat derft toevertrouwen , ofte anders moet zy een ervare Vroedmeefter tot hulproepen die zulks behoord te doen, terwyl de Vrouw en het Kind nog by volle kragten zyn, terwyl het water nog niet is gebroken en terwyl de Lyfmoeder nog om hoog op het bekken ftaat. Uit kan hy doen, de Vrouw in de Kraam-ftoel gelet hebbende voor aan op de bril die voor het wydtfte is, regt opzittende; en de handt in de Vagina ingebragt hebbende, zoo moet hy del Lyr moeders mont zoo fchikken, als nodig is, om dezelve te konnen openen, dat in dit geval veel gemaklyker te verrigten is, a's anders , wanneer 's Kindts hooft voorkomt; de Vroedmeefter moet eerft een a twee vingeren, dan drie, en allengskens alle vyf, in des Lyf-moeders mont inbrengen, des Lyf- moeders mont verzvy>*ren, en in de Lyfmoeder indringen; het water vlies moet hy eerlt breken, ofwagten, tot dat het breekt, na dat het beft is; hy moet na de voeten van het Kindt zoeken , dewelken gevonden vnnrr? 'f^0 moe\hï tie "» ds Seboorte brengen,en de Vrouw voorts verloflèn, gelyk boven geleert is, doch moet hy de teenen van het Kindt zoo keeren, dat die tegens den Endel darm van de Moeder komen, en zoo voort, gelyk boven geleert is, uithalen. Maar ymand zoude hier mogen vragen, waarom dat ik alhier leres  Scheef Leggende L 7F-MO ET> E R S. % fj „lere, by deze fcheve legging van de Lyf-moeder, de 'Kinderen aanftondts met de voeten af halen? en waarom dat ik de Kin« deren, die het hooft eerft aanbieden, ook niet ten eerfte met de voeten afhale? dewyle de geboorte van die Kinderen , in dus qualyk leggende Lyfmoeders do:h zoo befwaarlyk en zelfs zoo gevaarlyk toegaat: ik antwoorde, dat by deze fcheve legging van de Lyf moeder en die van het Kindt men de Kinderen beter kan keeren, als wanneer die met haar hooft voor komen, en dat het Kindt met het hooft of met de voeten voor komende beft kan doorglyden, en dat, ot fchoon volgens myne nieuwe demonftratien van de fcheve leggingen van de Lyf moeders het waar is, en onfeilbaar moet zyn, dat het veiliger en gemakkelyker is, in het begin van den arbeidt een Vrouw te verloflèn, door het Kindt te keeren, en met de voeten af te halen, fchoon het zyn hooft eerft aanbied, dan het zoo met het hooft te laten voorkomen : dat ik nogtans eerft voorgeftelt heb, het Kindt met het hooft te ontfangen, is nog geweeft, om niet ftraks van de eene extremiteit in de andere te komen, en niet met eene flag het gehele gebouw der Cuden om verre te werpen, en dat te meer, dewyl deze fcheve legging van de Lyf-moeder nog de befte is van de vier quaadfte leggingen, en het Kindt daarom met trouwe hulp nog wel levendig kan geboren werden, hoewel de meeften door gebrek van hulp fterven. Maar om rond te gaan, gelyk de waarheidt moet gezegt en beleden zyn, of fchoon men dezelve tegens zyn eige practyk zoude belyden, zoo zegge ik volhertig uit, dat by alle fcheve leggingen der Lyf-moeders ik het veiiigfte, het fpoedigfte, en het miüft pynelykfte agte , aanftondts de verlofling te bevorderen door de Kinderen by de voeten af te halen, en dat van den aanvang van den arbeidt, eer het water nog eens gebroken is, of aanftonts op het' breken van hetzelve, zoo haait als men maar verzekert is, dat 'er opregten arbeidt is ; en zoo men eens tot die methode konde overgaan, gelyk ik verwagte, dat men vroeg of laat daar toe nog eens zal komen, zoo zoude een ongelooflyk getal van Vrouwen en Kinderen by het leven behouden konnen werden, die anders omkomen: Ook moet ik nog zeggen, dat deze Yy j iche-  358 Van Zwaare BA'RING'EN door fcheve legging van de Lyf-moeder beter toelaat, dat het Kindt met het hooft voor geboren werde, als de andere volgende, daar de Lyf-moeder in d'een of d'andere zyde of plat tegen de lenden aan gelegen is. CAPITTEL XLVII. Van Zwaare Baringen, Veroorzaakt door een qualyk geplaatfte Lyf-moeder , die te plat tegen de ruggegraat aan gelegen is. DE ondervinding heeft my geleert, en alle Vroedmeefters en Vroedvrouwen, die gelieven op de waarheid agt te geven, zullen door ondervindinge konnen leren, dat het veeltydts gebeurt, dat de Lyf-moeder, uit hare natuurlyke plaats wykende, komt te veel agter over tegen de ruggegraat te vallen, ofte gedrukt te werden, waar door het gebeurt, dat de?zelfs mont ofte ingang met alleen te hoog in de buik wert opgetrokken, maar ook van gelyken zoodanig fcheef geplaatft wert, dat dezelve niet meer met deffelfs Schede in een regte lyn correfpondeert, maar in tegendeel het boveneinde van de Schede zoodanig kromt en buigt, dat dezelve veel eer een winkel haak als een regte lyn vetbeelt: en dit is meer of min, na dat de Lyf-moeder meer of minder plat tegen de rug-graat aan gedrongen legt, en de Vrouw meer of min hol van lenden is. Deze quade legging van de Lyf moeder brengt nootzakelyk een onnatnurlyke en zwaare geboorte met haar, zoo de Vrouw met het Kindt door een verflandige handt in het begin met fpoedig te regt gebragt en wert: daarom moet een Vroedvrouw.yverig en wei opmerkende zyn, zoo haaft als zy een Vrouw onderflaat, om te weten, of een Vrouw zoodanig een qualyk geplaatfte Lyf-moeder heeft, om de Moeder en het Kindt terftont by het aankomen van den arbeidt te helpen, en niet te wagten, gelyk vele onverftandige Vroedvrouwen, die dit gebrek niet kennen, en veeltyts Moederen Kindt laten omkomen. De  Scheef Leggende LTF-MOEDERS. 3?$ De lerende Vroedvrouwen moeten weten, dat, wanneer de Lyfmoeder dus geplaatft legt, als gezegt is, daar uit nootzakelyk moet volgen, dat het Kindt, fchoon het al op zyn beft, als het mogelyk zyn kan, gekeert is, evenwel nootzakelyk met zyn hooft moet aandringen tegen de Schaam-beenderen, want willende zynen uitgang bevorderen, zoo wert het door zyn eige pogen, en door de fterk dringende Weën, in die geftalte met kragt boven tegens de Schaam-beenderen aan gedrongen, alwaar het met zyn hooft tegen aan ftaan blyvende, zoo buigt het weeke hooftje zomtydts°met een kneep in, en wert dus hoe langs hoe meer vaft geperft; waar door het niet konnende nederzinken in het hol van het bekken, zoo is het ook onmogelyk, dat de Moeder van haar Kindt kan verloflèn, ten zy dat alvorens het hooftje daar van af, en in het hol van het bekken, werde in gebragt. Het gebeurt meenigmaal, dat een Vrouw twee a drie,ja vier, dagen, in arbeidt zit en niet verloft, en dat meer is, zoo heeft zy in de eerfte dagen zomtyds zeer fterke Weën , zoo datze haar zelve afmat, door vergeefs te arbeiden, brengende onwetende haar Kindt om het leven ,waar van de onkunde van een onervare Vroedvrouw de oorzaak is , en waar op dat dan zomtydts by na zonder Weën, of met een flappe wee, een dood Kindt volgt, dat gelyk als van zelfs komt,maar door een wonderbare fchikking van Godt geboren wert, tot behoud van de Moeder, die anders, gelyk het gemeenlyk gebeurt, het leven daar ook by infchiet, en die fomtydts dervende van een dood Kindt verloft. En opdat de lerende Vroedvrouwen mogen weten, waar by dat het toekomt, en hoe zulks kan verhoed werden, zoo zal het nodig zyn dit Avat nader te verklaren: wanneer onervare Vroedvrouwen een in arbeidt zynde Vrouw onderflaan, en het hooftje van het Kindt, dat om hoog tegens de Schaam-beenderen aanftaat, niet en voelen, zoo zeggen zy gemeenlyk tegen de Barende Vrouw, en derzelver Vrienden; bet Kind is nog te hoog; ik kan het nog. niet beflaan, het moet eerft nederzakken; en zoo wagten zy te vergeefs op het nederzakken van het Kind, dat zonder hulp niet nederzakken en kan : of wel, voelende na de legging van het Kindt,, en ontmoetende door de Lyf-moeder henen een zeekere ron-  3°*° Van Zwaare BARINGEN door °«n^not ma, die dus door onkunde menigmaal beiden omkote wïten0" in "h^"0^ o^ VeeI Van daat1»datze liet gevoel, «e^ %s^%*b^ a -srasfrd" met wel onderfcheiden van deLbiedend 'de'n vn S Kbdt riïn »«i , 5 ' y dezeIve al vry wat verwydert is en als SJ^V' voorfigtigheit tuifchen de hals van de blaas en tuffchen des Lyf-moeders mont ingebragt vverden • Vmt 7nn heette wagten. ' * Ver§eefS *™ Van d^d^4 Een  Scheef Leggende LTF-MO ET) E RS. 3ca Een verflandige Vroedvrouw zal in dit geval digt aan de hals van de Blaas konnen voelen een half-maans-gewyze rand, dat de rand van des Lyf moeders mont is, en zoo zy met de vingeren daar wat tuffchen dringt, zoo kan zy ook een gedeelte van 's Kindts hooftje, dat hard, rond, en glad, of de opening van de kruin voelen, en hier uit zeekerlyk befluiten, dat het Kindt met de Lyf-moeder te veel tegens de Vrouw haar rug - graat aan legt, en dewyl men zekerlyk weet, dat hoe meer het Kindt door de Weên tegens deeze Beenderen aangeperft en in een gedrongen wert, hoe zwaarder het daar van af te krygen zal zyn, en dat het Kindt zig daar ligtelyk de herfenen kan indrukken, en haaftig komen te fterven,zoo moet zy haar lpoeden om het kindt te helpen, waar in zy dit volgende dient in agt te nemen. 1. Dat ze, zoo haaft zy deze quade fituatie gewaar wert, de Vrouw moet recommanderen , niet fterk met haare Weën te arbeiden, maar veel eer dezelven lydende te laten pafleren, tot die tyd toe dat het kindt in beter ftand zal zyn, of dat zy haar zal waarfchouwen om te arbeiden. 2. Dat ze de Vrouw, zoo het mogelyk is, aanftonds haar water doe maken, op dat de blaas ledig van water mag zyn, die bier door het drukken (het zy van 's kindts hooft, het zy door het drukken van de hand van de Vroedvrouw, om 's kindts hooft te redden) anders ligtelyk befchadigt zoude konnen werden; en zoo 'er nog weinig en maar kleine Weën zyn, en het water nog niet gebroken is, zoo kan zy door een zagt Clifteer ook wel eerft afgang verwekken, op dat alle beletzelen, zoo veel als het mogelyk is, mogen weggenomen werden. 3. Datze de Vrouw wel plaatze om haar te konnen helpen, namentlyk, haar leggende in de Kraam-floel eertt vlak neder op de rug, te weten, wanneer het nog in den beginne is, en dat het kindt nog niet heel ftyf tegens de Schaam-beenderen aangedrongen ftaat, want anders zoo dat waare,zoo was het beter,dat de Vrouw met het boven-lyf veel lager lag als met het onder - lyf, op dat de Lyf moeder met het kindt gemaklyker te rug zoude wyken. 4. Datze met de vingeren van de eene handt, die haar beft Zz voegt, ■  1^ Van Zwaare BARINGEN door voegt, de rand van des Lyf-moeders mond voorzigtio- aanm-ype om dezelve na agteren na den Endel-darm te drukken ofte trekken het welke zy evenwel niet eerder zal ondernemen te doen, eer dat zy haar andere handt voor tegens den onderbuik zal geleot nebben, te weten, effen boven de Gemagt- of Schaam beenderen ; dan zal zy ligtelyk met beide de handen werken, drukkende met de buitenfte handt 's Kindts hooft eerft wat te rug en dan nederwaart, en trekkende met de inwendige handt des Lyf-moeders mont na agteren na den Endel darm, dat is,ook neder-waarts: zoo zy nu gevoelt,dat 's Kindts hooft met des Lyf-moeders mont wat verglyden en nederzakken, zoo zal zy de Vrouw verzoeken haar met het boven-lyf op te ligten, zonder haar onder-lyf te bewegen, dat is, haar te krommen, en dus zoo voorover te buigen, zoo veel als haar mogelyk zal zyn, doende als of zy haar ophief om te gaan zitten, om haar gevoeg te doen: ondertuftchen zoo moet de Vroedvrouw wel agt geven haare handen op de voorgezegde wyze wel geplaatft te houden, om zoo voort Qterwyl dat de Vrouw door haar krommen de Lvf-moeder met het Kindt van agteren opligt en voort ftoot) 's Kindts hooft van voren nederwaarts te drukken, op dat hetzelve dus regt in het hol van het bekken mag nederzinken 5". 's Kindts hooft dus gered en van het aanftoten bevrydt vindende of bevrydt hebbende, zoo moet zy als dan de Vrouw verzoeken haare Weèn wel waar te nemen, om daar mede, zooveel als het mogelyk is; te arbeiden, om het Kindt voort door de geboorte en ter Wereld te helpen; en tot dien einde zal zy de Vrouw zoo meeft fittende laten werken, ofte anders op haar knyen met dc ellebogen ergens op ruftende. 6. Maar wanneer het Kindt al lang ftyf geperft tekens de Schaam-beenderen aan geftaan heeft, eer de Vroedvrouw""daar bv gekomen is, of dat, de Vrouw en het Kindt door onkunde van andere Vroedvrouwen verfuimt zynde, zy dezelven in zodanVen ftaat vmt zoo moet zy de Vrouw heel agter over, het hooft om laag en het Lighaam wat verheven, leggen, en zoeken op de voorgezesae zvyze_ s Kindts hooft naar beneden te drukken, maar zy moet agt geven niet zoo maar van boven neder te drukken, maar wel eerft irat  Scheef Leggende L7F-M0ET) ERS. 363 wat te rug-waarts, en dan te gelyk neder-waarts, want de Schaambeenderen maken fomtydts een indrukkinge in 'sKindts hooft, waar door het niet wel neder waardts kan gedrukt werden, zonder het Kindt te fchaden, zoo het niet eerft wat te rug gedrukt en wert. 7. Zoo het gebeurt, dat in deze fituatie het xvater al gebroken, en 'sKindts hooft wat veel ontbloot is, des Lyf-moeders mont al zeer verwydert zynde, zoo moet de Vroedvrouw in plaats van de vingeren aan de rand van des Lyf - moeders mont te liaan, dezelven tragten tuffchen het hooft en de Schaam-beenderen in te fteken, om dezelve zoo wat op het opperdeel van het hooft, of beter aan de boven-rand van des Lyf-moeders mont te krygen, en door dat middel het hooft met des Lyf - moeders mont naar beneden te trekken. Twee zaaken werden hier en in alle zwaare Verloffingen vereifcht, een goed gezond oordeel, en goede en bequame handelingen, om het zelve zagt en wel uit te voeren ; en daar dat is, daar is Godts Zegen ook veerdig, want Godt kroont zyne Gaven: maar de genen die zonder een regt begrip der zaaken en zonder goede en bequame handelingen alles van Godts Zegen willen verwagten, verzuimende te doen wat 'er moet gedaan werden, verzoeken Godt en gebreken in haar pligt; het is waar, wy Menfchen konnen niet natuurlyk doen baren , het is Godt, die de Ween en de kragt geeft3en aan wien de Eere van alles toekomt, gelyk Hy het is, die ons het voetzei en het dekzel geeft, die het Koren en den Moft doet groeijen en ryp werden 5 maar den Akker man en Hovenier die in de zaai-tydt flaapt, en verzuimt te zaaijen en te planten , vindt daar na niet in te oogden, of die het gene hy gezaait en geplant heeft, niet bewydt, nog befnoeit, nog begiet, of van het nodige verzorgt, heeft weinig voordeel en Zegen van Godt te verwagten : zoo ook kan een Barende Vrouw fomtydts zonder hulpe ofte menfchelyke mede-werkinge niet verloffen: dit zyn de vrugten van den vloek Godts, en de ftraffen der Vrouwen, om der overtredinge wille haar van Godt opgclegt; en dit vermindert geenfins Godts Magt, die alles kan doen het gene Hy wil, maar die niet alles wil het gene dat Hy kan, Z# 2 en  3^4 Van Zwaare BARINGEN door en die ons zulke moeijelyke bezigheden heeft gelieven op te 3e? gen, om daar door den eene zyne lydzaamheidt, en den andefe zyne naarftigheidt en liefde te oeffenen, en te gelyk over fomrSgen zyne oordelen uit te voeren , door al het welke Hy Hem zelve weet te verheerlyken. 1 Maar by aldien het mogte gebeuren, dat het Kindt zeer vaft geperft ftond, en dat liet hooft zeer groot was, zoo dat men nie als met veel moeite het hooft in de holligheidt van het bekken zoude konnen inkrygeti, en dat 'er veel eer een zeer Ce mmelerye als een gewenfchte verloflinge op te wagten ftond, eelvkJemeeiftyk in zodanig een geval gefchiedt, zoo zoude ik aSde? zonder het uiterfte te wagen, na de voeten te werken • maar dar is veel meer Mans als Vrouwen werk ; derhalven zoo 'een Vroel vrouw niet zeer gauw van oordeel, handig, en fterk is 7«n hoort zy dat werk aan een goed Vroedmeefter over te ce'ven dS ook de inwendige delen der Vrouwen beter kan, als gemeenl'vkde Vroedvrouwen doen; ± zeg werken: want in zoodanif een legginge van het Kindt en de Lyf-moeder kan de verloflinfe nietR werk, en zelfs zwaare en pynelyken arbeidt verkregefi werden en dat door drie oorzaken. s wciucn, en > i. Om dat gemeenlyk des Lyf-moeders mont in die ontmoetinge maar weinig geopent is, dewelke als dan door een langzaam geweld moet geopent werden : ik zegge , door een langzaam geweld om dat de al te groote haaftigheidt al te veel ftnerten aan de Vrouw veroorzaakt, daarom moet het gefchieden door een wel befmeerde hand, eerft met een of meer vingerenin des Lyf - moeders mont in te brengen, en die allengskens uit en van malkanderen te verwyderen, om alzoo meer en meer ruinre te winnen; daar naar moet men alle vyf de vingereri daar in brengen en die ook verwyderen en van een fpreiden ; waar op men dan de handt tot aan de kneukels toe daar in brengt, en door het 11 en toedoen van de hand tragt men des Lyf moeders"mond 5 verder e verwyderen, na dat men voelt zulks beft te konnen doen 's Kindts hooft altoos zoo veel te rug, en na eene zyT£hnt&nde als het mogelyk is; en dan zoo dringt men allTgskeTin de lyf-moeder m, altoos agt gevende het Kindt nog de Lyf moeder te  Scheef Leggende LTF-MOEDERS. 36f te quetzen: men moet ook met de vingeren onderfcheiden of men tuffchen de Na-geboorte en de Lyf-moeder, of tuffchen het Kindt en de Vliefen van de Na geboorte is: want zoo men tusfchen de Na-geboorte en de Lyf-moeder is, zoo moet men zig wel wagten voort te vaaren, men moet de handt wat te rugge halen, en brengen dezelve tuffchen de Vliezen van de Na geboorte en het Kindt, te weten, als men om boog in des Lyf - moeders grond de voeten moet gaan zoeken: en van den ingang van de Lyf moeder tot in deffelfs grond en bodem meet men altoos agt geven de handt digt aan 'sKindts lyf te laten doorglyden , want als dan zoo heeft men minft gevaar van de Lyf-moeder te quetzen,en beft gelegentheidt om de deelen des Kindts te onderfcheiden, en alzoo eindelyk met zekerheidt de voeten te vinden: En by aldien het water nog niet gebroken was, als men dit werk begint, en dat 'er egter waarlyk arbeidt is, zoo moet men geen zwarigheidt maken , om het water zelfs met de vingeren te doen breken, te weten , als bet tydt is om het te doen; men kan het water laten groeijen, zoo lang men bevind, dat het met voordeel des Lyf-moeders mont opent, en fchuiven onderluffehen by elke Wee het hooft zoo veel aan een zyde, als het mogelyk is, en dan kan men zoo aanftonts op het breken van het water met de handt indringen: maar bevind men , dat het zuater geen geweld kan doen, om des Lyfmoeders mont te openen, zoo moet men die zelfs openen, en genoegzaam geopent zynde fchot geven aan het water door het breken van de Vliezen, entaften dan ftraks langs 'sKindts Lighaam heenen om de voeten te zoeken, gelyk gezegt is. 2. Gelyk nu de engte van des Lyf-moeders mont moeite en arbeidt kolt om te verwyderen, wanneer zy niet genoeg geopent is , alzoo moet men ook weten, dat een naauwe Lyf- moeders mont nog met een Kindts hooft bezet, geen minder werk geeft, om door dezelve zoo diep door te dringen tot in des Lyf • moeders grondt: derhalven verwondert u niet, zoo gy hier niet als met veel arbeidt en gedult de voeten weet te vinden. 3. Zoo zal men bevinden, dat de lengte tot in des Lyf moeders grond, en de kromte van de weg, te weten, van de Vrouwelykheidt tot in des Lyfmoeders bodem, en dat in een beflote vat, daar Zz 3 zco  1 Iaat wel toe, dat dezelve een weinig meer verwydert wert; immers ik houde dit voor de befte mediode, en laate anderen in hare vryheit om het anders te doen. En dewyl de Vroedvrouwen haar befwaarlyk het gevaar van deze legging der Lyf moeders zouden konnen verbeelden, zonder die afgebeelt te fien, zoo konnen zy, om daar nader en klaarder bevattinge van te krygen, befien de 34. 35.cn 36. Figuuren, die hier malkanderen volgen. Ver klaar ing van de 34. 35. en i6Jle FIGUUREN. Figuur 34. aa Twee Lende-wervelen. bb Een omtrek, vertonende de Buik. cc Den omtrek van de Lyf-moeder. dd De Heupe-beenderen. ee De Schaam-beenderen. ff De holligheden, daar de hoofden van de Dye-beenderen in draijen. gg De Zit- of Ruft-beentjes. b Het Kindt in de Lyf-moeder, leggende plat tegen de rug van de Moeder, met zyn rugge om hoog, en met zyn hooft tegens de Schaam-beenderen. iii De Navel-ftreng. k De Na-geboorte of Moeder-koek. Figuur 35. aaa De Lende-wervelen. b Het linker Heupe-been. cc De Schaam-beenderen. dd De Zit- of Ruft-beentjes. t Het uit fteekfel van het Heilig been. ff De Cirkel vertonende de Buik. gg De Lyf-moeder. b Het kindt, leggende met de fchouders tegens de Schaambeendeient Aa a l De,  37° Van Zwaare BARINGEN door J Den Schouders van het Kindt. k De Na-geboorte. I 's Kindts hooft in het hol van het bekken. mm De opening of weg van het bekken, daar het hooft en het Lighaam van het Kindt moet door pafferen. Figuur 36. aaa De Lende-wervelen. * Het linker Heupe-been. cc De Schaam-beenderen. dd De Zit- of Ruft-beentjes. i f ne£U,ft>, üf hei aSte,rlte ^fteekfel van het Os facrum. ƒ ƒ De Cirkel van de Buik. fS 2C V-f"m°eder' t€gen de Lende-wervelen. 0 Het Kindt agter over met het hooft in het hol van 't bek- ken, en de Schouders vaft tegen de Schaam - beenderen. * Ue Schouder van het Kindt. k De Moeder-koek. 1 'sKindts hooft in het hol van 't bekken, meer ontbloot als riet behoort, om deffelfs legging te konnen zien. m m De weg, die het Kindt moet pafferen tuffchen de beenderen. n i-iet ho! of pan van de Heupe-been. 0 De plaats van de Navel. J> De Na-geboorte. Nader Verklaaringe van de 34, 37 en ^6Jie Figuuren. ; De reden waarom deze drie Figuuren hier by een gevoed zvn is om dat ik eerft niet van voornemen was, om de tweelaaften te laten fnyden , om dat de Tekenaar my niet hadde konnen voldoen om derzelver legging regt te konnen verbeelden : maar naderhand als de meefte Platen gefneden waren, en dat ik dè £• fchryving van de 3^ Figuur overzag, om te zien of die Maatniet moeft gecorngeert zyn, doe zag ik wel, dat die Figuur den Lezer geen groot ligt zoude konnen geven, by aldien ik niet door twee anderen deze verklaarde, om een en dezelve legging op fchei-   r  Scheef Leggende LYF¬MOEDERS. ?y< fcheide wyzen of van verfcheiden zyden te konnen befchouwen cn hebbe dan oaarom deze twee Figuuren daar by gevoegt Figuur verheelt een Kindt, dat wel gekeert legt in een fcheef leggende Lyf-moeder, ,k zegge, dat het Kind? wel gekeert legt m de Lyf-moeder,om dat het met de kruin des hoofts tegen des Lyf-moeders mont aanftaat; want daar in ftem ik zoo verre over een met het gemeen gevoele der Schryvers, als men met haar onderdek, dat het Kindt niet behoeft gekeert en afgehaalt te werden; waar aan ik my houde, zoo lang tot dat de waarheidt der zaake zelfs my daar na zal nootzaken, om van haar at te wyken. _ En alhoewel dit Kindt wel gekeert is in de Lyf-moeder, zoo is hier egter geen gemaklyke geboorte te verwagten, om dat de Lyf-moeder cheeflegt, het welke in het aanzien van deze Figuur zig niemand ligt zoude konnen verbeelden; want de 8. Fituur die een wel gekeert Kindt in een wel geplaatfte Lyf-moeder verheelt, fchynt in geene delen van deze 34. Figuur te verfchillen. als alleen in dat hier in deze het Kindt nog met zyn hooft op het bekken ftaat, en dat in de andere Figuur het hooft alrede in de holhgheid van het bekken ingezonken is; en zy zoude genoegzaam konnen dienen om een en dezelfde legging van 't Kindt en van de Ly -moeder tc verbeelden, en daarom was het nodig, deze zelfde legging nog door een andere Figuur nader voor te ftellen De Lyfmoeder van deze 34. Figuur legt met haar lengte langs de rug-graat of tegen de lenden van de Vrouw , en daar zoo d£t en zoo plat tegen aangedrongen, als derzelver ftaat toelaat ; by gevolg moet des Lyf moeders bodem leggen tegens het middelichot of Diaphragma , en niet na de navel des buiks gekeert; welke legging des Lyf-moeders nootzakelyk veroorzaakt, dat het hooft van het Kindt moet dwers over het bekken komen, en met zyn kruin tegen de Schaam beenderen aan drukken: en dit zal meer of min zyn , na dat de Vrouw meer of min hol en ingebogen van lenden is, dewyl in de Vrouwen, die zeer ingevallen en hol van lenden zyn, de voor-uit-ftekende bogt van het Os facrum met het laatfte Wervel-been of met de twee laatfte Wervel-beenderen een verheve bogt maken, gelyk in de tweede Figuur kan Aaa 2 ge-  37* Van Zwaare BARINGEN door gefien werden ; welke bogt in zodanigen gevalle de Lyf-moeder met s kindts hooft zeer hoog opheft, en daarom des Lyf-moeders mont met de kruin van 's kindts hooft vry hoger als de ÏÏT"wndef; , °T" te,le^en' te weten, in den beginne, eer de Ween het hooft in de holligheit van het bekken hebben neergedrongen; waarom daar na. als het kindt in het bekken fchiet, het zelve ongemeen gebogen en vaft geklemt moet wer- -oeü: eV?mi dl • kla3rdeu te,fie"'200 bezietde 3 S. Figuur, dewelke dtzfd? van h" kmdt en van de Lyf-moeder, uitgeno¬ men dat_ het hooft van het kindt hier in het hol van het bekken reets is ingegleden dat in de 34. Figuur nog tegens de Schaambeenderen vaft aan ftaat, en daarom nog niet in het bekken nederzakken en' kan. In_ deze $ j. Figuur ziet: men het kindt tegens zyn linker zyde, het hooft m het hol van het bekken, maar daar eerft het hooft vaft ftond, daar ftaan nu de fchouderen vaft; en het kindt dat te voren nog op zyn gemak vry lag, uitgenomen de perfing van K™ £ 'FT dit Sc^na-beenderen,1egt nu geweldig In de klem, dewyl de nek zodanig legt gebogen, datze als boven ver< mogen moet rekken, en daarom is het dat meeft alle kinderen, die op deze wyze komen, moeten fterven, dewyl door deze perfing de zenuwen van de nek te veel rekkende en de vaten te veel geklemt werdende zoo werden de vogten in haar loop gefluit en opgehouden, waar door als dan ook het kindt ophoud te leven Vraagt nu ymand nog, waarom kan dit kindt niet doorfchietën ? ik antwoorde, om deze volgende redenen ^' d„at.h" h00ft gtkee" fn vaft gehouden wert in de engte van de holligheidt van het bekken, waar door geen hooft kan pafferen, zelf als het regt komt, als met enig geweld van perfinge maar aangezien de zwaarte van 's kindts Lighaam nog de perfing van de Ween s kindts hooft in deze legging niet kaS nederdrukken, zoo lang als het kindt met de fchouderen tegens de Schaambeenderen valt aan blyft ftaan, zoo blyft zyn hooft zelfs met den aanpers van de hartfte Weën in een ftille ruft leggen ende en niet een hair of ftroo breet vorderen. ög ' en kaa 2. Om  Scheef Leggende LTF MO ET> E R S. 333 2. Om dat de fchouderen van het Kindt, vaft ftaande tegens de Schaam beenderen, niet konnen nederzakken zoo lang de fchouderen door hulp van handen ofte door de kragt van de Weën van dien aanftoot niet werden bevrydt. / Dat de handen de fchouderen van het Kindt alhier niet wel konnen redden, is, om dat 'er zelden zulke wyde bekkens, zulke kleine hoofden, en zulke kleine handen malkanderen ontmoeten, als daar toe vereifeht werden: want zoo het bekken klein en 's Kindts hooft groot is, zoo is het onmogelyk, dat enige handen, ook niet de alderkleinfte Vrouwen-handen, bezyden het hooft door konnen pafferen, om de fchouderen vry te maken en neder te trekken , maar by aldien de Vrouw een wydt bekken, het Kindt een klein hooft, de Vroedvrouw zeer kleine dunne handen en een gauw verftandt heeft, zoo kan het gefchieden, en dan nog niet als met zeer veel moeite. Dat de Weën het kindt dus leggende niet ligtelyk konnen doorperffen, is eerftelyk, om dat de kragt van de eerfte Weën verbroken zynde, door het hooft van de Schaam-beenderen en in het bekken neder-waarts te perflen, veeltydts daar na verminderen als het hooft in het bekken neergezonken is, om dat de kragten reets veel vermindert zyn, dewelken behoorden te vermeerderen, om het kindt, dat nu dus in de klem fit, en aan hooft en fchouderen te gelyk wert gekeert, te konnen doorperffen. Ik zegge, dat de kragten, die reets vermindert zyn, nu behoorden te vermeerderen, en de Ween, die aan het afnemen zyn en trager en dapper komen, dat die nu behoorden dikwilder en veel fterker te komen, om het kindt voort door te perffen, want daar is nu veel meer aanpers en kragtiger drang van de Weën van noode als van te voren; want eer 's Kindts hooft in hit bekken was gezonken by bet ftaande water, was het water de leitsman of wegwyzer van het hooft, of immers het konde zyn, dat het water, des Lyf-moeders mont verwyderende , gelegentheit gaf aan 's kindts hooft om gemaklyker in het bekken neder te linken: tn behalven dat zoo is het zeker, dat, zoo lang de Lyf moeder nog door het water wyt uitgezet en het kindt levendig was, het zelve ligtelyk konde bewegen, en eemgzins krommen of buigen, en alzoo ia Aa a 3 het  37+ 'Van Zwaare BARINGEN door het bekken fingeperft werden: het Lighaam van het Kindt drong op het hooft aan , terwyl het Lighaam door de Weën gedrongen wterd, en 'c water maakte plaats en ruimte na beneden, het hooft had maar van de beenderen af te fchampen en nederwaarts te glyden: maar nu het water afgelopen is, nu het hooft in het bekken is geklemt, en nu de fchouderen tegen de Schaam-beenderen vaft aan leggen, hoe zullen de Weën daar nu op werken? de Lyfmoeder is nu gèledigt van water, zy legt op haar plat regende lenden van de Vrouw, 't Kindt legt ook plat op zyn buik inde platte Lyf-moeder als onbeweeglyk vaft, de Weën trekken de fpieren van de buik fterk in van voren naar agteren, zoo dat de iterkfte aanpers gefehied op het platte van de Lyf-moeder, waar door dezelve fterk tegens de lenden aangeperft wert, en daar door wert het Kindt meer vaftgeklemt als voorrgeftoten : wat wonder dan, dat de fpieren van de buik, verfterkt door het Diaphragma en de ingewanden van de buik en van de borft, en de daar in opgeflote lugt of wind, zoo weinig konnen voortfloten een kindt, dat zoo vaft geklemt legt? en datze meer van voren naar agteren, als van boven nederwaarts drukken? en wat wonder, dat het kindt dus leggende of nooit geboren wert, of dm ter Wereld komt, cn dat de Moeder ook kort daar na de geeft geeft, afgemat zynde door den langdarigen arbeidt P Ik zeide boven, dat in deze legging, het kindt nog ftaande met zyn hooft tegens de Schaam-beenderen aan, dat het hooft daar van daan ligter konde los raken en in het bekken nederglyden, als wanneer de fchouderen daar tegen aan ftaande zoude konnen nederzakken, om de reden boven aangewezen; waar by nog kan aangemerkt werden, eerftelyk, de breedte en dikte der fchouderen; en ten andere, de vaftigheit van de fchouderen en de borft aan een gehegt, die zoo ligtelyk niet konnen krommen ende buigen als het hooft, dat aan een dunne hals vaft is, door welk «nd°erfcheit het niet moeijelyk is te bevatten, dat de ichouderen veel meer moeite hebben, om van de Schaam-beenderen los te raken en in het bekken te komen , als het hooft. Maar alhoewel dat het hooft met veel meerder gemakkelykheit van de Schaam-beenderen kan los komen als de fchouderen, zoo moet  Scheef Leggende LTF-MOET>ERS. 377 moet men egter niet meenen, dat het 'er altoos' gemaklyk van afzakt : gantjch- niet: het gebeurt fomtydts in tegendeel, dat de Kinderen met het hooft daar zoo ftyf tegen aan vaft blyven ftaan, dat bet onmogelyk is, dat de Weën het daar van daan konnen dringen , en dat gefchied wel meeft als het water daar op die plaats breekt, ea als ter fluyp afloopt, hetwelk gefcheid om dat 'sKindts hooft met des Lyf-moeders mont te famen vaft tegens de Schaam-beenderen aangedrongen leggen, dan is'er geen plaats genoeg om het water breet te formeren, en het kan maar na de onder-kant een kleine opening vinden om door te perfien, op welke plaats by ieder Wee het vlies, rekkende en verdunnende, genootzaakt is te berften; en dan loopt het water door een kleine opening als ongemerkt weg, en dit noernen de Vroedvrouwen dan wel een fluipend water, om dat het fluipender wyze geloft wert. De reden, waarom dat dit fluip-water de Vroedvrouwen aldus ontfluipt, zonder datze weten, wanneer dat het is gegroeit en gebroken, is, om dat 'er weinig Vroedvrouwen zyn; die de regte kenniflè hebben om een Vrouw wel te onderflaan, zy taften niet hoog genoeg ter plaatfe daar dit water groeit, en daarom weten zy met boe of waar het geformeert voert; zy zitten fomtydts dagen lang voor de Vrouw, zonder datze weten, hoe de Lyfmoeder legt; wat zeg ik, hoe de Lyf-moeder legt, zy weten niet eens, waar des Lyf-moeders mont is, en hoe of wat zig daar in aanbied. Vele weten van tuiten nog van blafen, al wat zy zeker weten, dat is, dat zy konnen zeggen, dat het Kindt nog te hoog ftaat, te weten, vóórhaar; daarom zeggen ze, dit men moet gedult hebben, tot dat het Kindt nederzakt: een onfeilbaar merkteken van haar onkunde in het werk der Baringen, en van haar gehele onbequaamheidt, om een Vrouw in zulken gevalle eenige ware hulp te konnen toebrengen. Het water dan afgelopen zynde, ftaat 't Kin ft met zyn hooft veel vafter tegens de Schaam-beenderen aan geklemt als te voren , en hier kan het zonder hulp door de Weën zoo ftyf tegens aan gedrongen werden, dat het hooft gantfch met een kneep ingedrukt wert door de fcharpe boven-kant van de Schaam - beenderen, en waar  37 Van Zwaare BARINGEN door waar door het ligtelyk kan komen te fterven; en daarom konnen de fterke Weën hier alzoo veel quaad als goed doer. Mier mag een Confcientieus Doétor opmerken, wat voordeel of fchade alhier zyn Weën verwekkende ordonnantiën konnen toebrengen, als hy zonder net befcheid van de legging van de Lyfmoeder en die van het Kindt zyn voorfchrift maakt op verfoek van Vroedvrouwen, die geen Lyf-moeders mont konnen betaften, nog weten, hoe of waar die legt. Na dat wy nu geften hebben het gevaar van de legging van de L\f moeder en die van het Kifldt in de 3?. Figuur, zoo laat ons ook wel met aandagt die van de 36. befchouwen, en wy zullen bevinden , dat die legging geen minder maar wel veel meer gevaar in heeft als de voorgaande: Deze 36. Figuur verheelt dezeb vige legging van de Lyf moeder na zyn lengte plat tegens de lenden van de Vrouw, en des Lyf-moeders mont tegens de Schaambeenderen aan, de legging van het Kindt is ook dezelfde, uitgenomen dat dit Kindt in deze Figuur op zyn rugge leggende ook met het hooft agter over in het bekken is gezakt. Het is ligt te bevatten, dat het hooft, eer bet in het bekken is gezakt, ook te voren vaft gedaan heeft tegens de Schaam-beenderen , en daar al het zelfde gevaar heeft uitgedaan als het vorige, derhalven ftaan alle dezelve zaken omtrent deze legging te confidereren, die wy in de vorige in agt genomen hebben ; alleen moet ik 'er dit by voegen , dat deze legging nog veel gevaarlyker is voor tle Vrouw en voor het Kindt als de vorige, en ook nog moeijelyker om te helpen, want alle de leden van de Kinderen laten haar gemakkelyker voor als agter over buigen. Het is bezwaarlyk door middel van het onderflian deze legging van de vorige wel te onderfcheiden, te weten, in den beginne, wanneer des Lyf-moeders mont en 's Kindts hooft te zamen nog boven tegens de Schaam beenderen aanftaan, en dat des Lyf moeders mont nog niet wyt geopent is; om deze twee leggingen in die tydt wel te onderfcheiden zoude de ervarentfte hand en het gefontfte oordeel wel eens konnen miflen. Nu is de vraag, wanneer men door het onderflaan bevint, dat ket Kindt en de Lyf-moeder aldus gekeert leggen, gelyk deze 30.  Scheef Leggende LYF-MOEDERS. 377 3*. Figuur vertoont, het zy dat het hooft nog boven tegens de Schaam-beenderen aan ftaat, het zy dat hetzelve reets in het bekken neergezonken is; wat dan te doen ftaat? het hooft nog ftaande tegen de Schaam beenderen, zoude men hetzelve konnen, zoo men wil, op dezelfde wyze in het bekken doen nederglyden, gelyk het andere van de 351. Figuur: maar ik zoude niemand raden konnen dat te ondernemen: want als het hooft nu al in het bekken nedergezakt zoude zyn, wat dan ? en hoe zal men het dan verder helpen ? dan zoude het nog veel erger leggen om voort te konnen doorpafferen, en het zoude tien tegen een zyn, of Moeder en kindt dan beiden niet zouden moeten fneuvelen; want wie zal het kindt aanftonts als een doot kindt willen handelen , om het met inftrumenten af te halen, terwyl dat 'er nog alle bewyfen van leven zyn? en fchoon 't neergezakt is, en zoo ellendig in de klem legt, gelyk de 36. Figuur vertoont, zoo kan het nog al lang levendig blyven : en wie zal het nu zoo leggende konnen redden, zonder het als een doot kindt te handelen? Maar zal iemand mogen vragen, is deze legging dan zoo veel erger als de vorige? en waarom hebt gy daar geleert het hooft in het bekken neer te doen glyden ? daar het dan nedergegleden zynde in dezelve klem geraakt en in dezelve bogt, alleen maar met dat onderfcheid, dat het eene kindt voor over en het andere agter over legt: de jonge kinderen zyn week en teer, zoo het eene kan doorraken, zoo kan het andere ook nog wel pafleren; waarom dan hier zoo veel zwarigheit gemaakt ? Ik antwoorde, dat deze legging waarlyk erger is als de andere, en dat ik derhalven reden hebbe om hier van onderwys te veranderen; en alhoewel ik in de vorige legging geleert hebbe, hoe men 's kindts hooft in het bekken kan doen inglyden, zoo hebbe ik het nogtans niet gedaan om daar door te kennen te geven, dat ik dat voor het befte en raadzaamfte middel houde; gantfeh niet; ik ontken wel niet, dat men zoo doende, voornamentlyk in het beginnen van den arbeidt, vaftftellende dat het kindt met zyn hooft voor zal moeten geboren werden, als dan groote hulp toebrengt aan de Vrouw en het kindt, en dat als 'er iterke Weën komen en daar goede hulp by komt, de Vrouw dan B b b nog  378 Van Zwaare BARINGEN door nog wel kan verlolTen, ook fchynt dat dadelyk de natuurlykfte weg: en die handeling fchynt meelt over een te komen met al het gene de oude en nieuwe Schryvers ons hebben aan de handt gegeven om de Kinderen te redden, als zy met het hooft voor tegens de Schaam-beenderen aan ftonden, fchoon haar de waare oorzaak van die legging fchynt verborgen geweeft te zyn ; en ik was met genegen, om ten eerfte een andere weg in te fiaan, en van het gemeen gevoele af te wyken, op dat niet myn raat al te nieuw, en daarom al te verwerpelyk , mogte voorkomen; maar het was my hef tot een beter gelegentheidt te wagten, daar de zaak wat meer van zelve zoude (preken, derhalven zal ikmy nu nader verklaren over deze quade legging van de Lyf-moeder, zoo wel als die van de Kinderen, het zy datze voor of agter over lego-en gelyk deze laatfte drie Figuuren ons vertoonen. Om dan myn gevoele ront uit te zeggen, overeenkomende met de reden en met myne ondervindinge,zoo ben ik van die ge dagte en van dat oordeel, dat men om beft te doen, zoo voor de Vrouw en het Kindt, die beiden geholpen moeten werden als voor de Vroedmeefler of de Vroedvrouw, die helpen moet, dat als de Kinderen voor of agter over komen in aldus geplaatfte Lyfmoeders, zoo als ons deze drie laatfte Figuuren vertonen, dat men nooit behoorde toe te laten, veel minder daar toe te helpen, datze met het hooft in het hol van het bekken nederzakken, te weten, als men daar vroeg genoeg by is gekomen om het te konnen beletten : want alhoewel ik boven toegedaan hebbe, dat een Kindt aldus leggende wel gekeert legt in de Lyf-moeder, zoo is bet maar na bet gemeen gevoele; en dan als men vaft ftelt, dat het Kindt aldus met het hooft voor moet geboren werden , gelyk zoo veel ik weet, alle Schryvers voor my gedaan hebben, de fcheve legging van de Lyf-moeder en de quade gevolgen van dien niet wel in agt genomen hebbende: maar volgens myne methode na de waare kennifte van deze fcheve legging der Lyf moeders, zoo ben ik genootzaakt te zeggen, niet alleen dat het Kindt moeijelyk legt, maar zelf zoo moeijelyk, dat het niet moeijelvker kan bedagt werden : en daarom (tel ik vaft, dat men in zodanio-e lecro-inpnooit behoorde toe te laten, dat het hcoft verder nederzaktC, dewyl  Scheef Leggende LIF-MO ET) E RS. 379 wyl 'er geen gevaarlyker zaak kan bedagt werden, als het Kindt zoo met zyn hooft te laten nederzakken. Ik laat het alle de oude en nieuwe Schryvers aanraden, zooveel zy immer willen , ik veragte niemand zyn Perzoonof verdienden, maar gelyk zy vry zyn geweeft haar gevoele en bevindingen te zeggen, alzoo ben ik ook vry om het myne te uiten: ik geef haar toe dat het veel beter is 'sKindts hooft van de Schaam-beenderen los te maken, en in het bekken neer te helpen, als het tegens die beenderen vaft te laten blyven, onderftellende dat het Kindt natuurlyk, zoo zy fpreken, dat is, met het hooft voor moet geboren werden; maar als ik zie het groot gevaar , dat 'cr is voor de Moeder en voor het Kindt, de geboorte op die wyze by deze legging af te wagten, met al de hulp die onze Schryvers daar by voegen, zoo is het my onmogelyk om daar in te bewilligen, verre daar van daan om dat voor de befte weg aan te raden, ja ik tfiddere, als ik daar aan denke. Vraagt men my dan nog, wat zal men dan veiliger konnen doen ? ik antwoorde, men moet zorg dragen, dat het hooft niet in het bekken nederglyde, en aanftonts refolveren de Vrouw te verloffen, hoe eer hoe beter: Vraagt men, hoe? ik antwoorde, op de< zelve wyze als ik te voren in dit Capittel geleert hebbe, namentlyk door het Kindt te keeren , en met de voeten af te halen : Vraagt men dan nog, of dat ook niet. gevaarlyk is? ik antwoorde van neen, dat het niet de tiende part zoo gevaarlyk is het Kindt te keeren, en by de voeten af te halen, als dat men het zoo met het hooft voor laat nederzakken : het kome zoo het wil, op zyn rug of zyn buik; het zy dat het Kindt levendig zy of doot, als het maar tydig en voorzigtig gefchied, zoo is 'er in die operatie geen levens gevaar voor Moeder nog voor Kindt. Maar zal iemant mogelyk nog vragen, zoude men door deeze operatien konnen verzekeren, dat Moeder en Kindt in het leven blyven zal? ik beantwoorde die vrage met een andere vrage: kan iemand wel verzekeren, dat als een Vrouw natuurlyk verloft, dat is, op het gemaklykfte als immer mogelyk is, dat zy en haar Kindt dan beiden in het leven zullen blyven? het is genoeg, dat men met grond der waar heit kan zeggen, dat in deze operatie, dat B bb 2 is,  380 Van Zwaare BARINGEN, door is, in dit Kinder-keeren en uithalen, in zig zelve geconfulereert, niets dodelyk en is, en dat daar door nog de Vrouw, nog het Kindt, in gevaar van fterven rwert gebragt, voorfigtig en wel gedaan zynde; alhoewel dat 'er geen moeijelyker legging is in leheve Lyf-moeders, als die daar de Kinders met het hooft voorkomen, en dat twee andere quade leggingen niet zoo moeyelyk zyn te keeren, als eene van deze: Gave Godt, dat dit hy tydts Kinder-keeren en uithalen met verftand, by alle zodanige verkeerde leggingen van de Lyf moeders, maar wel in het werk wierd geftelt / men zoude een ongelooflyk getal Vrouwen en Kinderen by het leven behouden, die nu by gebrek van dat de doot opgeoffert werden. Wat zoude dog dodelyk zyn in deze operatie ? zv kan niet dodelyk zyn voor de Moeder, want als die in het begin van den arbeidt in het werk wert geftelt, zoo is zy voor haar niet half zoo pynlyk als in het laatfte, wanneer het water al lang afgelopen is, en dat het Kindt door de droogte in de Lyf-moeder wert vaft befloten, en het hooft in het bekken vaftgeklemt; dan moet de Vrouw wel driemaal zoo veel lyden als zy anders zoude behoeven te lyden, indien men aanftonts ondernam het Kindt te keeren: zoo men nu het Kinder-keeren nog derft ondernemen, als het Kindt reets doot, en de Vrouw na by de doot is, waarom zoude men dat niet veel eer en met veel minder gevaar by tydts in den aanvang van den arbeidt doen, terwyl de Vrouw en het Kindt beiden nog by kragten zyn.? Men zal ligtelyk toeftaan , dat het zoo vroeg Kinder-keeren wel kan gefchieden zonder levens-gevaar voor dc Vrouw, maar men zal mogelyk meer gevaar vinden voor het Kindt, en daarom liever by de oude gewoonte blyven van de Kinderen niet af te halen als in het uiterfte gevaar, dat is, als men verzekert is, dat het Kindt doot is, en dat,de Vrouw ten einde van kragten en afgemat zynde, 'er geen hope meer over is om van het Kind zonder dat laatde middel te konnen verloflèn : Want gemenelyk is dat het woord van de Vrouwen, die om een Vroedmeejler komen: wanneer men haar vraagt, hoe lang is de Vrouw in arbeidt geweeft? 200 antwoorden zy : zoo of zoo langden voegen dan daar by ,en nu weet  Scheef Leggende LTF-MOET)ERS. 381 weet men zeker, dat het Kindt doot is; ergo ofzy willen zeggen, nu is het de regte tydt om de Vrouw te verloflèn; en dat fteunt op die gedagten, dat men meent, zoo het Kindt niet doot was, zoo moeft het doch derven, als men het afhaalt: en dat komt daar van daan, dat onervare Chirurgyns gewoon zyn door inftrumenten de Kinderen van een te fcheuren, te fnyden en te trekken, en met een woort zoo te handelen, dat indien zy niet doot zyn, dat zy zekerlyk daar van moeten fterven; eene manier van verlolTen die waarlyk te verfoeijen, maar niet te pryfen is ƒ Een ervare hand, die wel in die delen bedreven is, weet wel met voorfigtigheit des Lyf-moeders mont te openen , langs het Kindts hooft en Lighaam heen te taften, en de voeten te vinden; en terwyl het water nog afloopt, of eerft vers afgelopen is, zoo is 'er ruimte genoeg, om het Kindt zonder eenig gevaar te keeren en na zig te halen , en zoo uit te leiden: in deze gehele verloffing zyn maar twee zaaken, daar het voornamentlyk op aankomt; de eerfte is, om in den beginne 'j Kindts hooft zoo verre op eene zyde te krygen, dat 'er de handt bezyden door kan; in dit te rug en op zyde duwen van 's Kindts hooftje moet groote voorfigtigheit gebruikt werden, om zagtjes en met gedult des Lyf-moeders mond te openen, en te gelyk het hooft op zyde te fchuiven, de handt voorby het hooft gepaflèert zynde, is 'er voor een bedreve handt niet het minfte gevaar om by de voeten te komen, en dezelve na zig te halen en uit te leiden; dan ftaat 'er byzonder agt te geven om het hooft met de armen te gelyk te doen doorpafleren, het welke ook zeer wel en zonder levensgevaar kan gefchieden op de wyze , als ik te voren geleert hebbe: derhalven befluit ik, dat 'er niet veiliger, zekerder, nog min gevaarlyker is in deze legging, als, zoo haaft de Vrouw in arbeidt komt, zonder uitftel het Kindt te keeren en by de voeten af te halen, om door dat middel onder Godts Zegen Moeder en Kindt te zamen by het leven te behouden. Bb b 3 CA-  3^ Van Zwaare BARINGEN door CAPITTEL XLVIII. Van Zwaare Baringen, door een qualyk geplaatfle I yfmoedfr die al te veel in de regter ofte in de Imker zyde van de buik gelegen is. XJA dat wy m de voorgaande Capittelen gefien hebben, hoe 1 ^ de fwaare Baringen ontftaan , door dat de Lyfmoeder van de in arbeidt komende Vrouwen al te veel agter ofteToor over zyn gelegen zoo zal het nodig zyn in dit Capittel te zien nee eer. al te veel op zyde leggende Lyf-moeder, die te vee m de 2yde Sdesen is' °ok 00-ak - "! Ln opdat wy de Capittelen niet te veel vermenigvuldigen, zoo zal ik my vergenoegen deze twee differente legginoen alhier n d?t Lapittel m een te betrekken, en om ons niet te vSrarSdS t fe? zX vïn^^r11"2 ^ ï? d£ link£r en de ^in de i egter zyde van de Viouw,zoo zullen wy maar eerft fpreken van een Lyf-moeder die al te veel in de regter zyde gelegen is en den verflandige Lezer zal ligtelyk al, wat van d^ze legging leze?t wert, konnen overbrengen tot de legging van een L?f moeder die in de Imker zyde gelegen is: ooif onderftellen wy, dat het kindt in de Lyfmoeder regt gekeert legt met zyn hooft tegen des Lyfmoeders monc J , ;" lemens ™fw°E Wy dCeZe k§ging des te beter konne" befchouwen zoo laat ons zien, waar aan dat een Vroedvrouw deze legging zal konnen onderfcheiden. Eerjlelyk kan zy dc in arbeidt LenTvrZ zelve vragen waar dat zy op het laatfte van haar dragt het S doorgaans heeft voelen leven, en welke zyde van hfar Lik het punugjle en bet hardfle is, en om des te me^er daar vaTveTzfker te zyn, zoo kan zy zelve de buik van buiten htafien. NB: Wy ver/laan hier te [preken van een Lyfmoeder die m>t haar grond wat diep in de regïer zyde van de Vrouw gclegln Is, wat meer  Scheef Leggende LTF-MOET>ERS. 383 meer na agter als na voren; want gemeenlyk leggen zy wat diep in de zyde na de lenden toe: welke legging wy de moeijelykfte agten te zyn, want die wat meer verheven leggen, die veroorzaken zoo zwaare Baringen niet, als deze. Maar behalven deze tekenen zoo zal haar de Vroedvrouw beft konnen verzekeren,dat de Lyf-moeder aldus gelegen is, door de Vrouw te onderflaan, het welke doende in den beginne van den arbeidt, eer de dringende Ween de Lyf moeder van plaats hebben doen veranderen, zoo zal de Vroedvrouw als dan bevinden. 1. Dat des Lyf-moeders mont zeer hoog gelegen is. 2. Datze by gevolg moeite zal hebben, om dezelve te bereiken. 3. Zoo zal zy dezelve vinden, leggende tegens de rand van het linker Schaam-en Heupe-been. 4. Zoo zal zy daar des Lyf-moeders mont niet geheel konnen beflaan, maar alleen dcffelfs onderleggende rand. 5. Zoo zal zy niet of weinig van's kindts hooftkonnen beflaan, mede niet anders als het onderleggende gedeelte, ten ware dat des Lyf- moeders mont nog niet vaft tegens de rand van de genoemde beenderen was aangedrongen, en dat 'er nog plaats genoeg was om met de vinger of vingeren daar tuffchen in te konnen dringen, of aldus de kruin van 's kindts hooft te konnen betaften. 6. Zoo zal zy 's kindts hooft konnen voelen door de Lyf-moeder en Lyf-moeders Schede henen, maar niet naakt, 'leggende dwers over het bekken henen: alle welke tekenen te zamen gevoegt de Vroedvrouw ten volle konnen verfekeren, dat de Lyf moeder met baar grond gelegen is in de regter zyde van de Vrouw, en dat zy werk genoeg zal vinden, om deze quade legging te verbeteren, en een fpoedige verloffing te bevorderen. De Vroedvrouwen behoeven haar niet te verwonderen,dat ik zegge, dat zy werk genoeg zullen vinden om een dusdanige Lyf-moeders legging te verbeteren , en een fpoedige verloffing te bevorderen , want deze legging brengt geen kleine zwaarigheit mede, en op dat de lerende Vroedvrouwen mogen weten, wat de quade gevolgen zyn van deze legging, zoo zal ik dezelven hier kortelyk aantekenen. Eer-  384 Vdn Zwaare BARINGEN door Eerjlelyk moet nootzakelyk volgen nit deze legging, 'dat '5 Kindts hooft, zoo haaft het maar de minde opening ma^kt zal moeten aanftoten tegen de rand van het linker Schaam-en Heupe been, waar uit nootzakelyk moet volgen, dat de Vrouw zonder hulp lange tydt te vergeefs zal arbeiden zender te konnen vorderen want het hooft tegens deze beenderen aanftaande kan niet voorwaarts vorderen, dewyl deze beenderen niet agterwaarts konnen wyken, derhalven moet daar uit volgen een langen verveeffen arbeid. Ten tweede zoo ftaat daar op te volgen een fluipend water, dat is te zeggen, dat het water zal ter fluip weglopen, eer het behoort; de reden, waarom dat het water alhier gemenelyk zoo ter fluip afloopt, is, om dat des Lyf-moeders mont met 's Kindts hooft van boven gefloten ftaande tegens de voornoemde beenderen, zoo kan 's kindts hooft nog ook het water des Lyfmoeders mont niet vlak van voren nog van boven openen en dewyl dan het water geen opening van des Lyf-moeders mont vind, nog kan maaken, als een weinig naar onderen, zoo wykt het hooft naar boven, en het water perft zyne vliefen fpits naar onderen door, en breekt daar gemenelyk bet vlies, eer dat de Vroedvrouwen het gewaar werden, en dat noemen zy dan hetfluipende water. Tep derde volgt veeltyds uit deze legging, dat het Kindt met zyn regter arm geboren wert, en ditgeichied, wanneer dat, gelyk gezegt is, het water zig van onderen formeert, zoo dringt het water 's kindts hooft om hoog, waar uit dan ligtelyk volgt, dat het hooft wat boven op den rand van de voornoemde beenderen komt te fchuiven, waar door de regter handt des te beter (zoo zy vooiby de paffagie is) op het breken van het water in de geboorte kan fchieten , en alzoo met 'er tydt tot aan de fchouder toe nederzakken, en dan blyft het kindt op het droog vaftzitten. Ten vierde, wanneer het nu gebeurt, dat den arm dus in de geboorte komt, zoo moet daar op volgen, dat 's Kindts hooft meer tn meer na boven gedrongen wert, waar uit dan ook moet volgen, dat het kindt met zyn hals zoo ftrak moet gebogen leggen, dat bet  Scheef Leggende L TF-MO ET> E RS. 38 y het ligt, gelyk men zegt, den hals breekt, dat is te zeggen, dat de hals van het Kindt verder wert gebogen, als het lyden kan, en dat daar door het Kindt komt te fterven Ten vyfde, wanneer 's Kindts hooft op deze wyze met de kruin vaft tegens de kant van het Schaam- of Heupe been aan ftaat, zoo kan het ligtelyk gebeuren, dat het Kindt door de flerk-persfende Weën zodanig tegens de rand van deze beenderen wert aangedrongen, dat het de herfenen ingedrukt wert, en daar door voor zyn geboorte komt te fterven. Ten zesde zoo ftaat uit alle deze quade gevolgen te vrefen het grootfte quaad van allen, namentlyk, dat na veel lyden en vergeeffchen arbeidt, de Moeder zelfs zonder verloft te werden ook zal de geeft geven; want met al het boven genoemde, waar mede een arme Lydfter menigmaal vier, vyf, a fes dagen doorbrengt zonder hulp, heeft zy niet een ftroo breet ge vordert tot haare verloffinge. Lat zig niemand verwondere, dat ik zegge, zonder hulp, want de hulp van Vroedvrouwen, die geen kenniflè hebben van deze Lyfmoeders legginge, en niet weten, hoe die te verbeteren, die maar een vinger gebruiken, gelyk zy daar op roemen, of ten hoogde twee, en die alles van de Natuur afwagten, de hulp: van zulke Vroedvrouwen agt ik in deze legging voor geen hulp: die hulp is verzuiming, en een waare oorzaak, dat de arme Lydfters geen waare Helpers zoeken, en by gevolg niet regt geholpen konnen werden. Alle deze gezegde onheilen, en quade gevolgen van deze fcheve leggingen van de Lyf-moeder, moet een wyze en ervare Vroedvrouw weten voor te komen, of te vermyden; het is waar, daar wert naauwkeurige opmerkinge en naarftigen arbeidt vereifcht, om alles tot een goede geboorte te fchikken; maar wie een ampt bekleet moet zyn gemoet quyten, en doen waar toe het ampt hem verpligt, of hy zondigt, en voor al in zaaken van zoo grooten gewigt, daar het leven van Moeder en Kindt, om zoo te fpreken, at hangt van de getrouwe hulp, die een ervare Vroedmeefter ofte Vroedvrouw d'een en d'andere moet toebrengen; immers zoo veel Cc c en  386 Van Zwaare BARINGEN door en zoo verre als de regels van de reden en bevindingen vereifchen, en tonen mogelyk te zyn. Om nu zodanig een in arbeidt komende Vrouw te helpen zoo als het behoort, onderfteliende dat men het Kindt zoo met zyn ' hooft voor wil laten geboren werden, zoo zoude men aldus moeten te werk gaan : Men kan haar in de Kraam-ftoel zetten, met haar boven lyf een weinig verheven, en voelen of des Lyf-moeders mont tegens het linker Schaam- en Heupe-been fterk aandringt ofte niet; zoo niet, zoo kan men de Vrouw in datpoftuur laten; zoo ja, zoo moet men haar vlak nederleggen een weinig op haar regter zyde, op dat de Lyf-moeder door haar eige zwaarte wat te rugge wyke, en niet zoo zeer tegens de genoemde beenderen aandringe Daar na zoo moet de Vroedvrouw haar vingeren van de reoter handt gebruiken en tragten die in te brengen in des Lyf-moeders mont, of binnen deszelfs rand; of nog beter is het, zoo men de vingeren op de boven-rand van des Lyf-moeders mont kan brengen , en tragten alzoo des Lyf-moeders mont wat te rug en meer na het hol van het bekken te brengen; en op dat zy daar in des te beter mag gelukken, zoo zal zy wel doen, dat zy d'een of d'andere V rouw de regter zyde van de in arbeidt zynde Vrouw laatophgten; te weten, van onderen op, op dat door dat middel de Lyf-moeder zelve ook werde opgeligt, om dezelve alzoo door hgten en nederhalen allengskens in het bekken te doen inschieten. Maar laat de Vroedvrouw hier bedagt zyn, de Lyf-moeder met 'sKindts hooft hier ook niet al te diep te laten nederzakken, want alhoewel 's Kindts hooft niet al dat gevaar ioopt van 'in de kromme bogt van het Heilig been vaft te raken, wanneer het hooft en des Lyf-moeders punt daar te gelyk in komen nedervaJfen , gelyk als wanneer dat de Lyf-moeder in het hangen van de buik is gelegen, zoo is 'er nogtans een groot onderfcheid tuffchen het hooft alleen daar in te laten nederfchieten, en tuffchen het hooft en des Lyf-moeders punt te gelyk daar in te hebben- en het is altoos veel gemaklyker het hooft alleen door te helpen! als alle beiden te gelyk. Laaf  Scheef Leggende LYF-MOEDERS. '387 Laat dan de Vroedvrouw wel zorge dragen, om des Lyf-moeders mont by tydts en hoog genoeg te keeren, eer datze al te laag nederzakt, op dat het hooft van het Kindt genoegzaam ontbloot zy eer het om laag komt, gelyk wy In het vorige Hooftdeel hebben geleert, na welke tydt zy met veel minder gevaar alles kan laten nederzakken. Het zelvige, dat men moet obferveren omtrent het hooft van het Kindt, moet ook eerft geobferveert werden omtrent het water, zoo het nog niet gebroken is, wanneer dat eerft geformeert wert; en dat gebroken zynde, zoo moet zy omtrent het hooft doen gelyk gezegt is. Men moet voorts omtrent het verder uithelpen van het Kindt en de Na-geboorte, en het zuiveren en fluiten der Lyf-moeder, doen, gelyk als in het vorige Hooft-deel is geleert: en alhoewel het Kindt met zyn hooft gemeeneiyk in deze legging wat op zyde komt, om dat de Lyf-moeder wat gedraait legt, zoo moet men zig daar omtrent niet veel ophouden, maar het regt fchikken en doen omtrent even eens als of het regt quam. De Vroedvrouw dient nog agt te geven, dat, wanneer zy 'sKindts hooft op of in het bekken geholpen heeft, zy dan de Vrouw voornamentlyk met haar boven lyf wat moet doen draaijen op haar linker zyde, op dat alzoo het Kindt door zyn zwaarte meer magt hebbe om in het bekken neder te glyden. Maar iemand mogte vragen, waarom ik raade 't Lighaam van de Vrouw zodanig te doen draaijen, om het Kindt daar door te beter in het bekken te doen inglyden , dewyl als dan de Lyfmoeder ook zal nederzakken, en ik hier even te voren gezegt hebbe, dat de Vroedvrouw de Lyf-moeder moet tegen keren, om dezelve niet al te diep te laten nederzakken? ik antwoorde, dat het goed is dat de Lyf-moeder met het Kindt door haar eige zwaarte en doorperffende Weën fterk nedergeperft werde, om in het bekken neder te zakken, en dat evenwel de Vroedvrouw al haar kragt moet infpannen om die nederzakking van des Lyf-moeders mont te verhinderen ; want terwyl de perflende Weën de Lyf-moeder en het Kindt fterk na beneden dringen, en de Vroedvrouw des Lyf-moeders mont tegenkeert, zoo krygt of het waJ C c c 2 ter,  ■ 388 Van Zwaare BARINGEN door ter, of het hooft van het Kindt, dat eerft in de geboorte ftaat, gelegentheit om des Lyf moeders mont te openen en door te dringen , dat anders zonder nederperfinge en tegenhoudinge niet, of met wel, kan geleideden, en dus meen ik, dat men klaar genoeg kan fien, dat beide de ichyn-ftrydige vermaningen zeer wel by malkanderen voegen, en t'zamen moeten gaan. Maar zoo het gebeurt, dat een Vroedvrouw ofte Vroedmeefter niet eerder by een Vrouw geroepen wert, als na dat de Vrouw door een langdurigen en vrugtelofen arbeidt is afgewerkt en verzwakt, zoo is myn raad, dat men zonder uit tel alles doe, wat mogelyk is, om het Kindt te keeren en met de voeten af te halen: want dan nog lang te talmen om het Kindt in het bekken en met het hooft voor door te helpen, hetwelke zonder fterke Weën niet gefchieden en kan, dat is niet anders als Moeder en Kindt beiden in het uiterfte gevaar te ftellen, en om zoo te lpreken haar van de wal in de floot te flooten: derhalven moet men verlosten, hoe eer hoe beter, door het Kladt te keeren, en by de voeten af te halen. Maar zoo het gebeurde, dat, by deze quade legging van de Lyf-moeder, het Kindt ook in de Lyf-moeder qualyk gekeert was, en dat een Vroedvrouw zulks by het onderflaan ten eerfte gewaar wierd, zoo is myn raad, zonder uitftel de Vrouw te verloflèn, door de Lyf-moeder te openen, de water-vliejen te breken, of door het water eerft te laten breken, het Kind te keeren, en het by de voeten af te halen. Ymand zoude mogen vragen: by aldien 's Kindts hooft niet wyt van de geboorte af lag, en dat men nog wel kans zag om hetzelve in de geboorte te konnen krygen, of het dan niet beter zoude zyn, het hooft in de geboorte te helpen, gelyk de Schryvers by alle quade leggingen in het gemeen aanraden, dat het met de voeten af te halen? ik antwoorde van neen: niets is veiliger en min gevaarlyker in deze legging van de Lyf moeders, als het Kindt teritont te keeren en met de voeten af te halen: anderen mogen zeggen, wat haar belieft, zy hebben deze legging van de Lyf-moeders niet gekent: maar vaftfteilende, dat de Lyf-moeders altoos regt lagen, en dat de Kinderen in de Lyf- moeders maar qua-  Scheef Leggende LTF MOEDERS- 389 qua yk gekeert waren* zoo hebben zy geoordeelt altoos beft te zvn de Kinderen met het hooft in de geboorte te brengen ; maar zv witten met, dat wanneer men een qualyk gekeert Kindt in een qualvk gelege Lyf- moeder, als deze , met het hooft in de geboorte bradt om het zoo te doen geboren werden, dat men dan beiden Moed-r en Kindt in veel grooter gevaar ftelde van onverloft te zullen fter ven , dan wanneer men het Kindt met de voeten afhaalde • want zoo zy dat regt verftaan hadden, zy zouden buiten twyfel eeheel anders geoordeelt hebben, als zy hebben gedaan: en daarom la tende anderen by haar gevoele, zoo zoude ik, beter wetende ontrouw zyn, zoo ik niet volgens deze vaftgaande gronden aan' nede , alle qualyk gekeerde Kinderen in qualyk geplaattte Lvf moeders aanftonts te keeren, en met de voeten af te halen • maar op dat men my regt verita, ik fpreke van Lyf-moeders die in den hoogde graad qualyk gekeert zyn : ja het is zoo verre daar van daan, dat ik zoude aanraden, een qualyk gekeert Kindt in een qualyk leggende Lyf moeder zoo te keeren , dat het met zvn hooft voor zoude komen, dat in tegendeel ik geen moeiielvlir legging van 't Kindt in een fcheve Lyf-moeder erken als het hooft voor; en ik agte alle andere leggingen van het Kindt voordehger, als die, die met het hooft voorkomt, gelyk ik ook re voren al gezegt hebbe, om dat het Kindt als dan het moeiielvkfte is te keeren. ' •> c Alle de geene die met my deze fcheve leggingen van de Lvf moeders zullen vaftftellen, die zullen niet vreemdt vinden dat ik aanrade alle de daar in qualyk gekeerde kinderen te keeren en met de voeten af te halen; gantfch niet; maar in tegendeel wel bezeilende alle de gevaren en moeijelykheden, die uit d ze Jeff gingen in de Baringe nootzakelyk moeten ontftaan, ook zelfs dan wanneer de kinderen al wel gekeert komen, zoo zul en zy iicte lyk konnen verftaan, dat 'er minder gevaar zoude zyn om in het begin van den arbeidt zelfs de wel gekeerde kinderen' te keeren en met de voeten af te halen, als wel haar te laten met het hooft voor komen; en dit zal men nog ligter konnen toeltaan zoo men wel begrepen heeft het geene ik al met een woord aan' gemerkt hebbe, namentlyk, dat een dus op zyde leggende Lyf- Ccc i moe-  35)0 Van Zwaare BARINGEN door moeder ook gemenelyk wat gedraait legt : en op dat men des te beter begrype, wat ik verlta door dat gedraait leggen van een dus op zyde leggende Lyf-moeder, zoo zal ik my wat nader verklaren. Alle Anatomiften weten, dat een onbevrugte Lyf-moeder met rond is gelyk een peer: maar datze wat plat is, te weten, van voren tegens de blaas, en van agteren tegens den Endel-darm; en daarom niet ongelyk aan zommige dik platte beurzen ofte taffen; de Lyf-moeders banden ftaan ook niet aan de platte zyde van de Lyf - moeder, maar aan beide de fmalle zyden: nu hebbe ik opgemerkt, dat de Lyf-moeders bevrugt zynde die form altoos nog eenigzins behouden, derhalven is een Lyfmoeder doorgaans meet genegen voor of agter over te vallen, als op de zyden. Voegt *er nog by, dat de banden de Lyf-moeder aan beide de zyden vafthoudende ook zoo veel beletten abzy konnen, dat de Lyfmoeder nog ter regter nog ter linker zyde overvalle: zoo gebeurt het dan gemenelyker, dat de Lyf moeder eerft agter over valt, en datze dan allengskens na de een of de andere zyde afzakt, en. zoo het dan gebeurt, gelyk het zomtydts gefchied, dat de Lyfmoeder diep in de zyde nederzakt, zoo werd zy genootzaakt te moeten draaijen, want haar eige platte form doet haar altoos hellen om op haar plat te leggen, het welke zoo zy dat doet in de zyde van de Vrouw leggende, zoo moet zy_nootzakelyk gedraait leggen in opzigt van haar natuurlyke legging. Nu laat ik allen, die een goed begrip hebben, oordelen, wat daar uit moet volgen, en zy zullen ligtelyk konnen zien, dat dienvolgens het Kindt met het hooft voorkomende nootzakelyk met het hooft op zyde in het bekken zal nederzakken; en dat, ofichoon een gauw verftand, dit opmerkende, het hooft regt in het bekken deed&draaijen, zoo zullen nogtans de daaraan volgende fchouderen nootzakelyk het naauw van het bekken moeten overkruizen, waar door zy niet zonder aanftoot in het bekken zullen konnen komen, en dat by gevolg het Kindt ook in den doortogt al draaijende zal moeten doorpafferen, tot al het welke een zeer fterken aanpers van Weën vereifcht wert; en die deze legging van de Lyfmoeder wel in agt neemt, zal ook ligtelyk konnen zien, dat de a Ween    ■   ■ Scheef Leggende LTF-MOEDERS. 3 91 Weën , hoewel groot, weinig raagt zullen hebben om het K indt dus tegens de beenderen valt (taande te konnen doorperfen , en dat bygevolg zoo de Weën weinig en flap zyn, en zoo de Vrouw zwak is, en niet veele kragten en heeft, dat dan beide Moeder en Kindt in levensgevaar ftaan, en dat het by gevolg veel veiliger is in den aanvang van den arbeidt de zodanig gelege Lyfmoeders te openen, de vliezen te breken, de Kinderen te keeren , en dezelven by de voeten af tc halen, als het Kindt met het hooft voor te laten komen, en daar door veelligt Moeder en Kindt in het gevaar te laten omkomen. De reden, waarom ik evenwel geleert hebbe, hoe men des Lyf moeders mont en 's Kindts hooft in het bekken, en hoe men voorts het Kindt door kan helpen, is, om dat ik de genen , het zy de Barende Vrouwen, het zy de Vroedvrouwen,die niet ligtelyk van haar oude gewoonte konnen afgaan, evenwel niet verlegen zoude laten,en ik hebbe haar den beften weg alhier getoont, om, blyvende by den ouden trant, egter ook, zoo het op zyn beft uitvalt, tot een gewenfchte verlofling te komen; maar zoo wie alleen na reden en waarheid wil tewerk gaan, den zodanige zegge ik nogmaal ;dat in deze legging van de Lyf-moeder, het Kindt mag komen hoe het ook wil, het beft is ten eerfte de Vrouw te verloflèn door het Kindt te keeren en met de voeten af te halen. Verklaringe van de 17. en x^fte FIGUURE Af. Figuur 27. aaa De drie Lende-wervelen. b Het linker Darm - been, dat hier maar alleen te zien is, om dat het regter door de Lyf-moeder en het Kindt bedekt is* tc De Schaam-beenderen. dd De Ruft of Sit - beentjes. ee De Pannen of holligheden, waar in de hoofden van deDye- beenderen draaijen. ff Den Omtrek, verbeeldende de Buik» gg Den ■  39i Van Zwaare BARINGEN door gg Den omtrek van de Lyf-moeder, leggende met haar grond in de regter eyde en met haar opening tegen het linker Darm-been en cchaam-been. b Het Kindt in de Ljf-moeder, leggende voor over met zyn hooft tegens het Os üium en Os pubis. Jj De Navel-ftreng. r k De Na-geboorte. Figuur 3g. aaaaa De Wervel beenderen. b Het linker Darm- ofte Heupe-been C D draak ^ — W™ Ó& kn°°P van het Dye"b^n dd De Ruft beentjes ofte Zit-beentjes. ee De Schaam-beenderen. ƒƒ Den omtrek, vertonende de plaats van de buik. g De plaats van de Navel. bb Den omtrek van de Lyf moeder, leggende met zyn grond in de regter zyde meeft na voren. * J Het Kindt in de Lyf-moeder, met zyn hooft by het lin- * m dG geb0°"e "«ende/ l De Navel ftreng. Nader Verklaaringe van de 37. en 38. Figuuren. De 37. Figuur vertoont ons een fcheef-lejmpnHA r ,.p j die met haar grondt ofte bodem ff^^^rtt^f^* na agteren als na voren, en daarom S dezelve mfH'™? te opening tegen het linker Schaam eTDarm been " °f" In tegendeel verbeelt ons de ?8.een Vrh^n Lyfmoeder, die met haar grond otte tod^tS?~ï'e^eggende zyde is gelegen, doch dezelve i« m. * Wel 10 de regter buik geztktfen ^m£%\£^n?™ V°T m den MdefHeupbeen'digt by £ Sö^r^S bThetT/^ T Kmderen leggen in beide deze Lyf-moedet £ gens  Scheef Leggende LTF-MOEDERS 303 gens des Lyf moeders mont; maar het eene Kindt legt meer met de buik, en het andere meer met de rug, na ons toe: het Kindt in de 37, Figuur legt nog volkomen tegen het gebeente vaft; en ftaat nog tuffchen beide, om met het hooft onder of over het been heen te glyden; zoo lang het Kindt aldus ftaat, zoo kan het water, nog 's Kindts hooft, geen groote aanpers doen op des Lyf-moeders mont, dewyl de perfing tegen het been, dat niet wyken kan, geichied: het water maakt maar een perfing na de onderkant, terwyl 's Kindts hooft vaft tegen het been aan blyft fitten, en zoo het hooft een weinig naar boven fchiet, zoo fchiet het over de inwendige rand van het Os ilium of't Os pubis, en dan draait het op zyn zyde, en kan niet in des Lyf-moeders mont infchieten, en het raakt veeleer met de fchouder, hand, of elleboog, als met het hooft in de geboorte , gelyk wy zien in de 21. Figuur: in de 18 Figuur werd ons een diergelyke legging van een Lvf-moeder verheelt, gelyk als deze 36., met dit onderfcheit, dat aldaar het Kindt op de rug komt, met het aangezigt tegen des Lyf moeders mont, en by gevolg ook tegens het Heupe-been ? welke legging van het Kindt en van de Lyf moeder mede eene van de aldergevaarlykfte is, die 'er kan bedagt werden. In de 32. Figuur zien wy ook een diergelyke fcheve legging van een Lyfmoeder, in de regter zyde, maar het Kindt legt ook gedraait in dezelve, en 't Kindt legt met geen van al zyn leden tegens de geboorte, derhalven kan er niet zyn als het water, dat des Lyfmoeders mont, die egter heel hoog blyft, kan openen, waar door een Vroedvrouw dezelve niet ligtelyk kan betaften, en het Kindt zal niet ligtelyk neder komen; want het kan in dat poftuur wel eenige dagen, ja zeifs wel tot de doot van de Vrouw, om hoog op het bekken blyven leggen, want het water afgelopen zynde zoo legt het daar genoegzaam in de klem. In de 25 Figuur wert nog een diergelyke icheve legging van een Lyf-moeder in de regter zyde vertoont, meeft naar onder-toe gezakt, het Kindt daar in overdwers komende , alwaar ook niet ais het blote water in de geboorte kan gevoelt werden. Alle deze Icheve leggingen van'de Lyfmoeders werden of niet of zeer zelden gekent van het gemeen der Vroedvrouwen, en niet D d d al-  394- Van Zwaare BARINGEN door alleen werden deze fcheve leggingen van haar niet gekent, maar zelfs weten zy niet eens, waar of hoe des Lvf moedens mont legt nog wat 'er zig in aanbied; ja dikwils wetenïe niet, of het water gebroken is.j zy hebben het niet voelen groeijen,en nog veel minder breken , wat zouden zy dan doen ? zy gaan by de Vrouwen zitten of leggen, en fchoon de Vrouwen Wee op Wee krygen zy agten dat niet, zy zyn zoo langmoedig, datze zoo drie a vier of meer dagen en nagten by de Vrouwen konnen blyven, zonder haar de minfte hulpe toe te brengen : de reden waarom, is om dat zy niets en voelen, daar is voor haar niets te doen, zy fchamen haar. om hulp te roepen, en zy weten wel, en zyn in haar gemoed overtuigt, datze de Vrouw" niet konnen helpen. en beletten ook menigmaal anderen , die wel om go>d> hulpe zouden willen uitzien, onder voorgecve, dat 'er niets te doen en is, dat men moet gedult hebben, en dat men moet de verloffing van Godt alleen verwagten , en dus wagten zy veeltydts tot dat de Vrouw en het Kindt beiden te gdyk de geeft geven : maar byaldien de Man van de Vrouw of de omftaande Vrouwen zelfs wat beter onderwezen waren van het gevaar van diergelyke leggingen van de Lyf-moeders en van de Kinderen , % zouden zoo lang geen gedult hebben hy de arme Lydfters, om haar zoo ellendig te zien verlaten zonder hulp, en zouden het uiterfte met afwagten; maar zy zouden de Vrouw by tydts laten helpen, op de wyze , als wy hier voor in de laatfte Capittelen hebben aangewezen: want in alle de fcheve leggingen van de Lyf-moeders , het zy dat de Kinderen wel of qualyk gekeert komen, zoo moet 'er geen tydt verzuimt werden,.maar daar moet zonder uitftel zorggedragen werden, dat de Vrouw verloft wert, gelyk wy nog hier na zullen tonen, wanneer wy tot onderrigting van alle Huis^ vaders en de Vrienden van de in arbeidt zynde Vrouwen een byzonder Capittel zullen fchryven, dat te gelyk zal ftrekken tot een trouwbertige Waarfchouwinge, niet alleen aan haar, maar ook aan alle Medicinae Doctoren, die by zodanige barende Vrouwen geroepen werden, op dat d'eene en d'andere mogen weten, waar na, als vaft gaande regels, zy haar hebben te gedragen, om haar gemoed trouwhertig te quyten in het geene zydoen konnen tot hulpe van de  Scheef Leggende LYF-MOEDERS. 39 j èe Vrouw of van het Kindt. Ik twyfel niet, of ik zal daar door yan velen gehaat en veragt werden : namentlyk van hovaardige Weet-meten, die haar werk niet verftaan, en daarom niet gaarne reden geven van haar doen, en die veeleer de Vrienden quaadbe. icheid zouden geven, als haar de waarheidt zeggen, of haare onkunde bekennen; maar ik hebbe voorgenomen in dit myn fchryven, geen gunft van Menfchen te zoeken, nog haar haat nog lafteren te vrezen, maar aan God en de Waarheid getrouw te zyn en alle Menfchen, zoo veel als my mogelyk is, te verligten op dat al wie met een gezond oordeel van God begaaft is klaarlyk zoude konnen verftaan, wat 'er moet gedaan werden om de Vrouwen te helpen; die zyn werk wel doet, zal niet befchroomt zyn het te doen voor de ogen van alle Menfchen; maar die zyn konft met wel verftaat, die zoekt altoos zyn doen te bedekken :wy zullen dan in hef volgende Capittel, zoo veel ons mogelyk zal zVn kortelyk vertonen, hoe dat een verflandige Vroedvrouw omtrent een Vrouw, die arbeidt krygt, behoort te werk te gaan, en waar aan de Vrienden en Omftanders zullen konnen weten, of de Vroedvrouw haar werk wel verftaat, en of zy ook wel haar pligt omtrent de Vrouw volbrengt, en by gevolg, of zy ten volleVruft konnen zyn op haar doen of niet. Maar eer wy dit Capittel fluiten, zoo kat ons ietwes zeggen van de veelderleye leggingen van de Lyf moeders, die in een mindere graad, als de geenen daar van wy in de voorgaande Hooftdeelen gefproken hebben, fcheef leggen. AANMERKINGE. TV7Y hebben elders gefproken van de 6%%fte Waarneming VV \vn Mauriceau, in dewelke men een overtuigend voorbeeld ziet aangaande de zydelingfe overhellinge des Baar-moeders, en wy hebben belooft, eenige bemerkingen daar over te mnü' ' hoe Maurk™u zig uitdrukt. /* zagb een Vrouw, die zeden vier geheele dagen van haar eerfle Ddd z Kindt  396 AANMERKINGE Kindt in arbeidt zvas, haar zvateren al voor drie dagen gebroken, en den arbeidt zeer zzvaar geweeft zynde, door de quade Weén, die zy altydt dus verre gehadt hadde, ter oor zake van de legginge des Kindts, dewelke 't eenemaal in de regter zyde, en wat f'chuins' wezende, belette, dat de aandrang der Prcën niet regt aanquam. Zoo dat ik, bemerkende, dat de Weën gantfchelyk verftapt waren, haar raade, ten eerfte aftrek/el van twee vierendeel hots Zenebladen in te nemen met 't zap van een Oranje appel; welke de Ween aangezet hebbende haar redelyk gelukkig zes uuren daar na van een grof doodt Kindt de et verloften, dat men genoodzaakt geweeft zoude zyn met gereetfehap te halen, indien dit hulpmiddel de goede uitwerkinge niet gedaan hadt, die zvy daar van verhoopten. De oorzaak, die de Vrouw belet hadt, ten tyde van de kragt haarer Weën te bevallen, b, volgens de toeftemminge van Mauriceau, dat de aandrang derzelven niet regt aanquam. Wat beweegreden was 'er dan, om dit doorzettende hulpmiddel in te geven ? moeft 't zelve Weën verwekken, die regt zouden aandringen ? dit is nogtans het eenigfte inzigt, dat hy redelykerwyze hier mede bedoelen konde. 'T v/as dan enkelyk by geluk, dat deze Vrouw verloft wierdt. Daar en boven; konde Mauriceau verzekert zyn, dat de Weën met nieuwe kragten verheften zouden? moeft hy zulks verwagten in een Vrouw door een vierdaagfen arbeidt afgemat; welken arbeidt des te moeijelyker en zwaarder was geweeft, om dat 't de eerfte waar? Ik begrype ook niet, om wat reden men genootzaakt geweeft: zoude zyn 't gereetfehap tot de afhaling van dit Kindt te gebruiken. Mauriceau meldt niet, dat 't hooft ergens vaftzat. Hy zegt niet, dat hy de minfte poginge gedaan heeft om by de voeten te komen, of dat 't hem mogelyk geweeft is die te bereiken. Moet men na alle deze dingen raaden? moet men dit alles inet de gedagte vervullen, of geloven, dat hy geen van die middelen in 't werk heeft geftelt? waarlyk dusdanige flilzwygentheidt ofte onagtzaamheidt is onvergeeflyk, Maar, wat een miflagh, in diergelyk voorval de zaak aan de natuur over te laten / is het niet zig zelve openbaarlyk aan een doodflag pligtig maken, dat men in die oraftandigheden de handhulp  AANMERKINGE. 397 hulp verwaorlooft!5 ik zesge niet, maar een vierdaagfchen arbeid, maar zoo draa men zulke legginge des Baardmoeders, of des Kindts, gewaar wordt. i; Ik heihaale 't dan nog eens voor de laatfte maal; men kan niet te veel voorzorge gebruiken, om, door de ondertafting, de legginge van Baar-moeder en Kindt wel te kennen; dewyl 't Klaarblykelyk is, dat, by aldien men 't Kindt, 't welk het voorwerp van dit verhaal maakt, tydelyk omgekeert en by de voeten afgehaalt hadt, 't zelve waarfchynlyk in 't leven behouden geweeft zoude zyn, en dat men te zamen aan de Vrouw veele onnutte pynen gefpaart konde hebben; zonder van 't gevaar te fpreeken, 't welk zy gelopen heeft om haar leven zelfs daar by in te fchieten. Van verfcheide Scheef Leggende LTF-MOET)ERS. TT\us verre hebben wy gezien de Lyf-moeders, die in den hoogJ Jr fte graad fcheef gelegen zyn, namentlyk voor en agter over, of in de regter, of in de linker zyde: welke vierderleye leggingen ' vergelykende met de vier winden, Ooft, Weft, Zuideen Noorde , zoo zouden wy, zoo het ons lufte, de andere fcheve leggingen konnen vergelyken by alle andere ftreken van het Compas, dewyl de Lyf-moeders in het ronde konnen qualyk gekeert zyn, en eenigzins gelyk de naaide van het Compas rond drajen. En alhoewel de minder fcheefleggende Lyf-moeders niet zulke zwaare Baringen veroorzaken, als de geenen die in den hoogfte graad fcheef leggen, zoo laten zy egter niet na al veel te hinderen , en dat wel aldermeeft aan zulke Barende Vrouwen , welkers Vroedvrouwen geen kennis hebben van de fcheefleggende Lyfmoeders, om die in tydts, zoo veel doenlyk is, te regt te helpen: want de zulken, hoewel het haar dikwils gelukt, dat zy eindelyk het Kindt krygen dood ofte levendig, zoo gefchied het egter meer by geluk als door verftand, en zy verzoeken het op alderlye wyzen met de Vrouwen, haar dan dus en dan zo zettende ofte leggende; en als alle haare kunftjes niet en helpen, zoo is wagten D d d 3 haar  3?8 y„, Zware BARINGEN dn* werk geftelt, wat zv geleert hppfr • «J„^ i , , s in "et gehindert h'eeft, datï n zv nïfK °f WEt daarom begint z^ altoos van afvÖL vtrfchc]den> en ongelukkig0, die zoo gedient werden Vr°UWCn ^n wd ^Si^S^Sffi dG, haar dit der beoogde, want ik belute da it ? yan.h?,r ^hetbyzonhaar in het byzonder 3 tl nf A ^ ^ mmnd van of hatelyk te Laken^JSK^'.^ om de gebreken , die gemeen 7v£Sn i df lk maar,allenelyk Jykheidt daar van aanfe wvin7 . ï °njdekken> en & fchadefchuldig zyn, haardaar vïl P ^ ^ > die ook hebbe ik geen verLtin^ of hf ? Verbeteie" > beter lerende : gendeel ben if geneo^om de.ont?^™^ Per[°0n> in te" tel mondeling fis by gefchrift al w 'ren 3? ^H™ >Z°° die qualyk van my eedaït ó& ™r? °°k Zelfs dege»en, doei- onkunde U^S^^ SST^ft haar dierbaare Wederhelft zoo h„S T ' ''T Vnenden of zoo voor my zelve ak ■ no°ddruft te konnen voorzien, u'y zene, als voor myne Familie, zonder dat ik my behoef  Scheef Leggende LTF' MOEDERS. 399 hoef door Vrouwen te verloflèn te"geneeren; ik verlang niet na zuue droevige voorvallen, dat my iemand daartoe van noode hebbe, ik verzoek ook m deezen memands gun ft of recommandatie: ik zoude God danken, dat 'er door dit myn fchryven zoo veele Vrouwen mogten verligt en bequaam gemaakt werden,dat niemand myne hulpe van noode had; hoewel ik egter ookmeene verpligt te zyn, myn naaflen te moeten dienen met de Gaven die de Heere. Godt my gegeven heeft, en byzonderlyk, daar het leven van Menfchen aan hangt: Maar ik kan vrymoedicr]vk zeggen, dat zoo ik maar mag befpeuren, dat deeze myne Leèringen ingang by de Menfchen vinden, en dat volgende myne methode van de Vrouwen te verloflèn daar door veele Vrouwen en Kinderen behouden werden gelyk ik zulks hoope, dat ik dan myn moeite en tydt niet zal beklagen, maar de Heere Godt zal danken, dat Hy my gegeven heeft met myn talent te hebben konnen woekeren, ten goede van anderen. Maar laat ons tot de zaak komen, en zien, waar aan een Vroedvrouw zal konnen weten, op wat wyze de Lyf-moeders minder fcheef gekeert leggen, en hoe zy'alle minJere7c£vc leggingen van de Lyf-moeders zullen konnen verbeteren Alle de minder fcheve leggingen van de Lyf-moeders, te weten meer of minder voor of agter over, meer of minder na d'een of d anderezyde gekeert, zoodanig als het zal mogen wezen, werden allen gekent en beft gekent, door het onderflaan van de Vrouwen; want des Lyf - moeders mont zal een ervare en ver Bondigs Vroedvrouw daar van altoos een teeken geven : maar cre|yk ik gezegt hebbe, daar toe moet ervarentheidt en oordeel gebruikt werden; het verftand en oordeel moet voor af gaan; want zoo een Vroedvrouw geen regt denkbeelt heeft van het gantfche geflel van der Vrouwen Bekkens en hoe de Blaas, den Endel dfrm des Lyfmoeders Schede, en de Lyfmoeder zelve, daar in of op™. yZa T' 0f??iteZ 2yn' Yoor,en onder de bezwangeringfen hoe de Vrouwelykheidt correfpondeert op het Bekken enz., zoo is het onmogelyk, dat zy een regt oordeel kan vellen door het onderflaan; want zy zal hoog nog laag, nog fcheef nog regt, nog voor nog agter, van malkandcren niet weten te onderfcheiden , maar  4co Van Zwaare BARINGEN door maar altoos confuis zyn in haare gedagten; en zoo zy al een net denkbeelt van de zaake maakt, door datze een of meermalen het Vrouwelyk geitel gezien heeft, zoo zal zy egter zonder ervarentheit miilen, en in haar oordeel los zyn, tot dat de gewoonte of ervarentheit haar eindelyk tot een vaft onderfcheidt brengt. Des Lyf-moeders mont zal altoos tegen over deffelfs grond leg* gen: zoo nu een Vroedvrouw diftinctelyk weet, hoe m de regie legging van de Lyf-moeder des Lyf-moeders mont gekeert ftaat, zoo zal zy ook konnen weten, hoe veel datze in een fcheve legging van haar regte legging is afgeweken, en na welke zyde dezelve meer of min gekeert legt, waar uit zy dan ligtelyk zal konnen oordelen, waar dat des Lyfmoeders bodem is gelegen; zoo haaft zy nu weet, waar des Lyf-moeders mont en waar des Lyfmoeders bodem legt, zoo weet zy ook by gevolg, waar en hoe de Lyf-moeder in haar geheel gelegen is. Het middel om alle minder fcheef leggende Lyf-moeders tc regt te helpen zal een verflandige Vroedvrouw ligtelyk konnen vinden, wanneer zy maar wel begrepen heeft, hoe dat zy de legging van de alderfeheefft- gelege Lyf-moeders kan verbeteren, want het eene volgt uit het andere; en daarom agte ik, dat het overtollig zoude zyn ons op te houden om wyt en breet daar van te fchryven, te meer dewyl wy ons voorgeltèlt hebben, dit TracTaat niet groot te maken. Maar hier zoude iemand konnen vragen, wat men beft zoude moeten doen, wanneer de Kinderen qualyk gekeert komen in de minder-fcheef-leggende Lyf-moeders? en den zodanige antwoord ik, dat het belt is in alle minder-fcheefleggende Lyf-moeders, welkers icheve legging van eenig belang is, de qualyk gekeerde Kinderen te keeren en met de voeten af te halen; hier ouder verfta ik niet zoodanige Kinderen, die met de voeten voor koomen, want die behoeven niet gekeert, maar moeten alleen maar afgehaalt werden. Maar wanneer de Kinderen in de minder-fcheef leggende Lyfmoeders regt gekeert komen, zoo behoeft men dezeiven niet te keeren, nog met de voeten af te haaien, maar alsdan zoo moet een Vroedvrouw de Lyf-moeder zoeken te regt te brengen en het Kindt  Scheef Leggende LYF-MOE'DERS. 401 Kindt door te helpen; want dan is het niet zoo gevaarlyk, de Kin» deren met het hooft voor te laten komen, ah wanneer de Lyfmoeders ten uiterfte fcheef leggen : derhalven als de Lyf-moeder niet veel Icheef legt , en het Kindt met het hooft voor komt, zoo mag men het zoo laten komen, wel zorg dragende, hetzelve alle nodige hulpe toe te brengen die het mogelyk is, om het gemaklyk door te helpen. CAPITTEL XLIX. Toets-Steen en Schilt der Vroedvrouwen. Nademaal ik dit Boek gefchreven hebbe door een zeer innige begeerte, om het te doen dienen, niet alleen tot verligtinge der Vroedmeefters en Vroedvrouwen, om haar op een vafte grond van waare kenniflè het werk der Verloffinge te doen in het werk ftellen, maar ook om ieder Vader en Moeder desHuisgezinsnaakt en klaar te vertonen, dat de Konft van Vrouwen te Verloflèn geen loflè en ongegronde Konft is; of zoo die tot hier toe zoodanig aan de meeften is geweeft, gelyk het te beklagen is, dat die het egter in het toekomende niet meer zal konnen zyn aan Vroedmeefters of Vroedvrouwen, die volgens deeze nieuw gelegde grond der waarheid haar werk zullen verrigten; want ik vleije my zelve met die gedagte, dat ik de waare oorzaak der ligte en zwaare Baringen zoo naakt en klaar ontdekt hebbe aan het onpartydig oordeel, dat niemand, die eenige klaare kenniflè heeft van de Menfchelyke Teel - deelen, zoodanig als die in dit Boek zyn vertoont , daar van meer zal konnen onkundig zyn; maar in tegendeel zal een ieder Man ofte Vrouw, die myne demonftratien wel begrepen heeft in flaac zyn om op een vafte grond te konnen oordéelen, of het tydig is een Vrouw door konft te Verloften of niet'. waaruit dan nooczakelyk zal moeten volgen; Eerftelyk; dac een Vroedvrouw den toeftant der zaake aan de in arbeidt zynde Vrouw zelve ofte aan haar naafte Vrienden bekent gemaakt hebbende, dat zy aan dezelve met zeer groote geruftheid naare hulpe zal konnen Eee ver.;  402 Toets-Steen en Schildt der V'ROE

I X. 4,1) A P P E N D IX. Van het ver loff en der WA NSCHET SE L S: en van foodani ge Kinderen, dewelke regt gekeert leggende tn zeer fcheef leggende Lyf-moeders (door verftim van de VROEDVROUWEN of anders), met hel hooft qualyk in het hol van het bekken zyn ingegleeden, en daar onwrikbaar vaft geklemt leggen. TTEbbende door myn geheele Boek geleert en aangewefen, fri} hoe en op wat wyze men veilig, en zonder levens-gevaar van de Vrouwen ofte van de Kinderen, de in arbeidt komende Vrouwen fpoedig kan verloffen , zonder eenig inftrumen;, en alleen door middel van welgeoeffende handen, zoo zal het myns oordeels niet ondienftig zyn ook te zeggen, hoe en waar dat men zomtydts kan van node hebben eenige inftrumentjes te gebruiken, op dat een Vroedmeefter zig weete te redden in alle de gevallen, die hem zouden konnen voorkomen: ik zegge, een Vroedmeefter; want ik ben van dat gevoele, dat een Vrouw nooit eenig inftrument behoorde te gebruiken, dewyl het zeker is, dat een geoefende Vroedmeefter, die ordinair in de Chirurgifihe operatienveX érvaare is, meer'bequaamheit heeft, om, daar het nodig is, Inftrumenten te gebruiken als, een l'roedvrouw, die egter wel van een gezond oordeel kan zyn, maar evenwel in het handelen van Inftrumenten niet zoo adroit: dog by aldien een Vroedvrouw haar op het Landt in nood mogte vinden,.en dat 'er geen Vroedmeefter was te bekomen, zoo moet zy haarzelve redden zoo als zy beft kan, en dan, gelyk het fpreek-woord zegt, van de noot een deugt maken. Öm dan myn gevoele omtrent het gebruik der Inftrumenten ten volle te uiten, zoo ben ik van die gedagte, dat 'er maar twee gevallen konnen voorkomen , daar het gebruik eeniger inftrumenten kan te paffe komen, en dat is, of wanneer dat de Kinderen door een monftreufe grootheit van haar geheele Lighaam of een gedeelte van het zelve, in tegenllelling van de kleinte van 't bekken, F ff 3 daar  4H A

den konnen «nlr ^ ^ g- datze onmogelyk niet zou, oen konnen paneren, in zoodanigen gevalle zoozoudr min \ T ven moeten openen, en van haare inge wandenSm ^ tigheden, waardoor meeften tydt dl Sr ^In,houdernde V°§' terhoofden vervult en nitgefpaSen ?y7 thriVl^FV müedigen, en het Kindt dan voort uitSen ^ Men kan zoodanio- een Watpr-hnnft- ^r ut . i •, openen dooreen ^^S'^^^^^^ ne, waar mede men de buik der wateSuen óf Lr \ ^ vaneen water-buik opent, uitgenomen A^A, t a groot moet zyn, het'gee ne kfcbkTw J° ^ een ro«* Canul van een voet of vyfquar "L, t£ ?Vete"> een ronde priem met een fcharpe drï&S nnnt' *V* Pf m de pyp voedende- eprft h™^ ur)>'Kant'ge Punt, wel correót vurende, eeiit brengt men de CSww/Iangs de hand tot tegen  A

1 X 4-if tegm het hooft of de buik van het Kindt , die men openen moet, dezelve wel vaft gezet hebbende, zoo fteekt men met de priem door tot in de holligheid van de buik of van het hooft, en laat alzoo het vogt lopen Dit Inftrument is goed en zeer bequaam, maar dewyl diergelyke voorvallen een Vroedmeefter in zyn geheele leven mogelyk nooit eens, of immer zeer zelden, zal voorkomen, zoo is het naauwelyks de moeite waart, om het zelve te maaken, om dat men door het een of het ander ftekend inftrument, niet al te fcherp, altoos ligt een opening in het hooft of in de buik van een Kindt kan maken; ik zegge, door een Inftrument, dat niet al te fcherp is: te weten, nog op zyn punt nog op zyn zyden, dewyl dat zoo het Inftrument al te fcherp of te puntig is, men ligtelyk of zig zelfs of de deelen van de Vrouw zou konnen quetzen, want het Inftrument, het zy hoedanig het ook wezen mag, moet altoos met of langs de hand, die in het Lighaam is, ingevoert werden op zoodanig een manier, dat men verzekert is, dat het nergens anders kan quetzen, als daar men de opening wil maken, alwaar het gebragt hebbende zoo kan men het ligtelyk door de buik heenen drukken , waar na het vogt kan uitloopen ; en by aldien dat niet genoeg was, zoo kan men de buik van zyrfingewanden ontledigen, en alzoo bequaam maken om te konnen door pafferen. Maar by aldien dat het hooft voor komende monftreus groot mogte zyn, en fchoon niet waterzugtig is, egter onmogelyk niet konde paflèren, zoo kan men het van gelyke doorfteken, en de herfenen uithalen en ledigen , op dat het daar na kan t'lamenvallen, en alzoo bequaam gemaakt werden om den enge weg van het Bekken te konnen pafferen. Een Vroedmeefter, die ervare is in Vrouwen te helpen verlosfen, kan zig ligtelyk redden in diergelyken geval, als hy maar ' vryheid heeft en in zyn eige gemoed, en van de Vrouw zelve, en van de Vrienden, het Kindt te mogen quetzen ofte ontledigen; daar is byna geen lid aan een Kindt, dat hy niet gemakkelyk zelfs zonder fnydenkan afnemen, als by exempel, een arm of been, zoo het nodig is, kan men afwringen of afdraaijen, en van gelyke  n 416 A

, zoo valt 'er niets tc doen ,ïs maarnaz.gtc trekken; zconcen, zoo moet men gekk gezegt > de .Schouderen vrymaken, en dan alles na zig halen g Als ik zeg dat men bet boft met een doekje kan na balen ■ zo verfta ik daar door, dat men een brede gekeperde fwapfel ofeen ander fterk fmal doekje agter het hooft om LTU™fn hel K ndt brenge, en ftyf toedraaije, en dan zoo op die wyze na zl hale, welke methode ik de belle agte. 7 3 Dc geenen die zoo kleine handen hebben, dat zy zoodanig een doek-  A T T E N T> I X. 4,9 doekje agter het hooft, eer het geopent is, konnen brengen, die behoeven het hooft niet te openen, die hebben tot dat werk een groot voordeel : daar is niet clat tot het werk der verloffinge beter te paffe komt, als fmalle handen met lange vingerenen een groot begryp, maar dan moetende fchouderen ook konnen volgen , anders is het trekken te vergeefs. Daar is nog een geval daar de Kinders, met het hooft voor, niet door de engte van het Bekken konnen komen, en alwaar men de Kinderen, als even gezegt is , genoodzaakt is te handelen,ten zy dat als men de zaake bewuften wel bedagt is,zoo kan men Moeder en Kindt behouden door het Kindt te keeren en met de voeten af te haaien, zoo haaft als de Vrouw in arbeidt begint te komen : dit geval is omtrent fommige Vrouwen, dewelke het Heilig Been zeer voorwaarts gebogen hebben, en welkers Os Coccygis zeer hart en als onbuigbaar is, waar door de omleggende deelen niet ak met groot geweld konnen wyken; maar wanneer men zoodanige Vrouwen te hulpe komt, door haar in het begin van den arbeidt door konft te verloflèn, gelyk als het gezegt'is, zoo kan Moeder en Kindt beide behouden werden, daar anders gewislyk alle de Kinderen fterven, of fomtydts ook wel de Vrouw, zonder verloft te werden. Iemand zoude konnen vragen : indien het verloflèn van de Vrouwen op zoodanigen wyze kan gefchieden, als tot hier toe in dit Boek is geleert, waar toe dan dienen alle die inflrumenten, die men by verfcheide Schryvers afgebeelt en aangeprezen vindt? ik antwoorde, dat alle Konften en Wetenfchappen door langdurige oeffeninge werden verbetert en hoe langs hoe meer gemaklyk gemaakt , en zoo is het ojk met de Konft van Vrouwen te verlosfen : met al haar Moeder flpiegels, haken en ander vreemd gereedfchap, hebben de Ouden (myns oordeels) meer Kinderen gedoot als behouden, en zoo zy daar door fomtydts het leven van eenige Vrouwen hebben gefa]veert, zy hebben"'er ook menig gequeft en gemartelifeert, en haare fouten zyn ons tot baken en waarfchouwinge geweeft, om wat beter te zoeken: ik heb nu ook myn beft gedaan om het kooren van het kaf te zuiveren, wat ik nog over laate, mag een ander na my nog wannen. Ggg 2 Uit  4:o A T T E N T> I X Uit al dit gezegde kan nu een yder wel zien, dat men zeer zelden eenig Inftrument van noden heeft, ja nooit als by verzuim of by zuauftchape Kinderen, en dat derhalven de kond van Vrouwen te verloflèn voortaan niet voor ietwes vreemds wreed en fchriklyk zal moeten gehouden werden, maar dat alle reedelyke en onpartydige Menfchen van een gefond oordeel reden zullen vinden om die in hoogagting te houden, en dat elk een zig zal verpligt vinden om zulk een heilzamen wiskonfl by tydts te gebruiken, eer dat de onkunde en het vcrfuim de Vrouw en het Kindt in het uitterfle gevaar zal hebben gebragt. Godt geve, dat dit mag zyn de vrugt van mynen arbeid, tot behoud van veele Vrouwen en Kinderen, en tot Heerlykheid van zynen Driemaal Heiligen Naam/ Amen. CAPITTEL LT. (*). Van de K E IS E RS-S N E E?) E. Gedwongen te worden 's Moeders leven te behouden ten kofle van de vrugt, of dat van 't Kindt met verderf des Moeders dit is waarlyk de erbarmelykfle toellandt, daar zig een Vroermeefter in bevinden kan. 't Is nogtans een geval, 't welk zomwyle voorkomt. Want men vindt omftandigheden, alwaar 't volftrekt onmogelyk is, Moeder en Kindt te fpaaren, of ten mirflte den een te redden, zonder den ander aan een openbaar doodsgevaar bloot te ftellen. 't Is zekerlyk onbetwiftbaar, dat de Keifers-Sneede ten uiterfte gevaarlyk is, en dat de haak (of 't crochet), zo dikmaals als men 'er zig van bedient aan 't Kin.it de doodt toebrengt. Alle Schryvers komen hier in over een. Dogh zy hebben allen met aangemerkt, dat 'er zommige, hoewel zeldzaamc, voorvallen zyn, in dewelken de haak ongenoegzaam bevonden wordt om 't Kindt af te halen. Dë (*) Dit Hooftftuk k niet van den Hr. van Deventer, maar door den Hr. d''Abliincourt in de Franfche uitgave ingelatltj zo dac 't ook na voor de eerUe rnaa: te voorfchfn komt.  Van de KEI SE RS-S N EED E. 4zr De overgroote platheide van. 'c bekken maakt de haak ten eenemaal onnut. Men ziet een voorbeeldt van dien aardt in de Zes en tvvintigfte Waarneming van Mauriceau, 't Kindt, zegt hy , kwam -met yt hooft voor, maar V aangezigt na hoven. Het bleef altydt op dezelve plaatfe, zonder in de doortogt te kunnen Jchicten, die ik m deze vrouw, dewelke zeer klein van geftalte was, zo nauw, ende beenderen , die dezelve omringen, zo digt tot eikanderen gegroeii, en *p Stuit-been zo veel na binnen gebogen, bcvondt, dat V my voltrekt onmogelyk was de handt daar in te brengen, om haar te verliffien, hoewel myn banden redelyk klein zyn... niet kunnende h:er in Jlia > gen, dan met 't uiterfte gewelt, ter oorzaake van de engte der doortost tuffchen de beenderen; en wanneer ik eindelyk myn handt hadt ingebragt, wierdt die dusdanig geknelt, dat 't my onmogelyk was de vingers zelfs maar te roeren, en de handt verre genoeg tn te fteken, om met zeker heidt een haak te geleiden, ten einde V Kindt, 't welk na alle waarfchynlykheidt voor omtrent vier dagen geflorven was, uit te trekken. Deze geftelteniffe ondervonden hebbende, verklaarde ik aan al de omftaanders de onmogelykheidt van de Vrouw te. verloffin. De Heer van Deventer fpreekt van een Vrouws geraaihte, te Londen cefien, in 't welke het Schaam-been geen twee overdwerlche vingers breedte van de bovenfte bogt des Heilig beeas afftondt. Dit"is ten naafte by 't geval van Mauriceau. Een ander voorval, daar de haak geen dienft kan doen, is, Wanneer 'er aan de mondt des Baar-moeders een merkelyke verharding (of Schirrus) overkomt, die deffelfs verwydering belet. Men zoude mogelyk de haak als dan nog wel binnen de Baarmoeder konnen inbrengen: maar hoe zoude deze 't Kindt konnen doen uitkomen? een hard gezwel in de fcheede kan dezelve hinderpaal veroorzaken. La Motte pag. 626. vindt de Kcifers fneede noodzakelyk in vier omftandigheden. De eerfte is, wanneer 'er in de mondt des Buar-moeders harde, eeltagtige, lidtekens fitter!, die geen veruyderirge kunnen tqeftaan, uit wat oorzaak dezelve haar oorfprong genomen mogcen hebben. Dogh in dit geval zoude ik veel liever, met alle vereifchte omflgtigheidt, een fnymes (of- Gg g 3 bis-  4i2 Van de K ETZ E RS ■ S N E E T> E. bijhort) gebruiken, om daar mede de opening te vergroten, als tot de Iveyzers-fneedc over te gaan. Da tweede omftandigheidt is, wanneer de lippen der vrouwelykheidt, na een zwaare verloffing, met een gedeelte van de Scheede innerlyk vereenigt zyn, en de Vrouw in weerwil van deze hinderpaal bevrugt geworden is. Hy hadt 'er by mogen voegen, dat na een verzweering , wondt, of ontveliinge, de zyden der Scheede t' famengroeijende, zelfs na de ontfangenis, de afïchietinge van 't Kindt beletten zouden. Maar ik oordeele niet, dat de Keizers-fneede nog noodzakelyk is in dit voorval, 't Is beeter, de deelen, die tegen natuurlyk vereenigt zyn, door 't inymes van elkander tc fcheiden, als het uiterfte middel in 't werk te ftellen. De derde omftandigheidt is, wanneer een levendig Kindt zig wel voordoet, dogh dat 't niet vordert in de geboorte , ofte vaftzit: waar uit ontftaat, dat Moeder en Kindt door de langdurigen arbeidt haar kragten verliezen , met een waarfcheinelyke onmogelykheidt van de verloffing te kunnen voltrekken. La Motte hadt behoren duidelyk uit te drukken, wat 't Kindt belet in de geboorte te vorderen. Men kan geen te groote nauwkeurigheidt gebruiken in zo een netelige zaak. Wy hebben opentlyfc genoeg te kennen gegeven 't geene door 't woordt vajizitten verftaan moet worden; wy hebben 'er bygevoegt, dat in zekere gevallen de haak geen dienft kan doen om 't Kindt af te halen; dewyl de fchouders op de bovenrandt van 't bekken blyven hangen, en dat men die niet los kan krygen, voor al-eer de flinking van 't hooft, dewelke men bezorgt met de herffens uit te nemen , de vryheidt aan de handt gegeven heeft van by de fchouders te geraken, 't Is dan zeker, dat men in deze gelegenheidt de verloffing geenfins kan bevorderen , ten zy door de doodt van 't Kindt, of door de Keizers-fneede. De vierde otrTïtandigheidt, die de gemelde handgreep, volgens La Motte, noodzakelyk maakt, beftaat in de wanfehapentheidt des bekkens, van dewelke wy in 't begin gefproken hebben, en die de haak onnut doet zyn. Roujfet,  Van de KEIZERS- SNEED E. 423 Rouffèt, dewelke een Verhandeling over de Keyzers-fneede gefchreven heeft, verhaalt een groot getal beledzelen van de natuurlyke verloffing. Ten eerfte; indien 't Kindt onmatelyk grof, en groot, is. Ten tweede; indien 't met een ofte meer anderen, die elkandcren beletten door te fchieten , of met een vleezige klomp, vergefclfchapt is Ten dèrde;indien 't mismaakt, ofwanfehapen is. Ten vierde; indien 't, qualyk komende,«van zelve, of met hulp, zig niet kan tot een beeter legginge fchikken. Ten vyfde; indien 't, geflorven zynde, niet meer medewerkt tot de verloffing, gelyk 't behoorde. Ten fesde; indien 't aireets zo opgezwollen is, dat 't door de natuurlyke wegh niet uitgeperft kan worden. Hy ftelt ook van 's Moeders zyde verfcheide hinderpalen. Ten eerfte; wanneer zy al te engh is, zegt hy, 't welke uit veelderhande oorzaken toekomt; by voos beeldt, uit de oorfpronkelyke famenflelling, waar door de eenen veel enger zyn, als de anderen; zo ook, uit hoofde van de jaaren; die al te jongh getrouwt zyn, hebben nogte weinig opening; de ouden zyn vereelt, en worden nauwlyks verloft , voornamentlyk als zy heel laat den huwelykfthe ftaat aanvaarden, om dat 't Schaambeen, 't welke Cvolgens zyn gevoele) in den arbeidt, wat men hier ook tegenftrydt, gewoon is op zyn midden van elkander te wyken, ongemakkelyker fcheiden kan. Ten tweede; wanneer zy van haar geboorte af eenig beletzei in 't midden , aan den mgangh , of dieper in de Teeldeelen heeft, waar dcor zy als geringt, en gefloten is. T en derrie; wanneer haar eenig ongemak, na de geboorte overgekomen is, zynde zy ter dier plaatfe beledigt geweeit door een verzweeringe, dewelke aldaar met een groot hardt lidteken famengegroeit is, uit wat 001 zaak die verzweering ook gefproten mag zyn; een oneindig getal fpoedige gezwellen, ontftekingen, breuken, etterbuilen, verhardingen , kankerknobbels , kunnen deze deelen toefluiten. Dit zyn ten naafle by de eige woorden van Rouffèt. Ziet zyn vyfde tot de tiende blad zyde. 't Is 'er wel verre van daan, dat ik alle zulke beletzelen zoude aanmerken , als of die niet geholpen konden worden, dan [door de  4M Van de KEISER S-S NE E D E. de Keifers-Sneede. Het eerfte en derde beletzei van 's Kin.lts zyde zouden dezelve alleenlyk vereifehen kunnen, onderdek zynde dat men zig uit vreefe van 't Kindt te dooden tot geen werktuigen begeven wilde. 't Kindt kan onmatelyk grof en groot zyn, of door zig zelve of door eenige ziekte. Is \ dusdanig door zig zelve, dan zal 't nooit ter wereldt kunnen komen met behulp van de haak, zo dezes gebruik al geoorlooft was: m?ar men moet noodzakelyk tot de Keifers- Sneede overgaan, of 't Kindt met een krom mes in ftukken fnyden. Is 't dusdanig door eenige fiekte, dan is 't gemeenlyk door de eene ofte andere zoort van Waterzugt: die van 't Hooft noemt men een kKa ter hooft; en die van de Buik bet liutkwater. 't Is zeker: dat 't Kindt niet zal kunnen affchieten, by aldien 't een groot Waterhooft, of een dikke Puik, heeft; do'^ ik begrype geenlins, hoe 't Borftwatcr, 't welk Mauriceau by de twee voormelden voegt, dezelve uitwerking zoude maaken; aangezien htt water, binnen de Borft befloten, de Ribben niet kan uitiètteo nogte by gevolg de dikte des Kinds vermeerderen. Men is cl m gedwongen in gevalle van een Waterhoofdt, en van het Buikwater, of de dikte van 't Kindt te verminderen, of aan 't zelve een weg te bezorgen, waar door 't, blyvende gelyk 't was, in het li n kan komen. ° Maar 't hooft is op twederleije wvzen aan de waterzugt onderworpen; want 't water kan van buiten tuffchen 't panvlie* en de uitwendige bekleedzels, of tuffchen 't zelve panvlies en de herffenpan, worden uitgeftort; ofte wel van bmnen, tuffchen de herflenpan, en 't dikke herffenvlies, tuffchen 't dikke en dunne herffenvlies, jaa ook in de zelfsftandigheidt van het dunne herffenvlies. Men kan niet vei my den, zegt Mauriceau lib. 2. cap. ij 'dat een waterzugtig Kindt binnen de Baar-moeder fterft: want men moet zyn hooft, buik, of borft, openen, wanneer de wateren aldiar befloten zyn , op dat, dezelven door de gemaakte opening uitlopende 't Kindt daar na afgebaalt zoude kunnen worden. Dionis verleken in tegendeel met reden, lib. 3. cap. u.4 dat 't Kindt levendig kome h  Van de K E IS E RS. SNE ED E. 4.1$ men kan, en genefen worden, wanneer de wateren van buiten fitten- 't Is zekerlyk onbetwülbaar, dat de wonden van de uitwendige bekleedfelën des hoofds, en van het panvlies, niet doodelyk zyn, nogte uit haar zeiven eenig doodelyk toeval veroorzaken. Maar indien de wateren van binnen fitren, zaPt Kindt zegt hy, -doodt gebooren worden De reden, die hy hier van geefc, is, dat men boven in 't hooft een gat moet maken. Hy zoude met meerder waarheidt gezegt hebben, dat men, genoodzaakt wezende dit gat te fteeken, zonder *X oog op het werktuig te kunnen houden, niet als by de tafl: kan werken, en dat 't vervolgens menfchelyker wyze onmogelyk is de herffens niet te quetfen. 'F zoude nu nog te onderzoeken ftaan, of de wonden der herifenen altydt doodelyk zyn. Maar in deze vraage zal ik my niet inwikkelen. 0 . Mauriceau en Dionis raaden, dat men de voorfchreeve openinge maakt met een krom mes, 't welke men langs de linker handt, die tegen 't hooft gezet wordt, moet inbrengen, agt flaande dat de punt binnenwaarts gekeert zy, uit vreefe van de Baar-moeder re quetfen. Wanneer men "het mes aldus digt by een naadt van 't hooft gebragt heeft, draait men 't daar na toe, en men maakt een genoegzaeme opening om de vrye doortogt aan de wateren te bezorgen. Dionis wilt, dat men dit gat bovenin 't hooit fnyden zal. Men gaat, volgens haar, op dezelve wyze te werk, als de buik of de borft van de waterzugt zyn aangetaft. De Heer van Deventer ftelt in de plaatfe van 't kromme mes een priem, gelyk aan die van de trois ■ quarts, met dewelken men 't buikwater gewoon is af te tappen, en hy waarfchouwt de Vroetmeefter voorfigtig te zyn om zig niet met de punt te fteeken. Men zoude veel gerufter werken, waar 't zaake deze priemin een pypje, befloten was, gelyk die van de trois-quarts, en dat het pypje, met een einde in de gemaakte opening blyvende fteeken, de randen van de wondt belette toe te zuigen, 't welk zomwyle gefchiet, voor dat de wateren t'eenemaal ontlopen zyn. 't Is gemakkelyk te begrypen , dat men in 't blindt werkende 't gereetfehap niet zeker genoeg bellieren kan om geen inwendige deelen te quetlènj en dat men vervolgens deze handgreep ten opfigte flhh van  42<5 Van de KEIZE RS-SNE ET)E. van't Kindt menfchelyker wyze doodelyk agten moet. Het derde be etzel van s'Kindts geboorte, was, volgens Jet, indien 't zelve mismaakt of wanfchapen is. 1 t Is onmogelyk te doorlopen alle de foorten van Wanfchepfels d e voortgebragt kunnen worden door een levendige ding, ofte eenige andere onbekende oorzaak; welker? JSS beftieit wordt of volgens de kragt van s'Moeders denkSen of volgens zekere wetten, die de Schepper geftelt, en onTnTet te kennen gegeven , heeft. Maar 't is vaft, Sdat de vruat "ondc van de menfchelyke gedaante af te wyken,'voor zo verr'e de hoe danigheden betreft, die het uiterlyk onderfcheidt maaken in dier voege gefchapen kan zyn, dat dezelve door de natuurlyke wegen niet zal kunnen uitbreeken. Ik zal hier van niet meer lis twee voorbeelden aanhaalen. 'tKindt kan twee hoofden hebben op een lighaam, of uit twee vercenigde lighaamen t'famenaefteft Jynw' fiW T n'et 2eldfaam Sleurt, wanneer een « hetzelve ey dubbeldt bevrugt wordt; om dat de deelen van twee vrugtjes, in den beginne nog melkagtig wezende (indien 't geoorlSt Si f l2US "''i6 dmSen >' Sema^elyk vereenigt worden door de drukking, d.ezy binnen de Baar-moeder ondergaan tls buiten twyffel, dat de Kinderen, nogte in 't eerfte nonte in 't tweede geval, door de natuurlyke wegen zullen kunnen ter wereldt komen. Men behoeft niet fcherp van oordeel te zvn om de onmogelykheidt hier van gewaar te worden 'fis dan len volftrekte noodzakelykheidt, dat men in diergelyke gelefenthe den zyn toevlugt neemt tot de Keizers-Sneede, of dat men me t kromme mes een der hoofden affnydt, en op dezehi wyZe de twee vereenigde lighaamen van elkander fplitttf hetwelke een Kewiffe doodt aan de Kinderen moet toebrengen S Ik fpreeke hier niet van zulke Schepfels, dewelken wan^apender door haar oorzaak zyn, als door haar gedaante, v u'tL van een buitenfpor.ghe.dt, die de GoddelvkS en Menflhelvke wetten met het vuur ftraffen. Men behoort, ter ecre ^nS Menfchelyk geflagt, dusdanige gruwelen onder Ln di^e dekmantel te verbergen. Wy hebben in diergelyke voorva fen niets aan den Vr oedmeefter te belaften. vuoivauen niets Bk  Van'de K E IS E RS-S NE ET> E. 417 Dit zyn de eenigfte beletzelen van s'Kindts geboorte, diewy gevonden hebben onder de geenen, dewelken Rouffet zegt van s' Kindts zyde te kunnen overkomen. Want wy hebben elders gezien de manier om een vrouw van twee ofte meer Kinderen te verloflèn, in wat geftalte dezelven zig ook mogten voordoen. By aldien een vleezige klomp het Kindt wederhoudt, begint men door deeze klomp af te halen. Op wat wyze 't Kindt voorkomt', of doodt, of levende, kan men 't zelve evenwelden doortogt bezorgen, met 't by de voeten uit te trekken. Eyndelyk,wanneer het naar zyn doodt aldus gefwollen is, dat 't door de natuurlyke wegh niet uitgeperft kan worden, moet men het met 't kromme mes aan ftukken fnyden, en in dier voege de vrouw daar van ontlaften; of indien 'er een arm zo verre gevordert is , dat hy niet weder ingebragt kan worden, moet men_die afdraijen; de herflens uit het hooft, en de ingewanden uit de buik, neemen , waar 't zaake zulks vereifcht wierdt. Dog het zoude verfoeijelyk zyn in een levende Moeder zo een wrede handgreep, als de Keizers-Sneede , werkftellig te maken , om een doodt Kindt te krygen. Dit behelft nogtans ook de befchryving, dewelke Paulus Zachias Quaft, Medico-legal. lib. 6. tii. 1. Qucsft. 7: van deze handgreep gegeven heeft. De Keyzers Snede, zegt hy, is een opfnydinge van i' levende Moeders luik, ten einde de vrugt daar uyt genomen werde, of levendig, vf boe '? ook zy. EJl autem ccefarea Jetlio viventis matris in ventre Jeclio, ut foetus inde, aut vivus, aut quomodocumcjue , eximatur. Men is in ftaat, uit 't geene wy te voren gezien hebben, te oordéelen, wat men behoort te denken van 't grootfte gedeelte der beletzelen, die Roufjet aan 's Moeders zyde geftelt heeft. De al te jonge jeugdt kan 't Kindt niet tegenhouden, dan in gevalle 't zelve van een ongelyke dikte is ten opzigte van den doortogt In deze omftandigheidt zoude men 't kindt by flukken moeten haaien, of tot de Keyzers-Sneede overgaan. De ouderdom (ofte al tehooge jaaren) kan een befwaarlyke verlofling veroorzaken, niet om dat de Kraak - beenige zelfftandigheidt , dewelke de Schaam-beenderen t'zamenhegt, beenagtig geworden is, en dat deze beenderen niet van elkander kunnen fcheiden , gelyk Roujftf Hhh z valt-  4ïS Van de KE1S E RS-S NE ET> E. vaftftelt te moeten gefchieden; maar om dat de Spierdraden van de mondt des Baar moeders, en van de Scheede, een bynaar Kraak-beemnge geüaltems bekomen hebbende, nie meer kunnen ondergaan de vereifchre uitrekking, om de v^Z on^ZZn door te aten. Dit gebrek kan verholpen worden door bequame S SoSe?P P tf£n te IeggGn> £n dwingt geenfins ^ Wy hebben gezegt, wat men behoort te oordéelen aangaande de wanfchapenthc-den, zo van 't Bekken, als van de Schede, en van de mondt des Baarmoeders; wy hebben gefproken van verhardingen, van zweeren, die deeze deelen vereenigt, of toeaeInudKen,hebbten', S^oedige gefwellen, ontftekingen, breuken, etterbuilen kankerknobbels, kunnen door inwendige, of uitwendige, middelen verwonnen worden; zo 't nodig is kan nien 't Mes daar toe gebruiken; maar 't zoude een onvergee%ke ÏÏSfSif' 0rfte «n^nfehelykheidt, wezen in alle dk voor" vallen tot de Keifers-fneede over te gaan. Men vindt dan maar twee onhandigheden, in dewelken de voornoemde handgreep volftrekt onvermydelyk is, aangefen zo Tenwèeten€. 1°"' ? F* n°°dzakïlyk derveï moetem le weeten; de wanfchapeutheden.van 't Bekken, en de verhardingen van de mondt des Baarmoeders, of van de 1 heede! VVan- ï?kV 0nb£Teg!yk,Vaft fU' Wanneer 'c Kindt onmatiglyk d k is, of mt zig zelve of door fiekte, wanneer 't een wanfchepfel is, in dier voege, dat 't door de natuurlyke wegh onmoeelvk kan affchieten, zyn 'er nog twee middelen om de%eSnfe te voltrekken; het eene is de Keifers-fneede in 't werk te delen 'c andere, het leven aan 'c Kindt te benemen, met tot de afhahWe deflelfs de ftompe Haak of 't krom Mes te gebruiken Het is dan buiten alle twyffel, dat men in de twee eerde voorvallen de Keifers-fneede behoort te doen: maar om 't gedr g te be. paaien, 't welke men m de drie laaften verkiefen moet, is 't noodig twee zaaken te onderzoeken: ten eerde; of de Keilers-fneeda volftrekt doodelyk is aan de Moeder: ten tweede; wie! van beiden men de voorrang geven moet, de Moeder, ofte 't Kindt. Over  Van de KE IS E R S- S N E Ë7) E. 429 Over de eerfte vraage zyn de gevoelens zeer verfchillig. Paré, Mauriceau, Dionis, Peu, enz-, merken die handgreep aan, als volftrekt doodelyk voor de Moeder. Rouffet, Zacchias, Senner-: tus, la Motte, enz., beweeren uitdrukkelyk het tegenftrydige. Ziet hier, hoe Zacchias daar van fpreekt op de aangehaalde plaatfe. Hy fielt zig deze vrage voor, of men zonder gemoeds-befwaarnijfe de Keifers-fneede magh doen? en na gezegt te hebben, dat men die niet ligtveerdiglyk behoort in 't werk te ftellen, oordeelt hy dezelve geoorlooft, om dat alhoewel zvy toeftemmen dat zy g.vaarlyk is, de Vrouw zelve nogtans aan een zekerder gevaar wordt bloot geftelt, wanneer de fneede niet gefchiedt; dewyl zy, niet gefneden wordende , gewiftelyk zal fterven; maar indien zy gefneden wordt, kan zy zelve, en zomwyle ook haar vrugt, in 't leven blyven. Want het is onwaar, dat zulke Vrouwen doorgaans fterven; aangefien, is V zaake wy de ervarenfte Genecsheeren en Heelmeefiers geloven, ''t meer endeel van die Vrouwen, dewelken gefneden worden, behouden blyven. Ouia etamfi velimus eam ejfe periculofam, tarnen certiori periculo exponitur ipfa muiier, nifife&io fiat; cpuia certo non fecia peribit; fieSta autem & ipfa, & aliquando ipfie foeim, vivere poteft. Nam non eft verum, bas muiier es ut plurtmum perire; quia, ft expertiffimus medicis, ac chirurgus, credimus, plures earum, qua Jecantur, Jervari folent. De reeden, en de ondervindinge, beveiligen het gevoele van Zacchias. Men kan zonder gevaar de breede fpieren des onderbuiks doorfnyden; naderhandt naait men dezelve wederom vaft, en de wondt geneeft volmaaktelyk. Daar is geen groote bloedftorting te vreefen in 't doorfnyden dier fpieren, nademaal 'er geen een groot bloedvat loopt. Hierom vermydt men de regte Buikfpieren, alwaar de vaten, die na de Borften opklimmen, gelegen zyn. 't Staat ook niet te dugten, dat 't bloedt, 't welke in de holte van de Buik zakt, ter dezer plaatze een dodelyke bedervinge veroorzake. Dit bloedt zal tuffchen de lippen van de dragende wond wel uitkomen, gelyk 't gefchiet in de wonden, die tot in de holligheidt der Buik doorgaan. De Pensiak kan zonder gevaar gefneden worden ; want, of Hhh 3 fchoon  po Van de K E IS E R S-S N E E die men volgens de minft gevoedeTffi P^ V* , dlt ded' en ver" lyke reeden, dat ment de' iLÜr ïf? vo'gens de menfcheopfigte van de Sp eren van £ %'' rf k™ doen> ronder ten der,° eenig gevaar te lopen ^ ^ Van de B^Q- ^rs^^^%W^ mogelykheidt om de kan hiervan een gro^MtaUnnH? 3 ?erk te fteI,en- Men .ge, die doortojg™f'X. " ^ inde^rhandelinzaamen vinden in de Schriftef van"* mCn ZaVer ook 2eei' zeldöcnritten van Senmrtus, dewelke een byzon- der  Van de KEISERS-SNEEDE. 431 der Hooftftuk over deze handgreep gemaakt heeft. Maar, dewyl Mauriceau en Dionis voorgeven, dat deze gefchiedcniffen voortbrengfels van onwetentheidt, ofte van bedrogh, zyn, zo laat ons met la Motte raadpleegen lib 4 cap. 12., en wy zullen bevinden, dat hy de waarheidt der herftellingen van verfcheide Vrouwen,die dezelve handgreep ondergaan hadden,zeer welbewefen heeft. Onder meer andere voorbeelden, dewelken hy 'er van geeft, haalt hy 'er een aan, dat heel zonderling is. ïJaar kwam een bederving in de wondt van de buik, en deeze heelde niet, als door een wild vlees. De verderving ftrekte zig felfs uit tot een der darmen, en die deelen groeiden aan eikanderen vaft: waar na de Vrouw ten eenemaal genefen was; maar zy behieldt hier af oen ongemeene quaal, te weten, dat zy door't lidteken haar ftonden, vuiligheden, winden, en wurmen, loosde. Waar uit la Motte met reeden befluit, dat deze handgreep van een volmaakte uitflagh kan zyn , wanneer dezelve volgens de konft bewerkt wordt. Verlangt men nog kragtiger bewyfen ? men heeft groote verzweringen in de Spieren des onderbuiks genefen : voortyds was 't een gebruik de Pensfak open te fnyden in befloote breuken: men heeft verfweringen des Baarmoeders gezuivert door gloeijende brandyzers: Mauriceau zelfs erkent eenige, van Roujjet verhaalde, gefchiedeniffen, die oneindig meer verwondering eiffchen, als de heeling van een eenvoudige wondt des Baarmoeders. Kinderen binnen de Baarmoeder geflorven, zyn aldaar verrot geweeft; de verderving wierdt medegedeelt aan de Baarmoeder, en verders aan de Spieren van de onderbuik: eenigé jaaren verlopen zynde, heeft men haar beenderen, half vermollemt, 't eene voor, 't andere na, uit de wondt getrokken; en de Vrouwen wierden herftelt. In anderen heeft men verfweringe open gefneeden, die door gelyke toevallen veroorzaakt waaren ; men heeft de bekleedfelen en de Baar-moeders geopent, om de overgebleeve beenderen daar uit te haaien; en de Vrouwen, die dit ondergingen, zyn 'er behouden afgekomen. Zal men nu nog durven ftaande houden, dat een eenvoudige fneede niet zal kunnen genefen worden ? Daar  43* Van de K EISERS-S NE ET>E. v Daar. enr boven i m™ heeft de Baar-moeder in zommige Vreu tven uitgefneden, om dat dezelve verrot was, in gevolge van een omkeermg haarer grondt, welke m»n te vergeefs getragt had wede! m te brengen, na dat 't eenige tydt veroorlooft waïr; en zulke Vrouwen zyn evenwel volkomen hertelt. Moet men dan ongelukkiger lot verwanen van een eenvoudige Sneede, als van een geheele wegfnyding ? Maar men zal zeggen, >t is zoo min geoorloft een Vrouw onvrugtbaar te maken, als 't is, haar of haar Kindt het k ïn te benemen. De onvrugtbaarheidt nogtans volgt op de Keyïers Ik antwoorde; ten eerfte; van twee quade zaaken moet men 't grootfte vermyden; de onvrugtbaarheidt is een minder quaa?t, als de doodt; by gevolg zoude 't beter zyn een Vrouw zekerlyk onvrugtbaar te maaken, als haar, of faar vrugt, telaten Orgaan. len twede; 't is onwaar, dat de Key;ers-Sneede de Vrouw onvrugtbaar maakt. Onder de voorbeelden, die wy hier boven m ^ hebben aangehaalt, van Vrouwen, wdL s ver 0lte Kinderen door ettergefwellen des Baarmoeders\iyigekoLn z? dewelken gedwongen hadden in deze Vr^E3d« fnyden, vindt men 'er verfcheiden, die vrngtbaar bleven Men heeft ook, volgens de getuigenifle'van Senlertus, Vrouwen gezien dewelken tot zes maaien toe door de Keizers-fneede verloft wierden Hy hadt ons behoren te onderrigten, wat gebrek ve phgt heeft zo dikwils tot dit geweldig middel over te faan De. ze omftandigheidt verdiende wel een plaatze te hebben in 't verhaal \ welk hy ons heeft agtergelaten. Indien de oorzaak een wanfchapentheidt was , die noodzaakte om aliydt dit: wreeS middel te gebruyken moeft de Vrouw zekerlyk haar driften geen dat zy zig zo uicnigmaai -«™. m£, ^^m^^m^% voormelde handêreei) dezfa^nTl^10'*,,^11 hiei ^ vo]Sl slleenlyk' dat men handtrLn nJ zorSvu^ ^rwegen kan, voor al eer men deze handgreep onderneemt. £n ik voege 'er by met Mauriceau lib. z. cap.  Van de KE1SERS' SNEEDE. w cap. 32. dat 't geene mede werkt om dezelve dikwils vrugteloos te maken, is, dat men die gemeenlyk niet eerder doet, als na dat de Vrouw door een arbeidt van verfcheide dagen is uitgeput. In welke tydt de Baarmoeder veel geleden heeft door de menigte van onnutte Weën , die een wyduitgedrekte ontftekinge in deffelfs geheele zelfftandigheidt veroorzaakt hebben. Waarom zy nu geineden wordende nog meer ontftooken raakt. Voegt hier by de fchrik, dewelke deze handgreep geeft aan Vrouwen, die dezelve benodigt hebben, en dewelke mogelyk meer als al de reft toebrengt tot de ongelukkige uitdagen die men aan de Keifers-Sneede toeichryft. Maar dewyl 'er geen kragtdadig middel is, om een Vrouw aan te moedigen, welke tot een zekere trap van ontroering gekomen is, zoo laat ons hier de Vroetmeefter alleen opmerken. Dat deze dan zoo naaukeurig onderzoekt de oorzaak, waar door 't Kindt belet wordt in de geboorte te fchieten, dat hy op ftaande voet van de mogelykheidt der verloflinge kan oordéelen. Wy hebben aangetekent de gevallen, daar dezelve natuurlykerwyze onmogelyk is. 'T is als dan vergeefs., te verwagten, dat 'de zaaken van gedaante veranderen. ' 1 is vervolgens een onmenfchelyke wreedheidt, dat men de Moeder door vrugteloofe Weën laat afmatten, en nog meer, dat men haargeheelyk verlaat, onder voorwendzel van de onmogelykheidt der verloffing, daar 't zeker is, dat zy 't kan te boven komen door de Keifers-Sneede, in plaatze dat zy onfeilbaar zal fterven, indien men hier toe niet overgaat. Dit is nogtans 't gedrag, 'c welk Mauriceau gehouden heeft in opzigt van de Vrouw, die 't voorwerp maakt van zyn fes en twintigfte Waarneming. Wanneer hy, vergeetende de grondregel van Celfus, die hy elders aanneemt (melius eji anceps experiri remedium, quam nullum; 't is biter een onzeker middel te beproeven, als geen), de Vrouw aan een gewiflè doodt o« vergaf, wygerende de herhaalde verzoekingen van haar vrinden, welken hem baaden de handgreep in 't werk te ftellen: en zulks onder 't ydel voorwendzel, dat dezelve altydt doenlyk was. Ik wenfchte van zynent wege, dat hy hier van wel overtuigt is geweeft by zig zelve. Dogh in dezezoort van uitlpraken is at- lii tydt  43 + Van de KEISE RS-S N E E T) E wederftaan tegen de overtu^nde beween dewdkfn \ h »eS^ SSStójS moet men dezelve doen Vann e^men5e Un^T""', ^aar door 't kindt het leven tT^SSemSf lV^°fder 1010 v«I°flen, ? , 5 liooft gemaakte openin^ te trekken in ™. valle de fchouders op de beenderen v»n ij, k»i i rT ' , ss" gen, of andere gaten te tïeeken 1 ,ta ™„,1 l??f .ttatffi;,egdVoerS'ntreD? °rer-'liiat 'Vni «"een?' u~ öeicniuen van dien aardt behoort over te laten (*_). ANT- op de uitfpraken van R^omSpHe f ^ hier °m^nc "i.t ande/s, als' gezien nu deeze uicftraak ™afefenTS i°"de bero£P™- Aan. Hooftftuk, 'c welk anderzfn, XSï dyk deel 'J van 'doorgaande noodzaakt geweeft dinffi Ë ¥ WeZ£n Zoude> zo° zyn ^ gehgter beilott hebben S^tdt'bJIT* waar roe wy defre den wordt, zelf voor' de eïn Èvan 1% ^ aanfto^W« gevonals byzondèriyk de Chritelyke ^ dat den doop aanmat zul en «T , ,,\PT b-hdze"dei t weinige, ofte eenigfina te™ï™n£™n^A>> yh?dt ^emen daar uit te la°en ftboel k zvn zoude nft? dat t zelve anderüns veelen wat aan- Sallen wyyovSkln SGELEERT*EN. Geneesheer, befchryft 'er nog zeven anderen, waar van hïzelve ««KbS °fdie ^ vegere nicgeloofwaarXet! Onder de voorbeelden, die men by Rwffèt vindt is 'er zeer aanmerlceiyke van een Vrouw, dwtvS^^ van Part ;ötez£ens t^tofen 2?Ï-^?W 0nd* de "snÏÏSleefdeli aTlen AwJL r I5,nderen \daar ^ van V£rioft wiefdt, rfnnHr hÏÏ i Nlcolaas Gmll{t ^as haar Heelmeefter: na wiens doodt dezelve Vrouw voor de zevende reife bevrngt w erdt me, Tioll"^ 3n,der Heelmee^, om de &K Ss Snelde m'^^&E*nkt konnende vertoil ™d-> Onder de voorbeelden van Eauhinm is dit voor al merkwaar dig Een gemeen man die geen de minde kenniflè n dST konft hadt, welkers Huisvrouw op de gewoone wvze niet vet Snir r W0Hen' kreeg V£rl0f ™ <-W om dé KeifcS" laatfte ftierfzy meer als zeftig jaaren oudt wezende. * Loms Panum, een zeer vermaardt Heelmeefter, verhaalt n„ de getui-iemfle van 2tó;/e tienaud dat een V™ ' P dorp Meifemy, by de bfadt LynZ\*Viin*? i»J Va" C groote ftnerten zonder verloffing onSan re hefil 1Ó27J' na gelukkig geredt wierd door de Kefc f 5nee(ie en 7^ kindt gedoopt geweeft is. Hoogïer'aar ?„ ï' n*? neeskunde verhaalt deze gefchiedeniffe £ Ge' KdfLtó^ dat de ten moet, dat >t geoorToft is deze^e fn ' wXTftenï ^ andere even wreede*SS^ tinge-  Antwoordt -van de GODSGELEERDEN. 437 tïn*e van eenig lidmaat ter behoudeniffe .des overige Lighaams, zo behoort ook niets te beletten van deze te doen, hoe pynlyk dezelve ma» zyn, wanneer men reeden heeft te geloven, dat die een gelukkige uitflagh hebben zal. Verders, om hier over te oordéelen, behoort men zig niet te betrouwen, dan op de fchranderheidt van een kundige Geneesheer, wiens deugdzaamheidt kenbaar zy, en deze zelve behoort van de nutugheidt der hand«eepe te oordéelen uit de kragten des Moeders, en de ftaat, daar 't Kindt zig in bevindt, en zulks niet eerder als na dat hy alle eevoeglyke middelen van zyn kond rypelyk overwogen heeft. In 't onderflelde geval is 't met alleenlyk geoorloft de v Lc rneede te doen, maar de Moeder is ouk zelfs verpligt, die S««anVen « eüiehen, Wy hebben onderftelt, dat 'er een welgegronde hoope was van door dit middel Moeder en Kindt te behouden; en dat dit 't eenigfte middel was; by zulke «Semheidt is het buiten twyffel, dat de Moeder vraagen moet £gin haar de Keifers-fneede te doen. De onderlinge hetde d e ons verpligt het beft van onze evennaaften te zoeken, zelfs n et ons e gen gevaar, kan noit in dringender omftandigheden ^n Moeder verpligten, dan als wanneer 't 'er op aankomt, om 't welwefen van haar eige Kindt te betragten Het Genoodfchap antwoordt op de twede Vrage , dat men zig van de Keifers-fneede niet bedienen magh, wanneer dezelve aan de Vrouw een zekere doodt zoude toebrengen en dat men dit voorliet, 't Is geenfins geoorloft, volgens de leennge van den Apodel, quaadt te pleegen, op dat 'er goedt mt voorkome. Vervolgens, hoe zee? men ook verlangen zoude na t welzyn vanTen Kindt,zo mag men 't zelve nogtans ten kofte van sMoeSrs leven niet betragten, Godt alleen, die ons 't leven gegeven heeft nS W r mede handelen na zyn welbehagen, en daar Ts ieen vCwendzel, 't welke een doodüagh zoude kunnen regtvaardigeru om eenig groter goedt te beoogen. De toeitemming ™ de Moïïer zelfs foude niet genoegzaam wezen om de voormelde handgreep in dit geval wettig te maaken. De Moeder moet 00 ^ onde wo pen zyn aan de Goddelyke Geboden en zy ^buiten ftaat om magt over haar leven te geven, welke magt I11 3 ZJ  438 Antwoordt van de GOT>SGELEERT)EN. Moefw "f C!"fangen h,eeft' Men Illoet de doodflagh van de Moeder, dewelke men door de Keyzers-fneede begafn rZcU maar vcrgel k met het fe ^ ™ede bega», zonde b t nnï.f ï'f f31 hf bCS: «T °£ deze over een üelünge blyÏÏ veldaïïr T JyV /aC/ie d°°dllaSh een onverfchoonlyke eulvk V ~' ê , " ' °ngeIük van '£ kindt> hoe beklaagden. Z° 6 m°Sen Zyn' niemand toeSerekent \L ftJiIe^Gen00dfchap antW001"dt op de derde Vrage, vooronder- doodr ? e£ner Zyfe 5e Zekerhddt van 's Moeders en kürd s doodt indien men de Keyzers-fneede niet in 't werk ftelt en ter andere zyde de onzekerheidt van den uitflagh, indien men tTn *%rïïmtt dat ,tge°0rl0ft is zi§ van dic Middel tebelnen , hoe klyne hoop hier in gelegen zoude wezen. Men mash KSf, W^S? hulP g^brniken in een ziekte die an K ™ hopeloos is. Men magh dan toevlugt nemen tot de ü^h T^ m C gemdde VOcrval> hoe onzeker ook de uytfl gh. zyn zoude, ndien men van twee quaaden, die 't een of't ander onvermydelyk zyn het minfte boven het meelte ftel en S een Z n.let ka" in de tegenwoordige zaak, ot ten zekere doodt J, een meerder quaadt, dan de Keyzer-inee' metde mtgaven, dewelken men gevolgt heeft. Hifterotomie de Francois Roujfet, Docleur en Medecine, orj traité de 1'enfantement cefaiien, Paris 1581. 8°. Danidis Sennerti Medicinse Dodoris Opera, Lugduni i<56. F°. Thema Bartholini Medicina; Docloris Anatomia, Haga Comiti's 1663. 8°. Regnerus de Graaf 'Medicinse Doctor de Mulierum organis generationi infervientibus, Lugduni 161%. 8°. Paul Portal, Pratique des Accouchemens, Paris 16% $ 80 PhilippePeu, Pratique des Accouchemens, Paris 1Ó04. 80 dmand, Obiervations fur la Pratique des Accouchemens, Paris 1714.80, 7 Kkk Dio-  44* Naamrol der SCHR7VERS. Dionis, traité général des Accouchemens,. Paris 1718. 80. Mauriceau, traité des Maladies des Femmes Groffes, Paris 172.1. 4°. La Motte, traité des Accouchemens, Paris 1721. 40. Pauli Zacchia Medicinse Doctoris Qiisftienes Medico-legales, Amflelodami ïöyi. F°. Ambroife Paté, Confeiller, premier Chirurgien du Roi, fe& Oeuvies, Paris 1585. F--. N A-  NADER VERTOOG ZWAARE BARINGEN, E N V A N DE TOETSTEEN en 't SCHILD DER VROEDVROUWEN, BENEFFENS DE NOODIGE SCHOUWINGE DER ONVERLOST GESTORVENE VROUWEN, Om te zien, of de Vroedvrouw oorzaak is van de Dood van de Vrouw en het Kindt: Zynde een Vermeerdering van 't Nieuwe Ligt voor de Vroedmeefters en Vroedvrouwen; En een trouwhertige waarfchouwinge aan alle Mannen, die het leven van hunne Vrouwen en Kinderen liefhebben. HENDRIK van DEVENTER; M, D. EN PROED ME ESTER.   VOORREEDEN. Bescheide Lezer. m-T''mf7;MEt is nu omtrent agtien jaar en geleden, dat myn Boek, ! (IBS 1 Waamt het Nieuwe Ligt voor-Vroedmeefters en I feÉÉIl M Vroedvrouwen,?'» myn Moedertaal in V ligt gekomen I H " > *» hoope,en met die verwagtinge,van doordat I Bil H Nieuwe Ligt, 0™™> roei zue-  VOORREE DEN. dewelken in deze korte febets zeer ligtelyk zullen konnen zien en legrypeh de groote onheilen en fchade die haare Onderdanen lyden, door gebrek van noodige hulpe, in de tyden der benaauwtheden, wanneer haare Vrouwen en Dogteren in Barens-noed zoo flegt bedient, of zoo fchuldig mishandelt werden, en die tot mg toe geen andere toevlugt hebben konnen, als met heete traan en het gebrek van de noodige hulpe te beweenen; tot dat het Haare Hoog Jgtbaarheden zal gelieven dat gebrek te vervullen, door haar bequamer hulp-middelen toe te voegen. Ik hebhe niet noodig geagt voor dit Nader Vertoog een nieuweOpdragt te feilen, dewyl het een Vervolg en vergrooting is van het N ieuwe Ligt, dat ik Ao. 1731. opgedragen hebbe aan de EE. AA. Heeren, Schout, Burgermeefteren, Scheepenen, en Regeerders der Stee de 's Gravenhage, waar van ik nog eenige compleete Exemplaren onder wy hebbe behouden, voor die geenen die dezelven nog mogen begeren. Tot meerder gemak of gerief, voor die geenen die myn Boek (het Nieuwe Ligt) reets in gebruik hebben, of nog zullen mogen gebruiken, hebbe ik hier agter aan gevoegt een Regifttr over bet geheele •werk, na de ordre van A- B. C, vervattende de voornaamfle zaaken die in h geheele werk verhandelt en te vinden zyn, op de bladzyde in 't Regifler aangewezen. IVaarjchynelyk'zal het den Lezer ook niet onaangenaam zyn, benevens de Approbatie ook eenige weinige Extra&en te zien , om daar uit te konnen zien, wat gevoele van agtinge die Geleerde Heeren DoBoren hebben voor het Nieuwe Ligt voor Vroedmeefters en Vroedvrouwen, tot welkers meerder volmahnge ik dit Nader Vertoog wel voor myn dood hebbe willen teeveegen, werfehende dat het den Eeuwig levende cn Albeftieiende God mag behagen het te doen dienen tot heil cn troeft van het gemeene beft, op aat zyne oneindige goedheid, die alle Eere weerdig »;, daar voor mag gelooft en gedankt zyn: Het welke vergeldinge genoeg zal zyn, aan my, zyne geringe, en onwaardige knegt; HENDRIK van DEVENTER, Med. Doel. GOED-  44$ GOEDKEUR INGE. GOEDKEURING E T^l^^f'f - ï deTpenee?kon(t van de Hooge Schoole J J te Leiden, door den Heer Hendrik van Dev^terXerzon tas, tars becunda { }, en daar over hun Revoele te zt^en hph ben dezelve doorleezen, en zeer ^rè^ ^t^ im t Draperie gebragt - en aan >t gemeeii Sedegelelt te" or" Leiden d;n 6 Aut, _ _ „ 1723. H. OOSTERDYK SCHACHT. Fac. lied h, t. Dec.znu'. EXT ]T^~C~T Uit een Brief van den Hoog Geleerde. Heer Jöliaö van Hoorn, Medicina: Doftor tot Stokholm. De Heer Dtclor Hendrik van Deventer. Hoog-gelcerde Heer, ende onbekende Vriend. A ^Hoewel ik voor dezen nooit de eere gehad hebbe vali La: met weinig rene'cn b"'kerH ^ m„i * H 0 zvn> u ik U Ed: volmlkt^ïï^i^^f gCn°fgen leefen hebbe, en dat,mynSt^S^Z^^^'^V'' d°T U Ed: daar'voor ze  Ê X T Pv A C T. ze Edele gave hebt willen aan de weerelt door den druk bekend maken. Ik beken, dat ik nog niemand geleefen ende gefprooken heb, 'die op die gedagten als U Ed: gekomen is, kan daarom met regt Novum Lumen genoemt werden. Ik heb voor vyf jaren een klein Tradlaatje in het Zweeds , deze materie rakende, laten uitgaan, alzoo ik my op die konft in Vrankryk zoo veel doenlyk gelegt heb, en ook daarna tot Leiden Pro gradu de Partu Vrcetermturali gedifputeert, en oeffen de konft nog dagelyks; maar ik wenfchte wel dat in 't een U Ed: Boek wat eerder was uitgekomen, ofte het myne wat langer was agter gebleven, zoo zoude het veel volmaakter in 't ligt gekomen zyn, en zoude het gemeene beft nog meerder hebben konnen dienen, als zynde door U Ed: Boek in de konft meer verligt. Maar men leert zoo lang men leeft, want de eenen dag leert den ander: En wenfchte ik zoo gelukkig te konnen zyn van met den Auteur mondeling te mogen fpreeken, maar alzoo dat niet wefenkan, zoo leeven wy dog in die hoope, dat gelyk U Ed: hier mede een groot ende nieuw ligt in deze konlt ontftooken hebt, U Ed: zyne toezegginge ende beloften houden zult aangaande de overige Operationes Chirurgicas door den druk te communiceeren, op dat de werelt zoo veel te meer oorzaake mag hebben U. Ed geleertheid en neerftigheid te eftimeeren, ende in 't mede delen aan anderen uwe pryswaardige goedheid te erkennen. Blyve naaft Cordiale groe-; tenifle Myn Heer U Ed Dienftwillige &t:ll%o?: JOH. VAN HOORN, Med. Doft. kil EX>  4f° EXTRACT. EXTRACT. Uit een andere Brief van den zeer Eerwaarden eri Hoog geleerden Heer Francifcus Cöiferle, Medicina? Doftor tot Kempten aan »t gebergte van lyrol, vertaalt uit het Latyn. Beroemde en Ge eerde Heer. TTTEt is nui tien Jaren geleeden, als ik by geval UEd: Boek 1_X van de Konft der Vroedvrouwen, drie Jaren te voorer m >t bgt gegeven, ,n handen kreeg, 't welke ik bemerkte te zyn vol van liefde tegen, zyn naaften en fleunende op vafte fondamenten van de praclyk zoo heb ik 'er zoo een griot vertrouwe.1 opgeftelt, dat ik terüont een Vroedvrouw, voorzien zynde met de noodige gefteltheden tot dit werk, geroepen hebbe, aan welke ik uwe vermaningen ende onderwvzingen leerde, welke eewilhg aangenomen en met 'er tyd in >t werk geftelt zynde, zoo heeft het gemeen er wonderlyk veel nut van gehad , zoo dat de voorfchreve Vroedvrouw, niet alteen na buyten by Kraamvrouwen van den eerden rang geroepen wiert, maar ook verfchevde andere Vrouwen door haar handeling overtuigt zynde, gelvk ook de Kraamvrouwen van het omleggende Land, op geen andere manier als de Uwe willen geholpen zyn : Daar te vooren, het gantlche werk aan de natuur overlatende, een oneindig cetal Kinderen met de Moeders of van het leven berooft wierden, of qualyk geftelt zynde, tegenwoordig nog een elendig leven lvden waarom UE: naam eeuwige eer en groote loon van de Barmhertigheid Gods te verwagten komt. Vaart wel beroemde Heer, en verweerdlgt'me't UEd: gunft my dewelke, zoo lange hy leeven,zal, zal blyven een getrouwe eerder Uwes Naams; b Kempten aan het gelergte wanTyrol, den 7. JnÜ\ FRANCISCUS COFFERLE, I7I4« M. D. E X-  EXTRA C T 451 EXTRACT Uit een andere Brief van den zeer Geleerden Heer Johan de Buchwalr, Lyf-medicus en eerfte Chirurgyn van zyn Koninklyke Majefteit van Denemarken, Noorwegen, &c &c. Sec. Gefchreven den 2i. Mey. 1716. uit het Frans vertaalt. Heer Do&or, en myn zeer ge eerde Vriend. UE : Boek van de Chirurgifche Operatien, geintituleert2Vik«a> Ligt voor Vroedmeefters en Vroedvrouwen &c. , is my zeer dierbaar t'zedert dat ik het geleezen hebbe: Indien ik niet veele anderengeleezen hadde, dieover dezelve materiegefchreeven hebben , zoo en zoude ik nooit gelooven, dat zy zoo veele eeuwen niet geweten hebben; dat de Lyf-moeder jn zommige Swangere Vrouwen vallen, of nederzakken, dan na vooren, dan na agteren , en zomtyds aan een zyde. Maar in het leezen van Mauriceau, Portal, &c., blykt wel, dat zy gelooft hebben , dat in de zwaare Baringen het Kindt of qualyk gekeert komt, of dat het te groot is in vergelykinge van de Swangere Vrouw en haare deelen Heer üocler, ik feliciteere u van ganfeher herte over deze ontdekking, zoo nuttig voor het Menfchelyk geflagt. Ik bid u, Myn Heer, zoo 'er een kort begrip is van UE: gemelde Boek, my daar van een exemplaar over te zenden; onze Vroedvrouwen hier te lande zyn zeer onkundig, maar om dat ik vele moeite hebbe het Nederduits te verftaan, zoo wenfchte ik wel, dat zoodanig een Extract: van u nuttig Boek was in het Frans of in het Latyn. By aldien iemant door u handt reeds wel geoeffent was, en dat die in Denemarken wilde komen, zy zoude zekerlyk wel haar fortuyn maken: Indien een Do£tor of Chirurgyn door u geinformeert was, en dat hy reeds een goede ondervindinge hadde, wy zouden hem hier met groot vermaak ontfangen, en zoud 'er zeer wel konnen leven; Om dat hier niemantis Lil 2 als  4?2 EXTRACT als den eenige Dodtor Hacqvard de Jonge , die aeflorven is : Sn . F tr ]ff k0me" &c- A Dieu: I!< recommandeer my vnnr.iT'' tT H^r'/n 820 U Ed: dierbaare Familie: ik ben Dienaar. ' Ü Ed: ^ ondcrdaniSe en §etr0Lwe Coppenhage den 25. 1710. JE AN BUCH WALT. CAPITTEL Lil. Van een Z Waare Baringe, door dat het Kindt in een voor-neder-hangende Lyf-moeder, op zyn rugge leggende, met zyn agterhooft in 't Bekken neder gezonken is. "f K hebbe in het zes-en-veertigfte Capittel Pagina 279. gefchreven X van een zwaare Baringe, omflaande uit zoodanig een Icheef leggende Lyf-moeder, die met haar grond of bodem Ia.tg neer gezonken is in den onder buik; en daar in hebbe ik aangewezen de waare oorzaak van de buitelaars,gelyk men het daar irikan nafien : maar ik hebbe daar in niet gefproken van de zwaare Baringen dewelken ontdaan, wanneer in zodanige in den onderbuik neerhangende Lyf-moeder het Kindt, op de rug leggende, met het agterhooft in het Bekken nederzinkt, endaar, gelyk meed altoos gebeurt, vad geklemt blyft leggen, zonder te konnen geboren werden : en nademaal een zoodanige legging mede eene van de allerzwaarde Baringen veroorzaakt, zoo hebbe ik nodig geagt daarvan hier ter plaatze wat omflandig te fchryven, na de bevindinge die ik daar van hebbe. Niemant behoort te twyffelen, dat een Kindt in zoodanig een nederhangende Lyf-moeder , zoo wel op de rug als op de buik  Van een ZWAARE BARINGE. 453 buik kan leggen; maar bezwaarlyk zal iemant zonder ondervindinge konnen geloven , dat het mogelyk is, dat zommige Lyfmoeders riet haar grond of bodem zoo laag in den onder-buik konnen nederfinken, gelyk als ik zelve door naauwkeurige Waarneminge waailyk hebbe bevonden: en daarom moet het niemant vreemt voorkomen, dat ik van deze quade legginge van de Lyfmoeder, en van het Kindt,voor deze niet hebbe gefchreven;want ik hebbe in zoodanige gevalle myn oordeel zelfs een zeer lange tvdt moeten opfchorten , vrefende zomtydts, dat ik my in myn oordeel vergreep ; maar de dikwils herhaalde naauwkeurige opmerkingen hebben eindelyk van my alle twyffelingen weggenomen , en hebben my van de waarheid der zaake volkome zekerheid' gegeven; en daarom behoeft niemant te twyffelen aan de waarheid van myn zeggen, of fchoon (zoo veel my bewuft is) ik de eerfte ben, die deze fcheve legginge van de Lyfmoeder, en van het Kindt, aan de Wereld bekend make, en de quade gevolgen daar van aanwyze. Ik zegge dan, dat het zomtydts gebeurt in zommige Vrouwen, ja meer als iemant lietelyk zal konnen geloven, dat des Lyf-moeders grondt diep nederzinkt onder den onder buiK. van de Vrouw, welkers onder-buik zeer laag nederhangende is, en wel zoodanig dat de lengte van de Lyf-moeder met des Lyf-moeders Schede te zamen een krommen elleboog maken; ja zoo krom, datze byna een winkelhaak fthynen uit te maken ; en wanneer het gebeurt dat in zoo een fcheefteggende Lyf-moeder het Kindt op zyn rugge legt, zoo ontftaat daar uit nootzakelyk, en onvermydelyk, een zeer zwaaren arbeidt, en veroorzaakt meeft altydt de dood aan de Moeder, en ook aan het Kindt, dewyl de zoodanige Vrouwen gemeeneiyk onverloft fterven. Vraagt iemant, waarom is zoodanig een legging van de Lyfmoeder en het Kindt zoo gevaarlyk ?en meeft altydt doodelyk voor de Moeder en voor het Kindt ? Ik antwoorde om deze navolgende redenen: j. Om dat de Vroedvrouwen het gevaar daar van niet kennende, niet tydig genoeg om hulpe roepen. Ea wat wonder is het, dat de Vroedvrouwen het gevaar van de legginge niet kennen? dewyl LH 3 zoo-  4-S* Van e,n ZWAARE BARINGE ™-1 %g~» ™ h« Ki„dt haar en is dat zoodamV een leaaPno? ^ ■ ,s' en wat wonder is het £ *W1 (^«^^^5^ J VVeieIff onbekent gefchreven hebben d e£lalLlde ^.hryrers, die voor ben befchreven;en Sl^Jt^TJ^^d'rfni8t heb" vrouwen tot nu toe onbekend s fn t gS'ag 3an aIIede Vroetft*nt venvondert t^^r^X £^ ^ behoeft nieonbequaam zyn eeweeft ™ n Vroedvrouwen tot nor; toe ZöodaBig een v^n de r v? ^ °m ,door het onder ]^ -/toe^n» to* nog toe niemant van al e dTvte J °°k daar U,t' 0m d^ beeft weten te ze^en dat'1 , J,'^vrouwen my ooit of ooit Jegen waren, wanüe ikS«S Lyf"moedei- en het Kind Zoo II loden, daarC20^efteltg^D Wlei"d °m een Vl0Uw * ver- ™7eV^^^ -danig een leg. van andere qJadc legg\ :Z te ónd ,1°'' " °ndcrflaan ^ buiten ftaat, U ^&?^'-n<ïS^fldcn»J«» zyn Zy ook Jge hulpe toe te konnen brengen no?l Y"^ de no" Je Vrienden het gevaar van m l' g Y k°nnen de Vróuwnooby gevolge, zoo ka^de nZl bekend ■*«: g den met tydig. genoeg bedaïtW \Z> n,°S ^ Vrien- ^ete de Lyfmoe- giet vrezende, abuferen haarzelf en ooï J3 ^ daar van Vrouw,ja ook de Vrienden, en alle 'défnmft ï ai'beidt zynde gnde of het Kindt wel gek'ee" ft £ 't h Lf ° ,Z£ggen Zy' ja: het ki»dt komt met hï t grb°0rte £ is we gekeert; en daar op wam men T„ n hooft v°or, ^^f^6'in de p^K^T^S:uA?k*e?fpoe! niet fpoedig na een exóert Vrf^m«.fl vieezen, dat; zoo men kcrlrk cmvèdoft zal mo£n f4vS °m21£t' de Vro™ 4- Zoo  Van een ZWAARE BARINGE. 4. Zoo is deze legging, waar van wy fpreeken, niet alleen gevaarlyk door de onkunde van de Vroedvrouwen; maar zy is ook zoodanig gevaarlyk in haarzelve,dat ook deallerverftandigfte,en de allerervarende Vroetmeeder dezelve niet anders als gevaarlyk kan oordelen: om dat het hem indien niet onmogelyk, egter zeer zwaar is, in zoodanig een legging van de Lyf-moeder en het Kind, de Vrouw te konnen verlolTen. En om te toonen , dat het geene ik zegge op waarheit en ondervindinge gegrond is, zoo lud het my , en zoo agt ik het nodig, deze legginge en de gevolgen van dezelve, zoo klaar als mogelyk is voor te dellen, op dat alle de konllv enoten volkomen daar van konnen overtuigt zyn. Het geval waar van wy fpreken, is een Kindt, dat op zyn rugge legt, in een Lyf moeder die zoo verre neergezonken is, in een voor-neder hangende onder-buik,dat de legging van de Lyfmoeder en haar fctieede een elleboog of winkelhaak fchynen uit te maken. Ik onderftel, dat een Kindt daar in op zyn rugge leggendemet zyn hooft tegen des Lyf-moeders mond aan legt, en by gevolge zoo kan het dan niet anders zyn, of des Lyf-moeders mondt zal eerd duiten en klemmen boven tegen de kromme bogt van de Lende-wervelen en het Os Sacrum, of Staart-been, dewelke gemeenlyk puntig voor uitdeekt, gelyk alle Anatomiden weten,en daarom ligtelyk konnen verdaan het geene ik hier vad delle. Uit deze waare onderdellinge volgt onvermydelyk een andere, namelyk , dat des Lyf moeders puntige deel, met het Kindts hooft daar in belloten, nootzakelyk moet leggen op de Schaambeenderen van de Vrouw: en waar uit dan ook moet volgen: Eerftelyk, dat het water des Lyf-moeders mondt niet ligtelyk kan verwyderen ; en ten andere, dat als het water des Lyfmoeders mondt een weinig opent en verwydert, dat zulks niet kan gefchieden als van onder het Kindts hooft in de holligheid van 't Bekken , en by gevolg zoo kan het water zig niet als lank en fmal formeren, en het breekt zomtyds eer dat de Vroedvrouw het gewaar wert , of het is al gebroken eer zy by de Vrouw komt, om dat de zwangere Vrouw geen regten arbeidt gewaar wert, en als de Vroedvrouw geroepen is en komt, die tad zelden  4«5 'Van een ZWAARE BARINGE. den of nooit zoo hoog datze het water daar kan voelen groeijen; want zy kan het met de vinneren alleen niet bereiken, ten zy dat het a's een darm laag neejfchiet of uithangt, Ed wanneer het water of liever de watervliefen breken, en het water afloopt, zoo noemen zy dat een fluipèrid water, zonder dat zy regt befeffen de waare oorzaak, waar door het water zoo fluipend weg loopt; maar zy weten egter by ervarentheidt wel, dat gemeenlyk het fluipend water een voorbode is van een zwaaren Arbeidt, want het water formeert zig altoos lang en fmal by alle fcheve leggingen van de Lyf-moeder en van fcheefleggende Kinderen, welkers hooft niet regt in de geboorte komt, en dat gefchiet meer of min na de mate dat het Kindts hooft meer of min des Lyf moeders mont fluit. En dewyl de gevolgen van een fluipend water niet [altoos even quaad zyn, zoo hopen zy op het befte, en waarfc';ouwen niet dat zy het quaatile vreefen Uit het geene reeds gezegt is kan een verflandige Konftgenoot wel begrypen 5 eerflelyk , dat de Weën , by deeze legging van de Lyf-moeder en het Kindt, weinig aanperlinge konnen maken om door het Kindts hooft des Lyf-moeders mont verder te verwyderen, om dat die tegen het Os Sacrum aan floot; ten andere dat als het Kindts hooft des Lyf moeders mont al wat verwydert' dat dan het agterhooft van bet Kindt alleen maar een weinig in 't Bekken nederzakken kan, en als het dan gebeurt, dat het Kindts agterhooft allengskens meer en meer nederzakt in 't hol van het Bekken, dat dan het hooft niet verder kan nederzakken, als tot dat het Kindt met zyn nek op de Schaambeenderen komt te ruften, want verder kan het niet wel neer glyden. Het Kindt dan leggende op zyn rugge, met de kruin zyns hoofts tegen de bogt van 't Os Sacrum, zyn nek op de Schaambeenderen, zyn agterhooft op of in het Bekken neergezonken, en met het aangeligt om hoog, zoo voelt de Vroedvrouw het agterhooft van 't Kindt, en zy beek haar zelve in, dat zy de kruin des hoofts regt voelt, en zy zegt, het Kindt komt wel; hst is een regte geboorte; V Kindt is wel gekeert; quamen ''er maar goede Ween, het zou dan wel gaan; maar zegt zy, de Ween zyn te fi.sj>, het vordert niet, en zy vennaant de Vrouw om fterk te werken,  Van een ZWAARE BARINGE. 4y7 ken,, maar alles is te vergeefs ; want ook de allerfterkfte Weën zyn te zwak om by deeze legging het Kind door te perffèn,want het Kindt legt op alle plaatfen valt op en tegen de Beenderen van het Bekken. By deeze legging is nog een ander ongemak, waar over de Vroedvrouwen klagen, zonder dat zy weten waarom dat het zoo is; en dat is voornamentlyk in bejaarde Vrouwen, die nooit te vooren gebaart hebben; en dat ongemak beftaat daar in, dat 'er geen ontfluiting is, nog ook niet komt, nog ook niet komen kan, fchoon de Vrouw verfcheide dagen in arbeidt blyft fitten, want 't Kindts hooft, blyveude in de'klem leggen, doet nooit' nog kan pooit geen aanpers doen op de Vrouwelykheidt, om dat het niet neerzakken kan, nog door hulp van de Weën, noo•door hulp van de handen : en daarom helpen hier ook geen Weën verwekkende Medicynen, die zyn hier zeer fchadelyk, en daar is niet te verwagten als de wiffe dood van de Moeder en van het Kindt, voornamentlyk indien het water geheel is afgeloopen, en het Kindt droog in de Lyf-moeder is vaft geperft, ten zy dat, om de Vrouw by 't leeven te behouden, zoo zy nog kragten genoeg heeft, men het Kindt als een dood Kindt handelt, en de Vrouw alzoo verloft, en tot zaodanig een verloffing wert dan nog al een zeer ervare Vroedmeefter vereifcht, want het is niet alleen zeer moeijelyk, maar ook byna onmogelyk, om het te doen. Ik zegge byna onmogelyk, maar het. is niet geheel en al onmogelyk, als aan niet genoeg ervare Perfonen. Vraagt iemant, hoe en op wat wyze moet een Vroedmeefter te werk gaan om zoo een Kindt uit te halen Pik antwoorde, dat by deefe legginge in die extremiteit, als gezegt is, men hier niet moet denken om het Kindt te konnen keeren, of met de voeten te konnen afhalen, want het hooft kan dan niet te rugge gebragt werden , en by gevolg zoo moet het hooft dat voor in 't Bekken legt eerft uitgehaalt werden; en dat kan ook zeer befwaarlyk gefchieden , want behalven dat in den eerften arbeidt by bejaarde Vrouwen geen ontfluiting is, en die dan eerft moet gemaakt werden, zoo legt het hooft zoo geklemt en het Lighaam van het kindt zoo onbequaam om te volgen , dat het ten eenemaal onmo- Mmm gelyk  458 Van een ZWAARE BARINGE. gelyk is tiet hooft uit te halen, nog met de handen, nog met eenig Inftrument, hoedanig het ook mag zyn, ten zy, dat alvorens het hooft geopent en van de herflènen is ontledigt, en dan is het nog al bezwaarlyk te doen. Iemand zoude mogen vragen, of men met de Tire Te/Ie of Hooft-trekker van Monfieur Mauriceau, het Kindt niet zoude konnen uittrekken, zonder eerft de herflènen uit het hooft tc halen? Ik antwoorde, dat of fchoon ik de Tire Tefte volgens zyn voorfchrift nagemaakt hebbe, en die al veele Jaren bewaart hebbe, dat ik egter dezelve nooit gebruikt, om dat ik door ondervindinge weet, dat by zoodanig een legginge, zonder het hooft van zyne herflènen ontledigt te hebben, het niet kan volgen; want ik hebbe het met andere daar toe bequame Inftrumenten genoeg bezogt : de reden waarom het niet volgen kan, is, om dat het Kindt met zyn nek vaft legt op de Schaambeenderen, en om dat de fchouderen en de rugge van 't Kindt te vaft op en tegen de beenderen van het Bekken aanleggen, om zondereen zeer groote kragt doorgehaalt te konnen werden. Het is by deeze legging niet genoeg het hooft met eenig Inftrument na zig te halen; want dat doende klemt men het ongelooflyk vaft op en tegen de Schaambeenderen aan ,'enzal het hooft volgen , zoo moet de trekking meer naar agteren als na vooren gefchieden, of het krygt geen fchot, en zoo het hooft niet van zyn herflènen ontledigt rs, zoo is 'er geen plaats genoeg om het naar agteren toe te trekken, derhalven gebruik ik daar toe veel liever een fterke haak of lange, als de Tire Tefte, die kan ik veel beter regeeren, en die is zoo moeijelyk niet om in te brengen. Om de Capittelen niet te veel te vermenigvuldigen, en nogtans de Ieerende Vroedmeefters en Vroedvrouwen genoegzaam onderrigt te geven van diergelyke fwaare Baringen, zoo moet ik ook nog van een andere quade legginge van de Lyf moeder en het Kindt fpreken: Namentlyk, het gebeurt wel, dat de Lyf-moeder niet regt voor over in 't hangen van de Buik neergezonken, is, maar dat ze meeft in de regter ofte in de linker zyde van de Buik is gelegen: en wanneer het gebeurt dat in een zoodanige fcheefleggende Lyf-moeder het Kindt op zyn rug legt, en zoo m  Van een ZWAARE BARINGE. met zyn agterhooft in 't Bekken neder is gezonken, zoo is die legging al niet veel beter te agten als de andere, daar de Lyf-moeder regt voor in den onderbuik is neergezakt, en de moeijelykheid om de Vrouw te verloflèn, en 't gevaar van onverloil te moeten derven, is al omtrent het zelve; ja fomtydts nog erger; om al de zelfde reden als in de voorige legging. De Vroedvrouwen kennen die legginge mede niet door het onderflaan , zy weten die van een goede legging niet te onderfcheiden ; 's Kindts hooft foo fcheef in 't Bekken komende hiet ook al wel gekeert te zyn, het ontbreekt ook al na haar zeggen maar aan dooriëttende Weën; zy eiffchen de Weën verwekkende Medicynen, den Doctor ordineert of geeft die, op het oordeel en verfoek van de Vroedvrouw, tot groot nadeel van de in arbeidt zynde Vrouw: want ook de fterkde Weën zyn by deze legging vrugteloos: want de Weën kunnen op het Kindts hooft niet werken zoo als 't behoort, om dat het Kindt met zyn hooft, met zyn nek, en met zyn fchouderen tuffchen en tegen het gebeente van het Bekken vad legt: en deeze legginge is even zoo gevaarlyk, ja dodelyk, als de voorgaande; ten zy dat de konft by tydts de natuur te hulp koome, ot dat, als men te lang gewagt heeft, men het Kind handele als in de voorige legging. De Kinderen die in deze legging van de Lyf-moeder op de buik leggen, zyn beft te helpen, maar de ondervinding heeft my geleert, dat zoodanig een legging van een Kindt, op zyn buik leggende, kan fomtydts al zoo erg wefen, als of het op zyn rugge lag; en dat gebeurt, wanneer het Kindt op zyn buik leggende , in de plaais van de kruin van 't hooft van te vooren aan te bieden, het hooft van agteren een weinig op de zyde leggende aanbied, en dat in de plaatfe van de kin tegen zyn borft en met het aangefigt om laag te leggen, het aangefigt op de zyde meeft om hoog legt; waar door ook de allerervarenfle V'roedmeefler kan mifien , want oordelende na de legging van het hooft, zoo zal hy zig vadelyk verbeelden dat het Kindt op zyn rugge legt: maar het hooft na zig gehaalt hebbende, zoo zal hy bevinden dat het Kindt volgt met zyn borft en buik om laag , waar uit dan nootzakelyk volgt, dat het Kindts hooft en zyn hals was omge- Mm m 2 draait  4^0 Van een ZWAARE BARINGE ic^i voor in de onderbuik lessende \< nm ,i« ^ j van Hpi- j "-&bcliat-» is> om dat de lchouderen van net lundt dan gemeenelvk h»r R^i-i-n,-. « ? -n- "<-,cu öekken blyven leggen, en niet als met een zeer groote kraTii Ti Bekken konnen ingetrokken werden , en zoo de fcCderen n et in WnJaaé de ff 'h ™ J Bekken te fchikken, opS^ïïtSSSS hooft kunnen nederzakken k en zoo£^2£?3S zakken S MaaflernV8,' Z°° i^r de Vro^ «iet verloft werden ' Maar iemand zoude konnen vragen, of bv zoodanLr P-„ ia„ ginge van de Lyf-moeder en het kind de Vrouwopï ? dere wyze kan of behoorde verlolt te Wen£n? lï ? sa ï1" als het agterhooft reeds in 't Bekken^ilL^h^^^ (zoo veel my bekent is) 0p gefn ande e fyt'kan' g fcnïïden" maar zoo deeze legginge by tydts in 't begh?^kendiF dar 1?' dan geheel anders kan en behoort t- werk nT „" ' T,n naen behoorde niet toe te lateb dït VSU SStTïlÊ Bekken neerzakte , maar men behoorde aanftonds het Wate vlies zelfs te breken, zoo het niet alvorens gebroken s nT aanftonds het Kinds hooft na de eene zyde 5 5fand 'of^huivende behoorde men door te dringen om de voeten van het Kind te zoeken, en die gevonden hebbende, zoo moeft men die na zig halen, en het Kindt keerende, met de voeSn uiEe • en.dan is.'er nog wel hoope om de Moeder en het Kindtbddenby't lee-.  Van een ZWAARE BARINGE. 461 leeven te behouden; welke hoope ten eeneraaal verdwynt, zoo haaft al* het water weggelopen en het agterhooft in 't Bekken neergezonken is. Maar, gelyk als wy te vooren reeds gezegt hebben, deze legginge is by de Vroedvrouwen orbekend, en die kan van haar niet onderfcheiden werden, derhalven werd zelden een Vroedmeefter tot hulp daar by geroepen, als wanneer het te laat is om 't Kindt te beholiden, en veeltydts ook te laat om de Vrouw van de doot te verloffen: want te veel verfwakt zynde zoo fterfc zy nog wel na' de verloffinge, waarom wy niet zonder reden in den beginne zeiden,, dat deze leggingen meelt dodelyk zyn voor de Moeder en voor de Kinderen. Ik bidde God, dat hy eens de ogen opene aan den Heeren Regenten van ons Land, om zoodanige goede middelen te beramen waar door 0mag voor gekomen werden dat fchadelyk verfuimen van Vrouwen en Kinderen, door de diepe onkunde der Vroed-' vrouwen: en het misbruik van het ontydig en zeer nadelig ingeven van Ween verwekkende middelen op de begeerte van zoodanige onkundige Vroedvrouwen. Ik twyfel niet, of een leergierig menfch zal genegen zyn om te mogen weeten, hoe, en op wat wyze, men in het begin beft zoodanige fcheef leggende en verkeert komende Kinderen met de handen kan uit halen , in hoope van de iMoeder en het Kindt beiben by 't leeven te behouden? Om op deze begeerte opregtelyk te antwoorden, zoo moet ik zeggen, dat om zoodanig een in arbeidt zynde Vrouw wyffelyk en confcientieuièlyk te konnen helpen, men voor af wel verzekert moet zyn, hoe de .Lyf moeder en het Kindt gelegen zyn, of in de zyde, of in 't hangen van de onderbuik.. Zoo de Lyf-moeder. en het Kindt in de eene zyde leggen, gelyk als vooren is gezegd, zoo kan het beqnaamft gefchieden, dat de Vrouw op haar Bed op • die zyde gelegd wert, daar in het Kindt en de Lyf-moeder zyn gelegen, de knien na de buik, en het boven lyf laager als het onder lyf; op dat de gantfche zwaarte van de Lyf-moeder en het kind te rugge zakke na het Diaphragma of middelrift. Indien het Kindt en de Lyf - moeder leggen in den onderbuik,. Mm m 3 Z00J  261 Van een ZWAARE BARINGE zoo moet de Vrouw op haar Eed op haar knien paanleriren met het bovenlyf heel ]aag de buik liber en vry, 08p dat Kind denrZlL^fkonnene: " ' ^ *» de bu* °* De Vrouw dus geplaaft zynde,moet de Vroedmeefter de hand tot d?KL' £ Zagt,eS t hVnd ttT Zvde hct h00ft doen inglyden rugge, op dat er ruimte koome: dan moet hy het hooft wat na dv/T*Zd%dmkken' de kin °P de borft> ^n dan Toet ny ter zyde het hooft over de Borft van 't kindt heenen nTde voeten doordringen : eene van die bekomen hebbende moet h y Te met een ftrik vaft maken, op dat hy die niet wee- veHiefe dan moet hy de andere voet ook fien te bekomen, en die beWenVantjes in de geboorte brengen, alwaar die gebragt hebbende wet hy die m de eene hand vaft houden, en met de ande» het kinds bovenlyf te rug ftooten en zoo allengs het kindt bv de voeten uitnaaien. Maar daar zyn drie dingen inagttene^n^ dat eer men het kindt verder na zig haalt, £^W«ftïï ders dient gelegt te werden, namentlyk: zy moet obhiS gelegt werden met het bovenlyf wat ihe^^rffk^^E naris een Vrouw legt die natuurlyk verloft. En ten andere eer men het kindt verder na zig haalt, zoo diend den onderbnfk van de Vrouw bequamelyk met de handen opgefchooven en rrctïePlaatft en zoo vaft gehouden te werden, het wX ah dal Ie gefchieden kan en groot voordeel toe kan bren Jen Ten derde • zoo moet men m het na zig halen van devoet^M^SeS! kens doen regt draaijen, op dat het kindt met d"buik de 3 en het aangefigt, na onderen koome, op dat de kin niet t1en de Schaambeenderen vaft gehouden werde S Terwyl men bezig is, om het kindt zoo zapties uit te haaien Ka-  Van een ZWAARE BARINGE. 4^ Nageboorte, en met de reiniging van de Lyf-moeder te werk gaan, .gelyk ik in de andere Capittelen geleert hebbe, onnodig dat hier wederom te herhalen. CAPITTEL LUI. Vin een Zwaare Baringe, door dat het Kindt dwers o ver het Bekken komt. /^|Nder alle de quade leggingen der Kinderen en iflêr geen V J erger legging als die, wanneer een Kindt dwers over het bekken heen gelegen is, en voornamentlyk als het Kindt dus Relegen op zyn rug of met de rug om laag legt. Deze legginge veroorzaakt altoos een zwaare Baringe: 'tzvdat de Lyf-moeder regt of datze fcheef legt. En indien deze legginge een zwaare Baring veroorzaakt in een regt leggende Lyf-moeder zoo doedze het nog onvergelykelyk meer in een fcheef-leggende Lyf-moeder, en nog het allerfwaarfte, in een Vrouw welkers Bekken klein en plat is, en welkers Lyf-moeders bodem in den onderbuik Jaag neer Jegt. Een Kindt kan dwers over het Bekken heen leggen, voornameJyk op deze tweederiye wyzen. De een is, als het hooft en boven lyf m de eene zyde van de Vrouw gelegen is, en de Voeten, Beenen, en Billen, in de andere zyde, en deze legging is nog de befte van deze twee, om reden die ik ftraks zal zegge». De andere en die nog veel erger is, die is wanneer de Beenen en het onder-lyf van het Kindt in den onderbuik van de Vrouw gelegen zyn, en het hooft en het boven-lyf van het Kindt tepen de lendenen van de Vrouw. 0 Let is zeker en gewis, dat een kindt, op een van deeze twee wyzen dwers over 't B'kken lep/p-enrl. il a\b / tpt u^,-0u 1 -u-nKt-u leggend., op die wyze niet kan te. Weiek komen, maar dat de Vrouw onverloft moet fterven met haar kindt ten zy datze door een konftigehand verloft wert het welke terftont na 't breken van het water, veel liÏÏr lauwer, en met minder pyn en gevaar gefchieden kan, als daaf na; en  464 Van een ZWAARE BARINGE en het kan wel geheel onmogelyk werden als men al te lans wagt. ut> Als eenKindt op de eerfte wyze dwers over het Bekken komt, het boven lyf m de eene, ende het onder-lyf in de andere zvdê van de Vrouw, en het met de buik om laag legt, en dat de Navelftreng uithangt of piet, zoo is het gevaar zfoVooniet aïs of het op zyn rugge hg: om dat de weeke buik van he Kindt geen groote wederhand kan bieden aan een hand, d e d£rdringen moet cm de voeten van het Kindt te zoeken ; kanteen zcccamg gelege Kindt moet nootzakelyk gekeert en me de voeten afgehaalt werden , gelyk ik gelee/t hlbbe C.J>&1 4 pL cn aangewezen hebbe inde 28. Fiouur pag 3C£ Maar by aldien het Kindt zynB,ugge, datfs', metdermrgecm laag legt, dan is het een moeijelyk werk om 200 een S S keeren, en met de voeten af te halen, veel fwaaidei en n o ij lyker om dat de rugge breed en hard is, en die voor de Sdende hand van den Operateur nirr Hot m „ „i » c . » laat inbuigen; daar om by de voeten te konnen komen, dat het al befvaaïkk te doen is voornamentlyk als het water al lang weg gè onen i evenwel daar ,s geen nadere weg, en geen beter middel als het kindt te keeren, en met de voeten af te halen, gelyk ik gelee hebbe Capittel 43., en getoont Figuur 29 h Indien het zwaar fa een kindt te keeren,' dar op debovenfknnde wyze dweis over het Eekken hpm m=i«,™ • F ueu^nua"ntwee of drie dnhhHt 1 u SeleSen ]s, zco is het we ot drie dubbelt zoo zwaar, als het op de twede wvze d^ers over het Bekken heen legt, namentlyk, met het onderhf in ™ nederhangende deel van den enderbuik en met hei hn 5 1 f 't hooft tegen de lende-wervelen van de Vrou" als de Vrouw hol van lenden is, en zeer laag drl Rt a s 200 een kindt dus gelegen op de buik legt, dan kaSdeket inJ n0oveel .gemakkelyker of bever met ved 'minder arbeSt e^lv.kfn 'e femeden en het gevaar van niet te konnen verlófteis\darook heten moeijelyk niet te doen, als ^i^^^Z^ is;  Van 'een ZWAARE BARINGE 4,6*$ is; want hoe langer dat men wagt, hoe f.vaarder en hoe moeijelyker dat het te doen is: en eindelyk wert het wel geheel en al onmogelyk om het te konnen doen , nog deor de handen,nug ookzeifs niet door eenige Inftrumenten. Mogelyk zal iemand denken, dat ik deeze legginge al te zwaar voorftel, niet konnende begrypen , waarom dat deeze legginge boven alle andere moeijelyk is. Maar laat de zoodanige eens begrypen , de waare reeden van de onmogelykiieid om zoo een Kindt te keeren, zoo zal hy met my moeten toeftaan, dat myn zeggen volkomentlyk de waarheid is. En om dit wel te konnen begrypen, zoo moet men eerft een regt begrip hebben van de geftalte van het Bekken, welkers Beenderen zoo gefchikt zyn , dat wanneer men door deffelfs openinge een hand en een armdoorfteekt, zoo zal den arm in een regte lyn gaan omtrent na de navel van de buik; en een regt gelege Lyf moeder is ook omtrent zoo gelegen, en daarom kan de hand en den arm gemaklyk daarin bewegen en werken, en den arm wert dan nooit door of tegen het gebeente ftyf geklemt; maar als het gebeurt, dat de Lyf-moeder van daar met zyn grond of bodem nederzakt, of neer geperft wert in een voor nederhangende buik, dan kan de hand nooit in de bodem van de Uterus komen, om dat de hand da.ir toe te kort, en den arm te ftyf is, door dat 'er geen gewrig;. is in het midden van den arm . tuilehen de hand en den elleboog : Hue zeer ik ook getragt hebbe zoodanig een legging aan uw getigt te vertoonen, zoo hebbe ik dat tot genoegen niet konne doen. .4 Om 'er den Leezer evenwel eenige nader bevattinge van te geven, zoo kan hy deeze twee llegte Figuurtjes bezien, waar van de eene vertoont een regt leggende, en de andere zoo een fcheefleggende Lyf-moeder. , De eerfte Figuur verbeelt een Lyf-moeder, die met haar punt regt op het Bekken ftaat, A A. het Bekken, B B de Lyfmoeder, C den Arm en Hand, taltende in een regte lyn na de grond van de Lyf-moeder. Elk een kan wel ligt begrypen, dat de hand en arm, dus in de Lyf-moeder komende, genoegzame ruimte heeft, om zig na alle zyden van de Uterus te üonaen buigen en draaijen om daar in een Kindt te konnen keeren, of Nnq faooh  466 Van een ZWAARE BARINGE. 5nH.h^SP Zyn rugfgeleSen is- Het ^ wel waar, dat die legging de paffagie zeer belemmert, en de toegang om by de voeten te komen zeer moeijelyk maakt, maar egter is het wei doendyk of fchoon het zeer moeijelyk is voor den |eene die het doen moet en fmertelyk voor de lydfter. ' Maar het is geheel anders gelegen met de twede Figuur dewelke ons een geheel andere legging van de Lyf-moeder'vertoont, namelyk een Lyf-moeder die*regt voor-over in 't hZ. f&^^&t**' AA ishet Bekken, BB de Merkt Lezer, dat als gy deze Figuur aanfiet, dat gy ten eerde zult denken, dat de Lyfmoeder met zyn bodem in de regter zv! de van de buik gelegen is, ik kan dezelve niet nader fan v gefigt vertonen en daarom moet gy, in uwe verbeelding des J-vf-moedeni bodem voor in 't hangen van de buik verbeelden of anders kunt gy 't gevaar van deze legging niet reg^e™? Want als de Lyf-moeder maar in d'een of d'andere fydeisS Sr'h^00" Z0° fCheÊif als die hier verbeelc zooishetglv r Sr hh5f0,gr00t' als regt voor 'Vt hangen van de buik: om dat het Benken zyn meefte ruimte heeft aan wederzyde, waar In ™" Zlg M d ^ en d'andere zyde «« verre kan bewegen maar regt voor tuffchen het uitfteekfel van het Os Sacrum en de Schaam beenderen is nergens na met zoo veel ruimte: S in dVlllT Z°° Wdnig ruimte' dai den arm daa' aaÊdï in de klem is en 'er met lange kan in blyven, of zy word zeer he°t° nhftePeyknyk- \ ^ my CeM Sebeu">dat ikVJvond dS het uitfteekfel van het Os Sacrum en de Schaam-beenderen in S-i, J Z0(? naJaan malkandefen ^nden, dat 'er geen hand Sn/^ k°n,de rffüren' veel millder het hooft van een Kindt, derhalven konde de hand en arm niet pafferen, als aan de \ HeiligVeaBeen U"lkkende bogt> van de laatfte Lendewervelen en 7^L?l Zyü hf Senomen> Iaat het Bekken nu al zoo ruim I\vk t £ r f ï- arm 8emakkelyk daar door kan pafferen, gelyk m de tweede Flguur te zien is de vraage is, op wat wylè of door «rat middel, zal de hand, en den arm na de bodem van de    Van een ZWAARE BARINGE. ,6r het kLT^* Hmeï k0men? want daar le&gen de voeten van net Kindt, en zonder d e te bereiken znn k ht? i , n mogdyk he, Kind. ,e konnen feS,' en ok 60 " oillenVan he. Sc: zoo 1^^regt^m hooïïê™ "«""T" d' nen van hPr K;^r J i7 n' om daar de voeten of de bee- komen? dat is even§!o" onto^r^nT' ^ men d™ vo«IS ftneef te konnen voegen en diW^^ ^ * ni^nSonïïoMSlir XlT^1 ""4*■ d™<* rugge door iXken wn ' £ als men de h*nd, onder de te^etetVnifc?^ « *g toe buigen, Kindt, en -dat doende zoo iTJ Ï J Ên de ru§§e vau het de kneukels lwgp to^^^E? S^f8?» namenüyk met zoo kunnen de vingeren nnf hJ ? Kmdt ln' en §evolS grypen , nog vS logVft no^ITe ^ ^ ™' nenfte van dÖe hand Vn4 de ruï"> Ua l wJ men ïf£ bin" üraks valt, want dan men fe hand^V Z°° ?aa£ 26 »iuci men de band agter over buigen, N n n z ö ai!  4p verre na niet zoo veel als nodig was, om hy d.> on lerlee n van het Kindt te konnen komen: derhalven fchoot 'er doe niet over aU te verzoeken, of men het hooft na benede zon ie hebben konnen krygen, op de wyze als ik te vooren gezegt hebbe P maar eei fterke ftuip van de Vrouw floot het lighaam zoo vaft, en trek alle de delen zoo ftyf in een,dat ik genootzaakt wierd het werk teftaaken, en de Vrouw ruft te geven, zy bleet dus zieltogende, tot dat zy des anderen da.-gs tegen den middag de geeft gif. Hier zoude ik gaarne de eer gehad hebben,om door het openen van het Lighaam van deeze Vrouw, aan de Heer W Vink, Medicina; poétor, en Praeleéior, die by de Operatie prefent was geween ; deeze ongemeene quade legging van de Lyf moeder en het Kindt te konnen toonen, tot nut voor anderen, maar wat voor inftantien daar toe aangewend wierden, zoo wilde de Man daar niet toe confenteren. Deeze twee gevallen zvn de allermoeijelyklre leggingen geweeft, die my ooit in myn Praébk zyn voorgekomen, alhoewel ik de konft van Vrouwen te verloflèn al omtrent veertig jaaren hebbe g.oeflvnt. Ik wiet niet of na deeze zoo klaare demonftratien, iemant, die nkt overgegeven hartnekkig by 't oud gevoele wil blyven, nog magtig kan zyn ie twyffelen aan de icheve leggingen van de Lyf-moeders, en alle de gevolgen van zwaare Baringe, die ik door myn geheele Boek daar van afgeleid hebbe. £11 wie fiet niet, dat de geenen die niet geweten hebben, dat de Lyf moeder^ op zoo veelderfiande wyfen verplaatft konnen werden, dat die nooit een regie bevattinge van zulke zwaare Bnïnge hebben konnen henben, en by gevolge, dat zy die ook niet hebben konnen beIchryven, en dat ze in de Vrouwen te helpen verloflèn ook lèer O 0 o onwis  474 Van een ZWAARE BARINGE onwis en al ftommelings hebben moeten te werk gaan. ' Eer ik van de op de run-ge letra-enAe r ik nodig ook nog ieLs ü? zfggef™ «£ Kndc dl^ T >8t leggende, met de kruin des hooft"teil"de Scl™S°P J™8 van iendeneo ^, S^SW^^E^^» teVÜ e keeren enT,Wr eVmet Sr*"8 Wet' doOT h« S hooft'tegen de SbUff a^C "' ,°J 1" k''Uln "f h« »gterfpits rond, en "ter hK'. 2 ™n'lh°°fc'?wat ™" 't ho°f, heeft^e^ opening van des OnLd^rs6^ h, tf> dat. ,s' t£Ben de wagten: maat 2v/4" aedurS »,l m"et ^"«'«"«ynen .1 i i.iuei geaurig waken, en werkfaim „,„ mentlyk, zy moet van buiten en van binnen .J*V ™' moet zy met de eene hand hm™,a. 1 f merken , van buiten Wee het KinJt hLrf r ' d 5chaam-beenderen, by yder wee, ner ^mats hooft keeren en nederwaarts Arn^i. ' >>uer binnen moet zv als de Wee .at™aa_,ts drukken, en van beenderen afdekken ZjJ™£ ï ^ ^ van de Schaam' en dezen arbeidt c0^ hoofts, tegen, of in de ceboo ?e kn^ ^ krT deS hoofts regt Vrouw niet aa, t" den om S tydt t0C m°et z* de hoe zy fterker^^T^^SiT ^ te^rken;want j neerzet, noe het hooft eerder over de Schaam- been-  Van een ZWAARE BARINGE. 47- beenderen heene glyd, en daar eens over heen gegleden zynde zoo is het buiten haar magt, de kruin in de geboorte te konnen krygen, en dat met konnende doen, zoo is 't gedaan voor de Moeder en-voor het Kindt; want op die wyfe kan de Vrouw rnet verloflèn, het water zal wel breken, en aflopen, maar het hooft blyft daar vaft leggen dwers over het Bekken heen. Indien de eerfte kans verfuimt is, namentlyk dat de kruin van het Kindts hooft by het ftaande water over de Schaam-beenderen is gegleden, en het water breekt, dan-moet zy aanftonds onvermoeijelyk arbeiden , om het hooft te rugge en de kruin des hoofts in de geboorte te brengen, op dat het alzoo nederzakken kan,Tiet welke noodzakelyk moet gefchieden , of Moederen Kind gaan verboren, of een konftige hand van een ervare Operateur moet het Kindt levendig of dood daar van daan halen. Ik zegge-, levendig of dood, hoe eer hoe beter, want het is beter'als 'f anders met wefen kan, dat 't Kindt derft, en de Moeder by 't leven werd behouden, als dat men fe beiden aan de wiffe dood overgeeft, die zonder hulp zekerlyk ftaat te volgen. lk kan my niet genoeg verwonderen over de diepe onkunde van de meefte Vroedvrouwen, die verfcheide dao-en geruft en ftil zitten voor een zoodanigen Vrouw. Vraagt °de Man of de Vrienden of een Dodor, hoe komt het Kindt? hoe ftaat het in de geboorte? zy antwoorden, heel wel, het hooft ftaat in de geboorte , maar het blyft ftil zitten , de Ween mankeeren , of doen geen mor deel, men moet wagten en gedult hebben , tot datonze Lieven Heer uytkomft geeft, wanneer de Weën beter zullen doorzetten, ó Onverantwoordelyke onkunde / ó domme onwetenheid in zaaken, die men met de hand of vingeren kan voelen en taften, en waar van men zig kan verzekeren in min dan een quartier uurs, en waar van zoo een domme in onkunde verouderde Vroedvrouw haar geheele leven lang onwetende blyft/zyeifcht dryvende, of Weën verwekkende middelen, om het Kindt door te zetten, niet begrypende of de Ween quaad of goed zullen doen: want wat goed konnen de Weën doen, zoo lang het Kinds hooft zoo vaft blyft leggen ? zy klemmen het hoe langer hoe vafer, en nog zy, nog den Doótor, begrypen niet, dat zy, zoo OOO 2 vee]  47 . «» ZWAARE BARINGE. veel in haar is, de Vrouw verfuimen, haar zoekende door verkeerde wegen te helpen, in de plaatfe van verftandiger tot hulp te roepen die de Vrouw door een konftige hand konnen redden; de Vrienden en de Bueren laten het op de Doclor en de \ roedvrouw aankomen, den Doel .r ordineert op 't raport van de Vioedviouw, en de Vroedvrouw is onkundig, of hovaardig; onkundig, met wetende of 't Kindt zoo leggende kan gebooren werden of niet, en zy is hovaardig daar" in, datze haai onkunde verbergt, en dus gaat Moeder en Kindt verlooren door onkunde of door hovaardye. De Vrienden btweenen wel het verlies, maar wie denkt dat de Vrouw en 't Kindt verfuimt zyn? wie onderzoekt de waare leden ut oorzahe van dit verlies, wie zoekt dat voor te komen? tn wie zoekt dat doodelyk quaad te duiten? dat gaat zoo het ctne Jaar voor, en 't andere Jaar na, niemant trekt zig de zaake «an, het fchynt geen zonde te zyn, Menfchen te laten derven aie men wel by 't leven konde behouden: om dat het een oude gewoonte is zoo te doen, en zoo te zien doen; men trekt niet eens in twyfel of het met wei anders kan gefchieden. Dat het gemeene Volk in deeze onkunde en blindheid blvft dat kan geexcufeert werden, maar dat Luiden van Studie als Doétoren en Magiltraats Perfoonen enz., haar de zaaken nrt'aantrekken, dat is onbefeffelyk: t'zedert het jaar itot heeft dit Boek in het ligt geweeft, waar in ik de oude abuifen zoo klaar heb aangewelen, als ook de onkunde van meed alle de Vroed vrouwen, die de waare oorzaak zyn van de dood van veel brave Vrouwen: maar wie heeft het gelooft? of wie heeft de waarheid der zaaken onderfogt ? de dingen blyven gelvk ze te vooren waren Dit ongeluk treft immers zoo wei de Ryken als de Armen' want die onkundig zyn by de eenen, die zyn het ook by de anderen, en deezen fterven zoo wel door verfuim als geenen-hoe komt het dan dat men de oogen niet open doed, om ten minfte tot onderzoek te komen ? heb ik het niet duidelyk en klaar genoeg befchreven, om van elk ee» verftaan te konnen werden * ik offereer my zelve voor 't Gemeenebeft aan alle Magiltraats Periöonen, die  Van een ZWAARE BARINGE. 477 die de zaak uit liefde voor 't gemeen begeren te onderzoeken; ik biede my aan. zegge ik, om in haar EE. prefentie aan zoo veele Doctoren, als 't haar zal believen, in der minne zoodanige oogfienelyke en handtaftelyke demonftraden daar van te doen, en dat zoo klaar en zoo verflaanbaar, dat de EE. Magiftraats Perfoonen het gemakkelvk zullen konnen begrypen en verftaan. Vergun My Eerwaardige Heeren Regenten van Land en Steeden, dat ik LEd: eerbiedelyk vragen mag, waarom dat UEd: Agtbaaren de Lighaamen die geflorven zyn doet fchouwen, wanneer dat men reden heeft te denken,datze op een Criminele wyze ter dood zyn gebragt? men zal my waarfchynelyk antwoorden, dat het gefchied om de misdadigen te konnen firaffen: ik erken dat het lofiyk en zeer wel gedaan is: Maar zoo der Jaarlyks in alle groote volkryke Steden veel meer Vrouwen fterven door onkunde of verfuim van de Vroedvrouwen, als 'er buiten dat op een Crimineele wyze vermoort of om 't leven werden gebragt, behoorde daar over dan ook geen fchouwinge of onderzoek te gefchieden, om te weten , eerftelyk , of de Vroedvrouw het Eindt niet heeft gedood, en ten tweede, of de Vrouw.met haar Kindt door verfuim van de Vroedvrouw is geftorven of niet? op dat ztiiK dooden van het Kindt of 't verfuim ook mag geftraft werden ten minfe door zulke Vroedvrouwen van haar Ampt voor een tydt of voor altoos af te zetten, en andere die bequamer zyn aan te ftellen. ... Vraagt men, of het altoos mogelyk is, om door de opening van het Lighaam der geftorvenen te konnen weeten, of de Vrouw met haar Kindt door mishandeling of verfuim is geftorven? ik antwoord ja, dat het altoos wel mogelyk is, door zulke perfoonen die een klaare bevatting hebben van de konft van Vrouwen te verloflèn; voor die is het ruim zoo zeker en gewis daar van te konnen oordelen, als te oordéelen of de wonde van een gequefte doodelyk is of niet: en ik ben verzekert by myn zelve, dat zoo men eens tot zodanig een examen quam, dat men zoude bewnden, dat indien niet alle, immers by na alle de Vrouwen die onverloft in den Arbeidt zyn geftorven, door mishandeling of door veifuim geftorven zyn. Is het dan aiet droevig? Ja is Ooo 3 het  478 Van een ZWAARE BARINGE, het niet beklaaglyk,dat 'er tegen zulk een Crimineel Kinderdooden en verfuimen niet gewaakt wert? en dat men de getrouwe waarfchouwinge in de wind ilaat? Mogelyk zullen fommige Doftoren zeggen, dat men door die Schouwing niet zeker zoude konnen oordéelen of het Kindt door de Vroedvrouw is gedood, en of de Vrouw door een onkundig verfuim van de Vroedvrouw onverloft is geftorven , agtende ha r zeiven met bequaam genoeg, om daar van met zekerheidt te konnen oordéelen, en zullen mogelvk de Overigheid, die zy daar toe behoorden aan te zetten, van zoodanig een Schouwing afraden. Ik ftel het vaft, en ben bereid het met de daad te bewyfen, en het zoo klaar aan te toonen, dat elk Magiltraats Perfoon, ja zelfs een Timmerman, het zal konnen begrypen. Daar zyn nog veele Doctoren, die de fcheeve leggingen van de Lyf-moeders in fommige Vrouwen niet geloven, om dat ik de eerfte ben die dezelven hebbe befchreven, maar zoo men eens door de Schouwing tot onderzoek daar van quam, zoo zouden zy die niet behoeven te geloven , want zy zouden die met haar oogen konnen zien, en met haar handen konnen betaften. En die begerig zyn om gedisabufeert te zyn, laat die prefent zyn als ik een Vrouw verlos, ik zal haar de fcheve legging van buiten op het Lighaam met haar hand doen voelen, op dat zy haar ongeloof mogen afleggen, en op dat zy konnen verzekert zyn , dat ik de waarheid gefchreven hebbe: En heb ik de waarheid gefchreven en ben ik daar van verzekert, met alzoo veel zekerheid als ik zeker weet dat het dag is, wanneer ik de Zon zie fchynen, by gevolg zoo zyn dan immers zulke Doctoren onkundig in dat ftuk 't geene zy egter behoorden te weten: En hebben de Vroedvrouwen daar geen kenniflè van, zoo zyn zy dan ook onkundig in haar werk:wat doet gy dan myne Heeren,alsgyophetraportvan zulke onkundige Vroedvrouwen ordonneert? Ik vrage no«-eens wat doet gy op 't raport van zulke onwetende Vrouwen, als het Schip op 't droog te zetten , en de Moeder en Kindt te doen vergaan? daar, indien gy regte wetenfchap haddet van de waare gefteltheid der zaaken,uw Confcientie u van zulk doen behoorde af te fchrikke; dit zegge ik op niemant in 't byzonder, maar  Van een ZWAARE BARINGE 4,7$ maar uk getrouwheid en liefde tot allen,voor het gemeene beft, zoo als ik wenfche, dat anderen ook tot myne leeringe mogen doen, want ik achte my nog niet te oudt om te leeren. En ik achte ook, dat men myne trouwhertige waarfchouwinge behoorde plaats te geven, dewyl ik niemant als de fchuldigen beftraffe. Hielt men de Vroedvrouwen haar doen verdagt, en onderzogt men veelen haar doen, wat zoude men al misdagen ontdekken!en wat zoude men verbaaft zyn te zien, veele Crimineele mishandelingen van Moeder en Kinderen / deze trekt een levendig Kindt by de armen dat men een duim tuffchen de fchouders en den arm kan leggen, en brengt zoo de gangrene in 'tgeheele Kindt, en van 't Kindt in de Moeder: en die doorboort het hooft van een levendig Kindt, en haalt de herffens uit', om 't Kindt zoo af te halen, en dat gedaan hebbende, zonder verlof of kenniflè van de Vrouw of de Man, zoo verzwygt zy het feit, en laat de Vrouw bloeden, en het Kindt zoo leggen verrotten in de Lyf-moeder, het welk een ftank veroorzaakt die onverdraaglyk is, die de Lyfmoeder aanfteekt, en de Vrouw het leven beneemt. En wat wonder dat ze zoo te werk gaan? alles is haar geoorloft, niemant eifcht haar rekenfehap, niemant doed onderzoek , alles gefchiedin het geheim, en 't blyft verborgen. Want de wagters flapen, den Doctor agt genoeg gedaan te hebben met te ordonneeren, en de Overigheid laat geen onderzoek doen; dood is docd, en daar mee gedaan 5 maar bedroefde Man ƒ en bedroefde Kinderen / die zoo haar Vrouw en haar Moeder verliezen, en dat zoo de eene vooren de andere na, en dat gaat zoo het eene Jaar voor, en het andere na, zoo waagt men het leeven van de oiei baarde panden die men heeft, en die voor geen Geit weder te verkrygen zyn. En behooit men zulke Crimineele zaaken te verfchoonen om datze in't verborge gedaan worden ?levendige Kinderen zoo te mishandelen en ter dood te brengen, en daar door oorzaak te zyn dat de Moeder met haar Kindt moet fterven, is dat niet Crimineel? en behoorde daar geen fchouwinge over te gaan ? en behoorde tot zulk misdryf geen ftraffe te ftaan? liet is nog niet lange geleden, dat ik, te Wilsveen , een Eoere Vrouw verloft hebbe, in minder dan een halfuur van een dood  48o Van een ZWAARE BARINGE. dood Kindt, dat na de getuigenifle van de in arbeidt zynde Vrouw, en alle die daar prefent waren, daags te voo,en no?"e! der eenig inftrument zoo vervaarlyk donk, ais een vu rotte kreng. De waare rede of oorzaake daar van was, dat zekere Vroedvrouw zoo a,s my berigt wierd, een band aan den arm van t kindt vaft gemaakt hebbende, twee fterke Vrouwen daar aan het trekker, tot dat zy,den a.m van 'tlyfafgefcheurtzynde, die aan een velletje het blyven hangen, en alZoS de Vrouw verliet, als onmoogelyk om verlolt te konnen werden : wat onverftand nu by deeze mishandeling is gebruikt geweeft, daar van kan ik niet verder met zekerheid lpiecken als door hooren zeggen Maar dit weet ik zeker, dat als ik de in arbeidt zynde Vrouw aanfloeg, dat ik beide de armen buiten het Lighaam vond, en dat den eene arm van het Kindt maar aan een velletje 7 M a Z U dC fCJ10^der buiten hing,waar door, ai e de bloedvate,, en zenuwen afgefcheurt en verbfoken zynde het niet anders konde zyn, of het geheele Kindt moeit gangreneerea en verderven gelyk ik het ook zoo bevond, want het Kindt gekeert en zonder gewelt met de voeten uitgehaalt hebbende, was van het hooft tot de voeten affchuwelyk ««ranercneert iade gangrene vas zoodanig doorgedrongen, dat niet alleen de Navelltreng maar ook de ganfche Nageboorte, gegangreneert of bever gelphaceleert was, zynde zoo doof cn zoo i,laauw als iood waar uit ik befloot dat de gangreene ook doorgedongen wa tot in de Lyf-moeder zelve, en dat de Vrouw in doodsgevaar was, gelyk zy ook weinig dagen daar na is geftorven En indien men wel verdraagt, dat die en diergelyke ftrafbare misdaden begaan verden, ,k hoope dat men in my ook wel zal verdragen dat ik le getrouwelyk aanwyfe, of ontdekke, niet om iemant te befwaaren, maar of 't mitlchien tot eenige nuttkrheid wezen mogt; of mnTchien eenigen die 't haar ampt en pi lt i mogten ontwaken, en 't Gemeenebeft in ,j Gelyk 'er een verkeerde of Waan ftoelgang is, alzoo iffer ook verkeerde of' Waan-arbeidt ;en dezen werden genoemt wilde of'omflaande Weën De Vrouwen, die deze omflaande Weën hebben fchynen by vlagen fterke dringingen te krygen , maar eer de doorfettinge of regte nederperfinge gefchied, zoo houden die bewegingen op, en veranderen in pyn of kramp, waar door zyonmagtig zyn om te konnen werken : Het middel om die omflaande Ween in regte Weën te doen veranderen heb ik befchreven m het XVIII. Hooftdeel. Ik zal hier nog by voegen, dat men in de omflaande Weën geen dryvende Medicynen moet gebruiken, want daar door werden de Jmerten maar vergroot , maar in tegendeel verzagtende en pynltiliende: en dan zal men bevinden, dat den arbeidt, döor hulp van de natuur, genoeg zal verwakkeren. Voor deze raad ben ik van zommige Doéforen belagt, maar van zeer wyze en ervare Genees-Heeren bedankt: Zoo gaat het in alle dingen, na t fpreekwoort, Laudatur ab bis, culpatur ab Mis; en ik blyf by myn zeggen, en by myne ondervindinge in dit ftuk, van meer als 30. Jaren lang. ^ Maar zomtydts gebeurt het, dat den arbeidt, die in den beginne redelyk fcheen te zullen vermeerderen, evenwel daar na veel vermindert of ook wel geheel weggaat, en dat komt meeften tydt, zoo niet altoos, door gebrek van noodige hulpe: Het is veeltydts, om dat het Kindt, met zyn hooft of met zyn fchouderen of anders vaft fittende, niet meer en vordert, waar door de natuur als verdrietig en als moedeloos werdt, gelyk wy elders hebben gezegt , en daarom ook het zelve hier niet verder zullen uitbreiden. P pp 2 Maar  484 Van een ZIVAARE BARINGE. Maar zoo het evenwel gebeurd, gelyk het gebeuren kan, dat den arbctdt vermindert en ophoud, het Kindt regt of wel ftaande in een wel geplaatfle Lyfmoeder, en dat 'er geen gevaar is, zoo raade ik de Vrouw geruft te laten leggen, tot dat den arbeidt van zwts wederkomt; maar zoo men het Kindt te verre geavanceert vind, om zoo te bleven fteeken, zoo kan men zien, of het zetten yan een Cüfteer, gelyk ik te vooren geleert hebbe, den ai'beidt kan verzvakkcren, en zoo dat niet en helpt, zoo moet men zyn toevluct nemen tot een ervaare Doctor, maar de Vroedvrouw moet ee ft wel overleggen, of 'er niet door de handen kan of rtoet gedaan werden, om den arbeidt te bevorderen, en het Kindt door te helpen , want gemeenlyk kan een verftandiye Vroedvrouw of Vroedmeefter, meer door geoeflende handenJdoen tot bevorderinge van den arbeidt, als zelfs een wys Doétor door goede Medicynen. lk weet wel, dat men door goede Medicynen veel kan doen om den arbeidt te verwakkeren, maar ik hebbe door langdurige Ubiervatien ook bevonden, dat het ingeven van fterk dryvende dingen de Vrouwen in dien ftaat dikwils zeer nadeelig is: Ja ben van die gedagte, dat veele Vrouwen het leven zouden behouden hebben, zoo men maar verftandig met de handen hadde gearbeid, zonder ingeven van de zoo genaamde Weën verwekkende Medi-. cynen, die door het gebruik, of liever door het misbruik, van die middelen, gevoegt by haare zwakheden, he; leven verloren hebben. Ik danke God, dat ik van dat misbruik van veel ingeven verloft ben, bevonden hebbende, dat door goede en bequame handelingen men meeft alle Vrouwen fpoedig en veilig kan vertollen, wanneer datter maar nog kragten genoeg zyn óm een korte tydt te lyden den nodigen arbeidt, die tot haar hulpe moet sangewerd werden. Ik kan my vrywillig beroepen op alle de Vrouwen de ik verloft hebbe t' zedert den tydt van 28. a 30 laren , de voorige tydt fteilende onder de tydt van myne onkunde volgens de gemeene methode, en ik mag vryelyk zeggen, dat ik met en weet, m al die tydt, by meer als by 2. of ï. Vrouwen geweeft te hebben, daar ik vergeefs aan geaibeid hebbe, de anderen  Van een ZWAARE BARINGE. 48y deren hebbe ik allèh gelukkig verloft in zeer weinig tydts, en dat zonder dryvende of Weën ver.'ekkende Medicynen in te geven en ook meeft altydt zonder Inftrumenten, my daar van niet bedienende, als wanneer dat de Kinderen in fcheef-leggende Lyfmoeders met het hooft zeer vaft tegen of op de beenderen van het Bfekken geklemt leggen, en dat de Vroewen door al te lang in arbeidt geweeft te zyn, ik om haar by 't leven te behouden genootzaakt ben, daar door haar lyden te verkorten, en fpoedig te verloffen , ten welken einde ik ook wel, dog zeer zelden, een of beide de armen van het Kindt heb afgewrongen, het welke ik egter in de tydt van dertig jaren , zoo veel als myn geheugenis toelaat . ook niet boven de twee of drie reifen gedaan hebbe : en dewyl ik daar door tot de verloffinge hebbe ontfangen, zoo denk ik nkt dat ik het ooit of ooit weer zal doen; en daarom raade ik alle Vroedmeefters zulks na te laten , want of het fchoon aan een dood Kind met en fchaad , nog aan de Vrouw geen pyn of fmert veroorzaakt, zoo is het dog een zaak die af keerig is voor de 1 erfoonen die prajfènt zyn, en het welke als zeer wreed word uitgekreeten. Ook weet ik niet, dat ik ooit een Vrouw gefcheurt of gequetft hebbe waar door zy letzel behouden heeft, uitgenome een eenige, waar van ik hierna zal fpreeken, en my gedenkt maar eens of tweemaal gevoelt te hebben, dat het vrouwelyk lid, door al te ftyf en te onrekbaar te zyn, gefcireurt is geworden, door 't pafferen van 't Kindts hooft. Ja myns wetens is niemant van haar allen, die in 't leven zyn gebleven, lek gebleven, niemant van haar heeft uitfinkinge van de .-yf moeder bekomen, of eenige andere confiderable ongemakken behouden, waar voor ik God Almagtig nogmaals danke. Daarom zoo raade ik alle Vroedvrouwen, zoo veel doenlyk is, door goede handelingen te verhoeden, of wég te nemen, al het geene den arbeidt zoude konnen vertratgen, om daar door een fpoedige véiloflinge te bevorderen, en zy zullen bevinden, d$t zy ook reden .uilen hébben God te danken, en datze met minder btfwaarniile des gemotds, de Vrouwen meerder reële hulpe zullen konnen toebrengen, en dat zy haarzelven zoo ligt niet in ver- ^BP i legent>  4 86 Van een ZF/AARE BARINGE. legcntheid zullen vinden, als te vooren, wanneer zy te veel verwagtinge hadden van de Weën verwekkende middelen, en de Vrouwen door goede handelingen geen genoegzaame hulpe toebragcen: het welke ik toewenfchende alle die het van God begeeren, zoo zal ik hier mede eindigen, het geene ik te zeggen hadde van de Zwaare Baringen, en overgaan tot de Toetfteen en Schild der Vroedvrouwen, en daar na ook tot de Schouwing CAPITTEL LV. Toe t s-St een, en SciiiLT^rVROEDvjtouvE^ X7 en Toets-Steen werd gebruikt, om Goud en Zilver, van anJHv dere Metalen te onderfcheiden, als ook om te konnen zien of 't Goud en Zilver zuiver is, dan of het met andere Metalen vermengt is; alzoo zullen de .volgende vraagen en antwoorden ook konnen dienen, om wel te konnen onderfcheiden, of een Vroedvrouw haar Ampt en pügt wel verftaat, en ook wel waarneemt; opdat de Man, en de Vrienden van de Vrouw, door haar zeiven, of door den Doétor, die zy daar toe mogen gebruiken , haar mogen geruft verlaten op het doen van de Vroedvrouw, die zy tot hulp geroepen hebben. Gelyk na deze Toets-Steen, door vraagen en antwoort ftrekken kan, tot geruft-ftellinge van een Doétor, en de Vrienden van de in arbeidt zynde Vrouw; alzoo zal het op de waarheid gegronde antwoort, en het getrouw berigt van de Vroedvrouw haar konnen verftrekken, tot een Schild, om haar te verdedigen , en van haar af te keeren alle verkeerde en quade befchuldingen , waar 'mede onverftandige of quaadaardige menfchen de ichult van een zwaare verloffinge op de Vroedvrouw zoeken te fchuiven, of fchoon zy de oorzaak daar van geenfins is. De billykheid vereifcht., dat men alle menfchen regt doet en. daar is niemant, zoo wys en zoo getrouw in zyn doen &die niet aan de laftering van booze menfchen onderworpen is; derhalven zoo vereifcht de billykheid en de geregtigheid, dat men zoo veel  ToetsSteen der VROEDVROUWEN.. 48/ veel als doenlyk is, vafte gronden der waarheid ftelle, waar door de weldoenden, en de qualyk doenden, van malkanderen konnen onderfcheiden werden, op dat het oordeel na de waarheid der zaaken, en niet na gunft of ongunft mag gevelt werden. Geen menfch van een gezond oordeel kan ontkennen, dat de openhertigbeid, en de vrywUligheid, om reden van zyn doen en laten te geven, is een bewys van Opregtigbeid: want ftelt eens, een Vrouw heeft niet alle de noodige wetenfchap en bequaamheden , die wel vereifcht werden om een in arbeidt zynde Vrouw te konnen verloffen, zoo zy egter opregt is in haar doen, zoo zal zy evenwel gewillig zyn om reden van haar doen te geven,als haar die, als 't nodig is, afgevordert wert;, Ontbreekt het haar dan aan genoegfaame kenniffe, een zoodanig betoont door haare openhertigheid, dat het haar niet aan de goede wille en ontbreekt, en datze gewillig is om beter te leeren, op dat zy beter mag doen, of haar werk, als het boven haar bequaamheid gaat, aan een bequamer over te geeven. Maar als een Doétor,, of de in arbeidt zynde Vrouw zelfs, of iemant van haar naafte Vrienden, aan een Vroedvrouw vraagt na de gefteltheid van de in arbeidt zynde Vrouw: te weten, hoehet Water zig formeert? hoe de Lyfmoeder is gelegen? of het Kindt wel of qualyk in de geboorte ftaat? wat lid zig in de geboorte aanbiei enz.; en de Vroedvrouw is onwillig daar op te antwoorden, of zy tragt u met een dubbelfinnig antwoort te paayen; het hapert aan haare opregtigbeid, en zy zoekt haar onkunde te bedekken , en gy hebt geen reden om u op haare bequaamheid en trouwe te verlaten: Want zoo zy kenniffe genoeg, heeft, om door haar gevoel alle de aanbiedende deelen wel te onderfcheiden, en zoo zy die wel onderfcheiden heeft, waarom zoekt zy de waare gefteltheid der zaaken te bedekken ? wat fchade kan haar overkomen , van de dingen te zeggen zoo als die zyn, in tegendeel, de waarheid gezegt hebbende, zoo heeft zy haar ontlaft, en van opfpraak bevryd: maar latet anguis in herba, zeggen de Latynen, daar zit een Adder onder 't kruid; zy weet wel, dat zy by baar zelve niet zeker is van de waarheid der zaaken, en daarom fchaamt zy haar over haar onkunde, en durft niet zeggen, ikweet het-  488 Toets-Steen der VROEDVROUW ÉN. het niet. Want zy die we! wil, dat men van haar denkt, dat zv alles weet, durft met beleiden, dat zy het niet weet, en zy we| wel dat zoo zy zegt, het Kindt komt met zyn hooft voor, dat zv dan belchaamt zal moeten liaan, zoo men daa"! na bevmd dat h? met is het hooft maar een fchouder, of een elleboog of een knie van het.Kindt. Zy weet wel, dat zoo zy zJtfhet/ctd komt met de Uien voor, en het blykt daar na, dat zyfeen onderfcheid heeft weten te maken tuffchen een fchouder en de bil e van een Kindt, dat zy dan met fchaamte bedekt word en om dat te ontgaan zoo zwygt zy, of zy geeft een dubbeifmnb antwoort en zoekt haar agter de leugen te verbergen, ofzygeeft den Vrager wel een graauw, en wortquaad, of gebeft en d« zoo zynde , zoo laat ik elk een oordéelen, wat men vin zoo een Vroedvrouw naar doen te wagten heeft? Die haar op zulk eene willen verlaten, die mogen het wagen, maar voor my, ik zorde inyn eige Vrouw, zoo ik 'er een hadde, nog ook myne Dol cï daar aan met wagen. y 17tVc« EERSTE TOETS. O^en" D^^aknf1 k°v 2,1' Z0°/e^e <- d* Iiet eerfte dat b^ ffi^ in' ^^^^ T * " gen aan de Vroedvrouw, ^hj^t^^^ hoe het zig géformeirt heeft ? Of het zin tan* en lnJZï\ flat geformeert Lef tl en hoe het zfc ih'fanlfJ? , 9 °f, km/" 5e /roedvrouw zegt, dat S ^^^S Ui dat het als een dunne darm ten lyve uUanjgfLzoo£?£Z is zoo kund gy vaft ftaat maken, dat 'er een zwaan eri llhe lyke Baringe voor handen is; want het hooft van \ KtaffSE met regt m de geboorte, of de Lyf-moeder Lg fheel™ zoo het hooft regt m de geboorte ftond, en zoo des Ltf moeder mont regt op het Bekken ftond, zoo zoude het water Weï breed, ot kon en plat zyn, en niet fmal en langwe pl Het welke geumyk is te begrypen. want het Kiudts&hooï * re2t £ de geboorte ftaande , op de holligheid van het Bekken gf1.S met zyn krum de opening van del Lyf-moeders momvalt toe" ge-  loets-Steen der VROEDVROUWEN 489 SntfchrroS»6 ïlst^r^^" "? t0nfluit' ^n'dat in de ganticne rondte. Als het dan gebeurt, dat de Weën op de Lvf- moeder perlTen, zoo perffen zy het water na benede,i?en do'n het rondom het hooft doorboren, waar door het dan"«beurt da •het water tweefints zyn werk doed : Eerftelyk, dat het door'zyn perfling des Lyf-moeders mont verwydert; En tenifndere dat het vlies yan de Nageboorte uitrekt, en verdunt waar uit'dan nootzakelyk twee andere zaaken volgen Eerflehtf Ir l ° L £ allengskens lager nederzakt. En t^^S'h^iS^ langer hoe breder en grooter wert, en altoo rond in' a n aden na de rondte van de opening van des Lyf-moeders mont e dat continueert alzoo by ieder Wee, tot dat het Watervlies zoo vee gerekt , dat het eindelyk, niet meer konnende rekkef^itakken breekt, en 't water dat daar in beflooten was wefflooDt en 4an zegt men ,.dat het Water gebroken is wegloopt, en Maar als het gebeurt, dat het water als een dunne darm nederwaarts, ]a zelfs buiten het Lighaam uithangt, dat if een klaar bewys dat het Kindt geheel anders komt, of dat de Lvf moeder fcheef .legt, want de kruin van het hooft de Lvf-Le7ers mont met geheel in de rondte toeftoppende zooerft h^™ op het Water-vlies, en perft het hA1fa™g*£l™% de andere nederwaarts , het welke allengskens meer en meer door die kleine opening nederzakt, zoo fmal en zoo ng, daïhe wel als een darm buiten het Lighaam uithangt; waaruit dee£ nederzakkende, des Lyf-moeders mont n et wel verwvdert Fn tt2Ji£Pïdaar door hoofts regt m de geboorte ftaat, en n daar op een goe jTvedosfing doed hoopen, zy heeft u de waarheid geïegï*of zoo zvï gezegt heeft dat het water lang en fmal nederhangt en u daaï OP gewaarfthouwt heeft, dat 'e?een fwaare vertoiftng te waïen was zoo heeft zy ook wel gedaan, en zoo zyhn%^Xd kend, zoo is zy verpligt u met eene te zeggen f dat^et befteen ftlS vei-  49° Toets-Steen der VROEDVROUWEN. veüigfte voor de Vrouw en voor het Kindt zoude w'efen, de mSTv^ o°f"tS hY u?rSken V3n het water te laten verioffen, met Ween of zonder Weën, daar moet men niet nazien, maar door een kundige hand het Kindt uithalen. Zoo zy u daar van en t Kindt n gevaar, of door onkunde of door fchaamte. Zoo de Vroedvrouw u van 't gevaar gewaarfchouwt heeft, en 11% zy, u k "^^^elykheid van het fpoedig verloflèn voorgeftelt heeft, zoo heeft zy haar gemoed bevreid, en het ftaat aan u te hlf' i zfoodaniS een verloffinge toevertrouwt, en aan «f!' L Y l%dU/ft °!,dernemen;zoo ja,laat het gefchieden:zoo neen, zoo zend fpoedig om iemand die het beter verftaat, want wagten is fchadelyk, en gevaarlyk; Vertrouwt gy die Opende aan uw Vroedvrouw, zoo vergunt haar een uur, of ten hoo'fte twee uuren tydts; kan zy het in die tydt niet doen, zoo verftaa zy haar werk met, want zoodanig een verloffing vereifcht zoo veel tydts met en de Vrouw lyd te vergeefs, daarom zend fpoedig om een ander, en legt uw Vrouw geruft te bedde, op dat zy haare kragten niet te vergeefs verheft, en verquikt haar door eenige fpys ot drank, op datze door een ander te beter kan geholpen worden: doet niet gelyk de meefte doen, die een, twee, drie vier, ja vyf of zes dagen wagten, op verbeurte van Vrouw en Kindt; maar wenfcht gy die beiden te behouden, zoo verzuimt niet een uur: die u anders raden, die raden u verkeert 1 zy dat het wetens, 't zy dat zy het onwetens doen. ' Maar heeft u de Vroedvrouw de waarheid gezegt, en u kenniffe gegeven van de waare gefteltheid der zaaken , ei? u ten befte eeraden, zoo hebt gyze op den eerften Toets goed bevonden! en zy heeft vry moedigheid, om, daar kome van wat hetwü tot baar defenfie het Schildt der waarheid te gebruiken en te zeggen: Ik heb het gezegt, zoo als 't was, en ik heb het gevaar bt kend gemaakt, en heb wel geraden, hebben zy het verfuim? het komt op haar, en niet op my. ' nec Maar heeft zy u op uw vragen van 't gevaar niet gewaarfchouwt, en heeft zy n met goede hoope opgehouden Tfr daar door de Vrouw te laat verloft, of onvedoAgS^ zy is fchul-  Toets-Steen der VROEDVROUWEN. 491 fchuldig aan 't verlies, door onwetenheid of door onopregtigheid, en zy is niet waardig zoo een gewigtig ampt te bekleden, of voor een verflandige en getrouwe Vroedvrouw gehouden te werden. TWEEDE TOETS. EEn tweede zaake, die billyk aan een Vroedvrouw mag gevraagt werden, is, hoe en waar dat des Lyfmoeders mont gelegen w9 en by gevolge, of de Lyf-moeder regt of fcheef legt, en hoe of' ivaar die met haar grond of bodem is? Ofzy de opening van des Lyfmoeders mont kan bet aft en of niet? en ofzy die in haar geheel of ten deele kan bet aft en? Of die gelegen is aan een van beide de zyden van het Bekken, of voor, tegen, of op dejchaam beenderen? Of agter by 't Os Sacrum? Of regt op de opening van het Bekken? hóóg opgefchort, of laag neergezonken ? en hoe zig het water daar in formeert. Mogelyk zal iemant denken of zeggen, dat is zoo veel in eene reis gevraagt: ik antwoorde, dat deze vraage maar eene zaak bevat, waar van men nootzakelyk tydige kenniffe behoord te hebben, en dat is niet anders gevraagt in fubftantie, als waar enhoe legt des Lyf-moeders mont, en hoe formeert zig het water daar in? en zoo een Vroedvrouw dat niet en weet, waar na zal zy dan te werk gaan ? dan is zy als een Stierman op Zee zonder Compas: en hoe zal de Doctor of de Vrienden dan konnen weten, of'er een ligte of een fwaare arbeidt te wagten is F Mogelyk zal een Vroedvrouw hier op zeggen, het is gemakkekelyk zulke dingen te vragen, maar welke Vroedvrouw kan u daar van regt befcheid geven f als wy maar een of twee vingeren mogen gebruiken om een Vrouw te onderflaan ? hoe konnen wy dan de regte legging weten van de Lyfmoeder, en het geene zig in des Lyf-moeders mont aanbied ? Ik antwoorde daar op, een of twee vingeren zyn genoeg, om de geftalte van des Lyf-moeders mont te konnen betaften, en om te konnen weten hoe zig het water daar in formeert, namentlyk, wanneer het Kindt met de kruin van zyn hooft in de geboorte ftaat, en in het Bekken neergezakt is, maar als in tegendeel des Q.qq, 2 Lyf-  4pi Toets-Steen der VROEDVROUWEN. Lyf-moeders mont nog boven op het Bekken legt, in de zyde of naar agteren, boven tegen het Os Sacrum, dan°kunt gy die met een of twee vingeren met bereiken, en die u in zulken "evalle, geen vryheid willen geven om met de hand zoo hoog op "e tas! IZ fjr l 1S'/1S bSnemen U het middel om.de waare legging van des Lyf-moeders mont te konnen weten; en by gevoh zoo kund gy haar dezelve niet zeggen, nog haar het diandeUvaa Z ^f^t'^r/ ha-ar daar VOor waarfchouf en;eidï zyt gy oiifchuldig. Indien iemant zulk een wet of regel voor de Vroedvrouwen heeft gemaakt, die is verkeert geinformeert geweeft, of in zyn oordeel misleid door Menfchen, die zelfs oageoeffent waren m het werk, want hadden zy zelfs het werk by de hand gehad, zy zouden beter geleert gehad hebben, en zy zou- tZ^tT* zdi^fchadelyke r# niet hebben voorgefchreven. Maar die onder zulk een regel niet ftaat, die behoeft z& daar mede met te behelpen, maar doen wat er. nodig is gedaan te wertZ'rrT. li? Waare leggï?g Van des Ly^»oeders mont ver- den bekend rft" ^ °m, die *™ een Dodor> of aan de Vrienden bekend te konnen maken, wanneer daar na gevraagt wert; volloon .ndaC d3K na SCVraagt wert' om haar ^ gemotd e Lite' 'ik h,°m brV,er qU3den uitfbS> vrymoedig te konnen d?Vrli T onfchuIdlS> ™nt ^ heb het gevaar ontdekt, en de l^eTafmtér1 g£WaarlchoiWt> ™ ^ «P Schild om Als dan een verflandige Vroedvrouw op de voomeftelde vraage antwoort, en met waarheidt tot u ze°t, Is L^m^n mont legt regt in V Bekken, en de kruin des bihinaaiLTÏnZ geboorte, en „ reeds al in de bolligheid van het Bekkenneren f v daTr' ot Lu U t ft Uft tamdyk Wel' ë^roont, zoo kund tl en eïnCf"' gy hebC eei1 verloffing te verwag- werk dat li™" .V3n ?en middelma^ verftand kan 't Jftt ir? d0en, 18 W£i vemSteili en men behoeft niet haa~ zoo des Lvf'rnnïï ^ de mtüM ft voo™^e doen, maar van \ i£fcT T^i-W °P- 1 Bekken rtaat> en «»e-kruin, van, t kmdts hooft wel gekroont is, maar nog om hoog blyfc ftaan  Toets-Steen der VROEDVROUWEN. 49$ daan, het is een teeken, dat het wel een groot hooft, of een naauw Bekken, is; want een klein hooft, in een groot Bekken, zakt ligtelyk na beneden, en geeft een gemakkelyker verloffinge, evenwel zoo kan ook een groot hooft, als 't niet monffreus groot is, wel doorpaffeeren, ten ware dat, het Bekken al te plat zynde, het in 't midden op de Schaambeenderen vaft bleef zitten, en in zulk een geval moet de Vroedvrouw het na die zyde drukken, daar het Bekken het ruimde is, en dan moet men tydt geven, en gedult hebben, op dat het groote hooft zig allengskens in de leng» te fchikke, gelyk ik te vooren geleert hebbe. Dit zegge ik in gevalle de wydte van het Bekken groot genoeg is om een Kindt door te konnen paffeeren; want daar zyn Vrouwen die het Bekken zco plat en zoo eng hebben, dat het onmo» gelyk is dat 'er een voldraage Kindt zoude konnen doorpaffeeren, en 'by gevolg zoude in zulken gevalle de Keiferlyke Snede konnen in 't weik geftelt werden, dewyl 'er buiten dat middel geen hoope is om ooit verloft te konnen werden, en alhoewel my nog noit zoodanig een naauw Bekken is voorgekomen, zoo twyfivl ik egter niet, of daar werden 'er zoodanig wel gevonden; een Engels Doctor heeft my ook verzekert, dat hy zoodanig een Bekken binnen Londen gefien heeft aan een geraamte, dat het gehele Bekken zoo plat was, dat het niet meer als twee vingeren breed ruimte hadde, waar door onmogelyk een Kindt kon paffeeren. Maar zoo de Vroedvrouw zegt, des Lyf-moeders mont legt zeer b wg, op de zyde tegen het heupebeen, of voor op, of tegen, de Schaam-beenderen, of agter tegen het Os Sacrum, of de Lende-wervelen, en dat zy maar een klein gedeelte als een halve maan daar van kan beflaan, en dat zy niet kan voelen, wat lid zig daar in aanbied, en dat zy des Lyfmoeders mont niet in 't Bekken kan doen nederzakken, en dat, volgens die legging van des Lyf moeders mont, de Lyf-moeders grond of bodem daar of daar fcheef tn 't Lighaam moet leggen; de zaaken dan zoo zynde, gelyk de Vroedvrouw zegt, zoo weet,dat gy een zwaaren arbeidt hebt te wagten, en dat de Vrouw en het Kindt heiden in gevaar zyn, Qqq 3, Heeft  49+ Toets-Steen der VROEDVROUWEN. Heeft de Vroedvrouw u het dreigende gevaar bekend gemaakt, zoo heeft zy wyffelyk en trouwelyk haar pligt voldaan, maar heeft zy dat niet gedaan, zoo heeft zy door onkunde, of door vrees, of door fchaamte, in haar pligt gemanqueert; wat 'er ook van zy, daar behoort geen tydt verzuimt te werden, indien men de Vrouw en 't Kindt, of een van beiden, wil tragten te behouden; ftaat myn raad niet in de wind, want daar is tienmaal meer gevaar, in de verloffing door de natuur af te wagten, als in de Vrouw aanftonds zonder uitflel door een konftige hand te verloffen : Dit zeg ik in volle overtuiging van myn gemoed, en indien men in deze myne getrouwe raad volgde, daar zouden zeer weinig Vrouwen in arbeidt fterven, en men zoude veel Kinderen by 't leven konnen behouden, die nu door te lang wagten het leven moeten verlieten; want door het wagten loopt het water weg, de ruimte in de Lyf moeder wert hoe langer hoe kleinder, den toegang naauwer, het Kindt door de droogteen de dood onbeweeglyker; de Lyf-moeder wort door de ingewanden des buiks vafter beklemt, en dieper neergedrukt, zoo zy in de zyde of in 't hangen van de buik legt; de kragten van de Vrouw werden door te vergeefs te lyden, en te werken, verfpilt, en zy hoe langer hoe zwakker; en eindelyk roept men niet om hulp als wanneer het Kindt heel, en de Moeder half, dood is, en fchoon de Vrouw dan nog door een konüige hand fpoedig en wel verloft wert van een dood Kind, dat zomtydts als een doode kreng ftinkt, en dat de Lyf moeder al geinfeéteert heeft, dan fterft de Moeder nog zoo wel als het Kindt, en dan moet een konftige verloffing oorzaak zyn van de Vrouw haar dood, maar met zoo weinig reden, gelyk als of men de oorzaak van de dood van een Man zoude toefchryven aan het touw, waar mede men hem, reeds half dood zynde, uit het water haalde. Ik herhaal het nog eens, niet de verloffing, maar het uitftellen van by tyds verloft te werden, doet het Kind en de Vrouw fterven. Het is my genoeg, de waarheid getuigemffe gegeven te hebben; die ongelovig wil zyn, die zy ongelovig tot zyn eige fchade, maar die myn raad gevolgt hebben, die konnen der waarheidt getuigeniffe geven ; en vroeg of laat, nog by myn le-  Toets-Steen der VROEDVROUWEN. 49f leven, of na myn doodt, zal die praclyk nog eens doorbreken, en dan zal men fien en bevinden, dat ik het gemeene beft beoogt gehad hebbe, en het befte geraden. DERDE TOETS. BY aldien het gebeurd, dat de Vroedvrouw u zegt, dat wel des Lyf moeders mont regt op het Bekken ftaat, maar dat de kruin van het hooft daar niet in en ftaat, en dat in tegendeel het Kindt met de zyde van 't hooft voor komt, of met het aangefigt voor komt; of dat beneven het hooft ook de navelftreng, of een hand, of een voet te voelen is, zoo weeft op u hoede, weet dat de Vroedvrouw in zulk een geval de Vrouw (zelfs by 't nog ftaande water) niet mag zonder hulpe laten; zoo zy zegt, datze daar omtrent niets weet te doen, zoo verftaat zy haar werk niet, zy moet niet ruften, voor dat zy de kruin van 't hooft alleen in de geboorte krygt, hebbende het overige ter zyde weg gefchoven. Zoo het egter gebeurdt, dat zy de kruin des hoofts niet in de geboorte krygen kan, maar dat het aangefigt ftyfaanperft, en in de geboorte vaft blyft ftaan, zoo mag zy geen gewelt doen, om 't aangefigt te rug te dry ven, en 'c hooft alzoo te draaijen, maar zy moet het Kindt alzoo verwagten : Indien dan de Vroedvrouw u kan zeggen, dat zy het mede aanbiedende lidt, hand, voet, of .navelftreng, op de zyde of agter het hooft heeft doen wyken, en dat het hooft nu alleen, of met de kruin, of met het aangefigt, in de geboorte vaft ftaat, zoo heeft zy haar pligt wel gedaan, maar blyft zy daar lang mede talmen, en kan zy het aanbiedende lidt niet weg krygen, en laat zy dat mede nederzakken, zoo is het een teken, dat zy niet handig genoeg is. Het kan egter gebeuren, dat de Weën zoo kort op malkanderen, en zoo fterk komen, dat de Vroedvrouw voor het breken van het water het mede aanbiedende lidt niet kan weg krygen, en dan moet zy het zoo aanftonds na het breken van 't water doen, of zy verftaat haar werk niet. VIER-  4$6 Toets-Steen der VROEDVROUWEN. VIERDE TOETS. TJ Egt de Vroedvrouw, dat des Lyf-moeders mont wel op bet midden van het Bekken legt , maar dat zig niets daar in aanbied als een enkel water, en weet zy daar uit te voorzeggen, dat 'et een zwaare geboorte te wagten ftaat, zoo toont ze dat ze verftant heeft want de Vrouw en 't Kindt zyn niet buiten gevaar, en het belle middel is de Vrouw aanftondts op ot na 't breken van het water te ver lullen, wat het Kindt legt over dwers op de rugge, of op de buik: het veiligüe is het Kindt te keeren, en bv de voeten at te haaien. Maar weet uw Vroedvrouw niet, dat zoo danig een legging gevaarlyk is, en raad zy u te wagten, zv verftaat haar werk met ten regte, en het is gevaarlyk haar raad te volgen. VT F DE TOETS. DE Vyfde Toets, is over een regt leggende Lyf-moeder, die wel op het Bekken ftaat, maar daar geen hooft voorkomt maar eenig ander lid van het Kindt. Wanneer dan een Vroedvrouw u zegt, aat des Lyf moeders mont vel regt op, of in het Bekken ftaat maar dat in de plaats van '/ hooft eenig ander hd van t Kindt m de geboorte ftaat, of wel de navelftreng alleen, zoo weet dat 'er een zwaare geboorte voor handen is, en dat dé Vrouw door een konftige hand dient verloft te werden, aanftonds op het breken van het water, om de Vrouwen het Kindt zoo t nog leeft beiden te behouden, lk zegge aanftonds op het breeken van het water: het kan veilig geleideden, en daar is geen uur tyds toe van noden, maar het kan ten meeften tyd wel binnen een half uur gefchieden door een wel-ge0effend perfoon. Kan uw Vroedvrouw dat werk zelfs verrigten, ë£n moogt gy u op 1 aar bequaamheidt verlaten, zoo is het wel zoo nief, foo laa? de Vrouw haar ruft nemen, verzwakt haar niet door haar vergeefs te doen lyden maar liet een bcquamer Vroedvrouw of een er- lTdeV N^fl^„r' t?ek0me">die haar fpoedig en veilig verioft.' de Nweltog alleen in de geboorte, het is te denken, dat het  Toets-Steen der VROEDVROUWEN. A97 bet Kindt over dwers met de buik naar onderen komt, de Streng moet ingebragt, het Kindt gekeert, en met de voeten afgehaak werden. Is 'er by de Navelftreng een hand, of een vost, of een elleboog, of wel beiden de handen van het Kindt, die moeten ook ingebragt, het Kindt gekeert, en met de voeten afgehaak werden. PrEefenteert zig een knie, of een, of twee voeten, de knie* moet te rug, en beiden de voeten moeten in de geboorte gebragt, en het Kindt alzoo uitgehaalt werden, maar altoos met de teenen na om laag en de hielen naar om hoog, dat geefc de gemakkelykfte verloffinge. Komt het Kindt met de Billen voor, het kan zoo wel geboren werden,' maar veel beter en veiliger is het, de billen te rug, en de voeten in de geboorte te brengen, en uit te leiden; maa°r zyt voorfigtig, op dat 'er door gewelt te doen, of verkeerde handeling, het Kindt niet ontheupt en kreupel gemaakt wert. Komen beiden de voeten te gelyk in de geboorte, de Vroedvrouw moet ze maar laten komen, en zagtjes na fnar haaien; zoo de teenen onder, en de hielen boven komen.hetisnawenfch: zoo niet, zoo moet zy, beide de beenen te gelyk vattende, het Kindt allengskens in 't nederzakken doen draaijen, en alzoo het Kindts uitgang bevorderen. In alle deeze gevallen, als gezegt is, moet een fpoedige verloffinge gefchieden, aanftonds op- het breken van het water; dat is ver de beue, de veiligfte, en de minft gevaarlykfte methode van venoifen; hm zulk een vedoflinge kan door een konftige hand wel binnen een uur tydts gefchieden, en veeltydts wel binnen een half uur. Wie moet dan niet overtuigt zyn van de bedroefde en onkundige mishandelingen der onkundige Vroedvrouwen, die na het breken van het water, geheele dagen, ja veele dagen by de Vrouw biyven, zonder haar te verloflèn, en laten zoo Moeder en Kindt by verzuim fterven? is dat niet fchrikkelyk? en is dat niet een fchuldig verzuim? wie iffèr die zulk een verzuim kan goedkeuren, of die het niet moet veroordelen r" Heeft de Vroedvrouw u gewaarfchouwd van het gevaar, en u R i r te  45>8 Toets-Steen der VROEDVROUWEN. te kennen gegeven, dat zy haar niet bequaam oordeeU'e, om de Vrouw fpoedig te vedofièn, zoo is zy onfchuldig; zoo niet, zy is fchuldig en draf baar over haar verfuim. En gy, Heeren Doftoren, die myne Mede-broeders en Konftgenooten zyt, en die door de in arbeidt zynde Vrouw, of door de Vrienden, zomtydts geroepen werd, tot afiiftenten van de Vroedvrouw, op dat, indien zy niet wys of verftandig genoeg te werk gaat, gy haar beter zoudet onderrigten, of de Vrienden van haar onbequaamheit waarfchouwen, vergun my, zoo 't u belieft, dat ik u mag vraagen, of gy niet dikmaals die droevige fpecïakels voor u ogen ziet ? of gy zelfs niet dikwils, op het begeeren van zulke domme en onkundige Vroedvrouwen, dryvende Genees-middelen voorfchryft, en de Vrouw tegen de dood aan doet arbeiden, zonder de Vrouw te laten verloflèn, en laat zoo de Moeder en het Kindt beiden verboren gaan, daar ze beiden te zamen, of ten minfte een van beiden in een uur tydts uit dat gevaar, door een konftige hand, hadden konnen verloft werden l Dit zegge ik niet tot iemants verwyt, of om u te befchamen, geenfins; maar om u tot nadenken te brengen, keert dog eens in u zei ven, overweegt eens ernftig het geene ik u voorftel, en vraagt dan uw gemoed, wat u pligt is. Ik bid u, overweegt dog eens in uw gemoed voor God, zoo bet waar is, dat alle qualyk gekeerde Kinderen in regt leggende Lyf-moeders, by het breken van het water, in minder als een uur veilig konnen gekeert en uitgebragt werden, en de in arbeidt zynde Vrouw alzoo van Kindt en nageboorte kan verloft werden," zonder eenige Medicynen in te geven en zonder eenige Weën daar toe van noden te hebben, of men dan niet zeer qualyk doet, zoodanig een heilzaame Operatie uit te ftellen; in gevaar van de Vrouw en het Kindt beiden te laten fterven, door de onkunde en handelooze handelinge der Vroedvrouwen, die na 't breken van 't water niet aanftonds weten te verloflèn ? Gy zult mogelyk zeggen: zoo uw ftelling waar is, zoo is het onderfcheid al te groot, om niet verre de eene weg boven de andere te 'praefereeren, maar wie weet of 't waar is. Met myn weten, zoude ik niet gaarne een Kindt bedriegen,. Of  Toets-Steen der VROEDVROUWEN- 4en beecer °rder d-—- de1nhreUn^•nhie,rl^T^r U°8F? £ hebben> zo° * my wil¬ de inlaten m elke byzonderheid der faaken, maar ik agte dat ik den Verftandige genoeg gezegt hebbe, en dat den onwillige £ bl^ ZOude ^ derha^ea zal TïSt nier by laten beruften, en overgaan tot de Schouwing. Hot  Van de SCHOUWING. Jol Hoe men door ^Schouwing kan zeker weten, of een Vrouw onverlof in arbeidt geftorven, haar eige dood is geftorven, of by verfuim, of mishandeling van de Vroedvrouw. OM my niet ten eerfte in te laten, in eenige ftellingen die betwift zouden konnen werden, zoo zal ik voor eerft maar fpreeken van Vrouwen, die zonder verloft te zyn, fterven met een wel eekeert Kindtin een wel geleege Lyf moeder; zoodanig een Vrouw kan wel, door ziekte en verval van kragten , in zulke kragteloosheid vervallen, dat het haar onmoogelyk is haar Kindt ter werelt te brengen, of het kan aan eenig gebrek van de teeldelen fcheelen; en in zulken geval van kragteloosheid, of wangeftalte van de Teel-deelen, is de Vroedvrouw niet te befchuldigen. Maar egter ben ik van die gedagte, dat zulks zeer zelden gebeurt, want als de Lvf moeder en het Kindt beiden wel ineen regte lyn op het Bekken leggen, zoo moet 'er of heel geen, of zeer kleine Weën zyn, of anders zoo kan zoo een Kindt zeer ligt, en als zonder moeite, gebooren werden. Maar by aldien in de Schouwing, by de opening van 't Lighaam van een in arbeidt geftorve Vrouw, wort bevonden een regt leggende l yf-moeder, en daar in een Kindt, dat niet met het hooit in de geboorte ftaat, maar met een hand, een arm, een knie, een elleboog, een of twee voeten, de navelftreng, een fchouder, de billen, de buik, de borft, of de rug, met een woort wat of welk lid des Lighaams het ook wefen mag, en zoo de Vrouw nog by redelyke kragten was, doe zy in arbeidt quam, en als 't water brak, en dat men aanftonds na het breken van het water de verloffing (die in een uur tydts had konnen gefchieden) niet heeft in 't werk geftelt, maar dat men de verloffing van de natuur heeft afgewagt, en de Vroedvrouw heeft het gevaar niet bekent gemaakt, nog de fpoedige verloffinge niét aangeraaden, het is een bewys, dat de Vrouw en 't Kind verfuimt Rrr 3 zyn,  $oi Van de SCHOUWING: zyn, en de Vroedvrouw is fchuldig aan het verfuim en hv m. Voguw Vu0°konnen,aar' ™ Z°° Z* «,w ™J a m een uure tvdts verI°ft zyn geworden ven' houder ™ ^ °f ™ ™ b^»> cJ^T" k-,an ZUlk een SevaI door de Schouwing klaar genoecr gekent werden, want geen verftandig Dodtor, Profeffór&fn^? welyke Teel-deelen kan ontkennen, dat men by het openen ™„ een in arbeidt geftorve Vrouw duidelyk en kW kanzien In voelen deze twee zaaken; eerftelyk of des Lvf-moVderVm^ op dc opening van het BekkenV of niet en T fegt de, dat men ook wel zien of voelen kan wat of L il het Kind in of tegen de geboorte lïr Vn ,™ d l hd van duidelyk en klaa? B^^J^^^^ dan door de Schouwing ook zeker en gewis oordéelen of de Vrou " onverloft geftorven is door verfuim of niet ' U,v En zoo men bevind, dat de Vrouw door v^rfi.im •» r zoo is de vraage, of de VroedvrouJ de m,,A geftorven, Kindt inde L?f moeder he ft tSrn« Van het geweten, zoo verftaat zy haar werk niet Zll f *Y ZJ met Eend en gevoelt, zoo is de vrLge of zv'h^ f f Zy die ge" gekend heeft? zoo neen, «o"^^^^™* zy het gevaar daar van heeft rekmA «1 ' en 200 ik in bedenking, of zulk Jn^TtSd^ ^'f0-^ werk geftelt te werden ten befte van heT gemeen ? beh°°rde m ' TWEEDE TRJP. u *-yt moeoer ïclieet in t Lighaam legt, en dat des Lyf- moe-  Van de SCHOUWING. ƒ03 moeders mont gelegen is, in, of tegen een van beide de zyden van het Bekken, op, of tegen het heupebeen of darmbeen, of dat ze legt voor op, of tegen de fchasmbeenderen, of agter tegen de lende-wervelen, of tegen het uitfteekfel van 't Heilige Been, wat hooger of wat lager, tiet komt daar niet op aan, en dat niet het Kindts hoofc, maar dat eenig ander lid legt in of tegen de geboorte, zoo is de vraage, of de Vroedvrouw deeze quade legging heeft geweeten of niet? heeft zy die niet geweeten, zoo verftaat zy haar werk niet,maar heeft zy ze wel geweeten, zoo is de vraage, of zy het gevaar van die legginge heeft gekend? heeft zy het gevaar daar van niet gekend, zoo verftaat zy haar werk niet wel; maar heeft zy het gevaar daar van gekend, en heeft zy de Vrouw, of de Vrienden, daar van geen kenniflè gegeven en getrouwelyk gewaarfchouwt, en geraden fpoedig om te fien, om de Vrouw op 't breeken van het water, of kort daar na, fpoedig te verloflèn, om de Vrouw en het Kindt beiden by 't leven te behouden, zoo heeft zy in haar pligt gemanqueert, en zy is fchuldig en ftrafbaar, want by het breeken van het water, of kort daar na, had waarfchynelyk Moeder en Kindt beiden konnen behouden werden; want de Vrouw kon door een wel geoeffende hand, in de tyd van een uur, wat meer of wat minder, verloft geworden hebben, want of fchoon by de fcheeve legging van de Lyf moeder meer gevaar is voor 't Kindt, en of 'er meer arbeidt, wetenfchap, en ervarentheid om te verloflèn vereifcht werd, als by een regt geleege Lyf-moeder, zoo kan egter een ervare hand de verloffing ook wel in een uure tydts volbrengen,en de eene door de anderegerekent, zal men bevinden, dat de verloffinge binnen he: uur wel zal gefchieden, maar na lang wagten is het geheel anders daar mede geleegen: dit dan zoo zynde, zoo blykt, dat men door de Schouwing zekerlyk kan weten, of de Vrouw by verfuim van de Vroedvrouw onverloft is geftorven. DERDE TRAP. WAnneer door de Schouwing bevonden werd, dat de Lyf» moeder fcheef gelegen is, en dat het Kindts hooft met de kiuin of anders in de geboorte ftaat, en dat het te gelyk tegen  $o4 Van de SCHOUWING: Bekken if ^gdenen7oVan'£ ^ Vaft is e" ™ ™ 't Beteken is gegleden, zoo is wederom de vraage of de Vroe.i vrouw deeze fcheeve legginge van de Lyf moed«erihetK ingemeten heeft of niet? heeft zy ze geweeten, zoo is de vrww grf So v rC^fS VaYeZe le"gi"? h-fc gekenrrzooïeen geweS zoo L h ,W i Z,00 P' Z°° is z>' zeer °™«>™ geweelt, zoo zy het zelve met heeft bekend gemaakt en de l7Znlt ïeft gera,den> z-de?SVielnd te laten naien, die by t breken van het water, of kort daar m de Vrouw konde verloffen,in hoope van Moede en S dfbeiSe' te behouden: want of deze legging moeijdyker is voo den Operateur als de voorgaande, zoo kan die egter dan ook wel i, een uure tydts volbragt werden, maar by deeze legginïishet KinS in meer gevaar als ln de voorige. Zoo de Vroed^v ouw het ee^r van deze legging niet heeft bekend gemaakt; en om hu InFES geroepen, zoo is zy fchuldig en drafoaar voor • veTfuhn van de Moeder en van het Kindt En dewyl deze leg i kSk to « t meHo3! ^J^^^^JSSk* da de Vrouw Pï, bd]üaw»\S m dQZün °Pfi«£e kan ver^kert zyn verlnS £££ t »Jtf^£>& praétifeert te werden, met al zoo veel reat S gC" die men doet over een verdronke, oveeet^ >di olt ^0UWinS> vergeeve Menfch, dewyl dat 'er meer Vrouwen ea v'n i verfuim van de Vroedvrouwen lterveu »uf «n J'nderen door noemde wegen, waar over ^^^^J^ *= VIERDE TRAP. WAnneer dat door de Schouwing bevonden wert, dat het Kindt met een, of met beide de armen in de eeboor e legt, en de Vrouw zoo onverloft is gettorven^ welk f00ï de Schou-  Van-de SCHOUWING. So$ Schouwing zeer gemakkelyk en klaarlyk kan gekend werden, zoo is de vraage,of de Vroedvrouw,zoo haaft zy deze legging vanher Kindt is gewaar geworden, het gevaar van die legging heeft gekend? zoo neen, zoo verftaat zy haar werk niet: zoo ja, zoo is de vrage, ot zy het gevaar van deze legging aanftonts aan de Vrouw en Vrienden heeft bekend gemaakt, en om hulp heeft geroepen, om de Vrouw te verloflèn ? het welke in een uure tydts wel kon gefchied zyn geweeft, met veel hoope van de Vrouw ende het Kindt beiden by 't leven te behouden. Heeft zy die waarfcliouwinge gedaan, zoo is zy onfchuldig, maar zoo niet, zoo is zy fchuldig en ftrafbaar. En zy is dubbelt ftrafbaar, indien zy aan den arm van 't Kindt heeft getrokken, om het Kindt dubbelt door te haaien: een verfoeijelyke daad! die, hoewel zeer gemeen bv onze Vroedvrouwen, nogtans niet nalaat ftrafwaardig te zyn, en door het Gerigte behoorde geftraft te werden; want zy heeft het Kindt gedood, en is oorfaak, zoo veel in haar is, dat de Vrouw onverloft is geftorven, en niemant, die ervaren in de konft is,Lan ontkennen, dat men door de Schouwing in zulk een geval wel zekerlyk kan weeten of de Vroedvrouw de oorzaak is van de dood van beiden. Iemand zoude mogen vraagen : i. Of het nooit geoorloft is aan een Vroedvrouw, het Kindt by den arm te trekken, zoo lange als het Kindt leeft, om alzoo het Kindt dubbelt door te halen, en de Vrouw alzoo te verlolTen? z. Of het aan een Doétor niet geoorloft is, de Vroedvrouw in haar verkeert voornemen behulpzaam te zyn, door de in arbeidt zynde Vrouw in zulk een geval Weën-verwekkende of dryvende middelen in te geven? Waar op ik antwoorde met volle overtuiging mynes gemoeds, en met volle zekerheid van de waare gefchapenheid Van zoodanig een geval Ik zegge dan, dat het een affchuwelyke, ja een fchuldige en ftrafwaardige zaake is, een levendig Kindt by den arm te trekken, om het Kindt dubbelt door te doen paffeeren, want dat doende, zoo dooden zy het Kindt, en ftellen de Vrouw in doods gevaar: Ln even zoo weinig als het geoorloft is, Willens en wetens een Kindt te dooden , even zoo weinig is het geoorloft een S s s leven-  Sc$ -Van de SC HO UfVÏNG. levendig Kindt by den arm te trekken, om het dubbelt door te halen, want de dood volgt aanftonts op de daad. En zoo weinig als iemand een ander mag aflifteeren en behulpfaam zyn om éen neerlaag te doen', even zoo weinig is het aan een.Doétor geoorloft in zulk een geval de Vroedvrouw in haar ftrafwaardig voornemen te ' 'aflifteeren, dóór dry'vende of Weën verwekkende Medicynen in te geven aan de in arbeidt zynde Vrouw. Ik weet by ervarendhèid, dat een Kindt met den arm gebooren, en. zorgvuldig in 't Lighaam gehouden, zonder aan den arm te trekken, of den arm te verdraajen, kan twee dagen en nog langer ïn 't leeven. blyven , en nog levendig gebooren'werden , zonder fwelling of verlamming van den arm, als het Kindt door een ervare Man gekeert, en by de voeten afgehaak wert. Ter contrarie, als de Vroedvrouw aan den arm van het Kindt. trekt of getrokken heeft, zoo derft het Kindt binnen weinig uuren, om dat den arm dan fwelt, dik en ftyf wert, en zoo het Kindt daar op' niet fpoedig Werd afgehaak, zoo verfterft den arm door de gangreene, die eerft van den arm begint, en zig van daar verfpreid in den hals, in de borft, en'in het hooft van het Kindt, zoo het Kindt dan nog niet fpoedig wert afgehaak, zoo verfpreidt zig de gangreene over het geheele Lighaam van het Kindt, in de INavelftreng, en van daar in dé Nageboorte, en van de Nageboorte in de Lyf moeder, en dus raakt het Kindt aan 't rotten met een onverdraaglyke flank, en dan ftérft ook de Vrouw onfeilbaar, en dus is de Vroedvrouw oorzaak van de dood van beiden. Dit zoe zynde, zoo kan men door de Schouwing onfeilbaar weten, of de Vrouw en 't Kindt haar eige dood geftorven zyn, of dat zy alleenlyk zyn verfuimt, of door mishandeling om't leven zyn gebragt. Hier op zullen de Vroedvrouwen moogelyk tot haar verfchooning zeggen, dat, of fchoon zy door het trekken aan den arm het Kindt doen fterven, zy egter niet ftrafbaar zyn, om dat zy, zonder aan den arm te trekken, het Kindt niet konnen dubbelt doorhalen, en ,dat zy zonder het Kindt dubbelt door te haaien de Vrouw niet konnen verloflèn, en dat zy by gevolg onfchuldig zyn; om dat in allen gevalle het beeter is het Kindt te dooden om  Van de SCHOUWING, ƒ07 om de Vrouw by 't leeven te behouden, als haar beiden zonder hulp te laten fterven: en dat de ondervinding leert, dat de Kinderen zoo wel dubbelt doorpaffeeren, dat de Vrouw daar na nog wel in 't leven .blyft. Ik ontkenne niet, dat zy zomtydts de Kinderen zoo wel dubbelt doortrekken: ook ontkenne ik niet, dat de Vrouw, op deze verkeerde wyze verloft, zomtydts nog wel in 't leeven blyftj maar hoe dikwils het contrarie gebeurt, en aap hoe veele Vrouwen dat die verkeerde onderneeminge mislukt, en hoe veelen datter na veel vergeefzen arbeidt onverloft fterven, zal ik niet bepaalen, maar geef dat in bedenkinge aan de geenen die daar oog-getuigen van zyn, of zyn geweeft. Maar ik zal alleen zeggen , eerftelyk, wanneer dat die verkeerde wyfe van verloflèn kan gefchieden, en ten tweede, wanneer die ten eenemaal vrugteloos wert ondernoomen. Een Kindt kan dubbelt doorgehaalt werden, wanneer dat het Kindt in opfigt van het Bekken klein is, en 'flat het Bekken in opfigt van de grootte van het Kindt groot en wydt is, en wanneer dan de Vrouw nog fterk in kragten is, en dat zy fterke Weën heeft, of krygt, zoo kan het Kindt zoo dubbelt doorgetrokken en doorgeperft werden; maar het is altoos een gedood Kindt, en de Vrouw is in groot gevaar van fterven. Maar wanneer in tegendeel het Bekken van de Vrouw klein is in opfigt van het Kindt, en dat het Kindt groot is in opfigt van het Bekken, en dat de Weën traag en flap, en de kragten van de Vrouw zeer weinig zyn, zoo zyn alle pogingen te vergeefs, en de Vrouw moet onverloft fterven. Elk verftandig menfch kan daar uit klaar genoeg fien, dat de Vroedvrouwen haar doen 't eenemaal af-hangt van het hazard; dewyl zy niet weten óf de nodige difpofitien tot zulk een verloffinge daar zyn of niet, en by gevolg is den goeden of quaden uitflag van haar verkeerden arbeidt haar ten eenemaal onbekend, en ten hoogfte twyffelagtig. Nu is de vraage, of een verftandig menfch kan goedkeuren zulk een verkeerde onderneeminge in 't werk te ftellen, en op zulk een twyftelagtige uitkomft een Kindt te dooden , boven al Sss 2 indien  508 Van de SCHOUWING.. indien dat men de verloffinge van de Vronw kan onderneernea met veel grond van hoope, om beiden de Vrouw en het S bVJCeVn\n t£ k°nnen b?houde"> ^ de verloffing in eenuure tydts te volbrengen, mits dat die by tydts gefchiet lk ontkenne ook niet, als het anders niet weezen konde dar het beter zoude zyn het Kindt te doen ftervTn, al Moede'r en Kindt beiden te laten fterven; Maar dat heeft lier geen plaats dewyl dat 'er een veel veiliger middel is om de VnSTknn! ïre?rKM\me5 T1 gr°nd Van h0°Pe' om de VrouVen het Kindt beiden by 't leeven te bewaaren : de Vrouw kan wel aa" fonts in een uure tydts van een leevendig Kindt verloflèn, ak het Kindt gekeert en bv de voeten afgehaak wert doo een e yaare hand: maar daar ftellen de Vroedvrouwen haar gemeenlyk tegen, menende, dat zoo lange het Kindt leeft, men het Kindt niet moet keeren zy dooden het liever zelve, in hoope van het K nd dubbelt door te haaien, en wagen 'er de Vrouw ook aan, om zoo aan de eer te blyven van de Vrouw verloft te hebben, 'enTls zv dat met doen konnen dan meenen zy dat het nog tydts genoeg £ om 't Kindt af te haaien, niet denkende dat dan de kragten ?an de Vrouw verfpi t zyn en dat die veeltydts na de vïZVZ evenwel fterft ; niet denkende dat zy alzoo de oorzaake zy, d?t Moeder en Kindt beiden het leeven verliefen, eensdeels doï haar verfuim , en anderdeels door haare ftrafbaare mishandehngen Godt geeye, dat de Agtbaare Magiflraaten der Steeden/S phgt het is, voor 't gemeene welzyn te waken, eens doo ™ openen, en dat zulke verfoeijelyke pradyk , van Vrouwen te helpen verloflèn, werde verbooden, en dat zy de fchuldigen daar voor ftraffen: want door de Schouwinge konnen zy zeekerlvï weten of de Moeder en het Kindt verfuimt of misLdekztn Ja zonder nog tot de Schouwinge te koomen, konnen haar Edelen vafte proeven daar van hebben, wanneer maar de fleeren Doé{0ren de mo.ite believen te neemen, van pnefent te blyven als ik zoodanige Kinderen ter Werelt brenge; en laat zy na de voffinge maar. de moeite nemen, van met my het doode Kinck en Nageboorte te vifiteeren, en ik zal haar kiaarlyk aamvvzen dat *e Kinderen haar eige dood niet zyn geftorven, maar door de gan-  Van de SCHOUWING. 5-09 gangreene, die uit den geforceerden arm zyn aanvang heeft genoomen, en daar uit zal het blyken, hoe noodig dat een Schouwing behoorde te gefchieden. En hier moet ik de waarheid getuigenifiê geven, en met waarheid zeggen, dat verre het grootfte getal der Kinderen, die ik gehaalt hebbe, en die met den arm gebooren waren , dat die door de gangreene waren geftorven, dat my dikwils zeer te herte is gegaan, en waar over ik dikwils gefugt hebbe, ziende geen middel om dat Kinder-dooden te doen ophouden: waar door ik eindelyk ben te raade geworden, de iel ouwing als een zeekere remedie voor te ftellen, op dat zoodanige verfoeijelyke praétyk door de fterke hand mag gefluit werden. Zoo egter deze trouwhertige waarfchouwinge de Magiftratan der Steeden niet beweegt, om dat Kinder-dooden te beletten, zoo raade ik aan alle de Mans, welkers Vrouwen in arbeidt komen, dat zy de Vroedvrouw, waar van zy haar willen bedienen, ernftig recommandeeren, haar aanftonts te waarfchouwen, zoo haaft als zy gewaar werd, dat het Kindt met den arm in de geboorte komt; Ten andere: zoo raade ik haar,dat zy de Vroedvrouw niet toe en laten, te onderneemen, om het Kindt dubbelt door te halen , maar dat zy de Vrouw geruft te bedde legge, en zonder tydverfuim ftieren om iemand die het Kindt kan keeren, en met de voeten afhalen, zoo is 'er groote hoope, van beiden by 't leeven te behouden, en de Vrouw zal niet vierde part zoo veel te lyden hebben, nog haar kragten zoo veel niet verliefen als anders, want zy kan in een uurtje verloft werden. Eer ik afga van het Kinderdooden door het trekken aan den arm, zoo agt ik het noodig, ook met weinig woorden ietwes te zeggen van het Kinderdooden door dat de Vroedvrouw het hooft des Kindts mishandelt, en daar door veroorzaakt, dat de Gangreene in het Kindts hooft komt,en dat het Kindt daar door komt te fterven, 't welke meede door de Schouwing kan ontdekt en geweeten werden. Sss 3 VTFDE  po Van de SCHOUWING. VT F DE TRAP. handelt is, ten eerde nier 7™ noa, cuvro"w levendig zoo mis- mishandel^ fterven aan¥f f""' do" de v^ed vrouwen altoos van'dc^ mfshandeldf n£v§ e",de S^ent begint tv mkhwi,! .™lsnancte,lde Pa»y5 en van die plaats daar de nar- ander  Fan de SCHOUWING. ?n ander lid des Lighaams van haar mishandelt is, zoo begint ook de Gangreene van dit lid af: en dat is duidelyk en klaar te zien, want die tekenen werden zoo niet gevonden by een Kindt dat zyn eige dood geftorven is, en nog veel minder konnen die teekenen gevonden werden by een Kindt, dat nog kort te vooren heeft geleefr. Dewyl dan al het gezegde zekerlyk door de Schouwing kan gefien en getoont werden, zoo befluit ik dan, dat de Schouwing zeer nootzaakelyk is, en dat ze van zeer groote nuttigheid zoude zyn, zoo die in 't gebruik gebragt wierd, en men zoude deeze volgende Voordeelen daar van hebben te wagten. I. 1 ve mishandelingen der Vroedvrouwen zouden daar door openJ_^/ baar en bekend werden, en haar misbedryf zoude konnen geftraft werden, en de vreefe voor de ftraffe zoude haar dan wel leeren zulke onverantwoordelyke dingen niet te doen tot nadeel van de Vrouwen en de Kinderen, die nu, by gebrek van Schouwing, bedekt, verborgen, en ongeftraft blyven. II Door middel van de Schouwinge zoude klaar blyken, welke Vroedvrouwen haar ampt en pligt wel, en welke haar ampt en pligt qualyk, waarneemen. III. Het fchadelyk verfuim van zoo veel braave Vrouwen, en het fchuldig Aagten van zoo veele onnozele Lammeren, zoude door de 5cnouwinge gekend en geflraft konnen werden, tot aflchnk voor de naiatigen, en tot beter waarnemmge van haar pligt. IV. De roekeloofe en onwetende Vroedvrouwen, bekend zynde geworden, zouden dan konnen geittyd, ende verftandigen en confcientieufen zouden konnen gehaalc en gebruikt werden. V,  fiï Van de SCHOUWING. V. Veele Vroedvrouwen die nu onkundig zyn, en onkundig blvven, zouden door vreefe van de draden dan wel beter leeren haar van goede Schryvers en goede middelen te bedienen om wys te werden m de plaats dat zy nu lui en zorgeloos z™' om dat nu haare verfuimenifTen en quade handelingen bedekt en ongS ftralt blyven, by gebrek van de Schouwinge. g VI. Uit vreefe voor de ftraffen zouden de Vroedvrouwen dan wel leeren, de in aroeidt zynde Vrouw en Vrienden Ty tydt^e wa^rfchouwen voor het dreigende gevaar, en zy zouden we leeren bv ^teVarrem1^ °m ** V<°™ e° h« A^vS5 VII. naa^wkemfger fcjert" 6" veel ontydig zyn gebruTkt geVorckn. ^ fien'dat Z°°damge Middelea _ VIII. vrouwen konnen in't wVSèu" „?P » JfP°''JVan de Vroed«**n „ een fpoenige v"„'fe doortn 1^^" IX. Ce Doaoren zelve die nog door vooroordeel de feheeve leggingen  Van de SCHOUWING: gedisabufeert werden, ende te gelyk konS beïïypen^ÏL? de gevolgen, die uit de fcheeve legging van deiïfrllJ q ftaan, zoodanig als ik die in myn BoT&bE aangeven' ^ X. w Bu ^eeren Dodt°ren zo"den, door de klaare kenniffe van de fchee v fcggingen van de Lyf-moeders en Kinderen, een klaare bevat tinge: krygen van de nuttigheid en abfolute nootzakelykheid van v n ÏT fpoediS te verlolTen, door het keeren, en afhaïï ïïdel! ' £n hCt fchaddyk Uitftdlen ^n dat heSe XL «het Kt Ï!f ™i de fcheeve Ie^inS van de Lyf-moeder en net Kindt, en de gevolgen van dien,zouden de Heeren DodZ 5ft„?en enVh0e nootzakelyk het is'de Vroedvrouwen beter zv ot6!"' Êï haar d°0r e? fcherPer examen te doen gaan, e ' lelaten. "g V8n Z"lk zwaarwi^ Ampt werden toe- XII. h^uL ,fp°edig yerIoflen van de in arbeidt zynde Vrouwen bv dLvf'1™ heVWatfr' °f k0rt daar na> b/alle q^lyk leggen! teï ?IS fn K"lderen>zoude bu"en twyffel, metveelfoed vèelfvrn,,, Werk 1-^ werden ' en daar door zouden Jaadjks llrln-I;"T e,° Kinderen in '£ le£ven gehouden werden, die bv verfuim van die fpoedige verloffinge, en door mishandelingenlier-7 XIII. in dke^do\SrÏT/n# Z°Ude blyken' hoe "oottakelyk het is, dat €iJie voIkrvke Stad een ervare Vroedmeefter gevonden wierd, T£t om  °p fpannen, om het Kindt te 2 ™ kra^ren in zonde einde eenige Weën, óf doental*S?Mkende ^ dien zy ook getrouwelvk deed in Zy VYeen had> het welke gefyk zy ff S*^,^ he? ÖT F*? te Z^« hooft en armen te gelyk door. C paifeerde zoo met Het Kindt dood vindendp 'n^i,,!, flraks zonder afbindendl lancf%^J™^ ^'P*' br^ * geboorte redelyk los vond en diet Y °fder'daar^deNaabragt, reinigende voorts1 Ly^noeder v^J^V^^^' en uit« en laatende dezelve om mvn, LnS ? ?? alie kIoi»eren bloeds lende leide ik een SStdS v or hetff^' "K h??d de Vroedvrouw en aan de andwe VroLS- g - 6 Vr°Ulv aan hielpen, of liever die haar ic^biktïï SLï^V ^ haar te b^ geholpen leggende op haar bedds m« ^1 tf. de Vrou^ y^^S^^S^w of haar verftant, my bedankende voor de huÜril 'i!3?" Ên 0ok bv wefen, verheugt van haar in de tvdt van PL * h,aar hadde »*zoo lang hoopeloos gelegen te hebben W VCrM te fien "  Een Kindt met den Arm tot den Schouder toe gebooren, 5-31 Zy betuigde my naderhand in geen van alle haare kraamen zoo fpoedig weder herftelt geweeft te zyn, als in die laafte, befpeurende niet het allergeringde ongemak van eenige quetfinge , fcheuringe, uitzakkinge, of moeijelykheid om haar water te houden. Een Vrouw of Bezwangerde Dogter in den Arbeidt geflorven, met het Kindt in de Geboorte. JT~\l? den 31. fanuary 1690". ben ik geroepen geweeft by eea \_J Vrouwmenfch op het Spuy, dewelke, nu zes dagen in arbeidt hebbende gefeten, was bezogt geweeft van vyf Vroedvrouwen , zoo men my berigte, die haar allen hoopeloos moeftea laaten leggen; al het berigt, dat ik kon bekomen, was, dat ia den beginne het Kindt met het hooft lang heel hoog had geftaan, en daar naar gezakt tot op de plaats, al waar het nu al verfcheide dagen pal gefeten had: verder verzekerden my de Vroedvrouwen , dat het Kindt daags te vooren nog fterk geleeft had, maar dien dag zig zeer weinig had bewogen , het was omtrent 10 of ir uuren voor de middag; ik onderdoeg de Vrouw, en bevond de Vrouwlykheit als een vuift dik gefwollen, en zodanig gefloten, dat ik niet als met gewelt een vinger tegens het Kindts hooft konde aanbrengen, en het Vrouwmenfch zoo fwak en afgemat, dat zy naauwelyks eenige woorden konde fpreeken, zeer benaut, ea opgefwollen van aangefigt, zoo wel als van 't ganfche lyf, gevende zomtyds eenige golpen vogt over, hebbende nog afgang nog ook niet gewatert in lange tydt. Ziende dat de arme Lydfter in doods gevaar was zoo wel als het Kindt, zoo zeide ik tot voorkoming van blaam en nafpraak, ingevalle de zaake niet na wénfeh mogte uitvallen, dat ik niets omtrent haar zoude doen, als by voorgaande Confultatie, en approbatie van eenige Geneesheeren; verlbgt derhalven aan de Vroedvrouwen daar prefent, dat zy geliefden by de Heer . . . . te gaan, alzoo die als btads Doftor over de Lyditer ging en zorge voor haar had, en zyn E: te verfoeken, dat hy geliefde met Vvv nog  52* Een VROUWSPERSOON. nog twee andere Geneesheeren, zodanig als hy zelfs zoude gelieven te verkiefen, zig te laten vinden voor twee uuren des namiddags ten huife van de Lydfter, alwaar ik ook zoude zyn, om met malkanderen te mogen confulteren, om de arme Lydfter zoo 't mogelyk was te foulageren, ündertuffchen liet ik de Heer Tbeodoras Schoon en de Heer Doctor John verfteken, om het Coniült te willen bywoonen; de Heer Schoon nkt te huis zynde, ging ik met de Heer Jalon na de Patiënt, en verfogt de Chirurgyn Monfr. van Dyk in paflant ons te willen accompagneeren , gelyk ook gefchiede. Ten huife van de Patiënt komende, vonden wy haar in e«n zeer flegte toeftant, en vragende, waarom de Heeren Doctores daar veriogt met qoamen? wiert geantwoort door een Vrouw u;e de bootfchap gedaan had, dat, wanneer zy gezegt had dat f *» Prelent zoude zyn, de Heer . . . . . . LTwoor had, dat hy het dien dag niet wagten konde, dat hy en ordonnantie gemaakt hadde., en als die Medicynen op zouden zvn hL eleïidea.er°m ^ k0m6n>tn latcnde 200 de arme LydtófJ Wy dan, fienden dat de kragten zeer verminderden, en niets als met het hoogde gevaar konde ondernomen werden, befloten beft te zyn de uitkomft aan Godt te bevelen kluten Daar van daan zynde, overleiden wy, wat de oorzaake van dit niet ^ k0„ne„ vertó^fi mogte zyn, en ik ftelde voor het zdce :fte vaft, dat de Lyr moeder van die vrouw qualyk gekeert 3 en dat alhoewel het Kindt met zyn hooft in i gètcïe^s tfc voelt, het egter verkeert in het Bekken lei, zynde een Tuimelaar, die met zyn hooft in 't hol van het ftaartbeen was ffeza t ■ d.c de. Ween ook met magiig waren geweeft, om he^Kind-s hacft verder door te perften, om dat de Weën het Kindt in een verkeerde plaats drukten en perften, en daarom onmogelyk kofrde yertolfen zonder hulpe, en dat dê Weën waren■■ wgLgaan .m dat de natuur zig te vergeefs afgeflooft hebbende, moedeloos .was geworden; ik voegde daar by, dat zoo het vrouwmenlch quam te fterven het niet ongeraden zoude zyn om haar te openen m hope Van het Kindt nog 'levendig te mogen vinden, dewyl eene  in den A R B E1T>T geftorven. 523 eene der Vroedvrouwen my gezegt hadde kort te vooren, dat zy meenden het te voelen leven, en dat men als dan zoude konnen verzekert zyn van de waarheit van myn giffinge. Na dat wy dan gefcheiden waaren, en ik elders heene gegaan was, wierd ik wederom geroepen omtrent 4 uuren des zeiven nademiddags, om by de Lydfter te komen : daar komende, was zy overleden, en Monfr. van Dyk hadde haar aanüonts geopent in prefentie van de Vroedvrouwen, maar het Kindt door gevonden; haar gevraagt hebbende, hoe zy het Kindt en de Lyf-moeder gevonden hadden, antwoordenfe my, zoo ah UB: gezegt hadde, en wyfende met myn vinger op het Lighaam, want dat was nog ontbloot en nog niet geheel wederom toegemaakt, vraagde ik haar, leit het Kindt daar niet met zyn agteriyf in de gront van de Lyfmoeder, zoo antwoordenfe wederom van ja, en eene der Vroedvrouwen voegde 'er by, en dan zegt men al, het Kindt is regt gekeert. De fauten by deze Lydfter begaan, door onkunde, zyn dezen. 1. Heeft de Vroedvrouw, allereerft by haar geroepen, door het onderflaan niet wel geoordeelt en onderfcheiden, hoedanig de Lyf-moeder was gekeert, hoe het Kindt daar in gelegen, en wat fwaaren arbeidt daar uit te wagten ftont. 2. Dit gevaar niet te regt voorfiende nog kennende, heeft zy deze Lydfter niet toegebragt nog niet konnen toebrengen de nodige hulpe, om het Kindt en de Lyf-moeder zoo veel mogelyk is regt tot den doortogt te fchikken. 3. Heeft men deze Lydfter alle haare kragten te vergeefs laaten verfpillen, door een verkeerden arbeidt, dewyl het Kind en de Lyf-moeder aldus leggende door de Weën meer ende meer in quaad poftuur raakten, en gezakt zynde met het hooft tot in de kromte van het ftaartbeen nootzakelyk in dat poftuur onbeweeglyk vaft moeten blyven fitten. 4. Uit deze drie voorgaande is gevolgt een vierde, namentlyk het verlies van arbeidt ofte Ween, want wanneer de natuur te vergeefs arbeidt, zoo wertze als moedeloos en valt in een klagende en lydende ruft. Dat alle deze fouten door onkunde der Vroedvrouwen begaan Vvv 2 zyn,  SH en VROUWSPERSOON enz geroepen zyn geweeft, zoo W b riH ' " t(?ï Vyf t0e daar legen en radefoos; ook moe7ik*S£& T^l^ 3* waar Aderen, want des avonts te voo«&^k^ ÏJSfata £ ^ mgt om haar water te maken m^iot^ - aZetT^konnen krygen; van gelyke was w"c£ fl,£OTT «„°mMing? opgeitopt geweeft, en dus van ondeLf gefloo met na het volle Lighaam noff meer 11 , ' "«men egter een lepel vol geordonneerde drfnk m te geven? * UUrCn £%ffCÏZ7Jt fl^f^^'Medicina ™** het hooft floot zoodanige klem, dat ik Set aN^f" ™a °p die beide",met niet zonder fmert, een eenieli™ ferfro3te moeite,en zelfs •l^.^^üS^^^ °penen' of een uit" ^"'^a^ werk om hoger op re. g»nw aantafte: Ik zetf 'djï f te-2e» d<^ zyde van de Vterus, dewelke in df Ph«s L ' ,tefn de zyde van de J leggen, doe vlak om hooa iaT « d2 zyde des Bu*s de befluiten, dat de I yf moedï nf /f UiC * dan ^flelyk kondem in de regter zyde van Se buik 22? Jf« ^yn gront of bo- Om niv daar van m„„ Ik moefte legden, buiten met myn HnkeX? 1^"' * de buik van ik ten volle verfekert van de on^enT lk konde> en dus wiert Ü>™, welkers grond en bodem§ Sel T ^ Van de de voor-overhangende buik te 1 heel "^gezonken lag in welke nederhangende rerneVzvde S ï de Zyde des blliks * gehele agterlyf,bdat is met S billn h" Kil]dt raec W en geperft lag, waar uit twee o™~ ShÏÏ nedergezonken dem wce onmogelykheden onvermydelyk vloei- verke'eSe Sg^vK ongemeene groot die ook mogten wezen oFrt n11?', geene Weën> hoe pen om het Kmdt dooï de gToof^tfJT^' k°nden heI" de plaats van het Kindt door d?™£ Perffen; maar datze in maar vafter nederwaarti•? hfn ^ te/£rffen' dezelven hS perflende niet anders uit als de toCZT d^.buik ^derdrukten, mDebaEé ol^^^l^ ^ *" dat door der^S^^^yk daar nit volgde, ^d of arm ge-  Brief aan den Heer W* VINK M. T>. $27 gebragt werden, dat des Kindts agterdeelen, als billen, beenen of voeten , konden bereikt werden, zonder het welke in zodanig een geval het Kindt onmogelyk niet konde gekeert worden, en by gevolg niet konde uitgehaalt en geboren werden; het welk in het begin van den arbeidt nog wel doenlyk ware geweeft, terwyl de wateren de Uterus ruim en uitgefpannen hielden, en terwyl de bodem van de Uterus met deffelfs agterdeelen nog zoo diep in de zyde des buiks niet waren nedergezakt en geperft, eb by gevolg dat 'er nog meerder ruimte was, om 'er by te komen, om het nodige werk te verrigren. UE. weet, hoe ik 'er my aangelegen liet wezen, en met hoe veel moeite en arbeidt ik tragtede, indien het doenlyk ware geweelt, de vrouw te verloffen, van een Kindt dat niet alleen doot, maar al fterk aan het rotten was: waarom ik het Kindt niet behoefde te ontfien of te verfchoonen, maar alles te vergeefs, dewyl ik door die fcheeve legging van de Uterus onmogelyk niet konde bereiken die delen des Kindts, zonder dewelken uugtig te wezen, in zulke legging, geen Kindt kan gekeert, nog door de geboorte kan geholpen worden: waar door ik dan genootzaakt was de Lydtter in die ftaat te abandonneren, en over te geven aan de zekere dood, die gelyk UE. weet, des anderendaags tegen de middag daar op volgde. UE. weet ook, myn Heer , hoe gaarne ik het geftorve Lighaam geopent hadde, om UE. door UE. eige oogen de waarheit van al het bovenftaande te hebben doen fien, waar door het UK, niet alleen niet fwaar zoude geweeft hebben te konnen oordelen van de gevolgen der fcheef leggende Lyf-moeders en Kinderen ; want deze was de allerfwaarite en moeijely.kfte die 'er kan voorTcomen :Maar door deze opening zoude UE ten volle hebben konnen verzekert wezen van de waarheit der fcheve legging der Lyfmoeders zelve, die alhoewel ik die klaar genoeg in myn boek voor oogen geftelt hebbe, UE. mogelyk nooit occalie gehad hebt om die zelfs te aanfchouwen, en waar van UE als oog-getuige daar van had konnen .getuigen by alle de geenen die daar aan nog twyfekn, om dat ik de eenigfte tot nqg toe beu, die de fcheve legginge aan 't Ligt gebragt hebbe, cn welke twyfeüng nog velen het  52B Brief aan den Heer W. VINK Al . 5-31 moet wezen in een fcheef leggende Lyf-moeder, in dewelke alle de voornoemde zwarigheden veel verdubbelen ? en alwaar nog een vry grote"r fwarigheit bykomt, die nooit in een regt leggende Lyf-moeder wert ontmoet of gevonden, nog ooit voorkomen kan; want in een regt leggende Lyf-moeder legt de Lyf moeder met zyn lengte in een regte lyn met den doorgang aan het bek-] ken; en hoe hoog of hoe diep men van noden heeft daar in te taften, zoo wert den arm nooit vaft geklemt tuffchen de beenderen van het bekken ; maar in een fcheef leggende Lyf- moeder weitfe altoos meer of min geklemt, na mate dat de Lyf-moeder meer of min fcheef gelegen is, en zomtydts kan de klem zo groot wezen, dat die alleen genoeg is om den Operateur te nootzaaken het werk te moeten abandonneren, gelyk het was in de Dronkemans fteeg. Myn Keer gelieft wel op te merken, dat de klem van den arm, waar van ik hier fpreke, is niet een klem, die veroorzaakt wert enkelyk door de natuurlyke naanwte van het bekken, die in de eene Vrouw veel naauwer is als in de andere, gelyk ik daar van een heel byzonder Exempel gevoelt hebbe in de Bleekers Vrouw, alwaar ik tuffchen het Os Pubis en de kromme lendewervelen by het Os Sacrum niet meer als twee vingeren breet fpatie vond, en ik verwondert was door herhaalde proeven te ondervinden, dat als ik twee vingeren op malkanderen zettede op de uitftekende kromme wervelbeenderen by het Os Sacrum, dat dan op elke wee myn vingeren ftyf geklemt wierden; en dat was ook de reden, waarom aldaar het hooft van het Kind zoo onbeweeglyk vaft bleef zitten, tot dat ik eindelyk het hooft draijende, en aan de eene zyde van het bekken fchuivende, het meer ruimte vond en doorglipte. In het doordringen van zodanig een vernauwt bekken vind de arm wel veel moeite en refiftentie, maar egter wort hy van 't gebeente niet geklemt, zo lang hy in een regte lyn opwaarts wert gebragt; maar als de Lyf-moeder fcheef legt, zo wert de arm aanftonts geklemt, zo haalt men genootzaakt is die na de een of na de andere zyde des buiks te kee-ren,en nog allermeeft,als.des Lyf-moeders bodem in een voor nederhangende buik neergezonken of geperft legt, want dan moet Xxx 2 den  Brief aan den Heer IV. VINK M <7> den arm nootzakelyk o-eklemt wprripr, „ j * deren, en aan de anderfzvde va hl', de e!ne Zyde van ket bekken, gelyk UE hn\rLT f i tegen de denderen van grypen uit deÜm vSet oSL^z^"" k°nd be' Zo volgt dan uit het voorzeade zon u_ „i. j . ■s, da, zoo haaft «o Vrouw in «beUt ü; ™h , "f 2'?: v?f woud,,, tf&T^fiSürjjar sr»-- ftoms zorgvuldig- bèhoofde ce we^n nm l- ■' ^ac men «ante doen verloflèn, 2TSï^*«^ ^ dC Vroiw en dat alle uititefchadolyk én «vaarivk■ i £Tel ms. en voor het Kindt; want vai <£ S,ïttJS** voor Moeuer ken , zoo v.ert de verloffinS a ^ „ Y at dat het water gebro- Cer zoo heeft de Vrouw nL alïhZl I ra n ' ^ VanJle£ Lyi moeder nog in haare 4e ^R^i^ houd de levendig zvnde laar 7\a o-»™,]i 1 i ruimtt> het Kindt, nog ^ 8* -ïa'n bU^fi teS»^ verlo inge veribilt her Hp f tegendeel, de uitgeltelde Kindt k'omtTgvtvan^^ S ^^"fkenS *«*3!t begint te vervuilen JS Viï % geit0rven zynde der, en wederom al het fdoedl'daarf™k !^e« de Lyf-ioedigheit, fterke woelinge trekkinl °PrvolSen dauwte, ylhoofleden, 'en eindelyk oe f gften d sfooT e^'T",' ^ der Indien nu het verfuim mlb«&nt d°°d zelve' toevallen onderworpen is, ^^^^^t^ï3^ als de Kmderen verkeert komen, hoTved1 te nl/1 °ederS' die quade toevallen onvermydelykvolgen wanneet 1", aüe keerde Kinderen in qualyk aekeerde 1vf ™. de qualvk Se' fchuldig maken zig dan at ^ geenen^die vot?n ***** > en hoe tegen zodanig een dood fchadefykT",*' kkre. demonüraiien aan, de ipoedige^verlomnS^ ' en Ken emoelyk te laat om hulpe roept? V£rl°lllnge bellen, tot dat. J* nu zoo zynde, Myn Heer, ge]yk het onwederfprekelyk waar  Brief aan den Heer W. VINK M. ^SK* «* I-ar onkunde, waar ken, dat zy, her £22ï kJennen i wa" het is niet te denonverloft zonder^H^0™?' de V';°Uwen en Ki«^en anderen konden verfoft en bv'» i Zygeloofden> dat zy door om meene ik, dat men zeL>n ^ \thm^ werden: Daardoor onkunde'doen, vöonSnl^ m°et' dat 2V het onderfcheiden, of dè LvfS Y ? £ "iet weten te oy gevolg zoo weten ^^^L» ^lyk «ekeert is; en poeders, als haar voorkomt 'hef Int* "5 ksëh* des Lyr" den, kan geboren worden of W ' Z°nder geke"t te worKindt, zonder gekeert teword n S Vond 'V dat het hoe zoude het mogelyk ^ T' ï Lt konde Seboren werden, den roepen? derhalven kan' ik nier J ^ °m huiP legging van de Lyfmoeders LaZ eÜ°T' ?" ZV de waare ten te onderfcheiden. En Se ontZl u ^ h™ gevoel w^ het met fchaamte van harent S Z°° a8emeen> ik moet niet een eenige Vroedvrouw JhS eggenJ dat ik tot n°S toe te ^nn^ëbeeah^g^ °mm0Ct' die rav daa' van reg. Maar wat wonder dar ™ aI , $°g der Lyfmoeders nietykon r haar gfoe]e de waare legveeltydts n^'.a^.^^j^^f zy weten £ aanbied: 2y zullen zomtyd^JÏTlt^ d° geb°°r' Vrouw zitten, en den laait™ L 4.JJ ^ f a 6 dagen vooreen zekerheid weten te zUgend£l meeraIsgeerden meC voor of in de geboorte if • 2V'zXn " h? Kindts Lighaam billen voorkomt, terwy hwS ZïFrV df he£ ^"dlw de. de rug aanbied- en di rg l^^n^T^ de nek > of worpen: En zoo zy de wü S™11^0 zi'n zy veel onderder, noch van het Kind? nt, ggmg' nog van de Lyf-moenen zy een waaraf ^ van de daar uit Woedende nlrli ' n,met waarheid preken die onvermydelvk dT^uk ^^oeSn ^nde, oa^™ > fpoedig verloft wert? En nadien?vT ' mdlen de Vrouw niet len, zoo zyn Zy niet wiiSJJ- V3n "let kunnen oordeeonkunde géén wyzer raai Z1? ,°Ude"', wa»neer zy in haar 7 v«««óen ot te hulp roepen: haare ge-; woo-  Brief aan den Heer W. VINK, M- T*. $}f « woone excufe is, zeggende, ik ben daar of daar geweeft, daar ft out het Kindt ook zoo, daar duurde het wel zoo of zoo lang, en eindelyk is de Vrouw nog wel verloft; ik hoopte, dat deze Vrouw ook wel zoude verloften', zonder datze met eenige gront van waarheid konnen zeggen, hoe dat de Lyf-moeder was gekeert in die, die verlofte, en in die niet verlolTen kon: want, neemt, een Kindt komt met de billen voor in een regt leggende Lyf moeder, zoo de Vrouw redelyk fterk is, en goede Weën krygt, de Vrouw kan zekerlyk zoo wel verlolTen, voornamentlyk zoo de Vroedvrouw haar een weinig hulpe toebrengt: maar komt het met de billen voor in een op zyde of vooroverhangende Lyfmoeder, het Kind kan onmogelyk niet geboren worden, ten zy het alvorens geheel gekeert, en met de voeten uitgehaalt wert: En zoo met verlcheide andere leggingen van de Lyf-moeder en het Kindt. En dat zoo zynde, zoo kan een yder verftandig Menfch ligtelyk fien, hoe gevaarlyk het is aan te gaan alleen op het oordeel van een Vroedvrouw, dewelke vrefende haar onkunde te openbaren, geen andere tot hulp roept, maar liever het uiterfle wil wagen, tot dat het te^aat is, en haar zelve alzoo fchuldig maakt aan de dood van de Vrouw en het Kindt, tot ftnerte van de naafte Vrienden. Was het niet veel beter, confcientieufer, en min gevaarlyker voor haar, een Vroeddoétor of Vroedmeefter ten eerfte te ontbieden , en daar mede raad te plegen, en dan de verlofting af te wagten, of fpoedig te volbrengen ? kon zy haar doen dan niet voor God en alle menfchen regtvaardigen? maar, dat verfuimende, hoe kan zy dan haar zelve onfchuldig houden ? en wie kan haar dan vrylpreken ? Maar zullen zy zeggen; wy hebben zulk of zulken Doétor daar by geroepen , ©m door zyn ordonnantie Weën-verwekkende middelen aan de Vrouw te geven, om het Kind met kragt door te fètten: ik antwoorde, dat waar wel gedaan geweeft, had de Lyfmoeder regt gelegen, en het Kindt in zoodanig een poftuur in de geboorte geltaan, dat fterken arbeidt het hadde konnen doorzetten: maar het contrarie waar zynde, maken zy haar dan niet fthuldig aan fchadeiyk verfuim en verkeerde middelen te gebrui-  $16 Brief aan den Heer W. VINK M 7) ÏS? t0*\r^ en kan ie. fchuldig houden? ik ^^^^Z™?^™^ den, wat fchade de fterke Weën toebreng Y egt verfton" moeder op zyde, en het Kindt da r uSffi ,de L^ zouden wel verre zyn, van door Medi^^^^ Z* wekken; want in de plaats dat de Weën dan nï Ver~ gehorte zouden helpen, zoo doen zy reg hette endeef^" ^ fen het water uit de Lyf moeder en 2 t? 7 l'zy pers" Lyf-moeders dieper neer, InTylfe^m n ïet KnVlotaT ?' het onbeweeglyk vaft moet blyven leggen enin V\V dat kragteloos werden; waar op dan de een* ™ i de Vrouw andere volgt, tot'dat de dood 3e Moed» eTher na de leven berooft, en de Vroedvrouw blyft^nog denken dgedaan heeft, hebbende gedaan al wat zy £kon Fn ^T* zy heeft al gedaan dat zy doen kon ukLnoni™ 5 En ^'^i die de Moeder en het Kindt by he't 1ëvln had konn", T?' 2il3k' want zoo zy in 't begin van den arbefd een ervan J ! ^?°xilden' Vroedmeefter daar bv hadde rrPmen^ 3 , Vroeddoclor of de Vrouw wei heobeu B&^tÜSSS&fi kon, en dat zommigen niet eaarne ritt? ,7 g^ , y niet doen blykt, dat zy niet alles doen ïwïn^&k™^ ??or meer gaven ontfangen hebben g Y anderen dle van God wekkende middelen van den DodS éiftten Y arbe%veïVrouw daar door goed te doen H n nS! ', mecnende de dig is, in die op I zegg^len^nSnlï Vrouw" te^" ot voor te fchryven : 't is waar den DnZ wpJ ■ , 6 geven dig gemaakt aan de daar op volgende d~nd Z JSl^en fchuIhet Kind, door dat zv hem verkSu,i u " de Moeder en het Kindt zoo en zoo tdlXone ders oordeek, als door het gefne de Vrn ' uVan hy niet an' heit aandient,' dewyl hem voor waar- onderftaat, het weLegOT^ift^^*» V'°™ hj »g van die P^^wlff^^^^g alleen  Brief aan den Heer IV. VINK M. T>. 5-37 alleen de Vroedvrouwen aan den hals, maar ook wel alle de omftanders, die door de ingekankerde gewoonte niet twyffelen aan de waarheid van het rapport van de Vroedvrouw: waarom hy dan gemeenlyk blindelings voorfchryft: en zoo leid de Blinde de Blinde en vallen beiden in de gragt, dat is, zy maaken haar beiden fchuldig; de Vroedvrouw die verkeerdelyk oordeelten verkeerde middelen begeert, en de Doétor, die, zonder te weten, of de Vroedvrouw regt gecordeelt heeft, daar op Middelen voorfchryft, die de Vrouw en het Kindt fchaden,in de plaatze van haar te helpen; want de Vroedvrouw, voelende eenig deel van het Kindt, en niet wetende wat voor een deel het is,fchaamt haar dat te belyden, en om de fchande van haar onkunde te ontvlieden, heeft Haver daar na te raaden, als te zeggen dat zy het aanbiedende deel van het Kindt niet wel kan onderfcheiden ; en daarom zegt zy liever, dat het Kindt zoo en zoo in de geboorte ftaat, op dat den Loctor te gemakkelyker Ween verwekkende Middelen voorfchryft, het welke, als 't waar was, hy egter niet behoorde te doen, zoo zy hem niet met een kon zeggen, hoe de Lyf moeder legt, op dat hy uit beiden, de legginge van de Lyf - moeder, en die van het Kindt, op een vafte grond kan oordéelen, of het goed en veilig is zulke middelen voorste fchryven, en of het ter contrarie niet beter en nodiger was, om een Vroeddoéror of Vroedmeefter te laaten roepen , eer de Vrouw en het Kindt in grooter gevaar komt. Ik weet ook wel, dat in diergelyke gevallen de Vroedvrouwen fchuldiger zyn als de Doétoren, waar van zy zulke Middelen begeeren of verkeerde getuigeniifen, 't zy door onkunde, 't zy door. fchaamte van haar onkunde te belyden: maar ook, om de volle waarheid te zeggen, als een confcientieus Man eens en meermaalen zoo van de Vroedvrouwen misleid is geweeft, zoude hy dan niet beter doen zig te wagten van zig daar na meer te laten misleiden? En moeit hy daar na de ge'cuigeniffe der Vroedvrouwen niet verdagt houden 5 En was het dan niet veiliger en beter, dat hy zig door zyn eige gevoel en eige onderzoek van de waarheid der zaake verzekerde, als voort te gaan met het ordonneren op zulke bedrieglyke getuigeniifen, tot fchade en nadeel van de Vrouwen en Kinderen? Yyy Want  538 Brief aan den Heer W. VINK, M. D. whm bj?£?r' mdien de in zynde Vrouw arbeid STkSJPS ^^B^^, wanneer de Lyf-moeder en het Kinft zeer qualyk leggen, zoo kan ik door een lange ervare \Z u"rïP C£n ^^baare grond der waarheid zeggen, en alle Menfchen met volkome zekerheid verzekeren dat beiden, de in arbeidt zynde Vrouw en haar Kindt, zoó het nor leeft, in een veel grooter gevaar des doods gebrast werden, a's zonder zoodanige Middelen te gebruiken: b n my aangaande' ik zoude in ztifkt gevallen geen arbeidt-verwekkende Mmdelen beaeren te gr/én, nog Voor te fchryven, om geen tydelyk voordeel, hoe groot het ook zoude mogen wezen: En dk ben ten allen tyde gereet myn zeggen aan alle waarheidlievende KonlLenotcn, en aan die zig daar aan mogten gelegen laten zyn, onwedertprekelyk te dcmon'ftreren, en zoo klaar te toonen en üm te wyzen als-dat tweemaal z vier is. Myn leven zal waarfchviilyk met Jieel lang wefen, en eigen intreft behoeft my niet aan ie zetten of te bewegen om de ipoedige verloffinge zoo fterk te recommanderen; maar het zoude my ten hoogde lief wezen dat op myne getrouwe waarfchouwinge zoo veel agt gegeven wieri dat daar door de oude quade en fchadelyke pracfycq mogt ver' laten, fen een beter in de plaats ingevoert werden tot behoudende Vëelfer Moeders en Kinderen; het is my hef, dat ik myn gemoed ontlaft hebbe, omtrent een zaak van zulk een groote aangelegenheid , en ik wenfte wel alle Menfchen te konnen waartchouwen en byzonderlyk alle Doctoren, tegen dat ontyZ of verkeert gebruik van arbeidt- verwekkende Middelen otde enkele begeerte van onkundige Vroedvrouwen, zonder hun e- ■ gen onderzoek, of zonder onderzoek en approbatie van een ervare Vroeddcétor of Vroedmeefter Het fchynt my toe , dat 'er in waarheid maar twee zaaken zyn die de Doétoren konnen beweegen, om myn heilzaame raad Eerftelyk kan het zyn, dat een Doétor zyn eige gevoel kan mistrouwen, gelovende, dat hy door zelfs deY Vtom WSSn geen  Brief aan den Heer W. VlRK, M.T>. S}9 geen meerder zekerheit zal konnen hebben van de waare legging van de Lyf-moeder en het Kindt, als door de getuigenis van een Vroedvrouw, die in dat werk ervarener behoorde te wezen daa hy zelve, om dat het haar eigentlyke werk is, en hy zelve daar in niet geoeffênt is of hy fchoon door itudie de delen des Lig' haams beter kent als de Vroedvrouwen. Waar in ik zoodanig een IVlan niet geheel ongelyk kan geven: want, om de waarheir te zeggen, het is al zoo ligt en gemaklyk niet te doen, als zommigen, die het zelfs noit gedaan hebben, haarzelven wel zouden konnen inbeelden ; daar hoort al veele opmerkinge en groote {fvarentheit toe, om door zyn eige gevoel niet ligt bedrogen te worden; want men vint niet altoos de ruimte, die wel nodig is om het aanbiedende deel des Kindt, en de waare legging des Lyf moeders, ver genoeg te Konnen beflaan, om die wel dilthictelyk te konnen onderfcheiden: Derhalven zoo is het niet te verwonderen, dat een Doétor zig niet gaarne zoude willen inlaaten, om door zyn eige gevoel van de waare legging van de Lyf-moeder en het Kindt zig te verzekeren. Maar ik kan my niet genoeg verwonderen, dat een 'Doctor, niet tegenftaande al die onzekerheir, durft dryvende middelen voorfchryven , niet weter.de, of zy goed of quaat zullen deen; dewyl hy alvoorens door een ervare VroedDoébr of Vroedmeetler zig behoorde te verzekeren van de waare legging van de Lyf-moeder en het Kindc, om de Vrouw en het Kindt geen fêhada toe te brengen. De andere rede, die een Uoétor beweegt of ligtelyk kan bewegen, is dat hy kan vrefen, dat, zoo hy weigerde op het verioek en de getuigeniffe Weën - verwekkende middelen voor te f:hryven, of te geven, dat het qualyk zal genomen werden , en dat ie en hem zal weragten; want de. onkundige lieden , zoo Vroed vrouwen als om-landers, zyn clie fchadelyke en verkeerde practyk zoo gewoon, dat zoo iemant conlcientie maakte om enkelyk op de ge ligMtöf van een Vroedvrouw arbei.lt-verwekkende midaelen voor te leiryven, men hem wel terllont zoude verlaten en na etn ander gaan, die gaarne geit verdient, en die zig zoekt in agtiuge te brengen; want zoo'het by hafart met de legging van de Lyfmoeder en het Kindt zoo geilek is, dat de veriuhmg door U»rl(K Vyy 2 Weêa  540 Brief aan den Heer W. PINK, M. T) Weën kan bevordert werden, zoo werden zyne Middelen roemt en de I 'oftor geprefen; maar zoo de verloflïnge nier volt om datze onmogelyk niet volgen kan door de al te fcheveÖ 2 van ae Lyf m ,eder en het Kindt, zoo croonen zb de V?oèd vrouw, den Doétor, en alle de Vrienden, zeggende wvhebbtn tmwers alles gedaan dat zvy konden, zonder eens Knkèn ^daf zv het regte middel ter verloffinge verfuimt, en een daar teien^ftrv. £f P \ Trihe,ben e" darze daar d»°r de S deren het Kindt hebben laten ( erven, en dat zy dos door haar verkeert middel de dood van beiden hebben verhaalt; want indien X in tydts de Vrouw hadden doen verloifen, zoo konden Ige yï die beiden behouden zyn geworden. s^'j^ uf= Myn Heer zal mogelyk zeggen , dat het onmogelyk is de Vrouwen te bewegen, dat zy haar zoo vroeg door een Man zou? de doen vertollen, voornamentlyk als zy nog hopen door eenVrouw verlolt te zullen worden, niet tegenftaande de d?oevge iSSSfaLfi Ved£n d-rd-bedriegelyke°hóg Ik zie ook wel, dat het byna onmogelyk is, de Menfchen uit zulk een quade en zoo zeer verouderde gewoonte uit te rekken of fchoon door die quade gewoonte van te lang te wag en aarlvk^ veele Vrouwen en Kinderen omkomen: de VroedvroSondVrfteunen met al haar magt de oude gewoonte, gevende hope dat de verloffinge nog wel komen lal, en daafom wanten en hopen zy tot het uitter te toe; tot dat zy de doods teekenen vooï E zien, of tot dat de Vrouw de geelt geeft: En of fchoon de Vf üed vrouwen wel zouden konnen zien, dat zy geen waare grond van hope by haar zeiven hebbenonkundig zynde van de waTre I™ gmge van de Lyf moeder en het Kind, loo verraad dog hmont haar eige herte; want m de plaats van haar onkunde omtrenThe nakende gevaar te belyden, en zoo wel haar vreefe als haa7£ope bekent te maken, zoo raaden zy altoos het wagten aan-oo haar ongegronde hoope, en laten, alzoo de Vrouwen haarJfcL 1S Het is waar, dat hier te Lande, immers in de meefte Steden het raar ts, de Vrouwen door Mans handen te doen ^0^1" "^ nog  -Brief aan den Heer W VINK, M. Ti. f41 nog raarder, dat zulks tydig wert gedaan; zoo weet myn Heer egter wel, dat het binnen Parys zoo raar niet meer is, om dat de goede uitflag het gemeen daar at zoo verre heeft verligt, dat zeer veel en zelfs van de voornaamÜe Dames haar liever door een Vroedmeefter, als door een Vroedvrouw, doen verloffen: En indien men eens in onze Provintie een regce methode invoerde en gebruikte, ik twyffele geenfints, of de goeden uitflag daar van zoude de oude, quade en fchadelyke gewoonte wel haaft doen verhuifen en alle hinderpalen uit de weg ruimen;, welke hinderpalen voornamentlyk zyn: 1. De fchaamte der Vrouwen. 2. Het eigen intereft van onkundige Vroedvrouwen. 3. De vrefe van de zwaare onkoften. 4. De fchrik van meer te moeten lyden. Welke hinderpalen myns bedunkens wel konden weggenomen werden, of ten riünfte zoo konden die zoodanig verfagt werden , dat die niet magtig genoeg zouden konnen wezen, om zoo een verkeerde en fchadelyke gewoonte langer te doen duuren En zoo Myn Heer vraagt, waar door men die "zwarigheden beitzoude konnen wegnemen of verfagten, ik zal UE. myne gedagten niet weigeren daar over mede te delen; edog onder correctie. £ Het is ontwyfelbaar waar, dat de Magiltraten en Overheden wetten en inltellingen konnen maken tegen alle quade en fchadelyke gewoonten, en voornamentlyk tegen de zulken, waar door iaarlyks in de meefte fteden, en over al ten platten Lande , veele menfchen omkomen en fterven. Stelt eens Myn Heer, dat 'er in een ftadt een fchadelyke Put was, daar jaarlyks veele Menfchen door onkunde in vielen, en door gebrek van tydige hulpe in of verdikten ot verfmoorden, en dat de Magiftraat wierd aangedient, dat de inwoonders der ftadt door een verkeert begrip, of door een verouderde quade gewoonte, die Put niet wilden dempen, nog dat gevaar niet wilden wegnemen: De vraage is, of een Magiftraat, gewaarfchouwt zynde van zulk een gevaarlyke Put, en van zulken verfuim van die \ ut te dempen, niet behoorde te beforgen door haar goede Wetten en Ordonnantiën, dat die fchadelyke Put wiert gedempt, Yyy 3 en  S4i . Brief aan den Heer PV. VINK, M- T> ln%iïmhti'*a en 0VemederS V3n haare ^ede bevelen wierNu is het zeker en gewis, ja buiten alle twyffeLdat de Put van wel koKlM behoren werden : I, he, dan „iet biüykdafde garaten en Overheden, door te»e w, teen en bevelen' 2ttL„ fchï delyken Pm van onkunde doen denpen, en daar door da dood lyk gevaar wegnemen r5 »«w u« uoooe- miTe ,s gegeven en datze daar door het gevaar ^tfSSaET gen arbeidt, en het growe voönteel van 5£S^iSfö: nog niet regc kennen ofbegrvnen- winrh^l 1 s verioflinge, den door dac fchadelyk «'«HJTSS nieuS "E" lchoont, als de gemeene Vrouwen - en duirnm"fefv "nVf" lên Jiïi^^S^J^ zonden'wil- misbruik en ^SwfeW,Pdc,t te ftellen & üontv Vau d'~ »P°edïge verloftinge uit dom in do^evaa^ade ^^W^ daur  Brief aan den Heer W. VINK, M. favorabele gelegentheidt zoude hebben , om een of eenige daar toe gefchikt zynde Perfoonen onder zyn opfigt en directie allengskens te informeeren, en door oeffening bequaam te konnen maken, tot het werk der verloffinge, en dan behoefde men niemants gezontheidt of leven toe te vertrouwen aan onbequame of'onervarene Menfchen, gelyk nu al menigmaal moet gefchieden door gebrek van anderen; en men al zeer verlegen zoude zyn om voor elke groote Stadt een ervare Man re konnen vinden: maar de zake, als boven gezegt is, in tryn gebragt zynde, zou 'er geen bequame ftoffe behoeven te ontbreken; en dan zoude veele Menfchen niet zoo in nood wezen, nog zoo zwaare onkoÜen behoeven te doen, om uit ver afgelegene Steden of Dorpen zoo een Man te ontbieden, met verlies van zoo veel tydt, waar door het dikwils gebeurt, dat de in arbeidt zynde Vrouw al geftorven is , of datze legt en fterft, eer de ontbode Man gekomen is;gelyk myn Heer by ervarentheidt zelve wel kan getuigen en my zelve dikwils is ontmoet. Myn Heer weet, hoe dat ik dezen voorlede Zomer tot Rotterdam ontboden wiert, om de Vrouw van een Schoenmaker te verlolTen; maar als ik daar quam, zoo lag de Vrouw al en ftierf met het kruis en de waskaars in de handen, en myne komfte was te laat: en het is nog gebeurt dezen 4. November dat een Bolderwagen van Vlaardingen quam om my te halen by de Vrouw van den Doctor aldaar, die nog maar veertig uuren in arbeidt was ge« weeft, en als ik ftond om te vertrekken, quam een Jong Heer te Peert  Brief aan den Heer W. VINK, M. den p. February 1724. Op Woensdag den 9. Febmary 1724. wiert ik geroepen tfontboden na Rotterdam by een Vrouw die ?eedts mee dan *wee dagen m arbeidt was geweeft, zonder eenige apparentie van te konnen verloflèn: het water was daags te vooren al ffX na dat het alvoorens zig lang en fmal gefomreert hadde f euve ke «nntbSb°de 1S qU^k Ki^> « Kindt voro0rdr1^ dtWe!ke ^T1» d3t deM eenen arm va" he< Kindt voor- de geboorte lag, ende daar bleef leggen, hadde de voor-  Verhaal van een ZWAARE BARINGE. $51 voorfigtigheid van de Vrouw niet tg. vermoeijen door vergeeffen arbeid te laaten doen, wel voorziende, dat zv zonder een extraordinaire hulp niet konde verlolTen, het welk zy ook bekent maakte. De Heer Profeffor Willem Vink, als Medicina? Doétor by de Vrouw geroepen zynde, oordeelde zoo uit het berigt van de Vroedvrouw, als ui: eige naauwkeurig onderzoek, dat 'er geen tydt te verfuimen was om fpoedige hulpe te verzoeken, weshalven zyn Ed: my de eere deede van my door een Briefje van zy,h eigen hand te bewegen om zoo fpoedig over te komen als immers mogelyk was, by welk ernflig verzoek de tranen en fmekingen van de Man van de in arbeidt zynde Vrouw, my bewogen, nietcegenftaande het V\ inter-faifoen, en myne vermoekheidt door het verlolTen van een Vrouw des Zondaags te vooren, dat ik my zelve met de Man van de in arbeidt zynde Vrouw des Morgens ten negen uuren op weg begaf, en quamen tuffchen twaalf en een uure by de Lydfter, dewelke ik nog tamelyk by kragten vond, door dat zy door vrugtelofen arbeidt niet afgemat was, gelyk de meefte Vrouwen in diergelyke gevallen zyn door de onkundige Vroedvrouwen, die zoodanige Vrouwen geftadig aanmanen om te. arbeiden. De Vroedvrouw.gaf my omftandig berigt van de ftaat van de Vrouw en van de verkeerde legginge van het Kindt. Na een weinig tydts quam de Heer Doctor Vink ook daar, dewelke my ook bekent maakte 't geene zyn E tot die tydt toe omtrent de Vrouw en van de legginge van het Kindt geobferveert hadde, ende 't welke volkome met de getuigenifl'e van de Vroedvrouw over een quam. De nodige toeflei gemaakt hebbende, ging ik aan het Werk, geadhlteert door de Heer Doftor Vink die by de Operatie bleef, zoo lang dezelve duurde, ende ik bevont, dat 'er voor de Lydfter meer te lyden, en voor my meer te arbeiden was, als wy ons geen van allen ingebeelt hadden; eensdeels door de extraordinaire icheve legginge van het Kindt, en anderdeels door de groote droogte, dewyl het water genoegzaam geheel weggelopen was, ende ten derde door de fterke inkrimpinge en toetrekkinge van de  $Sz Verhaal van een ZJVAARE BARINGE. vde Lyf-moeder, dewélke als een ftyf toegetrokke zak alles vaa beklemde en t' zamen drukte. De legging van het Kindt was aldus, het lag dubbelt toegevouwen op zyn rugge, met zyn lengte in en over de lengte van het Pelvis, edog met zyn regter zyde meeft na beneden en met zyn regter arm ook toegevouwen, en den elleboog ten deele tegen, ende ten deele in de geboorte, zonder uit of nederwaarts te hangen; het hooft van het Kindt lag meeft in de linker, en de billen meeft in de regter zyde van de Lyf-moeder en de Buik van de Vrouw; de dyen en de knyen van het Kindt lagen op Zyn borft, en de beenen en de voeten lagen wederom toegevouwen op zyn billen, zoo dat het hooft en de knyen lagen in de linker, en de billen en de voeten in de regter zyde van de Buik, en alles drie dik en hoog op malkander. Dit dus tweemaal toegevouwen Kindt lag dus krom gebogen en gevouwen neergezakt in het hol van het Bekken, tot in de kromme bogt van 't Heilig Been en Os Coccigis, waar door ik genootzaakt was onder de zyde van het Kindt neder te taften, myn handt en myne vingeren eerft na berieden na den Endeldarm in te voeren , waar van daan ik dan myn hand van onder de zyde van het Kindt regt opwaarts na boven voerde, om daar eenige agterdeelen van het Kindt te zoeken of te vinden. Maar in dit opvoeren van de hand wiert het buitenfte gedeelte daar van zoo fterk geperft en geklemt tegen het uitfteekzel van het Os Sacrum en het laatfte Wervel-been, dat ik wegens die pyn myn hant niet hoger opvoeren konde. ik verfogt met myn andere handt, of ik dezelve onder den oxel door niet boven de borft konde brengen, het geene my wel gelukte, maar daar ftuite myn hand tegen de dyen, en dat zoo vaft, dat ik daar niet tuffchen door nog niet omheen konde taften , om eene van beiden te konnen vatten, daar moeft myn hand ftyf en ftil blyven zonder dezelve verder na om hoog of na de agterdeelen van het Kindt voort te konnen voeren, en dat met zoodanige beklemming, dat ik de gefloote vingeren niet en konde 'openen,nog de uitgeltrekten niet en konde fluiten,ende wiert zoo doof gedrukt, dat ik niet met eenige zeekerheidt konde weten, welk  Verhaal van een ZWAARE BARINGE. 573 welk deel van het Kindt ik aanraakte; om welke reden ik da" oordeelde, dat alleen door de handen'het buiten hoope was he Kindt te konnen uithaalen; waar door ik dan genootzaakt was om te verfoeken, of ik het door middel van inftrumenten zoude konnen te wege brengen, alhoewel daar toe ook zeer weinig apparentie was. In myn nader Vertoog Pag. 46"». en. hebbe ik daar over een byna dier^elyk geval myn gevoele gezegt, op welke wyze zoodanig een qualyk leggende Kindt met het hooft zoude konnen uitgehaalt werden, om dat ik daar fprak van een legginge, daar men met de hant nog het hooft konde bereiken: maar die raat konde my hier niet dienen, om dat ik hier door de groote naauwte en fterke klemminge onmogelyk by de mont van het Kindt met konde komen, derhalven moeft 'er een ander middel gevonden werden, of de Vrouw moeft onverloft fterven. Het eenigfte middel, dat my in dit geval voorquam, was, om door 't middel van een haak het Lighaam uit de regter wat na de linker zyde te trekken, om dan het Kindt zoo dubbelt door re halen : de linkerhant weder langs den arm en de regter zyde van 't Kindt ingebragt hebbende, bragt ik ook een haak in ,maar de groote droo-ue, ea de fterke klemminge, veroorzaakte zoo een belemmering aan \ gevoel, dat ik den haak met gerultheit des gemoets niet* kon vaft hegten, vretende mogelyk de Vrouw ergens te quetfen en om wat meerder ruimte te maken, vatte ik 's Kindts arm met een drooge doek wel vaft aan, en trok daar by als of ik het Kindt dubbelt door zogt te haaien, maar ik trok met de intentie om het Kindt na de linker zyde van de Vrouw te trekken, gelyk het ook daar door wat vorderde. Daar na bragt ik de linkerhant wederom in, en vond wat meerder ruimte, waar door ik gelegentheit kreeg, om de haak in de buik van het Kindt in te brengen, en na my te haaien; waar door een tamelvke opening in de buik quam, en dewyl ik al trekkende de Vrouw te gelyk ook deed arbeiden, zoo wiert het gedarmte door de opening van de buik zoodanig uitgeperft, dat het buiten het Lighaam quam uitborlen, het welke wederom wat meerder IUU1Uegaf' Aaaa lk  'ff* Verhaal van een ZWAARE BARINGE. Ik trok wederom met kragt by den arm, en bragt de haak in de zyde van 't Kindt, en liep de Vrouw wederom arbeiden; dat weder figtbaare hulpe toegebragt, en ik bragt de linkerhant weder in, doe voelde ik, dat ik onder de ribben de lendewervelen konde omvatten , en ik verbeelde my , dat by aldien ik met myn botte haak de lendewervelen daar omvatten konde, dat ik dan het Kind dubbelt door zoude konnen halen;ik bragt de botte haak in,en werkte zoo lang, dat ikze om de lendewervelen valt kreeg, doe verzogt ik de Vrouw uit al haar kragt te arbeiden, en lterk door te zetten, trekkende te gelyk met al myn kragt aan den haak; waar op door Godts goetheit het Kindt dubbelt door paflëerde, te weten het geheele Lighaam tot aan het hooft toe, het welke ook flraks daar na volgde: waar na ik de nageboorte, die ook vry groot was, afhaalde, ende de Vrouw aldus volkome verlofle. NB De Vrouw was nie: groot, maar het Kindt en de Nageboorte waaren daarom niet klein. Na dat de Vrouw al deze fatigue geleden en haar zelve door arbeidt zeer wel gequeten en zeer vermoeit hadde, zoo was ik verwondert, haar nog zoo wel by kragten te vinden, gelyk zy ook nog was op myn vertrek tullen 3 en 4 uuren. Üp den 5. fviay, zynde drie maanden na deze moeijelyke verloffinge , vroeg ik aan de Heer Doctor Willem Vink na de welftant van, de voorgaande Vrouw, zyn E. zeide my, datze admirabel welvaarende was. lk hadde gelegentheidt, om aan dien Heer nade welftant van die voorige Vrouw te vragen, zyn E. vindende op de Nieuwe Have by een Vrouw, dewelke eenige dagen in arbeidt hadde geweeft, ende niet konde verloflèn; het was een bedaagde Vrouw van omtrent 39 Jaaren, zonder oit te vooren gebaart te hebben, haar Kindt lag wel gekeert met het hooft in de geboorte, welk hooft door de Vroedvrouw was geopent ofte doorbooit, de Beenderen van de herfenpan hingen los, en van de herfenen was al een gedeelte uitgevloeit of uitgetrokken, en'al een deel bloedt ontlopen, en de (Jangrene was al door het gehele Kindt doorgedrongen, en 't Kindt was al fterk aan het rotten, waar door eene groote flank veroorzaakt was; ik beftrafte de Vroedvrouw over deze mis- han-i  Verhaal van een ZWAARE BARINGE. $$$ knndèlinge van het Kind, haar zeggende, dat wanneer zy myn eige Sulter was dat ik haar niet zoude konnen vryfpreken, en dat het aan geen Vroedvrouw betaamde het hooft van een Kind te openen* Ik vroeg Haar, offe wel kenniffe hadde om de Nageboorte af te halen? zy zeide ja: zoo zal ik het u dan laten doen, zeide ik, want, zeer fwaar verkout zynde , zoo behoef ik my dan zoo verre niet te ontbloten, als ik anderfmts zoude moeten doen om de nageboorte af te halen. Ik zette my dan voor de in arbeidt zynde Vrouw, en ik vatte met een bequame tang een ftuk van de Pan, met het daarom heen hangende vel, en trok dat te zamen na my, tot buiten het Lighaam, en dede van gelyke aan de andere zyde van 't Kinds hooft; deze loshangende delen zoo verre na buiten gebragt hebbende, vatte ik aan met een drooge doek, en trok alles zagtjes na my, waar op het Kindts hooft zonder eenig gewelt volgde, en aldus geboren wiert; ik bewondt het Kindts hooft met dezelve doek, en moedigde de Vrouw aan, haar zeggende^ datze aanftonts zoude verloft zyn, indien zy maar wat fterk nederzette, doende als of zy een Wee hadde: zy deedt haar beft, en ik haalde het Kind na my, het welke ook aanftonts geboren wierd: en aldus was de Vrouw verloft van haar doode Kindt in minder dan een quartier uurs, en ik mag zeggen zonder pyn. De Vroedvrouw fneedt de navelftreng af, ik gaf haar dat doode en zeer vuil hinkende Kindt over, en het zelve aan een zyde gelegt hebbende, ftond ik voor haar op, en liet haar de Nageboorte afhalen, dat zy ook fpoedig en zeer wel deedt, ende dus was de Vrouw volkomen verloft tot blydfchap van haar Man en alle de genen die daar prefent waren. Aaaa 2 R E-  REGISTER. A. ^f binden van de Navelftreng; Bladz. 190 Afhalen van de Nageboorte, hoe beft gedaan en waarom. ' 191 Aanmerkinge daar over. jog /. f halen der Kinderen brengt hen niet in doods gevaar, maar is by een fcheeve legging het eenigfte middel, om het Kindt en ook de Moeder in t leven te behouden. ,4, ■ veroorzaakt geen meerder pyn, als anders. ccq —— Een haak daar by gebruikt. van een Kindt, dat al aan 't rotten was. crj Agterhooft van 't Kindr in 't Bekken neergezakt. 400 van 't Kindt over de Schaembeenderen glydende is dodelyk. 472 Arm van een Kindt tot de Schouder toe geboren, in een fcheeve Lyf- moeder, gelukkiglyk geredt. rl() Armen van 't Kindt moet men by bet Hooft laten, niet eerft neer trekken. \ó& B. ganden konnen rekken, en de Beenderen konnen verglyden. 20 21 Baring. Zie Zwaare Baring. Bekken, wat en hoe het is. I7 ' bef waarlyk wel te verbeelden. jg vertoont in de eerfte Figuur. Ig zeer onderfcheiden, zelfs in de Vrouwen. 20 van Mannen en Vrouwen onderfcheiden', waar aan te kennen 21 hoe groot het is. 2(j te groot, te klein, of te plat, verhindert de Baringe. 16c van een Vrouwe, als het te naauw is, baart zwaarigheidt. «2 Beenderen van 't Bekken, nader verklaart. 2? Bedrieglyke aanbieding van 't Kindts hooft. 4™ Bereiding van de Kruiden door Roggebrood. j,0 Befwaarlyk kan een Kindt gekeert werden 3 dat op zyn rug dwers over 't Bekken heen legt. . waarom. T^t Bloedftortinge door 't losgaan van de Nageboorte, vereifcht fpoedige * Verloffinge, r , Brief aan den Heer Willem Vink, M. D. r^T Buitelaars, waarom die .verkeert koomen. ^ C.  register; c. £lifteer gezet aan een Vrouw, die omtrent 6 maanden Zwanger was. 96 Clifteeren, wat het is, en hoe te doen. 127 Corrector tot de Bereiding van de Opium. !49 D. T}e konft van Vrouwen te VerlolTen is vaft en gewis.' , j De eenigfte legging, daar in men niet by 't Kindts voeten koomen kan. 469 Des Autheurs lange twyffelinge omtrent zommige fcheefleggende Lyfmoeders. 453 Diepe onkunde der Vroedvrouwen. 47^ Dingen, die een Vroedvrouw dient by de hand te hebben. 126 Doctoren , op het bloote zeggen van onkundige Vroedvrouwen arbeidt' verwekkende Medicynen geevende, zyn dikwils fchuldig. 536 —— Twee reedenen, waarom de Heeren Doctoren zulks fchynen te doen. 539 Domme Vróuwen onbequaam om Vroedvrouwen te zyn. 7 Door de Schouwing is 't wel mogelyk te fien. of Vrouw en Kindt verfuimt zyn. 477 Dwaling der Vroedvrouwen in levendige Kinderen niet uit te haaien. 508 E. j: en 'Kindt kan dwars over 't Bekken leggen op twee wyzen." 312 21* _ Ernftige vermaning aan de Vroedvrouwen, il\ Exempel van een wanhopige onlydzaamheidc. 4öo op de rug leggend Kindt in een fcheve Lyf-moeder: - 47© — al te wyd Bekken, en quaad gevolg van dien. 4^ F. figi'ur i. Vertoont het Bekken van vooren. 19 2. het Bekken op zy. 23 3. een Onbevrugte Lyf moeder. 28 4- een Beyrugte Lyf-moeder. 34 ; met de billen voorkomende, in een rechtleggende Lyf-moeder kan wel verloffen, maar in een op zyde leggende, of overhangende Uterus kan onmogelyk geboren werden. 534 — tweemaal toegevouwen, en krom gebogen en gevouwen liggende neergezakt in het hol van het Bekken, tot in de kromme bocht van 't Heilig Been, en Os Coccygis. <53 »■- ... met een haak afgehaak. 5*"4 - dat al aan't rotten was ,> afgehaak.' 554i 555 met beide de handen in de geboorte gekeert. 529 Kinderen konnen wel levendig gekeert en uirgehaalt werden; 5°» wat daar by te obferveeren is, en hoe te doen. 461,462 ——— werden gekeert niet als by de Voeten. 4^7 — werden gedood door aan de armen te trekken. 504350/3 §5* dat is verfoeijelyk en lirafbaar. 5°a ——— fpoedig af tc haaien brengt hen geenfins in doodsgevaar, maar is, by een fcheeve legging, het eenigfte middel, om het Kindt en ook de Moeder in 't leven te behouden. 544 Kraamftoel, Figuur 13,14. i35iï37 Nader vcrklaaring van dezelve. 138 Aanmerkinge over dezelve. 143 Lyf-  R E G I S T E R. L. J^yf-moeder of Baarmoeder, wat die is. 27 ■— of Baarmoeder hoe gelegen. JL •:—■ ' waar uit d»e beftaat, en waar" vereenigt met de Blaas cn Endeldarm. „I waar die geplaatft is en waarom. " '\2 * Be vrugt zeer verfcheiden van een Onbevrugte. U —— en Lyf-moeders Scheede maken' fomtydts een Winkelbaik. 4.u meeft altoos doodelyk vonnen verioifcn. ° ' —■ ree te of fcheeve legging van de Lyf-moeder is zoo gemakkelyk door 't gevod met te onderfcheiden: "la^y* Lyf-moeders, Banden waar toe dienftig. 2g m- Scheede waar, ho» , en waar toe. 2q ~ dikte in zwangere Vrouwen, haar rekking zonder verdunning. « — rekbaarheidt, vetpharfinge, en inkrimping- ' A Gttttfawffht van de Graf, Éarthdiaits en t'ortal tfesv»ee»s SS Bewyfen bier voor uit de reden getrokken, en verdere Ajnmerkm gen. ' Banden konnen rekken en langer werden. ?*»f**j —~" Bodem kan 8, 16, of 20 maal me;r rekken als haar puivbe deel. . a\ -— verplaatfinge, boe ei waar. eJz wel gepteatft in 'Zwangere of Barende Vrouwen; 71. qualyk geplaatft op vierderleije wyfen. t \ —•—— Zuiveringe na de Verlolïinge waarom en hoe. ,(j — en 't kindts hoofs buiten het Lighaam gezakt. ;«. omgekeert. *~* M. ^aar eene quade legging, daar in men niet by de voeten kan komen. Magiiiraaten of Overheeden behooren de Vroedvrouwen te laten onder- :W}'ltn. Ma,  R E G I i E 'R. Magiftraten behoorden het fpoedig verloflèn voor te ftaan, en het lang wagten der Vroedvrouwen tegen te gaan. 543 Medicynen, arbeidt-verwekkende zyn dikwils fchadelyk. $36,5,3,7 Mishandelinge van levendige Kinderen door de Vroedvrouwen. 510 Miskraamen, drie fooiten van, volgens Mauriceau. 237 — onderzoek en redeneringe over dezelven. 238 enz.. Monfr. Mauriceau wederlegt omtrent de Lyf-moeders dikte. 37 enz. Motte (Ja) de eerfte der franfche Vroedmeefters, die van een plat'Bekken gefprooken heeft. 183, N. Vfageboorte, waar dezelve san de Lyf moeder Taft is. 46. 79 waarom zoo genoemt. 78 is een of meer, 2 of 3. S?i vertoont, Figuur 5. 82 . tydt en wyze om dezelve af te halen; 198 ent. manier van Dionis boven die van Mauriceau gekeurd. 200 voorrang boven deeze beiden aan van Devent.r. 201 — moet aanftonds na het Kindt atgehaalt werden. 3^2 Nagelen der Vroedvrouwen moeten wel gekort en glad zyn. - 125 Natuurlyke of liever'gemaklyke geboorte, u%, O.. f"}mgeflingerde Navelftreng. 267' Onbefeffelyke agteloosheid van Doctoren en Magiftraats Perfonen. 4:8 Onderfcheidt tuffchen recht en fcheef leggende Lyf-moeders, of fchoon de Kinders in de eene en anderen even qualyk gekeert komen. n 529,^31 — tuffchen oprechte en gemengde of omflaande Weên, 97 enz. Onderflaan, wat het is, en hoe het gefchiet. 83,103 - — wat men daar door kan weeten. 84 —— wanneer beft te doen is. 109 ■ — is van een groote nuttigheidt en nootzakelykheidt.. 105 kan zomtydts miflen, en waar, ot wanneer. 377 Onkunde of agtelooshedt der Vroedvrouwen. 394 maakt haar dikwils fchuldig aan een fchandelyk verfuim van fpoedig te verloflèn. 53 4 Qnmogelykheidt om te verloflèn, wanneer, en waarom. 467 en f26 1 om by 't Kindts voeten te konnen komen, wanneer, 472. enz. Onnatuurlyke of zwaare Geboorte in 't generaal. 123 Ontfluiiing ontbreekt, wanneer en waarom die niet komen karv 45$ Bbbb Oor--  REGISTER. Oomaken van zware Baringe is de quade form van het Bekken. 16'? Aanvarktnge daar over. Openhertigheidt, een hewys van Opregtigbeid in de Vroedvrouwen. 490 Opene noodden der Kinderen waar toe no.ii^ Os Coccygis moet in't Baren agter uit gedrukt werden en hoe 1-6 tiO r— 7 alt,oos v)7 wn om agter uit te koenen wyken ' * i 3o Os 1 hum kan los gaan en zig beweegen als het Schouder-blad. Exem- pelen. J Oude Vrouwen niet bequaam om Vroedvrouv/en te werden. 2j2J Overheilinge des Baarmoeders, en derzelver bewyzen door voorbed- ■ k 79 P: pynftillend Middel behoort by der hand te zyn' T. s Purgeer-Pillen, waar tegen , en hoe tc gebruiken.' ,1 Plat Bekken oorzaak van een zwaare Baringe, waarom.; 497 Qualyk gek^erdeKinderen moet men fpecdig by de voeten afhalen. 3^ 357 R. J^egte en onregte Weën. Aanmerkingen daar over. 94 enz> Ringen tegen het uitzakken van de Lyf moede-- 9— door dat Handen en Voeten voor komen. 294 door dat de Billen voor komen. 295 Aanmerkinge daar over. 300 —— door dat de Buik en Navelftreng voor komt.' 302 g —— door dat de Rugge voor komt. 306 De moeijelykfie is, daar het Kindt met de Buik voor komt, eu Aanmerkinge daar over, 309 Bbbba Swaare  K E G I S T E R. 'Swaare Baringe door twee Kinderen beiden qualyk gekeert ,, T " "T~ ~T- , Kinde«n die met de Voeten voer korren.' VA Aa?imtrkinge daar over. \ \ i : door een qualyk geplaatfte Lyf-moeder. ff, waar door het te weeten. 3si door dac de Lyf moeder, te plat regen de Rugsre-graat leetlb — ~ d°°r dat de Lyf-moeder te laag voor neder hangt. b "— door dat oe Lyf moeder te veel in de zyde 1-ec til waar door men dat kan weeten. 1 e ?„ hoe in dip geval te doen is. 3|| door generaale of byzondere Krankheden ft, TTT ~ J°'r d/r lf^^Tïh°f m 'tBekke'n is "^gezonken +ot . . " r° da d^ Lyf-moeder in de regter of linker zyde legt. 408 d°or gebrek van Ween or door wilde Weën Ta, T TT aoo7 dat,de uarm t0'1 de Schouder toe geboren was in een fcheeve Lyf-moeder, doch egter gelukkig geredt. door dat de ttem verkeert geleegen was 5'2 ' ", door een ongemeene fcheeve leggine van 'hpt KinJ, * 32 8moedeerdr°°gtej *" ^ «5X^-3?$! De eigentlyke legging van dat Kindt aangeweczen lil x Tü door een tweemaal toegevOuwcwKindt. ' Kweet-Pillen, haar kragten en gebruik. Tr„ 5 157. enz, T. 'TJ*eeksnen van Zwanger zyn. Teeken van naby de Verloffing te zyn. fy.tnz. Tcekenen van regten arbeidt. ' ®7 e,!Z- Aanmerkinge daar over. ^9 —- van een lieten of zwaaien arbeidt. 9% Aanmerkinge daar over. 9* van ontydig te moeten verloffen. 99 — van doode Kinderen, of die vaft gaan. 111 Aanmerkinge daar over. 2 !4 — of een Kind leeft, volgens Dionis. 227 Teken waar aan men kan weeten , of het een Imkpr of r.r,^ • 2Zl-ef>z' Toets-ftetn en Schüdc der Vroedvrouwen ^ V°£t IS' *63 1- Toets. 400 2- Toets. 4'^8 3. Toets. ' 491 4- Toets. 495 5. Toets. - 49 ibtd. Twee-  R E G I S T E R. . Tweelingen kunnen de eene van de andere zeer verfchillende Zyn. ïjï^ U. r ] itzakking van de Lyf moeder en het Kindt, waar door veroor- zaakt. fS Uitftel van 't verlolTen gevaarlyk en fchadelyk, wanneer. 488.390.4.95 4.96.497.53* V. Valfche Figuren van Monfr- du Feu wedenegt; s.66. enz} Van het Bekken en derzelver Beenderen. 17 Veertien voordeelen die uit de Schouwinge te verwagten zyn, 511. ?»*;.: V erhaal van een zeer zwaare Baringe. 5 j-o Verkeerde vreefe der Ouden om de Kinderen by de Voeten te ontfangen. 28? VerlolTen kan gefchieden in een uure tyds. 502.508.511 Zie Spoedig VerlolTen. Verfcheide fcheef leggende Lyf-moeders. 397 Verfuim van modder en Kindt, waar aan te kennen.1 5011502,503 Voeten, beiden te gelyk na zig te halen is beft. 367 — moeten met dc teenen na beneden uitgehaalt werden. 3Ó8 Voorrang van het Kraambedt van Dionis boven het gewoonelyke bedt. 14/ Vroeddoctor of Vroedmeefter', die ervaren is, behoorde in ieder Volkryke Stadt op billyke Voorwaarden aangeftelt te wo:den ƒ47 ^ , die dan ook gelegenheidt zou hebben om een, of eenige .daar toe gefchikte Perfoonen„ onder zyn opfigt en beftuur,allengskens in ftaat te ftellen. 549-55» «_ Zie Vroedmeefter. Vroedvrouwen hoedanig die benoorden onderweezen te werden. £ Vrouwen h edanig die behoorden te zyn om goede Vroedvrouwen te werden. ï Vroedvrouwen behoorden ftatig en deftig te Zyn. 2 — behoorden niet verminkt te te zyn aan handen of armen; 7. - .„ liefdadig te zyn, behulpzaam, en medelydende. 9 . . confeienrieus, goedertieren, en zagtmoedig te zyn. 10 nugteren en matig te zyn. 12 -—1 niet onverzade'yk gierig tc zyn. . 14, . .-—— een generale kenniffe te hebben van de Teel-deelen. 17 . kenniflè te hebben van het Bekken en derzelver Beenderen. 18 verfuimen Moeder en Kindt, hoe en waar door. 48r. 508 . —— dooden de Kinderen door aan de armen te trekken. 509 Bbbb3 Vroed-  REGISTER. behoorden ondereede, of onder zeke'rp h™-. k. j 542>>43 VitKdowta, behoorden niet cnvemddyk gierig, maa, kuifch te wee- "8 ~ Zie Vroeddoclors. J4 inTe gLoorTe.^"^ D°Chter * ^ gdbr™. m" ^ Kindt £ ^u.ten.by deeze Mfter begaan, welken. PJ die drie dagen in arbeidt geweeft was in mm a, 52? uurs verloft. geween: was, in min dan een quartier - ^Tger3Sffl^a,ren' V3n £en Kindt' dat «» 't rotten ^ Vrouwen, die haar Stonden fterk hebben, hebben een dikker Lyf-mo^"5 , redsn van Mauriceau, over die verfcheinfelen a9 ~~ Bdarl?ng hi£r. °Ver Uit de Meetkunde ontleend. ï Banholmus en W«« hier over aangehaald, ' ^ Wi Waar aan te Zien, dat een Kindt mishandelt is. enaKindtWInge ^ ^ Ma"nen t0t b^™& van Vrouw 5°* Waarom de Kinderen met opene hoofden gebooren werden l°J Wanhopige onlydzaamheidt van een in arbeidt zynde Vrouw \66 Wanhoopig belluit eener Vrouwe, om lieve mer uL K^l' a «. 4?° -g men het Kindts hooft niet m et laten nederzakken irt Watef lanlTtaa? ? ^ ££n g-deTroSuw te zyn. 4£ Water , lank en taal kort en breedt, wat daar uit te beOuiten a%s ■ breeken wat bet is en hoe veroorzaakt, ten' ,M % Wa-  register: Water, in de Uterus nog geheel of voor een groot gedeelte gebleèvenj brengt een groot voordeel aan, daar het weggeloope Water, zelfs in een welgelege Uterus, de geboorte zeer bezwaarlyk maakt. 5JÖ Welgekeerde Kinderen hoe die zitten of leggen. Hf Weën-verwekkende middelen zyn zomtydts zeer fchadelyk. 377.536.537, konnen zomtydts eer door de Vroedvrouw, als door de in arbeid: zynde Vrouw, gevoelt werden. 344V . ook de aldertterkften zyn vrugteloos of fchadelyk, wanneer. 409 Wervelbeenderen konnen verfchuiven en lamheidt veroorzaksn. 25 Wilde of omflaande Weën, wat en hoe die zyn. 480 —— Weën te veranderen door pynitillende middelen. 481 E Y N D E. Berigt  Berigt aan de BOEK-BINDERS, om te weeten waas ieder Figuur moet geplaatft werden. Figuur i. moet ftaan tegen over Bladz. 19.. 2. \ ? • 2?. 3. • • 28. 4. i ♦ • 34. 5< • • «2. 6. ... iicya. 7.8- . . 117. 9. • • 118. 10. . ». I28„. 11.12; . ; ; jüg, iS- . • ' • 135» 14. ... i37. ij. .. . aiz. ic). « . 251,» 17- • • • ' 261. 18. • . 262. 19. I . . i 274, 20. . . 27J-.. 21. • . 280. 22.23: ». .. 281, «4.25. - % „ 295-. 2.6. 27. ;. . 299=. 28. ... . 306". 29. . . 308, 30. 0 • * . 5,7. 34- 3* ' • 327. 33- • • . 334» 34- 35. • • . 3(59... S^' ♦ • 370. 37- ... 39r.< 3^* • ? 392, 39. • • 4<5y. 4°* .... 466". Pag. Zi$ ftaat Verklawing van de Dertiende Figuur,,. poet zyn van de Vyftiende Figuur.