KORTE O P ONDERVINDING RUSTENDE THERMOMETER' BESCHRYVING, DOOR J. A. U I L K E N S, MEESTER DER VRYE KONSTEN , DOCTOR IN DE WYSBEGEERTE, PROPONENT IN DE GODGELEERDHEID, EN HONORAIR LID DER HAAGSCHE NATUUREN GENEESKUNDIGE CORRESPONDENTIE. TE GRONINGEN, BY J. O O M K E N S, MDCCXCVI,   VOORREDE. Is er enig werktuig in de zich zo wyd uitftrekketide natuurkunde, het welk algemeen gebruikt ■wordt, zo is het zeker de Barometer en Thermometer. Zo wel den eenvoudigften landman, geheei onkundig van de oorzaak hunner werking, als den fchranderften wysgeer, hebben zy reeds lange jaren tot een dagelyksch gebruik gediend; — en geea wonder! — van welk een uitgeftrekt nut toch zyn deze werktuigen. Om thans van den Barometer niet te fpreken, beroep ik my Hechts alleen op het gebruik van dtnTbermometer'm de Natuurkunde, ScH ei d kunde , kruidkunde, en Natuurlyke Geschiedënis, ja — voor alle onderlcheidene takken der proefondervindelyke wysbegeerte. —■—— Door den Thermometer immers bepalen wy, zo wel de kou'le, waarin het kwik bevriest, als de hitte, waarin het vluchtig wordt; de warmte waarin vafte lichamen vloeiftoffen worden, en de koude waarin vloeift■ ffl-n in vafte, fmeedbare zelfftandigheden veranderen; door dezen zien wy, hoe door het vluchtig worden van Etber onder de luchtpomp, of door het overgaan van vloeiftoffen in enen luchtformigen ftiat, koude geboren wordt, zo dat zelfs water bevriest, en door luchtftoffen in vloeibare of vafte lichamen te herfcheppen, warmte veroorzaakt wordt; dat ammoniak gas met ys, koude, en met water, warmte, voortbrengt; dat in verfeheidene, ja de meefte fcheidkundige ontbindingen en oplosfingen, ene verandering van warmte plaats heeft; dat fommige vloeiftoffen met vloei- ftof-  iv VOORREDE. ftoffen vermengd, hitte, en fommige zouten met water en ys, ene fterke koude veroorzaken; en door deze ontdekkingen, zonder behulp van den Thermometer onmogelyk, wordt een groot licht over verfcheidene verlchynfelen in de natuur verJpreid, en een leerftelfel op ondervinding, en proeven geveftigd, door het welk in de Natuur* en Scheid- kunde zeer vele werkingen verklaard worden. ——— Door den Thermometer onderzoeken wy, in welke warmte fommige planten en gewaflen in vreemde landen welig groeijen, en door behulp van den Thermometer maken wy in Oranjerien en Broeikasten, ene voor zulke planten noodzakelyke, warmte, waar door wy in onze koudere geweiten voortbrengfels verkrygen, wier vaderland in warmere ftreken is. ——— Door dit werktuig bepalen wy de warmte voor Bye», Zydewormen, Baden, Ziekenkamers, voor de gifting van wynen en bieren. Wy onderzoeken de natuurlyke warmte van verfchillende dieren, en zyn dus ook hier door inftaat eijeren op ene kunstmatige wyze, zonder de vogelen te bezitten, uittebroeden. Door den Thermometer onderzoeken wy de warmte van den enen dag, — week, — maand, — jaar, — en vergelyken dezelve onder eikanderen, waar door wy weten, dat de jaarlykfche koude, volgens 49 jarige opmerkingen van den Hoogleeraar Toaedo, federt het jaar 1746'. beftendig heefc toegenomen. Dan —<— waar zoude ik eindigen, zo ik alles wilde optellen, dat door een goeden Thermometer tot nut en vergenoegen reeds in de natuur onderzocht is, en nog onderzocht zoude kunnen en moeten worden.  VOORREDE. v Niemand wrake het dus, dat ik myne krachten beproeve, in hoe ver het my gelukt ter verbetering van een werktuig iets bytebrengen, het welk over het geheel genomen zo liegt gemaakt wordt. De Grootfte Natuurkundige, zegt de beroemde Nol let, rekenden het zich tot eer, daar aan hun tyd en vlyt te hefteden; hy telde onder dezelve Amontons, Halley, Newton, de Reaumur, de L'Isle, Fahrenheit, Prins, en hoe veel nieuwere wysgeren zoude men er thans niet kunnen byvoegen, die in Frankryk, Engelland en Duitschland, ter verbetering van deze zo nuttige werktuigen gene moeite gefpaard hebben, daar echter in ons Nederland hieromtrent byna niets tot een algemeen gebruik is voortgebracht. Reeds voorleden jaar had ik tusfchen myne Academifche bezigheden deze verhandeling meest afgewerkt; maar eensdeels de gewigtige, en aller aandacht en werking zo zeer naar zich trekkende, omwenteling, en daar mede gepaard gaande gebeurenisfen in ons vaderland, en anderendeels de vrees, die my op de gedachte van iets in de geleerde wereld bekend te maken, beving, van in myne onderneming , zo wel door gebrek aan ene welbeftuurde hand, als wegens het onderwerp zelve, datmisfchien weinig lezers mogt vinden, niet gelukkig te flagen, deed het zelve tot aan dezen tyd agterwegen blyven. Ik doe het echter thans te voorfchyn treden, offchoon er misfchien nimmer een minder gunftige tyd zyn konde, dan de tegenswoordige, voor alles wat buiten een ftaatkundigen kring valt, en biede hetzelve aan alle, welke in de kennis en waarnemingen van dit werktuig enig genoegen vinden, en in-  vi VOORREDE. zonderheid aan hun, die zich met het maken van den Thermometer bezig houden, aan. Hadden wy in onze taal ene volledige goede Thermometer befchryving, naar welker handleiding men in ftaat was in het vervaardigen van denzelven gelukkig te flagen, zo zoude deze van my nimmer zyn voortgebracht; maar daar wy hieromtrent niets bezitten, hoop ik dat myne aangewende moeite niet geheel vergeefsch mag zyn. Ik ben voornemens, zo deze enigfins voldoet, ene twede verhandeling over de andere meteorologifche werktuigen, inzonderheid over de Barometers, Hygrometers, en Eudiometers, voor te dragen, en als dan ene volkomene befchryving van onzen dampkring, zo wel Phyfiscb als Chemisch befchouwd, met de in denzelven plaats hebbende veranderingen op te (tellen, en hierover de hier en daar verfpreide Hukken van de befte Wysgeeren, inzonderheid van onzen tyd, te verzamelen. Want daar myne ftudien zich voorname3yk tot de proefondervindelyke wysbegeene bepalen, en ik nimmer aangenamer ogenblikken geniet, dan die aan deze zo edele wetenfchap zyn coegewyd, dunkt my, niet geheel onnut te zullen zyn, ook een ftuk gelyk als dit, van zulk een uitgeftrekten invloed op het dieren -en planten- ryk, en in zulk een nauw verband met andere Phyfifche en Chemifche wetenfchappen, iets nader te onderzoeken en algemener bekend te maken; en daar ik zeer veel, dat meer tot ene Theoretifche kennis en werking van den Thermometer behoort, voor ene befchryving van onzen dampkring gefpaard heb, is met opzet over de zvarmte en meer andere (tukken niet veel gezegd; maar ook echter zo veel bygebracht, als ter verklaring van de ejgen/chappeQ, en  voorrede; vb en oorzaak van werking van een Thermometer nood» zakelyk was, op dat men niet door het gebruik van een werktuig, waar van men de oorzaak van werking niet kende, hoe langs hoe meer in een verkeerd denkbeeld beveiligd wierde, hoe meer proefnemingen met het zelve gedaan wierden. Tot een voorbeeld ftrekke het leerftelfel van de Luc, (en wie kent anderfins het fcherpzinnige van dezen zo beroemden wysgeer niet!) omtrent de uitwazeming en regen, alleen door een verkeerd denkbeeld van werking van den Hygrometer en de daaruit afgeleide gevolgtrekken van hem en Saussure ontfproten, De Thermometer fchalen, welke gebruikt worden, om op ene gemakkelyke manier den invloed van warmte op den Barometer te bepalen, op dat men niet aan ene vermeerdering van drukking van den dampkring de uitwerking van ene grotere warmte toefchryve, en omgekeerd, heb ik liever in de Barometer belchryving willen plaatfen, om dat men het omtrent dezelve nog niet eens is, en ik my er te lang mede zoude hebben moeten ophouden, zo ik de gronden van deze onderfcheidene verdeling, die uic de kennis van den Barometer ontfpruiten, wilde opgeven. In het 4de Hoofdftuk heb ik gezegd, dat tot het blazen van glas, ene blaasbalg, tusfchen de voeten ener vierkante tafel, zeer gefchikt was. Men kan zich echter nog gemakkelyker van ene foortgelyke machienebediennen, als j. F. A. Goettung in zyne befchreibung verfcheidener Blafernafohinen, zutn loeten, glasblafen und dergleichen &c. heeft voorgefteld. Dezelve kunnen beter uit dit zeer kleine werkjen, daar het met een plaat is opgehelderd, verftaan worden, dan ik, zonder dezelve, hier  vrrr VOORREDE. hier zoude kunnen befchryven, het is te Erfurt by G. A. Keyser 1784. gedrukt. Ik heb getracht, alles zo gemakkelyk en duidelyk, als my mogelyk was, voorteftellen, om de platen, die anders ter opheldering noodzakelyk walen , te kunnen ontberen, en ik twyfele niet, of men zal de befchryvingen klaar genoeg vinden ora de voorgeftelde behandelingen te verdaan, en zich van dezelve te bedienen. — Een ieder, die weet hoe bezwaarlyk het is, ene, van der jeugd af aan ingeplante, verkeerde fpelling te verlaten, zal my verfchonen, zo ik hier of daar tegens de regels onzer Nederduitfche taal gezondigd mogt hebben. Groningen den 16 July 1796. J. A. ÜILKENS.  ( ix ) INHOUD, HOOFDSTUK I. Over de warmte» HOOFDSTUK II. Over de vloeiftoffen voor Thermometeren dienftig. HOOFDSTUK III. Over de buizen, en derzelver toebereiding. HOOFDSTUK IV. Over bet glasfmelten. HOOFDSTUK V. Over de verwydingen der buizen. HOOFDSTUK VI. Over de evenredigheid der verwydingen tot de buiz-en. HOOFDSTUK VII. §ver den Wyngeest, Salmiakgeest en derzelver kleur. HOOFDSTUK VIII. Over het vullen der Thermometeren met IVyn- of Salmiak - geest. HOOFD-  C x ) HOOFDSTUK IX. Om den Wyngeest-Thermometer in te richten, dat by de hitte van kokend water ondergaan kan. HOOFDSTUK X. Over het Kwikzilver. HOOFDSTUK XI. Over bet vullen met Kwikzilver. HOOFDSTUK XII. Over proef Thermometers. HOOFDSTUK XIII. Over bet bepalen der vaste punkten. HOOFDSTUK XIV. Over bet onderfte vaste punkt. HOOFDSTUK XV. Over bet bovenfte vaste punkt. HOOFDSTUK XVI. Over de Schalen. HOOFDSTUK XVIL Over de vergelyking van Wyngeest Thermometeren met die. van Kwik. HOOFD-  C « ) HOOFDSTUK XVIII. Over de gevoeligheid van Kwik en Wyngeest- Tier' mometeren. HOOFDSTUK XIX. Over de plaatfing van den Thermometer, en tyd der %v aar nemingen voor de veranderingen va% warmte van den dampkring. BYVOEGSEL TOT HET XI. HOOFDSTUK. Over het vullen met Kzvikzi/ver. VERBE-  VERBETERINGEN. Wacfz. ti reg. 6 zy leeft is. — i .i i, 9 fcheikundige — fcheidkundige. m i ■ li.» 3 v. o. de (laat — den ftaat. ■ 2 ■ i ii zyn warmte zyne warmte. ; 5 ■ ■ « ii naukeurige ~< nauwkeurige (en op meer andere plaatfen, daar het, gelyk hier gedrukt is.} fcladz. 12. reg. 8 fchaad leest fchaadt. /x. — —— 12 voordeelig — voordelig. 13 25 J. F. Lvz $. 270. ~J. F.Luzzegt §• 270. » 14. 20 den bol — de bol. ■ 15. (1) J, A. De Luz - J. A. De Luc. — 24. reg. 1 v. o. van anderen — van onderen. —— 25 Hoofdftuk 10. ~ Hooofdftuk 8. » 28. reg. 5 onbeftendige — onbepaalde. ■ — Hoofdftuk 11. — Hoofdftuk 9. »» 29. reg. sï denzelven — dezelve. » ■■ 1 —1 (1) reg' 2 waar door damp — waar door by waterdamp. <■ 32. Hoofdftuk 12» — Hoofdftuk 10. ■ — (O reg- 8 v. 0. by ene verzadigde oplosfing van gekochte kvvifc, — by ene verzadigde oplosfing van gekochte kwik in falpeterzuur of fterkwater. , bladz. 35. reg. 14 tor dat leest tot dat. ■ -. 36. ■ 18 dezelve -r denzelven. ■ 1 ■ 37. ■ 2 v. o, overvloeidige — overvloedige. . • 43. .■ 24 men plaats — men plaatst. ■ 45. ——— 1 bnis — buis. ■ 47. ■ ■ ■ 2 v. o. door de buis,hier -n door de buis hier. * 62. 20 zynd —1 zynde. 64. » 13 genoeg zy — genoeg is. y •*< ' gevoeiligen — gevoeligen. ■■ 66. •"■ 4 v. 0. men plaats — men plaatst. — — -11 in ■ 1 v. o. (laan bleef— deed blyven ftaan. ■ 72. ——— 6 v. 0. wazem — waaflem. ■ 84. 1 ' 1 v. 0. kolon — kolom. «■ ■ 86. 1 4 denzelve — dezelve. 'f ■ ; 96. — ' 27 beidend — beiden.  VERHANDELING OVER DE THERMOMETEREN. HOOFDSTUK I. Over de warmte. §• ïi Het geen wy -warmte gewoon zyn te noemen, is ene werking, welke voortgebracht wordt door een beginfel, het welk men -joarmteftofe (calorique) noemt. Het is zeer moeyelyk de eigenfchappen hier van te onderzoeken; men kan uit hare zwaarte niet afleiden, dat het een op zich zelf beftaand lichaam zy, en zeer vele wysgeren hebben met Bacon gelooft, dat het niet anders als ene wyziging was, waar voor alle lichamen vatbaar zyn. Door de nieuwere wysgeren en fcheikundigen is dit beginfel als een op zich zelf beftaand, en door de gehele natuur verfpreid wezen aangemerkt, waar van ieder lichaam met ene onderfcheidene hoeveelheid, overeenkomftig zyn verwandfchap of vatbaarheid doordrongen is; en beftaande of in vereniging met andere lichamen, waarvan het niet kan worden afgefcheiden, zonder het wezen dezer lichamen zelve te veranderen • of in ftaat van vryhcid, zo dat het zelve kan worden'vermeerderd of verminderd , zonder dat dit lichaam zelve zyn ftaat of wezen verliest; het eerfte is voor ons niet voelbaar, en kan door gene thermometeren worden uitgedrukt, het berust in die lichamen waarvan het een beginfel uitmaakt, en wordt alsdan bepaalde, of eigentlyke, Qibfolute,~) warmte genoemd, en door den warmte ftoffe meter, (calorimeter) van la Place (i) bepaald. In de ontbindingen der lichamen verlaat het dikwerf dezelve, en gaat in de ftaat van vrye warmte over, kryst het vermogen om op andere lichamen te werken . vermeerdert derzelver uitgebreidheid, en vermindert hunne A ipc- (0 La Place en Lavoisier maakten dezen calorimeter bekend in de /Jcademifche verzameling van U jaar 1780 PaR' 35?- De laatfte 'berebryft denztlven ook in zyn traité élémentaire de Chimie torn. fecend pag. 65.  ( a ) fpecifike zwaarte: deze uitzetting toont derhalven dat enig lichaam zich tuffchen de klemde deeltjes van het uitzettend lichaam voegt, het welk het vrygeworden warmte beginfel zelve is. §. 2. Vrye warmte is dus wel in gene vereniging met enig ander lichaam, zo dat het van het zelve een beginfel uitmaakt, maar daar het echter van alle andere lichamen aangetrokken wordt, zo kan men het niet geheel zuiver en vry in de natuur vinden; want wanneer enig lichaam, het zy door ene cheipifche ontbinding, of op enige andere wyze van zyn warmte verliest; voegt dit vrygeworden warmte beginfel zich by de naast byzyndc lichamen, welke minder warmte bezitten, om zich met dezelve in evenwigt te brengen, verwydert hunne deeltjes, zet zich tusfehen dezelve in, en doet hun ene grotere ruimte innemen: en ofichoon er geen lichaam bekend is het welk niet door warmte wordt uitgezet, is deze uitzetting in alle lichamen echter niet gclyk; zo wordt glas fterker uitgezet dan hout, metaal fterker dan glas, en vloeiftoffen wederom fterker dan metaal; en door deze werking, welke ene vermeerdering van warmte beginfel voortbrengt, is men in ftaat een werktuig daar te ftellen, het welk ene vermeerdering of vermindering van warmte aanwyst; welk werk¬ tuig onder oen naam van / oermometer genoeg DeKcno is. §. 3. Wie hier van de eerfte uitvinder geweest zy, fchynt niet zeker te kunnen worden bellist; velen fchryven het toe aan Corn. Drebbel van Alkmaar; (i) andere aan Paulus Sarpi, of Galileus Galilei, daar echter Sanctorius zich zeiven dezen roem toeeigent. (2) HOOFDSTUK II. Over de vloeiftoffen, voor thermometeren dienftig. §. 4. Offchoon wel alle lichamen wegens hunne uitzetting door warmte tot thermometeren zouden kunnen worden gebruikt, kiest men echter de zulke, welke dit ver- (1) H. Boeriiaave Cbem.tom.i.pag.82. Erxleben»»tutlebre pag. 377. M. Hube unterrkht in der naturtebre 2 b. pag. 50. Ca) Cunm.in Avicenn. Can. Fen. pag. 22. 78. 219.  C s ) .vermogen het meest bezitten, en op de gefchikfte, zekerfte, en minst moeijelykfte wyze hiertoe kunnen worden gebezigd, waar voor men de vloeiftoffen houdt. Vele hebben hiervan verfcheidene foorten voor thermometeren voorgefteld; zo gebruikte Newton lynolie 1701, Amonton lucht, 1602 en naderhand wyngeest; Fahrenheit kwikzilver 1724 ;Reaumur wyngeest 1703; De Isle kwikzilver 172,2,'-, Michely du Crest wyngeest 1740; zo dat de wyngeest en het kwikzilver het meest tot thermometers gebruikt zyn, en nog onder alle andere de eerfte plaats bekleden. Inzonderheid is het kwikzilver dat lichaam, het welk de natuur mede tot thermometeren fchynt beftemd te hebben; niet alleen wegens zyne fterke hitte, welke het zonder te koken, en grote koude, die het zonder te bevriezen kan ondergaan, als wel om zyne evenredige uitzetting met de vermeerdering van warmte, dat is, by ene gelyke verandering van warmte ook ene gelyke verandering van uitgebreidheid verkrygt; want door verfcheidene proefnemingen heeft De Luc gevonden, dat de verdikking van die lichamen, wiens uitgebreidheid onder het bevriezen toeneemt, de vermindering van warmte niet evenredig is; en de uitzetting van die gene, welke in warmte fterk uitwazemen de vermeerdering van warmte niet evenredig is; en daar nu het kwik, tot een vastüneedbaar lichaam wordende, geen groter uitgebreidheid verkrygt, en zich dus onder het bevriezen, gelyk water en andere vloeiftoffen, niet uitzet, en de grootfte hitte zonder vluchtig te worden kan ondergaan, moet men zeker het kwikzilver boven alle andere vloeiftoffen den voorrang geven. §. 5. Andere wysgeren echter, onder welke de Heer Strohmeyer, trekken den wyngeest voor, voornamelyk_ in de grootfte graden van koude. Zeker— men kan niet ontkennen, dat de wyngeest van alle waterdelen gezuiverd, zonder te bevriezen ene grotere koude ondergaat, en dus in zo verre tot proefnemingen, waar in de kwik zoude bevriezen, zekerlykden voorrang verdient; wyl vele proefnemingen bewyzen, dat de kwik met den 40s van Fahr. onder o reeds tot een vastlichaamgebracht wordt, en de wyngeest, zo men zyne verdikking naar een' regelmatige orde volgt, eerst by den 26le zoude bevriezen, daar hy echter noch door ene natuurlyke noch door ene konftige koude hiertoe gebracht is. Maar ook alleen A a tot  C 4 ) tot zulke proeven verdient hy de voorkeur, en zyn» verdikking moet als dan, zo na mogelyk, met een kwikthermometer worden vergeleken: want daar wy in onze landftreken nimmer ene natuurlyke koude hebben, waarin de kwik bevriest, behoeft men om deze redenen tot ene dagelykfchc opmerking geen wyngeest-thermometcren te vervaardigen; daar de kwik door zyne meest evenredige uitzetting of verdikking met de vermeerdering of vermindering van Warmte altoos de voorkeur moet worden gegeven: want alfchoon er nog geen lichaam gevonden wordt dat de ware hoeveelheid van verminderde of vermeerderde vrye warmteftofl'e aangeeft, maar alleen dat enig lichaam van dit beginfel ontvangt of verliest, en in zo verre alle thermometeren nog onvolkomene werktuigen zyn, moet men echter dat lichaam kiezen, hetwelk dezelve het naast bykoomt, nu heeft de kwik by zyne verdikking in vergelyking van de ware warmte en koude wel enen afnemenden gang, en bekomt by gelyke vermindering van warmte niet ene gelyke fterke verdikking of vermindering van uitgebreidheid, maar wordt, gelyk alle andere vloeiftoffen by toenemende koude immer weinigcr verdikt, of in uitgebreidheid verminderd; maar deze afnemende vermindering is echter by gelyke vermindering van warmte zeer klein, en koomt dus "aan de ware 'warmte of koude veel nader, dan de wyngeest, die geheel gene gelyke uitzetting of inkrimping by gelyke vermeerdering of vermindering van warmte heeft, en derhalvcn van de ware warmte of koude veel meer dan het kwik verfchilt. Daar en boven wordt het kwikzilver veel gemakkelyker dan wyngeest, olie, of andere vloeiftoffen, van lucht gezuiverd, het welk tot goede en met elkander overeenftemmende thermometers volftrckt vereischt wordt. Niemand derhalvcn zal, myns bedunkens twyfelen, of de kwik zy verre boven den wyngeest te verkiezen, (i) §. 6. Men zou om verfcheidene reden de lucht-thermometers, wiens uitvinder Amonton geweest is, het eerst in aanmerking moeten nemen, daar de lucht by gene koude, hoe ftreng ook, ooit voor bevriezing, of in I.A.deLuc unterfuchtitigen uber die atmoCpbare 417—426. I. T. Luz aniveipung die Thermometer zu verferttgeti pag. 27 en volg. M. I Jl'üe unterriebt in der nsturlehre 2 b. p. 7.  C 5 ) in de fterkfte hitte voor uitwazeming of koking vatbaar is, ware zy niet door haar veerkracht voor dit gebruik ongefchikt; want daar zulke thermometers van boven open moeten zyn, werken zy als barometers en als thermometers te gelyk, en offchoon dit ook, door ze met de onderfcheidene hoogte van den Barometer te ver^ gelyken konde verholpen worden, kunnen zy echter zo wel om hunne grootte, daar ze ten minden de lengte van 4 voeten moeten hebben, als door de vryving en zwaarte van de kwik, die overwonnen moet worden, tot gene gewone of naukeurige proefnemingen en opmerkingen voor onzen dampkring dienen, waarom Amonton ook zelve naderhand wyngeest gebruikt heeft. §. 7. Daar ik in deze verhandeling Hechts enë volledige befchryving van de wyn - en kwik-thermometeren, als de beste en meest gebruikelykfte, tracht te geven, zal ik my niet met de famenftelling van lucht-thermometers inlaten, of van andere vloeilloffen, als oliën, met zout verzadigd water, en diergelyke fpreken, daar deze toch, deels om hare onevenredige uitzetting, deels wegens de grote moeite die vereischt wordt, dezelve van alle lucht te zuiveren, van minder gebruik zyn; en wanneer men in ftaat is een thermometer van wyngeest of kwik te vervaardigen, is het zeer gemakkelvk, daar de behandeling meest gelyk is, voor dez,e vloeiftoffen andere te nemen. H O O F D S T U K II I. Over de buizen, en derzelver toebereiding. %. 8. Het eerst dat by het maken van thermometers in aanmerking koomt, zyn de glazen buizen, welke by de glaskopers, of uit de glasblazeryen te verkrygen zyn. Het witte en iets roodfehynend glasfpringt, zegt Luz, zeer ligt by het aanblazen of aanzetten van Cylinders of bollen, ja zelfs by kbkend water, waarom, hy buizen die niet van het allerwitfte glas zyn, verkiest. Ik heb echter altoos het tegendeel ondervonden, zowel barometer als thermometer-buizen- van iets groenfehynend glas fpringen my zeer dikwyls in de lamp, onder het uitkoken, ja fomtyds van zelve door ze Hechts, met ene warme hand aan te raken, en ook, waar voor, ik A 3 geen  C 6 ) geen reden, die my volkomen voldoet, weet, als ze ftiï liggen, dat dus noch door ene vermeerderde warmte, hoch door fchudding veroorzaakt kan Worden ; een ieder echter houde zich by dat foort, waar hy zich het best by bevindt, daar de ondervinding ook in dezen de beste leermeesteres is. §. 9. Het is zeer moeijelyk by onze gewone glaskopers evenwyde of cylindrieke buizen te krygen, welke tot thermometers volftrekt vereischt worden ; van de meesten, die Hechts de lengte van 4 of 5 voeten hebben, kan men weinig goeds verwachten; kan men dezelve van 10 tot 20 voeten vei krygen, zo gebeurd het nog dikwyls dat het middelde ene evenwydige opening heeft, het welk dus alleen voor thermometers kan gebruikt worden ; maar daar men zeer zelden de buizen van deze lengte vint, mag men wel te vrcden zyn, onder 50 buizen van 3, 4 of 5 voeten één te vinden, die volkomen evenwydig is, en dus alleen voor thermometers diendig. §. 10. Om de gelyke wydte der buizen te onderzoeken, heeft Du Cnest een zeker en gemakkelyk middel aan de hand gegeven: men zuige, namelyk, in de buis, welke men onderzoeken wil, enig kwik, b. v. 3 duimen, en mete deze lengte van 3 duim, welke het in de buis bellaat, zeer naukeurig met een paffer, of met ene op papier getekende fchaal, latende dezelve door de gehele buis heen lopen, of deze kwikzilver zuil ook langer of korter wordt; wordt dezelve langer, zoblykt het dat de buis enger, en wordtze korter, dat de buis wyder wordt, en dus tot gene thermometers kan worden gebruikt; maar blyft deze zuil door de gehele buis heen overal gelyke lang, zo is dezelve evenwydig, en voor thermometers gefchikt. %. 11. Daar de waarde van een thermometer geheel afhangt van de evenwydigheid van de buis; en derzelver graden, hoewel hy "ook anders gemaakt mogt zyn, nimmer de ware verandering van warmte aanwyzen, of met die van andere thermometeren kunnen overeenkomen , moet men vooral in het onderzoeken van de evenwydigheid der buizen de grootde naukeurigheid in acht nemen', waarom het niet genoeg is dit eenmaal te meten; want daar de buizen zeer dikwvls onmiddelyk enger  C 7 ) ger en wyder worden, kan een kwikzilver zuil van 2, 3^ of meer duimen dezelfde lengte behouden, offchoon de opening der buis niet evenwyd of cylindriek is. Men onderzoeke dezelve dus eerst met een kwikzilver zuil van 2 of 3 duim, en als deze door de gehele buis evenlang blyft, herhale men het met een van £ duim ofenigc linien, op dat men zich verzekere dat de buis,, die men voot thermometeren wil gebruiken evenwydig, en derhalven hiervoor gefchikt zy; ja het is zelfs zeer dienitig dat men dit op deze wyze meer dan eens herhale, inzonderheid voor een proef-thermometer die zeer hoge graden zoude aanwyzen, wyl hier aan zoo veel gelegen ligt, en de gehele waarde van een thermometer meest hierin berust. §. ia. Doordien buizen van dik glas niet alleen ligt fpringen, maar ook door vermeerdering of vermindering van warmte flerk uitzetten of inkrimpen, en nog boven dien door de dikte van het glas de graden der fchaal niet nagenoeg aan de kwik of wyngeest ftraal raken, om naukeurig de ware hoogte van dezelve te bepalen, doet men het best de zulke tot gene thermometers te nemen. Want wanneer men in ene, overal gelyke wyde, en van onderen toegefmoltene glazen buis, kwikzilver van fmeltend ys tot kokend water verwarmt, zal men zien dat het zelve z\ langer wordt, nu zet zich als dan echter niet alleen de kwik, maar ook de buis door de warmte uit, offchoon het kwik z\* maal fterker dan het glas, wyl het anders ene gelyke uitzetting hebbende, niet koude klimmen, en in lengte door de vermeerderde warmte toenemen. Maar daar het kwik op zich zelve in 8oa warmte van de Luc of Re au m. T| gedeelte in uitgebreidheid toeneemt, en het onderfcheid tuflehen -} en 7\ byna 3£B gedeelte uitmaakt; blykt het dat het glas door deze Ho2 warmte, 3|B gedeelte van zyn lichamelyken omvang toeneemt, welke dus volgens de onderfcheidene dikte verfchillende is. Deze uitzetting van het glas kan men zeer duidclyk zien, wanneer men een thermometer, wiens bol dik en groot is, met de hand of met water verwarmt: want daar het kwik of de wyngeest eerst 1 linie of meer naar de grootte en dikte der bol en engte der buis zal zakken voor het klimt, is het een duidelyk bewys dat de bol door de ontvangende warmte groter wordt. Deze uitzetting van het glas, zo het zeer dik is, brengt dus enige Verandering in den gang van een thermometer te A 4 " weeg,.  C 8 ) weeg, en doet hem met andere, wiens glas dunner is cnigfints verfchillen. §. 13. Daar de gevoeligheid van een thermometer deels afhangt van de vloeiftof waarmede hy gevuld is, deels van de grootte der bol of cylinder, en wydte der buis, welke tot elkander ene vaste betrekking hebben, dat is, dat de bol groot moet zyn, naar de buis wyd is , ziet men zeer ligtelyk, dat de buizen niet zeer wyd moeten zyn; die voor wyngeest ten minften niet boven i, en voor kwik boven l linie; want ene kleine hoeveelheid kwik of wyngeest wordt fchielyker in alle zyne delen verwarmt, of verkoelt, dan ene grotere, en hier door is het dat een wyn- en kwik-thermometer in gevoeligheid niet veel van elkander verfchillen, offchoon het kwik, volgens De Luc, 6 maal gevoeliger zy dan de wyngeest, daar de grootte van de bol of Cylinder voor een kwik-thermometer wederom zo veel groter moet zyn, als die voor wyngeest, wyl hunne uitzetting zeer verfchillende is„ §.14. Daar de buizen welke men by de glaskopers of uit de glasblazeryen verkrygt, geheel onzuiver zyn door het ftof het welk zich in dezelve bevind, vereischt het zeer veel moeite dezelve van alle onzuiverheid en vochtigheid te reinigen. Luz heeft wel voorgefteld de buizen in de glasblazeryen aan beide eindens te laten toefmelten; maar dit is deels moeijelyk voor de gene die in gene plaatzen wonen waar glasblazeryen zyn , en deels voldoet het ook aan het oogmerk niet geheel; want daar in de glasblazeryen zeer veel ftof is, gaat het zelve met de lucht, waar in het zweeft in de buis zelve , zo fchielyk zy verkoelt, en maakt dit voorbehocdzel in alles niet aan het oogmerk gefchikt, het welk ook Luz zelf heeft ondervonden; hierom heb ik my altoos van andere middelen bediend. §. 15. Men ztiige, namelyk, wanneer men ene buis onderzocht heeft, en van hare dikte, (_§. ia.) opening of ftraal (§. 13) en evenwydigheid (§. 10) verzekerd is, wyngeest in dezelve, latende denzelven wederom uit dat einde der buis lopen, het welk men in den mond heeft gehad; door dit enige reizen te herhalen, wordt dikwyls de buis zuiver. Ziet men echter dat er nog enige onreinigheid aan .het glas vast gehecht blyft, en met  C 9 ) met den wyngeest niet mede uit de buis vloeit, moet men zyne toevlucht tot andere middelen nemen, ea bedienen zich van fterk water of vitrioolzuur, verhoedende dat men het door te fterk op te zuigen, niet in den mond kryge; het is genoeg hiermede de buis ter helft te vullen, wanneer men, door dezelve fchielyk om te keren, het wederom uit het ander einde der buis laat lopen: hiermede laat men de buis enige uren vochtig, tot dat men ziet dat alle onreinigheid losgemaakt is, en met dit bytend zuur wegvloeye; alsdan wascht men de zelve met alcohol, of fterke brandewyn enige malen na, om ze van al het aanhangend falpeter, of vitrioolzuur te ontdoen. §. 16. Dewyl meest alle buizen, ten minften die voor kwikzilver zullen gebruikt worden, met wyngeest of enig bytend zuur moeten worden gewaffchen, is het noodzakelyk, dat men ook een zeker middel aan de hand hebbe? alle te rugblyvende vochtigheid of wyngeest uit de buis te verdryven: men neemt tot dat einde enige gloeyende kolen ter lengte van de gehele buis, op welke men dezelve legt, en tot witgloeyend toe verwarmt, verhoedende echter, dat dezelve door ene al te fterke hitte niet doorbuige of krom worde; hierdoor worden alle vochtdelen en inzonderheid fterke brandewyn , die fchielyk vluchtig is, uit de buis verdreven. HOOFDSTUK IV. Over het glasftnelten. §. 17. Die zich met het maken van thermometers bezig houdt, moet de konst van glas blazen verftaan; ene dubbelde blaasbalg tuflchen de voeten ener vierkante tafel, welke met de voet getreden wordt is hiertoe het gefchiktst, wyl het blazen met den mond voor velen te moeijelyk is, en de longen benadeelt: men leidt een' blikken of koperen buis uit dezelve tot de op de tafel geplaatfte en voor het blazen van glas gefchikte lamp. De konst van glasblazen laat zich niet gemakkelyk befchryven; tot het zelve wordt enige handigheid en gedurige oefening vereischt, waarom ik liefst dit aan de zelve als de beste leermeefteres overlate. Men moet enige glazen of kopere pypjes bezitten, welker fpitfe punA 5 ten  ( 10 ) rêtl önderfcheidene openingen hebben, deze plaatst tnen op de buis, welke van de blaasbalg tot de lamp gaat, gebruikende een pypje overeenkomltig men de vlam begeert; daar die, welker opening groter is ene fterkere vlam; en die heel ipits toelopen en Hechts een' zeer kleine opening hebben, een' kleinere vlam voortbrengen, zeer gefchikt om thermometers toe te fmelten, en cylinders of bollen aan andere buizen te zetten; daar de eerfte die groter vlam en van meerder hitte veroorzaken voor het blazen van bollen of cylinders gefchikt zyn. §. 18. Het koomt vervolgens voornamelyk aan, het katoen in de lamp van een' behoorlyke dikte te hebben, en het hovende dat in brand is van een te fcheiden, en een weinig in de lengte midden door te delen;_de lamp gedurig goed van olie te voorzien, en het pypje op ene behoorlyke afftand, van 2 linien b. v. van de vlam te plaatzen, op dat de wind over het midden van het eert weinig van een gefcheiden brandend katoen dryke, en ene lange niet flatterende, in gelyke (treken tot een fpitfe punt voortlopende blaauwachtige rode vlam voort* brenge. §. 19. De meefle Thermometers hebben onder bollen, of cylinders, die of uit de buis geblazen, of er Hechts aangezet worden; bollen worden gewonelyk aan de buis zelve geblazen, maar Cylinders meest afzonderlyk van wyder glas genomen, en aan de pypen aangefmolten. Om ene bol aan ene buis te blazen houdt men één van hare einden in het derkde van de vlam, dezelve gedurig omdraaijende, cn laat het zelve toefmelten, tot dat het glas aan dit einde ook ten minften de dikte heeft van de halve middellyn der buis; zo echter de bol groot moet zyn doordien de opening der buis wyd is, (welke tot elkander ene vafte betrekking hebben, gelyk wy in het VI. Hoofdfiuk zien zullen,) en het glas der buis niet heel dik is, moet men dit einde nog verder toefmelten, op dat er glas genoeg zy, om ené bol van een' vereischte grootte en fterkte te blazen. §. 20. Tot het blazen van deze bollen heeft I. F. Luz een eenvoudig werktuig uitgedagt, het welk ook van eenige Italiaanfche Thermometer-makers wordt gebruikt, en het blazen met den mond befpaart, en te ge-  ( » 3 gch'k verhindert, dat hier door vochtigheid in de buis treedt. Ik zal zyne eigen woorden gebruiken. „ Het beftaat' uit ene fterke runderblaas, welke men „ zich nog versch laat geven, en niet fterk opblaast» „ ©in hier door ene meerdere fterkte te verkrygen; na „ ze gedroogd te hebben , beftrykt men dezelve met „ verkens reufel, cn laat het in dezelve trekken, wan„ neer ze wordt opgeblazen, en zo lang met de han„ den gevreven, dat zy geheel week en zacht wordt, „ hierdoor is ze duurzamer, en gemakkelyker te ge„ bruiken; als dan fnydt men het vet en den hals van „ dezelve af. Men late zich a houten pypen draaijen, „ welke in de lengte worden doorboord, zorg dragen,, de, dat de gaten regelmatig rond worden gemaakt; „ en wyl by het begin van een gat hetzelve wat gro,, ter wordt, moet men de pypen wat langer nemen, „ op dat aan dit einde ongeveer § duim kan worden ,, afgefneden. Door een dezer pypen moet eén groter ,, gat geboord worden, op dat het zelve met een kork „ kan worden gefloten, daar het gat der andere pyp ,, wyd genoeg moet zyn , om de dikfte buizen tot „ Thermometers in dezelve met papier te bevestigen." „ Als van de blaas den hals is afgefneden, maakt „ men in de andere zyde recht tegen over den hals ene „ infnyding, tot dat de ene pyp er in kan, en fteekt „ de andere in het tegenovergeftelde gat, of hals van „ de blaas, en bindt dezelve er zo vast aan, als men ,, kan. Hier door ontftaan by de plaats, waar dezelve „ wordt famengebonden veele vouwen, welke echter „ niets afdoen: wanneer men eindelyk de famengebon„ dene plaats met goede lym beftrykt, verhoedende dat „ de blaas zelve hiermede beftreken worde, dewyl dit „ haar hoornagtig en bros zoude maken. „ Het gebruik van dit werktuig is zeer eenvoudig; ,, het ene einde der glazen buis, waaraan een bol ge„ blazen moet worden, maakt men met den mond iets „ vochtig, en windt dan om dezelve een ftreepje pa„ pier, tot dat het in de houten pyp past, waar in het „ gedraaid, of geftoken wordt; hierdoor is het genoeg „ gefloten, en het gebruik van kit (i) niet noodzaket, lyk. Als het andere einde der glazen buis is toege- „ fmol- (i) Ene famenfleïïmg van Wasch, harscb, en gebrand geeloker, zeer gefchikt ter bevtfliging van glas of an* dere Zelffiandigbeden.  ( I» ) „ frnolten, zo blaaft men- door de andere houten pyp „ de blaas op, en lluit ze dan met een kork toe, (i) „ nu maakt men de buis gloeijend, en, de blaas fchie,, lyk tegen een tafel houdende, drukt men op dezelve, „ zo ontftaat er aan de glazen buis een bol." „ Heeft men enige malen op de blaas gedrukt, zo „ gaat de lucht op de een of andere plaats er uit; dit „ fchaad echter niets, want deels kan men ze weder„ om door de andere houten pyp opblazen, deels kan „ men de bol groot genoeg maken, zo er nog maar zo „ veel lucht in de blaas zy om op dezelve te drukken." 5- ai. „ Dit is zeer bekwaam en voordeelig; want „ ten eerften verfchoont men hierdoor de borst; ten „ tweden kan men door het lamendrukken der blaas een „ veel fterkere werking voortbrengen als door het bla„ zen met den mond; ten derden koomt hier door ge„ ne vochtigheid in de buis, welke door het blazen „ der bollen met den mond niet te vermyden, en voor „ kvvikthermometeren zeer nadelig is; ten vierden heeft „ men by het famen drukken der blaas de fterkte der „ lucht beter in zyn magt, als wanneer men met den „ mond blaaft, en men kan de bol naukeuriger van de „ vereifchte grootte maken, voornamentlyk als men ,, naast de opblazende bol een proefbol houdt." Tot 20 ver L. F. Luz,. (2) §. 22. Offchoon zekerlyk deze uitvinding niet geheel en al te verwerpen zy, daar men zich met voordeel ook bier van kan bedienen; is ze echter nog met verfcheidene zwarigheden verknocht, en voldoet ook niet geheel aan het oogmerk, waar toe zy is ingericht. Want daar men dit einde der buis, waar aan men een bol begeert tot de fterkfte hitte brengt, moet dezelve gedurig worden omgedraaid, daar anders deze plaats rondsom gene even fterke hitte ontvangende, nimmer tot ene ronde bol kan worden uitgeblazen; wordt dit door de aan het ene eind der buis aangeftokene blaas zeer moeiJelyk gemaakt. Te meer men verkieft dikwerf een andere Cl) Het zal nog gemakkelyker zyn aan de ene zyde der blaas in plaats van een bouten pyp een kraan (van een koffypot b. v.) te binden, dewelke men gemakkelyker kan openen en Puiten. (a) Anbang die Thermometer betreffend bladz. 3.  < 13 ) dere gedaante; als juift een bol, het zy een Cylinder, halfrond, peerformige, of half hol en half Spherifche gedaante aan een thermometer, welke laatfte de Heer Magellan in zyne befchryving van Thermometeren, zegt in Engeland zeer fterk in gebruikte zyn, en waar tan ik in het volgende hoofddeel fpreken zal; zo kunnen deze door zulk eene blaas bezwarelyk worden voortgebracht , wyl het hier by zo zeer op het gezwind omdraaijen der buis in de vlam, en onder het blazen aan koomt: Want wanneer men een Cylinder of Conifche en naar een peer gelykende gedaante in plaats ener bol aan een thermometer wil hebben, moet niet alleen het uirerfle einde der buis, maar de buis zelve ter lengte van enen halven, ja gehelen duim worden uitgeblazen en wel op die plaats het meest waar men de zelve op het wydfte begeert; deze lengte moet dus in de vlam tot een ftaat van buigbaarheid worden gebracht, zodat het door zyne eigene zwaarte zoude krom worden, indien dit niet door de buis gedurig om te draaijen zo wel onder het blazen als in de vlam wierd verhinderd; en dit toch zeker kan niet gefchieden, indien men aan het andere einde een blaas heeft gebonden, en door bet drukken derzelver op een tafel met de hand, aan de buis zulk ene gedaante wilde geven. J. F. Luz §. 270. ,, Die veel Thermometeren blazen ,, moet, zal bevinden, dat het blazen der bollen hier „ by het bezwaarlykfte is, en dat de borst daar door zeer „ famen gedrukt wordt."' Dit konde zeer wel plaats hebben op die manier als de Heer Luz gewoon was zyne Thermometeren te blazen, doordien hy dit met geen blaasbalg verrichte, maar ook met den mond de vlam van de lamp verfterkte. (i) Waar door hy zeker niet in ftaat was zulk ene fterke en aanhoudende hitte voort te brengen als met een dubbelde blaasbalg; hier door moest hy dus veel moeite en tyd hefteden tot het blazen ener bol, endaar en boven de gehele tyd, zo wel tot het glocijen der buis, als tot het aanblazen der bol, dat beide onophoudelyk met den mond gefchiede, de borst zeer fterk drukken. Maar daar men door een' goede en wel famengeftelde blaasbalg in ftaat is, de vlam zodanig te verfterken, dat men O) Men zie bladz. 19 van zyne auweifung die Thermometer zu verfertigen, en biadz. 6. §.072. von anbavg die Thermometer betreffend.  C n ) nen in eens ten minden in tweemalen bollen van ene genoegzame grootte blazen kan , wordt hier door de borst niets benadeeld of gedrukt; ja die zich enigen tyd met het blazen van Glas heeft bezig gehouden, zal in de eerde gloeijing aan buizen wier dikte van glas | lyn of zelfs meer bedraagt, bollen zo dun kunnen blazen dat zy van zelf in de lucht fpringen en als fyn (lof of allerdunfte blaadjes nedervallen, zo dat men zich van zulk ene blaas ter verfchoning van de borst ook niet behoeft te bedienen. §. 23. De Heer Luz zegt, hier door wordt verhoed dat er vochtigheid in de buis koomt, het welk door het blazen met den mond gefchiedt: en dit zeker is de voornaamde reden waarom men er zich van zou kunnen bedienen, of fchoon het nog niet geheel aan dit oogmerk voldoet: want daar de lucht in de blaas met vochtdelen verzadigt is, (daar zy ook hier in door het blazen met den mond gebracht wordt) treedt deze lucht onder het famendrukken der blaas, en het blazen van den bol in de glazen pyp, en zet derhalven enige vochtigheid aan het glas waar mede dezelve ene fterke aantrekkings kracht heeft, al hoe wel niet in zulk ene hoeveelheid als wanneer het met den mond gefchiedt. Maar daar de minfte vochtigheid, welke in een buis, die met kwik zal gevuld worden, nog aanwezig is, zeer veel gevaar voor het breken der buis onder het vullen en uitkoken te weeg brengt, en het geheel luchtledig maken van den Thermometer verhindert, moet men ook als dan nog dikwerf de buis en bol van deze vochtigheid reinigen. (1) En eindelyk is zyne laatfte rede, waarom hy zich hiervan bedient, om dat men hier door de lucht beter in zyne magt heeft, als met den mond , en de bol naukeuriger van dezelfde grootte kan worden. Dan —— hier van heeft juist het tegenovergefteld plaats; het is oneindig veel gemakkclyker den wind met den mond te bellieren en naar willekeur te verfterken, als met het drukken op deze blaas. Dan het is niet moeijelyk zich zulk ene blaas te vervaardigen, het zelfs te onderzoeken, en het gemakkelykfte en befte te kiezen. S.24. (O Om deze reden is bet zeer goed enige wel gedroogde potascb (alcali cau/licut»') in de blaas te doen, en,^de zelve opgeblazen hebbende te fchudden, bet welk alle vscbtigbtid gretig tot zich netv.t.  C 15 ) §. 24. Wanneer men met den mond, zonder zich van zulk een werktuig te bedienen, de bollen, of wat het ook zy, aan de buizen blaaft, moeten zy ook wederom van alle aanhangende vochtigheid gezuiverd worden, voornamelyk zo zy me: kwik zullen gevuld worden: en zie hier ene manier, welke gemakkelyk aan dit oogmerk voldoet. Men legge, namentlyk, op ene yzeren plaat, of in een lange vuurpan enige met asch vermengde kolen, zo lang als de buis is, en verwarme daarover op eens de gehele lengte, zo veel mogelyk verhoedende dat de bol verwarmd worde; tot dat de buis niet meer met de blote hand, maar met ene tang moet worden bewogen. De verwarming der buis zet de daar in ingeflotene lucht uit; ze maakt dat de vochtigheid uitwazemt en vervliegt, welke door het blazen der bol in dezelve gebracht is, en neemt die kleine onmerkelyke onreinigheid mede weg, die zich nog in dezelve konde bevinden. Thans verwarme men zeer fchielyk en fterk de bol, waardoor zich de lucht in dezelve uitzet, en de vochtigheid en onreinigheid uit de buis dryft, doordien deze te heet is om dezelve aan zich te houden. Zo de buis voort niet z-al gevuld worden, trekt men aan het andere einde het glas uit tot een haarbuisje, en fmeld het zelve toe, op dat gene vochtigheid of ftof van nieuws de buis ontreinige. (1) HOOFDSTUK V. Over de verwydingen der buizen. %. 25. Daar ieder lichaam zo veel te fchiclyker warmte verheft of ontvangt, naar mate het in meer punéten wordt aangeraakt, of hoe groter oppervlakte het aan een ander lichaam dat meerder of minder warmte bezit, aan- CO I. A. de Luz Unterfucbungen iiber die Atmofpbdre, erfier theilpag. 619. §, 457. b. (s) Ik gebruik uit gebrek van een ander, bet ivoord ver' ivyding, offchoon bet zelve my zeer weinig voldoet, of genoegfaam bet geen bedoeld wordt, uitdrukt; men noemt bet in het Hoogduitscb gefalT, maar ons hiervoor gebrui' kelyk Nederlandscb woord vat zou myns oordeels niet goed voor een Thermometer bol of Cylinder gebruikt zyn, en de bt  C 16 ) aanbiedt; heeft men in plaats van ronde bollen, Cylinders of ook andere verwydingen (2) voor Thermometeren verkozen, om dat een ronde bol van alle andere lichamen de minfte oppervlakte bezit, zo dat een Thermometer met een bol minder gevoelig is, dan die welke een Cylinder, halfrond, peerformige, of enige andere gedaante tot zyne verwyding heeft, §. 26. Het is moeijelyk een Cylinder aan de buis zelve te blazen, en kan geheel niet door ene blaas, gelyk de Heer J. F. Luz heeft befchreven, gefchieden: Waarom die gene welke zich hier van ter verfchoning hunner longen bedienen, en Cylinders aan hunne Thermometers begeren, dezelve van afzonderlyk glas moeten nemen, en aan de buis aanzetten. Dit glas moet voor al van het zelfde foort zyn, om dat het anders ene ongelyke uitzetting of famentrekking hebbende van zelfs wederom van elkander valt; en 'hierdoor is het dat men Engelsch en Duitsch glas niet kan aan elkander fmelten, dewyl hunne uitzetting en inkrimping verfchilt. Men neemt Cylinders van willekeurige wydte, kunnende derzelver evenredigheid tot de buis door hunne lengte worden bepaald, het glas moet echter niet zeer dik zyn, doordien dit en |de gevoeligheid vermindert^ en door zyne uitzettting en famentrekking by vermeerdering , of vermindering van warmte te veel zoude toebrengen tot enen van de ware warmte verfchillenden gang enes Thermometers. §. 27. Er behoort enige oefening toe om de Cylinders in ene regte lyn: met de buis aan dezelve te zetten; men verricht dit beft op de volgende wyze: het ftuk der wyde buis, dat tot een Cylinder zal dienen, wordt aan het einde, waarmede het aan de buis zal gezet worden, regt afgebroken, het welk gemakkclyk gefchiedt, zo men met een vyl op die plaats een paar ftreeken gedaan heeft, latende deze Cylinder \ duim langer blyven, dan men denkt voor de buis nodig te zyn; men benoeming van P. v. Musschenbroek die bet zelfde de buik of bal noemt, behaagde my ook niet zeer. ——. Doch waartoe zullen wy ons met een woord bezig houden, en zaken voorby (lappen, het zy genoeg te ver ft aan en verftaan ts worden.  ( 17 ) men trekt bet ene einde fpits uit ën fmelt het in de lamp 10e. Daar de middellyn van den Cylinder gewonelyk groter is, dan die der buis, waaraan dezelve zal worden gezet, houdt men den eerften in de vlam en laat denzelven by langlaam omdraaijen gloeyen, wanneer zyne wyde opening ras aanvangt enger te worden, doordien het glas als een gewelf famenvalt; en ziende, dat dit einde der Cylinder dezelfde dikte heeft gekregen met de buis, houdt men ook deze in de vlam, en, beginnende te gloeyen, zet men beide einden naukeurig in een regte lyn famen. Nu houdt men deze plaats in het fpitfe van de vlam, opdat die alleen gloeye, de Thermometer buis gedurig omdraaijende, tot dat de Cylinder en de buis zodanig zyn famèngefmolten, dat men geloven zoude, dat zy altoos uit één fiuk beftaan hadden. Men moet verhoeden dat de buis niet toefmelte, het welk zeer ligt gefchiedt, indien dezelve te lang in ene al te fterke hitte gehouden wordt; en zo de opening iets te naauw is geworden, moet men deze plaats fterk laten gloeyen, en onder gedurig omdraayen uitblazen, zo dat men zelfs hier het glas iets wyder kan maken , of een foort van bol blazen, het welk een Thermometer niet ontfiert. Eindelyk wordt het onderfte punt van den Cylinder afgebroken, en, na deszelfs grootte beftemd te hebben, (waar van in het volgende hoofdftuk gehandeld zal worden,) toegefmolten. 28. De Heer Magellan maakt in zyne befchryving van Thermometeren en Barometeren melding van ene verwyding welke hy zegt in Engeland zeer gemeen te zyn, en gemaakt wordt, indien men ene grote bol die fterk van glas moet zyn (1) aan ene buis blaast, (kan men de bol ene ongelyke dikte geven, is het zo veel te beter) en de dikfte zyde van de bol wederom aan de vlam houdt, op dat die famenvalle en een halfrond make, en dan met den mond de lucht van binnen uit de buis zuigt, tot dat het een inwaardsgaand halfB ronij (1 ^ Men begrypt ligt, waartoe dit vereisebt wordt; doordien immers, de Thermometer luchtledig zynde, gelyk noodzakelyk is, de drukking van de buitenlucht op ene platte of bolle verwyding, zeer fcbielyk dezelve zoude doen breken, dat op een bol, cylinder, of al wat rond is geen plaats kan hebben.  C 18 ) rond, of 2 concentrifchc halfcirkels worde, tufichen welke i of linie affiand is. Deze inrichting heeft zeer veel voordeel, dcwyl men hier door ene wydere buis tot Thermometers nemen, en daar by toch grote graden kan hebben, zo dat zulk een Thermometer nogthans zeer gevcelig zy. HOOFDSTUK VI. Over de evenredigheid der verwydingen tot de buizen. %, 29. Tot hiertoe alleen gefproken hebbende over de verwydingen, welke aan Thermometers moeten worden geblazen, zonder echter hare grootte, of evenredigheid tot die der buis tulTchen het punt van fmeltend ys en kokend water te bepalen, zal ik in dit hoofddeel hiervan enig naricht geven, en de manieren, om dit te onderzoeken, en aftemeten, welke de Heer Durand & Luz hebben voorgefteld, voordragen, als mede die welke ik voor de gemakkelykfte houde en meestentyds gebruike. (1) De Heer I. F. Luz bindt om de buis ter plaats waar hy het punkt van fmeltend ys, en kokend water begeert 2 bandjes, en vult deze tuflchenruimte naukeurig met kwikzilver, het welk hy, er wederom uit genomen hebbende, op ene fchaal naukeurig weegt, welk gewigt door een zeer eenvoudige rekening den lichamelyken inhoud van de bol of cylinder aangeeft, indien men de uitzetting van fmeltend ys tot kokend water van die vloeiltof weet, waarmede de Thermometer zal gevuld worden. Zo is volgens de algemene overeenflemming der (i) Om de grootte der verwydingen door de middellyn en lengte der buizen te berekenen, kan men zicb ook van Durand's manier bedienen. Dan daar bet zeer moeyeïyk is, naukeurig de middellyn der buis , inzonderheid zo dezelve eng is, te vinden, en een kleine fout in de berekening een grote in de uitvoering teweegbrengt, kan deze manier, boe zeker zy anders ook zyn moge, weinig gebruikt worden. Men zie I. A. de Luc unterfuchungen 0/ recherches fur la modification de f/ltmofphére bet eer ft e deel hladz- 6n. en volg. %. 456. c. alwaar men dezelve zeer duidelyk vindt voorgefteld.  C 19 ) der wysgercn de uitzetting van kwik j| gedeelte, of de uitzetting van een hoeveelheid kwik is van fmeltend ys, tot kokend water gelyk 54 tot 55; 'zonder op de uitzetting van het glas te letten, gelyk men door Barometers heeft kunnen waarnemen. Maar daar men echter de uitzetting der vloeiftoffen meest in Cylindrieke, van onderen toegefmoltene, glazen buizen verricht, kan men derzelver uitzetting niet afzonderlyk nemen, maar zo als deze zich te gelyk met de uitzetting van het glas vertoont; wanneer men vinden zal, dat een zuil van kwikzilver van fmeltend ys tot kokend water z\ langer wordt; of de lengte van het kwikzilver in fmeltend ys, is tot die, welke het aanneemt in kokend water, als 63 tot 64 en volgens den Heer Luz die ftelt dat het een 65 in deze warmte uitzet, gelyk 64 tot 65. (1) Zo is de uitzetting van wyngeest by de Barometer hoogte van 27 dm en 9 linien, volgens den Heer Beander gelyk 1000 tot iiai; en die van Salammoniak geest, die geen buskruit ontfteekt volgens den Heer Luz gelyk 1000 tot 1096; nog eens overgehaald zynde, zo dar hy deze proef houdt gelyk ioóo tot 1118, tot 1120. (2) §. 30. Indien men derhalven de maat van het kwik in de tuflchenruimte van fmeltend ys tot kokend waterals 1 aanneemt, moet de bol of wat het ook zyn mag, 64 of 65 maal zo veel kunnen bevatten. (3) Of de hoeveelheid kwik tufichen deze 2 punkten b. v. 5grain wegende, zo is volgens den regel van drien 1:65 :: 5 tot den lichamelyken inhoud der bol of cylinder, gelyk aan 325; en op gelyke manier wordt de inhoud van een bol Bi of (O Anweifung die Thermometer zu verfertigenpag. 23. (2) bladz. 213. C3) Fan dezen inhoud of grootte der hol moet altoos echter dat gedeelte der huis worden afgetrokken, het welk van de bol tot aan het punt van fmeltend ys raakt; zo dat de inhoud van deze tusfehenruimte met dis der bol famen genomen 64 of 65 maal zo veel kwikzilver bevatten moet, als in de buis van het vriespunt tot dat van kokend water gaat. Deze evenredigheid geldt echter alleen voor zulke thermometers die JJecbts tot kokend water lopen; wanneer men proef-thermometers tot 6oo" Fahr. wil maken, neemt men den inhoud der bol of cylinder 18 maal ze groot, als die der buis.  of cylinder, welke met wyn- of falammoniak geest gevuld zal worden, gevonden. Qi) §. 31. Het koomt er nu maar op aan de bol of cylinder deze grootte te geven, welke men door berekening gevonden heeft. By de cylinders, welke aan de buizen gezet zyn is dit nog al gemakkelyk ; want daar dezelve van onderen open gebroken kunnen worden , vult men dezelve met zo veel kwik, als de berekening aangeeft, en merkt het punt naukeurig, waar het kwikzilver eindigt met een ftreckje inkt of iets anders, wanneer men, het kwik er weder uitgedaan hebbende, dezelve bier tocfmelt. Het fpreekt van zelve, dat de kwik allerzuiverst moet zyn waarmede men de grootte der cylinder bepaalt, daar anders het glas door dezelve onzuiver zonde worden, en alle van te voren aangewende moeite tot deszelfs reiniging verydelen. §. 32. Het is echter veel moeyelyker by bollen of andere verwydingen, welke aan de buis zelve worden geblazen. De Heer Luz heeft tot dat einde40 of meer afzonderlyke bollen van onderfcheidene grootte, welker inhoud hy alle met kwik heeft gemeten, en, op een papiertje gefchreven aan den hals van ieder bol gebonden; wanneer hy nu aan een Thermometer een bol begeert die 2 of 3 honderd grain kwik moet bevattan, zoekt hy onder deze bollen een uit, welke aan deze grootte het naaste koomt, naar welke hy de nieuwe blaast, het zy op het oog, het zy door dezelve met een paffer te meten, het welk ook gefchieden kan, door in een kaart een rond gat te maken, waarin de proef bol past, zo dat men flechts hierin de bol, die men blaast behoeft te ftcken , om te zien of zy dezelfde grootte heeft. Dan ■ ii eensdeels zullen zeer vele tegen de moeite aanzien, 40 of meer afzonderlyke bollen te blazen, dezelve met kwik te vullen, en naukeurig hetzelve te wegen; en anderen deels zeer veel moeite hebben een bol aan een buis te blazen, welke met een dier proef bollen ene gelyke grootte heeft; en daar en boven konde men zich (O Men kan de uitzetting van den fterkften wyngeest van fmeltend ys, tot kokend water als 25 : 28 nemen, wanneer nu de hoeveelheid kwik tusfehen de gefielde vaste punten 8 grain b. v. weegt, zo is 3 : 28 : 8 tot den inbind der vet wy ding = 74f-  ( 21 ) zich ook niet anders hier van bedienen dan alleen wanneer men aan zyne Thermometers bollen verkiert: en om deze reden is het dat ik hier van geen gebruik make, maar op een andere wyze te werk ga. Enige Thermometers bezittende van ongclyke lengte ongelyke wyd te en dus ook van onderfcheidene grootte der bollen, of cylinders, en met verfchillende vloeiftoffen gevuld, neem ik de buis, waar aan een bol zal geblazen worden, en houde haar tegen het licht naaft de Thermometers, en zie, wiens wydte het naaft met die den buis overeen koomt, en meet de grootte van deze bol, zo ik een Thermometer wil hebben, die tot de zelfde hoogte zal lopen, en met de zelfde vloeiftof zal gevuld worden, naar welke maat ik zo veel mogelyk de bol aan de buis blaas; maar daar het byna onmogelyk is een bol te blazen van dezelfde grootte, als een ander, (i) laat ik de buis 2 of 3 duim langer, dan zy zoude behoeven, wordt de bol dus iets te groot, zo is de buis nog lang genoeg; en krygt zy naaften by de zelfde grootte of iets kleiner, zo breek ik het bovenfte einde, zo ver ik het overeenkomftig het gebruik der Thermometer begeer, af; daar de tyd, dien ik hier door win, my dubbeld enige delen van de buis die hier door fomtyds verloren gaan, vergoedt. §• 33- °°k is er nog een ander middel, waardoor men liet laftig meten en wegen van liet kwik in de buis en het bcpa'en der grootte van de bol befnaren kan; daar namentlyk de grootte der bollen verfchillende moet zyn overeenkomftig de vloeiftof, waar mede zy gevuld zal worden, kan men de buis, wiens bol voor een kwik Thermometer te klein, is met wyngeest vullen, en voor die welke voor wyngeest te groot zyn, kwik gebruiken. En eindelyk men begeert de Thermometers niet alle tot de zelfde hoogte van warmte, noch tot de zelfde laagte van koude, daar fommige tot kokend water, of nog hoger zullen lopen, ei\ onder de gewone koude der Atmospheer zullen zakken; andere echter flechts tot 40=* volgens Reaumur boven o, en 20 onder het zelve, het welk voor Atmospherifche Thermometers voldoende is, zo dat hier door de bollen ook van verfchillende grootte moeten zyn. B 3 IIOOFD- CO'P- Mussciienbroek beginfelen der natuurkunde madz, 470,  C ■* ) HOOFDSTUK VIL Over den wyngeest, falammoniak geest en derzelver kleur. %. 34, Offchoon uit het geen ik over het kwikzilver en deii wyngeest gezegd heb, genoeg blykt, dat het eerfte den voorrang verdient, en naukeuriger de ware verandering van warmte en koude aangeeft, dan wynof falammoniakgeest; kan echter ook het laatfte voor liefhebbers, welke begerig zyn de verandering van waan* te in onzen dampkring waartenemen, en by hunne opmerkingen de uiterfte naukeurighcid of boegrootheid der warmte en koude niet zoeken, zeer wel gebruikt worden, indien zulke Thermometers flechts goed vervaardigd zyn; te meer doordien zy, minder moeite vereffenende niet zo duur, maar voor ieder beter verkrygbaar zyn, dan die van kwik; daar en boven heeft de wyngeest door zyne fterke kleur, welke men aan denzelven geven kan, en inzonderheid den falammnniak-geest, veel voor het kwikzilver vooruit, zo dat hierdoor oude lieden, of zy wiens gezigt wat zwak is, en die dikwerf door een velifter op een Thermometer begeren te zien, veel beter de hoogte van den wyn- of falammoniak-geest kunnen ontdekken, dan die van kwik. §. 35. Daar de uitzetting van den wyngeest verfchillende is, overeenkomftig de hoeveelheid water welke zich nog in den zeiven bevindt, is het best altoos even fterken wyngeest te gebruiken. Men is gewoon den zeiven te onderzoeken door iets op buskruit in een fchoteltje te gieten, welken men in brand fteekt, zo by het uitbranden van den wyngeest het kruit van zelve ontfteekt, zegt men dezen wyngeest van alle waterdelen gezuiverd te zyn; doch deze proef ftrekt hiervan tot geen zeker teken, doordien het fchoteltje zeer fterk verwarmd wordende , het anders te rug gebleven hebbende water vervliegt, en het buskruit droog genoeg maakt om te ontfteken, ook doet de ongelykheid van het kruk deze proef onzeker zyn, daar de zelfde wyngeest het ene zal ontfteken en het andere niet; op gelyke manier is het met de proef gelegen, om door het branden van wyngeest in een fchoteltje uit het niet of al te rug blyven van water zyne fterktc af te nemen; de reden "is de-  C *3 ) dezelfde; het fchoteltje wordt verwarmt of fchoort ook op water dryvende, het welk door er Hechts met den vinger aaii te raken, kan worden gevoeld, en doet het water vervliegen. Men onderzoeke dus liever den wyngeest met een goeden Hydrometer, waar mede men in ftaat is de verïchillende fterkte van geeften te onderzoeken; of men werpe in den zeiven enig welgedroogd loogzout (alcali vegetabile) het welk door ene fterkere verwandfchap met alle de water delen, die in den wyngeest huisveften, dezelve naar zich trekt, of anders droog op den bodem liggen blyft (i). §. 36. Tot het verven van den wyngeest is de bloem van ma/va zeer gefchikt, doordien deze kleur zeer fchoon is, en de buis niet befmet, en de wyngeest daarenboven dezelve lang behoudt. Om deze "kleur te verkrygen giet men wyngeest op deze bloemen, en uitgetrokken zynde, verhoogt men dezelve door er enige druppelen fterk water (acidum nitri) by te voegen, hetwelk daar het flechts weinig behoefd te zyn, gene merkelyke verandering in den wyngeest te weeg brengt; door de bykomst van enig metaal wordt dezelve teritond zwart. (2) Door de Saffraan krygt de wyngeest ook een zeer fchone ligt gele beftendige verf, die ook het glas niet befmet, maar daar dezelve niet zeer donker is, wordt zy niet veel gebruikt. Radix anchufc kleurt den wyngeest inzonderheid zeer fchoon rood, en kan zeer donker worden gemankt, als dan echter zetten de verfdeeltjcs in vervolg van tyd zich aan het glas en maken het zelve onzuiver, en onzigbaar, hierom is liet berer de kleur wat ligter te nemen, op dat zy beftendiger zy. De wyngeest hier mede geverfd zynde, wordt dezelve door vloeipapier, waardoor men denzelven 2 of 3 malen vloeiB 4 jen (l) Het vuur van planten loog zout, alcali vegetabile iixum, is in wyngeeft onoplosbaar, zo bet met vafte lucht, of kolenzure lucht Qgaz acide carhoniqae~) verzadigd is; om deze reden is bet, dat men het zelve tot deze proef moet gebruiken, en niet de zogenoemde lapis caufticus welke door middel van kalk van alle vafte lucht beroofd is. M. Lavoisieii traité élémentaire de Chimie, torn prem. p. 168. O) Befcbreibung von allen Barometercn von I. F. Luz, S- 278.  C *4 ) jen laat van alle aanhangende verfdeeltjes beroofd; wanneer men den wyngeest als dan nog enige maanden in een welgeflotene vies bewaart, zetten zich de grovere deeltjes nog aan het glas, waardoor hy dus minder in vervolg van tyd de Thermometer buis befmet; wanneer zulk een Thermometer altoos aan de zon is blootgefteld, verliest hy echter eindelyk zyn kleur. §. 37. De Sal ammoniak geeft (fp. fal. amm. vin:) welke even als de wyngeest tot Thermometers gebruikt wordt, kan men door Spaans groen (flores veneus) een zeer fchonc blauwe verf geven, welke van de grootfte duurzaamheid is: want daar de Sal ammoniak neen (alcali volatik') het Spaansgroen oplost, kan het zelve nimmer viy worden, wyl het glas toegefmo'ten zyndé liet vlugtige loogzout niet vervliegen kan; deze ècest behoudt derhalven zo lang zyne fchonc blauwe kleur als de Thermometer aanwezig is. Dit is zeker ecu grote reden voor het gebruik van Salammoniak geest, daar een wyngeest Thermometer voor het gebruik ongefchikt is, zo ras het glas ondoorfchynend, en de wyngeest van zyne kleur beroofd is. Men doet by den met Spaansch groen verzadigden Sal ammoniak geest nog jj van dezen ongeverfden geest by, doordien de kleur dan nog hoog genoeg zal zyn, om voor de engfte buizen te worden gebruikt; hier mede kan men derhalven zeer gevoelige Thermometers maken, daar men bvna hair buisjes kan nemen, en dus zeer kleine verwydingen behoeft. J. 38. De enigfte zwarigheid echter by het gebruik van Sal ammoniak geest, is, dat dezelve nier"geheel van alle waterdelen gezuiverd kan zyn; hier door kan hy eensdeels zulk ene grote koude niet ondergaan, als de wyngeest, en anderen deels is deszelfs uitzetting verfchillende, overeenkomftig het nog met denzelven verenigd water; voor gewone Attnospherifche opmerkingen is hy echter zeer goed, doordien men denzelven met een Hydrometer kan onderzoeken , en voor alle Thermometeren even fterke, of van water beroofden Salmiak geeft nemen, welker uitzetting met elkander dus overeenkomen; en wanneer men zeer vele Thermometeren met dezen geest wil vullen, kan men derzelver uitzetting van fmeltend ys, tot kokend water, in ene, over al gelyke wyde of cylindrieke, van anderen toege> fmol-  C *5 ) fmoltene glazen buis onderzoeken, en derzelver uitzet-' ting boven de fchaal fchryven, om zich hier van by proefnemingen, en opmerkingen te bedienen. HOOFDSTUK X. Over het vullen der Thermometeren met Wyn-, of Salammoniak geest. %. 39. Niets is gemakkelyker, dan een Thermometer met Wyn- of Salmiak geeft te vullen; men behoeft flechts de verwyding, het zy bol of cylinder, boven een vuurtefl fterk te verwarmen, op dat door de werking van het vuur de lucht in de verwyding fterk worde verdund, en byna luchtledig gemaakt, wanneer men de buis fchielyk omgekeerd in een fchoteltje of vlesje van den begeerden Wyn- of Salmiak geest plaatst, welke door de drukking van de dampkring of buitenlucht in de buis opklimt; daar echter in eens de verwyding niet geheel gevuld wordt, wegens de nog overgeblevene lucht in dezelve, en inzonderheid in de buis, brengt men de nog in de buis Zynde wyngeest, wanneer de buis uit het fchoteltje of vlesje genomen is, en van zelve, het zy door zyne zwaarte, het zy door ene meerdere verkoeling van de verwyding, de wyngeest niet in dezelve zakken kan, door fchudde'n in de bol of cylinder'; om dit gemakkelyk te verrichten, houdt men "de buis in de rechterhand en flaat met deze op de linker, waardoor ene meerdere fchudding veroorzaakt wordt, die den wyn- of Salmiak geest zo de buis niet zeer ene is, fchielyk in de verwyding doet zakken. Men verwarmt dan de bol op nieuws, tot dat de wyngeest begint vluchtig te worden , field hem wederom ras in 'het fchoteltje, en vaart op deze manier voort, tot dat ze geheel gevuld is; het altoos te rug blyvend luchtbolletje, wordt, door de verwyding een weinig te verwarmen, na dat ze goed verkoeld is, op dat in dezelve zo veel Wyn- of Salmiak geeft zakke, als mogelyk zy, in de buis gebracht en als dan door fchudden boven uitgedreven. §. 40. Thans fielt men dezen Thermometer in fmeltend ys, en ziet of er ook te veel of te weinig wyngeest in zy, zo er te veel in is, laat men er door de B 5 kol  C 26 ) bo! te verwarmen, zo veel uitlopen, tot dat hy in fmeltend ys 2 of 3 linien boven het aangenomen punt fta; als dan brengt men het einde der buis langfaam in de vlam, op dat zy niet fpringe, en trekt het uit tot een hairbuisje dat 2 of 3 duim lang moet zyn; het zelve open gebroken hebbende, zet men den Thermometer in warm water, zo dat de wyngeest in het hairbuisje treedt, wanneer men het zelve in de lamp toefmelt, en laat het zo enige dagen loodregt hangen of Haan. De wyngeest door de koude zakkende, ontftaat in het hovende gedeelte der buis een ledige ruimte, waarin de in den wyngeeft zynde lucht, zich door hare veerkracht uitzettende, opklimt. Indien de buis niet zeer eng is, zal zy als kleine blaasjes, die de wydte der buis niet geheel kunnen opvullen, en zich dus niet tusfchen de wyngeeft zuil zetten, of deze van een fcheiden uit de bol naar boven gaan; maar zo de buis niet wyd genoeg is, om aan deze blaasjes enen vryen doortocht te verlenen , zetten zy zich in de buis en fcheiden den wyngeest van een, den welken men wederom, door den Thermometer op en neder te fcliuddcn moet verenigen, en de lucht naar boven dryven; om dit zo veel gcmakkelyker te verrichten breekt men even het hairbuisje open, zo dat de buiten lucht op den wyngeest drukke, en daar door de tusfchen beiden zynde lucht een kleindere plaats doe innemen. De wyngeeft verenigd zynde, plaatft men op nieuws den Thermometer inwater, warm genoeg om den wyngeeft in het hairbuisje te brengen, en fmelt het nogmaals toe; waarmede men zo lang voortvaart, tot dat geen lucht meer uit den wyngeeit zich ontwikkele, het welk gevvonelyk met 2 of 3 dagen ophoudt, fomtyds echter ook enige weken duurt. §. 41. De wyngeeft dus van alle lucht beroofd zynde, zet men nog eens den Thermometer in fmeltend ys, om te zien, of dezelve ten naaften by het bepaald punkt evenarc; dit plaats hebbende, doet men hem nog eenmaal door warm water tot aan het hairbuisje klimmen, het welk men openbreekt, wanneer hy byna deze hoogte bereikt, op dar, de nog mogelyk in de buis zynde lucht verdreven worde , en fmelt dit hairbuisje in ene brandende kaars of lamp toe, als de wyngeeft het uiterfte eindje bereikt heeft; wanneer men den wyngeeft laat zakken, en den Thermometer geheel van boven toefmelt. Over het bepalen van 2 vafte punten, en het ma-  ( »7 ) maken der fchalen, zal in een ander hoofddeel gehandeld worden. §. 42. My dunkt het is niet nodig, nog bewyzen by te brengen voor het noodzakelyke, om de Thermometeren luchtledig te maken; 't is waar vele wysgeren onder welke ook de Heer Strohmeyer (i_) voornamelyk, beweerden het tegendeel zeer fterk, maar ieder, die de wederleggingen hunner (tellingen begeert, zal met de proeven en redeneringen van den Heer J. F. Luz (2) zich zeer wel voldaan vinden; daar men in dezelve zo wel het geen de Heer Strohmeyer hiervoor heeft bygebracht, als van den Schryver der Memoires fur la reforme des Tbermometres, a Tours 1779. met veel grond wordt wederlegd ; zo dat men het befte doet, alle Thermometeren luchtledig te maken. Want offchoon de"fchryver der genoemde Mem. &c. voorgeeft, dat de wyn- of Salmiak geeft, van alle lucht beroofd, hunne verf' verliezen, zal het genoeg ter we. derlegging zyn de ondervinding van den Heer J. F. Luz by re brengen (3). „ Ik heb reeds lange jaren „ luchtledige Thermometeren gehadt, welke hunne verf ,, zo goed behouden, als andere; ook moet het geen „ de Schryver der Mem. fur la reforme &c. van den „ Salmiak geeft aanvoert niet algemeen gefchieden. Ik „ had een Salmiak geeft Thermometer, welke over de „ 40 jaren oud, en, gelyk men ligt denken kan, ge„ (loten was, en echter was zyne blauwe verf, zo „ goed als of dezelven nieuws gemaakt ware. Ik heb ,, voor 2 jaren uit den beften Salmiak geeft, dien ik „ met Spaans groen blauw verfde , Thermometeren ver,, vaardigd, luchtledig gemaakt, en zeer lang in kokend „ water gehouden, en zyne verf is heden nog zo goed, „ als in het begin." Het is ook reeds meer dan 2 jaren, dat ik zulke luchtledige Thermometeren vervaardigd heb , welkerkleur nu ook nog volmaakt goed, en onveranderd is; zo dit dus in 2 jaren niet merkbaar wordt, is het niet heel waarfchynelyk, dat het zich in vervolg van tyd zal openbaren. Ik zeg dus met den heer J. F. Luz; „ »Die Cl') Anleitung uber eitiftimmende Tber mometer zu verf ertigen. (2) b. a. w. §. 53. 72—82. (3) b. a, w. bladz, 92.  C 28 ) „ Die ondertulTchen zulke gebrekkige Thermometeren „ begeert, of geen beter maken kan, die fmelte naar „ zyn verkiezen den Thermometer toe, als de vloei„ flof op het yspunkt, of op enen gematigden graad, „ of naar de zeer onbeftendige uitdrukking van den Heer „ Strohmeyer, in de halve hoogte der buis ftaat. „ Maar hy behoude echter de proeven, welke hy hier mede aanftelt, voor zich." (i) HOOFDSTUK XI. Om den wyngeest Thermometer in te richten, dat hy de hitte van kokend water ondergaan kan. §. 43. Daar de wyngeeft reeds by den 602 of 65° van Reaumur begint te koken, heeft men zich zeer veel moeite gegeven, Thermometeren, met deze vloeiftof gevuld, gefchikt te maken, 8oa Reaum. of de hitte van kokend water aan te nemen. Du Crest was de eerde, welke hier toe een middel heeft voorgeftagcn, door namelyk fathen gcperfte lucht in de buis te 'hebben, welke door hare drukking den wyngeeft deze hitte zoude doen ondergaan; op dat echter deze lucht niet al te fterk zoude worden famengedrukt, liet hy boven aan de buis een kleine bol blazen. Maar om verfcheiden reden, kan men dezen voorftag niet volgen; daar men noch zeker is van de hoeveelheid lucht met den wyngeeft verbonden, noch van die, welke, in de buis zynde, op den zclven drukt, verfchillen zy onder elkandercn, en van de ware warmte; gelyk De Luc ondervonden heeft, dat de wyngeeft te laag ftaat, door de op denzelven drukkende lucht, inzonderheid wanneer hy hoog in de buis klimt. §. 44. De Luc zegt (§. 423. b.) „ Inzonderheid „ moeten wyngeeft Thermometers wel van lucht be„ roofd zyn, zo men hun punt van kokend water „ wil bepalen." „ Men moet het koken van den wyn„ geelt verhinderen die in zynen natuurlyken ftaat eer„ der, dan water, kookt, men doet dit, als men den„ zeiven van de lucht berooft, welker uitzetting anders „ de CO h. a. w. blndz 6l.  C =9 ) „ de wyngeeft deeltjes van elkander fcheidt, en het ont„ liaan van damp, dat de oorzaak van het koken is, „ bevordert." (i) Op deze manier heeft J. B. DuRAND,.die zich langen tyd met Thermometeren heeft bezig gehouden, den wyngeeft in ftaat gefield, de hitte van kokend water te ondergaan. De Heer Strohmeyer, die Thermometers met famengeperfle lucht voor de befte hield , en derhalvcn den wyngeeft ook niet van zyne lucht beroofde, maakt (pag. 22) hier ook wederom ene ydele tegenwerping; aan wyngeeft Thermometers, zegt hy, die luchtledig zyn, Hemmende punten van kokend water met elkander niet overeen, om dat men niet bepalen kan, hoeveel lucht eigentlyk uit den wyngeeft gegaan zy, doordien dit punt veranderlyk is, naar dat er veel of weinig lucht nog in denzelven aanwezig zy. Doch dit en meer andere oorzaken zyn het, tlie juist wyngeeft Thermome;eren, met famengeperfle lucht, van elkander doen verfchillen, daar het onmogelyk is, de hoeveelheid lucht in en bovenden wyngeest altoos gelyk te hebben, wanneer denzelven niet van alle lucht beroofd, en de gehele buis luchtledig zy; maar daar men den wyngeeft op de voorgeftelde vvyze van alle lucht beroven kan, is de ene Thermometer even luchtledig., als de andere, en hun gang kan hier door nimmer van elkander verfchillen. ?• 44- 00 Het koken beflaat in ene vereniging van bet warmte beginfel (calorique) met ene vloeiftof, waatdoor damp (gaz aqueux) geboren wordt , welke zicb ah dan ziebbaar onder ene beweging der vloeiftof ontwikkelt; de bier door vry wordende , en zicb uitbreidende lucht, bevordert dit zeer, zo dat ene van alle lucht beroofde vloeiftof zo ras niet zal koken, als een ander Men moet dit echter niet verwarren met de werVmg der lucht, die op ene vloeiftof drukt; daar deze het koken niet alleen niet bevordett, maar door bare drukking zelfs vertraagt; gelyk Du Crest zich hier van bediende, om zyne wyngeest Thermometeren de hitte van kokend water te doen aannemen. Lavoisier traité clem. de Chimie torn 1. pag. 3. M. Foureroy éémens d'hiftoire naturelle ct de Chimie tom 1. pag. 147. J. C. P. Euxleeen anfangs* grimde der naturlebre 5 atifl. p. 365.  C 30 3 §. 45. Het' zoude te wydlopig zyn, alle manieren voor te dragen, welke vcrfcheiden wy§gereri gebruikt hebben, om wyngeest Tiicrmometeren in itaat te (tellen deze hitte aantenemen; het zal dus voldoende wezen, flechts 3 dér beste middelen aan dé hand te geven, om hier in wel te (lagen; en zie hier dan die van I. F. Luz. Zo veel wyngeest in den Thermometer zynde, dat in kokend water nog \ duim ledig blyft, zet hy denzelven in water van 60 Reaum. ivarmte, en fmelt hem hier in toe; wanneer hy den Thermometer in kokend water plaatst en verenigd elke reis, als de wyngeest zich fcheidt, denzelven door het reeds gezegde fchudden , waardoor de wyngeest van lucht beroofd wordt, en in ftaat gefteld, zonder zich te fcheiden de hitte van kokend water doorteftaan, als dan laat hy den Thermo0 meter nog J uur in kokend water blyven, breekt hem na dezen open , trekt er een nieuw hairbuisje in de lamp aan, en fmelt het in kokend water toe. Of hy trekt boven aan den Thermometer een hnirbuisje, dat open gebroken wordt, en ftelt denzelven in 70 Reaum. graden heet water, waar door terftond de wyngeest zich van een fcheidt, en fterk tegen het bov'cnftc einde der buis (laat; wanneer hy ogenblikkelyk den Thermometer uit het water neemt, en de bol door de hand een weinig verkoelt; voor dat de wyngeest echter naar beneden valt, fmelt hy het hairbuisje zeef fchielyk in ene reeds brandende lamp of kaars tóe: nu verenigt hy wederom den wyngeest, op dat de hieruit ontwikkelde lucht, de ledige ruimte der buis inneme, eh door hare drukking den wyngeest de hitte van kokend water doe doorftaan, en wanneer het gebeurt, dat dezelve zich nog van een fcheidt, moet men "door fchudden den wyngeest wederom verenigen, en hier mede zo lang voortvaren, tot dat dezelve de hitte van kokend water uithoude; men breekt als dan den Thermometer boven open, plaatst hem zo nog enigen tyd in kokend water, en fmelt hem eindelyk hierin toe. ,, Men behoeft niet bevreesd te zyn, " zegt de Heer Luz, „dat by ene opene buis in kokend water de wyn„ geest er zoude uitfpringen, ten minften my is dit nog „ niet gebeurt; als een Thermometer eenmaal by een „ geflotene buis de hitte van kokend water heeft door5, geftaan, zo kan hy hetzelve ook by ene opene buis ,, verdragen." „ lk heb hierover talrykc proeven met wyde buizen, „ en  C 31 ) „ en ook met engen gemaakt, wiens middellyn nauwe„ lyks é linie bedroeg. Ja ik heb zelfs eenmaal een o„ pen wyngeest Thermometer in hete oly op den 952 van „ Reaum. gebracht, voor dat de wyngeest uit de buis „ fprong. En eindelyk beftaat de derde manier van den Heer J. F. Luz in de wyngeest zuil niet door kokend water, maar door de vlam van een lamp van een te fcheiden; hy houdt, namelyk, ongeveer een duim onder het einde van den wyngeest de buis van den Thermometer tegen de vlam van een kaars of lamp, waar door de wyngeest ftraal zich verdeelt, hier mede vaart men voort tot dat de wyngeest in het hairbuisje vloeit, waar door de buis luchtledig wordt; men houdt de buis dan van de_ vlam te rugge, op dat de wyngeest niet uit het buisje vloeije, en fmelt hetzelve in ene brandende lamp toe. Men verenigt zo lang door fchudden den wyngeest, tot dat de hitte van kokend water denzelven niet meer van een fcheidt. Maar offchoon de Heer Luz zegt_ dat deze Thermometers genoeg luchtledig zyn, verkies ik echter liever denzelven van boven open "nog enigen tyd in kokend water te houden, en dan hier in toe te fmelten. Ik twyfele niet of deze kort voorgeftelde middelen, om den wyngeest in ftaat te ftellen, ook tot het punkt van kokend water te klimmen zullen aan hun, die zulke Thermometeren begeren te maken, volkomen voldoen , ten minften ik heb my dikwerf met een goed gevolg van dezelve bediend. Zy komen meest met elkander overeen, die van Durand en van Luz, dewyl hun voornaamfte oorzaak toch gelegen is in den wyngeest van lucht te beroven, dat gelyk is, op welke manier het gefchiedt, alleen gehikt het ene wat gemakkelykef en fchiclyker, dan het'andere. De inrichting echter is zeer vpordeelig om aan wyngeest Thermometeren, ten minften fommige, ook het punkt van kokend water te bepalen : want eensdeels krygt men daar door 2 punkten, die en verder van elkander zyn verwyderd, en met meer naukeurigheid kunnen worden getroffen; en anderendeels zoude het önmogelyk zyn, anders ene vergelyking tufichen den gang en de uitzetting van den wyngeest en het kwik te vinden , of denzelven met de ware warmte cn andere vloeiuoÖea te vcrgelyken. HOOFD-  C 3* ) HOOFDSTUK XII. Over het Kwikzilver. §• 46. Daar het kwikzilver onder alle de vloeiftoffen, welke men tot nog toe voor Thermometeren onderzocht heeft, de eerllc plaats beflaai, verdient het inzonderheid onze opmerking. Al het kwik, het welk men van Drogisten of uit Apotheken verkrygt, is zeer onzuiver, daar het meestentyds met veel ftof en vochtigheid, en fomtyds met vreemde_ metalen, als lood, tin, zink, en andere verbonden is; zo men dit kwik zonder te zuiveren wilde gebruiken, zoude men niet in ftaat zyn, een enig Thermometer te vervaardigen, inzonderheid luchtledig te maken. Daar het kwik by ene hoge graad van'warmte vluchtig is, kan men het zelve door overhaling van vreemde metalen, die niet vluchtig zyn beroven, fi) maar dit is niet noodzakelyk indien het flechts met ftof, or andere vreemde deeltjes is vermengd, en in het kwik geen metaal is opgelost; om dit te onderzoeken doet men het kwik in een glazen of porcelynen kopje: indien het geen vreemd metaal by zich heeft, zal het een bol ronde oppervlakte, en een hol ruim rondsom zich en het kopje hebben; het moet van boven geen ftrepeii vertonen, maar wanneer men het fchudt, zich krings wyze bewegen; en wanneer men het uit het kopie laat lopen, moet er niets te rug blyven, het welk zich aan het zelve hecht; indien het deze proef houdt, is men genoeg verzekerd, dat zich by het zelve geen vreemde metalen bevinden. Zo het kwik met zwavel vermengd is, CO Daar men door het'kwik overtebalen, hetzelve nog niet geheel van alle metalen bevrvden kan, en het zeer veel moeite vereiscbt, het zelve door de ontleding van Vermiljoen voortebrengen, zal ik hier ene manier van den beroemden S. Hahneman voor Hellen; men voegt,namelyk, hy ene verzadigde oplosftng van gekochte kwik, met 'ene gelyke boeveelheid water verdund, 2 maal zo veel verdachte kwik, als in de oplosftng is, en kookt bet een half uur te famen, zo verliest htt laatfte allen aandeel van vreemde metalen, en wordt even zo rein, als het geen uit Vermiljoen wordt voortgebracht. Unterrtebt fur wunddrtzte uber die venerifeben krankheiten ; m de voorrede.  C 33 ) is, moet men het met by voeging van levendige kalk, en yzer yylfëi overhalen; en van vettigheid reinigt men ■ het door het met een loog van potasch te wasfchenwaar van men het wederom door azyn bevrydt. §. 47. Priestley ("O heeft echter een ander zeer eenvoudig middel voorgefteld , om behalven door overhaling het kvv* te reinigen. Hy neemt, namelyk, een fterk vlesje, vult het i met kwik, zet er de glazen flop op, en 1'chudt de kwik hier in zeer fterk; als dan brengt hy door een blaasbalg nieuwe zuivere lucht in het vlesje, door dien het kwik zo veel te fchielyker gezuiverd wordt, naar mate de lucht zuiver is, welke door dit fchudden vermindert en bederft. Zo het kwik zeer onzuiver is, zal de oppervlakte van het zelve zwart worden, en dit onzuivere zich verenigen; men laat dan het kwik er langfaam uitlopen door de opening met den vinger iets toe te houden, zo dat het onzuivere in de vies te rug blyft, dit neemt men er dan afzonderlyk uit en doet het eerfte van nieuws in de vies, fchudt het nogmaals zeer fterk, en vaart hiermede zo lang voort, tot dat er zich geen zwarte ftof meer atfcheiden laat. Om het kwik van ftof en vochtigheid te zuiveren, bedient men zich gewonelyk van papieren trechters, die onder zeer enge openingen hebben; men laat, namelyk, enige malen het kwik door zulke papieren trechters lopen, elke reis nieuwen nemende, waar aan ftofdeeltjes en andere onreinigheid of vochtigheid blyven hangen. De Heer Strohmeyer maakte ene bedenking omtrent de papieren trechters, daar hy vreesde dat het kwik enige vezelen van het papier mogt mede nemen waardoor het zelve in den Thermometer zich konde icheiden; hy ftelde dus een glazen trechter voor, wiens opening in een hairbuisje wordt uitgetrokken. Maar het gebruik van zulk een trechter zuivert het-kwik zo goed met van ftof en vochtigheid als het papier, en is daar en boven veel moeijelyker, doordien men het papier, C zo Cl) Eyperiments and obfervations on air vol: W. Sect. a ,r' Cavallo brengt het by in zyn werk over de luchten; A treatife on the nature andproperties of air; and otber per manent ly e/astic fluids, Sect. 1 Cap. %-pag. 81,  C 34 ) zo ras het befmet is kan weg fmyten, en elke keer nieuwe nemen, het welk by glazen trechters niet gefchieden kan, en den zeiven ook niet gemakkelyk kan reinigen van de vochtigheid en bet ftof, het welk bet kwik in zynen doortogt aan den zelrai gezet beeft; cn wanneer men met een fchaar het papier rondsom affnydt, en niet fcheurt, behoeft men niet bevreesd re zyn, dat het kwik enige vezeltjes van het papier mede neme, inzonderheid van ons Ilollaixisch, dat van het - gewone Duitfche in vlosh'gheid zeer veel verfchilt. Een ieder verkieze echter, waar by hy zich het best bevindt! HOOFDSTUK XI. Over het vullen met Kwikzilver. %. 48. Thans koom ik aan het moeijelykfte en gevaarlykfte, dat by het maken van een Thermometer plaats heeft; om dezelve, namelyk, met kwik te vullen, en uit te koken. t De buizen, waaraan reeds de begeerde verwydingen geblazen zyn, moeten ter degen zuiver, en van alle vochtigheid bevryd zyn; maar daar ik dit reeds in een voorgaand hoofdftuk befchreven heb, zou het onnodig zyn hier te herhalen. §. 49. De buis van boven open zynde, windt men om dezelve een ftrcep papier, dat van boven wyder wordt, gelyk een trechter, en bindt het zelve door een draad aan de buis vast, zo dat het niet kan ombuigen, of tusfchen dit en het glas het kwik zoude kunnen weglopen. De Luc beyeftigt dezen papieren trechter met zegellak, maar daar men zeer hete kwik neemt, fmelt het zelve, waar door en moeite en kwik dikwyls verloren gaat; lym voldoet hierdoor beter, wanneer men door een draad het zelve niet genoeg verzekerd rekent. Een vuurteft (1) met kolen in gereedheid hebbende, plaatft men op de zelve een Porcelynen fchoteltje met de zuiverfte kwik, en verwarmt het tot byna vluchtig (1) 3Icn neemt dezelve het best van ftork ter lengte va» 10 of ia duim, en 40/5 duim breed,  C 35 > tig worden toe, op dat echter geen ftof in het fchoteltje valle, wordt het met een ftukje papier bedekt, onderwyl verwarmt men boven de zelfde, of een ander vuurteft, eeril de buis, en dan zeer fterk de verwyding, zo dat de lucht, zo veel mogelyk in dezelve worde verdund; als dan giet men de hete kwik in het papieren trechtertje, terwyl de bol of cylinder nog boven het vuur is, men verwydert dan deze een weinig van het zelve, op dat het kwik naar beneden zakke, en de verwyding, waar uit de lucht door het vuur ten dele is verdreven, aanvult; men plaatft van nieuw de zelve boven het vuur, zo dat het kwik begint te (koken, houdt het weer te rug, en vaart hier mede zo lang voort, tor dat de bol of cylinder geheel vol zy; wanneer men nogmaals de kwik zeer fterk laat koken, zo dat de verwyding half, of ten minften 4 ledig is, om nu echter te verhinderen, dat by het vallen der kwik in de zelve, het welk met een grote fnelheid en geraas gefchiedt, de buis niet fpringe, gelyk den beft geoefenftcn nog dikwerf gebeurt, moet de-kwik, welke in het papieren.trechtertje boven aan de buis is, zeer heet zyn, het welk men bevordert door er nog wat kokende kwik by te doen: want de reden, waarom de buizen dikwyls by de verwydingen onder het vallen der kwik fcheuren, is niet alleen gelegen in de fterke fchudding, welke door dit fchielyk vallen wordt veroorzaakt, maar ook in de koude van het kwik, dat het onderfte einde der buis, het welk zeer heet is, te fchielyk verkoelt, zo dat het ook zeer goed zy, de verwydingen zodanig bo.ven de kolen te houdèn, dat de buis niet fterk verwarmd worde. Om echter deze fchudding ook te verminderen, welke toch zeker ene voorname oorzaak van het fpringen der buis is, moet men de verwyding zo fchielyk het kwik naar beneden valt, in het heetfte vuur brengen, waar door dit vallen enigfins wordt vertraagd, het welk het Ichudden der buis en het gevaar van breken vermindert. Hier by moet men zeer fchielyk en naukeurig zyn, dewyl in een ogenblik, eer men het voorziet, al het kwik in de verwyding gevallen is. De grootfte bette is niet in ftaat het vallen van het kwik geheel op te houden, om dat het niet fchielyk genoeg in alle zyne delen tot kokends toe verwarmd kan worden; zy vertraagt alleen den alte fchielyken val, vermindert de ichudding, en het gevaar van het breken der buis. C 2 Als  ( 36 ) Als de Thermometer geheel met kwik gevuld is, neemt men den zeiven van "het vuur, wyl het kwik anders van nieuws zoude beginnen te koken. §. 50. De Luc heeFt voorgefteld, om boven aan de buis zelve een glazen trechter te blazen, doch dit brengt meer moeite, dan voordeel aan; die echter, gelyk de Heer Strohmeyer, een glazen trechter boven een papieren den voorrang geeft, kan hier zeer wel een losfe glazen trechter gebruiken, welken ]. F. Luz ook verkiert; dezelve beftaat Hechts uit een wyde buis, welker onderfte einde, daar de buis van den Thermometer ingefloken zal worden, aan de vlam wordt gloeijend gemaakt en uitgetrokken, zo echter, dat ze wederom met een heet rond conisch yzer iets wordt uitgebogen, op dat een Thermometer buis met een papiertje omwonden er kan worden ingedoken, en vast blyft zitten. Deze trechter heeft boven een papieren zekerlyk iets vooruit, wyl men dezelve zeer heet kan maken, waardoor de kwik hier in langer zyne hitte behoudt; en ligt afnemen, en weder opzetten en gemakkelyk van onreinigheid zuiveren kan. De Heer Strohmeyer was gewoon zyne kwikthermometeren even als die van wyngeeft te vullen; maar daar hy alleen hier door dezelve niet geheel vol kwik konde krygen, moet hy zich ook nog van dezen trechter bedienen; dit veroorzaakt dus wel meer mreite, maar geen voordeel, en is buiten dien aan verfchefden zwarigheden onderhevig. (O §. 51. Hoe lang en fterk men ook het kwik in den Thermometer uitkookt, is men echter niet in ftaat, het laatfte lucht blaasje dat altoos in den zeiven te rug blyft meeftentyds boven aan de verwyding, eruit te brengen; voor Thermometers met famengeperste lucht heeft het, daar het Hechts een ftipjen is, niets te beduiden; maar wanneer men denzelven lucht ledig maakt, zet dit luchtbiaasje dat van te voren nauwelyks zigbaar was, zich uit, fcheidt het kwikzilver, of voegt zich tusfchen het zelve en het glas, en veroorzaakt een ongelyken gang: de manier echter om dit weinigje lucht uit de buis te brengen, is zeer eenvoudig; men verwarme hiertoe de verwyding zo derk, dat "er ten minften zo veel kwik in den trechter klimt, als de buis kan bevatten, en wel- dat een ledige ruimte tusfchen het van een gefcheiden kwik, dat zich in de beide einden van den Thermometer bevindt, plaats heeft, laat men het kwik uit dit bolletje langfaam naar de verwyding lopen, op dat het zich hiermede niet verenige, om dit des te beter te verhoeden, houdt men den Thermometer fchuins, makende, by v. een hoek van 30*. Ik verwarme dan de verwyding, op dat het kwik, door het tusfchen beiden zynd luchtblaasje gefcheiden, met het zelve klimme, tot aan het bovenfte bolletje, en wanneer het luchtblaasje ook zo terftond in dit bolletje wil gaan, klop ik even met den vinger tegen den Thermometer, en het blaasje lucht is boven de kwik. Door het zelve flechts déns te zien, kent men de gehele behandeling, die zeer eenvoudig is, beter, dan ik dezelve hier befchryven kan: men begrypt ligt, dat dit aan de buis geblazen bolletje dus alleen dient, om door hare wyd te niet geheel van het luchtblaasje te worden opgevuld, of liever niet eng genoeg is, om het kwik hier van een te fcheiden, gelyk in de buis plaats had, hier door wordt het een haft" luchtblaasje, en het kwik laat bet zelve in zynen val achter. Deze manier is, dunkt my, verre te kiezen boven die van den heer Luz; hierby toch behoeft men geen buis weer te openen; door geen vuur dezelve te zuiveren; geen trechters om de buis met nieuwe kwik aantevullen, waardoor men elke reis wederom onderzoeken moet, of er hier door ook te veel of te weinig kwik in de buis zy, om met het bepaalde punt over een te komen, het welk by de wyze, op welk de Heer Luz wilde, dit te zullen verrichten, plaats had. Men kan myne manier met de minfte moeite herhalen, zo zich nog enig luchtftipje tusfchen het kwik mogt (O DH is noodzakelyk, doordien het kwik anders zakt en klimt, zonder deze luchtblaasjes van bare pl.iats te doen veranderen.  C 45 ) mogt vertonen; en wanneer dit hiertoe aan de bnis geblazen bolletje wat te klein is, om de hoeveelheid kwik van het vriespunt tot aan de verwyding te kunnen bevatten behoeft men flechts door ene koude van 2 delen fneeuw en 1 deel keukenzout het kwik lager doen zakken, en op de befchrevene manier het kwik by het luchtblaasje van een fcheiden, hetzelve doen klimmen, en in het bolletje dit luchtblaasje boven het kwik brengen. Men kan dan nog eens, door de verwyding fterk te verwarmen, het kwik tot in het hairbuisje doen klimmen, het zelve dan openbreken, en voor de laatfte keer geheel luchtledig toefmelten; en, het kwik gezakt zynde, dit bolletje van de buis aftrekken, ol aanlaten, gelyk men het best doet. HOOFDSTUK XII. Over proef- Thermometeren. %. 62. Thermometers, die tot 6oos Fahr. klimmen zullen, vereifchen ene buitengewone moeite en naukeurigheid. Na de buis, die hier voor gebruikt zal worden, meer dan eens gemeten te hebben, om van de evenwydigheid harer opening volkomen overtuigd te zyn, bepaalt men het vriespunt, en dat van kokend water, en neemt den lichamelyken inhoud der verwyding 18 maal zo groot, als die der buis, zo dat de verwyding 18 maal zo veel kwik bevatten kan, als de buis; men neemt echter de buis iets langer, dan men denkt nodig te zyn, (1) op dat, wanneer de verwyding iets te groot wordt, welke onmogelyk volmaakt in de bepaalde {l) Zo men begeert, dat een proef Thermometer zo ver in een vloeiftof zal zyn, "joelker hitte men onderzoeken wil, als bet kwik klimt, op dat niet alleen bet geen in de verwyding is, maar ook dat van de buis zicb door die hitte uitzette, moet men den Thermometer niet langer nemen dan van 8 tot 10 duim; maar daar hier door de graden, offchoon van tot 5 getekend, zeer klein worden, dunkt my beter, de buizen langer te nemen, op dat men van graad tot graad de fcbaal kan tekenen, en deze nog in 1 verdelen, bet welk met bet oog gewakkelyk kan gefchieden zo (lechts tusfchen elke graad | linie af/land is.  ( 46 ) de grootte geblazen kan worden, dezelve nog lang genoeg zy, om tot de bepaalde hoogte te klimmen. Het geen by het maken van deze Thermometers met dat van andere overeenkoomt, zal ik hier niet wederom herhalen, alleenlyk herinnere ik, dat de buis niet al te eng en het glas der verwyding niet al te dun moet zyn: want daar zulke Thermometers dikwyls, en naakt "gebruikt worden, hebben zy meer dan andere uitteftaan. §. 63. Inzonderheid moet de buis en de verwyding geheel zuiver en zonder de minfte vochtigheid zyn; men verwarmt hierom dezelve voor het vullen nog fterk boven een vuurteft, tot dat zy niet meer met de hand kan worden gehouden, wanneer men dezelve op het vuur legt, zo echter dat de bol zo weinig mogelyk hitte ontvangt , en laat ze tot wit wordens toe gloeijen, verhoedende ondertnfTchcn dat dezelve door ene al te fterke hitte krom worde; men vat dan dezelve met een heetgemaakt tangje aan, en brengt de verwyding in het vuur, op dat de lucht er worde uitgedreven, die alle nog overgeblevene vochtigheid medeneemt. De buis nog heet zynde plaatft men op dezelve het §. 53 befchreven glazen trechtertje, het welk ook eerst zeer fterk wordt verwarmd, en giet er de allerzuiverfte en nog heet zynde kwik door een glazen of papieren trechter in, welken men diep in den ander houdt, op dat het kwik zo weinig mogelyk de lucht aanrake, waar door her wordt befmet, en vochtigheid naar zich neemt, en vult vervolgens dezelve, gelyk by andere gewone kwik-Thermometers plaats heeft; maar men laat echter, als de verwyding vol is , het kwik nog 2 of 3 malen zeer fterk in dezelve koken, gebruikende by het neervallen de §. 49 befchrevene behoed middelen. (O §• 64. (1) De Heer Luz wil, dat men nu bet kwik enige walen zeer zagt zal laten koken, zo dat bet flechts ene kleine beweging make, waar door enige lucbtftipjes ter lengte van ongeveer een duim in de buis klimmen, men moet dit wel 20 malen herhalen, verhoedende, dat bet kwik te fterk koke, waardoor alle voorgaande moeite ver geefsch zou zyn. Anh, die Tberm. betref', blad. 22 nom, 9. Deze moeite echter kan men geheel befparen, daar ik een eenvoudiger middel aan de band zal geven, om de altoos te rug blyvende lu ebt blaasjes te verdryven.  C 47 J §. 64. Als de Thermometer de temperatuur der omringende lucht heeft aangenomen, neemt men den trechter er af, en dryft door de verwyding een wei* nig te werwarmen, zo veel kwik uit de buis dat men aan de zelve een hairbuisje kan trekken; dit open gebroken hebbende, verwarmt men de bol boven een vuurteft, tot dat men denkt, dat er geen kwik, zonder dat het in de verwyding zoude beginnen, te koken, kan worden uitgedreven, en fmelt het hairbuisje, als het kwik een paar linien gezakt is, toe; men plaatfe dan den Thermometer in kokend water, en fmeltend ys, en teken deze beide punten aan, wanneer men door een fchaal de lengte kan vinden welke tusfchen het punt van kokend water, en dat van den 6002 van Fahr; of 252e van Reaum: plaats heeft. Daar de kwik door de warmte van 600 Fahrenheitfche graden niet hoger moet klimmen, dan tot op 4 linien ongeveer aan het einde der buis, kan men aan deze fchaal zien, hoe veel kwik nog uit de buis moet worden gebracht, men verwarme hierom wederom de verwyding, totdat liet kwik op a linien na aan het einde der buis zy, welke men dan openbreekt, en de lengte van de kwikzilver ftraal, welke nog uit de zelve moet worden gebracht, meet; hier ter plaats houdt men dan de vlam van een waschkaars, of nog beter een kool vuur, welke het kwik fcheidt, het welk dan gemakkelyk, door de buis, hier zeer heet te maken, uit de zelve vervliegt; (1) als de vereischte hoe- (1) De Heer Lvz brengt bet overvloedige kwik uit de buis met een yzer of ft aal draad, wanneer de Tbermonieter tot fmeltend ys verkoeld is; doch dit kan niet alleen by buizen, wiens openingen wat nauw zyn, niet gefcbieden, maar is buitendien aan zeer vele fouten onderhevig: want bier door treedt de buitenlucht tot op | na aan de verwyding in de buis, die dus wederom boven een vuurtest moet worden gezuiverd. En wat bet gebruik van een ftaal of yzer draad aanbetreft, zal bet genoeg zyn, de woorden van den Heer hvz zelve, als hy over bet reinigen der Barometer buizen /preekt, hy te brengen: ,, Man musf notbwendig „ bindfaden nehmen, und nicht einen metallenen drats, te. Diefer macht ofters in die rohren ganz onficbt' 5, bare risfe, durcb welke die rohre in der folge zer„ fpringt; bisweilen freywillig, ofters aber auch, wen man  ( 43 ) hoeveelheid kwik uit de buis gebracht is, verwarmt men de verwyding nog een weinig, op dat het kwik niet meer dan i linie onder het bepaalde punt van den 600 of 25a graad van Fahr: of Reaum: zy, en fmelt den Thermometer toe; (1) de buis niet langer dan 2 linien boven den 600 graad lang zynde, blyft er nog 3 linien lucht in de zelve, het welk noodzakëlyk is, om zonder te koken , het kwik de hitte van 6ooa te geven. §. 65. Daar in de buis, gewonelyk by de verwyding, altoos enige lucht flipjes achrerblyven, en door koken, hoe fterk dit ook gefchiede! niet uit de zelve kunnen worden gebracht, kan men het zelve het beft door ene konftige koude verrichten: want daar deze Thermometers alleen gefchikt zyn, om veel graden boven het punt van Imeltend ys te hebben, maar niet meer dan 17 of 20Q van Reaum: onder hetzelve, is het hierdoor zeer gemakkelyk de nog in de buis zynde luchtblaasjes, het zy hele het zy halve boven het kwik te brengen; men make, namelyk, ene konftige koude van zeer droge ineenw en falpeter zuur, en plaatfe den Thermometer m het zelve zo dat de verwyding hiermede geheel omringd zy, waardoor het kwik tot in de ból zal zakken , en onder deze luchtftipjes dalen, welke dan in het ledige der buis overgaan. Indien men nu den Thermometer zo fterk kan verwarmen, zo wel de buis als de verwyding, dat het kwik tot den 6ooe van Fahr: klimt, zonder dat zich de minfte of kleinfte luchtftipjes vertonen, zo is dezelve volmaakt goed, en men is van verder uitkoken vry; maar zo zich hier door nog enige lucht openbaart, moet men hier toe nog zyn toevlucht nemen. S. 66. Een vuurteft hebbende, welke aan de ene kant ene „ man das Barometer auskoebt. Volflandige befchreibung von allen Bar ometer en von J. F Luz blad: 131. als ook 138. Zo dit derbalven by wyde Barometer buizen plaats beeft, zal men bet zeker by gene enge» moeien verkiezen. CO Ook kan men, gelyk de Heer De Luc verkiest, deze Thermometers in boomolie toefmelten, welke men zo fterk beeft verhit, dat zy op het punt is van te ontvlammen; wanneer er ook im gelyk 2 of -i linien lucht in de buis blyft.  ( 49 ) ene opening heeft om de buis te kunnen bevatten, legt men dezelve tot aan de verwyding op het vuur, zo echter dat deze, door buiten de vuurteft te zyn, zo weinig mogelyk hitte ontvangt, tot dat het in de buis zyn-' de kwik begint te koken tot aan de verwyding en meer of min een duim van elkander fcheidt; men verwarmt dan de verwyding, op dat het kwik in de buis klimme , en de uit het kwik ontwikkeld zynde luchtblaasjes naar boven gaan, men houdt de verwyding onveranderlyk in deze warmte op dat het kwik noch zakke, noch klimme, tot dat deze luchtblaasjes tot halve zyn geworden, en de kwikzilver ftraal verenigd is, wanneer men de verwyding laat koud worden en in ys, of ene konftige koude fielt, op dat het kwik onder deze luchtblaasjes zakke. Dit herhaalt men zo lang, rot dat zich aan het kwik niet, de allerminfte witte flipjes meer vertonen; maar het aan het gladft polyst zilver gelyk zy; en om zich van de volkomenheid hiervan nog beter'te verzekeren, laat men het kwik tot aan het bepaalde punt van 6oo9 Fahr. lopen, door zo wel de buis, als de verwyding fterk te verwarmen, bet zy boven hete kolen, het zy inkokende lynolie, en zo zich nergens enige luchtftipjes openbaren, is de Thermometer volmaakt. §. 67. Somtyds hebben Thermometers, welke tot 6oos Fahr. lopen, ook onder het punt van fmeltend ys zeer veel graden, zo dat zy ook te gelyk voor fterke konftige koude, tot dat het kwik bevriest, gebruikt kunnen worden. Maar daar een Thermometer, welke tot kokende kwik of 6oos Fahr. klimmen zal, zeer lang zoude moeten zyn, zo deszelfs graden nog enen merkbaren afftand van eikanderen hebben zullen, welke grotere lengte om verfcheidene reden echter te verwerpen is; en zulke Thermometers nimmer van de altoos te rug blyvende luchtftipjes zouden kunnen worden bevryd, doordien men dit, noch door ene konftige koude, om dat deze het kwik niet tot in de verwyding zoude doen zakken, nöch door aan de buis boven een bolletje te blazen , daar het kwik hierin zonder koken niet kan gebracht worden, verrichten kan; zo doet men oneindig veel beter 2 proef Thermometers te maken, waarvan de ene zeer veel graden of 25a0 Reaum. boven het punt van kokend water; en de andere, die fiechts tot kokend water behoeft te lopen om twe vafte D pun- iang zoude moeten zyn, zo deszelfs graden nog enen  C 50 ) punten te vérkrygeri 40a ónder de o van Fahr. heeft, üo men, namelyk, de verdikking van de kwik zelve onder het bevriezen, (1) en reeds een vast lichaam zynde, niet onderzoeken wil; want de Heer Hutchins , die zich van de manier van den Heer Cavendisch, én D. Black bediende om, namelyk , in het bevriezende kwik een kleine gevoelige Thermometer te plaatfen, heeft door zyne proeven gevonden in den jare 1781, dat het ware vriespunt van het kwik niet onder —39* Fahr. is; het welk door de fchone proefnemingen van dén Burger Roupe te Rotterdam in het ftrenge winter van 1794 en 95. verder beveftigd,ert buiten allen twyfel gefteld is. Maar wanneer men, gelyk ik zo even herinnerde, de Verdikking van de kwik verder onderzoeken wil, moet men ten minften 35oa Fahr. aan den Thermometer bepalen. (2) Men denke echter niet, dat de verdikking van het kwik, bevroren zynde, in enen regelmatiger! gang met de vermindering van warmte toeneemt, daar vele proeven en ondervindingen hebben geleerd, dat het dan geheel geen evenredige verdikking heeft, maar Set geheel ophoudt, een juiite warmte maat aan te geVen, zo ras het bevroren is. $. 68. (1) Ten tyde van den Groten Boerhaave heeft men -wel reeds bet kwik door ene konftige koude tot op —402 Fahr. gebracht, maar nimmer het zelve zien bevrie* zen, of tot een vast lichaam overgaan; want zo zegt by ,, fcimus, mirabile boe corpus QMercurium) tanto „ in frigore, tanta in denfitate, mane.re " h« zelve met den 8o* bepaalde, waar uit men ziet, hoe verkeerd men den 8oa van Re ad m. voor de wezentlyke hitte van kokend water houd ^ ^ i gelyk zoude zyn aan den iooj graad van de Luc. S- 74- Daar men echter naderhand, zo wel door het gebruik van kwik, als door den wyngeest voor de hitersVwP5°S ™T 8*?™** «naken, de ThermomeSvu!??/ oeze hltte P,aatfie> e» aan ^ hoogte mïm v^ R /en 80 §raad ¥' We,ke 00k ondcr «fen mam vsiiReaumursche doorgaan, ftemt deze graad overeen met die van de Luc, en den 212^ van ffiÜ ïrTn^So Vt,en 20 WOrdt Sewonelyk het onderfte punt ofdeo van Reaumur gelyk gefield aan die, van v,n r iC C? de" 32a van Fahrenheit of het punt Stflt?d f' daar het ook in de daad hiervan verJv?S f 71 CI]]ge WvsSeren «"'« hebben opgemerkt: LV a a- k0Ude van het water> dat bevriest , isftërfnMrlTw' aaar in let vs ontdooit; nu nam Rr, het ,n fJ?etcerfte3 en FahrenheIT en de Luc het laatfte, waar door noodzakelyk de o van Reau»,n ™ ï vnesPunt, verfchillen moet, van den oS „!„t r e? d?1 3* van Fahrenheit, als ï3 .van/meltend ys; het onderfcheid tusfchen deze koude is T» van een Reaumurschen graad, of th?)™ DEs LüCJen de 32S van Fahrenheit is gelyk aan or§ graad van Reaumur. (2) Men (0 Musschenbroek introd. ad Phil. nat. S. n:68 Mar-tine disfert. fur la chaleur & pag. 38, 40. Ooi -eijs j. 6. 1. Gehler meent dit, daar by bladz. 681. zegt „ dieje temper at ur des zergebenden ei fes ist mit eter temperaiur des gefrierenden wasfers einerlev." Pby ZL 7 theib art EisA^- 68r. Boerhaave echter beeft du reeds zeer wel onderfebeide». Chemis pars 1. pag. 382. 383. (2) J. C. P. Erxleben in zyn anfangsgrunde der na. tur»  C 57 ) Me» is echter thans geheel van de manier van Re* aumur afgeweken, zo wel door het onderfte punt of de o in fmeltend ys te bepalen, als door den 8oa in de hitte van kokend water te tekenen; maar daar Reaumur van o tot 80 rekent, en het zelfde ook in deze verdeling gefchiedt, heet deze fchaal ook de R e aumur sche, (Y) beter echter wordt zy ene fchaal van de Luc genoemd. §. 75. Onder de menigte fchalen, welke verfcheiden wysgeren voor hunne Thermometers gebruikt hebben, zyn die van Reaumur, de l'Isle, en Sulzer meer wysgerig, dan die van Fahrenheit en andere; zy onderzochten de uitzettingen een bepaalde warmte, van die vloeiftoffen, welke zy voor hunne Thermometers gebruikten, en deze uitzetting was de grond hunner fchalen, hier door herftelden zy het gemis van 2 vafle punten, die in de grenzen van koude en warmte gelegen zyn, noodzakelyk om ene hoeveelheid van vrye warmte aan te geven, daar zy uit de uitwerkingen, welke ene zekere grootte van warmte op hunne vloeiftoffen te weeg bracht, ene verdeling of fchaal maakten voor hunne Thermometers, waar van ieder graad een bekend denkbeeld aangaf van vermeerdering of vermindering van warmte, door ene bekende uitzetting der vloeiftof. Maar wat drukt 36, 48, 51. 'of enig ander graad van Fahrenheit uit? niets dan een afftand van een willekeurig genomen punt. Maar daar men van de manier van Reaumur, om de uitzetting der vloeiftof tot den grond der fchaal te leggen, is afgegaan, zo wel door wyngeest van onderfcheidene uitzetting dezelfde fchaal te geven, als door kwik Thermometers van p tot 8oa, in zyne uitzetting van fmeltend ys tot D 5 ko- turlebre beeft ook verkeerdelyk den nul van Reaumur. gelyk gefield aan den 32a van Fahrenheit; docb deze gehele befchryving van den Reaumurschen Thermometer, welke by-%. 459. pag. 383. hiervan geeft, js zeer gebrekkig, (ï) Het is ook hierom, dat ik, in bet vervolg van de fchaal van Reaumur fprekende, onder dezelve de verdeling van o tot 8oa verfta, van fmeltend ys, tot kokend watér; ten zy er uitdrukkelyk wordt by gevoegd', <£t tk den waren Thermometer van Reaumur be-  C 5* ) kotend jvater, te verdelen, zoude het tegenswoordig pnmogelyk zyn, dit te willen herftellen, het zy door fcunne Thermometers weder in te voeren, het zy door nieuwe fchalen te maken. §. 76. Daar echter de kennis der onderfcheidene vaste punten, en verdelingen, welke zeer vele wysgeren aan hunne Thermometers gegeven hebben, niet direkt tot myn plan behoort, dewyl ik alleen de wyze, om Thermometers te maken, voorffel, en de meeste dier fchalen thans niet meer in gebruik zyn, en daarenboven dit duk in de theoretifche befchouwing van de Thermometers door den, by elk zo zeer om zyne verdienden beroemden Burger J. H. van S wind en, in het Fransch onder den titul Dijfertation far la comparaifon des Tbermometres. Am ft. 1778. geheel volledig is afgehandeld , zo dat ik, hiervan iets meer willende bybrengen, het zelve daar uit woordelyk zoude moeten nemen, en overzetten; zal ik my dus alleen met die beide vaste punten, welke men thans gewoon is aan de Thermometers te bepalen, en de fchalen van Reaumur of pe Luc en Fahrenheit als de gemeenfte, zo wel in Franhyk, Duitsland, Engeland, als in ons Vaderland, (1) alleen iii deze myne verhandeling voordellen; daar ik hen, die een Thermometer gefchiedenis, of een Theoretifche kennis derzelver begeren, tot de zo even gemelde voortreffelyke verhandeling wyze, waar in zy ook een ui.tgedrekte tafel zullen vinden van 27 onderfcheidene Thermometer-fc.halen, met derzelver onderlinge overeenkomst, welke dus nog beter aan hunne begeerte zal voldoen, dan die van Martine (2) , die flechts van 15, en die van Strohmeyer, welke maar van 11 naricht geven (3). Wil men echter ene gemakkelyke manier, om den Thermometer van De (O M. Hube zegt bladz. 16. 2 deel van zyn unterricht in der naturlehre. Dap de Fahr^nheitsche Thermometer alleen in Engeland, de Reaumursche echter ook in Polen, Duitsland, en andere landen in gebruik zyn. Co) Differt. fur la Cbaleur &e. (3) Ook vindt men een tafel van Braun in het VII deelder Comrn. Petrop. nov., en in bet «6 deel der Obfervations fur la Phyfique 1773 is er een van ijTberui om eters,  C s» ) De Luc of Reaumur en Fahrenheit onderelkander te vergelyken, zo bedient men zich van het volgende voorfchrift; F zy b. v. de graad van Fahr. en R die van Reaum. Zo is om een Fahrenheitfchen graad in den Reaumurifchen overtebrengen R=r^~ 32X4 en die van Reaum. in Fahr. F==9X G. Bren- 4 der a Brandis heeft ook in het Genees- Natuur-en Huisboud-kundig Kabinet 2 deel. No. a. 1780. rekenkundige regelen om de Thermometers van Fahrenheit, De L'Isle en Reaumur met eikanderen te vergelyken , voorgefteld. Ik zal de regelen voor de fchalen van Fahr. en Reaum. hier by brengen, omdat het dikwyls te pas koomt, de een in de ander te verwiffelen. §. 77» Om gegeven graden van Fahrenheit op de 80 delige fchaal van Reaumur te vinden. REGEL. Vermenigvuldigt de gegevene graden met 4, trekt van bet produkt 128 af, boven o zynde, addeerd 'er anders 128 by, deeld bet komende door 9. Voorbeeld boven Nul. De Thermometer van Fa hu. op 104* ftaande, begeert men den ftand van Reaumurs 80 deligen Thermo.meter te weten. 104 4 416 af 128 omdat boven o is 288 deeld door 9 ■ komt 32 graden. Voorbeeld onder Nul. Zo de Thermometer van Fahrenheit 22* onder o ftaat, op hoeveel graden zal de kwik dan op de 80 de*£e fchaal van Reaumur ftatui? sa  C 60 ) 22 4 88 by 128 omdat het onder o is 216 deeld door 9 ——. is op 24 graden. Om de 80 delige Thermometer van Reaumur met Fahrenheits Thermometer te vergelyken. REGEL. Vermenigvuldigt de gegeven graden met 9, addeerd hy het produkt 128 zo dezelve hoven o zyn, trekt er anders 128 af, deeld bet komende door 4. Voorbeeld boven o. Als de 80delige Thermometer van Reaumur in heet water op 79^fi ftaat, op hoe veel graden zoude de Thermometer van Fahrenheit in het zelfde water liaan ? 79Ï by 128 om dat het boven o is "843? deeld door 4 komt 2io{| graden. Voorbeelden onder o. Men vindt den Thermometer van Reaumur 20° onder o, hoe laag zal Fahr en hei ts Thermometer dan Haan? 20 multp. 9 180 af 128 om dat het onder o is -kamt 13 gr. ond.o. (O Hoofd-  ( ö-i ) HOOFDSTUK XIV. Over bet onderfie vaste punt. %. 78. Offchoon lbmmige gewoon zyn, om eerst het punt van kokend water, of het bovenfte, aan den Ther-, mometer te bepalen ,'en dan het onderfle, om dat het draadje, het welk men op het punt van fmeltend*ys gebracht had, in het kokende water konde verfcliuiven , zal ik echter dit punt eerst afhandelen, ^daar het beter als een vaste temperatuur kan worden oefchbuwd, en by het zelve geen bykomende omftandigheden plaats hebben, die dezelve veranderen, op welke men noodzakelyk letten moet, gelyk by het punt van kokend water plaats heeft, daar deze hitte verfchillende is overeenkomftig de drukking van den dampkring, gelyk hier over fprekende, blyken zal; men kan echter by het bepalen der vafte punten, eerst het bovenfte, en dan het omlcrfte aan den Thermometer geven, of omgekeerd, gelyk men dit verkiest. §. 79. Daar het onderfte punt veel groter invloed op het dagelyks gebruik van den Thermometer heeft, dan het bovenfte of dat van kokend water; zo dat een klein verfchil van dit punt zich tot de naast byzynde gra- CO Het zoude my te veel van myn voornemen verwyderett, hier meer regelen by te brengen, om de fchalen van onderfcbeidene Thermometers met elkander te vergelyken , • daar die van Gehler ook anders zeer wel ene plaats verdiende; men vindt dezelve in zyn Phyfik. Wörterbuch. bet Afde deel art. Thermometer pag. 343. Er blyven echter altoos zwarigheden over in bet vergelyken van onderfcheidene Thermometers; Vis hierom, dat ook I. C. P. Erxleben in zyn anfangsgründe der naturlehrepag. 388 in ene noot op den 465 §. zegt'. „Bey beider ar ten, ,, die Thermometer onter einander zu vergleicben, durch „ rtcbnung, oder nacb einer foleben tabellt, finden ficb „ gewijfe, nicht wohl gdnzlich zu hebende fchwierigkei„ ten. Am grösften find die febwierigkeiten, zven mann ,, Thermometer unter einander vergleicben will, die mit ,, zweyerley flüjfigen materiën angefiillt find." Zo echter de thermometers met dezelfde vloeiftof gevuld zyn, en de vaste punten gelyk zyn bepaald, verdwynen deze zwarigheden meest.  graden uitftrekt, en ook deze, waar by" de Warmte van den dampkring zich het meest bepaalt, onzeker doet 2yn, moet men noodzakelyk tot het bepalen van dit punt, dat gene kiezen, het welk altoos, en op alle plaatfen, dezelfde koude heeft, en van geen bykomende oorzaken, die niet bepaald kunnen worden afhangt'; Ik heb reeds gemeld, dat Reaumur bevriezend water heeft gebruikt, Waarin, du Crest hem is nagevolgd'; en daar de Heer Strohmeyer ook nog deze koude iot het bepalen van het onderfte vaste punt aan den Thermometer hééft voorgeflagen, waarin vele hem thans navolgen, verdient het onze opwierking. Reaumur befchryft zyne manier in het XII. deel van de Mem. de VAc. des Sc. 1730. p. 670. Hy zette het vat Waar in zich het water bevond, dat bevriezen zoude, in een ander blikken vat, dat wat wyder en hoger was, en vulde de tusfchen ruimte met een mengfel van fneeuw, of gefloten ys, en falpeter, keukenzout-, of ammoniak zout, door «welke koude het in het binnenfle vat zynd water bevroor, in welke hy den Thermometer plaatfle; als het water byna of zelfs geheel bevroren was, en de wyngeest niet verder zakte, merkte hy de hoogte der vloeiftof, liet het ys dooijen en nam den Thermometer er uit. De Heer Strohmeyer ("1) noemt dit punt onveranderlyk, en verkiert het boven fmeltend ys. Dan — laat ons onderzoeken, of men deze koude zodanig onveranderlyk noemen kan, en dezelve den voorrang boven fmeltend ys verdient. §. 80. Offchoon fommige (2) het ys als een niet geleidend lichaam der warmte hebben aangemerkt, bewyzen echter alle proefnemingen, dat het zo wel, als alle andere lichamen dit vermogen bezit, offchoon in een minderen graad; zo dat het ys ene onderfcheidene koude kan aannemen, en werkelyk aanneemt, overeenkomftig met die lichamen, waarin het zich bevindt. Wanneer men nu warer, het zy door ene konftige, het zy door' ene natuurlyke koude, gelyk de Heer Strohmeyer verkoos, laat bevriezen, en den Thermometer in het zelve plaatst, moet men dit punt aan denzelven bepaalen, of wanneer het water rondsom begint te be- vrie- CO In zyn reeds aangehaald werk over de Tberm. hl. 28. (O Jacquin Elan, Cbemice §, 73,  ( 63 } vriezen; of wanneer het reeds de dikte Van i duir» meer of min gekregen heeft; of wanneer het geheel is bevroren; verkiest men het eerde of het twcde, zo kart het water nog warmte in zich hebben, waar van het nog kart worden beroofd, voor dat het in ys overgaat; en wanneer men dit punt aantekent, als het water reeds geheel bevrooren is, zo verandert elk ogenblik de koudè Van bet ys zelve, overeenkomftig de koude van den dampkring, of door het mengfel, dat ene konftige bevriezing heeft voortgebracht. (i~) En hoe ongelyk is de koude, welke fomtyds vereifcht wordt om het wa^ ter te doen bevriezen! hetwelk reeds Fahrenheit, Triewald, Musschenbroek, MlCHELÏ do" Crest, Mairan, Cavallo, Brugmans, erl meer andere hebben waargonomen; daar Cavallo in den zomer gewoon zuiver water tot 152 Fahr. heeft gebracht, zonder te bevriezen; ja Brugmans heeft gevonden, dat het fomtyds 5. 72 Fahr: koude aanneemt (2). §. 81. Dan — ik zal door onmiddelyke, hier over ingeftelde, proeven dit nog fterker beveftigen. De Luc Cs) nam een kwik-Thermometer met een kleine bol, op dat hy des te gevoeliger zoude zyn, en plaatfte hem in een klein Cylindriek glas van een duim wydte, het welk met zuiver water i| duim hoog gevuld Was, en zette dit glas in een ander van 7 duim wydte, en 2É duim hoog, en vulde de tusfchen beiden zynde ruimte met een mengfel van fneeuw en keukenzout. Toen het water begon te bevriezen, ftont de Thermometer nog een weinig boven het punt van fmeltend ys, maar met de vermeerdering van het ys viel ook dè Thermometer, en was reeds 3^ a onder fmeltend ys geVallen , voor dat het water geheel was bevroren; geheel be- (1) Dit alles kan men door de proefnemingen van f. A. De Luc unterfuchungen etc. t, deel bladz. 551. en volg. beveftigd zien. (9) fi C. P. Erxleben anfiingsgrunde de naturlébre 5 uitg. pag. 418. en 353. Van Swinden obf fur la froid rigoreux de 1776. pag. 274. Gren. Journal der Pbyfick 1 b. pag, 87 en 390. Macquers ebt' mif. Wortb. 7 d. ant. Was&ï pag. 18. (3) Umerfuchtngen etct 1 deel bladz, 546. $. 436. i. k. I,  C 64 ) bevroren zynde viel het kwik op —5! s f en v;ei voort tot op den — io\ graad; wanneer het wederom begon te klimmen, doch echter niet eerder het punt van fmeltend ys bereikte, voor dat het zelve begon te ontdooijen. Deze proefneming heeft De Luc met het zelfde gevolg wederhaalt, en gevonden, dat er eerder geen beftendig punt plaats hadde, dan het ys begon te fmelten. J. F. Luz die reeds 10 jaren het onderfte punt aan zyne Thermometers door bevriezend water bepaald hadde, onderzocht eindelyk insgelyks het zelve, en is door zyne hier over ingeftelde proeven volkomen verzekerd geworden, dat deze koude van bevriezend water niet altoos gelyk, en beftendig genoeg zy, om het als een vast punt aan de Thermometers te bepalen. Nieuwsgierigheid, en het gewigt der zake noodzaakten my om in het ftrenge winter van 1794 en 95 ■> als ik toch bezig was de werking en invloed der onderlcheidene konstluchten omtrent de bevriezing van het water te onderzoeken, hieromtrent ook enige proefnemingen te doen; ik plaatfte ten dien einde een gevoeiligen kwik Thermometer met een Cylinder in een glas niet water van 3 duim hoogte en ii duim wvdte, en ftelde het zo aan de koude van den dampkring bloot, dezelve was 151 2 Fahr:; toen de oppervlakte van net water en rondsom het glas reeds begon te criftalliferen, was het kwik nog i§ a boven fmeltend ys, het water meer en meer bevriezende, viel het kwik langfaam voort tot op even onder 3a2 of fmeltend ys, hier vertoefde het een ogenblik, rerwyl het ys meer en meer toenemende, eindelyk den Cylinder raakte; hier door viel de Thermometer binnen den tyd van 5 minuten bief £n Zakt£ Verder' wanneer het kwik op 192 ftaan Ik heb insgelyks talryke proeven ingefteld, met fmeltend ys of fneeuw, maar nog nimmer ene ongelyke koude kunnen ontdekken, elke jaar ftel ik alle myne Ihermometeren, wanneer ik ys of fneeuw heb, aan derzelver koude wanneer het "fmelt, bloot, ik onderzoek het zelve in den herst, winter, en voori'aar, wanneer er flcchts fneeuw of ys is, ook heb ik 'het eens 's bomers, als het fterk gehageld had, zo dat ik my hier van ene genoegzame hoeveelheid verfcbaifen konde, myne Thermometers in het zelve geplaatst, en ook deze  C 65 ) «e koude was de zelfde met die, welke ik des winters aan myne Thermometers door fmeltende fneeuw bemnirl had. ~-r--~ §. 82. Maar waarom zal men de proefnemingen van Ue Luc, Luz en andere geloven, en niet die van Uu Crest, Strohmeyer, en Reaumur, die verzekeren, dat zy de koude van bevriezend water altoos gelyk hebben gevonden? Zeker — deze wysgeren zyn in dit vak te beroemd, en een ieder is te wel van de naukeungheid hunner proefnemingen verzekerd, om aan de zelve re durven twyfelen. Maar offchoon zy deze koude altoos gelyk en beftendig hebben gevonden, volgt nog niet, dat een ieder die de zelve herman-, ze even eens zal vinden, zy hebben zich waarlchynlyk altoos bedient van bet zelfde water, van de zelfde vaten of glazen, van de zelfde hoeveelheid van water, en eindelyk de zelfde dikte van ys rondsom laten bevriezen, door de op gelyke manier altoos voortgebrachte koude, onder meer altoos gelyk zynde omltandigheden, wanneer zy met hunne Thermometers deze koude onderzochten, en het vriespunt beflemden; maar het is met genoeg, dat alle Thermometers, welke iemand zelve maakt, onderling overeenkomen; maar zy moeten ook met die, welke andere hebben vervaardigd en zich van de zelfde vafte punten bediend, overeenltemmen; hoe zal dit nu gefchieden,' zo deze zich van ander water, grotere of kleindere vaten of glazen, onderlcheiden dikte van ys, of meer andere byzondereomHandigheden hebben bediend: want dat deze koude van u^umeime oorzaKen veranderd wordt, is buiten allen twyfel, (t) en waarom toch zoude ook anders Luz, die 10 jaren zich van deze manier bediend hadde, de zelve hebben verlaten? en dit, ik ontveins het niet, doet my altoos enigfins ook voor ene zaak ingenomen zyn, E dat CO » Was foll man erft von der Methode des Hem 11 ötuohmeyers fagen, der das wa/fèr nur in ei~ „nem glascylinder eingefrieren IStil'i voorinnen, noch „ Jetnem eigenen zeugnisf, das dikke eis nur die die„ ktng eines fingers betrug, da ich bey einer vier zoll ,, dtckeneisrinde, die kalte oft om fQ gr ad zu warm, ,, und ofters urn |3 grad zu kalt befond." Zegt J. F. Luz blad: 128. §. 128. van zyne anvieifung die iberm: zu verfertigen.  C 66 ) dat iemand oude gebruiken, waar van hy zich Jang bediend heeft verlaat, en door het vernemen en onderzoeken van andere (tellingen of gebruiken, tot de zelve overgaat: want wie weet niet, dat zo wel in het Pbyfïfche als moralifche, eens aangenomene denkbeelden, niet, dan met grote moeite wederom verlaten worden! Het zy echter verre, dat ik dit als een reden wilde aanmerken van byval, daar een wysgeer nimmer de perfonen die (tellen, maar alleen het geen dat zy (tellen beoordeelt; de zo menigvuldig ingeftelde proeven, welke ik ook zelvë herhaald heb, en door andere voor my ondernomen zyn, en elk jaar nog genomen'kunnen worden zullen tot krachtiger overtuiging zyn. §. 83. De koude van bevriezend water onderzocht hebbende, zal ik ook kortelyk iets van het fmeltend ys by brengen, waarvan zich De Luc, Luz, en thans de meefte bedienen. Men neemt een genoegzame hoeveelheid in een doek fyn gefloten ys, zo men geen fneeuw heeft, bet welk anders gemaks halven te verkiezen is, en zet er een of meer Thermometers in, met een ander, aan welken men dit punt reeds bepaald heeft, en waarmede men ook meermalen de koude van fmeltend ys onderzocht moet hebben, op dat hy in dezen tot een proefthermometer verftrekken kan; de verwydingen en buizen moeten elkander niet raken, maar door tuffchen beiden zynd ys of of fneeuw gefcheiden zyn, ook moet de fneeuw zo hoog zyn als de vloeiftof in de buis zakt, op dat ook het kwik of de wyngeeft deze koude ontvangt; men plaats dan het zelve in een vertrek, waar de temperatuur boven fmeltend ys is, zo het in den dampkring vrieft, op dat het ontdooijc, of men giet er enig water op, van even boven het vriespunt warmte; (1) hier in C-i) Men behoeft niet bevreeft te zyn, dat de koude van fmeltend ys hierdoor verandere, offchoon ook bet water warm is, daar bet zelve zo veel van zyne warmte verHeft, en het ys doet dooijen, tot dat het met de koude van fmeltend ys in evenwigt koomt. J. C. WilkE onderzocht dit, en vond, dat ene gelyke boeveelheid wa~ ter van 1620 F har. en ys van 32° hy ene volkomene of onvoUomene fmelting van het ys of fneeuw, den Thcnnomcttr op 3a2 Fahr, Jlaan bleef, zodat bet  C 67 ) n laat men de Thermometers, zo lang ftaan, tot dat de Vxoeiilof met meer zakt, maar reeds | uur ren minften onveranderlyk de zelfde hoogte gehad heeft; wanneer de proef Thermometer ook zeer juift het punt van fmeltend ys tekent, fchuift men een loper van een pen CO op deze hoogte, waar de wyngeeft of het kwik ftaat; men laat dan nog enigen tyd de Thermometers hierin byven, en als men ziet, dat dit punt onveranderlyk blyft, en goed is getekend, neemt men den zeiven uit net ys, zich verzekerd kunnende rekenen, een onveranderlyk punt te hebben bepaald, dat op alle plaatfen altoos gelyk zal gevonden worden. §• 84. Om niet wederom de zelfde proeven van De Loc by te brengen, uit welke blykt, dat fmeltend ys, en lmeltende fneeuw, zo wel in fteden als op het platte E 2 land, 3a0 koude ys, om even zo koud water te worden, zo veel van de vrywordende warmte/tof e hebben moest, als gelyke veel water tot aan i6aa verwarmt. Macquers Cbemif, tVörterbucb art: warme 7 d. blad: ia. 1 Cl) Dit vind ik nog bet gemakkelykft, daar bet zicb veel ligt er verfcbuiven laat, dan een zyden draad, ook kan men met het zelve om verfcheiden reden naukeuriger de hoogte der vloeiftof bepalen. Men neemt, namelyk , een eind van de fcbacbt van een pen, van 3 linien b. v. fnydt bet fcbuins af, op dat men ene fpitJe punt kryge, en daar de huis dikker, dan de pen wyd is , fpolt men ze open, wanneer zy door hare veerkracht zich om de buis klemt, en echter gemakkelyk verfchoven kan worden; met bet fpitfe einde bepaalt men de hoogte der vloeiftof, en als deze naukeurig is getrofen, en de Thermometer uit het ys genomen, droogt men da buis boven een vuurteft, en maakt met inkt ene fyne Jtreek, volgens bet punt van den loper, opdat, wanneer de zelve verfcbuiven mogt, men zich niet in dit punf ver gifje. Men kan veilig dezen Thermometer in kokend , of heet water plaatfen, om insgelyks het bovenfte punt te tekenen, daar ene goede fcbryfinkt, hier in van het glas niet zal afgaan, ten zy dat men er, nat zynde, op vryve; ik ben gewoon alle myne Thermometers op deze wyze te tekenen, en heb meermalen 10 en 12 keer , de zelve in kokend water geplaatft, en enigen tyd in gehouden, zonder dat het zodanig aangemerkte punt onzigbaar wierd.  ( 68 ) land, zo wel op bergen als in valeycn, altoos de zelfde koude, altoos ene gelyke temperatuur bezit; gelyk door de proeven van den Heer Luz verder is beveiligd; en door de myne, welke met de gevoelig'fte kwik en wyngeeft Thermometers genomen zyn, voor my buiten allen twyfel gefield is; zal ik liever enige regelen, welke tot het bepalen van dit punt dienen worden opgemerkt, voordragen. 1*3 Moet men volgens den Heer Luz geen fneeuw of ys gebruiken wanneer het dooit zonder der zeiver koude met een proef Thermometer onderzocht te hebben, hierdoor is het |T warmer, dan gewoon fmeltend ys; ik heb het geluk niet gehad, dit eenmaal te ondervinden, en daai ik ook gene theoretifche bewyzen of verklaringen hier van weet te geven, moet ik my alleen beroepen op het gezag van den HeerJ. F. Luz bladz. 131. in zyne Thermometer befchryving. Ik heb het zelve dikwyls in den firengen winter van 94 en 95, en ook in dezen van 96 onderzocht, maar nimmer de uitkomft gelyk gevonden aan die van den Heer Luz. Volgens zyne eigene proeven is het gelyk, of het ys of de fneeuw in ene warme, of in ene koude kamer fmelt, ja hy heeft zelfs een ganfehen dag zyn proef thermometer in fmeltend ys gehouden, en zo lang de zelve met ys omgeven was, bleef hy onveranderlyk op één punt ftaan. Wat onderfcheid is er nu tusfchen de werking van ene warme lucht, in ene beflotene kamer, of buiten de zelve, op het fmelten van ys? Ik weet het niet-. Hy zegt; „ Doch is dit zo wonderbaar nier. „ Want als men hard gevroren ys ftoot, en er water „ op giet, dit mengfel echter niet op ene plaats zer, „ die kouder als het yspunt is, zo geeft dit met wa„ ter vermengd ys, de koude ook £5 graad re gring ,, aan. Even dit heeft ook by dooi weer plaats. Er „ koomt regen by de fneeuw en het ys, en de tempc„ ratuur der lucht is warmer, dan het yspunt." Ene verklaring voor my weinig gefchikt fchynende,' om het wonderbare hiervan op te losfen; over den invloed van den regen zie men myne 1 aanmerking by den 83 §. En wat de Temperatuur der lucht aan betreft, zo reken ik derzelver invloed gelyk te zyn, of zy beflotene muren van ene kamer, of de einden van den dampkring tot hare grenzen heeft; tot een bewys ftrekke myne §. 8r. bladz. 64 voorgefieldc proeven. Maar Theorie moet wel eens voor ondervinding zwichten;-  ( 69 ) ten; en de {telling van bet een, is geen ontkenning van het andere, dear-éne proef van den Heer Luz in dezen meer bewyst, dan io. van my, en door éne onderl vinding anders geleerd, zal myn byval noodzakelyk zyn. §. 85. 2.) Plaatze men altoos een proef-Thermometer ('§. 83.) by die gene, aan welken men dit punt wil aantekenen, op dat men verzekerd zy, dat het ys of de fneeuw deze koude heeft, en de vloeiftoffen, door met die, van den proef-Thermometer dezelfde hoogte onveranderlyk te behouden, ene gelyke koude hebben. 3. ) Moeten de verwydingen en de buizen, tot aan i het einde der vloeiftof, met ys of fneeuw bedekt zyn, [ en noch het vat of glas waarin zy ftaan, noch zich onl der'.ing raken, maar door ys gefcheiden wezen; men j vult het vat gedurig aan, op dat het kwik of de wynI geeft niet boven het ys kome, ook kan men het water Ivan het fmeltend ys, door onder in het vat een opeI ning te hebben, laten weglopen. 4. ) Wanneer de wyngeest in de buizen hoog geftaan i heeft, moet men dezelve 1 of 2 dagen in een kamer of lin de opene lucht hangen, die niet veel boven het vries|punt warmte heeft, kan men dezelve plaatfen daar het i' vriest is het zo veel te beter: want er blyft altoos enig «vocht aan het glas hangen, zo de wyngeelt in het zelive hoog is opgeklommen geweeft, het welk enigen tyd 1 behoeft, om zich met het andere te verenigen, waar ■ doorliet punt van fmeltend ys J te laag konde zyn, zo )b. v. de wyngeest tot aan 6oa Reaum. geftaan had. §. 86. Ik befluit dit Hoofddeel met het gezegde van de Luc §• 438. i. „ Dit is dus een beftendige i„ graad-van warmte, het welk zich overal, ten minften „ van kunftenaren, mej gringe moeite laat voortbrengen, „ en kan even zo ligt van allen , welke naukeurige ,,, Thermometers wenfehen te bezitten , en ze niet zelfs ,„ maken kunnen, onderzocht worden. De meefte heb,„ ben reeds, welke Thermometers vervaardigen, het „ zelve tot een vast punt aaagenomen, en men kan hor pen, dat hen wel ras alle andere zullen navolgen." E 3 HOOFD» ï' ■  ( 7o ) HOOFDSTUK XV. Over het bovenfte vafte punt. %. 87. Om het tvvede of hovende punt aan Thermometers te bepalen, fchynt men thans in de verkiezing van kokend water eens te zyn. Het is echter veel moeijelyker, en met meer zwarigheden verknocht, de grootde hitte van kokend water altoos gelyk te vinden, en aan den Thermomer te bepalen, dan de koude van fmeltend ys; verfcheiden bykomende omdandigheden maken het zelve dikwyls onzeker, indien men op de zelve geen acht flaat. Het onderfcheid van water, derzelver hoeveelheid, de grootte en gedaante van het vat, waarin bet kookt, en inzonderheid de drukking van onzen dampkring brengen zeer veel toe ter vermeerdering, of vermindering van der zeiver hitte, waarby het kookt; en daar men de grootde hitte van in een open vat kokend water, onder ene zekere Barometer hoogte begeert, daar men anders altoos geheel onzeker is, moet men al dat geen ifit den weg ruimen, het welk aan deze hitte enige verandering konde te weeg brengen. Zo is de hitte van kokend zee- of met zout verzadigd-water, veel groter, dan van regen-, bron- of put-water. — Zo is de hitte van het onderde water, het welk aan den bodem van het vat is, een weinig voor het begint te koken, groter dan het bovenfte, «.. ja zelfs, dan wanneer het water kookt. —— Zo heeft het water nog de derkde hitte niet bereikt, als het begint te koken, daar de zelve met fterker koken fomtyds nog om 1 graad vermeerdert. ■ ' Zo neemt het water groter hitte aan, als het be-> dekt is, offlechts een kleine opening heeft, dan wanneer het vry van de lucht wordt aangeraakt. —— ja zo brengt eindelyk de drukking van den dampkring veel, ja byna alles toe, ter vermeerdering of vermindering van hitte, waarby het water kookt. »n ■ » §.88. De Luc heeft dit ftuk tot de uiterfte volkomenheid gebracht, en zeer vele proeven over het zelve genomen. Wysgeren bezitten dit voortreffelyk werk, ik meen zyne Recherches sur les modifications de l'ATMOspnénE, Gcneve 1772. door Gehler, Schryver van het Pby/ikalifcbes Wótterbuch, ook in het Hoogduitsch vertaald, en met fchone aan- mer-  C 71 > merkingen vermeerderd; voor hun die het zelve ontberen, en dit punt aan hunne Thermometers altoos gelyk , en overeendemmend met dat van andere, begeren, zal ik hier de nodige regelen, die hen zeker zullen doen zyn, voordellen. §. 89. Het water, het welk men hier toe gebruikt, moet geen zout in zich hebben, wyl het daardoor ene fterkere hitte aanneemt; gefmolten fneeuw of ys, regen- en rivier-water is het best, dat men nemen kan, daar df, Luc de graad van hitte hiervan altoos onder het koken heeft gelyk gevonden. Men neemt een rond blikken vat, van enige duimen wydte, en hoogte, groot genoeg om ene vereifchte hoeveelheid Water te kunnen bevatten, zo namelyk, dat, de langde Thermometer in het zelve hangende, de verwyding enigen afdand van den bodem hebbe, en het water echter tot aan de hoogte der vloeidof kookt, opdat niet alleen hetgeen in de verwyding is, maar ook dat in de buis is bevat, zich door deze hitte uitzette; CO de hoogte van den Barometer naukeurig bepalende, waarvan meer volgen zal, fchuift men den reeds befchrevenen loper van een pen op de hoogte, tot welke de vloeidof geklommen is. Men laat dan het water nog derk koken, oplettende, of deze hoogte, dezelfde onverande.ilyk blyve, en tekent dan dit punt, gelyk by dat van fmeltend ys gezegd is. §. 90. Het is noodzakclyk, dat de verwyding niet tot aan den bodem van het vat rake, of op het zelve ruste, maar er ten minden 1 ol 2 duim af zy; het best van allen is, gelyk ik door menigvuldige proeven gevonden heb, de verwyding in het midden van het water te houden, zo dat er even veel water onder, als boven dezelE 4 v* CO Wanneer het vat je niet hoog genoeg mogt zyn, omden Thermometer in het zelve tot aan de hoogte der vloei'flof te houden, en nog enen genoegfamen af/land van de» bodem te hebben, wind men om de buis enige wollen lappen, en begiet dezelve elk ogenblik met kokend water; het best echter is altoos, om onderfcheidene Cylindrieke vaten te hebben, van ene verfchillende hoogte, op dat Thermometers van onderfcheidene lengte, tot aan de hoogte van het kwik of den vjyngeest in zulk een vat met kokend water kunnen worden geplaatst, bet welk voor hunne grootte evenredig is.  C 7» ) veis: want als het water beneden nan het vat in damp gaat, wordt er van de warmteftofFe zo veel tot het voortbrengen van dezen damp opgeflorpt, dat de bodem van het vat en het voort daar aan grenzend water een weinig kouder, dan het middelfte is, inzonderheid daar ook de damp de warmte veel fterker geleidt; het binnenfte water echter behoudt zyne warmte, en kan, ofichoon het zeer fterk kookt, door vermeerdering van vuur geen onderfcheiden graad aannemen: want hoe groter de verwarming is, dies te groter is ook de verkoeling door de des te meer ontftaande demp; hier door heeft het water altoos ene gelyke hitte, maar de bodem van het vat ene mindere warmte: om zich hiervan te verzekeren neemt men het blikken vat, waarin bet water Iterk kookt, van het vuur, en houdt fchielyk de hand aan den bodem; zo lang het water nog kookt, kan men dit, zonder zich te branden zeer wel doen, maar zo ras is het water niet uit de kook, of men voelt ene ondraaglyke hitte, (i) S- 9i. In het Ö7deel van de PM. TransaEt., en in het Hoogduitsch overgezet, in de Sammlungen zur Pby fick und naturgefebihte i b. 6 ft. pag, 643. is een bericht, het welk enige geleerden, onder welke zicb ook Cavendisch, de Luc, Maskelyne en Horsley bevonden, die de vafte punten aan Thermometers hadden onderzocht, aan de Londonfche. Academie van Wetenjchappen hebben overgegeven. Tot bet bepalen van de hvtte van kokend water, gebruikten zv een, van den beroemden Cavendisch voorgefteld/cvlindriek, van blik gemaakt vatjen, boven is het zodanig met een dekiel gefloten, dat er geen wazem kan uitgaan, op dat net echter hier door niet te vast mag zitten, wordt dit door een ftreep linnen tufichen het dekfel te doen, verhinderd. In het dekfel zelve zvn 2 gaten, dén in het midden, en één f duim hier van af, 'in welke men een blikken pypje van 5 duim middellyns, en 2 tot 3 duim hoog- (1) Dit is niets nieuws. Reeds Aristotei.es bemerkte bet, Problcmat. Seft. XXIII. §. 5. De befte verklaring zal men zeker hier van vinden in bet voortrefem werk van M, Hubr ueber die ausdunftung und lelire wirkung in der Atmosphaer. blad. 26. Welke beter dit pbaenomenon oplost, dan Homberg, Noilet. Musschenbroek , Brisson en andsre.  C 73 D hoogte foldeert; het middelfte gat moet groot genoeg zyn, om er een Thermometer buis in te fteken, om welke men een ftreepjen papier windt, of tusfchen a ftukjes kurk, die men halve maans wyze heeft uitgefneden plaatst, zo dat, de Thermometer er ingeftoken zynde, het gat geheel gefloten zy, en geen waaflem doorlate. §. 92. Dit vatje gebruikten zy op tweërlei wyze, zy deden het zelve vol water, en lieten bet koken, wanneer zy de Thermometers er in plaatften, en de hitte van kokend water, met de reeds genoemde voorzichtigheid, aan den Thermometer bepaalden. Zy gebruikten het dus als een ander vatje, dat voor zich niets byzonders heeft. \ Maar ook op een geheel ander manier bedienden zy zich hiervan, als men gewoon is, om het bovenfte punt, of de hitte van kokend water, aan Thermomeiers te bepalen: zy vulden, namelyk, het zelve flechts ter hoogte van 2 duim met water, en plaatflen den Thermometer niet in het water zelve, maar nog 1 duim van het zelve af; het water kokende, verhoeden zy, door rondsom het cylindrisch vatjen een kring van ftork of yzer te leggen, dat het vuur zich niet tot de kanten van her vat uitfpreide, en dat verwarmde, maar alleen van onderen aan den bodem hitte gaf, waar door het water kookte; op het open zynd buisje legden zy een zeer dun ftukje tin, van ongeveer t3 duim dikte, op dat, de waaflem of damp van het kokende water al te fterk wordende, dit door denzelven konde worden opgeligt, en daar door uitgang vinden. De Thermometer wordt zo ver, in het vatje geftoken, dat alleen het bovenfte punt van het kwik boven het dekiel uitfteekt, om te kunnen worden bepaald, zo dat zo wel de buis, als de verwyding in den damp van het kokende water is. Het water moet fchielyk en fterk gekookt worden; wanneer men nog 1 of 2 minuten wacht, eer men dit punt tekent, om te zien, of het kwik nog niet hoger klimmen zal. De hitte van dezen damp bedraagt, volgens hun, o 48 Fahr: graad minder, dan die van het kokend wa- ter _ zelve; het welk gelyk is aan ene Barometer verandering van |3 Engl. duim, zo dat wanneer de Barometer |B Engl. duim hoger is, als men het punt in de hitte van den damp bepaalt, het zal overeenftemmen met dat van\okend water, wanneer de Barometer dan is Engl. duim lager is. Zy ftellen de Barometer hoogE 5 29,  c 74 y te, by welke dit punt in damp bepaald zal worden op 29, 8 Engl. duim, dat is, 27 duim, 11, 54 linien = 335 » 54 ünien, Paryfche maat; en voor kokend water zal men ene Barometer hoogte nemen van 29, « End, duim, of 332, 15 Paryfche linien. Zy verkiezen den damp van kokend water, boven het kokende water zelve, en zeggen, dat men het zekerfte te werk gaat, als men den Thermometer tot aan het einde der vloeiftof hier in plaatft; echter hebben zy gevonden, dat aan den zelfden Thermometer by gelyke Barometer hoogte, en onder gelvke omftandigheden maar op onderfcheiden dagen, fomtyds een verfchil plaats had van o 35. tot o, 8, Fahr. graden. $. 93. Ik heb my een foortgelyk blikken vatjen laten maken, en onder de zelfde Barometer hoogte, welke zy hier toe verkozen hebben, de hitte van den damp van kokend water, op de van hun voorgcfteldc manier, Onderzocht; maar daar het boek, waarin ik gewoon was, myne proeven aan te fchryven, en waarin ook den uitftag van dezen was aangetekend, te zoek is ge-*-, raaktben ik niet in ftaat hier van naukeurig ook iets te berichten; zo veel weet ik echter, dat de myne zeer nauw overeenkwamen, met die der genoemde Engclfche geleerden, maar dat deze manier nog oneindig meer naukeurigheid vereischt, en veel meer te famen loopt, ene onbeftendige hitte te geven, als by dat van kokend water plaats heeft; en daar men het eenvoudige altoos den voorkeur moet geven, inzonderheid, wanneer men niet verwachten durft, dat men by het meer famen geftelde, of zelfs by iets buiten gewoons, de vereischte naukeurigheid zal aanwenden, zal het beter zyn, zich by het gewoon gebruik van kokend water te houden, dan door iets nieuws te willen navolgeu, mogelyk grote fouten te begaan. §. 94. Dat de drukking van den dampkring enen onbegrypelyken invloed heeft op de hitte van kokend water, leeren de proeven met de luchtpomp, en Papiniaanfche pot ogenfchynelvk: Want wanneer men water van tusfchen de 60 en 7os Reaum. warmte onderden recipiënt ener luchtpomp plaatft, en den zeiven luchtledig maakt, of de lucht verdunt, waardoor de drukking op het water vermindert, zal het reeds by deze hit-  C 7$ ) hitte koken. (O Is het in tegendeel in een vat, of pot, van welk foort de Papiniaanfche pot is, zodanig befloten, dat de dampen nergens kunnen heen wyken, en hierdoor zeer fterk op het water drukken, kan het zelve zo fterk worden verhit, dat het draden tin en lood, die hier in hangen, doet fmelten; waar uit dus reeds duidelyk blykt, dat de hitte, waarby het water kookt, onderfcheiden is naar de drukking, welke op het zelve plaats heeft, waaruit noodzakelyk volgen moet, dat het zelfde plaats moet hebben by ene onderfcheidene zwaarte van de lucht, of hoogte van den Barometer, die met de drukking van den dampkring altoos in evenwigt ftaat, het welk men van voren diis reeds zeker konde befluiten; maar daarenboven is dit ftuk door de proeven van Le Monnier, Secondat de Montesquieux, en inzonderheid door Saussure en De Luc, die op hoge bergen, waar de drukking van den dampkring natuurlyk minder is, de hitte waar by het water daar kookte, hebben onderzocht, tot de grootfte zekerheid gebracht. (2) Reeds (t) Lavoisier zelfs fielt, dat de drukking va» onzen damp' kring, de oorzaak is van beftendig blyvende vleeiftoffen, zo dat zonder dezelve gene vloeiftoffen konden befiaan: zo zoude b. v. volgens bem, het mater terftond uit den ftaat van vastheid, of dien van ys, overgaan tot dien van damp; en zo met alle vloeiftoffen. Traité élémentaire de Chimie tom 1. pag. 7. My dunkt echter, dat dit tegen de dageïykfcbe, en by ieder bekende ondervinding ftrydt: want dan zoude myns oordeels geen kwik in een Barometer, of wyngeest en kwik in een Thermometer, die geheel luchtledig is, in ene beftendige ftaat van vloeibaarheid kunnen zyn. Of zoude hier reeds iets tot een lucbtformigen ftaat zyn overgegaan? (2) De reden waarom ene meerdere drukking der lucht ene grotere hitte op het kokende water veroorzaakt, is volgens de Theorie van den Heer De Luc, om dat de lucht bet vuur wederfiaat, en zich niet graag met het zelve verenigt, hoe zwaarder dus de lucht drukt, zo veel te digter is (ceteris paribus) de onderfie lucht, en dies te meer weder ft and biedt zy dan, aan het zich met baar willend verenigend vuur, dat zicb uit het kokende water tracht te ontwikkelen* §. 967. ctde deel. Maar nemen wy 2 tegenovergefielde krachten aan in alk  C 76 ) Reeds Fahrenheit ondervond in het jaar 1724, dat de drukking van den dampkring enen groten invloed op de hitte van kokend water had; men bekommerde zich echter in het vervolg hieromtrent weinig, daar du Crest, zoikjwclheb, de eerfte is geweeft, welke eigentlyk bepaald heeft, hoe veel invloed de drukking van den dampkring op het kokend water heeft. Men ziet dus, dat het niet genoeg is, de hitte van kokend water aan den Thermometer te bepalen, maar dat men ook te gelyk de drukking van de lucht door den Barometer moet onderzoeken, zo het zelve als een vaft punt zal kunnen worden aangemerkt. §. 95. Indien de natuurkundige overeen kwamen, om ene zekere Barometer hoogte voor te ftcllen, en zy, die zich met het maken van Thermometers bezig houden, altoos by deze hoogte het punt van kokend water bepaalden , zoude men zeer veel moeite befparen, welke ontftaat om Thermometers, jwiens punt van kokend water by ene onderfcheidene Barometer hoogte genomen is, met elkanderen te vergelyken, en overeen te doen ftemmen, het welk du3 zeer veel voordeel aan dat ftuk der wysgeerte, waar toe het gebruik van naukeurige overeènitemmende Thermometers vereischt wordt, zoude aanbrengen. De Heer Strohmever ftelde voor, dat de Aca- alle lichamen, ene welke derzelver gronddeeltjes aan elkander trekt, en ene, welke ze tracht van elkander te verwyderen, welke eigenfehap het Calorique of de warmteftoffe heeft, die in alle lichamen aanwezig is, zo is bet natuurlyk, dat hoe meer de eer (Ie geholpen wordt, door een op het zelve drukkend lichaam, er dies te meer van het laatfte, of Van het warmte biginfelvereischt wordt, om met deze famenwerkende krachten in evenwigt te komen, en zelfs te overwinnen. Hoe fterker nu de drukking van den dampkting is, dies 4e fterker is de aantrekkings kracht der gronddecltjes, of zo veel te meer worden zy aan eikanderen gehouden, en dies te groter moet dus de te rug /lotende kracht zyn, om deze te overwinnen, en vloeiftoffen in enen luc'hiformigen ftaat over te brengen; zo kunnen wy, dunkt my, beter dit verfcbynfel, verklaren. Men zie ook hier 0ver Lavoisier trait: elem: de Chim: torn 1 pag. 3. M. Fourcroi élém: d'hift: natur: & de Chim: tom Ipag. 156.  ( 77 ) Academiën van Wetcnfchappen zich hier over zouden eens maken, en in ene zekere hoogie overeenftemmen , dan — die zal even gemakkelyk gel'chieden, als in dat van maten en gewigten, het welk reeds Musschenbroek wenschte. j. G. Busch zegt, (i) „dat men overeengekomen is, om by 28 Paryfche duim, als de „ de middelbare hoogte van den Barometer" (voor welke plaatfen?) „het punt van kokend water te bepalen;" ik heb echter nog niet kunnen ontdekken; dat hierin enige vafte overeenkomft, zelfs in Duitftland, tuMchcu de wysgeren getrolfen, voorgefteld, en algemeen aangenomen is. §. 96. De meeften zyn gewoon de middelbare hoogte van die plaatfen te nemen, op welke zy wonen, maar ook zelfs in deze middelbare hoogrc is men niet eens. Zo heeft, volgens den Heer Luz, du Crest 27d. 9 1. De lIsle 28.d. il. de Luc 27 d. Strohmeyer 27 d. 9 1. welke dus met du Crest overeenstemt; en de Schryver der reeds genoemde Memoires &c, 28 d. hier toe verkozen., ■Het fchynt my ook het gcmakkelykft en zekerft, de.ze manier te volgen, daar de middelbare hoogte van den Barometer, het meeft plaats heeft, en dewyl deze ver•handeling voor ons Nederland gefchreven Wordt, zoude men de "Barometer hoogte van 28 Paryf. duim voor Atmospherifche Thermometers hier voor kunnen nemen. (2) Hoe weinig toch van die duizenden Thermometers, welke gemaakt worden, -dienen tot proefnemingen, die ene, by andere wysgeren aangenomene Barometer hoogte vereifchen. Wanneer iemand echter proeven wilde in het werk ftellen, welke met die van andere natuur- on- (1) Ver facie einer Matbemattk zum nuzen und vergmigen des burger Helen lebens, zweiter tbeil blad. 143, en 147. (4} Zo veel ik beb kunnen nafporen, koomt de Barometer hoogte van 28 P* duim in ons vaderland het meeste voor, en wanneer men de middelbare hoogte van verfebeiden maanden of jaren op onderfcheidene .plaatfen in ons Nederland zoekt, zal men vinden, dat de zelve zich by 28 P. duim bepaalt. j. C. P. Euxleben fielt deze hoogte als de middelbare Van Lcyden voor, bladz, 728, anfanggrundc der naturlehre.  C 78 3 onderzoekers moeten worden vergeleken, zo is het zeker noodzakeJyk, de vafte punten gelyk te bepalen, en dus ook bet kokend water by dezelfde Barometer hoogte aan den Thermometer aan te tekenen: want offchoon een kundige door berekening dezelve zeer wel kan vergelyken , baart dit echter by een werktuig van zulk een algemeen gebruik zeer veel moeite en tyd, welke eenieder graag befpaart. §. 97. Wanneer iemand dus onderzoekingen met den Thermometer in de hand in het ryk der natuur wil ondernemen, en door nieuwe ontdekkingen dat gedeelte der wysbegeerte verder voltooyen, waar voor de Thermometer dienftig is, en wat ryk der natuur, welke wetenfchap in het zelve is hier van uitgefloten ? Zo zal men zich zeker van een werktuig moeten bedienen, volkomen overeenftemmcnd met dat, waardoor reeds zulke uitmuntende, by het late nagedacht bewonderenswaardige Ontdekkingen genomen zyn, welke meer verlichting verfpreid hebben, dan alle, welke voor dezen door enig wysgeer in dit Ihlk zyn wereldkundig gemaakt; 't is niet nodig te herinneren, dat ik die van De Luc bedoele: want wie is zodanig een vreemdeling in de proefondervindelyke natuurkunde, dat hem onbekend konde zyn, wat deer, grote natuuronderzoeker, door zyne naukeurigc, dikwyls herhaalde, proeven met den Thermometer, onderzocht, uitgevonden, en beveftigd heeft; en daar De Luc zich'nu by alle zyne.proeven van Thermometers bediend heeft, waaraan het punt van kokend water by ene Barometer hoogte van 27 duim Parysch, is bepaald; zoude het verwarring en moeite veroorzaken, indien men zich by foortgelyke proefnemingen, of welke zy ook zyn mogen, zo men ze Hechts aan de geleerde wereld bekend maakt van verfchillende Thermometers, met die van De Luc bedienen wilde. §. 98. Hy ondernam verfcheiden moeijelyke reizen, op weinig of nooit bezochte bergen, wier toppen tot een eeuwigen lafl van fneeuw door de natuur veroordeeld fchenen, om aldaar proefnemingen met den Baro- en Thermo-meter te doen, en inzonderheid omtrent de hitte, waarby het water kookte, en enen vaften regel te zoeken, naar welken de warmte van kokend water, in vergelyking met het vallen van den Barometer afneemt; hy flaagde in zyne ondernemingen gelukkiger, dan  C 79 ) dan hy verwacht had, en vondt, dat wanneer de Barometer boogtens in ene Arithmetifche rede genomen worden de vermindering van warmte van kokend water in ene 'Geometrifcbe rede voortgaat. Uit de ontdekking van deze wet, was hy in ftaat zyne waarnemingen door de Logarithmifche tafelen te kunnen berekenen, en dezelve tot de Barometer hoogte van 27 Paryfche duim. te brengen. Hiertoe deelt hy de Barometer hoogte in 16 delige linien, en zoekt den Logarithmus van dit getal, fnydt van de helfte het ico deel af, en trekt vervolgens van het zelve 10387000, zo krygtmen de Thermometer hoogte in hele graden, en decimale breuken, waar van men honderften houdt, en de overige weg fmydt. (1) §. 99. Zo nu de Barometer lager, dan 27 duim geftaan heeft, by het bepalen van de hitte van kokend water, moet er by deze hoogte zo veel worden bygevoegd, als men hele graden, of decimale breuken onder 80 door berekening vindt. Zo echter de Barometer hoger dan 27 duim ftaat, neemt men denafftand, van het vriespunt tot kokend water, zo veel kleinder, als men hele, of decimale graden boven 80 krygt. Fbor- X[l) Ik beb bier de gemakkelykfle manier van De Luc voorgefteld, daar dit voorfebrift: (b. 'zy de Barometer hoogte in 16 delige linien') de bit te van kokend water is — 9f> Log. b. — 103 87 mceijelyker zal zyn. Ik zal ook echter bier van een voorbeeld geven. De Barometer hoogte zy b. v. a8 d. 1. 8 /., dus b 5404, 8 lin. mm neme bier van den Log. hondertvoud: 100 Log. b = 373,27796 Log. b == 3,73278 99 Log. b = 3'6o5545i8 9g Log. b = 184,77259 — 103,87 hitte van kokend water = 80,90. Men zie echter over dit f tuk, wanneer men bet zelve uitvoeriger begeert te weten, inzonderheid de Rechercbez fur les. mod. de ï'atmosph. van J. A. de Luc i d. §. 450 en volg. en 2 d. 857 en 958 en volg. J.S.T. Gehleii Pbyjtkalifches Wörterbucb 4de deel, art. ficden bladz. 49 en volg. en art. Thermometer bUidz. 337, en volg.  C 80 ) Foorbeeld van bet eer/ie. Barom. hoogte 26d. 7 1. = 319 linien vermenigvuldigt met 16 1914 319 koomt 5104 Log. = 3,7079107 deszelfs helft = i8<2(K<2 de beide laatfte getallen hier van wegge- • fmcten, en de overige, . 185395 hier van afgetrokken, blyft . 18154158 hier van verder afgetrokken . . 10387000 blyven 79.67.158 de laatfte 3 getallen worden weggéfmeten zo dat men 79 graden en 67 honderdfte delen van een graad krygt; dus moet men de hoogte van het kokend water, dat by de Barometer hoogte van 26 dm. 7 lin. bepaald is, delen van een graad hoger nemen. Voorbeeld van bet twede, Barom. hoogte 27 d. 81. = 332 linien 16 1992 5312 Log. — 3.7252581 18626290 186262 18440030 10387000 80.53.030 Dus moet men het punt van kokend water, dat by de Barometer hoog'e van 27 d. 8 lin. bepaald is, 0.53 delen van een graad lager nemen. Om  ( 8! ) Om nu den afïïand, van fmeltend ys tot kokend water , zo veel groter of kleinder te nemen, als men door enen lageren of hogeren Mand, dan27duim van den Barometer', door berekening vindt, meet men met ene willekeurige, in zeer kleine gelyke delen verdeelde fchaal of maat, den afftand van de beide vaste punten, of van fmeltend ys en kokend water, welke b. v. gelyk is aan 1160 delen van deze maat of fchaal; zo vindt men door den regei van drien het getal van deze delen, welke by het punt van'kokend water moeten worden bygevoegd, of afgetrokken. Wanneer b. v. by de Barometer hoogte van 27 d. 61. het punt van kokend water is bepaald, zo dat het zelve 00,40e hoger, dan 80 is, by de Barometer hoogte van 27 duim, zo is 8040 : 1160 :: 40: de delen van de maat, welke - van het punt van kokend water moeten worden afgetrokken =s 53; zo dat het zelve 53 delen van de gebruikte fchaal of maat te hoog is, by het punt van kokend water, dat by de Barometer hoogte van 27 duim is bepaald. $. 100. Offchoon deze, zo even voorgeftelde regel om, by ene andere Barometer hoogte het punt van kokend water bepaald zynde, het zelve tot die van 27 duim te brengen, zeer gemakkelyk is, zal ik echter, zo wel om te kunnen zien, in welke evenredigheid de hoogte van den Barometer ftaat met de hitte, waar by het water kookt, als ook om Thermometer makers te hulp te komen, die niet graag hun tyd willen verliezen by het maken van een werktuig door ene berekening, welke voor hun ook misfchien te moeijelyk konde zyn, hier ene tafel mededelen, waar in de hitte van kokend water van de Barometer hoogte van 28 duim, en 6 linien = 343 linien, tot aan 26 duim Paryfche maat, is aangetekend. £f) F TaCO De derde kolom van deze tafel toont bet onderfcbeii aan, hoeveel, by de in de eerde kolom liaande Barometer hoogte, de Thermometer hoger of lager ftaat, dan dezelve by de Barometer hoogte van 27 duim zyn zoude. Het teken — toont aan, dat er zo veel moet •worden afgetrokken, en + dat er zo veel moet worden bygevoegd, wanneer bet punt van kokend water gelyke hoog zal zyn, als of bet by de Bar, hoogte van 27 duim bepaald was.  ( ) T A F Ë L. I Barometer Stand van der, 'mder/ch- {er Thermometer, ^ad-?™ 8o' *■■'» « P?P linien. fchaal. g * 5öff/ -1 hoogte v. ay d. 342 81 . 16 — i. 16 34.1 8r . 10 — i. 10 340 8r . 4 —1-04 339 80 . 97 — 97 338 iio . 91 — 91 337 80 . 85 — 85 280. = 336 80 . 78 — 78 335 80 . 72 — 72 354 80 . 65 — 65 333 | 80 . 59 — 59 332 80 . 53 -— 53 33' 80 • 46 — 46 ^30 [ 80 . 40 — 40 329 I 80 . 33 — 33 i ' 328 | 80 . 26 — 26 327 I 80 . 20 — 20 326 | 80 . 13 — 13 325 | 80 ■ 7 — 07 27 cl = 324 I 80 . 00 00 323 79 ■ 03 + 07 3_22_ 79 . 87 + 13 • 321 79 . 80 -f 20 320 79 . 73 + 27 3'9 I 79 ■ 67 + 33 3'B 79 • 60 + 40 21L 79 • 53 + 47 3_t6_ 79 • 46 ±_Ü_ 3'5 79 ■ 4° + 60 314 79 • 33 + 67 3t3 79 • °6 + 74 2bü.~3i2 79 . 19 -f 81  ( 83 ) ioï. Offchoon iemand, die gewoon is, nauwkeurig in het verdelen en meten ener fchaal te zyn, zonder enen merkelyken misdag, zich zeer wel van deze tafel, by ene andere Barometer hoogte, dan 27 duim, het punt van kokend water bepalende, zoude kunnen bedienen, doet men echter het best by het maken van proef-Thermometers, die alle met die van de Luc moeten overeenftemmen, het bovenfte punt te bepalen, als de Barometer juist op 27 Paryfche duimen ftaat: want eensdeels de iooofte delen, welke worden weggelineten by het vinden van een hoger of lager punt van kokend water, en anderendeels de breuk, welke men meeftentyds krygt, als men door ene willekeurige fchaal of maat zoekt, hoe veel graden van dezelve men den afftand van het punt van fmeltend ys,tot kokend wa« ter groter of kleinder moet nemen, welke onmogelyk nauwkeurig geheel kunnen worden aangetekend,brengt dit, by het punt van kokend water onmerkbaar verfcb.il, by een* Thermometer, welke tot 6003 Farh. klimmen zal, in de bovenfte graden ene te grote afwyking te weeg. §. 102. In het $. 90. voorgefteld bericht, het welk de Engelfche geleerden, die de vafte punten aan de Thermometers onderzocht hadden, in de Lond. Transact. geplaatst hebben, heb ik reeds herinnerd, dat zy in kokend water hét bovenfte punt aantekenden by de Barometer hoogte van 29. 5 Eng. duim (d. i. 332. ig Paryfche linien) en wanneer zy den Thermometer in damp piaatften, 29. 8 Engl. duim ~ 335.54 Paryfche linien, hier toe verkozen; wanneer echter het punt van kokend water by ene andere Barometer hoogte, het zy in damp, het zy in het kokende water zelve, bepaald is, willen zy, dat het tot deze Barometer hoogten gebracht zal worden; maar hier by kan men zich bezwaarlyk van het voorfchrift van de Luc bedienen. %. 103. Zy hebben echter tot dat einde ene tafel voorgefteld, om het punt van kokend water altoos tot de van hun voorgeftelde Barometer hoogte te brengen, ik zal dezelve, door J. F. Luz met Paryfche linien vermeerderd, hier mededelen, op dat men zich van dezelve kan bedieneiT, wanneer men een Thermometer, overeenftemmend met die der Engelfche, hebben wil, welke echter by ene andere Barometer hoogte het punt van kokend water ontvangen heeft. F 2 TA-  C 84 ) TAFEL. Barometer hoogte by bet bepalen Bepaling in van het punt van kokend water. duizend delen van de 1 '—1 tuflihen- by het gebruik by bet gebruik ruimte van van damp. van kokend water. hetpuntvan > ___— fmeltend ys, Engl. Paryf. Engl. Paryf. tot dat van maat linien. maat. linien. kokend water. — 64 345.00 — 10 - 53 343 ■ 76 — O -71 345 • 7^ -4T- 342-4Q — 8 — 59 .344-43 -20 34°j.94 — 7 — '4.8. 343 ■ 20 ~ 18 339,8a~ — 6 -V . 341-96 3Q-Q7 338.58" — . 5 _r=25_ 340-60 -95 337• 23 — 4 -14 f 339.38 -84 335-99 , - 3 _,30-°3_. '338-13 -73 334■ 75 — 2 __Zl91. 336 • 7X -61 __3^314Q - I -80 335 • 54 - 5° 332 -K _ ___o _T 69_ 334 • 30 - 39 33Q- T- -f 1 __ - 333 - 06 — 28 329.68 + 2 — 4-7 I_g31.82 - 17 328 • 45 + 3 — 36 330-58 29.06 327.20 + 4 — 25 320 .,35 - 92 325.63 4- 5 -14 3'^-10 -Si 324^39_ + 6 _29i23_ „326^87 - 70 323 - *5 _+_7_ -92 325-63 28-59 321-9r '+ 8" -8r 324.39 + 9 -70 323 • 15 +jo ' 28.59 321.91 ' +11 5. 104. Het gebruik van deze tafél is op de volgende wyze. Indien men het punt van kokend water by ene Barometer hoogte van b. v. 336 linien bepaald heeft, zoekt men'in de 4de kolom dezelfde of de daar naast bykomende Barometer hoogte, men vindt daar 335? 99? dan ziet men in de 5de kolon, welk getal "daar  C 85 ) daar nevens ftaat, het welk 3 is, dat te kennen geeft dat er nog T^53 delen van de tuffchen ruimte van fmeltend ys tot kokend water moeten worden afgetrokken. (1) Met een maatltok welke in zeer kleine delen gedeeld is, gelyk als reeds §. 99. bladz. 81 is gezegd, zoekt men ook insgelyks de tuffchenruimte van fmeltend ys tot kokend water, welke by v. gelyk zy aan 410 delen van denzelven, wanneer men door den regel van drieën de afgetrokken moeten wordende delen vindt, zynde i?|s: want icco is tot 410 gelyk 3 tot i||B; zo dat men het punt van kokend water een weinigje meer, dan 1 deel van den gebruikten maatftok lager moet plaatfen dan men het eerst by de Barometer hoogte van 336 linien bepaald heeft. Door deze, hier mede gedeelde, 2 tafelen is men dus in ftaat Thermometers, welker bovenfte punt by ene andere Barometer hoogte, dan die van de Luc, of der Engelfche geleerden, bepaald is, met dezelve te vergelyken, en, zo men verkiesr, zulke Thermometers met de hunne, te doen overeenftemmen, door het bovenfte punt zo veel hoger of lager te nemen, dan men volgens de voorgcftelde fchalen vinden kan, (2) §. ic^. Met reden echter mag ik twyfelen, dat het aan juifte overeeuftemmende Barometers ontbreken zal, om volgens derzelver hoogte, hét punt van kokend water te bepalen; want het gebrek toch aan goede övereenftemmcrtde Barometers, is even zo groot, als dat van Thermometers. Ja het zal inzonderheid ontbreken (zonder de Barometeren zelve te willen beoordelen,) F 3 aan (1) lk beb reeds herinnerd dat het teken -— dit te kennen geeft, daar 4- toont, dat er zo veel moet worden bygevoegd, (a) Het is altoos nondzakelyk de Barometer hoogte, by welke het punt van kokend water bepaald,of tot welke bet gebracht is, boven aan de fchaal aan ic tekenen, ep dat men altoos by proefnemingen wete, by welke Barometer hoogte het bovenfte tunt is aangetekend; buiten dit toch was bet onmogelyk, zo men een Thermometer gekocht bad, te weten, 'of het zelve met dat van de Luc, der Engelfche geleerden, of van enig ander wyfgeer, die ene byzondcre Barometer hoogte heeft voorgefteld, overeenkoomt.  ( 86 ) aan nauwkeurige maatftokken van Rhynlandfche, Engelfche, of Paryfche duimen, zonder welke men nooit de iuifte hoogte van het kwik in den Barometer bepalen kan, hoe wel den zeiven ook'anders gemaakt mogt zyn. CO Ik zoude dus hun raden, welke hier toe handigheid genoeg bezitten, en enen goeden Barometer hebben , op welken zy zich verlaten kunnen, de vafte punten aan een Thermometer, welke tot nauwkeurige proefnemingen dienen zal, zelve te bepalen, wanneer zy niet vertrouwen durven, dat de zelve met de vereischte nauwkeurigheid, en het bovenfte punt by de begeerde Barometer hoogte aangetekend zyn, en dan overeenkomftig de zelve een fchaal te laten tekenen of graveren. ö HOOFDSTUK XVI. Over de Schalen. ïoö, Offchoon onder die hoeveelheid van onderfcheidene, en meeft willekeurig gemaakte fchalen, enige gevonden worden, als die van Du Crest, De l'Isle, La Court, welke voor Thermometers nog in gebruik zyn, zyn echter die van Reaumur en Fahrenheit de algemeenfte, daar men zich hiervan by11a overal bedient; ik zal dus alleen van deze beide fchalen handelen, en alle andere voorbygaan. Het is toch te wenfchen dat men zich ook over de fchalen eens CO is zeer bezwaarlyk, nauwkeurige Paryfche, Lon* donfche, en ook Rhynlandfche duimflokken te hekomen, zelfs aan Academiën ontbreken de zelve!! Hoe weinig toch kan men op die, welke van Palmhout gemaakt, en verkocht worden, vertrouwen; ja ook ene koperen voetmaat zal nog niet nauwkeurig genoeg zyn, zo men niet weet, by welken graad van warmte, de zelve ge. maakt is, daar alk metalen, en inzonderheid ook bet koper, zich uitzet en inkrimpt door vermeerdering of vermindering van vrye warmte. Men zie jlechts de tafelen over de uitzetting der metalen , van fmeltend ys tot kokend water, welke men vindt in de Befchreibung und gefchichte von inftrumentc und kunftwerke von J. G. Geissler. 1793. blad. 97. van het twede deel; de zelve zyn door den Heer j. Smeatgn on* derzocbt, en in deze tafelen gebracht.  ( 87 ) eens mogt maken, en zich by de meelt gebrHikelyke bepalen: want offchoon men verfchillende verdelingen wel met eikanderen kan vergelyken, baart dit_ echter zeer veel moeite, inzonderheid by een werktuig, dat zo algemeen, en dikwyls gebruikt wordt. Veel minder zoude men nieuwe fchalen moeten invoeren, gelyk de Schryver der Mem oir: &c, waar van §. 42. gefproken is, die de ware Thermometer van Reaumur wilde herftellen; dan — hier in niet gelukkig gedaagd zynde, gelyk J. F. Luz bladz. 236. duidelyk bewezen heeft, een geheel nieuwen, en van den waren Reaumurschen zeer verfchillendcn Thermometer heeft voorgefteld; te recht zegt toch de Heer Luz, dat men met "ieder nieuwen Thermometer, ook nieuwe zwarigheden en verwarringen veroorzaakt; en gefield ook, dat men den waren Reaumurschen Thermometer konde herftellen, wat voordeel zoude dit over het algemeen nog aanbrengen? men .zegt, met den Thermometer van Reaumur zyn zeer vele belangryke proeven genomen, welke nog lange in waarde zullen blyveu, ja verfeheiden gefchicdfchryvers hebben zich van den zeiven bediend, om ene middelbare warmte van enig land optegeven, of hebben enige byzonderheden van fterke hitteVf koude met den zeiven gemeten, en in zyne fchaal voorgefteld. Maar dit is geen reden, om den waren Thermometer van Reaumur weder in te voeren; er beftaan thans oneindig veel meer belangryke onderzoekingen, en proefnemingen welke met Thermometeren genomen zyn, die wel onder den naam van Reaumursche gaan, maar echter ene 80 delige fchaal hebben, tusfchen het yspunt en dat van kokend water; en hoe gemakkelvk kan men thans, daar men den waren Reaumurschen Thermometer kent, (1) den zeiven F 4 door (1) Daar Reaumur de warmte van bet menscblyk lic haam; die van den diepen keider in bet obfervatorium te Parys; en de koude van een mengfel van 2 delen fneeuw, en één deel keukenzout door zyn wyngeeft Thermometers beeft bepaald, en bekend gemaakt; was men in ftaat een Thermometer te maken van de zelfde uit' zetting als de zyne; De Luc, bezigde biertoe 5 delen wyngeeft, en i deel water, en zocht, aan den bier mede gevulden Thermometer, daar onmiddehke proeven , deze 3 punten; Reaumur bad bet eerfte bepaald op 32  C 8$ ) door de», tafelen van van Swinden, De Luc en Luz met die vergelyken, welke onder zyn naam gaan, of Waarvan de 8o* de hitte van kokend water aangeeft, daar iemand, enige opmerking met den waren Reaumurschen Thermometer lezende, den zeiven zeer gemakkelyk door de van den Heer De I uc en Luz gemaakte tafelen vergelyken kan met de 8otig dehgc fchaal, van het vriespunt tot dat van kokend water* Zie hier dan die van De Luc zo als hy de zel- yooinu r eerIle dnd van zy,ie recherches &c. bladz. 588. heeft voorgefteld; zy toont de overeenkomft van 5 tot 5 graden, daar de hier tusfchcninvallende graden ligt kunnen bepaald worden, en daar er de fchaal van een wyngeeft Thermomomcter, wiens uitzetting; a;m dien van. Reaumur gelyk is, maar waar aan echter de vafte punten, van fmeltend ys en kokend water met o en 80 zyn getekend, gelyk als by den kwik Thermometer, is by gevoegd, kan men oök te gelyk de uitzetting van dezen wyngeeft vergelyken met den, daar nevens geplaatften kwik Thermometer. TA- 32 tot 3aj; bet twede op iof, en het derde óp 15 oneter o. Als De Luc nu de ruimte van de koude van ys en keukenzout tot aan de warmte van bet menfehlyk lichaam in 15 + 32J = 47i graden verdJld zo kwam de o, o. 8 onder bet punt van fmeltend vc • de warmte van den kelder van het Paryfche obfervatorium op \o\, en in kokend water klom hy tot 100. 4 graden; hierdoor was by dus verzekerd, den Reauüurschen wyngeest Thermometer weder te bezitten en konde derhalven den zeiven vergelyken met de zyne, die in fmeltend ys en kokend water de vafte punten ontvangen hadden, als ook met die, welke met kwik gevuld waren.  C 89 > . TAFEL van overcenftemmende graden van den waren Reaumur. Jcben Thermometer, en twee anderen, waar van de een met gelyken wyngeest als de zyne, de ander met kwik gevuld is, en welke beide tufichen de punkten van fmeltend ys en kokend water 80 gelyke delen hebben. Tbermo- Tbermom. met De eigent- meter met gelyken wyn- lyke Tber- kwikzil- geest, als die mometer ver. van Reaumur, van Reau- volgens dezelf' mur. dt fchaal als de kwikzilver Thermometer. kokend water .... 80 ■ 80.O . ICO.4 , u « „ 75 73-9 — 92-8 het bovenfte vafte punt van 1 70 _____ (yj g _ gr 3' Xt"UmUrfChen Ther'/66,6 63.7 — Zo'.o g 61.8 — 77.8 55 ■ 5°-5 63.V 50 45.0 - 56.8 40 * 05*0 "" 5°'4 warmte des merschlyken1) 35 """""""* 30-1 ~" 38 • 3 lichaami uit onmiddelyke (3° —"""* 25.5 — - 32.6 waarneming van aüe drie f 29- 9 ' 25 • 3 —"' — 32.5 Thermometers j 2g ,. 20.8 - 26.7 temperatuur in den diepen n. j- ______ jj q - ^ï"5 kelder van hec obfervat: ie f £ . 'y _ * * Parys, volg: onmidd: waarn: > * 7'Z " 10.0 met den kwikzilver Thermo- I 9-0 7-° """ IO.25 meter en dieu van Reaumur J 5 ' * 3>9 " ■ 5.7 fmeltend ys O O.O ■ . 0.8 het onderfte vafte punt ofT o fi . o 1 ■ de o van Reaumur /""Ö^— °'Z °-° 5 1 3-o *—■— 3.9 temperaumi »,n b delen 1 T* T\ .. ^ ^ fmelt: ys, en 1 deel keuken-l ^ """""""" 11,2 *3 • I zout, voigens de onmiddely-f x7 - 12.7 - 15 .O ke waarnemingen, der 3 \ Taermometerea. ■* F 5 §. 107.  ( 90 ) §. 107. De 8odelige fchaal, tusfchen het punt van kokend water en dat van fmeltend ys , is onder den aiaam van de fchaal van Reaumur algemeen aangenomen, of fchoon zy van die van Reaumur, gelyk ik reeds §. 73. heb aangemerkt, en uit de hier by getrachte tafel blykt, zeer veel verfchilt. De Luc, die door zyne, met Barometeren en Theranometeren genomene proeven, enen onlterfelyken roem an de natuurkunde heeft verworven, heeft deze verdeling van o tot 80, daar hy zyne fchalen zo verdeeld heeft, alle mogelyke noodzakelykheid by gebracht. Voor dat ik tot de manier om deze fchaal te tekenen overga, moet ik nog iets omtrent den met kwik gevulden Thermometer van Reaumur by brengen, welke door den beroemden Nollet onder zyn opzicht zyn vervaardigd. Deze kwik-Thermometers gaf hy dezelfde verdeling, als die van wyngeeü, waar door hy meende, dat dezelve met zyne wyngeest Thermometers moeiten overeenkomen, daar hy eensdeels de verfchillende uitzetting der wyngeest met die van het kwik niet kende, en anderendeels hem onbekend fchynt geweest te zyn, dat de 8o° van een wyngeest Thermometer geenfins de hitte van kokend water aantoonde; maar de ondervinding leerde hem, dat dezelve zeer veel van elkanderen verfchilden: want als hy den kwik-Thermometer in kokend water plaatfte, tekende de 8otig(te graad geenlins deze hitte aan, maar het kwik klom nog dikwyls g of 6 gratiën hoger; daar hy van derzelver oorzaak onbewust was, noemde hy deze graden, welke een kwik-Thermometer in kokend water meer klom, dan 8oa of een wyngeest Thermometer „ een overmaat „ niet van warmte, maar van de uitzetting van het „ kwik in kokend water" (1) Wy weten thans de oorzaak van dit verfchynfel, en fchryven het niet aan ene overmaat van uitzetting toe, maar aan ene werkelyk grotere warmte, gelyk een ieder uit bet geen over den Reaumurfchen Thermometer gezegd is, bekend zal zyn. Ik heb het nodig geoordeeld, het zelve hier even te herinneren, doordien dit werk van Nollet in ons Nederland ook in een ieders handen zynde, het zelve by fommige ligt enig misverfhnd konde te weeg brengen CO Un exces non de chalettr, maïs de dilatation da mercure dans Peau bouMante. Art des experiences torn, 3- Pag' l'^0'  C 91 ) gen; daar en boven vindt men zeer vele waarnemmrren met den Reaumurfchen wyngeest en kwik-Thermonnerer, welke meer van eikanderen verfchillen, dan door de onderfcheidene uitzetting van deze beide vloeiftoffen verklaard zoude kunnen worden. Maupertuis had 2 zulke Thermometers mede naar Lappland genomen; den 3 Decemb. 1736. ftond die van wyngeest op i8e, die van kwik op 22a onder o; den 2 Januar. 1737. de cerfte op 25°, de laatfte op 29; en den 6 Januar.. was de wyngeest op 29a en het kwik op 37a. Men kan .zich dus weinig op waarnemingen , meit den Reaumurfchen Thermometer gedaan, veriaten, zo men nipt weet, of dezelve met een kwik-Thermometer of met dien van wyngeest genomen zyn; In gefchiedenisfen dus, waar zulke waarnemingen worden vooijy gedragen, moet men zeker hier op letten. §. 108. De tuflchenruimte derhalven van fmeltend ys tot kokend water, moet by een Thermometer, welke onder den naam van Reaumurfche algemeen bekend is, in 80 gelyke delen verdeeld worden; om dit op de getnakkelykfte manier te doen, tekent men zich een normaal fchaal, door welke men zeer ligt aan alle Thermometers, welker ruimte, van fmeltend ys tot kokend water, van elkandcren verfchillen, deze verdeling maken kan; i.nen neemt namelyk, een half vel groot mediaan papier, en trekt aan de ene kant, een met de lengte van het papier regtlopende lyn van 12 duimen, en aan de andere kant een van 4 duimen, welke met elkander evenwydig, of parallel moeten zyn; ook moet de korfte lyn tegen het midden van de eerfte wezen, zo dat deze aan beide einden juist 4 duim zoude moeten worden verlengd, wanneer van dezelve een regthoekig parallelogram zoude kunnen worden gemaakt, als men deze lynen door 2 andere aan de vier einden verenigde. Men verdeelt dan nauwkeurig de lyn van 12 duimen, en de daar tegen over (taande lyn van 4 duimen, in 16 gelyke delen, en trekt deze delen van de ene lyn tot de andere, waar door de ruimte tuiïchen deze beide eerst getrokkene lynen ook in 16 delen verdeeld wordt. Door deze normaal fchaal kan men dus de ruimte, tufichen het punt van fmeltend ys, en dat van kokend water, aan een Thermometer, aan welken het zelve 12 duim beflaat, tot dien, waar aan het maar 4 duim bedraagt, bepalen. Men meet, namelyk, de tusfchen ruimte van de vafte pun-  C 9* ) punten aan zulk'een Thermometer, met een palfer, en zoekt met denzelven op de fchaal de plaats, waar 16 gelyke delen nauwkeurig deze maat evenaren, langs welke men een, met de beide andere parallel lopende, lyn trekt; (i) met een palfer neemt men den affland, die deze 16 lynen alhier van eikanderen hebben, en brengt dezelve over voor den begeerden Thermometer , en, daar dezelve Hechts van 5 tot 5 graden zyn getekend, •verdeelt men deze wederom met een zeer fyne palfer in 5 gelyke delen, op dat de affland van fmeltend ys tot Kokend water in 8oa verdeeld zy. §. 109. De verdeling of fchaal van Fahrenheit is niet minder beroemd, dan die van Reaumur; ik heb reeds gezegd, dat hy fneeuw met fal ammoniak gebruikte, en de graad van koude, tot welken de Thermometer in dit mengfel zakte, met o tekende; zyn 32° is gelyk aan den o van De Luc of van den zoge•jioeniden Reaumurfchen Thermometer: en de 2i2a is die van kokend water, en (temt met den 80° van hun overeen. Op het punt van fmeltend ys zet hy dus 32, en op dat van kokend water 212, zo dat tuflchen deze twee punkten 180 graden zyn. Om deze tuflchenruimte aan verfcheiden Thermometers zodanig te verdelen, kan men op dezelfde manier te werk gaan, als ik in de voorgaande paragraaf gezegd heb, verdelende echter deze normaal fchaal in 37 gelyke delen, op de onderfle lyn 30, en op de bovenfte 215 plaatfende; dewyl nu het punt van fmeltend ys gelyk is aan den 32S verdeelt men de tuflchenruimte van de eerfte tot de tweede lyn, in 5 gelyke delen, en zo ook die vari 110 tot 115, op dat men den 32 en den 212 graad verkiyge; wanneer men even gelyk als by de 80 £1) Het is altoos goed, dat men reeds een menigte van deze lynen getrokken heeft, hy bet maken van de fchaal, zo dat tuff'chen dezelve 1 of a linien af/tand zy; wanneer bet dan gebeurt, dat de affland der hnen nauw keurig overeenkoomt, zo brengt men de tuffebenruimte vav 5 tot 5 graden, die de 16 lynen bier van elkander bsbben, over voor de fchaal van dien Thermometer; zo echter geen lyn nauwkeurig aan den af/land van fmeltend ys tot kokend waier vm den Thermometer gelyk is, t-'-ekt men dezelve met potloot of inkt, naar men verkiest.  C 93 } 80 delige fchaal, de ruimte van het onderfte tot het bovenfte punt met een palfer meet, en deze ruimte op de fchaal zoekt van den 3_a namelyk, tot den 212. Men heeft dus ook hier van 40 tot 210 alleen de graden van 5 tot 5, welke men echter ook wederom zeer gegemakkelyk in 5 gelyke delen verdelen kan; wanneer men van 5 tot 5 graden de getallen op de fchaal rekent: b. v. 35. 40. 45. 50. en zo verder. Het fpreekt van zelve, dat men op beide fchalen zo veel graden onder het punt van fmeltend ys, en boven dat van kokend water tekent, als het gebruik van den Thermometer vordert, zo dat men by dien van Reaumur onder o wederom voorttelt, als 5. 10. 15, tot zo lang als overeenkomftig den Thermometer is; en by die van Fahrenheit vaart men onder 32 voort, tot 30. 25. 20. 15 tot o, onder welken ten minften nog ie* voor een Thermometer, die de verandering van warmte der atmospheer zal aantonen, moeten zyn, en by een proefThermometer, welke tot 254^ of 6ooö van Reaumur. of Fahrenheit zal klimmen, tekent men de fchaal tot aan deze graden toe; en wanneer denzelven voor fterke konftige koude gemaakt is, meet men by een kwik-Thermometer tot aan 40Q onder den o van Fahrenheit, en by dien van wyngeeft, die nog grotere koude zal aantonen, tot zo ver als men het dienftig Oordeelt. §. 110. Men is meeft gewoon dé fchaal van Reaumur of De Luc aan de ene kant, en die van Fahrenheit aan de andere kant van den Thermometer te tekenen, en daar 4 graden van Reaumur gelyk zyn aan 9 van Fahrenheit, behoeft men maar één van deze normaal fchalen te gebruiken: want zo men b. v. de fchaal van Reaumur voor den Thermometer getekend heeft, neemt men de ruimte met een fyne pasfer van 4 graden van deze fchaal, van ó beginnende, welke in 9 gelyke delen of graden voor de fchaal van Fahrenheit verdeeld moeten worden; wanneer men dus eerst deze ruimte van 9S, van 32 beginnende, plaatst, en hiermede tot aan het einde der fchaal voortvaart, als ook onder 32, kan men deze ruimtens gemakkelyk wederom in 9 gelyke graden verdelen; en wanneer men reeds de fchaal van Fahrenheit heeft getekend, en by dezelve de Reaumurfche begeert, neemt men ds ruimte van 32 tot 41 of die van 9 graden, en ver-  C 94 ) verdeelt dezelve in 4 delen, waarvan ieder een graad van Reaumur uitmaakt. §. ui. Daar alle Thermometers, welke voor de verandering van warmte der Atmospheer gebruikt worden, niet tot het punt van kokend water behoeven te lopen, maar de hoogte van 40 Reaumursche graden of van iaoa Fahrenheit, voor dezelve genoeg is, han°t men deze Thermometers naai! een proef-Thermometer met dezelfde vloeiftof gevuld, CO aan welkende graden tot kokend water reeds getekend zyn, in water van even boven de 40° warmte; men plaatft dezelve tot aan de hoogte der vloeiftof in dit water, zo echter dat de verwydingen noch den bodem , noch de zyden van 't vatie raken, maar even als by dat van kokend water, afgescheiden zyn; hoe langfamer het water verkoelt, hoe beter men het punt kan aantekenen, als de proef-Thermometer tot den 40a gezakt is, het welk met den reeds gezegden loper van ene pen gefchiedt, als de proef-Thermometer nauwkeurig dit punt evenaart. De Cl) Dit moet ook plaats hebben by een wyngeest Thermometer zo men verkiest, dat dezelve met een ander van wyngeeft welke tot kokend water loopt, zal overeenftemmen; want daar % Thermometers, waarvan de een met wyngeeft, en de andere met kwik is gevuld, en aan beide in fm ltend ys en kokend water, by dezelfde barometer hoogte, de vafte punten zyn bepaald, in alle andere graden, behalven deze a vafte punten, door ene' ongelyke uitzetting of gang verfchillen, zo dat de 402 graad van een kwik-Thermometer gelyk zal zyn aan den 35e van een, die met Jlerken wyngeeft gevuld is, kan een wyngeest Thermometer, aan welken b. v. op den 400 Reaum. naar een kwik- Thermometer het bovenfte punt is bepaald, met geen ander wyngeest Thermometer, die in kokend water het bovenfte punt tntvangen heeft, overeenkomen; want de 4c6 van den e&ften ts gelyk aan den 45e van een kwik Thermometer va dat de graden tujfcben den 40° en 3a» van alle tetde moeten verfchillen, waar door ook de overeenkomst zoude worden verbroken, die tuJJ'chen Thermometers met even Perken wyngeeft gevuld, plaats heeft. Dat enen mott een kwik Thermometer naar een, met wyngeeft gevuld, moet bepalen, begrypt een ieder te weU m het te berinneren,  C 95 J De fchaal, het zy van Reaumur of van Fahj^en» heit kan men op de zelfde wyze tekenen, als by de , vorige gezegd is; zo dat, wanneer b. v. den 40s Reaum: is bepaald, men deze wydte op de normaal fchaal tot den 40" zoekt, den affland, die de lynen alhier van kanderen hebben, met eenpalTer meet, en op de te mar kene fchaal overbrengt. §. 112. Het is willekeurig waarop men de fchaal van een Thermometer tekent, vele worden op tin en fommige op koper gegraveerd, de meeften echter op papier gemaakt. Er zyn vele Thermometer makers» welke zich van gedrukte of reeds in voren gegraveerde fchalen bedienen, zy nemen dan een Thermometer, aar» welken ten hoogften het punt van fmeltend ys onderzocht word, ftellen den zeiven met dit punt tegen den o van Reaumur of den 32* van Fahrenheit,. zonder zich omtrent de overige graden te bekommeren', zo dat zulke Thermometers, gelyk ik meermalen gezien heb, by ene zomerfche warmte 8 tot io° Fahr: van' eikanderen verfchillen, hoe veel men op zulke Thermometers af kan, kan een ieder begrypen; men beroepc zich, dat men de vafte punten, overeenkomftig de fchaal, aan de buis bepaald, en dan ene verwyding aan de zelve blaaft van de vereischte grootte, om zo veel wyngeeft of kwik te kunnen bevatten en ook niet meer, als noodzakelyk is, om van fmeltend ys tot kokend water de begeerde tusfchenruimte van de bepaalde vafte punten op te vullen; zo dat het kwik of de wyngeeft in fmeltend ys geplaatst, het onderfte punt, en in kokend water het bovenfte punt evenaart, maar niemand is 'er, of hy weet, dat het byna ene onmogelykheid in zich bevat, zelfs voorden beft geoefenften, ene bol, cylinder, of wat het ook zyn mag, het zy aan de buis zelve te blazen, het zy geblazen, en afgemeten hebbende, aan de buis te zetten, die juift zo veel kwik bevat, dat het niet op de tuflchenruimte van fmeltend ys tot kokend water 2, 3, 4. en meer graden te groot of te klein geworden was. Het gebeurt dikwyls dat men een Thermometer breekt, voor welken men reeds een fchaal getekend had, maar de zelve is als dan van geen gebruik, ik heb nog over de 20 foortgelyke fchalen, van onderfcheidene grootte, en tot onderfcheiden graden hoog, maar het is my nog nimmer gelukt, een wyngeeft- of kwik-Thermometer te maken, waarvoor een de- I  C 96 ) dezer fchalen gèfchikt was; een ieder begrypt dus, dat een Thermometer met ene gedrukte fchaal, of anderen met tinnen fchalen, welke in voren by menigte gebraveerd of gagoten worden, nimmer onderling kunnen 0vereenflemmen, of de ware temperatuur van den dampkring of enig lichaam aangeven. §. 113. Vele Thermometers worden met hunne fchalen jn wyde glazen buizen geplaatft, die men aan beide einden in de vlam, door de blaasbalg verfterkt, ■uittrekt, en toefmelt,. welke buis men dan aan een plankje of bred beveiligd door _ koperen ringen, die om de zelve (luiten, waar aan (taarten zyn, die in het plankje worden geltoken, zo dat tusfchen het glas en het plankje nog om 1 duim afltand blyve. Of fchoon zulke Thermometers zeer langdurig zyn, doordien de zelve, rondsom in glas met hunne fchalen belloten zynde, door gene lucht of vochtigheid worden ■aangeraakt, wordt echter der zeiver gevoeligheid hier door fterk verminderd, omdat de omringende dampkrings lucht niet onmiddelyk hare temperatuur aan de zelve kan mededelen, waardoor zy derzelver verandering niet zo fchielyk ondervinden, dan die, welke onmiddelyk de Jucht aanraken; te meer daar het glas een zeer flecht geleidend lichaam der warmte is, waar door de in de wyde buis belloten zynde lucht niet zo fchielyk hare warmte kan verliezen' of meer ontvangen, als of de zelve door geen tuffchen beidend zynd lichaam gefcheiden waar; ten minften kunnen zulke Thermometers nimmer, in het zuiden hangende, de warmte, welke de zon op de befcheneu wordende lichamen voortbrengt, aangeven, om dat zy, als broeibakken, ene grotere warmte ontvangeu, doordien de in dc buis zynde lucht door gene winden kan worden vernieuwt. • §. 114. Het zelfde heeft plaats by Therrrometers, die in een houten raam, van voren met glas gefloten, worden geplaatst, ook hier in kan gene vernieuwing van lucht plaats hebben, zo noodzakelyk, indien men derzelver, anders onmerkbare, veranderingen van warmte en koude begeert optemerken; wil men zich echter van deze, en ook van de eerfte manier bedienen, zo laat men de verwyding onder de glazen buis of houten lyft uitfteken, zo dat dezelve aan alle kanten aan de wind is blootgefteld; by ene glazen buis kan ditgemak- ke-  ( 97 D kelylt gefchieden,\men fluit, namelyk, dezelve van onderen met een koperen bus, waariiK een gat is, daar de buis van den Thermometer doorgaat, waar aan men dan de fchaal bevestigt, welke men zo lang heeft gelaten, dat zy op dit busje rust en daar door verhindert, dat de Thermometer uit de wyde glazen buis valle; men bevestigt dit busje om het glas met kit, beflaande uit wasch, harst, en gebrand geeloker. In de houten lyst maakt men een halven Cirkel, waardoor de Thermometer buis gaat; waht daar men dezelve kan openen, en fluiten, gelyk deze Thermometer kastjes gewonelyk gemaakt worden, is men in ftaat, den Thermometer rriet de fchaal in dezelve te hangen, zo dat, gefloten zynde , de verwyding der buis onder uit fteckt. Ik 'moet nog herinneren, hoe ik gewoon ben myne Thermometers aan hunne fchalen te bevestigen, daar het gewoon gebruik van de verwyding op een koperen pinnetje, of plaatje te laten rusten ook te verwerpen is, omdat dezelve door geen lichaam , gelyk ook welke moet worden aangeraakt, maar geheel vry aan de lucht bloot ftaan; ik maak tot dat einde boven aan den Thermometer, als ik denzelven voor de laatfte keer toefmelt, een foortvan kapjen of ring, door, namelyk, dit einde der buis in de vlam gloeijende, tegen een heet gemaakt koperen of yzeren plaatje te drukken, onder dezen ring plaats ik dan een koperen bandje dat met 2 fchruiven op de fchaal bevestigd wordt; doör deze meerdere dikte van de buis wordt dus verhindert, dat de Thermometer verfchuive of naar beneden zakke; zo dat het niet nodig is door de verwyding ergens op te laten rusten, dit te willen beletten; onder bevestigt men insgelyks de buis als boven door een koperen bandje. §. 115. Dikwyls is men ook gewoon de papieren fchalen op een houten bredje of plankje te lymen, en dezelve voor de lucht en vochtigheid met vernis te beftryken. De Luc fielt hiertoe het dennenhout voor, het welk ook boven al het andere te verkiezen is, omdat het fchielyk warmte verliest en ontvangt, en door vochtigheid van alle andere foorten het minst in zyne lengte wordt veranderd ; ook hier moet de verwyding onder het plankje uitfleken, ten minften moet men door rondsom dezelve ene wyde opening re hebben, zo dat er ten minften 1 linie affland zy tuffchen het glas en het hout, beletten, dat de verwyding het bred rake. G Hoe  C 98 ) Hoe fraai een ieder de fchalen, kastjes, en breden voor zyne Thermometers maken wil, hangt van zyne verkiezing en fmaak af, alleen zy men voorzichtig, het fraaije met boven het nuttige te verkiezen, of door aangebrachte fchoonheden de gevoeligheid van een Thermometer te benadelen. §. 116. Doordien het papier, waarop de fchaal is getekend , zeer fchielyk door de vochtigheid van den dampkring zoude befmettén en bederven; kan men, om dit te verhoeden, zeer voordelig het wit vernis gebruiken, van den, voor de edelfle wetenfchappen te vroeg overledenen, P. I. Kasteleyn, in zyue Chemifche oefeningen het twede deel, derde afdeling , hl. 103 voorgelteld; ik zal het voorfchrift voor hun hier mededelen, die zyne werken mogten ontberen. Voorfchrift ener uitmuntende fchone vernis. Men neemt 10 oneen Alcohol, 3J once beste Sandarach, en 1 once beste Maflix; deze twee ingrediënten doet men ongeflampt 111 een fles, giet 'er den Alcohol op, en late ze in den zeiven oploffen, by ene zeer zagte warmte, het glas wel gefloten zynde, nu en dan omfchuddende. De fles moet zo ruim zyn, dat het vocht de nodige warmte kan ontvangen zonder dat het glas door de geringe wazeming van het vocht fpringe, en het glas zelve kan gefloten blyven, opdat de. Alcohol niet ten dele zoude wegdampen De fandaracb en majiix moeten heel blyven, om dat, tot poeder gebracht zynde, zich de delen als oan tot een bal zouden vormen, waardoor zy niet op zo veel kanten door den Alcohol kunnen geraakt worden, en men zich even hierdoor de oplosfing veel lastiger maakt. De Alcohol moet van alle waterdelen volkomen bevryd zyn. De oplosfing volbracht zynde, voege men 'er li oneen allerzuwerfle Venetiaanfche Terpentin by. Thans wordt de vernis door een fynen linnen doek gegoten, en in een welgefloten vies bewaard: in welke, na enige dagen, die onzuiverheden, welken nog in de vernis zvn mogten, bezinken. J ö Deze vernis is yan ene byzondere helderheid, door- fchy»  C 99 ) Fchynendheid, én geeft een uitnemenden glans aan alle voorwerpen, welke met dezelve bedekt worden." Met deze fchone vernis de fchalen 2 of 3 malen 0vergeftreken hebbende, zal het papier door geen water of lncht worden aangedaan, daar men het ook even als glas, van onzuiverheid reinigen kan. Men verkiest het beft in de bewerking van deze vernis koel weder, en ftelt zo min mogelyk de nog te bezigende vernis aan de lucht bloot, opdat het oplosmiddel (de Alcohol^ niet vervliege, voor de vernis zelve behoorlyk uitgeftreken is» §. 117. Men is dikwyls gewoon by de graden der fchalen enige aantekeningen te voegen van warmte of koude; inzonderheid verkiezen dit dezulke, die de Thermometer veranderingen juist niet zo zeer tot het nemen van meteorologifche waarnemingen opmerken, als wel vermaakshalve nu en dan dezelve bezigtigen. Ik dele hier dan een Tafel mede niet alleen voor Thermometers, die flechts de verandering der atmofpheer aangeven, maar ook voor die, welke tot hoge graden lopen, en tot Proefnemingen gebruikt worden. G a TAFEL,  C reo ) TAFEL van enige proeven, en waarnemingen met den Thermometer van Reaumur (van o tot 8q) en Fahrenheit Reaumur Fahrenheit bf« f KwSver > " 7 **. &° koken U^y11 560 l Vitrioolzuur - - 228^ 546 rLood - - 226 540 'l Zwavel - - - - 94I 244 ["Sterkwater - - - 93! 242 IPotaschloog - - - yi± 240 Zeewater - - - ö2§ 218 nosena ■ Koemelk - - —. 213 I Regenwater - - - 80 212 1Brandewyn - - - 65.8 . 180 l Wyngeest - - - 64 . 176 ffmeltend wasch - 48Ï 140 | by ene koors - - 35 IIO i den 12 April 1738 te warmte i Senegal - - - 34» I09 I 1755 te Leipzig - 315 xoi ■ van'tmenschl. lichaam 29.9 99-3 Ivoor zyde wormen - 165 69 middelmatig - - - 9.6 53.6 fmeltend ys - - - o 32 wyn bevriest - - — 20 I d. wateren id.fter- ke wyngeest - - — - 'van fmeltend ys met falmiak - - - 14! o van fmeltend ys met — keukenzout - - 17 — koude 4 Tubingen 1745 - - 21 — Tornea 1737 - - 33.8 — Jenifei 1735 - - - 66 116 een konftige koude te i „ Petersburg 1760 - 592 —  (Deze tafel tegen over pag. ioi.) f TAFEL. Wyngeest Thermometer. 3 Salmiakgeest Thermometers, wiens uitzetting van ~ .. .. _ fmeltend ys tot kokend water, gelyk is als 1000 Kwikzilver Kwikzilver 3 Thermometer, volgens onderfch. volgens onderfch. Thermometer. onderfch. Jonderfch. onderfch. den Heer van 5 tot den Heer van 5 tot van 5 tot (van 5 tot van 5 tot' De Luc. 5 graden. Luz. 5 graden. tot 1096 5 graden. 1100 5 graden. 1104 5 graden. kok.water 80 go,00 80,co kok. water 80 80,0 80,0 800 75 73,80 6,2 73,80 6,2 75 73 - 3 6,7 73,3 6,7 73,3 6,7 70 67,80 6,0 67,80 6,0 70 66,8 6,5 66,8 6,5 66,7 6,6 65 61,90 5,9 61,90 5,9 65 60,6 6,2 60,4 6,4 60,2 6,K 60 56,20 5,7 56,10 5,8 60 55,8 5,8 54,6 5,8 54,4 5,8 55 50,70 5,5 50,40 5,7 55 49,x 5,7 48,9 5,7 48,7 5,7 5° 45,3o 5,4 44,9o 5,5 5° 43,8 5,3 43,6 5,3 • 43,2 5,5 45 40,20 5,1 39,60 5,3 45 38,6 5,2 38,5 5,1 38,3 4,9 4° 35,io 5,1 34,70 4,9 40 33,8 4,8 33,7 4,8 33,4 4,9 35 30,30 4,8 29,90 4,8 35 29,2 4,6 29,0 4,7 28,8 4,6 30 25,60 4,7 25,30 4,6 30 24,7 4,5 24,5 4,5 q4, 3 4,5 25 21,00 4,6 20,90 4,4 25 20,2 4,5 20,1 4,4 20,0 4,3 20 16,50 4,5 16,50 4,4 20 15,9 4,3 15,9 4,2 15,9 4,ï 15 12,20 4,3 12,20 4,3 15 11,8 4,0 11,8 4,1 11,8 4,1 10 7,90 4,3 7,90 4,3 10 7,8 4.0 7,8 4,0 7,8; 4,0 fmeltend vs o l,9° 4'~ 3,9° 4'° r u a 5 3,9 3,9 ' 3,9 3'9 3,9 3,9 nneitena ys o 0,co 3,9 0,00 3,9 fmeltend ys o o;o 3,^ 0,0 3,9 0,0 3,9 5 3,9° 3,9 5 3,8 3,8 10 ~7,70 3,8 10 7,5 3,7 15 II?40 3i7 I5 1I?0 20 15,00 3,6 " 20 14,4 3,4   ( iio } HOOFDSTUK XVII; Over de vergelyking van Wyngeest-Thermometeren. met die van Kwik. %. 118. Reeds in het twede hoofddeel heb ik als een grote reden voor bet verkiezen van kwikzilver boven den wyngeest, aangemerkt, dat dezelve enen zeer verfchillenden gang heeft met dien van het kwik, en ook met de verandering van de warmte zelve; maar daar een wyngeest Thermometer veel gemakkelyker ën dus ook beter koop kan worden vervaardigd, en daarenboven ook nog zeer vele liefhebbers vindt, die inzonderheid denzelven verkiezen om de hoge kleur, welke men aan den wyngeest geven kan, is het voor de zulke zeer dienftig, welke begerig zyn, nauwkeurig de warmre van den dampkring waartenemen, en met een kwik-Thermometer , het zy door ouderdom, of enig gebrek aan het gezigt, hier in niet gelukkig kunnen ilagen, aan den wyngeest Thermometer ene" fchaal, overeenftemmende met den gang van het kwik, te kunnen geven, waardoor deszelfs graden onderling overeenkomen; of tafelen te hebben, in welke de uitzetting en inkrimping van den wyngeest met die van het kwik worden vergeleken, zo dar men uit dezelve zien kan, hoe veel de gang van den wyngeest verfchilt van dien van kwik, en hoe veel graden of delen derzelver aan den eerften moeten worden bygevoegd, om ene gelyke warmte met het kwik aantegeven. Du Crest, De Luc en Luz. hebben. |hierom de uitzetting van den wyngeest onderzocht, en met het kwik vergeleken, waar door zy in ftaat waren zulke tafelen, als ik even zeide, temaken; ik zal hier ene mededelen, waar in men ene vergelyking vindt van Wyngeest en Salmiakgecst-Thermometeren met die van kwik, volgens de uitkomst der proefnemingen van De Luc en Luz. (zie de nevensflaande uitfiaande Tafel.") §. 119. Uit deze tafel ziet men, dat de proeven van De Luc en Luz niet volmaakt met eikanderen overeenftemmen, maar in fommige verdikkingen van 5 tot 5 graden nog enigfins verfchillen; maar daar dit zo weinig bedraagt, kan het zeer wel worden toegefchreven aan den ongelyken wyngeest, welken zy gebruikt hebben, daar deszelfs gang verfchillende is, overeenkomen 3 ftig  ftig de hoeveelheid water, welke zich nog in denzelven bevindt; want men weet niet of hun wyngeest even fterk geweest is, daar De Luc de uitzetting der wyngeest , welken hy gebruikt heeft, niet heeft aangetekend, gelyk de Heer Luz, zynde de uitzetting van de zyne van fmeltend ys tot kokend water gelyk icco tot 1118. Daar men dus de uitzetting en gang van den wyngeest Thermometer kent in vergelyking met dien van kwik, kan men denzelven wel ene fchaal geven, waar door hy van 5 tot 5 graden met een kwik Thermometer overeenkoomt; maar daar deze inrichting niet zonder moeite, en wel ene langwylige moeite, gepaard met ene zeer grote nauwkeurigheid kan worden ter uitvoer gebracht, zoude het zeker niet alleen miüchien te vergeefsch zyn, algemeen voorieflagen, om de Thermometers van wyngeest door zodanig verdeelde fchalen, met kwik Thermometers te doen overeenftemmen, maar zoude ook waarfchynlyk daar en boven meer nadeel, dan voordeel aan de Thermometer waarnemingen aanbrengen; want zo men algemeen vorderde, dat de wyngeeft Thermometers gelyke graden van warmte , en koude met die van kwik zouden aangeven, zoude het waarfchynlyk wel ten gevolge hebben, dat de eet} dit zoude opvolgen, maar een ander nalaten, en echter zoude men geen wyngeeft Thermometer kunnen kopen, of dezelve zoude met dien van kwik overeenkomen, zo men dit flechts vorderde ! §. 120. De Wyngeest Thermometer behoude dus zyne fchaal; de meeste immers, die dezelve voor hun da- g.-ijivo g^uimiv ui.gcii.li, nuuucu ^.cci gciuan-iM-i^n. gens de voorgeftelde tafel de een of de andere waarneming, welke zy nauwkeurig willen weten, met die van een kwik Thermometer vergelyken: een wyngeeft Thermometer b. v. ftaat op enen heten zomerfchen dag op 30 Reaum. graden, hoe hoog zoude een kwik Thermometer ftaan? nauwkeurig genoeg OP353: want niemand toch zal een Thermometer van wyngeest gebruiken , wanneer hy belang ftelt in nauwkeurige, met andere Thermometers van onderfcheidene plaatfen overeenftemmende waarnemingen, en den zeiven niet zo zeer nieuwsgierigheids halve fomtyds befchouwt, om in gezelfchappen daar men by de eerfte aankomst van het weer toch meestentyds fpreekt, de graden van hitte of koude te kun-  kunnen verhalen, als wel om denzelven als natuuronderzoeker te gebruiken, om door nauwkeurige waarnemingen zich zeiven en het vaderland tot nul en vergenoegen te zyn. Alleen in een geval, wanneer iemand belang ftelt in zulke nauwkeurige waarnemingen, en door ouderdom of een zwakheid van gezigt de hoogte van het kwik niet goed kan bepalen, zal een hooggeverfde wyngeeft Thermometer , overeenftemmende met de gang van een kwik Thermometer verdeeld, te pas kunnen komen en nuttig zyn. §. I2i. De Luc heeft §. 458. s—y ene manier voorgefteld, om den wyngeest Thermometer, met dien van kwik overeenkomende, te verdelen, en te gelyk tot meer gemak een normaal fchaal, op ene gelyke wyze als ik $. 108. pag. 91 heb voorgefteld, CO hier by gevoegd; daar het echter zeer zelden voorkomen zal, dat men zulk een wyngeeft-Thermometer begeert, kan men denzelven gemakkelyker deze verdeling geven. Men plaatst ten dien einde een kwik- en den wyngeeft-Thermometer in water van de begeerde warmte, waarin b.v. de kwikThermometer op 4üa klimt, en'tekent dan het punt, tot welk de wyngeest in deze warmte van 402, geklommen is, aan, het zy door een loper van een pen of iets anders ; wanneer men het water gedurig omroerende, opdat het overal gelyke Warm zy, langfaam laat verkoelen, en alsdan telkens, als het G 4 kwik (1) Men denke echter niet, dat ook deze fchaal van de Luc evenwyde verdelingen habbe , daar de af/tand, welke de lynen van eikanderen hebben moeten, door berekening gevonden wordt; men heeft namelyk, 2 maatfokken, een grote, en kleine, van b. v. 6 en 5 duimen, welke in 350 gelyke delen verdeeld zyn, volgens welken men boven o, de lengte tot 39, 40, 42, 43, 45, 46, 47, 49; en onder nul 38, 37, 36, 34 van de maatftokken tekent; zo dat de beide lynen, welke ik §. rob", gezegd heb, in 16 gelyke delen te verdelen , hier in 8 ongelyke delen verdeeld worden , volgens de bladz. 110 voor gefielde tafel van overeenkomst, of 39. 40. 4a. &c. door deze tafel van De Luc kan men dus fiok flecbts alleen tot den 4oq Reaum. ene overeen' Jlemmende verdeling met den kwik Thermometer, aan dien van wyngeest geven.  C 104 ) kwik 5 graden gezakt is, ook de hoogte van den wyn-f geest Jggpaalt. Hiermede vaart men voort, tot aan" de laatfte 5 graden boven fmeltend ys. Om zich echter te verzekeren, dat men deze punten van 5 tot 5 graden aan den wyngeest Thermometer nauwkeurig heeft be-" paald, als het kwik ook juist 5 graden gezakt is, herhaalt men deze proef ten minften nog eens, op dat men hier van verzekerd zy. Het water moet langlaam verkoelen, en gedurig worden omgeroerd; ook moet men ene genoegzame hoeveelheid nemen, om dat daardoor de warmte zo veel te gelyker is. Deze manier is zekerder en gemakkelyker, dan die, welke De Luc en Luz (Y) hebben voorgcflagen, het laftig en langdurig rekenen, meten, en in zulke kleine delen overtebrengen, gelyk plaats heeft, wanneer men door berekening deze verdeling aan den wyngeest Thermometer geven wil, wordt hiermede befpaard, en geen onderfcheiden gang van wyngeeft, door onderfcheidcn fterktc veroorzaakt, brengt enige verandering te weeg, of doet denzelven nog van dien van kwik verfchillen. Hier door heeft men nu flechts ovcreenflemmende graden boven het punt van fmeltend ys, daar men dezelve ook insgelyks onder dit punt, met de verdikking van kwik 0vereenkomende, begeren zal. De gemakkèlykfle manier, die ik hiertoe zoude kunnen voorftellen, is zeker, om 'swinters, als het flerk vrjeft, zulke wyngeeft Thermometers , tufichen twee kwikThermometers te plaatfen aan een ftok of lat, of tak van een boom, zo dat aan alle kanten de lucht door den wind kan worden vernieuwt > en er geen reden zy, waar door de één hoger qf lager zoude kunnen ftaan, dan de ander, het welk men door de daarnevens hangende kwik Thermometers onderzoekt; elke 5 graden die deze onder fmeltend ys dan vallen, worden door lopers van een pen, zyden draadjes, flipjes met inkt, of iets foortgclyks naar men by der hand heeft, of het best voorkoomt, insgelyks aan de wyngeell Thermometers bepaald; mceftentyds zal men 's winters ene koude hebben, waarin men het zelve ten minften tot op 102 onder nul zal kunnen volbrengen, maar om verder deze ovcreenflemmende verdeling voort te zetten, neemt men zynen toevlugt tot konftige koude; in de eerfte plaats kan men zich van . droge CO Anweifmg die Thermometer zi verfertigen, hl. 548. §. a86 en volg.  C io5 ) droge fneeuw of ryngeftoten ys en keukenzout bedienen, 2 delen van het eerfte tegen I van het laatfte, en. plaatfen i of 2 zeer goede, met den wyngeeft Thermometer in gevoeligheid overeenftemmende, kwikThernïometcrs in dit mengfel. Als het kwik in de Thermometers tot op i5a gezakt is, tekent men het ook wederom aan den wyngeest Thermometer; vervolgens ge-s bruikt men voor grotere koude falpeter zuur met droge fneeuw, hier in zakt den Thermometer tot op 332 ongeveer onder o; met een nauwkeurig oog let men op het vallen van het kwik van 5 tot 5 graden, en tekent zeer fchielyk en voorzichtig elke reis dezelve aan den wyngeeft Thermometer aan. §. 122. Verder is men niet in ftaat door onmiddelyke proeven den wyngeeft in zyne verdikking met het kwik te kunnen doen overeenftemmen: want daar het kwik by dezen graad meer of min begint te bevriezen, is het veel onregelmatiger in zyn verdere verdikking onder het bevriezen , dan de wyngeeft zelve, zodat de laatfte dan nimmer overeenkomftig den gang van het eerfte kan worden bepaald in ene verder toenemende koude. De nauwkeurigheid en de moeite , die vereischt wordt, om zodanig een wyngeeft Thermometer te ver-, delen, belet om dezelve altoos-een zodanige fchaal te geven : men neme hiertoe dan alleen zyn' toevlucht, wanneer men overeenftemmende wyngeeft en kwikThermometers begeert, tot enige Phyfifche proeven, of wanneer men de eerfte door hunne hoge verf moet verkiezen boven die van kwik. Daar het kwik en de wyngeest, het zy in warm water, het zy in de koude van den dampkruyg, of in die door konft gemaakt, byna geen ogenblik dezelfde hoogte behouden, maar door toenemende koude al verder zakken, is het bezwaarlylc de daling van het kwik, van 5 tot 5 graden, aan den wyngeeft Thermometer te bepalen , zonder het zelve l5 of meer zelfs van een graad te hoog of te laag te nemen ; men kan dit echter voor de twede keer veel nauwkeuriger onderzoeken, doordien dan deze overeenftemmende punten reeds zyn aangetekend, men herhale dus deze proeven altoos nog eens, opdat men zich van derzelver onderlinge overeenkomft verzekerd kan houden. Vervolgens verdeelt men de tulTchenruimtens van 5 tot 5 graden, in 5 gelyke delen of graden, daar het verfchil, G 5 dat  C 106 ) dat hier door met den gang van een kwik Thermometer ontftaat, van geen belang is. §. 123. Daar ik reeds j. 5. bladz. 4. herinnerd heb, dat het kwik by zyne verdikking in vergelyking van de ware warmte en koude nog enen afnemenden gang heeft, zo dat het zelve, gelyk alle andere vloeiftoffen, by toenemende koude immer weiniger verdikt, of in uitgebreidheid verminderd wordt, kan ik niet voorby, hier ene tafel te plaatfen van De Luc, (Y) waar in de gang van een kwik Thermometer met de ware warmte vergeleken wordt. TAFEL van overeenkomft van een kwik Thermometer met de ware warmte. Kwikzilver ware onderfcheid der Thermometer. warmte, ware warmte voor de veranderingen van den kwik Thermometer van 5 tot 5 graden. kokend water 80 180,00 * 75 —' 75,28 4,72 70 - 70,56 4,72 65 - 65,77 4,79 60 - 60,96 4,81 55 56,15 4,89 50 ■ 51,26 4,89 45 — 46,37 4,97 35 36,40 30 „■ 31,32 5,08 25 ■ 1— 26,22 5,10 20 — -. — 21,12 5,18 15 - 15,94 5,20 ïo ' IO'74 - o, fmeltend ys o ■■. m « 0,00 5,43 80,00 §• 124. Cl) Unterfucbuügen £rV. §. 42*. m.  C io7 ) §. 124. Het vereifclit nauwkeurigheid, den gang van onderfcheidene vloeiftoffen te onderzoeken, en met elkander te vergelyken, maar nog oneindig veel groter is de moeite, om dezelve met de ware warmte te doen overeenftemmen. Men onderzoekt dezelve, door vermenging van 2 gelyke hoeveelheden water van verfchillende warmte: want indien men ene zekere maat koud en heet water, waarvan men de temperatuur door een kwik Thermometer onderzocht heeft, hebbende b. v- het ene ioB en het andere water 40a warmte, met eikanderen vermengt, zo moet de overmaat van 30° warmte van het hete water zich door de gehele hoeveelheid van het famengegotene water gelykelyk verdelen, en dezelve derhalven tot de middelbare warmte van 25e brengen; als nu de vloeiftof waarmede een Thermometer gevuld is^zich in een iuifte evenredigheid uitzet, of inkrimpt, in welke de warmte toe- of afneemt, moet het zelve in dit water (zo er niets famenloopt, om deze graad van warmte van het vermengde water te vermeerderen, of te verminderen) tot op 252 klimmen. §. 125. De op deze manier ingeftelde proeven heb-* ben over het geheel geleerd, dat men nQg geen vloeiftof kent, die zich in evenredigheid uitzet met de vermeerdering van warmte ; gene echter van allen is de verandering van warmte in haren gang meer evenredig dan het kwik, gelyk De Luc, door zyne zo menigvuldig en niet zonder grote moeite ingeftelde proeven, buiten allen twyfel gefield heeft. Men is nog in twyfel geweeft, of men den kwikThermometer ene fchaal zoude geven, overeenkomftig de ware warmte, dan of men denzelven op de oude manier in gelyke graden verdelen zoude; het is buiten tegenfpraak, dat men door alle deze nieuwe inrichtingen zich in een doolhof van verwarring zoude begeven , waar uit men zeker niet zonder moeite en lang dwalen , wederom op een zekeren regten weg zoude kunnen komen , en het voordeel dat men dan nog uit dit alles getrokken had, zoude van — weinig waarde zyn; het zy genoeg, dat een natuuronderzoeker den gang van het kwik in evenredigheid met de verandering van warmte kent, om, wanneer het vereifcht wordt, zich hiervan te kunnen bedienen; en men geve den kwik Thermometer zyne gewone, in gelyke graden verdeelde fchaal. Juttt  C ïo8 ) Dat bet eenvoudige in werktuigen van een algemeen gebruik toch altoos de voorkeur hebbe! f. 126. Daar er nog vloeiftoffen genoeg zyn, welker gang men nog niet heeft onderzocht, of tot Thermometers gebruikt, zal het niet ondienftig zyn nog iets omtrent deze proeven te herinneren. Over het algemeen leert de ondervinding, dat twc ongelyk warme lichaman, die eikanderen aanraken, of verenigd zyn, zich wedcrzyds zo lang verkoelen, en verwarmen , tot dat zy beide even warm zyn; of, nauwkeuriger uitgedrukt, de grotere hoeveelheid vrye warmteftof, die het ene lichaam boven het andere bezit, brengt zich in evenwi>t of verfpreidt zich gelykelyk aan het naastbyzynd lichaam, dat minder warmte ftof bezit, waardoor noodzakelyk het .koudere lichaam zo veel meer warmteftof moet ontvangen, als het hetere lichaam van het zelve verliest, zo by de vermenging, als anders, gene warmte verloren gaat. Maar zo men het hete water bv het koude doet, deelt het zelve, deels aan de lucht, deels aan het vat, waar in het koude water is, ook van zyne warmte ftof mede, waardoor het vermengde water minder warmte bezit. Doet men in tegcndcef het koudere water by het hete, zo is de warmte van het gemengde water iets te groot, door dien het vat waarin het hete water is, van zyne warmte ook aan het koudere mededeelt; om zo veel mogelyk deze zwarigheden te boven te komen, neemt men ene grote hoeveelheid water van ene bepaalde warmte en koude, en vermengt het in ene niet zeer koude kamer; wanneer men of door de warmte van het vat te bepalen en van het gemengde water af te trekken, of door uit de beide verenigingen van heet- met koud- en koud- met heet-water de middelbare warmte te nemen nauwkeurig genoeg in zyne onderzoekingen flagen zal. Ook kan'men onderzoeken hoeveel warmte van het gemengde water verloren gaat, onder den tyd der proefneminge; hier toe is een fecundeflinger nodig, waarmede men dit eerst heeft bepaald, en naar welken men vervolgens den tyd der proefneming opmerkt. Het oogmerk myner verhandeling verbiedt my hierover breedvoeriger uittcweiden, voor hun ook, die zich met foortgelyke onderzoekingen bezig houden, zal het genoeg zyn. HOOFD-  ( i°9 ) HOOFDSTUK XVIII. Over de gevoeligheid van kwik- en wyngeeft' Thermometeren. $. 127. Zeer vele wysgeren, onder welke inzonderheid De Luc, fielden, dat een met kwik gevulden Thermometer veel gevoeliger waar, dan die van wyngeest, en zonder nauwkeurige proefnemingen was het geen wonder tot deze Helling te vervallen. Hoe digter toch een lichaam is, in zo veel te meer punkten wordt het door een ander omringend lichaam aangeraakt, waar door het derhalven zo veel te fchielyker warmte ontvangen of verliezen moest, als het naast byzynd lichaam meerder of minder warmte bezat; het kwik is veel digter dan wyngeeft. ja zelfs 14 maaf zwaarder dan water, het wordt dus in meer dan 14 maal zo veel punkten aangeraakt, dan wyngeeft, en moest dus ook zo veel fchielyker warmte verliezen of ontvangen. Deze wet zoude zeker algemeen zyn, en de tyd, waarin enig lichaam ene vermeerdering of vermindering van warmte aanneemt of verliest, zoude in ene volmaakte evenredigheid ftaan met derzelver digtheid, of zwaarte, zo niet het ene lichaam de warmte beter geleide dan het andere (1); bier door weet men, dat men geheel geen befluit tot de gevoeligheid van enig lichaam voor de warmte, uit de zwaarte van het zelve, opmaken kan, daar ene ondcrfcheiden geleidende kracht hier in de grootfte rol lpeelt. §. 128. De Heer J. F. Luz, die zeer vele proeven van De Luc beveftigd, of door ene betere ondervinding genoodzaakt, wederlegd heeft, onderzocht ook de gevoeligheid van den kwik- en wyngeeft-Ther- mo- (1) Het zelfde heeft plaats hy lucht en water, het laat' fte is 800 maal digter en zwaarder dan de lucht; maar een Thermometer ontvangt of verliest niet Soe maal fchielyker warmte in water, dan in de lucht; maar ftecbts 8 maal, om dat de lucht de warmte veel fterker geleidt, dan het water. Een fterk hewys voorwaar tegen de $. 94. bladz. 75. bygebrachie theorie van De Luc omtrent de oorzaak van ene grotere hitte van kokend water by ene flerkere drukking van xl* lucht.  C "o ) mometer; om te weten hoe veel groter de verwyding van den eerften zoude moeten zyn, om met den laatften even gevoelig omtrent de verandering van warmte te wezen; Hy heeft zyne proeven te nauwkeurig, en te dikwyls genomen, dan dat het nodig zoude zyn dezelve te herhalen, maar ook te wydlopjg voorgedragen, om dezelve hier by te brengen; het zy dus genoeg, het refultaat van alle zyne proeven mede te delen, dat in deze korte woorden berust: „ in de vrye lucht, ,, en in langfaam verkoelend water is de wyngeeft even „ gevoelig, als het kwik; maar by fterk toenemende „ warmte, is het kwik driemaal zo gevoelig als de „ wyngeeft." Die deze zyne proeven nauwkenrig begeren te weten, kunnen dezelve vinden in zyne anweifung die Tberm. zn verfert. §. 169. blad. 159 tot 190; het zy in dezen voldoende derzelver uitkomst te weten , om in het maken van een Thermometer zich daar na te kunnen fchikken; dat is te zeggen, om de verwyding van een wyngeest Thermometer kleinder te nemen, dan die van een kwik Thermometer is, (1) zo men met denzelven enige proefnemingen doen wil by ene fchielyke af- of toe- nemende warmte, die ene evenfchielyke inkrimping of uitzetting in de beide vloeiftoffen noodzakelyk maken, gelyk inzonderheid plaats heeft, wanneer men op de §. 121 pag. 103 voorgemelde wyze, den wyngeest Thermometer ene, met dien van kwik overeenftemmende, verdeling of fchaal geven wil. §. 129. Het kan ook wel niet geheel ondienftig zyn, dat ik my nog een ogenblik bepale by de ware gevoeligheid van een Thermometer, daar men hieromtrent zo menigwerf geheel verkeerde denkbeelden koeftert, en dien Cl) Zo men beletten wil, dat de wyngeeft dus in zynen gang met _ bet kwik in ene fcbielyke vermindering van warmte niet te rug blyft, maar even fchielyk, als de Thermometer met kwik, zyne warmte verliest, en zakt, zo moet de verwyding van een wyngeest Thermometer zo veel kleinder wezen, als het kwik meer gevoelig is; derhalven moet de vervoyding van den eerften ftaan tot die van den laatflen, in ene omgekeerde rede van de gevoeligheid van het kwik tot den wyngeest, en wel, volgens de proefnemingen van den Heer Luz, moet de middellyn van de bol van een Thermometer met wyngeest zyn tot die van kwik, gelyk 1 tot 2,  C i» } dien Thermometer het meest gevoelig noemt, die juist het minst deze volmaaktheid bezit. De gevoeligheid van een Thermometer berust alleen in het ichielyk ontvangen van ene vermeerderde of vrygewordene warmteftoffe, en in het fchielyk verliezen by ene vermindering van het zelve, zonder dat hier by de grootte der graden, of affland van het punt van fmeltend ys tot kokend water in aanmerking koomt, maar veel meer enge buizen en kleine verwydingen. Maar wat noemt men dikwyls, ja gewonelyk een gevoeligen Thermometer? dien, waar van de graden ver van eikanderen zyn; neerrt men b. v. de verwyding van een Thermometer in de hand, en verwarmt dezelve , zo roemt men deszelfs gevoeligheid, zo hy hier door hoog klimt, of de affland van het punkt, waarop hy geflaan heeft, tot dat, tot welke het klimt, groot is; ene grotere ongevoeligheid is echter dikwerf hiervan de oorzaak, het welk gemakkelyk blykt, zo men flechts in aanmerking neemt, dat de verwydingen dies te groter moeten zyn, hoe langer men den affland der vafte punten van eikanderen neemt: want hier door bevatten dezelve dus meer kwik of wyngeest, dan die, welker verwydingen kleinder zyn, en affland der vafle punten korter is, en daar nu ene kleindere hoeveelheid van enig lichaam fchielyker in alle zyne delen verwarmt wordt, dan ene grotere, is het natuurlyk gevolg, dat hoe groter graden een Thermometer doorloopt, dies te groter de verwyding is, en zo veel groter de verwyding is, zo veel te meer vjoeiftof bevat zy, en zo veel te meer zy van deze vloeiftof bevat, dies te meer tyd wordt er vereischt om de zelve in alle hare delen te verwarmen, óf te verkoelen. HOOFDSTUK XIX. Over de plaatjing van den Thermometer, en tyd der ivaarnemingen voor de veranderin~ gen van warmte van den dampkring. %. 130. Of fchoon ik het uitgeftrekt gebruik van den Thermometer voor weerkundige waarnemingen in deze Thermometer befchryving niet breedvoerig behandelen zal, kan ik echter niet voorby, kortelyk te melden,  C «= ) •den, wanneer en op welke plaats men het gefchikft den Thermometer raadpleegt. De gefcbikfte plaats voor een Thermometer is in een tuin of veld, naar het noorden tegen een boom hangende, zo echter, dat de zonneftralen noch regt'ynig, noch te rug kaatfend van enig ander lichaam, den -Thermometer kunnen verwarmen, maar ondertuffchcn •ook zo veel mogelyk aan den wind is blootgefteld, zo dat zulk ene plaats door gene naastbyzynde huizen of bomen voor denzelven is befchut, maar de warmte aldaar 'door enen gedurigen ftroom van lucht, met die van andere plaatfen, gelyk is. Steden zyn dus weinig voor weerkundige waarnemingen gefchikt, om dat de zo even voorgelielde vereifchtens weinig, of geheel niet aldaar gevonden worden; men gebruikt er echter ook deze werktuigen tot nut en vergenoegen van het burgerlyke leven, offchoon men in dezelve niet zo wel in Haat is, nauwkeurig de veranderingen, welke in den dampkring plaats hebben, op te merken, doordien in de lieden, en inzonderheid in de grote en digtbewoonde, zeer veel t'famen loopt, om ene, met die van het vlakke land verfchillende luchtsgefteldheid te veroorzaken, het welk uit zeer veel proefnemingen, met verfchillende foorten van meteorologifche werktuigen genomen, blykt; en daar de warmte en koude niet zo fchielyk in dezelve af- of toeneemt, zullen de Thermometer waarnemingen, die op den zelfden tyd in een Stad genomen zyn, dikwerf verfchillen van die op het land. Men plaatfe dan in de Stad den Thermometer tegen het noorden aan een venfter, waar dezelve nog het meest aan den wind is blootgeiield, zo men geen tuin heeft, die altoos de voorkeur verdiend, terwyl men te gelyk de hoogte van de plaats, de naast byzynde huizen, en inzonderheid de warmte van de kamer, zo in dezelve geflookt wordt, tegen welker venfier de Thermometer hangt, in aanmerking moet nemen. Men maakt een kleine fcherm boven den Thermometer , op dat geen fneeuw of regen de verwyding rake. §. 131. Daar 's morgens 1 uur voor den opgang der Zon de grootfte koude; nademiddaags om 2 uur de grootlie warmte; en 's avonds ongeveer by zonnen ondergang ene middelbare warmte van den dag, gewonelyk plaats heeft, zyn deze drie tyden zekerlyk de opHief-  c m ) öie'rkenswaardigfle ten opzicht van de verandering en grootte van warmte of koude; zy echter, die geen algemene mcteorologifche waarnemingen doen, houden hier in geen vallen regel, maar befchouwen den Thermometer en Barometer zonder enen bepaalden vastgeftelden tyd. Wil men echter elke dag meteorologifche waarnemingen, het zy met aPe hiervoor gefchikte werktuigen, of roet enige derzelver doen, zo moeten zy altoos^op den zelfden tyd van den dag gefchieden. De meefte weerkundige ftemvnen overeen, dat men om 2 uur nademiddaags de waarnemingen van de grootfte warmte van den dag doen zal, die ook meeftentyds dan plaats zal hebben; fji) maar in de morgen en avond-waarnemingen is zulk ene algemene overeenkomst niet; vele zyn gewoon , en dit kan ook gemakkelyk gefchieden, des avonds om 10 uur de laatfte reis hunne onderzoekingen H te (x) Ook ontftaat er om dezen tyd van den dag fomtyds ene grote verandering in den aampkring, ten minften beeft de Burger Cuatremere D'Isjonval op dit uur zeer gewigtige veranderingen in denzelven waargenom n; ja zelfs zegt hy bladz. 63. „ zo ik dan heb kunnen zeggen, wat dag, en wat uur, de koude „ der herfst begonnen was, kan ik insgelyks verzeeke* „ ren, wat dag en wat uur de koude van den win„ ter een begin genomen heeft. Wy zyn er klaarblykeJS lyk en votkomenttyk in zet den den 32 cclob. pWcis „ ten half drie uuren V namiddags;" en bla/lz. 3 en 40 beeft by de a voorgaande veranderingen om 2 uur 3s namiddags ontdekt Om hierover echter gene beoordelingen te maken, laat ik dezelve aan de natuur onderzoekers over- Dit geheel zeer zonderling, en met zeldzame ftellingen , en waarnemingen famengevoegd werk jen van den Burger D'ls jon val, beeft den titel „ Over de ontdekking van de ft andboudende betrekking, welkeer tuffchen de verfchyning en bet vtrdwynen, den arbeid, en de werkeloosbeid &c. der spinnen, en de veranderingen, welke er in den dampkring met opzigt tot het fchone weder, ef den regen; de droogte of vochtigheid der lucht; tioch vooral van de koude en hitte en meerderen of minderen graad van vorst, en een volkomen dooi plaats grypen3 in bet Franscb en Nederduitfcb, 1795." Bet is  C "4 ) te doen. Maar wanneer zal dit des morgens gefchre» 'den? zo de geleerden met den landman opftonden, en meer genoegen fchepten in het genot van het fchoonfte - heerlykfte gedeelte van den dag, den vroegen zomerfchen morgen, dan denzelven in een doffen flaap te doen wegvliegen, zoude men zeker den opgang der zon, als den eerften tyd voor algemene waarnemingen aannemen, en die van den avond kunnen vervroegen; dit, helaas! geen plaats hebbende, moet men een uur kiezen, waarin men verwagten durft dat alle meteorologen zullen kunnen overeenkomen , en daar toe heeft men, zo veel ik weet, vry algemeen des zomers 6 uur, en in den winter den opgang der zon voorgefteld. $. 132. Ik voor my echter geloof tot dus ver nog niet, dat men uit alle met zo veel moeite, zorge. en nauwkeurigheid inftellende weerkundige waarnemingen, die elke dag 3 maal op de bepaalde uren jaren agter een volgende gehouden worden, zeer veel voordeel trekken zal, of aan het oogmerk zal beandwoord zien, dat vele hier in zoeken, om, namelyk, uit ene reeks van zulke weerkundige waarnemingen, een vaften regel voor de veranderingen, die in den dampkring plaats hebben, te kunnen opmaken; (1) ten minften kan ik het niet aan velen aanraden, zo zy niet het grootfte geduld en de beste werktuigen hier voor bezitten, om zich zo geheel aan de meteorologie, zeker de laftigfte wetenfchap in de uitoefening van de gehele natuurkunde, over- is jammer, dat bet goede, dat nog in dit, volgens den titel, zo veel belovend werk, gevonden wordt, zo zonderling is voor gefield, en met zulke wonderlyke, ja buitenfporige aanmerkingen verbonden is; dan, bet kan en moet zeker tot ene volkomene verfeboning voor den Schryver f rek ken, dat hy in ene gevangenis deze waarnemingen deed, enter neder/lelde, daar toch de ontdekking der/pinnen belangryk is, en enen natuuronderzoekenden geest aan den dag legt, die alle opmerking verdient. O) Hoe veel onderfcheidene perioden heeft men reeds niet voorgefteld van 4, 5, 9, 18, 54 jaren, alle uit den invloed der maan, en haar onder fcheiden /land, en betrekking tot onze aarde, afgeleid, zo dat men ftelde, dat na verloop van zo veel jaren, ten naaften by dezelfde veranderingen in den dampkring zouden plaats hebben; niet zonder reden wantrouwt men echter tbant een zulke perioden,  ( "5 ) overtegeven; niet zonder grond toch kan men vrezen , dat het lot der meteorologie, het zelfde zal zyn, als van te voren dat der Alchemie was, men zoekt naar refultaten, welke men waarfchynelyk nimmer aan het oogmerk en de moeite beandwoordende vinden zal. Denkt echter niet, dat ik afkeure, op de veranderingen in den dampkring, zo wel door de hiervoor gefchikte werktuigen, als door byzondere voorkomende verfchynfelen of omftandigheden, te letten; veel meer roem ik de gene, die door belangryke waarnemingen zich ver-* dienstelyk gemaakt hebben in de kennis van den dampkring, van zulk een uitgeftrektcn invloed op bet dierenen planten-ryk, en wy hebben aan hun gewigtige .ontdekkingen te danken, die uit hunne waarnemingen ontfproten zyn; (i) dat zich dus hier endaar, het zy een genootfehap, het zy een enkel natuuronderzoeker, bezig houdt, met het doen van nauwkeurige Meteorologifche waarnemingen, en zyne ontdekkingen wereldkundig maakt, is zeer te pryzen; maar zulk een geestdrift, waarmede fommige de Meteorologie befchouwen, en het geen zy uit hunne waarnemingen trachten afteleiden, vervalt tot het buitenfporige, eii ik kan aan zulke niets beters ter lezing en overweging aanbevelen, dan het geen de zeer kundige wysgeer J. G. Busch in zyne, by myne landgenoten miffchien nog niet genoeg bekende, Verfuche einer mathematik zum nuzen und vergnugen des burgerlichen lebens. Hamburg 1791 in het twede deel, bladz. 156 en volgende, hier van zegt, daar myn beftek niet toelaat, thans hier over breedvoeriger te zyn. §. 133. Zo men de warmte van ene plaats, door de zon befchenen, waarnemen wil, hangt men den Thermometer in het zuiden aan de ftralen der zon blootgefteld. Het verfchil echter is onbegrypelyk groot, of men hiervoor een kwik- of geverfden wyngeeft- TherH 2 mo(1) Wie bewondert en verblydt zich niet over de waarnemingen en fchrandere Hellingen in de Meteorologie van zo veel beroemde mannen! enen van S wind en, Le Roy, De Luc, Saussure, Horrebow, Lambert, Hube, Cotte, Toaldo, Stöwe, Senebier, Gatterer, Hemmer, te noemen, zal genoeg zyn; en hoe veel is niet door het nieuw Chemisch leerfielfel tot oplojjing van ver fcheiden weerkundige zwarigheden,^ en ter uitbreiding van de kennis van onzen dampkring, toegebracht !  C U6 ) mometer gebruikt; even gelyk alle donkere kleuren Merker verwarmt worden, dan de witte, gelyk Franklin's proeven met onderla-heiden geverfde linnen en wollen doffen op de fneeuw in de ftrajen der zon geplaatst, tot ene nuttige opmerking beveiligd hebben, zo wordt ook de donker geverfde wyngeeft meer verwarmt, dan het witte kwik, ja op dit kaatfen de dralen , als op een fpiegel, te rug, en veroorzaken op het zelve weinig werking, daar de warmteftoffe met de lichtftof, waarmede het anders ene zeer fterke verwandfchap heeft, in witte, of de ftralen te rugkaatfeude lichamen, zulk ene vereniging niet ingaat, als by hooggekleurde , en inzonderheid'" zwarte lichamen , plaats heeft; (i) zo wordt ook in een geverfJen wyngeeft Thermometer enige gebondene oflatente warmte vry, verenigt zich met de lichtftofFe, en krygt het vermoëen om op de omringende lichamen, en ook zelfs on die, waaruit het zich ontwikkeld als vrye warmte, te werken, en doet den Thermometer klimmen in evenredigheid van meer vrywordende warmte, waar door dezelve veel hoger ftaat, dan een daar naast hangende kwik-Thermometer, Ja nauwkeurige proeven, zo ik wel heb door Cavallo en Pictet genomen, hebben geleerd, dat Thermometers, wiens verwydingen zwart, of heel donker waren, niet alleen in de zon, maar ook zelfs in het daglicht, hoger flonden dan andere, welke wit waren. §• '34' Maar uit deze waarnemingen door den Thermometer tegen het zuiden en her noorden te plaatfen, heeft men nog niet nauwkeurig de warmte van de lucht, door welke de ftralen der zon gaan, in het eerfte geval ontvangt de Thermometer de warmte van de omringende lichamen, het zy huizen of bomen, tegen welke dezelve hangt; en tegen het noorden heeft men altoos de warmte gringer, dan dezelve in ene door de zon befchenenc lucht is. Men plaatfe dan om deze reden een Thermometer van kwik in de vrye lucht, aan de zon bloot, zo echter, dat de verwyding onder de fchaal, en het bredje, waar aan dezelve beveiligd is , uitltekende, aan alle kanten vry van den wind wordt aangeraakt; (2) men fielt denzelven 5 of 6 voet hoog (ij) 1'ourcroy Element d'hi/loire naturelle et de Cbimie torn 1 pc,g. 127. , CO Ö£, Luc wdeivoM, da} fat niet genoeg -xnar, ene ope*  C «7 ) , hoog van den grond in een ruimen tuin of veld, en op j dat noch fchaduw, noch zich ontwikkelende warmte I van het lichaam, waaraan de Thermometer hangt, de i verwyding treffe, gebruikt men het_Jbest een ftevigen 1 ftok of lat van 7 of 8 voeten, waaraan boven een i dwars lat beveiligd is, in een regten hoek, van b. v. : 2 voeten lengte, aan welk einde men dan het bred> jen met den Thermometer vast maakt; hier door is des zelve aan alle kanten vry aan de lucht blootgefteld, j welke door den wind gedurig wordt vernieuwt, en geen 1 warmte van enig lichaam maakt deszelfs hoogte onzei ker. Een kleine fchaduw, van, een blad van een boom : b. v., die op enigen afiland, op de verwyding valt, 1 verandert de hoogte van het kwik niet, tot een voli doend bewys, dat hetzelve ene gelyke of even grote 't Warmte heeft, als de omringende lucht. Dat ik niet vergete, iets omtrent het zien en bepalen i van de hoogte der vloeiftoffen in de Thermometers, te I herinneren. Men is veel gewoon om de Thermometers I ten minften dikwyls de Barometers, zo hoog te hangen, 1 dat het oog niet in ene regte horizontale lyn met de i oppervlakte of hoogte van het kwik ftaat, maar veel la1 ger is, hier door ziet men altoos den ftand van den 5 Barometer of Thermometer hoger aan, dan de zelve K werkelyk is; daar men in tegendeel de zelve te laag be§ fchouwt, als men van de hoogte op den zeiven ziet. Om dus alle parallaxe te vermyden, moet men deze 1 werktuigen zo hoog hangen, dat men altoos met het i oog in een horizontale lyn met de hoogte der vloeiftofi fen is, op dat men de zelve noch te laag, noch te • hoog aanneme. . .. ' -::'! ',. !"/* 'J $. 135. Om met meer gemak in het vervolg van tyd ' de gemaakte Thermometer waarnemingen, die op 3 be; paalde uren van den dag, 'smorgens, namelyk, om 6; I 'smiddaags om 2; en 'savonds om 10 uren, genomen H 3 zyn opening rondsom de verwyding in bet bred te hebben, daar deze Thermometers, weike op zyne kamer altoos overeenftemden, aan de zon blootgefteld, zeer veel van eikanderen verjchilden. Unterfuchungen &c. *de deel, bladz. 76. Dit, echter is zeer natuurlyk, doordien de zicb uit bet bout ontwikkelende warmteftoffe, by de naastbyzynde lichamen zicb voegde, en dus ook de vermyding van den Thermometer verwarmen moest.  C »8 ) zyn , dies te beter te kunnen gebruiken, en met voorgaande of volgende waarnemingen te vergelyken, tekent men den hoogden en Jaagden ftand van een week, rnaand, of jaar aan, en te gelyk de middelbare warmte; deze echter moet niet worden opgemaakt, door de; hoogfte en Jaagde ftanden by eikanderen te voegen, cn hiervan de helft te nemen; dit is wel degemakkelykfte, maar ook vad de onzekerfte weg, om ene middelbare warmte van een-week, maand, of Jaar-Je krygen; men telle dus bier toe alle waarnemingen.van een dag, week, of wat men begeert, te 'famen, en dele de lom door het getal van waarnemingen, zo geeft de quotientnauwkeurig genoeg de middelbare warmte, van d.ien tyd. " Hier toe is nu zeker de fchaal van Fahrenheit gefchikter, dan die van Reaumur, daar deze, met onder en boven nul te tellen, meer.moiete veroorzaakty en de eerde zelden onder o zakken zal; zo men echter uit Thermometer - waarnemingen , waarby gra- 1 den, boven en onder nul plaats hebben , de middelbare warmte zoeken wil, zo kan men alle graden, die boven en onder nul voorkomen, afzonderlyk optel-, len, en de grootfte fom van de kleindere aftrekken, wanneer men, door dit overblyvende te delen door het getal van waarnemingen, de middelbare warmte van dien tyd vindt. Zo men nu alle week de middelbare warmte van m waarnemingen zoeiur Kan men uir ae zelve wederom de middelbare warmte van een. maand, en uit deze weer van een geheel jaar bepalen, door de zelve, namelyk, met eikanderen optetellen, en door ' het ■ sretal van weken of maanden te delen. De moeite is gering, om by het einde van elke maand, deze berekening te doen, maar hy, voor wien de tyd dierbaar is, zal tegen de moeite" aanzien om uit waarnemingen van v.elcjaren, en geïyktydige van andere plaatfen ene middelbare - warmte te zoeken, dat zeer gemakkelyk gefchiedt, zo men-de. zelve van elke.maand, of nog liever van elk jaar reeds berekend heeft. §. 136. Wil men met den Thermometer eniee andere onderzoekingen doen, by Chemifche ontbindingen en oploslingen b. v., van zuren, of zouten; by het bevriezen , koken, of vluchtig worden ener vloeiftof, by het fmelten of verbranden van enig lichaam, of by welke proeven het oök zyn mag, waarin men den Thermometer nakend of zonder bred gebruiken moet, zo be-  C "9 ) bepaalt men de hoogte van het kwik öf den wyngeeft", door een loper van een pen, een zyden draad, of iets anders, dat men voor het gemakkelykft en natiwkeurigft rekent, wanneer men door den Thermometer weiier by zyne fchaal te plaatfen, of door den afftand van dit aangetekend punkt, tot aan dat van fmeltend ys of kokend water, Qi) met een pafler te meten, en dan door den zei ven op de fchaal met het ene been opeen der vafte punkten te plaatfen, en het andere tot den begeerden graad te brengen, der Reaumurfchen ofFahrenheitfchen graad, overeenkomftig de verdeling, welke men gebruikt, voor de ingeftelde proef vindt. BYVOEGSEL TOT HET XI. HOOFDSTUK. Over het vullen met Kivikzilvcr. § .137. In het fupplements deel van het Phy/ikalifcbes wörterbucb van J. S. T. Gehler , dat ik na het afdrukken van het 11de hooofddeel eerft ontvangen heb, vind ik ene manier, om Thermometers met kwik te vullen, voorgelteld, welke ik myne lezeren niet onthouden kan, maar hier 'als een byvoegfel zal mededelen; laat my de zelve eerft met de woorden van den H 4 fchry- (1) Aan deze Thermometers moeten de vafte punten van fm: ys en kok: wat: zodanig aangetekend zyn, dat de zelve noch door bytende zuren, noch aoor iets anders kunnen verdwynen, want zonder dit, zoude men door den Thermometer van zyne fchaal te nemen, en bloot te gebruiken , niet nauwkeurig genoeg den zeiven wederom by de fchaal kunnen plaatfen; bet beft bier toe zal zyn, om by het punkt, van fm: ys en kokend water, aan de buis een fyne ftreek met een vyl te maken, zo echter9 dat de zelve hierdoor niet des te ligter breke, gelyk ge- . makkelyk gefchiedt, zo men te diep 7 of te ver rondsom heen in bet glas grjylt heeft.  C ISO ) fchryver voorftellen, wanneer ik vervolgens myne "edagten en proeven omtrent de zelve voordragen zal. Hy zegt bladz. 880 van dit 5de deel of Supplements band: „ Van enen in deze konfl zeer ervaren vriend is my de volgende zeer goede manier om kwikzilver jtormometers te vullen, tot bekendmaking medege- ,, Na dat men de voor een Thermometer beflemde ,, buisnaar behoren gemeten heeft," (volgens de§. 10. bladz. 6. in deze verhandeling voorgeftelde wyze) „ fmelt „ men een bol of cylinder aan het onderfte einde van „ dezelve. Aan het andere einde blaast men een bol „ die wat groter moet zyn, aan welke men een dunne „ buis van ongeveer 4 duim laat blyven. Men vult „ dan de onderfte bol byna geheel, en de bovenfte om3, jrent , met gedisteleerde kwik, het welk gemakke„ lyk door de bollen te verwarmen, en dan de boven„ ite dunne buis in het kwik te (leken, gefchieden kan; „ nu bevestigt men een yzer draad om 2 plaatfen van „ de buis, om de zelve hierby te kunnen houden, " le&>. z° la"g als de buis met de beide bollen is, „ gloeijende kolen te famen, en plaatst op de zelve „ den Ihermometer zodanig, dat het opene buisie aan „ de bovenfte bol wat hoger ligt, dan het andere, „ wanneer men acht geeft, dat het vuur overal gelyk „ brandt, opdat het kwik op alle plaatfen te gelyk aan „ het koken gebracht wordt; als het nu zo "ongeveer „ minuut gekookt heeft, houdt men eerft een pyp „ zegellak aan het opene buisje, op dat het zelve hier „ door gefloten worde, en neemt dan den Thermome„ ter van het vuur, zo wordt by het verkoelen de 3, ruimte boven het kwik luehtledig." „ Men kan nu zeer gemakkelyk het punt van kokend 3, water en fmeltend ys bepalen, en ter plaats, waar „ men ze begeert, brengen, zonder dat men nodig „ heelt, het buisje weer te openen, en kwik uit de „ buis te dryven: want men laat al het overvloedige „ kwik m de buis lopen, en houdt het hierin beflen„ dig, onderwyl men den Thermometer by het verkoe„ len op de zyde legt." ,, Als men de punkten bepaald heeft, zo fmelt men „ door ene lamp de bovenfte bol van de buis af, en „ deze te gelyk toe. Men moet dezelve niet afbre„ ken, dewyl daar door weder lucht in de buis treedt, „ het welk by een goeden Thermometer vermyd moet „ wor.  ,, worden. Voor het overige fpreekt het van zelf, dat „ men voor het uitkoken reeds de behoorlyke evenre„ digheid van de bol of Cylinder tot de buis bepaald „ hebben moet. Het yzerdraad dient alleen, om de „ buis boven het vuur gefchikt te kunnen hanteren, „ en^wordt, na geeindigden arbeid, er afgenomen." „ De voordelen by deze handelwys zyn zeer in het ,, oogvallende. Men krygt niet alleen op deze wys der» „ Thermometer luchtledig, doordien de damp van het „ kwikzilver de ledige ruimte van de buis en de bol „ geheel opvult; maar dezelve dryft ook alle vochtig„ heid gedurende het koken, gelyk als uit een aeolipi„ la, (O met geweld er uit, zo dat men niet eens no„ dig heeft, de buis vooraf de drogen." §• 138. Hoe klaarblykelyk de voordelen, die uit deze behandeling van vullen en uitkoken zouden voortvloeiden, mogen worden opgegeven, zo meende ik echter by de eerfle lezing, reeds verfcheiden zeer grote zwarigheden, met deze manier verbonden te zien. Voor eerst mqet men boven aan de buis, 3 of 4 duhn van het einde, een bol blazen, nog groter dan de onderfie; dit is geenfins ene zo gemakkelyke zaak, als het in den eerfien opflag fchynen moge, het zy dar het gefchiedt, door in dit 4 duim lang buisje te blazen, het zy door het zelve eerst toetefmelten, wanneer de onderite bol en de buis vol lucht is, door welker veerkracht een bol ontftaat, als men op de begeerde plaats de buis doet gloeijen, daar de in de buis en bol befloten zynde lucht, zich door deze warmte uitzet; dit is zekerlyk nog het gemakkelykfte, maar er behoort handigheid toe om te verhoeden, dat de buis doorbuigt, en de bol fcheef wordt, offchoon dezelve in gene mathematifche regte Jyn, en rondte behoeft te wezen; maar het ergfte van allen hier by is, dat als het glas zo week wordt, dat het door de zich uitzettende lucht, tot een bol gebracht wordt, deze op de een of andere plaats, daar liet glas het weekfle is, ene opening in de bol maakt en aldaar uitgaat, waardoor en het einde der buis van 4 duim en het bolletje wederom van de Thermometer buis moet CO Aeolipila, windbal, of dampbol befcbryfi C. Wolff in zyne experimentaal-Philofopbie of nuttige proefnemingen % het eerfiedeel, bet jdt Hoofdftuk, zeer breedvoertg.  moet worden afgetrokken, zo dat dezelve dan meeftentyds te kort wordt, wanneer men boven aan de buis zulk een klein bolletje blaast, als ik §. 61. bladz. 43. befchreven heb, heeft men dit niet te vrezen, maar doordien deze bol nog zelfs groter moet wezen, dan de onderfte verwyding, gebeurt het zeer ligt, gelyk ik van te voren meermalen ondervonden heb, by het maken van de zogenoemde Waterhamers. §. 139. Ten anderen, zal de buis, die men niet eens nodig heeft vooraf te drogen, door het koken van het kwik geheel luchtledig worden, en zo wel de bovenfte als onderfte bol. Dit gaf zeker enig voordeel, zo men niet nodig had, de buis en bol te zuiveren van de vochtigheid, welke onder het blazen der bollen, als anders, in dezelve zich aan zet; maar die Barometers maakt en dezelve uitkookt, weet, dat de minfte vochtigheid, welke indebuis is teruggebleven, door het kwik in dezelve te koken voor de eerfte keer niet verdreven wordt, maar ene herhaalde uitkoking vereifcht, hoe zal dit dan nu zo gemakkelyk by een Thermometer, waarin het kwik flechts \ minuut koken zal, gefchieden? en daar en boven hoe is het mogelyk, dat hier door de Thermometer zodanig luchtledig zal worden, als by enen goeden Thermometer vereifcht wordt. Dan — ik zal het zelve niet meer theoretifch beoordelen, dat toch weinig afdoet; maar veel liever deze manier onderzoeken, en de uitkomst proefondervindelyk daardoen. §. 140. Ik heb tot dat einde 2 bollen aan ene uitgemetene, en zuivere buis van 11 duim lengte geblazen, en aan de bovenfte, die wat groter, dan de onderfte was, een buisje van ongeveer 4 duim laten blyven, het welk ik tot een hairbuisje uittrok; maar daar het zeer moeijelyk is, gelyk ik reeds gezegd heb, de bovenfte bol te blazen, heb ik aan een ander Thermometer buis, boven een cylinder aangezet, by de buis wat uitgeblazen, en aan het andere einde tot een fyn buisje uitgetrokken; ik maakte deze beiden te gelyk, of een waar mogt breken, en uit 2 keer deze manier beter konde worden beoordeeld, dan door het flechts eens te doen, daar toch elke nieuwe behandeling ene zekere ongewoonheid met zich brengt. Na de onderfte bol byna geheel en de bovenfte bol, van  C "3 ) van de eerfte Thermometer buis, f ongeveer met zeer zuivere kwik gevuld te hebben, plaatfte ik dezelve op gloeijende kolen, met het opene buisje omftreeks 2 duim hoger liggende. Het kwik begon vry gelykelyk in de onderfte en bovenfte bol te koken, en nadat het 3 minuten zo gekookt had, floot ik het buisje met zegellak, en nam den "jfhermometer met het aan denzelven beveftigde yzerdraat van het vuur, en liet hem in ene verticale richting verkoelen. §. 141. Als ik den zeiven, koud zynde, onderzocht, vond ik my in myne verwachting geenfins bedrogen, het kwik was op verlcheiden plaatfen, door nog tusfchen beiden zynde lucht, gefcheiden, welke zonder ene verdere uitkoking, in ene ftaande richting, uit het kwik en de buis niet konden worden gebracht. Ik vulde op gelyke wyze den anderen Thermometer, waar aan ik boven een cylinder gezet had, kookte den zei ven, gelyk den eerften uit, en vond de uitkomst gelyk als by de voorgaande keer gezegd is. Er blyft nog zeer veel lucht boven het kwik in de bovenfte bol of cylinder', welke by het omkeren van den Thermometer zich wederom tusfchen het kwik voegt, wanneer men den zeiven dan zo wilde toefmelten, door de bovenfte bol van de buis aftetrekken, is het er verre af, een luchtledigen Thermometer te erlangen. Men kan echter by zulk een Thermometer, de nog tusfchen het kwik zynde lucht, gemakkelyk boven het zelve in de bol brengen; door deze bol hier voor het zelfde oogmerk dienen kan, als ik §. 61. gezegd heb. Maar men moet als dan nog het buisje openbreken het kwik uit de bovenfte bol of cylinder laten lopen, den zeiven van de buis aftrekkende, te gelyk een hairbuisje maken, en vervolgens den Thermometer luchtledig toefmelten, gelyk ik" in het 11 hoofdftuk geleerd heb. Waarin beruften nu de voordelen by deze handelwys? ik beken, er geen meerder gemak niet alleen in befpeurd te hebben, dan op die wyze, welke ik heb voorgefteld; en van ene gelykfoortige zich ook De Luc en Luz bedienen; maar ben boven dien volkomen-^verzekerd, dat men op deze wyze nimmer een goeden luchtledigen Thermometer krygen kan, zonder wederom zyn toevlucht te nemen tot de §. 61. voorgeftelde manier. Daar men nimmer werktuiglyk volgen moet zo als een ander voorgaat, maar zelf denken, onderzoeken, en be- proe-  C "4 3 proeven, heb ik het-niet ondienftig geoordeeld, de voorgeitelde handelwys, die door een kopftwerker inde Thermometers aan den Beroemden Ge hl er ter bekendmaking is medegedeeld ,■ te beproeven; en voor te dragen, op dat ook een ander dezelve onderzoeken kan, offchoon ik er niet veel heils in gevonden heb. Ik denk dat men gemakkelyker flagen zal, als men boven een wyden cylinder aan de buis zet, inzonderheid voor een leerling in het glas blazen, dan door het aanblazen van een bol; ook verliest men als dan geen 4 of 5 duim lengte van de buis, die hoog gefchat moet worden, zo derzelver opening goed Cylindriek is, en welke anders altoos verloren gaat. EINDE.