BEKWAAM E MAKTBIJE1BIM3- TOT HET EDELE SCHAAKSPEL.   BEKWAAMB • MANBUSIDISG TOT HET EDELE SCHAAKSPEL, o f BEREDENEERDE VERHANDELING EN. Om dit Spel niet alleen op een' gemakkelyke vryze, zon,, der or.derrigting , in den grond te leeren , maar z^lf tot een rigtfnocr te dienen voor de geenen, die, reeds verre daarin gevordert zynde , binnen korten tyd j» lot meerder volkomenheid zouden willen geraaken; als mede, om het mee elkander door BrielY.-isfeling, en zelf met levendige Mentenen, te kunnen Speelen. Cevolgt naar iet Frar.fcbe van dm Heer A. D. P H I L I D O R, . Zynde dit Werkje onder anderen, ten hoogden nuttig voor Ingenieurs en alle Kiasfen van Militaire Perzoonen, en Vermeerdert met een' noodzakeiyke Inleiding, nodige Aanmerkingen , Voorbeeldige cn Steiregeiige Betogingen en Aamvy. zingen, die men van den Leerling tot het Meesterfcbap, bcnodigt heeft te weeten. - door PETRUS LIEVENS KERSTEMAN. Opgeheldert met de nodige Phaten. s*~ onder de Zinspreuk: / Si defmt vires, tarnen ef. liudanda 7-"ü/unta^,y y;Q. \m In 'sG R A V E N II A G £, By H. H. van DRECHT, Boekdrukker qrj Boekverkoper in de Pajpeltraat, ijZ6,   INLEIDING TÓT HET S C XI AAKSPE L. ~\7"an alle het geene 'er tot hiertoe over het * Schaakfpel gefchreven en in 't licht gekomen is» heeft nimmer noch aan het oogmerk voldaan gehad, dat wy daarmede in deze onze Vöorafredén bedoelen; te.weeten, eene bekwaame Handleiding, waardoor een, ieder, of fchoon hy zich nooit geen het minfte denkbeeld van het Scbaakfpel heeft kunnen vormen, echter het zelve, zonder eenig Onderwys , zal kunnen leeren, door hem in de éérfte plaats te doen begrypen; Wat eigentiyk Schaaken i$i Met welk joon van Spkktn bet gefpeeld wordt} boe zs genoemd worden; Op boedanige wyze men ze plaatst of het Bord, en welke onderscheidene werkingen zy hamen te doen. Alles zeer verfchillende van het Dammen , dat in vergelyking van het Schaaken, maar een kinderfpel is, gelyk onwederfprekelyk zal bly_ ken, wanneer men agt geeft, op de menigvuldige verwisfelingen die in het Scbaakfpel voorkomen, en iemand uitnodigen, om zyn verftand en gezond oor_ deel te fcherpen; terwyl het tevens tot een rigt^ fnoer en laddej van vatbaarheid kan dienen, ja zelf een doorftralend licht geven, in de doorwrogte kennis, fe, die de Beöefferaars daaromtrent zullen willen verwerven. Oyerzulks het zo wel voor geheel on* 2 kun-  t iv INLEIDING tot het kundiger) als vergevorderden, moet aangemerkt worden, als een zeer nuttig Handboek, om dit loffelyke Spel uit den grond tot den allerhoogften trap van . voikornenhèid te leeren ; waartoe de voorbeeldig gefchetfte ftelregelige Spellen , in dit Tractaatjs voorkomende, aan het bedoelde oogmerk, ontwyffelbaar zullen voldoen en beantwoorden. Eer wy iets handelen van de Stukken , met welken men dit Spel fpeeld, is het nodig, vooraf een vatbaar denkbeeld te geven, hoedanig de beheering van het zelve is aangelegt. Het Bord, waarop men Schaakt^ is gelykerwyze een Dambord; met die onderfcheid évenwei, dat een Dambord uit 100 en een Schaakbord maar uit 64 Ruiten beftaat, en dus 8 Ruiten in 't vierkant heeft; zo als PI. II. ons betoogd. De Stukken van 't Scbaakfpel, zyn éveneens van koleur als de fchyven van een Dambord; doch doorgaans meest zwart en wit, gelykde Ruiten zyn. De twee Speelders hebben ieder hunne byzondere 16 Stukken, beftaande in één Koning , één Koningin* twee Raadsbeersn , twee Cavaliers of Paarden , twee Kasteelen en agt Piönniers of Soldaaten. Derzelvcr ' figuurtjes of Afbeeldfels zyn verfchillende, dan de liefhebbers die'er keurig-op zyn, laaten ze op 't nacuurlyksc in paarlemoer of yvoir affchetfen, elk in zyne kennelyke gedaante, gelyk op Pl. i tezien is, hoewel dit adders weinig of niets ter zaakedoet» als zy maar genoegzaam by den Speelder te onderfcheiden zyn. • Hét Scbaakhord werd: zodanig gefteld , dat 'er een Wil-  SCHAAKSPEL. Witte Ruite san de regterhand Tan den Speelder komt, van welk algemeen gebruik, verfchillende redenen worden gegeven; dit is echter zeker, dat de Grieken zo kragtdadig gefteld waren, van op deez* wyze hec Bord te plaatfen, dat zy buiten dielchikking nimmer zoudengefpeeld hebben, houdende het Wit onder hen in zulk een hooge waar Je, cn vaa zoo'n goed voorteken , dat een ieder der twee Speelers, zich van de Overwinning, door toedoen van deze aan hunne regterhand geplaatste Witte RuU te, volkomen verzekert hielden'. Het Bord op de voorgemelde wyze gezot zynde, rangeerd of fchaard men de opgenoemde Stukken, volgender maniere op 't zelve, te weeten, op de ry aan den rand van 't Bord voor den Spcelder, op ieder hoekruite écn Kasteel, naast ieder Kasteel cén Paarde vervolgens naast ieder Paard één Raadsheer, weshalven dan nog de twee middelfte Ruiten overfchieten, welke door de Kening en Koningin bezeq moeten worden, invoegen, de twee Kuningen) gclyk ook de twee Koninginnen der beide Speelders, regt tegen elkander komen over te ftaan; waarby voornamentlyk ftaat te letten, dat de geen diemec de zwarte Stukken fpeeld , zyne Koningin op een Zwarte, en die, fpeelende met de witte ftukken, zyne Koningin op een Wint Ruite doê komen. Waaruit dan van zelf volgt, dat, de Zwarte Koning altoos aan de linkerzyde van de Koningin) en de Witte Koning aan de regterzyde van deszelfs Koningin te ftaan komt} ten ware het Bord anders dan op  VX INLEID ING TOT HET de gezegde wyze gefield wierdt, 't welk verandering zoude geven, hoewel hec geheel en al buiten gebruik is. Voor 't overige , worden de Pionnen naast eikanderen voor de andere Acht Stukken, ih ééne lyn gerangeerd, ieder op een byzondere Ruite, zo als uitdcnatüürdcr zaak onbetwistbaar volgt; dus het opgezette Spel, niet oncigcntlykde gedaante heen; van een Leger, dat in Slagorden is ge» fchaard, zo ais PI. II. ons vertoond. Wat de Eigenfcbappen en Loop der Stukken betreft; fchoon men dit beide, by oogluiking, onder ééne benaming, zoude kunnen laten doorflippen, is 'er echter eenig onderfcheid in optemerken. De Eïgenfcbappen bepaald men aan'het wegne. men of het winnen van eens anders Stukken, ïnitsgaderg de wyze op welke zulks moet gefebieden, waaromtrent alle de Stukken een byzonder vermogen oeffencn; midlerwyl men.hunnen Loop alleen bepaald aan de enkele weg die zy op het Bord. afleggen: Daarom is het nodig , van ieder derzeivcn in 't ondericheidön tc handelen. 'De Pionnen hebben geenen anderen loop, dan regtuit voorwaarts op het Bord , t'elkens ééne: Ruite, tot zy aan Dam, of den rand der Tegenparty fluiten, ten ware zy voor dien tyd genomen wierden; 't welk den mceftentyd gebeurd; Doch wanneer men voor de éérffemaal een Pïött van zyne plaats fpeeld, heeft men het voorrecht, dezelve twee Ruiten te gelyk te mogen voortzet-; tên. (Zie PI. III. Fig. i, A. en B.) Dan eer men 'er  SCHAAKSPEL. vil 'er toe overgaat, van een Pión twee Ruiten op éénmaal voort te fchuiven, dient men met de omHandigheden van 't Spel, alvoorens te hebben ge» xaadpleegd. De Kasteelen houden hunnen loop in 't vierkant van 't Bord, dat is te zeggen, men kan ze zo veela Ruiten te gelyk voortzetten, als men wil of nodig oordeelt, zo wel regts als links, mits'er geene Stukken in den weg ftaan. Een voorbeeld van derzelver loop, kan men zien op PI. III. Fig. 2. C. D. E. F.' en G. waarby werdt aangetoond, dat een Kasteel zo wel rug-voorwaarts als van rcr zyden Ipeeld» doch altyd in 't vierkant van 'c Bord, tegenilry-. dig met den loop der Paarden en Raadsheren; za ais men oogenblikkelyk zal zien. De Paarden loopenTrtcingulair, dat is, driehoekig over 'tBord, en fpringen op die wyze, over alle andere ftukken heen, 'c welk geene Stukken, hoe genaamd, kunnen doen-, terwyl een Paard bovendien ook t'elkens van Pvuite verwisCeld, fprin-. gende van een zwarte op een witte en van een witte op een zwarte Ruite, werkende op dusdanige* driehoekige wyze, het geheele Bord voor-en rug-j wnarts over, mits dezelve op ledige of vrye Ruiten gezet worden; geiyk een algemeene Regel vooralls Stukken is: Zie deswegen p.1. III. Fig. 3. H. L &'. L.en M. Betreffende de loop der Raadsbeeren\ deze werken kruist of fchuinswyze over 't Bord, invoegen9 f§« zwarte Raadsheer ^ altoos op zwarte , en een wit5 4 te  m INLEIDING TOT HET te van 's gclyken cp witte Ruiten blyft; waarom zy door de wandeling, de Zwarte Raadiheer en d'è Witte Raadsheer genoemd worden. Ondertubfcheri kan men dezelven zo veel Ruiten te gelyk laatenafr leggen, als het Bord of de gelegenheid van het Spel toelaat , werkende zo wel rug dan voorwaarts, zcm* der echter van de zwarte of witte linie af te gaan -% hebbende by gevolg een bepaalde loop, buiten alle andere Stukken, op het Bord: Men zie hier vaneen voorbeeld Pi. III. lig- 4. N. O. P- Q. en R. Wat de loop der Koningïnne aanbelangt; men zou ze met recht onbepaald kunnen noemen, by indien ze die Triangulaire of driehoekige fprongen der Paarden mogt doen, maar dit vuorrecht'heelt zy niet , zy werkt gelyk de Kaijleeien, Raadsheren en Piönmn\ voor- en agterwa^rts, zo wel in de fchuinsce als vierkant van 't Bord, en mag op eenmaal zo veele Ruiten werden voorig. zet, als '£ goeddunken van den Speelder of de omltcndigneid van Jt Spel, noodzaaklyk maakt. Zie dienaangaande het bewys, PI. III. Fig. 5, S. T. |J. V. en W. De Koning, die als het Huofa eri de Btwcgends Oorzaak van 't gantfche Spel moet wórden aangemerkt, heeft een vrye loop over 't geheélé Bord, en werkt in eenigerlei opzigte gelyk de Koningfont; namelyk * dat hy zo wel in de fchuinste als vierkant van 't Bord, mag voor en agterwaarts gaan , édoch met die bepaaling , van niet méér als ééne Ruite tellens te mogen voortzetten, uitgefcondert alleen in 't ftuk van Rojueerea, (waarvan wy  SCHAAKSPEL. * wy in 't vervolg zullen handelen) als wanneer hy £wee en drie Ruiten te gelyk uufchuifd, hoewel maar van ter zyden. Een' kieine aan wy zing van den loop des Komngs, kan men vinden op PI. 1IL Fig'. 6. X. Y. en Z "; Vervoisens ov-. rgaande tot de Eigtnfcbappen der Stukken van dit Spél, 'dient opgemerkt, dat de Pt'ónum* jie, gelyk ze in hunnen Loop maar ééné Ruite t'eikens mogen voorLichuiven, ook in hec Wegnemen of vermeesteren van des Tegenparty zy« ne'Stukken, zulks maar ten opzigté van ééne Ruits teffens mogen doen; te weetén, in de Ichuinlte van 't Bord, van zwart op zwart, en wit op wir; zó als ons PI. IV. Fig. i. A en B. duidelyk aantoond, werdende zulk een' P48U op de plaats of Ruite van 't veroverde Scuk gezet. Bepaalende zich deze Eigenfcbap des Piöns, alleen in 't voorwaarts oploopen van 't Bord , daar de andere Stukken , ( zo als wy datelyk zullen zien ) zo wel rug 2ls voorwaarts, de Stukken hunner Wederparty kunnen vermeesteren ; kunnende echter een Piöh Ook allerhande Stukken, van de Koninginne af tot de' Pionnen incluis, op dusdanige voorwaarts gaande wyze, van zyne Tegenparty veroveren, en de Ki^ fiing, in zulk een geval, zelf Schaalt werden gezet en tot den aftogt genoodzaakt worden; wanneer, èen zodanig voorttrekkende Piön, mits dezelve door amdere Pionnen of Stukken genoegzaam onderfteund zynde, met geen voordeel oi in 't geheel niet kan weggenomen noch vermeesterd worden. * 5 " " ■  i INLEIDING tot he| . Met betrekking tot de Kastellen'. Deze hunnes Loop in 't vierkant van 't Bord hebbende, houder] de zelfde Eigtnfcbeppen (en geene andere) in de verovering van de Stukken der Tegenparty, zo wel voor-ter zyden uit, als agterwaarts op 't Berd; 't zy de Yyandlyke Stukken, één ofte meerder Ruiten daar van af zyn, of nfct; zo als blykt PI. IV. Fig. 2. C. Den E. Een eve-ngelyke Eigenfcbap kan men toefchryven aan de Paarden, Raadsbeeren en Kemnginne; te weten ingevolge hunnen loop, door ons nkr vooren befchreven. Als de Paarden, Triangulair , de Raadsheren kruiswyze over 't Bord en de Koninginne in haare onafhangkelykheid van- één ofte meerder Ruiten, zo voor - ter zyden, agterwaarts, vierkant ais fchuinste van 't Bord; weshalven het onnodig is» daar van een' nadere opheldering door eene aanwy. zing op PI. IV. te geven, mits men in't algemeen van alle Stukken vastfteld, dat het Stuk, 't welk. een vyandlykStuk komt te vei meesteren, in deszeifs plaats op de zelfde Ruite werd nedergezet. Terwyl men ten opzigte van de verovering;, door een Paard gefcrucdende • in 't byzonder moet veritaan, dat zy aan de zelfde bepaaldheid als de P.annen gebonden zyn, namelyk, van het alléén by een Triangulairs iprong in de vermëestenng te laaten btresten, evengelyk het in hunnen loop plaats heeft. (Zie PI. IV. Fig. 3. F.) Daar in tegendeel, de Raadsbeeren , Jvastetlen en Koninginne, aan geene hoeveelheid van Ruiten, in bet af.ofoploopen van 't Bord, gehou-. éen zyn. D$  SCHAAKSPEL. g pe Eigtnfcbap welke de Koning in 't veroveren heelt, bepaald zich by één enkele Ruite, gelyk de Pionnen, doch met dit groot onderfeheid» dat, zodanig a.s zynen loop is, hy ook zo voor- agterwaarts» van ter zyden, als in de Ichuinile, de vyandlykc Stukken kan vermeesteren j waarvan op'PI, IV". Fig. 4 G. H. J. K. en L, de voorbeelden te zien zyn, veroverende de Koning aldaar in 't byzonders een vy'è.nü\yk Kasteel, Raadsheer, Paarden Piön;mti dit begrip, dat geen Stuk, hoe gensamt, Jt' elkcns imeer dan één Stuk te gelyk, kan wegnemen of vermeesteren, en dat zodanige Stukken ontbloot van önderftand, of ongedekt zyn, dewyl de Koning anders onbevoegd zoude wezen, die weg te nemen, om redenen, van daar door zich zeiven Schaak te zetten, dat niet kan noch mag gelchieden. Nu gaan wy over, tot het bclchryven van de Kracht der Stukken; waar by de Pi'énnen hoofdzaaklyk in aanmerking komen. Dezelve zyn de ziel van 't Spel , en van hunne goede of kvvaade fchikking en gebruik, hangd de IVinst en Perltes van 't Spel, of de Party, gehecilyk af. Dit is eene waarheid, die alle kundige Scbaaker; zullen billyken; mogende men met recht zeggen ; dat dengeenen die een Pion fpeeld, zonder daar mede eenig voordeel te bedoelen of een wezenlyk vooruuzigt te hebben, te vergelyken is by een Veldheer, die veel moed doch weinig beleid bezit. Ce Pionnen, op zich zeiven dan zo veel rccgeJyk gefpaard, omzigtiglyk in agt genomen, en belicoriyk onderftcund of  m INLEIDING TOT HET of gedekt door de andere Stukken, naar mate zy opwaarts tegen die des Tegenparty aantrekken, zal den goeden uitflag van 't Spel welhaast ten gel volg hebben; deels, door het nauw inprangen en in werkeloosheid brengen der vyandlyke StukKen; deels, door de voordeden in't vermeesteren van dezelve; en deels door de groote uitvoeringen, die door middel van de Pionnen, met onderfland der andere Stukken , tegen de vyandlyke Koning kunnen gewerkftelligd worden. De byzondere Kracht ter Pionnen, dus op zich* zeiven aangetoond hebbende, kunnen wy hoofdiaaklyk van de Koninginne zeggen , dat zy in eenigerlei opzigte in Kracht, als het halve Spel kan aan» gemerkt worden , uit hoofde van haare verl'cheidentlyke werking over het Bord; dan wat van nader by ingezien, beftaat haare wezenlyke Kracht of fterkte, alleen in de medehulp der andere Stukken, ten minden, voor zo verre de overmagt van 't Spel aangaat, als wanneer zy volftrekt één ofte meerder Stukken tot haare onderftand benodigt heeft om het Spel te winnen, fchoon één eenige Pion, of wel deAow/wj.dikwyIs volftaande is, om met de Koninginne de Tegenparty Schaakmat te zetten; waarvan men. op PI. V. Fig. i A. het bewys kan zien. -Naast de Koninginne, kan men de Kasteden als de voornaamfte Stukken van het Schaakfpel aanmer. ken, nadien ze zo wel dan de Koninginne, de tegenpartydige Koning beletten kan , over eenige Li" ft van het Bord te komen, en dus door dit midd&l taal  SCHAAKSPEL. 2KÏ fceel zeer in 't nauw kan brengen; vooral, wanneer men op 't laatst van 't Spel, de twee Kastalen nog overig heeft, die dan elkander kunnen ondérfteu* nen, om de Tegenparty het Spel te doen verliezen. Welk verlies, voor zo verre men maar eenige wetenfehap van 't Spel heeft, orivermydely'k vast gaat; mits men geene Bevuën of miszetten doedt. Hiervan zie een voorbeeld Pl. V. Fig. 2. B en C. Weshalven dan de Kasteehn in kracht en vermogen, geenfints voor de Koninginne behoeven te zwigten, en beide de Kisteelen alzo met meerder grond, in Kracht voor het halve Spel gehouden worden, dan de Koninginne op zich zelve alléén; hoewel een enkel Kasteel, met een Raadsheer of Paard verzeld, zo wiskundig niet gaat om het Spel te winnen, iazonderheid met een Paard; ja zelf zoude men kunnen zeggen, dat het een doorfleepen en rykelyk ervaren Speelder moet wezen' , die in zulk een gevaf, de overwinning op zyne Tegenparty behaald. Met noch veel minder grond kunnen twee Paarden, noch ook twee Raadsbeeren, hoe veel voorrechten de Paarden andeiTmts door hunne' Triangulairs loop over het Bord hebben, de Tegenparty, al is het Jat deze mei: de bloote Koning blyft zitten, tot biet verliezen van *t Spel noodzaaken, noch ook'niet, wanneer een Raadsheer met een Paard verzeld is; al het welke by de Kenners voor een* vastgaande ondoenlyke zaak w'erdt gehóuden ; dus de Kracht dezer Stukken, rieenfints in vergelyking te lteflen is, met de Koninginne of'de Kisteelen. En nochtans hebben de Paarden op hun zeiven een groot vermogen, dewyl ze te gelyk veele Stukken in 't nauw 'Kunnen brengen, van dewelfcen 'er doorgaans maar1 een'  m INLEIDING TOT HET een eenige den dans ontfpringen kan; zo als Pt. V. Tig. 3. D. E. F. en G. komt aan te duiden: Alwaar één enkel Paard, de Vyandlyke Koning Schaakén tevens de Vyandlyke itoningin, een Raadsheer en een Kasteelten Prife brengt; waardoor men nood-. !wendige voordcelen bekomt, zynde 'er niet altyd. in voorzien, dat alle zodanige Stukken behoorlyk 'gedekt zyn. ' De Kracht en 't vermogen der Raadsbeeren op zich delven genomen, is mede zo gering niet te agten, als men mogelyk zal meenen ; want behalven dat zy dikwyls tot dekking der Koning en Koninginne en andere Stukken verftrekken, kan men zich van dezelve zomtyds met veel vrugt bedienen, wanneer men daarmede de Koning der Vyandlyke party Schaak- en deszelfs Koningin, te gelyk en Prife kan brengen •, waarvan opVL.V.Fig. 4. H en I. het voorbeeld wordt aangetoond, mits dat zulk een Raadsheer , door een Pm of ander Stuk,, behoorlyk onderfteund of gedekt zy. Voor 't overige, kan met betrekking tot de Raadsbeeren, hier nog bygevoegd •worden, dat zy insgelyks tot een groote onderftanci ■voor de Pionnen zyn , 't zy om dezelve van agteren te dekken, of, om te beletten, dat de Vyandlyke Stukken *er niet tusfehen indringen; daarom is het noodzaaklyk, zegt een ervaaren Se haak/pee Ier, dat, als men een Zwarte Raadsheer overig heeft, mende Pïónnenov witte Ruiten, en een Witte Raadsheer overig hebbende, de Pionnen op zwarte Ruiten ziet te brengen; door welk middel men de Vyandlyke Koning, of andere Stukken, die *er zouden willen tusfehen dringen, het hoofd kan bieden en verjagen. Wy hebben bereids eenig gewag gemaakt van het .  SCHAAKSPEL. & het Schaak- en Matzaten; dan dewyl zulks maar alleen oppervlakkig; is gefchied, dienen wy , alvoorens tot aangelegeher zaaken óver te gaan, daarvan een klaarder en vatbaarder denkbeeld te geven, ten einde de Beöefferaars van dit Spel, op geen loslê gronden te laaten bouwen, enWo veele mankgaande en kreupele Kunstenaars voorctebrengen, gelyk hedendaagsch in 't ftuk van Wetenfchappen, door een al te groote agteloosheid in 'c onder wy zen, maar al te veel gefchied. Het Sehaakzetten, heeft in dit Spel alléén betrekv iing tot de Koning, hoewel zommigen Aulhei/renen Speelderen, beweeren, dat zulks ten aanzien der Koninginne, mede moet plaats hebben; dan, wy hebben veele, ons dunkens, gegronde redenen daar. tegen. Om eenige weinigen daarvan aan te roeren;, moet men voor éérst aanmerken, dat door de gedurige ontfchaking én behouding der Koninginne, twee ongelyke Speelders geen netelig Spel kunnen teweeg brengen, maar, integendeel, de Party zeer ras doen eindigen; ten anderen, kan door de verovering der Koninginne, een' groote verandering in het wederzydichü Spel voorvallen , en zomtyds door het Danibaaien van een P/s»,, (als wanneer men vryheid heeft de Koninginne, zo men die by St 5> 6, 7, 8, en 9, getekend, ch dus niet alleen dubbelt beichermd, ;maar zelf door Stukken van geringer waarde, als door welken ze wcrien aangevallen.1 Het welk algemeenlyk in 'c oog gehouden moet worden, op dat door de beroving van évenredige en gelykwaardige Stukken, deVerïlediger of Defcnjive Party , niet al te veel verzwakt en buiten (iaat gefteld werdt, van icOftnfive Party met vrugt het hoofd te kunnen bieden; gelyk rcenigmalen voorbedagtelyk gefchied , om hierdoor een verftrooid Spil te veroorzaaken, eh daaruit de wirst van het zelve te beöogen; hoewel het by ervaaren en kundige Speelers niet gebruikelyk is, om elkander zonder voordeel van eenlg Stuk of Stukken te beroven, al wss het zelfmaar Pion voor Pion, ten zy deh Aanvaller daarmede by vervolg een klaarblykelyke winst bedoelde. ' Dit tot een algemeene Regel gefteld hebbende, Zullen wy ten befluit nog iets aanroeren, omticnt het geen een Gedepcuil.'eerde Party moet buiteren, om zyn Overwinnaar in een Pad, of zogenaamde "Blindmat, te wikkelen ; benevens het Matzetten met de Koning en één Kasteel, als mede, wegens het Quitte* Jeu, waar in de wederzydfche Partycn, geen van beide het Spel komen te winnen. Betrekkelyk de zogenaamde Blindmat of P-ad\  SCHAAKSPEL;' •Zie daarvan Pl. IX. Fig. r. A. en B. waaTby de Koning en één Kasteel, de Vyandlyke Koning di« rjaar alleen overgebleven is, beletten op zyn beurt voorttefpeleri, zonder dat hy Schaak ftaat, en dm zig zeiven de Party tdoen verliezen; waarvan een, tweede Voorbeeld, Fig. 4. C. en ?U werd gege-ven, met de Koning en één Paard, hoewel deze., laatfte Pad, zo niet onmogelyk, ten minften zei-, den of nooit gebeurd, en zelf de Pad in 't alge, meen van een doorzigtig Speeler, altoos wordt vermyd. Wat op het einde van h Spel , het Metzetten met de Kening en een éénig ovezge-. bleeven Kasteel, betreft; zie hiervan op gemelde Pl. IX. een voorbeeld , door Fig. 3. £ en F. aangewezen; waaruit blykt, dat de Vyandlyke Koning, het nergens meêr kunnende ontwyken, gevolg'yk Schaakmat is en het Spel verliest; gelyk zulks hitr voorens onder het Artikel van 'c Matzetten, breeder is aangetoond. Aangaande het Quttc jeu-Spei, waardoor de een noch andere Party zrg met de Overwinning kun.. ren vlei jen. Dit gefchied-, wanneer-de wederzydfche Koningen alleen overblyven, of een van dezelve, met een Pion, Raadsheer of Paard blyfc zitten; waardoor het niet wel mogelylc is, de overwinning te verkrygen, ten zy in 't geval van de Pion, hoewel de Koning dan zyn best moec doen, om met die Pion tot Dam te loopen, als wanneer het wel eens gebeurd, dat de Party gewonnen werdt; doch anders loopt het op Quitie-  Xxiv INLEIDING tot het SCHAAKSPEL. Dit een en ander bygebragte, volftaande zynde, Om de geenen die zig in 't Scbaakfpelsn willen oeffenen, pen vatbaar begrip te geven van dit Edel. Spel, wyzen wy hen vervolgens tot het Werk zelfs, door den Heer Philidor, in verfcheide Spellen afgedeeit en uitgewerkt, ten einde zig daarin verder te volleeren, zonder nochtans die Stelregelen voor vaste gronden aantenemen, maar enkel de kern, het nuttige en mtestvoordeeligfte daaruit te trekken, en 't zelve te'paaren met een fcherp vooruitzigt, oordeelkundig vernuft, doch inzonderheid met rykheid van vindingen en Wiskundige Zetten, om alzo de Méestérfchap daarin te bekomen. Éi*  B E K W A A M E handleiding TOT HET EDELE SCHAAKSPEL, A Ihoewel de meeste Spellen, by menfche** J.\l van een gezond oordeel, veragt, en de Speelden, niet ten onrecht, voor Ongelukje? kers en tydvermoorders worden verlieten, moeë men nochtans hiervan het Edele Schaakfpel uitzonderen, nadien het, over 't algemeen genomen , een zeer vernuftig, leerzaam en nuttig Spel is, fcherpende de geesten en 't verftand. De Historie van Karel de XII. Koning van Zweeden , leverd 'er een volflagen bewys van uit. Diea Vorst, in wien deugden dapperheid even zeer uitblonken , was, zonder onderfcheid, een haater vare alle Spellen ^verbiedende dezelve op zwaare ftraffen aan zyn Volk en Onderdaanen, edoch, mee uitfluiting van het Schaakfpel, ter aanmoediging van't welke, hy groote belooningen ftelde; fcheppende, volgens het zeggen van Volt air e, eent' ongemeen behaagen van het zelf te fpeelen, inzonderheid, gedurende zyh verblyf te Bender. ^ebaivea dit bygebragte, leest mea in de aï-  C a > oude Gefchiedboeken, dat het Schaakfptl \eedY in voorgaande Eeuwen, tot een aaugenaame bezigheid aan de vermaardfte Helden van dien tyd verftrekte,- waarvan, onder een menigte andere beroemde Schry veren, Her n dot es, Euripides , Sophocles, Philoftrates, Homerus, Virgilius, Anstoteles, Seneca, Plato, Ovidius en Horatii's, getuigen; wier gevoelens éénpaarig hierop uitkomen, dat Palamédes den Uitvinder van die voortreffelyke Spel is, fchoon veele Autheuren zulks betwisten, met te zeggen, dat den WysgeevSerfus dit Spel uitdagc, om Jmmohn, Koning van Babylonïên, door iets nieuws, vermaaklyks en oplettendswaardigs, van zyne na...... ij *e zugt tot wreedheid, afteleiden. Wat hiervan zy, en hoe moeijelyk het is, den regten uitvinder van dit Spel te bepaalen, dit is ten minden zeker, als dat het eene reeks van Eeuwen is bekend geweest, doordien men nog hedendaags in Frankryk, in de Abdy van St. Denys, het Schaakbord vind, waarmede in de 8lte Eeuw, den onverwinnelyken Karei den Grooten, zich van zyne ongemakken verledigde* Don Pieir$ Carrera, die ons in den Jaare 1617. een breedvoerig Trablaat over den oorfprong en de voortgangen van dit Spel heeft medegedeelt, is, zo wel dan zyne Navolgers, onder welken de beruchte Calabrois en Bertin voornaamlylc uitmunten, tot hier toe noch zo onvolkomen geweest, dat, welverre van eenig licht aan de Onkundigen te geven, zy dezelve volftrekt- van hec  C 3 ) K» regte pad afhelpen, en In ee„. maammn„ yan verewyffeltogen doen «ertallen ™ m maa?hef„oTtte^t^nOPteh;Herel,• ™ Hunner voofbeeldige STe, en l?™?* wel befcbn.n^ öPe,ie«» die, aJs mgn ze volgen. Dan van-deze Voorftelüngen ahrandP is het te twvffelen ^ j • ^ arg"ande, bovengemeTr^ mge Spd,en ' a,s d« ^getneifje Autheuren ons opeeven 4,w • de duuend jaaren zouden voorva ler, -Z welk vrugigeb™* zyn zy dan ? 'oï'voT beeld; men ondernel eens, dat iemand dit .Spel fpeelende, de Voorfchriften der voornoemde Sehryveren woordelyk zoude tffo volgen, ben ik verzekert dat de tegenparty, door het onder" niyne-n van deszelfs rterkre, hem wel haast htt Spel zoude doen verliezen. Die is althans ze. ker, dat ons vernuft in dit Spel het meest werkzaam moet zyn, en dat de menigvuldigheid van verslende gedaehten, benevens ee/doordT zicht, alleen het geene moet wezen, dat wy tot het maaken van groote vorderingen in 't zelve moeten beöogen, zonder op eenige bepaalde regelen te fteunen, die ons maar in onberadenheid m verwarnng helpen; om welke reden wy Zo Yoorfchnfien mec dè nodige verwi3fe!ingen, aanA 2 nier-  ( 4 ) iserkinge» en wederleggingen, hebben opge'helderc; gelyk by elk van dien overtuigende zal blyken. Waaruit dan ten gevolgtrekking is aftejeiden, dat 'er by mooglykheid geene Wiskundige regejen van dit Spel kunnen gegeven worden, gelyk veelen ons zoeken diets te maaken; wel te verÜlaan, wanneer twee kundige Schaakers zich teSen elkander vinden overgefteld: Want door onïelykheid van Speelders, zou men ligt in hunne Voorfchriften kunnen vervallen en daarmede ons voordeel doén, dat ten opzigte van twee égaale of eelykilerke Speelders, geen plaatf heeft, alzo " w g-val, hunne onderlinge gedagtett zouden onderrhynen, en dus een vojllrekte ongelykheid in 't Spel te weeg brengen, weshalven, alle voorgewende wiskunst in 't Schaakfpel, maar een loutere hersfenfchim is, en niet bewezen kan worden. Dat wyders dit voortreflelyke Spel, niet alléén een Edel, maar alomme Geoorloofd en bovendien een zeer Nuttig Spel is, zal niemand, des kundig, kunnen betwisten: — Edel, naardien lièi niet alléén, zo wel in de vroegere als laatefe Eeuwen, tot een' opmerkzaame tydverlediging aan veele Doorlugtige Helden en beroemde Mannen heeft verftrekt gehad, maar thans nog zo ïlerk als ooit, de aandagt van voornaame en aanzienlyke Lieden verdient. — Geoorloofd, dewyl Juk  ( $ ) >t niet alléén van de Hoog. Overigheid *fe den, maar zelfs ook van de Geestlykheid H£ -^zonder, aangeprezen en geöeffend werdt óver .»«« het een Spel is, waaruit geen 7wïs 'noch S**»* ka» ontman, ali g* we 'aar Cigen WCtenfchaP < onkunde! of wel aan wederzydfche ervar.entheid of verzu m dïï^f: t;rwordcn- - Wt: f " een SPei £ i waarin de geest en 't ver -1 r:v ^ * , e' onze orderingen daarin zeer Serinfr zou ^ waardig aan perzoonen van a]ierIei dfenden V"2012"^6^ 32n lVii,itaire Krygsbedit Spei by een i?^7/f 0f Veldflag vergelvkende, daaruit de fchikking, de aanvoering, de verdediging en verdere verrichtingen van een Leger, kunnen leeren; en buiten dien niet minder dienftig voor Ingenieurs, of de zodapigcn, die met de Belegering 0f verweering eener Vesting gelast zyn,- welke omlhndigheid, me* in 't byzonder kan vergelyken by die, wanneer men in dit öpei de Koning Schaakmat poogt te zetten ; waaromtrent den aanval of Attaque, met zeer veel be eid en voorzigcigheid moet worden gewerd lielligd, en de Defenfie of afweering, met geen nunder overleg en kundigheid dient te gefchieden, en dieshalven een' volftrekte leerzaamheid cn bevinding aan den beöefferaar geeft. £ 3 Ora  (*) Om verder te oordeelen van de aangelegenheid van dit Spel, behoeft men maar te letten, dac het door Briefwisfelingen zelf, kan gefpeeld worden, al waren de perzoonen tot in de vergelegenfte Werelddeelen afwezig, of duizenden mylen van elkander afgefcheiden; hebbende zich telkens xnaar met een' Briev te berichten, welke Zetzy tot hunnent op het Schaakbord komen te doen * gelyk wy, buiten alle tegenfpraak, durven verzekeren, dat menigmaalen gefchied is, en ook nog daaglyks onder de Liefhebberen van dit Spel, plaats heeft. Daarenboven is het niet minder aanmerkelyk, hoe de oude Grieken het zelve, op hunne Feesten en Hoogtyden, met leerfü^A. —fiiMiiH op acn grond plagten te fpeelen, en zich daarmede zo voldoenende te vermaaken ? als men thans op de Saletten en in de Gezelfchappen met kaart- en dobbelfteenen doet. Zy hielden daartoe byzondere vertrekken beftemd, en kleedde zich naar evenredigheid van de voorwerpen of perfonagiën, die zy in dit Spel moesten verbeelden, om volkomen kenbaar te zyn; niet oneigentlyk de overéénkomst hebbende met eene Maskerade. Men zegt zelf, dat de Egyptenaren, dit Spel onder het getal der grootfte Wetenfchappen ftelden, zekerlyk, om dat niemand buiten hen, toenmaals de kunst bezaten, van het te kunnen fpeelen, Ondertusfchen moet men onder de voornaamfte Stelregelen van het SchaakJ}e(t hoofdzaaklyk be/i  begrypen ; het leeren kennen van de tracht ,w Stukken en welke de bekwaamue zyn om 1 overwmnmg te behaalen: Hoe men zTch'o0 ^ dunge meuwe vindingen en listen JteZ^ te ondermine . bepr0evinSen zal ^rachtea waarnemingen e&n be^S,^ »de- genomen dienen re worden om 1 , 3gC ^komen, waartoe boven al' een v 1 g' * der gewiglig(le mFrankryk, aan dit Spel is toegebragt, voornamendyktenopzigre der Böerenoï PiöLn en het dubbel fpeelen door één en dezelfde party \ zv by den aanvang van het Spel, het Raaueeren des Koning,, 0f het Damloopen. Hy die zulke kwaade gebruiken heeft ingevoerd, is, naar alle waarfchynlykheid, geen Schaaker maar Dal fpeeler geweest,- die deze beide Spellen over ééne kam heeft willen fcheeren % en ^ Schaakfpel moet hebben geweeten. In myne vier éérste opgegeven Spellen, zal men van den beginne af tot het einde toe, eene geregelden Aanvalt Verveering van weêr ydeT i kunnen gewaar worden. De aanmerkingen diTi omtrent de voornaamlre Zetten kome te'maaken! A 4 en  co & het minst bevattelyk fchynen, zullen te ke* «en geven, deredenen, waarom men dus verplicht is te fpeelen. Dit weinige oordeelen wy, zal genoeg zyn,om een volledig denkbeeld van de wezenlyke tTarde van dit uitmuntende Spel i^^^ welkers lof en aanpryzing, onnod.g is mer ver Ieer uittebreiden. Weshalven wy tot de zaaken zelfs overgaan, beginnende trapswyze tot de. VoorfchrifSn, welke vooraf een goede grond n . 't geheugen der Speelders kunnen leggen, ten einde hïrna met zo veels te meerder zekerhe.d, ♦p hunne vorderingen te kunnen bouwen.  (p) EERSTE SPEL, Waar in twee veranderingen voorkomen, de eene op den twaalfden en de andere op den zeven en dertigften zet. i. Witte, T^ve Boer des Konings doet twee tree; jL/ den. Zwarte, .Desgelyks. 2. W. De Raadsheer des Konings gaat op de vierde ruit van den Raadsheer der Koningin. Z. Desgelyks. 3. m De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. ° Z> Het Paard des Konings gaat op de derde ruit van zynen Raadsheer. A 5 4.  ( ro ) 4- W. De Boer der Koningin twee treeden. (0) Z. De Boer neemt den Boer. 5. W. De Boer neemt den Boer weder. (V) . ■ ■ • Z. De Raadsheer des Konings rukt op de derde ruit van het Paard-zyner Koningin. (c) 6. W. Het Paard der Konirigin gaat op de derde ruit van haren Raadsheer. Z. De Koning verplaast. T* IV. Fet Paard des Konings rukt op de tweede ruit vsn zynen Koning, (d) Z. De Boer van de Raadsheer zyncr Koningin doet eene tree. AAN*  AANMERKINGEN. | («) Deze Boer gaat om twee redenen twee treeden» Voor eerst om de Raadsheer van den vyandelykert Koning te beletten, op den Boer van den Raadsheer uwes Konings in te dringen: ten tweeden om de kragt uwer Boeren in het middenpunt van 't bord te brengen. Cb) Wanneer gy u in deze gelegenheid bevind, dat uwe twee Boeren op de beide vierde ruiten van uwen Koning en Koningin ftaan; zo moet gy a wagten een van beide Boeren te zetten, voor en aleer uwe party u gelegenheid geeft, den eenen tegen den ander te verwisfelen. Dit kunt gy daar door verhinderen, als gy den aangegrepen Boer verder voortzet. (f) Als egter deze zwarte Raadsheer in plaats van zig te rug te zetten, Schaak bied, zo moet gy dat Schaak met uwen witten Raadsheer dekken; en als hy uwen Raadsheer neemt, zo moet gy den zwarten Raadsheer met uw Paard neemen, die daar door tevens den Boer uwes Konings verdeedigt. * * In de vorige uitgaaf vond den Auteur goed , niet altoos den regten zet te laten doen , ora gelegenheid te bekomen , dikvvyler voorbeeld te kunnen geven, hoe de Boeren goed gezet moeten worden. (i) Mén neeme wel in acht, dit witte Paard niet op de derde ruit van zynen Raadsheer te ftellen, voor dat de Boer van deezen Raadsheer twee treeden gedaan heeft, wyl anders den voortgang van het Paard zoude kunnen verhindert worden. * * De zwarten konden, op dezen zet, den Boe' des witten Konings neemen , en dus den Boer der zwarte Koninein twee tree.en gaan; waar door hetCsntrura van de witten gegebroken word. 6 8.  ( ») "i - 8. W. De Raadsheer des Konings gaat op de derde ruit zyner Koningin, (e) Z. De Boer der Koningin doet twee treeden. 9- W. De Boer des Konings doet eene tree. Z. Het Paard des Konings fpringt op dé ruit van zynen Koning. 10. W. De Raadsheer der Koningin neemt de derde ruit des Konings in. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings doet eene tree. (ƒ) ii. W. De Koningin gaat op haar tweede ruit. (g) Z. De Boer van den Raadsheer des Konings, neemt den Boer. (b) 12. W. De Boer der Koningin neemt dezen Boer weder. Z. De Raadsheer der Koningin itelt zig op de derde ruit zynes Konings. (i) AAN-  ( 13 ) AANMERKINGEN. CO De Raadsheer zet zig te rug, om niet van den vyandlyken Koningin genomen te worden ; want gy zoud, zo gy hem ftaan liet, genoodzaakt zyn, de zwarte Boer met den Boer uwes Konings te neemen , en daar door een fcheuring maken onder uwe iioeren. (ƒ) Uwe party zet dezen Boer, om opening te maken voor zyn Kasteel, en zulks kan hem niet misten, t zy gy zynen Boer, of hy den uwen neemt. (g) Gy durft den Boer, die u uwe party voorgezet heeft niet nemen, wyl anders de Boer uwes Konings uit zyne linie raakt, word egter uwen Boer genomen, zo kunt gy den vyandlyken Boer, die don uwen nam, met den Boer uwer Koningin wedernemen, en hem door den Boer, van den Raad>h-er uwes Konings onderfteunen. Van deze beiden zo verbondene Boeren, kan het winnen van het fpel afhangen. (/;) Hy neemt den Boer, om, volgens zvn plan jplaats voor zyn Kasteel te maken. (0 Hy zet dezen Raadsheer, om in 't vervol? den Boer van den Raadsheer zyner Koningin te kunnen zetten, gy kunt hem wel een Boer verdubbelen laten, indien gy hem den Raadsheer zynes Konings niet den Raadsheer uwer Koningin wegnéamt; dog dit zóude ook het Kasteel zyner Koningin lugt maKen, Buiten dien is ook een verdubbelde Boer als ny met anderen verbonden is gansch niet nadeèlie. Des mettegenilaande maak ik by dezen zet eene verandering, dewyl ik hem met den Raadsheer zynes Konings den Raadsheer uwer Koningin nemen laak »3-  C »4 ) TV, Het Paard des Konings rukt op de vierde ruit van den Raadsheer zynes Konings. (k) Z. De Koningin fielt zig op de tweede ruit haarcs Konings. 14. W. De Raadsheer der Koningin, neemt den zwarten Raadsheer. (/) Z. De Boer neemt den witten Raadsheer. 15. W. De Koning verwisfeit met zyn Kasteel, (m) Z. Het Paard der Koningin gaat op de tweede ruit der Koningin. 16. JV. Het Paard des Konings neemt den zwarten Raadsheer. Z. De Koningin neemt het witte Paard. 17. W. De Boer van den Raadsheer des Konings doet twee treeden. Z. Het Paard des Konings gaat op de tweede ruit van den Raadsheer zyner Koningin. 18. W. Het Kasteel der Koningin op de ruit des Konings. Z. De Boer van het Paard des Konings doet ee» ne tree. (») t 19- W. De Boer van het Kasteel des Konings doet eene tree. (0) Z. De Boer der Koningin eene tree. AAN-  C is ) AANMERKINGEN. (£) Dewyl de Boer uwes Konings niet meer in gevaar is, zo gaat uw Paard onmiddelyk op den vyandlyken Raadsheer los, om hem of te rug te dry ven of wegtenemen. (J) Het is altoos lèhadelyk den Raadsheer des vyandlyken Konings, op de rechte linie, alwaar hy over dén Boer van den Raadsheer uwes Konings ftaat, te laten ftaan; en als de Boer uwer Koningin deze richting niet verhinderen kan, zo moet gy uw party den Raadsheer uwer Koningin tegen ftellen, en hem zynen Raadsheer by de eerfte gelegenheid, tegen verlies van een ander ftuk weg nemen. (m) Gy verwisfelt op deze zyde, om de Boer van den Raadsheer uwes Konings, die gy in geval den Boer uwes Konings word aangetast, twee treeden doen laat, des te beter te onderfteunen. (*) Hy is genoodzaakt dezen Boer voort te zetten, op dat de Boer van den Raadsheer uwes Konings niet op zyne Koningin mogt indringen ; in welk geval uwe twee Boeren regt neven malkander zouden komen te ftaan en tegen zyn terrein front maken. Co) Gy zet dezen Boer om den Boer van het Paard uwes Konings, te kunnen voortrukken. 20.  ( 16 ) 20. fK Het Paard gaat op de vierde ruit van zynen Koning. Z. De Boer van t Kasteel des Konings eene tree. [p) W. De Boer van het Paard der Koningin, gaat eene tree. Z. De Boer van 't Kasteel der Koningin eene tree. 42. W. De Boer van 't Paard des Konings gaat twee treeden. Z, Het Paard des Konings op de vierde ruit zyner Koningin. 23- W. Het Paard der Koningin, rukt op de derde ruit van het Paard zynes Konings. (q) Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van den tegenftaanden Koning, (r) 24. JV. Het Kasteel der -Koningin neemt het Paard. Z. De Boer neemt het Kasteel. 25. JV. De Koningin neemt den Boer. Z. Het Kasteel der Koningin, neemt den Boer van 't vyandlyk Kasteel. * 26. JV. Het Kasteel word op de ruit van zynen Koning geftelt. (j) Z. De Koningin neemt den Boer van 't Paard der. vyandlyke Koningin. .27- IV. De Koningin rukt op de vierde ruit van haren Koning. fl : Z. De Koningin op de derde ruit van haren Koning, (t) aan-  ( if ) AANMERKINGEN. fjï) Uwe Party zet dezen Boer, om uw Paard te beletten in zyn Spel in te rukken , en zyne Koningin van hare plaatfe te verdringen, waar door uwe Boeren terftond een vry veld zouden behouden. (3) Gy zet dit Paard, om den Boer van den Raadsheer uwes Konings te laten voortrukken. Wanneer gy dezen Boer hier op eene tree doen laat, is hy op eenmaal' door drie Hukken gedekt, door het Kasteel, den Raadsheer en het Paard. O") De Party zet dit Paard , om de communicatie tusfchen uwe (tukken aftefnyden en uwe Boeren te verftrooijen; 't welk ook gewis gefchieden. zoude, als hy den Boer van het Paard zynes Konings voorzette. Dog wyl gy uw Kasteel prys. geeft , zo verhindert gy hem in de uitvoering van zyn voorneemen. (ƒ) Gy Relt dit Kasteel op de ruit uwes Konings, om den Boer uwes Konings te onderfteunen; wanc hy zoude in gevaar ftaan van genomen te worden, ais gyden Boer van den Raadsheer uwes Konings voorzette. (O De Koningin zet zig weder op deze ruit te mg, om het Schaakmat te verhinderen , waar de toeleg op gemaakt word.  C 18 ) 28. TV. De Boer van den Raadsheer des Konings doet eene tree. ö Z. De Boer neemt den Boer. 29. TV. De Boer neemt den Boer weder. Z. De Koningin gaat op haar vierde ruit. (V) 30. TV. De Koningin, neemt de Koningin. Z. De Boer neemt de Koningin weder. 3r. TV. De Raadsheer flaat den Bóer. Z. Het Paard ipringt op zyn derde ruit. W' Deene°treeVa(,)en deS Kmh^ doe£ Z' U± pder,IConingin rukt °P de tweede ruit van t Paard der vyandlyke Koningin. TV. De Raadsheer gaat op de derde ruit zvner Koningin. J • z- %SSS op de tweede ruiI vau z-vnm 34. /F. De Raadsheer gaat op de vierde ruit van den Raadsheer des zwarten Konings. O) vTnH.T ï Vierd? rilit ™ denRaadsheer der vyandlyke Koningin. 35* 7F. Het Paard ipringt 0p de vierde ruit van het Kasteel des vyandlyken Konings Z. Het Kasteel des Konings bied Schaak. AAN-  C 19) AANMERKINGEN. (a) Uw Party wil dat gy zyne Koningin met de uwe nemen zult, op dat hy uwe Koningin met deti Boer van het Paard zyner Koningin, weder neemen konde. Hy zoekt daar door uw Plan, om hem door uwen Raadsheer en uwe Koningin Schaakmat te zetten , te vernietigen. (v) Men moet opmerken, dat wanneer men eenRaadsheer op witte ruiten heeft, men zyne Boeren op zwarte ruiten, en als de Raadsheer op zwarte ftaat, de Boeren op witte ruiten brengen moet; om reden, dat als dan de Raadsheer de overftaande Hukken verhindert-,- om tusfchen uwe Boeren in te flut* pen. Deze regel is in alle gevallen, als men aanvalt, en als men over de vyandlyke Boeren , voortgedrongene Boeren heeft , nauwkeurig te betragten, en men 'kan nog durft daar niet van afwyken. Dog daar en tegen als men zig flegts verdedigt, is hef juist omgekeert; want dan moeten de Boeren op dezelve couleur van den Raadsheer gezet worden* (rc>) Deze Zet, geeft een voorbeeld van de voorgaande aanmerking. Stond uw Raadsheer op een zwarte ruit , dan konde zig de vyandlyke Koning 'tusfchen uwe beide Boeren zetten» B 2 36.  ( 20) tV. De Raadsheer dekt het Schaak. Z. Het Paard gaat op de tweede ruit der vvandlvke Koningin. J J 37- W. De Boer des Konings bied Schaak. Z. De Koning gaat op de derde ruit van zyn Paard, (ar) J 38, W. De Boer van den Raadsheer des Konings gaat eene tree. Z. Het Kasteel op de ruit van den Raadsheer zynes Konings. 39- W. Het Paard bied, op de vierde ruit van den Raadsheer zynes Konings, Schaak- Paard00'"2 ^ °P ^ tWSede mk Van Zyn 40. IV. De Raadsheer gaat op de vierde ruit van het Kasteel des Vyandlyken Koning. Z. Men mag zetten wat men wil, de Witte rukt in Dam. « & AAN*  (21) AANMERK IN GEN. (x) Wyl de Koning ook op de ruit van zynen Raadsheer kan geftelt worden, geeft dit gelegenheid tot nog eene verandering. EERSTE VERANDERING. Van het eerfte Spel , die by de twaalfde zet der Zwarten kan gemaakt worden. ie. Z. De Raadsheer des Konings neemt den Raadsheer der vyandlyke Koningin. TV. De Koningin neemt daar tegen den Raadsheer.. Z, De Raadsheer der Koningin gaat op de derde ruit hares Konings. 14. TV- Het Paard des Konings neemt de vierde ruit van den Raadsheer zynes Konings in. Z. De Koningin gaat op de tweede ruit hares Konings. 15. W Het Paard neemt den Raadsheer. Z. De Koningin neemt daar tegen het Paard. 16. TV De Koning verwisfeit op de zyde van zyn Kasteel. Z. Het Paard der Koningin gaat op de tweede ruit van zyne Koningin. TV. De Boer van den Raadsheer des Koniangs gat twee treeden. Z- De Boer van 't Paard des Konings eene tree. B 3 18;  C tl ) ' 18. t ê W. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. Z. Het Paard des Konings op zyw eigen tweede ftim . < ■ ig. IV. De Boer van *t Paard des Konings doet twee fchreden. """" Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. ö ' aj ' bj 20. p PV. Het Paard gaat op de tweede ruit van zynen Koning Z. De Boer der Koningin eene tree. 21. T' 56 koningin gaat op haar tweede ruit, Z, Het Paard der Koningin op zyn derde ruit. 22, IV. Het Paard op de derde ruit van het Paard des Konings. Z. Het Paard der Koningin op de vierde ruit der Koningin. 23. JV. Het Kasteel der Koningin gaat op de ruit hares Jvonings. Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van den vyandlyken Koning. 24. 'IV. Het Kasteel neemt het Paard. Z. De Boer neemt het Kasteel. 25. IV. De Koningin neemt den Boer. Z. De Koningin neemt den Boer van 't Kasteel der vyandlyke Koninginad.  { 23 ) 20*. IV. De Boer van den Raadsheer des Konings doet eene tree. Z. De Koningin neemt den Boer van het Paard der vyandlyke Koningin. ■ ' .: 27. IV. De Boer van den Raadsheer des Konings gaat eene tree. Z. Het Paard op de ruit van zynen Koning. 28. IV. De Boer van 't Paard des Konings gaat eene tree. Z. Dé Koningin op de vierde ruit van de vyandlyke Koningin. 29. IV. De Koningin neemt de Koningin. Z. Dé Boer neemt de witte Koningin weder. 3°- IV. De Boer des Konings doet eene tree. Z. Het Paard gaat op de derde ruit zyner Koningin. m TV. Het Paard gaat op de vierde ruit zynes Konings. Z. Het Paard gaat op de vierde ruit van den Raadsheer zynes Konings. 32. W. Het Kasteel neemt her. Paard. Z. De Boer neemt liet Kasteel weder. 33. IV. Het Paard gaat op de derde ruit van de vyandlyke Koningin. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings doet eene tree; of men zette wat men wil, het verlies van het Spel is onvermydelyk. B 4 34»  C*4 ) 34- IV. De Boer des Konings doet eene tree. 2. Het Kasteel op de ruit van het Paard zyner Koningin. 3r> IV. De Raadsheer bied Schaak. Z. De Koning gaat te rug. Hy heeft maar een eenige ruit waar hy gaan kan.' 36. IV. Het Paard zet Schaak. Z. De Koning gaat waar hy kan. 37. W. Het Paard gaat op de ruit der vyandlyke Konin- - gin , en bied een ongedekt Schaak. Z. De Koning waar hy kan. 38. JV. Zet den Boer des Konings op Dam en bied Schaakmat. TWEEDE VERANDERING. Van het eerfte Spel, die by de zevenendertiglte zet begint. 37' JV. De Boer des Konings bied Schaak. Z. De Koning gaat op de ruit van zynen Raadsheer. 38, IV. Het Kasteel gaat op de ruit van 't Kasteel zyner Koningin. Z. Het Kasteel bied op de ruit van 't Paard der overliaande Koningin Schaak. 39. W. Het Kasteel neemt het zwtrte Kasteel. Zt Het Paard neemt het witte Kasteel. 40.  C25) 40. JV. De Koning gaat op de tweede ruit van zyn Kasteel. Z. Het Paard op de derde ruit van den Raadsheer der witte Koningin. 41. JV. Het Paard gaat op de vierde ruit van den Raadsheer zynes Konings. Z. Het Paard op de vierde ruit van den overftaan. den Kening. 42. JV, Het Paard neemt den Boer. Z. Het Kasteel gaat op de vierde ruit van het Paard zynes Konings. 43- JV. De Boer des Konings gaat eene tree, en bied Schaak. Z. De Koning op de tweede ruit van zynen Raadsheer. 44. JV. De Raadsheer bied Schaak, op de derde ruit van den vyandelyken Koning. Z. De Koning neemt den Raadsheer. 45- JV. De Boer des Konings gaat op Dam en wint het Spel. B 5 TWE&  < flö-) TWEEDE SPEL. Waa- in drie veranderingen Voorkomen; de eerftVby di derde, de tweede by de agtfte, en de derde by de fesenEwintigfte zet. i. Witten. De Boer des Konings doet tw:e treden Zwarten. Desgeiyks. 2. W. De Raadsheer des Konings, öp de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. De Boet van deri Raadsheer der Koningin gaat , eene tree. . b 3- W, De Boer der Koningin gaat twee treden, (a) Z. De Boer neemt den Boer. (£) /F. De Koningin flaat den Boer. Z. De Boer der Koningin gaat eene tree. ^ De Boer, vaneen Raadsheer des Konings gaat twee fchreeden. Z. De Raadsheer der Koningin gaat op de derde ruit hares Konings. (c) 6. W. De Raadsheer des Konings gaat op de derde ruit van zyne Koningifi. Z. De Boer der Koningin eene tree. 7. W, De Boer des Konings gaat eene tree. Z De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. AAN'  ( 27 ) AANMERKINGEN.' (a) Het is onvermydelyk noodwendig, dezen Boer twee treden te Jatten doen, om uw Party te beletten, zyne Boeren in het midden voorttezetten ; het welk hy doen konde, als hy den Boer zyner Koningin twee treeden voertrukte, en daar mede uwen Raadsheer aangreep; waar door hy u het voordeel van den zet zoude afwinnen. (Z>) Wanneer hy in plaats van uwen Boer te nemen , den Boer zyner Koningin twee treeden voortgezet had , zoude zulks het Spel geheel verandert hebben. Dit geeft gelegenheid tot de eerfte verandering die hier agter zal worden uitgevoert.j( (c) Hy zet dezen Raadsheer om twee redenen. Voor eerst om den Boer zyner Koningin, voort te kunnen zetten en daar door den Raadsheer zynes Konings plaats te maken ; ten tweeden om zig den Raadsheer uwes Konings tegen te zetten, en dezen by gelegenheid volgens den in 't eerfte Spel voorge» fchreven regel u afhandig te maken. 8.  ( 28) 8. W. De Koningin op de tweede ruit van den Raadsheer hares Konings. . Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van den Raadsheer der Koningin, {d) IV. De Eoer van den Raadsheer der Koningin doet eene tree. b Z. De Boer van het Paard des Konings eene tree. JV De Boer van \ KasteeTdes Konings gaat eene tree. óln. (e)m 1 1 dCS K°ni"SS twee tree" w' DtLBo(hvm 'l Pa"d'des Konings gaat eene W' de ^ "* van zy- z- Ztiï^** «*de ^ van '£ Kaste«l der Koningin doet twee 5 £XtrK°ningS °P dC IUk t p De Koning gaat op de'ruit van zynen Raadsheer. tree. £ KaStCd des Koni"gS doet eeile : AAN»  ( 29 ) AANMERKINGEN. (d) Wanneer hy in plaats van zyne (lukken voorc te zetten, zo als hy met zyn Paard gedaan heeft, voortging met zyne Boeren voort te laten trekken, zo konde hy zeer ligt het Spel verliezen. Want men moet opmerken , dat een Boer of wel twee, wanneer zy zo ver voortrukken, zo goed als verloren zyn; ten ware dan dat alle (lukken vryen loop hadden om hen te onderfteunen, of dat de gemelde Boeren door andere verdedigt of vervangen konden worden. Dit geval zal het onderwerp der tweede verandering zyn , die hier onder voorkomen zal, en waar door men overtuigt word, dat twee Boeren die op de vierde ruit van het Schaakbord nevens elkander front maken, veel meer waardig zyn, dan die op de fesde ruit liaan. (O Hy rukt dezen Boer twee treden voort om het indringen uwer Boeren in de zynen te beletten. Het is opmerklyk, dat in deze tegenwoordige gefteltheid zig twee gelyke partyen van Boeren op 'het Schaakbord bevinden, Gy hebt vier van uwe Boeren op de zyde uwes Konings tegen drie van de zynen; en uw party ook weder vier van zyne Boeren op de zvde zyner Koningin tegen drie van uwe Boeren ftaan. Wie van beiden het eerst de Boeren van zyn party, daar zy het fterkfte zvn, uit elkander rukken kan, moet zeer waarfchynlyk het Spel winnen. (ƒ) Deze zet is zeer noodwendig, vermits wanneer hy den Boer van 't Kasteel zynes Konings eene tree voortzette, hy de communicatie onder uwe Boeren affnyden konde. De Boer van 't Paard uwes Konings was dan niet in (laat, om zig met den Boer uwes Raadsheers te vereenigen, zonder zig in gevaar te (tellen om door den Boer van zyn Kasteel genomen te worden.  C 30 ) 15. JV. De Boer van 't Paard des Konings gaat eens tree. Z. Het Paard geeft den Koning en het Kasteel Schaak. ió\ JV. De Koning gaat op de tweede ruit van zyn Paard. J Z. Het Paard neemt het Kasteel. 17. JV. De Koning neemt het Paard, (g) Z. De Koningin gaat op haar tweede ruit. iS. JV. De Koningin gaat op de ruit van het Paard hares Konings. (I?) Z. De Boer van 't Kasteel der Koningin twee treeden. 19. JV. De Raadsheer der Koningin gaat op de derde ruit hares Konings. (/) Z. De Boer van 't Paard der Koningin eene tree. 20. JV. Het Paard der Koningin gaat op de derde ruit van haar Kasteel. Z. De Koning verwisfeit op de zyde der Konin- gin. (k) 21. W. De Raadsheer des Konings geeft Schaak. Z. De Koning gaat op de tweede ruit van den Raadsheer zyner Koningin. 22. tV. Het Paard der Koningin gaat op de tweede ruit van zynen Raadsheer. (7) Z. Het Kasteel der Koningin op zyn ruit. 'aan-  ( 3» ) AANMERKINGEN. (g) Of fchoon het Kasteel een wigtiger fhik is dan het Paard, is egter vcelligt uw Spel beter dan. het zyne; vermits, niet tegenflaande dit verlies, uw Koning in zekerheid is, en gy in Raat zyt, uwen aanval na de eene of de andere zyde te doen, opwelt ke de vyandlyke Koning zig verplaatfen mogt. (6) Het is noodwendig dat gy uwe Koningin zet om den Boer van het Paard uwes Konings te dekken, en daar door te beletten, dat uw party zynen Raadsheer voor uwe twee Boeren opoffere , 't welk hy anders buiten twyfel doen zoude; want daar de kragt van uw Spel tans op uwe Boeren berust, is het hem voordeelig die te verfixooijen , re meer, wyl hy door dat middel u een aanval zoude afwinnen, die u het verlies van het Spel kosten konde. (/) Gy zet dezen Raadsheer in verwagting, dat 'uw party den Boer van den Raadsheer zyner Konuigin zetten zal, waar door gy in weinig zetten het Spel winnen zoud; want uwe Paarden verkregen op deze wyze eenen vryen weg. (k) De Party verplaatst op da zyde zyner Koningin om de kragt uwer Boeren op de zyde zynes Konings te ontwyken , te meer,, wyl uwe Boeren op die zyde veel verder voortgedrongen zyn , als die op de zyde uwer Koningin. (/) Wanneer gy met dit Paard den vyandlyken Koning Schaak geboden had, zo had gy uwenllaads, heer in gevaar geilek, en veele zetten verloren. Gy deed dairom beter dat gy hem te rug trok. 23-  C 32) 23' IV. De Raadsheer des Konings gaat op de vierde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. Z. De Koningin op haar ruit. (?«) 24. IV. De Boer van 't Paard der Koningin gaat twee treden. Z, De Koningin op de ruit van den Raadsheer hares Konings. 25. W. De Boer van 't Paard der Koningin, neemt den Boer van den Raadsheer der zwarte Koningin. Z. De Boer van 't Paard der Koningin neemt den Boer weder. 26. fV. Het Paard des Konings gaat op de tweede ruit zyner Koningin. («) Z. De Boer op de vierde ruit van den Raadsheer der Koningin gaat een tree. {0) 27. IV. Het Paard des Konings gaat op de derde ruit van zynen Raadsheer. Z. De Boer van den Raadsheer des Koning eene tree. Q>) 28. IV. De Raadsheer des Konings bied Schaak. Z. De Koning gaat op de tweede ruit van het Paard zyner Koningin. 29. IV. De Raadsheer neemt het Paard en geeft Schaak. Z. De Koning neemt den Raadsheer. AAN-  ( 33 ) AANMERKINGEN. (m) Hy zet de Koningin weder op haar ruit, om haar naderhand op de ruit van den Raadsheer van haar Koning te kunnen zetten , en de Boer van den Raadsheer zyner Koningin beter te onderfleuneh. f» Gy zet dit Paard om uwen aanval op zyne Boeren te vervolgen» {o) Hy zet dezen Boer, om u eenè zet voer te komen , het Paard uwes Konings aftehouden , en zig op de derde ruit van het Paard uwer Koningin te zetten. Wyl egter deze zet nog op eene andere wyze kan gefchieden, geeft dit gelegenheid tot de derde verandering, die hier onder zal worden uitgevoert. (p) Uwe Party rriag zetten wathy wil, hy verliest het Spel, wyl uw Paard een vrye inruk in zyn Spel beeft. C 30.  ( 34 ) W, Het Paard des Konings bied Schaak. Z. De Koning gaat op de tweede ruit zyner Ko. n in gin. {q) TV. De Boer van den Raadsheer des Konings gaat eene tree. Z. De Raadsheer des Konings op de ruit van het Paard zynes Konings. 32. IV De Boer des Konings geeft Schaak. Z De Koning gaat op zyn ruit. 33- IV. Het Paard des Konings op de vierde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. Z. De Raadsheer des Konings gaat op de derde ruit zyner Koningin. 34- TV. De Koningin op haar vierde ruit. (r) Z. Verloren. EERSTE VERANDERING. Van het tweede Spel, by de derde zet der Zwarten. 3- TV. De Boer der Koningin twee treeden. Z. Desgelyks. 4- TV. De Boer des Konings neemt den Boer. Z. De Boer van de Raadsheer der Koningin neemt den Boer weder. TV. De Raadsheer geeft Schaak. Z. De Raadsheer dekt het Schaak. VER-  ( 35) AANMERKINGEN. (q) Wanneer de Zwarte Koning den Raadsheer" uwer Koningin nam, zo verloor hy zyne Koningin 4 door een ongedekt Schaak ; en wanneer hy zynen Koning op eene andere ruit bragt, zo verloor hy den Raadsheer zyner Koningin. (r) De Koningin neemt hier op den Boer der vyandlyke Koningin, brengt alle Hukken onder hare macht en wind het Spel. ö". JV. De Raadsheer neemt den Raadsheer. Z. Het Paard neemt den Raadsheer weder. 7- IV. De Boer der Koningin neemt den Boer. Z. Het Paard neemt den Boer weder. 8. JV. De Koningin gaat op de tweede ruit hares Konings.Z. Desgelyks. 9. JV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer Z. De Koning verplaast. 10. JV. De Raadsheer op de vierde ruit van den Raadsheer zynes Konings. Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. II. W. De Koning verplaast. Z. De Koningin neemt de Koningin C a al  ( 36) 13. JV. Het Paard des Konings neemt de Koningin weder. Z. De Boer der Koningin gaat eene tree. 13. JV. Het Paard der Koningin op de vierde ruit hares Konings. Z De Boer van den Raadsheer des Konings gaat eene tree. 14. JV. De Boer van 't Kasteel des Konings twee treeden. Z. De Boer van 't Kasteel des Konings ook twee treeden. 15- JV. Het Kasteel des Konings op zyn derde ruit. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zyn Kasteel. 16. JV. De Raadsheer neemt het Paard. Z. Het Kasteel neemt den Raadsheer weder. »7- JV. Het Kasteel des Konings gaat op de derde ruit zyner Koningin. Z. Het Kasteel der Koningin, op de ruit hares Ko» nings. 18. JV. Het Paard des Konings neemt den Boer. Z. Het Paard gaat op de vierde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. 19. JV. Het Kasteel des Konings gaat op de derde ruit zynes Konings. Z. Het Paard neemt den Boer van 't Kasteel en geeft Schaak. 20.  ~ ( 37 ) 20. W. De Koning gaat op de ruit van het Paard zyner Koningin. Z. Het Paard zet zig te rug. 21. TV. Het Paard geeft den Koning Schaak, &c TWEEDE VERANDERING. By de achtfte zet der Zwarten. 8. IV. De Koningin gaat op de tweede ruit van den Raadsheer hares Konings. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. 9- . TV. De Raadsheer des Konings gaat op de tweede ruit zynes Konings. Z. De Boer der Koningin eene tree. io. IV. De Boer van den Raadsheer der Koningin gaat eene tree. Z. De Boer der Koningin eene tree. i r. TV. De Raadsheer des Konings op zyn derde ruit. Z. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit zyner Koningin. 12. TV. De Boer van 't Paard der Koningin gaat eene tree. Z. De Boer van 't Paard der Koningin twee fchreden. C 3 13.  C 38 ) W. De Boer van 't Kasteel der Koningin twee trseden. Z- De Boer van de Raadsheer der Koningin neemt den Boer. 14- JV. De Boer van 't Kasteel der Koningin neemt den Boer weder. Z> De Raadsheer der Koningin neemt den vyandlyken Raadsheer. 15 JV. Het Pa?rd des Konings neemt den Raadsheer. Z. Het Paard der Koningin, gaat op de tweede ruit zyner Koningin. tö JV. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. Z* Het Kasteel der. Koningin, op de ruit van het Paard zyner Koningin. JV. De Boer van den Raadsheer der Koningin, gaat eene tree. Z> Het Paard der Koningin op zyn derde ruit. 18. JV. Het Paard der Koningin op de tweede ruit van zyne Koningin. Z. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. 19. IV. De Koning verplaast en moet het Spel winnen, wyl alle zyne Boeren op de regter zyde onder» fteunt zyn, en de twee Boeren zyner party verftrooit ftaande, verloren moeten gaan. DER-  C 39 ) DERDE en LAAS TE VERANDERING. Van het tweede Spel,. die by de fesentwintigfte zet begint. 26. TV. Het Paard des Konings gaat • op de tweede ruit zyner Koningin. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree. 27. TV. Het Paard des Konings op de derde ruit van het Paard zyner Koningin. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eeneee 28. TV. De Raadsheer der Koningin geeft Schaak. Z. De Koning gaat op de tweede ruit van het Faard der Koningin. 29. TV. Het Paard des Konings geeft op de vierde ruit van den Raadsheer der zwarte Koningin Schaak. Z. De Raadsheer des Konings neemt het Paard. 30. W* De Raadsheer der Koningin neemt den Raadsheer. Z. De Koningin op de ruit van haren Raadsheer. 31. TV Het Kasteel op de ruit van het Paard zyner Koningin. Z. De Koning op de tweede ruit van den Raadsheer der Koningin.] 32. TV. De Raadsheer der Koningin geeft op de derde ruit der overftaande Koningin Schaak. Z. De Koning gaat op de ruit zyner Koningin. 33. IV. De Koningin bied op de derde ruit van 't Paard der vyandlyke Koningin Schaak. Z. De Koning gaat op zyn ruit, of op de andere en verliest het Spel. C4 DER.  (40) DERDE SPEL, Waar in de Zwarten beginnen. Dit Spel is niet volkomen regelrnaatïg , dog de eerde zetten zyn zeer goed, voor al wanneer men den ander voorgeeft. ï. Zwarten. De Boer des Konings gaat twee treeden. Witten. Desgelyks. 2. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. IV. De Boer der Koningin eene tree. 3* Z. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. W. De Roer van den Raadsheer des Konings twee treeden. (ö) 4- Z. De Boer der Koningin eene tree. W. De Boer van den Raadsheer der Koningin ook eene tree. 5' Z. De Boer des Konings neemt den Boer. (b~) IV. De Raadsheer der Koningin neemt den Boer weder. 6. Z. De Raadsheer der Koningin gaat op de vierde ruit van het Paard des witten Konings. W. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer, (c) AAN-  ( 4i ) AANMERKINGEN. (d) Het is altoos voordeelig , wanneer gy den Boer van den Raadsheer uwes Konings tegen den Bo'er van den overflaanden Koning verruilt; wyl op deze wyze de Boeren uwes Konings en uwer Koningin , zig op het midden van het Bord ftellen kunnen. Boven dien is ook uw Kasteel, als gy ten regtenverwisfelt, daar door vry en in ftaat om van het be^in des fpels af te ageeren, gelyk men zulks uit de verandering by deze -derde zet zien zal. (&) Wanneer uw party den Boer des Raadsheers niet nemen wil, zo moet gy hem egter laten ftaan, en hem niet verder voortzetten voor dat hy verwisfeit heeft. Dog als dan moet gy ook met uwen Boeren , op den regten vleugel zyner Boeren, die zynen Koning bedekken, aanvallen, gelyk zulks in de tweede verandering hier agter verklaart zal worden. Men moet ook opmerken en als een Hoofdregel betragten , dat men niet ligt befluiten moet, de Boeren op de regter of linkervleugel te zetten, voor en al eer de vyandlyke Koning verwisfeit heeft; wyl hy altoos na die zyde zal geplaast worden, daar uwe Boeren minst voortgerukt zyn, en dushetminfle in ftaat zyn , hem fchade toe te brengen. (c) Indien hy het Paard met zynen Raadsheer nam, zo moest gy dezen weder met uwen Boer nemen , om de kragt uwer Boeren tegen het Centrum van het Schaakbord te brengen. C 5 7-  ( 42 ) 7- Z. Het Paard der Koningin op haar tweede ruit» IV. De Boer der Koningin eene tree. 8. Z. De Raadsheer zet zig te rug. JV. De Raadsheer des Konings op de derde ruit zyner Koningin, (d) 9- Z. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. JV. Desgelyks. io. Z. De Koning verwisfeit op de zyde van zyn Kasteel, (e) JV. Het Paard der Koningin op de tweede ruit derzelve. ii. Z. Het Paard des Konings op de vierde ruit van zyn Kasteel, (ƒ) JV. De Koningin op de derde ruit hares Konings. 12. Z. Het Paard des Konings neemt den Raadsheer, (g) JV. De Koningin neemt het Paard. AAN-  C 43 ) AANMERKINGEN. (d) Deze ruit is na de vierde ruit van den Raadsheer uwer Koningin, de beste plaats die den Raadsheer uwes Konings inneemen kan. Hier kan u deze Raadsheer ook dienen, om den aanval op den Boer van 't Kasteel zynes Konings te doen, in geval deze op de linker zyde verwisfelt. O) Had hy op de zyde zyner Koningin verwisfeit, zo moest gy noodwendig op de zyde uwes Konings verwisfelen , om vervolgens gevoeglyker met uwe Boeren ter linkerzyde te kunnen aanvallen. Nog is alhier als een hooftregel aantemerken, dat, daarliet dikwyls gevaarlyk is ,, zyn party te vroegtydig aantevallen, gy u in uwen aanval niet overhaasten moet, voor en aleer uwe Boeren allen; zo wel door zig zeiven , als door uwe andere (tukken wel onderfteund zyn. Zonder deze voorzorg zyn diergelyke aanvallen ten eenemaal vrugteloos, gelyk hier onder uit de derde verandering, die by deze zet kan gemaaktwor* den, zal gezien worden. (ƒ) Hy zet het Paard, om den Boer van den Raadsheer zynes Konings plaats te maken, en denzelven hier na, met oogmerk om de linie uwer Boeren, doortebreken, twee treeden te laten voortrukkén. W Wanneer hy, in plaats van uwen Raadsheer te neemen, den Boer zynes Konings twee treeden voortgezet had, zo had gy zyne Koningin met den Raads« heer uwer Koningin moeten aangrypen, en hier na by uwe volgende zet de Boer van 'het Kasteel uwes Konings op zynen Raadsheer laten aanrukken, om hem te noodzaken uw Paard te nemen. In welk geval uw voordeel zoude eisfchen, zynen Raadsheer weder met den Boer te nemen, om den Boer uwes Konings des te nadruklyker te onderfteunen, en hem in geval hy genomen worden mogt, wederom te kunnen vervangen- 13.  ( 44 ) r3- Z. De Raadsheer der Koningin, neemt het Paard. (£) JV. De Boer neemt den Raadsheer. 14. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden. JV. De Koningin op de derde ruit van het Paard hares Konings. 15. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings neemt den Boer. IV. De Boer'van den Raadsheer des Konings neemt hem weder. 16. Z. Het Kasteel des Konings gaat op de derde ruit van den Raadsheer zynes Konings (0 JV. De Boer van 't Kasteel des Konings gaat twee treeden. (k) 17- Z. Het Kasteel der Koningin op de ruit van den Raadsheer hares Konings. JV. De Koning verwisfeit op de zyde zyner Koningin. 18. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin gaat twee treeden. IV. De Boer des Konings eene tree. Q) 19. Z. De Boer der Koningin neemt den Boer. JV. De Boer der Koningin eene tree. AAN-  ( 45 ) AANMERKINGEN.' (F) Wanneer hy dit Paard niet nam, zo zoude zynen Raadsheer van uwe Boeren ingefloten worden; waar door hy drie vergeeffche zetten zoude moeten doen , die de ganfche ruine van zyn Spel konden veroorzaken. (j) Hy zet dit Kasteel, om uwe Koningin aantevallen en te verjagen, of om zyn Kasteel des noods zynde met zyn andere Kasteel te verdubbelen. (k) Gy zet deze Boer twee treeden, om uwe Koningin plaats te maken, in gevalle uw party die met het Kasteel zynes Konings wilde aanvallen. (/) Deze zet is zwaar om te begrypen en te verklaren. Voor alles is nodig optemerken, dat , wanneer men een rey Boeren heeft, die agter malkander op de ruiten van eencrlei couleur ftaan, men tragten moet den geenen die voor aanflaat op zyn post te behouden. Daar de Boer uwes Konings niet op dezelve couleur of in eene linie met de overige ftaat, zo zet uw party den Boer van den Raadsheer zyner. Koningin om eene dubbelde reden: eerst om u te noodzaken , om den Boer uwer Koningin voort te zetten, die anders door den Boer zyner Koningin afgehouden zoude worden, en daar door veroorzaken, dat de Boer uwes Konings die te rug gebleeven waar, u gansch onnut en onbruikbaar bleef Ten anderen om te gelyk den Raadsheer uwes Konings te verhinderen, op den Boer van 't Kasteel zynes Konings te ftooten ; om dieswille moet gy den Boer uwes Konings op het Kasteel zeiten, en hem dus geheel opofferen , wyl uw party , indien hy hem neemt , den Boer uwer Koningin eenen vryen weg opent; deze Boer moet gy hier op verder voortrukken , en door uwe andere Boeren onderfteunen laten , om hem in 't vervolg op Dam te voeren of ee*  (40) io. Z. De Raadsheer gaat op de tweede ruit van den Raadsheer zyner Koningin. JV. Het Paard op de vierde ruit van zynen Koning. Qii) 21. Z. Het Kasteel des Konings op de derde ruit van de Raadsheer des witten Konings. JV. De Koningin op de tweede ruit van het Paard hares Konings. 22. Z. De Koningin op de tweede ruit van den Raadsheer hares Konings. (») "W. Het Paard op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. 23. Z. De Koningin bied Schaak. JV. De Koning gaat op de ruit van het Paard zyner Koningin. 24. Z. Het Kasteel neemt den Raadsheer. JV. Het Kasteel neemt het Kasteel weder. AAN-  (47) AANMERKINGEN. eenig ander voordeel van hem te trekken, dat genoegzaam is, om het Spel te winnen, 't Is waar de Boer zyner Koningin, heeft naar ailen aanzien , zeer veele kans om op Dam te kunnen geraken, zonder van uwe Boeren daar in verhindert te worden; dog het onderfcheid is dan nog groot vermits zyn Boer wyl hy afgefneden is, en met geenen van zyne overige Boeren weder vèreenigt, nog door eenen derzelve onderfteunt kan worden , altoos in gevaar ftaat, 'in' het voortrukken, door yderuwer {lukken, die op hem los gaan genomen te worden. Deze zet is, zo als ik reeds heb aangemerkt, zeer zwaar, en het moet een goede fpeelder zyn, die hem regt beoordeelen zal. (m) Het was nodig dit Paard te zetten om den Boer zynes Konings het voortrukken te verhinderen, terwyl dezen Boer op deszelfs tegenwoordige plaats zynen Raadsheer en tevens zyn Paard, den weg toefluit. (n) De Party zet de Koningin om by den volgenden zet Schaak te bieden. Als hy egter in plaats van dezen zet de Boer van 't Kasteel zynes Konings gezet had, om den zet van uw Paard te verhinderen, dan had gy daar tegen den Boer uwer Koningin eene treede moeten laten doen , en gy zoud door dezen zet, het Spel gewonnen hebben. (o) Hy neemt dezen Raadsheer , om den Boer van 't Kasteel zynes Konings te behouden, alsmede en voornaamlyk om dat dezen Raadsheer hem van alle uwe Hukken het meest in den weg ftaat, en dewyl hy ook door dezen zet het Kasteel uwer Koningin in Schaak houden kan. as.  (43 ) 25- Z. De Koningin gaat op de vierde ruic van den Raadsheer hares Konings. IV. De Koningin op de vierde ruit hares Konings. (jO ■ 26. Z. De Koningin neemt de Koningin. JV. Het Paard^ neemt de Koningin. 27- . , Z. Het Kasteel gaat op de vierde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. JVm Het Paard op de vierde ruit van het Paard des zwarten Konings. * 28. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin gaat eene tree. JV. Het Kasteel der Koningin op de derde ruit van het Paard hares Konings. 29 Z. Het Paard op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. IV. Het Paard op de derde ruit des zwarten Konings. '3°- Z. Het Paard neemt het Paard. IV. De Boer neemt het Paard. 31. Z. Het Kasteel op de derde ruit van, den Raadsheer zynes Konings. ; _ IV. Het Kasteel des Konings op de ruit zyner Koningin. (#) 32. Z. Het Kasteel neemt den Boer. IV. Het Kasteel des Konings gaat op de tweede ruit der zwarte Koningin, en wind het Spel. AAN-  ( 49 ) AANMERKINGEN. (p) Wanneer gy op het einde van het Spel een Kasteel voor een Raadsheer bekomen hebt, zo vereischt uw voordeel , Koningin tegen Koningin om te zetten , wyl de zyne u in uwe tegenwoordige gefteldheid hinderlyk is; hy is ook genoodzaakt haar te nemen, om Schaakmat te vermyden. (q) Men moet zig van de openingen, meefter maken om (het Kasteel in beweeging te brengen, voornamentlyk aan het einde van het Spel. EERSTE VERANDERING. In het derde Spel, die by de derde zet der zwarten aanvang neemt. 3- Z. De Boer der Koningin gaat twee treeden. JV. De Boer van den Raadsheer des Konings ook twee treeden. 4- Z. De Boer der Koningin neemt den Boer. JV. De Boer van den Raadsheer des Konings neemt den Boer. ï' . , - Z. Het Paard des Konings gaat op de vierde ruit van het Paard des witten Konings. JV. De Boer der Koningin eene tree. 6. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden. JV. De Raadsheer des Konings gaat op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. D 7»  C5o) 7. •'- A Z. De, Boer van den Raadsheer der Koningin twee treeden. TV. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. < ' ' ! _ 7> Z. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. IV. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. 8. Z Het Paard der Koningin op de tweede ruit der Koningin. IV. Het Paard des Konings op de vierde ruit zyner Koningin. 9- Z. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. IV. De Boer van den Raadsheer der Koningin gaat eene tree. 10. Z. De Koningin op de derde ruit van haar Paard. IV. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. it. Z. De Raadsheer des Konings neemt het Paard. JV. De Boer neemt den Raadsheer, (f) 12. Z. Het Paard des Konings gaat op de tweede ruit zynes Konings. JV. De Raadsheer des Konings op de derde ruit zyner Koningin. 13. Z. De Koning verwisfeit na de zyde van zyn Kasteel. J JV. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. AAN.  ( 6-1 ) AANMERKINGEN. (tf) Wanneer de Zwarte, in plaats van dezen Boer te Zetten, den Boer uwes Konings genomen had, zo had gy zyne Koningin en vervolgens zynen Boer moeten nemen. Dewyl gy hem het verwisfelen belet, zo behoud gy het voordeel van den aanval over hem. Wyl hy egter ook zyne Koningin op de tweede ruit hares Raadsheers konde zetten, geeft zulks gelegenheid tot nog eene verandeiung. (ƒ) Wanneer men van een gefcheiden Boeren heeft, moet men altoos tragten de fterkfle party te vermeerderen, op dat men zo veel Boeren als mogelyk is, op het midden van het Schaakbort brengt. 14.  C ) ' "' : 14. Z. De Koningin op de tweede ruit hares Raadsheers (g) JV. De Boer van 't Paard des Konings twee treeden. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. JV. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. (h) 16. Z. De Boer van 't Paard der Koningin eene tree. JV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haar Raadsheer. *7- Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. JV. De Koning verwisfeit op de zyde zyner Koningin. (O 18. Z. De Boer neemt den Boer. JV. De Raadsheer neemt den Boer weder. 19. Z. Het Paard der Koningin gaat op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. JV. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. (&) 20. Z. Het Paard neemt den Raadsheer des Konings. JV. Het Kasteel neemt het Paard weder. ai. Z. De Raadsheer der Koningin op de tweede ruit der Koningin. (/) JV. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. AAN-  C 63 ) AANMERKINGEN. (g) Wyl de Koningin ter plaatfë daar ze ftaat, geen nut doet, zo zet hyze terug, om zynen Boeren plaats te maken, om tegen- u aanterukken. 0&) Door het voortzetten van dezen Boer, yerftrooit gy zeer het Spel; gy zult egter altoos in ftaat zyn om met den Boer van 't Kasteel uwes Konings eene opening te maken, zo ras uwe Hukken gereed zyn den aanval te doen en dezelve te onderfteunen. (0 Gy verwisfeit op de zyde uwer Koningin, om op uwe regte zyde vryer te kunnen aanvallen. Naamt gy'egter in plaats van te verwisfelen, den u aangebodenen Boer , zo zouden zig de Boeren van uw party terftond in 't midden vereenigen, en uwe Hukken den vryen loop beletten. (£) Had gy het Paard met den Raadsheer uwer Koningin genomen, zo zoud gy den even gemelden misflag begaan hebben, en daar door wederom veroorzaakt , dat zig zyne Boeren in het midden van het Schaakbord vereenigden. (T) Hy zet dezen Raadsheer, met uitzigt om den Boer van het Paard zynes Konings weder te vervangen,, in gevalle deze zoude genomen worden. 23.  (64) 22. Z. De Boer van 't Paard der Koningin eene tree. (m) JV. Het Kasteel der Koningin op de derde ruit van 't Kasteel hares Konings. 23. Z. De Boer van 't Paard der Koningin eene tree. fV. De Boer des Konings eene tree. j Z. De Raadsheer op, de ruit zynes Konings. (b) W. De Boer van 't Kasteel des Konings neemt den Boer. 25. Z. De Raadsheer neemt den Boer weder. TV. Het Kasteel neemt den Boer van 't Kasteel des zwarten Konings. 26. Z. De Raadsheer neemt het Kasteel. JV. Het Kasteel des Konings neemt den Raadsheer. 27. Z. De Koning neemt het Kasteel. JV. De Koningin geeft op de vierde ruit van 't Kasteel des Konings Schaak. 28. Z De Koning op de ruit van zyn Paard, wyl hy geen andere plaats heeft. JV. De Koningin zet schaak en mat. AAN-  (65) AANMERKINGEN. (?») 'Hy zet dezen Boer om het Paard aante vallen, dat uwen Koning dekt; dewyl hy niets beters doen kan; dog hy zoude het even zo goed verliezen, indien hy ook den Boer nam. («) Hy verloor het evenwel, indien hy uwen Boer met zynen Raadsheer nam. (o) Het is optemerken, dat wanneer het gelukt met twee of drie Boeren eene opening te maken, het Spel onvermydelyk gewonnen is. EERSTE VERANDERING. In het vierde Spel by de vyfde zet der Zwarten. 5- Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin gaat eene tree. TV. De Raadsheer des Konings bied Schaak. 6. Z De Raadsheer dekt het Schaak. TV. De Raadsheer neemt den Raadsheer. 7- Z. De Koningin neemt den Raadsheer weder. TV. De Koningin op haar derde ruit. 8. Z Het Paard der Koningin .op de derde ruit van haren Raadsheer. TV. De Boer van den Raadsheer der Koningin twee treeden. 9. Z. Het Paard der Koningin op de vierde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. IV. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. E 10.  (66) io. Z. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit zv- nes Konings.TV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. ii. Z. De Raadsheer des Konings op zyn derde ruit. Het Paard der Koningin op de vierde ruit van de vyandlyke Koningin. 12. Z. Het Paard der Koningin neemt het Paard. TV. De Boer des Konings neemt het Paard wéder. 13. Z. Het Paard op de tweede ruit zynes Konings TV. Het Paard des Konings op de derde ruit van zvnen Raadsheer. 3 Z. De Koning verwisfeit op de zyde van zyn Kasteel. J TV. De Koningin gaat op haar derde ruit. 15- Z. Het Kasteel des Konings op de ruit zynes Konings. TV. De Koning op de tweede ruit van zynen Raadsheer. 16. Z Het Paard op de vierde ruit van den Raadsheer zynes Konings. . TV. De Boer van 't Kasteel des Konings twee treeden. 17. Z. Het Paard op de vierde ruit der vyandlyke Koningin. W. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. 18.  ( 67 > f8. Z. Het Paard neemt het Paard. TV. De Koning neemt het Faard weder. 19. Z. De Raadsheer neemt den Boer van 't Paard der Koningin. TV. Het Kasteel der Koningin op de ruit van het Paard. 20. Z. De Raadsheer ontwykt op zyn derde ruit. TV. De Boer van 't Paard des Konings twee treeden. 21. Z De Boer van 't Paard des Konings eene tree. TV. Desgelyks. 32. Z. De Raadsheer op de tweede ruit van het Paard zynes Konings. TV. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. »?• Z. Het Kasteel des Konings op de tweede ruit zynes Konings. TV. Het Kasteel des Konings op zyn vierde ruit. 24. Z. Het Kasteel der Koningin op de ruit der Koningin. TV. De Raadsheer op de tweede ruit zyner Koningin. Z* Het Kasteel des Konings op de ruit zynes Konings. TV. De Boer van 't Kasteel neemt den Boer. £ 3 aó.  ( 68 ) 26. Z. De Boer van 't Kasteel neemt den Boer. TV. Het Kasteel der Koningin op de ruit van 'c Kasteel hares Konings. =7- Z. De Boer van 't Paard der Koningin gaat twee treeden. TV. De Raadsheer op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. 28. Z. Het Kasteel geeft Schaak. TV. De Koning op de tweede ruit zynes Raadsheers. 29. Z. Het Kasteel neemt de Koningin. TV. Het Kasteel geeft op de ruit van 't Kasteel des vyandlyken Konings schaak en hier na mat. TWEEDE VERANDERING. In het vierde Spel, by de fesde zet der Zwarten. 6*. Z. De Koningin gaat op de tweede ruit van haren Raadsheer. TV. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. De Boer der Koningin neemt den Boer. TV. De Boer flaat den Boer weder. &  (69) 8. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin ee« ne tree. JV. De Koningin op de vierde ruit van de vyandlyke Koningin. 9- Z. Het Paard der Koningin op de derde ruTt van haren Raadsheer. JV. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. 10. Z, Het Paard der Koningin op de vierde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. JV. De Koningin op haar ruit. ii. Z. De Boer van 't Kasteel der Koningin eene tree. JV. De Boer van 't Kasteel der Koningin twee tree. den. 12. Z. Het Paard des Konings op de tweede ruit zynes Konings. JV. De Koning verwisfelt. '3- Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. JV. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruitvari het Paard des vyandelyken Konings. 14. Z. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit van zyn Paard. JV. De, Raadsheer der Koningin op de derde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. E 3 15.  (7°) Z, Het Paard des Konings op zyn ruit. JV. De Raadsheer der Koningin neemt den Raadsheer. 16. Z. De Koningin neemt den Raadsheer weder. JV, Het Paard des Konings op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. 1?' Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zyn Kasteel. / JV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. ï8. Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. IV. De Koningin op de vierde ruit der vyandlyke Koningin. 19. Z. Het Paard der Koningin op de tweede ruit ha- res Konings, JV. De Koningin op de derde ruit van de vyandlyke Koningin. 20. Z. De Raadsheer der Koningin op de tweede ruit der Koningin. JV. De Boer des Konings gaat .eene tree, 21. Z. De Raadsheer der Koningin op zyn derde ruit. kV. tiet Kasteel der Koningin op de ruit zvner Ko. pingin, 23.  22. Z. Het Paard des Konings op de vierde ruit van 't Paard des vyandlyken Konings. JV. De Koningin bied op de tweede ruit der vyandlyke Koningin Schaak. «3» Z. De Raadsheer neemt de Koningin. JV. De Boer neemt den Raadsheer en bied te gelyk Schaak. 24. Z. De Koning gaat op de ruit zyner Koningin. JV. Het Paard bied op de derde ruit van den vyandlyken Koning schaak en mat. E 4 EER-  ( 72 ) EERSTE GAMBIT. Waar in zeven veranderingen voorkomen : twee od de vierde , een op de vyfde, een op de fesde twee op de zevende en de laaste op de agtfte' Witten. De Boer des Konings gaat twee treeden. Zwarten. Desgelyks, 2. TV De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden. Z. De Boer des Konings neemt den Boer. 3. TV. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. Z ffeeden** ^ ^ deS KoninSs twee 4- JV. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin, (a) Z. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit van zyn Paard. (b) TV. De Boer van 't Kasteel des Konings twee treeden. (V) b z. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree (d) AAN-  C 73 ) AANMERKINGEN. (a) Gy had in plaats van deze zet, den Boet van 't Kasteel uwes Konings kunnen zetten, waar door het Spel eene andere wending had genomen, dit geeft aanleiding tot de volgende eerfte verandering. (Jp) Indien hy in plaats van dezen Raadsheer voortezetten , den Boer van het Paard zynes Konings had laten voortrukken , zoude deze zee een nieuw Spel veroorzaken ; als in de tweede verandering zal getoont worden. (c) Dewyl gy dezen Boer zet, noodzaakt gy uwe party den Boer van 't Paard zynes Konings met den Boer van zyn Kasteel te verdedigen ; en door deze zet houd gy het Paard zynes Konings ingefloten, dat niet verder kan voortfpringen, zonder zyne Boeren in gevaar te ftellen, van genomen te worden. (d) Hy konde deze zet op twederlei wyze doen: voor eerst, zo hy den Boer van den Raadsheer zynes Konings eene tree voort gezet had; in welk geval gy uw Paard had moeten prys geven, dewyl gy hem daar mede den Boer van *t Paard zynes Konings genomen had, om met uwe Koningin zynen Koning Schaak te kunnen bieden , waar door gy ook het Spel zoud gewonnen hebben. Ten tweeden kon hy ook den Boer van 't Paard zynes Konings eene tree tegen uw Paard voortzetten, welk geval gelegenheid geeft tot eene derde verandering in dit Spel. E< 6.  C 74 ) 6. JV. De Boer der Koningin twee treeden. Z. De Boer der Koningin eene tree. (e) 7- IV. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree (ƒ) 8. IV. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. Z. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van het Paard des witten Konings. (g) 9- JV. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. Z. De Boer des Konings neemt den Boer. (b) io. JV, De Boer van 't Kasteel des Konings neemt den Boer. Z. De Boer van 't Kasteel neemt den Boer weder. II. JV. Het Kasteel neemt het Kasteel. Z. De Raadsheer neemt het Kasteel. 12. JV De Raadsheer der Koningin neemt den Boer van 't Paard des vyandlyken Konings.* Z. De Raadsheer des Konings op zyn derde ruit. (i) AAN-  ( 75 ) AANMERKINGEN. (e) Wanneer hy in plaats van 'deze zet, den Boer van den Raadsheer zyner Koningin eene tree had laten doen, zo had gy den Boer uwes Konings moeten voorzetten, om hier na den Boer zyner Koningin in 't voorbygaan te kunnen neemen, in geval hy hem twee treeden had willen voortzetten , met uitzigt, om den Raadsheer uwes Konings den weg te fluiten, dit geval is 't onderwerp eener vierde verandering. Het is gevoeglyk hier aantemerken, dat by den aanval der Gambits den Raadsheer des Konings buiten tegenfpraak het bes» te ftuk en de Roer des Konings da beste Boer is. (ƒ) Zo hy in plaats van dezen Boer voortezetten , den Raadsheer zyner Koningin, of op de derde ruit zynes Konings , of op de vierde ruit van 't Paard uwes Konings gezet had; zo zoude hy het Spel op tweederley wyze verloren hebben; 't welk gelegenheid geeft tot twee veranderingen by deze zet. (g) Tans kan hy zynen Raadsheer zonder gevaar op deze ruit zetten, wyl uwe Koningin niet meer in ftaat is, om den Raadsheer uwes Konings te verdubbelen, indien gy zyne twee Boeren aanvalt; hadde hy egter in plaats van deze zet, dezen Raadsheer op de derde ruit zynes Konings gezet, zo zoude hy het Spel verloren hebben. Dit zal in de zevende verandering worden uitgevoert. (h) By den aanval des Gambits is het eene zaake van gewigt, uwe Boeren aan de zyde des Konings niet te fpaaren, maar dezelve zo ras als het nodig is, tegen den eenigen Boer des vyandlyken Konings alle op te offeren; wyl deze Boer den Raadsheer uwer Ko • ningin verhindert door het Spel heen te gaan, en zig met de Hukken die uwen aanval formeeren te vereenigen. (z) Als hy in plaats van dezen Raadsheer te fpelen, den uwen met zyne Koningin, of uw Paard met den Raadsheer zyner Koningin genomen hadde, zo zoude hy het Spel verloren hebben. 13.  (76) 13. IV. De Raadsheer neemt den Raadsheer. Z. De Koningin neemt den Raadsheer. 14. IV. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. * Z. Desgelyks. 15. TV. De Koning verwisfelt. Z. Desgelyks. 16". TV. Het Kasteel op de ruit van 't Paard zynes Konings. Z. De Koningin op de vierde ruit van denRaadsheer des vyandlyken Konings. 17. TV. De Koningin op de tweede ruit van het Paard van haren Koning. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings gaat twee treeden. ° 18. TV., De Koningin neemt den Boer. Z. De Koningin neemt de Koningin. 19. TV. Het Kasteel neemt de Koningin. Z. De Boer neemt den Boer. 20. IV, De Raadsheer des Konings neemt het Paard. z. De Raadsheer der Koningin neemt het Paard. 21. IV. Het Paard neemt den Raadsheer. Z. De Boer neemt het Paard. 22. TV. De Raadsheer op de tweede ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. Konings^61 °P ^ rUit ^ dCfl Raadsheer zynes n*  ( 77 ) 23- JV. Het Kasteel neemt den Boer. Z. De Koning op de tweede ruit van den Raadsheer zyner Koningin. 24. JV. De Koning op de tweede ruit zyner Koningin, (k) Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. 25 JV. De Raadsheer op de vierde ruit van 't Kasteel van den zwarten Koning. Z. Het Kasteel neemt het Kasteel. 16. JV. De Raadsheer neemt het Kasteel weder. CO AANMERKINGEN. (k) Zo gy in plaats van uwen Koning te fpelen, den Boer van den Raadsheer uwer Koningin gezet had, zoud gy het Spel verloren hebben; wyl uwe party door het voorzetten van den Boer des Raads» heers zyner Koningin u gedwongen had , hem met den Boer uwer Koningin te neemen, en als dan zoude hy uw Kasteel en uwen Raadsheer met zyn Paard hebben aangevallen. (/) Daar de Raadsheer het Kasteel weder genomen heeft, zo is 't oogfchynlyk, dat dit Spel nog gewonnen nog verloren is, ten waare dan dat een van beiden eenen zeer grooten misflag beginge. Uit dit Spel blykt, dat een goed aangevallen en wel verdeedigde Gambit, nog aan de eene nog aan de andere zyde een beflisfend Spel is. Dit'is waar, dat die, die den Boer heen geeft, het vergenoegen heeft altoos aantevallen, en op het winnen van het Spel, te konnen reekenen; 't welk ook gewis volgen zoude, zo de verdediger de eerfte tien of twaalf zetten niet regelmaatig goet fpeelde. EER-  (78 ) EERSTE VERANDERING. Des eerften Gambits by de vierde zet der Witten. 4- JV. De Boer van 't Kasteel des Konings gaat twee treeden. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. 5- JV. Het Paard des Konings op de vierde ruit van den zwarten Koning. Z. De Boer van 't Kasteel des Konirgs twee treeden. 6. JV. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. Het Kasteel des Konings op zyn tweede ruit. 7- JV. De Boer der Koningin twee treeden. Z. De Boer der Koningin eene tree. 8- JV. Het Paard des Konings op de derde ruit zyner Koningin. Z. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. 9- JV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. 10. JV. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. Z. De Boer des Konings gaat eene tree en valt de witte Koningin aan. II.  ( 79 ) ii. JV. De Boer van 't Paard des Konings neemt den Boer. Z. De Boer van 't Paard des Konings neemt den Boer weder. 12. JV. De Koningin neemt den Boer. Z. De Raadsheer der Koningin gaat op de vierde ruit van het Paard des witten Konings. I3- JV. De Koningin op de derde ruit hares Konings. Z. De Raadsheer des Konings op de derde ruit van zyn Kasteel. 14. IV. Het Paard des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zynes Konings. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. 15. JV. De Raadsheer der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. Z. De Raadsheer des Konings neemt het Paard. 16. JV. De Koningin neemt den Raadsheer. Z. De Boer der Koningin eene tree. '7' JV. De Raadsheer des Konings op de derde ruit n zyner Koningin. Z. Het Paard des Konings neemt den. Boer des Konings. 18. JV. Het Paard of de Raadsheer neemt het Paard. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings gaat twee treeden. & & TWEE-  ( 8o ) TWEEDE VERANDERING. In den eerften Gambir, by de vierde zet der Zwarten. 4- JV. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. De Boer van 't Paard des Konings gaat eene tree. 5- - JV. Het Paard des Konings op de vierde ruit van den vyandlyken Koning. Z. De Koningin bied Schaak. 6. JV. De Koning gaat op de ruit van zynen Raadsheer. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zyn Kasteel. 7- JV. De Boer der Koningin twee treeden. Z. De Boer der Koningin eene tree. 8. JV. Het Paard des Konings op de derde ruit zyner Koningin. Z. De Boer des Konings eene tree. 9- JV. De Boer van t Paard des Konings eene tree. Z. De Koningin bied Schaak. io. JV. De Koning op de tweede ruit zynes Raadsheers. Z. De Koningin bied Schaak. li. JV. De Koning op zyn derde ruit. Z. Het Paard des Konings op zyn ruit. 12.  12. W. Het Paard des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zynes Konings. Z. De Raadsheer des Konings op de derde ruit van zyn Kasteel. ï3- JV. De Raadsheer des Konings op zyn ruit, dewyl hy de Koningin in de engte dryft. Z. De Koningin neemt het Kasteel; de beste zet die zy doen kan. 14. JV. De Raadsheer des Konings geeft Schaak, en dus neemt de Koningin de Koningin. DERDE VERANDERING. By de vyfde zet der Zwarten. 5- JV. De Boer van 't Kasteel des Konings gaat twee treeden. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. 6. JV. Het Paard des Konings op de vierde ruit van het Paard des zwarten Konings Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zyn Kasteel. 7v JV, De Boer der Koningin twee treeden. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree. 8. TV. De Raadsheer der Koningin neemt den Boer. Z. De Boer der Koningin gaat eene tree. ■ F 9.  ( 82) 9- TT. De Boer van den Raadsheer der Koningin eené tree. ° Z. De Boer neemt het Paard. 10. IV. De Boer neemt den Boer. Z. Het Paard des Konings op zyn ruit. 11. W' SÊ koningin °P de derde ruit van haar Paard. Z. üe Koningin op de tweede ruit hares Konings. IV. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zvner Koningin. J Z. De Koningin op de ruit van den Raadsheer zv nes Konings. J 13. *JeeelKoning verwisfeIt °P de zyde van zyn KasZ. Verliest het Spel. VIERDE VERANDERING. In den eerften Gambit by de fesde zet der Zwarten. 6. IV. De Boer der Koningin gaat twee treeden. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. 7. IV. De Boer des Konings eene tree. Z. De Boer van 'tPaard der Koningin tweetreeden'. 8. TV. De Raadsheer op de derde ruit van 't Paard zvner Koningin. 3 Z. De Boer van 't Kasteel der Koningin twee treeden. 9-  C 83 ) 9- JV* De Boer van 't Kasteel der Koningin twee tree» den. Z. De Boer van 't Paard der Koningin eene tree. 10. JV. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. Z. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit van haar Kasteel. ir. JV. Het Paard der Koningin op de vierde ruit hares Konings. Z. De Koningin op de derde ruit van haar Paard; of welke zet hy doen wil; hy verliest het Spel. 12. JV. Het Paard geeft op de derde ruit der zwarte Koningin SCHAAK. VYFDE VERANDERING. In den eerften Gambit by de zevende zet der Zwarten. 7- JV. De Boer van den Raadsheer der Koningin gaat eene tree. Z. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit vart het Paard des witten Konings. 8. JV. De Koningin op de derde ruit van haar Paard. Z. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van 't Kasteel hares Konings. F 2 9*  W. De Boer van 't Kasteel des Konings neemt den Boer. Z. De Boer van#'t Kasteel neemt den Boer. io. IV. Het Kasteel des Konings neemt den Raadsheer Z. Het Kasteel neemt het Kasteel. ir. IV. De Raadsheer des Konings neemt den Boer, terwyl hy den Koning en het Kasteel schaak bied, wind een ftuk en dus ook het Spel. SESDE VERANDERING. In den eerften Gambit, by de zevende zet der Zwarten. IV. De Boer van den Raadsheer der Koningin gaat eene tree. Z. De Raadsheer der Koningin op de derde ruic hares Konings. 8. IV. De Raadsheer des Konings neemt den Raadsheer. Z. De Boer neemt den Raadsheer. IV. De Koningin op de derde ruit van haar Paard. -Ue Koningin op de ruit hares Raadsheers tot bedekking der beide aangevallen Boeren. 10. IV. De Boer van 't Kasteel des Konings neemt den Boer. Z. De Boer van 't Kasteel neemt den Boer weder.  (85) ii. JV. Het Kasteel des Konings neemt het Kasteel. Z. De Raadsheer neemt het Kasteel. 12. JV. Het Paard des Konings fleemt den Boer. Z. De Koning op zyn tweede ruit. «*> JV. De Raadsheer der Koningin neemt den Boer. Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. 14. JV. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. Z. De Boer van 't Kasteel der Koningin twee treeden. '5- JV. De Koning veswisfelt. Z De Boer van 't Paard der Koningin twee treeden. 16. JV. Het Kasteel op de ruit van 't Kasteel zynes Konings. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. JV. Het Kasteel neemt den Raadsheer. Z. De Koningin neemt het Kasteel. 18. JV. De Koningin neemt den Boer des Konings en geeft schaak. Z. De Koning zet zig te rug waar heen hy wil, beide ruiten waar hy gaan kan zyn even flegt voor hem. F 3 ZE-  (86*) ZEVENDE en LAASTE VERANDERING. Ia den eerden Gambir, by de agtfte zet der Zwarten. 8. TV, De Koningin op de tweede ruit hares Konings. Z. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. "TV. De Raadsheer des Konings neemt den Raadsheer. Z. De Boer neemt den Raadsheer. io. TV. De Boer des Konings eene tree. Z. De Boer der Koningin neemt den Boer. li. IV. De Boer der Koningin neemt den Boer weder. Z, Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. u. TV. De Boer van 't Paard des Konings gaat eene tree. Z. Desgelyks. W. De Boer van 't Paard des Konings neemt den Boer. : Z. De Boer neemt daar voor het Paard» *4»  (8?) 14- JV. De Koningin neemt den Boer.' Z. De Koningin gaat op de tweede ruit hares Konings. ' »5~. JV. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. Z. De Koning verwistèlt. 16". JV. De Boer van 't Paard der Koningin gaat twee treeden, om 't vyandlyke Paard in het voortrukken te verhinderen. Z. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. «# JV. Het Paard der Koningin op de vierde ruit hares Konings. Z. Het Paard der Koningin op haar derde ruit. 18. IV. De Raadsheer op de derde ruit zynes Konings. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zyn Kasteel. . 19. JV. De Raadsheer op de vierde ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. Z. De Koningin op de tweede ruit van haren Raadsheer. 20. JV. De Boer van 't Kasteel der Koningin twee treeden. Z. De Raadsheer des Konings op zyn ruit. F 4 iu  C 88 ) 21. JV, De Boer van 't Kasteel der Koningin eene tree. Z. De Raadsheer neemt den Raadsheer. 22. TV De Boer neemt den Raadsheer weder. Z. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. 23* JV Het Paard geeft Schaalt. Z. De Koning zet zig te rug. 24. TV. Het Kasteel der Koningin op de ruit van haar Paard. Z. Het Paard der Koningin neemt den Boer. 25- JV. Het Paard neemt den Boer van het Paard der. Koningin. Z. Het Paard der Koningin neemt het Paard. 26, TV. De Boer van 't Kasteel der Koningin eene tree. Z. De Koning op de ruit van 't Kasteel der Koningin. 27. JV, Het Kasteel neemt het Paard. Z, De Koningin op de ruit hares Raadsheers. s8. W. Het Kasteel des Konings op zyn tweede ruit, Z> Het Kasteel der Koningin op de tweede ruit zynejr Koningin.  ( 89) 29. JV. Het Kasteel des Konings op de tweede ruit van het Paard zyner Koningin. Z. Het Kasteel des Konings op zyn tweede ruit. JV. De Koningin neemt den Boer van den Raads* heer der vyandlyke Koningin. Z. De Koningin neemt de Koningin. 3r- JV. Het Kasteel der Koningin geeft schaak en mat. F 5 TWEE-  (oo) TWEEDE GAMBIT. Waar in vier veranderingen voorkomen, twee op de vierde , een op de negende , en de laatfte op de elfde zet. i. Witten. De Boer des Konings twee treeden. Zwarten. Desgelyks. 2. W. De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden. Z. De Boer neemt den Boer. 3- W. De Raadsheer das Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. De Koningin geeft Schaak. 4- W. De Koning op de ruit van zynen Raadsheer. Z, De Boer van 't Paard des Konings twee treeden (a~) 5- W. Het Paard des Konings op de de derde ruit van zynen Raadsheer. Z. De Koningin, op de vierde ruit van 't Kasteel hares Konings. (£) 6. W. De Boer der Koningin twee treeden. Z. De Boer der Koningin eene tree. 7- W. De Boer van [den Raadsheer der Koningin eene tree. (c) Z. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van 't Faard des vyandlyken Konings. AAN-  (9i ) AANMERKINGEN. (a) Hy kan dezen zet nog op tweederley wyze doen; voor eerst kan hy den Raadsheer zynes Konings op de vierde ruit van den Raadsheeer zyner Koningin zetten; ten tweede den Boer zyner Koningin eene tree laten doen, dit geeft aanleiding tot twee veranderingen. (&) Hy heeft nog twee andere plaatzen, om zyne Koningin te Rellen: dog deze is de beste. Want zette hy ze op de vierde ruit van het Paard uwes Konings, zo had gy den Boer van den Raadsheer zynes Konings nemen en met eenen Schaak bieden konnen, en veelligt in 't vervolg zyne Koningin in groot gevaar gebragt. Hadde hyze op de derde ruit van 't Kasteel zynes Konings gezet, zo moest gy den Boer van den Raadsheer zynes Konings met het Paard van uwen Koning aanvallen het geen het fpel ten uwen voordeele zoude beflist hebben. (c) In de Gambits is 't noodwendig dezen Boer te fpelen ; waar door gy in 't vervolg uwe Koningin op de derde ruit van haar Paard zetten kond. Op deze posten vermeerdert gy de fterkte uwer Helling en brengt uwe party in verlegenheid, byzonder zo hy den Raadsheer zyner Koningin gezet had, zonder een van uwe (lukken aan te vallen. Men zie over dit punkt de vyfde en fesde verandering in den eerften Gambit. 8.  8. JV. De Koning op de tweede ruit van zynen Raadsheer. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van den Raadsheer zynes Konings. (d) 9- JV. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. Z. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. 10. JV. De Boer van 't Kasteel des Konings twee treeden. Z. De Raadsheer neemt het Paard. i r. JV. De Koningin neemt den Raadsheer. Z. De Koningin neemt de Koningin. () Gy hadt dit Kasteel ook op de ruit uwes Ko« nings kunnen zetten; maar in dit geval zoude u het Kasteel uwer Koningin geheel onbruikbaar geworden zyn; 't was derhalven beter uwen aanval wat uitteftellen en eerst alle uwe ftukken in beweeging te brengen. (0 Hy maakt toeftel om den Boer zyner Koningin eene tree voort te zetten om uw Centrum door te breeken. Het is dus nodig hem daar door voortekomen dat gy hem noodzaakt zig zeiven te verdeedigen. ■ (*) Hy zoekt u op uwen linker vleugel aantevallen en zyn Kasteel opening te maaken. CO Gy zoud flegt gefpeelt hebben, zo gy zyn Paard met uwen Raadsheer genomen had; want ais hy uwen Raadsheer met zynen Boer weder genomen had, zoude even dezen Boer uw Paard den voortgang verhinderd hebben. Het was dus nodig dat gy terftond uw Paard zette om geen onbruikbaare ftukken te bekomen. (tri) Hadde hy uw Paard genomen, zo moest gy daar tegen zyn Paard met uwen Boer weder neemen en daar na den Boer van den Raadsheer zynes Konings aanvallen, wyl gy het Kasteel uwer Koningin op de tweede ruit zynes Konings gezet had. 24.  (90 24- IV. De Boer des Konings eene tree. Z. Het Kasteel der Koningin op de derde ruit zyner Koningin. (») 25- JV. te v a JV Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer Z. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. 6.  C 99 ) JV. De B>er der Koningin twee treeden. Z. De Boer van 't Paard des Konings twee treeden. 7. JV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. Z. De Koningin op de vierde ruit van 't Kasteel hares Kouings. 8. JV. De Boer van 't Kasteel des Konings twee treeden. Z. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. •OOIj Cj<: : Dj h f» ■ a :. " . I Jr. De Koning op de tweede ruit van zynen Raads- < heer. : t Z. De Raadsheer der Koningin neemt het Paard van den vyandlyken Koning. 'o. JV. De R~.«r neemt den Raadsheer weder. Z. De Koningin op de derde ruit van het Paard hares Konings. De Botr van 't Kasteel neemt den Boer. Z. De Koningin neemt den Boer weder. 12. JV. Het Paard op de tweede ruit zynes Konings. Z. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. ■ 13. JV. Het Paard neemt den Boer. Z. De Koningin gaat op haar ruit. G 2 14,  ( IOO ) 14. JV. De Boer van den Raadsheer der Koningin eena tree Z. Her Paard der Koningin op zyn derde ruit. \%} TV De Raadsheer des Konings op de derde ruit zyner Koningin. Z. De Koningin op haar tweede ruit. 16. TV. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings Z. De Koning verwisfelt. 17- JV. De Boer van 't Kasteel der Koningin twee treeden. Z De Koning op de ruit van het Paard zyner Koningin. 18. JV. De Boer van 't Kasteel der Koningin eene tree. Z Het Paard der Koningin op de ruit van haren Raadsheer. 19. JV. De Boer van 't Paard der Koningin twee treeden. Z Da Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. 20. JV. De Roer van 't Paard der Koningin eene tree. Z. De Boer neemt den Boer. 21. JV. De Boer van 't Kasteel der Koningin eene tree, om party te beletten den Boer van den Raadsheer zyner Koningin te onderfteunen Z. De Boer van 't Paard der Koningin eene tree- 22.  C ) 22. JV. De Koningin op de derde ruit van haar Paard Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. 2.3- JV. De Raadsheer Konings neemt den Boer. Z, De Koningin op de tweede ruit hares Raadsheer. 24. W. De Boer der Koningin eene tree. Z. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit van zyn Paard. 25 JV. De Raadsheer des Konings op de derde ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. Z. Het Paard des Konings op de tweede ruit zyner Koningin. ié. JV. Het Paard op de derde ruit zyner Koningin. Z. Het Paard des Konings op de vierde ruit zynes Konings. 2 7- JV. Het Paard neemt het Paard. Z De Raadsheer neemt het Paard. 28. IV. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree. Z. De Raadsheer op de tweede ruit van het Paard ' zynes Konings. 29 IJ'. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit zyner Koningin. 1 Z. De Raadsheer neemt den Raadsheer. 3° JV, De Boer neemt den Raadsheer. Z. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. G 3 3'-  ( I03 ) 8*. JJr. De Koning op de derde ruit van z}n?n Raadsheer. Z. Het Kasteel der Koningin op de ruit van het Paard hares Konings. 32. JV. Het Kasteel der Koningin op de ruit van harea Raadsheer. Z. Het Kasteel der Koningin op de derde ruit van hec Paard hares Konings. 33- JV. De Raadsheer op de tweede ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. Z. Het Kasteel des Konings op de ruit van zyn Paard. 34- JV. Het Kasteel neemt het Paard. Z. Het Kasteel neemt het Kasteel. 35- JF. De Raadsheer neemt het Kasteel. Z. De Koning neemt den Raadsheer. 36. JV. Het Kasteel geeft Schaak. Z. De Koning op de ruit van 't Paard zyner Koningin. 37- JV. De Koningin op de vierde ruit van haren Raadsheer. Z. De Koningin op haar tweede ruit. 38. JV. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree om het Schaak der Koningin te beletten. Z. Het Kasteel op de ruit van het Paard zynes Konings. 39-  C 103 ) 39- IV. De Koningin op de derde ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. Z. De Koningin neemt de Koningin. 40. TV. De Boer neemt de Koningin. Z. De Koning op de tweede ruit van den RaaJs. heer zyner Koningin. 41. TV. De Boer der Koningin eene tree. Z. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. 42. TV. Het Kasteel op de ruit van 't Kasteel zynes Konings.Z. Desgelyks. 43* TV. Het Kasteel op de ruit van het Paard zynes Konings. Z. Het Kasteel op zyn tweede ruit. 44. TV. Het Kasteel op de ruit van het Paard des ' vyandlyken Konings. Z. De Boer van 't Paard der Koningin eene tree, 45- TV. Het Kasteel op de ruit van 't Kasteel der vyandlyke Koningin. Z. De Koning op de derde ruit van het Paard zyner Koningin. 46. IV. Het Kasteel geeft ■ Schaak. Z. De Koning op de tweede ruit van den Raads. hejr zyner Koningin. G 4 47-  ( 104 } 47- TV. Het Kasteel geeft Schaak. Z. De Koning op de ruit zyner Koningin. 48. JV. De Boer des Konings eene tree. Z. De Boer neemt den Boer. 49. TV. De Boer der Koningin eene tree. Z De Koning op de rnit van den Raadsheer der Koningin , om het Schaakmat van 't Kasteel te vermyden. 50. TV. De Roer der Koningin geeft Schaak. Z. De Koning op de ruit zyner Koningin. gi. IV. Het Kasteel geeft schaak, zet vervolgens op Dam en wind het Spel. DERDE VERANDERING. In de tweede Gambit, by de agtfte zet der Zwarten. 8. IV. De Koning op de tweede ruit van zynen Raads* heer. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. 9' TV. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. Z. De Raadsheer neemt het Paard. 10.  ( W5) 10. JV. De Koningin neemt den Raadsheer. Z. De Koningin neemt de Koningin. n. JV. De Boer neemt de Koningin. Z. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit van zyn Paard. 12. JV. De Boer van 't Kasteel des Konings twee treeden. Z. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. 13. JV. Het Kasteel des Konings op de ruit van zvn Paard. J Z. Het Paard des Konings op de tweede ruit van zyn Kasteel. 14. JV. De Raadsheer der Koningin' neemt den Boer des Gambits. Z, De Raadsheer des Konings neemt den Boeren geeft Schaak. 15» JV. De Boer neemt den Raadsheer. Z. De Boer van 't Paard des Konings neemt den Raadsheer. 16. JV. Het Kasteel des Konings op de tweede ruit van het Paard des vyandlyken Konings. Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. g i 17.  ( ioO JV Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. Z. Het Paard der Koningin neemt den Boer. 18. JV. De Raadsheer neemt den Boer en geeft Schaak. Z. De Koning op de ruit van zynen Raadsheer. 19. JV. Het Kasteel der Koningin op de ruit van 't Paard hares Konings. Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. 20. JV. De Raadsheer op de derde ruit van het Paard zyner Koningin. Z, Het Kasteel der Koningin op de ruit zyner Ko- ningin. 2t. IV. Het Kasteel des Konings geeft op de tweede ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings Schaak. Z. De Koning op zyn ruit. 22. JV. Het Kasteel der Koningin op de tweede ruit van het Paard des vyandlyken Konings. Z. Het Paard des Konings op de ruit van zynen Raadsheer. NT. JV. Het Paard op de vierde ruit der vyandlyke Koningin en wind oogfchynlyk het Spel. VIER-  ( ?«? ) VIERDE VERANDERING. In de tweede Garabit, by de elfde zet der Zwarten. ii. JV. De Koningin neemt den Raadsheer. Z. Het Paard des Konings geeft op de vierde ruit van 't Paard des vyandlyken Konings Schaak. 12. JV. De Koning op de ruit van zyn Paard. Z. De Boer van 't Paard des Konings neemt den Boer. JV. De Raadsheer der Koningin neemt den Boer. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. 14. JV. Het Paard op de derde ruit van 't Kasteel zyner Koningin. Z. De Koningin neemt de Koningin. 15. JV. De Boer neemt de Koningin. Z. Het Paard des Konings op de vierde ruit van zyn Kasteel. 16*. JV. Het Kasteel des Konings neemt den Boer. Z. Het Paard des Konings neemt den Raadsheer. JV. Het Kasteel neemt het Paard. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree. 18.  C 108 ) 18. W. De Koning op de tweede ruit van zynen Raadsheer. Z. De Koning verwisfèlt. 19. W. De Raadsheer op de derde ruit des vyandlyken Konings. Z. De Raadsheer op de tweede ruit zynes Konings. 20. W> Het Kasteel der Koningin op de ruit van 't Kasteel hares Konings. Z. De Koning op de ruit van 't Paard zyner Koningin. 21. TV. De Raadsheer neemt het Paard. Z. Het Kasteel neemt den Raadsheer. 22. TV. Het Kasteel der Koningin op de derde ruit van 't Kasteel des vyandlyken Konings Z. De Boer van 't Paard der Koningin eene tree. 23. TV. Het Kasteel des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. Z. De Raadsheer op de ruit zyner Koningin. 24. TV, Het Kasteel des Konings op de vierde ruit van 't Kasteel des vyandlyken Konings Z. De Koning op de tweede ruit van het Paard zyner Koningin. *5-  ( IOC, ) » — 25. IV. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree. Zk De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. , af IV. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree, en wind het Spel. DER-  ( «o ) DERDE GA MBIT. Waaf- ifl'drié veranderingen VöWköttieft; de écrfte by de tweede , de tweede by de derde en de derde by de elfde zet. I. Witten. De Boer des EofrihgS dóét fwed trèeden. Zwarten. Op dezelfde wyze. 2. W. De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden. Z. De Boer der Koningin twee treeden. $• W. De Boer des Konings netmt den Boer. Z. De Koningin neemt den Boer, (£) 4- W. De Boer van den Raadsheer des Konings neemc den Boer. Z. De Koningin neemt den Boer en geeft Schalk. 5- W. De Raadsheer dekt het Schaak, (c) Z. De Raadsheer des Konings op de derde ruit zyner Koningin. 6. W. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. Z. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. 7» W. De Boer der Koningin twee treeden. Z. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. AAN-  C in > AANMERKINGEN. (a) Indien hy dezen Boer maar eene tree had Ia» ten doen, zo zonde zulks het ganfche Spel veranderd hebben; gelyk in de eerfte verandering zal getoont worden* j 0) Zo hy den Boer Van den Raadsheer uwes Ko* nings met den Boer van zynen Koning genomen had, zo zoude daar uit een geheel ander Spef ontdaan zyn. Dit is het onderwerp der tweede verandering. (V) Tn deze gefteldheid fchynt het Sp?l gelyk te ftaan. In tusfchen moet m.'n opmerken d; houd, waar tegen de Boeren van uwe party op beide zyden drie aan drie afgezondert en van het middenpunt verwydert ftaan. 8.  ( Ui ) 8. JV. De Koning verwisfek. Z. Het Paard der Koningin op de tweede ruit van zyne Koningin. 9- JV. De Boer van den Raadsheer der Koniigin twee treeden. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. io. JV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. i JV. De Raadsheer des Konings op de derde ruit zyner Koningin. Z. De Koning verwisfeit op de zyde van zyn Kas ■ teel. (<0 12. JV. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. O) Z. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. M- JV. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van het Kasteel hares Konings. Z. De Koningin op haar ruit. |4* TV Het Paard der Koningin op de vierde ruit van haren Koning, (ƒ) Z. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit zynes Konings. '5- W. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. Z. De Koningin op de tweede ruit van haren Raadsheer, (g) AAN-  ( «3 ) AANMERKINGEN, (d) Het ware het zelfde of hy den Koning aan de zyde van zyne Kasteel, of aan de zyde der Koningin verwisfelen liet. Ik hebbe reeds in een gelyk geval een Hoofdregel gegeven, hoe gy den aanval met uwe Boeren doen moet. Intusfchen wil iktot meerder duidlykheid nog eene verandering op dezen zet by voegen. (e) Deze zet was flegt, indien hy op de zyde van zyne Koningin verwisfeld had; wyl hy, zo hy den Boer van 't Kasteel zynes Konings voortrukt, uwen Raadsheer dwingen zoude zig te rug te zetten. Alleen in de tegenwoordige (telling is het voor U voordeelig, dat gy hem aandryft, om de Boeren te zetten die zynen Koning dekken; want op deze wyze kunt gy uwen aanval veel ligter in 't werk Hellen. (ƒ) Wanneer hy zyne Koningin niet voortgezet hadde oin op haare plaarfe' den Raadsheer zynes Konings tezetten, zo zoud gy door dezen zet van uw Paard zyn fpel in groote verlegenheid gebragt hebben. (g) Zo hy in plaats van zyne Koningin te zetten, uw Paard genomen had, zo had gy zyn Paard met de Koningin weder nemen moeten, daar mede hy het Schaakmat daar hy mede bedreigt was ontvvyken konde. H i<5.  C 114 ) 16. JV. Het Paard der Koningin neemt het Paard. Z. Het Paard neemt het Paard. JV. De Raadsheer neemt het Paard. Z. De Raadsheer neemt den Raadsheer. 18. IV. De Koningin op de vierde ruit hares Konings. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. 19. IV. Het Paard op de vierde ruit van den vyandlyken Koning. Z. De Raadsheer neemt het Paard, (b) 20. JV, De Boer neemt den Raadsheer. Z. Het Kasteel der Koningin op de ruit zyner Koningin. Q) 2r. JV. Het Kasteel des Konings op de derde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. Z. De Koningin op haare tweede ruit (k) 22. IV. Het Kasteel neemt den Boer van 't Paard des vyandlyken Konings en geeft fchaak. Z. De Boer neemt het Kasteel. ([) 23. IV. De Koningin neemt den Boer, en geefcfchaak. Z. De Koning op de ruit van zyn Kasteel. 24. IV. Neemt den Boer van 't Kasteel en geeft aanhoudend schaak. AAN.  C »5) AANMER.KINGEN. (J>) Zo hy in plaats van te nemen, zynen Raads* heer^ te rug getrokken hadde, zoud gy den Boer van 't Paard zynes Konings met uw Paard genomen en daar door het Spel gewonnen hebben. (/) Hadde_ hy in plaats van zyn Kasteel te zetten, uwe Koningin met zyneh Raadsheer aangegrepen, had gy den Raadsheer met het Kasteel uwes^ Konings moeten neemen; waar door u den aanval zoud verligt geworden zyn, wyl zyn Koning een opening bekomen had. (£) Als hy zyne Koningin niet op deze ruit gezet had, had gv zynen Raadsheer met uw Kasteel ge-' nomen en gansch onfeilbaar het Spel gewonnen. (I) Indien hy zynen Koning in plaats van hem te rug te zetten met zyne Koningin gedekt hadde, moest gy hem zynen Raadsheer nemen en fchaak bieden. Daar waren u hier op twee Boeren en een Raadsheer overgebleven, en deze.waren, nevens het voordeel van den aanval toereikend geweest om het Spel te winnen. Wyl hv nu zynen Koning op de ruit van zyn Kasteel gefteld had, zo kunt gy niet beter doen, als dit Spel voor ongewonnen en onverloren te houden, wyl gy hem aanhoudend Schaak geefr. H 2 EER.  ( «o) EERSTE VERANDERING. 'In de derde Gambir,, by de tweede zet der Zwarten. 2. IV. De Boer van den Raadsheer des Konings gaat twee treeden Z. De Boer der Koningin eene tree. 3. IV. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. Z. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. 4' IV. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit hares Raadsheers. IV. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. Z. De Raadsheer neemt het Paard. 6. IV. De Koningin neemt den Raadsheer.1 Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. 7. IV. De Boer der Koningin eene tree. Z. Het Paard der Koningin op de vierde ruit van haar Kasteel. 8. IV. De Raadsheer des Konings geeft op de vierde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin Schaak. Z, De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. ö 9-  ( »7) W. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van 't Kasteel zyner Koningin. Z. De Boer van 't Paard der Koningin twee treeden. 10. W. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit van zynen Koning. li. IV. De Boer der Koningin eene tree. Z. De Boer dei Konings neemt den Boer der Koningin. 12. W. De Boer van den Raadsheer der Koningin neemt den Boer. Z. De Koning verwisfelt. •3« W. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. Z. Het Paard der Koningin op de vierde ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. 14. W. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. Z. Het Paard der Koningin neemt den Boer van 'c Paard der vyandlyke Koningin. 15. fV. De Boer van 't Paard des Konings twee treeden. a „aard der Koningin op de vierde ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. H 3 16.  ( u8 ) 16*. IV. Het Paard neemt het Paard. Z. De Boer neemt het Paard. JV. De Boer van *t Paard des Konings eene tree. Z. Het Paard op de tweede ruit zyner Koningin. 18. JV. De Boer van 't Kasteel des Konings twee treeden. Z. ' De Koningin geeft Schaak. «ft IV. De Koning op de ruit zyner Koningin. Z, De Koningin op de derde ruit van 'i Kasteel der vyandlyke Koningin. 20. JV. Het Kasteel der Koningin op de ruit van haren Raadsheer. Z. De Koningin neemt den Boer van 't Kasteel. 21. TV. De Koningin op de vierde ruit van 't Kasteel des vyandlyken Konings. Z. Het Kasteel der Koningin op de ruit van haar Paard. 22. TV. De Boer des Konings eene tree. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. 23. JV. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. Z. Het Kasteel der Koningin op de tweede ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. ;. 2,4. W. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. 119.  C np ) 35. TV. De Boer van 't Kasteel des Konings neemt den Boer. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings neemt den Boer. 26. TV. Het Kasteel des Konings neemt den Boer van 't Kasteel des vyandlyken Konings., Z. De Koning neemt het Kasteel. 27. TV. De Koningin geeft op de vierde ruit van 't Kasteel des vyandlyken Konings Schaak. Z. De Koning waar hy kan. 28. TV. De Koningin geeft Schaak, dewyl zy den Boer neemt en op den volgenden zet Mat. TWEEDE VERANDERING. In de derde Gambit, by de derde zet der , * Zwarten. 3. TV. De Boer des Konings neemt den Boer der vyandlyke Koningin. Z. De Boer des Konings neemt den Boer des Raadsheers. 4- TV. Het Paard des Konings op de derde ruit van zyr nen Raadsheer. r Z. De Koningin neemt den Boer. TV De Boer der Koningin twee treeden. Z. De Koningin geeft op de vierde ruit des vyandlyken Konings Schaak. H 4 &  ( iao ) 6. JV. De Koning op de tweede ruit van zynen Raadsheer Z. Dc Raadsheer des Konings op de tweede ruk. zynes Konings. 7- IV. De Raadsheer des Konings op de derde ruit zyner Koningin. Z. De Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. .;r}fV n.'O' '--U-l/ -M.<\'> *H 3 JV. De Raadsheer der Koningin neemt den Boer. Z. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. 9. ' ■ JV. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. Z. De Koningin op haar tweede ruit. 10. W. De Boer van den Raadsheer der Koningin twee treeden. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. ir. JV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. 12. JV. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. Z. De Koning verwisfelt. 13. JV, De Boer van 't Paard des Konings twee treeden. Z. De Raadsheer des Konings op de derde ruit zyner Koningin. 14.  ( 121 ) 14- JV. Het Paard des Konings op de vierde ruit van den vyandlyken Koning. Z. De Raadsheer neemt het Paard. 15- IV. De Boer neemt den Raadsheer. Z. Het Paard des Konings op de ruit zynes Koningsi 16. JV. Het Kasteel der Koningin op de ruit van zynen Koningin. Z. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. 17- JV. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. Z. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. 18. IV. De Koningin op de vierde ruit van 't Kasteel des vyandlyken Konings. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. 19. JV. De Koningin op de derde ruit van 't Kasteel dej vyandlyken Konings. Z. De Koningin geeft fchaak. 20. JV. De Koning op de derde ruit van zyn Paard. Z. Het Paard der Koningin, neemt den Boer van den vyandlyken Koning. H 5 si.'  C 122 ) 2f. {V. Het Paard op Je vierde ruit zynes Koning*. Z. De Koningin op de vierde ruit der vyandlyke Koningin. 22. TV. Het Paard geeft op de derde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings Schaak. Z> Het Paard neemt het Paard. 23- JV. De Boer neemt het Paard. Z. Verloren door een gedwongen Mat. DERDE VERANDERING. In de derde Gambk, by de elfde zet der Zwarten. i1. TV. De Raadsheer des Konings op de derde ruit zyner Koningin. Z. De Koning verwisfeit op de zyde zyner Koningin. 12. fV. Het Kasteel des Konings op de ruit zynes Ko. nings. Z. De Koningin zet.zig op de ruit van den Raad*? heer hares Konings te rug. 13- TV. De Koningin op de vierde ruit van haar Kas1 ■ teel. Z. De Koning op de ruit van 't Paard zyner Koningin. 14.  (123 ) 14- JV. De Raadsheer der Koningin op de 'derde ruit van haren Koning. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. 15- JV. De Boer der Koningin eene tree. Z. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van 't Paard des vyandlyken Konings. 16". JV. De Boer van 't Paard der Koningin twee treeden. Z. De Raadsheer neemt het Paard. JV. De Boer neemt den Raadsheer. Z. Het Kasteel der Koningin op de ruit van haren Raadsheer. 18. JV. Het Paard op de vierde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. Z. De Boer van 't Kasteel der Koningin eene tree. 19. JV. Het Paard neemt den Raadsheer. Z. De Koningin neemt het Paard. ao, JV. Het Kasteel der Koningin op de ruit van haar Paard. Z. Het Paard der Koningin op de vierde ruit van haren Koning. 21. --• I JV. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit zynes Konings. Z. Het Paard des Konings op de tweede ruit zyner Koningin. 22.  ( "4 ) 22. W. De Koningin op de vierde ruit van 't Kasteel der vyandlyke Koningin. Z. De Koningin geeft op de derde ruit van't Paard hares Konings Schaak. 23. W. De Koning op de ruit van zyn Kasteel. Z. De Koningin op haar derde ruit. 24. W. De Boer neemt den Boer. Z. Het Paard neemt den Boer. . 25. W. Het Kasteel der Koningin op de derde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. Z. De Koningin op de ruit van den Raadsheer ha. res Konings. 25. W. Het Kasteel des Konings op de ruit van 't Paard zyner Koningin. Z. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zr- ner Koningin. 27. W. Het Kasteel der Koningin neemt den Boer van 't Kasteel der vyandlyke Koningin. Z. Het Paard neemt het Kasteel. 28. W. De Koningin neemt het Paard. Z. Het Kasteel der Koningin op de tweede ruit van haren Raadsheer. 29. W. De Boer der Koningin eene tree, en wind het SPEL» GAM.  GAMBIT vant CUNNINGHAM, Waar in twee veranderingen voorkomen, de eerfte op de zevende en de andere op de elfde zet. i. Witten. De Boer des Konings gaat twee treeden. Zwarten. Desgelyks. 2. W. De Boer van den Raadsheer des Konings twea treeden. Z. De Boer des Konings neemt den Boer. 3. W. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. Z. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit zynes Konings. 4. W. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. De Raadsheer des Konings geeft Schaak. 5. W De Boer van 't Paard des Konings eene tree. De Boer neemt den Boer. 6*. W. De Koning verwisfèlt. Z. De Boer des Konings neemt den Boar van 't Kasteel des vyandlyken Konings. 7*  ( 126 ) 7- JV. De Koning op de ruit van zyn Kasteel. Z. De Raadsheer des Konings op zyn derde ruit. (a) 8. JV. De Boer des Konings eene tree. Z. De Boer der Koningin twee treeden. (£) 9- JV. De Boer des Konings neemt den Raadsheer. Z. Het Paard des Konings neemt den Boer. io. TV. Da Raadsheer des Kónings op de derde ruit van het Paard zyner Koningin. Z. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. li. JV. De Boer der Koningin eene tree. (c) Z. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. 12. JV. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van den Raadsheer hares Konings. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin twee treeden. *!?• JV. De Raadsheer der Koningin neemt den Boer nevens haren Koning. Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. 14. JV. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. Z. Het Paard des Konings óp de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. (*) , AAN-  C .97 ) AANMERKINGEN. (a) Indien by in plaats van dezen Raadsheer hier te zetten hem op de tweede ruit zyne"s Konings geftelt had , zoud gy in weinig zetten het Spel gewonnen hebben; gelyk hier onder in de eerfte verandering- te zien is. (£) Zo hy dezen Raadsheer niet prys geeft, wind gy gewis het Spel. Dog wyl hy hem "varen laat, en deze drie Boeren te rug behoud, moet hy door de kragt dezer Boeren het Spel winnen, zo hy ze maar niet eerder zet, voor dat al zyne fluit» ken voortgerukt zyn. (e) Zette gy dezen Boer twee trceden, zo gaat? gy zyn Paard eenen vryen ingang in uw Spel, waar door hy het Spel zoude winnen. Dit is het onder* werp der tweede verandering. 00 Deze zet brengt veel toe tot winning van zyn Spel. Want hy belet u daar door om het Paard zynes Konings met den Raadsheer uwer Koningin aan te vallen. Deze zet geeft u dus gelegenheid om zyne Boeren te verftrooijen; indien gy een Kasteel voor een van zyne Paarden opoffert, 't geen* weder de overhand geven zoude. (e) Hy zet dit Paard om den Raadsheer uwer Koningin weg te nemen, die hem hinderlyk zoude zyn, als hy op de zyde zyner Koningin verwisfelen wilde. Hier is als een Hooftregel op te merken, dat wanneer men veele voortgerukte Boeren heeft, men tragten moet den vyandlyken Raadsheer uit den weg re ruimen, wyl deze meer als alle andere ftukken in ftaat is, om de Boeren te wederftaan en in hun voortrukken op te houden. 15'  ( 123 ) i5- JV. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. (ƒ) Z. Het Paard neemt den Raadsheer. ió. JV. De Koningin neemt het Paard. Z. De Koningin op de ruit van haar Paard, (g) *7- JV. De Koningin neemt de Koningin. (£) Z. Het Kasteel neemt de Koningin. 18. W. Hat Kasteel der Koningin op de ruit hares Konings. Z. De Koning op de tweede ruit zyner Koningin. 19. JV. Het Paard des Konings geeft Schaak. Z. Het Paard neemt het Paard. 20. W. Het Kasteel der Koningin neemt het Faard. Z. De Koning op de derde ruit zyner Koningin. 21. W. Het Kasteel des Konings op de ruit zynes Konings. Z. De Boer van 't Paard der Koningin twee treeden. 22. W. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree Z. Het Kasteel der Koningin op de ruit hares Konings. 23' W. De Boer van 't Kasteel der Koningin twee treeden. Z. De Boer van 't Kasteel der Koningin eene tree. AAN-  C 139 ) AANMERKINGEN. (ƒ) Wyl gy uwen Raadsheer niet redden kunt, zet gy uwe Koningin, om hem weder te verzetten. (g) Hy bied u zyne Koningin tegen de uwe aan; om deze uit hare plaats te brengen, en de zyne op haar derde ruit te kunnen zetten . m rr\? rW« *;zv-.z — 7 AUUUJti , niet wilde aannemen. (&) Zo gy de Koningin niet nam, 20 ware uw Spel nog dimmer. I 24.  C 130 ) 24. JV. Het Paard op de derde ruit van den Raadsheer zynes Konings. Z. De Boer van 't Paard des Konings twee treeden. 25- IV. De Koning op de tweede ruit van zyn Paard. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree. (/) 26. IV. Het Kasteel des Konings op de tweede ruit zynes Konings. Z De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. 27. JV, De Boer van 't Kasteel der Koningin neemt den Boer. Z. De Boer neemt den Boer. 28. JV. Het Kasteel des Konings op de ruit van 't Kasteel zyner Koningin. Z. Het Kasteel der Koningin op zyn ruit. (k) 29. JV. Het Kasteel des Konings gaat weder op de ruit van zyn enKoning. Z. De Raadsheer op de tweede ruit zyner Koningin. 30. JV. De Boer der Koningin eene tree Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree, JV. De Raadsheer op de tweede ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree, (/) 32- IV. Het Kasteel des Konings op zyn ruit. Z. Het Kasteel des Konings op zyn vierde ruit. AAN-  ( 13- ) AANMERKINGEN. (i) Had hy dezen Boer twee treeden laten doen, zoud gy den Boer zyner Koningin met uwe Raadsheer genomen hebben, waar door uw Spel een beter pedaante had bekomen. (£) Men moet nooit toelaten, dat party zig de vrye toegangen bemagtigt, en zyne Kasteelen verdubbeld, om deze reden bied hy Kasteel tegen Kasteel. (7) Hy zet dezen Boer, om hier na den Boer van het Paard zynes Konings tegen uw Paard voort te kunnen zetten , en dezen daar door te noodzaken zyn plaats te verlaten. Had hy egter den Boer van zyn Paard voortgerukt zonder voor af dezen te zetten , zo zoude uw Paard op de vierde ruit van 't Kasteel uwes Konings gegaan, en zyne Boeren in hunnen marsch opgehouden hebben. tni) Zo hy u in plaats van 'dezen zet, met den Boer van zyn Kasteel Schaak gaf, zo zoude hy tegen den Regel handelen, die ik in het eerite Spel aan merking (?) gegeven hebbe. I a ' 33.  C 132 ) 33* W. De Boer van't Paard der Koningin eene tree l~ f/^Ver- K°nia®n °P de ™ van t Kasteel hares Konings. tV. De Boer van 't Paard der Koningin eene treZ. De Boer van 't Paard des Konings eene SS 35- ^ Het Paard op de tweedê ruit zyner Koningin Paard zynes Konings. 36". r'L^'661 desJConings °P de ruit van den Raadsheer zynes Konings. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. W Het Kasteel neemt den' Boer en geeft Schftk. Crng SP tweede ruit van den Raads. heer zyner Koningin. tV. Het Kasteel des Konings op de derde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. ^ ^e Ko"ing op de ruft van zyn Paard. ^ De Boer van 't Paard des Konings eene tree, 40. W. Het Kasteel neemt het Kasteel. Z. De Boer van 't Kasteel geeft Schaak. 41.  ( 133 ) 41. * JV. De Koning neemt den Boer van 't Paard. Z. De Boer van 't Kasteel eischc de Koningin en geeft Schaak. 42. JV. De K ning op de tweede ruit van zynen Raadsheer. Z. Het Kasteel geeft op de ruit van den Raadsheer zynes Konings Schaak. 43- W. De Koning op zyn derde ruit. Z. De Koningin geeft op de derde ruit van 't Kasteel des vyandlyken Konings Schaak. 44. JV. Het Paard dekt het Schaak, wyl hy geen andere zet heeft. Z. De Koningin neemt het Paard, hier op het Kasteel en geeft op den tweeden zet mat. EERSTE VERANDERING. In de Gambit van Cunningham by de zevende zet der zwarten. 7. JV. De Koning op de ruit van zyn Kasteel. Z. De Raadsheer op de tweede ruit van zynen Koning. 8. JV. De Raadsheer des Konings neemt den Boer en geeft Schaak. Z. De Koning neemt den Raadsheer. 9- IV. Het Paard des Konings op de vierde ruit des vyandlyken Konings, en geeft een dubbeld Schaak. Z. De Koning op zyn derde ruit, anders verliest hy zyne Koningin. I 3 i°#  ( *34) io. IV. De Koningin geeft op de vierde ruit van het Paard hares Konings Schaak. Z. De Koning neem: het Paard. ii. IV. De Koningin geeft op de vierde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings Schaak. Z. De Koning op de derde ruit zyner Koningin. 12. IV. De Koningin geeft op de vierde ruit der vyandlyke Koningin schaak en mat. TOEGIFT. 8. IV. De Raadsheer des Konings neemt den Boer en geeft Schaak. Z. De Koning op de ruit van zynen Raadsheer. 9- IV. Het Paard des Konings op de vierde ruit van den vyandlyken Koning. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van den Raadsheer zynes Konings. 10. IV. De Raadsheer des Konings op de derde ruit van het Paard zyner Koningin. Z. De Koningin op de ruit hares Konings. ii. W. Het Paard des Konings op de tweede ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. Z. Het Kasteel op de ruit van zyn Paard. . 12.  ( -35 ) 12. JV. De Boer des Konings eene tree. Z. De Boer der Koningin twee treeden. JV. De Boer neemt het Paard. Z. De Boer neemt den Boèr. 14. ! JV. De Raadsheer neemt den Boer. Z. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. !5- JV. De Koningin op de ruit hares Konings. Z. De Raadsheer der Koningin op de vierde,ruit van het Kasteel hares Konings. 16. JV. De Boer der Koningin twee treeden. Z. De Raadsheer neemt het Paard. 17- JV. De Raadsheer der Koningin geeft Schaak. Z. Het Kasteel dekt het' Schaak. 18. JV. Het Paard op de derde ruit van den Raadsheer zyner Kóningin Z. De Raadsheer neemt den Raadsheer. 19 JV. Het Paard neemt den Raadsheer. Z. De!Koningin op de tweede ruit van den Raadsheer hares Konings. 20. JV. Het Paard neemt den Raadsheer. Z. De Koningin neemt het Paard. 2T. JV. De Koningin neemt de Koningin. Z. De Koning neemt de Koningin. I 4 22-  C 13*) W. De Raadsheer neemt het Kastel volglylc door de ove£^l£jg™£ eene zeer goede gefleJdheid winnen. ' TWEEDE VERANDERING. Ja de Gambit van Cnnningham , die bv de" elfde zet der Witten aanvang neemt. z' Si poer^d7 twee treede". ^n^n'So!^ °* de ^ !* d- * De R»*heer der Koningin op de vierde «ïfr van den Raadsheer hare? KomW ^ n'lC tfeedem' ™ *? ^hee(r deskonings twee £ |^er KOhÉ' ? ^ £We6de rnitZ^er Z. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. ^ tteeif ^ ** der Koni<^ twee. £ De^Boer van den Raadsheer der Koningin eene ^ ^e Boer neemt den Boer. Z. De Boer neemt den Boer weder. 17.  C 137 ) 17. TV. Het Paard der Koningin neemt het vyandlyke Paard. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings neemt het Paard. 18. TV. Het Paart neemt den zwarten Boer nevens zynen Koning. J Z. De Koning verwisfeit op de zyde van zvn Kasteel. J 19. TV. De Koningin op haar tweede ruir. Z. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. 20. TV. Het Kasteel der Koningin op de vierde ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. Z. Het Kasteel der Koningin op de ruit zyner Koningin. 2r. TV. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van het Kasteel zyner Koningin. Z. De Boer van "'t Paard des Konings twee treeden» 22. W. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. Z. Het Kasteel neemt het Kasteel. 23. TV. Het Paard neemt het Kasteel. Z De Koningin op haar derde ruit. 24. TV. De Koningin op de tweede ruit van 't Kasteel hares Konings. Z. De Koning op de tweede ruit van zyn Paard. 1 S 25.  C 138 ) 25. JV. De Koningin neemt de Koningin. Z. Het Kasteel neemt de Koningin. 26. JV. De Boer van 't Kasteel der Koningin eene tree. Z. De Koning op de derde ruit van zyn Paard.. 27. JV. De Boer van 't Paard der Koningin twee treeden* Z. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. 28. JV. De Boer van 't Paard der Koningin eene tree. Z, Het Paard op de tweede ruit zynes Konings. 29 JV. Het Kasteel op de tweede ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. Z. Het Kasteel op de tweede ruit zyner Koningin. 30. JV. Het Kasteel neemt het Kasteel. Neemt hy het niet zo loopt.het in eens af. Z. De Raadsheer 'neemt het Kasteel. ' 3 JV. De Koning op de tweede ruit van zyn Paard. Z. De Boer van t Kasteel des Konings eene tree. 32- J JV. De Raadsheer der Koningin op de tweede ruit van den Raadsheer hares Konings. Z. De Koning op de vierde ruit van zyn Kasteel. |tt|3i* bésk jIuï aliür n oi# rjo r.-r >f *,T ;\\ 33/ JJr De Raadsheer des Konings;geeft Schaak. Z. De Raadsheer dekt het Schaak. 34.  ( *39 ) 34- JV De Raadsheer neemt den Raadsheer. Z. De Koning neemt den Raadsheer. 35- . T' / TV. Het Paard geeft op de derde ruit zynes Koning» Schaak. Z. De Koning op de vierde ruit van den Pvaadsheer des vyandlyken Konings, 36. IV. De Koning op de derde ruit van zyn Kasteel. Z. De Koning op de derde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. 37- JV. Het Paard op de vierde ruit van het Paard zynes Konings. Z. Het Paard op de vierde ruit van den Raadsheer zynes Konings. 38. rV. De Raadsheer op de ruit van het Paard zynes Konings. Z. De Boer des Konings eene tree. 39' „ . . JV. De Boer van 't Kasteel der Koningin eene tree. Z. De Boer des Konings eene tree. 40. W. De Raadsheer op de tweede ruit van den Raadsheer zynes Konings. Z. Het Paard neemt de Boer der Koningin en wind het spel. GAM.  C 140 ) G Ar,M rlZ Van de Koningin of de GAMBIT van AJeppo. D^Boer de* Koningin twee treeden ■ Zwarten, Desgelyks. m Wè van den raadsheer der k°nin§in Z. De Boer neemt den Boer. TV. De Boer des Konings^wee treeden. Ca) Z. De Loer des Konings twee treeden. \b) 4* TV. De Boer der Koningin eene tree. (V) tteedemV™ RaadshCer des konings twee W' RSdSsder K°nii?gin °P de ^™*ares 6". ?reeB°er ^ ^ Raadste des Konings eene W' llr^t KOni'^ 0^de vierde ruit van Z Konu;ltIieer nCemt he£ Rlard des vyandlyken AAN-  ( I4t ) AANMERKINGEN. f» Zette gy dezen Boer maar eene tree voort, zo zoude uw party den Raadsheer uwer Koningin wel de helft van het Spel door ingefloten houden! MlI het onderwerp der eerfle verandering zyn. (b) Zo hy m plaats van dezen Boer te (pelen , den Boer van den Gambit onderfteund had, zoude hv het Spel verliezen, gelyk de tweede veranderjng toonen zal. Doet hy nog het een nog het ander zo moet gy den Boer van den Raadsheer uwes Konings twee treeden zetten, om drie Boeren in eene reie aan de Spitze te hebben. CO z° gy in plaats van dezen Boer voort te rukken van uw party den Boer zynes Konings genomen hadde, zo zoud gy het voordeel van den aanval verhezen. Dit word in de derde verandering uitsevoert. £ (d) Indien hy eenen gantsch anderen zet gedaan had, zo had gy den Boer van den Raadsheer uwes Konings twee treeden moeten voortzetten • het ^een uwe ftukken , eene volkomen vryheid zoude "verfchaft hebben. CO I[1 Plaats van dit Paard te fpelen, om {Volgens de voorgefchreven regel in het eerfte Spel onder de aanmerking (O) den Raadsheer zynes Konings te verdryven, had gy den Boer van den Gambit kunnen neemen; gy zoud egter het Spel verloren hebben. Dit zal inde vierde verandering worden üitgevoert. (ƒ) Zo hy in plaats van uw Paard te neemen zynen Raadsheer op de vierde ruit uwer Koningin gezet had, had gy hem met het Paard uwes Koning aanvallen en by den volgenden zet nemen kunnen 8,  ( 142 3 8. JV. Het Kasteel neemt den Raadsheer. Z. De Koning verwisfelt. (g) 9- W. Het Paard op de derde ruit van den Raad& heer zyner Koningin. Z. De Boer neemt den Boer. io. JV. De Raadsheer des Konings neemt den Boer des Gambits. (hy Z. De Boer neemt den ^onr van den Raadsheer des vyandlyken Konings. i'. JV. De Boer neemt den Boer. (J) Z. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van den Raadsheer hares Konings. 12. JV. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit van haren Koning. Z. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. • 2.5- JV. De Koningin op haar tweede ruit. Z. Het Paard der Koningin op zyn derde ruit. 14- JV. De Raadsheer der Koningin neemt het Paard. Z. De Boer van 't Kasteel neemt den Raadsheer. '5. JV. De Koning verwisfeit op de zyde zyner Koningin. Z. De Koning op de ruit van zyn Kasteel, iö. JV. Het Kasteel des Konings op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. AAN-  C 143 ) AANMERKINGEN. . ,y. il ;i£7 ïïüi \ • # • ■ (g) Als hy den Boer van het Paard zyner Koningin twee treeden voortzette, om den Boer van den Gambit te onderfteunen, verloor hy het Spel. (gelyk de vyfde verandering aanwyst.) Hadde hy in plaats van eene dezer zetten, liever lust gehad cm den Boer uwes Konings te neemen , wyl gy den zynen wedergenomen had, zoud hy niet durven beftaan den uwen met zyn Paard te neemen , wyl hy ligt, zo gy hem in 't vervolg met de Koningin Schaak gaaft, het Spel verliezen zoude. (h) Deze zet is gantsch byzonder en verdient de zesde verandering. Zo gy den Boer van den Raadsheer zynes Konings met den Boer van den Raadsheer uwes Konings genomen hadde, zoud gy het Spel verliezen. (z) Dewyl gy den Boer met dezen Boer wederneemt, maakt gy voor uw Kasteel opening tegen zynen Koning. *7>  ( 144 ) JV. De Koningin óp de derde ruit van haren Koning. Z. De Koningin op haar derde ruit. 18. JV. Het Paard op de vierde ruit van zynen Koning. Z. De Raadsheer neemt het Paard. 19. JV. De Boer neemt den Raadsheer om zig met den Boer der Koningin te vereenigen. Z. Het Kasteel des Konings op de ruit zynes Konings. 20. JV, De Koning op de ruit van het Paard zyner Koningin. Z. De Koningin op de vierde ruit hares Raadsheers. 21. JV. De Koningin neemt de Koningin. Z. De Boer neemt de Koningin. * 22. JV. Het Kasteel der Koningin op de ruit hares Konings. Z. De Koning op de tweede ruit van zyn Paard. 23. JV. De Koning op de tweede ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. 24. W. Het Kasteel des Konings op de derde ruit van zyn Paard Z. Het Paard op de vierde ruit van het Kasteel zynes Konings. 25- JV. Het Kasteel (door het Paard aangevallen) op de derde ruit van het Paard zyner, Koningin. Z. De Boer van 't Paard der'Koningin eene tree. 26.  C '45 ) 26. tV. De Boer der Koningin eenö tree, om uw Kas* teel en Raadsheer opening te maken. ) Z. De Boer neemt den Boer. 27. W. Het Kasteel des Konings neemt den Boer. Z. Het Kasteel der Koningin op de ruit zyner Koningin. 28. IV. Het Kasteel der Koningin op de ruit zyner Koningin. Z. Het Paard op de derde ruit van den Raadsheer zynes Konings. 29. tV. Het Kasteel des Konings geeft Schaak. Z. De Koning op de ruit van zyn Kasteel. 3°. tV. De Raadsheer op de vierde ruit van de vyandlyke Koningin , om de vyandlyke Boeren het voortrukken te beletten. Z. Het Paard neemt den Raadsheer. 3»' tV. Het Kasteel neemt het Paard. Z. Het Kasteel des Konings op de ruit van zynen Raadsheer. 3*. tV. Het Kasteel der Koningin op de tweede ruit van zyne Koningin. Z. Het Kasteel des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. 33. tV. Het Kasteel der Koningin op de tweede ruit hares Konings. Z. De Boer der Koningin eene tree. K 34»  C 14* > 34» JV. De Boer neemt den Boer. Z. Het Kasteel der Koningin neemt den Boer. 35: JV. Het Kasteel des Konings op de tweede ruit des vyandlyken Konings. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. Zo hy den Boer onderfteunde verloor hy het Spel. 3*- IV. Een van de Kasteden neemt den Boer. Z. Het Kasteel neemt het Kasteel. 37. JV. Het Kasteel neemt het Kasteel weder. ' o j u stee\ geeft °p de £weede nut van den Raadsheer des vyandlyken Konings Schaak. 38. JV. De Koning op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. Het Kasteel neemt den Boer. 39. JV. De Boer van 't Kasteel twee treèden (/t) Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tres. 40. fV De Boer van 't Kasteel eene tree Z. De Boer van 't Paard eene tree. ' AANMERKING, (*) Zo gy in plaats van dezen Boer te zetten den zynen met 0 gasteel genomen had, zoud gy' et Spel verloren hebben; want uwe Koning zoud uw Kasteel verhindert hebben voortterukken én den Boer van zyn Paard den weg te fluiten 41.  C 147 ) ' 41. JV. Het Kasteel op de ruit zynes Konings. Z. De Boer van 't Paard eene tree. 42. JV. Het Kasteel op de ruit van 't Paard zynes Konings. Z. Het Kasteel geeft Schaak. 43- JV. De Koning op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. Het Kasteel op de derde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. 44- JV. De Boer van 't Kasteel eene tree. Z. Het Kasteel op de tweede ruit van zyn Paard. 45- JV. De Koning neemt den Boer. Z. De Boer van 't Kasteel eene tree. 46". JV. De Koning op de derde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. Z. De Boer van 't Kasteel eene tree. 47- JV. De Boer van 't Kasteel eene tree. Z. Het Kasteel neemt den Boer. (/) 48. JV. Het Kasteel neemt den Boer. (ni) Z. Het Kasteel op de tweede ruit van 't Kasteel des / Konings. AANMERKINGEN. (I) Zo hy uwen Boer niet nam, zoude hy, door dien gy den zynen naamt, onmiddelyk het Spel verliezen. (nf) Zo gy in plaats van zynen Boer te neemen, zyn Kasteel genomen had , zoud gy verloren hebben. K a 40.  ( H8 ) 49- JV. De Boer twee treeden. Z. De Boer eene tree. JV. Het Kasteel op de tweede ruit van 't Kasteel zynes Konings. Z. De Koning op de tweede ruit van zyn Paard. 5'- JV. De Boer eene tree. Z. De Koning op de derde ruit van zyn Paard. 52. JV. De Koning op de derde ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. Z De Koning op de vierde ruit van zyn Paard. JV. De Boer eene tree. Z. De Koning op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. 54. JV. De Boer rukt voor. Z. Het Kasteel neemt den Boer, en dewyl hy hier na zynen Koning tegen het Kasteel zet, ziet men duidlyk dat dit Spel ftaat, wyl zyn Boer u het Kasteel kosten zoude. EERSTE VERANDERING. In de Gambit der Koningin, by de derde zet der witten. 3. JV. De Boer des Konings eene tree Z' ' weedeT ^ ^ Raadsheer dM Koniais ^ee JV. De Raadsheer des Konings neemt den Boer. z. Ue Boer des Konings eene tree. 5-  C H9 ) é IV. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. 6. JV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningm twee treeden. 7- JV. Het Paard des Konings op de tweede ruit van zynen Koning. Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. 8- ( JV. De Koning verwisfelt. Z. De Boer van 't Paard des Konings twee treeden. 9- JV. De Boer der Koningin neemt den Boer. Z. De Koningin neemt de Koningin. 10. W. Het Kasteel neemt de Koningin. Z. De Raadsheer des Konings neemt den Boer. 11. JV. Het Paard des Konings op de vierde ruit zyner Koningin, Z. De Koning op zyn tweede ruit. 12. JV. Het Paard der Koningin op de vierde ruit van haar Kasteel. Z. De Raadsheer des Konings op de derde ruit zyner Koningin. 13- JV. Het Paard des Konings neemt het Paard. Z. De Boer neemt het Paard. K 3 14.  ( 15° ) 14. JV. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree, Z. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. 15. JV. De Raadsheer der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. Z. Het Paard op de vierde ruit zyner Koningin 16. JV. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. Z. De Raadsheer der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. l7' JV. De Koning op de tweede ruit van zynen Raadsheer. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. 18. JV. Het Paard op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. De Raadsheer der Koningin op zyn derde ruit. 19. JV Het Paard neemt het Paard. Z. De Boer neemt het Paard. 20. JV. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit van zynen Koning. Z. Het Kasteel der Koningin op de ruit van het Paard hares Konings. ar. W. De Raadsheer der Koningin op zyn derde ruit. Z. De Boer van 't Paard des Konings neemt den Boer. 22. JV De Raadsheer neemt het Kasteel. Z. De Boer neemt den Boer des Konings en geeft Schaak. *3'  C I5i ) 23* JV. De Koning neemt den Boer. Z. Het Kasteel neemt den Raadsheer. 24. JV. De Raadsheer des Konings op zyn derde ruit. Z. De Koning op zyn derde ruit. 25. JV. Het Kasteel des Konings op de tweede ruit zyner Koningin. Z. De Boer der Koningin geeft Schaak. 26. JV. De Koning op de tweede ruit van zynen Raadsheer. Z. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van den vyandlyken Koning. U 1 JV. Het Kasteel der Koningin op de ruit hares Konings. Z. De Koning op de vierde ruit zyner Koningin. 28. JV. Het Kasteel des Konings op de tweede ruit van zynen Koning. Z. Het Kasteel op de ruit zynes Konings. 29. JV. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. Z De Raadsheer neemt den Raadsheer. 3°- JV. Het Kasteel neemt het Kasteel. Z. De Boer neemt den Boer. 3i- JV. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. K 4 3a.  C 15» ) 32. W. Het Kastee] des Konings op de ruit van 't Kas- teel des vyandlyken Konings. Z. De Boer der Koningin eene tree. 33- Tv. De Koning op zyn derde ruit. Z. De Raadsheer des Konings geefi: op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin Schaak. 34. W. De Koning op de vierde ruit van zynen Raadsheer als den besten plaats waar hy gaan kan. Z. De Boer der Koningin eene tree, en wind het SPEL. TWEEDE VERANDERING. In de Gambit der Koningin by de derde zet der zwarten. W. De Boer des Konings twee treeden. Z De Boer van 't Paard der Koningin twee treeden. 4; Tv. De Boer van 't Kasteel der Koningin twee tree. den. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. W. De Boer van 't Paard der Koningin eene tree. Z. De Boer van den Gambit neemt den Boer. 6. W. De Boer van 't Kasteel neemt den Boer. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin neemt den Boer weder. 7'  ( 153) 7- JV. De Raadsheer des Konings neemt den Boer en geeft Schaak. Z. De Raadsheer dekt het Schaak. 8. JV. De Koningin neemt den Boer. Z. De Raadsheer neemt den Raadsheer. 9- JV. De Koningin neemt den Raadsheer en geeft Schaak. Z. De Koningin dekt het Schaak. 10. JV. De Koningin neemt de Koningin. Z. Het Paard neemt de Koningin. ii. . ▼. JV. De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden. Z. De Boer des Konings eene tree. 12. JV. De Koning op zyn tweede ruit. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden. 13- JV. De Boer des Konings eene tree. Z> Het Paard des Konings op de tweede ruit van zynen Koning. 14. JV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. Z. Het Paard des Konings op de vierde ruit zyner Koningin. 15- JV. Het Paard neemt het Paard. Z, De Boer neemt het Paard. K 5 ió.  (154) l6. JV. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit van haar Kasteel. Z. De Raadsheer neemt den Raadsheer. 17. JV. Het Kasteel neemt den Raadsheer. Z. De Koning op zyn tweede ruit. 18. heerK°mng °P ^ ^Z ^ Va" Zynen Raads' Z. Het Kasteel des Konings op de ruit van het raard zyner Koningin. ip. JV. Het Paard op de tweede ruit zynes Konings. Z. De Koning op zyn derde ruit. 20. ^ Plet Kasteel des Konings op de ruit van 't Kas- teel zyner Koningin. Z. Het Kasteel des Konings op de.* tweede ruit van het Paard zyner Koningin. 21. IV. Het Kasteel der Koningin geeft Sqhaak. Het Paard dekt het Schaak. 22. JV. Plet Kasteel des Konings op de vierde ruit van 't Kasteel der vyandlyke Koningin. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. 23. JV. Het Paard op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin, Z. Het Kasteel der Koningin op de ruit zyner Ko- rungin. ' 24.  ( '55 ) 24- JV. Het Kasteel der Koningin neemt den Boer van het vyandlyk Kasteel. Z. Het Kasteel neemt het Kasteel. 25- TV. Het Kasteel neemt het zwarte Kasteel en moet gevolglyk winnen, wyl hy een Boer meerheeft. DERDE VERANDERING. In de Gambit der Koningin, by de vierde zet der Witten. 4- JV. De Boer der Koningin neemt den Boer. Z. De Koningin neemt de Koningin. 5- TV. De Koning neemt de Koningin. Z. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. 6. TV. De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. ' 7- TV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. Z. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. 8. TV. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree.' Z. De Boer van't Kasteel des Konings twee treeden. %  ( IS* ) 9' tV. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit van haren Koning. Z. De Koning verwisfelt. 10. W. De Koning op de tweede ruic van den Raads- heer zyner Koningin. Z. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. ii. tV. De Raadsheer neemt den Raadsheer. Z. Het Paard neemt den Raadsheer. 12. W. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. J Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. 4 ° 13. tV. Het Paard des Konings op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. Z. De Boer van 't Paard der Koningin twee treeden. 14. tV. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit zynes Konings. Z. Het Paard des Konings op de tweede ruit van zynen Koning. \$. tV. Het Paard neemt den Raadsheer. Z. De Boer neemt het Paard. 16. TV. De Boer van 't Kasteel der Koningin twee tree^ den. Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. »7'  ( 15/ ) 17- JV. Het Kasteel der Koningin op zyn tweede ruit» Z. De Boer van 't Kasteel der Koningin eene tree- a 18. JV. De Boer van 't Kasteel der Koningin neemt den Boer. Z. De Boer van 'x Kasteel der Koningin neemt den Boer. • . b v ' 19. JV. Het Kasteel geeft Schaak. Z. De Koning op de tweede ruit van het Paard zy. s ner Koningin. 20. JV. Het Kasteel neemt het Kasteel. Z. Het Kasteel neemt het Kasteel. • 21. JV. Het Kasteel op de ruit zyner Koningin. Z. Het Paard der Koningin geeft Schaak. 22. JV. De Koning op de ruit van het Paard zyner Koningin. Z. De Koning op de derde ruit van het Paard zyner Koningin. 23. JV. De Boer van 't Paard des Konings twee treeden. ■ Z. De Boer neemt den Boer. 24. JV. De Boer neemt den Boer. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. 25. JV. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. Z Het Paard des Konings op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. 26*.  C 158) 20". TV. De Raadsheer op de vierde ruit van het Paard zynes Konings. Z. De Boer van 't Paard der Koningin eene tree. 27. TV. Het Paard op de tweede ruit zynes Konings. Z. Het Paard des Konings op de vierde ruit van de vyandlyke Koningin. 28. JV. Het Paard neemt het Paard. Z. De Boer neemt het Paard. 29. IV. De Raadsheer neemt den Boer. Z. De Koning op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. 30. TV. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree. Z. De Boer der Koningin eene tree. 3r. TV. De Boer van den Raadsheer des Konings neemt den Boer. Z. Het Paard op de derde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. 32. IV. De Boer rukt eene tree voort. Z. Het Kasteel op de ruit van 't Kasteel der Koningin. 33. TV. Het Kasteel neemt den Boer. Z. Het Kasteel geeft Schaak. 34;  C *59 ) 34. fV, De Koning op de tweede ruit van den Raadsheer, wyl hygeen ander toevliigt heeft. Z. Het Kasteel geeft op de ruit van den Raadsheer der Koningin schaak en mat. VIERDE VERANDERING. In de Gambit der Koningin, by de zevende zet der witten. 7. tV. De Raadsheer des Konings neemt den Boer van den Gambit. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings neemt den Boer. 8. tV. De Boer van den Raadsheer des Konings neemt den Boer. Z. Het Paard des Konings op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. 9. tV. Het Paard des Konings op de derde ruit van zyn Kasteel. Z. De Koningin geeft Schaak. 10. tV. De Koning op de tweede ruit zyner Koningin. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van den vyandlyken Koning. 11. tV. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. Z. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. 13.  , C 160 ) 12. W. De Koningin op haar derde ruit. Z.' Het Paard des Konings neemt den Boer. 13. IV. Het Paard des Koriings op zyn ruit. Z. De Koningin op de ruit van den vyandlvken Koning en geeft Schaak. 14. W. De Koning zet zig te rug. Z. De Raadsheer des Konings neemt het Paard en moet by gevolg winnen. VYFDE VERANDERING. In de Gambit der Koningin, by de agtfte zet der zwarten, 8. W. Het Kasteel neemt den Raadsheer. Z. De Boer van 't Paard der Koningin twee treeden. 9- W. Het Paard op de vierde ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. Z. De Koning verwisfelt. 10. W. De Boer van 't Kasteel der Koningin twee treeden. Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haar Kasteel. 11. t W. Het Paard neemt het Paard. Z. De Raadsheer neemt het Paard. 12.  (Itfl) 12. JV. De Boer van 't Kasteel neemt den Boer. nZ. De Raadsheer neemt den Boer. 13. JV. De Boer van 't Paard der Koningin eene tree. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings neemt den Boer. 14. JV. De Boer van 't Paard der Koningin neemt den Boer.. , Z. De Raadsheer op de tweede ruit zyner Konin* gin. IS- JV. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. Z. De Boer neemt den Boer. 16. JV. De Boer neemt den Boer. Z. De Koning op de ruit van zyn Kasteel. 17. JV. De Raadsheer des Konings op de derde ruit zyner Koningin. Z. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. 18. JV. De Boer van 't Kasteel des Konings twee treeden. Z. De Boer van 't Kasteel neemt den Raadsheer der « Koningin. IQ, JV. De Boer neemt den Boer. Z. Het Paard op de vierde ruit van zyn Kasteel. 20. JV. De Raadsheer op de derde ruit van 't Paard des vyandlyken Konings. Z. Het Paard op de vierde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. L iU  ( ito ) 21. JV. De Koningin op de tweede ruit van haren Raadsheer. Z. Het Paard neemt den Raadsheer om Mat te vermyden. 22. IV. De Koningin neemt het Paard. ?1 Raadsheer op de vierde ruit van den Raadsheer zynes Konings. 23. IV. De Koningin geeft Schaak.' Z De Koning zet zig te rug. IV. De Boer van 't Paarddes Konings eene tree. z.\ De Raadsheer neemt den Boer. 25. IV. De Koningin neemt den Raadsheer. Z. De Koningin op de derde ruit van den Raadsheer hares Konings. 26. IV. Het Kasteel der Koningin op de derde ruit van t Kasteel der vyandlyke Koningin. Z. De Koningin neemt de Koningin. IV. Het Kasteel der Konfogin neemt de Koningin. „ 1 % /u* Konings de tweede ruit van zynen Raadsheer. 28. IV. De Koning op zyn tweede ruit. De Boer van 't Kasteel der Koningin twee treeden. 29.  ( 1*3 ) 20. JV. Het Kasteel der Koningin op de derde ruit van den vyandlyken Koning. Z. De Boer van 't Kasteel eene tree. 30. JV. Het Kasteel neemt den Boer. Z. De Boer van 't Kasteel eene tree. 3*. JV. Het Kasteel des Konings op de ruit van 't Kasteel der Koningin. Z. De Boer van 't Kasteel eene tree. 32- JV. Het Kasteel op de derde ruit zynes Konings. Z Het Kasteel des Konings op de derde ruit van zvnen Raadsheer. 33- '. JV. De Koning op de derde ruit zyner Koningin. Z. Het Kasteel geeft Schaak. 34. JV. De Koning op zyn vierde ruit. Z. Het Kasteel neemt het Kasteel. 35- JV. De Koning neemt het Kasteel. Z. Het Kasteel op de derde ruit van 't Kasteel zyner Koningin. ii JV. De Koning op de vierde ruit zyner Koningin. Z. De Koning op de tweede ruit van zyn Raadsheer. 37- IV. De Koning op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. Het Kasteel bied Schaak. L 2 38.  C 164 ) 33. JV. De Koning op de vierde ruit van het Paard zv- ner Koningin. Z. Het Kasteel neemt den Boer. 39. JV. Het Kasteel neemt den Boer. Z. De Koning op zyn tweede ruit. 40. Dtree°er ™ ^ Raadsh=eer der Koningin eene Z. De Boer van 't Paard des Konings twee treeden. Ai. JV. Het Kasteel op de tweede ruit van 't Kasteel der vyandlyke Koningin. Z. De Koning op de ruit zyner Koningin. 42. JV. De Koning op de vierde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. Z. De Boer van 't Paard eene tree. 43- JV. De Koning op de derde ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. l!*u*S Z. Het Kasteel geeft Schaak. 44. JV. De Boer dekt het Schaak, Z, De Boer neemt den Boeri 45- tV. De Boer neemt den Boer. *• De Koning op zyn ruit. ii,  ( I65) 46. W. Het Kasteel op de tweede ruit van het Paard des vyandlyken Konings. Z. Het Kasteel op zyn derde ruit. 47- W. De Koning op de tweede ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin en wind het Spel, vermits hy zynen Boer op dam zet. SESDE VERANDERING. In de Gambit der Koningin, by de tiende zet der witten. 10. W. De Boer van den Raadsheer des Konings neemt den Boer. Z. Het Paard neemt den Boer'des Konings. 11. W. Het Paard neemt het Paard. Z. De Koningin geeft Schaak. 12. W. Het Paard op de derde ruit van het Paard Zynes Konings Z. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. W. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit zynes Konings. Z. De Koningin neemt den Boer van 't Kasteel des Konings. L 3 14»  C 1*6 > 14. W' ^aSS1 K°ningS °P de rUi£ V3n Zynen Z, De Koningin neemt het Paard en geeft Schaak. f1 2e,Kp°ninA°P ? I7reede ruit zyner Koningin. Koningin r ^ °P de tW£ede ruit ^ 16. W. Het Kasteel neemt het Kasteel. Z. Het Kasteel neemt het Kasteel. W. De Koningin op de ruit hares Konings. Z. Het Kasteel op de tweede ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings en wind het spel. TWEE-  TWEEDE DEEL.  ( 168 ) Een manier van SPELEN. Die uit vier variatien en vyf veranderingen te famen geftelt is. i. Witten. De Boer des Konings gaat twee treeden. Zwarten. Desgelyks. 2. W. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. C nings gefpeelt had, zoud gy het fpel verliezen. Dit geeft gelegenheid tot eene tweede verandering. (e) Hy zoude flegt gefpeelt hebben, zo hy den Boer van den Raadsheer uwes Konings genomen had. Dit zal in een derde verandering worden uitgevoerd. (ƒ) Had hy den Boer van den Raadsheer uwes Konings met zyn Paard aangevallen, zo zoude hy u tyd gegeven hebben, om uwe Boeren in het centrum van het Bord te brengen. Zynde dit het onderwerp voor eene vierde verandering. l 5 6.  6. W. De Boer der Koningin eene tree. fel ïee cl/3" ^ Raadsheer der eene 7- f KeT/J.3 (O KaSteCl ^ K°llingS ^ 8. " £*3S?& °P * derde ruit h, Z' heeefa(0 ^ RaadS' 9- y De Koningin neemt den Raadsheer. ^^^^^^^^ AAN-  C 171 ) AANMERKINGEN. (g) Had gy dezen Boer twee treeden voortgerukt, zoud gy wel voor een oogenblik het centrum ingenomen , maar hetzelve niet beftendig behouden hebben; gelyk uit de vyfde verandering zal te zien zyn. (h) Had hy den Raadsheer zyner Koningin op de vierde ruit van het Paard uwes Konings gezet, had gy terftond den Boer van 't Kasteel uwes Konings moeten voortzetten. Gy moet nooit door die rigting de Raadsheer uwe ftukken in bedwang laten brengen, zo lang gy zulks vermyden kunt. (1) Deze Boeren worden op beide zyden gezet, om de Raadsheer te beletten, het Paard in zyn gang optehouden. (k) Wanneer de Boer uwer Koningin niet in ftaat is de rigting van den Raadsheer des vyandlyken Konings op den Boer van den Raadsheer uwes Konings te verbreeken, zo moet gy den Raadsheer uwer Koningin bewaren, om hem op de derde ruit uwes Konings te Rellen; want dit ftuk is bet eenige dat zig met goed gevolg den Raadsheer des vyandlyken Konings tegen ftellen kan. (0 Had zig de Raadsheer zynes Konings te rug geltelt, in plaats van uwen Raadsheer te neemen, zoude uw party een tempo verloren hebben. Wanneer het op de ruiling van een ftuk aankomt moet men altyd het eerst neemen. 10.  ( *7* y Io. TV. De Raadsheer des Konings neemt den Raadsheer. Z. De Koningin neemt den Raadsheer weder, (w) * it. IV. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. Z. Desgelyks. 12. TV. De Koning verwisfeld met zyn Kasteel. Z. Desgelyks. (») EERSTE VERANDERING. Die by de derde zet der zwarten begint. 3- IV. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree, ö Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer, (a) 4- TV De Boer der Koningin twee treeden. Z. De Boer des Konings neemt den Boer. (b)  ( 173 ) AANMERKINGEN. (m) Thans kunt gy van de nuttigheid des Boers van het Kasteel des Konings, die gy by den zevenden zet eene tree voortgerukt hebt, oordeelen. Want hy konde tegenwoordig uwe Koningin met het Paard zynes Konings aanvallen, en hier op den Boer van den Raadsheer zynes Konings, om hem weder in beweging te brengen , twee treeden voortrukken. Dergelyke gevallen zyn van groote waarde en gy moet die terftond bevatten, voor al in fpellen, waar in uwe party u noodzaakt, om uw Paard voor uwe Boeren te Hellen. («) Dit fpel is op beide zyden gelyk; de witten hebben het voordeel van den zet behouden. De geene van de beide fpelers, die den Boer van den Raadsheer zynes Konings eer als de andere, door hem twee treeden voort te rukken in beweging kan brengen: zal het voordeel van de helling over den ander behouden. (a) Hy fpeelt dit Paard, om u te beletten, den Boer uwer Koningin twee treeden voorttezetten Hadde hy daar voor den Boer van den Raadsheer zyner Koningin op die ruit gerukt, waar thans haar Paard ftaat; zo zoude uwe naaste zet evenwel op die zelve wyze beftaan kunnen, als wanneer hy zo gezet had, als hy werklyk gedaan heeft. (b) Hy hadde dezen zet vermyden kunnen, als hy den Raadsheer op de derde ruit van het Paard zyner Koningin te rug getrokken hadde. Dit zal in 't volgende supplement op deze verandering uic gewerkt worden, S'  C *74 ) 3. JV. De Raadsheer des Konings neemt den Boer van den Raadsheer des Konings. Z. De Koning neemt den Raadsheer, (c) 6. JV. De Koningin op de vierde ruit van 't Kasteel des vyandlyken Konings. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. 7. JV. De Koningin neemt den Raadsheer des Konings en het Spel zal zeer goed worden. SUPPLEMENT. Op de eerfle verandering by de vierde zet der zwarten. 4* JV. De Boer der Koningin twee treeden. Z, De Raadsheer des Konings op de derde ruit van het Paard zyner Koningin. 5. JV. Het Paard des Konings op de tweede ruit zynes Konings. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. AANMERKINGEN. (O Neemt hy uwen Raadsheer niet, zo moet gy teritond den Raadsheer zynes Konings neemen, en den Boer van het Paard uwer Koningin twee treeden voortzetten, om zynen Raadsheer aan te vallen, en hem dan tegen het Paard zyner Koningin aanrukken laten , om zynen Boer met den Boer van den Raadsheer uwer Koningin weder te kunnen neemen. 6.  C 175 ) 6. JV. De Koningin op haar derde rtiic. Z. De Koning verplaast. 7. JV. De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden. Z. De Boer des Konings neemt den Boer der Koningin. 8. JV. De Boer des Konings eene tree. ra) Z. De Boer der Koningin twee treeden. (b) 9- JV. De Raadsheer des Konings op de derde ruit van het Paard zyner Koningin. Z. Het Paard des Konings op de vierde ruit des vyandlyken Konings. 10. JV. De Boer van den Raadsheer der Koningin neemt den Boer. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden. (c) AANMERKINGEN. (a) Zo hy op dezen zet het Paard zynes Konings te rug zet, geeft hy u daar door gelegenheid om uwe Boeren in het midden van het Bord te brengen. (b) Hy neemt het oogenblik waar, om den Raadsheer uwes Konings te rug te dryven, en het Paard zynes Konings een voordeelige ftand te verfchaffen. (O Hy zet dezen Boer twee treeden, om den Raadsheer zyner Koningin op de derde ruit hares Konings te kunnen ftellen. ir.  JV. Het Paard der Konijn op de derde ruit van haren Raadsheer. Z. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. (d) . TWEEDE VERANDERING. Op de vierde zet der Witten. 4- JV. Het Paard des Konings op de tweede ruit zynes Konings. (a) Z.« De Raadsheer des Konings neemt den Boer en geeft Schaak. 5- W' ®e Koning neemt den Raadsheer. JV. De Boer der Koningin twee treeden. Z. De Koningin neemt den Raadsheer. ^ina^l"5''11 op de derde ruit ™ haren Koning, (b) AAN-  C 177 ) AANMERKINGEN; (d) In deze ftelling ftaat het fpel der zwarten even zo goed als dat der witten. Het is waar op de zyde der witten is een over de vierde Linie der witten voortgetukte en onderftëünde Boer; .dog dit voordeel word door de ftelling van het Paard des zwarten Konings weder gelyk gemaakt; en dezen kan men niet anders wegkrygen, ten zy beide Paarderi tegen elkander worden uitgeruilt. Gefchied zulks , zo zouden zig de zwarte Boeren in het middenpunt vereenigen , en even zo goed als de witten eenèri bver de grenzen der zwarten heen gerukteri Boer be-: komen. (a) Tndieri men op dezen zet geen Boer verloor, zo was dit de regte plaats voor het Paard, wyl hy' daar zelfs de Boeren in het voortgaan niet kan verhinderen. (F) Dë zwarten moeten het Spel winnen, wyl zy' fienen Boer meer en het voordeel eener goede ftelling aan hunne zyde hebben. DER-  078) DERDE VERANDERING. Op de vierde zet der Witten. f » ZltKmi"®0? de ™ ™ '<è tV. De Koning neemt den Raadsheer. tV. De Boer der Koninginne treeden. Z' De Koni"gin neemt den Raadsheer. tV. Het Paard des Konings7neemt den Boer. 2. De Komngm op de derde ruit hares Konings.; J \lzs\z,%. d*de ruit ™ *- z. De Boer der Koningin eene tree. W' 7w5n <* de ruit zyner AANMERKINGEN. ^ SnV^S £* —sfelen Het is zelfs dikvvyls T^" kun"en' n«ifi in zekerheid ftaat/ S> 20 maar uwe Ko' 10.  ( 179 ) 10. TV. Het Kasteel des Konings op de ruit' van zynen Koning. Z. De Koning verwisfelt. i r. IV. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van den Raadsheer hares Konings. Z. De Boer van 't Paard der Koningin eene tree. 12. tV. Het Paard der Koningin op de tweede ruit Zyner Koningin. Z. De Raadsheer der Koningin op de tweede ruit van haar Paard. (V) VIERDE VERANDERING. Op de vyfde zet der Zwarten. 5. tV. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. Z. Het Paard des Konings op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. 6. TV. De Boer der Koningin twee treeden. Z. De Boer des Konings neemt den Boer. 7- W. De Boer van den Raadsheer der Koningin neerflt den Boer. Z. De Raadsheer des Konings geeft Schaak. AANMERKING. (b~) In deze Helling ftaan de witten voordeeliger als de zwarten, dewyl hun Hukken meer voortgertikc en in beter ordre ftaan. M 2 $  C Ho > 8 m Het Paard der Koningin op dé derde ruit van haren Raadsheer, (a) Z' «fn R,3rd ?S KTngS °P de derde r™ van zynen Raadsheer, (b) J W' èeréntë ** °P de derde ruit zv* 2T. De Koning verwisfelt. (t) io. JV. De Koning verwisfelt. Z. De Boer der Koningin eene tree. li Des^rkVJn '£ K'~ eene tree. VYFDE VERANDERING. Op.de zesde zet der Witten. JV. De Boer der Koningifftwee treeden. 2S De boer des Konings neemt den Boer. W] de?B°oerVan der Ko™Sinneémt Z. De Raadsheer des Konings geeft Schaak Z De' rÏÏ^ def K°ïngin dekt het Schaak. -Ue Raadsheer neemt den Raadsheer. AAN-  C i8i ) AANMERKINGEN. (a) Neemt party dit Paard met zynen Raadsheer' zo zoude uw fpel zig verbeteren, wyl deze zet uwe Boeren in 't midden bragt. Cb) Hier konde gy den Boer uwes Konings eene tree voortrukken en gy won daar door twee zetten. Dog als deze Boer eenmaal voort gezet is, kan hy ook de uitwisfeling des Boers dubbeld aanbieden , indien hy den Boer zyner Koningin en den Boer van den Raadsheer zynes Konings eene tree voortzette, uwe Boeren Honden dan alleen en afgezonderr. Het is dus beter 'dat gy uwe twee Boeren aan de Ipitze laat om de opening van het fpel te vermyden. Cc) Hy verwisfeld, om den Boer uwes Konings met zyn Kasteel aantevallen. Gy moet dus ook verwisfelen, om dezen Boer in geval van aanval met het Kasteel uwes Konings te onderfteunen. (d) Oogenfchynlyk ftaan de witten voordeelig, wyl zy drie zetten meer en verder voort gerukte Boeren hebben als de zwarten. Van de zyde der witten moet men zig eenig en alleen gelegen laten, den Boer van den Raadsheer des Konings zo ras mogelyk js in werkzaamheid te brengen. Deze zet kan het fpel gansch ten voordeele der witten beflufon. M 3 9-  C »82 ) ? tel^J^^ "eemt den ^adsheer. ut üoer der Koningin eene tree (a). EERSTE VARIATIE. By de tweede zet der zwarten, ^ ^eenRRaaSieCr d6S K°^s op de vierde ruit van den llaadsheer zyner Koningin. nen H^S.*^ °P ** *** A ™ Zy' f • SC S°er,der Ko"'ngin eene tree. ^ - PSstrK(^S' °P * ** » zyZ. De Boer der Koningin eene tree. W. De^Boer van den Rafdsheer der Koningin eene Z> De Koning verwisfelt (b). " «eden." ? def K«%* «I* & Desgeiyks (r),  C 183; AANMERKINGEN. (a) Dit fpel ftaat op beide zyden volkomen gelyk; uwe Boeren in het midden zyn verdeeld. Intusfchen kan men diergelyke wyzen van fpelen altoos wagen by een fpeler die men wat voorgeeft. Of fchoon men zo veel mogelyk is vermyden moet de Hukken voor de Boeren uit te zetten, zo houde ik dog dezen zet in de tegenwoordige geitel dheid voor noodwendig, om het voordeel van den zat te behouden, Egter zoud gy op dezen zet den Boer van den Raadsheer uwes Konings twee treeden kunnen laten voortrukken. Dit fpel hoe gevaarlyk het ook zyn mag, is dog zeer goed wanneer men met een fpeeler te doen heeft, die men voorgeeft. (h) Zo hy ,in plaats van te verwisfelen, den Raadsheer zyner Koningin op de vierde ruit van 't Paard uwes Konings gezet had, zo had gy uwe Koningin op de derde ruit van haar Paard moeten zetten,- daar door zoud gy het fpel gewonnen hebben. Zette hy egter dezen Raadsheer op de derde ruit zynes Konings , zo moest gy die met uwen Raadsheer neemen en hier op uwe Koningin beftendig op de derde ruit van haar Paard zetten. (c) Als hy dezen Boer niet voortgezet had, zo zoud gy den Raadsheer zynes Konings met uwe beide Raadsheeren in de engte gedreven hebben, M 4 7.  7> ! | ,\ JV. De Koning verwisfelt. Z. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings (dj. 8. JV. De Raadsheer des Konings neemt den Raadsheer. ^. De Boer neemt den Raadsheer. p. JV. De Koningin op de derde ruit van haar Paard (e). Z. De Koningin op de ruit van haar Raadsheer. 10. JV. De Boer der Koningin eene tree, Z. De Boer des Konings neemt den Boer. ir. JV. De Boer van den Raadsheer der Koningin neemt den Boer. ^' hau PaïïlT ^ Ko"ingin op de derde ruit van 12. JV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. f Z. Desgelyks. W' Dres KoninT ^ K°ningi" °P de derde mit ha* Z. Het Paard des Konings op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. ' " • Z uI^Ta '^aSteel deS K°™gseenetreeür). Cï Het Paard des Konings neemt den Raadsheer. AAN- ) ' '  C 185 ) AANMERKINGEN. Zo hy dezen Raadsheer op de vierde ruit^van het Paard uwes Konings gezet had, zo had gy denBoer uwer Koningin eene tree moeten voortzetten; en had hy het Paard uwes Konings met zynen Raads» heer genomen, zo had gy hem denzelven met den. Boer van uw Paard weder neemen moeten om uw Kasteelen beter in 't Spel te brengen die als dan de, Boeren die den vyandlyken Koning bedekken aan-' grypen moesten. (e) Uwe Koningin valt twee Boeren aan, en uw party kan ze beide niet anders onderfteunen, als door zyne Koningin op de ruit van haren Raadsheer te (lellen. Deze ftelling vind dikwils in de eerfte zetten van een yder Spel plaats, en dikwerf bevind zig party in de onmogelykheid, zyne beide Boeren op eenmaal te kunnen onderfteunen. (ƒ) Als hy dezen Raadsheer op de vierde ruit van het Paard uwer Koningin gezet had, zo hadt gy den Boer uwes Konings met uwe Koningin moeten onderfteunen. (g) Verdubbelde Boeren die niet verftroyt ftaan, bezitten dezelve kragt als de anderen; zomtyds zyn ze ruim zo voordeelig. M 5 15.  C 186*) JÜ hefCdl3" faH«**« Konings neemt Z. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree 0> * S!s!ZIm ? ***** K°™& «wee treeden. -2". De Koningin op haar tweede ruit. 4 De Koning op de tweede ruit van zyn Paard (/> TWEEDE VARIATIE. Op de tweede zet der zwarten. tV. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. 311 tree 5.Van ** dèr Koningin eene Z' Et^S^K0^ twee treed^ Z. De Boer des Konings neemt den Boer AAN.  ( i8? ) [AANMERKINGEN. Hy zet dezen Boer, om uw Paard te beletten , den Boer zynes Konings aantevallen. Hy zoude fomtyds genoodzaakt zyn hem met zyn Kasteel te onderfteunen, en gy zoud daar door tyd winnen,om uw Kasteel op de Colomme van den Raadsheer uwes Konings te verdubbelen. Hier verdient aangemerkt te worden, dat byna in alle gevallen, de geene die met verdubbelde Kasteelen eene opening vermeesteren kan, beftendig voordeel heeft. De Party moet dus daar op bedagt zyn; dat de andere dergelyke toegangen niet verwinne. In deze ftelling moeten de witten party zoeken te bewegen, dat hy den Boer zynes Konings eene tree voort zet, om een Paard op de vierde ruit van dezen Koning, door twee Boeren onderfteunt te kunnen zetten; dit zoude het Spel ten voordeele der witten beflisfen. Deswegens moeten de zwarten op middelen denken, om hun Kasteelen tegen over de vyandlyke Kasreelen agter elkander te ftellen, om den Boer van den Raadsheer der Koningin tweerreeden voortterukken , om hem in werkzaamheid te brengen. (a) Hy maakt voorbereiding, om den Boer zyner Koningin twee treeden te kunnen voortrukken, en zyn uitzigt daar by is den Raadsheer uwes Konings van zyn rigting af te brengen, met zyn Boeren het midden te bezetten en u het voordeel van den zet weder aftewinnen. (h) Hy had ook om zyn plan te volgen den Boer zyner Koningin twee treeden kunnen voortzetten dat in de eerfte verandering zal worden uitgevoerd. 'AAN.  ( 188 ) 4. »*. De Koningin neemt den Boer. Z. De Boer der Koningin eene tree (V). f ueede? f dM R-^er des Konings twee *De^ den Raadsheer. *meet des Ko™gs neemt W' teden! ^ ^'^^ der koningin twee § De Boer der Koningin eene tree (è% W' de^Boer!" ** neemt Z. De Boer des Konings neemt den Boer (ƒ> 9» W. De Boer des Konings eene tree £ DeBoer van den Raadsheer der Koningin eene io. w: Dh« zriizè(S**roit ™ den Raads- AAN-  C i8p ) AANMERKINGEN. (c) Zo hy het Paard zynes Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer gezet had. Zo had gy dit Paard met den Boer uwes Konings moeten aanvallen, en door dezen zet, zoud gy meer zetten gewonnen hebben. {d} Wyl hy den Raadsheer uwes Konings met den Boer zyner Koningin niet van zyne rigting kan afbrengen , zo ftelt hy tegen den Raadsheer uwes Konings den Raadsheer zyner Koningin. Had hy in plaats van dezen zet den Boer van den Raadsheer zynes Konings twee treeden voortgetogen , had gy den Boer uwes Konings moeten voortrukken. Ce) Hy doet dezen zet, om uwe Boeren in het midden te verftroojen, of zig z /lfs met nadruk aan de zyde zyner Koningin vast te zetten. Het was flegt gefpeelt, zo hy den Boer van den Raadsheer zyner Koningin tegen uwe Koningin zetten wilde. Deze zet is 't onderwerp der tweede verandering. (f) 'Als hy hem met den Boer van den Raadsheer zyner Koningin weder nam,zoude dat een flegte zet zyn; zyne ftukken zoude daar door ingefloten worden en minder plaats inneemen als de uwen. (g) Gy zoud qualyk fpelen zo gy met uweKonin• gin fchaak bood. Gy moet haar noit van her middenpunt ontvoeren maar veel meer onder uwe Boeren bewareh, voor al by den aanvang van het fpeL ii.  C 158) ir. tV. Het Paard des Konngs op de derde ruit van "zynen Raadsheer. 1 Z. De Boer der Koningin eene tree (b). 12. TV. De Koning verwisfelt. Z. De Koningin op haar vierde ruit. IV. Het Kasteel des Konings op de ruit zyner Ko- ningin O'). Z. De Koning verwisfelt (k). 14. IV. De Boer van 't Paard der Koningin eene tree. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zvn Kasteel. J 15. IV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haar Kasteel. Z. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit van zynen Koning. 16. IV. De Raadsheer der Koningin op de tweede- ruit van het Paard zyner Koningin (7). EERSTE VERANDERING. In deze tweede Variatie op de derde zet der zwarten. 3. IV. De Boer der Koningin twee treeden. Z. Desgelyks. AAN-  C w ) AANMERKINGEN. (h) Hy zoude zeer flegt gefpeelt hebben, zo hy den Boer van den Raadsheer zyner Koningin voortgezet had. Ik wil het in eene verandering- by dezen zet toonen hoe veel het by een troup Boeren aankomt, dat mengde geene die aan de fpitze ftaat voorzet. (i) Deze zet is zeer wigtig om party te verhinderen den Boer van den Raadsheer zyner Koningin voor te zetten; want zo gy zulks toelaat, zoude hy op uwe grond twee Boeren aan de fpitze nevens elkander (lellen en den Raadsheer zynes Konings eene voordeelige uitgang bezorgen. (k) Had hy den Boer van 't Paard zyner Koningin twee treeden voortgetogen, zoud gy door zyne Koningin met het Paard uwer Koningin aantevallen eenen Boer gewonnen hebben. (/) Dit Spel ftaat volledig gelyk. De Helling van den eenen is even zo goed als van den anderen ; De beide Raadsheeren ftaan aan wederzyden onder het zelve bedwang, en de Kasteelen zyn vry. 4-  C lp* ) 4; IV. De Boer des Konings neemt den Boer-: Z. De Boer van den Raadsheer der Roningin neemt den Boer. tV. De Raadsheer des Konings geeft Schaak (ai Z. De Raadsheer dekt het Schaak. 6. tV. De Raadsheer des Konings neemt den Raadsheer. Z, Het Paard der Koningin neemt den Raadsheer. 7- IV. De Boer der Koningin neemt den Boer. Z. Het Paard der Koningin neemt den Boer. 8. tV. De Koningin op de tweede ruit hares Konings* Z. Desgelyks (*). 9- W Het Paard der Koningin op de derde ruit van ha» ren Raadsheer. Z. De Koning verwisfelt. io. tV. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van den Raadsheer hares Konings. Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. ii. tV. De Koning verwisfelt (c), 12.  ( IS>3 ) AANMERKINGEN. (a) Zo gy in plaats van Schaak te geven, dezen Raadsheer op de derde ruit uwer Koningin te rug getrokken had, zoud gy zo wel het voordeel van den zet als van de Helling verloren hebben; wyl hy terftond door den Boer zynes Konings voorttezetten het midden zoude bemagtigd hebben. (b) Als hy dit Paard op eene andere wyze onderfteunt had, zoude hy het verloren hebben. Indien gy onmiddelyk den Boer van den Raadsheer uwes Konings twee treeden voortgezet hadde. (c) In deze Helling moeten de witten hoofdzakelyk twee dingen betragten; voor eerst den Raadsheer der Koningin te behouden , die door zyne plaatzing den vyandlyken Koning in toom houd; ten tweeden den Boer der Koningin aantevallen, die, wyl hy van de overige Boeren verwydert is , maar alleen door Hukken kan worden onderHeunt. Het is altoos voordeelig eenen afgezonderden Boer aantevallen, al was het maar om de Hukken der party te bemagtigen. N TWEE-  C 194 ) TWEEDE VERANDERING. In de tweede Variatie op de zevende zet der zwarten. ' 7. W' treeden1 ^ ^ Raadsheer der Kóningin twee Z' ueeB(5)Van Raadsheer der Koningin eene 8. IV. De Koningin op haar derde ruit. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zv nen Raadsheer. y IV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. Z. Desgelyks. 10. IV. De Boer van 't Kasteel der Koningin eene tree m Z. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit zvnes Konings. J 11. IV. Het Paard des Konings op de derde ruit van zvnen Raadsheer. 3 Z. De Koning verwisfelt. 12. IV. De Boer van 't Paard des Konings eene tree (e) Z. Het Paard der Koningin op de vierde ruit van haar Kasteel (d). 13. IV. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. AAN-  ( 195 ) AANMERKINGEN. (a) Deze zet beflist het winnen van het Spel, men durft hem geen gelegenheid meer geven, óm den Boer zyner Koningin voort te zetten. Kunt gy het daar heen brengen, zo zoud de Raadsheer zyner Koningin ingefloten blyven, en uwe Hukken winnen by gevolg meer ruimte als de zynen. Q) Deze «et is noodwendig wyl hy uwe Koningin met het Paard der zyne zoude aangevallen hebben. Daar door had hy op de vierde ruit zyner Koningin een ftuk meer behouden om in 't vervolg den Boer zyner Koningin te kunnen .laten voortrukken, en door dit middel waren dan zyne ftukken vry geworden,i (c) Zo gy dett Raadsheer uwer Koningin op de derde ruit hares Konings getogen had, zoude hy het Paard zynes Konings op zyn vyfde ruit geftelt hebben om uwen Raadsheer te nemen en daar door hadde hy met een den Raadsheer zynes Konings vry gemaakt. Buiten dien is het ook voordeelig dat men zo veel mogelyk is een Raadsheer van de Couleur des vyandlyken Raadsheers 'zoekt te behouden. Men heeft zig byna in alle gevallen voor de rigtingen der Raadsheeren in agt te neemen, en men kan zig met beter daar tegen in zekerheid ftellen, als met Raadsheer tegen Raadsheer te zetten. (d) Hy zet dit Paard om het tegen uwen Raadsheer om te ruilen. N % 24.  ( i9<5) 14. JV. Het Kasteel der Koningin op de ruit zyner Koningin. Z. Het Paard des Konings op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings.' 15. W. De Raadsheer der Koningin op de ruit van het Paard hares Konings (e) Z. De Boer van 't Kasteel der Koningin eene tree (ƒ). 16. JV. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. JV. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. Z. Het Paard des Koning op de vierde ruit van zyn Kasteel. 18. JV. Het Paard der Koningin op de tweede ruit hare* Konings. Z. Het Paard der Koningin op de vierde ruit van haar Kasteel (g). 19. JV. De Koning verwisfelt (h). AAN.  ( 197 ) AANMERKINGEN. (e) Alle deze zetten is niet voor te vreezen; zy verfpreijen uw middenpunt niet, en gy kunt dit Paard, zo ras gy het goedvind weder te rug zetten. Hier uit knnt gy zien, dat een waare aanval maar met meer vereenigde (lukken en uiterlyk maar met een of twee gedaan moet worden. (f) Hy zet dezen Boer, om het Paard uwer Koningin te verhinderen, den Boer zyner Koningin aantevallen. (g) Had hy dit Paard, in plaats van het weg te zetten door zyne Koningin op de derde ruit van haar Paard laaten onderfteunen, zoud gy den Boer van het Paard uwes Konings terftond hebben moeten voort • zetten. (h) In deze gefteldheid moeten de Witten het winnen, zo zy den Boer der vyandlyke Koningin het voortrukken beletten kunnen, en zig niet met het voortzetten der Boeren op de regte zyde overhaasten, dat de Koning buiten ftaat gefteld word, om ze te onderfteunen N 3 DER-  ( '93 ) DERDE VERANDERING. In de-tweede Variatie, op de elfde zet der Zwarten. ' . < .' _.v^. '.Ji.. IV. Het Paard des. Konings op de derde ruit van zv- nen Raadsheer. Z. De Boer vanden Raadsheer der Koningin eene tree. ; • 12. W. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. Z. Dë Raadsheer des Konings geeft fchaak. 13. tV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer, (a) Z. Het Paard des Konings op de tweede ruit zynes Konings. 14. IV. De Koning verwisfeld aan de zyde van zvn Kasteel. ( 3 Z. Het Paard des Konings op de vierde ruit van zvnen Raadsheer, (b) 3 15' -BBÜ Va IV. Het Kasteel der Koningin op de ruit zyner Koningin, (c) Z Het Paard des Konings neemt den Raadsheer lö. tV De Koningin neemt het Paard. Z. Het Paard der Koningin op de tweede' ruit hares . Konings, * '' J"' 01931-6 • i'.or,ïd\: r;.;-2I' ; in .•?sp.ii *p ge Koning op de ruit van zyn Kasteel, (d) ' Z. De Raadsheer des Konings neemt het Paard, (e) AAN-  ( *99 ) AANMERKINGEN. (ft} ü!'/X ".:J a sG ,S Zo hy uw Paard, neemt, wind gy vast den Boer zyner Koningin, wyl hy door geen andere Boer onderfteunt kan worden, en gy hem met alle uwe Hukken aanvallen kunt. (&) Hy fpeelt dit Paard om uwen Raadsheer uit den weg te ruimen, en in 't vervolg" zynen Raadsheer tegen uwe Koningin en Koning te rigten; dat zeer gevaarlyk voor u weezen zoude. (c) Gy.zet. dit Kasteel, om hem te noodzaaken, of den Boer zyner Koningin te onderfteunen, of het Paard uwer Koningin te neemen. (d) Gy had den Boer zyner Koningin met uw ' Paard neemen en hier op uwe Koningin op de vierde ruit hares Konings zetten kunnen om zyn Paard aan tc vallen. Wyl hy egter zyne Koningin door fchaakbieden , vryen uitgang zoud verfchaft hebben is deze zet noodwendig. .« (e) Wyl hy den Boer zyner Koningin niet langer onderfteunen kan, zo ziet hy zig genoodzaakt uw Paard te neemen, om dezen Boer te behouden. N 4 l8'  ( 200 ) i8. JV. De Boer van 't Paard der Koningin neemt den Raadsheer. Z. De Koningin verwisfelt Cf) DERDE VARIATIE. Op de derde zet der Zwarten, i. JV. De Boer des Konings twee tweeden. Z. Desgelyks. tiJisv'"* Xl ^iiiüok^fl** rankioV» .'-'t' f ' : IV. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. Desgelyks. 3- fV, De Roer van den Raadsheer der Koningin eene tree Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. 4- JV. De Boer der Koningin twee treeden. (a) Z. De Boer des Konings neemt den Boer. ; 5- JV. De Boer van deu Raadsheer der Koningin neemt den Boer. (b) Z. De Raadsheer des Konings geeft fchaak (V) 6. 1 JV. De Raadsheer der Koningin dekt het fchaak. Z. De Raadsheer des Konings neemt den Kaadsheer. 7- JV. Het Paard der Koningin neemt den Raadsheer. Z. De Boer der Koningin gaat twee treeden. (d) AAN-  C 2°I ) AANMERKINGEN. (ƒ) In deze gefteldheid moeten de Witten het winnen. Het komt maar daar op aan, dat party met word toegelaten den Boer zyner Koningin in werkzaamheid te brengen, en dat gy het centrum behoud, zonder u met het voortrukken uwer Boeren te overhaasten. O) Gy kunt dezen Boer maar eene tree laaten doen; maar dan waare uwe (telling weder dezelve, die in de eerfte Variatie aangegeven is. . (b) In plaats van dezen Boer te neemen koude gy ook den Boer des Konings eene tree voortrukken. Dit was een zeer goede zet tegen eenen Speler die men. een voordeel toelaat, gelyk uit eene verandering over dezen zetjblyken zal. Cc) Het eerfte Spel in het eerfte deel bewvsr, dat als deze Raadsheer op de derde ruit van It Paard der Koningin te rug getrokken word, men zyn party vrye hand laat om zyne Boeren midden op het Bord te brengen. (d) Hadde hy dezen zet niet gedaan, zo had gy tyd gewonnen om het centrum met uwe Boeren in te neemen. Het voordeel daar uitfpruitende is reeds meermaalen aangewezen. N 5 8'  ( 202 ) 8. IV. De Boer des Konings neemt den Boer. Z. Het Paard des Konings neemt den Boer. 9- W' pLrd°n("fin ^ °P de derderuit van haar Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. 0 JV. Het Paard des Konings op het tweede ruit van zynen Koning. Z. De Koning verwisfelt. JV. Lte Koning verwisfelt'op de zyde van zyn Kas- Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van het Paard zyner Koningin. (/) 12. M De Raadsheer des Konings op de derde ruit van zyne Koningin. Z. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. 13. - • - - ds IV. De Koningin op de tweede ruit van haren Raadsheer. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree.' 14. JV. De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden- (g) ö Z. Desgelyks. (b) IV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van den Raadsheer hares Konings. [ Z. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zy- ner Koningin. J AAN-  ( 203 ) AANMERKINGEN. i-.n;:. u-ï obisiv sb qo 'Y ■■ - '« (e) Gy konde 'ook met uwe Koningin op de tweede ruit hares Konings fchaak geven; dog deze zet zoude uw party in ftaat ftellen, om den Raadsheer zyner Koningin voort te zetten. En derhalven moet rhen zig altyd hoeden zyne Koningin op de li. nie te zetten waar op haar Koning ftaat, als deze linie opea. en van Boeren ontbloot is. -aaii' . oigninóri ub Izjïcz'A V i ^- I s-Cl .IS. '(ƒ) Hy'fpeelt dit Paard, om den Raadsheer zyner Koningin te. kunnen voortzetten, of zich van den Raadsheer uwes Konings los te maaken. i Yi I SI S ü Yi h .5L 3 V , tab ix o&zv sb vd xsémW: abisb t«b el. (g) Gy zet dezen Boer voor om de Boeren te verftroojen die zynen Koning dekken. .■;"! "^ni.to/T fib ' "':! afl >V« • ■ *' ii in 31 337j". ... (JO Bij • ■. '! 8Q .X Daar hy'den Boer van den Raadsheer zynes Konings voort getogen had, zo moest gy een van uwe Paarden op de vierde ruit des vyandlyken Konings zoeken te brengen. In deze ftelling kan hy door geen ftuk, dat niet genomen word, uit de plaats verdrongen worden; en te gelyk vereenigt gy uwe Boeren op het midden punt. m  ( *°4 ) i6. TV. Het Paard der Koningin op de vierde ruit van den vyandelyken Koning. Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van den Raadsheer hares Konings. 17. IV. Het Kasteel der Koningin op de ruit' zyner Koningin. Z. Het Paard des Konings top de vierde ruit zytier Koningin. 18. IV. De Koningin op haar tweede ruit (Jt) Z, De Boer van 't Kasteel der Koningin twee treeden. 19. IV. Het Paard, des Konings op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. (7) VERANDERING. In deze derde Variatie by de vyfde zet der Witten. t IV. De Boer des Konings eene tree. Z. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. (#) 6. TV. De Boer van den Raadsheer der Koningin neemt den Boer. Z. De Raadsheer des Konings geeft fchaak. 7- IV. De Raadsheer der Koningin op de tweede ruit der Koningin rh) Z. De Raadsheer des Konings neemt den Raadsheer AAN-  AANMERKINGEN. (/') Hy wil uwe Boeren niet te famen ftooten laaten terwyl hy uw Paard neemt. (k) Deze zet is noodwendig om hem te beletten zyn Paard op de derde ruit uwes Konings te zetten. (/) In deze tegenzydfche ftelling zoude ik de Witten den voorrang geven en wel wegens de plaats die het Paard der Koningin inneemt. Intusfchen houde ik het ook daar voor dat dit voordeel niet genoegfaam is om het fpel te beflisfèn De zwarten durven het Paard niet neemen. voor dat zy een van de Boeren die het onderfteunen aan die zyde gebragt hebben. Dit konde bevordert worden, .als de Boer van den Raadsheer der zwarte Koningin tegen den Boer der witten uitgewisfeld wierd; beide fpellen zouden dan gelyk zyn. (d) Als hy zyn Paard te rug getrokken had, konde gy door dezen eenigen zet het fpel winnen. (b~) Gy kon het fchaak ook door het Paard van uwe Koningin dekken , als gy hem op de derde ruit van haren Raadsheer zette. Speelde uwe party hier op het Paard zynes Konings op de vierde ruit uwes Konings dan zoud gy middel vinden om uw centrum te onderfteunen. De beste zet die hy in deze ftelling doen kan is de Boer zyner Koningin twee treeden voorttezeten. 8.  ( 2o6 ) TV. Het Paard der Koningin.'neemt' dén Raadsheer. Z. De Boer der Koningin eene tree. (c) 9. TV. De Koningin op de tweede ruit hares Ko^ nings, (d) Z. De Boer der Koningin neemt den Boer. 10. TV. De Boer der Koningin neemt den Boer. Z. Het Paard des Konings op de tweede ruit zyner Koningin. ir. JV. De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree. 12. TV. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings neemt den Boer. (V) VIERDE VARIATIE. Op de derde zet der zwarten. 1. TV. De Boer des Konings twee treeden. Z Desgelyks. 2. TV. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. Desgelyks. AAN-  ( «07 ) AANMERKINGEN. (c) Hadde hy dezen Boer twee treeden voortgezet zoude uw centrum in zekerheid zyn geweest. (d) Als gy den Boer van den Raadsheer uwes Konings twee treeden voortgezet had, zoude hy uwe Boeren hebben kunnen verdeelen, wyl hy den Boer van den Raadsheer zyner Koningin twee treeden voortgetogen had. (é) Uit deze zetten ziet men, dat de zwarten, daar zy alle zetten goed gedaan hebben, zo ver gekomen zyn, van de Boeren in 't centrum der Witten te verftroojen. Myn oogmerk by deze Veran ■ dering is, te bewyzen hoe gevaarlyk het is, eenen van de twee Boeren die in 't middenpunt nevens elkander ftaan, voorttezetten, eer party de uitwisfeling van een der Boeren tegen een van de zynen , die in ftaat is om ze te verftrooyen voorgeflagen had. Had hy integendeel den Boer zyner Konin gin, zo als den Boer zynes Raadsheers maar eene tree laten doen, en een van beide twee treeden getogen zoude uw centrum in zekerheid gebleven zyn.  C co3 ) 3- TV. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. Z. De Koningin op de derde ruit van den Raadsheer hares Konings. (a) 4- TV. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. (&) Z. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer, (c) 5- TV. De Boer van 't Paard der Koningin twee treeden. 00 Z. De Raadsheer des Konings op de derde ruit van het Paard zyner Koningin. 6. TV. De Boer van 't Kasteel der Koningin twee tree den. Z. De Boer van 't Kasteel der1 Koningin eene tree. (e). 7- IV. De Boer der Koningin eene tree. Z. Desgelyks. 8. TV. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree. Z. Desgelyks. 9- TV. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. Z. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings (ƒ) 10. TV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haar Kasteel. Z. Het Paard des Konings op de tweede ruit zynes Konings. AAN-  ( 2cq ) AANMERKINGEN. (#) Hy hadde ook in plaats van dezen zet, zyne Koningin op de vierde ruit van 't Kasteel des witten Konings kunnen zetten. Dit word in de eerfte verandering uit gevoert. (F) Hy noodzaakt u om het Paard uwes Konings voor uwe Boeren te ftellen; Gy moet egter na de eerfte zetten het zelve weder tragten te werk te ftellen. Gy had zynen zet ook met uwe Koningin kunnen bejegenen • dog zy ftaat op haare ruit beter, wyl zy aldaar van dienst is om de Boer dezer Koningin met geweld op den Raadsheer zynes Konings te laten los gaan. (c) Hy zet dit Paard om u aftehouden van den Boer uwer Koningin twee treeden voorttezetten, ondertusfchen kan men deezen zet dan nog wagen; gelyk in de tweede verandering zal te zien zyn. (d") Het is niet altoos voordeelig, om de Boeren, op 'de vleugels voorttezetten, en men moet dezen zet met veel overleg doen. (e) Als hy dezen Boer twee treeden voort gezet hadde, dan had gy den uwen tegen zyn Paard "moeten laten aanrukken, volgens de voorgefchreven regel , van den aangevallen Boer altyd voorttezetten. (ƒ) Wyl hy niet in ftaat is, om den Raadsheer uwes Konings uit zyne plaats te brengen, zo bedient hy zig van den Raadsheer zyner Koningin om die oogmerk in 't werk te ftellen. O li.  C 2IO ) JV. De Raadsheer des Konings neemt den Raadsheer. Z. De Koningin neemt den Raadsheer (g). 12. JV. Het Paard der Koningin op de vierde ruit van haren Raadsheer. Z. De Koning venvisfeld op de zyde van zvn Kasteel (b). r3- JV. Het Paard der Koningin neemt den Raadsheer. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin neemt het Paard. 14. JV. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van den Raadsheer zynes Konings. Z. Het Paard des Konings op de ruit van den Raadsheer zyner Koningin. JV. De Koning verwisfeld op de zyde van zyn Kasteel. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden. 16. JV, De Boer .des Konings neemt den Boer (/). Z. De Koningin neemt den Boer (k). EERSTE VERANDERING. In de vierde Variatie op de derde zet der zwarten. 3- JV. De Boer van den Raadsheer der Koningin ee. ne tree. Z. De Koningin op de vierde ruit van 't Kasteel des vyandlyken Konings. AAN-  (211 ) AANMERKINGEN. (g) Hy konde ook dezen Raadsheer met den Boer wederneemen, en het waare geen flegter zee (b) Als hy op de zyde zyner Koningin verwisfeld had, zoude hy u het voordeel van de (telling gegeven hebben. (*) Had gy dezen Boer niet genomen, zoude hy hem nog een tree verder tegen uwen Raadsheer hebben voortgerukt, die daar door uit zyn plaats zoude verdrongen worden. Daar door zoude hy in ftaat gefteld zyn, met zyne Boeren den aanval op de zyde uwes Konings te doen. (k) Als de witfen in de tegenwoordige (telling daar op bedagt zyn, om den Boer van den Raadsheer hares Konings tegen den Boer des "vyandlyken Konings uittewisf'cn, zal het voordeel van het fpel aan hare zyde zyn. Oa 4.  (21* ) 4- JV. De Koningin op de tweede, ruit hares Konings. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. 5- JV: De Boer der Koningin eene tree. Z. Het Paard des Konings op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. 6*. JV. De Boer van 't Paard des Konings eene tree (a). Z. De Koningin op de derde ruit van den Raadsheer hares Konings (b). JV. Het Paard des Konings op de derde ruit van zyn Kasteel (c). Z. De Boer der Koningin eene tree. 8. , •, . - - • . JV. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit des vyandlyken Konings ( W. De Boer der Koningin twee treeden. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zyn Kasteel (e). 7. TV. De Raadsheer der Koningin op de derde ruit hares Konings. Z. De Koningin op de derde ruit van haar Paard. 8. W. De Koningin op haar tweede ruit. Z. Het Paard des Konings op de tweede ruit van zynen Raadsheer (g). TT. De Boer der Koningin neemt den Boer van den Raadsheer (Z>). Z. De Raadsheer des Konings neemt den Boer, 10. TV. De Raadsheer der Koningin neemt den Raadsheer. Z. De Koningin neemt den Raadsheer. TV, Het Paard der Koningin op de derde ruit van haar Kasteel (t). Z. De Boer van 't Paard des Konings twee treeden (£). AAN-  ( "7 ) AANMERKINGEN. (). Z. De Koning op zyn tweede ruit. AAN-  ( *'9 ) AANMERKINGEN. (/) Hy zet dezen Boer met oogmerk om het Kasteel zynes Konings een' vryen uitgang te verfchaffen; en als gy hem tyd laat, om nog eene tree voorttegaan kon hy uwe agterfte Boeren aanvallen en verftroojen. (tri) Wyl zig het Paard uwes Konings op zyn vyfde ruit begeven kan, nadien hy door twee Boeren onderfteunt word; zo neemt hy dezen Boer om het Paard zynes Konings een bequame post te bezorgen. _ (n)'tHy zet dit Kasteel om de open linie te bemagtigen en dit is eeu voorbeeld van zulke gevallen waar in men een Kasteel voor een ander ftuk opofferen kan. Ik vooronderftel dat gy uwe linie niet met uw Paard toefluit; hy zoude anders zyn Kasteel op de vierde ruit van het Paard uwes Konings zetten, daar hy op beide zyden van twee Boeren onderfteund wierd en het ook niet anders mogelyk is hem te neemen als met zyne Boeren te vereenigen.i (o) Hy zet dit Paard met oogmerk hem op de vierde ruit van het Paard uwes Konings te zetten en hem tevens dezelve ftelling te geven, die de uwe heeft. (ƒ>) Door dezen zet verbreekt gy 'de rigting zy. ner Koningin en brengt uwe beide Paarden in verbinding, om den Boer zynes Konings aantevallen en te neemen. 18.  ( 220 ) IV. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit zynes Konings. Z. De Raadsheer der Koningin op de tweede ruit l zyner Koningin. 19. tV. De Koning veroisfeld op de zyde van zvn Kasteel (q). J Z. Het Kasteel .der Koningin op de ruit van haren Raadsheer. ao. tV. Het Kasteel der Koningin op de ruit van haren Raadsheer (>}. AAN.  ( 221 ) AANMERKINGEN. (q). Het was gevaarlyk, den Koning op de zyde van zyn Koningin te laten verwisfelen; wyl daar door uw party zynen aanval op uwen Koning veel gemaklyker formeeren konde. Buiten dien zo moet gy ook in de tegenwoordige gelleldheid uwen Koning op de derde ruit van zyn Paard zoeken te brengen, om het Paard van den vyandlyken Koning in te fluiten en te gelyker tyd uwe Boeren te onderfteunen. (r) Deze zet is noodwendig om hem te verhinderen zig van de linie meester te maken terwyl hy uw Paard met het zyne neemt, en zig dezen weder van den Boer des Raadsheers uwes Konings nemen laat'. Deze Helling zoude maken dat hy het fpel zoude" winnen daarom moet men altoos Kasteel tegen Kasteel zetten, en den vyand noit vrye toegangen overlaten. In de tegenwoordige gelleldheid bevinden zig beide fpellen byna gelyk. Dog de witten hebben een foort van voordeel dat een Boer van hun op den bodem der zwarten voortgerukt is. De  ( sas ) De GAMBIT van SALVIO. -t. ■(■•..> Witten. De Boer des Konings gaat twee treeden. Zwarten. Insgelyks. ' . ! ' "-,U't • ttf'ft. Bi'. !';'n-)'l'"i r;-!-. .-, i . W. De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden. Z.. De Boer des Konings neemt den Boer. 3- W. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. Z. De Boer van 't Paard des Konings twee treeden. 4- W. De Raadsheer des Konings op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. 5. Z. Het Paard des Konings op de vierde ruit van den vyandlyken Koning. Z. De Koningin geeft Schaak. 6. " :. W. De Koning op de ruit van zynen Raadsheer. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer (a). c/r-'': ■ □ -w.'■'<'• •' fiC nalbql S»böd j 1 h W. De Kóningin op de ruit hares Konings (£). Z. De Koningin neemt de Koningin (e). 8. W. De Koning neemt de Koningin. Z. Het Paard neemt den Boer des Konings (d). AAN,  C 2»3 ) AANMERKINGEN (a) Doctor salvio geeft in zyne verhandeling gédrukt te Napels in het Jaar 1723. deze verdediging van den Gambit op; maar zonder ergens eene Combinatie te doorgronden en de menigte der zetten, die in dit Spel alle oogenblik ontflaan en op elkander volgen, moest hem de ontlediging en berekening van dit Spel zeer moeielyk zyn. (b) Men kan dezen zet op verfcheidene wyze doen, ondertusfchen zyn 'er maar twee die men wagen kan. De eerfte als men met den Raadsheer den Boer neemt en Schaak bied; de tweede als men den Boer der Koningin twee treeden voortzet. Dit maakt den inhoud der twee eerfte veranderingen uit. (c) Had party in plaats van uwe Koningin te neemen, den Boer van 't Paard zynes Konings voortgezet, had gy terflond met den Raadsheer de Boer van den Raadsheer zynes Konings neemen, Schaak geven en hier op uw Paard op de derde ruit uwes Konings ftellen moeten. Cd) Als hy in plaats van uwen Boer met zyn Paard te neemen, den Boer zyner Koningin óp uw Paard gezet had* had gy daar tegen den Boer van den Raadsheer zynes Konings met uw Paard nemen, en uwe beide ftukken tegen twee Boeren en een Kasteel moeten opofferen. Dit word in de derde verandering uitgevoerd. 9-  ( 224 ) 9- JV. De Raadsheer des Konings neemt den Boer en geeft Scnaak. Z. De Koning op zyn tweede>uit (e). 10. JV. De Raadsheer des Konings op de derde ruit van 't Paard zyner Koningin (f ). Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer (g). ir. JV. De Boer der Koningin twee treeden. Z. De Boer der Koningin, eene tree (b). is. JV. Het Paard des Konings op de derde ruit zyner Koningin. Z. De Boer des Konings of des Gambits eene tree (Y). JV. De Boer van 't Paard des Konings neemt den Boer. Z. De Boer neemt den Boer. 14- JV. De Koning op de tweede ruit van'zyn Raadsheer. Z. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. 15- JV. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van 't Paard des vyandlyken Konings. Z. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. 16. JV. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. Z. Het Kasteel der Koningin op de ruit van haren Koning (£). AAN-  ( ) AANMERKINGEN (e) In geval hy zynen Koning op de ruit zyner Koningin gezet had, had gy den Raadsheer uwes Konings te rug moeten zetten , om hem met uw Paard een dubbeld Sthaak te geven, of te maken dat hy een zet te kort quam. (f) In deze Helling moet gv of een Boer winnen of de uitwisfeling van het Kasteel zynes Konings tegen uw Paard bekomen. (g) Als hy den Boer zyner Koningin eene trèé voortgerukt had, moest gy zyn Kasteel met uw Paard aanvallen, en dan met het zelve Paard den Boer zyner Koningin neemen, terwyl den Raadsheer uwes Konings zyn Kasteel ingefloten hield. (-&) Gy zoud flegt fpelen, als gy met uw Paard zyn Kasteel aanviel, wyl hem de te rug weg afgefneden waar, en gy hem verliezen zoud, zo gy hem met geweld voortzette. (c) Hy zet dezen Boer voor, wyl hy hem niet langer onderfteunen kan, gy moet hem buiten twyfef neemen; want ieder afgezonderde en op uwen grond en bodem over gegaane Boer moet verloren zyn. (/t) In deze Helling hebben de Witten gewis het voordeel op hare zyde, wyl haare ftukken beter als de zwarten geordent zyn. Ondertusfchen is deze wyze van Gambit te fpelen niet voordeelig tegen een Speler die men een ftuk vooruit geeft, fchoon het te gelyk zeer goed is als men elkander geen voordeel voor uitgegeven heeft. p EER-  ( 226 ) EERSTE VERANDERING. In deze Gambit by de zevende zet der witten , met eene Variatie op de zevende zet der Zwarten. ranniw rx>8 1- , ,., kfl ,>;/ , /F. De Raadsheer des Konings geeft Schaak terwyf hy den Boer neemt. Z. De Koning op zyn tweede ruit (d). Suw'^iiïtM'^1 : Jm"^ '.: • ;' V: ":r;s tV. De Raadsheer des Konings op de derde ruit vaó het Paard zyner Koningin (£). Z. De Boer der Koningin eene tree (e); 9- tV Het Paard des Konings op de derde ruit zyner Koningin (/). Z. Het Paard des Konings op de vierde ruit van zyn Kasteel. io. tV. De Koningin op de ruit hares Konings. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree (O* AANr  AANMERKINGË N. (a) Salvio laat den Koning op de ruit zyner Koningin te rug gaan, maar nog meer combinatiën, na myn gedagten ftaat de Koning beter op zyn tweede nut, op dat; men intusfchen over dezen zet beter oordeelen kon, wil ik hem ook na de wyze van .Salvio en wel in eene Variatie op- de zevende zet \ der zwarten uitvoeren. (V) Gy zyt genoodzaakt dezen Raadsheer te rug te zetten, om het vérlies vau een ftuk te niyden. (c) Als hy den Boer uwes Konings met zyn Paard genomen [had , had gy uwe Koningin op de ruit uwes Konings zetten, cn den ruil van uwe Koningin tegen de zynen moeten aanbieden; dit zoude uw fpel in eene verdedigende ftand brengen, hadde hy in plaats van dezen. Boer voortterukken, zyn Paard op de vierde ruit van 't Kasteel zynes Konings gezet, zo moest gy den Boer van 't Paard zynes Konings met uwe Koningin neemen, hem dan uwKoning en Kasteel een Schaak met zyn Paard laten geven, met uw Boer zyn Paard neemen en üw Kasteel opofferen en zo zoude uwe ftelling zeer goed zyn. (dj Deze wykplaats is zekerlyk voor uw Paard zeer flegt; dog zo gy zyn Kasteel had aangevallen zo Was uw ftuk zeer in gedrang geraak t,de oorzaak van deze zo bezvvaarlyke ftelling is , dat uw party zynen Koning by den zevenden zet op zyn tweede ruit geftelt heeft. (e) Alshy met zyn Paard een dubbeld Schaak gegeven had zoud gy door te rugzetting uwes Konings een ftitk gewonnen hebben; en in geval hy Koningin tegen Koningin aangeboden had, zoud gy van zyn aanvallen een einde gemaakt hebben. P a ii.  ( *»8 ) ii. TV. De Koning op de ruit van zyn Paard (ƒ)• Z. De Raadsheer op de tweede ruit van zyn Paard (g). 12. TV. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. Z. De Koningin op de vierde ruit van het Paard hares Konings. 13- TV. De Raadsheer des Konings op de ruit zyner Koningin. Z.. De Raadsheer der Koningin op de vierde ruit van 't Paard des vyandlyken Konings. 14. TV. De Raadsheer des Konings neemt den Raadsheer. Z. De Koningin neemt den Raadsheer. i5- TV. De Boer van 't Kasteel des Konings eene tree (V). Z. De Koningin op de derde ruit van het Paard hares Konings. 16. TV. De Koningin op de tweede ruit van haren Koning (i). Z. Het Paard der Koningin op de tweede ruit zyner Koningin. *7- TV. Het Paard des Konings op de ruit zynes Konings Qk). AAN-  ( 2»9 ) AANMERKINGEN. (ƒ) Deze zet is, ter bevryding van 't Kasteel uwes Konings, noodwendig. (g) Zo gy zynen Boer met den uwen naamt,zoude hy u op 't oogenbük Schaak en Mat geven. (F) Het is beter dezen Boer voorttezetten, dan te nemen wyl hy anders op uwen grond en bodem het Paard zynes Konings vastzetten zoude. (/) Gy hebt geen ander middel om uwe Hukken aan de linkerzyde eenen uitgang te verfchaffen, als het Paard uwes Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer te voeren. (Jt) In deze ftelling hebben de zwarten het voordeel ; intusfchen hebben de witten nog niet alle hoop verloren, wyl zy het nog zo verre kunnen brengen om met hunne Boeren het centrum in te nemen. P 3 VA-  C 230) V X J VARIATIE. Der eerfte verandering' op de zevende'zet. der Zwarten. 7' JV. De Raadsheer des Konings neemt den Boer en geeft Schaak. Z. De Koning op de ruit zyner Koningin, in plaats van hem op zyn tweede ruit te zetten (a). 8. . JV. De Boer der Koningin twee treeden (F). Z. De Boer des Konings of Gambits eene tree (c). 9- JV. Het Paard der Koningin op de derdelruit van haren Raadsheer. (d). Z. De Boer der Koningin eene tree. léi JV. Het Paard des Konings op de derde ruit zyner Koningin. Z. De Boer des Konings neemt den Boer van 't Paard. ■ T ■ iiJV. De Koning neemt den Boer. Z. De Koningin geeft Schaak. 12. W. De Koning op de ruit van zyn Paard (e\ Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. I3- W. Het Paard des Konings op de vierde ruit van zynen Raadsheer (ƒ). AAN-  AANMERKINGEN. (a) Thans zyt gy niet meer genoodzaakt, om owen Raadsheer te rug te zetten als in de voorgaan' de verandering gefchiede en uwe Raadsheer belet op deze plaats het Paard van den vyandlyken Koning om zig op de vierde ruit van't Kasteel zynes Konings te plaatzen, welke zet voor u zeer gevaarlyk zyn zoude. (b) Had gy den Raadsheer uwes Konings te rug getrokken, om met uw Paard den vyandlyken Ko: ning en zyn Kasteel te gelyk Schaak te geven, zoude uw party teritont zyn Paard op de vierde ruit van 't Kasteel zynes Konings gebragt en u zyn Kasteel prys gegeven hebben om het fpel te winnen. (c) Hy konde nog op twee-erlei wyze fpelen. Da eerfte is de Boer zyner Koningin op uw Paard te zetten, om het te noodzaaken tot wyken: De tweede, de Boer uwes Konings met zyn Paard te neemen. In deze gevallen moest gy uwe Koningin op de ruit hares Konings zetten en hem Koningin om Koningin, aanbieden. (//) Hy zoude het Spel winnen als gy zynen Boer met den uwen genomen had. (e) Als gy den Koning op de tweede ruit van zy. nen Raadsheer gezet had, zoude hy het fpel winnen, terwyl hy u met den Boer van het Paard zynes Konings Schaak zoud geven en op den volgenden zee met het Paard zynes Konings het Schaak nog eens herhaalen. (ƒ) Deze zet noodzaakt hem zyne. Koningin te rug te zetten en geeft u tyd, u ter verdeediging të zetten; en zo gy het tot eene nitwisfeling der beide Koninginnen brengen konde, zo zoude uwe ftelling nog des te beter worden, wyl uwe Boeren op het middenpunt Haan, en verder als de zynen voortgerukt zyn. TWEE-  C 23a ) TWEEDE VARIATIE. Op de zevende zet der witten. W. De Boer der Koningin twee treeden. Z. De Boer der Koningin eene tree (a). 8. TV. Het Paard des Konings op de derde ruit zyner Koningin. Z. De Boer des Konings of des Gambits eene tree. 9- TV. Het Paard der Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer. Z. De Boer des Konings of Gambits neemt den Boer. 10. TV. De Koning neemt den Boer. Z. De Koningin geeft Schaak enz. DERDE VARIATIE. Op de agtfte zet der zwarten. 8. W. De Koning neemt de Koningin. Z. De Boer der Koningin eene tree (a). 9- W. Het Paard neemt den Boer van den Raadsheer des Konings. 10. TV. De Raadsheer des Konings neemt den Boer der Koningin (£). Z. Het Paard des Konings neemt den Raadsheer. AAN*  C 233 ) AANMERKINGEN. (a) Zo hy den Boer uwes Konings genomen hadde , hadt gy uwe Koningin op de tweede ruit van uwen Koning moeten zetten. (&) Het is onnodig dit fpel verder 'uittevoeren. Gy doet diezelve zetten als in de Variatie der eerfte Verandering ftaan, met dat onderfcheid dat gy eenea Boer minder hebt. (a) Als hy in plaats van dezen zet, het Paard zyner Koningin op de derde ruit van haren Raadsheer gezet hadde; moest gy dit Paard met het uwe genomen en zo dan den Boer uwes Konings door den Boer uwer Koningin onderfteunt hebben. (&) Het is beter dat gy zynen Boer neemt als dat gy uwen Raadsheer neemen laat, wyl zyn Paard in gevaar blyfc van genomen te worden. P 5 li*  ( »34 ) IV. Het Paard des Konings neemt het Kasteel. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zy. nen Raadsheer (v). ia. JV. De Boer der Koningin eene tree. Z. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit van - zyn Paard. 13* JV. De Boer van de Raadsheer der Koningin eene tree (dj. Z. De Raadsheer des Konings neemt het Paard (e), 1 • *+■ IV. De Raadsheer der Koningin neemt den Boer. Z. De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. 10. , IV. Het Paard op de tweede ruit zyner Koningin (ƒ}. AAN-  C 235 ) AANMERKINGEN. Cc) Hy had ook met hetzelve Paard den Boer van den Raadsheer uwer Koningin kunnen aanvallen. In dit geval hadgy hem door het Paard uwer Koningin moeten onderfteunen. Cd) Deze zet is noodwendig, wyl hy den Boer uwes Konings met zyn Paard, dat hy opoffert, eerst, en dan met zyn Raadsheer den Boer van het Paard uwer Koningin nemen kan. Ce) Hy hadde ook den Boer des Konings of Gambits onderfteunen kunnen j dog maar voor twee of drie zetten. (ƒ) In deze ftelling zoud het beter zyn, den Koning onder de Boeren voortterukken als te verwisfelen , op deze wyze zoude uw fpel beter ftaan als dat van uw party. SUP-  ( *36) SUPPLEMENT. Op de eerfte Gambit van het eerfte Deel. i. IV. De Boer des Konings gaat twee treeden. Z. Op dezelve wyze. 2. IV. De Boer des Raadsheers des Konings twee treeden. Z. De Boer des Konings neemt den Boer. 3- IV. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer.Z. De Boer van 't Paard des Konings twee treeden. 4- IV, De Boer van 't Kasteel des Konings twee treeden. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. 5- IV. Het Paard des Konings op de vierde ruit van den vyandlyken Koning. Z. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer (a). 6. IV. De Boer der Koningin twee treeden (b~). Z. De Boer der Koningin eene tree. 7- W. Het Paard des Konings op de derde ruit zyner Koningin. , Z. HetPaard desKonings neemt denBoer desKonings. AAN-  ( 237 ) AANMERKINGEN. (a) In het eerfte Deel liet ik den Boer van 'c Kasteel des zwarten Konings twee treden gaan. Dit fpel is in de eerfte verandering van den eerften Gambit te vinden. 'Er zyn nog twee andere wyze van fpelen die hier overgaan; waar over ik twee verfcheidene Spelen zal opgeveu. In het eerfte zullen de zwarten het Paard hares Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer in het tweede haare Koningin op de. tweede ruit hares Konings zetten. > {V) Gy kund ook den Boer van 't Paard des Konings met uw Paard neemen; dog uwe ftukken zouden daar door maar in dwang geraken. Ik wil evenwel deze zet in eene verandering uitvoeren. 2.  C 23S ) ...... 8. ■ JV. De Raadsheer der Koningin neemt den 'Boer des Gambits (c). Z. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. :.' ' ö. IV. De Koningin op de tweede ruit hares Konings (d)\' Z. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit van zyn Paard. -ndohs-v aewi 3ii lavo.ifiRvt,.; «ebbiwo :eiri s-ib r!ubt«'v 10, De Boer van den Raadsheer der Koningin eene tree. Z: De Boer van't Kasteel des Konings twee treederi* 11. JV. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. Z. De Boer der Koningin eene tree. 12. JV. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit van zyn Paard. Z. De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden (>'on byna gelyk. De Boer des Gambits moet over kort of lang verloren gaan , wyl hv verftfovt 'ftaat, en aileen door ftukiten onderfteunt worden kan. è * Q VA-  ( 242 ) VARIATIE. Over dit Gambitfpel op de vyfde zet der zwarten, i. 'JV. De Boer des Konings twee treeden. Z. Desgelyks. 2. JV. De Boer van den Raadsheer des Konings twee treeden. Z. De Boer des Konings neemt den Boer. 3- JV. Het Paard des Konings op de derde ruit van zynen Raadsheer. Z. De Boer van 't Paard des Konings twee treeden. 4- JV. De Boer van 't Kafleel des Konings twee treeden. Z. De Boer van 't Paard des Konings eene tree. 5- JV. Het Paard des Konings op de vierde ruit van den vyandlyken Koning. Z. De Koningin op de tweede ruit hares Konings. 6. JV. De Boer der Koningin, twee treeden. («) Z. De Boer der Koningin eene tree. 7- JV. Het Paard des Konings neemt den Boer. Z. De Koningin neemt den Boer des Konings en geeft fchaak. 8. W, De Koningin dekt het fchaak. (by AAN.  C 243 ) AANMERKINGEN. (a) Zo gy met uw Paard den - Boer van het P^ard des vyandlyken Konings genomëh h'ad, zoud hy geenzins den- Boer uwes Konings genomen en té gelyk fchaak geboden hebben. Veel eer had hy den Boer Vajrden Raadsheer zynes Konings twee treeden tegen uw Paard getogen, dat gy dan ras op de tweede ruit van den Raadsheer uwes Konings te rug getrokken had. Hier op zoude hy den Boer uwes Konings met den Boer zynes Raadsheers genomen, en daar' door het voordeel der ftelling gewonnen hebben. (t) In deze ftelling moet men Koningin tegen Koningin uitwisfelen; dit is de beste zet die men doen kan, orn hier na den Boer des Gambits te kunnen neemen Beide fpellen ftaan gelyk ; en men ziet dac deze manier van Garflbit te tp^lén , gansch niet jncresfant is , en dat zy nog die middelen van toevlugt nog de meiirgvrtfdige afwisielmgen, als den Gambit van SAtvio behelst. Q a MAT.  ( 244 ) MAT. Door een Kafteel cn een Raadsheer tegen een Kafteel. (a) 'Stelling der Witten. De Koning; ftaat op de derde ruit van den vyandlyken Koning. Het Kafteel op de ruit van den Raadsheer zyner Koningin. De Raadsheer op de vierde ruit van den vyandlyken Koning. Stelling der zwarten. De Koning op zyn ruit. Het Kafteel op de tweede ruit zyner Koningin, i. W. Het Kafteel geeft fchaak. Z. Het Kafteel dekt het fchaak. 2. W. Het Kafteel op de tweede ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. Z. Het Kafteel op de tweede ruit der vyandlyke Koningin. 8- W. Het Kafteel op de tweede ruit van het Paard der vyandlyke Koningin, (c) Z. Het Kafteel op de ruit der vyandlyke Koningin, (d) 4- W. Het Kafteel op de tweede ruit van het Paard des vyandlyken Konings. Z. Het Kafteel op de ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings.- (e) AAN-  C 245 ) AANMERKINGEN. Qa) In het eerfte deel hebbe ik deze ftelling der zwarten als de beste, en de eenige waar door zy zig verdedigen kunnen opgegeven. Daar egter veele liefhebbers wenfchen de middelen en wegen te weten,.om de zwarten in dezen tegenwoordige ftelling te zetten; zo voege hier by een onderrigting hoe zy. dit oogmerk bereiken kunnen. (F) Om uwe party mat te maaken, moet gy hem noodzaken , om zyn Kafteel op de ruit uwer Koningin, of op haar derde ruit te zetten. Op de eene of andere plaats moet gy dan het fpel na eenige zetten winnen. (c) Hy is tegenwoordig genoodzaakt, zyn Kasteel op de ruit uwer Koningin, of op haar derde ruit te zetten. (d) Gy hebt hem daar toe gebragt, om zyn Kasteel op een van de ruiten te zetten, daar hy het fpel verliezen moet. Dit is egter nog niet genoegzaam; het is ook nodig dat uw Kasteel van uwen Koning niet verder verwydert zy als een Paard gaan kan. Speelde gy uw Kasteel op de tweede ruit van den Raadsheer zyner Koningin , zoude hy zyn Kasteel op de tweede ruit uwer Koningin zetten, en zo was men niet verder als in het begin. Daar gy hem in tegendeel, als gy uw Kasteel ter regter gaan laat, noodzaakt om zyn Kasteel op de ruit van den Raadsheer uwes Konings te zetten, om het Mat aftewenden; en deze ruit is niet beter ais de ruit zyner Koningin. ( Het Kasteel op de ruit der vyandlyke Koning gin. (h) 8. TV. De Raadsheer op de vierde ruit van het Kasteel zynes Konings. Z. De Koning op de ruit van zynen Raadsheer. 9- TV. De Raadsheer op de derde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. Z. Het Kasteel geeft op de ruit van den vyandlyken Koning fchaak. io. TV. De Raadsheer dekt het fchaak. Z. De Koning op de ruit van zyn Paard. 11. 'W. Het Kasteel op de vierde ruit van 't Kasteel zynes Konings, en wind het dus. AAN-  C H7 ) AANMERKINGEN. (ƒ) Hy konde ook het Kasteel op de derde ruit van den Raadsheer uwes Konings zetten ; en dit is het onderwerp der tweede verandering. (g) Hy voert zynen Koning weder te rug, om in ftaat te zyn, het fchaak van uw Kasteel te kunnen dekken. (h) Wyl hy ook den Koning op de ruit van zynen Raadsheer had kunnen zetten ; zal deze zet voor eene derde verandering beilemt zyn. Q24 EER-  ■ (248) E E R S TE VERANDERING, By de vierde zet der zwarten. JV. Het Kasteel op de tweede ruit van het Paard des vyandlyken Konings. Z. De Koning op de ruit van zyn Raadsheer, 5- - TV. Her Kasteel op de tweede ruit van 't Kasteel des vyandlyken Konings (a~) Z> Het Kasteel op de ruit van het Paard des vyandlyken Konings. 6. JV. Het Kasteel op de tweede ruit van den Raadsheer der vyandlyken Koningin, (li) Z. De Koning op de ruit van zyn Paard. 7- JV Het Kasteel geeft op de ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin Schaak. Z. De Koning op de tweede ruit van zyn Kasteel. 8. IV. Het Kasteel geeft op de ruit van 't Kasteel des, vyandlyken Konings schaak en wind. AANMERKINGEN. (a) Gy noodzaakt hem door dezen zet, zyn Kasteel op de ruit van 't Paard uwes Konings te "zetten, om het mat voor te komen. Dit verfchaft u het middel om zyn Kasteel om niet te neemen. (b) Het eenige middel om het Mat te ontgaan, is, dat hy zynen Koning op de ruit van zyn Paard zet: want als hy u met zyn Kasteel Schaak"gaf, zo behield gy uwen ganfchen aanval terwyl gy het Schaak •net uwen Raadsheer dekte. TWEE-  TWEEDE VERANDERING. By de vyfde zet der zwarten. 5- TV De Raadsheer op de derde ruit van het Paard zynes Konings, Z, Het Kasteel op de derde ruit van 't Kasteel des vyandlyken Konings. 6. TV. De Raadsheer op de derde ruit der vyandlyke Koningin. Z, Het Kasteel geeft Schaak. 7- IV. De Raadsheer dekt het Schaak. Z. Het Kasteel op de derde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. (a) 8 TV. Het Kasteel geeft op de tweede ruit des vyandlyken Konings Schaak. Z. De Koning op de ruit van zynen Raadsheer. (F) 9- IV. Het Kasteel op de tweede ruit van den Raadsj heer der vyandlyke Koningin. Z. De Koning op de ruit van zyn Paard. AANMERKINGEN. (a) Als hy zynen Koning op de ruit van zynen Raadsheer gezet had, zo had gy uw Kasteel op de tweede ruit van het Kasteel zynes Konings moeten zetten, om op de volgende zet Schaak en Mat te geven. (b) In geval hy zynen Koning op de ruit zyner Koningin geftelt had, moest gy uw Kasteel op de tweede ruit van het Paard zyner Koningin zetten , om hem met de volgende zet mat te maken. Q 5 10.  ( 25o ) 10. TV. Het Kasteel geeft op de tweede ruit van het Paard des vyandlyken Konings Schaak. Z. De Koning op de ruit van zynen Raadsheer, (c) ir. TV. Het Kasteel op de vierde ruit van het Paard zynes Konings. Z. De Koning op zyn ruit. (J) 12. TV. De Raadsheer op de vierde ruit van den Raadsheer zynes Konings en wind by gevolg het spel« DERDE VERANDERING. By de zevende zet der zwarten. 7- TV. Het Kasteel op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. De Koning op de ruit van zyn Raadsheer. 8. TV. De Raadsheer op de vierde ruit des vyandlyken Konings. Z. De Koning op de ruit van zyn Paard. 9- JV. Het Kasteel op de vierde ruit van 't Kasteel zynes Konings en wind het spel. AAN-  AANMERKINGEN. (c) Ware uw party met zynen Koning op ie ruit van zyn Kasteel gegaan, dan won gy zyn Kasteel terwyl gy hem een ongedekt Schaak gaaft. (  c 16. W. Het Kafteel geeft op de vierde ruit van hec Paard des vyandlyken Konings Schaak. Z. De Koning op de derde ruit van zyn Kafteel. JV. De Koning op de tweede ruit van den Raads- heer des vyandlyken Konings. Z. Het Kafteel op de tweede ruit van den Raads- heer der vyandlyke Koningin. 18. JV. Het Kafteel op de vierde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. Z. Het Kafteel geeft Schaak. 19. IV. De Raadsheer dekt het Schaak. Z. Het Kafteel op de tweede ruit zyner Koningin. 20. IV. Het Kafteel op de ruit van 't Paard der vyandlyke Koningin. Z. De Koning op de vierde ruit van zyn Kafteel. 21. IV. Het Kafteel op de vierde ruit van het Paard zyner Koningin en geeft op den volgenden zet mat. {a) AANMERKING. (a) Uit deze verandering ziet men, dat wanneer men zig niec in de hier voorgeftelde ftelling bevind, 'er verfcheidene Wyze zyn , om het mat daar te ftellen. Men moet maar merken dat de Raadsheer altyd naast zynen Koning zyn moet, om hem in geval 'er Schaak gegeven word te kunnen dekken. R JVI.VT  ( 258 ) MAT van een Raadsheer en een Paard. Stelling der Witten. 1 De Koning ftaat op zyn vierde ruik De Raadsheer des Konings op zyn ruit. Het Paard der Koningin op zyn ruit. Qa) Stelling der Zwarten. De Koning op de derde ruit van zyn Raadsheer, i. TV. De Raadsheer op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. De Koning op de derde ruit van zyn Paard. 2. TV. De Koning op de vierde ruit van zynen Raadsheer. Z. De Koning op de derde ruit van zynen Raadsheer, 3- TV. Het Paard op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. ■ Z. De Koning op de derde ruit van zyn Paard. 4' TV. Het Paard op de vierde ruit van zynen Koning, (b) Z. De Koning op de derde ruit van zyn Kafteel. 5- IV. De Koning op de vierde ruit van dén Raadsheer des vyandlyken Konings. Z. De Koning op de tweede ruit van zyn Kasteel, (e) 6*. ' TV. De Koning op de derde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. Z. De Koning op de ruit van zyn Kafteel. (d) AAN  ( 259 ) AANMERKINGEN.' (a) Het Schaak moet gegeven worden in de ruit van dezelve Couleur als waar op den Raadsheer ftaat, en,wanneer zig de vyandlyken Koning, op den tegengaande Couleur te rug zet dan kan men in agttien of twintig, zetten hem mat krygen. (£) Het Paard moet daar toe dienen, om- den vyandlyken Koning die ruiten te benemen, die van de Couleur des Raadsheers onderfeheiden zyn. (c) Als hy den Koning op de vierde ruit van zyn Kafteel getogen had, dan moest gy hem met den Raadsheer op de tweede ruit uwes Konings Schaak geven $ en als hy hier op zynen Koning of op de derde ruit van zyn Kafteel of op de vierde ruit van uw Kafteel zet, zo zoud gy ligt in weinig zetten het MAT vinden. ( -4- JV. De Koning op de derde ruit der vyandlyke Ka»; ningin. Z. De Koning op zyn ruit. 1 ÏÜ, : Bi n., MiltiJl « V.T (*) JV. De Raadsheer geeft Schaak. Z. De Koning op de ruit zyner Koningin. 16. JV. De Raadsheer op de tweede ruit van den Raads» heer des vyandlyken Konings. Z. De Koning op de ruit van den Raadsheer zy ner Koningin. •9W *.nir)o3I flenys crafL£5:M'':: l , q.tfj r\\ /F. Het Paard op de vierde ruit van den Raadsheer der 'vyandlyke Koningin. Z. De Koning op de ruit zyner Koningin. 18. JV. Het Paard geeft op de tweede ruit van het Paard der vyandlyke Koningin Schaak. Z. De Koning op de ruit van den Raadsheer zyner Koningin. 19 JV. De Koning op de derde ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. /. De Koning op de ruit van het Paard zyner Koningin» 20. JV. De Koning op de derde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. Z. De Koning op de ruit van den Raadsheer zy, ner Koningin. 21.  C 2*3 ) 21» TV. De Raadsheer geeft Schaak. Z. De Koning op de ruit van 't Paard zyner Koningin. 22. JV. De Raadsheer op de tweede ruit der vyandlyke Koningin. Z. De Koning op de ruit van 't Kasteel zyner Ko« ningin. 23. TV. Het Paard op de vierde ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. Z. De Koning op de ruit van 't Paard zyner Koningin. 24. JV. Het Paard geeft op de derde ruit van 't Kasteel der vyandlyke Koningin Schaak. Z. De Koning op de ruit van zyn Kasteel. 25. JV. De Raadsheer geeft schaak en mat. VERANDERING. Op den elfden zet der zwarten. 11. JV. Het Paard op de vierde ruit des vyandlyken Konings. Z. De Koning op de ruit zyner Koningin. 12. JV. De Koning op de derde ruit van den vyandlyken Koning. Z. De Koning op de tweede ruit van den Raadsheer zyner Koningin. R 4 13.'  ( -6+ ) t& W. Het Faard op de tweede ruit der vyandl.kï Koningin £» 'Z. De Koning op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. 14. W. De Raadsheer op de derde ruit zyner Koningin. O) Z. De Koning op de tweede ruit van den Raadsheer zyner Koningin. IS- W. De Raadsheer op de vierde ruit zynes Konings. Z. De Koning op de ruit van zyne Koningin. 16. W. De Koning op de derde ruit der vyandlyke Koningin. Z. De Koning op zyn ruit. }7- W. De Raadsheer geeft Schaak. Z. De Koning op de ruit zyner Koningin. 18. W. De Raadsheer des Konings op de tweede ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. Z De Koning op de ruit van den Raadsheer zyner Koningin. ï9. W. Het Paard op de vierde ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin, (c) AAN-  C *65 ) AANMERKINGEN. ( ) A A NMEIKINGEN', (a) Als gy uwen Boer voortgezet en fchaak geboden had, zoud gy daar door party gelegenheid gegeven hebben, orn zyn fpel zo te ftellen dat het nies verder verloren kan worden als onder te zien is. BttfetUiKS 9& U£V tim si. c::' :'> qo mih & ■ -A (b) Had hy zynen Koning te rug getrokken, moest gy den uwen, voor uwen Boer heen llellea. Dit ipel kan niet andere gewonnen worden,.als wanneer gy uwen Koning voortrukken laat, en den vyandlyken Koning op de laafte Linie te rug dryft, voor en al eer gy uwen Boer voortzet, ai h'J&bi-!;?! jM'lbnuTj eb 'iy jAjjjioov ïsyïl rtófe yg (c) Door deze zet brengt gy hem in de noodwendigheid om zynen Koning verder te rug te zetten, en voor den uwen plaats te maaken.  ( 268 ) 5« fV. Het Kasteel geeft op de tweede ruit van het Paard der vyandlyke Koningin Schaak. Z. De Raadsheer dekt het Schaak. 6. W. Het Kasteel op de tweede ruit van 't Kasteel der vyandlyke Koningin. Z. De Koning op de ruit van den Raadsheer zyrier Koningin. W. De Koning op de dera*e ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin, (d) AANMERKING, (d) In deze ftelling wind gy het fpel, het zy dat gy den Boer voortrukt of de vyandlyke Raadsheer in de engte dryft. Een  Een S P E| L. Met een Kasteel en eenen Boer tegen een Raadsheer dat niet gewonnen en niet verloren word. Stelling der Witten. De Koning ftaat op zyn vierde ruit. De Boer der Koningin op haar vierde ruit. Het Kasteel op de ruit zyner Koningin. Stelling der zwarten. De Koning ftaat op zyn derde ruit. De Raadsheer op de tweede ruit van den Raadsheer zyner Koningin. r. Witten. De Boer geeft Schaak, (a) Zwarten. De Koning gaat op de tweede ruit zyner Koningin. 2. W. De Koning op de vierde ruit zyner Koningin; Z. De Raadsheer op de derde ruit van het Paard des vyandlyken Konings. AANMERKING. (a) In de tegenwoordige ftelling kan dit fpel niet gewonnen nog verloren worden, wyl gy uwen Koning niet meer voor uwe Boeren ftellen kunt, vooronderfteld dat uwe party alle zyne zetten volkomen goed fpeeld. 3-  ( 27o ) 3» JV. Het Kasteel op de ruit van 't Kasteel zyner Koningin. Z. De Raadsheer op de vierde ruit van de Raadsheer des vyandlyken Konings. (£) 4- /F. Het Kasteel geeft Schaak. Z. De Koning op de derde ruit zyner Koningin. (ttisnft;d}i W. De Koningin geeft op de ruit van 't Paard des vyandlyken Konings Schaak, (c) Z. De Koning op zyn tweede ruit. AANMERKINGEN. (a) Dit fpel kon njet gewonnen nog verloren worden, als'de Bo;:r niet van zyn plaats was gegaan. Dog nu hy voortgezet is moet de Koningin gewinnen. (b) Zyne verdediging beftaat daar in dat hy uwen Koning niet pasfeeren laat, en zyn Kasteel wisfelender wyze van de vierde ruit des Raadsheers zyner Koningin op de vierde ruit zynes Konings zet , zo dat het in beide gevallen door den Boer onder-' fteunt blyft. (c) Deze zet is onnut, ik laat hem maar doen, om de manier en wyze duidelyk te maken, waar door me.i tempo's winnen of verliezen kan. Sa 3*  €%7*} 3. JV. De Koningin op de ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. Z. Het Kasteel op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. 4- JV. De Koningin geeft op de tweede ruit van het Paard der vyandlyke Koningin Schaak. Z. De Koning op zyn derde ruit. 5- JV. De Koningin op de tweede ruit van het Paard des vyandlyken Konings. Z. Het Kasteel op de vierde ruit zynes Konings. 6. JV. De Koningin op de tweede ruit van den Raads-; heer der vyandlyke Koningin, (dj Z. Het Kasteel op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningiu. 7- JV. De Koningin op de ruit der vyandlyke Koningin. Z. Het Kasteel op de vierde ruit van zynen Koning. 8. JV. De Koningin geeft op de ruit des vyandlyken Konings Schaak, (e) Z. De Koning op de vierde ruit zyner Koningin. 9- JV. De Koningin op de ruit van den Raadsheer der Vyandlyke Koningin, (ƒ) Z. Het Kasteel geefc Schaak, (g) 10. JV. De Koning op de vierde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. Z. Het Kasteel geefc Schaak. AA NT-  C 277 ) AANMERKINGEN. (4) Dit is de zet, die het winnen van bet fpel zeker maakt: men moet daarom van 't begin af, zyn werk maken om in deze ftelling te komen. (e) Door dit fchaak noodzaakt gy zynen Koning om voor zynen Boer te treeden j Deze zet zal in 't vervolg uwen Koning het voortrukken gèröaklyk maken. (ƒ) Gy zet hem door dezen zet in de noodwendigheid, om zyn Kasteel van zynen Koning te verwyderen of uwen Koning vryen doorgang toe ce laten. : (g) Als hy zynen Koning op de vierde ruit uwer Koningin gebragt had, moest gy uwe Koningin op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin zetten: wyl hy egter even goed zyn Kasteel op de vier« de ruit van 't Kasteel zynes Konings zetten konde, om uwen Koning het voortrukken te verhinderen, zo wil ik hier over eene verandering byvoegen. -bttrjy rdj.ncv )fcrr olxr.vj y\:, ;v S 3 iif  ( 278 ) ii. IV. De Koning op de derde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. Z, Het Kasteel op de vierde ruit des-vyandlyken Konings. (b) .12. : JV. De Koningin geeft op de. vierde ruit van den' Raadsheer des vyandlyken Konings fchaak. Z. Het Kasteel dekt het fchaak. I* JV. De Koningin geeft op haar derde ruit fchaak. Z. De Koning op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. JV. De Koningin op haar tweede ruit. (i) Z. De Koning op de derde ruit van den Raadsheer zyuer Koningin. I5- JV. De Koningin op haar vierde ruit. Z. De Koning op de tweede ruit zyner Koningin, ik) «6. JV. De Koningin op de vierde ruit van haren Raadsheer. Z. Het Kasteel op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. otttfe « te* Q*v Jitn >L-.i> JV. De Koningin geeft op de tweede ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings fchaak. Z. De Koning op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. i8. JV. De Kening op de tweede ruit van .den vyandlyken Koning. Z. Het Kasteel geeft fchaak. AAN-  ( *79 ) AANMERKINGEN. (hj Als hy zynen Koning op de vierde ruit uwer Koningin gebragt hadde, dan had gy uwe Koningin op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin moeten zetten. (?) Op het oogenblik dat uwe Koning agter Zynen Boer komen kan, zyt gy zeker van het Winnen van ha fpel. Om nu hier toe te komen, moet gy hem noodzaken om zynen Koning te zetten. tob : , - (k) Wyl hy ook zynen Koning op de.tweede ruit van den Raadsheer zyner Koningin fpelen kan, zo wil ik hier over eene tweede verandering geven. (/) Als hy zyn Kasteel van zynen Koning verwydert had, zo moest gy middel zoeken, om zyn Kasteel door een dubbeld fchaak aantevallen* S 4 i£  ( 2ik> ) 19. W. De Koning op de ruit der vyandlyke Koningin. Z. Het Kasteel op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. 20. JV. De Koningin geeft op de tweede ruit der vyandlyke Koningin fchaak. Z. De Koning op de vierde ruit zyner Koningin. 21. JV. De Koning op de tweede ruit van den vyandlyken Koning. Z. Het Kasteel op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. « 22. TV. De Koningin geeft op de vierde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings fchaak. Z. De Koning op de vierde ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. 23- JV. De Koning op de iweede wit der vyandlyke Koningin. Z. Het Kasteel op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. 24. JV» De Koningin geeft op de vierde ruit hares Konings schaak en wind het fpel. AANMERKING. (m) 'Daar veelligt eenige Liefhebbers van het fchaak fpel niet weten hoe men met eene Koningin tegen een Kasteel mat maken kan, zo wil ik daar mede by wyze eener verandering dit Spel befluiten» EE R-  ( aBi ) EERSTE VERANDERING. Óp de negende zet der zwarten. 9. IV. De Koningin op de ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. Z. Het -Kasteel op de vierde ruit van 't Kasteel zynes Kunings (a) 10. TV. De Koningin geeft op de ruit van 't Kasteel der vyandlyke Koningin fchaak. Z. De Koning op de vierde ruit van den Raads. heer der vyandlyke Koningin. 11. TV. De Koningin geeft op de vierde ruit van haar Kasteel fchaak. Z. De Koning op de derde ruit van den Raads- heer der vyandlyke Koningin. 12. TV. De Koningin geeft op de derde ruit van haar Kasteel fchaak Z. De Koning, waar hy wil, wyl de Boer verlóren is. (F) AANMERKINGEN. (a) Wyl zyn Kasteel zig van zynen Koning verwydert heeft, zo moet gy het door een dubbeld fchaak neemen, of ten minsten zynen Boer. (b) Het oogmerk van deze Verandering, is, om te bewyzen dat het ligt is met een Koningin door een dubbeld fchaak een Kasteel te overweldigen, zo ras het van zynen Koning verwydert is. S S TWEE-  ( 282 ) TWEEDE VERANDERING. Op de vyftiende zet der Zwarten. 15. JV. De Koningin op haar vierde ruit. Z, Dé Koning op de tweede ruit van den Raadsheer zyner Koningin. 16. W. De Koningin, op de vierde ruit van haar Kasteel. Z. Het Kasteel op de vierde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. ♦7- JV. De Koningin geeft op de tweede ruit van 't Kasteel der vyandlyke Koningin fchaak. Z. De Koning op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin, 18. W. De Koning op de tweede ruit van den vyandlyken Koning en wind het spel. (a) MAT van eene Koningin tegen een Kasteel, by wyze eener Verandering, die by den vierentwintigfte zet der Witten aanvang neemt. 1 a+. JV. De Koningin geeft op de vierde ruit hares Ko» nings fchaak. Z. De Koning op de derde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. AANMERKING. (a) Zo ras uwe Koning aa^er de zwarten komen kan, moet hy het fpel winnen. •-W/T , 3 . ,1 . 25.  =5- IV. De Koning neemt den Boer. Z. liet Kasteel op de tweede ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. 26. W. De Koning op de vierde ruit der vyandlyke Koningin, (a) Z. De Koning op de tweede ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. 27. W, De Koning op de vierde ruit zyner Koningin. Z. De Koning op de ruit van 't Kasteel der vyandlyke Koningin. 18. IV, De Koning op de derde ruit zyner Koningin. Z. Het Kasteel op de tweede ruit van 't Paard der vyandlyke Koningin. 29. W. De Koningin geeft, op de vierde ruit van haar Kasteel fchaak. Z. De Koning op de ruit van 't Paard der vyandly ke Koningin. AANMERKINGEN. (a) Zo lang uwe Koning niet by den vyandlyken Koning ftaat, is het onnut, met uwe Koningin fchaak te geven. (bj Hy bied u zyn Kasteel om niets aan ; om dat hy maar pat zoude zyn, zo gy het naamt. 3Ö-  ( 284) 30. JV. De Koningin op de derde ruit van haar Kasteel. Z. Het Kasteel geeft op de tweede ruit der vyandlyke Koningin fchaak. (c) i% JV.De Koning op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. Het Kasteel geeft op de tweede ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin fchaak. 32. JV. De Koning op de derde ruit zyner Koningin, (d) Z. Het Kasteel geeft op de tweede ruit der vyandlyke Koningin fchaak. 33- JV. De Koning op zyn derde ruit. Z. Het Kasteel op de tweede ruit van \ Paard . der vyandlyke Koningin. 34. JV. De Koning op de vierde ruit van haar Kasteel, (e) Z. Het Kasteel op de tweede ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. 35- JV. De Koning op de derde ruit zyner Koningin. Z. Het Kasteel op de tweede ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. • 36. JV. De Koning op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin, (ƒ) Z. Het Kasteel op de tweede ruit van het Kasteel des vyandlyken Konings. AAN-  C »85> AANMERKINGEN. (c) Uwe laasce zet was niet de beste; Ik liet hem maar fpelen,om de middelen van toevlugt en uitwyk van party u vodr oogen te ftellen Naamt gy zyn Kasteel dan was hy pat Men kan dus by het flot van dit fpel niet opmerkzaam genoeg daar op zyn. (d) Wanneer gy uwen Koning op de derde ruit van 't Paard uwer Koningin geftelt had, zoude hy bet fpel tot ftaan gebragt hebben-, indien hy u op de derde ruit van den Raadsheer uwer Koningin fchaak gegeven hadt. (e) Thans kunt 'gy uwen Koning voortrukken zonder gevaar van uw Party pat te maaken. (f) Hy is geneodzaakt, om zyn Kasteel van zynen Koning te verwyderen. Uit field u in ftaat om hem zyn Kasteel door een dubbeld fchaak te neemen of hem mat te maken. 37-  C 236 ) 37- W. De Koningin geeft op de vierde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin fchaak Z. De Koning op de ruit van 't Kasteel der vyandlyke Koningin. JV. De Koningin geeft op de derde ruit van 't Kasteel der 'vyandlyke Koningin fchaak. Z. De Koning op de ruit van zyn Paard. 39- W. De Koningin geeft op de derde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin fchaak. Z. De Koning op de tweede ruit van 't Kasteel der vyandlyke Koningin. 40. tV. De Koningin geeft op de tweede ruit van t Kasteel der vyandlyke Koningin fchaak. Z. De Koning op de ruit van zyn Paard. ( „ 4l-.._ i , >i rv JV. De Koningin geeft op de ruit van 't Paard hares Konings schaak cn moet het winnen. AAN-  C 2*7 ) AANMERKINGEN. (g) Zo hy het fchaak gedekt had, konde gy hem op de ruit van den Raadsheer uwes Konings mat gemaakt hebben. (b) Dit fpel kan niet anders gewonnen worden, als wanneer men de party noodzaakt, om zvn Kas. teel van zyn Koning te verwyderen, om hem dan door een dubbeld fchaak te neemen. Een  ( 288 ) I Een S P E L. • Met de Koningin tegen een Kasteel en een Boer dat niet gewonnen nog verloren word. Stelling der witten. De Koning ftaat op de vierde ruit der vyandlyke Koningin. De Koningin op de derde ruit van haar Paard. Stelling der zwarten. De Koning ftaat op de ruit zyner Koningin. De Boer der Koningin op zyn plaats. Het Kasteel op de derde ruit zynes Konings. i. Witten. De Koning geeft op de ruit van 't Paard der vyandlyke Koningin fchaak. Zwarten. De Koning op zyn tweede ruit. 2. W. De Koningin op de ruit van 't Paard des vyandlyken Konings. Z. Het Kasteel op de derde ruit van den Raads- heer zyner Koningin. 3- W. De Koning op de vierde ruit van den vyandlyken Koning. Z. Het Kasteel op de derde ruit van zynen Koning en geeft te gelyk schaak. 4 W. De Koning op de vierde ruit der vyandlyke Koningin, (a) AANMERKING. (a) In deze ftelling is het fpel op geene zyde gewonnen of verloren, wyl de Koningin, nog den Koning nog den Boer aanvallea kan. Een  ( *89) Een S P E L. Met een Kasteel en Boer tegen een Kasteel, dat noc gewonnen nog verloren word, of dat verloren gaat, zo hy die alleen het Kasteel heeft flegt fpeeld. Stelling der Witten. De Koning ftaat op de vierde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. De Boer- op de vierde ruit van zynen Koning. Het Kasteel op de tweede ruit van 't Kasteel des vyandlyken Konings > Stelling der Zwarten. De Koning ftaat op zyn plaats. Het Kasteel op de derde ruit van 't Kasteel zyne Koningin. 1. Witten. De Boer gaat eene tree. Zwarten. Het Kasteel op de 'derde ruit van 't Paard zyner Koningiu. AANMERKING. (a) Wyl hy met zyn Kasteel altoos op deze linie blyft, verhindert hy uwen Koning om voort te rukken; en als hy deze linie verliet, eer gy uwen Boer voortgezet had, zoude hy het fpel verliezen , gelyk uit eene hier onder voorkomende verandering- zal gezien worden. T «.  ( ) IV. Het Kasteel op de tweede ruit van 't Kasteel der vyandlyke Koningin. Z. Het Kasteel op de derde ruit van den Raadsheer zyner Koningin. 3. W. De Boer eene tree. Z. Het Kasteel op de ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. (/) 4. W. De Koning op de derde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. Z. Het Kasteel geeft op de ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings schaak, (d) VERANDERING. Op de eerfie zet der Zwarten, waar by een Kasteel , en een Boer tegen een Kasteel winnen. i \. .... I-jS, W. De Boer eene tree. Z. Het Kasteel op de ruit van het Kasteel der vyandlyke Koningin.- 2. ffi De Koning op de derde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. (a) Z. Het Kasteei geeft op de ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings Schaak. Qb) AAN-  ( 291 ) AANMERKINGEN. i ('A.istfj&Atil nsqjx ncv iiut vb qo ^mn»/.'; Ct .?» (J>) Hy durft deze linie niet verlaten, als dp het oogenblik dat gy uwen Boer voortzet. (c) Als hy fchaak gegeven hadde, zoude hy het fpel verloren hebben. (i) Hy moet voortgaan, met u fchaak tè geven, om tl te noodzaken uwen Boer te verlaten , en öp het oogenblik dat uwen Koning op zyn Kasteel los ging zoude hy uwen Boer aanvallen en wegneemen. • (a) Wanneer gy uwen Koning op de derde ruit Van den vyandlyken Koning gezet had, zoude hy zig door een.fchaak van zyn Kasteel, weder in die ftelling gebragt hebben, waar in het fpel tot ftaan gekomen was. 'ic~A sjMfcnr/v i 0 ; HtittK v..j :\\ (b) Als hy op de derde ruit van 't Kasteel zyner Koningin fchaak gegeven had , zoud gy dat fchaak door uwen Boer moeten dekken,. en zo hy in plaats van dezen zet, zynen Koning op de ruit Zyner Koningin gebragt hadt, moest gy terftond met uw Kasteel fchaak geven en uwen Koning op de tweede ruit van den zynen voortrukken. Ta 3*  C 29* ) 3. JV. De Koning op de derde ruit van den vyandlyken Koning. Z. De Koning op de ruit van zynen Raadsheer, (c) 4- JV Het Kasteel geeft fchaak. Z. De Koning op de tweede ruit van zyn Paard. 5- JV. Het Kasteel op de ruit van den vyandlyken Koning, (d) Z. Het kasteel op de ruit. des vyandlyken Konings. 6. JV. De Koning op de tweede ruit van de vyandlyke Koningin. Z. De Koning op de tweede ruit van zynen Raadsheer, (e) 7- JV. De Boer gaat eene tree en geeft fchaak. Z. De Koning op de tweede ruit van zyn Paard, (f) 8. JV. De Koning op de tweede ruit van den vyandlyken Koning, (g) Z Het Kasteel op de tweede ruit van den vyandlyken Koning. 9- JV. Het Kasteel op de ruit der vyandlyke Ko," ningin. Z. Het Kasteel op de ruit des vyandlyken K> nings. 10. JV. Het Kasteel op de tweede ruit zyner Koningin. Z. Het Kasteel op de derde ruit van den vyandlyken Koning. AAN-  C *93 ) AANMERKINGEN. (e) Als hy zynen Koning op zyn ruit gelaten hadde moest gy hem fchaak geven en Kasteel te gen Kasteel neemen. Cd) Dit is de eenige zet, die u het winnen van het fpel verzekeren kan; yder andere bragt hec fpel maar tot liaan. f» In geval hy met zyn Kasteel fchaak gegeven hadde, moest gy uwen Koning op de tweede ruit van zynen Koning zetten. (ƒ) Hadde hy zynen Koning op de derde ruit van zynen Raadsheer gefteld, had gy hem met uw Kasteel fchaak geven, en uwen Boer op den volgenden zet moeten voortrukken. (g) Als gy uwen Boer voortgezet had, zoude het fpel nog gewonnen nog verloren zyn. T 3 & (g) Als gy uwen Boer voortgezet had, zoude het fpel nog gewonnen nog verloren zyn.  C 294 ) ii. JV. Het Kasteel geeft op de tweede ruit' van het Paar.d zynes Konings fchaak. Z. De Koning op de tweede ruit van zyn Kasteel. 3)'Iwjcc/ï .:• wit isü&l mz:i •{% : ■:. -:rt óbosri De Koning op de tweede ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. Z. Het Kasteel geeft fchaak. 13- : S JV. De Koning op de ruit des vyandlykeri Konings; Z. Het Kasteel op de derde ruit van den vyandlyken Koning. 14. IV. De Boer eene tree. Z. Het Kasteel op de derde ruit der vyandlyke Koningin; tfj .n«:as jiikioJi nahvs 7 15. IV. Het Kasteel op de tweede ruit van den Raadsheer zyner Koningin. Z. De Koiiing 'op de tweede ruit van zyn Paard. 0') ; . if'sd' vj5 taai , iidiiag tsmodccS cranra; tav AANMERKINGEN. (h) Hy doet dezen zet, om uwen Koning te beletten na zyne linkerzyde uittewyken, en om hem door een fchaak te noodzaken, zig weder voor zyn Boer te ftellen ,, in geval hy hem na dc regterzyde zetten wilde, (i) In Engeland waar pat zo goed als verloren is, kunnen de witten haar Kasteel by den volgenden zet op de tweede ruit van hare Koningin zetcen. *n : f 16.  ( 295 > 16, tV. Het Kasteel: op de tweedé ruit van den Raadsheer der "vyandlyke Koningin. Z\ Het Kasteel op de tweede ruit der vyandlyke Koningin. i?v-— tV. Het Kasteel op de tweede ruit der vyandlyke Ko» ningin. Z. Het'Kasteel op de tweede ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. i 18. tV. Het Kasteel op de ruit zyner Koningin. Z. Het Kasteel geeft fchaak. 19. . JV. 'De Koning op de tweede ruit der vyandlyke Koningin. Z. Het Kasteel geeft fchaak. 20. JV. De Koning op de derde ruit van den vyandlyken Koning. Z, Het Kasteel geeft fchaak. ar. JV. Het Kasteel dekt het fchaak.. Z. Het Kasteel op de ruit van het Paard zyner Koningin. ,. ,u -, 1.,'„-, ,,■ 'J";',u"jgu " 1" 1 , " . IV. Het Kasteel op de ruit der vyandlyke Koningin en wind het spel. T 4 • SPEL.  ( 990 SPEL. Met de Koningin en een Boer tegen een Koningin dat niet gewonnen nog verloren word. Stelling der witten. De Koning ftaat op de tweede ruit van het Paard des vyandlyken Konings. De Boer op de derde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. De Koningin op haar derde ruit. Stelling der zwarten. De Koning ftaat op de vierde ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. De Koningin op de vierde ruit van haren Raadsheer. Witten. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree. (a) Zwarten. De Koningin geeft op de vierde ruit van het Paard hares Konings fchaak. AANMERKING. («) Tn deze ftelling moeten de witten gelegenheid zoeken, om Koningin tegen Koningin te maken; en de zwarten, om deze uitwisfeling der Koninginnen te verroyden, moeten hunnen Koning van den Koning der party verwydert houden, om des te beter beftendig fchaak te 'kunnen geven. 2.  ( 297 ) JV. De Koningin dekt het fchaak. Z. De Koningin geeft op de vierde ruit hares Konings fchaak. 3- JV. Dc Koning op de ruit van 't Paard des vyandlyken Konings. (£) ^ Z. De Koningin op haar vierde ruit. JV, De Koning op. de tweede ruit van 't Kasteel des vyandlyken Konings. Z. De Koningin geeft op de ruit van 't Kasteel des vyandlyken Konings fchaak. 6. JV. De Koning op de ruit van 't Paard des vyandlyken Konings. Z. De Koningin geeft op de vierde ruit van 't Paard des vyandlyken Konings fchaak. 7- JV. De Koningin dekt het fchaak. Z. De Koningin op de derde ruit hares Konings. (c) • A A N M E R K I N G E N. (V) Hy kan u nu geen fchaak meer geven, zonder het fpel te verliezen; alleen kan hy uwen Boer verhinderen om op Dam te komen. (c) Het is duidlyk bewezen , dat wanneer het fchaak niet meer voortduurt, men den Boer verhinderen kan in Dam te gaan. t T 5 Een  ( 2S>3 ) Een SPEL. Dat met de Koningin tegen eenen nevens de Ko» ningin ftaande Boer gewonnen word. Stelling der Witten." De Koning fhrat op de tweede ruit van het Paard der vyandlyke Koningin. De Koningin op de-ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. ' Stelling der zwarten. ' De Koning'(laat op de tweede ruit van den Raadsheer des.vyandlyken Konings. De Boer 'op de tweede ruit'van den vyandlyken ' Koning. * ™ i Witten De Koningin geeft op de vierde rukwan dan Raadsheer dés vyandlyken Konings fchaak. (fi) Zwarten, De Koning op de tweede ruit van het Paard des' vyandlyken Konings. 2. W. De Koningin geeft op de vierde ruit van 't Paard hares Konings fèhuak. . VZ, De Koning op de tweede ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. 3- W> De Koningin geeft op.de vierde ruit van den Raadsheer hares Konings fchaak. Z. De Koning op de tweede ruit van het Paard des vyanuij i.en Konings. AAN M E R K I N G. (a) Indien gy dit fpel winnen wild moet gy voor alle dingen uwe Koningin den vyandlyken Koning zo naby brengen als doenlyk is. 4-  ( 2QQ ) 4- IV. De Koningin op de derde ruit hares Konings. i'. Z. Da Koning op de ruit van. den- Raadsheer des vyandiyken Konings. (b) ■S' JV. De Koningin geeft op de derde ruit van dm Raadsheer hares _ Konings fchaak. Z. De Koning op de ruit van den vyandlyken Ka- ning. (O 6. JV, De Koning op de dórde ruit. van den Raadsheer '- der.Koningin. ' ' ." * '* Z. De Koning op de tweede ruit der vyandlyke Koningin. 7- JV. De Koningin geeft op de vierde ruit der vyandlyke Koningin fchaak. Z. De Koning op de tweede ruit van den Raadsheer der vyandlyke' Koningin. 8. JV. De Koningin geeft op de vierde ruit van haren Raadsheer fchaak. Z. De Koning op de tweede ruit der vyandlyke Kor ningin. 9- IV. De Koningin geeft op haar vierde ruit fchaak. Z. De Koning op de tweede ruit van den Raads» heer der vyandlyke Koningin. AANMERKINGEN. (F) Deze zet maakt, dat gy dit fpel wind, wyl gy hem noodzaakt, om zynen Koning voor zynen Boer te ftellen. (c) Wyl hy zyn Boer niet op Dam zetten kan, moet gy deze gelegenheit waarneemen , om uwe Koning na by de vyandlyke Koning te brengen. io.  ( Soo ) io. W, De Koningin op de derde ruit hares Konings. (d) Z. De Koning op de ruit der vyandlyke Koningin. ii. TV. De Koningin geeft op haar derde ruit fchaak. Z. De Koning op de ruit van den vyandlyken Ko. ning. 12. TV. De Koning op de vierde ruit der Vyandlyke Koningin, (» AAN-  ( 3°i ) AANMERKINGEN. (d) Deze zet noodzaakt hem altoos om zynen Koning voor zynen Boer te ftellen. ( JV. De Koning op de vierde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. Z. De Koning op de ruit van zynen Raadsheer, (b) 5- W. De Koning op de derde ruit van den vyandlyr ken Koning. Z. De Koning op zyn ruit. Cc) 6. W. De Koning op de vierde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. Z. De Koning op de tweede ruit zynes Raads- heers. (d) 7- JV. De Koning op de vierde ruit van 't Paard des vyandlyken Konings. Z. De Koning op de ruit van zynen Raadsheer, (e) 8. tV. De Koning op de derde ruit van 't Paard des vyandlyken Konings. Z. De Koning op de ruit van zyn Paard. 9- W. De Boer eene tree en geeft fchaak. Z. De Koning op de ruit van zyn Raadsheer. io. IV. De Koning is genoodzaakt om den Boer te ver* laten. AAN-  ' - ( 3°7 ) AANMERKINGEN. (b) Indien .hy den Koning op zyn ruit of op "■ ) 1' tV. De Koning op de tweede ruit van 't Kastéél des vyandlyken Konings en wind het sr-EL. (Jj TWEEDE VERANDERING. Op de tweede zet der zwarten. Sa tV. De Koning op de derde ruit zyner Koningin. Z. De Koning op de vierde ruit zyner Koningin. 3* JV. De Koning op zyn derde ruit. (a) Z. De Koning op zyn derde ruit. JV. De Koning op zyn vierde ruit. Z. De Koning op de derde ruit zyner Koningin, (b) IV. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree. Z. De Koning op zyn tweede ruit. AAN-  ( 315 ) AANMERKINGEN. (d) Altoos, wanneer de Koning voor eérien Boer ftaat. Kan de party niet verhinderen dat gy dezen op dam zet. (a) Gy wind weder den zet over uwe party, wyl hy zynen Koning den uwen niet voor het front voor•Rellen kan. Hy moet onmiddelyk te rug gaan, of op zyn derde ruit of op de derde zyner Koningin; en dan kan uwe Koning, in een der beide gevallen, zig regt tegen over den zynen ftellen. (J?) Hadde hy zynen Koning op zyn tweede ruit, of op de tweede ruit zyner Koningin te rug.getrokken dan had gy uwen Koning evenwel regt tegen over den zynen moeten ftellen.  C 31* ) 6. IV. De Boer eene tree en geeft fchaak. (c) Z. De Koning op zyn derde ruit. ■ «fj 7^1 De Koning op.de vierde ruit zyner Koningin. Z. De Koning op de derde ruit zyner Koningin, (d) 8. JV. De Boer van den Raadsheer des Konings eene tree. Z, De Koning op zyn tweede ruit. 9- JV. De Koning op de vierde ruit van den vyandlyken Koning. < Z. De Koning neemt den Boer. io. JV. De Koning op de derde ruit der vyandlyke Koningin. Z, De Koning op de ruit van zynen Raadsheer, ir. JV. De Koning op de derde ruit des vyandlyken Konings. Z. De Kening op de tweede ruit van zyn Paard. 12. JV De Koning op de tweede ruit van den vyandlyken Koning. Z. De Koning op de ruit van zyn Paard. 13- IV. De Koning op de derd-e ruit van den Raadsheer des vyandlyken Koning-Z. De Koning op de tweede ruit van zyn Kasteel. AAN-  C 317) 'AANMERKINGEN. CO Ingevalle gy zynen Boer met den uwen genomen had, zoude hat fpel niet gewonnen en niet verloren zyn., •: - "l ■*> hs> %wnoa tü .s. 00 In deze ftelling heeft hy het voordeel van den zet over u, wyl hy zynen Koning regt tegen over den uwen ftellen kan. Dog als gy maar eenen Koer opoffert, kunt gy den zet weder over hem gewinnen, ' en gy hebt aan eenen Boer genoeg om het fpel te winnen» 14.  C 318 ) 14. JV. De Koning op de tweede ruk van den Raadsheer des vyandlyken Konings. Z. De Koning op de ruit van zyn Kasteel. 15. W. De Koning neemt den Boer. Z. De Koning op de ruit van zyn Paard. 16. JV. De Koning op de derde ruit van den Raadsheer des vyandlyken Konings. Z. De Koning op de ruit van zyn Raadsheer. 17- JV. De Boer eene tree en gaat zonder tegenftand op PAM. Een  ( 319 ) Een SPEL. Dat met twee verftrooide Boeren tegen tweeveree» nigde Boeren niec gewonnen en niet verloren word. Stelling der witten. De Koning (laat op de derde ruit zyner Konin<% De Boer van den Raadsheer der Koningin op" de* vierde ruit van den Raadsheer der vyandlyke Koningin. J . De Boer van 't Paard der Koningin op zyn vierde ruit. Stelling der zwarten. De Koning ftaat op de vierde ruit zyner Koningin. De Boer van 't Paard der Koningin op zyn vierde ruit. J Druft°(ö)an 'l ?aard deS Konings °P zyn viera"e fVttten. De Koning gaat op zyn derde ruit. Zwarten, De Koning op zyn vierde ruit. 2. IV. De Koning op de derde ruit van zynen Raadsheer, heer °P ^ VktdQ Tük Vm Raads" AANMERKING. O) Als in de tegenwoordige ftelling, de 'zwarten den eerften zet hadden, zo wonnen het de witten. 3.  ( 33° ) JV. De Koning op' de derde ruit van zyn Paard. Z. De Koning op zyn vierde ruit. (£) 4- JV. De Koning op de vierde ruit van zyn Paard. Z. De Koning op de derde ruit van zynen Raadsheer» 5- • -■ JV. De Koning op de derde ruit van zyn* Paard. Z. De Koning op zyn vierde ruit. (c) oiW^rifvv . 6. i ' ■ ' . ' 03 De Koning op de derde ruit van zynen Raadsheer. Z. De Koning op de vierde ruit van zynen Raadsheer, {d) AANMERKINGEN. • (F) Als hy zynen Koning op de derde ruit van zynen Raadsheer getogen had, zoude hy het fpel verloren hebben, namentlyk als gy uwen Koning tegen zynen Boer had laten aanrukken. (V) Hadde hy zynen Koning op de vierde ruit van zyn Raadsheer geplaast, zoud gy hem den zet hebben afgewonnen; en dit had u het winnen van het fpel te weege gebragt. (i) Dewyle hy nog zynen Boer voortrukt, nog ook niet toeltaat, uwen Koning den zynen tegen re ftellen, zo kan het fpel niet gewonnen en niet verloren worden. AAN-  ( 321 ) AANMERKINGEN. Over de Eindigingen der Spelen. Een Boer kan niet winnen, als de vyandlyke Koning zig regt tegen hem over fielt. Een enkele Boer kan winnen, wanneer de Koning zich voor den Boer bevind. Twee Boeren tegen een moeten byna in alle gevallen winnen; Dog hy die de twee Boeren heeft, moet zig wagten om eenen daar van tegen den Boer van zyne party uittewisfqlen. Een Boer en een ftuk , wat het ook zy, moeten in alle gevallen winnen, de Boeren van de beide Kasteelen alleen uitgenomen, ten ware' dan dat een Raadsheer van de Couleur der ruit daar by was, waar op de Boer op Dam zetten kan ; want als de Raadsheer de tegengeftelde Couleur hadde , zoude het fpel niet gewonnen en niet verloren worden. Twee Paarden alleen kunnen niet mat maken. Twee Raadsheeren alleen maken mat. Een eenig Kasteel tegen een Paard, maakt het fpel niet gewonnen nog verloren. Een Kasteel tegen een Raadsheer insgelyks. X Een  ( 3*2 ) Een Kasteel en een Paard tegen een Kasteel maakt het fpel insgelyks "niet gewonnen en niet verloren, x Een Kasteel en een Raadsheer tegen een Koningin brengt insgelyks het fpel niet ten einde. Even zo , een Kasteel en een Paard tegen eene Koningin. Eene Koningin tegen een Raadsheer en een Paard moet het fpel winnen. Een Kasteel tegen een Raadsheer en twee Boeren maakt een fpel niet gewonnen nog verloren. Een Kasteel tegen' • een Paard en twee Boeren , maakt het fpel nog gewonnen nog verloren, wyl men in beide gevallen hein die het Kas- ' teel heeft, niet beletten kan, óm het zelve voor de beide Boeren weg te geven. Eene Koningin tegen een Kasteel en twee Boeren maakt het fpel niet gewonnen en niet verloren. RE-  REGELEN ) VAN HE T S P E L.  De Wetten of Ordinantiën van een fpel zyn oorfpronglyk vastgefteld , om flrydigheden voor te komen , of twist te beflisfen , dewyl zy het onbepaalde en onzekere Bepaaldheid en zekerheid geven , en daar door aan alle hardnekkige twisten en krakeelen een einde maken. Deze op vernuft gegronde, door gewoonte geheiligde, door de oeffening der beste fpeelders en de goedkeuring der beroemfte Schryveren, vastgeftelde Regelen , kunnen tot de volgende 17 Articulen, die het gezelfchap van fchaakfpeelders of de Schaakclub in Engeland tot een wet heeft aangenomen, gebragt worden.  ( 325 ) REGELEN van het SPEL. Articul r. Het fchaakbord moet zo gezet worden dat yder 'Speelder een witte ruit op de regterhand heeft, a- De geene, welke een ftuk voorgeeft, heeft den eerften zet, ten ware, dat men anders overeengekomen was. In fpellen, waar in niets voorgegeven word, word de eerfte zet van het eerfte fpel door het Lot 'bepaalt; in de volgende fpellen, gaat het overshands by beurten, (a) 3- Wanneer men by den aanvang van een fpel een Boer of flik vergeeten heeft, (bat het aan den anderen , of het fpel op nieuw begonnen, of het ftuk opgezet en zo voortgefpeelt-zal worden. 4- Indien men eens geworden is, dat men den anderen een Boer of een ftuk voorgeven zal, en men zulks by den aanvang van het fpel vergeten heeft; zo ftaat het aan den geenen, die zulks tot nadeel ftrekt, om het fpel voort te zetten of van nieuws aan te beginnen. 5- Als men een ftuk heeft aangevat, is men verpligt om het te fpelen, ten ware meri door eenig woord of teken had te kennen gegeven, dat men deswegens in twyfel ftond. Dog wanneer men een ftuk door verzien of toeval verfchoven of omgeworpen heeft, is 't geoorlooft het zelve weder op zyn plaats te ftellen. , Art. . (a) Hier te lande is meest in gebruik, dat de ee-ft? zet van 't eerfte ('pel door het Lot bepaal) word , maar by volgende Jpellen heeft de winner van het laatfte fpel da eerfte zet. X 3  C 326 ) Art, 6. Als men een ftuk van zyne party aanvat, zonder woord of teken van twyfei, heeft hy het regt urn u te noodzaken dit ftuk te neemen, en zo het genomen worden kan, moet de geene, die het aangevat beeft, zynen Koning zetten, indien hy hem zetten kan. 7' Als men eens zyn ftuk verlaten heeft, mag men liet niet wederneemen om het ergens anders te zetten ; dog zo lang men het niet heeft losgelaten , kan men het zetten waar men wil, mits, als boven, woord of teken gebruikt is. 8. . De geene, die een valfche zet of gang gedaan heeft, moet als by Art. 6. zynen Koning fpelen. Dog zo party reeds zynen zet op de valfche gedaau heeft, kan deze niet verbeeterd worden; maar de ftefing hlyft zo als die is, en als of de valfche zet eene regte ware. 9- Yder Boer die tot op de agtfte of laafte regel van bet Bord voortgerukt is, kan tot Koningin of eenig ander ftuk zo als de fpeeler, dien de Boer toebehoord, goed vind, gemaakt worden, en zelfs fchoon zodanig ftuk nog op het Bord vooihanden is, kan den Boer tot dezelve rang verheven worden. 10. Ider Boer heeft het recht, van zyne eerfte plaats af twee treeden te doen; dog in dit geval kan hy van yder vyandlyken Boer, die hy vouibygaat, en die hem, wanneer hy maar eene tree gedaan was, neemen konde, genomen worden. Art.  ( 327 ) Art, n. Wanneer de Koning verwisfelt, mag hv niet meer als twee ruiten overfchryden; dat is, het Kasteel waar mede hy verwisfelt, word op de ruit geftelt, die onmiddelyk aan de ruit des Konings ftoot, en de Koning- Ichryd over deze ruit en fteld zig aan de andere zyde van het Kasteel, (a) 12. Indien de Koning in fchaak ftaat, kan hy niet verwisfelen ; even zo min, wanneer hem fchoon reeds gezet in 't voorbygaan fchaak gegeven word; hy kan ook met geen Kasteel verwisfelen „ dat reeds van plaats gezet is ; en, een die verwisfelt, daar hy niet kan, zal verpligt zyn het «aangevatte Kasteel of den Koning na zyn goadvinden te fpelen. '13- . . . . Als een fpeler fchaak geeft, zonder den ander daar van te verwittigen, zal deze niet gehouden zyn den Koning uit het fchaak te zetten, maar het zal hem vryflaan zo te fpelen als of geen fchaak gegeven ware. Dog als de eerstgemelde op den zet des anderen eerst fchaak zegt, zal yder zyn tweeden zet ajs valsch gefpeelt te rug neemen, en hy, die in fchaak ftaat, zig daar van ontdoen. 14- Zo party fchaak zegt zonder het te geven, en gy daar door verleid word, om uwen Koning of een ander ftuk te beroeren, zo zal het uw geoorlooft zyn , uwen zet te rug te nemen , zo lange party den tweeden zet nog niet gedaan heeft. 15. OO Volgens de oude wyze vin verwisfelen, die in veele landen gebruiklyk was, en het op verfcheidene plaatzen nog is|, ftond het den fpeler vry, zynen Koning en Kasteel, opeensvan de ruiten, die tusfchen den Koning en het Kasteel zyn, met ir.fluiting van de beide ruiten dezer Itukkeu zelfs, te zetten wsar hy het goed vond.  ( 3*8 ) Art 15. Indien men eert ftuk heeft aangezet, dat men niet kan zetten, zo is men verpliat, den Koning te zetten; en zo de Koning met gezet kan worden, zal in dit geval de begaane misllag zonder gevolg zyn. »