R E D EI 3 Vruchtloos zoude ik ontveinzen, en verre ben ik): van mij te fchamen y dat- ik pret aónder eenige ontroering! heden dezen teftael beklommen heb. De plegrigheid van dezen dag, die, het zegel drukt op dè. h^ugelij^c beflisfin^ xv&n mljti lot voor mijn geheel yolgend leven; deze gehoorzaal, dit doorluchtig Atheneum, alwaar ik zo vele jaren RÏP leerling verkeerd, alwaar ik het voórtreflijkfte onderwijs der kundigfte Leermeeftercn- zo lang genoten heb; deze fehare van Toehorercn, waaronder ik zo vele welmenende Begunftigers, zo vele oprechte en hartelijke Vrienden 'mag tellen: dit alles werkt op .mijne ziel met cencn diepgevoelde^ 'mi druk , en doet cene mengeling van aandoeningen W mijn hart opwellen, die ik vruchtloos in woorden zou trachten te ontwikkelen, maar dié zich voorzekerin de trekken van mijn gelaat, in dén joon van mijne A 2 Hem  ft4 MN'TT R W & ftem doen bemerken. Indien ik den ftroom dier aandoeningen i volgde $ i dari'. 1 zonde dk i; meik eerler y niets' liever doeh , dan terftónd. die dankbaarheid openlijk uiten:, die :ik in . het diepfte van mijn h[ktu gevüel)rvö£)fi^dieogenen,, wier gunftige uitfpraak jnij in dezen leerftoel'geplaatst heeft; dan terftónd alle de overige pligten vervullen 3 'waartoe deze dag en. deze plaats mij roepen. Doch beter en volkomener zal. ik dien aangenamen taak alsdan tarnen, volbrengen, wanneer mijn geest van de hartstochten., die hem :óp: dit ogenblik in. beweging houden, meer zal bedaard zijn,' en zich. dus. beter in ftaat' bevindenom zijne gevoelens-, wier le* vendige indruk door dat uitftel voorzeker- niet verzwakt zal worden,, ook tevens, in de krachtigfte en best gepaste bewoordingen te- kleden» Vergunt, mij dan, Z. G. T.! terftónd over te gaan tot  6 I N T R E' Ê- ncn, waarin ik thans het openlijke Leraarampt aanvaarde, het is inzonderheid de Zeevaartkunde, die het voornaame oogmerk van mijne aanftelling,het hoofdonderwerp van mijne lesfen uitmaakt. De ftofïè tót eene Redevoering, uit die kunst zelve ontleend, zou ongetwijfeld flechts weinigen Uwer, Z. G. T! belangrijk kunnen voorkomen; zij zou niet alleen genen licrlijken optooi, maar naauwlijks eene zodanige ■ behandeling toelaten, als de plegtigheid van dezen dag f;hijnt te vereifchen. Aan den anderen kant ben ik vcrpligt een onderwerp te kiezen, dat van den post, dien ik aanvaarde, niet geheel en al vreemd is, dat ook voor die genen, tot welken ik de nmrwfte betrekking heb, voor de Nederlandfche Zeelieden, gewigtig en bevatbaar is. Daar ik ondertusfchen bij eene andere gelegenheid reeds eenigzins aan die betrekking voldaan heb, daar ik reeds  REDE. 7 reeds toen gezegd heb, 't geen ik hun als Zeelieden had voor te dragen; zo zij het mij thans gcoorlofd eene ftofFe te behandelen, die hen, wel is waar, Hechts in het algemeen,'docla echter ten allernaaften, ook als Zeelieden, betreft, en die, zo ik vertrouwe, en voor hun en voor alle mijne Toehoreren, als burgers, als menfehen, van het uiterfte belang is. Ik zal namelijk eene fchets trachten te geven van het nut s dat de uitbreiding van de Zeevaart aan de menschlijkc maatfibappj 'm het algemeen heeft toegehragt en m het vervolg nog doet verwachten. Dat in den tegenwoordigen ftaat der menschlijke maatfehappij onder befchaafde volken , men moge dien als meer of min volmaakt, meer of min bedorven befchouwen, dat, zeg ik, in dien ftaat9 waarin zich thans hetverlichtfte gedeelte des menscb- doms  8 INT R E É- doms en voor zich zelf en met betrekking tot het geheel bevindt, de Zeevaart niet alleen nuttig en nodig, maar volftrekt onontbeerlijk is, zal niemand 9 gelove ik, ligtelijk in twijfel trekken. Onze behoeften zijn, en in aantal en in verfcheidenheid> met eenen verbazen den voortgang toegenomen : zaken b die onze eenvoudige voorvaders bij name niet kenden, zijn voor ons de allernoodzaaklijkfte 'benodigdheden des levens geworden: de Zeevaart alleen is in ftaat die behoeften te voldoen. Op de Zeevaart berust het geheele beftaan van een zeer groot gedeelte der menschlijke maatfehappij. Indien de Zeevaart op. andere waerelddelen éénsflags kon ophouden, zou Europa niet flechts eenige aangenaamheden des levens, eenige ontbeerlijke behoeften moeten derven, maar gebrek en ontvolking zouden haar eerlang tot 'den ouden ftaat van woestheid en elende doen te rug keren. oP  REDE. 9 Op de Zeevaart berusten meest alle de önderlino-e t> betrekkingen der verfchfllende natiën, die te Tarnen het grote ligchaam der befchaafde maatfchappij uitmaken. Zij alleen betvaart haar allen in dien ftaat, die voor het geheel de voordeligfte is; houdt het evenwigt tüsfchen haar in ftand, en is dus een der voornaamfte grondflagen van een welgeregeld Staatsbeftier. De vraag is dus geenszins, Z. G. T.! of de Zeevaart in onze tijden, voor dit ons waerelddeel , voor dit ons vaderland, nodig en onontbeerlijk is. Maar wij moeten, is het mogelijk, deze twijfeling trachten op te losfen, of zij ook misfehien een noodzaaklijk kwaad, een van die dingen is, welke, even ■als geneesmiddelen Voor een ziek ligchaam, voor den bedorvenen en" van zijne oörfprónglijke bedoeling ver afgewekenen ftaat van het menschdom onontbeerlijk zijn geworden, maar waarvan het te wen- B fchen *  io I N T R E Ê- fchen ware, dat wij ze nimmer hadden behoeven te kennen! Dus is, bij voorbeeld, de kunst des oor logs voor iederen ftaat, die in de welvaart en veiligheid; zijner ingezetenen belang ftelt, eene der gewigtigfte kunften, waarvan de beoefenaars eene plaats onder de nuttigfte leden der maatfchappij verdienen, Doch wie is *cr, die niet wenscht, dat,, zo de menschlijke natuur dit had toegelaten, de beoefening dier kunst altoos nutloos en dus onbekend en ongeacht had mogen blijven. Is ook mogelijk de Zeevaartkunde in dat zelfde geval?- helpt zij indedaad uit haren eigenen aar t het algemene geluk der menschlijke maatfchappij bevorderen ? is zij een der middelen,. welke dienen moeten om die maatfchappij hoe langer hoe nader aan dien trap van volmaaktheid te brengen,, waarvoor zij vatbaar, waartoe zij door den wijzen: Voortbrenger en Beftierer van alles voorzeker verordend  R E D E. ii ordend is? — Of wel , is die kunst Hechts een middel , om ergere onheilen voor te komen, dan zij zelve te wege brengt? — En is dus haar bloei en vermeerdering een teken van aanwas en gezondheid bij het ligchaam der maatfchappij ? of wel van zwakheid en ziekte, welke dikwerf geneesmiddelen vereifchen, die op zich zelve en voor het gezonde geftel verderf!ijke vergiften zijn? Welk antwoord op deze vraag zal de onzijdige overweging van den aart der zake ons aan de hand geven p en wat zal de ondervinding van vorige eeuwen , en de waarneming van 't geen voor onze ogen bloot ligt, ons daaromtrent leren ? Indien wij den mensch befchouwen met alle de vermogens van geest en ligchaam, waarmede hij door zijnen weldadigen Voortbrenger begiftigd is, dan zullen wij terftónd ontdekken , dat hij van natuur Ba ge-  >» ï N T R E Ê- gefchikt is, om in eene maatfchappij te leven: dat het in dien ftaat alleen is,. dat hij zijn verftand befchaven en uitbreiden ,. zijn gevoel zuiveren en verfijnen, de geneugten, voor welke hij gefchikt is, bekomen en genieten kan. De wegen derhal ven , die de gemeenfchap tusfchen menfchen en menfchen:, tusfchen volken en volken, gemaklijk en menigvuldig maken , zijn voorzeker wegen tot verbetering en volmaking der mcnschlijkc maatfchappij. Doch is het niet ligt mogelijk, hieromtrent te verre te gaan? Indien het zeker is, dat de vereeniging der menfchen tot onderlinge famenleving het geluk van elk hunner bevordert, is het daarom noodzaaklijk, is het voordat geluk dienftig, dat zij zich tot grote ligchamen, tot magtige natiën en rijken vormen? dat zij niet alleen met hunne naburen,., met welken eene-natuurlijke betrekking hen. verbindt, maar ook met de: air  i€ I N T R E È- eigene pogingen uit die laagte tot eenen aanmerk» lijken trap van befchaving en welvaart te verheffen. Dan, Z. G. T.! hoe aanneemlijk deze oplosfing der voorgeworpenë zwarigheden ook moge voorkomen, blijft nog het gewigtigfte gedeelte van de vraag ter beantwoording over. Immers, wanneer men zelfs toeftaat, dat de Zeevaart-, in den uitgeftrckften zin, en naar de verst afgelegene landen, in bet afgetrokkene befchouwd, een onmiddelbaar gevolg is van de eens ontwaakte driften der menfchen tot vermeerdering hunner genietingen en tot uitbreiding hunner kennis; dat zij bovendien uit haren eigenen aart gene nadelige gevolgen met zich voert \ dat zij het gefchikfte middel is om de reeds verkregene voorrechten der befchaafde volken op de beste en fpoedigfte wijze aan andere nog onbefchaafde natiën mede te delen : dan, zeg ik, blijft nog altoos die ge-  n I N T K E E- mene geluk van dezen aardbol, dan wel als akelige gevolgen van deszelfs verval en verderf befchouwen moeten; of wij eenen columbus, eenen gama, eenen magalhaens, eenen tasman, eenen cook, weldoeners van het menschlijke geflacht- of bewerkers van deszelfs rampen moeten noemen. Indien ik niet vreesde, Z G. T.I mij te lang. •op te houden met zaken, die fommigen uwer minder gemeenzaam bekend, en dus voor hun minder belangrijk zouden zijn, dan zou ons de gefchiedenis der Menschlijke maatfchappij, reeds in de vroegfte eeuwen, de overtuigendfte blijken opleveren van den weldadigen invloed eens uitgebreiden Handels en eener nitgebreide Zeevaart op de vermeerdering van het oeluk der menschheid. Phenicië, het eerfte gewest, daar de kunst der Zeevaart .ijverig werd aangekweekt, daar zij het ftcrkst gebloeid heeft, was tevens de eerfte  -&&a m d e.? 25 Indien wij, Z. G. T.! de zeden van onzen tijd tn het algemeen met die van vorige eéuNven vergelijken , en indien wij ons in die vergelijking niet bepalen bij eenige bijzondere deugd of ondeugd, aan eenige. eeuw of natie bijzonder eigen, en nog veel minder bij enkele trekken van grootheid of flechtheid, die altoos in alle tijden en bij alle volken zijn aan te treffen, die niet van den geest der eeuwe of der natie, maar van de driften en denkwijzen van enkele perfonen afhangen; dan zullen wij insgelijks niet kunnen twijfelen, of de grote omwenteling, welke de maatfchappij in de vijftiende eeuw onderging , is ook in dit opzicht van de heilzaamfte gevolgen geweest. Het is aan de uitbreiding van den Koophandel en dus aan de Zeevaart , dat wij die gelijkheid van ftaat te danken hebben, welke de bron van welvaart is voor verre het grootfte gedeelte d van  a6 INT R E Ê- van Europa. Zij heeft eene algemene mate van genot en geluk in de plaats gefteld van de twee uiterften van barbaarfchcn overdaad en prangende elende, die te voren het lot der menfchen verdeelden. Door de gemeenfchap tusfchen menfchen en menfchen, tusfchen natiën en natiën te bevorderen, heeft zij hen meer en meer zich- doen befchouwen als leden van ëén genootfchap, als broeders van één gedacht: zij heeft hun getoond, dat nationale haat en aïtoosdurende veete ontëerende en ongerijmde denkbeelden zijn voor redelijke wezens; dat, zelfs bij uitgebrokene vijandfehappen, verdelging en verwoefting even fchadelijk zijn voor den verwinnaar als voor den verwonneling: zij heeft hen geleerd , zelfs In die vijandfehappen regels in acht te nemen, waarvan zo al niet altoos de betrachting , ten minften de vastftelling, blijken draagt van de aanmerklijke vorderingen der menschlijke maatfchappij. Doch  REDE. Si vaart te danken hebben , zelfs maar fchetswijze wilde optellen. Ik heb mij, Z. G. T.! in dit ganfche tafereel moeten bepalen bij enkele trekken , waarvan ik de verdere voltooijing aan Uwe eigene verbeelding , door Wijsbegeerte en Hiftoriekennis beftierd, moet overlaten. Doch ik twijfel niet, of Gij zult, in dat geval, de waarheid en zuiverheid dier trekken meer en meer zien toenemen , naar mate zij krachtiger en uitvoeriger zullen worden. De zelfde redenen, die mij daartoe genoodzaakt hebben , verbieden mij insgelijks hier ftil te'ftaan bij bijzondere gevolgen der uitgebreide Zeevaart in het algemeen , en der ontdekking' van Amerika in het bijzonder; gevolgen, die, wel is waar, toevallig kunnen genoemd worden, doch die echter bij de overweging der voor- en nadelen, welke die ontdekking aan ds  gi I N T £ E$t- de menschilijke maatfchappij heeft toegebragt, voorzeker in aanmerking komen. Ik weet dat de uitbreiding van de Zeevaart, en de gemeenfchap der afgelegenfte volken met elkander , verderflijke onheilen, geesfèls van het menschdom , wijd en breed over den aardbol verfpreid heeft. Doch die zelfde gemeenfchap heeft tevens de heilzaamfte geneesmiddelen, de nuttigde en aangenaamfte voedfels, wier gebruik zich te voren binnen de enge perken van hunne geboorteplaatfen bepaalde , en zelfs ddar naauwlijks behoorlijk gekend werd, naar alle bewoonde gedeelten der waereld overgebragt. Ik twijfel naauwlijks, of de fchaal van heil en onheil zal ook in dit opzicht voor het onpartijdige oog naar de beste zijde overhellen. Doch ook in den boezem van die genen Uwer, Z G. T.! die zich door deze of andere redenen van de  R E D E. S3 de gewigtige voordelen , : door de uitbreiding van Zeevaart en Handel aan de bewoneren van Europa toegebragt, overtuigd houden, rijst v/elligt de pijnigende gedachte op, dat die voordelen verworven zijn ten. koste van het beftaan en de welvaart vaneen veel groter, ten minften van een zeer aanmerklijk aantal hunner natuurgenoten , bewoneren van de overige delen der waereld. Moeten niet de inboorlingen van Mexico en Peru, van Coromandel en Bengalen, van Guinea en Congo, den dag vervloeken, die het eerst den Europeaanfchen geweldenaar in hunne vreedzame havens voerde ? Kan eene onrechtvaardige overmagt,. door dit kleinfte der waerelddelen over de anderen verkregen , in het oog van den algemenen menfchen vriend, van den wijsgerigen waereldburger, immer eene zegening zijn voor de menschlijkheid ? Moet niet de. winst E van  S4 I N T R E E- van Europa, hoe groot en gewis ook, bij hem voor verlies ■ worden gerekend, indien die winst bezoedeld is met het bloed en de tranen van zijne ongelukkige broederen in Afia, Afrika, Amerika? Verre zij het van mij, Z. G. 9M de gewelddadigheden van eenen Cortes, de gruwelen van eenen PizaiTo te willen vérbloemen of verfchonen. Maar laat ■ ons niet enkel tt ftnan bij den eerften indruk van afgrijzen en verfbeijing, die derzelver herinnering in onzer aller harten doet opwellen. Laat ons bij de rechtvaardige verontwaardiging, die ons vervult op het denkbeeld van zo vele duizenden rampzaligen, die in Mexico door Europeaanfchö handen moorddadig omkwamen , ook tevens gedenken aan de duizenden rampzaligen, die aldaar jaarlijks door het onmenschlijkc bijgeloof hunner landgenoten ten offer der afgoden genacht werden. Dat gewest, thans  REDE. 35 thans mogelijk minder bevolkt, is ook thans niet meer het toneel dier hemeltergende eerdienften. Volkplantingen , deelachtig aan alle de voorrechten der belèhaafde maatfchappijen van Europa, vérbreiden van Canada tot Chili den weldadigen invloed van onzen redelijken Godsdienst, van onze wetten, onze zeden, onze wetenfchappen., onze kunften: vergoeden meer en meer het eenmaal geledene verlies, en beloven aan gansch Amerika eenen trap van geluk, waartoe het waarfchijnlijk onder den ijzeren fepter van eenen Montezuma of Atahaliba nimmer ware opgeklommen. En indien wij onze befchouwing tot het Noordlijke gedeelte der nieuw ontdekte waereld bepalen, hoe ftrclend is dan niet het verfchiet, dat aldaar voor onze ogen zich opdoet, hoe glorierijk voor Europa, hoe veelbelovend voor het toekomende!: Een land van jonmeetbarc uitgeftrektheid, nog geen driehonderd E 2 jaren  g6 I "N T R E Ê- jaren geleden met oritoeganglijke bosfehen en onbewoonbare moerasfen bedekt jj dat ter naauwemood aan eenige verftrooide gehuchten van barbaarfche wilden een kommerlijk onderhoud des levens opleverde , is thans een uitgeftrekt gebied, bebouwd en bevolkt , de gezegende woonplaats van vele duizenden gelukkige burgeren, die alle de voorrechten eener befchaafdé famenleving in ruime mate kennen en genieten. Waar aan is Amerika dit alles verfchuldigd? Aan deszelfs onderhandelingen met Europa 9 aan de éénmaal gevestigde en beftendig onderhoudene Zeevaart tusfchen beide de waerelddelen. Minder blijkbaar en gewigtig zijn de uitwerkfels, die de wederzijdfche handel van Europa en Afia op dit laatfte waerelddeel tot nog toe gehad heeft, De reeds gevestigde ftaat der maatfchappij was daar niet gefchikt voor geweldige en fpoedigc veranderin- e 3 gea  REDE, 37 gen. Volksvooroordelen ,. federt duizenden van jaren ingeworteld, bijgeloof en nationale hoogmoed wederftaan den invloed, dien de Godsdienst, de wetten, de zeden van Europa, natuurlijk moeiten hebben op allen die dezelven leren kennen. Dan, ook daar zal welligt eens de tijd geboren worden, en de menschlievende wijsgeer ziet dien tijd met verlangen te gemoet, wanneer ook de volken van. het Ooflen de kluifters van vooroordeel, die hen thans daarvan te rug houden, zullen verbreken,. de rechten der natuur hernemen , en in de zegeningen der befchaafde famenleving meer en meer delen. En zeker is het, zo dit immer gebeurt, dat het voorbeeld en de invloed van Europa daartoe in weinige jaren meer zullen toebrengen, dan eigene pogingen in verfcheidenc eeuwen zouden kunnen uitrichten. Woest en akelig is tot nog toe de ftaat, waarin E 3 zich  B8 I N T R E È- zich het grootfte gedeelte van Afrika bevindt. Niet als hervormer en weldoener, maar als rover en ontvolker, vertoont zich de Europeaan op deszelfs rampzalige kusten. Doch, in welk verfchriklijk licht ook de inboorling van Senegal of Guinea de famenleving zijner blanke vijanden moge befchouwen, het is alleen door het overnemen van derzei ver zeden en kunften, dat hij zich e'enmaal uit zijnen deerniswaardigen ftaat verbenen, zijne vrijheid en bezittingen tegen hen verdedigen, de rechten van mensch en van burger met hun delen kan. Behoef ik wel, Z. G. %! na dit tafereel van het geen de menschlijke maatfchappij reeds aan de uit* breiding en volmaking van de Zeevaart verfchuldigd is5 nog breder uit te weiden, over 't geen dezelve verder van die kunst heeft te wachten ? Behoef ik nog  REDE. ^ p nog de noodzaaklijkheid aan te tonen, om de Zeevaart niet alleen voor Europa in ftand en bloei te houden, maar ook, zo veel mogelijk is, nog verder uit te breiden en te volmaken ? Groot en fpocdig is de voortgang , dien befchaafdheid en welvaart, fedcrt de verbazende omwenteling, in Handel en Zeevaart voorgevallen , over den aardbol gemaakt hebben; doch nog veel groter is de weg , dien zij moeten afleggen, eer hare zegeningen alom, en tot in de afgelegenfte oorden der bewoonde wacreld, zullen verfpreid wezen. Europa, tot nog toe het middelpunt van befchaafdheid, van kunften en van wetten, moet ook tot nog toe het middelpunt van vermogen en grootheid zijn. Indien de Handel en Zeevaart van Europa op de andere waerclddelcn te grbnde gaat; indien het goud uit de mijnen van Amerika niet meer door Europeaanfchc handen voor de rijke voort-  4o INTREE- vooitbrengfelen van kunst en natuur in Afia wordt uitgewisfeld; zou niet'alleen Europa in eenen elendigen ftaat van verval en nietigheid -nederzinken, maar ook de andere waerclddelen , aan zich zeiven overgelaten, zouden in -verfcheidenc eeuwen niet in ftaat zijn, om aan het geheel der maatfchappij te vergoeden , 't geen dezelve bij het verlies van Europa zoude lijden. "Uit dit oogpunt befchouwd, is de Zeevaart niet flechts een middel om aan de eifchen van weelde en zelfgezochte behoefte te voldoen , om eene ftad, of éénen ftaat, door de natuur boven anderen begunftigd , ten koste dier anderen te verrijken en te vergroten. Maar zij is eene der edelfte, der noodzaaklijkfte kunften, ook met betrekking tot het algemene welzijn der menschlijke maatfchappij. "Wie zich aan hare beoefening in hogeren of lageren rang toewijdt, mag zich zei-  REDE. 4r zei ven met recht als een nuttig lid der maatfchappij, als onontbeerlijk in zijnen kring, aanmerken. De \Verkmeefter, die, door eene verbeterde famenftelling, meer hechtheid en fnelheid aan het fchip bijzet; de Natuurkenner, die aan den ft uurman eene beter toegeruste kompasnaald , eenen afleider tegen het geweld des blikfems in handen ftelt; de Sterrekundige, die, door waarneming of berekening, den loop der hemelfche ligchamen nader bepaalt, brengen ieder het zijne toe tot het grote geheel, tot de uitbreiding der Zeevaart, en dus tot vermeerdering van algemene werkzaamheid en welvaart. Alle pogingen, alle bemoeijingen, welke die kunst, zo in het befchouwende als in het werkdadige gedeelte > volkomener, algemener, gemaklijkcr, min onderhevig aan onzekerheid en gevaar doen worden, zijn lofwaardig, gewigtig, verdienen opmerkingen navolging. F Hoe  42 I N T R E ~Ê- Hoe gelukkig moet ik dan mij zeiven niet achten, daar ik mij door U, "Weledele GrootachtbareHeren, Burgemeefters dezer Stad , en Beftierers dezer Doorluchtige Schok ! tot eenen post verheven zie, die mij gelegenheid geeft, om mijne vermogens en mijnen arbeid toe te wijden aan de beoefening van. eenen tak van wetenfchap, dien ik als zo nuttig, zo. edel , zo aangenaam befchouwe! Van de vroegfte jaren mijner jeugd af,, heb ik den Hogen Beftierer mijner lotgevallen om die gunst boven alle anderen, gebeden, dat ik in die oefeningen van wetenfchap,. die toen reeds de geliefkoosde neiging van mijn. hart. uitmaakten , ten nutte der menschlijke maatfchappij, in rust en genoegen, en niet zonder eere, de dagen, mijns levens zou mogen doorbrengen. Toen het: den Edelmogenden Zeeraad ter dezer ftede behaagde ,, eenen gewigtigen pöst, meerendeels in de toepasfing van-  ^4 I N T R E È- gevonden heb en nog mag bezitten. Welke loopbane het ook der wijze Voorzienigheid behaagd had, mij voor te fchrijven , gewillig en rustig had ik dezelve moeten betreden , ook dan, wanneer hare fchikkingen minder met de keuze van mijn eigen hart overe'énftemden. Nu is de weg, dien zij mij aanwijst om te voldoen aan mijne verordening, ten dienfte van het geheel der maatfchappij, ten nutte van dit mijn Vaderland , juist de weg, dien ik zelf uit alle anderen ter bewandeling zou kiezen. Welke gevoelens van diepen eerbied voor die fchikkingen , van levendige dankbaarheid voor U 3 E. G. A. H. ! van blakenden ijver , om meer en meer aan Uwe verwachting te beantwoorden,Uwe begunftigende goedkeuring te verdienen, moeten thans en ten allen tijde mijn hart niet vervullen! IJdel zouden alle pogingen zijn, om hier door woorden  AANSPRAAK, GEDAAN DEN EERSTEN SEPTEMBER i?8g, BIJ DEN AANVANG DER OPENLIJKE LESSEN INDE ZEE VA ART KU ND E.   55 AANSPRAAK. MIJNE HEREN EN ZEER GEËERDE TOEHORERS! In vertrouwen op Uwer aller aandacht en toegevendheid, vang ik heden, ter goeder ure, zo ik hope , mijne openbare Lesfen over de Zeevaartkunde aan. Ik maak gene zwarigheid om te bekennen , dat ik ze niet zonder eenigen fchroom aanvange 5 eenen fchroom, uit onderfcheidene oorzaken ontftaande. Sommigen dier oorzaken, in mij zeiven en mijne bijzondere omftandigheden gelegen, behoren of niet tot deze plaats, of worden voeglijker bij eene andere, gelegenheid voorgedragen: anderen, uit den aart der zake zelve voortfpruitendc, ben ik genoodzaakt U thans mede te delen , en , is het mogelijk, zo voor U als voor mij zeiven uit den weg  6q AANSPRAAK. het oogmerk voldoen, en de meefte veiligheid, gemak en fnelheid , in het beftuur opleveren, de kunst namelijk van een [chip te huwen. Vanwaar worden de regels ontleend, die hier Bouwmeefter en Werkman volgen moeten? Waaruit weet hij, dat de langwerpige gedaante beter dan de ronde is; dat een fchip, ten oorlog uitgerust, in het eene en andere opzicht van een koopvaardijfchip verfchillen moet? Zekerlijk in fommige gevallen uit de onder* vinding , doch veel meer en voornamelijk uit de wetten van evenwigt en beweging van het water, uit Werktuigkundige gronden , in e'én woord, uit de Wiskunde op Natuurkunde toegepast. Doch, zo noodzaaklijk deze kunst ook is voor de Zeevaart in het algemeen, betreft zij; den Zeeman niet onmiddellijk. De Bouwmeefter is verpligt hem het werktuig tot den overtogt behoorlijk in handen te leveren: zijn  .AANSPRAAK. -van het roer, voor de Jehikkrng der zeilen, de plaatfing .van den last of zogenaamde ftuwaadje; daf alles is wederom .niets anders dan eene bijzondere tocpasfmg van de algemene waarheden der wiskundige Natuurkunde. Dan, wat Zou de bedrevenfte Stuurman met het bek gebouwde fchip in" de onoverzienbare ruimte des ^ceaans kunnert nirfvöeren , indien hij geen middel wist, om te kunnen weten op welke plaats hij zich bevindt, en welken koers hij nemen moet, om van<3üar tot' die plaats te geraken, werwaart heen zijne reis bepaald js. De;bepalingderhalven van deze twee Hukken, van de plaats alwaar het fchip zich bevindt, en van de itreck die het houden moet, om vandaar naar de plaats zijner beftemming te komen, zijnvanhetallergrootfte gcwigt, en volftrekt onontbeerlijk voor iederen Zeeman.  6> AANSPRAAK. Theorie meer vorderingen in de Wiskunde eischt, t dan ik , of in de meerderheid mijner' Toehoreren ondcrftellen , of in den tijd, waaraan ik bepaald ben , hun mededelen kan. . Terwijl het derhal ven onmogelijk is, de Zeevaartkunde in alle hare uitgeftrektheid, zelfs op de oppervlakkigfte wijze, in eenen bepaalden tijd af te handelen, heb ik geoordeeld met het meefte nut voor de meerderheid mijner Toehoreren te werk ite zullen gaan, indien ik dat gedeelte grondig en uitvoerig behandelde, 't 'welk en voor allen even onontbeerlijk is, en, gelijk terftónd nader blijken zal, voor een zodanig onderwijs , waarbij de pradijk niet onmiddellijk bij de Theorie gevoegd wordt, volkomen vatbaar is. Ik zal mij dus in den loop der Lesfen , waarmede ik thans eenen aanvang maak , bij de eigenlijk gezegde Stuurmanskunst bepalen. Wat  66 A A N S P R A A K. meren , om een naauwkeurigdenkbeeld te hebben welke dingen kimduiking, ftraalbuiging, declinatie enz. zijn , waarom het eene wordt afgetrokken , het andere bijgeteld x of het zelfde ding fomtijd's afgetrokken en op een' anderen tijd bijgeteld. Men verbeeldt zich,, dat de reden van die bewerkingen zeer moeilijk te begrijpen is, dat zij het begrip van den gemenen Zeeman ver te boven gaat,, en dat het nagaan van dezelve meer arbeid en tijd' vereischt, dan zijne bezigheden hem immer kunnen toelaten daaraan te hefteden: dat het vergeeffche moeite is, zich. om dingen te bekommeren, zonderwelken onze Voorouders gedurende zo vele. jaren met; eer en voordeel: de afgelegenfte zeeën bevaren hebben; en dat eindlijk véle dingen, die de onderwijzer aan land' zijnen, leerlingen met veel ophefs. infcher.pt en. aanbeveelt, toch op zee onüitvoerlijk en onmogelijk in  AANSPRAAK. 6> in pra&ijk te brengen zijn; iets, waarover iemand5 die zelf de zee niet bevaren heeft, nimmer kan oordelen. Ik heb getracht, zo veel de kortheid van mijn beftek toelaat, de aanmerkingen, die men mij zon kunnen maken, zo volledig en flerk voor te dragen als mij mogelijk was. Ik zal nu trachten daartegen eenige bedenkingen op te geven. Indien de zogenaamde Theorie der Stuurmanskunst, de reden van de regelen, die daarin worden voorgefchreven, het recht begrip van de kunsttermen, die men 'er in gebruikt, waarlijk zo afgetrokken en ingewikkeld waren 5 als men zich die dikwerf voorftelt; dan zou ik ieder'Zeeman, die zich , niet uit bijzondere leergierigheid, maar uit verpligting van zijn beroep, op derzei ver beoefening toelegt, voorzeker afraden, om zich met die moeilijke nafporingen bezig te houden. I 2 Doch  AANSPRAAK 73 Doch, zal men mogelijk vragen, toegeftaan zijnde dat dit de beste methode is om de Zeevaartkunde te leren; is het dan echter niet altoos beter, die kunst, het zij langs dezen, het zij langs eenen anderen weg, daar ter plaatfè te leren, alwaar hare onontbeerlijkheid dagelijks in het oog loopt, alwaar men die dingen, wTelkc zij behandelt, telkens voor ogen heeft, alwaar men bij de Theorie te gelijk telkens de zo noodzaaklijke praclijk voegen kan; met e'en woord, is het niet beter dezelve op zee te oefenen, en moet het onderwijs, vooraf aan land daarin gegeven, niet altoos zeer gebrekkig en van weinig' dienst zijn ? Om deze bedenking te beantwoorden, dient men vooraf zich een duidlijk en onderfcheiden denkbeeld te maken van het geen men onder den naam van praótijk op zee begrijpt. Verftaat men 'er door het berekenen van werklijke voorbeelden, ontleend uit waar- K nemin-  74 A A N S P RAAK. nemingen op,.zee gedaan,'in plaats..van verdichte voorbeelden ; , dan zie ik niet welk onderfchcid dit in de berekening! maken kan. Of zou het voordeel daarïn gelegen zijn, dat de' leerling in dat geval telkens, door de uitkomst zijner bewerking, van de. waarheid der regelen, en dus der kunst zelve, overtuigd wordt? Om dit voordeel te genieten, behoortten minftcn de leerling vooraf eenige vaardigheid en zekerheid in het rekenen i bekomen te hebben ; doch , buitendien, zijn de gronden en regels der Stuurmanskunst niet van dien aart, dat hij, die dezelve wel begrepen heeft, dat getuigenis der ondervinding ter zijner overtuiging nodig heeft. Zij zijn allen onfeilbare, wiskundige waarheden, op bijzondere gevallen toegepast , en kunnen niet anders dan altoos uitkomen. Wanneer de hoogte der zon op den middag goed genomen is, of wanneer met een  A A N S P R A A K. 75 een goed horologic twee hoogten buiten den middag goed genomen zijn , de zons declinatie wel bekend., en alles goed naar den regel berekend is, kan de gevonden breedte niet anders dan waar zijn; en, zo men uit andere oorzaken, bij voorbeeld uit gegisten koers en verheid, zich op eene andere breedte meende te bevinden , zou men of in deze laatfte gisfing, of in de waarnemingen, doch nimmer in de regelen der berekening, een' misflag moeten onderfteilcii. In het leren en oefenen dier. regelen1 heeft dus het onderwijs op zee boven dat aan den wal niets vooruit, Het geen .dus den naam van praótijk op zee indedaad' verdient , en door oefening voornamelijk aldaar geleerd moet worden, beftaat alleen in het doen der waarnemingen,. waaruit de' rekenaar zijn befluit moet afleiden. Die waarneming' gen, fchoon geenszins in-aart vcrfchillende van die, K 2 welke  78 AAN S- P R. A A K. gebouwd is. Het is dus met die wetenfchappen, dat ik eenen aanvang zal .maken. Doch de wijze, waarop ik oordeel dezelven te moeten behandelen, eischt eenige nadere opheldering Niets is gewoner , dan de Wiskunde te horen fcffchilderen als eene wetenfchap, die op zich zelve zeer droog en vervelende , en ten anderen zo langwijlig en omflagtig is,dat zij zeer veel tijds vereischt, om 'er eenige vorderingen in te maken. Velen , die ongetwijfeld met eenige oefening het daarin vrij verre zouden | kunnen brengen , laten zich door dit vooroordeel aflchrikken , en fchromen om iets te ondernemen , waarbij grondige oefening en bedrevenheid in de Wiskunde vereischt wordt; en de onderwijzer zelf is dikwerf genoodzaakt, om alles wat maar wiskundige figuren en tekenen zweemt, zorgvuldig; tejverrnjjden, en, zo, veel hij kan, niet l il on-  U AANSPRAAK. dan bij eiken brief, met de fpraakkonst en het woordenboek in de hand, angstvallig naar den zin te moeten zoeken? Ik twijfel dus niet, Z. G. TV! of Gij zult mijn ontwerp goedkeuren in dat opzicht, dat ik de gronden van Reken- en Meetkunde, waar op de Zeevaartkunde gebouwd is, U eerst afzonderlijk voordrage, en'met de behoorlijke bewijzen ftave. En ik maak te minder zwarigheid, om een gedeelte van den tijd, tot dit onderwijs gefchikt, daaraan te hefteden, dewijl ik, dus te werk gaande, niet'alleen den grondflag Ieggè voor'dien tak der Zeevaartkunde, waarbij ik mij tlians bepalen moet, maar ook voor alle die anderen, welken, ik in het voorgaande heb aangeftipt, .en die allen op Wiskunde gegrond zijn, of liever, zelve gedeelten der toegepaste Wiskunde uitmaken. Om echter, zo veel mij mogelijk is, die genen te gemoet te komen, wier  AANSPRAAK. 83 wier tijd of andere omftandighcden hen verbieden, meer arbeids aan de Wiskunde te belleden 5 dan toe hun oogmerk volftrekt nodig is; zal ik beftendig in het oog houden, dat de Wiskunde, door mij voorgedragen, eigenlijk alleen onmiddellijk dienen moet om de Stuurmanskunst daarop te kunnen vestigen: en juist dit zal mij in ftaat ftellen , om, zonder oppervlakkig of onvolledig te zijn, mijn wiskundig onderwijs aanmerklijk te kunnen bekorten. Schoon het namelijk zeker is, dat de Wiskunde een aaneengefchakeld en famenhangend geheel uitmaakt, waaruit men bezwaarlijk iets kan weglaten, zonder aan het overige nadeel toe te brengen; is het echter niet min zeker, dat, bij hare toepasfing op verfchillende takken van kunst en wetenfchap , niet alle hare voorftellen overal even noodzaaklijk en van even veelvuldig en beftendig gebruik zijn. Hoewel het derhalven L 3 den  84 A A N S P RAAK. den onderwijzer der Wiskunde in het algemeen niet mogelijk is, zonder nadeel van duidlijkheid en famenhang, eenig aanmerklijk voordel der Meetkunde uk zijn onderwijs weg te laten, zo kan echter die geen, welke vooraf weet op welk eenen bepaalden tak van kennis hij de voorgedragen e wiskundige waarheden zat moeten toepasfen , met veel vruchts en zonder nadeel eene keuze doen van die voordellen en waarheden, die tot dat bijzondere oogmerk dienftig zijn-. Dus zal het wiskundige onderwijs, ter inleiding van de Zeevaartkunde, merklijk kunnen verfchillen van dat geen, 't welk voor de Artillerie of Fortificatie zou moeten dienen:: en ik zal. dus verfcheidene voordellen kunnen overfiaan, die men in de Meetkunde van den Heer steenstra, bij voorbeeld, of van anderen, vindt en vinden moet, om dat die Meetkunde ten gebruike van, alle leerlingen in het ai-  AANSPRAAK. 93: eerfte gedeelte opgelost hebbende , zal ik tot het andere overgaan , en aantonen, wat men door het bepalen der Lengte op zee verftaat, wat daartoe behoort, welke middelen daartoe zijn uitgedacht, en om welke reden die middelen nu eerst fédert eenige jaren in gebruik gekomen zijn. Ik zal vervolgens dat middel, *t welk voor de vatbaarheid en de omftandigheden van meest alle zeelieden gefchikt is, de meting namelijk van den afftand der maan, van de zon of van eenige vaste ftcr, uitvoerigen in alle deszelfs: delen verklaren en ontvouwen,, en met uitgewerkte voorbeelden ophelderen. Bij deze gelegenheid zij het mij geöorlofd y Z. G. T. ! eene aanmerking te gemoet te komen, die bepaaldelijk dit gedeelte van mijn onderwijs betreft , en die ik dus geoordeeld heb gevoeglijker hier dan onder de voorgaande algemene aanmerkingen, te M £ plaat-  A A N S' P R A A JL welke ik mij van uw toeftemmend antwoord volkomen verzekerd boude; of, voor eerst,het niet in ieder kunst of handwerk eene ongerijmde handelwijze zijn zou, een verbeterd'werktuig, dat den werkman in de handen gegeven wordt daarom te verwerpen dewijl men zich, bij gebrek van beter, met het oude langen tijd had moeten behelpen, en 'erzich,zo goed men kon, mede had weten te redden: ten tweden & wanneer alle naburige natiën van het aangebodenemiddel , het zij dan van zo veel of weinig voordeel als men wil, ten minften met eenige vrucht gebruik maken, of het dan niet op den duur voor de Nederkndfchc natie, die nimmer voor eenige anderein'al wat Zeevaart betrof, heeft-behoeven te wijken,: tot fchade en fchande moet flrekken , indien zij dat middel verwaarloost. Ik keer van mijnen* uitflap tot het vervolg van mijn ontwerp te rug.  AANSPRAAK, 97 Dit alles zal ik, zo kort en volledig als mogelijk is, in de verklaring van de zogenaamde wasfende of ronde kaart, van de zeiling naar dezelve, en van alle de middelen, tafelen, enz , welke men ter gemaklijker oplosfing van de hiertoe bctreklijke vraagftukken heeft uitgedacht, bevatten. Daar ondertusfehen die waarnemingen en berekeningen van, koers en verheid niet dan alte veel van de onzekerheid in den loop en richting der ftromen*, van. de ongeftadigheid der winden,, enz. , afhangen; zal ik eenige aanmerkingen , omtrent de middelen die men uitgedacht heeft om deze beletfels uit. den weg te ruimen of te verijdelen, laten volgen, en eene korte fchets geven van. \ geen omtrent den algemenen en bijzonderen loop van ftromen, winden , pasfaatwinden, enz ,.. uit de waarnemingen van Aardrijkskundigen en Zeelieden bekend is. N Ein-  98 AANSPRAAK. Eindelijk, indien 'er, tegen verwachting, van den tijd, dien ik mij voorftel aan de behandeling der aangeftipte onderwerpen te belleden, en die zich volftrekt bij minder dan een jaar bepalen moet, nog iets van belang mogt overfchieten, zal ik hetzelve aanwenden tot eene uitvoeriger verklaring van de wijze, om door middel van die werktuigen, welke men op zee gebruikt , en met behulp der driehoeksmeting, havens, baaijen, eilanden,enz.,behoorlijk op te nemen, dcrzelver ligging te bepalen, ze in kaart te brengen, en langs dien weg der Aardrijks- en Zeevaartkunde aanmerklijke dienften te doen. Ziet daar, Z. G. T.! het ontwerp mijner Lesfen Ü medegedeeld. Vergunt mij met twee of drie aanmerkingen , uit den aart van openlijk onderwijs voortvloeiende, te befluiten. Voor-  AANSPRAAK. 99 Vooreerst, zal men het mogelijk vreemd'vinden , dat ik uit zo vele werken, die van tijd tot tijd in onze taal over de Stuurmanskunst zijn in het licht gekomen, niet een of ander gekozen heb, om als leiddraad te volgen. Dan, daar ik in de meeften eene andere orde aantrof, dan ik meende te moeten volgen ; daar in allen,. die mij bekend zijn,. verfcheidene Hukken niet te vinden waren , die ik meende niet te mogen weglaten ; daar het eindelijk moeilijk is, de orde zijner denkbeelden naar die van eenen anderen,, fchoon die mogelijk even goed, of zelfs beter is., te richten: heb ik mij genoodzaakt gevonden mij aan geen bijzonder Leerboek te binden. Ik zal waarfchijnlijk binnen weinige weken de orde mijner Lesfen, die ik Uin dit uur heb medegedeeld, ©p een klein getal bladzijden in het licht geven (*)y en (*) Ik ben fedért daaromtrent van gedachten veranderd, en heb het beter geoordeeld met die uitgave nog eenigen tijd te wachten. Ik zal mogelijk in vervolg; •Mn tijd een uitvoeriger fchets , ten gebruike bij mijne openlijke Lesfen, ia het licht geven.. N i  AANSPRAAK. log eene volgende les het geheel uitgewerkte voorbeeld op de lei fchrijven, waarmede elk alsdan zijne uitgewerkte berekening vergelijken, en, door die vergelijking, de feilen , welke hij mogt begaan hebben, ontdekken kan. Ik eindig, Z. G. T. ! met mij in Uwer aller gunst te bevelen, en Uwe talrijke tegenwoordigheid voor het vervolg te verzoeken.    REDEVOERING OVER HET NUT DAT DE UITBREID TNG VAN DE ZEEVAART AAN DE MENSCHLIJKE MAATSCHAPPIJ IN HET ALGEMEEN HEEFT TOE GEBRAGTt EN IN HET VERVOLG NOG DOET VERWACHTEN, DOOR PIETER NIEUWLAND, LECTOR IN DE WIS - STERRE-EN ZEEVAARTKUNDE AAN DE DOORLUCHTIGE SCHOLE DER STAD AMSTERDAM, GEHOUDEN TER AANVAARDING VAN DIEN POST, DEN 23*"* VAN SLACHTMAAND 1789: BENEVENS DE AANSPRAAK, GEDAAN BIJ DEN AANVANG DER OP EN LIJ KE LESSEN JN DE ZEEVAARTKUNDE DEN 1"™ VAN HERFSTMAAND DES ZELFDEN JAARS, DOOR. DEN ZELFDEN. AMSTERDAM, bij PIETER HENDRIK DRONSBERG, gewoon drukker van de stad en derzelver doorluchtige schole.   AAN DE WELEDELE GROOTACHTBARE HEREN DE HEREN BURGEMEESTEREN EN REGEREREN DER STAD AMSTERDAM, EN DE HEREN B E ST I ER EREN DER DOORLUCHTIGE SCHOLE, WORDEN DEZE REDEVOERINGEN AANSPRAAK MET VERSCHULDIGDE GEVOELENS VAN DANKBAARHEID EN EERBIED TOEGEWIJD DOOR HUNNER WELEDEL-GROOTACHTBAARHEDEN HOOGSTVERPLIGTEN EN GEHOORZAMEN DIENAAR PIE TER NlEüfLAND,   RED EVO E RING, OVER HET NUT DAT DE UI TBR El DI N G VA N DEZE E VA A RT A A N D E MENSCHLIJKE MAATSCHAPPIJ IN HET ALGEMEEN HEEFT TOEGE B R A GT, EN.IN HET VER VOLG NOG DOET VERWACH1 TEN. ^AWilMJHW '. .J 3 (r yx u • i (/ n ^ h '»t fi WELEDELE GESTRENGE HEER! HOOFD OFFICIER DEZER STAD! WELEDELE GROOT ACHTBARE HER E NI 'BV RGEME ESTERS DEZER STAD, BESTIERERS DEZER DOORLUCHTIGE SCHOLE! < » / • % tVi'dT?//. ö 21 TA 3 % 3 % i®e % wï E ïr ii j a t o o n o a j a a 3 j: 1 w ZEER GEËERDE TOEHORERS VAN ALLEN RANG EN STAAT, VOORSTANDERS EN BEMINNAARS VAN WETENSCHAPPEN EN KUNSTEN, EN GIJ INZONDERHEID, NEDERLANDSCHE ZEELIED.EN, EN ANDEREN, DIE MIJN E k7pen LIJKE LESSEN GEWOONLIJK MET UWE TEGENWOORDIGHEID VEREERT! ,r t Vrucht-  R E D E. 5 tot de befchouwing van het onderwerp, dat ik gekozen heb, om bij deze gelegenheid met ruwe en on volkom ene trekken , doch met eenvoudigheid en waarheid > U af te fchetfen. Moeilijk, voorzeker, is voor iederen beoefenaar eener afgetrokkene : wetenfchap de keuze van een onderwerp, wanneer hij zulks uit den tak van kennis, dien hij oefent, ontlenen moet, en daarover handelen voor eene fchare van Toehoreren, wier ervarenheid in. dien tak in den uiterften graad onderfeheiden is, en van den hoogften trap van grondige bedrevenheid in alle de delen der wetenfchap afdaalt tot liet oppervlakkigftc en onvolkomenfte denkbeeld van de zaak in het algemeen. Is 'er eenige tak van menschlijke kennis, waarop men dit mag toepasfen, het zijn voorzeker die ge* A 3 nen^  R E D E. 13 afgeïegenfte volken , door- onmeetbare zeeën en gevaarlijke woeftijnen van hun afgefcbeiden, gemeenfchap zoeken en onderhouden ? Waren herderlijke dorpen y kleene gemenebesten of rijken, niet volkomen voldoende, om alle de voordelen der maatfchaplijke famenleving aan het menschdom te; verfcharFen. Indien wij., Z. G. T.! deze bedenking met. een naauwkeuriger oog befchoivwen, zullen wij. weldra bemerken, dat zij met den aart der menschlijkenatuur zelve niet beftaan kan. Zodra, het waar is., dat volgens het ontwerp, door de Voorzienigheid tot het hoogstmogelijke geluk vaa den mensch beraamd, zijne driften, die in den ftaat der wilde natuur als flapen r moeten opgewekt.,, dat zijne begeerte naar eer en naar kennis moet ontvonkt en in. werking; gebragt. worden ; dan is het ook zeker, dat. die B 3 di*  f4 I. N T R. E È- &:jfterï> in hare ^efka ftaat rfejde^ •kf$vM%^mQ: Amiïkö op te jH^f^w^cWdpm A&a heen naar de "Yfs|c 3#K*ph ^ffi^Afia . te ftevenen. Voegt bij deze aanmerkingen, Z. G. H.! nog de gewigtige bedenking aSfO^i^m uitbreiding van. befchaafdheid, en daaruit .vc^tfpruitende vermeerdering .van geluk voor het menschdom, tot het grote ontwerp der Godiij,ke: WQfmni^dè behoort , iets-, waaraan wij niet kunnen twijfelen, dat dan niets zo-gefchikt is tot fpoedige en volkomene bevordering van dat ontwerp-, als de uitgebreidite gemeenfehap en handel van reeds befchaafde maatfehappijen met afgelegene volken, die nog in den ftaat van woestheid en onkunde leven , en mogelijk nog eene lange reeks van eeuwen zouden nodig hebben, om zich door eL-  RED E. $p gewigtige zwarigheid op te losfen, of niet de ondervinding zelve alle die fraaije befpiegelingen heeft gelogenftraft ? of zij niet altoos geleerd heeft s dat ■met. de uitbreiding van Zeevaart en Handel ook -uitbreiding van weelde: , en daaruit voortspruitend verval van Rijken en Staten gepaard gaat ? en of niet bij de uitkomst gebleken is, dat de ontdekking van die ver afgelegene waerelddelen, die thans het voornaamfte voorwerp van de Zeevaart en Handel der bewoneren van Europa zijn, eene der otfgelukkigfte gebeurtenisfen geweest is, die der nlenschlijke maatfchappij immer konden overkomen? Dit onderzoek, Z. G. T.! is ongetwijfeld een der belangrijkften, die den menschlijken geest kunnen bezig houden. Van deszelfs hefli?fing hangt het af, of wij de Zeevaart, en de Kantten die tot haar behoren , als heilzame middelen tot het alge- C mene  R- E D E. rp eerfte fchole van befchaafdheid en kennis, en ftrooide de.eerfte zaden daarvan in den Griekfchen grond,' waaruit in vervolg van tijd de heerlijkfte vruchten zijn voortgekomen. Door Koophandel en; .Zeevaart verhieven zich Tyrus en Sidon tot eenen trap van weelvaart en roem, die haar deed uit-' munten boven alle : andere toen bekende ' Steden en Staten , wier namen thans • met het ' puin hunner gebouwen in vergetelheid begraven liggen» Carthago , eene Phenieifche volkplanting , ftelde zich door Koophandel en Zeevaart in ftaat om aan Rome het hoofd te bieden, met Rome naar de heeiv fchappij der toen bekende waereld te dingen. In latere tijden waren het Venetië en Genua alleen, uit alle de Italiaanfche Staten, die zich in onafhanglijkheid en gezag tegen heerschzuchtige naburen en vreemde barbaren wisten gevestigd te houden, die het langst C 2 en  2o I N Tr R' E 5& en het fterkst aan den algemenen vijand van Europa het hoofd bodèri. Zeevaart en Koophandel waren de zuilen, waarop het-beftaan en de welvaart dier Staten gebouwd was: zodra deze zuilen aan het wankelen geraakten, verloor ook het ganfche gebouw weldra zijne fterkte-en zijnen luister. Doch ik fpoed mij, Z. G. T.! om tot dat gewigtige tijdperk in de gefchicdcnis- der Zeevaart';te komen, dat over haar nut of nadeel vooral en bijna alléén, beilisfen moet.' Immers,.gelijk men uit de gelukkigfte proeven, met werktuigen in het klein genomen, niet altoos de zelfde voordelige werking van die zelfde werktuigen, in het groot vervaardigd , mag opmaken; zo zouden, ook alle de gronden, ten voordele der Zeevaart uit de bijgebragte voorbeelden afgeleid, al hunne kracht verliezen , indien de gevolgen van de ontdekking van Amerika,-van den gevondenen weg 6 □ ter  R E D E. ai ter zee naar Indië, die gronden met de daad wederleiden. Laat ons tot dat einde, Z. G. T.! den ftaat, waarin zich en Europa en de overige waerelddelen voor die geweldige omwenteling bevonden, vergelijken met dien, welke federt plaats heeft, en daaruit de fom van algemenen voortgang of teruggang der menschheid in welvaart en geluk onzijdig opmaken. Doch laat ons in die befchouwing ons wachten van misleid, te worden door het valfche koloriet, dat zo dikwerf de taferelen van oude tijden en afgelegene oorden onkenbaar maakt. Maar alte dikwijls zijn wij gewoon de denkbeelden, die onze verbeelding zich van herderlijke rust, van oude gouden tijden, van gelukkige onwetendheid, van vergenoegde armoede vormt, over te brengen op zodanige tijden en volken, die met de onwetendheid C 3 en  ai I N T R E Ê- cn armoede van dien denkbeeldïgen ftaat alle de onrust, de driften, de buitenfporigheden der bedorvenfte maatfchappij vereenigen. In dit verkeerde licht wordt gemeenlijk de tegenwoordige ftaat der menschlijke maatfchappij, met den vorigen vergeleken , geplaatst. Vergunt mij dit op den ftaat des gemenen levens, der zeden en der wetenfchappen in Europa toe te pasten. Vóór de ontdekking van Amerika, en vóór de uitbreiding van den handel op Afia, hadden onze voorouders gene kennis aan eene menigte zaken, die thans voor ons onontbeerlijke behoeften zijn. Zonder mij in te laten in het afgetrokkene gefchil, of niet vermeerdering van behoeften, tevens met de middelen om daaraan te voldoen, indedaad vermeerdering van geluk is? of niet, zo men dit ontkent, de ftaas van een plantdier boven dien van een' mensch zou  RE DE. 2$ zou te kiezen wezen? zal het genoeg zijn tot mijn oogmerk dit alleen aan te merken: dat de zelfde oorzaak, de uitbreiding namelijk des Koophandels, welke ons die onnodige behoeften heeft aangebragt, tevens het eenige mogelijke middel is, en geweest is , om ons de zekere voldoening van andere onontbeerlijke behoeften te bezorgen. Toen ieder land alleen van zijne eigene vooitbrengfelen leven moest9 niets van anderen ontving, niets aan anderen mededeelde , was één misgewas, eene overftroming in ftaat, om eene welvarende famenleving in de diepfte elende te ftorten en geheel te vernielen. Hongersnood en befmetlijke ziekten zijn jaar op jaar, inde gefchiedboeken. der vorige ecu wen, als verwoefters der befchaafdfte en bevolktfte delen van Europa aangetekend. Het is de uitbreiding van Handel en Zeevaart, die Europa voor de vernieuwing dier aan-  24 INTREE- aanvallen alleen kan beveiligen en indedaad beveiligt. Dezelve verzekert niet alleen ieder volk van den bijftand zijner naburen; zij verdeelt niet alleen de voortbrengfelen der natuur gelijkelijk onder allen; maar. daar zij de algemene naarftigheid opwekt, daar ieder landbouwer, ieder werkman, zijnen arbeid en zijne uitzichten niet meer bij de behoeften van zijn huisgezin , van zijn dorp, bepaalt, vermeerdert zij ook tevens derzelver hoeveelheid. Het is deze laatfte, minder in het oog lopende, doch in zich zelve zeer wezenlijke, zeer krachtdadige werking van eenen uitgebreiden Handel en Zeevaart, het is deze bevordering der algemene werkzaamheid, deze ontwikkeling der vermogens van ieder lid der maatfchappij, welke op het geheel dier maatfchappij, op zeden, op kunften, op wetenfehappen, eenen allerfterkften en allerweldadigften invloed heeft. Indien  R E D E. 27 Doch nergens is die invloed , dien ik bëdoele, zïchtbarer en gewigtigcr geweest, dan. op den ftaat der wetenfchappen en kunften. Overvloed en Welvaart, dochters van Zeevaart en Handel, zijn moeders en vocdftcrs van Geleerdheid en Kunst. De menschlijke vermogens, éénmaal uit hunne ftaat van werkloosheid opgewekt, bepaalden zich niet meer bij die voorwerpen, die hen het eerst hadden tot zich getrokken, maar breidden zich weldra uit tot alles, wat hen op eene waardige wijze kon bezig houden. Vandaar die algemene gisting en omwenteling.in Godsdienst, in Wetten, in alle takken der menschlijke kennis, die zo fpecdig gevolgd is op de grote gebeurtenisfen, waarvan wij fpreken. Aan den anderen kant hadden de Scheepsbouw, de Zeevaart, de Koophandel, de Handwerken in vele opzichten dc hulp der befchouwende wetenfchappen nodig. D i Ieder  28 I N T R E Ê- Ieder beoefenaar dier wetenfchappen zag dagelijks meer en meer den onmiddellijken invloed zijner afgetrokkene bemoeijingen op de welvaart der famenleving, en als lid dier famenleving werd hij zelf daardoor noodzaaklijker en geachter. Eigene lust tot werkzaamheid en kennis, zucht naar eer, en uitzichten op voordeel verëenigden zich dus te famen, om iedereen , die in vermogens van geest boven, anderen uitmuntte, tot de ijverigfte en ftandvastigftc infpanning dier vermogens aan te zetten. Indien niet de oplosfing van een der gewigtigftc werkftukken der Zeevaart, het bepalen van de plaats«, waar . het fchip. op zee zich. bevindt, van de juifte kennis der plaats, van de maan aan den hemel voor ieder bepaald ogenblik afhing, zouden wij nimmer diie voortreflijke Theoriën. van den loop der maan verkregen hebben, die thans een zo aanmerklijk en ge-  REDE. 29 gewigtig gedeelte der verhevenfte Sterrekunde uitmaken. Indien de vermeerderde bezigheden des gemenen levens niet een aantal werktuigen en iamenftellen van werktuigen hadden nodig gehad, en dus het menschlijke vernuft aangefpoord , om op derzei ver uitvinding te denken , zou de Werktuigkunde, en vooral haar werkdadige gedeelte, nimmer met zo vele meefterftukken van vinding en uitvoering verrijkt zijn. En dit zelfde is cp de meefte overige gedeelten der Natuurkundige wetenfchappen in meerderen of minderen graad toepaslijk. Eindelijk, welk een aantal van die wetenfchappen is 'er, dat, zonder de onmiddelbare hulp eener uitgebreide Zeevaart, nimmer tot eenigen aanmerklijken graad van volkomenheid zou hebben kunnen gebragt worden! Hoe gering was onze kennis van de gefteldheid des Aardbols- van zijne grootte, zijne gedaante, zijne^ D 3 ver-  So INTREE- verdeeling, toen zich die kennis bij Europa, en een klein gedeelte van Afia en Afrika bepalen moest. Welke vorderingen heeft niet de Sterrekunde aan de reistochten rondom de waereld, aan waarnemingen in ver afgelegene plaatfen gedaan, met een woord, aan de uitbreiding der Zeevaart, te danken? Hoe beperkt was het veld der Natuurlijke Hiftorie, eer het met de voortbrengfeien van het Oosten en Westen verrijkt en verfierd werd? Welk een licht is niet voor de kennis van den mensch, in alle zijne verfchillendc trappen van befchaafdheid , in alle de verfcheidenheden van luchtftreck , van zeden, van begrippen , die zijne natuur wijzigen , door de ontdekkingen van columbus, tasman, bougainville, cook, wilson, opgegaan? Doch ik zou te verre uitweiden , indien ik alle •de' voordelen , die de wetenfchappen aan de Zeevaart  REDE. 4S van wiskundige kennis op de Zeevaart bcftaande, aan mijne nog onbeproefde kunde cn vlijt gedeeltelijk toe te betrouwen , voelde ik in mij eene gegronde hoop geboren worden op de vervulling van die beden en wcnfchen : en nimmer zal ik de dure verpligting vergeten of verwaarlozen , die mij aan hun , als mijne eerfte Begunftigers en Bevorderaren, ten naauwften verbindt. Door U, E. G-. A. H.! zie ik mij thans in omftandigheden geplaatst, welke mij van die ftrelende hoop de krachtigfte, de volkomenfte verzekering geven, mij de aangenaamfte uitzichten openen op een werkzaam en nuttig leven. Dat gelukkig, lot valt mij te beurt in deze Stad van Handel en Zeevaart, die ik als mijne geboorteftad befchouwe en beminne \ daar ik uitmuntende onderwijzers, edelmoedige weldoeners, oprechte en ftandvastige vrienden altoos F 2 ge-  RED E. 45 den en betuigingen , hoe fierlijk en hoe welmenend ook, te voldoen aan eene verpligting , waaraan ik, door de ijverigfte en beftendigfte werkzaamheid, ter naauwernood zal kunnen beantwoorden. Zo hartlijk ik den volkomcnften , .den duurzaamften bloei van deze Schole, van deze Stad wenfche, zo vurig ik den zegen des Hemels over beiden , en over U, E. G. A. H. ! Beftiereren der Schole , Regereren der Stad, over Uwe perfonen, geflachten, verrichtingen, aflmeke ; zo ijverig zal ik alle mijne „krachten , al mijne vlijt aanwenden, op dat het U, deze Schole, deze Stad , nimmer moge berouwen Uwe keuze tot mij bepaald te hebben. Weledele Hooggeleerde Heren! Hoogleraars aan deze Doorluchtige Schole! fchoon in eenen minderen kring geplaatst, fchoon door den aart der F 3 kun-  4tf I N T R Ef' È- kimdigheden, wier onderwijs mij is toebetrouwd, van die takken van wetenfchap, welke Gij leert, meer«ndeels aanmerklijk verwijderd, geeft echter de post, ^dien ik thans aanvaarde, het Leraarampt aan deze zelfde Schole , wier bloei en . roem Gij zo luisterrijk ophoudt, mij op U, op Uwen raad, op Uwevriendfchap, eene naauwe betrekking. Vergunt mij dan, W. E. H. G. II.I dat ik, met al den ernst, dien het belang der zaak medebrengt, doch tevens met al den- eerbied , dien jeugdiger jaaren en beperkter kundigheden aan rijper' ouderdom en volkomener geleerdheid verfchuldigd zijn , U verzoeke, hartlijk en oprecht verzoeke, om de vestiging of inftandhouding van die vriendfehap, met welke verfcheiden Uwer mij reeds als jongeling, als kind, verwaardigd •jftCbéiK^3 ot 'nootfal IéIoHoS sgijffeuhooG osoh rflss • In het bijzonder zij het mij veroorlofd, mij, bij deze £ plegtige  R. E. ■ D E. 47 plègtige gelegenheid, cenigzins van.mijnen pligt van. dankbaarheid en. hoogachting te kwijten jegens U 9. die ik onder dezen geleerden kring mijne Leermeefters, en, dit ftaat Ge mij voorzeker toe 'er bij te voegen , mijne Vrienden mag noemen r daniël wyttenbach en joan henrik. van swinden 2 Denk niet, Hooggeleerde ïïttenbagh!'fchoon^ de tak van kennis, waaraan ik mij' bij voorkeuze bijzonderlijk heb toegewijd, in geen onmiddelbaar verband ftaat met die genen, waarin Gij mijn leidsman zijt geweest, denk niet , dat daarom Uw openlijk onderwijs, Uw bijzondere raad en bijftand, aan Uwen leerling verloren zijn. Gij zelf hebt mij geleerd, wTelk eenen krachtigen , welk eenen heilzamen invloed zelfs die oefeningen van den menschlijken geest, die het verst van elkander verwijderd fchijnen, op elkander;  4$ INTREE- der bezitten. Zo ik immer eenigzins flagen mag in het klaar voorftellen van afgetrokkene denkbeelden en waarheden, in het bevatlijk ontvouwen van moeilijke onderwerpen, zal ik altoos overtuigd-zijn, altoos erkennen, dat voorrecht inzonderheid aan de beoefening van die Letteren , van die-delen der Wijsbegeerte, waarin Gij mij hebt voorgelicht, en dus aan Uw geleide, aan Uwen voorgang, verfchuidigd te zijn. Verwacht niet, Hooggeleerde van s win den! dat ik uit zal weiden in de blijken van gunst en vrïendfchap , federt zo lang en in zo ruime mate van U ontvangen. Die taak zou voor dezen tijd en plaats te lang en te zwaar zijn, en U behoef ik niet open te leggen, welke ten dien opzichte de 'gevoelens van mijn hart zijn. Op deu raad van welmenende en kundige leidslieden, onder welken mijn hart mij gebiedt mijnen oudften en dierbaren vriend, leraar en wel-  REDE. 49 weldoener, jeronimode bosch, openlijk te noemen ; eenen raad, waarvoor ik hen allen ook thans nog openlijk danke, en over wiens opvolging ik mij nimmer beklagen zal; had ik, van den vroegHen aanvang mijner letteroefeningen af, getracht eenen voorraad van algemene kundigheden te vergaderen, die mij in alle omftandigheden des levens ten nutte of ten fieradc ftrekken moest. Doch omtrent de gewigtigc keuze van eenen bijzonderen kring van wetenfchap, ten onderwerp mijner beoefening, was ik nog in onzekerheid en tweeftiijd , toen Uwe komst in deze ftad, de roem Uwer verdienften , die U vooruitging , mij onder de fchare Uwer leerlij gen riep, mijne keuze bepaalde , mijn lot belliste. Zo ik immer reden zal hebben om mij over die beflisfing te verblijden , zo ik immer van mijnen arbeid, in het gekozene veld van kennis, eenig ge- G noegen,  5o X N T R E.'Ê- noegen , eenige eere mag inoogften \ zal ik. altoos gedenken, dat Gij daarvan de; eerfte bewerker zijt. Ik zou onrecht doen aan .de hartlijke en daadlijke vriendfehap , waarmede Gij mij, federt de eerfte vestiging onzer wederzijdfehe kennis, onophoudlijfc begunftigt, indien ik derzei ver vermeerdering eischte; ik verzoek niet dan derzelver inftandhouding. Gij zult de gevoelens van dankbaarheid, 'van achting, van liefde ,, die ik U toedrage, nimmer zien verflaauwen, maar, zo zulks mogelijk is, meer en meer' toenemen. Zeer Geëerde Toehorcrs van allen rang en ftaat! Indien de fiaauwc, doch naar waarheid getrokkene fchets, in deze Redevoering U voorgehouden, iets heeft kunnen toebrengen, om U levendiger te overtuigen van den hcilzamen invloed een er uitgebreide Zeevaart op de gehele menschlijkc maatfchappij, van  R E D E. 5r van. haar gewïgt voor het. beftaan en de welvaart In het algemeen van Europa, en. in hct: bijioader van -dit ons dierbaar ■ Vaderland: dan heb ik eenig recht om van U allen, als menfchen, als-inwoners van Europa , als burgers'van? Nederland',.'.dfen bijftand: en medewerking 'te èifcjiefi, waartoe Uwe onderfcheidene betrekkingen U in ftaat ftcllcn, tot de grote bedoeling,- waartoe het Leraarampt s dat ik aanvaarde y bijzonderlijk is: ingefteld, werwaart alle mijne pogingen zich moeten uilftrekken, tot volmaking en uitbreiding'van de Nederlandfche Zeevaart; ik heb recht om U te verzoeken om Uwe aanmoediging en bevordering van alle middelen, die Q 0%M S 3 -O ö K 'Iï -tjïl ■ ■ tot dat gewigtige einde worden in het werk gcftcld. Eindlijk zij het mij vergund, diegenen Uwer, tot welken ik in eene bijzonderer betrekking fta , die mijne Lesfen met hunne tegenwoordigheid vereeren, G i bij  52 INTREÊ-REDE. bij deze gelegenheid aan dat geen te herinneren, *t welk ik hun bij den aanvang dier Lesfen heb voorgedragen , en hen bij herhaling te verzekeren, dat ik nimmer eenige moeite te groot, eenigen tijd te kostbaar zal achten , zo ik dien tot eenigen dienst voor hun kan aanwenden; dat ik mijne pogingen zal verdubbelen, naarmate ik derzei ver nuttige werking befpeuren zal ; en dat ik de geringde kleinigheid , welke iets tot dat doelwit van alle mijne bcmoeijingcn zou kunnen toebrengen , befchouwen zal als eenen heiligen pligt, waarvan ik mij de verwaarlozing nimmer zou kunnen vergeven! IK HEB GEZEGD.  56 AANSPRAAK. weg te ruimen. Verfcheidene jaren zijn 'er verloopen, waarin in deze ftad geen diergelijk openlijk onderwijs, hoedanig het onderwerp dezer Lesfen zal uitmaken, gegeven is. Mijne onderneming heeft dus te worftelen met alle de hinderpalen , waarmede nieuwe inftellingen , vooral in zodanige zaken, die van beftendigen en algemenen invloed in het gemene leven zijn , altoos te worftelen hebben. Is het mogelijk, de Zeevaartkunde, een' tak van zo veel uitgeftrektheid , binnen eenigen bepaalden tijd in openlijke lesfen te verhandelen?Kan zij,uit haren aart zelvcn, immer een gefchikt onderwerp voor openlijk onderwijs zijn? Behoort zij niet voornamelijk door de oefening, op zee zelve, op zee alleen, geleerd te worden? Is dat geen, 't welk men Theorie noemt, het eenige dat men 'er aan land, dat men 'er hier ter plaatfe van onderwijzen en leren kan, voor het gros der  AANSPRAAK. 57 der Zeelieden nodig? Is het hun mogelijk genoegzamen tijd en arbeid daaraan te belleden? Waarfchijnlijk, Z. G. T.! maken velen Uwer bij hen zeiven deze of dergelijke bedenkingen. Ik heb mij zei ven deze vragen versheiden malen gedaan. Het volledige antwoord op fommigen hangt van de ondervinding alleen , van den meer of min gelukkigen uitflag van deze zelfde tnftelling af Omtrent anderen acht ik het mogelijk, eene min of meer voldoende opheldering te geven. Vergunt mij, zulks bij den aanvang mijner openlijke Lesfen te doen. ; Doch , en om zulks te doen, en bovendien op zich zelf, is het nodig U vooraf eene fchets te geven, omtrent den algemenen aart en inrichting van het ontwerp , dat ik mij voorgefteld heb met het meefte nut in deze Lesfen te zullen kunnen volgen. De zwarigheden, die daarin voorkomen, zullen zich H dan  58 AANSPRAAK. dan natuurlijkerwijze van zei ven opdoen ; en, zo mogelijk , ook daaruit best kunnen worden opgelost. De Zeevaartkunde, wanneer men het woord neemt in den uitgeftrekften zin, wanneer men 'er alle de kundigheden, alle de infpanningen van befchouwing en oefening, van verftands-en ligchaamsvermogens onder verftaat,. die zich hebben moeten vereënigén om den óvertogt bij voorbeeld van Eurppa naar Amerika voor menfchen mogelijk te makelij in dien zin, zeg ik, is de Zeevaartkunde een der lütgebreidfte takken der menfchlijke kennis , een van die genen, welke het menschlijke vernuft de meefte eere aandoen. Welk een afltand, van het eerfte vlottende ftuk hout, waarop zich de eene of andere waaghal (zo hebben voorzeker zijne tijdgenoten hem genoemd) op eene brede rivier liet voortdrijven, tot het volkomen toegeruste fchip, waarmede de ruyter de  AANSPRAAK. 50 de Nederlandfche vlag op den wijden oceaan deed 'eerbiedigen, of waarmede een le maire, en in onzen leeftijd een cook, den aardbol rond zeilde. Begeven wij ons tot de nadere befchouwing van dat verbazende (amcnftel, dan zullen wij dra bemerken, dat die uitgebreide tak van wetenfchap zich in verfcheidene afzonderlijke delen, verdeelt, die elk op zich zeken zeer aanmerklijk zijn, en allen, voor zo verre zij niet ih daadlijke oefening beflaan, van de Rekenen Meetkunde, gewoonlijk door den gemenen naam van Wiskunde aangeduid, afhangen, en op de toepasfing daarvan op Natuur- en Sterrekunde gegrond zijn; die allen noodzaaklijken fraai, doch niet allen voor den Zeeman in het algemeen even onontbeerlijk zijn. Het eerfte, dat ons in 't oog loopt, is die kunst, welke leert alle de delen van een fchip zódanig te vormen en famen te voegen, dat zij best aan H 2 het  AAN S P R A A K. 61 zijn post is het, hetzelve te befturen 'en te gebruiken. Laat ons dan nu zien, wat tot dat beftuur, of liever, in 't algemeen tot het gebruik van het gebouwde en uitgeruste fchip vereischt wordt. Die gewigtige tak van wetenfchap, die de hoofdoefening van iederen Zeeman behoort uit te maken , verdeelt zich, "uit zijnen eigenen aart, in twee delen. Het eerfte leert hoe men met bet fchip behoort te werken, om liet bij voorbeeld volgens zekeren koers, met zekeren graad van fnelheid,tè doen voortgaan, ona het te doen wenden, deszelfs koers te veranderen, de fnelheid te verminderen, enz. met één woord, om al dat geen te doen, wat onder den naam van maémaweerenpsm is. Van alle de delen der Zeevaartkunde is het dit inzonderheid, dat meest in oefening beftaat: alles onder tusfchen, wat de Theorie daaromtrent aan de hand geeft, de gronden voor de werking H g van  -v a. n sp; M a ^ 6$ man. Zij .maken dat twede aanmerklijke gedeelte van zijne kunst uit,; dat iri édieè .bepaalden sin Zeepaard kunde bf Stuurmanskunst genoemd wordten dat het onderwerp dezer Lesfen voornamelijk zal uitmaken. Bij 'deze .gedeelten der ZeÉvakrtkunde , die alle. Zeelieden in het ..algemeen betrefjén, kan. men: nog eenen gewigtigen." tak van wetenfchap tellen, die voor een groot aantal hunner, inzonderheid der zodanigen , die in eenig bewind gefteld zijn, even . onontbeerlijk is;.als de wiórigen, • d'e Krijgskunde; ter Zee namelijk, die zich.in Artillerie, Verdédiging' en Belegering van havens en forten, en Zeetac^ek verdeelt. Gebrek aan tijd vbrbfedt.-^ij, ook deze tot het onderwerp mijner Lesfen te nemen, en zulks te meer, terwijl eensdeels hare noodzaaklijkheid wel even volftrekt, doch niet even algemeen is, als die der voorgaanden\ ten adderen, dewijl hare The-  AANSPRAAK. 65 "Wat men in 't algemeen onder deze wetenfchap bevat, is U, Z. G. T.! meest 'allen ten naasten bij bekend. Zij wordt overal door de Mcefteren der Stuurmanskunst onderwezen, maakt het hoofdonderwerp der meefte Examens van Zeelieden uit, en 'er is niemand, die niet volkomen erkent dat de Stuurman van een fchip dezelve behoort te verft aan. Maar niet allen nemen dit Verft aan in den zelfden zin en in de zelfde, uitgeftrektheid. Velen zijn in de gedachten , dat ook hier, gelijk in vele andere dingen, het eigenlijke krën Van weinig belang is, en dat de dagelijkfche oefening meest alles moet afdoen; dat het genoeg is, bij voorbeeld,, uit eene genomenc zonshoogte op den middag, door behulp van kimduiking, halve middellijn, ftraalbuiging*, declinatie enz, , volgens den regel de breedte te berekenen, zonder dat men zich behoeft te bekom- I me-  AANSPRAAK. Doch het is 'er zo ver af, dat ik integendeel gerust verzekeren durf, dat ieder , die bij een middelmatig begrip Hechts eene behoorlijke oplettendheid en werkzaamheid, (zaken zonder welken niets in de waereld s noch van theorie , noch. van praótijk , behoorlijk geleerd of verricht kan worden) voegen wil, in eenen vrij: korten tijd en zonder dat hij zijne overige bezigheden behoeve te verzuimen, zich eene genoegzame kennis van de gronden der Stuurmanskunst verfchafFen. kan. Ik durf verder gaan , en verzekeren, dat hij, die op deze wijze zich geoefendheeft, in het vervolg, met veel meer genoegen, en in. veel minder tijds,. zijne waarnemingen en berekeningen verrichten zal , en , waarop- het hier in 't bijzonder aankomt, veel veiliger voor misflagen zijn zal , en dus Veel beter op zijn werk vertrouwen kunnen, dan iemand , die,, zonder de gronden te ver-  AANS'P'RAA K. 69 verftaan , voor ieder geval regels volgen moet, waarvan hij niets begrijpt; die, zo hij bij geval vergeten had ," of de ftraalbuiging volgens den regel moest afgetrokken of bijgeteld worden, en hij geen boek bij de hand had, om zulks na te zien, terftónd zon verlegen ftaan en zich niet weten te helpen; die bij ieder geval, dat eenigzins van den gewonen regel afwijkt, terftónd buiten raad is, en althans- nimmer bekwaam is om de feilen, die hij in zijn werk zou kunnen begaan hebben, zelf te ontdekken , indien de uitkomst ze niet verraadt. Vergunt mij U door een voorbeeld mijne gedachten klarer uit te drukken. Waarom is het leren van talen voor de meefte menfchen zo moeilijk ? Om dat het enkel memoriewerk is, waarbij men zich nimmer bij het ééne woord het andere kan herinneren , dewijl 'er geen famenhang I j cus*  7ó A A N S P Rl A A K. tusfchen de verfehillende woorden is, en men ze èus elk afzonderlijk in het geheugen prenten en behouden moet. En is dit niet het geval met alle andere dingen,' welke men leert, zonder de gronden, en.het verband daarvan in te zien ? Iemand, die, zonder recht te begrijpen wat een uurhoek, een azimuth, eene zons-ware, eene breedte , declinatie enz. eigenlijk is, elk derzelven heeft' leren berekenen, heeft voor elk dezer bewerkingen eenen bijzonderen regel moeten leren. Hij heeft bij eiken regel verfehillende gevallen moeten onderfcheiden; of de zons declinatie en breedte bij voorbeeld van den zelfden of van verfchillenden naam zijn, of het uur vóór of na den middag valt enz. Alle die regels zijn bij h:m buiten famenhang, deééne kan hem niet dienen om zich eene andere, welke hij mogt vergeten hebben, te herinneren. Hoe veel heeft dan hier niet die geen  M A M. S: F R A A. K. 7r geen vooruit , welke van alle die bewerkingen "den waren aart heeft leren nagaan: die geleerd heeft; dat het uur en het azimuth uit den zelfden driehoek, volgens den zelfden regel y berekend worden, dat de zons-ware al wederom üechts een bijzonder geval van dien driehoek is, waar in eene der zijden qo° wordt» Zodanig iemand zal dus, door het wel en grondig; verftaan en onthouden van éénen regel, niet één maar mogelijk twintig werkftukken hebben leren oplosfen;; hij zal, door de onderfcheidene gevallen en uitzonderingen van den regel, ook dan zelfs, wanneer die in zijn leerboek of voorfchriften niet juist te vinden1 waren, niet in de war geraken: maar zich, of door het maken eener figuur,. of door de enkele befchouwing van den éénmaal wel geleerden regel, altoos* weten te redden. Ik heb dit voorbeeld uit vele anderen alleen daarom genomen, dewijl de daarin aangehaalde  7* AANSPRAAK. haalde bewerkingen den meeften Uwer, Z. G. T.l ten minflen oppervlakkig bekend' zijn. Ik vertrouw dat Gij in den loop dezer lesfen, door verfcheidene andere voorbeeldenvan de waarheid dezer verzekering meer en meer zult overtuigd worden. Ik geloof dus niet te veel te zeggen, indien ik beweer, dat van twee lieden, die beiden het zo ver wilden brengen , om gereediijk en zonder hapering of misflngen, de werkftukken der Zeevaartkunde te leren oplosfen, die geen, alles gelijk gefield zijnde, welke de zogenaamde Theorie grondig beoefende en vervolgens op de praótijk toepaste, veel minder tijds en 'moeite zoude nodig hebben, om zijn oogmerk te bereiken, dan de ander, die het zelfde zou willen doen, alleen door het menigvuldig, en, indien ik mij dus mag uitdrukken , machinaal rekenen van opgegevene voorbeelden. Doch,  7(5 AANSPRAAK. welke men aan den wal verrichten kan, zijn door bijkomende omftandigheden, flingering van het fchip enz., op zee moeilijker. Doch aan den anderen kant bepalen zich de gewigtigfte en mocilijkfte, die tevens van dagelijksch gebruik zijn , tot een zeer klein getal, als beftaande in het waarnemen der hoogte van een hcmclsch voorwerp, zon, maan of fter; in het waarnemen des afftands tUïfchen twee zodanige voorwerpen; en in het waarnemen van een azimuth , met een daartoe faamgefteld kompas. Nu vraag ik, wie in de oefening dezer praótikafe bewerkingen, dat is, in 't algemeen in het gebruik der inftrumentcn, het fpoedigst zal kunnen vorderen: die geen, welke in al het overige, dat de berekening betreft, genoegzame bedrevenheid en vaardigheid bezittende , den tijd , dien hem de overige bezigheden van zijn' post op het fchip overlaten, alleen  AANSPRAAK. 77 alleen daaraan belleden kan; of wel die geen, die te gelijk met het leren der gronden en regelen van de berekening zijn' geest heeft te vermoeijen, vooral op een fchip, daar de infpanning van gedachten zó moeilijk is, en de aandacht zo ligt geftoord wordt. Niemand Uwer, Z. G. T.! dit overwegende , zal de mogelijkheid niet alleen, maar ook de nuttigheid en noodzakelijkheid van voorafgaand onderwijs aan den wal een ogenblik in twijfel kunnen trekken. La-ït ons dan nu zien, welke de orde, en welke de uitgeftrektheid Van dat onderwijs zal moeten zijn. Uit het geen ik tot hier toe gezegd heb , Z. G. T.Hs'U Voorzeker reeds genoegzaam gebleken, dat ik de Reken- en Meetkunde befchouwe als de eenige en onfeilbare gronden, waarop de gehele Zeevaartkunde, en in het bijzonder dat gedeelte, 't welk het onderwerp mijner lesfen zai uitmaken, K 3 gc-  A A N S P R. A AA K. 79 onder de ogen zijner Toehoreren te brengen. De oorzaak dezer zo algemeen opgevatte mening omtrent de Wiskunde, is waarfchijnlijk daarin te zoeken, dat men zich dezelve verbeeldt als eigenlijk die lijnen, driehoeken, cirkels, tekens enz., welke zij behandelt, ten hoofddoel wit hebbende -, -en derzclver eigenfehappen oni haar' eigen' wil nafporende, eene nafporing, die zekerlijk den mceflcn menfchen vervelende en belangloos meet voorkomen. Doch ik durf zeggen dat dit denkbeeld of geheel verkeerd, of ten minftcn zo bekrompen is, dat het aan de wezenlijke waarde en uitgebreidheid der verhevene Wiskunde allergeweldigst te kort doet. Terwijl ik de woorden van eene taal leer, die in zich zclven genen famenhang hebben, bedoel ik niet, om alleenlijk te weeten 3 dat bij voorbeeld een huis of een hom in de eene taal dus, in de andere zo genoemd wordt,  8o AANSPRAAK. wordt; maar ik bedoel 'er dit mede, om e'ens vooral, wanneer in een bock of gefchrift in die taal welke ik geleerd heb, van huizen of bomen gewag gemaakt wordt, te kunnen verftaan wat daarvan gezegd wordt. Wanneer ik in de Wiskunde eenen rechthoekigen driehoek befchouw, waarvan de hoeken en de. eene rechthoeks zijde gegeven zijn, en ik onderzoek hoe lang de andere rechthoeks zijde is, dan is het mij niet te doen om zulks te weten voor dien driehoek 3 dien ik op het papier of op de lei getekend heb; maar ik leer juist door die bewerking eene menigte voordellen oplosfen, die in het dage lijkfche leven van oneindig gebruik en nut zijn. Ik leer daardoor, wanneer ik, zekeren bekende koers houdende, zekere bekende vordering in, breedte gemaakt heb, daaruit te vinden, hoe veel ik in .lengte gevorderd ben. Ik leer daaruit, .wanneer ik de hoogte van eenen too-  AANSPRAAK. 81 toren in graden met een o&ant of ander inftrument gemeten heb, en ik tevens weet hoe vele roeden ik van den voet des torens verwijderd ben, deszelfs hoogte in roeden te berekenen. Het zou niet moeilijk zijn dit voorbeeld verder uittebreiden , of eene menigte anderen van den zelfden aart bij te brengen. Wat is nu gemaklijker, eens vooral zodanig een voorftel in het algemeen te leren, dat is, den driehoek op het papier of op de lei te leren oplosfen; of bij elk bijzonder geval in Zeevaart, Landmeetkunde , en in eene menigte andere gelegenheden, telkens verlegen te ftaan, en, om zo te (preken, telkens dat bijzondere geval van voren af aan te moeten nagaan? Zou iemand, die dagelijks brieven, in eene vreemde taal gefchreven , ter lezing ontving, en dezelven volftrekt moest verftaan, niet veel liever de moeite nemen van e'éns vooral die taal te leren, L dan  -~A A N S P R A A K. #5 algemeen, en niet voor eene bijzondere klasfer derzei ven in het bijzonder gefchikt is. Verre h'het 'er ondertusfchcri af , dat ik die genen Uwer, Z. G. T,!" welke zich in de omftandighedcn -bevinden, van meer tijds en arbeids aan de vermeerdering en aankweking hunner- kundigheden te kunnen belleden, zou aanraden om zich bij dit verkorte en in zekeren ztn bekrompene onderwijs-, dat alleen door de noodzaaklijkheid gewettigd wordt, te bepalen. Integendeel raad ik iedereen,, wiens lust, tijd en vermogens zulks toelaten, de gehele Meetkunde, zo veel mogelijk is,., te beoefenen, en.zich verzekerd te loonden,, dat hij in het vervolg zich die moeite niet beklagen zal , maar' veeleer met genoegen gewaar, worden , hoe weinig tijds en moeite hem de toepasfing der verkregene wiskundige: kun* digheden op alle andere nuttige dingen zal kosten, - L 3; m  U AANSPRAAK, en dus , hoe veel arbeids hij in dat opzicht zal hebben' uitgewonnen. Daar ik ondeftusfchen bij; ondervinding weet, hoe moeilijk het is j al is men nog zo wel van liet nut en de noodzaaklijkhcid der Wiskunde overtuigd , zich langen tijd met hare beoefening bezig te' houden , zonder zelf iets van dat onmiddelbare fiuthte befpeuren, zal ik ook hierin alles doen wat in mijn vermogen is , om - aan allen genoegen te geven:* Ik zal dus bij elk gedeelte der Wiskunde, dat ik zal afgehandeld hebben, terftónd die voorftelleri van de Zeevaartkunde laten volgen, welke uit het tdörgedragene voortvloeien. Ik zal dus,bij voorbeeld, de opgave der regelen van het zogenaamde zeilen naar de platte kaart niet uitftellen , tot ik in ftaat gal zijn ook het zeilen naar de wasfcnde. of ronde kaart te kunnen verklaren j maar ze terftónd op 83 g J de  A A^ N', S..P R A A'. Ki 87, de behandeling der rechthoekige;,driehoeken..laten volgen. ï De verdeling en orde mijner«Lesfeny-iïiie ik U thans zal mededelen , zal nader doen'blijken, hoe ik de regels, die ik mij heb voorgefehreven , zal trachten "in "het oog te houden. Ik zal dan met de Rekenkunde eeticn -aanvang maken ,. en flccks zo vele bédrevenheid' in mijne Toehorerch onderftellen, dat zij: met de cijfferlettcfs vrij vaardig kunnen omgaan, en dus-de bewerkin^. gen van. muhiphath,' dmfie^ regel van .drieën dnz. behoorlijk verrichten kunnen,: al zijn de ware aart en reden dier. bewerkingen hun niet voikomen bekendImmers , die bewerkingefi:zte ;te.-onderwijzen y-én 4o vaardigheid, diedaartoQbehoort ,mcde te delen ,< k. bij openlijk onderwijs onmogelijk , dewijl , die vaardigheid alleen door infpatming van het geheugen en dagelijkfche 'oefening kan verkregen worden. Ik zal- dus  n A* A N S P R A A K, dus beginnen met het verklaren van den aart en eigenfchappen der pro-por tien of evenredigheden , en daarüit de ware grónden van multïphcatïe, divïfie, regel van drieën, gebrokens, enz., afleiden. Ik zal op dit algemene onderwijs laten volgen eene breedvoeriger verklaring van den aart en het gebruik der decimale of tientalige breuken, ender Logarithmen , en van de inrichting der Logarithmus - tafelen. Ik zal vervolgens tót liet behandelen der Meetkunde overgaan, . de bepalingen daarvan behoorlijk ophelderen, en die voordellen, welke in het vervolg op de Zeevaartkunde zullen toegepast worden, achtereen voordragen en bewijzen. Na op deze wijze die eigenfchappen van lijnen, driehoeken, parallelogrammen en cirkel, welke tot dat oogmerk nodig zijn, verhandeld te hebben, zal ik  AANSPRAA K. 89 ik den aart, het gebruik en de wijze van berekening der Smusfen^ Tangenten ,enz., zo in natuurlijke getalen als in Logarithmen, uitleggen: en dan met de rechtlijnige driehoeksmeting dit korte famenftei der zuivere Meetkunde befluiten. Hierop zal ik terftónd laten volgen de toepasfing der reehtlijnige driehoeksmeting, op het berekenen Van de lengte en breedte, waar een fchip in zee zich bevindt, uit den gehoudenen koers en afgclegden weg; de middelen, die men heeft uitgedacht om die berekeningen te bekorten, mededelen; eneenig denkbeeld geven van het gebruik der driehoeksmeting in het opnemen en aftekenen van havens, baaijen, kusten, enz. Ik zal vervolgens terftónd eenen aanvang maken met het voordragen van de eerfte beginfclen der Sterre- en Aardrijkskunde, in zo verre de zeeman dezelven behoort te kennen: en met het uitleggen M van  9o AANSPRAAK. van de inrichting en het gebruik der Hemel- en Aardglobe. Dit zal mij in ftaat ftellen om een der gcwoonfte en noodzaaklijkfte werkftukkcn in de? Zeevaart, het vinden van de breedte uit eene waargenomene Zons middaghoogte, naauwkeurig en van ftuk tot ftuk te ontvouwen. Daar die waarneming,, of door middel van een Zeemansquadrant, of veel beter, gelijk blijken zal, door middel van een Sextant of Oaant gefchiedt, zal het hier de gefchikte plaats zijn, om de famenftelling en het gebruik dier werktuigen te verklaren en aan te tonen. i Bij de ontvouwing dezer Sterrckundige benamingen, rechte opklimming, declinatie, verfchilzicht,, tijdvererlcning , enz , zal ik telkens de verklaring voegen van de wijze ,, waarop men dezelven berekend en in Tafelen gebragt heeft, en dus van de inrichting der Zeemans-Almanachcn in het algemeen,. en  AANSPRAAK. 0T en van dien, welke voor cle Nederlandfche Zeelieden wordt uitgegeven, ïn het bijzonder. Deze befchouwing zal ons dus van zelve brengen tot 'het denkbeeld van de zogenaamde klootfche driehoeken , waarvan de aart en het gebruik van zelf in het oog zal lopen. Ik zal dan vervolgens die driehoeken op de kortfte en eenvoudigfte wijze leren oplosfen. Bij elke verfchillende foort van driehoeken, zal ik telkens aantonen van welk gebruik dezelve in de Zeevaartkunde is, en welke werkftukken daardoor worden opgelost. Ik zal die werkftukken zelve als voorbeelden van de opgegevene regelen gebruiken, en dus het dubbel voordeel erlangen, van mijn voordragt minder droog en belangrijker te doen worden, en, te gelijk met dc klootfche driehoeksmeting , bijna alle de werkftukkcn der Zeevaartkunde, het berekenen van Uurhoek, Azimuth, Zons M 2 ware,  9i AANSPRAAK. ware, enz , te hebben afgehandeld , 't geen een aanmerklijk gedeelte tijds fparen zal. Bij de uitlegging van den Uurhoek zal ik eenige aanmerkingen voegen omtrent den aart en de^vereischten van goede uurwerken, en van de wijze om. derzelver gang na te gaan en te verbeteren. Ik zal vervolgens de verfchillende wijzen, welke de. driehoeksmeting aan de hand geeft, om op zee, door twee of meerder hoogte-metingen de breedte te vinden , naauwkeurig ontvouwen en inzonderheid de voortreflijke methode, welke de Heer doqwes ter verkorting dier berekeningen heeft uitgedacht,, niet alleen verklaren, maar ook bewijzen, 'c geen,zo veel: mij bewust is, in geen Nedcrduitsch werk, ten gebruike der Weeheden gefchikt, tot hiertoe gefchied is. Dus het gewigtige vraagftuk, om de plaats van een fchip op zee te bepalen, met betrekking tot deszelfs. eerfte;  94: AANSPRAAK. jjlaatfjsn. Menbefchouwt namelijk alle die bemoeijingen om-Lengte,,op zee te bepalen, waarvan thans door geheel Europa zo veel werks en ophefs wordt gemaakt, als,n-ieuwigheden, die, indien zij al niet van allen grond en bruikbaarheid ontbloot zijn, ten minffcen zeer onnodig zijn,, dewijl men,, zonder dezei ven, zo langen tijd met genoegzame zekerheid alle bevaarbare Zeeën des aardbols doorkruist heeft. Ik zal mij hier niet beroepen, Z G. T.! op het eenparige getuigenis van zo vele verdienftelijke Zeelieden van allerlei rang onder andere natiën , van zo vele kundige Officieren en andere Zeelieden onder de onze, die de waarde en het nut dezer bemoeijingen bij ondervinding kennen- en roemen. Ik zal niet uitweiden over de mogelijkheid en bruikbaarheid der methode zelve, die in het vervolg van zelve blijken sak Ik zal flechts deze eenvoudige vraag 'doen , op welke  $6- A A N S P. R A A K. Op de behandeling der methoden , waarop het •vinden 'van de Breedte en Lengte, en dus van de plaats van het fchip berust, volgt natuurlijk de uitlegging van die middelen, welke men gebruikt om deszelfs verandering van plaats te kennen. Hiertoe behoort het gebruik der Kompasfen , die den koers, en van de Lochhjn, die den afgelegden weg van het fchip aanwijst. Doch het is niet genoeg dien weg te kennen, men moet daaruit de vordering, die het fchip, zo ten noorden of zuiden, als ten óósten of westen gemaakt heeft, weten af te leiden. Men moet zulks weten te doen in die onderftelling , welke waarlijk plaats heeft, dat de aarde gene platte maar eene ronde oppervlakte is; men moet eindelijk dit alles op de kaart kunnen nagaan en overbrengen; men moet dus ook de inrichting en het gebruik dier Kaarten leren kennen. Dit  ïqo AANSPRAAK. cn ik zal niet. nalaten , telkens bij ieder ftuk of voorftel, de beste werken aan te halen, die over de Zeevaartkunde in onze taal voorhanden zijn; vooral die van mijnen uitmuntenden en geëerdcn voorganger, den Heer pybo steenstra, en van den Heer antoni struyk, alwaar elk dan het behandelde gedeelte, ter aangehaalde plaatfe, nader leren en beoefenen kan. In de twede plaats, gevoel ik allerduidlijkst hoe moeilijk het is, zich in het geven van openlijk onderwijs naar de vatbaarheid van een, zo ik hope, aanmerklijk getal Toehorers, van verfchillende graden van kundigheid en fchranderheid, te fchikken. Het is niet anders mogelijk , of de een zal mijn voordrage te kort en te afgetrokken, de ander ten zelfden tijd te oppervlakkig en te wijdlopig vinden, ïk kan niet anders doen dan tusfchen beiden den mid-  AANSPRAAK. 101 middenweg houden •, en den eerften verzekeren, dat ik geen meerdere kundigheden k iemand mijner Toehoreren onderftellen zal, dan ik met reden van elk, die zich met bepaalde oogmerken hier laat vinden , verwachten mag. Anderen meer gevorderden, die mij met hunne tegenwoordigheid verwaardigen , verzoek ik dit in het oog te houden, dat hun getal waarfchijnlijk het kleinftc zal zijn; en ik beloof hun tevens, zo veel vlijt aan den voordragt, ook der gemeenfte en oppervlakkig (Ie dingen, te "zullen bededen als mogelijk is, om de herinnering daarvan ook voor hun eenigermate nieuw en belangrijk te maken. Eindelijk, zo zeer ik overtuigd ben,dat het rekenen van voorbeelden , zonder de gronden van de regelen, die men volgt, wel te verftaan, niet genoegzaam is tot het verkrijgen eener voldoende N 3 kennis  io2 AANSPRAAK. kennis en gefchiktheid 3 zo zeer erken ik aan den anderen kant de noodzaaklijkheid , om die regels door voorbeelden op te helderen , en om , door het veelvuldig rekenen van voorbeelden, eene vastheid en vaardigheid in het gebruik der regelen te verkrijgen. Ik zie geen mogelijkheid om in openlijke Lesfen volkomen aan dit vereischte te voldoen. De tijd laat niet toe , en andere om Handigheden verhinderen bovendien, aan een groot getal Toehorers Y-oorbeelden ter berekening op te geven , en de uitgewerkte berekeningen elk afzonderlijk na te ziens ik zal,' om dit gebrek echter ecnigzins te gemoet te komen , bij elk afgehandeld Huk een of meer voorbeelden opgeven; cn ik verzoek elk, die met vrucht van dit onderwijs wenseht gebruik te maken, zieli -van -ccnig fchrijfgerccdfchap,. potlood, bij voorbeeld,, met een ftuksken papier, te voorzien. Ik zal dan in eene