D E MINNENYDIGE E N ONDANKBAARE GEMALIN, EN DE ten ONRECHTE MISHANDELDE TUKJAJNS CE E LAAKENKOOPER. KLÜGTIG KAMER-SPEL, in twee BEDRYVEN. Alöm voor één Seftchalf te bekomen.  Aan den L E ZE R! Wy Schryven niets, alvorens wy het wezentlyke van ons onderwerp hebben leeren kennen, want een te grote drift, of een te gretige hebzugt, is dikwerf oor£aak dat by nader kenni^krvging, een gefchetft taft reel merkelyk in koleuren verandert, zo als aan het reeds zo dikmaalen verhandelde geval, door dit klein Kamerflukje zal te zien zyn. PERZOONEN. TUKRI ANUS, een Laakenhandelaar. Mevrouw WITTESTYN, gemalin. , / van L A D D Y, te voren Wilzon genaamt, f {'^" "aLieveliDg.j eus- BOSLIEF. faforict van Mevr. VVittestyn NEERINCA , te vor«n Correspóndentiehouder tusfchen Mevr. Mïttejlyn en Boslief. DIRKJE, Kamenier. , >van Mevr. Win hxn HENDRIK, Lyfknegt. S  D E MINNENYDIGE ,.n* . , , ' % ON DAN KB A A RE GEMALIN. EERSTE B E D R T F. EERSTE TONEEL. Het Toneel verb-eid een vertrek, 4n de woning van een oude Tanten, by wien Mevrouw IVITTZSTTN haar ii.trek genomen heeft, en vervolgens gearrefteert is. Mevrouw WITTESTYN, BOS LIEFBOS L I E F. ó Ja Mevrouw, ik zie deblyde tyt gebooren, Dat niets myn zielsvermaak,., myn urootfte vreugt zal ftooren, Geheel onifla;en van de vrees voor uw gemaal, Schenkt uwe goedheid aan myn min een zegenpraal, Zo groot myn zielsvriendin! als 't blakende verlangen Van een verlieft galant ooit wenfchen kan 'e ontvangen. Wat ben ik u verpligt voor uwe vriendlykheid! Myn Buut myn hartewenfch, myn fyn en loos beleid, Had aan myn minnedrift geen voordeel kunnen geevcn. Had gy niet naar myn raat volkomen willen leeven. Mevrouw WITTESTYN! Ja Bosliefl 't is zo ver; uw toeleg overwint; De zaak is nu volbr.igt. En gv mvn boezemvrind I Gy zyt te veel bekwaam in opzigt by de Frcuwen, A 2 Dan  & <4 ) % Dan dat die zwakke Sexe zig niet op u vertrouwen En u geloven zou; ja, fcbaamde ik my niet, 'k Bekende dat gy ras in hunne ziel gebied:,, Door uw vermogens hun het têJer hart kunt roeren; En van het punt der pligt en eerbaarheid vervoeren. Natuur (in weerwil uwer afkomjl) fchonk u *t al Wat zy u fchenken kon uw driften ten geval; B O S L I E F! Zwyg waarde Ant]t\ uw bekent'nis doed my blózen! Mevrouw WITTESTYN! Ja Boslief! Barend', ja natuur heeft u verkozen, Om aan de fchoone kunne, (zo die eens koel mogt zyn, 't Gevoel te geeven van een dartle minnepyn. Voor my'k beken ronduit, 'k waar nooit zo ver gekoomen:; 'kHad nimmer een befluit van dien aart ondernoomen, Waart gy de dryfveer niet, door wien ik aangefpoort, My zelf geheel verlies ; wyl gy myn ziel bekoort. Gftrouwe vriend! het is alleen door uw vermoogen En fchranderheid, dat 'k myn gemaal dus heb bedroogen. BOSLIEF! 't Was geen bedrog Mevrouw! 'twas flegts eenvriindenraaf, Tot ftremming van een groot, en grooter wordend kwaad. Kan ooit iets fterker, of, ooit iets brutaler weezen, Dan dat (uw minn*nyt nog uwe wraak te vreezen,) In uwe woning zelf, uw eerlyk huwlyks bed , Door uw gemaal met zyne Concubine word befmet? MevRouw WITTESTYN! *t Is xraarlyk boos genoeg ,■ ik za! my ook wel wagten Dat zulk een Ligtmis ooit weer by my zal vernagten, Vergun veel liever uw dat aangenaam geluk. B O £  #( 5 ) * B O S L I E F, (met drift.) Duld waarde! dat ik u in myne armen druk! MevrouwWITTESTYN.' Maar zo gy my verlaat, 't mag voor of tegen loopen, Geloof my, 'k moeft welligt zulks met de dood bekoopen. B O S L I E F! Ik u verlaten, u begeven, . . ! neen Mevrouw! Bouwd even vylig op myn drift, als op myn trouw! Mevrouw WITTES T Y NI Ja maar gy kent myn aart: en 't fcheindmyaangebooren, Dat altoos jalouzy my in myn ruft moet ftooren. Waar 'k min gevoelig voor die binderlyke kwaal, Ligt leefde ik tot nog geruft met myn gemaal. Der vrouwen zwakheid ken ik meer als doot 't befchouwen, Maar egter kan men ook de Mannen niet vertrouwen. En boven al myn vriend! een ongehuwd perzoon Als gy, beminnenswaard, bekwaam, galant, en fchoon. jsssssssssssssssssssssssssssssj tweede toneel. Mevrouw WITTESTYN! BOSLIEF! DIRKJE! DIRKJE! ]VJevrouw! Heer Neeringa begeerde u te fpteeken. Mevrouw WITTESTYN! Laat hem maar binnen: want zyn vriendfchap onsgebleKefl, Gebied ons zedert lang die familjariteit. A 3 DË&.  0 (.6 ) i% DERDE TONEEL. Mevr. WITTESTYN, BOSLIEF, NEERINGA. NEERINGA. Bonjour Mevrouw, myn Heer! 'k ben in de daad verblvd V weaet zaam te rien. Nu , 't zyn gewisfe zaken ' Een Mei:fchis 'tliö», by 'tgeenhem 't msefte kan vermaken Ik wsnfchte dat ik ook zulk een cccajit had , 't Is voor een Minnaar tog een ongemeene fchat: Vooral wanneer men 't nog by Venus mii.netuilen', Niet zonder giften en gejchenken laat heruiten, 't Is nu een andre tyt vriend Barend als weleer ' Toen ik Commisjionair de briefjes keer op keer Zo van Mevrouw als u moed heen en weder brengen. Nu kunt gy zonder g ne uw weliuft zamen mengen. En telkens hebt gy luft,.. ja, ja gy weet de reft,... Voor myn part vrienden, doed van weder zyde u beT. B O S L I E F. Nu Babbelaar, hebt gy niets anders te verhalen? Mevr. W ITT E S T Y N. L;gt koomt hy om een fchets van myn perfoon te malen? NEERINGA. Och neen Mevrouw, voorheen was dit voorwendzel goed Toen gy omringt van uw gemaal of dienftbre ftoet, Geen ruime teugel aan uw minnedrift kon geeven, Om met uw Boslief, naar uw byder wenich te leeven. Nu is myn fchilderkunst voor u van geen waardy. Parbleui myn Kunstgenoot Mevrouw! gelooft my vry ■Zal u metzyrt pinceel natuurlyk purtraiteeren. Hier kom ik fLgts om naar uw welftant te informeren. Mevrouw WITTESTYN! Die is vry wel myn Heer, maar zonder erg of list, Gy  # ( 7 ) !É: Gy koomt nu hier dan daar; wat hoort gy van de de twist Zo heftig tusfehen my en myn gemaal gereezen? NEERINGA! Ja wel Mevrouw! 'k begin een wynïgje te vreezen. Leeft vrolyk en gerust en maar welluftig voort; En vergt geen nieuws waar door die blydfchap word geftoort Mevrouw WITTESTYN! 'kWord door een voorgevoel van droefheid reeds bewogen, En 'k gis fchier dat ik in myn meening ben bedroogen._ Verhaalt ons wat gy weet „Wat of die angst beduid? ' NEERINGA! De Bom Mevrouw! breekt al hoe langs hoe meerder uit. BOSLIEF! Koom alles fpotterny.... Hoe waarde! 'k zieu fchryen !„ NEERINGAl Neen, neen waaragtig niet: het zyn geen fpotternyen. 't Is waar men heekelt nog geftaag HeerTuknaan, Men lacht meer om zyn zot als om zyn fnoot beftaan. Maar weeft verzekert, hoe de zaak ook af moog loopefi, Dat gy u waarlyk niet volkomen vry zult koopen. Mevrouw WITTEST YN! Ja 'k zi,e te wel helaas! reeds hier geamtteert* Dat myn gewaant geluk in ongeluk veikeert. tiHet zwak der jalouzy, 't beginzel myner plaageuiDoed my met naberouw myn groote drift beldaagem (Waar myn gemaal ook zo miryverig geweest, 'lïk had zints lang met grond voor zyne wraak gevfeesf. & 4 8 (J ■  c s ) i& B O S L I E F! Wel nu myn waarde fcbat! wat hebt g7 dan te vreezen? ^dat'u Echtn/°mfe/ te fch£iden wn elkaar! iin dat u Echtgenoot u verder jaar op jaar Van zynen overvloed, C om deftig van teleeven ) Een goede zomme geids goedfchik zal moeten geeven. (ter zyde ) ° „ Want dat is tog bet wit van myn Staatkundigheid De grond van myne Min, en 't fpoor van myn beleid." Mevrouw WITTESTYN! MÏr wSo^vrees t ^ *« °™ ntets tó ^ NEERINGA! ïrr, ««,=4 Uw woning te ontvlugten En ongedwongen uw gemaal en huisgezin ' SKi" Pift tC ,on"I«ni gelooft my myn Vriendin! Z.1 u in uw Proces al zeer nadeelig weezen. Wanneïr uwTJS ^ ^ '?S bi"yk ''S te vreezen>> "anneeruw Echt'er.onr n w»A„r~m ? ..... " En gy door t Regt, befchaamt naar uwe woning keert. Nu fpreeR ,k eens in ernst, zo als ik hoorde gisfen, Dat u zulk een affront niet ligtelyk zai misfen, B O S L I E F. Koom alles bablery 'k geloof die praatjes niet. NEERINGA! Ja men verhaald nog meer van 't geen 'er is eefchied Men zegt, Mevrouw!( vergeef, «bflkhetïioSSS,), Dat uw gemaal zo veel u heeft ten laft te leggen Als ge hem bewyzen kunt op fufifante grond ' De Teekens die Bojlief aan de Gordywn vond C'k Meen van het Zydvertrek, ) tot een gewi'flyk teeken Of ge hem opwagten kost, daar weet men van te fpreeken. Ja  iP ( 9 ) tfc Ja men verhaalt nog meer, en zegt dat in dien tyt, Als uw gemaal zyn tyt in 't Buitenleeven ilyt, Gy dikwerf in de Stad te blyven wilt verkiezen; Om geen gelegenheid voor Bojlief te verliezen, i Dat gy dan fchier by nagt hem in uw woning laat: En dat hy s'Oehtends vroeg dan weeder van u gaat. Ja zelf moet myn perfoon in 't fpel een hoofdrol fpeelen En in de eernaam van een Briefbejleller deelen. Mevrouw WITTESTYN.' 't Is onbegrypelyk hoe dat men alles weet.' Ik ddgt Wel ow één zaak die ik niet ligt vergeet Maar al het ovrige dat kan ik niet verzinnen. B O S L I E F! En wat kwam u Mevrouw? dit ogenblik te binnen? Mevrouw WITTESTYN! Een zeekre tyt myn Heer! dat 'k uit uw oogen las Hoe hoog uw minne drift dat uur gefteegen was; Een tyt, dat gy geen metfïer van uw drift nog zinnen, Aan Laddy blyken gaf dat wy elkaar beminnen. B O S L I E F! Mevrouw wat meent gy ? Mevrouw WITTESTYN! 'k Meen de drift van uwe Min. Betoont in 't byzyn van myn grootfte Vyandin; Daar die gewaande Engelfchman met argus oogen , Dan klaar ontdekken kon wat onbepaald vermoogen, Gy in die dagen reeds op myne pojjie had. B O S L I E F! Ii 't anders niet myn Lief.' myn onwaardeerbre fchat! As 'k  •0\ 10 % 'k Dagt dat gy doelde op die zeekre oopenblikken, Toen uw gemaal ons op hec onverwachtit deed fchrikkefl, Als denkende dat hy te Vreeland z\ \ bevond ; Tenvyl by, ('t fcheen een droom, j voor onzen oogen ftont, Mevrouw WITTEST Y N! Ja Vreeland fpreekt gyvan, ó HtfftH WELGELEEGEN! Heb ik u tot myn Vreugt of tot myn fmart yerkieegen? In 't fchoonfte weeder... in het aangenaamstfaifoen, Verfiert met bloemen, en met ieudig Lentegroen, Slyt ik als Kloosterling in peinzende gedagten, f Verzeekert, en vol zuig de dagen en de nagten! VIERDE TONEEL. Mevrouw WITTESTYN! BOSLIEF! NEERINGA! DIRKJE! DIRKJE! IVfcvrouw.' verkiest gy ook het Middagmaal alleen, Te houden in deez Zaal, of andre Kamer? Mevrouw W I T T EST Y N! Neen, Als Tante is gereed zal ik met haar dineeren. DIRKJE! Die tafel is gereet, Mevrouw. Mevrouw WITTESTYN! Zeer Wel. Nu Heeren.' Met uw verlof, 't word tyt, gy kent de oude Vrouw. BOSLIEF. Mevrouw 'k verzoek, excus? adieu Vriendin! ik zou.-. NEE*  Jt$ II % " NEERINGA; Watzoudgy? Malligheid! koom voorten Wagt tot morgen, Mevrouw zal u die ichuki wel zo lang willen borgen. Mevrouw ik ben je Haaf, en we. fch u lydzaamheid, Tot dat Juffrouw Fortuin u naar uw wenfeh bevryt. Mevrouw WITTEST Y NI Adieu Boflief! dag fpotter: 'k zal u nader fpreeken, F T F D E TONEEL. DIRKJE! HENDRIK! DIRKJE! W^el Hendrik i. zullen dan de zaken blyven fteeken? En hoe zal 'tgaan met ons? HENDRIK. Wy zyn 'er mee gefopt, En by previjie uit de gunden van Myr. Heer gefchopt. 'En wat Mevrouw betreft, zo als ik al hoorpraaten, Die zal en u en my wel mooitjes zakken laaten. DIRKJE. Het is een gekke kool die ons dan word geftooft» HENDRIK. Mevrouw zal in het kort ligt met de kouz op *t hooft Door meer dan Viienden dwang verpligtzvn thuis te keeren; Want van Heer Tukriaan kan zy niets piofiteeren. DIRKJE. Dan treft het ongeluk ook zeker u en my En al het ingebeeld geluk is dan yoórbjf. Een enkel beetje geld vooi 't geen dat wy bedreeven, Da!  ' £ 12 \fe Dat kan ons waarelyk niet veel vernoegi'ng geeven. HENDRIK. En gy waar zult gy heen als gy verhuizen moet? Men noemt u Keumeejïres van 'c Vrouwelyke goed; Men lacht u dapper uit, men wil u Vroedvrouw m'aaken. Om uwe kunde in 't geen de Venusleffen raaken. Wat duivel zegt men, denkt men van een kamenier, Die zien, of voelen kan, dat Venus minnevier Zints een paar uuren, by een Hoertje zig liet blusfchen En zig een eerlyk Meisje noemen durft ? DIRKJE. Intusfchen Weet gy wel beter, want gy waart 'er immers by. HENDRIK. Maar'kdorft daar niet naar zien: dat was te onkuifch voor my. DIRKJE. Koom.koomny fpot metmy; maar hoe zultgy 'tdanmaaken Als gy verhuizen moet ? HENDRIK. u „ « ■ ,. , Ja kon ik a"e zaaken, Met een Propheetiefch oog befchouwen, 'k had gewis In plaats van nu Mevrouw in haar gevangenis ' Ten dienftte (laan; myn Heer voor'taanbodzyner fchyven Gezwooren, hem altoos getrouw te zullen blyven. DIRKJE. Maar aprope ! diend gy getn tafel meer? HENDRIK. Dat 's waar. DIRKJE, 'k maak vaft de Kam<;r om 'er thee te drinken klaar. Einde van het Eerfte Eedryf.  # 13 NASPEL- O F T W E B E BEDIYF, In één Toneel! Verhelende een vertrek, in een Burger woning. TUKRIANUS, LADDY. TUKRIANÜS, * We. nu vriendin! zyt gy van uwe fchrik bekoomen ? Deed die onfteltenis ook meer gevolgen fchroomen? LADDY. Tot nog toe niet myn Heer.' 'k bevind my reed'ïyk wel; Een aderlaating vond ik nodig in 't geitel (Voor iemand myner kunne') van die omftandigheeden. TUKRIANUS. 'k Geloof het waarlyk ook, ik ben het meed te onvreden, Om dat die zotterny door u en my begaan, Ten doel van yders haat, van yders ipot moet ftaan. Terwyl een Portraiteur een myner tafelvrinden, Zig tot myn raadsman en verderver durft verbinden. LAD,  0 H LADDY. Zou 't Boslief kunnen 7yn die u verriaden hcefi? TUKRIANUS. Hy is 't, hy is 't al'een die my zyn raat eerfr geeft. De oorzaak dat ik u heb in myn huis genooitfeïi> C'k La'Ch om my zelf, dat 'k tot die zotheid ben gekooinen,) • Voords de verleider van Mevrouw my:] Gemalin : Hajr Raadsman en met een her yotrü^erp hater min. De felle ftoo ebrand van haarjalouriche zinnen, Die al wat hy begeert kan op haar hart verwinnen. L A D D Y. Dus geeft gy BoJIief dan de fchuld geheel altdén. TUKRIANUS. ó Neen.' myn gemalin is met hem lotgemeen. Zig blind'Iings naer de raat van een Galai.t te buigen. Noem ik van onverftamJ zig zelve overtuigen. LADDY. Maar ik zag Dirkje aan voor u verraderes. TUKRIANUS. Zy was het werktuig wel, dog enkel door eer les. Van myne Gemalin of van haar Vriend ontvangen. LADDY. Wat kan een Sterveling de huichelaar uithangen. T U K R I A N U S. 't Verfcheelt my niet met al wie ons verraaien heeft, Zv di-J met my Hus «ei heeft in den Echt gel eelt. Haar Vriend, haar Kamenier, of wel haar Mofteitjongen. Of 't drietal Kru;jets diar ik ftout door wierïi befprongen, Het b!yrt tog waarheid óatjahurfche ondankbaarheid, Mevrouw myn gen.nlin ellendig heeft misleid; Eu dat zy in het eind zig zal bedroogen vinden. L A D-  0 15 % LADDY. Maar kan de vriendlykheid u niet weer 't zaam verbinden? TUKRIANUS. i Nu niet, het is te ver, zy heeft een pas gedaan, Die koomt haar zo ik meen reeds duur genoeg te ftaan: En het vervolg daar van vertrouw ik zal ik weeten. De pligt van dankbaarheid heeft zy te boos vergeeten; (ik zeg 't niet tnt verwyt van 't waardig ouderpaar,) • Maar tweemaal heb ik hun uit 't dreigenftj gevaar Van ramp en tegenfpoet, waar in zy zig bevonden, Tot redding hunner zaak , bekwaame hulp gezonden. Ik heb nooit geld gefp'aart nog moeite, om in 't geen Wat haar flegts aangenaam of ook bebaaglyk fcheen, Zo ver ik immer kon haar wehfcien te voorkomen; En koomt het tot de zaak, dan mag zy bjllyk fchroo:nen Dat haar befcbuidiging tot niy, hoe groot of klyn , Niet fterker en ook niet van meer gewigt zal zyn, Dan ik ook op myn beurt haar van kan overtuigen. Was haar llyfhoofdigheid door reden niet te buigen, Laat dan het naberouw en de vernederintr, Het ftraflot weezen van die trütfche Sterveling. LADDY. Maar kan dan zulk een ftraf uw wraak voldoening geeven ? TUKRIANUS. Ik Wenfcbte d?.t 't geval notr waar geheim gebleevcn.' Stel voor een ogenblik dat myne gemalin En ik. zaam fehuldig zyn, .. ia ftel eens myn vriendin , Du ik eens gantfch alleen de fchuld zou moeten draagen, Dan was zy onrzaak nog van haare en myne plaagen. Kortom , hoe 't loopen mag, dit is het al gezegt, Zy hesft het fundament van onz' verdriet gelegt. Voorts vind ik moogelyk nog wel geleegenheeden,  Om u het einde van 't Proces eens te ontleeden. Adjeu vriendin, 'k zie u nog wel eens weederom. LADDY. - Adjeu Myn Heer gy zyt by my fteeds wellekom. Einde van het K^A M E R S P E L>