VERVOLG. De ADVOCAAT voor de B OE LEE R E NBÊ LA KEN KOPER; of de VROUW, Nydig op haaren MAN. KLUGTSPEL. IN EEN BEDRYF. Onder de Spreuk-: Hord fait qui mal y penfe. Gedrukt in de Zonniaanfche Lakewinkel; En te bekomen by JAN PA ARDENLIEF , Boekverkoper. 1784.  PERZOONEN. De Lakenkoper. Mevrouw Tuukis, Vrouw van de Lakenkoper. Fan nv, beminde van de Lakenkoper. Pattelïn, Advocaat. Charlotta, Kamenier en vertrouwde, van Mevrouw Tuukie. Jan, Knegt van den Lakenkoper. Een Bediende. ZWYGENDE. Een menigte Dienstboden, zoo Mar.nen ah Vrouwen, Het Tooneel is op het Heiligewegs-poorts Pleintje; in een Zaal van de J^akenkoper,  1) Ê ADVOCAAT voor de ÉOELEERENDE LAKEN KOPER; o f De Vrouw nydig op haaren Man. KLUGTSPEL. EERSTE TOONEEL. Jan, alleen. Na werken volgt ook rust; na kwaaddoen volgt de üraf; , . , ~ nir heb ik nu gezien en koom 'er heerlyK at. W e drommelghad gedagt dat al dee*' minnev agen My werk verfchaffeu iou en Hem 20 wreed lyk: WatPlo!?myn Heer! tog fchort? wat zotheid of Hem kweld ,, , Plaagt Hem ook mogelyk xyn overgrooten Geld ^-  (4) o Neen! Het Is de Min! De Min zo fchöonals rooien Doet Hem voor eenc Hoer, een laage ftinkert bloozen Dan waarom ook gefmaald op zynen zin en lust Wieheert 'er thans al niet zyn minnebraad geblust Dit immers kan geen kwaad ? Maar als men is verbonden , Dan moet het egte bed tog vry zyn ongefchondan. Maar egter dit zou nog de grootlku fout niet zyn VVas zy maar niet geweest getooit in mannenfehyn JJe twist fchynt thans geltilt en in decz' blydcmor^en Zal k als een braavenknegt weer voor den huisdierst zorgen. Deez' fchande bloed, Helaas.' wie vreest 'er in deel' nood? Nog in den korten tyd van maar drie daagjes dood En de eerde die myn Baas omditbeftaan wilplaageii Zal ik, als ik het hoor een helder pak doen dragen. T WEDE T O O N E E L. Jan en Charlotta. Jan. Wel nou Charlott' heb ik dc zaak niet welgeklaart? Charlotta. Gy zyteenkaercl, Jan ! uw voegt een grooten baard uy hebt het wonderlyk, dat moetik waarlyk zc^eu In zulk een korten tyd, wel weten te overleggen ' Maar, Jan! Zyt Gy niet bly, nu 't argcloopcn is? Jan., Wel ja Charlotta! Ja. C ii a r-  (5) Charlotta. Dan ben jy zeker mis! 't Is nog niet afgedaan; Het moet nog eerst beginnen. Jan. Wel dan verlies ik nog zo waar ik leev myn zinnen Heeft dan die zotheid niet al lang genoeg gewoeld Of is myn Heer! Chatlott'! zyn brand dan nooit gekoeld Zal Hv die zelfde klugt nog eens aari onsvertoouen Dan wil ik langer niet by zulk een Heerfchap woonen. Charlotta. Maar Jan! maar Jan! maar Jan! wees niet zo driftig knegt! . • F.edaar! myn Heer is goed ! jy doet warentig liegt Want blyft de zaak heel uil, als wy 't geen mensen verhalen Dan zal Hy ons gewis wel rykelyk betaal en. Jan. Dit is wel waar Charlott'; maar egter zweer ik U Dat ik die grappen tog in al haar fchoqnheid fchuw. Charlotta. Maar Jan, op 'r ogenblik zal al uw drift verdwynen Want hier zal Patolyn op 't ogenblik verfchynen. De Dame of die Heer die Gy hebt weg gejaagt Koomt aanftonds weder hier ;zy heeft van U geklaagt. Jan. Wat ? heeft dat zwarte dier nog wat op Jan te zeggen ? Had ik haar nakend dus maar foeilyk laaten leggen. Charlotta. Zagt Jan, zo driftig niet, het zal wel over gaan ! — Maar zagt!.. daar komt Mevrouw!.. zy fc.hyntmqt *o;gbelaên. * D£R_  co DERDE TOONEEL. Jan, Charlotta en Mevrow Tuukie. Mevrouw Tuukie, in gedagten. Neen, ik wil nimmer mcêr by zulk een fchender blyven! Laat een die deugd veragt op eigen wieken dry ven !... Maar hoe! Charlotta hier ?.. Charlotta! waar is Jan ? Charlotta. Hier nevens ons, Mevrouw ! Hier ftaat dien braavcn Man. Ja n. Wat is 'er van Mevrouws believen of bcveelen! Niets Jan , als dat ik... Och 't is of myn herfens fpeelen ! Door dit verwart geval, ben ik geheel ontfteld. J a n. E n ik nog warm van hoofd. Mevrouw Tuukie. Zagt, Jan 'er word gebeld. Zo 't Patolyn mogt zyn laat hem dan binnen komen. (Jan vertrekt.) Charlott'! zou niemand niet van dit geval vernomen Hebben, zou nog geen mensch iets weten van die daad? Charlotta. Ik weet zurks niets Mevrouw? maar 'k denk dat op de ftraat... Mevrouw Tuukie. Daar is reeds Patolyn ! Die zal het ons verhalen! VIER-  ( 7.) VIERDE TOONEEL.- Mevrouw Tuukie, Charlotta, Pattolïn en Jan Mevrouw Tuukie. Myn Heer! zyt wcllckooom! P attolïn. Mevrouw ! 'k ben zouderdralen, Gekomen , om dat ik heb van uw' knegt verltaan, Dat een bizonder ftuk by U w as om gegaan. V mv dan 't geval zo als Gy 't zaagt geich eden. Mmr wiUofboven al de Ichynbaarheid ontvlieden. Mevrouw Tuukie. Ga Jan! en roep, myn Heer! zeg dat onzeAdvo- De mk'beüisfen zal. - En Gy Charlotta! gaat Fn roep het overig Volk die zig te zaam bevinden Toen ik Hem hcbW- - "Nu zal men 't regt doorgronden. A4 V Y F-  C8) VYFDE TOONEEL. Mevrouw Tuukie m Pattolyn. Pattolyk. Weez niet te driftig tog wat ik U bidde mag' V oorzigtigheid is 't best van alles wat men zag. Mevrouw Tuukie. Wie kan voorzigtïg zyn als Hy met mannen kleeren Zyn Man met eene Hoer zo fchandlyk ziet boeleeren Pattolyn. Voorzigtïg tog, Mevrouw! veel fpreeken fchaad U wis, Die weinig fpreekt wint veel als alles reedlyk is. ZES"-  (9) ZESDE TOONEEL. Mevrouw Tuukie, Pattolyn, De Lakenkoper Charlotta, Jan en • een menigte Dienstboden. Mevrouw Tuukie. Daar is die Vagebond! die zelfs zig heeft verloopen En tot myn grootfte fchand heett met een Hoer gekroopen. ., , In 't Bed, daar ik voorbeen, toealk myn waarde hand, , ,, Aan Hem verbonden heeft met een onbreekbren Zo S eedel flicp. Van Rampfpoed onbenecpen Hem vol van kuifche min heb in myn arm gegree- Hoe ^bloost U aanfehyn niet op myn gerigte taal ? Of heeft een fchyn-vernis,' beneveld myn Gemaal... Hoe! zeg.ik myn Gemaal! Die waart Gy wel voor dcezen ! . T. Voor dcezen, maar na met. Ik wil U Vrouw niet weezen. Zou ik my met een Man vereenen die myn b*d Met een blankette Hoer in Mannen fchyn belmet. Neen, Neen! eer zal 'k myn bloed, myn dniug bloed zien ftroomen. ' Eer dat ik nevens Hem weer in 't bed zal komen. A5 DE  ( io ) De Lakenkoper. Uw drift myn Echtgenoot was oorzaak van 't geval. Mevrouw Tuukie. Neen U te geile drift bewerkte dit; cn al Wat door die daad myn Heer! Uw overkwam deez' dagen ; Pe Lakenkoper. *k Heb niets verrigt Mevrouw ! dan 't geen ik wel mag doen. ■'t Was ongelukkig en ik kon het niet vermoén. Mevrouw Tuukie. Ja Gy kon niet vermoén dat ik U zou verrasfen Gy had wel aérs gezorgt dm beter op te pasfen. De Lakenkoper. Dnt Gy my vond in bed , ontken ik niet Mevrouw! Maar eer 'k den iterken band des Hawlyks brecken zou Eer ik het egtcn bed van Hymen zou bevlekken En met een vreemde maagd den Huwlyks plicht voltrekken Eer wenschte ik nimmer meer Uw waarde Man te zyn. Ik meer dan na gewoonte in vreugde door de wyn Wist niet dat ik ja 't bed by iemand had gcleegen En zo Uw frerke drift eenwyl nog had gezw'ecgen Gy had myn onfchuld klaar gelyk den dag gezien. En boven dat wist ik (wie zou die daad niet vlién.) In 't minfte niet dat Hy een Vrouw was in die klceren; Had  (II) Had ik die Dicfeg hier ik zou haar mom keren! 'k zou toonen wie zy hier zo fchandelyk bedroog, En voor wie zy vol list zo fchclmagtig loog. Dus is 't U eigen fchuld, U al te drittig loopen Was oorzaak van 't geval. — Gy zult bet duur bekoopen! Mevrou Tuukie. Neen , 'k heb te klaar gezien het geen 'er isgcfch'ct En wat ik zeiver zag ontpraat men my zo niet. Pattolyn , tegen Charlotta en Jan. Wat zegt, Gy vrienden! fpreekt! ik zal Uw bei, den vraagen. Charlott', hoe heeft de zaak in dcez' zig toe gedragen? Charlotta. Ik heb my Heer! gezien ontkleed in 't donzig bed Met een gefince.de Hoer, geheel ontkleed en net Van hoofd gekruld als een van deallerrykfle Hceren. l Pattolyn, tegen Jan. Kan 'k U getuigenis met deeze confirmeeren? Jan. t> ja! gewis myn Heer! Een Bediende. Dit kan ik ook wel doen. Pattolyn, tegen de Bediende. En Gv myn Vrienden ? At-  C 12 ) Alle de Bediïndens. Ja» Pattolyn. tv,--i i_ . Dan zou ik haast vermoén zen gCCn ^ h°0r' d£ wjarhddwcI Ik vrcez! wat zegt myn Heer ! hiervan? De Lakenkoper. tv„ rx. ,j i <. , Waarom zou'k vreezen? Saaan ^ * ^ lk beJ1 Ik kan myn ooren nog wel dat zy klappen flaan. Mevrouw Tuukie. Hebt Gy pen fchuld zegt Gy, 6 fchender van den ^K^tT" 2aagCn' Ja! tot ^ ™ eigen De Lak en koper" ■ Neen^t isniet waar! zou ik, zon ik U dus bcdric En zo voorweetende, 't geen waar is, hieten liegen. Pattolyn. 't Negeeren is het eerst wat men kan doen, mvn Heer! ' ' En dus was 't in uw kraam van nooden, op myn eer. M E-  X *3 ) Mevrouw Tuukie. ö Jan breng deeze Hoer hier aanftonds voor myne oogen. (tegen Pattolyn.') (Jan gaat' heen.) Nu zal men hooren wie van ons U heeft bedrogen. ZEVENDE TOONEED. Mevrouw Tuukie, Pattolyn, De Lakenkoper, Charlotta, Jan, een menigte Dienstboden en F a n n y. Mevrouw Tuukie. Zie hier dat fchoone Beeld, die in een Mannenfchyn . . . Hoe fchrikt Gy nu myn Heer? . . Waart Gy niet door den VVyn Geheel en al verdwaald? Ik tal dat Monuer leeren Hoe men een fnoodeHoer kan brengen tot bckeeren. F a n n y, op haare kni'ên vallende. Vergeev het tog Mevrouw het geen 'er is beftaan! Ik heb Uw' Man verleid en hier toe aangeraên!  C 14) Wyt al de fchuld op my ! laat my UW wraak gevoelen, Maar wil Uw heeten drift niet op Uwe Egaë koelen. Pattolyn. Als dit Zo is Mevrouw ! ei! matig dan Uw drift, Ontvang Uw' Man dan weer als eenengrooten gift ; Mits, dat Hy eerst beloofd het nimmer weer te pleegeu. De Lakenkoper, op zyn knl'èn vallende aan de eene zyde van Mevrouw, terwyl Fanny aan de andere zyde legt; Gy ziet my voor U oog aan uwen kniën gelegen, Waar aan ik heilig zweer van nimmer méér dit kwaad, In welk manier het zf, of welke laagen graad, Zal pleegen zo Gy my tot Man weêr aan wilt neemen. Pattolyn. Zie daar nu biegt Hy vry! Mevrouw leg niet te teemen; Een die zyn fchuld beleid vergeeft men ook terftond. Mevrouw Tuulie. Is 't waarlyk ernst, myn Heer! De Lakenkoper. ö Ja Mevrouw! uit grond Van al myn hart wensch ik U zo veel vreugd te geeven Als 'Gy genieten kunt in dit aanminnig leeven. Rys  C tt ) Mevrouw Tuukie. Rys op! ïis ueem U weer tot Man en Huisv'oogd aan, i> ' Op hoop dat liet in 't eind met U zaibeeter gaan. (tegen Rmny.) En gy ö flegtc Hoer! begeev U uit myne oogen, lic oefen thans geduld; 'k heo mét U mededoogen. Bedimdens! breng haar weg, tot buiten aau den Ittaat, (Zy gaan met haar weg.) Eer dat myn Uil gemoed thans weer aan 't woede flaat. (Zy omhelzen eikanderen.') Omhels my weêr als Man?.. Ik zal Uw fout vergeeten. Koom laat ons aan den disch weêr als te vcoren eeten. Pattolyn. Daar alles zonder bloed te ftorten is gefchiet, V/ensch ik U t'zaam geluk bevryd van huisverdriet. De Lakenkoper. Charlott' wüt gy de hand van onzen Jan ontvangen Als Uwen Bruidegom! Dit is nog myn verlangen. Charlotta. 6 Ja, myn lieer! De Lakenkoper, tegen Jan. Eu Gy? J a n.  ( r(T) , . Jan. Ik ben 'er meê te vreên, Om met Charlott', myn Heer! in 't Huwlyk te treén! De Lakenkoper. Aanvaard elkanders hand! . . Ik zal Uw Echt beloonen, Voor Uwe dienstbaarheid met duizend Zilvren Xroonen. Pattolyn. 't Is nu nog nimmer goed, om tusfchen Man en V rouw, Te fpreeken in den twist, die band is veel te'nouw. Het Toonecl wierd geflooten'met een dans, welke de Dienstboden doen, die weder komen. Einde van 't Spel.