HET "> RAMPSPOEDIG NOOTLOT\ VAN DEN ONTIJDIG GEBLEVEN JONGEN ZEEHELD LOUIS MARIE GRAVE van WELDEREN, In den Ouderdom van 25- Jaaren, na dat hij triumphelijk op Doggersbank op de Ajax hadt gejireeden; MET 'S LANDS SCHIP VAM O ©U LOGE WE UN IE, ALS ZEE,-KAPITEIN, OP DE JUTSCHE KUST GEZONKEN, den 19 van Wijnmaand 1782. Ben VAD ERLANDSCHE ZEEHELDEN toegetreurt. door J; LE F R A NC Q van BE RKHEY, M, D. HIST. NAT. LECTOR, LID VAN VERSCHEI' DEN DICHT- EN NATUURKUNDIGE GE' NOQ TSCHAPP EN, TE LEl'DEN.   H E T RAMPSPOEDIG NOOTLOT, • VAN DEN ONTIJDIG GE li L EV£ N JONGEN ZEEHELD LOUIS MARIE GR AVE van WELDEREN, In den Ouderdom van 25 Jaar en, na dat hij triumphelijk op Doggersbank op de Ajax hadt gejlreeden t_ MET 's LANDS SCHIP VAN OORLOGB DE UNIE, ;natooiv aaylwi ahs/L saga ..; .ti?Hiüu 42,5 ZEE-KAPITEIN, OP DE JUTSCHE KUST GEZONKEN, den 19 van Wijnmaand 1782. Den VADER LANDSCHEZEE HELDEN toegetreurt. Jtavifche Oorlogslien op Neerlands vrije Zee, Betreurt .gij W eld'rexs Lot! wij treuren metu mee.; Ons treft den weerfpoedt van dien Vaderlandfchen Zoone, PrinsVViELEMSVriend en Held Kinsbergens Eere kroone, De troost zijn's Vaders, en den roem van zijn geflacht, De Hoop des grooten Ooms, bij Vrijheid hoog geacht, Het' cieraad bij den Stoet van ouden Adeldommcn , In 't prilfte van zijn /jeugd tot Mannenroem geklommen, *9 A * l'w  ( 4 ) Uw alleroogenlijn, nvr Vriend, uw Jongeling,1 Die met u het Lauwrier op Doggersbank ontfing; Die fcbfoone Roos, die bij 't ontluiken van haar bloezem, pp lieflijkheid des deugdSjfteeds koesterde in den boezem j Die Ed'le Bloem, die zoo veel vrugten hadt belooft, Is deerlijk van haar glans en frisfchen bloei berooft; Die Zeetelg, tot cieraad der Noordzee voortgefprooten; Der Helden Ajax, bij de Nederlandfche Vlooten; Die vriendelijke Vriend, die zachte en wijze Ziel, Te deerlijk overftelpt met Neêrlands Eendrachts - Kiel, Dien Jongeling, dien Man, bij 't fein der Wimpelvaanen Van onze Vlooten, eischt van u en mij de traenen O Hel^eiü traenen, ja, die de medpgentheid. Om eenen Drenkeling uit menfchenliefde fchreidi Ach traenen! door elk recht geaarten Vaderlander, Geplengd bij't zinken van 'sLands Eendrachts glorieftandcr, Waar van elk drupje op bekreeten Wangen fneld, En in een z/lte Zee van wreede golven fmelt: Die heiige vloeijlof, die oud Romen in de kruiken DesTraanfleschs fproeide,aIsvoor deGraffpelonk,bij't luiken De»  C 4 } Der ftervendé dogert van een Held voor ft Vaderland § De drdeïheid van het Volk, de Lijkbus ftak in brand, Éh vrijheids Burgers met gefchrei eri Lijkgebaarden, De naAm des ftrijdbren msns in heugenis bewaarden^ Die zelve traenen, die aandoening van 't gemoed,; Eischt van 't bekreetéh oog éen zïuVren tranenvloed: BStaaffche Helden! kom! ei help mijn zartgftér weenenl Betreur den Jongeling! wie harten voên ais fteenën 1 • mm» ■ i i • i \:h\ ï-- At Verfmaen hét lijkgefchrei der Helden voor hunn* vrind | Een Ma'vors van deeze Eeuw is niét meer Zoo verblind* En kon Achilles niet zijn Patroklus betreuren ï Of Israëls Koningen om Helden kleed'ren fcheuren f Wie weet niet, hoe beroert de maere in ftéêrlahd klonk* Toén F ris o deerehjk bi] de Moerdijk verdronk? Hoe, kon't Oranje en al de vrijheid niet verzaagen,! Toen op de Mokerhei 's Helds Broeder wierd geflaügen ? Hóe, vloeide niet een traen uit 't oog van LöDEwijKi Als een TuRenne viel den fteunvan 't Franfchë Rijk~i Zag Fredrik zonder traen ZijnDe s sau nederpïoffen* y oer Praag ? wierd daar het hart des Konings niet getroffen ? A 3 mi  C 6 ) Was deze Majefteit, deez'' wijzen- Pbilöfoofy Toen eëneh Stoïcijn voor' Yriendenweenen doof? O.Neen' géén Edel héld, hoe onverzaagt in't ftrijden,: Of Spitsbroers nootlot wekt in 't hartériiedelijden j Dit is* het kenmerk rvan een heerélijk gemoed, Dat in een Oorlogsziél, ook menfehenliëfde. voed; Vooral in deez' onze Eetfw, 'nu zachte Christenzeeden, Door't bloed dèa feilen krijgs,'detraén der vriendfehap kneedcii De teedre menfehenmin, zalft aan den Strijdgenoot in 't uiterfte oogenblik, de wonden van dc dood: De deugd (telt thans geen roem in 't onverfchrokt befchouwen .Van 't'deerlijk ongeval eens vriends; o::neen, b*j't bouwéü) Des Ocëaans, terwijl d>r Kiel ten grónde gaat, Vind in het laatst vaarivelv een Drenkling toeverlaat De Orkaan moog bulderen; de felle ïtorrhen fbejen, De holle ftorting, wreed deirzinkenden befpró'èjën, Daar hij in 't zwalpend har, -toept, Bröedérs'ik vergaf Noch volgt de tedre zugt der vriendfëhap' néfii! dan nafc. 't Beklemde hart wil oit den" rangen "boezem wj. -gen. De Bijtod nadeloos z^elfs in de brandbg ff.püigen, ' , • Zij  C 7.) Zij Haatitokftijf van fchrik,wat hulp zij wensen! of bied. Helaas! een traenendrup ftuit eene zeegolf niet. Dus ftont elk Zeegezel belemmert en bekreeten; Zoo ftont, van medelij, Matroos in angst te zweeteri-J ToenGraav'vanWeldren zonteHeldStowrfog zucht ert ftactt Met al zijn Hélden, daar zijn'Vriend tenzeegrorid vaart. Zoo zag de Ridder-zelfs, de 'dappere Kinsbergen, Zijn heldenoogen óm eert traen' van Meelij- Vergen :' Zoo ftond Catrljne's Held, die voor geen "Kogels vrees Bij 't zinken van zijn Vriend van Welderen, bedeest; - Die Paerl aan zijne kroon, die Foenix van zijn knaapen, Door hem ^vormt ter Zee; door hem tot held herfchaapen; Door 's Mant ervarenis en kundig zeebèleid, Tot een de Ruiter, of een Tromp reeds voorbereid. Zoo zag hij zinken, wien hij' heerlijk wou doen rijzen; Zoo ftierf's Lands Jongen Held, maar in beleid een grijzen. Helaas! hoe ftond het hart des helds toen in de klem? 'k Verbeel mij, 't weedom, en mijn Ziele treurt met hem! 'k Verbeel mij, het gegil der zinkenden te hooren; Zk zie in eene golf, den bangen acdem fmooren; A % &  Cts« ) Ik ei« de fnelle Faam, met de allerlaatfte zugt; * Naar Gelders Hoofdftad, bij' den Rhijiirtroörn, op de vlu$t; Ik hoer daar. hètgefehrei van Bloedverwant en Maageh, De Grootevader met den Stam van Randwijk klaagen! . Ja, Aarnhems Burgerij met Gelders Heldental Zie ik beroeren van dit droevig'ongeval De Rhijngod, fteekt bedroeft, zijn hooft nu inde biezen, Daar hij zijn' Weldrenv zijn braven g moest verliezen. Pe Jutfche Kust geraakte allomme in rep en roer; De Winden huilden daar den Zeeheid hcenen voer; De Noordzee fcheen zijn angst langs 't Pekelnat te huilen, Wijl al zijn Zeenajaën zich van de fchrik verfchuilcn; • Het fchuim der gramme Zee ftoof hen in 't aangezigt, Daar't Nimphental zich fchikt tot de alleriaatfle piichtj • De Zon fcheen, diep in touw van zwarte en vaak wolken', Bi] de uitvaart van den Held te daalen in de kolken Des afgronds, waar de nacht der eeuw'ge duisternis, De rustplaats van het Lijk eens dappren .Zeeiuans is. ' De Rots, waar Pdipheem., ?s Lands Unie'had verbrijzelt Stort vw de fchok in 'tzout, terwijl,het vriest en ijztk A Op  ( 9 ) , Öp zijn eenöögde Kruin, wijl bruine Gaïathêi Den blonden Jongling, tót haar Acts huwt ih Zeé; Om hem,tert fpijt des wroks, voor eeuwig te vergoodeh.1 Vorst Triton, fchiet ook toe op hemelfche geboodèn Of hij, die Hollandsch Kiel nog korts hier zinken zag Van onder Dedels voet; op dezen naaren dag, De zeven pijlen voor het zinken kon behoeden j Hij roeit de breedé Vin, waar waterbergen wocdetf Öp 't Pekelnat, of hij de Zee bedaaren kon. Hij wenteld zwemmende het logge lichaam*om ? Kiest de gefchubde huit en uitgefpreiden ftaarte, Op 't Water, of hij nog 't gebeukte Zeegevaartei Kon tillen uit de wel des brandings; of de Orkaan ■ ] Kon temmen, om de Kiel te hoeden voor vergaart J DaVrwas vergeefsch,zijn Magt gewoon de Zee te kemmèiv Met kragt van Vinnen, kon geen dolle golven temmen'. Des, duikelt hij vast voort en zwemt naar Hollandsch Vloot, Om 't geen nog redbaar is te helpen in den noot : Dan, daar hij overal de noodkreet uit gaat toeten öp zijnen Kinkhoorn, komt de Zeevoogd hem ontmoeten, A 5 Detz1  < t° ) Deez'zwaaid den drietarit in zijn blaauw gekleumde vuist, Beveelt dat Triton zwenke; en daar de Zee nog druist, En bonst een waeterb«rg aan den gelchelpten Waagen, Op welkers Paerlemoet Nephthünis word gedraagen ; Wenkt ■zijne Majelïeit dat zijnen Triton zwijgt: En wijl hij op den top eens waterheuvels Hijgt, ,Vong hij dus met den wind ontzach'lijk aan te fpreeken; Mijn Waterhelden ! wil niet meer van fchrik verbleeken! Treur niet mijn Batavier's, voor zulk een naare klank! Treur om van IVeedren niet, uw Held van Doggersbank! 's Mans onverij-hrokten moed en Ridderlijke daaden, Zijn Zeegezangen, voor mijn fchoone Zeenajaaden, Mijne Amphitrite zal- hem koestren in haar fchoot, En doen hem als mijnZoon, herleevcn na zijn dood. Ik, billijk, op den Wrok'der lasterzucht verbolgen, Wou deeze frisfche Telg behoeden voor 't,vervolgen Der hoos-beid, die alom mijn Zoonen fnood beklad, En hellenen Zwadder op't Laurier der Helden fpat; De wrevel om 't belang -des vremdlinges vast teffijven, I ^al van mijn Weederen geen vuile leugens fchrijven,  lm) ■? Nog fchuiveh óp den Hals van wijze Zee voogdij 's Lands deerlijk ongeval; de vuile vloekharpij Zal 's Hemels ftraf aan dien doorlugten Graaf nooit wijten; De Helhond aan zijne eer geen zwaddertanden bijten, 'k Zal Muiters toonen, dat hij die de Zee regeert. Hij die de Stormen in haar Windfpelonk formeert; Die met zijn adem flegts, de Vlooten kan vernielen; Op eenen wenk, het lotbeflist van duizend zielen; Ja, van zijn hemeltroon, de Koningen befpot, Als men van 's Menfchen hand de daden eischt vart God^ Ja, 'k zal op 't hoog bevel der Oppergoden, toonen Dat men nooit oageftraft een eerlijk man zal hooneny Noch Zeeheld, Souverein, of Vorst of Burgerheer, .Door boze logënfaam mag tasten in zijne eer. De dood des Jongen Helds, zal dus in later daagen; Getuigen van den dwang der vreemde Vorften draagcn3 Gewis, als Neerlands Heil en Zeerecht werd herfteld, Haar Noordzee zij bevrijd! van het uitheemsch geweld Brittanje of Galliën, geen tweedracht aan zal ftooken, En op uw vrij Altaar het eendrachts wierook rooken; Als .  ( r 'Als 'tzelfsbelaitg niet meer het Oorelog begeertJ Nog om-eens anders bloei inwendig zelfs verteert; Als eenmaal Vorst en Volk de Olijven van de Vrede, .Toözeegnen aan'sbands Heil, als wijsheid,Récht eh Redë, Genoeglijk hand aan hand zal rrceden in den Raad, Waar Eendrachts Vrije Maagd, verblijd ter rëijë gaat; Dan zal men eerst de fchel van ftikziendè oogen ligten. De lcigënfaam Voort licht des eendrachts ftaatszorgzwigten*; Als men dan rugwaards ziet na deeze haare tijd, : Betreurd den Edlen Graaf, maar wijt zijn lof ook- mikten,* 'Al ftierf hij niet door.'t Loot, hij was een uwer Helden? Alfchoot geen Britfehe Tromp den Kagel voor zijn Kop, Zijn dood voor 't Vaderland, recht hern eene eerzuil op~, Vrank en Vri^ Mij den Drukker dezes: F. de I>OES, P. fiaat tevens te worden uitgegeven , benevens twee Bijfchriftjes: Het welgelijkend Pourtrak van den Ed. Geftf; Heer Gr avevan Welderen, kort voor desfelfs ongeval, door den MeesterlykeKunstfchilder N. Rode, op verzoek van den Autneur dezes, naar het keven gefchiiderd, en nu in 'c koper gebragt, door den Kunstgraveerder R. Muis, de Drift is ƒ o : 15 : o. ' Neg zijn te bekomen- Vrïjheid, door den voorfchreeven Autheur: als deontmoecngvan Crue , Oorth trrs en MklvilV, dePen. mngvanUKEMSKKKCKeu den Drinkhoornvar} Piethetw" enz. met desfelfs Befcbrijvingen en Bijfchrifren op de reedi intgegeevene Pourtraitten der Doggerbankfche %i$d™$ m Oroot Octavo, dc prijs is ƒ 3 : n ;.