HEELKUNDIGE INZONDERHEID VAN Z WA ARE en MOEIJELIJKE 9- J^-Ugustus > wiefd ik in confult verzogt by den Hoogleeraar F. B. Albi. nus, en den Geneesheer J. Coürrech te Alphen , over een dogter van Monfr. Aal* ïersberg. De Geneesarts zoude de Operatie verrigten, doch zyn Ed. te Alphen woonende en de Lijderesfe te Leijden , wierd ik verzogt om het verdere der genezinge op my te neemen t waar in ik zeer gaarne toeftemde, omdat ik zeer begerig was, om gemelden Geneesarts eens iets van eenig belang in de Heelkunst te zien verrigten. Wy vonden omtrent midden aan den onderbuik , een weinig meer naar de linker zijde, tot A om.-  2 HEELKUNDIGE omtrent 6. duimen affland van depubes, eennaauwe fistuleuze opening, een gevolg van een voorgaand Abces, meer dan voor 2. jaaren aldaar tegenwoordig geweest. 'Er ontlaste zig by aanhoudendheid, uit de verhaalde opening, een overvloed van dun, fcherp, en Hinkend vogt; daar liet zig een hardheid voelen van de fistuleufe opening af, tot omtrent een handpalm beneden de plooij der dije; en het Tentijzer ingebragt zijnde, bevond men den Fiftel te loopen tot aan de binne zijde van het Os pubis,digt by de Synchondrofis, en de zelfflandigheid, welke door te fnijden was, om den gevonden Fistel te openen, ruim anderhalven duim dik. Wy kwamen aangaande den aart van het gebrek overeen, dat misfehien deze gefloote kelder, geopent zynde, nadeden van het grootfte belang zoude ontdekken, als nog meer, fchoon tot heden toe verborgen, Fistels, mpoglyk loopende benedewaarts in de dije en in het Pelvis, Beenbederf aan het Os pubis, enz. waarom 'er vooral geen wiskundige genezing , ten minften geen fchielijke noch gemaklijke, te belooven was. Nogtans de Lijderesfe jong, fterk en vol moed zijnde, verzogt ons met de fterkfte aandrang, om de kunst aan haar te willen beproeven. De  WAARNEMINGEN. B De Ho.ogl: door de groote moed, het vertrouwen, en onderwerping aan de kunst, der Lijderesfe, bewoogen zijnde, fpoorde de Geneesarts aan, om ter uitvoering van de Operatie geen tyd te verliezen, waarin zyn Ed. gereedelyktoeftemde,onder voorwaarde, dat dezelve door myn hand zoude verrigt worden > waarover ik ook niet lang complimenten maakte , omdat ik meermaalen ondervonden had^ om van den Heer J. Courrech tot handlanger verzogt te zijn, daar zijn Ed, mij de eer aandeed, om het werk te laaten verrigten. Dan, de Lijderesfe behoorlijk op een rustbank geplaatst, en de kleine toerusting tot het verband in gereedheid zijnde, bragt ik een bekwaame Sleuffonde tot agter het Cs pubis in den Fistel, en fneed denzelven met een wel Hevig mes in eene fnede open. Wy bevonden de doorfneeden wanden tot' op een verren afltarid zijdewaarts, en de grond des Fistels, zeer hard en ontaart ;geene andere Fistels konden wy ontdekken ; het fcheen, of de opgefneede zig bepaalde agter den bovenfte rand van het Os pubis, alwaar zig een kuil liet voelen, daar men de toppen van twee vingers in kon brengen; A a Ca.  4 HEELKUNDIGE Caries wierd 'er niet ontdekt; de bloeding was van weinig belang; en wy verbonden voor de eerfte maal rnet een redelyke opvulling der wonde door droog zagt plukfel, en met een bekwaam verband. De 4. dagh na de Operatie, het verband afgenomen zijnde, troffen wij reeds eene goede verettering aan; de boorden der zweer waren reeds zeer ontzwollen; de verettering was niet overvloedig; en de Lijderesfe bevond zig voor het overige redelyk wel, de noodzakelyke veretterings Koorts was zelfs matig: zoo dat er in allen opzigten zig veel hoop liet zien tot een gelukkig gevolg. De Zweer wierd verbonden meteen Ung: uit Mei comm: §iv. Alum: ust: §g. Gum Mirrh: Sij. op plukfel wieken gefmeert; op de bovenaangehaalde verharding, in het bovenfte der dije, wierd een plijfter uit de Emp: mucag: aangevoegt; en men verpligte de Lijderesfe tot een naauwkeurige leefregel, en het gebruik der Cortex peruv:. Wy bleeven op dezelve manier om den anï deren dagh verbinden, een maand na den anderen , zonder dat zig iet aanmerkelyks opdeed: on*  WAARNEMINGEN. 5 ondertusfchen was dc hardheid aan de dije tot verettering gekoomen, en het Ettergezwel ruim genoeg door mij geopent. Uit dit geopend Ettergezwel ontlaste zig dagelyks een zoo ruime hoeveelheid dunne ftinkcnde Etter , en waarom wij dagelijks moesten verbinden, dat wy een Fistel vermoedden, welk tot in het Pelvis liep: zoo dat wy met zonder reden in onze opgevatte hoop agteruit gingen, te meer, omdat onze Lijderesfe aanmerkelyk verzwakte. Noch met een zuiverende en tegen het bederf ftrydende infpuiting mt.Infuf:herb:fchord: Mei comm: & Alum: ust: waar mede wij ook door plukfel daar in nat te maaken de holle zweer verbonden; noch door een overvloediger gebruik van de Cortex peruvian: 3 wierden de lekking en ftank gefluit; maar integendeel erger, en de Lyderesfe langs hoe zwakker: naar onze gedagten bleef er niets overig, dan om! de holle zweer, indien mogelijk, geheel en al te openen, in welke Operatie niemand dan onze Lijderesfe zelve gereedelyker toeftemde. Na dat er dan nog 2. weeken verlopce waren hebben wij de tweede Operatie verrigt. Het A 3 Ah  6 HEELKUNDIGE Abces was geopend in de laaglïe plaats van de vorens befchreeve hardheid, benedewaarts was 'er geen holte te ontdekken, maar boven vond men de zweer hol, tot omtrent een duim boven de plooij der dije; ik opende dezen Boezem met de Arteria cruralis agter de Sonde; cn dewyl de Boezem gelegen was onder dé Aponenrofis van de dije of de Fafcia lata, voortgaande een duim hoger als de plooij der dije, heb ik bij de Operatie het Ligamentum poupartii doorfneeden. Zijdewaarts naar de Synchondrofts van het Qbpubis liep nog een ander doch korter Boezem, dien ik doorfneed, waar door aan de boven kant een neerhangende lap wierd gemaakt, omtrent van een duim lengte en twee breed. Daar was geen bloeding van eenig belang tegenwoordig , waarom wy, gelijk bij de eerfte Operatie, alleenlijk door een invulling van droog plukfel verbonden. De eerst opgefneede Fistel aan den buik had intusfehen een vrij voordeeliger aanzien verkreegen ; bleef beftendig een redelijk goeden Etter verfchaffen ; de ontaarde zelfftandigheid was veel verminderd; en de hoegrootheid van de zweer .wel ruim een derde.  WAARNEMINGEN. 7 gedeelte verkleind. Deze verbetering gaf ons egter geen het minfte goed vooruitzigt, omdat wij het uiteinde van het gebrek veel hoger en dieper in het pelvis ftelde, en waar van de vuile ftoffe zig een ontlasting bezorgt had langs het Abces in de dije: wij hoopten, door een ruime en vrije ontlasting te bezorgen aan het bedorvene door gemaklijk een te pas koomende Inje&io tot in het PeJvis te kunnen brengen; en door der Lijderesfe kragtcn te bewaaren met het gebruik van de Cortex peruvia:ius; nog eindelijk een volkome Genezing te erlangen, j ' De 4. dagh na de Operatie, vernieuwden wij het verband. Een veel grooter hoeveelheid van dun Hinkend vogt, dan uit de zigbaarezweer kon verwagt worden, ftroomde uit. het bovenfte van den opgcfneeden Fistel, en van onder de bovenverhaalde lap, en met het onderfte des buiks te. drukken , bleef de ontlasting -aanhouden ; ik bragt het Tentijzer onder den lap in, doch geen grond was 'er te bepeilen; gemeenfchap tusfehen dezen en den eerften Fistel was 'er niet te ontdekken'; en eeneingebragte Infpuiting bleef voor een groot gedeelte te rug; zoo dat A 4 wij  8 HEELKUNDIGE wij klaare bewijzen hadden , dat het gebrek zig uitbreidde tot binnen in het Pelvis. Wij bleeven dagelijks aanhouden met een InjtSio intebrengen in het Pelvis, gelijk aan de boven befchrevene, en alleen met plukfel daar in nat gemaakt zijnde hielden wij aan bijden de opgefneden Fistels, dezelve redelijk opvullende, om den grond te behouden, te verbinden,terwijl de Lijderesfe bleef voortgaan met het gebruik van de Cortex peruv:. Binnen weinig dagen begon de ftank en de hoeveelheid der uitloopende vogten aanmerkelijk te verminderen; de Etter wierd van tijd tot tyd beter; en de Lijderesfe begon op nieuw in kragten aanmerkelijk aantewinnen. Tot het uiteinde van het jaar en wel nog 3. maanden in 1774. bleef onze hoop leevendig; doch de vorens bei'chreeven lap wierd hard, krulde om, en belette den uitgang der vogten uit het Pelvist waarom wy denzelven wilden wegneemen. Tot hier toe had onze Lijderesfe zig met een volkomen vertrouwen aan de kunst onderworpen; de twee voorbaande Operatien had zij met de grootfte mannen moed uitgeftaan; doch tot deze Iaatfte , offchoen een kleinigheid bij de voor-  WAARNEMINGEN. 9 voorgaande, geliefde zij in geenen deelen to befluiten. Alle moed van haare zijde bezweek j de Vader,-eenCathechiefeermeester, welk zyn dogter altoos had aangemoedigd , en langs de Christelyke grondwetten onderrigt, dat het haar pligt was, om ter behoudenisfe van haar leeven, en ter herftelling van haar gezondheid, de natuurlyke middelen te gebruiken,bezweek insgelyks, en wierd onze voorftelling tegen: alle onze ernftige aandrang tot het wegneemen van dezen lap was vrugteloos, zonder dat wij ooit hebben kunnen ontdekken, waar uit .eer* zoo aanmerkelyke verandering omtrent het gedrag der Lijderesfe, en van derzelver Vader, ontfprooten is. Wy bleeven dan op dezelve wyze aanhoudend verbinden; doch zoo veel als de ontlasting der Stoffe belet was geweest, zoo veel overvloediger en ftinkender berfte dezelve naderhand wederom uit ; de eerst opgefneede Fistel wierd wederom van kwader aart; en de Lijderesfe van tijd Ut tijd moedeloozer wordende, en een afkhnk hebbende van alle inwendige Geneesmiddelen, wierd van week tot week zwakker: zoo dat wy alle hoop verlooA 5 ren»  HEELKUNDIGE ren, en met reden vieriglijk wenschten, dat de dood een einde mogt maaken van de ongelukken dezer elendige. ■ TotiS. Julij 1774. hebben wij dit Treurfpel toet een innerlijk mededoogen befchouwt, te meer, omdat wij in vast vertrouwen waren, dat, indien wij in onze uitvoeringen niet .belet waren geweest, de kunst door den tijd volkomen zoude hebben gezegenpraalt. En hoe bereidwillig de Hoogl. en ik de Lijderesfe zoo veel wij kosten hadden bijgedaan, wierden wij egter dien tijd bedankt, en de behandeling van de Lijderesfe toevertrouwt aan een oud Wyf, een voorgaane Keuken- of Werkmeid van een Utregtfche Hoogleeraar in de Geneeskunde, ften minfte zoo-zij. voorgeeft,): zoo dat wij voor het overige 'er niets van weeten., dan datde Lijderesfe, na eenige weeken, bijna geheel en al uitgeteerd, als wegvloeijende van de bedorven vogten, zig uit de wonde ontlastende, de geest gaf (0), Etn ■ (Vz) Het komt mij zeer waarfchynelyk voor, dat deze v.-i waande Kwakzalveres ons het vertrouwen by ónze D'ji..:^sfe, en bij derzelver Famielje, benoó'inen heeft; oni- ' dat  WA A R N EMINGE N. n Een hol gezwooren Dije en Onderbeen. 1778. 1. Maart verzogt mij mijn Broeder W. Balthazaar, ook Chirurgijn alhier, in confult bij C. M e b r b u r g. Men vertoonde mij een zeer dikke 'én vol met uitgeftorte ftoffe vervuIdeKnie; daar waren eenige weeken van te voren, omde.pijhélijklieidvan de Knie, dan eens een Vc~icatorium, en dan wederom een Pap-ja^uge voegt; mijn Broeder was eenige dagen voor "mijne komst insgelijks pas geroe- pen, dat zij zelfs menfehen van het groötfte aanzien in ons ver. fiandig Leijden heeft kunnen doen gelüoven, als of het voorregt van als Dienstmaagd bij een Hoogl. gediend te hebben, haar een bijzondere Wetenfchap in de Genees- en Heelkunde had doen verkrijgen ; daar ik nog'thans , (en zoo ik meen'alle rechtaarde Heelartfen, ja zelf andere menfeheii van epivgezond oordeel), veel eerder haar, 0111 dit geval alleen, waardig zoude keuren een voorbeeldelijke Lijfftraffe. Schande is het waarlijk voor ons roemrugtig Leijden, dat men zoortgelijke moorden niet weet te 'beletten; ja fchande nogeens,dat,onaangezien heiCot/egium Ghiriirgicun-, er billijk een en andermaal overgeklaagt heeft, men egter tot nog toe verzuimt, om hetzelve tehooren en te handhaven. . , ..„i , * . :- tm^Btt'ivm r-^;.  12 HEELKUNDIGE pen, en, de Knie toen hard enpijnelijk vindende, had ztnFotus uit Lac duk: en Sap: venei: gebruikt; het kwam mij voor, dat deingefloote itoffe pus zoude zijn, te weeg gebragt na een voorgaande diepe Inflammatie, des Lijders voorgeeven over den aart van het gebrek, namentlijk , dat het een gevolg was van (laan, fchoppen, en verder toegebragt geweld aan de dije en knie, voor eenigen tijd geleden, gaf er geen onduidelijk bewijs van ; de Lijder , fchoon een Jongeling in zijn prilfte jeugd, zag er zeer vermagerd en vervallen uit; en mijn oordeel afgevraagt zijnde, gaf ik te kennen, dat men met geen gering gebrek te doen had, en dat men vooral aan de ingefloote ftofFe uitgang en ontlasting moest bezorgen. Mijne raad aangenoomen zijnde,opende mijn Broeder met een genoeg ruime Infnijding den geflooten Etterboezem, en wel aan de buite zijde, alwaar de Vogtsgolving voornamentlijk was te voelen. Er ontlaste zig een ongelooflijke bedorve hoeveelheid Etter, verzelt van Bloed en verrotte ftukken van den Vetrok. De vrije ontlasting aan den opgeflooten bedorven Etter, detd wel haast de Lijder minder lijden ^  WAARNEMINGEN. 13 den, en als herleeven; edoch wij bevonden bijna de geheele Dije van onderen tot boven hol, welke Sinus maar onder de Bekleedfelen en de Vagina Femoris loopende, mijn Broeder langs zijn geheelen uitgeftrektheid heeft geopent ; naderhand bevonden wij, dat er een Fistel liep uit het onderfte van den opgefneden Etterboezem, fchuinsch nederwaarts naar de Poplex, en van daar onder de Kuit- en Soolfpier,tot omtrent 3. vingeren breed boven den binnen enkel; zoo dat het gebrek van tijd tot tijd verzwaarde, en de Lijder vooral niet fterker wierd. Wij hadden intusfchen ook in Confult verzogt den Hoogleeraar F. B. Albinüs, welke de Praxis interna op zig had genoomen; edoch de Lijder is allernalatigst geweest in de hem aanbevoole Leefmanier en in het gebruik der Cortex Peruv: twee voornaame middelen, zonder welke zeer zelden, bij zoortgelijke groote Verzweeringan, een goed gevolg bereikt word, waarvan de Genees- en Heelkundige wereld genoeg overtuigd is. Wat betreft den gevonden Fistel in het Onderbeen ;  14 HEELKUNDIGE been; het fpreekt van zelfs, dat dezelve niet dan roekeloos tot in zijn geheele uirgeurektheid kon geopent worden, waarom wij in de laagfte plaats van denzelven, namentlijk in de boven aangemerkte plaats boven den binnen enkel, een Contra apertura maakten, opdat de Etter zoude kunnen ontlast worden; en geen verdere ondermijningen te weeg brengen. Wij fpooten dagelijks met een gewoon zuiverend en tegen het bederf ftrijdende lnfpuiting, langs de twee uitgangen dezes Fistels, den Fistel door; met welk vogt van de lnfpuiting wij ook meesttijds de open zweeren hebben verbonden, of ook wel met een gewoon zuiverend Ung: zonder vettigheid, op wieken gefmeert. Het daaglijks infpüiten van een Injeclio in den Fistel van het Onderbeen, kon niet beletten, dat dik wils de ontlasting der ftoffe belet wierd, waar door de huid hooggaande zwol, en de Lijder meer pijn leed; waarom wij op het aanraaden van den Hoogl. door den Fistel een Setaceum bragten, dog waar van wij ook wel haast moesten afftappen, omdat dit vreemd lighaam in den Fistel pijn, ontfieking, en nieuwe verzweering, te weeg bragt. Ein-  WAARNEMINGEN. 15 Eindelijk alles wat wij verrigtten, was vrugteloos; de kwaade verettering wierd langs hoe erger ; de Lijder wierd van week tot week zwakker, verkreeg eindelijk een hevige Buikloop , en den 9. Octob. betaalde hij den tol aan de natuur (0). (a) Deze en de vorige Waarneming heb ik een plaats gegeeven in dezen tweeden Bundel mijner Waarnemingen, omdat er reflexien zijn gemaakt, alsof ik uit eenig inzigt tot mijn voordeel, of om mijn fchande te bedekken, dezelve in mijn eerflen vergeeten had. Ik heb dezelve alleen nagelaaten, omdat ik (gelijk ik reeds te kennen heb gegeeven,) geen eer ftel, om door veel zoortgelijken bij den anderen te verzamelen, een groot Boekdeel uittegeeven: want immers ik had geen reden om dezelve te agterhouden, omdat bijden deze zieken gefturven zijn, of omdat er in mijne behandeling misfchien iets te verbeteren zij; nadien ik in mijne eeriten verzameling genoeg toon, dat geene dezer redenen mij zo laf hebben gemaakt, om eenig (naar mijn oordeel) leerzaam geval agter te houden. Een  i6 HEELKUNDIGE Een Indrukking van de Herfenpan in een Kind. 1778. 5. November verzogt men mynhulp by een tweejaarig Kind onder Stompvvijk. Mijn medekunstgenoot, welk mij in confult had verzogt, was de Heelarts J. Schippers van Soeterwoude. Zijn Ed. vertoonde mij een Meisje, welker hoofd en aangezigt hooggaande door een Oedema erijfipelatodes gezwollen was; ik vond op dc regter zijde van het Opperhoofd digt bij het Agterhoofd, en de vereeniging der Opperhoofdsbeenderen, een Gezwel van groote als een klein hoender ije , waar in een duidelijke vogtsgolving was te voelen ; dit Gezwel, met de verdere zwelling had zig zedert eenige dagen langzaam beginnen te vertoonen; het Kind, hetgeen van te voren altoos vrolijk, fpeelziek,en dertel was geweest, Hiep nu meest, en gedroeg zig, wakker zijnde, als zinneloos; en niemand wist mij eenige fchijnbaare oorzaak van dit gebrek aan de hand te geeven. Hat  WAARNEMINGEN. i? Het fpreekt van zelfs, dat mijn eerfte advis hier moest zijn, om, door de opening van het Gezwel op het Opperhoofd, ontlasting te bezorgen aan de ingefloote ftoIFe; het geen wij ook aanfïonds verrigten. 'Er ontlaste zig een vuile Hinkende Etter; het Craniam was ter grootte van een dubbeltje van zijn Beenvlies ontbloot, waarom ik befloot , om door een genoeg ruime kruisfneede den losfen omtrek van het gantfche Gezwel tc klieven ■ de gemaakte lappen opgeligt zijnde ontdekte ik, dat 'er een bnpresfio in het been was; en wij verbonden, de lappen opgeligt houdende, met droog plukfel, en een gewoon verband , beveelcnde om het verband bij aanhoudendheid vogtig te houden met het gewoone Oxycraat, en het Lyderesje rust te bezorgen. De Indeuk in het Cranium deed mij nauwkeuriger onderzoek doen naar de waare oorzaak ; wanneer men mij verzekerde geene andere geweldige oorzaak te wceten, dan, dat over eenige maanden het kind met het hoofd was geftooten tegen een balk in een laag van verdieping zijnde keuken, door de onvoorzigtigheid van een Dienstmaagd, welke hetzelve op den arm had, en daar mede fpeelde, het B geen  fH HEELKUNDIGE geen mij genoegzaam voorkwam, om de reden te begrijpen van alle de aangehaalde Toevallen , offchoon ik niet dan een twyfelagtige voorzegging dorst en kon maaken. De nog weeke Beenderen van het Cranium in de kinderen kunnen, en ondergaan meeste enindeuk zonder Fisfura of Fractura, gelijk genoeg bekend is; egter de buitengevaate Stof bij de kneuzing kan eindelijk fcherp worden , en verzweering te weeg brengen. Dit fcheen plaats gehad te hebbe in onze Lijderesfe ; edoch zoo veel als zulks bleek uit het uitwendig' Ettergezwel , zoo veel vrees 'bleef 'er overig, dat 'er ook vogt was uitgeftort onder het Cranium, het geen inzonderheid, door het Herfenwezen te drukken, beledigde; of, gelijk confenfum alle deelen van het aangezigt en het hoofd gezwollen waren , dusdanig moest ook alleen het Senforium commune zijn aangedaan. Dit Iaatfte wenschten wij,dat mogt plaatshebben; want, om, door het ftellen van de Trefan, ontlasting van uitgeftorte Stoffe binnen het Cranium ,te bezorgen by een kind van i. jaaren, zal zekerlijk een ij der met mij wel geredelijk willen toeftemmen, dat een onderneming zoude  WAARNEMINGEN. 19 de zijn van het grootlte gewigt, offchoon dezelve wierd toegedaan. Ik had egter de meeste gedagten, dat mijne vrees zoude waar zijn; omdat de Toevallen veel meer aanduiden een drukking van het Herfenwezen, dan een prikkeling per confetifum, welke zig doorgaans laat erkennen door Raaskalling, Koorts, Stuipen, enz. de vlak tcgenovergedelde Toevallen aan de waargenoomen. Laaten wij vernaaien , wat wij ondervonden hebben. Den dagh daar na mijn Lijderesje bezoekende, vond ik het huppelende en (peelende op de vloer; de gantfche zwelling zoo van het Hoofd, als van het Aangezigt, was geweeken ; en zoo dodderig, flaperig en fimpel, als het Kind mij bij mijn eerde bezoek was voorgekomen, voor zoo levendig, wakker en fchrander, hield ik toen dat aardig boere Meisje: wanneer ik niet door het aangevoegd verband, cn daar. na dooide gemaakte wonde zelve, vvas overtuigd geworden,danhadikgedagt, dat men voornemens was geweest mij te bedriegen. Wij lieten dien dagh de Aparatus onaangeroerd zitten , en 2. dagen daar na hebben wij de Wonde voor de B 2 eer-  *o HEELKUNDIGE eerfte maal van een nieuw verband voorzien. Wij vonden eene goede verettering tegenwoordig ; ik vond geen Caries aan het ontbloot been; liet de gemaakte lappen nedèrvallen ; liet om den anderen dagh plat verbinden met een plukfel wiek befmeerd met Mei rofar: waar in de Gum mirrh: was opgelost; en tot den 26. derzelver maand heb ik 6. vifitens gedaan, wanneer ik de wonde reeds zoo ver geneezen vond , dat ik met mijn Konstgenoot overeenkwam, om alleen droog plukfel aantevoegen, en het verdere aan zyne zorg alleen toetevertrouwen,gelijk het Lijderesje ook binnen weinig tijd volkomen geneezen was: de Deuk in het Cranium is zonder hinder gebleeven, en geen van de voorgaande Toevallen hebben zig ooit wederom featen zien. En de aart van het gebrek is dan best a po'steriori gebleeken. De indrukking in het Cranium is geen oorzaak geweest van de waargenoomen Toevallen , nademaal zij dan eerder tegenwoordig zouden geweest hebben, en niet zoo fchielijk op de infnijding der zagte deelen geweeken : ook is bekend, dat de Jmpresfiones "in de Kinderherfenfchaalen zelden van groot belang zijn; zij worden menigmaal niet  WAARNEMINGEN. 21 niet eens erkend, en door de uitgroeijing van het Hoofd worden zij alveel eindelijk onzigbaar. Het gevreesde , of 'er uitgeftort vogt onder het Cranium mogt plaats hebben, heeft insgelijks niet beftaan, dewijl het niet geloofbaar is, dat een uitgeftort vogt onder een geheel Cranium, alleen door het opfnijden der weeke deelen, zoude kunnen ontlast worden. De kneuzende magt, waar door de Impresfio heeft kunnen te weeggebragt worden, heeft de vliezige Calot en het panvlies beledigd; en daar is in de aangedaane plaats eenig vogt uitgeftort geweest, hetwelk eindelijk fcherp is geworden, ontfteeking en verzweering heeft te weeggebragt : men is genoeg overtuigd, hoe een weinig uitgeftort bloed bij een Kneuzing, inzonderheid in vliezige deelen, na langen tijd, aanmerkelijke en onverwagte Toevallen kan veroorzaaken, Egter daar is moeijelijkheid om te begrijpen, dat hier uit een geweldig prikkelende oorzaak, waar van de uitwerkfels beftaan in een vermeerderd leeven, de voornaamfte toevallen integendeel een verminderd hebben aangeduid: d>aar men uit de prikkeling, enfpanningdergeB 3 voe~-  22 HEELKUNDIGE voeligc deelen, moest verwagten Koorts, Raaskalling, Kramp, Stuipen, enz., heeft men hier een zoort van Beroerte en onvermogen der zinnen vvaargenoomen. Ik weet 'er niets op te antwoorden ; dan dat, onaangezien over het algemeen, uit de onderfcheiding der Toevallen, afhangende of van een vermeerderd of van ecu verminderd leeven, veel ligt ontfpruit bij de beledigingen des Hoofds, namentlijk of de tegenwoordige toevallen afhangen van een prikkelende Beenfplinter, fcherpe vogten, of van een drukkend Beenftuk, uitgeftort vogt, enz., ikegter menigwerf zelfs bij bejaarden ondervonden heb, dat 'er bij een belediging enkel van de vliezige Caivt en van het pan vlies een Apopkxia, Lij-, ■fihihimia, qï zoortgelijke, tegenwoordig was, welke ook aanllonds op de opihijding der deelen, waar door de fpanning en rekking der Zenuw-vezelen wierd benoomen, bedaarde, ja djkwerf geheel en al verdween: het is wat yeï gezogt, om te ftellen, dat , in die gévallen, het waargenoomen toeval zou hebben pfgehaugen van een buitenvating des Bloeds in het Herfen wezen, hetwelk uit kragt van da prikkeling dour dé cpfniiding zoo fchieliJc ^u!u|e gerefirbeert zijn. Zoude het niet veel  WAARNEMINGEN. 23 eerder te vermoeden zijn, dat, door een prikkelende , uitfpannende kragt, der gevoelige deelen, ook het gemeene Zintuigen het Zenuwgeitel als overweldigd konden worden, en dus, in de plaats van geweldiger te werken, tot het volbrengen haarer pligt onvermogender zouden worden?: ten minsten het is niet ongewoon , dat een te geweldige pijn gevoelloosheid, en een te hevige beweeging onmagt, te weegbrengt. Een Zogsverplaatfing in het Onderbeen van eene Zoogen.de Vrouw. 1778. j8. December wierd mijne hulp verzogt bij de Huisvrouw van zekeren van der wallen, eene jonge Kraamvrouw van 18. dagen, wegens een allerpijnelijkst, zeer hard en gefpannen, dog niet evenredig gezwollen, nog uitwendig ontftooken, linker Onderbeen, waar aan zij reeds zedert eenige dagen veel had geleeden , en verfcheiden middelen ter verbetering naar eigen goedvinden te vergeefsch had aangewend. B 4 D=  H W AARNEMINGE N. LeKraamzuiveringging ondcrtusfchen voordelig ; de Lijderesfe was zeer zogrijk, haar kind zuigde overvloedig genoeg, zoo dat zij in deze opzigten over niets te klaagen had. Ik konde dus aan het niet vloeijen van den Kraamvloed, nog ook tot dezen tijd toe aan eene Zogsverplaatfing, de oorzaak van het verhard pijnlijk onderbeen niet toefchrijven. Ik was van oordeel dat 'er een diep geleegen ontfteeking, namentlijk onder de Vagina, plaats had, waarom ik raadde, om bij aanhoudendheid het geheelc onderbeen te ftooven met het gewoone Oxijcraai, terwijl aan den Geneesheer du Cloux de inwendige behandeling was toevertrouwd, Tot 1779. i- Februarij had de Lijderesfe het dan eens beter en dan wederom erger, zonder eenige merkelijke verandering in het beledigd deel, en ik had ook gedimrende dien tijd geer.e verandering in mijne behandeling gemaakt, doch dien dagh ontdekte ik aan den buiten kant van het been, even boven en agter den buiten enkel, eene duidelijke vogtskaatfing; waar van ik, om de allerpijnelijkftc, ajfyp§ kQortf}ge?en niet min zwakke, Lijderesfe, ein-.  WAARNEMINGEN.' 25 eindelijk eene wezendlijke verligtingtoctebrensien, ook aanftonds eene ruime opening maakte. Daar ontlaste zig een ongeloofelijke hoeveelheid niet zoo zeer van verrotte als wel van verzuurde ftoffe met kaasagtige zamenftremfels, even als uit zoogende verzwóore mammen, waarom ik toen allerwaarfchijnelijkst eene zogsverplaatfing onderftelde. Het geheel onderbeen was Fistukus, en de Tunica cellulofa hard en ontaard, en ik ging met het provet uit de gemaakte wonde agter den Tendo Achillis, onder den Soleus en Gemellus naar den binnen kant van het been, tot omtrent drie vingeren breed1 te van de knie af, door, doch zonder dat ik het provet van buiten konde ontdekken; zoo dat ik buiten ftaat was eene Contra - apertura te maaken, en het nog minder te raaden was om den geheelen Boezem optefnijden. Ik verbond dan de gemaakte wonde met droog plukfel en een los verband, liet het geheel deel nog aanhoudend ftooven, afwachtende wat door den tijd hier van zoude worden, De Geneesheer twijfelde aan de waarheid mijner onderftelling, namentlijk dat de oorzaak yan het gebrek zoude beftaan in eene zogsverB 5 Plaa>'  HEELKUNDIGE plaatfing , en niet zonder wettige redenen 5 want de zogsmaaking was nimmer verminderd, maar integendeel overvloedig; en niet zelden ondervind men ook eene verzuuring en vergooring van etter, even gelijk als van melk; egter wat hiervan waar was, zal zoo aanftonds nader blijken. De Lijderesfe was aanftonds na de verrigte* opening der verzweering ongemeen verligt, gelijk ieder begrijpt; doch ik begreep dat er voor mij nog vrij wat te doen was, indien da Lijderesfe hier zonder verminking zoude afkoomen, want ik voorzag eene pijnelijke en langduufige genezing. Ik hield dan aan met de voorgemelde ftooving , en gebruikte eene zuiverende infpuiting voor de holle zweer; en 10. Febr. konde ik eene redelijke Contraapert ara maaken, binnens beens even boven en agter den binnen enkel, het geen ik ook volbragt, waar door ik regtftreeks toegang verkreeg tot den voornaamen etterzak, welk binnens beens onder den Soleus en Gemellus zit. Offchoon ik nu in ftaat was om den Etterzak naar zijne gantfche lengte te openen, zonder de  WAARNE M INGEN. 27 de gemelde zwaare Spieren dwarsch aftefnijden, verkoos ik zulks tot nog toe niet; ik wilde eerst ter toets brengen, of ik met infpuitino-en zuivere rauwe Fistels konde maaken, welke , omdat zij zig vrijelijk konden ontlasten, eindelijk zouden hinten. Met deze geneeswijze heb ik dan aangehouden tot den 13. Maart, doch zonder de minfte vrugt; integendeel alles wierd harder, daar kwam aan den binnen kant van den Scheen omtrent in het midden van het Onderbeen, in dientusfchentijd, nog een nieuw Abces, bet welk ik geopend heb, en bevonden onder de Spieren doorteloopen, en in den voornaamen Etterzak te eindigen; de uitvloeijende ftoffe wierd ondertusfchen overvloediger en van flegter aart; waarom ik de Operatie niet langer uititelde. tk fneed dan den Etterzak geheel tot zijn uiteinde open. De doorteihijden dikte was wel van drie dwarfche vingeren, dewijl de Celluloj'a zeer dik , hard en ontaard was, en de Fistel onder de Spieren liep. Bij de Operatie .kwetite ik twee aanzienlijke Slagadertakken; welke geen geringe bloeding verfchaften, ja goo, dat deze binnen weinig ogenblikkan, en op  c3 H EEL KUNDIGE op het alléronverwagst, geweldig door het verband gedrongen zijnde, mij het verband deed vernieuwen, en een vermogender aanleggen; offchoon ik dezelve alleenlijk gefluit heb met droog plukfel, en inzonderheid door een geduurig aanhoudende drukking met de hand van mijn Zoon. Wel ras, na de opfnijding van den voornaamen Etterzak, waren de zweeren, en aan den buiten enkel, en op denfcheen, beflendiggeUooten ; doch de voornaame zweer verfchafte mij nog vrij wat zorg ter volmaakte genezing; en den 6. Decemb. was ik (om zoo te Ipreeken) nog geen haair breed gevorderd. Wat moeite ik ook aanwendde om de zweer te zuiveren, dan met Digestiva, dan met Erodentia, welk een ftrikten leefregel deLijderes ook hield, of welke inwendige geneesmiddelen zij gebruikte, het was alles vergeesch; dan wierd de zweer eens zuiverer en beloofde door dagelijks kleiner te worden eene fpoedige genezing; en dan wederom was alles binnen korten rijd in denzelfden toeftand. Ik had menig maaien fterk aangedrongen dat de Lijderesfe haar Kind zoude fpeenen, omdat ik mij gcduurig ver?  WAARNEMINGEN. 29 verbeelde dat de zweer zog ontlaste, en dat wel zoo menigwerf als dezelve van beter wederom erger wierd, doch mijne aanmaaningen daar toe waren tot dezen dag toe onverhoord gebleeven , wanneer men mij verzogt om te raadpleegen met den kundigen Geneesarts C. Keun, het geen mij alleraangenaamst was. Zoo draa ik het verband voor gemelden Geneesarts had afgenoomen , erkende zijn Ed. met mij, dat de grootfte hoeveelheid der uitvloeijende ftoffe vergoord zog was.. Ik deed zijn Ed. in alles een nauwkeurig verhaal van het geval, en wij waren bijden van oordeel, dat het wel mooglijk was, dat in deze zogrijke moeder, onaangezien zij zig aanhoudend liet zuigen, uit reden van den overvloed des zogs, een gedeelte zomtijds uit de mammen wierd opgenoomen, en in het beledigd deel verplaatst, dat gevolglijk de zweer nimmer zoude geneezen, zoo lang de mogelijkheid van zogsverplaatfing bij haar voortduurde; waarom de Lijderesfe belloot om haar Kind te fpeenen, en langzaam haar mammen te laaien opdroogen, het geen zij ook volvoerde. De  3^ HEELKUNDIGE De Lijderesfe na weinige weeken volkomen droog van zog zijnde , openbaarden zig de maandftonden , wanneer zig alles zonder tegenfpoed bij aanhoudendheid wel begon te fchikken: wij verkreegen eenen goeden etter, de zweer wierd zuiver, zagt van grond en vaa kanten, en binnen twee maanden was degroote zweer geneezen, op een ligte ontvelling na, welke nog eenigen tijd, doch zonder hinder, heeft geduurt, zijnde nu zedert April 1780. volkomen en zonder de minfte verminking geneezen. (#) (*) Deze Waarneming is ook geplaatst in het GeneesNatuur- en Huishond-kundig Kabinet. 2de Deel. N. 3. Een  WAARNEMINGEN, 31 Een Anthrax U het Voorhoofd gevolgt van verfcheiden Fistels in het Aangezigt. Dat de Anthraces, de Furunculi, en zoortgelijke ontftooke Gezwellen, geplaatst in vliezige, of onder onrekbaare, deelen , zig wijd en zijd kunnen uitbreiden, verzweeringen en fistuleuze ondermijningen, zelfs in verafgelegen deelen, zomtijds te weeg brengen, zal inzonderheid uit de volgende Waarneming blijken. Een volwasfen Jongeling te Zoeterwoude had,zedert eenige dagen, veel fmart geleedcn aan een klein doch vuurig puisje in het voorhoofd, verzeld van een roozige zwelling van het geheel aangezigt, waar over hij eindelijk had geraadpleegd den Chirurgijn J. Schippers aldaar, en welk ook dien zei ven dagh 1780. 6. Januarij het gebrek van dat belang achtte, dat men mij in confult verzogt. Ik vond midden in het voorhoofd een ontftooken doch plat gezwel, in zijn midden open met een rond gat ter grootte van een dubbeltje, waar door zich liet zien en betasten een dikke hard, Crüsta  3a HEELKUNDIGE Crusta fphacelofa; er ontlaste zig een dun {linkend zwartagtig vogt, de geheele omtrek van het gehaairde deel en het aangezigt tot den hals toe was aangegreepen met een Oedema erijsipelatodes; en de Lijder laboreerde aan een Febris conünua, welke nogthans, het gezwel open gezwooren zijnde, veel verminderd was. De Lijder kon zig niet te binnen brengen, dat er eenige geweldige oorzaak , hetzij een kneuzing, val of ftoot, op het voorhoofd was aangevoegd, waar uit men met eenigen grond kon vermoeden, of er misfchien eenige buitengevaate ftoffe zig lang verfchoolen had, welke nu aan het woeden was geraakt: hij had wel, voor de verfchijning van het door hem zoogenaamd puisje, eenige huivering en pijn in \ hoofd gewaar geworden. Zoo dat wij met grond (zoo ik meen) fteldcn, dat het gebrek een boosaartige Anthrax was, waarfehijnlijk onder de vliezige Calot geplaatst. Ik vond doorvliet inbrengen van het provet een Sinus, uit! de zweer tot voor het regter oor uitgeftrekt , dien ik opende, doorfneed den vcrflorven korst tot op het been, het geen ik ontbloot vond : wij verbonden den opgefneeden Sinus  WAARNEMINGEN. 33 Sinus zagrelijk om de nog tegenwoordige zwelling, met droog plukfel, en op hetverfiorvene voegden Wij aaneen wiek, befmeerd met een Digestif uit Therbint: venet: Mell: comm: aa §1. Gummi mirrh: 3ij.; en wijders voegden wij een los verband aan , het geen men gebood, om aanhoudend met het gewoon Oxijcraat vogtigte houden. De Lijder laboreerde tot nog toe, gelijk boven is aangemerkt aan een Febris con tinuay en offchoon er Sphacelus tegenwoordig was , bevond men de uitgeflrektheid van het gebrek nog in fiatu viohnto; waarom wij de gewoone Cura ontipblogistica tot hulp riepen. Den dagh daar na den Lijder bezoekende bevond ik hem aanmerkelijk beter, de Koorts was bedaard, de zwelling zoo van het hoofd als van het aangezigt veel verminderd;een aanmerkelijke hoeveelheid van dunne Hinkende ftoffe had het verband bevuilt, zoo dat wij het afnaamen ; wij bevonden de geheele open zweer vol met fungeus vleesch, en hooggaande ftinkende, waarom wij toen verbonden met een Lavament uit Inf: Herb; fcor.dii, MeU: comm: en Allum: ust: beveelende voor het overige den Lijder zig te houden bi de toegereikte inwendige Geneesmiddelen, en bij de C aan-  34 HEELKUNDIGE bevoole Leefmanier , terwijl zijn Chirurgijn hem naar de omftandigheden twee of drie maaien daags verbond. Den 9. Jannuarij mij wederom bij den Lijder bevindende, was de zwelling bijna ten eenemaal geweeken;behalven,van het uiteinde van den opgefneeden Sinus langs hst Osjugale, over de onderkaak, tot in den hals onder het oor, was er nog een bolle fpongieuze, doch niet ontftooke, zwelling te zien en te voelen, als mede waren de oogleden aan dezelve zijde door een zugtige zwelling zodanig gezwollen, dat zij niet kosten geopend worden. Het verband afgenomen zijnde vond ik de zweer zuiverer, en een redelijk goede pus voorttebrengen; doch ik bevond de aangeduide zwelling ter zijde het oor een Fistel te zijn, welk zijn uitgang had in den opgefneeden. Deze gaf een overvloed van dun fanieus vogt uit, waarom wij dezelve ook aanftonds geopent hebben. Wij moesten om reden van de groote hoeveelheid fungeus vleesch, het welk wij in de open zweeren aantroffen, gebruik maaken van een Pulv: erodeus uit Merc: pracipit: fy: en mum: ust:  WAARNE M INGE N. 35 ust: tot gelijke deelen. Tot 21. dito ging alles redelijk voorfpoedig; de laatst opgefneede Fistel gaf wel haast goeden etter, waarom ik ook al geoordeeld had , dat eens daags te verbinden genoeg was. Wij hadden in dien tusfehen tijd nog een dwarfchen Fistel ontdekt, loopende omtrent uit het midden van den laatst opgefneeden, namentlijk omtrent den hoek van de onderkaak, fchuinsch opwaarts over de wang tot omtrent aan den hoek der lippen, en omdat dezelve door een zuiverende infpuitrng niet wilde fluiten, hebben wij dezen dagh denzelven geopend. Na verloop van 4. of 5. dagen openbaarde zig in den grooten Ooghoek, en verder benedenwaarts langs den neus een opzetting, waar in een duidelijke vogtskaatfing was te voelen; deze opzetting was omtrent een duim lang; en den 31. dito hebben wij dezelven naar haar gantfche uitgeftrektheid geopent. Dezen laatiten Boezem hebben wij niet kunnen ontdekken, dat met eenige der anderen gemeenfehap heeft gehad. En na. dien tijd hebben wij geen Fistels meer ontdekt. De Lijder was nu, behalven zijn plaatfelijk gebrek, volkomen gezond, gebruikte geen inC 2 vven-  36 HEELKUNDIGE wendige geneesmiddelen meer , en hield zig Alleen aan zijn gewoone boere keuke. Alle de opgefneeden Fistels verfchaften een witte weigebonden pus, en niet te overvloedig; de zwelling en ontfteeking waren geweeken; de voorgemelde Crusta fphacelofa was over lang gefepareert, en het ontbloot been bedekt geworden zonder affchilfering j en daar waren alle blijken van een voorfpoedige genezing. Ik beveelde van maar om den anderen dag te verbinden; men kon niet gemaklijk, gelijk ijder begrijpt, een behoorlijk drukkend verband aanvoegen, waarom de cellulofa niet vermogend genoeg kon beteugeld worden in haar neiging, om boven de wanden der zweeren uittefpatten, waarom ik had aangeraaden een allerfterkst Ung: erodens wxUng: bafil: znMercuriuspracip: ty: en Alum: ust:, zeer dun op plukfel wieken gefmeert aantevoegen, en daar de uitfpatting te hooggaande was dezelve rijkelijk te beftippen met de Lap: infern: en droog te verbinden; dit wierd alles nauwkeurig nagekoomen; intusfehen kwam ik den Lijder nog eenige maaien bezoeken; en den 15. Maart was hij volkomen geneezen: de boorden van de opgefneeden Fistels waren alle tot den anderen genaderd en zamengegroeid, zoo  WAARNEMINGEN. 37 zoo dat er geen affchuuwelijke, maar zeer fraaije Lidtekens van zijn overgebleeven , welke nog van tijd tot tijd onzigtbaarer worden. Een Spina ventofa in het Iaatfte Beentje van den Pink. Onaangezien een Spina ventofa doorgaans onderftelt of een Virus fcrophulofum, fcorbuticum, olvenereum, en dus een ziekelijke geiteltcnis in den algemeenen vogtftroom, egter ontbreekt het ook aan geen voorbeelden, dat dezelve alleenlijk afhing van een plaatfdijke oorzaak; in mijn eerften bundel van Heelkundige Waarnemingen zijn er verfcheiden voorbeelden van te vinden ; en dit geval, fchoon in een klein deel, keur ik insgelijks de oplettendheid der Kunstgenooten waardig. Monfr. N. N. had zedert eenige weeken een knaagende pijn in den top van den Pink gevoelt, welke eindelijk onverdraaglijk wierd ; daar volgden zwelling, ontfteeking, van de handen den gantfchen arm , en een hevige Koorts; C 3 Aisar-  38 HEELKUNDIGE waarom zijn Ed: 1780. ai. Januarij, mij tot hulp liet verzoeken. Ik vond , behalven de zwelling van de hand en arm, niet dan een ligt ontftooke zwelling van binnen aan den Pink, en wel meest aan het Iaatfte lit; ik vroeg den Lijder, een Schoenmaker zijnde, of hij ook zig zeiven in den Pink geftooken had, het welk, of eenig ander geweld, het geen had kunnen plaats hebben, hij zig gèenfints kon te binnen brengen. Wat de oorzaak van het gebrek mogt zijn, het was (mijns oordeels) zonder bedenking, dat de pijnelijke Pink moest geopend worden, en waarom ik denzelven aan de binnen zijde van omtrent halver weg van het tweede lit tot het uiteinde van den top opfneed. Ik vond den opgefneeden Pink van binnen verdorven; en het been van beenvlies berooft en ruuw van oppervlakte, zoo dat er bewijs van Caries was; er ontlaste zig een rotte Sanics; het verband befiond uit een wiek befmeerd met Mell: cpnïm: en Vitell: ovi p: mqual: omdat de bedorven deelen zeer flor en droog er uitzaagen; en ik liet den pink, hand en arm, aanhoudend ftooven met het gewoon Qxycraat warm aangevoegd. Deu dagh daar na was de pijn geheel en al be-  WAARNEMINGEN. 39 bedaard, de Koorts geweeken, en de zwelling van de hand en arm zeer veel verminderd. De zweer was vogtiger en van levendiger aanzien. En ik verbond op dezelve manier, laatcnde de hand en arm bij aanhoudendheid ftooven. Na eenige verbanden was de zwelling der aangedaane deelen geheel en al geweeken, het verftorvene wierd door eene] redelijke goede verettering gefepareert ,• men ontmoette veel fungeus vleeseh , het geen moest verbeeten worden; de Caries wierd openbaar; langzaam wierd het geheele Kootje los en ter zweer uitgeworpen ; naar maate het bedorve Kootje buiten de weeke deelen geraalcte, wierd door de zamentrekking van dezelve de vinger korter; en eindelijk 17. Maart was de genezing volbragt ; de Pink was even zoo veel korter, als de lengte van het uitgeworpe Kootje\ de Nagel en de natuurlijke gedaante van den Pink zijn behouden gebleeven ; en de onbeweegbaarheid van den Pink met twee litten even na de genezing is langzaam verbetert. Het uitgeworpe Kootje was in zijn gantfchen Vetrok uitgezet; aan de binne zijde C 4 om-  4o HEELKUNDIGE omtrent in de midden vond ik een gatje naar binnen gaande, even als men gewoon is aante'tr effen bij een een gecarieerde Kies • en de inwendige zelfflandigheid was geheel en al bedorven , daar de buitenlle oppervlakte haar natuurlijke vastheid had behouden, behalven ter piaatfe van het aangemerkt gatje. Deze befchreeven hoedanigheden dunkt mij geeven het voorregt aan deze Carits om dezelve een Spina ventofa te heeten. Indien de Carits van een der vingeren Kootjes afhangt vaneen/ww?ritium, dan heeft er geen zwelling van het beentje plaats, en dan is ook de bederving het meest aan de uitwendige oppervlakte. Ik wierd begeriger om de voorgaande oorzaak dezer Spina ventofa te kennen, wanneer de Lijder zig te binnnen bragt, dat hij, wel ruim twee jaaren geleden, zig zeiven eens bij ongeluk met een hainer op den Pink had geflaagen; dat egter de pijn ras bedaard was, en hij dus weinig aa'ndagt op het zelve gemaakt had. En , dit, gevoegd bij het langzaam pijnelijk worden van den Pink, boven aangehaald, bellist (dunkt mrj ontegcnfprekclijk, dat de gemelde hamerflag, een uitftorting van vogt heeft te weeg gebragt in ïiQt inwendige] van het nitgeworpe beentje • wel-  WAARNEMINGEN. 41 welke uitgeftorte ftoffe langzaam fcherp is geworden , en een bederf van binnen naar buiten ftrekkende heeft te weeggebragt, en dat dus het opfchrift dezer Waarneming de regte doopnaam is van het behandeld gebrek. Een Stopnaald uit den Bil gefneeden. DeHeelarts W. de Bie vanHaferswoude, verzogt mijn Advis wegens een weeskind aldaar, onderhevig aan een verharding midden in den Bil ter grootte van een vuist, welke hij meende veroorzaakt te zijn door een Stopnaald, over eenigen tijd bij ongeluk in den Bil geraakt. Ik wierd ras door mijn gezigt en gevoel overtuigd van de tegenwoordigheid der verharding, maar geen de minfte blijken van de Naald waren er te ontdekken. De verharding was een weinig pijnelijk en ligt ontftooke, en het fcheen of dezelve tot verettering zoude overgaan. Indien de tegenwoordigheid van de Stopnaald ontwijfelbaar beweezen was geweest, dan had ook teffens het genezings -oogmerk beftaan in C 5 het  +3 HEELKUNDIGE het aanftonds uitfnijden der Naald; edoch een Heelmeefter moet zo min mooglijk is onzeker werken , waarom ik aanraadde om de Induratie te pappen, en aftewagten, of zig de tegenwoordigheid der Naaide beter zoude opdoen, te meer omdat er tot nog toe geen toevallen waren, welke een twijfelagtige onderneeming kosten goedkeuren. Mijne raad wierd dan eenigen tijd na den anderen gevolgt, en was van die uitwerking, dat ik, 1780. 11. Februarij te Haferswoude bij den Lijder verzogt zijnde, mij volkomen, door het Gezwel in zijn omtrek te omvatten, kon verzekeren , ten minften van de tegenwoordigheid van een vreemd lighaam in hetzelve, overdvversch en in den grond geplaatst; daar was eenige vogtskaatfing te ontdekken, en het Gezwel was meerder rood en ontftooken. De Indicatie was nü zonder tegenfpraak, om het vreemd lighaam uittefnijden; dewijl, offchoon er tot nog toe geen dringende toevallen waren, er door de afwagting der uitzweering, geiegendheid zoude gegecven worden tot verzakking van ettcrftofl'e en fistuleufe ondermijningen, inzonderheid in een zoo zwaar geipierd dcc!,  WAARNE M I N G E N. 43 deel, en daar het vreemd lighaam zoo diep was geplaatst; waarom wij gevolgelijk tot de Operatie beflooten. Het vreemd lighaam was voor 't minst geplaatst onder de groote Bilipier, waarom er in bedenking kwam, langs welke leiding de fneede te verrigten, of naar den loop der fpieryezelen, vlak tegenovergelteld aan de {trekking van het vreemd lighaam, of gefchikt naar deplaatfing van het vreemd lighaam zelve. Ik advifeerde dat de opfnijding moest gefchieden in een ftrekking vlak tegen over gefteld aan de plaatfing van het vreemd lighaam, en dus naar de lengte van den Bil; wantindebreedefpieren behoeft men den regel, om naar derzelver loop te fnijdcn niet in acht te neemen; door het hier te verrigten vreesde ik zoude men geen ruimte genoeg verkrijgen; en met de fneede naar de ftrekking van het vreemd lighaam te doen, had men hetzelve gemaklijk kunnen misfen, en veel dieper kunnen fnijden "dan vereischt wierd. Mijne opmerking wierd goedgekeurd , en men verzogt mij om de Operatie te verrigten. Ik nam dan de Induratie tusfehen mijn duim en  44 HEELKUNDIGE en voortften vinger van de linker hand; en maakte vervolgens met een wel itevig fnijme» een genoeg groote fneede over langs door de hardheid, en zoo diep tot het gevoel mij aanduidde te ftuiten op het vreemd lighaam, waar toe weinig minder dan een handbreed diepte vereischt wierd. De Naald liet zig toen duiden k zien en met een.pincet vatten, edoch dezelve liet zig niet zoo gemaklijk uitnaaien: wij bevonden de doorfneden deelen zoo ontaard en hard, dat als 't waare de Naald er in was vast gegroeit, en,fchoon matige kragtaanwendende ter uithaalinge, weigerde te volgen, het geen wel voornamentlijk veroorzaakt wierd, omdat de wonde uit kragt van de verharde deelen weinig gaapte, en ook de Naald dwersch geplaatst was ; waarom ik uit de diepte der wonde langs de Naald en naar de buiten zijde een tweede fneede verrigte, waardoor de Naald los genoeg raakte en gemaklijk wierd uitgehaald. Het was een geheele Stopnaald van het grootfte zoort, en vrij geroest. Het vreemd lighaam en dus de oorzaak der Induratit was nu ontlast, edoch de groote verharding en ontaarding der vaste deelen bragt ons niet  WAARNEMINGE N. ' 45 niet ten eenemaal buiten alle vrees, of niet misfchien na derzei ver fmelting wel eens een fistuleufe zweer zoude ontdekt worden, waarom ik ernftig aanraadde, om vooral door een bekwaame opvulling de boorden der gemaakte wonde van elkander te houden. Het eerfte verband wierd vtrrigt met droog zagt plukfel, hetgeen men tot den 4. dagh aangevoegd liet. Vervolgens wierd de Lijder om den anderen dagh verbonden met plukfel wieken, befmeerd met een ettermaakend en verteerend Ung: uit Mei comm: Therb: venet: aa §i. vitell: ovi. N: i.Merc: pra c'ipit: Rub: Alum:ust: aa gij, altoos zorgdraagende van tot in den grond optevullen; de harde zelfftandigheid is verfmolten; daar heeft zig niets van belang meer ontdekt; en binnen weinig weeken was de Lijder volkomen geneezen. Een  46 HEELKUNDIGE Een Exostofis aan de tweede Ribbe, gevolgt van een kwaadaardige Steatoma. 1780. 22. April, wierd ik ^erzogt bij Mejaffr: N. N. een vrijfter van 50. jaaren, welke mij vertoonde een uitbuiting of knobbel boven de regter Mam, digt bij het Os fternum. Ik bevond dezelve een Exostofis te zijn aan de tweede ribbe, ter grootte van een klein duive eijer. De Lijderesfe geleek op het uiterlijke volkomen gezond. En men kon geene andere oorzaak van het gebrek uitdenken, dan dat er voor eenigen- tijd aan de nu gebrekkige plaats een kneuzing was aangebragt, door het ongelukkig nedervallen van een Theebos op dezelve, het welk nogthans toen ter tijd de Lijderesfe weinig gehinderd had, en waarom zij er geen aandagt op gemaakt heeft voor al eer zij dc aangeduidde knobbel had ondervonden. De kneuzing door de aangemerkte val der Theebos op de ribbe is beftand genoeg ter voortbrenging van de gevonde Exostofis, het geen  WAARNEMINGEN. 47 geen niet behoeft beweezen te worden, dewijl het een al te veel bekende Heelkundige waarheid is. De beklcedfelen over de Exotofis waren eenigflnts ontftooken, en de Lijderesfe klaagde over een aanhoudende fteekendepijn; waar'om ik vermoedde, dat misfehien de Exostofis zoude gecarieert zijn, dat de knobbel langzaam aan 't zweeren zoude geraaken, en dat men te doen had met een gebrek, dat zeer lang zoude duuren , maar welk geen het minfte gevaar aanduidde. Ik appliceerde een plyfter uit gelijke deelen, Emp: diach: c: gumm: en Sperma ceti, om de natuur eénigermaate.te helpen in het bevorderen der verettering, van oordeel zijnde om aftewagten wat hier van worden zoude. Eenige maanden bleef het ongemak in de eigen toeftand ; doch de Lijderesfe van tijd tot tijd mismoediger, onaangezien ik haar alvorens voorzegt had, dat er op geen fchielijke genezing te hoopen was , en haar teffens ook geduuriglijk waarfchuuwde, dat niets vermogender was, om het Accident van kwaaden aard te doen worden, dan eene aanhoudende droef-  4S HEELKUNDIGE droefgeestigheid of ongenoegen. Ik bleef aanhoudend bij de voorgaande geneeswijze. In dien tusfchen tijd heeft zig beneden de Exostofis geopenbaart een klein rond gezwelletje, onder de huid verfchuif baar, doch als 'x. waare vereenigd met de Exostofis, het geen ik voor ttwSteatoma groette, en waar van ook naderhand zal blijken, dat ik mij niet vergist heb. Ik had dit gezwelletje gemaklijk kunnen wegneemen, doch heb zulks niet verkoozen, omdat ik niet dit, maar de. Exostofis oordeelde het voornaamfte van de ziekte te zijn. Ik appliceerde de boven befchreeven plijfter voor de Exostofis ook op dit gezwelletje. Men behoeft het voor geen wonder te houden , dat een Exostofis door utwendig geweld te weeg gebragt , de oorzaak word van een Steatoma. Want nademaal dit vetgezwel onderftelt een verftopping, ftilftand, en ontaarding van het vet in devetcellen,kancr ligtelijk begreepen worden, dat de drukking door een Exostofis aan den nabuurigen Vetrok te weeggebragt , een zodanige verilopping en ftilfhnd van het vet, als tot de maaking van een Sica- tetna  WAARNEMINGEN. 49 torna vereischt word, kan vcroorzaaken: egter wil men, dat de bijgekoomc Steatoma heeft afgehangen van een inwendige en onbekende gefteltenis in de vogten; ik wil 'er de mogelijkheid gereedehjk van toeftemmen, onaangezien het tot nog toe geene op reden {leunende verandering m de behandeling kon aanduiden. Eindelijk daar kwam een klein openingetje in de bekleedfelen midden boven de Exoftofis, het geen ik door 'er de Lap: infernak intebrengen meende grooter te maaken, doch waar in ik niet fchielijk en na mijn genoegen vorderde. De Steatoma wierd van tijd tot tijd grooter, en geraakte aan het zweeren. Men geraakte dus voortzukkelende tot aan het einde van het jaar; wanneer 'er door verzweering en van de Steatoma, en van de bekleedfelen der Exojlofis, een vuile, vol met ontaard vet en vetvlies vervulde zweer, waar in de Exojlofis tegelijk bevat was, en ter grootte van een kinder handpalm, voor mij ter behandeling was te weeg gebragt. Dan heb ik eens getragt, om de zweer te zuiD ve-  5o HEELKUNDIGE veren met het gewoon pulv: trodens uit Merc: prapii: en Alum: uft: tot gelijke deelen; dan met een Ung: mundificans uit Mell: comm: viteil: ovi, Therb: venet: en het gemelde Pulv: erodens, verbonden; en dan wederom ftrooid$ ik de Zweer vol met het Alum: uft- waar mede ik mij altoos het best heb bevonden. De Zweer liet zig zomtijds aanzien of zij zig feni'ue tot genezing; en dan wierd zij onverwagtst., onder het gebruik der zelve Geneesmiddelen, wederom Hinkende, fordeus, zwin aangellaagen , en van klein der aanmerkelijk grooter. Eenige maaien heeft zij gebloed, doch daar door de Lijderesfe meer verfchrikt, dan de bloeding te vreezen was, dewijl dezelve alleenlijk tot oorzaak erkende de losheid van het fpongieus vleesch , bij een zweerend Vetgezwel altoos tegenwoordig, en behalven dat ook van verbetering van de hoedanigheid der Zweer gevolgd wierd. Hoe zeer men na Carits zogt, nimmer heeft men dezelve kunnen ontdekken. En de Lijderesfe klaagde bij aanhoudendheid van zwaare pijn , offchoon men al eens droog zagt plukfel of een verzagtend U?ig: aanvoegde, en offchoon zij niet, dan na dat zij mij als haar Heelarts ver- laa-  WAARNEMINGEN. 51 laaten had, het met magere kaaken aan een ijder zien. lier. Boven heb ik geklaagt over de mismoedigheid der Lijderesfe, welke in het jaar 1781. niet verbeterde, maar bij dewelke zig meer en meer voegden ingebeelde wijsheid, en wantrouwen , of ik in den aart van de kwaal niet dwaalde: men wilde het moest Kanker zijn, en het moest dus maar verzagt worden en de pijn geftild. Hoe zeer ik de Lijderesfe tragte uit het hoofd te brengen, als of zij met een Kanker zoude zijn aangegreepen, het geen ook volftrekt niet waar is geweest, deze verdenking nogthans deed omzoeken naar geleerden, welke het bevestigden. De eerfte, wien men raadpleegde , was de Hoogleeraar J. D. Hahn. Dit confult gefchiede in mijn afzijn, doch naar mijn verkiezing. Toen de Hoogl: voor de eerfte maal de Zweer zag, was zij vrij zuiver; en de Lijderesfe keerde te rug met het Advis, dat zijn Hooggeleerdheid even zoo min als ik het gebrek voor Kanker hield, doch dat zy veel liever in mijn bijzijn verkoos geraadpleegd Da te  5* HEELKUNDIGE te worden, waar mede ik mij vereerd hield, en het geen dus we! haast gefchiede. Na dat ik zijn Hooggeleerdheid een volkome Iiiftorij van de ziekte had gegeeven, kwamen onze gevoelens over den aart derzeive volmaakt overeen, met dat onderfcheid, dat zijn Hooggeleerdheid van oordeel was, dat de Exosto/is zoude gecarieert zijn en fepareeren, daar ik dezelve meende van een vaste zelfflandigheid te zijn, en dus confirmata, het geen doch voor geen wezendlijk verfchil is te rekenen, en van welk gevoelen ik van te voren zelve was geweest, gelijk boven blijkt: mij dunkt, indien de Exostofis gecarieert was geweest, dan zoude ik er al eerder blijken van gehad hebben; en de beweeging , welke de Hoogleeraar aan dezelve meende gewaar te worden , heb ik nimmer kunnen ontdekken. De Hoogl: herhaalde in mijn bijzijn van het gebrek volltrekt voor geen Kanker te honden. Toen zijn Hooggeleerdheid over het gebrek geraadpleegd wierd, had ik al eenigen tijd na den anderen gebruikt een Digestiv uit Mei: cminr.Therb: vette t: aa%I. vitell:ovi. N. i.pulv: gmnm: mirrh: 3ij. waar bij zijn Hoooggeleerd- heid  WAARNE M I N G E N. 53 héid meende, dat nodig was te voegen 4. druppels O li urn cinamomi, omdat! zij een groot vertrouwen ftelde, dat daardoor dêCaries het fchielijkst zoude exfoiieeren, het geen gevolgelfk wierd nagekoomen. En de Lijderesfe wierd op bevel des Hoogleeraars adergelaaten , en ter dagelijks gebruik een Pul: Abferbens et refrigerans voorgefchreeven. Het gebrek wierd dan erger, dan beter; wat ik gebruikte, ik bevond beftendigniets vermogender, om de ftank en het fungeus vlcesch te beteugelen, dan, gelijk ik boven al aangemerkt heb, het Alum: ust:, en teffens dat de Lijderesfe daar door niet meerder pijn leed, dan door andere Topica, waarom ik daar wel meest gebruik van maakte,en wel ten laatlten bij het Alum: crudum, omdat hetzelve wat zagter is, ja zelfs veilig in een open Kanker kan gebruikt worden, beftendig mij bleef houden. Van tijd tot tijd hadden wij de eer, dat de Hoogl: ons met zijn tegenwoordigheid bij het verband, het geen meest om den anderen dagh vernieuwd wierd, vereerde; mijne behandeling wierd altoos goedgekeurd; en zijn HoogD 3 £e'  54 H E E L K UNDIGE geleerdheid bleef altoos beftendig met mij de tegenwoordigheid van een Kanker ontkennen. Edoch de Lijderesfe fcheen niet te zullen rusten, voor dat zij eindelijk haar doodvonnis hier of daar bekoomen had: zij fpoeid zig naar 'sHaage, en vervoegd zig bij den Chirurgijn Dame, daar na bij den Chirurgijn Mensing, en ten laatften bij den Ilooglee- raar in de Geneeskunde Huberts. Laaten wij vernaaien hoe de Lijderesfe gevaaren is. De na haar doodvonnis zoekende te huis gekoomen zijnde met een bedrukt gelaat, en (zoo ik vertrouw) niet minder bedrukte ziel, verhaalde ons: dat de eerfte Keelarts zig hooggaande verwonderd had over mijne ontkenning van den Kanker, dat de tweede, maar even het verband opgeligt hebbende, haar had getroost met de uitdrukkelijke erinnering , dat niet alle menfehen even oud worden, zy wel haast aan haar Kanker zoude ft erven, en dat best was om aantevoegen Gumm: Mirrh: in witte wijn ontbonden ; en betreffende den Hoogï: dat dezelve zig niet verklaard had, maar  WAARNEMINGEN. 55 maar haar een Recept had mede gegeeven, het geen zij mij- toereikte, en het welk was een flap Aq: Phagad: langzaam fterker te maaken. Men vergun mij, dat ik zoo op het een als op het ander eenige opmerking maak. Wat betreft het gegeeve doodvonnis door de Heelartfen aan de Lijderesfe zelve, meen ik meer regt te hebben om mij over te verwonderen, dan de eerfte over mijne ontkenning van den Kanker aan de Lijderesfe , offchoon dezelve in waarheid beftaan had. Want immers een kundig en menschlievend Genees- of Heelarts tragt altoos, zelfs in de allerhoopelooste gebreken, zoo lang er geen daadelijk[gevaar is, zijne Lijders in haare elende met eenige hoop optebcuren. En wat aangaat de meegebragte ordonnantie van den Hoogl: dezelve geeft duidelijk teücennen, dat zijn Hooggeleerdheid even zoo min als de Hoogl: J. D. Hahn en ik het gebrek voor een Carcinoma groette, dewijl het aangepreeze Medicament daarin ten hoogften nadeelig zoude zijn. Hoe veel moeite de Lijderesfe had aangewend, om haar doodvonnis te bekoomen, ik merkte wel ras, het haar aangenaamer te zijn, D 4 dat  5» HEEL K U NDIGE dat ik het gevoelen der Haagfche Heelartfen tegenfprak, dan dat ik er mij door liet overtuigen, nademaal zij verkoos om zig aan mijne zorg te blijven toevertrouwen. Ik keurde allerbiïlijkst, dat de Hoogl: J. D. Hahn van het voorgevallene in 'sHaage bewustheid had, waerom ik zijn Hooggeleerdheid op nieuw in confult verzogt. Na dezelve het Accident had befehouwd, hetzelve in dien tijd vrij beter bevond, en op mijne vraag of het nog geen Kanker was, volkomen ontkennend had geantwoord, deed ik een yerflag van het voorgevallene in 's Haage. De Hoogleeraar was verwonderd over het gedrag der Heelmeeft;rs, en beantwoorde het met te verzekeren dat de Chirurgijn H. Damen een kundig en teffens eerlijk man zvas, en met de Lijderesfe te verdenken, of zij wel regt het Advis had overgebragt, onaangezien zijn Hooggeleerdheid de tegenwoordigheid van Kanker met mij bleef ontkennen. En betreffende het aangepreeze Aq: Phagad: door den Hoogl: Hueerts, was zijn Hooggeleerdheid van mijn gevoelen , dat het een verderfelijk middel was voor den Kanker; dat het meerder zoude bijten dan het Alum:  WAARNEMINGEN. 57 Alum: crudum; en dat ook het Iaatfte in dit geval best te pas kwam. Het is genoeg bekend, dat alle Mercurialia en andere Septica nadeelig zijn in een Carcinoma, ja ook zelfs in een boosaardig Vetgezwel , het geen wij hier te behandelen hadden. Dit heb ik in het eerst hier ook ondervonden, en waarom ik ook derzelver gebruik geftaakt heb. In alle rottende Zweeren, in den Kanker, in het boosaardig Vetgezwel, enz. heeft men meer vrugt van de Salia acida fosfilia, waarom' ik ook eindelijk mijn toevlugt tot het Alum: erudum heb genoomen. De Lijderesfe wierd langs hoe ongemaklijker om te bedienen. Men bleef aanhoudend aandringen om vaste verzekering van geheezing, welke ik wel altoos heb doen hoopen en mogelijk gefteld, doch altoos met een flag om den arm, dat de ligtfte gebreken door toevloed van fcherpe vogten, of anderfints, ongeneeslijk konden worden, en dat ijder ongeneeslijk gebrek juist geen Kanker behoefde te zijn. Het aangevoegd Topicum was de Lijderesfe te pjjnelijk; men wilde het ging hoe het ging een ander midD 5  0 HEELKUNDIGE del aangewend hebben; waarom men wederom den Hoogl: in confult verzogt. In dit laatile confult, het geen ik met zijn Hooggeleerdheid over deze Lijderesfe gehouden heb, Helde zij voor, om alleen met koud water te verbinden, het geen gevolgd wierd. Des avonde als de Lijderesfe des morgens verbonden was kwam zij al tot mij, om te verzoeken van het gebrek op de vourige wi ze te verbinden , omdat zij door het koude water geen verligting had , waartoe het doch , en ook maar voor eenige dagen, beflooten, was aantevoegen. Ik volgde de Lijderesfe haar verzoek, en ben met zeer veel onaangenaamheden haar blijven bedienen tot den laatïlen Septemb. wanneer zij wederom veranderings ziek wierd en voltrekt aanhoudend ter toets geliefde te brengen deuitwerking van het koude water. Ik begreep, dat zulk een behandeling gemaklijk zonder mijne hulp kon gefchieden,- bragt de Lijderesfe in het eigen denkbeeld; en dus geraakte ik gemaklijk ontllaagen van mijnen dienst. Edoch het zij wel verre ik altoos van die onaangenaame post ontllaagen bleef. 178a. 16. Jan-  WAARNEMINGEN. $9 Jannuarij wierd ik allervriendelijkst verzogt, van zoo mededogend te zijn , om op nieuw mijne zorge aan de elendige te befteeden , het geen ik met zeer veel liefde aannam, en tot den 19. Junij, wanneer de elendige natuur den tol heeft betaald, volbragt. Bij de Lijderesfe gekoomen zijnde bevond ik haar op het uiterlijke redelijk wel gefteld, ja zoo, dat het bijna onbegrijpelijk was, dat zij bij aanhoudendheid nog zoo veel pijn leed, als zij mij met traanen in de oogen verhaalde. Ik fchrikte waarlijk, toen ik op nieuw voor de eerfte maal wederom het gebrek befchouwde : de Zweer was ten minften viermaal grooter, dan ik dezelve voorheen ooit gezien had, zeer fordeus , op zommige plaatfen zwart aangeflaagen, zeer Hinkende, vol met fpongieus vleesch, en voorzien van dikke harde kanten, hier en daar ingevreeten; daar was in 't geheel geen Tepel meer te vinden; de Exostofis was tot nog toe in denzelven ftaat, en er was geen de • minfte Caries aan te vinden; ik vond bijna ontelbaareKnobbeltjes, vanallerlijgrootte, hard, vereenigd met de Huid, en waar van de grootfte geplaatst was niet in, maar voor den Oxel; alle  6 o HEELKUNDIGE alle welke Knobbeltjes , niet uitgeflooten de grootfte, ik erkende haar zitplaats te hebben in den Vetrok, en geenfints in eenig Kliergcftel. De Lijdereefe verhaalde mij, dat zij, behalven zomtijds ter toets gebragt te hebben Franfche Wijn, waar in gum: Mirrh: was ontbonden, of Aluin water, zij tot nu toe beftendig zig had gehouden om haar zelve twee maaien daags te verbinden met koud water; en dat zij geduuriglijk bij ijder verband met koud water een uur of anderhalf geweldige pijn had geleden, ja zoo, dat zij genoodzaakt was als zinneloos door het huis te loopen, het geen door de huisgenooten, bij wien zij gehuisvest was, bevestigd wierd. De eerftc vraag der Lijderesfe , na dat zij meende, dat ik haar gebrek nauwkeurig befchouwd had, was, of het nog binnen de perken van de Kunst was om te kunnen geneezen worden, het geen ik met ja beantwoordde, doch dat evenwel de mooglijkheid daartoe minder was als voorheen , dewijl ik het veel erger bevond. Deze ingewikkelde moédgéeving deed waarlijk de Lijderesfe als her-  WAARNEMINGEN. 61 Jierleeven, en mij (om dus te fpreeken) voor eenigen tijd goede dagen bij haar hebben. Ik gaf de Lijderesfe te kennen, dat ik gaarne had en noodzakelijk vond, dat zij bij aanhoudendheid inwendige geneesmiddelen gebruikte , en zig bond aan een nauwkeurige leefregel, waar over ik in vroeger tijd al gefprooken had , eh waar in zij toen zoo min als nu toeftemde. Ik had zeer gaarne gewenscht, dat men mij een Medicus had bijgevoegd , welke in dit geval de uitwerking van een Decoctum Lignorum, van de Belladona, of van 'de Cicuta, enz. ter toets had gebragt. Men had mij voorheen, en ten einde toe altons in denkbeeld gehouden, en zoo ik geloof met waarheid , als of de Lijderesfe niet bevoorregt was, om een onkosten van belang te draagen, ten minften, wanneer de herftelling niet bijna wiskundig was; waarom ik het vraagen van een Geneesarts al veel heb agtergelaaten, in vroeger tijd al het een of ander had aanbevoolen, van inwendig te gebruiken, en voor het tegenwoordige.had aangeraaden, het gebruik van een Deco&um Ligmrum, het geen ik de Lijderesfe zelfs leerde klaar maaken, doch  02 HEELKUNDIGE doch van welks uitwerking ik niets kan bepaalen, dewijl het op ver na niet zoo behoorde gebruikt wierd. Behalven eenige maaien gebruikt te hebben eenig bijzonder Topicum, geen bijzondere aantekening waardig , heb ik ten einde toe de Zweer dagelijks verbonden met een Lavement uit een Infufio herh: fcord: §x. Alum: crudi §$« opii puri Bij. lauw aangevoegd. Ik verbeeldde mij , zonder het nogthans ontegenfpreekelijk ftaande te houden , dat de koude van het aangevoegd water niet weinig heeft toegebragt tot de meerdere verftopping in de Zweer, en de voortkooming der aangetekende Knobbeltjes. Eenige maanden na den anderen fcheen de Lijderesfe waarlijk te verbeteren: zij leed minder pijn, de Zweer gaf beter en minder vogt uit, de kanten fcheenen zagter te worden, de Zweer eenigfints kleinder , en de flank was veel verminderd. Edoch alles geraakte einde lijk wederom over hoop; de Lijderesfe wierd mager, zwak, flaapeloos , verloor de Eetlust, de Zweer wierd wederom in allen opzigten llimmer, en men raadpleegde toen ten laatften met  WAARNEMINGEN. 63 met der Lijderesfe gewoonen Geneesarts den Hcere Smaasek. Daar zijn toen nog eenige middelen door den Geneesarts ter toets gebragt, als voornamentlijk een Decobl: Lign: Antifcorbutica, enz. doch alles zonder vrugtj het Iaatfte middel was bijzonderlijk de opium alleen om pijn te ftillen, en rust te verwekken. De Lijderesfe teerde geheel en al uit, men zag den dood te gemoed, en op den boven aangetekcndeu dagh was zij nog op het alleronverwagst uit den tijd. Wie der kundigen twijfelt nu aan den aart des gebreks , het welk deze Lijderesfe ontzielt heeft. De inhoud der Waarneming (dunkt mij) voldoet volkomen aan het opfchrift. De kneuzing van de Ribbe door den val van de Theebos is oorzaak geweest van de Exostofis-, welke van een vaste zelfftandigheid is geweest, en nooit met Cüt/« aangegreepen. Door de drukking van de Exostofis, toegebragt aan den nabuurigen Vetrok, is er verftopping en ftilftand van het Vet, d'eszelfs ontaarding, en dus de Steatoma te weeggebragt. De Steatoma tot verzweering overgegaan zijnde, heeft in den beginnen en langen tijd zig voor goed- aar-  64 HEELKUNDIGE aardig laaten aanzien: zij is van kwaaden aart geworden, misfchien door de ophouding der Maandzuiveringen , een hooggaande Scheurbuik, of wel door toevloed van eenig ander bijzonder en onbekend fcherp vogt; aan welkers uitwerking, het zij wat er onderfteld word, de droefheid en het ongenoegen der Lijderesfe niet weinig hebben toegcbragt, dewijl het een beweeze waarheid is , dat deze alleen in ftaat zijn, om zoortgelijke verltoppinoen , verzweeringen, enz. te weegtebrengen. En uit dezelve bron zijn ook de overige knobbels , welke ook waare Steatomata zijn geweest, ontfprooten. Het blijkt dan klaar, dat ik nimmer het gebrek voor een Kanker heb befchouwd, en ben ook zeer begeerig, dat mij beweezen wierd daar in gedwaald te hebben. Indien zoortgelijke gebreken Kankers zijn te noemen; dan heb ik er verfcheiden (zoo even zal er een voorbeeld van volgen) geaeezen; en dan bellaar er een een ruim veld, om proefondervindingen te neemen van de uitwerking der Specifica op dat woedend gebrek, terwijl men dan ook niet be-  W AARNÈMiNGE N. 6§ behoefd té twijfelen, of men zal al dikwiis wonderen daar mede uitregtem Eindelijk , dewijl de Lijderesfe met geen Kanker is aangegreepen geweest, kan men vraa-> gen, of het dan niet mooglijk was geweest om dezelve te genezen? Ik zal deze vraage beantwoorden, omdat er reflexien zijn gemaakt, of ik niet al te ftijf hoofdig, en tegen mijn beter wee* ten aan, heb doen hoopen op de genezing van een volftrekt ongeneeslijk gebrek. Het zij wel verre ik dit gebrek gefield, heb op den rol der ongeneeslijke kwaaien, geenfints, offchoon het regt geneeskundig en menschlievend is, om, zelfs in de allerhopelooste gevallen, zoo lang er geen dadelijk gevaar tegenwoordig is, de-elendigen met hoop op genezing te vlijen. Ik heb in den beginnen geen de minfte zwarigheid gefteld, gelijk uit de befchrijving genoeg blijkt; ja toen de Lijderesfe zig voor de tweede maal onder mijne zorge begaf, heb ik nog niet kunnen gelooven, dat zij aan haar Accident zoude vergaan , indien zij kost of wilde zig volkomen aan de kunst onderwerpen, het geen in hoe verre dat gefchiedisgebleeken heeft: ik heb altoos beftendig gedagt, dat de E kwaad-  66 HEELKUNDIGE kwaadfappigheid, die hier het gebrek aan'den gang hield, wel te verbeteren was geweest; en wie bewijst de onmogelijkheid, zoo lang de middelen ten minften niet zijn beproefd, welke daar toe hadden kunnen dienen ?. Een Steatoma in den Hals, en naderhand een ander in de Wang met Caries aan de Onderkaak. Het volgend geval zal de kundige leezer lignelijk ontdekken , dat zeer veel overeenkomst heeft met het voorgaande; en teffcns een bewijs uit veele anderen aan de hand geeven , dat zoortgelijke gezwellen en zweeren kunnen geneezen worden. 1780. 1. Junij. wierd mijne hulp verzogt bij de Huivrouw van Monfr. van Houten, eene zwangere vrouwe, en welke reeds moeder was van verfcheiden kinderen. Zij was aangegreepen met een hard, knobbelagtig,knaagend, en ligt ontftooke Gezwel in den Hals , aan de regter zijde vlak tegen over de Strot geplaats^  W A A R N E M INGE N. 6? plaatst, en van grootte als een klein hoenderijer; de huid was gemaklijk over het gezwel te bewecgen, maar het gezwel zelve was in zijn grond onbeweeglijk, en fcheen vrij diep ingeworteld te zijn, te meer omdat het de Lijderesfe hinderlijk was in de llokking, onaangezien het van buiten fcheen afftand genoeg te hebben van hetSlokdarmshoofd; en de Lijderesfe verzekerde er geen- merkteken van gehad te hebben, dan zederd den woorgaanden Winter. Ik groette het gezwel voor een Steatoma, het welk aanduidde te zullen veretteren; waarom ik een plijftcr aanvocgde uit gelijke deelen Emp: diach: c: gumm: & Mucagin:. Edoch er verliepen verfcheiden weeken, en de Lijderesfe had zig van haar pakje, het geen zij droeg, namentlijk van een welgemaakte en gezonde dogter, al ontlast, en was al wederom gezond en op de been, alvorens er eenige doorbraak van belang gefchiede, het geen niet dan te beter was. Dan was het gezwel grooter, dan kleinder, dan leed de. Lijderesfe meerder, .dan minder pijn,: tot het eindelijk openging met; ecu opeE 2 ning  f,3 HEELKUNDIGE ning ter grootte van een bezemiluiver. Edock het zij wel verre er eenige pus ontlast wierd, integendeel men ontmoette een vaste zelfflanftandigheid, beftaande uit een ontaard vet en vetvlies , en het uivloeijend vogt was dun, (tinkend, en zwartagtig van kleur. Zoo dat de Lijderesfe niet die vcrligting van pijn door de doorbraak erlangde, welke men gehoopt had; integendeel het pijn lijden nam eerst een aanvang, alhoewel de Lijderesfe, van den beginnen tot het einde toe, (eenige zwakke buijen uitgezonderd), altoos een grooten moed op haar zelve en een vast vertrouwen op mijne zorg heeft blijven behouden : geen onkundige ingebeelde wijsneuzen of raadgeevers hebben hier m dit geval, offchoon er genoeg, (doch ten prijs van befchaamde kaaken), getragt hebben kwaad zaad te ftrooijen, het minfte vermogen gehad, waarom ik ook hier mat ruim zoo veel genoegen en lust mijne vlijt heb bedeed, dan ik in het voorgaande geval verdriet had. De Zweer wierd, onder het om den anderen dagh verbinden met het Alum: ust: in de opening, wijders droog plukfel, en de boven befchreeve plijscer daar over, meer en meer open;  WAARNEMINGEN. 69 open; de Mank was voor de Lijderesfe bijna onlijdelijk; de uitvloeijende vogten waren en bleeven lang fameus; de huid wierd verteerd tot in dén omtrek van een groote handpalm; en men ontmoette niet anders in de zweer, dan een witte taaije velagtige zelfftandigheid, gelijk aan het zogenaamde uierboord der Koebeeften. Deze zelfftandigheid had wel anderhalven duim dikte , en een veel breeder grond , dan zig uitwendig liet zien; zij was geheel gevoelloos, zoo dat wij er met het provet infteeken kosten, of met de fchaar fnijden, zonder dat er de Lijderesfe iets van gewaar wierd. De Zweer van dat leelijk aanzien zijnde, was het niet buiten reden om te denken, dat men ter geneezinge ook de medicijnfche markt zoude nodig hebben, onaangezien er nog geen toevallen tegenwoordig waren, welke ik niet alleen uit het plaatfelijk gebrek kon afleiden. De Lijderesfe was volkomen gezond en fterk, zoogde zelfs haar.Kind, het geen buitengewoon groeide, en in alle opzigten toonde een gezonde Moeder te zuigen. Hierom heb ik bij deze luiden, welke om haar zwaar huishouden de waaren op de medicijnfche markt veel te E | duur  7° HEEL KUNDIGE duur vielen , gewagt. tot ik van derzelvex noodzakelijkheid beter overtuigd was ; ik fchrcef de Lijderesfe alleen een leefmanier voor, welke zij nauwkeurig Onderhouden heeft; en. zij is van haar gebreken gencezen, gelijk blijken zal, zonder dat zij er de Geneeskunst voor verpligt is : de Geneesheer C. Keun heeft wel in denzelven tijd over de Lijderesfe gepraclifcert, maar .dat is gefchied ter oorzaake van een Colica fpasmodica*, daar zij een en andermaal aan onderhevig is geweest, .. ; . Ik bleef de Zweer op de vorens befchreeve manier beftendig behandelen; ik doorfneed de ontaarde zelfftandigheid, nam er zoo veel van weg als mooglijk was; de ftank begost langzaam te bedaaren , de zweer goeden etter te verfchaffen, alhoewel dezelve dïkwils van bijna zuiver en aanmerkelijk klcmder we'derom Hinkende, vervuld met een bedorven vetrok, en grooter als van te voren wierd; 'doch eindelijk is de Zweer beftendig zuiver Ëebjeeven, al de hardheid verfmolten, beftendig uitgeevendc een goeden weigebonden etter, ia:VrSaam kleindcr geworden, en is in den be> » * |in-  WAARNEMINGEN. 71 ginnen van het jaar 1781. volkomen geneezen geweest. Edoch niet lang genoot de Lijderesfe het vermaak haarer genezing, welke zij om haar onderwerping aan de kunst zoo wel verdiend had, of zij wierd op nieuw aangegreepen met een ander Accident, waar aan ik mijne zorge tot den-20. Decemb. met even zoo veel genoegen als aan het voorgaande befteed heb, en met een gelukkig gevolg, gelijk blijken zal. Al onder de behandeling van het eerfte ge* zwel had de Lijderesfe bij aanhoudendheid geklaagt over een vliegende pijn onder het oor en omtrent den hoek der onderkaak, zonder dat wij er de reeden van hebben kunnen ontdekken , en wij hebben ook toen al eenige zwelling omtrent den hoek der onderkaak, kunnen gewaar worden, maar welke wij hadden toegefchreeven toevallig te zijn aan het gezwel in den hals. Edoch nu openbaarde zich langzaam een hard Gezwel, het geen bijna den ge. heelen kinnebak innam, en waarop men de vorens befchreeve plijfter insgelijks aanvocgde. E 4 He*  HEEL K üND I GE Het Gezwel geraakte aan 't zweeren, brak open en toonde van denzelven aart te zijn als het voorgaande. Het hinderde de Lijderesfe veel meer dan het voorgaande, omdat het, beha-lven de aanbrenging van een gelijke pijn en flank, haaide kaakcn zoo digt tegen den anderen geflootcn hield, dat zij langen tijd niet dan flurpvoedfelen kost doorlaten. Het gedroeg zig als het voorgaande, en wierd ook dus eveneens behandeld: aan het dlum; ust:- en de meergemelde plijtler is zij Lijderesfe haare genezing verfchuldigd. Doeh toen de Zweer bijna zuiver was, en toegeloopen ter grootte nog van geen dubbeltje, ontdekte ik een klein fistuleus gatje , welkers grond Caries deed vinden aan den hoek van de onderkaak, het geen de geneezing vertraagd heeft tot den bovenaangeteken4en dagh. Ik heb veel moeite gedaan om het gecarieerde been bloot te maaken, dan met de l&p\ infer»\ en dan met het gewoone pulv: erodais , doch heb zulks nimmer bereikt ten !,aatfte heb ik alleen geduld gehouden , en blijven verbinden met Alum: us{;, of met droog plukfel, wanneer er eindelijk twee. >:lQü-i beonfchilfertjcs zijn geexfolieert, den - ' mi  W- A ARNE M INGE N. ;3 een. kort na den anderen, en dit gefchied zijnde was de Lijderesfe binnen weinig dagen ook volkomen geneezen, behalven de aangemerkte fliüting van den mond, welke door den ujd langzaam herfteld is. Niemand (vlije ik mij) zal er gevonden worden, welke niet toeftemd, dat, indien men aan het gebrek, verhandeld in de voorgaande Waarneming, den naam van een Kanker heeft gegeeven , dien naam met geen minder regt ook aan de Gezwellen, welke de ftoffe hebben verfchaft aan deze Waarneming, toebehoord. De bovengemelde Geneesheer C. Keun, en naderhand de Geneesarts J. Voegen van Engelen, bij geval de Lijderesfe te zien koomende, hebben ook hetzelve voor Kanker gegroet, en daar het ook waarlijk beter naar geleek , dan het gebrek vervat in de voorgaande Waarneming. - Bijden deze Heeren hebben zig door mij anders laaten overtuigen. En was de Chirurgijn H. Da men niet met de Lijderesfe, waarbij de ontkenning van Kan, ker door mij zijn Ed. verwonderde, insgelijks in het rijk der dooden, dan zoude ikmisfchien uit ?ijn eigen vutgegeeve Werkje over de E £ Cc,  7i HEELKUNDIGE Gezwellen (#) meer dan een zoortgelijk Gezwel kunnen bijbrengen, welk- door zijn Ed. volmaakt geneezen is; het geen zijn Ed. ook voor geen Kanker heeft gehouden, maar integendeel den Kwakzalver J. Raynaut mede betwist, dat zijn Bijtmiddel ooit een Kanker heeft doen uitvallen, maar alleen een zoortgelijk Vet- of Beursgezwel. Geen waare Kanker word 'er gevonden, dan in het lighaam der Klieren, welke noch in het een noch in het ander geval dezer Waarnemin] gen zijn aangedaan geweest. Tusfchen het begin en den voortgang van een Kanker moet ook veel langer tusfchen tijd zijn, dan er in deze gevallen ondervonden is. Het gebrek naast verwantfchap aan den Kanker is zekerlijk het Vleeschgezwel of de Vetfungus , Ichoon dit hier even zoo min beftaan heeft als de Kanker, want dit Gezwel is ook al veel langzaamer in zijn aangroei, en opengezwooren zijnde, doet de geduurige en aanmerkelijke aangroei van zelfstandigheid des ontaarden Vetroks duidelijk het onderfcheid zien tusfchen hetzelve en de Stea- (a) 'sHage bij C. Plaat 1780.  VV AA RNEMINGE N. r5 Steatoma , welke meerendeels beflaat uit een ontaarde vet'ftoffe. Indien men alle langduurige en boosaardige Zweeren met den verfehrikkelijken naam van Kanker wil betijtelen, hoedanig al veel gefchied , onaangezien men in den ruimften zin alleen maar vrijheid heeft om dezelve kankeragtig te heeten, welk een groot aantal van Kankers'treffen wij dan aan, welke kunnen geneezen worden! en waar toe de Genees- en Heelkundige wereld dan zoo geduuriglijk in werking, om de rcgte kenmerken te weeten', waar door zig de waare Kanker van alle andere gebreken, en inzonderheid van de traage Kliergezwellen, onderfcheid?. Daar ik dan bij de Lijderesfe van de voorgaande Waarneming mij zeiven nief heb willen dekken, door het gebrek voor zwaarder dan het was, voor Kanker, optegeeven, daar begeer ik hier' in dit geval voor geen Kankergeneezer doortegaan. Eindelijk , of de winterkoude oorzaak is P-eweest van de Steatoma] in den hals bij deze Lijderesfe, durf ik, offchoon het mooglijk is} geenfints bepaalen. Ook of een lang ver- bor-  HEELKUNDIGE borge Carits aan de Onderkaak de Sleatoma> in den Kinnebak heeft te weeggebragt, dan of de Steatoma oorzaak is geweest van deCaries, verklaar ik insgelijks onbeweezen, De Lijderesfe heeft mij verhaalt, dat zij, wel twee jaaren voor dat zij mij tot hulp riep, eens bij ongeluk een kneuzing had verkreegen aan de Onderkaak , door den val van een Klederftok, juist op de plaats, daar naderhand de Caries is gevonden, en dat zedert dien tijd de Kaak aan die zijde eenigfints dikker was gebleeven: zoude die kneuzing aan de Kaak ook oorzaak zijn zoo van het een als van het ander, en de Steatoma in den hals gemeenfchap gehad hebben met de nog kleine en nog niet gemerkte Steatoma in den Kinnebak, en met dt%Caries deiKaak ?. Het zoude met redelijk veel waarfchijnlijkheid te betoogen zijn; edoch ik verkies om mij hier te vergenoegen met verhaald te hebben , het geen ik ondervonden heb.  WAARNEMINGEN. 77 Genezing van een Phijraofis doer een Operatie. Een Zoon van cén Warmonder Boer, een Jongeling van omtrent 18. jaaren, was gebooren met een Phijmofis door een vernauwing van de Voorhuid, welke hem weinig gehinderd had, zoo lang hij niet ondervond dat de penis tot meer gebruik gefchikt was, dan om er de pis door te ontlasten, doch zedert die ondervinding al vrij veel ongemak daar door had gcleeden. Zoo menigmaal de penis van haar tweede gebruik den Lijder het kenmerk gaf, wierd in dien toeftand het te nauwe prceputium meer of minder geweld aangebragt, waar uit dan een feheuring, dan ontvelling, zwelling enz. te weeg wierd gebragt. Daar was over de twee jaaren aan dit gebrek geplijftert, gefmeert, of met lavamenten aan gewasfehen en gebet, inzonderheid door een beroemd Geneesarts, (met welk vooruitzigt 'is mij onbekend) , doch ook teffens zonder de minfte verbetering. In den jaare 1780. 8. Junij vervoegde  ;8- HEELKUNDIGE de zig de Lijder bij mijn Zoon J. Balt ha» zaar toen Chirurgijn te .Warmond, welk hem verzekerde, dat er geen hulpmiddel voor hem overig was , dan de Kunstbewerking. Men befloot tot dezelve, en ik wierd verzogt om er bij tegenwoordig te zijn. Ik bevond de voorhuid van vooren zoo nauw te zijn, cn in 't geheel zoo zamengetrokken over den glans, dat ik met dan met moeite een ftijlet kon inbrengen, om te onderzoeken of er geen zamengrocijmg plaats had; de voorhuid was hard en dikker van zelfftandigheid dan gewoonelijk; en ik raadde mün Zoon, dat hij eerst eenige dagen na den anderen door de nauwe praputium een bougie zoude inbrengen, ten einde dezelve te verwijderen, opdat hij gemaklijk de Hemiotomus van Petit zoude kunnen binnen brengen, waar mede ik hem geraaden had de Operatie te zullen verrigten. Na eenige dagen was de voorhuid wijd genoeg om de Herni-.tomus intcbreugen , het geen mijn Zoon deed, en bragt dezelve zoo hoog hij kost, tot voorbij de corona glandis, mid-  WAARNEMINGEN. 75 midden langs den rug der ptnis , terwijl hij met den duim en voorden vinger van de vrije hand de huid agterwaarts haalde en bevestigde, opdat hij vooral het inwendig vlies wel zoude klieven, wanneer hij, door het mesje uit zijn fleuf te doen rijzen, de voorhuid in de verdfte plaats doorboorde, en met de Hemiotomus na zig te haaien geheelenal doorfneed. De voorhuid was toen wel open , nogthans de glans niet geheel ontbloot, omdat er hier en daar zamengroeijingen waren, die hij insgelijks fepareerde : ook was het frenulum te ver vast, het geen hij op mijn raad ook ver genoeg infneed. Men haalde de doorlheede prceputium agterwaarts, en verbond voor de eerfte maal met zagt droog plukfel. De Operatie was wel verrigt, de glans volkomen bloot en los gemaakt; doch het inwendig vlies van de voorhuid was zeer verdikt, ja op zommige plaatfen kraakbeenig hard, waarom ik aanraadde, om na het eerfte verband op de gemaakte Iwonde een zagt ettermakend middel aantevoegen, ten einde om door de verettering de hardheid te doen fmelten. Mc»  8ö HEELKUNDIGS Men heeft mijnen raad gevolgt, offchoon do genezing niet fchielijk bereikt wierd: want de voorhuid was hier niet alleen te nauw, maar ook ziekelijk ; daar kwam verzweering met fungeüs" vlecsch, het geen moest verbeeten worden. Egter de voorhuid wierd langzaam zagter, de wonde geneezen, en daar er in den beginnen door de intrekking een Paraphijmo(ts. plaats had, is langzaam de voorhuid zoo meegevende geworden en verlangt , dat zij dc glans bedekte, gelijk vereischt word. Een verouderde Contraótió Urethra^ door het draagen van Bougies eindelijk geneezen. De Geneesarts C. Keun had onder zijne bezorging Monfr. N. N. een man van over de 60. jaaren, een oud ervaaren held in de Venuskrijg, met een moeijelijk en zeer pijnelijk wateren, gepaart met een Oonorrhaa virtilenta, zekerlijk een nieuwen prijs, gevoegd bij eenige ouden, gelijk blijken zal, uit dat gevaarlijk ftrijdperk bekoomen. De Geneesheer niet zon-  WAARNEMINGEN. 3i zonder grond den Lijder geheel en al befmet oordeelende, had hem als een zodanigen behandeld, doch, offchoon de Gonorrbea al overlang, en langs een veiligen weg geneezen was, bleef het moeijelijk en pijnelijk wateren beftendig voortduuren ; waarom zijn Ed. in verdenking wierd gebragt, of er misfchicn eenig ander plaatfelijk gebrek, of aan de Penis of in de Urethra, de oorzaak van was, en het geen zijn Ed. den Lijder deed aanraadden, om mij tot hulp te verzoeken, het welk gefchiedde. 1780. 20. Julij. hield ik met den Geneesarts her eerfte confult bij en over den Lijder. De Geneesarts had waarlijk niet mis gedagt: want wij bevonden de Glans Penis aan de eene zijde geheel en al verhard, ook dikker als de tegenovergeplaatfte, zodanig dat de eene boord van den uitgang der Urethra hoven den andere uitpuilde en als overhing, Waardoor die opanina; fcheef, en ook veel vernauwd was; en wijders bevonden wij de gehcele Urethra, bchalven hard, zoo nauw, dat men er nauwelijks een dun ftijlet door kost heen brengen. Geen wonder dan , dat het moeijelijk en pij-  82 HEELKUNDIGE nelijk wateren b!eef voortduuren, te meer nadien ons de Lijder toen verzekerde, dat hij al jaaren na den anderen daar mede was aangegreepen geweest, en dat het een prijs was, dien hij al in zijn vroege jeugd uit de loterij van wildfpel getrokken had. De verharding van de eene zijde der Glans en daar uit de icheeve gedaante van den mond der Urethra, beneffens de verharding van de geheele Urethra, zoo verouderd, begreepen wij dat ongeneeslijk zouden zijn: egter men vleidde den Lijder met hoop, dat, indien hij zig geliefde, te onderwerpen, men ten minften , door het lang genoeg draagen van Bougies, de vernauwde Urethra zoude kunnen ruimer maaken, en dus de ontlasting der pis veel gemaklijker doen gefchieden. De Lijder verzogt ernVftig, dat wij ons best zouden doen, beloofde onderwerping; en dus maakten wij een begin onzer voorgeflelde proeve. De Geneesarts bleef bij aanhoudendheid den Lijder, behalven het voorfchrift van een gepaste eet- en drinkregel, tot een dagelijks gebruik toereiken zagte balfemagtige verdunnende  WAAIINÈ M INGE N. 85. da Deco&a of btfufiones, intusfchen ook niet uit her oog verliezende, en dusdanig handelende, alsof er misfchiennog eenige Tabesvenefis tegenwoordig was. In verouderde vernauwingen van de Pischfchacht; of bij Caruncuia in dezelve, ismen nimmer verzekerd , offchoon er geen blijk van eenig wenusfrnet tegenwoordig is , of het niet hier of daar in het plaatfelijk gebrek is ingeflooten, en door de verettering, als een gevolg van het draagen der Bougies zal ontwikkeld worden ; waarom het altoos voorzigtig is, om onder het gebruik der Bougies daar bijzondere aandagt op te vestigen, en bij aanhouhoudendheid Antiveneria toetereiken. Wat mij betreft, ik moest, om de groote vernauwing van de Urethra, beginnen met de aïleïdunPicBougies, en die ik ook in den beginnen maar omtrent halver weg kon binnenbrengen. Binnen 8. dagen egter kwam ik tot in de Blaas, en toen kon ik binnen weinigdagen, gelijk doorgaans gelukt, de ü'üdlQBcxgtes inbrengen. F 3 De  84 HEELKUNDIGE De Lijder ondervond ook wel haast eene wezentlijke verbetering; want hij geraakte nu de pis veel fchielijker en tellens gemaklijker kwijt , dan hij zedert veele jaaren gewoon was geweest, het geen hem waarlijk in zijn ouden dagh als deed verjeugden , dewijl hem dit gebrek, en niet zonder reden, altoos zeer mismoedig had gemaakt. Daar volgde een ruime ontlasting van dun Hinkend vogt uit de Urethra, het geen des Geneesheers aandagt wel degelijk in werking hield , en waarom hij hem als een Gonorrhaicus bleef behandelen. Deze uitvlocijing van ftoffe hield eindelijk op, en men bevond de Bougies bij derzelver uithaaling niet anders befmeerd, dan met de natuurlijke flijm van de Urethra. Onze Lijder geraakte binnen s. maanden zoo aanmerkelijk verbeterd, dat hij de Bougies aan zig zeiven binnen bragt, en wij hem hadden toegeftaan om er maar een om den anderen dagh binnen te brengen, en wel des avonds als .hij zig te rust begaf, laatende dezelven dan binnen blijven tot hij zig van de pis moest ont- las-  WAARNEMINGEN. 85 lasten, welke manier om haar gemaklijkheid altoos te verkiezen zij. Eindelijk, er is tot in het laatst van November met het gebruik der Bongies aangehouden, doch in de laatlte weeken lieten wij er maar om den 4. dagh een inbrengen, en toen achten wij het genoeg te zijn. De Lijder ontlaste zig van de pis zonder de minfte pijn, fchielijk genoeg, en met een genoeg dikke ftraal, en geen het minfte blijk van eenig veneriek ongemak] was er meer te vinden. Edoch de aangemerkte verharding van de Glans en van de Urethra, fcheen wel eenigfints verbeterd door de verettering, doch er was evenwel wel zoo veel van overgebleeven, dat wij met grond voor de intrekking van de Urethra, en dus voor de vernieuwing van een geftuite pis ontlasting vreesden, zoo menigmaal het gebruik van de Bougies zoude worden nagelaaten; waarom wij den Lijder aanraadden om aanftonds bij een ijdere gewaarwording daarvan, wederom voor eenigen tijd van de Bougies gebruik te maaken : ons voorzegde heeft hij zedert al meer dan eens ondervonden, en ook teffens van onzen raad met vrugt gebruik gemaakt. F 1 Een-  0 HEEL K'.ü N D I G E Een Contufio aan de Schouder, gevolgt van een zeer weidultgebre'iSe Ecchijmofis. Ik weet niet dat ik in mijn geheelen pnetijk nog immer een Kneuzing door een val heb aangetroffen , waar bij een zoo weiduitgebreide uitftorting van Bloed heeft plaats gehad, dan in dit geval, waarom ik het van eenig aanbelang heb gekeurd om aan te tekenen. 1780. 30. Julij. was de Heer N. N. een dik,, vet, zwaarlijvig man, bij ongeluk van een Rijtuig gevallen, en zijn Ed. zig aan de Schouder bezeerd hebbende heeft [mij Iaaten verzoeken. Ik bevond niets dan de Schouder van agter en gekneusd, en voor 't overige'geene andere belediging, en welke kneuzing ik verbond met het gewoon Oxijcraat. Zijn Ed. was geweldig verfchrikt, waarom , en ook omdat de Lijder behalven dat een Phthoricus en Asthmaticus was, ik eene ruime Aderlating aanftonds na het verband verrigtte, Daags  WAARNEMINGEN. 87 Daags daar na, wanneer ik het verband afnam , de Schoer weinig gezwollen en wankleurig bevindende, offchoon de Lijder klaagde van geweldige pijn in dezelve, was ik niet weinig verwonderd, dat ik den geheelen arm tot aan de toppen der vingers, een groot gedeelte van den rug en van de zijde tot voor op de borst, en tot bijna aan den broekband, blauw en gezwollen aantrof, waar door betetekend wierd, dat er geen geringe hoeveelheid bloeds in den vetrok was uitgeftort» Deze weiduitgebreide Ecchijmofis onderftelde zekerlijk een berfting van een groot aantal Bloedvatjes in de beledigde plaats, welke haar bloed in den vetrok ontlast hadden, terwijl het fpongieus geftel van den Lijder, en defiapheid van deszelfs vetrok, de gelegendheid hebben verfchaft, dat, en het bloed, uit ruimer vaten in meerder hoeveelheid dan gewoonelijk is uitgeftort , en in een flapper weeffel van den vetrok zig uitgeftrekter, dan doorgaans gefchied, heeft kunnen uitbreiden. Ondertusfchen een Ecchijmofis van die uitgcftrektheid bragt niet zonder grond vrees aan, of zij niet wel zoude gevolgt worden van aanmerkelijke VerzweerinF 4. gen,  88 HEELKUNDIGE gen, en welke hier in dit los en flap geftel gcenüntö tc verlangen waren. Het genezings - oogmerk was dan hier, om het uitgeftort bloed dun te houden, op dat het konde geresorbecrt worden, en teffens te beletten dat het niet overging tot een rottende sntbinding. Ik deed nog een ruime Aderlating , om de Bloedvaten te ontledigen, om dezelve bekwaam te maaken ter inneeming van het bloed, en ook om de beweeging en toevloed van het bloed van agteren, even als men o-ewoon is bij een Ontfteeking, te fluiten. Uitwendig liet ik de Ecchijmofis ftooven met een warm Qxijaraat, waar in ik eenig Sal comm: om vermoogender de rotting te fluiten, had ontbonden. De Geneesheer H. Wilmers hielp mij in het bereiken van mijn oogmerk, door den Lijder te laaten gebruiken verkoelende, ombindende, en de Ontfteeking belettende Pecocta, AUes gelukte naar wensch; de Ecchijmofis is zonder verettering langzaam verdweenen, edoch de Lijder heeft nog verfcheiden maanden na, den anderen zeer veel hinder gehad in de  WAARNEMINGEN. 89 de bewceging, en inzonderheid in de opligting van den Arm, het geen (mijns oordeels) is toetefchrijven geweest aan de flerke kneuzingvan de Deltoides, en van andere opligtendefpieren van den Arm en Schouder, en ook m.isfchien aan eenige Materies attritica , ter welker nederzetting het lang vogtig houden, en dan tusfchen bijden eens koude vatten, niet weinig zal hebben toegebragt; evenwel door openende en verfterkende Linimenta en vereischte"wrijvingen, is de genezing eindelijk volmaakt gevolgt. Een bijna geheele en verouderde Fistuleufe Dije, met Caries aan het Dijtbeen. Dit geval zal een voorbeeld verfcfoiffen van een allerbeklaaglijkfle, en deerniswaardige toeHand , door een uitwendig gebrek van een anderfints gezonde, fchoone, zoo naar lighaam als geest, jonge Maagd; als ook teffens van de doemenswaardigfte en Hrafbaare onkunde en kwakzalverij, daar deze onnofele fchoonF $ heP,  yo HEELKUNDIGE heid, in weerwil van de kunst, aan is opgeofFert. 1780. 15. Augustus wierd ik te Alpheu verzogt bij de Dogter van Monfr. N. N. in confult bij den Geneesarts ... Dreux ea den Chirurgijn ... Schouten. Ik vond boven en buitenwaarts aan de dije een fistuleus gatje , uitgeevende een overvloed van dun, flinkend en zwartagtig vogt. De geheele dije tot beneden de knie was gezwollen, hard en pijnclijk. De heup was uitgezet, en de bil aan die zijde verbreed, zoo dat het fcheen, of er een ontheuping plaats had. De Lijderesfe kost in 't geheel de zieke dije niet van de gezonde beweegen. Voor het overige was zij gezond, fterk genoeg, en volkomen getroost en zelfs verlangende, om alles te ondergaan wat er in de kunst overig was om haare genezing te beproeven. Men wist geen de minfte fchijnbaare oorzaak van het gebrek aanteduiden. De Lijderesfe , omtrent 25. jaaren oud, was in haareerftejeugd,en tot over 3. jaaren nog, zeer gauw en rad ter been geweest. Het eerfte beginfel van het gebrek heeft  W A A RNE YL INGE N. 91 heeft beftaan in een aanhoudende heuppijn; daar op volgden hinken en mank gaan; en eindelijk begost de dije te zwellen, en de heup uittezetten. Men zogt (om dus te fprceken) overal raad, doch meest bij onkundigen, bij Kwakzalvers, Landloopers, en zoortgelijken : dan wierd er geplijftert, dan gefmeert, dan gepapt; dan wierd de dije met geweld uitgerekt; en dan liet men wederom de dije in een levendig opgefneeden hond fteeken ; tot dat eindelik een Goudfche Waard, een Kithouder , (zoo men mij verhaald heeft) , op de baan kwam , om het begonne knoeijen met zijn Herbergiers geleerdheid te volmaaken. Deze is op denzelven onkundigen weg, gelijk ook zulks, te wagten was, blijven voortgaan; onder zijne behandeling geraakete de dije aan het zweeren en open; ik vond in het huis der Lijderesfe nog een glaafe fpuitje, waar mede hij, of de Vader der Lijderesfe, in de Zweer had moeten fpuiten, een olijagtig en zeer Hinkend vogt, waar van men nog een gedeelte bewaard had, en mij liet zien, doch het geen noch ik, noch iemand van ons wist re zeggen waar uit het beftond. En eindelijk, doch te laa.»? geüik blijken zal, heeft men hulp gezogt  92 HEELKUNDIGE bij de kunst, bij'gemelde Genees- enHeelarts, welke mij in confult hebben verzogt. Ik onderzogt met het inbrengen van het provet , zoo veel ik konde, den loop des Fistels , en bevond , dat dezelve meer dan halverweg de lengte van de dije innam; deszelfs wanden waren wel drie vingeren breed dik en zeer hard; en op verfcheiden plaatfen vond .ik het Os Femoris bloot en met Caries aangegreepen. Al het verhaalde en gevondene in aanmerking genoomen zijnde, zal ijder Kunstgenoot geredelijk toeftemmen, dat de onderneeming, om de Lijderesfe te geneezen, gewigtig was; nimmer te verkrijgen dan met een nablijvend mank gaan, ter oorzaak van de hier waarfchijnelijke onherftelbaare ontheuping; dat vooral die gebrekkige herftelling een langen tijd zowde vereisfehen, en ook geenfints ontwijfelbaar te belooven was; en dat ook allerzekerst, indien het gebrek op zig zeiven wierd gclaaten, de Lijderesfe er elendig aan moest vergaan. De onderneming der genezing bellond voornamentlijk in het ruim openen van dengevonde Fistel, en tefFens van die geenen, welke er waar-  WAARNEMINGEN. 03 waarfchijnelijk nog zouden ontdekt worden, op dat men bij den grond van de kwaal zoude kunnen koomen. Langs dezen, zoo mij dunkt, ontegenlpreekelijke grondftellingen , bebbe ik mijne voorzegging gemaakt, waar in mijne mede Confulenten volkomen hebben toegeftemt. En wij hebben de Lijderesfe en derzelver Famielje in overweeging gelaaten tot 20. der maand; neemende ondertusfchen de Heelarts op zig, om in dien tusfchen'ktijd twee maal daags den Fistel te zuiveren met een zuiverende en tegen het bederf ftrijdende infpuiting, ten einde ook voornamentlijk om dezelve zoo veel mogelijk was ruimer te maaken, ter gemaklijker inbrenging van de Sleuffonde; terwijl ook de Geneesarts de Lijderesfe met een DecoB: Cort: peruv: tot de aanftaaude Operatie zoude verfterken. De Lijderesfe en derzelver Famielje bleeven gereedelijk, en met het grootfte verlangen getroost, zig der genezings proeve volkomen te onderwerpen, en dus zijn wij volgens affpraak den 20. Augustus met dezelve begonnen. Ik heb met boven en benedenwaarts uit den mond des Fistels het verwulffel van denzelven doorte-  94 HEELKUNDIGE tefnijden, een wonde buitenwaarts en naar de lengte der dije gemaakt wel ruim van io. duimen lang. De doorfneeden boorden waren meer dan 3. dwerfehé vingeren dik, hard, en ontaard. De Vagina was geklieft; men bevond de fpicren los, zoo.dat wij een groot gedeelte van het Dijebcen kosten omvatten, en de Carits hier en daar aan het zelve met de toppen der vingers voelen. De Fistel was van binnen fordeus, Hinkend, vol met een gefphaceleerden bruinkleurigen vetrok, en men ontmoette een overvloed van vuil en Hinkend vogt, het geen van uit de tusfchcnruimtens der fpieren kwam uitloopen. Daar was geen bloeding van eenige aanmerking, waarom wij alleen met droog zagt plukfel, en zonder flijve opvulling, ten einde de ontlasting der vuile floffc niet belet wierd, hebben verbonden. En de Lijderesfe heeft deze en de volgende Operdtfon met dc grootfte mannenmoed dooorgeHaan : ja zoo, dat zij, even verbonden zijnde, mijn akoos waardigen, en in zijn zaak allernaarfligflen Leerling, den Heer L.Braadt, thans een der bekwaamfte Handartfen te MaasHuis , de hand reikte, en met een allervriendelijkst gelaat, het geen een jeugdige ziel als de zij-  WAARNEMINGEN. 95 zijne moest ontroeren, bedankte voor het medelijden over haar deerniswaardigen toefland, het geen zij in hem boven ons allen meende te zien uitblinken. Wij verbonden om den anderen dagh met een Lavament uit een Infufio van Herb: fcord: Mell: comm: en Alum: ust: met plukfel daar in nat gemaakt en aangevoegd, en wel haast was de Zweer zuiverer en zonder ftank, het geen niet weinig hoop verfchafte; te meer omdat des Geneesheers zorge, om der Lijderesfe kragten te behouden, en eene goede verettering te verfchaffen, door het gebruik der Cortex, eenigen tijd met goed gevolg bekroond wierd. • 3. Sept. bevonden wij, dat de Fistel nog een goede handbreed benedenwaarts liep, en hebben denzelven dus tot daar toe geopend. Toen was de dije open aan den buiten kant van beneden het gewrigt van de heup tot omtrent anderhalve handpalm van de knie. Wij verbonden toen met een Ung: uit Melk comm: Therb: venet: vitell: ovi: pulv: Gutmn: mirrh: op platte groote wieken gefmeert, en het geval beloofde zeer veel. Tot  gtf HEELKUNDIGE Tot het uiteinde der maand ging alles naar wensch. Maar daar openbaarde zig een nieuwe dikte voor op de dije een groote handbreed boven de knie, welke tot verzweering overging; wij hebben den i. October dezelve geopend, en op en onderwaarts ruim genoeg verwijderd; men bevond van binnen alles vergaan, en het Dijebeen ook aldaar met Carzes aangegreepcn. De oude Zweer begost wederom meerder en Hinkend vogt te verfchaffen, zij geraakte hol tot in de Pop/ex; uit het bovenfte van de Zweer, en waarfchijnelijkuithetgewrigt, ontftond de meeste lekking van dunne Hinkende vogten, waarom wij Carïes vreesden en zweering binnen in de geleding der dije; de Lijderesfe wierd onderhevig aan een Ftbris hectica, wierd overvallen van een Diarrhcea, verzwakte van week tot week; noch het vermeerderd inwendig gebruik van de Cortex, noch een 'Decoci: Corticis met Alum\ crudum, tot het verband of tot een infpuiting, om in de menigvuldige ondermijningen, welke zig openbaarden, intefpuiten, noch een verband van Alum: ustl alleen, kosten de lekking en rotting fluiten ; eindelijk de Lijderesfe verloor, en ook niet zonder reden, ten eencmaal alle hoop, liet het  WAARNEMINGEN. 9? het gebruik der geneesmiddelen na, verlangde na haar uiteinde, daar kwam Sphacelus in de zweeren, en den 29. October verliet haar tot fterven bereidwillige ziel haar allerelendigst lighaam. Hoe gaarne hadden wij ons, na de dood, door de ontleeding der zieke deelen, volkomen willen verzekeren wegens den waaren aart van dit gebrek; doch daar toe is, inzonderheid ten platte lande, de minfte gelegendheid niet te vinden. Waari'chijnlijk hadden wij het heupgewrigt ten eenenmaal los en bedorven gevonden, en het grootfte gedeelte van het Dijebeen met Carits aangegreepen, en dus meerder nadeelen ontdekt , dan er voor de kunst mooglijk waren om te verbeteren. En eindelijk, wie der kundigen ftemt niet toe , dat de ondergang dezer Lijderesfe niet noedzakëlijk was geweest , indien de kunst eerder was geraadpleegd geworden. Dat on.dertusfehen jonge Heelartfen uit dit en andere zoortgelijke gevallen leeren niet veel te belooven , onaangezien er al in den beginnen zig zeer veel hoop opdoet; omdat men, in verouQ der-  98 HEELKUNDIGE derde, en inzonderheid verzuimde gebreken, van eenig aanbelang, nimmer genoegzaame voortekenen heeft van het geen er zig nog kan verfchuilen. Een volkome Ontwrigting van het Gewrigt des Elleboogs, met verfcheuring des Kapswijzen Geledingshand. 1780. In dc maand Augustus (de juiste datum is mij ontgaan, omdat ik maar eene vifite bij de Lijderesfe heb verrigt), viel er digt bij mijn wooning een Schoonmaakfter van de ladder , en bezeerde haar regter arm. Ik wierd geroepen en bevond, behalven een Fractuur midden in de Radius, het gewrigt van den elleboog volkomen ontwrigt, en den kapswijzen geledingsband gefcheurd, zodanig dat ik langs een dwerfche wonde in de bekleedfelen met mijn vinger tot binnen in het gewrigt konkoomen, en aldaar ook een ruuwe beensoppervlakte gewaar wierd, het geen mij insgelijks ook voor een Breuk aldaar deed vreezen : mijn Zoon M. Balthazaar, toen, en tot nog toe  WAARNEMINGEN. 99 toe bij mij Leerling in de Heelkunde , had eerder, dan ik, omdat ik van huis was, bij het geval geweest, en mij het geen ik bevond reeds voorzegt. De wangeflalte was ligtelijk te herftellen, doch even zoo ras wederom verplaatst , het geen mi; een duidelijk kenmerk gaf van de losheid des gewrigts uit kragt van de verfcheuring , en misfcüien ook van de Beenbreuk aldaar. Ik beoordeelde dit een allergevaarlijkst geval te zijn, dat zeer erg kost afloopen; daar men door in de noodzakelijkheid kost koorden om den arm weg te neemen; daar cle te wagten zijnde toevallen het -leeven kosten uitblusfchen ; en daar de beste uitkomst beftond in een krommen Hij ven en ongebruikbaaren arm na lange fukkeling, en daar dog altoos reden zoude overblijven 'van verzweering en andere toevallen, zelfs lang, ja jaaren lang, na de gebrekkige herftelling. De Lijderesfe was een onvermogende vrouw, (mijns oordeels) een houwkind geworden voor haar Famielje; en ijder kundig Heelarts is genoeg bekend, dat deOntwrigtingen.en Beenbreuken bij het gemeen niet zoo erg worden geacht, dan zij zomtijdskunnen afG 2. loo-  ioo HEELKUNDIGE ioopen, en waar door men dan al veel, offchoon de uitkomst naar den aart van het geval gezegend is te noemen, laster tot belooning geniet. Zoo het een als het ander, namentlijk de zwaarheid van het geval, en de vrees voor laster, deeden mij een tweeden Heelarts, den Heer A. van Osnabrug tot hulp verzoeken, het geen wierd toegedaan. Ik verbond dan maar met droog plukfel, liet de Lijderesfe te bedde gaan, en was voorneemens zoo haast mooglijk was, namentlijk even na den middagh, met gemelden Heelarts te rug te koomen. Edoch het zij wel verre zulks gefchied is; in het te rug koomen van de Lijderesfe naar mijn wooning vroeg mij een buurman naar het geval, dien ik met een innerlijk mededoogen den gevaarlijken toeftand te kennen gaf, en dat misfchien de Lijderesfe, een arme Hoof, al zoo gelukkig zoude geweest zijn, indien zij was dood gevallen. Deze lompert of kwaadaardige begeeft zig aanftonds tot de elendige, haar boodfchappende; dat ik na den middagh zoude koomen om haar arm aftezetten , en fchetst mij zoo onmedoogend af, alsof ik gewenscht had, dat zij was doodgevallen. Dit was  WAARNEMINGEN. 101 was de oorzak, dat ik voor mijnen dienst bedankt wierd, en den Chirurgijn F. Rodïlig u e s tot hulp wierd verzogt. Gemelde Heelarts maakte veel minder zwaarigheid, en gaf voor (zoo mij verhaald is, en dien tijd in de buurt verfpreid), er, veel erger geneezen te hebben; zoo dat ik, het geen van zelfs volgt, ten eencnmaal gedoemd wierd voor onkundig, wreed en tirannig. Den zeiven dagh nog mijn Medekunstgenoot ontmoetende, en hem over het geval willende onderhouden, meende ik wel haast uit zijn antwoord te kunnen opmaaken, dat hij voor had om zig groot te maaken met een misfchien onverwagt geluk bij een geval, dat tog niet erger kost afloopen, dan mijn buurman had voorgeloogen door mij vastgefteld te zijn; waarom ik mijn Kunstbroeder een dienaar maakte , en geluk met de partij wenschte. En wat betreft de uitkomst van dit zwaar geval, dezelve is allergelukkigst geweest;daar zijn geen toevallen van eenig belang vcrfcheenen; de arm is ftijf en in een gebooge geftalte, en wel binnen een genoeg korten tijd herfteld geG 3 wor-  ïèk HEELKUNDIGE wor'den; en dus is het beste gefchied, hetgeen ik begreep, dat volgens den aart van het geval te vervvagten was. Het is een geval, het geen behoord onder de zeldzaame, en waarlijk, mijn Kunstbroeder' zoude mij, en de geheele Heelkundige wereld, een ongemeen vermaak aandoen, wanneer hij ons een volleedige befchrijving van een zoo leerzaam geval mededeelde. Edoch, onaangezien het hier zoo gelukkig is afgeloopen, waar van waarfchijnelijk de voornaamite oorzaak zal zijn, de daarbij tegenwoordig zijnde ruime dwerfche wonde in de bekleedfelen ; en het bijzonder ongevoelig geitel der Lijderesfe;' is de groote vraage, of het niet ligt mooglijk was geweest, dat het der Lijderesfe arm ja het leeven had gekost , en of ik dan dus niet met reden gevrec-st heb, en getuigen verzogt?. Niemand der kundige Heelartfen , vlije ik mij, zal er gevonden worden, welke in twijfel zal trekken om volkomen bevestigend te antwoorden: ja ik vertrouw vast, dat er de behandelaar zelve geen zwarigheid in zal maaken om het geredelijk toeteftemmen; doch zal mij mis-  WAARNEMINGEN. 103 misfchien ook teffens befchuldigen, dat ik door mijne zwaare voorzegging de Lijderesfe teveel verfchrikt had, en dus mij zeiven bij haar gehaat gemaakt, daar hij integendeel, door zijne verzekering van er veel erger geneezen te hebben, zig bemind had gemaakt, en in vertrou. gebragt. Dat de Lijderesfe door een zwaare voorzegging een grooten fchrik is aangejaagt, is waarheid , en heb ik reeds verhaald, doch dat is niet mijn bedrijf geweest, maar van een lompen of kwaadaardigen boer, welk haar heeft voorgebogen. Immers als ik een zodanige zwaare voorzegging aan de Lijderesfe gedaan hadde, dan zoude mijn voorgefteld confult al niet toegeftemd geweest zijn; en hoe doch zoude ik tegen den overbriever en logenaar kunnen gezegt hebben, dat ik namiddagh den arm zoude afzetten, daar ik nog geen volkomen onderzoek had gedaan,' maar hetzelve had uitgefteld tot het toegeftaan confult met den Heelarts A. van Osnabrug. Alle regtaarde Heelartfen zullen dit voorgeeven zig niet ligt laaten wijsmaaken, en heel gemaklijk bcmerkenV, welk een onheufche kunstgreep hier heeft plaats geG 4 had :  104 HEELKUNDIGE had: ten minften ik verbeelde mij, dat, indien ik hier in dit geval te doen had nroogen hebben met een Kunstbroeder, wiens eerlijke ziel vvarsch is, om langs oneerlijke wegen, die het onverftandig gemeen , door onbillijk gedrag, zomtijds aan de hand geelt, zin roem te vergrootten, en zijne kunstgenooten en de kunst zelve te verkleinen, noch het een noch het ander tot reden zoude kunnen (trekken, dat mij dit geval de verhaalde onaangenaamheden aanbragt. En eindelijk, dat de Heelarts F, Rgdrigues veel zwaarder gevallen dan dit herfteid heeft, geloof ik, is gemaklijker tè vernaaien, dan te bewijzen; doch waar zijnde, dan wensch ik dat zijn Ed. ons te eeniger tijd dezelve zal mededeelcn, opdat wij er uit keren moogen, en, ten nutte van onzen noodlijdenden medemensen, zijne groote voorbeelden eerbiedig volgen. f<3  WAARNEMINGEN, 105 Een Ontwrigting van het Opperarmbeen. 1780. 19. August, was Monfr. N. N. gevallen, waar door het Opperarmbeen ontlederd was uit de pan van het fchouderblad. Zijn Ed. een Koekebakker zijnde , en het zoo kwaad niet gedagt hebbende, had er eerst doch met zwaare pijn zijn Koek mede in den hoven gefchooten, eer ik verzogt wierd. Het was een regt nederwaartfche Ontwrigting, welke op de gewoone manier en zeer gemaklijk in een ogenblik des tijds herfteld was. Edoch hoe gemaklijk de Ontwrigting herfteld is geweest, heeft de Lijder in langen tijd den arm niet in de hoogte kunnen brengen, maar fcheen als 't waare verlamd, en tot heden toe, offchoon het gebrek door verfterkendc Linimenta veel verbeterd is , kan hij op ver na den arm zoo hoog niet opligten als in den ftaat der gezondheid vereischt word, terwijl ik ook twijfel, of er na twee iaarcn wel beterfchap met grond is te hoopen. Zonder bedenking beftaat hier de reden van G 5 hec  io6 HEELKUNDIGE het onvermogen om den arm behoorlijk opteligten in een zwakheid van het werkend vermoogen des arms opligtende fpieren, inzonderheid van de Deltoides, uit kragt van de kneuzing en het geleden'geweld bij de Ontwrigting, en door het Koek infehieten, gevolgd. En ik heb deze overblijvende zwakheid aangetekend ter leeringe van jonge Heelartfen, tot een bewijs van de mooglijkheid van zulk een gevolg op een verlche en wel herfrelde Ontwrigting. Wel dikwïls genoeg treft men na een herftelde Ontwrigting een zodanige onmagt aan , doeh welk doorgaans altoos herHeld word, en wel meest alleen door de rust van het beleedigd deel. Een  WAARNEMINGEN. 107 Een Ulcus Scrophulofum in de Mem. Mejuffr. N. N. een bejaarde Vrijfter, had zederd een geruimen tijd onderhevig geweest eerst aan een verharde knobbelagtige , doch gefloote, en naderhand opengezwoore Mam, eerst onder de bezorging van den Geneesarts DuCLoux,en daar na van den Geneesarts, ... Byleveld; wanneer eindelijk ik 1780. 19. October al laat in den avond verzogt wierd om ten fpoedigften tot hulp te koomen, ter oorzaak van een bloeding, welke zig onverwagt vertoont had. De bloeding was groot, en verfchriklijk genoeg bij menfehen, welke niet gewoon waren dezelve te ontmoeten, offchoon zij wel ras gefluit was. Ik vond, voor zoo ver de avond, alleen toelaatende het kaarsligt, en de bloedingzelve, mij een onderzoek vergunden, in een harde Mam een redelijk diepe zweer, uit welker grond het bloed geenfints uitfprong, maar zagtjes uitvloeide, even als het gewoon is uit fun.  io8 HEELKUNDIGE fungeus vleesch, waarom ik er geen zwarigheid in Helde , en ook wel haast eenvoudig door een opvulling met zagt droog plukfel, onderfteund met een gewoon verband, de bloedftorting gefluit, had. Van dien tijd af tot 1781. 17. Julij, het overige van der Lijderesfe leeftijd , heb ik met laast gemelden Geneesarts mijne vlijt en zorge aan de zieke Mam befteed. Het vérband voor de bloeding aangevoegd heb ik den 4. dagh afgenoomen, wanneer ik gelegendheid had om de zieke Mam valkomen te befchouwen. Ik bevond dezelve bijna geheel tot onder den Oxel knurfagtig en verhard; de Onderoxel - klier was in de uitgeftrektheid der verharding insgelijks begreepen, de Tepel was geheel en al ingetrokken, en de geheele Mam, fchoon verhard, niet veel in hoegrootheid vermeerderd; omtrent in het midden, wat meer buitenwaarts en naar de hoogte, was een diepe , langwrpige zweer, in welker ruimte een groot duiveneijer kost leggen, en welker boorden zeer hard en omgekruld waren; en daar wierd een wijeagtig, dun doch niet erg Hinkend vogt, na dat ik maar weinig dagen de Mam verbonden had, uit de zweer ontlast, koe-  WAARNEMINGE N. 109 hoedanig, mij de Lijderesfe onderrigte van te vooren ook altoos plaats gehad heeft. Mij wierd wijders verzekerd, dat de Mam, en voor zij verzwooren was, en tot heden toe, nimmer aeer pijnelijk had geweest; waarom ook de Lijderesfe geen Heelarts dan mij er over geraadpleegd had, maar beftendig altoos zig zelve verbonden had met een plijfter van een zekere onbekende Devenfif, te Leijden bij eenige Apothecars te koop, en door wijlen den Hoogleeraar B. S. Albinus uitgevonden , terwijl bovengemelde Geneesartien haar door de toerijking van inwendige Geneesmiddelen hadden bijgeftaan. Het geheel zamengefteld kliergeftel van de Mam, en de Onderoxel-klier gelijk ik heb aangemerkt, waren hier verftopt en ontaard; de verharding was langzaam uit een klein beginfel naar het verzekeren der Lijderesfe ontfprooten, zonder dat zij eenig uiterlijk geweld kost befchuldigen; en egter noch ik, noch geen der gemelde Geneesartfen, hebben het gebrek voor een Kanker gehouden. De Lijderesfe was van een zwak en flegmatiek  iio HEELKUNDIGE tiek geitel, en was in haar vroege jeugd aangegreepen geweest met fcrofuleufe ongemakken, in welk virus, nog tegenwoordig zijnde, ik ook de oorzaak zogt van het thans onder mijne behandeling zijnde gebrek. Het is niet allerzeldzaamst , offchoon de fcrofuleufe gebreken meest eigen zijn aan de kinderendat er in een meer gevorderden leeftijd, ja in de bejaardheid, nog een virus fcrofulofum in den ftroom der vogten, namentlijk in de wijevogten, tegenwoordig is, waar uit trage verftoppingen en verzweeringen in de klieren te voorfchijn koomen , welke al dikwils voor Kanker worden gehouden, behandeld , en ook nog wel worden geneezen: ten ' miniten uit het volgende, aangaande den loop van het Accident dezer Lijderesfe, zal (mijns oordeels) blijken, dat het zelve veel beter behoorde tot het geflagt der frofuleuf'e (gezwellcn, dan men het regt heeft gehad , om het voor een Kanker te houden. De Geneesarts fprak mijn gevoelen, aangaande den aart van het gebrek, geenfints tegen , en beproefde langen tijd na den anderen de  WAARNEMINGEN, m de genezing met een zeker DecoB.- Lignorum, het geen zijn Ed. zelfs gereed maakte, doch waar van ik de zamenftelling niet durf noemen, om dat zijn Ed. dezelve als een Arcanum van zijn grooten Leermeefter , den beroemden Hoogleeraar ... Winter, te zorgvuldig gelieft te verbergen. Wat de uitwendige behandeling betreft, in de eerfte weeken verbond ik daaglijks met Aq: Aluminofa , waar in geinfundeert was Thrb: fcord: en naderhand eenvoudig met het Alum: ustum, waar mede ik ten einde toe heb aangehouden. Nimmer tot het laatst toe heeft de Lijderesfe over aanmerkelijke pijn in de Mam geklaagt; nimmer hebben de uitloopende vogten eenrottenden aart aangetoond , en nooit zoo overvloedig geweest, dat daar door de Lydercsfe kost verzwakken. Een en andermaal is er nog bloeding geweest, dog vrij gemaklijker gefluit, dan de eerfte maal. Zeer dikwils is de arm aan de zieke zijde gezwollen geweest, doch uit zig zeiven wederom ontzwollen. En de zweer is ten einde toe al omtrent van dezelve hoegrootheid en hoedanigheid gebleeven. Het  ii2 HEELKUNDIGE Het bovengenoemd Deco&um heeft de Lijderesfe met de jgrootfte vlijt en nauwkeurigheid langen tijd gebruikt, en zig in allen opzigten zeer bereidwillig aan de kunst onderworpen, doch men heeft er de minfte goede uitwerking niet van ondervonden. De Lijderesfe wierd van tijd tot tijd zwakker; wierd geduurig aangegreepen met Rheumatique pijnen, inzonderheid in de heup, waar over zij meer geklaagt heeft, dan over de Mam ; en in de Iaatfte maanden kwamen er ontelbaare kleine harde knobbeltjes in de zelfftandigheid van de huid, zoo in de zijde, op den rug, in den hals, als aan de zieke Mam, als zoo veele ontegenfpreekeiijke bewijzen van traage verftoppingen uit een lijmerig vogt in het fijne vaatgeftel, welke misfchien met nog meer overvloed in de inwendige deelen hebben plaats gehad. De Lijderesfe is dan op de boven aangetetekenden dagh, zeer wel bij haar verftand, en dankbaar voor onze aangewende vli.t, zoo wij hoopen, en vast vertrouwen uit de bewustheid van haar deugdzaam keven, zeer wel afgeftorvcn. Ondertusfchen nu is de vraag, of men bij een zoo altoos zig onderwerpende zieke, geen  WAARNEMINGEN. 113 geen andere middelen , dan de gebruikte had kunnen ter toets brengen, om de genezing te beproeven?. Misfchien zoude men, een Virus fcrofulo/urn vastgefteld zijnde, veel meer hebben kunnen uitwerken met het gebruik van Mercurialia, en inzonderheid met een welbeftuurde Salivatio, ten minften ik heb bij de fcrofuleufe gebreken der kinderen, en bij eenige traage verzweeringen, welke uit een lijmerige fcherpe kwaadfappigheid beftonden, in.de vblwasfenen , er dikwils zeer veel nuts van ondervonden; edoeh ik geloof, dat men er bij deze Lijderesfe veel eerder en wel in den aanvang van het ongemak op behoorde gedagt te hebben, dewijl de kwaal te verwastoegenoomen, en de Lijderesfe te zwak, om geweldige beroeringen te waagen : de Geneesheer en ik hebben er menigmaal met den anderen over geredenkaveld, doch men heeft de proef hier in dit geval niet durven waagen, te minder, omdat het vrij gevaarlijker is voor onzen goeden naam, om aan een ondeelige zieke iets twijfelagtigs te beproeven, dan aan veelen te gelijk, waartoe best gefchikt zijn de algemeene Hospitaalen of Ziekenhuizen. H Een  H4 HEELKUNDIGE Een verflikking en vernietiging van den Vetrok van bijna het geheel Onderbeen. 1780. 19. Decemb. had mij de Chirurgijn .. Metjrs in confult verzogt bij een zieken in het weeshuis te Koudekerk, welken zijn Ed. zedert weinig dagen ter zijner behandeling en zorge was toevertrouwd. De Lijder was een Jongeling van 30.jaaren, hebbende op een ander Dorp als Boereknegt gediend, alwaar hij door een Febris putrida was aangegreepen geweest; een dik, ligt rood, •pijnelijk, gezwolle Onderbeen en Voet had verkreegen, waar mede hij, het aangedaan deel in wit meel en blauwfel in een doek omwonden zijnde,is tehuis gekomenj,en onder de bezorging van gemelden Heelarts is gegeeven. Ik bevond de huid van onder de knie tot aan den voet genoegzaam geheel en al los, zoo, dat ik dezelve aan de knie los gefneeden zijn- de?  WAARNEMINGEN. 115 de, gemaklijk als een kous tot aan den voet had kunnen overftroopen; op de vteef van den voet was tot aan de toonen toe de huid insgelijks los, zij had bijna geen vastheid dan omtrent de enkelen en aan de vervolgende huid van de knie en der dije Gemelde Heelarts had bi] zijn eerfte vifite al, en zeer wijfelijk, de losfe huid ter zijde de kuit met een fneede ter lengte van een fpan geopend, en dus een ruime ontlasting bezorgt aan dien grooten Etterzak, waar door ook insgelijks deszelfs wanden veel waren neergevallen. Werwaarts men drukte, overal vloeide er [een dunne en Hinkende etter uit, zoo datwijmetregt meen ik vreesde voor het geheel Onderbeen, en ook uit reden van de groote zwakheid des Lijders een allergrootst levensgevaar Helde. Ik liet aanftonds nog verfcheide fneeden geeven zoo boven als onder, en binnen en buitenwaarts waar bij genoegzaame tusfehenfpatien w n behouden, daar de hmd geheel was In met het overige geheel vereemgd bleef; n hoope dat op die wijze de Etterzak zoude leeg Gemaakt worden en blijven, en dus de nederfevi Hukken der losfe huid met de onder-  n6 HEELKUNDIGE gelegen fpieren zouden zamengroeijen. Want hoe dog zoude, indien het Onderbeen geheel en al van zijn huid beroofd was geworden, het geen te vreezen Hond, en wanneer men niet zorgde dat zij gefleund wierd , en dus voor verderving bewaard, er een zoo groot lidteken gemaakt worden in de plaats van de verloore huid?; of ten minflen hoe veel tijd zoude de natuur daar toe nodig gehad hebben, en hoe teder zoude een zoo zwak weeffel geweest hebben, nauwlijks befland om het Haan, het zij verre van gaan of andere beweegingen, zonder geduurige fcheuringen en openberflingen,toetelaaten. Hier en daar vond men eenige verftorve lappen, en inzonderheid agter aan de kuit een van grootte meer als een handpalm, welke wierden weggenoomen. Wijders het geheel Onderbeen wierd in een verflerkende en tegen het bederf flrijdende Fotus gelegt, na dat met dezelve Fotus het holle was befpooten, en het opene door plukfel daar in nat gemaakt zijnde bedekt; terwijl men door het behoorlijk gebruik van de Cortex peruvianus, des Lijders kragten tragte te vermeerderen, en befland te maaken voor de verettering, welke wij te verwagten hadden. De  WAARNEMINGEN. ii# De holle vreef van den voet wierd ook geopend, en op dezelve wijze als het onderbeen behandeld. Er is voor het overige niets aanmerkelijks bij voorgevallen, en dus hebben wij er niets meer van aantemerken. Alles ging vervolgens voor de wind: de Jongeling wierd van dagh tot dagh beter, en vermeerderde in kragten; de lekking, flank, en zwelling van het onderbeen, waren binnen weinig dagen onder het gebruik van voorgemelde Stooving ten eenenmaal geweeken; de losfe huid groeide te zamcn met de ondergelegen fpieren; en hij geraakte geheel en al binnen weinig weeken buiten gevaar. Alle de gemaakte wonden door het eenvoudig doorfnijden der losfe huid zijn gemaklijk en fchielijk genoeg geneezen; doch alwaar er veel door de verderving van derzelver zelfftandigheid is verlooren geweest, heeft de genezing zeer lang geduurd, en geen wonder: want de aan de fpieren vastgegroeide huid heeft niet gelijk anders kunnen uitgerekt worden, maar is integendeel aan bijden de zijden van de fcheidingbinnenwaarts ongekruld, en alzoo met • . H 3 de  «8 HEELKUNDIGE de fpieren vereenigd; waar door de verdeelde boorden den anderen niet kosten naderen, en een meer of minder tusfchenruimtc overlaaten, welke door een Ckatrix moest geflooten worden, welke hier (gelijk den kundigen genoeg begrijpt) niet gemaklijk te verkrijgen was; terwijl ook dezelve omgekrulde boorden zwollen en hard wierden, waar uit geen fraaije lidtekens zijn gevolgt, doch welke nogthans hier van minder belang waren, dan zij wel zouden geweest zijn in een deel, het geen meer bloot voor het gezigt was geweest. Toen de geheele losfe huid vereenigd was, al het verltorvene afgefcheiden, en dat er niet overig was, dan de vlakke zweeren te cicatrifeeren, hebben wij verbonden met Aq: Aluminofa, of ook wel met het Alum: ust: als ons het fungeufe te veel hinderde; en ten Iaatfte met een Ung: Lapid: calamin:, of met het poeder uit Lap: calamin: op de zweeren te ftrooijen. Tot 2,6. ' April 1781. heb ik den Lijder blijven behandelen, wanneer hij volkomen tot zijn voorige kragten was gevorderd, op de been,  WAARNEMINGEN. " been, en redelijk wel ter gang. Edoch boven heb jk aangetekend, dat agter in de kuit het grootfte gedeelte van de huid door de verfterving is vernietigd geweest, welke zweer tot nog toe open is, wel eens kleinder word, doek naderhand wederom grooter , offchoon er aï ruim twee jaaren verkopen zijn ; waar van? misfehien de reden kan gevonden worden, ber halven in het groot verlies van de huid, en» dus de moeijelijkheid om een lidteken te maaken, in de te geweldige beweeging, die de Lijder, zig wederom aan 't dienen begeeventi hebbende , te vroeg heeft geoefend, of aar* een betragting der natuur ter ontlasting van eenige ziekelijke ftoffe, omdat men onder^ vind de Lijder, van jongs af aan een Asbtma\ ticus zijnde, gezonder te keven, naar maate dat de zweer meerder vogten ontlast. H 4 'Rw  Ho HEELKUNDIGE Een Boongezwel op de Knie. Het 'Boongezwel \Lupia) , offchoon geen gevaarlijk gebrek, is egter en voor den Lijder lastig, en voor den Heelarts moeijelijk'genoeg óm te geneezen; waarom ik er een uit veelen ten voorwerp verkies dezer Waarneming. Een Jongeling Was eenige jaaren met een zodanig gezwel aangegreepen geweest voor op de Knie, en dus beflond het in een ftilfland en verdikking der natuurlijke flijm in de Slijmbeurs', geplaatst tusfchen de Patella en de gemeene pees van de uitflrekkers van het Onderbeen. De oorzaak" van het gezwel beflond, gelijk doorgaans , in uitwendig geweld j de Lijder had vergeefsch veele middelen beproeft; en 1780, 24. December heeft hij zig onder mijne bezorging bcgeeven. Alvorens ik geraadpleegd wierd, waren er genoeg zoogenaamde zamentrekkende 3 opdroogende, verflerkende, en heete Linimenta en plijuers aangewend, hoedanig men al veel gewoon  WAARNEMINGEN. izt woon is toeterijken; doch welke ik voor nadeelig keur: want dewijl het vogt, het geen hier ingeflooten is, van aart is gelijk alle Hijmen , dat het door te groote warmte niet alleen het waterige en dunlte verliest, maar even als het wit van eijeren te zamenftolt, cloor uitdrooging hard en van een vaste zelfftandigheid word ; en dat daarenboven , door die zelve middelen de vaste deelen ftij ver worden gemaakt; blijkt het van zelfs, dat zij niet in ftaatzijnom deze gezwellen te doen verdwijnen,mnar integendeel om dezelve onoplosbaar hard en ongeneeslijk te maaken. Hier kunnen alleen van dienst zijn verdunnende en oplosfende middelen, en wel inzonderheid Safonacea, waar door de verdikte flijm verdund, opgelost word, en bekwaam gemaakt om opgenoomen te worden, of door de togtgaten van den flijmbeurs uittewafemen: een eenvoudig Lixivium gemaakt uit Sapo ve~ net: en Aq: commun: is al veel voldoenend, inzonderheid wanneer het gezwel niet te verouderd is. In het tegenwoordig geval was het gezwel al vrij groot, evenwel de ftof in hetzelve nog vloeibaar, en met een Litiiment: Saponaceum H 5 uit  las HEELKUNDIGE uit Olium Laurinum, Sapo: comm: van elk §I< langzaam vermengt onder Aq: comm: gx. is het binnen den tijd van 3.maanden geheelen al verdweenen. Niet alleen dit, maar veele andere Boongegezwellen, zoo aan de knie, als in andere deelen , als mede verfcheiden Peesknoopen, welke al veel in aart met het Boongezwel overeenkoomen, heb ik met zoortgelijke Linimen* ta volkomen geneezen , onaangezien dezelve al vrij verouderd en hard waren. En, indien het ingefloote flijmerig vogt al te veel zijn vloeibaarheid heeft verboren, en de wanden van den Slijmbeurs of Peeskooker bij ue peesknoop, door veroudering te veel verhard en verdikt zijn , dan heb ik altoos zeer veel nuts te weeg gebragt door de eenvoudige bewafeming van kokend water, en geen wonder, dewijl daar door op de vermogendfte wijze de te vaste zamenhang der zelftlandigheid, waar in de hardheid der vaste deelen, en de dikheid der vogten beftaat, losfer word gemaakt. Ë(fê  WAARNEMINGEN, mf Een Drenkeling of Geflikte. Onaangezien ik in mijn practijk niet uitgezonderd ben geweest, om mijne vlijt aan Drenkelingen te befteeden, heb ik er tot nog toe geen een kunnen redden: met een eenig geftikten, in mijn eerften bundel van Heelkundige Waarnemingen te vinden, moet ik tot nog toe mij vergenoegen. In het geval, welk volgen zal, meende ik volmaakt te zullen llaagen; daar is het minfte gebrek niet geweest in de toereiking der vereischte behulpmiddelen; alle middelen, welke ik geoordeeld heb hier te pas te koomen , zijn volmaakt in het werk gefteld; en egter is de naar mijn oordeel fchijnbaar geftorvene of volkomen dood geweest, of onder de proefnemingen om dezelve te redden geftorven, en dus onze aanbefteede vlijt vrugteloos geweest, of, daar ik zeer aan twijfel, nadeelig. De reden, waarom ik dit geval, fchoon niet gelukt, en misfehien te berispen, heb aangetekend, en gemeen maak, beftaat, omdat ik oor*.  124 HEELKUNDIGE oerdeel, dat er uit te leeren is: het zal blijken, dat er eene groote twijfeling beftaat, of hier de fchijnbaar geftorvene niet meer een geflikte, dan een drenkeling is geweest, enteffens, of men, dit waar zijnde, dan niet anders had moeten handelen, dan men gedaan heeft. 1781. In het begin van Jannuarij wierd ik tot hulp verzogt bij een Drenkeling, een redelijk bejaarde vrijfter, welke in een regenwaters bak bij ongeluk verdronken was. Ik kon noca hartsflag, noch de minfte ademhaaling , ontdekken ; nogthans die Collap/us, en naare bleekheid in het aangezigt , welke al veel eendoodenvan een leevendigen onderfcheiden, vond ik geenfints, waarom ik mij fpoeide tot de proefnemingen om de elendige te redden én waarom ik ook zoo veel en aanhoudend' doch tot mijn leedweezen te vergeefsch, heb gewerkt. Die Collap Jus, en naare bleekheid van het aangezigt, welke al veel een dooden van een leevendigen onderfcheiden , waren er (ik herhaal het) niet te vinden. Offchoon men niet met woorden , het geen te wen-  WAARNEMINGEN. 1-5 wenfchen was, kan uitdrukken het onderfcheid, welke een kundig Genees- of Heelarts door het bezien van een nog leeveiid of volkomén dood raensch gewaar word, nog'thahs is hetzelve daarom niet minder waar, en ik vertrouw ook dat geen Genees- of Heelartfen , welke dikwerf met oplettendheid hebben zien fterven, deze waarheid zullen lochenen. Uan, de Lijderesfe was haastig genoeg ontkleed; in een .dikke wolle deken gelegt; en met de rugge naar een 'genoeg groot en warm vuur geplaatst. Ik liet haar behoorlijk vrijven; zette de Toebaks - Clijfteer; liet haar kittelen , bostelen onder de voeten, kittelen met een verder van een pen in den neus, de pen nat gemaakt zijnde in Ac-Spirit: Sal: ammou: doch onaangezien men hier mede over het uur had aanhouden , bevond men geen de minfte verandering. Onder het vrugteloos werken, gaf ik (zoo als mén zegt) onder het honderd te kennen, dat het voornaamfte middel ter redding der Drenkeling (mijns oordeels) zoude beftaan, indien zig een levend vrouwsperfoon verftoutte, om naakt bij dezelve te bedde te. gaan leggen; en wel haast deed de aanbieding van de  ï26 HEELKUNDIGE de beloofde goude Medailje van de Maatfchappij der Drenkelingen door mij voor de bijlegfter, indien de proefneming gelukte, of anderfint! ' wanneer de Medailje niet verdiend wierd van een redelijke belooning, een voorwerp erlangen, het geen volmaakt aan het geeischte voldeed, een gezond, vet, poefelig vrouwsperfoon. Wel haast lagen de Drenkeling en de leeveude te zamen in een warmgemaakt bedde, en onder goede warme en wolle dekens. De leevende omvatte en met haar armen, enmethaar beenen de Drenkeling zoo nauwkeurig, als ooit de tederfte moeder haar geliefde zuigeling zoude kunnen doen; zij blies haar de warme adem dan in den mond, en dan in de neusgaten ; vreef haar met de warme handen overal waar zij kost. Het bed was overal voorzien met warme waterflesfen, om bijden de te bed leggende tog warm te houden. Ondertusfchen liet ik bij aanhoudendheid de Toebaks - Clijfteer aanvoegen, hebbende de Drenkeling zoo geplaatst, dat hetzelve gemaklijk kost gefchieden. De  WAARNEMINGEN. 127 De Drenkeling wierd warmer, men hoorde gerommel in derzelver buik, en de Bijlcgfter meende geduuriglijk beweeging van den buik gewaar te worden. Het wierd zoo warm in de bedfteede , dat er de damp van uitging als uit een warmen ooven. Ik bleef mij bij aanhoudenheid vleijen, dat mijne aanbefteede vlijt met een gewenschte uitwerking zoude bekroond worden, en gaarne een kundigen getuigen begeerenue liet ik den Geneesarts J. Voegen van Engelen verzoeken , welk mij de eer deed van aanftonds te koomen. Egter hoe wij, en zoo mij dunkt met reden, hoopten op een goed gevolg, hebben er zig, na wederom een groot uur gewerkt te hebben, geen de minfte tekenen van leeven ontdekt. Ik heb nog eenige maaien getragt,om het Strotten- en het Slokdarms-hoofd te prikkelen, door het aanraaken van dezelve met een veder van een fchrijfpen gedoopt in Spirit: fal: Amm:, en langs de neusgaten derwaards heen gebragt, doch alles was vergeesch: de Drenkeling wierd eindelijk, onaangezien al de aangebragte warmte, koud, en de Bflegfter 'insgelijks ; het waare doodlivrij, boven sange-  ia8 HEELKUNDIGE gehaald, vertoonde zig ten Iaatfte zoo klaar, dat de Geneesheer en ik, na een arbeid van over de 3. uuren, beilooten, om de verdere proeven te ftaaken. Daags daar na wierd ons een omftandigheid, bij dit geval gefchied, en daar wij niets van hadden geweeten, bekend gemaakt: namentlijk , dat zeker mansperfoon het eerst de Drenkeling in den regenbak gezien hebbende, denzelven met de openftaande dekfel had toegeflooten , alvorens hij het ongeluk bekend maakte en hulp riep. Zekerlijk is deze toefluiting van een onderaardsch hol vermogend genoeg geweest, om de Drenkeling, wanneer zij nog niet volkomen dood was, binnen korten tijd geheel van het leeven te berooven; doch of zulks waarlijk beftaan heeft, durf ik niet bepaalen, alleen doet het mij leed, dat ik dit gebeurde niet aanftonds geweeten heb, omdat ik mij verbeelde , dat er dan anders moest gehandeld geweest zijn. Indien het onderwerp meer een Geflikte dan Drenkeling was geweest, dan had men zeker» lijk beter bezorgt moeten zijn, om de Lijderesfe  WAARNEMINGEN. iajr deresfe in een frisfche lugt te brengen: dezelve, na de natte [klederen waren uitgetrokken, geheel naakt in de open lucht geplaatst, en dan het aangezigt en het geheel lighaam geduuriglijk met koud water befpreugt, te hebben, had veel beter te pas gekoomen , dan dat men haar bij een warm vuur, en naderhand in een warm bedde heeft gebragt; en wederom wanneer onze Lijderesfe een zuivere Drenkeling had geweest, dan zoude-deze behandeling tot een volftrekt moordmiddel geflrekt hebben ; gevolgelijk, hoe hadden wij ons in dit twijfelagtig geval dan moeten gedraagen , indienwij het regt gekend hadden ?. Het fpreekt van zelfs, dat wij naar de kunst zoude gehandeld hebben, indien wij uit det bekende middelen voor de Drenkelingen en voon, de Geftikten, de zulken hadden gebruikt > welke noch aan de eene, noch aan de andere -zijde, zoo geen voordeel, ten minften geen aanmerkelijk nadeel kosten toebrengen; terwijl men intusfchen zig voornamentlijk had moeten bepaalen bij hetgeen hier het waarfchij». nelijkst was, namentlijk bij de verftikking. I Men  130 HEELKUNDIGE Men had zig voorn amen dijk (volgens mijn oordeel) moeten bepaalen bij de verftikking. Want van agtefén brengen wij ons te binnen, dat de roode en opgezette kleur in "het aangezigt, doorgaans bij de Drenkelingen bleek, de meerdere en langduuriger warmte van het geheel lighaam , dan men bij de Drenkelingen ondervind; en geen de minfte ontlasting van fehuimend water uit den mond of neusgaten; ons voornamentiijk hadden kunnen in de gedagten brengen , dat wij hier geen gewoone Drenkeling te behandelen hadden : indien wij eenigflnts hier op bedagt waren geweest, dan had het onderzoek na de ruimte van den regenbak, of er de Lijderesfe geheel in onder het water gedompelt had kunnen zijn , dan met het hoofd boven het water had geftaan; hoe ver de klederen nat waren; en hoe men haar in den regenbak gevonden had, enz.; ons zekerlijk meer en meer in ons denkbeeld kunnen bevestigen. Voornamentiijk had men deze uit het water gehaalde in de open lucht moeten houden, ten minden in een ruim vertrek daar de verfche lucht vrij en overvloedig genoeg kost inkoo- men,  WAARNEMINGEN. 131 men, en waar in dezelve vooral niet befmet wierd door de rook en warmte van een aangeftookt vuur, of door de ademen van een groot aantal menfehen, welk er dog doorgaans in zoortgelijke omstandigheden zig bijvoegd.' Men had zekerlijk de natte kleederen moeten uittrekken , en dan had men het naakte lighaam tegen de koude, inzonderheid in den winter, in een warme bonte pels, of in wolle dekens, kunnen winden, en waar in men de warmte had kunnen behouden met hulp van warme waterflesfen. Dan moest men bij aanhoudendheid het bloote aangezigt btiprengt hebben met koud water, en met een blaasbalg verfche lucht in den mond geblaazen. En wijders had men moogen in het werk ftellen de prikkeling in de neusgaten, en inzonderheid van het Strotten- en Slokdarmshoofd, met den een cf and-ren. vluggen geest; de vrij vingen; en alle prikkelingen op het verdoofde Zenuwgeftel. Wie de moeite gelieft te doen, om de fraaije en onontbeerlijke Verhandeling over de febtjnbaar geflorveneu van den Hcer-J. Voegenvan Engelen nateleezen, zal genoeg zig kunnen onderrigten van de werking der behulpmiddelen, die ik hier heb voorgemeld, een I 2  *3» HEELKUNDIGE taak te weiduitgebreid om thans ten voorwerp tc neemen. Eindelijk wat kan ik, en wat kunnen andere Kunstgenooten uit dit twijfelagtig geval leeren ?. Het kan mij en anderen voornamentiijk in gedagte brengen, dat misfehien altoos bij de verdronkenen in regen- of putwatersbakken, inzonderheid met nauwe openingen , een meer of mindere verftikking plaats heeft' offchoon de uitgang niet toegeflooten was geweest, omdat doch altoos de lucht in dezelve onzuiver is. En ook, of die fchijnbaar geltorvenen, welke gevonden worden met het aangezigt in het flijk of moeras te leggen, niet veel eerder voor geftikten zijn tc houden, dan voor verdronkenen, daar zij doch doorgaans voor worden opgegeeven. Ecti  WAARNEMINGEN. 135 Een intrekking en verftijving van de Buigers der Vingers van bij den de Handen. Een jonge Juffer uit Leijden, na eenige jaaren Kostjuffer geweest te hebben in een Kloofter in Vrankrijk, kwam bij haar Famielje te rug met krom geboogeftijve vingers van bijden de handen , welke zij in geenerlije manieren noch uitftrekken noch van den anderen kost beweegen, waar over ik 1781. 5- Meij geraadpleegd wierd. Noch ftuiptrekkingen , noch verzweering, branding, noch eenige andere uitwendige belediging aan de Flexores Digitorum, waren er voorafgegaan; men wist er geen andere reden van te geeven, dan dat die ftijfheid langzaam was veroorzaakt, na het geduurig zitten met de handen in warme Brandewijn , aangeraaden om, daar door, de winterhanden voortekoomen, waar aan deze jonge Juffer van te voren onderhevig was geweest. Ik, bevond alle de gewrigten volkomen los . I 3 es  i34 HEELKUNDIGE en beweeglijk , maar alleen de Ikxores ingekrompen en flijf, en begreep ligtelijk, dat de zarrjentrekkende en opdroogende kragt van de Brandewijn, de peesvezelen had kunnen doen samenkrimpen en verftijven, terwijl door dezelve uitwerkfels ook het gcleijvogt bevat in de Vagina undUum, ter gladde en glibberige werking der peezen, heeft kunnen verdikken en zamenflremmen : ik was waarlijk verwonderd, dat mij uit het auderfints in de Heelkunde zoo beroemd Vrankrijk een zoo lomp knoeiwerk ter hand wierd gefield; edoch aldaar zullen even zoo wel als in Holland Martelaars en Apostelen gevonden worden. De Lijderesfe en derzelver Famielje verlangden ten hoogften na verbetering, niet alleen dezer affchuwelijke gedaante van handen in een anderlints geen geringe fchoonhcid , maar ook van een voornaamer gebrek, het onvermogen van het regt gebruik der handen cn vingers, offchoon ik om de veroudering , en de lange aanhouding van de oorzaak, geen volkome, ten minften geen fchielijke genezing kon belooven. Het genezingsoogmerk was hier, om de verfïijfdè zaamge- trok-  WAARNEMINGEN. ij5 trokke peesvezelen te verzagten, teverweeken, en flapper te maaken; en het verdikt en geftremt geleijvogt in de peeskokers te verdunnen, optelofen, en vloeibaar te maaken; op, dat dan eindelijk de uitflrekkers der vingers de kragt van tegenftand der buigers zouden kunnen overwinnen. Om dat oogmerk te bereiken, liet ik 3. maaien daags de ingekrompe peezen fmeeren met een verzagtend, weekmaakend, en feepagtig fmeerfel, en na ijdere fmeering de ingekrompe peezen bewafemen met den damp van kookend water , waar in oplosfende, verdunnende, en zagt prikkelende kruiden gekookt wierden; waar door binnen 6. weeken zoo veel verandering kwam , dat men moed kreeg tot een volkome geneezing; in een jaar tijd is er zoo veel verbetering gckoomeu, dat de Lijderesfe bijna alle de vingers regt uit kost ftrekken; zij blijft bij aanhoudendheid aanwinnen, en tot nog toe mijnen raad gebruiken; zoo dat ik geenfints twijfel, of een goed einde, een volmaakte herflelling, zal hier het werk bekroonen, I 4 Fer-  *3 HEELKUNDIGE Vwonderde Zweeren aan lijden ds Onderleenen. Dat de open zweeren aan de onderfte ledemaaten, de zoogenaamde Mokbecnen, in onze Nederlanden zeer gemeen, en teffens allerlastigst zijn voor de Lijders om te dulden, en voor den Heelarts om te geneezen, is een ij der Heelmeefler genoeg bekend. Al veel worden zij gefield op den rol der ongeneeslijke gebreken, en de Lijders getroost met de verzekering dat dezelve noodzakelijk zijn voor haar gezondheid , het geen ook van zommigen waar kan zijn : wanneer er, door veroudering, een onherflelbaare plaatfelijke hoedanigheid van het geheel aangedaan deel tegenwoordig is, waar uit de duuring der zweer voortvloeid; er een kwaadfappigheid plaats heeft, waar van de natuur zig bij aanhoudendheid door de zweer ontlast; dan word die waarheid te duidelijk beweczen om dezelve tcgenrefpreeken. Edoch al veel is de ongeneesbaarheid dier zweeren toetefchrijven alleen aan een onverantwoordelijke mishandeling, aan het gebruik der  WAARNEMINGEN. 137 der vette middelen, en inzonderheid aan een florfigverband. Dit is de reden, waarom ikuitveele°Q een geval ten voorwerp zal neemen dezer Waarneming, opdat daar uit blijke mijne gewoone behandeling en derzelver gevolg. Een Vrijfter in het best van haar leeven, een Keuken Dienstmaagd, van een phlegmatiek en los geitel, had zedert 4. jaaren veel fmart geleeden aan een vlakke Zweer ter grootte van een gulden, vlak midden op de fcheen, en aan een ander ter grootte van een dubbeltje, op den buiten enkel van het ander onderbeen, uit een ontfteeking en flijmzugt, als een gevolg van de Koorts, ontftaan. Zij had in dien tusfchen tijd zig onder de bezorging vanverfchillende Genees- en Heelartfen begeeven 5 men had haar zeer gepijnigt met Corrodentia; op ijder been onder de knie al een Fontanel gezet, welke niet vrugtende, men doch wederom had laaten toeloopen; men had haar bijna doordronken met Decotla, en een ontelbaar getal purgeer pillen laaten flikken; en de Iaatfte Geneesarts, welken zij voor mij raadpleegden,meende den bot te zullen vergallen, door haar op de zweeren alleen koud water te laaten aanvoegen, en 15 ver  138 HEELKUNDIGE verder door inwendige middelen te werken. Doch wat heeft men gedaan, de Lijderesfe bleef een elendig leeven lijden, en was nauwlijks meer in ftaat om haare zaaken waarteneemen, wanneer zij i^Si. 26. Meij, mij tot hulp liet roepen. Ik bevond bijden de Zweeren redelijk zuiver , maar voorzien van harde vereelde kanten ; bij den de onderbeenen waren gezwollen, flijmzugtig, en vol met Varices ■ en ik vond aangevoegd een los en florfig verband, hoedanig mij de Lijderesfe verhaalde altoos gebruikt te zijn. Zonder dat ik de oorzaak van de duuring der Zweeren inwendig zogt, kon ik dezelve genoeg voldoenend vinden in de fpongieufe uitzetting der onderbeenen; in het verzuim van een wel fluitend verband; en in het misbruik van Corrodentia; inzonderheid in een onderwerp, welker los geftel en dagelijkfchc bezigheden , beflaande in aanhoudend ftaan voor een brandend vuur, en intusfehen zwaar te tillen, genoeg in flaat waren, om de vogten aantelokken, en naar de benedenfte deelen te doen toevloeijen. Vs.  WAARNEMINGEN. 135 Ik begreep dan, dat er boven al vereischt wierd, om een wel en gelijk fluitend verband of omzwagteling aan bijden de onderbeenen aantevoegen, opdat de uitzetting en de toevloed der vogten zouden beteugeld worden, en er in de aangedaane deelen een geregelder omloop der vogten zoude gefchieden;dat de pijn moest weggenomen worden, en de harde vereelde kanten van de Zweeren verzagt, of bezorgd worden, dat zij affchilferden. Daar is geen de minfte hoop op de goede uitwerking van inwendige geneesmiddelen in de Mokbeenen, indien de plaatfelijke hoedanigheid van het aangedaan deel, de fpongieufe uitzetting, en dus de gelegendheid ter ontfanging van vogten , tot verftopping en ftilftand van vogten, niet verbeterd word , waartoe voornamentiijk een wel gelijk fluitende omzwagteling van het geheel aangedaan deel te pas komt: de Stad van Leijden roemt nog heden op haar groote Mokbeens Geneester JufFr. van den JJoger-t, enmetregt, dewijl zij zeer veel 011gclukkigen van dat zoort heeft geneezen, waar aan van te vooren, zoo Genees- als Heelartfen, ja Hoogleeraaren, te vergeefsch haare vlijt had  «4° HEELKUNDIGE hadden befteed, onaangezien haar grootfte kunstgeheim btftond in redelijk ftijf, net, en gelijk, het lijdend deel te omzvvagtelen.(a). Men vlije zig ook niet, gelijk men bij deze Lijderesfe gedaan heeft, als of het mooglijk was, om door Fontanellen de zondigende vogten , uit den vogtflroom toevloeijende, te onderfcheppen; neen; ik laat mij nooit wijs maaken, dat de naiuur zoo goedertierend zoude zijn, om, indien zij gewoon was zig door een zweer van kwaade vogten te ontlasten , die gewoonte te verlaaten, en een ontlastplaats te ver- {» Men verbeelde zig niet, alsof ik hier, met deze rijke, en misfchien daarom ook meer gevreesde Kwakzalveres , te verheffen, aan de Kwakzalverij hulde bood ; geenHnts; men had haar even zoo wel behooren te wecren, als alle andere Kwakzalvers of Kwakzalveresfen, dewijl zij ruim zoo veel menfchen door haar onkunde bedorven heeft, als door haare nette omzwagteling bij geval geneezen: want zoo nuttig als haar omzwagteling was in zuivere plaatfelijke gebreken, even zoo verderfelijk was zi; ook, daar de ziekelijke vogten uit het lijdend lighaam behoorden ontlast te worden, het geen zij (haar kundigheid alleen bepaald zijnde bij het zwagtelen, eu bij de een of andere Prurza'f; niet wist te onderfcheiden.  WAARNEMINGEN. 141 verkiezen veel minder gefchikt tot haar oogmerk, dan de voorgaande; ik geloof veeleerder, dat die Kunstzweeren hier beter in ftaat zijn,om, door haar pijnelijkheid, de toevloed van vogten na het geheel lijdend deel, en dus tot de oude zweer, meer en meer te vermeerderen, terwijl zij zelve door den tijd ook in verouderde zweeren overgaan, insgelijks ook ongeneeslijk kunnen worden, en dus de Lijders , alsof zij niet genoeg hadden aan de eerfte zweeren, met nog nieuwe voorzien, gelijk ik met verfcheiden voorbeelden zoude kunnen bevestigen. Zoo onnut als ik de Fontanellen keur, zoo nadeelig acht ik ook de Corrodentia , en de vette zalven of balfems. Want, door de prikkeling en pijn, welke door de aanwending van bijtmiddelen ontfpruiten , word de toevloed der vogten vermeerderd, de verftopping, za. mentrékking, en verharding der kanten en grond der zweeren, veroorzaakt, inzonderheid wanneer zij aanhoudend gebruikt worden: indien men in ftaat is, om met weinig herhaalingen door bijtmiddelen een zweer te zuiveren, dan kan er nog goed van koomen; doch anderfmts heb-  14* HEELKUNDIGE hebben het de ouden beter begreepen, welke veel liever het onzuivere of ontaarde op eenmaal uitfneeden, of met het Caut&rium aciuale uitbrandden. Men moet, indien men de verouderde zweeren aan de onderfte ledemaaten tragt te geneezen, als Samaritaan handelen, namentlijk vooral bezorgt zijn om de pijn te bedaaren. En betreffende de vette middelen, dezelve ver flappen de vaten, fluiten de vogten in, en vermeerderen de rotting, waar uit de duurzaamheid der zweer genoeg is afteIijden. Dan, (ik herhaal het nog eens), het voornaarafte middel om Mokbeenen te geneezen behaat in het aanvoegen van een overal gelijk fluitende. omzwagteling van het geheel aangedaan deel, waar van nogthans de aanprijüng vrij gemaklijker is, dan de uitvoering : veeier handen, zelfs der lieelmceflers, ftaan (om dus te fpreeken) geheel verkeerd tot de aanvoeging van een zodanig verband, daar intusfchcn de omzwagteling, indien zij haar w-Uire vereisclitens ontbreekt, namentlijk wanneer zij ongelijk drukt, allernadeeligst is. Een wel aangevoegde omzwagteling is hier  WAARNEMINGEN, 143 hier het voornaamfte pijnftiliend middel; zij ontbind de verftoppingen, verzagt de verharding, fluit de lekking der vogten, cn doet de zweer eenen goeden en gcneezenden etter verfchaffen: want, omdat de verwijderde vaten vernauwd worden, en het lijdend deel in haar uitzetting beteugeld, moet de fpanning cn uittrekking der zenuwvezelen, waar aai: voornamentiijk de pijn is toetefchrijven, ver,, ren, en teffens de toevloed der vogten, en dus de lekking, ophouden; het vaatgeftel, in haar veerkragt herfteld wordende, moet op de uitgeftorte, ftilftaande, en ingepakte vogten beter werken , dezelve verdeden , en dus moeten de verftoppingen , en. hardheden opgeruimd worden; en, word de werkzaame natuur niet meer belet door de pijn, gefchied er een beter omloop der vogten door het aangedaan deel, en is het bevreid van de overtollig toevloeijende vogten, dan moet er in de zweer een witte welgebonde etter , de natuurlijke endebestegeneesbalfem, voortgebragt worden. Ik voegde op bijden de Zweeren dezer Lijderesfe aan een zwaare poreufe deeg, gemaakt uit Lap'. Calamin;, door derzelver inhoudend bitu-  1*44 HEELKUNDIGE bitumen op te losfen met de bijdoening van Olium olivarum, en fterk in een vijzel te ftampen. Wanneer de zweeren niet al te vuil zijn, dan ben ik nooit anders gewoon te gebruiken. Deze deeg, Waar van ik een Koek maak zoo groot, dat zij ver over de randen der zweer rijkt, maakt door haar zwaarte een gelijke drukking cn in den grond en op de kanten der zweer, waar door de vaten verfterkt worden en de lekking geftuit; voor zoo ver de hardheid beftaat in een inpakking van vogten, word dezelve, door de verfterking der vaten en derze'ver vermeerderde werking, opgelost, en voor zoo ver zij beftaat in een vereelding, door de drukking als 't waare van het leeven beroofd, en fchifert met laagcn af j de dunne vogten worden van onder deze deeg geduurig ontlast, terwijl het dikke, de etter, onder dezelve bewaard word, welke etter genoeg in ftaat is, om de zweer, wanneer zij niet te vuil en ontaard is, te zuiveren, omdat zij van een feepagtigen aart is, inzonderheid als men, door niet al te dikwils te verbinden , de etter tot de graad van verrotting laat koomen; en dewijl de dunne, en dus fcherpe vogten, zig geduurig kunnen ontlasten, blijkt het, dat zij in de zweer niet bi]-  WAARNEMINGEN. 145 bijten kunnen, en dat dus deze deeg pijnftillend is. Wanneer de Zweer zuiver is geworden, en de kantten zagt of afgefchilferd, dan word deor de drukking van de deeg den vetrok belet uittepuilen , de kanten naderen van den omtrek naar het midden , en indien zij niet meer naderen kunnen fluiten, door de drukking, de opene uiteindens der vaten, zij vereelden, en daar word een glad,fterk,en gelijk lidteken gemaakt, Alle deze uitwerkingen worden vermeerderd en volmaakter, wanneer men, met een dikken drukdoekaantevoegen, en gelijk boven is aangehaald met een omzwagteling van het geheel lijdend deel, het drukkend vermo* gen zoo op de zweer, als om het geheel deel, onderfteund* De Lijderesfe wierd om den anderen dagh op deze manier verbonden, en na weinig verbanden was zij reeds geheel en al "Zonder pijn j zij volbragt haar daaglijks werk, dat haar van té voren zoo lastig was, en daar zij al reeds eens met dienen was voor uitgefcheiden, met vermaak; fliep des nachts gerust, daar zij van te voren zelden andere nachten, dan flaapeloos en met zwaare pijn, dootbragt. Binnen K deo  isfi HEELKUNDIGE den tijd van 3. maanden was de eene Zweer in het een onderbeen op den enkel volmaakt geneezen, offchoon ik heb aanhouden om het geneeze been aanhoudend te blijven zwagtelen^endie op de fcheen aan het ander been was bi(na de helft kleinder geworden : de vereelde kantten waren gedeeltelijk afgefchilferd, en gedeeltelijk door oplosfing der ingepakte vogten oiuzwollen; en de zweer was volkomen zuiver,, en beloofde, gelijk de eerfte, een volmaakte genezing. Ondertusfchen wierd de Lijderesfe van tijd tot tijd gezonder, daar zij van te voren meest altoos in de Apotheek, die groote-Beurs vernielfter, inzonderheid voor Qn.yernïogenden te markt moest gaan, en geen wonder! omdat de pijn, de grootlte beulin en bederfüer der gezondheid, haar verhaten had. De pijn (herhaal ik) is de grootite beulin geweest voor haar gezondheid, en ik voeg er bij, zij is in alle ziektens, wanneer zij aanhoud , voor zodanig te houden. Hoe doch beroerd zij het geheel Systema nervofum, ja de Ziel, en dus die bewerkingen, welke van de onderlinge handelingen van ziel en lighaam ■ïfhangtn?: daar zij in het eerst geweldige be- wer-  WAARNE MI N GEN, 147 werkingen voortbrengt, daar moet haar voortdiuiring alle de bewerkingen der dierlijke huishouding afmatten, als 't waare doen kwijnen zoo, dat zij onvermogend worden ; de natuurlijke-en lcvensbewerkingen moeten, door de, wonderbaare medegevoeligheid , in de gehecle menfchelijke zamenftelling verfpreid, mededeelen in die zelve-hoedanigheid; en dus begrijpt men gemaklijk genoeg hoe uit een duurende pijn verftoppingen , kwaadfappigheid en derzelver gevolgen, ja veele zoQrten van langduurige traage ziektens QMorbi chronici), kunnen ontlpruiten : hier verder over uittebreiden, zoude te wijd buiten mijn beftek loopeu , en hetzelve is ook genoeg bekend aan die Genees- en Heelartfen, welke zig in de MenfehelijkeNatuurkunde, dê vaste grond der geheelé Geneeskunde, wel geoefend hebben. En gevolgelijk wie geneezen wil moet, niet alken • in de zweeren aan de ledemaaten, maar ook in , alle ziektens, zig meefter maaken van de pijn : daar pijn is aan te doen moet zij niet duuren, noch dikwils herhaald worden. Onaangezien , gelijk boven is gemeld, de eene Zweer fpoedig genezen was, en tot nog K a ge-  14» HEELKUNDIGE gebleeven; en de andere veel verkleind, was zij egter 1782. in Meij nog ter grootte van een kleinen bezemftuiver open, tot die grootte blijft zij, haar grond is wit, en zij geeft zeer weinig vogt uit: mogelijk is de oorzaak van het uitliel der volmaakte genezing een geringe* Curies aan het fcheenbeen, welke moet exfolieeren. Ondertusfchen de Lijderesfe is uit de ftad gaan woonen in een anderen dienst, leeft gezond, vernoegd, en bh ft dankbaar dat ik haar zoo ver gelukkig heb gemaakt ; en zij blijft aanhoudend mijn boven befchreeve deeg gebruiken, en aan zig zelve bijden haar onderbeenen omzwagtelen, het geen zij door menigvuldige herhaalingen al vrij wel geleerd heeft. Zie daar mijne manier om Mokbeenen, Kraam beenen, enz., indien mogelijk en ongevaarlijk, te genezen, en in een geval aangetoond. Ik had -een aanzienlijk getal menfehen kunnen noemen, welken ik volmaakt'op die eenvoudige wijze' genezen heb, daar zij van te voren een groote martelarh hadden doorgeffeaan. En mijne manier is niet zamengefteld, noch ik houde -dezelve, gelijk blijkt, voor een geheim, offchoon ik niet verwonderd zoude zijn , dat . veelcn  WAARNEMINGEN. 149 veelen klaagden van niet te ondervinden, het geen ik beloof: want ik herhaal het) in de omzwagteling met alle zijne verdschtens te verrigten, beftaat hier de grootfte kunst, en dezelve is vrij gemaklijker aantebeveelen, dan veeier handen er bekwaam toe zijn; het dikwils doen, inzonderheid aan zig zeiven, onder nauwkeurige oplettendheid, dat de eene flag van den zwagtel niet fterker kneld dan de andere, is alleen in ftaat, om de vereischte habitus te verkrijgen tot het aanleggen van een goed expulfiv ligatuur bij een ander. . Een vijftien jaarige verharde en ver groote Bal. 3781. 4. Junij wierd ik des avonds geroepen bij Monfr. Dirk van Es, onderNourdwaddingsveen. Ik bevond zijn Ed. zeer troosteloos, neerflagtig, en pijnelijk te beddi leggende, mij verhaalende: .„ dat hij nu omtruit „ 15. jaaren geleden, door over een hek te „ klimmen, den regter Bal eenen eenigermaate „ gevoeligen ftoot hadde toegebragt, 't geen K 3 „ hem  *$o HEELKUNDIGE „ hem ehtcr toefcheen van geen gevolg te züt„ len zijn,althans dat de gevoeligheid, door de „ aanraaking te weeg gebragt,verdweenen was 9) zonder eenig hulpmiddel; dat egter na „ 5. of 6. weeken hij bij geval ontdekt had „ den Bal grooter te zijn als voorheen, en dat, „ dezelve van tijd tot tijd grooter geworden „ zijnde, hij na ruim 2. jaaren, wanneer het „ gezwel wegens zijn grootte zeer lastigviel, „ zig had vervoegd bij zeker Heelarts te Leij„ den, welk het voor een Waterbreuk aan,. zag, en terftond het ihgeflóote watér" door „ middel van de Troicard had afgetapt, waar „ door hij zeer verligt wierd, onaangezien de „ Bal na de aftapping van het water evenwel „ zijn tegennatuurlijke hoegrootheid had blijven behouden; en dar de Balzak wederom lang„ zaam was uitgezet zoo, dat, den last hem ver?, veelende, hij zig van dezen morgen andcr„ maal bij den zeiven Heelarts had ver„ voegd, en welk als voren de aftapping in „ het werk had gefield, edoch meteen onev lukkiS §evolg' want> dat er,na 3. maaien „ de Trokard binnen gebragt te hebben, zig „ geen water , maar alleen eenige bloederige „ ftoffe ontlast had, en dat de Operatie hem » een  WAARNEMINGEN. t& „ een allerpijnelijkst gevoel Had te weeg' gehra'rr." Ik vond een Scrotum ter grootte van een vóiWche menfchen hoofd, bijna halverweg de dije ri kende, hard en allerpijnelijkst; de Lijder was onrustig, koortfig, en de-pols vol en hard, waarom ik aanftonds een ruime Aderlating verrigte, cn een CiijM trrnUïtm mfpoot, terwijl ik het geheele Scrotum met een Fotus tmollkm^ contra Inflammatiomm aanhoudend liet bevogtigen , en een Mixtara temperans & antiphlogistica inwendig gebruiken. Den volgenden morden bevond ik den Lijder minder pijnelijk, nogthans het gezwel in den zeiven toeftand, waarom ik, en omdat de pols no* vrij hard en vol was de Aderlating herhaalde; en ik liet dien dagh nog 2. Clijsmctta zenen, waar uit veel nut ontfproot, omdat het gelegendheid gaf, dat zig de pis ruimer en gemaklijker ontlaste. Voor het overige verphgte ik den Lijder totjiet onderhouden van een naar zijn toeftand gefchikte leefmanier. Dentf. dito bevond zig de Lijder veel verligt, K 4  15* HEELKUNDIGE de koorts en pijn waren merkelijk minder, en ook had hij des nagts redelijk gerust. Ik bleef dus bij dezelve geneeswijze. Edoch,omdat het gezwel zoo in grootte als hardheid in denzelven ftaat bleef, verzogt ik een confult, en men vqegde mij denHeere A.Balthazaar toe. Tot hier toe heeft mij de kundige Heelarts M. Verboom te Waddingsveen, op mijn verzoek, den inhoud dezer Waarneming toe, gezonden. 8. Junij ben ik verzogt en gekomen. Ik bevond alles zodanig als even gemelde Heelarts heeft aangemerkt. De Lijder verhaalde mij nog'„dat zijn voorneemen, toen hij naar Leij„ den was gekomen , geweest is om mij te „ raadpleegen, doch dat men hem zulks had .,-afgeraaden, omdat ik zekerlijk aanftonds te, gen hem van fnijden zoude praaten:" het geen ik verzeker, dat ik in dit geval niet zoude gedaan hebben; en het is ook altoos onkundig en roekeloos te noemen, om een Troicard intebrengen,indien men noch door het kaars, ïigt agter het Scrotum te houden, noch door een duidelijke vogtsgolving, ons van de tegen» woor-  WAARNE M INGE N. 3 wqordigheid van het water alvorens kunnen overtuigen: zoo dat deze Lijder bij een ander ontmoette, het geen hij bij mij vreesde, en niet gevonden had. Mijn medekunstgenoot kwam met mij volmaakt overeen, darmen tot nog toe bij dezelve geneeswijze , namentlijk bij, de Cura antiphlogistica moest blijven, tot geheel en al de Status inflammationis van het Scrotum geweeken was, en het geen dus den 16. dito gefchiedde. Wij waren bijden van gedagten, dat de inwendige deelen, inzonderheid de Bal, welk waarfchijnelijk met de Troieard gekwetst is geweest , veel meerder zouden ontltooken zijn, als zig .uitwendig liet zien, waarom wij vreesden voor verettering van den Bal, en indien hij waarlijk jcirrheus was voor veel nadeeliger gevolgen , het geen ons leerde een voorzigtige voorzegging te maaken. Op bovengemelden dagh waren alle de toevallen geweeken, en de Lijder in een zeer be. daarden Haat, geheel zonder pijn en koorts; zoo dat hij van dien tijd af geen inwendige geneesmiddelen heeft behoeven te gebruiken , dan zomtijds eens een Laxav.s om open lijf te houden, terwijl hij zig verder bleef houden aan K 5 . een  J54 HEELKUNDIGE een goeden leerregel. Het Scrotum was in dien tusfchen tijd eénigfints zagter en ook kleineer geworden; men kost toen duidelijk ondervinden en bewijzen , dat de uitzetting van het Scrotum niet beftond uit een vergadering vaó ' water in de Tunica vaginalis , maar uit een waare uitzetting én veigr joti. g van den Bal; en de Funis was, geheel- en al in den ftaat van de gezondheid: zoo dat in bedenking kwam, of niet ter bereiking van een volkome genezing, de Lijder geheel en al tot zijn voorgaande k-agten gekomen zijnde, de Castratio veilig had kunnen ondernomen worden, en waar in de Lijder , wanneer zulks vere'ischt was geweest, waarfchijnelijk had toegeftemd; edoch ik bevond den uitgezetten en vergrootcn Bal niet zoo knurfagtig en onbeweeglijk hard, als wel doorgaans wanneer hij fcirrheus is, waarom ik twijfelde of het gezwel niet eerder beftond uit een vergadering van vogt in de zelfftandigheid van den Bal,dan in een waare aangroei van zelfftandigheid, en ik ook teffens mijn Kunstgenoot in bedenking bragt, of men niet veilig de Refolutio kost ter toets brengen, hetgeen zijn Ed.even dan mij zeer aannemelijk voorkwam. De  WAARNEMINGEN. 155 De reden, waarom wij nog meer eenigfints dagten, dat er een ophooping van vogt plaats had, welke misfchien zoude te verdwijnen zijn, beftond, dat de Lijder de vergroting van zijn Bal had waargenoomenf, na dat de dood, door het wegneemen zijner Echtgenoote, hem zedert ruim twee jaaren beroofd had van de ontlasting van het Seinen, een reden, welke (mijns oordeels) niet onwaarfchijnelijk was, en. waarom wij aanvoegden een verdunnende, verdeelende , en prikkelende Cataplas:i,a, waar onder een groot gedeelte Sal ammoniac: gemengd was. ^ Wij bevonden, na een korten tijd, door het gebruik dezer Cataplasma, dat de Bal aanmerkelijk kleinder en teffens zagter wierd, waarom wij goedvonden om fterker Disfol' ventia en Stimulantia te gebruiken, en waar toe wij verkoozen , om, in de plaats van de Sal ammoniac:, de Squilla recens onder den. pap te mengen. Wij hebben de Squilla eerst met een kleine gift in den pap gemengt, en langzaam vermeerderd , het geen nodig is, omdat zij aoderfints bladders maakt even als een Veficatorium. Men kost dagelijks het kleinder  156 HEELKUNDIGE der en zagter worden van den Bal duidelijk befpeuren, en denn. Novemb. was de Lijder volmaakt genezen, de Bal niet alleen zoo groot als hij dezelve bij zijn eerfte. vergrooting kort na de befchreeve kneuzing ondervonden had, maar zelfs niet grooter dan zijn wedergade, en volkomen zagt. Evenwel ^eenige weken voor de genezing, en toen de Bal bijna ter grootte was, als baar de Lijder voor de eerfte maal gezien had, en als dezelve na de aftapping van het water gebleeven was, openbaarde zig aan den onderkant van het Scrotum een Abces, het geen met een klem gatje doorbrak, waar uit zig langen tijd ren aanzienlijke hoeveelheid witte welgebonde etter ontlast heeft, en het geen van zelfs, en zonder hinder voor den Lijder, onder het gebruik derzelve Cataplasma, genezen is. Eindelijk uit den befchreeven. loop van dit gebrek (dunkt mij) blijkt allerwaarfchijnelijkst, dat, voor zoo ver de zwelling verminderd is door Refolutio, zij beftaan heeft uiteen lan°-gaarne ophoping van het Semen in de iubftanflantia tubulofa Testis, en in de vergroting van den Bal na des Lijders weduwnaarfchap; en voor zoo  WAARNEMINGEN. 157 zoo ver zy veretterd is', uit een gezwel van vaster zelfftandigheid door de vorens befchreve kneuzing te weeggebragt, overgegaan ineen goedaardige ver harding, waar in nogthans de vogten zoo ingepakt waren, dat zij niet kosten opgelost worden, maar teffens met de ontaarde vaste deelen, eindelijk zijn overgegaan tot een goedaardige verettering: zoo dat de Lijder zoo van het Iaatfte als van het eerfte gebrek volmaakt genezen wierd. Verscheiden aanmerkelijke Etterboezems onder den Oxel en op de Borst. 1-81. 10. Julij wierd ik geroepen bij Monfh Adolph Hartwïk, Gerechtsbode van Zuidwaddigsveen , klaagende over een' doffe dog hevige pijn in den linker wijsvinger, en gelijktijdig over eene pijnelijke opzetting van de Glandula axillaris aan dezelve zijde. Dewijl de Lijder van eén gezond lignajams" geitel, zeer verhit, en de pols koortfig was, deed ik hem een tamelijk ruime Aderlating op den reg.  158 HEELKUNDIGE regter arm , en gaf een verkoelende cn zagt buikopenende drank ten gèbruike; en om den pijnelijken vinger legde ik een vcrzagtendeFotus. 12. dito was de pijnelijke vinger verl dunner cn zagter, en bijna herfteld;. edog de pifnelijkheid onder den oxel vermeerderde en veripreidde zig over de uitwendige bekleedfelen van voren naar de borst, het fleutelbecn, enz. met zwelling en eene tastbaare hardheid, blijvende de Lijder aanhoudend koortlig.: herhaalde Aderlaatingen, het gebruik van openende en verkoelende dranken, de uitwendig en bij herhaaling aangelegde refolveerende zeepagtige Hovingen, beletten niet, dat het gebrek tot fuppuratie overging, en dus, na eenige dagen een Cataplasma maturans gebruikt te hebben , maakte ik den 20. Julij een ruime opening onder den oxel, waar uit zig'een zeer groote hoeveelheid ettërftoffe ontlaste. Bij het volgend verband- vergrootte ik de opening naar de zijde van de borst, en er ontlastte zig andermaal veel ftoffe, en wid ik bij de 2. of 3. volgende verbanden zeer aan- mer-  WAARNEMINGEN. 15$ merkelijke Etterboezems vond, welke gewjgtige en niet min gevaarlijke Operatien zouden • vereisfchen , verzogt ik Adfiftentie , en men voegde mij den Heere A. Balthazaar toe. 1 Tot dus verre heeft mij de in de voorgaande Waarneming aangehaalde kundige Heelarts M. Verboom, insgelijks op mijn verzoek, de ftoffe der tegenwoordige ter hand gefteld. Den 5. August, ben ik voor de ee'rftemaal in confult gekomen,en heb alles eveneens bevonden als boven gemeld is. Ik bevond niets gebrekkigs aan den boven aangetekenden wijsvinger , waar door mijn denkbeeld , of misfghien een Pun&ura Teudinis of Panaritium aan denzelven de oorzaakzoude zijn van de gemelde toevallen, ten eenemaal verdween, en mij veel eerder deed vermoeden de verplaatfing van een ziekelijke ftoffe. Ik ontdekte door het provet een Fistel uit den oxel langs de Ttndo van de latisfimus dorft, fchuins nederwaarts loopendenaar den rug, ter lengte omtrent van 6. diwmen, onder de gemelde fpier , denwelken ik tot zijn uiteinde opfneed: de dikte om doortefoijden was wel ruim een duim. Wij verbonden  i6o HEELKUNDIGE den met droog plukfel, cn achtten het voor de* ze maal 'genoeg te zijn. Offchoon er voor-» waarts naar de borst allcrwaarfchijnelijkst meerder Fistels waren, vleiden wij ons, dat dezelve zouden fluiten, omdat wij vertrouwden, dat dezelve zig kosten langs de opgefneedenen, in de kagüe plaats zijnde, ontlasten. De Lijder bleef bij aanhoudendheid koortfig , daar ontlaste zig een geruime hoeveelheid vogten uit de zweer, waar door hij aanmerkelijk verzwakte, cn waarom wij onze toevlugt namen tót liet gebruik der in die gevallen allerheilzaamfte Cortex peruvianus, en vaneen wel voedenden eetregel. Den 9. dito ontdekte ik een riauwên en teffens harden Fistel, omtrent een halven duim voorwaarts" op de borst van de Ter do van de Musculüs pectoralis, onder dezelve pees heen gaande, en onder den oxel, beneden een door gemelden Heer 'M. Verboom, alvorens geopenden 'Boezem, tot omtrent in de .mlddeii van den zoo even door 'mij aangchaalden opgefneeden Boezem. Ik kon dezen' Fistel Vliet op.' fnijden zonder geheel de gemelde pees der Borstfpicr, waar onder dezelve heen liep, aftarm: - den,  W,_A ARNEMINGEÏsf. t<5i deh, waartoe ik,om de noodzaakelijke daar uit te wagten zijnde wangeftalte en de gebrekkelijke beweeging des arms, niet kon toeftenv men. Ik bragt ter toets, of ik mijn Sleuffonde tusfchen de pees en de gemeene bckleedfelen kon doorbrengen, laatende de pees agter de Sonde, en dus vervolgens de Sonde tot het uiteinde des Fistels, het geen om de holte van den oxel en de nauwte van den Fistel wel niet gemaklijk, en zeer pijnlik voor den Lijder, toeging, doch mij evenwel gelukte: zo dat ik den Fistel opfneed met geheelhouding van de pees der Borstfpier. Wij bevonden van binnen alles verhard en ontaard, en verbonden met droog plukfel en een bekwaam houdend verband. Den 17. dito bevond ik, dat de Bekleedfelen van het Borstbeen tot aan de Schouder, en tot omtrent anderhalven duim beneden het Sleutelbeen, geheel en al los waren, en dus onder haar een groote holligheid bedekt hielden, het geen ook de groote ontlasting van vogten bevestigde; waarom ik dezelve omtrent in de midden, hoe verre zig de zweer reeds uitftrekte, gelijk uit het aangehaalde genoeg blijkt, op den mgebragten vinger tot aan het Sleutelbeen met een h regt  ïfo HEELKUNDIGE regt opgaande fneede doorfneeden heb. En den 21. dito deed ik de Iaatfte en gewigtigfte Operatie: wij hadden al vroeg een Fistel ontdekt , loopende onder de Musculus pecloralh bijna midden op de zieke zijde der Borst, beginnende even boven de dwerfche rije vezelen dezer fpicr, en loopende tot verre beneden haar uiteinde;wij hadden gehoopt, dat dezelve Fistel, zig kunnende ontlasten door den geopenden Fistel in den rug, werwaards hij eene dwerfche uitgang had, zoude fluiten, doch onze hoop was te vergeefsch, de lekking vermeerderde van dagh tot dagh, en wij ontdekten Caries aan de Ribben ; waarom wij , fchoon vrij ftout , doch aangemoedigd door een Lijder vol van vertrouwen, en getroost om zijn dierbaar leeven niet dan voor den duurflen prijs opteofferen, eindelijk tot de Kunstbewerking beflooten. De Sleuffonde van boven tot beneden ingebragt zijnde, doorfneed ik met een wel flevig Mes in eene fneede bijna een dikte van ander-, halven duim, hard en ontaard; de fneede was ruim agt duimen lang, en de doorfneeden wanden, inzonderheid die naar de zijde, trokken zig zoo geweldig in, dat er waarlijk'een ver- fchrik-  WAAR N E M f N G Ë N. -i6g fchrikkelijke wonde in wijdte en uitgeftrektheid uit voortkwam : een Bloeding van aanbelanguit verfcheiden doorfneeden takken van de Vafa mammanet benam ons de gelegendheid om de opgefneeden. Fistel voor dit maal te onderzoeken ; waarom wij haastig , doch alleen met droog plukfel, verbonden, en ook daar mede alleen, en met een bekwaam drukkend verband, deBloedftorting geftuit hebben. De Lijder was zeer aangedaan, pijnelijk, ja convulftf, en niet zonder reden, waarom wij hem een rust verwekkend middel toerijkten, het geen van gewenschte uitwerking was. • Wij hadden nu, gelijk uit de befchrijving genoeg blijkt ,eene zeer groote wijduitgebreide zweer te behandelen, waar in het grootfte gedeelte van de Mus-cidm pe&oralis dwersch doorfneeden was. De holte agter de geheel gebleeve pees dezer fpier was wel zoo groot, dat er een kindervuist onder door kost. De aangetekende Caries was oppervlakkig, en is onzigbaar geéxfolieert. De Lijder was allerzwakst; waarom wij hem, behalven een voedende eetregel, dagelijks de Cortex onder de gedaante van een Conditum tot een ons lieten L 2, ge-  i64 HEELKUNDIGE gebruiken. Wij verbonden om den anderen dagh alle de opgefneeden Fistels, in den eerden tijd met een Digestif uit Melk comm: vitell: ovi Pulv: Mirrh: en Alum: ust:, verkreegen wel haast eenen goeden en alleen genoegzaamen etter; de vereeldheden en ontaarde deeien verfmolten,en de zweeren wierden zuiver, en van een goed aanzien. De Lijder wierd van tijd tot tijd fterker, en de zweeren aanmerkekjk kleinder ; doch wij moesten, om de weelderige uitgroeijingvan het fpongieusvleesch,inde plaats van het gemelde Digestif, onze toevlugt neemen tot het Alum: ust:, in welker plaats wij na eenigen tijd verkoozen het Alum: crud:, als zoo veel zagter, waar mede wij tot aan het einde der genezing, zijnde volkomen 30. Decemb. hebben aangehouden , befmeerende altoos bij het verband de randen der zweeren met verfche Boter, om daardoor het aankleeven der plukfel draaden te beletten. Van alles, het geen mijn aandagt in dit geval opwekte,was er niets hetgeen mij meer nieuwsgierig maakte, dan te ondervinden, op wac  WAARNEMINGEN. 165 wat wijze de Natuur de boven aangetekende holligheid agter de geheel gelaate pees van de Borstfpier zoude vervullen, en of de Lijder na de genezing het gebruik des arms zoude behouden. De ondervinding heeft geleerd, dat de huid boven en beneden de bloote pees, door haar verlenging, bij den anderen en over de pees is gekoomen, en te zamen gegroeit, terwijl dezelfde verlengde huid agter de pees ook vereenigd is, en dus de aangetekende holligheid heeft weggenoomen: misfchien heeft de dwerfche doorfnijding van de vezelen der Borstfpier ook eenigfints gelegendheid gegeeven, om zig naar de diepte van de holligheid eenigermaate te fchikken- Eindelijk, de Lijder geniet tot nog toe een volkome gezondheid, en geniet bijna het volkomen gebruik zijns arms: ten minften hij kan er zijn hoed mede afneemen, en zig zelfs uit en aankleeden. Wij zien hier inzonderheid wederom een nieuw bewijs bij veele anderen, dat de dwerfche affnijding der breede fpieren geenfïnts de beweeging der deelen, waar toe zij behooren , wegneemt; en dat de konst, wanneer zij wel word geoefend , al veel de L 3 dood  ®ft HEELKUNDIGE dood zijn gewisfen prooi ontrooft. Niemand - der regtaarde Konstgenooten, vertrouw ik, zal er gevonden worden, of zal greetig toeftemmen, dat, zonder de befchreeve uitvoering der konst, deze Lijder, na veel elenden,aan zijn pngemak, fchoon een mensch in het best van leeven,en nuttig voor zijn Famielje,izoude bezweeken hebben : ten minften het ftrekt mij altoos tot ongemeen vermaak, zoo menigmaal ik dezen allermoedigften, en voor onze aanbeIteeden vlijt allerdankbaarften, Lijder mag ontmoeten; en dat mijne, in het oog van onkundigen , aangewende wreedheden, met zoo veel geluk in dit en in andere gevallen bekroond ?ijn\ Ecu  WAARNEMINGEN. 167 Een vermorzeling en fcheuring van de Tibia. 1781. 16. August, was Monfr. L. Zwart tc Haferswoude bij ongeluk gevallen van een Watermoolen, wanneer ik, de Lijder te huis gebragt zijnde , bij geval door Haferswoude rijdende, door deszelfs Heelartfen W. de Bie en L. Went in confult wierd verzogt. Ik bevond een Fractuur in het linker onderbeen , gepaard met een kleine wonde , waar door zig een beenpunt bloot liet voelen en zien. De breuk was fchuinsch en in de Tibia, omtrent een duim breed afftand van agter den binnen enkel opgaande, en tot omtrent drie duimen opwaarts puntig in den rand van het Scheenbeen eindigende. Mij dagt, dat ik losfe beenftukken voelde , waarom ik bovengemelde Heelartfen, (mij de tijd ontbreekende om mij langer optehouden) , verzogt van de wonde ruim te verwijderen ; te verbinden niet een Boekverband; het zieke deel te plaatfen in een L 4 Bed«  168 HEELKUNDIGE Beddekusfen ; zonder een geweldige uitrekking te doen , dewijl er geen aanmerkelijke verplaatfing plaats had; het zieke deel aanhoudend vogtig te houden met het gewoone Qxijcraat • den Lijder, om de Inflammatio en verdere toevallen voortekoomen, een ruime Vcnce Sectio te doen ; en wijders om met nauwkeurigheid hun te houden aan de Cura (tntiphlogistica; het geen ik den dagh daar na, den Lijder bezoekende, ondervond alles in Beht genoomen te zijn, i De Lijder had nog aan het hoofd en op de borst uit oorzaak van de val zwaare kneuzingen verkreegen, was zeer verfchrikt, een fterk en bloedrijk man, waarom, en om de aanhoudende Koorts,wij de Aderlating in de perfte week tot agt maaien herhaald hebben. Tot 24, dito is het zieke deel bevreid ge*bjeeven van pijn, ontfteeking of aanmerkelijke zwelling, zoo dat wij gegronde hoop hadden , dat het met de Fra&uur eenvoudig en £eer wel zoude ailoopen; edoch dien zeiven dagh begost het Onderheen zeer onverwagt te zwellen, wierd het allerpijnelijkst, aangegrQepen. met een gwaare ontfteeking, en een der  WAARNEMINGEN. ïfy der genoemde Heelartfen had door het inbrengen van het provet ontdekt, dat hetOnderbeett wel bijna voor de helft van zijn lengte hol was, en teffens ondervonden, dat de vergroote wonde, in de plaats van goede Pus, gelijk eertijds, een dunne Hinkende Sanies ontlaste; waarom men mij op nieuw in confult liet verzoeken. Zelfs ondervonden hebbende het geen men mij verzekerde, hebben wij al wat hol was geopend: men ontmoette een geruime hoeveelheid van iiitgeflort en verrot bloed, overal in de tusfchenruimtens der fpieren verfpreid; bijna de halve lengte van de Tibia bevond men ontbloot van Periostium; men ontlaste verfcheide losfe Beenftukjes; en, behalven de boven aangehaalde fchuinfche breuk in de Tibia, ontdekte zig in dezelve een Fisfura omtrent ter lengte van een halven fpan, boven cn beneden de Fracluur doorgaande, en zoo wijd, dat zij toegang verfchafte aan den top van denkleinen vinger, üe Fibula was onbefchadigd, het geen in dit zwaar geval tot geen gering voordeel verftrekte: want men begrijpt ligtelijk, dat hier vooral geen ftijve omwindingen of een geforE 5 feer-  170 HËELKÜNDIGE feerde geftalte te pas kwamen, en dat er dus, •wanneer de geheele Fibula tot geen vermogende fpalk had gelrrekt, niet dan een hooggaande wangeitak.:, offchoon anderfints de genezing nog zoo welgelukte, te verwagten was. Na de volbragte Operatie, en de uitwasfing der wonde met-lauwe Franfche Wijn, hebben wij voor de eerfte maal de wonde verbonden met droog zagt plukfel, en alleenlijk met een zagte opvulling, verders aanvoegende een los Boekverband, cn het zieke deel plaatfende als voofen in een Beddekusfen. Wij lieten dit verband twee dagen aangevoegd, laatende het intusfchen met het gewoone Oxijcraat bij aanhoadendheid vogtig houden. Bij zoortgelijke Beenver'morzelingen moet nimmer een (lijve opvulling der wonde gefchieden, zelfs niet offchoon eenige hevige bloeding zulks fcheen te vercisfchen : alwaar een geweldige bloeding tegenwoordig is, daar moet men dezelve door de binding van het bloedend vat fluiten , het geen ik in zoortgelijke gevallen meer dan eens genoodzaakt geweest ben om tc ver-  WAARNEMINGEN. i?l verrigten. Indien men om de zwelling, pijn, zwaare ontfteking, en gedreigde verllikking, de deelen door opfnijding ontfpant, dan kan men gemaklijk begrijpen, dat men, dooreen ftijve opvulling, voor de eene oorzaak?, welke men wegneemt, eene nieuwe zoude in de plaats ftellen. Het uitfiepelend bloed bij zodanige Operatien , het geen al veel de ongeoefende doet beeven, is zelfs allervoordeeiigst, en houd van zelfs op, zonder dat het een ftijf verband vcreischt. Den 2.7. dito het verband afgenomen zijnde , had de zweer gantsch geen voordeelig aanzien : zij was rottende, en ontlastte een groote hoeveelheid bedorven etter, onaangezien de zwelling, pijn en ontfteeking, aanmerkelijk verminderd waren. Men befloot om daaglijks te verbinden alleen met de zweer vol teftrooijen met Alum: ust:, en zagtelijk optevullen met droog plukfel. De Lijder was door de boven aangehaalde Aderlatingen, Pijn,Koortfen, en de geleeden zwaare Schrik zeer verzwakt, en wierd nog daaglijks aangegrepen met een afgaande , fchoon genoeg zwaare Koorts; waarom, en om de befchree- ve  %7t HEELKUNDI G "E ve hoedanigheid der zweer, wij onze toevlugt namen tot de Cortex peruv:. Langs deze manier wierd de Lijder wel haast fterker, de Koorts verliet hem, en de zweer begost van dagh tot dagh minder vogt en beter etter voorttebrengen. Er ontlaste zig van tijd tot tijd eenige kleine beenfehilfertjes. En offchoon de genezing wel ruim een jaar geduurd heeft, geraakte de Lijder binnen de drie maanden reeds op de been, wierd wel ras maar om de twee of drie dagen op de boven befchreeve wijze met het Alum: ust: cn droog plukfel verbonden, en eindelijk volkomen, zonder eenige merkbaare wangeftalte of verhindering ïn den gang, herfteld. Meti  WAARNEMINGEN. m Een zeer bijzondere Fraduur aan de Tibia. 1782. 19. Ocïober verzogt mij de Chirurgijn J. Schippers te Soeterwoude , hem te willen behulpzaam zijn bij een zwaare gecomponeerde Fractuur in het onderbeen. Met den Heelarts ter genoemde plaats en bij den Lijder gekoomen zijnde, vond ik een jongeling van omtrent 14 jaaren, welk zijn onderbeen op een hooggaande wijze beledigd was, door het kneuzend en wringend geweld van een zwaaren bint, welke hem , een Timmermans leerling zijnde, bij ongeluk op het Onderbeen was gevallen. Ik bevond een gefcheurde wonde met een los neerhangende lap, ter lengte van 6 duimen, van den buiten enkel uitgeftrekt naar de kuit; en omtrent twee duimen boven den binnen enkel het zig insgelijks een dwerfche wonde zien, en als 't waare een ongelijk uitfteekend beenfluk van de gebrooke Tibia door het gezigt en gevoel ontdekken. Het Onderbeen  m HEELKUNDIGE been had eene tegennatuurïyke geftalte , namentlijk binnenwaarts doorgcboogen; het was zeer gezwollen , ontftooken en pijnelijk , zoo dat 'er niet veel aan te morrelen was, indien men hier goed werk van tragte te maaken. Dé Lijder dan behoorlijk geplaatst-zijnde, decden wij eenige pogingen, of men door eene ligte uitrekking de wangellaltc kost verbeeteren, het geen onmogelijk fcheen,-en ons niet minder verwondering baarde; dewijl wij duidelijk de dwerfche breuk in het i'cheenbeen, door de aangetekende wonde bloot kostten zien en voelen, en wij ook teffens'uit de natuurlijke lengte van het deel, en door het gezigt en gevoel der bloote Fra&uur, volkomen overtuigd waren, dat-hier niet de verre over den anderen fchieting van de gebrooken Beèneindens de oorzaak was van de moeijelljkheid ter herplaatfin g, het geen anderfints al dikwerf voorvalt. Wij troostten ons om aftcwagten wat wij zouden vinden, wanneer de bijverzeldc zwelling geweeken was, welke tot hier toe ons belette een nauwkeuriger onderzoek te doen. Dc wonden wierden verbonden met zagt plukfel, bevogtigt m Franfche Wijn; wijders het geheel  WAARN E VM INGE N. i7g heel onderbeen met een los' verband overdekt, en ih een Beddekusfen geplaatst ; het verband wierd aanhoudend met Franfche Wijn vogtig gehouden, en dagelijks vernieuwd; de Lijder is in de eerfle 8. dagen 4. maaien Ader gelaaten, en wijders onderfchikt aan de Cura antiphlogistica; door welke behandeling binnen vier weeken genoegzaam alle zwelling geweeken was, en er geen toevallen van eenig belang zig geopenbaard hebben. Naar maate de zwelling meer en meer begost te wijken, was men meer en meer bezorgt omde aangetekende wangeftalte te verbeteren y doch alle onze betragtingen zijn te vergeefs geweest, en geen wonder: toen de zwelling zoo ver geweeken was, dat men de Tibia inzijn uitgeftrektheid behoorlijk kost beiasten, bevond men dat dezelve niet geheel doorgebroken was , maar door de perfende kragt van de zwaare bint geboogen, en in de gemaakte bogt voor een gedeelte dwersch, gefcheurd, op dezelve wijze even als een taij eiken hout dikwerf laat ondervinden , wan-, neer men het op de knie tragt doortebuigen en aftebreeken. Offchoon men de dwerfehe fcheur  t76 HEELKUNDIGE fcheur duidelijk kost zien en voelen , ja met een provet tot in het Merghol inkoomen, kost men den rand van de Tibia van onderen tot boven geheel ongefehonde voelen, en ons en een ijder klaar van den aart dezer Beenbreuk overtuigen : het Scheenbeen was binnen en agterwaarts hoekig geboogen ; de fcheur van de binnen cn agterkant; en het Kuitbeen was ongefchonden. Onaangezien, na de vermindering der zwelling den aart van de Fra&uur duidelijk genoeg bleek, had men egter gegronde reden om dezelve niet al te veel te vertrouwen : daar een zodanig geweld op het fcheenbeen was gebeurt, dat het, nog week zijnde, had kunnen doorbuigen, cn voor een gedeelte fcheuren, daar vreesde men niet te onregt, dat 'er ook, door hetzelve geweld, misfehien fcheuren naar de lengte van het been, of inwendig afiplinteringen, als mede kneuzing en Vericheuring vaar het Mergvlies , enz. zouden kunn i1 veroorzaakt zijn; waarom er bijzdnderlij v-creischt wierd, dat d= wende bij d c Been* fcheur wierd opgehouden, en-ten welkenendeik dezelve reeds benedenwaarts tot over dè» bitt-  WAARNEMINGEN. 177 binnen Enkel, tot zoo ver de Bekleedfelen onder de verettering los geraakt waren, verwijdert hebbe. Na de zwelling en ontfteeking geheel en al geweeken waren, hebben wij dé overgebleeve zweeren langs de gewoone manier om den anderen dagh verbonden, en gebruik gemaakt van een redelijk houdend Slingerverband. De Lijder was door degrdaane Aderlaatingen en de Cura anciphlogistica zeer verzwakt en vrij koortfig', Waarom wij hem met zeer goed gevolg eèrfigén tijd na den anderen een Deco&: Cort'cis hebben laaten gebruiken. De aangetekende wonden zijn gemaklijk genoeg en met weinig omflagj geneezen. En maar een vifite in het jaar 1783. heb ik gedaan, namentlijk 3. of 4. Jann. wanneer de Lijder al redelijk wei ter gang was, en ik hem aan de zorge van den Heelarts J. Schippers alleen , en zonder de minfte vrees voor toevallen overgaf: het Been is binnen korten tijd volmaakt herfteltgeweest; •de dwerfche Beenfcheur is zonder affchilfering met de Vleeschwonde zamengegroeit; en de aangemerkte bogt in het Scheenbeen, cn dus de wangeftalte, veel verbeterd. M Dit  HEELKUNDIGE Dit geval is zekerlijk allervolmaakst afgeïoopen, offchoon, indien hier Spalken- of andere Styfdrukkende verbanden , hadden aangevoegd geweest, hoedanig dog veeltijds de gewoone pracrijk is, gewis,zoo niet het leeven, ten minsten het verlies van het been, het <*e* volg had geweeft. Dat men dan niet de Dorp Heelarts blijft befchuldigen, alsof hij, met alleen het Been los te omwinden in een doek vogtig gemaakt in franfche wijn, zonder hetzelve gezet en gefpalkt te hebben, den Lijder verzuimt had; noch des Lijders vader blijft voorgeeven, als of hjj de genezing van een ligt ongemak van zijn Zoon te grof betaald •had, 4fi  WAARNEMINGEN. 179 Afbeelding van een bedorve Stuk been van het Os Femoris by een Meisje van 14. of is- jaaren in zijn natuurlijke hoegrootheid. In mijn eerfte verzameling van heelkundige waarnemingen, heb ik een voorbeeld, en aftekening , gegeeven van een bedorve ftuk been uit het Os humeri, bij een Kind van een half jaar, waar in het merghol volkomen was, en dus het beenftuk zijn omtrek had behouden. Zie hier een zoortgelijk bedorve beenftuk, insgelijks in zijn waare hoegrootheid,uit het bovenfte van het Os Femoris ,bij een Meisje van 14. of 15. jaaren. Het is ontlast uit een Verzweering aan de dije, en de Lijderesfe heeft nimmer van de been geweest, is volmaakt geneezen, zonder de minfte verkorting van het aangegreepen deel, of de minfte hinder in den gang. Fig. 1. en Fig. 1. vertoonen te zaamen den geheelen omtrek van het ftuk been, het merghol omfchrijvcnde; de 1. Fig. verbeeld de buiten oppervlakte van de eeM 2 ne  *8o HEELKUNDIGE «Sr. nc zijde, en de 2. Fig. de buiten oppervlakte van de andere zijde, te zien. De behandeling cn de geneezingderLijderesfeis gefchied, over weinig jaaren, door wijlen den Heere C. van KerkHEM",'ïn zijn leeven geacht Genees-en Heelarts te Noord wijk, cn ik heb ook de eer gehad, om verfcheiden maaien, onder de behandeling', de Lijderesfe te moogen zien. Het doed mij leed, dat ik van dit aanmerkelijk geval geen volleedige befchrijving aan de liefhebbers kan mededeelen ; men heeft in de nagehatc Schriften van mijn bovengenoemden vriend 'er geen de minfte aantekeningen van knnnen vinden; anderfmts- zoude Mejuff. deszelfs geachte Weduwe mij dezelve zoo gaarne bezorgt hebben, als haar Ed. goedwillig is geweest van mij de Aftekening van het ftuk been ter hand te fielten. Ondcrtusfchen men heeft hier wederom een nieuw bewijs bij veele anderen , hoe vermogend en volmaakt dikwils de natuur de allermoeijelijkfte gebrekén geneest, indien zijniet, door haar handlangers, de Genees- of Heelmeesters, gehindert word: hier heeft zij wederom een Fractuur gemaakt, zoo haast geneezen als volkomen, en hier behoud zij de lengte van het Dijebeen, onaangezien het 'er een aan. merkelijk gedeelte van vcrlooren heeft. Bij  Bij den Drukker dezes word mede uitgegeven: Honderd vier-en zeventig Bijbelfclie. Figuuren, bij Ottens', om in Quarto Bijbels te voegen. f6: - : . Hgndius, over de Optica en Perfpeétiven. i : 16: . Greenheil, over Ëzechiel, 4 deelen, in 410. 18: - : . Rambach en Zehner , Zamenftel der Ontfchuldig. 1:16: . van den Fondel, Tooneei des'Menfchelyke Levens, met 70 Icopcre plaaten , in 4to. 1:16: . Klaarbout, Mofes aloude Schaduwleer, met 6fraaijeplaaten van S. Fokke , in 410. 4: - : . Struijk, Inleiding tot de Algem. Geographie en Stemkunde, met plaaten, in 41b. 4:"15: . "■" Vervolg van de Befchrijving der Staartfterreu, met •plaaten, in 410. 3:15: . •■ ' Uitrekenen der Kanfcn, in 4W. 2: - : . J. C. Baun, de Mesfias Israëls Koning, of Proeve over het Koningrijk van Chriftus, in 8vo. i : 16: . Lelienthal, Leerredenen over de Oudvaderen en Geloofshelden der Heilige Schrift, 4 deelen. 4-'io:'. Rambaclfs Overdenkingen. m6i Lutherus, Kleine Schriften, 6 deelen, compl. 1 Leven van J. C. en Zijne Apoftelen. -: 11: . Godgeleerde, Rechtsgeleerde, Natuurkundige, Filofoophifche, Hiftorifclie en Aardrijkskundige Vermaakelijkheden &c., 9 deelen, met plaaten en kaarten. 25.- , : Lasfeniusy Bijbelfch Wierook. i:i Schuiert, over den Dood des Menfchen. ƒ i: 5. , — ■ —-— de Cpfrandinge. -:ió: . over het Iaatfte Oordeel. 1*15; . over de Roeping. 1: ió": . Boom, de Waarheid en Godlykheid van het Euangeliums 1:16: . Geographisch en Bijbelsch Woordenboek. 2: 8 : . A. Baltbazaar, Taihologia of Ziektekunde, 2 d. 3:12: . . —— Heelkundige Waai neemingen, 2 d. 2:16: . *" - over de voornaamne Gedrochten. -: 6: . De Artz der Moeders ' ■ :i6: . j. C. A. Theden, Genees- en Heelkundig Onderwijs voor Land en Zee-Chirurgijns, vervattende een kort Begrip der Ontleed- Gezondheid- Ziekte. Genees- en Heelkunde , nevens de nieuwite en zekerïle Genees- en Heelmiddelen .- uit jiet koógdnitsch vertaald door A. Schrage. 1:16: A. Schrage, Genees-en. Heelkunde. .:i6: ■ Geneeskundig Zakboekje. -:i6: Bemicvocli, Heelkundigè Waarneemingen. »:i8: ' ¥ eereboom, over de Mélkwording. -. ,5; Boerhaven, Geneeskundige onderwijzing. 2:10* Lèdran, Verhandel, over de gefchootene Wouden -: 16: A. Titjirig:, over de Kqortfen. -:i8: Sein Jer, over de Ziektens der Schaapcn. -: 11 • Patfefon, Natuurkundige Aanmerkingen over de voorttee- ring der Dieren en Gewasfen. -; 18 ■ Qutium, over de Huishouding der Bci;en. -; 12: RcaumufKonst om tamme Vogelen uit te broei ien en di« verfche vcrmaaklijkbeden van de Natuurlijke Hiftorie, met 25 plaaten, 2 deelen. 2:10:  < m > ïVhrsma, Schatkamer der Kooplieden; met een Aanhangzel door L, rail Ollefen. /--iS- . P. Sdzerac, Beginzelen der Franfche Spraakk. ■: 6: . ' ' " Principes des Geographie, tweede druk, met 5 nieuwe kaarten. -: u : Lauterbach, Kort Begrip der Burgerlijke Souwkonst,met 3 koopere plaaten. 2. g . Zacharias, Bezegelingen over de vier Getijden van den Dag, met plaaten. i: 8 : . Vlaming, Arkadia van Sannezarius, met plaaten ï : 16: '. Fokke, Opening van Apollo's Tempel. - : 4- . dito groot papier. . . g _ ran Duiken, 't Gereinigd Harte, met plaatjes - ': \%l \ de Marquis cPArgens, Joodfche Brieven- Zï£t\ L. Bruijn , Bijbeifche Mcngelpoezij, met plaaten en het Portrait van den Schrijver. 2: io: . ' Het Leve" van den Apoftel Paulus. 1:4:. Muz,kaale Uitfpannin *en, onder de Zinfpreuk, Lezèle eft la nonrrice des Arts. 1 • 5 • L. van Ollefen, Bibliotheek der Kinderen, sdeelen, mei plaaten. 3: 4: . - r Uitmuntende Verzameling van Fabelen en Vertellingen, met 13 plaatjes. ' .12: . — Hoogtijds Gedichtj. voor Kinder. - 3 : . ~ Mevrouw Bentinck of de Batav. Moeder, met een fraaije plaat. ' -■(>• > ■ — Verkorte Befchrijving van Amfleüam, ge. föhikt voor de Opvoeding der Jeugd , met fraaije plaa i:8«* Het zelfde Werk ten gebruike der Schooien. -: 6: '. Cunaus, Republiek der Hebreen , 4dedeel. 1:4:. Manlijk Morgenombijt en Jufferlijk Theegerecht,ofVerza- me-  < «* > meling van de meikwaarulgiïe'Lotgevallen en Gebeurte. nisfen dei' Mentenen', 4 deelen. ƒ2:10; . J. Kok, Amfteldamfche Jaarboeken , 3 deelen , met:plaaten; dit uitmuntend werk, bevat alle de gebeurtenisfen , zo geringere als voornaame, b nnen Arnfreldam of deszelfs rechtsgebied voorgevallen: van het eerfte begin der flad af tot op den tegenwoordigen tijd toe: een volledig en onpartijdig verhaal van de Jaaren 1747 en 1748 doet dit werk boven alle anderen van dien aart in verdienden toenemen, ook worden de tegenwoordige tijdsomftandigheden daarin met alle onzijdigheid verhandeld, en dus zo als dezelven .misfchieu nog door niemand verhandeld zijn. 8:10: . De Batavifchê Romein, behelzende de voornaamfte Heldenüaaden zo us. t«mri als ter Zee, beginnende met den Jaare 1492 en eindigende met 1662. 1 :10: Beekman, Befchrijv. van Asperen, met plaaten. 1: <5: . Fielding, Jofeph Andriesfen, 2 deelen, met pl. 1 :16: . Jonathan Wild. t. De Soldaat van Fortuin, 2 deelen. i:\6- 't Weeskind van Normandijen, 2 deelen. - : 3 8 • . Levensgevallen van de Hertogin G *», - -.16 : . Duizend en één quartier uurs Tartaarfche Vertellingen, 2 deeien , met plsaten. i: i<£: De Vermaakbjke en Koddige Levensgevallen van den Graave van F., 4 deelen, met plaaten. 3: - : Het Leven van Joost van den Vondel, tweede Druk. H 18: . Svsmat Gronden der Natuurkunde.' t:i6: .