Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3287 5659  D E APOTHEEK. i n V R A A G E N e n ANTWOO RDEN, voor EERSTBEGINNENDE. te l e t d e n, ByLHERDINGH, MDCCLXXXir»   LEZERS! ^tet hier een handboek , het geen my dagt, dat in ons Vaderland nog ontbrak', een der oorzaken., die my tot het faam/lel-, lenvanditflukje aanleiding gaven, wasten diergelykfiukje, in het Hoogduitsch, dragende den naam van Apotheker-Catechismus , dienende tot een Kurzer chymifcher wegweizer; het was ook kort, en alleen tot de chemie bepaald; van de metaalen worden 'er alleen twee, en al tekort, behandeld; in één woord, weinig meer dan het vierde gedeelte der Chemifche bereidingen, die ik hier aan de hand geve, worden daar in flegts verhandeld. Zeer gemakkelyk had ik 'er vry wat meer kunnen byvoegen, doch, ah minder noodzakelyk, liet ik dit achterwege, om dus hetjiukje niet te hoog in prys te doen ftr  fiygen; de fouten , die 'er onverhoeds ingeflopen zyn, en volftrekt dienen veranderd te worden , zal men achter V Register veranderd zien', de overige verfchoone de Lezer, wien ik hoope dat dit geringe ten nutte zal ftrekken, enwenfche, dat hy altoos welvaar e. M. NlEUWENHUY^EN. Med. Stud. D E  APOTHEEK. Vrage word ër vereischt in zulk eert, die de Artzejujmsng -kunst Leeren zal? Antw. Hy moetyverig, oplettend, envoorfcigtig zyn, niets ondernemen dat boven zyn vermogen is, niet te veel op zich zeiven betrou. Wen , genoegzaeme kundigheid bezitten van de Scbryfkunst en Latynfche taele en beleefd en bereidwillig in alles zyn, wat tot zyn beroep behoort. V. Wat moet een Apotheker bezitten en in acht nemen, wil hy met recht een Apotheker genaemd zyn? A. Voor eerst moet hy een wel ingerichte t Winkel hebben, behoorlyk verzorgd van vaten , potten , en gereedfchappen , voorzien met goede frisfche ingrediënten, fchoon befchreven door Farvaques in zyn Medicin» Pharmaceutics het IV Boek. V. Wat nog meer? A. Hy moet eene naauwkeurige kennis hebben van alle de drie takken, waar uit de Artzenijmeng-kunst beitaat^ A y.  ( 3 ) V. Drie takken zegt gy, ik verzoeke dat gf my daar van onderricht ? A. Zeer gaarn : deeze zyn i. de kennis der Materia medica of der Enkelvouwige drogery8n. de Chemia of fcheikunst en 3 de Chemia of ars-Galenica of eigenlyk gezegde Artzenymengkunst. V. Indien gy wildet, zoude ik gaerne van ieder deezer iets in het byzonder weten; dan zoude ik beproeven of ik in die kunst, welke gy meer dan eens zoo hoog tegen my gedoemd hebt, ook fmaak zou kunnen krygen ? A. Indien gy fmaak hebt om uwe natuurgegenoten, en Elendigen te helpen redden, dan hebt gy ook fmaak in deeze kunst. Zy brengt er veel toe. Hoe jammer is het dat en de onderwyzing der Leerlingen en de onkunde en inhaligheid van veelen der reeds geflabileerde Apothekers zoo groot zyn, dat wy helaas den Engelfen, en inzonderheid den Duitfchers zo verre achteruitzyn : V. Maar my dunkt ook wanneer ik de faamgeftelde Apotheken hier te Lande naazie, dat zy verbaast groot en uit dien hoovdemoeijelyk zyn. A. Te recht,zy zyn veel te omflachtig; zy vloeijen over van onnutte, overtollige of gevaarlyke middelen jammer inderdaad, dat een «titel, waar by duizenden hier te Lande zoo veel  C 3 ) veel belang hebben, zoo jammerlyk wordê veronachtzaamd: indien gy lust mogt krygen om eenvouwiger famenfteilen te zien, neem dan de Britjche apotheek maar inzonderheid de Zweedfcke , en wel den tweden druk, deeze laafte is buiten twyfel de beste van allen die er zyn. Doch flappen wy hier van af. Wat aanbelangt de Materia Medica hier van zal ik u eenige regelen voorfchryven, die men weten en in acht nemen moet Vooreerts moet men onderzoeken of verval fing ook de hand in de drogeryen gehad hebbe. V. En hoe weet men dit ? A, Van alles wat hier te Lande gekweekt wordt, kan men zeker overtuigd worden; maar van fommige van buitenaan komende middelen weet men het zoo zeker niet, dan door proeven. V. En welke zyn deeze ? A. Deeze zal ik u opgeven; maar eerst dien ik u te zeggen uit welke middelen de Materia Medica is faamgefteld. Dezelve beftaat uit delfftoften, metaalen, aardens, zouten uit het zogenaamde Regnum Fosfils of delfftoffelyk ryk : üit het planten ryk of Regnum Fegeta'oiie heeft men wortels houten , basten, bladen, A a iknop-  ( 4 ) knoppen, bloemen, vrugten, gommen, balfems, harfen, gomhars, verdikte en vloeibaare vogten, zouten ©Hen 't zy uitgeperste, 't zy effentieele of wezendlyke. Het Regnum Animale of dieren ryk Ieevert 2eer weinig op of liever uit het zelve heeft men zeer weinig nodig. Spaanfche vliegen, pisfebedden, hartshoorn, muscus, castoreum cochinella en reuzel en zoo gy wilt Spermaciti, fchoon het laatfte zou kunnen gemist worden. V. Nemen wy dan met de metaalen eenen aanvang A. Neen : ik zal u alleen nog zeggen, wat men in de bewaring van deeze hebbe in acht te nemen. Gommen, die eenen vluggen reuk hebben , alle vlugge wortels , kruiden &c. moeten 't zy in wel gefloten blikken , bosfen of vlesfen, het andere moet op eene drooge plaats wel bewaard, en zuiver gehouden worden van het ongedierte: kruiden, bloemtop, pen en bloemen moeten in de zon of by eeit zeer zagt vuur gedroogt worden, bet eerfte echter is beter, de wortels fpruiten, basten en bouten moeten in de lente de bladen voor het bloeij'en der plant.de bloemen in den fchoonftenftaat.de ftelen voor de ontwikkeling der Waden, de vrugten inden volkomenftenHaat, - ■ de  ( 5 ) beste dus is die niet nattig-week, maar redelyk ftevig is, zwart, zuur, met zeer weimg draden, pitten en peulen, weike laatfte, gebruikt wordende, 'er zoo veel doenlyk moeten worden uitgezogt. Men vervaardigt 'et wel Pulpa merg van, waarvan ftraks nader. (*; Zingiber, Gember wortels van de plant door Linn*us Amomum zingiber genaamd, groeijende in Aziën, wordt gedroogt en gekonfyt ons toegezonden, men heeft witte en gemeene, de laatfte bezit de buitenfte graauwe bast waarvan de eerfte gezuiverd is, de fmaak is fpeceryachtig , na peper zwemende, fcherp heet, bitterachtig. Zie daar het hoofdzakelyke, het geen ik u aangaande de kennis der Drogerijen te zeggen had: V. Zyn 'er niet meer, my dunkt dat 'ernos zeer veele zyn. A, Te recht, doch deeze zyn of onnodig of al te wel bekend , ik geeve u alleen het volftrekt nodige, de Agaricus zoude ik 'er zelfs hebben kunnen uitlaten, had ik het niet gedaan  C 19 ) daan öm u meer dan eene proeve van fcherp purgeerende (draftica) middelen aan de hand te ceven; een ryper geneeswyze verwerpt zulke hevige en gevaarlyke middelen: V. Dan kan ik by deeze berusten? A. Geenfints gy moet u de geheele Materitt medica zoo veel mogelyk eigen maaken en vooral de inlandfche : de plantgewasfen die uw vaderland u opleveren , moet gy leeren kennen. V. En hoe doe ik zulks 't best ? A. Verzamel dezelve ( droog ze en bewaar ze in een nette orde, naa het een of ander kruidkundig ftelzel, of volgens de krachten, die zy bezitten, in rangen gefchikt. V. Hoe gaa ik 't best daar in te werk ? A. Neem by voorbeeld eene plant in zyn volmaakten, dat is in zyn bloeijenden ftaat, leg hem op een vel papier, zo hy niet te groot is met wortel en al, is de wortel en fteel te dik, fnyt hem half door; zet op ieder blad een ftukje lood; het geen gy in gevormde klei een rond of langwerpig figuur geven kunt, zoo als gy goedvindt, doch zy moeten niet te zwaar zyn , de bloem moet gy net uit* fpreiden en op dezelve een ftukje papier leggen, zettende rondom dit ftukje papier eenig lood, zoo dat de bloem in den door u gegeB 2 ven  ven ftaat gehouden wordt , zonder dat het lood de bloem zelve drukke : laat het in dien ftaat een of twee dagen liggen, neem dan de loodjes van de plant en het papiertje der bloem, dog laat het papiertje liggen. Leg dan een ander papier op de geheele plant, en leg op dit laatfte een boek, plank of foortgelyke, doch niet te zwaar, op deeze wyze zal het zeer wel drogen ; droog zynde leg het op een ander wit vel en plak het hier en daar vast metvischlym:eenige leggen het in een boek; doch dit raade ik u niet. V. En hoe zulks? A. Hecht het liever op losfe vellen, dan kunt gy altoos andere daar tusfchen in voegen en bewaare uwe verzameling in een omflag of eene vierkante papieren doos. V. Maar foms zyn de planten waterachtig of dik bladig. A. Ja zeker, dit heeft plaats in de Taraxacum, paarde bloemen: zulke planten moet men in de heete zon leggen,een uur of drie lang en daarna met veel geduldt op wit papier uitfpreiden. V. Maar dikke bladen, gelyk van gindfcbe Tongaloë, deeze kan men immers niet drogen ? A. Waarom niet? deeze moeten doorge- fne-  ( M ) fnedenhet merg daaruit gehaalden de opperhuid alleen gedroogd worden. • V. En kan ik door dit middel alles kennen ? A. Neen zeker, gy dient ook daar buiten eene verzameling van droogeryen te maken , op dat gy hier door de uiterlyke gedaante, reuk en krachten kennen leert. V. Dan bezit ieder een byzondere kracht? A. Ja zeker, ik zal u de voornaamfte opnoemen , en dezelve met befchrevene of aan ieder bekende, drogeryen ophelderen. De algemeenfte verdeling is, in Extema remedia uitwendige en interna inwendige middelen. Wyders heeft men Heroïca of heevige middelen , die men niet dan in de boogfte noodzakelykheid en met de grootfte voorzorge aanwendt ; als venena vergiften &c. Specifica die op eene , ons onbekende wyze werken , gelyk veele vergiften , de k wyl verwekkende kracht des kwikzilvers, het vermogen der fpaanfche vliegen op de pisblaas, de koortsdryvende kracht der kina enz. Wyders heeft men krachten , volgens de werking deigeneesmiddelen als: jjiuutUrttia riJilvènti* aCafoeüda cicuta , azyn ( verdry vende ) ( ombjii- &c. dende) AbUngiotU Ga!, royrrheLignum gut- Atviesnde. i"iim, inwend.geb. ;xc. B 3 3-  ( 22 ) 3. Irrttantia ruhefacimtia ve/tcantia £)■ cauftica. prikkelende, roodmakende , blaartrekkende enbytende. 4. Nutritntia tmcllitntia Juppuratitnem praatTi ntia Voedende, verzagtende , rypmakende 5. Rcborantia, adjlringtnlia , Verfterkende, faamtrekkende. 6 Antifeptict &• cicalrifantin. Bederfwerende, wondhelende. 7- Abferbentia Op flurpende. 8. * Evacuantia, draftic*, pur* gar.tia , Laxantia, apt~ rientia diuretica , diavbo rctica, Ptarmica, Emetica Openende, fterkpurgeelende , zagter buikzuive rende, zeer zagt buikzuiverende , openende pi - zweer dryvende , niesverwekkende, Braak* verwekkende. 9- Stdantia vel Anantdyna narcotica. Pynftiüende of verdoovende flaapverwekkende. Sctammnit , mestaardzaad , fpaanfche vliegen Sec. Harer, Lyn - olie, Sper* maceti, vygen 8cc . Simareuba, kina, gember &c. Tanttrind», afoe, azyn, myrrhc Jtrpentaria virginiana, Loodwit &c. Kryt, kreeft oogen &c. Agarïcus , fcammonit, Sennebladen , / amarinde , rabarber, zeep olie, amandelen , rozynen, asP'Tg'c , puercelywortelj, zee - ajuin , vlierbloemen , poeder van faliebladen , tabak, lfpteaciuar.n». Mellote bloemen , faffraan , JJuscus, cicuta. vpium. Tot de eerfte foort bebooren {tinkende, fpeceryachtige, fcherpe Balfamike Tot  ( 23 ) Tot de tweede foort behooren Hinkende, bittere , fcherpe. , - derde ' «lerpe , ver- giftige. ,. , vierde flymige, meeli- *e balfamike, vette, olyachtige, zoete. vyfde . — bittere, zuure, Wrange , fpeceryachtige. ü , zesde ' zuure' zamen- trekkende,bittere, fcherpe, balfamike. . zevende loogzoutige, kalkachtige, aardige. , agtfte prikkelende , fcherpe, bittere, olyachtige, balfamike, metaalachtige. negende verzagtende, fcherpe, balfamike, vergiftige en die geene welke de naamdraagen vmjpecifica, ik zeide vergiftige immers opium, flaapbollen, Hyosciamu worden door eene te ruime gifte dodelyk. V. Zyn dit alle de krachten ? A. Neen 'er zyn ook onderdeelen in deeien," genomen, maar de onderfcheiden gebreken', waartegen zy gericht zyn, gelyk borstmiddelen, graveelmiddelen, worm - windverdryvende middelen en wat dies meer zy ,doch deeze kunnen alle tot een van de u opgeB 4 noem-  ( *4 ) noemde gebragt worden; dus zult gy „ in ««^fcWilen.OB^dltvoetfpoorve^ teleeren, enuzeIvente oefenen, door werKen van meergewigt te lezen. V- Werken van meergewigt? 'Uken de u ^gevene boeken, raade ,ku(gydocbverftaatLatyn}dematena med.ca van Rutty otSpielmann aan, en dt deezeta erArtze„y.mengkundetez ' - rneLT' Vait " ^ ~ A- Het is een ruim veld, de fcbeikunde is verbaast uitgebreid ; echter zal ik dat ge n aanft.ppen dat tot de Apotheek alleen be hoort; en dit zelfs is ruim, derhalven zu,,en wyeersteena^meeneverdelingmakenopda het, ,n eene betere orde, beter door u bi grepen wordt. De" v- Zeer goed, dat verheugd my? A Let derhal ven wel op.-de geringe kun :ghe.d,n dee.en is een kwaal, waar jD vee lenb'er te ,ande.^gaan,-ia[)uiterfta ; de chemifche medicamenten zelfs t v vaardigen. ver* V. Maar ik meende dat men aan de byzon. dere  dere Gildens eene behoorlyke Proeve van zyne bekwaamheden geven moet? A. Te recht, m de meeste plaatfen zyn Gildtns, maar die Proeven nu , ik zal in de öehai.deling i'.eezer Itoffe dus te werk gaan : i de naam, der chemie en wat dezelve zy, aartoonen; 2. de deelen en de voorwerpen van dezelve onderzoeken. 3. de werkende en lydende werktuigen opnoemen en eindelyk de chennfche bewerkingen zelve u leren. V. Ik zal al myn vermogen dan te kosten leggen, om dit ter deeg te begrypeh. A. Doe dit, en wanneer ik u alles, dat ik aan te toonen heb, heb aangetoond en gy lust hebt om meer te weten, dan zal , buitende u opgegeven boeken, de fcheikunst des heeren maquer u goede handleiding verfchaffen. V. Beginnen wy dan zoo 't u behaagt. A Zeergaarn ; veele zyn de gisfingen omtrend den oirlprorg des naams, eenige leiden het woord chemia of chymia af van Cham, Koachs zoon , anderen van het arabisch Kimya het geen een oven betekent, andere wederom van het Hebreeuwse!) HOn het geen zoo veel als een heet gefferute betekent, noemende het uit dien hooide vuurkonst, andere leiden het af van Cham of Chem , dus wierdt Aegypten B s ge-  C *<5 ) genaaint, waar van daan de naam xik>* chymia of chemia, doch dit is weder het zelfde met het eerfte, want het Land Canaan was .ffigypten en Cham de eerste bevestiger van Canaan, wyders Ieit men het af aan het Griekfche woord xt'*s (cheos) betekende zoo veel als fmelten, noemende het hier van daan een fmeltkunst, alwederom anderen, hier niet mede vergenoegd, zoeken den oorfprong van het Grieks (chumos) uitgeperst fap, de- wyl de fcbjCikunst zich met uitpersfen van fappen , oliën , extracten enz. onledig houdt; anderen eindelyk denken, en niet zonder grond , dat het van Egypten herkomftig is, dewyl in dier volken taal dit woord zeer dikwyls voorkomt, betekenende een oogappel, dat is eene waardige kostbaare zaak; en dat, wegens de waardigheid en edelheid der fcheikunst die naam aan deeze kunst gegeven is. V. Ik merke echter wel dat dit alles zeer onzeker is? A. Ja het zyn meest al gisfingen, en 'er ligt waarlyk ook niet veel aangelegen, wyl het in de zaak geen onderfcheid maakt; de duitfche naam intusfchen kan men gemakkelyker begrypen, wyl deeze kunst zich vooral op het fcheiden der lichaamen toelegt, en naar maa>  ( 27 ) maate zy andere lichaamen bewerkt, veran. dert ook de toenaam dezer kunst. V. En hoedanig? A. Ik zal u de voornaamfte opnoemen. 1. Chemia ?hyjica , natuurkundige chemie, wanneer zy de aart en gefteldenis der lichaamen en de onderlinge menging, werking en fcheidingnaavorscht. 2. Akhemia van de arabieren herkomftig, faamengefteld uit het Arabisch woord Al en chemia , bezig zynde om onedeler metalen in zuiver goud te veranderen, doch eigentlyk heet het eenfmelting der zouten. V. Hoe is dit mo^elyk ? metaalen in goud ... A. In geenen deele — het is het voortbrengfel van uitzinnig- of baatzugtigheid ;echter moet men dit ook zeggen, dat veele fchoone ontdekkingen daar door gedaan zyn. 3. Chemia Metatturgica, Chrufopoietica of Metallurgia. Zich toeleggende op de bewerking der metalen. 4. Chemia Mechanica waartoe Glasmaken, bereiding der verwftoffen &c. behooren. 5. Chemia ctconomica of huishoudelyke fcheikunst, waartoe bierbrouwen , azyn maken etc. 6. Chemia Medica of Pharmaceutica of de leere  ( 2» ) leere en bereiding der medicamenten, en wat dies meer zy: deeze verdeelingen zyn meer tot last dan nut, en verfchillen naar de verfchillende lichaamen die men behandelt. V. Leer my dan alleen wat eigentlyk chemie is? A. chemie is dat deel der natuurkunde, welke ons de beginfelen der lighaamen, en de krachten, waar door deeze beginfelen vereenigd en gefcheiden worden, leert. V. Dan begryp ik zeer wel dat zy zich tot \ alle lichaamen uitftrekt? A, Dit is ook zoo : uit de gegevene bepaling begrypt gy geredelyk ,dat onze taak zich in drie takken verdeelt, i. het onderzoek na de voorwerpen der chemie. 2 na de middelen der vereniging en fcheiding. 3. het eerile en tweede famenvoegen; dat is de voorwerpen der chemie beproeven in derzelver fcheiding en ontbinding. V. Wat aanbelangt het eerste ? A. De voorwerpen der chemie ? deeze zyn alle lichaamen der natuur, in famenftelling verfchillende, nu is u bewust, hoe die lichaamen in drie of vier ryken verdeelt worden. V. Neen dit wist ik niet ? A. Dit verwondert my, nu dan;men verdeelt  ( =9 ) deelt dezelve, i. in het ryk der delfftoffen. a. der groeiftoffen. 3. der dieren : men voegter ook wel een vierde ryk by het regnum chaöticum of athmospheericum, of het ryk der lucht. V. Wat dan zyn delfftoffen ? A. Delfftoffen zyn zulke lichaamen, welke in den fchoot en de oppervlakte der aarde gevonden wordende , faamengefteld zyn uit yerfchillende deelen, volgens de wetten der aantrekkings kracht verenigd; bezittende geene werkende deelen , noch enig fpoor van leven. V. Wat Groeiftoffen? A. Deeze zyn bewerktuigde deelen , levende , maar van gevoel verftoken en van beweeging. V. Wat zegt gy van het Dieren ryk. A. Dit ook zyn bewerktuigde wezens, levende en voorzien van een zenuwgeftel , de zetel van gevoel en beweging. V. En wat eindelyk het regnum chaStkum. A. Het zelve is zulk een ryk, het welke onbewerktuigde en aan geen vasten vorin verbondene lichamen bevat , makende een kring om onzen aardbol, de dampkring genaamd en waar van de lusht de Bafis is. V.  ( 3o ) V Dan beftaan alle deeze uit byzondere deelen ? A. Zeker: al zeer vroeg zogt men na de zoogenaamde beftand- deelen, men ftelde nu deeze, dan geene voor de Hoofdftot'fen of Elementen der lichaamen; deeze ftelde enkel water , anderen het vuur, anderen zwavel en kwikzilver, waarby laateren het zout voegden, anderen weder een zuur en loogzout, dan genoeg -—. de hoofdftoffen mogelyk weet gy. V. Ja, aarde, water, lugt en vuur. A. Neen, ik zie dat gy hier van ook geen goed denkbeeld bezit, de Elementen, de hooidftoffen of die ftofFen welke voor geene verdere verdeling vatbaar zyn , en de enkelvouwigfte die wy kennen , zyn deeze: water, aarde, brardftof, zout, lucht. V. Zyn zy dit alle? A. Ik denke ja ,- echter zyner noch andere, die met meer of minder recht hooidfloffcn genaamd worJen, dus ftellen fommigen I.een principium Mttallicum een metaalachtig begin zynde of al of niet ontvlambaar, blusfende licht en leven uit. V. Valt hier niets meer Van te zeggen •? A. Ja zeer veel, doch dit zou ons van ons oogmerk verwyderen. In het vervolg mogelyk zal er.wel gelegenheid zyn, om hier en daar nog iets, naders te zeggen. Dit zy « genoeg van de leere der Elementen < en ter voldoening van onze eerfte vcrdeeling: de kennis van de voorwerpen der Chemie. V. Wat ftaat ons dan nu te overwegen 'ï A. Het zal u zeker nog in de gedagten komen j welk onderwerp het tweede onzer verdeeling uitmaakte. V. Ja, zoo ik meen, de middelen of krachten der vereeniging en fcheiding. A. Of met andere woorden: de wërkëfide oorzaakeii der fcheikundige vcrandeririC * fjeü».  C 36 ) gen , in de zoo eeven opgenoemde lichaamen voorvallende. Dit is ook eene gewigtige tak, waarin ik, de verdeeling van fchrandere Mannen houdende , voigens deeze orde zal te werk gaan: 1. In de eerfte plaats zal ik u aantoonen de krachten, die in de ftoffe zelve zyn. 2. De krachten, die, van buiten aankomende , op de ftoffe werken. 3- De werktuigen, waar door de werking deezer krachten bepaald en geregeld Wordt. V. Wat nu betreft het eerfte ... de krachten in de ftoffe, in de lichaamen zelve? A. Zekerlyk: het zyn zoogenaamde natuurlyke vermogens: als daar zyn veerkracht, hardheid enz.: doch dit betreft ons, zoo zeer niet, wy hebben alleen noodzakelyk de overweging der zwaartekracht en aantrekkingkracht, of vermogen van famenrtanging, gravitas en attraBio, of vis cokafionis. V. Zwaartekracht, ja dit, geloove ik, is ... . A. Nu gaa voort. ■ V. Verfcboon my zoo ik misfe; maar ik wilde  ( 37 ) wilde zeggen: is dat vermogen, waar door alle Lichaamen ter aarde vallen. A. Te recht . . . wanneer gy by voorbeeld Canipher in brandewyn gefmolten hebt, en daar naa by dit mengfel water giet, verfchynt de Campher, op nieuw, onder eene witte gedaante, en valt ten bodem, uit hoofde zyner zwaartekracht. V.,Js dit altoos zonder uitzondering? A. Geenfïnts: indien het vogt zwaarder wordt dan de Campher,zal dezelve op de oppervlakte dryven, om dat deeze minder eigentlyke offptcifique zwaarte heeft. V. Dan is fpecifjque zwaarte de onderfcheidene zwaarte,, die de verfchillende lichaamen bezitten ? A. Ja, dus heeft Kwikzilver meerfpscifique zwaarte dan water , water meer dan olie en diergelyke . . . Doch, eer ik verder gaa.. . in het pas aangetoonde voorbeeld ziet gy ook een voorbeeld van tweederly bewerking. I. de ontbinding, folutk, de vereeniging van een vast lichaam met een vloeiftof, of ontbindmiddel, menjlruum. II. de nederploffing of pracipitatio, waar toe hoofdzakelyk vereischt wordt, dat bet lichaam, het geen geC 3 prse-  ( 38 ) P^cipfteerd of nedergeploft wordt, zy in pen ftaat van vloeibaarheid. V. Maar wat nu van e attraüiol A. Zy is dat vermogen, waar door de -icbaamen na elkander toehellen, zich vereenden, en famenhangen. V. Ja, het verwonderde mydikwyls, hoe §ret,g twee kwikbolletjes als na eikanderen toerollen en zich yereenigen. Is dit dan door de attractie ? A. Zeker, Echter is zy verfchillende in de verfchillende lichaamen: een klomp yzer hangt veel vaster famen, dan een klomp aarde, Nu, hier toe behoort ook de Agmttas of verwantfehap der lichaamen. V. Verwantfehap? A. Zekerlyk.... Stelt een Scheikundige met menigmaal eene menging of mixtk van verfchillende lichaamen te werk? Echter is zeer dikwyls deeze menging vrugteloos: indien gy den zoo eeven genoemden Campher met het bygegoten water wilde mengen, zou dit te vergeefs zyn; het water heeft geene effinitas met den Campfcr, maar heeft meer effinitas met den brandewyn. De brandewyn daarentegen heeft meer verwantfehap met het  ( 39 ) \vater, dan met den Campher; dezelve vereenigt zich dus (met het water, en laat den Campher vallen. V. Dit is zeker wonderlyk. A. Echter zyn er middenfoorten, die door het een of ander beginfel de menging der tegenftrydige middelen bevorderen ;- dus zou een gedeelte flym, Mucilago, van gemeene gom de nederploffing van den Campher belet hebben. Op gelyke wys mengt de zeep olie en water, twee lichaamen, die onderling geene affinitas hebben; of anders, die op zich zeiven niet kunnen vermengd worden; Zulk eene menging noemt men mixtio mediata. V. Maar kunnen de Lichaamen, zoo vast famenhangende, wel ontbonden en gefcheiden worden? A. Ja zeker, de vermeerdering of vernietiging der twee genoemde eigenfchappen zijn de grondflagen van alle de chemifche bewerkingen. ——- Echter hoort hier meer toe. .. buiten de werkingen deezer eigenfchappen, waar aan de Lichaamen onderworpen zyn, zyn er ook anderen, die van buiten worden aan gebragt. V. En welke zyn deeze ? A.Het eerfte is het die van vuuR,door ons onC 4 der  ( 4° ) der de Elementen befchreven, een onont beerlyk hulpmiddel, in de meefte Chemifche verrichtinget, wordende vermeerderd of verm.nderd, naar den aart der ftoffe, die be.arbeid moet worden. V. Dus zyn er dan verfchillende gradenvan vuur? 6 A- Ja, en hoofdzajtelyk zes: Van de hevigfte koude tot Sograden op den Thermometer, in welke warmte de Planten groeyen. 2. De dierlyke warmte van 40 graden tot 94 of 98. 3- De warmte van!kokend water, van 94 tot 212 graden. 4- De warmte van kokend kwikzilver en oliën, van 211 tot 600 graden. 5. De warmte van 600 graden tot misfchien 1000, of tot die, waar door het yzer vloeibaar wordt. 6. De allerhevigfte hette, door brandfpiegels verwekt, waar door een menigte ftraalen der zonne in een punt vergaderd worden, die het goud doen fmeiten. Pit vuur nu verfchilt in zuirerheirf, ia-r maatehet voedlel, waar meede het zei! VI  ( 4- ) ve onderhouden wordt, meer of minder zuiver is; de vlam van fteenkolen dus is zoo zuiver niet, dan die eener kaars, die der kaars zoo zuiver niet, dan van voorloop, en die der voonoop zoo zuiver niet, dan die der zonne. V. Zyn er nog meer hulpmiddelen ? A. De lucht: zonder welke geene gisting, uitdamping enz. kan gefchieden. Het water. De aarde, de ftoffe, waar uit de vaten worden faamgefleld, en buiten dit van veelvuldig gebruik in de chemie. V. Wat nu nog meer? A. De menstrua of ontbind-vogten: waar door de Lichaamen ontbonden worden. V. Hoe veel menjlrua chemica zyn er ? A. Wyl er verfchillende lichaamen zyn, zyn er ook verfchillende msnftrua. Zie hier hoofdzakelyk alle dezelve: i. Waterachtige, aquofa. 2. Olyachtige, okofa. 3 Geestry. ke, fpirituofa. 4. Zoute, falina.- Deeze laatfte worden weder onderfcheiden in 1. Zuure, acidafalina. 2. Loogzoutige, alcalina. 3. Middenzoutige, falina media. V. Dan zyn er zoo veel onderfcheiden ... ? A. Gelyk gy ziet : er is een tyd geweest, C J dat  ( 4* ) dat de Chemisten na een algemeen, univerfeel Menjlruum zogten, doch te vergeefs; de uitkomst leerde de dwaasheid eener ondememinge, die door de reden niet werd gebillykt. V. Valt er nu van alle deezen niet iets in het byzonder aan te meiken? A. Ja zeker .... doch kortheidshalve, en om in geene herhalingen te vallen, Hellen wy dit nog een weinig uit. V. Dan gaan wy tot de derde verdeeling of tot de werktuigen over ? A. Dit is inderdaad allernodigst: alle deeze -werktuigen worden doorgaans onder den naam van juppellex cliemica befchreven. Jk zal u eerst een korte fchets geeven van de nodigde werktuigen, en dan ten tweden de bewerkingen of liever de benamingen der ondeifchciden bewerkingen aantonen. De werktuigen zyn, of die in of boven het vuur. geplaatst zyn, of die het vuur omvatten. De eerfte zyn of open of gefloten. Opene zyn fmeltkroezen , en alle vaten waar men in uitdampt. Tot de geflotene behoren phiolen, kolven, ontvangers, disteleerketels , met hunne helmen. V. Met hunne helmen ? A. Ja  ( 43 ) A. Ja . . . . een disteleerketel beflaat uit den ketel zelve , vefica genaamt, waar in men het een of ander lichaam doet: uit dat gee- . ne , waar meede men den ketel toefiuit, helm, capitellum, Alembicum oi' Galea, voorzien met een pyp, roftrum , ter uitlatipge der i dampen, en een flang, ferpens, lopende door een vat, gevuld met water, het koelvat, rcfrigeratorium genaamd, waarin de dampen verkoeld, tot een vogt verdikt, en onder in een ontvang-vat, vas'excipiens of excipulum, geleid worden. Deeze bewerking noemt men deftillatio of overhaling. V. Maar wat zyn phiolen, kolven, ontvangers ? A, Deeze verfchillen weinig, de eerfte dienen tot het maken van aftrekfels, tinSuuren genaamd, zy beftaan'uit een bol, waa.op een naauwe en lange pyp ftaat, de twee laatfte hebben den hals korter , maar veel wyder. Vervolgens heeft men kromhalzen retorta, hebbende de pyp , als een kromme fnavel, gebogen, dienende insgelyks tot het doen van overhalingen. De ftoffe in den buik geplaatst wafemt door de warmte uit, begeeft zich door de pyp in den ontvanger of excipulum, wordend? daar door de koude verdikt.  ( 44 ) verdikt. Deeze retorten zyn van fteen of, en wel meest, van glas. V. Buiten deeze zyn er immers meer? A. Ja er zyn verfcheidene andere, maar die zyn buiten gebruik of voor ons niet noodzakelyk. . V. Sluiten alle deeze vaten zoo digt, dat er geen waiem, dan alleen door de pyp, heen kan. A. Deeze vraag is juist. Neen, maar men fineert dezelve met eenig fmeerfel, fatum, toe , beftaande of uit lynkoek , fyn poeder van eenen geflampten fmeltkroes met water.of een taai vogt, bereid uit drie oneen goudglit en twintig oneen lynölie, tot een deeg gemaakt; het eerfte is zeer goed; maar het J iatfte is byuitftek fchoon , om in zwaare overhalingen te gebruiken, te meer daar het altoos week blyft.zoo dat meer dan eene overhaling met bet zelfde lutum kan verzekerd worden; het'is door den Heer baumó uitgevonden , dus kan men dit het lutum van baumó noemen. Men fluit de glazen ook wel eens toe met papier of ftukken van blazen. V. Welke zyn nu de werktuigen, die het vuur bevatten? A. Deeze  ( 45 ) A. Deeze zyn de Fornuizen, furni, wasr van verfcheidene foorten zyn; in allen moeten deeze byzondere deelen zyn: I. Een plaats voor de asch. 2. Een rooster ter plaatzing des vuurs. 3. Een rand, waar op de ketels of yzeren potten rusten. V. Dan gebruikt men ook yzeren potten; waar toe dienen deeze ? „ A. In deeze doet men zand, of asch of water, waarin men de kolven plaatst, uit welke men wil overhalen; dit noemt men een Bad balneum, zoo het met zand is, balneum arena, of met asch, balneum einerum, of met water, balneum maris of mariee. V. Er zyn echter verfcheidene foorten van Fornuizen ? A. Ja zeker, maar de even opgenoemde en de gemeene Fornuizen, die gy kent, zyn voldoende. V. Maakt men in deeze dan ook Tinctuuren? A. Men zou in het zandbad dezelve kunnen trekken, maar men bezigt hier al veel de zoogenaamde jloof van Boerhaave toe, reeds vóór hem in gebruik, fchoon minder volmaakt. Zy beftaat uit een vierkante ko4or. in welkers midden een plankje is, voorzien  ( 46 ) 2ien met een ronde opening om den bol der phiool op te plaatfen, onder dit plankje zet men een test met vuur, en fluit het digt: men kan ook uit dezelve deftilleren, gelyk gy ligtelyk begrypen kunt. V. Zyn dit nu alle de werktuigen ? A. Neen, men heeft ook tangen, mortieren, vezels enz. nodig, doch deeze zyn zoo algemeen bekend, dat zy geene befchryving behoeven, dus zal ik u in het kort de onderfcheiden bewerkingen opnoemen, en dan tot de Chemifche operatiên zelve overgaan. V. Deeze zyn zeker menigvuldig, het zal ons nog al eenigen tyd ophouden ? A. Ja mogelyk al te lang, dus bedenk ik my; alle deeze bewerkingen zullen ons geduurig voorkomen, wy zullen dezelve dan onder de hand verklaren , en kortheidshalve tot het tweede overgaan, nemende een aanvang met de zouten. V. Wat is een zout? A. Een zout is zulk een zelfftandigheid, welke zich geredelyk met een zekere hoeveelheid water vereenigt, in den mond fmelt, en eenen zoeten, fcherpen, of zouten fmaak, 't zy aangenaam, 't zy walgachtig, aan  ( 4? ) aan de tong mededeelt; het verfchilt niet of het vast, vloeibaar, enkelvouwig óf zaamgefteld, en onder eene vaste gedaante of ruw is. De zouten zyn, als 't ware, een midden tusfen de aarde en het water, wyders zyn de zouten cf zuiver, of gemengd. V. welke zyn zuivere zouten ? A. Die geheel en al uit zoutige beginfelen, en niet tevens uit een aarde, metaalachtige ftoffe enz. beftaan ; deeze zyn -zuure, acida, loogzoutige, alcalina, en onzydige, neutra of media Jalia. V. welke zyn acida ? A. Zy zyn of delfftoffelyk, of groeiftoffelyk. De delffloffelyke of acida mineralia zyn: I. Acidum vitrielicum , vitriool - zuur. 2. Acidum nitrofum, falpeter - zuur. 3. ^ftf. ' dum marinum, zeezout - zuur.' V. Wat is het fterkfte zuur ? A. Het acidum vitrielicum; dat ook het züiverfte is. Men verkrygt het uit den Zwavel, Aluin, Vitriool, onderfcheidene Ertfen en Aarden, Klei, Leem, Kalkfteenen, &c. V. Op welk eene wyze verkrygt men dit acidum ? A. Door  ( 4« > A. Door middel van het vuur en de re■ tort. Men calcineert de groene vitriool tot geelwordens toe, doet dezelve in een retort, en met een hevig vuur gaat dit zuur over. Deeze calcinatie of kalkbrauding gefehiedt in eenen fmeltkroes, welke, aan een hevige hette overgegeven , al het vlugge, aan wat voor lichaamen ook, beneemt. De. deftillatie gefchiet droog, men noemt zulk eene, deflillatio ficca, ter onderfcheidinge van eene deftülatio humida, of vogtige overhaling. Dit zuur, dus overgehaald, noemt men te onrecht, oly van vitriool, oleum vitrioli. V. Wat blyft er dan in den retort te rug ? A. Eene yzerachtige aarde, bekend onder den naam van cokothar vitrioli. V. Wat is dan vitriool? A. Een metaalachtig zout, beftaande uit water, fhlegma, een acidum en eene metallifche aarde. In de yzer-, koper- en tinmynen vindt men het. V. Zyn er dan meer dan één foort? A. De gebruikelykfte en bekendfte zyn drie: blaauw, groen, wit; het eerfte beftaat uit zuur en koper; het tweede uit zuur en yzer; het derde uit zuur en piauter. V. Hoe  ("4* ) V, Hoe reel bereidingen heeft men varfde vitriool en deszelfs zuur ? A. Buiten de opgegevene heeft .merl geesl van vitriool, zynde niets anders dan olie, verflapt met water; verzoete falpeter-geeit; gevitrioolden wynfteen, tinctuur van vitriool. Gilla Paracilfi. Maar het verwondert my, dat gy niet vraagt, hoe het vitriool zelfs gemaakt wordt. V. Ik meende, dat dit altoos gegraven wierd ? A. Neen zeker; by voorbeeld, het groene wordt gemaakt van yzer - vylfel, ontbonden in vitrioolgeest, en uitgedampt, tot er op de oppervlakte van het vogt zich een vliesje vertoont, waarna men het nederzet in eene koele plaats, wanneer op den bodem zich groene kristallen vormen; indien men koper neemt, verkrygt men blaauwe vitriool; deeze bewerking noemt men eryjlallifatie. V. Wat is verzoete falpetergeest ? hoe bereidt men dien? A. Men neemt by voorbeeld een pond zuivere vitrioolöly en een pint voorloop, mengt het langfaam onder eikanderen, en laac het drie dagen lang ftaan dirigeren. D V. Diriz  •V- Dirigtren, is dat zoo veel als Irekkën of op eikanderen werken ? A. Ja... daarna definieert men het met een hmgfaam vuur , in een glazen retort, geplaatst in het zandbad, tot er een vierde gedeelte nagenoeg over is, dit is de fpiritus vU trmtt dukis of atereus. Wanneer men voortgaat met overhaalen, verkrygt men een zuur vogt, eenigzins zwavelachtig, wynölie of oleum vini genaamd, en een iigt vogt, bekend onder den naam van naphta vitrioli. Wanneer.men drie a'vier druppen wynölie hy een once verzoeten geest doet, verkrygt men het pynftillend vogt van Höffmann, of ttqutr anodynus mincralis Hofmtmhi, V. Hoe maakt men' dan den gevitrioolden wynfteen ? A. Men neemt vitriool zuur, en doet 'er zoo veel gezuiverde potasch , in water ontbön-' den, by.tet het niet meer' opbruischt, of volgens den kunstterm tot het ad punftumjaturatimis is: faturatio, of verzadiging is eene mengiflg van tegenovergeftelde krachten, zoo lang , tot geene der beide krachten de overhand hebben , maar het mengfel onzydig is,- dit onzydig mengfel nu evaporeert men weder, tot "er op de oppervlakte zich  ( Si ) Zich een vliesje opdoet, men zet het neder om te krlftallizeeren , daarna evaporeert men het weder , tot zoo lang 'er al het zout uit is: het zout, hier uit verkregen, behoort tot de falia media, of neutra, flaande noch tot het zuur, noch tot het loogzout over, men noemt het Tartarus vitrklatus. V. Maar wat is toch Gilla Paracel/il A. Het is doorgaans niets anders dan Witte vitriool, die eerft in water gefolveerd, en daarnaa weder gekriftallifeerd is. Vi'Waaraan kent men dan het vitrioolzuur ? A. Wanneer het met loogzouten verbonden wordt, verwekt het een bitteren fmaak; met koud water vermengd, ontftaat 'er eene aanmerkelyke hitte. De vogtigheid der luchc trekt het na zich; Wyders is 't het fterkfte van alle de zuuren, en het heeft de kenmerken , die de zuuren algemeen hebben, immers het maakt de blaauwe vogten rood , en ■ met loogzouten bruischt het op. V. Valt 'er ook niet veel aantemerken, aangaande het falpeterzuur ? A. Zonder twyfel: het is een züur , dat niet zoo zeer in de delfftoffen gevonden wordt, maar in den dampkring zich fchynt D 2 op  C si 3 «P te hbuden, waaruit het zelve door de lichaamen getrokken wordt; het heeft, als 't ware, een vlammende koleur; het rookt geduurig, zendende veerkrachtige, roode dampen van zich; met water vermengd, wordt het groen, wanneer men het verkoopt onder den naam van fterk water, Aqua Fmis; de reuk is hevig en flikkende; het bezorgt aan de lichaamen de ontvlambaarheid, en vereenigtzich greetig met brandftof; de vochtigheid der lucht trekt het na zich; het ontbindt alle metaalen, uitgenomen het goud. V. Waar uit wordt het verkregen ? A. Uit het falpeter ; dit zout vrryft men fyn, doet het in een Kromhals, giet 'er een gedeelte vitriooi-oly op, en ftek het aan eene voorzigtig beftuurde hitte, in het zandbad bloot, wanneer het zuur in dusdanige roode dampen overkomt. V. En waarvan dit verfcbynfel ? A. Hier zal ons dat geene te flaade komen , het welke ik van de verwantfehappen gezegd hehbV: het Nitnm of falpeter bellaaruit een zuur en een loogzout; nu heeft het zuur der vitriool meer verwantfehap met dit loogzout, dan het falpeterzuur, dus vereenigr het zich met het loogzout, cn dit laat het fal-  ( 53 1 falpeterzuur los, hst geen in den ontvanger in een zuur vogt overgaat, gelyk ik u zoo even belchreeven heb. V. Wat is dan het falpeter? waaruit beItaat het? is het door natuur of konst gemaakt ? A. Uit het geene ik zéide, zult gy zeerwel begrypen kunnen, dat het een midden-zout is, beftaande uit het evengemelde zuur, met brandftof bezwangerd, een vast groeiftoffelyk loogzout of loogzoutige aarde en water , het is een zout, dat door kunst gemaakt wordt; de natuur verfchaft zeer weinig falpeter. V. Dus is het van andere zouten onderfcheiden ? A. Zeker, deszelfs kriftallen verbeelden alle piramiden, agthoekig, helder en Itomp van punt, veelen zyn van binnen hol, op het' vuur ontvlamt het, in de hand gehouden knapt het, en verdeelt zich in verfcheiden Hukken: eer men het tot verdere bereidingen gebruikt, wordt het eerst gezuiverd, door? het optefmelten, en weder te kriftalizeeren, wanneer hetNitrumdepuratum genaamd wordt. V. Het is zeker de grondflag van verfcheidene bereidingen ? A. Zekerlyk, zie hier dezelve, NitrumD 3 «-  ( «T4 } ngeneratum; Nït rum eubkum; 'Nitrum Flammms, Nitrum tabulatum, Nitrum antmmiattm, ArcL num duplkatum, Nitrum eaujikum; Magmfim Mm, Nitrum fixum ; fpiritus nitri dulcis; fpiritus nitri dulcis armatieus ; Nmphta nitri ■ aqua Fortis ; Jal polychrestus. Liquor nitri fixi. V. Wat is nitrum regenirazum ? A. Men doet een groeiftoffelyk loogzout by fterkwater ad punctum faturatimiis, en handelt 'er op gelyke vvyze mede, als met den Tartams Vitriolatus. V. Maar wat nitrum Cubicum ? A. Dit, of vierkaiste falpeter ontffaat, wanneer men in de. plaats van een groei - een mynftoffelyk loogzout by het zuur der falpeter voegt en op meeergemelde wyze handelt. V. Maar wat is dan het onderfcheid tusfch een groei en mynftoffelyk loogzout ? A. Wanneer men falpeter neemt,in de fineltkroes werpt, en aan eene groote hette bloot, fteit, fmelt de falpeter ; deeze fmelting, 't Zy van zout, 't zy van metalen, noemt men». V. Hoe beantwoordt dit aan myn vraag? A. Geduld, zoo gy wilt; by de falpeter, in zulk een ftaat zynde, werpt men zeer kleene (tukjes of gepoederde houdskooJ, oo- gen-  ( ss 5 genblikkelyk Haat de falpeter aan het branden, dit duurt eenige oogenblikken, en houdt op, tot dat 'er weder een nieuw gedeelte wordt bygevoegd , wanneer het weder ontvlamt, tot zoolang de falpeter geheel droog en hard wordt, en overgegaan is in eene fteenachtigc zelfflandigheid, vati eene gemengde koleur, als blaauW, grys.wit &c; dan is de werking verricht en de ftoffe bewaart men onderden naam van Nitrum fixum of vastgemaakt falpeter. Nu is de vraag, hoe noemt men deeze bewerking? wat is de oorzaak der ontvlamming? en welke zyn de eigenfchappen van het voorbrengfel of productum ? V. Op niets hier van kan ik antwoorden; ik verzoek dus uwe onderrichting. A. Deeze bewerking noemt men detonatio, deflagratio of ontploffing; het zal u zeker voorftaan.dat ik zeide, dat de brandftof, Phlogistm van een zuuren aart was; nu, dit Phlogist on, in de kooien zynde, vereenigt zich met het zuur der falpeter, en beide gaan onder deeze detonatie weg; wat nu blyft 'erover? waar uit beftaat Nitrum. V. Uit een zuur en loogzout immers ? A. Ja-*en het zuur vliegt weg, bygevolg D 4 V.  ( S6 ) . v- Blyft het loogzout over. » ■ * ««; wanneer gy dan van dit m gemaal n eigenfchaPP^ *» alkali, 0f loogzout -f! ^ eymyhet onderfchef n 7 " uit zuIt ^««toei^fc^p^^^i «lp Met zuuren bruischt W « «net dezelve tot een SaTlr P' Cn gaat *"ure zouten W 2ich ** df 6- De blaauwe fappen verwr h 1 „ Aan de open ïïchr n het Gre«-. vloeibaar. bJo°^fteld wordt *■ Reuk ontbeert a.t ^Loogzouten?' NCM; * **** M » veel zag  ( 57 ) «agter , bevat nog meer aarddeelen ■ dus' wordt het in de open lucht niet vloeibaar; men verkrygt het laatfte uit planten, die door zout, het eerfte uit die, welke door zoet water gevoed worden: men verkreeg dit Loogzout eerst uit een kruid Kali, waarvoor de Arabieren hun Al- voegden, en op deeze wyze verkreeg dit zout den naam van Alkali, en vooral het befchreevene noemde men, ter uitzondering, Alkali fixum of vast loogzout. V. Is 'er dan ook een vlug Alkali? en welke proeven leeren ons het onderfcheid tusfen dit en het vaste ? A. De reuk is zeer vlug; in het vuur is het niet beftand; bytend tp geheven kwikzilver, % (het geen ik u in vervolg zal leeren bereiden ); in water ontbonden , wordt het onder eene witte gedaante door hetzelve nedergcploft, door het vaste alkalt onder eene geele; eene ontbinding van koper verwt het blaauw; met falpetergeest verwekt het een rook; men verkrygt het veel uit dierlyke zelfftandigheden, en ook uit groeiftoffen. V. En is dit alles in de dingen der Natuur? hoe wonderlyk! A. Dit is nog in gefchil: veelen beween ren., dat de Alkalja worden voortgebragt door B 5 het  ( 58 ) het vuur of verrotting (putrefaclh) , anderen fpreeken dit tegen; wat 'er van zy, het fchynt my toe, in de dingen der Natuur te zyn ; het vuur en verrotting jaagen het 'er uit; met andere woorden, waarfchynlyk is het een eductum, geen productum, van het vuur; — doch keeren wy weder, tot daar wy afgeweken zyn, het Nitrum fixum namentlyk ; wanneer men dit zout op een ftuk dun vloeipapier legt,fmelt het, uit hoofdezyner opgefcoemde eigenfchapen en zygt door het papier henen; dit vogt noemt men AlkahitGlaulieri; •n deeze doorzyging noemt men filtratio; zygt het zout geredelyk door, geeft het met falI peterzuur witte dampen, die niet nitreus of falpeterig zyn, dan is het Nitrum fixum goed. V. Hoe maakt men Nitrum fulminamï A. Dit Elikfemend falpeter is eene Compofitie uit drie deelen fyne Salpeter, twee deelen alkali van wynfteen, Jal tartar'i genaamd, en een deel zwavel; in een lepel , op kolen gefteld, geeft het een flag als een Piftoolfchoot. V. Maar wat is dan Nitrum flammans ? A. Dit wordt faamengeiteld uit falptter zuur en een vlug Alkali,  ( 59 ) V. Hoe vervaardigt men het Nitrum tabu* latum ? A. Dit zout ook wel Sal prunellce, Lapis priu nella genaamd, is niets anders dan falpeter, dat in een fmeltkroes gefmolten wordt en ontploft met een gering gedeelte zwavel, nog vloeibaar zynde, giet men het op een fteen, wanneer het ftolt. V. Op welk eene wyze vervaardigt men het Nitrum antimoniatum ? A. Dit wordt voortgebragt door de verbranding der falpeter met den zwavel van fpiesglas, opdezelfde wyze als het veelvermogend zout Sal polychrestum, waarvan het zeer weinig verfchilt. Immers, wanneer men één deel zwavel en a deelen falpeter, fyngemaakt, onder eikanderen mengt, en in eene gloeyende fmeltkroes werpt, gefchiedt er telkens eene deflagratie; de brandftof der zwavels vervliegt met het falpsterzuur, en het vitrioolzuur der ' zwavel, met het Alkali der Nitrum meer verwantfehap hebbende , vereenigt zich met het zelve, en vormt een middenzout; de gebrande ftoffe neemt men uit den fmeltkroes, folveert dezelve in water, filtreert en kryftall izeert het op de voorheen aangetoonde wyze, en dus verkrygt men het Sal polychrestum; eer men echter  ( 00 ) eer de ftoffe uit den kroes neemt moet het nog een half uur lang, naa de ontploffing gebrand orden. V. Dit verfchilt zeker veel van het Arcanum duplkatum? A. Zeer weinig, ja niets.het wordt vervaardigd uit het Alkali der Nitrwn met een vitrioolzuur; het verfchilt ook niets van de gevitrioqlde falpeter of Nitrum vitriolatum , Sal 'de duobus, wordende dit verkregen van de deftillatie van den rokenden falpeter geest fpiritus nitrifumar.s of bet eigentlyke falpeterzuurjhet vitrioolzuur, zeiden wy, was het fterkfte, en had meer verwantfehap met het alkali, dan het falpeterzuur; in deeze bereiding derbalven verenigt zich het vitrioolzuur met het alkali der Nar urn, en jaagt bet falpeterzuur in de gedaante van roode dampen uit; de twee vereenigde zelfftandigheden blyven in den retort, en dit werblyfcel, even als die der andere deftilla, fcen noemt men doode kop , capui mmuum of 1 ook reftduum j dit caput mrtuum behandelt men op dezelfde wyze als het Sal polychrest: na de ontploffing ; dus ziet gy. dat en het Sal polychrestum en het Auanum duplicatum en de Nitrum Vitriolatum allen uit een en het zelfde m faamgefteld, en dus een en hetzelfde foort  ■vóörtbrengfel zyn, onder drie verfchillénd» namen. V. Waar toe bezigt men deeaen rokenden falpetergeest ? A. Een deel van deeze verzoet of dulcificeert men met 3 deelen zuiveren voorloop, en na deeze dulciftcotio of Edulcoratio deftilleert men het twee of driemaal: wil men het gevaar van de deftillatie der rookende falpeter vermyden,men doe een pond falpeter en een halfrond vitriool oly in den kromhals, en 15 oneen fterken voorloop in den ontvanger, er zal zich vry net een derde deel falpeterzuur met den voorloop vermengen,- van die hoeveelheid Nilrum en vitriool oly immers krygt men nagenoeg vyf oneen falpetergeest, en op deeze wyze zal het gevaar van berften vermyd worden. V. Op wat wyze vervaardigt men de Naph» ca nitri ? A. Men neemt rookende falpetergesst en fterken voorloop, mengt deeze druppelsgewyze by eikanderen, en plaatst het mengfel, ligt toegeftopt, in een koele plaats; wcldraa zal zich de zoogenaamde Naphta onder eene groen geelachtige koleur affcheiden en bovendryven, ,. V.  X verkrygen, dan is zygefchikt, om fal mirabilaenz. van dezelve toe te (lellen. V. Deeze Loogzouten dus zyn bytende ? A. Ja, en wanneer men op een (luk le-vendige kalk , verschgebrand , een gedeelte heete ilerke loog giet, en, na een werking van vyf of zes uuren, een weinig laat koken, verkrygt men een vogt, dat men moet door zygen, en in een koperen bekken tot droogwordens toe Uitdampen; de doffe, die overblyft, moet men in een kroes doen, deeze zal fmelten, koken en daarna in rust geraken; dan giet men.de ftof op een (leen, fnydt dezelve aan zodanige (lukken, als men wil, en bewaart zulks in een naauwkeurig gefloten fles; dit loogzout is nog veel bytender , waarom men deeze bereiding Lapis Causticus of Brandfteen noemt. V. Maar de vlugge loogzouten, waaruit ver-. krygt men die ? A. Uit verfchillende lichaamen :" uit beenen der dieren, uit barnfteen, uit ammoniakzout. V. Ammoniakzout? A. Ja, dit zout verkrygen wy of uit Egypten of uit Engeland of Düitschland, de Egyptenaars maken een zeker J'oort van Turf uit E 3 k0>  C 7« t ioe-êrek ; het roet van deeze Turf fublimee* ren zy, dat is: zy fielten het aan;eene hevige hitte bloot; het zout, vlug zynde, gaat als 'f ware in dampen opwaarts, en hegt zich in de gedaante van eene vuil-witte en zoutige koek aan de bovenzyde der vaten , waarin deeze bewerking, die men ftMimatio noemt, verricht wordt; de Engelfchen piegen het te bereiden van verrotte pis en het overblyffel des vogts, waar uit men zeezout gemaakt had, doch dit zout was niet zuiver, dus hebben zy dit laten (leken;deDuitfchers bereiden het beter ,zy hebben yzeren vaten , bovenaan voorzien met een yzeren pyp, als die eenes kachels; in deeze foort van retort werpen zy beenen van dieren ,• door eene hevige hitte gefchiedt 'er eene fublimatie van het vlugge alMi, dat in deeze beenachtige zelflïandigbeden huisvest; dit zout vereenigen zy vervolgens met een zeezout-zuur, dus hebben 2y de beftan-d-deelen van dit ammoniakzout, en bygevolg moet dit zeer goed zyn. Dit ammoniakzout bezit de volgende Eigenfchappen : i. de fmaak is zout, fcherp. 2. het is onzydig. 3. in de lucht wordt het vogtig 4 i„ water (hielt het niet'geredelyk , 5. met wa'ter vermengd, verwelf het eene hevige koude, 6,  < 7* ) €. in het vuur vervliegt het geheel, 7- een va;s loogzout ontwikkelt het vlugge Mali, waajmeede het vereenigd is. V. En op welk een wyze? A.. Men neme by voorbeeld een droog deel ammoniak-zout en twee deelen potasch, of.gelyk anderen, van elks evenveel, men doet op dit mengfel genoegfaam water, en men deftdleert het, men krygt een geest van ammoniak zout of fpiritus falis ammoniaci, dat l. eene fcherpe, allervlugfte, fterkste reuk heeft, 2. eenen pisachtigen brandenden fmaak ,3. en alle deeigenfchappen bezit van een Alkali, 4. dat met een planten-zuur ,gelyk azyn, neutraal of onzydig wordt en den naam verkrygt van fpiritus minderen, 5.een allergeringst,ja onzigtbaar deeltje koper ontdekt het, in hoedanig een vogt ook ontbonden-, door het ontbindend vogt eene hemelschblaauwe koleur te geven; wanneer men by het water ook overgehaalden brandewyn voegt , noemt men het producl: fpiritus falis ammoniaci vinofus; gebiuikt men , in piaats van potasch, kalk , dan noemt men het fpiritus falis amm: caufticus; neemt men twee oneen! voorloop en een drachma olie van barnfteen, dal gemengd, een half uur aan eene zagte bette was blootgefteld, en druppelt men dit vogt *E 4  C 72 %) by den laatsgemeiden fpiritus caulkus «w ^ eenige vlugge welriekende oiiën, dan draagt het den naam van fpiritus volatilis aromaticus, of fal valauk oleofum fyly», gewoon lyk/iz/.v^ . willen deeze gceften goed zyn, dan dient er altoos een weinig zout, onopgelost, op den bodem der fles te liggen. V. Maar wanneer men nu deezenfpiritus am-' moniaci overgehaald heeft, blylt er dm niets in de retort over? A Zeker, een koek, die men fmelten en kryftalhzerèn kan, en wat zoudt gy denken dat bier mt voort moet komen ? het zee-zout! zuur van het ammoniakzout vereenigt zich uit hoofde van meerder verwantfehap, me't het vast alkali, en het vlugge Iaat het los V. Is het zeezout of keukenzout ? A. Ja wel; fal cmmme oï fal febrif cfdlgeftlvum sïLvzr, koortsdryvend zout van ' *YLVW*: maar van de overhaling met kalk krygtmen eene ftoffe, die terdegen gebrand, gefmolten weder uitgedampt en gedroogd moet worden, zynde het drcoge ammoniak- zout  ( 73 ) zout of fal ammoniacum Jiccum , dat, aan de lucht bloorgefteld , vloeibaar wordt, en in zulk een ftaatkalk-olyoïoleumcafcisgenaamd wordt; by het vuur fmek het, kryftallen fchiet het. niet, en het verwekt geen koude. V. Wat voor bereidingen heeft men meer van dit fal ammoniacum en deszelfs geeft. A. Offa Helmontii. Fiores ammoniaci fimplkes. Flores falis ammoniaci martiales. Tartans femi" volatilis. Nitrum flammans. faifecretum Glauberi. fal ammoniac. nitrofum. Jpiritus falis amm. martialis, oleum martis. V. Wat is offa IJelmontii? A. Het is nietsanders dan een foort vsnCoiigtilum, ftremfel, veroorzaakt door de menging' van den fpiritus falis ammoniaci met voorloop. V. Wat zyn Fiores falis ammon. Jimplices? A. Alles,wat op deeze wyzegefublimeerd wordt, noemt men Fiores of bloemen, gelyk Fiores fulphnris bloem van zwavel enz. Deeze enkelvouwige bloemen nu zyn niet anders dan het waare ammoniakzout, door eene tweede fublimatie gezuiverd; wanneer nireen deel ammoniakzout, met drie deelen yzer gemengd, op dusdanig 'eene wyze opgeheven wordt, ■ noemt men deeze bloemen Fiores falis ammoniaei martiales of Aroph Paracelfi; onder deeze F ' be-  C 74 ) bewerking, terwyl de bloemen in den glazen Helm zich vasthechten , verkrygt men een weinig geest, die.onbegrypelyk vlug ,fpiritut falis amm. martialis genaamd wordt; na de bewerking blyft er m den kolf een koek over, caput mortuum, of dodenkop; deeze, aan de openlucht blootgefteld , wordt gedeeltelyk ontbonden , en dit vogt noemt men yzerolie of eleum martis. V. Wat is de Tartarus femi-volatilis? A. Wanneer man een vitrioolzuur met een vlug alkali fatureert, en daarna volgens de kunst laat kriftallizeren, ve/krygt men dit foort van zout. V. Hoe maakt men het nitrum flammans ? A. Dit nitrum, ook wel nitrum ammoniacalt genaamd , ontftaat uit eene faturatio van een pisachtigen geest, een fpiritus urinofus, met een faipeterzuur, welke daarna weder gekriftaLlizcerd of verdikt.wordt; een fp. urinofus weet gy.is zulk een geest, gelyk de fp. falis ammoniaei; wanneer deeze zelfde fp. urinofus op gefyke wyze behandeld wordt met een vitrioolzuur, draagt het den naam van fal ammoniacum fecretum Glauberi. V. Waar toe gaan wy nu over? &. Tot den Borax of Goud'ym , een zout be-  ( 75 ) oeftaande uit een alkali, dat het 'zeezout ten bafis verftrekt, en bet zoogenaamde pynftiilend zout van Homberg. V. Wat zyn dan de hoofdzakelykfte Eigenfchappen van den Borax ? A. De volgende : i • in het vuur kraakt noch ontvlamt het, maar verheft zich in fchuim , het welk hard wordt en zyne fchuimige gedaante behoudt; men noemt het Borax tistus, 2. in de lucht blyft het ftandvastig, 3 violen ftroop fchynt het een weinig te, veranderen , 4. lood, in een zuur ontbonden , prsscipiteert het onder eene witte gedaante, men noemt het lac faturni of lood-melk, 5. op nieuw aan eene hevige hitte blootgefteld , gaat het in eer» foort van glas over, vitrum borans genaamd; in calcinatiën ziet men dit meer gebeuren: met zuuren bruischt het niet op, 7. wanneer het aan de fublimatie wordt bloorgefteld, heft er zich een wit blinkend zout opwaarts, zynde het reeds gemelde fal fedativus Hombergii of pynftillend zout; echter verkrygt men dit ook op eene andere wyze. V. En hoedanig gefcliiedt zulks? A. Men ontbindt den Borax in kokend wa« ter, en doet by deeze ontbinding een zuur, zy mineraal, 't zy groeiftoffelyk ; na dat het meng-  ( 7« ) mengfel gefiltreerd is, dampt men het zagtjeg uit en zet het in eene koele "plaats neder, wanneer dit zout op dep bodem en aan de wanden van het vat zich vasthecht: men r oemt, het zelve ook fal narcoticus, Flos Boracis, fal vitrioli philofophicus: De eigenfchappen van dit zout, welks aart nog niet genoeg bekend is, zyn de volgende: I. het ontbindt moeijelyk in water in het vuur gedraagt het zich byna gelyk den Borax, 3. het wordt opgelosf in voorloop, deelende het zelve, wanneer het ontvlamt,*eene fchoone groene koleur mede, 4. in het water outbonden zynde, kan het door uitdamping weiier gekriftaliifeerd worden. V. Waar komt de Borax van daan-, of valt deeze hier? A. Neen, maar men brengt dat zout ons toe uit de Oost-Indien, ondier den naam van Tineal, wordende daarna in ons Vaderland gezuiverd, en dit is alles, wat ik van den Borax te zeggen had. V. Wat volgt dan nu? A. De Aluin, en door natuur, en door konst bereid;er zyn twee foorten van : i.Engelfche ofDuitfehe, helder en zonder koleur, 2. roodachtige, Roomfclie ^naamd; het ójv der-  ( 77 ) derfcheid tusfen deezen fchynt enkel in de ki> leur te beftaan; de aluin is een zoutaebtige zelfflandigheid, hebbende eenen wrangen, zuuren en famentrekkenden fmaak, waaronder echter een weinig zoets is, beflaande voor het overige uit eene byzondere aarde, Terra aluminaris genaamd, en een vitrioolzuur; in het vuur vloeit het en heft zich daarna in fchuim op, even als de Borax, men noemt dit voort», brengfel dwiim UJlum , zynde flerker van kracht, dan de gekritlallizeerde, uit hoofde, dat de overvloedige waterdeelen zyn weggedampt. Een ander lichaam, waar in het vitriool* zuur, vereenigd met eene brandftof,huisvest, is de Zwavel, bezittende, buiten de opgenoemde beginfelen , een weinig glasaarde; allerwege .ontmoet men het, vooral in die plaatfen, waar de brandftof overvloedig huisvest, in een poederachtige , zelden in eene kriftalachtige gedaante; naar maats het zuiver, of onzuiverder, of met rattenkruid gemengd is, heeft het eene geele, gryze, witte of roode koleur , gezuiverd echter heeft de eerfte koleur de overhand. V. En hoe zuivert men die? A. Door fublimatie; de hette doet dea zwa«  ( 7« ) «wavel fmeken , heft dezen op* in dampen; welke weder in de gedaante van Fiores boven aan de vaten gehecht blyven, behoudende de naam van Ftores fulphuris; wanneer nu de zwavel, nog vloeibaar zynde, in water geftort wordt, verkrygt men een bruin gryze, zagte zelfftandigheid, zeer gefchikt om zegels op te drukken ; hoe de geest van zwavel bereid wordt, zeide ik u reeds. V. Heeft men opk meer bereidingen van den zwavel ? A. Wanneer de zwavel, met een vast alkali in een fmeltkroes tot een vloeibaaren ftaat ge•bragt, geduurende deeze ftaat op een fteen ,wordt uitgegoten, ontftaat er eene donkere zwartachtige zelfsftandigheid, Heparfulphuris of' zwavel lever genaamd; deeze lever wordt vloeibaar in de lucht, en fmelt fchielyk in water, deelende aan hetzelve eene geele kouleur meede; ■wanneer men by deeze ontbinding eenig zuur giet, ontftaat er eene witte koleur, uit dien hoofde zwavel-melk , loc fulphuris genaamd, vergezeld van eenen ondragelyken en na rotte ■eyeren zwemenden ftank , eindelyk ploft er een wit meefter-poeder Magijlerium fulphuris neder. V. Vermengt zich de zwavel ook met feeer andere lichaamen?  ( 79 ) A. Ja, ook met olyachtige lichaamen, doih3" hoe zagter en zuiverder deeze oliën zyn, hoe beter zy daar toe gefchikt zyn; zes deelen olie en één deel zwavel doet men in een Phiool.en plaatst dezelve in eene zagtehette, hierdoor verkrygt het vogt eene dikte als balfem, waarom het oókBalfamum fulphuris genaamd wordt,- neemt men anys-olie of die van terpentyn , öf barnfteen, zoo ontftaan de balfamaAni-. fata , Terebinthinata ,fuccinata; neemt men drie oneen terpentynolie, 2 oneen zwavel,en een ruim gedeelte lynolie, er ontftaat een baïfem, die den naam draagt van Balfamum Sttiphuris Rulaildi: buiten dit ontvlambaar lichaam, dat wy tot dus verre befchreven hebben, zyn 'er ook nog andere, bekend onder den naam van Bitumina, deeze zyn of vloeibaare delÊ; ftoffelyke oliën , of in een vaften ftaat. V. Welke zyn de vloeibaare? A. Vapor imflnmmabilis , ontvlambaare uiï>' wafeming , Naphta, Petroleum & Balfamum. fosftle: doch om eigentlyk te fpreken, zyn deeze vier één lichaam, alleen in fynheid verfchillende; deeze fteenolie is geheel onderfeneiden van alle dierlyke en groeiftoffe}yke oliën ; zy worden noch van zuuren nocfa Tan loogzouten duurzaam veranderd; de Bitnat  ( 8» > mma, die van ftoffe vaster zyn en meer.aarddeelen bezitten, zyn verfcbeiden ais Copal, Asphalt, fteenkolen" enz. welkwyailen, als u mihder noodzakelyk , zullen voorcygaan, uitgenomen twee beroemde bitumina , fuccinum en Ambar? V. Wat zegt gy van het fuccinum ? A. Wat bet is, leerde ik u reeds (zie P. 17.); het bezit, even als de zwavel, een aanmerkelyk gedeeltePhlogiflon, in een zuur, het welke zommigen voor een vitriool .— an* dere voor een zeezout - zuur. houden ; bij deeze twee zelfftandigheden maakt zich een derde , een geurig , fpeceryachtig beginfel kenbaar. Het is een ontvlambaar lichaam en geeft eene aangenaame geur en rook; niet .in water , maar in wyngeest ontbindt het, wanneer men het Tineiwa Juccini noemt; Boerhaave wreef, eer hij den wijngeest ,op den barnfteen goot, denzelven meteen .vast alkali, om deeze ontbinding noch meer , te bevorderen; in olie van Vitriool ontbindt j het fuccinum geheel. V. Zijn 'er niet meer, dan de opgenoemde , Zelfftandigheden in het fuccinum? A. Jazeker; een vlugtig zout en oly. V. En op welk eene wijze verkrijgt men - deeze? Wan-  ( 81 5 Wanneer men grof poeder van Barnfteen in een glazen Kromhals doet, en met eene zagte hette begint te ftooken, verfchijnt 'er eerst een weinig Phlegma, reuk-en fmaakeloos zijnde, en daarna een weinig witter wordende , vervolgens verfchijnt het zout in eene witte zuivere gedaante (wanneer men Yoorzigtig te werk gaat ) , en zet zich om de pyp der kromhals; men neeme hetzout 'er uit, maake het vuur heviger, en vermeerdere het by trappen, wanneer 'er eene oly overkomt, die, eerst klaar en helder, op het laatfte pekachtig wordt; de deftillatie geëindigd zijnde, blijft 'er eene zwarte koek te rug. V. Wat toch is dit zout? A. Dit zout blykt, volgens de waarnemingen van verfcheiden Scheikundigen , een zuur te zyn, daar het alle de eigenfchappen van hetzelve bezit, zynde het vereenigd met een gedeelte oly en een weinig aarddeelen , wyders heeft het een vlugtigen aart, en maakt met alcalia middenzouten; op dusdanig eene wyze verkrygt men het fal comu cervi fuccinatum, wanneer men, namentlyk, het alkali volatile van den hartshoorn met dit zout vereenigt; dit mengfel, in een vloeibaaren ftaat zynde, dat is, wanneer de geest van hartshoorn met F dit  I ll ) 1 dit zout gëfatureerd is noemt men het fpiritus c. c. fuccinatus. Het ontbindt Koper, Yzer' Planter, een weinig van het Tin & Bismuth. V. Verfchiit deezs Barnfteen veel van de Amber? A. Niets, dan daarin, dat het Jaatstgemelde eene aangenaame gêur en een ander foort van zuur heeft. V. Dus komen wy nu aan de Metaalen ? A. Nadat wy nog iets ter loops van de Kalk gezegd hebben. Veele Lichaamen zyn 'er, xvaar in de kalkaarde haare zitplaats heeft , Marmer, Spnth, Schulpen &c. om uit deeze lichaamen de Kalk te verkrygen, moeten zyin een open vuur verbrand worden , de Kalk, op deeze wyze toebereid , noemt men levendige of Ctdx viva; deeze kalk bruischt met koud water op, verwekt eene hevige warmte, eindelyk vermindert de bette, de kalk valt ten bodem, men fcheidt de kalk en het water van elkander, en dan noemt men de kalk geblust. Het water, dat helder zyn moet , behoudt vry wat van de kalk, gelyk de fmaak ontwaar wordt; in alle proeven vertoont het een alkalifchen aart; wanneer men een loogzout by dit water 'voegt, wordt-het melkachtig, verdwynende weder door de byvoeging van een züür; de kracht  ( 83 ) kracht van dit water beftaat in een vlugtig ba. ginfel, naardien het door ouderdom krachteloos wordt; offchoon het alkalisch is,bruischt het niet op met zuuren; indien men versch-. gemaakt kalkwater aqua ealcis ftil ftaan laat, ?iet men op de oppervlakte een vliesje, 't welke de Scheikundige room van Kalk of Cremor Calcis noemen, zynde een wezentlyke kalkaarde. . V. Valt hier nog meer van te zeggen ? A. Ja zeer veel, maar dit kunt gy uitftellen, tot gy verder gevorderd zyt; dus wenden wy ons tot de metaalen, en alles, wat in derzelver behandeling tot de geneeskunst behoort en in de winkels gebruikt wordt, zullen wy u aantoonen. V. Wat zyn de metaalen ? A. Door metaalen verftaan wy delfbaare lichaamen, zwaar, vast, blinkende, in het vuur fmeltbaar, beftaande uit ontvlambaare beginfelen en eene byzondere metallifche aarde, Terra metallica of mercurialis, genaamd; de hergen en onderaardfche plaatfen zyn voornamentlyk derzelver woonplaats; van ouds her Waren zy reeds zeven in getal, Goud, Zilver, Koperi Tin, Lood, Yzer, Kwikzilver. De. zes eerfte noemde men heele, het laatfte een half metaal. Dit eene halve metaal verkreeg biib ;..» tMnott bi u#ü M  ( U ) iri later tyd nog zeven medegezellen , Bis-i muth, Zink of Piauter,Spiesglas, Rottekruid, Gobalth, Kopernikkel, en wit Goud of Pla. tina del Pintt. Alle deeze metaalen worden gevoegelyk verdeeld in drie foorten. t. vloeibaare, gelyk bet Kwikzilver. 2. in vafte en rekbaare, die den hamerflag, zonder verbryzelen , kunnen uitharden. 3. in vafte, niet rekbaare, maar die onder den hamer verbryzelenlaater ontdekkingen leeren , dat ook het Kwikzilver in eene hevige koude tot een vast Lichaam kan overgaan , en, uit aanmerking hier van, behouden andere enkel de twee laatfte verdeelingen. V. Maar hoe verkreegen deeze Lichaamen den naam van metaalen, en hoe verkregen zy zulke byzondere tekenen ? A. Op deeze tweeledige vraag zal ik in 't kort antwoorden : wat de naam betreft van metaal, deeze ftamt af van het Latynsch Me. tallum, en dit weder van het grieks ^raW*, naavorfthen, endtrzoeken, of gelyk anderen van ftira na & de andere, wyl men den eenen mynadernaa den anderen vindt; het eerfte echter is het waarfchynlykst. Nu het tweede; De tekens zultgy in alle Apotheken vinden, om dezelve te verftaan, dient gy dit alleen in de fiedagten te houden; een cirkel  C «5 ) was by de ouden een teken' van volmaaktheid, een kruis integendeel het tegen over geftelde; past nu dit toe op de Karaéters. Een beele circel tjoud, een halve zilver, met een Kruis voorzien Tin &c. Het kwikzilver, in waarde goud, in gedaante zilver , in vloeibaarheid onvolmaakt, draagt ook drie verfchillende tekens. Het fpiesglas, waar uit de ouden alles meenden te haaien, gaven zy het teken der waereld. Het Lood, zeer onvolmaakt kreeg twee kruisfen. De tekens komen met de fterrekundige over een, wyl de ouden eenen wederzydfchen invloed droomden van de fterren en metaalen. Alle deeze metaalen nu, zoo in gedaante verfchillende, komen echter in eenige hoofd. hoedanigheden met elkander overeen. V. En welke zyn die hoofd • hoedanigheden? A. De volgende, i. alle de Metaalachtige zelfftandigheden hebben eene byzondere digtheiden eene groote trap van zwaarte. 2. zy bezitten, zuiver zynde, eenen byzonderen glans. 3. allen, hoe ook in dunne plaatjes verdeeld, tolyven ondoorfchynend. 4. allen kunnen gefmolten worden. 5. uit den ftaat van fmelting weder verkoelende, nemen zy allen eene byF 3 on-  ( 86 ) zondere reguliere vorm van oppervlakte aan. 6. de meeste (niet allen) wordendoor een aanhoudend vuur, verkalkt. 7. met aarden, 'fteenen enz. kunnen zy niet gemengd worden, ten zy zy eerst verkalkt zyn. 8. allen bezitten zy eenen zeekeren trap van hardheid. 9. zy neemen fchielyker, dan andere Lichaamen , de hette aan, en verliezen dezelve ook weder fchielyker. 10. allen worden door zuuren ontbonden, ir. met geeften hebben zy minder verwantfehap, dan alkalifche zouten en opflurpende aarden, r2. het geen ik reeds zeïde, allen fcheinen uit brandftof en eene byzondere aarde te beftaan. V. Zyn'er, buiten deeze, ook onderfcheidende Eigenfchappen ? A. Ja, daar zyn ook nog Eigenfchappen, die de heele van de halve Metaalen onderfcheiden. i. de heele Metaalen bezitten meer Specifique zwaarte. 2. zyn allen buigbaar , de andere niet. 3. de heele metaalen zyn allen ftandvaftiger in het vuur. V. Gaan wy dan nu tot de metaalen in het byzonder over? A. Ja, en wy zullen een aanvang maken met het kwikzilver. Dit metaal'is eene allervloeibaarfte zelfftandigbeid, buiten goud het  <: ) het zwaarfte; het bezit eenen byzonderen zllj verglans, het kan in het vuur byna niet verkalkt worden wegens zyn vluggen aart, waardoor het telkens na. boven ftygt; het worde byna door alle.zuuren ontbonden; .onder gsfuiolten metaalen gemengd vormt het eene .byzondere zelfflandigheid, de vastheid byna van fmeer hebbende; men noemt hst amalgama, , en de bewerking amalgainatio.. In het ïrenfchelyk lichaam bezit het-Kwikzilver eene byzondere kracht , daar het de kwyling. veroorzaakt ; men ontmoet het in de. roynen of in een zuiveren of onzuiveren ftaat. . Dit metaal, zoo .byzonder in. ar.rt, levert ook verfchillende bereidingen op. ■. V. Eo welke zyn deeze? A. De volgende : Merc.fublinmtus conofivus. Merc. dulcis; Calomelas; .Panacea Mercurialh ; Merc. prmcipitatus albus, ruber &virïdis; Turbith of Turpetum minerale; Mthiops; Cinnabar. Merc. Diaphoreticus; Lac Mercuriale; Nitrum cubicum mercuriale ; Purpura Mercurii; oleum mercurii; Arcanum corallinum ; Pulvis Frincipist V. Hoe maakt men de Merc. fublimatus ' Conofivus ? A. Deeze bytende opgeheven kwikzilver vervaardigt men dus. Men,neemt by.voorF 4 beeld  ( ss ) beeld 7. oneen kwikzilver, men ontbindt het in fterkwater , en dampt deeze ontbinding tot droogwordens toe; meng met dit poeder zoo veel verkalkte groene vitriool en droog zeezout, doe het in een kromhals en disteleer bet; aanftonds verfebynen, er roode dampen , eindelyk een witte damp, welke de fublimaat is, en zich vasthecht in den hals; eindigt niet eer, tot er niets meer opwaarts komt. Wanneer men levende kwikzilver, gemengd met deeze Merc. fublimatus, fublimeert in een glas, dat van boven eene opening heeft, verandert zy eenigzins van gedaante, verliest een goed gedeelte zuur , en uit dien hoofde zyn vergiftigen aart; wordt dus verzoet, en Mercurius dulcis of aquila alba genaamd. Wanneer men deeze fublimatie zes of zevenmaal herhaalt, heet het Calomelas, en indien tien of twaalfmaal Panacea mercurii of algemeen geneesmiddel van Kwikzilver. Wanneer echter de Mercurius dulcis eens wel gefublimeert en daarna afgewasfehen wordt, zyn de verdere fublimatien geheel overtollig. V. Hoe bereidt men de Merc. prtecipitatus êlbus? A. Men ontbindt den Mercurius in Sterkwater , en giet by deeze ontbinding een Zeezout  ( 89 ) zout zuur, wanneer op 't oogenblik de Mercurius, in de gedaante van een wit poeder nederploft; men gaat voort met zuur by deeze ontbinding te gieten, tot 'er niets meer nederploft; het troebel vogt noemt men Lac mercuriale, en het poeder gedroogd zynde, Merc. precipitatus albus of Cosmetkus; maar wanneer men, in plaats van een zuur by de ontbinding te gieten , dezelve uitdampt, en aan een heet vuur bloot fielt, verkrygt men eene roode glinfterende zelflïandigbeid, welke oneigentlyk Merc, prcecipitatus ruber genaamd wordt. V. Kan men ook deeze Merc. pracip. ruber zonder Sterkwater vervaardigen ? A. Ja door eene langduurige digefiie van drie maanden verandert de Mercurius in een roozen - rood poeder, welke men Merc. pracipitatus per fe, of Merc. calcinatus noemt. V. Hoe maakt men de groene prajcipitaat? A. Men ontbindt de Mercurius in eene zekere hoeveelheid Sterkwater, en eenig Koper in geest van Ammoniakzout, men mengt deeze ontbindingen onder elkander, en behandelt het even als de roode. Nadat de bereiding gedaan is, giet men 'er een zeker hoeveelheid overgehaalden azyn op, en laat het F 5 een ,  ( 90 ) een weinig koken, waarna men het weder droogt en onder den naam van Merc. prcecU pitatus viridis bewaart. V. Hoe bereidt men het Turbith minerale ? A. Men neemt vitriool-oiy twee deelen, Kwikzilver één deel, men kookt het op een zagt. vuur, daarna dampt men het uit, tot 'er een droog, wit poeder over'olyft; op de terug geblevene masfa giet men water., 't welk aan, ftonds eene geele Citroenkoleur aanneemt, en dit geele poeder is het Turbith, 't welk verder afgewasfen moet worden met heet water, tot het fmakeloos is; wanneer men eene ontbinding van Tartarus vitriolatus in eene ontbind! ng van • Mercurius door fterkwater giet • pra:cipiteert de Mercurius ook in eene geele gedaante en maakt een Turpethum minerale. Maar indien men by -Iaastgemelde folutiemelk giet, ploft 'er een purper-poeder neder, Furpura mercurii genaamd; eer het deeze purpere koleur aanneemt, vertoont het eerst een Roozenkoleur, en draagt den naam van Rnfa , mercurialis. ■ Met pis wordt de prajeipitatie eerst wit,, daarna rood, en eindelyk incarnaat pf hoog rood. "V. Hoe maakt men dc Mthiops mineralis? i A. Een.once Mercurius wryft men zoo lang .t.J met  ( 91 ) met 3 of 4 oneen Zwavelbloemen, tot zy,< geheel vereenigd zynde, eene zwarte koleur aannemen ; en uit dien hoofde den naam ontkenen van mynftoffelyken Moor; daar echter deeze bereiding langdradig is, heeft men een korter wegbedagt; namentlyk, men fmeltde zwavel in een plat, onverglaasd, aardenvat; men wringt drie deelen Mercurius door een zeemleder, om dezelve wel verdeeld en in de gedaante van Regen in den gefmolten zwavel te laten vallen; geduurende dit, roert men het mengfel onophoudelyk; de floffe wordt zwart en dik;' na de bewerking laat men de zwavel uitbranden, die nog niet ge,noeg met kwik gemengd was; aan het einde der bereiding lette men wel op, dat de Mercurius door de hette niet wegvliege. V. Hoe maakt men de Cimiabar? ' A. Den Mynftoffelyken moor fublimeert ■men naar de Kunst. V. Wat is de Merc. diaphoretkus ? . A. Twee deelen bladgoud, één deel bladzilver , drie deelen zuiveren Kwikzilver vereenigt men door de amalgamatie. Buiten deeze bereiding is 'er ook nog een andere, daar in beftaande, dat men de cinndbar zoo dikwyls fublimeert, tot het niet meer [zich gemakkelyk laat  ( 92 ) kat opheffen en den grootfchen naam van art/mum nebile diaphoreticum mercurii of «del zweetdryvend geheim van Kwikzilver, verkrygt. Nuttelooze bereidingen van 'den ouden tydi V. Waar uit komt het Nitrum cubicum Mercuriale ? A. Uit het overgebleven vogt vandenAfer-, prac. albus door Zeezout-zuur; maar indien men deeze próecipitatie verwekt door ammoniakzout, krygt men insgelyks door uitdamping «it het overblyvend vogt, een zout, bekend onder den naam van Nitrum flammans mercuriale. V. Wat is de oly van Kwikzilver? A. Wanneer men het water , waarmeede het Turbith gewasfehen is , evaporeert , houdt men een foort van zout over, dat in de kelder geplaatst, in een vogt verandert, oneigentlyk oleum Mercurii genaamd wordt; zynde een allerhevigst bytmiddel. Alle zulke vogten , welke van zelve vloeibaar worden, noemt men elea per deliquium, of beter Liquores fpontanei. V. Hoe wordt het Arcanum corallinum vervaardigd ? A. Men neemt roode prscipitaat , wryft fcftfyn, en laateenige reizen zuiveren brandewyn  ( 93 ) wyn over dezelve ontvlammen, nadat het met evengenoemde geest twee a drie dagen getrokken heeft; men noemt het ook Merc. eorallinus. ■ V. Wat is het Pulvis principis? A. Dit Prinfenpoeder wordt ook van roode prajcipitaat gemaakt; men la^thet met kokend water eenen geruimen tyd trekken,' nu en dan het mengfel omroerende; dit herhaalt men eenige reizen, daarna trekt men het nog eens met een vast, in water ontbonden, alkali, droogt het weder, en brandt eindelyk eene hoeveelheid zuiveren overgehaalden brandewyn op het zelve. V. Zyn 'er buiten deeze nog meer bereidingen ? A. Ja. de volgende. Mercurius aikalifatuSi Merc. Sacchatatus. Calx Mercurii. Panacea Mercurii rubra. Merc. pracip.fujcus Wurtzii. V. Wat is de Mercurius alkalifatus? A. Niets anders dan Mercurius en Kreeftaoogen, zoo lang gewreven, tot de kwik verdwynt. Indien men in plaats van kreeftsoogen bruine kandyzuiker en eenige druppen jenever-olie neemt, en op dezelfde wyze behandelt , heet het Merc. Saccharatus, V. Wat is Calx Mercuriïi A. Eene  ( 94 ) A. Eene uitgedampte ontbinding van Kwikzilver in fterkwater over een zagt vuur, tot het wit wordt: of liever het is het zelvde, als de roode praecipitaat,doch zoo lang noch zoo hevig aan het vuur blood gefteld, en uit dien hoofde meer zuur bezittende. V. Wat is de Panacea Merc. rubra ? A. Roode prajcipitaat, eerst 24 uuren met Water, daarna 15 dagen lang met brandewyn getrokken; vervolgens doet men tweemaal deszelfs gewigt aftrekfel van zwavel op het zelve, ( dit aftrekfel is een Tinctuur van Hepar Sulphuris met brandewyn ); eindelyk trekke het nog drie dagen met zuiveren wyngeest, en eindelyk drooge men het ten gebruike. V. Hoe vervaardigt men de Merc. prcecip. fuscus Wurtfii? A. Laat in eene ontbinding van Mercurius in fterkwater langzaam een loog van wynfteenzout druipen, tot de opbruifching ophoudt; 'er ploft een bruin poeder neder, dat met heet water moet afgewasfchen en verzoet worden. Zoo Veel bereidingen men van het Kwikzilver heeft, zoo weinig heeft men van het Goud. ' V. Is dit niet het edelfte metaal ? A. Ja, het Goud is een volmaakt metaal; eenen fchoonen geelen glans bezittende, het zwaar-  C 95 ;) zwaarfte, digfte, en rekbaarfie van' alle metaalen ; het bezit geen veerkracht, en by gevolg geen klank; het wordt in enkelvouwige zuuren niet ontbonden maar alleen in Koningswater, aan het welke dit metaal ook. eene goud koleur mededeelt, uit dit ontbind vogt kan het door een vlug alkali nedergeploft worden, wanneer het den naam van aurum fulminant of Blixem Goud verkrygt; en niet te onrecht, want, wanneer men'dit poeder in eenen hollen lepel op het vuur fielt, Haat het wel draa met eenen verfchrikkelyken flag los,- in het vuur fmelt het Goud, maar blyft in zulk een ftaat onveranderlyk in de hevigfte hette, en gaat niet toe kalk of glas over. Met zwavellever verenigt het goud op het allernauwst, en zeer gereed met kwikzilver. V. Heeft men ook bereidingen van dit Goud, en heeft het ook eene genezende kracht ? A. Wat het eerfte aanbelangt; buiten bet aurum fulminant heeft men ook Aurum péabiU. namentlyk, by eene ontbinding van Goud in Koningswater doet men eene zekere hoeveheid Rosmaryn - olie; men laat hetftii ftaan, wanneer het zuur z'ynen goudglans begint te verliezen, en de olie, op de oppervlakte dryvende, door zyne geele koleur veele dee-  ( 94 ) A. Eene uitgedampte ontbinding van Kwikzilver in fterkwater over een zagt vuur, tot het wit wordt: of liever het is het zelvde, als de roode praecipitaat.doch zoo lang noch zoq hevig aan het vuur blood gefield, en uit dien hoofde meer zuur bezittende. V. Wat is de Panacea Merc. rubra? A. Roode prascipitaat, eerst 24 uuren met Water, daarna 15 dagen lang met brandewyn getrokken; vervolgens doet men tweemaal deszelfs gewigt aftrekfel van zwavel op het zelve, ( dit aftrekfel is een Tinctuur van Hepar Sulphuris met brandewyn ); eindelyk trekke het nog drie dagen met zuiveren wyngeest, en eindelyk drooge men het ten gebruike. V. Hoe vervaardigt men de Merc. prcecip. fuscus Wurtfii? A. LaatineeneontbindingvanMw'MWöfia fterkwater langzaam een loog van wynfteenzout druipen, tot de opbruifching ophoudt; 'er ploft een bruin poeder neder, dat met heet water moet afgewasfchen en verzoet worden. Zoo Veel bereidingen men van het Kwikzilver heeft, zoo weinig heeft men van het Goud. • V. Is dit niet het edelfte metaal? A. Ja, het Goud is een volmaakt metaal; eenen fchoonen geelen glans bezittende, het zwaar-  C 95 ) zWaarfte, digfte, en rekbaarfte van alle metaalen; het bezit geen veerkracht, en by gevolg geen klank; het wordt in enkelvouwige zuuren niet ontbonden maar alleen in Koningswater, aan het welke dit metaal ook. eene goud koleur mededeelt, uit dit ontbindvogt kan het door een vlug alkali nedergeploft worden, wanneer het den naam van aurum fulminant of Blixem Goud verkrygt; en niet te onrecht, want, wanneer men' dit poeder in eenen hollen lepel op het vuur fielt, lïaat het wel draa met eenen verfchrikkelyken flag los; in het vuur fmelt het Goud, maar blyft in zulk een ftaat onvcranderlyk in de hevigfte hette, en gaat niet tot kalk of glas over. Met zwavellever verenigt het goud op het allernauwst, en zeer gereed met kwikzilver. V. Heeft men ook bereidingen van dit Goud, en heeft het ook eene genezende kracht ? A. Wat het eerfte aanbelangt; buiten het aurum fulminant heeft men ook Aurum poïabiU. namentlyk, by eene ontbinding van Goud In Koningswater doet men eene zekere hoeveheid Rosmaryn -olie; men laat het ftil ftaan, wanneer het zuur z'ynen goudglans begint te verliezen, en de olie, op de oppervlakte dryvende, door zyne geele" koleur veele dee-  ( 96 ) deelen van het goud toont te bezitten; meii fcheidt de olie van het zuur, en doet by de eerstgemelde eene gedeelte zuiveren wyngeest. Na dat dit mengfel ruim een maand geftaan heeft, verkrygt het eene purper ko. leur: nochtans zyn deeze en foortgelyke bereidingen van het Goud nutteloos , daar dit metaal noch in ontbindingen, noch op zichzei ven, eenige kracht heeft op het menfehelyk lichaam. V. Dan is het Zilver van meer gebruik ? A. Weinig meer. Het Zilver is Ook een volmaakt metaal, wit, blinkende, en in het vuur flandvaftig,- wegens zyne veerkracht bezit het klank; het wordt door falpetergeest ontbonden , maar door zeezout zuur wordt het uit dit menflruum nedergeploft, wanneer het magijleriumluna genaamd wordt, dit in een zagt vuur gefmolten zynde, geeft het hoorn zilver of Luna cornea; in heete olie van vitriool ontbindt het, en het vereenigt zich met den zwavellever; het is byna de helft ligter, heeft minder rekbaarheid en minder ftandvaftigbeid in de onbindtvogten , dan het Goud. Wanneer men eene ontbinding van zilver door fterkwater uitdampt, verkrygt men kriflallen , welke, •ene hevige brandende kracht bezittende, zilver-  ( 97 ) ver-kriftallen of Cryfiatö Lunce genaamd wofden; Wanneer men deeze kriftallen by eens zeer gemaatigde hette fmelt, krygen zy eene vloeibaarheid als olie en een zwarte koleur; wanneer het ophoudt te roken, giet men het in heete en. vetgemaakte; vormen, welke aan de ftoffe, hard geworden zynde, de vorm van pypjes geven , wanner het den naam van Maan-brandmiddel of belfchen fteen, Caujlkum lunare of Lapis infemalis verkrygt. Maar indien men, in plaats van de Kristallen te fmelten, door het vuur, dezelve ontbindt in water, en met een gelyke hoeveelheid in water ontbonden falpeter mengt en tot droogwordens toe uitdampt , onder een geduurig roeren over een zagt vuur, verkrygt men de zoogenaamde Maanpillen of Pilula lunares. V. Wat zou in edelheid het Goud en Zilver volgen? A. Het Koper , zynde een hard, rood, veerkrachtig rek- en fmeedbaar metaal, in het vuur vry flandvaftig, echter verliest het geduurende de fmelting een goed gedeelte van zyne zelfflandigheid, doordien zich op deszelfs oppervlakte eens bruine graauwe korst vertoont, de kalk d.es metaals zynde , beroofd G van  ( 98 ) van zync brandftof, deeze korst noemt men Hakken, Scorice, en de bewerking Scorificatio; met de overige metaalen heeft het eene affiniteit, envereenigt zich met alle onbindvogten; met Goud en Zilver vermengd levert het Korintisch Koper; met Tin & Piauter en een weinig Zilver geeft het een ftoffe gefchikt voor Klokken enz; met zilver alleen vermengd gebruikt men hetivoor weêrftuitfpiegels; met kalamintfteen geeft het geelkoper; met zuivere Piauter het Robbertsmetaal; met Rottekruid wit koper; eindelyk met zuuren vermengd geeft het eene fchoone groene, met loogzouten een hemelsblaauwe koleur; deeze greeti'ge vereeniging met watvoor ontbindvogten ook gaf aanleiding, dat zy dit metaal Venus noemden. V. Heeft men van dit metaal ook eenige medicinaale bereidingen ? A. De volgendei Aes uftum. Cryftalli ventris, f'.ns veneris. Tinei, veneris volatilis. Tin3. antepileptica BoYLïi. V. Hoe bereidt men het JEs UJlum? A. Men legt dunne plaatjes koper en zwavel in een fmeltkroes, laag op laag of firatum fuper flratum; men maakt eene hette, waarin de zwavel een half uur lang vloeibaar gehouden wordt; daar na zulk eene hevige hette  C 99 ) hette, dat de zwavel Ontvlamt, en op dusdanige eene wyze verandert het koper in een zwart graauwachtig vergruisbaar poeder, gebrand koper genaamd. V. Wat zyn cryjlalli veneris'? A. Men dampt eene folutie van koper in fterkwater tot de helft van deszelfs- gewigt Uit, en laat het kriftallizeren; deze Kliftallen zyn bytend, en, wyl zy zoo ligt in de lucht fm ;!ten, byna onbruikbaar. V. Hoe verkrygt men de Tinctuur van koper? A. Vylfel van koper trekt men met geest van ammoniakzout, tot het eene fchoone blaauwe koleur aanneemt. V. Wat is Ens veneris ? A. Blaauwe verkalkte vitriool en ammoniakzout te famen gefublimeerd op dezelvde wyze als de fiores falis ammoniaci martiales, waarvan deeze ook niet veel onderfcheiden zyn, daar alle de Vitrioolen yzerdeelén bevatten ; dus is deeze bewerking onnut. V. Hoe nu maakt men de TinEt. antepileptka Boy lei. A. Twee deelen ammoniakzout en een deel kopervylfel worden onder elkander gemengd, en een tyd lang aan de lucht blootgefteld,wanG a- neer  neer de doffe groen wordt, en, in water gekookt , het evengenoemde Tinctuur geeft, bezittende eene fchoone Violetkoleur. V. Wat volgt nu in rang ? A. Het Yzer, een allernuttigst metaal, zoon de oeconomie als geneeskunst. De koleur is uit den witten blaauwachtig grys, verkalkt zynde graauw geel; de fmaak is famen trekkende; het is hard en veerkrachtig, welke eigenfchappen nog merkelyk vermeerderd worden , indien het metaal, gloeijend gemaakt, in koud water fchielyk wordt uitgedoofd , wanneer het de naam van itaal draagt; in iucht en water roest het ligtelyk; het wordt in alle mineraale zuuren ontbonden; het vermengt zich met meest alle heele en halve metaalen; het bezit de wonderbaare en bekende eigenfchap met opzigt tot den ZylIteen, De zoogenaamde bloedftcen, Lapis hetmatitis is een erts, waarvan het yzer het grootfte gedeelte uitmaakt, ja de zylfteen is een zwavelachtig yzermineraal. Kortom , allerweeg» heeft de milde natuur , overtuigd van het groote nut deezes metaals, hetzelve verfpreid. V. Dan heeft men ook meer bereidingen van het zelve, dan van het laastvoorgaande? A. Ja  C 101 ) A. Ja verfcheide. Rubigo prttparata. Limztura preparata. athiops martialis. chalybs fulphuratus. Crocus martis aptriens. procus martis sdjhingens. Mars fêlubilis Tartarijatus. Mars Jolubilis alkalifatus. Fiores martiales. Lixivium martis. Sal Martis. Oeum martis. Gilla The*phrafii. Pulvis fympatheticus; Tmttura martis cyiloniata; Tint}, martis aperiens Ludovici. Tint}, viirtis Zwelferi. Tint}, martis, tpe aceti &' vini Rhenani. Tint}. Stiptica. TinB. martis aurea. Tintt. Saturnina Lond. Bajium martis ö* veneris. V. Laat ons van ieder in het byzonder fpreken ? A. Zeer gaarn, maar kort. de Rubigo prttparata of de bereide roest wordt gemaakt van vylfel van Haal', met azyn dikwyls befproeid, tot het terdegen roest; dit vylfel wordt afgewasfen , na dat het eerst in een mortier ge. wreven ie; de roest, dus afgewasfen, wordt gedroogd ten gebruike, het overige wordt op dezelvde wyze behandelt, tot het alles in roest veranderd is. de Limatura ferri prceparata of jbereide yzervylfel is volmaakt het zelvde. V. Wit is de-iEthiops Martialisl A. Deeze yzerachtige Moor wordt gemaakt mn yzervylfel, het welke men eenige maan6 3 den  C 102 ) den met water bedekt houdt, het daaglyks omroerende, tot het in een fyn poeder, zoo zwart als inkt, veranderd is. V. Wat is de chalybs fulphuratus ? A. Tegen een gloeijend ftaafje ftaal, over het water gehouden, wryft men een pyp zwavel; het ftaal zal fmelten en in droppels nedervallen, van den aanhangenden zwavel te zuiveren en tot een onvoelbaar poeder te wryven zynde; maar men mengt ook wel een deel yzervylfel en twee deel zwavel met water ter dikte van een deeg; na verloop van zes uuren, zwelt het op, wanneer men de ftoffe tot poeder wryft, en langfaam en by kleene gedeelten in den fmeltkroes werpt en brandt , pnder een geduurig omroeren , tot het in een zwart poeder veranderd wordt; men noemt dit, daar het, niet van ftaal, maar yzer gemaakt wordt Mars Sulphuratus. indien nu de laastgemelde ftoffe zoo lang in het vuur gehouden wordt, tot ze rood is, verkrygt zeden naam van openend faffraan van yzer, Crocus martis aperiens; wanneer, deeze Q-ocus martis aperiens langen tyd in een heet vuur gereverber'eerd word, verkrygt men den famentrekkenden faffraan, Crocus martis i.djltwgen.s, m Reverberatia Is, wanneer de fwelt-  < 103 ) fmeltkroes in een foort van fornuis gezet wordt, 't welk van boven door een dekfel, met een langen pyp voorzien, gedekt is; waardoor de vlam en bette gefluit en weder na beneden gedwongen worden; hierdoor ftaat de kroes rondom in een geweldig vuur; dit foort van Fornuis noemt men Reverberium of fomax Reverberii een weerftuit • oven. V. Wat is de Mars folubüis tartarifatus ? A. In plaats van zwavel, gelyk in de voorgaande bewerking, neemt met kriftallen van wynfteen; de klomp deeg droogt men in eene matige warmte, wryft men fyn, en bevogtigt en droogt dezelve wederom, zoo dikwyls tot het in een fyn. poeder kan gewreven werden. V. Hoe maakt men de Mars folubüis alkal'iZatus? A. Gelyke deelen yzervylfel en wynfteen gloeit men in het vuur, wryft, zift, en gloeit het grovere gedeelte weder zoo lang, tot het alles door de zeef gaat. Wat de Fiores Martiales & oleum martis betreft, leerde ik u onder het artikel van het ammoniakzout; het ipxivium Martis is volmaakt ,het zelvde als het oleum, het welk ook Effentia martis genaamd wordt. V. Hoe vervaardigt men het fal martis ? G 4 A. In  ( '04 ) A. In olie van Vitriool vier oneen, aangelangd met een pint water, ontbindt men drie oneen yzer; na de ontbinding wordt het geëvaporeerd en ter kriftalfehieting nedergezet, waarna men een fchoon Sal of Vitriolum martis verkrygt. (zie pag. 49.) Geduurende de ontbinding ryst 'er een damp op, welke, door de vlam eener kaars aangeftoken, ontvlamt, en weder een proef oplevert van zoogenaamde ontvlambaare Lucht; zoodraa nu dit Vitriool met famentrekkende middelen gemengd wordt, ontftaat 'er een zwarte koleur, welke door het bydoen van zuur weder verdwynt; wanneer men by dit zwarte vogt een flymig lichaam, als gemeane gom enz. doet, ontftaat uit dit mengfel de Schryfinkt dtramentum. V. Wat is de Gilla TheophraJii,en het poeder de Sympathie ? A. Het zeivde als de crocus martis. Het pulvis fympatJtetkus is niets dan yzer - vitriool Jn de zonneftralen verkalkt. V. Maar wat toch zyn alle die verfcheide Tinétuuren, hoe bereidt men die ? A. Een aftrekzei van yzer door Kwee-fap Js TinS, martis Cydoniata; de TmU. martis ape, fims lufavici is of zout of geestryk. het iaast-  ( 185 ) gemelde wordt geboren, wanneer een hoeveelheid y2ervitriool, met rhynfche wyn tot droog wordens toe, gekookt , met Brandewyn wordt afgetrokken; tot het zoute gebruiken zy wynfteenzout, met yzer vylfel in water zoo lang gekookt, tot het water zwart is, en de dikte van Syroop heeft. De TinB. martis Zwelferi is een aftrekfel van yzer met ontbonden Terra foliata tartari, in het vervolg te befchouwen. De TinB. Jliptica is een aftrekfel van Colcothar van vitriool door dat foort van franfcben wyn „ welke in eiken vaten ons wordt toegebragt. De TinB. martis aurea is niets anders dan verkalkte vitriool met verzoeten Zeezoutgeest getrokken. De TinBura faturrina Londinenf.s is twee pond overgehaalde brandewyn getrokken op twee oneen yzervitriool; dit zelvde yzer wordt ook wel getinéhireerd door azyn, rhynfchenwyn enz. Hier door heet het TinB. martis epe aceti of vini Rhenani enz. Wanneer men tot deeze yzertinótuur met azyn zuike azyn neemt, welke door koper gezuiverd is, noemden de Alchemiften zulks Bajiim veneris £f martis, of het zoenen van Mars en Venus. eene gevaarlyke bereiding, daar inderdaad deeze tinctuur met het gevaarlyk en vergiftig koper bezwangerd gaat: men bereidt ook een G 5 TM,  ( 106 ) TinSt. martis uit één once yzer, tien onc^n overgehaalden brandewyn, waarby men langzaam s oneen zeezout - zuur mengt en daarna laat trekken. Om kort te gaan, ik zoude nog 15 verfchillende bereidingen van yzer tinctuur kunnen geven, die al veel overbodig zyn. Genoeg hier van, wy gaan dus over tot het Tin. V. Zeg my, bidde ik, de eigenfchappen van dit metaal, gelyk gy in de voorigen gedaan hebt? A. Gaarn. het Tin, door zync witte koleur na het zilver zwemende, door de ouden wit lood genaamd, meest alle de overige metaalen in zwaarte, hardheid en rekbaarheid wykende, gevende, wanneer men het byt of buigt een krakend geluid, vloeit in het vuur eer het gloeijend is; in een heviger hette verandert het in een grys poeder, en deeze hette in trappen toeneemende verandert het in Glas. Het vermengt zich, in het vuur, met alle metaalen , benemende dezelve hunne rekbaarheid en vermeerderende de veerkracht en klank; in vitriool en falpeterzuur ontbindt het niet geheel, beter in Koningswater, gevende eene fcharlakenkoleur, waarvan daan het ook in de verwftoiTen gebruikt wordt; De ouden noemden dit metaal Jupiter. " V. Wat  ( io7 ) V. Wat voor bereidingen heeft men van dit metaal ? A. De volgende. Liquor fumans Libavii. Barba Jovis. Jupiter- comeus. ftmnum granulatum of pulverijutum- Calx jovis. Sal jovis. Aurum mufivum. V. Hoe verkrygt men het r.ookend vogt van L i b a v i u s ? A. Men neeme Tin & Merc. fubl. corrof. wryve het wel onder elkander, doe het in den Kromhals, en haale het over; het eerfte, dat 'er te voorfchyn koomt, is het Liquor of Spiritus Libavii, vergezeld met eene elaftike ftoffe, die met geweld zich voordoet; vervolgens verheffen 'er zich eenige gryze bloemen , gemengd met eenige Kwikdruppelen ; deeze ftoff5~!s de baard van Jupyn of Marba Jovis; in de kromhals blyft eene leverkoleurige ftoffe genaamd hoorntin of Jup. corn. V. Wat is Stannum pulverisatum. A- Gefmolten tin giet men in eene, rondom wel met kryt beftreken, doos, en fchudt deezen ter degen ofn, waardoor het tin in kleene korrelen verdeeld is; deeze bewerking noemt men Granulati», en kan met lood ook gefchieden. V, Hoe krygt men de Calx Jovis? A.Op  ( io8 ) A. Op eenen vlakken onverglaasden aardea fchotel fielt men het tin, al roerende, zoc lang aan hette bloot, tot, al de brandftof weggevlogen zynde, het Tin in kalk verteerd is-; De damp, die onder deze verkalking oplyst, acht men vergiftig, en dus gevaarlyk. V. Op wat wyze maakt men het fal jovis? A. Eene hoeveelheid Tin kookt men ia Vitriool oly, tot het droog en het zuur weggedampt is; vervolgens ontbindt men de overblyvende ftoffe in heet water, en zet het, na eene genoegzaame uitdamping , te kristal lizeren. V. Wat is het Aurum Mufivum ? A. De Heer Lewis in zyn Britfche apotheek geeft het dus op by een pond gefmol,^ten tin doet men een Wcï pond 'mercurius; „ dit mengfel, koud geworden, maakt men „ tot peeder ; onder hetzelve mengt men „ een half pcnd ammoniakzout en zeven on., «nZsvavelbloem,-dit mengfel heft men op, ,, dan zal men het Mofaïsch goud, van eene fchoone koleur, met eenig fchuim onder „ de .opgeheven ftoffe op den bodem vin,den '■ dit van het Tin; wy gaan over tot iiet Lood. V. Wat is dit voor «en Metaal? A. Hec  ( 109 ) k. Het Lood is een der onedele meta** len, het zagtfte en weekfte van allen, en buiten het Goud en Kwikzilver het zwaarfte. Dit metaal vereenigt zich geredelyk met Kwikzilver en vormt een Amalgama; de koleur is Bit den blaauwen wit; in de lucht echter verliest de oppervlaktedeezen glans, en wordt grysachtig; in het vuur fmelt het, eer het gloeijend wordt, verandert in een graauwe kalk, die allengs van koleur verandert, en eene eenigzins geelachtig roode koleur aanneemt ; deeze ftoffe, naar maate zy een weinig bleeker of hooger gekleurd is, noemt men goud of zilverglit, Lithargyrium auri of argenti. Een geeler foort van dit goudglit gebruiken de fchilders onder den naam van Majlichot; wanneer de verkalking nog verder wordt voo'tgezet, wordt de koleur hooger» leevert een fchoone roode koleur uit, en verkrygt den naam van Menie of Minium; eindelyk , naa een aanhoudende hette , verandert het in glas. Het wordt ontbonden in heete vitrioololy , in falpetergeest , voor een gedeelte in zeezout - zuur, in plant - zuuren, in loogen en uitgeperfte oliën, gevende de ontbindvogten eene zoete, eenigzins faamentrekkende kracht; wanneer het eenigen tydl aan den  ( Hö ) den waafernvan azyn wordt blootgefteld, verandert bet in een wit poeder, Loodwit, Ccruis cïCeruffa genaamd ; in azyn ontbonden, en die Vogt behoorlyk weder uitgedampt zynde'$ *erfchynen 'er kriftallen onder den naam via loodzuiker, faccharum faturni, bekend; wanneer echter de azyn alleen tot droogworderis toe wordt uitgedampt, verkrygt-men het zoogenaamde Extraiïum Saturni ; maar indieiï men , de azyn weggedampt zynde , weder hieuwen azyn op de ftoffe giet, en dit eenige' reizen herhaalt, verkrygt men eene honigachtige ftoffe, die zich niet- gemakkelyk Iaat uit-: droogen, en den naam heeft van oleum faturni-. V. Zyn 'er ook nog meer bereidingen, my dunkt gy hebt'er reeds verfcheidc opgenoemd? A. Echter zyn 'er nog meer : faturnus CorHeus. Spiritus Jalis ammon. miniatus. Plumbwri uftum. Liquor Plumbi. V. Wat is de faturnus corneus? A. Het is een metallisch zout, ontftaande Uit eene ontbinding van het lood door het Zeezoutzuur; in tegendeel met een Vitrioolzuur ontftaat 'er een foort van Vitriool van lood; Het Hoornlood echter verkrygt men ook op deeze wyze: men neeme twee deelen menie,ammoniakzout, eri water van elks een deel,  ( «« ) d3el, dit doet men in den kromhals, en haclt het over; op dusdanig, een wyze verkrygt mea den fpiritus falis ammoniaci miniatus, de ftoffe, die in de retort overblyft, en de gedaante van hoorn vertoont, is de Saturnus Corneus. V. Hoe verkrygt men het plumbum uflumf A. Dit gebrande lood wordt verkregen, wannner men lood en zwavel, by laagen op eikanderen gelegd, in den brand fteekt, wanneer het Lood verkalkt; doch béter en eenvouwiger is het, wanneer men het lood op zich zeiven, gednurig omroerende, zónder eeitig byvoegfel, tot een zwartachtig poeder verkalkt. V. Wat is het Liquor plumli? A. Het op de laetstgenoemde manfer verkalkte lood ^r^kt^men met azyn een langen tyd ; daarna, - het vogt gefiltreerd zynde, dampt men het een weinig uit; men noemt het ook oleum plumbi. V. Waar wordt het lood meer toe gebruikt ? • A. Tot zalven en plaefters, gelyk wy hier na zien zullen; wy gaan nu over tot een der halve metaalen, dat ons nog al eenigen tyd zal ophouden, waarvan zoo meenigvuldige. zoo overtollige bereidingen zyn, die de ry» per»  C 112 ) pere geneeskunst wegwerpt, en zich met twee van dezelve vergenoegt. V. Wat is dit? A. Het Spiesglas, Antimonium; zynde een wryfbaar metaal , latende zich vry gej makkelyk tot poeder ftooten; de koleur is wit glinfterend, zynde als 't ware uit glinfterende naaldjes of ftaafjes faamgefteld. Het is in het hevig vuur vlugtig, in een zagter •vuur verandert het in een graauwe kalk, Calx antimonii per fe genaamd, welke door een heviger hette in een roodachtig geele kalk overgaat. Het deelt aan andere metaalen, uitgenomen het goud en platina, deszelfs vlugtigheid mede. Het wordt door Koningswater, heete Vitrioololie, zuiveren geest van zeezout en, voor een gedeelte al/een, door Salpetergeest ontbonden. Het laat zich met alle heele en halve metaalen vereenigen. V. Zyn 'er dan zoo veele Bereidingen? A. Gy zult niet verdrietig worden, hope ik, als ik u 50 berydingen opneem. Zie daar de geheele fomma. Antimonium pulverifatum. Pocula antimonii. Regulus antimonii. Reg. ant. Stellatus. Reg. ant. martialis. Reg. ant. meditinalis. Bezoard minerale. Bezoard martiale. B. lunare. B. Jolare. Ant, diapboreticum. Ant. iiaph.  c m ) Maph. dülre of abluturn. Ant. diaph. martialti Materia perlata. nitrum Jlüiatum. Antiheticon P o t s rit. Fiores antimonii. Flepar Atv timonii. Magnejia arfenicalis. Kermes minerale. Sulphur auratum antimonii Cerujfa antimonii. Vitrum antimonii. EJJentia HuxhaMi. Crotus metallorum. Crocus antim. medicinalis Crocui antim. lotus. Crocus antim. mitior. Tartarus Emeticus. Crocus antim. martialis. Emitleunt mitius Boerhaavii. Mercurius vitx. Ba. tyrum antimonii. Cinnabar antim. TiuBura antim. Aqua BenediÜa Rulandi. Murfuli antim, Ciyffus antim. Acetum antim. TinEtufa antim, tartarifata. Oleum antim. Magijierium antimonii Butyrum antim. lunatum. fpiritus Vitrioli philefophicus. antimon. cathartkum Uilfonii. athiops ^ntomonialis. ^mim^diaphoreticumjoviale. Pana* iea antim. Vitrum antim. ceratum. V. Wel verbazende, welk een Lyst! A. Ja, en ik zoule u nog wel zoo veel 'er ty op kunnen noemen, zoo gy zulks nodig had, maar ik heb 'er de befte uitgekipt. Het antimonium pulverifatum is eenvouwig gepoederde fpiesglas. De Pocula of bekertjes zyrt gegoten kroesjes , waar in men wyn doet, dis op zulk eene wyze eene braakverwekkendê kracht verkrygt. H V. Oog  ( "4 ) V, Hoe maakt men den Regulus anthnmü? A. Dit koningske van fpiesglas verkrygt men, wanneer men gelyke deelen fpiesglas , falpeter en ruwen wynfteen, by kleene gedeelten, in de fmeltkroes ontploft; na de ontploffing vermeerdert men het vuur dermaate, dat de ftoffe vloeit, waarna men het in een hollen, met vet gefmeerden, kegel, Conus fufiritts genaamd , giet, men klopt een weinig op den rand der Conus, waardoor de regulus na beneden zakt , zynde zuiver fpiesglas ; koud geworden zynde, fcheidt men den Re* gulus van de bovenzynde Seorice. Wanneer men eerst kleene ftukjes yzer in de kroes heet maakt, en daarna het poeder in de kroes werpt, en op dezelvde wyze voortgaat, krygt men den Regulus antim. Martialis; wanneer men dit yzer- of ftaalacntig" Koningske verfcheidene reizen met nieuwe falpeter en wynfteen brandt , komt op de overvlakte de figuur eener fter te voorfebyn, waarom het Reg. ant. Jiellatus beet; wanneer men, de ftoffe op dezelvde wyze behandelende, by s deelen fpiesglas 4 deelen keukenzout en 1 deel wynfteen neemt, krygt men den Reg. ant. Midieinalis. V, Hoe maakt men het Butytw Antimmm  ( "5 ) A- Dit middel, ook wel Caufiicum antimonialè genaamd, bereidt men op deeze wyze : men neemt een pond gepoederd fpiesglas, en twee pond bytend opgeheven kwikzilver, met een weinig water gewreven; wel gemengd zynde doet men het in den kromhals, wanneer 'ei: in den hals eene boterachtige zelfflandigheid, door eene gematigde hette, zieh vast hegt, het geen de fpiesglcs - boter is; eindelyk veifchynen 'er roode dampen , wanneer men den ontvanger wegneemt en het vuur aanmerkclyk vermeerdert, waardoor zich de cinnatar antimonii opheft, welke, fyn gewreven, weder op nieuw , zonder eenig byvoegfel , mcec opgeheven worden. Wanneer men een deel Reg. antimonii en twee deelen nederploffel jiaft-ailysr^ d.oor het Zeezout • zuur, op dezelvde wyze behandelt, verkrygt men een zagter brandmiddel, het welke den naam van Butyrum antimonii Lunare draagt, wanneer men op de eerstgemelde Boter water giet, ploft 'er een wit poeder neder, namentlyk de Mercurius vitte of Pulvis algerothi. V. Maar op welke eene wyze bereidt men alle die Bezwrdka ? A. Men laat boter van fpiesglas in Salpetergeest druipen, tot 'er geene opbruisfebing H 2 mew  ( U6 ) meer is, waarna men het difteleert; op de terug blyvende ftof giet men weder Salpetergeest, en dit totdriemaalen toe, daarna plaatst men het een half uur in eene redelyk hevige hette , en men noemt het overblyvend poeder Bszoardkum minerale ; wanneer men een gedeelte yzerfafFraan by het voorgaande voegt, boet het Bezoardicum martiale; indien Tinctuur van koper, Bez. venerewn; indien een ontbinding van zilver in Spiritus nitri, Bez. lunare ; indien eene folutio van Goud en Koningswater Bez. Solare &c. V. Hoe maakt men het Antimonium diaphoret'mim ? A. Men ontploft een deel Antimonium en drie deelen falpeter, by kleene gedeeltens; na de ontploffing blyyp de, kroez r-ïg-'eer. halfuur in het vuur, de ftof, koud geworden, heet antimonium diaphoreticum non ahlutum of zweetdryvendfpiesglas, nietafgewaffen,- maar wanneer het met water is afgewasfen , noemt men het ahlutum of dulce; wanneer men in het vvtter, waarmeede het afgewasfen is, een zuur ftort, ploft 'er een wit poeder , Materies perlata of Sulphur fixatum antimonii, reden; deeze prJecipitatie verricht zynde, evaporeere men het vogt behoorlyk, zette het ter Kriital- fchie-  ( H7 ) fchietinge neer, en dus doende verkrygt men het Nitrum Stibiatum of antimoniatum; wanneer de antimonium eerst met yzer bereid en gecalcineerd , daarna met een derde deel falpeter gebrand wordt, levert het antimonium diaphoreticum martiale. V. Wat is het Anühttkon Poïerii? A. Een dwaaze bereiding, uit fpiesglas, tin en falpeter beftaande, welke , gemengd zynde, in een fmeltkroes gebrand en daarna afgewa.sfcben moeten worden. V. Hoe worden de Fiores Antimonii gemaakt ? A. Of op zich zeiven, of met een by- voegfel. V. En hoe gefchiedt het beide ? 'AT"Trr"de",cXj-il«*i5'l"ats fublimeert men het fpiesglas alleen; maar fpms fL,bliiuecrt men het ook met zand, zwavel en ammoniak zout. V. Hoedanig Is de bereiding van de llepar timonii ? A. Men neeme Antimonium & Nitrum va» elks gelyke deelen, en ontplofl'e het, na bahoorlyke pulverizering en menging , in een yzeren vyzel; het produel levei t u de Hepar antimonii of fpiesglas - lever ; indien men deezen lever fyn wryft en met kokend water eeII. 3 nisé  C 118 ) pige reizen verzoet en daarna droogt, veïkrygt men den Crocus Metallorum. V. Hoe wordt de Magnejia Arfenicalis gcmaakt ? A. Gelyke deelen zwavel , fpiesglas, .en rottekruid worden fyn onder elkander gewreven , en dan gefmolten. V. Op welk een wyze verkrygt men de Kermes minerale ? A. Men neemt een pond fpiesglas , drie oneen vast groeiftoffelyk alkali , potasch by voorb. , en twee ponden water; na twee uuren gekookt te hebben laat men het door een papier zygen; by het geene op het papier liggen blyft, doet men weder twee oneen alkali en drie pond water, behandelt hefcjïn gezegde manier , tot *ari"è""1reïzèn toe ; na een weinig iïilftand valt de Kermes of Pulviscarthufianoram van zelve, in een rood poeder neder; wanneer al Kermes, 'er is afgefcheiden, giet men eenig zuur in [het overblyvend yogt , waardoor onmiddelyk een oranjekoleurig poeder nederploft, het welk den naam draagt van fütphur auratum of preecipitatum antimonii ; wanneer men eerst een zekere hoeveelheid zuur, by voorb. 2 oneen, byhet vogt doet, noemt men he£ nede/pjpffel fülphur. aur.  ( "9 ) tur. ant. prima pracipitationis; doet men een tweede even;elyke hoeveelheid., na de affcheiding des eerften poeders, 'er by, dan ii het Sulphur. aur. ant. ftcundaprac. en herhaalt men dit ten derden maale, dan is het teitia pracipitationis; dit is u nodig te weten, wyl verfcheide geneeskundigen hierin wel degel yfc onderfcheid maken. V. Wat is de CeruJJa antimonii ? A. Het ontftaat, wanneer men een deel fpiesglas en drie deelen falpeter brandt. V. En hoe maakt men het vitrum antimanii ? A. Gepoederde fpiesglas calcineert men , al roerende, in een vlak vat. tot 'er geene J wasachtige rook meer uit oprystj daarna doet merTdè'irufFe in een fmeltkroes en vermeerdert de hette, tot de ftoffe vloeibaar is en doorfcheinende, wanneer men het op een koperen fchotsl uitgiet; van dit glas nu bereidt men het heerlykst braakmiddel en de befte der antimoniaale bereidingen, name* iyk de Ejjentia Huxhami, wordende faamgefteld uit Madera-wyn 24. oneen en één once gias van Antimonium; dit dient eenige dagen te trekken. Wanneer men echter dit glas in water kookt met een gedeelte room van wynH 4 flean '  ( 12© J fteen, en daarna het vogt door een papier zygt en uitdampt, verkrygt men kriftailen , die ook onder de befte braakmiddelen behooren, en onder den naam van Tartarus Antimonialis, emetkus of ftibiatus bekend zyn. Indien men één deel antimonium en twee deelen falpeter brandt, ontftaat het Emetkum mitius B o e rh a a v i i. V. Gy handelde daar even van den Crocus Metallorum , is 'er niet meer dan één foort van deezen Crocus? A. Ja. i. Wanneer men den tartarus emetkus of braakverwekkenden wynfteen bereidt, b'yft 'er, na de koking, altoos een rood poeder op het papier liggen, wanneer men bet aftookfel doorzygt; dit noemt men, dewyl 'er veej„ van den wynfteen in is\1 CrocXs^dlimoniTtartarifatus. 2. By de b-reiding van den Regulus antimonii martialis of yzerachtig fpiesglas koninkske, komen 'er, even als in alle bereidingen der koningskens , op de oppervlakte Scorice; deeze Scorice, in water gekookt, leveren, na dat het afkookfel gefiltreerd is, een weinig roode zwavel,van zelfs nederploffende; door het bygieten van zwavel verkrygt men het fulpkir auratum antimonii, en de ftoffe, die door het water -onoplosbaar was, is de Crocus anti- monii  ( 121 ) monli martialit. 3.Neemt men agt deelen fpfosglas en één deel faipeter en ontploft men het famen , dan verkrygt men een ftoffe, die, koud geworden zynde, moet fyn gemaakt worden en de geneeskundige faffraan van fpiesglas. of Crocus antimonii Medicimlis is. 4. Twee deelen fpiesglas en één deel falpeter, op dezelvde wyze behandeld , geeft den Crocus antimonii mitior. s- de faffraan van fpiesglas, Crocus metallorum genaamd , in water gekookt zynde, en zoo lang afgewasfchen, tot ze fmaakeloos is, geeft den gewasfchen faffraan of Crocus antimonii lotus. V. Wat is het oleum antimonii? A. Een Liquor f;,ontaneus van de fpiesglas boter , Butyrum antimonii. Dit vogt nu, in war "^er~gêuTiipipêlü" zynde, wordt het water melkachtig , de Mercurius vitte ploft neder, en het overblyvend vogt verkrygt den naam van Spiritus vitrioli philofophorum. V. Wat is het Magiflerium antimonii? A. In enkelvouwige zuuren ontbindt het fpiesglas bezwaarlyk , de ontbinding is altoos troebel, en het metaal zakt neder, in de gedaante en onder den naam van een wit meefterpoeder, Magiflerium Aniimoni^ B 5 V. Hoe  ( im) V. Hoe maakt men het Antimtnitm eathsrticum ? A. Op vier Oneen glas van Antimsuium giet men langzaam twaalf oneen Vitrioolzuur, vervolgens haalt men het zuur, door deftillatie , over; het poeder, in den kromhals ta rug blyvende, waschtmen, tot al de fcherpheid 'er af is, daarna mengt men het met een gelyk gewfgt fal mirabile Glau'bbh, en eene verdubbelde hoeveelheid falpeter ; dit faamgefteld poeder faielt tttea, zagtjes, in een fmeltkroes. dJ..rna laat men bet verkoelen , en men wryft het tot poeder. V. Hoe maakt men een goede TinBvra antimonii, en wat is daar by te optcmeiken? A. Ia het Rrandtnburgfche Difficn[atoiiuiq_ zyn'er drie verfchillende vooiTcniïften. i.uit de feoria van den regulus antim. martialis, welke TinBura antimonii acris of fcherp aftrekfel van fpiesglas is. 2. uit den regulus antim. zelf, met ftilpeter door fmelting vereenigd, welke TinBura regulina genaamd wordt; wanneer ' men nu den Regulus manialis ten dien einde het falpeter fmelt , ontftaat daar uit een brandend alkali, het welk ook Nitrum caujiicum genaamd wordt. 3. de derds Wordt gemaakt uit rvïwe antimonium en wynfteen-  ( 123 ) fteen - zout, fal tartari; drogen.de, deswegen , den naam van Tinttura Tartarifata; men moet by deeze bereidingen in acht nemen i. dat het alkali of het Nitrum caujlkum ook recht brandend zy. 2. dat men zuiveren overgehaalden wyngeest tot de aftrekfels gebruike. 3. dat men den wyngeest daarop giete, terwyl de ftoffe nog heet is. V. Waaruit beftaat de Clyffus Antimonii? A. Het is een vermengde geest van falpeter, wynfteen, en fpiesglas, in een ïteenen kromhals gedefinieerd, welke ten dien einde gloeyend moet gemaakt worden, waarna het gemengde poeder by gedeelten door eene opening in den kromhals geworpen Wordt, ^egnde men de opening onmiddelyk toe ; het poeder in brand flaande, gaat de Clyjfus over. V. Wat beduidt eigentlyk bef woord GjWfüs? A. Het is een chemisch konstwoord, en betekent een vermenging van mineralifche geeflen door middel der oatploffing. Het betekent ook foms de effentie of het wezentlyke eencr zaak; dusdanig een vogt heet ook aquajlimmca of fulphurea; van zulk een mineraalzuur nu is doorgaans het fpiesglas deBafis, V, Wat zyn de Morfnli antimonii ? A. Mox'  C 124 ) A. Mor Juli, Morfelli, of tabulce Antimonii zyn Koekjes , doorgaans Morjuli reftaurantcs Kun k iii.11 genaamd, beftaande uit amandelen , fpiesglas, kaneel en zuiker. V. Hoe vervaardigt men het Aqua Benediiïa Rulandi? A. Een half once crocus Mttallorum en twee dracbma kaneel trekt men in anderhalf pond bier, wyn , enz' zynde weinig onderfcheiden van de EJJentia Huxhami. V. Wat is de lEthiops Antimonialis? A. Antimonium, Kwikzilver, en Zwavel worden op dezelvde wyze behandelt als de JEthiops mineralis. 'Er is ook nog een andere bereiding, te weten : fpiesglas en zeezout laat men een uur lang in den ftaat van fmelting ; koud geworden, vertoont- zich' TêiT*Re- ~—" guius of Koningske, ten minde daar naa zwemefïde; van de Scorice afgefcheiden zynde, wryft men het fyn, en mengt het daarna met een gelys gedeelte Merc urius, tot deeze Lichaamen vereenigd zyn. V. Op \vat wyze verkrygt men de Panacea antimonii ? A. Spiesglas 6 oneen, falpeter 2 oneen, ■gemeen zout r5 once, houtskool 1 once ontploft men in een fmeltkroes; daarna Iaat men het  ( 1*5 ) het een kwartier uurs in het vuur ftaan, en giet dan de ftoffe in een Conus fujorius; onder in vindt men een koningske , tusfchen beiden eene leverkoleurige zelfflandigheid, en op de oppervlakte eenen fponsachtigen klomp, welke fyn gewreven eene geele goudkoleur heeft en de Panacea uitlevert. Wanneer ik aan het glas van Antimonium was, vergat ik, u te zeggen, dat men wel een once fyn gepoederd glas ftortte in- een drachma gefmolcen geel wasch, geduurig roerende, en dat dit, koud geworden en fyn gewreven zynde, het Vitrum antimonii ceratum is. Eindelyk is 'er nog eene bereiding van dit glas; namentlyk , in eene ontbinding van Mastich in Brandewyn doet men eene zekere hoeveelheid wsn.AitAvtrum, en laat het drie of vier dagen trekken , de ftoffe telkens omfchuddende, daarna evaporeert men den fpiritus; de ftoffo droogt en wryft men fyn, en ze verkrygt den naam van Chylifta: en bier meede flappen wy van het Antimonium af. V, Waar gaan wy dan nu roe over ? A. Tot de Bismuthum of Wismut h u m , zynde een half metaal, zeer broos, wit meteenig roodachtig geel vermengd; in het vuur vloeit het, eer het gloeijend wordt; in  ( 125 } fn zuure geeften, vooral in aqua regia, en geesE van ammoniakzout ontbindt het , uit welke ontbindvogten hetzelve , nedergeploft door het bydoen van water, een blanketmiddel, vormt, magiflerium, Cosmèticum wismuthi of Blanc d'Espagne genaamd; wanneer deeze prtEcipitatie met geest van gemeen zout gefchiedt, verkrygt men hoorn-bifmuth; van het Kwikzilver wordt het ontbonden, en zoo veel te gereeder, wanneer het eerst met lood of koper vermengd is; in het vuur verandert het in geel glas; bet vermeerdert de klank en hardheid des kopers; tin en lood maakt het ook harder; met fpiesglas vermengd, levert het eene bekwaame ftof uit voor de Lettergieters ; met lood heeft het boven allen eene naauwe verwantfehap; immers het yerand.e.rt»-^ in het vuur, ook in goudglid en menie; in falpeterzuur ontbonden en uitgedampt, geeft het kriftallen ; gefmolten zynde geeft het eene dikke ontvlambaare rook van zich; indien het vuur heviger wordt, komen 'er uit de rook eenige bloemen. V. Dan heeft men hier geene winkel-bereidingen van? A. Tot nog toe niet; dus gaa ik over tot ée Piauter, Zincum. deeze delfflof behoort  < "7 ) Boort onder de halve metaalen; men verkrygt ze uit den Kalamintfteen , Lapis calaminaris; de zuiverfte komt uit de Oosindiën, onder den naam van Totanego; de koleur is wit, men kan het, uit hoofde zyner vastheid, niet in poeder (lampen; Het geele engelfche Zink, piauter genaamd , is echter geen ZAncum , maar koper , het welk door een weinig Zintam in zulk eene gedaante veranderd is, en doorgaans Prinfenmetaal genaamd wordt; 'Er is ook nog een ander foort van Piauter , door konst gemaakt, beftaande uit 2 deelen Tin en één deel Bismuth; maar de zuivere eigentlyke Piauter heeft, buiten de opgenoemde, nog de volgende Eigenfchappen : in een hevig tuur begint ze te branden, en een gedeelte gaat^ opwaarts , en verzamelt zich in witte bloemen , Pompholix , nihilum album of Fiores Zinci genaamd; een ander gedeelte blyft in de gedaante van kalk te rug; deeze feloemen kan men ook verkrygen, wanneer men vylfel van Piauter met falpeter ontploft; de bloemen van Piauter worden in het vuur geel, laten zich in zuuren ontbinden, en met een brandftof vereenigd , gaan zy voor een gedeelte in een metallifche ftoffe over; een foort van onzuivere bloemen van Zink, uitwendig  ( li? ) wendig donker grys, inwendig witachtig grys, verzamelt zich aan de bovenzyde der ovens, waar dit mineraal gefmolten, en van zyn erts gezuiverd wordt; men noemt deeze Cadmla fomacum q{Tutta,in onderfcheiding vande 6Wrhia fosfilis, zynde een Piauterkalk , vereenigd met, en verhard door eene Verachtige aarde:, doorgaans Lapis Calaminaris genaamd; wyders Wordt het Piauter dooralle zuuren, met eene hevige opbruifching en hette, ontbonden; opgelost in vitrioolzuur, en dit weder behoorlyk uitgedampt en gekriftallizeerd, geeft de witte vitriool , Vitriolum album ; het laat zich met alle metaalen vermengen, doch moeilyk met antimonium en Cobalth, en ter nauwerhoodmet Bismuth,Kopernikkel en Zwavel; aan het koper geeft het eene geele-feofear, 'eïï vormt het zoogenaamde orichal'eum of Similor doorgaans geel koper; het vormt met Metcürius allergetnakkelykst, door wryving alleen eene amalgama; voor het overige heeft het Veel overeenkomst met tin. V. Maar behoort het Rattenkruid ook niet onder de halve metaalen ? A. Ja, het is een zoute , metaalachtige ftoffe, kalkachtig, breekbaar, inwendig glasachtig ■ blinkende ,'in de lucht verliest het Zyn door  ( '20 ) doorfchynendheid, door middel der hette, ontbindt bet in water , waaruit bet weder in kleene geele kriftallen kan verkregen wor den. In het vuur vervliegt het, verfpreidende eene fchadelyke ajuin-reuk; met zwavel vereenigt het zich geredelyk, en vormt met het zelvë, naar gelang 'er minder of meer Zwavel by is, Arjenicum rubrum, Rusgeel of Auripigment, Opperment ; het ontbindt in vitrioolzuur ; moeijelyk in falpeterzuur; deeze laaste ontbinding , uitgedampt, geeft vierzyd'ge kristallen; het overfchot, geene kristallen meer gevende , noemt men gummum arjcnici: eindelyk wordt het opgelost in ajkalifchc Loogen. Nu fchieten 'er nog drie over Cobalthum, Nhohtm , & aurum album. V. Gy zult deezen niet overflaan ? A. Neen ; maar van dezelve iets in 't kort zeggen. I de Cobalthgezuiverd zynde, is broos, grys van kleur, door verloop van tyd wordt de oppervlakte rood en blaauwachtig; het is een byzondcr half metaal; met een alkalifch zout en Gyps - aarde verandert het in een blaauwglas; in mineraal zuuren, alkaliche zouten, 't zy vlugge, 't zy vaste, ontbindt het; men beieidtdefmaltkumèl blaauwfel uit het zelve; het 'heeft met yzer veel I. o\ers  ( «30 ) overeenkom. n,het MetaUunNic,UiotCw. J?f» Kfe™>«l, is een geel roodacbti* toWth koper en zilver; zuiver zynde is h« wryfbaar.en beeft een yzerachige kö eur e'ndelyk i„ cen doorfchynend blaauw J den, en kan met zwavel, rattenkrmv i , ng, percolatio; deeze doodging herhaalt men zoo lang, tot het vogt dooreen filtreerPap'er lopen kan, waaarna men het, zngt/es «««topt, en wanneer zich een vliesje op' de oppervlakte vertoont, ter kriftalfchiet J nederzet; uit Acetofella, Acetofa, Tamarinde enz. verkrygt men het hoofdzakelyk. V. Zyn 'er ook nog meer foorten van Voeten, van deeze onderfcheiden, die men door «e opgenoemde bewerkingen verkrygt? A, J«,  ( 133. ) A. Ja.de vette oliën, olea pinguia, prejfa-, daartoe neemt men zulke vrugten zaaden en andere deelen der Plantgewasfen, die dusdanig eene vette zelfstandigheid bezitten, als okkernoten, amandelen, flaapbollenzaad, Lynzaad &c. Deeze ftampt men insgelyks, en pers dezelve tusfen twee yzeren plaaten; het kan geen kwaad, indien men de plaaten over den damp van kokend water een weinig warm maakt; bladen , bloemen, wortels zyn hier toe onbekwaam; de ftoffe moet niet waterigvogtig zyn; deeze oliën, fchoon zeer zoet en zagt, worden door den tyd rans en fcherp; zulk eene olie is een gemengd Lighaam, dewyl men het in water, Zuur, en eene brandigeolie kan fcheiden; met vitriool- oly gemengd, levert het eene dikke taaje Balfem; Met loogzouten gemengd geeft het Zeep, fapo; én wanneer men deeze oly met kalk overhaalt, wordt deeze zuiver en ligter; dezelve vermengt zich met zwavel en lood, zynde die laatfte de grondflag van verfcheidene Plaefters en Zalven. Echter is dit de weg alleen niet, om de' oliën en byzondere deelen der planten te verkrygen. V« Door welk middel dan meer? 1 3 V.Dccf  ( 134 > A. Door «Ie drooge en natte deii;il«fe. A °P7e,k eMe W^e door* droogef A- Men doet hout, bast of «aden hl voorbeeld, witeenba-* »v u ' 7 *in,,,j w"genoast, eikenhout, Henmpzaad enz. , 2onder eeni b * HC" «n retort; men vult de kïZh «' Sofgeredelvk opryst, * ^ * - zagte hette begi„nende, vermeed** het vUur ot depot gloeyend rl m^ flofFe gehee! in kooien veranderd L- Jï eene overha/ing duurt drie dagen wil Ï yericheWéne vogte„ overkomen U?], !I ma of water, dat helder »„ • l I,PhleS" ae laatfte, de fmaak is zuurachtig verioon. dezelve eene ws„. n.t ", 7* fiata*  C Ï3S ? fmaak, nemende deeze eigenfchappen toe , naarmate de olie in dikte toeneemt; deezè oliën noemt men eka Empyrcumatica of brandige oliërt, genoeg onderfcheiden van de vette oliën', van de olea fosftlia, ntalva , als de Peteroly enz. en van de EiTentieele oliën, gelyk wy zoo aanftonds zien zullen; het Cufut mortuum is niets dan een kool, uit welke, in een kroes tot asch gebrand zynde, een weinig alkalisch zout te voorfchyn komt. V. Maar hoe handelt men met eene dtjlil«itii humida* wat is deeze? A. De dejlülatk kumida is eene bewerking, wardoormende vlugtige deelen, door middel var bygevoegd water, in dampen opwaarts voeï , en dezelve heenen leidt langs den befchreven weg, zie pag. 43- Op deeze wyze verkrjgt men aqua dtftiüatce fimplkes & «nttpofiia, en oka tctherta of Esfentialia. V. Maar hoe moeten Jde Plantgewasfen ge fteld 2yn? of kunnen, uit alleh, zonder onderfchcid, goede, fraakelyke en nuttige wate^ ren gdeftüleerd worden? A. De Plantgewasfen, waaruit nuttige en krachtige waters zullen geftookt worden, moeten vlugtige, riekende, fcherpe, olyachtige , fpeceryachtige deelen bezitten, gelyk i 4 mc  C 135 Wajolyn , Mentha , Lavendel r » Meïisfo, Angelica Roü ' LepelbIad» «njebloetfem enz. maar diemt flymige zo?> r 4, cuiKery, Gommen enz. Uit A> maate zv WH nr men die'*aar- die hebben 1 g Macerrtie no- «wel, als om de MffmU* des te zuiver-' 0 V ■T,ygen ' ^ ^e?eezo s 01 Vitnoo zuur vop™ m , "«"ure wordt * nafm» j ° .de oiie vrcgemaakt vlie^pn ,- rx gcvaar ,O0Pt vanover- 6gen- * Dat men het water ,intefirn I 2 <• neet wordende, vertoeIe ^ D f  C 137 ■) der ftoffe, beftuure, en vooral niet te hard deftillere, waardoor het water flymig en vellig wordt. 7. Dat de vaten wel gefloten zyn. 8. Dat men met overhaalen uitfcheide , zoo dra het water fmakeloos wordt. 9- Dat men altoos nog eene goede hoeveelheid water in den ketel te rug houde, om het gevaar van branden te verhoeden. 10. Dat men het water, op eene koele plaats, wel bewaare, ii; Dat men fommige voorwerpen kneuze. V- En wanneer men dus te werk gaat, wat verkrygt men dan ? A. Olie, Gedeftilleerd water, en van fommigen, gelyk Pepermunte, wezentlyke kamfer of een weinig zout, gelyk in de olie van venkel doorgaans te zien is. V. Welke zyn de Eigenfchappen deezer oliën? A. Indien men de olie alleen wil behouden , fcheide men, dezelve zorgvuldig van het water; anderzins menge men een zeker gedeelte, met fïym van gemeenegom of zuiker, onder het Water; de olie, welke men afgefcheiden bewaart, dient op een gedeelte waters , in het flesje , te dryven. dus wordt zy minder taai, en hangt minder aan het flesje : deeze olie , dus verkregen, dus bewaard, bezit de volgende Eigenfchappen. Allen zyn zy I 5 heet»  ( "3« ) ««. fcherp en prttketoj, nofa,k. . ^«»r«u,foM%e„he,*,>lrji;t iet water, fieJvk o,,n;. J y gter aJs kaneel -oly ^ z^r,als J;el^rfflendeezcoiie^ope- Ja; die oliën, welke het ■ of door nederdalfng. J /'™' i Ja,-  ( I3S> ) A. Ja; om het aanbranden te beletten, legt men de ftoffe wel in een mandje of op eera roofter, halverweege den ketel, wanneer de dampen alleen de kracht uit dezelve meede naa boven nemen ; het water , eens overgehaald , doet men ook wel weder in de ketel „ op een versch gedeelte kruiden, of diergeiyke, en haalt zulks nog een» over, noemende men dit cohobatie, en de wateren , Aqua Cthobat* ; onnodig inderdaad, het water wordt dus onaangenamer, en, door middel van zuiker of gom „ kan men 'er zoo veel wezentlyke olie ondermengen, als men wil, terwyl het water, zonder dit hulpmiddel, Hechts eene zekere hoeveelheid olie bevatten kan,"en meer niet. V. Kunnen deeze oliën ook verdere ver= «nderingen ondergaan? A. Op nieuws in het waterbad overgehaald, worden dezelve veel zuiverder ; met zwavel vermengd, vormen zy zwavelbalfem, en met vafte loogzouten zeep van Sta* kei, Japt Jlarkeianus. V. Alle deeze Kruiden , begryp ik dus, worden ook wel met andere vogten, als water , overgehaald; is dit niet zoo ? A. Ongetwyffeld: met half brandewyn ets kalf water leveren zy fpirituofa of geest- ryk«  ( Ho ) ryke waters; met enkel Brandewyn, fpiritus óf geeflen; waaromtrent men al het zelvde heeft in acht te nemen; vooral de Iangzaame deftillatie , en de naauwkeurige fluiting der vaten : Deeze laatfte behandeling nu noemt men via humida, de drooge overhaling via ficca: Doch iaat ons nu overgaan tot de derde verdeeling ; de behandeling der Planten in het open vuur, of de verbranding der Planten. V. En op welk eene wyze verricht men dat? A. Ten dien einde legt men gedroogde Kruiden enz. op een yzeren plaat, en fteekt dezelve in den brand, laatende deeze zoolang branden, tot de ftoffe geheel in asch verteerd is; de uitvloeifels der planten, naa boven ftr gende, worden verdikt in de gedaante van roet.' derhalven dienen wy hier twee voorwerpen te onderzoeken , i. de Asch. 2. het Roet. V. En wat van de Asch ? A. De Asch beftaat uit zoute, aardachtige en Metallifche deelen: om het eerstgemelde te verkrygen, is niets meer nodig dan -eene Elixatio, eene;uitloging;datis, men gieteheet water op de asch, op dat het zout fmelte; vervolgens filtreert men het, om eene zuivere loog of Lixivium te verkrygen, waarna men hei  ( Hi ) .het tot droogwordens'toe uitdampt, en op deeL wyze het Alkali vegetabile fixum verkrygt, «ragende eenen anderen naam, naarmaate het uit Iverfchillende planten of deelen derzelver verJkregen is, gelyk fal tartari, Abf/nthii, Cardui XBenedmi , doch in aart niets verfchillende; lallen bezitten zy de reeds aangetoonde eigenfchappen (pag. 5°-); wanneer men echter liplanten'jop deeze wyze behandelt, welke door Jzout water gevoed worden, verkrygt men het Irechte Alkali der oude Arabieren of het AlIkali fixum fosfile, komende meer overeen Imet de Bafis des gemeenen Keukenzouts. I Dat nu tusfen deeze alkalia waarlyk een groot 1 yerfchil huisvest, blykt uit het volgende: I. Het Alkali vegetabile , met een Vitrioolzuur gefatureerd.geeft Tartarus Vitridat, U, - met Salpeter. — geeft Nitrum. [ in. . met Zeezout. — geeft Sal Sylvii digefiivum. Maar het alkali fosfile verzadigd met j. - Vitrioolzuur geeft Sal mirabili Glauberi. IL , . Salpeter. ■—Nitrum Culi- turn. Hl, - Zeezout, ■ Sal commune, V. Dan  ( 14* ) A. Dan is dit de eenige wyze van verbranding ? A. Neen; raen verbrandt dezelve wel in «on yzeren pan, toegedekt met een dekfel, waardoor minder Brandftof wegvliegt; dit' was de wyze van Tachkniu,. de dus bereid, dragen den naam van falio Tod» mana. V. Wat Lichaam is het Roet, en welke produiten levert het uit ? A. Fuligo, als of men zeide Fumilig,, van Fumus R00k, is eg,, üoWSt vwbaasd ^ walgachtig , gedeehelyk in geest, gedeeltelyk m ohe, en voor een gedselte in den mond ontbindbaar; dus ziet gy, dat het eene geheel faamgeftelde zelfftandigheid is: wanneer men het droog deftiileert , ziet men de volgende verfchynfelen. i. Komt 'er PkUgma over ' «ene rookerige reuk en eenigzins fcherpen f-naak hebbende. 2 Een goed zwavelachtigen geest. 3. Een groot gedeelte vlugzout en een weinig olie. 4. Een ge deelteer™, droogzout, en een dikke olie 5. Een wit zout, met het ammoniakzout overeenkomende; en dit alles 'er uit zynde , blyf> 'er niet dan een kool over. Deeze producten moeten nog eens overgehaald of gereftigceerd WW-  ( 143 ) worden , wanneer de ftoffe in deeze orde overkomt: Zout geest, Alkalisch melkachtigvogt; Zout, Geest, olie, ammoniakaalzout; wan~ neer het overfchot of Caput mortuun gekookt wordt, en, 't geen'er overblyft, eenen geruimen tyd aan het vuur wordt blootgefteld, levers het, uitgeloogd wordende, een fchoon gepluimd zout en Tart. vitrislatttJ: de eerfte uitloging, uitgedampt, geeft ook zulk een pluimzout, gemeen zout en een zeker foort van fteenachtig zout en Tart, vitriolatusi dit zy genoeg van het Roet. V. Waar gaan wy dan nu toe over ? A. Tot de vierde verdeeling,- de uitwerkfels dèr Gifting, Fermentatie V. Wat is gifting; wat nut heeft zy? A. Zy is eene wonderbaarlyke verandering der Lichaamen, zynde eene inwendige be- | weging in de zelve, door behulp der Lucht, het water, ofanderevloeiftoffen.en een zekere trap van warmte, waardoor de verfchillende, als olie, zoutachtige, en andere, deelen, verbaazende veranderingen ondergaan , en eene ge • heele andere gefteldenis en famenhang ver» krygen. "V. Is deeze Gifting ook onderfcheiden ? A. Ja,deeze gifting is drievouwig, en naar maats  C m4 ) maate dezelve verfchilt , geeft zy ook verfchillende voortbrengfels. De drie onderfcheiden giftingen dan, of liever onderfcheiden trappen van gifting zyn. i.de vvynachtige gisting, Fermentaiio vinofa. 2. de zuure gifting, Ferm. Acetofa. 3. de rotachtige gifting Ferm, putrida; van ieder iets, volgens orde. V. Wat zyn dan de voorwerpen, voor de Fermentati* vinofa gefchikt? A. Zy worden voornamentlyk uit het Regnum vegetabile genomen, fchoon fommige dierlyke zelfftandigheden Ook hier toe gefchikt zyn. Uit het eerstgemelde ryk komen vooral in aanmerking uitgeperfte fappen_ uit lype vruchten, kruiden , bloemen; meelachtige zaaden , als ryst, tarw,olie en zuikerachtige zelfftandigheden, gelyk Zuiker, Manna, Amandelen , Jeneverbeziën , enz. V. Zyn dan alle Vegetabiiid daartoe gefchikt? A. Neen; zuivere zuure fappen , harde baften , harsachtige vogten zyn hier toe ongefchikt. V. Wat verkrygt men uit dusdanig eene Fermentatie ? A. Vier voortbrengfels. een Gas of a'èr fixus, ï, wyn. 3. Tartarus, wynfteen, .}. Fosx, de  ( I4!> ) tie moer; wat bet eerfte aanbelangt, dit Gas behoort tot dat foort van vafte Lucht, welka lichten leven bluscht. De wyn , het geestryke vogt, meest uit het fap der druiven bereid wordende, is altewei bekend , dan dat ik fmaak en reuk befchryven zoude: deeze wyn kan van flymachtige en andere deelen, door overhaling, bevreid en zuiver gemaakt worden; deeze overhaling noemt me Rettificatio; zulk eene deftillatie ééns en met oordeel te werk gefield zynde, wordt de wyn helder, brandende, en krygt den naam van wyngeest, Brandewyn, Spiritus vini; deeze Spiritus vint, ten tweedenmaale op de helft overgehaald , wordt Spiritus vini reiïificatijfimus; haalt men deeze weder op de helft over , dan noemt men het voorloop of Jieohol: tot dit laatfte gebruikt men oojggotasch, dewelke men in de ketel doet, efWèn Spiritus vini reit. op dezelve, met oogmerk", om de waterachtige deelen , die zich met dit Loogzout ligtelyk vereenigen , benedenwaarts te houden , en dus den voorloop zuiver te maken; echter is dit nodeloos, zoo men voorzigtig te werk gaat, en door het waterbad, en een hoogen helm, overhaalt. • V. Maar welke zelfflandigheid is deeze geest ? K A Ge-  ( I4<5 ) A. Geheel niet enkelvouwig , fchynt dezelve uit water- olie en zeer fyne zuurachtige deelen te beftaan ; het water kan men door eene voorzigtige uitwafeming verkrygen; de olie-deelen doen den geest branden, de zuure deelen doen de melk, bloed enz. ftremmen. V. Wat nut heeft deeze geest ? A. Het nut is veelvuldig: met het zelve trekt men Tinctuuren, ontbindt men gedeftilleerde oliën en veele harfen; door middel van het zelve vervaardigt men de u opgenoemde verzoete geeften, en alle derzelver produften; deeze geest is de zuiverfte byna en vlugfte, welken wy bezitten; hy brandt, zonder rook van zich te geven, ofeenig overblyffel natelaten; hy heeft een midden aart tusfen olie en water; hy ontbindt fommige zouten, gelyk het pynftillend zout van Homberg,ammoniakzout enz. maar echter geene Loogzouten. V. Maar wat is de Wynfteen ? A. Een effenfieel zout, dat, onder de gisting, zich aan de wanden der vaten vast hecht; echter is dit zout zeer onzuiver, derhalven ontbindt men het in water, giet de ontbinding door een wolle lap, en de ontbinding, zuiver zynde, wordt nedergezet; weldra vertoonen zich boven de oppervlakte en op den bodem zout-  ( M? ) zoutachtige korften.■: het bovenfte is room van wynfteen , Cremor tartari ; de onderfte Cryftalli Tartari of Kriftallen van wynfteen. Zoo gezuiverd zynde heeft het eene zuure, geene onaangenaame fmaak, en is moeyelyk in water te ontbinden ; overgehaald zynde geeft het water, geest en olie; het ovcrblyffel noemt men fal tartari extemporaneus : dit laatstgemelde echter kan men volgens een korter weg verkrygen , wanneer men het met Nitrum calcineert, na de calcinatie neemt men de ftoffe uit de vaten, plaatst het in de kelder, de loogzoutige ftoffe wordt vloeibaar, en men noemt het, te onrecht, oleum tartari per dcliquiwri, zynde een volkomen alkalisch vogt;, eene enkelde verbranding van wynfteen tot kalk leevert ook dit fal tartari uit. V. Komt dit fal tartari ook in andere famenftellingen ? A. a , in de Tartarus folubüis; Tartarus Tartarifatus; Terra foliata tartari; en het fal Rupellenfe of fal Polychrefium de Seignstte. V. Hoe bereidt men deeze zouten ? A. De ontbindbaare Wynfteen of Tartans folubüis verkrygt men, indien men by kriftallen of room van wynfteen zoo veel opflurpende aarde, als. kalk, kryt enz. voegt, tot bet K 2 vol-  ( H8 > volkorrren verzadigd is, ■ waarna men het kris* tallizeert, of tot droogwordens toe uitdampt; of men neemt ook wel eene ontbinding van wynfteen of eenig ander groeiftoffelyk Loogzout, en doet by dezelve zoo veel oleum tartari per deliquium, of eenig ander groeiftoffelyk Loogzout, tot dat de feturatie getroffen is, waarna men het insgelyks ter. kriftallizatie nederzet, wanneer het Tartarus Tartarifatus genaamd wordt; maar wanneer men het fal foda, of alkali fosfile, verzadigt met Kriftallen van wynfteen , verkrygt men een Loog of ZJxivium, waaruit men, na behoorlyke kriftalfehieting, een zout verkrygt, vry wel gelykende na de kriftallen van zuiker, hetwelk den naam draagt van fal defeignette; doch, indien men dit zelvde fal tartan'verzadigt met azyn, en dit vogt tot droogwordens toe uitdampt, onftaat de tartarus regeneratus of terra foliata Tartari; onder het uitdampen en uitdrogen moet de ftoffe geduurig geroerd worden. V. Gy (preekt van Azyn, is dit geen voortbrengfel der zuure gifting? A. Ja; deeze zuure gifting, azynmaking, acetificatio is een verdere voortgezette gifting, waartoe ook water, vryer lucht en meerder warmte vereischt wordt. De azyn, door deeze gifting  C 149 ) gifting verkregen, kan ook door overhaling gezuiverd worden , en eene groote helderheid verkrygen, men noemt het acetum dejlilhtttm: om deze azyn allerzuiverst te verkrygen, neeme men de vorst waar, en laate den overgehaalden azyn bevriezen; de waterachtige deelen bevriezende, fcheiden zich van den zuiveren zuuren geest, voor geen bevriezing vatbaar, af; zulken zuiveren geest noemt men geconcentreerden fpiritus aceti concentratus. De ftoffe, na de overhaling van den azyn , te rug blyvende, is dik, drabbig, en heeft de dikte vau honig; deeze, eenigen tyd ftaande , fchiet kriftallen, welke, naa den Tartans gelykende , Tartarus aceti genaamd worden. Wanneer nu de Sappen of andere Lichaamen , door de Fermentatie tot 'deezen trap van gifting gebragt zynde, nog verder aan dezelve worden blootgefteld, gaan zy tot den laatften en grootften trap van gifting, tot de Fermentatioputrida over; eene gifting, waarvoor zeer veele lichaamen vatbaar zyn; in deezen ftaat gefehiedt'er eene ontwikkeling, eene verfpreiding der deelen, vergezeld gaande van een ondraaglyken ftank; deeze Lichaamen, in zulken ftaat gedeftilleerd, geeven eene groote hoeveelheid ftinkende oliën of olea K 3 fatida  C 150 ) fixtida; het zoutachtige beginfel, het vlugge Alkali, wordt door deeze bewerking ook van zyne banden losgemaakt, wordt vlug, en verfpreidt zich, wen het niet wordt opgevangen, inden dampkring: de middelen, gelyk water, opflurpende aardens, enz. welke de verrotting bevorderen,noemt men feptica, de tegenovergefielde, als zuuren enz. antifeptica. V. Welke voorwerpen zyn het meest tot tic verrotting gefchikt? A. Uit bet ryk der dieren neemen alle weeke en vloeibaare deelen de verrotting aan, dus ook de melk, als zy met vleesch vermengd is;In het plantenryk zyn alle Kruiden, Bloemen, Vrugten, houten, ballen en wortels , indien zy ten dien einde eerst daartoe behoorlyk bereid worden, voor de PutrefuSio gefchikt; Maar de Harfen, natuurlyke Balfemen, Kooien , zuivere zuure Sappen, Metaalen enz. kunnen nimmer zoo. verre gebragt worden. V. Wat voor nut heeft deeze behandeling in de Chemie ? A. Door dezelve verkrygt men vlugge zouten en pisachtige Geellen. Dit nu zy u genoeg, aangaande deleere der Fermentatie. Gaan wy dus tot onze laatfte of vyfde  ( 151 ) vyfde verdeeling over, tot de befchouwing der ontvlambaare, balfamike, en olyachtige Lichaamen. V. En welke zyn deeze ? A. Terebintkim. Benzoiivum. Camphora. Qra. Mei. Saccharum, Gummii. V. Wat is |de Tertbinthim , en wat merkt men van dezelve aan ? A. Het is een Balfefn, waarin een groot gedeelte effentieele olie huisvest, die , gedestilleerd zynde met byvöéging van eenig water , in de eerfte plaats den Spiritus of oleum Terebinthince gééft, gemeenlyk olie van Terpen tyn ; het overfchot, na de overhaling, noemt men Terebinthina coüa, gekookte Terpentyn. Zonder eenig byvoegfel gedeftilleérd verkrygt men , met eene hette van na graden, de zoogenaamde aiher van F r osenius; al de olie afgedeftilleerd zynde, blyft 'er eene bruine doorfchynende koek over, bekend onder den naam van Hars of Colophonia. V. Wat is de Benzoë, en welke bewerkingen kan dezelve ondergaan ? A. Het is een verdikt harsachtig vogt, beftaande uit verfchillende deelen , hébbende eenen zoetachtigen fmaak,-en eene aangenaame K 4 reuk;  C 152 ) reuk; deeze Benzoinkan in wyngeestgrootér* deels ontbonden worden; door het byvoegen van water pracipiteert dezelve weder onder eene witte gedaante, wanneer het Maagdenmelk of Lac virginis genaamd wordt, zynde een goed blanketmiddel, waartoe en ook tot reukwerken deeze Hars meest gebruikt wordt; Maar wanneer de Ben/vin in een vat op het vuur geplaatst, en op dit vat een glazen trechter gezet wordt, fmelt dezelve en zendt dampen opwaarts, welke zich, in de gedaante-van zout, aan den trechter vast hechten, en Fiores Benzots genaamd worden ; wanneer de Benzoin met zand overgehaald wordt, krygt men de Boter of Butyum Benzoës. V. Wat is de CampJtora? is zy ook voor verandering vatbaar? A. Zyis, als't ware, een midden tuffen oliën en zouten, zy ontbindt en vermengt zich met oliën, ontbindt in wyngeest, ontvlamt, vervliegt geheel en al, zonder iets natelaten, en heeft eenen prikkelenden , heeten fmaaken; vlugge reuk; indit alles komt zy vry wel met en wezentlyke oliën over een; maar zy heeft eene vafte, helderwitte, zoutachtige gedaante ; in wyngeest ontbonden, kan zy, in hevige koude, in de gedaante van pluimpjes of veder-  C 153 ) ve'dertjés kriftallizëren ; door middel van gom, of zuiker kan ze met water vermengd worden, (zie pag. 39.) Door mineraale zuuren wordt de Kamfer in olie veranderd, en deeze zyn ook alle de veranderingen, waarvoor dit zonderlinge lichaam vatbaar is. V. Waarvoor moet ik de Cera aanzien.? A. Het wasch moet gy aanzien voor een olieachtig en dus ontvlambaar vogt, dat, met zand of zaagfel gedefinieerd zynde, het oleum Cera geeft ; maar zonder dit byvoegfel eene fmeerige, boterachtige ftoffe, uit dien hoofde Butyrum cera genaamd: de koleur der wasch is geel ; doch indien dezelve aan de Lucht wordt blootgefteld, verandert deeze koleur in wit: het voornaamfle gebruik van het wasch is in zalven en fmeerin^en. V. Wat is het aanmerklykst in de Honig? A. Deeze ftorïe is zeer flerk bezwangerd met zuiker; zy is een zoet, aangenaam, en zeer ter gifting genegen fap, vergezeld npgthans van eene fcherpheid, die zich aan 't begin der keel openbaart; door het vuur beproefd , geeft het water , zuurachtig yhlegma, olie, aarde en een weinig loogzout; de Honig heeft veel overeenkomst met de Manna; men heeft verfchillende foorten, verfchillenK s d*  C x-s+ >* de naar het 'land en voedfel, waarop dé byëit azen ; de witlte en zuiverfte is de maagdenhonig: De Manna, even als de Honig, bevat, veel zuiker. V. Waar wordt de Zuiker het meest uit verkregen ? A. Üit eèn zeker foort van Riet — echter fcanze ook uit anderen planten als Karoten, daucus wortels enz. verkregen worden; het Saccharum is eenwezentlyk zout,welks kriftallen genoeg' bekénd zyn: deeze, in het vuur geworpen , fmelten ; koken, worden rood, wanneer het den naamvan Saccharum tostum draagt; overgehaald , worden Zy ontbonden in water, zuur, olie en een meenigte veerkrachtige ftof: in water ontbonden, is de zuiker zeer genegen ter gisting; üit deeze gisting komt een brandende geest té voorfchyn,-welken mendoorgasfts Rohm noemt ; wyders heeft dit zout het vermogen, om wezentlyke oliën met water te vermengen , zulke mengfels noemt men Elaofacchara. Doch het zal tyd worden, dat wy ons tot het laatste en kortfte gedeelte der Chemie fpoeden, te weten tot het Regnum animale. Dit eenige zal ik nog aanmerken aangaande de Gommen, dat deeze het tegenovergeftelde der  ( 155 ) der Harfen zyrt, zy mengen en ontbinden in water; zy bevorderen de menging der oliën en harfen, met het genoemde ontbindvogt; de kwik zelve houden ze met het water een geruimen tyd gemengd , vooral wanneer de gom en kwikzilver op een porphyrfteen gewreven , en dus langfaam met het water gemengd worden; de HoogleeiaarPLENK heeft dit aangetoond, waarom men zulk een mengfel Mixtura Plenkiana noemt : verfcheidene gommen, gelyk de Arabifche gom, met melk gekookt, doen deeze ftremmen; andere,, die meer flymigheid bezitten, doen zulks niet; in deeze laatfte fchynt het zuur, het weik in dezelve huisvest, meer met het flym omzwagteld , daar het in de eerstgenoemde vryër werkt. Buitèn het zuur verkrygt men, door overhaling uit de gommen, ook een groot gedeelte Phlegma en brandige olie : wanneer men namentJyk de gommen droog deftilleert. V. Waarfchynlyk zult gy in de befchouwing van het dieren-ryk ook eene zekere orde houde gelyk in het voorgaande ? A. Zekerlyke;de dierlyk Lichaamen beftaan uit vaste, en vloeibaare beginfelen, dus zyn de twee hoofd verdeelingen : het onderzoek der vaste en vloeibaare deelen. V. Ik  ( XS6 ) V. Ikdagt, dat dit Huk zeer uitvoerig was, cr zyn immer verbaazend veel dieren ? A. Dit flaa ik u toe, maar meest allen komen zy in de beftanddeelen, waar uit zy zyn famen gefteld , met elkander overeen , en verfchillen alleen in vorm en gedaante. V. Op welk eene wyze dan ontledigt men de vaste deelen ? A. Men neeme, welke vafte deelen men wil ; beenen zyn bier gefcbiktst toe, uit allen verkrygt men water, geest, vlug zout, olie, en uit hetcaput mortuum, in de kromhals te rug blyvende, eene witte aarde. V. Ei, helder my dit nader op. A. By voorbeeld; men neemt gefchaafd Hartshoorn, zoo veel men wil, doet het zelve in een yzeren retort, en, met eene langfaamehette beginnende, vermeerdere meu het vuur tot den hoogftentrap van hette; de deftillatie gefchiedt door den droocen weg (viaficca), dat is, zonder eenig byvoegfel; dus doende verfcbynt 'er eerst een goed gedeelte Phlegma, die langfamerhand geeler wordt, daarna een waare vlugge alkaliiche geest, hevig met zuuren opbruifchende, en alles uitwerkende, wat de alkalia gewoon zyn te doen,- door verfcheidene overhalingen wordt het helder, en ver-  C 157 ) verliest zyn bruin - geele koleur; doch ïlegtsi voor een tyd; nadat het vuur vermeerderd is tot 300 graden, verfchynt een vlug alkalisch zout, niet zoo fcherp zynde, als het vlugge ammoniakzout, daar het een weinig zuur by zich fchynt te hebben ; eindelyk met nog groter trap van hette verfchynt eene bruine olie , hebbende eene doordringende , Hinkende reuk; deeze olie, zoo dikwyls overgehaald, tot dezelve geene droefem meer nalaat, maar helder overgaat, noemt men dierlyke olie vanDiitelius, of oleum animale Dippelii; door den tyd echter verliest deeze olie, vooreen groot gedeelte,die voordeelen, welke dezelve door een reeks overhalingen verkregen had: Wanneer men ten laatften de koek uit den kromhals neemt, en met een hevig en langduurig vuur brandt, verkrygt men een witte aarde, byna allerftandvaffigst in 't vuur. De hoeveelheid nu der Phlegma, fpiritus, oleum, fal, en terra animalis verfchilt in de verfchillende deelen der dieren, uit welke men dezelve zoekt te verkrygen; echter is dit waar, dat, welke deelen men ook nceme, 't zy Yvoor, Hartshoorn, Mieren, Vlees, enz. altoos de producten, in alles, de zelvde zyn. V. Wel-  ( 158 ) V. Welke zyn de vloeibaare deelen der dieren? welk nut hebben zy in de geneeskunst? en welke zyn ons de noodigfte ter overweging ? A. De onderfcheidene vogten inhetdierlyk lichaam zyn veele; gelei of Gelavina; bloed; vet, gal; melk; pis enz. uit deezen zullen wy alleen het vet, gal, melk, en uit de vogten, ter voortteling dienende.de eyeren nemen: de overige zyn thans in de geneeskunst niet in gebruik; by deeze, zullen wy de pis voegen , om iets van den Phofphorus te zeggen. Het Vet, adeps, axungia, is eene waare olie, verfchillende in de verfchillende dieren in hardheid; over het geheel genomen, is het vet zagt, fmeerig , door Iangduurigheid van tyd wordt het ransch en fcherp; het wordt door loogzouten ontbonden, en vermengt zich, uit hoofde van deszelfs evengelykheid, met' alle olieachtige zelfftandigheden ; zelfs ontbindt het zwavel, en verdeelt den Mercurius; uit naauwkeurige overhalingen blykt het, dat het vet zeer naauw met wasch overeenkomt; het bevat in zich een weinig water, meest olie, en eenig zuur en geest; in de oude Apotheïken had men een geht*ele reeks van onderfcheiden foorten van vet, als dat van das-  C 159 ) dasfen, honden, katten enz.; doch een Ia'ater geneeskunst zag hier de dwaasheid weldra van, en toonde, dat al het vet in krachten en beftanddeelen genoegfaam even eens was, en dat dus twee of drie foorten van vet, diegtheid en vastheid verfchillende, voldoen de waaren. V. Wat is de Gal, waaruit beftaat dezelve en is zy in de Geneeskunst gebruikelyk ? A. De Gal, Fel of Bilis, dient gy eenigzins te kennen, wyl ze, meest ineen verdikten ftaat, in de Geneeskunst gebruikt wordt; Het is eene zeepachtige, balfamike, olie achtige zelfflandigheid , bederf-werende , maar de verrotting eens begonnen zynde verbazend rottende; zy vereenigt zich met water, wyngeest, en heeft verwantfehap met de Loogzouten : door het bydoen van Sterkwater fcheidt ze zich in eene vetachtige, kaasachtige en winterachtige zelfflandigheid. Door het vuur wordt ze verdeeld in Phlegma, een alkalifchen geest, olie, en zout, en een wei. nig zuur; wyders heeft de gal het vermogen, om de gifting te bevorderen, en bezit volmaakt de kracht der Zeepen. V. Valt er nu niet iets van de Melk te zeggen ? A. Ja.  ( i6o ) A. Ja. de Melk Loc is een allerbekendst vogt,dat,ftilftaande zich verdeeltin een olieachtig gedeelte-, Room of Cremor genaamd, in • wei offerum, en in een kaasachtig gedeelte Cqfeus of parscafegfa de Melk is zeer onderworpen aan ftremming, dragende, in zulk een ftaat, den naam van Coagulum; dit Coagulum is of flegts gedeeltelyk, wanneer het kaas-en room-achtig gedeelte vereenigende, zich van de wei affcheidt; of geheel, wanneer de melk in ééne gelyke masfa verandert. Overgehaald wordende, geeft de melk een verbaasde meenigte Lucht, zoo dat de glazen dikwyls in gevaar lopen van berften, of de ftoffe van overvliegen; wyders geeftze , eene groote hoeveelheid water, zuuren geest, olie en eenig vlugzout; uit de overblyvende koek kan men door branding een weinig zeezout halen. De Boter, gelyk gy weet, komt uit den room, en is eene volmaakte olie, vermengd zynde met een zuur, het welk door overhaling van de olie-deelen kan gefcheiden worden. De Wei, zeer zuiver zynde, en uitgedampt wordende, tot 'er zich op de oppervlak te een vliesje vertoont, geeft door de kriftallizatie, een zout, dat eenen zoetachti- gen  ( I6i ) gen frflaak hebbende, faccharum laüis', genaamd wordt. V. Maar wat nu van de Eyeren ? A. De Eyeren, weet gy, beftaan uit het wit en den dooijer, omgeven door een harde fchaal,de dooijer,vitetóm, beftaat uit een menigte olie, en een weinig geftremde wei; de eerstgemelde kan men verkrygen , indien men den dooijer van gekookte eyeren over een zagt vuur in een pan bakt, wanneer de olie ontwikkeld en door uitpersfing afgefcheiden wordt; het wit, albumcn, is een foort van wei, vereenigd met een gedeelte dierlyk flym. V. Is dit wit ook tot nut in de Chemie ? A. Ja; wanneer men den dooijer, ter bereiding der Eyer - olie , of oleum ovorum, uit het wit gedran heeft , vult men de ledige plaats met poeder van myrrhe, bindt het wit met een touwtje famen , en hangt alles dus op; niet lang daarna druipt de myrrhe in een vloeibaaren ftaat neder, en verkrygt den naam van oleum Myrrhtt per deliquium. V. Is dit dan een zuivere olie? A. Neen; maarzij is vereenigd met een vry groot gedeelte water. Eindelyk kunnen de fchaalen gebrand worden, wanneer men eene kalkaarde verkrygt, welke onder den naam L van  C IÖ-2 ) van Testes ovorum calcinatce (in de winkels bekend zyn. V. Waarom komt nu de Pis in aanmerking? ^ A. Alleen uit hoofde van het zonderlinge lichaam, dat men uit dezelve verkrygt. De Pis, urina, is een onftandvaftig en aemengd uitwerpfel , bevattende een wynfteenachtig zout, dat, door uitdampen en kriftallizeren verkregen, fal urina, of zout van pis. genaamd wordt: wanneer men verrotte pis toe de zelfftandigheid van honig uitdampt, dezelve met Hoornlood en kolen mengt, ep in een yzeren vat brandt, verkrygt men een zwart poeder; deeze zwarte ftoffe doet men in een Kromhals, opdat al het vlugge afgefebeiden worde; eindelyk doet men de overblyvende itoffe in een fteenen retort, en vermeerdert het vuur tot den hevigften trap'van hette , wanneer de Phefphorus of Lichtdrager, in lichtende druppen , overgaat, en in den ont'. vanger , met water vervuld, ontvangen wordt; men kan ook, en met minder omfla , bet evengemelde/a/urma.metfyn roet gemengd, ten dien einde bezigen : T>eezePhosphorus,üit het water genomen wor. dende, licht en brandt, waaruit het blykt, dat het eene waare brandftoffelyke zelfftandigheid is; het ontbindt ook in alle oliën. Zit  C 163 ) Zie daar kortelyk de Scheikunde doorgelopen , en uit dezelve u alles mede gedeeld, het geen ik achtte nodig te wezen; ik twyfel niet, of het zal u, wanneer gy moeite en vlyt aanwendt, den weg wyzen, welken gy in deezen te bewandelen hebt. V. Derhalven komen wy aan het derde en laatfte deel, aan de galenifche bereidingen ; is dit niet zoo ? A. Ja; aan dat deel, het welke men ars of chemia galenica noemt: In deezen zal ik ook op denzelvden voet voortgaan , en het vervaardigen der onderfcheiden mengfels en enkelde Geneesmiddelen leeren. V. Maar kan men ook in deezen eene algemeene verdeeling maken , waar door men het geregeld en gemakkelyk bevatten kan ? A. Ja, en, zoo het my voorkomt, gemakkei ykst op deeze wyze. Het  ( 164 ) Het Galenifcbe gedeelte der Apotheek wordt verdeeld, in l. Remedia offieinalU , Die in de winkels in voorraad gehouden worden. deeze zyn , r A. in een drooge gef daanie, als: Pulveret. ! Remedia pr¶ta , bereide Middelen, als de p;a:paratie van aardachtige rooiweipen Spengia. ■Agar'uus. Bovt/la. Scilla. Diagrydtum.. Milleptdes &c. B. in eene natte gedaante, als: Aceta medicata, •ZïnBur*. JEsfentia. Etixtria. Syrupui, Me/I», EleBuarmm. Confcrva. Celaün*. Rob. Succas exprejfui, Extraffum. Pulpa. Condita. Sapones. Axungia purgattt, Olea.\ Eal/ams. Unguemum, Ceratum. Enpiajlrtim, , i r. Remedi* Extemptmnm; Die op ftaande voet tiaar kunnen ge. maakt worden. _ deeze zyn,1 c A. in een drooge gei' Jdaante , als; Pulver et. Species. P-lult. . Trcchisci. ! Btli. f J Fornent* Sicta, I Suppefittria, (' Lapidei, Chbi. CanduU, ss- in eene natte «. daante. als: H—ftf. Jtfixtura. Julapium, Emulfit. lnfufio. DecoBum. Syrupus. LinBus. Jlfttcilago. EleBuarium. Cinferva. fomcKium. Colluitria. Lavatoria. Balnea. Balfamum. Spuradrapium. Clysma. Emplaflre, Zie  ( i«s 1 Zie diar eene verdeeling, die wy volgen zullen, en u van allen, meer of min naar maate zy gewigtig zyn, iets zeggen; ik verzoek derhalven wederom uwe aandagt. V. Deeze beloove ik u; begin dan, zoo gy wilt. A. Wy nemen dan een aanvang met de Pulveres of poeders, derzelver ftamping, zifting , en bereiding: Alle aardachtige, drooge zaaken, als hout en wortels, gommen, kryt, koraal enz. moeten geftampt en gezift worden ; in de behandeling van deezen echter zyn 'er eenige algemeene regelen, welke dienen in het oog gehouden te worden: i. Allo harde dingen, welker kracht niet beftaat in een vlug beginfel, kunnen, eerst in ftukjes gefneden zynde, gedroogd worden. 2. Alle die geene , welke zulk een vlug beginfel bezitten , als Rhabarbar en verfcheidene welriekende geneesmiddelen, moeten, zoo zy vogtig zyn, by een zeer zagt vuur, een weinig gedroogd worden, doch kan het buiten droogen gefchieden, is zulks beter. 3. In het ftampen in 't algemeen moet men droog weder waarnemen. 4. Harfen en Gomharfen moeten in de vorst geftampt worden. 5. Wanneer , onder het ftampen, het poeder aan een L 3 . • 6aat  ( 166 ) g* zitten, te weten zulk poeder, ?elyk K>„ Rhabarbar, enz. doe men een amandel onder' dezelve, doen echter niette veel; zyn het harsachtige lichamen, als maftich.olibanum enz zoo zal een drupje waters de itoffe van het «nkleven en famjnpakken te rug houden. V ette':iaire. Samentrekkende, wranre din gen moeten in een fteenen mortier niet" «i een vyzel, gedampt worden, y. Wan«eer men poeders Kampt voor fame.'.mengfels "enge men de vette by de drooge dingen,' *elyk komynzaad by Lavendelkruid enz. op^ bet te gereeder door de zeef gaa. 8. Me ^ Poeders zilte men redelyk fyn! door een --eren zeef; alles moet niet door ééne zeef gleden; maar voor Purgeer-en borstmtf. d ien boude men aparte zeeven. 9. Wanneer anesdoorgeziftiS)menge men het eerfte en laatfte wel door elkander. I0. Zyn W «ddelen, die niet kunnen gezift worden, deeze moeten zoo langduurig („ een mortier' g-vreven worden, tot zybehoorlyk fyn zyn. "• Harde en beenachtige zelfftandigheden -orden door eene fynevy, best fyn geLa " V. deeze poeders, op zulk een wyze fyn gemaakt, nog fynder worden ? zo ia op welk eene wyze ? ' ' Ja,  C 167 5 A Deze poeders worden op een harden (leen van Porphyr, met een weinig water of wyngeest gemengd, zoo lang gewreven, tot het poeder onvoelbaar is, daarna wordt het gedroogd , losgewreven en bewaard; zulke poeders noemt men gepraapareerdc Fuiven* pra-parati; wanneer het enkel doör eene fyne zeef gefchiedt, Puk** (ubtilisfimus; is het flechts aan groove korrelen gefloten , Pulvis grosfus; de ftamping noemt men Trituratio, of romminutio; het ziften, cribratio, en de zeef, cribrum. V. Wanneer ik dus van preparaten Ieeze, moet ik dan altoos zulk eene bereiding verftaan? A. Neen zeker. Spons, Lorkenzwam, BoTist, Pisfebedden worden ook bereid, maar op een andere manier. De fpons, in gefmolten wasch gedoopt, enflyf uitgewrongen, heet jpongiaprceparau; De Lorkenzwam, van zyne harde bast gezuiverd , en met een hamer zagt geklopt, is Agaricus prceparatus; De Bovist, van den uitwendigen huid afgefcheiden zynde, is geprepareerd; De Pisfepedden, in witten wyn verdronken, en daarna gedroogd, zyn Millepedes of Millepeda praparatce ; vet, gefmolten en gecoleerd, of door een wollen lap gegoten, is Axungia praparaêa enz. L 4 v- zi'n  ( 168 ) V. Zyn 'er meer byzondere bereidingen der drooge enkelde middelen. A. Ja; dus wordt de Spongia ook wel in een beflotenaarden vat zwart gebrand, en daar na fyngewreven. De Rheumen nootemufchaat, byeenezagte hette geroost, verkrygen den naan.,van Rkeum tojlum of^^Jl" De bewerking noemt men TorrefaBio. De Scammonium wordt ook in eene holle kweeappel, om welke weder een korft deeg ingebakken, daarna fyn gewrevea> d dan den naam van Diagrydium; De zeeajuin, of fcüla marina, wordt dus ook wel i„ een korst deeg gebakken ; zy wordt ook, aan dunne dwarste fcbyfies gefneden, zagtjes gedroogd en bewaard; De opium wordt in de azyn gefmolten , doorgepeinsd, en dus gezuiverd; Op gelyke wyze de gomharfen. Den Hartshoorn hangt men foms zoo lang in den helm eener deftilleerketel, tot dezelve wryfbaar is,- men wryft denzelven fyn,en geeft hem den naam van harsthoorn, fil0forlsch bergid > of tem philofophice prxparatum. V. Worden op dusdanig eene onderfcheiden wyze de vloeibaare middelen ook be- A- D* wyze in deezen is zeer verfchil- len-  ( 169 ) lende. De Aceta medicata, Tintiura, of Es/entiet en Elixiria zyn alle geestryke aftrekfels; in alle deeze moeten de Lichaamen gekneusd worden; het vuur moet zagt zyn, ten zy de Itoffe hard ware, wanneer het wel een weinig koken mag; de Fiool, waarinde aftrekfels gemaakt worden, moet dikwils gefchud worden; de harsachtige lichaamen zyn hier de befte toe; na de aftrekking kan de ftoffe uitgeperst, en vervolgens het vogt door filtreeren helder gemaakt worden ;de uitgepere ftoffe is onbekwaam, om weder te tinclureeren. V. Wat zyn de ExtraBen? A. Deeze worden, of uit uitgeperst fap, of uit een koud vervaardigd aftrekfel, of uit een afkookfel verkregen : Extract, van Paardenbloemen, Zuikerei, en foortgelyke planten, die niet flymig zyn , worden uit het uitgeperfte fap , dat door uitdamping verdikt wordt, bereid; maar flymige , gomachtige Kruiden moeten uitgekookt worden; dwaas is het dus, om, gelyk in fommige Apotheken (zie by voorbeeld de Leydfche by de Syr. Symphiti) voorgefchreven wordt , flymige wortels en kruiden uit te perfen, daar het waterigfte dus verkregen wordt, en de beste, ftevig(te,gomachtige deelen te rug blyven; neen deeze, en L 5 ook  ( 170 ) ook houtige en harde zelfftandigheden kooke men; by voorbeeld, het extract der witte wilIigen-bast; een bast, waarmede het Op. perwezen ons Vaderland gezegend heeft, fchoon die zegen op veele plaatfen door veele Geneesbeeren wordt veronacbtfaamd ; een bast , waarmeê koortfen genezen zyn , die voor de Kina niet wyken wilden : deeze bast van den witten willig ( hier lette men op) kookt men in water, daarna giete men het afkookfel door een wollen lap, men kookt de ftoffe nog eens, handele het op dezelvde wyze, enmengehet eerfte en laatfte kookfel onder elkander, waarna men het zagtjes, nu en dan omroerende, in vlakke aardeoe vaten uitdampt, tot het eene redclyke dikte verkregen heeft; Door een koud aftrekfel, infufio, maakt men het extraét van Rhabarber ; deeze koude infufio dampt men hy eene zeer zagte warmte Jargfaam uit, Ja de extracten van Kina, van willigenbast énz. kan men ook uit koude aftrekfels bereiden;' wanneer het extract minder harsachtige en flymige aardachtige deelen bevat. In de behandeling van deeze allen lette men vooral op, da; drt extracten niet aanbranden : indien de lichaamen zeer harsachtig zyn, trekt men de ftoffe  ( I7i ) ftoffe eerst met een gedeelte wyngeest: on^ der de extraéten van vlugge licbamen, als Mentha, moet een gedeelte effentieele olie gemengd worden. V. Moet gy hier nog meer byvoegen? A. Ja; ik zoude u kunnen zeggen, dat van verfcheidene uitgepetfte fappen van vruchten, als vlierbeziën, aalbeziën , karsfen , kweeappelen enz. wanneer men by twee deelen van hetzelve drie of vier deelen zuiker voegt, het extraét eene geleiachtige gedaante aanneemt , en Rob , Rohob, Roob , Rohub genaamd wordt. V. Worden dan alle de geleyën door bydoen van zuiker verkregen ? A. Neen ; het fchaaffel van Hartshoorn, drie a vier uuren lang gekookt, leevert een af kookfe!, dat door eene enkele uitdamping een gelei geeft, gelatina eornu cervi genaamd. V. Maar wanneer de Rob niet dik genoeg is , wat is het dan ? A. Dan, vloeibaar blyvende, heeft het de dikte, en den naam van Syrupus , Syroop: deeze Syroopen worden ook, of door een zagte warmte, of koud getrokken , zoo de ingrediënten vlug zyn, als bloemen enz. of door ko• king  C I7ï ) king verkregen, zoo zy flymig zyn: by zulk een afkookfel doet men zuiker, en wit van eyeren, door dit laatst gemelde wordt de Syroop helder; de bewerking noemt men Clanficatia. Eer men echter de zuiker by het fap doet, dient het fap, heet zynde, door een wollen doek, en de Syroop.dik genoeg zynde, door een gaasje of vlaggendoek te lopen. V. Heeft men ook andere byvoegfels dan zuiker ? A. Ja; Honig, wanneer het honig Syroopen, otMella genaamd worden ; 'hier toe neemt men honig , die reeds afgefchuimd is, en Mei defpumatum genaamd wordt. Deeze afgefchuimde honig, met driemaal deszclfs gewigt azyn gemengd, heet oxymel. V. Hoe vervaardigt men het Merg of Pulpa ? A. Men kooke de vrugten gaar, en wryfc met een houten lepel dezelve door een Zeef of teems; de Pulpa der Tamarinde en Cajfia flampt men eerst'met een weinig water, en flaat deeze dus koud door. V. Waartoe gebruikt men deeze Pulpa ? A. Met poeders , zouten enz. gemengd ter dikte van honig, draagt het den naam van Eleftuarium. V. Worden de vrugten ook gekonfyt ? A. ja,tic hiertoe gefchikte Lichaamen kookt men  C J73 ) men gaar, weert er al het krach'teloofe en overtollige af, en legt dezelve neder in een pot, over deeze giet men zuiker, tot dikke fyroop gemaakt zynde, en let een geruimen tyd op, dat de lichaamen onder de fyroop blyven liggen, en van dezelve doortrokken worden; de lichaamen, dusgekonfyt, noemt men Condita. V. Wat is een Cmiferva? A. Verfché drooge bladen of bloemen met een dubbeld gedeelte zuiker zeer fyn in een fteenen mortier geftampt. V. Worden de Plantgewasfen ook met oliën gekookt? A. Ja, en zulke noemt men olea eo3a; men moet zoo lang kooken , tot de olie ophoudt uittewafemen; om de koking langer te doen duuren, kan 'men er een weinig water bydoen ; men laat ook wel dusdanige kruiden &c. vooraf eenigen tyd in de olie trekken. V. Waartoe worden deeze oliën het meest gebruikt ? A. Om Zalven en Plaasters te maaken. V. Heeft men niet verfchillende foorten van deeze? A. Zekerlyk;in eenen zeer dunnen ftaat zynde, maken zy een Linimcntum; een weinig dikker  C 174 ) ker Balfamum; nog dikker Unguentum; nog Heviger, Ceratum, en hetdikfte van allenEm. plaftrum. V. Wat heeft men in de bereiding van deeze allen in arht te neemen ? A. De meeste, of genoegzaam alle, beftaan mtwafcb,terebinthyn, lood-kalk, olie, gommen &c. dus fmeft men eerst het vet of wafch met de olie, en neemt het van 't vuur; de gomharfen fmelte men apart in azyn, waarna men dezelve, te gelyk met de Tere bint Mm, de drooge poeders &c. onder een geduurig roeren, by de voorgaande voegt; ten laatften koud geworden zynde, de gepoederde harfen, als Bdellium, Mastiek, Campher, wezentlyke oliën , en andere vlugge dingen. Echter zyn er nog andere foorten van fmeerfelsen plaefïers, die door een Iangduurige koking moeten goedgemaakt wordenby voorbeeld, het Emptatrum Diapalmce; deeze beflaat uit goud glit en olie, zo lang gekookt, tct dat er eene vereeniging plaats heeft,' en de zalf behoorlyk dik is; wil men dezeU ve wit hebben, moet men, ten einde toe, een gedeelte water daarby houden, en geduu! rig roeren. Het Unguentum nutritum beflaat ook uit olie en goud-gl^in azyn ontbonden; dee-  ( 175 ) ieeze vogten worden zeer langfaam en by kleene gedeelten onder een geduurig roeren by elkander gevoegd, tot dat zy vereenigd zyn : koomt er levende kwik in de zalven , dezelve moet door een aanhoudend roeren met deezen vereenigd worden; heeft men kruiden of dieren onder de zelve, deeze moeten eerft in de olie gekookt, uitgeperst, en de klaare olie daarna tot de zaif gebruikt worden: campher, onder de zalf komende, moet in olie of brandewyn ontbonden worden. V. En worden op zulk eene wyze de Remedia extemporanea ook gemaakt ? A. Ja, de wyze is verfchillende , naarmaate het voorwerp verfchilt dat faam te ftellen is: het voorfchriftwordt door de Geneesheeren opgefteld, naar hetwelk de Apotheker zich getrouw richten moet; het voorfchrift noemt men een Recept; de manier van voorfchryven is deeze : vooraan ftaat een j^,. betekenende Recipe, of neemt, daarna volgt het hoofd - ingrediënt , de bafis van het voorfchrift ; hierna volgen fomtyds andere inmengfels, die of medehelpen, of ter verzagtinge of verzoetinge van het hoofdmiddel er worden bygevoegd; eindelyk het voer - vogt of  ( i76 ) of eenig ander lichaam , het welk aan de geneesmiddelen de benodigde vorm of gedaante geeft. V- Zult gy dit niet met voorbeelden ophelderen ? A. Zeer gaarn ; j^,. Camphoram Gumm. arabic urn Syr. Cort. amant. Aquam puram M. D. Hier is dus de camphor de bafis van het voorfchrift; de arabifche gom het \adjuvans het welk de camphor met het water en an- dere vogten mengbaar maakt; de fyroop van oranjefchellen is het Corrigcns; welke de prikkelende fmaak een weinig verzagt; bet cmiJlituens, vehiculum, of voervogt is bet water • de M. onderaan is misce of meng bet; deD. dttur of het worde gegeven, of mixtum detur: het worde gemengd gegeven. Wilt gy, zie hier nog een ander voorbeeld. ^o. Rheum. Bafis. Tart. vitriolatum. Adjuvans. Oleum carui. Corrigens. Mucilag. gumm. arab. Conjlituens. M. F. P. de M. betekent misce; de F.P. fiant Pilula of het worde tot Pillen gemaakt. V. Wordt  ( 177 ) V. Wordt 'er niet altoos het gewigt van elk ingrediënt bygevoegd? A. Ja. achter aan, als: JU. Rhei optimi %) of unc. i. een once. Cort. Aurant. 3 iv. vier drachma's. of drachm. iv. M. V. Zyn deeze recepten niet zeer verfchillende ? A. Deeze allen zyn zeker zeer verfchillende; ik zal u de voornaamfte opgeven, en als gy deezen kunt maken, kent gy ook de anderen : Zie hier dezelve : Pillen. Mixtuuren , met olie enz. amandelmelken ; af kookfels; Clyfteeren; Plaefters. V. Hoe maakt men Pillen? fi. Zie hier een vooifchrift: j^, Afas foetid. drach. I. Pulv. caftorei gr. xn. xn greinen, Extr. Taraxaci. Drach. II. Pulv. Rhei drach. I. M. F. P. Ga hier in dus te werk, ftoot de AJa foetida in een koperen vyzel, met een weinig poeder van Rabarber, fyn , doe 'er dan de overige poeders, en het extraft van Paardebloemen by, en ftamp en kneed het zoo lang, tot het wel M ge-  C w > gemengd té, en zich, zonder aankleven, rollen laat. Zyn de ingrediënten bytend, zout, of fcherp, dan moet men de pillen in een fteenen mortier maken: om kort te gaan, al wat hard is, moet men eerst fyn maken , daarna de poeders 'er onder mengen, en eindeiyk het conftituens, 't zy extract, 't zy zeep, fyroop, deeg van brood, flym van gom enz. 'er by doen. Komt 'er levende kwik in, dan moet deeze met flym van gemeene gom of iets diergelyks verdeeld worden ; indien camphor, moet men eerst deeze doen fmelten in eenige druppen wyngeest; zyn de extracten te week, dan moeten zy, zonder aanbranden, tot eene vereischte dikte gebragt worden. V. Wat van de Mixtuuren ? A. EenMixtura is een foortgelyk drankje, als ik u in het eerfte voorbeeld getoond heb: in deezen moet men wel letten, dat de zouten ontbonden, de extracten en geleyen wel gemengd zyn,en de poeders niet boven dryven; alle vette lichaamen, als amandelolie,(kamfer, enz. kunnen best, door middel van flym van gommen , met water gemengd worden, als men voorzigtig en langfaam te werk gaat; by harsachtige poeders doe men eerst een wei»ig geestrijk vogt, als by Caftoreum, Kina enz. waarna  ( 179 ) waarna zy, is t mogelyk, eenigen tyd gewreven worden. Emulfien] of Amandelmelken moeten ook voorzigtig gemaakt worden; de Amandelen, zaden enz. moeten lang, onder het bydoen van kleene gedeelten waters, geftamptj worden, opdat de olie wel menge, en het water ter degen melkachtig zy. De hardde zaden , als die van Komkommers, ftampt men eerst alleen, en daarna de zagtere. Gomharzen , geëmulgeerd wordende, moeten eerst fyn gewreven, daarna, onder het langfaam en voorzigtig bydoen van water , met liet laatfte gemengd worden. V. Wat valt het voornaamfte aan te merken in de Decoftiën? A. Men doe niet alles in eens te gelyk in de Pan. Harde dingen moeten, eerst grof gaftooten, lang in water koken, minder harde korter, en de vlugge lichaamen flegtstrekken» Dus dient Kina één of twee uuren te koken. Zulke , als althéa's en fineer - wortels moeten kort koken, wyl de ondervinding leert, dat, door het lang koken van deeze, het afkookfel eene zekere fcherpheid en minder flymigheid verkrygt ; komen 'er vette zaaden , als |Lynaaad, in, dan moet men dezulke eerst (tampen en emulgeren, en op het allerlaatst bij Ma het  ( IM ) het AtctUum of apozema voegen, by voorbeeld : Bjo. Cort. Salicis albi. Rad. Symph. Fol. mentha:. m. i. manipulum r. een handvol of P. i. pugülum i. een greep van drie vingeren. Sem. pap. albi. kook dan den willigen bast eerst ander.' half uur, doe 'er dan de fmeerwortels by, en kook deze een kleen kwartieruurs, neem het afkookfel van het vuur, en laat de mentha flegts trekken, doch, even voor het afnemen, roere men het geëmulgeerde flaapbollenzaad onder het afkookfel; na dat dit verricht is, gooij'e men het niet op een zeef, maar men wringe het door een doek ltyf uit, op dat de kracht geheel uit de ingrediënten getrokken worde. Beftaat het voorfchrift geheel uit vlugge dingen, als Rabarber, Zoethout, Hengels van bitter zoet, Anyszaad, Zennebladen, enz. dan trekke men het alleen in eene welgefloten pot, dragende dan het aftrekfel den naam van lnfufio. Men gebruike zoo min mogelijk koperen pannen, en vooral niet, als 'er famentrekkende middelen, als tamarinde enz.  i 1*1 ) ïire.'inhet decoüumkomen; het vogt, dat men moet overhouden, noemt men Colatura; de hoeveelheid van deeze colatuür word altooj op 't recept bepaald. V. Wat van de Clyfteeren ? A. Wat het maken betreft, het beftaat of uit een afkookfel, of uit een mengfel; het eenige, dat ik zal aanroeren, is de wyze van toedienen, deeze is zeer eenvouwig: het uiter- * fte' pypje , Canon, fteekt men in den Aars des lyders; de Clyfteer, zoo heet, dat men het aan den wang pas verdragen kan, of zoo, als het de Geneesheer verkiest, doe men in de fpuit, fteeke het pypje der fpuit in het reeds ingebragte pypje of Canon, waarna men , al omdraai jende, toefpuit, en de Clyfteer inbrengt; delyderbaale, zoo min mogelyk, adem, en da Apotheker ga zoo voorzigtig, als mogelyk is, te werk; het Canon moet, voor het inbrengen , met olie of vet beftreken worden. V. En wat van de Plaefters ? A. De faamenftelling van deezen hebbe ik u aangewezen; het eenige, dat ik hier zeggen moet, is, dat dezelve doorgaans gefmeerd worden op zyde, linnen of leer. Het is niet zoo goed, dat men de zalf geheel vloeibaar maakt, hierdoor zakken de poeders te veel, M 3 dte  ( 182 3 die in de meefte zalven komen, dus is het best, dat men, het rolletje zalf telkens aan het vuur houdende , de zalf Hechts week maakt, en dan met den fpatel uitfmeert. Wat de gedaante, dikte der zalf enz. aanbelangt, dit dient de Geneesmeefter zelfs te bepaaien, zynde dit aan geene zoo algemeene regelen enderworpen; onder het fmeeren zorge men alleen, dat de zalf gelyk zy, en niet met brokken en kluiten. V. En is dit de grondilag van alle famenmengfels ? A. Ja. V. Maar wat zyn dan'alle die andere, die gy my hebt opgenoemd ? A. Deeze zat ik u allen in het kort uitleggen : een Poeder, een Species of celleüio of verzameling van Kruiden worden alleen fyn gemaakt; en onder een geroerd. Trochisci, koekjes, Boli, flikbrokken, Suppefitoria, zetpillen, Can* dulcc, kaarsjes, Globi, bolletjes worden alle op'gelyke wyze , als de pillen, gemaakt, het figuur of de grootte maakt alleen het onderfcheid; de kaarsjes echter maakt men ook Wel van wasch , waaronder men, gefmolten zynde, het vereischte, als loodzuiker enz,inmengt, het geen men dan, al koud wordende, de  ( m > de aangeweezen figuur geeft. De fteeneri; Lapides, zyn dusdanige Chemifche bereidingen als de Lapis infernalis (zie pag. 97.) famenta of Hovingen zyn bloemen of kruiden met fyn meel van Lynkoek , foenegrieken zaad enz. tot een pap gemaakt, zynde dit een Ca~ taplastna; houdt men deeze ingrediënten droog, dan is het een fmnentum Jiccum, wanneer dezelve, gebruikt wordende, alleen heetgemaakt worden. Een Pafia is ook een foort van Fomentum, beftaande of uit kalk en zeep tot een pap gemaakt, of uit zuurdeeg, gemengd met mofterd, zeep enz. dragende dan den naam van Sinapismus. V. Wat betekenen de namen der verfchillende mengfels? A. Na dat zy groot of kleen zyn, of middelmatig, of ten verfchillende gebruike, heet het Jukpium, een koeldrank; Hauftus, een kleen drankje; Potio, meest een kleen Decoüum; Gargarisma, een gorgeldrank; Collyrium, een oogwater; Conferva. Eleftuarium. Syrupus. Lin~ Stus, een mengfel van Syroop en Olie. Af«silago]; Lavatoria , waschwater; Coüutoria, mondwater ; Balneum , een bad , beftaande in een groot aftrekfel of kookfel, om het halve of ge-  C 184 ; geheele Lichaam in te baden. Suffitus of Suffimigium roking, beftaande doorgaans uit barsachtige poeders, cinnabar of diergelyke. Een Vinum of acetum medicatum is eene infufie van Kruiden, Staal enz. in wyn of azyn, het zelvde als de Tinctuuren. V. Wat is een Sparadrapium ? A. Doorgaans een lap linnen , door gefmolten wasch , gemengd met welriekende oliën of anderfints, heen getrokken. Kortom de namen der onderfcheiden mengfels zyn zoo verfchillende, en zoo menigvuldig, dat ik nog wel rykelyk zoo veel zoude moeten ter neder Hellen, als ik reeds gedaan heb, wilde ik van deezen alleen een kort, zeer kort, uittrekfel geven; maar de gronden, die ik u gelegd hebbe, zyn, dunkt my, voldoende; het overige moet oefening en de daaglykfche ondervinding u leeren ; gebruik maar in het wegen, mengen , en bereiden der geneesmiddelen de grootfte zindelykheid en naauwkeurigheid, en gedraag u flipt naar het voorfchrift des Geneesheers, ten ware 'er, by ongeluk, misgrepen in waren, dan is het de pligt des Apothekers, zulks aan den Arts te ontdekken. Ik  ( 185 ) Ik zoude u nog wel eene uitlegging der gewigten, Chemifche Karakters, Kunstwoorden enz. geven kunnen, doch dit achtte ik geheel onnodig, wyl men dezen in alle apotheken vindt, en zulks ons veel te verre zoude heen voeren, derhalven zullen wy het hierby laten, en onze onderhandeling eindigen, I NV  INHOUD A. j^.arde. Bi. 32 Affinitai. wat is jg Agaricus. 6 Alkali* deizelfs kenmerken. 56» 57 en 140 Alkaken Glauberi. 58 Alié gom. 6 AloS hout. S Aluin. 7« Amandelen. 7 Antbra gryfea. 6 Ammoniak zout. 69 — geest van 71 Arcar.um duplicat. 60 aRtsENY- mïNGKUNST. verdeling. 2 Af» foetid*. 7 Asch. 140 Altraüii. 38 Azyn. >4« B. Bad. zand — 4$ Baden. 1» Balfamum. 174 Balfemen. delfbaare -. 79 Barnfteen. 8° , zout van si . oly van Benzoë 7«n S' bloemen van 151 boter. 152 Bewaring der Drogeryen. 4 Bezoard-fieen. s Bismuth. i*S BUne d'Efpagnt. iiü Borax. 7$ Boter. 1(0 Brandfteen. 69 ftof. Jl c. (^elcinatit. 48 Camphora, 152 Caitoreum. t Catechu. 6 Cera: 153 Ceratum. 174 cheMiI. naam :j wat is at ——— verdelingen der 27 — voorwerpen der 11 Clyfteren. \%i Cobalth. 129 Cthobatio. ■ 39 Colcotbar. 48 Condita. 173 Contant maculatum, 9 Conferva 17} Cry/iallifatio. 49 D. D«flSW. 279 Defl*gratit. SS Delfftoffen. 2» Deftillatio. 29 Dieren.aarde-} —-sr . zout 3 Dit-  I N H O U D. Dieren ryk. bl. 29 en 15 j Drogen der Planten. 19 Dulcificath. 61 E. E/tSaar»'*)». 171 Eiixatio, 140 Empiastrum. 174 Emulfio. '79 ExtraQuM. 132 en 169 Eyeren J6i ■ .... oly van — F Fermtntui». 143 filtratie. 51 Fomtntum. H} G. Gal. IJ9 Galbanum. 7 Gelatina Cernu Ctrvi. 171 GiW« Paracelfi. Ji Gommen. 154 Goud. 94 Groeiftoffen. 29 proeiftoflykryk. 25 en 131 H. Honig. IJ3 Hoofdftoffcn. 3» HQHtsn, geiaspW 13 I. \pecatbuanr.a, 9 K. Kalk. oly. 73 Kervel, dullc - 9 Kina. t Koper en deszelfs bereidingen. 98 -100 nikkel. 130 Krachten der geneesm. 21 Kwikzilver en deszelfs bereidingen. »7 -• 9* L. luinimetitum, 173 Lixivïum, 140 Lood en deszelfs bereidingen. 109 -- 112 lucht 34 en 41 vaste 3J Lutum. 44 M. M aagdenmclk. 15* JWagnefia. _ *J Mattrl^mtiita. wat is 3 Melk. lSo MtU*. '7* Menlirua. 37"+' Menefels. verfchillende - *** en 18 3 Me-  I N H O U D, Metalen. bl. 8 3 Mixtio medittta. 39 Mixlura. 178 «v - - - Plenkjana. 1 j 5 JHofchus. 10 JUyrrb*. 7 - oly van -,- 161 N. T$apbtaviirioli. J0en79 ...... nitri. 63/ O. HÏLMONTII. 75 Oliën bi.-.ndmge 135 gedeftilleerde n geperftc of vette 133 gekookte (tUa eetla ) *73 ftinkende (elea fattda) '49 • • - - vitriool -- 4' wezenlyke -- der plant. i3s en 137 . wyn •- J° Ontploffing. SS Opium. . !4 Ovens. 45 Overhaling. '34 Qjcymel. '71 i 1 t P. Pfrro/tft?». '5' Peteroly. 7» PthtcJ Zoixt. 46 . Ammoniak -- 69 bloemen 73 geest. - Engelsch — f4 hoofdftoffelyk - 34 Koortsdryvend - «4 .— Loogzout. Zie Alkali. • -- pynftillepd — 76 --- Prunelle-- (falpru- nelU.) SS - van Tachenius. 141 •— veelvermogende/a/ Tolycbr.) (».. wezentlyk-- derpU W Zout.wonder- vanGL&uBER. «3 zee 62. enz, ... - --- delfftoffelyk. 63 zuure zouten. 47 Zuik.tr. 154 .-. - - van melk. 161 Zuuren. kenmerkender 66 -. — - falpeter — J' ... vitriool -- 47 — - zeezout — 6* Zwaartekracht 3S Zwaarte fiecifique — 37 Zwavel *n bereiding van 7* . geest door de klok. «* DRUK'  Bladz. ï. Engelfen voor 8. Feri ---- jo. Balfemik • .- Mochtferus Virgin. 12. Schamm. ■ — ananodyntt - - - - 38. e 113 en 117. .Antihith'» •- II J. UIISONII ,18. Carthttftanoram 134. Halsretorr 143. Zoutgeest 151. Tertbinth. 152. en 3,55. houde .... zekerlyke dierlyk isg. diegtheid Engellchen. Peru. Balfamiek Mofch. Virgin. Scnmrn. anodynA de ^Antihicl. ■ WILSONII. voor — orur». hals der retort. Zout, Geest, Tereb. .... de houden. - zekerlyk. - dierlyke. indigt- DRUKFEILEN.   ■I