ALGEMEENE OEFENSCHOOLE VAN KONSTEN EN WEETENSCHAPPEN. VIERDE AFDEELING. BEHELZENDE DE WISKONSTIGE WEETENSCHAPPEN EN 'T GEEN TOT DEZELVE BEHOORT. DERDE DEEL. TE AMSTELDAM, By PIETER MEIJER, op den Dam, MDCCLXXXII.   INSTITUTIONES HOROLOGICAE, of eene WIS- en NATUURKUNDIGE BESCHOUWING van UURWERKEN. EERSTE HOOFDSTUK. Van de Natuur en het Oogmerk der Uurwerken in bet algemeen; en de Beginselen, op welke zy steunen. 2239. Eene Beschouwing der Uurwerken zal zekerlyk by de meesten onzer Leezeren voor eene nieuwigheid gehouden worden, dewyl 'er, myns weetens, in hedendaagsche taalen weinig anders over dat onderwerp is uitgegeeven , dan de eene of andere Verhandeling , in welke naar het Latynsche Werk van den Heere Huygens, het welk ten titel voert Horologium Oscillatorium , geweezen wordt. 2240. Maar deeze Verhandeling van den Heere Huygens gaat alleenlyk over de Beschouwing van eene zekere soort van Uurwerk, naamelyk over die welke door middel van een Gewigt bewoogen, en door eenen enkelen Slinger geregeld wordt, zynde die groote Schryver de eerste geweest, die zich tot dat einde van eenen Slinger aan eene Klok bediend heeft, schoon Slingers lang te vooren als TydmeeTers in gebruik waren, om naamelyk den tyd door hunne gelykmaatige slingeringen, en het doen van starrekundige waarneemingen , en by veele andere gelegenheden af te meeten. Maar wy zullen hiervan in het vervolg meer zeggen , wanneer wy over de Natuur, het Gebruik, en de verscheidene gedaanten van Slingers handelen. 2241. Een Klok is het voomaamste van alle werktuigkundige gestellen ter afmeetinge van den Tyd. Het beginsel IV. Afd. III. DEEL. A van  2 Wis- en natuurkundige van derzelver Beweeginge ontstaat uit een tweevoudig vermoogen , naamelyk uit dat van een Gewigt of van eene Veer. Want iedere van deeze twee Kragten is genoegzaam om het gantsche Gestel van Raderen, waaruit het Werktuig bestaat, te bewerken of in beweeging te brengen. De Wyzers, vastgemaakt aan de Assen van het Rad , wyzen de juiste verdeelingen van den tyd, op daartoe geschikte Cirkels op de vlakte van de Klok aan; en daar is een Slinger of Evenaar bygevoegd, om de Beweegingen van het Werktuig te regelen, of gelykmaatig te maaken. 2242. Het oogmerk van Klok-werken is tweederlei ; (I.) naamelyk om den tyd juist te meeten, of een gegeeven tyddeel in zeer kleine gelyke deeltjes te verdeelen; by voorbeeld, om den tyd van eenen dag in Uuren, Minuuten, Seconden enz. te verdeelen ; (2.) om beweegingen of omwentelingen , gelykvormig aan die der hemelsche Lighaamen, te gelyk met derzelver schyngestalten , (landen enz. in zekeren bepaalden tyd voort te brengen. Maar Klokwerk van deze soort draagt gemeenlyk den naam van Planetarium, Orrery enz. 2243. Wy moeten nu de twee natuurlyke beginsels van alle Antomata, het Gewigt naamelyk en de Veer , in aanmerkinge neemen. Wat het eerste betreft, dewyl deszelfs vermogen alleenlyk spruit uit de Zwaartekragt, en deeze Kragt altyd de zelfde is in eene gegeevene hoeveelheid van stoffe ( 968), zo volgt dat het Vermogen van een gegeeven Gewigt eene bestendige Grootheid is, of altyd het zelfde blyft in de zelfde Middelstoffe ; en derhalven wordt dit in zulk een geval volstrektelyk een gelykmaatig Vermogen of Beginsel van Beweeginge, hoedaanig noodzaaklyk is in volmaakte Uurwerken. 2244. De Veerkragt van eene wel getemperde staalen Veer is een geschikt vermogen, of beginsel van Beweeginge, voor eene Klok; want wanneer zy tot zekere kromte geboogen is, blyft de kragt van haar vermogen de zelfde; maar wanneer zy omtrent haaren As meer of minder gekromd is, wordt de Kragt grooter of kleiner; en nademaal de  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 3 de werking van eene Veer in Klokwerk bestaat in zichzelve, door middel van haare wederwerkende Kragt te ontbuigen, zo moet de Kragt, welke zy op het Raderwerk oefent, van tyd tot tyd verminderen Indien zy dus in het eerst genoegzaam was , om de Klok in beweeginge te houden, zoude zy niet lang zo kunnen blyven , maar de Slinger zoude eindelyk ophouden te beweegen, en de Klok stil staan. 2245. Wanneer 'er derhalven eene Veer aan eene Klok gevoegd wordt, is het noodig een middel te vinden, waardoor haare veranderlyke Kragt gelykmaatig of eenpaarig de zelfde kan gemaakt worden op de raderen van de Klok, Van haaren eersten of grootsten toe aan haaren laatsten of kleinsten graad van ingespannenheid van Vermogen. En dit geschiedt door eene vereischte gedaante aan den Trommel te geeven, aan den As van het eerste Rad, waaraan hy met eene gevoeglyke keten is vastgemaakt. 2245. De Kragt van het Gewigt of de Veer is derhalven het Primum Mobile , of de eerste Beweeger, in Klokwerk; en wy mogen hier gevoeglyk aanmerken dat de Kragt, welke zy aan het Werktuig mededeelen, telkens door het raderwerk vermindert, totdat zy eindelyk op het getande Kroonrad maar even genoegzaam is om den Slinger in beweeginge te houden; dat is, de kragt word daar vereischt, om gelyk te zyn aan de weêrstandbieding, welke de Slinger van de Lugt en van den As zyner beweeginge ontmoet ; want dan zal zyne Beweeging blyven in den voorgestelden Boog der Slingeringe. 2247. Maar indien de Kragt van het gemelde Kroonrad op de Roede van den Slinger grooter is dan de weêrstandbieding, zal zy den Slinger alleenlyk verder doen slingeren , of in wat grooter Boog dan de gegeevene. Maar indien de Kragt minder is dan de weêrstandbieding van den Slinger, dan zullen de Boogen der Slingeringe van tyd tot tyd afneemen, en eindelyk niets worden, of de Slinger en Klok zullen ophouden van zich te beweegen. 2248. Hoe volmaakter de deelen, waaruit dit Stelsel be A 2 staat,  4 Wis- en natuurkundige staat, en waardoor het bewoogen wordt , gemaakt zyn , hoe minder Kragt van Gewigt of Veer 'er zal vereischt worden , om het gaande te houden; maar wanneer het werk ruuw, wanneer het met stof bemorst, of met olie besmeerd is, zal de Kragt van het Gewigt of van de Veer zo veel verminderen, dat, indien men geen middel vindt om dezelve te doen aangroeijen, de Klok niet in beweeginge blyven zal. Maar welke ook de staat der Klok, terwyl zy in beweeginge is, zyn mooge, zy zal den tyd gelyklyk afmeeten; want de Slinger, verondersteld zynde dat hy van de zelsde langte blyft , maakt alle zyne Slingeringen in grooter of kleiner Boogen in den zelfden tyd, gelyk wy te vooren getoond hebben (§1122, 1126); en derhalven moet eene Klok, indien zy eens wel gesteld, of indien de Slinger behoorlyk geschikt is , den Tyd (gelyk Huygens zegt) altyd mar waarheid, of in bet geheel niet afmeeten. 2249. Over het algemeen moogen wy besluiten dat, dewyl een Gewigt in zynen eigen aart een bestendig Beginsel is, en noodwendiglyk met eene gelykmaatige Kragt moet werken; en dewyl aan den anderen kant de werking of kragt van eene Veer altyd veranderlyk is, en alleen door konst van eene gelykmaatige Kragt kan gemaakt worden, volgt dat het eerste in Klokwerk verkiesbaarer is dan het laatste; en dat een Veer alleenlyk om eene reden te verkiezen is boven een Gewigt, omdat zy naamelyk de Klok beknopter van gedaante, of draagbaarer maakt dan zy zyn kan, wanneer men zich van een Gewigt bedient, om haar in beweeging te brengen. TWEE.    BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 5 TWEEDE HOOFDSTUK. De Natuur, Gedaante en Werking van den Klos, verklaard uit Werktuig- en Wiskundige Beginselen. 2250. Wy moeten nu de Leer dier uitvindinge verklaaren, waardoor gemaakt wordt dat de Veer werkt met eene gelykmaatige Kragt , op het gestel van Raderwerk , door middel van een stuk, het welk de Klos genoemd wordt, en tot dat einde eene byzondere gedaante hebben moet. Elk weet hoe een Gewigt op den Cylinder werkt, en door zyne werking eene gelykmaatige Kragt en Beweeging aan het Werktuig mededeelt. Maar de wyze, op welke de vereenigde Veer en Klos dit doen , is zo algemeen niet bekend; egter zal die ligtelyk te begrypen zyn , indien men op de volgende byzondevheden agt geeft, 2251. De Ketting aan het eene einde van den Klos, en aan het andere einde van den Trommel vast zynde, wordt de Klos, wanneer men het Werktuig opwindt, rondgedraaid, en gevolglyk ook de Trommel. Aan den binnenkant van den Trommel is het eene einde van de Veer vast, en het andere einde aan eenen onbeweegbaaren As in het middelpunt. Wanneer de Trommel rond draait, rolt hy de Veer verscheidene maaien om den As, doende haare Veerkragt daardoor in eene behoorlyke maate toeneemen , welk alles geschiedt tcrwyl de Ketting van den Trommel op den Klos gebragt wordt; en dan , wanneer het Werktuig is opgewonden, werkt de Veer door haare Veerkragt, poogende zich gestadiglyk te ontrollen op den Trommel, door denzelven rond te draaijen. Hierdoor wordt de Ketting van den Klos afgebragt; en dus draait dezelve om, zodat het gantsche Gestel in beweeging raakt. 2252. Dewyl nu de Veer zich langzaamerhand ombuigt, zo zal ook haare Veerkragt, waardoor zy op den Klos werkt A 3 lang-  6 Wis- en natuurkundige langzaamerhand afneemen : daar is derhalven eenig werktuiglyk gestel in de Figuur der Oppervlakte van den Klos te maaken, op dat, naar maate de Veer slapper is, de Ketting verder van het Middelpunt van den Klos afgebragt worde, zo dat men het geen in de Veerkragt verlooren wordt in de langte van den Hefboom wint. Indien het niet uit kragte van dit gestel waare, zoude de Kragt van de Veer altyd ongelyk zyn op het Werktuig, en eene ongelykmaatige beweeging van deszelfs deelen veroorzaaken. 2253. De Figuur der Kromme Lyn , die , door eene omwenteling om den As, de oppervlakte van den Klos zal vormen, kan op de volgende wyze naargespoord worden (Fig. 1.). Laat BCD de Kromme Lyn zyn , AL de verlangde As van den Klos; Iaat D het punt zyn , waar het einde van de Ketting aan den Klos is vastgemaakt, wanneer het Werk is afgeloopen; en laat B het punt zyn, waar zy dien raakt, wanneer het werk is opgewonden. Laaten net de Punten B en D de Loodlynen B A en D H op den As vallen; en laaten in dezelven verlangd zynde A E en H I evenredig genomen worden aan de Kragt van de Veer, wanneer de Ketting by B en D is. Trek door E en I de regta E I K, doorsnydende den As ergens in K ; en trek uit zeker Punt C in de Kromme Lyn C F, loodregt op den As in G; dan zal FG zyn als de Kragt van de Veer , wanneer de Ketting by G is. 2254. Dewyl nu de Kragt, werkende op het eerste Rad, altyd eenpaarig de zelsde zyn moet, en deeze Kragt altyd is als de Kragt van de Veer uitgedrukt door F G, en als de Afstand, welken de Ketting van den As van den Klos heeft, Samengevoegd: zo zal de Kragt op zeker Punt C zyn als de Regthoek FGXGC; en dewyl dezelve eene gegeevene Grootheid is, zo kan men FGXGC = ab maaken , en dus ab hebben wy FG 2255. Laat derhalven, om de Vergelyking van de Kromme Lyn B C D te bepaalen, K H zyn = a , HI = b, HG = x, en GC = y. Dan hebben wy, uithoofde van de gelykvor mige  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 7 ab mige Driehoeken HKI, en GKF, HK: HI:: GK: FG = - ; dat is, a:b::a + x :a ; waaruit wy krygen aa = ay + xy, het welk de Vergelyking van de Kromme Lyn is, en toont dat zy, ten opzigte van de Ruimte tusschen de Kromme Lyn en de Asymptooten, tot de Hyperbool behoort, gelyk blykt uit (S/79). 2256. Hieruit volgt dat, wanneer x = o is, a is = y, of HK=HD; dat ook, wanneer het punt G by A komt, y is=:AB. En dewyl EA * AB is = IH x HD, zo hebben wy EH: IH:; HD : AB:: a: y:: de grootste Kragt van de Veer, tot haare kleinste op den Klos ( 2254). 2257. Dewyl de Ordinaaten HD, AB enz. regte Hoeken maaken op AL ( 2253) zo is de Kromme Lyn BCD zulk eene als eene gelykzydige Hyperbool genoemd wordt; (zie 780). Door derzelver omwenteling om haaren As, of om de gemeene Asymptoot AK, krygt men de waare gedaante van het vaste Ligchaam, of van den Klos, als in Fig. 2. 2258. In die Figuur ADE, FGH, en IKL, MNO, zyn tegenoverstaande gelykzydige Hyperboolens beschreeven, om de Asymptooten PQ, RS, snydendc eikanderen regthoekig in het gemeene Middelpunt C. Stel CT (=TD) r, dan is CD = V2. = den Straal des Cirkels DKGN , raakende de vier gelyke Hyperboolens in haare toppunten. En CF ( = CY = V'C^1tQYi) = 2, is de afstand des Brandpunts van iedere Hyperbool van het Middelpunt. Eindelyk is de Parameter a& = KN, de Middellyn van den Cirkel. Dit alles is baarblyklyk uit het geen wy te vooren wegens de Eigenschappen van de Hyperbool in het algemeen betoogd hebben 765 enz. 2259. Het is derhalven betoogd dat de sneede van eenigen gegeeven Klos BDKX, door zynen As ZT , bepaald wordt door twee gelyke Boogen BD en KX van twee gelyke en naait eikanderen zynde Hyperboolen, beginnende van derzelver Toppunten D en K. A 4 2260.  8 Wis- en natuurkundige 2260. Het is ook baarblyklyk dat, dewyl TD en ZB de Kragt van de Veer vertoonen , wanneer zy opgewonden en geheel afgeloopen is, in iederen Klos de Middellynen DK en BX van derzelfs grootste en kleinste Einden juist evenredig zyn moeten aan de grootste en kleinste Kragt van de Veer. 2261. Ook volgt dat, wanneer de Evenredigheid van de grootste en kleinste Kragt van de Veer bekend , of de Reden van TD tot ZB gegeeven is, dar. de Langte van den Klos TZ mede eene gegeevene grootheid is: of daar kan maar eene bepaalde Langte van den Klos zyn, om aan de twee gegeevene Kragten van de Veer te beantwoorden. 2262. Eindelyk is het baarblyklyk dat , wanneer de Langte van den Klos, en eene van de Kragten TD of ZB gegeeven zyn, dan de andere Kragt ook gegeeven of bebepaald is , en niet naar welgevallen kaq aangenomen worden. 2263. Dus de Geometrische gedaante van den Klos bepaald hebbende, gaan wy vervolgens over om de Beschouwing der onderscheidene gevallen door voorbeelden op te helderen. Stel derhalven TD = a, ZB=y, TZ=x; en dan zullen wy de vergelyking aa= ay +ax ( 2235) in haare gewoone gedaante hebben. Waaruit men (r.) indien en y gegeeven zyn, x vinden moet ; en wy hebben aa ! a a=x. (2.) Wanneer x, of x = 1 gegeeven is, hebben wy de gegeevene Reden van a tot y ; want dan is aaZTay + y, en gevolglyk a: y:: a t1 : a. (3.) Wanneer a' 1 a en x gegeeven zyn, dan is (4.) Wanneer eindelyk x en y gegèeven zyn, dan hebben wy a2-ay=xy, en (het Vierkant voltooijende) a = V xy+¼Y²+Y. 2264. De eigentlyke Getallen tot het uitdrukken der Kragten (a) en (Y) van de Veer zullen in OnCen en Dragmen van gemeen Gewigt uitgedrukt worden; welke Oncen in de Maaten van den Klos TD, TZ en ZD tiende deelen van eenen duim kunnen gemaakt worden, Deeze Kragten worden dus bepaald. Laat ABCD in Fig. 3. de Trommel zyn, die  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 9 die de Veer bevat, en laat FBX de stand van de Ketting om den Trommel en den Klos zyn, wanneer de Veer is opgewonden. Veronderstel dan dat de Ketting van den Klos is losgelaaten , en onder den Trommel gebragt, in de rigtinge EH, naar het Katrol by H, waar over zy met zulk een Gewigt W moet gehangen worden, als de Kragt van de opgewondene Veer juist zal opweegen. Indien op de zelfde wyze CDK de Ketting is, wanneer de Klok is afgeloopen, dan zal, indien dezelve van den Klos afgenomen, en onder den Loop aan het Katrol K gebragt wordt, en indien men een Gewigt L aan het einde hangt, zodat het den Trommel in den zelfden stand houde, dat Gewigt L gelyk zyn aan de Kragt van de Veer, voor zo veel zy onopgewonden is. Derhalven is T D = a: ZB = y:: W: L. 2265. 1ste Geval. Stel dat het Gewigt W 63, en het Gewigt L 21 Oncen zy; dan is a=63, en y = 21; of omdat 63 is :21::3:1 n a hebben wy a = 3 en y= 1 ; en dan vinden wy x= -a =6=2A dat is, wanneer de Kragten zyn als 3 tot I, is de Hoogte of Langte van den Klos IZ gelyk aan de Middellyn van zyne Grondvlakte , of Einde DK. Indien W is: L : : 2 :1 :: TD : Z B; dan is x = a, of TZ = TD. Wanneer W is: L :: 3 :2 ; dan is x= ½ a ; en algemeen genomen , wanneer W is: L:: m: n:: a: y:: a + x: a , dan m — n zullen wy hebben ■ a ZZ x. n 2266. IIde Geval Om, de Langte van den Klos TZ = 6 gegeeven zynde, te bepaalen de reden der Kragten van de Veer, of de Gewigten, W, L, welke de Middellynen DK en XB van de Einden van den Klos geeven zullen. Dewyl a² is ZZ a y T 6 y (5 2263), zo hebben wy a: y:: a T «: a ; door A 5 ver-  10 Wis- en natuurkundige vervolgens de waardy van a te neemen hebt gy die van y. Stel dus a = 3 , dan is a: y:: 3 + 6:3 :: 3 :1 ; en in dit geval is de Middellyn DK=3XB. En dewyl a is:y::m:n (§ 2265) zo hebben wy voor allerleie aangenomene Reden —-—x = a; indien dus m is:»:: 2 :1, dan is x ZZa; of m — n indien m is:n::3:2, dan is 2x=a , gevolglyk hebben wy, wanneer x is = 6, a = 12 en Y=8 2267. IIIde Geval. Om, de langte van den Klos en de grootste kragt van de Veer gegeeven zynde , te vinden welke de kleinste kragt zyn moet. Stel x=TZ = 6; en a = TD=3; dan is y — ~ — — 1 ; zodat wy, indien W is = 63 Oncen x 9 Oncen , hebben L = 21 Indien x is = a; dan is y = ½ a , of DK=2XB. 2268. IVde Geval. Om, de langte van den Klos en de kleinste Kragt van de Veer gegeeven zynde , de grootste te vinden. Laat x zyn = rt, en y = i; dan is Vx y+^ y 2 y — V6, 25 To, 5 3 = a (§ 2263) , zodat, indien y is = 21 oncen , de grootste Kragt van de Veer zyn zal a = 63. In ieder Geval zyn derhalven de Gedaante en Afmeetingen van den Klos meetkundiglyk bepaald. 2269. Nu staat ons alleenlyk nog te toonen op welke wyze de Hyperbool ADE (Fig. 2.) op eene Vlakte moet beschreeven worden, om tot de maat gemaakt te worden, door welke de waare gedaante van den Klos, die in eenig byzonder geval vereischt is , gegeeven wordt. Stel dat door de Proeve (in § 2264) gevonden worde dat de grootste en kleinste kragt van de Veer, waarvan men gebruik moet maaken, is 63 en 21 Oncen. Hebbende dan twee Lynen PQ en RS regthoekig in C tot Afymptooten getrokken , zo snyde  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 11 snyde men de Hoeken PCS en RCQ door eene regte Lyn GD, naar weêrzyden oneindiglyk voortgetrokken. 2270. Wanneer gy dus de Middellyn der Grondvlakte DK van den Klos bepaald hebt, zo open uwen Passer met die wydte, en sny aan weêrzyden van het Middelpunt C de Lyn D G in F en C (Fig. 4.). Dan zullen deeze twee Punten zyn de Brandpunten van twee tegen eikanderen overstaande Hyperboolen ADE en FGH (§ 774). 2271. Een Lineaal ABC, van de gedaante als in Fig. 4. vertoond wordt , hebbende , maakt men een einde van eenen Draad ABF vast aan het einde A, en het andere einde in het Brandpunt F van de bedoelde Hyperbool. Deeze Draad ABF moet juist zo veel korter zyn dan het Lineaal ABC, als de Middellyn GD van den Cirkel lang is; dat is ABC - GD is =ABE. Indien gy dan met eene styve hand het Lineaal draait rondom eene Pen, vastgemaakt in het tegenovergestelde Brandpunt C, en ten zalfden tyde den Draad net aan de zyde van het Lineaal houdt, gelyk by B , met een Penseel of teekenpen , zo zal dat Punt B de begeerde Hyperbool ADE beschryven (Fig. 2). 2272. Want de Ellips in de Figuur voor (§ 768) wordt in het tegenwoordig geval een Cirkel, en de Lyn, die daar de groote As TV is, wordt hier de Middellyn DG; maar in ieder geval zal het Verschil van twee Lynen CB, FB, getrokken uit een Punt B in de Kromme Lyn van de Hyperbool, gelyk zyn aan den grooten As, gelyk getoond is (§ 769) , en derhalven is in het algemeen CB - BF = GD ; of het Punt B is telkens in de begeerde Hyperbolische Kromme Lyn, welke gevolglyk door dat Punt beschreeven wordt. 2273. Wanneer de Kromme Lyn dus op schryf- of bordpapier getrokken is , zal het gemakkelyk vallen die op eene koperen of staalen Plaat over te brengen, en daar door eene maat te maaken om de regte gedaante aan den voorgestelden Klos te geeven. In zulke Klossen van de grootste soort, waarin de Middellyn van de Koorde of Ketting groot genoeg is om in aanmerkinge genomen te worden, moet men dezelve voegen by de Middellynen DK en  12 Wis- en natuurkundige en XB van den grooten en kleinen As van den Klos. 2274. Om den Klos door Schaale en Passer af te teekenen heeft men getoond dat 'er eene vaste Evenredigheid tusschen de Middellynen en Langte van den Klos plaats heeft , en dat zy derhalven beiden in de zelfde getallen kunnen uitgedrukt worden. Indien dus, by voorbeeld TD is tot ZB als 63 tot 21, dan volgt dat TZ is= 126 van de zelfde gelyke deelen, omdat in dit Geval x is = 2 a, of TZ = 2TD (§ 2265); zodat, wanneer TZ is 1, 26 Duimen, of 12, 6 Tiende deelen van eenen Duim, TD is = o, 63 of 6, 3 Tiende deelen; en ZB =o, 21, of 2, 1 Tiende deelen van eenen Duim, die door middel van eene Schaale Van Tiende , of eenige andere gelyke deelen, worden afgeteekend. 2275. Wy agten nu alles gezegd te hebben wat weezenlyk tot de Beschouwing van den Klos in Klokwerk behoort ; en wanneer men in de Praktyk in dit geval de volmaaktheid der Theorie bereiken kon, zoude aan het Werktuig eene Beweeging worden toegebragt, zo gelykmaatig, als of zy door een Gewigt voortgebragt waare. En door deeze meetkundige Samenstellinge van den Klos, kunnen die Klossen , welke door toetsen, door middel van den Hefboom, gemaakt worden, ten opzigte van hunne Figuur en afmeetingen verbeterd worden. DERDE HOOFDSTUK. De Gronden der Uitrekeningen in Klokwerk; nevens eene toepassing en opheldering van dezelven in de Beschryvinge van het oorspronglyk Gaande Werk , uitgevonden door den Heere Hüygens. 2276. Nadat wy de natuur van het Gewigt, en die van de Veer en van haaren Klos, als de Oorsprongen of Be ginsels  Afbeelding van het Slinger Horologie, door den heere HUYGENS uitgevonden   BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 13 ginsels van Beweeginge in deeze Soort van Werktuigen, verklaard hebben; blyft 'er nog over te toonen het maaksel en de schikking van het Gestel van Raderwerk, om aan de algemeene oogmerken van eene Klok te beantwoorden. Maar dewyl in dit geval weinig Wiskunde vereischt of te pas gebragt wordt, zullen wy dit stuk des te eer afhandelen. 2277. Dewyl de mededeeling der Beweeginge door Raderen en Rondsels geschiedt, is het in de eerste plaatse noodig te zorgen, dat de Middellynen van het Rad, en het Rondsel, het welk 'er door voortgedreeven wordt, de juiste evenredigheid in de getallen van tanden tot elkanderen hebben , zodat de Tanden van het eene beantwoorden aan de holligheden van het andere. Wanneer dus een Rad van 80 Tanden een Rondsel van 8 Tanden moet voortdryven, dan moet de Middellyn van het Rad tot die van het Rondsel zyn, als 80 tot 8, of als 10 tot 1. Indien dit door het gantsche Gestel plaats heeft, zo zullen de Beweegingen overal natuurlyk en juist zyn. 2278. Vervolgens blykt, dat de natuur van den Hefboom en het Windas, dat het Vermogen of de Kragt op het Rondsel is tot die op den omtrek van het Rad om den zelfden As, als de Middellyn van het Rad tot die van het Rondsel. Door dit middel , waarby nog de wryving komt, wordt derhalven de kragt, in het eerst door het Gewigt of de Veer ingedrukt, telkens minder door het gantsche samenstelsel, tot dat zy eindelyk op den Slinger maar zeer klein is, naamelyk even genoegzaam om denzelven in beweeginge te blyven houden. 2279. De Omwentelingen van twee Assen, in eenen gegeeven tyd, zyn omgekeerd als het getal der Tanden in het Rad van den eenen tot het getal der Tanden en het Rondsel van den anderen , het welk 'er door omgevoerd wordt; wanneer dus het getal van Tanden in het Rad en Rondsel 80 en 8 is, dan zal de As van het Rondsel tienmaal omdraaijen tegen dat de As van het Rad eens omdraait; derhalven is de Quotiënt van het Rad, gedeeld, door bet Rondsel, het  14 Wis- en natuurkundige het welk 'er door omgevoerd wordt, de Reden der Omwentelingen tot de Eenheid. Dus is 8) 80 (10, gelyk te vooren. 2280. Indien 'er dan eenig getal van Raderen zy, A, B, C, D enz. werkende op zo veele Rondsels a, b, c, d enz. en de Quotiënten van ieder Rad, gedeeld door de Rondsels, die 'er door omgevoerd worden, zyn m, e, f, g enz. dan is a=m; of a: A:: 1 :m. Verder is B het Rad om den zelfa den As als het Rondsel a, en dryft het Rondsel b om den volgenden As voort; dan is b=e, het getal der Omwentelingen in deezen derden As, tot eene om den As van het Rondsel b; en derhalven is m e = mb=n het getal der Omwentelingen in deezen derden As , tot eene van den eersten As, of van dien van het Rad A, zodat b is: B :: m : n. Laat het Rad om den As van het Rondsel b een ander Rond sel c voortdryven , dan is c=f ten opzigte der Omwentelingen van den voorgaanden As, die uitgedrukt zyn n door n;c= is derhalven =nF = 0; en dus hebben wy c: C::n: 0 ; en voor den volgenden As hebben wy d: D:: o: p, en zo vervolgens voor zo veele Assen als 'er in het gestel van het Werk vereischt worden. 2281. Deeze Evenredigheden dan on- 1 a : A : : 1 : m der elkanderen plaatsende , en de voor ' 6 : B : : * : n gaande Leden met de volgende vermenig- j c ; C : : n : 0 vuldigende , hebben wy ab c d : AB CD ::J d : D : : 0: p ^ , , . hB CD mno :mnop:: 1 :p. Derhalven is n b ^~P; waaruit wy deezen Regel krygen. Deel het Vermenigvuldigde van bet getal van Tanden in de Raderen door het Vermenigvuldigde van de Tanden in de Rondsels, en de Uitkomst zal het getal van Omwentelingen van den As van bet laatste Ronsel d in eene Omwentelinge van den eersten As van het Rad A geeven. 2282  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 15 ABC 2282. Dewyl de uitdrukkingen ^, - , - enz. maar Redenen van de Getallen der Tanden in de Raderen en Rondsels zyn , is het baarblyklyk dat alle getallen, die de zelfde Reden hebben, aan het zelfde einde zullen beantwoorden, of het zelfde getal van Omwentelingen geeven aan eenen As, die op eenen gegeeven Afstand van den eer ^ A 80 r 60 ,50 sten is. Dus kan — zyn —> , of —1 , of —1 enz. a 8 6 5 (dewyl zy allen de zelfde Quotient naamelyk 10 geeven) en derhalven moeten door verstandige Werkluiden, zodaanige getallen gekoozen worden , als best geschikt zyn naar het algemeen oogmerk en de omstandigheden van het Werktuig. A B 2283. Indien het getal n— —> X gegeeven is, dan a b A B is het niet noodzaaklyk dat -h en >y geheele getallen zyn zouden; maar zy kunnen een van beiden , of beiden Breu A 33 B 40 ken zyn ; dus kan ~~ zyn ■— — 6, 6, en = 5; ' «5 0 8 A B en dus is —' X f- = n — G> 6 * 5 — 33. Of wanneer a 0 A 45 B 18 , . A B — is = — = 7, 5. e» T = ~ =3.6;dan is — a 6 "5 a b — 7,5X3,6 — 27, de omwentelingen om den derden As, of om dien om welken het Rondsel b is, tegen eene omwenteling van het eerste Rad. ABS 2284.. Dewyl wy moogen stellen X >-—— 1—■— n; is " \ a b s het baarblyklyk dat een Rad S = AB, door een Rondsel s — ab om te voeren,het zelfde getal (»)van omwentelin gen in den volgenden As voor het Rad A zal voortbrengen. Laat dus AB zyn = 4S X 18=810, en abZZ6X 5~3°; dan h^--ZZ27 — n, even als te vooren. Maar zulke 3o groote getallen kunnen niet dan in zeer groote Werken plaats vinden ; derhalven kan men gelyke Redenen neemen  16 Wis- en natuurkundige 81 162 24"! men 1—, —-, — enz. naar maate de gelegenheid vereischt 309 (§ 2282). 2285. Wy hebben nu getoond hoe Raderen en Rondsels, met opzigt op den Slinger of de Balans, die de beweeging regelt, moeten gemaakt worden; de toestelling ter aanvoeginge van den Slinger is nu wat anders dan zy by de eerste uitvinding van het Slinger-horologie van den heere Christiaan Huygens was , het welk hy eerst beschreef, en in eene in hout gesneedene Figuur vertoonde in den jaare 1657. En dewyl dit billyk voor eene der grootste zeldzaamheden der Konst mag gehouden worden, agten wy het niet ongevoeglyk eene Figuur, naar de oorspronglyke gesneeden, in dit Werk plaats te geeven. 2286. De Figuur vertoont eene doorsnyding van de Assen der verscheidene Raderen, welke in dit eerste gaande Werk allen in eene loodregte Lyn, door het midden van de Klok geplaatst worden, gelyk hier vertoond is. De evenwydige Plaaten van het Gestel zyn AA en BB, en het eerste of groote Rad CC is geplaatst aan den Boom van den Trommel , aan welken de Koord met het Gewigt hangt. Dit Rad heeft 80 Tanden, en voert een Rondsel E om met 8 Tanden, of Bladen, (gelyk zy doorgaans genoemd worden) om den 2den As geplaatst, het welk derhalven tienmaal rond draait, tegen eene omwenteling van het eerste Rad. 1187. Het tweede Rad F heeft 48 Tanden, en dryft een Rondsel G van 8 Tanden om; het draait derhalven zesmaal rond tegen eene omwenteling van het Rad F; en heeft 6 3<C> 10 = 60 omwentelingen tegen eene van het eerste Rad. 2288. Het derde Rad H (om den As van het Rondsel G) heeft mede 48 Tanden; maar de gedaante van dit Rad verschilt van die der andere Raderen, zynde dezelve gelyk aan die van eenen Hoepel; en de Tanden , aan eene zyde uitgehouwen zynde, doen het eenigzins gelyken naar eene Kroon , waarom het doorgaans het Kroon-rad genoemd wordt. Dit Rad dryft een Rondsel I van 24 bladen, horizontaal  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. IJ zontaal om eenen As, en gevolglyk loodregt op den Horizon geplaatst. En dewyl het maar tweemaal in eene omwentelinge van het Rad G rond draait, zo zal het 120 omwentelingen hebben tegen eene van het Rad C. 2289. Het vierde Rad K om deezen As heeft eenen horizontaalen stand , en even als het voorige de gedaante van eenen Hoepel, hebbende aan den bovensten rand 5 Tanden , die gelyk de Tanden eener Zaage zyn uitgesneeden , uitgezonderd dat het bovenste of schuinsche gedeelte op eene zonderlinge wyze gekromd is, het welk noodig is om de natuurlykste Beweeging aan den Slinger te geeven, door middel van twee deelen (Schyfjes genoemd) L, L, die beurteling speelen in de Tanden van het Rad, aan de te genoverstaande zyden K L. Dit wordt gemeenlyk het Slinger-rad genoemd. 2290. Want deeze Schyfjes L, L , met hunne uiterste deelen aan eenen beweegbaaren As in een hard stuk kopers NP vast gemaakt, zullen door de zagte en beurtelingsche stootingen , welke zy van het Rad K ontvangen, den gemelden As L K in eene gestadige en slingerende beweeging houden , welke medegedeeld wordt aan eene dunne Roede MS, aan denzelven vastgemaakt by M, en getand by V, om de Roede V V van den Slinger T V te ontvangen; zodat ten klaarsten blykt dat die slingerende beweeging eindelyk aan den Slinger zelven zal ingedrukt worden. 2291. Maar deeze Beweeging, dus aan den Slinger medegedeeld zynde , moet zodaanig zyn als juist overeenkomt met de gevoeglyke Beweeginge van den Slinger zelven, welke van zyne Langte afhangt. Dewyl nu het Rad K 15 Tanden heeft, en ieder Tand ieder Schyfje vyftienmaal in eene omwentelinge stoot, moeten beide de Schyfjes te samen 30 stootingen ontvangen, en gevolglyk moet de Slinger 30 slingeringen doen, terwyl het Rad K eens omwentelt. Derhalven moet hy 30 x 120, dat is 3600 maal slingeren, in eene omwentelinge van het groote Rad C. 2292. Nu is 3600 het getal der seconden in eene uure IV. Afd. III. Deel, B tyds;  xS tyds; is 39 draai c tiure 22 werd voerd eener in 6c  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 19 plaats hebben. En ik denk dat wy besluiten moogen dat zy niet slegts het eerste maar het volmaakste patroon van eenen Tydmeeter is, welk voorgesteld is of kan worden; want schoon men mee drie Raderen en drie Rondsels deeze drievouwdige Tydverdeeling kan voortbrengen, zoude egter de groote onevenredigheid en ongeschiktheid der deelen zulk een Werktuig mismaakt en onbevoegd maaken om onder de Konstwerken geteld te worden. Zy, die veel over dit onderwerp willen geschreeven zien, zonder dat het noodige is opgehelderd, kunnen de wydloopige Verhandelingen van Casp. Scottus en andere Werken van dergelyken aart doorbladeren. VIERDE HOOFDSTUK. Uitvinding van Huygens om een Gewigt aan eene Klok te voegen, dat onopboudelyk op dezelve zal werken, en haare Beweeging bestendig maaken, verklaard en opgehelderd, met de verbeteringe deezer uitvindinge in koninglyke Slingers. 2297. De beroemde Uitvinder der bovengemelde zaake, die zo nuttig is in allerleie staaten en Handen des leevens, verbeterde zyne Ontdekking naderhand door eene andere uitvindinge, die zyne zonderlinge bekwaamheid en schranderheid in het samenstellen van gaande Werken niet minder aantoonde. Deeze tweede uitvinding diende om de Beweeging van de Klok , of liever van den Slinger, gelykmaatiger te maaken dan te vooren; maar om de natuur deezer uitvindinge wel te begrypen , moeten wy voor eerst de wyze, op welke hy het Gewigt ophing om de Klok in eene onafgebrokene beweeging te houden, verklaaren. 2298. Men kan ligtelyk begrypen dat een Gewigt, geB 2 han-  20 Wis- en natuurkundige hangen aan eene Klok, op gelyke wyze als het aan een snoer hangt, de Klok gaande zal houden, totdat zy moet opgewonden worden; maar geduurende den tyd van het opwinden , wordt de werking van het Gewigt aan het groote Rad van de Klok onttrokken, dewyl het al dien tyd los is van den trommel, aan welken het Gewigt hangt; en derhalven zal de Klok, niet voortgedreeven wordende door het Gewigt, geduürende dien tyd stil staan, en gevolglyk zal men zo veel tyds verliezen. 2299. Onze Schryver zegt ons dat hy de volgende manier uitvond; de twee einden van eene Lyn, die van eene behoorlyke langte was, werden tot dat einde netjes gesplitst , en weder aaneengevoegd. Zy werd vervolgens in de Klok geplaatst , gelyk in de Figuur door de Letteren A B C D A vertoond wordt. Aldaar vertoont A het getande Rad D D (in de afbeeldinge van de Klok) met verscheidene puntige Pennetjes vastgemaakt in de oppervlakte van het ledig gedeelte, gelyk daar getoond wordt. 2300. Het Katrol C is vastgemaakt aan het Rad G ;maar beiden zyn zy beweegbaar om eenen vasten As, alleenlyk van de linkerhand naar de regter ; want alle beweeging naar eenigen anderen kant wordt belet door de spaak by H, vallende telkens in de tanden van het Rad G. De opper< vlakte van dit Katrol c heeft mede uitsteekende tanden, even als die van het Rad D D aan den Boom van het eerste Rad der Klokke. 2301. De Lyn of Koord, over den Trommel a, en over Katrollen B en c gebragt zynde, zal uit hoofde der uitsteekende puntjes vast aan A en c hangen, en het groote Gewigt E, aan het Katrol B vastgemaakt , ophouden. Uit de natuur van liet Katrol (§ 1050) blykt nu dat het Gewigt E de deelen van de Koorde I en K gelykelyk uitrekt, en derhalven met gelyke Kragt , naamelyk met de belst zyner zwaarte, werkt op het Rad A en het Katrol c. 2302. Maar dewyl deeze Kragt op het Katrol c het van de regter-naar de linker-zyde poogt te beweegen , en alle beweeging naar dien kant gestuit wordt (§ 2300), zo volgt dat  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 21 dat de Lyn I als vast moet beschouwd worden, gedurrende a1/2 den tyd, waarin de Klok gaande is; maar de deelen K en M zullen, door de Kragt van het Rad A bewoogen worden, en dus de Beweeging aan dat Rad, en gevolglyk ook aan het gantsche Klok-gestel mededeelen. 2303. Wat het Katrol D en het kleine Gewigt F betreft, het is klaar dat zy alleenlyk geschikt zyn om eene vrye Beweeging aan de deelen der Koorde L, M te geeven, en die in eenen loodregten stand te houden. 2304. Dus blykt dat , zo lang als het Gewigt E kan zakken, de Klok gaande zal blyven; en dat derhalven de Klok zo veele uuren zal kunnen gaan , zonder opgewonden te worden, als de omtrek van het Rad A maalen begreepen is in de ruimte, door welke het Gewigt kan zakken, omdat het gemelde Rad A in eene uure eens rond loopt (§2291). In deeze oorspronglyke Klok was de Middellyn van het Rad DD een duim, en de omtrek omtrent 3 duimen ; zy ging 30 uuren zonder dat zy behoefde opgewonden te worden; derhalven was de loodregte zakking van het Gewigt of de hoogte van de Klok 90 duimen, of 7 1/2 voeten. 2305. Wanneer het Gewigt beneeden was, werd het gemakkelyk weder opwaards gebragt; want wanneer men de hand aan het gedeelte van de Lyn by L houdt, en haar nederwaards trekt, zal het Katrol C bewoogen worden , tot dat het Gewigt E naar boven gereezen is , geduurende welke ryzing het telkens werkt op het Rad A door middel van het Touw K , met de zelfde kragt, als wanneer het in ruste is, en derhalven blyft de Klok door middel van dit Gestel steeds gaande , zonder ooit een oogenblik tyds te verliezen , indien men haar niet onagtzaam behandelt. 2306. Huygens berigt ons dat in die van zyne Klokken, welke voor de besten gehouden werden , het Gewigt E zes ponden was; het vermoogen, waardoor de Klok bewerkt werd, was derhalven van 3 ponden. De zwaarte van den Slinger was ook drie ponden , en had de langte van eenen Seconde slinger. B 3 2307.  22 Wis- EN natuurkundige 2307. Door eene vermeerderinge der Katrollen , zoude het gemaklyk vallen te maaken dat het Gewigt langzaamer zakte, en dat gevolglyk de Klok langer ging eer zy behoefde opgewonden te worden. In de hedendaagsche Klokken bedient men zich van eene andere wyze om 'er Gewigt aan te hangen, en het wordt door middel van eene Kruk op eenen trommel opgewonden, waardoor de gewoone tyd, geduurende welken eene Klok blyft gaan , 8 dagen is, gelyk men ziet in de Slinger-horlogiën, waarin het Slinger-rad K eenen stand heeft, niet gelyk hier evenwydig met, maar loodregt op den Horizon , of den zelfden als andere Raderen. Dit alles blykt, wanneer men op eene Klok van 8 dagen het oog slaat, zonder dat men andere onderregting noodig hebbe. 2308. Ik zal hier alleenlyk aanmerken dat de gedaante der tanden in dit Rad juist cirkelrond zyn moest, aan die zyde of in dat gedeelte, waardoor het werkt op de twee Armen van de Slinger-klok; in de uiterste deelen deezer Armen moeft eene kleine cylindrische pen vastgemaakt worden , raakende en beweegende 'altyd in de cirkelronde oppervlakte der tanden van het Rad ; de Straal of de Cirkel voor de tanden is de kortste afstand van de Pen op het einde van den Arm, tot den As of Boom van den Slinger , waarop die vastgemaakt is. 2309. Verder is het noodig dat de tanden op dit Rad zo veelen en van zulk eene langte zyn , dat de Pennen op de einden der Armen die by beurten zeer net kunnen vatten en weder los laaten. Zulk een Gestel is natuurlyk en wiskundig, maar (voor zo veel ons bekend is) niet in gebruik. Onzes weetens is 'er geene gemaklyker wyze om den Seconde - wyzer, aan het einde van den Boom vastgemaakt, eene gestaadige of gelykmaatige beweeging te geeven , of (opdat wy de taal der horologie-maakeren gebruiken) om te weeg te brengen dat de Slinger zo juist Seconden slingert. VYF.  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 23 VYFDE HOOFDSTUK. De grond der ontdekkinge van Huygens om de beweeging van den Slinger door een enkel Rad te doen duuren en te regelen, en dezelve daar door gelykmaatigst te maaken om ter Zee van dienst te zyn. 2310. Huygens , overwoogen (en waarschynlyk door Proeven bevonden) hebbende , dat de werking van een Gewigt, door eene meenigte van Raderen en Rondsels tot den Slinger overgebragt zynde, zo aanhoudend niet zyn, of met zulk eene gelykmaatige Kragt op den Slinger werken kon , als zy doen zoude wanneer het getal der Raderen minder was; besloot dat, wanneer het Gewigt alleenlyk aan den Boom van dat Rad , het welk op den Slinger werkte, kon gevoegd worden , het dan eene beweeging aan denzelven zoude mededeelen, die de eenvouwdigste en bestendigste zyn zoude, welke, volgens de natuur der dingen, in deeze soort van gestellen kan plaats hebben. 2311. Eindelyk vond hy een middel uit om dit op de volgende wyze te weeg te brengen. Eene Lyn met haare behoorlyke Gewigten en Katrollen (in alle opzigten gelykvormig aan die, welke wy in de Figuur, behoorende tot   2299 beschreeven hebben, behalven dat zy veel kleiner was, naar maate de kragt van het Gewigt minder was) werd aan den Boom van het Slinger-rad gevoegd, in eene sleuve van eenen trommel (welken Wy nu stellen A te zyn) aan den eenen kant, en aan een Slag-rad C aan den anderen kant, onderschraagende het kleiner Rad E , nevens het andere dat nog veel kleiner is by F. ,2312. Het is baarblyklyk dat het Gewigt E, hangende aan de Lyn IBA beschouwd wordende als vastgemaakt B 4 aan  24 WIS- EN NATUURKUNDIGE aan het Katrol C, nu alleenlyk werkt op den Boom van het Slinger-rad door het gedeelte AB , en dat derhalven de Beweeging aan den Slinger meêgedeeld, de gelykmaatigste zyn moet, die mooglyk is, dewyl wy niets in het Gewigt E begrypen kunnen dat eenige verandering in deszelfs weegende Kragt maaken kan, en 'er geene onregelmaatigheid in de beweeginge van den Slinger kan plaats hebben. 2313. Dewyl het ligchaam van het Klokkestelsel in deeze Samenstellinge vry is van het Slinger-rad en den Slinger, zo kan geene der ongeregeldheden op een van beiden invloed hebben; zynde de eigenlyke dienst van dit gantsche gedeelte geen andere dan het Gewigt E, zo dikwyls als het nedergezakt is, op te ligten, het geen de Schryver zegt dat eens in eene halve minuut of in 30 seconden geschiedde. Want dewyl het Gewigt E by iedere omwenteling van het Rad A moet zakken door eene ruimte, gelyk aan den omtrek van dat Rad , zo moet het zeer dikwyls opgehaald worden, het welk niet geschieden kan, tenzy doormiddel van het gestel der Klokke, dat ten dien einde steeds werkzaam is. 2314. Waare het niet noodig het Gewigt dikwyls op te haalen dan zoude de Slinger, met een Rad om deszelfs beweeging duurzaam te maaken, de volmaaktste Tydmeeterzyn, welke men hebben kon maar wanneer het dus aan de Klok gevoegd is , wordt het even nuttig als of 'er geen behulp altoos noodig waare om het op te haalen. 2315. Door deeze uitvindinge wordt derhalven de Klok met alle deszelfs Raderen gebragt tot een enkel Rad, en de Beweeging zo gelykmaatig en volkomen gemaakt, als of zy uit niet meer raderen bestond ook verzekert ons de Schryver dat de gelykmaatigheid der Beweeginge in Klokken van deeze soort merkelyk grooter is, dan in Klokken van het gemeene maaksel 2316. Ten bewyze van deeze waarheid, maakt by melding van eene zeer ongemeene omstandigheid, .welke hy by  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 25 by toeval ontdekte, naamelyk van de volgende: wanneer twee deezer Klokken naast elkanderen op eene plank stonden bespeurde hy dat de slingeringen van iedere derzelven zo juist in het zelfde oogenblik samenstemden dat 'er niet het minste onderscheid in bespeurd werd. En indien deeze overeenkomst van Beweegingen met voordagt gestoord werd, keerde zy egter schielyk weder, en dat wel met zulk eene volmaakte Samenstemminge , dat van de slingeringen van beiden slegts een geluid gehoord werd. 2317. Zich eenen tyd lang over zulk een vreemd Verschynsel verwonderd hebbende, besloot hy deszelfs oorzaak te onderzoeken, en vond eindelyk dat het voortkwam uit eene beweeging van de Plank, op welke zy stonden , schoon die op zich zelve niet te bespeuren was. Want de beweeging der Slingers deelde eenigen graad van beweeginge aan de Klokken mede , hoe vast zy ook geplaatst waaren; en deeze beweeging op de Plank ingedrukt zynde, bragt noodwendiglyk te weeg dat de Slingers, indien zy anders dan juist in strydige streeken slingerden , eindelyk zo moesten doen, en dat dan de beweeging van de Plank geheel ophield. 2318, Want welke beweeging ook aan de Plank medegedeeld worde door de strydige beweegingen of slingeringen der Slingers, zullen die beweegingen, dewyl zy in strydige streeken ingedrukt worden, wanneer zy gelyk zyn, elkanderen vernietigen; en wanneer zy al niet gelyklyk, of in het zelfde oogenblik op de Plank worden ingedrukt zal egter dewyl het verschil de Plank en de Klok gelyklyk aandoet, door deeze beurtwisselingen alles in de Klokken en de Plank tot een Evenwigt strekken , totdat eindelyk de Slingers zeer net in strydige streeken bewoogen worden. 2319 Maar onze Schryver besluit dat, niettegenstaande de zaak baarblyklyk is, zulk eene geringe oorzaak egter nooit kragts genoeg zoude kunnen hebben om zulk een uitwerksel voort te brengen , tenzy de beweegingen der Klokken vooraf , en door andere middelen zeer gelykB 5 maa-  26 Wis- en natuurkundige maatig en met elkanderen overeenkomstig gemaakt zyn; en dit wordt door de bygebragte Proeve volkomen bevestigd 2320. Het is meer dan honderd jaaren geleeden dat deeze ontdekking gedaan en aan de waereld bekend gemaakt werd; zynde het oogmerk van den uitvinder zyne Klok nuttiger voor zeevaarenden te maaken. Tot dat einde bragt hy dezelve in een byzonder gestel met eenen driehoekigen Slinger, en schikte haar zo dat zy aan boord altyd regt overend en vast stond. Dus werden 'er veele van deeze Klokken gemaakt, en ter Zee gebruikt, opdat men de langte des te beter ontdekken mogt. in dit alles slaagde hy zeer wel, gelyk wy leeren uit een berigt daar omtrent in zyn Horolog Oscillator p. 17 seq daar wy ook afbeeldingen hebben van den Slinger, van de Klok, en van het gestel waarin zy op het Schip gehangen werd. 2321. Maar niettegenstaande dit alles vinden wy deeze veel beloovende Ontdekking ter Zee buiten gebruik geraakt, het geen nimmer zoude geschied zyn, waare het mooglyk dat iets van die natuur daar wel kon slaagen En indien dit het noodlot van eene Klok geweest is, bewerkt en geregeld door het bestendig vermogen van een Gewigt zo moeten wy weinig verwagten de langte te zullen vinden door Horologiën waarin men het zelfde door middel van Veeren heeft willen te weeg brengen. Maar de ondervinding toont genoegzaam hoe veel minder alle gaande Werken, die door Veeren bewoogen worden, te agten zyn, dan die door Gewigten bewerkt worden; en dit zal verder blyken door derzelver Natuur en Samemtelling, gelyk zy in de volgende Hoofdstukken verklaard zyn, in aanmerkinge te neemen. 2322. Ik zal dit Hoofdstuk besluiten met eene vraage aan den verstandigen Konstenaar , naamelyk of het niet doenlyk zyn zoude te maaken dat een Slinger bewoogen wierd door een enkel Rad, en door een Gewigt, het welk in het geheel niet behoefde opgewonden te worden door de byvoeginge van eenen anderen gelyken Slinger aan de Klok?  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 27 Klok? Ik zie in de Beschouwinge niets, dat hier tegen aanloopt; indien dit gedaan werd, zoude de uiterste gelykmaatigheid in de beweeginge van den Slinger plaats hebben , en zulk eene dubbelde Slinger-klok zoude het volmaaktste gaande Werk in de Natuure worden. ZESDE HOOFDSTUK. Over de uitvinding van draagbaare gaande Werken, of zak-horologiën ; van de Balans of den Gelykmaaker en van de Beschouwinge van gelyktydige Slingeringen in Veeren. 2323. In de uitvindinge van Slingers, en derzelver voeginge aan Uurwerken heeft de Heer Huygens zyns gelyken niet; maar ten opzigte van Klokken in het klein, die van die gedaante zyn dat zy in den zak gedraagen kunnen worden , en daarom den naam hebben van zak-horologiën kan men dit niet verzekeren. Van deeze Horologiën wordt niet de minste melding gemaakt in zyn Horologium Oscillatorium, schoon gedrukt in den jaare 1673 , zodat het waarschynlyk voorkomt dat Huygens toen van niets dergelyks geweeten heeft. 2324. Ook is het zeker dat de beroemde Engelschman Dr. Hooke verscheidene van deeze Horologiën als stukken door hem gemaakt en uitgevonden vertoonde, en dat hem voor dezelve in den jaare 1663 privilegie werd aangebooden, welke hy egter, dewyl de voorwaarden hem mishaagden, weigerde. Dr. Derham verhaalt dat hy een Horologie gezien heeft, het welk aan Koning Karel II vereerd was , en dit Opschrift had : Robert Hooke , inven. 1658 T. Tompion fecit, 1675 De Heer Ward zegt, in het leven van Dr. Hooke, dat hy het zelfde Opschrift op eene  28 Wis- en natuurkundige eene ronde koperen Plaat zag, welke eertyds een deksel voor de Balans van een van Dr. Hookes Horologiën geweest was; hy voegt 'er by dat de Heer G. Graham hem berigtte den Heer Tompion te hebben hooren zeggen, dat hy in dat jaar door Dr. Hooke drie maanden lang was te werk gesteld in het maaken van eenige deelen deezer Horologiën , eer hy mogt weeten tot welk gebruik zy geschikt waaren, en dat de Heer Tompion gewoon was te zeggen dat Dr. Hooke zyns oordeels, voor derzelver uitvinder moest gehouden worden. 2325. Hieruit blykt dat deeze Horologiën door Hooke werden uitgevonden, binnen een jaar tyds nadat de Klok zelve uitgevonden was , welke (gelyk wy reeds gezegd hebben) niet aan het gemeen bekend gemaakt werd voor het jaar 1657. Desniettegenstaande maakte de Heer Huygens, in den jaare 1674, een Zak-horologie van zyne uitvindinge gemeen; maar hetzelve verschilde in verscheidene opzigten van dat van Dr. Hooke; en dewyl het onbestaanbaar is met de bekende geleerdheid en eerlykheid van den Heere Huygens hem van dieverye te verdenken , zo moeten wy erkennen dat het brengen van het Klokke-gestel in den kleinen omtrek van een Zak-horologie, door ieder van deeze twee vernuftige Mededingeren is uitgevonden. 2326. Deeze uitvinding bestaat in de byvoeginge van een Balans-rad, in plaatse van eenen Slinger; want schoon zy Slinger-horologiën genoemd worden, draagen zy dien naam alleen , omdat de beurtelinge Beweeging van de Balans eenige overeenkomst heeft met die van den Slinger. 2327. De beweeging van deeze Balans is geregeld door eenen Krul-veer , die behoorlyk geschikt is. Wegens de Balans en den Veer kan men zich uit het zien van een Horologie ligtelyk een denkbeeld vormen. Ook kan men de wyze , op welke zy door het gantsche gestel bewerkt worden , gemakkelyk begrypen ; want dewyl alles hier eveneens is als in eene Veer-klok , behalven dat 'er kleiner Werk plaats heeft, zo komt ons niets nieuws voor, totdat wy  BESCHOUWING VAN UURWERKEN 29 wy aan de Regeling door een Rad en Veer in plaatse van eenen Slinger komen. 2328 Uit de enkele beschouwinge der grootte van een Zak-horologie is baarblyklyk dat in zulk een gestel geen Slinger kan plaats hebben ; want voor eerst kan een Slinger zo kort niet gemaakt worden als vereischt wordt, met eene genoegzaame juistheid en ten tweeden moet de Slinger altyd eenen loodregten stand hebben , welke in een Horologie , het welk in allerleie standen kan vervallen, geene plaats kan vinden. 2329. Dewyl het Balans-rad in zich zelf geen beginsel van , of geschiktheid tot beweeging heeft , maar alleenlyk door het werk van het Horologie bewerkt wordt , moet het niet anders aangemerkt worden dan als de plaats, waar die beweeging vervangen of gestuit wordt. 2330. De beweeging van de Balans is derhalven alle de ongelykheden van de beweegingen des Raderwerks van het Horologie onderhevig; maar deezen kunnen door middel van eene Veer verholpen worden. 2331. Hieruit is dan baarblyklyk dat de gantsche konst in het maaken van een Horologie bestaat in door de eerste Veer en Klos aan de Balans of het Slingerrad eene zo gelykmaatige beweeging als mooglyk is by te zetten, en vervolgens de onregelmaatigheden deezer slingeringen te verbeteren , en ze in zo verre gelyktydig te maaken als geschieden kan, door middel van eene fyne Veer, die netjes aan de Balans gevoegd wordt. 2332. Maar dewyl deeze Leer wegens de gelyktydige Slingeringen van eene Veer een zeer keurig stuk is zal ik een weinig byzonderer zyn in die uit de eerste beginselen af te leiden, en haar vervolgens door eene Figuur op te helderen Laat derhalven G zekere Kragt zyn (het zy Zwaartekragt , Veerkragt of eenige dergelyke), die bestendiglyk op een Ligchaam werkt, en eene verhaaste snelheid veroorzaakt; laat S, T, V, de ruimte, tyd en snelheid van zulk eene beweeginge zyn; dan hebben wy beweezen dat  30 Wis- en natuurkundige dat S is : TV 991 en ook dat GT is: V (ald.) derhalven hebben wy S x V: GT2V of S: G x T2 en gevolglyk hebben wy S: G:: T2 : 1; wanneer dus de reden van S tot G gegeeven is , zal ook de tyd T eene gegeevene , of altyd de zelfde grootheid zyn; indien dan G de Veerkragt, en S de ruimte is , welke door die kragt doorgeslingerd wordt, zo zullen , hoe deeze grootheden ook moogen verschillen, indien zy maar de zelfde redenen tot elkanderen houden, alle slingeringen van 'de Veer galyktydig zyn , dat is, in gelyke tyden volbragt worden. 2333. Ter verdere ophelderinge van de overeenkomste der beweegingen van Slingers en Veeren stellen wy Aa (Fig. 2.) een Veer of een uitgerekte veerkragtige draad te zyn, vastgemaakt aan het einde A; stel dat zy aan het andere einde uit haaren natuurlyken of loodregten stand getrokken worde, door eene Lyn, gaande over een Katrol B met eene Schaal C aan het einde, en leg 'er een Gewigt in om de Proeven te doen. Stel dan dat wy een dragma in de Schaal C leggen, het welk den draad of de Veer uit den stand Aa in den stand Ab brengt; en dat wy 'er nog een dragma by doen, het welk die in den stand Ae brengt; en dat een derde dragma in de Schaale gelegd de Veer in den stand Ad trekt, en zo vervolgens zo lang als zy haare regtlynige gedaante kan behouden ; dan zullen de ruimten aAb aAc aAd zyn als 1, 2, 3; dat is als de bygevoegde Gewigten, welke de Veer in die standen houden ; dewyl derhalven het veerkragtig vermogen van de Veer by a, b, c mede als deeze Gewigten is, en gevolglyk als de ruimten, door den draad doorgeloopen, dat is, als de kleine regthoekige driehoeken aAb, aAc, aAd, zo volgt dat de draad iederen van deeze driehoeken in den zelfden tyd beschryven zal ; en dat dus alle slingeringen zo lang als hy regtlynig blyft, in gelyke tyden zullen volbragt worden. 2334. Maar wanneer wy 'er nog drie dragmen by doende, den draad in den stand Ae getrokken, en den zelven daar  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 31 daar eenigzins geboogen zien, dan is het baarblyklyk dat, dewyl de ruimte aAe niet gelyk is aan tweemaal de ruimte aAd de tyd, in welken hy van e tot a gaat, niet gelyk Zyn kan aan den tyd, in welken hy van d tot a gaat. Indien 'er nog 3 dragmen bygevoegd worden, zo stel dat zy alle negen de Veer in den stand Af trekken, die nog meer geboogen is dan te vooren; en derhalven is aAf nog verder af van driemaal de ruimte aAd, dus zal ook de tyd, waarin zy beschreeven wordt, meer verschillen van den tyd, in welken de ruimte dAa beschreeven wordt. Over het algemeen blykt dan, dat, wanneer de uitgerekte Veer begint geboogen of gekromd te worden, de slingeringen niet gelyktydig zyn, 2335. Op gelyke wyze hebben wy ten opzigte van eenen Slinger Aa (Fig. 3.) te vooren betoogd ( 1105) dat de tyden der daalinge door zeker aantal van Peezen (ad, ae, af) van eenen Cirkel allen gelyk zyn. Indien wy derhalven zeer kleine Boogen neemen, ab, ac, ad, zo zullen zy, voor zo veel men zien kan, samenloopen met hunne Peezen , en dus zal de tyd, in welken ieder derzelven beschreeven wordt, gelyk zyn; maar wanneer de Boog zo groot is dat men hem niet langer als regtlynig kan aanmerken, als ae, of af, dan houden de tyden, waarin zy beschreeven worden op van gelyk te zyn. Zodat slegts zeer kleine tusschenruimten aan weêrzyde van de Loodlyn aA , in de Veer beide en den Slinger gelyktydige slingeringen zullen toelaaten. 2336. Maar in het geen wy tot nu toe wegens de Veer en haare slingeringen gezegd hebben, is ons oogmerk meer geweest om haare natuur en overeenkomst met den Slinger aan te toonen, dan om haar uit dien hoofde in gaande werken tot gebruik te schikken; want schoon de Slinger, uit oorzaake van 'zyne slingerende hoedaanigheid, by uitstek dienstig is om alle tydwyzers te regelen, zal egter eene Veer , die de zelfde eigenschap bezit, niet tot het zelfde einde dienen, omdat de tyd eener slingeringe zo ongemeen klein  32 Wis- én natuurkundige klein is. De slingeringen nu van eene Veer (gelyk wy die beschouwd hebben) moesten overeenkomstig zyn met die van eene Balans, indien derzelver regeling daar door zoude Worden voortgebragt: maar de slingeringen van eene Balans of de tikker van een Horologie zyn niet meer dan omtrent 1600 in eene uur , dat is omtrent 4 in eene seconde daar eene uitgerekte Veer van eene langte die voor een Horologie geschikt is , veele honderd maalen in eene seconde zal slingeren en eene Veer, van welke grootte of soort zy ook zyn mooge, kan ten dien opzigte van eenig gebruik zyn , dewyl haare uitwerking als Regelaar geheel en al voortkomt uit haar veerkragtig wederwerkend vermogen , werkende by wyze van geduurige drukkinge , en niet van slingeringe , het welk dus byzonderer moet verklaard worden, en het onderwerp van het volgende hoofdstuk zyn zal ZEVENDE HOOFDSTUK. De Beschouwing der Veeren als Regelaars der Balans van Klokken en Horologiën aangemerkt. 2337. Dewyl een regte Veer in langte niet: meer dan omtrent | der middellyn van de Horologie-plaat zyn kan ; zal zy te kort bevonden worden , om eene behoorlyke kragt van werkinge als Regelaar in zulk kleine balansen te oeffenen; want de werking van eene Veer moet zeer vry en onbelemmerd zyn , doch tevens sterk genoeg om de beweeging van de Balans te regelen , en de onregelmaatigheden haarer trillingen, door het werktuiglyk gestel veroorzaakt te vereffenen. Eene Veer van eene gekrulde, golfwyze of eenige andere gedaante, welke eene merklyke en genoegzaame langte in eene kleine uitgebreidheid heeft, ter be rei-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 33 reikinge van het oogmerk in een Horologie moet derhalven gekoozen worden 2338. Dewyl de werking van de Veer, onder alle deeze verschillende gedaanten, de zelfde zyn moet, zal ik die van Fig. 4 , ter verklaaringe van myn gezegde uitkiezen. Laat dus CL de Veer zyn in haaren natuurlyken stand, welken zy heeft, wanneer zy op zichzelven gelaaten is; stel dat Zy by het einde L rust tegen , of vastgemaakt is aan eenen onbeweegbaaren stut K, dan zal zy door haare veerkragt weêrstand bieden aan alle vermogens of gewigten, door welke zy naar binnen gedrukt of naar buiten gedreeven wordt. Laat dus p eene Kragt zyn , welke haar door eenige ruimte of langte Cl = s buigt; dan zal, uit hoofde der Natuur van de Veer ( 2333,) 2p geboogen worden door eene ruimte, die aan 2s, en 3p door eene, die aan 3s gelyk zal zyn, en zo vervolgens. Zodat s in alle gevallen evenredig zal zyn aan p. 2339 Indien dan P het vermogen aanduidt, waardoor de Veer geheel samengedrukt wordt, en S de ruimte van de gantsche samendrukkinge te kennen geeft, dan zullen wy hebben S : s :: P : p; en de zelfde Evenredigheid zal ook uit eene gedeeltelyke en geheele uitrekking voortkomen. Dit Grondbeginsel wordt niet slegts uit natuurkundige bespiegelingen afgeleid, maar ook door Proeven op Veeren van allerleie gedaante volkomen bevestigd 2340 En hier mag ik aanmerken dat het zeer nuttig Werktuig, de Veer of de Cylindriscbe Balans genoemd, dienende tot het weegen van Ligchaamen , niets anders is dan dit Grondbeginsel in de Praktyk gebragt; want het getal van ponden Gewigts in het Ligchaam wordt door het getal van gelyke verdeelingen op den Boom aangeweezen; welke de ruimte is door welke de Veer, door de kragt van het Gewigt, samengedrukt wordt, dewyl iedere verdeeling aan de kragt van een pond Gewigts beantwoordt. 2341. Dit is het uitwerksel van eene Veer , wanneer zy gedrukt wordt; wy zullen vervolgens eene vergelyking maaken tusschen deeze Veerkragt en de botsende Kragt, of die IV. Afd. III. Deel. C van  34 Wis- en natuurkundige van een botsend Ligchaam , het welk met zekeren graad van snelheid bewoogen wordt. Want indien een Ligchaam, welks Gewigt of hoeveelheid van stoffe M is, en het welk met eene gelykmaatige snelte V bewoogen wordt , tegen het einde C van de Veer aanstoot , dan zal het dezelve doen buigen door een gedeelte van de gantsche ruimte S; en de hoeveelheid van beweeginge , door welke de Veer wordt aangedaan, zal in het eerst MV zyn (§970); maar door de wederwerkinge van de Veer zal de snelte V van tyd tot tyd verminderen, zodat, wanneer de Veer door zekere ruimte s geboogen is , de oorspronglyke snelte V tot v zal gebragt zyn en de hoeveelheid van beweeginge of de kragt des Ligchaams zal daar alleenlyk zyn Mv zodat het verlies van beweeginge in het buigen van de Veer door de ruimte s zyn zal MV — Mv. 2342. Laat A zyn ■— de ruimte , door welke een Ligchaam in het ydel in eene seconde tyds daalt, uit oorzaake der Zwaartekragt , en C — de snelte, welke in die daalinge verkreegen is. Dan hebben wy C2 A :: V2 : a de ruimte , door welke het Ligchaam M daalen moet, om de snelte V te verkrygen. Ook is VA : 1" : ; Va : T den tyd van de daalinge door a. 2343. Stel dan dat, door de aanbotsinge van het Ligchaam M met de snelte V de Veer geboogen worde, door eene ruimte s in den tyd t. In dit geval hebben wy S : s   , :: P : p — —g- — de Veerkragt van de Veer by l of aan het einde van de ruimte s. 2344. Laat nu de oogenblikkelyke vermindering van snelte in het botsend ligchaam zyn — v, dan zal de oogenblikkelyke Beweegkragt, voortgebragt door de Veerkragt van de Veer zyn _ Mv in het tydstip t; en wy hebben getoond ( 1000) dat, in het geval van eenpaariglyk werken s P de Kragten (M en -), de hoeveelheden van voortgebragte Beweegingen (MV-Mv) evenredig zyn aan de voortbrengende Kragten, en aan de Tyden (T,, t) sa men  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 35 men vermenigvuldigd ; en derhalven is M V : — M v :: sP ■ VPst' M X- T : —g— X t; waaruit wy krygen — vzz j^/fsT* 2345. Nog eens, in het zelfde geval van eenpaariglyk werkende Kragten, zyn de snelheden als de ruimten en de tyden, te samen vermenigvuldigd ( 971); derhalven is 2 a • • T V i ; V T : : s : v t, waar uit volgt dat t is Z= . 2av VPs TVs 2340". Derhalven is — v ZZ ,. g„- X : het Mol 2 a v V1 Pss' welk 2vv geeft = — "mSa' "> waarvan de naderende V'Pjj deelen zyn *r en 2MSa ; maar wanneer het eerste van deeze deelen V2 was, dan was het laatste = o , omdat s is o; derhalven is v2 ZZ V2 — ■ 2347. Laat, om deeze vergelyking door eene samenzettinge tot eenvouwdiger Leden te brengen, 2aMS zyn V1 s* fi= R2; dan zal ti2 zyn = V1 ^-— , of w2 = V* R~1 • Wanneer nu R is = den Straal C G van K eenen Cirkel (Fig. 5.) en s is ZZ CB :r gF , de regte Hoekmaat van den Boog GF; dan is , volgens de eigenschap van den Cirkel R* — BF!; derhalven is «* ZZ V1 X ; en dus is v ZZ V X ~ , dat is, de snelte v is tot de oorspronglyke snelte V, als de Medehoek maat B F tot den Straal C G. TVÏ . . V&'—s* . a34*. Dewyl t is = ™. en™ — V X. R TVj R T Ri zo is c = — v x Vr7-T> ~~ 27Xi71w'' Maar waaneer men b ƒ oneindiglyk na aan B F trekt, en fi loodregt op dezelve; d«n heeft men, uit hoofde van de C a go-  36 Wis- en natuurkundige gelykvormige Driehoeken BCF en i ƒ F, B F : df::Gt '■/ BF ~ V~W^7- Derhalven is '46 /F; en de naderende deelen van deeze vergelykinge zyn * = Ta" * G F ' het welk deeze Evenredigheid geeft, * : T :: G F : 2 a. 2349. Dus zyn de tyden , snelten en ruimten, die tot de beweeging der Veeren behooren, ligtelyk aan te wyzen door eene trigonometrische Rekening in de deelen van eenen Cirkel. Maar in de meeste Werktuigen , en inzonderheid in Horologiën, is de ruimte, door welke de Veer door den slag geboogen wordt, maar een gedeelte van de gantsche langte; en dewyl de hoeveelheid van beweeginge MV, of de kragt van den slag besteed wordt tot het buigen van de Veer, door de ruimte s in den tyd t, zo zal de snelte daar ophouden of v zal o zyn ; in welk geval de tyd kan uitgedrukt worden, onafhanglyk van eenigen byzonderen Cirkel-boog, op de volgende wyze. 2350. Uit de grondlesse (§ 2347) is baarblyklyk dat R2 is = s2 wanneer v is = o; s derhalven nu gelyk zynde, aan den Straal CH = CB (Fig. 5.), en ook de Hoekmaat van den Boog GF, wordt die Boog het quadrant van eenen Cirkel HB Indien dan m is = den omtrek van eenen Cirkel, wiens Middellyn is 1, zo hebben wy 1 : m 2ï:2«; derhalven is —— = het quadrant HB 4 Gevolglyk is in dit geval t = i X GF — 2* ytlfJS. ia 2a 4 T T Maar Ta~ is — ~"= ; ook is 1" : T:: VAl: Va; en ■> ■ T _ Ml x dus is ü-ï — —1; waar uit volgt dat t is =: x. SC Va VA b V"A 2sm r, c rvT a Maar dewyl , is = R = V ( 52347), zo hebben wy —=? — V -—. Gevolglyk is i= ~ ,jt v.  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 37 . MS" m ./"TvTT . r j y — ^ zz V ■ j , in seconden tyds. BF1 2351. Dewyl vz is — V2 X (52347), zo hebben BF1 . . R* - BF1 wy V2 — ï>2 = V2 — V1 >«-^-=:V2 X R2 = C B" Vs I* V2 X -R—r: —j^—; vervolgens hebben wy, omdat £ ^ = ^ (5^347). V2-t-2 = V2,2 X Tj^r. V1 C" 2352. Maar is = ^- (52342); derhalven is V2 ~~v% — zllSA- En gevolglyk is MV2 — M v2 = - 2^ A— — —. Deeze grondles kan van gebruik zyn in dat gedeelte der Werktuigkunde , het welk tot de Leer van de Leevende en Doode Kragten behoort. 2353« Hieruit hebben wy , wanneer v is ~ o, de aan vanglyke snelheid V = C *^TÏÏJa = c v tm!' en m MS omdat t is — X v p ^ ; zo zal het vermenigvuldigde van de snelte en van den Tyd zyn V t ZZ MSP _ mCs * *MSP ~" 4A * mC 2354. En dewyl eene bestendige grootheid is, zo hebben wy Vt: s; of de ruimte, door welke ie Veer altyd geboogen wordt, als de snelte en tyd samengevoegd even als in het geval van Ligchaamen, die door de Zwaartekragt zakken ( 971.) 2355. In de zelfde of in verschillende Veeren, zyn derhalven de ruimten, door welke zy in eenen gegeeven tyd geboogen worden , als de snelheden en met eene gegeevene snel C 3 heid  38 Wis- en natuurkundige beid zullen zy zyn als de tyden, welke met de buiginge worden doorgebragt. m 2356. Dewyl in de uitdrukkinge van den tyd t — -j— V > de grootheden m en 2A bestendig zyn, zo zal men altyd hebben t: V ^; of t1 P : M S. Maar wy hadden f ,i v , , , . MS s ook t : -y- (S23S4); derhalven is t: -p— : -y-. Gevolg lyk is M S V : t s P. Hieruit krygen wy eene vergelyking tusschen deeze zes voornaame Grootheden in eene Veer, en een Ligchaam, waardoor dezelve met eene botsende Kragt geboogen wordt. 2357. Indien dus de langte S, en de kragt P van eene Veer gegeeven zyn, zo hebben wy M V : ts; maar in dit geval is t2 : M (§2356); derhalven is t V : s, of de ruimte is als de regthoek van den tyd en snelte, even als in vallende 'Ligchaamen (§991) 2358. Dewyl ook in de zelfde Veer t2 is M zo zal wanneer M, of het Ligchaam gegeeven is, de Tyd (t) , waarin de Veer geboogen wordt, de zelfde zyn, welke ook de Graad der snelte van V zyn mooge, of hoedaanig de ruimte s zy, door welke zy geboogen wordt. 2359. Maar dewyl t in eene gegeevene Veer S, P, en in een Ligchaam M bestendig zyn zal, zo hebben wy V :s dat is, de ruimte , door welke de Veer geboogen is, zal altyd evenredig zyn aan de snelte van het Ligchaam; en dit is een ander geval, overeenkomstig met dat van daalende Ligchaamen, die door verscheidene versnellende kragten worden voortgedreeven 2360. Het was om meer dan eene reden gevoeglyk de bovenstaande Grondlessen, die de snelte , den tyd enz. uitdrukken op zulk eene ivyze voor te draagen; maar in het byzonder geval van de beschreevene ruimte of van de daalinge in eene seconde tyds, hebben wy 2 A — C; deeze Grondlessen zullen derhalven , eenvouwdiger voor de Rekening wor-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 39 worden uitgedrukt, op deeze wyze (gesteld zynde dat m is m , MS „ MS 55 3,1416)» = X5 ^ CM Cps tnGs V -ér; en MV2 is 55 Cps en eindelyk is Vt • M 4A 55 1, 57 s; of t 5: 1, 57 *~ , in seconden En in alle deeze gevallen is C = 32J voet, of 386 duimen. AGTSTE HOOFDSTUK. de bovenstaande Leer wegens Veeren verder beschouwd en opgehelderd door Uitrekeningen in derzelver onderscheiden gebruik in Horologiën 2361. Wy hebben reeds getoond dat een gaande Werk, het welk door een Gewigt in beweeginge gebragt is, .en welks beweeging door eenen slinger geregeld wordt , het volmaakste is, dat in de natuure kan plaats hebben; en dat de Veer-klok eenen graad van volmaaktheid, die daar aan volgt, heeft. Maar wanneer wy het maaksel van een Horologie geheel aan de werkinge en het vermogen van Veeren overgelaaten, in aanmerkinge neemen, dan zullen wy het van alle beginselen van gelykmaatige beweeginge ontbloot vinden. 2362. De werkingen van een Gewigt zyn bestendig en de slingeringen van eenen Slinger gelykmaatig, uit hoofde van een ingeschaapen beginsel maar wy kunnen de werking van eenen Veer, het zy wy denzelven als eersten Beweeger, of als Regelaar der beweeginge beschouwen , niet aanmerken als bestendig of gelykmaatig in Veeren, welke aan Horologiën gevoegd zyn ; dit hebben wy getoond in het eerste C 4 op-  40 Wis- en natuurkundige opzigt, in de beschouwinge van den Veer en deszelfs Klos; en wat het tweede opzigt betreft, de werking van den Veer als Regelaar wordt niet afgeleid uit de Natuurlyke, maar uit het geen wy eigenlyk door konst gemaakte Trillingen noemen moogen. De natuurlyke Trillingen van alle Veeren zyn in zich zelven zo volmaakt gelyktydig als die van Slingers ( 2332) ; maar het is gantsch anders gelegen met door konst gemaakte Trillingen, welker gelykmaatigheid van beweeginge het gevolg is der samengestelde werkinge van twee aaneengevoegde Veeren, en dus niet volmaaktelyk bestendig zyn kan ; dewyl geene werktuiglyke samenvoeging van oorzaaken, met de eenvouwdigheid en regelmaatigheid der Natuure zelve werken kan. 2363. Wanneer men een Horologie begeert, het welk viermaal in eene seconde, of 14400 maalen in eene uure zal tikken, worden deeze slingeringen door middel van eenen Slinger, zonder eenige moeite, gelykmaatig gemaakt ; maar om dit door middel van eenen of meer Veeren uit te werken, is 'er meer bedreevenheid in de Werktuigkunde, en grooter omslag noodig; en dan zal men het nog nooit maaken zonder eenige onbestendigheid of onregelmaatigheid. 2364. De fyne Veer, welke aan de Balans gehegt is, is inderdaad wat meer dan een Regelaar; want hy vormt of maatigt, als het waare, deeze slingeringen, zo wel als hy die regelt; zonder zulk eenen Veer zoude de Balans wel slingeren maar dewyl de beweeging door de werkinge van het Kroon-rad op een Schyfje voortgebragt, in een oogenblik moet gestuit vernietigd en op nieuw in eene tegengestelde streek voortgebragt worden , door deszelfs werking op het andere Schyfje; en deeze beurtwisseling zeer schie]yk en aanhoudend zyn moet, zo zoude het uitwerksel te geweldig en te stootend zyn om geduld te worden, en te onregelmaatig om van eenig nut te zyn 2365. Doch door de aanvoeginge en medewerkinge van den Veer worden deeze tegenstrydige .werkingen langzaamerhand voortgebragt en vernietigd, en de tyden der slin ge-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN 41 geringen van het Balans-rad zo gelykmaatig en eenpaarig gemaakt als het netste werktuiglyk gestel die maaken kan Om dit uit te werken', heeft men verscheidene middelen bedagt, het welk inzonderheid geschied is door Dr. Hooke, door de Heeren Huygens, Leibnitz en meer anderen. Sommigen bedienden zich van enkele Balansen, anderen van dubbele; sommigen hadden maar eenen regelenden Veer; anderen hadden 'er twee of meer. Het ontwerp om een Horologie te maaken door middel van eenen Zeilsteen is onzer overweeginge naauwlyks waardig. 2366. Twee wyzen waren 'er, op welken men zich van de dubbele Balans bediende ; in eene derzelven had iedere enkele Balans eene Roede met niet meer dan een plat Schyfje , geplaatst aan wêerzyde van het Kroon-rad, regt over elkanderen; want dat Rad had den zelfden stand , welken het heeft in onze hedendaagsche horizontaale Horologiën. Aan de Roede van iedere Balans was een klein Rad vastgemaakt ; deeze Raderen waren evenredig geschikt aan de Middellyn van het Kroon-rad; het zelfde getal van fyne Tanden hebbende, vatten zy in elkanderen en gaven dus eene gelyke beweeging aan de grooter Balans-raderen, die 'er even boven waaren. 2367 De tweede wyze, met twee Balansen, had de twee kleine Raderen, door welke zy elkanderen bewoogen, en daarenboven was aan iedere Balans-roede een bogtige Veer als een Regelaar gevoegd. Dus had iedere Balans alleenlyk eene roede, op welke beide de platte Schyven waaren , en zy werd bewoogen door het Kroon-rad, geplaatst in den zelfden loodregten stand, welken het nu heeft in gemeene Horologiën. Wegens deeze twee uitvindingen was Dr. Derham van oordeel dat de eerste nooit zo ver werd voortgezet als zy wel verdiende; dewyl de tweede daar in uitmunt dat geen schok of stoot de slingeringen in het allerminst kan veranderen; en dat de reden, om welke deeze wyze, van Horologiën te maaken in onbruik raakte, in de groote moeite en juistheid welke 'er toe vereischt wordt, moet gezogt worden. Indien het dus met de zaake gelegen CS is,  42 Wis- en natuurkundige is, brengt dit niet veel toe om der konstenaaren agting te vermeerderen. 2368. De Veer wordt als Regelaar aan Horologiën gevoegd, met het eene einde aan de Roede van de Balans vastgemaakt; en verscheidene maalen rondom ineengerold zynde, is het andere einde aan een gedeelte by het einde van de Wyzer-plaat vastgemaakt, welke Plaat aan de zyde Tanden heeft , en bewoogen wordt door een klein Rondsel op eenen As, in het middelpunt van een verzilverd Plaatje aan eene zyde van de Balans, die in 30 gelyke deeltjes verdeeld is. Deeze Plaat is mede aan eenen As vast en wordt door den Sleutel tegen eenen Uurwyzer naar de regter of slinker zyde gedraaid, waar door de kragt van den Veer, wanneer het Horologie te langzaam of te schielyk loopt, grooter of kleiner gemaakt wordt; en zulk eenen toestel vinden wy door de dagelyksche ondervindinge noodzaaklyk om de Horologiën wel te doen gaan. 2369. De Heer de la Hire stelt in zeker Stuk, onder de Gedenkschriften van de Academie der weetenschappen te vinden , veele tegenwerpingen voor tegen de bogtige gedaante van den Regelaar, en inzonderheid tegen het vast maaken van deszelfs eene einde, aan of naby de roede op den As van de Balans. Hy meent dat, indien het einde van den gemeenen bogtigen Regelaar werd vast gemaakt aan een deel van den straal der balanse , in plaatse van aan den As, hy meer kragts zoude hebben om de ongelyke beweegingen van denzelven te bestieren en tevens minder onderworpen te zyn aan deszelfs onregelmaatigheden. Verder voegt hy 'er by dat de Veer in eene golfswyze gedaante geboogen zynde (als in Fig. 6.) veel beter is dan de bogtige, daar in dat men grooter langte in mindere ruimte hebben kan, zodat de Veer zich gemakkelyker kan ophouden , en werken zonder die samengestelde en stootende beweeging, aan welke de bogten van den gemeenen Regelaar onderworpen zyn, dewyl dezelve nu eens langer en dan korter wordt. en het geen hy aandringt zegt hy door Proeven met  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 43 met Horologiën, naar deeze nieuwe wyze gemaakt, ondervonden te hebben. 2370. Doch ik heb op den duur aangemerkt dat deeze uitvindingen , veranderingen en nieuwigheden betreffende de Balans en haaren Regelaar voortgekomen zyn uit de natuurlyke kragt van werktuiglyk vernuft, met zeer weinigen zo eenigen grond, uit beginfelen van eene wysgeerige of wiskundige Beschouwinge wegens de Natuur of werking van Veeren, welke zekerlyk zeer veel ligts moet geeven aan een onderwerp, dat men altyd voor moeilyk en duister gehouden heeft. Want, myns bedunkens, schynt door de voorgaande beschouwing een veel beter en natuurlyker manier om Horologie-werken te regelen aangeweezen te zyn, dan die van het Balans-rad, en deszelfs gewoonen Regelaar. 2371. Want uit deeze beschouwinge is het baarblyklyk, met opzigt tot het vermogen van eenen Veer, dat, wanneer de Beweegkragt van een Ligchaam, het welk tegen denzelven aanstoot, de ruimte, door welke hy geboogen wordt, en de tyd, die daar toe noodig is, gegeeven zyn, de andere grootheden kunnen gevonden worden , omdat alle derzelver betrekkingen bepaald zyn door de Grondles "~Ms Cps sen t ZZ 1, 57 V~öf > enV=Vlt (2360) 2372. Stel derhalven dat een Horologie 14400 maal in eene uure , of viermaal in eene seconde tikt; laat dan A een Ligchaam zyn opgehangen aan eenen Draad AC aan het Middelpunt C, (Fig. 7) en laat het, opgeheeven zynde tot het punt D, door den Boog DA daalen, en tegen den Veer BF aanstooten met de snelte , welke het in die daalinge gekreegen heeft; dan is Aa de omgekeerde Hoekmaat of de loodregte daaling van het Ligchaam tot het verkrygen van de zelfde snelte. Eindelyk zal de Beweegkragt van het Ligchaam A, door deszelfs drukking op den Veer dien buigen door eene zekere ruimte BH. Nu kunnen , voor gegeevene langte en kragt van den Veer , en voor de gegeevene ruimte en den tyd, ter buiginge van den-  44 Wis- en natuurkundige denzelven, de andere grootheden op de volgende wyze door uitreekeninge gevonden worden 2373. Dewyl 'wy deezen Veer als eenen Regelaar beschouwen moet hy zeer ligt en dun zyn ; wy zullen hem derhalven zodaanig stellen dat een enkele scrupel of 20 greinen net gelyk zal zyn aan zyne geheele kragt, of magtig om hem in zyne gantsche langte geboogen te houden, welke langte een duim kan zyn, terwyl men den tyd, waarin hy door zyne halve langte geboogen wordt op ~ van eene seconde mag stellen; dan heeft men als gegeeven BF — S = 1, PS£ bo, j-o,sZAH, p ZZ 10, en t —o", 25, waaruit men moet vinden M, het Gewigt van het Ligchaam A; V, de eenpaarige snelheid van deszelfs beweeginge; en a Aa de hoogte, door welke het loodregt moet daalen om die snelte te verkrygen. 2374. Om de zwaarte van het Ligchaam A te vinden, hebben wy uit de Grondlesse (2360) t ZZ 1, 57 V ——^ , 3$6p deeze vergelyking 386 ptz ZZ 1, M s; en derhalven wil deeze Evenredigheid p : M i :'j : 156, 6 tz ; welke 156, 6?p geeven zal M -r.- — 196 greinen , in het tegenwoordig geval, zodat het botsend ligchaam A byna 20 maal de zwaarte heeft van p. 2375. De eenpaarige snelte van deszelfs beweeginge is • Cpf V ZZ Y7m~ — 3» 138 duimen in eene seconde , zynde gelyk aan den omtrek van eenen Cirkel A E F, wiens Middellyn net een duim is. A V> 2376. Eindelyk vinden wy A a ZZ a ZZ —gr (($2342) V1 _ V» _ i3 = 7T - 'ttT -°'0I2?> of omtrent 1000 van eenen duim; en derhalven vinden wy den Boog AD zo ongemeen klein dat dezelve genoegzaam kan veronagtzaamd worden. 2377. Indien dus de dwarsstukjes van de Roede zo ge schikt  BESCHOUWING VAN UURWERKEN 45 schikt zyn naar de tanden van het Kroon-rad , dat het lighaam A zonder den Veer by iederen slag door | van eenen. duim bewoogen wordt, dan zal het, wanneer de Veer 'er bygevoegd is, alleenlyk door eenen halven duim bewoogen worden, of het zal den Veer in ~ van eene seconde van B tot H buigen. 2378 Indien de hoeveelheid van stoffe in het ligchaam of den Bol A geschikt was in de gedaante van eenen Cirkel AEF, of zo dat dezelve den Perimeter van een Rad maakte, dan zoude die het Balans-rad van een gemeen Horologie worden; en indien het met het einde van den Veer BF samengevoegd was, dan zoude die Veer ook de Regelaar worden , en een Horologie dus gemaakt zynde zoude viermaal in eene seconde tikken. 2379. Hieruit volgt dat in grooter Horologiën, en inzonderheid in Tafel-klokken, waarin men zich gevoeglyk van meer dan eenen Veer bedienen kan , deeze regeling van tyd gemakkelyker te weeg gebragt kan worden door eenen enkelen Balans-boom met twee, of door eenen dubbelen met vier Veeren. De reden hiervan zal blyken uit Fig. 8 , waar AI en PQ twee Hefboomen zyn , welker gewigten A, I, P, Q gelyk zyn aan elkanderen en aan het gewigt A in Fig. 7. Ook zyn de Veeren BF, IE, PH en GQ gelyk aan BH in die Figuur. Deeze Hefboomen kruissen elkanderen in het gemeene middelpunt der zwaarte C, daar zy regthoekig aan de Roede zyn vastgemaakt 2380. Naar maate de Gewigten en Veeren in de Balans vermeerderen , moet ook de kragt van den Veer by den Klos vermeerderen. Verder dient men aan te merken dat de Veeren , in den rustenden staat der Hefboomen, in eenen gespannen staat zyn; wordende de twee Veeren vastgemaakt by F en H aan weêrzyde gespannen uit (a) en de twee andere uit het punt (b). Wanneer a B de eene helft van den Boog is, door welken de Hefboomen slingeren dan is het baarblyklyk dat in iedere slingeringe terwyl twee Veeren door eenen Hefboom gespannen zyn, de twee andere tegenovergestelde Veeren los hangen ; dat dus het  46 Wis- en natuurkundige net eene paar de beweeging der Hefboomen zo veel verhaast als het andere die vertraagt, zodat uit de samenge■voegde werkinge der Veeren geene ongelykheid van beweeginge kan voortkomen; maar dat 'er integendeel zulk eene volkomene verbetering van de onregelmaatigheden der Horologie-werken uit gebooren wordt, als de werking der Veeren by mooglykheid verschaffen kan. NEGENDE HOOFDSTUK. De wyze om het Middelpunt der slingeringe in alle soorten van Slingers te vinden, afgeleid uit eene nieuwe Beschouwinge. Als mede de Natuur eener algemeene Maate van langte, of van eenen Philosophischen Voet , verklaard en door voor. beelden opgehelderd. 2381 Wy stappen nu van ons onderwerp, van de uurwerken naamelyk, af, waarin men niets van groote waarde, ten opzigte der vergelykinge en regelinge van tyd kan hoopen of verwagten; en wy keeren weder tot de verdere beschouwing van die Werktuigen, die meer door Natuure dan door Konst geregeld worden , te weeten door het vermogen der Zwaartekragt, dat de slingeringen der Slingers rigt. Maar hier moet de Konstenaar de voorschriften des alwyzen Werkmeesters zeer van naby volgen, en, indien hy lof bedoelt, naar de regels der goddelyke Meetkunde te werk gaan. 2382. Dewyl nu de Slinger de grond der volmaaktheid in Klokken is , zo moeten alle omstandigheden, die tot dezelve betrekking hebben, met de grootste naauwkeurigheid overwogen worden, en inzonderheid die, welke het Middelpunt der slingeringe betreft; en hier zullen de volgende vraagen voorkomen: wat is dat Middelpunt der slin- ge-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN 47 geringe in den Bal van eenen gemeenen Slinger ? welke is deszelfs afstand van het Hangpunt? En hoe kan men dien afstand onveranderd bewaaren? 2383. Ik geloof dat zeer weinige Werktuigkundigen in dit geval zo onkundig zyn wegens Konst of Natuur, dat zy het Middelpunt van den Bal voor het Middelpunt der slingeringe houden; maar nog minder zyn 'er, die weeten waar of hoe het in den Slinger te zoeken is. En egter is de kennis van dit Stuk, wanneer de Ballen zeer groot zyn, van het grootste aanbelang; de Heer Graham had 'er eenigen, die meer dan 60 ponden zwaar waren; ook moet in korte Slingers , welke in Tafel-klokken gebruikt worden , dit Middelpunt der slingeringe jusit aangeweezen worden. De Heer Huygens stelt in dit Stuk het grootste gewigt, en zyne gantsche verhandeling in folio is over dat Onderwerp geschreeven. 2384. Doch de wyze, welke hy volgde om dit te ontdekken , komt ons al te moeijelyk en ingewikkeld voor; men heeft na zynen tyd eenen korter en gemaklyker weg uitgevonden, welke wy nu in het geval, waarin het Gewigt van den Bal zo groot is dat de zwaarte van de Roede, aan welke die hangt, in verlykinge van dezelve weinig aanmerkelyk is, eerst zullen ophelderen. Tot dat einde moeten wy op eenige dingen, welke in deeze Grondbeginselen reeds betoogd zyn, en dienen om de werking te bekorten, te rug zien. 2385. Laat AB eene Lyn zyn , slingerende om een Punt , of Middelpunt A; de afstand van het Middelpunt der zwaarte AG zy   g, en die van het Middelpunt der Slingeringe AN ~ »; x zy   a, een klein deel van 't Gewigt; x — deszelfs afstand van A; en laat de Som van alle de Deeltjes, of het Gewigt der gantsche Lyn S zyn; dan is x x de Beweegkragt, en x x x de Kragt van het x* Gewigt x; en de Som van xx2 is ; en wanneer x is Ss S, hebben wy -y-, voor de Kragt F van de geheele  48 Wis- en natuurkundige heele Lyn, welk alles baarblyklyk is uit ( 1086 tot   1098)   2386. Maar S3/3 is = S x ½ S x 2/3 S = S g n = F overeenkomstig met het geen getoond was (1095). Wan   neer ook x is = ½ S, dan zal de Som van x x2 zyn x3/3         = S3/3x8 = S3/24 ; en die Som tweemaal genomen zal     zyn 2/24 S3 = 1/12 S3 welke derhalven zyn zal als de Som der uitkomsten van alle de Deeltjes (x) ieder vermenigvuldigd door het vierkant van deszelfs afstand van het Middelpunt der zwaarte G. 2387. Stel dan 1/12 S3 = q, en wy zullen hebben S g n = q + z, en S g n - q = z = ¼ S3 = S x S2/4 = S g2 Derhalven is S g n - S g2 = q = S g x n - g En ge    volglyk is q/Sg = n-g = GN; het welk deezen algemee nen Regel geeft tot het vinden des afstands van het Middelpunt der slingeringe N van het Middelpunt de zwaarte G te vinden. Deel naamelyk de Som der uitkomsten van de Deeltjes, vermenigvuldigd door de vierkanten der Afstanden van het Middelpunt der Zwaartekragt door de hoeveelheid van stoffe, vermenigvuldigd door den afstand van het Middelpunt der zwaartekragt van den As der slingeringe, en de quotiënt zal zyn de afstand van het Middelpunt der slingeringe van het Middelpunt der zwaartekragt. 2388. Wanneer wy GN = d stellen, dan zal, omdat     g is = S g d q/d zyn = S g = F/n (2386), en derhalven q n = F d, en dus hebben wy F : q :: n : d :: A N : G N. De Redenkaveling is de zelfde ten opzigte van Vlakten en Ligchaamen , en gevolglyk is de Regel ook de zelfde in deeze allen; maar ik heb de gemakkelykste en eenvouwdigste wyze om dien te betoogen uitgekoozen. Ten bewyze van deszelfs algemeenheid zal ik 'er my van bedienen om het Middelpunt der slingeringe te vinden in eenen Bol,  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 49 Bol en te toonen dat het overeenkomt met dat, het welk Huygens op eene zeer moeijelyke en wydloopige wyze gevonden heeft. 2389. Laat DEd de sneede van eenen Globe zyn door deszelfs As; Dd de Middellyn, loodregt op den As KL der slingeringe; GE de Straal, regthoekig op Dd; G het Middelpunt der Zwaartekragt, en V het Middelpunt der slingeringe in de Lyn der ophanginge OG; en laat PFp een gelykmiddelpuntige Cirkel zyn. Laat de Ordinaat PM zyn = y, GP = x , en n : 1 :: de omtrek van eenen Cirkel tot den Straal. Trek NM evenwydig aan GD. Wanneer men dan eene Cylindrische oppervlakte stelt te staan op den omtrek PFp, loodregt op de Vlakte DEd, en bepaald door de Oppervlakte van den Bol, dan hebben wy, omdat b is : 1 :: p 1 x, n x: =p = den Omtrek PNpP en derhalven 2ynx gelyk aan de gemelde Cylindrische Oppervlakte (832). 2390. Nu is GP = x de afstand der Deeltjes in iedere sneede van deeze Oppervlakte (loodregt op den As der slingeringe) van het Middelpunt der Zwaartekragt van de Sneede; derhalven is 2nyx x x2 = 2nyxx de Nadering van de Oppervlakte of het Gewigt, welke vermenigvuldigd door (het Vierkant des Afstands van het Middelpunt der Zwaartekragt) GP2 =x2, de Nadering 2nyx3x geeft, welker Naderend Deel is i nyx4. 2391. De Hoekmaat en Mede-hoekmaat van eenen Boog zyn tot elkanderen als derzelver naderingen omgekeerd ;, want in Fig. 5. zyn de Driehoeken fdF en FCg gelykvormig; derhalven is ƒ d : d F :: Cg : g F, dat is x is : y :: y : x; waaruit wy krygen x = ; en (stellende den Straal van den Bol GD = a, hebben wy x = Va2 — y2 • yy derhalven is 2nyx3 x = 2ny X X x%~2nyt Va' — y y X d1 — y* ZZ 2 n a2 y2 y — 2 n y4 y , waarvan het Naderend Deel is \ n a2 y3 — l nys; en wanneer y is = a , IV. Afd. III. Deel. D dan  5o Wis- en natuurkundige dan is 'dit Naderend Deel *f na5 , overeenkomstig met de grootheid (q) in de algemeene Uitdrukkinge (2387). 2392 Nog eens: de ligchaamelyke Inhoud van den Bol is \ pd2 (836) maar p is = na, en d = 2a derhalven is S = ^BaX^'r^sd', en OG = z (stellende, hebben wy | na3 X z, overeenkomstig met S g § 2387); derhalven is f na3 z / as ( = | —i- = GV den Afstand des Middelpunts der slingeringe van het Middelpunt des Bols; en deeze is juist eveneens als die, welke door Huygens, Varignon , Bernouilli, Maclaurin, Simpson, Emerson en anderen, na verdrietige en duistere uitrekeningen , gevonden is, 2393. Wanneer Od is ZZ d, dan is OG = dfaZZz; , . . 202 _ 2 a" en dan is ook -yj en wanneer d is = 0 of de Bol om een Punt d in zyne oppervlakte slingert dan hebben wy d V ZZ ~- zz | a, of /5 van de Middellyn dD, en niet Y%, gelyk men bepaald vindt door de Heeren Carrè , Hayes, Stone en anderen. 2394. Stel derhalven ~'~zz (GV =) v; dan is 2a2 — 5zv en a2 = s2 zv; derhalven is z : a :: a : f v. De langte nu van eenen seconden slingerenden Slinger 'is 392 tiende deelen van eenen Duim. Stel vervolgens de Middellyn van den Bol = 4 Duimen, dan hebben wy a =20, en z + v = OV = 392. En vervolgens is 392 f v ': 20 :: 20 : r , na genoeg; dus is v = 1, 0f 5 v = 2) en v 3| van het tiende gedeelte van eenen Duim of -', van eenen Duim. 2i 2395 In eenen gantschen dag,of in den tyd van 24 uuren , zyn 'er (24 X 60=) 1440'; en wanneer wy OV = 1440 stellen zal het gemaklyk zyn de langte van eenen Slinger te vinden, die op eenen dag juist eene minuut zal winnen. Want dewyl de Tyden eener Slingeringe in de twee Slingers omgekeerd zullen zyn als het getal der Slin ge-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 51   geringen in eenen gegeeven tyd, of op eenen dag volbragt,   zullen deeze Tyden zyn als de getallen 1440 en 1439 Nog eens, de Langten der Slingers zyn als de Vierkanten der Tyden hunner Slingeringen , of als 1440² tot 1439² maar 1440² . is: 1439² :: 1440 : 1438, na genoeg; vervolgens is 1440 : 1438 :: 392 : 391, 46; en 392 — 391, 46 is = o,54     of een weinig meer dan 1/20 van eenen duim ; derhalven . is 1/20 1/25 :: 25 : 20 :: 60": 48". Waaruit blykt dat de afstand G V, hoe klein dezelve ook zyn mooge, in eenen Seconden slinger genoeg is, om wanneer men 'er geene agt . op slaat, eene Klok 48 seconden daags te doen miswyzen. 2396. Een Teerlingsche Duim kopers Weegt 4, 4 oncen Troy-gewigt, en dewyl de Teerling tot de Spheer, welke   men in denzelven beschryft , is als 2 tot 1, na genoeg, ; (§846) zo zal een Spheer of Bol van eenen Duim Middellyns , 2,2 oneen Troy-gewigt weegen; derhalven is 1³ : 4³ :: 1 : 64 :: 2,2 : 141 oncen, of 11 3/4 ? Troy-gewigt (§841) de zwaarte des Bals van den bovengemelden Slinger. Maar wanneer dezelve vyfmaal zo zwaar was , dan zoude de grootheid G V nog grooter zyn in de reden van de vierkanten der Middellynen van de Bollen; en hieruit blykt van welk een groot belang het is in het afmeeten van den Tyd dit Punt, of het Middelpunt der slingeringe in enkele Slingers, juist te kunnen aanwyzen. 2397. Eer wy van deeze Beschouwinge afstappen, zal : het behoorlyk zyn aan te merken dat de Leer wegens de   bestendige en algemeene Maat op dezelve gegrond is , en I dat het geen eene natuurkundige of philosophische Elle '. genoemd wordt, niets anders is dan de langte van eenen   enkelen seconden slingerenden Slinger. Dat is, de algemeene Elle is gelyk aan 392 engelsche Lynen, of tiende   deelen van eenen Duim. En de algemeene Voet is een   derde gedeelte van dat getal, of 130 2/3 van zulke Lynen.   Maar deeze Leer wegens eene Uur-elle, of Voet , en de manier om die aan te wyzen door den Slinger van eene klok gesteld overeenkomstig met den gelyk gemaakten tyd   naar de omwenteling der Starren, gelyk zy door huygens D 2 be-  52 Wis- en natuurkundige beschreeven is, is te verdrietig om 'er hier op stil te staan. 2398. Ik zal de volgende manier, als tot dit einde de beknoptste en gemakkelykste, aan den Leezer voordraagen. Laat eenige voorgestelde Maat beschouwd Worden, als een eenvormig vast ligchaam , welks langte de algemeene standaard is. Wanneer zulk een ligchaam aan eenen As wordt opgehangen, zodat het vryelyk kan slingeren aan het eene einde (gaande door de Middelpunts-lyn van den As) dan is beweezen dat het Middelpunt der Slingeringe in zulk een ligchaam juist op 2/3 van deszelfs Langte van den As der Ophanginge zyn zal (§ 1097.) En derhalven zal zulk een ligchaam, gelyk in langte aan 392 + 196 = 588 tiende deelen van eenen Duim, juist in eene seconde tyds slingeren. en het is gevolglyk de algemeene of philosophische Elle. 2399. Deeze Elle moet verdeeld worden in 10000 gelyke deelen, waarin de langte van andere Standaard-maaten moet uitgedrukt worden, door het vergelyken van de Tyden haarer Slingeringe, met die van de algemeene Elle of Meet-roede. Laat tot dat einde de langte zyn L = 10000, en N = 3600, het getal der Slingeringen in eene uure; laat l en n de zelfde Grootheden in eenige andere maate aanwyzen , dan hebben wy T : t :: √ L : √ l :: n : N, de tyden van eene enkele Slingeringe T, t, zynde omgekeerd als de getallen N en n, volbragt in eenen gegeeven √L x N Tyd. Hieruit nu krygen wy deeze Grondles; —-—■ is = √ l. 2400. Dewyl nu de Engelsche voet is = 120, zo zeg, 588 is : 10000 :: 120 : 2040; zodat de Engelsche voet 204 ' van de zelfde deelen is, waarvan de algemeene Meetroede 'er 1000 bevat. Dit nu is te ontdekken uit het getal haarer Slingeringen in eene Uure tyds,het welk men veronderstelle door eene wel gestelde Klok bevonden te zyn 7969: √10000 x 3600 want door de Grondlesse is = √l waaruit 7969 volgt dat l is = 2040, even als te vooren. 2401.  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 53 2401. Op gelyke wyze zal de Parysche voet bevonden worden te zyn 2179, 6 Deelen van de algemeene. Meetroede; en derhalven is de Parysche voet 2040 : 2179 : 6 :: 1000 : 1068 :: 12 : 12, 8 Duimen, of nog naauwkeuriger 12-^- Duimen. De Philosophische, Engelsche en Pary1000 sche voet zyn derhalven als 333, 3 ; 204; 218 ; en op deeze wyze de Slingeringen, die in eene minuut of eene uure door eenige andere vaste Maat volbracht worden, tellende, kan men haare Langte aanwyzen , en derzelver Evenredigheid uitdrukken in deelen van de algemeene Meetroede. 2402. Tot verdere opheldering van dit Stuk, heb ik deeze Maaten afzonderlyk vertoond in de kopere Plaat Fig. 10, waar AB de Philosophische Meetroede is, CD de Philosophische Voet; EF de Engelsche voet, en GH de Parysche voet, allen in de behoorlyke Maate van langte. Uit het gezegde blykt ten klaarsten van welk een groot belang de Leer wegens de enkele Slingers is, niet slegts omdat zy de volmaaktste Tydmeeters zyn, maar ook omdat zy als de Standaard voor Maaten van allerleie langte zyn aan te merken. TIENDE HOOFDSTUK. De Leer wegens eenen samengestelden Slinger verklaard, en deszelfs Middelpunt der slingeringe nagespoord. 2403. De Beschouwing van eenen samengestelde Slinger is de zaak, met welke wy ons vervolgens moeten bezig houden; zy is niet minder fraai en noodzaaklyk dan die van eenen enkelen Slinger , dewyl in het gemeene Maaksel der Klokken het Gewigt van de Roede te aanmerklyk is om veronagtzaamd te worden; en daarna moet men de D 3 Roe-  54 Wis- en natuurkundige Roede en den Bal te samen beschouwen als eenen Slinger i bestaande uit twee verschillende Gewigten , welker samengestelde Middelpunten van zwaarte en van slingeringe moeten bepaald worden. 2404. Na alle poogingen van menschelyke Konst of Vernuft, kan de Slinger nooit volkomen gelykmaatig zyn in zyne Bweegicgan , maar moet, door de geschaapenheid der zaaken in de Natuur zelve, onderhevig zyn aan veranderingen in de Tyden zyner Slingeringen, door eene ongevoelige verhaastinge of vertraaginge, ontstaande uit den veranderlyken staat der natuurlyke oorzaaken. Hierom prees Huygens voor het gemeen gebruik eenen beweeg baaren Bal aan, of een Gewigt tot verbetering van de onregelmaatigheden der Slingeringe, dewyl door deszelfs verschillenden stand op de Roede, eene kleine verandering in den Afstand van het Middelpunt der Slingeringe zal veroorzaakt worden, waar door men de Klok naar den waaren tyd zal kunnen stellen. 2405. In eenen Slinger van deeze soort zyn drie verschillende Gewigten in aanmerkinge te neemen ; naamelyk dat van den grooten Bol, dat van de Roede, en dat van den Verbeteraar, op dezelve beweegbaar. Het Middelpunt der Slingeringe van alle deeze Gewigten moet gevonden worden , en zulks zal niet moeijelyk vallen, nadat wy dat voor twee Gewigten gevonden hebben. Laat derhalven A C (Fig. II ) een Slinger zyn; sny deszelfs langte in G, en stel AG = g, en AC = a. Noem ook het Gewigt van den Bol (c) en dat van de Roede (b). 2406. De Beweegkragt nu en de Kragt van ieder Deel moeten afzonderlyk in aanmerkinge genomen worden. De Beweegkragt van dc Roede is algemeen 1/2 ab (§ 1072); de Beweegkragt van den Bol (C) is (ac), zynde als het Gewigt , vermenigvuldigd door den Afstand (§ 1089); de Kragt van de Roede is b x 1/2 a x 2/3 a (§1095) = 1/3 ba² ; en de Kragt van den Bol C is ca2 (§ 1089) derhalven geeft de Som der Kragten, gedeeld door de Som der Beweegkragten, den Afstand (n) van het Middelpunt der Slingeringe; dat  beschouwing van Uurwerken. 55 dat is, I^-fi-is = » = i—x-, even als in §1094 En hieruit krygt men de Langte van den Slinger A C S a ZZ. * nC; welke derhalven bepaald wordt 5 & t C , . voor eenen Seconden-slinger, door n te stellen — 39. 2 duimen , of voor eenen halven Seconden slinger, indien n is z= 9, 8 duimen. Men moet aanmerken dat in alle deeze gevallen AC de Afstand is tusschen de Middelpunts-lyn in den As der Ophanginge, en het Middelpunt van den Bol. 2407. Laat nu A C (Fig. 12.) den Slinger zyn, met byvoeginge van den Verbeteraar D, of van het kleine beweegbaare Gewigt 3 d, en laat deszelfs Afstand zyn AD ZZ ƒ. Dan zal de Beweegkragt zyn sd, en de Kragt d sf- en nu zal de Som der Kragten van ieder Deel, ge i^bfea^df deeld door de Beweegkragten zyn "T^^^^T ' den ' Afstand van bet Middelpunt der Slingeringe, of de Langte van eenen gelyktydigen Slinger, welke wy in het vervolg p zullen noemen, 2408. Indien 'er dan begeert wordt (f) of den stand van den Verbeteraar D te vinden, zo hebben wy «ü'tTca* sdf ^ p ■ waaruit wy deeze vergelyking - ab ~f ac t df krygen = i^_^i^l^-; door vervold gens het Vierkant volkomen te maaken , en 'er den Wortel uit te trekken , hebben wy ƒ ZZ \ T V~\f \ \al)P t cap-'\alb —&c 2409 Hieruit is baarblyklyk dat 'er altyd twee weezenlyke Wortels of waardyen van (f) zyn zullen, dewyl 1/2 abpscap minder is dan \ «*. f i of terwyl de langte p minder is dan • ^ iS d°" D 4 Lang  56 Wis- en natuurkundige Langte   van den gelyktydigen Slinger (n) bestaande alleenlyk uit de Roede A C en het Gewigt C   (2406) 2410. Wanneer wy derhalven de Beweeging van den Slinger willen verhaasten door de byvoeging   van het Gewigt D, hebben wy de keuze van twee Plaatsen voor het zelve tusschen A en C , naamelyk D of E, welke Plaatsen even ver af zyn van N, het Punt, waar door de gelyktydige Slinger p in twee deelen gesneeden wordt. Want f is = ½. p + of - de Wortel-grootheid even als boven (2408.) 2411 Wanneer derhalven f is = ½. p = AN, dan zal de Beweeging van den Slinger meest van allen Verhaast worden; en in dit geval hebben wij ¼; p2+ ½. abp +cap- a2 b - a2c en in dit geval hebben wy d = o , waaruit wy krygen zullen de Vergelyking ¼; p2 + abp+cap= a2 b + a2 c waaruit wy door Omzet tinge, het Vierkant volmaakende, vinden wy p = a en hieruit 2 d is de Waardy van f= ½. p bekend , wanneer deszelfs uitwerksel een Maximum is. 2412. Om deeze Grondles op de prakryk toe te pasen zal het gevoeglyk zyn b = d = 1 aan te neemen   vervolgens zullen wy hebben de vergelyking f of AD = f = ½. p + V       ap               C; en wanneer f is = P, dan is p = a   -a x1-2c   2413. Laat, opdat wy een voorbeeld wegens het gebruik van deeze Grondlessen geeven , geeischt worden dat de Slinger van de Klok juist seconden slingert, en stel het Gewigt C = 50 sc. en b=d= 1 sc. Dan hebben wy p= n = 1440 (2395), c = 50, en de Grondles in (2406)  beschouwing van Uurwerken, 57 ($2406) zal worden i^-J*l ZZ azz 1444, 8. Endoori \ c deeze Waardyen van a, b en d in de vergelykinge te (lel-, lenvoor (ƒ) , krygen wy / ZZ \t \ V \p* \ fïmf — 105061210. 2414. Wanneer derhalven de verhaafting allergrootftis, hebben wy ƒ zz Lp; en \ pz \ 72962 p ZZ 105061210 of p1 \ 29148 p ZZ 420244840; waaruit wy vinden p ZZ '436, na genoeg; maar 1440— 1436 ZZ is ~' 4'; of de grootfte verhaafting is 4 Minuuten daags, wanneer men het Gewigt D by N plaatft, of F maakt SAN ZZ 718 ~ 'p wanneer het een Minimum is. 2415. Dewyl, wanneer men den gelyktydigen Slinger (p) flegts 4 deelen van de 1440 korter maakt, de Langte van/ — AD, of de Ruimte, door welke het Gewigt D naar boven toe bewogen wordt 718 is, zo is het baarbly» kelyk dat eene kleine verandering in de Langte van A G eene zeer groote Schaal van verbeteringe op de Roede van den Slinger zal verfchaffen , zo wel ten aanzien van het vertraagen als van het verbaaften van deszelfs beweeginge. 2416. Want om de beweeging van den Slinger eene Mi. nuut daags te verfiaaften, moet het Middelpunt der fiin. geringe maar door 2 deelen van de 1440 gaan, of de Lang. te van den Slinger is dan p ZZ 1438, gelyk wy getoond hebben (52395). Wanneer wy derhalven n ZZ 1438 (tellen, dan zullen wy door de Grondleffe (52406) hebben \ bn -f nc ~T~b~^c~ ^ a 14+1 • 8 > zynde J'uift 3 minder daa 1444,8, de juifte langte voor eene flingeringe in eene feconde (52413). Hieruit volgt dat de beweeging van het Middelpunt des Gewigts C is tot die van het Middelpunt^ der Slingeringe als 3 tot 2. En algemeen is as n :: * b X c : \ b \ c; of in het tegenwoordig geval is a: 5°, 5 : So, 3 :: 1444. 8 : 1438 :: 392 : 39r , 46, gelyk* wy reeds hebben aangemerkt (52395). 2417. Uit dit alles blykt dat het Middelpunt der Slin- P 5 ge-  58 Wis- en natuurkundige geringe maar 5 deelen van de 1440 af is van C, het Middelpunt van den Bol; en tevens dat, wanneer de Verbeteraar D zynen stand zo heeft dat dezelve geene verhaasting veroorzaakt, hy of op het Middelpunt der Slingeringe, of by den As van het Hangpunt A zyn moet; of dat ƒ is = 1 pZZ\aZZ \ AC, na genoeg. Maar in de gemeene éunênstellinge van den Slinger kan deeze schikking van den Verbeteraar D geene plaats hebben, omdat hy niet nader aan het Middelpunt van het Gewigt C te brengen is, dan de langte van deszelfs halve Middellyn, welke in eenen Bol, of Globe van 12© maar 2 duimen is §2396; maar in eenen Bol van 50 & is dezelve meer dan 3 dui-, men. Dit nu is meer dan de Afstand, tot welken het Gewigt D moet gebragt worden om de beweeging eene Minuut daags te verhaaften. Want volgens de Grondles 2413 zullen wy, indien wy p (tellen 35 1438 , krygen ƒ — I33L5» wanneer wy dan zeggen 1440 is : 1331. 5 : 392 : 362, 5. zo hebben wy den Afstand van het Gewigt D van het Middelpunt C flegts 29, 5, of niet volkomen 3 duimen. 2418. Om derhalven eene Schaal van eene genoegzaams verscheidenhcid te hebben voor den stand van het Gewigt D moeten wy aan de Roede A D grooter Langte geeven met betrekkinge tot de Langte (p) van eenen Seconden ilingerenden Slinger, en het Gewigt C of den Bol van den Slinger als beweegbaar op dcnzelven befehouwen, op gelyke wyze als het Gewigt D is. Laat dus AB ZZ a zyn de Langte van de Roede, of van den draad, en AC zZ *, den nieuwen Afstand van het Gewigt C op denzelven, dan zal de Grondles (§ 2406) worden =5 ? ; en dcrhal' ven is * a1 b -f e* c ZZ * a b p \ e c p , waaruit volgt dat t- 'c + e c P is = {P ab—* az b; en al - op _ ÜliniÜ= * ** ; door te (tellen b F "~'c e ZZ 1, even als te vooren. Het vierkant vervolgens voltooi-  Beschouwing der Veeren en Slingers     / BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 59 tooijende, en 'er den Wortel uittrekkende, krygen wy e ~ \p \ V 4 ^ ^ LJL-. En de Grondles (§2412) ~~ e voor A D zal nu worden fzZ \p + V' \ p'l t ^ p a T p e c — ^ a1 — e1 c. Deeze Grondlessen voor AD en AC verschaffen eene nieuwe samenstelling van den Slinger, welker Natuur en uitgebreide nuttigheid in het volgend Hoofdstuk volkomen zal verklaard worden. Zie de Plaat van den Algemeenen Slinger, fig. 1, 2. ELFDE HOOFDSTUK. De Beschouwing en Samenstelling van eenen algemeenen Slinger tot het naauwkeurig afmeeten des Tyds van Zonne- Maan- en Planeet-Dagen. 2419. Om de algemeenheid van het nieuwe maaksel des Slingers, waarvan wy in het voorgaande Hoofdstuk gesproken hebben, te toonen, zal het noodig zyn te overweegen dat het oogmerk van eene Klok is die gelyke verdeeling van tyd , welke een Dag genoemd wordt, en in 24 gelyke deelen of uuren verdeeld is, bestendiglyk af te meeten. Dewyl de Tyd gelyklyk voortvloeit, zo zoude de Klok, indien zy in eene gelykmaatige beweeginge gehouden werd , eene juiste maat van denzelven zyn ; en hierin zoude de grootste voortreffelykheid en nuttigheid van zulk een Werktuig bestaan. 2420. Hierin heeft men egter, myns bedunkens, in het bestierend beginsel der Beweeginge van eene Klok, in den Slinger naamelyk van gelyktydige slingeringen, maar zeer weinig voorzien; en men moet aanmerken dat, na alle de voorbehoedsels en uitvindingen om de gelyktydlgbeid der Slingeringe duurzaam te maaken, zulk eene ontdekking juist dat  60 Wis- en natuurkundige dat geen is, het welk nog gezogt wordt, en dat derhalven de Konstenaars hunne toevlugt moeten neemen tot de beste middelen om deeze onregelmaatigheden te verbeteren. 2421. Hoe ruuw en onnaauwkeurig de wyzen om den Slinger in het algemeen te verbeteren ook zyn moogen, indien zy met die van het tweede of beweeglyk Gewigt D, waarvan Huygens de uitvinder is , vergeleeken worden, zal eene aandagtige beschouwing der zaake ten klaarsten doen blyken. En ik durf my vleijen dat deeze manier,zo als dezelve hier verbeterd is voorgesteld , voor de gemaklykste en algemeenste, welke men begeeren kan , zal gehouden worden, wanneer men overweegt dat de Schaal der veranderinge voor den Verbeteraar D door dit middel zo groot gemaakt wordt, dat eene Klok niet slegts geschikt is om den middelbaaren tyd of den dag af te meeten , maar ook dien tyd, welke door de beweeginge van een der hemelsche ligchaamen, het zy Zonne , Planeet of Starre, gemeeten wordt; gelyk wy nu nader zullen aantoonen. 2422. De tyd , welke verloopt tusschen het gaan van een hemelsch ligchaam uit de Meridiaan, en deszelfs wederkeering tot dezelve, wordt de Dag genoemd van dat byzonder Hemelligt ; doch dewyl de Planeeten geene cirkelronde, maar Elliptische Wandelkringen beschryven , zo zullen haare beweegingen veranderlyk, en de tyden haarer Middagsomwentelingen of Dagen ongelyk zyn; de Middelbaare omwenteling moet derhalven in allen genomen worden voor den Middelbaaren Planetischen dag; en deeze omwentelingen worden uit de Starrekundige Tafelen verzameld, gelyk zy in de onderstaande Tafel zyn uitgedrukt. 2423.  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 61 U. ' " "' ' 2423. Eene vaste Star 23 56 3 28 1 ' 1436 Saturnus 23 56 11 00 0 8 0 1436 Jupiter 23 56 23 00 0 20 0 1436 Mars 23 58 08 58 2 5 30 1438 Zon 24 00 00 00 3 56 32 1440 Venus 24 02 28 00 6 24 32 1442 Mercurius 24 12 25 28 16 22 0 1452 r KWnfiB 24 43 08 28 47 50 1483 Maan / 24 48 43 28 52 40 0 1488 £ Grootste 24 57 07 28 6l 4 1497 2424. De eerste Kolom van deeze Tafel toont de Uuren, Minuuten, Seconden en Tertiën van iederen Planeetischen Dag, zynde de Middelbaare Zonne - dag van 24 Uuren de gemeene Maat. In de tweede Kolomme zyn de Minuuten, Seconden en Tertiën vervat, welke ieder volgende Dag langer is dan de eerste of Starre-dag, dus is de Dag van Mercurius 16 Minuuten en 22 Seconden; en de grootste Maan-dag, 61' en 4'' langer. In de derde Kolomme vindt men de langte van iederen dag uitgedrukt in Minuuten van eenen Middelbaaren Zonne-dag. 2425. Indien derhalven de Langte van den gelyktydigen Slinger (p) gevonden wordt in de voorgaande vergelykingen voor de Getallen in de de derde Kolomme, dan zullen de Afstanden A D en A C, of de Standen der Gewigten D en C gevonden worden, door de Grondlessen in § 2218, zodat de Klok gelyk zal gaan met de Planeet , en de Uurwyzer de Uuren aanwyzen , wanneer de Planeet op de overeenkomstige Uur-cirkels zyn zal; zodat door dit middel eene Klok zeer gereedelyk gesteld kan worden om den tyd van eenen Planeetischen Dag aan te wyzen, of den stand der Planeet in eenig gedeelte van zynen Wandelkring te toonen. 2426. Maar tot dat einde moet de Langte van de Roede AB  62 Wis- en natuurkundige AB genoegzaam zyn om eene Schaal van den ftand voor den Verbeteraar D te kunnen bevatten; tenvyl de gelyktydige Slinger (p) toeneemt voor zyne kleinfte Langte voor den Starre-tlag van 1436', tot zyne grootfte langte voor den langden Maan dag van isos', in welk geval het Gewigt of de Bol C het uiterfte einde van de Roede beflaan, of AC ~ e worden zal ABi s. En dewyl de Uur en f Minuuten en Seconden in de zelfde evenredigheid, in welke de Dagen langer worden , aangroeijen (nademaal 'er eene beftendige verdeeling is van iederen dag in een gelyk getal van deelen, naamelyk in 24) zo zal ook de tyd der flingeringe van den Slinger met de Langte van den dag tocnecmen. En gevolglyk zullen de getallen, in de derde Kolomme van de Tafel , zyn als de Tyden der Slingeringe in de Slingers, gefchikt naar de Klokken , die den tyd der dagen aanwyzen, 2427. Het zal derhalven in de eerfte plaatfe noodzaak, lyk zyn de Langte van P, den gelyktydigen Slinger, te bepaalen: wiens tyd van flingeringe is als 1500 , door te zeggen, 1440* is: 15C02 :: 1440 : 1562; — P. En dewyl , naar maate het Gewigt C grooter is, de Schaal van Verjnellinge kleiner zyn zal, zo moeten wy dat Gewigt zo neemen dat het eene Schaal zal toelaaten, die groot genoeg is om alle veranderinge in de beweeginge der Maane te bevatten; en door toetfen zal men bevinden dat 10 tS. de grootfte zwaarte is, welke aan den Bol kan toegevoegd worden; derhalven is c ZZ lo; zynde h en d ZZ 1, even als te vooren. 2428. Hieruit bepaalen wy AB.de Langte van de Roe. , „ r, f P T cP de, door de Grondleffe ■ ; ~ aZZ 1587,8, even als i + 0 in g 22oö. Ook vinden wy door de Grondleffe in $ 2211 de Langte van eenen gelyktydigen Slinger, wanneer dezelve' een Minimum is , te zyn p ZZ 1526, 2 ; derhalven is 1562,5 — 1526, 2 ZZ 36, 3; en de helft van dit getal, naamelyk 18, van 1500 afgetrokken laat 1482 voor de uitdruk.  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 63 drukkinge van den tyd eener Slingeringe van den Slinger (p), vergeleeken met den tyd 1500 van den Slinger P. 2429. Om de reden van deeze stellinge te doen blyken, zullen wy den volgenden Regel betoogen ; dat, wanneer getallen zeer groot, en derzelver verschillen zeer klein zyn, drie of vier van dezelven, die in eene geometrische Evenre digheid zyn, dan ook in eene arithmetische Evenredigheid staan. Laaten dus a en a - d twee groote getallen zyn, by voorbeeld 1440 en 1439, dan is d ZZ T*V5fte gedeelte n 1 , , , . _a* ~ 2 ad 4- dd van a; en stel a : a — d :: a — d: 2; dan is z ZZ a I ZZ o — id, omdat (dd) te niet gaat in vergelykinge van de rest ; derhalven zyn a,a— a", a — zd in eene geo metrische Evenredigheid; ook zyn zy baarblyklyk in eene arithmetiscbe Evenredigheid; en dus zyn 1440, 1439, 1438 getallen, die de zelfde eigenschap hebben ; want dewyl ï • 1 . I439z > 1440* is : 14392 :: 1440 : 1438 , zo is ZZ 1438, en 1440 gevolglyk is 1440 : 1439 :: 1439 : 1438, en dus zyn zy ten zelfden tyde in eene geometrische en in eene arithmetische Evenredigheid. 2430. Dewyl het getal 1483 beantwoordt aan den kortsten Maan-dag in de Tafel (§2223), en het verschil tusschen denzelven en den langsten Dag maar omtrent 14 Mi nuuten is, zo is het baarblyklyk dat deeze Schaal van 18/ voor alle Maan-dagen dienen zal. En de waardyen van P en f kunnen voor ieder getal tusschen 1483 en 1497 gevonden worden door de Grondlessen in g 2207 en 2208. De Schaal aan de Roede van den Slinger kan met graaden geteekend worden, opdat zy tot het gebruik geschikt, en het Gewigt D gebragt worde in deszelfs behoorlyke plaatse, tot de juiste gelykstelling van de Klok, naar de langte der voorgestelde Maan-dagen, welke uit eenen Almanak altyd bekend is. 2431. Uit de Tafel in 2223 blykt dat de kortste Maandag 1483 , den langsten Planeetiscben Dag, zynde 1452, te bo-  64 Wis- En Natuurkundige boven gaat, en dat derhalven de Maan-schaal op den Slinger van geen gebruik zal zyn voor de Planeeten. Men moet derhalven eene Planeet-schaal maaken , welke eene genoegzaame uitgebreidheid hebben zal voor de beweeging van den Verbeteraar D van den Starre-dag van 1436' af, tot den Dag van de Planeet Mercurius van 1452' toe, waarvan het verschil 16 Minuuten is. En dewyl de Mercurische Dag van 1452', 12' langer is dan de Zonne-dag van 1440', zo zullen wy, indien wy voor de Middellyn van het Gewigt C 4' meer stellen, hebben 1456' voor den langsten dag op de Planeetische Schaal, waarvoor wy (hebbende de Langte van de Roede AB = a = 1587, 8) kunnen vinden P en e, door de reeds bygebragte Grondlessen. 2432 Dus hebben wy door de Grondlesse (in 2229) 3440 : 1456 : : 1456 : 1472 = P, de Langte des enkelen Slingers geschikt voor die langte van den dag. 2433. Wy moeten vervolgens de Langte van eenen gelyktydigen Slinger (p) overeenkomende met de grootste verhaastinge, wanneer f = ½ p is, zoeken. In dit geval zullen wy hebben ½ p2 + ½ p a + e c p = 1/3 a2 + e2 c, door de zo dikwyls aangehaalde Grondlesse (§2218). Indien wy stellen 1/3 a2 + e2 c = s, en ½ a + e c = t , dan zullen wy hebben p = 2 √ s + tt - 2t = 1433½ en gevolglyk AN = AD = f = ½ p = 716, 7 2434 Maar de tyd der Slingeringe van deezen Slinger is eeneMidden-evenredige grootheid tusschen 1440 en 1433, 5 volgens den Regel (in § 2229) , dat is 1440 : x :: x: 1433, 5, waaruit volgt dat x is = √ 1440 x 1433, 5 = 1436 75, welke grootheid, afgetrokken zynde van 1456, de langfaamste Slingeringe (§2231) laaten zal 19'3 . welke grootte net genoegzaam zyn zal om de Planeetische Dagen, voor zo veel zy merkelyk van elkanderen verschillen, te bevatten. Want de Starre-dagen en die van Saturnus en Jupiter verschillen zo weinig, dat het op de Schaal niet te merken is, gelyk blykt uit de getallen , die in de derde Kolomme van de Tafel staan uitgedrukt (§2223). 2435.  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 65 2436. Wanneer op deeze Schaal de Langte van den gelyktydigen Slinger voor den Maan-dag van de Zonne is 1440 = p , zo zullen wy vinden f = AD = p 1/2 + V 1/4 p2 + tp -s = 929. Derhalven is de plaats van den Verbeteraar D, gegeeven tot het stellen der Klokke naar het gemeen gebruik, of tot het aanwyzen van den Middelbaaren tyd. 2437. Wanneer men op gelyke wyze de getallen heeft, 1438 voor Mars , vindt men p = 1436. 1442 1/2 voor Venus, . . . p = 1445. 1452 voor Mercurius, . . p = 1465.En hieruit zal door de bovengemelde Grondleffe de stand van D of AD = f voor iedere Planeet gevonden worden ; en dus zynde Maan- en Planeet schaalen der Versnellinge volkomen, en de Klok geschikt om algemeen den tyd aan te wyzen. N. B. Ter volkomene ophelderinge van het geen wy wegens deezen nieuw gemaakten Slinger gezegd hebben, hebben wy in de volgende Plaat (Fig 2) 'er zo veel van het onderste deel van den halve seconden - Slinger bygevoegd; als beide de Maan- en Planeet - Schaalen bevat; maar deeze Schaalen zullen viermaal zo lang zyn in eenen geheele-seconden- Slinger. TWAALFDE HOOFDSTUK. Over den Bal of bet Gewigt van den Slinger ; en de Beschouwing van zulk eene gedaante van denzelven , welke zeer geringe Weerstandbieding van de Lugt ontmoeten zal. 5438. In eene Verhandelinge over de Natuur van KlokIV. Afd. III. Deel. E werk  66 Wis- en natuurkundige werk, oordeel ik dat men iets verwagten zal wegens de Gedaante van den Bol of het Gewigt van den Slinger, ten opzigte van de Weêrstandbiedinge der Lugt, in welke hy zich beweegt, en de daarop volgende Onregelmaatigheid in zyne beweeginge, die 'er onvermydelyk door zal veroorzaakt worden; en wel des te meer zal men dit verwagten, omdat zulk een groot regter in dit geval als Huygens , verzekerd heeft dat het een stuk van zeer veel belang is. 2439. Doch dewyl wy getoond hebben dat het eenigst oogmerk van het werktuiglyk gestel eener Klokke is de Weêrstandbieding, welke de Slinger van de Lugt of van alle andere oorzaaken ontmoet, te vernietigen, zo is het onbetwistbaar dat, indien het mooglyk waare eene Klok te maaken , zo naauwkeurig als tot dat einde vereischt werd, de beweeging van den Slinger zo gelykmaatig zyn zoude, alsof dezelve zonder eenige de minste Weêrstandbieding bewoogen werd; want de Leer wegens Klok-werk zoude zeer gebrekkelyk zyn, wanneer men niet tegen de uitwerksels der Weêrstandbiedinge kon voorzien, en de Klok met eene gelykmaatige beweeginge doen gaan , het zy de Slinger in het Ydel, in de Lugt, in het Water, en zelfs in Kwikzilver bewoogen wordt. 2440. Het kan egter in eenige gevallen , welke den Slinger betreffen, zyne nuttigheid hebben, te weeten welke gedaante van den Bal de gevoeglykste zyn, en de minste Weêrstandbieding ontmoeten zal, in haare beweeging door de lugt, welke, schoon in eenige weinige trillingen, of in eenen korten tyd ongevoelig zynde, egter gestadiglyk opeenvolgende uitwerksels kan voortbrengen, die, in weêrwil van al het vernuft en de naarstigheid des Konstenaars, ten uitersten schadelyk zyn. Wy zullen derhalven tot de byzonderer beschouwing van dit Onderwerp overgaan. 2441. Het is wel bekend dat de Weêrstandbieding van - een in beweeging zynde Ligchaam, betrekking heeft tot de Groote en Gedaante van deszelfs Oppervlakte, en niet tot de Hoeveelheid der bewogene Stoffe; want een Teerlingsche Duim Stoffe kan geschikt worden in de gedaante van eenen Bol,  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 67 Bol, wiens Middellyn dan zyn zal 1,247; en de Oppervlakte = 4 , 836 Teerlingsche Duimen (s835) ; daar de zelfde Stof, in de gedaante van eenen Teerling, eene Oppervlakte heeft van 6 Teerlingsche Duimen. De Bol nu heeft de kleinste Oppervlakte , waaronder hy by mooglykheid kan begreepen worden, en moet derhalven mindere Weêrstandbieding naar maate van zyne Zwaarte ontmoeten, dan eenig ander Ligchaam; gevolglyk is deeze gedaante de beste voor den Bal van eenen Slinger in het algemeen. En dewyl de Oppervlakten der Bollen evenredig zyn aan de Vierkanten hunner Middellynen ($842) , zo zullen groote Bollen minder Oppervlakte hebben dan kleine , naar maate van hunne Zwaarte, en dus zullen zy minder tegenstand ontmoeten. 2442. Het Vaste Ligchaam van de minste Weêrstandbiedinge , welks Beschouwing men vinden zal in § 2042 enz. zoude ongetwyffeld de eerste aanmerking verdienen, waare deszelfs Samenstelling niet te moeijelyk om in praktyk gebragt te worden ; en dit Vaste Ligchaam is in zich zelf weinig beter dan het stuk van eenen Kegel van kleinen tegenstand, die niet slegts met geringe moeite gemaakt wordt, maar tevens best geschikt is ter bereikinge der einden van den te vooren beschreeven Planeet-Slinger en Klok, waarvan wy de Beschouwing hier zullen laaten volgen. 2443. Laat ABC (Fig. 3.) de gelykbeenige Driehoek zyn , gemaakt door de Omwentelinge van eenen Kegel, wiens Stuk CGFB den kleinsten weêrstand heeft, voor eene gegeevene Grondvlakte C B en Hoogte D E. Laat men stellen dat het Stuk bewoogen worde in de Middelstoffe, in eene streek evenwydig aan den As ; laat S V evenwydig getrokken worden aan A E, om de streek te verbeelden, waarin de deeltjes der Vloeistoffe tegen den Kegel stooten; dan zal VI, loodregt zynde op de Grondvlakte CB , de stofdeeltjes vertoonen, die met hunne gantsche Kragt tegen de Grondvlakte aanstooten, voorondersteld zynde dat het Stuk bewoogen werd van D naar E ; maar in de beweeginge van E naar D zullen de stofdeeltjes schuinsch op de E 2 zy-  68 Wis- en natuurkundige zyde AB komen, en gevolglyk niet een stofdeeltje F met hunne volle kragt stooten kunnen. 2444. Laat eene Lyn LF de gantsche Kragt van den stoot tegen de Grondvlakte BC vertoonen, en trek door het punt F de lyn MH loodregt op de zyde AB. Laat MF zyn = FH, en voltooi het Parallelogram ALFM; dan zal de gantsche Kragt L F ontbonden worden in twee Kragten LM en M F , welker eene LM, evenwydig zynde aan de zyde A B van den Kegel, geenen invloed op haare beweeging kan hebben. Het andere gedeelte MF is derhalven de gantsche Kragt der Vloeistoffe op dat punt, die eenige Weêrstandbieding kan veroorzaaken. 2445. Wy moeten vervolgens onderzoeken wat het uitwerksel van deeze Kragt M F of FH zy in de streek DE; laat FH tot dat einde ontbonden worden in twee Kragten FD en DH, waarvan de eerste FD gelyk is aan, terwyl deszelfs uitwerksel geheel vernietigd wordt door de tegengestelde Kragt G D , ontstaande uit de werking der Vloeistoffe T G op de andere zyde. De Kragt DH, geheel verspild zynde in de streek DE, is derhalven de gantsche Kragt van den schuinschen stoot, die regtstreeks tegen het ligchaam aanloopt, en dus kan dezelve geene Weêrstandbieding veroorzaaken voor het punt F in de zyde AB. 2446. Het Uitwerksel of de Weêrstandbieding van een Stofdeeltje der Middelstoffe, by het punt F in de Oppervlakte, is derhalven tot die, by het punt I in de Grondvlakte, door eenen regtstreekschen stoot, als DH tot LF of AH, en derhalven als AH x DH tot AH². Maar uit kragte van de gelykvormige Driehoeken HFD en HAF, is H D : HF :: H F : H A , waaruit volgt dat AH X HD is = HF² ; derhalven is AH², tot HF² , als de Weêrstandbieding by I tot die by F. Maar AH is : FH :: A B : BF; derhalven is de Weêrstandbieding by I tot die by F, als AB² tot B E² En dewyl het geen gezegd is wegens de punten F en I gelyklyk doorgaat wegens alle andere punten in de Oppervlakte en Grondvlakte van den Kegel, zo zal  beschouwing VAN UURWERKEN. 69 zal de Weêrstandbieding op de Grondvlakte tot die op de Oppervlakte des Kegels zyn als A B² tot B E² 2447. Hieruit volgt dan dat de Weêrstandbieding aan de Oppervlakte FAG van den afgefneedcn Kegel is tot die tegen de Grondvlakte FG, als FD² tot AF² ; derhalven is BE² - F D² als de Weêrstandbieding tot de Oppervlakte van het Brok; en door 'er A F² by te voegen ( welke is als de Weêrstandbieding op de Grondvlakte of het Einde FG) hebben wy BK² + AF² - FD² voor de uitdrukking der Weêrstandbiedinge op het geheele Stuk, wanneer het in de streek EA bewoogen wordt. Maar AF² - F D² is = AD² = AE² - 2AE x ED + ED² (§637-) Derhalven zal de Weêrstandbieding van het Stuk zyn BE² + A E² - 2 A E x ED + ED² = AB² - 2AE x ED + ED² 2448. Maar dewyl AB² de Weêrstandbieding op de Grondvlakte B C uitgedrukt (§2446), en eene bestendige Grootheid is, zo kan dezelve vertoond worden door de Eenheid, of door A B² = 1; en dewyl allerleie Grootheden kunnen aangemerkt worden als door de Eenheid verdeeld zynde, kan de Weêrstandbieding van het Stuk des Kegels ook dus worden uitgedrukt: (AB²-2AExED+ED²)/AB² ,             of anders aldus: 1 + (DE²-2AE+DE) / AB² . 2449. Wanneer men derhalven stelt DE = a, BE = b, en AE = x dan hebben wy de laatste uitdrukking voor a² - 2 a x de Weêrstandbieding in teekenen dus : 1 + b² + x² welks Nadering (een Maximum of Minimum zynde) is 2 ax²x - 2 a² x x - 2ab² x _ = 0 ; waaruit wy krygen x² xx + bb² - ax - bb = 0 ; en het Vierkant volmaakende, en 'er   den Wortel uittrekkende, hebben wy x ZZ \ a + V ~ t Z>\ Maar x de hoogte van den gantschen Kegel zynde, moet E 3 groo-  70 Wis- en natuurkundige grooter zyn dan a , welke maar een gedeelte van die Hoogte is; derhalven is x ZZ ï o "j" V ■— T bb 4 2450. Hieruit krygen wy den volgenden gemakkelyken Regel: snyd DE in K, trek K C, en verlang E D tot A, zodat KA gelyk zy aan K C. Dan zal ABC een Kegel zyn, wiens Stuk BFGC minderen tegenstand zal ontmoeten in eene eenpaarige Vloeistoffe, dan eenig ander Kegel Stuk van gelyke Grondvlakte en Hoogte. Want dewyl A K is = K C = x — \ a, enKE = | a,,.en,Ê'C — b, zo hebben wy KCZ = \ ax f b b ZZ xz — ax f J az, het welk geeft x2 — ax — bb zz o, gelyk in de eigenfehap Van zulk een Stuk vereischt werd (ff 2449.) 2451. Om verzekerd te zyn dat deeze Weêrstandbieding een Minimum, en geen Maximum is , moet men dit Beginsel in agt neemen ; dat de Nadering eener Grootheid, wanneer zy toeneemt, stellig; maar wanneer zy afneemt, ontkennend zal zyn. Nu is de Grootheid xx — ax — bbZZo overeenkomstig met de Naderinge , uit welke zy voortkomt; en dus, wanneer X is = a, wordt deeze Grootheid — bb, welke baarblyklyk ontkennend is. 2452. Dewyl dan de Weêrstandbieding afneemt van de waardye van x = « tot x j in zulk een geval. 2480.  beschouwing van Uurwerken. 81 248o. Indien de Zwaarte evenredig was aan den afstand van het Middelpunt C, dan zoude n zyn = 1, en dus zouden wy krygen g 1/2 : g-f 1/2 : : CE: CN. 2481. Maar in den tegenwoordigen staat der Natuure weet men zeer wel dat n is = - 2 (pgr. 1230); derhalven is 1/2g-1:2g + 1/f-1 :: 2g+f:2g : : 589+588 : : CE : CN. 2412. Het geen tot hiertoe gezegd is, toont dat de Figuur van de Aarde niet bolrond is, maar dat zy Knolrond zyn moet, platagtig by de Poolen. En wanneer men zegt dat de Zwaarte is omgekeerd als het Vierkant des Afstands , van het Middelpunt (of als x-^2) moet men begrypen dat (x) is de Afstand van het Middelpunt der Kromte, welke het waare Middelpunt der Aantrekkinge is voor een Deeltje op de Oppervlakte van het Knolrond, en niet het Middelpunt van het Knolrond zelf, gelyk het geval is in eenen Globe of ronden Bol. . . 2483. De Straal der Kromte nu by den Equator E is 2CN/CE^2, en by de Pool N is zy 2CE/CN^2 prg.933, ( 935). Maar de omgekeerde Reden der Vierkanten van deeze Grootheden is CN6 tot CE6; en derhalven is de Zwaarte by E en N niet omgekeerd als het Vierkant, maar als de zesde Magt van C E en C N. 2484. Laat D zyn = de Langte van eenen Graad by de Pool, en d = een' Graad by den Equator; het is nu baarblyklyk dat deeze Graaden zyh zullen als de Straalen (R,r) of als de Kromten in deeze Plaatsen, naamelyk D: . „ ' 2CE . _2CN_ , CEs. CN? Gevolglyk is d:: K: r.. CN2 • CE* • J5-i/i::CE: CN. 2485. Indien derhalven een Graad juist kon gemeeten worden by den Equator E, en by de Pool N, dan zoude de Evenredigheid van de Middellyn der Aarde by den Equator tot haaren As bekend zyn. En indien twee Graaden in twee ver van elkanderen afgelegene streeken gemeeIV. Afd. III. DEEL. E ten  82 Wis- en natuurkundige ten worden, dan is die Reden ook inderdaad bekend. Maar men heeft een Graad by den Equator gemeeten , en bevonden dat dezelve 56767 3/4 Toises bevatte, Nog heeft men eenen Graad onder den Noorder Pool-cirkel gemeeten en dien 57438 Toises bevonden. Eindelyk vond men eenen Graad, op de Breedte van 45' 57050 Toises. Uit twee van deezen kan de Reden van CE tot CN gevonden worden, en uit eene middenevenredige grootheid tusschen allen blykt dat CE is: CN:: 265: 264 7/10.. 2486. Uit de Beschouwinge van deeze Leere is het baarblyklyk dat 'er eene vermindering van Zwaarte plaats heeft, ontstaande uit twee oorzaaken, te weeten uit de middelpuntschuwende Kragt, en de Spheroidische Figuur van de Aarde Laat CB verlangd worden tot G, zodat B G de middelpuntschuwende Kragt by den Equator vortoone, en BD dezelve verbeelde op de Breedte B. En trek GD evenwydig aan CN, dan is GB : B D :: CE: AB. En BD :BF :: (C B : A B ::) r: s. Waaruit volgt dat B D is = GBxAB/CE = BFXr/s; derhalven is GB : BF::r X CE : AB x s:: de gantsche vermindering der Zwaartekragt onder den E quator by E tot de Vermindering op de Breedte B. 2487. Dewyl de vermindering der Zwaartekragt afneemt van den Equator naar de Pool , zo moet zulks bestendiglyk verzeld gaan van eene Vermeerdering der Zwaartekragt, welke uitgebeeld kan worden door BG - BF = GF, omdat GB de gantsche Vermindering der Zwaartekragt is by den Equator E. Maar omdat B G is : GD : GD : GF (pgr. 660) zo hebben wy B G: GF :: B G2 : G D2 (pgr. 073):: BC2 : AC2; dat is, de Vermindering der Zwaartekragt by den Equator is tot de Vermeerdering van dezelve op de Breedte B, gelyk het Vierkant van den Straal tot bet Vierkant van de Hoekmaat der Breedte. 2488. Dewyl derhalven BG en BC bestendige Grootheden zyn, zal de Vermeerdering der Zwaarte altyd evenredig zyn aan het Vierkant der Hoekmaate van de Breedte  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 83 op den Bol; en in de Spheroidiscbe Figuur der Aarde zal zy genoegsaam eveneens zyn, dewyl AC ongevoelig weinig zal verschillen van de Hoekmaate der Breedte. Dewyl dan uit de meetinge blykt dat CE is tot CN gelyk 266 tot 264, 7 (prg. 2485) het welk na genoeg de Reden is van 230 tot 229, volgens de bepaaling van Ridder Izaak Newton zo zal volgen dat de Reden der middelpuntschuwende Kragt by den Equator is tot de Zwaartekragt als 1 tot 230, of dat de Vermindering der Zwaartekragt by den Equator is 1/230ste gedeelte van het geheel. 2489. Indien wy dan deeze Vermindering der Zwaartekragt stellen = 10000; dan zullen de Zwaarten by den Equator E, te Londen B, en by de Pool N zyn als 2290000, 2296124, en 2300000. En gevolglyk zullen de Langten der Slingers, in die plaatsen in gelyke tyden slingerende, evenredig zyn aan deeze getallen. Want de Tyden der Slingeringen in Slingers zyn in eene gegeevene Reden tot de Tyden der Daalinge door hunne halve Langte (pgr. 1124) en gevolglyk tot de Tyden der Daalinge door hunne gantsche Langte. Maar indien een Ligchaam door verschillende Ruimten daalt in den zelfden Tyd, dan zullen de Kragten, door welke het bewoogen wordt, zyn al deeze, Ruimten (pgr. 999), gevolglyk zullen de Langten der Slingers toeneemen, met de versnellende Kragten der Zwaarte van den Equator tot de Pool, opdat de Tyden der Slingeringe gelyk zyn. 2490. By voorbeeld; men zal hebben 2296124: 2290000 :: 39, 2:39, 1 = de Langte van eenen Slinger, die Se conden slingert by den Equator. Nog eens: 2290000 : 2300000::39,1:39,27 = de Langte van eenen Secondenslinger by de Poolen. En deeze Evenredigheid in de toeneemende Langten der Slingers, is bewaarheid geworden door Proeven, genomen in alle Streeken van den Equator af tot aan den Poolcirkel toe. , 2491. De Heer Maupertuis heeft ons, in zyne Ver= handelinge over de Figuur der Aarde , eene Tafel van eenen gelyktydigen Slinger gegeeven voor iedere vyf  84 Wis- en natuurkundige Graaden Breedte, als afgeleid uit de maaten van eenen Graad op verschillende Breedten , en uit eene menigte van Proeven op Slingers in alle streeken, van den Equator af tot aan den Poolcirkel toe. Wy zullen deeze Tafel roet overbrenginge van de Fransche maaten tot Engelsche, hier nederstellen. Indien de Slinger, die by den Equator juist gesteld wordt naar de beweeging van eene vaste Star, op eenige andere Breedte gebragt wordt, zal by sneller slingeren, of vooruit loopen (pgr. 2489). De hoeveelheid van de Versnellinge, geduürende eene Omwenteling der Starren, wordt hier mede getoond voor iedere vyf Graaden Breedte. 2492. TA  BESCHOUWING VAN UURWERKEN! 85 2492. TAFEL. Van de Versnellingen van eene Klok , en van de Verlangingen eens Slingers van den Equator af tot de Pool toe. Breedte der Versnellingen in eene Langte van Plaatse. Omwenteling der vaste den Slin Starren. ger. 0° ö? 39.'07 54 5 1,6 _ 39'°768 10 6,4 39.0811 15 14. 3 39' °873 20 24,9 39, 0980 2S 38.1 39, 1097 : 30 53 , 3 39, 1236 35 70,2 39. 1389 40 88 ,1 39, 1551 45 106,6 39.1718 50 125,1 39,1903 51:30 39,2 55 143,1 39,2049 60 159,9 32, 2202 65 175.1 39, 2338 70 188,3 39,2459 75 198.9 39,2524 80 206,8 39,2626 85 211,6 39. 2669 90 213,2 39,2684 F 3 VYF-  WlS- EN NATUURKUNDIG VYFTIENDE HOOFDSTUK. De Uitwerksels van Hette en Koude in het veranderen van de Grootte der Ligchaamen; waar door eene andere natuurlyke Oorzaak van de Afwykinge der Slingers wordt aangeweezen. 2493. De andere natuurlyke Bron of Oorzaak van AfWykinge, in den tyd der Slingeringe van eenen Slinger, is de verschillende Gemaatigdheid van de Lugt; want men weet by ondervinding, dat alle ligchaamen, in alle derzelver Afmeetingen, door Hette uitgezet worden, daar zy door Koude inkrimpen. Dewyl derhalven de langte van den Slinger door deeze natuurlyke Oorzaaken telkens verandert, zo zal ook de tyd der Slingeringe steeds veranderlyk zyn ; en dus kan, uit dien hoofde , een Slinger nooit (zonder behoorlyke teregtbrenging) eene gelykmaatige maat van tyd zyn. 2494. Want dewyl de Langte der Slingers omgekeerd zyn als de Vierkanten van de menigte der Slingeringen in eenen gegeeven tyd (in eenen Dag, by voorbeeld)&zo zal de Langte van eenen Seconden -slinger, indien wy dezelve in honderdste deelen van eenen Duim uitdrukken , zyn 3920; wanneer men vervolgens stelt dat dezelve 1/100ste gedeelte van eenen duim zy ingekrompen , dan zal des zelfs langte zyn 3919; en dewyl 'er in eenen dag 86400" zyn, zo zullen wy hebben V3919: V3920 :: 86400":86411". Waaruit blykt dat eene Klok iederen dag , voor ieder honderste gedeelte van eenen duim , het welk zy door Koude of Warmte samengetrokken of verlangt wordt, 11 Seconden zal winnen of verliezen , (Zie de Tafe! pgr. 2492.) 2495. Dit is ver de algemeenste Oorzaak van Miswy zinge  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 87 zinge in Stukken, welke dienen om den tyd aan te wyzen; want de verschillende Zwaartekragt, heeft ten deezen aanzien alleenlyk invloed op den Slinger op onderscheidene Breedten of in onderscheidene Lugtstreeken; maar Warmte en Koude zyn van gelyke uitwerkinge in alle Landen en Plaatsen; en daar zulke geringe veranderingen in de langte der Slingers, zeer merkelyke onregelmaatigheden in de aanwyzinge van den tyd veroorzaaken, moeten zyten allen tyde juist bekend zyn, opdat de Klok, naar iederen veranderlyken graad van Warmte en Koude, mooge te regt gebragt worden. 2496. Hieruit blykt dat eene behoorlyke Regeling van Werktuigen, welke dienen om den tyd door middel van Slingers aan te wyzen, naauwe gemeenschap heeft met de Natuur der Thermometers , welke alleenlyk dienen om ten allen tyde de betrekkelyke Graaden van Warmte en Koude, door middel van eene juiste Schaale der Veranderingen, te doen kennen. Indien wy nu door Proeven kunnen vinden hoe veel een yzeren of kooperen Roede, met gegeevene verschillende graaden van Warmte en Koude aangeweezen door den Thermometer, uitgerekt wordt of inkrimpt, dan zal zulk een Werktuig, by de Klok gevoegd zynde, altyd aanwyzen, welke verbeteringen in alle tyden des jaars noodig zyn om de Klok naar den waaren tyd te doen gaan. 2497. Uit verscheidene Proeven nu, welke genomen zyn om dit stuk te bepaalen *, blykt dat eene platte koperen Roede van 1/2 duim breed, van 1/12 duim dik, en van 38 1/2 duim lang, juist 1/50 gedeelte van eenen duim langer zal worden, met zulk een verschil van Warmte waarmede de Kwik in Fahrenheits Thermometer 22 1/2 verdeelingen zal doorloopen; derhalven zal 1/100ste gedeelte van eenen duim beantwoorden aan Verdeelingen, maar de uitrekking van 1/100ste gedeelte eens duims zal de Klok 11" daags doen verlie * Zie eene Verhandeling, ten titel voerende, Observatios Astronomiques & Physiques, par G. Juan & Ant. de Ulloa, pag. 86. F 4  88 Wis- en natuurkundige verliezen (§ 2494). Gevolglyk beantwoordt iedere Verdeeling van Fahrenheits Thermometer aan de uitrekking van 1/100ste gedeelte van eenen duim, in de Roede of den slinger, en aan eene Seconde tyds, welke de Klok door die oorzaak dagelyks agteruit loopt. 2498. Indien derhalven de Klok gelyk gesteld wordt wanneer de Kwik op 55 staat, het welk de graad van gemaatigdheid in den Thermometer is; zal men, door middel van het gemelde Werktuig, voor alle andere tyden kunnen zien hoe veel de Klok ten opzigte van den waaren Tyd verlooren of gewonnen hebbe, door de hoogte van de Kwik ten dien tyde op te merken. Stel dat de Kwik op eenen warmen zomerschen dag op 70 staa, dat is 15 verdeelingen boven gemaatigd; dan is de Slinger 15/1000 ste deelen van eenen duim uitgerekt, en gevolglyk zal de Klok 15" daags verliezen, indien zy niet telkens gelyk gesteld wordt. Wanneer daarentegen de Kwik op 40 staat (zynde 15 onder gemaatigd,) dan zal zulks toonen dat de Slinger 15/1000ste gedeelte van eenen duim is ingekrompen, zodat de Klok 15" daags zal winnen. 2499. Hieruit blykt dat, dewyl de grootste Zomerhette de Kwik in Engeland, nooit hooger dan tot op omtrent 80 graaden doet ryzen, onze Seconden - Slinger - Klokken, wanneer de Slingers door Warmte uitgerekt worden ten hoosten 25" daags agteruit kunnen loopen; maar door gestrenge Koude inkrimpende, kunnen zy wel 30" of 40" daags vooruit loopen. 2500. Wanneer de Roede van eenen Seconden-Slinger van Yzer gemaakt wordt, zal het verschil, dat Warmte en Koude in derzelver Langte veroorzaakt, minder zyn; want door de zelfde Proeven vond men ook dat (caeteris paribus) de uittrekking van Koper tot die van Yzer was als 20 tot 13 1/4, het welk na genoeg is als 3 tot 2. En de uittrekking van Yzer tot die van Staal werd bevonden te zyn als 13 1/4 tot 12 1/3. Nog vond men dat de Uitzetting van geel tot die van rood Koper was als 20 tot 19 1/4. 2501. Uit het gezegde blykt, dat zulk een ding als een  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 89 gelykmaatige Tydwyzer in de Natuur onmooglyk is; dat eene Slinger-klok het eenigste Werktuig is, het welk men by mooglykheid kan maaken 'er naby te komen, en eindelyk dat zulk eene Klok door de waarneeminge der vaste Starren, of door andere hulpmiddelen, welke de Starrekunde aan de hand geeft, geduurig gelyk gesteld moet worden. Eenigen toestel te vinden om de afwykingen, zoras als zy ontstaan, weder te regt te brengen door de eene of andere konstige schikkinge van den Slinger, is de pooging geweest van veele Konstenaaren, en somtyds wel met een vry goed gevolg; maar niets is tot myne kennis gekomen, waar door dit einde zo wel bereikt wordt als door het volgend middel, het welk men my berigt dat door een verstandig' Konstenaar in het Noorden van Engeland in het werk gesteld is, en thans nader zal beschreeven worden. 2502. Een Staaf van het zelfde Metaal als de Roede van den Slinger, en van gelyke langte en dikte, wordt tegen het agterste gedeelte van de kas der Klokke geplaatst, boven welke een gedeelte van de staaf uitsteekt, waar aan het bovenste deel van den Slinger wordt vastgemaakt, doormiddel van twee fyne buigbaare kettingjes of zyden draaden, die juist tusschen twee koperen Plaaten heen gaan, welker onderste randen de langte van den Slinger aan het boveneinde altyd bepaalen zullen. Deeze Plaaten rusten op eenen voet, welke agter aan de kas is vastgemaakt. De Staaf rust op eene onbeweeglyke Grondvlakte aan het onderste gedeelte van de kas, en sluit net in eene groeve, zodat zy geene andere beweeging kan hebben dan die door Uitzettinge of Samentrekkinge in Langte, door Warmte of Koude, veroorzaakt wordt. 2503. Het is nu baarblyklyk , dat de Uitzetting of samentrekking van de Staaf en van de Roede des Slingers gelyk zullen zyn, en in tegenstrydige streeken; stel dan dat de langte des Slingers door warmte 1/100 gedeelte van eenen Duim toeneeme, beneeden den rand der kooperen Plaaten, dan zal de Staaf, omdat dezelve net zo veel van boven verlangd is, den slinger juist 1/100ste gedeelte van eenen Duim F 5 doen  90 Wis- en natuurkundige doen ryzen, en dus deszelfs langte onder aan de Plaaten zo groot doen blyven als die te vooren was. Het geval is eveneens ten opzigte der samentrekkinge door Koude; want gelyk de Slinger daar door verkort wordt, zo wordt die verkorting vergoed, om dat hy door eene gelyke samentrekkinge van de Staaf tusschen de Plaaten nederzakt. En dit kan niet anders voorkomen dan als een bestendig en juist middel om den Slinger steeds regt gesteld te doen blyven, opdat de Klok dus den waaren tyd mooge aanwyzen. 2504. Wanneer men eene Klok van een gemeen maaksel heeft, naamelyk met eenen Slinger, bestaande alleenlyk uit eene Roede en eenen Bal, dan moeten wy ons voldaan houden, met een middel om de afwyking, zoras te verbeteren als derzelver grootheid ontdekt is. Indien men dus den Bal doet rusten of hangen aan eene Neut en Schroef, op het onderste gedeelte van de Roede; dan is het, wanneer 'er 25 draaden voor iederen Duim zyn, wanneer de Neut eene cirkelronde gedaante hebbe, en derzelver Perimeter verdeeld zy in 45 gelyke deelen, uit § 2497 baarblyklyk dat ieder van deeze deelen aan eene Seconde tyds in de Klok zal beantwoorden, en aan eene enkele verdeeling op de Schaal van Fahrenheits Thermometer. Door derhalven de Neut naar den eenen of anderen weg te draaijen, en wel door zo veele verdeelinge als de Thermometer ons aanwyst, zullen wy de verbetering der Afwykinge tot eenen hoogen graad van volkomenheid kunnen brengen. 2505. Indien de Slinger van de samengestelde soort is, naamelyk met eenen Bal en eenen Verbeeteraar, en zo gemaakt als wy in §2434, 2435 en 2436 hebben opgegeeven, dan zal het den Konstenaar gemaklyk vallen de Roede van den Slinger in Minuuten en Seconden te verdeelen, door de daar voorgestelde Grondlessen. Wanneer hy derhalven , door de Omwentelinge van eene Star, vindt hoe veel zyne Klok in eenen dag of in verscheidene dagen op den middelbaaren tyd wint of verliest; of wanneer hy , door gelyke hoogten van de Zonne, weet hoe veel zyne Klok te schielyk of te langzaam gaat, kan hy die zeer lig telyk    BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 91 telyk naar den middelbaaren of waaren tyd stellen Het is naauwlyks der moeite waardig hier stil te staan, op het gebruik van den Barometer , in het berekenen der Afwykingen van den Slinger, die uit de. verschillende Zwaarte of Dikte der Lugt ontstaan, omdat het verschil van Weêrstandbiedinge op den Bal uit dien hoofde zo ongemeen klein is , dat het naauwlyks kan opgemerkt worden, en wy daar tegen ook reeds behoedmiddelen hebben aangeweezen , ( 2442 enz.) ZESTIENDE HOOFDSTUK. De Leer wegens cirkelronde Slingers betoogd, met derzelver byzondere Voordeelen in Klok-werk. 2506. Wy hebben nu alles voorgedraagen wat wy noodig oordeelden aan te wyzen, betreffende het maaksel van Klokken en Horologiën van de gewoone soort welker beweegingen , naar den gemeenen trant bestierd en geregeld worden door Veeren en Slingers. Maar hier hebben wy niet gehandeld over het gebruik eener Seconden-Slingerklokke van eene draagbaare gedaante, schoon uit het geen wy gezegd hebben, blykt dat geene Antomata van eenige soort met den minsten grond, voor gelykmatige Tydwyzers kunnen gehouden worden. Maar Natuur heeft ons van een middel voorzien, het welk de Konst ontdekt heeft, en waar door men kan maaken dat een Slinger Seconden slingert, in de zelfde langte, welke noodig is om een gemeene Slinger halve Seconden te doen slingeren Dit doet menop de volgende wyze. 2507. Wy hebben te vooren getoond, dat men een Gewigt aan het einde van eenen Draad op zodaanige wyze kan doen beweegen, dat de draad de Oppervlakte van eenen Kegel zal maaken, zodat het gewigt den omtrek van de Grond-  92 Wis- en natuurkundige Grondvlakte des Kegels doorloopende , de Top van den Kegel het punt is, waaraan de Draad is vastgemaakt. (Zie de Fig. voor § 1193 Of laat D (Fig 6.) een Gewigt zyn, aan het einde van den Draad DE vastgemaakt aan het punt E; wanneer dan het gemelde Gewigt bewoogen wordt in den Cirkel DbFaD dan zal de Draad de Oppervlakte van den Kegel DEF beschryven; 'en deeze beweeging vervolgd zynde, zal eenen Cirkelronden, of liever eenen Kegelagtigen Slinger uitmaaken 2508. Een Slinger nu van deeze gedaante, welke zynen kring in eene Seconde Tyds zal doorloopen , moet maar een vierde gedeelte der langte van den gemeenen Slinger hebben om in eene Seconde te slingeren, gelyk wy klaar genoeg zullen aantoonen. De uitvinding van deeze gedaante, eigent zich de vermaarde Huygens toe, en zegt dat hy die genoegsaam op den zelfden tyd ontdekte, waarin hy den gemeenen langen Slinger vond. 2509. Ik breng dit inzonderheid by, omdat ik ook vind dat Dr. Hooke zich het regt dier uitvindige toeeigent, die wy reeds gezegd hebben dat de mededinger van Huygens was in het uitvinden der Horologien (§ 2424.) Dr. Hooke heeft, myns bedunkens, geen baarblyklyk regt op de uitvinding , en heeft niets betrekkelyks tot de leer van deeze Werktuigen gezegd. De Heer Huygens heeft alleenlyk de Grondlessen, op welke zy steunt, doch zonder eenige bygevoegde betooging, opgegeeven, zodat de Beschryving van de Natuur eener Klokke met eenen cirkelronden Slinger voor ons geheel nieuw is, waarom wy dezelve, op zulke eene klaare en eenvoudige wyze als ons mooglyk zal zyn, den Leezeren zullen voordraagen. 2510. Laat NAM (Fig. 6.) eene omgekeerde Parabool zyn , waarvan de Top A en de As AO is. Stel dan een Vat of eene Kom zodaanig uitgehoold dat het de gedaante van zulk eene Parabool hebbe, zodat de halfronde Oppervlakte eene Parabolois vertoone. Waneeer zulk eene Kom behoorlyk heen en weder bewoogen wordt, dan kan men maaken dat een zwaar bolrond ligchaam, het welk 'er in. ligt,  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 93 ligt, in ieder deel van de Oppervlakte rond draaije, als by D of G, en daar de Cirkels DaFb of GcHd beschryven, wiens Middellynen zyn DF en GH. 2511. De Bal D wordt in den Cirkel onderschraagd of opgehouden door drie' onderscheidene Kragten; te weeten (1) door de Zwaartekragt, of door zyn eigen Gewigt. (2) Door eene centerscbuwende Kragt, die altyd een noodwendig gevolg is van eene cirkelronde Beweeging. En (3) door de Wederwerking van het Vat, in eenig punt D, welke altyd gelyk is aan de Kragt der Drukkinge tegen hetzelve, in eene loodregte streek, ontstaande uit de twee andere Kragten. 2512. Wanneer men den Cirkel, dien de Bal beschryft, evenwydig stelt aan den Horizon, zal OC loodregt zyn op derzelver Vlakte, in het Middelpunt C; en laat DE loodregt op de zyde van het Vat in D zyn. Laat dan de Zwaartekragt, dewyl dezelve loodregt werkt op den Horizon , afgebeeld worden door de regte Lyn EC. Nog eens; dewyl de Middelpuntschuwende Kragt altyd in eene horizontaale streek is van het middelpunt C, zal zy gevoeglyk afgebeeld worden door de regte Lyn; dan zal eindelyk , omdat het Ligchaam D in Evenwigt gehouden wordt by D , deszelfs Drukking of Wederwerking uitgebeeld worden door de regte Lyn DE Dit is alles zeer duidelyk uit de Werktuigkundige leere van Samengestelde Kragten, ( 1027 enz.) 2513 Op gelyke wyze zullen, byaldien een ligchaam in eenig ander gedeelte van het Paraboloidische Vat, als by G, in het rond draait, de drie vermogens daar ook afgebeeld worden door de drie zyden van den Driehoek IGB dat is de Zwaartekragt door de zyde IB; de Middelpuntschuwende Kragt door de zyde BG, en de Weêrstandbieding van het Vat door de Lyn GI, loodregt op de Raaklyn by G. 2514. Dewyl het Ligchaam, in ieder punt van den omtrek, welken het beschryft, door middel van deeze drie Kragten in een bestendig Evenwigt gehouden wordt, kan men  94 Wis- en natüurkundiöe men hetzelve, door eene horizontaale beweeging van het Vat , alle graaden van voortgeworpene Kragt indrukken , en het dus in eene cirkelronde beweeging brengen, overal gelykvormig aan die, welke door eene cirkelronde Aantrekking voortgebragt ( 1170) of gemaakt wordt door een ligchaam, het welk aan het einde van eenen draad is vastgemaakt ( 1192) en derhalven juist dezelfde Wetten van Beweeginge zal volgen. 2515. Gevolglyk zal het Ligchaam, dewyl het, in het beschryven der Cirkelen DaFb en GcHd centerschuwende Kragten heeft, evenredig aan de Straalen CD en BG, die Cirkels in gelyke Tyden beschryven (§ 1177.) Alle cirkelronde Omwentelingen, in ieder gedeelte van zulk een Vat gemaakt, zyn derhalven gelyktydig, of worden in gelyke Tyden volbragt. 2516. Indien eene Vlakte vryelyk kan bewoogen worden , en een zwaar ligchaam op dezelve ligt, het welk door middel van eenen draad aan het middelpunt gehegt is, dan kan het Ligchaam, dewyl deszelfs zwaarte door de Vlakte wordt opgehouden , worden aangemerkt als geene zwaarte te hebben, en in evenwigt te zyn. Wanneer derhalven de Vlakte horizontaal bewoogen wordt, zal zy haare voortgeworpene Kragt aan het Ligchaam indrukken, en het zal beginnen en volharden te beweegen rondom het middelpunt, met eene cirkelronde beweeginge. Dewyl nu de voortgeworpene Kragt de streek van eene Raaklyn houdt, zal het Ligchaam in zulk eene Lyn tragten voort te gaan , maar het wordt door den draad geduuriglyk van dezelve afgetrokken, en om in den omtrek van eenen Cirkel te loopen, zodat de draad uitgestrekt is met eene zekere Kragt, waardoor het ligchaam regtstreeks van het middelpunt poogt af te wyken; en deeze is derhalven de Middelpuntschuwende Kragt, spruitende uit de beweeginge van de Vlakte. 2517. Naar maate de Snelte van de Vlakte, of cirkelronde Beweeging grooter is, zal de Middelpuntschuwende Kragt aangroeijen, en dat wel in Evenredigheid van het Vier-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 95 Vierkant der Snelte ( 1175) Zodat de Middelpuntschuwende Kragt van niets zal beginnen, en tot alle graaden aangroeijen; en gevolglyk zal dezelve , in eenen graad van Snelte gelyk zyn aan de zwaarte van het Ligchaam; of de Draad zal in dat geval net zo styf gespannen zyn, als hy door de zwaarte van het Ligchaam, wanneer het 'er rustend aanhing, zyn zoude. 2518. Indien derhalven, in dit byzonder geval, een : vermogen van Aantrekkinge naar het Middelpunt in plaatse van de Draad gesteld werd, zoude zulks geen verandering in de beweeging van het Ligchaam maaken; en hieruit blykt, dat wanneer een ligchaam bewoogen wordt in eenen cirkelronden Wandelkring, door eene voortwerpende en weegende Kragt, 'er eene Middelpuntschuwende Kragt zal voortkomen, juist gelyk aan de Zwaartekragt. 2519. Maar in zulk een geval is de Snelheid der beweeginge zodaanig als het ligchaam verkrygen zoude, wanneer het door de helft van den Straal des Cirkels daalde, (§ 1187.) In den tyd dier daalinge zoude derhalven het Ligchaam (wanneer het met de zelfde Snelte gelykmaatiglyk voortging) tweemaal die ruimte beschryven, of eene ruimte, gelyk aan den Straal, ( 993) Gevolglyk is de Tyd (t) der daalinge door de helft van den Straal (* R) tot den omloopstyd (T) in den Cirkel, gelyk de Straal (R) is tot den Omtrek (P) van den Cirkel, of als de Middellyn (D) is tot tweemaal den Omtrek (2P) Dat is, t is: T:: D: 2P 2520. Dewyl nu CE of BI eene bestendige Grootheid is, zynde altyd gelyk aan de helft van de Regte Zyde van de Parabool ( 747,) zal 'er in het Paraboloidische Vat een gedeelte zyn , waar de Middelpuntschuwende Kragt, of de Straal van den Cirkel BG gelyk zal zyn aan de Zwaarte BI. En het is baarblyklyk dat dit zo zyn moet, wanneer de Middellyn van den Cirkel GH door het Brandpunt B van de Parabool gaat, omdat dan BG is — BI = GH, de Regte Zyde. 2521. Door de Natuur van de Parabool hebben wy AB gelyk 1 BI = 5 BG ( 742.) Derhalven zal de tyd tot het  96 Wis- en natuurkundige het beschryven van den Cirkel GcHd (of van eenigen anderen) zyn, tot den tyd der Daalinge door \ BI — AB als 2P is tot D ( 2519). 2522. Snyd BI en Q in twee deelen; dan is AB = BQ; en laat AB de Middellyn van den Grondcirkel der Cycloide KAI zyn. Nu hebben wy getoond dat de Tyd (T) waarin een Slinger QA door de Cyclois KL slingert is tot den Tyd (t) der daalinge door zyne halve langte AB, gelyk de omtrek van eenen Cirkel (P) is tot zyne TD Middellyn (D,) (§ 1124.) Waaruit wy krygen t =  —p— -^J-, het welk geeft 2PT = TP, of T : T : : 2P 2P ' ° — P:: 2: 1; gevolglyk is de Tyd der Omwentelinge in den Cirkel in eene Parabool het dubbel van den Tyd der Slinge ringe in de Cyclois, in eenen Slinger naamelyk, wiens langte AQ de helft van de regte zyde der Parabool is. 2523. Daar is nu nog overig te toonen, hoe een Slinger zo kan gemaakt worden, dat hy altyd eene kegelagtige Oppervlakte beschryve, en dat de Bal zyne slingeringen in eene Paraboliscbe Oppervlakte volbrenge. Laat tot dat einde KH * eene Roede of As zyn , loodregt op den Horizon , met een Rad by K, bewogen door het Iaatste Rad in het gaande Werk van de Klok; by H heeft deeze Roede of As eene hard gemaakte staalen punt op eene agaaten spil, om de beweeging zo vry te maaken als moog]yk is. 2524. Laat 'er begeerd zyn dat de Slinger iedere Omwenteling in eene Seconde Tyds volbrenge; dan is het baarblyklyk dat de Paraboloidische Oppervlakte, waarin hy bewoogen wordt, zodaanig zyn moet dat derzelver Regte Zyde de dubbele Langte hebbe van eenen Slinger, die hal ve Seconden in eene Cyclois slingert ( 2522.) Laat O het Brandpunt van de Parabool MEC, en MC de Regte Zyde zyn , en maak AE = MO = MC = de langte van ♦Fig. 1. In de Plaat voor de Leer der Cirkel-Slingers enz.  BESCHOUWING- VAN UURWERKEN. 97 van eenen gemeenen Slinger, die halve Seconden slingert. • 2525. Laat aan het punt A van de Roede eene dunne Plaat AB aan het eene einde .zyn vastgemaakt: en laat dezelve aan het andere, einde B zyn vastgemaakt aan.eenë groote Staaf of Arm DB, buiten de Roede, .aan welke hy by D vast is, regthoekiglyk uitsteekende. Deeze Staaf of Plaat AB is de halve, cubische Parabool , of de Evolute van de gegeevene Parabool MEC gelyk dezelve beschreeven is (van 921 tot 926). ■ 2526. De vergelyking van deeze Cubische Parabool AB was pxx = y3 Laat %i zyn = P , dan is Pxx = y3 en in het Brandpunt, P = 2y in dat geval is 2xx = y2=1/4P2; derhalven is x2 = 1/8 P2 en x = P V~[zt rs p V { = den Afstand van het Brandpunt van den Top A. Door de waardy van x aan te neemen (of x te stellen = T* van eenen Duim) zal men iedere overeenkomstige y, of alle de Ordinaaten van de kromme lyn AB vinden, waardoor dezelve zeer gemaklyk zal kunnen getrokken worden. 2527. Indien de Slinger zyne slingeringen in eene halve seconde moet volbrengen, dan is de Parameter MC = 4,9 Duimen, of 49 tiende deelen van eenen Duim || p = P is = 82,7 tiende deelen, en wanneer men x neemt = aan het getal in de eerste Kolom van de volgende Tafel, dan zullen wy hebben y = aan de getallen in de tweede Kolom Abscissen. ordinaaten Abscissen. Ordinaaten; 0,05 0.274 1,4 2,531 0,1 0,435 1,7 2,880 0,2 0,692 2,0 3,213 0,3 0,906 2,3 3,526 0,4 1,098 2,6 3,823 0,5 1,274 2,9 4,113 0,6 1,438 3.2 4.392 0.8 1.743 3.6 4.748 1,0 2,023 4,0 5.096 1.2 2,284 IV Afd. III. Deel G 2528  98 Wis- en natuurkundige 2528 De Draad van den Slinger moet van zulk eene langte zyn dat hy , wanneer deszelfs eene einde wordt vastgemaakt by B kan leggen over de Plaat AB, en dat hy dan uit A loodregt nederhange met het middelpunt van den Bal in het punt E (of in den top van de Parabool MEC), wanneer hy naamelyk in ruste is. Wanneer vervolgens de Roede KH in beweeging gebragt wordt, zal de Bal van den Slinger beginnen te slingeren , en daar door eene centerschuwende Kragt krygen, die hem uit den As naar zeker Punt F zal voeren, waar hy Seconden of halve Seconden zal slingeren, naar maate de Lyn AE 9,8 of 9/ Duimen , en AB met dezelve overeenkomstig is. 2529. Huygens berigt ons dat veele Klokken van deeze soort gemaakt werden, en wel met goed gevolg, schoon zy egter zo algemeen niet in gebruik kwamen , als die van de gemeene soort, omdat zy zo gemaklyk en schielyk niet konden gemaakt worden. — Dat alles in dezelven afhangt van een beginsel van gelykmaatige beweeginge welke een lange Slinger in eenen Cirkel niet volkomen heeft. — Dat de Wyzer, welke de Seconden aanwyst, met eene geregelde en eenpaarige beweeging, en niet met horten en stooten, gelyk in gemeene Klokken, voortgaat. — Dat deeze Slinger geheel stil is , en niets heeft van dat lastig en aanhoudend getik, het welk lange Slingers altyd eigen is. — Daarenboven kunnen wy aanmerken dat de Slinger om in Seconden te draaijen maar een vierde gedeelte van de langte hebben moet, welke hy noodig heeft om Seconden te slingeren, of net zo lang zyn moet als een gemeene halve Seconden-slinger. Eindelyk kan 'er een gestel bygevoegd worden om den Slinger in ieder gedeelte van den omtrek te doen ophouden, en daardoor te maaken dat hy zelfs Tertiën aanwyze. 2530. Zulk een Kegel-Slinger heeft ongetwyffeld de beste gedaante om een Tydmeeter te zyn, dewyl men 'er zelfs wanneer het noodig is, de kleinste deelen van den tyd door af kan meeten. Maar het gedeelte AB moet uit het punt A in twee deelen verdeeld worden, welke, zich tel-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 99 telkens verwyderende , voortgaan tot aan het einde B, daar de einden van twee fyne ketenen (hoedaanigen in Zakhorologien in gebruik zyn) of van zyden draaden moeten Vastgemaakt worden, welke draaden zich ook moeten vereenigen, wanneer zy voorby het punt A zyn , of een weinig voor dat zy by den Bal F komen. Door dit middel zal de beweeging bestendiger en zekerer gemaakt worden dan door eene enkele ketting. De Arm DB zal ook net in evenwigt blyven door een tegenwigt aan de andere zyde; en eene Schroef zonder einde by K zal hier van meer nuts zyn dan een Rad met tanden; doch dit alles kan men overlaaten aan de ondervindinge en het vernuft van eenen in zynen konst ervaren Werkmeester. ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. De Beschouwing van des Heeren Sully's uitvindinge van een horologisch Radertje, in plaatse van eenen Slinger, ter regelinge van Uur-werken; met eene Verbetering van deeze Uitvindinge. 2531. Dewyl deeze Uitvinding van den Heere Sully op eenen gantsch nieuwen grond steunt welke door Proeven en eene natuurlyke schranderheid, zonder behulp Van eenige wiskundige Beschouwingen, is ontdekt geworden, heb ik reden om te denken dat ik mynen Leezer eenen aangenaamen dienst zal doen, door van deeze nieuwigheid in het byzonder te spreeken; daarenboven zoude het overslaan van zulk eene nuttige verbetering in Uur-werken met reden aangemerkt worden als een gebrek in een Werk, dat in het byzonder geschikt is om over dezelven te handelen. 2532. De Heer Henrik Sully was een Engelsch Horologie-maaker en woonde veele jaaren te Parys Hy schreef in de Franscbe taale eene Verhandeling over Uurwerken, welke ten titel voert, Regle artificielle des Temps, ge G 2  100 WlS- EN NATUURKUNDIGE gedrukt te Parys in den jaare 1717. Nooit heb ik gehoord dat dit Werk in eenige taale is overgezet; uit den titel schynt men te moeten besluiten dat het eene beschryving van zyne nieuwe Klok behelsde; maar de Heer Euler berigt ons in de Handelingen der Academie van Petersburg voor het jaar 1727) dat de Heer Sully, maar weinig meer dan een jaar te vooren, een Berigt wegens zyne nieuwe Klok had uitgegeeven, naamelyk in den jaare 1725. Zonder egter op den tyd der gemeenmaakinge langer stil te staan, oordeelde de Hooggeleerde Heer Euler het der moeite waardig eene verklaaring van deeze uitvindinge te geeven, welke hy ook gegeeven heeft, onder den titel van Verhandeling over zekere nieuwe soort van gelyktydige Kromme Lynen. Ik zal hier een kort begrip van deeze Verhandelinge, ten gevalle van onze Landgenooten, invoegen, 2533. De Uitvinding van den Heere Sully bestond uit een Radertje of klein Wiel AB, zo gemaakt dat het slingerde om zyn middelpunt C (Fig. 2.) door middel van eenen draad met een klein gewigt CP, speelende tusschen twee gekromde Plaaten CE en CF, vastgemaakt aan de Oppervlakte van het Radertje. Maar welken graad van kromte deeze Plaaten hebben moesten , opdat alle de slingeringen gelyktydig zyn mogten ten opzigte van elkanderen , en ten opzigte der slingeringen van eene gegeevene langte, is iets dat de Heer Sully meende te moeten weeten, en alleenlyk door menigvuldige proeven, schoon zelfs dan nog zeer onvolmaaktelyk, ontdekken kon. 2534. Maar om, op Natuur- en Wiskundige gronden, te toonen hoedaanig deeze byzondere soort van Kromme Lyn is, moet men op de volgende wyze te werk gaanLaat CM (Fig. 3.) eene der Plaaten vertoonen, in eenen stand, welke niet natuurlyk is, of wanneer het Radertje naar eene zyde gedraaid is. Laat CB eene verticaale Lyn zyn, evenwydig aan de streek van den draad MP, raakende de kromme lyn in M. Trek dan, uit het raakpunt M MT loodregt op CB, welke ook loodregt zyn zal, op  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 101 cp de kromme Lyn in M. Trek de regte Lyn CO, bevattende den hoek BCO, waarmede het Radertje uit zynen natuurlyken stand gebragt' wordt. Beschryf om het Middelpunt C, met eenen straal naar welgevallen, den Boog BO , afmeetende den Hoek BCO. 2535. Het is dan baarblyklyk dat het Gewigt of vermoogen P, aan het einde van den Draad, poogen zal het Radertje weder in zynen natuurlyken stand te brengen door eene Kragt, welke zyn zal als PXTM ( 1049). Maar dewyl de aanvoeging van deeze Kragt telkens verandert ten opzigte van het Stutpunt C, moeten wy eene gelyke Kragt vinden , om aan den straal CO gevoegd te worden, en in eenen winkelhoek te werken by het punt O. Verlang PM tot N in eene regte Lyn, horizontaal getrokken door het Middelpunt C. Dan zal, omdat CN is = TM, het Uitwerksel van het vermoogen P, om het Radertje te doen draaijen , even groot zyn , alsof het gevoegd ware aan den straal CN in N, en in eenen winkelhoek daaraan werkte. 2536. Maar uit de natuur van den Hefboom ( 1051) hebben wy CO: CN:: P: p = het Gewigt aan te voegen by O, welks 'Kragt gelyk zal zyn aan die van P, aangevoegd by N. Maar CN is = TM. Derhalven is P X T M CO: TM:: P: p; en dus is p = _. — Dewyl dan P en CO bestendige Grootheden zyn, hebben wy p in alle gevallen evenredig aan TM 2537 Wy moeten vervolgens aanmerken dat het vermoogen (p), in eenen winkelhoek werkende by O , CO tot eenen Slinger zal maaken; en verder dat, indien het vermoogen (p) (het welk de yersnellende Kragt is) evenwydig is' aan de doorgeloopene ruimte, de beweegingen van den Slinger "gelyktydig zyn zullen ( 999.) Maar de ruimte, welke doorgeloopen moet worden, is de Boog OB of de Hoek OCB ; om. derhalven deeze gelyktydigheid in den Slinger, en gevolglyk ook in het Radertje, teweeg te brengen, wordt de gantsche zaak tot dit Voorstel geG 3 bragt:  102 Wis- en natuurkundige bragt: Om eene kromme Lyn CME te vinden van zulk eene hoedaanigheid dat , eene regte Lyn CO in zekere rigtinge gegeeven zynde, en op dezelve, uit een gegeeven punt C, eene andere regte Lyn getrokken wordende, loodregt op den straal der Kromte, in zeker punt M, bet gedeelte TM altyd evenredig zyn zal aan den Hoek TCO 2538. Wanneer nu eenige Grootheden aan elkanderen evenredig zyn, dan hebben ook derzelver Naderingen dezelfde Reden tot elkanderen ( 789). Laaten derhalven M en m (Fig. 4,) twee punten zyn in de kromme Lyn, oneindiglyk digt aan elkanderen; trek CM, Cm, en de twee regte Lynen MT en mt, regthoekiglyk op elkanderen in R, het Middelpunt der Kromte by het gedeelte M. Laat ook de Loodlynen CT en Ct op de gemelde regte Lynen vallen. Dan is TCp de Nadering van den Hoek TCO en Tp de Nadering van de regte Lyn TM Het is nu baarblyklyk dat, ten aanzien van den Naderhoek TCp, de zyde TC de straal, en Tp de Raaklyn is. Derhalven zal de Nadering van den Boog OB welke Bb is, bestendiglyk zyn als Tp, de Naderende Raaklyn van dien Hoek. 2539 Laat CB = zyn aan CT = den Straal, en dewyl de Straal van een Cirkel bestendig is, zo is derzelver Nadering niets, dat is pt is = 0; derhalven is CT loodregt op TM in het Punt R, of het Middelpunt van den Cirkel der Slingeringe in het punt M. 2540. In dit geval is de Nadering van den Hoek OCT niet slegts evenredig, maar zelfs gelyk aan de naderende Raaklyn Tp. Want de Nadering (z) van zekeren boog z en de Nadering (t) van de Raaklyn des zelfden Boogs worden uitgedrukt door deeze Vergelykinge z = a2t ( 823.) En derhalven wordt, wanneer t is = 0, of wanneer de Raaklyn in haaren groeijenden of naderenden staat ,. , ,. . a2 t is die vergelyking z = — — t, 2541 Maar wanneer de Naderingen van gelyktydiglyk  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 103 naderende Deelen gelyk zyn, dan toonen zy ook de gelykheid van deeze naderende Deelen zelve , of liever zy toonen dat TM , de Straal der Kromte , altyd gelyk is aan den Cirkelboog TO, welke in den zelfden tyd beschreeven is. 2542. Hieruit is de Natuur van de kromme Lyn CM blykbaar, zynde dezelve geene andere dan de Evoluta van eenen Cirkelboog OT (Fig. 5.) wiens begin is aan het punt van den Cirkel O , en die beschreeven wordt door de ontwikkelinge van dien Cirkel , wiens gemeene Straalen zyn CT = CO. In deezen voortgang hebben wy eene andere manier van betoogen gebruikt dan de Hooggeleerde Heer Euler, en wy oordeelen dat onze betoogtrant natuurlyker, klaarer en beknopter is dan de zyne. 2543. Hieruit blykt dan dat de Laminae of Plaatjes OF,' OE (Fig. 5.) gemaakt worden door de ontwikkelinge van den Cirkel ADO gelyk aan den omtrek van het Radertje, en te beginnen van het Middelpunt O in den omtrek, en niet van het ■ Middelpunt C, als in het samenstelsel van Sully. In het zelfde punt O moet ook de draad OP vastgemaakt worden, welke door zyne zwaarte P zal bewoogen worden tusschen de Plaaten OE, OF, en daardoor de eens begonnene beweeging van het Radertje doen volharden , en de Slingeringen gelyktydig maaken , door eene Kragt, die steeds evenredig is aan de hoekige Ruimte, welke in iedere Slingeringe beschreeven wordt. 2544. De volgende zaak, die men bepaalen moet, is de volstrekte tyd eener Slingeringe in een gegeeven Radertje. Dit geschiedt door de langte van eenen Slinger te vinden, slingerende in eene Cyclois , gelyktydig aan het Radertje. De manier om dit te doen heeft onze beroemde Hoogleeraar eerder aangeweezen dan betoogd; wy zullen hier derhalven de beginsels, welke hy als bekend vooronderstelt, en waarop dit gedeelte van zyne Beschouwinge rust, invullen. 2545. Tot dat einde moeten wy aanmerken dat het, G 4 ten  104 WlS- EN NATUURKUNDIGE ten aanzien der pooginge' of 'ingeschaapene Kragt der LigChaamen om te daalen, onverschillig is of wy de hoeveelheid der stoffe beschouwen als verspreid door zekere Ruimte, of als geheel verzameld in een enkel punt ; dewyl deeze pooging om te daalen altyd evenredig is aan de Hoeveelheid van stoffe, vermenigvuldigd door de Zwaartekragt ( 1000) Dus verschilt het, ten aanzien van eene Slingerende of Hoekige Beweeging van Ligchaamen om een Middelpunt of As, in het geheel niets hoe de hoeveelheid van stoffe geschikt is; of wy dezelve naamelyk beschouwen in de gedaante van eene cirkelronde Vlakte of in die van eene Regte Lyn) dit laatste is egter allernatuurlykst, want het is die gedaante, waarin de gemelde hoekige beweeging beschreeven wordt. 2546. Indien derhalven de Straal van het Radertje beschouwd wordt als belaadèn met zyn gantsche Gewigt (Q), dan zullen wy vinden dat zyne kragt van Weêrstandbiedinge aan zulk eene hoekige beweeging uitgedrukt wordt door Qgn, ( 2286) , waar g is = 1/2 = den Afstand van het Middelpunt der Zwaarte, en n = 2/3 = den Afstand van het Middelpunt der Slingeringe, zynde de Langte van den Straal = 1 De gantsche ingeschapene Kragt van den Straal of het Radertje om eene Cirkelronde Beweeging te wederstaan is derhalven als 2/3 Q. ' ■ 2547. Maar wanneer wy het Radertje 'in Beweeging beschouwen , dan zal deszelfs werkende Kragt (de vis viva genoemd) zyn als de ingeschaapene Kragt vermenigvuldigd met de Snelheid van het Middelpunt der Kragt Maar dit Middelpunt der Kragt staat. in eene cirkelsneede van den Straal van het Middelpunt des Cirkels af ( 1098) het is derhalven het zelfde in de Cirkelronde Vlakte of het Radertje indien dan de Snelheid van een Punt in den omtrek zodaanig is als vereischt wordt door de Daalinge van een zwaar Ligchaam door de Ruimte S, welke gelyk zal zyn aan 2S ( 993) dan zal de Snelte van het Middelpunt der Kragt zyn 3/2 S (want 1 is: 2S :: 3/2 S), gevolg-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 105 volglyk zal de gantsche Kragt van het beweegende Radertje zyn 1/3 Q x 3/2 S = 1/2 QS, en dus zal de Nadering van deszelfs Beweeginge zyn 1/2 Q s. 2548. Maar deeze Nadering der Beweegirig in het Radertje is het uitwerksel der werkinge van het Gewigt P, door middel van den Draad PO op de Plaat OE. Laat v zyn = de Snelte of de doorgeloopene Ruimte. in een oneindig klein Tyddeeltje door het Gewigt P; dan is de Kragt Pv en dewyl dezelve de beweeging 1/2 Qs in het Radertje veroorzaakt, moet zy hieraan gelyk zyn,. dat is Qs'. P X v is = 1/2 Qs en dus is v = - 2549 Dit is het geval van het Radertje en deszelfs gewigt P in het begin, van eene Slingeringe, wanneer de stand van het geheel is, gelyk dezelve in Fig. 6. is aangeweezen. :Wanneer BDT het Radertje is, TA eene der Plaaten, en de straal der Kromte BA eenen horizontaataalen stand heeft, dan is AP de loodregte Rigting van het Gewigt P, Laat vervolgens CB loodregt op AB vallen, en laat het Radertje door de werkinge van het Gewigt P, in het eerste. oogenblik,.. met de hoekige beweeging TCt voortgaan, dan zal ta het gedeelte van de Plaat zyn, waarop het vermoogen werkt, en Ba zal de horizontaale straal der Kromte zyn. De Streeklyn is nu ap en het vermoogen P is voortgegaan van P tot p, door de loodregte Ruimte Pq = v. 2550. Beschryf om het Middelpunt C, ,met den Straal Ca, den kleinen Boog ad, en trek Ca, Cd dan is Ad = Pq; en de regthoekige Driehoeken Aad en BaC zyn gelykvormig; derhalven is Ad: Aa:: Ba: BC; en hieruit krygt men Ad = v = -——-. Maar Aa ' . B a x T t ' _ Qi is = Tt; waaruit volgt dat is = v QS d (> 2 r ( 2548). Derhalven is 2P X Ba X Tt = BC X Q X s = (omdat Ba is = BT 2P X BT X Tt Gevolglyk is 2P x BT •  106 WlS- en natuurkundige 2551. Maar Tt is de Ruimte, beschreeven door het Punt T in het eerste Tyddeeltje. Derhalven is dezelve als de aanvanglykc Snelheid is; gevolglyk is s/Tt als s/v maar s/v is = T, de Nadering van den Tyd der Slingeringe, dewyl wy in alle gevallen van nederdaalende Ligchaa men hebben S/V = T ( 991). 2552. Dus de Nadering van den, tyd der Slingeringe in het Radertje bepaald hebbende, zullen wy het Naderende Deel, of den tyd zelven ligtelyk ontdekken, door zulk eene slingering met eene gelyktydige slingering in de Cyclois te vergelyken. Laat dus (Fig. 7.) AN de halve Cyclois zyn, juist gelyk aan den halven Boog der slingeringe BT ; neem daarin Nn = Tt en trek door N, n de Lynen PN, pn regthoekig op den As der Cyclois, en laat AO O de Langte van den Slinger zyn, beschryvende den zelfden As, door de ontwikkelinge der Cycloidische Kreuken, gelyk wy getoond hebben ( 1120) 2553. Trek vervolgens uit (n) nt loodregt op PN, en de Nadering van den Tyd eener slingeringe zal zyn als — ( 2551)> welke derhalven gelyk moet zyn aan de Nade ringe van den Tyd der Slingeringe, naamelyk tn/Nn = s/Tt = 2P X BT Q x BC Maar uit de Natuure der Cyclois ( 1117 . , ,, nt AN tot 1126) hebben wy nt/Nn = AN/AO omdat derhalven AN is = BT, zo is 1/AO = 2P/QxBC ( 2550), het welk geeft Q X BC = 2P x AO en dus krygen wy deeze evenredigheid Q : 2P : : AO : BC dat is, bet Gewigt van bet Radertje is tot het Gewigt P twee maal genomen, gelyk de Langte van eenen Slinger, slingerende in ee nen  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 107 nen gegeeven Tyd, is tot de Middellyn van het Radertje, het welk zal slingeren in den zelfden tyd. 2554. Stel, by voorbeeld, dat men begeerde te vinden den Straal van het Radertje, dat juist in eene Seconde tyds zal slingeren. Dan is AO = 392 Tiende deelen van eenen Duim; en stel Q: P:: 100: 1 dan is BC = 2PxAO/Q ■ 784/100 = 7,84 Tiende deelen van eenen Duim. De Middellyn nu 2BC is = 1,568, of een weinig meer dan 1 1/2 Duim. 2555. Het was noodig het Gewigt P zeer klein te stellen in vergelykinge van het Gewigt Q van het Rad of Radertje , opdat deszelfs Vis Inertiae onaanmerklyk zyn mogt want moest men die in aanmerkinge neemen, dan moest zy van de kragt, welke wy schikten om het Radertje te beweegen, worden afgetrokken , en dit zoude de Beschouwing ingewikkeld, of de uitvoering zelve onvolkomen maaken. 2556. Eene andere noodige voorzorg, welke men in dit geval moet in agt neemen, is dat de streek van den draad onder de vouwen altyd loodregt zy, of dat het Gewigt P niet de minste trillende beweeging hebbe, dewyl dit" een verschil in deszelfs kragt op het Radertje , en eene onregelmaatigheid in de beweeging en den tyd der slingeringen zoude veroorzaaken. Een voornaam middel om dit te beletten is dat de draad onder de Plaaten van eene aanmerkelyke langte zy, opdat de Straal BC van het Rad maar eene kleine evenredigheid tot denzelven hebben mooge. 2557. Maar dewyl een lange Draad onbestaanbaar zyn zal met het maaksel eener Klok van eene draagbaare gedaante, is 'er een ander middel tot weering van beide de voorgestelde ongemakken, het welk tevens eene groote verbetering zyn zal voor de uitvindinge van Sully. Dit bestaat in een zeer groot Rad ADG (Fig: 8.) by het kleine Radertje BHI van Sully te voegen ; en dan zal 'er, dewyl 'er veel grooter Kragt vereischt wordt om het samen ge-  108 Wis- en natuurkundige gestelde Rad in beweeging te brengen, grooter ongelykheid plaats hebben tusschen deszelfs gewigt en dat van P; en eene veel kleiner beweeging van den Draad BP uit hoofde der langzaame beweeging van het dus veranderde Rad. -■ 2558. Opdat de reden van dit alles des te beter blyken mooge, zo laat TCT (Fig. 5.) de Naderende Sneede van het Rad zyn, en Tt = z de Nadering van den omtrek ; dan zal de inhoud van de gemelde Sneede zyn 1/2 CT = z, de afstand van het Middelpunt der Zwaarte 2/3 CT, en dat van de Slingeringe 3/4 CT. Vervolgens hebben wy (stellende CT = r) deszelfs Kragt om de cirkelronde beweeging tegen te gaan (§ 2487) dus uitgedrukt: Qgn = 1/2 rz x 2/3 r x 3/4 r ( 1098) = 1/4 r3 z Maar wy hebben 1: C:: r: z:: de Straal: den Omtrek derhalven is z = Cr, en dus zal de Kragt van het Rad zyn 1/4 r4 C, of als de 4de Magt van den- Straal. 2559 Wanneer derhalven R is = den Straal van het bygevoegde Rad, zal de Kragt van het gantsche werk aangroeijen, in evenredigheid aan R4, dat is de Langte van den gelyktydigen Slinger zal zyn als AO = QxBCxR4/2P AOxR4 ( 2553) 2560. Nademaal de Tyd eener slingeringe van den Slinger AO 1 is, zo zullen wy voor den tyd T eener slingeringe in den Slinger AO x R4 hebben I2 T2 AO AO X R4:: 1: R4 derhalven is T2: R4, en T = R2 zodat, in gevalle T is = 2 , R is V' wanneer T is = 3 is R = V3; en wanneer T is = 4, dan is R = 2 en zo vervolgens. Waaruit blykt hoe langzaam het Rad, dus vergroot zynde, zal bewoogen worden, en hoe weinig de Veer BP uit dien hoofde uit eenen verticaalen stand zal te brengen zyn. 2561. Zodaanig is de beschouwing en het Maaksel van het Antomaton Sullianum, met deszelfs verbeterde Rad; en behalven deeze verbetering, welke in het byzonder aan dit  Beschouwing van Uurwerken, 109 dit Uur-werk eigen en geheel nieuw is,, vindt men nog eene eigenschap in hetzelve , welke in geenen anderen Tydwyzer plaats heeft, en dezelve; is de langzaame beweeging van het Rad, waardoor de tyd der Slingeringen zeer lang, en by gevolg gelykmaatiger wordt. Dit deed den Heer Euler denken aan een Uurwerk , het welk ,• op deeze wyze gemaakt zynde, ter Zee van dienst zoude kunnen zyn , en meer nut doen om het verschil van Tyd of Langte te vinden , dan eenige andere soort van Klokwerk, waarvan men zich tot heden toe heeft kunnen bedienen. AGTTIENDE HOOFDSTUK. Het Maaksel van eenen Hoekigen Slinger , van eene algemeene Natuur , en geschikt voor een Stuk om den Tyd van de Beweegingen der Planeeten af te meeten, welke, in de zelfde Langte , in eenen gegeeven Tyd zal slingeren. 2562. Tot heden toe is 'er geene andere soort van Slingers in gebruik geweest dan zulken, wier Tyden van slingeringe alleen van de Langte afhingen; want dit is het geval van den cirkelronden, zo wel als van den Cycloidiscben Slinger. Eene natuurkundige Beschouwing geeft ons egter een middel aan de hand om Klokwerk te regelen door eenen Slinger, welke, in alle gegeevene Langten, in eenigen begeerden Tyd zal slingeren. 2563. Om dit te betoogen," behoeven wy alleenlyk de Natuur van eenen gemeenen Slinger van het eenvouwdigst maaksel, in aanmerkinge te neemen, naamelyk die van 'eene gelykvormige Roede of een parallelogram , waarvan men de Langte stelle = a, en de Zwaarte = w dan is de Kragt van de Roede 1/3 a2w = w X 1/2 a X 2/3 a ( 2386). Indien nu de Slinger hervormd, of verdeeld wordt in twee gelyke deelen: en indien beide deeze deelen beweegen of slin-  110 Wis- en natuurkundige slingeren om het zelfde middelpunt als te vooren, dan zal, wanneer deeze deelen van elkanderen gescheiden worden, op eenen gelyken afstand van de Toplyn, het Zwaarheidsmiddelpunt (het welk wy nu x zullen noemen) nader komen aan het Hangpunt, en het Middelpunt der Slingeringe (n) zal in dezelfde evenredigheid verder afwyken; want wy zullen altyd hebben 1/3a2w / xw 1/3a2 / = x = n en dus is xn = 1/3a2 eene gegeevene grootheid. Derhalven zal (n) omgekeerd zyn als (x). 2564. Gevolglyk zal ook de tyd der slingeringe grooter zyn in den zelfden Slinger van twee deelen, naar maate die deelen grooter Hoek met elkanderen uitmaaken; of, om eigenlyk te spreeken, de Tyd van eene slingeringe zal zyn in de omgekeerde vierkante Reden van het Vervulsel van de Hoekmaat der helft van dien Hoek. 2565. Laat, opdat wy dit door een voorbeeld ophelderen, ACB (Fig. 9.) een gemeen lineaal van vereeniging zyn, welks twee deelen ACD en BCD men digt aaneengevoegd stelle; laat door het Middelpunt der vereeniginge C een klein gaatje geboord worden, zodat het lineaal aan eenen gladden draad worde opgehangen , om vryelyk te kunnen slingeren. Laat AC zyn = a, de afstand van het Middelpunt der Zwaarte CG = 1/2 a; en die van het Middelpunt der Slingeringe CN = 2/3 a. Laat ook het gewigt van het gantsche lineaal zyn = w. Dan zal (gelyk wy reeds gezegd hebben) de Langte van eenen gelyktydigen enkelvouwdigen Slinger zyn 1/3a2 / 1/2a = n = 2/3a & (1095) 2566. Laat nu het Lineaal geopend worden, of laaten de twee beenen AC en BC van de Loodlyn CD af gebragt worden, tot op eenen gelyken afstand aan weêrzyde, naamelyk tot HC en IC; laat CK zyn = CL (= 1/2 AC) = CG en beschryf om het Middelpunt C den Boog KGL ; trek KL welke de toplyn CD in O snyde. Dan is het Punt O' het nieuwe Middelpunt der Zwaarte ix  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 111 in het dus geopende Lineaal; en CO is = x en de nieuwe 1/2a2w / xw afstand van het Middelpunt der slingeringe zal zyn = 1/3a2 / x = n 2567. Voorbeelden zullen deeze leer zeer duidelyk maaken. Vooronderstel dat men begeere dat de beenen van het paslineaal tot zulk eenen hoek geopend worden, dat de tyd eener slingeringe juist gelyk zy aan dien van eenen enkelen Slinger, wiens langte gelyk is aandie van het Lineaal CD; in dit geval hebben wy n = a, derhalven is x = 1/3a = CO waaruit men deeze Evenredigheid zal krygen, CO is: CK:: 1/3 a: 1/2 a) ::10: 15 de Straal: de Snylyn van 480r2 = HCD, de helft van den Hoek HCI, gelyk men begeerde. 2568. Stel, tot een tweede voorbeeld, CN = 9,8 Duimen, of CD = 14,7; dan zal het geslooten paslineaal juist halve Seconden slingeren. Laat 'er nu begeerd wordende vinden tot welken hoek het moet geopend worden , opdat iedere Slingering in eene Seconde mooge volbragt worden. In dit geval is n baarblykelyk = 39,2 Duimen. Gevolglykis 1/3a2 = 392 x derhalven is a2 = 117,6x en dus is 117,6: 14,7:: 14,7: 1 837 = x = CO. Dan is CO: CK:: 1,837: 7.35:: de Straal: de Snylyn van 75032 = HCD den halven begeerden Hoek. 2569. Wanneer x is = 0, dan wordt de afstand van het Punt N oneindig, en de tyd der slingeringe ook; dat is de twee beenen CH en CI zyn dan in eene regte lyn, en in ruste Maar deeze gedaante van eenen Parallelologrammischen hoekigen Slinger zal voor al te groote Weêrstandbieding van de lugt bloot staan, en daarenboven is dezelve een derde gedeelte langer dan noodig is; opdat dan zulk een Slinger alle voordeelen hebben mooge, zo moet dezelve in de gemeene gedaante van eene Roede en Bal aan het einde zyn. 2570. De Roede en Bal van deezen nieuwen Slinger moeten derhalven dubbel zyn. De Bal kan bestaan uit twee. halve ronden, of uit twee aan de eene zyde vlak en aan de  112 Wis- en natuurkundige de andere bolronde • ligchaamen zodat derzelver vlakke zyden, aaneengevoegd zynde, of eene, volmaakte Spheer, of anders een dubbel en 'gelykelyk bolrond Ligchaam uitmaaken. Laaten AB, AC (Fig. 10.) de twee deelen uitmaaken van zulk eenen hoekigen Slinger, gehangen aan het Punt A, en geopend tot den Hoek BAC, juist in twee deelen gesneeden door de verticaale lyn AD. Maar wanneer die twee deelen digt aaneengevoegd zyn , dan maaken zy den eenvouwdigen Slinger AE En laat hier het gewigt van de' Roede AE (= aan het gewigt van AB + AC) zyn = b, en het gewigt van den Bal = c. 2571. Dan, wanneer de Slinger geopend is tot aan den Hoek BAC is het Middelpunt der Zwaarte opgeligt, uit een Punt naby E tot O, in de toplyn AD, gelyk blykt, wanneer men de lyn BC trekt; vervolgens wordt het Middelpunt der slingeringe (n) overgebragt tot eenen grooter afstand naar evenredigheid. Want wanneer men AE (= AB stelt = a, en AO = x; dan hebben wy 1/3a2b x a2c . 1/3b + c x X b + c = n  (1094), waaruit wy krygen 1/3b+c / b+c x aa = xn. 2572. Stel BO = y dan is a2 = (AB2 =) x2 + y2 en dus is x x2 + y2 = xn derhalven zullen wy overal hebben x2 + y2 als xn gevolglyk is y2 = xn - x2 welke eene vergelyking is voor eenen Cirkel ( 819), en toont dat de Plaats voor den bal B de omtrek van eenen Cirkel is, wiens Middellyn is n = AD de langte van eenen gelyktydigen Slinger voor den hoekigen Slinger BAC 2573- Hieruit blykt ook dat de geheele Cirkel ABDC (gesteld zynde dat dezelve zwaar zy; of eenig gedeelte BAC (zynde de punten B, C even ver af van A) slingeren zal in den zelfden tyd met eenen Slinger, die gelyk is aan de Middellyn AD. Dit alles heeft Huygens betoogd uit gantsch andere beginselen, welke hy zelf zeer wel begreepen heeft 1574  - BESCHOUWING VAN UURWERKEN. II3 2574. Het is baarblyklyk dat de tyd van Slingeringe In deezen hoekigen Slinger naar welgevallen kan veranderd', en grooter of kleiner gemaakt worden, naar maate de gelegenheid zulks vereischt. Gevolglyk is deeze Slinger geschikt om den tyd in eene Klok af te meeten van den kortsten Starre-dag af tot den langsten Maan-dag toe, en dient dus tot de zelfde einden, als de algemeene Slinger, die in het Xde en XIde Hoofdstuk beschreeven is. 2575. Wy moeten dan tot dit einde de waardy van x in aanmerkinge neemen ; wanneer de Slinger digt is in 2ac+ab AE, dan is = g ( 2127); maar dezelve is 1/3b+c 1/3 b+c altyd aan x aa ( 2571), derhalven is = nXb+c nxb+c Xa2 = 2ac+ab / 2xc+b het welk deeze Evenredigheid geeven zal a : n: : c + 1/2 b: c + 1/3 b. Ook is, volgens de eerste Vergelyking a :g :: c + b.: c + 1/2 b; de zelfde Evenredigheden, welke wy te vooren ( 2129) gehad hebben. .2576. Laat t zyn = den Tyd der slingeringe van den Slinger, wanneer dezelve geschikt is naar den Starre-dag van 1436 en T zy = den Tyd van deszelfs slingeringe, wanneer die geschikt is naar den Zonne-dag van 1440' (2413). Dan hebben wy t2 T2 :: t: T2/t =N: = de langte van den gelyktydigen Slinger voor den Zonne-dag. 2577. Laat p zyn = c+1/2b / c+b dan is pa2 = N x ; derhalven is pa2/x = N=: T2/t is tpa2 = T2x maar wy hebben g : x : : de Straal de Medehoekmaat van den Hoek BAO :: r : c; hieruit volgt dat gC/r is = x = tpa2/T2 gevolglyk is gCT2 = rtpa2 en derhalven is IV. Afd. 111. Deel. H tpa  114 WlS- EN NATUURKUNDIGE tpa2/ gT2 = C, zynde de Straal (r de Eenheid.) En dus hebben wy, dewyl t, p, a, g gegeevene grootheden zyn , C als x/T2 of de Medehoekmaat van den Hoek BAO als het Vierkant van den Tyd der slingeringe omgekeerd. 2578. Wanneer wy maaken b; c : : 1 : 10, dan zullen wy hebben c + 1/3 b c 1/2b t : a:: 1436 : 1463, 4 = a ( 2413) = de langte van de Roede AE, wanneer de Slinger digt geslooten is; en de langte wordt, zo wel als de tyd der slingeringe van eenen gelyktydigen Slinger uitgedrukt door (t) voor het geval van eenen Starre-dag, en T is = 1440. 2579. Nog eens, dewyl in dat geval c + b :c + 1/2 b :: a: g ( 2475) :: 1463,4 1397 is = g, zo hebben wy tpa2 / gT2 = C= 83o58 = ABO, waarvan het vervulsel BAO is = 6o02 derhalven is BAC = 12o 04 de Hoek, tot welken de Starre-Slinger moet geopend worden, om den Zonne-tyd te slingeren , tot gebruik in gemeene Klokken. 2580. Laat de Tyd der slingeringe van den Slinger voor den langsten Maan-dag zyn T = 1500 dan zal de Hoek, T2C waartoe de Slinger moet geopend worden zyn C = T2C/T2 = 66o25 waarvan het Vervulsel is 23o35 het welk verdubbeld zynde geeft 47o10 = BAC, den Hoek, waartoe de Slinger moet geopend worden voor den langsten Maan-dag 2581. Door de zelfde Grondles krygt men, stellende T = aan eenig getal van Minuuten op den voorgestelden dag voor eene gegeevene Planeet ( 2223), den Hoek, waartoe de Slinger moet geopend worden, om den waaren tyd voor dien Planeet-dag te slingeren. Doch om den Leezer moeite uit te winnen, zal ik hier eene Tafel geeven , waardoor de Planeet- en Maan-Schaalen kunnen gevoegd worden by eenen Slinger van deeze nieuwe gedaante.  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 115 o / o / 1436 - 0 0 1455 13 5 1436 1/4 - 1 31 1460 14 40 I436 1/2 2 8 1465 - 16 5 1436 3/4 - 2 37 1470 17 24 1437 3 3 1475 18 36 1438 - 4 17 1480 ■ - 19 42 1439 ■ 5 14 1485 • 20 45 1440 - 6 2 1490 - 21 45 1445 - 9 2 1495 ■ 22 41 1450 11 15 1500 — 23 35 2582. Volgens deeze Tafel kan een Cirkelboog aan een gedeelte, tot 23o35' ter wederzyde van de Toplyn , in Graaden verdeeld worden; en dan vervolgens in 64' Tyds aan een ander gedeelte, naast aan de Graaden; waardoor eene nette Schaal voor den Slinger kan gemaakt worden, welken men, door middel van dezelve, kan schikken naar den Tyd of de Langte van iederen gegeeven Planeet-dag. 2583. Men moet aan het vernuft van den Werkmeester overlaaten om de toepassing van alle deeze 'regelen op de gevoeglykste wyze te maaken, en de Langte van den Slinger te bepaalen, het geen geschiedt door de Langte in tiende deelen van eenen duim te neemen, evenredig aan de getallen, waarvan wy te vooren gebruik gemaakt hebben, voor de Langte van eenvouwdige en samengestelde Slingers. Wanneer dus de Langte van 1/2 Seconden Slingers is 98, dan zegt men 1444 is: 1463.4:: 98: 99, 32 = a = AB in tiende deelen van eenen Duim. De Langte van AB is derhalven 9,93/100 Duimen. 2583. Hier uit blykt hoe wel deeze Hoek-Slingers geschikt zyn om Planeet-dagen af te meeten, en misschien kunnen zy in sommige opzigten nuttiger tot dat einde bevonden worden dan die, welke wy te vooren (Hoofdstuk XI) beschreeven hebben. Deezen hebben egter eene eigenschap, welke de reeds beschreevene Slingers niet hebben, te weeten dat de tyd van derzelver slinH 2 gerin-  116 WlS- EN NATUURKUNDIGE geringe verlangt of verkort kan worden, naar welgevallen. Stel, by voorbeeld, dat men begeerde dat de bovengemelde Slinger net Seconden slingerde. Dan heeft men T : T: : 1 2 en T2 : T2 : : 1 4; derhalven is T2C / T2 = C ( 2580), de Medehoekmaat van den Hoek BA0 = 76o54 in dit geval; in dat van de eenpaarige Roede of regte Lyn, was hy 75o32 ( 2568). NEGENTIENDE HOOFDSTUK. De Leer wegens verscheidene nieuwe Elliptische en Horizontaale Slingers van verschillende Gedaanten, welke in zekeren gegeeven tyd zullen slingeren. 2585. Behalven de manieren, welke wy reeds voorgesteld hebben, tot het vervaardigen van eenen algemeenen of Planeet-slinger is 'er nog eene andere, welke, dewyl zy eenige byzondere en fraaije eigenschappen bevat , myns oordeels, de opmerking van den Horologie-maaker verdient, zodat een berigt wegens dezelve hem niet mishaagen zal. 2586. Stel dat AB eene onbuigbaare Lyn zy (zonder Zwaarte); * en laat in eenig Punt daarin genomen, als L, voorgesteld worden daar aan te voegen eene zwaare Roede of Staaf FLG in tweën gedeeld in L, welke zydewaards bewoogen zynde, zal slingeren in den zelfden tyd, als de enkele Slinger AB zynde het punt A het hangpunt voor beiden. Laat m het voortbrengende punt zyn, waardoorde Roede beschreeven wordt, en trek Am. Stel AL = x Lm = y Am = d en AB = n , 2587 * Zie Fig. 1. in de Plaat , welke tot opschrift heeft , Nieuwe Slingers van verschillende soorten.  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 117 2587. Dan is dd = x2 + y2 • en d2y = x2y + y2y = de Nadering y van de deeltjes in de Roede FG, vermenigvuldigd met het Vierkant van deszelfs Afstand; het Naderend Deel daarvan is x2y + 1/3 y3 zynde derhalven als de Som van alle de deeltjes, ieder vermenigvuldigd met het Vierkant van deszelfs afstand van het Hangpunt in A; de Zwaarte van de Roede is als haare Langte, naamelyk als (y) derhalven is x2y +; 1/3y3 = n = x2+1/3y3 = AB ( xy x 1094). 2588. Hieruit krygen wy x2 + 1/3 y2 = nx; en derhalven 1/3yy = nx - x2 Deeze Vergelyking nu is baarblyklyk die van eene Ellips ( 707), gelyk die van eenen hoekigen Slinger eene Vergelyking was voor eenen Cirkel ( 2572) Waaruit blykt dat de twee uiterste einden F en G van de Roede in de Perimeter van eene Ellips zyn. 2589. Om de soort van deeze Ellips te bepaalen, in de Vergelykinge y2 = 3nx - 3x2 zo laat x zyn - AC = 1/2n de halve kleine Middellyn; dan is y = CE= 1/2 a, de halve groote Middellyn, welke Waardyen, voor x en y in de Vergelykinge gesteld zynde, geeven 3n2 = a2 waaruit volgt dat a2 is : n2 : : 3 : 1 :: a : p = de Parameter van de Ellips ( 764). Derhalven is p = 1; a = 3 = DE; en n = Y 3 = AB waardoor de Ellips bepaald, of in haare soort aangeweezen wordt. 2590. Het is niet ondienstig hier, ten gevalle der jonge Leezeren, aan te merken dat de Wiskundigen onderscheid maaken tusschen hunne Voorstellen , verdeelende die in Vlakke of in Ligchaamelyke. Door de eersten verstaan zy die , waarin de Grootheden der Vergelykinge, maar uit twee Afmeetingen bestaan (dewyl eene Vlakte slegts Langte en Breedte heeft;) dus is de Vergelyking y2 = xn - x2, een vlak Voorstel, omdat y2 + x2 is = nx = den Regthoek van twee Afmeetingen n en x. Maar de Vergelyking , welke wy nu zo even gevonden hebben, yy = 3nx - 3xx (of y2 + 3x2 = 3nx ( 2588) heeft drie afmeetingen (naamelyk 3, n x); en is derhalven een H 3 Lig-  118 Wis- EN NATUURKUNDIGE Ligchaamlyk voorstel dewyl een Ligchaam Langte, Breedte en Dikte heeft. 2591. Wy merkten ( 2573) aan, dat het vlakke voorstel den gantschen Cirkel maakt, of dat zekere twee punten of deelen van denzelven even ver af zynde van A • (Fig. 2.) gelyktydige Slingers, geeven. Maar het tegenwoordige Ligchaamelyke voorstel toont dat zekere Lyn , door de Ellipsen regthoekig op de kleine Middellyn AB bepaald, en gevolglyk dat de Vlakte van de Ellips zelve , of eenig gedeelte van dezelve tusschen een of twee regte Lynen (regthoekig op den kleinsten As AB) de slingeringen allen in gelyke tyden volbrengen zullen. 2592. Deeze gedaante nu van eenen Slinger is zeer wel geschikt voor korte slingeringen, en kan derhalven gebruikt worden voor Uurwerken, welke men by zich draagen, of op eene tafel zetten wil, hoe klein men die ook verkieze te maaken. Want 'er zyn driederleie soorten van Slingers, welke men uit deeze Elliptiscbe Vlakte maaken kan. 2593. De eerste is een Slinger AMN alleenlyk met eene horizontaale Langte, slingerende om het punt A, en hebbende dus deeze zonderlinge uitmuntendheid dat zyne slingeringen voor geene belemmeringen, voor geene veranderingen altoos bloot staan, noch door de verschillende Zwaartekragt in de onderscheidene streeken der Aarde, noch door verschillende graaden van Hette of Koude; daar de slingeringen van alle lange Slingers hier door wel voor veranderinge bloot staan. Gevolglyk zyn ten aanzien van deezen Slinger die geduurige verbeteringen niet noodig, welke ten aanzien van allen, die eene verticaale Langte hebben, vereischt worden. Om die reden is hy ook beter geschikt om op zee gebruikt te worden, en loopt veel minder gevaar van door de beweeginge der schepen buiten orde re raaken. ■ 2594. De tweede Slinger, welken deeze Elliptische Vlakte verschaft, heeft de Langte van de kleine Middellyn AB, en eenen Bal OPB, welke een Peesdeel van de  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 119 de Vlakte is , aan derzelver onderste gedeelte Deeze Bal heeft de twee volgende byzonderheden. (1.) Heeft hy, eigenlyk gesproken, geen middelpunt van grootte of' slingeringe , waaromtrent de Klokmaaker zich behoeft te bekommeren, gelyk in gemeene Ballen ( 2392 tot 2396). Vervolgens heeft hy eene gedaante , die ongemeen wel geschikt is om de Weêrstandbieding der Lugt af te weeren, gelyk men in den eersten opslag duidelyk zien kan. Om deeze twee redenen verdient deeze Slinger, welke beide verticaal en horizontaal is, den voorrang boven alle enkele Slingers van de zelfde langte AB. 2595. De derde Slinger, van de Ellips afgeleid, is eene van de algemeenste soorten, of eene, die naar eene Klok kan geschikt worden, ter aanwyzinge van den Planeet tyd. Tot dat einde moeten wy de langste Middellyn DE van de Ellips neemen. Want het is baarblyklyk uit de Vergelykinge ( 2487), dat, dewyl AC = x de zelfde blyft, de Langte van eenen gelyktydigen Slinger (n) zal aangroeijen met de vermeerderinge van CE = y; indien, by voorbeeld , AB is = 98 tiende deelen van eenen Duim (tot het slingeren van halve Seconden) dan is CE = 84,7 en AC = 49 voor den Zonne-tyd. Maar wanneer men den tyd begeert aan te wyzen voor den langsten Maan-dag, dan moet de Tyd der slingeringe aangroeijen in de reden van 1440 tot 1500 ( 2423), en gevolglyk de langte van de gelyktydige Slingers in de vierkante Wortelreden daarvan, of als 14402 tot 15002 (gelyk in 1116 getoond is). Dit zal geeven AB = 106 = n , voor den gemelden Maan-dag , wanneer wy krygen y = CQ = 91 dan is CQ - CE = EQ = 6,3 = de Langte van het gedeelte, het welk by ieder einde moet gevoegd worden om den Slinger geschikt te maaken voor de uitgestrektheid der Maan-schaale. En dus kan de vermeerdering der Langte gevonden worden voor Mercurius, Venus, Mars en meer andere Planeeten. 2596 Ik heb reeds aangemerkt dat eene vierde soort van Slinger, uit deeze Elliptische Vergelykinge ontstaanH 4 de  120 WIS- EN NATUURKUNDIGE de, is de Vlakte AEBD van de Ellips zelve, juist opgehangen aan het Punt A; want dan zydewaards slingerende van C naar D en E, zal hy volmaaktelyk gelyktydig zyn met den enkelen Slinger, wiens Langte is AB En dit gezegde zal, voor het tegenwoordige , genoegzaam zyn betreffende de Leer der Elliptiscbe en Horizontaale Slingers , waarvan wy in het vervolg eenig nader gebruik zullen maaken. TWINTIGSTE HOOFDSTUK. De Leer en Samenstelling van verschillende soorten van Eenpaarige Slingers , die eene gegeevene langte , in eenen gegeeven Tyd zullen slingeren, met verscheidene fraaije Byzonderheden , betrekkelyk tot Klokwerk , door zodaanige Slingers geregeld. 2597. De Heer Graham steeds merkwaardig om zyn zonderling Vernuft, en zyne bedreevenheid in het maaken van Klokken en Horologiën had menigvuldige Proeven gedaan met verschillende soorten van Metaalen, te samen vereenigd in de Roede van eenen Slinger, om derzelver onregelmaatigheden door verschillende uitzettingen of samentrekkingen te verbeteren, door middel van hette of koude; maar hy vond dezelven allen nutteloos, zodat hy eene andere manier bedagt om het zelfde uitwerksel te weeg te brengen, door middel naamelyk van eenen Slinger, wiens eene gedeelte uit een vast en het andere uit een vloeibaar ligchaam bestond te weeten uit eene glazen Buis, met Kwik gevuld. 2598. Gemaklyk is het te begrypen dat deeze KwikSlinger door hette of koude, moet uitgezet worden of inkrimpen, naar alle kanten van het Middelpunt der Slingeringe; want de Buis, een vast Ligchaam zynde, moet een    BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 121 een weinig naar beneeden uitgezet worden; en de Kwik, een vloeibaar ligchaam zynde, zal haare Kolom naar boven uitzetten door de zelfde oorzaak; dewyl dan het Middelpunt der zwaarte in het eene gedeelte zakt, en in het andere ryst, is het zeker dat, indien deeze aangroeijingen van de vaste en vloeibaare deelen naar verschillende kanten zo geëvenredigd konden worden als zy behoorden, zy niet den minsten invloed op het Middelpunt der Slingeringe hebben zouden, maar dat het zelve bestendiglyk op gelyken afstand van 'het hangpunt blyven, en dat de Slinger gevolglyk' in gelyke tyden slingeren zoude. 2599. In gevolge van dit denkbeeld, maakte hy eenen Slinger van deeze soort , en slaagde , na menigvuldige proeven genomen te hebben, zowel, dat hy, eenen dier Slingers vergelykende met eene Klok, die hy voor eenen Standaard hield, wiens Slinger of Gewigt 60 was, en die hy waarnam dat nier meer dan 12 of 14'' in den tyd van 24 uuren tusschen winter en zomer veranderde, door aanhoudende waarneemingen, geduurende den tyd van .3 jaaren en 4 maanden, dat de ongelykheid van den KwikSlinger met de Klok , op haar grootst zynde, die van eene andere Klok geen zesde gedeelte te boven ging, terwyl zy in tyd niet dan een agtste of negende gedeelte verschilden. In dit laatste geval was de Buis van Koper en van binnen vernist. 2600. Maar dewyl een Slinger van deeze gedaante, om Seconden te slingeren , byna vyf voeten lang moet zyn', zal het der moeite waardig zyn , hier te toonen hoe men eenen gelykmaatigen vasten Slinger kan maaken, die in eenen gegeeven Tyd eene gegeevene Langte zal doorslingeren , vooral omdat uit de betooginge van dit Stuk veele fraaije byzonderheden zullen voortkomen, die wy van geen gering belang in eene Verhandelinge over het Klokwerk oordeelen. 2601 Laat CDEH (Fig. 2.) een Regthoek zyn, opgehangen by het punt B aan eenen draad AB, in deszelfs middelste punt A; verlang BA tot F; en trek OLM H 5 even-  122 WlS- EN natuurkundige evenwydig aan CD; stel AB = a, AL = x LM = y en BM = d. Wanneer men dan stelt dat de regthoek DH zydewaards slingert om den As PQ , zo zal de kragt van alle de deeltjes in de Lyn LM zyn a + x2 x y + 1/3y3 ( 2587) = a2y + 2axy + x2y + 1/3y3 het welk vermenigvuldigd met x geeft a2yx + 2axxy + xx2y + 1/3y3x waar van het Naderend deel a2yx + ax2y + 1/3 x3y + 1/3 y3x x, de Kragt van den regthoek CM of van den Regtboek CE is, wordende x of AL in dat geval AF. 2602. Laat vervolgens G het Middelpunt van Zwaarte zyn in den Regthoek; en om dat de Nadering van het Gewigt xy, vermenigvuldigd door den afstand a+x is axy + yxx , de naderende Beweegkragt van den Regthoek , zo zal de Beweegkragt zelve zyn het Naderend deel axy + 1/2 yx2. Gevolglyk is a2yx + ayx2 + 1/3x3y + 1/3y3x a2 + ax + 1/3x2 + 1/3y2 ayx + 1/2yx2 a + 1/2x = Bn de afstand van het Middelpunt der slingeringe van het Hangpunt B, wanneer x is = AF. 2603. Laat a zyn = 0, of laat de Regthoek opgehangen zyn in zynen top A , dan zal de afstand van het 1/3x2 1/3y2 Middelpunt der slingeringe AN zyn = —|—— = 2/3 x x2 + y2 = 2/3x + 2/3y2/x . , en wanneer de Breedte van den x , x Regthoek oneindig klein , of wanneer y = 0 is , dan f xz wordt zy eene regte Lyn AF, en vervolgens is § ' x —» x rz | AF, even als wy te vooren getoond hebben sj 1129). 2604. Wanneer het Hangpunt B binnen den Regthoek valt, dan zal ABiZa ontkennend zyn, maara2 zal Heilig zyn, en de Afstand van het Middelpunt der flinge az — ax \ \xz X. ^ yz ringe zal zyn —■ —— - x — a 2505-  beschouwing van uurwerken.- 123 2605. indien 2 y is = x, dan wordt de Regthoek een Vierkant; en de Vergelyking voor het Middelpunt der a2+ a x + 5/12x2 Slingeringe wordt dan ; en wanneer a is = o of het Vierkant opgehangen is in het Toppunt A, 5/12x2 dan is de Grondles -~— = 5/6 x = de Afstand van het Middelpunt der slingeringe in de Lyn AF, van het Punt A. 2606. Wanneer wy x kleiner dan 2 y stellen, dan moet de Regthoek aangemerkt worden als een Horizontaale; maar de zelfde Vergelyking (5 2604) geeft den afstand van het Middelpunt der Slingeringe in de Lyn AF, welke men, in gevalle zulks begeerd wordt, verlangt. 2607. Wanneer x is = o dan wordt deeze Regthoek eene horizontaale Lyn CD = 2 y , en de Vergelyking 2 1 i,ï ( 2602) wordt --■ -' de zelfde Uitdrukking, die te vooren (§ 2588) voor het Middelpunt der flingeringe in zulk eene Lyn gevonden werd. 2608. Laat ons nu onderstellen dat de Vlakte CDEH (Fig. 3) zich evenwydig met zichzelve beweegt, in de streek IK, en dat zy door die beweeging, voortgaande van A tot K, het ligchaam of Parallelopidum CS voortbrengt, of het Ligchaam CT, terwyl zy voortgaat van A tot I. Stel AI of AK = z; dan zal de kragt van den Regthoek, of de Vlakte CE, welke is a2 yx + ax2 y + 1/3 x3 y + 1/3 y3 x (5 2601) vermenigvuldigd door z, zyn de Nadering der Kragt van het Ligchaam, naamelyk a2 yxz + a2 x2 yz + 1/3 x3 y ' + 1/3 y3 xz. En axyz + 1/2 x2 yz is de Nadering van derzelver Beweegkragt; derhalven is het naderend deel van de eerste Grootheid, ge a2 xyz + deeld door het naderend deel van de laatste, ax2 y z + 1/3 x3 yz + 1/3 y3 xz = a2 + ax + 1/3 x2 + 1/3 y2, axyz + 1/2x2yz a + 1/2 x de Afstand van het Middelpunt der Slingeringe van het punt B , en dit is juist het zelfde, het welk voor  124. • Wis-en natuurkundige Regthoek of de Vlakte CE ( 2602) gevonden werd. 2609. Uit dit alles is baarblyklyk dat het Middelpunt der slingeringe in het geheel niet wordt aangedaan door de Dikte van het Parallelopipedum, maar 'alleenlyk door deszelfs Langte AF = x, en de Breedte CD 2y; als mede dat de vermeerdering van den afstand van het Hang punt altyd is als () () of | van eene Derde Evenredige tot de Langte in de halve Breedte ( 2503). Wy hebben derhalven in eene horizontaale Vlakte, wanneer y is = x, den afstand = * x -j- | jL zz * x , of - x buiten de Vlakte, in de Lyn AF voortgetrokken. 2610. Wanneer 2 is = o, en y = o, dan verandert het vaste Ligchaam in eene Lyn of Roede AF, opgehangen aan eenen draad (zonder zwaarte) AB a en vervolgens zal de Afstand van het Middelpunt der Slinge rige zyn'.. _J_J ( 2602). 2611. Wanneer de Roede AF opgehangen wordt aan het eene einde A, dan worden de Afstanden van dit Punt A en het Middelpunt der slingeringe N, van het Zwaarheids-middelpunt G, genoemd g en d ( 2388). En indien de gemelde Roede gehangen wordt aan het punt B, door middel van de onbuigbaare Lyn AB, zo stel den Afstand B G = G, en den afstand Gn = D; dan zal G D in al le gevallen zyn = g d. Want — is —,Bn = N. Derhalven is a1 \ a x f { x 2 = G N; en a2 f axf^x2— a\Lx2. G N— G1 :—: 1s = D ,• waaruit a \ \x , G volgt dat G N — Gz is = G D ; maar GN'— G2 is— .\. X^zz \ x X * x zz g d; derhalven is G D — g d; en gevolglyk is G: g:: d: D. 2612. Op gelyke wyze wordt getoond voor het Paral lelo-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 125 lelograms CE, en voor alle andere slingerende Ligchaamen, dat de Afstanden van de Hangpunten, en van het Middelpunt der slingeringe, van het zwaarheids-middelpunt, tot malkanderen staan in eene omgekeerde Reden, en dat zy derhalven in elkanders plaatse kunnen gesteld worden. Indien dus, by voorbeeld, de Regthoek CE moest gehangen worden aan het punt N (het welk het Middelpunt der slingeringe is, wanneer hy hangt aan A) dan zoude de Vlakte omgekeerd worden, en het middelpunt der slingeringe zoude zyn in het einde of laagste Punt A van de middelste Toplyn. 2613. Of dus: Laat O het Middelpunt der Slingeringe zyn in de Vlakte, of in den eenpaarigen Slinger CE; dan is AO = () AF, wanneer het Hangpunt is in den top A. Laat vervolgens de Slinger gehangen worden aan het Punt B, zodat AB is = AF (Fig. 4.) dan zal het Middelpunt der slingeringe voortgeschooven worden van O naar het einde, of het punt F in N, en dewyl de Afstand BN = is aan AO, zo zal de Tyd der slingeringe om de Middelpunten A en B de zelfde zyn. 2614. Wanneer het Hangpunt nader aan het Zwaarheids-middelpunt G genomen wordt, dan zal het Middelpunt der slingeringe buiten de Vlakte komen, in eenig ver af zynde Punt in de verlangde regte Lyn A F. Wanneer dus (b) het Hangpunt is, dan zal B het Middelpunt der slingeringe zyn; en indien Gb is = Gn (Fig. 2.) dan zal G B hier gelyk zyn aan GB daar (volgens § 2611 en 2612). Want steeds zal men hebben AG > GN = B G > G n = G b > G B, en zo vervolgens. 2615. Hieruit is het baarblyklyk dat wy, dewyl in de AG>GN breuk = GB, de Teller bestendig is, wy zullen G b , hebben G B als I ^ ; en derhalven zal G B oneindig zyn, wanneer Gb is = o, of wanneer de Vlakte gehangen wordt aan het Middelpunt der Zwaarte G. Gevolglyk kan in iederen eenpaarigen Slinger CE een Hangpunt  126 WlS-EN NATUURKUNDIGE (b) gegeeven of aangeweezen worden tusschen B en G, zodaanig dat de tyd der Slingeringe gelyk zal zyn aan dien van eenen gemeenen Slinger van zekere gegeevene Langte, niet kleinor dan het Minimum van deeze soort. 2616. Dewyl de tyd eener slingeringe van eenen Slinger van dit maaksel, wanneer dezelve een Maximum is oneindig is, zal het gevoeglyk zyn de grootheid daarvan te bepaalen, wanneer dezelve een Minimum, of zo klein is als mooglyk is. Stel tot dat einde B G = x, en Gn = y (Fig. 2.) en x + y = p , eenen gelyktydigen Slinger; dan geeft deeze, een Minimum zynde, x + y = o; en derhalven is xy= - y 'y, maar dewyl x y is = a, eene bestendige grootheid ( 2614) zo hebben wy xy +y =o, en derhalven xy - yy =0 ; dus vinden wy x= y , of B G = Gn, wanneer de slingering in den kortsten tyd, die mogelyk is, geschiedt. 2617. Maar men heeft altyd x y = dg (§ 2611) en derhalven is in dit geval x = y = V' g d = V s2 ( 2387,) gevolglyk is x+y=p= 2x=2V stellende = S = AF = I; dat is, de gantsche Langte AF is tot de Langte van den kortsten Slinger (p) als I tot 0, 577. 2618. Opdat een Slinger van dit maaksel ten algemeenen gebruike geschikt worde, of zo dat men allerleien tyd, van den Starre-dag tot den Maan-dag, in deszelfs gegeevene Langte S , kan meeten, zo laata a^"t";^ T ^w zyn = P > de Langte van eenen gelyktydigen Slinger, geschikt naar den tyd van den gegeevenen dag (( 2604). (Hier is S = x = A F, de Langte, en W = y = ~ CD, de halve Breedte van den gegeeven Slinger.) Vervolgens is a2 - aS+S2-W2z: ± pS — ap; en a2 -aSf ap = p S = j S2—* W2=s; en stellendep — S = t, hebben wy a' — ta = s; en a 2— t a f * t2 = s + \ tt; derhalven is a ~ V + + * t2 - \ tz; en dus wordt de afstand van het Hangpunt van A gevonden, voor aller leie  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 127 leie waarde van (p) uit dat van eenen Slinger van 1436 voor eenen Starre-dag, tot 1500 voor den langsten Maan-dag ( 2423). 2619. Hieruit blykt dan (1) dat een eenpaarige Slinger , zynde een geheel vast ligchaam, kan gemaakt worden in eenen „gegeeven tyd te flingeren. (2) Dat dezelve van allerleie gegeevene Langte en Breedte zyn kan. (3) Dat hy kan geschikt worden om Klokken te regelen, tot het afmeeten van verschillende Langten der dagen. (4) En dat de Afdwaalingen, waaraan zy onderhevig zyn, uit hoofde van Hette of Koude, of verschillende Zwaarte en onderscheidene streeken der Aarde, zeer klein zyn, zo niet gantsch en al onaanmerkelyk, dewyl het Hangpunt hier op zulk eenen kleinen afstand van het Middelpunt der Zwaarte is; en de Langte van den Slinger zelven zo veel kleiner is dan die van eenen gelyktydigen van de gemeene soort van 58,8 Duimen ( 2398). EEN-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK. De Beschouwing van Rader Slingers, die op eene nieuwe Wyze gemaakt zyn, en, in zeer korte Langten, in alle gegeevene Tyden zullen slingeren. 2620. Wy kunnen onze verhandeling over de Slingers niet besluiten, voor dat wy dezelve volkomener gemaakt hebben, door eenige weinige Grondlessen en Waarneemingen, die tot heden toe onbetoogd gebleeven zyn, niettegenstaande de ondervinding zal leeren dat op dezelven eenige aanmerkelyke verbeteringen in de leere der Slingers rusten. De groote Langte van den Seconden-Slinger eischt zekerlyk eene groote en belemmerende Klok-kas, en is lang eene tegenwerping tegen denzelven geweest, welke de Heer Sully door zynen Rader-Slinger poogde weg te  128 Wis-en natuurkundige te neemen; doch dit kan, gelyk wy zullen aantoonen, door gemakkelyker en natuurlyker middelen geschieden. 2621. Schoon onze manier om den Seconden-Slinger te verkorten, het gebruik van het Radertje wel vereischt, zal hetzelve egter aan den natuurlyken , en niet (gelyk de Heer Sully deed) aan den door konst gemaakten Slinger gevoegd worden. Deeze manier zal zo veel gemakkelyker samenstelling toelaaten, naar maate zy natuurlyker, en beter tot gebruik, inzonderheid op Zee, geschikt is; daar de Slinger van Sully meer aangedaan zal worden door de beweeging van het schip , dan een van die, welke wy thans voorneemens zyn te beschryven. 2622. De Leer, waarop deeze middelen om de grootte der Seconden-slinger-klokken te verminderen gegrond zyn, is de volgende: laat 'er geëischt worden dat men vinde het Middelpunt der slingeringe van den Omtrek ADHC van eenen Cirkel, opgehangen by B aan eene onbuigbaare Lyn BH, slingerende om eenen As PQ. Stel dat C en D twee stofdeeltjes of gewigten zyn in den Omtrek,' en trek de Lynen CB, DB, en de Middellyn CD; verlang dezelve tot E , en laat 'er de Loodlyn B E op vallen; trek eindelyk door het Middelpunt G den Topboog BHA. 2623 Wanneer wy vervolgens stellen CG=GT=r, GB = a, en DE = e, dan hebben wy CB2 = CG2 + B G2 + 2 C G > G E ( 639) = r2 + a2 + 2 r >r+e. Ook hebben wy B D2= B G 2 — G D—2 GD>DE =BG2 +GD2 - 2GD>GE = a2 + rz — 2 r x r \ e; derhalven is CB + BD2 = 2 a2 + 2 r2; of de som der Kragten van de twee stofdeeltjes C en D is a2 + r2 x 2. Wanneer men derhalven P stelt = den Omtrek van den Cirkel, dan zal de Kragt van den geheelen Omtrek zyn a2 +r2 >P 2624. In eenen Cirkel, wiens Middellyn is 1, is de omtrek 3,14159 = p vervolgens is 1: p:: 2 r : 2 rp =P, welke, in de plaatse van P gesteld zynde in de voorgaande  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. I2p •de Vergelykinge-, geeft %rpa2 \ 2Pr\ voor de kragt , van den Omtrek, om aan de hoekige beweeging opjlen afstand B G • weêrstand te bieden. Wanneer a is — r, of wanneer het Hangpunt is by den top H , dan is de kragt als f 3 5Cap, of als 2frXP, Maar wanneer ais ZZ o, of wanneer de Cirkel gehangen wordt aan deszelfs Middelpunt G, dan is de kragt r 3 X 2 p, of r1 X P. 2625. De Beweegkragt van den Omtrek is a P; der . (11+r1xr_ «1 + f!_BNi;c, den hal ven is 1 — " " » a P a afstand van het Middelpunt der flingeringe. Wanneer a i, ZZr, dan is 2 r — HA — C, gelyk wy te vooren uit andere grondbeginfelen beweezen hebben. Wanneer * is - o, dan is ZZ o ZZ C , oneindig; of o •de Cirkel zal in dat geval in rufte zyn. 262S. Wanneer wy den straal A G beschouwen als -eene onveranderlyke grootheid, dan zal, dewyl de kragt van den Omtrek is 2 f» V a 1 + 2 p r *, of fl 1 P T E r'*> • P a 1 f a 2 + 2 P r 3 r' zyn de Nadering der Kragt van'de cirkelronde Ruimte ACHD (Fig. 6.) De Kragt van die Ruimte zal dan zyn P r a2 + f Pr 3 , of p r a t + t pr +, Wanneer derhalven a is — o, of de cirkelronde Ruimte, of het Radenje ADIIC zich draait om het Middelpunt der Zwaarte G, dan is de Kragt * p r + , gelyk wy die te vooren op eene andere wyze gevonden hebben. _ ■ ___ 2627. Dewyl dan de Ruimte ACED is — i r P — r r p zo zal a p r 2 derzelver Beweegkragt zyn; gevolgd lyk u ^llAlllL = . + li zz B N = C = IVK ls a p r 2 2 a den afstand van het Middelpunt der Slingeringe van het Hangpunt B. 2<528. Het geen wy tot nu toe gezegd hebben ruft. op de onderstelüng dat de Roede BG , waaraan de Cirkel IV. Jfd. III. Deeü. I ha"Sc  130 WlS-EN NATUURKUNDIGE hangt, geene zwaarte heeft; maar wanneer deszelfs gewigt eenigzins aanmerkelyk is , zo noem het (6); dan zal deszelfs Kragt zyn ja!i(J 2406.) En de afstand van het Middelpunt der Slingeringe zal in dit geval zyn \a*b + 2 a 2 + r * _ 1 a b + ~2~a — C' En indien r is = °' daH li 1 h + ~ a 2 — 15 - ab + 2~a~~ C' WeIke uitdrukking overeenkomstig is met die voor den te vooren beschreeven Slinger (in 5. 2406,) 2629. Wy kunnen nu overgaan tot de aanvoeging van het Radertje aan den natuurlyken Slinger om de Klokken van eene beknopte en draagbaare gedaante te maaken, en om tevens het voordeel van eene langzaame Slingeringe, en gevolglyk veel grooter gelykmatigheid van beweeginge te hebben, dan men van gemeene korte Slingers zoude kunnen verwagten. Men gebruike voor eerst een RAD tot dit einde, gelyk wy in Fig. 7 hebben afgebeeld. Indien dan de dikte van deszelfs Perometer onaanmerkelyk is, zo laat de zwaarte genoemd worden P, en de straal zy = R; dan zullen wy voor de Kragt hebben R 2 P CS 2624-) 2630. Nog eens: de Kragt van eenige zwaare eenpaarige Roede S, opgehangen aan haar middelste punt, of aan het Middelpunt der Zwaarte , zal zyn als T* S* (5 2386.J. Ook is het gewigt van de Roede als S.'en i S = R; derhalven zal de Kragt van zulk eene Roede, of de dubbele Straal om de hoekige beweeging te weêrstaan zyn * RRS; gevolglyk zal, indien het gewigt van alle de Straalen A,D,E,F enz. W genoemd wordt, derzelver Kragt zyn * RRW. 2031. Het middelpuntig cirkelronde gedeelte van het Rad ( a b c d) kan beschouwd worden als een klein Radertje, welks Straal is r, en welks kragt is \ w r 2 ($ 2629) gesteld zynde dat w =Z is aan zyn Gewigt; want het Gewigt is als de Ruimte, welke is fr P (tj 2558) = p r 2 = w. De  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 131 De som der Kragten van alle de deelen van het Rad zal derhalven zyn R 2 P + j R 2 W + ] 10 r 2. 2632. En dewyl de Zwaarte van den Slinger, in dit geval, in ieder gedeelte in aanmerkinge genomen, en in het byzonder uitgedrukt moet worden, zullen wy het Gewigt van de cirkelronde Ruimte 1V1 N O stellen — p ZZprz (52627,) Waaruit volgt dat het Middelpunt der Slingeringe i a 2 b + a 2 p + i p r 1 Van den geheelen Slinger zyn zal : ——r —« - a b T a, p 2S33. Wanneer men dan het Rad en den Slinger saamenvoegt, zal het Middelpunt der Slingeringe, uit beiden voortkomende, zyn, ic2P+7«2W+fwr2 + ;fl26+a2p+{p»-2_ — 1—i ' C \ a b + a p 2634., Wy zullen in het vervolg gelegenheid hebben om het gebruik deezer grondlesse in andere deelen der Werktuigkunde nader te beschouwen; maar in het geval der Slingers is het Radertje zekerlyk te kiezen boven het Rad, en de grondles is veel eenvoudiger; want gesteld zynde dat het Gewigt van het Radertje zy — W, en deszelfs straal — R , dan zal de gantsche Kragt van werkeloosheid zyn \ WR2 (5 2630.) en wanneer de Slinger aan hetzelve op de beste wyze wordt vastgehegt, zal deszelfs gewigt onaanmerkelyk zyn, naamlyk b — o; en de grondles voor het Middelpunt der Slingeringe is ■jWR2+a2p+ipr2 — = C. a p 2635. Indien wy stellen a 2 \ r z ZZ n, dan hebben \ W R 2 + n p wy ZZ C; en derhalven 1 W R — a p a p C — n p; waaruit wy deeze Evenredigheid krygen p: W;: \ R 2: a C — n. 2636. Wanneer wy stellen |WR2 + i pr2 = S, S + 0 2 p m , dan hebben wy — ZZ C; derhalven is S + a a p l 3- f  132 WlS- EN NATUURKUNDIGE p = a p C; en gevolglyk is a p C — a 2 p = S, en fl . _ S C — a is —-; en wanneer wy het vierkant voltooijen, en 'er den wortel uit trekken, dan hebben wy a tz C — Y—+tc\ ■ P 2637- Op gelyke wyze kan de Hoekige Slinger (beschreeven Hoofdstuk XVIII) met het Radertje werden samengevoegd, zodat daardoor de tyd van deszelfs Slingeringe Verlangd, of zyne Langte voor eenen gegeeven tyd van Slingeringe merkelyk verkort worde. Want j Wil2 + 7 a a b -}• a2 c ' xlT+Vc is — « (J 2571,) of stellende | b \ c ZZ s, en c T b zz v; hebben wy * W R2 |nl _ T2 ê"* ~"T ^ 2477.) Waaruit volgt dat \ WR' T ' t is ~ T2 ïi r = T!sCj; der ' . . i W R1 -fTa x t halven is -—-^ = C = de Medehoekmaat van den Hoek, waartoe de Slinger moet geopend worden , opdat zyne Slingeringen zyn moogen als de gegeeven T (5 2578,2570-) Dit maaksel van den Slinger en het Radertje vindt men aangeweezen Fig. 8. 2638. Eindelyk kan de gelykmaatige Slinger , in het laatste Hoofdstuk beschreeven , met gemak geschikt worden naar het Radertje (als in Fig. en de grondles (J 2605) kan daarnaar ook geschikt worden; want 2 y x is als de uitgebreidheid, of het Gewigt van den Slinger zelven ; waaruit, volgt dat wy, stellende 2,^0, hebben * yl — j x2 x ■; w\ en stellende 1 -f J w* = s, zullen wy hebben de grondles s WR2 | ar — a x + f f s2 s x — a r= C, de langte van eenen gelyktydigen Slinger. 2639.    BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 133 2639 Eu dus blykt hoe gemaklyk het is voor eenen ervaaren Klokmaaker zulke langten en gedaanten van Slingers te kiezen als hem welgevallen, om in eenen gegeeven tyd te slingeren, en door dit middel zyne Klokken draagbaar en beknopt te maaken. Verder blykt ook dat de Klokken, zo beknopt als mooglyk is, gemaakt zynde, best geschikt zyn om op zee gebruikt te worden. twee-en-twintigste HOOFDSTUK. De Grondbeginsels van de Hemelsche Beweegingen verklaard, en toegepast op bet Maaksel van eene nieuwe Heliostata, of Planeetische Klok, tot het vaststellen der Ligtstraalen , die aan de Zonne , Maane en Planeeten voortkomen , waardoor deeze voorwerpen , by het doen van Srarrekundige waarneemingen , in eene schynbaare Rust gebragt worden., 2640 Na dat wy het Maaksel van verscheidene Planeet - slingers hebben aangeweezen, gaan wy over om de Natuur Gedaante en Gesteltenis van eene Planeetische, Klok in aanmerkinge te neemen. Dezelve is van algemeener gebruik dan de Heliostata van 's Gravezande, welke geheel en al bepaald is tot de Zon gelyk uit den naam genoegzaam is op te maaken ; dezelve is ook van een ruwer en een meer ingewikkeld maaksel dan het Werktuig ,. het welk wy voorneemens zyn hier te be- schryven 2641 Wy moeten erkennen dat de Heliostata merkelyk verbeterd geworden is door den geleerden C. G Kratzenstein in zyn Werk het welk ten titel voert Mechanicae coelestis specimum primum , of eerste proeve van de I 3  134 WIS- EN NATUURKUNDIGE Hemelsche Beweegkunde , waarin hy eenigermaate gezorgd heeft om de Maan en Planeeten, zo wel als de Zon, in aanmerkinge te neemen. Maar wy kunnen by geene mooglykheid oordeelen dat het maaksel van zyne Klok, of de wyze om ze aan te hangen, zo eenvoudig en keurig is als de natuur van het Onderwerp vereischt en, toelaat. Dit denken wy dat elk zal toeslaan, wien het slegts lust het berigt, het welk wy hier wegens de Klok van ons eigen maaksel geeven, te vergelyken met de beschryving, welke wy wegens die van den kundigen KRATZENSTEIN, in de Petersburgsche Aanteekeningen, voor de jaaren 1747 en 1748, vinden. 2642. De reden, welke hy van deeze nieuwe soort van hemelscbe Beweegkunde (gelyk hy dezelve zeer eigenlyk noemt) gegeeven heeft, is ongemeen goed; en dewyl dezelve alleenlyk een weinig opgehelderd en uitgebreid behoeft te worden , om ze voor een Engelsch vernuft geschikt te maaken, zullen wy dien post hier onderneemen , zo wy hoopen ten genoege van onze weetgierige Leezeren. 2643. Dewyl het oogmerk van zulk een Hemelscb Werktuig is de Zon, Maan en Planeeten, in eene schynlaarb ruste, of als rustende voor bet gezigt te vertoonen, kan men het niet anders aanmerken dan als de nuttigde Uitvinding in de Werktuigkunde, en best geschikt voor Starrekundige Waarneemingen, waarin de gestadige beweegingen der hemelsche Ligchaamen, en het moeijelyk en lastig gebruik van lange Telescoopen, den vlytigen beoeffenaar telkens veel werks baaren, en hem gemeenlyk niet slegts den moed beneemen, maar daarenboven de keurigste Waarneemingen veeltyds doen mislukken. 2644. De eerste grond van deeze nieuwe Leer der Hemelsche Beweegkunde is die van de Spiegelkunde, waar getoond is dat de Hoeken, die tusscben den invallenden en teruggekaatsten Straal, en de loodregte vlakte begreepen zyn, altyd gelyk zyn aan elkanderen (J1282.) Hieruit zal volgen dat, wanneer men zich den invallenden Straal als onbeweeglyk verbeeldt, en de weêromkaatsende Vlakte beweeg-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 135 weegbaar is , de teruggekaatste Straal ook beweegbaar zyn zal, en dat deszelfs hoekige beweeging juist tweemaal zo groot zal zyn als die van de Vlakte. 2645. Want stel het straalend Voorwerp by S , en SD eenen Ligtstraal, vallende loodregt op eene weêrom- • kaatsende Vlakte AR; beschryf met zekeren Straal CD den Cirkel DIKG, om de Vlakte in het punt der invallinge D te raaken, en laat D K de regtopgaande Middellyn zyn, en IG de horizontaale. Dan is het baarblyklyk dat SD niet slegts den invallenden Straal verbeelden zal, maar ook den teruggekaatsten Straal, en tevens de Loodlyn op de Vlakte; want in dit geval loopen zy allen samen. 2646. Stel vervolgens de weêromkaatsende Vlakte AB beweegbaar om het vaste punt D, door middel van eenen onbuigbaaren gespannen Draad DL; en stel dat dezelve dus omgedraaid werd, totdat zy in den stand E F komt, maakende eenen hoek CDE met haaren eersten stand, van 45° stel eindelyk dat deeze beweeging voortgebragt worde door eenen arm CK, beweegbaar om het Middelpunt C, en hebbende een getand einde by K, waarin de draad DL gevat wordt. Dan is het baarblyklyk (i.) dat, terwyl de Vlakte uit den stand AB in EF gebragt wordt, de draad DL bewoogen wordt in den stand DM, snydende den Cirkel in het punt I, of in het einde van de horizontaale Middellyn. (2.) Is de Arm CK gedraaid in den stand CI (3.) Zullen, omdat in den Driehoek DCI de Zyden DC en CI altyd gelyk zyn, ook de Hoeken by D en I steeds gelyk zyn aan elkanderen. Gevolglyk zal (4) de Hoek KCI steeds gelyk zyn aan 2 CDM of de hoekige beweeging van den Arm CK is het dubbel van die van den draad DL, of van de Vlakte AB (5.) De invallende Siraal SD, de loodregte PD, en de weêromgekaatste Straal DO zullen altyd evenwydig zyn aan de drie Zyden, CD, DI en IC van den Driehoek CDI. (6. De hoekige beweeging van den weêromgekaatsten Stral OD zal het dubbel zyn van die van de Vlakte of van het Glas AB. I 4 , 2647  136 WlS- En NATUURKUNDIGE 2647 Omgekeerd zyn de zelfde dingen even baarblyklyk, ten opzigte van den invallenden Straal, als beweegbaar beschouwd zynde; en vervolgens zal, indien deszelfs beweeging juist tweemaal zo groot is als die van de Vlakte AB, de weêromgekaatste Straal bestendig, of altyd de zelfde zyn. Wanneer dus, by voorbeeld, EF de stand van de weêromkaatsende Vlakte is, en het straalpunt O voorondersteld wordt te draaijen door een Quadrant van O naar S, dan zal in dien tyd de draad D M draaijen in den stand DL, en de Vlakte in den stand AB; dewyl nu de hoekige beweeging M D of ED A maar half zo groot is als de hoekige beweeging van het Straalpont ODS (of ICK) zo is het baarblyklyk dat de weêromgekaatste Straal D S altyd in den zelfden stand zal zyn , en dus als vast en onbeweegbaar kan beschouwd worden *. 2648. Dit is het Grondbeginsel, waarop de Leer wegens het Hemelsch Werktuig, gelyk ook die van het Newtoniaansche Zee-octant (gemeenlyk Hadleys Quadrant genoemd) geheel en al rust. Dit is ten opzigte van het gemelde Octant reeds getoond in eene korte Verhandelinge, in het Engelsch beschreeven, onder den titel van de Leere wegens Hadley's Quadrant betoogd. Wy zullen nu ten opzigte van de Hemelsche Klok, ter ophelderinge van dit Stuk , een weinig uitweiden. 2649. Indien de Zon of Planeet rondom ons in den Horizon moest bewoogen worden, of draaijen, dan is het baarblyklyk dat, dewyl de Draad of Straal DM in dit geval steeds in den Horizon is, en loodregt op de weêromkaatsende Vlakte , de weêromkaatsende Vlakte altyd regtop zal staan op de Vlakte van den Horizon; en dat derzelver Loodlyn D P een Quadrant beschryven zal , terwyl de Zon of Planeet eenen halven Cirkel in den Horizon beschryft, in den zelfden tyd, waar in zy schynt te rusten of stil te staan, wanneer zy in de weêromkaatsende * Zie Fig. 1 en 2 van de Plaat, welke tot opschrift heeft, de Grondbeginsels der hemelsche beweegkunde.  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 137 de Lyn EF in de streek SD gezien wordt (5 2447.) 2650. Maar indien wy stellen dat de Zon of Planeet. draait in eenen Cirkel, evenwydig aan den Horizon, en op eene gegeevene hoogte boven denzelven, terwyl het oog in de horizontaale vlakte blyft, dan zal de beweeging van de straalende en weêromkaatsende vlakte in de zelfde reden zyn als te vooren ; maar de stand van de gemelde weêromkaatsende vlakte, zal nu schuins zyn op de vlakte van den Florizon, opdat de weêromgekaatste straal evenwydig aan dezelve zyn mooge, en vast en onbeweegbaar blyve als te vooren. 2651. Indien dus HO de Horizon zy (Fig. 3.) en de Hoek S R O die van dc hoogte der Zonne boven denzelven, dan zal, indien wy eenige wydte RQ voor straal aanneemen, en op het punt Q de loodlyn Q D oprigten , snydende den straal S R in D, die Lyn de Raaklyn van de hoogte der Zonne zyn voor den straal Q R. Trek door het punt D de lyn G C evenwydig aan O H ; en trek eindelyk P D H , die den hoek der hoogte S D G in twee deelen snydt. Wanneer dan een Spiegel E F geplaatst wordt met zyn middelpunt op het punt D, en in eenen stand loodregt op de Lyn P H , zal het baarblyklyk die spiegel zyn, welke vereischt wordt om iederen invallenden straal S D weêrom te kaatsen van ieder gedeelte van den dagelykschen Cirkel der Zonne in eene bestendige streek DG, evenwydig aan den Horizon OH. 2652, Want verlang GD tot K, en neem DC = DR = de Snylyn der hoogte, dan zal C het Middelpunt van eenen Cirkel zyn, evenwydig aan dien van de beweeginge der Zonne. Wanneer men vervolgens CH (= CD) trekt, dan zal dezelve den arm verbeelden, die doorzyn getande einde den draad DH , den hoek SDG bestendiglyk in twee deelen zal doen snyden, en hierdoor den weêromgekaatsten straal D G by aanhoudendheid onbeweegbaar maaken. De bovengemelde Verschynsels behooren tot den evenwydigen Bol, of tot iemand, die zich onder eene der twee Poolen bevindt, 1 5. 2653.  338 WlS- EN NATUURKUNDIGE 2653. Maar voor de bewooneren van eenen schuinsche bol, maaken de Equator en alle zyne Parallelen eenen Hoek met den Horizon ; en veroorzaaken dat de Zon op iederen dag, en dat wel telkens, zich op eene andere hoogte boven den Horizon vertoont; gevolglyk moet 'er in dit geval eene andere Figuur zyn voor het maaksel en de schikking van den Spiegel, om den weêrgekaatsten straal in de vlakte van den Meridiaan vast, en evenwydig te maaken aan den Horizon. 2654. Laat dus A V (Fig. 4.) een horizontaale lyn zyn, en de Hoek EAV de hoogte der vlakte van den Equator boven E A boven dezelve. Laat ook de hoek EAG de Noorder Afwyking van de Zonne of de Planeet zyn , en de hoek EAC zy de Zuider Afwyking. Dan is, by gevolg E x A de Breedte der Plaatse. Wanneer nu AE de straal is, dan is EB de Raaklyn en AB de Snylyn van de Noorder Afwykinge, of van de hoogte der Planeet boven den Equator EA A; wanneer men derhalven BR evenwydig trekt aan AV, en daarin BI neemt = AB, dan zal men het punt I krygen voor de plaats van het Middelpunt des Spiegels (§ 2551) waardoor de Zonnestraal SI teruggekaatst zal zal worden naar IR evenwydig aan den Horizon, door middel van eenen draad IA, evenwydig aan denzelven , die verlangd tot (i), den hoek van de hoogte der Zonne SIR = BAV = 2BAI in twee gelyke deelen snydt. 2655. Wanneer, op gelyke wyze, door het punt C, eene lyn CT evenwydig getrokken wordt aan den Horizon AV en wy in die lyn CK neemen = AC dan zal K de plaats van den Spiegel zyn, om den Zonnestraal SK evenwydig aan CA (in de Zuider Afwyking) in de streek KT terug te kaatsen , door middel van den draad KA snydende den hoek CAV = SKT in twee gelyke deelen. 2656. Hieruit is baarblyklyk dat het Middelpunt van den Cirkel, die evenwydig is aan de dagelyksche beweeging van de Zonne of Planeet, en waarin de Spiegel geplaatst is, altyd zyn zal in de lyn Bx evenwydig aan den As der waereld; wanneer derhalven de gemelde Lyn aan  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 139 aan weêrzyde naar G en Z oneindelyk verlengd wordt, kan dezelve den verlengden As ZH van eene Klok LMNO vertoonen; wanneer men deeze Klok plaatse in eenen stand, evenwydig aan den Equator AE, en dezelve van eenen Arm HP voorzie, draaijende om het Middelpunt H, en op zyn uiterste einde A een regtopgaanden draad P A, getand by A om den draad IA van den Spiegel te ontvangen , omvoerende ; dan zal door de werkinge van de Klok, de Wyzer of arm H P omgevoerd worden met eene, beweeging, gelykvormig aan die van de Zonne of Planeet, wier straal SI daar door altyd in dezelve horizontaale. streek zal blyven, van derzelver opgang tot aan haaren ondergang , welk alles blykbaar is uit de voorgaande Artikelen. 2657. Uit het maaksel van de Figuur is ook baarblyklyk , dat, dewyl de stand van den Spiegel steeds veranderlyk is, de afstand van denzelven van het punt A, in de. horizontaale lyn AV, en zyne hoogte boven de gemelde lyn ook steeds veranderlyk zyn zal, met het verschil en, de veranderlyke hoogte boven den Horizon der plaatse. Het is derhalven noodig, de horizontaale afstanden en, hoogten van den Spiegel te berekenen , van derzelver grootste tot de kleinste hoeveelheden , voor iedere byzondere breedte, opdat men den Spiegel gereedelyk mooge schikken naar iedere gegeevene afwykinge van de Zonne of Planeet voor den dag , waarop men 'er gebruik van maakt. 2633. Ten opzigte des afstands van den voet van den Spiegel I van het punt A, in de horizontaale lyn AV merken wy aan dat dezelve gemaklyk , dus berekend wordt: laat uit het Middelpunt of het punt B de loodlyn B D vallen; dan is de driehoek A B D, de hoek B A D bekend, zynde de som van het vervulsel der Breedte, (EAD) en de Afwykinge (EAB); als mede de Zyde AB (=BI) de Snylyn der gegeevene Afwykinge voor den straal AE, waaruit AD (de grondvlakte) gevonden wordt; welke, gevoegd zynde by BI, geeft (BI + DA) den begeerden horizontaalen afstand: stel voor de grootste  140 wis- en natuurkundige ste voorgestelde Afwyking EAB. Dus yinden wy, in den driehoek CAF AF, en dan is AF + CK de horizontaale afstand voor eenige andere Afwyking EAC, aan de, andere zyde van, of onder den Equator. 2659 De Hoogte van den Spiegel boven de horizontaale Lyn AV is de Loodlyn BD voor de Afwyking EAB; en CF voor de Afwyking EAC, welke deelen zyn van de gegeevene driehoeken; en derhalven worden zy gemaklyk gevonden voor alle Afwykingen. Dus wordt de Spiegel geschikt om ten allen tyde ten gebruike gereed te zyn. 2660.. Indien 'er geeischt wordt deeze Hemel-klok van algemeen gebruik te maaken, of dezelve te schikken voor alle breedten, behoeft men haar alleenlyk te doen draaijen om een sterk en wel bewerkt hengsel aan het voorste gedeelte by N, en dan kan zy verheeven worden tot iederen graad van breedte, op eenen met graaden geteekenden Boog , aan het agterste gedeelte by O., waaraan zy, door middel van eene schroeye, kan vastgemaakt worden. 2661. Maar vervolgens moet men overweegen dat dewyl de Loodregte Hoogte AP van het getande gedeelte A boven den Arm HP, is de Raaklyn van het vervulsel der Breedte, of Hoogte des Equators, naamelyk ALP = LPW voor den bestendigen straal LP; dat (zegge ik) derhalven die Hoogte (AP) steeds veranderlyk zyn zal met de breedte in eene omgekeerde reden, of dat zy grooter is naar maate de breedte kleiner is, en omgekeerd. Hierop moet men ook letten in de uitrekeninge, en alles schikken naar de breedte, door middel van eene met graaden geteekende Schaal. Dit alles wordt gemaklyk gedaan door den driehoek ALP, waarin LP van eene gegeevene Langte is, en PA gevonden wordt voor eenige gegeevene breedte LAP = APQ; zodat voor iedere byzondere breedte de drie grootheden AD, BD en AP berekend, en de Klok en Spiegel naar dezelve gefteld moeten worden. 2562. Naar het Hemelsche Ligchaam, het welk men voor-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 141 voorheeft te zien of waar te neemen, moet de Slinger van de Klok in het byzonder gesteld worden; de manieren om dit te doen ; voor de verscheidene Planeet - Slingers , hebben wy reeds beschreeven, toen wy over derzelver samenstelling handelden; en wy moeten den Konste- , naar uit die allen zulk eenen laaten kiezen als hem best dunkt; want in deezen tyd moet hy ten vollen overtuigd zyn, dat de Zon, de Maan, eene Star, en iedere byzondere Planeet een' Slinger hebben moet, die juist geschikt is, om haar in eenen staat van ruste, aan het oog te doen voorkomen. 2663. In deeze Hemel-klok zal het daarenboven zeer gevoeglyk zyn den Uur-cirkel op de voorzyde van de Klok beweegbaar te maaken, en denzelven in 24 of tweemaal XII uuren te verdeelen; want door dit middel kan de Uur en Minuut van de grootste hoogten des hemelschen Ligchaams, of van deszelfs stand in den Meridiaan, in de verticaale Lyn, of in den Meridiaan van de Klok gebragt worden ; en wanneer men dan de Wyzers plaatst op de tegenwoordige Uur en Minuut in dien beweegbaaren Cirkel , dan zullen zy steeds den tyd en de beweeging van het Hemelsche Ligchaam aanwyzen; want de Uur-wyzer zal altyd streek houden met het zelve aan de Hemelen, en deszelfs regte opklimming, of het verschil met den Zonnetyd toonen; het geen nog blykbaarer zyn zal, byaldien de beweegbaare Uur-cirkel by den vatten gevoegd wordt, en zy beiden in tweemaal XII uuren verdeeld worden. (Zie § 2225 enz.) 2664. Eer men eenige Waarneeming begint, moet de Klok zeer juist in de Meridiaan-lyn geplaast worden; of zo dat de Meridiaan van de Klok , met den Meridiaan der plaatse overeenkome; tot welk einde deeze Klok voorzien moet zyn van een zeer goed Kompas en eene Zeilsteenachtige Naalde, welker afwyking naauwkeuriglyk moet opgemerkt worden, door proeven te neemen wegens de breedder plaatse, waar men 'er zich van bedient. En hierdoor kan de Klok zeer gereedelyk geschikt worden naar den  1142 WlS- EN NATUURKUNDIGE den Meridiaan. Ook moet men , in een gepast gedeelte van het Werktuig, twee beweegbaare Hefboomen regthoekig op elkanderen stellen, waardoor het altyd in eenen regt horizontaalen stand gebragt kan worden. 2665. Door middel van dit werktuig, behoorlyk naar de Zon geschikt zynde, zal, wanneer men de kamer donker maakt, en een gat in het venster-luik heeft, om door hetzelve eenen bondel straalen op den Spiegel te laaten vallen, die bondel in eene vaste streek teruggekaatst worden, zo lang hy op den Spiegel kan blyven vallen, welke zo kan geschikt worden dat het lang genoeg zyn zal om de meeste Gezigtkundige proeven te doen met PRISMAAS, ZON - MICROSCOOPEN, of andere Werktuigen. Daarenboven zal het niet moeijelyk vallen, den invallenden straal met den Spiegel te volgen, door krukken van onderen of aan den voet van het gestel te hebben, waarop de Klok rust, en die daardoor met gemak te draaijen en te schikken , naar maate het vereischt wordt. 2666. Maar het voornaamste einde, het welk door dit Werktuig bereikt wordt, is de Hemelsche Ligchaamen vast te stellen, of ze in eenen stilstaanden en rustenden stand in het veld van het Telescoop te houden, tot het doen van starrekundige waarneemingen ; een voordeel, het welk door geen ander middel te verkrygen was, en waaraan het tot nu toe ontbrooken heeft, om de Starrekunde tot den hoogsten trap van volmaaktheid te brengen. Het Telescoop moet tot dat einde van de weêromkaatsen! de soort zyn, en voorzien van een Micrometer van verschillende gedaanten, naamelyk van Tralie-werk, van evenwydige Draaden, van het verdeelde Voorwerpglas, van de fyne schroeve enz. tot het meeten en afteekenen der Oppervlakten van de Zonne, Maane en Planeeten. 2667. Ik behoef hier niet by te voegen dat de voet van het Telescoop zo moet gemaakt zyn, dat het altyd regt horizontaal kan geplaatst worden , juist in den Meridiaan van de Klok, en juist op de zelsde hoogte als het Middelpunt van den Spiegel, als wanneer een Waarneemer met ge  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 143 gemak, en zonder in het minst getoord te worden kan zitten, om de verscheidene en wonderbaare Verschynsels van ieder Hemelsch Ligchaam op te merken. En dus hebben wy de Leer of de algemeene Beginsels wegens het verheevenste gedeelte der Werktuigkunde, dat het menschelyk vernuft immer heeft kunnen uitvinden ten einde gebragt (*). 2668. Wy kunnen ook aanmerken dat, indien de Spiegel by I of K geplaatst wordt, in eene streek, loodregt op de voorige, of evenwydig aan die van den draad AI of AK; dat dan (zegge ik) de straal SI, SK teruggekaatst wordt naar eenen strydigen weg , of in de streek IB of KC in de zelfde regte lyn RE of TC als te vooren; en in veele gevallen zal zulk eene terugkaatsing of stand van den straal gevoeglyker zyn dan de andere op het gedeelte, het welk naar de Zon toegekeerd is. 2669. Eindelyk moet de Spiegel, waarvan men zich in alle waarneemingen der Hemelsche ligchaamen bedient, een Vlakke Spiegel zyn, en wel zo volkomen vlak als de konst die kan maken want indien dezelve niet zeer wel gepolyst is, dient hy nergens toe. Geen holronde of bolronde Spiegel kan in zulk een geval van eenigen dienst zyn, om de redenen , welke wy in de Grondbeginselen der Spiegelkunde gemeld hebben; schoon in veele proeven, die den samenloop der straalen alleenlyk ter verligtinge eischen, een bolronde Reflector, ter bereikinge van veele nuttige oogmerken, welke schrandere konstenaars ligtelyk zullen uitvinden, kan gebruikt worden, ( *) Zie een verder berigt wegens het gebruik van deeze nieuwe heliostata of planeetische Klok, in dat gedeelte onzer Oeffenschoole welke ten titel voert, wysbegeerte der jonge heeren en jufferen DRIE-  144 Wis- en natuurkundige DRIE en-twintigste HOOFDSTUK. De Gronden der Hemelsche Beweegkunde , toegepast op het maaksel van een Microcosmus , bestaande uit een Planetarium, Aardglobe en Lunarium , tot het vertoonen der Hemelsche Beweegingen. 2670. Daar is eene andere byzondere SOORT van Klokwerk, welker beschouwing met regt voor een tweede gedeelte der Hemelsche Beweegkunde mag gehouden worden; want hierdoor vertoonen wy de Beweegingen der Hemelsche Ligchaamen , zo wel als den tyd van denzelven door de Klok, en het gepaste Werktuig, het welk 'er tot dat einde wordt aangevoegd. 2671. De Hemelsche Ligchaamen, welker Beweegingen door Klokwerk getoond worden, zyn de Planeeten, de Aarde en de Maan; de Beweegingen der Planeeten van den tweeden rang, of der Wagters van Jupiter en Saturnus, worden somtyds vertoond in een Kunstgestel, het welk men gemeenlyk een Orrery noemt; maar de gewoone wyze om zulke Werktuigen samen te stellen, is oorzaak dat zy zeer kostbaar vallen, en dus maar zelden gemaakt worden. Doch wy zullen die zwaarigheid poogen weg te neemen, door eene andere manier om Orreryen te maaken voor te draagen, welke minder kostbaar, en misschien fraaijer en natuurlyker, zo wel als gemaklyker in het gebruik zyn zullen. 2672. De uitrekeningen der Hemelsche Beweegingen steunen op de beschouwing der Tyden van de Omwentelingen der hemelsche Ligchaamen, om hunne eigene middelpunten, en de aanmerking der Evenredigheden van deeze Omloopstyden, in zulke getallen, die zullen beantwoorden aan de tanden der raderen van het gestel, waardoor dee-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 145 deeze Beweegingen of Omwentelingen moeten voortgebrag worden. Vervolgens moet men letten op de Wyze, waar op zy met de beweeging van de Klok, ten aanzien van haare duurzaamheid, verbonden zyn. 2773. Wy zullen eerst beginnen met de Beweegingen der Hoofdplaneeten om de Zon; volgens de beste Starrekundige Waarneemingen zyn derzelver gemiddelde Omloopstyden, als volgt, naamelyk: die van SATURNUS 10759,3 Dagen. JUPITER 4332,5 MARS 686,9 de AARDE 365.25 VENUS 224,7 MERCURIUS 88, 2674. De reden nu van den Omloopstyd der Aarde tot de Omloopstyden der overige Planeeten wordt hierdoor gegeeven, en kan derhalven in kleiner getallen, welke tevens geheele getallen zyn kunnen , worden uitgedrukt, die men ook behoorlyk kan schikken naar de Tanden van het Raderwerk voor de bedoelde beweeging. By toetsing nu vinden wy dat de getallen, zo als zy in de volgende tafel staan uitgedrukt, hier aan best beantwoorden. 365,25 : 808, :: 83 : 20 voor MERCURIUS. 365,25 : 224,7 52 :: 32 VENUS. 365,25 : 686,9 :: 40 : 75 MARS. 365,25 : 4332,5 :: 7 : 83 JUPITER. 365,25 : 10759,3 :: 5 : 148 SATURNUS. En volgens deeze getallen moet het Rad, het welk voor de AARDE geschikt is, 50 Tanden hebben. 2675. Wanneer men dan aan een Hefboom zes Raderen vastmaakt, met het volgende getal van Tanden, 83, 52, 50, 40, 7, 5 om een ander stelsel van Raderen om te dryven, ieder van welken beweegbaar is op eenen. IV. Afd. III. Deel K an-  146 WIS- EN NATUURKUNDIGE anderen Hefboom, en met het getal van Tanden, welke in de andere kolomme zyn aangeweezen, naamelyk zo 32, 50, 75, 83, 148; en wanneer eindelyk op de verscheidene beweegbaare Raderen naar dezelven gepaste holle pypjes worden vastgemaakt (binnenwaards en onafhangelyk van elkanderen beweegende) dan zullen ronde ivooren ballen, aan het einde van dunne draaden aan die pypjes vastgemaakt, rondom den Hefboom gevoerd worden in gelyke omloopstyden, waarin de Planeeten aan de Hemelen hunne Wandelkringen doorgaan. 2676, Indien dit stelsel van beweegtuigen behoorlyk in eene beslootene kas geschikt; indien op derzelver top of deksel de Almanak of Ecliptica afgeteekend is, en men boven op den Hefboom der beweegbaare raderen eenen koperen bal plaatst, dan kan het gantsche gestel door middel van een handvatsel gemaklyk in beweeging gebragt worden; het zal dus een Planetarium of Hand-orrery worden van eene zeer nuttige gedaante, en alle de verschynsels van het Zonnestelsel of liever van het stelsel van Copernicus, aanwyzen. 2677. Indien men, in plaatse van den koperen Bal, eenen drie-duims Aardglobe op den gemelden Hefboom; stelt, en een klein koperen balletje op den arm die den ivooren bal omvoert, vertoonende de Aarde onder de Planeeten , dan zal het Werktuig de gedaante van het Ptolomaische waereldstelsel aanneemen; en men zal 'er alle de ongerymdheden van dat zinnelooze stelsel door vertoond en weêrlegd vinden. 2678. Zulk een stelsel van Planeetbeweegingen kan zeer gemaklyk aan eene Klok gevoegd worden, waardoor men het geduurende eenigen begeerden tyd, als eene uur of twee by voorbeeld, kan gaande houden, in welken tyd de Aarde twee- of driemaal om de Zon (of de Zon om de Aarde) draaijen kan, het welk genoegzaam is om alle de aanmerkelyke Verschynsels, betreklyk tot de Hoofdplaneeten, In ieder stelsel te vertoonen. Maar indien men begeert dat de beweegingen van dit konstig stelsel de zelfde  BESCHOUWING VAN UURWERKEN 147 zyn als die in het waare samenstelsel der waereld, dan moeten wy op de volgende wyze te werk gaan. 2679. Laat 'er geëischt worden dat men een beweegtuig maake voor eene beweeging, die in een jaar tyds moet volbragt worden, of in 365½ dagen; want wy moeten zo naauwkeurig niet zyn van op eene uur of twee in een jaar te zien. in 365½ dagen zyn 730 halve dagen van 12 uuren. Dit getal krygt men door de Factors 18¼ 8 en 5; want 5 X 8 X 18¼ is = 730. Een getal derhalven van groote en kleine Raderen, het welk deeze Quotienten voortbrengt, zal de begeerde beweeging te weeg brengen. By Voorbeeld. 4) 73 (18¼ 4) 73 18¼ 8) 146 (18¼ 4) 40 (10 4) 32 ( 8 8) 64 ( 8 5) 20 ( 4 4) 20 ( 5 12) 60 ( 5 2680. Onderstel dus dat een Rad (A), met een Radertje van 5 Tanden, een Rad (B) van twintig Tanden omdryve ; en dat dit Rad , een Radertje van 4 Tanden omdryvende, een Rad (C) met 40 Tanden omvoere; en dat eindelyk met een Radertje van 4 Tanden het laatste en grootste Rad (D) met 73 Tanden worde omgevoerd. Hieruit is baarblyklyk dat, tegen eene omwenteling van B, 4 omwentelingen van A zullen plaats hebben, en 40 omwentelingen van A tegen eene van C; en 730 van A tegen eene van het laatste Rad D ( 2280). Derhalven heeft dit Rad D eene omwenteling in een jaar. Wanneer gevolglyk het eerste Rad A gehegt wordt aan een ander gelyk Rad, vastgemaakt aan den Hefboom van het groote Rad, in eene Klok die 8 dagen loopt, dan zal door de buitenste Cirkels de Dag der Maand, of de plaats der Zonne in de Ecliptica, het gantsche jaar door, zeer juist worden aangeweezen. 2681. Dit kleine stelsel van Raderen kan zeer gemaklyk samengevoegd worden met het beweegtuig van eene K 2 Klok  148 wis- en NATUURKUNDIGE Klok aan den eenen, en met dat van een Planetarium arm den anderen kant; zodat de Klok, wanneer 'er het vereischte Gewigt is aangevoegd, de Planeeten bestendiglyk rondom de door konst gemaakte Zon in beweeging zal houden, juist met de zelfde hoekige snelheden, waarmede de waare Planeeten aan de Hemelen bewoogen worden; en wanneer in den aanvang des jaars de plaatsen der Planeeten op het Orrery behoorlyk in orde geschikt zyn, volgens eenen Almanak, dan zullen zy juist overeenkomen met die, welke de Planeeten aan de Hemelen beslaan, en het gantsche jaar die overeenkomst behouden, 2082. Men zal ligtelyk erkennen dat deeze manier om een Planetarium te maaken, de natuurlykste en eenvoudigste is, die 'er zyn kan, dewyl men zich in dit geval niet van één overtollig Rad, ja zelfs niet van éénen overtolligen Tand bedient. Door middel van deeze Planeetische Klok zal men alle dagen kunnen zien in welk gedeelte van de Ecliptica de Zon, de Aarde of eenige Planeet zy; ook kan men 'er de verscheidene onderlinge Adspecten, waarin de Planeeten zich ten opzigte van elkanderen vertoonen, in opmerken. ■ Men zal 'er hunne Samen standen, Quartieren en Tegenstanden, zo wel als de schynbaare streek hunner Beweegingen, het zy regtstreeksche, stilstaande of teruggaande in beschouwen; en dus zal men kunnen zien of zy boven of onder den Horizon zyn , of zy voor of na de Zon op- of ondergaan; en gevolglyk zal men door dit middel het gantsche Samenstelsel der Hemelsche Verschynselen steeds in het oog kunnen hebben. 2683. Door de zelfde kleine samenvoeging van Raderen, welke wy § 2675 beschreeven hebben , en die horizontaal geplaatst zyn, is het baarblyklyk dat men den As van den Aardbol eens in een jaar rondom den As der Ecliptica kan doen draaijen; en dat dus alle de Verschynsels van de Jaarlyksche Beweeginge der Aarde, ten opzigte der Jaargetyen , op verschillende Breedten en onder verscheidene Lugtstreeken , gereedelyk aangeweezen en waargenomen kunnen worden. Want dewyl men onder stelt  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 149 stelt dat de stand van het Rad D horizontaal is, zo moet, wanneer men aan deszelfs Middelpunt eenen As loodregt vastmaakt, die As den As der Ecliptica verbeelden. Maar indien de gemelde As op eene gepaste hoogte boven het Rad D buiten de loodlyn geboogen wordt, zodat hy daarmede eenen hoek maakt van 66° 3o/, in de gedaante van eenen Arm, en wanneer op dien Arm een andere As regthoekig geplaatst wordt; zo zal deeze met den voorgemelden eenen hoek van 23 30 maaken, den As der Aarde verbeelden, en gevolglyk, indien hy wel aan de Klok gevoegd wordt, eens in een jaar rondom den loodregten As der Ecliptica draaijen. 2684. Om vervolgens de Dagelyksche Beweeging der Aarde ten zelfden tyde op te merken, kan men zeer gevoeglyk op deeze wyze te werk gaan: Laat de As der Aarde beweegbaar zyn in eene sleuve, loodregt vastgemaakt aan den voorgemelden sterken Arm; laat aan het onderste gedeelte van dezelve (beneden den Arm) een Rad (G) vastgemaakt zyn, het welk men stelle van 72 Tanden ; laaten vervolgens de Tanden van dit Rad vatten in de Tanden van een ander (F), die maar half zo groot in getal moeten zyn, naamelyk 36; en dit Rad moet horizontaal rondom den loodregten As even beneden den Arm geplaatst worden , en ruften op eene schuinsche vlakte, om het onafhangelyk van het benedenwerk voor de Jaarlykscbe Beweeging te maaken. Dit Rad F moet eindelyk een ander gelyk Rad (E) van 36 Tanden hebben, om het met het Rad A op den Hefboom van het groote Rad der Klokke samen te voegen; en dit Rad A moet mede 36 Tanden hebben. 2685. Wanneer derhalven op des Aardkloots As de Aardglobe geplaatst wordt, zodat dezelve daarop beweegbaar zy, of met eene schroef aan het einde wordt vastgemaakt, naar maate de gelegenheid zulks vereischt, dan is het baarlyklyk dat die Globe eens in den tyd van 24 uuren zal rond draaijen, omdat de Raderen A , E, F in den tyd van 24 uuren rond gaan , en het Rad F van 36 K 3 Tan-  150 WlS- EN NATUURKUNDIGE Tanden, het Rad G van 72 (en dus ook de Aarde op den As, waarop zy is vastgemaakt) eens in de 24 uuren moet omvoeren. 2686. Ten opzigte van het Rad E staat aan te merken dat, gelyk het de Raderen boven de schuinsche Vlakte voor de dagelyksche Beweeging omvoert. het zo ook de onderste Raderen B, C en D voor de jaarlyksche Beweeging ten zelfden tyde omvoert, door middel van eenen Hefboom , die door een Radertje van 5 Tanden gaat, en dat doet omdraaijen. De tusschenkomst van dit Rad E is daarenboven oorzaak dat de Globe in de regte streek draait, te weeten van het Westen naar het Oosten, gelyk de Aarde zelve doet. 2687. Vervolgens worden, door eenen Cirkel van verligtinge, en eene afgebeelde Zonne op eenen beboorlyken afstand in deszelfs As geplaatst, meteenigen anderen toestel, alle de Verschynsel van ds jaarlyksche en dagelyksche, Beweging der Aarde, voor iederen dag van het jaar, na tuurlyk vertoond. — Dus ziet men de Noord- en Zuidpool beurteling in het verligte en duistere Halfrond; de Zon dagelyks aan verschillende deelen van den Horizon op- of ondergaan; de verscheidene langten van de Dagen Nagtboogen, die door de Stad Londen of eenige andere Plaatse beschreeven worden. - Wanneer men by dit alles eenen Schemerligts-cirkel voegt, kan ook de Tyd van het begin en einde der Morgen- en Avondschemeringe voor iederen Dag vertoond worden; en men zal dus veele gewigtige byzonderheden , tot de Aardryksbeschryving of Starrekunde behoorende, voor het oog kunnen bloot stellen. 2688. Het is daarenboven zeer gemaklyk dit alles zo te schikken, dat het gestel voor den Globe naar welgevallen van de Klok, afgenomen of 'er aangevoegd kan Worden; indien het 'er afgenomen wordt, kan men het doormiddel van de kruk rond draaijen, om dus alle de Verschynsels van een jaar, of van eenen Dag in zeer korten tyd te vertoonen; en dan kan men 'er een Gestel by voe-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 151 voegen, het welk geschikt is om de Zonne- en Maanëklipsen , nevens veele andere Verschynsels aan te wyzen; waarvan de manier, en tevens eene Afbeelding van den dus gemaakten Globe , in de Wysbegeerte der jonge Heeren en Jufferen kan gevonden worden. Byvoegsel. 2689. Wy zullen in het vervolg het maaksel van een Lunarium voordraagen, om de Maandelyksche Beweegino en Schyngestalten der Maane , als mede om de Beweeging van haar Apogaeum of Knoopen te vertoonen; wanneer dan dit Beweegtuig der Maane (gelyk gemaklyk kan geschieden) aan dat van de Klok gevoegd, en alles behoorluk gesteld wordt, dan zal men hierin eigenlyker een Microcosmus hebben dan in iets anders, het welk tot heden toe dien naam gedraagen heeft. Om nu de verbeelding van den jongen Konstenaar te hulp te komen, heb ik eene Proeve van dit Stuk der Hemel-bouwörde in eene koperen Plaat gebragt. 1. Ziet men daarin eene groote Klok als eersten Beweeger. 2. Twee Pilaartjes of Zuiltjes , op welker eene een Barometer geplaatst is, terwyl op het andere een Thermometer staat. 3. Ondersteunen deeze Pilaartjes eene Architraaf, waarop zulk een Orrery of Planetarium als wy te vooren beschreeven hebben, gesteld is. 4. Een Aardbol of Aard-globe , met de jaarlyksche en dagelyksche Beweegingen. 5. Een Lunarium, vertoonende de Beweeging , Schyngestalten en Ouderdom der Maane. Zulk een grootsch gestel zoude onzes oordeels zeer wel passen in het Kabinet van Ryken en Grooten; maar men vindt thans zo weinig liefhebbery en aanmoediging voor dergelyke Konstwerken , dat het der moeite niet waardig is langer op derzelver gebruik en voortreflykheid stil te staan. Door luiden die Konsten en oeffenen verstaat men thans naauwlyks anderen dan Plaatsnyders, Schilders en Beeldhouwers ; terwyl Geleerdheid en Geleerde Mannen benaamingen zyn, welke niets anders dun NieuwsK 4 ty-  152 WlS- EN natuurkundige tydingen romans , Toneelspelen en derzelver Schryvers beteekenen. DRIE-en-twintigste HOOFDSTUK, Het Maaksel van eenen Aardbol 'met drie Aard-globen tot opheldering van de Leer wegens de beweging der . Aarde, de Reden der Jaargetyen, en de ongelykheid der Dagen en Nagten. 2690 In het maaksel van het Orrery waarvan wy de beschryving in het voorgaande Hoofdstuk gegeeven hebben, wordt wel de jaarlyksche, maar niet ten zelfden tyde de dagelyksche Beweeging van de Aarde aangeweezen Wy zullen thans het gestel van een nieuw Werktuig geschikt om de beweegingen aan de Hemelen op te helderen, verklaaren; het welk aan het voorgemelde Orrery (dat wy nu onderstellen eenen horizontaalen stand te hebben) gevoegd zynde, niet slegts beide die beweegingen van de Aarde te gelyk zal voortbrengen, maar tevens door middel van twee andere Globen, de waare oorzaaken en hoedaanigheden van veelerleie andere Verschynsels der Aarde ten vollen zal doen begrypen. 2691. Het is myns oordeels noodeloos den verstandigen Leezer te zeggen: dat een Ligchaam, bet welk den omtrek van eenen Cirkel beschryft, en altyd bet zelfde gedeelte naar bet Middelpunt van dien Cirkel houdt toegekeerd noodwendiglyk eens in den zelfden tyd om zynen As of Middelpunt zal draaijen; want dus heeft het Ligchaam juist het zelfde gedeelte naar het zelfde punt in den omtrek des Cirkels toegekeerd hetwelk onmooglyk zyn zoude, ten zy het tevens gantsch en al om zynen As draaide. Dit is derhalven eene Waarheid, die in zichzelve baarblyklyk is 2692. Verder is het baarblyklyk dat de streek der Beweeginge van zulk een Ligchaam de zelfde is, zo wel om    BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 153 het Middelpunt van den Omtrek, welken het beschryft, als om zyn eigen Middelpunt of As. Doch laat, om deeze Hellingen volkomen op te helderen, A B D de Cirkel zyn, beschreeven door eenige Vlakte F E G, vastgemaakt op eene onbuigbaare Roede of Arm E C, beweegbaar om het Middelpunt C (*). Laat deeze Arm, of omvattende straal, uit den stand EC draaijen naar eenigen anderen I C, dan zal de hoekige Beweeging van het Ligchaam FG zyn = ACH om het Middelpunt C in dien Tyd. 2693. Trek, op de Vlakte in den stand IH, ae evenwydig aan A E , en deeze zal den hoek lcc met den straal 1 C maaken ; en daaruit blykt dat de Lyn AE (of a e) van zynen eerden stand tot den tegenwoordigen IH is afgeweeken, zo veel als de hoek ICE bedraagt; en derhalven is de Vlakte zo veel om haar eigen Middelpunt (c) gedraaid, in den tyd waarin het gedeelte van den omtrek AH is beschreeven geworden. Maar dewyl CE en ae twee evenwydige Lynen zyn, die door eene regte Lyn IC doorsneeden worden, zo zullen de Hoeken ACH en Ice gelyk zyn; dat is de hoekige Beweeging der Vlakte om de Middelpunten C en c zullen steeds gelyk zyn, en de streek der Beweeginge van * naar I is de zelfde als die van A naar H. 2694. Hieruit zal volgen dat, wanneer eenig ligtend Ligchaam in het Middelpunt C van eenen Cirkel ABD geplaatst wordt, en een Globe F G in den Cirkel wordt omgedraaid, zodat dezelve steeds het zelfde gedeelte naar het Middelpunt gekeerd houde, het zelfde Halfrond of gedeelte van den Globe by aanhoudendheid verligt zyn, en het andere gedeelte steeds in het duister blyven zal. Stel dus AENQS (Fig. 2.) een Planeet te zyn, (onze Aarde by voorbeeld) draaijende op de bovengemelde wyze rondom de Zon in het Middelpunt op eenen onmeetelyken afstand, dan zoude het zelfde Halfrond SAEN telkens verligt, en het andere SQN steeds in het duister zyn. Hier (*) Zie Fig. 1. in de Plaat van den Aardbol met drie GLOBEN. K 5  154 wis- en NATUURKUNDIGE Hieruit blykt dat een Planeet in zulke omstandigheden nooit eene geschikte woonplaats zyn kan, voor zodaanige soort van redelyke Schepselen als de menschen zyn. 2695. Onderstel dan dat zulk een Globe draait om zynen As NS, loodregt geplaatst op de Vlakte zyner beweeginge om de Zon. Zulk eene beweeging noemen wy de Dagelyksche, omdat zyde beurtwisseling van dag en nagt voor alle deelen der Oppervlakte, in den tyd eener Omwentelinge, welke voor onzen Globe 24 uuren is, voortbrengt. Het is dan zeker dat ieder gedeelte der Oppervlakte van zulk eenen Globe geduurende de eene helft van den tyd der Omwentelinge in het verligte, en geduurende de andere helft in het donkere Halfrond zyn zal; zodat in zulk eenen stand van den Globe eene geduurende gelykheid van Dag en Nagt zal plaats hebben. 2696. Nog eens: Dewyl de As NS S van de Dagelyksche beweeging, loodregt is op de Vlakte van de jaarlyksche beweeging, welke men onderstelt door de Middelpunten van de Aarde en Zonne beiden te gaan; zo is het baarblyklyk dat de straalen der Zonne loodregt op het middelste gedeelte van den Globe by den Equator AEQ zullen zyn, en schuinsch op ieder ander gedeelte vallen; en dat die schuinte grooter zyn zal, naar maate het gedeelte nader aan de Polen NS, ter wederzyde van den Equator is. Hieruit zal volgen dat een en de zelfde Graad van Ligt en Warmte op het zelfde gedeelte der Oppervlakte van den Globe bestendiglyk plaats zal hebben; en dat 'er dus het gantsche jaar door geene Verandering van Saizoenen zyn zal. Gevolglyk zoude zulk een stand van den Aardglobe voor Schepselen van onze soort in geenen deele geschikt zyn. 2697 Laat ons vervolgens zien wat het geval van eene dagelyksche Beweeging van eenen Globe om zynen As zal zyn, wanneer dezelve eenen schuinschen stand heeft op de Vlakte van zyne jaarlyksche Beweeging, zulk eenen naamelyk als SN (Fig. 3.). Laat ons verder onderstellen dat de As NS steeds in de zelfde Vlakte is met de Lyn  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 155 Lyn ECL, die de Middelpunten van de Zonne en den Globe samenhegt. Dan zal volgen dat de deelen van den Globe rondom de bovenste of Noordpool N geduuriglyk naar de Zon toegekeerd zullen zyn , terwyl de tegenoverliggende deelen, rondom de onderste of Zuidpool S steeds van dezelve afgekeerd zullen zyn. 2698. Het gevolg van deezen schuinschen stand van den Globe zal zyn eene ongelykheid van Dagen en Nagten, en verschillende of liever strydige saizoenen voor deelen, die aan weêrzyde op gelyken afstand van den Equator liggen. Dit is by het eerste inzien van de Figuur blykbaar; want AEC is de halve Dagboog van den Equator; E f is de zelfde in de Parallel Ee, welke langer is (in tyd) dan de andere door den tyd, waarin Ff beschreeven wordt. Maar de halve Dagboog (lg) in de zelfde Parallel lL van Zuider Breedte is zo veel korter dan AE C als de zelfde Grootheid gG Ff lang is. En de deelen om de Noordpool N voor den afstand NB (welke de schuinte van den As, of den Hoek N C B afmeet) zyn geduuriglyk in het verligte Halfrond, en hebben dus telkens Dag; daarentegen hebben de deelen op den zelfden afstand van de Zuidpool S onophoudelyk Nagt. 2699. Ten aanzien der Jaargetyden is het onbetwistbaar dat zy door dit middel zeer merkelyk verschillen in tegen elkanderen over liggende Pararellen van Breedte; want nu ontvangen de deelen by E de loodregte straalen en hebben Zomer; maar dewyl de deelen binnen den Noorder cirkel B b, eene niet ondergaande Zon hebben, of steeds dag genieten, zullen zy het warmste weer hebben, en de Noordpool zal het warmste gedeelte van zulk eenen Globe zyn. Daarentegen zullen de deelen binnen den Zuider cirkel A a de koesterende straalen der Zonne in het geheel niet gevoelen, en zich verweezen vinden tot eenen geduurigen Winter en tot de felste koude. Zulk een stand van den Globe, zoude derhalven ver van wenschelyk zyn voor alle de bewooners van onzen tegenwoordigen Aardbol. 2700. Men zal gereedelyk erkennen dat Beurtwisseling en  156 WIS- EN NATUURKUNDIGE en Verscheidenheid in de Jaargetyen, en in de langte van Dagen en Nagten , als de wenschelykste en aangenaamste staat voor redelyke bewooners der Aarde is aan te merken , dewyl zy door dezelven alle zegeningen gelyklyk en beurteling in ieder wentelend jaar genieten. Dit wonderbaar en algemeen uitwerksel nu wordt op onzen Aardbol te weeg gebragt door een zeer eenvouwdig middel (een verbaazend bewys waarlyk van de Goddelyke Wysheid) te weeten door aan den schuinschen As SN van de Beweeginge der Aarde eene gelykmaatige beweeging rondom den As der Ecliptica AB te geeven, zodat dezelve eens, in den tyd der jaarlyksche omwentelinge rondom de Zon, om denzelven draaije, en wel in eene strydige streek met de beweeging der Aarde; en hierdoor zullen de bovengemelde uitwerksels noodwendiglyk voortgebragt worden. 2701. Wy hebben getoond § 2693) dat, terwyl de Globe om de middelpuntige Zon gevoerd wordt, met den As SN, of met de zelsde Zyde AEB steeds naar de Zon toegekeerd , hy in dien tyd met zynen As ook eens om zyn eigen middelpunt C zal draaijen, en wel in de zelfde streek van zyne jaarlyksche beweeginge ; indien derhalven die zelfde beweeging aan den Globe in eene strydige streek gegeeven wordt, zullen alle de deelen zyner Oppervlakte in den tyd eener jaarlyksche Omwentelinge, naar de Zon zyn toegekeerd, en de As SN zal altyd eene streek, evenwydig aan die, welke hy eerst had, blyven behouden; zodat alle uitwerksels en verschynsels de zelfde zullen zyn, als of de Aarde op haaren schuinschen As inderdaad rustte , en als of de Zon om dezelve draaide (gelyk zy schynt te doen) in den Ecliptischen Cirkel E C L. 2702. Want dan zal de Zon, wanneer zy in het Evennagtspunt of het begin der Ecliptica by C is, ten zelfden tyde in den Equator AEQ zyn, en gevolglyk den Globe van Pool tot Pool verligten, waaruit eene gelykheid van dagen en nagten in alle deszelfs deelen zal voortkomen; en deezen tyd noemt men de Lente van het Jaar. 2703. Na het eerste vierde gedeelte der Omwentelinge, of  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 157 of wanneer de Zon van C tot E gekomen is, en den Keerkring van de Kreeft Ee bereikt heeft dan zal de Globe van A tot B verligt zyn, en de Noordpool N zal nu, nevens de gantsche Noordelyke Breedte van E tot B, naar de Zon zyn toegekeerd, en de grootste hoevee heid van ligt en Warmte ontvangen, welke 'er ooit kan Plaats hebben gevolglyk zal deeze Tyd het midden van den Zomer zyn De dag EF is in iedere Noordelyke Parallel Ee langer dan de nagt fe en allen die binnen den Noorder Poolcirkel b B woonen, hebben ten dien tyde in het ge heel geenen nagt. • 2704 Juist het tegendeel heeft plaats in de Zuider Breedten; want daar komen de Zonnestraalen met verder dan tot den Zuider Poolcirkel A a, en allen die binnen denzelven woonen, bevinden zich, geduurende eene gantsche dagelyksche Omwenteling, in eene volstrekte duisternis. De langte van den dag lg in eene Parallel lL is zo veel korter dan de Nagt gL, als de grootheid gG bedraagt gevolglyk is in deeze Breedten het ligt en de warmte der Zonne dan allerminst, of de koude en duisternis zyn 'er dan zo groot als zy 'er by mooglykheid zyn kunnen, en derhalven is het daar dan Winter. 2705 Wanneer de Zon schynbaarlyk daalt van de noordelyke streeken tot den Equator, aan de andere zyde van den Globe, naar het eerste punt van de schaal tegenover C, dan zal zy Dag en Nagt den geheelen Globe over weder gelyk maaken, door denzelven van de eene Pool tot de andere te verligten, gelyk te vooren § 2702.). ligt en hette zyn nu gelyklyk verdeeld, en maaken dus het andere gemaatigde jaargety, het welk men Herfst noemt. 27 06 Terwyl de Zon van het Hersft-Evennagtspunt door de drie volgende Teekens van de Ecliptica gaat, zullen de zuidelyke deelen der Aarde langzaamerhand naar de Zon toe draaijen; tot dat de Zon eindelyk by L, het eerste punt van den Steenbok, gekomen zynde, dan naast aan de Zuidpool S zal komen, en dat gantsche Halfrond AL B het welk te vooren toen de Zon zich by E vertoonde,  158 WlS- EN NATUURKUNDIGE duister was, verligten; gevolglyk zal dan alles wat tot Nagt en Dag en de Jaargetyen betrekking heeft, juist het omgekeerde zyn van het geen het toen was. In alle landen , die Zuiderbreedte hebben , is het dan Zomer en in de noordelyke landen Winter. Het geen eerst de Langte van derzelver Nagten was, naamelyk g L is nu de langte der Dagen , en omgekeerd. 2707. Wanneer de Zon tot C wederkeert, neemt de Lente op nieuw haaren aanvang, en maakt het begin van een ander Zonnejaar. , Door dus de Aarde eene jaarlyksche teruggaande beweeging om den As A B van de Ecliptica by te zetten , worden alle haare deelen gelyklyk bloot gesteld aan de Zonne aan weêrzyde van den Equator;en zy deelen in de voordeelen, die uit zulk eene wyze en nuttige schikking in den loop van een geheel Jaar voortkomen. 2708. Dit gantsche stuk, het welk wy tot nu toe verklaard hebben, betreffende de dagelyksche en jaarlyksche Beweegingen der Aarde, kan zeer gemaklyk vertoond en opgehelderd worden door middel van een werktuiglyk gestel het welk wy een Aardstelsel zullen noemen bestaande uit drie kleine Aardgloben, geplaatst zo als men in Fig, 2 , 3 en 4 vindt aangeweezen. De eerste derzelzelven (Fig. 2.) kan door de hand bewoogen worden om eenen As N S , die loodregt is op de vlakte zyner beweeginge rondom de Zon , en vastgemaakt aan den omvoerenden Straal, zodat hierdoor de verschynsels van gelyken Dag en Nagt, en van eenzelvigheid der Jaargetyen het gantsche jaar door zullen vertoond worden, en niets meer, gelyk wy ( §2696) reeds hebben aangemerkt. 2709. De tweede Globe (in Fig. 3.) heeft den As SN van zyne dagelyksche beweginge, schuinsch op den As AB der Ecliptica met eenen Hoek B CN = 23° 29'. Maar deeze As SN vaft zynde aan een gedeelte POR, het welk zelf vast is aan den omvoerenden Straal, zal verscheidenheid van Jaargetyen en verschil in de langte van Dagen en Nagten voortbrengen. Maar dewyl in dit geval de As SN steeds naar de Zon is toegekeerd, kan 'er noch beurtwisseling van Jaargetyen, noch verandering in de lang    BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 159 langte van Dagen en Nagten plaats hebben, maar deeze moeten (volgens § 2699) in de zelfde plaatse, het gantsche Jaar door, steeds de zelfde zyn. 2710. Doch de derde Globe (in Fig. 4.) is niet vastgemaakt aan den omvoerenden Straal, maar verknogt met het werktuiglyke het welk dezelve bevat, op zulk eene wyze dat hy de weezenlyke Verschynsels van onze Globe, juist zo als zy in de Natuur plaats hebben, vertoonen kan. het eerste, het welk men ten dien einde doen, moet, is dat men eene tegenbeweeging maake tegen de regtstreeksche jaarlyksche beweeging van den Globe (in fig. 3. om den As A B der Ecliptica, of dezelve ver   nietige door den voet van den Globe O P vast te zetten   op eene Plaat, die eene gelykmaatige beweeging heeft in   eene strydige streek, en dat wel in den zelfden tyd. 2711. Laat dus ACB (Fig. 5.) een gedeelte van den buitensten rand der Plaat van het Orrery zyn § 2675), verdeeld in 365 Tanden; en laat op de onderste Plaat van   den omvoerenden Straal een klein Rad CD geplaatst zyn, met 59 Tanden, om in die van de Orrery-plaat te draaijen. Op dit Rad moet een klein Radertje E worden vastgemaakt, met 10 Tanden, geschikt om een ander Rad FG van 62 Tanden om te draaijen; en indien dan de voet van   den Globe (Fig. 4.) vastgemaakt wordt in het Middelpunt N van dit Rad, zo zal de vereischte teruggaande beweeging aan den Globe worden meêgedeeld. Want 59) 365   (= 6, 2, of het Rad C D draait 6,2 maalen om zyn   middelpunt, terwyl het eens om de Orrery-plaat draait;   en dewyl 10) 62 mede is = 6, 2, zo blykt dat het Rad F G, eens omdraait in eene omwentelinge van den om  voerenden Straal; en dewyl het Rad CD eene voortgaan  de beweeging heeft van het westen naar het oosten zo   is het onbetwistbaar dat het Rad FG teruggaat, of in eene   strydige streek draait, gelyk de teekens (*) in ieder van   deeze Raderen aanwyzen. 2712. Hieruit blykt dat door deeze twee Raderen de jaar  lyksche beweeging van den Globe (Fig. 4.) om den As AB ver-  160 WlS- EN NATUURKUNDIGE vernietigd wordt, en dat eene bestendige evenwydigheid vanden As NS der jaarlyksche beweeginge wordt voortgebragt; en derhalven wordt hierdoor niet slegts het verschil van Jaargetyen , Dagen en Nagten veroorzaakt; maar ook al de verandering of verscheidenheid in dezelven, die op den Aardkloot voor iedere breedte, en iederen dag van het jaar plaats heeft. 2713. Het geen wy vervolgens in aanmerkinge te neemen hebben is het stelsel van Raderwerk, dienende om den Globe zyne behoorlyke dagelyksche beweeging om den As N S, en in de regte streek , van het Westen naar het Oosten te geeven. Hier vinden wy 365 van deeze dagelyksche Omwentelingen tegen eene jaarlyksche; en derhalven moet zulk een Gestel van Raderen 59 Omwentelingen van den Globe geeven tegen eene Omwenteling van het Rad CD, welk het Primum Mobile, of de eerste Beweeger voor dat Stelsel zyn moet. 2714. Het getal 59 moet derhalven in drie Quotienten gebroken worden , omdat het laatste Rad eene teruggaande streek moet hebben, gelyk genoegzaam blyken zal. Stel dat deeze Quotiënten zyn 10) 20 (— 2; 8) 40 (— 5; 10) 59 ( 5, 9; dan is het baarblyklyk dat, indien op eene Brug of Plaat over het Raderwerk van Fig. 5. vastgemaakt, de volgende Raderen behoorlyk geschikt worden, naamelyk een Rad A van 20 Tanden (Fig. 6.) vastgemaakt aan den Boom van het Rad C D (Fig. 5.) om een Radertje B van 10 Tanden te voeren om een Rad C van 40 Tanden, het welk een Radertje D van 8 Tanden omvoert, vastgemaakt aan een Rad van 59 Tanden , welk laatste een klein Rad F van 10 Tanden omvoert; dan is het baarblyklyk, zeg ik, dat dit laatste Rad F 59 maal zal omdraaijen, terwyl de eerste Beweeger CD maar eens omdraait, en deszelfs streek zal teruggaande zyn, gelyk door de teekens wordt aangeweezen. 2715. De Raderen zo geschikt zynde dat het Middelpunt van het laatste Rad F (Fig. 6.) net over dat van het Rad F G ligt (Fig. 5.), moet men eene schuif in het gemelde Rad F vast maaken, beweegbaar om den voet of het stut-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 161 stutpunt van den Globe , het welk vastgezet is in het Middelpunt N van de Plaat F G. Deeze schuif, gaande door eene Plaat, die over het gantsche werktuig is vastgemaakt , zal zich daar boven vertoonen, als by P T. En indien op het bovenste gedeelte van de schuif een Rad T V met 10 tanden gezet wordt, speelende in een ander Rad V W , het welk eene gelyke grootte, en een gelyk getal van tanden heeft, vast gemaakt aaneen gedeelte van den As N S beneden het stuk P R (waarin de gemelde As draait) dan zal de Globe (Fig. 4.) 59 maal rond draaijen in iedere omwentelinge van het Rad CD (in Fig. 5,) en gevolglyk zal hy iederen dag, of in den tyd van 24 uuren, eens om zynen As draaijen. Deeze beweeging nu zal voortgaande of regtstreeksch zyn, omdat die van het Rad T V (of van F beneden) teruggaande is. 2716. Het AARDSTELSEL, , dus aan het ORRERY gevoegd zynde, zal , door zyne drie vereenigde Globen , eene volkomene betooging en opheldering verschaffen van de waare leer wegens de jaarlyksche en daaglyksche beweeginge der Aarde. Een Globe (Fig. 2.) toont dat door , eenen evenwydigen As zonder schuinte, geen verschil in de Jaargetyen , of in de langte der dagen en nagten kan gemaakt worden. Een tweede Globe (Fig. 3.) toont dat een schuinsche As, zonder evenwydigheid , wel onderscheidene Jaargetyen en verschillende langte van dag en nagt, in tegenövergestelde breedten, kan veroorzaaken; maar ten dien opzigte geene de minste verandering in de zelfde breedten te weeg brengen. Maar de derde Globe met eenen As, die altyd schuinsch en tevens evenwydig met zichzelven is, veroorzaakt alle verscheidenheid, welke wy in de natuur vinden, en heeft eene juiste overeenkomst met de Beweegingen en Verschynselen van onzen Aardbol. IV. Afd. III. DEEL. L. VIER  162 Wis- en natuurkundige vier-en-twintigste HOOFDSTUK. Het Maaksel en de Bewerktuiging van een Maanstelsel, om de Bewegingen en Schyngestalten der Maane te vertoonen, als mede om baar Apogeum en de Lyn der Knoopen te doen zien. 2717. Het Maaksel van een Maanstelsel , of van een Werktuig geschikt om de Verschynsels der Maane, met betrekking tot haar beweeging en schyngestalten, en tot de beweeging en den stand der Apsides en Knoopen van haaren wandelkring, te vertoonen, zal meer ingewikkeld zyn dan dat van het Aardstelsel; maar dewyl men de kringtydsche Omwentelingen bekend heeft, zo zal het gemaklyk vallen zulke stelsels van Raderwerk te maaken, die dezelve juist vertoonen, en verschynsels voortbrengen zullen , die in alle opzigten gelykvormig zyn aan, en overeenkomstig met de Natuur zelve. 2718. het Maanstelsel , geschikt om dc Verschynsels van de Beweegingen der Maane te vertoonen, kan toegesteld en gemaakt worden op de volgende wyze. A CB vertoont hier weder den getanden rand van de Plaat van het Orrery, die 365 tanden heeft, waarin het Rad C D (Fig. 2*) even als te vooren draait; en het welk nu ook als Eerste Beweeger, als het gantsche gestel des Maanstelsels in beweeginge brengende, moet aangemerkt worden. Dewyl dit Rad 59 tanden heeft, is het baarblykelyk dat, indien aan deszelfs Hefboom van onderen een Rad A van 20 tanden wordt vast gemaakt, om een ander gelyk Rad B van 20 tanden om te voeren, waardoor een derde Rad C van 10 tanden wordt omgevoerd, dan dit laatste Rad C in den tyd van eene Maanbeweginge, of in 29,5 dagen, rond draaijen zal; want het zal twee Omwentelingen hebben, terwyl A 'er maar een heeft, welke in den tyd van 59 dagen geschiedt. De streek van beweeginge zal de zelf-  beschouwing van Uurwerken. 163 zelfde zyn, naamelyk van hut westen naar het oosten. 2719. Laat in het Middelpunt van het Rad C (Fig. 1 ) een sterke loodregte Draad worden vast gemaakt, die door de bovenste Plaat of den top van het Maanstelsel gaat, en tot eene gevoeglyke Hoogte daar boven verheven is. Laat 'er ook eene andere Draad E M (Fig. 4.) zyn , en laat aan deszelfs eene einde E een ivooren bal M N Q S worden vastgemaakt, waarop gevoeglyke Cirkels geteekend zyn, zodat hy de Aarde verbeeldt; en aan het andere einde zy eene andere Bal M, geschikt om de Maan te vertoonen, en wiens Middellyn dus een vierde gedeelte van de Middellyn der Aarde zyn moet. Want de Middellynen van de Aarde en Maane weet men dat na genoeg tot elkanderen zyn als 7964 tot 2192 mylen. 2720. De grootte en dikte der Aarde en Maane behoorlyk in aanmerkinge genomen zynde, dan zal het ge= meene Middelpunt van zwaarte A tusschen dezelven bevonden worden zeer naby de oppervlakte der Aarde te vallen; dit zal dan het punt zyn, waarop deeze twee ligchaamen in evenwigt zyn zullen; en indien derhalven dit Punt A boven op den draad of op den As van de Plaat C wordt vast gemaakt, zullen de Maan en de Aarde beiden rondom haar Zwaarheids • middelpunt in 29,5 dagen draaijen, en in den tyd van 12 Maanbeweegingen, of in 354 dagen, zullen zy eens om de Zon draaijen; en deeze Omwenteling noemt men het Maanjaar, het welk 11 dagen korter is dan het Zonnejaar van 365 dagen ;en die ontbreking van 11 dagen is het geen de Chronologisten de Epacta noemen. 2721. Deeze toestelling van een Maanstelsel vertoont ons meteen eene andere Beweeging der Aarde, naamelyk de Maandelyksche Beweeging om het gemeene Middelpunt der Zwaarte A; en hieruit leeren wy (1) dat het niet het Middelpunt der Aarde C is, het welk beschryft het geen men gemeenlykden Orbis Magnus, of den jaarlykschen wandelkring om de Zon noemt; maar het Middelpunt van Zwaarte A tusschen de Aarde en de Maan. (2) Dat de Maan ook in haare maandelyksche beweeginge niets altoos L 2 te  164 WIS- EN NATUURKUNDIGE te doen heeft met het Middelpunt der Aarde C, maar met het Middelpunt der Zwaarte A, als het Middelpunt van haare eigene beweeginge. (3) Dat het Middelpunt C der Aarde verft van de Zonne af is by Nieuwe Maan, en dat het naast hy haar is by Volle Maan. (4) Dat het Maandelyksche Verschilzigt der Aarde in de Quartieren zoo merkelyk is, dat het eene gelykmaaking in de Astronomische Tafelen vereischt. Deeze byzonderheden , die zekerlyk van vry groot belang zyn, hebben wy nog niet door middel van Orreryen of Maanstelsels, die tot heden toe zyn gemaakt geworden, vertoond gevonden. 2722. Nog eens: Indien eene kaars of lamp in het midden van het Orrery geplaatst wordt, dan zal de door konst gemaakte Maan , om de Aarde wentelende, op de zelfde wyze verligt zyn , als de waare Maan aan de Hemelen door de Zonne verligt wordt; en alle haare schyngestalten in iedere veranderinge ten opzigte van de Aarde zullen juist de zelfde zyn als die, welke wy aan de Hemelen waarneemen. 2723. Maar verder, indien de Ballen, welke de Aarde en Maan vertoonen, van binnen aan de eene zyde behoorlyk van Zeilsteenen voorzien worden ; en indien men ze, in plaatse van ze aan de einden des Draads EM vast te maaken, ophangt aan fyne punten van daar geplaatst zynde Naalden , met magnetische Kaarten, die de verscheidene streeken van het Kompas aanwyzen, gelyk gemaklyk geschieden kan, dan zullen wy zien dat de Aarde en Maan steeds de zelfde zyde naar elkanderen toegekeerd zullen hebben, wanneer zy om het Middelpunt A draaijen, en dat in eene omwentelinge de einden van den Draad EM telkens zullen wyzen naar ieder punt van de Kompaskaart, en dus aantoonen dat ieder Bal, in eene omwenteling om het Middelpunt A, ook eens om zynen As draait. 2724. Maar schoon dit het waare geval ten aanzien der Maane M is, is het egter dus niet met de Aarde gelegen , aan welke (ter bereikinge van andere oogmerken) eene andere beweeging is medegedeeld, naamelyk de dagelyksche beweging in 24 uuren, die in alle opzigten van de  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 165 de maandelyksche beweeging om A onafhanglyk is. Opdat derhalven het Maanstelsel aan de Natuur gantsch en al gegelykvormig zyn mooge, zo moet de Bal AE N Q S, van binnen steeds eenen Magneet hebben, en zoo op eenen As, vast gemaakt aan het einde van den omvoerenden Straal, geplaatst zyn , dat hy gemaklyk om denzelven draaibaar is. 2725. In dit stelsel zullen de algemeene verschynsels van de Aarde en Maane zich duidelyk vertoonen, Want hieruit blykt (1) dat de Maan altyd de zelfde zyde naar de Aarde houdt toegekeerd. (2) Dat de Aarde ieder deel van haare Oppervlakte eens in de 24 uuren naar de Maan toe. keert. (3) Dat gevolglyk de verligte en duistere deelen der Maane steeds voor onze oogen zyn. (4) Dat eene groote. verscheidenheid van verligte en duistere deelen zich, in eene gestadige omwentelinge over de oppervlakte van den Aardbol, aan de bewooneren der Maane (indien 'er zodanigen zyn) vertoonen. (5) Alle de schyngestalten der Maane komen hier eveneens voor als aan de Hemelen. (6) De zelfde schyngestalten der Maane zuilen ook door de Maanbewooneren in de Aarde worden waargenomen; want onze Bollen zyn Maanen voor elkanderen. (7) Deeze schyngestalten zyn tegenstrydig in de Aarde en de Maan; want wanneer het by ons nieuwe of donkere Maan is, dan is onze Aarde voor de Maane geheel verligt of vol. (8) Dewyl onze Aardbol viermaal zo groot van Middellyn is als de Maan , zal hy den Maanbewooneren eene volle Maan vertoonen , die 16 maal zo groot is als de onze. (9) Dewyl slegts een Halfrond van de Maane naar de Aarde is toegekeerd , kunnen alleen de bewooners van dat gedeelte het gezigt van onzen Aardbol hebben. (10) Zy zien onze Aarde altyd in eene plaatse, of als vaststaande in het zelfde gedeelte der Hemelen, (11) De Maan heeft eene schynbaare dagelyksche beweeging door de Hemelen, veroorzaakt door de waare beweeginge der Aarde om haaren As. (12) De Maanbewooners in het tegenoverstaande Halfrond zien onzen Aardbol nooit, dewyl wy hen nimmer zien. 2726. Ten aanzien der Zonne is het baarblykelyk uit L 3 het  166 WlS-EN NATUURKUNDIGE het Maanstelsel (1) dat zy steeds eene helft van den Bol der Maane verligten moet. (2) Dat ieder gedeelte van den Maanbol naar de Zon wordt toegekeerd in den tyd van haare maandelyksche of kringtydsche omwentelinge. (3) Derhalven is de langte van dag en nagt in de Maan altyd de zelfde , en gelyk aan 14 3/4 van onze dagen. (4) Wanneet de Zon ondergaat, gaat de Aardbol op voor de Maanbewooneren van het halfrond , het welk naar de Aarde is toegekeerd. (5) Voor hun kan het derhalven by nagt nooit geheel donker zyn. (ó) De bewooners van het ander Halfrond kunnen by nagt nooit eenig ligt hebben dan het geen zy van de Starren krygen. 2727. Niet slegts de Maan zelve, maar ook de Loopkring , welke zy om de Aarde beschryft, heeft eene merkelyke beweeginge, en men vindt dat hy in iets minder dan negen jaaren eene omwenteling doet; want volgens de Astronomische Tafels was de plaats van het Apogeum der Maane r 1755 in T. Gr. / // In het Jaar ) 0: 15: 38: 20 t 1764 - o: 21: 50: 17 Beweeging in Jaaren 9 - 12 : 6: 11 : 57 zzz 300, 20 Zeg derhalven 3660, 2 is .-9:: 3600 : x 3^5 zz 366 , 2 3229, 5 dagen. 2728. Om nu het stelsel van Raderwerk te vinden, het welk geschikt is om deeze beweeging van het Apogeum voort te brengen, moeten wy 3229 1/2 dagen deelen door 59. het getal der Tanden in het eerste Rad C D (Fig 2.) en de Quotiënt is 54, 7; deeze moet in twee andere Quotiënten gesplitst worden, naamelyk 7 en 7 8/10 , zoo omdat zy in zichzelve te groot is, als omdat het noodig is twee raderen te hebben die draaijen, te weeten FG en IK, opdat het laatste een regtstreeksche beweging hebben mooge , gelyk het Apogeum inderdaad heeft. Een Radertje E van tien tanden , aan den As van het Rad C D gevoegd zynde, moet derhalven een Rad FG van 70 tanden  BESCHOUWING VAN uurwerken   167 den omvoeren; en een ander Radertje van 10 tanden, aan dat Rad gevoegd zynde, moet een Rad IK van 78 tanden omvoeren ; wanneer men vervolgens eene koperen schuif aan het Middelpunt van dit laatste Rad vast maakt, zal dezelve in eene Ellips omloopen , vertoonende den Wandelkring der Maane, in den begeerden tyd. 2729. Nog eens de Loopkring der Maane is niet evenwydig aan de Ecliptica of den Loopkring der Aarde, maar maakt eenen hoek met denzelven van 5°18 door de verschillende kragten nu der Zonne en Aarde in verschillende standen, zal de Maan in iedere Omwentelinge verscheidelyk aangetrokken , en haar Wandelkring verscheidelyk bewerkt worden; somtyds wordt zy nedergetrokken, somtyds wordt zy opgeligt; nu gaat zy eens voorwaards , dan weder agterwaards; en dus zal 'er eene veranderlyke Beweeging in de Lyn der Knoopen gebooren worden, doch over het algemeen genomen is de teruggaande Beweeging de grootste, en gevolglyk zullen de Knoopen in de Ecliptica teruggaan , en eene omwenteling doen in den tyd van omtrent 19 jaaren. 2730. Want de plaats van den opklimmenden knoop * was in T. o het jaar   1746 11:27: 1 : 4   1765 ' 11 : l9- 30:32 in 19 jaaren 11: 22 : 29: 28 = 352,5 Graaden.     Zeg derhalven 352°, 5 is: 19= 360 =den 0 352, 5 19 x 360 tyd van eene omwentelinge in jaaren, of - X 305 — 352, 5 7032, 5 dagen. 2731. Vervolgens is 59) 7082 , 5= 120 M genoeg. Men moet dit getal in drie Quotiënten breeken, opdat het laatste Rad eene teruggaande Beweeging hebben mooge. Deeze Quotiënten nu kunnen zyn 3, 5 8 en dan kan een Radertje A (Fig. 3O vast gemaakt aan den As van een L 4' Rad  168 Wis- EN NATUURKUNDIGE Rad C D (Fig. 2.) hebbende 6 tanden, een Rad B van 18 tanden omvoeren; dit vereenigd met een Radertje C van 6 tanden, voert een Rad D van 30 tanden om; en dit beweegt mede met een Radertje van 6 tanden een Rad E van 48 tanden , en dat wel in eene teruggaande streek; wanneer men derhalven eene Lineaal aan dit Rad voegt, zal dezelve de plaats der Knoopen door alle de Teekens der Ecliptica in Antecedentia aanwyzen , in den tyd van 7082: Dagen, gelyk men begeerde. 2732 Laat eindelyk op het bovenste gedeelte van den As des eersten Beweegers CD (Fig. 2.) een Radertje van tien tanden vastgemaakt worden, om een Rad van 62 tanden om te voeren; wanneer men vervolgens een Lineaal in dit Rad vastmaakt, zo zal dezelve in eenen Ecliptischen Cirkel rond loopen op de Plaat van het Maanstelsel, welke ten allen tyde in eenen stand overeenkomstig met dien der Ecliptica op de Plaat van het Orrery kan geplaatst: worden ; en dan zal dezelve steeds in dien stand blyven uit kragte det aanhoudende Evenwydigbeid, die door dit werktuiglyk gestel wordt veroorzaakt ° 2711 2733. Indien een Cirkel geplaatst wordt om de Lyn der Knoopen § 2720) , en om dezelve als om eenen As beweegbaar is, dan kan hy naar genoegen of horizontaal of schuinsch op den Horizon met eenen hoek van 5° 18/ geplaatst worden. Indien vervolgens de Maan M (Fig. 4.) wordt vastgemaakt aan het einde van eenen synen staalen draad, gaande vryelyk door een dun sleufje aan het einde van den omvoerenden straal EM, zodat hy boven het middelste gedeelte van den laatstlgemelden Cirkel zy, en op denzelven blyve beweegen , dan is het gemaklyk te begrypen hoe men de Maan of horizontaal of in haaren eigen Wandelkring kan doen beweegen, om alles wat tot de natuur, oorzaaken en verschynsels der Eclipsen betrekking heeft byzonderer aan te toonen. 2734. Dus voorzien zynde van eene Ecliptica voor de Zonne en de Aarde, zal het ons nu zeer gemaklyk vallen de reden der algemeene Misleidingen van bet Gezigt, ten aan-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 169 aanzien van de Beweegingen, Plaatsen, Grootte en andere hoedaanigheden der Hemelsche ligchaamen te begrypen, en dezelve overeenkomstig met de waarheid te verklaaren. Hieruit zullen ook de Heliocentriscbe en Geocentriscbe Plaatsen der Maane ten allen tyde zeer gereedelyk blyken. En dus worden alle de groote stukken, die in de Starrekunde tot Zon of Maan behooren, door zulk een Orrery, Aardstelsel en Maanstelsel, als wy beschreeven hebben, ligtelyk verklaarbaar. 2735. Op gelyke wyze kan men met groot gemak een Maanstelsel voor Jupiter maaken, wanneer men slegts de Omloopstyden en Afstanden van zyne Maanen weet, welke in de volgende Tafel zyn voorgesteld. Wagters. Afstand. Dagen. U. ' Reden tot r Dag. • I — 5-^—1:18: 27I 24: 42 2 — 9 — 3: 13:13! 20: 71 3 — 14, 3 — 7: 3: 42 | 12: 86 4 — 25 , 3 — ió : 16: 32J 6: IOO 2736. De getallen in de Reden deezer Omloopstyden tot eenen Dag zullen de Middellynen en het getal der tanden in een vast en beweegbaar stelsel van Raderen voor deeze Wagters op de zelfde wyze aantoonen als te vooren voor de Hoofdplaneeten ( 2674). Dat is op eenen Hefboom moeten vier kleine Radertjes vastgemaakt worden met 24, 20, 12 en 6 tanden, om vier beweegbaare Raderen van 42, 71, 86 en 100 tanden om te voeren. Op deezen zyn lineaalen geplaatst om de Planeeten van den tweeden rang rondom de Hoofdplaneet Jupiter om te voeren, in afstanden gemeeten naar halve Middellynen van zynen Kloot, zoo als zy door de getallen in de tweede kolom zyn uitgedrukt. 2737. Om nu deezen aan den getanden rand van het Orrery te schikken , en daardoor eene behoorlyke beweeging te krygen, hebben wy alleenlyk aan te merken dat, indien een Radertje van 8 tanden gevoegd wordt aan den tand van het Orrery van onderen, en vastgemaakt aan een L 5 Rad  I70 WlS-EN NATUURKUNDIGE Rad van 64 tanden van boven, spelende in een ander Radertje van 8 tanden, vastgemaakt aan den Boom van het vaste stelfel van Raderen , dan die Boom en alle deszelfs Raderen eens in eenen natuurlyken dag van 24 uuren zullen omdraaijen; en dat gevolglyk alle de Wagters om hunne Hoofdplaneeten juist in zulk een getal van dagen draaijen zullen, als zy aan de Hemelen doen, en wel op evenredige afstanden. 2738. Wanneer nu een Waschkaars in het Middelpunt van het Orrery, en een stuk wit papiers op den omvoerenden straal agter de Wagters loodregt geplaatst wordt , dan zullen de Beweegingen der schaduwen van deeze Maanen de schynbaare Beweegingen van deeze Maanen, gelyk zy op het veld van een Telescoop gezien worden , natuurlyk vertoonen , naamelyk eene Regtlynige Beweeging door de Middellyn van het gezigt; als mede haare regtstreeksche, teruggaande en stilstaande Verschynsels, en eindelyk die van haare In- en Uitgangen in de Eclip. sen haare verbergingen en verdwyningen op den verligten rand haarer Hoofdplaneeten; alle welke byzonderheden van zeer veel belang zyn in het vinden van het verschil der Meridiaanen, of der Langte van plaatsen, en in veele andere stukken der Starrekunde, Stuurmanskonst enz. 2739. Een Saturniaansch Maangestel kan op de zelfde wyze voor 5 Maanen vervaardigd worden, welker Omloopstyden, naar de Tafels van Dr. Halley, zyn als volgt. Dagen. Uuren 1 Halve middell.van den Ring. De Eerste loopt om in 1: 21:18 - 2,097 DeTweede 2: 17:41 2,686 De Derde 4: 12:25 3,752 De Vierde 15 22:4I 8,698 De Vyfde - . 79: 7:48 25,348 2740. De vier binnenste Wagters beschryven hunne Wandelkringen na genoeg in de Vlakte van den verlangden  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 171 den Ring , welke eenen hoek van omtrent 31 graaden maakt met de Vlakte der Ecliptica, en de Knoopen zyn 49° 45' in de Maagd en de Visscben. De Wandelkring van den vyfden Wagter is wat wyder dan de overigen. Wanneer men deeze byzonderheden in het vervaardigen van dit Maanstelsel in opmerkinge neemt, zal het de verscheidene Verschynsels van dit Saturniaansche stelsel van Maanen en van den Ring natuurlyk vertoonen, voor ieder jaar van den Omloopstyd van Saturnus. Men merke aan dat in dit Maanstelsel de Lyn der Knoopen altyd evenwydig aan zich zelve moet blyven, gelyk wy wegens de Lyn van de Knoopen der Aarde aanweezen ( 2711.) En dan zal, wanneer Saturnus van den Knoop in de Maagd tot den tegenovergestelden gaat, de Zon de noordelyke Vlakte van den Ring verligten; gelyk de zuidelyke Vlakte zal verligt worden , wanneer de Planeet door de zes andere Teekenen gaat. VYF- EN- TWINTIGSTE HOOFDSTUK. De Starrekundige Leer betreffende de Gelykmaaking van Tyd verklaard. Eene bereekening van dat gedeelte , ontstaande uit de Schuinte der Ecliptica op de Vlakte van den Equator, met eene Tafel van deeze GELYKMAAkinge voor iederen Graad der Ecliptica. 2741. Indien eene Klok of een 'Horologie naar alle de Wetten der Werktuigkunde volmaaktelyk kon toegesteld worden, dan zoude het altyd den waaren tyd aanwyzen, of volkomen juist gaan; maar dewyl dit het geval niet zyn kan, zo moet een Uurwerk dikwyls in het gelyk gezet worden. Dewyl wy nu geene regtstreeksche of onmiddelyke aanwyzers van den gelyk gemaakten tyd hebben, waardoor de miswyzing ontdekt of verbeterd kan worden, zoo moeten wy ons voldaan houden, ja zelfs ons geluk wen-  172 Wis- en natuurkundige wenschen met die middelen, welke wy tot dit einde nog bezitten. Gemeenlyk bedient men zich hiertoe van tweederleie middelen. Het eene is de zonne wyzer, en eene Tafel van Gelykmaakinge; het andere bestaat in Starrekundige Waarneemingen en Uitrekeningen. 2742 Het eerste middel , waarvan wy de verklaaring thans zullen opgeeven , is zeer gemaklyk , en dus best voor het gemeene gebruik geschikt. Te vooren hebben wy de Leer wegens het tweede middel reeds in het breede voorgesteld van § 1915 naamelyk tot § 1920 ingesloo ten. De Gelykmaaking van Tyd is eene Leer, wel ke uit twee beginselen moet gehaald worden, naamelyk vooreerst daaruit dat de schynbaare dagelyksche Beweeging der Zonne niet in den Equator is, den eenigsten grooten Cirkel van gelykmaatige Beweeging ten aanzien van den Meridiaan; en ten tweeden dat de schynbaare jaarlyksche Beweeging der Zonne niet in eenen Cirkel is, maar in eene Ellips, die geene gelykmaatige Beweeging toelaat, gelyk wy reeds overvloediglyk beweezen hebben § 1236). 2743. Wy zullen ieder gedeelte der Gelykmaakinge van Tyd afzonderlyk beschouwen, en vervolgens beide de deelen te saamen Wat dan voor eerst de beweeging der Zonne in de Ecliptica en niet in den Equator betreft, het is wanneer men het oog op eenen Globe, die om zynen As draait, onder den Meridiaan slaat, baarblyklyk dat de beweeging, of liever de snelte der beweeginge, waarmede de verscheidene punten van de Ecliptica en den Equator door den Meridiaan gaan, merkelyk verschillen zullen; en dat de beweeging van den, Equator bestendig en gelykmaatig, maar die van de Ecliptica ongestadig en ongelykmaatig zyn zal. Doch dit stuk zal gemaklykst door middel van eene Figuur worden opgehelderd. 2744. Laat derhalven EI (Fig. 1.) het eerste Quadrant van den Equator zyn, en E H het eerste van de Ecliptica zynde de hoek IEH 23° 29'. Laat P de Pool zyn van den Equator PHI, een Quadrant van den Kruiscirkel des Zonnestands, en PFG eene plaats van den Meridiaan, daar  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 173 daar zeer naby. Laat PAB de Meridiaan zyn, zeer digt by het Evennagtspunt E, en P E de Meridiaan, gaande door dat Punt; dan is het baarblyklyk dat, op het eerste oogenblik der Beweeginge van den Globe, de zeer kleine Boogen E B en EA in het zelfde oogenblik onder den Meridiaan zullen doorgaan, en dat derhalven die Boogen de Naderingen of Reden van de beginnende snelheden der Beweeginge, in den Equator en de Ecliptica by het Evennagtspunt E, vertoonen zullen. 2745. Nog eens: dewyl PHI de Zonnestands Kruiscirkel, en PFG een Meridiaan is, ongemeen naby denzelven, zo zullen de Boogen GI en FH zyn als de Naderingen, of uiterste snelheden, met welke de twee Boogen E G en E F gelyk worden in den Zonnestand H. Maar de oneindig kleine Boogen EB en E A kunnen beschouwd worden als regte Lynen, of men kan den Hoek AEB als regtlynig aanmerken; en dan heeft men E B : EA:: de Medehoekmaat van AEB: den straal :: x : y. En GI is: FH:: de straal: de Medehoekmaat van IH ( = (AEB)::r:ii. Derhalven hebben wy x y :: v: x, of y'v zzz x1, eene bestendige grootheid: gevolglyk is de snelte der Beweeginge in het begin der Ecliptica E juist zoo veel grooter dan de bestendige snelte van den Equator, als zy korter is dan dezelve by bet einde van het Quadrant in H. 2746. Daar is derhalven zeker tusschenpunt C, waar de snelte in de Ecliptica gelyk is aan die der regte opklimminge in den Equator, het welk wy nu moeten naarspooren. Maak den Boog E d ZZ E C , en D d zal het verschil der twee Boogen EC en ED zyn, het welk in dat geval een Maximum zyn moet; want laat de Boog EC zyn = z , en E D — x ; dan zal D d zyn — z — x , waarvan de Nadering een Maximum zynde , is z-x = o (J. 818 ,) of a ZZ x ! dat is de Naderingen of snelheden van de Boogen E C en E D zullen gelyk zyn , wanneer derzelver Verschil D d zoo groot wordt, als het by mooglykheid worden kan. 2747. Om nu de grootheid van den Boog EC te be paa-  174 Wls- EN NATUURKUNDIGE paalen, wanneer Dd een Maximum is, zo hebben wy volgens de leer der Naderende Kromme Lynen §818 de Nadering van E C (z) tot de Nadering van ED (x) gelyk de Medehoekmaat van CD tot de Hoekmaat van C. Ook hebben wy, volgens de gemeene Leer der Klootsche Driehoeken § 1799) de Hoekmaat van C tot de Medehoekmaat van E, gelyk de Straal tot de Medehoekmaat van CD; of dus korter; Z x:: c s C D : s C; en sC: csCD; der halven is *formule* waaruit wy deeze Evenredigheid zullen krygen , c s C D² c s E X R: : z x; wanneer derhalven Cc is = Dd , of 2 = x ; of wanneer D d een Maximum is § 2746) dan hebben wy c s GD² ;= c * E X R; en dus is c s C D = V c s E~^~~R. Waaruit EC, ED, en D d allen bekend zyn. 2748. Dezelfde Boog EC kan zonder Naderingen gevonden worden , wanneer men het volgende Lemma, laat voorafgaan: de Som der Raaklynen van twee Hoeken B A C BAD, s tot derzelver Verschil, als de Hoekmaat van de somme deezer Hoeken is tot de Hoekmaat van derzelver verschil. Laaten BC en B D de twee voorgestelde Raaklynen zyn voor den Straal A B ; neem B d = BD trek Ad; en trek ook DE en dF loodregt op AC. (Fig 2) Dan is het baarblyklyk, omdat B d is =BD, dat AD is = Ad, en dAB=DAB, en gevolglyk dat CAd hst verschil is van de twee Hoeken B A C en B A D. Vervolgens zyn de Driehoeken CD E en CdF gelykvormig, en dus hebben wy CD ( = C B+ BD):Cd(=CB -BD):: DE: d F; maar DE en dF zyn Hoekmaaten van D A E er dAF voor de gelyke Straalen AD en Ad, waaruit de waarheid van het Lemma blykt. 2749 Vervolgens hebben wy (naar de Leer wegens de Klootsche Driehoeken , § 1789) den Straal: de Mede-hoekmaat E:: de Raeklyn EC: de Raaklyn ED (Fig. 1.) en door Samenstellinge en Deelinge §648,) hebben wy den Straal + c s E: den Straal - c s E: : de Raaklyn E C + de Raak-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 175 Raaklyn ED : de Raaklyn E C — de Raaklyn ED S EC ED s EC — ED (volgens het Lemma.) Maar de Reden der twee eerste Leden van deeze Evenredigheden is bestendig, omdat de Hoek E zoo is; derhalven zal die van de twee laatste Leden ook zoo zyn; en gevolglyk, zal s EC — ED een Maximum zyn, wanneer s EC ED zoodaanig; dat is wanneer EC ED is 90°; want dan zal de Hoekmaat daarvan zyn den Straal; zoodat wy hebben den Straal c s E: den Straal — c s E  den Straal : s E C — ED ; waaruit, omdat de drie eerste Leden bekend zyn, het vierde s EC ED s D d mede bekend is. 2750. Maar daar is nog eenen korter en eenvoudiger manier om tot deeze vergelyking te komen, omdat zy, een Maximum zynde, bekend is als de derde Evenredige tusschen den Straal en de Raaklyn van den halven Hoek E gelyk dus zal blyken. De Straal is de Hoekmaat van 90°, en derhalven is de Mede hoekmaat van o °. Gevolglyk is de Straal de Mede-hoekmaat E: den Straal de Medehoekmaat E de Mede-hoekmaat de Mede-hoekmaat E : de Mede-hoekmaat o de Medehoekmaat E de Mede-raaklyn E o 2 de Raaklyn E o o (J. 1829) de Mede-raaklyn E:½ de Raaklyk ½ E Maar men heeft t r r c t ( 1831), derhalven is r2 c t X t , en r2 X t ct X t X t; waaruit wy krygen c t  t r2 t2 dat is de Mede raaklyn ½ E : de Raaklyn ½ E de Straal2 de Raaklyn ½ E2. Derhalven is de Straal2 : t. ½ E2 de Straal: de Hoekmaat van EC E D s D d; en deelende door den Straal, vinden wy dat Straal is: de Raaklyn ½ E:: de Raaklyn ½E: de Hoekmaat van Dd, het geen te betoogen was. 2751. Wanneer de grootheid van deeze vergelykinge wordt uitgerekend, dan vindt men dat D d is 2° 28 34 welke, tot tyd gemaakt zynde, geeven 9 Minuten en 54 Seconden; en dit is het grootste verschil van Tyd, het welk ooit zoude kunnen plaats hebben tusschen eenen Zon newy-  176 WIS- EN NATUURKUNDIGE newyzer en eene Klok, indien de schuinte van de Ecliptica, of van den weg der Zonne , daarvan de eenigste oorzaak was. Dewyl nu E C -f- E D is ZZ go°, en D d , '( = E C — ED)= 2° 28' 34//, zo is EC = 46° 14/; gevolglyk begint de vergelyking van niets in den Ram V of in het punt E , en gaat voort tot zyn Maximum in V 16° 147, en van daar neemt zy af, tot dat de Zon in 23 in het punt H komt, waar zy weder niets wordt. 2752. In dit eerste Quartier der Ecliptica, is het baarblyklyk dat de Zon, ware zy in den Equator bewogen geweest, in d geweest zoude zyn, in het zelfde oogenblik waarin zy in de Ecliptica by C is, en gevolglyk is de Zon by C in den Meridiaan PD, welke tyd dien voorgaat, waarin de evennagtstandige Zon in denzelven komt, by d, als zynde dan zoo veel Oostwaards, als de tyd der beweeginge in de regte Opklimminge, van den kleinen Boog Dd bedraagt. Hieruit blykt dat de schynbaare Tyd der Zonne in de Ecliptica, of die welke door eenen Zonnewyzer getoond wordt, in dit eerste Quadrant, altyd voor den gemiddelden of gelykgemaakten tyd in den Equator gaat, zoo veel als het verschil, tot de Vergelyking D d behoorende, bedraagt, het welk derhalven, wanneer het gevonden is, van den Zonne tyd moet afgetrokken worden, om den gemiddelden tyd voor het Uurwerk of de Klok te krygen. 2753. Op gelyke wyze het tweede Quadrant in de Ecliptica beschouwende, zal ons blyken dat het Punt (d) ten westen van het Punt C is, en derhalven eerst in den Meridiaan-boog komt. Waaruit volgt dat de gemiddelde tyd nu voor den schynhaare of Zonnetyd is, en dat gevolglyk de Vergelyking D d nu in eene op te tellene verandert, of by den Zonnetyd moet gevoegd worden om den gemiddelden te krygen , welke nu voorgaat. Wanneer dus de Zon in £1 is 43r4ö' (=CH) dan zullen wy, indien wy 9 $\" by den tyd voegen, die, door den Zonnewyzer wordt aangeweezen , den gemiddelden tyd voor het Uur. werk hebben; want zo veel verschilt de waare Middag van dien  beschouwing van Uurwerken. 177 Dag van den scbynbaaren Middag, uit hoofde van de scbuinscbe Beweeginge der Zonne. 2754. Het is baarblyklyk dat de zelfde Vergelyking zal voortkomen in het derde en vierde Quadrant van de Ecliptica, en afgetrokken of bygeveegd moet worden, gelyk in de volgende Tafel getoond wordt, waar de grootheid der Vergelykinge voor de plaats der Zonne in iederen graad der Ecliptica is uitgerekend. IV. Afd III Deel. M Trek  178 Wis- en natuurkundige Trek van den ƒ schynbaaren Tyd de waare Plaats der zonne af. ' ■ ' Teekens y> i ^TuT"" □ £ Graaden I II I // I // ° o o 8 23 8 45 30 1 0 20 8 34 8 35 20 2 o 40 8 44 8 24 28 3 1 0 1 8 53 8 13 27 4 1 19 j 9 2 8 1 26 1 39 j 9 10 7 48 25 * 1 58 9 17 7 34 24 7 2 38 9 24 7 20 23 8 2 37 9 30 7 6 22 0 2 56 9 35 6 50 21 ' 10 3 IS 9 40 6 35 20 11 3 34 9 44 6 18 19 12 3 52 9 48 62 18 13 4 11 9 50 5 44 17 14 4 29 9 52 5 27 16 *5 4 46 9 54 5 8 15 16 5 4 9 54 4 50 14 J7 5 ai 9 54 4 31 13 10 5 37 9 53 4 II 12 J9 5 54 9 51 3 52 11 <5 10 9 49 3 32 I0 2t 6 25 9 46 3 11 9 22 6 40 9 42 2 51 8 23 6 55 9 38 2 30 7 24 7 9 9 33 2 9 6 7 23 9 2(5 1 48 5 26 7 36 9 19 1 26 4 27 7 48 9 12 1 s 3 20 8 1 9 4 o 43 2 29 8 12 8 55 o 22 1 30 8 23 8 45 o o o J ' II Graaden . X M I SS fl, j Ho £5 teekens i voeg by den schynbaaren Tyd.    BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 119 ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Eene Berekening van dat gedeelte der Vergelykinge van Tyd , het welk ontstaat uit de Elliptische Gedaante; van den Wandelkring der Aarde ; met eene nette Tafel daarvan voor iederen Graad van de Anomalie der Aarde. 2755. De tweede oorzaak der Ongelykbeid van Tyd, door eenen Zonnewyzer en eene Klok aangeweezen , hebben wy gezegd dat te zoeken was in de Elliptiscbe Gedaante van den jaarlykschen Loopkring der Aarde (§ 2742), en uit de gemeene Waarneemingen weet men dat het dus met de zaak gelegen is; want in ieder Jaar vindt men dat de Zon eenen veranderlyken hoek onderspant, welke den eenen tyd grooter is dan den anderen; weinige dagen na den Winter - Zonnestand is dezelve, door middel van een Micrometer gemeeten zynde, 32' 43"; maar even lang na den Zomer-Zonnestand is hy niet meer dan 31' 38". 2756. Indien nu de Wandelkring der Aarde net cirkelrond was, dan zoude dezelve altyd op gelyken afstand van de Zonne zyn, welke uit dien hoofde altyd even groot zoude voorkomen; dewyl zy derhalven zo niet voorkomt, moet zy op ongelyke afstanden van ons af zyn, waaruit alleen de ongelykheid van haare schynbaare grootte kan Voortkomen § 1451 En dewyl de grootste en kleinste Middellynen der Zonne zyn als 32' 43''= 1963'. 31' 38" = 1898"; zo zullen de grootste en kleinste Afstanden der Aarde van de Zonne zyn als deeze getallen 1963 en 1898 omgekeerd. 2757. Laat deeze Elliptische Loopkring der Aarde aangeduid worden door AB P D (Fig. 3.) in welks Brandpunt S de Zon is; en laat het andere Brandpunt F zyn. Beschryf om het Middelpunt S eenen cirkel GIKL, wiens M 2 Mid-  180 WlS- EN NATUURKUNDIGE Middellyn G K eene Midden-evenredige Lyn is tusschen de twee assen AP en B D van de Ellips; dan zal de Inhoud van dien Cirkel gelyk zyn aan den Inhoud van de Ellips § 894). En wy kunnen nu de Beweeging in den Cirkel en in de Ellips met elkanderen vergelyken, als zullende ieder in den zelfden tyd beschreeven worden. Dus kunnen wy eene Vergelyking uitvinden , waardoor de ongelyke Beweeging der Aarde in den eersten , en de gelyke Beweeging van een Punt in de laatste, altyd gelyk gemaakt, of naar elkanderen geschikt kunnen worden. 2758. Stel nu dat de Aarde haare Beweeging begint van het Aphelium A van de Ellips, in den zelfden tyd, waarin het ingebeelde Punt met eene gelykmaatige Beweeging begint voort te gaan in den Cirkel G. Dan zal, omdat de afstand AS grooter is dan de Afstand SG, de snelte van de Aarde kleiner zyn dan die van het Punt § 1213), en dus zal in den zelfden tyd, waarin de Aarde den Boog Aa beschryft, het Punt den Boog Gg beschryven, maakende den Inhoud GS g gelyk aan den Inhoud ASa, volgens de algemeene Wet der Natuure. (§ 1212). 2759. Dewyl nu de Inhoud ASa is ZZ GS g, zoo trekke men van iedere zyde het gemeene gedeelte of den Inhoud GS d af, en dan zal men houden den Inhoud AG da gelyk aan die van den Driehoek dSg; derhalven zal de gemelde Inhoud AG da altyd evenredig zyn aan de Vergelyking van den Loopkring, of van den Boog (gd). Gevolglyk zal, wanneer deeze Inhoud een Maximum wordt, de Vergelyking ook op haar grootst worden, het geen plaats heeft in het punt L, waar de Cirkel de Ellips doorsnydt want dan wordt de gemelde Inhoud ALG. 2760. Dewyl in het Punt L de Aarde in haaren Wandelkring, en het ingebeelde Punt in den Cirkel, beiden den zelfden afstand hebben van de Zonne LS; zoo hebben zy daar de zelfde Snelte van Beweeginge; en wanneer zy dat Punt L voorbygegaan zyn, zal de Aarde, steeds nader aan de Zonne komende , eene Snelheid hebben , grooter dan, en geduuriglyk aangroeijende boven die van het  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. l8l het Punt in den Cirkel; maar steeds zal het Punt in N eer dan de Aarde in H zyn, tot dat eindelyk de Hoek HSN, of de Vergelyking van een Wandelkring zal te niet loopen in de Lyn S P K, waar de Aarde in haar Perihelium P, en het Punt in den Cirkel by K komt. 2761. Dewyl de Inhoud ASH steeds gelyk is aan den Inhoud GSN, zoo hebben wy eindelyk de halve Ellips ALP = den halven Cirkel GLK, en den gemeenen Inhoud GLP aftrekkende, behouden wy den Inhoud ALG = den Inhoud PLK. En dewyl de Vergelyking uit het Punt A van niets begon, en tot de hoogde grootte, door geduurige Vermeerderingen, voortging, zoo moet zy, na het Punt L voorbygegaan te zyn, door geduurige Verminderingen weder afneemen , waardoor de Inhoud PLK gemaakt wordt; zoodat hetgeen in het eerste gedeelte gewonnen is, in het laatste weder verlooren wordt, en de Vergelyking in de Lyn SK niets wordt. 2762. Of dus: verlang den Straal SH tot M; dan is de Elliptische Sneede ASH = GSN; als in den zelfden tyd beschreeven zynde. Neem van ieder het gemeene gedeelte GLHS af, en dan zal'er overblyven ALG = NLO + O S H = M H L + MSN; derhalven is ALG MHL = KMHP = MSN, de maat van welken Hoek is de Vergelyking MN; dezelve is derhalven niets, wanneer MHL gelyk wordt aan ALG of PLK. 2763. In de eerste helft van de Ellips, of terwyl de Aarde daalt van het hoogste Punt of het Aphelium A tot het laagste P, zal de Middel - Anomalie altyd grooter zyn dan de waare, of de plaats van het ingebeelde Punt (g) zal ten Oosten van het Punt (d) zyn. Derhalven zal, indien wy onderstellen dat de Aarde in ruste is, in het Middelpunt by S, en dat de Cirkel G L KI het Primum Mobile is, (d) de plaats der Zonne in de Ecliptica zyn, en (g) die van het punt der Middelbaare Beweeginge. Ook zal A S P de Meridiaan zyn; wanneer d daarby komt zal het Middag zyn; volgens den Zonnewyzer, maar wanneer g 'er by komt, zal het XII. uuren op de Klok zyn. En M 3 de  182 WlS-EN NATUURKUNDIGE dewyl deeze schynbaare Beweegingen der Hemelen van het Oosten naar het Westen gaan, is het baarblyklyk dat de Tyd van den Middag volgens den Zonnewyzer dien volgens de Klok zal voorgaan; en gevolglyk moet de Vergelyking of de Boog gd, tot Tyd gebragt zynde, van den Tyd volgens den Zonnewijzer voorden afgetrokken, om den gemiddelden Tyd te hebben, volgens de Klok , dewyl die nu traager gaat dan de Zonnewyzer. 2764 Maar geduurende al den Tyd dat de Aarde klimt uit het laagste Punt of het Perchelium P, naar het Punt van Doorsnydinge I, zal zy nader aan de Zon zyn by S dan de Ecliptica of Cirkel, en gevolglyk zal haare Beweeging sneller zyn dan die van het ingebeelde Punt; derhalven zal haare Plaats p steeds voor die van het gemelde ' Punt by k zyn; en gevolglyk zal zy aan den Meridiaan by P komen, in de schynbaare Beweegingen. De middelbaare Tyd zal dus voor den Zonne - tyd zyn , of de Klok zal nu schielyker gaan dan de Zonnewyzer; en de Vergelyking e p moet by den Tyd volgens den Zonnewyzer gevoegd worden, om den middelbaaren Tyd volgens de Klok, te hebben. 2765. Dit zal ook het geval blyven, tot dat de Aarde aan het Aphelum A komt; want schoon in het gaan van den middelbaaren afstand by I tot den grootsten by A, de Snelte der Aarde by Q minder is dan die van het Punt R, in de Ecliptica, en bestendiglyk afneemt, zal zy egter altyd voor het gemelde Punt zyn, en gevolglyk moet zy, ten aanzien der schynbaare Beweeginge, laater aan den Meridiaan komen, dan het Punt van gelyke Beweeginge R; en dus moet de Vergelyking Rq by den Zonne-of schynbaaren Tyd volgens den Zonnewyzer gevoegd worden, om den •middelbaaren Tyd volgens de Klok te hebben. 2766. Hier is Rq de Vergelyking; en de Inhoud of Sneede KSR = PSQ; neem van dezelve af den gemeenen Inhoud PSRI, en 'er zal overblyven PKI = Qlq Rs ; gevolglyk is PKI - Qlq = RSq evenredig aan de Vergelyking Rq (zie § 2766 Derhalven gaat wanneer  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 183 neer QIq wordt AIG ( = PKI), de Vergelyking van den Wandelkring weder te niet. 2767. Laat GN eene gegeevene Middelbaare Beweeging zyn (Fig. 4.) en A H de overeenkomstige waare Anomalie; trek Sb, Sn, onbepaaldelyk naby aan SH en SN, en stel HnZZ y, en Hfi — z; dewyl dan de naderende Driehoek USb is =NS», zoo hebben wy den Hoek HSi: NSn:; NS2Xj NS2: HS1 (§ 1270) ::z: j. Derhalven is = 3, HS2 de Nadering van de waare Anomalie AH. 2768. Wanneer de Naderingen van Grootheden gelyk zyn, dan zal derzelver verschil een Maximum zyn (5 2746"); derhalven hebben wy in L, waar SH is = SN = SL, i=y; en gevolglyk zal de Vergelyking van den Wandelkring GN - AH daar zoo groot zyn, als zy by mooglykheid zyn kan, gelyk wy boven toonden (g 2759). 2769. Wy hebben Inhouden, Hoeken en Boogen gevonden , evenredig aan de Vergelyking van den Wandelkring: maar om de weezenlyke Grootheid van deeze Vergelykinge te berekenen, moeten wy eerst het berugte Voorstel van KEPLER oplossen: naamelyk, om eene Sneede ASa goor de regte Lyn S a zoo af te snyden (Fig. 3.) dat by tot den gantschen Inhoud van de Ellips zyn zal, als de Tyd waarin de Boog Aa beschreeven wordt , tot den Tyd van eene geheele Omwentelinge in den Elliptischen Wandelkring. Doch dewyl dit op de Geometrische wyze niet anders dan door oneindige Ryen geschieden kan, en 'er eene veel gemaklyker en juister manier om de Vergelyking te berekenen door wylen den Bisschop Ward is uitgevonden, zullen wy hier dezelve verklaaren , met byvoeginge van de verbeteringen, die Bullialdus 'er in gebragt heeft. 2770. Die manier rust op eene Onderstelling, dat een Straal FL (Fig. 5.) getrokken uit bet bovenste Brandpunt F tot de Planeet by L, eenen Hoek AFL beschryft, evenredig aan den Tyd, waarin de Planeet door den Boog A L gaat. iaat derhalven A PB de Ellips zyn, welke de Planeet beM 4 schryft.  184 WlS- EN NATUURKUNDIGE schryft, waarin de Zon is, F het andere Brandpunt, of het Middelpunt van gelyke Beweeginge. Dewyl de Hoek A F L is als de Tyd, zoo zal de plaats van de Planeet zyn by L, en de Hoek A S L is de waare Anomalie. 2771. Trek FL voort naar E, maak FE = AP, en trek ES. (Dan is LE = L S § 769 en dewyl de Driehoek ELS gelykbeEnig is, zoo is de Hoek LES = LSE en beiden te Samen zyn zy gelyk aan den Hoek FLS (§ 632). Derhalven vinden wy in den Driehoek EFS, waarin wy de zyden FE en FS, en den hoek der Middel-Anomalie AFE of EFS hebben, den hoek E, en 2 E = FLS, welke het Verschil is TUSschen de MiddelAnomalie AFL , en de waare ASL: en derhalven vinden wy hier de waardy der gezogte Vergelykinge; want dit Verschil van de Middel-Anomalie AFL afgetrokken zynde, zoo zal de waare ASL overblyven. 2772. Ook is in den Driehoek ELS, waarin wy alle de Hoeken en de Zyde F S hebben, de Zyde S L bekend , welke de afstand is der Aarde van de Zonne in haaren Wandelkring by L. En dus wordt de Vergelyking van den Wandelkring en de afstand van de Zonne , door deeze Onderstelling, voor de Aarde zeer juist gevonden; maar voor de andere Planeeten, en in het byzonder voor mars en Mercurius is 'er eenige Verbetering noodig, welke de beroemde Starrekundige Ismaël Bullialdus op 'de volgende wyze heeft ingevoerd. 2773. Beschryf op den langsten As AP den Cirkel ADP, en laat AFL de Middel-Anomalie zyn, gelyk te vooren. Trek door L de Lyn Q L G loodregt op den As, raakende den Cirkel in Q; trek FQ, snydende de Ellips in M, en M zal de plaats van de Planeet in haaren Wandelkring zyn, voor de Middel-Anomalie AFL. Laat B C de halve Middellyn zyn; en wanneer men dezelve verlangt tot aan D, dan heeft men CB: CD:: GL: GQ, welke derhalven bekend is. Trek vervolgens SM, en dan zal de Hoek ASM gevondeu worden op de zelfde Wyze, waarop te vooren de Hoek ASL gevonden werd, §2771.') 2 774.  beschouwing van Uurwerken. 185 2774. Deeze Verbetering van Bullialdus versnelt de Beweeging der Planeeten in het eerste en derde Quartier, en vertraagt dezelve in het tweede en vierde een weinig, ten aanzien der Onderstellinge van Ward, bet geen te weeg brengt dat haare Plaatsen volgens deeze Leer veel beter met de Waarneemingen overeenkomen. Maar wylen de Heer' Simpson heeft ons een opstel gegeeven, waardoor de Plaats der Planeet nog nader met de waarheid overeenkomstig gevonden wordt, dan door een der voorgemel den *. 2675. De algemeene Reden van deeze Onderstellinge is de volgende: dewyl de Snelheid in den Wandelkring overal omgekeerd is als eene Loodlyn op het Middelpunt der Kragt S op eene Raaklyn voor den Wandelkring in een gegeeven Punt of Plaats van de Planeet (§ 1213), zoo zal volgen dat Aa, Bb, Pp Ruimten zyn in gelyke tyden doorgeloopen; wanneer men vervolgens de Lynen Fa, Fb Fp trekt, dan zullen de Hoeken AFa BFb PFp in den Wandelkring der Aarde, en na genoeg gelyk zyn. Want by A en P hebben wy Aa: Pp:: PS: SA:: AF: FP; derhalven is AFa = PFp Nog eens Aa is: Bb:: BS: SA:: FB: FP; maar in de Ellips der Aarde is F zeer digt by C, en wy zullen hebben FB: FP:: AF: FB , na genoeg; gevolglyk is de Hoek BFb = Afb ten uitersten na. Derhalven is de hoekige Beweeging om het bovenste Brandpunt F op weinig na gelykmaatig (**) 2776. Wanneer de Planeet in B is, het middelste Punt van haare halve Ellips, dan verandert FE in FN , en FB wordt =BN = AC = SB; en FSN is een regte Hoek, en * Zie zyne Mathematical Essays p. 41. (**) By misvatting zyn de Lynen Fa Fb Fp in Fig. 5. niet afgeteekend; maar de Leezer kan ze gemaklyk aanvullen, zoodat dit verzuim hem in het verstaan van dit stuk geene belemmering zal veroorzaaken. M 5  186 WlS- EN natuurkundige en dewyl het Punt B na genoeg samenloopt met het Punt I (Fig. 30 waar de Vergelyking van den Wandelkring een Maximum is, zoo zal de Hoek F B C ongevoelig weinig verschillen van de helft der Vergelykinge. En omdat § 2756) AS is als 1963 en SP als 1898, zoo zal AC = FB zyn als 1930,5 en AS - AC = CS = CF zal zyn als 32,5. Zeg derhalven FB = 1930,5 is; FC:: de Straal: de Hoekmaat van FBC= 58' 92"1/2 welke verdubbeld zynde is 1°56'19" = FBS, de grootste Vergelyking van den Wandekring der Aarde; en zoodanig vindt men dezelve in de Astronomische Tafelen van Dr. Halley. Deeze Vergelyking, tot Tyd gebragt zynde voor . iederen Graad van de Anomalie der Aarde, is zoo als in de volgende Tafel gevonden wordt. 2777-  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 187 ~ 2777. Trek van den schynbaaren Tyd af de Middel Anomalie der Zonne. teekens o 1 2 j 3 4 5 Graaden1 " ~ '~T 'T ~~ 0 o o 3 48 6 39 7 45 6 47 3 57 30 1 o 8 3 55 ö 43 7 45 6 43 3 50 29 2 o 16 4 2 6 47 7 45 6 39 3 43 28 3 o 24 4 9 6 5i 7 45 6 35 3 35 27 4 o 32 4 16 6 54 7 45 6 30'3 28 26 5 o 40 4 22 ö 58 7 44 6 26 3 20 25 6 o 48 4 29 7 1 7 44 6 21 3 13 24 7 o 56 4 35 7 5 7 43 fij 16 3 5 23 8 1 3 4 42 7 8 7 42 \6 11 2 58 22 9 i II 4 48 1 II 7 4r 6 6 2 50 21 10 1 19 4 54 7 14 7 40 6 1 2 43 20 11 1 27 5 o 7 17 7 39 5 56 2 31 19 12 1 35 5 7 7 19 7 37 5 5i 2 27 18 13 1 42 5 12 7 22 7 3 21 7 43 7 24 25 o 33 4 27 3 27 (5 26 7 44 6 59 4 18 o 25 3 28 3 34 6 30 7 44 <5 55 4 11 o 17 2 29 3 41 6 35 7 45 6 51 4 4 0 8 1 30 3 48 6 39 7 45 ó 47_ 3 57 o o o 1 ~ 1 7/ / // / // ' " 1 l{ C'V Graaden u 10 1 q 8 7. ' 6 Teekens. - voeg by den schybaaren Tyd. —;—' ; !—; ~ s t.~ ï 1. " n * ■ ■  188 WlS- EN NATUURKUNDIGE ZEVENEN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. De Leer wegens de samengestelde Vergelyking van Tyd, en wegens het opmaaken van eene algemeene Tafel daarvan, rustende op de Plaats der Zonne in de Ecliptica. 2778. De twee Vergelykingen van Tyd, welke wy nu in aanmerkinge genomen hebben, moeten beiden gebruikt worden om eene algemeene of volstrekte Vergelyking te krygen, bestaande uit de somme of bet Verschil van deeze byzondere, volgens haare stellige of ontkennende Grootheden ; maar dewyl de eene de kennis van de Plaatse der Zonne in de Ecliptica, en de andere die van het Teeken en den Graad van de Middel Anomalie der Aarde en der Zonne vereischt, zoo hebben de Starrekundigen, om dit stuk minder lastig te maaken, eene algemeene Tafel samengesteld uit die beiden , welke alleenlyk rust op de waare Plaats der Zonne in de Ecliptica. 2779. Doch deeze algemeene Tafel kan slegts voor eenen Tyd lang van eenige nuttigheid blyven , dewyl de Lyn der Apsides AP, waarvan de getallen in de tweede Tafel beginnen, niet onveranderlyk blyft ten aanzien der Teekenen van de Ecliptica, maar eene regtstreeksche langzaame Beweeging door dezelven heeft, beloopende eenen graad in 59 jaaren, of in eene eeuw. Derhalven zal het noodig zyn deeze algemeene Tafel om de 30 of 40 jaaren te vernieuwen, voor gevallen waarin eenige naauw-. keurige uitrekeningen vereischt worden ; maar om gemeene Klokken, door middel van eenen Zonnewyzer te regt te brengen, kan zy veel langer van dienst zyn. 2780. Volgens de Tafels van Dr. Halley was de Plaats van deeze Lyn AP , in den aanvang des jaars 1764 , 8°42  beschouwing van Uurwerken. 189 8 42'52 in den Steenbok. Maar dewyl de leer wegens deeze samengestelde Vergelyking in alle opzigten zoo eenvouwdig en klaar niet is, als jonge beoefenaars der Uurwerkskunde wel zouden wenschen, zal ik die duidelyker trapten te maaken door eene Algebraische Uitrekeninge , en haar tevens door eene gepaste Figuur poogen op te helderen ; beide die byzonderheden ontbreeken tot heden toe in Boeken, die over dit Onderwerp handelen. Doch om deeze Betoogingen gemaklyk te maaken, moeten wy de twee volgende Lemmata laaten voorafgaan. 2781. In eenen Drieboek FHS (Fig. 6.) hebben wy FH SH FH SH FS X 2 CV, gesteld zynde dat H V loodregt is op F S, en dat F C is C S. Want beschryf met CF als Straal om het Punt H als Middelpunt, den Cirkel ABF, en trek de zyde SH naar weêrskanten van den Cirkel voort; verleng ook de Grondvlakte FS naar den Cirkel toe in B. Dan is AH HF , en AS FH SH, en SE FH SH; en omdat wy hebben ES X SA FS X SB (658) en SB FV VS FS 2VS, zoo is ½ SB ½FS VS CV, gevolglyk is 2CV SB. Derhalven is FH SH FH SH FS X 2CV. 2782. De Regthoek der Hoekmaaten van twee Boogen , gevoegd by den Regthoek van derzelver Mede - hoekmaaten, maakt eene Som gelyk aan den Regthoek onder den Straal en de Mede-hoekmaat van derzelver verschil (Fig. 7). Laaten de twee Boogen zyn AC en CD ( CB); derzelver Som AD en het Verschil AB; laat CF en OF de Hoekmaat en Mede-hoekmaat van den grootsten Boog AC zyn; en laat m D ( m B) en O m die van den kleinsten Boog C D of CB zyn. Laat ook BE en OE die van het Verschil AB zyn. Trek mn evenwydig aan CF; en mv evenwydig aan AO; dan is het baarblyklyk dat de Driehoeken OCF Omn, en Dmv gelykvormig zyn; derhalven hebben ;wy OC OF Om On waaruit volgt dat O C X On is OF Om. Nog eens oc is: CF Dm mv; der-  190 Wis- en natuurkundige derhalven is OC X mv = CF x Dm. By gevolg is OC x On~T~m'v = OC 5< OE = OF X Om f CF X D m. Q. E. D. 2783. Deeze Lemmata voorafgegaan zynde, zoo zullen wy, wanneer wy terug zien op Fig. 4. daar den zelfden Driehoek FHS vinden als in Fig. <5. mids dat wy de Lyn H trekken, en de Loodlyn HV laaten vallen. Stel AC =CP=a CB=b CS = CF =c SH = v, en de mede-hoekmaat van den Hoek HSP = x, voor den Straal SK = SN=1 Dan is 1; x :: v: vx = S V ook is FH = AP - SH § 769) = 2a - v en FS=2c derhalven is FH + SH x FH - SH =FS x 2CV; dat is 2a X 2a = 2v is = 2c x 2 x c + xv; waaruit wy krygen v = |j=l =^ =SH , den Afstand der Aarde van de Zonne. 2784. En dewyl S N² is = S k² = a b (§ 2757) ; zoo SN* v •_ a x'a~f~c~xT . zullen wy hebben i —- X v zz ! X « . de ' SH b1 Nadering van de waare Langte AH, of van den Afstand van het Aphelium A. Dewyl wy dus eene Uitdrukking van het aargroeijen der Langte voor de Elliptische Anomalie gekreegen, en wy te vooren voor de Schuinte der Ecliptica gevonden hebben § 2747), zoo kunnen wy nu vinden in hoe verre deeze oorzaaken te samen invloed zullen hebben op de Beweeging der Aarde in de Regte opklimming, dewyl in deeze alleen de gantsche grond en reden van de gelykmaakinge des Tyds gelegen is; en wanneer wy de uitwerksels van deeze beiden samenvoegen; dan zullen wy de gantsche of volstrekte Gelykmaaking in eene Grondlesse krygen, voor allerleie waardy van x, of voor allerleie Langte der Aarde van ieder Apsis A of P. 2785. Want dewyl de Nadering van de Langte, of waare Anomalie, tot die van den Equator, of de Beweeging in Regte Opklimminge, altyd is cs CD²: cs Ex R:: z:  AANSCHOUWING VAN UURWERKEN. a X a f c x* fe.'i: (5 2747»)200 zegc-f CD1: cjEX R:: ^ " au af ex1 cjExR . j„ -  BESCHOUWING VAN UURWERKEN. 217 newyzer van de elliptische soort is, is deszelfs Styl of Wyzer CE beweegbaar. Indien dan TV evenwydig is aan de grootste Afwykinge der Zonne, zal zy ook den stand van den gemelden Wyzer voor den tropischen dag vertoonen als zynde evenwydig aan CE, en doorsnydende den As CP in het Punt (b) maakende C b = de Raaklyn van 23° 30'. Dewyl wy derhalven in den Driehoek C b V hebben Cb : CV :: de Straal : de Snylyn van den Hoek P CO, is de afstand C V bekend voor allerleie Breedte PO of EZ. 2858. En dewyl Cb de Raaklyn is van 23° 30' voor den Straal CP; zo zal CV de Raaklyn van 23° 30' zyn voor eenen Straal, gelyk aan de Snylyn der Breedte , en dus wordt CV, de halve Dieren-riem voor deezen Zonnewyzer , ligtelyk met graaden getekend, voor de behoorlyke schikking van den Wyzer,. naar de Afwyking der Zonne, volgens het geen wy (§2836) geleerd hebben, en het geen in Fig. 5. wordt aangeweezen. 2859 Maar deeze regtlynige Zonnewyzer is niet zo geschikt naar den gemeenen horizontaalen Zonnewyzer tot het vinden van de waare Uur- of Meridiaan-lyn, als de Elliptische Zonnewyzer , omdat in deezen de Uuren aan het uiterste gedeelte van de Lyn zo digt aan eikanderen loopen , dat men den tyd in ieder van dezelven niet met genoegzaame naauwkeurigheid kan waarneemen of vergelyken. Ook is de Cirkelronde Zonnewyzer (Fig. 4 ) zo geschikt niet als een Elliptische, uit hoofde der kleine Langte van den Dieren riem , tot het vastzetten van den Styl C N (Fig. 3.) welke geene genoegzaame berekening van de Afwykinge der Zonne toelaat. 2860. Het is zeer merkwaardig dat de regtlynige en de horizontaale Zonnewyzers beiden algemeen zyn, of voor allerleie Breedten zullen dienen, omdat de Uur verdeelingen van ieder derzelven altyd dezelfe blyven, en de Wyzers of Stylen alleenlyk regt geseld moeten worden, naamelyk die van den Cirkelronden Zonnewyzer volgens (§2839,) en O 5 die  218 WlS- EN NATUURKUNDIGE, EnZ. die van den Regtlynigen naar het Vervulsel der Breedte H E, hoedaanig die ook zyn mooge. 2861. Eindelyk zal de Leezer in den Regtlynigen Zonnewyzer (Fig. 5.) aanmerken dat de Schaduw van den Styl, in het Zomer halfjaar, tweemaal op eenen dag terug en voorwaards gaan moet, te weeten 's morgens en 's avonds., gelyk uit het inzien van de Figuur blykbaar is. GROND-  GRONDBEGINSELEN van DE CHRONOLOGIE of ALMANAK- en TYD-REKENING. 2862. Wy oordeelen het niet ondienstig dit Deel, voor de Mathematische Weetenschappen geschikt, aan te vullen met eene beknopte Verhandeling over de Chronologie, of Almanak- en Tydrekening , welke in de beoefeninge der Historien van ongemeenen dienst is. Zy is eigenlyk eene Weetenschap om den Tyd af te meeten, en deszelfs Deelen van elkanderen te onderscheiden. 2863. Wy zullen onze Leezers hier niet lastig vallen met de fyne Bespiegelingen, waarmede de Wysgeeren in hunne Bepaalingen van den Tyd voor den dag komen, dewyl die eer strekken om de zaak te verwarren , dan om dezelve op te helderen. Het zy genoeg aan te merken dat het denkbeeld van Tyd schynt te ontstaan uit de overweeging van onzen eigen geest: want wanneer wy onze gedagten op het algemeene beloop der dingen vestigen, dan beschouwen wy eenigen derzelven als tegenwoordig, eenigen als voorleeden, en eenigen als toekomende. Want hier moeten wy agt slaan op verscheidene Tydbestekken, niet als te gelyk bestaande, maar als elkanderen opvolgende , en het verloop tusschen twee van deeze Tydbestekken is het geen wy eigenlyk Ruimte van Tyd noemen. 2864. Het algemeene denkbeeld dus verklaard hebbende , zal het ons gemaklyk vallen de byzonderheden, welke daartoe behooren , op te helderen. Want wanneer wy voorleedene dingen in aanmerkinge neemen , vertoonen zy zich aan den geest of als te gelyk bestaande, of van elkanderen door tusschenruimten van Tyd afgezonder. En wanneer  220 Grondbeginselen van de Chronologie neer deeze tusschenruimten met elkanderen in vergelykinge komen, worden sommige derzelven langer bevonden dan andere; en wanneer de langste beschouwd worden als het dubbele of drievoudige der korter , dan krygen wy het denkbeeld wegens het afmeeten van een gedeelte des Tyds doormiddel van een ander gedeelte; en buiten dit is 'er niets, dat onze denkbeelden wegens Tyd klaar en onderscheiden kan maaken. 2865 Want wanneer eenige uitgestrektheid van Tyd te groot voor den geest is, om dezelve in eens te bevatten, dan wordt het denkbeeld , door den Tyd te beschouwen als' samengesteld uit eenige kleiner deelen , en als gelyk aan dezelven, eenige maalen genomen zynde, bevatbaarer, en doet zich in alle zyne deelen bescheidenlyker voor. Maar wanneer wy deeze maaten van tyd komen toe te passen, of als voortgaande in eene aaneengeschakelde opvolginge , of als reeds voorbygegaan en verstreeken , dan verliezen 'wy ons zelven in eene onafmeetbaare diepte, aan welke wy nergens eind of paalen ontdekken kunnen. Dit maakt het noodig om in deeze oneindige duuringe op eenig bepaald punt of punten te letten , vanwaar wy, als van eer begin de verscheidene maaten van Tyd, als Dagen, Maanden ' Jaaren enz. of voorwaards of agterwaards kunnen tellen! Dus zyn veelerleie bepaalingen van deezen aart door verscheidene Natiën uitgedagt geworden, naar maate zy den dat de eene of andere byzonderheid gedenkwaardiger, en uit dien hoofde geschikt Was om voor eenen grondslag der Dagteekeninge van andere byzonderheden gehouden te worden. Deezen worden Tydbestekken of Jaartellingen genoemd , en zyn eene oort van rustplaatsen voor den geest, vanwaar dezelve zyne uitzigten en rekeningen beginnen kan. 2866. Uit het geen tot dus verre gezegd is begrypt men ligtelyk dat wy de gantsche Tydrekenkunde gevoeglyk in twee deelen onderscheiden kunnen. Het eene be vat de kennis der verscheidene Maaten, volgens welken de Tyd berekend wordt; en het andere beschryft de verscheidene  of Almanak- en Tyd-rekening. 221 dene Jaartellingen of Tydbestekken, naar welken, by verschillende Volken , de voomaamste gebeurtenissen gedagteekend worden. Want deeze twee byzonderheden weetende, kent men den gantschen voortgang des Tyds ; en is niet slegts in staat om de langte van eenige tusschenruimte te berekenen, maar ook om, door het vergelyken der berekeningen van verscheidene eeuwen en Koningryken, dezelven naar elkanderen te schikken, en dus alles tot een vast Tydbestek te brengen , ten einde men alles naar zekere bepaalde maat regelende , de gantsche agtereenvolging van voorleedene gebeurtenissen zich in eene behoorlyke orde vertegenwoordige 2867. Dewyl nu de Maaten van Tyd eerst in aanmerkinge komen, als naar welken de Tydbestekken geregeld worden, zal het gevoeglykst zyn met derzelver beschouwing te beginnen. En gelyk het denkbeeld van Tyd in het algemeen verkreegen wordt, door de deelen der Duuringe, als in opvolginge bestaande, en van elkanderen door verscheidene tusschenruimten onderscheiden, in aanmerking te neemen, zo komt men tot het denkbeeld var eenigen byzonderen Tyd, of van eenige Langte van Duuringe , als een Dag, een Maand, een Jaar enz. door zekere verschynsels , die in geregelde en naar oogenschyn gelyke Tydkringen wederkeeren , op te merken. Want dus krygen wy het denkbeeld van gelyke tusschenruimten ; en door dezelven op verscheidene wyzen met elkanderen te vergelyken en te vermenigvuldiger; kunnen wy ons verschillende maaten van Tyd van onderscheidene Langte vormen, naar dat de natuur der zaaker zulks afeischt. De beweegingen nu van de Zonne en andere hemelsche Ligchaamen , die zeer bestendig en gelykmaatig zyn, noodigden de menschen natuurlyker wyze uit, om dezelven tot den standaard in het regelen van deeze Afmeetingen te neemen. En dewyl de dagelyksche omwenteling der Zonne niet slegts bestendig en gelykmaatig bevonden werd , maar ook dikwyls kon opgemerkt worden, en daarenboven eenen kleinen kring uitleverde, heeft men het best geagt deeze als de eerste maat  222 Grondbeginselen van de Chronologie maat van Tyd, onder de benaaming van eenen Dag aan te neemen. 2868. Een Dag noemt men die verdeeling van Tyd, welke verloopt terwyl de Zon boven onzen Horizon is, of tusschen haare verschyning voor, en haare verdwyning uit ons gezigt. Deeze verdeeling nu is van tweederleie soort, of de door konst geschikte, of de natuurlyke Dag, 2869. De door konst geschikte Dag, welke oorspronglyk door het woord Dag schynt aangeduid te worden, is de Tyd, geduurende welken het ligt is, of die verloopt terwyl de Zon boven den Horizon blyft, en door haaren op- of ondergang bepaald wordt. In tegenstellinge van denzelven wordt de Tyd van duisternisse, of die verloopt terwyl de Zon beneeden den Horizon is, van haaren ondertot haaren opgang, Nagt genoemd, 2870. De Natuurlyke Dag, of (gelyk hy ook genoemd wordt) de Burgerlyke Dag is die ruimte van Tyd, waarin de Zon gesteld wordt zynen omloop rondom de Aarde te volbrengen; of (om eigenlyker en meer Starrekundig te spreeken) de Tyd eener geheele Omwentelinge van den Equator. Men vindt in de keuze van verschillende volkeren , omtrent het bepaalen van het begin hunner dagen, eene zeer groote verscheidenheid. Sommigen beginnen te tellen van den opgang, en anderen van den ondergang der Zonne; anderen beginnen wederom van het tydstip, waarin zy door den bovensten of ondersten Meridiaan gaat. Dus hebben de oude Babyloniërs, de Persiaanen, de Syriërs, en de meeste andere bewooners der Oostersche Landen, gelyk ook de tegenwoordige inwooners der Balearische Eilanden, de Grieken, en meer andere volken , hunne dagen begonnen met den opgang der Zonne. De oude Atheniënsers en Jooden, nevens de Oostenrykers, Bohemers, Marcomannen, Silesiërs , hedendaagsche Italiaanen en Chineezen tellen hunne dagen van den ondergang der Zonne. De oude Umbri en de Arabiërs begonnen de telling , even als de Starrekundigen, met den middag. De Egyptenaars en Romeinen namen; even als de Engelschen, Franschen, Hollanders, Duit-  of Almanak- en Tyd-rekening. 223 Duitschers, Spanjaarden en Portugeezen van onzen tyd, het begin van middernagt. En gelyk onderscheidene volkeren dus verschilden in den tyd, waarin zy den Dag begonnen , zo was 'er een groot verschil in de onderscheidinge van deszelfs byzondere deelen. Sommigen verdeelden den door konst geschikten Dag in twaalf gelyke deelen, die derhalven in verschillende jaargetyen van onderscheidene Langte zyn moeten. Maar de verdeeling, welke nu genoegzaam algemeen in zwang gaat, is die van den geheelen Dag en Nagt in vier-en-twintig uuren, die te wel bekend is om eenige nadere beschryving noodig te hebben. 2871. Wy hebben nu eene verdeeling van den Tyd bekend gekreegen, en myn oogmerk is om uit dit kleine Beginsel een geheel Samenstelsel van Tydrekenkunde af te leiden. Hoe eenvouwdiger en minder talryk de Beginsels zyn, waarop wy bouwen, hoe gemaklyker ongetwyfeld de Weetenschap, welke op dezelven gevestigd is, te begrypen valt. Alle Tydkringen en Onderscheidingen van Tyd, welke ons in de Tydrekenkunde voorkomen, zyn inderdaad niets anders dan verschillende samenvoegingen van deeze eerste Maat, geschikt naar de onderscheidene behoeften der menschen , naar de verschillende Schyngestalten der Hemelen , en naar de verscheidene tusschenruimten van voorleedene gebeurtenissen. De Menschen waren zekerlyk in den beginne te vrede met de Omwentelinge van eenen enkelen Dag, en ongetwyfeld was dezelve, gedurende eenigen tyd, genoegzaam ter bereikinge van allerleie oogmerken. Maar toen de waereld ouder werd, en de tusschenruimten tusschen eenige voorvallen grooter en uitgestrekter werden, vond men dat het getal der dagen zo schielyk vermeerderde, dat 'er ruimer Tydmaaten , tot gemak, en tot berekening van deeze grooter tusschenruimten noodig waren. Deezen verkreeg men door dagen op verscheidene wyzen, en in verscheidene Stelsels van verschillende Langten byeen te voegen, naar dat de omstandigheden zulks vorderden; en hieruit waren de Jaaren , Maanden, Olympiaden , lustra enz. oorspronglyk. In dit geval vond men we-  224 GRONDBEGINSELEN VAN DE CHRONOLOGIE weder dat de Beweegingen der Hemelsche Ligchaamen van zeer groote nuttigheid waren. Want even als te vooren de Zon, door haare schynbaare Omwentelinge rondom de Aarde, de Langte van eenen Dag bepaald had, zo deeden de andere Hemelsche Ligchaamen, door hunne verscheidene Beweegingen , en door eere regelmaatige Opvolginge hunner verschillende Schyngestalten, de menschen aan zulke Samenschakelingen van hunne Dagen denken, als met de bovengemelde veranderingen overeenkomstig waren. Dus werden veele Verdeelingen van den Tyd niet slegts nuttig tot opmaaking van Rekeningen , maar dienden ook tot Maaten voor de Verschynsels en Omwentelingen der Hemelen. 2872 Hieruit blykt de naauwe gemeenschap tusschen de Sterrekunde en de Tydrekenkunde, zynde de laatste genoegzaam geheel gegrond op de andere wegens welke zy ook eenige kundigheid onderstelt. Doch niettegenstaande de Verdeelingen van den Tyd, in de vroegste eeuwen der waereld, zo geschiedden, dat zy juist met de Beweegingen der Hemelen overeenstemden ; en schoon men regels van Vereffeninge vaststelde , om de Omwentelingen van verschillende Hemelligten met elkanderen te doen samenstemmen; wordt het nu egter gevoeglykst gevonden den Tyd naar de jaarlyksche Omwenteling der Zonne alleen te regelen, zonder (althans in burgerlyke Rekeningen) op de Omwentelinge der Maane eenige agt te slaan. Maar dewyl de oude Tydrekenkunde niet wel kan verstaan worden, zonder dat men ook wegens deezen eenige kennis hebbe, zo zullen wy onze volgende verklaaringen op zulk eene wyze schikken, dat zy tevens dienen kunnen om ook ten deezen opzigte te voldoen , en den Leezeren eenig denkbeeld te geeven wegens de Tydrekenkunde in haaren ouden en tegenwoordigen staat. 2873. Wy hebben reeds aangemerkt dat alle de Maaten van Tyd, waarvan men zich in de Tydrekenkunde bedient, alleenlyk bestaan uit verscheidene Samenvoegingen van Dagen, naar den eisch der zaaken geschikt. Het is derhal ven  of Almanak- en Tydrekening. 225 ven nu noodig eenig berigt te geeven wegens de verscheidene verdeelingen, en de soorten dier Samenvoegingen, en te toonen hoe zy gemaakt zyn, en op welke wyze zy toegepast worden , om voorleedene verrigtingen in orde te schikken , en de deelen der Historie famen te schakelen. 2s74. De eerste en eenvouwdigste Samenvoeging van deeze Soort, welke thans in gebruik is, is die welke wy eene Week noemen; dezelve bestaat uit zeven Dagen , die telkens wederkomen; deeze Samenstelling is gemaakt om de gedagtenis der Scheppinge te vereeuwigen , die in zes Dagen geschiedde, terwyl de zevende tot eenen Rustdag gesteld werd, en hierom vierde men reeds van ouds iederen zevenden Dag de geheugenis van die groote gebeurtenisse. Het is merkwaardig dat niet slegts de Jooden, aan welken deeze viering door eene Goddelyke Openbaaring was voorgeschreeven, maar ook de Syriers, de Egyptenaars , en de meeste Oosterscbe volkeren zich van deeze Verdeeling des Tyds in Weeken bediend hebben. Dit sproot waarschynlyk uit eenige overgebleevene overleveringen wegens de Schepping, welke zy met verscheidene andere volkeren gemeen hadden. 2875. De naamen van de Dagen der Weeke, welke heden in gebruik zyn, zyn de zelfde als die waarvan de Heidensche Volkeren zich bedienden , welke , derzelver benaamingen van de zeven Planeeten ontleenden. Dus werd de eerste Dag Dies Solis, Zondag de tweede Dies Luna, Maandag; de derde Dies Martis Dingsdag enz. genoemd. De reden van deeze benaamingen moet opgemaakt worden uit de oude Starrekunde. Want de Leeraars dier Weetenschap verdeelden het gebied, of de beschikking over alle de Uuren der Weeke onder de zeven Planeeten, zoodat het gebied over de eerste Uur van den eersten Dag aan Saturnus, dat over de eerste Uur van den tweeden Dag aan Jupiter te beurt viel, en zoo vervolgens. Zy gaven iederen Dag den naam van de Planeet, die over deszelfs eerste Uur beschikking had En dee IV. Afd III. Deel. P ze  226 GRONDBEGINSELEN VAN DE CHRONOLOGIE, ze naamen zyn (gelyk ik reeds aanmerkte) met eenige kleine verandering in derzelver orde, door de Christenen van het Westen tot heden toe behouden geworden. 2876". De volgende aanmerkelyke Tydverdeeling is in Maanden. Deeze was, by haare eerste Instelling, voornaamelyk opzigtelyk op de Beweegingen der Maane, uit welken hoofde zy ook naar denzelven geregeld zyn. Doch dewyl de Schyngestalten , en het Voorkomen der Maane, thans van weinig of geen belang zyn in het opmaaken der Burgerlyke rekeningen, is 'er ten deezen opzigte groote veranderingen in de Tydrekenkunde voorgevallen , en eene Maand beteekent gemeenlyk niets anders dan dat Bestek van Tyd, waardoor wy het Jaar in twaalf Deelen verdeelen. 2877. Ter verdere ophelderinge moeten wy hier aanmerken dat Maanden zeer gevoeglyk in Starrekundige en Burgerlyke onderscheiden worden. Starrekundige Maanden (voor zoo veel het noodig is dezelven hier in agt te neemen) zyn die, welke door de Omwentelingen en Schyngestalten der Maane worden afgemeeten. Zy worden weder gesmaldeeld in Periodische en Synodische Maanden. De Periodische Maand is de Ruimte van Tyd, waarin de Maan, in haare beweeging, tot het zelfde gedeelte van haaren Wandelkring, van waar zy haaren Loop begon , wederkeert, en bestaat, nagenoeg, uit zeven-en-twintig Dagen, zeven Uuren, en drie-en-veertig Minuten. De Synodische Maand wordt gerekend van den eenen Samenstand der Zonne en Maane tot den naast daaraan volgenden , en verschilt van de voorige slegts daarin dat, daar de Periodische Maand alleenlyk haar opzigt heeft op den Waadelkring der Maane, en op haaren geheelen Omloop in den Zodiak, de Synodische Maand zoo genoemd wordt, met opzigt op den Samenstand der Maane met de Zonne. Na den Tyd nu van deezen Samenstand , blyft de Zon niet in de zelfde plaatse van den Zodiak, maar gaat naar het Oosten voort; hierop komt het te gebeuren dat de Maan, haaren loop voleindigende, de Zon niet in het zelfde  of Almanak- en Tyd-rekening. 227 zelfde punt, waarin zy haar verliet, weder aantreft, dewyl zy genoegzaam een geheel Teeken uit haare voorige plaats geweeken is. Dus blykt dat de Maan, om de Zon weder in te haalen , zekeren Tyd boven de Periodische Maand noodig heeft, welke de Synodische Maand genoemd wordt. De langte van eene Synodische Maand is niet altyd de zelfde; dewyl de schynbaare Beweeging der Zonne in onderscheidene Deelen van haaren Wandelkring verschilt, zoo moet dit Verschil ten deezen aanzien eenige verscheidenheid te weeg brengen. De middelbaare Beweeging wordt egter by de Starrekundigen op negen en-twintig Dagen en eenen halven gerekend. Deeze Synodische Omwenteling der Maane was de eigenlyke Maan-maand der Ouden , en toont tevens de reden waarom in het Maan-Zonnejaar, de Maanden beurteling uit 29 en 30 dagen bestonden; want wanneer in de maand van 29 dagen het byvoegsel van 12 uuren veronagtzaamd werd , geschiedde zulks om het by de volgende Synodische Omwenteling te voegen, welke, mede uit 29 dagen en 12 uuren bestaande, met de 12 uuren in de voorige maand veronagtzaamd, juist den tyd van dertig dagen uitmaakt. En zulk eene beurtwisseling heeft bestendiglyk en regelmaatiglyk plaats gehad. 2878. Het geen wy tot dus verre gezegd hebben, zal genoegzaam zyn om een denkbeeld wegens de Astronomische maand te geeven, welke by de Ouden voornaamelyk in gebruik was; en den weg te baanen tot het geen wy in het vervolg wegens hunne Tydrekening zullen moeten zeggen. Wat de Burgerlyke Maand betreft , dezelve is niets anders dan dat bedek van tyd, waardoor wy het jaar in twaalf deelen afdeelen; en zy verschilt by onderscheidene volkeren. de Burgerlyke Almanak-maanden die nu geheel Europa door zyn aangenomen, bestaan allen uit 30 of 31 dagen, uitgezonderd de Maand February, die in ieder vierde jaar 29, en in de andere jaaren maar 28 dagen bevat , waarvan wy in het vervolg breeder zullen spreeken. P 2 2879. Wy  228 Grondbeginselen van de chronologie, 2879. Wy komen nu tot de laatste en grootste Verdeeling des Tyds, welke op de beweeging der Hemelsche Ligchaamen gegrond is, ik bedoel die, welke van den schynbaaren omloop der Zonne in de Ecliptica afgenomen , en onder den naam van een Jaar bekend is. Ik zal my hier niet met de fyne onderscheidingen der Starrekundigen, die een Jaar in een Siderisch en Tropisch Jaar verdeelen , bezig houden, dewyl zulks maar weinig zoude dienen om ons in de kennis der Tydrekenkunde te doen vorderen. Het zal overeenkomstiger met ons oogmerk zyn de historie van het Jaar met deszelfs onderscheidene veranderingen en tegenwoordige gedaante op te geeven. 2880 Behalven de zigtbaare Omwenteling der Zonne, waardoor zy in den tyd van vier-en-twintig uuren rondom de Aarde wordt omgevoerd, en de grootte van eenen Natuurlyken Dag aanwyst, is 'er ook eene tweede Beweeging aan de Zonne eigen, die veel langzaamer geschiedt, en niet dan na eenen vry aanmerkelyken Tyd voleindigd is. Deeze is het geen de Starrekundige de jaarlyksche Omwenteling noemen , door welke de Zon , van eenig merkwaardig gedeelte der Hemelen, als van de Evennagts- of Zonnestands - punten, haaren loop aanvangende, wordt opgemerkt na verloop van zeker getal van dagen in het zelfde gedeelte weêr te keeren, en zoo van tyd tot tyd in eene onafgebrokene Beweeging voort te gaan. 2881. Gelyk nu in het geval van de dagelyksche Beweeging der Zonne , haare geregelde Op- en Ondergang de aandagt der menschen natuurlyker wyze getrokken, en hun aanleiding verschaft heeft tot de gemaklyke verdeeling van den Tyd in dagen; zoo hebben zy ook haare jaarlyksche Beweeging gade geslagen, en opgemerkt dat dezelve verzeld ging van beurtwisselende Jaargetyen , die elkanderen in eene vaste orde opvolgden, en steeds wederkwaamen, wanneer de Zon tot het zelfde gedeelte van haaren Wandelkring, waar in zy was toen ieder jaargety zynen aanvang nam , was weêrgekeerd. Dit deed hen welhaast denken om eenig gebruik te maaken van deeze beurt-  of Almanak- en Tyd-rekening. 229 beurtwisselingen; en vindende dat zy eenpaarig en bestendig waren , vonden zy zich , door eene aangeboorene nieuwsgierigheid opgeleid, om te onderzoeken of zy derzelver oorzaaken konden naspooren. 2882- Hier kunnen wy byvoegen dat de menschen dit onderzoek waarschynlyk des te ernstiger ter harte namen , dewyl de bepaaling van den tyd om te zaaijen en te oogsten, zoo wel als verscheidene andere gewigtige byzonderheden des leevens, daarvan voornaamelyk afhing. Nadat hun dan gebleeken was dat de beurtwisseling der Jaargetyden veroorzaakt werd door den schynbaaren Omloop der Zonne in de Ecliptica, begonnen zy den Tyd te berekenen, waarin deeze Omloop geschiedde, en dien zoo goed als zy konden bepaald hebbende, weezen zy de stonden van de wederkomste der Jaargetyen aan. 2883. De Tyd van deeze tweede Omwentelinge der Zonne verschaft ons dat Bestek, het welk wy een Jaar noemen. Hetzelve bestaat, gelyk uit de naauwkeurigste waarneemingen van laatere Starrekundigen gebleeken is, uit 365 dagen, 5 uuren, en 49 minuuten. Men kan zekerlyk niet denken dat in de eerste eeuwen der waereld, toen de Starrekunde slegts in eenen staat van kindschheid was, deeze berekening zeer naauwkeurig zal geweest zyn. De menschen zyn van trap tot trap tot de kennis der ware maate des Jaars gekomen , en nieuwe waarneemingen dienden hun steeds om oude misvattingen te verbeteren. De eerste rekeningen mag men natuurlyker wyze denken dat zeer gebrekkelyk zullen geweest zyn. 2884- De oudste schikking van het Jaar , welke ons bekend is, is die, volgens welke het in 360 Dagen is afgedeeld. Dit is baarblyklyk het Mosaische Jaar, en sommigen oordeelen niet zonder reden dat het zoo oud is als de Zondvloed. Want Mozes schryft ongetwyffeld in het verhaal, het welk hy ons wegens die verbaazende gebeurtenisse geeft, aan den tyd van vyf maanden 150 dagen toe, zoodat iedere maand 30 dagen bevatte, en gevolglyk 12 maanden 300 dagen uitmaakten. P 3 2885 He-  &3o Grondbeginselen van de Chronologie, 2885. Herodotus eigent deeze schikking van het Jaar aan de Egyptenaaren toe; en veele geleerde mannen, die op het gezag van den gemelden Schryver steunen zyn van oordeel dat Mozes in de beschryvinge van den Zondvloed, geene jaaren of maanden bedoelt, welke in den vroegen tyd, waarop hy ziet in gebruik waren; maar zulken die, toen hy in Egypte verkeerde , daar waren aangenomen ; want uit de Heilige Schriften blykt dat hy in al de wysheid der Egyptenaaren is onderweezen geweest. _ Doch om over de oudheid van deeze schikkinge niet in geschil te treden, zullen wy, op het getuigenis van Herodotus, aanncemen dat zy reeds vroeg onder de Egyptenaars in gebruik geweest is. Eene Dwaaling van meer dan vyf dagen was egter te aanmerkelyk om lang onopgemerkt te blyven : en wy vinden ook dat Hermes Trismegistus nog vyf dagen by de voorige rekening gevoegd heeft, waardoor hy zeer na aan de waarheid gekomen is. 2886. Wy vinden ook dat Thales het Grieksche Jaar heeft ingesteld doch die schikking heeft niet lang onder de Grieken stand gehouden , dewyl zy, uit hoofde van hunne Feesten, het Maan-Zonnejaar den voorrang gaven. Dit bestond uit 12 Synodische Maanden , beurteling van 29 en 30 dagen, maakende dus in het geheel 354 dagen voor een Jaar. Doch dewyl hier, wanneer men den waaren Zonneloop in aanmerking nam, 11 dagen te kort kwamen, en 'er dus welhaast groote verwarring in de Jaargetyen zoude ontstaan zyn; om dit ongemak voor te komen , stelde men regels vast, volgens welken men dagen in de maanden invoegde, om de gelykheid met de beweegingen der Hemelsche ligchaamen zoo na als mogelyk was in het oog te houden. 2887. Over deeze tusschengevoegde dagen zullen wy in het vervolg gelegenheid vinden om nader te spreeken; thans zal het genoeg, zyn aan te merken dat het Romeinsche Jaar, zoo als het door Romulus ingevoerd, en naderhand door Numa hervormd geworden is, ook door Maan-maanden werd afgemeeten, met vaststelling van tusschengevoegde  OF ALMANAK- EN TIJD - REKENING. 231 de dagen , omhet begin van het Jaar op eenen bepaalden tyd vast te houden. De zorg over deeze invoegingen werd den Pontifex Maximus of Opperpriester aanbevolen, die, niet op zynen post lettende, alles in verwarring liet loopen; zoodat, ten tyde van Julius Caesar de Winter-maanden in den Herfst, en de Herfst-maanden in den Zomer invielen. 2888. Caesar stelde poogingen in het werk, om deeze wanorde weder te regt te brengen, en de Jaargetyen in derzelver behoorlyke Maanden te herstellen. Hy stelde vast dat het Jaar, waarin hy met de herstelling van den Almanak eenen aanvang maakte , uit 445 dagen bestaan zoude. Dit gedaan zynde, bepaalde hy, met hulpe van Sosigenes, een' beroemd' Wiskundigen van Alexandrie, dat het Zonne-Jaar uit 365 dagen en zes uuren bestaan zoude. Doch dewyl deêze zes uuren, in gevallen die het Burgerlyke leeven betroffen, niet in aanmerkinge konden genomen worden , gaf hy bevel dat men dezelven zoude veronagtzaamen , totdat zy eenen geheelen dag uitmaakten , het geen ieder vierde Jaar moest plaats hebben, zoodat dit Jaar uit 366 dagen moest bestaan , en de schrikkel dag na het eindigen van het Feest van de Terminalia , dat is na den 23sten van February , moest ingevoegd worden. Dewyl nu de dag na deezen by de Romeinen de zesde der Kalender van Maart, Sextits Kalendarum Martii genoemd was , werd dezelve tweemaal in het Schikkeljaar gerekend, zoodat men om de vier jaaren Sextus Kalendarumbis , of tweemaal had, het geen de reden was dat men aan het Schrikkeljaar den naam van Bissextilis gegeven heeft. 2889. Schoon deeze schikking van het jaar vry wel gevonden is, en langen tyd in Europa heeft stand gehouden, als zeer na aan de waarheid komende, is dezelve egter, wanneer wy als Starrekundigen spreeken, niet naauwkeurig. Wy hebben reeds gezien dat de jaarlyksche omwenteling der Zonne, of (gelyk de Starrekundigen gewoon zyn zich uit te drukken) het Tropische P 4 Jaar,  232 Grondbeginselen van de Chronologie, Jaar, volgens de netste en beste waarneemingen, bestaat uit 365 dagen , 5 uuren , en 49 minuuten. Maar de Juliaansche schikking stelt bet Jaar op 365 dagen en 6 Ja. R. ï? aderflingers befchouwd. 127 Radertje , Horologisch ). 99, enz. Regelaars der Baia»w van.KMfcen en Horologiën. Zie Viseren. S. O abbalifebe jaar. Zie Jubeljaar. Sari, Neri en Ss/ï, Maten van Tyd by de Oosterlingen. 23 S Slingers, Grond der Ontdekkinge van Huygens omtrent dezelven , 23. Bron van Miswyzing in derzelver Beweging, 78, enz. Uitwerkfels van Hette of Koude op dezelven, 86. Verfcheidene aanmerkingen over dezelven. 91, enz. tot 127 Slingeringen , Leer wegens dezelven. 27, enz 56,enz, tot 77 Sofi. Zie Sari. Synodifche Maanden. Zie Pi' riodifche. T. rT> eekenen inBrieven, Geheime) hoe te ontwarren,337,enz, 'Tiende Tydbeftek in de Oude Historie. 323, enz. Tweede Tydbeftek in de Oude Hifiorie 272, enz. Tyd, berekeningen van denzelven voor verfcheidene gevallen, betreklyk tot de Starrekunde. 179, 188 , 219 Tydbeftekken wat, en verfchei- * Au dene  564 REGISTER de aanmerk- ingen over de zelven. 238, enz. Tydrekenkunide, Grondbeginsels van dezelve. 268, enz. U. Uurwerken, Wis- en Natuurkundige Beschouwing van dezelven. I,enz. V. Veeren , Beschouwing van gelyktydige Slingeringen in dezelven, 27 enz. Als Regelaars van de Balans in Klokken en Uurwerken beschouwd. 32, enz. 39 Vierde Tydbestek in de Oude Historie. 277 Vyfde Tydbestek in de Oude Historie. 279 W. Weken uit dagen samengesteld, derzelver benamingen. 225 Wis en Natuurkundige Beschouwing van Uurwerken. Zie Uurwerken. Z. Zesde Tydbestek van de Oude Historie. 281 Zevende Tydbestek, van de Oude Historie. 287 Zonnewyzer , samenstelling van eenen dienende om de ware Meridiaan te vinden. 204, enz. EINDE. AANWYZING voor den BINDER, om de Plaaten in dit derde Deel, der vierde Afdeeling, in te zetten. Plaat van den Klos opgeheldert. - Bladz. 5 — het Slinger-Horologie. - - 13