KA1TSCH. DER .VEDEISL. LETTERK. TE LEIDEN. Catah bl. w Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  H E T LEVEN VAN H ü G O DE GROOT, getrokken uit de voornaamste historieschryvers en dichters j doormengd met onpartydige aanmerkingen, en versierd met TWEE JUISTE AFBEELDINGEN VAN HET KOFFER, WAARIN DE GROOT zyne gevangenis ontkomen is : getekend naar het echte koffer zelf, thans berustende onder den heer, Mr. JACOB KLINKHAMER. TtAMSTELDA llf, By J. B. EL WE en D. M. LANGE VELD. mdcclxxxv-   Voorrede, Het in *t licht verfchynen van debeide echte aftekeningen des koffers, doormiddel van '£ welk de beroemde uugo de groot, het bange Loeveftein ontkomen, en welk Faderlandsch Gedenk ft uk thans berustende is, onder den Heer, Mr. jacob klinkhamer, heeft ons aanleiding gegeeven lot hei vervaar ■ digen van deeze weinige bladen, bevattende alle de voornaamfïe levensgebeurtenis/en van den gemelden groeten Staats- enLetter-held: wy hebben de Dichters te hulp geroepen om onzen flyl te veraangenaamen, en laat en ons voor/laan geene zaaken van belangovergeflagen, en tevens de nietsbetekenende kleinigheden vermeid te hebben; indien dit bevonden wordt zodanig te zyn, hebben wy boop dat onze arbeid goedkeuring zal verwerven, want by veelen is het leven van onzen hugoah aavgeflipt , ternyl anderen er een zwaar hoekdtet van gemaakt hebbev. De tydsomflandigheden ivelken wy bekeven, hebben ons byna op ieder regel de voorzichtigheid yoorgepredikt; wy hebben ombepaald tot het geeven van een beknopt verhaal vati1 *t gebeurde, zonder over het gebeurde te oor.  VOORREDE. deelen; hier en daar hebben wy den Leze? op den weg gehragt, en he>n dan aan zyna eigene krachten cvergelaaten; wy hoo • pen dat zulks goedgekeurd zal worden: - men geloöve echter niet dat wy om die reden onzen naam verzviiegen hebbvi; wy fchaamen ons denzehen niet, ook niet de gevoelens welken wy over den tydvan den grooten hugo, zo min als die welken wy over onzen tyd koesteren; geenzins; eene reden waxtrby de Lezer geheel geen belang kan hebben, heeft ons tot düt verzwygen verpligt. Met eene beknopte befebryving van het koffer te geeven , hebben wy gemeend den Liefhebberen geenen ondienst te zullen doen; dat die bejehryving zeer juist is, is ons naderhand door den 1 ekenaar verzekerd, alzo hy zelf alles naainvkeurig opgenomen, en zyne aantekeningen den Gravetrdcr mcd> gedeeld heeft.  HET LEVEN VAN HUGO de GROOT. C^nder het aanzienlyk getal van voornaame mannen, welken, van tyd tot tyd, op het tooneel van Nederland hunne rol gefpeeld hebben, is hugo de groot één der uitmunten dlten, en zal, zo lang de Republiek, wier lotgevallen de gantfche wereld zo menigmaal hebben doen verbaazen, zo lang Nederland beftaat, in gedachtenisfs blyven by hen, die niet onverfchillig zyn omtrent het land dat zy bewoonen, en het navorfchen van deszelfs voorlcdenen en tegenwoordigen ftaat, voor eene ten hoogden nuttige , niet alleen , maar ook noodige bezigheid houden — zy die gewoon zyn, den ongelukkigen grysaarc, den beroemden oldenbarneveld, met traanen van medelyden naar het verachtelyke fchavot te vergezellen — zy die niet zonder innerlyke ontroering , dien grooten VaderlanA  2 pi et leven van der, op den oever des grafs ftaande , kunnen hooren zeggen: Mannen, gelooft het niet,dat ik een Landtverrader ben, ik hebbe oprecht, en vroom gebandelt, als een goed Patriot, en die zal ik fterven — zy wier hart fcheurt, wanneer zy dien bukkenden grysaart, op een ftoksken fteunende,enmet zwakke treden, het blikzemende zwaard , dat opgeheven is om hsm te ontzielen, ten gemoete zien waggelen; hem zyne oogen ten hemel zien {laan, onder het uitroepen van deze harclyke woorden: Jufvs Cbriflus zal myn leidsman zyn: Heere God, Hemelfche Vader, ontvang mynen Geest — zy die zig by aanhoudendheid verwonderen, over de zonderlinge bedaardheid van ziel, waarmede die onvoorbeeldige yveraar voor zyn Vaderland, de kortftondige, maar niet te min geduchte reis , naar de eeuwigheid , aangenomen heeft, zy kennen den Letterheld, met wiens lotgevallen wy ons voor een oogenblik zullen bezig houden; zy kennen den grooten hugo, den tyd-en, gedeeltelyk, ook den ramp-genoot van den voornoemden grysaart; zy zyn gewoon ook hem met traanen van medelyden naar het batige Loeveftein te vergezellen , en met een hart, dobberende tusfehen  hugo de groot. $ hoop en vrees, hem , door een geoorloofde lis:, zyne banden te zien ontkomen: maar de groote man verdient dat ook de gantfche wereld hem kenne; ieder Vaderlander is verpligt het zyne daarroe bytebrengen ; ditbillykt onsvoorneemen, en zal niet minder ons den arbeid aangenaam maakenè Om een algemeen denkbeeld van 's mars uitmuntendheid te verkrygen, is zeer gefchikt het vierregelig versje van w. den elger, geplaatst onder een afbeeWzel van onzen held, door van gunst in 't koper gebragt: dus luidt het: Door deugd des afgunst dood, Voor geest een waerelds wonder , Door naam een fchelle dtnder, IVas de cd'le huig de groot. Onder een ander afbeeldzel, gefchilderd door miereveld, en gegraveerd door van der wenne, leest men het volgende versje, van den beroemden g. brandt , 't welk niet minder den lof van den edelen vluchteling verbreidt: Dus leeft de Fenix der Geleerden, huig de groot , Des aartryx wonder, gift des kemels, die de doodt, A a  4 het leven VAN De tyd/ en nydt befchaamt: die Neêrlandts Staatsgevaarcn, Het oorlogh en V beftandt befchreef in gulde blaêren. Het vaderlandt, dat hem verjiiet, wordt kier verplicht : En Hollandts vryheit trekt haar luister uit dit licht i vondel fchreef onder een derde afbeeldzel, door den beroemden hoübraken, naar 't origineele van gezegden mieus veld vervaardigd, deze verfen: De zon des Lants wert dus van Mierevelts penfeel, Gefchildert , toenze gaf haer fchynfel op '/panneel; Doch niet gelykze ft raait op 't heorlykfte in onze oogen , Maer met een dunne wolk van fterflykheit betogen, Om Duitsch te fpreken , dit ,s de Fenix huig de groot, Wiens wyze Majesteit befchynt den JVeereltkloot. Wie vraegt nu, wat Cefis of Delfos eertyts zeide? Een Delfsck Orakel melt meer wyskeit dan die beide. Onder nog een ander afbeeldzel van onzen Held, fchreef de geleerde d. HEiNsius,een zlnryk Latynsch Puntdichtje, 't welk door den Heer brandt dus vertaald is: Dit"s ,tpmd van ''s hemels gunst, van Holland'voortgebragt , Dat zich met recht ontzette en by zich zelve dacht, Heb ik dien grooten Huig wel voor my zelf gebaard? Dit zichtbaar menschlyk is, de rest naar ^tgodlyk aart.  hucode groot. 5 ïmmers doet dit alles ons denken op een' man, zo groot van verlland als verheven van ziel ? en onze h u c o was inderdaad zulk een zeldzaam voorbeeld: de groot was waarlyk Groot, en had dus dezen zynen eigen naam ook als een' eernaam moge voeren: hem daardoor in den rang der Vorften te Hellen , is niets minder dan vlyery — 't wordt by de Historiekundigen ook geloofd , dat de voorzaaten van onzen Held, zig, door uitmuntende dienden het Vaderland beweezen, den gezegden eernaam verworven hebben , zynde het geilacht van d e groot eigenlyk voordgefprooten uit dat van kraaijenbürg, welks adelyk huis van dien naam, weleer gedaan heeft tusfchen Delfi en 'f Gravenhagen: de gezegde afkomst van het geflacht onzes Helds, wordt bevestigd door deszelfs wapen , 'c welk 't zelfde is met dat van den huize kraaijenbürg voornoemd. Door de uitwerkzelen van den alles vernielenden twist, het monder dat in ons lieve Vaderland zo menigmaal zyne haatelyke rolgefpeeld heeft, werden de voorzaaten van onzen hugo genoodzaakt de wyk te neemen naar het nabuurig Delft, alwaar zy vervolgends, onder den naam van de groot, de aanzienlykfte eeramten A3  6 het leven van bekleed hebben: op de regeringslysten van Delft voornoemd, vindt men, volgends de aantekening van zekeren Aper Melisz. van Melisdyk, getrokken uit een oudregister, opdenjaare 1485 reeds,Mr. hugo hugosz. de groot, die gedorven is den 8 Mei des jaars 1509: dirk huigensz. de groot, mede een vermaard man, dien wy 't laatst op den jaare 1521 als Burgemeelter van Delft vermeld vinden, dierf omtrent den jaare 1530, zonder kinderen van het manlyke gedacht natelaaten, waardoor derhalven de beroemde naam van de g« oot welhaast verlooren geraakt zou weezen, ware het niet dat ermgardt de groot, dochter van Heer dirk voornoemd, daarin voorzien hadde: deze in 't huwelyk zullende treeden met den Heere coknelis cornets, een man afkomdig uit de Hertogen van Bourgondïën , werd zo fterk door de zucht voor haar beroemd gedacht gedreeven, dat zy den voorgenomen echt niet wilde voltrekken, dan onder beding, dat de zoonen, welken uit haar geboren mogten worden, den naam van de groot zouden voeren: volgends dit voorbeding werd een zoon van vrouwe ermgardt, hugo cornelisz. db groot  hugo de groot. f genoemd, zynde de grootvader van onzen Held: deze hugo voegde de wapens, enz. van beide de gedachten , waaruit hy gefprooten was , cornets en de groot, byéén; ook werden de waardigheden , federt zo veele jaaren herwaards door de voorzaaten van vrouwe erwcardt bekleed, en die op haaren man, cornets, niet overgebragt hadden kunnen worden, om dat hy geen geboren Hollander was, nu weder, met algemeene toejuichinge, aan Heer hugo opgedraagen : en niet alleenlyk de aanzienlykde waardigheden . maar ook de weetenfehappen fcheencn in dit beroemd gedacht ervelyk te weezen , waarvan wy de fpreekendde bewyzen zullen opleveren: wat den laatstgemelden hugo desaangaande betreft, van dezen wordt gezegd, dat hy was, „ een man in de Latynfche, Griexe , en ook Hebreeufche Taaien ervaaren , meer dan die tyden mcê„ braghten : " hy huwde met elselingh heemskerk, (anderen geeven hem nog eene vroegere gemaalin, naamlyk , maria steffens,) een telg uit het doorluchtig en alOüANederlandscb Gefacht van dien naam, waaruit zo veele groote mannen voordgefprooten, en waarvan de nakomelingen nog heden in aanzien A 4  8 het leven van zyn: om flechts iets tot lof der heemskerken te zeggen, wyzen wy den Lezer op den beroemden jacob heemskerk, of van heemskerk, gelyk wy hem ook genoemd vinden, een held, „ die door verfcheidene „ togten, in bekende en onbekende landen, „ en naar de ÜoJindiën , den Vaderlande „ veele onwaardeerbaare dienden bevveezen „ heeft, tot dar hy voor Gibralter, in den „ jaare i(oj, zyn doorluchtig leven al vech„ tende afleider" onze wereldftad roemt op het bewaaren van 't overfchot dezes helds : zyn grafftede, in de Ottde-Kerk, prykt mee het volgende zinryke versje van den onflervelyken Ridder, p. c. hooft: Heemskerk, die dwars door V ys, en V yzer dorste ftreeven , Liet d1 eer aan V Land, hier 't lyf, voor Gibr ah ter het leven. hugo de groot, verwekte by vrouwe elselingh, onder andere kinderen, twee zoons,naamlyk, jan en cornelis,beiden mannen, wier roem door onze Vaderlandfche Historiefchryvers mede ten breedften uirgemeeten wordt: volgends boxhorn, is de laatstgemeldegeboren te Delft, in den jaare 1546: in zyne vroege jeugd oefende hy zig te Pa*  hugo de groot. o rys in de Wysbegeerte en de Historiën; van daar vertrok hy naar Orïeans , alwaar hy in de rechten ftudeerde; weder t'huis gekomen zynde, werd hy, in 1575, tot Leeraar in de rechten, op de Hooge School te Leiden, ver* koozen; na veele waardige dienilen gedaan te hebben, is hy te dier (lede overleden, op den verjaardag zyner geboorte, dat is, op den 25 July des jaars 1610, bekleedende toen voor de zesde maal de waardigheid van Reiïor magnificus der Univerfueit: hy was by de geleerdfte lieden van zynen tyd, en boven all' by den vermaarden justus lipsius, zeer gezien: zyn broeder jan de groot was de vader van onzen Held; deze heeftop zyn beurtmede de wetten en 't welzyn der Stad Delft helpen handhaven ook werd hem de zorg voor Leidens Hooge School aanbetrouwd; hy huwde metALiDA van overschie, mede geboren uit een oud adelyk Delftsch Ge/lachte : de Ambachtsheerlykheid van dien naam, wordt onder de oudfle eigendommen van Delft geteld: een andere zoon van Heer jan, een jonger broeder van hugo , 't voorwerp onzer tegenwoordige bemoeijingen, was willbm de groot: had gezegde hugo weleer, en A5  ïo het leven van *t geen wy nader zien zullen , gefchreeven , de Inleiding tot de Hollandfche Rechtsgeleerdheid , deze verledigde zig ter vervaardiginge van een werk, ten tytel voerende : Inleiding tot de praktyk van den liove van Holland ? eerst in de Latynfche, en daarna in de Nederduit/che Taaie; hy droeg hetzelve op aan de Burgemeefteren van Delft: de geestige j. we sterbaan maakte op beide werken een dichtitukje, waarvan dit de laatfte verfen zyn: Aankgmelingen, ziet hoe defe Groote mannen, f/yt liefde f uwer dienst fich hebben ingefpannen, En toont haar alle bey, dat u haar wei-doen raeckt: V Geen hugo had begost heeft wilhem opgemaeckt^ Deze willem de groot wordt by uitneemendheid een zeer vroom, nederig, en oprecht man van leven genoemd; welken lof hem ook toegezwaaid is, door den geleerden n. hginsi us, in een Latynsch Vers, door dien Dichter op het afbeeldzel van Heer willem gemaakt: hugo's geleerde broe• der ftierf den ic Maart des jaars 1662 , in den ouderdom van 65 jaaren, en ruim één maand. Zie daar het geen wy ve-rkoozen vooraf  hugo de groot. II te zeggen: thans zullen wy ons nader bepaalen by onzen grooten hugo, de eeuwige eer en 't orakel van Delft, welken eertytel hem el« ders gegeeven wordt; en iets dergelyks van onzen Letterheld geboekt te vinden, is waarlyk niets nieuws, gelyk in het vervolg ten overvloede zal blyken: Profesfor baudius noemt hem, de aller grootfte , de wonderbaar e grotiu s,ket ficraad en puikjuweel der Hollandfcbe jeugd: ter gelegenheid dat claudius salmasius, den Heer de groot, nazyn overlyden , met eenige fchriften , onder den naam van Simplicium Verinus aanrandde , fchreef de fchrandere vondrl, in den jaare 1646, desaangaande, aan denHeere hooft, onder anderen deze regelen: „ onze goede en „ wyze grotius isookalheene;Salmafius „ kan dit gebeente niet laaten rusten; deBour„ gonjons hebben het altydt te Delft op leven•„ den of dooden geladen , Balthazar Gerards „ op Prins Wilhem, en deeze op Grotius as„ fche:" het komt ons voor dat uit de zamenvoeging van misdaaden , die de Dichter hier maakt, zonneklaar blykt, welk een hoog gevoelen hy van onzen hugo gehad moet hebben : de eer van dien Letterheld aanteranden ,  12 HET LEVEN VAN vindt hy overeenkomffig met den gruwelyken moord, aan den grondlegger van Neêrlands Vrybeid gepleegd; terwyl hy tevens den gezegden Held, en den Vader des Vaderlands, nevens elkander plaatst: hoe vondel over gro? t i u s gedacht heeft, blykt niet minder uit het Pichtftukje , door dien beroemden Dichter den gemelden lasteraar toegezongen; dus luidt het: $ Pkarifeeufche gryns, met fchyngeloofvernist, Die V Groote lyk vervolgt ook in zyn tweede kist; Gy Helhont, past het u dien Herkies na te basfen, Te fleuren op V autaer den Fenix in zyn asfchen, Den mond van V Hollandsch Reckt, by Themis zelf beweent ? £00 knaeg uw tanden flomp aan V heilige gebeent, Deze voortrefFelyke Geleerde, onze hugo, is dan geboren te -Delft, op den tienden van Grasmaand des jaars 1583: nog een kind zynde , gaf hy reeds doorflaande blyken van zyn zonderling vernuft: dus doet de Dichter duim hem , naar waarheid, tegen zyne kinderen fpreeken?  HUGO DE GROOT. 13 *k Schreef op myn achtfte jaar al vaerzen in 't Latyn (*); ^kWou, niet alleen des daags, maar, 'inachts ook werkzaam zyn. In zyne nachtftudie werd hy echter door zyne zorgelyke moeder verhinderd, waardoor hy genoodzaakt was, zynZondagsgeld, gelyk zekere fchryver zig uitdrukt, te befteeden , om kaarfen te koopen: nog naauwlyks den ouderdom van elf jaaren bereikt hebbende , werd hy reeds bekwaam gekeurd om naar de Hooge School te Leiden gezonden te worden: in dien kweektuin van geleerdheid arbeidde hy onvermoeid, oefenende zig in de Wysbegeerte, Godgeleerdheid, Rechtsgeleerdheid, Sterreloopkunde en Wiskunst: nog geen jaarlang dus bezig (*) Eén op de verovering van Nymegen , door Prins maurITS, en een ander tot vertroosting van zynen vader, overat verlies van deszelfs vroeg gefiorven zoon, jan de groot, welk versje van dezen inhoud is: Eerwaarde Vader, 'k bid dat ge üw gezucht bepaalt; Wyldiejohannes, wien de dood heeft weggehaald, Heeft met zyn dood, fchoonnoö, de grootefchuld betaald.  14 HET leven van geweest zynde, ontwierp hy drie verfen, twee in de Latynfche en één in de Griekfche Taa ■ le, die, in 't licht verfchynende, de gantfche wereld deeden verftomrnen: met zyn vyftiende jaar had hy den Joop zyner fludiën reeds vol* bragt, en verliet niet alleenlyk Leidens Hooge School, maar ook het Vaderland, gaande 0598) in het gevolg van denHeere oldenbarneveld voornoemd, naar Frankryk, werwaards die Heer, als Gezant van Hunne Hoog Mo. gende aan Koning Hendrik den vierden, vertrok: oldenbarneveld , de fchranderheid en zeldzaame geleerdheid van den zo veel beloovenden jongeling , op hoogen prys Hellende, befchikte hem gelegenheid, om voor zyne Majesteit den Koning van Frankryk eene redevoering te doen, in dewelke hy zyne onvergelykelyke geleerdheid en verwonderlyke bekwaamheden, met zo veel luisters ten toon fpreidde, dat de Vorst, daardoor verbaasd, tegen zyne aanwezende Hovelingen zeide: Voila le miracle dHollande; dat is: Ziet daar het wonder van Holland; dees eertytel, hoeveel betekenende ook, voldeed echter niet aan 's Konings hoogachting, derhal ven befchonk zyne Majesteit den jongen redenaar  HUGO DE GROOT. 15 met een goudene keten, waaraan hing 's Vorften beeldenis, op een medaille van 't zelfde metaal. Na zig een jaar lang in Frankryk opgehouden te hebben, binnen welken tyd hy ook, te Orleans, den tytel van DoSlor in de Rechten verkreeg (*), keerde hy naar zyn vaderland te rug, alwaar zyne bekwaamheden niet minder geacht werden; ten bevvyze daarvan , dat hy op zyn zestiende jaar reeds Advocaat voor den Hove van Holland was; en nog geen vier- entwintig jaaren bereikt hebbende , (in 1607,) werd hy door de Heeren Staaten van Holland, Zeeland en Westfriesland, tot Advoxaat Fiscaal aangefteld. Ons bellek verbiedt ons verflag te doen van alle 's mans geleerde fchriften, welken hy van tyd tot tyd in 't licht gaf, wy moeten ons al- (*) Hierop ziet een Latynsch tweeregelig versje , êiider een zeer vroeg afbeeldzel van onzen Held, gegraveerd door jacob de gein: dus luidt het in onze taaie: Ik, van myn vyftien jaar ter pleitrol opgefchreeven, Huigjansz. de groot, word dus in plaat verbeeld naar 'c leven.  16 het leven van leenlyk tot de hoofdpunten van zyne levensbefchryving bepaalen; des ftaat ons te melden dat hy zig, in den jaare 1608, in't huwelykbegaf met Maria van Reigersbergen, dochter van den Heere Pieter van Reigersbergen, Burgemeefter der Stad Veere , een man, van wien getuigd wordt, dat hy den Lande, en niet minder den Huize van Nas/au , groote dienlten beweezen had; welke trouw echter metfchande is betaald geworden; want in de Leicesterfcbe tyden is hy ter Stad uitgezet, en heeft vervolgends als balling moeten omzwerven. In 1613, het dertigue jaarzyns ouderdoms, aanvaardde de beroemde hugo het gewigtig amt van Penfionaris der Scad Rotterdam: Wat zyn my in dien dienst al woedende zeehaaren Gevlogen over V hooft, dus laat de meergemelde Dichter duim hem, desaangaande, zeggen; dan, geen dier woedende baaren heeft hem kunnen doen bezwyken : hy vond reden om het gemelde moeijelyke amt niet aanteneemen, dan onder voorwaarde, dat het in de magt der Magiftraat van Rotterdam niet zouftaan, hem immer, tegen zyn' wil s  ii u g o de groot. 17 Van hetzelve afcezetten: de inwilliging van dit voorbeding, 't welk eene volftrekte beperking van het gezegde vermogen infloot, bewyst an« dermaal welke gedachten men van onzen hugo gevoed, en hoe groot het vertrouwen was dat men op zyne bekwaamheid gefield heeft. Terwyl men bezig was met deze en geene voorwaarde te beraamen , werd hy, met nog drie andere Heeren , in gezantfchap naar het nabuurig Engeland gezonden , ter vereffeninge van eenige gefcbillen, ontltaan tusfehen j a c obus den eersten, die toen den Britfchen Zetel bekleedde, en de Hollandfcbe Oostïndifche Maatfchapy, van welke bezending hy zig ongetwyfeld mede by uitneemendheid verdienftelyk gekweeten moet hebben, aangezien hy, niettegenftaande zyne nederigheid, vaa zig zeiven , desaangaande, zulk een hoog gevoelen had, dat hy naderhand betuigde , van die Compagnie wel zo veel verdiend te hebben, dat, al ivare het dat alle anderen (liepen, zy voor hem behoorde te ixsaaken: het hevige gefchil tusfehen de Remonftranten en Contraremonfiranten, 't welk, ten dien tyde, ons lieve Vaderland beroerde, en dat, niettegenftaande het een kerldyk ge. B  ïg HET LEVEN VAN fchil was, een twist over den Godsdienst, of liever eene betwisting van een vryen Godsdienst, dat zalige genot waarop alle menfchen aanfpraak hebben; niettegenltaande Christenen met Christenen, allen belydersvaneen'Godvan liefde, twistten, oorzaak werd van de fmaade* lykfte en verachtelykfte handelwyzen; dat hevige gefchil, 'twelkwy niet behoeven voor te draagen, aangezien het reeds menigvuldigmaal en met de natuutlykfte verwen, afgebeeld en dus Ly ieder bekend is, dat gefchil werd door onzen hugo, by zyne Britfche Majesteit verhandeld , en mede met een goed gevolg: hy [prak in alles ten voordeele van de Remonflranten. Zyn gedrag omtrent deze vredelievende menfchen, over 't algemeen genomen, bragt hem in groote opfpraak; men vond het onbegrypelyk, en althans ten hoogden te bejammeren , dat een man, die, wegens zyne veele kundigheden , voor iets vreemds in de Natuur mogt ge. houden worden; die den onftervelyken Erasmus in veele opzichten gelyk was; in weinigen hem moest wyken, en in eenigen overtrof; dat zulk een man de Remonflr anten toegedaan fcheen te weezen: ondertusfchen beoogde hy in alles  hugo d e g r o o t. 19 riiec anders dan de bevordering der kerklyke eendragc: dit betuigde hy in een' brief aan zynen vertrouwden vriend, v o s s 1 u s, zeggende: Dat by eeniglyk, waarvan god zyn getuige was, daarop toelei, dat 'er omtrent de kerklyke verfchillen eene gemaatigde vryheid mogt vergund worden , dewyl zonder dezelve de eene fcheuring uit de andere moest groeien. Onder alle de bezigheden en zorgen, welken deze onrustige tyden hem vcrfchaften, vergat hy zyne geliefde fludiën niet: de edele Dichtkunst, zulk eene verhevene ziel dubbeld waardig, was zyne verkwikkende uitfpanning ; ja hy verliet zyne boekoefening niet, hoewel zyne uaatsbemoeijingen ook van tyd tot tyd nog vermeerderden , 't geen onder anderen meds veroorzaakt werd, door dat de Rotterdamfcbe Vrcedfcbaphzm , in den jaare 1616 ,benoemde, tot het Collegie der Gecommitteerde Raaden , mits evenwel dat hy het Penfionarisfchap tevens bleef waarneemen. Zyn letterarbeid moest hy niet zelden befteeden tot het wederleggen van deze en geene gefchriften, en tot het rechtvaardigen van het gedrag , by fommige Regenten gehouden : het beroepen van een Synode, ter verefFeninge der verfchillen, was een der voorB 2  &0 het leven van naamfte pointen waarover men het niet eens kon worden, en dat den arbeidzaamen hugo veel werks verfchafce : de meeste Steden van Holland hadden fhacswyze beflooten , dat het byeenroepen van zulk eene vergadering niet raadzaam was, en hadden tevens de Magiftraaten magt verleend, om meer volk van wapenen , of Waardgelders, tot haare verzekering en rot afweering van daadlykheden aanteneemen: deze refolutie werd door anderen afgekeurd; waarop agt Steden beflooten zig desaangaande te verdedigen, en daartoe gebruikten zy „ wel „ voornaamlyk de pen van onzen de groot:" deze zag niet dan gevaar in het houden van een Synode , zo wel als in het afdanken der Waardgelders: zyn Exell. Prins maurits , was in beide opzichten van het tegengefleld gevoelen, meenende dat de Waardgelders erger waren ^«^éspaanschekasteelen, en dat zé af moesten, al het welk wy thans niet breeder kunnen verhandelen ; het zy voor het tegenwoordige genoeg, aangeweezen te hebben, wat cigenlyk de oorzaak was , dat onze groote hugo in ongenade verviel, want die ongenade had niets anders dan het voorgemelde ten grondflage, en had ten gevolge, dat hy , benevens  hugo de groot. 21 de Advocaat, van oldenbarneveld, en hogerbeeïs, Penfionaris van Leiden, op den 29, (b r a n d en anderen zeggen den qft,) Augustus des jaars 1618 , te V Gravenhagen in hechtenis genomen werd; ten zelfden dage viel ook het zelfde lot te beurt aan den Hecre ledenberg, Secretaris van de Staaten van Utrecht, die mede naar 's Gravenhagen gebragt werd. Vermits de gevangenneeming gefchied was uit naame van de Sraaten Generaal, waren de Staaten van Holland daarover niet weinig gebelgd, aangezien zy alleen de wettige I leeren en LVJeefiers over de gevangenen oordeelden te zyn : men begeerde dat hunne huizen hun ter gevangenisfe zouden verflrekken: de Remonflran ■ ten waren neêrflagtig, ziende dat hunne voorr aamfte begunfligers ontwapend waren; de Contra - Remonflr anten, integendeel, hieven < daarover een triumphlied aan: de vrouwen der gevangenen leverden requesten in, ter verkryginge van 't geen de Staaten van Holland begeerd hadden : de Rotterdammers verlieten hunnen geliefden de groot niet, zy vorderden van zyne Excellentie, dat hy, by de Sraaten Generaal, het ontflag van dien waar-  3 2 HET LEVEN VAN digen man zonde bewerken , mair deze gaf ten antwoord: het is myn zaak niet; en ook waren alle andere pogingen vruchtloos. Onze held zat mede nkt uil om zyne verJosfing te verkrygen, en zyne reeds bezoedelde eer, (wat heeft een braaf man toch waardigers \) te zuiveren, doch mede te vergeefschj zelfs liet men, om zyn misdryf fchynbaar te maaken, zyne popieren uit zyn logement haaien; menVerplaatfte hem in eene andere kamer, en gaf bevel, dat hy niemand mogt zien. Hy verviel in ziektens j zyne onvergelykelyke Gemalin wendde alle moeite aan , om by hem te mogen komen, ja ook zelfs met aanbieding van mede gevangen te willen blyven ; edel voorwerp! met hoe veel gronds heeft de Prins der Nederlandfche Dichtercn niet gezongen: IVaer werf oprechter trou, Ban tusfehen man en vrou Ter werelt ooit gevonden ? Twee zielen, gloênde aan een gefmee(t Of vast gefchakclt en verbonden fp lief en leedt.  HUGO DE GROOT. 23 Deze braave vrouw, eenen Echtgenoot als de groote hugo overwaardig , mogt echter het zoete byzyn van haar lieven man niet genieten , ook niet , fchoon hy korts daarna zo gevaarlyk ziek werd, dat men hem twee Ge- r.eeshecren moest zenden was dit eene geoorloofde handelwys , of was het wreed heid? de flaarkunde zal hier anders oordeelen, dan de menschiy kheid : wy oordeelen niet : Prins m au rits heeft gefield, dat men op bet recht niet moest zien , ais het gevaar groot was; mogelyk heeft de ftaatkunde ook üelregels, volgends welken zy de menschlykheid mag doen zwygen ! wat hier van zy, onze doorluchtige Gevangene had niemand anders tót gezelfchap, dan zynen Dienaar, willem van de velde: in eenige ons ter hand gefielde berichten , vinden wy dezen Dienaar, cornelis van de velde genoemd,en by vondel ontmoeten wynog een andere Dienaar van onzen grooter letterheld , in het volgende vierregelig versje , ten opfchrifce voerende : ln het Stamboek van christiAen kas, Dienaar van zyng Excellentie hugo de groot: 3 4  M ti e t leven van Een Kristen Kas bewaert ter noot Ons heilig Lantjuweel, de Groot, Toen V Vadcrlant hem viel te klcen ■ O bliinheit! 6 verkeerde zeen l Wy zullen ons vergenoegen, met dit alleerilyk aangetekend te hebben. - Op den derden, September eerstkomende, werden de gevangenen voor de eerilemaal verhoord, door eeni. gen uit de vergadering der Staaten Generaal , niettegenllaande de Rotlerdamjche Vroedfchap begeerd had, dat fommige leden uit de vergadering van Holland daar by tegenwoordig zouden weezen: te vergeefsch ook zeide de g r o o r9 begrypende dat hy niet voor zyn competemen rechter zou {laan; dat by, als geboren in Holland, een dienaar van een Stad van Holland, en gevangen genomen op den grond van Hol' land, geen Rechters kende dan van Holland; doch, voegde hy, om de bewustheid van zyne onfclnüd, en de gerustheid van zyn hart te doen blyken, daar by ; ik wil aes onverminderd, viyne daaden voor ieder wel verantwoorden. Op den gezegden dag werden hem , zo vóór als na den middag zestien vraagen gedaan, die alle voldoende door hem beantwoord werden.  HUGO D E G R O O T. Na dien tyd ontving hy verfcheidene bezoe ken, en moest weder op veelerleije ondervraagingen antwoorden; veelefchynbezwaarendeeden zig voor hem op, die hy, de vryheidverlooren hebbende, niet kon oplosfen, waarover hy zig eemge jaaren daarna ook beklaagde , zeggende ; ongelukkig zyn ze, die, zonder toegang van Vrienden gevangen zittende, zig tegen zulke (linkjcbe jlagen niet kunnen vernieren. Den pden November werd het geval in de vergadering der Staaten van Bolland in overweeginge genomen, en befiooten, dat 'er eenigen uit die vergadering zouden gecommitteerd worden, om 3 benévens de Gedeputeerden der andere Provinciën, over de examinatie te Haan: onze Held moest wederom een en andermaal op de vraagen van dezen voldoen , en zelfs had men zo weinig medelyden met hem, dat hy genoodzaakt werd, flaande eenen hevigen aanval van koorts, voor zyne ondervraagers te verfchynen. Op den 21 February des volgenden jaars, (1619), werden vier-en-twintig Rechters over de Gevangenen benoemd, aan elk van die Heeren werd verkend een bezegelde acles dat nie- P 5  a6 II E T LEVEN VAN fnant hun over deze zaak iets zou miszeggen of misdoen; en na gedaanen eed van getrouwheid en oprechtheid, leiden zy onderling in elkanders handen ook eencn eed af, behelzende dat zy aan niemand zouden openbaaren , iets „ van 't geen in deze handelinge voor haar „ zoude pasl'ecrcn." Zeldzaame voorzorg ! kan eene rechtvaardige zaak maar wy verkiezen hier liefst geene aanmerkingen te maaker* Op den 5 Maart, werd de ongelukkige voor de gezegde rechters gebragt, en den 16 April daaraanvolgende, voor de tweedemaal, door dezelven ondeivraagd: wy vinden aangetekend , dat onze Held in dat verhoor verzocht, om zyne Deductie op het papier te mogen dellen; dat hem zulks eindelyk toegedaan werd; maar, (welk eenzonder' ling voorbeding!) dat hy niet meer dan vyf uuren tyds, en niet meer dan een vel papiers daartoe mogt gebruiken : men begrype hoe hinderlyk deze bepaalingen hem hebben moeten weezen; evenwel omhelsde hy die bekrompens vergunning, en vervaardigde een gefebrift, over welke ineengedrongenheid en kleinheid van letter, ieder verbaasd dond. Zo lang hem het gebruik van pen en ink  hugo de groot. 2f vergund werd, verliet hy zyne geliefde ftudie niet, in weerwil van alle de fmartlykheden welken hem drukten , en die eene minder kloekmoedige ziel dan de zyne , zouden heb. ben doen kweinen. Eindelyk werd de volle vierfchaar over de gevangene Heeren gefpannen, en hun vonnis geveld: wy zullen kortheids halven ons alleenlyk by onzen de groot bepaalen, en denken den Lezer geen ondienst te zullen doen , met de Sententie , over hem uitgefproken , woordelyk over te neemen; dus luidt dezelve: Alfoo Hugo de Groot, gewefen Penfionaris van Rotterdam , tegenwoordigh gevanghen : De Heeren CommiHurilTjn by de Hoog Mogende Heeren Staten Generaal, tot examinatie van fyn Perfoon geordonneert ; ende daar naar de Heeren Rechteren by de welgemelte hare Ho. Mog. tot vordere kennifle ende judicature van fyne faacke gecommitteert, buyten pijneende banden van yfere bekent heeft; ende de felve Heeren Rechteren voorts ghebleken is, dat niet tegenllaande niemandt gheoorloft en is, den bandt ende Fondamentele Wetten daar op de Regeeringe der Vereenighde Nederlanden ge fundeert, ende de felve Landen door  28 HET LEVEN VAM Godcs genadigen zeghen tcghen alle gbe? welde , meneen ende macbinatien haarde» Vyanderj ende quaadtwillighen, tot noch toe befchermt zijn, te violeren, ofte te verbreec • ken: hy Gevangen hem onderdaan heeft den ftandt van de Religie te helpen perturberen, ende de Kercke Godes grootelijcx te befwaren ende bedroeven ; tot dien eynde fustinerende ende in 't werk Hellende exorbitante ende voor den Staat van den Landen pernitieufe maximen; ende onder dien krachtich gefudineert ende anderen ingefcherpt: ende in pu« blycqne vergaderingen , oock by diverfche gefchriften , propofitien ende anders alomme helpen fudineren ende infeherpen heeft, dat elcke Provincie in *t fyne alleen toequam de macht omme over de Religie te difponeren , en dat d' andere Provintien haar daar mede niet te bemoeijen en hadden. Dat hy mede toegedaan , ende by diverfche ghefchriften helpen vorderen heeft, dat verfcheyden nieuwe opinien, drydende mette Formulieren van eenicheyt; te vooren in de Ghcreformeerde Kercke noyt aanghenomen, nochte Wettelyck gcexamincert, tegen alle Kerckelycke ordre in de Kercken hier ce Lande zijn inghevoert,  H O G O DE GROOT. "rt ende gedefendeert gheworden. Dat hy Ghevangen daar inne ioo verre is gheckomen , dat hy wel wetende dat in de macht van Mannen van Scbielatidt niet en was, eenighe Placcaten te moghen maacken, hy op der felver Naame inghelïeldt, ende gheconcipieert heeft een feecker rigoureus Placcaadt, het welcke uytgegeven is op den een- en- twintighikn Junij festhien hondert festliien , op den Name van Bailliu, Schepenen ende Mannen van Scbie. landt: de welcke vretende dat alle de publycke Kercken in 't felve Bailliufchap ingenomen waren by Predicanten mette voorfz. Nieuwicheden befmet, nochtans by 't felve Placcaat verboden hebben alle byeenkomfTen tot oeffeninghe van de waren Ghereformeerde Religie, anders als in de voorfz. Kercken • Verklarende voor verbeurt Huys, Schuyr, Berch, Schip Schuyt, Velt ofte andere plaatfen daar foodanighe ociïeninghe anders foude moghen werden ghedaan 9 alwaart fcfioon foo dat den Ey genaar daar toe gheen confent gegeven en hadde, den welcken gherefèrveert werdt alleenelijck zijn regres tegens den Huyrman, ofte den ghenen die d'felve vergaderinge daar beroepen hebben , oock met impofitie van een mulcxe  gO HET LEVEN VAN van drie hondert gulden , tot la?te van den ghenen die daar ghepredickt, Sacramenten gheadminiftreert, voorghelefen ofte andere Kerckelijke exercitiën gedaan: Mitfgaders oock van de ghenen die de vergaderinghe by een geroepen foude hebben, ofte in de. plaatfe woont daar de felve foude ghefchieden, daar voor hy datelijck fal mogen werden verfeeckert , ende niet mogen werden ontflagen , aleer d'felve fomme fal zijn ghenamptifeert , met ongewoonelijcke claufulen van proceduyren daar in te houden , als dat weygeringe van antwoort fal llrecken confeffie, ende dat op 't feggen Van de Ghetuygen alleen recht gedaan fal werden. Dat hy Gevangen, omme te verhinderen dat daar tegen , nochte tegen her. onwcttelijck invoeren van de voorfz, nieuwe opinien , gheen remedie en foude werden ghelïelt, ofte verfien naar behooren, hy gheftadelijck helpen teghenftaan heeft, dat in de Vereenighde Nederlanden gheen Synode Nationaal foude gehouden ofte geaccordeert werden , niet teghenftaande de Coninghlijcke Majefteyt van Groot Brütannien, fyn Excellentie ende de meefte Provintien , met vele van de notabelfte Leden van Hol-  HUGO DE GROOT. 3! landt, oordeelden dat 't felve een feecker ende nootwendigh remedie was tot afweeringhe van alle de voorfz. fwaricheden in den ftandt van de Religie verweckt. Dat hy Gevangen daar toe voorghegeven heeft , dat de Synode prejudiciabel waren 't recht van de Hooge Overicheyt defer Landen : dat in 'c ftuck van de Synode noch ftemminghe noch overftemminghe en viel , ende dattet tegen de Hoocheyt , vry ende ge"rechtigheyt van den Lande v^Hollandt foude ftrecken, dat men haar, ofte de meefte Leden van dien, teghen haaren danck, een IN'ationa, le Synode foude willen overdringhen. Dat hy Gevanghen om 't felve beter te verhindc. ren, met de Ghedeputeerden van eenigheSteden aparte vergaderinghen heeft ghehouden , om malkanderen te hooren , verftaan ende' overkomen, ende dan met ghecomplotteerde eenigheyt, haare Memmen in de vergaderinghen van de Heeren Staten in te brengen. Dat hy Ghevangen fonder faft van de Heren Staten van Hollandt, ende fonder dat hem gebleecken is geweefl: van eenigen laft der Heeren Staten vanUytrecbt, ende Over-Tff'el hem vervordert heeft ten huyfe van Johanvan Olden Barntvelt} op den naam van de Provin-  j2 HET t E V È N VAN tien van Hollandt, Uytrecht ende Over Tjjel conjun&im , te fchryven feker proteft, 'cwelcki fy oock in de vergaderinghe van de Heeren Staten Generaal inghebracht hebben, daar by fy c'famen teghen alle ordre in de felve vergaderinghe ghebruyckelijck, by forme van complot ghelijckelijck protefteerden tegen de Ghe. committeerden van de andere Provintien , dat fy wefen fouden Autheurs cride veroorfaackers van onheylen ende fwaricheden , door 't vorderen van de Nationale Synode'. Welk proteil: hy oock te vooren op een onghewoonelijcke wijfe in 't Collegie van de Ghecommitteerde Raden van Hollandt inghebracht ende voordielefen hadde, fonder ordentelijcke refolutie daar op af te wachten. Dat hy Gevangen mede helpen toeftemmen, ende mettè vorder Gedeputeerden van de acht Steden doordringen ende helpen effeclueren heeft, dat tot groote verachtinghe van de Bondtgenoten, den Brief by de Heeren Staten Generaal totte convocatie van de Nationale Synode ghefchreven , aan de Heeren Staten van Hollandt ongheopent weder te rugghe ghefonden is gheweeft. Dat hy mede helpen inftellen heeft den Brief cp de Naam van de Heeren Staten van Hol-  li ü' g o d e gróóT. '33 laf.dt, gefchreven aan de Kanincklïjcke' Ma* ftfteyt van Vranckrijck , daar by gearbeyt werd orame de felve fyne Majefieyt inne te beelden teghen de waatheyt, dat de mcyninge in 't uicfchrijven van de Synode Nationaal was, omme de IloOge Overicheyt, de Edelen ende notable Vafrlen van den Landen te benemen haar recht van collatie oftePatronaatfchap. Dat de Heeren Staten Generaal in de uiifchryvinge van de felve Synoden ufitrpeerden denna3nl van de Staten Generaal, ende daar by de felve Meijefleyt verfocht werdt, niet te willen toe. laten dat ecnighe van fyne Onderdanen op de? felve Synode fouden komen, maar veel eerdie van Hollandt teglien de Factie der andere Provintien ffoo fy dat daar noemen) te afiifteren; alle omme de voortchreve Nationale Synode , ende 't remedie tegen de fwarigheydt in de Ueligie voorgheriomen, te verhinderen. Dat hy Gevangen daar toe in Enghdandt op het aanmanen van Joban van Oldcn - Bar nevelt , mede ghefondeert heeft de humeuren van dé Bisfchoppen , omme ten nyterlten komende benige op de Synode te moghen krijghen, die de voorfz; nieuwigheyt niet teghen en waareri. Alles niet teghenltaande alle de Geünieerde C  | f HET LEVEN VAN Provintien by diverfche Receften, Traftaten' Accoorden ende ilefolutien, onderlinghe deii anderen belooft hebben, ende verbonden zijn y mee lijf, goede ende bloede te maintineren de Gereformeerde Euangelifche Religie, alomme in defe Landen aangenomen, fonder cenige veranderinghe daar inne te doen, ofte ghedoogen ghedaan te worden: ende dat in conformiteyt van de felve in den Jare vijfthienhondert acht- en- tachtigh, alle de Eeden van de Gouverneurs, Overftcn, Capiteyncn ende Soldaaten, ghedrefTeert,endefu!ex gearrefteert waren , dat fy getrouwigheydt moften fweeren aan de Heeren Staten Generaal, die by de Unie, ende de Bartthoudioghe van de ware Ghereformeerde Religie fouden blyven: ende dat in alle Tractaten van 't overgaan van de Steden bedonghen is gheweeft, datfe fouden moeten aannemen de öèffeöinge van de voorfz. Religie, fülcfcs die by de Bondtgenooten alomme aanghenoomeu was, Dat hy Gevangen dit alles achtende rikt ghenoegh te zijn , hem mede onderdaan heeft den Handt van de Politie te helpen turberen-, omme daar inne oock alles naar haren appetijdt te mogen beftellen : Dat hy Gevangen daar inne flikken cours heeft helpen hand-  HUGO DE GROOT. 35 haven, dat diverfche Perfbonen foo Kercke^ lijcke als Werehlijcke, die klaagden teghens recht hefwaart, gebannen, üitgeleydt ofte geopprefieert te vvefen , daar tegüen in Juilicie niet en hebben moghen werden ghehoort , nochte 'L complement van dien ghenieten : maar dat de Magiftraten van de Steden gheitijft zijn gheworden, omme de bevelen van de ordiniris Collegien van JufHtie dies aangainde niet te gehoorfumen; Ende omme malkanderen daar inne te nijven , ende alle dit voornemen met de authoriteyt van de Heeren Stalen re mogen bedecken: dat hy Gevangen daar op ende op andere faacken met de Gedeputeerden van de Voornoemde Steden , ter aanmaaninghe vari den voornoemden Jan Van Olden - Barnevelt, veele ende diverfche aparte vergaderingen, ende Conventiculen heeft gehouden , omme mal kanderen oock daar inne te hooren, verftaaH ende overkomen , ende al foo baart Hemmen met ghecomplotteerde eenighcydt in de vergaaderinghe in te brenghen , en Je te formeren refoluden haar daar toe dienfligh: alwaar mede gherecapiruleert zijn diverfche poinften, foo nu ende dan in de deliberatie van de Staten gebracht, omme daar van een generale eoncluÖe C a  "6 HET LEVEN VAN te maken, ghclijck oock dicnvolgende gbedaan , ende by den voornoemden Joban van QldenB trnxeh ingheltelt is, ende voorts in een mondelinge gbencraale conclulie ghebracht, de fcharpe refolutie van den vierden Augufti 1617. by de welke de bevelen van de ordinaris Juflitie teghen haar voorfz. voornemen verleent , verklaarde werden nul ende van onwaarden , ende de Magiftraaten van de Steden geftijft die niet te ghehoorfamen : ende voorts ghcauthorifeerr, omme haar fel ven te moghen ftereken met nieu gewapent Krijghsvolk , by elck van hemluyden te lichten in haren particulieren ende befonderen Eedt , buyten den ghemeyncn Eedt van de Bondtgenoten, ende daar by mede alle Officieren, juuiciereri, ende die in den Eed: van den Lande van Hollandt zijn, op naareri Eedt geaftringeert werden, de felve refoïutiè te moeten helpen uytvoeren : ende voorts oock gheordonneert, dat alle Overilen, Capiteynen , Officieren ende Soldarten van 't ordinaris Krijgsvolck ernftelijck belaft ende bevolen fal werden , de Heeren Staten van de particuliere refpective Provinticn haare betaals - Heeren , ende de Magiftraaten van de Steeden daar fy in Guarnifoen ghe-  HUGO DE C 11 O O T. 3? braiyckt werden ('niet tegerftaande een ige andere bevelen) getrouw ende geboorïaam te wefen op peine van cafTatie. Waar op ghevolght is ebt men de Juftitie noch vorder heeft beginnen teghen te liaan , ende dat op den JNaam van de Magiftraat van Haarlem , by openbaare publicatie , met kenniüe van hem. Gevangen inghefleit, ende by hem gevifireert wefende, den Iloogen Rade in Hollandt in hare Perfoonen VGOr wederhoorige , ende als ghedaan hebbende tegen haare Ecrc en Eedt , ende haare Sententien voor nul zyn verklaart gheweefr, om datfe juftitie gheadminiftrecre hadden aan eenige Perfoonen die klaaghden teghen recht geopprefieert te wefen, daar op mede gevolght is dat de Magiftraaten van de voorfë. acht Steden , op diverfche aanmaninghen haar ghedaan by den voornoemden Joban van Olelen- Barnevelt, van wel op haar hoede te weien , ende op haare verfeeckenheydt te letten, nieuw ghewapent, ende onder Vaandelen ghedreflèert Krijghsyolck hebben aarignenomen, ofte die fy te vooren aanghenomen hadden, verandert, ende verfterekt, ende dat in plcx hcnren particulieren ende by fonderen Eedt , met uytfluvtinge van de Gencraliteyc C 3  gS UET LEVEN VAN cndc ftne Excell. als Capitcyn Generaal, cude mee lafl de bevelen van de refpective Magillraten alleen te ghehoorfamen tegvns allen ende eencn yegeüjcken, oock felfs teghen de Gèneraüxyt cnc'e fyn Excellentie, als de voornoemdjs Magiftraaten meyncn fouden by de felve, yet voorghenoomen te werden, dat fy achten fouden teghen haar recht ende vryheyt te urecken. Dat hy Gevangen mede aanghc» noomen heeft de voorfz. vermaaninge van den voornoemden Joban van Olden • Barnevelt , ende toeghefban dat tot Rotterdam, gclijcke lichtingen zijn gedaan : ghelijck mede dat in krachtc van de voorfz. refoiucie Commiflarifen naar den Br iele zijn gefonden, buiten weten van fyn Excellentie als Capitcyn Generaal , om 't ordinaris Krijghsvolck, daar in Guarrufoen legghende, te dringhen tot den voorver^ haalden Eedt, ofte die re caflèren. Dat hem Gevanghen wel kennelijck is geweeft, dat 'c voorf/. nieuw Gewaapent Krijghsvolck , niet en is giielichtgheweeft alleen teghen populaire factiën, foo om dat de felve mede ghelichtzijn by die van der Gotide, ende Hoorn, daar gheen populaire factiën en {tonden te vrecfen , als ni&ds tot U)trecb;, daar de Stade t'zedert den  hugo de groot. 39 jwren fefthiVn honden thicn tegen alle populaire Leliën, met een fterek Guarnifoen was bcfjt, ende dat die van Rotterdam ende Uytreebt haare nieuwe Soldaaten, toeghefonden hebben, om de Stadt van Schoonbooven, daar twee Compagnien van de Gheneraliteyc , ia Guarnifoen laaghen, mede voor haare faclie te verfeeckeren. Gelijck hy Gevanghen mede ghepoocht heeft eenighe van de Vroedfchap van Delft te induceren , datfe mede nieuw Krijghsvolek fouden behooren te lichten, ende dat tot afvveeringhe van populaire factiën, foo grootcn ghetal nieuwe Soldaaten niet van noo» de cn waren , nochte oock datfe daaromme ghehouden fouden werden buyten den Eedt van de Gereraliteyt, ende van den Capitcyn Generaal. Dat hy Gevangen mede helpen delibereren heeft, omme de onkosten ende betaahnghe van 't felve nieuw gelichte Krijghsvolek onder de geinreïïeerde Sceden by repartitie te vinden, ofte oock tot lafte van ce Generaliteyc te brenghen-' daar hy Gevangen nochtans felfs bekent dat de felve ongehouden waren de Staten Generaal te ghchooxfamen, als de bevelen van de refpective Magiftraaten van de Steden daar teghen fouden wefen. Dat hy C 4  4» HET LEVEN VAN Gevangen occk helpen delibereren heefr, om,me de Franfche Troupen te caüeren, ofte de ftarckè Compagnien te reduceren, omme mee de penninghen van dien de voorfz. nieuwe Soldaaten, te moghen bctaaien. Dat hy Ge« vangen, in krachte van de voorfz. refolutie , den Eedt, van 't ordinaris Krijgbsvolk foo mede heeft willen ende helpen duyden , dat die voor al de Staaten van de refpective Provintién haare Beiaals- Heeren, ende der fel ver refolürien mollen obedieren ende gehóorfaa* men, ende mede van de Magiftraaten van de Stedeè daar fy in Guarnifoen legghen , oock teghen de Generaliteyt ende fyn Excellentie 8h de bevelen van de refpective Betaais-Ileercn ende Magiftraaten anders wefen fouden als de bevelen van dc Generaliteyt ende fyn Excell. omme die Van haare fictie, foo daar door, als door 't lichten van de nieuwe Soldaaten , Meeftcr te mandiën van 't rfleefte deel van 'c volk van Oorloge van de Landen. Dat hy Gevarghen in de voorfz. aparte vergaaderinghen mede toegedaan heeft, dat een verkiaringe by hem Gevangen , Haan, ende Hoogerr beetz, ingedelc met advijs van de voorfz. Jc> kan yanÖlden-Bamevelt, ende op denNaai^  HUGO DE GROOT. 41 van die van Haarlem in de' Staten van Hollandt ghebracht, ende by de andere Leden, van haare factie goedt gevonden is, daar by ghefeyt werdt datfe niet en fullen ghedoogen dat by de andere Provintien van de Unie in het ftuck van de Religie buyten haar confent yec ghedaan foude werden: Dat teghen haare refolutien by de Hooven van Juflitie, gheen provifien en fouden werden verleent: Dat de middelen van de Landen voor al tot afwecrin* ghe van dien fullen werden ghebruyekt: Dat ?c voorfz. Krijghsvolek Eedt fouden moeten doen aan de Magiftraaten, daar fy in Guarnifoen gheleydt werden om de felve te defenderen, alwaart dat by haar yet bevoolen moeke werden, oorfaacke ofc pretext nemende uyt 't ftnek van de Religie, ende daar mede fy op onghewoonelijcke wyfe haare confenten waaren limiterende, ende incfièéte andere Steden, ende Leden', als tot een nieuw verbondt inviterende , de felve mede doende tranftateren in Franchoys, ende buytens Landts feyndende, daar van hy Gevangen mede communicatie heeft ghehouden met een uytheems Ambafladeur. Dat hy Gevangen over t befetten van deu Rriele met ordinaris Garnifoen van de Genera,» C5  42 HET LEVEN VAN liteyt, op dat gheen nieuwe Soldaaten daar ghelichc en fouden werden , fyn misnoegen ghetoont heeft, doende met eenighe andere Ghecommitteerdc Raden daar over feerbedenckelijck fchrijvcn, aan den voornoemden Johan yan Olden-Barnevelt , ende de Steden van Hollandt, ende naar den Briele deputeren uyten haaren , omme fyne Excellentie, daar inne te contrequarreren. Dat hy. Gevangen omme haare factie noch vorder te ftyven met de Ghcdepu teerden van de voorfz. acht Steden, goedt gevonden ende ontworpen hebben feeckere procuratie van den veerthicuden May, fafthién hondert achthien , by de voorfz- acht Steden verleden op haare Ghedeputeerden, in krachte van de welcke , de feke fonder vorder rapport fouden mooghen refolveren, met alfukkc middelen als alrecde by der handt ghenoomen, ofte noch te nemen fouden zyn, tot feytelijcke teghenftandt, van alle de gheenen die de Synode Nationaal, fouden willen vorderen, ofte voornemen omme haare nieuwe ghelichte Soldaten te calkren, dat tegen r.iemandt anders en konde dienen dan tegen fyn Excellentie , ende de Staten Generaal, die tot beide de voorfz. poincten vorderinghe  I|UGO DE GROO^T. 43 ceder. Dat oock de felve Ghedeputeerden in krachre van dien, malkanderen fouden mogen veifien ende verfeeckeren met alfulcke belofte, byrtandt, hulpe ende indemniteyt als fy bevin* den fouden noodichte w».fen: flrcckende alfoo een nieuw verbondt onder malkanderen aangegaan , ende daar toe mede gepoocht is ghe« weeft, te trecken de Staten van Uytrecht, op wiens name op den derden Juny fellhien hondert achthien , Stilo vetert, daar naar ghelijcke procuratie is uytgegheven: maar de Magiflraat der Stadt Utrecht apprehenderen waar toe die ghevordert werde, en heeft daar inne niet willen confenteren, dan onder exprefli limitatie den thienden Junij daar aan volgende daar by ghednan, dat haare Gedeputeerden de felve niet en fouden mogen gebruyeken omme tot datelyckheyt ofte extremiteyten te procederen , ofte nieuwe verbonden buyten de gemeene Unie te maken. Ende als de Heeren Sta* ten van Uy.'recht bemerekten dat het onderhout ende continueren van haare nieuwe Soldaten ruyneerden den ftaat van haare Finantien, ende daarommc in Junio feflhien honden: achthien, haare Gecommitteerden in competenten ghetale naa den Haghe gefonden had-  4! H, E T LEVEN VAN den, omme met fyn Excellentie op 'c caflèret» derfelver te handelen, dat hy Gevangen mette Penfionarisfen Haan ende Hoogerbeetz ten huyfe van Johan Uytenbogaart , ende metten Se» cretaris Ledenbergb, beraamt hebbende redenen ende middelen waar mede men de vordere Gecommitteerden van Uytrecht foude mogen moveren ende difpeneren omme haaren laft dien aangaande niet te openen , ende daar af rapport ghedaan hebbende aan den voornoemden Johan van Olden-Darncvelt: Dat hy Gevangen daar naar mette vooifz, Penfionarifièn , fonder lalt van fyne Principalen daar toe te heb • ben , hem laten vinden heefc by de voorfi. Ghccommitteerden van Uytrecht ton huyfe van Daniël Trefel, expreflèlyck daar toe vergadert, ende de felve met vele fcherpc pernicieufe ende voor den ftaat ende rulle van de Landen ondienltige middelen ende motiven , ende oock belofte van pififlenue, gheperfuadeert heeft, omme haren laft aan fyn Excellentie niet te openen , maar weder te keeren «aar Uytrecht, tot groot ghevaar ende preju.ditie van die Staat ende Stad : Dat hy in de felve motiven de Heeren Staten Generaal ende fyne Excellentie gheraxeert heeft voer pa;-  HUGO DE GROOT, Hy/lerv" met Barneveld: ik bid nooit om zyn leven." Wy zullen terftond de geleerde elizaeeth nog eens van de kloekmoedige mar ia hooren zingen. De fiere uitdrukking, door de laatstgenoemd de, wegens het fpyzigen van haaren man, gebruikt, veroorzaakte veel moeite, om van prounink verlof te verkrygen , dat zy naar den Haag mogt gaan, om haare bezwaa« ren by H. H. M. intebrengen, eindelyk gelukte dit evenwel, en de roemwaardige vrouw bragt, niet zonder veel loopens en bidders, ten wege , dat zy met haare vyf kinderen , vier of vyf weeken op het Slot zou mogen blyven , en twee of drie maal daag? af- en toe-gang hebben; dat ze ook van de keuke, en de kinderen en dienstboden van flaapplaatzen zouden voorzien worden ; mitsgaders dat 'er dagelyks een geneesheer uit Gorkum, by de groot, die door de koorts in 't bed ge* houden werd, mogt komen: zie daar fchreeu»  ÓO het leven van wende gunstbewyzen 5 —— dan men kon de* zelvcn Ifgclyk toeftaan, want de gevangene had nog genoeg te lyden : fterk drukt de bovengemelde groote Dichteres zig desaangaande uit, in een' brief van arnold geesteranus aan maria van reigersbergen (.Rladz 45), daar zy arnold dezewoorden Iaat fchryven ; Men bragt me op Loeveftein, daar veele broeders zaten. Men zegge: difs het loon van al wie ft out weêrftreeft, fjet geen de magt des Lands gefield heeft byPlaccaaten: Maar dat men ons zo hard—zo wreed mishandeld heeft! Of heeft de Magt des Lands dit ook met een geboden ? Men wyz1 de wettigheid van zulk een handel aan ; Wat heeft men uw' Gemaal, door uw beleid ontvloden , In dees Gevangenis al kwelling aangedaan! Bevreesd dat hugo, door middel van touw en rappe handen, zyn lyden zou ontvluchten , had men reeds beflooten, de kleine vengrters syner gevangenis nog digter te maaken , „ waardoor hy meer benaauwing van licht en „ lucht, ten nadeele zyner gezondheid zou „ gehad hebben," maar zyn Geneesheer wist zoveel dringends, nopens zyne zwakheid te  hugo de groot. 6l zeggen , dat men hem de genade bewees , om het lieve daglicht te mogen zien, en de gezonde werking van verfche lucht te mogen genieten : ö ja, de groote hugo, het uitmuntend mensch, werd tot zo verre van den medemensen , waarfchynelyk vry minder groot, begenadigd, dat hy in 't algemeene gelfchenk van god mogt deelen : hy mogt den dage* raad zien aanbreeken — maar zuchtende: hy mogt de avondfehemering al 't aardfche zien bedekken — maar klaagendedes niettegenftaande werd de mensch door den mensch begenadigd. Men denke echter niet dat zyn ryk verftand hem* geene onuitputtelyke bron van troost zou verfchaft hebben j ongetwyfeld zyn 't flechts oogenblikjes geweest, dat de mensch het roer in handen gehad heeft , en zekerlyk is 't getal dier oogenblikjes nog verminderd door de toegenegenheid zyner geleerde vrienden, waaronder boven allen te tellen zyn, de Heeren van maurier , scriverius, erpbnius en vossiüs, die heimelyk briefwisfeling met hem hielden : v o s s i u s vermaande hem, dat hy moest denken aan  6i het leven vam zynen naam, en aan de gulde fpreuk vati s e n e c a z g p. o o t is de man alleen; Die V groot kan achten kleesu Men kon niet weeten, fchreef die geleerde man, wat god nog met hem voor had- voorwaar uitmuntende troostwoorden in de ooren des verftandigen; wat weet ik, zegt deze, ik die het algemeene plan niet kan overzien..... maar wy moeten by onzen hugo blyven. Dezelfde vossius zond hem nu en dan eenige boeken, zulks deed ook erpenius, die te Gorkum geboren was , en aldaar een zuster had, getrouwd met zekeren adriaan daatselaaRj wejke op verzoek van den Heere erpenius, de gevangene Heeren de groot en hogerbeets, getrouwlyk met raad en daad byftond : alles wat , ten behoeven van de gezegde Gevangenen , uit Holland naar Losveftein, of vandaar herwaards overgezonden werd, kwam eerrt aan het huis van daatselaar ; dus ook het koffer, waarin de boeken, bovengemeld, van wegen erpenius gezonden werden, en door middel  hugo de groot. 63 van welk koffer de beroemde hugo , op aandrang van zyne Gemalinne, uit het bange Loeveflein ontfnaptis; te beter gelukte deze list, om dat dezelve niet te overhaast in "c werk gefield werd, want men ondernam niets, voor dat het af- en aan-brengen van het boekenkoffer als eene gewoonte geworden was; niets voor dat men het koffer niet meer opende , om te zien wat 'er in was, 't geen in den beginne telkens gedaan was geworden. Veel viel 'er intusfchen nog voor, zo over het verkoopen der verbeurd verklaarde goederen van den Gevangenen , als over het uitgeeven van deszelfs af beeldzei, al het welk door anderen breedvoerig befchreeven is, en niet tot ons plan behoort; prounink bleef ook befiendig zyn best doen, in het onredelyk behandelen van den ongelukkigen de groot; terwyl evenwel de braave mar ia, niet zonder groote moeite , vergund werd , eens ter week om nooddruft te mogen uitgaan, of te zenden. Onze Held bragt zyn' tyd door met leezenen fchryven, en ook fomtyds met het naloopen van een' dryftol, ter bevorderinge of onv derhoudinge zyner gezondheid. — Onder zy-  (54 het leven van nen Loevefie'mfchen arbeid, muntte uit, hét reeds door ons genoemde werk, Inleiding tot de Hollandfche Rechtsgeleerdheid, en, Het, bevjys van den waar en Godsdienst, dat hy met deze verzen floot: Vindt gy hier iet, het welk u dunkt te weezen goedt, Bedank hem, zonder wien geen mensch iets goeds en doet: Js hier of daar gemist, herinner met medeogen, U zeiven , wat een wolk bedwelmt dermenfchen oogen i Verfchoon veelliever V werk, dan dat gy V bitter laakt. En denk, och Heer, het is te Louveftein gemaakt l Een gedeelte van den gezegden arbeid beftond ook daarin , dat hy zynen Dienaar van den velde, in de Latynfche Taaie, en de gronden der Rechtsgeleerdheid onderwees ; en deze moeite is voorwaar met den allerzonderlingflen uitflag bekroond; want by vervolg van tyd , huwde die braave dienaar met de Dienstmaagd van Mevrouw van reigersbergen, genaamd elsje van houwening, welke, gelyk welhaastblyken zal, een voornaam hulpmiddel geweest is, ter ontkominge van den ongelukkigen hugo;  hugo dé groot» 4>5 van den velde, verwierf den tytel van Advocaat voor het Hof, ja heeft zelfs de eef gehad, van den uiterften wille zyner Hoogheid fredrik hendrik, te fchryven. Na onze Held nu byna twee jaaren op de voorgemelde wyze doorgebragt had, viel het oog van zyne fchrandere Gemalinne op het koffer van den Heere erpenius, en zy floeg haaren man voor, om zig, onder den naam van boeken, met hetzelve, naar den vriend daatselaar, te laaten brengen: men ftelle zig voor de verbaasdheid die onzen Held bevong, toen de kloekmoedige maria hem dezen voorflag deed: Lief, hoe komt het in uw" zin? Ik leggen in die Kist! pas half kan ik Vr in i Eenderde is zy te kort, ook zoude ik moeten fmooren , Hier is geene opning, waar door lucht zou kunnen booren. Dus Iaat de meergemelde Dichter, duim , hem, in dit tydsgewricht, fpreeken: indien alles • was, gelyk het moest wee zen, was het antwoord der fchrandere vrouwe, dan zou meti te eerder achterdocht opvatten: om kort te E  46 wet leven van gaan, men befloot te beproeven,of het koffer groot genoeg was; en, bevonden hebbende dan de Gevangene „ 'er ter naauwer nood, niet „ uicgeftrekt of in de lengte , maar gekromd „ en in bochten , in liggen konde, bezocht ,, men daarna, of hy, in die benaauwdheid liggende, zyn adem kon fcheppen, en hoe ,, lange hy 't, in gevalle van flilte of tegen- wind, daarin zou kunnen uithouden. Ver- volgens beval hy ^yne huisvrouw, eenigen „ tyd op de kist te gaan zitten, om te zien „ of hy, als 'er onderwegen by geval iemand „ op ging zitten , zulks zoude konnen ver„ draagen: " een uurs zandlooper , fchryfe men elders, liet zy tweemaal uitloopen, han« gende haare klederen voor 't fleutelgat; „ zy, „ melkende onder het zitten op de kist, dat ;, haar man zig nu en dan verroerde, en zyne beenen optrok of uitfirekte, waarfchouwde „ hem, dat zy zulks kon voelen. Na dat men „ dit alles verfcheidene maaien in 't heimelyk, „ zonder vvceten van Knecht of Dienstmaagd, „ beproefd, en naar wensen bevonden had, „ befloot men de zaak, in Gods naam, te waa„ gen:" willem en e l s j e werd nu den aanflag ontdekt, die beiden hunne hulp van har-  huco'de groot. 6f teil toezeiden : by daatselaar was de noodige voorzorg gebruikt, en de huisvrouw van prounink, was, door haar,geduurende eenigen tyd, eene en andere kleinigheden te fchenken, ingenomen j want men nam de gelegenheid waar, dat prounink zelf, naai' Hevsden vertrokken was, om de Compagnie, watirover hy tot Capitein aangefteld was geworden, te ontvangen, dus men alleenlyk de toeltemming van deszelfs vrouw noodig had, om het koffer,naar gewoonte, te doen fcheep brengen. Alles dus voorbereid zynde * verfcheen den bepaalden dag, (22, brand zegt 15 Maarc ï6ai>ó de groote hugo vleide zig neder in het koffer, en begaf zig dus uit de eene gevargenis , in eene nog veel engere , om door dat middel, de vryheid, die natuurlyke fchat van den mensch, hem te jammerlyk ontnomen, weder te krygen: een nieuw Testament verftrekte hem ten hoofdkusfen, en dus kan men zeggen, dat hugo zyn hoofd gerust op god's woord nederleide; ook had hyniet te vergeefsch op zyn' Schepper vertrouwd: met het aanbreeken van den dag, waarop de geoorloofde list in 't werk gefield zou worden, E a  68 het leven van viel hy op zyne kniën, en bad, dar. de Almagtige zynen toeleg wilde zegenen: de verhooring van zyne bede was by god bepaald ; het koffer werd, na ontvangen verlof, met behulp van eenige der wachten, aan boord gebragt, echter niet zonder groot gevaar voor' den benaauwden hugo, van ontdekt te zullen worden ; elsje had de zorg op zig genomen , om met de kleine gevangenis over te ileeken, en flapte derhal ven kloekmoedig mede op 't fehip: zie daar onze Held ten deele verlost: men begrype wat 'er in 'c hart van de edele reigersbergen moet omgegaan weezen: treffend was haar gedrag, na zy de nieuwe gevangenis van haaren beminden hug o gefloóten had: hoor de bovengeroemde on» vergelykelyke Dichteres dat gedrag vernaaien: HVeirgaélioze vrouw! \h, denk nooit aan uwbeftaa», Dan met een kloppend hart • hoe menig flille traan Heb ik om u geweend, geroerd door mededogen Gy knielt ter néér, gy kust het flot, Beveelt, alfchreiende, uwenGtd,, Uw lieven Grotius — wiens ziel blyft onbewogen ? (*> Ó Walcheren, tweede uitgaaf, Bladz.2aff.  HUGO DE GROOT. f>p De groote Agrippyner heeft mede niet vergeeten, dat edeie voorwerp te vereeuwigen j dus zingt hy in een Dichtftukje , ten rytel voerende, hugo de groots verlosfing, aan Mevrouw maria van reigersbergh: •;. . o o u h nabwüÊenad k ■ °ono» sis. ïiq 'jioi Sm.i)ÊfL JLL ^3 ? nabiow vrouw is dmzent mamten i' eig. O eeuwige eer van Reigersbergh, ■ °9ffl De volgende eeuwen zullen fpreekett. , n9>l99f5 «O^t^oe gy den haet helt uitge]lrekeft.j± f Na datge op V droef gevangenhuis. Gelyk Marye neffens t kruis, * f/> jB,«/sw/f, c«^r moordenaaren' ■■ ' ' Gerekent, trooste heele jaaren: »UH -Z00 h'et de trouwe Michol eer, Haei* liefflen fchat met koorden neer.^Q^n o Toen Sauls zweerden hem bezetten, Gelyk de Jagers 7 hart met netten. Aldus werd Lynceus ook gered In zpi belegert bruiloftsbed, Toen zo veel ledekanten fmoorden, Jn ,t gruwlyk bloet der mannemoorden. Dezelfde Prins der Nederlandfche Dicbtt' ren, maakte op de vlucht van onzen Held, het volgende geestig dichtje:  fO het leven vak Twee kisten vergden Huig de Graat, dEen levendig, tnaer d'andre daot, Had Mevrouw van reigersbergen zig kloekmoedig gedraagen, niets minder kan van het trouwhartige elsje gezegd worden; verfcheidene zwaarigheden, die allen den aanflag zouden hebben kunnen doen mislukken, zo wel by 'r. infcheepen, flaande den overtogt, als by het overbrengen van den dierbaaren vracht, uit het fchip naar het huis van da'atselaar, had zy te boven te komen; in alles gedroeg zy zig zo fchrander als onverfchrok* ken, en ten loon daar voor f naakte zy het genoegen , van haaren Heer weder in genoegzaame vyligheid te mogen zien. Wat betreft het kofier , waarin onze Held zyne gevangenis ontkomen was, en welke de Lezer op de nevensfrcande plaaten, zeer uitvoerig vertoond wordt; de Heer, Mr. f acob klinkhamer, vleit zig dezelve te bezitten,en het is met Zyn Ed. gunilige toellemming , dat dc Kunstfchilder j. c, schültz, daarvan twee juiste aftekeningen vervaardigd heeft: de Heer j. c. philips, door wiens bekwaame hand de gezegde tekeningen in 't koper gebragt zyn,  Q^^^ee^in^ firn, twee/ ZP/iza£&?v) voti eew KOFFER, wtuur m^iï&HUGO d& GR O OT rasTvLoev-esteiii naav Goiyn&ein,w^cmb$ alötute Oiw^y&r&n^en, zow^zyn óetra^isj^o-rtee^d, (/vlten tLyesta^fid Zó cUs de^cel^ tkczns 6inn&ri Amsteldam, keiïxbytwufó is, onde?^ ~èt>/?s TTlt&r- t^&zJlACOB KLINKHA.MER, cUeQ>-e/ t^^diê^ti^^>tuM/' vcm/, op ^edua/n/     HUGO DE GROOT. (% zyn, heeft ons de volgende befchryving daar. van medegedeeld. „ Met koffer is gemaakt van boekenhout; „ heeft een boogswys dekzel, zynde van bui„ ten gehe ?1 overtrokken met dun zwart le„ der, en heilagen met eene menigte van „ dunne, fmalle, eizerene banden: de fluiting beibat in twee binnenfloten, en één ,, buiten- of hmg • flot. „ Van binnen is het koff'r met wit linnen „ bekleed, zynde het zelve, naar gewoonte, „ aan het dekzel, met elkander kruisfende „ linten belegd. „ Men ziet dat de tyd, en het gebruik, „ of herhaalde overvoeringen, het een en ander „ merkelyk befchadigd hebben,- veelen der eize„ rene banden zyn geheel of gedeeltelyk weg; „ doch men kan derzelver plaatfen, door een „ roellige vlek , meer of min gewaar wor\, den: van het bekleedzel, zo wel binnen als „ buiten , zyn hier en daar geheele lappen „ uitgevallen. De rand van het dekzel is aan den voor„ kanr, byna in 't midden , (mogelyk door toeval, ) fterk voor waards gebogen , en fteekt daar ter plaatfe wel een duim breed E 4  ft het leven van „ over; zo dat men 'er 'c hangflot niet heeft ,, kunnen aandoen. ,1 In den bodem is een vry groote kwast ,, uitgevallen ; dus kon door deze zo wel als door „ den afgebogen rand, luchts genoeg inko„ men; te meer daar de bodem des koffers „ niet vlak op den grond ftaat, als hebbende „ onder een foort van fleJe, van byna twee 3, duimen hoogte' ■■ dit fpreekt ons voorgaande verhaal wel niet volftrektlyk tegen , maar evenwel kan het aanleiding tot bedenkingen geeven ; wy laaten daaromtrent ieder zyne vryheid , en den eigenaar van het Vaderlandfche rariteit in het onbe* twifte bezit daar van. „ De lengte van het koffer is buitenswcrks ,i vyf voet en byna vier duim: "(by een ander vinden wy deze lengte bepaald op twee duim korter dan vier voet:) ,, de breedte is twee „ voet en ruim één duim \ de hoogte tot op „ 'r midden van het dekzel, twee voeten ruim „ twee duim; alles Rbynland/che maat." 't Zal hier niet oneigen zyn den Lezer te doen hooren, hoe de groote hugo zelf, deze zyne gelukkige tweede gevangenis befchouwd heeft: hy fchreef in vervolg van tyd een aan* fpraak aan dezelve, in Latynfcbe verzen ,  HUGO DE G R O, O T. welken in de volgende Nedsrd'Jitfche vertolkt: syn; • Zoete flchuilplaats, 0 voor korten tyd naauw huiske, Dat myn bedrukte ziel, beflooten in uw kluiske, Hebt vry gemaakt, en zo in open lucht gefield Uw lieve last, die, naauw gepakt,door flerk geweld Fan V flrenge Krygsvolk, •werd allengskens uitgedraagcn, E:; eindlyk, als een pand, doch dat ze niet en zaagcn , Bevolen, op een fchip, de Waals afloopend ty. 0 Kist, wat danks, wat lofs verdiend gy weivan myï Cy hebt myn flavemy verjaagd en overflreden, Die 'k zeeven maanden meer dan twee jaar heb geleden. Dat ik des hemels licht aanfehouw met vry gelaat. Dat my geen Slot meer plaagt , myn oeren niet meer flaat Der grendelen geknars, en V wreed gegraauw der wachten; Maar mag gerust en vry, het bly gegroet verwachten , fan vrienden, die gedoopt zyn in geleerdheids nat, (Als Putedan , Thuaan , wiens trouw geen weerga had, En dat geleerd verftand, Thilenu;,) welker reden, Den onver drooten tyd my vrolyk doen befleeden. E5  74 het leven van Dit al, en zo 'k r.og meer geluks 'J erdenken ■wist, Dit moet ik » alleen, dank weeteil, lieve Kist. Doch wilde ik naar ver dien ft e uw lof ten vollen roeren , ■ Ik hoefde zo veel fchrifts als gy ooit plag te voeren. M n zegt, (wy begeeren alles onpartydig aan te tekenen,; dat het koffer nog tóng by een* Heer, van aanzien bewaard, en fraai b fchilderd is geweest, met het opfchrift: Dees list beeft Loevejteih' den Huig gelig f- daarmede komt óvèrêen 't geen de Heer brand het koffer doet zeggen : Wie kerft de vryheid meer verplicht! 'k Heb Loeveftein den Huig ge ligt. Hoe die Heer aan het koffer gekomen is, zegt zeker fchryver, weet men niet, maar wel dat het largen tyd door de groot's ouders, te Delft bewaard en naderhand tm huize van z>n' broeder willem vermist is, waarover onze hugo groote fpyt toonde te hebben. Wat betreft het fchilderen , waarvan wy boven fpraken, 't zelve wordt door ons koffer, volgends opgaaf van den Graveerder, geheel on«  li U O o DE groot. "j 5 onaanneemelyk, zo niet loicnachtig gemaakt: — dezen dank heeft men ten minften aan den Tlcere JVlr. klinkhamer , dat wy thans weeten dat men het koffer,waarin de beroemde iivgo, uit het bange Loove/leitt omkomen is, waarfchynelyk nimmer geftfeilderd heeft: — laat ons thans tot het hoofdvoorwerp onzer bemoeiiingen wederkeeren. Het ontbrak hem ten huize van :)aatsf.. laar, aan geene goede trouwen Bartlyken bylhnd," langen tyd aldaar te vertoeven was geheel ongeraaden , en onvermomu zig voor het oog van ieder te vertoonen, was niet minder gevaarlyk; men vond dan onderling goed, dat de edele vluchteling zig in een metselaars gewaad zou vermommen: zekeren metz'elaar, jan lambertsz, werd de onderneeming toevertrouwd, cn tot reisgezel van de groot verkoozen , van welken last de goede man zig ook zo kloekmoedig als voorzichtig kweet; hy bezorgde den vluchteling het noodige g> waad, gaf hem een metzclaars mn^tfiok cf rei in de handen, die, ter oorzaake van derzeiver blankheid, hier en daar met wat kalk befmeerd werden, en trok met hem , ers 0 rgens,omtrent n uure,op w:g; de groot betuigde, in 't uitgaan, dat hy zeer ontfteld •was,  7, ker bewaart wofden, uw verdandt niet." „ Laet zich derhalven anderen beklae* „ gen," dus luidt een verder gedeelte van dien brief, „ dat ze nae geleden fchipbreuk „ naekt en bloot bleven zitten , en hunne j, goederen verboren hadden, gy hebt by u zel„ ven alle goederen, geen roof of geweldt on„ derworpen. Gy zyt grotiust gy zytgroot, en dat 's genoeg, om u te doen verdaan „ dat u niets ontbreekt" : —*—— Krachtig drukte de geleerde *jan zig uit over den aart eener Republiek, en vooral over den toen* F  $2 het leven van maaligen toeftand van de onze, wy zwygen van den tcgenwoordigen toe.land derzelve: i, Al de outheit", zeide hy, „ roept, laat „ 'er een Heer, laet 'er een Koning zyn: „ immers uw ongeluk roept ons toe, dat 'er „ geen Itaet van menfchen buiten gevaer is, ,, daer 't volk gaende worde ; geen haven „ zonder fchipbreuk; daer alle goddelyke en menfehelyke zaeken over hoop ftorten, „ wat is daer toorn? wat is daer haat? ,, waer is daer rust of heil? Zoo veel waters „ als 'er is, zoo veel viers en bratts is 'er „ overal. Ik zou wel zeggen, dat die zee „ door de helfehe Geesten aen brandt is ge„ raekt": De groot liet niet na deezen brief te beantwoorden (.*), en in dat zyn antwoord (*) Dit gcfchiedcle in "t begin van April, na dat zyn kuisvrouw even te voeren ontflageii was; want den vyf den dier maand werd, by gefchrifte, van haar en wege aan de Staaten Generaal geklaagd, dat men haar op Loeveftein gevangen hield, en dat zy haare natuurlyke vryheid verzocht: dit verzoek overwogen, en aangemerkt zyn de, dat de Soldaaten zelvcn de groot lütgedraagen hadden; dat gevolglyk by de kloekmoedige Ecktgenoote niets zonderlings misdreeven was, werd zy twee dagen daar na ontfiagen.  HUGO DE GROOT. ü£ te toor.en dar. de Hoogleeraar niet ten onrechte van hem gezegd had, gy zyt groot! „ Wie," zeide hy, ., kon vryheit hoopen „ uit een engen kerker; of 't fcheppen der „ open lucht, uit eene benautheit, die nau„ lyks een luchje voor d'ademende ziele wou »j doorlaeten ? " Van zyne Gemaalinne ipreekende, zeide hy: „ Zy alleenlyk kennis „ hebbende dat ik was uitgedraegen, en den ,,~"uiülag, die nog onzeker was, met beang„ ften gemoede overleggende , deedt een „ wensch, die niemant verwacht zou hebben „ van een Egaa, die haren man op 't herte- iykst bemint, dat haer man op 't verlie „ van haer mogt zyn. My, toen eerst ver,, flaende van hoedanig een vrouw ik was gefcheiden, viel haerafzyn zoo lastig, dat ik „ my liever wederom in de gevankenis had begeven , dan haer lang te misfen. " — Moedig bepleitte hy de eer van zyn vaderland , tegen het boven bygebragte zeggen van den Hoogleeraar , daar op betrekkelyk : „ Ook mag het, " zeide hy, „ den 5, Vaderlande niet geweten worden, 't geen „ in 'c Vaderlande gefchiedt. De dertig Ty„' rannen waren Athenen nier. —— Cicero „ achtte de sreenen , die zyn hujs onder d? F a  J?4 HET LEVEN VAN v voet geworpen, en hem des levens on,, waerdig verklaert hadden, niet het volk van „ Rome, maar "t fchuim des volks te zyn." Het zeggen van augustus: Die den tegenwoordige» /Iaat der regeeringe niet wil veranderen, is een eerlyk man en. goed burger tevens, oordeelde hy eenen cato waardig te weezen: — om reden wcderhouden wy ons, anders zoude het hier de plaats zyn iets op onze tegenwoordige ftaatsgelleldheid aantemerken. Lieten de Geleerden onzen held niet onbegroet, de Dichters waren niet minder yverig, om zyne zonderlinge ontkoming, in hunne verzen te vereeuwigen: een Dichtftukje, dat op 'smans afbeelding vervaardigd werd, fluit dus aartig: De morrende Soldaat was vol van achterdocht, Of 't niet wat anders was dat hy ter fche- pen brocht; En of hy zelfs den lieer , om veylig heen te varen, lablyv r»0[ Niet uit het Fort en droeg , daar hy hem moest bewaren. Hy brengt hem evenwel ter ysre deuren uit, Daar men den kerker toe, en hem daar bui* ten fluit:  hugo de groot. 85 De ftroom-goon haasten haar , cm hem de lucht te geeven , De Maas en Waal, tezaam ten Merwen afgedreven , Geleyden haare vracht tot binnen Arkels flad; Daar ging den Hemel op voor die in 't koffer zat, ■ Onder anderen kwam ook in 't licht de volgende regelen, by wyze van een antwoord van de kloekmoedige mar ia, aan den misnoegden Commandeur van Locvcfle'm: »3ïïrro jsiri Msd nssno nsbiasbu ob n933iJ Vrouw eeygersdeeg fpreck tot den Kastelyn, De Slotvoogt van het fterke Loeveftein, Wat hebt gy (zeg toch) over my te klaagen Dat ik myn maii heb uit het fort doen dragen ? Bemint my eer, als dat gy my beticht, Gy had de huicii, en die heb ik geligt. Het flot van dit dichtftukje, komt zeer,wel overeen met het tweeregelig versje van brand , door ons Bladz, 74 opgegeeven. Den vyfden dag na zyne aankomst te Antwerpen, verzocht de Heer n. kempen aar, hem, dat hy iets in zyn ftamboek geliefde te fchryven, gelyk hy deed, in vier Latynfcbe regels, welken aldus vertaald zyn: F 3  86 HET LEVEN VAN Die uit kun moeders buik, als uit een fcerfeïf komen, Wier ziel in 'f leven van 's lyfs kerker wórdt bewaard, En wachten na kun dood tot kcrkerplnatze de Aard, Die moeten niet te zeer voor boei, of kerker fchroomen. Na den raad zyncr goede vrienden ingenomen te hebbeu, verkoos hy Parys tot zyn verblyf, alwaar hy door de voornaamlle Raaden des Konings, cn vervolgends ook door zyne Majeireit zelve, me: de uiterfte vriendfchap en blyken van toegenegenheid ontvangen werd: dit gaf aanleiding tot verfcheidene valfche geruchten, onder anderen ook dat hy den Roomfchen Godsdienst Hond aan te noemen , waartegen hy verzekerde, dat hy zig hield aan die kerk , waarvan hy vóór zyne gevangenis een lid geweest was; betuigende ondertusfehen, dat hy de Roomfche her omhelzende, in Frankryk, grootere amten en waardigheden zou kunnen deelachtig worden, dan in zyn vaderland. De rust welke onze Held nu genoot, maakte hy zig ten nutte, en begaf zig, met vernieuwden lust, aan de itudie: reeds op den  HU O O DE GROOT. 8? • derden dag na zyne aankomst aldaar, bezat hy bedaardheid van geest genoeg , om zyne onvoorbeeldige Gemaalinne , zyne overkomst, in versmaat, bekend te maaken; in dit zoetvloeijend dichtftuk , waarin het hart alleen fpreekt , drukte de groote Letterheld zig dus uit: Maar ghy Regeerders 's Lands , wat roem meent ghy te dragen, Dat ghy beftaat een vrouw , en fuiken vrouw te plagen 'f Daer fullen rechters fyn , die tusfehen u en ■bflMTV haer Recht fullen fpreeeken nu, en noch nae hen. , „jdert jae'r; ' . ; Niet vier-en-twintig , niet eenzydelyk verli oor en, Maer honderd duyfenden en hoogh en laegh nis Vft iftf^t<€6^Ho\'i'^i 7ri mtiijiErw ■ nam Die fullen , u ter fchandt, en haer ter eer verftaen, Dat ghy feer qualyk hebt, en fy feer vel ge < daen. ai nKf« )•' .-MfTAa-iVA pi .sbnssbrl Het eerlle zyner werken, dat hy, na 't verkrygen van zyne vryheid in 't licht gaf, was zyne verantwoording van de wettige regeering van Holland: zie hier, hoe zeker fchryver, van dit werk fpreekende, zig uitdrukt: F 4  H8 HET LEVEN VAN „ d'AIgemeene Staeten hier Van vervvkti^hr „ zynde, en niet onkundigh, dat in dit Boek hunne konstenaeryen > en het geweldt, Hol* „ landt aangedaan , ontdekt wieiden, heb„ ben, dewylfe niets anders hadden, om de „ waerheit daar in uitgedrukt teeghen te fpreeken of te wederlegghen, gebruykende „ hunne voorjangh gewoone geweldenary, „ den felvcn vervolglit met bannisfementen: ,, welke krachteloofe blixem, als hy, door „ de befchetminghe des Alderchris:clyxren „ Koninghs , die hem in fyne befchuttinge a, hadt genoomcn, was verdweenen, is daer „ door niets anders te weeghe gebraght, als „ dat de Groot geruster en veyligher heeft konnen leeven; dat de winst der Boekver„ kooperen, die deefe Boeken verkoghten, „ is verdubbelt, en de nieuwsgierig-heit der „ leezeren foo geweldigh aangewaslen, dat, „ de ooghen van veele Regenten verlicht zynde , derfelver gefigh niet alleen in 'c 3, publyk , maer ook ter Vergade ringh der „ Staeten felve , en dat meer is, teeghen „ d'AIgemeene Staeten felfi is doorgedron„ ghen": By een zeer fcherp plakaat, werd dit boek niet flechts flrenglyk verboden , maar ook verklaard voor een fameux, fedt*  hugo de groot. öo tieux en fchandeleux libel, en boven dien werd de (chryver verklaard firatbaar aan lyf en goed, toe alle plaatfen en tyden daar hy zou mogen gevonden worden , zonder dat eenig verloop van jaaren hem daarvan zou kunnen bevryden: de tyding van deeze gebeurtenis kwam hem te Parys wel haast ter oore, en was vermogend genoeg om 's mans hart te omlrellen: ondertusfehen dacht men in Frankryk niet gunliig over dat gedrag der Nederlanderen; de Prefident jeannin, was van gevoelen dat hy zig over de onbillykheid daarvan, by gefchrifte moest verkkaren; een ander zeide: ah men de vernuften ftraft , zo groeit hunne achtbaarheid; de Gezant maurier fchreef hem uit 'j Gravenbage, onder anderen, het volgende •. „ Wat „ het Plakaat betreft, gy weet wat men zegt „ van de Excommunicatie van Rome, die men krachtiooze blixtm noemt; ook „ weet gy dat de geenen waar menfe tegen' „ uitwerpt, daarom niet minder welvaarende „ zyn deeze hartlyke troost was ten hoog* Hen aangenaam, maar gaf echtet geene ge» rustftelling,' die moestyan eenen anderen , van een vermogender kant komen; zyne Majefteic alleen kon dezelve den doorluchtigen balling F 5  <*0 HET L. E V E tt VAN berorgen, cn deeze werd ook , in een breedvoerig fmeckfchrifc, daarom verzocht, niet zor der de hoogde voldoening daarop te ontvangen , want lodewyk verklaarde in 't openhaar, dat hy de groot wèl en gunstig begeerde te behandelen , „ gelyk wy „ voorheen gedaan hebben , " zeide zyne Majesteit:, „ om de achting, die wy voor „ hem hebben , ter oorzaake zyner vroom„ heid, en uitneemende weetenfehap, waar„ van wy wel onderricht zyn geweest, door 5, veele groote Perfoonaadjen van onzen „ Raad." „ Zo is 't ", dus luidde het flot dcezcf openbaare verklaaring; „ Zo is 't, dat wy „ ten overvloede verklaard hebben, en ver., klaaren by deezen tegenwoordigen brief, „ gettk'-nd met onze hand, dat wy genomen „ en gefield hebben, gelyk wy ncerr.en en dellen in onze fpeciaale Sauvegarde en „ befchermi^g, den Perfoon van den voor* „ noemden de Groot, zyn huisgezin, goc„ deren, en die dingen hem toebehoorende „ in dit ons Koningryk,- doende verbod aan. alle perzoonen van wat natie, qualiteit cn „ condide dezelven zouden mogen wee-zen, j, van hem te misdoen of te miszeggen, of  HUGO DE GROOT. i, ook iet tc bedaan en te attendeeren tegen „ zynperfoon, het zy direftelyk ofindirecteJyk, op hoedanige wyze ofmaniere, en „ onder wat protext of dekmantel zulks zoude „ mogen zyn, op lyfftraffe. . „ Belastende aan alle onze Rechters, Amt„ lieden, Landdrosten, Archers of Lyfwach„ ten, cn anderen, hem de fletke hand en „ hulpe te bieden, en niet toe tc Iaatcn * dat ,, hem eenig ongelyk of injivrie aangedaan „ worde, procedeerende tegen de genen, „ die hier tegen zouden durven handelen, „ als tegen verbreekers van onze Sauvegarde, „ op ptene als voorcn; en doende in zulker voege, dat de voornoemde de Groot moge ,, leeven in alle zekerheid onder onze autho» „ riteit en befcherming," Brand zegt, dat de gemelde verantwoording wel fchielyk verbooden, maar nooit w^derlegd is geworden. — De groote hugo fchreef, ftaande zyn verblyf te Parys, onder anderen, ook nog zyn Onderzoek van de Pelagiaanfche Leerftukken, waarin hy ruiterlyk voer de zaak der Remcnftramen uitkwam; want hy toonde in dat gefehrift aan, dat de Leer der ge-, zegde Kerkgemeente, niet Pela^iaansch was, maar met het gevoelen der oudfte en zuiverde Leeraars overeenkwam.  9S het leven van De diensten welken hy,ftaande zyn verblyf aan haFranfcbe Hof,zyne landgenooten bewees , zyn indedaad niet gering geweest,* trouwens een man als onze de groot was ook in alle opzichten te gróót, dan dat zyn leven niet eene aanëenfchakeling van roemwaardige bedryven zoude gtweest zyn; Prins fredrik hendrik was zelfs één van de gecnen welken hem desaangaande dankbaarheid verfchuldiad waren: een misfive van dien doorluchtigen Perfoonaadje, in de Franfche taak aan hugo gefchreeven, onder dagtekening van den 4 Augustus 1621, begint met deeze woorden: „Ik dank u voor de 9, goede dienden die gy my, by eenige Raa„ den des Konings gedaan hebt ( * ), en bid „ u daarin te volharden, zo wel by gemelde ,, Raaden, als by anderen, waaromtrent gy „ zulks noodig zult oordeelen; zyt verzekerd „ dat ik u desaangaande myne erkentenis zal „ toonen, in alle gelegenheden , waarin ik u „ van eenigen dienst zal kunnen weezen — „ Ik wenschte", dus luidt een verder ge- (*) Dit betrof Hoogst deszeifs erfenis van zywe Moeder, louisa de coligny, wier goedertn meestall' in Frankryk lagen.  hugo. de groot. 93 deelte van dien brief; ;, Ik wenschte in ftaat „ te zyn van u alhier nuttig te kunnen „ zyn in uwe zaak, ik zou my daarin met al „ myn hart van myne verpligdng kwyten, „ maar gy weet, dat de gelegenheid der „ zaake zodaanig is, dat noch ik, noch uwe „ andere vrienden u daarin niet kunnen die„ nen, zo als wy wel zouden wenfehen; ik „ hoop dat de tyd daarin cenïge verandering „ zal ten wc ge brengen , en dat ik u, ten ,, eenigen tyde , in deezen Lande, zal mogen „ wederzien, zo hoog geacht, zo algemeen geëerd, als uwe zeldzaame talenten ver„ dienen; het welk my niet minder genoe„ gen zou doen fmaaken, dan ik gej'maakt „ heb, by bet vemeemen van uwe or.tko„ ming; ondertusfehen," enz. Deed fredrik hendrik recht aan 'smans ongemeene bekwaamheden, lodewyk de dertiende was daarin evenmin nalaaiig; niet alleenlyk zeide hy hem mondling: de groot, gy zyt een treffeïykman, en ik .wil « nel doen, maar had zulks ook reeds werkelyk getoond door hem, na hem eene aanzienlyke vereering gedaan te hebben, een jaarlyks rraclement van 3600 guldens toeteleggen : in het koninglyk befluit  94 h kt leven van dcsaangaande genomen , en dat zyne Majelleic eigenhandig ondertekende , vindt men, dat de koning hem dat penfioen toellond, om hein by zig te houden, hMer.de in achting genomen de verdienften, hequaamheit en zon* derlhige geleertheit van den Heer de Groot. Na, gelyk wy boven> (bladz, 82J gezien hebben, de onvoorbeeldige reigersbergen, weder op vrye voeten was gefteü worden, en na eenige vergeeffche pogingen ter verdere verlosfinge van haaren halsvriend aangewend te hebben, toefde zy niet om zig ook weder in het bezit van dien onwaardeerelyken fchat te Hellen; zy itak naar Prankryk over: het trouwharcig e l s f e was door te fierke banden aan haare Meesteresfe verbonden , dan dat zy dezelve niet op de reis vergezeld zou hebben ; Parys ontving ook die lofwaardige Dienstmaagd binnen haare muuren, en werd door veelen bewonderd; onder anderen toonde de Prefident jeannin, inzonderheid,groorebegeerte om haar te zien, en zeide, toeft hem zulks mogt gebeuren: Ma pilei dieu vous henira; dat is: Myn Dochter! god zal ti zegenen. Den geruimen tyd van elf jaaren, bragt onze Held in het Lelieryk door, in welken tyd  hugo de groot. «"tg hy meer dan ééns aangezocht was geworden, ZO door christiaan den vierden, Koning van Deeriemarken, als door gustavus den groot en, Koning van Zv/eed-en, en anderen, cm in dcrzeiverRyken aan* zienlyke amten te bekleeden, maar hy hield nog altoos het oog op zyn Vaderland gevestigd, en hoopte zekerlyknog eens in deszelfs boezem zyne verloorene rust te zullen wedervinden; gedeeltelyk tot dat einde had zyne Gemaalinne reeds een reis derwaards gedaan, doch geheel zonder vrucht: de gezegde hoop verkreeg echter van tyd tot tyd voedzel, fchoon dezelve ook wel eens weder geheel uirgebluschc werd ; er vielen in Nederland zeer veele gewigtige veranderingen voor, waarvan als eene der voornaamfte genoemd mng worden, dat. f red rik hendrik, dien wy gezien hebben, dat niet tegen hugo rmar veeleer zyn vriend was, zynen broeder maurzts in de Stadhouderlyke waardigheid was opgevolgd , waarover zyne Hoogheid door onzen Held geluk gewenscht werd; alle 'smans vrienden yverden nu zeer hartlyk rot zyne hertelling, maar in Franh-yk, liet men in tegendeel niet na alles aan te wenden watmogelyk was, om hem tot de Room-  ijC het leven van fcbc Kerk overcehaalcn, tot welk einde zyns Gemaalin zelfs de diingendile aanvallen moest doorftaan: „ Myne huisvrouw ", fchreef hy in zekeren brief, „ worde door de geleerdflen van Parys aangevochten, maar verdedigt zig treffelyk, ons hart", voegde hy'er by, „ zou beter (trekken tot vereeniging met -, de Gereformeerden van ons land, na eenit» ge verzachting van de wat te onvoorzien» „ tig (zo wy oordeelen) gedaane deci- ,, fie" „ En hier," fchreef hy aan üitenboga ard, „ wat zal ik zeggen % men ziet, dat ik door goed noch kwaad „ ter misfe wil gaan; men ziet dat ik geen „ voorneemen heb, ten aanzien van ons land, „ dan tot behoudenis van wettige vryheid; „ men ziet dat myne wederpartydigen fttrk „ zyn, en in den Staat groot gezach hebben: wat hier uit volgen zal by eene Natie, die „ zo wispeltuurig is als de Franfche , zal UEd. best kunnen oordeelen ; " — ■— „ Men wil hier niet ten halve gediend zyn", fchreef hy op een anderen tyd; „ op de be„ taaling wordt my ook reeds groote zwaa,-, righeid voorgewend: men wil my wysmaa„ ken dat het comptoir , waarop ik geor» „ donneerd ben, geledigd is, het welkgee»  hugo de groot* 0£ ,» re verftandigen kunnen gelooven:" uic die een en ander , waarby wy nog veele zaaken zouden kunnen voegen, indien dezclven niet door anderen reeds breedvoerig waren geboekt geworden, is gemaklyk optemaaken, in welk eene gefleltenis onzen hugo zig bevondt; evenwel verliet hy zyne letteroeffeningen niet, maar vervaardigde, van tyd tot tyd, veele fchriften die zynen naam onftervelyk gemaakt hebben. Frankryk werd vervolgends door verderve* Iyke onlusten verdeeld en gefchud• de duurte der levensmiddelen nam dagelyks toe, en op de betaaling der penfioenen kon geen ftaat meer gemaakt worden de groote hugo was te groot van ziel om te fmeeken ,en derhalven nam hy het befluit, zig naar elders te begeeven; evenwel wilde hy niet in vreemden dienst overgaan, voor hy verzekerd ware van de geileldheid der gemoederen in 't Vaderland, omtrent hem: de kloekmoedige reigersbergen, ftak andermaal over, om mee vrienden en bloedverwanten raad te neemen; — ieder verlangde hem te zien; de zaaken hier ten lande werden van de beste zyde befchouwd;de groot wenfehte ook zeer vuuriglyk zynen ouden vader nog eens te mogen om« G  98 het leven van heizen — was dit niet genoeg om hem de reis te doen aanneemen ? hy na n in 'c openbaar affcheid van den Koning, die hem niet alleenlyk mee alle beleefdheid ontving; maar zelfs omhelsde , en hem aanbood, ten zynen voordeele, eigenhandig aan de Heeren Staaten te fchryven : in 't laatst van de maand Oétober des jaars 1631,kwam hy behouden te Rotterdam aan. Men kan ligtlyk denken wat al beweegingen daardoor ontflondcn , en welke beweegingen niet weinig vermeerderden, toen de zaak terooren van zyne vyar.den gekomen was; tot by den Stadhouder toe, onderzocht men, op wiens toeftemming hy het gewaagd had, weder in 't Vaderland te verfchynen; ieder kende zig vry, hem daartoe verlof gegeeven te hebben; fredrik hendrik zeide : Ik heb hepi niet duen komen; men was geheel verdeeld overce wyze waarop men den flap, door de groot gedaan,zoude behandelen; deezen waren voor de zachtheid, ten welke einde de Heeren van Delft, zig zeer gelegen laatende leggen aan hunnen roemwaardigen Inboreling, eene bezending naar den Prins Stadhouder afvaardigden; Amfleldam en Rotterdam onderfteunden de lofwaardige poogingen van  hugo de GrooT. 99 Delft,maar anderen, zeer vvaarfchynelyk door de Geestlykheid opgezer, riepen, dat hy du groot was, die Land en Kerk beroerde, dat hy de tegenwoordige Regeering in zyne verantwoording voor onwettig gefcholdett had, en dat hy op zyn eigen han en btete, zonder voorafgaande bewilliging der Staaten% in V Land gekomen was; en deeze party behield de overhand; te vergeefsch had men hoop gevoed op den byftand van fredrik hendrik; te vergeefsch hadden niet weinigen geloofd, dat hy glory zou zoeken te behaalen door het herftelien van zo groot een man, als deeze bewonderenswaardige vluchteling, in deszelfs voorige waardigheden; men had dien Prins van zyne menfchlievende en loflyke oogmerken weeten te doen afzien: „ maar gelyk »-, meerendeels", zegt één van hugo's levensbefehryveren ,• „op de gemoederen der genen, die by Vorften doen en laaten zyn, meer „ het nutte dan het eerlyke plaats grypt, en er geene ontbraken, die hem voor oogen „ Helden, hoe gevaarlyk 'c voor fyne faeken „ zyn foude, eenen man, die met foo groot „ een ftantvastigheit de Vry heit en fyn Vae5) derland beminde , wederom in de Regee* ri nge in te neenien, heeft hy beflooten veel G 2  lOO het LEVEN VAN „ eer te volghen 'c gheen hem fyne moogett„ heit dan 't gheen hem fyne weerdigheit „ raedde, en, als de Staeten beraedtflaegh„ den oover 't verblyf van de Groot, fich „ gevoeght by 't oordeel der genen, die ge„ voelden dat men hem 't verblyven in fyn „ Vaederlandt behoorde te verbieden": —• wat zou de doorluchtige balling,na het verlies van zulk een veel vermogenden voorllander, anders hebben moeten befluiten, dan zyne zelf berging niet uit het oog te verliezen? hy nam de wyk naar Amfleldam, alwaar hy zig een geruimen tyd, onder eenen verbloemden naam onthield, ten huize van den Heere,joosc brasser , terwyl er volgends de aantekeningen van den onparrydigen brand, by de Heeren Staaten van Holland gerefolveerd werd, dat alle 's Lands Officieren zouden worden gelast, hugo db groot, in verzekering te brengen , op privatie van hun amt, en dat 2eoo Guldens zon gegeeven worden, aan die geenen die hem in handen van de Juftitie zoude leveren: Amfteldam had zig daartegen zeer fterk verzet, van gedachten zynde, dat de Provincie van Holland niet bevoegd was de poenen tegen de groot, by voorgaande plakaat der Heeren Staaten Generaal gefield, te  hugo de groot. 101 bezwaaren; andere ftedcn voegden zig weder by Amfteldctm; maar te vergeefsch, men begeerde de zaak door te zetten, zo als zy van den beginnen af aan opgenomen was geworden ; het moest er nu meê door; men fcheen te ver gegaan te weezen om wedertekeeren; fredrik hendrik, „ vond niet geraa„ den tegen deezen droom van fterke driften „ opteroeijen"; dus werd het befluit, by meerderheid van demmen, tot zyn nadeel genomen, gelyk wy boven gezien hebben. Ondertuslchen werd zyn komst te Amjleldam door de voornaamde Dichters bezongen: de Heer hooft, vervaardigde een Dichtftukje, waarin hy van onzen geleerden Held dus fpreekt: 13w bl99vlciï9ï9g few»\Vs¥l nw n&mZ O Blaakende vernuft, zo puur Ah v rookelooze ftarrevuur, Wanneer hem wolk noch fckaduw let! Cy fielt aan krygh en vreê de wet; v JVargaaren van '/ gerecht gy fchift; Verlicht de duifternh der fchrift; De naamen die uit? lof verbreidt, Vergoodt gy met onjlerflykheit, Oft eeuwelyk onzaaligh m*akt, De geene die uw' oordeel wraakt; Baardt wonderwerk by wonderdaadt} En altyds even zwanger gaat. G 3  102 het leven van Maar alle wond''reu\ftreeft vcrby, . e Lief der deughde, dat, daar gy Die groote wonderen bedryft, Zoo Heen noch by u zeiven blyft, Dan, mits dat gy u dus verneért, Houdt zich der Ettg'len fchaar vereen Met zich te draagen onderdaan , Aan u, en ftadghs ten dienst te ftaan. De groote vondel, die nooit zweeg, zweeg ook by deeze gelegenheid niet ; hy verwelkomende de groot te Amfleldam, met deeze verzen : Wat zaelge wint is H, die van V Leliftrant, Den ft room op , in V ondankbre Vader lant, Hervoert het Delffche wetorakel, dat Cekoffert, als een kostelyken fchat, Wel eer de bange Maes afdryven quam, Tot dat de fein het in baar armen nam, En zette dat gebergde Gods kleinoot, Met blydfchap, op den koninglyken fckoot ) Des allerkristelyk/len Luidewyks, Die V herberg fchonk, totglorie zynesRyks; Op dat het, na V verft ui ven van die wolk Des druks, verjeheen tot keilvan^vryevolk, En' / misverftant, aenziende 's hclts gedult Hem weder eerde, en riep ; het is mynfchult,enz. Ten blyke van de genegenheid die de we,«honderfchap der Stad Amfteldam onzen de  hu o o de groot. 10$ e root toedroeg, verftrekt het geen wy aangetekend vinden,naamlyk,dat hy,na zig omtrent driemaanden fchuilgehouden te hebben, de vryheid nam van cpenlyk langs de firaatén te gaan, de kerklyke vergadering der Remonflr anten by te woonen, en in de Franfcbt Kerk te verfchynen , nietregenftaande hy de ftraaten niet betreeden konde , zonder een grooten toeloop van menfchen , die hem eer beweezen en beklaagden, waar uit tebefluiten is dat het neemen van die vryheid, ter ooren van de Regeering moet gekomen wee zen; men verzekert evenwel dat hem geen vrygelei gegeeven was geworden, hoe zeer anderen zulks ook voorgaven; 't kan zyn dat het niet uitdrukkelyk gdchied zy , echter is het wel waarfchynelyk dat onze Held de gemelde vryheid niet genomen zal hebben, zonder te weeten, dat de Wechouderfchap den Hoofdofficier, en door hem den Ondcrfchouten, heimelyk gelast had, niets tot zyn nadeel te onderneemen-, want die last was door de Heeren Burgemeesteren gegeeven geworden. Zy die hem genegen waren, zaten ondertusfchen niet ftö, met hunne pogingen aantewenden, om hem een gerust en vreedzaam verblyf in den Lande te bezorgen; men vorderG 4  104 het Leven van de van hem dat hy daartoe een verzoekfchrift zou opftelIen,'t welk hy echter onwillens deed; maar men oordeelde dat hy zig daarin veel te fier uitdrukte, 't geen een gevolg was van zyn gevoelen wegens zig zeiven ; hy wilde met zyne partyen gaarne bevredigen, maar alles wat flechts eenigzins naar belydenis van fchuld zweemde, hoe ingewikkeld ook, of de minde gunstvorderende uitdrukking, was voor zyne waarlyk verhevene ziel onverdraagelyk zyn verzoekfchrift, bovengemeld, werd dan afgekeurd, en een ander opgefteld, doch dit weigerde hy te tekenen, ronduit verklaarende, dat hy geen pardon, hoegenaamd, begeerde, maar wel vergeeven wilde den geenen , die hem misdaan hadden: na men langen tyd over zyn te houden gedrag geraadpleegd, en elkanders gedachten onderling medegedeeld had, nam onze hugo een onverzcttelyk befluit om het vaderland te verlaaten: begeerende dat het ook niet zyn koud gebeente toevertrouwd zou worden ,• men poogde hem van dat voorneemen aftebrengen, maar te vergeefsch, hy ging te fcheep naar Hamburg, waardoor hy zyne vyanden verheugde , doch zyne vrienden nog veel meer bedroefde, vooral die geenen van hun, welken de hoop op eene yolkomene bevrediging nog niet geheel op-.  hugo de groot. IO5 gegeeven hadden ; en waarin zy verfterkt werden door de betuiging van Prins fredrik hendrik, dat hy, ingeval de groot, door een request te prefenteeren, zyne zaak eene andere gedaante geeven , en zyne vrye inwooning verzoeken wilde, hy in zulk een geval de hand aan zyne zaak houden, en alles ten zynen besten zoude helpen belfuuren. Te Hamburg werd onze Held, met alle minzaamheid en hoogachting ontvangen, ja veelëer, volgends zyn eigen fchry ven, als een ftaatelyken Afgezant, dan als eenverdreeven balling; hier voegde zyne Echtgenoote, die zig eenigen tyd elders opgehouden had, zig weder by hem - en hugo, leide in het byzyn van haar, en zyn verder gezin, als mede onder het onvermoeid navorfchen en beoefenen der weetenfchappen, een leven, zo gelukkig als een man in zyne omftandigheid zou hebben kunnen leiden. Eenigen tyd daarna werd hy, ('f geen reeds meermaalen gefchied was, doch nu ernfliger dan voorheen) aangezocht, van gustaaf adolf, Koning van Zvjeeden, om ia deszelfs dienst over te gaan ; deeze Vorst was wegens zyne geleerdheid , en doordringend oordeel, bekwaam om de zonderlinge gaaverj G 5  Jo6 het. leven van van dengrooten hugo, op haare rechte waarde te fchatren; het boek van onzen Held , over 't recht des oorlogs en des vredes, had zy^e Majc'teit zig zeer ten nunen weetcn te imaken, waarom zyne achting voor het zelve ook zo groot was, dat hy het,ten dienite zynef onderdaaven, in de Zwtedfche taaie liet overzetten: de groot werd, tot vreugd van zyne vrienden,door den dood zyner Majeircit, die op het bed van eer ltierfT verhinderd, in het handelen over deeren overgang in zweedfehen dienst; maar zyne hoop op eene aanzienlyke verbindenis werd by het leven b; houden, door andere Mogendheden die hem,by tanhoinendheid, aanzoeken van dien aart bïeeven doen; d.: Koning van Deencmarken verzocht hem te G-uk ft ad tewiilen komen, om hem in peifoon te fpreeken, aan welk verzoek onze Held voldeed, en, ter gezegde plaatze,door zym Deenfche Majefteit, met zonderlinge blyken van gunst en genegenheid ontvangen werd: — intus • feben wees de groot alle aanzoeken van dien aart vriendlyk van de hand, het Vidk\Zweedfche Hof weder gelegenheid gaf om het meer dan eens henatte verzoek te vernieuwen, 't geen axel oxenstiern, groot Cancelier van dat Ryk , dien benevens nog drie  hugo de groot. 10/ andere Raaden,'t Staatsroerwas toebetrouwd, ter oorzaake van de minderjaarigheid van Koninginne christjna,op zig nam, en daarover, in het begin des jaars 1633 aan den geleerden hugo fchreef: „ Kan UE," dus drukte oxen* st!£kn zig in dien brief uit, „ zyne ftudien 5, zo veel tyds onttrekken, dat gy my in dit „ gewest komt bezoeken, zyt verzekert, dat „ UE. my den aangenaamften dienst zult doen, ., dien ik, zo ik niet anders vermag, ten min„ ften zo hoog zal achten en erkennen, dat „ ge over de moeijelykheid uwer reize niets „ te klaagen zult hebben, en in der daad be„ vinden, dat ik de ongemakken uwer bal„ lingfchap heb getracht te verlichten. Meer „ mag ik voor deezen tyd niet fehryven", enz:— zeide de beroemde vondel niet te recht van onzen hugo: Hoe zou de duisternis dit Hollandfch licht gedoogcn , Dat al te hemels fcheen in aller blinder, pogen ! Het ging een wyle fchuil, om klaarder op tegaan: Wy haaten't groote licht, een ander bidt het aan. Onze Held dit dringende aanzoek, dat waarfchynelyk verfcheidene keeren hervat zal weezen, overweegende, en begrypende dat de hoop om voor eerst in zyn vaderland een gerusc  Io8 h e t leven van verblyf te zullen vinden, op een zeer zwakken grond fteunde, befloot het oor te leenen aan de begeerte van Oxenftiern; vertrok in de' Maind Mei des jaars 1634. van Hamburg mmZweden, alwaar hy met de uitfteekendue blyken van eere en gunst ontvangen werd. Men begrypt ligclyk dat men zo veel moei. te om de groot derwaards te doen trekken niet gedaan had, alleenlyk om in hem een voorwerp van verwondering te kunnen hebben ; geenzins, het weizyn van 't Ryk was de voornaamrte dryfveer dier aanzoeken, dit toonde men ook wel rasch , want onze hugo werd vereerd met de waardigheid van Zweedfche Afgezant aan 't Hof van Frankryk, benevens die van Staadsraad des Zweedfeben Ryks; de eerde op een jaarwedde van 15000 en de andere op eene van 5000 guldens: in 't begin des volgenden jaars, (1635; ver. trok hy van Mentz mar Parys, en verfcheen nu andermaal aan het Hof van lodewvk den dertienden, trouwens in zeer verfchillende omflandigheden, thans ten hoogften aanzienlyk, niet zozeer door den luifter zyns Gezantfchaps, als wel door den roem zyner geleerdheid , en zyner deugden : ondertusfehen lieten zyne vyanden nog niet af hem te vervol*  hugo de groot. ioj gen, en aan 'c Fratifchc Hef, alle pogingen aantewenden , om te beletten, dat door de groot toetelaaten,in de gezegde waardigheid, zyn voorgaand gedrag, waarom hy zo veel geleeden had, niet gerechtveerdigdwerd;men begreep zeer wel dat als hugo braafheids genoeg bezat, om als Zvoeedfcb Afgezant aan 'c Hof van Frankryk geduld te worden, dat hy dan onmogelyk een man kon weezen , fchuldig genoeg om als balling buiten zyn Vaderland te moeten zwerven; evenwel was alles te vergeefsch , en de groot had reden te zeggen • 'ncv bbrh'ïbwcw ab Wnw. tow oou» Al fcherpt de mag re Twist haar tand, God (laat haar voor my neêr met fchand. Ons voorneemen en beftek laaten niet toe ons breedvoerig over zyne verrichtingen als Afgezant uittelaaten, alleenlyk kunnen wy des • aangaande zeggen, dat hy veele wederwaardigheden te boven te komen had, echter in 'c Franfche Ryk leefde , zo aangenaam by den geenen aan welken, als by hun van welken hy gezonden was ,• zynen tyd beftedede hy grootendeels in de bezigheden zyns Gezantfchaps, gedeeltelyk ook in zyne ftudien, maar ook gedeeltelyk met de bezosken en aanfpraaken  ho het leven van der geenen, die van alle kanten als zamenvloeidcn om hem te zien, en met hem te raade te gaan : voor allen, zegt zekér fchry* ver, (tondzyn deur, vooralle zyn tafel,voor allen zyn dienst open, zelfs zonderde hy daarvan niet uit, die geenen , wier ouders, na hem tallooze ongelyken aangedaan te hebben, oorzaak van zyne gevangenis en baliingfchap geweest waren. Boven gaven wy te kennen dat de toefïemming van het Franfcbe Hof om de groot als Afgezant van Zweedeti te ontvangen , eene foort van verontfchuldiging voor dien edelen balling was;dien dit vreemd mogt voorkomen, uit aanmerking van het vonnis dat in zyn vaderland over hem was uitgefproken geworden, zal zig nog meer verwonderen over de volgende Verklaaring, welke in 1637 , van wege de Heeren van Delft, in 't licht verfcheen; dus luidende: „ Wy Schout, Burgemeefreren, Schepes, nen en Raaden der Stad Delft, certifïcee„ ren mits deezen voor de waarheid, dat voor „ ons gecompareerd zyn, de Heeren joost „ van adrichem, Burgemeefter der voor„ fchrevene Stad ; ewoüt van ber dussen , „ en, Mr. cornelis van beerestein, Oud  hugo de groot. Ut ft Burgemeefier, mitsgaders Mr. joiian ca. „ merling, Raad - penfionaris derzelver S'ad, ,, de welken gezamentlyk , en elk in 't by„ zonder, ten verzoeke van den HeerewiL„ LtM de groot, Advocaat voor denHove j, van Holland, van wege zynen broeder „ Ht'oo de groot, thans Ambasfadeur van haar „ Majefteit, en de kroon Zweeden, by zyne ,, Majefteit van Frankryk, hebben verklaard s, en getuigd,by den eed by hem refpectivelyk ,, in hunne amten gedaan, dat zy comparan. „ ten, als gedeputeerden deezcr ftad , pre* „ fent zyn geweest, in de vergadering van de „ Ed. Gr. Mog. Heeren Staaten van IhlUml „ en Westfriesland, gehouden vóórPaasfehen s, van den jaare 1632 , en dat zylieckn com„ paramen ten zeiven tyde de Gedeputeerden „ der Stad Rotterdam, dewelken ter voor» „ fchreevene Vergaderinge, de voornoemde „ Stede Rotterdam waren reprefènteerende, „ hebben hooren mondeling uit verklaaren , dat de voornoemde hugo de groot, „ ten tyde dat hy het PenOonarisfchap, en \ „ Gecommitteerde Raadfchap' der voorfchre- vene Sccde was waarneemende , en naam„ Iyk, in den jaare 1618 , niet anders heeft „ geproponeerd, voorgedraagen, en gedaan  112 het leven van „ had, dan 'c geen was conform de refolutiën „ van zyne Meefters, de Heeren Regeerders „ van Rotterdam, en hem dien volgende be„ last was, daar het behoorde, voor te draa„ gen, en de genomene refolutie te efFedtuee„ ren, zonder dat hy buiten of tegen den last ,, van voorfchrevene zyne Meefters, zig zei ven „ eenigzins heeft verloopen: daar by voegen. „ de, indien de voornoemde hugo ds groot „ daarin misdaan heeft,zo hebben wy-luiden „ misdaan." — De aanmerkingen die na het leezen van deeze Verklaaring, over de zamenhang der zaake van onzen hugo, te maaken zyn, laaten wy aan den kundigen Leezer over. Eene en andere omftandigheden begonnen hem nu een groot ongenoegen te geeven, en daartoe behoort het nalaatig weezen in 't betaalen van zyne jaarwedden, welke hy reeds van twee volle jaaren , dus ter fomma van 40.000 guldens te vorderen had , behalven zyne groote verfchotten : „ Ik heb", fchreef hy, „ al myn geld, dat ik met verkorting „ van myn jaarlyks inkomen , uit Holland „ heb doen overkomen, reeds uitgegeeven, „ en daarom penningen noodig: ik verzoek „ dat men my van de ongemakken en bekom-  H ü G O DE GROOT. 113 ü meringen daar ik mede gedrukt worde ver„ losfe; om groote zaaken te doen moet bes hart van zorgen vry zyn; en 't is onmo,i gelyk, als de byzondere zaaken niet wèl „ zyn gefteld, dat alles naar zyne behoorely„ ke waardigheid kan gefchieden : 't is „ een hard lot voor een blinkende eernaam zo „ nadeelig een fcbattlng te betaalen". Zyne onvoorbeeldige Gemaalinne deed weder een reis naar Holland, om zyne achterftallen aldaar intevorderen, waarin zy ook gelukkiglyk fljagde, fchoon haar aan den anderen kant het verdriet trof, dat, ftaande haar verblyf aldaar, de vader en zuster van haaren dierbaaren hugo, den. laatften tel aan natuur betaalden , in welke omftandigheden haare tegenwoordigheid zeer wel te pasfe kwam. Dat de Zvoeedjche Amhasfade hem begon tegenteftaan, blykt duidelyk uit zyn fchryven, by gelegenheid van een veripreid gerucht,dat men in Zwetden genegen was hem te herroepen., en een ander in zyne plaats te zenden: „ De Ambasfade", fchreef hy, „ brengt my „ geen profyt in ; ik heb eers genoeg inge5, legd, en ben 'er zat van. Zo men my de „ minfte occafie geeft, zal ik ligt een ftille plaats vinden om myn leven in goede gc-  114 het leven van „ dachten te eindigen, en de wereld, die ik „ meer en meer moede worde, telaatenwoe„ len. Wat het Hof alhier aangaat, ik meen, „ dat ik hier in achting ben; maar datzelie„ ver een (lechthoofd hier hadden, doch, gy ,, kunt verzekerd zyn, dat ik'er my in't minst „ niet over bekommere". Zyne gedachten op een ftil afgezonderd leven, en op zyn' dood, moeten, van tyd tot tyd, gemeenzaamer by hem geworden zyn ; want hy zond zynen broeder een tweeregelig versje, in de Lilynfche taak gefchreeven, met verzoek van hetzelve, als het god e behaagde hem uit het leven opteuntbieden, als zyn graffchrift, by zyne overige verzen, in die taaie opgefteld, te voegen; dus vinden wy het vertolkt: Bit is het graf van huig de groot, Dien Holland in zyn kerker floot; En daaruit vry geraakten ballingfckap deedlecveti, o Magtig Zweeden! tot uw Ryksgezant verkeven. Het voorgemelde gerucht van zyn ontflag, werd eindelyk met er daad bevestigd; na den onvermoeiden Letterheld, nog eenige onaangenaamheden, over het uitgeeven van fommige zyner hersfenvruchten getroffen hadden ; na  hugo de groot. 115 omtrent elf jaaren, aan het Franjche Hof, in den dienst van Zweeden doorgebragt te hebben, ontving hy eene eigenhandige misfive van de Koninginne christina,zyneMeesteresfe, die nu den ouderdom van agttien jaaren bereikt had, dus meerderjarig geworden was, en het beduur over haar Ryk en Staaten aanvaard had: in deezemisfive, gedateerd, 30 December, 16.54 j fPrak de Vorflin onzen held aan, met den loflyken eernaam van, Edele en voortrefelyke perfoon, overgegeeven aan onzen dienst! betuigende in het flot des briefs, dat hy zig ten vollen verzekerd konde houden, dat haare Majedeit ten hoogden voldaan was over zyne dienden, welken hy de Kroon van Zweeden beweezen had •, hem tevens verzekerende, dar, gelyk haare Majedeit dezeiven niet uit haar geheugen zou laaten gaan, zy ook hem en zyne familie blyken zou geeven van 't gevoel haarer erkentenisfe: in den brief aan zyne Majedeit den Koning van Frankryk, ter kennisgeevinge van dat opontbod, noemde zy onzen Held, de edele, voortrejfelyke, onze geliefde hugo grotius. Na eene en andere bedenkingen op het bevel zyner Meesteresf; gemaakt te hebben, befloot hy eindelyk zig naar Zweeden te H 2  llfj HET LEVEN VAN begeeven, en maakte ten dien einde de nocw dige fcbikkingen in zyne byzondere zaaken: ook was hy, ftaande die bezigheid, weder bedacht op zyn opontbod uit deeze wereld, naar het vaderland der ziele, want nog eer hy op reis ging, fchreef hy zynen uiterften wille, welk e dus luidde: „ Ik, hugo de groot, weetendc dat „ wy zyn geboren om overtegaan tot een be„ ter leven , wenscht dit tegenwoordige te „ eindigen in den Christelyken Godsdienst, „ gelyk ik denzelven heb uitgelegd in myne „ boeken, overeenkomende met de H. Schr.f„ tuur, en de Leeraars by de kerk goedgc„ keurd,- God biddende, dat hy de Christenen „ wil verëenigen tot één kerk, onder eene ,, heilige reformatie: en om te disponeeren „ van myne goederen, erkennende de groote „ trouw, en liefde voor onze kinderen, van „ Vrouwe Maria Reigersbergen, myne zeer „ geliefde Echtgenoote, zo bidde ik God,„ dat hy haar vergelde het goede, dat zy my ;, beweezen heeft, en ftelle dezelve tot myne „ univerfeele erfgenaame van alle myne goe„ deren, tegenwoordige en toekomende,"van „ hoedanige natuur en plaatfe die zouden mo„ gen zyn; en begeere, dat zy aan onze kb*  hugo DE groot. ïlf ^ deren, by hun hu\velyk,of anderzins, ukkeere, „ 't geen zy zal redelyk oordeelen; en indien „ één van myne kinderen niet mogte verge„ nocgd zyn met deeze myne dispofitie, zo ftel ik dien tot erfgenaam alleen van zyne „ legitime portie, hem toerekenende al het geene hem naar de Wetten en Costumen „ kan toegerekend worden. ,, Gedaan te Parys don 27 Maart, in 1t jaar „ van onzen Zaligmaaker, 1645: getekend met myn hand, en gezegeld met het Signet „ van myn wapen; enz. Te zonderling is het volgende geval, dat wy aargetekend vinden in 't verflag van het geen onze hugo in Frankryk bejegend is, dan dat wy het onzen Leezers niet zouden mededeelen: liefst volgen wy hier den voorgemelden Dichter, duim, die 't één van de groot's volgjonkers, in deeze verzen doet vernaaien: Mynheer, reed op een' tyd wat driftig van den Koning Door zeker dorp, verzelt met Kroeze (*>), naar zyn woning; (*) Deeze was een Neef van den Ryhkaiicelier «xenstiern , die de groot aan den Koning gepre. H 3  Z18 HET LEVEN VAN In V Dorp men bezig was misdadigers , ten fchrik Vtn anderen, ter dood te brengen, door een' ft'rik; De mening was, men kwam de fc'ieHemen ontzetten , En , door 't gedruis van 'f volk, zy op Vgeroep niet letten, Om op te ruimen voor den Zweedfchen Afge. zant, Maar verr" van zulks te doen; men fckootvan allen kant Van acktren door de koets, digt langs zyn hoofd, naar vooren. En trefte den koetzier; twee kogels kwamen boren In V lichaam, dus gegrieft, Jlicrf korts hy van die wond. Na dan alle noodige beftellingen verricht te hebben, ging hy tTcheep , achterlaatende zyne vrouw en dochter, vermits de eersteemelde zig niet in ftaat bevond, om hem op zyne reis naar Zweeden te vergezellen, en de Geneesheeren haar geraaden haddea, ter her- ftel- fenteerd had, era nevens kern in V'gevaar was, verwits de kogels, op naauwlyks twee duimen afjïands voorby kunne hoofden vloogen.  hugo db groot. H9 ftellinge van haare Gezondheid , de wateren van Spa te gaan gebruiken. Hy nam zyne reis door Holland , en te Rotterdam, zyne oude woonplaats, gekomen zynde, werd by aldaar met groote toejuicningen en gunst der burgeren ontvangen; maar zyne vyanden, niet vergenoegd met de lasteringen en pngelyken, waarmede zy hem zo langen tyd geplaagd hadden, liepen by hunnen aanhang rond, en arbeidden, om wien ze konden aan hun fnoer te krygen: „ Hcemel en „, aarde", zegt één zynerLevensbefchryveren, dienwy, met anderen, hier volgen. „ Heemei „ en aarde beweeghenden , om te beletten , , dat de Staeten van Hdlandt, juyst toen „ ter tydt vergaedert, toelieten, dat de groot „ ongeftraft door hunne Landen en Steeden „ fynen wegh nam: maer 't weefen der fae„ ken was verandert; " voegt dees fchryver er by : „ Seer veelen der genen, die in den „ jaere 1618 den ftaat der Republyke ont* rust hadden, waeren nu overleden ; eenighe „ der genen die in 't felfde jaar waeren ge„ ichopt uit hunne weerdigheefen, hade de „ faghte gemaetightheid des Prinfen frede- ryk 11enrik, weeder tot hunne voori„ ghe bedieninghe geroepen, en die nieuw H 4  ?20 het leven van in de Regeeringhe waeren gekoomen, gelyk„ fe in de"pat tyfchappen niet waeren gemenght „ geweest, lbo ook des te meer bequaem„ hcits hadden ze, om de wacrheit t'onderfcbey* „ den. Dus is 't gebeurt , dat als de „ Heer jacou kats, toen ter tyde Raedfc „ penüonans der Staeten van Hollandt, ter „ vergaderinghe der gemelte ftaetèri voor,, droegh , 't geen hem dienaangaande was „ voorgekcomen, haere Eed. Grootmooghen„ de hem tot antwoordt gacven, dat by dé „ merfchen, welker vrèrfe vjat te verre „ gingb, van die ongegronde vreefe ontflaen „ [oude, dat fy fouden fórgbe draeghen dat de Republyk geen fchaede quaemete lyden;'' Te Rotie> dam vertoefde hy geen langen tyd, rnnar vertrok van dsar naar Amftehlam, alwaar toen de Bu-ge.ncesterlyke waardigheid bekled wcr.1, door de Heeren , pieter hasselaar, anduies bikker, oererano pamcras, en willem bac- ker; het gedrag van deeze Heeren, daarin beffaatïde, dat zy, terftond na het verneemen van *s man aankomst in hunne dad, by hem ge, gaan zyn; hem alle goede dienden aangeboden; van dads wege ten maaltyde onthaald, en Hfffl een febip tot zyne overtogt bezorgd  hugo o e groot, l?A hebben,' dit gedrag, zeggen wy, doet den onpartydigen aanmerkingen manken over het loc dat de beroemde hugo, weleer, had moeten ondergaan; een lot,het welk hem in den rang der bocsdoenders (lelde: tog heeft zyne vlucht, of lange afweczigheid zyne voorondcrftelde fchuld niet kunnen uitwisfehen; hy was niet veroordeeld tot eene ballingfchap van zo veele jaaren; dan zou men hebben kunnen zeggen, dat het recht voldaan, en "s mans fchuld uitgewischt was geworden; neen, hy had niet als balling maar als vluchteling gezworven ; nu werd hy gehouden voer een voorwerp wel waardig de achting cn bezorgdheid van mannen , die wy befchreeven vinden geweest te zyn, vjyze en befcheidene mannen maar, door welke mannen is de gtioot dan gevon- nisd geworden? • .alles zy zo, jammer is het maar, dat de verleiding ten dien tyde zo groot geweest is , dat men zig tegen den grooten ftrocm niet heeft durven verzetten; want daardoor moet het nakomelirgfchap nog verwyting hooren, en vind daarin een medebron van het bittere leven dat hetzelve fmaakt — de verwyters en pynigers zyn ondertusfehen niet ervaaren in de kennis van het menschlyke hart; in de kennis der byzondere charakters n 5  122 HET LEVEN VAN van de voorvaderen dos kroosts dat zy doen lyden , ook niet in de hilïorie van den tyd van onzen hugo . . . . maar het (laat thans niet aan ons, daarover breedvoeriger te fpreeken. Zyn vertrek van Amfleldam naar Hamburg, werd, door tegenwind, vertraagd, 't welk de groote vondel aangenaam genoeg was om Écrsas daarvoor een dankdicht op te draagen , beginnende met deeze zoetvloeijende verzen, dien onvergelykelyken Prins der Nedsrlandfche Dicbteren dubbeld waardig: Noorden wint, die langs ons flroomen Knaegt de bloesflem op de boomen; d'Opgeloken telgen [cliënt; Wiltzang fleurt, en lieve lentt En den Mal, die met zyn zonnen Qjtam aanminnig aangcronnen ; Wintervogel, guur en Jchrael, Steur den zoeten nachtegael; Schen de bloemen in de hoven, Met de lucht van geur bcftoven ; Knaeg, en eet vry ongetoomt Zoo veel bloefems op V geboomt, Bat vast jammert om genade : 9t Is geen noot; want al die fchade Moet nu uit voor d'overbaet, Die de wyze Magiftraat Rekent by uw flchorre buien , Die den adem van het zuien ,  hugo de groot. Ia} En den blaesbalg van het weit, Stuiten'!, keeren al hun best; Zander dat, gewis, wy zouden Groote Huigen hier niet houden, Noch festeeren in ons flad, Nu verrykt door zulk een' fchat, Dien de verreziendfte Heeren, En Gekroonden recht waardeeren. Toen de beroemde Letterheld eindelyk vertrokken was, bragt dezelfde Dichter de volgende zinryke regels op het papier: 'i Avonts daelt het Hemels wonder Met zyn flraelende aengezicht : Maar de geoot, ms Hollands licht, Gaet, helaes! hier 's morgens onder '• Hoe gelukkig is de nacht Die den dag uit hem verwacht! Te Hamburg, alwaar hy,door tegenwind, eerst op den agtften dag na zyn vertrek van Amfleldam aankwam, werd hy door de Regeering , mede met alle blyken van eerbied, omvangen ; hy reisde verder, over land, naar Lubek, alwaar hy even groote eere genoot; vandaar is hy gekomen te Wismar , alwaar de Graaf wrangel, Opper - Admiraal van Zweeden, hem zeer prachtig ter maaltyd onthaalde; anderen zeggen dat de Admiraal, verwittigd van de aankomst van de groot,  134 r e t leven van met inricht om ncar Zweeden tc vaaren,hem, ia alicrhaast, een oorlogfchip, om zyne rcize voordtezettcn, heefc toegezonden. Dit in allerhaast toezenden van een oor* hgfcaip, door den Heer wrang el, komt ni«t wel overeen met het geen wy leezen in een' brief van onzen de groot, aan zynen broeder , hierin beftaande : „ Te IFismar, hebben wy elf dagen zeer ledig doorge„ bragt, om dat de Gezachhebber van dat ,» gewest , de Heer wrangel, de vloot „ niet durfde verdeden, dewylhy tydinghad, „ dat de Deenen voorhadden de vloot in „ brand te fteeken : hy meende dar ze toe» „ ftel maakten om zulks gewapenderhand te „ doen ; maar het was heel anders met de „ zaak geleden, want hun toeleg was zulks „ door list te verrichten; doch men nam „ een' man in hechtenis, die, zo men zei„ de, van fommige Lubekkers omgekocht „ was, en eenige kisten met brandftoflen „ toebereid had, omze aan boord te zenden, „ welken, door eenige vuurwerken, opzeke„ ren tyd, zouden aangaan". — Door deeze „ ontdekking", zegt een van'smanslevensbefchryveren , „ behaagde het de Voorzienig» heid, hem, die eenmaal door een koffer of  h u o o de groot. 1-5 kist, zyne eeuwige gevangenis ontkomen,, was, wederom te redden uit het dreigende „ gevaar, waardoor het gefchapen fiond, dat „ hy, met veele anderen, door deeze fpring„ koffers, jammerlyk zou zyn omgekomen:" wat van het een cn ander zy , onze Held vertrok van Wismar naar Co/mar, cm naar Stokholm voordtereizen: de tyding van zyne nabyheid, deed de geleerde christina (*), haarvertrek, van Upfal, alwaar zy zig bevond , naar Stokholm verhaasten , vermits zy reeds (èdert een geruimen tyd eene vinnige begeerte gehad had om de groot te zien: als met opene ai men werd hy van de Vorftinne ontvangen: weinig tyds daarna, gaf by haare Majetteic verflag en rekenfehap van zyne verrichtingen, in hoedanigheid van haaren afgezant, over al het welke (*) Deeze Forst in , was. zegt zeker hiftoriefchryver, „ ervaaren in alle faeken, kaerer kennisfe „ weerdigk; uitfleckende beminde fy gelcerthcid en „ geleerden, en ook de groot felven; met een „ doordringhendt oordeel wist fy fyne tritgegcevcr.e ,, fchriften te fckatten"' ■• ■ ■ op eene andere plaats befchnft hy deeze Vorftinne , als, ., nogh on,, weetende in de verfeheyde J.andtfchappen des „ aerdtbqüdeins, nogh ir. cleverfchiiier.de fecden der „ tn en feilen'''.  1*6 HET LEVEN' VAN zy betuigde zeer voldaan te zyn; maar toen hy om zyn ontflag verzocht, kreeg hy geen voldoend antwoord, 't geen hem duidelyk deed begrypen, dat het de mening van haare Majeiteit niet was, hem uit haar Ryk weder te Jaaten vertrekken: zy liet hem vervolgends weeten, dat zo hy zyn verblyf in Zweeden wilde neemen , en zyn huisgezin derwaards doen overkomen, zy hem met veel genegenheid in haaren dienst zoude houden, op eene jaarwedde overëenkomfïig met zyne verdienften ; maar onze held verkoos niets minder dan dat ,• behalven dat hy begreep dat deeze genegenheid alleen genoeg was om de afgunst , welke hy, reeds terftond by zyne komst, in verfcheidene ryksgrooten befpeurd had,nog meer gaande te maaken, behalven dat, zeggen wy, was het in 't geheel zyne verkiezing niet, zig nedertezetten , in een gewest des werelds, alwaar hy dagelyks niet minder met den aart der menfehen, als met de ftrengheid der luchtsgefteltcnïs te kampen zou hebben; derhalven nam hy alle mogelyke gelegenheden waar om op zyn ontflag aantehouden, dat hem door christin a, eindelyk, ook toegedaan werd: de fchrandere Vorstinne begreep duidelyk hoe bezwaarelyk het was,een gemoed dat  hugo db groot. 12? noch door gierigheid, noch door fbatzucht beheerscht werd , maar zig alleenlyk vergenoegde met zyne ftudiën en in den ommegang met geleerde lieden, te beweegen,een land te verlasten waarin hy zo langen tyd geleefd had, en hetzelve te verwisfelen voor een gewest der wereld, dat zelfs naauwlyks baar, die aldaar geboren en opgevoed was, ja die er het gebied voerde, kon behaagen : met dat alles toonde de groote Vorstinne dat zy over het befluit van haaren roemwaardigen Ambasfadeur niet voldaan was, en liet hem zeggen, dat, indien zy gedacht had, dit genoegen niet van hem te zullen verkrygen, 't genoegen, naamlyk, van hem in haar Ryk te mogen houden, zy hem niet uit Frankryk herroepen zou hebben,* evenwel bleef de groot by zyn befluit maar kon geen viygeleibrief van de Zvieedfche Vorflinne erlangen, welke nalaat'gheid, gelyk naderhand bleek, nergens aan tocgefchreven moest worden, dan daaraan, dat eenige fchoone gefchenke, nog niet gereed waren : by verfcheidene Schryvers vinden wy deeze ftukken niet afzonderlyk genoemd; doch volgends den meergcmelden Dichtei duim, hebben dezelven beflaan in keurelyk  ia8 het leven van zilverwerk; want deeze doet de Vorstin dü3 tegen den grooten hugo ipreeken: Üntfang, tot dankbaarheit, dees beurs met goude krooncn , En uit genegenheid', dit beeltryk zilverwerk, Op dat gy f allen tydt, wen gy 't aanfehouwt, bemerk', "t Genoegen , V geen ik heb van uwen dienst ontfangen ; kWil, tot bekrachtinge, om uwen kalze hangen, Dees keten, waaraan is myn Beeltenis gefl rikt. Bit alles hebbs ik voor uw' dienst, u toegelchikt, En uit genegenheit, gulhartig willen fchenken, Hier aan zult gy aan my , ten allen tyd gedenken. De beurs waarvan in deeze verzen g> fprooken wordt, was gevuld ter waarde van 12000 Ryksdaalders, voorwaar geen gering gefchenk , en dus zeer beantwoordende aan de grootheid van haar die gaf, cn van hem dien gegeeven werd: de ^oudene keten waaraan bet afheeldzel van. hpare Majelteit hong, was drie dik; en by het fchenken daarvan gebruikte de Vorstin eene omftandigheid, welke onzen hugo zo zeer vereerde als ze aandocnlyk voor hem moet geweest zyn; zy deed naam.'  hugo de groot. 120 lyk , dezelve eerst'om haar eigen hals, en horig haar daarna om dien van de groot, die dat alles beantwoordde, met de hartlykde betuigingen van dankbaarheid, en deernttigfte verzekering dat hy , werwaards zyn lot hem ook mogt voeren, nooit vergeeten zou, de hoogachting die hy verfchuldigd was, aan de uitmuntende verdienden van haare Majedeit. Na eindelyk hartlyk aficheid genomen te hebben vertrok hy, voorzien van eenen vrygeleibrief, die van den volgenden inhoud was: „ Wy Chrisüna, door Gods genade, Ka* ninginne enz.- e;.z. aan allen die dezen 5, tcgenwoordigen zullen zien en leezen,doen „ te weeten, dat de edele, voortreffelyke, en „ onze zeer beminde Heer, hugo grotius, „ na in onzen naame de bediening bekleed te „ hebben van onzen gewoonen Ambasfadeur „ by den Allerchiistelykuen Koning, geduu„ rende den tyd van meer dan tienjaaren,van „ ons alhier verkreegen heeft een gunflig af„ fcheid: en ingevolge van dien, voorneemens „ zynde zig elders te begeeven, zo hebben „ wy,uit achting voor de trefteiykehoedanig„ heden, waarmede hy begaafd is, en zyne „ verdienden jegens ons en ons Koningryk, T uit zonderlinge gunst die wy hem toedraaï  130 HET LEVEN VAN v> ge" » en om 4het groot genoegen dat „ wy ontvangen hebben van zyne dienden „ aan ons beweezen, in zyne gemelde bediej, ning, hem willen begunftigen, en zyn ver„ trek verzekeren, doordeezen tegenwoordi„ gen brieve van vrygelei. „ En derhalven verzoeken wy van de vriend„ fchap, goedwilligheid, en genade van alle „ Mogendheden ter zee en te lande, van wat „ ftaat en aanzien die mogen zyn, en voornaamlyk de Koningen, Prinfèn, vrye Re,, publieken, en Steden, waardoor de reize „ zal mogen genomen worden,doorgemelden s, Heer grotius, voorheen onzen Ambas„ fadeur in Frankryk, en tegenwoordig van „ ons ontflaagen, de zonderlinge gunst, om „ te gaan, keeren en komen, in Duitschlandy „ Frankryk , de Nederlanden, of eenige „ andere plaatzen, daar 't hem behaagen zal „ naar toe te vertekken, om hem, en zyn „ gevolg, met zyne dienaars en goederen, te „ laaten doortrekken, in alle vryheid, veilig* „ heid, en zonder ophouden of beletzels, „ hoe dat zou mogen weezen: gelyk ook aan „ hem te bewyzen alle tekenen van goedwil„ ligheid en vriendfchap.  HUGO DE GROOT. I3I „ Voords beveelen wy aan allen, die ons 5, getrouwheid en onderdanigheid fchuldig zyn, „ in hoedanigheid van Afgezanten, Krygsbe» $ velhebbers, Admiraalen,Genera'alen, Gou« $ verneurs van de Provinciën, Vlooten, Ste., den», Vaartuigen en Havens, waardoor • hy zal komen te reizen, met al het geene hem toebehoort, te gehoorzaamen aan dit ons bevel en ernftige wille, zig wel wach, tende eenige verhindering te doen ofte laa» „ ten doen aan gemelden Heere grotius, op den weg dien hy zal neemen, het zy 'l om wedertekeeren in Frankryk, 't zy om te vertrekken naar Duitschland, Nederland of andere plaatfen; maar veel meer, dat zy hem de behulpzaame hand zullen „ bieden, en helpen bevorderen in zyn oogmerk „ naar hun vermogen. „ Die bevonden zullen worden zig anders •, te gedraagen, zullen van onzent wegewor", den geftraft. Ter bevestiginge hiervan hebben wy dit doen verzegelen met ons Ko" ninglyk zegel, en den tegenwoordigen ge„ tekend met onzen eigen hand: enz. Schoon alles wat wy van die vyortreffelyke Vorftinne, met betrekking tot onzen Held,gezegd hebben , genoegzaame blyken opgeeft I %  I32 het leven van van de hoogachting welke zy voor 's mans gaêdelooze talenten had, kunnen wy echter niet nalaaten nog daarby te voegen den volgenden brief, door haare Majedeit, naden dood van haarengeliefden hugo, aan deszelfs Weduwe gefchreeven : dus luidt dezelve: „ Ik heb uit uwen brief van den 16 van „ hooimaand verdaan, hoe mynen gezant heeft „ uitgevoerd de bevelen, die ik hem gegee„ ven had, raakende de boeken van wylen „ Mynheer de groot, uwen man, en dat ?> gy, onaangezien de aanbiedingen u gedaan „ van anderen, om die in hunne handen te „ krygen, meer in acht genomen hebt het „ vernoegen van myne begeerten, als de voor„ deelen, welken men u van dien kant deed „ hoopen: ik beken, dat in het vermaak dat „ ik fchep, in 't leezen van goede Schryvers, „ ik dermaate op de fchriften van Mynheer „ de groot verliefd ben, dat ik my niet „ zoude vergenoegd houden, indien ik my „ vervallen zag van de hoop om die te kunnen „ plaatzen in myne boekerye. Myn Gezant „ zal u mogelyk verhaald hebben een gedeelte „ van de hooge achting, waarin by my zyn, zyn „ wonderlyk verftand, en de goede dienden, „ die hy my heeft beweezen, maar hy zoude  HUGO DB GROOT. 133 m u niet volkomelyk kunnen uitdrukken, hoe *' verre zyn geheugen my dierbaar is, en in wat waarde ik houde de vruchten zyns arbeids; en inderdaad indien goud of zilver „ iets konden bybrengen, om zo doorluchtig een leven wederom tekoopen, in mynvermo^gen zoude niets zyn, 't geen ik niet van , harre ten dien einde belleeden zoude: oordeel 'hieruit, dat gy die fchoone gedenkfchriften en overblyfzelen in geen betere han*' den zoudt kunnen dellen, of van wel" ken zy beter zouden ontvangen en ge" handeld worden, als van de myne: en dewyl my het leven van haaren fchryver zo diendig geweest is, gedoog niet dat zyn dood my ten eenenmie vervoere van de vruchten van zynen doorluchtigen arbeid; " Ik verfta, dat nevens de boeken van ande' ren, gy my zult doen hebben alle zyne ge* fcbrevene memoriën en exrradon, volgens " de belofte die gy my doet in uwen brief: " nimmer zoudt gy my beter kunnen betuigen uwe goede genegenheid , als by dit voorval, en ik heb, God dank, waarmede " het te erkennen, en u te beloonen, gelyk myn Gezmt u breeder zal te kennen geeI 3  134 HET LEVEN VAN „ ven, waartoe my verlaatende, bid ik God „ dat Hy u verder wil behouden in zyne hei„ Iige befcherminge", In het begin van de maand Augustus des jaars 1645, begaf de beroemde hugo zig dan aan boord om naar Lubek te ftevenen, terwyl zyne gezondheid reeds in een wanke' len flaat was, doch die hem vergezelden hoopten dat het verlangen om eerstdaags zy~ ne beminde Gemaalin ,en verderhuisgezin weder te zien, zo groot een vermogen op hem zou hebben , dat het wei 't voornaamle gedeelte van zyn fmart, die hun afweezen hem veroorzaakt had, zou kunnen verdryven. Hy ftak met helder wéér en een vry goeden wind in zee, doch de hoop op eene voorfpoedige reis verdween welhaast, en verwijlde in de vrees voor in de hollende baaren begraaven te zullen worden; reeds ten volgenden dage was men , ter oorzaake van een hevigen ftorm , genoodzaakt kleiner zeil te maaken; de wind, tegen den avond nog woedender uitbarftende ', wierp den groot en mast overboord; hetfchip' liep verfcheidene keeren gevaar van te zullen zinken; het werd door de winden, die van alle kanten toeliepen, zodanig geflingerd, dat het, na ook de andere mast gebroken was,  HUGO DE GROOT. 135 ten laatften op de kust van Casfubien , lek en reddeloos op 't ftrand geraakte: die gevaar duurde volle agt dagen, na welken tyd de beangste , vermoeide en getetterde togtgenooten, middel vonden om, naby het dorp Liha, veertien Daitfihe mykn van Dantztg, voet aan land te zetten: de groot , zegt zeker fchry ver, was ziek, niet min van verdriet als van lichaam, en daar hy van zyn hart, dat zig fpoedde cm weder naar de zynen te keeren, zelfs niet éénen dag om zyn lichaam te verkwikken en te bezorgen konde verkrygen, heeft hy op een boerenwagen, dien hy aldaar ter naauwernood gekreegen had, door regen en wind, nog andere agt dagen zyne reis vervolgd, tot dat hy ten laatften, nu zyne krachtendoor te hevige fchokken en vermoeidheid waren uitgeput, denaöftender bovengemelde maand tc Roftok is aangekomen: de Hertogin van Vommeren, had hem te Stolke doen verwelkomen, en ten Hove noodigen, doch hy liet zig verontfchuldigen, en haar bedanken: zvne reis vervorderende, zond de Hertogin haare koets hem na, diehemte Co/?««bragt, alwaar zy hem ter maaltyd liet onthaalen, met bevel van hem kostloos te ftellen tot aan Stettyn, doch hy zondt de koets te rug, met een' brief I 4  Het leven van van dankzegging, waardoor de geogde Hertogin de eer genoot van den laatften brief, dien de groote Staats- en Letter held gefchreeven heeft, re bezitten. Terftond na zyne aankomst te Rojlok , begaf hy zig te bedde, waarvan by ook niet weder is opgeftaan: de geneesheer die by hem ont. boden werd, oordeelde dat eene te rroote vermoeidheid alleen de oorzaak was van's mans ongeteldheid, en begreep derhaken dat hy docr rust en verfterkende fpyzen herfteld moest worden; doch des anderen daags wederkomende, zeide hy onzen held den dood aan; waarom men, volgends gewoonte, een Geestlyke by hem ontbood, verkiezende daartoe den Heer, Johannes QuisToRPius, Doclor en Hoogleeraar in de Godgeleerdheid, mitsgaders bedienaar des Godlyken woords by de Lu. therfche Gemunte te Reftok- een man, zegt men, door zyne (chriften in de geleerde wereld . bekend; wy kennen hem niet, maar wel zyn gedrag dat hy by den ftervenden nu go hield, en bekennen dat wy daarin den geleerden man met kunnen vinden; wel dengewoonen Geestlyke, die zig by alle ftervenden op een zelfde wys gedraagt, als wilde hy te kennen geeven dat hy zyn ambacht oefent gelyk een timmer.  h rj o o de groot. I37 mans-of metzelaars gezel't zyr.e: 't behaagt my als ik qoistorpius voor het fterfbed van onzen hugo hoor zeggen, dat hemmen aangenaamers zou geweest zyn, dan dat hy metzynEd.,noggezondzyndeJngefprekhad mogen komen: maar 't komt my van zyn kant zeer ambachtlyk voor , de vcrbaazende kunde, (en met nadruk in de Godgeleerdheid,) van de groot, in aanmerking neemende, wanneer ik die man, zulk een onvoorbeeldig mensch hoor vermaanen, dat hy zig tot eene gelukkige verhuizing uit dit leven moest ge» reed maaien; dat hy zig van alle aardfche zaaken moest ontlasten; dat hy bekennen moest een zondaar te zyn, met betuiging van leedweezen over de zonden waar in hy mogt Zyn gevallen; (ie Hoogleeraar ftelde het zondigen van onzen hugo, met dat, mogt, ondertusfehen vry twyfelachtig,) dat hy de oneindige goedertierenheid Gods in de zonden te vergeeven voor oogen moest houden; wanneer ik hem het voorbeeld van den bekenden Tollenaar hoor bybrengen; wanneer ik hem hoor zeggen, dat de groots^ toevlucht tot christus moest neemen , als buiten men geen zaligheid is; benevens meer andere dingen, die men gewoon is, zegt zeker I 5  133 het leven van frhryver, den fierven-.kn voortebouden; die men gewoon is; zo is 'c; ambachtlyk! de Dich-er duim, behaagt my, ter plaatfe alwaar hy quistorpius, tegen onzen held doet zeggen: U zyn de paden wel bekend, om op den weg Der eeuwigheid, met ivys, en ryplyk overleg. Te wandlen. Immers was het op dien toon dat hy tegen een uitgeleerd man, en die in zyn gantfche leven, naar zyn besten vermogen, deugdzaam geweest was, had moeten fbreeken ! hoe verdienstlyk zou q u i s t o r p i u s zig gedragen hebben, wanneer hy den grooten hugo, nu ftervende, als by de hand, het koningryk der hemelen ingeleid had! wanneer hy, in een wel geordend tafreel, zyn zwak levenshulk je, dat zedert zo veele jaaren op de ongeltuime zee des tyds gefukkeld had, en geflingerd geweest was door iiorm en donderbuijen, had doen aanlanden in behoudenen have, om daar te omhelzen de geenen die hem reeds vooruitgegaan waren, en zonder ongeduld te verwachten die voorwerpen zyner liefde, welken hy moest achterharen! — r- wat waren toch  hugo de groot» 139 de aardfche zaaken waarvan hy zig moest ontlasten ? zou de voornaamfte daarvan niet wel geweest zyn, de bewonderenswaardige maria, zyne hartvriendinne, zyne verlosfcheresfe? ö zekerlyk, en ook zonder twyfel zyne lieve kinderen; (de Groote man zal de laatfte oogenblikken zyns levens tog niet beileed hebben aan het peinzen over de zaaken van (laat!) hy mogt in de armen van die gadelooze panden den geest niergeeven; zou dit den dood voor hem niet akelig hebben kunnen maaken? die dat van een ftervenden man en vader vor dert, is nooit man en vader geweest, of moet door eenige gewyde drogredenen, alle natuurlyk en beminnelyk gevoel des harten verdoofd hebben: moest hugo zig ontflagen hebben van zyne lieve vrouw, die by zekerlyk in 't ftervende hart goeden nacht gekuscht heeft? ö dat waare haare betoonde liefde voor hem fchandelyk geweest! neen, maarQUisTORpius had hem moeten vertoonen den zaligen hemel ; hy had hem moeten doen denken, dat duizend jnren aldaar als een dag voorby fnellen; dat hy dus byna by het uitflappen uit het levensbootje in de eeuwige rust, zyne lieve Maria', en na nog weinige oogenblikjes ook haare telgen zou zien aanlanden; • ■ '  I40 het leven van zou zulks ook 'ambachdyk geweest zyn ? r— neen zeker, maar thans verdiende het gedrag ■ van den Geestlyken dien naam zo veel te meer, daar hy zelfs niet eens een torpasfelyk en krachtig gebed voor den ftervenden deed , maar met luider ftcmme, het gewoone Hoogduit fche Gebed, beginnende; Het Je/u mis rcr mensch und Godt, uitbazuinde, (men zegt dat de groot zyn flaapmuts af karn:) aanmerkelyk is het, dat hy den grooten man na het eindigen van dat gebed, vroeg, ofhy hem wel ver/laan had% hy ontving ook niet anders tot antwoord als: ik heb het wel ver/laan— dan laat ons hiervan verder zwy- gen, de groot gaf den geest op den tweeden dag na zynen aankomst te Rostok, (den 28 Augustus des jears 1645), omtrent middernacht, in den ouderdom van 61 jaaren, en ruim 4 maanden: zyne ingewanden werden geflooten in een koperene bus, en zyn in een zeer eerjyke plaatfc in de hoofdkerk begraaven ; 't lichaam is , met fterke kruiden gebalzemd , overgevoerd naar zyn vaderland, en tot Delft, zyne geboorteftad, niet zonder groote pracht by -yne uitvaart, gelegd in 't graf zyner voorouderen , in 't Choor van de Nieuwe kerk , ter rechter zyde  hugo de groot. 141 van de vermaarde grafplaats der Prinfen van Oranje: „ Een zeer groot getal menfchen „ vloeide by zyne begraavinge uit de om„ liggende plaatfen derwaards, en van Rot„ terdam alleen, zag men zes fchuiten,'op„ gepropt met volk, om de eer te hebben van zyne lykftatie bytewoonen; men telde „ vier honderd paar in rouwgewaad bekleed, „ behalven nog een groote doet, die zonder „ rouwgewaad volgde : " ondertusfchen is dit gedeelte van des grootcn mans overfchot iets bejegend, dat , om de zamenhang van alle zyne wederwaardigheden, aanmerkelyk is; het werd naamlyk, te Rotterdam aangekomen zynde, door den fchipper, die hetzelve had overgebragt, voor de vrachtpenningen gearrefteerd, tot dat de Heer hehdrik zwaard enkroon, vader van den Genees ■ heer,p etruszwaardenkroon, fchoonvadervan den Heere, caspar brandt, op verzoek van jan van reigersbergen, de geëischte penningen betaalde, en dus het lyk van onzen Held ontfloeg. De geftalte zyns lichaams was niet ver boven de middenmaatige , zyne gedaante vry fèhoon, de verwe frisch, de neus een weinig geboo-  142 het leven van gen", zyne oogen glinfrerende, het wezen helder, de leden geflooten, en zo fterk, dat by in 't wandelen, in 'tloopen, in'tfpringen, onder heden van zyne jaaren, weinig of naauwJyks weêrgaé vond; in 't bedryf van zaaken was hy ernst/nattig, onder zyne vrienden vrclyk, by allen gefpraakzaam, en meewarig; doch met wat nyverheid, wat verüand, met wat oordeel , met wat godvruchtigheid, liefde omtrent zyne naasten, liefde omtrent zyn vaderland, hy begaafd is geweest; zal klaarder uit zyne fchrifcen zeiven, dan uk de 'getuigenisfen van anderen kunnen afgenomen worden. Dus hebben wy dan onzen Held, op zynen moeijelyken levensweg gevolgd, tot daar hy door den dood in een beter leven overgegaan is: laat ons nu, eer wy verder kortlyk aantekenen, wat na zyn overlyden nog ren zynen opzichte is voorgevallen, hooren, hoe de dichters van dien tyd den uitvaart bezongen hebben van dien grooten man, die het heil des vaderlands altoos bedoeld heeft, doch onder de flagen der doemwaardige onëenigheid heeft moeten bezwyken: deeze gedachten omtrent hem drukt de. Dichter c. bandt, dus kundig uit:  HUGO DE GROOT. I4} o Delf, beny geen MaeS den grooten Rotterdammer, de groot is ruim Zoo groot. d'Ecri' zocht het Hollands jammer Te /luiten, door zyn" raadt: maar 7 oor der twist bleef doof; Men fcheurde veel te licht om liefdeloos geloof; Indien zyn Feni'xgeest Verdeelt waer onder zeven , 't Vereenight Nederlandt waar onverdeeltgebleven. De groote vondel, vervaardigde hec volgende dichtftuk > waarboven hy fchreef: Uitvaart van zyn Excellentie den Heere hugo de groot, aan de wethouders van Delft: Helaes! wie komt myn hoop vermoorden ? }Vat onweer ruischt 'er uit den Noorden ? Verzekert fluks ons beste pant: Verzekert, bergt het Hullantsch wonder. Hoe haelt dt zon haer aanfchyn onder! o Baltisch meir ! o florm! o flrant! Helaes! waar is de groot gebleeven, Die voor de fch'pbreuk van zyn leven, Zelf onder opgeheven zwaert, 7 Gezicht des doods braveerde, en flerker Dan flael, voor eeuwigheid van kerker Noch bittren laster was vervaert? Dit was 't, Kristyn , dat u verraste, Toen ghy naer uwe Ryckskroon taste, En zocht den fchoonjlen diamant, U tot cieraat en roem befchoren;  144 het leven van Maer zocht vergeefs; hy bleef verloren : Een voorfpook van uw Rycksgezant! Hoe luyfterden noch ftracks uw ooren, Die onverzaet 'jf orakel hooren, Dat in uw koningklyck paleis V zyn geheimenisfen melde ; U in den dagh der wysheit fielde, En toonde d'eere van den Pais: Dan zagh men Pais uw hart bewegen; Zoo dat ghy den gefchaerden degen Scheent op te fteecten , op zyn woort, En met uw heiren aftetrecken ; Die nu de Kristenweerelt decken , En openen den Krygh de poort. Flus hoopte Munfler hem fontfangen; Nu delft heel Delft met lyckgezangen Zyn' ingeboren in het graf; Daar d''Afgunst, entlyck afgeronnen, Zyn doot gebeente rust moet gonnen , Die zy den levende nooit gaf. Och krancke troost in zulk een jammer} Men tleW, gelyk den Rotterdammer, Een beelt den wyzen Delvenaar: Men paer' die groote nageburen, Wier faem alle eeuwen zal ver duur en, Zo fta de Wysheit op 'i altaer. g. brand, bovengenoemd, heeft mede de uitvaart van onzen Held gezongen, in een uitgebreid dichtftuk, waarin hy zig, onder anderen , dus laat hooren:  HUGO DE GROOT. I45 /Kraag Hollant nu naar haar doorluchtigflen de groot. Wie zal nu met zyn pen kaar afgezette Staaten Verdedigen ? wie zal de flavemy zo haaten ? Of wie was zo gehaat van dwingelanden ? want Hy leet niet van, maar om, en met zyn Vaderlant; 'k Zing nu niet koe de haat heeft over hem gezeten ; Noch hoe men hem (God weet, en veele menfchen^ weeten Boor wiens gewelt en list!') onwettiglyk verwees'. Noch hoe hy levendig begraven lag, en rees, Door V yfre graf/lot uit : noch boe ze fzamen fpanden, In zynen ondergang, en maakten hem die landen Te uaauw , wier grenzen hy had uitgebreit : ti och' hoe Be wysheit met hem ging in ballingfchap: waar toe Bat opgshaalt ? had hy geen ongeluk verdragen, IFaar was nu zyn geluk geweest ? laat ons niet klaagen Om dat hy balling was; zyn Vaderlant is niet Bepaalt van Oceaan , noch Ryn,noch Maas; neen, ziet Den heelen Hemel aan , die heeft in zich be. footen Zyn Vaderlant; wie daar nog vist is uitgeftooten Is in geen ballingfchap', enz.  1^6 HET LEVEN VAN In een volgend gedeelte van dit Dichcltuk zegt de Meer brand; daar hy hugo in den hemel ziet: Had men zyn rechters meest uit vyanden verknor en: Maar daar fpant Godt voor hem een ftrenge vierfchaar, om Hem recht te doen; daar is '/ myr.eedig recht nu flom ; Daar zal men V recht met geen gekochte flem- men kreuken; Daar leezen Seraphyns zyn goude Goden fprcuken; Daar /preekt de mont nu van d'onmondige Forftin Der Gotten; daar is nu de vry heit met hem in Geen Loeveftein; zy zyn van /laverny out/Jagen; Daar fleept men hem niet weg, door de onver- wagte lagen, Daar d''ouden vader van liet vaderlant mei wiert Verrast, enz. Men vervaardigde ook het volgende graffchrift, waaruit men het jaartal zynsoverlydens Ci 645) kan tellen. hFgo de groot een LICht, Was aLLer' WereLts Wonder; slln sleLe Leeft MI godt, slln LIChaaM Leght hier onder.  hugo de groot. l^f De HeersARRA vius, zeide, wegens het overlyden van dien wonderbaaren man: Hyfs 'er, 6 droefheid! geweest: de man met naam en daad groot, en een heldere flonker Her onzer eeuwe, hugo de groot; 6 hitter ongeval voor de geleerdheid ! . & overzwaar verlies! de aarde zy hem ligt, en de bloemen moeten zyn graf/lede bedekken! zo lang de boeken en weetenjcbappen zullen geëert worden, zal de naam van de groot waarlyk groot weezen; zo lang myn bloed in de aderen zweeft, zal ik zekerlyk altyd roemen dat ik gemeenzaam by hem bekend geweest ben. INog zullen wy hier byvoegen, het volgen» de grafichrift, gedicht doorwYBo fyn je: Europa's wonder, dar geleerdheid doet verflommen; Plet werkftuk daar Natuur zig zelve in overtreft; Het beeld der deugdj 't verfland, in 's hemels top geklommen, 't Sieraad dat boven 't lot des menschdoms zich verheft; Dien waar en Godsdienst, voor wiens eer hy ft reed, beloonde, Met fraaije Cederen van Libans kruin gehaald; Dien Pallas met olyf, en Mars met laauwren kroonde, Toen hy het recht van vrede en oorlog heeft bepaald; Dien Theems en Seint, omfiryd, een wonderwerk btkeden K a  I48 HET LEVEN VAN Vin Neerland; dien de Zweed zig eigende als gezant; de groot ligt hier; wyk van dit graf met fnelle fchredett, Die niet door vaderlands- noch wysheids • liefde brandt. Dit ter neder gefield hebbende kunnen wy tot het waardige overfchot van onzen Held wederkeeren. Zo dra fommige heethoofdige Predikanten vernamen, dat de ingewanden van hugo eene eerlyke verblyfpiaatsgenooten, hebben zy zulks hooglyk niet alleen afgekeurd, maar zig ook met kracht daartegen verzet; denkelykter oorzaake van zyne toegeevendheid voor de Remonftranten, of mogelyk geloofden die zonderlinge Geloovigen, die zekerlyk, in den geloove, gantfche kemels kunnen doorflikken, en te dikwyls zo ryk in ligtgeloovigheid, als arm in broederliefde zyn; mogelyk, zeggen wy, geloofden zy de taal van den laster, die uitftrooide , dat de groot met papistery befmet geweest was; die geestlyke flookebranden wisten dan te bewerken, want hunne invloed is van alle tyden af zonderling groot geweest, dat het overfchot van dien geleerden man, uit zyne rustplaatze weggenomen, en elders in een  HUGO DE GROOT. 149 vreemd oord gebragt is geworden: hoe haatelyk is niet de vuige haat, wanneer zy't hart van een' Godstoik bewoont, en zig zelfs op het levenloos overfchot der broederen wreekt! Deeze gruwelyke en allerverachtelykde daad, werd echter niet met toedemming des volks verricht, inzonderheid waren de itudenten van Rostoks Hooge Scboole, over een bedryf dat de menschlykheid fchande aandeed,zeer gebelgd,en toonden zulks ook in 't openbaar, want zyzyn, „ kort daarna, gelykelyk, met een geheelen „ drom en opgeheven toon, toegevloogen, „ om op nieuw de uitvaart te houden van „ den grooten man, en zyn overfchot weder in zyne oude grafdede te brengen; deeze „ itudenten , die door eenen rechtmaatigen yver waren ontdoken, dreigden tevens dat „ zy, indien dat eerwaardig pand in het toe„ komende niet onaangeroerd en ongemoeid „ bleeve, altemaal terltond hun goed oppak„ ken, en naar een andere (ïudeerplaats ver„ trekken zouden, daar men de zeergeleerde „ mannen, ten minden na huanen dood, vei„ lig zou laaten rusten". Een geruimen tyd na het overlyden' van onzen held , werd by de Regeering der ftad Delft beraaddaagd, over eene openbaare ver* K3  I50 het leven van eeuwiging van 's mans zonderlinge verdienden; men was van gevoelen hem een ftandbeeld opterichten, in navolging van die van Rotterdam , welken den groocen Erasmus op die wyze vereerd hadden; dm, eenigen waren meer genegen tot hec vervaardigen van een prachtigen graftombe, om dat het oude Delft wel de meeste praalgraven bezit; deeze wisten hunne begeerte doortedringen, en hun voorftel werd tot zo verre voordgezet, dat de Overheid van Delft, het volgende befluk nam: „ De Heeren Burgemeesters en Regeerders H der Oud Delft, hebben, op verzoek van den „ Heere, Mr. pieter de groot, Pen„ fionaris der ftad Amfteldam, zo van hem „ zeiven, als van wegen zyne zuster, vrou„ we cornelia de groot, aan hunne 3, Achtbaarheden gedaan, na ingenomen ad„ vies en bericht van de Heeren Kerkmeeste„ ren binnen de voorfchrevene ftad, gecon„ fenteerd en toegedaan, gelyk hunne Acht„ baarheden confenteeren en toeftaan mits „ deezen, dat gemelde Heer de groot „ zal mogen doen oprichten, in 't Choorvan „ de Nieuwe Kerk alhier, op de graven daar „ de Heer hugo de groot, hunlieder  hugo de groot. I$l „ vader Zal. Ged.begraaven is, een tombe, „ met de ornamenten daartoe beboorende, ter „ eere en gedachtenisfe van hun gemelden „ Heer vader; mits dat alvorens van de in„ fcriptie daarop te doen (tellen, communi„ catie aan de Heeren Burgemeesteren gegee„ ven, enderzelver approbatie daarop erlangd „ zal moeten worden. Gedaan by alle de „ Heeren, 21 July 1663". Dit befiuit, hoe billyk, werd echter niet verder ter uitvoer gebragt, dan dat een ontwerp, van het beraamde praalgraf getekend, en in aarde geboetfeerd werd, door den vermaarden kunftenaar en beeldhouwer, rombout ver hulst, door wien, naderhand, ook getekend is, de tombe werkelyk vervaardigd ter gedachtenisfe van den vermaarden Zeeheld, de ruiter, met welke tombe het Choor der Nieuwe Kerk te Amfteldam isverfierd geworden: op den voorgrond zag men den beroemden letterheld, den grooten hugo, levensgrootte nederliggen, rustende met zyn' hoofd op een (lapel boeken, en houdende een boek in zyn rechterhand; op den achtergrond was een voetltal uitgewerkt, met boeken en papieren verfierd, en daarop, in t midden, een zon, ten zinnebeelde, dat geK 4  I^ï het leven van lyk deeze het aardryk met haare draaien , alzo ook de groot, de geleerde wereld met zyne fchrif;en verlichtte: rondsom den voetiïal vloogen eenige naakte kindertjes, met boeken, rollen 'papieren , en lauwerkranfen in de handen; in het verfchiet, zag men, aan wederzyde een grafnaald, en boven den voetHal vloog de Faam, die 's mans lof en geleerdheid , met twee trompetten, uitblies: op de kroonlyst zag men zyn wapen , en aan iedere zyde van hetzelve een opengeflagen boek: deeze beraamde praaltombe gaat in prent uit, en is den Landgenooten eerst medegedeeld, door den Heer cornelis van alkemade, in zyn werk, ten tytel voerende: Inleiding tot het Ceremonieel en de plechtigheden der hegravenisfen: op den voet der tombe leest men het volgende vierregelig versje: De Phenix van zyn vaderland, Het Delfs. orakel, 't groot v erft and, De zon die V aardryk heeft verpligt, Was waard' dit graf van eer gefiicht. Zynde deeze regels op het onderwerp reepasfelyk gemaakt, oorfpronglyk zyn zy van den Hcere g. brand, en gedicht om ge-  hugo de groot. 153 plaatst te worden, op de tegenzyde van eenen eerepenning waarop onzen held afgebeeld is; alwaarzy dus luiden: Be Fenix van het vaderlandt, Het B elfs-orakel, v groot v erft andt, Het licht dat d''aarde alom befcheen, de groot, vertoont zich hier in 'tkleen. De meergemelde Dichter duim, heeft zyne Leczers ook een afbeeldzel van de gezegde beraamde tombe medegedeeld , maar de groot, een pen in de hand gegeeven, en 'er bygevoegd, de twee gedenkpenningen, waarvan wy daadlyk zullen fpreeken, die hy geplaatst heeft, aan de kroonlyst, ter wederzyde van de geopende boeken: het zelfde bovengenoemd versje van brand heeft hy mede op de tombe gefchreeven , maar met nog eene andere verandering; by zyn Ed. luidt het als volgt: Be Fenix van het vaderlant, Het Delfs Orakel, v groot verft and. Het licht dat d'aarde alom befcheen, Be groote huig rust hier bcneén. Dezelfde Dichter heeft eene uitlegging der K5  154 het leven van tombe , in versmaat, vervaardigd , waarvan wy den Lezer een gedeelte zullen mededeelen, als bevattende eene beknopte befchryving van het leven, van onzen onvergelykelyken hugo; dus luidt dezelve: Zie hier de tombe van den groot en huig de groot, Eerst Advocaat Ftskaal', om Hollands heiige "wetten En zyn gerechtighcên , (wie tegen ft and hen boodt,) Tefchraagen , en voor''trecht zig in de bres te zetten. Toen Raatsman van den Raadt der koopjlad Rotterdam : Hy zette zyne borst, voor onze aloude rechten , Als cenen koopren muur , toen die verwoede vlam, Van kerk- en Jlaat • twist, uit kwam bar ft en, om te ft echt en Den band der eendracht- Hy, 'met onvermoeide vlyt, V Roer wendde van de kerk en jlaat, naar alle boegen; Op dat die band niet wierd verbroken , in dien tyd, Zocht ky, ter weclerzyds, elk een te vergenoegen : Om zulks te doen, was 't wit van hem, verdraag, zaamheid, Hierop hy doeldde, doch party wou V niet gedogen; Hy wierd, om deeze drift, naar Loeveftcin geleid, En levendig, als dood, ontrukt der menfchen oogen, Tot hy na derd''half jaar verlost wierd , door een kist; Hy leefde in ballingfchap, na V vluchten, aW zyn dagen , Maar Zweeden, die V geweld, hom aangedaan, wel wist, Heeft 't ampt, als Afgezant, hem gunftig opgedraagen.  HUGO D K GROOT. 155 Dit btteftfiy loffelyk bediend; maar, door den dsod, Nu eindclyk ontlast van alle de aardfche zorgen, Rust hier het lichaam van den wakkeren de groot, Voor wien (wat wetenfchap betreft,') niets was verborgen. Des rust hy met zyn hoofd op boeken; in de hand Voert hy een veder, die de vrucht des geestes baarde; Kenmerken van zyn groet en doorgeleerd verftand. In d''achtergrond ziet gy den fchat, dien hy vergaarde , Een gantfche boekzaal, waarin hy begraaven lag; Dit gaf men naderhand voor twaalef duizend kriioncn, In handen van Katryn (*) , op dat ik , fchteef zy, mag. Myn' groeten Afgezant, my, in zynfehrift vertoonen' In V midden van dien fchat, ziet gy een helder zon, kVier glans alom verlicht het aardryk, met haar Jlraalen Van zynen geest , die in zyn fchrift met luister praaien ; Die fchrift en vliegen al de wereld door en door, In Englen handen; en met kranfen van Lauwrieren, Ontwonden Rollen, elk een draaft op 't letterfpoor; Gy zietze, wederzyds om deeze zonne zwieren. JVat hooger blaast de faam , met twee trompetten, uit, 's Mans lof, zyn wysheid, in religie, enftaatkunde. (*) Mevrouw be groot, heeft, op verzoek van de Zweedfche Vorilinne, (Zie Bladz. 133), de nagelaaiene Jchriften van haaren overledenen man, voor 24000 Guldens, aan haare Majefleit overgedaan.  l$6 HET LEVEN VAN Zyn wapen ziet men op de ijst. Een boek ontfluit, Ter wederzyde, zig, wyl 't yder toegang gunde, Om, nevens Huig de Groot, de biadren in te zien: enz. Wat betreft de gedenkpenningen , tot 's mans eere geflagen, en waarvan wy boven reeds gewag gemaakt hebben; beiden vertoonden zyn borstbeeld, doch in verfchillende (tanden; op de tegenzyde van den eenen, zag men een koffer, indedaad in alles zeer gelykende naar dat welk onder den Heer Mr. klinkhamer berustende is, en dat wy den Leezer in plaat medegedeeld hebben ; op het koffer (tonden twee kroonen, verbeeldende die van Frankryk en Zweeden, te kennen geevende zyn vlucht in 't eerstgemelde ryk, en zyn gezantfehap ten diende van het tweede; aan de eene zyde van het koffer vertoonde zig een opgaande zon, cn aan de andete zyde, in een flaauw verfc'niet, het Slot van Loevefïein; de opgaande zon verdrekte „ ten zinnebeeld van „ de vernieuwing zyner tydlyke gelukzaligheid „ en glorie , als die lang verborgen geweest „ zynde onder de duisternis van veele rampen, „ eindelyk te helder weder doorbrak": De Dichter duim, laat de daauwe vertoontng van het Loevejleinfche flot , te kennen gee»  HUGO DE GROOT. 157 ven, dat dëszelfs •vermogen door de groote hugo overwonnen is: dus zingt hy, inde bovengenoemde Uitlegging: Men ziet, aan de eene zyde, een halve opgaan, de zon , Het flot van Loevejlein verftaauwd aan de andre zyde, Ten teken dat zyn glans verry'J, en hy verwon liet Loevefleinfche flot, dat hem zyne eer benydde. Boven aan den rand van deezcn penning las men de woorden: mslior post aspera fata kesurgo. Dat is: lk hm na myne rampen weder t en vcorfchyn: Onder aan Hond: N. 1583. O. 1645. Dat is: Geboren in V jaar 15Ó3, f» overleden 1645. Op den tweeden penning zag men, gelyk gezegd is, mede 'smans fierlyk borstbeeld, en daar rondsom de volgende woorden: hugo grotius WATUs' mdlxxxiii, 10 apr. 0bi1t, mdcxlv. 2.H AUGUS.  158 het leven van Dat is: Hugo de Groot, geboren den io April^83, Engeflorven den 28 Augustus 1645. Op de tegenzyde las men, onder drie bloemtrosfen, en boven twee lauwertakken, het versje van den Hcere brand, gelyk wy het Bladz. 153 opgegeeven hebben. Laat ons by dit alles nog eenige weinige regels ten flotte voegen: .— de gewoone fpreuk van den onftervelyke hugo was; Ruit Hora, dst is, Het uur fnelt voord, welke woorden hern altoos de kostlykheid van den tyd te binnen bragt: hy was gewoon des morgens ten zes uure opteftaan: wanneer hy vermoeid was door de ftudie, ks hy iets vrolyks, of onderhield zig met zyne kinderen: Ik beb de genade van God, zeide hy, als ik de jleutel uit myn Comptoir trek, dat ik my van atle wgefpannene gedacHm ontledig: hy was hartig in 't eeten; hoorde gaarne dat men hem teger.fprak: zynen Geheimfchry ver, den Heer pees, raadde hy, den bybel te leezen, zonder eenige aantekeningen te raadpleegen , zeggende : Komt u iets voor, dat gy niet ver/laat, kg daar een vouwtje by, en lees word; het een zal 't ander verklaar en, en God zal u helpen.  HUGO DE GROOT. 159 Zyne weduwe,de onvoorbeeldigerviARiA, volgde haaren zaligen Echtgenoot, op de reis naar de eeuwigheid, den 19 April des jaars 1653: haare dochter cornelia was gehuwd aan den Heere joan barton, Graaf van Momlas: behalven deeze dochter, liet onze held na, drie zoonen, cornelis, p 1 k;ter, en DiEDERiK, waarvan de oudde en jongile ongehuwd geftorven zyn; de middenfte, door wien het beroemde gedacht van den grooten hugo voordgeplant is, werd, na in vreemden dienst geweest te zyn,. aangefteld tot Penfionaris van Amfteldam; vervolgcnds bekleedde hy de hooge waardigheid van Afgezant van Hun Hoog Mogende , by de Noordfche Kroonen, en werd daarna Penflonaris en Lid in de Vroedfchap van Rotterdam ; doch hy heeft ook eindelyk het lot van zyn' vader ondergaan, en buiten zyn vaderland moeten zwerven, tot dat hy, na dat de tyd de benevelde oogen een weinig verklaard had , wederkeerde , en zyn verblyf nam op een buitenplaats naby Haarlem, alwaar hy zyne dagen deet, in het opvoeden van zyne kinderen en het leezen van goede fchryvers: hy overleed in den ouderdom van 70 jaaren.  AANHANGZEL Indien wy ons, onder het zamenftellen van de voorgaande bladen, hadden willen bedienen van eenige papieren, in den tegenwoordigen tyd van beklaagenswaardige verdeeldheid ten voorfchyn gebragt, zouden wy menigvuldige trekken hebben kunnen bybrengen, zo wel die den braaven hugo de groot ongunftig zyn, als anderen die van zynen lof gewaïgeh; dan, daar wy het grootfte gedeelte van die gefchriuen houden voor fchandzuilen, den lande opgericht, om dat ze hunne geboorte verfchuldigd zyn aan eene verfoeijelyke partyzucht, en verdervenden geest van nieuwigheden, hebben wy dezelven allen ter zyde gelegd, als onwaardige werktuigen in de hand van een onpartydigen; 't kan de nagedachtenis van de groot nietverheerelyken, dat men zyner uitmuntendheid gedenkt, ten koste van de openbaare rust; maar, daar de onlusten binnen de ftad Rotterdam voorgevallen, en de gevolgen van dien, de achtbaare Regeering van Amfteldam, onlangs, aankiding gegeeven hebben, om in den lof van onzen Held uitteweiden, en eenige uitdrukkingen  AAflHANGZEli, l$l tb doen, welken over het geval van dien grooten man, een zeer helder licht verfpreiden, hebben wy geoordeeld die loffpraak , en verdere uitdrukkingen, by onze voorgaande beknopte befchryving van 's mans leven te moeten voegen ; aangezien dergelyke fttaatsftukken, fchoon niet altoos bevattende onwrikbaare grondflagen, waarop men mag bouwen, of onwederlegbaare regelen, waarnaar men mag oordeelen, echter te (lellen zyn, verre boven de verachtelyke papieren waarvan wy boven fpraken: de bedoelde loffpraak is ver¬ vat in de volgende woorden, te vinden in de Nadere Aantekening van Amfteldam , ter Staatsvergaderinge van Holland en WestFrieslaand gedaan, op eene Refolutie van den 24 December 1784, concemeerende het onderzoek van bet voorgevallene te Rotterdam: „ En dit wel uit denzelven voortref- „ lyken en bv de natie h00g6e- schatten Rechtsgeleerden , HUGO „DE GROOT, op wiens Leer en Gezag 5, de Supplianten van zeker Request, op den 4, a December laatstleden aan Hun Ed. Gr. „ Mog. geprefenteerd, ter adftruftie van het h Sentimenten Advys van bovengemelde Heeh  IfjS AANHANGZIL. „ ren Gedeputeerdens , zich met zoo veel „ fiducie bet oepen hebkn" „ Dit men ten dien einde vooraf moet re« „ marquercn, dat de Memorie, by voorfchre„ ve Requeste geallegueert, fpc-ciaal was in? „ gerigt, zo als uit de Introductie klaar te „ zien is, tegen de Hoven van Juft tie, de- „ Welke in die ongelukkige tyd en „ van scheuringen en verdeeld„ heden IN kerk eenburgerstaat, „ zich aanmatigden kennis te nemen van „ dispofitien en politique orders, die de Ste„ den goedvonden in den bare te (lellen tot confervatie van de Rust en Vrede onder „ hare Ingezetenen,;doch welken de Hoven, „ door Mandamenten en andere Provifien van „ Juilitie iilufoir tragtten te maker.." Dat men dus in het oog houdende de ge„ legenheid by welke, en het oogmerk, waar „ mede voornoemde Heer de groot dit „ Advys, in den ]are 1617 heef; gelleld, en het zelve in zyn geheel met oordeel en at„ tentie nalezende, ligt bemerken zal, dathy „ daar by niets anders heeft willen betogen , „ als dat dc Moven van Juftitie zich de klagten „ en qia;fticn tusfehen de Magiftraten der „ Steden en derzelver Ingezetenen over gezeg-  AANHANGZEL. 163 9, de politique Ordonnantiën of Correftien „ van die Magiftrateh toe maintien van depu? ,5 blyke rust, niet vermog-en aan te trekken, „ en wel voornaamlek, dat zulks egter byde Hoven ondernomen wezende , de Staren „ volkomen bevoegd waren zoodanige qutes„ tien den tl we te onttrekken en aan zich te „ evoceren, zonder dat daar door eenige Pti„ vilegien verkort wierden." ,, En Pag. 150, fprekende van de de„ fecten in de Perfonen, die gecommiti» „ teert waren geweest tot zyne Rechters, zegt hy: „ ,, dat eerst hier op (laat te letten, „ „ dat die niet en waren ordinarisfe R.ech„ „ ters; indien de Staren Generaal het regc ,, „ van de Commisfie te geven toekwam, 9S „ (vervolgt hy) waarom en hebben zy daar„ „ toe niet gecommittcert den Hoogen of „ „ Provincialen Raad van Holland? waarom „ niet de Raden van Staten, die ordinaris „ ,, Recht doen uit den naam van de Gene? „ „ ralitcit? In alle vrye Regering is het ha„ „ tclyk over het bloed, eer en goed van „ „ de Ingezetenen, andere als ordinarisfe „ „ Rechters te (lellen, veel meer, als die • „ Perfonen, gelyk het meerendcel van deze,  jfSA a A N h A N g Z E T,. ft „ niet en zyn in dienst van de Junkie, maat „ politicque personen?'"' ,, Doch zoo men nog al zoude willen be;, weren, dathy,in lóipgefmaakt hebbende^ wat het te zegden is van zynen dageiykfchen Rechter vis factie te werden geëvoceert, van een ander begrip geweest zy, dan in s, 1617, zal men ttffens moeten erkennen, „ dat hy het slagtoffer van zyn eigen systema is geworden ; en dat de violen„ te en onwettige hand:~lwvze omtrent „ hem en andere beroemde voorstanders „ der vryhrid gehouden , de hooge waarde „ van de Privilegiën de non evocando, zoo „ wel hebben leeren kennen, dat fints allé „ tyd elk Liefhebber van het Vaderland een f, afgryzen van den naam zelfs van gedelegeerde „ Rechters als aargeboren is; zoo als men a, ook federtaltoos teger.sdergelykeinbreuken „ en vioientien , mét de uiterfte zorg heefc „ gevigileert, uitwyzens Hun Ed. Groet „ Mog, bekende verklaring van den 15 Sep,, tember 1677 : ,, ,, dat het binnen den „ ., Lande van Bolland en West Friesland „ een indisputabel recht is, dat geenelnge. „ „ zetenen anders dan voor hunnen ordinaris „ en daaglykfehen Rechter mogen te recht 4, geiïeld worden. BERICHT voor den BINDkR. Be Vluaten te voegen, tegenover Bladz. fé>