1445 4 2Tj  EX LEGATO Abr. Ever. SIMON THOMAS, Profess. in Univers. Lugd. Bat. 1887.  VROËD- en WERKTUIGKUNDIGE PROEFNEMINGEN* WAAR DOOR DEN HEFBOOM Verbeterd, en deszelfs gebruik, tot reddinge van We geklemde , of door de beenderen des bekkens opgehoude hoofden, uiigeflrekter, en veiliger gemaakt wordt. D O O R .n* #. \V. S LEUR Sr 'Mëd.DocT:or,en Chirurgyn Majorinhet Regiment Ca vallede van den Lieut. Generaal Baron van Tuyll van See.9 os kerken &c. Te UTRECHT^ B y B. WIL D. MDCCLXXXIIl;  Multorum quidem ex varia gente mrorutn industria in artis obfletricia praceptis tradendis et Syjiematibus Confcribendis otiofa non fuit. ROEDERER.  VROED- en WERKTUIGKUNDIGE PROEFNEMINGEN, WAAR DOOR DEN HEFBOOM Verbeterd, en deszelfs gebruik ,* tot reddinge van de geklemde , of door de beenderen des bekkens opgehov.de hoofden, uhgeftrekter, en bekwaamer gemaakt wordt. 3Öe waarde der Verloskunde fpruit uit deszelfs alleraangelegenst onderwerp , het welk is eene Vrouwe in baarensnood, wiens leven en gezondheid, gelyk deze van haare Vrugt,in eene arbeidzaarae,of niet natuurlyke Verlosfinge , veel ja dikwils geheel en al afhangen van eene goede behandelwyze. Dit alleen met medogenheid overwogen was immers de fterkfte beweegrede, waarom zoo veele der voornaamlle Genees-en Heelmeefters, byzonder in de tegenwoordige eeuw, geene moeite nog arbeid gefpaard hebben om deze kunst meer en meer voort te zetten. A i IX-  2 VROED- en WERKTUIGKUNDIGE § II. Het geklemde of in den doorgang opge« houden hoofd heeft altyd met regt de grootfte oplettenheid verdient by de Oeffenaaren dezer Kunst; eensdeels: om dat dit meest de oorzaak is van de moeijelyke, en niet natuurlyke baaringen, en anderendeels: wegens de wreede en moorddaadige middelen, waar van de Ouden hun bedienden om zoo een geklemd of opgehouden hoofd te doen gebooren worden , en dewelke, ten minften, het leven van de Vrugt, zoo zy alvoorens niet geftorven was , voorzeker uitbluschten; gelyk zyn : den Hoofden Uittrekker van Mauriceau ; de Haaken van Peu; de Schaar van La Motte &c. § I I I. De gevallen zyn zeldzaam, waar in liet eene of andere van foortgelyke werktuigen (§ pnec.) mag gebruikt worden, zedert dat den Roonhuisiaanschen Hefboom, en de "Tangen gelyk die van Levret, Smeixie cn andere bekend zyn, door welkers behulp, met goed oordeel, endoor geoeifende handen in het werk gefteld , een groote meenigte Vrouwen en Kinders den dood zyn ontvlugt: ja ik mag zeggen, dat deze werktuigen byna den hoogiten trap van volmaaktheid aan de Verloskunde hebben toegebragt , dewyl men tegenwoordig nauwlyks meer gevallen ziet, waar in de Vrouwen moeten als lr.ilpeloos blyven, of haare  PROEFNEMINGEN. 3 haare Vrugten, ten zy door verzuim of willekeur, niet levende aan den dag worden gebragt. § IV. Tot deze gelukkige uitwerkzels helpen niet weinig den iever en zorge der weldenkende Magiftraale Regeeringen vanmeest alle vafte Steden, dewelke, erkend hebbende de gebrekkelykheid in het oeifenen dezer kunst door Vroedvrouwen alleen, niet vertoeft hebben van Vroedmeefters aan te {lellen, om daar door aan hunne eigen gemoederen voldoeninge, en aan de Vrouwen, wegens het geene zy , met gevaar van haare gezondheid en leven, tot de voortplantinge des menschdoms toebrengen, onze allerteederfte aandagt waardig, alle gerustheid en zeekerheid te bezorgen. En men zoude nog veele gruwelykemisfiagen voorkomen, indien de Vroedvrouwen, waar van een. groot gedeelte eigen wys en koppig is, zoodanig, dat zy het haar eene fchande toe rekenen , in gebrek blyvende , eenen Vroedmeefter te doen roepen; en dus veel liever Moeder of Kind, of alle beide aan den dood opofferen, dan haare minweetenichap en onkunde, in die zwaarfte gevallen, te erkennen, verpligt wierden een behooiiyk rapport te doen van ieder geval, waar in Moeder en Kind, of een van beide, onder haar beftuur jifleen, zonder, bywezen van een Vroedmeerler, komt te fterven of eenig aanmerkelyït ongemak behoud. A £ $ V,  4 VROED-en WERKTUIGKUNDIGE § V. Ik oeffende^nu weinig jaaren geleden, de * vroeaKunae in eene plaatle met twee Vroedvrouwen voorzien, alwaar ik als Stads Vroedmeefter by Aéte was aangefteld^en welke plaatfe ik. niet zoude hebben verlaaten, waar het zaaken my daar toe niet genoodzaakt hadde de ondankbaare behandelwyze der Magiftraat, dewelke, terwyl ik nog daar was, de onvoorzigtigheid hadde van te bevelen aan dé eene Vroedvrouwe, dat zy , haar by moeijelyke Verlosfingen bevindende, in plaatfe van my, als Vroed- " meefter, moefte laaten tot hulp vraagen haare Mede-Vroedvrouwe (#) van wiens r bekwaamheid men zig vleide verzekerd te zyn. Maar hoe fpóedig zouden die Bevelhebbers van hun misverftand te rug gekeerd zyn, indien zy van de daar op gevolgde ongelukkige gevallen rapport geëischt, en dezelve volgens hunne pligt, nauwkeurig onderzogt haddén : zouden zy als voldoende aangemerkt hebben? Dat deze twee Vroedvrouwen, waar van de'eene door de andere tot hulp geroepen was, lieten leggen, geduurende meer dan twee dagen , eene ^ Vrouwe in den arbeid, dewelke zy, naar al haare (a) Deze was weinig tyds te vooren, naar door eenen Medicina; Do&or, in de Verloskunde ongeoeffend, ge examineerd geweest te hebben, als Stads Vroedvrouwe aangefteld.  PROEF NEEM IN GEN. S haare kunst daar op geoeffend te hebben, niet konde verlosfen; tot dat eindelyk de Gebuuren, ziende, dat de dood naderde , deor medelyden bewoogen, tegen wil en dank der Vroedvrouwen , mynen byftand verzogte. Ik, meer door pligt dan begeerte gedreeven, verlofte de Vrouwe van een, in de geboorte geftorven Kind; waar op de dood van de mishandelde ongelukkige Moeder, niet onverwagt^ binnen weinig tyds volgde, gelyk ik met allb waar fchynlykheid voorzeid hadde. Zouden zy, zonder te berifpen, hebben laaten voorbygaan, dat die bekwaame Vroedvrouwe, naar eene Vrouwe verlosttehebben;en,buiten twyfel door eene fterke aankleevinge der Nageboorte, de Lyfmoeder binnenwaards omgetrokken te hêbben,deze omgekeerdeLyfmoeder,voor een Vleeschgewas abufivelyk houdende, met goedkeuringe van haaren Examinator,die tegenwoordig was, met geweld naar buiten trachte te trekken; en wezenlyk zoo wel gelukte,dat ik,den elfden dag naar de Verlosfinge daar by gevraagd zynde, de geheele omgekeerde Lyfmoeder tusfehen de becnen der Vrouwe zag uithangen, dewelke door het vuur en verrottinge, waar mede zy reeds bezet was, geheel ontaard voorkwam. Deze medelydenswaardige Vrouwe ftierf, niettegenftaande alle toegepafte middelen, waar door nogtans het plaatfelyke aan de Lyfmoeder geneezen wierd, eenigen tyd daar naar. Zouden O) Dit was haare uitdrukking als ik daar by kwam. A 3  6 VROED-en WERKTUIGKUNDIGE Zouden zy eindelyk hebben ongeftraft gelaaten, dat die zelve Vroedvrouwe, gevraagd zynde by eene van twee Kinderen bezwangerde Vrouwe door haare Mede-Vroedvrouwe tot hulpe, welke laatfte reeds een Kind dood gehaald hadde,en ziende, dat zy naar alle gedaane moeite de Vrouw van haar tweede Kind niet konde verlosfen, eindelyk de wreedheid hadde van met eene Schaar het Kinds Hoofd te doorbooren om door die weg het zelve te verkleinen cn te doen gebooren worden. De ongelukkige Moeder overleefde niet veele uuren haare mishandelde Kinderen. Wie zal my nu betwiften? als ik rond uit zegge, dat deze Vrouwen en Kinderen,en door verzuim, en § door mishandeling vermoord zyn; en wie zal de Regeeringe van die Stad, van pligtig te zyn aan deze en meer foortgelyke gruweldaaden.vryfpreeken ? § VI. , Ik zoude myn bellek te buiten gaan, wanneer ik my verder wegens diergelyke misbruiken uitliet, dewyl myn voornaam oogmerk is myne gedagten wegens het geklemd of door de beenderen des bekkens v opgehoude hoofd aan den dag te brengen,en de middelen, om het zelve op het allerveiligst buiten de geboorte te doen komen, voor te Hellen. $ VII.  PROEFNEEMINGEN. 7 § V l I. Volgens het voorbeeld der voornaamfte Schryvers hebbe ik nauwkeurig nagegaan, hoedaanig het Hoofd van een Kind tusichen de beenderen, die het bekken uitraaaken, kan opgehouden of geklemd bly ven; en tot deszelfs reddinge , hebbe ik , volgens de regels der Werktuigkunde, niets gefchikter bevonden, als den Hef boom en Tang: en ik mag voorgeven, dat, volgens myn oordeel , geen werktuig tot het zelve gebruik even dienftig, bekend is, nog bekend zal worden, het welk nog Hefboom nog Tang is. ) § VIII. Deze twee werktuigen zyn ook, zedert hunne ontdekkingen, by de grootfte Vroedkundige voor de befte gehouden ; en gebruikt geweest;met dit verfchil nogtans: dat zommige aan den Hefboom den voorrang gaven; anderen van dezen en ook van de ^Tang ; en wederom andere van de Tang alleen gebruik maakten. S f De tegenwerpingen, dewelke men "wegens het gebruik des Hefbooms gedaan heeft, en voornaamlyk hier in beftaan, te weten: 1. Dat den Hefboom maar alleen kan gebruikt worden, wanneer het Hoofd in A 4 een©  Z VROED-en WERKTUIGKUNDIGE eene natuurlyke legginge geklemd of opgehouden is; in welk geval de Tang, ten minften, even dienftig geagt word. 2. Dat door deszelfs fteunpunt tegen de Schaambeenderen,kneuzing,ontfteeking,hetvuur,enwaterlekkinge lichtelyk konnen veroorzaakt worden. 3. Dat de punt van dit werktuig aan de Lyfmoeder en aan het Hoofd van het Kind geyaarlyke kwetzingen kan te wege brengen, fchynen oorzaak te zyn; waarom veele hun tot het gebruik der Tang alleen bepaalen. $ x. Het is waar, dat door middel van de Tang , voornaamlyk van de kromme van Levret of van Smellie, het hoofd zeer dikwils , ja in de meest voorkomende gevallen kan uitgetrokken worden: maar men zal my ook toeftaan , dat de aanlegginge der Tang in eenige byzondere leggingen van het Hoofd allermoeijelykst, en dikwils onmogelyk is; en dat de uittrekkinge van het zelve fomtyds met het grootfte geweld moet gefchieden, gelyk ik in het vervolg zal doen zien; en zoo een groot geweld kan niet aangewend worden, zonder dat het Hoofd naar evehreedigheid tusfchen de Tang eene fterke drukking ondergaat, dewelke, wat ook de voorfpreekers der Tan <* daar tegen zeggen, dikwils in die gevallen het Kind onder het uitnaaien doet fterven. § XI.  PROEFNEEMINGEN. 9 § XL Den Hoogleeraar Camper befchryft het gebruik der Hefboom zeer wel in de Voorrede gevoegd by zyne Nederduitfche Uitgave van Mauïuceau : maar hy bepaald deszelfs gebruik alleen by de natuurlyke legginge van het Hoofd, en by die: wanneer het aangezigt voorkomt , de Kin onder of tegen den boog der Schaambeenderen gekeerd. ö § X I I. Uit het reeds aangehaalde ziet men: 1. Dat de Tang altyd van een algemeener «■ebruik is geweest, dan den Hefboom; en dit fchynt ook wel eene i ede te zyn,waarom de meeftc meenigte der Vroedmeefters zig alleen van de Tang bediend heeft; en dus, door de waarde van dit werktuig boven andere, ingenomen, verzuimt heeft den Hefboom tot meerder volmaaktheid te brengen. . . 2. Dat [nogtans den Hefboom aityd is m gebruik gebleeven , hy word zelfs van fommige voor een uitmuntend werktuig gehouden,waar uit volgt: datdeszelfs'gebruilun die gevallen, waar in men hem aanraad, dat der Tang overtreft, buiten dat zoude men dcnzclvcn als overvloedig hebben konneu ao-terlaaten. Dit zal ik trachten in een klaarder dagligt te brengen, om niet alleen de nuttigheid, maar zelfs de noodzaaklykheid van den Hefboom in verlcheide gevallen te doen zien. A5 3-Dat  io VROED-en WERKTUIGKUNDIGE 3. Dat diensvolgens gevallen zyn, waarin den Hefboom te verkiezen is; andere, waarin de Tang den voorrang verdient; en wederom andere, waarin men , volgens den Hoogleeraar Camper (V),nog met het eene, nog met het andere iets heeft konnen uitwerken. § XIII, Den Hefboom, wegens zyne eenvoudigheid, en gemaklyker aanlegginge, fcheen vooreerst myne grootfte aandagt waardig te zyn; en ik bevond denzelven aan verbeeteringen vatbaar, waar door de tegenwerpin gen tegen dit werktuig gedaan, mynsdunkens, konnen hunne billykheid verliezen. § X I V. Ik gaf aan dit werktuig (§ prjec.) vooreerst eenen tweeden bogt of kromte, waar door het zelve , in plaatfe van aan eenen lepel der regte, meer aan eenen lepel of blad ' der kromme Tang gelykte;ook was deszelfs eerde of gewoonlyk bekende bogt of kromte fterker. § XV. (a) Ziet deszelfs Voorrede by de Nederdaitfche Uitgave van Mauriceau, pag. 34,  PROEF NEEMINGEN. II § XV. Deze verandering; en myne maniere van met dit werktuig te werken , maakte deszelfs gebruik tot meerdere gevallen uitgeftrekter ; en deszelfs fteunpunt had geen plaatfe meer tegen de beenderen van het bekken. § XVI. Ik vertoonde dezen Hefboom (§ XIV.) aan den Heer Stolte , Med. Doétor en vermaard Vroedmeefter binnen de Stad Zwolle, denwelken my geliefde te zeggen^ dat hy geenen Hefboom gebruikte : maar' dat hy nogtans, indien hy eens tot het gebruik deszelfs zoude overgaan, den mynen verkiezen zoude boven alle andere, dewelke tot nog toe bekend zyn § XVII. Ik herinnerde my dan ook, eenigen tyd geleden, verfcheide Hefboomen gezien te hebben by den Hoogleeraar van Geuns, tusfchen dewelke niets verfchillende was;dan alleen ten opzigte van hunne langte en bogt; uitgenomen eenen, denwelken aan zyne uiteindens gefpleetenwas, endoorden Hoogleeraar genoemd ve&is bifurcata. Ik nam het genoegen van mynen nieuwen Hefboom aan hem te zenden, my vleyende daar door het gevoelen van dezen Vroedkundigen, volgens deszelfs gewoonlyke oprechtigheid, wegens myne nieuwe veran- de-  ia VROED-en WERKTUIGKUNDIGE dering te verneemen. En waarlyk dezen Hoogleeraar deed my de eere van my, weinig tyds daar naar, te melden, dat h'y met veel vermaak myne nieuwe idéé van vectis ontfangen hadde, dewelke, zegt hy, zeker ingenieus is. Verders meende den Hooo-leeraar, dat deze myne verandering nog zoude konnen gelegenheid geven tot meerder volmaaking. § XVIII. Deze aanmerkinge (§ prsc.) gaf my aanleiding ora verders te onderzoeken, welke verandering, tot meerder volmaaktheid, aan • mynen Hef boom konde plaats hebben Ik maakte dan een nieuw voorbeeld, merkelvk van het voorgaande verfchillende; en naar menigmaal herhaalde proeven op een,daartoe gefcnikte zoogenaamd Phantome, ondervond ik, dat dezen laatften niet alleen den anderen in volmaaktheid overtrof, maar ook, dat denzelven zeer gevoeglyk eene halve kromme Tang konde uitmaaken, waar door, met eene andere gelyke helfte daartegen over te ftellen , de twee voornaamfte werktuigen, tot nog toe in de Vroedkunde bekend, maar een eenig werktuig verbeelden ; het welk, vereenigt zynde, een kromme Tang, ten minflen niet minder dan de andere in zyn gebruik waardig , en ieder helfte op zyn zeiven betracht, eenen eenvoudigen Hefboom , de andere verre te bovengaande , uitmaakt, en dus word te gelyk het Arfenaal der Vroedkunde beknopter gefield. r § XfX;  PROEFNEE MING EN. 13 § X I X. Men zal my mogelylc voorwerpen, dat ieder Tang, ten allen tyden,beftaanheeftin twee te faamgevoegde Hefboomen; en dat alzoo, het geeneik deswegen voordraage niets nieuws is ; te meer: dewyl Levret gezeid heeft, dat hy doen konde met een blad of lepel van zyne Tang, al het welk men voorgegeven hadde te konnen doen met den Hefboom van Roonhuisen. § XX. Ik ftemme toe, dat de Tang altyd gemaakt is geweest van twee Hefboomen; en ik voege nog daar by, dat den eenvoudigen Hefboom tot het maaken van de Tang het denkbeeld gegeven heeft: maar men zal my ook toegeven, dat myne tang verfchillend is van de andere; en dit verfchil diende plaats te hebben, om deszelfs eenvoudige Hefboomen tot meerder volmaaktheid te brengen; en dat een blad of lepel van de Tang van Levret niet gevoeglyk als Hefboom heeft konnen gebruikt worden, zonder dat zoude men met regt den Hefboom als overvloedig aangemerkt hebben; en de Voorftanders van dit werktuig zouden hun , .het zelve in die Tang tot denzei ven graad van volmaaktheid gevonden hebbende , van geenen byzonderen bediend hebben. $ XXL  H VROED-en WERKTUIGKUNDIGE § XXI. Het is geen wonder, dat Lèvret zoo ongunftig fpreekt wegens den Hefboom, dewyl hy denzelven gelyk field aan eenen lepel van zyne Tang, dewelke, zoo ik oordeelen mag volgens de begaaftheid van dezen Schryver, ongetwyfeld eene andere gedaante zoude hebben, zonder iets minder in waarde te zyn als tang, waar het zaaken des Autheurs oogmerk geweest waare ieder lepel, als Hefboom, te doen dienen Ook blykt uit het geene den gemelden Schrvver zegt (a) dat hy het gebruik des Hefbooms met gekend heeft, nog de gevallen, waarin denzelven, met vrugt, kan in het werk oelteld worden. ö S xxii. Dat nogtans door middel van den Hefboom , en wel voornaamlyk van den mynen de niet natuurlyke legginge van een opgehouden of geklemd hoofd tusfchen de beenderen van het bekken, in meerdere gevallen, dan tot nog toe eenen Schryver voorgegeven heeft, zeer gelukkig in eene natuurlyke of daar naast by komende legginge met minder geweld, dan met de Tang' kan verandert; en het hoofd zelfs ook zeer voorfpoedig buiten de geboorte gebrast worden; zulks blykt my klaarlyk door de overweeginge hnS.-^n^ 9bfrvrati0"s fa les Aocouehcmms 'L boneux, pag. 30Ó & fuiv.  PROEFNEEMINGEN. 15 overweeginge van het werktuiglyke, dat plaats heeft in de natuurlyke verlosfinge;van dc maniere, op dewelke den Hefboom het hoofd doet beweegen en verplaatfen; zoo als ook door de ondervindinge. Ja, daar zyn gevallen, waar in geene Tang kan aangelegd worden, en waarin den Hef boom alleen het grootlte voordeel doet tot eene gelukkige verlosfinge. § XXIII. Ik twyfel niet, of dit (§ proec.) zal aan de Vroedkundige, en wel voornaamlyk aan die geene, dewelke den Hefboom verwerpen , als een voorwerp van de grootfte aangelegenheid voorkomen; en daarom heb ik nuttig geoordeeld myne poogingen aan den dag te brengen; en te doen zien, in welke gevallen den Hefboom den voorrang verdient,- in welke dit werktuig gezaamentlyk met de Tang; en in welke de Tang alleen het veiligst kan gebruikt worden. § XXIV. Ik zal by ieder geval aanwyzen, hoe het een of andere van deze werktuigen aangelegd, en op wat wyze met hetzelve gewerkt zal worden ; daar by voegende op fommige plaatfen eenige aanmerkingen wegens het verfchil van de Tang te gebruiken tusichen Levret en Smellie. § XXV.  i6 VROED-en WERKTUIGKUNDIGE § X X V. Hier dient vooreerst aangemerkt te worden , dat , offchoon het hoofd in eene natuurlyke legginge kan opgehouden of geklemd zyn, dit nogtans meest plaatsheeft wanneer het zelve niet op de algemeene of natuurlyke wyze voorkomt; en dat in het eerfte geval het hoofd in die zelve legginge? waar in het zig bevind, moet uitwaards gehaald worden; maar in het tweede geval dient de legginge van het zelve in de natuurlyke of daar naast bykomende verandert, en dan verders de volkome verlosfinge aan de natuur alleen overgelaaten te worden ; ten zy de omftandigheden vereischten , dat het hoofd te gelyk geheel en al buiten de geboorte gebragt wierd. S xxvi. De legginge van het hoofd tusfchen de beenderen van het békken , dewelke het naast bykomt aan de natuurlyke, ftelle ik te zyn: wanneer het aangezigt voorkomt, de 'kin omtrent den boog der Schaambeenderen geplaatst. § XXVII. De verfcheide leggingen van het opgehouden of geklemd hoofd, waar van ik handele zal, zyn de volgende : x. De natuurlyke. 2. Die:  PROEFNEMINGEN, i? a. Die : wanneer het opperhoofd voorkomt , het agterhoofd naar de Schaambeenderen gekeert. 3. - Wanneer het aangezigt voorkomt, het voorhoofd gekeert naar de Schaambeenderen 4, — Wanneer het aangezigt voorkomt, het voorhoofd gekeert naar het heiligbeen. g_ —Wanneer het agterhoofd voorkomt,de pylnaad gekeert naar het heiligbeen. 6". — Wanneer het agterhoofd voorkomt,de pylnaad gekeert naar de Schaambeenderen. 7. Wanneer het eene of andere oor voorkomt, het aangezigt gekeert naar het heiligbeen. 8. Wanneer het eene of andere oor voorkomt, het aangezigt gekeert naar de Schaambeenderen. p. _ Wanneer het opperhoofd voorkomt in den as van het bekken, het aangezigt naar de eene en het agterhoofd naar de andere zyde gekeert. 10. — Wanneer het aangezigt voor' komt,het opperhoofd naar de eene óf andere zyde des bekkens gekeert. 11. — Wanneer het agterhoofd voor* komt,het opperhoofd naar de eene of andere zyde des bekkens gekeert.. 12. — Wanneer een der ooren voorkomt, het aangezigt naar de eene, en het agterhoofd naar de andere zyde dés bekkens gekeert. B $ XXVIIL  18 VROED- en WERKTUIGKUNDIGE § XXVIII. Het hoofd in evenredigheid met de ruimte des bekkens overeenkomende, en zrg in eene natuurlyke legginge bevindende. word gemeenlyk door de kragten der natuur alleen gebboren.Hetgebeurdnogtans, dathetzelve in deze natuurlyke legginge word opgehouden, of, als geklemd, blyft ftaan in den uitgang van het kleine bekken. Dit heeft, buiten andere oorzaaken, meest plaats in bejaarde Vrouwen wegens de min rekbaarheid der heilig- en zitbeens banden; en dan is het nodig, zoo den arbeid vermindert of geheel ophoud, en zoo omftandigheden plaats hebben, dewelke eene fpoedige verlosfmge vereifchen , de natuur door de kunst te gemoed te gaan, § XXIX. Dit is eigentlyk het geval (§pra;c.) waarin den Hefboom aangeraaden, en wezentlyk met voordeel aangewend kan worden op de volgende wyze; De Vrouwe wel geplaatst zynde, brenge ik de twee voorfte vingeren van myne hand tusfchen het vorkje eh het hoofd in de fcheede, terwyl ik met de andere hand deu Hefboom neeme (V), en, deszelfs punt of voorfte fa) Deze moet, eens vooral gezeid, gelyk by het gebruik der Tang en andere werktuigen ook bevolen word, voorheen een weinig warm gemaakt, en met ecnige vettigheid bellreeken worden. '  PROEF'NEEMïNGEN. voorfte uiteinde tusfchen myne vingeren en het hoofd infchuivende, beweege ik dezen zydelings langs het hoofd opwaarts, zoodanig: dat het werktuig langs den hals van het kind geplaatst word, en deszelfs lepelwyze holte in haar bevat de eene zyde van de onderkaak met de kin, dan ligte ik met de eene hand het handvatfel van den Hefboom op waards, terwyl ik met de andere hand, waar mede ik dit werktuig omvatte, zoo naby aan het hoofd, als het mogelyk is, denzelven nederwaarts drukkende na my toe trekke, en dus het hoofd doen uitkomen. § X X X. Hier dient aangemerkt te worden, dat, wanneer het hoofd een weinig fchuinslegt in dit geval,den Hef boommoet geplaatst worden aan°die zyde, naar dewelke het agterhoofd meest overhelt; en niet, gelyk van ds Laar zegt (a)9 aan die zyde, naar dewelke het aangezigt meest gekeert is. De rede hiervan zal blyken aan die geene, dewelke de werktuiglyke beweeging, in het .voorgemelde geval door den Hefboom aan het hoofd toegebragt, zullen gelieven met aandagt naar te gaan. § XXXI. O) Schets der geheele Verlotende § 3^9 No- * B 2  »o VROED-en WERKTUIGKUNDIGE § XXXI. Den Hoogleeraar Camper heeft zeer wel gezeid f», dat men met den Hefboom, 0p het agterhoofd geplaatst, het hoofd niet kan uitnaaien ; en dit is , ten opzigte van het voorgaande geval (§ XXIX.) onwederlpreeklyk : maar dat nogtans gevallen zyn, waar in den Hefboom kan en zelfs moet op het agterhoofd geplaatst worden, met om het hoofd onmiddelyk uit te trekken; maar om deszelfs niet natuurlyke legginge in de natuurlyke of daar aan naast bykomende te doen veranderen en dus de natuur in ftaat te ftellen om door haare eigene kragten de Verlosfmge te bevorderen; of, deeze in gebrek blyvende, het hoofd verders uit te haaien , gelyk hier voor geleerd is, zulks zal uit het vervolg blyken. * S XXXII. Het gebeurd fomtyds, dat, wanneer het voorhoofd te vroeg en te laag afzakt langs de verhevenheid des heiligbeens, voor dat het opper-en agterfte gedeelte des hoofds tn het kleine bekken agterde Schaambeenderen geplaatst is het agterhoofd opgehouden word tegen deze beenderen. In dit geval brenge C«) Ziet de gemelde Voorrede.  PROEF NEEM ING EN. ét brenge ik mynen Hefboom zydelings langs het hoofd binnewaards,zoo: dat deszelfs holte geplaatst worde op het agterhoofd by den ek , en deszelfs tweede of nieuwe bogt (ziet de ade Plaat fig. i en 2 Litt. aaaa.') fchuins naar de Schaambeenderen; dan, zoo den Hefboom aan de regterzyde van het bekken is ingebragt, neeme ik het handvatfel in myne regterhand; en, terwyl ik het zelve op waards beweege , plaatfe ik, zoo naby als het mogelyk is aan het bekken, myne andere hand midden op het werktuig, dewelke het zelve neder waards drukt. Myne handen dus geplaatst, en de voornoemde beweeginge verrigtende, trekken te gelyk het agterhoofd nederwaards. Zoo haast ik gewaar worde, dat het zelve begint J te zakken; dan fchuive ik van tyd tot tyd myn werktuig een weinig opwaards; en wederom nederwaards trekkende beftiere ik het zelve meer en meer naar de kraakbeenige vereeniging der Schaambeenderen; en zoo doende is geen gevaar , dat het zelve afglippe, of door zyne punt aan het hoofd letfel toebrengt. § X X X I I I. Door deze handgreep (§ prsec.) word het hoofd in zyne natuurlyke legging gefteld; en kan dan zonder verdere hulpe der kunst gebooren worden. B 3 § XXXIV.  ttt VROED.en WERKTUIGKUNDIGE S XXXIV. Als het hoofd, op deze of diergelyke wyze (§ XXXII.) in de bovenfte nauwte van het bekken naderende, door de ween in het kleine bekken gedreeven word ; dan zalhetaangezigtplaatsneemenin de holte van het heiligbeen , terwyl het voorhoofd tegen het ftaartebeentje, en het agterhoofd tegen de Schaambeenderen blyven zitten. In dit geval word door dezelve handgreep, gelyk hier voor geleerd is, het agterhoofd onder den boog derSchaambcenderen gebragt;en het hoofd word door de natuur alleen,of,deze in gebrek blyvende, (zoo als § XXIX gezegd is,) verders verlost. § XXXV. Indien het nodig is, gelyk ik vastftelle (§ XXV.), dat de niet natuurlyke legginge van een hoofd tusfchen de beenderen van het bekken, meest oorzaak van deszelfs vertraaginge of vastzettinge in den doorgano-, tot eene gelukkige verlosfinge , in de natuurlyke of daar naast bykomende dient, zoohetmogelykis, verandert te worden;dan zal een ieder Vroedkundigen klaar begrypen„ dat den Hefboom, volgens de leere van den Hoogleeraar Camper (^z) langs den hals op de onderkaak en kin geplaatst, niet voldoen Ziet de gemelde Voorrede.  PROEFNEEMINGEN. £ voldoen kan in de befchreeve gevallen (§ XX^U en § XXXIV.); dewyl dit werktuig, zyne drakkinge verrichtende op de onderkaak en kin , het aangezigt nederwaards dryft; waar uit natuurlyk volgen moet, dat in dit oogenbiik het agterhoofd opwaards bewoogen word, en niet nederwaards en uitwaards; om dat geenen tegenftand tegen het agterhoofd plaats heeft, gelyk is den boog of rand der Schaambeendcren inhetnatuurlyk geval (§XXIX.) waarvan den voornoemden Hoogleeraar alleen fpreekt in de meergemelde Voorrede, als hy zegt: dat hy, met den Hefboom op te ligten, het agterhoofd van den rand der Schaambeenderen afdrukt. En dit kan alhier niet anders zyn; dewyl den tegenftand der genoemde beenderen cle beweeginge van het agterhoofd noodzaaklyk nederwaards en uitwaards bepaald. § XXXVI. Dat men nu eens naargaat, op wat wyze, in deze niet natuurlyke gevallen, het hoofd met de Tang uitgehaald word; de kromme is zeker te verkiezen ; en den band, door Levret, in die gevallen, waar het aangezigt naar de Schaambeenderen gekeerd legt, aangepreezen, is dan alhier niet min dienflig. Maar het is nodig in de-voornoemde gevallen tot eene veilige verlosfmge, dat het agterhoofd word nederwaards bewoogen, terwyl B 4 dan  »4 VROED-en WERKTUIGKUNDIGE dan het aangezigt opwaards fgaat; en hqe. gefchied zulks door middel van de Tang? dewelke, over de ooren geplaatst zynde, het hoofd byna in dezelve legginge nederwaards beweegt, en zoo overdwars doet uitkomen; ten zy het zelve,grooter zynde ten opzigte van het bekken, door het groot geweld tusfchen de daar om gefloote Tang draait, zoodanig: dat het agterhoofd vooruit komt. § XXXVII. Zoude men de fterke drukking, dewelke door dit geweld het hoofd ondergaan moet, niet met regt mogen aanmerken , als de voornaamfte oorzaak, waarom zoo veele kinderen met de Tang dood worden afgetrokken? Van dit gevoelen fchynt ook te zyn den beroemden Roederer (V); wat ook fommige daar tegen zeggen, dewelke Hellen: dat alle drukkingen, door de Tang aan het hoofd gedaan, het kind niet konnen doen fterven. § XXXVIII. Het reeds aangehaalde overweegende, zal rrien niet konnen ontkennen de voordeden van mynen Hefboom, denvvelken, geplaatst zynde ($) Eiementa Art, CM. pag. 2z6 § 430,  PROEFNEEMÏNGEN. 25 zynde gelyk § XXXII gezeid is, het agter* hoofd, te gelyk trekkende en drukkende, niet minder geweld nederwaards doet beweegen; dewyl, alle kragt alleen en onmiddelyk gefchiedende boven dat deel, alwaar het beletzel plaats heeft, het hoofd alle vryheid behoud om zydelings te konnen uitzetten; het welk wezentlyk gefchied,en waar door de middellyn van vooren naar agteren merkelyk vermindert wordt- (a) En zulks kan geen plaats hebben by de zydelyke drukking van de Tang , dewelke, in tegendeel, het voorfte en agterfte gedeelte des hoofds zoo wel doet fterker uitzetten, als het bovenfte en onderfte gedeelte; en verders: dewyl by het gebruik des Hefbooms de beweeging van het aangezigt, opwaards , onverhindert blyft. § XXXIX. Als het aangezigt tuschen den ingang van het kleine bekken voorkomt; en het hoofd in die legginge geklemd raakt, zoo: dat het opperhoofd vast tegen de Schaambeenderen, en den hals of bovenfte gedeelte der borst fterk by de verhevenheid des heiligbeens gedrukt ftaat; dan, den mond des lyfmoeders wyd (a) Ik noeme voor dit oogenblik het voorfte gedeelte van het hoofd , het welk voorwaards tegen de Schaambeenderen ftaat, en hei agterfte, het welk naar de holligheid des heiligbeens ziet. li 5  z6 VROED-en WERKTUIGKUNDIGE wyd genoeg geopend zynde,doe ik de Vrouwe op haare knien en elleboogen leggen; en allengskens trachte ik met myne hand de borst van het kind te rug van het heiligbeen at te drukken , waar door ik my in ftaat ftelle het kind t«te keeren, en by de voeten te haaien, het welk altyd gelukken zal, indien men geduld genoeg heeft, en het aangezigt met een gedeelte van de borst met te laag in het kleine bekken gezakt is. % X L. - Wanneer in deze legging ($ prac.) het hoofd zeer laag in het kleine bekken is doorgezakt ; en men buiten ftaat is de borst opwaards te beweegen , om langs dien we? de voeten te bekomen of de legging van net hoofd te verbeteren: dan zal men den lierooom gebruiken op- dezelve wyze, gelyk § XXXII gezeid is, om zoo het hoofd nederwaards te haaien tot dat het agterhoofd geplaatst zy onder den boog der ochaambeendcrcn. § X L I. Maar: dewyl in dit geval (§ pra;c.) het bovenfte gedeelte van de borst te gelyk met het hoofd geklemd, en het agterhoofd zeer floog zit; zoo zal het dikwils zeer moeiielyk zyn om het hoofd , wegens minder ruimte, nederwaards te beweegen: waarom ik dan eenen band brenge door de opening va :i mynen  PROEFNEEMINGEN. *T invnen Hefboom, en die aan denzelven ■ vastmaake, denwelken, dubbeld, zoo lang is , dat ik het agtergedeelte , of den hiel van die mynen voet , denwelken ftaat tegen over die 'zyde van het bekken?, alwaar den Hefboom niet geplaatst is, daar kan inbrengen, gelyk iu eenen ftygbengel, om daar door de nedertrekkende kragt te yermeerderem. Zoo haast ik gewaar worde, dat het hoofd begint te zakken; dan brenge ik eene kind van onderen langs het aange-f zigt, zoo verre het mogelyk is, naar den hals en borst,en ik dryve dicagterwaards en opwaards ; terwyl ik met myne andere hand en voet den Hefboom beftiere, en daar door het agterhoofd nederwaards beweege. Verders dient alles in agt genomen te worden, het welk wegens het gebruik des Hefbooms gezeid is § XXXII. § X L I I. Als het hoofdtusfchen de bovenfte nauwte of ingang van het bekken opgehouden ef o-elciemd blyft ftaan; het opperhoofd in dendas van het bekken;het voorhoofd tegen de Schaambeenderen t, en hetagterhoofdby de verhevenheid des heiligbeens geplaatst;dan fchuive ik. mynen Hef boom tusfchen die zyde van het heiligbeen , waar naar het agterhoofdhetmeefteoverhelt,enhethoofd;depunt omtrent den hals gekomen zynde, fchuive ik denzelven over het oor voorwaards , zoo : dat de kin geplaatst worde in deszelfs holte. Dit zoo zynde , heffe ik  s8 VROED-en WERKTUIGKUNDIGE ik met de eene hand het handvatzei opwaards j terwyl ik met de andere op het lichaam van dit werktuig, zoo digte aan den boog der Schaambeenderen, als het zyn kan, drukke; en dus deze bewerkinee al trekkende verrichtende, haale ik de kin nederwaards tot onder den boog der Schaambeenderen: wanneer dan de natuur alleen de verdere verlosfinge kan te wege brengen Zoo dit nogtans niet gefchiede, of zoo door «fbyzondere omftandigheden eene fpoedio-er verlosfinge vereischt wierd ; dan brenge ik mynen Hefboom wederom in langs den hals tot op het agterhoofd , het welk in deszelfs holte geplaatst word;