Bibliotheek Universiteit van Amsterdam <. 01 3312 0709  R E C U E I L d e PIECES IN TÉRE S SAN TE S et variées p r o p r e S p o u r LA J E U N E S S E, fOUR s'exercer dans l'etude de la grammaire, de la fable, de L'h istoire et de la morale, Particulièrement adaptées pour apprendre a parler la langue Francaifepürement & è Cécrire corre&ement. \ .'^jgtf^ ..ji^ VERZAMELING van BELANGRIJKE MENGELINGEN voor de JEUGD, ter beoefening van de spraakkunst, de fabelkunde, de geschiedenis en de zedekunde, Bijzonder gefchikt om de Franfche taal zuiver te leeren fpreeken en fchrijven. Te AMSTERDAM, Êij WILLEM van VLIET'/ MDCCXCIXt   AVANT-PROPOS D E L'E D I T E U R, Un raïïemblant les pieces diverfifiees, dont eet opufcule eft compofé, on n'a en d'autre but que de fe rendre utile a fes compatriotes, & furtout a la JeunelTe, laquelle eft le plus fouvent mal inftruite en étudiant la langue Francaife, fok par 1'i* neptie de bien des maicres, foit par leur inadvertance. Tout ce qui a paru jufqu'k prefent, dans le genre de ce petit ouvrage, pour fervir dans la traduction , en forme de thêmes, eft bien plutót propre , par fon uniformité & fon infipidicé, a étouiFer, qu'a exciter 1'émulation des jeunes gens. Pour rémédier a ce défaut, on a.fait entrer dans * a ce  iv AVANT PROPOS DE L'EDITEUR. ce compofé une diverficé de fujecs,' quf ne faurait manquer de les encourager pour 1'étude, & réveiller leur ambition, un point fi néceffdre pour parvenir k une connaffance' parfaite des langues. ■ Ainfi on trouvera dans ce récueil des récits Historiques , des traits particuliers & Caradtériftiques, & prefque tout ce que les Fables anciennes peuvent fournir d'inftrucrif & d'amufant ; ainfi, autanc qu'il eft poffible , 1'utile fe trouvera allié avec 1'agréable. RE-  VOORREDE VAN DEN UITGEEVER. In het bijeenzamelen der onderfcheidene mengelftukjes , waar uit dit Werkje is ft, mengefteld, heeft men geen ander oogmerk gehad dan zijnen Landgenooten nuttig te zijn , en vooral aan de Jeugd , die meestal , in het aanleeren der Franfche taaie , kwaalijk onderweezen wordt, het zij door de onkunde, het zij door de onachtzaamheid van veele meesters. Al het gene tot dus verre , in den fmaak van dit Werkje, in het licht gebragt is, om als themata ter beoefening te kunnen vertaald worden , is door deszelfs eentoonigheid en lafheid meer gefchikt om den naarijver der Jeugd uit te blusfchen dan op-  vi VOORREDE van den UITGEEVER. optewekken. Om deze gebreken voor te komen, behelst dit Werkje eene verfcheidenheid van onderwerpen, die niet misfen kan den leerlust aan te moedigen, welke zo noodzaaldijk is om tot de volkomen kennisfe der taaien te geraaken. . Men vindt dus in deze Verzameling Historifche vertellingen, bijzondere en Charactertekenende trekken , en bijna alles wat de oude Fabelen leerzaams en vermaakeIijks opleveren, om langs dezen weg het nuttige met het vermaakelijke , zo veel mogelijk, te doen gepaard gaan. VER.-  RECUEIL MELANGE ET TRES INTÉRESSANT. VERZAMELING VAN BELANGRIJKE MENGELINGEN.  <•»■> I, EXERCICES GRAMMATIQUES. ï. Exercke fur les p-onoms perfonnels. Je vous parle de 1'homnie que vous connaiflez, qui vous a raconté cette hiftoire, que vous avez «fronvée menfongcre. Vous devez 1'évitcr, & etre bien fur vos gardes ; car il eft dangereux , & cherchera peut - être k vous en impofer plus fouvent. Je le connais mieux que vous, & c'eft par cette raifon , que je vous donne eet avis. Ne foyez point indifferent a eet égard, & fans précautions; peut - être , vous vous en repentiriez après, mais trop tard. Ainfi , foyez vigilant; ce fera pour vous le moyen le plus fur pour échapper au danger. • A l^ïpjii ) H3(! 2O'SiAdB8 2. Exercke fur les Pronoms poffejjifs, tant abfo~ lus que relatifs. Mon frere & le vótre. — Ma .ftcur & la fienne. — Ton beau-frere & fa tante. — Sa maifon & la nötre. — Nötre attente & la leur. — Vótre efpérance & la nötre. — Leur cheval & le vötre.  < 3 > 1. SPRAAKKUNSTIGE OEFENINGEN. r. Perfoonlijke voornaamwoorden. Tkfpreekuvan den man, dien gij kent, die u die gefchiedenis verhaald heeft , dewelke gij leugenagtig bevonden hebt. Gij moet u voor hem wachten, en wel op uwe hoede zijn; want hij is gevaarlijk, en zal u misfchien nog meerder zoeken te misleiden. Ik ken hem beter dan gij , en daarom geef ik u deze waarfchouwing. Weest hier ömtrend niet onverfchillig , of zonder voorzorg; gij zoudt misfchien , naderhand , maar te laat, berouw hebben. Zijt dus waakzaam; dat is voor u het beste middel om het gevaar te ontkomen. a. Bezittende voornaamwoorden , zowel volfirektt als betrekkelijke. Mijn broeder en de uwe. — Mijne zuster ea de zijne. — Uw zwager (fchoonbroeder) en haare moeij. — Zijn huis en het onze. — Onze verwachting en de hunne. — Uwe hoop en de A 2 onze.  < 4 > vótre. — Leurs breufs-& les vótres. — Leurs marchandifes & les nêtres. — Vótre oncle & le fflien. — Sa promefie & la mienne. — Mes livres & les flens. — Mes parents & les leurs. — Nötre hvre & vótre plume. — Nos livres & vos plumes. —. 3- Dégrés de Comparaifon. II eft vrai que eet homme eft favant & qu'il o. des connaiffances fort étendues ; mais fon voifin eft plus favant que lui, & 1'ami N. eft rhomme le plus favant que 1'on puiffe trouver. Vous dites que vótre frere eft riche; cela fe peut; je vous en crois bien; mais le mien eft plus riche que lui, & Crefus eft dit avoir été Phomme le plus riche du monde. —— Mon frere n'eft-il pas heureux? üui, mais le vótre eft plus heureux, & vos nieces font les plus heureufes de tous 4- Mon frere eft prudent; mais ma fteur eft plus prudente que lui, & mon pere eft trés prudent. Vous me dites que cette biere éft bonne; je vous en crois; mais ce vin-ci vaut mieux que vótre biere, & celui dont nous avons bu hier, eft le meilleur de tous les vins. —~- C'eft-Ü de bon mouton; cela eft vrai, j'en tombe d'accord avec vous ; mais vous devrez convenir que ce veau ci eft bien plus agréable. —— Et la pieca de  < 5 > rmze. — Hun paard cn het uwe. — Hunne osfen en de uwen. — Hunne koopmanfchappen en de onzen. Uw oom en dc mijne. — Zijne belofte en de mijne. — Mijn boeken cn de zijnen. — Mijne bloedvrienden en de hunnen. — Ons boek en uwe pen, —« Onze boeken en uwe pennen. —— 3- Trappen van vergelijkinge. Het is waar, dat die man geleerd is, cn zeer uitgeftrektc kundigheden bezit; maar zijn buurman is geleerder dan hij, en de vriend N. is de geleerdfte man , dien men kan vinden. ~— Gij zegt, dat uw broeder rijk is ; het kan zijn; ik geloof u daarin wel; maar de mijne is rijker dan 'hij, en Crefus wordt gezegd de rijkfte man der waereld geweest te zijn. — Is mijn broeder niet gelukkig? Ja; maar de uwe is veel gelukkiger, en uwe nichten (broeders of zusters dochters) zijn de gelukkiglte van allen. . 4- Mijn broeder is voorzigtig; maar mijne zuster is voorzigtiger dan hij , en mijn vader is zeer voorzigtig. Gij zegt mij, dat dit bier goed is; ik geloof u; maar deze wijn is beter dan uw bier , en die , daar wij gisteren van gedronken hebben, is de beste van alle wijnen. Dit is goed fchaapen-vlcesch; dat is waar, zulks (tem ik met u toe; maar gij zult moeten bekennen, dat 4it kalfs-vleesch veel aangenaamer is.'— En het A 3 ftuk  < 6 > fée b eSVh?t j,C V°xUS ai Préfenté & femme pas* iée, eft a bien des égards le meilleur J P 5- Dites moi oü vous allez, oü vous demeurez, fcd'ouvousvenez? i= Voila la ville, oü je de- Hnvf' fn7 /C r^enf°is qUe vous demeuriez a la Haye, a Bois-le-Duc, ou a Aix-la-Chapelle 9 _ ,ueZrJ°ur °U V°^re coufi1^- eft allé? - Eft-il allé s'étabhr en Brabant, en Franee ou en talie? _ Oubieus'eft-ilretiréautrepart? N'efl-ce pas la la rnaifon ou vótre pere a demeuré autre- étéLw?6^!1525 Slieu üiïótrctaa 6. j en fius le propneta.re A qui eft Ce bien de campagne que nous voyons dans le loimam» 7 1 appartient a un homme trés riche, revenu depuis Peu des Indes-Orientales Dites-moi, fi vous le favez, qui a été regardé comme le plus fage de tous les hommes? - Je crois, d'aprèsk-s dées géneralement regues, que c'è été le Roi Sa, lomon. _Que dites-vous des manufachircs que je vous a. envoyées? _ Je puis vous aüurez /"Tv ParfaitE» bonnes, & qu'elles font trés fatisfaifantes pour moi. • 7- Un bon commeiicement promet une bonna fin.  *d 7 > fin. —— Mais le milieu de 1'ouvrage eft beaucoup plus agréable que le commencement. . Faites donc premièrement un bon commencement, alors le milieu ne fera pas difflcile a attcindre. -! Quand donc vous 1'aurez une fois trouvé, tendez alors vers la fin, ce qui eft le principal, & dont tout vótre ouvrage dépend: — car, comme dit le proverbe ufité: — La fin couronne tout 1'ouvrage. 8. Mon voifin joue trés bien du violon, de Ia flu- tc & de la bafie. Cette demoifelle eft fort adroite a jouer de la harpe & du clavecin. . Ces Meffieurs paffent la plus grande partie de leur temps k jouer aux cartes & aux dcz. N'en-m tendez-vous pas. fonner du cor & de la trompet- v te? Quand on entend battre la cailfe, cela figni- ' fie toujours quelque chofe, & bien fouvent c'eft, .marche! — Pourquoi n'avez-vous pas voulu me voir jouer aux cartes, aux dammes, aux quilles aux échées, pendant que vous étiez fi curieux d'aller voir vos couims jouer a la paume & k la croffe ? 9- Plus on eft riche, plus on eft avare. —. pïus on eft pauvre, plus on eft humble. Plus on eft grand, plus on eft fier. Plus je vous regarde, plus je vous aime. Plus je la vois, plus je la hais. . Plus vous me chagrinez moms je le ferai. — Plus üs meraillent, moins  < 9 > Maar het midden van 't werk is veel aangenaa- mer dan het begin. Maakt dan eerst een goed begin, dan zal het midden niet moeijelijk zijn om te bereiken. Als gij dat dan wel zult ge¬ vonden hebben, ftreef dan naar het einde, dat het voornaamfte is, en daar uw geheelc werk van afhangt : — want , zo als het gewoone fpreekwoord zegt: — Het einde bekroont het geheele werk. 8. Mijn Buurman fpeelt zeer wel op de viool, op de fluit, en op de bas. Deze Jufvrouw is zeer behendig in 't fpeelen op de harp en op de clavecimbaal. —— Die Heeren brengen hunnen moesten tijd door met het kaartfpeelen en met dobbelen. Hoort gij niet op den hoorn en op de trompet blaazen ? — Als men"sden trommel hoort roeren, beduidt het altijd iets, en dikwijls is het, marsch! — Waarom hebt gij mij niet willen zien fpeelen met de kaart, op het dambord, met de kegels en op het fchaakbord, terwijl gij zeer nieuwsgierig waart uwe neeven te gaan zien kaatfen en kolven? 9- Hoe rijker men is, hoe gieriger. — Hoe armer , hoe nedriger. Hoe grooter, hoe trot- fcher. Hoe meer ik u aanzie, hoe meer ik u bemin. Hoe meer ik haar zie, hoe meer ik haar haat. Hoe meer gij mij plaagt, hoe minder ik het doen zal. — Hoe meer zij mij A 5 be-  •C 10 > je m'en foueie. Plus vous grohdez , pïifc vous me faites rire. Plus vous hablez, moiiis je vous crois. — Plus vous ètes brutal, moins je vous crains. 10. Oü allez-vous? — Je vais h Paris, a Rome, è Londres. Mes amis y vont auffi, & par- tiront enfuite pour la Chine. Oü avez-vous été depuis notrc derniere entrevue? — J'ai fait un voyage par la Hollande, par le Brabant, par le Palatinat; en Trance, a Vienne en Autriche, en Allemagne, & en Italië. Avez-vous vu quelqucs particularités dans ces païs? J'y ai eu des rencontres trés remarquables, dont je vous racouterai une' autrefois quelques traits. — li. Avez-vous été a Paris? — Oui, j'en viens; cette capitalc de la République Francaife eft tres grande & trés belle , & auffi trés peupléc ; — elle eft fituée fur la riviere de Seine, qui la tra- verfe. Avez-vous auffi vu Londres? Oui, cette capitale de 1'Angleterre n'eft pas moins grande & moins belle que Paris, & eft fituée fur la Tamife, qui eft une belle Rade; elle eft a proportion moins peuplée que Paris; mais il y a plus de commerce. Comment êtes-vous revenu dcla? — Je fuis parti dela'i pour Amfterdam, qui y; . • eft  befpotten , hoe minder ik daar om geeve. —— Hoe langer gij kijft, hoe meer ik moet lagchen. Hoe meer gij pocht, hoe minder ik u ge- loove. —— Hoe barfcher gij zijt, hoe minder ik u vrees. —— 10. Waar gaat gij naar toe? — Ik ga naar Parijs, naar Rome, naar Londen. Mijn vrienden gaan 'er ook heen , en zullen vervolgens naar China vertrekken. Waar zijt gij federt onze laatfte famenkomst gebleeven ? — Ik heb eene reis gedaan door Holland , door Brabant , door den Paltz, in Frankrijk', naar Weenen in Oostenrijk , naar Duitschland en naar Italië. Hebt gij enige bijzonderheden in die Landen gezien ? — Ik heb 'er zeer merkwaardige ontmoetingen gehad , waarvan ik u op eenen anderen tijd ecnige Haaltjes zal vernaaien. ii. Zijt gij te Parijs geweest? — Ja, ik kom van daar; — die hoofdftad der Franfche Republiek is zeer groot en fchoon, en ook zeer volkrijk; —zij is gelegen aan de Rivier de Seine , die 'er midden door loopt. Hebt gij ook Londen gezien ? — Ja , die hoofdftad van Engeland is niet minder groot en fraaij dan Parijs, en ligt aan de Theems , dat een fchoone Rhede is. Zij is naar evenredigheid minder bevolkt. dan Parijs; maar daar is meerder Koophandel. —— Hoe zijt gij van daar gekomen? — Van daar ben ik op Am-  < 12 > eft la ville principale de Ia Rcpublique Batavc ?ur celIUndereïdlf:Celleme' f*W 12, Le tonneau au vin. Le tonneau de vin. — Le fac au bied. —- Le fac de bied. Le pot a 1'huile. .. Le pot d'huile. -— Le plat & la viande. Le plat de viande. Le . plat a la falade. Le plat de falade. La tonue a Ia biere. La tonne de biere. La cage aux oifeaux. La cage d'oifeaux. _ La mefure au bied. La meiure de bied. — Le feau a I'eau. ——. Le feau d'eau. Ui La gueule, les griffes, la criniere d'un Lion.— La gueule & les pattes d'un Loup. La bou- che, les pieds d'un bceuf, d'une Vache. La bouche , les pieds, la toifon d'une Br'ebis. L'Encolure, les pieds , la bouche, Ia croupe & \a criniere d'un Cheval. Le grouin d'un Coclion. La gueule & les pattes d'un Chien ■—- Les griffes d'un Chat. — La trompe d'un Lléphant. Le mufeau & les pattes d'un Uurs Le cuir d'un Boeuf. La peau o un hon , d'un ours & d'un Cheval. La crête & les ergots d'un Coq La hure d'un langlicr, d'un brochet, d'une Carpe, d'un Samnon. Le bois d'un Cerf. ^4-  < 13 > Amftcrdam vertrokken, dut de voornaamfte ftad van de Bataaffche Republiek is , alwaar men eene urtneèmcndc Rhede ziet, welke die van Londen overtreft. 12. Het wijn-vat. Het vat met wijn. De koom-zak. De zak met koorn. De olie-kan. De kan met olie. De vleesch- fchotel. De fchotel-met vleesch. . De ftilaad-fchotcl. De fchotel met falaad. De bier-ton. ■ De ton met bier. De vogel-kooij. —- De kooij met vogels. —— De koorn-maat. De maat vol koorn. De water-emmer. —— De emmer met water. —— ■ De muil, de klaauwen, de maanen van eenen Leeuw. —— De muil en de pooten van een' Wolf. De mond , de voeten van een Os, van eene Koe. De mond , de voeten, de vacht van een Schaap. De hals, de voeten, de mond, de maanen en-het agterlle van een Paard. De fnuit van een Varken. De muil en de pooten van een' Houd. De klaauwen van eene Kat. —— De fnuit van een Oliphant. —— De fnoet en de pooten van een' Beer. De huid van eenen Os. Het vel van een' Leeuw, van een Beer en van een Paard. — De Kam en de fpooren van een' Haan. — De kop van een wild Zwijn, van een Snoek, vaneen Karper, van een Zalm, — De hoornen of takken S'an een Hert. 14.  < H > 14. Le Lion rugit. Le Loup hurle. Le Taureau beugle. . La vache meugle. La brebis bêle. Le Cheval henriit. Le Chien aboye Le Chat miaule . L'Ours grommelle. Le Corbeau & les Grenouilles croaflent. . Le Coq chante. L'Hirondel- le gazonille. Le Perroquet & la Pie jafent L'ane brait. Le Singe glapit. —. Le Crocodile pleure. ■ '. n J&'-. Hl Le rugïflement du Lion. Le hurlement du Loup. Le beuglement du Taureau. —. Le meuglement de la Vache. Le bêlement de la Brebis. Le henniflement du Cheval. — L'aboyement du Chien. Le miaulement du Chat. —— Le grommellement de 1'Ours. Le croafièment du Corbeau & des Grenouilles. _ Le cliant du Coq. Le gazonilleaaent des Hirondelles. — Le jafement du Perroquet & de la Pie. Le brayement de L'ane. - * Le glapiflement du finge. — Les pleurs du Crocoüille. —  < 15 > De Leeuw brult. ■ De Wolf huilt. De Stier bralt. - De Koe loeit, (bulkt) Het Schaap blaat. — Het Paard ginnikt.(briescht) De Hond blaft. De Kat maauwt.' De Beer bromt. De Raavc en de Kikvors- fchen krasfen. De Haan kraait. De Zw'aluwe kweelt. De Papegaaij en de Ekfter klappen. De Ezel balkt. —— De Aap gilt. —. De Crocodil huilt, ——. \ ' ,"■ If liet gebrul van den Leeuw. Het gehuil van den Wolf. Het gebrul van den Stier. U— Het geloeij van de Koe. —- Het blaaten van het. Schaap. Het hinncken van 'het Paard. Het blaffen van den Hond. ■ Het gcmaauw van de Kat. Het gebrom van den Beer. Het gekras van de Raave en de Kik- vorsfchen. —— Het gekraai van den Haan. —- Het gekweel der Zwaluwen. Het geklap van de Papegaaij en den Ekfter ——• Het gebalk van den Ezel. —— Het gegil van den Aap. —— Het gehuil vaa de Crocodil. ï t  < i6 > I i. RECUEIL MELANGE. 16. H/Elégant Poëte Phedre nous rarnnte la Fa« ble fuivante : - Un chien traverfant a la nage une Riviere fort claire , avec un morceau de viande a la gueule , vit dans l'eau fon image & cellc de Ia viande qu'il portoit; — s'imaginant que c'étoit un autre chien, chargé pareülement d'un butin, & Ie lui enviant, il voulut le lui arracher ; — mais il appercut bientöt fon erreur: car il manqua fon coup, puisque ce n'étoit qu'une vaine ombre, & perdit lui même le morceau qu'il portoit. Tel eft le cas de bien des gens; — Peu fatisfaits de leur état & de leur fort, ils portent envie aux autres, qu'ils prétendent être plus fortunés qu'eux ; & en voulant trop avoir , ils perdent alfez fouvent ce qu'ils poffedaient , & ils font ainfi eux-mêmes les inftruments de leur infortune. 17- Dans une nuit trés obfcure, un aveugle marchoit dans les rues de Paris, avec une lanterne a la main , & une cruche d'eau fur le dos. —. Quelqu'un qui marchoit fort vite, le rencontra, &  t }?. > I i VERZAMELING VAN MENGELINGEN. 16. D e cierlijke Dichter Phedrus verhaalt ons dé volgende Fabcf: — Een hond, eene zeer klaare Rivier overzwemmende, met een ftuk vlcesch in zijnen bek , zag in 't water zijne beeldtenis en die van het vleesch dat hij droeg;, —- zig inbeeldende dat het een andere hond was, die ook een* buit droeg, en hem dien benijdende , wilde hij hem denzelven ontweldigen ; — maar hij vond zig welhaast bedroogen, want hij greep mis, alzo het maar1 eene icdele iehaduwe was, cn verloor zijn eigen ftuk. —— Zo gaat het ook met veeles menfehen; — met hunn' ftaat en lot niet te vrede, benijden zij anderen, die zij vermeenen, dat meer geluk hebben dan zij, en door al te veel te willen hebben, verliezen zij dikwerf het geen zij bezaten, en zijn dus de bewerkers van hun cigeu ongeluk; h' In eenen zeer donkeren nagt, wandelde een blind man langs de ftraaten van Parijs, met een lantaarn in de hand, en eene volle kruik met water op den rug. —— Iemand die hard liep, ontB moette  «£ 18 >. & furpris de cette lumiere, il lui dit: „ ImhédU le que tu es ! A quoi te fert cette lumiere? Le jour & la nuk ne font-ils pas la même chofe pou? toi?" — „ Ce n'eft pas pour moi," repartit 1'aveugle , „ que je porte- cette ïumiérè ; c'eft afin que des étourdis comme toi, ne viennent pas me heurtcr, & me faire caffer ma cruche." ' .... , ■;,.„:,. „ff C'eft; pour un maïtre une grande fatisfaélion, d'inftruire de jeuncs-gens, pour peu qu'ils foyent dociles; mais quand les difciples n'ont point d'émulation , qu'ils font pareffeitx & même indifférents a 1'égard des chofcs utiles qu'on leur met fous les yeux, & qui doivent fervir un jour a leur proprc avantage, il leur bien-êtrc & pour fe poufier dans le monde; alors un maïtre fe rébute de 3'inftrufction, & de tels difciples reftcnt fort fou•vent des fardcaux inutiles pour la fociété humaine; auffi ne peuvent-ils jamais avoir la moindre prétention fur 1'cftime de perfonne quelconquc qui pofféde quelquc connaiffance , parceque 1'on jugera toujours, qu'ils ont fait un emploi inutile de leur temps. 19. Un certain citoyen notable de Bordeaux , (rille de Fraiice, fituée fur la Garonne) nommé Le Roux, faifoit commerce en épiceries, & y avoit eu des fuccés fi hcurcux; qu'il avoit fait tme fortünc affez confidérable. —. Cct homme, mou- rant,  < ï !rioette hém, en verwonderd over dat licht, zeide> hij hem : — „ Onnozel mensch daar gij zijt! waartoe dient u dit licht ? — Is de dag en de nagt niet één en het zelfde voor u ?" — ,, Het is voor mij niet," antwoordde de blinde , „ dat ik dat licht draag ; het is op dat losbollen gelijk gij, niet tegen mij aanloopen, en mij mijne kruik doen breeken." 18. Het is voor een' meester een groot' genoegen jonge lieden te onderwijzen , wanneer dezelven leerzaam zijn; maar als de leerlingen geen' naarijver hebben $ traag zijn , en zelfs onverfchillig omtrend de nuttige zaaken; die men haar onder het oog brengt, en die eens tot hun eigen voordeel en welzijn moeten itrekken, om in de waereld voord te komen : dan krijgt een meester verdriet in het onderwijs; en zulke leerlingen blijven veeltijds onnutte lasten voor de menfchelijke maatfehappij; zij kunnen ook hooit de minne' nanfpraak hebben op de achting van iemand, die eenige kennis heeft, om dat men altijd oordeelen zal, dat zij hunnen tijd nutteloos verfpild hebben. 19. Zeker voornaam Burger van Bordeaux (eene. Had in Frankrijk, aan de Garonne gelegen) genaamd Le Roux, handelde in fpecerijen, en was daar in zo gelukkig geweest, dat hij eene aanzienlijke fortuin gemaakt had. ——. Die man, B 2 fier-  <[ 20" > fant, laifla un ftls üniquc; — celui-ci, tfou^ vant apparemment 1'état de fon pere trop au def-fous de lui, vend la boutique d'épicier , fait conflruire une belle maifón , prend caroife & chevaux, & fait mcttre fur les portieres cette mfcription latine Refpke finem ,ce qui veut dire, confi- dérez la fin. Quelques Eveillés, ennuyés de 1'orgueil de eet homme, s'aviferent de lui jouer un tour; ils trouverent le moven de pénêtrer dans fa remife, & a 1'aide du pinceau ils firent disparaitre la lettre initiale & finale des deux mots; de forte qu'au lieu de Refpke finem, on lifait. efj>ice fine ; lui mettant par-la' fous les yeux fon état anténeur de citoyen privé; lui, qui ne s'étoit pas appergu de cette fuppreflioö , allant fe promener en caroffe , fut hué par Ia populace , qui crioit après lui a tue-tête : Epke fine! Epics fine! 20. Efope , Fabnlifte Grec, étoi't trés diffbrme de corps, mais il avoit beaucoup d'efprit; — on raconte de lui, qu'étant au fervice d'un Philofophe ■Grec, nommé Xanthus , & travaillant dans Ie jardïn de fon maïtre , cekii-ci vint y faire un tour *ie promenade avec un de fes amis; — eet ami, en fe promenant, demanda au Philofophe, comment-il fe faifait que les mauvaifes herbes croiffiiient beaucoup mieux & cela fans aucune cultu^ re , que les bonnes, plantées par les mams des hommes, & dont.on prenait tant de foin ; —  < 21 > flervende , liet een' eenigen Zoon na ; deze , zo het fchijnt, den ftaat van zijnen Vader voor zig te laag oordeelende , verkoopt de Kruidenierswinkel , Laat een fchoon huis bouwen, legt koets en paarden aan , en laat op de panneelen van de koets dit Latijnfche opfehrift zetten : Refpice finem ! 't geen wil zeggen: Bedenkt het einde. — Eenige ichalken , wien de trotschheid van dien man verveelde, bedachten hem eene pots te fpeelen ; zij wisten middel te vinden om in zijn koetshuis in te dringen , en met behulp van het penfeel, verdonkerden zij den eerften en den laatften letter van die twee woorden, zo dat men in de plaats van Refpice finem , las, Efpice fine, (fijne fpecerij), hem daar door zijn' voorigen burgerlijken ftaat onder het oog brengende ; hij, dit niet bemerkt hebbende, wierd, met zijne koets uitrijdende , door het gemeen nageroepen : Epicp fine ! Epice fine / fijne fpecerij ! 20. Efopus, een Grieksch Fabelfchrijver, was zeer mismaakt van ligchaam, maar had zeer veel verftand ; — men verhaalt van hem , dat hij, in den dienst zijnde van een Grieksch Philofoopii, genaamd Xanthus, -en in den tuin van zijnen meester werkende , deze , met een zijner vrienden , in denzei ven eene wandeling kwam doen; — die vriend vraagde, onder het wandelen , aan den Philofooph , hoe het kwam , dat het onkruid zonder eenige aankweeking , fchielijker en gemakkelijker groeide, dan de goede krui13 3 den,  < 22 > Xanthus, peut-être cmbarralfé a cette quefllon, quoiqu'il fut Philofophe, répondit d'un ton arrogant s fon ami: — Cette propofition eft trop chétive pour moi, & ne mérite aucune réponfe de ma part; — j'ai ici un valet qui pourra bien la. xéfoudrc. Efope ayant-donc été appellé, dit k 1'ami du Philofophe : — „ La terre doit être confidérée comme une maratre , qui a plus de foin de fes propres enfants & leur donne plus d'attention, qu'a ceux qu'elle ne fauroit envifager fous la même relation; & par cela" même elle accorde plus de nourriture aux mauvaifes herbes, qui font fa propre lignée, & n'en donne aux autrcs, que pour autant qu'elle y eft tenue commei belle -mere. 21. Xanthus ayant un jour un voj'age de longcours a faire , fit a eet effet beaucoup de provifions, afin de ne pas fe trouver dans 1'embarras fur la route ; — lorsqu'il fut queftion du départ , chapun de fes efclaves prit une partie de la charge ; — Efope , quoique trés diffórme, & le plus petit de tous, prit la plus forte charge, iavoir la corbeille aux pains; de quoi il fut raillé par fes compagnons ; — mais lui , plus avifé qu'etix tous, ftivoit bien ce qu'il faifoif; —■ \ peine curent - ils fait deux jours de route, que fon fardeau devint plus léger, parceque Pon man- geoit  < 23 > den, die door 's menfehcn handen geplant wierden, en voor welken men zo veel zorge droeg; , Xanthus, mogelijk met de vraag verlegen , fchoon hij Philofooph was, antwoordde op een' verwaanden toon aan zijnen vriend: „ Dit voordel is voor mij te gering, en mijn antwoord niet waardig ; ik heb hier een knecht die u hetzelve wel zal oplosfen," Efopus , dan geroepen zijnde , zeide tot den vriend van den Philofooph; —• „ De aarde moet befchouwd worden als eene ftiefmocdcr, die aan haare eigene kinderen meer zorg cn oppasfing beftcedt, dan aan die, welken zij in dezelfde betrekking niet kan befchouwen ; en daarom bezorgt zij meerder voedzel aan het onkruid , dat haar eigen kroost ïs i en geeft aan de andere kruiden geen vocdfel, dan voor zo verre zij daartoe gehouden is,. als ftiefmoeder." ■ 21, Xanthus eens eene verre reize te doen hebbende , deed ten dien einde veel voorraad • op, om op den togt niet verlegen te zijn ; — toen het tijd was om te vertrekken, nam elk der flaaven een gedeelte van de vragt op; — Efopus, fchoon zeer mismaakt, en de kleinlte van allen, belaste zich met het zwaarile pak , te weeten, den broodkorf; waar over hij van zijne metgezellen wierd uitgelagchen ; — maar hij , wijzer dan zij allen , wist wel wat hij deed; — naauwlijks hadden zij twee dagreizen afgelegd , of zijn vragt wierd ligter, alzo men alle B 4 dagen  < 24 > geoit du pain tous les jours. A la fin, il ne lui refta que la corbeille vuide a porter, pendant que les autres avoient confervé leur charge entiere pendant toute la route. — 22. Un jour , Xanthus donna un grand repas a fes meEleürs amis; fur la fin du diner, Xanthus fit venir Efope , & lui commanda de porter un plat de mets exquis a fa bieh-aimée , entendant paf-14, fans-doute, fa femme; mais Efope, qui apparement fe plaifoit a 1'cntendre différemment, préfénta les méts, en préfence de ia femme, h un petit chien qui fe trouvait dans la maifon, en lui difaiit : tiens, mon cher petit animal, voila un prefent que ton maïtre t'enyoye ; la femme , a' cette vue, penfa crêver de dépit, & dit en ellemème: Gomment! mon mari fait-il plus de cas d'un chien que de moi ? — Le repas fini, Xanthus vïnt trouver fa femme, &'lui démaiida, comment elle avoit trouvé les méts: furquoi , la petite femme, toute courroucée , ne daigna pas lui répondre ; — Xanthus , étonné au dernier point, appella Efope, &luidemanda: — A qui as-tu donné ces mets? Celui-ci répondit; a ta bien-aiméc, c'eft-a-dire a ta chienne: — Car quand vous frappez cette béte, elle revient a vous en rampant & vous fait des careffes; — Mais lorsque vous grondez vótre femme, elle prend de Phumeur, vous dit des injures & s'enfuit de chez vous, & c'eft pour cela que j'ai jugé que vótre chien  < 25 > dagen brood moest eeten. — Eindelijk, bleef ?er voor hem niet overig, dan de ledige korf te draagen, terwijl de anderen geduurende de gehcele reizc hunne volle vragt hadden behou- 22. Eens gaf Xanthus eenen grooten maaltijd aan zijne beste vrienden ; — op het einde van denzelven , riep hij Efopus bij hem , en beval hem , een fchotel met lekkere fpijzen aan zijne Jieffte te brengen, daar door zekerlijk zijne huisvrouw vcrftaande ; maar, Efopus die zich vermaakte met dit anders te begrijpen, gaf de fpijs, in tegenwoordigheid der vrouwe, aan een klein hondje, dat daar in huis was , zeggende : Zie daar, mijn lieve beestje, dat is een gefchenk van uw meester! De vrouw, op dat gezicht, meende van fpijt te barlten , en zeide bij zich zelve : „ Hoe ! maakt mijn nian meer werk van een* hond dan van mij ? " —• De maaltijd geëindigd zijnde , kwam Xanthus bij zijne vrouw , en vraagde haar, hoe de fpijzen haar gefmaakt hadden ? — Waarop het vrouwtje heel gramllorig, zich niet verwaardigde te antwoorden; — Xanthus , daar over ten hoogfte verwonderd , riep Efopus, cn vraagde hem: — Aan wie hebt gij de fpijs gegeeven ? — Deze antwoordde: „ Aan uwe lieffte, dat is te zeggen, aan uw hondje: — Want als gij dat beestje flaat, komt het kruipende naar u toe, en vleit u; maar als gij uwe vrouw bekijft, wordt zij kwaadaartig, bejegent u kwaaB 5 ' lijk  ♦C 26 > chien doit vous être plus cher que vótre fem* me. —- 23- Le Caftor , quadrupede amphibie , que Pon trouve dans 1'Amérique feptentrionale, eft un animal dont 011 retire un trés grand avantage par 1'ufage que 1'on fait de fa pelleterie , que 1'on employé dans différentos manufactures ; Ces animaux font extrêmemcnt induftrieux; — Pour fe mcttre a couvert contre la pourfuite des Indiens , dans le temps qu'ils font prêts a mettre bas leurs petits, ils favent fe former des efpèccs de rctvanchements, oü ils font a 1'abri de toute infulte; — Ils s'attroupent en fort grand nombre dans une prairie baffe, oü coulc un ruilfeau bordé d'arbres; ils fe batiflent au milieu de ce terrein une efpece de démcure de terre gralfe, affez élévée pour n'être pas incommodés par Peau, & 3 plufieurs étages ; — Cela fait , ils rongent avec leurs dents aigues le pied des arbres qui bordent le ruiffeau , au point que le moindrc vent eft capable de les renverfer dans Peau, & les entraiuent au plus bas du courant, oü k 1'aide de terre & d'herbe , ils forrhent une efpèce de digue, qui airête le courant de Peau, & de cette maniere ils occafionnent une inondation qui les met a 1'abri de toutes attaques, & leur prozure le moyen de propager leur efpèce. —« 24-  < 27 > lijk en loopt van u weg ; en daarom heb ik geóórdeeld dat uw hondje u liever moet zijn dan uwe vrouw. —• 23- De Bever , een tweeflachtig viervoetig dier, dat men in Noord - America vindt, is van eene Zeer groote nuttigheid, door het gebruik dat men maakt van deszelfs hair, 't welke tot onderfcheiden handwerken gebruikt wordt; — Deze dieren zijn bijzonder vernuftig ; — Om zig tegens de vervolgingen der Indiaanen te beveiligen, in dch tijd als zij hunne jongen zullen werpen, weeten zij zich eene foort van verfchanfmgen te maaken, waar in zij tegen alle aanvallen bedekt zijn; — Zij vergaderen in zeer groote menigte in eene laage weide , waardoor eene beek ftroomt, wier oevers met boomen begroeid zijn; — Midden op dat. veld bouwen zij zig eene foort van wooning van kleij, hoog genoeg om door het water niet gehinderd te konncn worden, cn met verfcheiden verdiepingen ; — dit gedaan zijnde , knabbelen zij met hunne fcherpe tanden den voet van de Hammen der boomen, tot zo verre, dat de minfre wind dezelven omver kan werpen, cn in 't water doen vallen, en dan fleepen zij dezelven naar het benedenfte van de vloed, alwaar zij, doormiddel van aarde en gras, eene foort van dijk maaken , die den loop van het water fluit; en op die wijze veröorzaaken zij eene overftrooming , die hen tegen alle aanvallen beveiligt, en hun gelegenheid geeft om hun genacht voort te planten. —-m ' 24.  < 28 > «4- Un gros ruflaud nportant de Ia part de fon maïtre un panier de poires a un feigneur, trouva deux gros iingcs fur Ia montée, qui avaient des habits bleus, brod^s d'or, & une épée a leur cóte; ils fe jetterent fur fon panier pour avoir du fruit. -— Le païfan qui n'avoit jamais vu de tels animaux , leur öta fon chapeau eivilement, & les lailfa faire ce qu'ils voulurent. Quand il eut fait foii préfe'nt, le maïtre de la maifon lui demanda: pourqüoi ne m'as-tu^as aporté le panier tout plein? Monfieur, dit le païfan,' il étoit tout pleinmais, Mcfficurs vos enfants m'en ont pris la moiné. . Les domelïiques, qui avoient été témoms de la fcène, découvrirent la naïvété, &donnerent fujet de rire a toute rafiemblée 25- Deux Suines, le fabre a lamain, fe battaient a outrance- un païfan paffe par-la , & le cceur emude compaffion, s'efforce de les féparer; mais Je pauvre diable, pour toute récompenfe, recoit a la tête un coup de fabre qui le jette a la ren- verfe. On apelle un Chirurgien , qui veut voirfi la cervelle efl atteinte. „ Ah! tout beau," dit le païfan, „ je n'en avois point lorsque je me fqurrai dans cette quérelle." 26.  4 29 > 34- Een plompe kinkel eeii mand met peercn vari wegens zijn' meester aan een' heer brengende, vond op den trap twee groote aapen j in 't blaauw gekleed, met goud borduurfcl, en een degen op de zijde draagende ; zij vielen terftond op de mand aan , om van de vrucht te hebben. De boer, die nooit dergelijke dieren gezien had, nam beleefdelijk zijn hoed voor hun af, en liet ze begaan zo als zij wilden. Toen hij zijn gefchenk overhandigd had, vraagde hem de Heer van het huis: — Waarom hebt gij mij de mand niet vol gebragt? —; Mijnheer, zeide de boer, zij was heel vol; maar mijne Heeren, "uwe kinderen , hebben 'er mij de helft van ontftolen. —. De bedienden , die de klucht bijgewoond hadden, ontdekten dc eenvoudigheid van den boer, en verfchaften ftof tot lagchen aan het gantfche gezelfchap. —— 25'. Twee Zwitfers vochten geweldig met de fabel m de vuist; een boer, die daar voorbij kwam j door medelijden bewogen, wendde alle pogingen aan , om hen te feheiden ; maar dc arme hals kreeg voor zijne eenige belooning , een fabelflag op het hoofd , waar van hij ter aarde viel. Men deed een' Wondheeler komen , die zien' wilde of de harsfens ook beleedigd waren. „ Ach! zagtjes wat," zeide de boer, „ ik had 'er geen toen ik mij in die» twist gelioken heb." —  *C 3° > 26. . Le Pere d'un païfan fe mourait. —i— Le païfan fut la nuit trouver le Curé, & demeura trois heures a fa porte k frapper tout doucemcnt. Le Curé lui dit : „ Que ne heurtiez - vous plus fort?" „ J'avais peur," dit-il, „ de vous réveil- ler." Qu'ya-t-il, dit le Curé?" „ Mon pere fe mourait," dit le païfan, „ quand je fuis parti." Le Cüré dit: — „ II fera donc mort a prefent; je n'y ai plus que faire." > „ Oh! non, Monfieur, réprit le païfan, Pierrot, mon \oilin, m'a promis qu'il 1'amuferait." — 27. Le carofle d'un Evêque fe trouva arrêté dans un grand chemin par une charrette; — fon cocher eut beau crier au eharretier de fe ranger, Pinjurier, lemenacer; cclui-ci tint ferme, & ne demeura point en refte. Le Prélat, impa- tienté , mit [Ia tête a la portiere , & voyant un gros garcon , hardi & vigoureux : — „ Mon ami, lui dit-il, vous m'avez l'air d'être mieux nourri , qu'appris." -— „ Pardieu , Monfeigneur," répond le Pitaud, „ cela n'cft pas étonnant;" „ c'eft nous qui uous nouriffons, & c'eft vous.qui nous inftruifez." —. 2?.  € 3t > 20. Dé Vader van een' boer lag op ftervcn. De boer ging inden nagt naar den Priester, cii bleef drie uuren voor deszelfs deur liaan , al ZagtjeS kloppende. >—- De Priester zeide tot hem: „ Waarom hebt gij niet harder geklopt?" „ Ik was bang," zeide hij, „ van tt wakker te maaken." „ Wat is 'er te doen ? vraagde de Priester ? „ Mijn Vader," zeide de boer, „ lag op ftervcn toen ik vertrokken ben." —„ Dan is hij nu al dood," zeide de Priester „ en ik zal 'er niet meer van noden hebben." |— „ O! neen Mijnheer, hernam de boer, mijn buurman Pieter heeft mij beloofd dat hij hem aan de praat zal houden." — . 47. De koets van een Bisfchop wierd op een gemeenen weg verhinderd om voord te konnen rijden, door belemmering van eene kar; - offchoon zijn koetfier aan den karreman toeriep van uit den weg te gaan , hem fchold en bedreigde; bleef deze onverzettelijk Haan, en wilde ook het laatfte woord voeren. De Prelaat , onge¬ duldig wordende, Hak het hoofd uit het portier, en ziende een groven knaap, die ftoutmoedig en fterk was , zeide hij tot hem : — „ het fchijnt mij toe, mijn vriend , dat gij beter gemest dan onderwezen zijt. „ Wat drommel, Mijn¬ heer ," autwoorde de boer, „ dat is niet te verwonderen;" „ wij voeden ons zeiven, en gij zijt het d.e ons leert." 28.  4 32 > 28. piufieurs perfonncs s'amufaient, dans un jeii de paume, h. voir jouer une partie. Un Gascon regardait, eomme les autres, par la galérie. . Celui qui était auprès de iui, voyant venir a lui une balie pouffée aflez rudement, baifla la tête, & la balie, donna droit a la tête du Gascon ; ce qui le mit fi fort en colere, qu'il donna un grand foufflet a celui qui s'était bailfé, & lui dit: Morbleu! poltron, tu as peur ? —>* i i i.  < 33 > 28. Enige lieden verlustigden zich met, in een kaats-baan, eene partij te fpeelen. Een Gasconjer befchouwde het, gelijk alle de anderen, door de gallerij. — Een, die naast hem Hond , een bal ziende aankomen, die met veel geweld geflageii was, trok het hoofd te rug, en dc bal kwam regelregt tegen dat van den Gasconjer; het geen dezen zo toornig maakte, dat hij hem een grooten klap gaf, en hem zeide : wat drommel! Bloodaard , zijt gij bang ? C 1 X %  < u > 111. ' 2$' , ■ '■■ ' . • 3?afmi quclqucs prifonniers Romains que Mu Thridate avait faits, on lui amena un officier, qui fe nommait Pomponius, & qui était bleflë dangercufement. Le Roi lui démanda , fi cn lui fauvant Ia vie, il pourrait compter de 1'avoirpöu-r ami? — „ Oui," réponditleprifonnier, ,, li vous faites la paix avec les Romains; il nou, je n'ai pas même a délibérer.". Ccux qui > étaient préfents, ii'rités de cette fiere réponfe, cxdtaicnt Mithridate a le faire mourir; mais ce Prince réjettfree lüche eonfeil, en leur difant; — „ Refpeétons la vertu malheureufe.-" — Malèk , Vifir du Calife Mofiadi , venait de remporter une vicfoire fur les Grecs, & avait pris leur Empéreur dans une bataille. Ayant fait venir cc Prince dans fa tente, il lui démanda , quel traitement il attendait de fon vainqueur ? „ Si vous faites la guerre en Roi," répondit 1'Empcreur, „ rcnvo)-ez-moi: — li vous la faites en Marchand, vendez-moi : fi vous la faites en bouchcr , égorgez-moi." Le Gé- néral Mufulman le renvoya fans rangon. —— « - - ' 31.  < 35 > 11 r. 29. Onder andere Romcinfcbc Krijgsgevangenen door Mithridates gemaakt, bragt men voor hem een officier, genaamd Ponipcnius, die gevaarlijk gewónd was. Dc Koning vraagde hem, of hij, hem het leven laatende, zich van zijne vriendfehap kon verzekerd houden ? — „ Ja," antwoordde de krijgsgevangene 4 j, zo gij met de Romeinen vrede maakt; zo niet L behoe'f ik mij niet eens te bedenken." —— Zij die daar tegenwoordig waren, gebelgd over dit Hout andwoord, fpoorden Mithridates aan, om hem te doen ftervcn ; maar die Vorst verwierp deze lafhartige raadgdeving, met te zeggen: — „ Laat ons dé deugd in 't ongeluk eerbiedigen." 30. Ma/ek, Vifir van den Calif Moftddï, had op de Grieken een overwinning behaald , en hunn' Keizer in een gevegt krijgsgevangen gemaakt. —«■ Dien Vorst voor hem hebbende doen komen in zijne Tent, vraagde hij hem, welke behandeling hij van zijn overwinnaar verwagtte ? — ,-, Zo gij den oorlog voert als Koningzeide hem' de Keizer, „ zend mij te rug; —— Voert gij denzelven al-s koopman : verkoop mij: voert gij dien als llagter: laat mij de keel affnijden." — Dc Türkfche Generaal ontfloeg hem, zonder eenig los-geld te vorderen. C .2 31»  < 3ó > 31- Les Algéricns bombardés 'cn 1684 s par des efcadres Francaifes, demandent pardon a Louis XIV. & rendent libres tous les efclavcs ehrétiens. II fe trouve parmi ces malheureux , quêl- ques Anglais , qui foutiennent a DmnffevMe, que c'eft la confidération que 1'on a pour leur païs, qui fait tomber leurs fèrë. Le Capi- taine du vailfeau Francais remet ces Anglais a ierre, & dit aux Algériens: — Ces gens-ci prétendent n'être délivrés qu'au nom de leur Roi. Le mien ne prend pas la Liberté de leur offrir fa proteftion ; je vous les remêts : C'eft a vous k montrer ce que vous dcvez au Roi d'Angleter- re- Tous les Anglais font auffitöt rernis a la chaine. — 32. On réprochait k un Vifir de 11'ëtre pas d'un caraftere affez ferme. — C'eft a ce même caractererépondit-il, que j'ai 1'obligation de Ia place que j'occupc ; & c'eft par lui que je m'y maintiens. — 11 y a foixante ans que je fuis au monde ; mes dents, qui étaient düres, font prefque toutes tombées; ma langue , qui ne 1'était pas, m'eft reftée toute entiére. SS-  < 37 > **• De Algerijnen in den Jaarc 1684 door Franfche Efquaders gebombardeerd zijnde, baden om genade aan Lodewijk den XIVden en fielden alle de Christen Slaaven iivvrijheid. Onder deze on- gelukkigcn bevonden zig eenige Engelfchen, die tegen Damfreville ltaande hielden , dat het uit achting voor htm vaderland was, dat men hunne ketenen verbroken had. De Capitein van het Franfche fchip liet tcrltond die Engelfchen weder aan den wal zetten , en zeide tegen de Algerijnen : ■—- Deze lieden meenen dat hunne loslaating in naam van hunn' Koning gefchiect is. De mijne neemt de vrijheid niet om hunzijne befcherming aantebieden ; — ik flel ze 11 weder in handen; — het ftaat aan u om te toonen, wat gij den Koning van Engeland verfchuldigd zijt. Terftond wierden alle de Engel¬ fchen weder aan ketenen geflooten, ■ .■ 32. Men verweet een' Vifir,dat hij niet ftandvastig genoeg te werk ging. — Het is juist aan dat charaQer, andwoordde hij, dat ik het ampt, dat ik bekleede, verfchuldïgd ten, en door hetzelve blijf ik mij daar in ftaande houden, — Ik ben reeds festig jaaren in dc vvacreld geweest ; — mijne tanden , die hard waren , zijn bijna allen uitgevallen, maar mijne tong, d:e üagt is, is mij in zijn geheel bijgebleeveu. —— . C i :". 33,  < 38 > 33- ■ C'eft un proverbe parmi le Peifans , que ie inenfonge qui fauve , vaut mieux que la vérité qui inut „ Un Roi avoit ordonné Ia mort dun efc avc. Ce malheureux, au défefpoir, accabla le Prince d'imprécations dans une laneue étraugere. ^_ Le Roi demanda cc qu'il avait dit/ un Courtifan, d'un caraétere doux & humam , répondit : — „ Seigneur, eet infortuné vient de dire: — Le Paradis eft Four ceux qui repriment leur colcre & qui pardonnent aux hommes. —„ Le Roi, touché de ces paroles, fit gracc a 1'efclaye, ün autre courtifan, en- ncmidii premier, dit alors: — II n'eft pas permis do déguifer la vérité devant fon Souverain: — eet homme vient d'outrager le Roi „ J'aime mieux," dit leMonarque, „Icmenfonge qu'il m'a fait, que la vérité que vous me ditescar il avoit envie de faire du bien, & vous cher' tnl h— d" mal'" & H lG ehalIa^c feprt* . .. Th 34'..'... ■-. . ... Un homme aveugle avoit une femme qu'il fumait beaucoup , quoiqu'on lui eut dit qu'elle était fort laide. __. Un fameux médccin vmt dans le païs, & oflrit a 1'aveugle de lui rendre la ™e.; ~.ü.ne voulut Pasy confentir: „ Je perdrais, 'dit-il, „Pamour que j'ai pour ma femme; &  < 39 > 33- Het is een fprcekwoord onder de Perfiaancn, dat de leugen, die ter behoudenis dient, beter is dan de waarheid, die fcbadelijk is. Een Koning had een' Haaf ter dood verweezen; — die ongelukkige, wanhoopig zijnde, overlaadde den Vorst met vervloekingen in eene vreemde taal. — De Koning vraagde, wat hij gezegd had? Ech Hoveling, die zachtaartig en mcnschlievend was, andwoordde: — „ Heer, deze ongelukkige heeft "czegd: — Het Paradijs is voer hun die hunne gramfchap weetcn te bedwingen en den menfehen. hunne misdaaden vergeeven." < De Koning, door deze woorden getroffen , fchonk den flaaf het leven. Een ander Hoveling, vijand, van den cerften, zeide toen: — Het is ongeoorloofd, voor zijn' Opperheer , de waarheid te verbloemen ; — deze man heeft den Koning gehoond. — „ Ik bemin meer" zeide de Monarch, „ de leugen , die hij gefproken heeft, dan de waarheid, die gij mij zegt: want hij was bedagt om goed te doen, en gij zocht kwaad te doen;" — en hij verjaagde hem uit zijne tegenwoordigheid. ■* • ' 34- Een blind man had eene vrouw, die hij zeer lief had , fchoon men hem had gezegd dat zij zeer lelijk was. Een vermaard Geneesheer kwam in dat Land, en bood den blinden aan, hem het gezicht weder te gecven; dan hij wilde daar in nimmer bewilligen: — „ Daardoor," zeide hij, C 4 » zou-  '< 4° > Sc c'cil eet amour qui me rend heureux." ——Homme de Dieu, ajoute le philofophe Sadi qui raporte ce trait, réponds moi, lequel importe le plus a 1'homme } le bonheur ou la connailfance de la vérité? Les Anglais aiment encore aujourd'hui les combats des gladiateurs, fi goütés des anciens Romains. — Up Chevalier - Baronet, grand amateur de eet art, a écrit ppur cn faire voir 1'utilité; il 1'enfeignoit même gratuitement a ccux qui voulaient bien recevoir de fes Lecons. —— Un Seigneur du voilinagc de Ia terre oü il fe tenait, étant allé lui rendre vilitc, & s'entretenant avec lui fur la lutte , le chevalier Ie faifit par derrière, & le jetta par deffus fa tête, Ce- Jui-ci., un peu froilfé defachüte, fe releva en - colere. Milord, lui dit le Baronet d'un ton grave, il faut que j'aye bien de 1'amitié pour vous ; vous êtes Je feul a qui j'ai moutré ge tow-la. 36- La maitrefTe d'un logis étant a diner, gronda fa ïervante de cc qu'elle n'avoit pas employé alfez debeurre. Cette fille pour s'excufer, apor- ta lm petit chat dans fa mam, & dit, qu'elle ve- nait  < 4i > „ zoude ik, de liefde, die ik mijne vrouw toe, draag, verliezen; — en die liefde is het die mij gelukkig maakt." — Man Gods! voegt'er de Wijsgeer Sadi bij, die dit geval verhaalt, wat is voor den mensen belangrijker, het geluk of de kennis der waarheid? — . . 35- De Engelfchen zijn heden nog liefhebbers van de gevechten met het zwaard , die bij de oude Romeinen zo zeer in gebruik waren. Een Ridder Baronet, groot liefhebber van die konst, heeft daar over gefchreeven om 'er de nuttigheid van aan te tocnen; — hij onderwees daarin zelfs voor niets die genen, welken zijne lesfen wilden ontvangen. Een Heer uit de nabuurfchap van het Landgoed, daar hij zijn verblijf hield, hem zijnde gaan bezoeken , met hem over de worsteling in gefprek zijnde , vatte de -Ridder hem van agteren, en fmeet hem over zijn hoofd heeu. Deze, een weinig beleedigd door den val , ftond vertoornd op. Milord , zeide hem de Baronet, met veel deftigheid, ik moet in waarheid veel vriendfehap voor u over hebben; gij zijt de enigfte aan wien ik deze kunstgreep getoond heb. —r- 36- De vrouw van een huis, haar middagmaal houdende , bekeef haare meid, om dat zij geen boter genoeg in de fpijs gebruikt had. Deze meid, om zig te veröntfchuldigen , bragt eene kleine C s kat,  € 42 > naitdele prendrc furie fait, aehcvaiit de man. ger les deux livres de beurre qui reftaient. —_ La maitrelfe prit auflitót le chat & le mit dans la balance; jl ne pcfait qu'une Jivre & demie, —— V» Profeffeur de college étudiait ordinairement par jour quatre ou cinq hcures. Comme il •était refté dans fon cabinet plus longtemps que de coutume, fa femme vint Ie trouver: — „ Ah! ma mie, vous voila donc ? Que vencz-vous me dire?^" —- „ Je dis, Monficur, que je voudrais bien être livre." „ Etpourquoi, ma mie?" — „ C'eft que vous êtes toujours après." „ Certes, je le voudrois bien auffi, pourvu que vous fuffier un Almanach." — „ Et pourquoi Monfieur?"— „ Ceft," répondit le Profeffeur, „ qu'ou en change tous les ans." —— : S8, ■ • • Un renard paffant un jour auprès de 1'attclier d'un fculpteur , 1'envie lui prit d'y entrcr. Connaiffeur, comme il fe croyoit, il examina cu, ricufement tous les objets qui s'y trouvaient. Entr'autres, il remarqua une tête d'homme tres artiilement ouvragée; — elle mcrita plus particulièrement fon attention ; — il 1'admire , la tournc de tous les cótés, &juge fmalement que fout y eft du dernier parfait; — mais s'étant a\ifd  < 43 > kat, en zeide , dat zij dezelve op de daad had betrapt, de twee ponden boter, die nog overig waren , opëetende. De vrouw nam ter- ftond de kat en zette haar in een weegfchaal; maar zij woog niet meerder dan één en een half pond. , ' . 3?. .. , .; ,,:iv; Zeker Hoogleeraar ftudeerde gemeenlijk vier of vijf uuren ieder dag. Eens, dat hij langer dan naar gewoonte in zijn ftudeerkamer gebleet ven was, kwam zijne vrouw bij hem: — „ Ach! mijne lieve vrouw, zijt gij daar? Wat komt gij mij verteilen ? " „ Ik zeg, Mijnheer, dat ik wel wenschte een boek te zijn." —— „ Eu waarom dat, mijne lieffte ?" „ Om dat gij daar altoos mede bezig zijt." „ Waarlijk, ik zou het ook wel willen , mits gij een Almanach waart." —— „ En waarom , Mijnheer ? " — „ Om dat men die alle jaaren verruilt," andwoordde de Hoogleeraar. — 1 38- Een yos kwam eens voorbij de werkplaats van een beeldhouwer, en kreeg lust om daar, binnen te gaan. Alzo zij meende een groot keil- ncr te zijn, bezag zij met veel nieuwsgierigheid alle de voorwerpen, die zij daar vond; onder anderen bemerkte zij een manshoofd dat zeer konstig gewerkt was; — het verdiende bijzonder haare aandagt; — zij bewondert het, befchouwt het van alle kanten, en oordeelt eindelijk dat het al-  *£ 44 > avifé de lui parler, & n'en recevant aucune réponfe, il s'écria: „ Oh, la belle tête! _ mais quel dommage ! jc n'y trouve point de cervel- 39- " Un jour que deux hommes voyageoient fur Ie bord de la mer , ils trouvèrent une huitre'; tous deux voulaient I'avoir. L'un fe baiflait déja pour la ramafler, 1'autre Ie poulfa, endifant: II faut voir qui 1'aura: elle appartient de droit a celui qui 1'a vue lc premier. Sur ce pied la, dit 1'autre, je dois donc I'avoir, car c'elt moi qui vous 1'ai montree. Oh! j'ai de bons yeux, Dieu merci, reprit le premier: j'ai bien vu quelque chofe de loin , & même je penfais que ce pouvait être une huitre. Pendant qu'ils dis- putaient, arrivé Je Procureur d'un village voifin; nos voyageurs le prennent pour juge: Notre juge écoute attentivement les parties; il ouvre grave- ment 1'huitre & la gobe. Puis leur préfen- tant a chacun une écaille: 1'huitre était bonne, Meffieurs, leur dit-il: allez, vivez en paix. 40. Une veuve vint fe plaindre "au Roi Théodoric, de ce qu'ayant dépuis trois ans un procés contre un Senateur; elle n'avoit pu encore obtemr de jugement. II fit auflitöt a^pcller les Ju- ges.  < 45 > ** . les iri de tóteffté volmaaktheid was; — maar Bedacht hebbende het zelve toe te fpreeken, en geen antwoord ontvangende, riep zij uit: „Ach! welk een fchoon hoofd! maar wat jammer! Ik vind 'er geen harsfens in." 39- Eens dat twee mannen langs den Zeeoever reis» den, vonden zij een' Oester; — zij wilden dien beide hebben; de een bukte reeds om denzelven op te neemen; de andere ftootte hem te rug, zeggende: Wij zullen eens zien wie hem zal hebben, hij komt van rechtswege toe aan hem, die denzelven het eerst gezien heeft. Op dien voet, zeide de andere , moet ik hem hebben , want ik heb hem u aangeweezen. Ja wel, ik heb ook goede oogen, God dank, hernam de eerde, ik heb wel iets van verre gezien, en zelfs dacht ik, dat het een Oester kon zijn. Terwijl zij aldus twisten, komt een Procureur van een nabuurig Dorp; onze Reizigers namen hem als rechter; onze rechter hoort met veel aalidagt de partijen; hij opent met veel deftigheid den Oester, en flokt dien op; toen aan ieder eene fchulp aanbiedende, fprak hij tot hun: Heeren, de Oester was zeer goed; gaat' heen, leeft in vrede met malkander. , 40. Eene weduwe kwam bij den Koning Theodorik klaagen, dat zij, federd drie jaaren een proces met een Raadsheer hebbende , nog geen vonnis had konnen verkrijgen; — hij deed terftond de Rechters  < 4<5 > gCs, — * Si vous ne termiiiez dëmain cette af* faire, leur dit-il, je vous jugerai vous mêmes." Le lendemain la fentence fut prononcée. — La teuve étant venue remereier le Prince, un cierge ailumé k la main, felon la coütume de ce tempsla: Oü font les juges, dit T/iéodorzc? — On les amena devant lui. — „ Et pourquoi", pourfuit il avec indignation , „ avez-vous prolongé pendant jrois ans une affaire qui ne vous a coiité qu'un jour de discuiïion?" Après ce ïéproche il lcilr fit tranchör la tête. 4r. L'IIinoire ancienne eft remplie d'aaións lès plüs courageufes,prodüites par un vif amour pour la libcrté. L'Hiftoire moderne, nous en öffre quelques - unes qui peuvent leur etre com- parées. Philippe fecond avoit, eft 1574. fait invefür la ville de Leyden, pour la foumettre au joug Efpagnol. Les affiégeants, inftruits qu'il ïfy avoit point de garnifon dans la vitte; y jetterent des lettres pour engager les habitans a fe rcndre. On leur répondit du haut des muraiücs, qu'on favoit que le deffein des Efpagnols éföit de réduire la placé par la famine ; mais qu'ils n'y devoient pas compter , tout le temps qu'ils eutendroient les chiens aboyer ; que lorfque cc fecours & toute autre efpèce 'd'aliments manqueroicnt, on mangeroit le bras gauche , tandis qu'on fe ferviroit du droit pour fe défendre; — que, privé enfin de tout, on fe ré*  < 47 > tets bij zig roepen. — * Indien gij morgen ciczc zaak niet beducht " zeide hij hun, „ zal ik ulicden zelf vounisfcn." — 's Anderendaags wierd het vonnis jiitgcfprokcn. De weduwe gekomen zijnde om den Vorst te bedanken, met een brandend waschlicht in de hand, volgens het gebruik van dien tijd , vraagde Theedorik : waar zijn de Rechters ? — Men bragt ze bij hem; „ cn waarom," vervolgde hij met verontwaardiging, „ hebt gij eene zaak drie jaarcn doen duurcn, welke gij nu in één dag geëindigd hebt?" — Na dit verwijt , deed hij ze allen onthoofden. IjC De aloude gefchiedenis is Vervuld met dé moedigfte daaden, door eene virarige liefde voor de vrijheid voortgebragt. De hedendaagfehe historie vermeldt 'er ons ook eenige , die dezelven konncn evenaaren. Philippus de tweede had in 't Jaar 1574. de Had Leijden doen belegeren, om dezelve aan het Spaanfche juk te onderwerpen.. De belegeraars, onderrigt dat 'er geen bezetting in de liad was, wierpen 'er brieven in, om de Inwooners uit te nodigen om zig over te gcevcn ; men antwoordde hun van de muuren, dat men wel wist, dat het voornoemen der Spanjaarden was, de plaats door den honger te dwingen, maar dat zij daar op geen ftaat moesten maaken, zo lang zij de honden in de ftad hoorden blaffen; — dat, wanneer deze eivolle andere levens-middelen hun zouden ontbreeKen, zij den linkerarm Zouden opëeteu, terwijl zij zig van dc» regter  < 48 > réfotidroit plutót a mourir de faiin, que de tölfli ber entre les mains d'un ennemi barbare. —-. - / 42. Cafimir ït. Roï de Pologne, jouant un jour avec un de fes Gentilshommes, qui perdoit tout fon argeut, en recut un foufflet dans la chaleuv de la dispute; —- ce Gentilhomme fut condamné a perdre la tête ; — mais Cafimir revoqua la fentcnce, & dit: — Je ne fuis point étonné de la conduite de ce Gentilhomme; — ne pouvant fe venger de la fortune, il n'eft pas furprenant qu'il ait maltraité fon favori; — je me déclare dailleurs, le feul coupable dans cette affaire ; car je ne dois point encourager par mon exemple une pratique pernicieufe, qui peut caufer la ruine de la nobleffe. 43- ün pauvre Païfan, fort agé , qui avoit beaucoup de peine a fe procurer les befbins de la vie, & qui fe voyoit chargé d'une femme & de beaucoup d'Enfants, étoit allé couper du bois dans «ne forêt, pour avoir au moins dequoi fe chauffer; — fatigué, & tout en fueur, il fe décharge du gros fagot qui 1'accable , & le jette k terre, & défefpéré de fe voir dans un état fi miférable, il  '•C 49 > regter zouden bedienen om zig te vcrweerén; —5 eu dat men eindelijk, van alles ontbloot, eerder zou befluiten van honger te derven, dan in de handen van eenen barbaarfchen vijand te vallen. ' 42- Cafimir de IL Koning van Polen, eens met een' van zijn Edellieden fpeelende, die al zijn geld verloor, ontving een klap van denzei ven, in'de hitte van den twist, die tusfchen hun beide ont- flond. De Edelman werd ter dood verwëe- zen ; — doch Cafimir herriep dat vonnis, en zeide: — Ik verwonder mij niet óver hét gedrag van dien Edelman; — zig bp dc fortuin niet hebbende konn'en wreeken, is het niet vreemd, dat hij haaren gunsteling mishandeld hebbe: daar te boven, verklaar ik mij zelf in deze zaak de eenigde fchuldige: want ik moet, door mijn voorbeeld, geen fchadelijke gebruiken aanmoedigen , waar uit de ondergang van den Adel kan geboren Worden. 43- Een arme boer, die zeer bejaard was-, en veel moeite had om zig de noodwendigheden van het leven aan te fchaffen, alzo hij eene vrouw en veel kinderen had , was naar een bosch gegaan om hout te hakken ■, om zig ten minden te konnert warmen; vermoeid, en nat bezweet, ontlast hij zig van een zwaar bosch hout, dat hem drukte, en werpt het tegen den grond, en wanhoopig van D zij!  < 5° > il nppeüe la mort & fon fccours ; — la mort fe préfente a lui. & lui démande , que veux-tu? Alors, voyant eet objet hideux , il revint de fa promptitude, & répondit: ê Mort! je t'ai appellée, pour que tu m'aides a recharger mon fagot. 44. Ün loup fe plaignait un joür qu'on 1'avait vo~ lé, & accufait un Renard, qu'il avait pour voifin, qui, dailleurs, avoit une affez mauvaife ré- putation. L'arTaire fut portée devant le linge, pour être jugéc. Jamais caufe ne parut plus embrouillée ; — nul témoin de part ni d'autre; il étoit difficile de prouoncer; — cepeudant, Monfieur le Juge Singerie fut s'eu tirer adroitcment, & fur le pied que font les Juges de nos jours. La caufe fut plaidée , non par Avocats ni Procureurs , mais par les parties même. Après qu'on eut bien contefté, ré- pliqué, crié, tempêté, le Juge, inftruit de leur malice , leur dit: — Je vous connais de longtemps , mes amis ; tous deux vous payerez Pamende: car, toi Loup, tu te plains, quoiqu'on ne t'ait rien pris; & toi, Renard, tu as pris ce que 1'on te demande. Le Juge crut qu'en prononcant de cette forte, il étoit fur de ne pas manquer fon coup. —— 45-  < 5i > zig Ifi zo een' elendigen ftaat te zien, roept hij de dood tot zijne hulp; — de dood vertoont zig voor hem, en vraagt hem, wat wilt gij hebben ? Toen , dat affchuwelijk voorwerp gewaar wordende, had hij berouw over zijne haastigheid, en antwoordde: — o Dood! Ik heb u alleen geroepen om mij te helpen mijn bosch hout weder op te laaden. 44- Eens beklaagde zig een wolf, dat men hem beftoolcn had; daar over befchuldigde hij een vos, die zijn buurman was, en juist geen goeden naam had. ■■■■■ De zaak wierd voor den aap ter uitwijzing gebragt; — nooit verfcheen 'er een verwarder twistgeding; geen getuigen van de eene of de andere zijde; — het was moeijclijk eene uitfpraak te doen; — Mijnheer dc aap, als Rechter, wist 'er zig echter met veel flimheid in te gedraagen,en op de wijze als onze hedendaagfcheRechters fomwijlen doen. De zaak wierd bepleit, niet door Advocaaten of Procureurs, maar door de partijen zeiven. Na dat men getwist, over en weder tegengefproken , gefchrceuwd en geraasd had, zeide de Rechter, onderrigt van hunne kwaadaartigheid, tot hun: — Ik keu ulieden reeds federd langen tijd, vrienden; gij zult beide dc boete betaalcn: want gij, wolf, gij beklaagt u, fchoon men u niets ontnomen heeft; — en gij, vos, hebt geftolen het geen men van u vordert. — De Rechter dacht, op deze wijze zijne uitfpraak doende, zeker te zijn den bal niet te zullen misflaan. D 2 45-  < 52 > , . 45- Un Chafleitr ayant befoin d'argent, fut trou^ ver un Foureur, & lui demanda combien il vouloit lui donner d'une peau d'ours; mais, ajoüta-i t-il, c'eft la plus belle peau d'ours qu'on puiffe voir; — 1'autre lui offrit ce qu'il crut raifonnable, & en même temps fouhaita de voir la peau. L'Ours eft encore vivant & dans la forêt, dit le ChafTeur , mais fi nous faifons marcbé, je m'engage aie tuer demain, & vous 1'aurez, fans fautes, après-demain. lis convinrent du prix ; le Foureur qui n'avait jamais vu tuer un curs, eut la curiofité d'aller a la chaffe avec 1'autre. Le Lcndemain, ils furent 4 peine entrés dans la forêt, qu'ils virent un grand ours qui venait a eux ; — le Foureur, fe répentant ulors , mais trop tard, de fa curiofité, & tremfclant pour fa vie, grimpa auffitót fur un arbre; — Ie chafieur, non moins effrayé, fe coucha par terre , & retint fon haleine , comme s'il eut été mort, ayant entendu dire que les ours ne touchent point k un corps mort. —— L'Ours s'approcha de lui, le flaira, le retourna, le prit en effet pour un cadavre & le laiffa. Lors- qu'il fut parti, & qu'il n'y eut plus de danger, le Foureur defcendit de 1'arbre, & s'approcha du cbalfeur. —— Levez vous, lui dit-il: Nous fommes bien heureux d'en être quittes pour la peur; mais , dites moi, je vous prie, ce qu'il ■yous a dit .4 1'oreille, car il vous a parlé de bien prés. —— Ma f»i, dit le Chafieur il m'a dit; qu'oa  < 53 > 45- Een Jaager, geld noodig hebbende, begaf zig bij een' Bontwerker, en vraagde hem, hoe veel hij hem voor een Beerenhuid wilde geevea ; maar , voegde hij daar bij, het is de fchoonfte Beerenhuid, die men zien kan ; — de andere bood hem het geen hij dacht redelijk te zijn, en wenschte te gelijk de huid te zien. De Beer is nog levendig en in het bosch, zeide de Jaager, maar zo wij den koop eens worden, verbind ik mij om hem morgen te dooden, en gij zult hem, zonder misfen, overmorgen hebben. — Zij wierdeii het eens over den prijs; de Bontwerker, die nooit geen Beer had zien dooden, had de nieuwsgierigheid om met den anderen op de jagt te gaan. 's Anderendaags waren zij naauwlijks in 't bosch getreeden , of zij zagen een grooten Beer op hen aankomen; de Bontwerker, toen, maar te laat , over zijne nieuwsgierigheid , berouw hebbende , en voor zijn leven vreezende, klom terftond op een' boom; *m de Jaager, niet minder verfchrikt, wierp .zig ter aardeneder, zijnen adem inhoudende, als of hij dood was geweest, vermids hij had hooren zeggen dat de Beeren geen dood ligchaam aandoen. ■ De Beer naderde hem, beriekte hem,. keerde hem eens om , nam hem indedaad voor een* dooden, en liet hem liggen. Toen hij vertrokken was, en 'er geen gevaar meer was T kwam de Bontwerker van den boom af, en naderde den Jaager. —— Staa op, zeide hij hem; D 3 wij  < 54 > qu'on ne dok jamais vendre la peau d'un ours, qu'on ne 1'ait tué auparavant. 46\ Un homme, n'ayant plus ni argent ni crédit, &. ne fachant que faire pour vivre , réfolut de mettre fin k fa mifere, & de fe pendre: — Car auffi bien il ferait mort de faim , & il redoutait plus ce genre de mort que 1'autre. — Dans cette intention il acheta une corde, & fe rendit a une vieille mafure , pour que perfonne ne Pinterrompit dans 1'exécution de fon defiein. Comme il enfoncait un Clou pour y attacher la Corde, 1'ébranlement détacha de la muraille une pierre , qui tomba fur lui avec un tréfor , & penfa 1'écrafer : par bonheur , il ne recut point de mal , & agréablemcnt furpris de ce qu'il voyoit, il changea de defiein , ramaffa Por, & s'en retourna chez lui. —— II ne fut pas plutöt parti, que le maitre du tréfor vint; & ne trouvant pas fon argent: — „ Quoi!" dit il de rage, „ perdrai-je mon tréfor fans me pendre? Non, je ne veux point furvivre k ma perte." II appereut la Corde que 1'autre avait laiffée ; il fe 1'attacha au Cou , & fe pendit de défefpoir. —— Peut-être que ce fut une confolation pour lui que la corde ne lui coutat rien. —* • 47-  < 55 > wij zijn zeer gelukkig van 'er met den fchrik alleen afgekomen te zijn ; — maar , zeg mij, bid ik u , wat heeft hij u in 't oor geluisterd? want hij heeft u van zeer nabij gefproken. — Waarlijk, zeide de Jaager, hij heeft mij gezegd, dat men nooit dc huid van een' Beer moet verkoopen,, of men moet hem eerst gedood hebben. — 46. Een man, geen geld of crediet meer hebbende, en niet wectcnde wat hij doen zoude om aan den kost te komen, befloot een einde aan zijne elende te maaken, cn zig te verhangen: want hij moest evenwel van honger fier ven, en deze foort van dood duchtte hij meer dan de andere. Met dit vooraeemen koopt hij een touw, en begeeft zig naar een oud_ bouwvallig huis, op dat niemand hem zoude hinderen in de uitvoeringe van zijn vrjor- neemen. Zo als hij een fpijker in den muur floeg, om 'er zijn touw aan vast te maaken, vic! 'er, door de dreuning, een freen van boven neder op hem , met een' fchat, waar door hij gevaar liep van verpletterd te worden: bij geluk, had hij 'er geen letfel van , en aangenaam verrast door het geen hij zag , veranderde hij van voorneemen , nam het goud op , en keerde weder naar zijn huis. Nauwlijks was hij vertrokken, of de eigenaar van den fchat kwam daar , en zijn geld_niet vindende , zeide hij in woede: „ Hoe! zal ik mijn fchat verliezen zonder mij te verhangen ? Neen ! ik wil mijn verlies niet overleeven 1" Plij wierd het touw gewaar, dat de D 4 . au-  < $6 > 47- Une Laitïere s'en alloit a Ia ville avec fon pot de lalt fur la tête. Elle marchait k grands pas, & comptoit déja dans fa penfee 1'argent qu'elle feroit de fon lait. Comment 1'em- ployerai-je pour le mieux, difoit-elle ? — J'aurai certainement bien une piece de trente fols de mon lait; j'en acheterai dabord des ceufs ; ces ceufs me donneront des poulets que j'éleverai. ,. La petite cour de notre maifbn eft tout-4-fait commode pour cela; mes poulets y feront en furété ; en vendant mes poulets , j'aurai dequoi «voir une truye, qui me fera des petits Cochons. '■ Les Cochons ne coutent prefque rien a engrailfer , & j'en vendrai bien le Lard. . Après cela, pourquoi n'achetterois - je pas une vache ? J'aurai alfee d'argent pour cela. La vache me fera un veau. Quel plaifir de voir iauter le veau dans Ia prairie? La-deflus la Laitiere faute auffi de joye : Le pot au lait tomba, & toute fa fortune fut répandue avec le Lait. —. *8,  ♦£ 57 > andere daar gelaaten had, deed het zig om den hals, en hing zig uit wanhoop op. —— Misfchien was het voor hem eene vertroosting dat het touw hem niets gekost had. 47« Eene Melkboerin ging naar de Had met haar* pot met melk op het hoofd. — Zij trad met groote fchreeden voord, en telde reeds in haare gedachten het geld, dat zij van haare melk zoude maaken, Hoe zal ik dat tot het meeste voordeel gebruiken ? zeide zij. —Ik zal zekerlijk wel een daalder voor mijne melk ontvangen; ik zal daar terftond eijeren voor koopen; die eijeren zullen mij hoenders aanbrengen , welken ik opbrengen zal. — De kleine plaats van ons huis is daartoe juist bekwaam ; mijne hoenders zullen daar in zekerheid zijn ; mijne hoenders verkoopende, zal ik ligt eene zog kunnen koopen, die mij biggen zal voortbrengen. De varkens kosten weinig om op te voeden, en het fpek zal ik zeer wel verkoopen. —— Daarna, zal het mij gemakkelijk vallen eene koe te koopen ; de koe zal mij een kalf geeveu. Welk een vermaak dat kalf in de weide te zien huppelen ! —— Daar op fprong de Boerin ook op van vreugde ; de melkkan viel van haar hoofd , en met haare melk verloor zij haare geheeje Fortuin, —- P S: 48.  < 58 > 48. Le Duc de Rohan , voyageant en Suifle, s'y trouva indispofé ; — on manda Ie plus fameux Médecin du Canton, nommé le Doéteur Thibaud. —— II me femble, lui dit le Duc , que vous ne m'êtes pas inconnu. Le DoÉteur Thibaud lui répondit: — cela fe pourrait bien, Monfeigneur, & vous pourréz bien vous rappeller , que j'ai été Maxéchal dans vótre écurie. —— Comment! lui dit Monfeigneur de Rohan , & vous jouez ici le role de Médecin ? — Et de quelle manicre traitez-vous vos malades ? — Thibaud lui répondit, qu'il paffoit pour le plus célébre Médecin de ce Canton, & qu'il traitoit les Suiffes, comme il avoit traité les chevaux de fon Excellence ; — qu'a ia vérité , il en mouroit beaucoup , par les rémedes qu'il leur donnoit; mais que , eependant, il en guériffoit quciquesuns, & il Ie pria de ne Ie pas découvrir, &r de lui laiffer gagner fa vie aux dépens de celle de Meffieurs les SuilTes. IV.f  < 59 > 48. De Hertog de Rohan, in Zwitferland reizende, bevond 'er zig onpasfelijk ; men ontbood voor hem den vermaardllen Doctor van dit Canton, genaamd Doctor Thibaud. Mij dunkt, zeide hem de Hertog, dat gij mij niet onbekend zijt. Doctor Thibaud antwoordde hem: — dat zou konnen zijn, Mijnheer, en gij kunt u wel herinneren dat ik fmit in uw ftal geweest ben. — Hoe ! zeide hem Mijnheer de Rohan , cn gij fpeelt hier de rol van Doftor ? En op welke wijze behandelt gij uwe zieken ? — Thibaud antwoordde hem , dat hij voor den bekwaamden Doctor van dit Canton doorging, en dat hij de Zwitfers behandelde zo als hij de paarden van zijn Excellentie behandeld had ; — dat 'er , wel is waar, veel ltierven, door de geneesmiddelen die hij hun voorfchreef, maar dat hij 'er toch eenigen genas ; — en hij verzocht hem, van hem niet te willen ontdekken , en hem zijn brood te laaten winnen ten kosten van het leven van Mijneheeren de Zwitfers. — I V.  < 6o > I V. 49» La beauté des femmes de Cumana, Province do 1'Amérique méridionale, confifte k avoir les joues maig'res, un vifage allongé & les cuifles grofles. Pour eet effet, on leur prcflc dans leur en- fance, la tête entre deux couflins, & on les lic fortement au deflus du genou. Les habitans des lies mariannes aiment beaucoup les dents noires & les cheveux blancs. Dans 1'Arabie déferte, les femmes fe noirciflènt les paupieres, au moyen d'une poudre noire, & tracent une ligne de ce noir autour de Pceil, pour le faire paroitrc plus grand. En général, la plus grande beauté des femmes de 1'orient eft, ' d'avoir de grands yeux noirs , bien fendus I V, 49. D e fchoonheid der vrouwen van Cumana, eert gewest van Zuid-America, is, magere wangen té hebben, een lang wezen en dikke dijen. Om die reden , drukt men haar' in haare kindschheid het hoofd tusfchen twee kusfens, en men bindt haaf frcrk boven de knie. Dc bewoonders der Marianifche Eilanden zijrt zeer gefield op zwarte tanden en wit hair. Bij die van Woest-Arabién maaken de vrouwen haar oogleden zwart, met een zwart poeder , en trekken eene lijn met dat zwart rondörn het oög, om het grooter te doen fchijnen. Over 't algemeen, is de meeste fchoonheid der Oosterfche vrouwen, groote zwarte oogen te hebben, heel wijd open , en gelijk met het voorhoofd Maande. 50, Iemand,eene Vos uit al haare magt, naar haar hol ziende loopen, vraagde haar: — Waarom deze overhaaste vlugt? — Hebt gij eenige misdaad bedreeveu, waar voor gij de llraf vreest ? — Geenszins *', zeide de Vos, mijn geweeten verwijt mij niets ; — maar ik heb daar zo even Jaagers hooren zeggen, dat zij een' Dromedaris noodig hadden, dat zij 'er een vangen" zouden, en hem lot Haaf maaken, om 'er zig van te bedienen. Ei! wat  < 62 > tu de commun avec le Dromedairc ? Mon Ami! dit le Renard, les geris d'efprit ont toujours de» ennemis; fi quelqu'un s'avifait de me montrer aux chaffeurs, & de leur dire: voici un Dromedaire, ils feraient chaffë fur moi, me prendraient & m'enchaineroient, fans fe donner . la peine de m'examiner. —— 51- Un vieux Renard, & des plus fins, qui avait mangé beaucoup de volaillc cn fa vie, tomba enfin dans un piege qu'on lui avait tendu; — il cn échappa encore, mais non pas tout eiitier, car il y laiffa fa queue. Tout honteux de fe voir ainfi défiguré, il entreprit pour fe confoler , de perfuadcr ;\ ceux de fon efpèce de fe défaire de leur *—queue. Un certain jour donc, que les Rc- nards étaient affemblés, il leur fit ce difcours: — Que faifons nous de nötre queue ; a quoi nous fert-clle? c'eft un fardeaü inutile & embarralfant, qui n'eft bon qu'4 balayer les chemins. — Ma foi, croycz moi, coupons la; nous en courrons micux. Un autre Renard, auffi fin que lui, le laiffa parler jufqu'au bout fans 1'interrompre, & quand il eut tout dit: Avant qu'on vous réponde, dit-il, de grace, tourncz vous. Toute 1'affemblée fe mit k rire : puis ou lui répondit: nous garderons tous nos tqueues & nous ne par- tagerons point vótre honte. Quand on fc Ti ouve dans des Confeils, il eft a propos que 1'on fcit bien au fait cfti airacfere de ceux qui donnent des avis; parceque 1'on trouve bien peu de per- fonnes  < 63 > vat hebt gij toch gemeens met een Dromedaris ? Mijn Vriend ! zeide de Vos, iicden van verftand hebben altoos vijanden ; indien iemand bedacht mij aan dejaagers te wijzen, en te zeggen : Ziet hier een Dromedaris, zouden zij jagt op mij maaken, mij vangen en aan ketens fluiten, zonder zig de moeite van verder onderzoek te geeven. Een oude Vos , en wel een van de flimiien, die in haar leven veele hoenders had opgeknapt, kwam eindelijk in een ftrik, dien men voor haar gefield had; — zij redde zig echter daar uit; doch niet onbefchadigd, want zij verloor haareu ftaart daar bij. Befchaamd van zig zo verminkt te zien, ondernam zij, om zig te troosten, die van haar geflacht te overreeden, dat zij zig van haare ftaarten ontdoen zouden. Eens dan, dat de Vosfen bij een vergaderd waren , deed zij deze redenvoering : — Waartoe dient ons, onze fiaart? Het is een onnutte ballast, dien wij draagen, alleen goed om de wegen fchoon te veegen; — waarlijk, gelooft mij , laat ons dien affnijden, wij zullen des te beter kunnen loopen. —— Een andere Vos, niét minder doorfleepen dan de eerfte, liet haar tot het einde toe üitpraaten, zonder haar te ftooren, en teen zij alles gezegd had, fprak deze: — Eer men u antwoorde, vorder ik, dat gij u eens omkeert; de geheele vergadering begon te lagchen : — Toen antwoordde men : — Wij allen zullen onze uaarteu behouden, en geen deelgenooten van uwe  < 64 > fohnes qüi ie faflent pour le bien public mais bien plutót, & prefque toujours, ils n'ont en vue que leur intérêt particulier. 52. Deux Médecins avoient été appelles auprès d'un malade; — ils étaient tous deux d'opinion, qu'une pomme ctiite fous la cendre, ferait un remede falutaire pour leur malade,mais-ils n'étaient pas d'accord fur la manierc dont il fallait s'y prendre; Pull voulait que la pomme fut cuite dans un papier gris détrempé; — 1'autre prétendait qu'il fallait Penvéloper d'une feuille de vigne; ce dernier démontra avec beaucoup d'élbquence , les avantages que le Patiënt retireroit des qualités de la feuille de vigne , par le mélange de fes fues avéc ceux de la pomme. L'autre dit encore bien des belles chofes aü fujet du papier gris; —« mais, comme leurs disfertations ne fluisfaient pas, ils réfolurent de termincr leur différent k Pamiable; ce qui fe fit en fe donnant réciproque» -«ïent des coups de_canne; —— 53- Quelques Juifs de Conftautinople .disputaient avec des Mufulmans touchant le Paradis, & fontei  < *5 j» Uwe fchande zijn. —— Wanneer men zig in, Raadsvergaderingen bevindt, is het goed, dat men den aart van hun, die voordellen doen, wel kenne, om dat men zeer weinig lieden vindt, die dezelven voor het algemeen welzijn doen , maar veel eer, en bijkans altoos, haar eigen belang alleen in 't oog hebben; 52. • Twee Geneesheereh waren te gelijk bij een zieken geroepen ; zij waren beiden yan gedachten , dat een appel, onder de asch gebraaden, voor hunn'zieken een heilzaam middel zoude zijn; — dan, over de wijze op welke dit zoude gedaan worden, waren zij het niet eens. De een wilde, dat de appel, i» een nat gemaakt graauwpapier , zoude gebraaden worden ; de andere meende, dat dezelve in een wijngaard-blad moest gebraaden worden; de laatfte betoogde met veel welfpreekendhcid, de voordeden, die de Patiënt trekken zou, uit de hoedanigheden van het wijngaard-blad , welken zig met het fap van den appel zouden vermengen : — de andere zeide nog veel fraaije dingen omtrent het graauw-papier ; — doch, alzo hunne disfertatien geen einde namen, beflooten zij hun gefchil in 't vriendelijke te fchikken, en zulks gefchiedde met elkau-' dér rottiugflagen toe te deelen. 53- Eenige Jooden te Conflantinopolen twisteden inet de Mufulswnnen over het Paradijs, en hielE den  < 66 > tdnaient qu'ils feraicnt les feuls quiy auraient (Stt*i tréc ; les Turcs leur démanderent : puifque cela eft ainfi, fuivant vótre fentiment, oü voulez - vous donc que nous foyons placés ? Les Juifs n'eurent pas la hardieflc de dire que les Turcs en feraient exclus entièrement. Ils répondirent feulement: Vous fcrez hors des murailles, & vous nous régarderez. Cette finguliere difpute vint a Ia connaiflance du Grand-Vifir, qui, ne cherchant que le moindre prétexte , pour lever de nouveaux impöts fur les Juifs, dit ■ Puisque cette Canaille nous place hors du Paradis, il eft jufte qu'elle nous fournifle des Pavillons , afin que nous ne foyons pas expofés aux injures de Pair. — En même temps il taxa le corps des Juifs, outre le tribut ordinaire, a une certaine fomme pour la dépenfe des Pavillons du Grand - Seigneur , qu'ils payent encore aujourd'hui. [ 54' Un mortel bienfaifant eft la plus fidelie image de la Divinité qui veut le bonheur des humains. —— Les Scites, pourfuivis par Alexandre jufques dans les forêts & les rochers qu'ils habitaient, dirent 4 ce conquérant, qui voulait paffer pour le fils de Jupiter - Ammon: — Tu n'es pas un Dieu, puifque tu fais du mal aux hommes. ,  < 57 >' den fiaandc, dat zij alleen daar toegang zouden hebben; de Turken vraagden hun: Dewijl dat zo is , ingevolge uwe gedachten , waar begeert gij dan dat wij geplaatst zullen worden? De Jooden hadden de ftoutmoedigheid niet om te zeggen, dat de Turken daar geheel uitgeflooten zouden zijn ; zij antwoorden alleenlijk : Gijlieden zult buiten de muureu blijven , en gij zult ons aan- fchouwen. Deze zeldzaamc twist kwam ter ooren van den Qroot-Vifir, die, alleen het ligtfte voorwendiel zoekende om den Jooden nieuwe belastingen op te leggen, zeide: — Dewijl dit gefpuis ons buiten het Paradijs ftelt, is het billijk dat zij ons tenten verzorgen, op dat wij niet aan de ongemaatigdheid- der lucht bloodgefteld blijven. Vervolgens, Helde hij eene nieuwe belasting op het ligchaam der Jooden , boven de gewoonlijke fchatting, voor dc onkosten deiTenten van den Grooten-Heer , welke zij nog heden betaalen. —- Ëenweldaadig flerveling is de getrouwde bceldtenis der Godheid , die het geluk der menfehen wil. De Scijten, vervolgd door Alexander tot in het midden der bosfehen en rotfen, die zij bewoonden , zeideii aan dien overwinnaar , die voor den zoon van Jupiter-Ammon wilde doorgaan : — Gij zijt geen God, dewijl gij den menfehen kwaad doet. —— E 2 &  < 68 > 55' La bienfaifance, dans un Priace, doit etfe re* glee par unc economie fage & raifonnéc. Le Roi de Pologue , Duc de Lorraine & de Bar, ïurnommé le bienfaifant, nous ofTre entre autres ce modele de bienfaifance economique Ce Prince donnait aux Magiftrats de la ville de Bar; dix-mille ecus,qui devaïent être employés a achetcr du bied, lorfqu'il ferait a bas prix, pour le re* vendre aux pauvres a un prix médiocre , quand n ferait monté a un certain point de cherté Par eet arrangement, la fomme augmente" toujours, & bientöt on pourra la répartir fur d'autres endroits de la Province. 56. Le Duc de Montmorenci, qui fut décapité k fouloufe, aimait a répandre des bienfaits Ce Seigneur, voyageant en Langtiedoc , appercoit dans un cbamp quatre Laboureurs qui di- naient a Pombre d'un buiflon. Approchons nous de ces bonnes-gens, dit-il a ceux qui le fuivaient, & demandons leur s'ils fe croyent heu. ^rX' 7T~ Trois réP°lldirent, que bornant leur ielicité a certames commodités de leur condition, queDieu leur avoit dounées, ils ne fouhaitaient nen dans le monde. Le quatrieme avoua iranchement qu'une chofe manquait h fon bon- heur;  < $9 > 55: De weldaadigheid van een Vorst moet geregeld worden door eene wijze en beredeneerde fpaar- zaamheid. De Koning van Polen , Hertog van Lotharingen en Bar, bijgenaamd de weldaadige, geeft ons, onder anderen, een voorbeeld eener fpaarzaame mildaadigheid. — Die Vorst had aan de Regeerders der Had Bar, tien duizend Kroonen gegeeveii, die belteed moesten worden om graanen te koopen, terwijl dezelven op laage prijzen waren , om aan de armen tot een middelmaatigen prijs, te verkoopen , wanneer dezelve tot eenen hoogen prijs zouden gefteegen zijn. ■ Door deze fchikking, vermeerdert "'altijd dc fom , en welhaast zal men daar van eene uitdeeling konncn doen aan andere gedeelten dier Provintie. 56. De Hertog van Montmorenci, die te Tjiloufe onthoofd is geworden , was een liefhebber van. weldaadigheden te bewijzen. DieJSeer, in Languedoc reizende , wierd op een Akker vier Landlieden gewaar, die onder de fchaduwe van een boschje hun middagmaal namen. Be- gceven wij ons bij die goede Lieden , zeide hij aan die van zijn gevolg, cn laat ons hunvraagen, of zij zich gelukkig achten. Drie van hun raitwoordden, dat, hun geluk bepaalende bij eenige genoeglijkheden van hunnen ftaat, welken God hun had toegefchikt, zij niets meerder in de E 3 wae-  < 7© > heur; — c'étoit dé pouyoir aquérir eertaln hérih lage que fes peres poflcdaient. Et fi tu 1'a- vais eet héritage, dit M. dc Montmorenci , ferais-tu content? — Autant que je le puisêtre, répondit le païfan. Combien vaut-il? De manda le Duc. Deux-mille francs, dit le païfan. Qu'on les lui donne, reprit le Duc, ^qu'il foit dit que j'ai rendu un homme heurcux en ma vie. .- - 57: Le Miniftre d'un Roi fut disgracié, & fe rctira dans une maifon de religieux, Comme il n'avait pas mérité fa disgrace, il s'eu confola aifément, & il prit du gout pour le nouveau genre de vie qu'il avoit embralfé. Le Roi , qui Paimait, & qui eftimait fes talents , fentit la perte qu'il avait faitc , & 1'alla trouver pour le prier de révenir a la Cour ; mais le Miniftre refufa le Roi, & lui dit: Tu m'avois élévé aux premières charges; j'ai foutenu avec fermeté 1'agitation des grandcurs, tu m'as forcé i la retraite,, j'en goute le repos ; laiffe m'en jouir. — Se retirer du monde, c'eft arracher ïes dents aux animaux dévorants. Le Roi infilla, & lui dit: — J'aurais befoin d'un efprit éclairé, & d'un cceur droit & bon, qui voulut fupporter avec moi le fardeau de ma puiffance: — je ne puis trouver qu'en toi 1'homme qui m'eft né-.  < 71 > waereld begeerden. — De vierde bekende openhartig, dat 'er eene zaak aan zijn geluk ontbrak, dat was, een zeker erfgoed, dat zijne Voorouders bezeten hadden, te kunnen verkrijgen. Eu zo gij dat erfgoed hadt, zeide de Montmorenci, zoud gij dan te vrede zijn? — Zo veel men het kan zijn, zeide de boer. Hoe veel moet het kosten? vraagde de Hertog; — twee duizend Guldens, antwoordde de boer. Dat men hem dezelve geeve, hervatte de Hertog, en dat 'er gezegd mag worden, dat ik eens in mijn leven een mensen gelukkig gemaakt heb. —— 57' De Minister eens Konings verviel in ongenade, en begaf zig in een geestelijk gefticht. — Alzo hij zijne ongunst niet verdiend had, troostte hij zig ligteïijk, en kreeg behaagen in de nieuwe levenswijze, die hij aangenomen had. —— De Koning, die hem beminde, en zijn hoedanigheden achtte, gevoelde het verlies dat hij geleeden had, en ging hem bezoeken, om hem te be weegen aan het hof weder te keeren ; maar de Minister weigerde zulks den Koning, en zeide hem: — Gij hadt mij tot de grootfte waardigheden verheven; ik heb, met ftandvastigheid, den fchok der grootheid doorgedaan ; — gij hebt mij tot de afzondering gedwongen ; ik geniet de rust van dezelve. Laat mij dat genot. Zig van de waereld afzonderen , is zo veel als aan verflindende dieren dc tanden uit te brecken. De Koning hield aan, en zeide hem: — Ik zoude een verlicht verftand, E 4 en  < 72 > nécefiaire. Tu lc trouveras , répondit }e Miniftre, fi tu le cherches parmi ceux qui ne te cherchent pas. —— 5Ï- " Trois habitans de Balk , qui voyageoient en- femble, avoient trouvé un tréfor. Us le par- tagerent & continuerent leur route , en s'entretenant de 1'ufage qu'ils feraient de leurs nouvelles richcffes. Comme les vivres qu'ils avaient emportés étaient confommés il fallut envoyer a la ville la plus proche pour en chercher. —- -Le plus Jcjfae fut chargé de cette commiflïou , & partit. il fe difoit en chcmin; me voila riche ; mais je le ferois bien davantage, fi j'avais • été feul quand nous ayons trouvé le tréfor: mes compagnons, de voyage m'ont enlévé les deux tiers: ne pourrais-je pas les reprendre ? Cela me ferait facile; je n'aurais qu'ü empoifonncr les vi- yres_ que je vais chercher. A mon retour, je dirais, que j'ai diné a la ville ; mes compagnon^ mangeront fans défiance, & ils mourront. Je n'ai que le tiers du tréfor, & j'aurai tout. Cependant les deux autres voyageurs étaient affis i 1'ombre d'un chêne, & ils fe difaient: Nous avions ïpien a faire que ce jeune-homme vint s'affocier avec nous ? Nous avohs été obligés de partager le tréfor avee lui; fa part aurait dü nous appartenir, & c'eft alors que nous ferions riches,  < 73 > en een rechtfchapen en weïmeenend hart noodfe hebben, dat mij den last va» mijne magt wilde hef pen draagcn. Ik kan in u alleen den man die mij' poodzaakelijk is, vinden. Gij zult hem vin¬ den , antwoordde de Minister, indien gij hem zoekt onder die genen die u niet aanzoeken. 6% Drielnwooiiers van Balk, die tefameu reisden, hadden een fchat gevonden. - Zij verdeelden denzei ven en vervolgden hunnen weg, malkander onderhoudende over het gebruik, dat zij van hunne nieuwe rijkdommen zouden maaken. — Alzo de levensmiddelen,die zij mede genomen hadden, ten einde waren, moesten zij naar de iiabuurieftc ftad zenden om anderen te haaien. De" jonefte van hun werd met die boodfehap belast, , en ver trok. - Onder het gaan zeide hij bij ;zig zelve ■ Nu ben ik rijk; maar ik zou veel rijker züu ' indien !k alleen was geweest, toen, wij den fcW gevonden hebben; mijn rcisgenooteii hebben daar van de twee derden gehad.- zoude ik die niet wc der konnen krijgen? Zulks zou mij gemakkelik zijn; ik had alleen de levensmiddelen, die ik ea haaien te vergiftigen; ^ bij mijne terugkomst zoude ik konnen zeggen, dat ik in de ftad gegeeten heb; - mijn metgezellen zullen , zonder eenig wantrouwen, eeten, cn zullen fterven • ik heb alleen het derde van den fchat, en dan zal ik alles hebben. - Ondertusfcheii, waren de twee andere reizigers gezeten onder de fchaduwe van een eikenboom , en zeiden de een tot den ande- E S ' . Ti-A ■  < 74 > *— ff reviendra dans peu; nous avons de bons poignards. Le jeune-homme revint; fes compagnons 1'aflaflinerent: — Ils man gerent enfuite des vivres empoifonnés; — ils moururent, &} le tréfor n'appartint a perfonne. Triller raconte qu'un Médecin de fa connaif-r fancc, avoit toujours fes poches pleines d'ordon- nances & de receptes. Lorfqu'il était appel- lé auprès de fes malades, il leur difait, qu'ils n*a» vaient qu'k tirer au hazard , & que le rémede qui leur tomberait fous ia' main , ferait vraifem- blablement le plus adapté pour leur maladie. Une dame, incommodée d'un mal de gorge, eut recours a eet Efculape, mit la main dans fa poche, & voyant que c'était une ordonnance pour Un Cliltere, elle fe prit fi fort a rire , que fon abces crêva? & elle guérit. r 60. Un homme qui avoit mal aux yeux, dit un auteur perfan, fut trouver un Médecin de chcvaux, qui lui frotta les yeux avec la même on guent dont il fe fervait pour les chevaux. Cet homme devint aveugle ; il alla porter fes plaintes au Cadi, qui lui fit cette réponfe : — Ce  < 75 > ren; — Wat was het noodig dat deze Jongeling zig in ons gezelfchap vervoegde ? Wij zijn verpligt geweest om den fchat met hem te deelen; zijn aandeel had ons moeten toekomen , en dan zouden wij rijk geweest zijn; hij zal welhaast wederko» men; wij hebben goede pooken. -— De Jongman kwam weder ; zijne metgezellen vermoord, den hem, en vervolgens aaten zij van de vergiftigde fpijzen. — Zij Itierven , en dc fchat kwam niemand toe. 59- Triller verhaalt dat een Doftor van zijn kennis de zakken altoos vol met ordonnantiën en recepten had. Als hij bij zieken geroepen werd , zeide hij hun , dat zij maar bij geval moesten trekken, en dat het middel, dat hun in de hand zou komen, waarfchijnlijk wel het beste voor hunne ziekte zijn zoude. —— Eene Dame . die een keelgezwel had , nam haar toevlugt tot dien Efculapius, Itak de hand in zijn zak, en ziende dat het eene ordonnantie voor een Clijlleer was, begon zij zo fterk te lagchen, dat haar gezwel doorbrak, en zij genas. Een man, ongemak aan zijn gezipht hebbende , zegt een Perfiaanfch Schrijver , ging naar een paarden - doctor, die hemde oogeu befmeerdejnet dezelfde zalf, die hij voor de paarden gebruikte; — die man werd blind; hij ging naarden Cadi zijn beklag doen, die hem dit antwoord gaf,  Co Médocin n'a jamais traité que des chcvaux, & ü vous a traité comme il faifait fes maladcs. — , éi, Un Médecin trés habilë J mais extrèmement avare, alla viliter un Philofophe qui était convaJescent; — il le trouva mangeant un ragout. — Que faïtes-vous la? lui dit-il: un parcil méts eft unpoifon, pour des perfbnnes même, quijouif- fent d'une parfaite fanté. J'avoue, répondit hrThilofophe, que ce crue vous me dites , eft vrai; j'ai tort, &je promets de me corriger. Que vous faut-il pour les peines que vous vous êtes dounées dnrant ma maladie ? Le Médecin nomina une fomme exhorhitante. Le Philofophe lui dit, en le payant: — Vous exigez trop de ceux qui ont recours a vous; — prenez bien garde a votre propre maladie; elle eft plus férieufe que la mienne: — Les richeflès font pour 1'ame ce que les ragouts font pour le corps.. —- Un Renard tomba par mégardc dans un puits; conimc il défefperait d'en fortir, paree qu'il étoit profond, un bouc paffapar-la, & lui demanda ft 1'eau était bonne. Elle eft fi bonne , dit le- fin Renard , que je ne faurois me laffer d'en boire. — Defcends vite , chcr ami, car tu n'as jamais bu de fi bonne eau en ta vie. Le bouc fauta auflitót en bas; & le Renard, profitant de 1'occalion, monta fur fes Cornes, & fortit prompte- ment  gaf: — Deze Doctor heeft nooit anders dan Paak den behandeld, en hij handelt u als zijne zieken.— 61. Pen zeer kundig Geneesheer, maar die zeer geldgierig was, ging een Philofooph bezoeken, die aan het beteren was; - hij vond hem bezig met een ragout te eeten. _ Wat doet gij daar? ze.de hij hem. _ Dergelijke fpijs is vergif , zelfs voor menfehen die eene volkomen gezondheid geT u lk ftehl toe ' antwoordde de Philo- ben in t ongelijk , en beloof beterfchap J Wat moet gij hebben voor de moeite die gii «» nomen hebt, flaande mijne ziekte? De Arts be. noemde eene overgroote fomme. De Wijseeef zeide hem, onder het betaalen : Gij neemt te vee van de genen d,e hunne toevlugt rot u neemen neem uwen eige ziekte in agt: 1 zjj is „Ei dan de mijne; de rijkdommen zijn 1 hetgeen de ragouts voor het ligchaam zijn. ' 62. Een Vos viel bij ongeval in eeii put; terwiil zij wanhoopte om zig daar uit te redden/vïS dezelve diep was, kwam daar een bok voort die haar vraagde, of het water goed was - Het fchiehjk b.j mij , waarde vriend, want gij 2 nooit zulk goed water gedronken f evRonl fprong de Bok in den P„t; « de VoS}  < ?8 > ment du puits, laiflant le bouc au fonds. -*-» Ènfuite , il lui paria ainli : - Mon ami, fi tu avois autant de jugement que de barbe, tu ne ferais pas defcendu dans ce puits, fans avoir aupatavaut fongé aux moyens d'en fortir. —— Confidérez avant que de rien entreprendre. V.  < 79 > gelegenheid bedienende, klom op zijne höofiidri en geraakte ijlings buiten den put, den Bok daar in laatende. Vervolgens, fprak zij hem aldus aan: — Mijn Vriend, hadt gij zoo veel verftandals gij hairen in uwen baard hebt, dan zoudt gij in dezen Put niet nedergekomen zijn, zonder bevorens wel bedacht geweest te zijn op middelen om 'er weder uit te komen. . Verzint, eer gij begint.  63- ï_Jn Savetier dans une certaihe ville , chantait depuis le matin jufqu'au foir en travaillant; — c'étóit un plailir de 1'entendre. 11' était pius content qu'un Roi. Son voifin au contraire , homme extraordinaircment riche , chantait peu, & dormait eucbre moins. Quelquefoisj n'ayant pu fermer Po?il de toute la nuit, il s'asfoupiflait le matin; le Savetier, alors ne manquait pas de Péveiller par fon chant, & le riche fe plaignait de ce qu'on ne pouvait pas acheter le dormir au marché, commc jm y achete le boire & lé manger. -«— Un jour li envoya quérir 1'heureux chanteur, & lui demanda combicn il gagnait par an. Par an! dit le gaillard de Savetier: Ma foi, Monfieur, ce n'elt point comme cela que je compte; il me fuffit de joindrc les deux bouts dé 1'année enfemblc , mais chaque jour amene fon pain. —— Èh bien! que gagnez-vous donc par jour, reprit le riche. Tantót plus, tantót moins $ répondit 1'autre. Cela irait alfez bien , s'il n'y avoit pas tant de fêtes', oü Pon ne faufait travail- ler. Le Financier fouriant, lui dit: Ahca$ mon ami, je veux vous rendre heurcux. Tenez, voila cent Louis-d'Or que je vous donne; gardez les pour vous en fervir au befoiu. Le Savetier crut voir tout Por qu'il y a au monde. 11 le remereia a fa faeon, en lui faifant de  < 8i > v. & li en Schoenlapper In zekere ftad, zong van de*i morgen tot den avond , onder het werken ; het was een vermaak hem te hooren; hij was verge- noegder dan een Vorst. Integendeel, zijn buurman, die fchatrijk was, zong weinig en fliep fcog minder; fomtijds, wanneer hij den ganfchen nagt geen oog had konnen toedoen, lluimerde hij in den morgenftond, dan bleef' de Schoenlapper niet in gebreke, hem door zijnen zang, wakker te maaken, en de rijke beklaagde zig, dat men den flaap op de markt niet koopen kon , zo als men 'er eeten en drinken koopt. Eens ontbood hij den gelukkigen zanger, en vraagde hem, hoe veel hij ieder jaar won ? — ,, In 't jaar !".zeide de lustige Schoenlapper: „ het is, waarachtig,zo niet dat ik reken; het is riiij genoeg als ik de twee einden van het jaar aan malkander kan knoopen; maar elke dag Brengt het brood aan." j, Wél! wat wint gij dan ieder dag?" hervatte de rijke. ~ „ Dan wat meerder, dan wat minderantwoordde de andere ; — „ het zou alles wel gaan, als. 'er maar zo veel heilige dageii niet waren , wanneer men niet werken kan." —- De rijke glimlagchende, zeide hem : „ welaan! mijn vriend, ik wil u gelukkig maaken'; zie daar honderd Louisd'Or, die ik u tot een gefchcnk geef; bewaar dezelven om die des noods.te konnen gebruiken." — F D0  < 8l > dé pfofohdes révérences. De retour che2 lui, il enterra fon argent dans fa cave; il ne travailla point le rede du jour; la nuit fuivante, il ne dormit pas, & le Lendemain quand il fe remit au travail, plus de chant. -i— II perdit la voix & le fommeil, dés le moment qu'il eut recu ce qui devait le rendre heureux. II craignait jour & nuit qu'on ne lui volat fon tréfor; au moindre bruit, qu'il entendait, il croyoit que quelqu'un crochetait fa cave. A la fin, heureufement pour le pauvre homme , il réfolut de fe délivrer de fon inquiétude; & reportant eet or qui en était la caufe , chez celui qui le lui avait donné. „ Reprenez ," lui dit-il, „ vos Louis-d'Or, & me rendez ma joie & mon fommeil. — 64. Un Renard affamé voyant un foir la Luue au fond d'un puits, la prit pour un fromage. ■ II y avait deux feaux attachés a une chaine de fer, pour puifer de 1'eau alternativemeut par le moyen d'une potilie qui était au haut de ce puits. —— II fe mit dans le feau vuide qui était fuspendu par celui qui étoit au fond du puits , & defcendit par le moyen de 1'autre feau que le poids de fon corps fit monter, Quand il fut en bas, il fut tout-^-la fois furpris & honteux de fa  *£ 83 Dc Schoenlapper meende toen al het goud te zien dat in de waereld is. . Hij bedankte hem op ■zijne wijze, met diepe buigingen te maaken. - Tot zijncnt wedergekeerd zijnde, begroef hij zijn geld in de kelder ; — hij werkte het overige van dien dag niet; den volgenden nagt kon hij niet (kapen , en den daar aanvolgenden dag, toen hij zig weder aan zijn werk begaf, zong hij niet meer. —- Hij verloor de Hem en den flaap, zo dra hij dat gene, dat hem gelukkig moest maaken , ontvangen had. Hij was nagt en dag bevreesd, dat men hem zijn fchat zoude ontiteelen; op het minfte gerucht dat hij hoorde, dagt hij dat iemand zijn kelder open brak. Eindelijk , tot geluk voor den armen man, befloot hij, zig van die ongerustheid te ontdoen, en het goud, dat 'er oorzaak van was, aan den genen, die het hem gegeeven had , te rug brengende , zeide hij hem: „ neem uwe Louis-d'Or wederom , en geef mij weder mijne vrolijkheid en mijnen flaap." —- 64. Een uitgehongerde Vos op eenen avond de Maan in een put ziende, zag dezelve aan voor eene Kaas. — Daar waren twee emmers aan eenen ketting vast gemaakt om beurtlings water te fcheppen, door middel van een catrol die boven aan den put was; — hij zette zig in den emmer die boven hing, en geraakte beneden door middel van den anderen emmer, die door het gewigt van zijn Ligchaam naar boven kwam. —. Toen hij beneden gekomen was, was hij tegelijk verF 2 won-  < 84 > fa méprife, & fort embarrafie pour rcmonter. >*M II y avoit déjk deux jours qu'il y étoit, plus affa^ méqu'altéré, & la Lune, qui commcncait k décroitre, ne paraifTait plus ronde, quand un Loup" vint a pafler par la. Compere , lui dit le Renard, je veux vous regaler; voila le meilleur fromage que 1'on puifle mauger ; voyez-vous cette brêche que j'y ai faite? 11 y en a encore affèz pour vous. Descendez dans un feau que j'ai mis la tout exprès. Le Loup fut alfez fot pour le croire; il defcendit, & fon poids fit remonter le Renard, qui jura qu'il confidererait bien dorénavant a avant que de deseendre -dans un puits. —. o~5< A quoi fert Pexpérience, fi 1'on manque ê'etprit ? — Deux Enfants, run fot , 1'autre rufé trouverent quelques nuix; il s'agifioit dc les partager. Le plus allerte les cafie, prend le dedans & donne les coquilles k fon camarade , qui cherche envain k quoi pouvoit être bon ce qu'il tenait ; il vit bien qu'il etait dupe. —— Mais il ne m'attrappera pas davantage , dit-il en lui même, & je faurai me venger comme il faut de ce tour, fi 1'occafion fe préfente. Quelques jours après, ils trouverent encore de compagnie des olives; celui q.ui avoit été trömpé , croyant rendre la pareiile , dit a 1'autre : — donne moi ce qui ell dedans, & garde le delfus pour toi. — Son  < 85 > wonderd en befchaamd over zijnen misdag, en zeer verlegen hoe hij weder naar boven zoude komen. — Reeds was hij daar twee dagen geweest, meer honger dan dorst hebbende, en de Maan, die af begon te neemen , vertoonde zig niet meer rond, wanneer een Wolf daar voorbij kwam. Camaraad , zeide hem de Vos : Ik wil u onthaalen: Zie daar de beste Kaas die men vinden kan, zie eens welk Huk ik 'er reeds van gegeeten heb ? Paar blijft nog genoeg voor u overig; — kom af in den emmer, dien ik daar bepaald voor u gefield heb. — De Wolf'was dwaas genoeg om hem te gelooven ; hij kwam peder , en het gewigt van zijn Ligchaam deed de Vos boven komen , die Zwoer, dat zij zig voortaan, niet meer zo onbcdagtlijk in een put zou nederlaaten, 65% Waartoe dient de oudervinding , als men geen ▼erfland heeft ? Twee Kinderen , het één zot, het ander geestig , vonden eenige nooten ; zij deelden die te faamen; -de vlugfte kraakte dezelven , nam het binnenfte , en gaf de doppen aan zijnen makker, die te vergeefs onderzocht, Waartoe het geen hij gekreegen had goed kondc Zijn, en wel zag dat hij bedroogen was. — Maar, hij zal mij niet meer beet krijgen , zeide hij bij zig zelve, en ik zal mij weldegelijk over dien trek weeten te wreeken, indien ik maar eene bekwaa- me gelegenheid daartoe vind. Eenige dagen daarna, vonden zij weder te famen olijven; hij, die bedrogen was geweest, mecnende den anderen F 3 met  < 86 > Sou Camarade trés content de ce partage, obei'c avec joye , prend les molles eiiveloppes, qui font excellentes , & remet fidèlement les durs uoyaux & 1'imbécile. 66. Ceci/ia Pmtus ayant été fait prifonnier par los troupes de 1'Empereur Claude , après la déroute de Scribonianus, dont il avoit jjmbrafle ie parti, fut envoyé h Rome. Sa femme fit les inftan- ces les plus vives pour être recue dans le navire qui conduifoit fon mari prifonnier; elle ne put y réuflir. Alors, fans s'abandonner au défés- poir, elle loua un bateau de pêcheurs, & feule dans ce petit efquif, elle fuit Ptxtus depuis 1'Ef- clavonie jufqu'a Rome. Quand elle y fut ar- rivée, & qu'elle ne vit plus d'efpérance de fauvcr les jours de fon mari, elle le prefia a fe donner h lui* même la mort: Elle s'appercoit qu'il n'a pas le cceur affez ferme pour une telle acfion; auffitót,' elle fe faifit d'un poignard qu'il portait, & lui dit: fais ainfi , mon cher Pmtus. Et k Pinftant, s'étant donné un coup mortel de ce même poignard, elle 1'arracha de la bleffure, le lui préfenta tranquillement, & lui dit en expirant: „ Tiens, Poitin, il ne m'a point fait de mal." ■ V  < §7 > met dezelfde munt te bctaalcn , zeide hem : — Geef mij het binnenfte , cn houd het buitcnfte voor u. Zijn makker, zeer vergenoegd over deze verdeeling, gehoorzaamde met blijdfchap, nam het zachte buitenfte, dat een lekker eeten is, en gaf getrouwelijk de harde fieenen aan den zot. 66, Cecina Pmtus gevangen genomen zijnde geworden door het krijgsvolk van den Keizer Clauduis, na de nederlaag van Scribonianus, wiens zijde hij gekoozen had , werd naar Romen gezonden. -— Zijne Vrouw verzocht op de fterkfta wijze om ontvangen te worden in het fchip, waar mede haar man als krijgsgevangen weggevoerd wierd; zij kon zulks niet verkrijgen. — Toen, verre van wanhoopig te worden, huurde zij een Visfchers-fchuit, en alleen in die boot zijnde, volgt zij Patus van Slavonien af tot Romen toe. Daar aangekomen zijnde, en geen middel meer ziende om het leven van haaren man te redden , maande zij hem aan om zig zelve om hals te brengen: — Zij befpeurt dat hij geen moeds genoeg heeft om die daad te ploegen; - terftond, vat zij een pook aan , dien hij droeg , cn zeide hem: — Doe zo, mijn waarde Pietus ! — en op het zelfde ogenblik zig een doodelijke Heek met den pook gegceven hebbende, trekt zij dien' weder uit de wond, biedt hem haaren man bedaardehjk aan, en zeide hem, al ftervende: — „Zie daar Ptxtus, het heeft mij geen zeer gedaan." F 4 67.  4 88 > ff. Une Duchefte étoit accufée de magie. — ;, On nomma un Commiffaire póur lui faire fubir iu- tcrrogatoire. La Laideur affreufe du Magi- flrat, & fa gravité concertée , auroient pu effrayer toute autre que cette dame. — Ccpcndant elle le laiffa tranquülement s'acquitcr de fa commiflïon. Elle avoua le défir qu'elle avoit eu de lier converfation avec le diable, & qu'elle avoit même vu eet ange infemal. Comment étaitil fait ? lui demanda le Commiffaire : Ma foi, répondit la ducheife, li vous voulez que je vous le dépeignc au naturel, tenez, Monfieur, il vous. relfemblait comme deux goutes d'eau ; pyis s'adrefllmt au grefïïer: Ecrivez ma réponfe., lui dit- eile. Le Commi(fa;re, qui vit que cette, procédure apprêterait k rire a fes dépens, jvigea 4 propos de fupprimer le procés-verbal. 6S. Un Matelot était prêt k s'embarquer fur un raiffeau qui partait pour les Indes. Un Bourgeois, qui fe croyait apparemment plus fage que ce Marin, lui dit: oü eft-ce que ton pere eft mort? — Dans ün naufrage , répondit le matelot. —— Et ton grand-pere? — Comme il allait S la pêche, il s'éleva une tempête li furieufe ,' «ju'il fut fubmergé avec fa barque. -— Et ton ' ':' " \ bis-  < 8fl > 67: Zekere Hertoginne werd van toverij befchuldigdj. " Men benoemde een Commiflkris om haar m; 't verhoor te noemen. De affchuwelijke lelijkheid van dien Magiftraatsperfoon en zijne gemaakte deftigheid, zouden iemand anders dan dia Dame hebben konnen affchrikken ; zij liet hem gerustelijk zijne Commisfie volvoeren \ — zij hekende de begeerte die zij had gehad , om met den duivel in vèrflandhouding te komen, en dat zij zelfs dien helfcheii Engel gezien had; — hoé was hij van gedaante? vraagde haar de Commisians : — Waarachtig, Mijnheer , antwoordde de Hertoginne , dewijl gij begeert dat ik hem u zal befchrijven, hij geleek u als twee droppelen water; — toen , den Secretaris aanfpreekende, zeide zij hem : Schrijf mijn antwoord op. ' De Commisiaris, die bemerkte dat die procedure ftof zou opleveren om ten zijnen koste te lagchen , vond goed het proces-verbaal te vernietigen. 68. Een Matroos gereed zijnde, om zig in een fchip. te begeeven, dat naar de Indiën voer, zo vraagde hem een burger, die waarfchijnlijk wijzer dan dia Zeeman meende te zijn: — waar is uw Vader geliorven ? In een fchipbreuk, antwoordde de Matroos. En uw Groot-vader? — Uit vis-' fchen gaande, ontftond 'er een zo hevige fiorm d.atzijii fchuit zonk. En uw Over-Groot- F 5 vader?  < 5>ö > hls - ayeul ? — II pent auffi dans un navire, qui alla fe brifer contre uh écueil. Comment donc, reprit le bourgeois, ofe tu te rifquer fur Uier , puifque tous tes ancêtres y ont péri ? H faut que tu fois bien téméraire. Moiifieur le Philofophe, reprit le Matelot, faites moi auffi la grace dc me dire oü votre pere eft mort? — Fort doucement dans un Lit. Et vos Ancêtres ? Dc la même maniere , fort .tranquillement dans leur Lit. Eh , Monlieur , le Philofophe, reprit le Matelot, comment ofez-vous donc vous mettre au lit, puifque tous vos ancêtres y font morts ? É>g, Un cheval richement paré rencontra dans fon chemin un pauvre ane, qui gémilfait, fous le poids de fa charge. Le cheval remplifTait Pair dc fes henniiiements, & criait h. l'ane dc lui faire place. Gare, gare, Maraur , difoit-il infolemmcnt: ne vois-tu pas qui je fuis ? — ötetoi vitc du chemin, malheureux efclave que tu es, ou je te palferai fur le ventre. L'ane, faili de crainte, fe rangea promptement fans dire mot. Le cheval allait a Ia guerre; il en re- vint eftropié, de forte que fon maitre le vendif & un païfan, qui le mit a la chnrrette. L'<1- ne le rencontre au bout de quelque temps, ti- rant du fumier. Eh! notre ami, dit l'ane, tout étonné d'un changement fi étrange, qu'avezveus donc fait de votre fuperbe harnois, de votre belle houlfe, & de yotrc mords doré , qui vous , 1 •' reu-  < 9i > vader? — Hij verging ook met een fchip dat tegen een klip verbrijzeld wierd. Hoe durft gij u dan nog op de Zee begeeven , dewijl alle uwe voorouderen daarop vergaan zijn ? Gij moe| wel vermeetel zijn. Mijnheer de Philofooph, hervatte de Matroos, doe mij ook de gunst van. mij te zeggen waar uw Vader geftorven is ? — Zeer zachtelijk op een bed. En uwe Voor-- Ouderen? — Op dezelfde wijze, zeer gerustelijlc' op haar bed. — Wel, Mijnheer de Philofooph , hoe durft gij dan naar uw bed gaan, dewijl alle uwe Voor-Ouderen daarop gellorven zijn ? 69. Een paard dat rijk uitgedoscht was, ontmoette op zijn weg een armen ezel, die ouder zijn last gebukt ging. —- Het paard deed de lucht van deszelfs briesfehen weergalmen, cn riep den ezel toe, van plaats voor hem te maaken; — uit den weg, fchelm, zeide hij hem trotfchelijk: ziet gij niet wie ik ben? — Gaa fpoedig uit den weg, laage flaaf, of ik rijde over u heen. De ezel, met febrik bevangen, ging ter zijde zonder een woord te zeggen : — Het paard ging ten oorlog ; — het kwam verminkt te rug , zo dat zijn meester het aan een boer verkogt, die het voor een kar fpande; — na verloop van een zekeren tijd, ontmoette het de ezel, mest vervoerende. Hoe ! vriend , zeide de ezel , zeer. verwonderd over eene zo vréémde verandering j waar hebt gij uw kostelijk tuig , uw fchoonc ■ ; fcha-  *C 92 > rendait fi fier, & qui vous faifait tant méprifer les autres? — C'eft ainfi que 1'on voit bien des gens, qui favorifés de la fortune, font fiers & orgueilleux, méprifant tous ceux qu'ils envifagent comme au defibus d'eux ; & qui- ne reviennent de cette errour, que lorfque du faite de cette prétendue grandeur ils retombent dans la claffe ia plus abjecte. 70. Un Gentilhomme qui voyagcoit h cheval dans le Comté de Glocester, rencontra une femme étenduc au milieu du grand chemin, qui lui demanda du fecours ; elle lui dit, qu'elle venait d'être volée & maltraitée par des brigands, & le priade vouloir bien 1'aider k fe relever, afin qu'elle put fe trainer jufqu'au village prochain. Le Gentilhomme , touché de compaffiou , met pied a terre , tend la main a cette malheureufe femme, qui lui préfente auffitót un piftolet, «Ss lui demande Ia bourfe. Le Gentilhomme, déconcerté par Ia propofition, donne fon argent & fe lailTe prendre fa montre. — Alors, le voleur qui u'avaitde la femme que 1'habit, jette fon déguifement , monte fur le cheval , s'enfuit & toute bride, & laiffe Ie Gentilhomme fort étonné , plus affligé encore , & promettant fincèrement de ne jamais descéndre de cheval pour relever les femmes qui lui demanderaient du fecours. I  < 93 > fchabrak en uw verguld gebit gelaaten , wélken u zo trotsch deeden zijn, en u anderen zo zeer deeden verachten ? — Zodanig ziet men veel menfchèn ; wanneer zij zig iri 't geluk zién, zijn Zij trotsch en hovaardig, verachtende diej welken zij meenen minder te zijn dan zij ; en zij komen van die inbeelding niet te rug, dan wanneer zij van dat toppunt van grootheid tot dó laagfte trap van vernedering vervallen* 7o.- Èen Edelman, die in 't Graafïchap van Glocester te paard reisde, ontmoette eene vrouw, die midi den op den weg uitgeftrekt lag, en die hem om hulp vraagde; zij zeide hem, dat zij even te voren door ftruikroovers beftoolen en mishandeld was geworden, en bad hém, dat hij haar wilde helpen om zig op te rechten, op dat zij zig zou konnen begeeven naar hét naast gelegen dorp. De Edelman, doo'- médelijden bewogen, treedt vanzijn paard en reikt dé hand toe aan die ongelukkige vrouw, die hem terftond een piftool op de borst tet, en om de beurs vraagt. —— De Edelman ontzet door dit voorftel, geeft zijn geld, en laat zig ook zijn horologie ontneemen. , De dief, die niet anders dan door de kleederen naar een vrouw geleek, deed zijne vermomming af, klom' te paard , en vlugtte in aller ijl , laatende dert Edelman, zeer verwonderd en nog meer bedroefd ftaan, die zeer ernftig beloofde, nooit meer van zijn paard te zullen Hijgen , om vrouwen bij te liaan, die hem om hulp zouden vraagen.  71. ; Ün jour que le Comte de Soiflbns était aü jeu, il appercut derrière fa chaife , dans un miroir, un homme dont la mine ne lui difait rien de bon. Cette défiance le rendit attentif, ef- fectivement, peu de temps après il fentit couper le Cordon de fon chapeau ; — il feignit de ne s'être appercu de rien; & prétextant quelque befoin , il fe tourne vers le filou , & le prie de vouloir bien tenir fon jeu, ce que celui-ci ne put refufer. Le Comte defcend a la Cuifine, & fe fait donner le tranche - lard le mieux affilé qu'on put trouver; il Ie cacha fous fon habit, & rentra dans la falie. Le filou j impatient de s'efquiver, fe leve pour reudre le jeu qu'il ténait; mais le Comte lui fit figne dc continuer; en meme temps il s'approche le plus doucement qu'il peut, de ce filou, fe faifit d'une de fes oreilles, qu'il coupe ; & la ténant dans fa main ; Monfieur , lui dit - il: Quand vous me rendrez mon Cordon, je vous rendrai votre oreille. 72- Dalis une Certaine Comédie Italiehne , Arlequin dit a Scapin, qui fe plaint de ce que la juftice 1'a puni: pourquoi auffi t'avifes-tu de voler un cheval en plein jour? Moi ,• yoler,- repreud Scapin,  < 95 > 'fï? Eens dat de Graaf van Soifions fpeeldè, wierd hij achter zijn ftoel, door middel van een fpiegel^ een man gewaar, wiens uiterlijkheid hem niets goeds beloofde. Dit wantrouwen deed héni oplettend zijn ; indedaad , eenige oogenblikken daar na voelde hij de Luts van zijn hoed affn ijden; hij geliet zig als of hij niets befpeurd had, en eenige noodwendigheid voorwendende, keert hij zig naar den Gaauwdief, en verzoekt hem zijn fpel wat te willen houden , het geen deze niet kon weigeren. De Graaf gaat naar de keuken , en doet zig het fcherpfte Voorfnijd -mes geeven dat men kon vinden; hij verbergt het onder zijn kleed, en komt weder in de zaal. — De Gaauwdief, ongeduldig om zig weg te pakken, ftond op, om het fpel dat hij hield, weder over te geeveii ; maar de Graaf wenkte hem dat hij maar zoude voortfpeeleu. Ter zeiver tijd nadert hij', zo zachtjes hem mogelijk was, naar den Gaauwdief, vat een van zijne Ooren ,' en •fnijdt het af; en het zelve in zijne hand houdende, zeide hij hem : — Mijnheer , als gij mij mijn Luts weder geeft, zal ik u ook uw Oor wederom geeven. 72. In een zeker ItaÜaansch Blijfpel, zegt Arlequin tegen Scapin, die zig beklaagt dat hij door de Justitie geflraft is geworden: — waarom gaat gij ook bedenken om op deu heldereü dag eeu paard  4 $6 > pièapih , tu rhe fais tort de parler ainfi. Mbri Maitre venait de m'envöyer faire uiie commiffion; -Je trouve dans une petite rue un cheval qui la barrait entièremënt ; je vais pour palfer par derrière , on me crie: prenez garde, il vous donnera un coup de pièd; je voulus aller par devant, oh me dit: ïi'avancez pas, il vous rhordra. —— Jé me vis donc obligé , de peur d'être mordu ou eftropié de palfer par delfus. Je pofe effecti- vemënt le pied daiis un des étriers, & je paffe une jambe; mais ne voila-t-il pas que ce diable de cheval "prend lé mórds aux dents & m'em'portè vingt-cinq lieues par dela. Vois, je te prie, mon cher Arlequin , fi celu s'appelle voler ua eheval! Én 1585. des Troupes Portugaifes qui paflbient, dans les Indes, firent naufrage. Une partie aborda dans le pais des Caffres, & 1'autre fe mit i la. mer fur une barque conflruite des débris du vaiffeau. ——- Le Pilote s'apperéèvant que le bütiment étoit trop chargé , avertit le Chef Edouard de Mello, que 1'on va couler a fond, fi 1'on ne jette dans Peau une douzaine de victimes. Le foft tbmbé , entr'autres, fur un foldat donc 1'hiftoire n'a point confervé le nom. Son jeune frere tombe aux genoux de Mello, & demande avec inftance, de prendre la place de fon ainé:  < 97 > 'paflrd te fteelen ? Ik fteelen ! hernam Scapin : gij verongelijkt mij met aldus te lpreeken. . * Mijn Meester had mij uitgezonden om eene boodfchap te doen; ik vind ijl eene enge ilraat een paard, dat dezelve geheel bezet; ik wil achter het paard omgaan ; men roept mij toe: hij zal u een fchop geeven. Toen wilde ik van vooren voorbij gaan; men zeide mij weder: nader niet, hij zal u bijten. . Ik zag mij dan verpligt, uit vrees van gebeeten of gefchopt te worden y van over het zelve heen te gaan. . Ik zet indedaad, een voet in een van de ftijgb'eugcls, en doe het andere been over het paard valien; maar wat gebeurt 'er? — Dat drommelfche paard gaat aan het hollen, en vervoert mij vijf-en-twintig uuren van hier. Zie nu eens, bid ik u , mijn waarde Arlequin, of dat genoemd kan worden , een paard te ileelen! lp Énige Portugeefche Krijgslieden, die men in 't jaar 1585 naar de Indien zond, leeden fchipbreuk. Een gedeelte geraakte in het Land der Caffers, en de anderen begaven zig weder op zee, in een vaartuig, gebouwd van deoverblijffelen van hun fchip. De Stuurman, bemerkende dat het vaartuig te zwaar gelaaden was, waarfchouwde den Commandant Eduard de Mello , dat men gevaar liep van te zinkenindien men niet eenige manfehappen over boord wierp ; — ónder anderen viel het lot op een foldaat, waarvan dé gefchicdenis ons den naam niet vermeld heeft. — G Ziji»  < 9* > aïfié. —_Moh Frere, dit-il, eft plus capable que moi; il nourrit mon Pere, ma Mere , mes Soeurs ; s'ils le perdent, ils mourront tous de' mifere ; confervez leur vie , cn confervant la fienue, & faites moi périr, moi qui ne puis leur être d'aucun fecours. Mello y confent, & le fait jetter a la mer. Le jeune homme fuit la barque pendant fix heures ; enfin , il la ré- joint. On le ménace de le tuer , s'il tente de s'y iutroduire : — L'Amour de fa eönferva- tion triomphe de la ménace, il s'accroche. Ou vcut le frapper avec une épée; il la faifit & la retient jufqu'a ce qu'il foit entré. Sa eouftancc touche tout le monde: — On lui permet enfin de refter avec les autres, & il parvienï ainfi a fauver fa vie & celle de fon Frere. 74' Charles Emanuel, Duc de Savoye, qui avoit des prétentions fur la ville de Geneve, tenta de s'en emparer par furprife. II la fit efcalader de nuit; mais le fucc^s ne répondit point k fes vues; 1'allarme commenca avant qu'il y eut un affez grand nombre d'affiégeants fur les murail- les. Les Citoyens coururent aux armes, & fépoufterent les ennemis, trop faibles pour leur ré-  < 99 > Zijn.jonger broeder werpt zig voor de voeten vari Mello, en vraagt op het iïërkfte, om in de plaats van zijnen oudften broeder gefield te moren worden _ Mijn Broeder, zeide hij, is meerder in ftaat dan ik , om mijn Vader, mijne Moeder en mijne Zusters te onderhouden; wanneer zij hem verliezen, moeten zij van gebrek fterven; behoud hun het leven, door hem het zijne te laaten • en doe mij vergaan , dewijl ik'hun geen hulp kan toebrengen. _ Mello itemt. daarin toe, en doet hem in zee werpen; — die jongeling volgt het vaartuig geduurende zes uureu; eindelijk genaakt hij het, men bedreigt hem met de dood , zo hij daarbinnen durft komen: deliefde voor zijn eigen behoudenis doet hem die bedreiging verachten hij grijpt zig vast; men wil hem met een deren flaan, hij vat denzelven aan en houdt dien vast tot dat h,j binnen boord geraakt is. _ Zijne fland vastigheid treft ieder een; men ftaat hem toe om met de anderen te blijven; en aldus vindt hij middel om zijn eigen leven en dat van zijnen Broeder te behouden. 74- Carel Emmanuel , Hertog van Savoijé , die eifchen had op de ftad Geneve, trachtte dezelve door verrasfing te overweldigen. Hij deed dezelve bij den nagt beklimmenmaar de uitflag beantwoordde geenszins aan zijne oogmerken ; daar werd allarm geflaagen èër 'er een genoegzaam aantal van belegeraars op de muuren was. • De Burgers vatten de wapenen op, ■G 2 ea  réfiflen —— Ceux qui tomberent entre leurs' mains, furent livrés ?. une mort ignominieufe. — Du nombre de ces prifonniers était un officier de réputation; — la nouvelle de fon malheur eft poi tée fon Epoufe ; cette dame étoit enceinte : Elle vóle vers le lieu oü fon mari va périr, & deirande il 1'embralfer pour la derniere fbis; on lui rcfufa cette grace , & Pofficier fut pendu fans qu'elle eut pu 1'approcher. Elle fuivit néanmoins le corps de fon mari au lieu oü il devait être expofé: — La, elle s'affit devant ce trifte fpeftacle, & y demeura fans vouloir prendre de nour- riture, ni celfer d'y fixer fes regards. La mort qu'elle attendait avec impatience, vint enfin lui fermer les yeux en cette fituation. 75- Un Ambafladeur de Charles-Quint, auprès de Soliman, Empéreur des Turcs, venait d'être ap- pellé a 1'audience de eet Empéreur. Comme il vit, en entrant dans la Salie d'audience, qu'il n'y avait point de liege pour lui, & que ce n'était point par oubli, mais par orgueil qu'on le laiffait tenir de bout, il óta fon manteau & s'affit deffus avec autant de Liberté, qüe fi c'était un ufage établi depuis longtemps. — 11 expofa 1'objet de fa commiffion avec une alfurance & mie préfence d'efprit, que Soliman lui même ne put s'errt-  < lor > en dreeven de vijanden te rug, die te zwak waren om hun tegenftand te konnen bieden. —,' Die , welken in hunne handen vielen , werden icbandelijk ter dood gebragt. — Onder het getal van die gevangenen was een voornaam officier; — de tijding van zijn onheil wierd zijne vrouw aangekondigd ; zij was zwanger: — 'Zij ijlt naar de plaats daar haar man moest ft'erven, en verzoekt dat zij hem nog eens mag omhelzen; men weigert haar die gunst, en die officier werd opgehangen, zonder dat zij hem eens had konnen naderen' Evenwel volgt zij het ligchaam van haar man naar de plaats, daar hij ten toon moest gefield worden. Aldaar ging zij nederzitten voor dat droevig fchouwfpel, en bleef daar, zonder ecnig vocdfel te willen gebruiken, of na te laaten haare oogen daar op gevestigd te houden. , De dood, die zij met onverduld verwachtte, kwam eindelijk haar in die geiïeldheid de oogen fluiten. 75- Een Gezant van Careldeu Vijfden, bij Soliman, Turksch Keizer, werd ter audiëntie geroepen. — Alzo hij, bij 't inkomen in de zaal, bemerkte dat 'er geen Zetel voor hem gefield was, en dat zulks niet door vergetelheid gefchied was, maar dat men hem door trotschheid liet Maan blijven, deed hij zijnen mantel af, en ging op denzelven zitten met zo veel vrijmoedigheid , als of het een van ouds ïngefteld gebruik was geweest. — Hij flelde het voorwerp zijner zending voor, met eene floutmoedigheid en tegenwoordigheid van geest, deG 3 wel-  < 102 > s>mpêchcr d'admirer. , Lorfque Paudienee fut time , 1'Ambaffadeur fortit fans prendre fon mantcau; on crut dabord que c'était par oubli, & on 1'avertit: — il répondit avec autant de gravite que dc douceur : —., les Ambaffadeurs du Roi mon Maitre ne font point dans 1'ufage dc porter leurs fieges avec eux. D 76. L'Empéreur Henri IV. avait auprès de lui le Comte dc Scarbiecki, que la République de Pologne avait envoyé pour conclure un traité de paix. L'Empéreur eut la vanité dc faire re- marquer a eet Ambalfadeur les 'grandes ricbefles ée 1'Empire, & le tréfor qu'il avoit amaffé. i Voil.i,_Jui dit-il un jour, de quoi dompter les Polonais. L'Ambaffadeur, peu troublé de la fierté de cette ménace, tira auffitöt une bague de prix qu'il avoit au doigt & la jetta fur le tréfor, en difant: ajoutons 1'or a Por. —— Aöion qui faifait voir qu'il acceptoit le défi , & qu'il méprifait affez les richefles de 1'Empéreur, pour ne pas craindre de les augmentcr. Cette aétion, qui pouvait caufer une rupture, accelera au contraire la paix entre 1'Empéreur & les Polonais.  ♦C 103 > welken Soliman zelf niet kon nalaaten te bewonderen. — Toen bet gehoor afgeloopcn was, vertrok de Gezant, zonder zijnen mantel mede te neemen; men dacht terlfond dat hij denzelven vergeeten had, en men zeide hem zulks; — hij antwoordemetzo veel deftigheid als zachtzinnigheid: De Gezanten van den Koning, mijn Meester, zijn niet gewoon hunne Zetels weg te draagen. 76. Keizer Hendrik de ÏV. had als Gezant bij zich de Graaf den Scarbiecki, dien de Republiek van Polcii gezonden had om een vrede-verbond te fluiten. — De Keizer was verwaand genoeg om aan dien Gezant de groote vermogens van het rijk ta. doen bemerken, in den fchat dien hij bijeen verzameld had; — zie daar, zeide hij hem eens, waarmede men de Poolfche Natie zoude konnen bedwingen. — De Gezant, weinig aangedaan over deze trotfche bedreiging, trok voort een kostbaareii ring van zijn vinger, en fmeet dien op den fchat, zeggende : — Laat ons het goud bij het goud voegen.. Eene daad , waar door genoeg bleek, dat hij de uitdaaging aannam, en dat hij de rijkdommen van den Keizer genoeg verachtte, om niet te vreezen die te vermeerderen. —. Deze daad , die de onderhandeling had konnen afbreeken , bevorderde in tegendeel den vrede tusfehen den Keizer en de Poolfche Republiek. G 4 77.  104 > 77- Dans une ville d'AUemagne , un Negre & un. Blanc fe difputaient 1'avantage de la figure. —~ L'Allemand difait & 1'Africain : — Mon Ami, (i j'avais le malheur de te relfembler, je crois que je ne ferais guères tcnté de me faire peindre; & je n'imagine pas non plus, que 1'envie t'en prenne jamais. —— Regarde-toi un peu, beau bruhet; Ik, regarde-toi dans ce miroir; ne conviendrastu pas, qu'il falloit que la nature fut en train de rire , quand elle a formé ce vifage en poix noire & lüifante , a moins qu'elle ne i'ait deftiné a faire peur aux petits enfants de mon païs, & a les empêcher de crier ? — II eft vrai, répondit le Negré , que tu as bien dequoi t'en' louer avec ta face blafarde! Ne vois-tu pas, animal que tu es, que tu reflembles a un fruit ébauché,_ auquel'le Soleil n'a pas encore daigné donner les derniers coups de pinceau? — La difpute s'échaufta, & ils allaient en venir aux mains, quand un tiers fe préfenta pour arbitre , & fut accepté : c'était un Frangais , qui, comme de raifon, pronoi^a en faveur de 1'AHemand. —— Tu 1'emportes & je fuis vaincu, s'écria le More! On me cöndamne en Europe , mais en Afrique tu, aurais perdu ton procés,  < 1*5 > 77. In eene zekere ftad in Duitschjand, Éwjstedea een Neger cn een Blanke over het voorrecht van hunne gedaante De Duitfcher zeide teen den Afhcaan : — Mijn Vriend , indien ik net ongeluk had u te gelijken, geloof ik, dat ik nooit " de begeerte zou hebben om mij te doen uitfchilderen; en ik kan mij ook niet verbeelden dat u ooit die lust zal bekruipen. Bezie u eens, fchoone zwartkop; kom, bezie u eens in dezen fpiegel; — zult gij niet moeten toeftemmen dat de Natuur aan hét fchertfen was, toen zij dat bakhuis van zwart en glimmend pik gemaakt heeft • of zij moet het gefchikt hebben om de kleine kin' deren bang te maaken, en om hun het fchreeuvven te beletten? — Ja waarlijk,' antwoordde dc Neger, gij hebt veel reden om u te beroemen met uw bleek bakhuis ! Ziet gij nietzot daar gij zijt, dat gij aan eene onrijpe vrucht gelijkt, aart welke de Zon haare heilzaamfte ftraalen nog niet geïchonken heeft. De twist werd he¬ viger, en zij zouden handgemeen geworden zijn wanneer een derde zig als fcheidsman aanbood' en als zodanig aangenomen wierd: — Deze was' een Franschman , die, zo als redelijk was, ten voordeele van den Duitfcher uirfpraak deed. v Gij wint het, eu ik beu overwonnen , riep de Moor uit ! Men veroordeelt mij in Europa, maar ui Africa zoudt gij uw proces verboren hebben. G 5 pj.  < io6 > 73. Pendant les Guerrcs de 1672. une bonne femme qui vendait de la biere a 1'armée d'Hollande , criait de toute fa force : a deux fols ma bonne biere, a deux fols. Un foldat criait derrière fa tente, a fix liards ma bonne biere, a fix liards. —— Ilcias ! difoit la bonne femme, voila un malheureux qui s'eft venu camper derrière moi pour m'öter tous mes chalands: car tout le monde courait au meilicur marché; enfin, après avoir bien lamenté fur cc qu'elle craignait que fa biere lui relterait, elle fut toute étonnée de voir qu'il n'y en avait plus une goute dans fon tonneau, & pela, parceque le foldat avait trouvé le fecrèt de le percer de 1'autrc cöté de la tente, & en faifant deux liards de mciileur marché, il avait tout dé, bité, avant que ïa bonne femme fe fut appercue du tour. II efi; d'ufage dc donner un Confei! aux crimi- ncls avant de les condamner. Un Avocat, devenu le Confeil d'un filou , furpris k dérober des bourfes dans une audience du Parlement, le tire h l'écart; il lui demande s'il était vrai qu'il eut coupé la bourfc a quelqu'un ? II efi: vrai, Monfieur, dit le voleur, mais Tais-toi , reprit PAvocat; le meilleur Confeil que je puiflc te donner ell , de t'en aller au plus vitc. ■■ " U  < io7 > 78. Geduurende den Oorlog In 1672. verkocht eene oude vrouw bier in 't hollandfche Leger, eh riep luidkeels: voor twee Huivers, mijn lekker bier, voor twee Huivers ! — Een foldaat fchreeuwde agter haare tent. Voor drie groot mijn lekker bier, voor drie groot! - Helaas! zeide de goede vrouw; ziedaar een ongelukkigen, die zig achter my geplaatst heeft, om mij alle mijne klanten te onttrekken: — want elk liep naar den besten koop. — Eindelijk , na lang geklaagd te hebben, uit hoofde van de vrees die zij had, dat zij'haar bier niet zoude verkoopen , was zij eensklaps zeer verwonderd, toen zij bevond dat 'er geen druppel meer in het vat was, en zulks, om dat de foldaat middel had weeten te vinden om het aan de andere zijde van de Tent op te fteeken ; en door het bier twee oortjes minder te geeven, 'had hij alles verkogt , eer de goede floof de kunstgreep bemerkt had. 79- Ingevolge een aangenomen gebruik, wordt aan misdadigers een Raadsman bijgezet , alvorens zij veroordeeld worden. Zeker Advocaat, als Raadsman benoemd van een gaauwdief. op de daad betrapt met beurfefnijden in een audientie-zaal van het Parlement, roept hem in 't bijzonder, en vraagt hem, of het waar is, dat hij iemand de beurs gefneeden heeft. —— Dat is naarheid, Mijnheer, zeide de dief, maar.... zwijg  € i©8 > Le voleur, trouvant 1'avis fort de faifon, gagne 1'Efcalier le plus proche, & difparait. — L'Avocat fe préfente au Barrcau; les Juges lui demandcnt s'il n'a rien q dire pour la défenfe du criminel ? Meffieursdit-il , ce pauyre malheureux m'a avoué fon crime; mais comme j'étais nommé fon Confeil, j'ai cru devoir lui Confeiller de prendre la fuite. Ce fut un fujet de rifée, mais il n'y avoit rien a reprocher a 1'Avocat; c'était aux Huiffiers a prendre garde que le voleur ne s'échappat.  < top > zwijg ftil, hernam de Advocaat; de beste raad dien ik u kan geeven is, dat gij u op het ichie- lljkst wegpakt. De dief dien raad zeer goed vindende, loopt den nabuurigften trap af en verdwijnt. De Advocaat vertoont zig voor de Vierfchaar. De Rechters vraagen henij of hij niets ter verdeediging van den misdaadiger te zeggen heeft? Mijnheeren, zeide hij, die arme ongelukkige heeft mij zijn misdaad bekend; maar, dewijl ik tot zijn Raadsman benodmd was, heb ik gedacht hem te moeten raaden de vlugt te neemen. Dit gaf gelegenheid totlagchen; maarden Advocaat kon niets geweeten worden ; de Deurwaarders hadden moeten oppasfen dat de dief niet óutfnapte. ¥1.  < iio > 80. Les femmes patent pour être plus peurèufes que les hommes. Voici, néanmoins, un trait affez hardi d'une fervante de Lille. Elle avait gagé d'aller pendant la nuit, fans lumiere , prendre une tête de mort dans le cimétiere de fa paroiffe; Celui qui avait fait la gageu- re contre elle, s'était caché fous le charnier; — . comme elle ténait une tête dans fes mains, il lui cria d'une voix fépulerale : — Laiffez la ma tête. —— La fervante , la lui jetta , en lui difant: Tiens, la voila, & en prit uneautre; elle' entendit une feconde fois le même commandement; mais s'appercevant que c'était la même voix qu'elle avait déja entendue, elle emporta tranquillement la tête qu'elle ténait, & dit: —. Vas, vas, tu n'en avais pas deux* 81. Ün Financier, qui ne conrmiffait que quelques regies d'Arithmétique ,• avait fait dreiïer un corps de Bibliotheque dans fon Cabinet, oü la fculp- ture & la dorure n'étaient point épargnées. II ne s'agiflait plus que d'y mettre des livres. . II acheta toute une édition ift Quarto, d'une histoire, que le Libraire n'avoit pu débiter. —— II la paye a tant la toife j c'était ie nuirché qu'il avait  4. iii > 80, Doorgaans zegt men dat de vrouwen fongeV zijn dan de mannen. Zie hier, echter, eer* ftaaltje, dat ftoutmoedig genoeg is, van eendienstmeid te Rijsfel. _ Zij had een weddenfchap aangegaan, om, des nagts en zonder licht, een doodshoofd op het kerkhof van haar Parochie te gaan haaien. Hij, die tegen haar de wedding gedaan had , was onder het beenderhuis verborgen • — zo als zij een doodshoofd in haare handen genomen had, riep hij haar toe met eene holle Item- — Laat mijn hoofd daar leggen. De meid wierp hem hetzelve toe, hem zeggende: Zie daar daar i^s het, en zij nam voort een ander ' Zi'i hoorde ten twecdenmaal het zelfde bevel maar bemerkende dat het dezelfde ftem was die zij reeds gehoord had, nam zij gerustelijk het hoofd, en zeide: Loop, loop, gij hadt 'er geen twee. 8j. Een Financier, die alleen de eerfie gronden van de Anthmetica verftond,- had in zijn Studeerkamer een Boekenkast doen maaken, aan welke de beeldhouwkunde en het verguldfel niet bezuinigd waren. Het was dus alleen maar de zaake om er boeken in aan te fchaffeu. Hij kocht eengeheelendruk inQuartovan eene historie, die de Boekverkooper niet had konnen kwijt worden hij  Kt tti > avait fait; — Mais il y avait un inconvénienr.; les volumes ne pouvaieht entrer dans la bibliotheque. —_ Comme on lui répréfente qu'il faut efpacer davantage les fablettés; je ne veux pas, dit-il, qu'on y touche ; vous gateriez ma fculp- ture; Comment faire? —.Parbleu , repar- tit-il, vous voila bien embarratfés, ü n'y a qu'i faire rogner les volumes. 82. Un malade, interrogé par fon Médecin fur 1'état de fa fanté , & comment il avait paffé la nuit, lui répondit, qu'il avait beaucoup fué. — Tant mieux, dit le Médecin: C'eft bon figne. — Le Lendemain faifant au malade les mêmes questions que le jour précédent, celui-ci répondit, qu'il avait eu le frilfon toute la nuit , & qu'il n'avait pu dormir. Ce pronoftic eft encore bon , répondit le Médecin, & puis il s'en alla. Le tróiliemc jour , il vint encore voir fon malade , qui lui dit , qu'il fentait des doülcurs par tout le corps: Tant mieux, répondit le Docteur; c'eft une marqué de fanté;_ & je Vous af- fure que vous ferez bieutöt guéri. Après que le Médecin fut parti, le malade dit a un dc fesamis, qui lui demandait comment il fe trouvait: — hélas! mon cher; oü dit que je me porte bien , & cependant je fens que je me meurs;  K H3 > bijbetaalde dezelve tegens zoveel voor elke roede; op dien voet had hij zijn koop gemaakt; maar daar kwam eene ongelegenheid tusfchen beide; — de fcoekdeelen konden in de bibliotheek niet geplaatst worden, om dat zij te groot waaren. • Toen men hem vertoonde, dat men de planken moest verwijden, zeide hij: Ik verfta niet dat 'er aan geraakt worde; gij zoud mijn beeldhouwwerk bederven. . Wat dan gedaan ? — Wel nu! hervatte hij, een fchoone verlegenheid! gij moet de boeken maar zo veel korter laateii maaken. 82. Een zieke , door zijnen Doctor ondervraagd wordende over den ftaat zijner gezondheid , en hoe hij den nagt had doorgebragt, antwoordde: hem: - dat hij zeer Merk gezweet had. —- Zo veel te beter, zeide hem de Doöor: dat is een goed teken. . 's Anderen daags aan zijn Patiënt dezelfde vraagen doende als den voorigendap-, antwoordde hem deze : — dat hij den gaiitfchen nacht een beeving van koorts had gehad, en niet had konnen rusten : _ dat voorteken is weder goed, antwoordde de Doftor, en toen ging hij weg. Den derden dag kwam hij weder zien hoe zijn zieke voer, die hem zeide, dat hij pijn door het gantfche ligchaam gevoelde: — Zo veel te beter, antwoordde de Doctor, dat is een teken van gezondheid, en ik verzeker u, dat gij welhaast geneezen zult zijn. Na dat de Doaor vertrokken was, zeide de zieke aan een zijner H vrieu.  < "4 >' meurs. . TJn homme qui fe connait, n'ajonte point de foi a des flattcries dangéreufes; s'il eft fage, il aimera mieux qu'on lui parle avec fincérité. «3- Un Lievre confidérant la Tortue, qui rampntf avec peine, fe mit a fe moquer d'elle & de fa len- teur. Que tu eS péfante ! lui dit-il.' Que tu marches lentement ! Pour tout cela, dit ia Tortue, je parie que je te vaincrai a Ia courfe; & quoique tu te vautes tant de ta Légéreté, gageons que j'arriverai plutöt que toi a tel endroit. Plutöt que moi! dit le Lievre, tu radotes; tu es folie, furement. Folie onnon, reprit- clle., je te parie ce que tu voudras. Voili qui eft fait; ils partent. Le Lievre en un moment laiffa la Tortue bien loin derrière lui, & ne la voyant plus, il fe repofa, s'amufa a brouter, & s'endormit pour reprendre un peu fes forces : car, difait-il,- je ia ratrapperai quand il me plai- ra. La Tortue marcha toujours fans s'ar- rêter ; & quand le Lievrè fe réveilla, elle étoit fi prés du bout de la carrière , que, quoiqu'il courut de toute fa force , elle y arriva ayant lui , & gagha la gageure. — Un ennenn qui fe croit invincible , & qui négligé des précantions, eft vaincu par un autrc moins ré-  vrienden, die hem naar zijn toeftand vraagde: — Heiaas! mijn waarde vriend, men zegt mij dat ik beter ben , en echter voel ik dat ik fterf. Een mensch,die zig zelve kent, geeft geen geloof aan gevaarlijke vleijerijen; — indien hij wijs is, zal hij veel liever hebben dat men hem met openhartigheid fpreekt. 83. Een Haas, de Schildpad, die met'veel moeitè roortkruipt, befchouwende, begon dezelve uit te lagchen over haare traagheid. — Wat zijt gij zwaarmoedig! zeide hij haar. — Wat gaat gij laugfaam! Met dat alles, zeide de Schildpad, wed ik, dat ik het in 't loopen van 11 zal winnen; en hoe zeer gij op uwe vlugheid roemt, laat ons wedden, wie het eerst aan eene zeker bepaalde plaats zal gekomen zijn. Eerder dan ik! zeide de haas: gij mijmert of gij zijt zeker gek. Gek of niet, hervatte zij, ik wed met u, om alles wat gij zult willen —, Zo gezegd zo gedaan; zij vertrekken. — Ineen oogenbhk liet de Haas de Schildpad verachter zich en dezelve niet meer ziende , nam hij wat rust,' begaf zig aan het weiden, en ging vervolgens fiaapen , om zijne kragten wat te herftellen: want, Z2ide hij, ik zal haar altijd wel weder inhaalen, als het mij goeddunkt. Ondertusfchen vervolgde de Schildpad haaren weg, zonder zich op te houden; en toen de Haas ontwaakte, was zii zo nabij aan het bepaalde doel , dat, hoe zeer de Haas met loopen alle zijne kragten infpande, H 2 ' Zij  < Hó > rédoUtable que lui, mais qui fait fe fervir habilement de tous fes avantages. S4. Un Vieillard de quatre vingt-ans fe mit en tête de planter des ar bres dans toutes fés Terres. Les vingt-mille glands que j'ai mis cn Terre, difoit-il, feront dans quelquc temps d'ici, -vingt-mille chênes, qui dans vingt ans, a un écu chacun, feront vingt-mille écus. Trois jeunes-gens , fes voifins, trouvaient qu'il radotait. Mais, je vous prie, lui difait 1'un, pouvez-vous. efpérer d'avoir jamais le plaifir de vous repofer a 1'ombre de ces arbres ? on pourroit bien vous excufer de batir : mais pour planter.... Convient - il a votre age d'avoir encore des vuës terreftres? Cela »e convient qu'a nous autres jcunes-gens. ■ L'age n'y fait rien, répondit le Vieillard; vous pouvez mourir aufli - tót que moi, & même plütót: vous n'etes pas fürs de vivre jufqu'a demain. — Je plante, il eft vrai; je me donne le plaifir de planter pour mes petits - enfants; — Le fage ne penfe-t-il qu'a lui ? — je jouis k prefent de mon plaifir; j'enpuis jouir encore demain, & quelques autres jours; je puis voir croitre ces arbres peut être plus longtemps que vous. Le Vieillard avait raifon. — Les jeunes hommes mou-  < **7 > Xij daar eerder dan hij aankwam, en de wedding, dingfchap won. Een vijand, die zig onver- winnelijk acht, en de noodige voorzorgen verwaarloost, wordt ligtelijkdoor een ander, minder ontzachlijk dan hij, verwonnen; om dat deze, van het voordeel dat hij op den anderen heeft, heeft weeten gebruik te maaken. 84. Een Grijsaart van tagtig jaaren , bedacht om al zijn Land met boomen te beplanten. Dc twintig duizend Eikels, die ik in den grond gelegd heb, zeide hij, zuilen over eenigen tijd twintig duizend eikenboomen zijn, dewelken over twintig jaaren , tegen een Kroon het ftuk bereekend, twin- tig_ duizend Kroonen zullen aanbrengen. Drie jonge Lieden, die hij tot buuren had, meenden dat hij mijmerde. ■ Maar, bid ik u, zeide de een , kunt gij ooit verwachten het vermaak te hebben van onder de fchaduwe van die fcoomen te gaan rusten? het bouwen zou men nog konnen infchikkcn; maar te planten. voegt het aan uwe jaaren, nog uitzichten voor dit aardfche leven te hebben ? dat past alleen aan jonge Lieden, zo als wij zijn. Dc jaaren doen'er niets toe, antwoordde de Grijsaart • gij. kunt zo wel als ik fterven, en zelfs eerder; - gij zijt zelfs niet zeker dat gij tot morgen zult keven. — Ik plant, wel is waar; ik geef mij het vermaak voor mijn klein - Kinderen te planten. — Moet een wijze om zich zelve alleen denken? nu geniet ik mijn vermaak; morgen kan H 3 ik  < n8 > jnoururent tous trois, en moins de trois moïs. —» L'un fe noya; 1'autre fut tué a 1'armée, & le troifieme d'une tuile qui lui tomba fur la tête* «5- Un Chien de Chafie qui avoit extrêmemenS contenté fon maitre dans toutes les occafions, deyint enfin infirme par Page & par la fatigue. Un jour qu'il pourfuivoit un fanglier , il le prit par Poreille, mais comme il avait les dcnts fort mauvaifes , il fut obligé de lacher fa proye. Alors, le chaffeur fe mit en colere contre le pauvre animal, lui reprocha qu'il n'étoit plus bon a rien, & même le maltraitait d'une maniere cruelle : — Mais le chien lui dit: — Avez-vous donc oublié les fervices que je vous ai rendus en ma jeunefie? — Ce n'eft pas le courage qui me manque a préfent, mais ce font les forces; je ne fuis plus ce que j'ai été. Tel eft le caractére de 1'ingratitude; la moindre faur te, la plus légere méprife eft un vice; les fervices pafles , quelques grands qu'ils puifient avoir été, n'cntrent plus en ligne de compte ; on ne peut plus fe les rappeller, & celui qui les a rendus , devient le plus fouvent un objet de mépris.  ♦C H9 > ik het ook nog genieten, en vervolgens nog meer andere dagen. Ik kan veel ligt die boomen langer tijd zien groeijendan gij. — De oude man had gelijk; de drie Jongelingen ltierven kort daar na. — De eene verdronk-; de andere werd in 't leger doodgefchooten ; cn den derden viel een pan van een dak op het hoofd, waar door hij dood neder viel. 85- Een Jagthond, die zijn Meester altijd in alle gelegenheden zeer voldaan had , wierd eindeliik gebrekkelijk door den ouderdom en door de ongemakken die hij geleeden had. Eens dat. hij een wild zwijn vervolgde, greep hij het zelve bi] het oor; maar alzo zijne tanden zeer flccht geworden waren , moest h'ij zijn prooi weder loslaaten. Toen wierd de Jager zeer vergramd op het arme dier , verweet aan 't zelve dat 'het tot niets meer goed was., en mishandelde het zelfs op eene wrecde wijze ; — Maar , de houd zeide hem : — hebt gij dan alle de diensten vergecten , die ik u in mijne jeugd gedaan heb ? ~ Het is de moed niet die mij ontbreekt , maar het zijn de kragten ; — ik ben nu niet meer zo als ik voorheen was. —- Zodanig is de aart der ondankbaarheid; — de minftc fout, de minde mistasting is een ondeugd; — de voorleedene dienlïen, hoe groot dezelve ook hebben konnen zijn, worden met meer gereekend • men kan zich dezelve niet meer herinneren, en die ze gedaan heeft, wordt den meesten tijd een voorwerp van verachting. H 4 8$,  ♦<[ 120 $♦ S6. Un Larron efitra furtivement dans une maifon, pour la voler pendant la nuit; mais il n'y fut pas plutöt , qu'un chien qui la gardait, fe réveilla, & fe mit a aboyer. Le Voleur qui avait prévu cela , jetta quelque chofe k manger au chien, pour 1'empêcher de faire du bruit; mais ce fidele animal le refufa, en lui difant: Je connais ton intention; tu ne viens pas ici pour me faire du bien; & ce n'eft que pour m'empêcher d'aboyer, que tu me donnés a manger, afin de pouvoir voler en füreté le bien de mon maitre; mais tu te trompes fort: car je ne ceflerai d'aboyer, que je n'aye réveille les domeftiques. En effet, le chien fit tant de bruit que les domeftiques fe réveillerent, & prirent le voleur, qui n'eut pas le temps de s'enfuir. II faut fe tenir en garde contre ceux qui nous font plus de carelfes qu'a 1'ordinaire : car c'eft un fignc presqu'infaillible, qu'ils penfent a nous troraper. Un Laboureur fe voyant proche de fa fin, & lie lauTant pas de bien a fes enfants, s'avifa d'une chofe pour les engager au travail , afin qu'ils puflent gagner leur vie. —- II les fit venir auprès de fon lit, & leur paria en ces termes: Mes Enfants, tout ce que j'ai pu amaflcr en ma vie,  < 121 > 8 Je 1'al caché dans mon champ. Vous Yy trouve- rez quand je ferai mort. Le Vieillard mou- rut peu de temps après. Scs Enfants, perfuadés qu'il y avoit uu tréfor caché dans ce champ, ne manquereut pas d'y aller avec des bêches & des hoyaux , après avoir euterré leur pere , & remuerent la terre avec beaucoup d'ardeur & d'affi- duité. A la vérité, ils ne trouverent point de tréfor, puisqu'il n'y en avoit point; mais la terre qui avoit été fi bien remuée, produifit une trés grande quantité de grain; de forte qu'ils fu- rent bien récompenfés de leur peine. ■ Ceux qui ne font pas riches, peuvent acquérir du bien par leur diligence & par leur indultrie. 88. Un foir, dit le Spectateur Anglais, je me promeuais le long de la Tamife avec un de ces hommes dont 1'efprit eft toujours diftrait. II rencontre a fes pieds un Caillou d'une forme affez finguliere ; il le ramafle & fe propofe d'en faire préfent a un Phyficien de fes amis. II fe refibuvient un moment après qu'il a un rendez- vous, & tire fa montre. II voit qu'il peut encore fe promener un quart d'heure; comme ce qu'il a dans fes deux mains le gêne, il s'approche de la Tamife, jette fa montre au milieu de l'eau, & ferre fort tranquillcment le petit Caillou dans fon Gouflet. N'aimant pas, continue le Spectateur, a annoncer rien, qui puifie faire de la  •C 123 > ren ! Alles wat ik in mijn gantfchen levensloop bijeen heb konnen zamelen, heb ik in mijnen akker verborgen ; gij zult het daar in vinden , als ik dood zal zijn. De Grijsaart ltierf eenigen tijd daarna. Zijne Kinderen, verzekerd dat 'er een fchat in dien akker verborgen lag, lieten niet na, daar heen te gaan met fpaden en houweelen, nadat zij hunn'Vader begraaven hadden, en fpirten den- akker met veel iever en aanhoudendheid om. —- Wel is waar, zij vonden'er geen fchat, dewijl 'er geen was; maar dat Land, zo wel omgefpit zijnde , bragt eene zo groote veelheid van graanen voort, dat zij voor hunne moeite rijkelijk beloond waren. Menfchen die geen rijkdommen hebben, konnen die verkrijgen door hunne naarftigheid en vernuft. 88. Op zekeren avond, zegt de Engelfche Speöator, wandelde ik langs de Theems, met een van die mannen , wier geest altijd afgetrokken is. — . Hij vindt voor zijne voeten een Kei?- Heintje van eene viij wonderlijke gedaante; — hij raapt het op , en fielt zich voor om het aan een Natuurkenner, zijnen vriend te verëeren. — Hij herinnert zich een oogcnblik daarna, dat hij een bijéénkomst heeft, en haalt zijn horlogie uit den zak; hij ziet dat hij nog een kwarticruurs tijd heeft om te wandelen. Alzo het gene hij in zijne beide handen heeft, hem hindert, gaat hij nader aan de Theems, gnoit zijn horlogie in 't water, en bergt heel bjedaardelijk het hecutje in zijn hor-  < 124 > la pcine, furrout, lorfque cela ferait inutile, je laiffai le temps k rnoii homme de s'appercevoir de fa méprife , & je me rctirai en réfléchiflant fur ces fortes d'abfeuces d'efprit. 89. Au lieu de regarder les domeftiques comme des amis malheureux, les gcns du monde les traitent le plus fouvent comme de vils efciaves, faits pour fatisfaire les Caprices du Maitre. La Guenon de la Marquife N.... mordit une de fes fervantes au bras, & la morfure fut fi cruelle, qu'on penfa dans les premiers jours qu'elle feroit mortelle. — Le premier jour la Marquife gronda fa guenon d'une facon tout-a-fait' féricufe, & lui défendit bien de ne' mordrc plus fi fort a 1'avenir. La fiHe en fut quitte pour un bras. La Marquife 11 én pouvant plus tircr les fervices accoutumés, la renvoya, en lui promcttant d'avoir foin d'elle. —— Le Marquis lui réprefenta qu'il y avoit de 1'inhumanité dans ce procédé; mais la Marquife lui répondit: —- que voulez-vous que je laffe de cette fille ? Elle n'a plus de bras. , 90. Louis XI. étant au Chateau du Plefïïs, prés de Tours, desceudit vers le foir dans les Cuifiues, oh  < 125 > horlogiezak. — Alzo ik, vervolgt.de Speöator, iemand niet gaarne iets aankondig, dat hemmoeijelijk maaken kan, vooral wanneer zulks nutloos zoude zijn, geef ik liever aan een mensen den tijd om. zijne mistasting zelfs te bemerken. -~ ik ging van hem weg, met bedenkingen te maaken over dergelijke verltrooijingen van gedachten. 2g. * Wel verre van de dienstboden aantefflerken als ongelukkige vrienden, behandelen de grooten dezelven, deh meesten tijd, als laage (laaven, alleen gefchikt om de zinlijkheden hunner meesters te voldoen. — De aap van de Marquizinne N.... beet eene der meiden in den arm; de beet was zo geweldig , dat men in de eerde dagen vreesde dat dezelve doodelijk zoude zijn. _ Den eerden dag, bekeef de Marquizinne met zeer veel ernst haaren aap, en verbood hem nooit weer in 't vervolg zo fterk te bijten; - de meid raakte vrij met het verlies van een arm. De Marquizin, de gewoone dienden van haar niet meer konnende trekken, zond haar weg, met belofte dat zij voor laar zorg draagen zou. - De Marquis vertoonde haar dat haare handelwijze ontmenscht was: maar de Marquizin antwoordde hem: - wat wilt gij dat ik met die meid doen zal. Zij heeft maar een arm meer. 90. Lodewijk de Xlde, zig in het Kasteel du Plesfs bij Tours bevindende, begaf zig op den avond in  ♦C 126 > eu il trouva tin jeune Garcon qui fournait la broche. Cet enfant avoit une phifionomie qui prévenait en fa faveur. Le Roi lui demanda : — Qui ès-tu? — D'oü ès-tu? Que gagnès-tu? -■ Le jeune Marmiton , qui na le connailfait pas, lui dit fans le moindre embarras: /-. Je m'appelle Etienne, Marmiton de mori métier^ — je fuis de Berri, & je gagne autant que le Roi. Que gagne le Roi ? Lui dit Louis. Ses dépens, réprit Etienne, & moi les miens. Cette réponfe libre & ingénieufe lui valut les bonnes graces du Roi, dont il devint par la fuite le valet-de-chambre. 91. Lorfque Soliman, Souverain des Turcs, marchait il la Conquète de Belgrade en 1521. une femme du commun s'approcha de lui, & fe plaignit amèrement de ce que, pendant qu'elle dormait, des foldats lui avaient enlevé des beftiaux qui faifaient toute fa ricbelTe. —— Vous devez avoir été enfévclie dans un fommeil bien profond , lui dit en riant le Sultan ; puifque vous n'avez pas entendu venir les voleurs. Oui, jedormais, Seigneur, répondit-elle, mais c'était dans la confiar.ce que votre Hautelfe veillait pour la füreté publique. Soliman, affez magna- nime pour approuver ce mot, tout hardi qu'il était, répara convenablement un dommage qu'il aurait dü empêcher. 02.  ïn de Keukens, alwaar hij een Jongeling vond, die het I'pit draaide ; dit Kind had een zeer belangrijk gelaat. 'De Koning vraagde hem: Wie zijt gij? _ Van waar zijt gij? - Hoeveel wint gij? - De Koks-jongen, die hem niet kende , zeide hem zonder de minfte verlegenheid te toonen: — Ik heet Steven, Koks-jonge van mijn Ambacht; — ik ben van Berri, en ik win zo veel als de Koning. Wat wint de Koning dan ? vroeg hem Lodewijk. Zijn kost, hervatte Steven , en ik de mijne. — Door dit vlug en geestig antwoord won hij de goedgunstigheid van den Koning, die hem in 't vervolg tot zijn Kamerdienaar nam. 91. Toen Soliman, Opperheer der Turken, in het Jaar 1521. uittrok om Belgrado te veroveren na derde hem eene vrouw, die zich beklaagde,'dat, terwijl zij Hiep, moedwillige foldaaten haar eenige beesten hadden ontroofd , welken haar geheele rijkdom uitmaakten. - Gij moet wel in eenen zeer diepenflaap gedompeld geweest zijn, zeide haar de Sultan al lagchende , dewijl gij de dieven niet hebt hoeren aankomen. ~ Ja, Heer, antwoorae zij, ik fliep 5 maar het was in 't vertrouwen dat uwe Hoogheid voor de algemeene zekerheid waakte. , Soliman, grootmoedig genoeg, om dat zeggen., hoe floutmoedig ook, goed te keuJen vergoedde zo als het behoorde, eenefchade, «ne hy had konnen voorkomen. fi.  < 128 > 92. On a cherché k toimier en ridicule Ia grflvïté' Efpagnole par ce petit conté. Un certain cavalier noble comme le Roi, Catholique comme le Pape , & gueux comme Job , était arrivé de nuit, dans un village de France, oü il n'y avait qu'une feule hötellerie. — Comme il étoit plus de minuit, il frappa loilgtemps a la porte de cette hötellerie, avant de pouvoir réveillcr 1'höte; — a la fin, il le fit lever h force de tinta mare. —— Qui eft-la ? cria Phóte par la fenêtre. C'eft, dit 1'Efpagnol; — Don-Juan~Pedro , Hernandez , Rodriguez de Villa - Nova, Condé de Malafra, Cavallero de Santiago y d'AIcantara. —L. L'Höte lui répondit aufiitöt, en fermaut la fenêtre: Monfieur, je fuis bien faché; mais, nous n'avons pas afiez de chambres pour loger tous ces Meffieurs-la. f3- Lorsque Soliman eut pris Ie chateau de Budes «n 1529. il trouva dans un cachot, Nadafti, Gouverneur de la place; il fut curieux de favoir la raifon d'un événement fi extraordinaire. —— Les Allemands de la garnifon lui avouerent, que Nadafti les ayant traités de laches & de perfides, parcequ'ils le prcfibient de Capituler, ils 1'avoient enfermé, pour avoir la facilité de fe rendre. ■ Le Sultan, plein d'admiration pour la fidélité & la  < 129 > 92. Men heeft bedacht de Spaanfche deftigheid door deze kleine vertelling belagchelijk voor te Hellen; Een zeker Spaansch Heer, zo adelijk als de Koning, zo Catholijk als de Paus, cn zo arm als Job, des nagts aangekomen zijnde , in een dorp in Frankrijk, daar maar ééne herberg was, klopte aan de deur van dezelve; doch alzo het middernagt was, moest hij zulks lang doen, eer hij den Hospes konde wakker maaken; eindelijk, door veel geraas te maaken , deed hij hem op- ffaan. Wie is daar ? vraagde hem de Hospes door het venfter. Ik ben , zeide de Spanjaard, — Don-Juan-Pedro , Hernandez , Rodriguez de Villa-Nova, Condé de Malafra, Cavallero de Santiago y d'Alcantara. —— De Hospes antwoordde hem terftond, zijn venfier weder fluitende: Mijn Heer, het is mij wel leed , maar wij hebben geen kamers genoeg omal die Heeren te huisvesten. 93- Toen Soliman in 1529. het Kasteel van Buda, hoofdftad van Hongarijen, ingenomen had, vond hij in de gevangenis Nadasti, Gouverneur van die plaats; — hij was nieuwsgierig om de reden te weeten van eene zo bijzondere gebeurtenis. — De Duitfchers van het Guarnizoen bekenden hem, dat Nadasti hen lafhartigen cn trouwloozcn genoemd hebbende, om dat zij hem aangezocht hadden om te Capituleeren, zij hem opgeflooten hadI den.;.  < 13° > Ia bravoure du généreux Gouverneur, le eonibla de louanges & de préfents, le mit en liberté, & condamna a mort tous ceux qui avaient manqué d'une maniere fi honteufe a la fubordinsition militaire. Schah-Abas, le Grand, Roi de Perfe, favok recounaitrc fon devoir. Parmi plufieur* traits que 1'on en pourroit citer, en voici un fin- gulier^ Un jour, ce Prince ayant beaupoup bu chez un de fes favoris , voulut entrer dans 1'appartement des femmes. Celui qui gardait la porte, lui en refufa 1'entrée. i II n'entrera jamais ici, dit-il, tant que j'aurai mon emploi, d'autre mouttache que celle de mon maitre, Comment, répond le Prince, eft-ce que tu ne me connais pas ? — Je fais que vous êtes Ie Roi des hommes, mais non pas celui des femmes, Cette fail'ie plut ï Abas ; il fe retira. Le Favori ayant appris cette incartade , alla fe jetter aux pieds de fon maitre. — Seigneur, lui dit; il — je viens vous prier de ne point m'imputer la faute de mon malheureux domeftique; je Fai chafie dp chez moi. Ce garde , répondit Abas, n'a point mal fait, & puifque vous 1'avez chafie, je le prcnds a mon fervicp; — II lui donna un petit gouvernement, 95<  < 13' > iJen, om zig des te beter te konnen overgeeven De Sultan, vol van verwondering over dé getrouwheid en dapperheid van dien edelmoedigen Gouverneur, gaf hem veel lof, overhoopte hem met gefchenken, en delde hem weder in vrijheid ; vervolgens veroordeelde hij ter dood alle. de genen, die op eene zo fchandelijke wijze tegen <*e militaire onderwerping gehandeld hadden. 94- Schah-Abas, de Groote, Koning van Periien wis zijnen phgt te erkennen. — S0ndcr andere «aaltjesi die men daarvan zou kunnen aanhaalen , zie er hier een, dat zeer aanmerkelijk is. ... Die I™v eenv.\bÜj een van zÜ"e Rustelingen veel gedronken hebbende, wilde in het vertrek der vrouweni gaan. — De geen die de wacht voor dedeur hield, weigerde hem den ingang Nook- 25 tm,',^ hl> Z° lan* ik 4n ampt bek eed «mand anders dan mijnMeester binnen komen— weet' V°rSï' kent BÜ mÜ »»*? Ik l„f §J de KoniuS der foaMieo zijt, maar AbTZÏr-°lmen- — D™alUa™ Abas, en hij g,„g wcg. De aun£telil)„ |Et voorgevallene vernomen hebbende fgS 'voor- tSSXsZ zii«en meester werp'eif. II ™ misdag door mijnen knegt be- B^suj — ik neb hem van mijnent weggejaagd Die wnchter antwoordde Abas ,J heeft niSs IwSdsge! gU hGm we&Sejaagd hebt, zal ik 95»  < 13* >' 95- Le Prince MenzikotT Commandait une armée RuiTe, oü, par fa négligence, il s'étoit gliffé des abus enormes. Un Officier Allemand, indi- gné de ces desordres , en avertit Pierre I., qui traita trés dürement fon favori. MenzikofT fe donna tanr de mouvements, qu'il parvint h connaitre fon accufateur, auquel il paria en ces termes: — II faut que vous foyez un homme bien eftimable, pour avoir mieux aimé vous expofer k mon refientirnent, que de laiffer ignorer au Czar une chofe qui 1'intéreiTe. —— Soyez mon ami; aidez moi de vos lumieres, &acceptez mi préfent de deux-mille ducats, comme un? marqué de mon eftim?. 96. Après la mort du Grand - Penfionnaire Barne..velt, fes enfants entrerent dans une confpiration contre le Prince Maurice. L'Ainé ayant été pris , la Veuve de Barnevelt domanda audience au Prince, qui, en qualité de Stadhouder, pouvoit accorder la grace du coupable. Le Stadhouder ne refufa point audience a la mere; mais il n'eut point d'égard a fa priere, & lui dit, qu'il étoit furpris de la voir demander grace pour fon fils, elle qui ne Pavoit point demandée pour fon mari. ■— Je n'ai point demandé grace pour mon  De Prins Menzikoff had het bevel, over het Rusfifche Leger, in 't welke, door zijne achteloosheid , verfchrikkelijke wanordes waren ingefloopen. Èèn Duitsch Officier, verontwaardigd over die wanordes , gaf daarvan berigt aan Peter den I. , die zijn gunsteling daar over zeer hard behandelde. Menzikoff gaf zich zo veel moeite , dat hij eindelijk ontwaar wierd wie zijn befchuldiger was, welken hij in dezer voege aanfprak : Gij moet wel een zeer achtenswaardig man zijn, dewijl gij u zelve liever hebt willen blootfleHen aan mijne gevoeligheid, dan den Czaar onkundig laaten omtrent eene zaak, die belangrijk voor hem is ; — Wees mijn vriend; help mij met uwe voorlichting j en neem een gefehenk van twee duizend ducaaten aan, als een bewijs mijner achting voor u. • ^ Naden dood van den Raad-Penfionaris Barnevelf* traden zijn kinderen in eene t'zamenzweering tegen Prins Maurits. — De oudfte, gevangen genomen zijnde, vraagde de Weduwè van den ouden Barnevelt gehoor bij den Prins, aan wien het, als Stadhouder, vrijftond om den fchuldigen genade te bewijzen. — De Stadhouder weigerde de moeder het gehoor niet j maar hij wilde in haar verzoek niet bewilligen , en zeide' haar, dat hij verwonderd was, haar te zien voor haaren zoon om genade bidden, terwijl zij zulks voor haaren man niet gedaan I 3 had.  < 134 > mon mari , répondit cette Veuve, pareequ'il étoit innocent ; mais je la demande pour mos Hls, parcequ'il eft coupable. . Et elle fe re- tire auffitöt. 97- En 1599. deux freres Efpagnols, qui quoi'qu'ils fe fuffent toujours chercbés , ne s'étaient jamais vus, lè rencoutrerent par hazard au fiege de Bommel, place de guerre, oü ils férveicnt dans deux Compagnies différentes. S'étant re- connus, après quelques éclairciffëments, ils fau- tent au cou 1'uu de 1'autre. Dana le temps qu'ils fe tiennent étroitcment embraffés, un boulet leur emporte la tête, fans féparer leurs corps, fiad. — !k heb voor mijn man om geeii genade gevraagd, antwoordde de Weduwe, om dat hij onfchuldig was; maar ik vraag zulks voor mijn xoon, om dat hij fchuldig is. En zij vertrok oogenblikkelijki twee Spanjaards, die broeders waren, eü die fchoon zij altoos naar den anderen gezocht hadden , eikanderen nooit gezien hadden , troffen elkander bij geval aan in den Jaare 1599. 'm het beleg van Bommel, alwaar zij in twee onderfcheideCompagnien dienden. — Na hunne ontmoeting en na eenige ophelderingen omtrend elkander, omhelsden zij de een den anderen ; terwijl zij dus elkander vasthielden, nameen Canon-kogel hen beiden het hoofd weg, zonder hunne ligchaamen te fcheiden, welken aan een verknocht te famen nedervielen. — Aldus kwamen die twee broeders om, in het zoetfte oogenblik van hun leven. De historie vermeit van zeker Vorst, die de bebouwing van zijn Land verachteloosde j om het volk in de goud- en zilvermijnen te doen werken. ——• Eens, dat hij zeer grooten honger had, deed zijne vrouw hem een fchotel met die bergltoffen gevuld * voordienen. Hij begreep de les en verbeterde zich. — Men zou zig van het zelfde middel konnen bedienen, om aan een trotsch Edelman ,• die niets anders dan zijn gefiachtboom' kelitj te doen begrijpen, het ongelijk dat hij heeft, wanneer hij I 4 den  < I3Ó > de Pabaildoiiner a lui meme," au milieu d'une. nation étrangerc. Moniieur N fameux Gentilhomme, fe trouvait en Hollande, dépour-. Vu d'argent & de tout fccours ; il s'adrefTa aux Bourguemaitres d'une certaine ville, pour deman- der de 1'emploi. A quoi êtes-vous propre quelle eft votre iuduftrie, quels font vos talents, lui dirent ceux-ci? — Je fuis Gentil-homme, répondit Monfieur N.... & voilk mes Titres. He bien , répliquerent les. Bourguemaitres ; porté vos Titres a la Banque. 90. Lorfque le Kam des Tartares, quï ne ponede pas une maifon, & ne vit quederapines, a achevé fon diné, coniiftant en Laitage & en chair dé cheval, il fait publier par un hérault : —■ Que tous les Potentats , Princes & Grands de la Terre peuvent fe mettfe a table. On avait amené devant un Prince Nègre, fur la cóte de Guinée, quelques Frangais qui venaient d'aborder. —— 11 était alfis fous un arbre ; pour tröne il avaiÉ une grolfe buche; — fes Gardes étoient trois ou quatre Nègres, armés de piqués de bois. Ce ridicule Monarque demanda; Parle-t-on beaucoup de moi en France? ICO.  ♦C 137 > den vlijtigen en verftandigen Landbouwer, enden Vernuftigen Konstenaar met een oog van verachting befchouwt. — Het zoude genoeg zijn hem aair zich zelve over te laaten, midden onder een vreemd volk. —- De Heer N.... een voornaam Edelman, zich in Holland bevindende, gebrek aan geld hebbende, en van alle hulpmiddelen ontbloot zijnde, vervoegde zich bij de Burgemeesteren van eene zekere Had , om een Ambt te verzoeken • waartoe zijt gij gefchikt ; welk is uwe kunde,' waarin beliaan uwe bekwaamheden? vraagden dezen hem: Ik ben een Edelman, antwoordde de Heer N.... en ziet hier mijn bewijsilukken. i Wel nu , antwoordden hem de Burgemeesteren breng uwe Tijtels in de Bank. 99- Wanneer de Kam der Tartaaren, die geen eemV huis bezit, en niet anders dan van den roof leeft zijn middagmaal geëindigd heeft, beftaande 111 melk' kost en paardenvleesch, laat hij door een Herault afkondigen : — Dat het aan alle Potentaaten Vorsten en Grooten der Aarde vrijftaat om zicli aan tafel te begeeven en hun middagmaal te neemen. — Men had voor een' Negervorst, op de kust van Guinee, eenige Franfchen, die daar aangeland waren, aangebragt. Hij zat onder een boom; zijn Throon was een groot blok; zijne lijfwachten beftonden uit drie of vier Negers, met houten pieken gewapend. Die belagch'elijke Monarch vraagde aan de Franfchen : — Wordt 'cr veej over mij in Frankrijk gefprokeJl? ï 5 ïoo.  < 138 > ioó. Les differéntes peuplades de la Cöte de Gü!« »ée, ont chacune leur Roi, dont la trilïe Majes- té n'a guères plus d'éclat. Cette Canaille royale, toujours flatfee qu'un de nos Marchands la regale d'eau-de-vie , affefte fouvent de prendre les noms de nos Princes , ou de quelques Grands dont elle a ehtendu loüer les exploits. — On y voyoit, en 1743. un Roi Guillaume, dont l'Augüfte Epoufe s'appellait la Reine Anne. —— Un autre fe qualifiait de Duc de Marlbourough. Le Roi Guillaume étoit un petit Cefar, qui fit, il y a environ vingt ans, une guerre affsz comique & un certain Martin , qui avoit ofé s'égaler a lui. H fe donna une fameüfe bataille, oü Guillaume perdit trois hommes, & fon rival cinq. Celui-ci, confierné de fa défaite, demanda la paix, qu'il obtint aux conditions fui* vantes. —— 1. Qu'il renonceroit au titre de Roi, & fe contenteroit de celui de Capitaine. — 2. Qu'il ne mettrait plus de bas ni de fouliers, lorfqu'il irait a bord des vaifieaux d'Europe , & que cette brillante diftinaion appartiendrait deformais au Roi Guillaume. —— 3. Qu'il donnerait au vainqueur, la plus belle de fes filles en mariage. —— Après ce traité glorieux, Guillaume vint en bas & en fouliers fur un vaifieau Danois , ou il acheta quelques foyeries pour en habiller la Reine ; ayant appercu un bonnet de Grenadier , que les gens de 1'équipage avaient par hazard 5 il en fit auffitót 1'acquifition} pour en  < 139 > 100. .De onderfcheidene kleine volken op de Ktfsf* van Guinea, hebben ieder hunnen Koning, wier droevige Majefteit, weinig meerder luister heeft. —- Dat Koninglijke graauw , altoos in hun fchik als een onzer Kooplieden hen op brandewijn onthaalt, neemt dikwils de naamen onzer Vorsten of die van voornaame mannen aan, van welken zij roemruchtige daaden hebben hooren vermelden. Men zag daar in 1743. een Koning Willem, wiens doorluchtige vrouw de Koningin- ne Anna genoemd wierd. Een ander had zich den naam van Hertog van Marlbourough ge- geeveu Koning Willem was een kleine Cefar, die omtrent twintig JoÈnen geleeden , een vrij grappigen oorlog voerde regen zekere Marten, die zich met hem had durven gelijk Hellen. —— Daar werd een beroemden flag geleverd, in welken Willem drie mannen verloor , en zijn mededinger vijf. Deze, over zijn nederlaag gansch ontzet, verzocht om den vreede, die hem op de navolgende voorwaardens toegeftaan werd: — 1. Dat hij den Tijtel van Koning zou afftaan, en zich vergenoegen zou met dien van Capitein. 2. Dat hij geen kousfen of fchoenen meer zoude _ aantrekken , wanneer hij aan boord der Europifche fchepen zou moeten gaan, en dat dit «itneemend voorrecht voortaan alleenlijk aan Koning Willem zou toebehooren. 3. Dat hij aan den overwinnaar de fchoonfte zijner dochtereu .ten huwelijk zoude geeyen. Na dit roemrijk ver-  •C 140 > en déeorer la tête de la Princeifë. —— U veü* lut que Martin la vit dans toute fa parure ; & Martin avoua qu'elle n'avait jamais été fi 'belle. VII.  < Hl > verbond , kwam Willem met kousfen en fchoenen op een Deensph fchip, alwaar hij eenige zijden ftoffen kocht, om de Koniuginne daar mede op te fchikken; een Granadlers muts gewaar geworden zijnde, welke het icheepsvolk bij geval aan boord had, kocht hij die terftond , om daar mede het hoofd van de Vorftinne te verderen. — Hij wilde dat Marten haar in haare volle pronk zag; en Marten bekende dat zij nooit zo fchoon was geweest. Ér VIL  < 142 > V I I. U n Païfan alla trouver un Avocat, pour le confulter fur une affaire. — II avait fon argent k la niain , & paraiffait défirer que la confultation favorifk fes prétentions. —- L'Avocat penfa, avec raifon , qu'il n'était pas de fon devoir d'ufer de cette complaifance ; & pour Pintérêt même de celui qui le confultait, il lui dit que fa caufe n'était pas foutenable. Le Païfan ferre auffitêt fon argent, fit la révérence & partit. L'Avocat piqué de 1'lnjuftice dc ce maraut, crut devoir lui donner une lecon a fes dépens. 11 le fait appelier, & changeant de ton, il lui dit, que toutcs m affaires ont deux' faces, & qu'en envifagcant Ia fienne d'un certain cöté, il ne pouvait manquer de la gagner. II en donna une raifon frivole; elle parut excellente au Païfan , qui, tranfporté de joie , tire tout Par- gent de fa poche & le donne a PAvocat. Celui -ci, en Ie ferrant, lui dit: Mon ami, je vous ai donné deux confeils, vous n'avez pas payé le premier; vous avez payé le fecond; gardez vous cependant de lc fuivre, il ne vaut rien; mais tenez vous au premier, c'eft le bon. 103,  < H3 > V I L 101, Eens ging een Boer bij een Advocaat, om hem «ver eene zaak te raadpleegen; hij had zijn geld jn de hand, en fchcen te verlangen dat de raadgeving zijne gewaande rechten zou beguniligen. — De Advocaat dacht om veel redenen, dat zijn phgt vorderde, die toegeevendheid niet te moeten hebben; en voor het belang zelve van den raadvraager, zeide hij hem, dat zijne zaak niet kon verdeedigd worden. — De Boer liak terllondzijn geld weg, maakte eene buiging en vertrok. De Advocaat, geraakt over de onbillijke haudcl wijze van dien rekel, dacht, hem een les ten zijnen koste te moeten geeven. Hij doet hem roepen, en, van toon veranderende, zeide hij hem dat alle zaaken twee gedaanten hebben, en dat wanneer de zijne aan een zekere zijde befchouwd wierd, hij niet kon misfen dezelve te winnen • hij bragt daar van eene flechte reden bij; dezelve kwam den Boer als uitneemend voor, en vervoerd van blijdfchap, nam hij al het geld dat hij in zijn -zak had, en gaf het den Advocaat. ■— Deze het geld wegfteekende, zeide hem: Mijn vriend ! ik heb u twee raaden gegeeven; gij hebt mij de* eerftenniet betaald; den tweeden hebt gij betaaldwacht u echter wel dien te volgen, hij deugt niet • maar boud u bij den eerften, dat is de goede. ' 102,  < 144 > 102. Un Païfan chargé de fagots , crioit par les vues: — Gare, gare, afin qu'on fe détournat. —. Un jeune homme, vêtu de foie , ayant négligé 1'avertiiTement , eut fon habit déchiré. — Lii-defius, grand bruit; — le jeune homme veut être payé de fon habit & fait fa plainte au Com- milfaire , qui étoit furvenu. Le Païfan eft interrogé; — mais il ouvre la bouche fans dire mot. —— Etes-vous muet, mon ami, lui dit le Commilfaire ? — Non , non , Monfieur , niterrompit le plaignant, c'eft belle mallce, parcequ'il ne peut pas fe défendre: — 11 fait le muet; mais quand je Pai trouvé cn mon chemin , il crióit comme un beau diable : — Gare , gare. Eh bien , dit le Commifiaire ; — que ne vous rangiez-Y0us ? F 103- L'Angleterre avoit, en 1746. formé le plan de xuiner le port de 1'Orient, & avec lui , la Compagnie des Indes de France. Pour 1'exécu- tion de ce grand defiein, le Général Sinclair débarque avec fept-mille hommes fur les cótes de Bretagne, & fomme 1'Orient, qui fe rend le premier jour de Pattaque. Les Tambours des milices de 1'Orient, peu inftruits, battent le matin la générale. —— Sinclair demande a des gens  102. Ëen Boer met takkebosfen belaaden, fchreeuwde langs de ftraaten: — Berg u, uit den weg! op dat men zich ter zijde zou ftellen. Een jong Heer , met zijden klccderen aan, die waarfchoüwing verachteloosd hebbende, zag zijn kleed aan Hukken gefcbcurd ; dit verwekte een groot gerucht ; — de jongman wilde vergoeding van zijn kleed hebben, en deed zijn beklag aan een Commisfaris, die daar op toegekomen was; de boer wordt ondervraagd; — maar hij opent den mond * zonder een eenig woord te fpreeken. — Zijt gij Hom, mijn vriend, vraagde hem de Commisfaris ? — Och neen , mijn Heer , zeide de klaagende: dat is een looze itreek van hem, om dat hij zich niet weet te verdeedigen: — Hij fpeelt nu den Hommen; maar toen ik hem in mijn weg ontmoet heb , fchreeuwde hij als 'een duivel : — Ruim baan, uit den weg! — Wel nu, zeide de Commisfaris: — Waarom flclde gij u niet tér zijde? 103; Engeland had, in 1746. het ontwerp gefmeed om de haven van Lorient te vernielen , en met dezelve de Indifche Franfche Maatfchappy. Tot het uitvoeren van die groote zaak, doet de Generaal Sinclair een Landing op de Kusten van Brctagne,;met zeven duizend man, eneischt Lorient op, 't welk zich op den eerften aanval overgeeft. De Tambours der bezetting van Lorient, weinig onderricht van het voorgevallene, K liaan  gens du païs la raifon de eet air de guetre après la Capitulation. On lui répond qu'on lui a tendu un piege en Capitulant, & qu'on va fendre fur lui- avec douze-mille hommes. Pendant eet entretien, le vent change, & 1'Amiral d'Eftoc en avertit par un fignal. Sinclair craignant d'être attaqué , quitte fon pofte & fe retire précipitamment. — Cependant, ceux qui ont fait la Capitulation fortent de la viile pour fe foumettre au Général Anglais. ■ lis ne peuvent revenir de leur furprife , quand ils ne trouvent perfenne dans le Camp. La pol- tronnerie & la fottife, furent égales des deux cötés. 104. Quel homme mérita mieux le prix de la vertn que Regulus ? Ce Romain , prifonnier chez les Carthaginois, eft envoyé fur fa paroic h Rome, avec leurs Ambasfadeurs, pour négocier 1'échan- ge des prifonniers. Les Carthaginois comp- taient qu'il profiterait de cette dccafion pour accélerer le traité de paix & fe procurer la Liberté: mais ils ne connaiflaient point Regulus. Ce généreux Citoyen répréfente aux Romains que, dans 1'échange propofé, tout 1'avantage ferait du cóté des ennemis, dont les plus braves officiers étoient détenus a Rome, au lieu que les prifonniers romains étaient pour la plupart, des vieil- lards  < H7 > flaari 's morgens de reveille. — Sinclair vraagt aan lieden van dat Land naar de reden van dien oorlogs-deun, na de Capitulatie. Men antwoordt hem, dat men hem, door te Capituleeren, een ftrik gelegd heeft, en dat men hem met twaalf duizend man ftaat aantevallen. Ge- duurende dat gefprek, verandert de wind , en de Admiraal d'Eftoc geeft 'er door een fein bericht van. Sinclair, vreezende aangevallen te worden, verlaat zijn Post, en trekt in allerijl te rug. — Ondertusfchen, trekken die genen die de Capitulatie gemaakt hadden, ter ftad uit, om zich aan den Engelfchen Generaal te onderwerpen. Maar , hoedanig was hunne verwondering , toen zij niemand in het Camp vonden ? — De bloohartigheid en gekheid waren aan weerskanten gelijk. 104. Welk man verdiende meer den prijs der deugd , dan Regulus? — Die Romein, bij de Carthagers krijgsgevangen zijnde, wordt op zijn woord van eer naar Romen gezonden met hunne Afgezanten, om over de uitwisfeling der gevangenen te handelen. —— De Carthagers vertrouwden dat hij zich van die gelegenheid zou bedienen om den Vrede te verhaasten, en dus zijn eigen vrijheid te bewerken ; maar zij kenden Regulus niet. —- Die edelmoedige Burger vertoonde den Romeinen, dat in de voorgefte'de uitwisfeling, al het voordeel aan de zijde des vijands zoude vallen, welks beste en dapperfte officieren te Romen gevangen K 2 zaten,  < 148 > iards ou des 13ches, dont on ne pouvait pliisefipérer aucun fervice : II paria, enfin, avec tant de force , que malgré 1'oppofition de plufieurs Senateurs, qui croyaient ne pouvoir acheter trop cher la confervation d'un Citoyen tel que Regulus, il fit réfoudre la continuation de laguerre; & fans vouloir eutrer dans fa maifon, ni voir fa femme & fes enfants, de peur d'être attendri par leurs larmes, il retourna a Carthage, pour dégager fa parole. — II y périt au milieu des plus cruels fupplices. los* L'Hiltoire des Conquêtes des PortugaSs dans les grandes Indes, nous fournit un excmplc de fermeté & de vertu. Le Pere de Laurieure , Franciscain, ayant été pris par les Indiens, avec plufieurs officiers, demanda qu'on le laiffat partit pour aller traiter lui même de 1'échange des prilonniers. —— Lè Roi de Cambaie paraifiant inquiet du retour , le Réligieux détacha fon Cordon , & le lui mit en main , comme le gage le plus afiuré de la foi. Sur cela feul on le laiffa partir. ■ Sa négociation fut infructueu- fe, & il revint dans les fers. Le Roi fut fi frappé de cette fidélité, & concut une fi haute opinion d'un penple qui produiibit des hommes capables de eet acte de vertu, qu'il renvoya tous les prifonniers fans rancon. icö".  zaten, daar de Romeinfche Gevangenen voor het meeste _ gedeelte bellonden uit oude Lieden eu lafhartigen , van wélken men , hoe genaamd, geen dienst meer te verwachten had. Hij fprak eindelijk, met zo veel nadruk, dat, niettegenftnande de tegenfpraak van verfcheide Raadsheeren , die van gedachten waren, dat men de behoudenis van een Burger a's Regulus niet te duur konde koopen , hij deed beduiten tot het vervolgen van den Oorlog; — en, zonder naar Zijn huis te willen gaan, of zijne vrouw en kinderen te zien , keerde hij weder naar Carthago, om zijn woord geltand te doen. Hij wierd 'er omgebragt door de allerwrcedfte pijnigingen. Degefchiedenis der overwinningen door de Portugeezen in Oost-Indie behaald, levert ons een roemrijk voorbeeld van dandvastigheid en van deugd. Pater de Laurieure , een Francis¬ caner Monnik , met eenige officieren, duor de Indiaanen gevangen genomen zijnde , vorderde dat men hem zoude laaien gaan 'om over de uit- wisfelmg der gevangenen te handelen. De Koning van Cambaie, over zijne wederkomst ongerust fchijnende, maakte dc geestelijke zijn gordel los, en Helde hem denzelven ter hand, als het zekerde pand zijner getrouwheid. Daar op alleen liet men hem vertrekken. Zijne on¬ derhandeling liep vruchteloos af, en hij keerde weder naar zijne gevangenis. De Koning, door verwondering opgetoogen over die getrouwheid, K 3 vatte  < 15° > ioö. Les Hollaudais avaient formé un établiflement confidérable daus 1'Ile de Formofa. — Le Chinoi9 Caxinga prit les armes en 1662. pour les en chasfer, & prend a la defcente, Hapièroek MlmRre, de L'Evangile qui eft choift entre les prifonniers pour aller au fort de Zelande détermiuer les affiégés, a capituler.' — Incapable de déguifer fes fentiments , il les exhorte , au contraire , a tenir ferme , & leur promet, qu'avec beaucoup do conftance, ils forceront 1'ennemi a fe retirer. — La Garnifon, qui ne doutoit pas que eet homme généreivx, de retour au camp, ne fut mafiacré, fait les plus grands efforts pour le retenir ; ces ïnftances font tendrement appuyées par deux de fes filles qui étaient dans la place. J'ai promis , dit - il, d'aller reprendre mes fers, il faut dégager ma parole; — jamais on ne reprochera & ma mémoire, que pour mettre mes jours & couvert , j'aie appéfanti le joug, & peut-être caufé la mort des compagnons de mon infortune; après ces mots, il reprend , accompagné de fa feule rertu, le chemin du camp Chinois. 107.  < i5i > vatte een zo groot denkbeeld op van een volk, dat mannen voortbragt, bekwaam tot zulke deugdelijke daaden, dat bij alle de gevangenen, zonder eenig los-geld te vorderen, te rug zond. 106*. De Hollanders hadden op het Eiland Formofa eene aanzienlijke volkplanting aangelegd. — De Chinees Coxinga wapent zich tegen dezelven in 1662. om hen van daar te verdrijven, en neemt terftond bij zijne landing den Predikant Hambroek gevangen, die uit het midden der krijgsgevangenen benoemd word, om zich naar het Fort Zeelandia te begeeven , ten einde de belegerden tot de Capitulatie te bewcegen. Onbekwaam om zijne gevoelens te verbloemen, maant hij hen in tegendeel aan om (landvastig te blijven, en belooft hen, dat zij met veel moed tetoonen, den vijand tot den aftogt zullen noodzaaken. — De bezetting, niet twijffelende dat die edelmoedige man, bij zijne wederkomst in het leger, vermoord zoude worden, wendde de uiterlle pogingen aan, om hem tewederhouden. Die belangneemingen wierdeu door twee zijner dochters, die zich in de plaats bevonden, met tederheid onderiteund. Ik heb beloofd, zeide hij, mij weder inde gevangenis te begeeven ; ik moet mijn woord gelland doen; men moet mij nooit konnen verwijten, dat ik, om mijn leven te behouden, het juk der deelgenooten van mijn onheil heb verzwaard, of misfchien oorzaak van hun dood geweest ben. — Na deze woorden, door zijne deugd alleen verzeld, floeg hij weder den weg in raar het leger der Chineezen. K 4 " 107.  < 15* > La jouiiTance de la vertu elt toute intérieur«j & la première récompenfe de 1'homme vertueux efl: le plaifir d'avoir bien fait. Ün homme vicieux, dit le Philofophe Sadi, parvint dans une Société de Réligieux dont les mocurs étaient putcs; — il fut touché de leurs vertus; il ne tarda pas a les imiter, & a perdre fes anciennes habiludes; il devint julle, fobre, patiënt, laborieux & bienfaifant; on ne pouvait nier fes rxuvrcs; mais on leur donnait des motifs odieux; on vantait fes bonnes actions, & on rnéprifait fit perfonne; on voulait toujours le juger par ce qu'il avait été, & non par ce qu'il était devenu. Cette injuftice le pénétrait de douleur; il répandit fes larmes dans le fein d'un vieux folitaire, plus jufte & plus humain que tous les autres. — O mon fils ! lui dit le vieillard, tu vaux mieu)? que ta réputation ; rends graces a Dien. Heureux celui qui peut dire: Mes ennemis cenfurent en moi des vices que je n'ai pas ! que t'importe, li tu es bon; que les hommes te pourfuivent, & même te puuifient comme méchant? N'as-tu pas pour te coufoler deux témoins éclairés de tes aftions, Dieu & ta confcience? ?o8. .  < ï53 > 107. ; ' _ Het genot van de deugd is geheel en al inwendig, en de eerile belooning van den deugdrijken mensen is het vermaak van welgedaan te hebben, r—- Een ondeugend mensch, zegt de Philofooph Sadi, geraakte in een genootfehap van Geestelij, ken , wier zeden zuiver waren. Hij wierd getroffen door hunne deugden ; hij toefde niet dezelve na te volgen, en zijne oude gewoonten te verlaaten. Hij werd opregt, gemaatigd, geduldig, arbeidzaam en weldaadig; men kon zijne werken niet ontkennen, maar men fchreef dezelven toe aan haatelijke oogmerken; men roemde zijne goede daadeu, en men verachtte zijn' per- > foon ; men wilde altijd van hem oordeelen naar het geen hij geweest was, cn niet naar het geen hij geworden was. Deze onrechtvaardigheid doorgriefde hem met fmert. Hij Hortte zijne traanen uit in den boezem van een oud Kluizenaar , die regtvaardiger en menschliovender was dan alle de anderen. O, mijn Zoon! zeide. hem de Grijzaart, gij zijt beter dan uw faam ; — dank God. —Gelukkig is hij die zeggen kan : — mijn vijanden berispen in mij ondeugden , die ik niet heb! — Wat legt 'er u aan gelegen zo gij goed zijt ? Laat de menfehen u vervolgen _ en zelfs als kwaaddoener ftraffen. Hebt gij niet tot uwen troost, twee verlichte getuigen van uwe daaden. God en uw eige geweeten. K S 108,  < 154 > Les Tnrcs, maitres de la Morée , attaquerent en 1716. L'Ile dc Corfou , dont les Vénitiens étaient en pofieffion. Le Comte de Schulembourg, après avoir épuifé , pour défendre la Capitale, ce que la valeur & 1'expérience peuvent fournir de reflburces, fe voit réduit a 1'extrêmité par la perte de fes dehors, que les ennemis emportent avec une vigueur extraordinaire. Dans un état fi défefpéré en apparence, eet officier, brave & actif, fonge a fe remettre en pofieffion de ce qui lui a été enlévé. —— Ses réfiéxions ne lui préfenteut qu'un feul moyen ; e'eft , d'efcalader 1'ouvrage le plus confidérable, d'ou dépend le falut de la place , avant que les afiïégeans s'y foyent folidement établis. II fait préparer fur le champ les échelles, & fe mettant a la tête des foldats les plus déterminés, il marche a 1'ouvrage, y plante 1'Efcalade, s'en rend le maitre, & taille en pièces tout ce qui eft dedans. C'eft: peut-être le feul exemple que fournilfe 1'hiftoire d'affiégés , qui, après la perte de leurs dehors, ayent penfé a les efcalader, & réuffi k les reprendre. 109. Un Païfan étant venu un jour en certaine ville, pour y voir 1'exécution d'un grand feigneur, que  < 155 > ioS. De Turken, meesters van Morea zijnde, vielen in 1716. het Eiland van Corfu aan , 't welk de Venetiaanen in bezitting hadden. De Graaf van Schulenburg,na, om de hoofdftad te verdeedigen, • files aangewend te hebben dat de dapperheid en de ondervinding kunnen opleveren, ziet zich tot het uiterfte gebragt, door het verlies van zijn buitenwerken, die de vijanden met een buitengewoone dapperheid veroveren. — In eenen Itaat, in ferfijn zo wanhoopig , is die dappere en werkzaame officier bedacht op het herneemen van het gene hij verlooren heeft. Zijne bedenkin¬ gen doen hem maar een eenig middel befeffen, dat is, het voornaamfte werk te beklimmen, van 't welk het behoud der plaats afhangt, eer de belegeraars zich daar behoorlijk verfterkt hebben. Hij doet oogenblikkelijk de ladderen gereed maaken , en zich aan het hoofd der moedigfte. foldaaten Hellende, maakt hij alles tot de beklimming gereed, maakt zich meester van het werk, en velt neder al wat daar in is. Dit is mo¬ gelijk het eenigfte voorbeeld 't welk de gefchiedenis oplevert van belegerden, die, na het verlies hunner buitenwerken, bedacht hebben dezelven te beklimmen, en geflaagd zijn in die te herneemen. 109. _ Een Boer , eens in eene zekere ftad gekome» zijnde, om de ftraföeffening te zien van een aanzien»  < '5^ > que 1'on devait décapiter, pour mieux voir, s'étoit mis fur fon Éne, & était fort attentif h rout ce qui fe paffait, trojs filoux s'en étant appcrcus, entreprirent de lui óter fon ane , & s'y prirent de cette forte: L'un d'eux fe glifia dcvant lui, & couvrit de fon manteau la tête de fon ane , pendant que les deux autres fe mirent k fes deux cótés. —_ Comme 1'exécuteur de la haute Justice étolt prêt a donner le coup fatal, nos deux fripons qui étoient a fes cótés, fouleverent le bit de l'ane , eiiforte que ce bon Lourdaut croyait être toujours affis fur fon S,nc ; celui qui était devant, prenant 1'üne par la bride , le fit avanccr, &s'en alla fans que ce nigaud s'en apper- cut- Après que le coup fut donné , nos deux maitres fripons le Iaifierent tomber par terre, & fe glifferent fubtilement dans la foule — Ce bon homme eut beau demander fon ane, perfonne ne put lui en dire des nouvelles; & il fut obligé de retourner a-pied chez lui , ou il fut •bien grondé par fa femme; mais il n'eut pas fon ine pour cela. IIO. Un Général ayant pris un chateau par aflaut, condamna les foldats, qui 1'avaient défendu , k t fauter du haut en bas d'une tour de ce chateau. n— Un dex ces foldats s'avanca par deux fois au bord du précipice, & reculoit tout auditót. Le  < m > zienlijk man die onthoofd zou worden, was j oirj des te beter te konnen zien, op zijn ezel gezeten , en was zeer aandachtig op al 't geen 'er omging. •— Drie gaaüwdievcn zulks gewaar geworden zijnde, namen voor, hem zijn ezel te ontneemen, en vingen zulks op deze wijze aan: —- Een van hun Jtclde zich voor hem, en bedekte met zijn mantel den kop van den ezel, terwijl de twee anderen zich ieder aan een zijde ftelde. Zo dra de fcherprechter gereed was om den flag toe te brengen, ligttcn de twee fchelmen die aan zijne zijden ftonden, het juk van den ezel op, zo, dat de goede Lompert in de gedachten was dat hij op zijn ezel zat ; de gaauwdief die voor aan was, vatte den ezel bij den toom, deed hem voorwaards komen, en ging 'er mede weg, zonder dat de Boer het bemerkte. Na dat de flag gegeeven was, lieten dc twee fchelmen hem ter aarde vallen , en vermengden zich behendig onder de menigte. Offchcon die goede man naar zijn ezel vraagde, kon niemand hem daarvan eenige kondfchap geeven , en hij zag zich genoodzaakt te voet naar huis te keeren, alwaar hij door zijne vrouw zeer bekceven wierd; maar hij kreeg daarom zijn ezel niet weder. IIO. Een Generaal, een Kasteel iTormenderband ingenomen hebbende, veroordeelde de foldaaten dia het verdeedigd hadden, om van boven een toren van het zelve af te fpringeu. Een van die foldaaten liep tot twee reizen'toe, op den kant van  < 158 > Le Général lui dit: — Saute donc fans tant marcbander , & fi tu recules pour la troiziem» fois, prends garde que pis ne t'arrive. Mon. fieur, lui répondit le foldat, puifque vous trouvez la chofe fi facile, je vous Ie donne en quatre. —— Cette répartie plut fi fort au Général, qu'il iui donna la vie fauve. m. Un homme, étant fort malade, & dans le risque de perdre la vie, recut une médecine, qu'il ne jugea pas a propos de prendre, qu'il n'eut, au préalable, parlé a fon médecin, dans la crainte que la faibleffe oü il fe trouvait, ne lui rendit ce fecours préjudiciable; en conféquence, il or- donna qu'on la mit fur la'table. Un gros linge qu'il avoit fut curieux de favoir ce qu'il y avoit dans ce gobelet; il y met dabord le mufeau , & commence a faire des grimaces terribles, fentant un goüt déteftable; mais, comme dans Ia compofition il étoit entré un peu de douceur, il en alla goüter tant de fois, qu'a Ia fin il avala le tout. Le maitre prit beaucoup de plaifir aux grimaces & au maintien de ce finge; mais, il fe divertit bien plus encore, quand il vit, au bout d'une couple d'heures, ce pauvre finge , gambiller partout, foirer dans tous les coins de Ia chambre , s'aller mettre le derrière contre la muraille pour empêcher cette evacuation; cela le fit tant rire, & lui caufa une telle di-  < t& > vaij den afgrond , en trad telkens te rug. De Generaal zeide hem: - Spring dan, zonder zo lang te aarfelen, en zo gij voor de derdemaal te rug gaat, kunt gij zeker zijn dat u iets ergera zal overkomen. — Mijn Heer , antwoordde hem de foldaat, dewijl gij de zaak zo gemakkelijk te doen acht, zet ik het u in vier keeren. Deze herzegging behaagde den Generaal zodanig, dat hij hem het leven fchonk. ui. Een man zeer ziek zijnde, en levensgevaar loopende, ontving een geneesmiddel, het welke hii met gebruiken wilde, eer hij zin Doctor gefproken bad, uit vrees dat de zwakheid waar in bij zich bevond, hem dat hulpmiddel fchadelijk zou doen zijn; gevolgelijk beval hij dat men het op de tafel zou nederzetten. Een groote aap dien hij had, was nieuwsgierig om te weeten wat er in den beker was; terftond fteekt hij 'er zijn fnuit m, en begint verfchrikkelijke gebaarden te maaken, door den verfoeijelijken reuk die hem in den neus kwam; maar alzo *er in de t'zamenftellmg iets zoets gebruikt was, proefde hij 'er zo dikwijs van, dat hij einde!jk alles inflokte. De zieke vermaakte zich zeer roet de kuuren en de houding van den aap; maar zijn verlustiging vermeerderde, toen hij, na een paar uuren, dien armen aap overal heen en weêr/ag fpringen, alle de hoekeu van de kamer bevuilen , en met zijn achterfte zich tegen de muur nellen: om de lijvigheid te ftuitei, Dit deed hem zodanig  ♦£ i6o > thlatation dans Ie corps j que tous les rérriedes' qui lui avaient couté tant d'argent, n'auroient jamais pu produire le même effet, & il fut rétabli peu de temps après, graces a fon finge. 112; Un de ces filoux, dont 1'Etude coutinuelle efl de méditcr quelques rufes, pour ponvoir déniaifer ceux qui ne font pas faits a leurs fubtilités, fe rendit un jour chez une marchande lingere qui vendoit des' chemifes toute faites, la pria dé lui montrer des chemifes de femme j mais qu'il falloit qu'elles fulfent bien fines & bien conditionnées j parceque fa femme 1'avoit chargé d'en acheter une demi douzaine. La Marchande lui mon- tra les plus belles qu'elle eut, dont notre fripon parut trés content, & non fans fujet, paree qu'il vit que fa rufc lui réutTiflbit ;• — elles font alfez de mon goüt, dit-il, il ne s'agit h prefent que de la Longueur. —— Alors la confidérant depuis la tête jufqu'aux pieds; comme ma femme elt de votre taille, ii vous vouliez en effayer une , & qu'elle vous fut propre$ elle le feroit fans-doute auffi a ma femme. La Marchande ne fe dé- fiant de rien, en mit une; notre fripon s'approcha d'elle , comme pour voir fi elle était aflez longues par derrière, il attaeha fubtilement cette chemife neuve avec les jupes de la marchande, & s'évada bien vite avec les cinq chemifes. Voyant alors qu'elle étoit trompée, & avec qucl homme elle avoit a faire, elle courut a la porte &  '< if5i > jüg lagchen, en bragt een zo groote verandering in zijn ligchaam te wege, dat alle de geneesmiddelen , die hem zo veel geld gekost hadden, nooit dezelfde uitwerking konden gehad hebben , ea Weinig tijds daarna heriielde hij, 112. Ëen dier gaaüwdieven , Wier geduurige oefening is om listen uit te vinden , ten einde diej welken op dezelven niet bedacht zijn, te misleiden, begaf zich eens bij eene Linnenvèrkóopfter, die ook gemaakte hemden verkócht, en verzocht haar, hem vrouwe - hemden te tooiien, maar zij moesten zeer fijn van linnen en wel gemaakt zijn, om dat zijne vrouw hem last gegeêven had om 'er een half douzijn te koopen. De Koopvrouw liet hem de beste bezien die zij had, waar ©ver de fchelm wel voldaan fcheen, en niet buiten reden, om dat hij bemerkte, dat zijn list hem zoude gelukken; zij zijn wel naar mijn zin, zeide hij , het komt nu maar op de lengte aan. — Toen haar van het hoofd tot de voeten befchouwende, zeide hij haar: alzo gij dezelfde geflalte als mijne vrouw hebt, zo gij 'ér een wildet aan* pasfen en hetzelve u wel ftond , Zouden zij ook ongetwijffeld goed voor mijne vrouw zijn. —— De Koopvrouw, zonder achterdocht zijnde, trok 'er een aan ; de fchelm naderde haar, als óm te zien of het van achteren lang genoeg was ; hij maakte behendig dat hieuwé hemd vast aan de rokken van de vrouw , en pakte zich in allerijl weg met de vijf andere hemden. —— Toen, zienL de  ♦C 162 > voulut ötcr cette chemife ; maïs comme elli étoit attachée , par les efforts qu'elle fit pour s'eti débaraffer, elle mc-ntra fon derrière k tous les1 pafiants, de quoi elle fut tout au moins auffi HU chée que de la perte de fes chemifes. Deux étrangers étant venus h Paris pöur voir la ville; s'y étaient arrêtés un peu plus longtemps qu'ils ne s'étaient propofé i & ainfi leur bourfe (b trouva k peu prés épuifée. ■ Un jour fe trouvant cn rue dans le defiein d'aller entendre Ia Meflc, 1'un d'cux dit: Ma foi, mon Ami, je n'ai plus d'argent, ainii il nous faudra fonger 3 partir. L'aiUrc lui répréfenta qu'il y avoit beaucoup de belles chofes qu'ils n'avaient point encore vues, & ajouta qu'il avoit encore deux .Louis, cc qui pouvoit leur fuffire ; mais, pourfuivit-il, comme cette ville efi; plcinc dc filoux, fi on nous les prenait , nous nous trouverions dans unfcel cmbarras. Bon, dit 1'autrc, tu as toujours peur dc ton ombre ; donne les moi, je les cacherais II bien que je défie le plus fin de me les prendre : cc que 1'autre ayant fait il les pilt dans fa bouche. Un jeune filou , qui avoit entendu leurs difcours , & remarqué celui qui les avait cachés, dit én lui même; tes Louis font % moi , & remarqua 1'Eglife & 1'endroit oü Hs s'étaient mis. Auffitót il alla avertir fon maitre, qui fe rendit habillé comme un prince, avec  < td3 > ie met Welken man zij te doen had , rlèp zij vaat de deur, en wilde dat hemd uittrekken, maar alzo het vast geftooken was,liet zij,door de gewei* dige pogingen die zij daartoe aanwendde j haar achterflc aan alle de voorbijgaanden zien, waarvan zij ten allerminften zo veel fpijt hoö ais van het verlies van haare hemden, Twee vreemdehngen te Parijs gekomen zijnde, oin de ftad te bezichtigen, hadden zich daar een weinig langer opgehouden dan zij voorneemens waren, en dus was hunne beurs bijkans uitgeput. hens, zich op ftraat bevindende, met voor- neemen om de mis te gaan hooren , zeide een van hun: waarlijk, mijn vriend, ik heb geen geld meer en dus zullen wij op ons vertrek motten bedacht zijn. _ De andere vertoonde hem, dat er nog veel fchoone dingen waren, die zij niet gezien hadden, en voegde daarbij, dat hij noe twee Louis-d'Or had, het geen genoeg voor hun zoude zijn; maar, vervolgde hij, dewijl deze ftad met gaauwdieven vervuld is, zoude men ons die kunnen ontnecmen, en dan zouden wij ons in een groote verlegentheid bevinden. -Loop,zeide de andere , g,j zijt altijd bevreesd voor uw fchim: geef my dezelven, ik zal die zo- wel verbergen dat ik het den doortraptften durf zetten om mij die te ontweldigen; - hij ftak dezelven in zijn mond. -— Een jonge gaauwdief, die hun gefprek gehoord had, en wel opgemerkt hebbende «ie de Louis d'Or verborgen had, zeide in zich zelve: L 3 uwe  < IÖ4 > avec fon éleve dans 1'Eglife ou ils étoient, & ffe placa au milieu d'eux. : Quelque temps après tira'nt fon mouchoir , oü il avoit mis a deflei» quelques pièces d'argent, ces Meffieurs par politetfe, 1'aiderent a ramafler fon argent, qu'il fit femblant de compter, puis regarda de tous cótés, comme s'il n'avoit pas fon compte ; vous manque t'il quelque chofe , Monfieur ? dirent nos étrangers ; Oui, Meffieurs, il me manque deux L0Uis. Monfieur! Monfieur! dit notre at- tentif fripon , j'ai vu ce Monfieur qui a mis quelque chofe dans fa bouche. On y regarda ; & comme on y trouva en effet les deux Louis, ils furent chaffiés, comme deux fripons, & aiufi obligés de quitter Paris. 114. Deux filoux dans la ville d'Amfterdam, s'étaient rendus un dimanche k 1'Eglife Francaife dans 1'intention, apparemment, d'y faire quelque tour de leur facon ; ne voulant pas y pénêtrer bien avant, ils s'étaient poftés vis-i-vis de la porte, derrière des bancs ou fieges alfez exhausfés, fans doute pour mieux faire leur coup. ——> Un homme de belle apparence vint fe placer entre eux deux ; c'était précifément dans 1'inftant oü le Paitcur était occupé k faire la priere; ils profitent de la circonllance, & efcamottent une montre d'or k 1'honnete-homme qui fe trouvait entre  < i°*5 > «we Louifen zijn voor mij , en gaf acht op de kerk en de plaats daar zij zich Helden. TerHond ging hij zijn meester bericht geeven , die zich, als een vorst gekleed,in de kerk vertoonde, en zette zich tusfchen hen beide. ; Eenigen tijd daarna zijn zakdoek uitbaalende, waarin hij voorbedachtelijk eenig geld gedaan had, hielpen die heeren hem uit beleefdheid zijn geld opraapen 't welke hij waande te tellen; toen aan alle kanten rond ziende , als of hij zijn rekening niet vond; mist gij iets, mijn Heer? vraagden de vreemdelingen; Ja, mijn Heeren, ik mis twee Louifen; — mijn Heer! mijn Heer! zeide onze aandachtige fchelm ; ik heb gezien dat die Heer iets in zijn mond geftooken heeft. — Men onderzocht de zaak, en alzo men 'er de twee Louifen in vond, wierden zij als fchelmen weggejaagd, en dus wierden zij genoodzaakt Parijs te moeten verlaaten. 114. Twee gaauwdieven binnen de ftad Amfterdani begaven zich, op eenen Zondag, in de Franfche Kerk , waarfchijnlijk met voorneemen om daar eenige van hunne kunstgreepen te doen; daar in niet heel ver willende doordringen , hadden zij «ich geplaatst over de deur, achter hooge banken, ' ongetwijfeld om hunn' flag beter te konnen waar- neemen. Een man van een fchoon aanzien kwam zich tusfchen hen beide plaatfen; het was juist in 'c oogenblik dat de Predikant zijn gebed deed; zij neemen dat tijdftip waar, en ontnecmcu den braaven man, die tusfchen hun beide ftoud, L- 3 zijn  < \66 > entre cox deux. — La priere fin ie, celui ci vou» lant tirerfa montre pour voir 1'heurequ'ileft, avoit beau chercher, il ne ia trou voit plus— Les coquins qui 1'avaient en leur pouvoir , font femblant de s'intéreffer a fa perte; ils s'offrent a 1'accompagner chez tous les horlogers & orfevres; chemin faifant, celui qui portait la montre, prétexte une commiffion qu'il avoit oubliée , & recommande 1'affake a fon compagnon; & comme il avoit appris la demeure de cc Monfieur , qui d'ailleurs s'était déclaré qu'il était heureux qu'il n'eut pas fa tabatiere d'or fur lui; il va trouver fa femme & la lui dcmande. Cette dam? ne le con- naiflant pas, la lui refufa. —— Ah , Madame; lui dit-il, je ne m'en étonue pas; mais pour vous prouver que je viens de la part de votre mari, voici fa montre d'or qu'il m'a remife pour preuvc de ma miffion; après cela la dame ne fit plus au- cune-difficulté de la lui remettre. Le mari, cependant , revenu chez lui tout attrifté de fa perte, la déclara k fa femme, qui lui dit, que la tabatiere avoit eu le meme fort. 115. Lors du fiege de Turin, formé par 1'Armée Francaife en 1640. un Sergent des Gardes Piemontoifes donna eet exemple nngulier de patrio- tisme. Ce Sergent gardoit avec quelques fol-  < I6> > Zijn goud horlogie: — het gebed geëindigd zijnde , bedenkt de opgemelde om te zien hoe laat het is; offchoon hij zoekt, hij vindt zijn horlogie niet. — De fchelmen, die het in bezit hadden, waanen in zijn verlies deel te noemen; zij bieden zich aan om hem te vergezellen bij alle horologiemaakers en goudfmeden. - — Onder weg wendde die geen, die het horlogie had, voor, dat hij een boodfchap vergeeten had, en beveelt de zaak aan zijnen medemakker ; en alzo hij de woonplaats van dien heer vernomen had, die, daarenboven? verklaard had blijde te zijn, dat hij zijn gouden fnuifdoos niet bij zich had, ging hij naar deszelfs vrouw toe , en vraagde haar dezelve af. —— Deze dame, hem niet kennende, weigerde hem die. Ach ! Mevrouw , zeide hij haar, ik ben daar over niet verwonderd; maar om u te bewijzen, dat ik van wegens uw man kom, zie hier zijn horlogie, dat hij mij ter hand geftcld heeft tot bewijs van mijne zending;daarop maakte de dame geen zwarigheid meer, en gaf hemde fnuifdoos over. Qndertusfchen de man t'huis komende , met een bedroefd gelaat eu begaan over zijn verlies, deed 'er verflag van aan zijne vrouw, die hem zeide , dat de fnuifdoos het zelfde l'ojt had ondergaan. Gedurende het beleg van Turin door de Franfche Armée in 't Jaar 1640. gaf een Sergeant der Piemonteefche Gardes, dit bijzonder" voorbeeld van Patriotismus. Deze Sergeant had met L 4 eenu  < 168 > foldats le fouterrein d'un ouvrage de la Citadelle; la mine étoit chargée; il n'y manquoit plus qu'un fauciffon pour faire fauter plufieurs Compagnies de Grenadiers qui s'étaient emparés de 1'ouvrage, & y avaient pris pofte. La perte de 1'ouvrage aurait pu accélérer la reddition de la place. Ce Sergent, avec fermeté , ordonue aux foldats qu'il commando it , de fe retirer ; les charge de prier de fa part le Roi fon maitre , de protéger fa femme & fes enfants; bat un briquet, met le feu è la poudre, & périt pour fa Patrie. 116. Nous voyons dans 1'hiftoire de la Chine, qu'ua Chinois, juftement irrité des vexations des grands, fe préfente a 1'Empereur , & lui porte fes plaim» tes. Je viens, dit-il , m'offrir au fupplice au, quel de pareilles répréfcntations ont fait trainer lix-cents de mes concitöiens; & je t'avertis de te préparer 2i de nouvelles exécutions ;, la Chine pofiede encore dix-huit-mille bons patriotes, qui, pour la même caufe viendront fucceflivement te demander le meme falaire. La cruauté de PEmpéreur ne put tenir contre tant de fermeté; il accorda & eet homme vertueux la récompenfe qui le flattoit le plus, la punition des coupabies, & la fuppreffion des Impöts. ii?.  eenige foldaaten, de bewaaring van het bene. denlte van een werk van het Kasteel; de Mijn was gelaaden; daar ontbrak niets meer dan eert loop, om verfcheide Compagnien Granadiers , die dat werk vermeesterd en daar post gevat hadden, in de Lucht te doen fpriiigen, „ Het verlies van dat werk had de overgaaf van de plaats konnen vervroegen. Deze Sergeant gebiedt met gezag , de foldaaten , over welken hij het bevel voerde, dat zij zich van daar zouden begeeven ; gelast hun om van zijnent wegen den Koning zijn Meester te bidden, zijne vrouw en kinderen te befchermen , fiaat vuur , fleekt het kruid aan, en fterft aldus voor zijn Vaderland. 116. Men vindt in de historie van China, dat een Chinees, te recht verftoord over de kneveiaryen der grooten, zich voor den Keizer vertoonde/en hem zulks onder het oog bragt, hem zijne klagten dienaangaande doende. Ik kom, zeide hij, mij aanbieden , om de ftraf te ondergaan , tot welke reeds federt eenigen tijd zes-honderd mijner Landgenooten, over dergelijke klagten, zijn veroordeeld geworden; en ik waarfchouw u, dat gij u kunt gereed maaken tot nieuwe ftraföeffeumgen; daar bevinden zich nog in China agttienduizend goede Patriotten, die u, om dezelfde reden beurtlings dezelfde belooning zullen komen ateisfchen. — De wreedheid van den Keizer kon zo veel ftandvastigheid niet wederltaan ; hij ver, gunde aan den deugdzaamen man de belooning die . L 5 hem  < i7° > 117- Une mere nous donne auffi un exemple frappant d'amour pour la Patrie. —- Un Empéreur , ponrfuivi par les armes victorieufes d'un Citoyen , voulut fe fervir du refpeft aveugle, qu'en ce païs un fils a pour les ordres de fa mere, afin d'obliger ce Citoyen de dcsarmer._ H députe vers cette mere un officier, qui, le poignard k la main, lui dit, qu'elle n'a que le choix dc mourir ou d'obéir. Ton maitre, lui dit elle avec un fourire amer, fe feroit-il flatté que j'ignore les conventions tacites, maisiacrées, qui uniffent les peuples aux Souverains, par lesquelles les peuples s'engagcüt a obcir & les roi-s a les rendre heureux ? 'il a le premier violé ces conventions. Llche executeur des ordres d'un Tiran , apprends d'une femme, ce qu'en pareil cas on doit k ü\ patrie. Elle arrache, a ce* mots, le poignard des mains de 1'officier, fe frappe, & lui dit: Efclave s'il te rclte encore quelque vertu , portes a mon fils ce poignard fanglant; dis lui qu'il venge fa nation, qu'il punisfe le Tiran; il n'a plus rien k craindre pour moi, plus rien a ménager; il ne tieut qu'a lui d'être •vertueux.  < i7i > hem het meeste vleide, de ftraföeffening tegen du ichuldigen, en de affchaffing der lasten, 117. Eene moeder geeft ons een verwonderingwaar- 4% voorbeeld van Vaderlands-liefde. Een Keizer , door de wapenen van een zegcpraalend Burger vervolgd zijnde , wilde zich bedienen van de Minde gehoorzaamheid, welke in dat land een zoon voor de bevelen zijner moeder heeft, ten einde dezen Burger te verpligten de wapenen neder te leggen, -- Hij zendt tot deze moeder een officier, die, met een pook in de hand, haar zeide: dat zij alleen te kiezen had, tusfchen den dood of de gehoorzaamheid. Zoude uw Meester, zeide zij hem , zich inbeelden dat ik onkundig ben omtrent de ftilzwijgende maar geheiligde verbinte;iisfen , door welken de Souvereiuen en de Volkeren aan één verknocht zijn, en waar bij het Volk zich verbindt om hun te gehoorzaamen, en de Koningen om deszclfs geluk te bevorderen? Hij heeft het eerst die overeenkomst verbroken. — Lafhartige uitvoerer der bevelen van eenon dwingeland , leer van eene Vrouw, het geen men in dergelijk geval aan zijn Vaderland verfchuldigd is. — Op deze woorden ontrukt zij de pook uit de handen van dien officier , geeft 'er zich een fteek mede, en zegt hem: — Slaaf! indien u nog eenige deugd overgebleevon is, breng deze bebloede dolk aan mijn' zoon; zeg hem, dat hij zijn natie «reeke ; dat hij den dwingeland flraffe ; hij heeft voor mij niet meer te vreezen, niets meer te  < 17* > Ii8. Dans 1'onzieme fiécle , Godina , femme du Duc de Mercie en Angleterre, prouva fon amour pour fon païs par un acte bien fingulier. . Cette femme était la Princeffe la plus célébre de fon fiécle par fa beauté & fa vertu. Sou mari, dit un hiftorien Anglais, avoit mis un impót accablant fur les habitans de Coventrey , fa femme le follicita de le lever ; mais eet homme bizarre ne lui accorda fa démande, qu'a condi- tion qu'elle traverferait nue toute la ville. Godina fe foumit è ce caprice; & ayant fait défendre aux habitans de la regarder, fous peine de mort , elle monte a cheval & paffe dans toutes les rues de la ville , fans autre voile que fes grands cheveux. —- Un homme , pouffé par la curiofité, entr'ouvrit uuefénêtre; mais i! fut mis h. mort auffitöt; & en mémoire de eet événement , on a confervé dans cette ville, au meme endroit, une efpèce de ftatue dans Fattitude d'une perfonne qui regarde.  •e 173 > te ontzien, het ftaat hem nu vrij deugdzaam te zijn. 118. i In de elfde Eeuw, gaf Godina, gemalinne van den Hertog van Mercia in Engeland, een doorflaande bink van liefde voor haar Land, door eeh buitengewoone daad. Deze vrouw was de vermaardfte Vorftin van haar Eeuw , door haare fchoonheid en haare deugd. Haar man, zegt een Engelsch Gefchiedfchrijver, had een drukkende belasting op de inwooners van Coventrey gelegd ; - zijne vrouw bad hem , dat hij hen daar van zoude ontheffen; maar deze grillige man wilde 111 haar verzoek niet bewilligen, dan op deze voorwaarde, te weeten : dat zij de ganfche ftad , geheel naakt, zoude doorwandelen. . Godina onderwierp zich aan deze dwaaze vordering ; — en , den inwooneren hebbende laaten aanzeggen, dat niemand haar, (onder bedreiging van doodftraffe) zoude mogen aanzien, fteeg zn" te paard , en doorwandelde alle de ftraaten der ftad , zonder eenig ander dekfel dan haar lange hairen. Een man, door de nieuwsgierigheid gedreeven, opende ten halve een ven ft er; maar hij wierd terftond ter dood gebragt ; en ter gedachtenis dezer zaak, beeft men in die ftad, op dezelfde plaats, een beeld gefteld, in de gedaante van iemand die met nieuwsgierigheid kijkt. 119.  < ï/4 > 119. L'amour de foi même eft un fentiment naturel, qttl porie tout animal a veiller a fa confervatiou Les philofophes le distinguent de 1'amour-propre, fentiment fa&ice, né dans la focieté, & par lequel chaque individu fait plus de cas de foi ïrêmé que de tout autre. — Un gueux des environs de Madrid demandait 1'aumöne. Un paflant lui dit: n'êtes-vous pas honteux de faire ce métier infame , quand vous pouvez travailler pour gagner la vie? Monfieur, répondit le mendiant, je vous demande de 1'argent & non pas des confeils; puis il tourna ledos, en confervant toute la dignité Caftillane. —— Ce fier gueux demandait l'aumóne par amour pour foi même , & ne fouffrait pas la réprimande, par amour propre. 120. Le grand Seigneur Osman, voülant déclarer la guerre a la Poiogne en 1621. malgré les remontrances de fes Miniftres, un Santon aborda le Sultan, & lui dit: Dieu m'a révélé la nuit derniere, dans une vifion, que fi fa Hauteffe va plus loin , elle eft en danger de perdre fon empire; fon épée ne peut faire cette année de mal a qui que ce foit. Osman, qui n'était pas fi cré- dule qu'on le penfait; voyons fi la prédiöion eft bien certaine, répondit-il: & prenant fon Cime- terre,  < 175 > lig. De liefde tot zich zelve iYeene natuurlijke-neiging , die elk dier aandrijft om voor deszelfs behoudenis waakzaam te zijn. De VVijsgeeren onderfcheiden dezelve van de eigen - liefde , een gemaakte neiging , in de famenlecving voortge, bragt , door welke ieder bijzonder wezen zich zelf meerder acht dan een ander. Een bedelaar omtrent Madrid , vraagde om aalmoesfen • een voorbijgaande zeide hem": — Schaamt gij u niet een zo eerloos beftaan te verkiezen, daar gij, met uwe handen werkende, den kost zoudt kunnen winnen? — Mijnheer, antwoordde de bedelaar, ik vraag u geld, maar geen raadgeevingen, en hij keerde hem den rug toe, zonder zijne Cas- tiliaahfche deftigheid afteleggen. Die trot- Iche bedelaar vraagde aalmoesfen uit liefde voor zich zelve, en kon geen berisping veeleh door eigenliefde. 120. De groote Heer Osman , in 1621. aan Polen den oorlog willende verklaaren , önaangezien de vertooningen zijner Ministers, naderde een Santon den Sultan, en zeide hem: God heeft mij in den voorleeden nagt geopenbaard , dat zo zijn Hoogheid verder voordgaat, hij gevaar loopt zijn rijk te verliezen ; zijne wapenen konnen in dit jaar aan niemand fchadelijk zijn. Osman, die zo ligtgelovig nie was als men dacht, antwoordde , laat ons eens zien of de voorzegging we) zo  terrê , il ordonna k un Janiffaire d'en eoupef la tête ï ce prétendu prophéte dn Muphti; ce qui fut exécuté fur le champ. Cependant Os¬ man réuffit fort mal dans fon entrCprife contre la Pologne , & perdit peu de temps après, la vié avec 1'Empire. 121- Dara, un des quatre fils du grand Mogol Chajeham , ajoutait beaucoup de foi, ainfi que la pluspart des Princes de 1'Orient aux prédidionS des alirologues. Un de ces charlatans lui avoit prédit, au péril de fa tête, qu'il regnerait: & telle était la faiblelfe de ce Prince, qu'il s'en fioit plus a cette prédiêtion qu'a fes droits , 4 Pamitié de fon pere & a fon courage. L'As- trologue fe moquait le premier de la fimpiicité dé Dara. Cet impolteur ne craignit pas mêmé de répondre & ceux qui lui démanderent, comment il ofait, fur fa vie, garantir un événement fi incertain: — il arrivera de deux chofes Putte; eu Dara parviendra a la couronne , & ma fortuue eft faite; ou il fera vaincu, & dés lors fa mort eft certaine , & je ne redoute pas fa vengeance. f22.  < i?7 > 20 zeker is; en zijn zwaard uittrekkende, beval hij aan een Janitzaar , daar mede het hoofd van den zogenaamden Propheet van den Muphti afto liaan, het geen terftond uitgevoerd wierd ' Ondertusfchen Haagde Osman zeer kwalijk in zijne ondernecming tegen Polen , en weinig tiids daarna verloor hij het leven met het rijk. 121. *,rDal^,een der vier zoonen van dG'i Grooten Mogol Chajeham, was zeer ligtgeloovig, zo wel «ils het grootile gedeelte der Oosterfche Vorsten, omtrend de voorzeggingen der Astrologisten. _ ten van die kwakzalvers had hem voorzegd, oa verbeurte van zijn leven, dat hij regeereu zou; en dusdanig was de zwakheid van • dien Vorst dat hij meer op deze voorzegging , dan öp zijne rechten, op de vriendfehap van zijnen Vader cn oP zijn eigen moed fteundc De Astrolbgist lachte het allereerst met de eenvoudigheid van Dara. Die bedrieger ontzag zich zelfs niet te antwoorden aan de genen die hem vraagden hoe hij, ten koste van zijn leven , voor een zo' onzekere gebeurtenis durfde inftaan • •. Van deze twee zaaken zal 'er een gebeuren; of Dara zal den Throon beklimmen, en dan is mijn fortuin gemaakt; of hij zal overwonnen worden, en als dan is zyn dood zeker, en ik zal zijne wraakneemmg niet meer te duchten hebben M 122.  < 178 > 122. — ' L'avare ne fe regarde point comme tel; il aurait horreur de lui même. 11 fe coufidere comme un homme prévoyant , un econome qui penfe a 1'avenir. , Uii original de cette trempe ayant entendu parler d'un fameux Médecin de Paris, dont la parcimonie étoit portée a 1'excès, eut la curiofité de Palier voir. C'ctoit un fidele difciple qui vouloit aller prendre des Lecons d'un maitre renommé. II le tro.uya fur les huit heurcs du foir, en hiver, dans une chambre enfumée , avec une petitc Lampe qui ne donnoit prcfque point de clarté. II lui dit en entraut: — J'ai appris < Monfieur , que vous étiez 1'homme du monde le plus econome. Je le fuis un peu, mais je fouhaiierais 1'être davantage, & je vondrais bien que vous me fiffiez 1'amitié de me donner quelques Lecons d'économie. Ne venez-vous que pour cela? lui répliqua brusque- mcnt le Doöeur avare. Prenez ce fiége; & en même temps il éteignit fa Lampe , en lui difant : Nous n'avons pas bcfoin d'y voir pour parler; nous cn ferons moins diltraits, Ah! Monfieur, s'écria 1'humble difciple, cette Lecon d'économie me fuffit, je vois bien que je ne ferai jamais qu'un ecolier auprès d'un fi grand maitre; mais je vous proteüe que j'en profitcrai. -— II fe retira auüitot ii tatons. 12 j.  122. _ Dö gierigaart befchouwtzich zelf niet als zodanig ; bij zou zich tot een affchrik zijn; hij merkt zich aan als een voorzichtig en fpaarzaam mensch, die op het toekomende bedacht is. Een per- foon van die geiiartheid, van een zeker beroemd Doctor te Parijs hebbende hooren fpreekeu, wiens bezuiniging ten top gercezen was, had de nieuwsgierigheid om hem een bezoek te geeven Hij was een getrouw Leerling, die van een beroemd meester lesfen wilde gaan neemen; hij trof hem aan 'savonds ten agt uuren in den winter, in een berookte kamer, bij een Lampje, dat bijkans geeri ™f,?™ r— Hij zeide hem bij het inkomen: Mijnheer, ik heb vernomen dat gij de fpaarzaamfte mensen der waercld zijt; ik beu het ook een weinig; maar ik weiischte het meerder te zijn, en verlang dat gij mij de vriendfehap betoonde van my eenige Lesfen over de fpaarzaamheid te geeven. - Komt gij alleen daarom ? antwoordde hem met drift de gierige Doétor. Zet u neder ; en ter zei ver tijd blies hij zijn Lamp uit, hem zeggende; — Wij hebben geen licht noodig om te praaten; wij zullen des te minder afgetrokken zijn. Ach ! Mijnheer, zeide hem de nederige leerling: die Les van fpaarzaamheid voldoet mij; ik zie wel dat ik nooit anders dan een Leerling bij een zo groot meester zijn zal ; maar ik verzeker u dat ik daar mede mijn voordeel zal coeu; — en hij vertrok terftond al tastende. M a lag*  *C 180 > 123. Nous fornmes par la vanité , & furtout par I'ignorance, tellement inclinés a nous eftimer ■préférablement aux autres , que le plus grand homme dans chaque art, eft celui que chaque ar- tirte regarde comme le premier après lui. ■ Du temps de Thémiftocle , oü 1'orgueil n'étoit différent de celui du fiécle préfent, qu'en ce qu'il était plus naïf; tous les Capitaines, après la bataille de Salamine, ayant été obligés de déclarer pa* des billets pris fur 1'autel de Neptune, ceux qui avoient eu le plus de part a la victoire, chacun s'y donnant la première part, adjugea la feconde a Thémiftocle ; & le peuple crut alors devoir décerner la première récompenfc a celui que chacun des Capitaines en avoit regardé comme le plus digne après lui. VIL  *C 181 > 123. hcZ,Ta ZOd^Ig- »zet om ons welven bnv^^ren tC, adlten' uit verwaandheid en boven al door onkunde, dat de grootile man in als de lundigfte na hem befchouwt. Ten tilde van Themistocles, in welken de hoogmoed d eÏL ~ d6Zer eeuw verfehilde, dat dezelve eenvoudiger was , alle de Capiteinen »a de" flag van Salamin, verpligt ziS3' den, door briefjes op het AuLfr van NepXs genomen, te verklaaren, wie de genen £ren die het meeste tot de overwinning toegebraet hadden , elk zich heteerlïe aandeel daar in SS fchrijvende, wees het tweede aan Themistocles toe; en toen begreep het volk, de eerfte beloof ning te moeten aanbieden aan dien genen, die door elk een der Capiteinen als de tweede in verdienfte daartoe verklaard geworden was vcrui-njte M 3 VIII,  < 18a > VIII, Ï24. u n Roi de Perfe avait un fils trés difforme, mais doué des vertus les plus emineutes; cependant fon pere le haïffait, & avait accordé fon amitié k fes autres enfants, qui brillaient par leurs qualités extérieures. —— La guerre s'éleva ; L'Armée du Roi, commandée par fes enfants , murmurait fur 1'incapacité de fes Généraux , & commencait a plier. —— Le jeune Prince, qui avait en bravoure tout ce qui lui manquoit en beauté , dit alors k fes amis : Allons , cn combattant , nous ne rifquons que nos jours ; en fuyant, nous expofons 1'armée & le royaume. II marche a 1'ennemi, & revient vainqueur. Son pere reconuut fa faute, i'embraffa, & le déclara fon héntier, Ses freres, tenterent de Pempoifonner. II décoiivrit leur complot , & leur dit : Qifefpériez-vous de ma mort? — Si Paigle n'exiflait pas, ferait-ce le hibou qui regnerait fur les oifcaux? Le Roi, ïnflruit de leur crime , les condamna k mourir, & ditaleur frere, qui démaudait grace poureux: — dix pauvres dorment fur le même fumier, mais deux rois ne peuveut être affis fur le même tróne, ïïj,  < 183 > VIII. 124. Zeker Perfiaansch Koning had eenen Zoon, die zeer mismaakt van ligchaam was, maar begaafd met de verhevenfte deugden. Niét te min, werd hij van zijn Vader gehaat, die zijn andere, kinderen zijn volkomen liefde en genegenheid toegekend had; fchoon dezen alleen om hunne uiterlijke hoedanigheden bewonderd wierden. 'Er ontllond een oorlog ; '5 Konings leger, onder het bevel zijner kinderen, morde over de onbekwaamheid van deszelfs bevelhebbers, en begon te deinzen. De jonge Vorst, die in 't ftuk van dapperheid alles bezat, wat hem in fchoonheid ontbrak, zeide aan zijne vrienden; — Komt aan, met te ftrijden waagen wij alleen ons leven; — vlugtende, waagen wij het legej en het rijk. — Hij trekt op den vijand aan, en keert zegepraalend te rug. — Zijn Vader erkende zijn misdag, omhelsde hem, en verklaarde hem tot zijn opvolger; — zijne broeders poogden hem te vergeeven; hij ontdekte de zamenzweering cn zeide hun; . Welk voordeel hebt gij gedacht dat mijn dood u kon aanbrengen ? Indien de Arend niet aanwezig was, zoude het dan de Uil zijn die over de vogels zou moeten heerfchen? — Dc Koning, van hunne misdaad onderricht, veroordeelde hen ter doodftraffe , en zeide aan hunnen broeder , die voor hun om genade fmeektc: tien arme merrichVri flaapen opeen'cndcnzclfdcn mesthoop, doch fw'eê M 4 Ko-  < 184. > ■ 125. Le feul éloge dlgne d'un Roi, efl; celui qui fort de la bouche d'un homme libre. Malheur aux Souverains qui commandent a des peuples efclaves, difait un Roi d'orient, que la paffion de la glolre enflammait: — Helas! les douceurs d'une jufte louange, dont les dieux & les heros font fi avides, ne font pas faites pour eux. ö Peuples! aflez vils, pour avoir perdu le droit dc blamer publiquement vos maitres, vous avez perdu le droit de les louer! L'éloge de Pefclave eft fufpeét; 1'Infortuné, qui gouverneun tel peuple , ignore toujours s'il eft digne d'eltime ou de mépris. — Eh! quel tourment pour une ame noble que de vivre livrée au fupplice de cette in» certitude! Orangzeb, qui eft mart Empéreur des Mogols en 1707. fortait d'une longue maladie, & travaülait plus que fa faiblefle ne pouvait lui permet- tre. Un Miniftre lui répréfeuta , combien eet cxcès de travail lui était dangereux, & quelles fuites il pouvait avoir. — Orangzeb lui lanca Vin regard méprifant & indigné; & fe toumant vers les autres courtifans, il leur dit ces mots, pü refpire toute la grandeur de fon ame: N'arouez-vous pas qu'il y a des circonftanees oü un roi  < loS > Koningen kunnen op cjenzelfdeii Throon niet ee. zeten zijn, & De eenigfte lof een's Konings waardig, is die, welke int den mond van een vrij mensen voort, vloeit. — Wee den Souvereinen die over flaafiche volkeren heerfehen! zeide een Oostersch Koning , m wien dc zucht tot roem ontvlamde. — Helaas! de aangenaamheden van een gepastcn lof waar naar de helden zo zeer haaken , zijn voor' hun met gefchikt. ö , Volkeren ! die laas genoeg zijt geweest, om u het recht, van uvJ meesters openlijk te laaken, te hebben laateu ontwelden, gij hebt het recht van hun te prijzen verlooren! _ _ De lof van den flaaf is verdacht; de onoelukkige die zodanig een volk regeert, weet nooit ot hij achting of verachting waardig is. — Ach ' wat kwelling voor eene edelaartige ziel, te leeven onder de benaauwdheid dezer onzekerheid! 126. Orangzeb, die als Keizer der Mogollen overleed 111 1707 van eene langdurige ziekte herfteld Zijnde, werkte meer dan zijne zwakheid hem kon toelaaten. - Een Miniller vertoonde hem, hoe zeer die overmaat van arbeid gevaarlijk voor hem was,.en welke gevolgen die naar zich konde ileePen — Orangzeb zag hem aan met een verach tend en verontwaardigd gezicht; - en zich tot de andere hovelingen koerende , zeide hij deze woorden, waar in de ga>,tfche verhevenheid zii- M5 ner '  ♦C 186 > Roi doit hazardcr fa vie, & pénf les armes, k 5a main, s'il le faut, pour la défenfe de la patrie & ce vil flatteur ne vent pas que je confacre mes veilles an bouheur de mes fujets. Croit-il donc que j'ignore que la divinité ne m'a conduit fur le tröne que pour la félicité de tant de millions d'hommes qu'elle m'a foumis ? Non , non, Orangzeb n'oubliera jamais le vers dc Sadi: Rois, celfez d'ètre Rois, ou regncz par vous mêmes. — Helas! la grandeur & la profpérité ne nous tendent déja que trop dc pieges: 'malheurcux que nous fommes! tout nous entraine a la mollefle; les femmes par leurs attraits & leurs careffes. — Faudra-t-il que des Miniftrcs élevent encore leur voix perfide pour combattre Ia vertu toujours (au ble & chancellante des Rois, & les pcrdrc par de funefl.es confeils? 127. Un homme avaricieux efl un être méprifable; toutes fes aftions , toutes fes penfées ne tendent qu'a fatisfaire fa cupidité , & a accumuler des 'tréfors, dont il ne faurait jouir que quelques mfiants. Sourd au cri de 1'infor- tuné, de l'indigent.; qui réclament fon fecours, il  «€ ï§7 > lier ziel doorftraalt; — Moet gijlieden niet bekennen , dat 'er omftandigheden voorkomen , in welken een Koning zijn leven moet waagen, en met de wapenen in de vuist, des noods zijnde, moet iheuvelen, ter verdeediging van het Vaderland ? — en deze laage vleijer wil niet gedoogen dat ik mijn rust-uuren zal opofferen om het geluk mijner onderdaanen te bevorderen, Beeldt hij zich dan in dat ik onbewust ben, dat de Godheid mij alleen op den Throon geplaatst heeft, om het geluk van zo veel millioencn menfchcn, die zij aan mij heeft ondergefchikt, te bewerken ? — Neen, neen , Orangzeb zal nooit het vaers van Sadi vergeeten: — Koningen, houdt op van Koning te zijn, of regeert door u zeiven. Helaas! de grootheid en de voorfpocd leggen ons reeds niet dan al -te veel laagen. Ongelukkigen die wij zijn! — Alles vervoert ons tot de wulpschheid; — de vrouwen door haare bekoorlijkheden en haare liefkozingen. — Zullen Ministers hunne trouwlooze Hem nog moeten verheffen, om de altoos zwakke en waggelende deugd der Koningen te beltrijden , en dezelve door fchadelijke raadgeevingen bederven? 127, Een fchraapzuchtig mensch is een verachtelijk wezen ; alle zijne daaden , alle zijne gedachten li-rekken alleen om zijne begeerlijkheid te voldoen , en fchatten bijeen te zamelen, van welken hij maar weinig oogenblikken het genot kan hebben, — Doof, voor het gekerm der ongelukkige» j  ♦£ i88 > il les régarde avec un air dc mépris, & comme indignes d'y' porter fes regards ; — leur mifere ne le touche point; — leur exiftence même efl pour lui un fupplice infupportable. '. Entière- ment dénaturé, il femble qu'il ne foit que pour lui feul au monde, & que 1'univers entier eft fon domaine. On ne voit que trop de gens de cette trempe dans notre fiécle. On pourrait, k ce propos, citer la fable du dragon, qui, condamné a garder un tréfor eufoui fous la terre, refta fidèlement dans le pofte indiqué, quoiqu'il ne put pas faire ufage dudépót, qui, dailleurs, lui était auffi inutiie que du fable. Quel- qu'un qui paffait par-la , lui demanda ce qu'il faifait en eet endroit. —— Le dragon répondit: Qu'il etait condamné k garder un tréfor qui y etait enterré. Malheureux monftre! lui dit le paffant: — Pourquoi garder un dépót dont il ne te revient rien, & dont tu ne faurais jouir? Laifie ce foin k ceux qui en font les dépofitaires, & qui en doivent rendrc compte; — c'eft a eux a faire voir 1'emploi qu'ils out fait de ce qui leur avait été confié. 13?.  < ï8p > gen, der noodlijdenden, die zijne hulp inroepen ziet hij dezelven met verachting aan, en als on waardig dat hij zijne oogen op hen flaat: - hunne etende treft hem niet; _ hun aanwezen zelfs is voor hem een onlijdelijke ftraf; _ geheel en al ontaard fchijnt het. hem toe, dat hij voor zich zelve alleen in de waereld is, en dat het heelal zijn eigendom is. Men ziet maai- a] te veel lieden van deze foort in onze eeuw. Men zoude bij deze gelegenheid konnen aannaaien de fabel van den draak, die, veroordeeld zijnde om een fchat, onder de aarde begraaven té bewaaren , getrouwelijk op den hem aauge'wee zen post bleef, fchoon hij van het aan hein ver trouwde, geen gebruik konde maaken, 't geen hem, boven dien, zo onnut als zand was Z Iemand die daar voorbij kwam , vraaede hem wat hij in die plaats deed De draak anti woordde: dat hij daar gefield was, om een fchat die daar begraaven was, te bewaaren Ou' gelukkig gedrocht! zeide hem de voorbijgaande" waarom bewaart gij een fchat, daar u niets van toekomt, en waarvan gij niets kunt genieten? — L,aat deze zorg over aan die genen die 'er de bezitters van zijn, en die 'er rekenfehap van moeten doen. Aan hun ftaat het om te doen zien het gebruik, dat zij gemaakt hebben van he geen hun aanvertrouwd is geworden.  128. Tantale, Roi de la belle Corinthe, d'après cê que 1'hiftoire nous en rapporte, était un Monarque puiflant par les richeffes qu'il poffbdait; — mais il avait le défaut qu'out la pluspart de ceux qui font élévés cn grandeur, & qui out accumulé beaucoup de tréfors ; — c'elt qu'il y était trop attaché, & qu'il ne favait pas cn faire un ufage convcnable, & conforme a fa dignité. La léfine le polfedait a tel point , qu'il fe refufait les chofcs de première néceffité. On Pa ré- préfenté comme un homme, qui furnage dans une riviere, qui , par cela même peut fe delaltérer; outre qu'il trouvait a fa difpofition les méts les plus exquis. Ne voit-on pas ici dans ce ta¬ bleau 1'avare dépeint au naturel? — & quel cas doit-on faire de gens qui ne travaillent que pour eux-mêmes ; qui s'embarraflent bien peu dc ce que deviendront leurs femblables; qui, bien loin de leur prèter une main fécourable , les laiffent en büte a leur mauvaife fortune, & aiment mieux cnfouir leurs tréfors, que de les affiiter de leur fuperflu ? 129. Dans quelqu'élévation que Pon foit , on h'efi jamais afiuré de s'y maintenir , k moins d'une' ccnduite analogue a la fituation ou 1'on fe trouvé ;  128. farrtalüs, Koning van het fchoone Corinrh'e, ingevolge het geen ons de gefchiedenis vermeldt, was een magtig Vorst, uit hoofde van de rijkdommen die hij bezat • — maar hij had het gebrek dat de meestcn hebben, die in grootheid verheven zijn, en veel fchatten bijeen gezameld hebben. Dat is, dat hij 'er te zeer aan gehecht was, en 'er geen gepast gebruik van wist te maaken, en overüenkomlb'g met zijne waardigheid De bezuiniging bezielde hem zodanig , dat hij zich zelve het noodigfce weigerde. Men heeft hem afgebeeld als een man , in een rivier zwemmende, die dus in Haat is om zijnen dorst telesfchen; behalven dat hij, ter zijner befchik- kmg, de uitgeleezenfte fpijzen vond. . ziet men hier niet in dit tafereel, den gierigaart natuurlijk afgefchetst? — En hoe moet men zodanige lieden befchouwen, die alleen voor zich zeiven werkzaam zijn; die 'er zich weinig aan gelegen laaten liggen hoe het met hun evenmensen zal gaan; die, verre van hun de behulpzaame hand toe te reiken, dezelven aan hun ongelukkig lot overlaaten, cn liever hunne fchatten in de aarde begraaven, dan de noodlijdenden met hun overvloed bijfpringen ? 129. In welken verheven ftaat men zij, is men niet verzekerd zich daar in flaande te houden, ten zij men zich gedraagé overeenkomftig met den Hand in  •f 192 > ve; encore, bien fouvent, les cïrconftances Irrl— prévues dérangent le pian que 1'on s'était formé. —1— Les édifices, les arbres les plus elévés, font le plus expofés aux injures des orages & des vents. Tel, un Souverain puifiant, qui ne régit pas fes fujets felon les regies de 1'équité, & qui ne veut gouverner qu'arbitrairement ; — il eft en bute a leur reflentiment, dèslors qu'il pouffe trop loin fa tirannie , & devient lui-même Ia viétime de fon erreur. On en voit un exem- ple frappant dans Denis le jeune, Roi de Siracufe , furuommé par diftinction , Tiran , homme trés cruel, qui bien loin de travailler pour le bonheur de fes fujets, ne femblait s'attacher qu'a les rendre le plus malheureux qu'il fut poffible. — Les cruautés inouïes qu'il exercait fur eux , & fes affreufes vexations, découragerent a la fin fon peuple, & le porterent a fe foulever & a le dé- tröner. 11 eut le bonheur d'échapper a leurs pourfuites, & fe retira dans 1'Ile de Samos ., oü il fe fit Maitre d'Ecole. La, il eut tout le temps de réfléchïr fur fa conduite palfée, & de faire le paralelle de fon état primitif, avec celui oü il fe voyait réduit. 139.  ■ ïn welken men zich bevindt; — evenwel nog zullen onvoorziene omftandigbeden de fchikkingen, die men gemaakt had , het onderfte boven keere.n- —— De verhevenfte gebouwen en boönïen zijn het meest aan het ongeval des onweders en der winden blootgefteld. Zodanig ook een magtig opperheer , die zijne onderdaanen niet regeert volgens de grondregelen der billijkheid r maar die alleen willekeurig wil heei fchen; - hij ftek zich bloot aan hunne gevoeligheid , zo ras hij zijne dwingelandij te ver trekt, en wordt zelfs het flagtöflèr zijner dwaaling. Men ziet daar van een doorflaande blijk in Dionïfius den jongen, Koning van Siracufa, bij uitneemendheid toegefiaamd, Tiran (dwingeland) een zeer wreedaartig mens'ch, die, we; verre van voor het welzijn zijner onderdaanen werkzaam te zijn , zich alleen fcheen toe te leggen om dezelven zo ongelukkig als mogelijk was, te maaken. De ongehoorde wreedheden, die hij over hen uitoeffende , en zijne yerfchrikkelijke knevelarijen maakten eindelijk zijn volk mismoedig, en noopten het om tegen hem op te (laan, en hem te onttroonen. Hij had het geluk om hunne vervolgingen te ontwijd ken, en begaf zich naar het eiland Samos, alwaar hij Schoolmeester wierd. - Daar vond flÜ tijds genoeg, om over zijn voorleeden gedrag bedenkingen te maaken, en een vergelijk te Hellen tusfchen zijn voormaaligen hand , en dien, waar ia hij zich nu bevond.  < 194 > Conquite du Pérou par Franfois Pizarre. Atabalipa & Guaïnacapa, anciens Rois du Perou, poffedaient des tréfors immenfes. C'était , entr'autres, une chofe fort ordinaire de leur temps, de voir dans quelques villes des temples revèius d'argent & des maifons couvertes de gran- des plaques d'or. Ce pais, des plus riches que Pon puilfe s'Smaginer , fut conquis par les Efpagnols, fous le Commaudement de Francois Pizarro , leur Général , lequel pour fe rendre maitre des mines d'or & d'argent, y a fait eommettre des cruautés inouïes , au point même, que le fang qui s'y eft répandu, Gontrebalanceroit peut-être Por & 1'argcnt qu'ils en out retiré, furtout du Potofi. Atabalipa, qui regnait pour lors, fut fait prifonnier par les Efpagnols; — il offrit pour fa rancon, autant d'or que pourrait contenir une chambre de vmgt pieds de longucur, large de dix-fept, & entalfée de ce métal | hauteur de ceinture; mais, cette rangon, trop confidérable pour être raffemblée li promptement, ayant trop tardé, vü 1'impatïence du cruel Efpagnol, il condamna 1'infortuné Roi a la mort. «31. Tel, qui n'eft redevable de ce qu'il eft, & qui ue  130. VerÖvering van Peru door Francois Pizarrak Atabalipa en Guaïnacapa, öudstijds Koningen van Peru , bezaten onnoemlijke fchatten; ^—i Onder anderen, was het een zeer gewoond zaak in hunnen tijd, tempelen te zien met zilver bekleed, en huizen met groote gouden plaaten bedekt. - Dat Land,- het rijkfte dat men zich kart verbeelden, werd door de Spanjaarden veroverd onder het bevel van Francois Pizarro, hunn' Generaal , die, om zich van de Goud- en Zilver-mijnen meester te maaken f daar ongehoorde wreedheden heeft doen uitöeffenen, in zo verre zelfs,- dat het bloed dat daar vergooten is, misfchien zou konnen opweegen tegen het goud en zilver, dat zij 'er uit getrokken hebben , voornamenlijk uit den berg Potofi. —— Atabalipa, die toen regeerde werd door de Spanjaarden krijgsgevangen genomen. — Hij bood voor zijn Losgeld,- zo veel Goud, als men zou konnen leggen m een kamerVan twintig voeten lang, zeventien breed, en opgehoopt met dat metaal ter hoogte? van een half mans lengte; maar dit Losgeld * te aanmerkelijk em zo fchielijk bijeen te zamelen, te lang achterblijvende j aangezien het ongeduld van den wreeden Spanjaard, veroordeelde hij dien ongelukkige» Koning ter dood. tp. Zodanig een, die alleen het geen hij is, en den N 3 voqj«  ne doit 1'état d'aifance oü il fe trouvé, qu'a un bienfaitcur généreux & desintérelfé, qui n'a eu en yue dans ce qu'il a fait envers lui, que d'opérer fon bonheur, en lui faifant un état honnête dans le monde, dont il aurait été privé fans ce fecours, par Fimpuiffance ou 1'inadvertance de ceux k qui il appartenait par les liens du fang, doit toute fa réconnailfance k celui qui 1'a tiré dé fon état d'obfcurité & de fon néant; mais le contraire arrivé le plus fouvcnt, & même prefque toujours. Le bienfait ren du , & recu par celui qui en jouit, ne s'oublie pas, fi 1'on veut; mais il devient un fardeau infupportable pour celui qui en eft 1'objet. Que ce bienfaiteur, par un revers de fortune , tombe dans 1'abaiffement , & fe voye privé des fecours néceffaires pour les premiers befoins; — fon protégé Ie regarde d'un ceil indifférent, (finon de mépris;) il ne défire que de le voir éloigné ; — fon afpeót lui eft incommode ; il ne faurait fouffrir fa préfence , parcequ'il le voit dans Fimpuiffance de lui procurer d'autres avantages. Enfin, Pingrat eft un monftre infemal; on n'en trouve que trop parmi ceux-la même qui font prépofés pour mettre fous les yeux a d'autres les devoirs tant réligieux que moraux k remplir. —— Ils s'imagiuent d'avoir achevé leur tSche, en leurdifitnt: faites ce que je yous dis, & non comme j'agis. 132,  < W > voordeeligen ftand in welken hij zich geplaatst «iet, aan een edelmoedigen en belangloozen weldoener verfchuldigd is, die niets anders beoogd heeft, in 't geen hij omtrent hem heeft gedaan , dan zijn geluk te bevorderen , door hem een eerlijk beftaan in de waereld toe te fchikken, van het welke hij geen genot zoude gehad hebben , zonder deze hulp, door het onvermogen of de onachtzaamheid zijner naastbellaanden; — zodanig een is zijne volkomen erkentenis verfchuldigd aan den geen die hem uit zijn duisteren nietigen ftaat getrokken heeft. - Maar het tegendeel ziet men den meesten tijd gebeuren, en zelfs bijna altoos. —— De beweezen weldaad, genooten door hem die daarvan het voorwerp was, wordt, zo men wil, juist niet vergeeten, maar zij wordt een onlijdelijke last voor hem , die dezelve genooten heeft. Gefteld, dat die weldoener, door een omkeering der Fortuin, in onvermogen vervalt en zich van de noodige hulpmiddelen, ten aanzien der eerfte behoeftigheden, ontftoken ziet, zal zijn voedfterlmg hem met een onverfchillig (zo niet verachtelijk) oog, befchouwen ; hij verlangt alleen hem verwijderd te zien; — zijn aanfehijn is voor hem verveelend; - zijne tegenwoordigheid kan hij niet verdraagen, omdat hij hem buiten het vermogen ziet, om meerder ten zijnen voordeelete doen — In één woord , de ondankbaare is een helsch monfter; — men vindt 'er maar al te veel onder die genen zelfs, die gefteld zijn om aan anderen, zode christelijke als zedelijke pligten onder betoog te brengen. — Zij meenen hunnen taak geëindigd te hebben, met te zéggen: doet zo als ik v zeg, en niet zo als ik doe. N 3 13^  < 198 > 132» Quelques pêcheurs jettant leur filet en mer, appercoivent un homme prêt a fe noyer. —— L'un d'eux prend auffitót fon croc, fe faifit de pet homme qu'il touche a 1'reil, & après I'avoir tranfporté dans fon lit , le fait revenir par fes foins. — Cet homme, en recouvrant la fanr té, reconnait qu'il lui manque un ceil; il accufe le pêcheur de le lui avoir crêvé, & Je traduit en juftice. — Ils plaident leur paufe. Comme les juges paraiflaient embarrafies, un affiftant fe leva & dit: qu'il fallait jetter de nouveau cet homme a la mer, précifément dans 1'endroit d'oü on 1'avait retiré, & que, s'il fe fauvait fans le fecours de perfonne, on condamnerait le pécheur h lui dedotnmager de faperte. — Ce confeil fut fuivi ; mais le plaignant fe garda bien de tenter 1'aventure. Ce cónte , qui eft ancien , fait voir qu'il ne revient que du mal des fervices yendus a un ingrat. Ï33- Un Roi de Mandoa , dans 1'Indostan , etant tombé dans une riviere, en fut heureufement retiré par un efclave , qui s'était jetté a la nage & 1'avait faifi par les cheveux. —— Son premier. foin,  < Ï99 > 132. Eenige visfchers, hunne netten in zee werpende, we den een man gewaar , die gevaar liep van te verdrinken, — Een van hun neemt terftont een haak, grijpt hem aan, en treft hem juist in 't oog; en na hem in een bed gelegd te hebben , doet hij den drenkeling door zijne oppasfing tot zich zejve komen. Die man, herfteld zijnde, wordt gewaar dat hij maar één oog heeft; - hij befchuldigt den visfcher van het hem uitgeftoken te hebben, en betrekt hem in rechten. Zij bepleiten hunne zaak. —- Alzo de rechters over de uitwijzing verlegen fcheenen, ftond een die daar tegenwoordig was, op, en zeide; dat men dien man nog eens in zee moest werpen , ter zeiver plaatje , alwaar men hem gered had, en dat, indien hij dan zich zelve , zonder behulp van. ïcn-ai d "anders redde, men den visfcher moest verwijzen om hem fchaèvergoeding te doen. — Deze raad wierd opgevolgd; maar de klaager wachtte zich wel het geval te onder/taan. Dit vérteifej, dat oud is, doet zien, dat men niets dan kwaad te verwachten heeft, voor dienften aan een cndankbaaren beweezen. _ Een Koning van Mandoa, in Indostan, in ee* rivier gevallen zijnde, wierd daar uit gclukkiglijk gered door een flaaf, die zich in 't water geworpen had, en hem bij de hairen had gegreeN 4 pen.  < 200 > foin, en revenant a lui même, fut de demander ]e nom de celui qui 1'avait retiré de Peau. On lui apprit auffitöt 1'obligation qu'il avait a 1'efclave, dont on ne doutait pas que la récompenfe ne fut proportionnée a cet important fer- vice. Mais il lui demanda comment il avait èu 1'audace de mettre la main fur la tête de fou Prince, & fur le champ il lui fit donner la mort. —— Quelque temps après, ce meme Prince, étant affis dans 1'ivreflc, fur le bord d'un bateau, prés d'une de fes femmes, fe laiffa tomber encore une fois dans Peau. —- Cette femme pouvait aifémeut le fauver; mais croyant ce fervice trop dangercux, elle le laiffa périr, en donnant pour excufe, qu'elle fe fouvenait de l'hiftoire du ! malheureux efclave. 134. De toutes les vertus chrétiennes, c'eft:, fans doute, la Bienfaifance qui occupe le prenrer rang; — elle eft,on en doit convenir,ce qui conltitue 1'effence de Phumanité; c'efi: elle qui rend 1'homme utile k foi-même & a fes femblables; — elle eft la bafe de toute fociabilité ; & le monde entier, fans elle, n'eft qu'tin chaos fans ordre, fans regie ; & rien ne faurait fubfifter fans cette fublime vertu. Qu'ell-ce que 1'homme confidéré en lui même & comme ifolé? Un être inutile. —. Confidéré avec fes femblables, vivant avec.eux * cn  pen. —— Zijne eerde zorg, toen hij weder.-'tot zich zelve kwam , was, te verneemen naar den naam van den geen die hem uit het water gehaald had. Men zeide hem terftond de verpligting die hij aan den flaaf had, en men twijffelde niet of de belooning zoude evenredig met dien gewigtigen dienst gefteld worden. — Maar hij vraagde hem, hoe hij de ftoutmocdigheid had durven hebben, om de hand op het hoofd van zijn Vorst te leggen , en terftond deed hij hem ter dood brengen. — Eenigen tijd daarna , die zelfde Vorst, dronken zijnde, en op den kant van een fchuit, naast eene zijner vrouwen zittende, viel andermaal in het water. Deze vrouw had hem gemakkelijk konnen redden ; maar , dezen dienst al te gevaarlijk achtende , liet zij hem verdrinken, en zeide tot haare verfchooning, dat zij zich de historie van den ongelukkigen flaaf herinnerde. 134- Onder alle de christelijke deugden moet voorzeker de weldadigheid den voorrang hebben; zij maakt het wezen der menfchelijkheid uit; — zij is het, die den mensch, voor zich zelve en voor zijn gelijken,nuttig maakt; — zij is de grondllag van alle gemeenfchappelijkheid , en de gantfche waereld is, zonder haar , niets anders, dan een chaos zonder orde, zonder regel, en niets kan beftaan blijven zonder deze verhevene deugd. Wat is de maisch op zich zelve befchouwd, en afgetrokken ? Een nutteloos wezen. . DeN 5 zelve  < S02 > en ióciété, H doit être bienfaifant; c'efi: un de- voir effentiel qui lui eft impofé. Voyez ce riche indolent, nonchalammeut étendu dans un carofle fuierbe,trainé par des chevaux bien nourris , les feuls êtres qui éprouveut quelque bienveillance de fa part; il rébute 1'infortuné, regarde 1'indigent avec dédain, le repoullé avec info- lence. Voyez ce meme homme dans Pinté- rieur de fon palais, envirouné de liches adulaneurs, vivant dans 1'opulence & dans la mollelfe; il oublie qu'il y a des êtres malheureux , fans amis, fans protection , fans pain ; il jouit lui feul. — L'bomme bienfaifant , au contraire, prête du fecoursau néceffiteux, partage avec Jui fa fortune, foulage fes peines, va au devant de ce qui peut lui faire oublier fon infortune , & trouve en lui meme la récompenfe du bien qu'il a fait. Mortel ! fois humain , fois bienfaifant, tu feras dédommagé ci-après.  < 303 3>* ïelva aangemerkt, met zijn mede-mensen in ge» meenfcbappelijkheid leevende , moet hij weldaadig zijn; dit is een voornaarnc pligt die hem is opgelegd. — Ziet dien traagen rijken man, lui in een prachtige koets uitgellrekt,' voordgetrokken door _ welgemeste paarden , de eenigfte wezens die zijne weldaadigheid ondervinden ; hij verftoot den ongelukkigen, ziet den noodlijdenden met verachting aan, ftoot hem te rug met trotsheid. «■* Befehou wt dien zelfden man in het binnenlie van zijn paleis, omringd van laage vleijers , in den overvloed en de weelde leevende; — hij vergeet dat 'er ongelukkige wezens zijn , zonder vrienden, zonder bijftand, zonder brood; hij geniet alleen. De weldaadige n.ensch , in tegendeel, brengt den behoeftigen hulp toe , deelt met denzelven zijne geluksgoederen, verligt zijne fmerten, komt hem-voor met het gene hem zijn ongeluk kan doen vergeeten, en vindt in zich zelve de belooning van het goed dat hij gedaan heeft. Sterveling ! zijt menschlievend , zijt weldaadig, gij zult hier namaals uw fchaê-vergoediug vinden.  Bij den Uitgeever van dit Werkjen , is ook te bekomen: Het fraaije Prentwerkjen voor Kinderen, door den kundigen Pieter de Mare , geëtst naar de keurige tekeningjes van Mejufvrouw Christina Chalon, met bijgevoegde gedichtjes van J. lz Franco, van Berkheij, . ƒ1:10:- P. Kikkert, Proeve van Ets-kundige uitfpanningen, of verzameling van Plaatjes, door de Etsnaald , in 't Koper gebragt, met bijgevoegde Verhandelingen, de Teken- en Ets-kunde betreffende. Vermeerderd met Gedichtjens op elk der Plaatjens, door liefhebberen der Nederduitfche Dichtkunde. . . ƒ1:16:- S. van Emdre , Huisboekje voor de Jeugd , om haar te beveiligen tegen Ongeloof en Bijgeloof, als mede ter bevordering van Kennis en Deugd. In kl. i2vo. . . . ƒ1:8:- I. G. Rosenmuller's , Gefchiedenis van den Godsdienst voor Kinderen. . . ƒ - : 18 : - Kristelijk Leerboek voor de Jeugd ƒ1:5:- «■ ~—- —— Eenvoudig Onderwijs in den Godsdienst voor Kinderen. . ƒ - : 15 : - Volks-Liedjens j uitgegeven door de Maatfchappij: 'lot nut van 't Algemeen. Vier Stukjens. f-:l*:- Het zelfde Werkjen met fraaije Plaatj. ƒ2 : 16 : - Nieuwe Volks-Liedjens. Vier Stukjens. ƒ - : 12 : - l  ƒ. Hazeu C. Zoon, Kindcrpligt en Zinnebeelden- ƒ I = 2 :- ■Het zelfde Werkjen, met fraaije PI. ƒ 2 : 4 : i _i_ Het Leezen gemaklijk gemaakt , voor Kinderen die in de Spelling eenigzins gevorderd zijn. Zesde druk. f. - : 4 : . —— ■—- " — Leerzaame Gefprekjens ; of de Vlijt der Kinderen opgewekt. Twee Stukjens. Met 10 keurige Plaatjens. In 8vo. Vijfde Druk. . . . ƒ - : 12 : - —_ Historie der Omwentelingen , zedert 1780-1796. in Vaderlandfche Gefprekken voor Kinderen, met fraaije Plaatjens. - . • • . • f2 : 8 - - —— 1—i het Pfalm- gezang gemaklijk . gemaakt, voor Kinderen. . ƒ- : 12.: P. 't Hoen , Gedichten voor Kinderen, f 1 : 8 : ■Het zelfde Werkjen, met fraaije PI. ƒ 4 : 4 . _ H. van Alphen , kleine Gedichten voor Kinde- ren f - : 12': . Het zelfde Werkjen, met fraaije PI. /5 : 12 : J. Jordens , kleine Gedichten voor Kinderen ƒ-: ö:- E. Wolff en A. Deken , Economifche Liedjes. f 1 : 16 : - Het zelfde Werkjen met 120 fraaije PI. f 12 : 10 : ——— Fabelen voor de Nederland- fche Jeugd, met Plaaten. . ƒ 2 : 8 : . J. J. Kaemmerer's , Zedenkundige Lesfen voor Jongelingen. . . . fi ; 2 :- h  J. G. Herdér''» j Palrnb'aden j of uïtgèlezené Oo*. terfehe Vertellingen} voor de Jeugd, f : 18 : - Aangenaam Kinderichool. ( f - : 14 i » Het zelfde werkjen j met Plaaten; ƒ 2 : - : . zijnde oök in het Fransch, met ëri zonder Plaaten j tot dezelfde prijzen te bekooraen. A. Lambrèchts j beknopte Inleiding tot recht verftand der Heilige Schriften des Ouden en Niéuwen Testaments. » . f - : 11 : - Nuttige en aangenaame tijdkortingen voor de Jeugd, beftaande in 74 merkwaardige Gefchiedenisfen, . . ; ƒ - : 15 : - C. Muiler. j de Naarftigheid der kinderen beloond, met Plaaten. . t . ƒ - : 9 : - «— Nüttige uitfpanningen voor de Ne- derlandfche Jeugd. , , f . • 18 : - —— » Laatlle Vruchten , voor de Neder- landfche Jeugd. . . f- j 8 : Het zelfde Werkjen, met Plaaten. ft: 2 : - ^ÉfÉfÉl | M ^JJcderduitfche Spraakkonst, ,WBt ■ fi:rt:. H.::W%''%V4V-?^, uitgezochte Bijbelfcbe Verhaa. len.*,.yoor de Jeugd. Met een Voorreden van Doï ifijNjK m..a7inet. 4 4 f - : 12 : - Het Wm Werkjen, met Plaaten.- f 1 : 8 : |. »e Passius, Geestrijke Raadzels; f i : 12 : iL-Lvi uk L-s rif kleine Schouvvfpelletjes voorde der Kinderen , door den Heer van r Makc. {Zijnde in V Fransch en Hol' tmdtcb itgtn over elkander gedrukt.~) . . < - /-:M=Kort  Kort begrip der Nederlandfchë Öefchiedenisfen ingericht naar de vatbaarheid van ionge Kinderen, met 60 Plaatjens. , , " f % , _ . „ Het zelfde Werkjen in het Fransch , met dito Plaatjens, . f 2 : - • - Vaderlandsch Loterij-Spel , voor de Nederlandfchë Jeugd , met 3 boekjens ter opheldering. Vaderlandfche Kindervreugd, met PI. ƒ" - : 12 : « Het Afscheid , of tederhartige en naarvolgens waardige Liefde van een drietal edelaartige Kinderen , omtrent hunnen waardigen Vader De vier Stonden van den Dag, vervat in zestien Afbeeldingen , met nuttige Lesfen, in Dichtmaat, voor Neêrlands Jeugd. f 1 i IO . „ J. W. Karsten , handleiding tot de kennis der Meetkunde. . . /* - 1 15 • - C. G. Salzman, A. B. C. en Leesboekje, of aanwijzing om op de natuurlijkfte wijze het Leezen te leeren, 8vo. . . ƒ- : 12 : - J. des Fontaines , de Cijfferkunst gemaklijk remaakt, 2 deelen. . . f 1 : 2 ■ - D. C. van Voorst , Zedekunde voor Kinderen. Leerzaame Spiegel , of Vertellingen voor Kinderen , tot Deugd en goede Zeden , met Plaat•>ens- ' ■ • ■ /-:i5:- H. M. F. Eaeling , de GefcHedenis van Rome, een Leesboek voor Kinderen van 7 tot 15 Jaaren, 2 deelen. Met Plaaten.- ƒ 3 : ja • -  W. van Oosterwijk Hulshoff, Gefchiedenis van Jofef voor Kinderen- . , f, ; 6 : . Het zelfde Werkjen, in 't Fransch. f - 8 : - J. D. Pasteur , beknopte Natuurlijke Historie der 'zoogende Dieren. Met Afbeeldingen. Twee deelen. . . •, ƒ6:-:- Korte Verhaalen voor Kinderen van 6 tot io Jaaren , met Plaaten. . . ƒ*•! :. ff : Voor Kinderen, met 12 gccouleurde PI. f - ; 18 : - Lettergefchenk voor de Nederlandfchë Jeugd, met Plaaten. . . . f \': io: - Schatkamer der Nederlandfchë Jeugd, met Piaaten. . . . ƒ1:4:. St. Nicolaas Gefchenk, voor Neerlandsch Jeugd, 2 Stukjens, met Plaatjens. . ft : 2 : - Mevr. de Cambon, de Kleine Grandifon of de Gehoorzaame Zoon, 4 deelen, met PI. f 4 : . ; - ., de Kleine Klarisfa, 2 deelen, met Plaaten. . . . f 3 : 12 : Vertellingen en Oefeningen voor Nederlandfchë Kinderen. Met Plaatjes. . ƒ - : 11 : Nuttige en Vermaaklijke School tot Onderw ijs van Kinderen, in de Steden en ten platten Lande. 4 Stukjens. . . . f 1 : 4: - A. van den Berg , Bijbelfche Historie Vraagen. •.• ƒ-: ff:- Het zelfde Werkjen m 't Fransch. f - : 6 : - —— — Korte Vraagen uit de Kerkelijke Historiën. '. . f - : 6 : - *— Kort Onderwijs in de Leere van den Christelijken Godsdienst, f - : 5 ; -