MAATSCH. DER N'EDERL. LETTERE. TE LEIDEN. Catal. bU Geschenk van Tooneclstukken , 1841.    I) E SCHOONE ARSÈNE, ZANGSPEL.   D E 6 C H O O N E A R S È N E, ZANGSPEL, MET BALLETTEN. NAAR HET FRANSCH GEVOLGD VAN F A V A R. T, DOOR. BA RTHO LOMEUS RU L 0 F F S. Te AMSTELDA M, by j. helders, en a. mars, in de Nes, 1789. Met Privilegie» - - -  , Ssrviet «ternuai qui parvo nesfiet utf.. U O R A T 1 ü S. Ricn n'cst pHis perilleux, Que de quitter lc blen pour êire raieux. y O L T A 1 R.F.  T O JE W 3T X W & AAN DE WEL-EDELGEBOREN V R O UWE JOHANNA MARIA W I T S E N , ECHTGENOOTE VAN DEN WEL-EDELEN GESTRENGEN H E E RE Mr„ ANNE WILLEM STIAALMAN, * 3 S.E.gt  EERSTE R A A D, DROSSAARD EN DTKGRAAF DER STAD EN DES C R A A F S C H A P S C U I L E N n U R O. :n fiere fcioonheid, met te veel toegeevendheden, In eerste levensperk, gevleid en opgebrngt, Wier eigenzinnigheid geduldig wierd geleden Van elk, in haar geflacht: Zy, nooit te vreên met all' wat andren kan bekooren ; Het zy men fchouvvfpel kooze of bal, of prachtig feest; Of haar op zang vergastte, of fnsarenfpeldeedt hooren , Ter ftreeling van haar' geest : Zy, onverfchillig, trotsch, laatdunkend, wuft van zinnen, Verachtende alle hulde en nedrig eerbewys Vanriddren,die , in't perk, geen lauwren willen winnen, Dan haar alleen ten prys: Zy, in haar oog, gevormd, om'tall' voorby te ftreeven; Koelzinnig voor de liefde , alleen uit grilligheid: Belust,verr' boven 't zwerk al'sondermaansch te ontzweeDoor eigen waan misleid: (ven> Zy ,door alines kunst en toverend vermogen, In wolken opgevoerdnaar't zielverrukkendst oord, Dat, fchoon't een lust verftrekt voor hart en oor en oogen, Haar echter niet bekoort:  Zy, blootgefteld aan angst, gevaaren, fiddring, fchrikken, Aan hoopelooze liefde en verontwaardiging •, Aan de akligfte eenzaamheid,de doodlykfte oogenblikken, Ter hartsverbetering: Zy, door beproeving, van haar roekloosheid geneezen 5 Befeflende hoe'tfchoon, gepaard met tederheên, Alleen 't vermogen heeft, behaagelyk te wezen In 't oog van ieder een: Bevallge ARS è NE, in 't eind vertederd door die liefde, Die edle alcindor,fteedsftandvastiginzynleed. Haar toedroeg, die zyn hart door haare fchoonheid griefde En zich aanbidden deedt: (ueelen, Zy, treedende op het puik van neêrlands fchouwtoo- Naar onzen fmaak gedost in nederduitsch gewaad, Durft dus, Mevrouw.' zich uw befcherminge aanbeveelen. Ontvang haar in dien ftaat. Mag zy uwe achting, die zy hoog waardeert, erlangen, En neemt uw vriendlykheid haar pooging gunstig aan, Dan heeft ze, 't geen zy wenschte en hoopen durfde, oniEn is geheel voldaan. (vanSen ' J789. B. R U L O F F S. PER-  PERSONAADJEN. ARSÈNE. alcindor, framch ridder, minnaarvanArféne. Artur , fchilddraagerenvertrouwlingvan Alcindor. ALINp, tovernimph. etjgenia, vertrouwde van Aline. MYRIS, in de gedaante van een ft andbeeld. DE onversciiil mg heid. EEN koolegraaver. silvain, 1 ROBERT, | k dcszclfi dienaars , medekoolegraaveru du bois, f " la foret, J eenige ridders. eenige vrouwen. eenige nimphen van het gevolg van Eog'enia. Lenige zingende en dansjende mannen en vrouwen. liet fpel fpeelt de twee eerste bedryven te Parys. De gefchicdenis wordt gemeld voorgevallen te zyn onder de regeering van Henrik den tweeden 'en Catharina de Medicis. I) E  D E S C II O O N E A R S E N E? ZANGSPEL, EERSTE BEDRYF, EERSTE T O O N E E L. Het Tooneel verbeeldt eene prachtige Hofzaal. ALCINDOR. ARIA. Ach! welk een fmart Treft hem die, ongeveinsd in 't minnen, En door gecne ontrouw te overwinnen, Een fchoone volgt, niet een wanhoopend hait. *k Zr."' van naby, den dood. .. Myn ziel bleef onbewooge^j Geen bange nood, geen afgrond, fchokte my; Maar nu ik min en voel boe fterk verliefdheid zy, Nu fclivoom ik voor aanvallige oogen : tta me onbepaalde raagt ftreeft alle iriagt voorby. M m rust, myn lot liangt af van bun vermogen. Maar welk een fmart Treft hem die, ongeveinsd in 't minnen, enz. A TWE  3 de SCHOONE ARSES E,. TWEEDE T 0 O N E E L. alcindor, artur. ae.tur. 2iyt gy het zelf, mynhecr? Men rfchtte u reeds ver . looren. U wederziende, wordt ons aller vreugd herboren. Gy gingt en zeide niets van uw befluit; daarby, (En dit trof my liet hart,) verzweegt gy 't ook aan my. alcindor. Wy moeten, willen we iets, in 'theimelyk, bedryven, Zorgvuldig zwygen, op dat zulks geheim zou blyven.. artur. Gy waart van 't fteekfpel, dat men gaf, niet onbewust» Wat mag de reden zyn, dat wy zo weinig lust En yver om u, als den moedigden te waagen, In u, tot onze finarte, en met verwondring zagen? alcindor, glimlagchende. Ik heb dan, zo gy meent, gewankeld in myn'pligt1? artur. Voorzeker. Immers waart ge al voorens, onderricht... Een uitlands ridder komt in'tflrydperk en, gedreeveti Om blyken zyuer liefde en dapperheid te gceven, Daagt hy een' ieder uit met fierheid in 't gelaat, Te- ontkennen dat Arféne elk niet te ooven gaat. alcindor. (wekken. 2yn moed behaagt me en kan, voor hem, myne achting ar*  ZANGSPEL. J ARTUR. ARIA. Op oorlogsldanken en cymbaalcn, Ziet men Jen held in 't ftrydperk praaien, Wiens riddcrlyke zwier En edle moed blinkt uit zyn wezen ; Arfenes naam ftaat voor elks oog te leezen, Op helm en fchild en wapprend krygsbanier, Niets kan zyn' moed vertfaagen. Hy fpoort zyn ros, dat over 't veld Gclyk een pyl vliegt, onder 't jaagen. *t Weet van geen vertraagen : *t Zwicht alles voor den held. Zo dikwyls by in 't perk rent been en weder, Valt, in het ftof, ftraks de een na d'andren ridder neder. Triompb ! roept elk volmondig uit. Het fchaterend geluid, Dient om hem te ontmoeten; Arfène te begroeten. Men brengt voor haar gezicht, dien held, in'zegepraal. Zy offert hem den prys met minnelyk onthaal. ALCINDOR. Geviel 't Arfène? ... ARTUR. Zulks wist men niet klaar te ontdekken, Maar ik geloof het niet. Zy is zó trotsch en flout, Dat ze alles wat men doet van weinig waarde houdt. ALCINDOR. (weeten? Kon men diens vreemdlings naam, of wie hy zy,met Eerjle Bedryj. A 2 AR'  4- de SCHOONE ARSÈNE, artu r. Neen. 't Is voorzeker een dier dwaazen , die, vermeten,. Zich vleijen durft dat hy Arfène, in dit geval. Schoon ik 'er fterk voor vreeze, alleen behaagen zak alcindor. Ik ken hem en hy mint Arfène met.,. artur, hem in de reden vallende-, Verblindheid. "Want is het niet een blyk van ongehoorde ontzindheid > Wanneer men aan een vrouw, altyd verwaand en wreed* Zyn zorge, moeite en vlyt en tederheid befleed? alcindor,. Wat hoor ik! durft gy?.. artur. ja , ik moet de waarheid fpreekeo^ Schoon ik haar fchoonheid roem.. alcindor, met aandoening. Ach ! als het is gcbleekeu 7.o fchoon te zyn als zy, mag dan een weinig moed, Die, verr' van nadeel, eere aan haare denkwyz'doet, Ons, als wy minnen, tot geen'diepen eerbied dringen?' artu r. Die- eerbied zal haar'waan verfterken, niet bedwingen: Die eerbied hindert aan uw liefde en tederheid. Gedraag u , als voorheen, met zo veel onderfeheid Sn aanzien, fieeds gerust en zeker te behaagen, In de overwinning, waar gy ftryd voert, weg te draagen..  Z A N G S P E L. 5 ALCINDOR, op een nadrukkcTyke wxze. Zwyg Artur, zwyg. A R T U R. Mynheer!.. ALCINDOR, hem een bracelet van diamanten geevcnde. Tïewaar dit pand... Ca heen-. Haal al de ridders hier, op myn verzoek, by een. Arfène zal dan, in hun byzyn, hulde ontfangen. Men moet de la uwren voor geen' ander op doen Hangen, Dan voor hem die, met moed , ons op wekt tot den itrydARTUR. *k Bedrieg my flerk mynheer! zo gy de held niet zyr, Die, in het fieekfpel, zo roemruchtig heeft geftreeden.. ALCINDOR. Draag zorg dat gy my niet bekend maaktARTUR. Zo tevredentZo opgewogen als ik worde om dit geval, Verbeeldt gy u, mynheer, dat ik het zwygen zal? ALCINDOR. Vrees, zo gy my verraad. Wacht u my te mishaagent ARTUR. Ach! zo ik durfde... ALCINDOR. Zwyg, wil u gehoorzaam draagcn. Eerfte Btdryf. A 3;  <5 de SC HO O NE ARS ÉNE, DERDE T O O N E E L. alcindor. Indien Arfène myn gedrag eens hadde ontdekt, Zou ik den prys daarvoor, met recht, te vordren fchynen, En zo zy aan myn hart haar hart en liefde onttrekt, Zal ik niet min'verliefd, maar meer wanhoopend kwyuen. VIERDE T O O N E E L. aline; alcindor. aline. II erken Aüne, maak gerustlyk ftaat op" my. alcindor. Godin! indien myn liefde al te ongelukkig zy!... aline. Tracht, daar ik my verbinde uw min getrouw te blyven , De drift, waardoor gy thans beheerscht wordt, te vcrdryven, alcindor. Zo ik my met uw hulpe en byflaud vleijen mag... aline. Daar is, gelyk gy weet, in 't jaar één enkledag, Waarin het ons ontbreekt aan onbepaald vermogen., 'k Herinner my, toen ik , op zulken tyd, omtoogen Van lyfsgevaar, .'oor u gered ben... gy.; AL-  ZANGSPEL. f ALCINDOR. Myn pl!gtr Godinne, en anders niet heb ik voor u verricht. ALINE. En ik, ik heb u op myn beurt ook hulp befc'-ooreu. Kooit gaat een weldaad by de dankbaarheid" verloorea. ALCINDOR. Verander, ö Godin! Arfènes flreng gemoed. ALINE. Al d'aandrang die men op een harte, als 't haare, doet, Is vruchteloos, wanneer men't wil met drift beftryden. Ik moet alle uitterften, ten haaren aanzien, mydeti; En haar, die ik bemin en op wier heil ik doel, Zo reegelen, dat zy haar dwaaling zelfgevoel'. ALCINDOR, met drift. Bedoel haar waar belang en laat het myne vaaren , Myn leven zelfs.. . ALINE. Arfène is in die tedre jaaren , Waarin zy, door den waan verblind, geen doorzicht heeft.. Vergeefs verwacht gy hulp, zo ze u de min niet geeft... Zolang de liefde een maagd kan treffen noch beleezen Is ze onvolmaakt en waant nochthansvolmaakt te weezen. Zy acht de hulde die ze ontfangt een wettig goed: Maar als de liefde ontwaakt en dringt in haar gemoed;-. Als eenig minnaar zich geducht maakt in haare oogen,, Dan twyfelt ze aan de kracht van haar gewaand vermogen , Earfh Bedryf. Dan-  8 de SCHOONE ARSÈNE, En ziet gebreken die de waan voorheen verborg. De zedigheid is 't merk van eene ziel, wier zorg En lust het is, naar die hoedanïgheén te trachten, Die zo beminlyk zyn en ons zo hoog doen achten , En die zy in zich mist. De kracht der liefde alleen, ■Kan d'aart hervormen. alcindor. Maar Arfène, zo ik meen Gelakt niet naar dit beeld. ALINE. ARIA. Wil u geenszins verlegen maaken. Een bljde tyd zal u genaaken. Die 't al bcliaagen wil, ontvlied De liefde en haar vermogen niet. De drift om andren te behaagen Geeft van verliefdheid zekren fchyn. 't is ydel wapenen te draagen, Um voor de min gedekt te zyn. De neiging wordt met haar geboren, En wordt (leeds vruchteloos weêrfkan. Verr' van het liefdevuur te fmooren, Blaast zy het des te (terker aan. Een crikle vonk heeft zo veel kracht, Dat zy vlammen voedt, Wanneer de liefde door haar magt, Slechts een pooging doet. Wil u geenszins, enx. AL-  ZANGSPEL. 9 A LIN F. Geloof me, als mende pynen Der liefde, die het hart, door tederheid , doen kwynen, Wilden geneezen, moet men ftceds den trotfchen waan, Wet edle lierheid in zyn pooging tegen gaan. ALCINDOR. My dacht ik moest veeléér haar fierheid overwinnen, Doorzuchten, eerbied, trouw en ongeveinsd beminnen? ALINE. Gematigde eerbied, en geen' andren, keur ik goed, En zie, als tovernimph, nog tyden te gemoet, Waarin men, meer verlicht, ons aanzien en vermogen Verheffen zal, en niet, als nu gefchied, gedoogen Dat een gevoelig hart de liefde houde in dwang, En aan de kans eens fpels het lot des minnaars hang': ALCINDOR. Een fchoone moet men toch verdienen. ALINE. Zoudtgy denken, Dat zulk een wet volflrekt niet urafloos zy te krenken? ALCINDOR. Wel ja. ALINE. Mynheer,dit is by my zo zeker niet. ALCINDOR. Hoe dat? ALINE. Doordien de tyd geduurig heenen vliedt, Ecrfte Bedryf. B 2oil  io de SC II 00 NE ARSÈNE, Zou eene fchoone, door een al te lang verbeiden, Zich, in 't verwachten vnn eenhnwlykslot, misleiden, Terwyl het beste deel des leevens ging voorby. Ik zeg u, voor de vuist, geduld is zottemy. alcindor. Hoe zeer men op den moed eens ridders kan betrouwen , Hy wordt fchroomvallig en verlegen by de vrouwen. aline. Dit gaat by ons niet door. Wy kennen't hart te wel Der vrouwen. Dus betrouw uw zaak aan my, en kwel U geenszins. Ik verwacht Arfène hier: met reden Misdoet men dikwyls door te groote oplettendheden. Beloof my, dat ge u zult gedraagen naar myn'raad. Of zo gy dit niet doet, ben ik geloof me, in flaat Om de eerlle , in dit geval, uw' wensch te wederftrceven. Beloof me en zweer me flipt naar myn bevel te leeven» alcindor. Ik zweer het u. aline. Welaan.. Gy hebt dat Ilrenge hart Al lang genoeg gevleid. Om uw verdriet en fmart, En de onverfchillighcid dier fchoone te overwinnen, Moet gy het tegendeel van 't geen gy deedt beginnen» Uwe eerbied is mislukt. Toon ongevoeligheid. Hier hangt uw lot van af. alcind or. Als zy 't voor onbefcheid Eens  ZANGSPEL. ïi Eens opnam en gebelgd... ALINE. Dit hebt gy niet te vreezen. Gy moet by wylen ftout en onderneemend weezen , Trotfeér haar ftuursch onthaal; verneder, maar met kunst, Haar' fleren hoogmoed. Toon u koel voor haare gunst. Kloekmoedig ridder, leer van my , en laat u raaden. Vermetelheid, befchaafd gebezigd, zal niet fchaaden. Een minnaar die niets durft is als eenheid die zwicht. De kunst der liefde is juist naar de oorlogskunst gericht. VT F D E T O O N E E L. ALCINDOR. I"Ioe! zou ik veinzen,en door listvau't fpoorgeweeken, Myn hart bevlekken , dat voor zuivere onfchuld pleit? Zou ik haar, die ik min, beledigen ... mywreeken!.. Zy nadert.. Ach! hoe groot wordt myn verlegenheid!.. ZESDE TO O N E E L. ALCINDOR, in een" hoek van het tooneel. ARSÈ NE, door een gevolg van pages en vrouwen verzeld, door de deur aan het einde van het tooneel opkomende, [preekt op eene gebiedende wyze, tegen dezelven. Ontdaat my toch van al die laffe hovelingen En lange vleijers, die my dagelyks omringen, Eerjie Bedryf. Ba »  >2 be SCHOONE ARSÊNE, Ik walg van hun gevlei: zeg dat ik niemaat fpreelc Het gevolg ven Arfène vertrekt. Dit maakt me onpasfelyk voor 't minile een gantfche week. Waar of Alcindor blyft? ZEVENDE TOONEEL. arsène, alcindor. arsène, Alcindor ziende. X -loc! reeds terug gekomen?.» Steeds hier, mynheer?.. alcindor» Zo flerkals immer, ingenomen. Door uwe fclloonheid , zie 'k in u 't aanbiddlykst beeldt En 't voorwerp, dat my, waar ik ga, voor de bogen fpeelt» arsène» Het is verveelend fteeds van min te hooren fpreeken. Van tw intig minnaars, die eikanderen niet weeken In aandrang, tracht my de een, ontbloot van fmaalt en geest, Te zeggen hoe verliefd hy altyd is geweest, En blyft, al beevende , in het midden dier betuiging, Uit eerbied fteeken met een winderige buiging Of opflag van het oog, die regt mishaagende is; Een ander, ruim zo zot, geeft my meer ergernis; Hy poogt, te dwaaslyk, met zich zeiven ingenomen, ©oor onbefcheidenheid zyn weufchen te bekomen: Een  Z A N Cr S f E L. 13 len dorde matigend zich iets welfpreekends aan, Beftaat, verwaand, aan my een liefde voor te (laan, Gegrond op achting; en waant, door dus laf te minnen, lYjyn' fmaak te ftreelen en myn harte te overwinnen. Kortom, elk biedt zich aan; dit baart my veel verdriet: En by u zynde outwyk ik ook die wuftheid niet. ALCINDOR. Geen deezer minnaars fchynt Arfène te gelyken... Eu gy beveelt ons dan, ó fchoone! uw oog te ontwykcn?.. ARSÈNE. Voorzeker.. Schoon ik u oprechtelyk beken, Dat ik u, meer dan een' van die, genoegen ben, Om dat gy niet t als zy , my telkens komt voor de sogetfc ALClN DG R» Die tedre taal heeft op myn harte een groot vermogen» Ter zyde. Dit is de prys van mytre onwankelbaare min. Tegen Arfène. Zo dat ik dan begryp, mevrouw! dat, in uw' zin, Een minnaar die befluit naar uwe hand te trachten, Zich te veel inbeeld? ARSÈ N E. En wat recht, in uw gedachten,. Bezit hy tot dat einde? Eerjle Bsdryf. B 3 AR.  14 de SCHOONE ARSÈNE, ARSÈ NE. ARIA. Neen, neen, ik draag het hart te hoog, Om al te (taatsen my te verpanden, Myn hart verlicht de huwlyksbandcn, Hoe men my ook te winnen poog'. Neen, neen, ik ben te fier van aart, Om, door de lietde voorrgedrceven, r>iy in het huwlyk te begecven: Meer is my myn vryheid waart. Tin. 'k Wil 'er ook gebruik van maaken. 'k Doe bet geen myn wil beveelt. Hy die zyn vermoogen deelt, Doet het vast ten einde ralken. Neen , neen , ik draag. enz. ALCINDOR. Ik zie dat ik voortaan Van 't oogmerk om u te behaagen afmoet ftnan. ARSÈNE. Wat deedt gy toch om my uw' yver te doen blyken? Hetfleekfpel, daar gy moest verfcheenen zyn, te ontwyken, Is dit?.. ALCINDOR. Uwe afkeer voor myn liefde is blyks genoeg, Dat my uw hart meer haat... ARSÈNE. Dat ik u haat toedroeg? Neen  ZANGSPEL. 15 Neen... Maar wathier van zy, wat deedt u wederkomen, Daar gy dit dacht? ALCINDOR. Alleen , wyl ik had voorgenomen U, op dit ©ogenblik, geluk te wenfehen. ARSÈNE. My? Waar over toch , mynheer? ALCINDOR. Men zegt, mevrouw! dat gy Dén prys des vreemdlings, die zo loflyk heeft ge.» ftreeden, Ontfangen zult, en die behoort u toe met reden. Gy boezemde dien held den grootften yver in... Behaagt hy na die daad aan 't voorwerp zyner min?.. ARSÈNE, ter zyde. Hy is minyverig. rk Wil hem een weinig tergen. Overluid. Wel nu mynheer, vergeefs zult gy geen antwoord vergen: Ja, hy behaagt my zeer. ALCINDOR, ter zyde , met verrukking. Goön, zo dit mooglyk waar'1 Het begin van den marsch word van verre gehoord. ARSÈNE, wordende Artnr en eenige ridders, in 't verjehiet, gewaar. Wat hoor en zie ik? Eerjle Bedryf. AL-  15 de SCI100NE ARSÈNE, ALCINDOR. Kan 't geluid van ftemme en fnaar Uw hart ontroeren? kunt gy wel iets anders vreezen, Dan dat de vreemdling die den prys won hier wil weczen, Om 't olTer van zyn' pügt en liefde, u toebereid, Te brengen voor den troon van uw bevalligheid ? ACHTSTE TOONEEL. arsène, alcindor, artur, eenige ridders, gevolg van vrouwen. Men brengt cenige bondeh met gebroken lansfen, fckilden en helmen , ter aanduiding van de zegepraal des onbe • kuiden riddersin het (leek/pel behaald. a r t u r, en gevolg. C II O O R. Zie ons hier al te faam, Uit 's overwinnaars naam: Wy leggen d' eereprys, waarmeé wy u begroeten, Eerbiedig voor uw voeten : Hy wordt u toegewyd. Hy wil 't loon n van zyn ftryd f Schoon hy u vree/,' ie zien, uitliefde en achting fchenken» Wilt gy 't in gunst gedenken, Dan kroont gy zyne vlyt. ar-  ZANGSPEL. tl ART Uil, Arfène een diamant armfteraad aanbiedende. Mevrouw! ik kom uit naam eens ridders, die, gedrongen Door liefde en moed, in 't perk naar d'eerprys heeft ge dongen.. Hy won dien, en hy acht een daad, zo wel verricht, Alleen aan d'invloed van uw fchoon gelaat verpligt. Nu fmeekt hy dat uw hart ook deele in zyn belangen, En gunllig deezen prys als d'uwen wille ontfangen. AR SE NE. Ik dank hem; maar die prys die aan zyn harte en moed Zo wel voegt, en hem 't recht dat hy verdiende, doet, Zou, zo ik dien ontfing, my in verdenking brengen, Als of ik zyn gezag wilde op myn hart gehengen. Breng dan 't gefchenk te rug, en voeg 'er 't andwoord by, Dat ik my niet bekreun van wien 't gezonden zy. Die ridder, hadt hy dus den prys niet weggedraagen, Kost me ook tot deelgenoot in zyne fchande waagen. Hy overwint. Hy blyv' te vrede met deeze eer. 't Is vruchtloos dat zyn hart een' andren prys begeer'. ARTUR. Zie daar my 't vonnis dat ik wachtte voorgefchreeven. Willende het armfteraad aan Alcindor geeven. Welaan,mynheer,gymoogt haar zelf deez'eerprys geeven ALCINDOR, hem tegen houdende. Hoe! gy verraad my! ARSÈNE. Wat is myn gemoed ontroerd..! Eerfte Bedryf. , C Gy  18 de SCHOONE ARSÈNE, Cy zyt het dan, mynheer, die dit hebt uitgevoerd?., ALCINDOR. Ter zyele. Overluid. Ik ben verlooren... Ik bedoelde zulks te zwygen. Maar, 't komt, myns ondanks, uit. 'k Beken u, het verkrygen Van d'eereprys Hond ook aan andren vry, mevrouw, 't Waar'dwaasheid zo ik op die uitkomst roemen zou. ARIA. Schoonheid heeft het loon, Dat ons naar roem doet ftreeven; Haar zegepraal voert ons naar 't ryk der go6n: Men kende de eer noch roem noch lauwerkroon, Indien tnen zonder hoop op wedermin moest keven. C II O O R. Schoonheid heeft het Iooh. enz. ALCINDOR, alleen. Cy fchoonen ! Gy, die 't all' verwint, Do heldemoed voelt zich door u ontgloeijen ! Gy doet de wetenfehap en fchoone kunsten bloeijen! Gy zyt het die ons lieflyk bindt ! Cy fchenkt, door kracht van licfiyke oogen, Ons harte een onbepaald vermogen; Natuur geeft ons het leevenslicht; Doch aan u zyn wy liefde en haar genot verpligt. C II O OS*  ZANGSPEL. 19 C II O O R. Natuur geeft ons liet leevensliclit; Doch aan u zyn wy liefde en haar genot verpligt. Schoonheid heeft het loon. enz. ARSÈNE, ter zyde. Hy bezigt alles wat zyn hart weet uit te denken Opdat hy my verpligte aan hem myn min te fcheuken. Overluid. Zo veel ik kan, mynheer, houde ik me aan u verpligt Voor't geen ge, om mynenc wil, bedoeld hebt ea verricht; Ik zal u, meer dan ooit, om dit uw oogmerk achten 5 Maar fchaf uw feesten af, en ban uit uw gedachten Het denkbeeld als of ik , (reeds heeft de zaak veel fchyn,) Benevens anderen uw minnanres zou zyn. Geloof me, liefde zal myn harte nooit gebieden. Ik zal die drift, zo veel't mymooglykis, ontvlieden. En opdat myne keuze in dezen niet bezwyk', Is 't voortaan nodig dat ik uw gezicht ontwyk'. Eerjïe Bedryf. C 2 N  20 de SCHOONE ARSÈNE, NEGENDE TOONEEL. alcindor, en gevolg. "^fflat lot, wat toverkracht bedwelmt myn hart, myn zinnen, Om, zelfs myns ondanks, zulk een trotfche vrouw te minnen! Zo ik my vleide... Geen vervoeringen! ó neen! Beflisfen wy ons lot en volgen wy haar fchreën. Alcindor volgt Arfène. Zyn gevolg gaat aan de andere zyde binnen. Einde van het eer/Ie bedryf. TWEE.  ZANGSPEL. 21 TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Het Tooneel getjk in het eerfte bedryf. alcindor, alleen. ARIA. Hoe worde myn hart beltreeden, Door wanhoop en verdriet! Is min, die my gebiedt, En ketenen wil fmeeden , De God der blydfchap niet ? Neen, neen, by beerscht alleen door woed: en razerny. Alcindor ! fel ü vry Eene ydle hoop voor oogen... Daar is tot heil voor my, Niets meer in myn vermogen ; lk vind geen mededoogen, Myn lyden is al te groot, Ik wacht niets dan den dood. Hoe wordt myn hart. enz. C3 TWEE-  aa de SHCOONE ARSÈNE, TWE EDE TOONEEL. arsène, alcindor. arsène. hier mynheer? en niet vertrokke \? alcindor, ter zyde. Kan het wezen! Alinel Welk een fmart myn ziele ook ftaa te vreezen, Volg ik uw'raad, ik doe myn teder hart geweld. arsène. Wat zegt gy? alcindor, met eene voorgewende koelheid. Dat ik myn befluit heb vastgetteld. Ik heb uw'aart doorgrond; hy is my klaar gebleeken: Gy weet de kunst .mevrouw, om 't hart in min te ontftee- (ken. arsène. Gy zoekt my dan op nieuw te tergen? alcindor. Ja, gewis. ar se ne. Maar hoe» alcindor. Ja; weet dat dit alleen myn oogmerk is. 'k Maak u mismoedig. Neêrflagtig, ter zyde. Ach! hoe duur ftaatmy ditpoogenl Over'  ZANGSPEL. as Overluid,. (*) Ik bid, ik fraeek u thans niet meer om mededoogen. Verdubbel, kan tiet zyn, myn lyden, myn verdriet; Vergroot uw' afkeer en verlaat uw koelheid niet. Om van myn fpoorloosheên my eindlyk te geneezen, Zal uwgeftrengheid thans 'tuitneemend middel weezen. ARSÈNE. Gy fpreekt een vreemde taal. Uw rede heeft geen'fchyn. ALCINDOR. Ja ik bemin u nog. ARSÈNE. Hoe kan dit mooglyk zyn? ALCINDOR. Myn liefde ware u, tot myn dood toe, bygebleeven, Iladt gy my nu of dan de minfte hoop gegeeven. Gelukkig, dat ik thans, ter goeder uure ontwaakt, Van u verworpen, ook myn boeijen zie geflaakt. ARSÈNE. En die ontflaaking was gemaklyk te verrichten? ALCINDOR, met drift. Uw trotschheid deedt wel haast myn zuivre liefde zwfehlk ben geneezen van die dwaaze hartstocht. 0en* ARSÈNE. Gy, Durft zelfs my hoonen, en ontrekt ge uw'eerbied my! Tweede Bedryf. AL- (*5 Ceduurende het vervolg van dit gantfche tooneel, jlratt''en de lieftit en fpyt, niet tegengaande AkinAors voorgaande ajktirigheii', doos.  24 de SCHOONE ARSÈNE, alcindor. Helaas Mevrouw! zoudtgy't eerbiedig hart verdenken? 'k Wil u al de achting, die gy hebt te vordren, fchen ken. 'k Zal u eerbiedigen, u achten, maar gedoog Dat ik myn tedre liefde eenc andre opöiïren moog*. arsène, met trotsheid. Niet flechts gedoog Ik zulks, maar kan het u gebieden, 'k Heb u myn hart ontdekt. Ga , tracht myn oog te ontvlieden. Met minachting. Ondanks die houding en dat tergende gelaat, Zo weet dat het aan my en myn verkiezing Haat, Om, door één enkel woord, één opflag myneroogen, U, voor myn voeten in het Hof te zien geboogen. Dan deze zegepraal, hoe fchitterend ze ook zy, Voegt meer een grilziek hart, dan dat zy voegt aan my. alcindor. Uw hart is zulks misfehien... arsène. Hoe! 't myne! alcindor. Ja, met reden. Hoe weinig deelt uw harte in uw koelzinnigheden... Natuur, zich fteeds gelyk in werkinge en in doel, Schiep, waar ze vrouwen fchiep, ook tevens hartsgevoel; Zy laat zich door ge en magt in haar befluiten dwingen. Of  ZANGSPËL. «§ Of meent gy, daar ge u ziet van minnaars fteeds omringen , En fcboon ge u voor hun min gevoelloos toont, datgy Een hart bezit dat fchuuw voor minneklagten zy ? Met vreugde ontfangt gy fteeds hunn'wierook; maar, verwaten Wiltgy, daar gy hen boeit, hen liever hooploos Iaaten, Dan openbaaren, wat uw hart voor hen gevoelt. ARSÈNE, ontroerd. Heb ik, zo veel gy weet, dan immermeer bedoeld Hen , door een heusch onthaal, in hunne drift te fterken ? ALCINDOR, viet verontwaardiging. Dat gy genegen waart hun hartzeer te bewerken, Gefchiedde , alleen om dat uw min voor hoogmoed week.. Zo 'k iets voorzeggen durfde... ARSÈNE. Ik fta 't u toe ; nu fpreek. 'k Wil uw vervoering wel eens zien in al haar krachten. ALCINDOR. Gy mint niet zo gy zegt; maar gy moogt wel verwachten, Dat gy (want deze wet bleef nimmer onvervuld ,) Toch eenmaal, 't zy wanueer het zy, beminnen zult. Een jeugdig hart, dat nooit door liefde fchynt te ontgloeijen, Is als een bloem, die nooit kan, zonder 't zonlicht, groeijen. De flaap der ziel beftaat in de onverfchilligheid, Eu 't is de min die haar uit dezen flaap geleidt. Ttveede Bedryf. D AR.  öG de SCHOONE ARSÈNE, arsène, zich met moeite wederhoudende. Gy hebt gelyk. Ik breng met fchaamte my te binnen. Dat dit hoogmoedig hart gefchikt is om te minnen. 'k Heb fteeds een harstocht, die ons onderdrukt,gevreesd, Myue achting, 'kmerk het, is voor u te groot geweest, Welligt dat zy my noope u liefde toe te draagen, Ten waar 't u niet geviel myn trotsheid te ouderfchraagen. Ik acht het een geluk dat ik uwe inborst kenn'.. Geloof me , indien ik ooit gezind te huwen ben, Wil ik geen hart, dan'tgeen my waardigis, ontfaagen. ALCINDOR. Zeer wel... Dit doet myn hart' een nieuwen troost erlan- (gen. Ter zyde. Het tegendeel helaas!.. Myn ziel gevoelt al 't leed. Dan neen... Ik zwoer Aline ; Aline heeft myn' eed.. Tegen Ar fine, zeer bezadigd. Broos is de fchoonheid en, wat roem ze ookmoogbehaalen , Haar heerfchappy is kort: zy zal niet altyd praaien. Op cene nadrukkebjke wjze. Verftand en zachtheid, de eer der fchoonfte aanvalligheid, Zyn, in elk levensperk, de zegepraal bereid; En vriendfehap, eene deugd, zo teder en verheven, Dat zy twee harten, als tot een gevormd, doetleeven, Spreidt iets bekoorlyks, zelfs op een misvormd gelaat. vut  ZANGSPEL. a? met drift. Ach! 't is in 't harte alleen daar 't waare fchoon beftaat. En zo ooit buiten u my iemant kan behaagen, Die zy den eerbied waard', dien ik haar toe wil draagen. Deze laatfte woorden behooren met eenige ingetogenheid uitgefproken te worden. ARSÈNE, zich niet meer kunnende bedwingen. Ach! 't is te veel... Verlaat... ontvlucht my, en vertoon U nimmer weer na zulk een' onverdienden hoon.1 ALCINDOR} met eene gevoeligheid die zyne drift duidelyk aantoont. 'k Verlaat u zonder fmart... De rust die ik doe blyken, ó Wreede !... is uw bedryf. ARSÈNE. Ga... ALCINDOR. 'k Zal uw oog óntwyken. j Ter zyde. ö Hemel!.. Alcindor heengaande, ontmoet Aline, die hem vertroost en bemoedigt door tekenen t geduurende de r,lleenfpraak van Arfène. Tweede Bedryf. Da DER'  28 de S CH O ONE ARSÈNE, DERDE TOONEEL. arsène, ontroerd. Hy gaat heen... Wat baart my dit verdriet! „. Zou't mooglyk zyn?.. Helaas! hy is de zelfde niet Die hy te vooren was. My dacht in zyne trekken En houding, tweeftryd, fpyt en moedloosheid te ontdekken. Zo hy my nog bemint, zal ik wel van den fchyn Des hoons, die hy my deedt, inkort gewroken zyn. Om hem te ftrafFen zy hem myn gezicht verbooden. VIERDE TOONEEL. arsène, aline. aline. .Arfène heeft welligt Alines hulp van noden?., Ik kom om uwent wil. Gy weet dat ik u min. arsène. 6 "Teerbeminde en myn getrouwe zielvriendin, Zie ik u weder?.. aline. 'k Hoor elk een uw fchoonheid roemen; Maar tevens u te wreed en te onmeêdoogend noemen. „ Ze is fchoon", dus fpreekt men, „Maar hoe groot haar fchoonheid zy" „ Ze is daar te trotsch... te wreed en te ongevoelig by." Zo wys te handelen is voor een' hoofdpligt te achten, Denk  ZANGSPEL. 29 Denk dan, myn waarde, dat wy nooit ons heil be* trachten, Zo wy de mannen fteeds meêdoogenloos ontgaan. 't Is met uw magt, Arfène, als gy hen mist, gedaan. De mannen zyn 't alleen die ons altaaren (lichten, En zult ge, in plaats van hoop, tot wanhoop hen verpligten? Nooit ftrekke ik u hier van ten voorbeeld. ARSÈNE. Maar die ftoet, Die drang van minnaars maakt al't aangenaame en zoet Van't leven bitter en verdrietig... ALINE. Welke zaaken 1 Zo 't niet hun omgang waar', zeg wat zoude ons vermaakcn ? ARSÈNE. Hun omgang hindert my. ALINE. c Neen! dit meent gy niet, Gy fchynt mismoedig. ARSÈNE. Ik verveel me. ALINE. In ons verdriet Is liefde alleen gefchikt te helpen en te ftreelen. Beminnelyk te zyn en jong, en zich verveelen, Zich ongevoelig voor de min te houden, ftrekt Tweede Bedryf. D 3 Ten  30 de SCHOONE ARSÈNE, Ten regelrechten, weg tot kwelling, en verwekt liet middel om uw hart, zo koud, geheel te ontftellen. arsène. Ik ken geen monitors die my zo verveelend kwellen Als wel de mannen.., Ach! hoe haatlyk is voormy Alcindor! aline. Zeg wat toch , wat deed hy dan dat gy.. . arsène. Zyt gy, in ernst, gezind voor myn belang te zorgen? aline. Dit wensch en zweer ik. arsène. Nu... aline. Houd niets voor my verborgen. Hoop alles van Aline. arsène. Ach! maak dat ik ontvlugt' AH' wat men minnaar noemt; voermy in hooger lucht; Laat my uw heerlyk hof aanfchouwen en betreeden. Beminnelyk verblyf! plaats der bevalligheden! Waar ieder wensch van 't hart vervuld wordt en voldaan; Daarzuivre geesten voorden troon der fchoonheid liaan, Die, meer dan elders daar haar waarde zal zien achten, Waar nimmermeer haar glans vermindring heeft tewachaline, ter zyde. CtenDaar zien we 't reeds hoe zy... AR-  ZANGSPEL. si ARSÈNE. Dit is myn wensch alleen,. ALINE. „ Waar voert de heerschzucht haar verdoolde zinnen heen? Zy wil al te onbedacht in myn vermogen deelen. ARSÈNE. Geen minnaar moet zich ooit met myne zwakheid ftreelen. Dat elk my achte en eere: ik onafhanglyk leev' Zie daar myn' hoogften wensch... Ik bid, ik fmeek u, geef My dit genoegen. ALINE, ter zyde. Zy kan my niet fterker dryven. Overluid. Gy wilt het dan; welaan, 't zal voor uw reekning blyven.' Het zy uwe eigen fchuld, wanneer, in dit geval, U eenig ongeluk , Arfène , ontmoeten zal. Denk, denk hier aan. ARSÈ NE. De zaak is vast en blyft befiooten. ALINE. Geniet den hoogen rang dien ik fteeds heb genooten. 'k Ontfluit u myn gebied. Volbreng uw keuz', maar denk, Dat het voor 't laatfte is dat ik u myn'byftand fchenk. Gy weet niet werwaart u die dwaaze drift zal voeren.. Kom maak u vaardig, en zeg, zonder u te ontroeren, tweede Bedryf. Vaar-  3* de SCHOONE ARSÈNE, Vaarwel aan de aarde... Ik kom u aanftonds weder by, Eu voer u, nu gy 't zo beflooten hebt, met my. VXF D E TOONEEL. arsène, alleen. ARIA. G-cn lot, lioe fchoon haalt by het myn, Ik zal op 't zwerk en donderwolken treeden, En zien bet aardryk ver beneden; Ik zal vorftin des hemels zyn. 'k I.'eb verwonnen, 'k zal regeercn, Bo\en lucht en hemeltrans. Niets kan myn bevelen weeren. Het heelal bcfpeur' myn' glans. Geen lot. enz. Einde van liet tweede bedryf. DER.  ZANGSPEL. 33 DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. liet Tooneel verheelt betoverde tuinen. In het midden ftaat een (landbeeld verbeeldende eene jonge maagd, op een verheven pedeftal, leunende met de eene hand op een gebroken colom, aan de voeten van het zelve liggen harten , een boog en verfekeiden gebroken pylen. Ter zyde wordt men een fpelonk gewaar met yzeren deuren gejlooten. ARSÈNE. ARIA. Hier (treeft natuur de kunst te boven. 6 Schoon paleis! wel waardig aan de Go6n. Verkwikkend groen, wat fpreit ge al glans ten toon Bekoorlyk veld! bloemryke hoven! Opluikend bosch, der beemden lust en kroon; En gy, 6 beek! die , door uw zr.cht en lieflyk vloeijan, De grazige oevers moogt befproeijen ; Tenvyl myn oog u ziet, Streelt gy myn hart toch niet. 'k Befcbouw 't hier ali' mes onverfchilligc oogen : Verdriet verzelt me, waar 'k my vinde of ga. 'k Zoek ftilte en fehaduvvryke boogen... Doch grievend leed volgt mc onöphoudlyk na. 't Is alles vaardig op myn wenken: 'k Zucht, daar my hier niets moest krenken, 'k Smaak hier 't hoogfie heilgenot, En wachtte echter beter lot. Hier (treeft natuur, enz. Op het einde dezer Aria verfchynt Eugenia, dewelke de houding van Arfène opmerkt. E TWEE-  34 de SCHOONE ARSÈNE, TWEEDE TOONEEL. arsène, eugenia. arséne. H oe zal myn afzyn hem bedroeven en ontfrellenf Alcindor! hoe zal n 't gewigt uwsonheilskwellen!... eugenia. Mevrouw... arsène. Ik laat u aan uw wroeging over!.. eugenia. Hoe! Gy zucht?.. arsène. Wat feilen haat draag ik d'ondankbren toe! eugenia. Kan u dan de eenzaamheid, mevrouw! zo flerk vermaakeiv Dat ge ons ontvlucht, daar wy zo yvrig naar uhaaken? arsène. Ja, zulks behaagt my, Iaat me een oogenblik in rust. eugenia. Dat ge alles hier befchouwt met zo geringen lust, En ontevreden fchynt, maakt my,met recht,verlegen» arsè ne. Hoe ! ik heb immers die onmeetbre wandelwegen, Bloemperken, Itroomen, hof en al de zeldzaamheên» Yaa  ZANGSPEL. 3fJ Van dit paleis,in pracht en praal zo ongemeen, Gezien, 't Is matig: maar het zelfde fteeds te aanfchouwen... Het zelfde altyd... altyd... EUGENIA. Gy kunt gerust vertrouwen, Dat,zo verfcheidenheid, verandring van vermaak U meer bekooren, wy... ARSÈNE. ó Ja, zulks ftreeltmyn'fmaak, Welaan. EUGENIA. En wat verkiest ge? ARSÈNE. ó 't Is my onverfchillig. Het een of ander... EUGENIA. Wy zyn t'allen tyd gewillig Tot all' wat u behaagt; doch onbewust van 't geen U 't best gevall'.. ARSÈNE, ter zyde. Wie zag ooit meer vermetelheên!.. EUGENIA. Onze yver, onze zorg, en onze oplettendheden, U tocgewyd, mevrouw .. ARSÈNE. Ga ze elders vry befteeden, Of toon ze minder hier. E 2 Eü' Derde Bedryf.  S5 de SCHOONE ARSÈNE, EUGENIA. Onze eerbied..; ARSÈNE, ongeduldig. Die verdriet, Ja hindert my. EUGENIA. Wat wilt ge? ARSÈNE, op eeii fleren en beveelenden toon. Al 't geen ik n gebied, Volbragt zien. EUGENIA. Spreek, beveel, wy vliegen op uw wenken. ARSÈNE, ter zyde. (ken. Neen, neen, ik moet niet meer aan dien venneetlen denIk wil dat hy alleen 't verdriet gevoelen zal. Overluid. 'kWil een concert.. Ik wil, op 't oogenblik ,een bal» DERDE TOONEEL. ARSÈNE, EUGENIA, eenige damfencle en zingende nimphen, dewelken met muzyk - inflrumcnten te voorfchyn komen. CHOOR VAN EUGENIA, en Nimphen. Laaten wy, Yvrig, bly, Stem en fnaarcn Saamen paaren.  ZANGSPEL. 37 Haar die heerscht voegt zulk loon; Elk buig* zich voor haaren troon. EUGENIA, alleen. Laaten wy, door zoet geluid. Haar bekroonen, Eer bewonen, Hierdoor blinke onze achting uit, t'Allen tyd, Haar toegewyd, EUGENIA, en Nimphen. Laaten wy. enz< EUGENIA, alleen. ja, vóórhaar moet alles zwichten» We erkennen haar gezag. Wy zyn blyde iets te verrichten, Dat haar behaagen mag. Steeds moete ons deeze dag, Tot iets heuchclyks verpligten. EUGENIA, en Nimphen. Laaten wy. enz. ARSÈNE, de nimphen doende ophouden. Het is genoeg. Gaat heen. Zy vertrekken. VIERDE TO ON E E L. ARSÈNE, EUGENIA. ARSÈNB. Hoe! zyn, om hier te zingen, E 3 A1*  30 de SCHOONE ARSÈNE, Alleen flechts vrouwen? Hoort men hier geen jongelingen? Dit is verveelend. Ik begeer dat inen my acht Als koningin.. Waartoe die toeliet, al die pracht, Zo 't my ontbrceken moet aan vaardige onderzaaten? Indien de fchoonheid iets tot hoog gezag kan baaten, De mannen zyn 't alleen die haar ten diende daan, Veroordeeld om, op haar bevel, geboeid te gaan. Dit is hun lot, daartoe zyn zy alleen geboren. Men telt ze weinig, toch wil men ze zien en hooren. eugenia. Den mannen is dit hof verbooden. arsène. Zyn hier dan Geen geesten hen gelyk, waarmee men fpreeken kan? Dat men die roepe. euge nia. Dit zou vruchteloos gefchieden. Die zuivre wezens in zich zelv' te vrede, bieden Nooit aardfche fchoonheid hulde. ARSÈNE. Ik acht hier door hunn' liaat Beklaagenswaardig. Wy, wy vrouwen, indedaad, Zyn hunne hulde en dienst, myns oordeels, dubbel waardig. Zyn hier de beelden dan , op ons bevel, flechts vaardig? 'k Ontdek 'er een, geplaatst in 't midden van den hof: 't Is eene maagd. Zy fchynt te dingen naar den lof Van  ZANGSPEL. 39 Van ongevoeligheid. <">p pylen, boog en harten, Zet zy haar' voet en poogt de liefde als uit te tarten. Ze is fier van houding. EUGENIA. Spreek, zo gy 't begeert, haar aan. Zy zal terftond,bezield, hier voor uwe oogen ftaan-„En toonen wie zy is. ARSÈNE, Welaan zo gy kunt leeven, Leef ftandbeeld. Het ftandbeeld begint zich te beweegen. EUGENIA. Zie het reeds bewys van leven geeven. Op uw bevel ontwaakt hier 't marmer. Het ftandbeeldlangzaamerhand bezield wordende , verandert in een jong meisje. V T F D E TOONEEL. ARSÈNE, EUGENIA, M'ÏRIS, 2HYRIS. RECITATlFO. Wat glans betaalt thans myn gezicht!... Ben ik het wel ?.. Ik denk... Leef... Als vcrreezen!.. Ik herzie het hemellicht... Dan, door wat magt kan het toch wezenDat ik belta gelyk voordeezen?.. Derde Bedryf. AR IA*  4o de SCHOONE ARSÈNE, ARIA. Ik voel indedaad, Dat my het harte flaat. 't Is of ik Herleef, dit oogenblik!.. Ja 'k voel myn harte !.. 'k voel het blaaken... 'k ben herboren. 't Is voor de min dat my weêr 't licht beitraalt. Ik voel myn harte ontgloeijen als te vooren. Myn ziel herleeft in my, de liefde zegepraalt. 6 Min! ó min!.. Is't waar?. Kan 't mooglyk wezen, Dat ik, zo koel voordeezen, Nu ZO bekoorelyk u acht,met ziel en zin ?.. • Ja, ik voel indedaad, Dat my bet harte. enz. ARSÈNE. Liefde! EUGENIA. Hoe!.. Wat zegt ze?.. ARSÈNE. Zy fchynt my zo fchoon als jeugdig toe. M YR IS. En echter tel ik meer dan tweemaal vyftig jaareu; ARSÈNE. Hoe! tweemaal vyftig? MYRIS. 't Mag met recht verwondring baaren. 'k Was  ZANGSPEL. 4t 'k Was eertyds onbedacht en leefde trotsch en vry. Een zekre tovernimph beminde en leerde my De kunst om allen die my naderden en zagen, Door myn bevalligheid en fchoonheid, te behaagen. Dit was myn lot... Maar 't kwam.. 't Kwam op de liefde ook aan. ARSÈNE. Gy wierd gevoelig? MYRIS. Neen, ik heb die drift weêrftaan; Ik minde alleen my zelve en liet de minnaars zuchten, En vondt genoegen in hun fmart en ongenuchten; Ik wierd, tot myne ftraf, hervormd in marmerfteen. ARSÈNE. Ach! gy verwondert my. MYRIS. Dit was het niet alleeu; Want myn vervorming zoude een zeker tydperk duuren. Het lot, werdt my voorzeid, zou men dus zien beftuuren. Dat eene fchoonheid, veel laatdunkender dan ik, My weêr vervormen zoude; en, in dit oogenblik, Is dit vervuld. Gy geeft aan my gedaante en leven. Myn boezem wordt op nieuw door jeugdig vuur gedreeven. k Gevoel de lente weêr van mynen levenstyd, En zal wel zorgen dat hy, aan de min gewyd, Veel beter zy belteed dan eertyds. Wel te vreden Bied ik u myn vaarwel en myne dankbaarheden : Derde Bedryf. F Ee°  4a de SCHOONE ARSÈNE, Een zoete en ftille hoop vervult myn hart met vreugd, 'k Vlieg daar 't geluk my wacht. IFyzende aan Arfène de pedefial waarop zy geftaau heeft. Intusfchen moogt ge uw jeugd, Mevrouw! op myne plaats, zo 't u gevall', verflyten, Zy vertrekt. EUGENIA. Gy fchynt ontroerd, mevrouw! arsène, ter zyde. Schrik komt myn hart verwyten Dat ik.. eugenia. Geef my gehoor... Tot uwen dienst bereidi.. arsène, onverduldig. (hcid. Nog eens, laat my alleen... 'k Verkies thans de eenzaam- ZESDE TOONEEL. arsène. ARIA. Moet dan de liefde 't al verwinnen ? Beftaat ons heil in te beminnen ? 6 Min! ö min! beftrydt, verwint ge my 1 Maar wie verdient dat ik hem gunstig zy? t Vogels ! die li niet voeit prangen, En zingt en zweeft,in"twoud,naar uw verlangen, Niets Hoort uw vreugd, gy kent geen fmart. Uw treffende gezangen Doo±-«  ZANGSPEL. 43 Doordringen fteeds het hart. Daar niets uw'lust bedwingt, Als gy van vreugde zingt, Moet ik (leeds ramplpoed fchroomen!.. 'k Zie op de kabbelende ftroomen, Dezwaanen, twee aan twee, In liefde en vrêe. Moet dan de liefde, enz. ZEVENDE TOONEEL. ARSÈNE, ALINE, ALINE. .A,rfène, v!nd ik u voldaan en wel te vreden? ARSÈNE, met droefheid. Och ja, maar al te veel... ALINE. 't Heeft aan oplettendheden, En onderwerpen u hier niet ontbroken. Op een fteekelachtige wyze. Gy Regeert hier onbepaald. ARSÈNE. Ja... Ter zyde. Ach! verbergen wy Onze onrust. ALINE. Hoe! gy zucht! wat kan u hier ontbreeken ? F 2 AR- Derde Bedryf.  44 de SCHOONE ARSÈNE, arsène. Het is Alcindors fmart. Hy is myn oog ontweeken. Het mededoogen treft me, om zynentwil; want hy Mist al wat hy bemint, zyn' grootflen fchat, in my. Offchoon hy my te ontheusch myn fierheid hebb' verweeten , Kan ik hem , wat ik doe of voorneem, niet vergeeten. Verfmaad zynde ondervindt en kent men eerst de min. Hy wederftond de liefde in d' allerfterkften zin , Daar hy , in plaats van hoop, verachting heeft gekreegen. Ik kan zyn noodlot niet, dan zuchtende, overweegen; Want ik ben de oorzaak, zo hy fterft, van zynen dood. aline. Eezadig u, ik zal hem redden uit den nood, En niet Alcindor flechts behouden in het leven, Maar tevens een beproefd en daadlyk middel geeven, Waardoor hy al 't verdriet vergeete en vroeg of laat Zo fterk hy eertyds u beminde en eerde , u haat', arsène, met oaadêtning. Hoe! hy my batten..! hy! aline. Wat is hier aan gelegen? arsène. Hoe! zouden de eeden die hy zwoer niets by hem weegen! Zou hy verraaden? neen, nooit zal hy dit beflaan. aline. Het zelfbelang raad hem, op't allerflejksï, ètit aan. AR-  ■3 ZANGSPEL. 45 ARSÈNE. Ik ken hem. Hoop dit niet. Dit kan hy nooit verrichten. ALINE. Ziet gy dat duisterhol, waar nimmer frraalen lichten? Daar leeft,als levenloos, fteeds de onverfchilligheid. Een yslyk monfter, dat niets dan verdriet bereid, Geteeld en opgevoed in 't altyd barre noorden. Haar daaden zyn 't alleen die 's waerclds eendragt Hoorden : Zy hadt veelligt dat zuivre en altyd blaakend vuur, De ziel der welgeftelde en edele natuur, Voor altyd uitgebluscht,ten waar'zich eender goden Ter wraak gewapend hadde en dit gedrocht gebooden In dezen donkren kuil, waar 't oog geen daglicht ziet, Te kwynen aan het grootfte en eindeloos verdriet. Wanneer een minnaar, die ten offer moet verftrekken Aan hoopelooze min, dien kerker weet te ontdekken , En ingang krygeu kan in 't akelig verblyf, Neemt zyne fmart een eind. Hy voelt door 't gantfche En al zyne aderen een fnelle koude zweeven; Zyn drift verflaauwt; zyn hart gevoelt byna geen leven. Al wat naar liefde zweemt wordt in hem uitgedoofd. Uw ridder, dien ik, niet dan treurig, zag beroofd Van vreugde en aardsch geluk, door vruchteloos te minnen, Zal daar welhaast zyn liefde, en zyne fmart verwinnen. Ik heb hem, door myn magt, naar deze plaats geleid^ F 3 Att,  45 de SCHOONE ARSÈNE* ARSÈNE, ontroerd. ó Hemel! moetik in zyn tegenwoordigheid... ALINE. Neen: door myn kragt zyt gy verborgen voor zyne oogen. Zy raakt Arfène met haar toverroede aan. Hy komt. ARSÈNE. Hykomt!.. Helaas! hoe is myn zielbewoogen?.. ACHTSTE TOONEEL. ARSÈNE, ALINE, ALCINDOR. TRIO. ALCINDOR. L:eve vryheid, keer, ei keer; Geef myn hart zyn rust eens weer. Offchoon 'k verftoordc die 'k moest minnen. ARSÈNE, met eene zachte ft cm. Die hy moest minnen!.. ALCINDOR. Zelfs myn gewaande afkeerigheid Liet my geen meester van myn zinnen. ARsÈKE, niet eene zachte ftcm. Zou hy my minnen ! ALCINDOR. Wat fmart was myne ziel bereid 1 AR.  ZANGSPEL. 4jr ARSÈNE. ALCINDOR. 'k Zoek hem vergeefs myn Indien de ondankbre kwam te hart te onttrekken. ontdekken... Ik fchrei om hem; 'k deel in Neen, dat zy myne fmart niet zyn leed. weet'. ARSÈNE. ALCINDOR. Ach! hy herroept zyn vryheid Lieve vryhcid, keer, ei keer. weêr. Hoe klopt my 't harte keer op Geef myn hart zyn rust eens keer! weèr. ALINE. Ja, neem uwe ecrfte vryhcid Geef myn hart. enz. weèr. ALCINDOR. Arfène leev' voorfpoedig. AR SE NE, met eene zachte flem. Voorfpoedig! ALCIN DOR. Dit is myn wensch op aard. Word ik dan fteeds mismoedig? ARSÈNE, met eene zachte ftem. Mismoedig! ALCINDOR. Nooit haare weermin waard?.. Arfène leev' voorfpoedig! ARSÈNE, met eene zachte ftem. Voorfpoedig ARSÈNE. ALCINDOR. Neen; geen hoop blyft my meer En denk' nimmermeer aan my. by. AE- Derde Bedryf.  48 de SCHOONE ARSÈNE, ARSÈNE. ALCINDOR. Ach! hy herroept zyn vryhcid weer, Wat klopt my't harte keer op Lieve vryhcid, keer, ei keer. keer! ALINE. ja, neem uwe ecrfte vryhcid Qac£ myn hart zyn rust eens weêr. weer. ALINE. AANROEPING. 6 Onverfchilligheid! waarvoor de liefde vliedt; Gy, die in dit verblyf fteeds als godin gebiedt! Laat u de wensch van een' rampzaaligen behaagen. Dat u Alcindor, door myn ftemme,om hulp moog' vraagen. Verleen uw' byftand hem. De deuren van het hol gaan open. Zy hcort me. 't Aklig graf Zie 'k reeds geopend. ALCINDOR, zich omkeerende. Ku werp ik myn boeijen af. ARSÈNE. Houdt fond! ALCINDOR. Welk eene ftem! TIEN-  ZANGSPEL. 49 TIENDE TOONEEL. ARSÈNE, ALINE, ALCINDOR, DE ONVERSCHILLIGHEID. DE ONVERSCHILLIGHEID, linnen in liet hol fpreekende zonder gezien te worden. Staak uw vermetelheden, Houd^ftand. Gy zoudt myn hol ontwyden. Wees te vreden. Het noodlot wil niet dat uw min worde uitgedoofd, Maar dat ik zegg' wat lot die min hangt over 't hoofd. Een jonge fchoonheid, meer gevoelig, min verwaten, Dan die gy hebt bemind, wel verr' van u te haaten, Bemint u, en haar hart, voor uw geluk bereid, Verwacht uw hart en trouw vol liefde en tederheid. De deuren van het hol fluiten zich. Arfène fchynt verflagen. Alcindor, lyna onbeweegelyk, bejchouwt Arfène en zucht. ARSÈNE, ter zyde. Myn lot ontroert me. ALINE, haare aandacht op Arfène hjudende. Ter zyde. Ze is verwonderd en bewoogen. Eene andre proef zal haar, door dringender vermogen, Wdhaast haar fierheid doen betreuren.  50 de SC H 0 0 NE ARSÈNE, Alcin 'or wegleidende. Overluid. Aarzel niet, U te onderwerpen aan het geen u 't lot gebied. ELFDE TOONEEL. ARSÈNE. Wat heb ik toch begeerd?...Is myn geluk aau't ryzen?... 6 Wreede Aline! neem, herneem uw gunstbewyzen. Dit zyn de vruchten dan van uwe gunst? Helaas! *k Verliet me op uwe liefde en vleidde me al te dwaas, In alles, ftrydig met myn wenfehen en verlangen, Vervolgt me uwflrengheid nog;en zo verr'gaan uwgangen, Dat gy me Alcindors hart, meedogenloos, ontrooft. Wat raakt het haar toch of zyn liefde is uitgedoofd Of niet? of zouden haar myn kwellingen bckooren ?... Helaas! Alcindor is een ander hart befchooren Dan 't myne, dat geheel van fmart doordrongen is! Ten doel [taande aan't gevolg der doodlyklle ergernis!... Het voelt, voor't eerst, het vuur van minn cnyd ontfteeken, En zonder dat ik minne, of weet van min te fpreeken? Waar gaan myn wenfehen heen ?.. Maar 'k ben alleen.., Welaan, laat ik, zo ras ik kan, dit naar verblyf ontgaan. Einde van het derde bednf. V I E R-  ZANGSPEL. 5r VIERDE BEDRYF. Het Tooneel verbeeldt eene akelige woesteny met verfcheidene rotzen, waarvan waterftroomen nederftorten. In het vcrfchict is een duister woud, waarin de hut van den koolegraver is. EERSTE TOONEEL. ARSÈNE. RE C I T A T I V O. Waar ben ik ? in wat thtistre kolken ?..; Wy rampzaalge ! ach! waar berg ik my?.. Men hoort een geweldig ouweder van donder en blixem. De donders loeijen dopr de wolken. Hoe dreunt al de aard door flag op flag van wederzy"! Ach! Aline, Aline ach! wil vergeeven. Wy rampzaalge! ach! waar berg ik my? By een verdubblend blixem vuur, Zie ik de woestheid der natuur. Helaas ! ik fiddcr voor myn leven. liet orchest houd een weinig /lil. De donder ftort op een' der hoornen; vcrbryzclt denzelven. Arfène geeft een'' luiden gil en valt op haare knieën , bedekkende met de eene hand haar aangezicht, heft zy de andere ten hemel. Ach! Het cnweder begint allengskcns te bedaareri, De lucht jj 'jrdt langzaamerhand lichter. Aline heeft my begecven!.. G 2 Wy  52 de SCHOONE ARSÈNE, My rampzaalge ! acli! waar berg ik my ? Zy wordt een' beer gewaar die dwars over het tooneel loopt em weder in het wond te komen. Een monfler nadert my. 6 Hemel! fta me by. TWEEDE TOONEEL. ARSÈNE, DE KOOLEGRAVER, zingende en fluitende van verre zonder gezien te worden. D U O. DE KOOLEGRAVER. Ik lagch eens met verdriet, Ontbreekt de wyn flechts niet. ARSÈNE. Ik hoor... wie 't ook zy, Sta me by. DE KOOLEGRAVER, treedende van een' heuvel met een' flok in de eene en eene lantaren in de andere hand. Ik lagch eens met verdriet. Ontbreekt de wyn flechts niet. ARSÈNE. Kom hier, nader my. Sta me by. ARSÈNE. DE KOOLEGRAVER. Ik beef, ei hoor my klaagen, De wind en de onweêrvlaagcu. Help, troost door byftand myn Zyn voor den wyn zeer goed. gemoed. DE  ZANGSPEL. 55 DE KOOLEGRAVER. Hei, fa, holia, wie daar!... Wie zyt ge? hoe kan 't wezen? Het Iykc een vrouw. ARSÈNE. Helaas! wat lot flaat my te vreezen? Gy, wie ge ookzynmoogt, help me! ik beef en weet geen' raad. Onzeker welk een ramp my nog te wachten flaat, En waar ik dezen nacht, zo akelig, zal blyven. DE KO OLE GR AVER. Kom, kom: is 't anders niet, dan moogt ge uw' fchroom verdryven. Haar naauwkeurig befchouwcnde. Zy ziet'er fnoeprig uit. Ze is aartig... Heeft zo iet... Ter zyde. 't Zou onvergeeflyk zyn indien ik haar verliet, En bloot flelde aan den muil van wolven en van beeren. Overluid. (zweerer, 'k Bewoon hier flechts een hut... Maar dit durf ik wel Dat gy voldaan zult zyn van flaapplaats; ze is zo ze is. ARSÈNE. Die weldaad vordert myne oprechte erkentenis. Ik zal u dankbaar zyn. DE KOOLEGRAVER. Daar durf ik flaat op maaken. Maarzegme eens, meisje, door wat toeval of watzaaken Bevindt ge u in dit woud, en deze woesteny? Wat zocht ge? en wie of toch die vreemde drommel zy G 3 Waas Vierde Bedryf.  54 dé SCHOONE ARSÈNE, Waardoor, en dat by nacht, en zonder d'een of d'ander, En dat te voet, wy ons bevinden by elkander?... Daar, t'einde van het bosch ziet gy myn hut. Welaan, Myn bekje, geef me uw'arm en laat ons derwaart gaan: Wen zal'er u, zo goed en kwaad men kan , ontfangen. 'kHeb eijrcn en'k heb fpek nog in den fchoorfteen hangen. Een meisje als gy verltaat zo veel toch van den disch, Dat zy wat kooken kan... Maar 't geen wat erger is, Niet waar, myn hartje? is dat we op één bed moeten flaapen. Wat maakt u zo bedeesd? Hoor, wilt ge u niet vcrgaapen Aan pronker? of pracht, dan is, wat ik bezit Gulhartig tot uw' dienst. ARS È NE. Gy denkt dan!.. Zou ik dit?.. Wat angst! de koolegraver. Wy zullen daar, uit blyder harte , leeven. 'k Ben voor de vrolykheid. Ik zal u blykcn geeven Dat, fchoon ik hier niet meer dan koolegraver beu, Ik, altyd welgemoed, geen fmart of hartzeer ken'. Ik hou myn W£ ar op prys, en acht me, in myne wooning, Niet min aanzienelyk dan de ailergrootfte koning; En 't eenig leed dat my by wyle een weinig plaagt, ls, dat ik misfe een vrouw, en die my heeft behaagd. Ach! arme wyfje ..'k Liet haar niets in 't minfteontbreeken; 'k Hadt haar geweldig lief.. MttfMtt eens opdieflrceken, . Toen  ZANGSPEL. 55 Toen zy dit merkte, wierJt zo kribbig, raasde enbragt Myn huis in oproer. Hoor, ik neem myn zaak in acht, En kan niet dulden dat men my wil ringelooren. Met zachtheid moet men my, 't geen men begeert, doen hooren, Of anders loopt my 't hoofd op hol, en ik word kwaad Eer ik het denke... Ik moet fteeds baas zyn met de daad. Myn vrouw, wil zy dat ik haar minnen zal en pryzen , Moet my den eerbied, dien ik vorder, klaar bewyzen. A R S k N E , ter zyde. Wat ruwer mensch is dit! DE KOOLEGRAVER. Zy ftierf uit enkle fpyt. Om my te kwellen ftierf ze opzetclyk.. 'k Ben haar kwyt. Met een ély gelaat. Maar gy zult dit verlies, die fchade ligt vergoeden. Gy fmaakt me. ARSÈNE. Hemel! wil me, in dit gevaar, behoeden, DE KOOLEGRAVER. Wees geen zottin.. Ik ben de zelfde dien ik fchyn. Kan men niet wel te vreên elkanders vrinden zyn ? Ik hoor hier thuis. Gy zyt hier vreemd. I k mag gebieden, En al wat ik begeer' moet, by gevolg, gefchieden. ARSÈNE. Gebieden over my?... DB Vierde Bedryf,  56 de SCHOONE ARSÈNE, de koolegraver. Of hebt ge alreeds een' man ? arsène. Wat raakt dat u? de koolegraver. Zacht, zacht zo ftoutniet, of ik kan Geenszins befluiten u tot myne vrouw te maaken. arsène. Tot wat vernedering , 6 fmart! zal ik geraaken?.. de koolegraver. Gy ziet my van ter zyde en met met wat bitsheid aan. Het fmaakt me weinig met een vrouw dus om te gaan, Hoe! wiltgy?.. Aarzelt ge, om, als vrouw, me uw hand te geeven? arsène. Zeer fterk. de koolegraver. Gy zult voortaan dan als myn dienstmaagd leeven. arsène. Uw dienstmaagd? de koolegraver. Ja, metreên. Ik weet geen'andren raad. Kies... vrouw of meid. Ik dwing u niet; maar hoe het gaat, Men moet niet vruchteloos by my den tyd verflyten. arsène. Te veel befchaafdheid is u geenszins te verwyten. de  ZANGSPEL. 57 DE KOOLEGRAVER. Ik ben befchaafd, gelyk 't een' koolegraver past. ARIA. DE KOOLEGRAVER. Laat ik u eens myn' aart vernaaien. Wanneer men my te dwingen tracht, Kan niets myn woede en magt bepaalen, Alle yslykheid heeft minder kracht. 'kMag, in myn' hut, als koning, praaien. Daar 't harte om al de waereld lagcht. Wees maar wel te vreden, Zoet en zacht van zeden. Ik ben altyd welgemoed. Dan dansfen, dan zingen, Mits dat men de dingen Altyd naar myn verkiezing doet. Gy zult van my geen andre wetten krygen, Dan my te minnen , my te dienen en te zwygen. Ja, 'k lagch om dien my wil weêrflreevcn. Elk moet hier op myn wenken leeven. Dit 's myn wil. Daar ik fpreek zwyge ieder ftil. Zo gy my wilt vernoeging geeven; En zo gy naar myn' zin zult leeven, Dan ontmoet u geen gevaar, Dan leeven wy in vrede , met elkaêr. Maar... maar. Gy hoorde me u myn' aart vernaaien. Wanneer men my &c. II AR- Vierde Bedryf.  5Ö de SCHOONE ARSÈNE, arsène. Wat ftoutheid ging zo verr' ? de koolegraver. Heb ik wel mis getast Zeg, is *t niet zo?.. Bevalt myn voorflel ?.. Staak uw grillen, Zo ik u niet behaag zou 'k u niet hebben willen... Gy zyt volkomen vry.. zeg, onbekommerd, neen. 'k Zie dat ik u verveel... Goênacht dan, ik ga heen. arsène. Ik bid u, blyf.. X>E KOOLEGRAVER. Wel ja, wa-r toe toch? arsè ne. Och! wil blyven. ter zyde. Wat zeg ik ? .. de koolegraver. Nu; ik laat met my den fpotniet dry ven. Bepaal u fchielyk... en verbeeld u niet dat ik Zo wreed ben als een wolf. arsène. Wat yslyk oogenblik!... Ik zal u volgen. de koolegraver. Braaf! zo moet ge u juist gedraagen. 'tHoogmoedigst hart wordt niet dan door de vrees vcrflaagen. Hei!  ZANGSPEL. 59 Hei'. Robbert, la Forèt, Du bois. tegen Arfbie. Dit zyn ze die My allen dienstbaar zyn. Ik wil dat ieder zie, Dat ik u kiez' tot vrouw, dat zy ons eerbied toouen. Hier Pvobbert, Hei, Silvain... Waar blyven ze ?.. 'tis hoonen. Ik zal ze... DERDE TOONEEL. ARSÈNE, DE KOOLEGRAVER, SILVAIN, ROBBERT, DU BOIS, LA FORET. SILVAIN. Ik ben hier al. ROBBERT. Hier ben ik. DU BOIS. Wilt gy iet? LA FORET. Wat wilt gy, meester? DE KOOLEGRAVER. Hoe ? wat denkt ge ? of weet ge niet Dat ik op 'teerde woord hier wil gehoorzaamd wezen ? SILVAIN, beevende. ]a, meester. DE KOOLEGRAVER. Nu, gy moogt wel fidderen en vreezen, II 2 Dat Vierde Bedryf.  6*o de SCH00NE ARSÈNE, Dat ik u, vroeg of laat, den hals breek', zo men my Kiet ftraks gehoorzaame. arsène. Of 'er grooter wreedaard zy Dan deeze, op aarde? de koolegraver. Al wel, voort. Dat men ons doe eeten. robbert. 't Zal aanftonds vaardig zyn. de koolegraver. Hoe ! is het u vergeeten, Dat ik niet wachten wil?...Voort, voort, en maak het kort. Zet voor dit meisje ook op den disch een tafelbord. Gehoorzaam haar! zy is de twaalfde van de vrouwen Die ik te huwen kom. VIERDE TOONEEL. arsène, de koolegraver. de koolegraver. Intusfchen kunt ge aanfchouwen, Hier rustende, hoe fchoon, hoe helder en hoe frisch De lucht en al het woud, na 't ftormcnd onweer, is. arsène. Och! zo het u geviel my gunftig aan te hooren?. de koolegraver. In weinig woorden dan.. ar-  ZANGSPEL. 6i ARSÈNE. Uit wièn ik ben geboren, Wat flaat ik voere, is u nog onbekend. Ik ben... DE KOOLEGRAVER, vriendelyk. Het aardigst fchepzekje dat ik op aarde ken: Gy zyt heel mooi, en dnt's genoeg. ARSÈNE. 'k Ben opgetoogen Door tovernimph Aline. DE KOOLEGRAVER. Aline! en haar vermogen, Wat raakt dat my? ARSÈNE. Maar hoor... DE KOOLEGRAVER. Wel nu?.. ARSÈNE. Hoe! daar ge my Niet kent?.. DE KOOLEGRAVER. Weg met die praat. Als de avond is voorby, Dan zullen we, onderling, wel beter kennis maaken. DUO. Vierde Bedryf. H 3  6a DE SCHOONE ARSÈNE, DUO. ARSÈNE. DE KOOLEGRAVER. Heb mcOly met myn loten myn Uw lot is zo ellendig niet, verdriet. Gevoel myn finarte, och, kwel Daar ik u min en ben gene- my niet. gen. Plee" geen geweld, zie myvan Waalt dat myn harte u hulpe elk begeeven. bicdt- Hy die zyn hulp aan onderdruk- Weêrftreef myn liefde niet. ten biedt, Smaalt, t'allentyd, de waare Daar gy myn harte kost he- vreugd van 't leeven. weegen. Zo gy my mint Daar gy myn trouwe liefde ziet. Dat ik in u dan hulp enbyfhnd Ben ik u geenszins tegen. vind! Ja k min... k ben u genegen. Heb meêly. enz. Kom ras, weêrftreef me niet. Uw lot. enz. ARSÈNE, met veel ingetoogendheid. Die door gezag alleen wil tot zyn doel geraaken, En niet door liefde , wint het hart der vrouwen nier. Een minnaar vleit en ftreelt veeléér dan hy gebiedt. Door zachtheid, minzaamheid, hoogachting, tederheden, Verwint hy 't harte alleen.. Hoor naar de ftem der reden. Hoop alles van uw zorg. Misfchien zou... DE KOOLEGRAVER. 't Lykt 'er na. Ik zou hier als een gek,een zotskap vryën... ja, Om, op die wyze, 't fchoon, waarop ge u veel laat gelden, Eens te genieter.?... Hoor, ik zal't u kortlyk melden; Gy  ZANGSPEL. 63 Gy zyt bevallig; maar niet voor u zelf, zo 'k gis, Voor deéz' of geenen man; en, heb ik het niet mis , 'k Ben immers ook een man; dies heb ik recht te neemen Het geen me toehoort.Nu.. ? Te twisten noch te teemen... Kom, bekje, zet voortaan uw zorgen aan een' kant; Wees vrolyk... Geef me een zoen... Myn fchat, myn waardfte pand. Wat overkomt u? Gy bederft?.. ARSÈNE, vcrfchrikt. Och! my ontbreekeu De krachten., en de vrees... DE KOOLEGRAVER, ter zyde. Zy is byna bezweeken... Overluid. Kom , zet u neer. Hy doet haar op een bank van groene zooden, dewelke aan den voet van een rots flaat, nederzitten. Draag voor uw leeven zorg, myn kind. ARSÈNE. Ik kan niet meer. DE KOOLEGRAVER, ter zyde. Ik voel hoe haar myn hart bemint. Overluid. Wel nu, del 11 gerust. Gy zult by my gebieden, 'k Zweer u te minnen, 't Geen gy vordert zal gefchieden. Schep moed, ik wil u iets gaan haaien. Hy vertrekt, zich naar zyne hut fpoedende, Vierde Bedryf. VIP-  64 DE SC HO O NE ARSÈNE, V T F D E TOONEEL. ARSENE. A , Al myn fmart Verwyt ik niet aan't lot, maar aan myn eigen hart. ^gen> 'kZoude onrecht pleegen, durfde ik my myris leeds beklaaMen heeft hetmy voorzeid. Ik dorst my echter waagen, En wederitreefde en tartte al myne rampen uit. Ik heb, door een verkeerd en zinneloos befluit, Om hem, die my beminde en aanbadt, te verftooten, My zelf den weg tot ramp en ongeluk ontflootcu. Helaas! wat toch bedoelde en durfde ik onderftaaan? Te laat zie ik myn dwaaze en ydele eerzucht aan. Zy flaat op. Kan ik myn onheil myn' vervolger, niet ontloopeu ?... Is hier... Is daar geen weg?.. Zy klimt op den top van een rots en ziet rondom heen. Geen uitgang is 'er open. 6 Hemel! door wat angst word myne ziel ontfield? Alcindor! ach! ik heb uw min te wreed gekneld... Gy zyt niet dan te wel door myn berouw gewrooken. ]a, ik beminde u; al myn hoogmoed is verbroken, Diejchoon ik dien deed zien,te fterk was voor myn hart.,. Moet ik, moet ik dit lot dan ondergaan ?... Dees fmart ? Keen! in dit onheil kan myn ziel geen' troost verwerven, Dan in de hoope dat myn ramp my zal doen derven. Zy zet zich op den rots reder en flchynt te bezuykcn. Op het zelfde oogenblik verandert het tooneel in een ruim en prachtig vertrek, met roozenkransfen en gcbloemten, als tot een bruiloftfeest ingericht, ve.flerd. Arfène bevindt zich op een' zeer kou'dy ken rustftoel, ZES-  ZANGSPEL. 65 ZESDE en LAATSTE TOONEEL. ARSÈNE, ALINE, ALCINDOR, EENIGE VROUWE N, EE NIGE RIDDERS. Zingenden enDansfenden'. ALCINDOR, toeloopende 'en zich nederwerpende voor de voeten van Arfène. Horken den minnaar die n aanbid. ALINE. Zacht! gy zyt Te driftig.. Maatig u. Te rugg', 't is nog geen tyd. Aline doet Alcindor naar het einde van het tooneel treeden. A;)ène komt langzaamerhand tot zich zelve, terwyl het volgende , zeer zacht, gezongen wordt. ALINE en OVERIGEN. Zegcp'aal, ja zegepraal, Daar u de liefde heil doet fmaakeh. Ja, Alcindor, zegepraal, De liefde biedt u 't fchoonst onthaal. ALINE. alleen. Zie voor uw vermaaken, 't Heilryk uur genaaken, Streel thans vry uw harte en zin. Huwlyks fakkels zullen blaaken, Op het outer van de min. ALINE en OVERIGEN. Zegepraal, enz. ARSÈNE. Wat zal my nu, na zo veel droefheid, overkomen? Waar ben ik?. .Welk gevoel? is't waaken of is 't droomen? Waar toe al de omflag, al die toeflel, al die pracht?,. Vierde Bedryf. I ALI'  66 de SCHOONE ARSÈNE, aline. 't Dient tot Alcindors trouw. arsène, ter zyde. Ach! wie hadt dit gedacht? Alcindor trouwt! Hy zelf?... aline. Gy moet het my vergeeven, Dat ik een weinig tyds u elders heb doen leeven, Dan in 't verrukklyk oord, waar zich vermaak en lust Veréénigen. Stel, ftel, Arfène , uw ziel gerust. Het voegt u, dezen dag, uw' hoogen rang te roonen, En mede Alcindors echt, met andren by te woonen. Een Koolegraaver treurt om uwe afwezigheid. Ik heb zyn ongeduld uw byzyn toegezeid. Op morgen zult gy ,in uw' vollen luister, praaien. ARSÈNE. Gy doet-me, ö myn vriendin! te duur myn' trots betaalen. Hoe! fchept gy dan vermaak in myn verdriet en leed! Helaas! betoon Arfène uw vriendfehap, en vergeet Detrotschheid, die haar al te verr'hadt voortgedreeven!.. 'k Heb in de daad berouw..'k Verfoei myn voorig leven, En dit verlaagt my niet. Hy, die een misdaad doet, Verheft veeléér zichzelv' ais hy die misdaad boet. ALINE. Ja , zulk een hoogmoed is, metrecht, vergiffnfs waardig, Alle andre maakt ons dwaas, verachtlyk, onrechtvaardig,. Alcindor wierd door u verworpen en verfmaads Deel nu in zyn geluk. AR-  ZANGSPEL. 67 ARSÈNE. Ach J ik verdien zyn' haat. Spaar my voor dit verdriet. Ik kan zyn' echt gedoogen, En zonder fpyt; maar n iet aaufchouwen voor myne oogen. Tegen Alcindor. Alcindor, by aldien het voorwerp dat gy mint, Voor u zo teder, zo welmeenend is gezind Ais ik, dan zult gy nooit aan myn verlies gedenken. Zie u, in 't huwelyk, den grootfteu zegen fchenken. Beklaag myn noodlot!. .Zie mein'tzwaardfteleed geltort. ALINE, tegen Arf ène. Het voorwerp dat hem door myn gunst gefchonken wordt, Blinkt uit in glans, maar meest door haare tederheden, 'Door deugd, zachtmoedigheid, bevalligheid en zeden. Deze allen zyn't waardoor een fchoone't meest behaagt. ARSÈNE, tegen Aline. Doe my haar z'eii, die my myns minnaars harte ontdraag r. Ik zal haar zcjgen , „ Ken het voorrecht my befchooren, „ Door liet bezit eens harts dat gy hebt uitverkooren, „ En ik te roekloos en laatdunkend heb verfmaad. „ Leer, leer van my wat op dien hoon te wachten Haar. ,, Geen fterflhg wordt met recht zo veel als hygcpreezen, „ Hy blyve uwhart zowaa:d,als hy myn hart zalweezen". Arfène fpreekt dcez1 laatflcn regel niet een zwakke en gebroke ftemme uit, haare traanen en verlegenheid op den boezem van Aline verbergende: Zy keert zich naar de zyde van Alcindor en zegt. Trouw, trouw haar, ridderIk verdiende dit te wel. Vierde Bedryf. I 2 Ik  03 de SCHOON E ARSÈNE, Ik heb geen recht dat ik me, om dezen handel, kwell', Alcindor.. Zie, dus ftraft men hier den waan der vrouwen. alcindor. Wat onderfcheid! aline, op eene leeverdige wyze. Welaan, hy zal Arfène trouwen. Tegen Alcindor. Aicindor, zie, zie hier de fchoone, om wie gy blaakt, Wier hart, vertederd, nu de trotschheid heeft verzaakt. Thans laat de orakelftem zich onbeneveld hooren. Uit waare liefde word het heerlykst loon geboren. Gy hebt geen' tegenftand te duchten. Tegen Arfène. Zeg nu vry, Dat myne wreedheid niet de bron uws ecluheils zy. ARSÈNE, met een verbaazing van blydfchap verzeld* Wat hoor ik! alcindor, op de driftig fle en gevoelig ft e wyze. 6 Arfène! ö dierbaarfte op deze aarde! Schenk my vergiffenisfe indien 'k u onrust baarde Door myn belediging; myn hart flemde, in het geen Het veinsde, nimmermeer, maar het bedoelde alleen U aan te bidden en uw ketenen te draagen. Verwerp myn wenfehen niet; laat, laat hetubehaagen» Dat ik verhoord worde aan uw voeten !.. Hy werpt zich aan haare voeten neder», ARe •  ZANGSPEL. 69 ARSÈNE, hem haare hand geevende en opbeurende. ó Myn vrind! Blyf meester van het hart dat u oprecht bemint. Ik beu volkomen de uwe., en kan my overgeeven. 'k Herleef niet flechts, maar voel me, als aan my zelve ontheven. Wat dwaaling, hemel! waar' dit alles niet gefchied, Ik kende mooglyk nog de kracht der liefde niet. ALINE. Dit heil ontbrak uw hart: dat het, door min gedreeven,. Gevoelig werde onr aan Alcindor zich te geeven... Men myde alle uitterften,in welke zaak het zy, Opdat men 't waar geluk bezitte, en het gety Van 't geen ons toebehoort niet roekloos laat verloopen. Van losfe (tellingen moet men niets zekers hoopen. Een wysgeer zegt, en 't is bewaarheid met de daad: „ Hy handelt zorgelyk die 't goed voor 't beter laat." ARSÈNE en ALCINDOR. DUO. 't Lot deedt my myn' wensch ontvangen,. Niets op aarde (treelt my meer, C Alcindors ~) ,k Ma„ > > liefde erlangen-, ° L Arf ène's J Dit is al wat ik begeer. Ik eer, 'k aanbid uw heerfchappy. Niets kan myn harte zachter (trceleiu Wat brengt meei genoegen by, Dan Vierde Bedryf.  70 be SCHOONE ARSÈNE, Dan daar liefde mag beveelen ? *t Uoogfte heillot is voor my, Als ik in haar gunst mag deelen. ALINE en CIIOOR. Offert thans u beide aan liefde, Die uw harten teder griefde. Kom Arfène, Alcindor, kom, Hy wacht u in zyn heiligdom. ALINE. alleen. 't Grootste heil te erlangen; Alle magt te ontvangen ; Met een kroon te pronken, Zwicht by den gloed , Dien de liefde doet ontvonken, Hy alleen fhvclt ons gemoed. ALINE en Cl) OOR. Offert thans u beide aan liefde Die u.v harten teder griefde. Kom Arfène, Alcindor, kom, Hy wacht u in zyn heiligdom. ARSÈNE en ALCINDOR. Tedreliefde! ftrcelcn boei: Leer ons met harte en zinnen, Minnen. Tedre liefde ! ontgloei, En blaak. Dat uwe hulp ons heil volmaak'. ARSÈNE, alftip. Hoe houdt uw vermoogen , Zielen opgetoogen !. . Gy treft harte cn oogen, En  ZANGSPEL. ?r En flreclt en vleit. Heilvermaaken, 't Tederst blanken, Alles wordt door u bereid. ALINE en CHOOR. AR.SÈNE en ALCINDOR. Offert thans u beide aan liefde,. Tedre liefde! flreel en boei % Die uw harten tedar griefde. Leer ons met harte en zinnen Minnen: Hy kweeke uwen gloed fteeds Tedre liefde ! ontgloei en blaak: aan, Zo blyve uw beider wensch Dat uwe hulp ons heil volmaak», voldaan. SLUITBALLET. Einde van het vierde en laatfce bedryf.  De Gecommitteerden tot dezaaken van den Schouw >urg hebben, volgens Oftroy door Hunne Ed. GrootJVlog. de Heeren Staaten van Hollanden Westvriesland, den eerften November, 1787, aan hen verleend, het recht van dccze Privilegie, alléén voor den tegenwoordigen druk van de SCllOONE ARSÈNE, Zangfpel, vergund aan j, helders en a. mars. Geen Exemplaaren zullen voor echt eikend worden, dan die door één' der heeren Gecommitteerden onder- Anifteldam, den 10 Cllcber, 1788. teekend zyn.