*WEDE BRIEF van Dï. van MARUM, aan ©en HferIEAN INGENHOUSZ, behelzende enige Proefnemingen en Aanmerkingen omtrent de werking van tle Sapbwzen der Planten, waar door derzelVer Sappen worden opgeheven en omgevoerd. ( Uit 'het Fransch vertaald. ) „'■' ,'11 >j •!. *MA as t<$tiSWfl* nob-wtii... !1° 1 >-t--- 01 ' oj rj-is asv n9«3in'!f" « n,„ tth virh veel moeite gegeven heeft, om noor uwe aangenaam zoude zyn » Jg| r4 . Sezen Zomer m't werk hefo^ommi1 en van dat geflagt van 'Planten welkee „ Srfc of melkachtig fap uitgeven, wanneer dcrzelver voeht- of Waarbaar ve fchynzel g biev | uit bcflisrtf„dc on- S voehten "> de Planten uit gene der dus verre veronderftclde Ïorzak Ï ver laard koude worden, en hier uit her, ik dc navolgende gevolgtrekking afgeleid, welke aan het eind dezer \ci- ' ïuandameffe atribuendam, ,u* abforpto* humoresprot n.  2/clen 8'aTnthgeftetd. bekleedz«l voorzien zyn. »ocn zyn «krap- i buizen det planten in der daad ook van zodanige vezelen omringd, die zoörtgelyk vermogen hebben van zich zameutetrckkett? De fyhhcid dezer buizen laat niet toe door de beste Microscopen waar te nemen, wat hier van zy. "Doctor Coulon heeft een zeer merkwaardige proefneming gedaan, op ene Plant, die veel melkachtig fap uitgcclt, wanneer men 'er een tak affnydt. Deze proefneming zoude voorzeker aan dc onderftelling, dat de fapbuizen der planten irritabiliteit bezitten, vry grote waarfchynelykheid byzetten, indien dez'èlvei op andere foorten van Planten van den zelfden aart in *t werk gèfteld, een gelyken uittlag had. Hy nam tot deze proefneming een Euphorbia Myrjimtes, waar van hy drie takken van gelyke dikte affneed: de fnede van een-dezer afgekorte takken bevochtigde hy met ene flappe ontbinding van gebrande aluin ; die va°'een andeten tak met ene gelyke ontbinding van groene vitriool; doch op de fnede van den derden tak deed hy niets. De fhede van 'den ëerftjên tak , die door dc ontbinding van aluin bevochtigd was, hield welhaast op fap uit te geven; He andere met de ontbinding van vitriool bevochtigde tak gaf ook kort daar na geen fap meer uit; dan uit den derden tak bleef het fap vtrftheiden uren lang uitdruipen "De Hr. Coulon belllüt hier Uit, dat het {tuiten van het uitlopen van het fap, door de voorgemelde ontbindingen, daar aan mdet worden toegefchreven, dat de irritabiliteit van de fapouizen doof de aangebragte ontbindingen in diervoege word in •werking gëbragt, dat in dit geval de uitftorting van het melkachtige fap vermindere en ophoude om dezelfde reden, 'waarom door die zelfde ontbindingen de ftorting van bloed en andere dieriyke vochten verminderd en gefluit word. Deze proefneming gelezen heboende, geloofde ik, dat dezelve op alle de andere foörten van Planten, die een melkachtig fap uitgeven, op gelyke wyze gelukken zoude. Dan toen Ik zulks ffltó rzocht. op dc Euphorbia Lathyris , E. Cawpejlris, £; Lypar sjids, E. Peplus, E. Paralias, en op verfcheiden andere foorten van dat geflagt, be ond ik dat d. gemelde ontbindingen t>p gene Van deze Planten dezelfde uitwerkingen deden. Jk herhaalde deze proefnemingen op verfeheiriene wyzen, met tt-rkerc of zwakkere ontbindingen, dan ik heb nimmer bcflisft' de Uitwerkingen gezien, welke met die der proefneming van een Hr. Coulon, op de Euphorbia Myrfmiies gedaan, overeen Kwamen. ïnfiïên n« de meergemelde ontbindingen flcgfs op weinige Planten de uitwerking hebben, dat zy de uitvloeying van hun fap fluiten, zó is het blyktaar, dat hier uit, tot ltavfrig 4.t dê fapbuizen der planten irritabiliteit bezitten , gene algemene gevolgtrekking kan worden afgeleid. Het fchynt veeleer, dat de°zo vëifchillende uitwerking van de ontbonden vitriool etf aluin, op öê verfchilleride foorten van melkgevende Planten, ene billyke reden aan de hand geeft, om te vermoeden, dat de Vloeying van het fap van de Euphorbia Myif.nites niet gefluit worde door de werking van de vitriool of aluin op de irritaïïiliteit der fapbuizen : immers indien hier in de oorzaak van (*) Dr. Coulon heeft deze Proefneming Eefchreven in jyne bclangrySe Verhandeling de Mutatti. humorumin regnt orgafiico indolé& i>i vitali vaforum derivanda. Leid* 1785Ï. ■ de ftuiting der fapvloeytng uit'dc gemelde Pleiten betond, im zoude dc vitriool en de aluin naar alle wasrfchynlykheid op de fapbuizen van alle foorten van Euphorbia dezelfde'"uitwerking dóen; vermits deze Planten blykbaar met elkander ene zeer grbte overeenkomst hebben. Een ander middel ter beproeving, of de Helling Van de ir ritabiliteit der fapbuizen, door enige proefneming, te bevestigen ware, is my voorgekomen daar in gelegen tezynrdatmea teeproeve, of dezelfde oorzaak, die de irritabiliteit der dierlykc fpiervezelen vernietigd, en hier door de toetrekking van de bloedvaten doet ophouden, ook aan de fapbuizen der planten het vermogen van zich toe te trekken ontneeme. Zedert ik in 't Jaar 179c), door Proefnemingen op Aalén in 't Werk gefield, heb aangettibnd, dat de irritabiliteit der dierlyke vezelen vernietigd word, op 't ogenblik wanneër ëên ftcr1 ke tlroom Eleftrifche ftof door dezelven geleid worde , en dat hier in de oorzaak van den dood Vah menfehen eh diereri, diè d or den blixem getroffen v.orden, gelegen is (*), is het my voorgekomen, dat dfe Ëkclrifche ftroom, als een middel tér 1 vernietiging van irritabiliteit op Planten beproefd, waarfchynlyk enig licht zoude kunnen geven, omtrent de véronderfteide irritabiliteit van de Taphuizen der planten. Indien ( dus redeneerde ik ) de toetrekking van de farjbttizëh der planten vah ene foortgelyke irritabiliteit van derzelver vezelen ■ afhangc, als de toetrekking der üiérlyke bloedvaten, dan zal deze irritabiliteit van dc vezelen der fapbuizen, op gelyke wygfe' ais die der dicflykfc fpiervezelen, tiodf 'ef een Elccirifchch ftrodffj vah 'gcnöèg'zaffie fterkt'e dobr të leiden, kunnen vernietigd worden, en zo dra als deze irritabiliteit op zodanige wyze zal vernietigd zyn , (tan kali deszelfs véronderfteide uitwerking , de toetrekking naamlyk der fapbuizen, die het fap voortftuuwt» 1 niet langer aanhouden. Dit ophouden- der toetrekkïng vah de- ' fapbuizen der planten, Ihdlcn dezëlve vat) ene zodanige irritabiliteit harcr vezelen afhange, die dbör den Eleftrifchen ftroüm , kan vernietigd worden, zal dan gemaklyk waar te nefHen zyn in de Planten , die hy de doorfnyding harcr ftcngeh' o'f rakkei* I een aanmerkelyke Hoeveelheid m Ikachtig fap uitgeven: vefmit?» ' byalditn de toetrekking der Bu z'fe'h, die dat fap uit de doorficde dou uitvlocycn, Vah derzavcf irfit;fbiiiteit afhange, er ah dan gene fapvldcyirlg meer zal befpeurd wtsrden " wanneer deze irritabiliteit door deri Eléctriffchëh ftroórh Verniëtigd zal wezen. . . ' ... , . . }J ' "1 ^. . * ,J. ■' Ik beproefde , wat hief van ware, ifi den Zöfrfcr Van het Jasr 1791, met verfcheiden zoorten van Euphorbia, die allen d* eigenfehap hebben, dat uit hunne gékwetfte 0!' doorgefneden fap-' buizen een wit vogt uifdruipe. Ik liet «Jé rërSal van Teyl. rs grote ÈleCtrizeer-Macturie gaan doof enige takken Van de Eu- ! phorbia Lathyris, en door de ffengén Van dc Euphorbia Campfjlris en Cyparisjias, eh bevond, dat alle^de ftehgen of takken , door welken de Elccfvifchë dróóm, flegts gedurende 20 of 30 fecohdén , was doorgegaan, vólftrekt gëeh frlp meer ditgaven, wanneer zy doorg'ëfneden wierden. ft herhaalde deze nroefnémüïg met takken vah ten Vygeiiboo'fn , di€ éven al$ de ■ filï* tóurnal de Phyftque, Janvier 1791. p. CS. zie Wk Lrtffrtitft j  Btiphorbi», mergachtig-fap uitgeven, De uitkomst was volkomen dezelfde. Uit m takken van den Vygenooom vloeide geen ■fap, by hunne doorfnyding, na datzy §• minuut geëkct izecrd waren. Doch wanneer men deze geëlectnzeerde takken naby de doórfnerf-- cusfclicn de vingers een weinig drukte, wierd hier door enig vocht uit de fnede geperst: waar uit blykt, dat de El-Ctri:'cbe ftrooin de fapbuizen , waai' door dezelve was doorgegaan , niet van fap ontlcdigd had, door het zelve te dry ven Ha de wortels; maar'dat dê fapbuizen dezer geëleörizccrdcHengen of takken inderdaad het vermogen verloren hadden van zich z-amen te trekken, en hier door het fap, het geen zy bevatten , uit de openingen der doorgefneden vaten uit te dryven. De Heren ■ S. J. van Geuns , en Ck, P. Schacht,. thans Pro fesforen in de Genees- en Kruidkunde, te Utrecht en te Barderwyk, kwamen op den dag-toen ik deze Proefnemingen begon, my als vrienden bezoeken, by welke gelegenheid HunEd. dezelven hebben bygewoond. Ik heb deze Proefnemingen telkens in dier voegen in 't werk gefield, dat de Electrifche ftroom flegts door een enkelen fteng of tak der genoemde Planten geleid wierd. Ten dien einde hield ik een koperen bol, die aan een glazen handvat was vry gefield, kort boven den fteng of tak, door welken ik denelectrifchen ftrooin wilde laten gaan, indiervoegen dat de ftraalvan den Conductor op dezen vrygeflelden bol ontfangen wierd, en van denzelven op den bedoelden fteng of tak affprong: en op dat de ftraal te beter den fteng of tak der Plant zoude doorlopen, doch geenzints de wortels der Plant zoude kunnen bereiken , heb ik aan het ondereind van den fteng of tak een koperdraad vastgemaakt, het geen van daar na beneden ging tot op den grond. De kragt van Teylers grote Eledtrizeer-Machine fcheen my tot deze Proefnemingen overtollig fterk te zyn , weshalvcn ik voornam dezelve met ene mindere kragt te herhalen ; dan daar my, door het verlopen van het Jaargety, welhaast genoegzaam welige Planten van de genoemde zoorten ontbraken, heb ik deze.herhaling eerst in de voorleden maand Julv in het werk gefield , daar toe gebruikende onze Elecïrizeer - Machine van het nieuwe zamenftel, waar van ik U de befchryving in de maand April van het vcorleden Jaar heb medegedeeld (*). UEd. herinnere zich, dat deze Machine flegts éne fchyf heeft van' 31 duimen middellyns. Ik zal deze Machine in 't vervolg Teylers kleine EleElrizeer-Machine noemen,om dezelve van ons grote werktuig te ondcrfcWeiden. Ik heb de uitwerking van deze Elédtrizeer - M".c! ine op alle dezelfde foorten van Planten beproefd, waar van ik my het voorgaande Jaar tot de Proefnemingen by de grote Maclüne genomen, bediend had, en ftelde voorts deze Proefnemingen op ge lyke wyze in 't werk. De Eleétrifehe ftraal van deze kleine ElcÊtrizeer-Machine deed op alle de genoemde Planten dezelfde uitwerking, welke ik daar aan voorheen gezien had, toen ik 'er de flralen van Teylers groote Ele&rizeer-Machine liet doorgaan ; de Euphorbia Lathyris alleen maakte hier van eene uitzondering. De Euphorbia Campejlris, Cyparisjias en Peplus, als ook de Vygenboom gaven niets van haar fap uit, wanneer (*) Journal dé Phyftque , Juin 1791. zie OQk Letterbot, No. 15J tn ijo. of D. VI. bladz, ï88eny. en ïj^eny. hare gejplectrifeerde ftenge»' wierden d«6rgefneden, na dat 'er de ftraal geduurende 30 Seconden, ja zelfs L>y zommigen Hechts 15 feconden, was doorgegaan aan de uitvloeying van het fap van de Euphorbia Lathyris hield geheel niet op in takken , die flegts een weinig dikker waren, en waar door ik de ftraal 2 minuten lang geleid had. De uitvloeying van het fap was echter hier door zeer aanmerklyk verminderd, «0 dat het fap, het welk zodanig, een tak na het Eleetrifeeren uitgaf, flegts zó veel bedroeg, dat het de fnede bedekte, doch geenzins zo veel dat het 'er afdroop. Ik beproefde eindelyk op de Euphorbia Lathyris de uitwer* king van ene Electrifche ontlading, daar toe gebruikende een oattery van 15 voet bekleed glas. Deze proefneming mislukte dikwyls in den beginne, vermits de Electrifehe ftroom by de ontlading dezer battery over de oppervlakte van den fteng heen ging, en dus gene uitwerking koude kon doen op de fapbuizen, die den fteng zamenftellen: en wanneer de Electrifche ftroom midden door den fteng ging, wierd dezelve er door verbryzeld. De battery tot mindere hoogte ladende , en de ontlading door grovere takken latende gaan , is het my verfcheiden malen gelukt, de ontlading der battery door deze plant te leiden, xonder dat zy er door verfcheurd wierd , en dan mifte het nimmer, of de fapbuizen van den fteng, waar door de Electrifche. ftroom flegts eenmaal gegaan was, hadden al haar vermogen van zich toetetrekken verloren, zodat er by de doorfnyding niet het minde fap 'uitkwam.- De Heer Verfehttir, Profesfor in de Geneeskunde , te Groningen, die zich door zyne Proefnemingen omtrent de irritabiliteit der bloedvaten beroemd gemaakt heeft, >p dien dag te Haerlem zynde, deed my het genoegen dezQ proefnemingen by te wonen. Naar myn inzien geven deze proefnemingen een hogen trap van .vaarfchyneiykheid aan de flelling ,. dat in de planten de oorzaak an de voortfluwing van derfelver fappen in de irritabiliteit van de vezelen der fapbuizen, en in de hier uit ontftaande toetrek,ang dier buizen, gelegen is. Immers is de uitwerking van den Electrifchen ftroom , op dc voortfluwing van het fap der planten , juist zodanig als dezelve zyn moet, indien de toetrekkinr dezer buizen, door wel', e het fap wordt voordgeftuwd, van hare irritabiliteit afnange. En is dan deze gezegde uitwerking niet inderdaad een proefbewys voor de flelling, dat de fapbuizen der planten irritabiliteit bezitten , en dat deze irritabiliteit de oorzaak van derzelver toetrekking zy? Althans ik zie niet op welken grond men het bewys , het geen deze proefnemingen hier aan geven, voor krachtloos zoude kunnen houden, ten zy men veronderftellen wilde, dat de toctrekking der fapbuizen , die wy in de melkgevende planten toch onbetwistbaar zien plaats hebben, door ene geheel byzondere eigenTchap dier buizen, waarvan wy ons niet" in het minfte enig denkbeeld kunnen vormen, veroorzaakt worde, en dat die eigenfehap, fchoon van de irritabiliteit der dieriyke vezelen geheel verfchillende , dit echter met dezelve gemeen hebbe , dat zy, op gelyke wyze als de irritabiliteit der dieriyke vezelen, door' den Electrifchen ftroom vernietigd worde. Doch wie ziet niet, dat zodanig ene veronderftelling geheel willekeurig en zonder enigen grond zoude aangenomen zyn. Men neme hierby wyders in aanmerking, dat men, volgens deze veronderftelling, welke blykbaar deenige is, die men tegen het voorgemelde proefbe-  wys voor de irritabiliteit van de fapbuizen der planten kan inbrengen, zich zoude moeten voordellen, dat 'er in de fapbuizen der planten een zodanig vermogen plaats zoude hebben, waar door dezelven, zonder irritabile vezelen te hebben, zich echter op gelyke wyze zouden toetrekken, als of zy de irritabiliteit van dieriyke fpiervezelen bezaten: een zaak die regelregt aanloopt tegen die éénheid of gelykheid van oorzaken, die wy overal, tot het voortbrengen van gelykfoortige uitwerkzelen , in de natuur gebezigd vinden. De opmerking van deze zo algemene éénheid van oorzaken gaf reeds (a priori); voor en aleer hier voor enige onderbinding was bygebragt, gene geringe waarfchynelykheid, aan de ftelling, dat de voortfluwing der fappen in de plantbuizen, en de ontvoering van het bloed en andere vochten in de kleinere dieriyke vaten of buizen, door een gelykzoortig vermogen worde te weeg gebragt; en deze gelykzoortigheid van het vermogen, ' 't welk de vogten in dieren en planten voortduwt of omdryft, was des te meer waarfchynlyk, daar wy voor het overige ene treffende gelykheid tusfehen veelerley verrigtingen der werktuiglyke delen van dieren «n planten vinden plaats hebben, zo als ik in het jaar 177% in eta myner Akademifche verhandelingen heb aangetoond,welke tot opfci.rift heeft. Quo ujque fiuidorum motus et caterce quaiam animaliutn et plantarum fun&iones confent'iunt. Hoe dit ook zyn moge, hn geeft my thans enig genoegen eindelyk den weg gevonden te hebben tot het doen van proefneemingen, welker uitkomden, ïo ik my niet bedrieg, een hogen trap van waarfchynelykheid geven ^an ene gisfing, op welke myne natuurkundige nafpormgen omtrent de planten in de jaren 1771 en 1772 gedaan, my gebracht hadden, en die ik gewaagd heb in 't jaar 1773 voorteftellen ter verklaring van de anderzints onbegrypelyke oorzaak, die het vogt, door de wortels opgeflorpt, tot in de toppen der hoogde bomen opdryft. Ik heb de eer te zyn &c. Haarlem 28 August. i7fï.