JU3  BATAVIA, DE HOOFD S TA D VA N NE ÊKLANDS O. WD IE N, IN DEK ZELVER GELEGENHEID, OPKOMST, VOORTREFFELYKE GEBOUWEN, HOOGE EN LAAGE REGEERING, GESCHIEDENISSEN, KERKZAAK EN, KOOPHANDEL, ZEDEN, LUCHTSGESTELDHEID, ZIEKTEN, DIEREN EN GEWASSEN, BESCHREEVEN. MET PLAATEN. Te AMSTERDAM, By PETRUS CONRADl Te HARLINGEN, By VOLKERT van der PLAATS. MDCCLXXXU     BATAVIA, in deszelfs GELEGENHEID, OPKOMST, VOORTREFFELYKE GEBOUWEN, HOOGE EN LAAGE REGEERING, GESCHIEDENISSEN, KERKZAAKEN , KOOPHANDEL, ZEDEN, LUCHTGESTELDHEID, ZIEKTEN, DIEREN EN GEWASSEN. EERSTE DEEL, m e.t KAARTEN en PLAATE N. tïhs-W E AMSTERDAM b y ! W. SMIT, en W. H O L T R 0 P. mdccxcix.  _ . myn kiel, geflingerd over *t nat, Voert my naar 't boschryk Oost, naar Javaas weelige oor Jen, Dank zy 't geluk! wy zien de langgewenschte boorden. Ik zie het Koninkryk der eedle Maatfchappy. Haar Hoofdftad, die, ten fpyt van 'svyands dwinglandy, Ten trots der afgunst, is ten top van eer getogen, Vertoont zich in de kim, en flikkert in myne oogen: Ja 't is Batavië 1 ——— - ' " " De pracht der Stad bezien, die de oogen houdt betooverd; Den troon der Maatfchappy, die 't Oosten heefc verovert, Bcfchouwen van naby, op dat haar groot geluk, , , , , , . gantsch Nederland verrukk'! p E M A R K B.  fïet heeft ongeloofdyk veel moeite en nafpooring gekost, om dit Werk zoodanig te voltooien, als het hier wordt aangebooden; en had niet de zugt, om iet loflyks te verrigten voor allen, die belang hebben by de Hoofdftad van Neêrlands Indien, derzelver Handel en Bezittingen, den Schryver aangefpoord, het Werk ware welligt nooit ten einde gebragt. — Dankend erkent men hier de veele, mondling-ontvangene,zeer belangryke onderrichtingen van hen, die, door een verjaard verblyf in en omftreeks Batavia, der Oost-Indifche zaaken kundig, zoo met betrekking tot de tegenwoordige gefteldheid dier Stad, als nopens de Regeering, Kerkzaaken, Koophandel, Luchtgefteldheid, Ziekten en derzelver behandeling, enz. enz. dit Werk, met hunne gewigtige bydrage, deezen aangaande, wel hebben willen verryken en volmaaken. * ft Wan-  -03- Wanncerzy,nu, die hetzelve met hunnen aandacht zullen verwaardigen, 't zyom het nog ongeziene te leeren kennen, 't zy om zich het zelf - befchouwde als weder onder het oog te brengen, of wel het hier medegedeelde ten nutte te maaken in hun bedryf of uitzichten, het boven gegeevene getuignis byvallen, en, voor het overige, in deeze bladen, eene befchryving gevonden worde van de marre's te recht vergood Dichtkundig Schiidery van Batavia,— dat meesterftuk, eenigzins, waardig — alsdan zullen des Schryvers wensch en hoop, voorzeker, zelf meer dan voldaan weezen. BA-  Aan den LEEZER. V Heeft ongelooftyk veel moeite en nafpooritig gekost om dit Werk te voltooien; en had niet dezugt,om ietlojfelyks te ver rigtenvoor het Vaderland, de pen van den Schryver gefcherpt ,het Werk ware zekerlyk nooit ten einde gebragt. Allerhande hulpmiddelen waren hiertoe noodig;en onder deeze van zeer groot belang de mondelinge onderrigtingen van Heeren in de O. Indifche zaaken kundig, zommige met betrekking tot de tegenwoordige gefteldheid der Stad, andere nopens de Regeering, andere nopens de Kerkzaaken, andere nopens den Koophandel, en wederom andere nopens de Luchtsgefteldheid, de Ziekten en derzelver behandeling enz. enz. En geene andere dan Heeren van de Regeering, of die veele jaaren in en on ftreeks Batavia hun verblyf hadden gehouden, konden den Auteur hierin behulpzaam zyn. Doch omtrent de gemelde zaaken zyn gelukkiglyk verfcheidene omft eindigheden zamengeloopen, die gegronde hoop geeven dat dit Werk den kundigen aangenaam zyn zal. De Auteur althans er inner t zigmet flreelend genoegen de aangenaame uur en, die hy , in V wikken en weegen van etlyke byzonderheden deezes Werks, in V gezelfchap van zulke verftandlge en kundige Heeren heeft door gebragt, dewyl dezelve hem tot voltooijing deezes Werks zo gulhartig hunne papieren en waarneemingen hebben medegedeeldi ,tls niettemin bekend hoe zommige O. Indischvaarders veele zaaken vergroot en, andere zaaken, nopens het beftier en wat dies meer is, in een verkeerd licht befchouwen, zo door onkunde als uit vooroordeel; en aan het oordeel van zulken moet dit boek niet worden getoetst; dewyl de berigten. welke wy by deezen de eer hebben den Leezer aan te bieden, voor het meer en- * 2. deel  iv AAN DEN LEEZEL deel op te goede gronden fteunen, om zonder bewys van dezelve af te gaan ; fchoon, van den anderen kant, de Auteur verre af is van dit Werk als vol maakt in alle deelen te willen uitventen. Zeker lyk zullen hier of daar mis/lagen zyn. Want hoe kan men zig verbeelden in zulk een uitgeflrekt veld jleeds Leidsmannen gevonden te hebben, die alle wegen en kronkelpaden kenden, die van alle byzonderheden even goed waren onderrigt ? De belanghebbende nu, zo veel noodig is, onderricht zynde nopens de bronnen waar uit de Schryver heeft geput, wordt verzogt het boek zelve te onderzoeken. Alleen dient nog tot narigt dat het zelve reeds geheel zynde afgefchreeven, wordt gefplitst in Vier Stukken of Deelen, waarvan dit liet Eerfie is. Het Tweede is byna afgedrukt, en de overige twee zullen onfeilbaar binnen V jaar volgen. B A-  BATAVIA, IN DES ZELFS GELEGENHEID, OPKOMST, VOORTREFFELYKE GEBOUWEN, HO O GE EN LAAGE REGEERING, GESCHIEDENISSEN, KERK ZAAKEN, KOOPHANDEL, ZEDEN, LUCHTSGESTELDHEID, ZIEKTEN, DIEREN EN GEWASSEN, BESCH REEVEN. EERSTE BOEK. BESCHRYVING VAN 'T EILAND GROOT JAVA. EERSTE HOOFDSTUK. Aardrykskundigs Befchryving van JAVA. D evvyl BATAVIA, de Hoofdftad van Neerlands Indie, gebouwd is op de Noordkust van 'c Eiland Java , zullen wy haare befchryving met die van die aanzienlyk Eiland beginnen. By uitfteckendheid worde het zelve Groot Java genoemd, tot onderfcheiding van klein Java of Bali, ten Oosten van het voorige gelegen, en 'er alleen door oene ftraat van afgefcheiden. De eigenlyke naam is niet Java, maar Djava , wegens zeker graan, in fmaak met de Gierst overeenkoomende, dat hier weleer , toen de Ryst en andere voedzaame Graanen noch onbekend waren, in grooten overvloed wérdi gebouwd, iui een algemeen voedzel verftrekte , en naar de nabuurige Gewesten vervoerd werdt. Die van Borneo worden voor de eerfte ontdekkers deezes Eilands gehouden , welke gewoon waren jaarlyks het Graan van daar te haaien uit de bogt van Rembang, beoosten Japara, en daarentegen de bewooners voorzagen van kleeding en andere by hen vallende waaren. De bewooners der Molukfche Eilanden fchynen ook opdit Eiland al vroeg handel gedreeven , en hetzelve met veelerlei dieren en huisraaden voorzien te hebben , die noch heden hunne Amboineefcke naaaien hebben behouden. A Hst  3 B A TA V IA 's Het Eiland is naby aan de evennachtslyn: deszelfs Noordelykrte hoek Ijo-c op 5 graaden en 25 minuten Zuiderbreedte, en de Zuidelykfte op 8 graaden 6 minuten; de gemiddelde breedte beflaat ongeveer anderhalven graad: maar de lengte is veel grooter , want dezelve bevat byna negen graaden tusfchen den I23ftenen 1 3 4ften graad. De Oostelykfte punt van 't Eiland is zeer fmal, en als een Schiereiland uitfteekende met drie kaapen: meerendeels heeft dezelve een vlakken oever, en de diepte voor de banken is van 20 tot 70 vademen; derzelver fmalfte en langfte kaap fteekt uit*in de Straat van Bali, in welke men op zyn minst 1 5 vademen water vindt: verder Noordoostwaards ligt de kaap Sandano , en van daar loopt de kust tegenover Madura zeer vlak zonder bergen ter lengte van anderhalven graad. Hier van af loopt de kust Noordwestwaards tot aan de punt Kaleijer, in welke tusfehenruimte noch een aanmerkelyke kaap en de Straat van Madura is. Van de voornoemde punt gaat de kust Westelyker tot aan de punt Mandali, alwaar dezelve, weder naar '( Zuiden keerende, eenen grooten inham maakt , die geëindigd wordt door de Noordwaards uitfteekendc punt van Indramaije; van deeze loopt de kust met veele kaapen ca inhammen Noordwestwaards tot aan de punt St. Nicolas, en bevat onder anderen den inham en reede van Batavia, zynde op de meeste plaatzen voorzien met eene menigte klippen en kleine eilanden. Van daar loopt de kust naar het Zuidwesten tot aan de zogenoemde Westpunt, en tusfchen beiden is de Straat van Sumatra en 't Prinfen Eiland, van Java gefchciden door de Behouden Pasfage. Van de Westpunt begint de Zuidkant des Eilands, die, met veel minder bogten dan de Noordkant, in de Oostpunt eindigt : men vindt daar echter noch veele kaaptn en inhammen, benevens de Eilanden Combang en Baron, wier laatfte aan den buitenkant met fteile rotzen is omringd, die loodrecht in eene onmeetelyke diepte afloopen, zo dat daar geen grond te vinden is. Voor 't overige vindt me» op de Zuidkust weinig klippen, en de oever is op veele plaatzen zeer vlas, doch zomwyion ook met fteile rotzen bezet. Het Eiland Java beftaat uit verfcheideir Küu!ngfyku , die door onaf hangl'yke Vorften worden geregeerd, wier magtigfte is de Keizer van Java of de Soufouhounan: behalven de bezittingen der Hollandfche Maatfchappije, die ook zeer aanmerkelyk zyn, en zich altoos, door de dapperheid hiarer BeÜicrders, tegen de anderzins veel grooter magt hebben kunnen handhaaven. Het Westelykst gedeelte van Java is het Koningryk van Bantam, aan de Straat Sunda gelegen, die Java van Sumatra fcheidt. Van het Prinfen eiland tot aan Batavia is de lengte 36 duitfche mylen, maar de breedte dleea xuirn 4 mvlen. Dit Koningryk ftaat onder zyn byzonderen Ópperbeer s  GELEGENHEID. 3 heer, en de Keizer van Java heeft aldaar, gelyk op veele andere plaatzen , niets te zeggen. De Straat Sunda ligt tusfchen den Noordwesthoek van dit Koningryk en Sumatra's vlakke kusten. Dit woord betekent in 't oud Javaanfch een gebergte, zo dat de Straat Sunda eigenlyk eene bergftraat betekent, wegens de hooge bergen, die de Westkust van Java zoomen. De Straat is zes en een halre myl breed, en op de meeste plaatzen is digt aan den wal 5 of 6 vaém water en een goede ankergrond ; doch 'er zyn ook verfcheiden' klippen , riffen en banken , die door de zeevaarenden moeten worden gemyd. De buitenkust van Bantam heeft veele dorpen en gehugten, en ook aan den Noordoostkant de ftad Anir, liggende aan twee rivieren. Deeze ftad, fchoon zeer geroemd, betekent echter weinig, en is inderdaad maar een open vlek, bevattende ongeveer duizend huisgezinnen , die 'er ten deele in en ten deele buiten woonen: uitgezonderd eenige gebouwen der Grooten, beftaan de huizen uit bamboezen. Ondertusfchen kan men hier veele waaren voor eenen matigen prys bekoomen, en 'er is een aanzienlyke koophandel op Bantam. Behalven Anir zyn 'er noch twee gelykzoortige fleden, te weeten Jankolan enTreritti, en 20 dorpen, die met eikanderen ruim 40,000 Inwooners bevatten. Maar de voornaame magt des Koningryks beilaar in de ftad Bantam, die na Batavia de voornaamfte ftad van Java is, en Voor weinig andere fteden in Indie behoeft te wyken. Eertyds was hier de Zetel des Peperhandels en der fyne Molukfche Specerijen, die door de Bantammere van voornoemde Eilanden werden gehaald met hunne eigene fchepen, en door de geheele Weereld verzonden met de Moorfche fchepen, die uit .Arabie en de kusten van Indie op dit eiland voeren; welke handel nu in duigen is gevallen, en met denzelven de bloey der ftad, die, in 't laatst der voorige eeuwe afgebrand, nooit weder tot haare aloude grootte is herbouwd. De ftad ligt in *t midden van een bogt, die van 't Oosten naar 't Westen ruim zes mylen breed is, en vier mylen van Poelo Padjang of 't lang Eiland, dat recht over de ftad ligt; behalven dit zyn 'er noch verfcheiden] Eilanden in de nabuurfchap, die echter weinig betekenen, doch met eikanderen de kragt des Oceaan» zodanig breeken, dat men hier eene volkoomen veilige reede vindt, en op 1 2 of 1 8 voeten een' zeer goeden ankergrond. Voor 't overige is de grond , op welken de ftad gelegen is, zeer vlak en aan den voet van een hoog gebergte, 't welk achter dezelve verre landwaardsin, gelyk ook ten Oosten en ten Westen liggende, uit de reede gezien, eene alleraangenaamfte vertooning maakt. A a Da  4 BATAVIA 's De aflland der ftad Bantam, van de Straat Sunda is 24, en ten Westen van Batavia 12 mylen, welke ligging deeze plaats voor onze Maatfchappy zeer gewigtig maakt. Aan alle kanten is deeze ftad omringd met water, vloeijenuc uit de rivier van Bantam , die uit het Zuidelyk gebergte komt.. Uit haar zyn de ftads graften afgeleid, en haare voornaame fcheut loopt door de ftad, die echter niet diep en maar alleen voor kleine vaartuigen gefchikt is, wordende by nacht met een bamboezeboom gefiooten. Aan de beide zyden der ftad, niet verre van dezelve, loopt ook eene rivier, welke beide op den afftand van ongeveer eene myl in zee vallen. Aan den mond der rivier van Bantam ligt de -Hollandfche Vesting Speelwyk, die hoewel klein echter in ftaat is de geheele ftad te dwingen. In 't eerst was het maar een gemeene zeepunt tot dekking van den mond des ftrooms; doch in 1680 werdt dezelve met eene heining van palliifadeiv bevestigd, en was echter noch maar een gemeene Bagger (dus noemt men de houten Vestingen in Indie) maar naderhand in 1686 is dezelve mee een fteenen wal omringd, en eindelyk in een geregeld fort met vier bolwerken herfchapen. Daarenboven heeft het eene. hooge fchietkat met vyf ftukken en eene battery met 1 o (lukken gefchut , die de geheele Had k> tyd van ongelegenheid plat kunnen fchieten. Ook heeft het Hollandsen Opperhoofd op voornoemde fchietkat zyne wooning, die een fraay gezicht in zee heeft. Beneden langs de gordyn na den Oostkant zyn de wooningen van den Opperkoopman, Fiskaal en verdere bedienden, der Ed. Maatfchappije, en. rondom dezelve is een ruim pakhuis om de Peper en-andere vvaaren, door de Compagnie ingekogt of verkoopbaar, te bewaaren. De ftad zelve is zeer flegt gefield, en zonder eenige order; haare vestingwerken zyn ook van eene zeer geringe zoort. Aan den zeekant vindt, men een' hoogen dikken muur mee eenige gebrekkelyke bolwerken, van: welke dat van Camgante het voornaamfte is> als zynde van fteen in 'r viec*. kant opgehaald, en mee tien Hukken gefchut gewapend, van welke de zes; grootftenaar den zeekant , en de overige naar de Westzyde fchieten, behalven een naar 't Oosten gekeerd. In de ftad zyn drie voornaame ftraaten, die op de markt uitkocmen, alle bezet met grootc Cocos en andere boomen; maar de wooningen in dezelve ftaande zyn uittermaaten flegt en zaamgelapt uit gefpouwen bamboezen,, rieten, cocosboomen, enz. , wier reeten met klei worden toegefmeerd c-n met kalk beftreeken; terwyl eenige, boven, met pannen, maar verre de-, sieeste met pifang en andere groote bladen, zyn gedekt. Men vindt 'er maar zeer weinig fteenen gebouwen, en derzelver voornaam- - fi?  GELEGENHEID. 3 fte is des Konings Hof aan de groote markt, in 't jaar 1680 gebouwd door Henrik Lucaszoon Cardeel, een geweezen metzelaarsbaas in Conv pagnies dienst, die tot den Koning overgeloopen het Moorsch geloof omhelsde en Pangerang Wiragoena genoemd werdc. Na dien tyd keerda dezelve te Batavia tot het Christendom weder, en is ook op voornoemde plaats in 17 1 1 geftorven. Wat het maakzel van dit Hofgebouw aangaat, hetzelve is langwerpig vierkant, hebbende vier bolwerken en tusfchen ieder eene halve maan met genoegzaam gefchut voorzien: ook is het mes eene graft omringd uit de rivier Tanara, over welke men met een houten brug gaaf. Van binnen is dit gebouw zeer pragtig, en bevat veele fraaije vertrekken op zyn Hollandsch gebouwd, en met Hollandfche huisfieraaden en Moorfchc zaaken , onder eikanderen gemengd, opgefierd , het welk geen onaangenaame verfcbeidenheid maakt. Hét beste fteenen gebouw na het Koninglyk Paleis is het huis van derï Chineefchen Capitein, het welk gelegen is in 't Chineefche kwartier, eer* der voornaamfte voordeden der ftadbuiten de wallen. Aldaar hebben, ook weleer de Engelfchen hunne wooningen en veele pakhuizen gehad; maar met hun vertrek is alles vervallen, en thans wordt hun grond met tabak en andere kruiden beplant. Voorts woonen in dit kwartier veel Chineezen, zonder welke en hunne winkels de geheele handel van Bantam tegenwoordig niets zoude betekenen ; want op dc markten der inlanders is niets dan eenige vruchten te bekoomen. Naast het Hof des Konings is aan liet groote plein een Kasteeltje ge-bouwd, de Diamant genoemd, het welk klein en met eenig gefchut voorzien is: hier woont de Hollandfche Capitein, die 1000 man onder zich heeft tot eene wagt voor den Koning. By dit bekrompen gebouw , dat veel te klein is voor zo veel manfchap, ligt over de rivier een groote fteenen bruga. de kettingbrug genoemd. Onder'de houten gebouwen verdient boven alle andere den voorrang; de fraaije Moorfche Tempel, ter rechterhand der brug van Het paleis. Dezelve beftaat uit vyf verdiepingen, die, naar maate zy hooger zyn, kleiner worden, en in welke voor 't overige, gelyk in alle Moorfche Tempels, nieta; fraais te zien is. Naar den landkant ligt de geheele ftad zeer onveilig-, dewyKde mmirci» overal vervallen zyn, en niemand een hand aan dezelve flaat. Buiten dezelve vindt men aan ffrand. eenige zoutpannen en visfchers wooningen, die echter ook alle m1 een zeer armoedigen ftaat zyn; Van den zeekant is de- ftad eenigzins beter gedekt door de vesting Speelwyk , eenige kleine Moorfche bolwerken, en eene dubbele ry paaien, uit yzerhout., voor de ftad geflagen. A 3, Me^  6 BATAVIA *s Men vindt hier allerhande Natiën, zo uit Europa als de Oosterfche gewesten , die hier koomen om te handelen; doch haar handel beflaat byna alleen in den inkoop van Gengber: want de Peperhandel behoort afzonder]yk aan de Hollanfche Oostindifche Maatfchappy. De eerfte Regeerders deezes Koningryks zyn onbekend, maar in 't jaar 1406 kwam hier uit Arabie Ibn Israël, die de toen nog alle Heidenfche inwooners tot het Mohamcdaansch Geloof overbragt, en teffens zich van de Oppermacht verzekerde. Zyne nakomelingen hebben zeer lang den Troon bekleed , en ook een uitgeflrekter gebied gehad , dan tegenwoordig : want alle landfchappen van 't Koningryk Jacatra, langs de rivier Tangerang loopende, waren de hunne, benevens de kusten van Lampon en Sillebar; doch dit alles ftaat thans meerendeels onder 't beftier der Maatfchappije. ' De Koningen van Judrapocra rekenen zich ook nog van deeze familie,'en hier door gebeurde het, dat in 1671 de toenmaalige Koning hiervan gebruik wilde maaken om zich aan 't oppergebied van Eatavia te onttrekken, en zich by den vyandelyken Sultan Agon te voegen, 't welk hem echter belet werdt. De ftad Bantam was de plaats alwaar zich de fchepen onzer Maatfchappye 't eerft op Java's kusten lieten zien: De naam van Neerland klonk hier 't Oosten eerst in de ooren, Hier durfde eerst onze vloot de rust des vyands ltooren, En Java's Oosterkust befteevnen, ja zy zag Haar haaters beeven voor haar nieuwe ontrolde vlag: En fchoon de Luzitaan dien togt in rook verkeerde, Door list, of door geweld den vryen handel weerde, Javaanfche Koningen in 't harnas had geprest, De vloot des Bataviers belaagde in dit gewest; Zy vond het middel om de kruidige Molukken, Ja heel het Oosten uit de dwinglandy te rukken. De Marre Batavia, p. 14. De vier fchepen Mauritius, Hollandia, Amfterdam en het Duifje, onder 'l bevel van Houtman, van Beuningen en van Hel, kwamen hier op den i* Juny 1695 sen anker onder de Regeering van Aboe UMafachir, een kind van 6 jaarcn, wiens Vader eenige maanden vroeger voor PaJimbang was doorfchoofen; dog hadden het ongeluk, aarfionds den haat der Portugeezen, toen ter tyd de geweldhebbers in Indie, te moeten ondervinden. Deeze kwamen hen fpoedig aan boord onder den fchyn van vricndfchap, maar met oogmerk om de ftakte der manfchap en oorlogs gereed-  GELEGENHEID. gereedfchappen te befpieden , en de Inlanders tegen hen in 'c harnas te jaagen. Zy beloofden onder anderen aan den toen regeerenden Keizer van Java, die van de zynen niet erkend , het Eiland met eenige manfchap doorkruiste , en zich te Bantam bevond, eene premie van 4000 ryksdaalers y zo hy kans zag de fchepen der Hollanders te overrompelen, en de manfchap te vermoorden; het geen hy ook ondernam, hoewel te vergeefsch en met groot verliet wegens de waakzaamheid der onzen, die den valfcherr vriend in tyds met goede kogels begroeteden , zynde het geheim ontdekt dooreen getrouwen Portugees, Pedro d' Altaido genoemd, welke uit weerwraak naderhand door de zynen in zyn bed werdt vermoord. Deeze vyand afgeweezen zynde, verzogten de Landvoogd en de Admiraal van Bantam de onzen om aan land te koomen, en een verbond van Koophandel te fluiten; doch de onzen dat aanbod wantrouwende, verzogten daarentegen, dat zy eerst by hen aan boord wilden koomen, het geen zy na eenigen tegenftand aannamen, teffens met verzoek aan de Hollanders- om, beneffens hen, die van Palemboang te willen beoorlogen, ten einde wraak te neemen van den dood des voorigen Sultans; het geen de onzen insgelyks van de hand weezen, met tezeggen, dat zy nier gekoomen waren om oorlog te voeren, maar alleen om te handelen. Eindelyk kwam de Landvoogd, na aanzienlyke gefchenken ontvangen te hebben , aan boord, en floot met Houtman een voordeelig verbond : waarna de Hollanders hunne Waaren aan land bragten en ia een fteenen logie opdoegen. De Landvoogd bezag dezelve aanftonds, en kogt een grooten voorraad, met belofte van alles in Peper te zullen betaalen, zo ras dezelve ingeoogsr uit de bogc van Lampon zou koomen, tegen den prys, die dan ftand zou grypen. De onze ondertusfehen, denkende dat de Peper beter koop zou worden met het nieuw gewas, fielden de inhandeling uit, tegen den raad van verfcheiden in de Bantamfche zaaken zeer kundige lieden, het welk de pas geklonken vriendfehap niet weinig verkoelde. Hier by voegde zich de haat der Portugeezen, die niec nalieten de Hollanders dagelyks by de Regeering. met óe zwartfte verwen af te maaien, en den Landvoogd groote fommen booden om allen handel aan dezelve te weigeren. Dit had ten gevolge dat de Landvoogd, toen zyn Peper gekoomen was , niet van betaalen fprak , hoewel hy reeds eene groote fomrne aan de Hollanders fchuldig was, doch de voldoening onder allerhande voorwendzels, wanneer hy 'er om aangefprooken werdtr uitftelde. Deeze te leurftelling verdroot Houtman en de zynen niet weinig r en? maakte hen eindelyk zo verdrietig, dat zy dreigden de ftad in braad: te. snliefli  8 B A T A V I A 's zullen fchieten, indien men hunnen wettigen eisch niet volefeed. Dit koa niet nalaaten eene groote gisting aan Land te verwekken; en Houtman deed niet voorzichtig, toen hy na deeze verklaaring zich met zeven mannen in de ftad begaf : ras ondervond hy ook de gevolgen zyner roekeloosheid ; want hy werdt met zyne makkers op order des Landvoogds gevangen genoomen , welke teffens door een tolk met negen Siaaven aan zyn fchip deed boodfchappen, dat zy zich over het vatten van Houtman niet moesten bekommeren, dewyl hy zulks alleen had gedaan om twee Jonken met Nagelen, welke Houtman gedreigd had te willen neemen , doch die de Landvoogd nu veilig zou doen vertrekken , en dan de gevangenen wederom flaaken. Maar de onzen, weinig op Javaanfche beloften vertrouwende, hielden den tolk met zeven zyner flaaven aan, en zonden de overige twee te rug, met bedreiging, van den tolk zo lang te houden, als zy hunnen Capitein wederom zouden krygen. De Landvoogd van zyn kant werdt noch verwoeder en zwoer , zo zy zyn' tolk niet los lieten voor Zonnen ondergang, de gevangenen aanftonds te zullen dooden : dit werdt door de gevangenen aan het fchip bekend gemaakt, alwaar men op hun verzoek den tolk met de flaaven liet gaan. Houtman bleef ondertusfehen noch al zitten, het welk ten gevolge had, dat de fchepen de ftad begonden te befchieten, waar uit nieuwe moeijelykheden ontftonden. Eindelyk kwamen echter de partyen overeen , dat de gevangenen voor een losgeld van 200 ryksdaalers zouden worden geflaakt. De Portugeczen hadden intusfehen al hun vermogen in 't werk gefield om de Javaanen tegen de fchepen in 't harnas te jaagen, ja zy hadden reeds 4000 ryksdaalers aan den Landvoogd gebooden, indien hy hen Houtman wilde overgeeven , die dan een zeer flegt onthaal zou genooten hebben , dewyl zy wel wisten , dat hy de man was, die den onzen den weg naar Indie geweezen had. Zy zonden ook een Gezant van Malakka met een gefchenk van 10000 ryksdaalers, en wisten, zo door dit gefchenk als door andere ftreeken, te bewerken, dat aan de fchepen alle handel verbooden, en hen een bevel werdc gegeeven om te vertrekken. De tweede reis der Hollanders was van beter gevolg; want toen drie fchepen van de vloot van jf. K. van Nek op den 26 November 1598 voor Bantam ten anker kwamen , werden zy beter, dan voorheen , bejegend, en tot den handel toegelaaten, gelyk ook zyne overige vyf fchepen, die eenige weeken laater kwamen ; en na dien cyd hebben de onze alhier fteeds tot aan ï6i8 in vreede gehandeld. Hec  GELEGENHEID. Het aanzien der Hollandfche Natie groeide hier te lande niet weinig, «oen de dappere Capitein Wolfert Hermanszoon, in November 1601, voor Palemboang gekoomen, aldaar vernam, dat de Portugeefchc Vlootvoogd Jndreas Furtado de Mendoza met eene vloot van 30 zeilen voor Bantam ten anker lag, öm hetzelve te belegeren, en de onze uit Indie te verdryven. Want deeze dappere Capitein waagde het, met zyne kleine magt van vier fcheptn en een jagt, deeze geheele vloot aan te tasten, met dit gevolg, dat de vyand verdreeven, en twee zyner Galeven genoomen werden, terwyl de Hollandfche fchepen zegepraalende voor de ftad ten anker kwamen. De inwooners ontvingen onze fchepen met de grootfte tekenen van achting, en de Pingerang der ftad vereerde den dapperen Hermanszoon een Maldivafche Calappus Noot ift goud beflagen: welk gefchenk niet alleen zeer kostbaar, maar ook heilzaam was", wegens de uitmuntende vergif tegengaande kragten dcezer Nooten , welke by die gelegenheid eerst aan de Hollanders bekend werden. In 1602 kwam hier als Hollandsen Opperhoofd Nicolaas Graaf, die op den 20 Oftober vryheid kreeg om eene fteenen logie te bouwen, die hy echter zo fterk nietmogt maaken, als hy wel begeerd had. la 161 8 ontftonden 'er nieuwe onlusten, die ten gevolge hadden het inneemen van Jacatra en 't nichtan van Batavia; gelyk in 't volgende Boek breeder zal worden aangeweezen. Ten Oosten van 't Koningryk Bantam ligt dat van Jacatra, aan wïeni Noordelyken oever Batavia is gebouwd. De Zuidelyke kust deezes Ryks loopt eerst vlak naar het Zuiden, en keert dan weder naar 't Oosten, waar door een Homp uitfleekende hoek, en aan derzelver westkant een groote bogt gebooren wordt. Niet verre van tle kust is de zee diep, maar aan de kust zelve zyn veele blinde klippen en banken. Het ftrand is hier ook zeer bevgnehtig, en nergens goede ankergrond. Voorby den uithovk loopt de wal byna recht Oosrwaards, en is over het algemeen zeer vlak, doch teffens klippig en by gevolg gevaarlyk om aan te doen. De kust ig meerendeels woest, uitgezonderd die van 't landfehap Sidammer, in 'r. welk verfcheiden' doipenzyn. liet eerfte is Boenon Casfi verst inwaard*, en Wcstelykst gclc/en , hetwelk begroot wordt op dertig huisgezinnen, en h;er aan volgen noch vyf andere, door tlkandeien geieckend ongeveer ieder 1 co huiigezinnen fttrk. Aan den Noordkant vindt mén eerst arn de Bamamfcbe zyde de Rivier Pontang, benevens vyfkleine Eilanden. Deeze Rivier, die twee n ylei? ren Oosten van Puntang in zte valt, loopt midden deer de flad 1 irciasfa, m lk« B luim  ÏC> BATAVIA *s ruim een myl van flrand, en twee mylen ten Oosten van Bantam ligt. Deeze ftad is een der voornaamiten desgantfchen Ryks, welke Sulcan dgon% na dat hy het gebied aan zyn' Zoon Sultan Hadji had overgegceven, tot zyn vermaak liet bouwen, brengende teffens derwaards zyne geheele hofhouding over, om zo hy meende zyne dagen in vreede te eindigen, waar in hy echter deerlyk bedroogen werdt, hoewel door zyne eigen moedwillige fchuld; want in den oorlog, welken hy naderhand, op eene alleronbillykfte wyze, zyn' Zoon aandeed, werdc deeae fchoone ftad, toen reeds door 6000 huisgezinnen bewoond, elendig verwoest. Niet verre van de plaats, alwaar de PontangsRivier, nuTanare genoemd, in zee valt, in't midden van een fraayen met kleine riviertjes bezetten inham , maakt de kust weder een ftompen uitfpringenden hoek , voor welken een zwaar zandrif ligt, dat tot aan een Eiland loopt, het Menfcheneeters Eiland genoemd. Tegen over de rivier van Pontang, derdehalve myl ten Noorden van den wal, ligt in zee een gevaarlyke blinde klip, Tfieribon genoemd, ongeveer in 't midden tusfchen de Eüanden Punto Babi en 't Wapen van Hoorn, welke ligging deeze anders gevaarlyke plaats kenbaar maakt. Een groote halve myl Noordoostelyker ligt noch een diergelyke. Ook is in 't midden, tusfehen den wal en 't eiland 't Wapen van Hoorn, eene ronde zandplaat, de Vogelftruis droogte genoemd ; en wat verder zyn verfcheiden' kleine Eilandjes van weinig belang, tot aan de punt van Tangerang, die hedendaags de fcheidpaal is van 't Moorsch Koningryk van Bantam, en de Hollandfche Bezittingen in jacatra, door middel van de rivier Tangerang , welke verre landwaards in haaren oorfprong neemt uit het gebergte van Salak en 't nabuurig Blaauw gebergte, van daar met weinig aanzienlyke bogten naar zee loopende. Vlak voor de rivier Tangerang ligt een naamloos Eiland, van waaide kust tot aan de rivier Ankee weder naar het Zuiden fchiet, en van daar komt men zeer fchielyk te Batavia. Van den uitloop der rivier Tangerang tot aan Batavia zyn in 't geheel maar drie mylen afftands, in welken korten ryd men verfcheiden' kleine rivieren vindt. Ten Oosten van Batavia zyn de rivieren Maronde en Bacaifie, en van daar ïpnngt de kust wederom eenige mylen naar het Noorden , om den inham van Batavia te volmaaken , die bevat wordt tusfehen de uitfleekende punten Ontong Djava ten Westen , en Karawang ten Oosten. Deeze tusfehenruimte bevat eene wyde baay, net zes mylen lang , en twee mylen diep, op zich zelve voor de zee open, doch gedekt met verfcheiden' Eilanden, die 't geweld der baaren breeken , en aan dc reede van Batavia eene genoegzaame veiligheid bezorgen. Het eerfte dier Eilanden is Arnfterdarn, nevens de uieftcekende punt. Djava  GELEGENHEID. ii Djava gelegen, en voorts van geen belang. Eene halve myl van hier ten Oosten ligt Schiedam, en eene halve myl Zuidelyker Onrust, het welk met recht dien naam verdient wegens het geduurig gezaag en geklop aan de ontramponecrde fchepen, die hier worden herfteld : ten deezen einde is dit klein Eiland met Zaagmolens en alle andere Werktuigen tot den Scheepsbouw noodig voorzien, en mag dus voor een wonder in 't Oosten worden gehouden , alwaar de werktuigkunde anderszins in de wieg ligt. Met recht is hier toepasfelyk de fraaye befchryving van den Heer De Marre, Daar ligt ons Onrust, dat met zo veel heerlykheid De morgenfehaduwen op 't vlak der watren fpreidt. Bezie hoe luisterryk het uitblinkt in vermogen, Daar 't onze ree bewaakt met honderd Argusoogen, De list verydelt van een kwaaden Nagebuur, Of in des oorlogs woede al dondrend van zyn muur, 's Lands Timmerwerf befchermt, de kielen ongefchonden Aan zyne kaay bevrydt door 't vuur der yzre monden , Terwyl de Batavier, op deeze zorg gerust, Den Handel kweekt en dryft op Javaas Oosterkust. ó Dierbaar Eiland, zo gewigtig van waardye, Zo nut als wenfchelyk voor onze Maatfchappye! Ik rep niet van den fchat, dien ge aan uw boord vergaérf, En in het ingewand der kapgebouwen fpaart; Noch van de vlooten die aan uwen oever dryven. ö Neen! ik wil alleen uw Timmerwerf befchryven; Die nutte Timmerwerf met zo veel vlyts bezocht, Wanneer de kielen, na een fcherpen watertogt, De brosfe lendenen geknakc zyn, of verwrongen, De ribben ingeboord, uit haar verband gciprongen. Of als zy reddcluus aan mast of fteng, uit zee Aanboegen in 't bereik der Jacatraiehe rcê. Ten Zuiden van Onrust liggen wederom verfcheiden' kleine Eilanden , te weeten Kuiper, Schiedam, Haarlem, Engelsch Onrust, Purmermd, Harn en eene hooge zandplaat , ten Oosten van welke het Eiland Eda;n gelegen is, ongeveer vyf mylen van Batavia, tot eene plaats van vermaak aangelegd door den Gouverneur Generaal Camphuis. Aldaar zyn ook eeni* ge Pakhuizen en eene Zaagmolen , benevens allerhande Gewasfen en Dieren. Weleer werdt het Poelo Dawar of het Harseiland genoemd, naar een groo- B 2 ten  ■ B A T A V I A 's ten harsboom, die 'er op groeide. Met Eiland is ongeveer drie vierde uurea gaans in zyn omtrek, thans voorzien met allerleye ichoone vrugtboomen, en met eenige hoofden tegen den flag der baaren beveiligd. De Heer Camphuis heeft het Eiland ook verfierd met een fraay huis, in den Japanfchea fmaak gebouwd, en de tuinen zeer net met heggen en cingels doen beplanten ; waar door deeie plaats, die daarenboven eene geheel vryc en koele" zeelucht geniet, een der vermaakelykfte lusthoven der Weereld is. In de nabuurfchap vindt men op ondiepten menigvuldige Coraalgewaifen, die van eene uitmuntende fchoonheid zyn, en de loftuitingen van den Heer De Marre zeer wel verdienen. Daar 't lommerryk Edam in zo veel luisters pronkt, En uit het weemlend nat al fchcemrend ons belonkt. Help Hemel! wat is dit, wat zien wy ? kan het weezen? 'k Zie wondre bosfehen uit den grond, der zee verreezen; lk zie waranden; 'k zie gedierten, groot en kleen, Door 't. vloeyend fpicgelglas der heldre. watren heen. Een halve myl ten Zuid oosten van Edam , zyn naar den wal weder ver* fcheiden' Eilanden, te weeten Alkmaar, Enkhuiaen, Leyden en Van derSmit, doch alle onbewoond. De hoek van Karavvang beftaat uit twee naamlooze Eilanden aan wederzyden der rivier van denzelfden naam, die hier in zee valt. Deeze rivier heeft drie hoofden en noch verfcheiden' kleiner monden , en ontfangt ook een aanmerkelyken uk uit de Moordenaars rivier, die in het nabuurig Tsjeribon ontfpriagt. r Wat nu het Koningryk Jacatra van binnen betreft, het zelve hee.t aan den Oostkant de rivier Tfiparaga, cn aan dezelve een groot bosch met gebergte vermengd, en vyr mylen landwaards twee geringe dorpen, die beide, naar de Javaanfche manier van bouwen, fraay zyn opgetrokken, en-door omtrent 170 huiïgezinnen worden bewoond. De voornaamfte rivier aan deeze kust is die van Raravang, aan welke men vierdehalve myl van ftrand vindt de binnenlandfche houten vesting Tandjong Poera, die in de magt der Maatfchappye is, en binnen welke een Luitenant met eenige Soldaaten huishoudt, ongeveer op een affland van j mylen van Batavia. De rivier is eene fcheidpaal tusfehen de landen van Jacatra, Tsjeribon en de eigendommen van den Soufouhounan of Keizer van Java. Zeer gelegen is deeze rivier tot het vervoeren van allerhande goederen, en ook daarom met veele welbewoonde dorpen aan haare beide oevers beplant ^  GELEGENHEID. *3 Ten Zuiden van de rivier Kadouang ligt het landfchap Baidong , dat weinig bewoond, maar zeer bergagtig is, en eene groote mengte van zwavelmynen bevat. Verder Zuidwaards is het landfchap Sidaromer, oo!c bergagtig en meerendeels weinig bewoond, uitgezonderd eenige dorpen van het ftrand der groote Zuidzee. Aan de rivier Bacaifie , die ten Zuiden van de voorige in zee loopt, heeft de Maatfchappy ook eene houten vesting, en verder van daar ten Zuiden liggen twee groote en verfcheiden' kleiner dorpen. Van ftrand af is dit land tusfehen deeze beide rivieren in gelegen, zeer vlak , en vervuld mei rystvelden. Ten Westen van deeze rivier komt men, zonder veel byzonderheden te ontmoeten, te Batavia, welke ftad aan zee gelegen ten Oosten heeft de rivieren Tfiakan , Sontar, eenige kleine fpruiten , en de post Jacatra; ten Zuiden de Forten Noordwyk, Tanjong en Ryswyk , en ten Westen Ankee aan de rivier van dien naam, en verder Tangerang aan de gelyknaamige rivier. De groote rivier van Jacatra of Batavia neemt haaren oorfprong uit. het hoog of zogenoemd Blaauw gebergte van Java; de rivier Ankee fpruic uit de nabuurige bergen van Salak, gelyk ook die van Tangerang, welke, een groot water is, gemeenlyk i 8, en in de regentyden' wel 18 voeten diep. Het derde Koningryk van Java is Tfieribon, ten Oosten van het voorige. Jacatra gelegen. De Noordkust van dit landfchap is meerendeels laag, op. veele plaatzen zeer toegangelyk, maar op andere ook door zandplaaten gevaarlyk gemaakt. Aan den Oostkant zyn ook twee Eilandjes of liever verheven zandplaaten een myl of drie in zee, en tusfehen deeze en Pamcnoekan , by eikanderen , drie gevaarlyke Steenklippen onder water. De Noordkuit is insgeiyks zeer vlak en met een zandig ftrand voorzien, maar heeft.teffens veele blinde klippen: aan den Oostkant vindt men Dirk de Vriezen baay, zynde deeze inham gemaakt door een uitfteekende kaap, die met eene naauwe engte aan 'c land gehegt, zich van verre als een Eiland vertoont. Aan haare Zuidzyde maakt dit Schiereiland ook eeiv baay, Mauritius baay genoemd. Het geheele Landfchap wordt bevogtigd door veele fraaye rivieren , diemeerendeels ook met welbebouwde dorpen zyn voorzien; 'aan den Noordkant vindt men. 13 kleine en drie groote rivieren, welke laatfte verre landwaards in uit de gebergten voortfpruiten, en alle haar begin neemen in 't landfchap Priargan, een binnenlandsch vry gemeenebest, 't welk door de Regenten van zyne zes voornaamfte plaatzen wordt beftierd. De Noordkust heeft noch meer aanzienlyke rivieren, en wel voornaame* 13 3 lyk  I4 BATAVIA 's ]yk die van Indramaja, welke aan 't Oostelyk einde van dit gebied in zee loopt, en vooral aan den zeekant mee menigerleye dorpen is bezet. Aan deeze volgt in rang de fcheidrivier, na den kant van Jacatra uitftroomende, ,doch wier mond door eene mecnigte zwaare zandbanken zeer onveilig is. In 't midden liggen de rivieren Tjasfen en Pananoeken , aan welker mond .de Javaanfche koopftad van dien naam gelegen is, in welker nabuurfchap een vuurfpuwende berg wordt gevonden, die dikwerf met groote hevigheid uitberst. Eene myl ten Noorden van Tfieribon ligt het beroemde heilig graf van Sjeich Ibn Moelana, een der oudiie en aanmerkenswaardigfte Javaanfche zeldzaamheden. Aldaar ligt, naamelyk, deeze allermeest geëerde Heilig begraaven, die de heidenfche volJceren tot het geloof van Mahomed heeft bekeerd. By de inwooners wordt dit graf doorgaans genoemd Aftana (dat is Paleis) van Soefoehounan Goenong Djati. Deeze Ibn Moelana was een Arabier, eerst gereisd op Hehem in Suma,tra, en van daar door Java op de plaats daar nu Tfieribon ftaat, gekoomen in *t jaar 1406. Hy zette zich hier ter neer op een berg, beplant met zogenoemde Djati boomen, en leide een eenzaam heilig leeven ; waar door by met 'er tyd veele der nabirurige Heidenen zyn Geloof deed omhelzen. Ook gaf hy voor, dat veele Arabieren hem om zyne heiligheid waren gevolgd, hoewel het niet onwaarfchynlyk is, datzy op eene listige wyze zyn mede gevoerd om hier aanhang te maaken. Het groot gerucht der heiligheid van deezen vreemdeling kwam ook ras den nahuurige Vorften van Damak cn Padjang ter ooren, die zo veel te nieuwsgieriger waren om deezen heiligen man te zien, dewyl zy al vroeger het Mahomedaanfche Geloof hadden omhelsd. Met veertig mannen , in den Mahomedaanfchen Godsdienst wel ervaaren, trokken zy re zamen na den beroemden Kluizenaar, en ondervroegen hem over de grondftell.ngen hunner Sefte, in welke zy hem zo ervaaren vonden, dat zy 'er alle over verwonderd ftonden, en bekennen moesten, dat het hunne verwagting verre «e boven ging. De Vorften waren hier in 't byzonder over voldaan, dewyl zy nu hoope kreegen , dat zy door middel vnn deezen Heilig de nabuuri^e Vorften van Galoh en Padjadjaran in 't Westen van 'teiland ook tot hunne gevoelens zouden overhaalen: ten welken einde zy hem verzochten zulks te willen beproeven, 't geen hy met gmote vreugde aannam. Hy ïeisde toen fpoedig na Galoh en Padjadjaran , en onderwees de Vorften dier Landfchappen en hunne Onderdaanen. met dit gevolg, dat zy niet alleen zyne Hellingen omhelsden , maar hem ook tot hun Opperhoofd verklaarden. ^  GELEGENHEID. 15 Ibn Moelana keerde daar op te rug naar Tfieribon, en- gaf zynen Vrienden , den twee voornoemde Vorften van Damak en Padjang, kennis van 't gelukkig gevolg zyns Gezantfchaps. Dan om hen verder van zyne dankbaarheid te overtuigen , verzocht hy den Vorst van Damak, alle zyne Onderdaa* nen op een' gezetten tyd te willen vergaderen op zyn buitenhof, dewyl hy hen iets gewigtigs had voor te ftellen. De menigte kwam hier op ras te zamen , wanneer de Wonderman hen dus aanfprak: ,, O alle gy Ryks„ raaden en Volkeren van Damak, wy maaken u bekend, dat door de be„ friering des Allerhoogften Gods, u lieder Heer Kijay Gcdee van Damak „ op deezen dag, deezer maand, en van dit jaar, Sulthan van Damak zal „ genoemd worden ". De geheele menigte Hemde dit toe met groote toejuiching , en de Heilig reisde met den nieuwen Sulthan van zyn maakzel na den Vorst van Padjang om den zeiven op eene gelyke wyze tot Sul» than of Koning te verheffen, het welk, als op 'sHemels bevel gefchied, zynen onderdaanen niet minder aangenaam was. Ibn Moelana, dit gewigtig ftuk volbragt hebbende, keerde weder na zynen Djatiberg, werwaards hy door de Vorften en hunne Ryksraaden mee grooten eerbied werdt geleid. Een maand laater keerden deeze Sulthans met een' grooten ftoet tot den Heilig te rug, en gaven hem insgelyks een* aanzienlyken eertytel, door hem te verheffen tot Soufouhounan of Keizer van den Djatiberg , en keerden hierop met hunne onderhoorige manfehap te rugge. Doch, om het niet by een blooten tytel te laaten blyven, bezochten, zy hem eenige maanden laater wederom, met zich brengende vyf of zesduizend hunner Onderdaanen, welken zy last gaven voor hem eene bemuurde ftad te bouwen, acht honderd vademen lang en breed, en met muuret* van twee vademen dik omringd: welke ftad begonnen en voltrokken zynde Tfieribon genoemd werdt. Daarenboven gaf hem de Sulthan van Damak zyne dochter ten huwelyk, en aan dezelve tot een bruidfehat de ftad' Tfieribon met haare omleggende landen. De nieuwe Keizer vondc ras middel om zyne bezittingen te vermeerderen ; en onder den naam van zynen Godsdienst overal voort te planten , veroverde hy veele nabuurige gewesten, onder anderen de voornaame ftad Bantam Girang, de rykszetel der Bantamfche Vorften , en, van daar overfteekende naar Sumatra, de Ryken Sillebaren Lampon. Ook hebben verfcheiden' Lamponners, met hem overgefloken, zich in 't binnenst van Jacatra nedergezet, gelyk uit verfcheiden' oude gedenkftukken, aldaar noch te vinden v biyken kan. Hy overleed in een hoogen ouderdom, en liet drie zoonen na, die zy-  l6- BATAVIA 's ne heerfchappyen verdeelden, en hem ter eere de voornoemde graftombe opi richteden, vveike wy nu wat nader zullen befchryven. Dezelve beeft ongeveer de hoogte der Stadshuis toren van Amfterdam, en is van vooren vierkant, maar van achteren, alwaar zy tegen een Heil gebergte ftuit, is de gedaante eirond. Het graf beftaat uit vyf verdiepingen, in de rots uitgehouwen, waar van de benedenfte eenige trappen laage-r is dan de tweede , en zo vervolgens: de eerde'vlakte is ook verre de grootfte, en zy worden naar evenredigheid kleiner. Men gaat naar het eerfte plein door een gemeen hek met zeven fteenen trappen, die in 't midden door een hekje kunnen worden afgefloten. Het' plein zelve is met klinkertfteen gevloerd, en honderd voeten in 't vierkant breed, van vooren met een muurwerk vyf voeten hoog, en met witte Chineefche ftecnrjes, byna op de Hollandfche wyze , opgezet: boven op dit muurwerk (taan aan weerkanten der trappen vier ongemeen fraaije porceieine bloempotten met bloemgewaden, en aan de linkerhand twee lommerryke Cocosboomcn. Tot de tweede verdieping gaat men op langs gelykzoortige trappen, en vindt aldaar op het muurtje acht fraaye bloempotten, die alle door de nabuurige Moorfche Koningen aan de graftombe zyn gefchonken. Op dit plein ftaan fraaye boomen , en drie netgebouwde Indiaanfche wooningen, ten dienfte der Vorften, als zy hier koomen om hunne offerhanden te verrichten. Dit plein is daarenboven alleen in het midden met een breeden weg gevloerd, en voor merkelyk breeder dan achter. Tot het derde plein gaat men langs vier trappen door een hekje en fraaye poort, alwaar men ook een muurtje, maar geenerleye potten of andere cieraaden, vindc. En tot op dit plein, en niet verder, mogen de Hollanders en andere Christenen koomen. Men zegt, dat weleer de Heer Jakob Koeper, toen Oppergezaghebber van Java's Oostkust met verfcheiden' zyner Officieren , zeer tegen den zin der Moorfche Priesters, boven tot aan het graf is geweest; doch dat de meesten deeze domheid met den dood hebben moeten boeten , zynde zy met lang daarna geuorven : waarfcbynlyk door eenig vergift hen op een behendige wyze toegediend. Tof het vierde plein klimmende Offerairs wederom langs vyf trappen op; dit plein is vercierd meteen zeer fraayen Moorfchen Tempel, in welken de javaanfche Vorften twee of drie maal 'ijaars hunne plegtige offerhanden verrchren ; dat gebouw :s zeer fraay, en bellaar uit drie allengs toeloopende verdi* pingen. Ook zyn hier verfcheiden' boomen , eenige zeer groot, m andere kleiner, die een aaogenaamen lommer verlcUflen. EindeiyJs  GELEGENHEID. 1? Eindelyk gaat men wederom langs eenige trappen, die echter van verre ■niet wel kunnen worden gezien, na het vyfde plein, dat het bovenlte van. allen is: het zei ze is ook verre weg het kleinfte, en Raat met zynen eirort» den achterkant tegen de fteilte der rotzen. Op dit plein zyn geeneihande fier-aaden behalven 't graf zelve, hetwelk, als by niemand der reizigers van naby bezien, door hen op eene zeer verfchillende wyze worde befchreeven. Riet zekerheid kan rnen alleen zeggen, dat het eene frarye verheven tombe zy, met eene groote overwelfde deur , die volgens verfcheiden' berichten zwaar verguld is. De hoogte der tombe is aanmerkelyk, dewyl dezelve niet alleen gemaakt wordt door de trappen, langs welke men van het eene plein tot het andere komt, maar dewyl ook de pleinen zelve op ee^e aanmerkelyk hellende wyze in 't gebergte zyn uitgehouwen. Ondertusfchen is het jammer, dat dit fraaye en oude konstftuk hoe langs hoe meer vervalt, dewyl 'er geen onkosten tot onderhoud aan worden beöeed. Het zelfde lot ondervinden de huizen der Moorfche Priesters, in de nabyheid gebouwd : deeze lieden zyn egter omtrent dit graf zeer waakzaam,, en zo ras komt'er geen Christen omtrent, of hy wordt ten minften door twee van hun in 't befchouwen verzeld. Dit doen zy gedeeltelyk om eenige belooning van den reizenden man te trekken, en vooral, op dat geen Christen de beide bovenlte pleinen der heilige tombe aou naderen. Zy geeven dan ook een verhaal aangaande de daaden en ontmoetingen van hunnen Heilig , en verwonen noch eenige hem betreffende overblyffels, vooral een'vermollemden wagen , weiken hy weleer zou hebben gebruikt. Tot her. befchreeven graf kan men in een half uur van Tfieribon te paarde, en in een uur te voet koomen: naby het zelve vindt men een gehugt van wel drie honderd huisgezinnen , die,meest van de aalmoezen der bezigtigers moeten keven; zo dat het reizen hier, wegens de menigte der bedelaars, ongemeen lastig valt. Het gewoone geld ten dien einde gegeeven, belbar. in Pitis , welker i o e'encn ftuiver uitmaken. In 't graf zelve ligt niemand dan de Heilig alleen; want hoewel verfcheiden' Vorften van Tfieribon en hunne Vrouwen groote begeerte hebben getoond om hier te worden bygezet, heeft hen dit geluk nooit mogen gebeuren. Tfieribon, de Hoofdftad des Koningryks, ligt in de nabuurfchap van eene kleine rivier, zynde een der grootfte onder de Javaanfche Heden, en de woonplaats der Vorfien vanditRyk. Zy breidt zich voornaamelyk uit langs de rivier, en loopt ruim anderhalve myl landwaards in, langs een fchoonen breeden weg. De Had bevat tusfehen de dertig en veertig duizend inwooners, en beftaat meest uit bamboezen gebouwen, gelyk de meeste Javaan- C fché  jS BATAVIA's fche Heden. Het Paleis des Vorften is echter maatig fraay van Heen opgehaald , gelyk ook het huis van 't Hollandsen Opperhoofd, en eenige weinige andere, onder welke de Moorfche Tempel, van drie verdiepingen hoog, de fraaifte vertooning maakt. De Hollandfche Maatfchappy heeft hier voor haar Opperhoofd eene Vesting, zynde een fchans met twee heele en twee halve Bolwerken, doch flegts van hout gemaakt. Onmiddelyk aan 't Koningryk van Tfieribon grenst het Ryk van Mataram, dat onder den Keizer van Java behoort. De Zuidzyde van die gewest is gedeehelyk vlak en zandig, doch heeft ook verfcheiden' bergachtige oorden, vooral in 't midden , alwaar eene kaap van hoog gcbero-te uitfteekt. Niet verre van 'c Westclyk einde des gebieds, vindt men een grooten eironden inham, en voor denzclvcn een groot Eiland,, dat .alleen aan 't zeewater door twee enge flenken toegang verleent. Aan 't Oostelyk einde is ook zulk een Meer, 't welk maar door eene fpruit met het zeewater vcreenigd is. Aan den Noordkant vindt men vooreerst naby de Tfieribonfche grenzen de Had Tagal, een der aanmerkclykfle Zeefleden van Java, welke ruim acht duizend huisgezinnen bevat. Zy ligt aan den voet van een zwaar gebergte verder landwaards in gelegen, en heeft ook eene Hollandfche Vesting, met een Opperkoopman, om voor den Rysthandel te zorgen. Verder op vindt men verfcheiden' rivieren, en aan dezelve aanzienlyke dorpen, en noch Oostelyker de Had Samarang, wegens haare fraaye ligging in 1708 tot de Hoofdplaats van den Oppergezaghebber van" Java's Noordkust verkooren ; na welken tyd de Comptoiren der Maatfchappy derwaards zyn verplaatst , terwyl 'er oudtyds maar een Koopman lag. Deeze plaats ligt ongeveer 53 mylen van Batavia, en hoewel maar een open vlek, verdient zy echter eene Had genoemd te worden, wegens haare uitgebreidheid, die ruim wne myl in 't rond beflaat, en ruim twintig duizend huisgezinnen tot inwooners bevat, die zich altemaal geneeren met visfehen , rystplanten , hakken en zagen van Djatihout", enz., in alle welke zaaken de Chineezcn, gelyk overal, daar wat te' winnen valt, de naarftigfte zyn: waarom deeze plaats ook met eene zeer bloeyende Markt is voorzien. De huizen zyn meerendeels, volgens den Tndiaanfchen trant op deeze Eilanden , van gefpleeten bamboezen zamen gevlogten : ondertusfehen zyn 'er ook noch al veele van Heen voor de voornaamfte Grooten en Kooplieden, inzonderheid munt uit de wooning des Landvoogds, die een van de  GELEGENHEID. de voornaamfte Prinfen desKeizerryks is, zynde die gebouw een zeer groot: fteenen gevaarte aan eene fraaye rivier opgetrokken, tot het welk men over een fteenen brug nadere. De Hollandfche Gezaghebber heeft hier ook eene fraaye fteenen woon'ng, gelegen in 't midden van een aanzienlyk houten Fort, 't welk ruimer is dan 't Kasteel van Batavia, en uit vyf zeer welgeregelde bolwerken befcaat, die alle wel met gefchut en eene bezetting zyn voorzien. Eene myl beoosten Samarang, ligt ook een groot Vlek Torrabaja geheten , zeer gelegen tot den Rysthandel, maar veel minder aanzienlyk dan Samarang. Verder Oostwaards ligt de aanzienlyke ftad Japara , die gelyk Samarang ook door een aanzienlyken Landvoogd worde geregeerd ; zy ligt aan eene fraaye rivier, en is aan den zeekant met een kraalfteenen muur omringd, maar aan den landkant geheel open. De ftraaten zyn hier, gelyk in meer Javaanfche fteden , naauw, ongemakkelyk voor de gebruikers, en ook zeer vol kromten , zynde de huizen meest vjn bamboes, en maar enkele van planken of metzelwerk. De Chineezen hebben hier een fraayen Tempel en Straat, die, wegens de bamboezen gebouwen in 1685 geheel afgebrand, na dien tyd weder ruimer en fraayer is opgebouwd. De zucht deezer Natie tot den handel heeft hier eene zeer bloeyende markt gemaakt, op welke alles zeer goedkoop is, zodat men een hoen voor eenen ftuiver, een gans voor eene knelling , en een geheel koebeest voor twee of drie ryksdaalers bekoomen kan. De Moorfche Landvoogd heeft hier eene fraaye fteenen wooning, en voor dezelve een fraaye renbaan, alwaar hy met zyne Grooten zich in 't werpen met de lancie oeffent. Aan den overkant der rivier ligt een gebergte, op het welke de Maatfchappy eene vesting heeft gehad, wel voorzien met gefchut en verdere ammunitie van oorlog: doch met het verleggen des Hoofdcomptoü-s na Samarang. zyn bier de voornaamfte zaaken weggehaald. Ondertusfchen is hier noch een Opperhoofd gebkeven , die zorge draagt voor den Rysthandel. By het verlaaten van 't Comptoir, hebben die van Batavia de vesting overgegeeven aan den Javaanfchen Ke'zcr, en daar en tegen een fraay verfterkt fteenen gebouw doen ftichten, In 't welk een wagt van 25 man is gelegd. Noch verder Oostwaards ligt aan ftrand de vermaakelyke koopfta 1 Jawana, zynde een zeer bloeyend open vlek, dat ten minften veertig duizend Inwooners zal bevatten. Inwendig is het geheele land vol fteiïe bergen, uit welke menigvuldige C 3 rivie»  ao B A T A V I A. 's rivieren voortkoomen , welke weder zeer vruchtbaare en' welbebouw^ de vareyen verfchaffeo. Men heeft nooit beter gelegenheid om de inwendige natuur deezer landrtreek te leeren kennen, dan door de reis met 's Compagnies Ambasfadeurs van Samarang na Mataram te doen. Dezelve werden van die plaats altoos afgehaald dooreen groot geleide Javaanfche Grooten , ten dien einde van den Keizer gezonden , en koomen op den eerden dag tot Ongaran, door veelerleye omwegen in het gebergte. Oncerwege nekt men door tien dorpen, en ziet 'er noch een groot getal aan alle kanten, wier inwooners alle Rystphnters zyn. Het dorp Ongaran zelve ligt aan de voet van een hoogen berg van dien naam, die zyn top door èc wolken verheft, en desniettegen'ftaande byna toe boven toe met Ryst en Zuikerwordt bebouwd, en ook overal met veelerbande vruchfboomén is beplant Van deezen berg vlocyen ook eenige fraaye riviertjes, die de. envruchtbaare vlakten bevochtigen, en deeze plaats zeer veraange* naamen. De ingezetenen van dit dorp maaken ruim vyf honderd huisgezinnen uit, en zyn verplicht allen die van Samarang tot den Keizer reizen, naar 's lands wyze, van fpys en drank te voorzien, zonder, daar voor iets te moogen neeme.n; het geen hen op doodsftraffe verbooden is : waar tegen zy wederom van alle andere rykslasten zyn bevryd. De tweede dagreize » tot Salatiga, vyf mylen van Ongaran , welke weg zeer vermaakelyk is, en meest loopt door koele Djati bosfehen of rystvelden. Dit dorp is ook zeer aangenaam, en men wordt 'er insgelyka om niet onthaald. Op den derden dag legt men eenen weg af van zeven mylen, en komt. tos het dorp Sihmbi, alwaar men over de rivier Damak trekt, die twee mylen boven Salatiga met groot gedruis tusfehen de bergen en klippen ne« derdroomc, °Over deeze rivier ligt een byzonder zwaare brug,, zamengefteld uit enkele Djatibalken, die meer dan een voet in 't vierkant dik zyn, en zich naast eikanderen 300 traden verre uitdrekken. Deeze doortocht 13 midden in een boscb, alwaar men, wegens de engheid der fteile bergen, minder dorpen dan naar gewoonte vindt. By die dorp Siïimbi is eene poort, aan welke altoos een Hoveling ligt, die een■ van 'sKeizers vertrouw.dlle vrienden is, met eene groote menigte Soldaaten. DeezeOver.de moet op alles naauwkcurig letten, en mag niemand doorlasten, na den een' of anderen kant, dan, den. geenen., die daartoe, by opene bri ven van den Keizer, vryheid heeft; wordende deeze wagt, om alle bedrog te vermyden, alle maanden verlegd. Op den vierden dag vei volgt men den weg.ftceds Zuidoost waards, een — of  GELEGENHEID» 21 ©f twee mylen door eene aaneenschakeling van Bosfehen en bergen; doch daarna komt men in zeer fraaye vlakke velden, hebbende ter rechterhand een zwaar gebergte ; maar ter linkerhand zulke uitgeftrekte rystvclden , dat niemand dezelve , zelfs niet van de toppen der bergen, kan overzien. Ook is deeze geheele landfrreek zo vol dorpen, dat dezelve doorgaans naauwelyks een achtft'e van eene myl van eikanderen liggen, zo d c in eene ftreek van vier of vyf mylen in 't rond, meer dan vyftig dorpen liggen, bewoond door ruim tien duizend huisgezinnen. Voorts, recht voorttrekkende, heeft men ter rechterhand den hoogen berg Barbaboe, die ook uitneemend fraay bebouwd is, en zich met grooto en kleine heuvels aan 't gebergte van Ongaran vast hecht, uit welke vereeniging overal fpruiten voortvloeyen, die vereenigd meerendeels de groote rivier Damak maaken. Deeze berg, die zich tot eene groote hoogte verheft, is wederom zeer vol dorpen, die te zamen wel tachtig uitmaaken, en meer dan acht duizend huisgezinnen bevatten. Van den top,, die ongemeen vermaakelyk is, heeft men een zeer ruim gezicht aan alle kanten, en kan onder anderen de Zee zo- wel ten Zuiden als- een Noorden van daar worden gezien. Zeven mylen verder komt men aan het dorp Tadie en het gebergte van diera mam, tusfehen welks toppen de weg doorloopt. Straks ismen ook by de tweede Keizerlyke poort, en komt door dezelve in 't eigentlyk Mataram, een gewest , dat meerendeels uit eene aaneenfchakeling van hooge bergen befi-aat , die tusfehen beiden mef ruime en zeer flerk be» woonde dorpen zyn vervuld. Het dorp Tadie is insgelyks zeer groot, en bevat meer dan twee duizend huisgezinnen. Ook ligt het aan eene fchoone rivier, doch die zo fnel van loop is, dat alle tot hier toe geflagen bruggen in den regentyd zyn weggefieept: waarom de houten bruggen in dien tyd worden afgebrooken, en wederom in 't drooge faizoen Iserfield. Eer de Reizigers door de poort van Tadie in 't land van Macararr* mogen koomen, worden zy eerst wederom door de lyfwacht en haaren Officier wel onderzocht, en trekken dan, alles wel bevonden zynde, door deeze alleifchoonfte landftreek, bezaaid met veelvuldige rystvclden , cn vol van de fchocnfte plantagien en boomgaarden; wier overvloedige vruchten voor weinig geld worden verkocht, ea tot voeding; van veertig duizend huisgezinnen moeten ftrekkerr. Eene myl bezuiden den berg Barbaboe, ligt ro:1t een veel grooter, Belirang genoemd , welke zo hoog is, dat men van daar niet alken de beide Zeeën ten Zuiden en Noorden kan zien y maar zelfs de fchegen,. die in de Zuidzee zeilen. C. 3, Twe&  aa B A T A V I A 's Twee mylen van hier ten Oosten, ligt de groote ftad Kartafoera de Ningrat , ruim dertig duizend huisgezinnen groot, en de tegenwoordige Hoofdftad des javaanfehen Ke'zers. Deeze ftad is zeer groot, doch open , en bevat weinig aanmerkelyke gebouwen buiten haare Paleizen , en vooral het Keszerlyk Hof, alwaar, behalven de Moorfche, zo Manoelyke als Vrouwelyke lyfwagcen, ook doorgaans een Hollandsen Opperhoofd niet een Europeefthe wagt wordt gevonden. De Paleizen van verfcheiden' Ryksgrooten zyn ook zeer fraay, doch het overige der ftad beftaat alleen uit laage bamboezen hutten, uitgezonderd de Mahomedaanfche Tempels, die tot eene groote hoogte zyn opgetrokken. De Keizer heeft hier wyduitgeftrekte diergaarden , in welke Ti» gers, Leeuwen en allerley andere vreemde Dieren worden bewaard; dezelve zyn met huisjes voorzien, uit welke de Keizer, benevens zyne gelieidfte Vrouwen, de gevcgten der wilde beesten kan aanfehouwen. Nevens dezelve is eene zeer groote Renbaan, in welke alle Maandagen door de Ryksgrooten en den Keizer zeiven, met de lancie, vermaakshalvcn worde geftreeden , om eikanderen uit den zadel te ligten , of voorby te rennen. De geheele weg van Tadie na Mataram is, aan weerskanten, met heinigen en houten poorten bezet, zo dat niemand van denzelven ontkoomen kan, dan hier cn daar ter zyde door het gebergte, 't geen echter niet zonder dringend levensgevaar kan gefchieden. Drie uuren gaans van Kartafoera komt men by de derde poort, Oepak genaamd, daar men al wederom, doch minder geftreng dan wel aan de eerfte poorten, wordt ondervraagd. Van hier komt men te Caliader, en eindelyk te Mataram zelve , door eene poort insgclyks met waakend krygsvolk bezet. Deeze weg is verre de gemakkelykfte om te Mataram te koomen: 'er is noch wel een andere van Tagal, gelyk ook van Balamboang, doch deeze zyn langer, en minder gemakkelyk, maar eveneens met fterke wagsen bezet. Weleer was Mataram de gewoone Hofplaats der javaanfche Keizers, en is noch de eerfte en grootfte ftad des gantfehen Ryks, meest bellaande uit twee groote ftraaten, wier eene, Zuid en Noord lopende, ongeveer de lengte heeft van twee mylen, en aan het Zuid einde verfierd is met het Kcizerlyk Paleis. Deeze Hoofdftraat wordt kruislings met verfcheiden' dwarsftraaten doorfneeden, wier Westelyke einden befchermd worden door een hooge fteenen muur, weleer boven acht en onder twaalf voeten dik, doch •thans, zedert de geweldige oorlogen met Tarnuna Djaja, en door 't vertrek der Hof houdinge na Kartafoera, zeer vervallen. De  GELEGENHEID. 23 De grootfte Zuid en Noord loopende ftraat is ook wel twee mylen lang; en dus bellaar deeze ftad, met haare groote en mindere ftraaten, eene zeer groote uirgeftrektheid, en meer dan 250,000 inwooners. Het Keizerlyk Hof, meerendeels een fteenen gebouw, is zeer fraay en uitgebreid, zynde fteeds door Keizers bewoond geweest tot aan 1677, wanneer de toen regeerende Keizer Tagekvangi, uit zyn Paleis door Tarouna Djaja verdreeven , zich te Kartafoera heeft gevestigd. Naby het Keizerlyk Hof is eene groote Renbaan en een menigte van minder Paleizen, door de Javaanfche Grooten gebouwd. Hier vindt men ook eene fchoone Diergaarde, in welke op 's Keizers kosten veele duizenden wilde Herten, Tygers, Rinocerosfen , Buffels, en ongemeen groote Stieren, ieder in afzonderlyke perken, worden onderhouden. Alle deeze plaatzen zyn omzet met zwaare heiningen, die, niettegenftaande haare hoogte, zomwylen door de Tygers worden beklommen , het geen hen echter zelden wel bekomt, dewyl zy fpocdig door de fteeds tegenwoordig zynde wagten met fchictgeweer of pieken worden afgemaakt. Behalven de reeds opgenoemde, zyn 'er noch veele aanmerkelyke plaatzen in't Mataramsche gebied, welke wynu, om niet te wydloopig te zyn, vooral daar zy weinig door Europeaanen bezocht worden, zullen voorbygaan, en liever de nabuurige Landfchappen van Kadoewang Panaraga en Madion eens bezoeken. De Zuidkant deezcr gewesten is meerendeels ontoeganglyk, wegens de fteile bergen, voor welke de zee ongemeen diep en menigwerf onpeilbaar is, uitgezonderd eene groote menigte van blinde klippen, die deeze kusten noch gevaarlyker maaken. Aan den Noordkant,, die over 't algemeen zeer vlaken bevaarbaar is, vindt men, behalven fteden en dorpen van minder belang, in de eerfte plaats de voornaame zeeftad Rembang, alwaar een groote handel is in Ryst, en noch meer in Houtwaaren; zo dat de Maatfchappy hier zomwylen haare Jachten laat bouwen. De ftad zelve is , naar den Javaanfchen fmaak gerekend, zeer fraay, en hoewel veelal uit houten huizen beftaande, ook noch met eenige fteenen gebouwen verfierd. De Maatfchappy heeft hier ook eene fraaye houten vesting, in welke een Onderkoopman met eene bezetting van 25 man woont, tot beveiliging van den handel. Aan den Oostelyken hoek van den Noordkant, vindt men noch twee voornaame ftcden, te weten , Toeban en Cidajoe. Toeban plagt weleer onder een byzonderen Koning te ftaan, die een magtig gebied bezat, doch behoort thans onder den Keizer. De ftad is noch fraay en welgelegen , zy wordt thans door een Temanggong beftierd, welke hier een fchoon Paleis en aanzienlyke Hofhouding heeft. De Moorfche Tempel is ook zeer  24 BATAVIA 's fraay, benevens de Diergaarde, altoos voorzien met veclerhande wild gedierte. Ook had de Koning hier weleer eene groote öal-ling met Paarden en •Oliphariten, welke thms is te niet geraakt. Binnen in deeze Landftreeken zyn, behalven de menigvuldige dorpen, ook verfcheiden' Heden, die onze aanmerking verdienen, en wel inzonderheid Jagacaga, Madion, Kaderi en Brindjok. Jagataga, eene fraaye ftad, ligt aan den voet van het hoog gebergte Levvoe, en is eene der aanzienlykfte van gantsch Java , hebbende veel fraaye gebouwen, benevens eene fchoone Motquee, tenvyl zy door een uitgeftrekten houthandel bloeit. Madion is gelegen in een Prinsdom van dien naam, en wordt geregeerd door een Prins, gekoozen uit 's Keizers voornaame Ryksnaden , die een fchoon Paleis en ruime Hofhouding heeft. De ftad is zeer «Itgeftrekt, beflaande meer dan eene myl in den omtrek, en bloeit niet weinig door een' voordeeligcn Hout en Rysthandel, ten welken einde verfcheiden' ruime Marktplaatzen in dezelve worden gevonden. De ftad Kadiri is van noch grooter aangelegenheid , als wel anderhalve myl in den omtrek beflaande, en wel i o. ooo huisgezinnen bevattende. Ongemeen vcrmaakelyk is de ligging deezer plaats, als gebouwd aan eene van Java's aanzienlykfte rivieren, zynde dezelve met een' fteenen muur omengd. Indien deeze ftad niet zeer veel gefeeden had in de ootlogen met Taroana Djaja, Ssurapati cn andere wederfpannelingen, zou zy de fchoonfte.des gantfeben Ryks zyn; desniettegenftaande is zy noch zeer fraay, welgebouwd, cn, dewyl zy eene der beste vestingen van Java is, vol krygsvolk. Brmdjok ligt aan dezelfde rivier, als Kadiri, doch Zuidelyker, nader by derzelver oorfprong uit het gebergte, en is niet alleen wel bewoond, naar ook net bebouwd, zo dat zy, naar maate haarer grootte, de meeste fteenen gebouwen onder alle de Javaanfche fteden bevat. Ten Oosten van 't Landfchap Brindjok liggen de Landen van Loedaja en Poegar, beide grenzende aan de Zuidzee. De ku»t deezer landen is meerendeels zeer fteil en rotzig, uitgezonderd een gedeelte des lands van Poegar, het welk een vlakken en zandigen oever heeft, rykelyk voorzien met Jagerboomen. Inwendig ligt hier de hooge berg Mameroe, en verder landwaards in naar 't Oosten eene menigte ryityelden; zynde het land zelve zonder aanmerkelyke fteden of groote dorpen. Niet verre van land ligt in de Zuidzee het Eiland Baron, dat. aan den Zuidkant ongemeen fteil wordt gevonden, terwyl voor de helmelhooge klippen geen ankergrond te bezeilen is. De  GELEGENHEID. ft$ De Noordkust ïs veel vlakker en byna overal genaakbaar, ook daarenboven zeer ryk in menigvuldige rivieren. Tegen over dezelve ligt het fchoone Eiland Madura , 't welk van 'c Oosten naar 't We^en ongeveer twintig mylen lang, en drie, vyf of zes mylen breed is. Het land is verdeeld in drie gewesten , te weeten Sammanap ten Oosten, Pamakasfam in 't midden , en Sampan aan 't West einde, wier beide eerfte deelen thans onder de befcherming der Maatfchappye (laan, terwyl alleen het Westelyk deel behoort onder den Panombahan van Madura, die de eerfte der vier Strandheeren , en een der aanzienlykfte Vasfallenis van 't Javaanfche Keizerryk. In 't land van Sampan ligt aller Noordwestelykst de itad Arosbaja, alwaar de onzen voor de eerfte reize landden in 1599, doch zeer fcwalyk ontvangen werden. Drie mylen Oostelyker ligt Maduretta, de grootfte en volkrykfte ftad des geheelen Eilands, bevattende dertig of veertig duizend inwooners. Alhier houdt de Vorst zyne woonplaats, zynde de ftad ook verfierd met die fraaijigheden, welke men by de Oosterfche Prinfen gewoonlyk vindt, en verder met een maatig aantal fteenen gebouwen ; terwyl het meerendeel der wooningen uit enkel bamboes beftaat. De nabuurige fteden Sampan, Quanjer en Ambaleja, behooren alle onder den Moorfchen Keizer, maar Pamakasfara, in 't middeldeel des Eilands, en 't Landfchap van dien naam gelegen , heeft tegenwoordig zyn' ergen Vorst , die zich onder de befcherming onzer Maatfchappye heeft; begeeven. Vyfdehalve myl ten Oosten ligt Sammanap, 't welk voor 't jaar 1707 ook op zich zeiven ftond, doch toen is gekoomen onder 't bellier van den Prins Sederma, die, wegens zyn flegt gedrag, niet lang daar na, door eene zamengezwooren menigte werdt van kant geholpen. Na welke gebeurtenis hem zyn minderjaarige Zoon, onder de voogdy zyner Moeder en de befcherming onzer Compagnie, is opgevolgd. De voornoemde ftad is zeer fraay en wel bewoond , gelyk het groorst gedeelte des Eilands, het welk men meent ongeveer drie honderd en vyftig duizend Inwooners te bevatten, 't geen waarlyk een aanzienlyke bevolking is van een Eiland, twintig mylen lang, en door eikanderen gerekend niet boven de vier mylen breed. Op de Noordkust van Java, tegen over Madura, vinden wy in de eerfte plaats het Koningryk Gresfic , weleer een aanzienlyk Koningryk , zelfs zodanig, dat deszelfs Regeerders in een naauw verbond ftonden met die van Amboina, en hen dikwyls in de Ternataanfche oorlogen onderftand booden. De plaats is noch hedendaags wel bebouwd , en heeft ouder anderen veel Chineefche in- D wooners 9  2Ó B «A ï A V I A 's wooners, die onder een' Capitein en Luitenant hunner Natie ffaan, en in de hier vallende waaren een grooten handel dryven. Voor de ftad ligc in zee een groot rif, 't welk echter zo veel tusfchenruimte laat, dat de fche* pen gemakkelyk kunnen aankoomen. Een myl achter Gresfic Jandvvaards in ligt het ftedeke Giri, op Java beroemd wegens zyn fraayen Tempel; teffens -vindt men hier, opeen bergje,, de begraafplaats van een der zoonen van den beroemden Scbeik Ibn Moelana , welk graf hoog en pragtig is gebouwd met verfcheiden transfen. Aan den zeekant ligt verder Zuidwaards wederom de ftad Sourabaja, een "der voornaamfte des gantfchen Ryks, liggende aan de groote rivier var». Cadiri, die beneden Sourabaja met vyf hoofdmonden in zee loopt; deeze ftad ftaat onder eenen Temangong, die de tweede Strandheer des Ryks is, en bevat ruim vyftig duizend inwooners. De Vorst onderhoudt hier eene zeer pragtige Hofhouding, en is rykelyk voorzien van Oliphanten, zynde het eene manier , dat hy zyne bezoeken van ftaat doe , zittende op eenen Oliphant in eert getraalyde draagftoel. De ftad zelve is zeer uitgebreid, bevattende, behal. ven veele mindere, eenige fchoone fteenen gebouwen en fraaye lynrechte ftraaten, benevens eene fchoone marktplaats,. op welke allerhande Waaren^. vooral Ryst, te koop koomen, welk laatst gewas alhier in tyden van vreede zeer overvloedig is, en waar van dikwils tot vyf millioenen ponden in 't jaar worden verkogt. De Maatfchappy heeft in Sourabaja ook een Opperhoofd , die teffens Capitein is, en met eene onderhoorige bezetting van honderd man in eene fraaye wooning buiten de vesting zyn verblyf houdt. De Vorst van Sourabaja was weleer een Koning van veel vermogen; want niet alleen ftonden onder zyn beftier, Balamboang, Pasfaroewan en Gresfic met alle de omliggende landen , maar ook een gedeelte der Zuidkust van Borneo : hy bewoonde toen een aanzienlyk fteenen PaleisAstena genoemd , 1 welk thans- byna geheel en al vervallen is.. Maar dit groot gebied is allengskens verkleind. en de Vorst tot een der eerfte Leenmannen van den Javaanfchen Keizer vernederd ; dan eindelyk in 't jaar 1708 werdt de toenmaals regeerende Prins van Sourabaja, wegens menigvuldige ontrouw, op 'sKeizers order gedood, en zyn oudfte Broeder in zyne plaats gefteld, doch in een volkoomen afhangelykheid vaa het Hof. Behalven andere fieraaden heeft Sourabaja eene fraaye Moskee , een der drie Javaanfche Hoofdtempels, op een Eilandje aan den overkant der rivier gelegen. Het zou zeer bezwaarlyk zyn eene naauwkeurige befchryving van *t gebouw te geeven, dewyl geen Christen op doodftraffc in hetzelve mag 0 koo-  GELEGENHEID. af koomen, al reinigde hy zich met alle Moorfche plegtigheden; in 'talgemeen kan men echter zeggen, dat ter zyden van dit pragtig gebouw gevonden wordt het graf van een' der grootfte Javaanfche Heiligen, te weeten van een der zoonen van Ibn Moelana, Sulthan Ampil genoemd, hoewel ook zommigen ftaande houden , dat Ibn Moelana niet te Tfieribon, maar in der daad hier begraavcn zy. Dit zeer eenvoudig graf is weinig van de overige Moorfche graven onderfcheiden, en beftaat alleen uit een hoop aarde met muurwerk omheind. Onderrusfchen is de grond hier omftreeks volkomen heilig, en het zou voor eene doodftraffelyke Godloosheid by de verdoolde Mahomedaanen gehouden worden, hier zyn water te maaken, of eenige onreinigheden, hoe genoemd, neder te werpen, zynde het reeds voor eenen Christen eene groote eere hier omtrent te mogen komen. De Priesters van deezen Heilig zyn ook gewoon, veelerhande verdigtzels aan de nieuwsgierige en bygeloovige reizigers uit te venten: onder anderen verhaalen zy, dat men tot drie keeren toe getracht heeft boven het graf des Heiligen Mans een verdekt gebouw te maaken, maar mee dit gevolg, dat hetzelve t'elkens door de Engelen in brand wie'rdc geftoken, waar door men genoodzaakt is geworden hier van af te zien. Ten Zuidoosten van Sourabaja ligt Pasfarouwan, eene ftad insgelyks van veel vermogen, en in 't begin deezer Eeuwe de Hofplaats van den beroemden Javaanfchen Rebel Sourapati. Deeze ftad beflaat ruim twee mylen in den omtrek, is na de Javaanfche manier redelyk wel verfterkt, en bezie veel gefchut met ruim vyftig duizend inwooners, die eenen uitgebreiden handel dry ven met Verfftoffen, Ajuin, Vogelnestjes, Koebeesten, Hoenders, enz. Waarom ook de Maatfchappy hier eene Vesting heefc met een Opperhoofd en eene fraaye bezetting. Het Vorftendom Balamboang is eindelyk het laatfte en 't Oostelykst gedeelte van Java; deszelfs Zuidkust is over 't algemeen zeer rotsachtig, en overal met klippen bezet, doch teffens vol inhammen en baayen, alwaar men dikwüs ccn go«d. kend geworden. De Regiering deezer ftad en landftreek is in handen van een Balifchonr Prins, die van den Keizer geheel onafhangclyk is, ea eene fraaye Hof hou»ding heeft. Ook wordt aldaar alles op zyn Balisch beftierd : evenwel is de aard der zaaken van dit Ryk weinig bekend , om dat de EuropeefcheNatien dit gewest binnenlands zelden bezoeken. Deeze landftreek, die ongeveer 144 vierkante mylen bellaar, is aeec wel bewoond cn vol dorpen, maakende de inwooners met eikanderen ongeveer een getal van 250,000. Her geheele Eiland Java bevat negen-en dertig groote fteden, cn vier." duizend vyf honderd dorpen, wier inwooners alle te za amen volgens Fa* lentyn worden begroot op ruim een-en-dertig millioenen. Maar in hes eerfte deel der Verhandelingen van het Bataviaasch Gcnootfchap der Konften en Weetenfchappen worde deeze znak geheel anders opgegeeven. Bantam is volgens de laatfte opgave zeer weinig bevolkt, en 't geheele Koningryk zou niet meer bevatten dan 5000 Tjatjars of Huisgezinnen : wordende een huisgezin gerekend op twee wapendraagende mannen , twee vrouwen en twee kinderen. De zom der geheele bevolking zou derhalven zyn alleen van 30000 zielen. Jacatra wordt met de Preanger landen gefchat op 2900a Tjatjars of 174000 zielen. De negen Provinciën van Tfieribon fielt men op 15000 Tjatjars of 00000 Perzoonen. Aas  N i e uwe Kaart v a n het Eiland JAVA; Gefclailct rolpens cle Joixglte Waameemino^eii op Ordex- dex- Nederlandfclie O. I. Maat&lxapxry gedaan .   GELEGENHEID. GO Aan Java's Oonkust worden de Landfchippen , die onder de berchcrming der Maatfchappye fhan , gefield op 46200 Tjatjars of 377,200 zielen. Des Keizers Onderdaanen ftellen zy op 2.5200 Tjatjars- of 151200 Menfchen , en die der overige Landfchappen op 12800 Tjatjars of 76800 Inwooners. Het welk alles te zaamen naauwelyks maar 647800 Inwooners zal uitmaaken. Wy hebben geen reden om eenigzins aan de naauwkeurigheid van het Edel Genoodfchap te twyffelen. Maar van den anderen kant is het bekend dat Valentyn de zaaken befchryft, zo als zy waren in 't jaar 1723, dat hy alles op 't naauwkeurigst onderzocht , tot alles een vryen toegang had , en zelve verfcheiden tochten binnenslands heeft gedaan. Ook zou het bezwaarlyk vallen te onderftellèn , dat- de bevolking vsn Java in dien korten tusfchetKyd van 1723 tot 1779 op eene zo verbaazende wyze zou zyn verminderd, dewyl men weet dat aldaar, behalven den moord of het oproer der Chineezen te Batavia in. 1740., weinig onluitcn van eenig belang zyr» voorgevallen. D S EER-  3o LEVENS WYZE en ZEDEN EERSTE BOEK. TWEEDE HOOFDSTUK. LEVENS WYZE en ZEDEN der JAFAANEN. De heerfchende Godsdienst op het Eiland Java is die van Mahomed, welke al vroeg met de Arabifche kooplieden naar de Indifche Eilanden overgevoerd , doch hier voornaamelyk algemeen geworden is na de aankomst van den Heiligen Scbeik Ibn Moelana, een man niet minder vol van ftaatkundige ftreeken , dan van de geheimenisfen van zynen Godsdienst. Behalven deeze vindt men ondertusfchen hier en daar aan zee, en ook in 't midden des Eilands tusfehen Jacatra en Mataram, veele Heidenen, die, behalven hunne belaechelyke Afgoden, zeer veel gewigt (lellen in de leere der zielsverhuizinge, die, eerst van Pythagoras oorfprongelyk, in de Indien eene algemeene goedkeuring heeft weggedraagen. Met deeze Heidenen kunnen echter de Leeraars des zuiveren Geloofs beter te recht raaken, dan met de Mahomedaanen, die, zich op eene hoewel klaarblykelyk valfche openbaaring beroepende, naar geen betere dingen willen hporen. Het Mahomedaansch Geloof door alle de Hoofd-Vorften des Eilands bekedenis hier ineen algemeenen bloey , en deszelfs belyders zyn op 'tfterkst verkleefd aan hunne buitenfpoorige Hellingen. Zy twyffelen 'er niet aan of'er zyn van de Schepping der Waereld tot aan Alt 224000 Propheeten ^eweest, en ftellen Mahomed aan 't hoofd derzelven. De eerbied voor God en de zending van zyn Propheet zyn de twee hoofdftukken hunner Leere, medebrengende, dat een ieder, kort na zyne begravenis, in 't graf wordt bezocht door twee verfchrikkeiyke Engelen, Manker en Nakir, die den .dooden beveelen recht overend te zitten en hem verfchrikkelyk kastyden, zo hy in een deezer puntten niet zuiver is geweest. De Zielen der ongeloovigenalleen komen voor eeuwig in de hel, doch die der Mohomedaanen, al zyn zy zeer godloos geweest, worden na eene genoegzaame zuivering tot de Hemelfche vreugde toegelaaten. De zielen der Propheeten zyn onderwsfehen de gelukkigfte, want zy gaan aanftonds na den dood in 't Pa- radys;  ü e u J A V A A N E N. 3l radys; terwyl die der andere Geloovigcn moeten huishouden in de koppen van groene Vogels , die de vruchten ia 't water van het Paradys nuttigen. De dag.des Oordeels zal naar hunne meening algemeen zyn , en n:et alleen gaan over de menfchen, maar ook over alle redelooze dieren, die huns erachtens aan de algemeene Opftanding deel zullen hebben. Alle deelen der menfchelyke lichaamen zullen dan opftaan, zo als zy in dit leeven geweest zyn, zelfs geen hunner hairen uitgezonderd; terwyl de zielen, in de groote trompet van den Engel hrafii verzameld, op zyn geblaas, alle naar de voorige lichaamen zullen vliegen. Na het Oordeel moeten alle menfchen gaan over de brug Al Sirat, die zo feherp is als een mes , en over welke alleen de Vroomen; kunnen gaan in 't Paradys, terwyl de Godloozen 'er af zullen vallen in de helle, die daar onder open ftaat. De helle heeft volgens hen zeven verdiepingen, gefchikt voor zevenderley zoort van Godloozen. Het Paradys daarentegen bevat alle mogelyke vermaakelykheden, die tot voldoening van weelde en wellust kunnen ftrekken. De Mahomedaanfche Leere, die de veelheid van Vrouwen toelaat is hier te lande in haare grootfte uitgeftrektheid aangenoomen: in 't byzonder was hier ook eene rede te meer om dit ftelzel in te voeren, dewyl het vrouwelyk geflacht alhier veel overvloediger is dan het mannelyke, zo dat men op zommige plaatzen wel tien vrouwen tegen een mansperzoon ontmoet. Behalven de vrouwen, met welke zy op eene wettige wyze gehuwd zyn, neemen zy ook bywyven naar welgevallen, die echter teffens geen meerder aanzien bezitten, dan van dienaaresfen der eerfte vrouwen, welke zy in alles moeten dienen en gehoorzaamenr. en ze ook by alle gelegenheden in *t openbaar volgen en oppasfen. De bywyven hebben zelfs geene vryheidom by de mannen te liggen, zonder daar toe verlof van de echte vrouwen verkreegen te hebben, welke op haare beurt zulks niet kunnen weigeren, zonder haare eere tekrenken. De kinders uit zodanige bywyven gebooren bezitten alle rechten van vry geboorene menfchen, en kunnen ook niet worden verkogt,, fchoon hunne moeders volftrekte Slaavinnen zyn geweest, gelyk doorgaans plaats grypt. Want deeze dienstmaagden worden gerekend tot hulp der echte vrouwen aangenoomen te zyn, en verbeelden dezelve in haare nakomelingfchap, eveneens gelyk weleer Hagar, voor Sara in plaats treedende, hmael ter wereld bracht, die dus voor eenen tyd den echten zoon des huizes verbeeldde. Ondertusfchen is 't met de goede verstandhouding hier noch ruim zo erg, als weleer in de huishouding vat& Abra*  3* LEVENSWYZE en ZEDEN Abraham geiteld , en dagelyks ziet men voorbeelden vnn zodanige kinderen , die door hunne Stiefmoeders met vergif worden van kant geholpen. Gelyk op de meeste plaatzen onder de verzengde iuchtftreek, dus-ziet men ook hier de kinderen in hunne tedere jeugd naakt loopen, uitgezonderd de natuurlyke deelen: die met een klein gouden of zilveren plaatje by de vermogenden zyn gedekt, terwyl ook de meisjes haare armen met veelerhande armringen verfieren. Dit naakt loopen duurt ondertusfchcn niet langer , dan tot den ouderdom van dertien of veertien jaaren; want op dien tyd worden zy gekleed, voor huwbaar erkend , en ten fpoedigften uitgchuwelykt, 't welk aldaar volftrekt noodig is, dewyl zy anderzins, onder den dekmantel der jongelirgfchap, allerhande ontuchtigheden bedryven. Maar 'er is ook noch eene rede van veel gewigt, die de Ouders verplicht hunne kinders ten fpoedigften uit te huwelyken, dewyl de Erfopvolging hier te lande eene zaak is van 't ui terne belang, vooral te Bantam: want het is aldaar eene onvermydelyke wet, dat indien iemand komt te overlyden zonder kinderen na te laaten, die van de vaderlyke magt bevryd en sitgehuwetykt zyn , alle zyne vrouwen en kinderen met de geheele nalaatenfchap, door de Vorften als hun wettig eigendom worden aangegreepen. Hierom ziet men dat de Vaders hunne Kinders reeds met den ouderdom van negen of tien jaaren uithuwelyken, waardoor zy alleen in ftaat zynde krage deezer Barbaarfche wet te ontzenuwen. Onder de lieden van aanzien beftaat het huwelyks goed der vrouwen in eene zomme geids en een zeker getal Slaaven van beide fexen, gefchikt naar 't vermogen der Vaderen. Dus trouwde in 't jaar 1 600 , toen de Admiraal Warwik voor Bantam lag, aldaar de tweede dochter van den Sahandaar of Ontfanger der tollen, die een man van aanzien is, en het beftier voert over den geheelen koophandel, met eenen jongeling van een voornaam gefiagt, en ontving tot een bruidfehat vyftig Slaaven en een gelyk getal Slaavinnen, benevens driemaal honderd duizend Carcas, 't welk een zomme bedraagt van ongeveer zes-en-vyftig guldens en vyf duivers Hollandsen', zo dat het geld toen ter tyd aldaar ongemeen fchaarsch, of de flaaven zeer goedkoop moeten zyn geweest, dewyl 'er anders peen de minfle evenredigheid tusfehen de waarde van beiden fchynt plaats te grypen. Volgens de gewoonte der Oosterfche landen, worden de huwelyken meerendeels gemaakt door de Ouderen, en dus gefchiedt de vereeniging meer tót welvoegelykheid dan waare liefde. Dan de Europeefche keurigheid in ditftuk is hier van minder noodzaakelykheid, dewyl een man zo veel vrouwen en by zitten kan neemen als 't hem behaagt, en ook van die geene, welke  der JAVAA.NEN. 33 fce hem tegen de borst zyn, gemakkelyk door echcfcheiding kan worden ontflagen. Alles is derhalven tot den trouwdag gereed, zo ras de wederzydfehe Vaders het maar eens zyn : want wat de Moeders betreft, deeze hebben hier in niets meer te zeggen dan haaren mannen behaagt, dewyl tusfehen de voorrechten eener Mahomedaanfche getrouwde vrouw en eene flaavin in der daad weinig onderfcheid wordt gevonden. Als de trouwdag gekomen is wordt alles op 't fraaist opgefchikt , zo wel ten opzichte van den Bruidegom en Bruid, als van de Ouders en hunne verdere Naastbeflaanden. De beste kleederen worden dan alle te voorfchyn gehaald, benevens de edelgefleenten en ringen. Ook pronken zich de Slaaven op naar hun vermogen, en verfieren in de beide huisgezinnen de muuren der gebouwen met de werpfpiesfen en andere by hen meest gebruikelyke wapenen , die daarenboven met kwasten van rood en wit Catoen worden opgefchikt. De voornaamfte lieden laaten ook voor den middag van den trouwdag eenige fteenftukken aftteeken , als tot eene aankondiging der huwelyksplegtigheid, welke na het middagmaal ftaat volvoerd te worden. Dat gehouden zynde , wordt den Bruidegom een uitgeleezen paard gebragt, met alle mogelyke fieraaden opgetooid , 't welk hy beklimt, en daar mede tot aan den laaten avond door alle wyken der ftad rydt, om zich aan alle zyne goede vrienden te vertoonen, en hunne gelukwenfchingen onder weg te ontvangen. Terwyl hy met deeze plegtigheid bezig is, begeeven zyne Slaaven zich naar de Bruid, om haar ieder een gefchenk aan te bieden, en haare gunst te winnen ; terwyl zy teffens het huwelyksgoed aanbrengen , 't welk in dagelykfche meubelen beftaat, met bloemen en andere fraaijigheden opgefierd, en dan verder door hen wordt in order gefield. Zo ras de Bruidegom zynen plaifiertogt door de ftad geëindigd heeft, keert hy weder naar huis om het gastmaal des huwelyks te vieren, tot het welk alle naastbeftaande vrienden worden genoodigd; hier brengt men den tyd door met mufiek en dansfen na den maaltyd, doch het niéuwgetrouwde paar wordt gebracht naar een gebouw , rondkom mer gordynen omhangen , om aldaar hun huwelyk te voltooyen , tot het welk geene verdere Gerechtelyke of Godsdienftige plegtigheden worden ► gevorderd. De Javaanen zyn, gelyk de meeste Oosterlingen, zeer bezet met de folterende plaag van huwelyksnayver, 'tgeen de Vrouwen ook hier indien zelfden onaangenaamen ftaat brengt, welken zy in 't Oosten byna overal ondervinden , dat is van naauw opgeflooten te moeten zyn in haare ver rekken , zo dat zelfs haare eigen zoonen haar niet mogen bezoeken. Ondertusfehen zyn de Vrouwen van aanzien hier te lande in groote hoogachdng, E en  34 LEVENS WYZE en ZEDEN cn wanneer zy uitgaan, 't geen zeiden gebeurt, moeten alle Mansperzoo nen, die haar ontmoeten, zelfs te Bantam de Koning niet uitgezonderd, voor haar uit den weg gaan. De grootfte Heeren kunnen met haar niec fpreeken zonder de toelaating haarer mannen, doch met haare Slaaven zyn zy zo veel te vryer, 't geen zeer tegenftrydig fchynt, en deeze hebben zy dikwyls 's nachts by zich om zich te doen vvryven, terwyl zy haare betel kaauwen. Aan den weg kan niemand eene vermogende en aanzienlyke Mahomedaanfche Vrouw onderfcheiden van het gemeene flag; want zy gaan dan altoos barrevoets, en hebben haare lichaamen alle bedekt met twee (lukken lynwaad, waar van haar 'teen over het hoofd geflagen tot den boezem afhangt, en het ander van den middel tot aan de voeten. Cewoonlyk zyn zy niet zeer keurig op haar hoofdhair, cn hebben het alleen op eene onachtzaame wyze geknoopt; hoewel zy op Feestdagen gewoonlyk gouden kroontjes draagen, teffens met haare gouden of zilveren armringen.. De meeste Volkeren onder de verzengde luchtflreek, die heel of half naakt gaan, hebben de gewoonte van hun lichaam , of ten minften het hoofd, met een of ander vette, doorgaans gekleurde, ftoffe te fmeeren, 't geen, fchoon voor ons walchelyk, by hen voor een ftuk van zinnelyke welleevendheid wordt aangezien , en niet zonder alle reden: zodanige fmeeringen zyn hier immers van veel nut, dewyl zy, een gedeelte der huidpooren verfloppende, de al te groote uitwaasfeming beletten, en de huid voor 't verfchrompelen door de brandende hitte der zonne bewaaren ,. als ook de bloedelooze diertjes en vliegen, in de heete gewesten zo menigvuldig, afkeeren. De Javaanfche Volkeren doen in deezen opzichte niet onder voor hunne nabuuren, maar befmeeren hun hair, dat kort en dik is, doch echter rreér overeenkomst heeft met dat der Europeaanen, dan der Africaanfche Natiën , met de olie uit Cocosnooten. Hunne aangezichten worden ook rykelyk befmeerd, vooral by de Vrouwen, die, van natuure leeiyk, zeer bruin en plat van weezen zynde, door dit fraay blanketzel geheel walchelyk worden. Het overige haarer fraaye lichaamen wordt opgefmukt met een zaamengeftelde ftoffe uit Cocosolie, Saffraan, Sandelhout en verfcheiden' reukwerken, dewelke haar zeer (tinkende maakt, en verft met allerhande zeer misftaande plekken. De Mannen zyn zeer groote vyanden van den baard, en terwyl andere Mahomedaanen dien doorgaans lang laaten wasfen, plukken zy denzelven met tangetjes uit, hair voor hair, 'tgeen aan bejaarde Mannen de gedaante geeft van oude gerimpelde Vrouwsperzoonen. Zo groot de ingetogenheid der Vrouwen is in de verhaalde gevallen, even groot is haare onbefchaamdheid in andere, 't welk eene onoplosfelyke tegenfhydigheid van inborst te kennen geeft; onder anderen geeven zy zich  der. JAVAANEN. 35 ie grootfte vryheid in de baden, en gaan aldaar zonder fchatmte met de mannen moedernaakt te water, en niet alleen in beflooten gebouwen, maar ook in de graften buiten en binnen de fteden. Het Vrouwelyk geflacht legt zich ook toe op de konst van zwemmen, en oeffent dezelve op eene fierlyker wyze dan de Europeannen, dat is, zonder veel zydhngfche beweeging te maaken met de handen, maar alleen door dezelve evenwydig met het lichaam te beweegen, gelyk de viervoetige dieren j en desmettegenftaande zyn zy met eene kleine beweeging zeer vaardige zwemfters. In 't ftuk der zinnelyke wasfchingen zyn zy , volgens de grondwetten van den Mahomedaanfchen Godsdienst, zeer oplettende, en doen zulks vyf of zesmaalen 'sdaags, zelfs mee zand, zo zy geen water kunnen vin., den, 't welk dan, met haare vette fmeerzels gemengd, een fchoone vertooning maakt. Naarftigheid is eene deugd by de Javaanfche Vrouwen geheel onbekend; zy, die van eenig vermogen zyn, doen niets, en leggen den geheelen dag door op haare Sopbds betel te kaauwen, tabak te rooken, en thee of koffy te drinken; terwyl zy zich, zo veel noodig is, van haare Slaaven of Slaavinnen laaten fmeeren en wryven , zynde deezen ook de geheele zorge der huishoudinge toebetrouwd. De Mannen zyn van dezelfde geaardheid, en liggen ook den geheelen dag door te lanterfanten op hunne Sopbds of matjes, in 't midden van. tien of twintigvrouwen, met welke zy den tyd in de reeds opgetelde bezigheden dooden. Toen de Hollanders eerst te Bantam kwamen, en wegens hunne eerst ontluikende mogenheid weinig by deeze Barbaarfche Volkeren werden geacht, hadden zy zeer door deeze luyheid te lyden, dewyl de Gouverneur , dus met zyne vrouwen bezig, hen dikwyls uuren en dagen liet wagten; 't geen thans, nu zy de Javaanfche Vorften genoegzaam onder contributie hebben gefteld, geheel anders toegaat. De vermaaken van den nacht zyn eenigzins van die des daags verfchillende, en beftaan een grooten deele in mufiek en dansfen: de mufikamen zyn gewoonlyk eenige hunner Slaaven, van welke zommigen op een inftrument fpeelen, dat de meeste overeenkomst heeft met ouderwetfche fioolen van drie fnaaren, gemeenlyk Boere fioolen genoemd; by dit keurig werktuig voegen zy hunne groote koperen bekkens, op welke een zeer verveelend cn fchel geluid wordt gemaakt, 't geen alleen de maat (laat zonder verandering van toonen. In 't algemeen kan men hieromtrent aanmerken , dat de mufiekkunde in 't Oosten noch in de wieg ligt, en alleen wordt geoefend .op zeer eenvoudige eentoonige werktuigen, 'c geen haar voor Europeaanfche liefhebbers zeer walgelyk maakt: terwyl de Oosterlingen, niet in ftaat om de Ë a *nelIc  36" LEVENS WYZE en ZEDEN fnelle maats en toons opvolgingen der Europeefche konstftukken na te gaan, ih dezelve geen 't minfte behaagen vinden. Met dit alles is zeer aanmerkenswaardig, dat de Oosterlingen de mufiek alleen door 'c gehoor leeren en oeffenen, zonder eenige gefchreeven nooten te gebruiken: 't geen den meesten onzer liefhebberen byna ondoenlyk voorkomt, en ook in 'r leeren fpeelen van onze veel meer zamengeilelde Hukken onmogelyk zou zyn. Dit vvanfchikkelyk fhaarenfpel gaat verzeld met dansfen, welke oeffening door 't anderszins zo luye vrouwelyk gedacht moet worden gedaan. Die dansfpel heeft veel overeenkomst met de verzeilende mufiek, en beftaat flegtsin zekere roeren, verzeld met eenige kleine beweegingen van de fchouders en armen, alle welke fraaijigheden de Mannen in ftilte bywoonen, zeer vergenoegd, dat hunne Vrouwen zo veel moeite doen om hen vermaak reverfchaffen. De geheele voornacht wordt met deeze oeffeaingen gefleecen,. en op dien tyd hoort men in de voornaame gebouwen overal het geluid der voornoemde bekkens en der verdere Oosterfche Speelinftrumenten. De Regeering is niet overal dezelfde op dit groote Eiland , maarverfchilty naar maate de plaatzen door volftrekt willekeurige Vorften, of teffens door de voornaamfren des Lands geregeerd worden. Op de laatstgenoemde is verre weg de veiligfte en geregéldfte bediening der Rechtbank. Te Bantam r by voorbeeld, houden de Regeerders der ftad hunne, vergadering by den avondrtond in het Paleis, en doen een ieder recht, die het van hen vraagt. De ingang van deeze Rechtbank ftaat voor een iegelyk open, dewyl de naamen en ampten van Advocaaten en Procureurs hier te lande niet bekend zynde, een ieder zyn ei>en zaaken moet voorftellen en bepleiten, waar uis noodwendig volgt, dat de verfchillen zeer fpoedig moeten afgedaan zyn, en dat 'er geen voordeel by lang uitgeftrekre pleitgedingen is te haaien. De doodftraflen zyn op voornoemde plaatzen zeer eenvoudig, en bepaalen zich tot deeze eene, naamelyk den misdaadiger, die zyn leeven verbeurd heeft, aan eenen paal te binden, en hem zonder verdere omftandigheden eene Javaanfche pook, een Cris genoemd, in het hart te booren. Aangaande de ftraffe van doodflag heeft hier eèn zeer groot onderfcheid tusfehen Inboorlingen en Vreemden plaats: de eerfte moeten de ftraffe des doods zonder eenige uitzondering ondergaan, zo ras de moedwillige manflag is beweezen; maar de tweede kan in dezelfde omflandigheden vry komen met eene geldboete, te betaalen aan den Eigenaar of de Naastbeftaanden des neergeflagenen. Deeze wet is enkel gegrond op ftaackunde, en alleen om de vreemde kooplieden derwaards re trekken, en ze teffens te befchermen voor den wrokfcenden aard der Inboorlingen, die meermaalen wederhouden worden van hen te  der. JAVAANEN. 37 te beleedigen , dewyl zy wee ten , dat de beleedigde hen zonder veel zwaarigheid en voor eene maatige boete zou kunnen overhoop ftooten of fchieten, en zy daarentegen door een gelyk gedrag doodfchuldig worden. De Europeefche Volkeren hebben meermaalen, vooral in hunne eerfte tochten, de groote nuttigheid deezer wet ondervonden. De Staatszaaken worden hier in 't openbaar en in den maanefchyn verhandeld onder eenen lommerryken boom, alwaar teffens de gewigtigfte befluiten worden genoomen. In zaaken van weinig belang behoeft de Raad niet zeer voltallig te zyn : maar indien 'er eene buitengewoone Schatting uitgefchreeven, of eenig geld op eene andere manier van de Stedelingen moet gevorderd worden , dan moeten 'er vyf honderd Raadshecren vergaderd zyn geweest. By dag kan een ieder de Raaden over Staatszaaken fpreeken en hen alles voordraagen, wat zy voor 't gemeene welzyn oorbaar achten, en zo deeze Heeren 't voorgeftelde van aanbelang reekenen , brengen zy het in den Raad. Indien 'er over het voeren van Oorlog moet gehandeld worden, dan roept men de voornaame Officieren, die drie honderd in getal zyn , binnen ; en na dat *er met hun overleg een befluit is gemaakt, wordt ieder van hen een gedeelte der oorlogsmagt, en van het plan, 't welk volbracht moet worden, toebetrouwd. Onder andere zonderlinge gebruiken heeft te Bantam iets zeldza ms plaats in gevallen van brand, hier in beflaande, dat de Vrouwen verplicht zyn den brand te blusfchen, terwyl de Mannen in de wapenen komen, alleen om 't fteelen te beletten. Een brand van belang is hier altoos zeer gevaarlyk, wegens de ftoffe der gebouwen, die op het minfte fprankje vuur vatten; ja 'er zou geen blusfchen aan zyn, indien niet de huizen zeer laag van verdiepinge, van eikanderen verfpreid en gemakkelyk om verre te haaien waren; welke drie zaaken het brandblusfchen in zulk eene waterryke plaats als Bantam noch al vry gemakkelyk maaken. Met dat alles is dit een werk, beter voor 'c mannelyk gedacht, dan voor de tedere Sexe gefchikt. Dewyl het grootfte gedeelte van't Eiland Java onder het gebied van den Mahomedaanfchen Keizer ftaat, zo zyn de gebruiken, welke in zyne Hoofdplaatze fland hebben gegreepen , verre weg de algemeenfte, en hierom verdient de befchouwing van zyne magt en wyze van doen in 't byzonder onze oplettendheid. Deeze Vorst heeft een aanzienlyken Staatsraad, welken hy driemaalen ter weeke by woont, om de noodige orders uit te deelen, die tot bezorging der zaaken van Regeering en der Rechtspleegingen haare betrekking hebben. Zo 'er ondertusfchen zaaken van belang te verrigten E 3 zynf  38 LEVENS WYZE en ZEDEN zyn, komt de Keizer dikwyls dagelyks in de vergadering, aan welke hy dan zyne bevelen uitdeelt, die van een ieder moeten worden opgevolgd, en de volkomene kragt van wetten hebben. De Raaden moeten alle dagen vergaderen, uitgenoomen des Vrydags, dewyl zy dan hunnen Sabbath vieren. De plaats der Vergaderinge is op een groot plein binnen 't Keizerlyk Paleis, alwaar zy op den Keizer wagten, van negen uuren 'smorgens tot op den middag. Niemand der Raaden durft van daar blyven zonder wettige redenen van ziekte of andere omftandigheden, die zy dan aan den Raad moeten bekend maaken, zo zy geen gevaar van hun leeven willen loopen. Terwyl de Raad vergaderd is , wordt in de nabuurfchap van de Vergaderplaats een groot mufiek gemaakt op trommen, bekkens en andere gereedfchappen, naar de wyze des Lands, te weeten tot dat de Keizer binnen komt: want als deeze verjlhynt, hceischt 'er eene diepe ftilte , vooral zo ras hy , omringd van zyne lyfwagt, op zyn geftoelte, eene plaats boven het overige der Raadkamer verheven , is gaan zitten. In de tegenwoordigheid van den Mararamfchen Keizer gaat alles toe op eene zeer deftige wyze. De Vorst zelf houdt zich zeer ernftig; en de Ryksraaden, hoe groot hun ftaat anders ook moge zyn, zitten in zyne tegenwoordigheid alle op matten, met de beenen kruislings over eikanderen, en met het'lichaam nederwaards hellende, in de nederige houding van lyteigene Slaaven. Geen woord duiven zy fpreeken, dan wanneer zy worden gevraagd, en dan antwoorden zy noch met de grootftebedeesdheid , zonder hunne oogen op den Vorst te durven flaan. In alle zaaken hoe genoemd, 't zy tot den Burgerftaat, of het Krygsweezen behoorende , hebben de Raaden alleen een raadende ftem, en de Keizer kan zodanig een beïluit neemen als het hem behaagt; zonder dat iemand 'er iets mag tegen inbrengen ,' ten zy hy verkoos op 't oogenblik met de Kris van kant geholpen te worden. Behalven de Raaden zyn buiten den omtrek der Vergaderzaal noch tegenwoordig meest alle andere voornaame bedienden der kroone, die echter , minder in rang zynde , geen recht hebben om binnen te treeden , dan wanneer de Keizer zulks gebiedt, om hun gevoelen of bericht op een of andere zaak te verftaan. Van alle Raaden hebben de zogenoemde Pangorans of Tommagons, die de beftierders der Provinciën zyn, den vryften toegang tot den Keizer, en kunnen door hunnen invloed de zaaken dikwyls naar hunnen zin knikken. Zy zullen zich ondertusfehen wel wagten iets te doen, dat den Vorst zou kunnen vertoornen, en zyn, als 't'er op aankomt, verplicht, zich met dezelfde onderdaanigheid, als de minfte des Volks, aan de bevelen fan bannen Opperheer te onderwerpen.  der JAVAANEN. Het hooge Rechtsgebied is in alle Burgerlyke en Halsftraffelyke zaaken by den Keizerlyken Raad; en hoewel de Ryksgrooten, in de aan hunne zorge bevooien Landfchappen, de magt hebben om alle misdaadigers te vatten , moeten zy ze echter aan den Raad overleveren, ten welken einde zy ze in de boeyen doen fluiten, en naar de Matalamfche Gevangenhuizen verzenden , om aldaar te recht gefield, teworden. Die geene, welke men van halsftraffelyke misdaaden bcfchuldigt, worden , eer zy voor de hooge Rechtbank verfchynen, met boeyen overlaaden. Om den hals hebben zy een zwaar houten blok, 't welk hen aan weerskanten over de armen komt, en op eene zeer pynelyke wyze gekneveld houdt. Daarenboven worden zy doorgaans met een gelykzoortig hout oin de beenen gekneld, en zodanig verzekerd dat zy naauwlyks 't eene been voorby het andere kunnen krygen. In zeer zwaarc gevallen worden deeze blokken aan den voorkant des lichaams met een zwaar yzeren keten aan eikanderen gehecht, waar door de lyders in de volflrekte onmogelykheid zyn van recht op te flaan, en fteeds in eene zeer gedrongene geftalte moeten blyven. In deezen elendigen toefland worden zy in de Vergadering voor 's Keizers zetel gefleept. Zo ras de befchuldigde perzoonen daar zyn verfcheenen, worden de misdaaden, waar mede men hen befchuldigt, en derzelver bewyzen, door den Fiscaal opgeleezen, waar op flraks de Keizer bevel geeft om de zaaken op 't naauwkcurigde te onderzoeken. Twee Raadsheeren worden hier toe uit het lichaam des Raads gekooren, die de zaak van ieder gevangenen moeten onderzoeken, en over alle omllandigheden en getuigenisfen voor of tegen den lyder hun bericht inleveren; 't geen dan, gelyk by de Europeefche Gerechtshoven , tot een richtfnoer der uitfpraake ftrekc. Zo de misdaad zeer waarfchynlyk is, worden geen dreigementen en folteringen gefpaard om den gevangenen tot bekentenis te dwingen; en zo ras alles van wederzyden door Commisfarisfen is onderzocht , wordt het vonnis in "s Keizers tegenwoordigheid geveld -r waar op aan den lyder, zo hy fchuldig is bevonden aan eene zaak , dje met den dood moet worden geftrafc, de bevoolene ftraffe op 't oogenblik ten uitvoer wordt gebracht. Deflraffen beflaan gewoonlyk in het doorfleeken met eene pook of Kris, doch niet altoos : want dikwyls worden ook de Oliphanten hier, gelyk byna overal in de Indien, tot fcherprechrers gebruikt , die op deeze konst meesterlyk afgeleerd, den verweezenjn met hunne fnuiten in de hoogte werpen, en wederom neer-  4° LEVENS WYZE en ZEDEN neerkomende, op hunne tanden vangen, en na dat dit eenigen tyd geduurd heeft, ze met hunne voeten vertreeden, zo dat zy zelden fterven , dan na hevige pynen te hebben uitgedaan. Andere worden in de diergaarde voor de Tygers geworpen, alwaar hen geen min fmartelyke dood overkomt. De Prinfen van den Bloede worden echter, zo zy aan eene zwaare misdaad fchuldig zyn, doorgaans eenigzins genadiger gehandeld, en krygen verlof om met den Dolk tegen een Tygcr te mogen vechten, waar na zy, zo ze het geluk hebben van de overwinning te behaalen, weder in genade worden aangenomen. De halsftraffelyke misdaaden zyn hier te lande doodflagen, huisbraaken, overfpelen, diefitallen, en allerleye Iasterlyke uitdrukkingen tegen den Keizer. Daarentegen wordt de onnatuurlyke zonde door de vingeren gezien , en de hoerery meer voor eene belachelyke en fchandelyke zaak, dan wel voor eene misdaad gehouden. De Pangorangs of Tommagons, die het beftier voeren over de Landfchippen en groote Steden, hebben eene zeer lastige bediening, dewyl zy op 't naauwkeurigst alles moeten onderzoeken, dat in hunne Landfchappen cn Diftriften gebeurt, en hier van aan den Keizer naauwkeurig bericht geeven. De Tommagon van Mataram heeft van allen de moeijelykfte bediening , want hy is met de allerneteligfte zaaken des Ryks belast, en moet noch daarenboven naauwkeurig op zyn Gouvernement toe zien, waarin eene ontelbaare menigte van allerhande volk woont, 't welk hem geen oogenblik tyd geeft om te rusten. Alle avonden moet hy ten Hove bekend maaken, wat'er op dien dag aanmerkenswaardigs is voorgevallen; dan dewyl één Perzoon niet in de mogelykheid is om zo veel zaaken te verrichten , heeft hy de vryheid, zo veel fneedige lieden tot zyne klerken aan te neemen als hy noodig acht, om hem zyn' zwaaren last te helpen draagen. Wanneer de Keizer over een of ander fterfgeval den rouw heeft aangenoomen, en ten dien einde zyn hair heeft laaten affnyden, dan zyn alle zyne Onderdaanen verplicht zyn voorbeeld , binnen den tyd van 16 dagen, te volgen, na dat zulks by openbaar bevel alomme is afgekondigd. Door 't geheele Keizerryk waaken dan alle Eerfte en mindere LandHeftierders, benevens menigvuldige befpieders door hen uitgezonden, of 's Keizers bevel wel wordt nagekomen; want het overtrceden daar van wordt voor eene misdaad van gekwetfte Majefteit gehouden; en zo iemand in dien tyd met lang hair wordt ontdekt, worden alle zyne goederen aangegreepen en verbeurd verklaard: terwyl den misdaadiger zeiven het geheele hoofd tot aan de ooren toe wordt gevild, en tot op de herfenpan ont-  o e x JA VAAN EN. 4x ontbloot, in welken ftaat hy doorgaans elendig omkomt. Op andere tyden doet de Keizer hen het hoofd tot aan de ooren in kookende olie fteeken, waar door zy het hair voor altoos verliezen; ja niet zelden wordt zodanige ongelukkigen een gloeijende koperen myter op 't hoofd gezet, doot welken zy, wegens het verbranden van 't hersfengeftel, fpoedig omkomen. Zodanige affchuwelyke ftraffen brengen te wege, dat de overtreedingen der Keizerlyke bevelen zeer zeldzaam zyn, en een ieder 'er om ftryd op uit is om hem te gehoorzaamen. Dan het is niet alleen in 't hairaffnyden, waar in zy 's Keizers bevelen blindelings moeten volgen, maar in noch honderd andere zaaken; by voorbeeld, indien de Keizer geen tabak rookt, of zich van een of andere fpyze of drank onthoudt, zo zyn de onderdaanen verplicht naauwkeurig dit voorbeeld te volgen, zo zy hun leven niet moede zyn. Hoe nader iemand aan 't Hof woont, zo veel flaafachtiger is zyn ftaat, en de gclukkigfte Javaanen zyn die, welke verre van 't Hof in 't gebergte woonen, dewyl deeze zelden door de befpieders worden nagegaan, vooral daar'er ook weinig met hen aan te brengen te winnen is, om daczy niets buiten het gewas hunner rystlanden bezitten. De geele kleur heeft, zo wel hier als op meer andere plaatzen in 't Oosten, eene byzondere heiligheid verkreegen, en wordt alleen voor den Keizer bewaard. Niemand, hoe groot hy anders ook zy, mag buiten den Keizer een geel kleed draagen, wordende het overtreeden deezer wet ook nis eene groote heiligfchennis aangezien, en oogenblikkelyk met den dood geftraft. Tot meerder onderfcheiding worden 's Keizers brieven altoos in geele zakjes in een fchotel gedraagen , onder een zonnefcherrn van dezelfde kleur. Een van 's Keizers voornaamfte bezigheden is het bywoonen der Tournooi Spelen, die altoos 'sMaandags gehouden worden in de renbaan, die voor alle Keizerlyke Paleizen is. Meestentyds verfchynen daar vyf of zeshonderd Ridders, zynde de eerften des Ryks, met hunne kostelykfle kleedeien uitgedost, welk gewaad doorgaans bellaar uit een fraay fluk gebloemde zyde om den middel geflagen, en toe aan onderen afhangende, of uit een diergelyk ftuk katoen. Zy zyn voorts alle gezeten op een hunner beste paarden, met hun bovenlyf en armen naakt, volgens de algemeene gewoonte der Javaanfche mannen; terwyl zy hun hoofd gedekt hebben met «en Tulband, gemaakt uit een zaaroengerold ftuk katoen of zyde. Rondsom aan de muuren van de renbaan zier men paaien aan welke ieder Heer zyn paard bindt, by het welk eenige zyner Slaaven ftaan om voor 't zelve re zorgen, gelyk ook eenige andere, die op bekkens en andere Moorfche Ipeeltuigen fpeelen, waar in zy worden geholpen door de Keizerlyke £ ecu CL.  4* LEVENS WYZE en ZEDEN mufikanten, die in menigte rondsom de renbaan ftaan \ voornaamelyk verheft zich het gefchal, wanneer de Keizer uit zyn Paleis op de plaats komr, em mede van de party ie zyn; in welk geval hy eveneens als de andere gekleed te voorfchyn komt, doch verzeld met ongeveer honderd man zyner lyfwagt te voet. De Vorst komt alcoos in de baan met eene Tulband of eene Javaanfche muts op het hoofd, op welke omftandigheid de Ridders zeer oplettend zyn; want draagt de Vorst een Tulband, dan ziet men de Grooten allernet zodanige hoofddekzels, en draagt hy daarentegen eene Javaanfche muts, dan verruilt ieder zyn Tulband met eene gelykzoortige verfiering, die hunne Slaaven ten dien einde fteeds in gereedheid hebben. Zo ras de Keizer is binnen getreeden , worden alle poorten der baan gefjooten , zo dat niemand d ar buiten kan gaön; en tot noch meerder zekerheid worde het ftrydperk omringd en met tien of twaalf duizend Soldaaten bezet. In 't midden der baan ftaat een pylaar, rondsom welke de Keizer mee groote deftigheid rydc, en van alle andere gevolgd wordt, voerende de Ruiters in hunne handen landen, die van onderen met eene knop zyn verfierd. Als de Keizer lust heeft om mede te (peelen , kiest hy een der voornaamften tot zyn party; de Keizer rent dan het eerst, met zyn lyfwagt van honderd man aan weerzyden te voet , terwyl zyne party van achteren hem op den afftand eener lancie komt inhaalen, met zyne lancie uitgeftooken , die van den Vorst ter zyde wordt afgekeerd. Wanneer men aan 't einde gekomen is keert men te rug, doch in eene tegengcftelde orde, hebbende dan *sKeizers party den voorrang, \ geen zo» lang herhaald wordt, totdat een der partyen merkelyk voordeel behaald heeft. Dan een ieder begrypt ligtelyk, dat de overwinning fteeds by den Keizer blyft, en een ieder hec zich tot eere rekent door hem overtroffen te zyn. Maar onder de overigen worde de ftryd mee meerder kragt en yver voortgezet, en het grootfle meesterftuk is iemand uit den zadel te ligten, *c geen echter zeer zeldzaam gebeurt , dewjl zy alle te wel op de renkonsc van der jeugd af zyn afgerecht. Wanneer iemand het ongeluk overkomt, van uit den zadel te worden geftooten, verftiekt zulks hem tot groote fchande, en dan wordt hy van een ieder uitgelagchen, behalven van zyne minderen, die zulks ten minften in 't openbaar niet durven doen. De Steefefpelen duuren doorgaons van vier uuren na den middag tot aaa zonnen ondergang, en worden fteeds met eene verwonderenswaardige vaardigheid cn bedrevenheid volbracht: het meest hebben in dezelve de nut* zen en tulbanden re lyden, die met veel behendigheid, c nder een groot gejuich der aanichouwers, worden afgeworpen, ia de kampvechters worde bove»  der JAVAANEN. *3 feovcn al eene groote bedrevenheid in 't beftier der paarden vereifcht, in welke de Javaanen ook zeer uitmunten. Zy beft.eren hunne paarden doormiddel van een toom en kleine haak, aan welke eene koord is gehecht, die zy rondsom hunnen middel vastknoopen, en enkel door de beweeging hunner lichaamen bellieren; zo dat zy de beide handen volkomen vry hebben, 't geen hen zeer aardig ftaat. Een deraanmerkelykftebyzonderheden der Javaanfche Hofhouding beftaat in de Vrouwelyke lyfwachten des Keizers, die fteeds het Paleis bezet houden , voornaamelyk by nacht, wanneer, behalven den Keizer, geen mamperzoonen in 't Paleis mogen zyn. Deeze wacht is zeer talryk, en beftaat fteeds uit ruim tien duizend perzoonen, die onder verfcheiden hoogere en laagere Bevelhebfters ftaan, en zo wel tot bevvaaring van het Kcixerlyk Hof, als tot het verrichten van allerhande dienften voor zyne Vrouwen en Bywyven verftrekken. By beurten gaan zy uit en in het Paleis om al het noodige voor de Keuken en Hofhouding te verzorgen, terwyl eene groote menigte overal op de deuren en toegangen let, om zorge te draagen, dat 'er geene mansperzoonen op eene geheime wyze binnen fluipen , of Vrouwlieden naar buiten gaan, zonder daar toe vryheid te hebben verkreegen. De bejaardlte, als 't minst vatbaar voor driften, neemen deeze bezigheden waar, terwyl de jongere binnen in de vertrekken blyven tot dienst del Keizers en zyner Vrouwen. Een gedeelte deezer bezoigt aldaar de keuken, terwyl de overige zich bezigheid verfchaffen met naaijen, fpinncn, borduuren, doekweeven en andere huisfelyke zaaken te verrichten. By vaste beurten hebben deeze ook vryheid om buiten het Paleis te gaan, hoewel fteeds onder opzicht van bejaarde Vrouwsperzoonen, die naauwkeurig op haar doen en laaten toezien. De Javaanlche Ke-zers hebben gewoonlyk vier Vrouwen , die alle uit de voornaamfte huizen des Keizerryb zyn gefprooten , doch buiten dat noch tot hun' dien.vt een aantal van ten minften vier honderd jonge dochters, die 's Vorften Bywyven zyn. Van minder order zyn zyne vertrouwdfte vrouwelyke lyfwachren, die hem altoos van naby verzeilen, en overal uit de fchoonfte jonge maagden woiden gezocht; deeze hebben niets te doen, dan den Keizer te bewaaren, en zyn altoos gewapend met puntige fpiesfen of fchietgeweer. Daarenboven worden zy onderweezen in den wapenhandel, het fpeelen op de mufiekinftrumenten, 't danfen enz., op dat zy in ftaat mogen zyn den Vorst te behaagen, waar door 't zomwylen gebeurt, dat eene deezer aangenaame wachteresfen zyne genegenheid tot zich trekt, en tot de waardigheid van Bywyf wordt bevorderd, 't geen de grootfte eere is. tot welke zy kunnen koomen. F a Dee-  *4 LEVENSWYZE en ZEDEN Deeze wachteresfen omringen (leeds den Keizer, en behalven de gewapende, zyn 'er ook andere, die zyn Betel en Tabaksdoozen draagen, gelyk ook zyne Muilen, eene mat om op te zitten, en andere zaaken. Een der fchoonlten draagt boven 's Vorften hoofd een 2onnefcherm van de fraayfte ftoffe, terwyl eene andere met een waaijer de Vliegen verdryft. Als de Keizer zit, (luit de hoop een' kring in 't ronde, en ieder doet zyn best, om zich door haare houding en manieren aangenaam te maaken, en dus aan 't vertrouwen, das de Keizer op haar (lelt, te beantwoorden. Hoewel zommige op deeze wyze tot 's Vorften Bywyven verheven worden, worden nochtans die geene gelukkiger geacht, die door den Keizer aan den een of ander der Grooten uitgehuwelykt worden, 't geen deeze Heeren tot eene groote eere, maar teffens tot een zeer lastig pak verftrekt ; want deeze Vrouwen maatigen zich in huis een Keizerlyk gezag aan, en loopen, als de Man niet naar haarcn zin wil doen, aanftonds klaagen aan den Vorst , tot wien zy een vryen toegang behouden, en die haar meest al tot verdriet van den man in 't gelyk (lelt. Dit geluk is ondertusfchen alleen gefchikt voor de jonge dochters van Adel, die, om deeze gunst te verkrygen , hem fteeds hei vierigst dienen. Wat de kinderen van den Vorst, by zyne Vrouwen verwekt, aangaat , de oudfte Zoon volgt altoos op in de Keizerlyke waardigheid , doch de dochters kunnen aan het Ryk niet komen , maar worden aan voornaame Grooten uitgehuwd, die daar door de waardigheid van Raaden of Prinfen uit den Bloede verkrygen , en fteeds de eerfte Ampten van het Ryk bekleeden. Alle Provinciën van 't Mataramfche Ryk hebben zodanige Gouverneurs, of Prinfen uit hen geboren : doch behalven deeze Opperde Beftierders der Landfchappen, zyn in alle fteden, vlekken en groote dorpen, OnderGouverneurs, Orancajes genoemd. Het platte land is in districten verdeeld, welke onder een of andere der naastbygelegen fteden behooren. Deeze Onderbeftierders hangen wederom af van de Pangorans of Tommagons, er» zyn verplicht alles naauwkcur g uit te vlsllhen, wat in de plaatzen van hun rechtsgebied gebeurt , en van welke ontdekkingen deeze Heeren kennis geeven aan den Tommagon van Mataram , of, zo de zaaken van het grootst belang zyn , aan den Keizer zeiven. leder plaats van belang heeft ook haaren Sabandaar , of Ontvanger der Keizerlyke Tollen, en overige belastingen. Zy moeten het geld ten ftrengften invorderen, en van het zelve naauwkeurig rekening doen aan twee daar toe verkoorenc Ryksraaden. De Keizerlyke inkonriten, welke door hen aan de fchatkist worden over' " . gel»  dek. JAVAANEN. 45 "geleverd, zyn zeer aanmerkelyk , en vloeijen meerendeels voort uit het hoofdgeld, 't welk tot ia ftuivers op ieder mannelyk hoofd wordt geheven. Dan behalven dit zyn in 't Mataramfche veele goederen , die tienden aan den Keizer moeten geeven. Om nu niet te fpreeken van de aanzienlyke Tolgerechtigheden, die overal aan de havens en ftranden worden geheven , en ten minften jaarlyks vyftig duizend ftukken van achten beloopen, gelyk men uit de Chineezen, aan welken dit middel verpacht wordt, heeft vernoomen. Met dit alles houden de Javaanfche Vorften zich arm, en hebben niets te onderhouden dan hunnen ftaat, dewyl de Soldaaten zich zeiven moeten redden , zo wel als hunne Bevelhebbers. In de Militie zyn ook veele bedieningen van meer of minder belang. De Hoofd-Offkieren zyn doorgaans van de dapperfte en kundigfte lieden, dewyl de bevordering in dit lichaam niet van de geboorte maar alleen van de verdienden afhangt. In ieder Gewest is de opperde zorge voor het Militaire weezen aan de Pangorans toebetrouwd „ die het volk moeten monderen, en naauwkeurige lysten van het zelve houden, op dat de Keizer aanftonds zou kunnen weeten, hoe veel volk hy te velde kan brengen, welk getal zeer aanzienlyk is, en verfcheide honderd duizenden beloopt. Het is een groot geluk voor de Hollandfche Maatfchappy, dat deeze magt meer wegens haare grootheid , dan wel wegens haare kundigheid in den wapenhandel, te vreezen is. Want indien eens een Javaansch Keizer verftand genoeg bezat om de Europeefche manier van oorlogen in te voeren, zou hem niets gemakkelyker zyn, dan zulk een geheel Eiland als Java en alle de rabuurige te veroveren, en zich meester van den geheelcn Speceryhandel te maaken. Ondertusfchen is zodanig eene verandering weinig te vreezen , dewyl eene volftrekte afkeerigheid van verandering der aangenoomene gebruiken, en de allerovergeevenfte luiheid, een hoofddeugd is by de hedendaagfche Mahomedaanfche Vorften. De Javaanen hebben ondertusfchen eene zoort van Bataïllons,. duizend koppen fterk, over welke een Mantris, of Opperkollonel het bevel voert, die beneden zich heeft tien Compagnien, ieder onder een Louras of Capitein. De Javaanen zyn groote liefhebbers van plechtige Feesten, en in *c byzonder zyn dezelve in gebruik by de Keizers, na 't voleinden der Tournooifpelen, of by andere gelegenheden. Wanneer zodanige Feesten in *t Paleis des Keizers worden gevierd , dan ftaat men op een der binnenpleinen verfcheidin zomervertrekken op, die van boven l 3  4n neenftukken beitaat, en veele bezitten musketten; maar in de behandeling dee, zer werktuigen zyn zy zeer onbedreeven. Hoewel het Krygs volk in vreedestydgeen foldy ontvangt, krygen zy echter 1„ den oorlog voedzel en klederen op kosten hunner Vorften , wordende dan de meeste foldaaten gelegd by vbornaame Heeren of andere Lieden.van vermogen, die hen kost en drank verfchaffen. In het fchoonhouden hunner wapenen zyn zy zeer zorgvuldig, en houden ze zo fcherp als gerang van Bantam te overlegden.. JDe Bantamfche Vorst was zeer te onvreden over deeze onderneeming. der Hollanderen, en overweegende, hoe dagelyks meerder fchepen van de Europeefche Natiën naar 't Oosten kwamen afzakken, vreesde hy van hen op een. of ander tyd overheerd te zullen wordem Te meer daar in deeze gewesten door eene oude voorzegging was voorfpeld , dat te eeniger tyd eene Natie uit het Noorden zou komen van geheel blanke en gekleede lieden, die zich het oppergebied deezer gewesten met geweld zou toeëige* nen. Hy begreep hier om, dat 'er list noodig was om de verfchillende Natiën tegen eikanderen op te hitzen, en. indien mogelyk, vooral de Hollanders, als de meest gevreesde, van Jacatra te■ verdry vem De Bantamfche. Vorst, Aria Rana genoemd, was tot dit ftuk zeer bekwaam, als zynde by uitneemendheid listig en kwaadaartig; ook was hy een van de Mahoire•daanfche Opperpriesters des Eilands, 't geen hem uit haat tegen den Christelyken Godsdienst- noch bloedgieriger voorneemens deed neemen, hier op uitkop  55 BATAVIA *s uitkomende, dat men onderneemen moest, zich met vriendfchap van de Hollanders meester te maaken, en ze dan alle vermoorden. Bantam wilde hy ondertusfchen met de vlek van zulk een fchelmftuk niet bezoedelen, waarom hy den Generaal Koen, die zich toen te Bantam bevond , onder de hand deed waarfchuwen, zo ras mogelyk met de zynen naar Jacatra te gaan, wegens eenig verraad, 't welk hy van de En^eilchen duchtte, voorwendende, dat hy aldaar den handel even goed kon dryven, vooral zo eenige bedienden te Bantam bleeven. De Generaal volgde zyn raad, en ging me: de fchepen naar Jacatra, alwaar hy nu eens aan boord, en zomwylen aan land ging, om op alles een waakend oog te houden. De Koning van Jacatra was met dit alles kwaalyk over het voorgenomen verraad te vreeden, dewyl hy uit den moord der Hollanderen de vernietiging zyns voordeeligen handels, en mogelyk eene geflrenge wraak, te gemoee zag: hy werdt desniettegenftaande door de bedreigingen van dien van Bantam gedwongen in het ontwerp deel te neemen ; vooral daar zich de Mataramfche Keizer cn meer andere Javaanfche Vorften by den voorigen hadden gevoegd , en zy allen den ondergang der Hollanderen hadden beflooten. Om derhalvenhun oogmerk uit te voeren, verkoozen zy den Pangerang Gabang, een broeder van den Bantamfchen Ryksbeftierder, een man van grooten moed, doch teffens van een' zeer kwaadaartigen en wreeden aard. Ter zeiver tyd verwekten de Bantammers in fchyn eenig verfchil met de Engelfchen , waarop deeze booswicht, voorwendende een groot vriend van de Hollanders te zyn, en in deeze verfchillen zich niet te willen mengen, met zyne geheele huishouding naar Jacatra vertrok. Deeze vermaakte zich hier eenigen tyd met jaagen, en liet eindelyk op den i 9 van Oogstmaand aan den■• Heer Koen boodfchappen, dat hy gaarne met hem een plaizierreisje wilde doen naar het Eilandje Poelo Poetri, gelegen in de golf van Jacatra, \ geen zonder uitftel werdt vastgefteld. Beide vertrokken zy met hun gevolg op jachten naar deeze plaats , alwaar Gabang de onzen minzaam onthaalde, en den Vlootvoogd ook onder anderen zyne nieuwsgierigheid betoonde om zyn huis te zien, 't geen Koen, niets kwaads vermoedende, gaarne toeftond. Op den volgenden dag kwam hy ook wezentlyk te Jacatra met een gevolg van ruim 300 perzoonen, en vertoefde den gantfchen dag by den Jacatrafchen Koning om met hem het verraad te overleggen; waar na hy, tegen den tyd van het avondgebed, zich voor de poort der logie vertoonde, en verzocht binnen gelaaten te worden om het huis des Generaals te bezien. Deeze ontydige boodfchap verwekte in den Gouverneur Koen eene techtmaatige vreeze voor onraad: hy beval daarom met hec avondgebed voort  EERSTE OPKOMST. 57 voort te vaaren, en gaf den Opperkoopman Carpentier order om alle de Soldaaten , ten getale van vyftig man, in 't geweer te doen komen, en ftelde ze in flagorder op de Gallery van 't nieuw gebouwde huis , terwyl Gabang met zyn gevolg door eenige gefprekken aan de poort wierdt opgehouden. Hier op werdt hy ingelaaten met zyn gevolg van ongeveer 500 man, die, alles welhebbende doorgezien, met eene geveinsde vriendfchap vertrokken, dewyl zy alles zo wel met wapenen bezet vonden, dat zy geen middel wisten uit te denken om hun bloeddorstig oogmerk te volbrengen , zonder zich zeiven in 't grootfte gevaar te Hellen. De Pangerang Gabang vertrok noch in dien zelfden nacht, uit fpyc over 't mislukken des aanflag», naar Bantam. Op den volgenden dag ontving de Generaal een bezoek van den Koning van Jacatra, verzeld van veele zyner Grooten, om te zien of zyn Ed. niet ontfteld ware, hem onder anderen verhaaiende, dat hy zo veel volks met den Pangerang op den voorigen avond had gezonden om de Hollanders 'te helpen, indien de Bantammer iets kwaads bad ondernomen. Koen befpeurde ondertusfchen zeer wel, dat het verraad een afgefpro^ ken Huk was, en dat die gewaande vrienden alleen waren mede gekomen om hunne makkers, indien zy de zaak hadden ondernoomen en niet kunnen oitvoeren, te helpen, en daarenboven, op dat, zo de zaak ware volbragt geworden , die van Bantam de fchuld van den moord zouden hebben kunnen werpen op de Jacatraanen, en deeze wederom op de Bantaramers, om de wraak der Hollanderen door deeze onzekerheid te vermyden. De Genei aal bedankte ondertusfchen den gewaanden vriend voor zyn ongevraagden byftand, doch oordeelde het thans voorzigtigst, de beste eigendommen der Maatfchappy, die in gangbaare munte alleen meer dan 600,000 guldens beliepen, te brengen aan boord der fchepen, die toen ter tyd acht in getal, doch (lege bemand , op de reede lagen. Dit konde echter niet wel gefchieden, zonder dat de Koning zulks befpeurde , die zich daar over zeer verwonderd Veinsde, en aan Koen honderd verontfchuldigingen deed weeten , teffens zeer hoog opgeevende van zyne liefde en achting voor de Hollandfche Natie. Hy vernieuwde ook zyn geflooten verbond met de plechtigfle Mahomedaanfche eeden , en deed alle moeite om den Generaal te bewcegen, om met hem een plaizierreisje binnenslands te doen ; doch deeze, zyn leven noch niet moede, was niet te vangen door zulk een bedrieglyk lokaas. De Generaal ontving intusfehen dagelyks meerder bewyzen van de reeds afgeloopene en nieuw ontworpene aanflagen tot vernieling der Hollanderen , zelfs ontdekte hy , dat het niet alleen te Bantam en Jacatra fchuilde, maar dat de Keizer van Mataram en de Koning van Tfieribon mede in den raad za-  58 BATAVIA 's ten en dat alles met mede weeten der Engelfchen was ondernoomem Hy was daarom overal op zyn hoede, en liet onder anderen eene menigte bamboezen en rieten huizen, in denabuurfchap van zyne fteenen logie gebouwd, wegbreeken, op dat de Javaanen, door dezelve in brand te fteeken, hem niet zouden kunnen hinderen. Teffens ontvingen de bewooners der Jacatrafche logie eene zeer onaangenaame tyding van 'c naby gelegen Japara , hen meldende, dat, op bevel van den Mataramfchen Keizer, hunne logie aldaar geweldiger hand was overrompeld , zynde drie man der bezetting gedood , drie gekwetst en zeventien landwaards in gevangelyk weggevoerd. Ook oncvin- de Generaal Koen dagelyks meerder bewyzen van de verraaderlyke onderneemingen der Bantamfche en Jacatrafche Koningen, die mets min» der in 't oog hadden , dan de geheele magt der Hollanderen op Java in eens te verdelgen; terwyl de Engelfchen een groot fteenen huis tegen over het hunne bouwden, en dagelyks drukke onderhandelingen hielden met de Javaanen. Dit alles bewoog den Generaal om ook voor zyne eigen veiligheid te zorgen , en middelen te beraamen om zyne woonim', zo veel de omftandigheden toelieten, te verfterken. Men& begon dan eenige houten buitenwerken tot verdeediging zamen te ftellen, doch dit kon zo ftil niet gefchieden, of 't wierdt fpoedig by de Javaanen belpeurd, die echter geen moeds genoeg hadden, om zulks met geweid te beletten ; en naauwlyks was men hier genoegzaam tegen een onvei wagten aanval befchermd, of 'er wierdt een Fort gebouwd op £ Eiland Onrust, toen reeds tot het kielhaalen der fchepen gebruikt; dewyl men zonder dezelve geene veilige legplaats voor de bodems kon bekomen. Dit naar wemch volbragt zynde , voer men wederom mee groo.cn yver voort met het Fort by Jacatra, en kwam in September zo verre , dat op 't voornaamfte bolwerk reeds twaalf ftukken gefchut geplaa'tst konden worden , welke vertooning eenen geweldigen fchrik onder die van B.ntam en Jacatra, en vooral onder de laatften, verwekte. De Koning zond aan den Heer Koen toen ras Gezanten om de reden deezer ftichting te verneemen, en hem te bidden om toch weder, gelyk voor deezen, aan het Hof te komen; en toen de Generaal dit weigerde, kwam de Koning met veele zyner Grooten het Fort zelf bezichtigen, vraagende met grooten fchyn van vriendfehap, waar uit dis wantrouwen zyn' oorfprong nam, en waarom men zich dus tegen zyne vrienden bebohyerkte ? De Heer Koen antwoordde zulks alleen te doen, omdathy als Opperhoofd van de bezittingen der Maatfchappy verplicht was, gorge te draagen voor de bewaaring zyuer manfehap en fehauen, en dat, al  EERSTE OPKOMST. 59 *aS de Koning hem zeer genegen, 'er mogelyk omftandigheden zouden kunL voorkomen, die hem inde onmogelykheid zouden ftellen om de onzen „aarbehooren by te fpringen. Daarenboven zeide de Genera. , dat op de vriendfehap der Engelfchen niet was te betrouwen, en vooral met op dia derBantammers, die hunne verraaderlyke voorneemens reeds genoeg hadden geopenbaard: terwyl men ook tyding had ontvangen, dat de Spanja"den in Europa eene groote magt verzamelden, om, indien mogelyk, hunne vyanden en mededingers uit de indien te verdryven. De Koning van Jacatra had weinig tegen deeze redenen ,n te bieflgen, en vertrok in fchyn zeer vergenoegd : hy was ook inderdaad twyffelnadTg want van den eenen kant was hy zeer wel voldaan over de groote vooJeeien des Hollandfchen Koophandels terwyl h 1™*%^ ^ de Hollandfche magt vreesde, en, zo hy hen verraaderlyk behandelde, voor eene "eftrenge wraak bekommerd was. Beat dagt hy 't derha ven het verfterken der vesting, zo veel mogelyk , te vertraagen, en ztch ze ven tegen all n onverwagtentanval te beveiligen. Hy verbood daarom de Inlanders en Chineezen, die voornaamelyk door de onzen tot het bouwen w.erden gebruikt, hen langer ten dienfte te {taan, en liet zyne eigene Stad met een fteenen muur omtrekken, om zich, zo hy voorgaf, voor een naby zynden aanval des Javaanfchen Keizers te dekken. De nietighe.d van dit voorwendzel was den Heer Koen zeer wel bekend ; doch om zo veel mogelyk dies toe te geeven, leende hy tot het verfterken van Jacatra eene zomme Loco Reaalen, en gaf den Koning noch een gefchenk van soo Rea len, om te dienen tot verlichting van de Schatting die den Chineezen tot betaal ng van dit werk, was opgelegd. Van Jambi ontving de Generaal thans ook de onLgenaame tyding, &dat tegen de Hollandfche Bedienden,n te plaats insgelykseen verraaderlyke toeleg was gefmeed, en dat alle Holhn ders aldaar zouden vermoord zyn geworden, indien niet die var, Jambj, me de Portugeezen in oorlog zynde, hadden gevreesd, dat zy aangeHen wordende deeze lieden tot hunne verdeediging zeer noodig zouden hebben. De moord en plondering der Hollandfche bezetting op Japara bleef ondertusfchen niet ongewrooken; op order van den Heer Aewz vertrok derwaards de Commandeur Arend Mariens met dne toepen, om zo hy middel kon vinden , het begaane fchelmuuk te wreeken, en verder d,e van Macasfar, welke zich insgelyks op eene vyandige wyze tegen de onzen gedroegen , te tuchtigen. De tocht van dien wakkeren Zeeman voldeed volkomen aan 't oogmerk: want op den 8 November deezes; pars * * dagen na zyn vertrek van Japara, deed hy eene landmg met 160 man, en vernielde een houten Fort, door de Mataramfche Plonderaars aldaar opge- ïrl 2-  tfe» BATAVIA 'f srecht, gelyk ook veele praauwen en andere vaartuigen, zonder een? man te verliezen, terwyl de vyanden, die zich in 't eerst zochten te verdeedigen, in grooten getale omkwamen. Na deeze overwinning overrompelde hy de ftad Japara zelve, en lag haar geheel in aslche, 't geen zo grooten fchrik onder de nabuuren verwekte , dat de Javaanfche Gouverneur van Damak , zulks verdaan , en daarby ook groote fchade geleeden hebbende , eenige Gezanten naar de fchepen zond, om den vreede af te fmeeken, en zyne goede dienften aanhoud om by den Mataramfchen Keizer herftel van fchade en ontflng der gevangenen te bewerken , met belofte van den Gouverneur van Japara, die het fchelmftuk had gepleegd, met den dood te doen ftrafïcn. Onze fchepen hadden ondertusfchen het volkomen beflag der zaake met kunnen afvvagten, dewyl zy noodiger oordeelden naar Kfacasfat te vertrekken om den trouwloozen Koning dier plaaize insgelyks tot reden te brengen. Die van Bantam en Jacatra waren niet weinig omffeld op 't ontvangen van deeze tyding , dewyl hunne kwaade geweetens hen eene gelykzoortige wraak voorfpelden. Ter zeiver tyd fcheen in 't Oosten eene fchitterende Corneetfter, die eenen geweldigen fchrik onder de bygeloovvr ge volkeren deezer gewesten veroorzaakte, en hen menigvuldige onheilen deed vreezen. Dan de Engelfchen waren alleen in flaat hunne vcrflagene gemoederen weder op te beuren, vooral daar zy, eene nieuwe verfterking uit Europa bekomen hebbende, thans met 15 zwaare Ichepen voor Bantam lagen. Zy verzekerden de zamengezwoorenen, dat zy thans de Hollanders verre in magt overtroffen, en den Inlanderen met hunne magt getrouwelyk de hand zouden bieden om de Nederlandfche Maatfchappy op hun Eiland geheel uit te roeijen, met by voeging,, dat zy niet zouden rusten, eer zy den Gouverneur Koen, op welken zy by uitftek verbitterd waren, levendig of dood in hnnne handen hadden gekreegen. Tot hier toe hadden de Engelfchen zich als onze vrienden gedraagen, en alleen onder de hand gewoeld, doch meenden, dat thans de tyd gekomen was om het masker af te lichten. Zy deeden dit met zich op den 1 5 December meester te maaken van het Schip De Zwarte Leeuvj, 't geen van Patani was gekomen, en eene laading in had van Peper, Benzoin en ruwe Zyde, ter waarde van 15 a duizend guldens, behalven 1000 lasten Ryst, zonder voor eenig onheil, ten minllen van den kant onzer Europeefche vrien* den, bekommerd te zyn. Om in hun oogmerk wel te flaagen, hadden zy des avonds te vooren den- Directeur H&nuk Jacobszoon niet list aan boord va&;  EERSTE OPKOMST. 6\ van een hunner fchepen gekreegen, en noch in den nacht vier hunner bei^ te fchepen afgezonden om, 's morgens by den Zwarten Leeuw komende, 't fchip te overrompelen. Zy omringden hetzelve van alle kanten-, en dreigden het volk, hen alle te zullen vermoorden, zo zy zich niet zonder tegenweer overgaven : doch dit alles zou weinig hebben geholpen, dewyl de manfchap zeer weerbaar en genegen was 't fchip tot het uiterfte te verdeedigen: maar tot hun ongeluk was "er niets dan een weinig bedorven buskruid aan boord, en het fchip , wegens de langduurigheid der tochten, in een zeer ontredderden toeftand zynde, was niet in ftaat van behoorlyke tegenweer te doen. Men vondt zich derhal ven genoodzaakt het fchip over re geeven, hoewel op een eerlyk verdrag, dat de onzen alle hunne goederen zouden behouden, en naar hun welgevallen- vertrekken. Maar zy, die zich niet ontzagen, ons dui in vollen vreede aan te randen, vonden 'er ook geen zwaarigheid in om bun woord te breeken; want in ftede van ieder te laaten gaan naar welgevallen, en met zyne goederen ook de achterftalHge loonen te laaten volgen, fielden zy alleen in vryheid den voornoemden Directeur niet i i man, en hielden de overige gevangen , zoekende dezelve onder allerhande beloften te beweegen om de Hollandfche zyde te verbaten , en by hen dienst re neemen. Ongeveer op den zelfden tyd, dat het fchip de Zwarte Leeuw dus in vyai> delyke of liever in Roovers handen kwam te vervallen, hadden de Engelfchen van Bantam ook Westwaards naar de Straat van Sunda eenige hunner fchepen gezonden om te pasfen op 't fchip den Engel, 't welk, gelyk de verfpieders hen bericht hadden, van Jacatra naar Suratte zou vertrekken ; maa»r een heilzaam onheil verhinderde deeze onderneeming, want dit fchip, even van Jacatra venrokken zynde, kwam tegen den grond te ftooten , en moest daar eenige dagen blyven zitten, in welken tyd de onzen van 't voorval met den Zwanen Leeuw werden onderrecht, 't geen hen bewoog, het vlot geworden fchip weder naar Jacatra te brengen, en de reis naar Suratte tot gunftiger gelegenheid op te fchorten. Dit fchip had aan boord 107,794 guldens om Indofhmfcbe Waaren voor in te koopen, en dus was deszelfs behoud eene zaak van het grootfle belang. Een ander fchip van veel belang, te weeten de Oude Zon, uit Japan komende met een laading, 55.9 duizend guldens waardig , werdt door een gelykzoortig toeval behouden; Want op den zelfden dag, op welken de Zwarte Leeuw genoomen werdt, raakte dit fchip aan den grond, halfweg, tusfehen Jacatra en Bantam, waarop verfcheidene onzer booten en praauwen toefèhooten , en met bet ligren en weder vlot maaken van het vaartuig zo lang bezig waren, dat zy tyding kreegen van den toeftand der zaaken te Bantam: waarop de Capitein de voorin 3-, zichtig-  gi BATAVIA* zichtigheid had naar Jacatra te ftevenen , en dus de maatregelen, door de Engelfchen reeds tegen hem genoomen, te verydclen. Lichtelyk befpeurde men nu, dat de Engelfchen voorgenoomen hadden, onze handcldryvende fchepen overal weg te neemen , en zich daar mede te verfterken , om dus onze vloot voor Jacatra zonder veel moeite te kunnen overmeesteren, gelyk zy zich zelve niet fchaamden opentlyk te erkennen. Want toen de Heer Koen hen door eene afgezondene commisfie deed vraagen , met wat óógmerk zy zich van het fchip den Zwarten Leeuw hadden meeseer gemaakt, en verzoeken om het zelve, ak op de onrechtvaardigfte wyze overweldigd, wederom te geeven? Antwoordden zy onbelchaamdelyk, ouder het uitbraaken van veele fcheldwoorden , dat zy voorgenoomen hadden , alle onze aankomende en afvaarende fchepen aan te houden, en daarna te Jacatra te komen om aldaar onze geheele vloot te vernielen , en hunne uiterfte poogingen in het werk teftellen, teneinde den Heer Generaal Koen leevend ©f dood in hunne handen te krygen. De Koningen van Bantam en Jacatra, door het gepleegd verraad aan het fchip den Zwarten Leeuw ten hoogden aangemoedigd, fcheenen nu van •verlangen te branden om hun voorneemen tegen de Hollandfche Natie, weleer door geveinsd verraad ondernoomen , doch deerlyk mislukt, thans met geweld uit te voeren. Want hoewel zy den Heer Koen beloofd hadden, zich in 't geheel niet met de verfchillen tusfehen de onzen en de Engelfchen te zullen bemoeyen, wierpen zy thans het masker af, en hielden opentlyk de Engelfche zyde. Onder anderen toonde dit de Bantamfche Opperbeftierder, met onzen Opperkoopman Abraham van Utfelen te verbieden, onze fchepen dei waards vaarende voor de kagen der Engelfchen te waarfchuwen. Ook liet de Koning van Jacatra verfcheiden nieuwe bolwerken tegen ons Fort oprechten, cn wist dezelve behendig van gefchut te voorzien , op eenen tyd dat zyne Afgezanten heen en weder gingen om met den Generaal over een nader vriendelyk verbond te handeTen° welk voorgeeven echter alleen ten oogmerk had, de onzen te verhinderen in het opbouwen van eene fchietkat, die recht op de Stad kon vuuren; ■dan dewyl de Heer Koen het. oogmerk hunner laagen zeer wel begreep, deed dit hem zo veel te naarftiger met het bezorgen van alles, dat ter ver«deediging der Fortresfen noodig was, voortvaaren. Hoewel men ondertusfchen zyne uiterfte poogingen had aangewend om bet Fort behoorlyk te bevestigen, waren de zaaken op den 22 December, toen de vyanden hunne aanvallen begonden, noch in een zeer flegten ftaat. De fchietkat tegen Jacatra noch nier geheel voltooid, kon voor als noch snaar twee Hukken houden; aan den Rivierkant, en dus in 't Westclyk ge* deelte  EERSTE OPKOMST. 6*3 deelte onzer vèrderking, ftond thans het voltooide huis Mauritius, van het Zuiden naar het Noorden loopende, aan welks Noordeinde een bolwerk werdt gemaakt, -genoemd de Noord-Wester Rivierpunt; doch-dit werk was noch maar twee voeten boven den grond opgehoogd, en voorts mee paaien en planken beveiligd, die het wel fterk genoeg maakten om een aanval af tc keeren , maar niet zwaar genoeg waren om de musketkogels tegen te ftaan. Aan den Noord- of Zee-kant was de wal van aarde opgeworpen 9 voeten hoog, doch zonder borstweering, en de Noord-Oosier Zeepunt ook maar mee eene houten borstweering en dak voor den regen voorzien, terwyl naar den Stadkant het huis Nasfau en naar den Westkant het huis Mauritius alleen de verdeediging uitmaakten: zo dat 'er geen Vauban of Coeboorn noodig was om deeze gewigcige Vesting weg te neemen ! Met onze Scheepsvloot was het niet veel beter gefield; want n de Indien gekomen, nu reeds aldaar vyf jaaren was geweest, en door zyne dapperheid en kundigheden eene algemeene achting had verworven, under  EERSTE OPKOMST. 6> hém Honden de Opperkoopman Even Harmanszoon, de Predikant AJriaatt JacobszoonHulzebos, de Kapitein ww» Gorcum, de Luitenant Abraham Stnker en de Doctor Henricus de Haan, benevens 65 Ondsromcieren en Ambachtslieden, 15 Conftapels, 7oSoldaaten, 35 Japoneezen, 16 Chineezen, 70 Zwarten, 70 Jongere en 40 Vrouwlieden, maaiende met eikanderen byna 400 zielen. Van voorraad waren zy wel voorzien, en hadden alleen gebrek aan kruid, terwyl zy voor gebrek aan water door e verleggen der Rivier vreesden: doch dit laatfte zouden zy waarfchynlyk door het eraaven van putten hebben kunnen herftellen. De fchepen, met welke de Meer Koen het waagde de Engelfchen te ontmoeten, waren maar zeven in getal, te weeten, De Oude Zon, t Wapen van Amfterdam, Delft, de Gouden Leeuw, de Engel, de ValK en de Jaager : met deezen zette hy zynen koers Noordwaards, terwyl de Engelfchen met het fchip de Zwarte Leeuw, door hen genoomen, elf fterk, 9s namiddags met den zeewind insgelyks op de onzen afkwamen, en ongeveer op den aflland eener kanonfchoot boven winds voor anker gingen liggen Hier zonden zy met eene floep een' Trompetter, die Nederdu.tsch fprak , en onze vloot uit naam der Engelfchen opeischte, met bedreiging, dat zy anderzins geweld zouden gebruiken: doch met belofte, dat, zo zy zich gewillig overgaven, de manfchap haare volle gage zou genieten, en op C vriendelykst worden behandeld. Doch Koen gaf ten antwoord, dat, zo de Engelfche Vlootvoogd hem niet gewillig het fchip den Zwarten Leeuw te rug gaf, en volkomen fchadeloos ftelde, hy genoodzaakt zou weezen zyne vloot met geweld aan te tasten; waarop de Trompetter, na het uitbraaken van eene menigte fcheldwoorden , tot de zynen wederkeerde. En deeze was de laatfte ontmoeting tusfehen de Engelfchen en Hollanders in 't jaar 1 61 8 , 't welk op dien dag ten einde liep. # Op den volgenden eerften January van 't jaar 1619 ontving de Generaal Koen, met eene floep van Jambi, tyding dat de Engelfchen en Hollanders aldaar waren handgemeen geweest, en dat in die fchermutzeling een Engelsch Koopman was gefneuveld, en van onzen kant één Bottelier en één Inlander : voorts dat het Hollandsch fchip de Bergerboot , van Jambi naar Jacatra gevaaren op den 26 December, het geluk had gehad twee Engelfche fchepen, die op hem pasten, te ontfnappen. Ook zagen de onzen aan den buitenkant der Engelfche vloot een fchip , 't geen zy vast geloofden de Bergerboot te . zyn ; waai om de Heer Koen het noodig oordeelde, zodanig van plaats te veranderen, dat het voornoemde fchip niet door de Engelfchen van de onzen afgefneeden en dus genomen kon worden. Ten dien einde wer- l a  69 BATAV IA 's den vroeg in den morgen de ankers geTicht, en de koers dwars op de Engelfche vloot genomen om boven wind te geraaken, 't geen vyf der Engelfche Kapiteins, die hen de naaste waren, en niet wisten wat het oogmerk was , bewoog hunne ankers te kappen, en naar hunne overige fchepen te wyken, waar door de onzen ten vollen hun oogmerk bereikten,, en, boven den wind komende, thans in ftaat waren het aankomende fchip tebeveiligen. De Engelfche fchepen waren thans ook onder zeil" geraakt, en kreegen' den wind Wederom tot hun voordeel, waar opzy beflboten de Hollanders aan te tasten , en het eerst op hen te fchieten ; doch zy werden met groote dapperheid en voordeel op dezelfde wyze beantwoord; waarop ras een bloedig govegc volgde, 't geen over de zeven glazen en dus ongeveer vier uuren duurde De onzen vogten met grooten moed', verlöoren alleen 7 man aan dooden, en hadden maar 1 5 gekwetften ; doch 't geen hen 't meest belemmerde was de kleine voorraad van buskruid, van welken zy alleem in. dit gevecht een derdedeel verfchooten. Het verlies der Engelfchen was veel grooter, en deeze, die niet verwagt hadden dat mem hen zo.wel zou ontvangen, maakten het eerst een einde van 'i: gevechtDie van de Bergerboot Hadden ondertusfchen het gevecht van verre' gezien , en hunnen koers zodanig genomen dat zy de Engelfchen ontkwamen, en zich by onze fchepen voegden; maar zy hadden het ongeluk van hunne boot met 14. man ,, 's avonds te vooren afgezonden om de kusten te onderzoeken, te verliezen, dewyl dezelve door dë Engelfchen overrompeld wierdt. Ondertusfchen liepen de Engelfche zo wel als de Hollandfche:fchepen tegen den avond naar den wal, en kwamen, niét verre van elkandcren, ten anker onder een der Eilanden , in de nabuurfchap van Jacatra gelegen , doch buiten het gezicht dier plaats, alwaar de onzen een Scheepiraad beleiden om te overweegen, welke party men zou kiezen, en of het best ware de Engelfchen nochmaal aan te tasten, dan liever naar eene veiligeplaats te wyken om ververfchmg en onderftand te bekomen; omtrent wel? ke zaaken de gevoelens hemelsbreed verfchildèn. Op den volgenden dag , zynde den 3 January , werden de Engelfchen: noch verfterktmet drie hunner fchepen, welke van Bantam kwamen, waar* door de toeftand der onzen noch hachelyker werdt. De Scheepsraad derhalven wederom beleid zynde, keurde men thans het aantasten dèr Engelfche Vloot om verfchillende redenen geheel af, en wel voornaamelyk, om; dat het gebrek aan buskruid de onzen in dë onmoogelykheid Helde om eew langduurig gevecht uit te houden; waar by noch kwam dat de Engelfche fchcjpc.0, veel beter bemand cn bezeild waren dan de onze, en het dus eene- groote?  EERSTE OPKOMST. 69 groote roekeloosheid zoude zyn, onze bodems, alïe met kostelyke Waaren gelaaden, tegen zulk eene groote overmagt te waagen. Ondertusfchen fcheenen de Engelfchen wederom hunnen koers naar onze Vloot re richten , waarom de Generaal Koen het weder naar Jacatra^zette, terwyl de Engelfchen halte hielden om eenige hunner achterlyklte fchepen in te wachten. Zo dra de Hollandfche Vloot wederom binnen den boezem van Jacatra was gekomen, werdt de Raad op nieuw vergaderd, en beflooten , geenszins zulk een ongelyk gevecht te waagen, maar de wyk naar Amboina te neemen, om aldaar onze gantfche magt te verzamelen; dewyl het gevecht met den vyand, zo *t van eenigen duur wierdt, voor dë onzen, wegens gebrek aan kruid, ten laatfïen volftrekt doodelyk zou moeten zyn. Ook nam men ten dien einde in overweeging, dat de Engelfche fchepen niet alleen talryker, maar ook beter bemand en bezeild waren dan de Hollandfche; dat het onmoogelyk was de bezetting in 't Fort eenige hulp toe te brengen , die wel talryk genoeg en met den noodigen leeftocht voorzien was, maar alleen gebrek aan kruid had, 't geen de fchepen haar niet konden bezorgen; dat de belegerden , na het vertrek der fchepen naar de Moluques, zo de nood het mogt vereifchen, beter voorwaarden zouden kunnen bedingen , dan tegenwoordig, dewyl de vyand lichtefyk zou begrypen, dat de Zeemagt, zo ras moogelyk, merkelyk verfterkt en wel bemand zou wederkeeren; dat de fchepen, alle ryk gelaaden en met veel gereede penningen voorzien, niet zonder groote roekeloosheid aan een gevecht konden worden gewaagd ; dat het Fort van Jacatra van zeer weinig, belang was in vergelyking van de Zeemagt , dewyl deeze behouden blyvende, de geleedene fchade ras te herftellen was, terwyl één verlooren Zeegevegt de vyanden geheel meester ter Zee zou maaken, en dus vooralle onze bezittingen in de Oosterfche Gewesten volftrckt doodelyk zyn. Van den anderen kant overwoog men wel, dat het fchandefyk was de onzen in 't Fort te laaten zitten, en den vyand eene ruime gelegenheid te geeven om onze, uit het Vaderland of andere Oosterfche Gewesten, door de Straat van Sunda vaarende fchepen alle in gevaar te (lellen, van door de Engelfche Vloot te worden genomen; doch de noodzaakelykheid behield de overhand boven de welvoeglykheid, en men oordeelde den tocht naar Amboina volflrekt onvermydelyk. Ondertusfchen werdt de Vloot op dit tydpunt noch verfterkt met het Fregat Ceylon , van Succadana gekomen , onder "t bevel van den Heer J. Ie Fehre , welk fchip na het Westelyk einde der Straat Sunda door den Gouverneur werdt gezonden, om aldaar op onze uitvaarende fchepen te pasfen, en hen van den I 3> gevaar-  7é BATAVIA 's gevtarlyken toeftand te Jacatra te verwittigen, op dat zy, hunnen koers veranderende , veilig aan de Molukfche Eilanden zouden kunnen komen. Tot een gelykzoortig einde werdt het fchip dejaager naar Solor afgevaardigd, en naar Bima het fchip de Bergerboot om Ryst te laaden: Eerwyl het fchip de Valk na Djapan op Javaas Oostkust gezonden werdt om andere provi-, fien en ververfchingen aan boord te neemen. Men ftevende hierop Oostwaards naar Amboina, terwyl aan den Heer van den Broeke en de overige Bevelhebbers in het Fort een briefje werdt gezonden, 't geen hen het genomen befluit en de reden van het zelve bekend maakte, cn hen teffens aanmaande om zich tot het uiterfte te verdeedigen, in hoope, dat zy noch ontzet zouden bekomen; doch teffens bevel, om, 'zo zy het niet langer konden houden, op de voordeeljgfte wyze het Vort aan de Engelfchen, maar niet aan de Javaanen, over te geeven. Hier nevens ging noch een bevel om niet te veel op de listige aanbiedingen der Javaanen , die zich geener trouwloosheid fchaamden, te betrouwen, al fcheenen zy noch zo ongeveinsd en voordeelig. De Gouverneur van het Fort, van den Broeke, hield dit briefje eenige dagen verborgen om de verflagenheid der bezetting niet te vergrootcn ,Ö die al zeer groot was, op 't gezicht van de aankomst van 1 8 vyandelyke fchepen op de reede van Jacatra, en het wyken onzer Vloot, ïn dien zelfden nacht zagen zy het fchip de Zwarte Leeuw in brand raaken, en tot den grond afbranden, zo de Engelfchen zeiden, door een ongeluk, en met zyne volle laading; doch anderen waren van meening, dat zy gemelde fchip reeds van te vooren ontlaaden , en tot een brander hadden aangelegd om onze Vloot daar mede in vlam te zetten; maar dat zy het thans in brand ftaken , om dat dit oogmerk hen was mislukt , en zy geen volk genoeg over hadden om het naar behooren ge bemannen. De ^evaarlyke toeftand der onzen in het Fort fcheen ondertusfchen alleen te^ftrekken om hunnen moed te vermeerderen , en deed hen. niettegenftaande het fchieten en dreigen der Engelfchen, met zo veel yver aan de onvoltooide werken arbeiden, dat zy het zwakfte bolwerk en de fchietkat legen Jacatra in weinig dagen geheel voltooiden, en hunne nieuwe werken met Hollandfche Vaandels beplantten. Dit verwekte zulk een' onbefchryffclyken fchrik onder de Javaanen, dat de Koning van Jacatra eene witte Vaan deed uitfteeken, en tegen den avond van den 14 January den Schryver van zyn' Opperftalmeester met een briefje naar het Fort zond, waarin hy den Gouverneur te kennen gaf , dat niets hem aangenaamer sou zyn, dan den vreede te herttellen, en wederom met dc Hollandfche Natie  EERSTE OPKOMST. ?f PJatïe in een goed vertrouwen te leeven. Op den volgenden dag zond hy een gelykzoorti* briefje, met aanbod, dat, indien de bezetting insgelyks gezind was, hy eenige van zynen eerden Adel tot pandslieden zou zenden, ©p dat door de Hollanders eenige Gezanten mogten gezonden worden om mee hem over de herftelling der oude verbonden te handelen. Dit aanbod werdc toegedaan, en in plaats der hen toegezondene Javaanfche Grooten als Gyzelaars, vertrokken tot den Koning de Heeren Evert Harmanszoon, Doctor de Haan en Jofepb Natelaar, die, aan het Hof komende, aldaar de zinnen wederom veranderd vonden, en na een kort verblyf wederkeerden, met befcheid, dat de Koning thans noch den Vreede, noch een ftildand van Wapenen wilde maaken , ten zy de onzen de fchietkat en 't bolwerk, aan den Stadkant wederom afbraken; naar welk voordel de onzen geen ooren hadden, dewyl deeze werken den vyand voornaamelyk in hunne onderneemingen en veiligheid konden hinderen. Op den volgenden morgen fcheen hy echter weder van gevoelen veranderd; want 'er kwamen wederom nieuwe Gyzelaars, en van onzen kan» werden hierop de Predikant Hulzebos met de Heeren Harmanszoon en de Haan afgezonden, die, ten Hove komende , den Vorst aandienden, dat de onzen van harten genegen waren alle de voorgaande beleedigingen te vergeeten, en ook hunne Vestingwerken in denzelfden ftaat te laaten tot opc de terug komsc van den Heer Generaal Koen-, indien de Koning hen van zynen kant ook in vreede wilde laaten : maar dat zy geenszins genegen waren hunne Vestingwerken af te breeken, naardien in dezelve al hunne veiligheid beftond, en zy zich thans niet alleen tegen de geweldige aanflagen der vyanden, maar ook tegen de oogmerken der op hen verbitterde Engelfchen, moesten beveiligen. Dit voorftel fcheen den Vorst in 't geheet niet te behaagen; maar intusfehen befpeurden de Gezanten klaarblykelyk,, dat men hem wel door geld zou kunnen te vreede dellen. Ondertusfchen. verliep deeze dag zonder dat men tot eenige beflïsfing; kwam ; doch op den volgenden kwamen- wederom twee der eerde Javaan» lelie Grooten om tot borgen voor de onzen te dienen, die toen hunne Gezanten wederom afzonden: doch deeze werden onderweg ontmoet en aangetast door drie Engelfchen, welke zich Kooplieden noemden, en begeerden, dat de onzen hun geweer overgeeven, en zich geblinddoekt door hen zouden laaten voeren, zo zy zeiden, tot den Koning, die met zynen< Adel, eenige Bantamfche Grooten en den Engelfchen Opperbevelhebber, vergaderd was. De onzen weigerden dit volftrekt, en verdeedigden zich ïegen de drie Engelfchen, welke ondertusfchen een merkelyken onderftand van de hunnen ontvingen; en hoewel de Afgezondenen getrouw, door de Javaan«  7* BATAVIA 's vaanfche wagt, rot hunne befcherming van den Koning verleend, geholpen wierden , moesten zy echter wederom onverrichter zaake tot het Fort te rugge keereu. Voor deezen tyd werdt derhalyen de handeling afgebroken door de onbefchoftheid der Engelfchen, die, thans moedig op hunne overmagt te Lande en ter Zee, noch Vriend noch Vyand ontzagen, terwyl zy het voornaamelyk met fcheldwoorden gelaaden hadden op den Heer Generaal Koen , dien zy den aanlegger van alle deeze onlusten noemden, fchoon hy voorzeker aan dezelve volkomen onfchuldig was. Na den middag kwam 'er al weder eene nieuwe bezending met verzoek, dat onze Gezanten zich wilden vervoegen by den Temangong of den Broeder des Konings , die volkomen last tot fluiten had. Aldaar gekomen zynde, hoorden zy eene lange reeks van klagten over de fchade, door de onzen den Koning aangedaan, gelyk ook over het aantasten der Engelfche Logie en batteryen, waar door wy den oorlog begonnen hadden: op welke zaaken de onzen kortclyk antwoordden, dat de klaagers zich zeiven dit te wyten hadden , en dat men nooic tot geweld zou zyn gekomen , indien men niet zonneklaar had befpeurd , dat men het 'er op gemunt had hen door list of geweld te vernielen. Dit vertoog, hoe billyk ook, mogt niets baaten, en de Temangong befloot, dat wy tot boete, wegens het aanvallen der Engelfchen, zouden betaalen 4000 Reaalen , en eene gelyke fomme voor de vryheid van ons Fort in den tegenwoordigen toeftand te behouden, zo dat zyn eisch in'c geheel in 8000 Reaalen beftond , die echter tot 6000 Reaalen werdt verminderd. Zo ras de Commandeur Van den Broeke den eisch des vyands had Verftaan, liet hy aanftonds den Raad vergaderen , en gaf denzelven te kennen, dat men noch in geen vier maanden eenige hulp uit de Oosterfche Eilanden zou kunnen bekomen, en bezwaarlyk in ftaac zyn, zo lang het geweld der vereenigde vyanden te wederftaan; dewyl de voorraad van versch water maar twee maanden zou kunnen duuren, indien de vyand ons het haaien van hetzelve wilde beletten , kunnende de voorraad van buskruid ook uiet lang ftrekken, zo 't eens recht ernst wierdt. Ook gaf hy zynen Raaden in bedenken , dat men, door den Vreede van de Javaanen te koopen, onze Landlieden te Bantam veel beter in ftaat zou ftellen , en hun gelegenheid geeven om overal de aankomende fchepen met praauwen voor de laagen der Engelfchen te waarfchuwen. De Raad keurde alle deeze redenen van het uiterfte gewigt, e« oordeelde, dat men niets beters kon doen, dan den Koning op de ge- ëischt*  EERSTE OPKOMST. fa eischte wyze te vreeden te Hellen; waar op het Traéraat door de onzen werdt getekend, en aldus door de Commisfarisfen ten Hove gebragt. Het hield ondertusfchen aan tot den 17, eer zy den Vorst konden fpreeken, op welken dag zy tot het Gehoor geroepen aldaar den Koning zagea met zyn' oudften Broeder den Temangong en een* Jonger, die een Mahumedaansch Priester was, benevens veele anderen zyner Grooten, zonder dac 'er Bantammers of Engelfchen tegenwoordig waren. De Koning ontving hen op eene zeer vriendelyke wyze, en liet zich het in 't Nederduitsch gefchree■ven Contract, na dat het in de Maleitfche taal was overgezet, voorleezen, en betuigde over den inhoud wel voldaan te zyn. Hy ondertekende toen hetzelve , en liet het dooreen' aanzienlyken iloet zyner Grooten naar her Kasteel brengen, alwaar het ftraks onder 't losfen van het fchietgeweer en \ opfteeken van witte vaandels werdt afgekondigd. De Javaanen fcheenen niet minder over het tekenen van deezen Vreede ■verheugd dan de onzen: zy wendden zulks ten minden voor, en zonden -naar het Kasteel allerhande zoorten van vruchten en andere ververfchingen met veele tekenen van blydfchap, en eene menigte heilwenfchen, op welke echter de onzen weinig (laat maakten. Aanmerkensvvaardig was het ook, dat een Rhinoceros, anderszins een lomp en zeer onverftandig Dier, weleer door de Hollanders opgevoed, maar met het begin der belegering, wegens de fchaarsheid van water, uit het Kasteel gedreeven, op den dag der tekeninge, van zei ven tot zyne oude Meesters wederkeerde, en de -olydfchap op zyne wyze te kennen gaf. De uitkomst toonde ondertusfchen, dat de trouwlooze Koning van Java alleen deezen Vreede in fchyn had geflooten om de Hollanders in (laap te wiegen , en ze van hun geld te- berooven: want flechts drie dagen na het tekenen, op den 22 van Louwmaand 1619, ontving de Commandeur Van ■dtn Broeke eene boodfehap van den Jacatrafchen Koning, met verzoek, dathy by hem ten Hove wilde komen eeten, en zich met jaagen vermaaken , ■ voorwendende dat zulks tot herftelling der goede verftandhouding zeer noodig was , dewyl de Inlanders , voor dat zy openbaare blyken der goede verftandhouding gezien hadden, niet tot het Kasteel zouden willen komen om den ouden handel weder te beginnen, en den noodigen leeftogt :aan te voeren. De Hollanders waren niet zeer voldaan over deeze boodfehap : want van den eenen kant vertrouwden zy geenszins de listige Javaanen., en van den anderen kant vreesden zy, dat de weigering van 'sKonings verzoek tot een voorwendzel eener nieuwe Vreedebreuk zou worden genomen. Zy lieten zich eindelyk door het lokaas deezer vriendelyke aanbieding bedriegen , en de Heer Van den Broeke werdt door den Raai & met  74 BATAVIA 's met den Doctor Be Haan, vyf militairen en één jongen, ten Hove gezonden, zynde zy daarenboven verzeld door een ryk gefchenk voor de» Konin" en zyne voornaamfte Grooten; niettegenftaande de Predikant Hulzebos deezen tocht zeer ernftig had afgeraadcn, en derzelver bcklaaglyke einde voorfpeld. De uitkomst der reize bevestigde ook de rechtmaatlgheid van zynen argwaan; want naauwelyks waïen onze misleide Gezanten ten Hove gekomen, of zy wierden op eene verraaderlyke wyze aangetast, van hunne gefchenken beroofd, geflagen, byna naakt uugefchud, en dus gebonden voor den Koning gefleept, die zich, met dendaar tegenwoordigen Engelfchen Gouverneur, niet weinig over hunne aankomst verheugde, en hen allerley fmaad aandeed. Ondertuslchen hadden de Javaanen, behalven deeze acht, ook noch eenen negenden m hun net getrokken, te weeten den Bottelier van het Kasteel, welken zy met eene fraaye zomme gelds hadden uitgelokt, onder voorwendzcl van hem eenen goeden voorraad hoenders en andere cetwaarcn te zullen verkoopen; doch in hunne handen vervallen , werdt hy op dezelfde wyze van alles beroofd, en met een touw om het lyf door het fiyfc voor den Koning gefloept. Na dat men hen daar een-gen tyd gekweld en befpoc had, werden zy alle aan handen en voeren, op de Javaanfche wyze, in het blok geflooten , behalven den Commandeur Fanden Broeke , die , met bloote Krisfen en allcrleye folteringen gedreigd', gedwongen werdt aan de onzen te fchryven, dat zy het Slot moesten, ©vergeeven ; 't geen hy eindclyk deed, niettegenftaande hy zynen vyanden vertoonde, dat zulks te vergeefsch zou zyn, om dat hy- nu gevangen, niets meer over de bezetting te zeggen had, zynde de Nederlanders, volgens hunne krygswetten, van alle hem anderszins verfchuldigds. gehoorzaamheid ontflagen; zo dat de Raad zyn bevel niet zoude kunnen opvolgen, zonder zich des doods fchuldigte maaken. Dit alles wasechter te vergeefsch, en het briefje , volgens een opftel der Engelfchen gefchreeven , werdt den onzen in hun Kasteel gebragt door den Koopman Komelis Houbraaken, die op het Comptoir te Bantam lag, en Vdaags te vooren door den Pangerang van Bantam naar Jacatra was gezonden om tusfehen de Hollanders en Javaanen tot Middelaar te dienen; dewvl hy te Bantam woonde, en benevens de overige aldaar z.ch bevindende" Hollanders, als onzydig werdt aangemerkt; welke anderszinsaan de Oosterlingen onbekende onderfcheiding hen ongetwyffeld door de Engelfchen was ingeftooken. De Heer Houbraaken kreeg ook verlof om den C o.i mandeur in zyne Gevangenis te bezoeken, alwaar zy te zamea 'beflootcn, die van het Kasteel te vermaanen, om zich, zo lang zy konden»,  EERSTE OPKOMST. 75 den, te verdeedigen; vindende zy 't best, dat de Koopman Houbraaken ten fpoedigften wederom naar Bantam zou vertrekken, om de» Pan-erang kennis van ai het voorgevallene te Jacatra te geeven, de.fnoodheid* van het gepleegde verraad met zyne verdiende kleuren af te maaien en hem , onder belofte van behoorlyke erkentenisfe en vergelding, te verzoeken, zyn best te willen doen om den Jacatrafchen Koning tot vreedzaame gedagten , en de Gevangenen naar Bantam >n eene vrye bewaaring over te brengen, tot op de terugkomst van den Ge- De bezetting van het Hollandsch Kasteel was ondertusfchen in de uiterfte verfiagenheid gedompeld , zo ras haar het (nood verraad , aan den Commandeur Van den Broeke en de zynen gepleegd ter ooren kwam. Zy befloot ondertusfchen zich tot eene manmoedige verdeed.gmg gereed te maaken, en koos, in plaats van het gevangen Opperhoofd, tot Commandeur den Onderkoopman Pieter van Ray , welken zy tot dien gewigt.gen post den bekwaamden oordeelde; na dat zy de poorten geflooten, en de borstweeringen met linnen en wolzakken voorzien had om zich voor een onvoorzienen aanval te dekken. Tot hier toe ontvingen zy echter geen nadere tydingen van de Javaanen: maar op den volgenden 23 January ontving de Heer Van den Broeke in zyne Gevangenis een bezoek van den Sabandar en twee Engelfchen, die zyne handen uit het blok deeden ontfluiten hoewel niet om hem meerder gemak te geeven, maar om hem een nader briefje tot bevel van overgaave te doen tekenen. Van den Broeke moest dit, hoewel tegen zynen zin, volbrengen , waar op hetzelve door de Engelfchen naar het Kasteel werdt gezonden, onder belofte van volkom ene vryheid, en van een Engelsch fchip om de geheele bezetting met haare goederen vry en onbelemmerd naar het Vaderland te brengen. Doch de nieuwe Commandeur antwoordde, dat hy geenszins genegen was zich aldus zondereenigen tegenftand over te geeven, willende hy liever het uiterfte af, ^Dels'ngelfchen verzuimden ondertusfchen niet van de verlegenheid der onzen gebruik te maaken, en begonnen wederom nieuwe werken te maaken aan den Westkant der Rivier, op de plaats, alwaar hunne lunzen, door de onzen in hunnen geweldigen uitval verbrand, hadden geftaan. Door de Tavaanen geholpen, voltooiden zy aldaar binnen weinig dagen eene fterke battery voor acht ftukken gefchut, en brachten teffens alle hunne te vooren vernielde werken weder in order. Mogelyk zouden de Hollanders het oprechten deezer werken wel door hun kanon hebben kunnen beletten, of ten mirten merkelyk vertraagen; doch zy beflooten zulks om verfcheiden & 2  76 B A T A V f A '* redenen te laaten, waar van wel dè voornaamfte was dat hunne reeds mer» kelyk verminderde voorraad van buskruid dan zeer fchielyk zou zyn vernield, geweest. Daarenboven leefden zy in zekeren zrn noch met de Javaanen* als vrienden,, en ontvingen van hen voor geld alle eetwaaren, die zy noodig hadden : ook begreepen zy , dat een hevige tegenweer de gemoederen ten uiterften zou verbitteren, en dat zulks ter zyner tyd niet alleen» op hen, maar ook aanftonds op de arme Gevangenen, zou worden gewrooken. Eenige dagen laater liet de Jacatrafche Koning de bezetting bekend maaken, dat hy niet ongenegen was de Gevangenen te flaaken, mits hem een; losgeld van. tien duizend Reaalen wierdt gefchonken. De onzen vonden deese zomme overboodig, en zeiden , dat zy niet meer dan twee duizend konden geeven; doch deeze zomme fcheen den Javaan veel te klein voor zo veeï. perzoonen, die by. hem in de uiterfte elencle zaten, en dagelyks allerleyt fmaad moesten uitftaan ; zodanig, dat de Engelfchen voorftelden hen te pynigen om een naauwkeurig bericht van den toeftand des Kasteels en desi voorraads in hetzelve te bekomen, 't geen de Javaanen echter van de hands weezen. Ondertusfchen overlaadden de Engelfchen den Koning met ga-. fchenken, en voeren dagelyks voort met gefchut aan land te brengen, zev dat zy. hunne herftelde cn vermeerderde werken ten laatften met 35 zwaars ftukken en eene menigte ammunitie van- oorlog voorzagen. Dit nu allea gereed zynde, zag men op den so January eene menigte Engelfche en Jt> vaanfche Vaandels opfteeken , en kort daarna te voorfchyn komen den geweezen Commandeur Van den Broeke, met zyne Medegevangenen,, alle wel gebonden, en met ftroppen om den hals. De Commandeur werdt toen door twee Engelfchen, die Nederduitsch fpraken, voor de borstweering gezet , en hem bevoolen, de zynen tot overgaave aan te maanen, onde? belofte van eene allergunftigfte behandeling, en met bedreiging van mes 60 ftukken gefchut befchooten, en door óooo man met 300 ladders her ftormd, en dan alle over de kling gejaagd te zullen worden. Maar da Commandeur Van den Broeke voerde, in flede der hem opgelegde bevelen , eene geheel andere taal, en moedigde- de zynen op het fterkfte aan om nu hun' waaren heldenmoed te laaten blyken, en door eene mannelyke verdeediging. te toonen, dat zy waare Batavieren waren , op geenerley wyr ze van de dapperheid hunner Voorouderen ontaard; 't geen de Javaanen zoeuvel namen, dat zy hem, gelyk ook zyne makkers, achter over haalden^ «0 hen door het flyk naar hunne gevangenis fleepten, en in dezelve met Tigel verontwaardiging nederfmeeten. Tsr zeiver tyd vond men in 't Kasteel verfcheiden Eagelfche brieven, aa* pyjwfo  EERSTE OPKOMST. 77 p'ylen gehegt , en dus in 't zelve gefchooten-,. die de- voordeele» eener fpoedige overgaave met de gunfligfte trekken affchilderden , en der bezecsinge, zo zy halllerrig bleef, daarentegen de grootfte rampen dreigden. Een gelykzoortig briefje werdt ook kort daar na. door den Engelfchen Generaal Deal' aan den tegenwoordigen Commandeur naar het Kasteel gezonden r docli zonder eenig, antwoord daar ogt te bekomen. Doch, op den volgenden 30 van Louwmaand-, zond de Engelfche Generaal wederom een briefje, waar in hy het Fort voor de laatfte reis opeischte, met bedreiging van anderszins het Kasteel uit al zyn grof gefchut te zullen befehieten, en met een zwaar Leger te doen aantasten, zo men hem geen fpoedig en voldoend antwoord bezorgde; hy voegde 'er noch by, dat niemand voor zyn perzoon of byzondere goederen eenig gevaac zou loopen, dat in tegendeel alle aehterfkllige maandgelden door henj zouden worden voldaan, en dat alle die geene , welke in Engelfchen> dienst wilden overgaan, eveneens als geboren Engelfchen zouden worden gerekend. De Commandeur deed hierop vergadering beteggen, om de boodfehap des Engelfchen te overweegen , in welke niet alleen de voorige zwaarigheden werden herhaald, maar ook teffens in aanmerking genomen, dat de bezetting.., geduurende de laatst verloopene dagen , zeer door ziekten was verzwakt, die voornaamelyk door den aanhoudenden arbeid waren ontflaan; dat men noch in geen vier maanden ontzet kon krygen; en dat eindelyk de Westkant van 'f Fort alleen door het nieuwe huis Mauritius was verfterkt, 'twelk-, noch' niet met aarde gevuld' zynde, zeer gemakkelyk kon worden plat gefchoo.ten door de daar tegen over- gebouwde battery der Engelfchen. Om alle welke redenen de meerderheid befloot, dat de.plaats niet tegen geweld te houden was, en dat men, hoe eerder hoe beter, met de Engelfchen in onderhandeling moest treeden, indien dezelve van hunne zyde Gyzelaars* voor hunne afgezondenen wilden geeven. Het befluit , in deeze vergadering, genomen, werdt toen den Engelfchen Generaal bekend gemaakt, die ras een' zyner Opperkooplieden tot borgezond, en daarentegen den Capitein Fan Gotcnm ontving, die door de onzen tot de handeling was uitgekoozen. Op den 3 1 January begon zyne handeling met de Engelfchen en den Koning, doch werdt, toen men op dien dag eikanderen niet . verfhan kon, op den volgenden eerften van Sprokkelmaand hervat met dit gevolg , dat eindelyk op den namiddag de volgende- overeenkomst wierdt getroffen. iu Zuilen de Commandeur, Kapitein en Kooplieden der Nederlandfche K & Ver*  ?§ BATAVIA 's VereenigdeMaatfchappy het Fort, Volleen Ammunitie van oorlog, aan de» Engelfchen Opperbevelhebber overgeeven; en het Geld, de Koopman, fchappen, Juweelen en andere Goederen der Ed. Maatfchappy aan den Koning van Jacatra. 2. Daarentegen zullen de Engelfchen aan de Hollanders een fchip geeven, waar voor van de kontanten, thans in 't Fort zynde, zullen worden betaald 2000 reaalen van achten. Het voorfchreeven fchip zal zyn voorzien met vier goede ftukken gefchut, vyftig musketten met hun toebehooren, 60 vaten kruid en 25 pieken. Ook zal het zelve moeten zyn uitgerust met goede zeilen, ankers, kabels cn victualie voor zes maanden, met vry geleide van lyf en goed , en vryheid om te vaaren naar de kust van Coromandel of ergens anders , uitgezonderd naar Amboina of.de Molukfche Eilanden. '3. Alle Christenen , die zich in voornoemde Fort bevinden, van wat Natie of hoedanigheid zy mogen zyn, zullen hunne vryheid behouden, en met zich mogen ukdraagen alle hunne ftoffen en klederen, benevens eene zomme van 6200 reaalen aan gangbaaren gelde daarenboven : zullende hunne perzoonen en goederen door de Engelfchen aan boord worden èeleverd , zonder door de Javaanen of iemand anders te worden befchadigd. 4. De Hollanders zullen gehouden weezen een dag na de ondertekening deezes uit het Fort te vertrekken, in het welk alle ongedoopte perzoonen zullen moeten blyven, behalven de Japoneezen. 5. Zy , die in het Fort de wapenen kunnen draagen , en ook de Gevangenen , zullen belooven , geene wapenen tegen de Engelfchen te zullen draaien tot aan de eerstkomende Slachtmaand van dit loopend jaar 1619. Op welke belofte onder eede de Gevangenen zullen worden ontflagen, en naar hun welgevallen kunnen vertrekken. 6. De Hollanders zullen hunne goederen laaden aan de Eilanden in den boezem van Jacatra , en aldaar tot aan hun vertrek befchermd worden, door twee Engelfche fchepen, tegen de Javaanen, en alle andere vyanden. 7. Als het voornoemde fchip in gereedheid zal zyn, 't welk binnen 14 of 1 5 dagen kan gefchieden, zullen de Hollanders met een Engelsch paspoord vertrekken naar Coromandel, en zo te zee als te lande niets van de Engelfchen te vreezen hebben. Ondertusfchen zullen van den Hollandfchen kant aan den Engelfchen Generaal twaalf Gyzelaars worden gegeeven, tot dat zy hun Fort zullen hebben overgeleverd. 8. Zo lang de Hollanders in het Fort zyn, zullen ia het zelfe geen Javaanen mogen komen, dan die geene, welke van den Koning  EERSTE OPKOMST. 79 nïng mogten worden gezonden , en dan noch niet meer dan acht teffens. , . Welke artikelen Wy alle accordeeren en belooven heiligiyk na te komen. Zo waarlyk helpe ons God. Jacatra den iften February 1619» Was getekend', WIDIAK RA M A, Koning van Jacatra. THOMAS DEAL, Generaal der Engelfche Natie en zyne Raaden. Mitsgaders de Commandeur van V Kasteel van Jacatra, en alle Raaden der Maatfchappy 'alhier. Daarenboven hadden de Engelfchen beloofd wederom in vryheid te zullen doen Hellen den Commandeur Fan den Broeke met zyn gezelfchap, en ze veilig op het Kasteel te bezorgen. Ook zouden zy, in plaats van twaalf onzer voornaame Officieren, die een dag eerder dan de overigen aan boord zouden gaan , vier Javaanfche Grooten en vier hunner Kooplieden tot Gyzehars bezorgen. Zy zouden teiTens aan den Rivierkant al hun volk in flagorder Hellen om de onzen tegen het geweld der Javaanen te beichermen, zo^zy lust mogten krygen om dezelve , als zy naar de fchepen gingen, te plunderen. Voorts zogt de Hollandfche Commandeur de gunst des Engelfchen Opperhoofds te winnen, door hem tot een gefchenk te geeven het kostbaar zilveren Servies van den Heer Gouverneur Koen, 't welk dezelve, by zyn vertrek naar Amboina, hier had laaten ftaan. Op den tweeden van Sprokkelmaand , kwamen de Engelfchen met hunne booten en fchuiten voor 't Kasteel om alle de in hetzelve zich bevindende goederen aan te tekenen , en volgens her gemaakt befluit de twaalf Officieren aan boord te brengen. Maar de Hollanders zagen geen Javaanfche Edelen om tot borgen te dienen , cn ook geen Engelseh Krygsvolk aan den oever, maar wel eene groote hoop Javaanen by den mond der Rivier, 't geen hen zeer ©ntftelde, en een nieuwen verraaderlyken toeleg deed vreezen, welke fchrik niet weinig vermeerderde, door dien zy Van den Broeke en ayn gezelfchap , die volgens belofte nu ook omfla^en zouden moeten  go BATAVIA 's ten geweest zyn, niet by de Engelfchen zagen. Zy eischten derhalven van hen reden , waarom zy de Gevangenen en de Jacatrafche Edelen niet met zich gebracht, en den oever der Rivier niet bezet hadden; waarop de Engelfchen, Keer bedremmeld, geen voldoend befcheid konden geeven, maar hen in olgerr.ccnc bewoordingen daar mede zogteti te paayen, dat 'er geen gevaar rer wereld voor hen was te vreezen, en dat zy voor de goede nhl zaake inftonden. Doch de onzen, geenszins met zulke uitvluchten voldaan, antwoordden, dat zy niet genegenwaren hun Fort over tegee»e*i, dan alleen volgens de getroffene voorwaarden, en dat zy voor het overige zich liever dood wilden vechten, dan zich ongewapend lasten vermoorden. De Engelfchen, niet in ftaat den lloüandfchen Commandeur volgens hunne belofte te voldoen, vertrokken mismoedig, terwyl de Hollanders zeer wel te vreeden waren, zich zo gemakkelyk van 't gemaakte, doch voor hen zeer nadeelig Tractaat, verlost te zien ; door dien zy op den voorigen avond een briefje van Van den Broeke hadden gekreegen, waarin hy hen fchreef, dat de zaaken geheel en al, door 'c beftel des Konings van Bantam, veranderd waren, dat hy , zo hy hoopte, tot een goed einde, nu naar Bantam met zyn gezelfchap zou worden overgebragt, en dat de Commandeur van het Fort zich voor het tegenwoordige noch met de Ja. catraanen , noch met de Engelfchen in eenig verdrag moest inlaaten; dewyl de Bantamfche Pangeran hen verbooden had zich verder met het belegeren der Hollanders bezig te houden. Reeds van 't begin der onlusten, had de Iooze Bantamfche Regent niet alleen tegen de Hollanders, maar insgelyks tegen de Engelfchen en den Koning van Jacatra, verraaderlyke oogmerken gevoed, en hy gebruikte alleen den eenen tegen den anderen, om ze eindelyk alle te zamen re overheerfchen. Hy had ten dien einde , met het begin der belegering, eene groote menigte troepen naar Jacatra gezonden, in fchyn, om derzelver Koning en de Engelfchen te helpen, maar in der daad om., zo zy het den Hollanderen te benaauwd mogten maaken, hun Kasteel voor zich zelvcn xe doen bezetten. Het hoofd deezer troepen begreep nu , dat het tyd was, zyn' Meester te waarfchuwen , dewyl anderszins de Engelfchen fpoedig meester van het Kasteel , en de Jacatrafche Koning , Heer van den vetten buit zou weezen. Ook verzuimde de Regent geen tyd, maar zond noeh fpoedig twee duizend man zyner beste troepen , onder een der eerfte Bantamfche Grooten, welke, behalven de reeds bekend gemaakte handelwyze omtrent de Hollanders, noch een byzonderen last isad tsn nadeele des Konings van Jacatra. Het  EERSTE OPKOMST. 8t Het uitvoeren der verraaderlyke Bantamfche orders, tegen den bedroogen Jacatrafchen Koning, befpeurden de Hollanders, eenige uuren na het vertrek der Engelfche Commisfarisfen uit hun Kasteel : toen ontftond in de Stad een groot getier, 'c geen de onzen bevreesd maakte, en een ieder naar zynen post deed fpoeden; dewyl zy vreesden, dat dit de wapenkreet was tot het loopen van een' algemeenen ftorm , met welken zy reeds voor lang waren bedreigd. De Bantamfche Bevelhebber befpeurde ook ras deeze beweeging in 't Kasteel, en liet den Commandeur aanzeggen, dat hy zich maar (lil zou houden, dewyl het niet op hem, maar op den Jacatrafchen Koning gemunt was, 't geen de Hollanders wel eenigszins, maar niet geheel gerust (lelde, om dat zy reeds meer dan eens door de trouwlooze Javaanen bedroogen waren. Dat echter de Bantamfche Bevelhebber thans der waarheid niet hadde te kort :gedaan, bleek den Hollanderen fpoedig uit eenen brief, welken zy eenige «ogenblikken laater uit de Stad kreegen, en die hen berichtte, dat de Bantamfche Bevelhebber, zich, in fchyn van vriendfehap, dien morgen ten Hove had begeeven, doch zo veele zyner Officieren met zich had genomen, dat zy 'sKonings lyfwacht, die op geen verraad bedacht was, lichtelyk konden overrompelen; dat de Pangerang, zich thans genoegzaam Meester ziende, tot den Koning was genaderd om hem eenen brief van den Bantamfchen Vorst over te geeven ; doch dat hy, naby den Koning gekomen zynde, op het onverwagtst zyne Kris getrokken , en ze hem op de borst gezet had, teffens uit naam van zynen Meester, den Koning van Bantam, hem de keuze geevende om aanftonds te fterven, of, het leven behoudende, zyn Ryk en •alle zyne Schatten aan dien Vorst af te ftaan. Het voornoemde bericht meldde verder, dat de Koning, dus op 't onverwachtst venaaden, en alleen verzeld van eene kleine Lyfwacht, die tegen de menigte der Bantammers niets kon uitvoeren, van den nood eene deugd -gemaakt, en zich aan den overwinnaar met al zyne Schatten had overgegeeven, hoewel niet zonder zwaare klagten over de fnoodheid van het gepleegde verraad, om welke hy noch werdt befpot door de Bantammers, hein vraagende, of hy met Van den Broeke eerlyker had gehandeld ? de eene Schelm werdt hier dus door den anderen gevangen. Eindelyk meldde de brief den Hollanderen, dat de Bantamfche Bevelhebber, om zeker te zyn van de naauwlyks overheerde landen, den Koning met al zyne Bloedverwanten eu Vertrouwelingen , benevens hunne Vrouwen en Kinderen, had in hegtenis doen neemen, en in ballingfchap verzonden naar 't gebergte ten Zuidwesten van Tanaran, eene plaats op de Bantamfche grenzen gelegen. Deeze Gevangenen waren het geweest, welke het groot ge- L tier  82 BATAVIA 's tier hadden gemaakt, dat de Hollanders voor een algemeene wapenkreet hadden gehouden. De Koning, dus van alles beroofd, werdt tot de uiterfte elende en armoede gebragt, zo dat hy, nadien tyd te Jacatra wedergekeerd zynde, zich in een bootje als een der gemeende Visfchers heeft moeten behelpen, en menigmaal door de Hollanders onder hun Kasteel visfehende is gezien. Wat zyne Ryksgrooten of Orancajas aangaat, deeze troffen een beter lot, cn bleeven meest alle in hunne ampten en bezittingen, en deeden ookgeen de minfte pooging om hunnen Opperheer in zyn gezag te bewaa* ren. Dit maakt de gedagten van zommigen niet onwaarlehynlyk , dat de verdryving van deezen Vorst niet zonder hun medeweeten enoverleg met den Bantamkhen Regent is toegegaan. Het verraad van den Bantamfchon Regeerder werdr, buiren het fchenden van veibom'en cn goede trouwe, noch hier door verzwaard, dat de Jacatrafche Koning hen-Ten zyn' minderjaarigen Heer zeer na in den bloede beftond. Dan men heeft meermaalen, zo wel in de Indien als in befchuafder Landen,, gezien, dot de banden van Vriend- en Bloedverwamfchap voor Staatkundige belangen moesten wyken. De Heer Van den Broeke werdt, noch op dien eigen avond der afzetting van den Jacatrafchen Koning, naar Bantam met zyn geheel gezelfehap gezonden, hoewel geenszins onder den titel van eenen Gevangenen, maar "onder voorwcndzel eener veilige bewaaring. Met geen minder fchyn van vriend.chap gedroeg zich deeze looze bedrieger jegens de Hollanders in 't Kasteel : een zyner eerde bevelen was, dat de groote Bazar of Marktplaats zou gehouden worden voor 't Kasteel, om, zo hy zeide , zynen Vrienden , den Hollanderen alles gemakkelyk te maaken. Daarenboven liet hy van de Stadswallen, gelyk ook van de Engelllhe werken, eene groote menigte Vreede vaanen waaijen, 't geen dooi de onzen met gelyke munt werdt beantwoord; zo dat het roneel' voor Jacatra eerder een boerekermis, dan wel eene belegering fcheen De Pangeran fprak ook van niets anders dan van oprechte trouw, broederlyke vriendfehap, en veele andere zaaken, om, zo hy konde, de Hollanders in daap te wiegen, die echter de valscheid zyner voorgeevens zeer wel begreepea . Onder andere belachelyke veinzeryen was deeze wel deonbefchaamdde, dat hy een gerucht liet verfpreiden onder de Javaanfche Grooten , dat de Regent van Bantam den Jacatrafchen Koning alleen uit liefde voor de Hollanders had verdreeven; dewyl hy, na het gemaakte verdrag en het ontvangen der 6000 Reaalen , zyn woord gebroken , cn den Commandeur Van den Broche met zyn gezelfchap op  EERSTE OPKOMST, 83 cp zulk eene fchandelyke wyze had verraaden : waar by hy voegde, dar zulks alleen aan de Engelfchen was te wyten, dewyl zy door hunne konstftreeken den Koning dus in het grootfte ongeluk hadden geftort. Ondertusfchen wisten de onzen zeer wel, dat de voornoemde Regent de eerfte ■oorfprongvan alle onheilen was, door dien hy die van Jacatra tegen hunnen zin in de wapenen geholpen, en de Engelfchen door fchoone beloften insgelyks tot dc gepleegde onbetaamlykheden had opgehitst. Zy floegen aeinalven even veel geloof aan de fraaye Zedelesfen van deezen doortrapten Moor, als of zy den Vos, met een Schaapenvel omhangen , eene redevoering voor de Eenden en Hoenders over de barmhartigheid hadden hooren doen. Niemand was midlerwyl meer verlegen dan de Engelfche Generaal Deal, welke, zich thans in alle zyne voorneemens gedwarsboomd ziende, zelfs geen middel tot een eerlyken aftogt vond, zonder oogluiking der Hollanderen. Hy fchreef hierom een briefje aan Mr. IVaddoen, een Lngelschman, die, by gelegenheid van de onderhandeling over het nu uitgefloopen Contradt, in 't Kasteel was gebleeven , waar in hy zich zeer beklaagde over de trouwloosheid der Bantammers, die Van den Broeke en de zynen weggevoerd, en dus de volvoering van het Trachat volftrekt onmogelyk hadden gemaakt. Hy beloofde thans, dat de Bantammers geen de minfte hulp van hem, of de zynen zouden genieten, dewyl hy nu klaarlyk zag, dat zy alleen ten doel hadden eerst de Hollanders, en daarna de Engelfchen, te vernielen. Eindelyk verzocht hy een vryen aftocht voor zyne fchuiten en booten, die tot volvoering van het mislukte Traftaat onder het gefchut der Vestinge waren gekomen, en van daar met veilig zonder toeftemming des Commandeurs konden vertrekken. De Hollandfche Commandeur beantwoordde het verzoek der Engelfchen met een kort briefje, zonder veel op hunne vertooningen en fraaye beloften te letten, hen alleen meldende, dat het mislukken van het Tractaat buiten zyne fchutd was, en dat, zo zy hem de Gevangenen en de Gyzeiaars konden bezorgen , hy bereidwillig was, om noch zyn woord te houden; dat de Engelfchen hunne booten en fchepen naar welgevallen konden weghaalen, en vaaren werwaards zy wilden; eindelyk dat zy een zeer goed en Christelyk werk zouden doen met de Inlanders niet te onderfteunen, ïn\elké zaak zy zich reeds zeer te buiten hadden gegaan. Op den volgenden 4 van Sprokkelmaand , fchreeven de Engelfchen al weder een briefje, uit het welke bleek, dat zy het te Jacatra vooral niet ruimer hauden, dan de onzen in het Kasteel; zy begreepen hierom hoe eerder hoe beter te moeten vertrekken, en verzochten een vrye vaart voorby ons Kasteel, om hun gefchut, 't geen op de vyandelyke werken lag, te lum- L 2  84 BATAVIA, 's nen af haaien. Dit laatfte ftonden de onzen hen zeer gaarne toe, dewyl die werken, zonder hetÊngelsch gefchut, hen geen kwaad konden doenj zy floegen den vyand hierom, zo men zegt, een gouden brug, en beraamden mee de Engelfchen, tot uitvoering van dit plan, den nacht van den 6 Fe« bruary, geduurende welken de onzen (leeds in de wapenen waren , mes oogmerk om de Engelfchen, zo zy wierden aangetast, met ons gefchut etrmusketten by te ftaan ; terwyl men hen vryheid had gegeeven, oin, zo zy het te kwaad kreegen, onder ons Kasteel de wyk te neemen. De Engelfchen, door deeze verzekering beveiligd, voltrokken hun werk op den bepaalden tyd, zonder daar in door de Bantammers te worden verhinderd, die, zo het fchynt, zulks niet hebben durven onderneemen, dewyl zy wel zagen, dat de onzen de Engelfchen hielpen hun kanon wegvoeren, 't geen voor 't Kasteel van het uiterst belang was, vooral aan den Westkant, alwaar het zelve zeer zwak was, en door het vyandelyk. gefchut in korten tyd zou hebben kunnen vernield worden. De Bantamfche Regent, nu van het Engelfche gefchut beroofd, zonder welk hy geen middel zag om het Kasteel met geweld te vermeesteren, nam thans zyne toevlucht tot list; cn bediende zich hier toe van de Hollanders, die zich te Bantam bevonden-, en door hem niet alleen als in gevangenis gehouden , maar ook gedwongen werden op zodanig eene wyze aan de bezetting van het Kasteel te fchryven, als hy het best tot bereiking zyner oogmerken oordeelde. De Bantamfche Hollanders waren de Kooplieden Abraham van Uffelen en Kornètts Houbraakcn, benevens Henrih, jfanszoon, geweezen Directeur van Patani, die , op het fchip den Zwarten; Leeuw vaarende, door de Engelfchen was gevangen genomen, en te Bantam aan den Regent overgeleverd. Deeze werdt nu, wegens zyne voorige bediening, voor den eerden in rang gehouden, na hem volgde in rang de geweezen Commandeur Van den Broeke, toen dezelve mede te Bantam was aangekomen, en op deezen de Kooplieden Van Uffelen en Hou* braaken, benevens de verdere Gezaghebbers. Reeds op den vyfden van Sprokkelmaand, toen men te Bantam noch onzeker was, hoe de verraaderlyke onderneeming tegen den Koning van Jacatra, toen reeds volbracht, dond uit te uitvallen, en vreesde, dat mogelyk de Engelfchen, zo zy 't Kasteel in hunne magt kreegen, daar bezwaarlyk uit te dryven zouden zyn , kreeg de Commandeur van ons Fort een briefje van de Kooplieden Van Uffelen en Houbraaken, met medeweeten van dea Bantamfchen Koning, zo het heëtte , hoewel het voldrekt op zyne order gefchiedde. Zy verzekerden hem daar in , dat de Bantamfche Koning ben op 't vriendelykst behandelde, 'den Hollanderenalles goeds wenschte, en  EERSTE OPKOMST. &5 Ren daarom ook uit enkele genegenheid kennis had gegeeven van het nadeelig Contract, hetwelk de Hollanders thans met de Engelfchen en Jacamanen zogten te fluiten , beveelende hy hen ten hoogflen aan, den onzen te fchryven, dat zy zich voor de Engelfchen en Jacatraanen wachten % moesten, als welke niets dan hun' volflrekten ondergang zochten. De fchryvers betuigden verder hunne verwondering, aangaande het voorneemen der onzen, om hun Kasteel en Schatten aan de voornoemde vyanden by verdrag over te geeven, dewyl zy volftrekt op dezelve geen ftaat konden maaien, en noch onlangs zo deerlyk waren bedroogen geworden: daarentegen werdt ée goede trouw des Bantamfchen Konings met fterke verwen gefchilderd, en hen kennis gegeeven, dat Fan den Broeke thans naar Bantam ontbooden was, niet als een Gevangen, maar om met den Koning te handelen, die zeer genegen was de Hollandfche Natie en haare Goederen onder zyne befcherming te neemên. Eindelyk fchreeven zy, hier over reeds met den voornoemden Vorst te hebben gefproken, en bevolen hem deeze zaaken wel lypelyk te overweegen- De onzen beantwoordden dit briefje fpoedig, en, zo het fcheen, met groote openhartigheid, hoewel zy den listigen Bantammer zeer weinig betrouwden. Hoofdzaakelyk beftond hun antwoord hier in , dat zy , geen de minfte hoop hebbende op eenig ontzet, en niet magtig genoeg zynde om de vereenigde krachten der Engelfchen en Jacatraanen af te kecren, in de noodzaakelykheid waren gebragt, om met hunne vyanden in onderhandeling te treeden, en zodanig eene overeenkomst te fluiten , als Van den Broeke op zyne aankomst te Bantam hen zou kunnen mededeelen ; doch dat de zaaken nu geheel en al tot hun voordeel veranderd waren, cn dat zy thans hunnen piigt en eed, aan de Maatfchappy gedaan, tot den laatften druppel bloeds in acht zouden neemen. De Commandeur van het Kasteel ontving teffens een briefje door den Koopman Jacob le Fckre, welke op den derden van Louwmaand deezes jaars naar de Straat van Sunda was gezonden met het Jagt Ceylon, om op de aldaar voorby vaarende Hollandfche fchepen te pasfen, en dezelve voor de laagen der Engelfchen te waarfchuwen. Deeze Commandeur gaf hem kennis, dat hy uit het Vaderland had by hem gekreegen de fchepen Haarlem en het Hart, met een Portugeesch Jagt, door hen onder weg genomen, zynde hy van voorneemen geweest zich met deeze vier fchepen by de Hollandfche Vloot voor Jacatra te voegen, indien dezelve daar noch lag, of indien maar de Engelfchen van daar waren geweeken. Doch dat daar omtrent de Hollanders te Bantam hem reeds de behoorlyke oplosfing hadden gegeeven j 't geen hem fpoedig van gedagten had doen veranderen, de- L 3 wy!  86 BATAVIA s wyl hy, thans voor Jacatra komende, mar alle waarfchynlykheid in de tanden der Engelfchen zou moeten vallen. ' Op den zesden van Sprokkelmaand kwamen in 't Kasteel de Directeur Hénrikjanszoon, en de Koopman Van Ufekn , met een wydlufngen brief, op den voorigen dag door /*„ W« uit fewn. gefchreeven, zo het heette, uit eigen vrven wille, maar buiten twyffel daar toe door den Koning gedwongen, gelyk men uit den verwarden inhoud moest be, fluiten, fchoondc Afgezanten desaangaande geene volkomen oplosfing konden eeeven, deivyl zy den Schryver niet alleen hadden mogen fpreeken. De inhoud bevatte hoofdzaakelyk, dat hy zelve den Koning uit zyne gevangenis te Jacatra had verzocht naar Bantam overgebragt te mogen worden , om met hem over de overgaave van het Kasteel en een' verdere m.nzaame .overeenkomst te fpreeken. Dat hy, te Bantam gekomen, den Regent op zyn voorneemen volkomen flyf ftaande had gevonden, eifchende hy eene vryJilliae overgaave van 'tKasteel en alle Goederep der Maatfchappye m het zelve, onder belofte van den Hollanderen verder zo veel vryheid te ve, leenen cn wel aaden tezuücn bewyzen, als zy zouden kunnen begeeren. Dat hy {Van denD^oc Z daarop aan den Koningwei had voorgehouden het Verbond, dat met de En' ge feben gemaakt was, volgens het welk zy aan hen de Vestmg zouden,Wergee; ven mits zy een fchip aan de bezetting bezorgden om daar mede naai het Vadcrl nd te keeren: waarop de Regent geantwoord had dat hy geen zodanig fchip had, maar wel groote jonken, met welke hy hen naar B mam zou ove.ferengen, en aldaar, zo lang als noodig was, of zy 'er bly ven wflden , onder zyne Koninglyke befcherming neemeu De voornoemde Afgezanten verhX ook, dat de Bantammer het origineel Contra* der onzen met de Engelfchen en Jacatraanen gekreegen had, en nu, door eene wettige verkering in hunne rechten getreeden, ftaande hield, at het Contract gerekend moest worden met hem gemaakt te zyn, dewyl hy nu Heer van J catra was, cn de Engelfchen hunne werken hadden verlaaten. Z dfehe Commandeur antwoordde, dat hem dit recht met zeer klaarbiykeJyk voorkwam, dewyl de Bantamfche Regent niet op eene eerlyke en door het Recht der Volkeren goedgekeurde wyze, maar enkel door een trouwloos verraad, het Ryk van Jacatra had verkreegen: terwyl hunne bezitting van het Kasteel, zo door den inhoud der voorige Iractaatcn, als door de billyke rechten der Zcifsvcrdeediging, volkomen gewettigd was. Dan hoewel den Hollanderen de billykheid van de Bantamfche e.fchen zeer niette fcheen, dwong hen echter de noodzaakelykhcid der tyden eene keuze te doen; hoewel veele meenen, dat zy zich by gebrek van genoegzaamc kloekmoedigheid, het gevaar gfootei voortelden, dan het  EERSTE OPKOMST. 87 in der daad was. Op den negenden van Sprokkelmaand werdt derhalven wederom de Raad gefpannen, of men zich verder zon verdedigen, dan de Sterkte overgeeven, en verder of men ten dien einde een verdrag zou zoeken te treffen met de Bantammers, dan liever met de Engelfchen. Het eerfle werdt volftrekt verworpen, dewyl men wist, hoe weinig vertrouwen men op den Dwingeland kon ftelien, en men befloot, nochmaal een aanzoek by de Engelfchen te doen , om met hen te fluiten. Men zond derhalven een Gezantfehap aan den Heer Deal, die zich echter op gecnerhande wyze met het zeive wilde inlaaten, naardien hy wel zag, dat de Engelfche zaaken te Jacatra zodanig verloopen waren, dat zy weinig voordeels van den tegenwoordigen toeftand konden hoopen. Hy begreep wel, dat hy veel voordeel met het bezetten van 't Fort zou kunnen behaalen ; maar voorzag ook teffens , dat de Javaanfche Vorften, en vooral de Bantammer, hem zulks zeer kwalyk zouden neemen ,, en dat hy by gevolg, wilde hy een vryen handel op Java behouden, hem het Kasteel zou moeten overgeeven; in welk geval het zeer bezvvaarlyk zou» vallen, de wantrouwige Javaanen omtrent den buit te vreeden te (tellen, dewyl zy, al gaf hy hen meer dan daar gevonden wierdt, hem noch van ontrouw verdagi ""zouden houden, en meenen dat de beste fchat hen was onrfutzeld. Daaienboven begreepen zy, dat de tyd der temgkomüe van den Generaal Koen uit de Molukfche eilanden dagelyks naderde, en dat hen als dan eene magt zo ter zee als te lande zou befpringen , tegen welke hunne krachten niet zouden kuunen opweegen, vooral zo zy met de Inlanders over hoop lagen. De Hollandfche Commandeur, dus door de Engelfchen , die met hunne zaaken zelve verlegen waren, afgeweezen zynde, wendde het weder op een anderen boeg, en zocht nu een verdrag met den Bantamfchen Vorst, te maaken ; ten welken einde de Heeren Henrik Janszoon en Van Uffelen , met een' brief, over die ftoffe handelende, naar Bantam werden afgezonden, doch teffens msc order, om denzelven niet over te geeven,. ten zy ze een vrye Pas van de Engelfchen konden krygen, dat dezelve hunne perzoonen en goederen vryelyk zouden laaten vaaren naar Bantam. De voorwaarden, op welke men zich aan den Bantamfchen Regent wilde overgeeven, waren de volgende : 1. Dat de Koning zal gehouden zyn de onzen van alle noodige fchepen te voorzien om hunne perzoonen en goederen naar Bantam over te voeren, en dezelve tegen alle laagen der Engelfchen belchermen. a. Zullende Hollanders, op de reede van Bantam gekomen, aldaar mogen  88 BATAVIA 's gen blyven liggen, aan land gaan, of vertrekken naar hun welgevallen; ook zullen zy vryheid hebben aan het Frarifche Schip , aldaar liggende , te mogen gaan, en alle goederen die zy noodig hebben, voor gereed geld te koopen. g. Al het volk, 't welk thans in het Fort ligt, zal van daar mogen vertrekken zonder uitzondering, en dat met vliegende Vaandels, gelaaden Geweer, en alle verdere tekenen van Krygseere. 4. Uit het Fort zullen zy met zich mogen voeren alle Waaren en Goederen, die aan de Maatfchappy toebehooren, mits van alles een vierdedeel, of 25 ten honderd, aan den Regent fchenkende; doch van de Krygsbehoeften alleen de helft, en voorts allen Leeftogt voor zich zeiven behouden. 5. Als het Fort zal overgegeeven zyn , zullen 'er echter noch vyf of zes Hollanders te Jacatra mogen blyven, om aldaar Arak en andere Provifien , noodig voor de aldaar aankomende fchepen, op te koopen. 6. Het Comptoir te Bantam zal volkomene vryheid genieten, gelyk aan alle andere handeldryvende Natiën wordt toegedaan, om met de Chineezen en andere Oosterfche Volkeren te handelen, terwyl alle, daar noch opgehoudene, Gevangenen oogenblikkelyk in vryheid zullen worden gcfteld. 7. Zullen de Hollanders vryheid hebben, eer zy vertrekken, hunne Jonken behoorlyk met Steenftukken en verder Schietgeweer te voorzien; terwyl ook geen meer Javaanen teffens aan boord zullen mogen komen, dan zy dienftig oordeelen. 8. Eindelyk zal de Regent van Bantam, met eede op den Koran, benevens zyn zegel en handtekening , verzekering geeven, dat hy het gellooten verbond in alles zal onderhouden. Met dit ontwerp werdt ook teffens een briefje aan Van den Broeke gezonden , waar in de inhoud van hetzelve was vermeld , doch met eenig verwyt, dat hy zich buiten hunne kennis te verre met de Bantammers had ingelaaten. Op deeze bezending kwam ras antwoord, in het welk de Gevangenen zich vooreerst verfchoonden over hunnen handel met den Regent, en niet onduidelyk te kennen gaven, dat hun zulks opgedrongen, en niet kwalyk te neemen was, vooral daar in allen gevalle hunne onderhandelingen maar enkele ontwerpen waren, welke die van het Kasteel naar hun welgevallen konden aanneemen of verwerpen. Voorts vonden zy in het (lot der artikelen zeer ongepast dien zwaaren eed, welken men van den Koning eischte, naardien hy uit eigen beweeging had beloofd het verdrag, zo ras het voltrokken was, eigenhandig te zullen tekenen en zegelen; Waar mede huns oordeels de Commandeur Van Gorcum behoorde voldaan  EERSTE OPKOMST. 89 daan te zyn: waarom zy ook dit artikel hadden verzweegen, uit vreeze dat dit een hevigen toorn in den Vorst zou ontfteeken. Het verblyf va» eenige Hollanders te Jacatra, na het flegcen der Sterkte, kwam hen ongefchikt voor , naardien het fchynen zou , als of de onzen, met hun Comproir te Bantam niet te vreeden, aldaar een gedeelte van hunnen handel wilden vestigen; 't geen den Koning niet dan zeer onaangenaam zou zyn, cn den Engelfchen nieuwe gelegenheid verfchaffen om den Koning nadeclige gedagtcn tegen de Hollandfche Natie in te boezemen, die reeds maar al te veel vat op zyn gemoed hadden gekreegen. Eindelyk kwam hen het preliminair artikel, aangaande het verkrygen eener Engelfche Pas, allerbezwaarlykst voor; zy vonden dit wel ten uiterften voordeelig, maar zagen geen middel om den Koning tot het vraagen van zulk een pas te beweegen, dewyl hy, door het voorgevallene met hen in onmin geraakt, de goede verftandhouding had afgebroken, en derhalven deezen (tap niet kon doen zonder zyne grootheid al te zeer te krenken: te meer, daar de Engelf.hen, zeer te onvreeden, reeds gedreigd hadden, datzy Bantam wilden verhaten, en zich waarfchynlyk tot het doen van zodanig eene belofte niet zouden laaten overhaalen. By dit alles voegden zy noch, dat de Bantamfche Opperhoofden dreigden, niet langer met geduld naar het uitftel der overgaave te zullen wagten, maar in tegendeel, zo deeze brief niet naar genoegen wierdt beantwoord, de onzen met geweld te zullen aantasten. Tot befluit verzekerden zy noch den Commandeur, dat zy niet zo zeer om hunne eigene veiligheid te bezorgen, als wel om de Bezetting des Kasteels voor een geweldigen aanval te bewaaren, de onderhandeling met den Bantamfchen Regent hadden begonnen; dewyl zy van meening waren, dat de belegerden het met geene mogclykheid tot de te rugkomst van den Generaal Koen zouden kunnen uithouden, en het hen dus veel voordeel iger zou zyn, noch in tyds een eerlyk verdrag met den vyand te maaken, dan zich door hunne hardnekkigheid in een onvermydelyk bederf te ftorten. De Hollandfche Raaden waren noch bezig met den inhoud van dit gefchrift te overweegen, toen zy een van een zachteren aard van den Koning zeiven ontvingen; waar in hen op eene vriendelyke wyze hoofdzaakelyk de keuze werdc gegeeven, om met fchepen naar Bantam over te komen, of in 't Kasteel te blyven, mits zy de bolwerken afbraken en hun gefchut over. gaven. Deeze tyding was hen gebragt door eenige der te Bantam refideerende Hollander-; en deeze werden verzocht, als uit eigen beweeging, aan Van den Broeke - cn door hem den Koning bekend te maaken, dat, ichoon de hoofder* wel genegen waren naar i antam te komen, het gemeen van zodanig een Vtrdrag met wilde.hoortn, ten zy hen eerst een vryge- JV1 leibiief  00 BATAV IAV Ieibricf der Engelfchen was vertoond: willende de Commandeur daaren» boven wel onder eede den Koning belooven, dat hy geenerhande overeen» komften met de Engelfchen zou fluiten, zonder zyne toefteraming, en het Kasteel aanftonds overgeeven, zo ras de Gouverneur Koen zou zyn overgekomen; wanneer men teffens den Vorst voor zyne goedwilligheid behoorlyk. sou beloonen. Geduurende deeze onderhandelingen, waren de Engelfchen, die hiep voor Jacatra niets meer wisten uit te voeren, Westwaards geweeken, om, zo zy konden, eenige uit het Vaderland aankomende fchepen. der Hollanderen te verrasfen: dit ftrekte tot groot geluk der- fchepen Delft en deTiger, die intusfchen hcrwaards van Jambi waren gezeild, het eerfte gelaaden met 80, en het ander met 36 lasten Peper. Dan het fchip Delft was zodanig befthadigd, dat het aanftonds ontlaaden, en voorts geiloopr moest werden; terwyl men aan boord van den Tiger bragt 17 kistjes Japansch Schutzüver, ia pakjes Diamanten, en 8 pakken Drakebloed,. ©m dcezc Waaren in veiligheid te brengen, eer men zich tot de overgaave genoodza; kt zag. Voorts ftevende het fchip roet deeze Waaren naar Amboina, om den Generaal Koen van het voorgevallene te verwittigen , en hem teffens bekend te maaken , dat 'er geduurende dit Jaai geen nieuwe Engelfche fchepen uit Europa wierden verwagt. De Regent van Bantam was ondertusfchen ten hoogften op de Hollanders verftoord , toen hy uit het ontvangen briefje hunne voorneemens verftund. Hy nam nu wederom eene nieuwe list te baat, en. deed, door den Sabandar of Oppertolmeester, aan den Commandeur een briet Ichryven, in welken hy hem meldde, dat de Vorst dagelyks door de Engelfchen wierdt aangezicht om hen vryheid te verleenen tot het. belegeren van het Kasteel , in welken gevalle hy zekerlyk geen langduurigen tegenltand zou kunnen bieden; en dat de Regent thans beflooten. had hun verzoek toe te ftaan, waar door het fpoedig met alle Hollanders zou gedaan zyn, dewyl de Engelfchen op hen ten uiterflen verbitterd waren; waarom by hen, uit zuivere vriendichap, waarfchuwde, om toch hoe eerder hoe beter van 'sKonings aanbieding gebruik te maaken, en zich te onderwerpen. Doch deeze list had een geheel andere uitwerking, dan de uitvinder had verwagt, dewyl de Hollanders hier uit begreepen , dat de Koning geen hart had om hen aan te tasten, en hen alleen met dit fprookje vreeze zocht aan te jaagen, waarom zy hetzelve geheel ten hunnen, behoeve aannamen , en antwoordden: dat zy den Sabandar ten hoogften bedankten voor zyne vriendelyke onderrichting, aangaande de voorneemens der Engelfchen, maar dat zy zich nu zo veelte meer verfterkt vonden in des  EERSTE OPKOMST. 9* de noodzaakelykheid om zich zonder een' vrygeleibrief van den Engelfchen Vlootvoogd niet op Zee te begeeven, dewyl die , zo hy de handen ruim had, niet verzuimen zou van zulk eene fchoone gelegenheid gebruik te maaken. _ De kleinhartigheid der Bantammers, gevoegd by het vertrek der Engelfchen naar de Straat Sunda, en den voorraad van kruid , welken zy uit het gefloopte fchip Delft hadden geborgen, deed den verflaauwden moed der Hollanderen wederom ryzen, zo dat zy zich nu noch zo ras niet dagten over te geeven, maar zodanig voortvoeren met hun Fort te verfterken, dat de Javaanen alleen nooit in ftaat zouden geweest zyn om het te veroveren. De onzen wagtten ondertusfchen reeds eenige dagen naar befcheid uie Bantam, en beleiden dagelyks den Raad om een vast befluit, aangaande het Verbond met den Koning, te neemen. Eindelyk kwamen 'er op dea 11 Maart twee briefjes opdaagen, het eene van den Heer Van den Broeke, •cn het ander van den Sabandar, die beide van een zeer byzonderen, doch gelykzoortigen inhoud waren. Van den Broeke meldde hen, dat de^ Sabandar noch een beter middel tot bevreediging van zyn' Meester had uitgedacht, en teffens tot hunne gerustftelling, hier in beflaande, dat die van Jacatra hem aanftonds zouden overgeeven het vierde gedeelte van de goederen der Maatfchappye , en de helft van het gefchut; dat voorts de Hoofden der Vesting naar Bantam zouden komen, en niemand in het Fort blyven dan één Capitein roet de Soldaaten, en één Pandsman des Konings, zullende verder alles in zyn geheel blyven tot op de aankomst des Generaals. Of zo deeze voorftellen den Commandeur niet.fmaikten, dat de Regent dan te vreeden zou zyn met een gefchenk van 3000 Reaalen van achten, en de helft des Gefchuts voor den jongen Koning; mits de Commandeur by eede beloofde, het Fort aan hem te zullen overgeeven, zo ras 'er eenige Hollanfche fchepen op de reede kwamen, met welke hy en de zynen veilig .zouden kunnen vertrekken. Dit laatfte middel fcheen Van den Broeke, het bekwaamde, en werdt daarom door hem ten fterkften aangepreezen , dewyl zy, zo van het een of ander niets kwam, voor hen allen een flecht einde te gemoet zagen. Ook behoefde men, fchreeven zy, niet te vraagen, van waar°men de 3000 Reaalen zou krygen, dewyl dezelve gelicht konden worden uit de fchepen Haarlem en het Hart, onder den Koopman Le Febre, in de Straat Sunda kruisfende, van welken zy , maar twee dagen geleeden, tyding hadden ontvangen. Deeze tyding hadden zy, benevens hunnen brief, ook naar het Kasteel gezonden; dezelve meldde, dat hy op den ai February noch was verfterkt  BATAVIA*» met het fchip de Zeewolf, komende van Sumatras Westkust, én gelaadeti met ongeveer 80 lasten Peper; doch dat hy wederom verlooren had hec fchip Ceilon, 't welk van hen was afgeraakt, en door zes Engelfche fchepen ontmoet, en nagejaagd zynde, echter gelukkig ontfnapt, en naar Am* boina was gelievend. De Commandeur antwoordde, dat wat de fchepen van Le Febre aanging, dezelve niet zonder gevaar in de Straat Sunda konden blyven; doch dat zy ten fpoedigften naar Amboina moesten vertrekken, en; vooral niet naar Bantam of Jacatra, eensdeels om dat zy dan gevaar zouden loopen van onder de Engelfchen te vervallen, en anderdeels om dat zy, thans een verbond met den Koning fluitende, de Vesting zouden moeten overgeeven, zo ras deeze fchepen waren aangekomen, 't geen in 't geheel hun voorneemen niet was, dewyl zy de plaats dagten te houden tot op de aankomst van den Generaal Koen. Zy voegden hier verder by het ontwerp, van een verdrag, volgens het welk zy gereed waren met den Koning te verdraagen , op de volgende artikelen : 1. Dat de Koning van Bantam de Bezetting van het Fort zal be~ vryden voor allen overlast, zo wel van de Bantammers als van de Engelfchen, en niet gedoogen dat'er wederom eenig gefchut op de werker* vo'or hun Fort worde geplaatst, maar dat hy in tegendeel gehouden zal' zyn de onzen in alles te befchermerc. 2. Dat de Koning aan de Nederlanders , zo te Jacarra als te Bantam r zal toelaaten een volkomen vryen handel gelyk voor deezen, en intusfehen» alle de overige zaaken tot *s Generaals aankomst in het midden laaten. Zullende Zyne Majerteit, tot verzekering hier van, twee Gyzelaars aan her Fort berzorgen van den eerften rang, tot dat het Contract- aan alle kanten zal zyn voltrokken. 3. Dat daarentegen de Hollandfche Bezetting verplicht zal'zyn, alle Javaanen volkomen in rust te laaten, niets tot hun nadeel te onderneemen , en , na dat de Gouverneur Koen, of andere Hollandfche fchepen, met welke zy veilig konde- vertrekken , zonder van de Engelfchen of andere vyanden iets te vreezen te hebben, zouden gekomen zyn, aanftonds alle hunne bolwerken te fiégten, en met gemelde fchepen te vertrekken. 4. Zal de Commandeurdes Forts, zo ras de twee Gyzelaars aangekomen1 zullen zyn, aan don Koning, als uit tryen wille, en niet in fchyn van eenig Contract, vereeren de gerechte vierdepart van alle Compagnies goederen, die in het Fort berusten, of de waarde van dien in gelde , gelyk ook op dè aankomst van den Heer Koen de helft van hun _2waar Gefchut en Steenflukkcn. 5- Tot  EERSTE OPKOMST. 93 '5. Tot verderen aangroey der vriendfchap, belooven de Bevelhebber* fn het Fort den Koning van Bantam voor allen overlast van den kant der Engelfchen te zullen bewaaren, en hem, zo hy door voornoemde Natie wierdt aangetast, met alle vermogen te zullen byftaan. Ook zullen, tot meerder eenigheid, de thans zich te Bantam bevindende Hollanders aldaar blyven, mits volkomen vry, en met de vryheid om van nu af aan een onbekommerden handel te dryven. 6. Ook zullen Henrik Jamzoon, Van Uffelen en Dirk Lambertszoon v voo' eenige dagen van Bantam met brieven te Jacatra gekomen, naar de eerstgemelde plaats wederkeeren, op dat alles met de meeste getrouwheid van alle zyden moge worden volvoerd. 7. De Bantamfche Vorst Pangerang Aria Ram de Menggala zal vanden eenen, en van den anderen kant zullen de Hollandfche Opperbevelhebbers zich by plechtigen eede verbinden tot het naauwkeurig uitvoeren der voorgemelde artikelen. Zullende ook van het Contract twee gelykluidende en door Partyen onderteekende Exemplaaren worden gereed gemaakt, en een dsrzelve onder ieder der contracteerende Leden blyven berusten. De Hollandfche Raad had nu goede hoop, dat mogelyk een vrier*delyk verdrag zou kunnen worden getroffen; daarenboven hadden de Arbeiders het Kasteel van tyd tot tyd zodanig bevestigd, dat men voor een kleinen aanval, vooral zo de Engelfchen zich (lil hielden, niets te vreezen had. Dezelve befloot hierom , dat nu aan hun Fort een naam behoorde gegeeven teworden , overeenkomfiig met reeds lang te vooren gegeevene bevelen der Heerera Bewindhebberen', ingevalle men in zyn oogmerk mogt gelukken om op Java's Noordkust eene fterkte te bekomen-; en dus werdt de Vesting Batavia genoemd, terwyl men teffens aan ieder der vier bolwerken een byzonderen naam gaf. De Zuidoostelykc punt, nu de Robyn , werdt genoemd WescVriesland'; de Zuidwest.of Landpunt, nu de Diamant, Gelria; de Noordoost of Zeepunt, thans de Zaphier, Zeelandia; en de Noordwest of Rivierpunt, thans de Paarl, Hollandia. Met het aanbreeken van den dag werdt tweemaal de trom geroerd en het gefchut gelost, om de Burgery en Soldaaten byelkanderen te verzaamelen, terwyl men reeds in den nacht den naam BATAVIA, met groote letteren , had doen fchilderen boven de poort van het huis Mauritius , doch tot hier toe met een zeil bedekt,, welk men, zo ras de menigte was zaamengekomen-, liet wegneemen, om haar dus den nieuwen naam der plaatze bekend te maaken; ook las men haar een Gefchrift voor, volgens welk een ieder verplicht was de plaats in zyne gefprekken of brieven aldus te noemen. Toen dit alles M 3. was  94 BATAVIA *s was afgedaan, werdt op elke punt een nieuw wit Vaandel geplaatst, met den voornoemden naam in hetzelve , en elk Vaandel met een kanonfchooe en het luiden der klokken vereerd , zynde de plegtigheid beflooten met eene vrolyke en wel ingerichte maalnyd voor de Officieren , en een vrolyk ont;haal op Arak enz, voor de Gemeenen. De plechtige inwyding van het Fort behaagde weinig aan de Bantam-' mers, die te Jacatra in bezetting lagen, hoewel zy 'er anders niet van zeiden , dan dat de Hollanders wederom in moed begonden te groeyen; gelyk hen werdt verhaald door een' Inlander, die de gewoonte had, dagelyks uit het Kasteel naar den Bazar of Marktplaats te gaan om voor de Bezetting den noodigen voorraad te koopen , het geen de Inlanders niet durfden beletten, dewyl de Bezetting hen dan zekerlyk de vrye .uit- en invaart der Rivier, waaraan hun zeer veel gelegen lag, zou hebben verhinderd. Over het algemeen valt aan te merken, dat niettegenftaande de Bezetting des Kasteels in eene zoort van oorlog met den Koning van Bantam was, daar van op de plaats zelve weinig of niets was te zien, dewyl men een volkomen ftilftand van wapenen hield, en van weerskanten een vryen toegang. „ i ■ r Op den 18 van Lentemaand fchreeven de onzen hun eerden brief aan dc Bantammers uit hun Kasteel, thans Batavia geteekend, met verzoek om te ■mogen weeten, hoedanig het voorgeflagen verdrag den Koning voldeed, benevens andere zaaken, betreffende de aanflaande Regeeringsvorm in Jacatra en den nieuwen Landvoogd, welken men derwaards van Bantam met de waardigheid van Onder 'Koning zou zenden. Dan, eer zy hier op antwoord konden bekomen, kwam op den volgenden 19 in het Kasteel een zeker Portugees, genoemd Antony Vifioze, thans te Tfieribon woonachtig, «en, zo hy voorgaf, door den Koning dier plaats gezonden om aan de Hollanders bekend te maaken, dat deMataramfche Keizer van voorneemen wa« nen met 1000 fchepen te hulpe te komen. Deeze tyding behaagde urtermaa«en aan de meesten, dewyl zy nu eens uit de klaauwen van den Bantamfchen Vos hoopten verlost te zullen worden: anderen daarentegen begreepen niet wat goeds zy van dien Mataram konden te wagten hebben , die het Hollandsen huis te Japara had doen uitplunderen, en buiten twyffel noch meer op de Maatfchappy zou verbitterd zyn, wegens de geftrenge wraak van datfehelm{ftuk, met het verbranden van voornoemde Stad, door den wakkeren Arenl Maartem, genomen; waarom zy den Keizer met zyne 1000 fchepen in Noorwegen wenschten. Anderen eindelyk, hoewel de minfte in getal, «atteden den knoop, en zagen den gemelden Portugees voor een Beteer^BanunikhenZendeling aan, om hen dit verhaal om de eene of , ö andere  EERSTE OPKOMST. 5>5 anderereden op de moaw tefpelden; en dit gevoelen werdt, door dein het vervolg gebeurde zaaken, ten vollen bevestigd: dewyl uit dezelve bleek, dat die optocht geheel en al een verdichte Bantamfche vinding was, alleen uitgedacht om te weeten, wat de Hollanders in hun fchild wilden voeren, en verder om een voorwendzel te hebben tot het opwerpen van eenige batteryen tegen het Hollandfche Kasteel. De Portugees, twee dagen in ons Kasteel hebbende vertoefd, vertrok van daar naar Bantam, zo hyzeide, tot bevordering van zyn byzonderen Koophandel, maar denkelyk om den Regentverflag te doen, hoe hy by de onzen was gevaaren. By zyn vertrek beloofde hy fpoedig in ons Fort te zullen wederkeeren, en dan, van daar naar Tfieribon vertrekkende, een gefchenk van de Maatfchappy aan dien Vorst mede te neemen. Kort na dien tyd kwam te Batavia een Javaan , genoemd AbdulRhaman* zo hy zeide, ook een vriend der Hollauderen, maar eigenlyk een nieuw Spion van de Bantamfche Regeering; door deezen ontving.de Commandeur wederom twee brieven van de Bantamfche Gevangenen , die ten breedften uitmaten de misnoegdheid des Pangerangs over het voorgeflagen verdrag; der Bczettingc. In 'tbyzonder had hy zich uitgelaaten over de weldaaden, door hem aan die van het Kasteel Batavia beweezen, welke hy van dien aard meende te zyn , dat de Commandeur hem voor zyn' besten vriend moest houden , en by gevolg zonder de grootffe onheuschheid geen nieuwe eedera van zynen kant kon vergen. Aangaande het vierde deel der goederen, meende hy, moest geheel geen gewag in 't Contract zyn; dewyl het dan zou fchynen, dat hy zich wilde doen betaalen voor zyne gedaane dienften, voor welke hy niets vorderde, maar alleen de bepaalde fomme als een vrywillig gefchenk. van der Maatfchappye Dienaaren verwagtte. De twee Gyzelaars^ zeide hy, werden maar alleen gevorderd om hem te bedriegen, en door middel van dezelve hem te dwingen, zo ras de Generaal Koen zou te rug gekomen zyn, zonder iets van het beloofde te voltrekken; terwyl hy betuigdde, dat alles van zynen kant vriendfehap was, gelyk hy ook al wederom zyn oud verdigtzel ophaalde, dat hy, alleen uitliefde voor de belegerde Hollanders, den Koning van Jacatra had doen verjaagen. Om de Hollanders zo veel te meer fchrik aan' te jaagen, werdt hier noch bygevoegd, dat de Bantamfche Grooten , over de dagelyks aangroeijende Vestingwerken van 't Kasteel, zeer te onvreeden , en genegen waren, het Fort geweldiger hand aan te tasten, tot welke onderneeraing zy ook reeds den jongen Koning hadden overgehaald, zo dat nu niemand langer de belegerden wilde-verfchöonen, dan de Regent zelve, die, zo de Bezetting, niet van maarregels veranderde, ook ras genoodzaakt zou worden 3 om  BATAVIA 's om mede in den aanflag te Hemmen, vooral om dat dc Bezettelingen, zo hy valfchelyk voorgaf, van tyd tot tyd de Javaanfche Nabuuren kwelden en beroofden. Van den Broeke en Houbraaken voegden hier by, gevraagd te heb-; ben , door welke middels men best deezen aanval zou kunnen verhoe. den,' en tot antwoord te hebben ontvangen, dat hier toe nu, zonder eene' volkomene overgaave, geen raad was, dan de Vestingwerken onmiddelyk af te breeken , dewyl men de wederkomst des Generaal* Koen te Bantam in 't geheel niet betrouwde. Ondertusfchen had , fchreeven zy , een Javaansch Vriend hun bekend gemaakt, dat de Regent nadere bevelen van den jongen Koning had om met ben te handelen, en dat zy Gevangenen daarop hunne halzen te pand hadden gebooden voor het goed gedrag der Bezettinge, en de zekerheid van den aftocht der onzen op 's Generaals aankomen. Eindelyk zeiden zy , het zo verre gebragt te hebben, dat de Regent te vreeden was, indien men hem uit het Kasteel eene beëedigde belofte van dit voordel, en een behoorlyk gefchenk van zes ftukken gefchut en 4000 Hukken van achten wilde geeven. Ten laatfien maakten zy den onzen bekend, dat de Engelfchen ook wederom in het fpel begonden te komen, en den Regent onder andeen eene aanzienlyke fomroe hadden gebooden , zo hy hen vryheid tot het bouwen eener fterke Logie te Jacatra wilde verleenen. Terwyl de Bezetting van 't Kasteel Batavia dus in eene zeer talmachtige Vredehandeling met de Bantammers bezig was, had de Koopman Le Febre een korter maar veel heviger ontmoeting met de Engelfchen. Tot hier toe kruiste hy met zyne vier fchepen in de Straat Sunda cn dacht, dat de Engelfchen nu al voor het meerder gedeelte Oostwaards zouden zyn opgezeild; waarom hy het waagde wat nader aan jacatra te komen om te zien, of hy den onzen ook van eenig nut kon zyn. Dan, naauwlyk was hy op de hoogte van Bantam gekomen, of hy ontmoette aldaar zes zwaare Engelfche fchepen, met welke hy m een hevig gevegt raakte. Zwaar werdt 'er van wederzyden gekhooien , doch met deezen uitflag , dat de Nederlanders, die vee! minder in roanfehap en zwaarte van gefchut waren, de meeste fchade bekwamen, en gedwongen wierden de wyk te neemen naar Amboina, by de hoofdvloot onder den Genera d Koen. De Engelfchen hadden ondertusfchen ook zo veel nadeel gekmegen, 'dat zy het niet raadzaam oordeelden de onzen te vervolgen , maar het beter dachten mar Bantam te loopen, alwaar zy deftig op hunne overwin„in* reenden, en aan de Hollandfche fchepen een vasten ondergang dreig*o zy bet hau hadden zich wederom voor Java ie vertonnen,  EERSTE OPKOMST. 97 Ondertusfchen was het aanmerkelyk, dat deeze dappere Helden geen de minfte bewyzen hunner grootedaaden konden toonen, en, niettegenftaande hunne groote overmagt, geen een fchip, behalven den Zwarten Leeuw, hadden kunnen neemen. De Heer Le Febre kwam op den 19 April te Amboina, na dat hy vooraf gezocht had voor Jacatra te ankeren, om de onzen, zo zy eenigen Krygsvoorraad noodig hadden, daar mede te voorzien ; dan hier in werdt hy verhinderd" door de tien daar op de reede leggende Engelfche fchepen, die ras op hem af kwamen, doch zonder eenige vrucht. De genoemde Bantamfche Afgezant Abdul Rhaman was ondertusfchen, op den 25 Maart, wederom naar Bantam vertrokken, zonder echter zyn hoofdoogmerk te bereiken, 't geen beftond in het afhaalen der 3000 Reaalen, zo hy ze kon bekomen; want de Hollanders, te doorlleepen om zich door den Javaan te laaten bedriegen, beantwoordden zyne verzekeringen van de viiendfchap en mildheid des Konings met dezelfde munt, zonder tets te geeven. Zy zonden alleen door hem een' brief aan Fan den Broeke, in welken zy meldden , niet gezind te zyn van hunnen eisch , aangaande de plegtige belofte, de Pandslieden enz af te gaan, dewyl zy wel zagen anderzins niet op den Koning te kunnen betrouwen, gelyk bleek uit den dagelykfchen arbeid der Javaanen aan hunne Forten en Batteryen, gelyk ook aan 't gerucht, dat de Engelfchen wederom toeftel maakten, om gefchut en buspoeder aan land te brengen ten nadeele van hen, zonder welker toegeevendheid zy reeds in de voorige maand allen eigendom over het zelve zouden verlooren hebben. Zy beklaagden zich ook zeer over de voorgewende kwaade behandelingen, welke de Inlanders van hunnen kant zouden hebben ondervonden, en verklaarden deeze klagten voor een verzierden laster om hen onder dat voorwendzel nader in te fluiten. De Commandeur Van Gorcum zond teffens een byzonder briefje aan den Heer Fan den Broeke, de redenen meldende, om welke men noch geld noch gefchut aan den Koning had willen zenden. Het laatfte konden zy zeiven in het Fort, by tyd van nood, niet ontbeercn, en het zou, aan de Bantammers gegeeven, zeer waarfchynlyk alleen tot hun eigen nadeel worden gebruikt; terwyl het gefchenk van geld den Regent maar dienen zou tot een middel om eenige Javaanfche Grooten, die de behandelingen tegen de Hollanders afkeurden, om te koopen, of, dit niet noodig zynde, de Arbei. ders, die, by gebrek aan geld, maar flaauwelyk met hetverfterken van Jacatra Voortvoeren, aan te moedigen, door eene meer fpoedige betaaling. Ook liet hy niet na, aan te merken, dat de Koning zich grootelyks verdacht maakte, door te vorderen dat de beloften, van ojjzen kant te doen, N met  93 BATAVIA *& ftict eede bevestigd wierden , en van zynen kant zulks te wei- ^De Portugees Fifioze kwam eerlang ook wederom van Bantam in 't Kasteel van Batavia te rug, en ontving aldaar eene boodfehap aan den Kening van Tlieribon en den Mataramfchen Keizer, dat zy hunne hulpe gaarne zouden ontvangen; doch dat hun Fort thans in een goeden ftaat van tegenweer was , en zy noch dagelyks eene groote Zeemagt tn Verilerking uit Amboina vciwagtten om hunne Vyanden op Java eens gevoelig te vernederen. Op den derden van Grasmaand kwam te Jacatra. de nieuwe Regent of Pangerang , benevens Ktay Lakmcy, de eerfte om aldaar het Oppergebied te voeren , en ce tweede om hem als Sabandar of Oppertolneester behulpzaam te zyn. Zy hadden verfcheide orders mede genomen, doch die zo verward werden verhaald, dat 'er kop noch Haart aan was te vinden, gelyk zy daaromtrent van hunne Bantamfche Vrienden ook geen nader "licht bekwamen, die noch al hun ouden zang zongen, cn°niet dan van de goede trouw en vriendfehap der' Bantammers fpraken, 't welk echter by de onzen geen den minften ingang vond. De waarc aard van 'sKonings oogmerken, benevens de reden, waarom hy dat fraaye fprookje van de komst des Keizers met zyne 1000 ■ khepen had verzonnen, werdt nu ook eensklaps openbaar: want die van het Fort ontvingen op den vierden der maand een briefje, waarin Fan den Broeke min bekend maakte by den Koning te zyn geweest, en van hem te hebben verftaan , dat hy de naby zynde aankoin-t des Keizers kad vernomen, en rechtmaatige redenen had van te vreezen, dat die *an het Kasteel met voornoemden Vorst zouden zamenfpannen om ftem « deel te doen; tot voorkoming van 't welk hy nu had voorgenomen , niet alleen zyne Had Jacatra te verfterken, maar ook een nieuw Fort tegen over het Hollandfche op te richten. Dit alles moest Fan den Broeke naar het Kasteel fchryven, om de onzen te verzoeken, dat zy deeze werken, alleen tot veiligheid des Konings aan te leggen, niet wilden befchaadigen. De onzen begreepen zeer wel den knoop van het verraad, maar dachten best den Javaan vooreerst onverhinderd te lakten arbeiden, dewyl hen zulks niet fchaaden kon ; zy waren ondertusfchen, niet tegenflaande alle de fraaye beloften dei Bantamfche Regeering, en de gunftige berichten hunnes gevangene Vrienden aldaar, zeer op hunne hoede; temeer, om dat zy met zekerheid vernamen, dat de Javaanen een aanflag in 't hoofd hadden gehad, om  EERSTE OPKOMST. 99 om ons Fort met 4 of 5000man te beftormen, onder het geleide van twee Engelfche Officieren, ten dien einde te Bantam gekomen, maar dat zy, den aanflag ontdekt ziende, zulks hadden moeten ftaaken. Aangaande de Javaanfche Werken kreegen zy ook dagelyks allerhande Vriendelyke boodfehappen, doch zagen teffens tot hunne verbaasdheid, das dezelve nacht by nacht aangroeiden , en dat alle voorheen gebouwde Jacatrafche en Engelfche Batteryen wederom begonden aan te wasfèn ; ja o; den negenden van Grasmaand, waren zy reeds zo verre gebragt, dat 'er maar alleen Gefchut in dezelve ontbrak om hen mede te befehieten, hetgeen, zo de Engelfchen maar wilden, in eenen nacht door geweld van volk zou hebben kunnen gefchieden. Ook waren de Batteryen zodanig ingericht, dat zy de Rivier volkomen zouden kunnen beftryken: het was nu derhalven de rechte tyd om niet ftil te zitten, dewyl anders zelfs geen Boot van den Zeekant naar het Kasteel, zonder toelaating der Bantammers, zou hebben kunnen komen; en dat hun oogmerk was, allen toegang of middel van ontkomen af te fnyden , bleek uit de paaien , met welke de vyand, gelyk voor deezen, de Rivier begon dicht te heyen. Doch, het geen noch vreemder was, hy had ook overal tusfehen de Batteryen ftaketzels van zwaar paalwerk begonnen te flaan, om dus de eene aan de andere te hegten, en ons Kasteel volftrekt te omfingelen. Alle deeze gevaarlyke maatregels bragten de Bezettelingen in de grootftë verlegenheid: want van den eenen kantbegreepen ze , dat zy allen, indien den Bantammeren tyd gegeeven wierdt om hunne werken te voltooyen, en dezelve met gefchut te beplanten, volftrekt in der vyanden magt waren; terwyl het van den anderen kant zeer onzeker ware, of zy wel in ftaat zouden zyn de reeds gemaakte Werken te vernielen, dewyl zy ten dien einde een ftoutmoedigen aanval zouden moeten waagen. Met dit alles koozen zy verftandiglyk eengevaarlyk middel van herftel boven een zekeren ondergang, «n beflooten byna eenpaarig een uitval te doen om de nieuwe Werken tol den grond toe te vernielerr. In den morgenftond van den negenden van «Grasmaand trokken derhalven buiten het Forc drie en-dertig uitgeleezen MusItettiers, gevolgd dodr eene groote menigte , die alleen met bylen, fpaden era vuurwerken gewapend was, om de paaien af te hakken, de wallen te flechten, en brand te ftichten. Het witte Vreedevaandel van 't Kasteel werdt ook 'weggenooiren , en daar voor een Bloedvaan in de plaats gefield, om de Javaaren. v>C'ke zich in de bnuerym bevonden, te waarfchuwen, dat het tyd was vin t< vertrekken De eerfte aanval gefchiedde op de Noordclykfte battery, rlvvaür gren tegenfiand werdt gevonden ; want de Javaanen? vtaagende, wat zy daar wilden ir.mtrtn, en tot antwoord bekomende,, .N a  ïoo BATAVIA 'a wy zyn gezonden om die werk toe den grond toe te vernielen, hadden dë beleefdheid van, zonder eenigen tegenftand te doen, af te trekken. waar door de onzen gelegenheid hadden al het aardwerk dier battery op hun gemak te floopen, en het houtwerk in brand te iteeken. Aan de tweede battery werdt dezelfde rol gefpeeld zonder eenige verhindering: maar op de derde battery kwam de vyand tot ftaan, en verweerde zich op zyne wyze dapper met fchietgeweer, pieken en fteenen, waar door ettelyke der aanvalleren gekwetst, en zy genoodzaakt werden eenige treden te rug te wyken; doch toen zy hier hun geweer op nieuws hadden gelost, vielen vier Javaanen terneder, en de overige koozen hethaazepad; zo dat de onzen ruim baan kreegen om alle door hen gemaakte aardwerken te flegten, en het houtwerk door den brand te vernielen. In deezen aanval fneuvelden onder anderen twee Javaanfche Grooten, Vader en Zoon , van welken de eerfte met veel flaatfie te Bantam werdt begraaven, dewyl hy een der eerften was van het Ryk, terwyl de tweede, als zynde by een Bywyf geteeld, en dus van minder rang, met minder plegtigheid ter aarde werdï bcfteld. De onzen hadden het geluk van niemand te verliezen, alleen werdt één Officier met een piek in de borst gekwetst, en vyftien of twintig gemeenen door de voetangels en lteenen gewond, doch zodanig, dat niemand daar het leven by verloor. Na dat men dus in een zeer korten tyd al den kostelyken arbeid der vyanden had verwoest, werdt de roode Bloedvlag weder ingenoomen, en de witte Vreedevaan weder op zyne oude plaats gefield; doch, dewyl de onzen wel begreepen, dat dit niet voldoende zou zyn om den toorn der Jacatrafche en Bantamfche Pangerangs te ftillen, zonden zy terftond aan den eerstgemelden een briefje van verontfchuldiging, waar inzy hem betuigden, dat de gedaane flap niet voortkwam uit een vyandig hart, of voorneemen em zyn volk te beleedigen , maaralleen uit nood was ondernoomen , om aata hun eed en pligt aan de Ed. Maatfchappy te voldoen, voor welke zy zich zeiven doodfchuldig zouden hebben gemaakt, zo zy aan de belegeraars tyd hadden gegeeven om hun voorgenoomen werk te voltooyen. Voorts verzochten, zy, dat de Pangerang zich in het toekomende wilde onthouden van zodanige batteryen en affluitingen in de nabuurfchap des Kasteels te maaken, terwyl zy hem vryheid gaven, en verzochten aan den landkant zodanige Werken te maaken, als hy zelve tot afweering van den Mïtaramfchen Keizer zou noodig achten. Zy voegden 'er by, dat zyne begonnen werken aan den Zeekant tot dat voorgewend oogmerk volkomen overtollig waren, dewyl hun Kasteel, in gevalle van zodanig een' aanval, meer dan vermogend genoeg #as om de Stad van dien kant voor de onderneemingen des Keizers te dekken.  EERSTE OPKOMST. i99| dekken. Zy betuigden ook hun leedvveezen over den dood der vier Javaanen ; doch merkten teffens aan, dat de oorzaak daar van niet aan hen , maar aan de verdedigers zeiven te wyten was, dewyl zy vooraf genoegzaam waren onderricht aangaande het oogmerk der Uitvallers, en op eene vriendelyke wyze tot wyken verzocht : om ondertusfchen alle verwarring voor te komen, welke uit het voorgevallene zou mogen ontftaan, verzochten zy den Pangerang eene witte Vreedevaan uit het flot der Stad, en niet alleen op de buiten Batteryen, op te fteeken, gelyk reeds van te vooren was bepaald. Eindelyk booden zy aan alle fchade te vergoeden, teffens betuigende, dat het omverre werpen der Batteryen en affnydingen alleen door hen was gefchied, door dien zy in 't zekere waren onderricht," dat hunne vyanden, vereenigd met den Javaanfchen Keizer of Soufouhounan, van voorneemen waren, deeze Werken in te neemen, dezelve met kanon te bezetten, en te gebruiken tot verovering van het Hollandsch Kasteel, en ook daar na Jacatra, en mogelyk Bantam zelve, te overrompelen. Wie nu deeze vyanden waren, welke met den Soufouhounan wilden zamenfpannen, werdt in den brief niet gemeld, kunnende de Pangerang daar door de Engelfchen of Javaanfche Jacatraanen, of iemand anders, wien hy wilde, verffaan. Hy was ondertusfchen niet dom genoeg om niet te begiypen, dat het maar een fprookje was, uitgedacht om de verziering, aangaande de aanftaande afkomst des Keizers , door de Bantammers zelve verfpreid, met gelyke munt betaald te zetten. De brenger deezer tyding aan den Pangerang kwam tegen den avond) wederom, en berichtte dat die Vorst niet eensnaar dien gevaarlyken vyand had gevraagd, en dat hy hem en de zynen niet zo zeer vertoornd, als wei ten uiterften verfchrikt over het voorgevallene, hadgevon fen; en geen wonder, dewyl dus een hand vol volk al hun magt en arbeid in een oogenblik had om verre geworpen. De Pangerang had alleen eenige vraagen gedaan, en wel ten eerften , waarom de onzen de Vreedevlag ingetrokken en de Bloedvaan haden opgehysd; waar op de Afgezant antwoordde, dat dit alleen met een goed oogmerk was gefchied om de Javaanen tot aftrekken te waarfch uwen. Ten anderen had hy gezegd , dat deeze verontfchuldiging nies zonder grond was, maar dat het gehouden gedrag vierkant aanliep tegen de beloften en verzekeringen der te Bantam refideerende Hollanderen, welke beloofd, en byna hun leven daar voor verpand hadden, dat die van het Kasteel niets ten nadeele der nieuwe Werken zouden onderneemen. Voorta verhaalde de gemelde Afgezant, dat de Pangerang zich veel gemaatigder had gedraagen, dan men zou hebben kunnen verwagten, dewyl hy hem hadveizochtaan de onzen te bocdlchappeu, dat hy zyn best zou doen, o ben verbrand, om dat in deeze Stad de Hollandfche Logie op eene trouwlooze wyze was verwoest, en verfcheide Dienaars der Maatfchappye om het leven waren gebragt, of in eene akelige gevangeais binnenslands verzonden: dat hy insgelyks Jacatra had weggenoomen, wegens de trouwlooze handelwyze, op welke ds Inwooners deezer Stad, in plaats van de Hollanders te verdeedigen, hen allerhande laagen hadden gelegd, met oogmerk om de Hollandfche Vesting te plonderen, en de Bezetting van kant te helpen. Dat eindelyk Z. II. Ed. nu binnen weinig dagen had voorgenoomen naar Bantam te zeilen, doch zulks niet wilde doen, zonder van zyn aanftaande komst den Koning te verwittigen, en denzelven teffens te verzoeken, dat hy de Hollanders, aldaar in de Logie opgeflooten , wilde in vryheid ftïllen, tot voorkoming van alle gefchillen en onheilen, die daar uit zouden kunnen ontftaan. Na het afzenden van dit bericht ontving de Generaal tyding, dat de vyanden, wederom by eikanderen verzameld, zich een ftuksweegs buiten de ftad Jacatra hadden verfchanst in twee houten Vestingen. Hy zond derhalvcn fpoedig derwaards 600 man, die den vyand, na eenigen tegen ffand, uit zyne Forten verdreevcn, en dezelve m brand ftaken. Nu meester van het veld zynde, trokken de troupen langs de Rivier, en leiden, ruim een half uur gaans verre, de Javaanfche Wooningen, en daar onder eenige fraaye Paleizen, in kooien , het geen hen weinig tyds kostte, dewyl alle deeze Gebouwen uit bamboezen en andere brandbaare ftoffen waren zamengefteld. Ondertusfchen zou deeze zegeryke uictogt byna zeer kwalyk aan een gedeelte der manfchap hebben bekomen; want een der vaandelen, zich te verre waagende, en uit eikanderen verftrooid zynde, verv?el int handen van een troep Javaanen, die het zelve lichtelyk in de pan zouden hebben gehakt, indien niet een nabuurige troep ter bekwaamer tyd ware toefchooten , en de vyanden had- doen verduwen. Van Bantam kon men ondertusfchen te Jacatra geen tyding van den toeftand der zaaken aldaar bekomen, dewyl den Gevangenen alle briefvvisfeling werdt belet. Men vernam alleen, door eenige ter fluik ontïiomene praauwen, dat de Hollanders aldaar zeer naauw bewaard , en geduurig met den dood wierden bedreigd, en dat de Koning over hen inncemen van Jacatra uittermaaten was ontfteïd, vooral om dat in die Stad de Mosquée, welke in deeze Gewesten voor eene plaats der grootfte Heiligheid wordt gehouden, was verwoest, en dat door Kaffers, een eertytel, welken de Javaanfche Mahomedaanen aan alle die ijeenèn geeven , welke van hen in Geloof verfchillen. In 't algemeen  EERSTE OPKOMST. JO* meen verfchrikte die de Ooiterfche Mufelmannen, dewyl zy meenden, dat deeze Stad, wegens de uitmuntende Heiligheid van haaren Tempel, niet kon ingenoomen worden. Daarenboven ontdekte men, dat de Bantamfche Koning alle zyne Soldaaten uit het Jacatrafche gebied had op ontbooden, en nu onledig was, met zyne Stad aan alle kanten te verfterken, waar toe hy zich van eenige duizenden Boeren uit de omliggende landen en gebergten bediende, en ook het Chineesch quartier liet afbreeken , op dat de onzen hen niet hinderlyk zouden kunnen zyn, of hetzelve ten hunnen nadeele in brand fchieten. De Koning was naamelyk by zich zeiven wel overtuigd , dat hy het vooral niet beter dan die van Japara en Jacatra had gemaakt, en vreesde dus een gelykzoortigen aanval; doch had voorgenoomen denzclven met meerder moed door te ftaan dan zyne nabuuren. Hy liet zich ook verluiden, dat, zo onverhoeds de Stad mogt ingenoomen worden, hy zich landwaards in zou begeeven, en alle Peper-Plantagien verwoesten, om dus te maaken , dat de Hollanders vooreerst geene Vruchten van hunne overwinning zouden kunnen genieten. Zodanige berichten deeden den Generaal befluiten, zo ras mogelyk, den togt naar Bantam te volvoeren: hy verzamelde derhalven de gantfche Scheepsmagt, en toog met de aanzienlykfte Perzoonen naar Bantam.. Voor deeze Stad kwam hy aan op den 7 van Zomermaand, en vond hier alles in de war, en verflagen door den fchrik eener aanftaande belegering, die zy vreesden voor als noch niet te zullen kunnen doorftaan. Op den volgenden dag zond daarom de Koning een' onzer Gevangenen aan boord van den Gouverneur, met aanbod van- alle de Hollanders te zullen ontflaan, zo hy daar toe maar door een' Afgezant van. aanzien wierdt verzogt: dan deeze weder aan land gekomen zynde , was hy daar toe zonder meerder verzekering ongenegen , begeerende eene ronde verklaaring T dat de Hollanders, na het vrylaaten der Gevangenen , verder niets ten nadeele van Bantam zouden onderneemen. De Gouverneur, zulks beneden zyne waardigheid achtende, en over het talmen des Bantamfchen Hofs vertoornd,, zond noch dien avond een kort briefje aan den Koning, waar in hy hem beval,- valle de Gevangenen, binnen den tyd van 24 uuren, los te laaten, ten zy hy de kragt zyner wapenen wilde ondervinden. Deeze tyding klonk den Koning als een donderflag inde ooren, en deed hem in zwaare bedreigingen tegen de Gevangenen uit Larften, die nu geen andere rekening maakten, dan dat zy, zo de Generaal, na het verloopen der «4 uuren, op de Stad begon te fchieten,. alle te zamen om hals zouden worden gebracht: dan, dit viel uit tegen verwachting-; want de Koning be- O 3 rielt  II0 B A T A V I A 's riedt zich, en liet alle de Gevangenen, ten getale van ruim honderd, ea daar onder Pan den Broeke, uit de gevangenis, en zond ze alle aan boord der fchepen, mee de oude boot van het fchip de Zwarte Leeuw, onlangs, door de Engelfchen genoomen. De Gouverneur Generaal, door de loslaating der Gevangenen zyn'wensch hebbende verkreegen, zond aanftonds een nieuw Gezantfchap aan den Koning, om zyne verdere meening aangaande de Hollandfche Natie te vernee-' men, en hoedanig hy zich in het ftuk van vriendfehap en koophandel dacht te gedraagen. De looze Javaan, verfchrikt dóór de Zeemagt, gaf fpoedig antwoord, en verklaarde, dat hy genegen was alle oude verbonden met de Hollanders te vernieuwen, en op den voorigen voet den handel te dryven. Ook betuigde hy met veel fchynheiligheid, dat hy nooit eenig kwaad voorneemen tegen de Hollanders had gehad, en dat al het voorgevallene, 't welk eenigzins naar vyandely kheid zweemde, niet door hem , maar door het beitel der Engelfchen en des Jacatrafchen Konings, was gefchied. Zyne Ryksgrooten , die dagelyks met veel fchynvriendfchap aan boord kwamen, betuigden hetzelve, en maten 's Vorften genegenheid voor de Maatfchappye tcn°breedften uit. De Heer Koen wist ondertusfchen wel, dat hy in 't geheel niet op hen betrouwen kon, doch veinsde aan alle hunne verhaalen geloof te liaan, dewyl hy het behoud van Bantam en de vriendfehap des Konings voor eene allernuttigfte zaak hield. Hy hernieuwde derhalven den Vreede, en vertrok met het meerendeel zyner Vloote wederom naar het Kasteel van Batavia, alleen drie fchepen voor Bantam laatende om aldaar den handel te dryven. Wat nu de Engelfchen betreft, deeze thans afweezig zynde, werden door den Koning voor lafhartige en trouwlooze Menfchen uitgemaakt, terwyl hy veinsde de Batavieren om hunne oprechtheid ten hoogften te beminnen. Het vertrek der Engelfche fchepen was ondertusfchen niet zonder zyne toeftemming gefchied, dewyl zy hem diets maakten, datzy alleen weeken voor de tegenwoordige overmagt, en noch voor den Winter met eene genoegzaamemagt, om alle Hollanders te verjaagen, weder zouden komen, ïntusfehen was een gedeelte van hen te Bantam gebleeven, om, zo zy zeiden , hunne Logie te bewaaren; dan , deeze hielden ook geen woord , en voegden zich, ontkomen zynde, by hunne vloot. Om nadere kundfehap aangaande dezelve te verkrygen, zond de Generaal het fchip het Hart naar de Straat Sunda , met het welk hy na verloop van eenige dagen tyding kreeg, dat de Engelfchen, na eenigen tyd in de genoemde Straat gezworven , en met zich genoomen te hebben de laading van drie Bantamfche Jonken, tot betaaling van het geen de Koning hen fchuldig was, verder * p West-  EERSTE OPKOMST. m Westwaards waren geloopen met i 4 fchepen, na gedreigd te hebben, dat zy ras met eene groote overmagt zouden wederkeeren: dan dit gepoch veranderde in eene deerlyke magteloosheid , zynde zy eerlang genoodzaakt, drie hunner fchepen, door ouderdom onbruikbaar, te floopen, en wordende van de overige in dit jaar noch 7 door de Hollanders genoomen , te weetcn twee voor Patani op de Maleifche Kust, vier voor Tieve op de Westkust van Sumatra, en één, dat uit Europa kwam, en door de onzen in de Straat Sunda omzingeld werdt. Naauwelyks waren ondertusfchen de Hollanders van Bantam geweeken , of de trouwlooze Regent hervatte zyne oude kunftenaaryen ; want terwyl hy fteeds op zyne genegenheid voor den Handel der Maatfchappye roemde , verdubbelde hy zyne toerusting om de Stad te verfterken, en dezelve van volk en wapenen te voorzien: teffens zond hy eene menigte praauwen in Zee, die, voor de Eilandjes der Bocht van Jacatra hengelende, alle praauwen, die naar Jacatra zogten te vaaren, wegnamen. Niet alleen verydelde hy daar d/>or de pooging des Generaals, die den handel der vreemde fchepen op Jacatra zocht te vestingen, maar fneed teffens allen toevoer van levensmiddelen ter Zee af, welke de onzen volftrekt noodig hadden, dewyl uit het Ryk van Jacatra, nu meerendeels verwoest, niets was te haaien. Spoedig werden tegen deeze willekeurige handelingen vertoogen gedaan door de Hollandfche Gemagtigden, doch te vergeefsch , dewyl de Regent zich onkundig hield , en met grooten fchyn van verwondering betuigde, dat din alles buiten zyne kennis gefchiedde. De Raad van Indien, geene verbetering, kunnende bekomen, vond derhal ven best den Bantammer met dezelfde munt te betaalen, en deed de Haven van Bantam zodanig bezetten, dat 'er geen fchip, hoe genoemd , kon uit of in komen. Deeze commisfie werdt volvoerd door den Heer Fan den Broeke, die met verfcheide zwaare en eene groote menigte ligte vaartuigen voor Bantam op den 7 van Hooimaand ten anker kwam. Op den 47 deed hy ook van wegen den Generaal een boodfchap aan den Koning, om zich binnen twee dagen tyds te verklaaren, of hy Vreede dan Oorlog begeerde, 't geen de trotfche Javaan, die zich thans in een merkelyken ftaat van tegenweer had gefield , betuigde hem onverfchillig te zyn. De oorlog werdt hierop afgekondigd door de onzen, en Bantam voor de eerfte reize op den tweeden van Oogstmaand befchooten. Het gelukte den Heer Fan den Broeke, geduurende zyn verblyf voor Bantam van den 11 van Hooimaand tot den 12 van Slachtmaand, 49 fchepen van verfchillende grootte, die naar Bantam ltevenden, te neemen, uit ivelken hy een grooten voorraad van allerleye Waaren bekwam. Op den i 3 van Slachtmaand werdt in zyne plaats tot Commandant voor Bantam benoemd  gtti BATAVIA's EERSTE OPKOMST. noemd de Heer Frederik Houtman, 't welk de Heer Van den Broeke. zeer euvel nam : doch naderhand had hy geen reden van klaagen; want in 't volgende jaar werdt hy aangefteld tot Direéteur van den handel op Mocha en Suratte, welke post teffens zeer aanzienlyk en voordeelig is. " De Generaal Koen, dus te Jacatra de handen ruim gekreegen hebbende , begon uit de puinhoopen dier Stad de beroemde Weereldfhd Batavia te bouwen, die in 't eerst wel kleen was, doch allengs werdt vermeerderd en verfierd. Gaarne zou ondertusfchen Z. H. Ed., uit liefde voor zyne Geboorteplaats Hoorn, de nieuwe Stad Nieuw Hoorn hebben genoemd : doch hy werdt in zyn voorneemen te leur gefield, dewyl 'er uit het Vaderland, by herhaaling, orders kwamen om de Nieuwe Vesting Batavia te noemen, De oprechting onzer Indifche Hoofdftad Batavia, onder het uitftaan Van duizend gevaaren en wederwaardigheden voortgezet, dus hebbende afgehandeld, gaan wy nu over tot eene naauwkeurige befchryving van den tegenwoordigen toeftand deezer aanzienlyke Stad, en eindigen dit Boek met deeze iets veranderde regels van den Heer De Marre. ó Landvoogd Koen\ die 't Oost zo menigwerf deed beeven, Gy gaaft aan onze magt in Indien het leeven; Gy hebt de Maatfchappy eerst op den troon gezet, Den vryen Batavier uit 's Vyands klaauw gered j En 't wreevlig Jacatra, door weelde en voorfpoed dronken,' ,Voor eeuwig aan de kroon der Maatfchappy geklonken. DERDE  BESCHRYVING uw de STAD BATAVIA. Iïs DERDE BOEK. BESCHRYVING van de STAD BATAVIA, EN HAARE VOORNAAMSTE GEBOUWEN. De Gerchiedenis der ft.cht.ng en opkomst van Batavia, in 't voorige Boek ^gehandeld leidt ons van zelve tot de befchouwing der tegenwoordige gefteldheid deezer aanzienlyke Hoofdftad onzer Oost-Indifche bezittingen. Dezelve is gebouwd aan den oever der Zee, of liever aan een Inham van dezelve aan Java's Noordkust, in 'c Koningryk van Jacatra, op eene Zuiderbreedte van 6 graaden, ,o minuuten, 33 feconden, en eene lengte van «22 graaden, 47 minuutenen 3ofeconden, omtrent 40 uuren gaans van Bantam. De Baay deezer Stad is een van de fraayfte der Waereld, gedekt met ,7 of ,8 kleine Eilanden, door welke het geweld der golven zodan.g wordt gebrooken, dat 'er veilig duizend fchepen ter reede kunnen leggen. r De Haven der Stad is de Mond der groote Rivier van Java, die alhier des Zomers met een fnellen , doch des Winters met een zeer geringen ftroom, in Zee loopt. Hier door verzamelen zich in dien tyd aldaar yeele fjlhgheden, zo uit de Stad zelve, ah uit de bovenlanden; waarom er fteeds meer dan 100 Slaaven bezig zyn, om den loop des waters, door hetuubaggeren deraangefpoeldeltoffen, fchoon en onafgebrooken ,e bewaaren. Ondertusfchen zou dit niet noodig zyn, indien niet de loop der r.ver na de zwaare Aardbeeving van 1699 merkelyk verhinderd, en door de afkomende ftoffen een modderbank voor de Stad gezonken wire die tot hier toe nooit heeft kunnen worden weggenoomen. De Haven loopt ongeveer een halve myl in Zee, en beftaat uit twee fterke ftee, tien hoofden. . ^ De Stad zelve isgefticht in eene vlakke landsdouw, hebbende achter zich ' 14 uuren gaans landwaards in, het Blaauw gebergte, het welk ten Oosten beginnende in het Cheribonfehe, verder in 't Zuiden wordt vervolgd door de ^ bergen  H4 BESCHRYVING van de STAD bergen Gedé en Salak , en ten Westen met den Bantamfchen- Peperberg eindigt. Zy is een langwerpig vierkant, beflaande met het Kasteel 350 Rynlanfche Roeden Noord en Zuidwaards, en 250 Roeden Oost en Westwaards: voorts beflaatzy met de Voorfteden, die zeer wel bevolkt zyn , wel drie rrylcn in haaren omtrek. De geheele Stad is omringd met een fterken Kiaalfteenen muur, in welken het gefchut is geplaatst op 24 bolwerken, die zodanig zyn gebouwd, dat zy zo wel tegen den vyand van buiten, als tegen een oploop van binnen, dienen, dewyl de Hukken de voornaamfte ftraaten kunnen beflryken. Voor aan de haven, aan den Westkant, vindt men tot derzelver verdeediging het zogenoemde Water Kasteel, beflaande uit twee geregelde en twee ongeregelde bolwerken. Aan den zeiven kant ligt op 'e ftrand eene battery V Loo genoemd, en verder Westwaards, aan den uitloop der Vrymans 1 'aven , het klein Fortje Dieren. Aan den Oostkant der rivier wordt ee geheele Stad gedekt door eene linie en fterre-fchans, die van de haven Joopt tot aan de Noordoostelyke punt der Stad, of het bolwerk Amfïcrdam ; zynde de ruime tusfehen de linie en 't kasteel zo groot, dac 'er een klein Leger in zou kunnen huisvesten. Het Kasteel, waar in de voornaame fterkte der Stad en de zekerheid der Hooge Regeering beftaat, ligt aan den Oostkant der Stad, en maakt aldaar derzelver Noordelykst gedeelte uit; het zelve is een vierhoek, beflaande uit de volgende bolwerken, de Diamant, de Robyn , de Saffier en de Taarel. Het eerfte dier bolwerken is naar den Zuidoostkant der Stad en naar de rivier gekeerd; het tweede naar den zeiven kant der Stad, doch wyzende naar 't Zuidwesten; het derde wyst Zeewaards aan den Noordwestkant desKasteels, en het vierde Noordwaards naar de rivier. Ook js dit Kasteel omringd met eene diepe en wyde graft. Van 't Kasteel Zuidoosrwuuids en Zuidwaards gaande , komt men *t «erst acn 't bolwerk Amper dam, 't welk van een ongeregeld maakzel is, doch echter den naam van een Bastion kan voeren. Het volgende bolwerk is de halve Kat Middelburg, waar aan men Zuidwaards vindt het vierkant bolwerk Delft. Hier aan volgt wederom een Schietkat, en daar in de Ko erdamfche Poort, gefticht in 1636 , Hoorn een vierkant, Enk' huizen een kat, en Viaanen een vierkant. Daarop komt men aan de Zuidoostelykfte punt der Stad, of 't bolwerk Gelderland, 't welk een bastion is van een maatige fterkte; hier aan volgt Zuidwaards het vierkant Catze* veïïenboogen; verder 't bastion Oranje, 't vierkant Nieuwpoort, waar in de Nieuwe Poort, gebouwd in 1631 , en van daar vindt men op den ZuideJykften hoek, aan den Wesdtamder Stad, het. bastion Hollandia. Tcrj     BATAVIA» 115 Ten Westen van 't bolwerk Hollandia loopt de groote rivier in de Stad, en de Vesting maakt hier een mfpringenden hoek; aan den overkant der rivier komt vooreerst het halve bastion Grimbergen, by 't welk de Diestpoort is, gebouwd in 1657, verder Westwaards legt het met moordgraaven voorziene bastion Nasfaww, en eindelyk op den Zuidwestelykilen hoek der Stad het bolwerk Zeelandia. Van hier keert zich de wal met een rechten hoek naar 't Noorden , komende men eerst aan een met moordgraaven voorzien bastion IVestvriesland, en dan aan een vierkant, alv/aar de Utrechtfche Poort, gebouwd in 1651 , onder den wal doorloopt. Verder Noordwaards liggen twee bastion» met moordgraaven, en dan het enkel bastion Overysfel; op 't welk wederom een bastion volgt , en daar aan de Noordwestelykfle punt der Stad of 't bastion Groningen. Van het zelve komt men aan den uitfpringenden hoek Zeeburg , en van hier ligt de weg naar 't bastion Kuilenburg. Eindelyk keert zich hier de wal Zuidoostwaards, en eindige met een ongeregeld bastion Middelburg tegen over het kasteel. De . bygevoegde Plaat, gemerkt met 11, vertoont het Plan of de Grondtekening der geheele Stad Batavia, met haare Voorlieden. Men ziet daar aan den mond der ongemeen lange haven het ongeregeld Fort, het JVaterkasteel genoemd, aldaar tot dekking van den ingang en afweering van vyandelyke fchepen aangelegd. Verder Zuidwaards vertoonen zich ten Oosten de linien, en daar in de Houtkap met het Laboratorium van den Medicinaalen Winkel , doch Westwaards het Javaansch kwartier, en de Vrymanshaven. Hier aan volgt Oostwaards het Kasteel met zyn vier bolwerken, den Diamant, Robyn, Saffier en Parel; eynde op het plein voor 't Kasteel, de Hoofdwagt, hec Provifie Maga-* ■zyn, deArtillery, en andere Gebouwen. Aan den Westkant, over de rivier, zyn het Vierkant, de Vischmarkt en verfcheidene Grafcen en Straaten. Het overige Westelyk deel der Stad bevat, behalven de verfchillende graften en Üraaten, de Portugeelche Kerk, het Middelpunt, het Weeshuis , het Spinhuis en het Chineesch Hospitaal. Doch het hier «™, Jpo-crpndfl Ooste vk deel der btad is verre net aanzieniyiute „ als bevattende, behalven de beroemde Tygergrafc, en andere aanzienly■ke graften en ftraaten , • het Stadshuis, de groote Hollandfche Kerk, -.het Hospitaal en de Lutherfche Kerk. De Stads wal vertoont ons haare verfchillende bolwerken en poorten , uit welke men gaat naar de wyduitgeftrekte Voorlieden, bewoond door allerhande Oosterfche Naden.  n6 BESCHRYVING van de STAD De nevensgaande Plaat, gemerkt met III, vertoont de Reede van' Batavia, en een gezicht der geheele Stad met haare Haven. Men ziet daar aangeweezen met No. r. het Waterkasteel, op het einde van het Westelyk hoofd gebouwd, en in den platten grond nader te zien. De lengte der haven is uit het perfpectief en den verren afftand zeer zichtbaar. Ook vertoonen zich verfcheidene van de voornaamfte Stadsgebouwen in het verfchiet: als No. 2. Batavia's gróote Hollandfche Kerk met haaren Tooren, No 3. het Stadshuis met zynen Tooren , No. 4. de Tooren van de Gouverneurs Capelie in het Kasteel, en No. 5. de Portugeefche Buitenkerk. Achter dit alles ziet men onder No. 6. het Blaauw gebergte, het welk verre Landvvaards in gelegen, wegens zyne hoogte, echter zeer naby fchynt. Voor de Stad ziet men overal de fraaye Tamarinde boomen, met welke de wallen beplant zyn; ook vertoonen zich op de reede verfchillende Oostindifche aankomende of vertrekkende fchepen, en daar onder op No. 7. een Commandeurs Schip, kennelyk uit de Staate Vlag en Wimpel. Emdelyk wyst No. 8. aan een Commandeurs Sloep, die, toe onderfcheid van andere, insgelyks de Staate Vlag voert. Het Kasteel van Batavia heeft fchoone muuren cn graften, doch geen ravelynen noch een bedekten weg. De Stads wallen zyn ook zonder eenige buitenwerken, en daarenboven zyn de meeste bastions van een gebrekkig maakzel, zo dat zy eikanderen niet kunnen beftryken. Hoewel derhalven Batavia genoegzaam verfterkt is om een Leger Javaanen of andere Oosterlingen af te keeren, zou het zelve op geenerhande wyze in ftaat zyn om zich te^en eene geregelde Europeefche belegering te verdeedigen: maar in zulk een geval' zou de behoudenis der Stad moeten afhangen van den moed der Bezetting en der Burgerye. Batavia heeft vier voornaame Poorten, de eerfte is de Rotterdamfche Poort aan dén Oostkant der Stad, leidende tot een vermaakelyken weg langs de rivier Angiol. De tweede is de Nieuwe* poort aan den Zuidkant der Stad, door welke men komt in de breede zogenoemde Nieuwepoorts ftraat, en door dezelve met een brug over de rivier aan de waterplaats en Molenvliet. De derde is de Diestpoort, gelegen in den Zuidwestelyken infpringenden hoek der Stads wallen, door welke men kan gaan langs de groote rivier, zynde over de menigvuldige graften, Telyk over de rivier Crocot, die zich in de groote rivier ontlast, brugger geflagen. De vierde Hoofdpoort is eindelyk de Utrechtfche, leidendenaar de buiten Utrechtfche ftraat, de Amanus graft , enz. Behalven deeze vier Hoofdpoorten is 'er ook noch een vyfde tusfehen de bolwerken Kuilen* burg en Middelburg, de Vierkantspoort genoemd, doch deeze , dienaar de haven leidt, is minder aanzienlyk. De    BATAVIA. ï\7 De geheele Stad is voorts omringd door eene wyde én diepe graft, die haar water voornaamelyk ontvangt uit de groote rivier; en dewyl dezelve alleen niet voldoende is om in den Zomer de Stad te voorzien, heeft men uit de rivier van Tangerang eene vaart gegraaven, door de rivier Ankée loo» pende, onder den naam van de Mookervaart. Deeze vaart verdeelt zich aan den Westkant der Stad in verfchillende takken, die onder den naam van de Buffelsrivier, de Klappusrivier, de Garnaalsrivier enz. in de ftads grafc ftorten. Ondertusfchen is het water in den zomertyd in de groote rivier ran Tangerang ongemeen hoog, en de ineile vloed voert allerhande doffen, ja geheele Hammen van boomen, met zich , die zomwylen de beneden rivier opdoppen of ten minden de bruggen enz. vernielen. En in de zeven of acht laatde Jaaren werdt hier doorgaans zo veel water in den regentyd aangevoerd, dat de wegen buiten de dad Batavia wel eens onderloopen. Ondertusfchen meent men, dat zo men de Werken, door de Heeren Heemraaden voor twintig of dertig Jaaren aangelegd, had laaten. in weezen blyven, men in den winter veel minder last van droogte, en in den zomer veel minder overdroomingen zou hebben. Dan, volgens "t oordeel van eenigen, heeft de eigenbaat van verfcheiden lieden gemaakt, dat deeze goede werken zyn weggenoomen , en 'er andere in plaats gelegd, die van minder waarde zyn. Behalven andere ongemakken heeft men hier door een merkelyken aanwas van voorgrond voor Batavia gekreegen ; doch deeze voorgrond, een dinkend moeras zynde, baart niets dan onheil. Een man, zeer kundig in de Oosrindifche zaaken, is van oordeel, dat men best zou doen met een dykje te maaken, zo verre in Zee uitloopende als mogelyk is, van het zogenoemde Commandeurs Jaagpad tot aan het einde van de Botteliers weg; zwaar behoeft het niet te zyn, dewyl 'er de Zee niet veel geweld oeffent, en 't best is eerst eens eene proef te neemen , hoedanig de uitwerking van zulk een dykje zou zyn: maar bet moet zo verre als mogelyk is in Zee loopen, om wat droom te verwekken, en dus gelegenheid te geeven tot het wegvoeren van rottende krengen en groenten. Door zodanig een dykje zou men dien moerasfigen voorgrond kunnen influiten , en 't overblyvende water door Watermolens uitmaalen. Ook meent dezelve, dat men het boven water van de rivier Angiol hier over zou kunnen laaten loopen, zo ras het hoog en troebel wordt, om dus zyn flyk te laaten zakken , en den nieuw aangewonnen grond op te hoogen en vruchtbaar te maaken ; op deeze wyze zou men hier een heerlyken grond krygen, tot het bouwen van kruiden. Doch wegens de moerasfigheid zou men aldaar, niet wel zwaare gebouwen of hooge boomgewasfen kunnen plaatzen. Ook zou dit voor Batavia ten uiterden nadeehg zyn, naar dien dus de Zee-wja- P 3 den,  H8 BESCHRYVING van "db STAD den , voor deeze Stad zo noodzaakelyk, zouden worden afgekeerd, 't geeft allerhande befmettelyke ziekten ten gevolge zou hebben. Het water, dat door de groote cn Crocot rivier , gelyk ook door dö Smokervaart wordt aangevoerd, wodt buiten de Stad verdeeld door een onnoemelyk getal van graften en waterleidingen, die de Voordeden overvloedig van water voorzien, en aan de akkers en .tuinen eene uitneemende vruchtbaarheid mededeelen. Uit de zelfde bron vloeyen de Stads buitenen binnen graften , die overal langs den binnen kant der wallen loopen Met deeze binnengraften en de rivier hebben ook gemeenfehap alle de byzondere graften, met welke de Stad is doo.fneeden. Deeze zyn aan den Oostkant der rivier vier in getal: de Oosielyktte is de Ka.mans graft, die evcnwydb loopt aan de Oostelyke buiten en binnen graft der Stad. Verder Westwaards vindt men de Tyger graft, de fchoonfte van geheel Ba. cavia Deeze beide worden nevens de Rotterdamfche Poort rechthoekig doorfneeden door de Leeuwinnen graft, en aan haar Noordelyk einde loopen zy uit in de Oost en West loopende Amfterdamfche graft, die zich m de groote rivier ontlast. In 't Westelyk gedeelte der Stad wordt de verder doorloopende Amfterdamfche graft de Maleidlche graft genoemd, die eindelyk weder in de binnen graft ten Westen eindigt. Uit dezelve ontfprimn, evenwydig aan de groote rivier, de Roea Malakka of de Jonkers graft! die van daar tusfehen de Diestpoort en 'i bolwerk Nasfauw in de binnen gtóft eindigt. Verder Westwaards vindt men ten Noorden der Ma!eidfche&graft, de Moorfche graft, enten Zuiden de Rinoceros graft, die, beide in eene regte lyn evevivvydig aan de groote rivier loopende, de langde graft der geheele ftad uitmaaken. Voorts vindt men tusfehen de Tygers en Kaimans graft, ten Oosten der Leeuwinnen graft, de Groene Straat, die Oosten West loopt, uit welke men eertyds kwam aan de Groene graft, uit de groote rivier loopende in de Tygers graft; doch deeze is nu gedempt. Ook vindt men nor ten Westen der Tygersgraft, tusfehen de Leeuwinnen en Amfterdamraer graft, de geheel doorloopende Prinfe Straat, en verder Westwaards de Heere Straat of Theewaterftraat, die ons brengt op 't plein der Luteriche Kerk. Noordwaards van de Amfterdamfche graft is een groot plein, tusfehen de Amfterdamfche graft en de Kasteels graft, waar op men gaat door de poort der Hoofdwagt, en van daar verder over de Kasteels brug ra t Aan den Zuidkant der Leeuwinnen graft vindt men, tusfehen de Kai-: M en Tygers graft, de Kwartier Straat; en de Stads binnen graft loopt aan 't eijide tusfehen de voorzeide graften langs de Deventer Hou* • r markt  BATAVIA, H9 „arkt. Tusfehen de Tygers graft en de groote rivier ic1 de Nteuwpoort £ en tusfehen deeze graft en ftraat ingefiooten 1, het Stadshuis en ' Stadshuis Plein-. Tusfehen de Nieuwpoortilraar en de groote nv.er vindt In aan 't Zuidelyk einde, het groote Hospitaal met de HospKaalllnrat : en verder Noordwaards de Kerkftraat, en daar over de groote Hol andfche Kerk, die het Stadshuis Plein ten Oosten en de groote Rivier ten Westen heeft. Aan den Westkant der groote rivier is in 1 Noorde^kst deel der Stad eene kleine graft, de Javaanfche genoemd, en aan den Zuidkant van dezelve wordt de Moorfche graft fchuins gefneeden door eene dwars graft dte Ile Kasteels graft in de Stads binnen graft loopt, nevens t bolwerk Over«fcf Ten Noorden deezer dwarsgraft loopt, tusfehen de groote „vier en de Moorfche graft,. de Zand-Zee, een ftraat uit welke men over d«* dwar^xaft caat in de Jonkerftraat. Tef Zuiden der Maleidfche graft is tusfehen de groote nver en de Roea Malakka de Groente- en Hoendermarkt, die door veele kleine dwarszaten foorte den is, en de Portugeefche Kruiskerk ten Zuiden heeft. Deeze mll was weleer een aanzienlyk deel van 't Chineesch kwartier en dus hier in 't iaar 1740 't voornaamst toneel van den moord der Chinee*n gelyk ook van het inneemen der wooninge des Chineefchen Capiteins, Zu^r^efche Kerk loopt de Utrechtfche ftraat, door welke men van de groote rivier naar de Utrechtfche poort gaat. len WesI„, tusfehen de Rinoceros en de Stads binnen graft zyn wederom verh 'den openbaare Gebouwen: te.weeten in 1 Noordelykst blok het Chr„eesch Hospitaal en Spinhuis, en in doch daar -buiten 't Laboratorium der Artillery vindt. Tusfehen weife Laboratorium en de groote Rivier de linien zyn met de Scerre fchuns, en binnen dezelve de Houtkap en 't Laboratorium van den Medic.naaler* ^ Over de rivier Angiol vindt men drie graften, die rechthoekig uit dezelve  lao BESCHRYVING van de STAD ten Zuiden loopen, en dus evenwydig aan de Stad. De binnende is de Verburgs graft, de middelde de Wynands graft, en de uiterde de Maygraft. Zuidwaards loopen deeze graften in een dwarsgraft, drekkende langs den Sontaarfchen weg, wiens Westelykst gedeelte men ten Zuiden heeft. Vlak san de groote rivier is de buiten Portugeefchc Kerk. Eindelyk duit deeze Voorftad aan de groote rivier, of bever tegen den weg naar Jacatra, die langs dezelve Zuidelyk oploopt. De Nieuwpoortfche of Zuider Voordad heeft de groote rivier ten Zuiden en Westen , de Stads buiten graft ten Noorden , en eene verlenging derzelve ten Oosten. Deeze Voordad is derhalven een afgeflooten Eiland, van 't welk men met Valbruggen gaat naur het Chineeseh kwartier, naar 't Molenvliet en de Rotterdammer Voordad. Door dezelve loopt in een rechte lyn , van de Nieuwpoort tot aan de brug van 't Molenvliet, de buiten Nieuwpoort ftraat, aan welker Oostkant men heeft de buiten Tygergraft, die, zo de Stads wal en Buiten graft 'er niet tusfehen beiden kwamen, een verlenging zou zyn van de Tygersgraft binnen de ftad. Deeze graft fhydc ook rechthoekig de Kalverftraat en Koedraat ; terwyl men aan den overkant der Nieuwpoorts ftraat verfcheiden deegen heeft, wier voornaamfte is de Ribalds gang. Buiten de Diestpoort komt men eerst op eene ledige ruimte, en van iaar over bruggen in 't Chineeseh kwartier, door welk Zuid- en Nuordwaards loopt de Arecksgraft, hebbende men verder Zuidwaards de Doorfnyding, door welke de rivier Crocot gemeenfehap heeft met de Stads buiten graden aan den Westkant. De Westelyke Voorftad begint Zuidwaards van de Overwaters graft en weg, en loopt geheel Noordwaards tot aan de Galgenwagt. Deeze Voorftad is met verfcheide Oost- en West loopende graften en ftraacen doorfneeden; welke zyn de Bacharachs graft, de Buffels rivier, de Amanus graft, de buiten Utrechtfche ftraat, deMiddclfloot, de Javafche ftraat, de WestVriesland ftraat, de Clappus rivier, de Garnaals rivier, en eindelyk de Groninger graft en weg, buiten welken de Galgenwagt en de Galg is. De Poorten zyn alle voorzien met fraaye hekken en valbruggen ; de Diestpoort heeft zelfs eene dubbele brug, tusfehen welke een ongeregeld buitenwerk gelegen is. Ook heeft de Stad veele fchoone bruggen: binnen in dezelve leggen over de groote rivier twee van hout gemaakt, en een van fteen, tegen over de Hospitaalftraat. Op de Tygersgraft zyn vyf van fteen, op de Leeuwinnen graft vyf, op de Malcidfche g aft twee, op de Jonker* graft twee, op de Rhinoceros graft drie, op de Moorfche graft twee, alle van fteen; gelyk ook eenige mindere, zo van hout als fteen, over de binnen graften en de mindere dwarsgraftjes. De  BATAVIA. lai De Vierkantspoort, gebouwd in 1639 , brengt ons op een zoort van een Eilandje, het welk ten Zuiden de Stadsgraft en ten Noorden de Vryinans haven heeft. Over dit vaarwater leggen twee bruggen, die leiden naar het Javaansch kwartier, 't geen op ftrand legt, tusfehen de uitwatering der Vrymans haven en de groote haven van Batavia. Langs den Westelyken vleugel der haven vindt men de zogenoemde Javaanfche Kaasjes , meestal geringe huisjes, bewoond door Visfchers , Praamvoerders, en Meisjes van plaizier. Behalven het Kasteel en de Bolwerken der Stad, heeft men te Batavia tioch verfcheide Verfterkingen om een onverwagten aanval of een fchielyk oproer af te keeren. Hier 'toe behoort binnen de Stad het Middelpunt, ftaande aan den Westkant der rivier, vlak tegen over de Leeuwinnen graft. Het zelve is een vierkant fteenen gebouw, wel voorzien met gefchut, 't welk den geheelen Westkant der rivier, benevens de Leeuwinnen graft, beftrykt, en teffens door zyne nabyheid de groote Nederduitfche en Portugeefche Kerk kan verdeedigen. Met recht zong derhalven hier van de Heer De Marre. Terwyl de Middelpunt, ïn 't hert der Stad gebouwd, Het heilige Gefticht beveiligt voor de laagen Van Muiters, die het al om hunne roofzucht waageni | Daar 't fterk gebouw ons fchoon Batavia beoogt, En op de kragten van zyn oorlogdonders boogt, Die uit vier zyden van de hooge mnnrcii pryken, En markt en ftraarpn met hun doodlyk lood beftryken; Laat weer een heilloos Volk de Stad, als zy in rust Gods tempelen betreedt, bedreigen, om met lust Te trappen in het bloed der Christnen tot zyn enklen; Een andere Erbervelt weer waagen been en fchenklen Om 't gruwlyk vloekrot aan te leiden, als hy ftil Door 't overrompelen dien flag volvoeren wil : Dees middelfterkte zal die ftoute daad verhoeden, 't Geweld verftooren van der muitren vinnig woeden i Hen loon verfchaffen tot hun onuitwischbre fchand, Hun naam vervloeken als uitvaagzeis van het land, Op dat het overfchot, het geen hun ftraf befchouwde^ Zyn dier bezwooren pligt in beter waaide houde. 9 jGelj*  asii BESCHRYVING van de STAD Gelyk deeze middelfterkte van een onwaardeerbaar nut is om een op-loop van binnen te fluiten of voor te komen, alzo wordt een onverwagte aanval Van buiten verhinderd door de verfterkte buiten posten, die teffens een groote plek gronds influiten , op welken men, onder de befcherming. der Bezetting, veilig den Akkerbouw en Veehoedery kan voortzetten, en het aangenaam Saifoen op V land doorbrengen, zonder iets van de Javaanen te vreezen te hebben. De Oostelykfte fterkte wordt Ansjol genoemd, en legt aan 't riviertje een uur gaans van de Stad, van waar men over Tjilintjing en Bacasfy komt tot Sonjing Poura, alwaar de laatfte post is tegen het Cheribonfche van dien naam. Zuidwaards legt Jacatra, insgciyks een vieihoek , en zo men zegt een overblyfzel der oude Javaanfche Stad van dien naam. Noch verder Zuidwaards heeft men Noordwyk, een post van veel aangelegenheid, om dat dezelve de geheele rivier, en de daar uit naar de Stad loopende Ganaalen, beftrykt. Ryswyk legt op de zelfde hoogte, doch een kwartier uur gaans Westelyker. Aan den Zu'dbnt legt ook de post Dwars in den Weg, en langs den weg van S. nthar komt men tan de Langoe goederen Pondok Bamboe en Pondok. Ccde. Buiten Ryswyk legt het Fort Meester Cornelis, van waar de weg , over de landgoederen Sar jong. en Timangos, ons brengt tot Buitenzorg, alwaar 't Zuidelykfle Fort Philijipine is gebouwd. Eindelyk vindt men nog ten Westen der §tad aan de rivier Anké een vyf hoekig Fort met een vierhoekig gebouw, tot een retraite voor 't volk ; van waar de IVlokervaart ons brengt tot de Veldfchans Tangerang, die de laatfle post is tegen het Bantamfche. Op eten weg naar Sumpia zjet men ook noch de overblyfzels van eene oude post, die aldaar onder den naam van Wetrergo is geweest. Het Kasteel van Batavia is deszelfs voornaamfte iieraad «=n ftorkte. Aan den Noordkant lag het wel eer digt aan Zee, doch thans is tusfehen dezelve cn de wallen eene groote tusfchenruim.te door den nieuw aangefpoelden grond, zelfs buiten de linien, die men als de Buitenwerken van de fterkte moet sanmerken. Binnen deeze vindt men het Laboratorium van den Medicinaalen Winkel; alwaar alles, wat tot de Geneeskundige bereidzel» behoort, in 't groot wordt gereed gemaakt. Binnen dezelfde linien vindt men ook den Houtkap der Maatfchappye, van waar alle de gequalificeerde Dienaars der Compagnie hun hout krygen, 't geen hen'in meerder of minder maate maandelyks wordt vergund. Ondertusfchen zou het beter voor de gt zondheid der Stad zyn, indien men deezen Houtkap naar elders kon verplaotzen; want hier legt doorgaans veel nat hout, aan ftrand gegroeid, '• welk de lucht met een Hinkenden damp vervult, die door de anderzins zeer heilzame Zeewinden over de gantfche Stad wordt gevoerd, en aanleiding gcefc tot alkrleye kwaadaasdige Ziekten» ^an  BATAVIA. 123 Van de Stads zyde gaat men naar 't Kasteel uit de Prinfe ftraat, over een Valbrug der Amfterdamfche graft, naar de'Kasteels Voorpoort, door welke men komt op 't Kasteels buitenplein. Deeze Poort is voor korte jaaren fraay opgebouwd, en van boven verfierd met een Coepel, waar in een klok hangt, die dagelyks alle uuren flaat, en, als'er brand omftaat, wordt geluid: dezelve wordt ook geklept, als de Raad van Juftitie Recht zal doen, voor dat de Executie begint. Mier nevens vindt men de Barakken der Soldaaten , de Hoofdwagt aan de linker, en het Koffyhuis aan de regter zyde der poort. Deeze poort (trekt ook tot een Gevangenis van Staat, en men vindt daar by de Garnifoens-kamer , die door een Onderkoopman en eenige Scribenten wordt bediend. Ter (linkerhand is dit gebouw vereenigd met het Artilleryhuis , alwaar een groote voorraad van allerhande Wapenen wordt bewaard , en ter regterhand is het Vzer-magazyn. Dit geheele plein heeft 200 treeden in de breedte, doch naar 't Kasteel is het zelve wat enger. De lengte is van de buitenpoort tot de binnenpoort 1 83 treeden. Het zelve is beplant met verfcheide ryen Tamarinde boomen, wier middelde zo verre van eikanderen daan, dat 'er drie koetzen nevens eikanderen kunnen ryden : dezelve geeven een aangenaamen lommer, zonder welken het in de heete uuren voor die gee^ ne, welke in 't Kasteel iets te verrichten hebben, onverdraaglyk zon. zyn, dewyl hunne Koetzen, Charetten en Draagdoelen aldaar moeten wagten: want niemand, die aldaar moet zyn, heeft vryheid om met zulk een toeftel op 't Kasteels binnenplein te komen, de Heeren Raaden van Indien alleen uitgezonderd , *R* nunne koetzen over de tweede brug naar binnen mogen ryden. Aan den Oostkant van dit plein heeft men noch de Vergaderkamer van den Aehtbaaren Raad der Justitie van 't Kasteel van Batavia, alwaar dezelve by een komt om haare Vonnisfen te doen volbrengen; dewyl dezelve in. alle andere gevallen op het Stadshuis vergadert. Achter dat Gerichtshuis is de dal der Compagnie, van welke men gaat langs eenen weg, die tusfehen het Kasteel en 't Gerichtshof loopt, en ons eerst brengt aan het huis van den Stalmeester des Gouverneurs, die thans altoos een der Capiteinen is: van hier komt men in de Stallingen, die in tweëngefcheiden, en zeer groot zyn; wordende hier geplaatst de paarden des Heeren Gouverneurs, en die der Dragonder Lyfwagt. Nevens deeze Stallingen zyn verfcheide SroidsWinkels tot dienst van dien dal, gelyk ook voor de koetzen en paarden9 fot het beflag en de hoefyzers gebouwd. Van het Buitenplein komt men op des Kasteels Binnenplein ïangs een  j»4 BESCHRYVING vak de STAD geftraaten weg, met fteenen vleugels aan weerskanten. Deeze weg ligr ia de Kasteels graft gemetzeld, en dezelve is wel a6 roeden lang. Op deszelfs midden vindt men de Kasteels Valbrug, en van het plein tot aan de brug zyn onder dien weg zeven boogen ; doch van de brug tot aan de Kasteels poort zes. Dus gaat men tusfehen de bolwerken den Diamant en den Robyn in 't Kasteel van Batavia, waar van de werken uit witte Coraalfleen zyn opgetrokken, zynde de Bastions aan eikanderen geflooten met fraaye Gordynen, die voor de tyden des Heeren ïmhof noch. de hooge muuren waren van de voorige gebouwen der Maatfchappye; doch thans is, gelyk in een goed Kasteel vereischt wordt, alles veranderd in een Borstweering, die de Bastions aan eikanderen fluit. Dit Kasteel heeft de lengte, van de Landpoort tot aan de Waterpoort,, van 290 treeden, en de breedte, van 't Oosten tot het Westen, is van 274 treeden, zo dat het zelve omtrent vierkant is. De Plaat hier agter volgende , en gemerkt met IV., vertoont het Gouvernement van Batavia van vooren, dat is van des Kasteels Buitenplein of Hoofdwagt. No. 1. is de Valbrug , over welke men van het buiten- op het binnen plein komt, alwaar weleer de thans afgebroken Landpoortfiond. De voornaame gebouwen vertoonen zieh zeer duidelyk; ouder anderen ziet men by> No. 2. den voorgevel en het bordes van het Gouvernement; by No. 3;. den Tooren der Kapelle; terwyl No. 4. de Staate Vlag aanwyst, welke de Compagnie op alle haare Etablisfementen van of naby de wooningen haarer Gou«* verneurs, of andere Opperbevelhebbers, kat waaijem Tusfehen her Gouvernement en 't Comptoir van den Directeur Generaal vindt men de-Kasteels Kerk, hun geweer fchynen gereed te houden om de inkomenden te groeten. Vlak boven de pooit der zaal. die her eerfte vertrek van binnen is,, ziet men het jaargetal MDCX.LVI II , en vlak daar boven een rondeel, in 't welk het gewoone merk der algemeene Oostindifche Compagnie, of de letters O; I. C. worden vertoond, met den naam van den geweezen Gouverneur C. van dar Lyn in de rondte, zynde aan de zyden van dit rondeel een lyst geplaatst van graauwe neen, en aan weerzyden twee kleine, graauwe Fruitvaazem Boven de tweede verdieping is een enkele voorgevel", doch aan ieder zyde verfierd met eene groote graauwe Vaas en een Dolphyn, die gaapende naar de Vaas wyst, en met den ftaart naar die van den overftaanden vleugel is gekeerd. Op het dak ziet men eindelyk een tooren tje •, op zes pylaaren deunende, en met een getralied daketzel even als met eene borstweering verfierd , terwyl boven op de punt een fchip wordt gezien, dat lot een Windhaan dient. AU men nu ter wooning van den H. Ed. Heere Generaal intreedt, vindt Q 3 sum  ia6 BESCHRYVING van de STAD men in de eerfte plaats eene groote Zaal, de Audiëntie Zaal genoemd, alwaar zy zich moeten vervoegen, die ten gehoor willen worden toegelaaten, met 3 2 groote fraaye vierkante fteenen op een regel belegd, die ieder ruim twee voeten lang en breed zyn, en ten getale van i 5 regels in de diepte worden gevonden, zo dat de Zaal ruim dertig voeten diepte, en zeven of acht-en-veertig voeten breedte heeft, .zynde de verdieping :teffens zeer hoog. Tegen de muuren van dit aanzienlyk vertrek worden ter rechterhand pieken en hellebaarden, ook verfcheide rakken met IchietgeWLer gezien , .en aan den overkant verfcheide ichilderyen. Teffens vertoonen 'er zich .eenige veroverde vaandels, .en ter rechterhand der Zaale een tafel met een iSapyt, eenftoel en eenige banken, voorts aan het einde der Zaal by de venfterraamen een flaand Uurwerk, dat ook van buiten de uuren aanwyst, en het eenige openbaar Uurwerk is in de geheele Stad, zynde wat grooter dan de gewoone Huisklokken. Op die Zaal komende, heeft men ter rechterhand 's Heeren Gouverneurs geheime Schiyfkamer, dat een groot vertrek is, gelyk ook de daar tegen over opengaande Geheimfchr.yvers en eerfte Klerks kamer der Heeren Raaden van Indien. Ook kan men tusfehen deeze twee vertrekken afgaan fer zyde op het plein by de zogenoemde Pinang poort. Door de groote Zaal gaande komt men by een deur ter rechter zyde, van welke een zwaare uitfteekende arm gezien wordt, met een groote lantaarn met drie glazen, die 'savonds wordt ontftooken, en onder welken een Hellebaardier des Generaals de wagt houdt, die dan noch een zyner gezellen tot een by wagt heeft, om de gaanden en komenden aan den Heer Gouverneur aan te dienen, indien zy 7.. H. Ed moeten fpreeken. Door die groote deur komt men in een kleinen luchtigen vierkanten gang. r<»r rechterhand van welken zomwylen een der Raaden van Indien of de Geheimfehry ver des Gouverneurs plagt woonachtig te zyn. Voorts gaat men in eene fraaye opeUe gallery met een kostelyke Zolder en heerlyke balluster verfierd. Ter rechterhand van dezelve vindt men een aardig Bloemtuintje, en ter linkerhand eene groote vierkante Plaats, met groote graauwe vierkante fteenen, die wel 60 treeden lang en niet minder in breedte is; deeze behoort tot de woonplaats des Heeren Gouverneurs, naar welke men met eenige trappen nederklimt. Uit de gemelde gallery, die naar den bloemtuin leidt, gaat men ook Sn de groote Vergaderzaal hunner H. Ed. de Raaden van Indien, die noch juim zo groot is als de Voorzaal. Hier ziet men een tafel met een fraay «apyt, en aan derzelver boveneinde eenen ftoel voor den Gouverneur, ge-i lyk aan de zyden, die zeer lang zyn, verfcheiden ftoelen voor de Raaden^ Tefiens ziet men rondsom de muuren deezer Zaal de af beeldzels der Heeren Gouver-  BATAVIA. ia? Gouverneurs, die'de Nederlandfche Oost-Indien hebben beftierd, en dus dier Helden aan wier beleid en dapperheid zy haare voornaamfte grootheid is verfchuldigd. , Zie nu het hoog Vertrek van Staat, Den troon, der Maatfchappy in vollen luister pryken , Zie nu wat deugden 't Hof dier Grootvorftin verryken , De Godsdienst, Waarheid, Zorg, Volksliefde, Wakkerheid^ Meêdoogen, Toezicht, Trouw en Eendragt, Staatsbeleid, Grootmoedigheid, getooid met eeuwige Lauwrieren , Zyn de edle Zuilen die haar ryken Zetel zieren. Maar zy, wiens v/ys bellier het hart der Volken trekt j- Houdt d' omtrek van haar glans en Majefteit bedekt, En is niet zichtbaar aan het oog der Oosterlingen, Dan in de Staatslien, die haar hoogen troon omringen. Zy,. fteeds bezielende de harten van den Raad , Strekt een beweegrad aan die raderen van Staat, Ja de invloed van haar Geest, niet vatbaar aan onze oogen. Beftiert. dat lichaam , door een onbepaald vermoogen ; En fpreekende uit den mond van haaren Generaal,. Spreidt, zy, fchoon ongezien, een luister door de zaal 5 Vexheerlykt dat. Vertrek, belchaduwd door de vaanen r Banier en oorlogsbuit van 't heir der Luiitaanen, Daar zelfs, tot 'sVyands fchrik en eer van Nederland5 Der Helden Beelden zyn , vereeuwigd aan den wand. De Marre Batavia pag. 74, Ter regterhand uit het begin der gallery uitgaande, komt men door eerj>' befchot in eene andere fchoone gallery, zo lang.als de groote plaats, op welke zy uitziet, naar welke men ook in 't midden met een trap kan uitgaan. Deeze gallery is acht of negen voeten breed, en dient den Gouverneur doorgaans om aan byzondere perzoonen gehoor te geeven. Aan deeze gallery gaan de deuren open van verfcheideue fraaye boven en beneden vertrekken des Gouverneurs, en aan 't einde is een fraaye zitplaats. De trap \ die in 't midden der gallery naar de plaats leidt, brengt ons teffens naar de vertrekken des Hofmeesters, en alle de kaslen, die tot de keuken tn provifie-kamers behooren, gelyk ook naar verfcheide kleine bovenen beneden Vertrekkenr ten dienfte des Heeren Gouverneurs, alwaar hy Vree lis  128 BESCHRYVING van de STAD Vreemdelingen van aanzien, of anderen, voor welke hy achting heeft, zomwylen plagt te ontvangen. Aan den Westkant dier plaats is ook eene lange gallery, doch laag vat» verdieping, in welke de Gouverneur doorgaans het aftcheids maal geeft aan de Bevelhebbers der Retour-vlooten en de lieden van aarzien, die daar mede naar het Vaderland keeren. In deeze gallery kunnen gemakkeiyk 150 menfchen eeten, en dan blyft 'er noch genoegzaame ruimte voor de Bedienden over. Ook is dezelve vol luchtige rotting raamen, en van den wal, aan den rivierkant, dooreen fmal tuintje gefchieden. De Directeur Generaal der Commercie Lid weleer zyne woonplaats binïien in het Kasteel , rechtover het Paleis des Gouverneurs, ao^h houdt daar tha-ns alleen zyn Comptoir. Ongeveer veertig jaaren geleeden had de toenmaolige Directeur de gewoonte van in den namiddag voor zyn deur op een bank plat op zyn buik te gaan leggen flaapen , zynde een zeer zwaarlyvig Heer. Een der Adfillenten , dit dagelyks ziende, kreeg den inval om den flaapenden Directeur eens een ftisfe klap voor zyn achterfte te gee« ven , 't geen hy ook met zo veel behendigheid volvoerde, dat niemand *er iets van befpeurde. De Directeur was inmiddels zeer begeerig te weeten , wie hem deeze poets had gefpeeid, doch kon 'er niet achter komen , dan met goede woorden; want ten laatften den daader een openvallend ampt beloovende, openbaarde zich dezelve eindelyk, en werdt ook volgens helofte geholpen. Weleer ging men in het Kasteel door de zogenoemde Landpoort, gebouwd in 't jaar 1631 , doch deeze is thans wegens bouwvalligheid weggebroken. Van het Kasteelsplein komt men derhalven nu aanltonds aan de Pinang poort, die ongeveer 10 treeden diepte heeft, en rondom welke veele fraaye gebouwen zyn. Behalven een pakhuis is ter ïechter hand de kleine Winkel der Compagnie, en ter flinker hand de opgang tot de Secretarie; voorts de Boek-Prukkery, en een opgang, om van den achterkant in het Paleis des Gouverneurs te gaan. De Pinang poort heeft deezen naam gekreegen , om dat zy tot eene zaamelplaats der Liefhebbers van Pinang plagt te verftrekken; ook was zy als de Beurs van Batavia, dewyl hier de Kooplieden, Onderkooplieden en andere voornaame lieden plagten by een te komen, vooral in den morgen , en waar men alle nieuwe tydingen uit de Indien kon hooren. On^ Ier de Pinang poort is het Nieuwe-Kleeren Pakhuis. Van hier leidt de weg naar de hooge Middelpoort, gefticht in *t jaar E641 , boven welke ook eene wooning is voor een of anderen, die in de grafie des Generaals ftaat, gelyk ook het Negotie-Comptoir, en aan de Jinkei  BATAVIA.. linker hand de Geld-kamer, alwaar veele Contanten berusten. Door deeze poort komt men op het tweede binnen plein, even lang, doch iets frnallerdan 't voorige. Ter rechterhand, even om den hoek, woonen de twee Opperkooplieden en de eerde Opziener van den algemeenen Geneeswinkel der Maatfchappye, die xeffems het hoofd aller WondheeJera is. Doch dit ftiem is veel minder luchtig en levendig, dan het eerfte. ^ Door deeze poort recht uitgaande, komt men aan de waterpoort, die in t jaar 1630 gebouwd, en van binnen met veelerleye vertrekken en pakhuizen voor de Compagnie voorzien is. Ook is by dezelve een groot washuis voor de Militie, die hier fteeds by der hand is. Niet lang geleeden is deeze poort zeer fierlyk op nieuw herbouwd, en met verfcheide gegibsde beelden voorzien. Dus de voornaamfte gebouwen van 't Binnen-Kasteel befchouwd hebbende, moeten wy noch een keer doen langs de Bolwerken van het zelve Wanneer men de wallen wil bezien , treedt men op aan de linkerhand by het Oostelyk bolwerk de Robyn , alwaar het hoofd der Militie des Kasteels eene fchoone wooning. gehad heeft, gelyk de Capitein daar van op 't Zuidelyk bolwerk de Diamant. Langs de wallen is verder alles wel voorzien met wagthuizen en gefchut; voorts ligt 'er in 't Kasteel eene fterke Bezetting, en men vindt'er fteeds eenen grooten overvloed van allerley Leeftocht en Ammunitie, om in een onverwagt geval altoos een fterken wederlbnd te kunnen bieden. Recht voor het bolwerk de Robyn ziet men, beneden en langs de gordynenv een groote plek gronds , alwaar een Sergeant de onbedreevenen dan de buiten r.vier. en 'in de Stads graft by die poort moet maaken. Op dezelfde wyze ©ntftvar'er tusfehen het Middelpunt en de andere (luis, by de Vischmarkt, wederom eene vertraaging en opkropping van 't water, en eene bezinking der modderftoffen; terwyl het water, dat door deeze engre loopt, wegens do fpoedige verwyding des vaarwaters , en den gebrekkigen invoer van actneren, ook ras zyne geleende fnelheid verliest, en den. vallenden modder in de haven doet bezinken. De graften en (iraaten van Batavia loopen alle lynrerht en zyn aan de huizen zeer net met blaauwe of roodc gladde (teentjes bevloerd, ter breed* vnn vyf nf vu.ccn buiten de rollaag. Het overige is on- beltraat, doch zeer vlak. De (teentjes dienen voor de Voetgangers, die vrye lieden zyn: want de Slaaven moeten op het onbevloerde koetspad saan of ten-minften uit den weg wyken voor vrye lieden. De zesnen heerlyke graften der Stad zyn met fraaye Canarie- en allerleye bloemdraagende boomen beplant, die niet alleen een fraay gezicht en aangenaamen geur geeven, maar ook in de heete dagen en uuren een ailerverLakelykften lommer verfchaffen. De breedfte graft is voorzeker de groote rivier die in 't midden een fchoone houten brug heeft, 57 treeden lanS» met goede Iteenen vleugels voorzien ; zynde de ftraat aan beide zyden meestal byna 50 treeden breed. Aan den Westkant deezer rivier woonden weieer meest alleen Ctrneezen , doch na kt oproer enden moord van 17.40, is hnn getal met weinig verminderd, dewyl de meeste thans buiten de Stad in 'S Chineeseh kwanier wuonea. Mn^dcn zeilden kant, vooral m*4*  rsa BESCHRYVING van nr STAD Diestpoort, liaan zeer veel aauzienlyke huizen, door ryke Burgers bewoond? ook vindt men by de Gasrhuisftraac een fteenen brug over de rivier, gelyk 'er ook twee zodanige aan den Noordkant zyn. Van de groote Middelbrug naar 't Westen, vindt men de Gauwdiefs markt, dus genoemd om dat 'er allerhande Waaren, en ook dikwyls geftoolen Goederen worden verkogr, gelyk ook veel Porcelein door de Chineezen, die daar groote winkels hebben. Aan den Oostkant is, tot aan de zogenoemde Hoenderbrug, een ruime markt, alwaar allerley voorraad voor de huishouding en de flaaven wordt geveild; zynde het daar, vooral in den morgen, zo vol flaaven, dat men "er naauwelyks door kan komen. By de voornoemde groote brug, omtrent bet Middelpunt, vindt men ook een zeer ruime Bloemmarkc, daar alle dagen nieuwe bloemen worden aangevoerd enverkogt: want deeze waaren zv zeer geliefd by de Bataviafche Jufferfchap om kransten of fnoeren van; te maaken tot hoofdfierzel. Op nevemftaande Plaat, gemerkt V., vertoont zich de groote Markt van? Batavn'i, tusfehen de g'oore Rivier en de Roua Malacca- Straat. Ter rechterhand ziet men de Javaanfche of Cbineeflhe wooningen , zodanig ah dezelve uit planken en Cocosftnmmen worden zaïnen gewerkt. Ter (linkerhand zyn eenige opene gebouwen, gefchikt rot het verkoopen van. alle leve waaren , die de zonne of het regenwater met kunnen veraraagen; terwyl zich de groote Hollandfche Kerk met haaren Tooren in *c verfchiee vertoont. Op het met boomen belommerde Plein, ziet men eindelyk eene groote verzaameHng van allerley zoort van menfchen, wier bezigneden naar de natuur der plaatze zyn gefchikt; De Stads binnen graftcn zyn mew bebouwd met allerhande pakhuizen en geringer wooningen , gelyk ook de Oostkant van ae Kaimane graft; maarde We-tkant is meerendeels bebouwd met achterhuizen der Oostzyde van de Tygers graft, op welke de voornaamfte Burgers woonen , die op deeze graft hunne Koet-huizen en ftallingen hebben. Hier door is deeze Tygersgraft de ichoonfie van geheel Batavia, leggende over dezelve vier fteenen bruggen met verfeheidene boogen, en één houten. De lynrechte ftrekking deezer graft, geeft aan dezelve eene groote Schoonheid en aangenaamheid , waar door ze de groote Amfterdamfche graften, fchoon minder fraay bebouwd en minder breed, in vermaakelykheid, overtreft; te meer daar volgens de gewoonte in de Indien, de meeste lieden van aanzien tegen vyf uuren op hunne floepen zitten, of op banken aan den waterkant, om zich aldaar met hunne goede vrienden te verlus-tigen op een pypje en kopje Thee Dit verfchilt voorwaar veel van Holland, alwaar men, ^e.'uurende her besr gedeelte des jaars-, deeze fchoone Paleizen meest onbewoond en digt geile uien yrndt, - - De    BATAVIA. *%% De Tygers gracht, waar op Batavia mag roemen, En zich om dit fieraad de pronk van 't Oosten noemen, Werd van ons eerst befchouwd,, daar zy zo ryk bevrucht^ Een reeks paleizen trots doet ftygen in de lucht, En prykt ten einde toe met fchoone Bouwjuweelen» Wier witte muuren en doorwrochte kapiteelen, Verrykt en opgefierd met lystwerk en festoen, Befchaduvvd door een dreef van eeuwig lente groen, Den geest des Vreemdelings verbaazen door dien luister: Wie merkt niet, als de Zon het akelige duister Van 't hemelrond verdryft, en ftrevend naar om, hoog,: De heerlykheid der Stad de Waereld fielt voor 't oog,. En fehittert ryk van gloed met nieuwe morgenglansfen, Op all' de bouwfieraan, wier hoog verheven transfen, Haar fchaduw fpreiden. langs den groenen waterboord,. Hoe dan Batavia den Wandelaar bekoort!. De Marre Batavia pag. 82». De Jonkers graft of Roua Malakka is aan den Westkant ook met veefe aanzienlyke huizen bebouwd , gelyk ook aan den Oostkant tot aan de Hoen» dermarkt, alwaar weleer alles vol laage Chineefche huizen of Petaks was, zynde aldaar, na den brand van 'tjaar 1740, nieuwe koopmans wooningeo gedicht. De verder Westwaards leggende Rhinoceros graft is minder in fchoonheid , dbch heelt nochtans veele goede vooral koopmans huizen, gelyk ook ©p de overige graften en ftraaten plaats heeft. Hoe groot ondertusfchen de aangenaamheid deezer graften moge zyn-, dezel/e hebben ook haare ongemakken. Want terwyl de boomen een aan» genaamen lommer en geurverfebaffen, ftrekken zy tot eene fchuilplaats voor: oneindige zwermen van muggen en gelykzoortig. ongedierte, die hier, gelyk altoos onder 't geboomte aan den waterkant, verzaamelen. Ook heeft men in Batavia, op de meeste plaarzen, geene uicloopende of in den grond gemetzelde Secreeten, maar alleen Stilletjes, die alle avonden worden geleegd in-de grafcen of kléine fchuitjes , merwclke de Chineezen ten dien einde tegen negen uuren door de Stad vaaren ; 't geen een zeer orraangenaamen ftank veroorzaakt, bekend, onder den naam van Foela. noot borat of Negeir uurs bloemen. De ftraaten hebben van-alle deeze ongemakken min«feülast-i, doch daarentegen zyn zy. wederom meer aan het ltof ouderho  134, BESCHRYVING van de STAD vig, 't geen derzelver bewooners, vooral in de heete dagen, veel ongemak verwekt , zo zy dezelve mee dagelyks door hunne flaaven laaten begieten. Het zogenoemde Blok en Vierkant, aan de Noordwest zyde der Stad, .plag ook fterk bewoond te wee/en, en was bezet met zwaare koopmans wooningen en pakhuizen, die dikwerf voor 25 duizend Ryksdaalers en meer werden verkogt. Doch in 't laatfte der regeering des Heeren Mosfelt kreeg de Stad eene zwaare fchoit door een geftreng bevel ex Patria aan de Inwooners van Batavia, om geenerhande Negotie te doen op de buiten Comptoiren. Ter zeiver tyd kreegen ook de Meesters der Infolvente Boedel-l&mer de handen in alle Boedels, alwaar geen Testament of order by 't veifterf van Negotieerende Perzoonen werdt gevonden. Het een en ander gaf aanleiding, dat veele voornaame en gegoede lieden repatrieerden of ■hun geld naar Holland oveimaakten, zo dat'er te Batavia een groot verloop van Handel en Wancredit moest volgen; waar door onder anderen dit'blote zodanig is vervallen, dat de voornaame huizen ledig ftaan, en het zelve na meest door arme Chineezen wordt bewoond. Ondertusfchen zeggen andere, dat dit voornoemde verval van \ Blok en andere plaatzen meerendeels moet werden toegelchreeven aan de ongezondheid van 't moeras aan «len mond der rivier, waar door veele lieden hier hunne huizen hebben verlaaten om verder Stadwaards in, ol in de Voordeden te woonen. alwaar het veel gezonder is. Wat hier van moge zyn , het fchynt, dat de bevolking van Batavia, over het gemeen befchouwd , niet is afgenoomen, maar eerder vermeerderd, gelyk uit eene driedubbele vergelyking van 't getal der huizen en inwooners, op verfchillende tyden, zal kunnen blyken. De beroemde Reiziger Nieubof, die in 't jaar 167c hier ter plaatze verkeerde, zegt dat "er behalven dc Hollanders toen ter tyd 6720 weeibaare inboorlingen werden gevonden, als Chineezen, Javaanen, enz. Valenten rekende in 't jaar 1723 te Batavia 894 groote, en 1414, kleine Hollandfche huizen, benevens 2440 groote en kleine Chineekhe wooningen; doch deeze laatfte, opgepropt met menlchtn, bevatten door elkanderen wel tien weerbaare- perzoonen, en dus ruim twintig duizend, hoedanig men ook het getal der weerbaare Chineezen in den opftand van 't jaar 1740 heeft gerekend. Volgens de Verhandelingen van het Bataviaasch Genootfchap in »779» bedraagt het getal der groore huizen binnen de Stad 678, dat der kiene ï3£5, terwyl in de Voorlieden 5220 huizen worden gevonden. Hoewel derhalven het getal der huizen in de Stad, en mogelyk ook dat der ge* goedfte inwooners, na 't jaar 1723 is afgenoouien, zo is 't getal der huizen     BATAVIA. 135 zen in *i algemeen, zo binnen als buiten de Stad begreepen, van 4770 tot op 7213 vermeerderd. En ten blyke hoe zeer de Stad in Voor- en Buiten-fteden, in de laatfte vyftig jaaren, is toegenoomen, voegen wy hier by onder No. VI. den Platten Grond van Batavia, zo als het was in den jaare 1731. Batavia is verfierd met veele fchoone zo openbaare als byzondere gebouwen. Onder de eerde, waar van wy hier alleen zullen fpreeken, munt boven allen uit het Stadshuis, voor de eerde reize gebouwd in 1652, maatig fraay naar de wyze dier tyden: doch het zelve was laag, en kwam niet overeen met het toeneemend aanzien en vermogen der Stad Hier om werdt dit gebouw nedergeworpen in 'tjaar 1706, en op den 7 van Zomermaand deezes jaars werdt 'er een nieuw Stadshuis aanbedeld aan den Timmerbaas N. Catxmer, voor de fomme van dertig duizend Ryksdaalers, mits dat daar buiten zouden worden gerekend het yzerwerk, en de twee gebouwen aan weerskanten van 't Stadshuis, gewoonlyk der Ed. Maatfchappye en de Burger Boeyen genoemd : daarenboven mogt 'er niets van het oude hout tot dit nieuw gebouw worden gebezigd ; terwyl de Aanneemer de afbreuk van 't oude gebouw en noch eenige penningen voor eenig buitenwerk bedong. Het nieuwe gebouw, het welk op den 25 van Louwmaand 1707 werdt begonnen, en voltooid op den 1 van Hooimaand 1710, is zeer fchoon van maakzel en gelegenheid. Het zelve ftaat op een groot plein, dat van de Groote Kerk tot aan de Tygers graft loopt, en ruim twee-hondert-endertig voeten breedte en geen minder diepte heeft. Het gebouw zelve is, zonder de zogenoemde Boeyen, van vooren omtrent 125 voeten breed; en, dezelve daar by gerekend, zal de breedte wel 200 voeten bedraagen; terwyl het ten Oosten aan de Tygers graft, en ten Westen aan de Nieuwpoorts draat ftuit. Het Portaal van 't gebouw is zeer deftig, van vooren twintig voeten breed, tot het welk men opgaat met vyf trappen aan driekanten. Van dit bordes gaat men in 't gebouw door eene groote deur, achtehalf voet breed en dertiendehalf voet hoog.' De diepte van 't gebouw wordt gerekend op 11 2 voeten. Het zelve is twee verdiepingen hoog, ieder voorzien met tien kruiskozynen, die ieder zevende half voet breed, en veertiende half voet hoog zyn. In 't midden van deeze is noch een fraay uitgebouwd rondeel met vyf venders, koepelswyze geplaatst, uit welk de Heeren Schepenen, als 'er recht gedaan wordt, van wegens de Stad gewoon zyn het zelve te aanfchouwen. l)i Raad van Justitie, die ten dien einde een byzonder vertrek heeft op het Kasteels buitenplein , laat ook aldaar haare te reetalieHingen verrichten. B>  i$6 BESCHRYVING van de STAD Boven dit rondeel ziet men verfcheiden fraaye fieraaden van yzer, als naameIyk de Gerechtigheid, ftaande in eene poort, met het zwaard in de rechter en de fchaal in de linkerhand. Ter rechterhand van dit beeld ziet men 't merk der Vereenigde Oost-Indifche Compagnie of de doorgetrokken letters V. O. I. C., en ter linkerhand het wapen van Batavia , zynde een uitgewogen zwaard , dat met de punt door een Lauwerkrans (leekt; 't welk insgelyks in een fraay vierkant is gefchetst. Boven 't beeld der Gerechtigheid vertoont zich de Hollandfche Leeuw irec het zwaard in den eenen, en den bondel der zeven Pvlen in den anderen klaauw. Wat hooger ziet men een fraayen Koepeltooren, die tot weerhaan voert een Vrouwenbeeld, dat in de eene hand een Zeil, en in de andere de zeven Vereende Pylen zwaait: zynde deeze tooren ongeveer van dezelfde hoogte, als die van 't Stadshuis van Amfterdam. Het Stadshuis zelve heeft zeer veele fraaye vertrekken, en daaronder munt uit de Raad- of Schepenskamer die zeer fraay is, verfierd met kostelyke doelen, kusfèns, en een tapyt, 'x welk over een lange tafel is gefpreid. In dit gebouw zyn ook veele andere vertrekken voor de perzoo* nen, die tot de geheime Schryf kamer behooren.; en op de tweede verdieping is een zeer fchoone Wandelplaats voor hen, die daar iets hebben te verrichten. De Heeren Leden van den Raad van Justitie, de Weesmeesters , Commisfarisfen van Huwelyks en kleine zaaken , gelyk ook de hoofden der Burger Vaandelen hebben hier insgelyks hunne byzondere Vergaderplaatzen. Spoei nu, myn Zangfter, langs dees lommerryke dreeven, Op dat wy't Raadhuis zien, welks hoog gereezen trans, Ons fchoon Batavia verfiert met ryker glans, Daar 't uitmunt in den ring der pragtige geftichten, Als Venus in het heir der andre fterrelichten. Vergun, ö Stad! dat wy nieuwsgierig binnen treên, Doorkruisfen 't groot Gebouw zo hecht in al zyn leen, Van daar de Weesheer zit, de Weeuw en Wees ten besten," Tot daar de Krygsraad waakt voor u en uwe Vesten; Daar 't Kommisfarisfchap het huwlyk ftrekt ten nut, De Schepenbank het recht der Burgery befchut, En met veel yvers waakt tot fmooring der krakkeelen Die volken, hoe vereend, te jammerlyk verdeelen, En gantsch verwoesten, door een onbezuisden haat. £ £edle zuilen, die den burgerlyken ftaat Helpt  BATAVIA; tsr Helpt onderfchraagen, en ten Hemel houdt verheven, Gy doet ook onze Stad op alle tongen leven, Daar uw meêdogendheid en Weeuw en Weezen redt, En op de nooddruft van uwe Onderdaanen let; Ja daar uw waakzaamheid des vyands magt durft tarten, Uw liefde 't vuur ontfteekt voor recht verliefde harten; Uw trouw onkreukbaar Haat in 't heilige gericht, Dat voor geen vleyery of fnoode gaven zwicht, Maar, d'oogen fluitende voor haatelyke treeken, De waarheid zonder dwang het vonnis uit doet fpreeken. De Mar re Batavia pag. 85. ♦s Nachts wordt dit Stadshuis door de Burgery bewaakt , d e in den avondffcond een Schildwagt uitzet voor 't bordes; en zo iemand zich verftout, aldaar 's avonds na negen uuren op de arduinfteenen te komen, met welke de geheele omtrek rondom het gebouw bevloerd is, zo loopt hy gevaar van een flag met een piek tusfehen hoofd en fchouder te krygen: want hier mede wordt ieder, die. daar nadert , zonder onderfcheid van rang of perzoon, begroet; zo dat men, dit voorbygaande, buiten de fteenen op 't plein moet gaan , en als de Schildwagt roept hem antwoorden. Verfcheide Heeren van aanzien, die nieuwelyks te Batavia waren gekomen , hebben deeze krachtdaadige en gevoelige waarfchuwing met de piek ondervonden zonder dat zy daar iets tegen hebben kunnen doen, dan in "t vervolg wat meerder voorzichtigheid te gebruiken. Het voornaamst openbaar Godsdienftig gebouw te Batavia is de groote achthoekige Kerk der Nederduitfche Gemeente, die aan den Westkant van 't Stadshuis plein is gebouwd. Weleer ftond aldaar eene Kruiskerk, gebouwd in 1640; doch het tegenwoordige nieuwe gebouw werdt begonnen in 1733, en op den 8 van Bloeimaand ingewyd. Dit gebouw is van binnen zeer hoog en luchtig opgemetzeld , en 70 treeden lang in 't kruis. Tot het nichten der oude Kerk moest ieder Die-, naar der Compagnie in dien tyd een maand zyner foldy laaten ftaan , ja zommige, die het wat ruim hadden, moesten wel twee maanden geeven. Doch de nieuwe Kerk is uit de openbaare inkomlten gedicht, en heeft, volgens het getuigenis der Kcrkelyke papieren gekost, als volgt: S i>  s38 BESCHRYVING van »b STAD „ De Kerk zelve heeft gekost - - 192152 „ Het Orgel - -39»5 ?, En de vyf kopere Kroonen - • 5000 te zaamen 211077 Ryksdaf.' of Hollandsen ƒ506584 -16-0 In deeze Kerk zyn fraaye koperen Kroonen , een zeer fraaye Preöikftoel, en veele netgewerkte en verniste Geftoelten voor alle lieden van aanzien , te vveeten voor den Gouverneur Generaal en de Raaden van Indien, hunne Vrouwen en Dochters, de Raaden des Hoogen Gerichtshofs, de Schepenen, de Militairen, de Predicanten, Ouderlingen en Diaconen, de Weesmeesters, de Ileemraaden, de Kapiteinen der Burgervaandelen , enz. Voor den Prediklfoel is geen hekje , maar eene ruime opene plaats, alwaar by gelegenheid van trouwen fraaye ktislèns en tapyten worden gelegd , op welke de Bruidegom en Bruid weleer plagten te knielen ; doch deeze gewoonte is bier, gelyk elders, reeds voor langen tyd afge« fchafr. Als de Gouverneur in de kerk komt, neemen al de geene, die in de kerk zyn , hunne hoeden af, gaan over einde ftaan, en dekken zich niet, voor dat Z. H. Ed. is gaan zitten. Deeze kerk is verfierd met een buitengewoon fraay Orgel, het welk niet minder door de fchoonheid van zyn maakzel, dan door de zuiverheid en kracht der toonen uitmunt. Ook is zy meerendeels gevloerd met fraaye blaauwe grafzerken, onder welke veele voornaame lieden begraaven liggen. Men vindt 'er ook de graflieden van de meeite Gouverneur» van Indien, die op Batavia zyn overleeden, als van de Heeren Koen, Maatzuiker, enz. Doch de Heer van Riebeek is op 't kerkhof begraaven, alwaar ook veele fraaye zarken liggen, en 't welke met een fraaye muur, borstweerings wyze, is omringd. -Als in deeze kerk wordt gepredikt , is 'er altoos een wagt van 12 Soldaaten met een Sergeant en Corporaal tegenwoordig , van welke de Corporaal met 6 man aan de voordeur ftaat, en de Sergeant met de overige aan de zyddeur, houdende dezelve aldaar de wagt tegen allerley onraad of onvoorziene toevallen. De Tempel, die gewyd aan 't rein geloof der volken, Den roem der Vaderen doet ryzen tot de wolken, Gewyde vlammen flookt, en kragt fchenkt aan myn dicht, Pronkt als een eerzuil van het Euangely licht, 't Welk  BATAVIA; ||| *t Welk overwinnende het Ongeloof, met luister Alomme flikkerde, het akelige duLster Der .Afgodsdienften weerde, en by den Indiaan De Leer der Waarheid in een vollen dag deed ftaan.' 6 Groote Generaals ! ö Helden wier gebeente Een zagte rust geniet in 't huis van Gods Gemeente, Terwyl uw zuivre ziel 't vojzalig licht befchouwt: Ik eere uw Graven, u tot eeuwige eer gebouwd, En trots befchaduwd door die vendels en ftandaarden, Waar mee gy, rustig op geduchte waterpaarden, Voortftuivende, Oost en West deed zwichten voor uw moed,' Den ftaat bevestigde door 't ftorten van uw bloed, En dien hebt uitgebreid ten koste van uw leven. De Mar re Batavia pag. 91. Tusfehen de groote Rivier en de Roua Malacca, niet verre ten Noorden van 't Middelpunt, is in 't jaar 1670 de Portugeefche Kerk gebouwd: deeze is een Kruiskerk, van vooren met zes groote raamen, en boven met vier weerhaanen, doch voor 't overige zeer eenvoudig. Dit gebouw is van vooren 66 treeden breed, en 60 treeden diep. Aan den weg naar Jacatra ftaat de Portugeefche Buitenkerk, by de Jasfen brug. Dit gebouw werdt in 1693 , op den 20 van Sprokkelmaand, aanbefteed en begonnen: het zelve is zeer fraay gemaakt, van boven zeer luchtig en kostelyk, en met een fierlyk Orgel voorzien. Men ziet hier veele fraaye verniste Geftoelten, en een buitengewoon fraay vernisten en vergulden Predikftoel. Op den 23 van Oogstmaand 1695 werdc Rier voor de eerfte reize gepredikt door den Heer D. Theodorus Zas, in tegenwoordigheid des toenmaaligen Generaals Van Outboorn, en in 1697 werdt het, Kerkhof met eene fteenen borstweering omringd. Alhier is de begraafplaats der meeste Zeevaarenden en Militairen. Ook heeft alhier willen begraaven zyn de Generaal Zwaardekroon, aan de rechterhand van den ingang der Kerk. De Maleidfche Kerk is in de Gasthuis ftraat aan de Zuidzyde. Zy is klein, doch hoog en luchtig , en met eenige fraaye geftoelten voorzien. Omtrent 't jaar 1 682 is 'er voor 't eerst in deeze taaie te Batavia gepredikt. Ook heeft deeze kerk , gelyk alle andere • te Batavia een fraay Orgel, 's Zondags van elf tot half één uur wordt hier gepredikt in 't Nederduitsch, inzonderheid voor de zieken van 't Hospitaal, die hier afzonderiyke zitplaatzen en eenen afzonderlyken ingang hebben. 5 z Wel-  üc> BESCHRYVING van de STAD Weleer was te Batavia eene Latynfche School op de Tygers graft, doch de Meesters en Leerlingen, voldeeden beide niet, waarom dezelve in 't jaar 1656 wederom werdt afgefchaft. Naderhand nam men noch eenmaal eene proef, doch insgelyks bleef toen het werk wederom fteeken tot aan de tyden van den Grooten Imhof, die in 1742 eene Refolutie hy de Heeren Bewindhebbers bewerkte om een Seminarium te Batavia op te rechten, volgens welke de Hooge Regeering werdt aanbevolen om ,, „ Niet alleen eenmaal regte Schooien te Batavia aan te leggen, in wel„ ke men de Jeugd , even als hier te lande, onderwyst, maar ook „ ten diende van verder gevorderde een Seminarium op te rechten, „ even eens als te Ceylon, tot het leeren van Taaien , en 't leggen „ van gronden in de Religie, ten einde daar uit, met 'er tyd, wan„ neer zich daar in bekwaame Subjecten tot dienst van Gods kerk ko„ men op te doen, jaarlyks twee der zulken van Batavia, mitsgaders twee „ uit het Colombofche Seminarium over te zenden, tot voltrekking hun- ner Studiën, om na verloop van uiterlyk drie jaaren , alhier volleerd en tot Proponenten geëxamineerd zynde, jaarlyks wederom in een gelyk „ getal naar Batavia en Ceylon te rug gezonden te worden op een ,r Tractamént. Ten einde de eerfte zouden dienen tot Leeraars te „ Batavia, voor Java en de Oost, mitsgaders het geheel gedeelte van „ Indien, alwaar de Maleidfche Taal gangbaar is, en de laatfte voor „ Ceylon en de West ". Ingevolge van deeze loffclyke orders ging men ras over tot het oprechten van een nieuw Seminarium ; ten welken einde eenige Opftallen en Erven werden gebruikt, ftaande op de Veerburgs graft buiten de Rotterdamfche poort, die tot dit oogmerk alleszins dienfiig fcheenen. Om jaarlyks drie Kweekelingen naar 't Vaderland te kunnen zenden , zonder daar in door den gewoonen loop der Sterfgevallen, en de onbekwaamheid van zommige Leerlingen, te worden verhinderd, meende men dat 'er door eikanderen altoos dertig jongelingen in het School moesten zyn , ten welken einde men vastftelde, vooreerst dertien jongelingen te plaatzen, en dit getal jaarlyks met zes te vermeerderen, tot dat men 'cr dertig zou mogen tellen. Tot voorwerpen zou men aanneemen alle de geene , die zich of zelve, of door de beloften van Ouders of Voogden, tot den dienit der Maatfchappye zouden willen verbinden, terwyl men de zulke, die wegens gebrek aan natuurlyke vermogens tot het verrichten van het Predikantsampt niet bekwaam fcheenen, tot Catechizeermeesters of Krankbezoekers zou aanltellen. Met getal der Meesters werdt noch in 't eerst niet bepaald, dewyl men dat best uit het vervolg zou kunnen zien. Doch tot Curatoren werden verkoren de Heeren Raad-  BATAVIA. 141 Raad-extraordinaris Crul, de Raadsheer Th. van Reverhorst, de Baljuw van Sucbtelen, en de Prjefes Arabulatoir van den Baravifchen Kerkenraad: wordende het Rectoriampt opgedraagen aan den beroemden Portugeefchen Predikant Mohr, een man wegens zyne Geleerdheid en verdere goede hoedanigheden zeer bemind in de Indien. Het geheele Seminarium zou worden verdeeld in vier Clasfen, in wier eerfte men de Kweekelingen zou onderwyzen-in Leezen , Schryven , Rekenen, de beginzelen van den Godsdienst, en eindelyk in de Maleidfche of Portugeefche Taaien. In de tweede Clasfe zouden zy het Latyn leeren, en daar zo lang moeten blyven, tot dat zy deeze Taal grondig verftonden: terwyl men, om een kundigen Meester te bekomen en aan te moedigen, dien de waardigheid van Boekhouder zou geeven. In de derde Clasfe zou de Conrector, met rang van Onderkoopman, onderwys geeven in 't Grieksch , Hebreeuwsch, de Philofophie, Gefchiedenisfen, enz. In de vierde Clasfe zou eindelyk de Rector, rang hebbende als Opperkoopman , de jeugd verder volmaaken in de Godgeleerde Weetenfchappen, en hen in ftaat (tellen, om, na een verblyf van twee of drie jaaren aan een der Vaderlandfche Hooge Schooien, als nuttige Herders der Oost-Indifche Kerken te rug te kunnen keeren. Het ontwerp van eene Kweekfchool dus gemaakt zynde, werdt het zelve in 't werk gefteld op den tweeden van Slachtmaand 1745. Deeze dag werdt befteed met groote pragt, en de inwyding gefchiedde met een aanfpraak van den Heere Gouverneur Van Imhojf, eene Nederduitfche Leerreden van den Predikant Braarda, en eene Latynfche van den Rector Mohr. Men vatte derhalven de grootfte hoop op van dit Kweekfchool; ook maakte de Batavifche Kerkenraad aan de Hollandfche Synoden bekend in 1753, dat het nu met het Seminarium zo verre gebragt was, dat 'er met de eerfte fchepen twee jongelingen zouden komen, om hier te lande hunne letteroeffeningen te voleinden; zy kwamen ook werkelyk, te weeten Gray en Moyaart; wier eerfte, als Predikant naar Batavia te rug gekeerd , aldaar is gefiorven, terwyl de andere, de Hooge School in (tilte verharende, zo men meent, heimelyk tot de aynen is wedergekeerd. Eensklaps verdween ondertusfchen de hoope van deeze inlielling, en ook de inlielling zelve : want op den 16 van Louwmaand 1756, fchreef de Kerkenraad een brief aan de Synoden, dat het Seminarium was afgefbhaft. Niet weinig waren de Synoden hier te lande over deeze fpoedige omwenteling verwonderd, en fchreeven hierom, op verzoek van den Kerkenraad , aan de Hooge Jndifche Regeering, om, indien mogelyk, het herliel der afgefehafte inüeiiing te bewerken. Doch het antwoord was, Dat het Semi- S 3 narïum  14* BESCHRYVING van de STAD narium voor afgefchaft zou worden gehouden, gedeeltelik om de zwaare kosten van 't onderhoud , gedeeltelik om het weinig nut. Oncertusfchen zou men hier op kunnen aanmerken, dat de kosten van zodanig een Seminarium voor zulk eene bloeyende en volkryke Stad als Batavia vaa geen 't minfte belang waren : doch Batavia is niet de eenigfle plaats, alwaar het geld, tot het bevorderen van nutte Wcetenfchappen hefteed, de Regeering heeft begroot. Afgaande het weinig nut zou ook veel te zeggen vallen, ten minden zeker Heer, zeer ervaaren in de Indilche zaaken, die toen ter tyd op Batavia zyn verblyf had, ontzag zig niet re zeggen . dat de indelling te niet was geloopen enkel en alleen door de gierigheid van den toenmaaligen Rector, welke de Kostgangers zo flegt bezorgde, dac zy by nacht dikwyls de vlucht namen om zich elders te voorzien. De Lutherfche Kerk, insgelyks door den Heer Imhojf gebouwd, is van een duurzaamer infteiling geweest, en bedaat noch heden. Dezelve is een iuchtig gebouw, welks eerde deen is gelegd op den 26 van Hooimaand 1747, en waar men 't eerst beeft gepredikt op den 28 van Herfstmaand 1749. Aan den Oostkant der Stad, omtrent derzelver midden, is een groot gevaarte gebouwd, het Ambachts-kwartier genoemd, in 't welk allerleye Ambachtslieden ten diende der Compagnie worden gehouden onder *t opzicht van een Fabriek, die den rang van Opperkoopman heeft, en benevens welken men daar noch een Koopman, die hier Boekhouder is, geplaatst vindt. Ook is hier , wat verder naar 't Kasteel, een Ryst Maga* zyn, in 't welk de Ryst der Maatfchappye wordt opgeflagen. Aan de Rivier vindt men ook eene groote Timmerwerf tot het herbouwen der befchadigde en oude Vaartuigen. By dezelve woont de Equipagie Meesi ter, een man van groot aanzien en vermogen, dewyl hy teffens het hoofd der Schippers is, en Commandeur van de Werf. In 't jaar 172 1 werdt deeze Werf door een zwaaren brand deerlyk verwoest, doch is naderhand wet nieuwen luister uit de asfche verreezen. Tusfehen de Nieuwpoort en de Diestpoort is het Hospitaal der Maatfchappye , in 't welk de zieke Soldaaten en andere Kranken worden ontvangen, en zeer wel gehandeld. Naast het zelve, naar den kant der Nieuwpoort , en in d'e draat vindt men het woonhuis van den eerden, tweeden en derden Wondarts, gelyk ook van den Laborant, maar in de Hospitaalftraat naast de Maleidfche Kerk is de ingang van 't Gebouw, en de wooning van den Schafmeester deezes huizes , die alle mondbehoeften eot dienst der Kranken verftrekt. Alles ftnat onder 't opzicht van Regentes , dïe alle veerden dagen onderzoek doen naar den toedand der zieken en  BATAVIA. K4 . fin hunne behandeling. Binnen in 't gebouw vindt men een fchoone op ene plaats , met boomen beplant , die tot eene uitneemende verfrjsfchins verflrekt voor de opkomende zieken, die onder den aangenaamen lommer uieuwe kragten verkrygen. Van dit plein gaat men ook naar den Rivierkant met een houten fteiger, om zich te ververfchen. De Krankbezoeker doet in 't Gasthuis 's morgens en 's avonds een Gebed, 't welk met het luiden der klok, die in den Daktooren hangt, wordt begonnen, en met een Lofzang geëindigd, 'sZondag/wordt hier ook eene Preek gedaan , welke een ieder, die gaan kan', gehouden is te aanhooren. Dit nuttig Gasthuis, aan het Heilgebouw gehecht, Is voor het lichaam als Gods Tempel voor de zielen. Een groote menigte, het zy op vlugge kielen, Of op het land verfpreid , door ziekten afgedoold, Of wel zieltoogend en van alle hulp beroofd, Geniet in dit gedicht een toevlucht en ontferming. De Stad der Maatfchappy, zo trouw in haar befcherming j Gelyk een Moeder, die haar kinders gadefiaat, Verzorgt en koestert hier de Dienaars van den Staat. De Marre Batavia pag. 98. Het Spinhuis, tot be:eugeling van lichtvaardig Vrouwvolk aangelegd, ftaat op de Rhinoceros graft naby de Utrechtfche ftraat; het zelve is zonder eenig uitzicht, behalven aan den Oostkant naar den burgwal, alwaar eenig yzeren traliewerk is gemaakt, dat van binnen met een houten vender is geflooten, 't welk de Opziener alleen kan ontfluiten. Hier worden de lichtekooyen geboeid en opgeilooten, ook moeten zy naardig arbeiden, en dus aan alle kanten boete doen. Over dit huis zyn tot Opzieners gedeld twee Heeren Schepenen, benevens eene Binnenmoeder, die op het huis moet pasfen, en een ieder haare taak uitdeelen, die dagelyks moet worden afgedaan, of 'er volgt eene vermaaning met de geesfelzweep. Ook wordt hier 's Zondags eene Preek geleezen, by welke alle Zondaresien , die gezond zyn , moeten verfchynen. Op den kant der rivier aan 't water ftaan twee Vleeschhallen op paaien, befchooten met planken, en gedekt met een pannen dak, zo dat alle vuil'gheden gemakkeyk in de rivier kunnen worden geworper. Tweemaal ter weeke wordt 'er op zyn minst geflagt , hebbende een ieder  -44 BESCHRYVING van bs STAD ieder zyne byzondere banken om 't Vleesch uic te venten. Al het vee dac geflagt wordt, moet door den Pachter worden gewaardeerd, en daar van moet de tiende penning worden betaald: doch zo de Slachters met eikanderen zeggen, dat de waardeering te hoog is gefield, dan moet de Pachter het geprizeerde vee voor zyne rekening neemen. Naast het Spinhuis, op de Rhinoceros graft, is het Chineeseh Hospitaal gebouwd; het zelve is met een fteenen muur omringd, cn heeft veele fraaye cn lugtige vertrekken tot dienst der zieken. In dit gebouw , t welk is gefticht in 't jaar 1646, vindt men niet alleen zieken, maar ook oude lieden, en zulke, die door 't verlies hunner Ouderen in een behoeftigen ftaat zyn gebragt. De inkomften van dit huis zyn zeergroot, en komen hoofdzaakelyk voort uit de Toncelfpeelen, Vuurwerken , het Trouwen , 't begraaven van Dooden, enz., voor alle welke zaaken door de Chineezen eene zekere taux aan dit huis moet worden betaald. Ook maaken de ryké Chineezen aan dit huis groote legnaten, en geeven aan 't zelve fchoone gefchenken ; zynde het opzicht over alles bevolen aan twee Nederlanders en twee Chineezen, die, benevens een Secretaris, alle zaaken gade flaan. Het Stads Weeshuis ftaat ook op de Rhinoceros graft, aan het Zuideinde ; in 't zelve worden de Weezen opgevoed, en tot allerleye loffelyke kostwinningen opgeleid. Dit gebouw heeft een fchoon binnenplein. Het Ryst Pakhuis der Maatfchappye ftaat by 't bolwerk Amfterdam: het zelve is groot van omtrek, en men gaat door eene agterdeur naar de Rivier, om de Vrachtfchepcn te laaden of te losfen. Dit gebouw, weleer van hout, werdt in 't jaar 1670 nieuw van fteen uk den grond opgehaald: met zyn vierkant ftaat het tegen de Binnenwerf of Ry weg. De Vischmarkt ftaat aan den Westkant der Rivier, gebouwd op houten flutten , en met een hoog dakwerk voorzien ; omtrent het midden over ?t water ftaat het Vischafflagers huisje, alwaar alle Visfchers moeten aanleggen , en daar hun vangst by afflag aan de meestbiedende laaten verkoopen. De Vischkoopers of Myners zyn doorgaans Chineezen, die alle hunne byzondere banken hebben, voor welke zy maandelyks twee rykidalers moeten betaalen, eer zy hunne visch mogen uitventen. Ook moet'de Afflager dfteö: na de verkooping de Visfchers voldoen, doch ontfangt van ieder reaal voor zyne moeite twee ftuivers. De Myners hebben dus alleen het recht van wederverkooping, en men kan by hen allerhande zoorten van Rivier- , Zee- en Schelp-visch bekomen. Tegen den Noordkant der Vischmarkt ftaat de Koornmarkt, die in dezelfde fchikking is gebouwd, doch zonder banken. Alhier wordt allerley Koorn  BATAVIA. 145 Koorn met kleine maat verkogt, die Ganting worde genoemd, en 13 of 14 ponden bevat. Op deeze maaten is een zeer naauwkeurig toezicht, en aan 't einde der markt is eene byzondere wooning voor den Ytigmeester, die de openbaare Ytiging tweemaalen in 't jaar op 't Stadshuis verricht, al. waar dan yder met zyne drooge en natte maaten en gewigten moet verfchynen , en voor 't recht van vernieuwing op ieder ftuk zes ftuivers betaalen. Het Praauwenhuis, 't welk digt aan de Rivier ftaat, wordt dus genoemd om dat hier veele kleine vaartuigen of praauwen op den wal worden gehaald en vertimmerd. Aan het zelve woonen verfcheiden Scheepstimmerlieden, die met hunne bedienden fteeds vaardig moeten zyn, tot het herftellen der kleine vaartuigen , die hier op de Reede worden gebruikt; ftaande deeze lieden onder een Opziener, die aan den Westkant woont. By de brug, die over de Rivier naar de groote Kerk leidt, vindt men de Hoendermarkt, alwaar de Hoender- en Duive-koopers hun gevogelte met geheele korven vol brengen. Deeze lieden zyn alle Zwarten, Mordykers of Toepasfen genoemd , die hier ook verfcheiden bamboefen hutjes hebben, alwaar zy allerhande gedroogde visch, uyen, look, eyeren, mitsgaders potttn en pannen, verkoopen. De Groenmarkt begint by dezelve brug, en ftrekt zich uit tot aan het Portugeefche Binnen Kerkhof, alwaar de Chineezen en Zwarten allerhande voorraad van bloemen en aardvruchten ter markt brengen, waar voor zy den honderdften penning moeten betaalen. 's Namiddags van vier uuren tot aan den laaten avond is hier de grootfte drukte. In de Stad zyn verfcheidene Kruidhuizen gebouwd. Één vindt men by de Rotterdamfche poort, aan den Oostkant der Stad, en twee, een groot en een klein, gebouwd aan de Noordzyde by de punt Groningen. Buiten de Stad heeft men ook zes Kruidmolens, die zeer wel zyn aangelegd, en by welke men gebouwen vindt, waar in de Zwavel wordt gezuiverd, het Houtskool bereid, en de Salpeter gerafineerd, benevens een Korlhuis en drie Kruidftooven om vogtig kruid in te droogen. Ook een Compagnies, beneffens een Burgers-Zaagmolen, die beide door 'e water gedreeven worden. By 't inkomen der Stad uit de haven ziet men aan de rechterhand de Lynbaan der Maatfchappy, alwaar de Touwdraayers hun verblyf hebben, die hunne konst oeffenen in een zeer lange vermaakelyke loopbaan aan de binnen ruimte der wallen, die door veele koele boomen is befchut. Verder Westwaards komt men aan de pakhuizen der Maatfchappye, alwaar de fyne T Waarem  i46 BESCHRYVING van de STAD Waaren der Specery Eilanden , als Peper, Kaneel, Nagelen, Nooten, Foely, enz. worden opgeflagen en gelost. Aan den waterkant is hier ook nog gelegen de Werf der Maatfchappye, gefchikt tot het bouwen der fchepen,die op de Reede worden gebruikt. Aldaar zyn insgelyks verfcheide Zuiker pakhuizen, pakhuizen voor Zeil en Touwwerk, Blokmaakers Winkels , het huis van den Commandeur der Werf enz Nevens 't midden deezer Werf is eene deur, die tot het Schryfvertrek leidt daar de boeken worden gehouden, en teffens Zee- en Pas-kaarten te bekomen zyn, Onder de fraaye gezichten van buiten naar het Kasteel en de Stad munten onder anderen uit de twee volgende. De bygevoegde Plaat, getekend VUL, vertoont ons het Kasteel van den Oostkant te zien. No. i. is de buitenfte Valbrug van de waterpoort, gebouwd voor het bolwerk de Zaphier by No. a. aangeweezen. No. 3. is het bolwerk de Parel. No 4 het Gouvernement. No. 5. de groote Kerk in 't verfchiet te zien. No 6. zyn de barakken der Soldaaten, No. 7. is de Vlag der Compagnie. No. 8. Zeeburg, rerwyl by No. 9. het Laboratorium wordt vertoond, alwaar men gewoon is allerhande zogenoemde Chemicalia te maaken De bygaande Plaat, gemerkt HL, vertoont daar en tegen de Stad van den tegenovergeftelden kmdkant te Éfafc by de Diestpoort , nevens welke de groote Rivier binnen de Stad komt. Het hoofdgebouw der Diestpoort vertoont zich by No. 1., en uit het zelve gaat men over de eerfte Valbrug op het Hoorenwerk No. en van daar met eene Valbrug over de graft. De Diestpoort is derhalven de fterkfte der Stad, en de eenige die door eenig buitenwerk is gedekt. Men ziet verder binnen de Stad in het verIchiet by No. 3. de groote Kerk, en by No. 4. het Hospitaal, het welk naby deeze poort is gebouwd. Door de Diestpoort en Nieuwpoort komt men aan de Waterplaats, het Molenvhet, en den weg naar Jacatra; deeze wegen zyn alle verfierd doo uitmuntende Buitenplaatsen en Plaiziertuinen , welke een aaneenfchakeW van aardfche Paradyzen vertoonen. Deeze heerlyke plaatzen worden b"? woond door de aanzienlykfte Burgers en Inwooners van Batavia, zo vermaaks als gezondheids halve, naardien de lucht hier veel gezonder wordt gerekend dan in de Stad. Zy ondertusfchen , die in dienst der CoiZÏ me zyn, kunnen het vermaak hunner Buitenplaatzen niet dan zeer afebrfken gemeten en hebben zelden gelegenheid om aldaar lang te vertoeven, t geen te beklaagen is, dewyl in deeze vermaakelyke oorden mem^Lvde gegronde hoop zou hebben tot wederverkryging zyner voorige vTs e Lzond herd, die hy op de reize uit het Vaderland, en geduurende5 zyT ve?blyf1n' de    BATAVIA. 147 de Stad, heeft verlooren. De koele lommer van 't Geboomte, de Rivier die hier kronkelende in groote uirgeftrektbeid dartelt, haare wateren zo zuiver als kristal mededeelende aan eene menigte Vaarten, Graften en Slooten, alles helpt hier om het verblyf gezond, en zo aangenaam te maaken, als men ergens ter waereld zou kunnen vinden. Wv geeven derhalven met groot genoegen de nevensgaande Kaart, gemerkt IX, afbeeldende de Buitenftreeken van Batavia, waaruit de Leezer een denkbeeld kan maaken nopens de uitgefirektheid deezer aangenaame beemden, als mede van de wysheid der Beftierderen, die moeite noch kosten hebben gefpaard om hier alles te beplanten en te bebouwen , en de Stad te dekken van alle zyden door zodanige Forten , als haar ontzaglyk maaken voor haare Nabuuren.  BERICHT .aan den BOEKBINDER nopen< het inzetten der PRINTV ERBEELDIN GE N De Tytelplaat te plaatzen tegen over den Tytel. I. De Nieuwe Kaart van het Eiland Java, volgens de jongde waarneemingen op order der Nederlandfche _ O. I. Maatfchappy gedaan - - - " - bladz. 28 II. De Groote Nieuwe platte Grond van Batavia, vervaardigd in 1770, op hoog bevel, onder de regeering van den H. E. Heere P. A. van der Parra - - . j I4 III. De Reede van Batavia, naar 't leeven getekend in 177a 116 IV. 't Gouvernement te Batavia, naar 't leeven getekend in 177a 7 V. De Markt te Batavia, naar 't leven getekend in 177a j 132 VI. De platte Grond van Batavia, zo als het was in 1731 - 134 VII. De Diestpoort te Batavia, naar 't leven getekend in 1772 VIII. 't Kasteel te Batavia en het Laboratorium, naar 't leven \ I4<5 getekend in 1772 . - . IX De Kaart der Buitenftreeken van Batavia - - —_ i4g De Uitgeevers zyn voornemens eerlang eene Franfihe Vertaalin» te doen drukken van dit Werk.  Kaart van de Buitenstreeken van BATAVIA.  m  BATAVIA, DE HOOFDSTAD VAN NEERLANDS O. INDIEN, IN DERZELVER GELEGENHEID, OPKOMST, VOORTREFFELYKE GEBOUWEN 9 HOOGE EN LAAGE REGEERINg/ GESCHIEDENISSEN, KERK ZAAK EN, KOOPHANDEL, ZEDEN, LUCHTSGESTELDHEID , ZIEKTEN y DIEREN EN GEWASSEN, BES C H R E E V E N. TWEEDE DEEL. Te AMSTERDAM, By PETRUS C ÖNRAD I Te HARLINGE N> By VOLKERT van der PLAATS, MDCCLXXXIL   BATAVIA, IN DESZELFS GELEGENHEID, OPKOMST, VOORTREFFELYKE GEBOUWEN, HOOGE EN LAAGE REGEERING, GESCHIEDENISSEN, KERKZ AAKEN , KOOPHANDEL, ZEDEN, LUCHTGESTELDHEID, ZIEKTEN, DIEREN EN GEWASSEN. TWEEDE DEEL, met kaarten en plaatën. hs.) te AMSTERDAM b y /J, W. SMIT, en W. H O L T R O P. M D C C X C ï X.   BATAVIA, IN DESZELFS GELEGENHEID, OPKOMST, VOORTREFFELYKE "GEBOUWEN, HOOGE EN LAAGE REGEERING, GESCHIEDENISSEN, KERKZAAKEN, KOOPHANDEL, ZEDEN, LUCHTSGESTELDHEID , ZIEKTEN, DIEREN EN GEWASSEN, BESCH REEVEN. VIERDE BOEK. BESCHRYVING van de HOOGE OOST-INDISCHE REGEERING, ZO IN 'T VADERLAND ALS TE BATAVIA. D e befchouwing der Stad Batavia geeft ons eene gepaste aanleiding om de raderen na te fpooren, waar door een zo aanzienlyk werktuig wordt aan den gang gehouden. Wy gaan derhalven nu over tot de befchouwing der Hooge Indifche Regeering, van wier wyze maatregelen het welvaaren der Maatlchappye in 't algemeen, en van Batavia in 't byzonder, voornaamelyk afhangt. Hoe groot het vermogen der Hooge Regeering te Batavia ook zyn moge, nochtans hangt dezelve volkomelyk af van de fchikkingen, welke hier in 't Vaderland worden gemaakt. De Heeren Bewindhebbers der Maatfchappye zyn derhalven haare wettige Souvereinen, en aan der* zeiver bevelen moet zich alles in de Indien onderwerpen. De Justitie gefchiedt inmiddels in den naam en van wegens de Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden; want alle Sententien beginnen aldus: In naa~ me en van wegen Hun Hoog Mogende enz., en onder het leezen van deeze woorden neemen de omftanders eerbiedigheidshalven hunne hoeden af. Wy zullen hierom in de eerfte plaats de Indifche Regeeringsform hier te lande nafpeuren , en dan tot het befchouwen der Bataviafche overgaan. De handel op de Indifche Gewesten werdt in 't laatst der zestiende en in 't begin der zeventiende Eeuw, door verfcheiden byzondere Hollandfche Genootfchappen, gedreeven. Hier toe gaf voornaamelyk aanleiding 't verbod van handel op Portugal, den onzen gedaan in 1584, dewyl ze hier door genoodzaakt werden een anderen weg te zoeken. Zommige voeren toen naar Archangel, en zogten een' weg door 't Noorden, doch te II. Deel. A ver-  a BESCHRYVING van de HOOGE vergeefsch. Andere verkoozen den gewoonen weg naar de Indien, en onder deeze muntte uit Kornelis Houtman, die in 1593 naar Lisbon reisde , en daar met groote behendigheid nafpeurde, 'tgeen men tot den handel op Indien en tot de Vaart derwaards moest weeten. Hy keerde ras te rug, en ftak in 1595 in Zee met vier fchepen , door een Genootfchap van Amfterdamfche Kooplieden, op zyn aanftaan, uitgerust. De eerfte tocht werdt bekostigd door Henrik Hudde, Keinier Paauvo, Piet er Dirkszoon Hasfe4aar, Jan Janszoon Karei de Oude, Jan Poppen, Henrik Buik, Dirk ■van Os, Siewert Sem, en Arend ten Grootenhuis; terwyl hunne gemeenfchap den naam droeg van de Compagnie van Verre. De uitkomst beantwoordde echter niet genoegzaam aan de hoope; want Houtman werdt overal gedwarsboomd door de Portugeezen, en keerde in 't Vaderland te rugge, in 1 597 j niet drie fchepen en na 't uitftaan van veelerleye rampen. Ondertusfchen liet de nieuwe Maatfchappy hierom den moed niet vallen, maar nam in haar gezelfchap aan Gerard Bikker, terwyl zy zich vereenigde met eene andere, beftaande uit de Kooplieden Vincent van Bronkhorst, Simon Janszoon Fortuin, Govert Dirkszoon, Kornelis van Kampen, Jacob Thomas- . zoon, Ellert Simonszoon Jonkheer, en Jan Ilerm anszoon, die ook alle te Amfierdam te huis behoorden. In 1598 zonden zy den Kapitein Jacoh Corneliszoon van Nes naar de Indien met acht fchepen, door 's Lands Staa'ten voorzien met gefchut, gelyk men de voorige keer ook had gedaan. Vier deezer fchepen kwamen binnen 1 5 maanden te rug, onder anderen mede voerende vier honderd last Peper, en honderd last Nagelen , door hen te Bantam gelaaden. De andere voeren naar Amboina, Banda en Ternate, cn kwamen in Vjaar 1600 met goed voordeel te rug. De Koning van Bantam, met wien Houtman veel ongemaks had gehad, was nu ook bevreedigd , en had zelfs verfcheiden gefchenken mede gezonden voor den Prinfe Maurits; vallende de togt, voor't overige, zo wel naar genoegen uit, dat Van Nes in't jaar 1600 wederom met zes fchepen wierdt uitgezonden. Hy flevende toen naar Ternate, vondt den Koning van dat Eiland misnoegd op de Portugeezen, en leverde hen , in Zomermaand des volgenden jaars, flag, met een voorfpoedige uitkomst, waar na hy te Patane veel Peper inkogt, cn aldaar eene logie opfloeg, met toeltemming der Koninginne. Ondertusfchen zagen de Rotterdamfche en Zeeuwfche kooplieden den voorfpoedigen uitflag der nieuwe onderneeming, en werden daar door aangemoedigd om ook eene kans te waagen. De onderneemers waren Balthazar Moucheron, Adriaan Henrikszoon ten Haaf, N. Langeherke, Jan van der Veeke, en eenige andere , die ook met voordeel handelden. Dan men ontdekte haast, dat zodanig een handel,  OOST-INDISCHE REGEERING. 3 handel, door verfcheide Genootfchappen gedreeven, aan oneindig veel zwaarigheden onderhevig was. 't Gebeurde immers, dat de eene Maatfchappy, de andere verkloekende , reeds de Waaren aan de beste havens had opgekogt, als de fchepen der andere wat laater, en dus te vergeefsch aankwamen. Bezeilden zy daarentegen gelyktydig dezelfde havens, dan booden zy de Waaren, uit naaryver tegen eikanderen, te hoog op, en moesten dezelve dikwyls in 't Vaderland tegen laage pryzen verkoopen, dewyl zy, teffens verkoopinge houdende, alles zo goedkoop als mogelyk was zochten ce geeven. Ook befpeurde men dat 'er meer magt zou van nooden zyn , dan een byzonder gezelfchap van kooplieden kon onderhouden, om den handel in de Indien regen de Spanjaarden en Portugeezen te beveiligen, en de Oosterfche Vorften in ontzag ce houden; zonder welk middel niets was uit te voeren op de meeste plaatzen. Dit alles bewoog de Scaaten alle byzondere Genootfchappen door vriendelyk verzoek in één lichaam te vereenigen, onder den naam van de AlgemeeneOostindifche Compagnie, aan welke, geduurende een-en-twintig volle jaaren, de vryheid werdt gegeeven om beoosten de Kaap de Goede Hoop , en door de Straat de Magellan te vaaren, zynde het Oclrooy ongeveer in deeze woorden begreepem „ De Kamer van Amfierdara „ zou de helft hebben in de geheele Maatfchappy; die van Zeeland een vier„ de; de Kamers op de Maaze, dat is die van Rotterdam en Delft, gelyk ook „ die van 't Noorderkwartier te Hoorn en Enkhuifen, ieder een zestiende „ gedeelte. Ieder kamer zou worden geregeerd door de toenmaalige Be«„ windhebbers, die in 't vervolg een vast getal zouden uitmaaken, te Aaa» „ fterdam van twintig, in Zeeland van twaalf, en in de overige kamers van „ zeven perzoonen. Tot vervulling der vaceerende plaatzen zouden' de overige ,, Bewindhebbers een drietal opmaaken, en de Staaten daar uit eene keuze „ doen. De Bewindhebbers moesten op zyn minst voor duizend Ponden „ Vlaams aandeel hebben in de Maatfchappye, behalven te Hoorn en Enk„ huizen, alwaar men met vyf honderd ponden zou kunnen volftaan. De „ algemeene Vergadering deezer Maatfchappy zou beftaan uit zeventien Be,, windhebbers, te weeten acht zouden komen uic de kamer van Amfterdam,' „ vier wegens Zeeland, twee wegens de Maaze, en twee uit het Noor„ derkwartier, zullende de zeventiende beurtelings uit de kamers van Zee* „ land, die der Maaze, of die van Noord-Holland komen. De Verga„ dering deezer zeventien Heeren, gewoonlyk de Vergadering of de Ka« „ mer van Zeventienen genoemd, zoude zes jaaren aan een worden £«hou« „ den te Amfterdam, en twee jaaren in Zeeland. De fchepen zouden al. le jaaren moeten te huis komen ter plaatze daar zy waren uitgeva iren. „ Alle Ingezetenen deezer landen kreegen recht om in de onderneeming A a „ deel  4 BESCHRYVING van de HOOGE „ deel te neemen, mits zich binnen een bepaalden tyd by de Kamers ver», „ voegende: wordende aan ieder Gewest of Stad, die vyfcig duizend Gul,, dens of meer inlagen, vryheid gegeeven een Agent van hunnentwege g, aan te flellen om voor hunne belangen te waaken. De Maatfchappy „ had volkomene vryheid om verbonden te maaken met de Indifche Mo„ gendheden, op den naam der Algemeene Staaten of van de Hooge Ovs„ rigbedtn der Vereenigde Nederlanden ; ook Sterkten te Richten, en „ Krygsvolk of Bevelhebbers aan te neemen, mits dezelve den eed van „ getrouwheid deeden aan de Hooge Overigheid , en aan de Maatfchappye. „ Tot 'sLands dienst zou men nooit fchepen, gefchut, oorlogsvoorraad of „ krygsvolk van de Maatfchappy gebruiken, zonder derzelver toeftemming. De Admiraliteit zou van de pryzen op de vyanden genoomen haar ge„ woon aandeel genieten. Niemand der Heeren Bewindhebberen zou ooit „ in zyn perzoon of goederen aanfpraakelyk zyn voor de fchulden der Maat,, fchappye. De Admiraals zouden by hunne te huis komst den Staaten „ verflag doen van den toeftand der zaaken in de Indien. Eindelyk zou de „ Maatfchappy tot een erkentenis den Lande voldoen vyf-en-twintig duizend „ guldens in eens, die door de Staaten werden ingelegd tot de uitreediug der eerfte tien jaaren op gelyk gevaar met de overige deelgenoocen ". De hoofdfom , die in deeze Maatfchappy werdt ingelegd, is, naar men doorgaans rekent, geweest van omtrent zes-en-zestig tonnen fchats; doch andere zeggen, dat dezelve , negentig jaaren laater, met eene kleine vermindering, werdt bepaald op eene fomme van vier-en-zestig honderd, veertig duizend en twee honderd guldens, welke verdeeling dus werdt gemaakt, Amfterdam ƒ 3,686430. Zeeland ... ƒ 1,275654. Delft - - - ƒ 4.66562. Rotterdam - . - ƒ 174562. Hoorn ... - ƒ 268430. Enkhuizen - ƒ 568562. of ƒ 6,440200 Guldens." Dit eerfte Oébrooy verloopen zynde, is hetzelve van tyd tot tyd wederom vernieuwd, zomwylen met geene veranderingen, zomwylen met Lyvoegzels, gefchikt naar de omftandigheden der tyden. By voorbeeld in 't jaar 1717 werdt by de vernieuwing wel uitdrukkelyk bepaald, 1. Dat byzondere Perzoonen geene goederen of koopmanfchappen naar de Indien op halve of meerdere of mindere winst zullen zenden of van daar ontfangen. 2. Dat geene Onderdaanen van den Staat zich in dienst der bukenlandfehe Oost-  OOST - INDISCHE REGEERING. - Öost-Indifche Compagnien zullen begeeven. 3. Dat niemand eenig deel in buitenlandfche Oost-Indifche Compagnien zal hebben, of derzelver goederen hier te lande in commisfie ontvangen of verkoopen. Het vernieuwen van zodanige Octrooyen is voor de Maatfchappy zeer kostbaar. In 1647 moest zy ten dien einde, den lande fchenken voor de verlenging des Octroois, geduurende vyf-en-twintig jaaren , één Millioen en zesmaal honderd duizend Guldens, en in 1696 , toen de Maatfchappy eene verlenging vroeg tot aan 't jaar 1740, moest dezelve eene fomme geeven van drie Millioenen Guldens. In dringende gevallen heeft de Maatfchappy den Lande dikwyls aanmerkelyke fommen bygezet. Dus werdt in de geldeloosheid van 't jaar 17 17 in overweeging genoomen om de Aftien der OostIndifche Compagnie in de Tauxatie van den honderdllen penning tegen vyf percent, in plaats van vier per cent, te Hellen. Doch de Maatfchappy wilde liever voor eenige jaaren eene zwaare belasting betaalen, dan voor altoos eene, die niet minder fcheen te drukken. Zy verzocht derhalven, dat men haar daar voor ia plaats wilde belasten met de betaaling der intresfen van de Neaotiatie op het Amptgeld in Holland, die ongeveer twee-en-twintig ton• ren fchats beliepen. Voor inkomende en uitgaande rechten betaalt de Maatfchaopy aan de Admiraliteits Collegien de fomme van drie honderd vier-enzestig duizend guldens. . Hoe zeer ondertusfchen de Regeering der Maatfchappye aan die des atgemeenen Vaderlands onderworpen zy, ten opzichte haarer Oétrooyen enz., nochtans heeft zy in andere opzichten een in der daad Vorftelyk gezag. Haare Bewindhebbers bezitten immers in de Indien een Gebied, by 'c welk de Vereenigde Gewesten in uitgeftrektheid zeer klein zyn, zy benoemen aldaar hunnen Gouverneur Generaal, en de verdere geheele Indifche Regeering, welker Leden zy ook alle, van den grootften tot den geringften toe, kunnen afzetten, en naar huis ontbieden. Zy hebben het recht van Oorlof en Vreede. In hunnen naam ontvangt de Gouverneur Generaal de Gezantfehappen der Indifche Volkeren , en maakt met dezelve verbonden. Hy bouwt aldaar op denzelfden voet Steden en Sterkten, en houdt eene aanzienlyke Landmagt op de been , gelyk ook een goede Zeemagt, of heeft zulks ten minden meermaalen gedaan. Ten fterken bewyze van 't oppermagtig gezag der Compagnie ftrekt ook de in 't jaar 1727 verkreegene vryheid om geld met haaren ftempel te mogen doen flaan op 's Lands gewoone Munten. Te weeten in 't jaar 1726 deeden de Bewindhebbers, met toelaating der Gecommitteerde Raaden van Holland en Zeeland, Duiten en zilveren Ducatons flaan met hunne gewoone letters V. O. C., beteekenende de Vereenigde Oost-indische Compagnie; terwyl noch op A 3 den  6 BESCHRYVING van de HOOGE den rand fïond, IN USUM SOCIETJTIS 1NDIAE ORIËNTJLIS: 't geen beceekent Ten Nutte der Oost-indische Maatschap p y. Dit behaagde ondertusfchen in geenen deele aan de Raaden en Generaale Munt-meesters, die zich over deeze wyze van munten by de Algemeene Staaten beklaagden, en vorderden, dat men zodanig eene wyze van munten op Hoog bevel behoorde te verbieden onder eene zwaare Geldboete. Ter Vergadering van H. II. Mogende werdt ook op den 17 van Hooimaand 1726 beflooten, hoewel regenden zin van Holland en Zeeland, de bewuste munte te verbieden , en de Staaten van Holland en Zeeland te verzoeken, dat zy de geflagene Stempels geliefden in te trekken, Ondertusfchen leverde de Oost-Indifche Compagnie in Oogstmaand 1727 een verzoekfehrifc in om de bewuste munt te mogen behouden: 't geen ten opzichte der Ducatons ook eerlang werdt toegeftaan , onder de volgende voorwaarden. t. Dat de gewoone Vaderlandfche Ducaton in de Indien gangbaar zou moeten blyven, tot zodanig eene waarde , als dezelve aldaar thans naar 't verfchil der Plaatzen en Comptoiren bezat. 2. Dat de Muntmeesters gehouden zouden zyn, met eede te betuigen, dat zyde Ducatons alleen voor de Compagnie en voor niemand anders zouden munten. 3. Dat de Maatfchappy de Ducatons altoos zou moeten aanneemen tot die waarde, welke dezelve eens te Batavia hadden gehad, dat is van dertien Schellingen. Na dien tyd heeft de Maatfchappy veele deezer Penningen doen munten , en naar de Indien verzonden, alwaar zy in den koophandel gangbaar zyn. Men vindt den Duit en Ducaton afgebeeld by Van Loon in zyne Hedend. Penningk. I. Deel. IX. Hoofdft. pag. 42 en 49. Het gewigt der zaak verdient, dat wy nu wat naauwkeuriger fpreeken over de aanzienlyke posten der Bewindhebberen en derzelver Regeering. Ten welken einde wy eerst zullen aanwyzen hoedanig de ftaat van dit Collegie is geweest voor 'tjaar 1748, en daarna, welke veranderingen'er toen zyn voorgevallen. 'Er zyn vyf-en-zestig Bewindhebbers in de zes kamers der Maatfchappye verdeeld; want hier toe is 't getal, dat by de eerfte oprichting twee-en-zeventig was, verminderd. Boven dit getal zendt de Ridderfchap van Holland twee afgevaardigden in de Vergaderingen der Maatfchappye, van welke één in 't Noorderkwartier, en één ander in Zuidholland zitting heeft. Ook worden tot de Vergadering toegelaaten negen der aanzienlykfte Hoofd-Participanten, die door de byzondere Kamers zyn verdeeld, en van welken vier zitting hebben te Amfterdam, twee in Zeeland , één te Delft, één te Rotterdam, en één te Enkhuizen : wordende deeze byzittende Leden onder eede geadmitteerd, en jaarlyks met eene erientenis van ƒ200 befchonken. Voor  OOST-INDISCHE REGEERING. ? Voor Hoofd-Participanten worden erkend de zodanige, die in de Kamers van Amfterdam of Zeeland zes duizend Guldens oud Kapitaal der Compagnie bezitten; doch in de overige Kamers kan iemand met drie duizend Guldens volftaan. Uit deeze Hoofd-Participanten worden de Bewindhebbers verkooren , en zo ras een Bewindhebber fterft of zich van zyne Bediening ontfiaat, worden alle Participanten door aangeflagen Biljetten zaamengeroepen; die uit de hunnen zo veel Gemagtigden benoemen als 'er Bewindhebbers zyn. Deeze Gemagtigden benoemen, nevens de Bewindhebbers, een drietal van Hoofd-deelgenooten, uit welke de Burgemeesters der Stad een Bewindhebber plagten te verkiezen. Niemand is beneden de 25 jaaren verkiesbaar tot het Bewindhebberfchap, zy mogen ook aan niemand der andere Bewindhebbers in den derden of vierden graad beftaan; doch Afgevaardigden van andere Provinciën en Steden zyn meermaalen toegelaaten , fchoon zy eikanderen zeer na beftonden. De Bewindhebbers mogen niets aan de Compagnie verkoopen , dan met bewilliging van de Staaten der Provinciën of van de Magiftraaten der Steden, alwaar de Kamers zyn. Ieder Kamer heeft een Kasfier, die voor een aanmerkelyke fomme borg moet ftaan : moetende die van Amfterdam, by 't aanvaarden zyner Bediening, vyftig duizend Guldens in de Kas der Maatfchappye tellen tegen een zeer maatig intrest, welke fomme daar moet blyven, zo lang hy in die Bediening blyft; en vcor deezen Kasfier moeten de Bewindhebbers der Kamer inftaan. De penningen die ieder Kamer in zyn beftier heeft, behooren ook daar alleen te huis: zo dat ieder Kamer zich voor haare penningen moet verbinden, en de andere Kamers niet aanfpraakelyk zyn voor 't wanbeflier van eene derzelven. Van alle Kamers der Compagnie is die van Amfterdam de aanzienlykfte , zy bevat ongeveer zeven twaalfde deelen van 't geheel oud Kapitaal des eerften inlegs; en in 't jaar 1672 werdt reeds ter Vergaderinge van Holland verzekerd , dat wel drie vierde deelen der Actiën te Amflerdam behoorden. Deeze Kamer beftaat uit vyf-en-twintig Bewindhebbers , van welke achttien door de Regeerende Burgemeesters der Stad worden gekoozen ; by welke vier worden gevoegd door de Steden Dordrecht, Haarlem, Leiden en Gouda, en drie door de Provinciën van Gelderland, Utrecht en Vriesland. De Amfterdamfche Bewindhebbers genieten jaarlyks eene Wedde van drie duizend één honderd Guldens Bankgeld, gelyk ook dié van de vier overige Hollandfche Steden; maar de drie laatfte, uit de Provinciën van Gelderland, Utrecht en Vriesland, genieten maar twaalf honderd Guldens. De zaaken, die^ voor  8 BESCHRYVING van de HOOGE voor de Compagnie moeten worden bezorgd, zyn onder dèeze Bewindhebbers verdeeld: vier derzelven hebben het opzicht over de Pakhuizen, en bezorgen insgelyks den inkoop der goederen, die voor rekening der Maatfchappye naar de Oost-Indien moeten worden gezonden. Daarenboven maaken zy de verdeeling der overgekomene Waaren, en draagen zorg voor de bevvaaring dier goederen, gelyk ook voor die geene , welke op de Veilingen der Maatfchappye onverkogt zyn gebleeven. Aan drie of vier andere Bewindhebbers is de zorg over de Geldmiddelen, en dus over de inkomften en uitgaaven, aanbevolen. Vyf of zes andere onderzoeken de rekeningen , die dagelyks aan de Maatfchappy ter betaalinge worden voorgefteld, terwyl eenige andere de geheime zaaken der Maatfchappye gade flaan. De allermoeijelykfre Commisfie is ondertusfchen die'van de Equipar gie, welke doorgaans door zeven Bewindhebbers wordt volbiagt: deeze Heeren bezorgen het laaden en losfen der fchepen, het aanneemen van 't Scheepsvolk , Soldaaten en Ambachtslieden , gelyk Smeden , Timmerlieden enz., benevens den inkoop van allerhande Bouwftoffen, Mondkost en Oorlogsvoorraad. De Kamer van Amfterdam heeft ook twee Advokaaten, die dc belangen by alle gelegenheden moeten voorftaan, niet alleen van deeze Kamer, maar van de geheele Algemeene Compagnie: om nu niet te fpreeken van "t groot aantal van Boekhouders , Klerken , Opzieners , Pakhuismeesters, Kruidleezers , en veelerleye andere Bedienden der Maatfchappye. Na de Kamer van Amfterdam volgt in aanzien die van Zeeland, die ruim een vyfde deel van de Actiën der Compagnie bezit. Dezelve heeft twaalf Bewindhebbers uit dc Regenten der Zeeuwfche Steden, by welke een dertiende wordt gevoegd door de Provincie van Groningen. Deeze Heeren genieten jaarlyks een Wedde van zes-en-twintig honderd Guldens. Daarenboven heeft deeze Kamer vier Rekenmeesters, verfcheide Boekhouders en mindere Bedienden. DS Kamer Delft wordt gefchat ongeveer een veertiende van den inleg der Compagnie te bezitten: dezelve heeft zeven Bewindhebbers, van welke zes aldaar te huis behooren, terwyl de zevende uit Overysfel zitting neemt. Het inkomen van ieder deezer Heeren is twaalf honderd Guldens. De Kamer van Rotterdam heeft een vyf-en-dertigfte gedeelte van den inleg der Compagnie in handen. Dezelve heeft zeven Bewindhebbers, van welke zes worden gekoozen uit de Inwooners dier Stad , en de zevende komt van wege Dordrecht: zynde het jaarlyksch inkomen dier Heeren twaalf honderd Guldens. De Kamer van Hoorn wordt gefchat een vyf-en-twintigfte gedeelte der geheele  OOST-INDISCHE REGEERING. § geheele Hoofdfom te bezitten : derzelver belangen worden beftierd door zes Bewindhebbers, die allen uit de Stad worden gekoozen, en eene jaarlykfche Wedde van twaalf honderd Guldens genieten. De Kamer van Enkhuizen is de laatfte in rang , en bezit ongeveer een twaalfde gedeelte van den geheelen inleg. Deeze Kamer heeft acht Bewindhebbers, te weeten zeven uit deeze Stad , cn den achttien uic Alkmaar, welke Heeren allen een jaarlyksch inkomen hebben van twaalf honderd Guldens. Ieder Kamer heeft het bewind haarer eigene zaaken, en fielt de laage Krygsbedienden aan tot de waardigheid der Serjanten toe. De byzondere Kamers overleggen ook, welke Koopmanfchappen, als mede welke Sommen zy in gemunt en ongemunt Goud naar Batavia willen zenden ; zy rusten ook ieder haare fchpen uit, en betaalen de maandgelden, zo aan de Opperhoofden , als aan de Gemeenen. De gewoone Algemeene Vergaderingen der Compagnie zyn drie in 't jaar, en worden de Vergaderingen van Zeventienen genoemd, dewyl dezelve beftaan uit zeventien Leden, uit de verfchillende Kamers by elkandéren gekomen. Acht Heeren komen in deeze Vergadering altoos van wege de Kamer Amllerdam, vier worden 'er gezonden uit Zeeland, en uit ieder der andere Kamers-één: terwyl de zeventiende 'er beurtelings wordt bygevoegd uit de Kamers Delft, Rotterdam, Hoornen Enkhuizen, als de Vergaderingen in Holland worden gehouden ; doch in die jaaren, in welke de Kamer van Zeventienen binnen Middelburg vergadert, dan wordt dit zeventiende Lid uit de Provincie van Zeeland gekoozen. De Vergaderingen van Zeventienen worden altoos gehouden te Amfterdam of te Middelburg, en wel vier jaaren aan een op de- eerfte plaats, dpch daar na twee jaaren aan een op de laatfte. De Vergaderingen komen doorgaans drie maaien in 't jaar te zaamen doch kunnen, ingeval van noodzaakelykheid, ook buitengewoon worden zaamen geroepen. De eerfte gewoone Vergadering is in 't laatst van Sprokkel-, of in 't begin van Lentemaand : deeze dient om den prys der Speceryen en de Uitdeeling, die de Maatfchappy wildoen, vast te ftellen. De tweede is in Oogstmaand, en hier worden de Brieven, die in 's Hage door de Vergadering van Tienen zyn opgefteld, om ze naar de Indien te zenden, en van welke wy aanftonds zullen fpreeken, geleezen. De derde is eindelyk in Wyn- of Slagtmaand, in welke de orders worden gegeeven aangaande de groote Verkoöpingen , die in dien tyd worden gehouden, om nu niet te fpreeken wegens de uitrustingen der Schepen en honderd andere zaaken, die aldaar worden beraamd. De uit de Indien komende berichten worden II. Deel. B ook  ia BESCHRYVING van de HOOGE ook in dezelve overwoogen, en volgens derzelver inhoud aanftellingen gedaan van Gouverneurs, of Directeurs Generaal, Raaden van Indien, of van andere Hooge Bedienden, wier posten door fterven of ontflag zyn opengevallen. De Vergadering van Tienen, of de zogenoemde Haagfche Vergadering, wordt in Zomer- of Hooimand gehouden, en beftaat uit tien Bewindhebbers, komende tot dezelve van Amfterdam vier, uit Zeeland twee, en uit ieder der overige Kamers één. Alhier worden alle uit de Indien komende Papieren geleezen . en beraadlïaagd wat men op dezelve zal antwoorden , en de hier genoomene befluiten worden dan noch nader overwoogen in de daar op volgende Herfst-Vergadering van Zeventienen. Zodanig was de toeftand der Maatfchappye en haare Regeering hier te lande , voor 'c jaar 1748 : doch in 't zelve befloot de Maatfchappy , naar 't voorbeeld der geheele Republyk , tot baar Eminent Hoofd aan te ftellen den Doorluchtigen Vorst, Zyne Hoogheid WILLEM CAREL HENRIK FRISO, toen aangenoomen tot Neerlands Algemeenett Stadhouder en Capitein Admiraal en Generaal, onder den naam van WILLEM den IV. Het was ter Kamer van Amfterdam dat men Zyne Doorlugtige Hoogheid, op den eerften van Wintermaand 1748, aanftelde tot OPPERSTEN BEWINDHEBBER en GOUVERNEUR GENERAAL der HOLLANDSCHE OOsT-INDIEN , en dit voorbeeld werdt ras door de overige Kamers gevolgd. Zyne Hoogheid werdt in deeze nieuwe Hooge Waardigheid ingehuldigd , op den ia van Grasmaand 1749, door een Gezamfchop der twaaif volgende Bewindhebbers. Uit de Kamer van Amfterdam kwamen de Heeren Six, De Vry Temmink, Boudaan, Schierenberg en Backer. Uit Zeeland de Heeren Van Borfele en Duivelaar de Campen. Uit Delft de Heeren Vreedenburcb en Van der Goes. Uit Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen de Heeren Senferf, Abbekerk Crap en BleiswyA^ Deeze Heeren werden verzeid door de vier voornaame gezwooren Deelgenooten, de twee Advocaaten der Compagnie, en door twaalf Hoofd-Deelgenooten, uit de Kamers daar toe benoemd. De Algezondene begaven zich ten Hove, gezeten in twaalf Koetzen, en overreikten Zyne Doorlugtige Hoogheid zyne Commisfle in eene doos van Oostersch Agaat, op eene kostbaare wyze in Goud gezet; ook deed by deeze gelegenheid de Advocaat Hartman, uit naam zyner Meesteren, eene deftige Aanfpraak, die door den Stadhouder op eene zeer minzaame wyze werdt beantwoord. De Commisfie, op welke Zyne Doorlugtige Hoogheid totOpperften Bewindhebber en Gouverneur werdt bevorderd, behelsde de vyftien volgende fütikcls. t 2yne  OOST-INDISCHE REGEERING. n ï. Zyne Doorlugtige Hoogheid zou voorzitten in de Vergaderingen van Zeventienen, in de Haagfche, en in alle andere Vergaderingen der Kamers, hetzy inPerzoon, of door zyne Reprefentanten, die aldaar raadende en be> fluitende Stemmen zouden hebben, doch geene andere Ampten kunnen bedienen, en gekooren moeten worden uit de Hoofd-Deelgenooten der Compagnie , woonachtig in Holland en West-Vriesland of in Zeeland. II. Zyne Doorl Hoogheid zou zelve kunnen voordellen , of door zyne Reprefentanten doen voordellen, alles wat Hoogst Dezelve oordeelde van eenig nut voor de Compagnie te kunnen verflrekken. III. Hoogst Dezelve zou verplicht zyn te begunftigen en te handhaaven alle Rechten, Oclrooyen, Privilegiën, Reglementen en Inflru&ien, zo der Kamers, als die der Ministers en Deelgenooten. IV. Hoogsc Dezelve zou vryheid hebben de Algemeene en byzondere Vergaderingen, waar en wanneer hy zulks diendig zou achten, zaamen te roepen. V. Hoogst Dezelve zou zorg draagen, dat de Bewindhebbers en Be* dienden zich naauwkeurig hielden aan de Oude Wetten, en zich niet fchuldig maakten aan eenigen geheimen handel, leevering, verkooping van Effecten , Bouwftoffen of Fabryken. Ook dat zy voor de Collatie van Ampten en Voordeden geenerhande gefchenken of uickeeringen ontvingen, het zy in gelde, of in de waarde van dien, of door ruiling van eenige andere posten en waardigheden , alles onder bedreiging van Eerloosheid en Casfatie. VI. Dat de misbruiken, die in zwang mogten zyn, hoe oud ook, niet zouden worden verdraagen; maar dat in tegendeel Zyne Hoogheid kragtdaadig de hand zou houden aan de uitvoering van alle Inttructien en Reglementen. Vil. Dat alle verfchillen tusfehen de Kamers of haare Ministers zou-; den verblyven aan de Decifie van Zyne Doorl. Hoogheid. VIII. Dat Zyne Doorl. Hoogheid uit eene benoeming van drie Perzoonen de keuze van een Bewindhebber zou doen. IX. Het geene insgelyks plaats zou hebben ten opzichte der openvallende plaatzen der Advocaats Ampten en andere Bedieningen van belang. X. Gelyk ook aangaande de Posten in de Indien te vervullen. XI. Dat Zyne Doorl. Hoogheid inzonderheid zou letten op 't huisfcoudelyke, en ten dien opzichte teffens met de Directeuren en Deelgenooten zodanige ichikkingen maaken , als men nuttig dacht te zyn. Ba XII. Dat  ia BESCHRYVING van de HOOGE XII. Dat men op dezelfde wyze de verdere orders zou beraamen, be* trekkelyk tot den ftaat der zaaken in Indien. XIII. Ten opzichte der "Fortresfen en Posten der Compagnie in de Indien zou Zyne Doorl. Hoogheid zodanige orders formeeren en ten uitvoer brengen, als Hoogst Dezelve nuttig zou oordeelen. XIV. Dewyl het dienftig is, dat de Hoofd-Deelgenooten van tyd tot tyd worden onderricht aangaande den ftaat der Compagnie, zal Zyne Doorf. Hoogheid, in zo verre 'er geene Geheimhouding noodig is, en zulks door Hoogst Dezelve nuttig wordt geoordeeld, doen zaamen roepen eene Algemeene Vergadering der Hoofd-Deelgenooten , die aldaar zullen kunnen doen voorftelliagen by meerderheid van Stemmen, die in vervolg by de Vergadering der Kamers zullen worden overwoogen, waar na de Deelgenooten wegens den uitflag zullen worden onderricht. XV. Dat de Bewindhebbers en Hoofd-Deelgenooten Zyne DoorL Hoogheid zouden kunnen opdraagen alle Poinclen en Artikels, die niet wel in deeze A&e mogten zyn uitgedrukt, door middel eener verdere Verklaaring, onder de goedkeuring, en ratificatie Hunner Hoog Mogende. Het inkomen gehegt aan deezen gewigtigen Post werdt niet bepaald, dewyl Zyne Doorl. Hoogheid de grootmoedigheid had van daar niets voor te willen genieten; terwyl de Vorst betuigde „ Dat Hy zich dubbeld vol„ daan zou achten, zo Hy maar mogt zien, dat de Maatfchappy door zy„ ne zorgen meer en meer in bloey en vermogen aanwies ". Het mogt der Compagnie ondertusfchen niet gebeuren dien Doorluchtïgen Prins lang aan haar hoofd te zien, dewyl dezelve twee jaaren laater tot groote droefheid aller Vaderlandslievenden het tydelyke met het eeuwige verwisfelde. De waardigheid van Opper Direfteur bleef dus onvervuld tot in 't jaar 1766, wanneer Zyne Doorl. Hoogheid WILLEM de V., Neerlandsgeliefde Erfltadhouder, meerderjaarig verklaard, en aan't Hoog Bewind geplaatst werdt. De Heeren Bewindhebbers namen toen een befluit om de waardigheid , door Zyne Doorl. H. Vader Glorieufer Gedagtenisfe bezeeten, aan Hoogst Denzelven op te draagen. Dan dewyl de toeftemraing van Hun Hoog Mogende hier toe noodig was, werdt 'er door dezelve op den 21 van Lentemaand behoorlyke qualificatie en Commisfie verleend om deeze zaak te voltooyen; waar op de Bewindhebbers, op den 27 daar aan volgende, de goedkeuring van H. H. Mog. op hun een weinig veranderd Reglement hebbende ontfangen , aan Zyne Doorl. Hoogheid het Diploma in handen fielden , waar op aan Hoogst Denzelven de voornoemde Hooge Waardigheid werdt opgedraagen. De Heeren Bewindhebbers gaven hier van op denzelfden  OOST-INDISCHE REGEERING. 13 den dag kennis aan de Algemeene Staaten ; terwyl Zyne Doorl. Hoogheid tot zynen Reprefentant verkoos den Heer Thomas Hope, om zyn Perzoon in alle Vergaderingen der Maatfchappye te verbeelden; en in deeze waardigheid werdt die Heer op den 10 van Grasmaand ingehuldigd. Hunne Ed. Groot Mogende, de Heeren Staaten van Holland, bevestigden deeze keuze door hunne goedkeuring, en verklaarden hunne meening te zyn, dat Zyne Doorl. Hoogheid de verkiezing van Bewindhebbers zou doen uit een drietal, hem door die geene, welke tot de flemming bevoegd waren, overgegeeven. Op den eerften van Zomermaand 1768 nam Zyne Hoogheid zitting als Opperbewindhebber der Maatfchappye ; bekleedende de Heer Hope zyne waardigheid van Reprefentant tot aan 't jaar 1770, wanneer hy dezelve nederlag. Na dien tyd is deeze aanzienlyke post tot heden toe onvervuld gebleeven. Alle Bedienden der Maatfchappye, van den Hoogften tot den Laagften toe, zyn by eede aan haaren dienst verbonden, door een Artikelbrief, dien zy alle moeten beëedigen, doorgaans ten dage der monfteringen, of kort daar na. In deezen eed zyn zo wel begreepen de afweezende, als de tegenwoordige, en zy , die de vingers niet opfteeken, zo wel als die geene , welke gezwooren hebben. De Kooplieden op de fchepen, of de Schippers, zyn gehouden het Scheepsvolk, zo ras zy in Zee geftooken zyn, den geheelen Artikelbrief voor te houden, of ten minften den inhoud der hen meest betreffende zaaken, 't geen zy ook alle zes weeken moeten herhaalen. Ook moeten deeze byzondere Artikels aan den grooten mast worden aangeplakt, of op andere gevoeglyke plaatzen, en geduurig worden vernieuwd. De Kooplieden of Schippers zyn noch daarenboven verplicht, na de eerfte leezing van den Artikelbrief, den Scheepsraad by een te roepen , en hen by eede de naarkoming van alle deszelfs Artikelen te doen belooven. Wanneer 'er geheele Vlooten der Compagnie zeilen , heeft her zelfde plaats omtrent den geheelen breeden Scheepsraad , en een ieder moet aldaar zyn plechtigen eed met onderteekening bekrachtigen en erkennen. Deeze gewigtige Artikelbrief is vooral in 't net gefield op den 3 van Herfstmaand 1672 en beftaat uit zestien titels, wier inhoud ongeveer de volgende is. I. De Kooplieden, de Schippers, de mindere Officieren, zo te Lande als te Water, en eindelyk de Soldaaten en Matroozen, moeten den Gouverneur Generaal getrouwheid zweeren. De Scheepsofficieren en Matroozen moeten hunnen Schipper, en de Soldaaten hunnen Officieren onderdaanig zyn : gelyk ook de Onderkooplieden en Adiiftenten hunnen B 3 Opper-  ï4 BESCHRYVING van de HOOGE Opperkoopman. De "Schipper heeft het bevel over al 't Scheepsvolk; bepaalende, en veranderende naar welgevallen, den Joop der Koersfen , benevens de vermeerdering en vermindering der zeilagie. Doch zo 'er over deeze ftoffe verfchil ontftaat, moet hec zelve, by meerderheid van Hemmen , door hem en de Stuurlieden worden afgedaan ; of ook, zo de fchepen vlootswyze zeilen, door den Scheepsraad of Bevelhebber worden beflist. De Bevelhebber en 'Breede Raad bepaalen ook tyd en plaats van ankeren, van handelen, of van zich met ververfchingen te voorzien. Beftaande deeze Breede Raad uit de Kooplieden, Schippers, Onderkooplieden, Opperftuurlieden en Serjanten, of andere voornaame Krygsbevelhebbers, die op de vloot mogen zyn. In zodanig een' Raad zit de Bevelhebber der Vloote voor, en heeft twee ftemmen, indien 't getal der Hemmen anderzins fteeken mogt. Komt de Bevelhebber te fterven, dan voert ieder Schipper, of liever ieder Koopman, die de hoogde op de fchepen is, op zyne beurt het opperbevel, en de groote vlag. Ieder fchip heeft zyn byzondere Rechtbank, die beftaat uit den Koopman, Schipper, Onderkoopman, Opperftuurman en Hoogbootsman; zynde de Koopman de Voorzitter der Vergadering. Door deeze Rechtbank wordt vonnis geveld aan boord over allerleye verfchillen en misdaaden, die geen halsftraffe vorderen : uitgezonderd in 't geval van muiterye of verraad; want in dit laatde geval wordt aan boord, veiligheids en affchnkshalve, ook kort halsrecht gedaan, terwyl alle overige halsdraffelyke misdaaden voor de Hooge Justitie Kamer te Batavia moeten worden beoordeeld : zonder toedemming en voorkennis mag men geene Vergaderingen van 't eene fchip op 't ander beleggen, noch zelfs van 't eene fchip op 't ander overgaan , zonder deszelfs goedkeuring. Zonder verlof van zyn Opperkoopman mag een Schipper geen boot aan den wal zenden of naar andere fchepen. De Koopman, Schipper en Kommandeur der Soldaaten moeten zorge draagen dat 's nagts drie of viermaalen de ronde op de fchepen werde gedaan tot vermyding van allerley onraad en zaamenrottingen. Al wie aan boord, of te lande in de Indien, eene zaamenzweering tegen de Regeering ontdekt, of eene andere muiterye, geniet, zo hy 'er zelfs fchuldig aan is, vryheid van draffe en twintig ftukken van achten tot eene belooning: doch is hy onfchuldig, dan wordt zyne belooning vermeerderd tot vyftig ftukken, en teffens verkrygt hy de eerde opendaande Bediening. II. Het is een ieder op de fchepen ftrengelyk verbooden, Godslasterlyke woorden te gebruiken, op verbeurte van tien duivers, en verdere ftraffe naar omftandigheid van zaaken. De Predikanten of Krankbezoe- kers  OOST-INDISCHE REGEERING. 15 kers mogen in 't waarneemen hunner Bediening niet worden geftoord. Elk moet 's morgens en 's avonds eerbiedig verfchynen om de openbaare Gebeden cn '1 leezen der Heilige Schrift te aanhooren. Die zonder wettige reden en toelaating van daar blyven, worden voor de eerfte reize geftraft met verlies van 't Wynrandzoen, en de boete van één Gulden,• terwyl zy by zodanig een tweede piigtverzuim tweemaal zo veel verbeuren, en op de derde reize driemaal zo veel; wordende zy dan noch daarenboven voor de mast gelaarsd. Over Godsdienftige verfchillen mag men aan boord geenerhande twistredenen houden, op verbeurte van eene maand huur; en wanneer zodanige verfchillen zo hoog loopen, dat 'er daadelykheden op volgen, of ten minften verdeeldheden onder't volk, dan zullen de Overtreeders naar omftandigheid van zaaken willekeurig worden geftraft. III. Zonder bevel van den Opperkoopman en Schipper mag 'er binnen boords geen nieuw ongewoon timmerwerk worden gemaakt. De Kooplieden en Onderkooplieden moeten naauwkeurig op hun boekhouden toezien ; en de Schippers en Stuurlieden dagelyks hunne journaalen, zondereenig verzuim, opmaaken. By de aankomst der fchepen te Batavia moeten deeze journaalen, benevens de rekeningen, worden overgegeeven aan den Gouverneur Generaal en de Raaden van Indien, op dat 'er door H. H. Ed. naauwkeurige infpeétie van moge worden genoomen. Op dezelfde wyze moeten de Hoofdofficieren der Retourfchepen handelen, en hunne papieren by de te ruggekomst in 't Vaderland, aan de Heeren Bewindhebbers der Maatfchappye ter hand ftellen, op verbeurte van zes maanden Wedde voor de Kooplieden, en van twee maanden Wedde voor de Schippers. Niemand der Officieren of der overige Scheepsgezellen mag meer vaten, kisten enz. met zich uit de Indien voeren, dan hem by de gedrukte lyst wordt toegelaaten, by verbeurte, dat al 't geen hy meerder heeft, voor goede prys zal worden verklaard. Iemand, die in de Indien in dienst der Compagnie is, mag geduurende zyn verblyf aldaar geenerhande Waaren herwaards overzenden. Niemand mag met vaartuigen aan boord der te huis komende fchepen vaaren, uitgezonderd de lootzen of fchepen daar toe door de Bewindhebbers gelast. By het inkomen mag men niemand van boord laaten gaan zonder kennisfe der Bewindhebbers, op verbeurte der maandgelden ; terwyl ook niemand buiten gaats op een uitgaand fchip mag worden toegelaaten, by verbeurte van zyne Bediening, en 1000 guldens Boete: op de te rug reize mogen de fchepen geene vreemde havenen aan doen, dan in de uiterfte noodzaakelykhèid , moetende ook de Schippers, zo zy by hun vertrek naar 't Vaderland te veel goederen hebben ontvangen, dezelve wederom overleveren, op verbeurte van drie maanden Wedde. De Schippers, Stuurlieden, Matroozen en ande-  16 BESCHRYVING van de HOOGE andere Zeelieden, zich in dienst der Maatfchappye begeevende , zyn verbon« den voor drie jaaren, de Jongens voor tien jaaren : doch alle overige, die zich laaten aanneemen, moeten de Maatfchappye vyf jaaren lang dienen. Die met hunne huishouding naar de Indien gaan , gelyk ook Vrouwen of Meisjes derwaards vaarende, zyn aan de wetten der Maatfchappye ten hunnen opzicht gemaakt, of noch te maaken , verbonden. Die voor den behoorlyken tyd, of zonder toefremming van den Gouverneur en Raad van Indien, vertrekken, verbeuren alle hunne maandgelden. Die zich zonder verlof op de fchepen verfleeken, verbeuren ook 'c geen zy te goed hebben, en verdienen niets op de te huis reize. Die de Maatfchappye gediend hebben mogen zich by geene vreemde Mogenheid in dienst begeeven, op verbeurte van 't geene zy te goed hebben en lyfftrafFe, zo men hen mogt achterhaaien : eene gelyke ftraffe ondergaan zy, die, hoewel zy hun tyd hebben uitgediend, zonder toeflemming der Maatfchappye over land naar huis keeren. De overloopers tot den vyand worden met verbeurte van hun maandgeld en aan den lyve geftraft. Inmiddels mogen de Bewindhebbers en Gouverneur Generaal een ieder binnens tyds op ontbieden, of naar 't Vaderland opzenden. IV. De Maandgelden beginnen zo ras de fchepen buiten gaats zyn, en eindigen met het afdanken der aangenoomen Perzoonen; wordende dezelve ter kamer, alwaar iemand is aangenoomen, aan een ieder betaaald, die volmagt van den aangenoomen Perzoon kan toonen, al ware dezelve op andere fchepen der Compagnie, of zelfs voor eene andere Kamer overgegaan. Doch in de Indien wordt geen maandgeld betaald, dan op fpeciaal verlof der kamer, voor welke iemand is uitgevaaren; en dan wordt 'er op zyne verdiende maandgelden nooit meer verflrekt dan zes maanden Wedde, om uit het overige in 't Vaderland te kunnen betaalen 't geen voor Vrouw, Kinderen of Naastbeflaanden, moet blyven ftaan. Voor hen die in dienst der Maatfchappye gekwetst worden draagt men ook byzondere zorge: want behalven de bediening van Chirurgyns enz. wordt aan een gekwetften, in 't Vaderland te rug gekomen, eene prajmie betaald evenredig aan zyne fehaade ; mits dat hy een getuigfchrift kan toonen , 't geen , zo 't geval aan Land is gebeurd, geceekend werdt door het Opperhoofd en zynen Raad, en ter Zee door den breeden Scheepsraad: zynde de prxmien de volgende. Voor 't verlies van den Rechter Arm ƒ öoo ■ : ■ : Voor den Linker Arm ƒ 500 - : - : Voor 't verlies van een Been - ƒ ÓCO - : - : Voor beide Beenen - z f 1200 - : - : Voor  OOST-INDISCHE REGEERING. t? Voor 't verlies van een Oog - ƒ 400 " : " : Voor dac van beide Oogen ƒ 1200 - \ - * Voor 't verlies der Rechterhand - ƒ 6öO - ' - ' Voor de Linkerhand ƒ 4°° " : " : Voor dat van beide Handen - ƒ 1200 - : - : Andere befchadigingen, die niet volkomen worden geheeld, moeten vergoed worden naar 't oordeel van daar toe bevoegde goede mannen; terwyl heefchip, op welk het ongeluk voorvak, voor de betaaling verbonden blyft. Indien een fchip door brand of fchipbreuk verlooren gaat, verliezen de Schepelingen hunne maandgelden, en 'tgeen zy verders tegoed hebben, behoudende zy dan geen ander recht, dan alleen op de Scheepsgoederen, die geborgen worden, na aftrekking van het bergloon en de overige onkosten. In 't bergen der goederen van verongelukte fchepen moet al *t Scheepsvolk naar vermogen de grootfte vlyt befteeden, gelyk ook plaats heeft in alle rampen, die een der kantooren of andere verblyfplaatzen der Maatfchappy mogten overkomen. Van de goederen, door de fchepen der Maatfchappye op de vyanden genomen , geniet het volk den zestienden penning , na aftrekking van de gedaane kosten, en van den vyfden penning voor het Land, enden dertigften voor den Admiraal Generaal. Eenieder wordt zyn aandeel in den buit op rekening gegeeven, en hy mag zich ^verder niets van 't genomene toeeigenen, uitgezonderd de plondering van 't veroverde Volk, waar door men alleen hunne kleederen verftaat, met uitzondering van goud, zilver en edele gefteenten. V. By 't affterven v;in een Dienaar der Maatfchappye , wordt 'er door den Gouverneur en Raad van Indie, of door de Opperhoofden der plaatze, daar 't Sterfgeval gebeurt , een ander in zyne plaats gefteld; gelyk ook, wanneer iemand onbekwaam is, of mogt worden : in welk geval dezelve by gelegenheid wordt te rug gezonden, doch zonder eenige maandgelden te trekken. Die in de Indien, geduurende zyn verbonden tyd, tot een aanzienlyker post wordt verheeven, trekt de helft der Wedde zyner voorige bediening, en de helft der nieuwe; uitgezonderd de Krygslieden, Kooplieden en Adfiflenten : want de eerfte trekken aanftonds de volle gagie van dien, in wiens plaats zy komen; terwyl de beide laatfte, zo lang hun verbonden tyd noch loopt, geenerhande vermeerdering van Wedde krygen. Zy, die om een of andere reden , door eene Lands- of Scheeps-Overheid der Maatfchappye, uit hun dienst zyn gezet, mogen nooit wederom woi den aangenomen in dienst derzelve, zonder ukdrukkelykgoedvinden der Overheid, die hen heeft afgezet. D'e . wegens buitengewoone dienften der Maatfchappye gedaan, iets meenen te vorderen te hebben, moeten hun verzoek II. Deeu C aa«  s8 BESCHRYVING van de HOOGE -aan den Gouverneur en "Raaden te Batavia doen, en mogen zulks niet uit» ftellen, tot dat zy wederom in 't Vaderland zyn te rugge gekomen ,* wordende zy in zodanig een geval voor altoos van 't genot van hunnen eisen verftooken. Een iegelyk moet met zyne Wedde te vreeden zyn, en mag, binnen zyn vast bepaalden tyd, geen meerder belooning verzoeken; doch zo ras de tyd om is, mag hy zo veel genieten als hy van den Gouverneur kan bedingen. Die, in dienst der Maatfchappy, van vreemde Mogendheden eenige gefchenken ontvangt, is verplicht, dezelve aan den Gouverneur en Raad van Indie over te geeven, om ten voordeele der Maatfchappy te worden verantwoord. Die in 't befchermen van Schepen, Goederen of Sterkten der Maatfchappye, door den vyand worden gevangen genoomen, zullen uit haare Kasfe in afkorting der verdiende Maandgelden het volgende lot losgeld genieten. De Gouverneur Generaal - - 2000 Stukk. van achten»: Alle byzondere Gouverneurs, Raaden van Indien, enz. .... IOOO Een Opperkoopman, Schipper of Kapitein 500 Een Onderkoopman , Luitenant , Vaandrig , of Stuurman - - 200 Alle mindere Officiers, Adfiftenten, Soldaaten en Matroozen drie maanden Wedde, zondermeer. Alle loopende maandgelden houden op met den dag dat iemand gevangen wordt, tot dat hy wederom zyn ontflag bekomt; kunnende hy tusfehen beiden niets genieten, dan eenige penningen tot on. derhoud, die op maandgelden worden verfchooten. VI. N iemand mag, geduurende zyn'dienst in de Indien, byzonderen handel dryven, noch meer naar 't Vaderland voeren, dan by byzondere Reglementen is bepaald. Elk zal moeten verdraagen, dat zyne kisten, zo in de Indien, als hier te lande werden onderzocht. Men mag geene Juweelen, noch gemunt of ongemunt Goud, uit de Indien herwaards brengen; maar ieder is gehouden deugdelyk over te geeven aan het Comptoir Generaal te Batavia, 'c geen hy bezit; waar voor hem Asfignatien of Wisfelbrieven op de Maatfchappy worden gegeeven, die aan hem, of zyne erfgenaamen in 't Vaderland worden betaald. Niemand mag de verdiende maandgelden van iemand, die no;.h in de Indien is, koopen ; doch zo iemand ziek wordt, of door andere toevallen iets tot zyn onderhoud noodig heeft, kan hy zulks ter leen op zyne verdiende maandgelden opneemen by den Koopman of Raad der plaatze, daar hy zich bevindt. VII. Eik moet met het gefielde randzoen re vreeden zyn, by verbeurte $on twee maanden Soldy. Het Wynrantzocn mag niet verkogt of bewaard worden,  OOST-INDISCHE REGEER.ING. ty worden, maar moet aanftonds worden gedronken. Zo iemand het niet begeert, blyft het in 't vat , en hy mag het daar na niet haaien; heimelyfc mag iemand geen wyn haaien op verbeurte van twee maanden Sotdy, De ipys en drank moet alleen uitgedeeld worden door hen, die daar toe door de Kooplieden en Schippers zyn aangefteld. De Kaazen, die de Maatfchappy voor 't Scheepsvolk mede geeft, moeten aanftonds op ieder fchip door' den Koopman en Schipper worden verdeeld, en door een iegelyk zuiver worden bewaard. Zonder verlof dier Opperhoofden mag men ook geenerhande Eetwaaren als bedorven over boord werpen, op verbeurte van eene maand Wedde. VIII. De Officieren, Soldaaten en Matroozen moeten hun Geweer en Gereedfchap altoos fchoon en gereed bewaaren ; en niemand mag eenig. Scheepsgereedfchap verleggen of verfteeken, of hy zal tot ftraffe voor den mast worden gelaarsd. IX. Het Gefchut mag aan land of aan boord alleenlyk worden gelost op» order van den Commandeur, Koopman of Schipper, op verbeurte van eenemaand Wedde. De Officieren mogen ook geene onnoodige eerefchooren doen, op gelyke ftraffe voor ieder overtollige fchoot. X. De Opper- en Ondermeesters moeten zich ten dienst der vloote ge-» dienflig laaten gebruiken, zonder daarvoor iets boven hunne gewoone Wedden te mogen vorderen. Elk kwartier moet de zieken, die onder hen vallen, behoorlyk oppasfèn en onderlland doen, tot welk einde eenige perzoonen door den Scheepsraad by beurten worden benoemd. Ook moec iéder kwartier zyn gedeelte van 't fchip dagelyks reinigen en wasfehen. Niemand mag binnen boords, dan op daar toe gefielde plaatzen, zyn water maaken of zyn gevoeg doen, of zyne natte kleederen, zonder die uit te trappen, in 't fchip laaten leggen, by verbeurte van tien Stuivers. XI. De Kooplieden en Schippers moeten zorge draagen, dat de Uiterfte Willen, aanboord gemaakt, behoorlyk worden geboekt, endoor ten minften twee Getuigen, behalven den Schryver, worden geteekend; onder bedreiging , dat de Erfgenaamen de fchaade, die zy daar door mogten lyden , op hunne maandgelden zullen kunnen verhaalen. De goederen der overleedenen zullen behoorlyk moeten worden geboekt, en in de Indien worden . overgeleverd, om van daar jaarlyks herwaards te worden gezonden, 't Geen iemand op de te huis reize aan eenige zyner vrienden in 't byzonder befpreekt, zal door den Scheepsraad bewaard, en by de aankomst aan de Bewindhebbers worden overgeleverd, die het dan vervolgens, na behoorlyk onderzoek, aan de rechte eigenaars moeten bezorgen. Binnen boords mogen geene goederen der overleedenen worden verkogt, behalven hunne klee- C a deren.  sö BESCHRYVING van de HOOGE deren, die aan de meestbiedende voor de groote mast zullen worden toegeweezen; doch niemand mag iets mynen, of hy moet meer dan de waarde van dien by de Compagnie te goed hebben. De Kooplieden, Adiiftenten en verdere Boekhouders moeten naauwkeurige aanteekening houden van de Perzoonen, die op andere fchepen overgaan, om ten allen tyde te kunnen aanwyzen, waar hunne rekeningen behooren: zy moeten insgelyks naauwkeurig boekhouden van Legaaten, aan den een of anderen , of aan den Armen gemaakt, op verbeurte van twee maanden Wedde. XII. Binnen boord mag niemand Speelkaarten hebben of maaken onder ftraffe van acht dagen op water en brood in de boeijen te zullen zitten. Die 'er mede fpeelt, verbeurt één Gulden, en 't fpel wordt over boord gegooid. Die geduurende de reize iets met fpeelen of wedden verliest, behoeft niet te betaalen; en zo iemand diergelyke fchulden voldoet, wordt het hem door den Schipper wederom gegeeven, of ook op 't maandgeld van den ontvanger afgekort. Die zich verloopt in dronkenfchap, verliest eene maand zyner Wedde, en wordt voorts naar bevinding van zaaken ge.•ïftruft. Die tweedracht zaait wordt voor de mast gelaarsd. Die plukhaaren of met vutten vegten , worden drie dagen te water en te brood gezet. Die met kwaaden moede een mes trekt, wordt met het mes door de hand aan de mast genageld, en moet dus eenigen tyd blyven ftaan. Die iemand kwetst wordt gekield, en verliest zes maanden van zyn inkomen. Die ie> mand doodt, wordt met den dooden levendig over boord gezet, terwyl al zyn maandgeld wordt ver">eurd verklaard. Buiten kennis van den Koopman of Schipper mag niemand mei licht in 't ruim, de boctelery of kruidkamer komen, of hy verbeurt eene maand Wedde , en wordt verder naar goeddunken geftraft. Niemand mag buiten byzonder verlof van boord vaaren naar den wal of andere fchepen , of aldaar overnachten , of hy wordt geftraft naar bevinding van zaaken. Te fcheep mag men geen tabak koopen of inruilen , ook niet rooken, dan alleen by dage op het Boevenet, of voor de groote mast. Brandende lonten, kaarsfen of ander vuur mag niemand by zich hebben, dan die geene, welke het amptshalve moeten beezigen, op poene van acht dagen in de yzers te zitten, en eene maand Wedde te verbeuren. Na geflooten wagt mag niemand eenig onnoodig geraas maaken, maar moet zich ilil op zyn plaats houden: terwyl de Wagters op lyfllraffe «iemand vreemds aan boord mogen laaten komen zonder fpeciaal verlof van de Hooge Officieren. Niemand der onbevaaren perzoonen mag geplaagd worden om zich in 't voorbyvaaren der Sorles te laaten doopen , zullende eett ieder, die hem daar toe begroet, naar bevinding aan den Jyve of anders worden geftraft: doch hier voor zal op de gewoone doopplaatzen eene kan  OOST-INDISCHE REGEERING. si ïnn Wyn voor ieder bak worden gegeeven. Alle Journaalen, Kaarten, Tekeningen van Stroomen, enz. moeten aan den Gouverneur of de Bewindhebbers getrouwelyk worden ter hand gefield, onder verbeurte van drie maanden Wedde. Gelyke ftraffe ftaat hen te wachten, die den Staat van Oorlog of Vreede of andere geheimen der Compagnie overbrieven: en om zulks zo veel te beter voor te komen moet een ieder zyne brieven aan de Hooge Indifche Regeering geeven , die ze alle, in eer.:e doos of kist verzegeld, naar 't Vaderlandt zendt; wanneer de Bewindhebbers de vryheid hebben de brieven te openen en dezelve al of niet te doen beflellen. XIII. Alle Rechtbanken in 't gebied der Maatfchappye zyn verplicht den inhoud van den Artikelbrief op 't gellrengst te doen onderhouden, 'en zelve daar na te richten. De Scheeps- en Breede Raaden mogen geene lyfftraf- . felyke misdaaden door de vingeren zien, op verbeurte van twee maanden gagie voor elk, die als Rechter had moeten zitten; insgelyks mogen zy, onder dezelfde ftraffe, geene burgerlyke zaaken onafgedaan laaten leggen. De Provoost van het fchip is gehouden de vonnisfen aanftonds uit te voeren; en die hem daar in verhindert, verbeurt vier maanden Wedde, en zal aan den lyve worden geftraft. Die in de yzers zitten verbeuren eene vaste forame voor den Provoost, die voor een Soldaat zes, en voor een Officier tien Stuivers bedraagt, en noch daar boven zo veel maandgeld, als zy dagen hebben gezeten. De Hooge Officieren mogen niemand van de bepaalde boeten ontheffen , of zyn zelve voor de Compagnie aanfpraakelyk om haare fchaade te boeten. Die den gevangenen, behalven zyn randzoen van water en brood, andere fpyze of drank bezorgt, verbeurt een maand Wedde, en wordt acht dagen te water en te brood gezet. Alle Scheepsofficieren zyn gehouden den Provoost in 't waarneemen van zyn ampt getrouwelyk by te ftaan. XIV. De zaaken , die tot de Soldaaten betrekkelyk zyn, moeten door den Krygsraad Worden afgedaan , die uit den Koopman, Schipper, Serjant, of Hooger Officier, zo 'er een aan boord is. Korporaal en Lanspasfaat is zaamengefteld: doch zo 'er meer fchepen by eikanderen zeilen, worden de zaaken van gewigt voor den breeden Scheepsraad gebragt. Op de fchepen geniet het Krygsvolk vrye tafel, doch aan land wordt hen dagelyks zo veel toegelegd, afs de Gouverneur Generaal en Raad van Indien noodig oordeelen tot behoorlyk onderhoud. Zo ras de Soldaaten aan boord zyn, genieten zy 'sdaags zes Stuivers, en de Officiers tien Stuivers loopgeld ; doch by hun uitvauren uit de gaten, krygt ieder twee maanden zyner foldye op iand. Zo op de nitreize een Kryg^officier fterft of afgezet wordt, be- C 3 geeft  12 BESCHRYVING vak de HOOGE geeft men zyne plaats aan een kundig perzoon. Het Krygsvolk moet, des noods, ook allerley Scheepswerk doen. Aan land moeien zy, gelyk ook des noods alle andere Dienaars der Maatfchappye , aan Vestingwerken, Loopgraaven enz. arbeiden, zonder daar voor iets buiten hunne Wedde te genieten, behalven de vrye kost. De Krygslieden veranderen niet van geweer, dan op bevel van den Gouverneur en Raaden van Indien, of van hun Capitein: terwyl het geweer der gedorven of naar huis gekeerde Soldaaten door de Compagnie wederom naar zich wordt genoomen. Geene Krygslieden mogen zonder opzettelyk bevel van hunne Bevelhebbers den Indiaanen in hunne Perzoonen, Vrouwen of Kinderen eenigen overlast doen, pf hunne goederen befchadigen. XV. De Vrylieden in de Indien moeten, geduurende den tyd van twee jaaren, zes maanden van hunne verdiende gelden by de Maatfchappye laaten ftaan, welke fomme, binnen dien tyd, niet dan op uitdrukkelyk bevel van de Kamer voor welke zy zyn uitgevaaren, mag worden betaald. Na verloop dier twee jaaren wordt hen eerst de volle Wedde betaald; doch perzoonen, die hier te lande Vrouw en Kinders hebben, wordt geen vrydom toegedaan. De Vrylieden, die naar 't Vaderland wederkeeren, zonder hunne volle Wedde in de Indien te hebben ge* nooten, kunnen dezelve by hunne te rug komst van de Bewindhebbers vorderen. De XVI. Tytel bevat de formulieren van Eeden voor de verfchillen* de Dienaaren der Compagnie. Deeze Artikelbrief, van welken wy hier een kort uittrekzel hebben gegeeven, is de grondflag van de zekerheid der Maatfchappye, en van de verplichting van alle haare Dienaaren, dewyl dezelve, zo wel door den Gouverneur Generaal, als door den minden Soldaat moet worden bezwooren. Dus kortelyk de Opperde Regeering der Maatfchappye hier te lande, en haare wyze maatregelen befchouwd hebbende, waar door zy zo een aanzienlyk lichaam in order houdt, ga ik nu over tot de Hooge Indifche Regeering zelve, begreepen in de Perzoonen van den Gouverneur Generaal, en die der Raaden van Indien. De Gouverneur Generaal van Indien is verre de aanzienlykfte en magtigfte Perzoon in dienst der Maatfchappye, en voert den tytel van Zyn Hoog Edelheid; wegens zyne groote waardigheid houdt dezelve een* Vordelyken Staat, terwyl hy zyn aanzienlyken Post bekleedt, zo lang de Heeren Bewindhebbers zulks goedvinden. Zyn H. Eds. Opperftalmeester is doorgaans commandeerend Hoofd van bei;  OOST - INDISCHE RÈGEÈRING. * 3 het Corps Dragonders, of de Lyfwagt des Generaals, en de Hofmeester is meestal Vaandrig of Luitenant in rang. Voorts heeft de Gouverneur Generaal twaalf Hellebardiers, welke zyne byzondere wagt van ftatie uicmaaken, én op eene byzondere wyze zyn gekleed, beftaande hun opfehik uit ee» geel damasten gebloemde Borstrok, over eene gelykzoortige witte, die geheel of half los wordt gedraagen, en met groote gewerkte zilveren knoopen is voorzien; hier onder volgt eene zogenoemde Zwitzerfche Broek, van fyn rood Scharlaaken, bezet met breede gouden pasfementen; hunne degens hebben zwaare zilveren gevesten, en hangen in een lederen draagband, insgelyks zwaar met zilver gemonteerd; de hoeden zyn aschgraauw van kleur met breede gouden boorden; en wanneer de Heliebardiers in ftatie gaan, draagen zy geheel roode Scharlaaken Rokken met zwaare gouden pasfementen verfierd. Deeze Hellebardiers worden gekoozen uit de welgemaaktfle der Soldaaten, moetende de Gouverneur Generaal hun' opfehik bekostigen uit zyn eigen zak, 't geen hem hoog komt; niet tegenflaande hy de vryheid heeft om de noodige ftoffen uit de Pakhuizen der Compagnie tegen inkoop prys te neemen. By nacht moeten de Hellebardiers twee aan twee de wagt op het Gouvernement houden, om wel toe te zien op 't Hotel van den Gouverneur Generaal, de Secretarie en de Pakhuizen, terwyl 'er by dag altoos een voor de Secretarie post houdt. Als de Raad van Indien zal vergaderen, ftaan twee voor de Gehoorzaal, en zo ras de Gouverneur Generaal nadert, treeden zy voor hem uit met de Hellebaard op de fchouder, waar na zy zich aan weerskanten der deur van de Vergaderzaal zetten om front te maaken met de Hellebaard in de rechterhand en uitgeftrekten arm, en Zyn Hoog Ed. te laaten pasfeeren. Als de Vergadering fcheidt, verfchyneH voor de venfters, nevens de puye van het Gouvernement, twee Trompetters, die, terwyl de Heeren Raaden in hunne koetzen flappen, eenige airtjes blaazen. Wanneer Zyn Hoog Ed. naar huis of elders »rydt, ryden zy fteeds blaazende vooraf om in tyds ruimte te doen maaken; een ieder, wie hy ook zy, die op zyn floep* zit, ftaat op, en maakt eene eerbiedige buiging. In de Stad moeten ook alle koetzen en charetten, in 't pasfeeren van Zyn Hoog Ed., ftil houden , en zy, die 'er in zitten, hun compliment maaken ; doch buiten de Stad is het de gewoote, niet alleen ftil te houden, maar de meeste gaan dan zelfs uit hunne rytuigen om hun eerbiedig compliment te maaken , 't welk dan ook gcwoonlyk met eene diepe buiging door den Generaal wordt beantwoord. By het oveilydcn van den Generaal, draagen de Hellebardiers zwarte Sjerpen  af BESCHRYVING van de HOOGE Sjerpen over de fchouder afhangende , en een zwarten rouwband ont hun' aschgraauwen hoed. Als het regent , flaan zy een rood fcharlaaken mantel om, die by goed weder achter op hunne paarden gebonden zit: hun dienst is in der daad lastig, doch zo zy het wel maak*n, hebben zy op goede bevordering in het Militaire te hoopen. De Koetzier des Generaals draagc een rok, broek, mantel en hoed gelyk een Hellebardier. Wanneer Zyn Hoog Ed. eene begraaffems by woont, vervoegt zich ie Officier, die het Piquet heeft, aan 'sGeneraals linker zyde rret het ontbloote zydgeweer op den linker arm rustende, of met de punt ia de linker hand, terwyl de onder hem commandeerende Officieren mede aan weerskanten achter den Gouverneur den train volgen. De Gouverneur Generaal houdt doorgaans den Woensdag en Zaturdag tot vrye dagen van vermaak, ten zy onverwagte zaaken zulks verhinderen, én vergadering vorderen: na dezelve rydt hy dan doorgaans in eene koets befpannen met twee paarden, doch ook wel met vier of zes by buicengewoone plcgtige gelegenheden, in welk geval de Raaden van Indien hem in koetzen, met vier paarden befpannen, volgen. By zulke gelegenheden is de Generaal verzeld van den Officier die het Piquet commandeert, één Wachtmeester, één Corporaal. en acht of meer gemeene Dragonders, één Sergeant van de Infanterie, één Onder-Officier van de Artillerie, en één Hellebardier, alle te paard; rydende de commandeerende Officier ter linkeihand nevens het portier der koets , terwyl voor den trein worden gezien twee blaazende Trompetters te paard, en vier zwarte Loopers in nette fcharlaaken pakjes; die 's avonds, als het donker wordt, voor de koetspaarden loopen met flambouwen in de handen. Op buitengewoone Parade dagen heeft de Ritmeester van 't corps Dragonders het Piquet, en wordt, behalven dat corps, noch verzeld door een aantal verfchillende Officieren. Hoe aanzienlyk de post van Gouverneur Generaal ook moge zyn, dezelve is teffens zeer lastig; wil Zyn Hoog Ed. zyne zaaken in goede order houden, zo moet hy voort na vyf uuren al bezig zyn , om onder het ontbyten, het werk van den dag na te gaan. Ten zeven uuren begint ftiptelyk de Audiëntie, wanneer een Hellebardier de deur opent, en aanftonds binnen treeden de twee Opperkooplieden des Kasteels, doorgaans verzeld van den Commar.deur der Werf, welke doorgaans by den Generaal op floelen zitten, wordende de overige Audicntien alle flaan^e verricht Als deeze hunne zaaken afgedaan hebben , treedt het hoofd der Militie binnen, en na hem de Fabryk en Conflapel Majoor.' Deeze zyn de  ÖOST-INDISCIIE REGEERING. 25 de gewoone Comparanten op de Audiëntie, en nu volgen de overige ieder naar rang hunner bedieningen, naar welken zy door den Hellebardier worden opgeroepen. Na het afloopen der Audiëntie, die doorgaans anderhalf, ja dikwerf twee uuren duurt, naar maate dat de Opperkooplieden meer of min te zeggen hebben, rydt de Gouverneur op dagen van vergadering net ten negen uuren naar de Vergaderzaal, en zomwylen, als 'er veel te doen is, na den middag ten vier uuren. De voormiddags Vergadering eindige doorgaans te één uur, en na 't afloopen van dezelve verleent Zyn Hoog Ed. noch gehoor aan de Raaden van Indie, de beide Secretaiisfen, het Hoofd der Militie en anderen, die eene noodzaakelyke Audiëntie begeeren. 's Avonds ten vyf uuren is'er ook dikwerf gehoor, doch, indien mogelyk, heeft Z. H. Ed. gedaan werk ten zes uuren, wanneer hy doorgaans gezelfchap ontvangt. Wanneer de Géneraal de Hoofdwagt pasfeert, wordt de marsch geflagen, en Zyn Hoog Ed. gefalueerd met vaandel en fponton, gefchiedende het falut der overige wagten naar evenredigheid. Voor den Directeur Generaal worden met geprefenteerd geweer drie roffels geflagen, voor een Ordinaris Raad twee, en voor een Extraordinaris Raad van Indie één roffel, alles volgens het Reglement der Militaire Honeurs voor de Stad en 't Kas* teel van Batavia. Weleer waren de eerbewyzingen voor den Generaal en verdere leden der Hooge Regeering zeer vreemd, en werden eerst in 't jaar 1743 in behoorlyke order gebragt: als by voorbeeld, voor dien tyd, Zyn Hoog Ed, by een der Paggers of Bamboezen Kasteeltjes buiten de Stad voorby reed, riep de wagt heraus, en men deed het toen ter tyd gewoone falut; doch zo de Directeur Generaal pasfeerde, riep de bywagt naast den Schildwagt geplaatst, bet is de Direcleur Generaal, waar op een tweede bywagt mee een houten hamer drie flagen deed op een houten blok: gelyk insgelyks gefchiedde voor Ordinaris en Oxtraordinaris Raaden, met dit onderfcheid, dat voor de eerfte twee flagen, doch voor de laatfle alleen een flag wierdc gedaan. Op het hooren dier flagen fprongen ftraks de Soldaaten voor den dag, doch de laatfie moest altoos het gelag betaalen, dewyl de bywagt, mee een lange rotting voorzien, hem dien zakelyk om de lendenen lag, en hem dus naar zich toe haalde, wordende tot die gevoelig compliment eene byzondere zoort van flag vereischt, welken de Onderofficiers op de boomen leerden. Ondertusfchen zyn diergelyke barbaarfche manieren thans geheel afgefchaft, en de Soldaaten worden nu zeer ordentelyk behandeld. De tweede gewoonte beftond hier in, dat wanneer de Generaal binnen de Kasteels poort kwam, heraus wierdt geroepen, en het volk in de wa» II. Deeu D penen  a6 BESCHRYVING van de HOOGE penen verfcheen, dikwils zonder fchoenen of kousfen, ja" zomwylen met flaapmutzen open in allerhande klederen, zo dat deeze wagt eene allerelendigfte vertooning maakte. Pasfeerde nu hier de Directeur Generaal, dan riep de bywagt , zo hard hy kon, IVagtsvolk treed op', waar op zich dit fraaye wagtsvolk in eene ry plaatfte. Kwam 'er een Raad van Indien, zo was het fein, Wagtsvolk aan de muur, wanneer zy zich op eene ry fchaarden tegen den muur der wagt, terwyl men voor een Raad van Justitie alleen riep, Rys op voor de wagt enz. Voor alle deeze aardigheden ontvingen de wagters op Nieuwjaarsdag hunne belooning: want dan zetten zich twee Sergeanten met ongedekten hoofde,' en de hoeden in de handen, buiten de Kasteels binnen poort, en een ieder, die van de Gehoorzaal afkwam , en aldaar zyn compliment van gelukwenfching had afgelegd, gaf naar maate zyner waardigheid en bezittingen. Dit ontvangen geld bragten de Onderofficiers by het commandeerend Hoofd der Militie , welke , zo men zeide, het Battaillon te voet daar voor met kousfen en fchoenen voorzag. De Gouverneur Generaal is de Prefident des Raads van Indien, en fchynt dus voor 't uitwendige niet veel meer te zeggen te hebben dan de overige Raaden. Ondertusfchen zyn 'èr byna altoos onder hen zo veele, die hem blindelings volgen, dat hy doorgaans volftrekt meester van de Stemmen is. En al heeft de Gouverneur zo veel gezags niet over de byzondere Leden, men durft hem echter zelden tegenfpreeken, dewyl hy hen op onnoemelyke wyzen zulks zou kunnen betaald zetten. Het eenige voorbeeld , dat de Raad zich tegen den Gouverneur durfde verzetten, is geweest onder den Heer Camphuis; doch met dit gevolg, dat die Generaal zich in 't geheel niet aan den Raad (toorde, en alles naar welgevallen afdeed; en toen de Raaden daar over klaagden, werden zy noch in 't ongelyk gefield door de Heeren Bewindhebbers. Behalven het recht van voorzitting in den Raad van Indien, heeft de Gouverneur noch de magt om altoos zynen zin te volgen, mits hy 'er voor aanipraakelyk blyve by de Bewindhebbers, die doorgaans den Generaal in 't gelyk Hellen, vooral zo hy een wakker en braaf Regent is, dewyl men zodanig een niet gaarne voor 't hoofd wil ftooten. Dit is dikwils zo verre gegaan, dat 'er door de Bewindhebbers kundige Directeurs Generaal en Raaden van Indie, op een bloot verzoek van den Gouverneur, zyn afgedankt. De magt des Gouverneurs gaat over alie Perzoonen die in dienst der Maatfchappye zyn , waar van men echter de Raaden van Justitie eenigzins moet uitzonderen, ftaande die, na 't jaar 17 11 , niet meer zo fterk ojider zyn gezag %h wel voor dien tyd, op welken hy vol komen meester was van hunne beflui-  OOST-INDISCHE REGEERING. &7 befluiten, terwyl de Hooge Regeering thans alleen het recht heeft van reforme en alteratie der Sentenden, kunnende echter de Raad van Justitie zyne bezwaaren daar over by de Heeren Bewindhebbers in 't Vaderland doen gelden. Geen Dienaar der Maatfchappye raag zyne waardigheid aanvaarden, of hy moet daar toe een Verlofbrief hebben van den Generaal; ook mag geen onderhoorige der Compagnie, zonder eene diergelyke toelaating, zich in den echt begeeven : dan omtrent dit laatfte is de Gouverneur wel eens bedroogen in zyn voorneemen. Dus gebeurde het onder anderen eens, dat, als de Gouverneur deeze vryheid aan zeker Perzoon weigerde, de Bruid zich met de bewyzen der huwelyks belofte by de Schepenen vervoegde, en haaren Bruidegom in fchyn aanklaagde als onwillig om te trouwen; 't welk van die uitwerking was, dat de Schepenen hem tot het trouwen verpligtten, en 't huwelyk deeden voltrekken in fpyt des Generaals, die noch werdt uitgelacchen daarenboven. Dus verre Falentyn, voor wiens rekening wy dit laaten, dewyl Lieden des kundig verzekeren, dat de Schepenen zich wel zouden wagten eene diergelyke Sententie te vellen. De Gouverneur hangt ruim zo veel af van de Staaten Generaal als van de Bewindhebbers, dewyl hy van Hunne Hoog Mog. zyn' lastbrief ontvangt, uit kragt van welken de Gouverneur Koen meermaals heeft geweigerd de bevelen der Bewindhebbers ten uitvoer te brengen, ten zy dezelve eersc door de bewilliging der Staaten Generaal wierden bekragtigd. Ten opzichte der Indiaanfche Bezittingen, is de Gouverneur,jGeneraaI van Neerlands Indien een vermogend Monarch, die Keizers en Koningen kan afzetten of aanftellen. Voorts zyn alle Particulieren van hem byna geheel afhangelyk, dewyl hy meester is van alle Bedieningen en Voordeelen. Die derhalven in zyne ongunst raakt, is een verlooren man; en daar en tegen is de gunfte des Generaals genoeg om iemand fpoedig tot den hoogften top des geluks te brengen. By het aanvaarden zyner* Hooge Waardigheid is de Gouverneur Geraal verplicht een zeer plechtigen Eed te zweeren, die, zo hy hier te lande aangefteld naar de Indien vertrekt, door hem zeiven of door een Gecommitteerden voor Han Hoog Mog. moet worden geprelteerd. Doch zo de Generaal te Batavia uit den Raad van Indien wordt gekoozen , gelyk doorgaans gebeurt, dan legt hy zyn Eed af voor de Raaden dier Hooge Vergadering, daar toe door Hun Hoog Mog. en den, Heere Erfftadhouder fpecialyk geauthorizeerd. By deezen Eed beloofd de Generaal hoofdzaakelyk. L Dat hy Hun Hoog Mog., den Erfftadhouder, en de geheele Com- D a pagnie  s§ BESCHRYVING van de HOOGE pngnie getrouw zal zyn, en alles tor het meeste openbaare voordeel bellieren. II. Dat hy, geduurende zyne Regeering, van niemand, onder zyn gebied ftaande, eenige giften of gaaven voor eenige Weldaaden of Eerampten zal aanneemen ; maar dat hy, in 't vervullen der vaceerende posten, altoos zal letten op de bekwaamfte en kundigfte voorwerpen. III. Dat hy geen byzonderen handel, hoe genoemd, zal dry ven, maar in tegendeel, volgens de daar toe leggende bevelen , alle, die zich aan die misdaad fchuldig maaken, ten ftrengften zal ftraffen. IV. Dat hy by Misfive van Bewindhebbers, ter Kamer van Zeventienen door de meerderheid ondertekend, van zynen post ontflagcn zynde, aanftonds zyne waardigheid zal afftaan, na eerst met overleg van den Raad van Indien provifioneele fchikkingen op de Regeering te hebben gemaakt, zo daar in niet door de Bewindhebbers mogt weezen voorzien. V. Dat hy den geheelen Artikelbrief en andere fchikkingen der Bewindhebbers , re«ds gemaakt of noch te maaken, ten naauwkeurigften zal onderhouden , en door zyne onderhoorigen doen onderhouden. Terwyl hy zich over 't geheel zal gedraagen, gelyk de plicht is van een getrouw Gouverneur Generaal, zonder 't zelve te laaten uit vreeze voor goed of leven, of zonder zynen dienst buiten kennisfe der Vergadering van Zeventienen te verlaaten. De Wedde vaneen Gouverneur Generaal is maandelyks veeitien honderd guldens, en ook maandelyks vier honderd guldens voor zyne tafel. Zo 'er derhalven geene geheime winften waren , zou men in deeze waardigheid weinig kunnen overgaaren. De Gemaalinne van den Gouverneur Generaal geniet ook zeer uitfteekcn«3e Eerbewyzingen : wanneer zy uitrydt, verzeilen haar twee Hellebardiers te paard, terwyl twee Loopers vooraf loopen. De Vrouwen der Raaden van Indien hebben ook twee Loopers, en de overige Gekwalificeerde één, 't welk alles gefchiedt om ongelukken voor te komen, waarom 'er ook éen zwaare boete is opgelegd op een ieder, die dit verzuimt. Dagelyks ziet Haar Hoog Ed. allerley Dames van rang, doch vooral haare goede vriendinnen, terwyl de overige voornaamelyk verfchynen op byzondere en plegtige dagen. Deeze gezelfchappen zyn ongeveer in denzelfden finaak, als hier in 'c Vaderland onder voornaame Vrouwen gebruikelyk is, met dit onderfcherd nochtans, dat een ieder fteeds. op haare plaats naar rang, en ftlevrouwe de Generaalinne boven aan zit. Volgens 's Lands gewoonte wordt de Thé toegediend door netjes gekleede Slaavinnen, op zilveren Schenkbladen , zynde de kopjes altoos gedekrmet dekzeltjes om de warmte te befeotfdca. Ten zeven uwen wordt hier gebak geprefereerd, gelyk op alle gezel-  OOST-INDISCHE REGEERING. 09 gezelfchappen van aanzien, wordende alles aangebragc door verfchillende Slaavemeïden. Zommige hebben 'er veel op te zeggen, dat men zich hier te lande door Slaavinnen laat dienen ; doch de wetten en gewoonten brengen dit mede: eene Meid uit het Vaderland komende heet zo wel Juffrouw, als haar Meesteresfe. Dus mogen ook de Heeren van de Hooge Regeering alleen Europeefche Koetziers houden, doch alle anderen moeten zich met Swarten behelpen. De naaste Perzoon in rang en waardigheid aan den Gouverneur Generaal is de Directeur Generaal der Commercie. Doorgaans is dezelve de oudfte der Raaden van Indien, of ten minflen de eerfte in rang , cn meestentyd wordt dezelve , in gevalle de Gouverneur Generaal fterfc, of te rugge geroepen wordt , in zyne plaats tot opvolger aangefleld. De post van Directeur Generaal is de lastigfle, die iemand in de Indien kan bekleeden: want op hem berust alles wat tot den handel eenige betrekking heeft. Men kan uit de pakhuizen der Compagnie, niets zonder een briefje van zyne hand verkrygen; ook kan niemand zonder zodanig eene ordonnantie op een fchip komen. Alle voorraad voor de Landvoogdyen en buiten Comptoiren moet door hem worden bezorgd, ten welken einde hy altoos een ftapel papieren ten zynen laste heefc, die hy naauwkeurig moet nazien. 's Morgens ten acht uuren ftaat het voor zyn huis al vol Schippers, Adfiftenten , Onderkooplieden, enz. om Ordonnantiën te laaten teekenen, of om Zyn Ed. te fpreeken , 't welk den geheelen voormiddag duurt, zo dat die Minister byna niet weet, wien hy eerst of laatst zal afdoen: voorts moet hy alle gewoone en buitengewoone Vergaderingen der Raaden van Indien bywoonen, en dan noch alles nazien en beftieren , wat tot het bezorgen der pakhuizen, fchepen, commisfien naar de verfchillende Gouvernementen en andere zaaken in menigte behoort. Inzonderheid loopen de bezigheden druk tegen het vertrek der fchepen naar 't Vaderland, in welken tyd zyne bezigheden dikwyls tot Mr. J. C. BI. Rader macber, J776 Jacob Petten, *777 Henrik van Stockum, 1777 Jan Henrik Pook, *777 Willem Jacob van de Graaf. *778 Directeur van Suratte 1776. Jobannes Robbert van der Burgb, 1779 Mr. Joacbim van Plettenberg, Gouverneur en Directeur van de Caap de Goede Hoop 1774- Secretnrisfen van de Hooge Regeering. Dirk Goedbloed, Eerfte j "777- Mriaan de Bock, Tweede l777° V Y F D E  T HOOGE GERECHTSHOF, ENZ. TE BATAVIA. 35 VYFDE BOEK. 'T HOOGE GERECHTSHOF en de VERDERE AANZIENLYKE COLLEGIEN te BATAVIA. Het Hooge Gerechtshof van Neérlands Indien te Batavia, is buiten twyffel aangefield, zo ras de Maatfchappye een genoegzaam aanzien in 't Oosten gekreegen had, om eene vaste en duurzaame Heerfchappye in Haare overheerde Gewesten op te richten. Het zou inmiddeis bezwaarlyk zyn den eerften oorfprong en vastftelling van dit aanzienlyk Collegie naauwkeurig te bepaalen; doch 't is zeker, dat het zelve reeds in 't jaar 1629 ongeveer op dezelfde wyze, als heden, was ingericht; dewyl in dat jaar tot Voorzitter van 't zelve wierdt aangetteld de Raad van Indien Piet er Vlak, die deeze waardigheid tot in 163^ bekleedde. De Raad van Justitie beftaat uit één Voorzitter en negen Leden: de Voorzitter is altoos een uit den Raad van Indien, doch die meestentyds in die Hooge Vergadering geen befluitende ftem heeft, terwyl de overige in rang van eikanderen verfchillen , zynde de oudfte en voor-i naamfte, Gewoone Raaden van Justitie , op welke volgen de Buitengewoone , en eindelyk de Geasfumeerde Leden. De nieuwlings aangeftelde Leden zyn zomwylen vooreerst Geasfumeerde, doch doorgaans Buitengewoone Raaden; maar worden ras tot Gewoone Raaden bevorderd , gelyk blyken kan uit de titels der Leden van dit Gerechtshof in 't jaar 1778, voor 't geweldig gefchil van 't zelve met den Raad van Indie, waar van ftraks breedvoeriger zal worden gehandeld , zynde de Hooge Gerechtsoeffening toen beftierd door de volgende Heeren. Voorzitter. De Wel Ed. Geftr. Heer en Mr. Thomas Schippers, Buitengewoon ris Raad van Indie. , , E 3 Le n „ Als mede verzoek van appoinclement by aldien de gerequireerde op Ba„ tavia of daar omtrent woonagtig is. „ Dan wel van mandament (by zo verre dezelve zig buiten Batavia en „ dit diftrift onthoud:) uit kragte van \ welke zyne parthye werde geor- „ donneert hem Requirant genoegen te geeven ofte te voldoen, en te betaalen de kosten daar omme gedaan. „ Of in cas van weigering of dilay den oppofant zy dag beteekend voor „ deezen Raade omme te zeggen de reden van dien en te aan • „ hooren zodanigen eisch en conclufie of verzoek, als de Supplianten ten „ dage dienen zal willen doen ende neemen , daar jegens te antwoorden „ en voorts te procedeeren als na regten. „ Met byvoeginge : (wanneer zulks noodig. weezen zal) van deezen 5, clauuile : , ... Als mede omme teffens re antwoorden op al zulken verzoen van proviiie, „ van kennen of ontkennen , namptisfement, decretade , authorifatie ofte l] diergelyke, als de Requirant zal vermeenen hem te competeeren. „ Tot een fecure en onvermydelyke obfervantie, waar van in den aan„ ftaande bv deezen Raade ook al verder goedgevonden en verdaan is, den " gezaamentlyken Praftizyns te recommandeeren, en zo veel des noods te „ injungeeren, van heden af aan de even voorgeftelde manier van proce" deeren, nopens alle de voor deezen Raade te doene dagementen te obferveeren, en hunne venu en cour naar even gemelde voorfchrift ftipte" lyk in te rigten, en doen Exploiéteeren, zonder zig voortaan te mogen " bedienen van eenige hier tegendrydige andere middelen of wegen van ' citatien of exploiéten, welke te doen mits deeze at teffens aan de Deurwaardersvan deezen Raade werde geinterdiceert, met ordre omme de bovengemelde appoinöementen uit handen der refpedive Praftizyns ont' faaSen hebbende, ten minden agt dagen voor den door deezen Raade " 0 „ daar  4o -'T HOOGE GERECHTSHOF, ENZ. „ daar by geprafigeerden prsecifen Regtdag te Exploicleeren, Infinueeren ,, cn Inthimeeren in de manieren forma, daar inne naar gelegentheid van „ zanken door deezen Raade voorgefchreeven ". Mies op pcene van nulliteic, en van condemnatie in de kosten der deeze contrarie ondernomene andere middelen, en wegen van citeeren en exploiéteeren. Zullende tot promptere obfervatie van het voorfz., en nirigt der voorfz. Praétizyns en Deurwaarders, mitsgaders van de verdere Suppoosten van deezen Raade, eene hier uit te formeeren bekendmaukinge op de audiëntie van de Rolte gepubliceert , en in den Blaffert geinfereert werden ; als waar door den Raad ten vollen in ftaat zal worden gefteld : Secretaris. De Commisfie onderzogt toen de bewuste papieren , doch meende de opgegeeven ftukken, omtrent de verbetering der manier van Procedeeren , eenige zaaken te hebben gevonden, die volkomene onwaarheden behelsden. Vooral meende zy, dat de Raad, fchryvendë, dat *er nu maar om de veertien dagen Rolle behoefde gehouden te worden, daar zulks weleer om de acht dagen moest gefchieden, geheel bezyden de waarheid had gefproken: gelyk ook, wanneer dezelve verzekerde, dat de Procesfen, door *t affnyden van alle onbehoorlyke uitweidingen, thans binnen 6 of 8 maanden konden worden afgedaan. Dan voornaamelyk meenden zy uit echte ftukken te kunnen toonen, dat de affnyding van ruim een derde der onkosten, gelyk de Raad van Justitie ftaande hield , geheel niet rnet de waarheid overeen kwam. Dit alles, meende de Commisfie, zou noch nader uit zekere echte ftukken, en de verfcheidene Rollen van voorige jaaren kunnen blyken ; waarom zy den Raad van Indie verzocht, haar volmagt te geeven om alle ftukken, die zy noodig hadden, uit de Secretarie van den Raad van Justitie onder Recipis te mogen lichten. Dit verzoek, en het daar op gevolgde fiat gaf aanleiding rot onaangenaamheden ; want de Raad van Justitie leverde hier over de volgende Memorie binnen. Aan Zyne Hoog Edelheid den Hoog Edelen Groot Achtbare Heere Reynier de Klerk, Gouverneur Generaal, benevens de Wel-Edele Gefirenge Heeren Raaden van Neerlandsch Indie. HOOG EDELE GROOT ACIITB. HEER! WEL-EDELE GESTRENGE HEEREN! Wy hebben behoorlyk ontfangen Uw Hoog Edelhedens Refolutie van den S September 1778, houdende bevel aan ons. Omme aan de Heeren Raaden Extraordinair van Indien Smith en Poock r tot volbrenging, van de aan hun Edelens by Refolutie van den 3 1 July bevoorens opgedraage Commisfie, onder behoorlyke quitamie ter vifie en refumptie te laaten afgeeven al zulke Procesfen, zo Civiele als Crimireele, die bereids ten definitive afgedaan, en geene verdere provocatie fubjeét zyn, en hun Edelen zullen komen te requi- reeren;  TE BATAVIA. 45 reeren; als mede de origineele Civiele, Crimineele en Request Rollen van vroegere jaaren, en die Hun Edelen ingelyks zullen noodig oordeelen. En wy hebben, na overweeging van dezelve , zo mede van zekere door den Heer Poock, aan den gefwooren Clercq ter Secretary van onzen Raade overgegeeve Notitie, waar in zyn Edele op fundament van voorfz. Refolutie komt te requireeren, als 1. Het afgedaane Proces tusfehen den Advocaat Fiscaal Van der Vorm, contra Johannes Vonk, Gedaagde. 2. Het afgedaane Proces van als vooren, contra jfoban George Daniël Hafelaar, fuppl. in cas van fubmisfie. 3. En het Proces in materie van complainfte van Manasfe Izaak de Mar, contra Maria Her e ga, Wed. de Klerk. Mitsgaders het gecommuniceerde door onzen Prsfident , behelzende; dat het voorfz. befluit van Uw Hoog Edelhedens was gearresteerd op een ingediende Memorie van de Heeren Smith en Poock, waar in haar Edeien tot fundament van de noodzaakelykheid van dit Request pofeeren: Dat haar Edelen in handen zouden hebben verfcheide Authentique Stukken, waar uit het tegendeel van des Raads folemneele verzeekering by hun Brief aan de Heeren Majores in dato den 26 December 1774 gedaan zoude fchynen geprobeerd en beweezen re worden ; En wy hebben, zeggen wy dan, na eene rype overweeging van cTir een en ander, ons in die noodzaakelykheid gevonden, van aan Hun H >og Edelhedens te moeten advifeeren, zo als dè Eere hebben met den meesten Eerbied te doen by deezen, naamentlyk, dat vermits alle orgineele en andere papieren en befcheiden tusfehen Parthyen Litiganten gewisfeld, en ten Procesfe geproduceerd, aan onze zorge en bewaring worden roevertrouwd, wy die derhalven dan ook als een Sacrum depofrttim Seponeeren moeten f en dezelve, of fchoon de questieufe zaak ook getermineerd en buiren alle provocatie gefield mogte weezen, alzo min uit onze orgineele Retroaéta geeven Kunnen. Eene drangreede, Hoog Edele Heeren! die wy op dit fubjeét meermaalen aan uw Hoog Edelhedens hebben betoogd, en die wy ook de eer gehad hebben, meer dan eens te mogen zien wettingen door onze Heeren en Meesters; wy neemen derhalven, en om de kortheid zo veel mogelyk te betragten, de vryheid, op dat zelfde venoog by deezen aan uw Hoog Edelhedens zeer reverentelyk te inhereeren, met ootmoedig verzoek dat uw Hoog Edelhedens, op fundament van dien, ons gelieven re excufeeren van de voldoening aan de voorgemelde ordre. F 3 Dan  4* T HOOGE GERECHTSHOF, ENZ. Dan dewyl wy geene de minfte zwarigheid vinden, om hec door ons bedeelde aan de Heeren Majores, naamentlyk: 1. Dat de gemaakte alteratie in de modus Procedendi in cas Civiel, by de Refolutie van den 12 Maart Anno 1767. reeds bepaald, een allezints nuttig en heilzaam oogmerk te doel heeft. 2. En dat wy het effect daar van reeds hadden ondervonden door de Confiderable vermindering zo van de Procesfen, als van de kosten derzelve; Aan een naauwkeurig onderzoek en beoordeeling van uw Hoog Edelhedens over te laaten, en ook geen oogmerk hebben, om ons dat onderzoek en oordeel door de voorfz. gemoveerde bezwaarnisfe te ontrekken; zo verzoeken wy al verder dat uw Hoog Edelhedens in fteede van deeze geordonneerde afgave zig voldaan gelieven te houden, met het geeven van vifie en refumtieten overftaan van twee Commisfarisfen uit onzen Raade geadjungeert met onzen Secretaris, het zy ter ordinaire Raadkamer, dan wel op zodanige andere bekwaame Plaatze, als Uw Hoog Edelhedens daar toe zullen komen te bepaalen, of by de Heeren Smitb en Poock zal worden verkoozen, en dat van alle zodanige Procesfen en Retroadta van onzen Raade, 'als welgemelde Heeren zullen komen te requireeren, en wy behoudens onzen pligt en zonder aan de aan ons door deeze en geene particuliere perzoonen toe vertrouwde Secretesfe te korte te doen, in ftaat zullen zyn, tot het nemen van de begeerde vifie en refumptie voor te (tellen, en als hoedanig wy by avance aanmerken, dat geenzints geconfidereerd konnen worden, die by den Heer Poock reeds gevorderde twee Crimineele Procesfen; want gelyk in het eerfte, als roulleerende over een geperpetreerd overfpel tusfehen den Geciteerde Vonk en Jobanna Geertruda de la Haye, Huisvrovw van den tans overleeden Commandeur en Opper Equipagiemeefter alhier /ifuerus van den Berg, voorkomen verfcheide zaaken en omftandigheden, dewelke zo ten aanzien van de qualiteit en hoedanigheid der by voorgemelde Egtelieden verwekte en nog in levenden lyve zynde kinderen, waar van 'er zelfs nog een hier aanweezing is, als in opzigt van hunne nog overgebleeve Moeder voornt. die reeds by uw Hoog Edelhedens na ingenomen Advys van onzen Raade gratieufelyk is ontheft van den overigen tyd, die zy volgens ons arreft, nog geconfineerd had moeten blyven, en gevolgelyk daar door thans gefield is in een (land die haar permitteert, om weder te hertrouwen, eene Secretesfe en Seponeering by onzen Raad vorderen, zo is het tweede dat op een enkel Request van fubmisfie en verhoor van den Officier is afgedaan, geën* claveerd aan een tweede proces tegens een ander perzoon, die vermits zyne aufugie, eeniglyk by contumacie heeft konnen worden gepunieerd met Ban ai  TE BATAVIA. 47 ad vitatn, en welke procedures derhalven naar onze gedagten, niet gehouden konnen worden als finaal afgedaan, en buiten verder bemoeyenisfen van den Raad gebragt te zyn. Edog ingevalle, dat het Uw Hoog Edelhedens (tegen verwagting) niet mogte behagen, aan voorfz. onze zeer reverentelyk voorgeftelde vilie en refumptie der requireerde, en by ons eenigzints bepaalde origneele Procesfen en Retroafta van onzen Raade te vaceeren , ais dan verzoeken wy te mogen voldaan met de afgave van Copia Authenticq derzelve. En nevens dit ons alternatief voorftel, het welk even zo veel, als de gevorderde afgave zal konnen contribueeren tot dat einde, waar toe het zelve gezegd wordt te moeten ftrekken, bieden wy Uw Hoog Edelhedens nog aan een Authenticq uittrekzel, zo uit onze Civiele Sententieboeken; als uit de boeken van onzen Secretaris en Sequester, door denzei ven, op ons expres Requifit overgegeeven, en door twee Commisfarisfen uit onzen Raade, daar toe benoemd, geëxamineerd, en tegens de gem. Boeken geconfronteerd, en waar uit met een opflag van een oog zal konnen worden nagegaan, niet alleen hoe veel Procesfen 'er zederc January 1764 tot ultimo December 1777 by den Raad zyn afgedaan, en hoe veel gerendeerd hebben de Declaratie van kosten in gemelden tyd opgemaakt, maar ook, hoe dat de vier vooige jaaren van 1764, 1765, 1766, 1767 door den anderen geflagen en vergeleeken wordende met de 10 aanvolgende mede door den anderen geflagen jaaren , eene vermindering in de laatfte jaaFen, na het effect: van de door ons gearresteerde alteratie in de modus Proce* dendi in cas Civiel, komt aan te toonen van 24 fluks Procesfen en Rds. 3300 aan kosten 'sjaars, het geene te zaamen inde laatlïe 10 jaaren uitleevert eene vermindering van 240 fluks Procesfen en Rds. 33004.23 aan kosten. Wy zyn hier toe eerder overgegaan, om dat deeze bereekening, waar op ons fchryven aan de Heeren Meesters Principaal is gefundeerd gewordeu, aan het begeerde onderzoek van de Heeren Smitb en Poock niet alleen veel ligt en hulp kan byzetten, maar ook voornamentlyk ftrekken zal konnen , om Uw Boog Edelhedens by provifie te doen zien, dar het onaangenaame, voor ons al vry hoonende in de Memorie ternedergeftelde, namenrlyk: dat haar Edelen verfcheide Authenticque ftukken in handen hebben , waar uit het tegendeel geprobeerd en beweezen Ichynt te worden, en dus in ftaat meenen te zyn, om ons te overtuigen dat wy onze Superieuren hebben getragt door valfehe opgaave te circumduceeren en te misleiden, juist voor zo aanneemdyk niet moet gehouden worden. En  48 'T HOOGE GERECHTSHOF, ENZ. Ende hier mede Hoog Edele Groot Agtbaare Heer, en hVei- Edele Ge ft r enge Heeren! Bidden wy God Almachtig Uw Hoog Edelhedens in eene langduurige en voorfpoedige Regeering te conferveeren. Ter Ordonnantie van dezelve. Uw Hoog Eedelhedens gantsch Dienstwillige en Getrouwe De Prasfident en Raaden van Jullitie des Casteels Batavia. (Was Geteekend) G. J. Welgevaren, Secretaris. Hoe wel de Raad van Justitie in deeze Memorie het overgeeven der origineele ftukken weigerde, wilde echter dezelve van alles behoorlyke vifie in tegenwoordigheid van Gecommitteerden verleenen, en ook authentyke Copiën bezorgen. Zo dat, volgens het uiterlyke, een ieder zou moeten befluiten, dat de Gecommitteerden'van den Raad van Indie thans genoegzaame gelegenheid hadden om alles door te zien. De Raad van Indie beichouwde inmiddels de zaak uit een geheel ander oogpunt, en begreep dezelve zodanig , dat de weigering van 't afgeeven der oorfprongelyke ftukken , als eene verregaande ongehoorzaamheid moest worden aangezien, en formeerde hier om de volgende Refolutie. ExtraB uit de Notulen van het gebefoigneerde en gerefolveerde in Raade van Indie. Maandag den 6 Oclober 1778. Onder de Heeren Leden rondgeleezen, en door den Heer GouverneurGeneraal ter dispofitie geëxhibeerd zynde een advis van den Raad van Justitie deezes Casteels de dato 23 September laastleeden, concerneerende het gedemandeerde aan gemelden Raade, by Extract uit de Notulen van den 8 derzelver maand, om aan de Heeren Raaden extraordinair Smith en Poock, onder Recipisfe af te geeven al zulke Procesfen , zo Crimineele als Civiele die bereids ten definitive afgedaan, en geen verdere provocatie fubjeft zyn, als hun Edelhedens zouden requireeren, zo mede de origineele Civiele en Crimineele Rollen van vroegere jaaren; zo is na deliberatie ver» ftaan, by het voorfz. befluit van den 8 September pasfato te perfifteeren , en den Raad van Justitie dien volgende aan te beveelen , zonder langer weigering, of eenige andere uitzondering te maaken, binnen driemaal vierentwintig uuren aan het meergemeld befluit deezer Regeering prompt te voldoen , of by onverhoopte verdere disobedientie, nominatim op te geeven, welke  TE BATAVIA. 49 welke van den Heer Prefident, Leden , of de Officieren van Justitie zig tegens deeze ordre aankanten, onder waarfchouwing, dat men die geenen die ongehoorzaam blyven , de faéto uit hunnen dienst zal ontflaan , en hunne gage en emolumenten laaten affchryven. Voottsden Raad van Justitie ter hunner narigt nog kennisfe te geeven, dat men over deeze zaak geen fchriftuuren, hoegenaamd, meer verwagten of aanneemen zal. (Was getekend) Dirk Goedbloed, Secretaris. Jan Greeve, gezw. Clercq. Daags voor het neemen deezer fterke Refolutie, werdt de Heer Prefident der Justitie Thomas Schippers verzocht, niet in de Vergadering te komen, naar dien over zaaken den Raad van Justitie betreffende zou worden gehandeld. Ook vondt de Raad van Indie teffens goed, den Heer G. J. Welgevare, reeds zederd 15 jaaren Geheimfcbryver van 't Hooge Gerechtshof, tot Secunde van Ternate te benoemen; 't geen ook tegen de voorrechten van gemelden Hove fcheen te ftryden: het zelve heeft ten minften altoos beweerd, dat geen Secretaris , of ander Minister der Justitie, zonder voorkennis van den Prefident, mag worden weggenoomen. De Raad van Justitie raadpleegde inmiddels over de gemelde Refolutie van den Raad van Indie op den 7 van Wynmaand, en befloot, eed- en plichtshalven niet te kunnen gehoorzaamen; doch deed aan die Hooge Vergadering het volgende protest ter hand ftellen. Woensdag den 8 Oclober 1778. Extraordinaire Vergadering dii Voormiddags om 9 uuren. Prefenten.' Den Wei-Edele Geftr. Heere en Mr. Thomas Schippers, Raad Extraordinair van Indie, en Prefident, benevens de Agtb. Heeren Mr. Cornelis Maas, Raad Ordinair. Mr. Jacob de Meyer, Do. Do. en proint. Advocaat Fiscaal. Mr. Johannes Gabriel van Gebren, Ordinair Raad. Mr. Jacob George van Rosfum, Ordinair Raad. Mr. Elfo Gerardus Bogaard, Ordinair Raad. Mr. Hendrik August Rosfel, geasfumeerd Lid. Mr. Cornelis Johannes Reyniers Meurs, geasfumeerd Lid, en Mr. Johannes Theodorus Visfcher van Gaasbeek , geasfumeerd Lid. Mr. Pieter Ras, prointerim Water-Fiscaal. II. Deel. G Demp-  5o 'T HOOGE GERECHTSHOF, ENZ, Dempto door Indispoiltie. Mr. Jan Cornelis Luyken-, Extraordinair Raad. Zyn gerefumeerd en na zulks gearresteerd de Refolutien , genomen in datis den 26 Aug., 9, 23, 30 September, Item 6 October 1778. Ook zyn gerefumeerd en getekend geworden, de volgende geëxten» deerde en gearresteerde Sententien: Te weeten ten lasten van Djoemat, Maria, Janjong, Alle, July, Augustus, Soekoer, Gegeer, Wauwwoe, Matoe, Goena, Boeton, Palewang, Moedik, Spadille, Bastiaanz., alle 1 6 's Heeren gevangen. Nog is gerefumeerd en gearresteerd de Sententien in cas Civiel, tus-' fcben Mochamat Nina Acbet, Impetrant van Appel, contra Rachina, Gedaagdesfe. Na refumptie is verftaan te regiftreeren, een Extract uit de Notulen van het gerefolveerde in Raade van Indie, van dato 2 hujus, hjpudende orJre wegens de affchaffing van den Keurmeester van het Beestiaal, en het branden of merken der Buffel Beesten , enz. Aan den Procureui Popkens , voor den.Curator ad lites Wannemaker , is geaccordeerd appoint. in Rauw-Aftie tegens den adfiftent Bemardus Reers, en zulks met de Claufule om te kiezen, domicilium citandi & Executandi. De Heeren geasfumeerde Leden en de prointerim Water-Fiscaal, op hun daar toe gedaane verzoek geëxcufeerd weezende, is geleezen een Extract uit de Notulen van het gerefolveerde in Raade van Indie op den 16 deezer, ten gemelden dage, des 'smiddags om 12 uuren by den Heer Prefident deezes Raads beflooten ontfangen, houdende. Waar op gedelibereerd weezende, andermaal met eenpaarigheid van ftemmen is goed gevonden, Haar Hoog Edelhedens ter zaake van het voorgemeld geëerd verbod, om geene verdere vertogen of demonftratien dien aangaande te doen , by Extract deezes eeniglyk in allen eerbied te advifeeren. Dat gemelde des Raads addres met unanime ftemmen van de Leden deezes Raads, excepto de Heeren Luyken en Ras, die door indispofitie de vergadering van dien dag niet hebben konnen bywoonen, is gearrefteerd geworden , en dat wel na een ryp overleg en eene eenpaarige fustenue, dat de naarkoming van Uw Hoog Edelhedens voorn: zeer gerefpecteerde ordre, direct aanliep tegens Eed en Pligt van den Regter: Dat zy dien onverminderd in aanfchouw neernende , Uw Hoog Edelhedens betoonde ongenoegen over des Raads gem. bezwaar en de te dugtene bedicigingen daar nevens gedaan, dit reeder poinit andermaal met alle moge-  TE BATAVIA. 5- mogelyke attentie hebben overwoogen; doch dat aan haar niets 'is te vooren gekomen, het geen flegts eenige de minfte aanleiding heeft konnen geeven, omme daar uit op maaken, dat de Raad in haare voorfz. fustenue erreerde: Dat derhalven de Raad niet uit disobedientie of onwilligheid, om aan haar Hoog Edelhedens geëerd welbehaagen te voldoen, waar tegen zy om die reede (hoewel niet dan met den uiterften Eerbied) op het kragtigfte protefteerende is, maar eenlyk en alleen uit eene overtuiging, en gegronde bedugting, dat zy anders doende, haar Eed en Pligt zoude overtreeden, andermaal met zeer veel leedweezen moet betuigen , dat zy als noch moet volharden by al het geene in meergemeld haar adres , met zo veel omzigtigheid als eerbied aan Haar Hoog Edelhedens is betoogd: Terwyl al verder is verftaan, by eene aparte Refolutie, ampel aanteekening te houden van de bygebragte redenen, en 't daar op gefon* deerde verzoek van de voorgemelde Heeren geasfumeerde Leden en Water-Fiscaal, ten einde in deezen te worden geëxcufeerd, als mede van het gecommuniceerde door den Heer Prefident en den Secretaris, aangaande alle de ontmoetingen en omftandigheden dewelke in dit zonderlinge en in geene gedenkfchriften van onze Republyk bekend gevondene geval, hebben plaats gehad, niet alleen met betrekking tot het voorfz. adres van den Raad, maar ook ten opzichte van de verkiezing van gemelden Secretaris, den welken welgemelde Haar Hoog Edelhedens, dien zeiven morgen, toen de Heer Gouverneur-Generaal zyn Wei-Edele door den gezworen Clercq van Haar Hoog Edelhedens had laaten verzoeken om zich uit de vergadering van dien dag te abfenteeren, niet alleen buiten eenige de minfte verzoek of kennisfe van dien Minister, maar ook zonder eenig vooiweeten van den Heer Prefident, en direct ftrydig met de inftructie van den Heer Gouverneur-Generaal van Indie, beraamd, hebben aangefteld tot fecundo van Ternate , zullende de gemelde fecrete Refolutie, benevens het over te gevene Extract voorn, door den Prefident en de gezaamentlyke Heeren Raaden , nevens den Secretaris worden onderteekend, ten einde het Extract met aanteekening in het hoofd, dat de gemelde geasfumeerde Leden en prointerim Water-Fiscaal op hun verzoek in deeze zyn geëxcufeerd, immediaat na het eindigen deezer Vergadering door den zeiven Secretaris aan den Heer Gouverneur-Generaal uit naam van deezen Raade te worden overgegeeven, en de Refolutie gefeponeerd te blyven onder den Heer Prefident, om te dienen daar 't behoort. Hebbende de Secretaris vervolgens gerapporteerd, dat hy het geciteer- Ga de  5» 'T HOOGE GERECHTSHOF, ENZ. de Extract, uit naam van den Raad, met een gepast Compliment den Heel Gouverneur-Generaal van Indie behoorlyk hadde overhandigd, en Hoogstdezelve hem niets anders geantwoord hadde, dan, kostelyk. Laastelyk heeft de Heer Prefident aan den Raad noch gecommuniceerd een berigt, door den Secretaris deezes Raads, ter zyner requifitie verleend; houdende eene fpecificque uittrekking uit zyne particuliere Boeken *t zedert mede September Anno 1764, tot ultimo December 1777, zynde circa 15 jaaren, raakende de daarin gevonden wordende rekeningen Courant, met de refpeéïive Praflizyns van den Raad, omtrent zyn verfchot en falaris wegens verftrekte Zegels, afgaave van Copie, Papieren, enz. aan dezelve; en waar uit voldoende confteert, dat het gemelde verfchot en falaris, voor den tyd van de eenigermaate verbeterde modus Procedendi in 1767 'sjaars heeft bedraagen Ryksdaalders 3226. 24. en dat daarentegen na dien tyd het zelve alle jaaren maar heeft gerendeerd Ryksdaalders 2776. 1. en dus jaarlyks Ryksdaalders 453. 19. minder dan bevoore-ns, of wel in 10 jaaren Ryks-, daalders 4533. 46". Waar op gedelibereerd, en door den Secretaris, op den Eed van zyn ampt, en prasfentatie van denzelven, des noodig zynde en wettig gevorderd wordende, verklaard weezende, dat gemelde fpecifique opgaave opregt was, is goed gevonden, daar van in deeze maar alleen aantekening te houden, ten blyke voor den aanftaande, en voorts het gemelde berigt te regiftreeren by de voorm. fecrete Refolutie, omme al mede onder den Heer Prefident te blyven gefeponeerd tot zodanig einde , als men zal oordeelen te behooren. De Raad van Indie liet het, nu de zaaken zo verre gekomen waren, niet by dreigen blyven, maar liet op den 9 dito de Heeren Mr. Thomas Schippers, Prefident, Mr. Gysbertus Maas, Mr. Jacob de Meyer, Mr. Johan Gabriel van Gberen, Mr. Jacob George van Resfum, en Mr. Elfo Gerardus Bogaard binnen ftaan, en maakte hen bekend, dat zy van hunne posten waren ontflagen, waar na hen de volgende Refolutie werdt medegedeeld. Extraft uit de Secreete Notulen van het Gebefotg^ «eerde en Gerefolveerde in Raade van Indie. Den 9 Oclober 1778. Is verftaan de Gage en Emolumenten van den Heer Raad Extraordinair Mr. Thomas Schippers als Prefident, en die van Mr. Gysbertus Maas% Mr. Jacob de Meyer, Mr. Johannes Gabriel van Gehren, Mr. Jacob George van Rosfum, en Mr. Elfo Gerardus Bogaard, als Ordinaire Raaden van Justitie deezes Casteels te laaten cesfeeren met den dag van heden, en  TE BATAVIA. 53 én welgemelden Heer Raad Extraordinair Mr. Thomas Schippers, tot nader order der Heeren Majores, te dellen buiten de Exercitie van zyn Ed. ampt van Prefident, mitsgaders alle de anderen uit dat van Ordinair Raad van Justitie, en Mr. Jacob de Meyer, ook tot zo lange te ontdaan van het Prointerim aan hem geconfereerde ampt van Advocaat Fiscaal van Indie. Voorts den Heer Raad Extraordinair Mr. Thomas Schippers, door den Eerden Secretaris deezer Vergadering te laaten afvraagen, of zyn Edele genegen is, nevens de ontflagen Raaden van Justitie, het continueerend Extraordinair Lid Mr. Johan Cornelis Luyken , de geasfumeerde Leden Rosfel, Visfer, Van Gaasbeek, en Meurs, item de Prointerim WaterFiscaal Mr. Pieter Ras, in de Vergadering te verfchynen, om daar het befluit, door hunne Hoog Edelhedens ten opzigte van den Raad van Justitie genomen uit den mond van den Heer Gouverneur-Generaal, in naame en van weegen de Vergadering, te hooren bekend maaken, mitsgaders den Secretaris te gelasten, om by weigering ofin cas van Indispofuie van welgemelden Heer Schippers, als dan van zyn Edele uit naam van den Meer Gouverneur-Generaal, en de Heeren Leden deezer Regeering af te vorderen de Zegels van den Raad van Justitie, de Sleutels van de fecreete Kas en de Borgtogten, om door den Heer Gouverneur-Generaal weder ter hand ge-, fteld te worden aan den nieuwen Heer Prefident van Justitie. (Was getekend) Dirk Goedbloed, Secretaris. Ontfangen van den Wel-Edelen Geflrengen Heer Mr. Thomas Schippers, ingevolge de voorendaande ordre hunner Hoog Edelhedens, het groot Zegel van den Raad van Justitie, het kleine Zegel van welgemelden Raade, de Sleutels van de fecreete Kas, en vyf Borgtogten. (Was getekend) G. J. fVelgevaare, Secretaris. Vervolgens werden by voorraad tot Prefident aangedeld de Raad van Indien Mr. Poock, en tot Leden, de Heeren Vermeulen, Severin, Bloem en Jan Willem Hendrik van Rosfum. Zo ras de tyding deezer aanmerkelyke gebeurtenis hier te lande was aangekomen , gaf dezelve den Heeren Bewindhebberen aanleiding tot veelerleye Raadpleegingen. Hoedanig de inhoud hunner beduiten hier omtrent geweest zy , is tot hier toe niet volkomen bekend geworden: alleenlyk weet men, dat de geweldige maatregelen door de Raaden van Indie genomen, zyn afgekeurd, en hunne Refolutie ten nadeele der afgedankte Raaden van Justitie vernietigd: dat volgens de meening der Kamer van Zeventienen, de Heeren Raaden van Justitie beter zouden hebben gedaan eene kwaade order G 3 te  54 T HOOGE GERECHTSHOF, ENZ. te gehoorzaamen, dan den Rechterftoel te verhaten: dat eindelyk de afgedankte Raaden van Justitie volkomen in hunne waardigheden zyn herfteld, met genot van de Tractamenten , zedert het ftilftaan hunner Bedieningen loopende. Na het Hooge Gerechtshof te Batavia volgt in rang de Bank van Schepenen , die één Gewoonen Raad van Indien tot Voorzitter, één Ondervoorzitter en zeven Leden heeft. In 't jaar 1779 beftond dit Collegie uit de volgende Heeren: De Edele Heer J. C. M. Radermacher, Prefident 1777 Jan Hendrik Wiegerman, vice Prefident 1774 Mr. Flor is van Styrum - - Sirardus Bartlo - - - - -1774 Ca sparus Hartman - • - - «778 Hans Hendrik Hugo - - - - 1776 Jan Hendrik Harringa - • - ï779 Jean Dat - - • - l?7? Jan Jacob Svoanevelder - 5 s *777 Bailliuw. David Julius van Aitsma - - - 1776* Drosfaard der Bacaviafche Ommelanden. Mr. Egbert Blomhert - * '779 Secretaris. Daniël Adriaan Beekman - - 1776 De vice Prefident en vier der Leden worden doorgaans uit den Burgerftand en de drie overige uit de Dienaaren der Compagnie genomen. Dit Collegie behandelt alle Gerechtszaaken, de Burgerye van Batavia betreffende , gelyk ook alle Schulden boven de 80 of 100 Ryksdaalders: ook kan men niet tot de Bank van Schepenen appelleeren , dan om hooger fommmen; doch buiten appel worden door hen alle zaaken van 50 Ryksdaalders afgedaan. De Schepenen bezorgen voorts alles wat tot het welzyn der Burgerye betrekking heeft, en kiezen op den eerllen van Grasmaand de Directeuren van verfcheiden openbaare Gedichten : zo dat zy in alles teffens den post van Burgemeesteren waarneemen. . De Schepenen van Batavia worden jaarlyks uit een dubbbeld getal gekoozen door den Raad van Indie op den 30 van Bloeymaand, zynde de dag op welken de gedagtenis der grondvestinge van Batavia wordt gevierd. In den namiddag van dien dag worden de nieuwe Schepenen in dienst gefield, of de oude, gelyk doorgaans gebeurt, in hunne posten gecontinueerd , die dan  TE BATAVIA. 55 dan gewoonlyk op Maandag , Woensdag en Vrydag , *s morgens ten 9 uuren, vergaderen.. De Schepenen Rechten de Stedelingen, die lyfftraffelyke misdaaden hebben gepleegd, te hals en te hoofde, en voltrekken hunne Vonnisfen voor het Stadshuis op een ten dien einde opgeflagen fchavot; hebbende inmiddels de verweezene het recht van Appel tot den Raad van Justitie. De Leden deezer Vergadering, die Burgers zyn, trekken jaarlyks 4 o Ryksdaalders mantelgeld, en voorts maandelyks 30 of 40 Ryksdaalders aan buitenvoordeelen. Hun Geheimfchryver heeft een fchoon en voordeelig ampt, dat jaarlyks 5 of 6000 Ryksdaalders kan opbrengen. De Posten van Bailliuw en Landdrost zyn ook zeer aanzienlyk en voordeelig \ hebbende de aatfte ook onder zich een Geweldigen en acht of tien Dienaaren. Na de Schepenen volgt in waardigheid het Collegie der Heeren Weesmeesteren , 't welk insgelyks één Raad van Indie tot Voorzitter heeft, één Ondervoorzitter uit den Burgerftand en vyf Leden, die gedeeltelyk uit den Burgerftand, en gedeeltelyk uit de Dienaaren der Compagnie worden gekoo. zen. Voorts heeft dit Collegie een Geheimfchryver, wiens post een der besten is van geheel Batavia. Jaarlyks worden de Heeren Weesmeesters gecontinueerd of veranderd op den 3 1 van Bloeimaand of ook wel op den 6 van Zomermaand. Der Heeren Weesmeesteren zorge gaat alleen over de zaaken van Weezen, wordende alle derzelver goederen onder hun beftier gefteld, dewyl men in de Indien geen Voogden gebruikt : de bezittingen deezer onmondige perzoonen zyn hier zeer veilig, en jaarlyks wordt hen 4 en een half per cent tot inkomen uitgedeeld. Deeze post is derhalven zeer werkelyk en van groot belang, doch teffens ook voordeelig , dewyl ieder Lid jaarlyks 5 of 600 Ryksdaalders aan voordeden kan maaken. In 't jaar 1779 zaten in 't Collegie van Weesmeesteren de volgende Heeren , De Edele Heer David Joban Smitb, Prefident 1779 Jan Fredrik Freefe, vice Prefident - 1778 Jobannes Wasfenberg ■- - - 1778 Evoaldus Rynvaan - - - - 1778 Piet er Anneas de Win - - - 3778 Johannes David Jaquet - - ■ 1779 David Bylon - - s l779 Secretaris. Hendrik Nicolaas la Clé - - - '777 De volgende Vergadering is die der Heeren Heemraaden , die, behalven den Voorsitter uit den Raad van Indie, één Ondervoorzitter, (zynde de  5(5 T HOOÖE GERECHTSHOF, ENZ. de Landdrost) zeven Leden en één Geheimfchryver heeft. De magt van den Landdrost is zeer aanzienlyk, in rang is hy boven den Water Fiscaal, en woont doorgaans buiten de Stad, alwaar hy door zyn Geweldigen en Dienaars de openbaare veiligheid handhaaft. De Vergadering zelve is ingetteld op den 13 van Wynmaand 1679, en houdt haare zaamenkomfien in 't huis van wylen den Gouverneur Generaal Fan Goens, ten dien einde door de Hooge Regeering gekogt in 't jaar 169a voor 3700 Ryksdaalders. De Heemraaden hebben het opzicht over de wegen, rivieren, bruggen, befchoeijingen, enz. Onder hun gezag ftaan ook de verhuurders van rydtuigen, en door hen worden de penningen ontvangen, die deeze lieden, gelyk ook de Dienaaren der Compagnie, en de Burgers van Batavia moeten geeven voor de vryheid om rydtuigen te houden, welke penningen jaarlyks eene groote zomme beloopen. Een Raad van Justitie, by voorbeeld, die een wagen wil houden, moet voor zyn hoofd jaarlyks betaalen 40 Ryksdaalders , en voor de geringde zoort van inwooners beloopt deeze zomme tot 300 Ryksdaalders. Deeze Heeren hebben ook het gebied over de zogenoemde Bandongans, die het water affchutten om het over de rystvelden te doen loopen: die werktuigen worden een voor een vanboven afgeflooten, en zulks mag voor ieder niet langer dan twee maal vier-en-twintig uuren duu* ren. De Heemraaden doen ook ter eerder aanfpraak af alle verfchillen over de landsfcheidingen, van waar dezelve, zo de partyen niet voldaan zyn, worden geranvojeerd naar de Hooge Regeering. Eenige jaaren geleden heeft de Hooge Regeering twee Commisfarisfen gedeld over de Bovenlanden, welke waardigheid thans wordt bekleed door de Ed. Heeren Raaden van Indie Cr aan en Radermacher. Dan, hoe verre zich 't gezach dier Heeren uitdrekt, kunnen wy tot hier toe met geene genoegzaame zekerheid bepaalen. Het Collegie der Heeren Heemraaden bedond in 't jaar 1779 uit de volgende Heeren, De Edele Heer Hendrik Breton, Prefident - 1776 IVlr. Egbert Blomkert, vice Prefident - - 1779 Jan van de Polder - - - •■ 177 2 Cornelis de Keizer - * - ; '773 Willem Fincent Helvetius van Riemtdyk - *776 Charles Louis Colmond - - - - : l77% Jan Andris Duurkoop - - - - *77% Hendrik Braures - - " - - 177 8 Pist er Jofeph de Fienne - - j 1779 Secretaris. Mar ten Cornelis Weyerman 5 rd op bevel des Keizers zei ven ware volbragt. De K< i/er van Mataram was met die alles noch niet voldaan, maar ondernam in 't volgend.' jaar al wederom het werk, dat hy had moeten laaten fteeken. Dan om hier in gelukkiger te fhagen , zond hy van Tagal, §en zekeren JVarga nut een brief van den Temangong van Tagal, waar in de Keizer om Vreede verzogt, onder voo.-wendzel, dat de begaane vyan V.ykheden alleen waren gepleegd door ophitzmg van Boeraska, die den Keizer door verfcheide leugenachtige , doch thans ontdekte berichten had opgehitst: waarom hy nu om vernieuwing van vriendfehap cn een vryen handel voor 's Keizers Onderdaanen verzocht. De Hollandfche Regeering begreep üchtelyk, dat 'er onder deeze betuigingen van vriendfehap wederom een nieuw verraad fchuilde; doch Hond echter den Vreede t03, hoewel met oogmerk om naauw acht te neemen op alle beweeg'ngen des Keizers, ten einde zyne waare oogmerken te ontdekken. De Mataramfche Afgezant hield zich ondertusfchen zeer wel te vreeden, en vertrok wederom naar Tagal, onder anderen roemende, dat zyn Heer de Temangong van Tagal, nu een der vier Opperfte Strandheeren geworden , wel zorge zou draagen, dat de vriendfehap beter onderhouden wierdt dan voor deezen. Edoch, men ontdekte fpoedig, dat de laatfte belegering voornaamelyk mislukt was, dewyl de belegeraars met geene mogelykheid een genoegzaamen voorraad van ryst konden aanvoeren; dat zy dezelve ook nooit met goed gevolg zouden kunnen onderneemen , zo zy niet in ftaat waren om hun' leeftocht vooraf over zee naar Tagal en de nabuurige plaatzen te brengen, van waar zy dezelve meest te water naar hun Leger voor Batavia konden overvoeren. Naauwlyks was ook [Varga vertrokken, of de Chineezen, die zeer loos zyn in 't befpieden van vyandelyke aanfbgen, befpeurden , dat men met praauwen allerley voorraad van mondkost naar Tagal, Tamarang en de verdere naby gelegen plaatzen voerde, waar door de gegronde vreeze der Regeering niet weinig werdt bevestigd; hoewel men echter met geen zekerheid kon ontdekken, of de oorlogstoerustingen, tegen Batavia, tegen Bantam, of ook tegen die van Sammarang, welke van den Keizer waren afgevallen , dienen zouden. De Gouverneur Koen dagt ondertusfchen , dat niets noodiger was dan den vyand in zyne oogmerken voor te komen, en zond hierom de jachten Heusden cn Tajoran naar Japara om naauwkeurig te verneemen, of ook ergens ryst en andere behoeften wierden verzameld. Deeze fchepen te Tagal komende, vonden daar een onmectelyken voorraad van ongepelde ryst; doch  64 DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN , ENZ. doch de Capiteinen hielden zich, als of zy nergens van wisten, en zeilden al verder Oostwaards, na bericht hunner ontdekkinge aan den Generaal te hebben gezonden; ondertusfchen konden zy, uit al wat zy zagen, niet twyrfeien, of men had te Batavia eene nieuwe belegering te verwagten. Gelukkiglyk ontdekte men hier met meerder zekerheid, uit eenige getrouwe javaanen, dat de Keizer wel degelyk de Stad zou befpringen, en dat men vooraf noch eene geveinsde Ambasfade van VVarga met verfcheide praauwen te wagten had. Deeze kwam ook werkelyk op den 2 o van Zomermaand met 1 3 praauwen te Batavia opdaagen , maar liep leelyk in de knip; wanc naauwelyks was hy aan land geftapt, of hy wierdt op last des Raads van Indien op eene behendige wyze gevat. Op den 24 ondervraagde men hem, en dewyl hy wel befpeurde, dat de zaak ontdekt was, beleed hy alles, dat men wilde weeten, en daar door bekwam men een naauwkeurig bericht van de Hoofden en fterkte des Legers, gelyk ook van den krygsvoorraad, het gefchut, enz. De voornaame hoofdzaak was nu den verzamelden voorraad des vyands in Tagal en daaromtrent te vernielen; want zo men dit kon doen, was het zeker, dat dc- belegering flegts kort van duur zou zyn. Spoedig werden 'er derhalven fchepen naar Tagal gezonden, die zonder verder onderzoek de plaats aantasteden, dezelve overweldigden, en 400 huizen met een onmeetelyken voorraad van ryst verbrandden. Een ander gewapend fchip vernielde een ander groot rcagazyn te Sabang, naby Tfieribon, en nam veele praauwen weg; ook werden de monden der Rivieren van Karawang enz., langs welke de fchepen naar het Leger moesten komen, zo wel bezet, dat 'er niemand door kon; desniettegenftaande bleef de Keizer in zyn voorneemen om Batavia te belegeren volharden. De Stad zelve werdt ook merkelyk fterker gemaakt, dewyl men een zeer verwoeden aanval vreesde: hierom werden 'er verfcheiden batteryen en nieuwe houten bolwerken tusfehen de oude in gemaakt, en de bolwerken zelve zo veel mogelyk door gordynen aan eikanderen geflooten, die, hoewel uit enkel Kokoshout gemaakt, echter genoeg in ftaat waren om deezen weinig ervarenen vyand het hoofd te bieden.' Op den 20 van Oogstmaand ontving men te Batavia tyding, dat het vyandelyk Leger over de Rivier van Karavang was getrokken, en op den 22 zag men reeds veertig hunner ruitesen voor de Stad , die een' aanval deeden op de Koebeesten der Compagnie , welke aldaar liepen, entegen het einde der maand was de Stad aan den landkant omringd door een groot Leger, doch 't welk toen reeds gebrek aan leeftochc had. Op den  TE BATAVIA» 65 «Ten vierden van Herfstmaand begonnen zy hunne werken, 't geen nochthans bezwaarlyk toeging, dewyl de Hollanders het meeste houtwerk in voorraad hadden afgehakt; zy naderden echter op den 7 in den nacht tot op een pistoolfchoot van het bolwerk Hollandia ; doch met den dag deeden 100 man der bezetting een' uitval, en hadden het geluk, na het verdryven der vyanden, hunne werken te verbranden, gelyk in 't vervolg byna dagelyks gebeurde: dus vorderden zy weinig, verrnielende de dappere uitvallers doorgaans by dag, 't geen de belegeraars by nacht gemaakt hadden. Het gantfche Leger had ondertusfchen gebrek aan eetwaaren, en zelfs ftierven de meeste paarden en buffels van honger, 't geen de onderneemingen der vyanden in 't aanvoeren van gefchut en pakkadie niet weinig vertraagde. De nacht van den twintigften was voor de belegerden en voor de geheele Maatfchappye zeer droevig: want in denzelven verlooren zy onverwagt den dapperen Generaal Koen, die aan de gevolgen eener langduurige loopziekte kwam te derven. Z. H. Ed. had al lang aan die kwaal gezukkeld, zonder echter zo veel te verzwakken, dat hy zyn einde zo naby rekende, en was noch dien avond, zo het fcheen, gezond aan tafel geweest. Zyn lyk werdt op den 12 met veel pracht ter aarde befteld, en teffens alle ftukken kanon afgefchooten , die maar eenigzins den vyand konden hinderen. De Stad, dus zonder hoofd zynde, ontving ras een nieuwen Bevelhebber: want op den 23 kwam aldaar ter rhede de Heer J. Spex, Raad Ordinair van Neerlands Indie, met zyne Vrouw en Zuster. Als de eerfte in rang werdt hy aanftonds tot Opperlandvoogd aangefteld, tot dat de Heeren Bewindhebbers dienaangaande nader zouden hebben beflooten, en had het geluk deeze belegering voorfpoedig te doen opbreeken. De hevigfte aanval van allen was ondertusfchen voorgevallen in den nacht van 's Heeren Koens overlyden, wanneer de Javaanen op eene verwoede wyze een' aanval waagden op een klein houten werkje, Maagdelyns Sterkte genoemd, aan den uiterften hoek der Stad, alwaar eene bezetting lag van alleen 1 6 man. Deeze verweerden zich eerst dapper, tot dat al hun kruid verfchooten was, en ook toen verdeedigden zy zich met het werpen van pannen en fteenen ; doch kreegen het echter te kwaad, en zouden hebben moeten bezwyken, zo niet een hunner den inval gekreegen had om de aanvallers met zeer ongewoone wapenen te beftryden : want zich herrinnerende , dat de Javaanen , als yverige navolgers van Mahomed , zeer bevreesd zyn vooral wat onrein genoemd wordt, liep na de beste kamer, en bemorfte de naast by zyndè Javaanen met eene goede dofis menfehendreki waar op II. Deel. 1 zy,  66 DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. zy , onder veel fcheldwoorden , verfchrikt, het haazepad koozen; te meer, dewyl 'er teffens een gedeelte der bezetting aanrukte om de afi gefneedene te komen verlosfen. Deeze en zoortgelyke ontmoetingen deeden dén vyand, die byna uitgehongerd was, eindelyk befluiten , dat 'er niets voor hem te winnen; viel^ waarom het vyandelyk Leger, 't welk ruim iooooo man fterk was geweest, op den eerden van Slachtmaand, zyne legerplaats in brand dak, en door eene verhaaste vlucht verdween r want toen de Ruitery der bezetting in den morgemyd uittrok om te zien, waar de vyand geblee» ven was, vonden zy niets dan 7 of 800 lyken van door de Javaanen zelve vermoordde en in ryen en gelederen gelegde perzoonen , waarfchynlyk van zieken , die zy gedacht hadden niet met zich te kunnen voeren. Gering was het verlies der Maatfchappye by deeze gelegenheid: want geduurende de geheele belegering fneuvelden 'er maar 10 of 1 p Nederlanders en 7 of 8 Indiaanen. Daar tegen meent men, dat 'er van het Keizerlyk Leger byna de helft was omgekomen, meest uit honger , gelyk uit het groot getal der achtergelaatene wapenen en krisfen fcheen te blyken. Veele hunner dooden vond men in de Rivier, die zy boven de Stad hadden toegedamd, achter het paalwerk gefmeeten, met oogmerk om het water dus onbruikbaar te maaken ; hier door hadden zy de Hollanders in 't eerst ook al zeer verlegen gemaakt , hoewel hunne vrees fchielyk verdween, toen zy zagen, dat de door hen gegraavene putten zeer goed en gezond water uitleverden. In 't jaar 1 63 1 fchynr deeze Keizer wederom lust gehad te hebben om. Batavia noch eens te belegeren; maar de Hooge Regeering nam haare maatregels zo zeker, dathy zyn voorneemen ftaakte, en de Maatfchappy in.rust liet geduurende het overfchot zyns levens, 't welk na eene 81 jaarige Regeering een einde nam in 't jaar 1-64-5. De woedende aanvallen der Javaanen en derzelver ongelukkige uitkomstr worden zeer fraay befchreeven door den Heer De Marre in zyn Batavia pag. 34. 't Geheele Java ftaat alom in rep- en roer Een fhoode Keizer, die uw'ondergang bezwoer,. Wil u, o Maatfchappy! den wreeden doodfteek geeven.. Daar dreigt, daar valt hy aan,, door moordzucht aangedreeven,, Gelyk een Leeuw, die, dol van honger,, gantsch verwoed,. Een Reiziger befpringt, en dorft naar menfehenbloed : Daar brandt hy op uw Erf; daar kluistert hy de firoomen; Weérftaat den vraterloop door ingeheide btoinen;. Werpt  TE BATAVIA. 6? Werpt dyk en dammen op; ja ftrooit vergif in 't nat, 't Geen door het heiloos bloed der muiteren befpat, En walgend van den ftank der ingezwolgen lyken, Beangftigd naar zyn bron te rugge fchynt te wyken. 'k Zie hoe de Batavier door felgetergden fpyt Den vyand dompelt in dat doodlyk Akonyt; Ontaarde Volken door 't vernielend ftaal doet fneuvlen. 'k Zie 't veld met bloed befpat; affchuwelyke heuvlen Van dooden, die het vuur van een verwoede pest Ontvonken in den kring van uw benepen Vest. Wat 's dit—P Juich Maatfchappy! ik zie uw Vyand vluchtan; Ik zie hem om 't verlies van zyne heirmagt zuchten. ' Gy zyt verlost! Het land, den flank der muuren zat, Dampt nieuwe geuren, tot verkwikking van de Stad: De Stroom bruischt weer naar Zee, wenschtindie zuivre plasfen, De Schandvlek van haar rug voor eeuwig af te wasfehen: Uw Hoofdftad juicht van vreugd, en ftaat, na deezen flag, De kruin te heffen in een aangenaamer dag. Het overfchot der Regeering van den Heer Spex was zeer vreedzaam, Jjvaar door hy goede gelegenheid had om den handel der Maatfchappye uic te breiden, en door eenige Verbonden met de Indiaanfche Vorften verder te bevestigen. Ondertusfchen werdt hy in 1732 door de Heeren Bewindhebbers te rug geroepen naar 't Vaderland, alwaar hy zyne overige dagen in ruste eindigde. Zyn Opvolger was de Heer H. Brouwer, een man van beproefde kundigheden, die reeds in 1613 eene vloot had gebooden, en thans Bewindhebber der Compagnie was ter Kamer van Amfterdam. Deeze Landvoogd wilde zyne waardigheid alleen aanneemen voor den tyd van drie jaaren, en keerde te rug in 1636, na eene korte doch gelukkige Regeering, geduurende welke, behalven den bloeijenden koophandel , niets van belang in de Indien voorviel. De*Heer Anthony van Diemen kwam toen aan het bewind, en begaf zich met eene vloot van zeventien fchepen naar Amboina, alwaar geduurig onrust werdt geftookt door de konftenaryen der Ternaatfche Stedehouders, welke hy ten minften voor een tyd tot reden bracht. Ondertusfchen vorderden de Ceylonfche zaaken het grootfte deel der magt en des beleids van den Generaal; dewyl de Ceylonfche Keizer den byftand der Maatfchappye ver- I a zocht  63 DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. zocht tegen de Portugeezen, die hem te magtig en de meesters waren der beste havenen van dit vruchtbaar Ryk, 't welk overvloeit in.allerhande kostelyke voortbiengfelen , en voornaamelyk in Kaneel. Kort na hunne eerftetogten in de Indien hadden de Portugeezen zich hier gevestigd, en breidden hunne magt fteeds zodanig uit, dat de Inboorlingen, voor eene overheerfching bedugt, zich ernftig tegen hen begonnen te verzetten. De Ceylonfche Keyzer nam ten dien einde zyne toevlucht tot de Hollandfche Natie , de eenigfte van welke hy een genoegzaamen onderftand tegen de Portugeezen kón verwagten; ook was der Maatfchappye niets aangenaamer dan den Vorst tegen zyne onverzoenbaare vyanden by te ftaan,. om daar door teffens haare vyanden te vernederen, en den voordeeligen Ceylonfchen handel aan zich te trekken. Men zond derhalven den Admiraal fVesterveld met eene kleine vloot om de Portugeefche Armade voor Baticalo aan te tasten, die volkomen aan het oogmerk voldeed, en de vyandelyke vloot, fchoon dezelve veel fterker, zwaarder van fchepen en beter bemand was, meE veel verlies op de vlucht dreef: hier op bezweek de vesting Baticalo ras voor de Hollandfche wapenen, en men floot een allervoordeeligst verbond van koophandel met den Keizer, 't welk noch door het inneemen van verfcheiden. gewigtige Portugeefche plaatzen werdt gevolgd 't Is Candy dat u roept; verlos het uit zyn banden. De Vorft fielt zyn Gebied-, zyn Rykskroon in uw handen^ Verdryf den Lufitaan, die 's Lands gezag verdrukt. Gy zult Maar zie ik niet uw kielen heengerukt? Gewis, zy ftryken voort met uitgefpreide vleuglen. Dankrygt uw Krygsheir werk,, en zal Tyrannen teuglen Het dondert in de lucht, het blikfemt op het ftrand;. 'k Zie gantfche vlooten door 't verflindend vuur in brand, De kust geveiiigd van die booze rustverftoorders; De wraak verplet de kruin van fnoode Vorftenmoorders.. De kust van Ceylon rookt door 't uitgeftorte bloed;. De Steden bukken, daar het heldenlemmer woedt; Deblydfchap huppelt langs de Candiaafche.wegen; De Cingalees herleeft, fmelt, juichende om dien zegen, Zyn magt en d' uwe door een koop verbond'tot een, En 's vyands vestingen zyn nu uw krygstropheen. De Mar re Batavia pag. 37-. De  TE BATAVIA. 69 De volgende gewigtige gebeurtenis onder den Generaal Van Dlemen was de verovering der Stad Malacca, die na eene hardnekkige verdeediging g.e-« dwongen werdt tot de overgaave, omtrent het midden van Louwmaand des jaars 16-41, onder bevel van den Capcein Caartekoe; ja zelfs zou men Goa toen hebben kunnen veroveren, indien niet de Maatfchappy uit Staatkundige oogmerken beter had gedagt, deeze Stad in handen der Portugeezen te laaten. In 't jaar 1644 namen eindelyk de verfchillen in Amboina een einde, naardien de meeste hoofden der zamenzweering gevat en ter dood wierden gebragt. De Stad Batavia zelve was ondertusfchen door den uitgebreiden handel ongevoelig in uitgedrektheid en bevolking aangegroeid, en werdt thans met veele zo openbaare als byzondere gebouwen verfierd, onder welke eerfte voornaamelyk in aanmerking komen de Groote Kruiskerk van Batavia en de Kerk des Kasteels. Men begon deeze dichting in 't jaar 1640, en een ieder was verpligt eene maand gagie daar toe te betaalen; terwyl de Gouverneur zelve, na zyn overlyden, eene gifte van tachtig duizend guldens befprak, om daar uit eene nieuwe Kerk. te dichten. Van Diemen was het ook, die de eerde hand floeg aan de verzameling der Statuten van Batavia, een werk, 't welk den inhoud bevat der Raadsbefluiten zyner Voorzaaten, en naderhand door den Heer Gouverneur Maarzinker vervolgd, noch heden tot een rigtfnoer verftrekt voor alle de Indifche Geregtshoven der Maatfchappye. Na al deezen volbragten. arbeid ver • zogt Van Dieman zyn ontflag, 't welk hem, zeer tegen den zinder Regee* ring, werdt toegedaan ; doch Zyn Ed. kwam kort daar op te overlyden, en. werdt. in zyne nieuw gedigte Kerk begraaven in 't jaar 1 645. Op aanbeveeling des Heeren Van- Diemen, aan de Hooge Regeering in 'c Vaderland by zyn leven gedaan, werdt de Heer Cornelis van der Lyn aan 't hoog bewind geplaatst, 't geen hy echter niet lang bekleedde; dewyl de Heeren Bewindhebbers goedvonden hem in 't jaar 1650 te- rug te roepen,, teffens met den Heer Frans Caron , Directeur Generaal der Commercie. Dè voornaamde gebeurtenis zyner Regeering was een verbond van vriendfehap met den Keizer van Mataram Soufouhounan Ingalaga, den zoon en opvolger van dien Vorst, welke Batavia tot twee reizen had belegerd. Deeze jonge Vorst was zeer voorfpoedig in den oorlog geweest tegen zyne nabuuren, en bad de Staaten van Damak, Cadiri, Balamboang-, enz. onder zyne gehoorzaamheid gebragt. Ten opzichte der Maatfchappye volgde, hy ondertusfchen geheel andere maatregelen dan zyn Vader, en zogt derzelver vriendfehap, haar den vreede aanbiedende, hoewel onder L 3. voor.-  7o DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. voorwaarde, dat zy met die van Bantam zou breeken. De Bataviafche Hooge Regeering zond ten dien einde de Heeren JVonderer en Barendszoon op den 8 van Grasmaand des jaars 1646 naar Mataram in Gezantfchap, alwaar zy zeer minzaam ontvangen werden, en een verbond van vreede en vriendfehap maakten, 't welk naderhand te Batavia in Herfstmaand deezes jaars werdt voltrokken, en van den volgenden inhoud was. I. De Maatfchappy verbindt zich jaarlyks aan den Keizer kennis té geeven van alle fraaye ftoffen en zeldzaamheden, die uit Europa naar Batavia worden overgebragt, en teffens een Gezantfchap aan Z. M. te zenden. II. Indien Z. M. eenige Priesters of andere Perzoonen naar afgelegene Gewesten wil zenden, dan zal de Maatfchappye verpligt zyn, dezelve met haare fchepen over te voeren. III. Alle Javaanen, die onderdaanen van den Keizer zyn, en in de voorige onlusten gevangen gemaakt noch te Batavia in hechtenis zyn, zullen aanftonds in vryheid worden gefield. IV. Alle voorvluchtige Schuldenaars of Misdaadigers zullen van weerskanten op de eerfte opeifching worden overgeleverd. V. Tegen een gemeenen vyand zal men verpligt zyn eikanderen by te ftaan. VI. De Onderdaanen des Javaanfchen Keizers zullen onbelemmerd mogen vaaren met hunne fchepen , werwaards het hun behaagt, uitgezonderd miar de Speceryeilanden, gelyk ook niet naar of voorby Malacca zonder Hollandfche Paspoorten , welke zy te Batavia moeten vraagen. De vreede dus geflooten zynde, had men geduurende de Regeering deezes Keizers niets met hem te doen. Ook was hy in de onmogelykheid van , al had hy gewild, iets tegen de Maatfchappye te onderneemen; naardien hy ras de handen vol werks kreeg door eene reeks van binnenlandfche onlusten. Door de inhaaligheid en hoogmoed van eenige onzer Opperhoofden wai men op Ceylon ook wederom in onmin geraakt met den magtigen Raja Singa; dan het gelukte den fchranderen J. Maatzuiker in 't jaar 1646 den Vorst door geduld en vriendelyke voorftellingen zodanig te bevreedigen, dat hy een nieuw verbond floot met de Maatfchappye. In 't laatst der Regeering van den Heer Van der Lyn vielen 'er ook gewigtige gebeurtenisfen voor op Amboina , ter oorzaake van het affterven des Capitcins van Hitou, welk groot Landfchap tot hier toe geregeerd werdt door een Nationaalen Capitein, benevens vier andere Volkshoofden. De Gouverneur Demmer waagde het by die gelegenheid deezen nationaalen Raad te  TE BATAVIA. 71 re vernietigen, en daar en tegen de Maatfchappye voor Souverein deezer geheele kust te verklaaren. Dan deeze ftap mishaagde aan de Inboorlingen, en verwekte een zwaaren opftand, aan welks hoofd zich plaatlle een der voornaamfte Amboinfche Edelen Toulvucabefi', die echter, na een hardnekkigen tegenftand, gedwongen werdt zich over te geeven v wanneer hy door zyne overwinnaars ter dood werdt veroordeeld, fchoon men hem niets kon te last leggen , dan dat hy de wapenen had opgevat om de natuurlyke rechten zyns Vaderlands tegen eene onrechtmaatige overheerfching te verdeedigen. Na het te rug roepen van Van der Lyn werdt tot Gouverneur Generaal aangefteld de Heer Carel Reiniersz., onder wiens Regeering verfcheiden ge» wigtige gebeurtenisfen voorvielen. Een der voornaamfte was een geweldige opftand op Ternate, waar by zich noch voegde die van Madjira, Onderkoning op Amboina. De Gouverneur zond fpoedig den Heer Vlaming met eene aanzienlyke Vloot derwaards, die meerendeels de rust op Ternate herftelde, en met den Koning de volgende overeenkomst floot op den 3 1 van Louwmaand 165.2. I. Dat alle Nagelboomen op het Eiland Ternate en Amboina zouden werden om verre gehouwen. II. Dat men tot eene vergoeding van fchade jaarlyks aan den Koning, zou betaalen ƒ 24000, aan zyn Broeder Calamatta ƒ 1000, en aan de overige Grooten te zaamen ƒ3000, zo lang zy alle- aan de Maatfchappy getrouw zouden blyven. III. Dat 'er in 't vervolg geen Stadhouder des Konings van Ternate op Amboina zou zyn. Na deeze gewigtige overeenkomst fpoedde zich Vlaming naar Amboina r om daar de zaaken insgelyks op een vasten voet te brengen; 't geen hem , na het ftraffen van eenige opperhoofden der muitelingen, gemakkelyk gelukte. Nu zie ik Amboin door dien vellen, gloed ontfteeken, ' Den dollen kryg verwoed uit's afgronds kerker breeken> De Landftreek zetten in een doodelyke fchrik -T Teinate muiten in dat haatlyk oogenblik. De Marre Batavia pag.. 44.V De gewigtigffe gebeurtenis onder de Regeering van den Heere Reiniersz* was de (lichting der volkplanting op de Kaap de Goede Hoop* Deeze voornaame plaats was haare bevolking verfchuldigd aan de toevallige befpiege3ing van een' Cliirurgyn, genoemd Jan Antony van Riebeek; want deeze- ia  7i DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. in 't jaar 1648 landwaards ingaande achter den Tafelberg, befpeurde de uitmuntende vruchtbaarheid der landftreek, en deed daar van zulk een gunftig en fehriftelyk Rapport aan de Heeren Bewindhebbers, dat dezelve een befluit namen om derwaards in 't jaar 1651 dien Heer met vier fchepen te zenden, met een genoegzaamen voorraad van mondkost en bouwftoffen om hier eene nieuwe Volkplanting te nichten, en van deeze baay eene ververfchingsplaats te maaken voor de uit- en te huis reizende fchepen. De Heer Reiniersz. voor het overige niets merkwaardigs verrigt hebbende, ftierf te Batavia, op den 18 van Bloeimaand des jaars 1652, aan de gevolgen eener Beroerte, en werdt opgevolgd door den Heer Jan Maat' zuiker, die ruim 25 jaaren lang het opperfte gezag te Batavia bekleedde, 't geen niemand voor, noch ook tot hier toe, na hem heeft mogen gebeuren. Van zyne eerfte jeugd af was deeze Generaal in de zaaken der Maatfchappye .gebruikt, en daarenboven een der kundigfte en fchranderfte menfchen van zynen tyd, en dus uit der maaten bekwaam tot zyn gewigtigen post. Veele oorlogen werden 'er geduurende zyn bewind gevoerd op de Molucqucs, Ceylon en op Celebes tegen die van Macasfar, welke eindelyk, in 't jaar 1669, geheel ten onder werden gebragt door den dapperen Speel' man. Dan om niet te breed uit te weiden, zullen wy ons alleen bepaalen tot de gebeurtenisfen, die ten zynen tyde op Java voorvielen, als alleen onmiddelyk betrekkelyk op Batavia. Naauwelyks was de Heer Maatzuiher tot de waardigheid van Gouverneur Generaal verheven, of hy raakte in oorlog met den Koning van Bantam, die in 't jaar 1652 voor Batavia verfcheen met een Leger van 60000 man. De uitfbg deezer onderneeming beantwoordde echter geenszins aan den toeleg: want dezelve bepaalde zich tot het verbranden der Zuikermolens en Landhoeven rondom Batavia, terwyl het grootfte nadeel beftond in 't wegloopen van eene menigte misnoegde Slaaven, die tot de Batammers hunne toevlucht namen. In 't jaar 1656 ontftond 'er ook verfchil tusfehen de Maatfchappy en den Javaanfchen Keizer, die haar het gebruik zyner havens verbood: doch deeze tweefpalt werdt door eenige Gezantfchappen van den Heer Van Zyl gemakkelyk uit den weg geruimd. In 't jaar 1659 maakte de Heer Arnold de Vlaming insgelyks Vrede met den Koning van Bantam; doch in 't zelfde jaar werdt de vriendfehap met den Keizer wederom gebrooken tot aan 't jaar 1664, wegens zyn verbond met de Macasfaren. In *r jaar 1668 kwamen 'er twee Keizerlyke Gezanten te Batavia met zeer vriendelyke brieven en veel ophef: onder anderen begeerden zy dat de Compagnie twee Gezanten naar Mataram zou zenden, die wel bedreeven waren in de Maleitfche taal, dewyl, naar hun voorgeeven, de Keizer met hen over de gewig-  TE BATAVIA. 73 gewigtigfte zaaken moest handelen. Men zond daar op aanftonds den Koopman Verfpriet, die in deeze taal zeer bedreeven was, en ook gunftig ten Hove werde ontvangen; maar toen hy by den Vorst gekomen was, onder • hield dezelve hem alleen over beuzelingen, terwyl het Ministerie hem te kennen gaf, dat de Keizer gaarne alle jaaren zulk een Gezantfchap zou willen zien, en de opheffing begeerde van den tol, die te Batavia op de uiten ingaande Javaanfche fchepen was gelegd, en jaarlyks ongeveer den duizend Reaalen bedroeg. Na 't aanhooren deezer belacchelyke eifchen vertrok de Heer Verfpriet, en 'er volgden geen verdere onderhandelingen tus • fchen de Maatfchappye en deezen Koning, die in 't jaar 1670 zyne dagen eindigde. De Keizer ïngalaga werdt opgevolgd door zyn' Zoon Aria Mataram, die in 't eerst een zwaar gefchil had met zyn' Broeder, en eenige zyner Grooten, wier Vrouwen hy had geroofd: doch hy verfloeg deeze vyanden in een geregeld gevegt, terwyl hy der Maatfchappye eene ftandvastige vriendfehap beloofde, welker hulpe hem ook zeer te pas kwam. De eerfte gelegenheid daar toe deed zich op in 't jaar 1675, wanneer een Macasfaarsch Prins, Crain Montemarano genoemd, die op den Keizer zeer misnoegd was, by Demon ten Oosten van Sourabaja , met eene groote menigte troepen eene landing deed, en langs deezen geheelen kant van Java eene groote vreeze verwekte. Dagelyks vermeerderde het Leger van deezen Roover, door het toevloeyen van veele misnoegde Javaanen en Schelmen , zo dat de Keizer zich bezwaarlyk in ftaat oordeelde om deezen vyand te verdryven , en hierom een Gezantfchap naar Batavia zond om hulp te verkrygen. De Regeering begreep , dat niet alleen de bezittingen des Keizers , maar ook Batavia zelve veel nadeel van deezen vyand had te vreezen, zo hy niet in 't begin zyner onderneemingen wierdt gedwarsboomd, waar om dezelve den Keizer een aanzienlyken hoop volks ter hulpe toefchikre, onder hec opperbevel van den dapperen Major Poleman; hoe wel tegen zyn' zin en op een' tyd, in welken hy ernftig om zyn ontflag verzogt. Met dit alles tot het opperbevel der troepen genoodzaakt, voerde hy zyne en 'sKeizers troepen te water tot aan de plaats, alwaar de vyand gelegerd was, en vroeg aldaar verlof om in de nabuurfchap aan land te mogen gaan om water te haaien, 't geen men hem toeftond, mits hy fpoedig wederom wilde vertrekken , gelyk hy beloofde. Ondertusfchen had hy krygsbehoeften en veldftukjes in de watervaten verborgen, en fchikte dezelve, zo ras hy eenig volk aan land had, zodanig, dat dezelve hem tot Batteryen dienden, onder welker begunftiging hy al zyn volk aan land bragt, zonder dat de vyand zulks kon beletten. Aan land gekomen veroverde hy fpoedig verfcheiden IL Deel, K houten  74 DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. houten verfchansfingen der vyanden, en bragt dezelve, na hee verbranden hunner barken en wooningen, zodanig in het naauw , dat zy gedwongen wierden in de bosfehen te vluchten, alwaar Montemarano met veele der zynen op eene elendige wyze omkwam. Deeze vyand des Javaanfchen Keizers was naauwelyks verflagen , of 'èr ontftond in 't Keizerryk een opftand, welks gevolgen noch veel meer te vreezen waren. De aanlegger van denzelven was Tarouna Djaja, een afftammeling van den Vorst van Madura, en volgens 't algemeen gevoelen een Bastaard Zoon des Regeerenden Keizers, uit welks ferrail zyne moeder, zwanger zynde, getrouwd was aan den Prins van Madura. Deeze jongeling, was getrouwd met de dochter des Moorfchen Priesters Cadjoran, die hem zodanig zyne hooge afkomst inprentte, dat hy befloot het ongelyk hem aangedaan te wreeken, en den Keizer door de wapenen te dwingen, om hem voor zyn' zoon en wettigen opvolger aan te neemen. By hem voegden zich de overgebleeven Macasfaren van Montemarano, onder 'c befa'er van zyn zoon Crain Glisfon. Ook wist Cadjoran, die door geheel Java voor een Heilig werdt gehouden , onder de Javaanen een grooten aanhang te verwekken ; waar door hy, een groot Leger verzameld hebbende, met het zelve een' inval deed in 't Ryk, en in korten tyd zodanige voortgangen maakte, dat hy alle havenen des Keizers tot aan Cheribon vermeesterde; 't welk den Keizer in de noodzaakelykheid bragt om op nieuws de hulp der Regeering van Batavia te verzoeken. "Er waren ondertusfchen op Macasfar hevige verfchillen ontdaan tusfehen den Koning van Palaka en dien van Goa, welke de Generaal dagt best te kunnen vereffenen, door die beide Vorften naar Batavia te ontbieden; zy verfcheenen 'er ook beide, doch de eerde had met zich genoomen 4000 uitgeleezene mannen, dewyl hy zich anders niet veilig oordeelde, die, in verfcheiden wyken der Stad verdeeld, by nacht allerleye ongeregeldheden pleegden, waarom de Regeering de eerde gelegenheid de beste aangreep bm zich van deeze lastige gasten te ontflaan, en den Koning verzocht om zich by de troepen der Compagnie te voegen, en den Keizer te hulpe te komen, welk aanbod hy tot groot genoegen der Regeering, doch tegen haare verwagting aannam. Het opperbevel over dc troepen de Maatfchappye, die tot hulp des Keizers werden gezonden, werdt gegeeven aan den Heer Speelman, dien dapperen overwinnaar der Macasfaren, die, in 't laatst van Wintermaand des jaars j6/6 van Batavia vertrokken, binnen korten het geluk had, de wederfpannelingen tot aan Sourabaja wederom tot hunnen pligt te doen keercn. Deeze voorfpocdige uitflag gaf aanleiding tot een nieuw verbond tusfehen  TE BATAVIA. 75 fchen den Keizer en de Maatfchappye, waar by aan dezelve een groot aantal van uimeemende voordeden werden afgedaan. Het zelve was van den volgenden inhoud. I. De Maatfchappy wordt ontheven voor altoos van alle belastingen op de inkomende en uitgaande goederen; zy verkrygt vryheid om overal naar welgevallen Comptoiren op te richten, en om Scheepstimmerwerven te bouwen te Rembang en op andere plaatzen. II. De Kooplieden der Maatfchappye zullen in hunne betaalingen altoos twee per cent mogen korten. III. De Keizer geeft vryheid aan de Maatfchappye om jaarlyks vier -duizend lasten ryst tot de vastgeftelde pryzen der markten te koopen. IV. De Inwooners van Batavia en de overige Onderdaanen der Maatfchappye zullen in het koopen en verkoopen, op 't vertoonen van de Paspoorten der Regeering, boven alle anderen de voorkeuze genieten. V. In 's Keizers Staaten zullen geen Macasfaren, Maleyers of Mooren gedoogd worden, dan alleen, zo zy voorzien zyn met Paspoorten der Maatfchappye, zullende dezelve 'er nochtans niet mogen woonen. VI. De Hollanders hebben volkomene vryheid om hunne vyanden in 's Keizers havens aan te tasten; terwyl zyne Onderdaanen verpligt zyn ;hen daar in behulpzaam te zyn, gelyk ook in k opzoéken en bergen ■van geftrande goederen. VII. De Keizer belooft voor de kosten des oorlogs, geduurende het verloopen jaar en het vervolg, te betaalen de fomme van 250 duizend Reaalen, ■en daarenboven naar Batavia te zenden drie duizend lasten ryst, indien maar de openbaare rust zulks toelaat. VIII. De Keizer zal gehouden zyn den Vrede, welken de Hollanders met den vyand mogen komen te maaken, goed te keuren. Doch indien de oorlog noch langer mogt duuren dan de maand July des jaars 1678, zal de Keizer voor ieder loopende maand noch daarenboven moeten betaalen de fomme van 20000 Reaalen. IX. De Hollanders zullen tot veiligheid des Keizers bezetting houden op •de gebergten van Japara, doch op Zyn Majts. kosten. Na het treffen deezer overeenkomst begaf zich Speelman naar Sourabaja, ■ alwaar Tarouna Djaja zich verfchansd had, terwyl hy de nabuurige Provinciën van Cadiri, Gresfic, enz. noch onder zyn bedwang hield, in eene uitgeltrektheid van meer dan zestig mylen. Sourabaja werdt ras ingenomen, en de Rebel gedwongen naar Cadiri te wyken met verlies van 104 ftukken gefchut. Maar inmiddels had hy, door zyn' Schoonvader geholpen, den Javaanen weeten diets te maaken, dat de Hollanders den Keizer alleen hiel- K a pen  76 DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. pen om het Ryk onder hun geweld te brengen; *t welk zulk eene algemeene gisting veroorzaakte, dat zy zich in groote menigten by Tarouna Djaja voegden, en hem gelegenheid gaven om zonder eenige verhindering, tot aan Mataram, de Hoofdllad des Ryks, door te dringen. De Keizer en zyne Zoonen , hier door ten eenemaal verflagen, zochten zich op eene lafhartige wyze met de vlucht te redden, en lieten alle hunne fchatten aan den overweldiger ten proije, met welke hy zich fpoedig naar Cadiri begaf, en deeze plaats zodanig verflerkte, dat hy 'er zich volkomen veilig in rekende. De vreesachtige Keizer werdt midlerwyl onder wege uit hartzeer ziek , en ftierf in een dorp Tagelwangi genoemd, een dagreizens van de Stad Tagal, niet zonder verdenking., dat men hem Vergif in plaats van Geneesmiddelen had ingegeeven. Aanftonds na zyn' dood ontltond 'er een hevig verlchil tusfehen zyne Zoonen, die ieder een deel des Keizerrykj begeerden , 't geen de verwarring in 't gebied niet weinig vermeerderde. Maar de dappere Speelman ftelde ras order, en, met zyn Leger naar J-ipara trekkende , den oudllen zoon Depati Anom tot Keizer aan. De eerfte bezigheid des nieuwen Keizers, dié zich Amangkourat & noemde, was de gewigtige dienften der Maatfchappye te vergelden; teri welken einde hy niet alleen het voorig. tractaat bevestigde, en eene flhuld van 310 duizend Reaalen, benevens drie duizend lasten ryst erkende, maar ook het gebied des Koningryks van Jacatra, aan- de Hollanders afgedaan, tot aan de Rivier Pamanoekan uitftrekte, en der Maaïfchappye een uitfluitenden handel toeftond in het opium , de. Zyden Stof. fen en de Zuiker; teffens aan de Compagnie tot een gefchenk geevende de Provincie van Samarang met al zyn' aanhang, doch op voorwaarde v dat derzelver jaarlykfche inkomften tot vermindering zyner fchulden zouden verftrekken. Ondertusfchen werdt de Heer Speelman, in Louwmaand des jaars 167 8-, naar Batavia te rug geroepen , by gelegenheid dat de Generaal Maatsuiker, op den 4 van Louwmaand diens jaars was overleden , ita> den ouderdom van ruim 71 jaaren. na eene lange en voorfpoedige Regeering, geduurende welke de magt en het aanzien der Maatfchappy niet weinig was vermeerderd, zo door zyn eigen fchranderheid, als door het goed beleid en de dapperheid der Officieren, die hy,gebruikte. De. voornaamfte waren de Heeren Ryklof van Goens en Speelman, wier eerfte hem opvolgde in de waardigheid van Gouverneur Generaal, terwyl de laatfte. in des eerften plaats tot Direéleur Generaal der Commercie weidt benoemd. Van 'Qoem was een Oostvries van. geboorte, en door zyne ervarenheid en dapperheid  TE BATAVIA. 77 perheid allengskens tot de hoogde waardigheden bevorderd ; dan na zynê aandelling heeft hy weinig zaaken van belang uitgevoerd; ook had hy 'er weinig gelegenheid toe , dewyl zyne Regeering maar drie jaaren duurde, en 'er in dien tyd geen oorlogszaaken voorvielen, die de tegenwoordigheid van den Generaal vereischten. Inmiddels werdt de Javaanfche oorlog, door de Opperbevelhebbers van de troepen der Maatfchappye, yverig voortgezet, en de Heer Hurdt had het geluk de Stad Cadiri en in dezelve de onmeetbaare fchatten des Overweldigers te vermeesteren. Men vond daar de geroofde fchatten des Keizers noch onaangeroerd; dan Amangkourat dond dezelve geheellyk af aan de Maatfchappye, uitgezonderd de Keizerlyke Kroon, die hy wederom vorderde en ook kreeg, doch zonder haar dierbaarst Edelgedeente, waar over hy zeer te onvreeden was, en zulks naderhand op eene gedrenge, doch t<-ffens verraaderlyke wyze wreekte aan den Collonel Tak, dien hy voor den dief hield. Tarouna Djaja was het ondertusfchen ontkomen, en gaf den troepen noch veel moeite eer men hem in handen kon krygen ; dan dit gelukte eindelyk, en toen werdt hy, tegen het gegeeven woord, door dea Keizer op eene verraaderlyke wyze vermoord. De Generaal Van Goens, wegens zyne zwakke gedeldheid, zyn ontfhg verzocht hebbende, was iramidddels naar Europa teruggetrokken, en kreeg tot zyn'opvolger den Heer Cornelis Speelman, die, te Rotterdam'geboren, van de kleinde posten af, gelyk Van Goens, tot de gewigtigde was bevorderd. Edoch tot deeae opperde waardigheid verheeven op den 25 van Slachtmaand des jaars 1681, voldeed hy geenszins aan de verwagting;, want hy gaf zich zodanig aan den wellust over, dat hy alle zyne zaaken vaa gewigt verzuimde, tot groot nadeel der Maatfchappye; gelukkig was zulks van kortenduur, dewyl hy op den 4 van Louwmaand des jaars- 1684 kwam te overlyden. Hy werdt begraaven in de Hoofdkerk van Batavia met eene pragt, van welke men tot noch toe geen voorbeeld had gezien: want de kosten der begraafenis, welke de Koning van Ternate met zyne Grooten en veele Oosterfche Afgezanten bywoonde , werden begroot opruim 13,1 duizend Ryksdaalers, daar onder begreepen de gouden en zilveren Gedenkpenningen, welke de Uitvoerders van zynen uiterden wille, ter gelegenheid van zyn overlyden, deeden uitdeden, en die aan den eenen kant zyne wapenen, en aan den anderen zyn naam, waardigheid, geboorte en lterftallen aanweezen. De gewigtigde gebeurtenisfen onder den Heer Speelman. waren de Javaanfche onlusten, en wel inzonderheid de oorlog menSultan Agong, Koming van Bantam, die, niettegenftaande den Vrede met de Maatfchappye K. 3 gc-floo-  73 DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. geflooten, tegen dezelve fteeds vyandig bleef, en niet afliet by alle gelegenheid de Slaaven en goederen der Hollanders aan te houden. In 't jaar .1680 ontfloeg hy zich van 't bewind, en droeg de Kroon op aan zyn' oudiften zoon Badje, terwyl hy alleen voor zich zeiven eenige inkomiïen behield om zyne overige dagen in rust te Tirtajasfa te flyten. De nieuwe Koning zond, by zyne komst tot den Troon , Gezanten naar Batavia om daar van kennisfe aan de Hooge Regeering te geeven, en haare vriendfehap te verzoeken: dan dezelve gaf ten antwoord , dat zy met hem niets kon fluiten, ten zy de beledigingen, door zyn' Vader der Maatfchappye aangedaan, wierden vergoed; vooral daar hy zich niet ontzien had noch onlangs eenige Jachten der Compagnie vyandig aan te tasten, en het geheele Comptoir van Andragiri, na 't vermoorden der Bedienden, uit te plunderen. De nieuwe Koning betuigde, dat hem zulks leed was, maar dat hy daaromtrent geen fatisfactie kon geven, dewyl dit gefchied was eer hy eenig deel had aan de Regeering. Ondertusfchen gaf hy alle Slaaven en andere geroofde goederen aan de Maatfchappye terug, en floot eindelyk de nieuwe overeenkomst. De Engelfche Maatfchappy vernieuwde ook in 't vol-; gend jaar haar verbond met den Koning, en erkende denzelven in die waardigheid ; terwyl van den kant der Hollandfche Regeering derwaards werdt gezonden de Heer J. van Hoorn, buitengewoon Raad van Indie, om den Koning over zyne komst tot den Troon .geluk te wenfehen. De nieuwe 'Koning was ondertusfchen noch kwaalyk op den Troon bevestigd , of hy verviel in de grootfle onlusten. Hy dankte onder anderen het oud Ministerie op eene eerlyke wyze af, en zocht nieuwe Raadslieden, op welke hy zich beter betrouwde: dan dit nam zyn Vader zo euvel, dat hy byna woedende wierdt., en van dit ogenblik af voornam, zyn' Zoon van den Troon te ftooten, en 'er een jongeren op te plaatzen. Ten dien ein-, de verwekte zich de oude Koning een nieuwen aanhang; doch kon dit ech-' ter zo geheim niet doen , of de jonge Vorst ontdekte 'er iets van, waarop hy zyn' Vader niet onduidelyk te kennen gaf, dat het nu zyn tyd niet meer was, zich met-Regeerings zaaken te bemoeyen, en dat hy beter zou doen met zyn gemak te houden, of eene Bedevaart naar Mekka te onderneemen. De oude Koning, door dit zeggen zyns Zoons noch meer verbitterd, haastte sich zyne voorneemens uit te voeren, en verwekte ras een algemeenen opftand; waar door de jonge Vorst zich genoodzaakt zag met zyne vertrouwelingen de vlugt te neemen in een Kasteel: op zyne orders gebood daar fangeran Wiragoena, eertyds een Hollandfche Metzelaar, die deeze ■.fterkte .zo «el bevestigde-, dat ze eene zwaare belegering uit kon Onder-  TE BATAVIA; 79 Ondertusfchen wist de oude Koning de Engelfchen en de Deenen , die op Bantam hunne Comptoiren hadden , in zyne belangen over te haaien , niettegenftaande zy met den jongen Vorst een verbond van vriendfehap hadden aangegaan; en door deezen byfland deed hy de vesting zo hevig befchieten, dat dezelve ras aan verfcheide kanten begon te bezwyken. De Vorst, dus tot het uiterfte gebragt, kon van niemand byftand verwagten dan van de Hollanders ; ten deezen einde zond hy een Gezantfchap naar Batavia om ten fpoedigften de hulp der Compagnie af te fmeeken. Na eenig overleg werdt hier op naar Bantam, met vier fchepen en twee honderd man, van Batavia gezonden de Majoor St. Martin, die, voor Bantam gekomen, allerley poogingen deed om 't verfchil door een vriendelyk verdrag ten einde te brengen: dan hier toe was de Belegeraar geenszins geneegen, en voer voort met het beleg ; zelfs fchoot hy op de Hollandfche fchepen. Toen befloot eindelyk de Hollandfche Opperbevelhebber eene landing te doen, doch maakte , wegens zyne gewoone traagheid, zo weinig voortgang, dat de Koning zich zou hebben moeten overgeeven, zo niet de Capitein Jonker de Bataviafche Regeering had gewaarfchuwd , dat, zo 'er niet een werkzaamer Generaal voor Bantam wierdt gezonden, de goede zaak ras geheel te gronde zou gaan. Men zond toen den Capitein Tak tot een Amptgenoot van den voorigen, die ras eene landing deed , en den benarden Koning uit het dringendst gevaar verloste: ondertusfchen ontdekte St. Martin, wie hem by de Regeering had zwart gemaakt, en nam 'er eene wraak over, die zeer zwaare gevolgen had, gelyk ftraks zal blyken. Van den landkant kwam ondertusfchen aanrukken de Capitein Hartzink, die, na het veroveren der Fortresfe van Tangerang, tegen Agong, welke vyftig duizend man in 't veld had, flag leverde, en hem dwong met groote verhaasting te vlugten, en zich zeiven met verlaating. van al zyn zwaar gefchut in zyn Kasteel te Tirtajasia te verbergen; dus had men thans geen vyanden meer te vreezen, dan eenige, die langs de rivieren in barken kwamen afzakken, en in Zee veel roveryen pleegden: doch de Compagnie liet deeze rivieren zo wel met fchepen fluiten, dat de Bantammers ras in de onmoogelykheid kwamen om langer uit te loopen. De Koning, dus op 't onverwagtst van zyne vyanden verlost, begeerde, dat de Hollandfche Standaard benevens de zyne zou worden geplaatst, zo om den vyand fchrik in te boezemen , als om zyne dankbaarheid voor de beweezene dienden te betoonen. Daar en tegen betuigde hy de grootde verachting voor de overige Europeaanen, die, tegen de trouwe der verbon < den  8o DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. den, de wapenen tegen hem hadden opgevat: ja zelfs ging zyn toorn zo verre , dat hy, zo de Hollandfche Generaal zulks niet ernftig had afgeraaden, dezelve alle zou hebben doen vermoorden,, en hunne goederen ter plondering overgegeeven: door de Hollanders liet hy zich alleen in zo verre verbidden, dat hy ze alle uit zyne Staaten bande zonder daar ooit wederom in te mogen komen. Inzonderheid was hy op de Engelfchen gebeeten, die hem het meeste kwaad hadden gedaan; waarom hy bevel gaf aan zyn' Bouwmeester om de deuien en venfters hunner wooningen toe te fpykeren, en van den voorgevel hunner logie de Engelfche vlag af te fcheuren, die hy aan banden fneed om tot gordels voor zyne Grooten te dienen. Ondertusfchen werdt door den Heer Tak de oude Koning in zyne vesting Tirtajasfa belegerd, die, geen' kans ziende om het langer te houden, de plaats in brand ftak, en in 't gebergte vluchtte ; maar hier werdt hy ras door omfingeling uitgehongerd en tot de overgaave gedwongen: dus gevangen werdt hy in eene zeer vernederende geltalte voor zyne Overwinnaars gebragt , die hem twee jaaren te Bantam in de gevangenis hielden, en toen naar Batavia voerden, uit vreeze dat de Zoon vroeg of laat den Vader zon doen van kant helpen : en aldaar is hy , na eenige jaaren in een der bolwerken bewaard geweest te zyn, overleeden. De jonge Koning floot ondertusfchen een allervoordeeligst verbond met de Maatfchappye, en ftond aan dezelve onder anderen, op den 17 van Grasmaand 1684, het uitfluitend voorrecht toe om alleen in zyne Staaten de Peper te mogen koopen, en zo wel geverfde als ongeverfde Linnens te verkoopen. Daarentegen onthefte onze Regeering hem van eene fchuld van tao duizend guldens, die hy wegens de kosten des oorlogs zou hebben moeten betaalen: op voorwaarde echter, dat de Koning, zo hy ooit het uitfluitend voorrecht kwam in te trekken, die fchuld zou moeten voldoen. Deeze oorlog ftormen, die uw zoete rust verftooren, Zyn in uw opgang u, 0 Maatfchappy! befchooren, Ja 't fchittrend wraakzwaard moet al weder uit dc fcheê, Eer gy uw ryk bezit in een gewenschten Vree. Nu rukt uw heldenheir voor Bantams trotfe vesten, Daar d' oude Vorst, gefterkt door heimelyke pesten, Scheurzieke vleyers en verraders van zyn Zoon, Weer toelegt op 't bezit van zyn verhaten troon. Wat  TE BATAVIA, ft Wat 's dit, gy fterkt den Zoon met welbemande kielen, Verjaagt den muiter, die gantsch Bantam wil vernielen, Beveiligt, door den moed der Helden, te gelyk Uw handel, volk en troon, den Vorst en't Koningryk. De Marre Batavia pag. 46V Naauwelyks was ondertusfchen de Bantamfche Koning verlost van zyne «verwonnen vyanden, of hy vond een nieuwen tegenpartyder in zyn' Broe» der, den Vorst van Pourabaja , die de overgebleevene der voorige zaa» menzweering by eikanderen raapte onder 'c bevel van zekeren Balier Sjeich, Jofeph genoemd. Deeze opftand was echter voor den Koning van weinig gevolg; want de hulptroepen der Maatfchappye kweeten zich zo wel, dat zy dier» Sjeich verfloegen , en hem gevangen naar Batavia bragten, van waar men» hem naar de Caap de Goede Hoop in ballingfchap zond. De Prins var* Pourabaja wilde zich inmiddels gaarne aan de Maatfchappye onderwerpen, en bood aan zich over te geeven aan den Vaandrig Kuffeler, die mee den Balifchen Luitenant Sourapati tegen hem was gezonden: dan dewyl zulks voornaamelyk door tusfchenkomst van Sourapati was gefchied, en Kuffeler alleen den roem der overwinninge wilde hebben , fchreef hy den Vorst onaanneemelyke voorwaarden voor, die teffens den toorn van Sourapati zodanig ondtaken, dat hy met de zyne by nagt de tent van Kuffeler aantastte, en, na 38 der zynen gedood ce hebben, zyne toe-, vlugt nam tot den Keizer van Java. Inmiddels werdt de Prins van Pourabaja op eene andere wyze met de Regeering verzoend, en genoot, aldaar minzaam ontvangen zynde, de eere eens gewoonen Raads, van Indien. Hy ontdekte ook het onbe*. taamelyk gedrag van Kuffeler omtrent Sourapati: dan dewyl de laatfte zyn eigen rechter was geweest, en zich door een moord van onfchuldige lieden had gewrooken , kon dit zyne zaak niet goed maaken , die noch lang daar na van gewigtige gevolgen was. Na 's Heeren Speelmans dood werdt de waardighe'd van Gouverneur Generaal onzer Indien opgedraagen aan den Heere Jan Camphuis, een man van veel bezadigdheid en kundigheid, dfe in zyne jeugd een goudfmids knegt was geweest, en, na zyne komst in de Indien in 't jaar van 1654, allengskens tot de aanzienlykfte posten der Regeeringe werdt bevorderd. De Regeering van den Heere Camphuis, die van 16R4 tot duurde, was zeer vreedzaam tot aan 1686. In dit jaar werdt naar Mataram in II. Deel. L Gezant*  Ba DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. Gezantfchap gezonden êeUeerTak, om, zo men meent, het hoofd van Sot£ rapati te eisfchen, of te bewerken, dat dezelve zich door middel des Keizers met de Compagnie verzoende. Ondertusfchen had Sourapati zich weeten te dringen in 's Keizers gunlie, en zelfs eene zyner dochters ten huwelyk gekreegen: dus kon eene diergelyke boodfchap ten Hove niet aangenaam zyn. Hier voegde zich noch by de perzoonlyke haat des Keizers Amangkourat tegen den Heer Tak, dien hy hield voor den dief des voornaamfien Diamants der Keizerlyke Kroone. Welke zaaken ten gevolge hadden, dat de Heer Tak met eenige der zynen wierdt vermoord, zo men voorwendde, door een' hoop misnoegde Baliers; doch, gelyk genoegzaam bleek, niet zonder voorkennis en bevel des Keizers, die , hoe groot ook zyne verpligtingen aan de Maatfchappy waren, zich na dien tyd altoos op eene vyandelyke wyae tegen dezelve gedroeg. In den perzoon van Sourapati ontving echter de Keizer loon naar werken : want toen deeze Balifche fielt een' genoegzaamen aanhang gemaakt had ^ om voor den Keizer niet te vreezen, roofde hy 'sKeizers beste paarden, wapenen en fchatten, en vluchtte met dezelve naar Pasfarouwan, alwaar hy zich zodanig wist te verfierken, dat hy 21 van de beste Provinciën dea Keizers onder zyn gezag hield , zonder dat die zulks kon beletten. Hy omringde hem wel met 100 duizend man; doch dewyl Sourapati altoos meester was van de pasfén in de Gebergten, konden deeze hem weinig fehaaden,. waarom deeze magt, na 8 jaaren lang in 't veld geweest te zyn, in 'tjaar 1697 onverrichter zaake te rugge trok. In 'tjaar 1687 ontftond 'ér te Batavia een hevig verfchil tusfehen den Heer Camphuis en de overige Leden der Hooge Regeering, by gelegenheid van 't aanfiellen eens Bailliuws te Batavia: want terwyl de Gouverneur zich verklaarde voor den Heer Dispontyn , fielden de overige Raaden tot die waardigheid aan den Heer Bollan, endrongen deeze zaak heviger, dan betaamlyk was, tegen het Hoofd der Indifche Regeering, 't welk, mits ter zyner verantwoording, alles naar zyn zin kan afdoen. De meesterachtige handelwyze der Raaden mishaagde ten uiterfien aan den Heer Camphuis, die wel zag, dat, zo hy thans toegaf, hy in 't vervolg al zyne magt zon verliezen. Hy eischte derhalven volftrektelyk dat men zynen wille volgde, en Dispontyn aanftelde; waar tegen de andere zich weder met groote halftarrigheid verzetteden, zo dat zelfs een hunner zich liet ontvallen: zy, die u Gouverneur Generaal gemaakt hebben (te weeten de Raaden van Indien) kunnen zich ook voel van u ontflaan. Camphuis, niet weinig verwonderd over zulk eene ftoutmoedigc taal, en minder dan ooit genegen om zich door zyne minderen te laaten overheerfchen, antwoerdde zeer bedaard: Das  TE BATAVIA. 33 Bat, indien de Heeren Raaden magts genoeg hadden om hem af te Zetten, hy daar niets meer te maaken bad, en hen allen goeden dag zeide. Hy ging daaiop uit de Vegadering, en verfcheen ook niet weder in dezelve, geduurende twee volle jaaren: de overige Leden kwamen fteeds in dezelve op hun' tyd, en voeren voort volgens gewoonte; doch als zy iets beflooten, dat den Gouverneur niet behaagde , zo vernietigde hy het, cn begaf alles naar zyn eigen welgevallen. De Raaden fchreeven wel brief cp brief naar 't Vaderland; doch de Gouverneur had zyne billyke zaak hier in zulk een goed daglicht gefield, dat de Bewindhebbers best oordeelden herti tegen den Raad van Indie ftaande te houden: en daar door verkreeg hy eena alleenheerfchende magt, grooter dan noch iemand in den Perzoon van een Gouverneur Generaal ooit had beleefd. Het Bailliuwfchap van Batavia werde by voorraad door hem opgedraagen aan den Heer Mook, Drosfaard van \ platte land, die in 1680 komende te fterven, deeze beide posten open liet. Den eerften begaf de Gouverneur toen aan den Heer Dhpontyn, en den tweeden aan den Heer Bollan; waar door hy teffens toonde dat hy niet zo zeer tegen zyn perzoon was, als wel tegen de meesterachtige handelwyze der Raaden van Indien. In 1689 bewerkte hy ook by de Bewindhebbers, dat de Directeur Generaal Hurdt wierdt bedankt, terwyl de Raad van Indien Pitt kort daar op kwam te fterven. Doof deeze verandering wierdt Camphuis van zyne twee grootfte tegenpartyders ontflagen , en de zaaken kwamen allengskens wederom in de oude order. Het ongenoegen, door den Heer St. Martin tegen den Capitein Jonker opgevat in den krygstogt tegen Koning sfgang , gaf in 'tjaar 1689 gelegenheid tot een kleinen oorlog in den omtrek van Batavia. De eerfte had reeds verfcheiden middelen beproefd om den laatffen een'gen hoon aan te doen; doch vond daar geen gelegenheid toe, dan in 't tegenwoordige jaar, by gelegenheid dat de Capitein Jonker teffens met een Balifchen Capitein, die weleer zyn Slaaf gewees. was, ten huize van den Heer St. Martin kwam: want toen gaf die Commandaut aan den Balier een' ftoel, en liet den Heer Jonker alleen ftaan, die dit met reden ten uiterllen kwalyk nam, en voldoening van de Hooge Regeering vorderde. Dan deeze antwoordde, dat St. Martin voor zeker kwalyk had gedaan, doch dat een ieder ten zynen huize meester was , en dat diergelyke zaaken niet tot de tafel des Gerechts behoorden. Jonker nam toen het befluit om zich zeiven te wreeken, en verzocht ten zynen huize dagelyks aanzienlyke gezelfchnppen, en onder de genoodigde altoos den Heer St. Martin , om hem op zulk een tyd weder eenige belediging aan te doen: dan deeze had (leeds de voorzichtigheid van niet té L a verfchy-  84 DB VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. verfchynen. Eindelyk ziende, dat hy op zulk eene wyze zyn oogmerk" niet kon bereiken, en dat zyn Neef Raja Bongeo, overtuigd van op het leven van den Heere St. Martin en den Generaal Campbuis te hebben toegelegd, was gevierendeeld, ging hy over tot het bedryven der grootfte buitenlpoorigheden tegen de Maatfchappy zelve, en Relde rondom Batavia alles zodanig in vuur en vlam, dac de Regeering haare toevlucht tot de ernfiigfte maatregels moest neemen, om zich van deezen gevaarlyken Rebel te ontflaan. In een gevegt, tusfehen een gedeelte des guarnizoens van Bataviaen zyn' aanhang, had de Luitenant Holfcher het geluk den.Capitein met een label ter neder te. flaan, die daarop door andere afgemaakt en in ftukken werdr gehouwen: ras volgde toen de verftrooijing van zynen aanhang, van welken veele werden gevangen, en gedeeltelyk geraoraakt of gehangen; ja men rekent dat, wegens deezen opftand, io8 perzoonen door Scherprechters handen wierden ter dood gebragt. In de laatfte dagen der Regeeringe van den Heere Campbuis kwam te Batavia Chodja\ Mor ad,, als Ambasfadeur van den Abisfinifchen Keizer, met een zeer byzonderen brief van dien Vorst aan den Gouverneur Generaal , dien hy noemt : Den roem en den Edelften Sultan der Hollandfche Sul" tans, gelyk ook den groot ft en Koning der Koningen van *i gebied van Java . den Generaal Jan. Uit dit ftaaltie kan men over den verderen inhoud deezes briefs oordeelen, die meer fraaye woorden dan gaaven be* looft: de gefchenken van den Abisfinifchen Vorst beftonden ook alleen in 5 Paarden, ao Slaaven en 2 Struisvogels. De brief eindigt met den Generaal te bidden , om het gefchenk niec te willen verfmaaden; dewyl de Keizer niemand had kunnen vinden, dien hy zulks waardiger oordeelde. De Generaal Camphuis had ondertusfchen, wegens zyne verzwakte lighaams kragten, reeds mcermaalen z?n ontfiag verzocht, en eindelyk op eene zeer aanzienlyke wyze verkreegen: want hy behield al zyne vaste voordeelen en den rang naast den nieuwen Gouverneur, benevens eene fterke ïyfwagt. Tot Opvolger van den Heere Campbuis was, door de Bewindhebbers der Maatfchappye, verkooren de Heer Willem van Oudhoorn , Eerfte Raad en Directeur Generaal, en op den 2-4 van Herfstmaand 1691 plegtig aangefteld. Hy leefde in de beste verftandhouding met de- overige Leden der Regeeringe ^ en. de diepe vrede , dien hy onderhield met alle Nabuuren der Compagnie, ftrekte om Batavia bloeijender te maaken dan men noch ooit had gezien. De post van Directeur Generaal' werdt toen bekleed door den Heer Van Hoorn, die een huwelyk aanging met 's Generaals dochter. Maar dc Bewindhebbers begreepen , dat eene zonaauwe verbintenis  TE BATAVIA. 85 feintenis tusfehen de Hoofden hunner bezittingen, niet veilig was voor *t algemeen belang, en bevolen hierom den Heere Oudhoorn zyne waardigheid aan zyn' Schoonzoon af te ftaan. Dan de Heer Fan Hoorn weigerde de waardigheid van Generaal aan te neemen, 't welk eene algemeene verwarring in den loop der zaaken te wege bragt, en de Raaden van Indie noodzaakte nadere orders uit Europa te verzoeken; op welker aankomft en herhaalde orders de Heer Fan Hoorn zich eindelyk aan de fchikking der Heeren. Bewindhebbers onderwierp. Onder de Regeering van den Heere Jan van Hoorn, die op den a8 van Hooimaand des jaars 1704 aan 't bewind kwam, was de koophandel der Maatfchappye in een zeer bloeyenden ltaat. Voor zich zeiven verzamelde hy ook onmeetelyke fchatten, die hem niemand, benydde , dewyl zy op eene eerlyke wyze wierden verkreegen. Alleenlyk namen zommigen de groote voorrechten euvel, die hy aan de Chineezen toeftond, van welke hy. zyne voornaamfte voordeden trok: maar hy wist zulks wederom door andere zaaken zodanig te vergoeden, dat byna een. ieder ten hoogden over hem voldaan was. In- 't begin zyner Regeeringe lag de Gouverneur dikwyls over hoop met den Directeur Generaal Fan Riebeek, die zich ren zynen opzichte wat onvriendelyk gedroeg, en door zyne r^roote welfpreekendheid; doorgaans de ftemmen naar zynen zin wist te draayen. Maar toen de Gouverneur zyne Vrouw verloor, trouwde hy de dochter des Heeren van Riebeek, en van dien tyd af bleeven zy fteeds groote vrienden. Geduurende het bellier des Heeren van Hoorn, wierdt 'er op Java een" hevige oorlog, gevoerd tusfehen den nieuwen Javaanfchen Keizer en den Pangoran Depaü Anom. Dezelve was reeds onder de voorige Regeering begonnen in 'tjaar 1703, by gelegenheid van 'caffterven des Keizers Amangkourat, na wiens dood zyn oudlte zoon Depati Anom door de meefte Grooten tot Keizer werdt. verheven. Deeze Keizer, die kreupel was, en voorzeer wreed werdt gehouden, zond by zyne komst tot den troon Gezanten naar Batavia, om van zyne aanftelling. en van't overlyden zyns Vaders kennis te geeven. Ondertusfchen kwamen 'er ook Gezanten van zyn' Oom Pangoran Pougar, door die van. Mataram tot dezelfde waardigheid verheven, welke de befcherming der Maatfchappye verzochten. DeRaad van Indien vond herin 'teerst billyk den zoon in dè.geruste op* volging te bevestigen; doch toen men uit zynen brief zag , dat hy geheel geen gewag maakte van 't vernieuwen en onderhouden der oude Verbonden , en men daarenboven verfcheiden blyken had, die bewcezen, dat hy der Compagnie zeer ongunftjg was, beflóot men zyne goedkeuring op te Ichor- L 3 «en».  8 „ zag aan den aanflag te geeven had Erberfeld den titel aangenomen van ,, Thouang Gusti of den Grooten Heer, en op hem zou in waardigheid „ volgen een Javaan Catadia, onder den naam van Rading of Prins. Men „ had het verraad beraamd op een buitengoed van Erberfeld, gelegen aan „ den weg van Batavia naar Jacatra, en de zamengezwoorene verzamel* „ den zich gemeenlyk op eene zyner andere hoeven , alwaar zy doorgaans „ gefprekken hielden met verfcheide Mahomedaanfche Vorften en andere „ Javaanen, die in 'c ontwerp waren ingewikkeld. Vier hunner waren de„ zamenllellers der brieven aan hunne vrienden en medeplichtigen, terwyl „ eenige andere briefjes aan de Javaanen verkogten, die, met onleesbaare „ it.erken befchreeven, werden aangepreezen, als of zy hunne bezitters „ volkomen onkwetsbaar maakten. De tyd des aanflags was bepaald op „ den eerften dag van 'c jaar 172a met het opengaan der poort, en de za„ mengezwoorne moesten gedeeltelyk in de Stad, en gedeeltelyk in 'c Kas„ teel fluipen. Om alle verfchillen voor te komen hadden zy reeds eene „ verdeeling gemaakt, volgens welke het hoofd der vloekgenooten de Stad „ en 't Kasteel zoude regeeren; terwyl zyn Luitenant het vlakke Veld zou „ beheerfchen tot aan 't gebergte, en de overige het bewind zouden heb» „ ben over byzondere Landftreeken en over de troepen. Zy hadden door „ hunne voorzorg zich verzekerd van een Leger van 17 duizend man, die „ zich op verfcheiden zeinen moesten begeeven naar hunne posten, om zich „ gelyktydig van de poorten meester te maaken, en zorg te draagen, dat niemand hunne handen ontkwam. Drie dagen voor de uitvoering was 3, alles naauwkeurig beraamd, en wel op zodanig eene wyze, dat de aan„ flag niet fcheen te kunnen mislukken. Reeds twee jaaren lang had Erjf berfeld het ftuk overleid met Catadia ; en het vonnis deezer twee boosdcenders hehe&de , dat zy beide, gebonden op yzere kruisftn, „ van  T E BATAVIA. pi „ van hunne rechterhanden beroofd', en met gloeyende tangen op verfchei„ den plaatzen zouden worden geneepen; dat men hen daarna het Iic,, haam van onderen naar boven zou openen , hen de herten uit het „ lichaam fcheuren, en in 'c gezicht werpen; eindelyk moesten hunne „ afgehouwen hoofden op fiaaken gezet, en hunne gevierendeelde lichaa„ men buiten de Stad worden opgehangen ". Vier der voornaamfte medeplichtigen moesten dezelfde ftraffe ondergaan, uitgezonderd dat zy levende op 't rad wierden gezet; tien werden gerabraakt zonder den genadeflag te ontvangen, en drie fchuldige Vrouwen werden gewurgd. Dit vonnis werdt volbragt op den 8 van Grasmaand 1722, en op den volgenden dag vierde men een plegtigen Dank-, Vast- en Bededag, wegens de gelukkige ontdekking van dit verfchrikkelyk verraad. In 't vervolg ontdekte men noch dertig der voornaamfte belhamels, die alle werden ter dood gebragt. Ook werdt het huis te Batavia, alwaar Erberfeld had gewoond , tot den grond toe afgebroken, en daar voor in plaats opgericht eene fchandzuil, boven opr welke een doodshoofd ftond uitgehouwen, en op welke men in vyf verfchillende taaien dit opfchrift las: Hier ftond weleer bet huis van den verfoeyelyken fchelm Pieter Erberfeld, op welke plaats nooit weder* &m gebouwd zal worden tot aan bet einde der Eeuwen. Batavia den aa April 1722. Het is ondertusfchen niet onwaarfchynlyk dat de groote aanhang va» Erberfeld zynen oorfprong heeft genoomen uit de byzondere gierigheid en inhaaligheid van de beftierders des platten lands: ten minften de Heer De Marre heeft zich hier over dus uitgelaaten. Maar gy, die onbefchaamd de wetten wederftreeft, En al te bitter met's Lands Ingeboornen leeft; Hen knevelt, en de huid zoekt van het lyf te ftroopen, . Om dus uw fchatten door hunne armoede op te hoopen; Gy zelfs zyt oorzaak van dien opftand van 't gemeen; Gy baart dit muiten, en den val der Stad met een. Kan uw gewisfe zulk een knaaging noch verdraagen? • Daar gy het alles in uw gierigheid wilt waagen, U zelf, de Stad, cn zo veel zielen, ja den Staat Der Maatfchappy zo fnood durft wikklen in dit kwaad? Gelooft gy 't niet? doorzie en nieuwe en oude fchriften: De val der Staaten wordt veroorzaakt door die driften. M a Ooqp  92 DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN l ENZ. Door zulk een boosheid zag de Lnzitaan zyn val, Daar hy 's Lands volken wreed verdrukte, als overal Het recht cn billykheid om fchraapzucht wierdt verfchooven^ En yder è' armoe van den Landaard dorst berooven. Toen bragt de wanhoop al den Landaard in 't geweer, En deed het omzien ja verwisfelen van Heer. Nooit had de Batavier zyn' glorie hier voldongen, Zo niet de Landaard hem getrouw waar bygefprongen,, Waar door de Luzitaan, beftookt door flag op flag, Zyn Rykstroon waggelen, en nederiiorten zag: En zo de Maatfchappy haar zetel om ziet keeren , Zal d' oorzaak Muilen by baatzuchtige Opperheeren. Men weet niet naauwkeurig, door wien dit verraad wierdt ontdekt: zommige zeggen, dac dit gefchiedde door eene Vrouw, andere door een'Slaaf, en? weder andere door eenige zaamengezwoornen zelve. Hoe dit moge zyn, het' fchynt, dat de Gouverneur de eerfte kennis kreeg van den Koning van Bantam, aan wien Erberfeld had gefchreeven , dat hy zyne vriendfehap verzocht , en dat hy, na 't gebied der Christenen te Batavia te hebben uitge roeid, den Javaanfchen Keizer zou gaan aantasten. Dus fchynt hec dat deKoning van Bantam, voor zich zeiven beginnende te vreezen, 'c best oordeelde, de onderneemingen van deezen ftouten Schelm voor te komen door zyne aanflagen te openbaaren. In dit jaar kwamen aan de kusten van Java twee der- drie fchepen, dieonder 't bevel van den Commandeur Roggeveen waren uitgezonden doop de Hollandfche West-Indifche Compagnie, toe het ontdekken van onbekende Landftreeken ten Westen van America. Deeze Bevelhebber had niet alleen het ongenoegen , dat. zyn tocht in 't geheel die voordeden niet aanbragt, welke men daar van in Europa had verwagt, maar noch daarenboven, dat zyne fchepen door de Regeering van Batavia wierden in beflag genomen , wegens hunne reis door de Indifche Zeeën. Ondertusfchen toonden de Bewindhebbers der Westerfche Compagnie met veel klaarblykelykheid, dat hun oogmerk niet was geweest de Oosterfche te benadeelen, als ook dat hunne fchepen in de voornoemde plaatzen geen' handel hadden gedreeven: 't welk ten gevolge had, dat de Oost-Indifche Maatfchappy door de Staaten Generaal wierdt veroordeeld om de West-Indifche volkomen fchadeloos te fleflen. De weleer verlooren koophandel der Chineezen op Batavia begon zich thans wederom ce herfteilen , het eerst door eenige Portugeefche fchepen, en  TE BATAVIA. 93 en daarna door 't wederkeeren der Chineefche Jonken. De Heer Zwaardekroon begreep dit ftuk beter dan zyn Voorzaat, en bezoigde daar door aan de Maatfchappy een onfchatbaar voordeel. Aan zyne zorgen is men ook verfchuldigd de Koffyteelt op Java, die allengskens is geworden een allervoordeeiigfte tak van handel. De Generaal begon met eenige boomen te doen planten in zynen hof by Cadouwang , die binnen korten fchoone vruch • ten gaven; hy verdeelde dezelve onder de Inwooners, en bragt daar door te wege, dat deeze vrucht zo algemeen wierdt, dat men de 125 pond voor omtrent 30 guldens kon koopen. In 'tjaar 1725 verkoos de Heer Zwaardekroon zich van zyne waardigheid te ontdoen, en zyne overige dagen in ruste te flyten. Tot Opvolger had hy den Heer Mathys de Haan, die op den 8 van Oogstmaand deezes jaars tot die hooge waardigheid werdt bevorderd; dezelve had' eene zeer vreedzaame Regeering , geduurende welke de koophandel der Maatfchappye in een zeer voordeeligen ftaat was; maar zy was kort van duur, wyl Zyn H. Ed. te Batavia overleed op den 1 van Hooimaand des jaars 1720. Zyn Opvolger Diederik Durven regeerde tor aan den 2 8 van Bloei-' maand 1732, wanneer h-y met verfcheide zyner gunftelingen werdt op ontbooden. Deeze Gouverneur werdt van verfcheiden kwaade handelingen befchuldigd: dan dewyl dezelve nooit is veroordeeld, en maar enkel te rugge geroepen, laaten wy zulks volkomen in 't midden. By gelegenheid van 't te rug roepen van den Heer Durven was door dë' Bewindhebbers tot Gouverneur Generaal aangefteld de Heer Dirk van' Kloon. Onder zyne Regeering viel ook niets van belang voor, behalven de berugte executie van Pieter Vuist, geweezen Gouverneur van Ceylon, die wegens zyne menigvuldige misdaaden zedert het jaar 1730, te Batavia in een der akeligfte Kerkers was opgeflooten, en eindelyk op den 19 van Bloeimaand 1732 loon naar werken ontving. Volgens echte ftukken was zyne Befchuldiging: „ I. Dat hy de openbaare voorrechten „ had gefchonden, door het oprechten eens Krygsraads onder het valsch „ voorwendzel van noodzaakelykheid, en dat hy zich daar door had fchul„ dig gemaakt aan hoog verraad. II. Dat hy had verdigt eene zamen„ zweering onder de Inboorlingen, die alleen in zyne boosaardige hersfenen „ beftond, en door welke hy veele Vorften, vrienden en bondgenooten der „ Maatfchappye, had beledigd, gelyk ook de Koningen van Groot-Brittan„ nie en Portugal. III. Dat hy zich met zyn opgeworpen Krygsraad had „ fchuldig gemaakt aan het grootfte onrecht en de gruwelykfte wreedheden, door onfchuldige perzoonen op de uitgezochtfte wyze te doen pyningen, M 3 en  94 DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. ,, en 19 van dezelve door Beulshanden doen ftraffen, terwyl hy veele andere „ van hunne welvaart en goederen had beroofd zo dac hy de arme Inge„ zetenen, zyner zorge aanbevoolen , op eene verregaande wyze had mishan* n deld, en den Staat beroofd van zeer veele nuttige Onderdaanen. AI,. waarom hy werdt veroordeeld om gebragc te worden ter plaatze, alwaar „ men gewoon is Executie te doen ; daar men hem op eenen ftoel zo» „ vastbinden, de keel affnyden, doen vierendeelen, en eindelyk verbran„ den: met order om zyne asfche in Zee te werpen, en alle zyne goede-; „ ren, hoe genoemd, verbeurd te verklaaren. De Generaal Van Kloon, die op den 10 van Louwmaand 1735 op zyn buitengoed Molenvliet overleed; had tot Opvolger den Heer Abraham Patras, die van de geringde posten, by trappen tot de hoogde waardigheid was opgeklommen. Dan deeze laafde was een byzondere gunst desgeluks: want dewyl de ftemmen daken tusfehen de Heeren Patras en Valkenier, werde de uitkomst aan den teerling gegeeven, en Patras bleef overwinnaar door een oog meer te werpen dan zyn' Mededinger. Dezelve kwam ondertusfchen kort daar na aan 't bewind door den dood van Patras , voorgevallen op den 3 van Bloeimaand 1737: want toen werdt de Heer Adriaan Valkenier door den Raad van Indie tot Gouverneur Generaal aangedeld. In 't begin der Regeering van den Heer Valkenier leed de Maatfchappy . groote fchade aan de Kaapen in Bengaaien: want op de eerde plaats vergingen, op den 20 van Bloeimaand 1737, acht rykgelaadene Retourfchepen door een hevigen dorm: en in Slachtmaand daar aan volgende werdt Bengalen verwoest door een diergelyken dorm, en daaropvolgende overdrooming, door welke fchepen van 60 tonnen over de hoogde boomen landwaards in werden gevoerd. Dan dit alles geleek niet by den verfchrikkelyken opdand, en het vermoorden der Chineezen te Batavia, waar door deeze Hoofdftad van Neerlands Indie in 1740 in 't dringendst gevaar werdt gebragt. Men vindt veele verhaalen aangaande deeze fchroomelyke gebeurtenis; waarom wy ons zullen vergenoegen met een kort uittrekzel te geeven van hun , die men t best kan gelooven. Volgens dezelve fchynt het eerfte plan van deezen opftand reeds beraamd te zyn geweest in 1734, door den Chineefchen Luitenant te Batavia Niloco, die inmiddels komende te fterven, zyn Zoon Nikoekong op zyn doodbedde by eede verplichtte tot de uitvoering. Het oogmerk was, zo men zeker meent te weeten, de meeste Europeaanen te verbranden, uitgezonderd die geene, welke hen tot byzicten of Slaaven konden dienen: voors de Raaden van Indie te fpitzen, en alleen den, Gouver-  TE BATAVIA; Gouverneur en Directeur Generaal in leven te houden, om by plegtige gelegenheden de Parafol achter hun Opperhoofd en zyne Vrouw te draagen; Aan het hoofd der zamenzweering bevond zich zeker Vagebond, die gehouden werdt voor een Bastaard Zoon van den laatst overledenen Chineefchén Keizer; doch die, in zyn eigen land weinig geacht, bier met open ar nen door de muitzieke menigte was ontvangen. Hy waagde het ondertusfchen niet in Batavia te verfchynen, maar verzamelde zyne troepen verre buitert de Stad in 't gebergte, alwaar hy ras eene groote menigte misnoegde Chineezen en Javaanen onder zyn' ftandaard kreeg. Tayoewan-foey-oey (dus was zyn naam) meenende, dat de tyd tot de uitvoering van 't ontwerp gefchikt, nu kon worden bepaald, fchreef van tyd tot tyd brieven aan zyne vrienden , waar in hy hen zyne kragten bekend maakte, en hen aanhitfte om het werk doch niet ten halve ce laaten fleeken: vooral daar kort geleeden 50 Chineezen naar Ceylon waren gebannen, na dat men ze van menigvuldige ftraatfchenderyen had overtuigd. Dit vonnis, hoe rechtvaardig ook, fchilderde hy doorgaans met de haatelykite verwen af, en zette zyne vrienden aan om 'er wraak van te neemen. De tyd tot de uitvoering van den aanval werdt inmiddels bepaald op deri <) van Wynmaand 1740 : doch op den 26 van Oogstmaand gaven eenige eerlyke Chineezen kennis aan de Hooge Regeering, dat 'er door die van hunne Natie een zeer gevaarlyk verraad tegen de Stad werdt gefmeed; V geen echter niemand geloofde, naar dien men te veel op den bekenden vreesachtigen en vreedzaamen aard der Chineezen betrouwde. Ondertusfchers werde best geoordeeld een oog in 'c zeil te houden om niet te worden overrompeld; waarom men alle posten deed verdubbelen, en geduurige patroulles door de Stad gaan. Ook werdt de Chineefche Capitein Nikoekong, verhoord en ondervraagd, of hy ook iets wist van eene zamenzweering: doch deeze veinzaard wist zyne rol zo wel te fpeelen, dat men uit hem niet wyzer kon worden* Op den volgenden dag ondervond men nader, hoe de zaaken ftonden t Want 'er verfcheenen onverwagc 60000 welgewapende Chineezen in de nabuurfchap der Stad, die overal plonderingen begonnen aan te rechten; ter* wyl men van binnen acht of tien duizend dier natie had, die zich voor 't tiirerlyke wel ftil hielden, doch om hun oogmerk te volvoeren, vryheid verzochten om 2 4 groote Theaters of Wayeangs te mogen oprechten, opwelke zy gewoon zyn Toneelftukken te verwonen, by welke zich dan doorgaans de Europeaanen laaten vinden. Doch de Hooge Regeering., voorziende, dat dit waarfchynelyk het middel tot het beraamen van den moord zon zya, verbood dezelve itrengelyk , en beval den Chineezen onder doodlirafièniet buiten hunne huizen te komen. Onder-  o6 DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ". Ondertusfchen kwam 'er een berigt, dat de Chineezen te Tanna Abang^ drie uuren gaans van Batavia, een Retranchement hadden opgeworpen, bezet met gefchut en 12000 man: men zond hierom, op den 4 van Wynmaand , derwaards de Heeren Imhof en Van Aarden met 1800 man, en deeze hadden het geluk, hunne vyanden van daar met groot verlies te doen verhuizen, gelyk zy ook voor de forten Tangerang en Nieuwendam werden afgeweezen. Ondertusfchen vernam men, dat de Chineezen met eene groote magt afkwamen op de Diestpoort, en bezig waren met dezelve in brand te fteeken, niettegenftaande den moedigen weerdand der Burgerye. Men verdeelde hierom een gedeelte der bezetting door de Stad om een waakend oog te houden op den vyand van binnen: terwyl de overige onder den Capitein MM op de Chineezen aanvielen; doch als die kort daar na kwam te fneuvelen , week zyne manfchap te rug. Maar toen vatte de Luitenant Hermingzon het bevel op, en wist het den Chineezen, door 't werpen van handgranaaten, zo bang te maaken, dat zy het haazepad koozen, met achterlaating van al hun gefchut; terwyl die geene, welke zich wederom verzamelden, en ftand hielden, by de waterplaats uit twee ftukken met fchroot werden begroet. Van buiten was men dus het grootfte gevaar voor 't tegenwoordige ontkomen ; doch op den 9 der loopende maand ontftond 'er van binnen een nieuw gevaar: want op dien dag ftaken veele Chineezen hunne huizen in brand, en booden tegenweer aan de Burgers, die tot het blusfchen der vlammen kwamen aanrukken. Hun oogmerk was zekerlyk den brand te doen overflaan tot de nabyleggende Timmerwerf, om dan door 't voortflaan der vlammen een algemeenen fchrik onder de Inwooners te verwekken, en die gelegenheid tot het.volvoeren van den moord te gebruiken. Doch hier eindigde de lankmoedigheid der Regeering ten opzichte der trouwlooze Chineezen , en 'er kwam een bevel om alle Chineezen, die men kon vinden , uitgezonderd de Vrouwen, Slaaven en Kinderen, ter dood te brengen. Men drong derhalven in hunne huizen, trok ze daar uit, en vermoorde ze zonder genade; zynde de flagting zo groot, dat het bloed ter hoogte van de enkelen langs de ftraaten droomde, en van daar in de rivier. Aanmerkelyk was het, dat deeze lieden, niettegendaande hunne menigte, geen den minden wederftand booden, maar zich als fchaapen ter flagtbank lieten voeren. Die alleen ontkwamen de algemeene verwoesting, welke op hunne daten vluchteden ; want de Scherprechters, die meest Matroozen waren, zogeen zo hoog niet, dewyl zy meer vermaak fchepten in plunderen dan |0 moorden. QRkoé*  TE BATAVIA. 97 Nikoekongen zyne Oomen hadc men op dien dag 's morgens ten 6 uuren op het Kasteel doen brengen om hem noch eens naauwkeuriger te onderzoeken, doch men kon hem nergens van overtuigen; des keerde hy weder totzynent in zyn-rydtuig, alwaar hy zich met 400 Slaaven wel verfterkte, waarom men, toen 't bevel tot den moord gegeeven was, op zyn huis niet durfde indringen; ook werdt de hulp der plonderaars elders gevorderd, want eenige der ontkomen Chineezen ftichtten brand in de andere kwartieren der Stad, alwaar Chineefche huizen onder die der Christenen Honden; waar door de Stad in een algemeen gevaar kwam van te zullen verbranden, 't geen echter noch door den yver der Burgerye in tyds werdt voorgekomen. Toen men dit gevaar eenigzins te boven was, werdt de aanval op 't huis 'des Capiteins ernftig begonnen door verfcheide Compagnien Burgers en Soldaaten: men vondt hier in 't eerst een dapperen tegenftand , door dien de ingeflootenen verfcheidene uitvallen deeden, die echter vruchteloos afliepen; toen men eindelyk zag, dat zy merkelyk verzwakt waren , rukten de Scheepstimmerlieden, gefterkt met de Granadiers, 'erop aan, en hieuwen de deuren aan ftukken, waar op alle, die zyin de voorrte kamers vonden, zonder genade werden vermoord , terwyl veele , die 't zwaard ontliepen, in de putten of in de rivier fprongen, alwaar zy ook door byzondere afgezondellen met platte fchuitjes werden afgemaakt. Ondertusfchen was 'er ook gefchut aangevoerd om mede in de binnenffe vertrekken te fchieten, die zodanig met affnydingen en oorlogstuig voorzien waren, dat niemand 'er dorst in dringen; doch hier door werdt men wel haast volkomen meester. Het huis zyns broeders, 't welk in de nabuurfchap ftondt, floeg toen ook in brand, tot grooten fchrik der Inwooners; dewyl dit huis, volgens een loopend gerugt, benevens eenige andere, was bndermynd. Ook hoorde men op 't laatst van den brand twee allerverfchrikkelykfte flagen, die echter niets kwaads deeden, dan eene menigte fteenen op ftraat te werpen, door welke eenige weinigen werden gekwetst. De brand werdt ondertusfchen door de fpuiten te Batavia ras gebluscht; doch de Voorlieden buiten de Diest- en Utrechtfche Poort raakten, by gebrek van zodanige heilzaame werktuigen, in kooien. Op den 1 o lagen te Batavia de ftraaten noch vol van doode Chineezen , ook ving men op dien dag een' van des Capiteins Broeders en den Luitenant der Natie. De Capitein had zich inmiddels in een der fchuilhoeken zyner wooning veilig gehouden tot dat de brand hem hier ook uit dreef, en zich toen in de kleederen eener Slaavinne geftooken: hy werdt echter herkend uit zyn wezen, en aangegreepen door den Vice-Prefident Schepen Van Dyk, die II. Deel. N ^  p3: DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. hem wilde vatten, maar hem door een' fprong in *t water verloor : dati hier werdt hy ras door een bediende uitgehaald, en in 't bolwerk des Kasteels de Robyn vastgezet. Deeze geheele dag werdt voorts hefteed in 't dooden der overgebleevene Chineezen, zo wel binnen als buiten de Stad. Inmiddels verhefce zich de brand wederom in de Chitze- en Lepel-ftraat, en daar fprong ook eene Myn, waar door de magazynen van Zuiker, Masten en Ankers, in groot gevaar waren , maar noch gelukkig door pompen en natte zeilen werden bewaard. Op den 11 had het vuur opgehouden, maar toen hervatte het gemeene volk de plondering der Chineefche wooningen met zo veel woede, dat de een den anderen dood floeg: de Regeering (lelde derhalven order, en liet het pionderen op zwaare ftraffen verbieden; terwyl men de overgebleevene kostelykheden op 'c Stadshuis bragt om dezelve naderhand onder 't gemeen *e verdeelen. Op dien dag kwam ook binnen Batavia de Bevelhebber van *t kleine fort Ryswyk met zyne Bezettelingen, berichtende, dat hy alle «uren een' aanval te gemoet ziende, en dien met zyne 6 Soldaaten niet kunnende afflaan, beter hadt gedagt de post verlaaten, en, na dezelve verwoest te hebben, af te trekken om den vyand te beletten aldaar te nestelen. Het grootfte gevaar was nu voor zeker over , doch 'er bleeven niet te min noch al vyanden in de nabuurfchap der Stad, die echter op den 1-4 door den Capitein Cbits met verlies van 200 dooden en 5 vaandels werden verdreeven. Op den 11 had men reeds begonnen de huizen, ftfaaten en graften van hunne lyken en bloed te zuiveren; doch men had hier werk mede tot aan den 19 , wordende het geheel getal der verflagene zo in als buiten Batavia op tien duizend perzoonen begroor. Op den 18 kreeg men tyding, dat de Chineezen zich gelegerd hadden in de Zuiker-molens aan den weg naar Tangerang , en dat de gaande en komende aldaar zonder genade werden vermoord: derwaards werden derhalven fpoedig de noodige troupes gezonden, die ook het geluk hadden de vyanden geheel te verflaan; zo dat men het genoegen hadt van den Generaal te kunnen zenden vier vaandels en 'c hoofd eens vaandriks, die uit zyne kleeding bekend ftond voor eén van de opperhoofden der zamenzweering. Naar de Legerplaats werden daarentegen gezonden verfcheiden Copien van eene Algemeene Vergiffenis Brief voor alle Chineezen, die binnen eene maand de Rebellen verlaaten, en naar Batavia zouden willen wederkeeren. Ook beloofde men eene prsmie van rooo kroonen aan ieder die den Generaal der oproerigen leevend, en 500 aan hem die denzelven dood in handen der Regeering zou kunnen leveren. Het  TE BATAVIA. 99 Het Hoofdleger der Chineezen had zich ondertusfchen verzameld by de Zuiker-molen van Salapadjang, waarom het noodig werdt geoordeeld hier met hen in gevegc te komen. Het opperbewind van deezen togt werdt bekleed door den Heer Crumwel, die met de grootfte voorzichtigheid deeze post naderde, en zyne manfchap tusfehen de Zuikerrieten in flagorder fchaarde* Ook kwamen de Chineezen ras voor den dag en maakten eene flagorder. zo goed zy het geleerd hadden: men brandde op hen los, doch zonder veel uitwerking, weshalve het best geoordeeld werde hen met geweld op 't lyf te vallen, 'gelyk door de Baliers, de Macasfaren en de Javaanen, in foldy der Maatfchappye ftaande, werdt gedaan; toen werdt het vluchten der vyanden algemeen, doch zy namen de wyk in de bosfehen, werwaards het onmogelyk was hen te volgen, en daar verzamelden zy zich weder op eene plaats Campon Malay genoemd. Eenige dagen laater werden zy hier ook aangetast en wederom verdreeven, terwyl al hun voorraad van oorlogs en mondbehoeften aldaar verzameld, door de Hollanders werdt weggenoo«nen of verbrand. Het overfchot van deezen troep vluchtte meerendeels in 't Bantamfche, alwaar zy door 's Konings troepen ook geheel verftrooid en meerendeels gedood of gevangen genoomen werden. Nikoekong werdt inmiddels te Batavia op *t Stadshuis gebragt en ftrengelyk gepynigd ; doch hy wilde volftrekt niets bekennen , fchoon men dagelyks meer bewyzen tegen hem kreeg. De Stad was thans geheel in rust, behalven dat 'er op den 17 van Slagtmaand door kwaadaardige lieden een gerugt wierdt verfpreid, dat alle Slaaven zouden worden gedood: dit verwekte eene groote ontfteltenis, en deed verfcheide derzelve wegloopen. Ook zouden zeer gevaarlyke gevolgen uit dit fprookje zyn ontftaan; doch de Regeering fmoorde dit kwaad in den beginne, door eene bekendmaaking te doen aanplakken, volgens welke eene belooning van 600 guldens werdt beloofd aan den ontdekker deezer logen. Op den 2a werdt alomme bekend gemaakt, dat een ieder op den volgenden morgen ter Kerke moest komen om een' plegtigen Dankdag te vieren, terwyl de Militie, tot voorkoming van onraad, door de Stad zou pa» troulleeren. Dit werdt alles volbragt, en na 't eindigen der Godsdienstplegtigheden werden op de Bolwerken de vaanen, en op de fchepen de vlaggen ontrold, onder het luiden der klokken, het losfen van 't grof ge-j fchut en 't geweer der bezetting. De gevaarlyke onrust in de Stad dus geftild zynde, brak 'er een hevige twist uit onder de leden der Hooge Regeering; want op den 6 van Wintermaand las de Gouverneur in de Vergadering der Raaden van Indien een breedvoerig Manifest voor, in 't welk hy klaagde, dat verfcheide Raa-, N a den  loo DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. den van Indien hunnen pligt geduurende de Chineefche troubles niet naar ba* hooren hadden waargenoomen; hebbende hy 't in 't byzonder gelaaden oj* de Heeren Van lmhvf, de Haaze en Van Schinne, die hy buiten dat geen goed hart toedroeg, en by deeze gelegenheid, om dat zy zyn willekeurig gezag te veel zogten te bepaalen, gaarne van de hand wilde zenden. Het befluit der zaake was, dat de drie voornoemde Heeren op order des Gouverneurs wierden in hegtenis genoomen, niettegenftaande zeer fterke proteftatien van eenige der andere leden, doch die van geene uitwerking waren,' dewyl de Generaal zeide alles tot zyne verantwoording te neemen. Toen de Gouverneur zyn voorneemen hadt geopenbaard, vertrok hy fchie»' lyk naar zyne byzondere vertrekken, en liet de Vergadering zo wel bezet door vertrouwde krygsknegten, dat niemand 'er iets tegen kon uitvoeren. De Heeren Tbedem en Krul verkreegen wel een afzonderlyk gehoor by den Heer Valkenier, doch zonder iets te vorderen. In tegendeel verklaarde deeze, dat zy gevangen zouden blyven, ten zy ze eene zeer fchandelyke acte van fchulderkentenis wilden teekenen , 't geen zy zeer grootmoedig weigerden. Zy ontvingen daarentegen bevel om te kiezen, of zy by dag, dan liever by nagt wilden worden overgebragt. Zy verkoozen het eerfte, en werden toen door eene dubbele regel Granadiers omzingeld naar hunne huizen gebragt, alwaar zy *s avonds ten 5 uuren aankwamen, en een uur laater kwam de Capitein Crumwel boodfchappen, dat men niemand by hen zou toelaaten , dan hunne Vrouwen, Kinderen en Bedienden. Drie dagen laater werden de gevangene Heeren naar 't Vaderland overgevoerd , doch deeze handelwyze voldeedt in 't geheel niet aan de Heeren Bewindhebbers; deeze betuigden in tegendeel hun misnoegen aan den Heer Valkenier, die zieh inmiddels van zyne bediening had ontflagen, en reeds in Slagtmaand 1741 naar 't Vaderland was vertrokken. Doch op de Kaap de Goede Hoop vond hy eene order om naar Batavia weder te keeren, en aldaar nader onderzocht te worden over de handelwyze aangaande den moord der Chineezen, en 't gevangen neemen der gemelde Heeren. Dit beruchte Proces heeft lange jaaren geduurd, doch is nooit uitgefprooken; 't geen zo veel tegewigtiger was, om dat daar van ook de billykheid of onbillykheid van den moord der Chineezen meerendeels afhangt. Ondertusfchen fchynt het zeker te zyn, dat de Chineezen zelve de moedwillige aanleggers van den opftand zyn geweest,- maar 'er zyn ook redenen om te cwyffelen , of men deeze volkeren wel altoos zodanig heeft behandeld, als behoorlyk was, en of men zyne wraak niet eenigszins zou hebben kunnen maatigen. Toen de Heer Valkenier zich van zyne bediening hadt ontflagen, werdt door de Heeren Bewindhebbers tot zyn' opvolger aangefleld de Heer Van Imhsf;  TE B A T A V 1 A: ïotf 'Imhof: doch dewyl deeze afweezig en als een gevangene naar 't Vaderland was gezonden , zag zich de Directeur Generaal Thedens als van zei» ve met het oppergezag bekleed, en moet derhalven onder de Gouverneurs Generaal worden gereekend ; gelyk hy ook na de aankomst dei Heeren Van Imhof, tot zyn dood, den rang en eere als Oud-Generaal heeft behouden. Geduurende zyne Regeering ging de oorlog voort met de ontkomene Chineezen, die zich in de bovenlanden noch bezig hielden met rooven en pionderen. Men zond tegen hen den Heer Roos met 8000 man, die hen ras verfloeg, en hunne Fortres vernielde, 8 mylen van Batavia gebouwd. Zy namen toen hunne toevlucht tot den Javaanfchen Keizer, met wien zy een plegtig verbond maakten om alle Europeaanen te vernielen. Het eerfte dat zy deeden was een toeleg op 't Hollandsen Fort by Catafoera, alwaar 200 man in bezetting lagen. De Keizer vroeg ten dien einde aan de voornaame Officieren , waarom zy niet meer ten hove kwamen, die daar op niet onduidelyk hunne vreeze voor de zamenfpanning. met de Chineezen te kennen gaven : dit vertoornde den Vorst uit termaaten , vooral daar hy begreep, dat dit door twee zyner Zoonen, die in 't Fort op zyn Hollandsch werden opgevoed, moest verklapt zyn. Hy nam derhalven eene gelegenheid waar om zyne Zoonen met de drie voornaame Officieren te « vatten, en liet dezelve zonder genade ter dood brengen. Toen werdt het Fort ten ftrengften belegerd , en na een zeer dapperen tegenftand ingenoomen, en de Soldaaten, die men gevangen nam, werden alle befneeden onder 's Keizers troepen verdeeld. Van daar begaf men zichNoordwaards, en omzingelde Samarang, met twee-hondert duizend man, geduurende zes maanden zodanig, dat 'er niets in noch uit kon, terwyl het gefchut op de Hollanders veroverd tot de belegering gebruikt werdt. Maar de Maatfchappy verzamelde een Leger van twaalf duizend man, waar me» de zy het ontzet ondernam;, want deeze manfchap begaf zich te water naar Samarang, en deed daar een algemeenen uitval met dit gevolg, dat niet alleen de vyand geflagen wierdt, maar dat hy ook al zyn gefchut, beftuande in twee hondert ftukken en veel oorlogs voorraad, moest achter laaten» De overige posten werden toen ook heroverd, en de Keizer tot een fchandelyken Vrede met overgaave der gevangenen gedwongen. De vriendfehap des Keizers voor de Chineezen veranderde to°n in haat, en hy liet eene groote menigte van hen ter dood brengen; maar zy wisten zich ook te wreeken, door een jongeren Zoon des Keizers aan 't gebied te helpen, voor wien de Vader in 't gebergte moest vluchten. De Baron Qu-stavus Wilhelmus van Imhof kwam inmiddels in Holland N 3 al»  ioa DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. als Gevangene, doch werdt aldaar met veel achting ontvangen, en nooit zag zich een gevangen van Staat met meerder vriendfehap door zyne Rechters behandelen. Zyn Proces werdt als een bagatel gerekend; maar zyne aanmerkingen over den tegen woordigen ftaat der Compagnie keurde men meerder aandagt waardig, en de Heeren Bewindhebbers trokken daar uit de ftoffe tot verfcheide verftandige fchikkingen, gelyk men kan zien uit het Reglement van den 26 van Hooimaand 1742, en uit het Reglement van Batavia. Tot meerder eere van den nieuwen Gouverneur werdt hier voorbedagtelyk een fchip van 160 voeten voor hem gebouwd, en De Herpeller genoemd, om hem naar de Indien over te brengen. Derwaards vertrok hy op den 29 van Wynmaand 1742, voorzien met eene commisfie van H. H. Mogende, en verzeld door verfcheiden goede Officieren, die de Maatfchappy in haaren diénst hadt genomen te weeten 1 Collonel, 1 Luitenant Colionel der Cavallery, 2 der Infantery, 1 Luitenant Commandant der Artillery, 4 Majoors, 5 Capiteinen, 5 Luitenants en 5 Vaandriks. Na een korten en voorfpoedigen togt kwam de Heer Imhof aan de Kaap, alwaar hy op den 26 van Louwmaand 1743 zeer plegtiglyk werdt ingehuldigd. Op den 23 van Bloeimaand kwam hy te Batavia, en werdt aldaar met geen mindere blydfchap ontvangen. Zyne tegenwoordigheid herftelde aldaar de rust, terwyl hy door alle goede lieden wegens zyne natuurlyke vriendelykheid werdt bemind, en door de boozen wegens zyne geftrenge gerechtigheid gevreesd; dus fchikte zich een ieder tot zynen pligt, en volgde het loffelyk voorbeeld des Generaals. De Generaal bezocht in perzoon verfcheide Buitencomptoiren om op alles naauwkeurig toezicht te neemen, en zo wel de openbaare als byzondere zaaken in order te brengen. Te Batavia fchafte hy het Ambachtskwartier af, en bragt het getal der Bedienaars ter Secretary op 36 perzoonen. Ook liet hy alle Inwooners volkomene vryheid om op de Philippynfche Eilanden te handelen, mits betaa» lende de uit- en inkomende rechten. Alle de zaaken der Compagnie waren bevestigd, en men beloofde zich van verfcheiden artikels veel voordeel. In Bloeimaand werdt uit naam der Bewindhebbers eene nieuwe fchikking omtrent de Thé Negotie bekend gemaakt, ten voordeele der Burgers van Batavia. De huizen door den brand in 1740 vernield werden herbouwd , en de Chineezen kreegen , tot voorkoming van diergelyke onheilen in 't vervolg, eene Voorftad tot hunne woonplaats om aldaar hun' koophandel in vrede te oeffenen. Eindelyk werdt de Javaanfche oorlog geëindigd door een voordeeligen Vrede, en de Koning van Bantam floot een nieuw verband met de Hollanders. Op den 16 van Sprokkelmaand 1745 maakte men te Batavia een groot  TE BATAVIA. 103 groot Manifest bekend tegen den Koning van Madura, dien men den oorlog verklaarde; twee Hollandfche Officieren, genoemd Starrenberg en Smout, floegen hem met hunne troepen op de vlugt, en verjoegen een groot Leger Madureërs en Baliers: ook waren de afvallige in de boventon» den noch in de wapenen, doch zonder veel gevolg. De Engelfchen hadden omtrent dien tyd drie Franfche Oost-Indie Vaarders genoomen, welke zy te Batavia verkogcen; dit nam de Koning van Frankryk zeer euvel, en vroeg eene eclatante Satisfactie van H. H. Mogende ; gebruikende dit geval onder anderen tot eene reden om het voordeelig; traétaat van koophandel met de Nederlanden, gemaakt in 1-739, te verbreeken. Ondertusfchen werdt dit verfchil na verfcheide onderhandelingen tusfehen de beide Maatfchappyen uit den weg geruimd, door eene gifce van vyfeien tonnen fchats, welke de Hollanders betaalden voor de laadingen der fchepen, die zy noch daarenboven moesten te rugge leveren. En dus ontkwam de Baron Van Imhof de omtrent hem gevorderde voldoening* Niet lang hier na ontftondt een zeer onaangenaam verfchil tusfehen de» Staat en Spanjen, ter gelegenheid eener Memorie van den Spaanfchen Ambasfadeur in 1747, in welke hy beweerde, dat de Heer Imhof eenen toge hadt ondernoomen op de Zuidkusten van Nieuw Spanje, niet alleen om een verbooden koophandel te dryven, maar ook om den verklaarden Vyand van Zyne Spaanfche Majefleit te begunftigen. Ook befchuldigde hy de Hollanders dat zy eene vyandelyke landing hadden gedaan, gelyk kon blyken uic 16 Gevangenen , die den Spanjaarden in handen waren gevallen. Afcwaarom hy eene zeer eclatante Satisfactie vroeg tegen den Gouverneur Generaal van Indien. Hunne Hoog Mogende antwoordden, dat deeze zaak hun geheel onbe-i kend was, doch dat zy niets meerder verlangden dan de aanhoudende Vriendfehap van Zyne Cathol. Majefleit; dat zy daarom kennisfe van 't geval aan de Bewindhebbers geeven, en volgens derzelver bericht zodanige orders zouden (lellen , als noodig waren om Zyne Cathol. Majefleit te voldoen. Dewyl tot het verkrygen deezer onderrichtingen veel tyds noodig was, kon men ze niet bekomen voor den dood des Heeren Van Imhof, wien men in Spanje voornaamelyk ter ftraffe vorderde. Inmiddels kwynden de Hollandfche Gevangenen elendig in de Spaanfche Kerkers, drie of vier uitgezonderd, die 't ontkwamen; terwyl men de overige nooit in vryheid heeft kunnen: doen (lellen. Ter zeiver tyd ontftonden hevige verfchillen tusfehen de Hollanders en de Engelfchen in de Indien; dewyl de laatfte zich beklaagden over verfcheiden fchikkingen en bekendinaakingen- der eerften, die hen den koophandel Pt  110+ DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. op Neutraale Havens bezwaarlyk, ja zelfs onmoogelyk maakten. Lord Sandwich gaf hier over eene Memorie op den 17 January 1748 aan H. H. Mogende, en in 't volgende jaar werden de klagten tegen de Batavifche Regeering vernieuwd door den Graaf De Holdernes, die noch daarenboven eene voorbeeldige ftraffe vroeg over de Moordenaars der Equipagien van twee Chineefche Jonken, die onder Engelfche Pasfen voeren. Men onderzogt deeze zaak naauwkeurig, en ftrafte de Moordenaars naar behooren* waar mede de Engelfche Gezant zich voldaan betuigde. De Baron Van Imhof, in zo veele netelige verfchillen ingewikkeld, hadt reeds in 1746 zyn ontflag gevraagd, doch het zelve niet bekomende, voer hy op ernftig verzoek der Compagnie voort in 't bedienen zyner Hooge Waardigheid. In "t jaar 1749 werdt hy in zyne kwaliteit de onmiddelyke Luitenant van Zyn Doorl. Hoogheid Willem Carel Hendrik Frifo, Erfftadhouder Capitein Admiraal Generaal der Unie, enz. enz. enz., dewyl Hoogstdezelve op den eerften van Wintermaand 1748 werdt aangefteld tot EerHen Bewindhebber en Opper Gouverneur Generaal der Oost-Indifche Maatfchappye. Te Batavia werdt deeze aanflelling van dien waardigen Vorst met de grootfte blydfchap gevierd, doch de Generaal Van Imhof overleefde dezelve niet lang, dewyl Z. H. Ed. op den 1 van Slagtmaand 1751 te Batavia overleedt, en aldaar met de grootfte plegcigheid werdt begraaven. Het was eerst na zyn' dood, dat men in Holland verfcheiden gewigtige berichten kreeg aangaande den ftaat der zaaken daar te lande. Volgens dezelve was in zeker Diftrict van Java een nieuwe oorlog ontftaah, waar van de oorzaak even byzonder als geheim was. „ Zeker Indisch Vorst * „ oud en afgeleefd zynde, hadt te Bantam, alwaar hy zyn verblyf hieldt, ,, het gebied afgeftaan aan eene zyner Vrouwen; deeze nieuwe Koningin ,, werdt afgezet en weggenoomen, terwyl men daar voor een Jongen Vorst „ in de plaats fielde. In 't volgend jaar vroegen de Inlanders hunne Ko„ ningin wederom, doch dezelve was geftorven; waarop zy zo verwoed „ werden, dat zy in de landen der Maatfchappye een' inval deeden, en alles te vuur en te zwaarde verwoesteden tot aan Jacatra. De Hollan„ ders hadden ondertusfchen verfcheiden voordeden op de vyanden behaald , „ en hoopten nu in 't kort gereed te zyn om de Stad Bantam te ontzetten, „ welke zy belegerd hielden : te meer daar de Javaanfche Keizer genegen „ fcheen om de Hollanders by te fpringen, en dus den oorlog ten einde „ te brengen ". Deeze verwagting werdt vervuld door eene groote verfterking van manfchap , die uit het Vaderland op Batavia aanlandde op den 1 8 van Slagtmaand 1750; en door derzelver behulp had men het geluk deezen op- (tand  TE BATAVIA. 105 ftand geheel en al te dempen. Ondertusfchen is deeze zaak in haar' oorfprong nooit klaar aan den dag gelegd; waarom wy het in 't midden laaten, of de onttrooning en wegvoering der bewuste Prinfes door den Heere Imhof volbragt zy, of niet: veel minder durven wy iets aangaande de geheime oogmerken van zodanig eene daad bepaalen. De Baron Van Imhof had tot zyn' Opvolger den Heer Jacob Mosfel, die, na den dood van den Heer Imhof, aanftonds by voorraad aangefleld, en in 't jaar 1752 door Zyne Doorl. Hoogheid Prins IVillem den IV. in die hooge waardigheid bevestigd werdt. Op den 24 van Hooimaand werdt hy met groote plegtigheid ingehuldigd, hoewel in eene algemeene droefheid , wegans de teffens aangekomene maare van 't ontydig affterven van Neerlands. Geliefden Erfftadhouder. De goede tydingen uit de Indien, en de gelukkige aankomst der fchepen zo te Batavia als in 't Vaderland, veroorzaakten eene groote ryzing in de actiën der Maatfchappye, die van beneden de 500 percent des ouden Capitaals nu tot boven de 600 per cent klommen. De overmaacige weelde, die zederd lange tyden in de bezittingen der Maatfchappye de overhand hadt, was nu hooger dan ooic geklommen. Tot hier toe hadden de voorige Generaals wel alle moogelyke poogingen in 't werk gefield om deezen openbaaren geesfel te bedwingen, maar fteeds te vergeefs: waarom nu de Bewindhebbers zelve de handen aan 't werk floegen, en den Generaal op 'tflrengfte bevoolen hier omtrent order te flellen. Ingevolge deeze hunne orders verfcheen te Batavia , op den 1 van Louwmaand j 7 j - ^ eene breedvoerige Ordonnantie ter beteugeling, van veelerhande zoorten van verkwistingen. Dezelve bevatte 124 Artikels tot 12 Titels gebragt , wier 11 eerfte alleen op Batavia zagen, alwaar 't bederf ook verre het grootfte was. De eerfte titel handelt over de Rydpaarden en Tuigen 5= volgens denzelven mag niemand, behalven den Heer Gouverneur, den Directeur, de Raaden van Indien, en den Prefident van den Raad van Justitie, eene koets met glazen of een daarna gelykend Rydtuig gebruiken* Voorts mag de Generaal alleen zes, en de overige genoemde Leden der Hooge Regeering mogen alleen vier paarden voor hunne koetzen fpannen: mogende dezelve ook maar alleen Europefche Koetziers gebruiken; alles op ver* beurdverklaaring van paarden en tuigen, en onder zwaare geldboeteni Teffens wordt hier in bepaald het getal der Bedienden, die iemand zal mogen gebruiken, benevens hunne verfieringen en kleederen, zo in gewoonetyden als by zekere plegtigheden, en in den rouw: ook wordt'er een paar* degeld naar een ieders ftaat opgelegd. De tweede titel handelt over de groote Kiperfollen of Waxedammersv II. Deel. O welke.-  io6* DE VOORNAAMSTE GESCHIEDENISSEN, ENZ. welke in de Indien tegen de hitte des Climaats of uit weelde worden gëf* bruikt; dezelve zyn tweederley, zeer groot en zwaar, of kleiner, en dan ook veel kostbaarder, en alleen tot weelde dienende. Deeze laatfte worden volgens dit Reglement alleen aan de Hooge Regeering en Lieden van Rang toegelaaten, en den minderen wordt bevoolen , zich met de eerfte zoort te vergenoegen; hoewel zy zich ook wel mogen bedienen van Handkiperfolletjes enz. De derde titel handelt over de Manskleeding, en verbiedt aan ieder, die geen Lid der Hooge Regeering is, op ftraffe van 500 Ryksdaalers, het draagen van met goud of zilver geborduurde kleederen, of van zodanige, die met Alemasfen zyn belegd. De Heeren, die in rang volgen, mogen echter kleederen met gouden en zilveren knoopen en knoopsgaten draagen. Niemand, minder dan een Opperkoopman, mag effene fluweelen kleeding gebruiken; doch lakenen en zyden ftoffen blyven voor een ieder vry, mits zonder pasfementen of borduurzel. De Officieren der Moorfche en Mahomedaanfche Soldaaten behouden echter vryheid om op hunne kleederen pasfementen .te draagen. De vierde titel is betrekkelyk tot de kleeding der Vrouwen. In denzelven worden de pragtige met goud en zilver belegde kleederen, diamanten karkanten, horologien met diamanten bezet, benevens dubbele paarelfnoeren van de eerde zoort, alleen toegedaan aan Vrouwen van den eerden rang, of aan Weduwen van de leden der Hooge Regeering. Zy die in rang volgen, tot die der Opperkooplieden ingeflooten, mogen alleen mindere zoorren van juweclen en paarlen draagen, niet kostbaarder dan ter waarde van 1 000 Ryksdaalers. Fluweele kleederen, met goud of zilver bezet, mogen alleen door Dames van den eerden rang worden gedraagen, en door Vrouwen van den tweeden rang zonder diergelyke verfieringen; maar zyden en linnen doffen zyn zonder eenige bepaaling. De vyfde titel bepaalt het getal der Slaavemeiden. Volgens denzelven heeft eene Dame van den eerden rang de vryheid om drie fraay opgefchikte Slaavinnen achter zich te laaten gaan; terwyl zich de mindere Vrouwen met twee, en de burgerlyke met eene moeten vergenoegen. Volgens den inhoud des zesden titels mogen de Leden der Hooge Regeering hunne Koetziers , Oppasfers en Livereybedienden gegalonneerde kleederen laaten draagen, met nestels en fchouderdrikken ; doch lieden van minder aanzien moeten zich met Dienaaren in geringer gewaad vergenoegen. In de volgende titels wordt eene reeks van wetten opgegeeven, volgens welke zich een ieder by gelegenheid van trouwen, bruiloften, begraaffenis£èn en kinderd en moet gedraagen. Op  T E BATAVIA. 107; Op den 9 van Lentemaand deezes jaars werdt hier ook eene zeer heilzaams order gefteld tot incooming van ongeoorloofden en bedrieglyken handel, die riltyd het gevolg eener losbandige weelde plag te zyn. Ondertusfchen zal het heilzaam gevolg deezer Placaaten , en derzelver naauwkeurige onderhouding, eerder te hoopen zyn, dan te verwagten; 't geen buiten twyffel hoofdzaakelyk zal afhangen van de Hooge Regeering, en vooral van de denkwyze en werkzaamheid van den Gouverneur in der tyd. Tot grooten lof van den Heer Blosfel moet men zeggen, dat hy in 't bevorderen van 't welzyn der Maatfchappye zeer yverig was, en fteeds de hand hielde aan het volvoeren der nieuwe Placaaten. Ingevolge hier van waren ook de zaaken der Maatfchappye, geduurende de Regeering van den Heer Blosfel, in den grootften bloey. Reeds meermaalen waren 'er hevige verfchillen ontftaan tusfehsn de Hollandfche en Engelfche Maatfchappyen, die echter wederom gelukkig waren beflist. De onderlinge nayver der Maatfchappyen deedt onder zyne Regeering wederom eenen hevigen twist uitberften , die, hoewel vriendelyk bygelegd , echter tot groot nadeel der Hollandfche Compagnie vertlrekte, dewyl zy daar door van verfcheide haarer voordeeligtte takken van handel in Bengalen werdt verftooken. Eene naauwkeurige verhandeling aangaande dit verfchil zou zekerlyk onze aandagt verdienen; dcoh dewyl dezelvej niet regtftreeks tot de gefchiedenisfen van Java en Batavia behoort, en daarenboven met genoegzaame uitvoerigheid in het achtfte Deel der Levens van voornaame Mannen en Vrouwen wordt gevonden, zal ik 'er my hier niet verder over uitlaaten. De Heer Gouverneur Generaal Mosfel overleedt inmiddels te Batavia op den 15 van Bloeimaand 1761 inden ouderdom van 57 jaaren, en werdt aldaar met zeer veel pracht op den 19 daar aan volgende begraaven. Tot Opvolger van Zyn Hoog Ed. werdt door den Raad van Indien aangefteld, en door de Heeren Bewindhebbers bevestigd, de Heer Pieter Albert van der Parra, die aanftonds de Hooge Regeering aanvaardde, en met veel voorfpoed bekleedde tot in 't jaar 1775, wanneer Zyn Hoog Ed. te Batavia op den 2.7 van Wintermaand overleedt. Geduurende zyne Regeering was byna alles, Ceylon uitgezonderd, in een diepe rust, en dus hadt hy weinig te doen, dan op 't welzyn van den handel een' waakend oog ce houden. Gelyk Zyn Doorl. Hoogheid Willem de IV., Glorieufer Gedagtenisfe, in \jaar 1749 tot Opper-Gouverneur en Directeur Generaal der Oost-Indifche Maatfchappye was aangefteld; dus werden ook in 1766 aan den Doorl. Heere Prinfe Willem den V., die toen het bezit der Hooge Stadhouderlyke O a waardig-  io8 DE GESCHIEDENISSEN van BATAVIA. waardigheid aanvaardde, deeze hooge Eerampcen opgedraagen door de Heeren Bewindhebbers op Qualificatie van Hunne Hoog Mogende. In 't jaar 1766 werde in Ceylon een lastige oorlog ten einde gebragt, die reeds veele kosten hadt veroorzaakt. Het Opperbevel was daar in handen van den Heer Baron Van Eek, die den Keizer in negen Veldflagen van 't begin des jaars 1765 tot aan't midden van 1766 geheel overwon, zodanig, dat de Hoofdftad Candia wierdt ingenomen, en de Vorst, in de uiterfte verlegenheid gebragt zynde, in de noodzaakelykheid kwam om met de Compagnie eene voor haar zeer voordeelige Vrede te fluiten. De Heer Van der Parra overleedt te Batavia op den 37 van Wintermaand 1775, en werdt met veel pragt ter aarden befteld. Zyn Hoog Eds. Opvolger was de Heer Jeremias van Riemsdyk, die, na een korte Regeering op den 3 van Wynmaand 1777 ftervende, door den Hoog Ed. Heer Reynier de Klerk is opgevolgd, die het oppergezag over Neerlands Indien met veel voorfpoed en in- een gewenschten Vrede tot in het jaar 1780 heeft gehandhaafd, in het welk Zyn Hoog Edele is overleeden. Eindelyk is tot deeze hooge waardigheid, uit eene naamlyst, door de Ed. Heeren Bewindhebbers overgeleverd, door Zyne Doorl. Hoogheid den Heere Prinfe Erfftadhouder bevorderd de Hoog Edele Heer Mr. Willem Arnold Alting, welke noch tegenwoordig het opperst Bewind in Neerlands Indien bekleedt, en zulks , wordt onze wensch vervuld, niet alleen nog veele jaaren zal doen , maar ook de zaaken in deeze gevaarlyke tyden zodanig beftieren, dat de waardigheid der Maatfchappye ongefchonden blyve; ja dat wy het geluk mogen hebben om die takken van onzen Oost-Indifchen handel, die door de fchraapzucht onzer vyanden thans byna zyn uicgebluscht, te zien herleeven.  BAT A V I A, DE HOOFDSTAD FAN NEERLANDS O. INDIEN, IN DERZELVER GELEGENHEID, OPKOMST, VOORTREFFELYKE GEBOUWEN, HOOGE EN LAAGE REGEERING, GESCHIEDENISSEN, KERKZAAK EN, KOOPHANDEL, ZEDEN, LUC HTS GES TELDH EID , ZIEKTEN, DIEREN EN GEWASSEN, BESCH REEVEN. DERDE DEEL, MET PLAATEN. Te AMSTERDAM, By PETRUS CONRADI, Te HARL1NGEN, By VOLKERT van der PLAATS. MDCCLX XXIII.   BATAVIA, in deszelfs GELEGENHEID, OPKOMST,VOORTREFFELYKE GEBOUWEN, HOOGE EN LAAGE REGEERING, GESCHIEDENISSEN, KERKZAAKEN, KOOPHANDEL, ZEDEN, LUCHTGESTELDHEID, ZIEKTEN, DIEREN EN GEWASSEN. DERDE DEEL, met kaarten en plaaten. a) te AMSTERDAM by J. W. SMIT, en W. H O L T R O P. mdccxcix.  w  BATAVIA, in deszelfs GELEGENHEID, OPKOMST, VO'ORTREFFELYKE GEBOUWEN, HOOGE EN LAAGE REGEERING, GESCHIEDENISSEN, KERK ZAAKEN, KOOPHANDEL, ZEDEN, LUCHTSGESTELDHEID, ZIEKTEN, DIEREN EN GEWASSEN, B E S C H R E E V E N, ZEVENDE BOEK. DE ZEDEN der INWOONEREN VAN BATAVIA; D e Koophandel, die voornaame Bronader van 't welzyn des lieven Vaderlands en zyner Volkplantingen, maakte Batavia, ras na haare eerfte "opkomst , tot eene der bloeyendfte Steden van het Oosten, en eene zamelplaats van allerhande Volkeren. Men vindt ingevolge hier van te Batavia niet alleen allerley Europeefche Inwooners, maar ook menigerley zoorten van Oosterfche Volkeren, die hier hunne Waaren brengen, of 'er zich tot bevordering van hunnen handel gevestigd hebben: inzonderheid Chineezen, Javaanen, Baliers, Macasfaren, Amboineezen, enz. Ons oogmerk is in dit Boek eenige aanmerkenswaardige zaaken , aangaande de verfchillende bewooners van Batavia, aan te tekenen; ten welken einde wy een begin zullen maaken met de Hollanders, onder welke wy de overige Europeaanen , die zich hier hebben ter neer gezet, gemakkelyk kunnen begrypen : vooral daar een groot gedeelte der Oosterfche Burgeren en Dienaaren der Compagnie uit Vreemdelingen beftaat , die zich by gebrek van eene gepaste kostwinning naar de Indien hebben hegeeven, of zich daar toe door de Volkhouders der Compagnie hebben laaten aanneemen. De levenswyze , op zich zelve befchouwd, zou te Batavia niet zeer kostbaar behoeven te vallen, dewyl alle gemeene, doch zeer goede eetwaaren, «Is visch, hoenders, ryst, allerley groenten en ontelbaare vruchten hier 't HL Debu A geheels  ,u DE ZEDEN der INWOONEREN geheele jaar door in overvloed en voor weinig geld te bekomen zyn. De dagelykfche kleeding is ook geen ftuk van grootbelang; doch de huishuur is zeer kostbaar te Batavia; doende een ordentelyk huis van een goeden Hand fteeds vyf of zes honderd Ryksdaalers ja meer te huur. Boven dien moet men hier allerhande Vaderlandfche Waaren hebben, zo men eenigzins in aanmerking wil komen, vooral Franfche Wynen, Hollandfche Bieren Brandewynen, gedestilleerde Wateren, Hollandfche Boter, Kaas, Hammen Saucüen, gerookte of gezouten Zalm, Haring, Bokkens, Pypen en Tabak, en veele andere Waaren, die gedeeltelyk tot den geoétrojeerden handel der Compagnie behooren , en zeer hoog in prys worden gehouden ; terwyl de overige hier genoemde artikels, die door de kooplieden vry worden verkogt , ook ongemeen kostbaar zyn. Het huishouden vak hierom voor heden van eenig fatzoen , zeer kostbaar ; zo dat men ten tyde van Falentyn reeds met drie duizend Guldens jaarlyksch inkomen zeer ingetogen moest leeven : 'c geen na dien tyd, door de fteeds vermeerderende land-en volk-verdervende Weelde, niet verbeterd, maar wel zeer zicht.' baar verergerd is. Ondertusfchen bericht ons zeker Heer, des kundig, dat men, om thans eenigzins in den Oosterfchen fmaak te Batavia te leeven jaarjyks drie duizend Ryksdaalers noodig heeft. De overtollige pragt in rydtuigen, kleeding en huisgeraaden ftrekt niet weinig tot verergering der reeds aangeweezene kwaaie. Een man van fatzoen zou immers niet door de wereld kunnen komen zonder een pragtige koets, eigen paarden, kostbaare tuigen enz. Even onontbeerlyk zyn voor Mevrouw allerley kostelyke ftukken zilver, en dat wel van alles dubbel; moetende men van alle ftukken twee hebben , zelfs tot de Confituur* en 1 hee Bakken toe, op welke de thee wordt aangebooden , en die dikwyls zo groot zyn , als eene kleine thee tafel , zo #dat één perzoon 'er genoeg aan te draagen heeft. Even eens is het gelegen met de kleeding : een man van eenig aanzien moet een zwart fluweelen kleed draagen met gouden knoopen, een degen meteen gouden gevest, een lange rotting met een gouden knop, en zo alles naar evenredigheid. Terwyl de vrouwen eene opftapeling hebben van kostbaare juweelen, kanten, paarlen, allerleye kostbaare zyden, chitzen en linnen ftoffen, zo voor zich zelve als haare voornaamfte Slaavinnen , die ook op zodanig eene wyze gekleed moeten zyn, dat zy haare Meesteresfen geen oneere aandoen. Ongelukkig is voorzeker 't Land Daar 't volk geen inlandsch ftof meer om de leden past, Maar erf cn have aan een uitheerafchen zwkv verbrast, Zich  VAN BATAVIA. 3 Zich deerelyk verwoest door ail' die dartelheden, En lastert onbefchroomd de Vaderlyke zeden, Wier fpaarzaamheid den Staat gevest heeft, die in 't kort Door zo veel wellust zich ziet in 't verderf geftort. De Marre Batavia pag. 204. In *t jaar 1 719 werdt in 't Fransch uitgëgeeven een werkje van iV. ds Graaf, ten titel voerende, Reize naar de Oost-Indien en Befchryving van Batavia, het welk in 'tjaar 1740, vermeerderd met het verhaal van den opftand der Chineezen, in 't Nederduitsch verfcheen. By deezen Schryver worden de Zeden van Batavia, en vooral die der beminnelyke Sexe, op eene verregaande wyze gehekeld, en wel zodanig, dat wy des Schryvers uitdrukkingen, uit achting voor de Dames van het Oosten, naauwelyks op 'tpapier durven brengen. Om echter de zaak onpartydig te behandelen, zullen wy eenige zyner aanmerkingen mededeelen, en daar na geen minder geloofwaardige getuigenisfen te voorfchyn brengen, volgens welke de Zeden van Batavia niet alleen in een beter licht moeten worden befchouwd, maar zelfs in veel opzichten die van ons Vaderland zouden overtreffen. Volgens deeze opgaave zynde Vrouwen te Batavia Hollandfche, Kastifche, of Mistifche : Hollandfche zyn vooreerst die geene, welke met de uitgaande fchepen onmiddelyk in de Indien zyn gekomen , en merkelyk onderfcheiden zyn van de Hollandfche Oost-Indifche, in de warme Gewesten uit Europeefche Ouderen voortgeteeld: want deeze laatfte munten zelden.uit in fchranderheid, en zyn by 't gemeen bekend onder den heerlyken titel van Liblabs kinderen. Kastifche worden die geene genaamd, welke uit een Hollandfchen Vader en eene Mistifche Moeder zyn gefprooten, en deeze komen 't naast aan de Hollandfche Vrouwen. Mistifche zyn eindelyk die geene, welke dooreen blanken Vader by een pikzwarte Moeder zyn geteeld, wordende dit geflagt gemeenlyk genoemd De Bonte Adel of ongebleekte Dongris, om dat hetzelve wel niet zwart, doch ook niet wit is, maar tusfehen beiden, ongeveer muisvaal van kleur. Dit zeggen van De Graaf gaat echter niet altoos door: want meermaalen ziet men, dat uic een blanken Vader en eene zwarte Moeder geheel blanke Kinderen geboren worden. Tavernier verhaalt hier van 't volgend grappig voorval: Een zwarte ziende, dat zyne Vrouw een volkomen blank kind hadt ter wereld gebragt, wilde haar te lyve, dewyl hy begreep, dat zy met een blanken overfpel had moeten be* gaan: doch een vriend ftilde den toorn van den armen hals, met een aardig voorbeeld: zwarte hoenders, zeide hy, door zwarte haanen getreeden, leggen altoos witte eyers ; waarom zouden derhalven uit twee zwarte A a Ouders  4 DE ZEDEN der INWOONEREN Ouders ook geen blanke Kinderen kunnen gebooren worden ? welke bewys» reden de zul zo voldoende vond, dat hy 'er genoegen in nam. Deeze Batavifche Dames zyn meerendeels zo pragtig, hovaardig en dartel , dat zy zich op de brooddronkenfte wyze gedraagen. Zy laaten zich dienen als Koninginnen, en hebben dikwyls een groot aantal van Slaaven en Slaavinnen, door welke zy zich doen oppasfen. Zy zyn zo vadzig, dat zy niet gaarne de handen zouden uitfteeken om iets te doen, maar roepen daar toe aanftonds eene haarer lyfeigene, die, zo ze niet ras genoeg aan komt loopen , in 't Portugeesch of gebrooken Hollandsch, de fraaye titels naar *t hoofd krygt van Hoerekind, zzvarte Hoer, Hondehkind, enz. Inzonderheid zyn deeze Scbepzels ongelukkig, als zy zich aan eenig misdryf fchuldig maaken: want dan laaten de wreede Meesteresfen haar aan eenen paal of op een ladder binden, en met gefpleeten rottingen zodanig geesfelen, dat 'er het bloed afdruipt, waar na de wonden, om het vervuuren te beletten, met zout en peper worden gewreeven. Doch fatzoenlyke lieden zenden hunne Slaaven, die 't verkorven hebben, naar den Fiskaal, die ze door zyne kaffers voor i 2 Stuivers ftrengelyk doet geesfelen. De opvoeding der Kinderen wordt by de echte Oost-Indifche Vrouwtjesook geweldig verzuimd: zo ras dezelve ter wereld komen , worden zy overgelaaten aan de zorge van eene of andere Slaavinne, of eenig ontuchtig Vrouwsperzoon, die voor Minnemoeder fpeelt, waar door de kinderen liever by haare zwarte Min, dan by haare Ouderen zyn. Altoos onder Slaa* ven en Slaavinnen verkeerende zuigen zy haaren geheelen aard in; waar door zy, tot jaaren van onderfcheid gekomen, wel Malebaarscb, Singaleesch, Bengaalsch of bastaard Portugeesch kunnen fpreeken, maar naauwelyks een woord Hollandsch; en zo zy al iets kunnen fpreeken zyn hunne redenen lispende, en opgevuld met Indiaanfche of Portugeefche woorden* Ook fpreeken deeze welgemanierde Juffers zelden Nederduitsch om niet wegens haare botheid belacht te worden: in de noodzaakelykheid komende van iets te moeten zeggen , maaken zy 'er zich doorgaans af met een grimlach, of Nonke Savé, dat betekent, ik weet of verflaa het niet. Een Heer van onze kennis ondertusfchen merkt hier op aan, dac zy 'er wel eens by voegen, Hollande kipping, dat is, Hollandsch Hoendergat, als zy de vraag wat onbeleefd vinden: en dat hy, die de Indifche Jufferfchap voor half wys houdt, zelf wel een plaatsje in "t verbeterhuis verdient. De Mistifche en Kastifche Meisjes en Vrouwen zyn ondertusfchen verre de plornpfle: want al haare kennis beftaat in zich op te pronken, thee te drinken, betel te kaauwen, en op een mat te liggen: doorgaans liggen zy den geheelen dag, of zitcen op de harken, volgens de Indiaanfche wyze. Haare  VAN BATAVIA. $ re gefprekken loopen doorgaans over 't geen zy gisteren gegeeten hebben, en heden zullen nuttigen, of over haare Slaaven en Slaavinnen, haare pryzen, hoedanigheden enz. Liefst eeten deeze Scbepzels in haare eenzaamheid, of ten minften buiten bet gezelfchap van wel opgebragte lieden, met eenige haarer zoortgelyke kennisfen. Wel opgevoede lieden zyn ook zeer getroost over 't gemis van haar aangenaam gezelfchap; want zy eeten niet als andere befchaafde menfchen met lepels, maar mengen haare ryst en foupe met de handen onder eikanderen, eveneens als de Verkens met hunne klaauwen in den trog wroeten, en flaan dan haare kostelyk bereide geregten insgelyks met behulp der vingers ten lyve, doorgaans zo behendig, dat haar het zap by de kin afdruipt, en langs de vingers loopt. Onaangezien dit alles zyn 'er noch al veele Hollanders, die zulke aardige dames opflaan, dikwyls gewinshalve; doch doorgaans hebben zy fchielyk rouwkoop : want dit morsfig gedierte verveelt hen niet alleen door zyne plompheid en onbefchofte zeden; maar 't is ook fteeds bezig om voor de Mannen Aéheons Kroonen te vlegten, en vermengt zich, by alle voorkomende gelegenheden , niet alleen met andere geheel of half blanke Mansperzoonen, maar zelfs dikwyls met zwarte Slaaven , die dan, als het feit ontdekt wordt, daar voor moeten hangen. Doch 't geen noch onbegrypelyker is, zommige Hollanders zyn zo dwaas van zich te verhangen aan geheel zwarte Vrouwlieden , die, reeds in haare eerfte jeugd leelyk en pikzwart, met 'er tyd zo affchuwelyk worden, dat men 'er voor moet fchrikken. De meeste deezer gezwartzelde fchoonheden zyn van hooge afkomst, als doorgaans hoere kinderen zynde van zwarte Slaavinnen: in deugden evenaaren zy ook veeltyds haare Moeders, en houden het voor een werk van verdienfte, haaren mannen een goeden voorraad van allerley hoornen te bezorgen, doch liefst zwarte of taankleurige, dewyl zy de omhelzingen van zodanige Mansperzoonen liever hebben , dan van blanke lieden. Doch om meer gewin te doen, zoeken zy niet zelden een armen Soldaat, Matroos, Plug of Hoerewaard te krygen, waar door zy, gedekt tegen alle verdenking van oneere, niet alleen zelve zeer liberaal zyn, maar ook eene vry plaats houden voor juffers van haar flag; wordende zodanige loffelyke huizen doorgaans kafies genoemd. 't Is waar de Ed. Heeren Befchryvers van Batavia zeggen «1 de verhandelingen hunner Sociëteit, dat te Batavia geene openbaare huizen van die natuur gevonden worden: doch hier op dient, dat al zyn 'er geen openbaar bekende groote Speelhuizen, gelyk in de groote Steden van Europa, de Liefhebbers echter wel weeten, waar zy zich moeten aanmelden. Andere Zwarcinnen, die wat hooger zien , weeten dikwerf aan een or- A 3 dentlyk  C DE ZEDEN der INWOONEREN dentlyk handwerksman te trouwen , dien zy dan byna even edelmoedig als de voorgemelde gewoon zyn te behandelen. Maar het duurt zelden lang, of de arme Slokker heeft groot berouw over zyne nieuwsgierigheid; maar geduld, wat zal hy doen? zo lang zyn zware Nimphje in leven is, moet hy 'er zich mede behelpen, en heeft nooit gelegenheid eens weder naar 't Vaderland te keeren voor haar overlyden; en dan noch niet, of hy moet goede borg dellen voor 't onderhoud der nagelaaten half zwarte kinderen. De voornaamde pragt der Bataviafche Dames wordt niet alleen onder de Hollandfche, maar ook onder de taankleurige, gezien in de kerken; de eene zit daar kostelyker dan de andere in Zyde, Satyn, Damast, gouden Alefia, of andere kostelyke gouden of gebloemde Stoffen uitgedost, teffens met menigvuldige kanten, gouden linten, drikken en parelfnoeren, kostelyke baggen van parels of diamanten, enz. Dus zitten zy by honderden als Prinfesfen opgepronkt, al zyn zy maar Burgers Vrouwen en Dochters. Daarenboven kunnen deeze fraay verfierde Juffrouwen niet naar de kerk gaan, of zy moeten ten minden één Slaaf achter zich hebben met eene groote kiperfol of Zonnefcherm, om de hitte af te keeren: deeze fchermen zyn ook doorgaans ongemeen kostbaar, en dikwyls met veele hangende kanten en drengen van zyde verfierd , aan welke fraaye af beeldzels hangen van gouden draaken en andere fïguuren ; zo dat, door al deeze overtollige pragt van Zonnefcher* men, Slaaven, Slaavinnen en Oppasfers, de kerkhoven by 't begin en einde van den Godsdienst zo vol daan, dat men 'er naauwelyks door kan komen ; zelfs die geene, welke de nederigheid prediken, zyn hier dikwerf niet van vry te fpreeken, maar laaten hunne vrouwen en kinderen in allerley overtollige pragt voorgaan; en hebben dus weinig zegen op hunne leere te verwagten. Zo men ondertusfchen de geboorte en opkomst van veele deezer prachtige Bataviafche Dames nagaat, zyn zy op zyn best Vrouwen of Dochters geweest van Winkeliers of Ambachtslieden, die, door verval van neering tot armoede gebragt, tot de Indien als het laatde plechtanker hunne toevlucht hebben genoomen. Andere wederom zyn Dienstmaagden geweest van 't geringde dag, of Arbeidders, die haar kost niet dan ter naauwer nood hebben kunnen winnen met wasfehen, fchrobben, kraambewaaren, enz. Nog andere zyn afdammelingen van lieden ,„ die by de draat hebben geloopen met ybokken, garnaalen, appelen, peeren enz., of hebben reeds zelve dien handel, doch met geen genoegzaamen voorfpoed, gedreeven. By deeze voegt zich noch het gedacht der beproefde maagden, die in 't Vaderland geea fortuin naar haare begeerte hebbende kunnen maaken, als dienstmaagden, of voor gezelfchap van een of andere juffrouw, naar de Indien vaaren, alwaar zy dikwyls  V AN BATAVIA. > tvyls aan een Compagnies Dienaar of vryen Burger een goed buwelyk doen, zonder dat de arme Slokker 'er eenige erg in heeft, en zyne lieifte riet minder zuiver reekent, dan het puik der Vestaalfche Maagden. Alle deeze en zoortgelyke Dames van aanzien worden in de Indien dikwerf ryk en weeldrig, ja zomwylen zo hovaardig, dac zy haare eigene vrienden of landslieden naauwlyks kennen; terwyl zy zich by anderen uitgeeven voor lieden van rang, doch die om haar geluk te bevorderen, of uic verkiezing, naar Batavia zyn gereisd ,• of, zo zy zich al wat nederiger aanftellen, zyn zy, volgens haar zeggen, op zyn minst van een zeer fatzoenlyke burgerlykè afkomst, en by voornaame lieden zeer bekend en geacht. Dewyl het de Vrouwen zo gemakkelyk valt in de Indien te regt te raaken zyn 'er altoos zeer veele, die 'er naar trachten; doch al die geene, welke 'er naar toe willen, kunnen niet aankomen, dewyl de Bewindhebbers maar een klein getal op ieder fchip toelaaten om alle wanorders voor te komen; want hadt ieder een vryheid om deeze reis aan te neemen 'er zouden dikwyls meer vrouwen op de fchepen weezen dan mannen, 't geen ongetwyffeld aanleiding zou geeven tot allerley tweedragt en onheil. Hoe akelig ondertusfchen het tafereel der Bataviafche Zedekunde door De Graaf ook moge worden gefchilderd, het ontbreekt ons niet aan voortreffelyke getuigenisfen, welke dezelve in een veel beter licht (lellen. Reeds voor De Graaf had de Heer Tavernier, of ten minden de uitgeever zyner werken, veele befchuldigingen, aangaande het beleid der Hollanders in de Indien, en wel inzonderheid van de beminnelyke Sexe, te berde gebragt, doch werdt wel ras door een bondig tegenfehrift van een ontelbaar aantal grove leugenen en kwaadaartige verdraaijingen overtuigd. Op dezelfde wyze wordt aan het getuigenis van denzelfden Schryver en van De Graaf veel krachts benomen, door het gunftig getuigenis van het achtenswaardig en geleerd Genootfchap der Konften en Weetenfchappen te Batavia, 'c welk verdient hier wocrdelyk ingevoegd te worden. ,, De gewoone wyze van le,, ven der fatzoenlyke heden, is des morgens tot twaalf uuren , het werk „ van de Maatfchappye, naar maate ieders bediening, te verrichten; om „ twaalf uuren een vrienden maaltyd te houden; van twee tot vier uuren „ te fhapen; dan te gaaH ryden of wandelen,* van zes tot negen uuren „ den avond in een fpeel- of praat-party door te brengen , daar men gewoon„ lyk den maaltyd houdt tot elf uuren ; zynde de dronkenfehap geheel „ onbekend. „ De openbaare Godsdienst wordt door de meesten yverig bygewoond, „ en men kan tot lof van deeze Stad zeggen, dat men 'er nimmer die ongebonden taal hoort fpreeken, die, in Europa, wel e«ns gevochge men- „ febej?  S DE ZEDEN deb. 1NW00NEREN „ fchen doet fchaamrood worden. Het geen men, ons bedunkens, aari den aard der zamenleeving moet toefchryven. Er zyn geene openbaare „ Koffy- noch Wynhuizen bekend, en zo veel te minder andere die flech,, ter zyn; ieder zoekt gezelfchap naar zyn fmaak, en vermaakt zich in zyn „ huis of in dat zyner goede vrienden ". De Geleerde en Achtenswaardige Leeraar jfofua van Iperen heeft de Zeden van Batavia ook in een oneindig beter licht gefteld, dan hy zelve en de meesten in 't Vaderland hadden gedacht. Meermaalen heeft zyn Wel Eerw. zo in 't openbaar als in 't byzonder getuigd, dat hy te Batavia niets gevonden heeft van die losbandigheid der Zeden, over welke men in 't Vaderland den mond zo vol heeft, maar in tegendeel bedaardheid, geregelde levenswyze en goede order. De fchrandere Schryver der Wysgeerige en Staatkundige Gefthiedenis van de Bezittingen en den Koophandel der Europeaanen in de beide Indien getuigt ook ten voordeele van Batavia, hoewel minder gunftig dan de zo even aangehaalde getuigen. ,, Het Zedenbederf te Batavia (zegt hy) „ heeft men buitenfpoorig vergroot. De Zeden zyn "er niet ongebon„ dener dan in de andere Bezittingen, welke wy in Afie verkreegen „ hebben. Men drinkt 'er in der daad fterk; doch de huwelyksband „ wordt 'er zeer geëerbiedigd. De zulke alleen, die in den ongehuwd ,, den ftaat leeven, gebruiken de vryheid om Byzitten te houden, die „ veelal Slaavinnen zyn. De Geestelykheid is op middelen bedacht ge„ weest om den voortgang deezer heimeJyke verbintenisfen te fluiten, ,, door het weigeren van den Doop toe te dienen aan kinderen, wel„ ke aan dezelve het leven verfchuldigd waren; maar zy is toegeefly„ ker geworden, zints een Timmerman van de Maatfchappy, die 'er t, op gezet was, dat zyn zoon Lid werdt van eene Godsdienllige Ge„ zindheid, toebereidzelen maakte, om hem te laaten befnyden ". Verder laat hy zich in 't breede uit over de groote verkwisting en pracht, welke te Batavia heerscht, gelyk wezenlyk plaats heeft in alle hoeken der Aarde, alwaar 't den menfchen welgaat Ook fpreekt hy van de menigvuldige vruchtelooze Wetten hier tegen gemaakt, en voegt 'er met veel reden by : ,, Het zou in der daad een zonderling ver- fchynzel geweest zyn, dat het gebruik der Edele Gefteenten was af„ gefchaft, in het land zelfs, alwaar zy groeyen, en dat het den Hollan„ ders zou gelukt zyn, in de' Indien eene weelde te bepaalen, wel„ ke zy van daar vervoeren om ze door geheel Europa te vermenig„ vuldigen " Wanneer men deeze berichten met eikanderen vergelykt, kan men ze gemakke-  VAN BATAVIA. 9 gemakkelyk overeenbrengen. De Graaf en zóortgelyke. Schry vers hebben alleen hec gemeen en ongebonden volkje befchouwd, en naar derzelver, mogelyk merkelyk vergroote , onhebbelykheden , de geheele Stad gefchetst. De Geleerde Schry vers van het Bataviaasch Genootfchap fpreeken daar en tegen alleen van de lieden van opvoeding en characler, die hier zo geregeld leeven als ergens plaats heeft. In de opgaave van den Franfcben Wysgeer is daarentegen de fchers algemeener, en bevat verfcheiden (landen,, terwyl teffens blykt, dat men geen de minfte reden heeft om Batavia erger te fchatten dan de groote Steden van Europa. Dezelfde Geleerde Schryver zegt elders, dat 'er te Batavia naar gisfing gevonden worden tien duizend Europeaanen, vier duizend van welke in de Indien gebooren, en zodanig ontaard zyn dat men het naauwelyks kan gelooven. Op deeze fchynen dei halven dc getuigenisfen van De Graaf wederom toepasfelyk. Mogelyk hebben tot het zeer algemeen verfpreide denkbeeld van Batavias godloosheid eenig kwaad gedaan de fraaye Bededags uitfchryvingen, die jaarlyks in de Indien worden uitgegeeven , en in welke men alle onheilen, zelfs tot de ontfteeking der brandende bergen van Banda en Ternate toe, aan de krytende zonden der Bataviafche gemeente ziet toegefchreeven. De gewoonte des Lands vordert hec gebruik van Slaaven en Slaavinnen,1 en zy, die ze wel behandelen, zyn 'er doorgaans zeer wel van gediend: doch zomwylen vindt men 'er ook, die gaarne by de eerfte gelegenheid weg loopen, of door hunne onkuisheid en diefachtigheid hunne Meesters zeer veel ongeneugte aandoen. Inmiddels zyn deeze lieden over 't algemeen zeer onnoozel en ongemeen bygeloovig; zo dat hunne diefftallen dikwyls door eenige kinderachtige kunstjes worden ontdekt. Onder andere zoorten van onderzoek zyn zy zeer bang voor den zogenoemden Jan Preto. Deeze beftaat in twee rysjes, als hazelaar takjes, of ook wel in een enkel dat gefpleeten is. Tusfehen twee zodanige rysjes, of in de fpleet van eene moet de Slaaf zynen hals fteeken, terwyl een ander de einden maatig zamen knypt. De verdagte perzoon moet dan eenige reizen zeggen, Jan Preto, inpi dreto, fi es tenho Coelpa, enforea per mi: 'c geen betekent, zwarte Jan, fa recht, zo ik fchuld hebbe, worg my. Indien de be* fchuldigde nu wezentlyk een kwaad ge weeten heeft, zal hy door de uitwerking eener bygeloovige vreeze voor Jan Preto zo benaauwd worden, dat hy meent te flikken: hec kunstje, hoe ongerymd in zynen aard, mist dus zelden. De ryst proeve is van den zelfden aard: de beftoolen Huisheer geeft aan een ieder zyner Slaaven eenige drooge ryst te eeten, welke de onfchldige gemakkelyk kunnen doorkrygen: doch dewyl 'er eerst eenige woorden over UI. Deel. B gepre-  lo DE ZEDEN der INWOONERENf gepreveld zyn, is de fchuldige in een vast geloof, dat hy daar door moet flikken ; deeze vreeze maakc dat hy geen fpeekzel in den mond kan krygen, en, dus niet kunnende flikken, gemakkelyk wordt ontdekt. Een derde konstgreep beftaat in 't geeven van een dun ftokje, gemeenlyk een Ikeli genoemd, aan ieder Slaaf. Over deeze ftokjes, alle volmaakt van dezelfde lengte, zyn ook bezweeringen uitgefproken, en die hebben, volgens het bygeloof der Slaaven, de magt om zulk een ftokje by den dief, geduurende den eerften nacht, een duimbreed langer te maaken. De dief hier door voor de ontdekking bevreesd, heeft doorgaans de gewoonte zo veel van 't ftokje af te breeken, als hy meent dat 'er aan zal groeijen. Ondertusfchen worden de ftokjes op den volgenden morgen alle naauwkeurig onderzocht, en de dief geraakt door zyne onnozelheid in de val. Schoon 'er, volgens De Graaf en andere, op de kuisheid van veele Oost-Indifche Vrouwen niet valt te roemen, zyn 'er echter ook veele , voornaamelyk Hollandfche, van een onbefprooken gedrag. Onder anderen verhaalt hier omtrent de Heer Valentyn een zeer aardig geval, 't geen zekeren Fiskaal van Indien gebeurde, doch hem zeer flecht bekwam. Deeze Heer hadt zin in de Vrouw van een Schoenmaaker, die hy zeer gemakkelyk tot zyne begeerte dagt te krygen , door haar een bezoek te geeven in Matroozen kleederen, en, zich openbaarende wie hy was, eenige oneerbaare voorftellen te doen. Deeze Vrouw, die haar man zeer getrouw was, zeide, dat zy zich daar over eens bedenken zou, doch dat hy den volgenden avond eens geliefde weder te komen, wyl als dan haar man uit moest zyn, en zy vry met hem zou kunnen fpreeken. Midlerwyl maakte zy de zaak aan haaren man bekend, die wel op den bepaalden tyd uitging , doch ook fpoedig te rugge kwam , en 't Heerfehap by zyne Vrouw betrapte. Teffens haalde de Meester een dubbele Spanriem voor den dag, en begroette daar mede, na eenige andere vriendelyke complimenten, den Fiskaal zodanig, dat hy ras bezweek, en, om de flagen te ontwyken, geen beter middel wist, dan zyne weezentlyke kwaliteit te openbaaren. Maar dit hadt eene geheel verkeerde uitwerking: want de Schoenmaaker, veinzende zulks niet tegelooven, zeide, ,dat hy een Schelm was, die de onbefchaamdheid had, den naam van zulk een aanzienlyken en braaven man te gebruiken, om op die wyze vry te raaken; hy bedreigde hem hierom, dat hy 't geval op den volgenden dag aan den Fiskaal zou openbaaren, en verdubbelde inmiddels zyne flagen, tot dat hy, eindelyk ziende, dat den gewaanden Matroos het bloed reeds by 't aangezicht afftroomde, het niet langer dorst waagen, maar hem ter deur  VAN BATAVIA. 2X deur uitfchopte met zwaare bedreigingen, van hem by den Fiskaal te zullen aanklaagen. Om de Comedie voorts te voltooijen, ging de Schoenmaaker den volgenden morgen naar 't huis van den Fiskaal om hem te fpreeken, doch kreeg ten antwoord, dat die Heer hem thans niet konde fpreeken, dewyl hy niet wel was: de Schoenmaaker antwoordde, dat hy hem moest fpreeken, dewyl de zaak van groot belang was. De Fiskaal derhalven niet weetende, wat hy mogt te zeggen hebben, kwam eindelyk met doeken en pleisters verfierd, als zynde zwaar aan de roos, voor den dag, en moest tot zyn groote fpyt nogmaals de hem zeer bekende historie hooren, en Wist 'er niets op te zeggen, dan, brui maar heen, vent, ik weet die geheele historie wel. De Schoenmaaker vertrok hier op meesmuilende, en maakte een diep compliment: doch eer hy te huis was, werdt de geheele zaak over de Stad ruchtbaar; dus durfde de Fiskaal voor eerst niet voor den dag komen , en toen hy 't naderhand waagde moest hy noch honderderleye fchimpfcheuten over de kragt der Spanriemen, en 't vermogen van 'c leder om de liefde te geneezen, hooren; zonder dat hy 'er iets tegen konde doen. De onmaatige pragt en hoogmoed heeft, buiten veele andere kwaade gevolgen, den koophandel der Maatfchappye veel nadeels toegebragt; dewyl veele, in ftede van het belang der Compagnie te bevorderen, reeds voor lange tyden, voornaamelyk voor zich zeiven hebben opgepast. Dit gebrek is zedert lang bekend aan de Hooge Indifche Regeering hier te lande, en heeft ftoffe verfchaft tot menigvuldige heilzaame overleggingen en Placaaten , die echter de misbruiken zo weinig hebben kunnen wegneemen, dat, niettegenftaande dezelve, de Actiën der Compagnie, onder de Regeering van den Ed. Heer Fan der Parra, tot eene meer dan gewoone laagte zyn gedaald. In den jaare 1779 verfcheenen in 'c openbaar twee ftukjes onder den titel van Zamenfpraak nopens de oorzaaken van V bederf HerNederl. O. I. Compagnie, en Fervolg of middelen van Redres. Deeze Werkjes, die wel zonder naam van Auteur en Drukker in de Wereld zyn gekomen, doch, zonder eenigen tegenftand, zo veel ons bekendis, worden verkogt en geleezen, bevatten veele byzonderheden, en daar onder eenige, die wat pcrfoneel fchynen. Wy vinden het niet ondienftig eenige ftaalen van dit werkje hier in te lasfchen, dewyl het mogelyk toe opheldering van eenige byzonderheden kan dienen. Midlerwyl laaten wy alles voor rekening van den Schry ver, te meer om dat zeker Heer, in de Indifche zaaken zeer bedreeven, ons heeft verzekerd, dac men aan alle berichten van deezen Schryver geen geloof kan flaan. De Indifche Patriot verfchynt dan ten toneele in de Vergadering der Heeren Zeventienen in Bloeimaand , alwaar hy zegt 30 jaaren in de Indien B a verkeerd  Él DE ZEDEN der INWOONEREN verkeerd te hebben, en van daar vertrokken te zyn uit vreeze, dat dé Compagnie het zynen tyd niet zou uithouden: „ want te blyven, tot tyd „ en wyle de Compagnie geheel en al Infolvent ware geraakt, dan was hy in dat geval zekerlyk mede geruïneerd geworden ". De braave Bewindhebber, dit zeggen wat fterk en mogelyk ongerymd vindende, verzoekt nader opheldering, welke de Patriot geeft in eene reeks van verfchillende aanmerkingen. Een dertig jaarig vt rblyf hadt hem gelegenheid gegeeven om den inwendigen ftaat der Compagnie te kennen; voorts hadt hy het gevaar gezien dat uit de menigvuldige middelen tot redres ontftaan was. Want de Heer Imhof gaf in 'tjaar 1741 zyne zeer beruchte Confideratien in't licht tot herflel der Maatfchappye, en een ieder meende toen, dat de zaa« ken nu e,eheel gered waren: dan de uitwerking van.dit alles was, dat de I leer Mosfel in 't begin zyner Regeering in 1752 fchreef: Indien het za voortgaat, is de Compagnie naby haar en val; dat God verhoede! De Heer Mo-fel gaf wederom nieuwe Confideiatien, doch ook al zonder gevolg, ten minilen zyn Ed. Opvolger Van der Parra vond de zaaken niet beter, en kon door al zyne bekende fpaarznamheid het verval des Koophandels en dus 't zinken der Adtien niet beletten. De middelen door voornoemde Heeren aangepreezen komen den Patriot in hunnen aard wel goed, maar niet toereikende voor om 't ingekankerd bederf uit te roeijen, dewyl zy zyns oordeels niet genoegzaam op den aard der weezentlyke oorzaaken hebben gelet. De voornaame hoofdrede des vervals moet men zoeken in die geene, welke tot het waarneemen der bedieningen in de Indien worden gebruikt. De Indifche Compagnie kan niet beftaan zonder een jaarlyks fupport van Nieuwelingen, die, eenige duizenden in getal, met de uitgaande fchepen naar het Oosten vaaren. Deeze zyn allen aangenaam , zonder onderlcheid van Natie, oud en jong, goeden kwaad, eerlyk en oneerlyk, fchelmen en gaauwdieven, (want de lieden hebben hunne daaden niet op 't voorhoofd gefchreeven) niemand uitgezonderd. Alle deeze lieden komen, om fortuin te maaken, zich ten dage der aan* neeming met hoopen aanbieden, en zyn, zo gy hen vraagt, alle eerlyke lieden, dien 't geluk is tegen geloopen, en die hierom hunne verlooren zaaken in een nieuw Vaderland zullen zoeken re herftellen. Ook vindt men 'er die zullen zeggen, wy zyn van een voornaam geflacht, dat wy nu niet durven noemen, dewyl wy door eene affaire d"honneur genoodzaakt zyn ons Vaderland te verlaaten , ja zelfs geheel Europa, dewyl wy nergens veilig zyn: en dus worden wy genoodzaakt, om onze familie geen fchande aan te doen, hoewel met een post verre beneden ons charaéter, naar de Indien  VAN BATAVIA. 13 dien te vaaren. Kon men nogthans het inwendige zien, ras zon blyken, dat de middelen, zo zy 'er al geweest zyn, door het misbruik der dobbellleenen, door Venus en Bachus geholpen , en niet door onoverkomelyke ongelukken zyn verlooren: terwyl de affaires d'honneur dikwyls in zodanige zullen veranderen, die op 't Schavot geen flag van gratie meriteeren; en w*lde men de ruggen deezer illuscre Perfonagien eens bezien, zeer veel» zouden buiten twyffel ampele getuigenisfen van een goed gedrag geeven, door het ingeprente Wapen van de eene of andere Stad. By deeze voegen zich noch , en worden wel inzonderheid bevorderd, de kinderen van de Hooge Regeering te Batavia-; benevens alle die geene, welke zo door maagfchap als anderzins betrekking op dezelve hebben; V geen ook niet onnatuurlyk is, naardien een ieder de zyne zoekt te helpen. Dan onder deeze gunftelingen komt noch eene andere zoort voor, die doorgaans zeer fchadelyk is, te weeten fatzoenlyke Nederlandfche kinderen , die gedeeltelyk wegens hunne lichtmisferyen in 't verbeterhuis hebben gezeeten , en gedeeltelyk naar de Indien moeten , wegens de al te groote familie hunner Ouderen : zo daE zy, niet in ftaat zynde om zonder eenige Indiaan-fche fubfidien aan den man te komen, als Onderkooplieden, of Boekhour ders naar de Indien vaaren, en dus doorgaans met eene kragtige recommandatie van Helpt hem haastelyk, zyn voorzien. Door allerleye wegen komen veele diergelyke lieden, die het niet verdienen, tot den rang van Opperkoopman, en van daar, hoewel dikwerf oud, tot dien van Raad van Indie. Dit alles wordt door den Patriot zeer duidelyk opgegeeven : dan de fraaifte zaaken vindt mem in zyn voorbeeldig ontwerp om van Raad van Indien tot Gouverneur te worden bevorderd, en betreffende de wyze , hoe zich dan ten meesten voordeele te gedraagen. Wel aan (zegt de Patriot) ik wil, gelyk de dronken Boer, die zich verbeeldde Koning te zyn, .thans Gouverneur van Indien worden, en zal daarom myne zaaken zodanig aanleggen, dat ik vooreerst door alle de laage trappen tot dien van Raad van Indien kome. Dit afgedaan zynde, zal ik in de Vergadering van den Raad van Indien Zyn Hoog Ed. in alles ten dienfte ftaan, en alle zyne voorftellen , hoewel tastelyk alleen op eigenbelang gebouwd , voor allen laudeeren, en met het zegel myner approbatie bekrachtigen- Proponeert zyn Edelheid het wit zwart te maaken , myn ja is tot zyn Edelheids dienst. Intusfchen zal ik niet nalaaten zyne regeering onder de hand by myne Vrienden en Patroonen in Holland te lasteren, en als een Judas den minften misflag by vergrooting verraaden om my dus den We" te baanen tot het hoog bewind, ten welken einde ik ook geene gefchenken fpaare, daar zulks noodig is. Midlerwyl doe ik zulke groote zaa- B 3 ken  i4 DE ZEDEN der INWOONEREN ken niet om Gods wil, maar kryg van den Heer Gouverneur tot eene belooning myner getrouwheid het Prsefidium der Heemraaden, in welken post ik leere, hoe jaarlyks van Heemraaden inkomde, die ongeveer 10,000 Ryksdaalers bedraagt, met het jaarlyks dot van rekening ten minften 10,000 Ryksdaalers moeten overfchieten. Van hier ga ik als Prefident der Weeskamer, alwaar voor den Voorzitter juist niet heel veel valt te winnen, dan alleen by de verkoopingen der goederen van ryke Pupillen; maar dit doe ik om den Secretaris, die een domme ezel moet zyn, door myne toelaating ryk te doen worden, op dat hy ter zyner tyd een bekwaam fubject moge zyn om 'er een Raad van Indie , die alom me in myne belangen is, van te maaken. Doch om wat hooger te klimmen, ga ik nu in de Schepens kamer als Prefident, na eerst de geheele Vergadering naar mynen zin te hebben doen kiezen: hier is veel te winnen; maar ik vind 'er den Bailliuw, Landdrost en Secretaris, die altoos lievelingen van den Generaal zyn: deeze lieden moet ik derhalven naar de oogen zien , en broederlyk mede handelen. Dit gaat gemakkelyk, een ryk Chinees fchiet by voorbeeld een anderen dood: wat legt daar aan gelegen! door myn bedel ftaat de Officier van zyne actie af voor ƒ7500 , doch de helft is voor my. Op dezelfde rechtvaardige wyze laat de Officier, met myne voorkennis, dagelyks den een of anderen ryken Chinees in 't gevangenhuis zetten om eene verzierde misdaad: ras komt de Vrouw met haare Kinders barmhartigheid fmeeken by myn Heer den Prefident; maar ik jaag haar weg, doch per interim ziet zy myn huisvrouw, die eerst de zaak zeer netelig vindt, doch uit medelydigheid dezelve tusfehen den Gevangen en den Officier voor geld weet af te maaken, en dit is voor my al wederom mediam partem. De Schepens kas maak ik ryk door den Ingezetenen jaarlyks twee maanden huishuur of meer in rekening te brengen, voor 'c uitmodderen der gragten , het maaken der draaten, enz.; mogelyk is het derde gedeelte van deezen ryken buit gebruikt , maar het overige deele ik met den Heer Secretaris, die, wil hy niet in myne ongenade vervallen, noch daarenboven een rykelyk gefchenk aan myne huisvrouw moet doen. In de Civile Procesfen let ik 'er inmiddels niet veel op, wie recht of onrecht heeft, maar die 't meest wil geeven is de man. Van gewoonen Raad van Indien word ik om myne groote verdienden eindelyk Direfleur Generaal der Commercie. Nu ben ik eigenlyk een man; maar om alles wel te bezorgen moet ik voortvaaren met vooral wel by Zyn Hoog Edelen te daan, en ook boven dien alle Neeven en Gundelingen van & Heeren Raaden in hunne posten door de vingeren zien. Nu worde het tyd  VAN BATAVIA. 15 tyd om voor myne Vrienden te beginnen te zorgen: deeze, die doorgaans naakt en bloot zyn , heb ik reeds in tyds doen overkomen, en geeve hen dagelyks voortreftelyke lesfen, hoe zy in hunne toekomende posten zich zullen hebben te gedraagen: by voorbeeld hoe zy by de ontvangst van goederen zwaar gewigt en groote maaten zullen gebruiken, doch by de uitzetting kleine en lichte maaten en gewigcen. Myne Neeven in 't Dispens krygen inzonderheid onderrichting, hoe van de 100 vaten bier 50 af te zonderen, van de overige noch 40 te verdonkeren, en de 10 laatfte tot 60 vaten gemaakt, als een verzuurd overfchot op te geeven. Komt 'er een order om dit of dat aan de fchepen te geeven: wel aan, de helft zegt men is 'er niet; de ordonnantie wordt niet te min voldaan gerekend, en dus fchiet 'er gemakkelyk voor myne Neeven een jaarlyksch inkomen van ƒ 35,000 over. Op gelykzoortige wyze fpeelen myne Neeven in de Specery- en Peper-Pakhuizen hunne rol; de Opzieners der laatlte vooral, zo 't wel zal gaan, moeten jaarlyksch ƒ 100,000 kunnen achterom haaien. Myn Schoonzoon de Sabandhaar past inmiddels op dat hy alleen de gepriviligeerde handelaar zy in goederen, die door de Europeaanen zyn aangebragt, en weet niet alleen hier door een ieder ter dege te fnuiten; maar zal hen ook wel vinden, die zich zonder zyne kennis en goedkeuring zulk eene Negotie onderwinden. Voor my zeiven zal ik voornaamelyk door de fchranderheid van eenigen in den inkoop moeten zorgen; want myn rechtmaatig inkomen, als Directeur Generaal , kan ik wel op aan zakgeld. Om maar een Haaltje te geeven; tot een voorbeeld ftel ik dat de Maatfchappy jaarlyks noodig heeft 2000 leggers Arak, dan geeve ik aan de Arakftookers onder hen twintigen alleen vryheid per maand ieder 4 leggers te leveren, en dus kryg ik maar 960. Ondertusfchen zyn de Arakltokers verlegen waar zy hun product zullen brengen, en loopen my 't huis af met follicitatien, doch ik keer hen den rug toe; maar myne huisvrouw heeft medelyden met die arme luiden , en weet voor de overige 1040 leggers by my permisfie te verkrygen, mits eene kleine douceur van 15 Ryksdaalers per legger : en zo win ik alleen op de Arak 15600 Ryksdaalers. Dus doe ik met alles, en kan dan zonder moeite jaarlyks f 100.000 extra maaken. Dus kom ik eindelyk, by onderftelling, tot myne groote begeerte, datis,' ik word Gouverneur Generaal van Neerlands Indie. Om hier in wel te flaagen, neem ik voor al in acht het fpreekwoord: Die den naam heeft van vroeg op te ftaan, jlaapt zelden lang. Ik herinner my noch, dat ik in 't jaar 1741 wegens onkunde, toen de Heer van Imhof in de Indien kwam, my geen ander denkbeeld van zyn perzoon kon maaken, dan  i6 DE ZEDEN der INWOONEREN dan dat hy den fteen der wyzen bezat, en de magc hadt om alle geringer metaalen in goud te veranderen: althans een ieder meende, dat die maar by hem in een goed blaadje ftond, al flaapende en zonder moeite fchairyk kon worden. Om deeze reden zou ik voor alle dingen een goeden raam trachten te krygen, zo wel by de Heeren Bewindhebbers, als by 'c gros .van 'c volk. Ten dien einde zou ik niet nalaaten met de eerfte Retourvloot eene menigte fraay op fnee vergulde papiere Projecten, Contideracien en Memorien van Menage te bezorgen, als 't voornaame middel, om de Compagnie in fchyn ryk te maaken. Daarenboven zoude 'er nevens gaan een halve fcheepslaading Befoignes, Refolutien, gerenoveerde oudeen nieuwe Placaaten en Ordonnantiën in zoorten , uiterlyk relatief tot de verbetering der Compagnie, die echter niet langer, dan dezelve zyn ingepakt, zullen beftaan. Ook zou ik voorzichtig genoeg zyn , om alles zo verward te doen opftellen , dat zelfs de groote Simon van Leeuwen, met alle zyne rechtsgeleerdheid , myne Placaaten niet zou kunnen begrypen. Daarenboven zou ik myne jaarlykfche gefchenken in 't Vaderland verdubbelen, om daar door te bewerken, dat myne Voorftanders myne verheffing tot de waardigheid van Gouverneur Generaal tot aan de wolken verheffen, en uit myn bellier een algemeen herftel der vervallen zaaken zouden voorfpellen. Op zodanig eene wyze zou ik veilig zyn voor den Nyd, en aan de Inhaaligheid den vryen teugel kunnen vieren. Onze ingebeelde Generaal, dus in zyn post bevestigd, doorwandelt alle kwartieren der Stad en der Buiten-Comptoiren, om te zien, waar hy gemakkelykst iets kan achterom haaien. Myn begin, zegt hy, moet zyn met het Ambachtskwartier, dewyl op het zelve de minfte verdenking valt: is derhalven de tegenwoordige Timmerman niet van myn fmaak, wel aan ik zal een anderen Fabryk aanftellen, mits daar voor tot een intreede betaalende ƒ 50,000, en voorts noch maandelyks ƒ 7000 of jaarlyks ƒ 84,000! Om den Fabryk tot het voldoen van zodanige fommen in ftaat te Hellen, leer ik hem twee of driemaal zo veel volk en materiaalen, als wezentlyk gebruikt zyn, sn rekening te brengen, waar door jaarlyks ten minften ƒ50 of 60,000 kan worden gewonnen. Eindelyk zal de Fabryk eene aanzienlyke jaarlykfche Contributie trekken van de Baazen onder hem ftaande, die ieder, naar maate hunner bedieningen, zullen moeten opbrengen: mits deeze Baazen op hunne beurt vryheid hebben door den regel van driën te werken. By voorbeeld, als een Timmerman één' balk gebruikt heeft, zal hy drie in rekening brengen, en op dezelfde wyze voor honderd planden, drie honderd; waardoor hy deduclh deducendis ten minften jaarlyks ƒ 15000  VAN BATAVIA. i; f 15000 zal overhouden. —— En op deeze wyze zal 't niet ongemakkelyk vallen de Compagnie, door 't Ambachtskwartier alleen, jaarlyks voor vyf of zes tonnen fchats te befteelen. Met den Equipagiemeester zou ik 'c ook wel klaaren, en jaarlyks voor zeker ƒ 50,000 van denzelven bedingen, onder toelaating, dat hy zich ook rykelyk zou mogen voorzien, door de Schippers zyne gepermitteerde lasten dubbeld te doen betaalen, en alle negotie goederen, als Zuiker, Arak, enz. van hem ten minften a o per cent hooger te doen koopen, dan men ze by particulieren gemakkelyk kan bekomen. De Chineezen hebben de Domeinen der Compagnie doorgaans als in erfpacht: deeze zullen derhalven ook moeten bloeden. By voorbeeld het Chineefche Spel Pho en Topho wordt aan den Capitein dier Natie jaarlyks afgedaan by admodiatie voor ƒ750 per maand, om daar uit, by aflyvigheid, de arme Chineezen te doen begraaven. Doch ik zou den Capitein zeggen, laat de dooden hunne dooden begraaven, en verpacht het Spel niet minder dan voor ƒ 62,000, om dus te worden verdeeld ƒ8600 voor de Compagnie, ƒ 3800 voor u Heer Capitein, en de overige ƒ50,000 voor my. Insgelyks zyn aan de Luitenants der Chineezen tot een beftaan gegeeven de Toptafels dier Natie, jaarlyks voor een fomme van ƒ 33600. Ik zou hen zeggen, doe vry uw best, maar geef my jaarlyks een douceur van ƒ 50,000. De overige Pachters zullen mede het hunne moeten geeven, en ten minften ƒ 100,000 bezorgen; 't geen niet zal kunnen gefchieden zonder hen eene ampele vryheid van inzamelen te geeven. By voorbeeld de Pachter aan de Boom brengt alle jaaren aan de Compagnie op en tot betaaling der Officieren ƒ435,300: om deeze fom te vinden heeft hy het recht om 6 per cent te heffen van alle goederen, die de boom pasfeeren, mits hem de eigenaar, als hy te hoog taxeert, 6 ftukken uit de honderd kan laaten houden. Doch myn Pachter zal ik recht geeven om 9 per cent te vorderen, en alles in contanten te moeten ontvangen: door welke vigilantie ƒ 217,650 zal worden overgewonnen voor my, den Pachter en zyne Patroonen. De Pachter van de groene kraamtjes betaalt alle maanden aan de Compagnie ƒ 11600: om dit te fourneeren laat ik hem toe volgens conditie alle dagen voor ieder kraam te neemen twee Stuivers; doch om zyne goede vrienden te voldoen, worde hem toegelaaten een halven Stuiver meer te neemen, 't geen eene kleinigheid fchynt: deeze beloopt inmiddels per maand ƒ 3000 , en dus in 't jaar ƒ 36000; dus zullen alle Pachters doen, mits betaalende hunne quota. Het Stads Vendumeesterfchap is ook een fchoone post, en kon ten minIII. Deel. C ften  «8 DE ZEDEN der INWOONEREN ften in myn tyd opbrengen ƒ 144,000: weshalven hec aan drie Gunftelingen des Generaals was gefchonken; doch ik zou 't aan twee geeven, mies zy den afflager betaalden jaarlyks ƒ7200, voor zich zeiven te zaamen behielden ƒ 32800, en my overlieten de overige, ƒ 104,000. Myne inkomften binnen de Stad zullen dus zyn, 1 Van 'c Ambachts quartier ƒ 34,000 a Van den Equipagie Meester ƒ OOO 3 Van 'c dobbel Spel Pho en Topho - ■> ƒ '50,000 4 Van de Toptafels - . . ƒ r0'ooO 5 Van de Pachteryen - - - ƒ 100,000 6 Van t Vendumeesters-ampt ƒ 104,000 P r . , , Somme ■ " ƒ433,000 e» Ly dit fraay inkomen hoop ik noch jaarlyks vyf tonnetjes te lichten door middel myner Neeven, den Commisfaris der Inlanders, dien teCheribon, en den Gouverneur van Java's Oostkust, behalven de gefchenken van die geene, welke door ontrouwe behandeling van de zaaken der Maatfchappye in de knip raaken, waar door ik ten minden ƒ 1 5000 jaarlyks kan winnen : doch dit is voor myne goede vrienden en gunfrelingen. Om myne Neeven tot het Opbrengen der voorgemelde Contributie in ftaat te (lellen, zal ik dus te werk gaan. Myn Neef de Land-Commisfaris heeft onder myn toezicht de beftelling over de Jacatrafche bovenlanden, en zal vooreerst de Chineezen, ten platten lande woonende, ongeveer ten getale van 10,00 o of meer, met een hoofdgeld van ƒ3 mogen bezwaaren: dus komt hier van jaarlyks ƒ 30,000. Jaarlyks zal hy f 150,000 of meer onder de frilandfche Regenten doen rouleeren regen 3 per cenc 'smaands, item ƒ 3 6,000. De Regenten zullen myn' Neef maaken generaalen Volmagc en Casfier; in welk geval 'er van de jaarlyks ingekogce 20,000 Picols Koffie zal overfchieten f 1 35,000. Op dezelfde wyze zullen zes kisten Amphioen, ieder, in plaats van 700 Ryksdaalers op 1500 gerekend, opbrengen ƒ21,000. Alle geringe misdaaden, met zwaare boeten geftraft, zuilenten minften opbrengen ƒ 20,000. En dus zal deeze Commisfaris ten minden jaarlyks gemakkelyk zuiver kunnen winnen ƒ260,000. Zo dat myn Neef reden zal hebben my in alle billykheid ƒ 60,000 tot een dou. ceur te geeven. Cheribon is van ouds de Broodkamer der Generaals, en daar valt zeer veel te winnen zonder moeite: de voornaamfte konst beftaat hier in om 't geld der Compag* f» In 't origineel pag. 72 zyn in de opftelling N. 2 en j vergeeten, cn dus bedraagt daar de fomme alleen ƒ 283,000.  VAN BATAVIA. ic, Compagnie uit haare kas in die van den Heer Refident over te brengen; *t geen ik niet zou bewerken , zo men my niet jaarlyks met ƒ 80,000 de handen zalfde. De Oostkust van Java is, zo wegens de Ryst cultuure, het Zout en de Olie als ontelbaare andere noodwendigheden ten minften voor twee derde deelen de Voorraadfchuur der Maatfchappye in de Indien. Waar ik 'er Gouverneur geweest, ik zou 'er fchatten hebben gehaald: by voorbeeld, ik zou in de eerfte plaats alles wat 'er van de Inlandfche Militie is geftorven of wegge» loopen, als leevend en tegenwoordig, hebben aangetekend, en dus de Sol» dieboeken niet hebben haten fluiten, noch naar Batavia verzenden: dit zonder ontdekking kunnende gefchieden, zou my ten minften jaarlyks ƒ 500,000 hebben kunnen opbrengen. In de tweede plaats, als ik in eenen of anderen kleinen binnenlandfchen oorlog eens 10,000 Spaanfche Matten naar 'c leger moest zenden , zou ik zulks laaten doen door eenige onnozele Javaanen , en hen dien buit op eene afgelegen plaats door eene bende myner vertrouwelingen doen ontneemen, en zo voorts achter om in myne kas doen transporteeren. Niemand zou beter weeten, of deeze fomme was waarlyk door den vyand genomen, en dus wettig verantwoord. In kwaliteit van Gouverneur Generaal zou ik daar ter plaatze nooit ie» mand Gouverneur maaken , al ware het myn volle Neef, zo hy niet de volgende uitmuntende hoedanigheden bezat. 1. Moest hy uit de natuur, gelyk de Vos naar de Hoenders, ten hoogften begeerig zyn naar geld en goed, dat hem niet toebehoort. 2. Moest hy bezitten een doordringend verftand , gepaard met eene Indifche vriendelykheid. 3. Moest hy , gelyk de Pharizeën, in fchyn zeer Godsdienftig zyn. 4. Moest hy voor 't uiterlyke een verachter fchynen van wereldfche fchatten en vermaaken. 5. Moest hy by dag en nacht, als een tyger, op de loer liggen, hoe best, wegens eenig fchynkwaad , zo Europeefche Refidenten als Javaanfche Regenten in het net te vangen, ten einde de eerfte door dien weg tot noodzaakelyke gefchenken te dwingen, en de laatfte, om van hunne fchatten meester te worden, te vatten, en als Bandieten naar Ceylon te verzenden. 6, Moest hy doormiddel van den Chineefchen Pachter alles tot monopolie weeten te maaken. 7. Wanneer naar ouder gewoonte met de drie jaaren de Verpachting gefchiedt, moest hy niemand der Chineezen tot Pachter erkennen, of hy moest ten minften voor eens betaalen ƒ192,000, en dan noch jaarlyks ten minften ƒ 4Q,000 aan gefchenken, of hy ging naar 't blokhuis. 8. Dewyl het de gewoonte is onder de Javaanfche Grooten nooit in tegenwoordigheid hunner meerderen te verfchynen zonder aanzienlyke gefchenken, moest hy menigmaal binnenlandfche reizen doen om hen C 2 daar  ao DE ZEDEN der INWOONEREN daar door te dwingen zich voor hem te vertoonen : waar door hy in eene reize op zyn minst ƒ 50,000 zou kunnen verzamelen. 9. Zo ras 'er een voornaam Inlander kwam te fterven, zou hy zich in den boedel Hellen tot uitvoerder van den uiterften wille, zich by die gelegenheid van den voornaamften buit verzekeren , en de erfgenaamen met wat duiten ■ affcheepen. 10. Nu en dan zou hy de Hooge Regeering eens aanfchryven, dat de Ryst niet te bekomen was dan voor ƒ 340 de Coyang, ol ware het dat men ze voor den gewoonen prys van ƒ25 kon krygen. Dit zou wat enorm zyn, doch al bracht men den prys maar in plaats van 10 op 50 Ryksdaalers , 't geen wel meer gebeurd is, zou het noch al aardig winnen:, want dan zou men op de gewoone quantiteit van 12000 Coyangs noch ƒ 1152,000 kunnen proficeeren. 11. Zoude Gouverneur nu en dan eens een kleinen Inlandfchen oorlog moeten be-. ginnen ; waar door hy niet alleen voor zich zeiven en de zynen veel zou kunnen winnen, maar ook den naam van een Held by de laate Nakomelingfchap verwerven. Ondertusfchen zou hy als Gouverneur van Java's Oostkust niet in ftaat zyn zich zo wel te voorzien, zonder teffens behoorlyke vryheid te laaten aan de onder hem ftaande Regenten. By voorbeeld 1. De Gezaghebber van de Oosthoek, fchoon hongerig als een magere luis, moet door knevelaaryen en monopoliën, onder toelaating des Gouverneurs, ten minften jaarlyks ƒ 100,000 winnen. 2. De Refident van Tagal zal een diergelyk voordeel moeten maaken. 3. De Refident van Gresfic zal 't op de helft kunnen brengen. 4. Japara is wegens Schoonebeker een Aardsch Paradys, en zal jaarlyks ƒ 60,000 aan zynen Refident kunnen geeven. 5. Rambang zal, als het neusje van de zalm, wegens zyne aangenaame fituatie , dewyl aldaar by helder weer den geheelen dag door de zon kan worden gezien, ƒ140,000 moeten geeven. 6. Paccalongang zal ten minften ƒ30,000 opbrengen, en 7. Javane voor al niet minder. Den ingebeelden Gouverneur van Neerlands Indien daar laatende,' keere ik weder tot eenige byzonderheden aangaande de levenswyze te Batavia. Niets is te Batavia verkwikkelyker dan het helderfchynende Maanlicht, van 't welk de Inwooners met 'er in te zitten drinken, of te wandelen, veel gebruik maaken. Weleer had men in hetzelve eene zeer aangenaame verkwikking, met geduurende hetzelve in zekere booten, Orembaayen genoemd, rond te vaaren, welke met Muzikanten en Zingers vervuld eene aangenaame melodie deeden hooren, die door *c weergalmen tegen de huizen op de aanzienlyke graften van eene allerver- maake*  VAN BATAVIA. ai snaakelykfte uitwerking was. Thans evenwel is deeze uitfpanning in onbruik. De Burgery van Batavia is verdeeld onder verfcheide Vaandels, over welke één Collonel is uit de Hooge Regeering. De Europeefche Burgery beftaat in twee vaandels Infantery, en één Cavallery. De Inlandfche Christenen of Mistiefchen maaken vyf vaandels uit:- de Papangers of Mardykers,. zynde vrygelaaten Slaaven, maaken één vaandel, gelyk ook de Mooren. De Inlanders, ftaande onder de Gecommitteerden tot de zaaken van den Inlander, zyn verdeeld op de volgende wyze. De Javaanen maaken drie vaandels; de Baliers, Bougineezen, iVlacasfaaren , Amboineezen, Boutonners anders Madareezen, Maleyers, Sumbauwareezen en de Parnakan-Chineezen maaken ieder één vaandel: terwyl de Chineezen onder hunnen Capitein ent Luitenants in vyf vaandels worden verdeeld. De Munten, Maaten en Gewigten , te Batavia voornaamelyk in gebruik zyn de volgende. De gewoone Rekenmuncen zyn de Ryksdaalers en Stuivers, doch dezelve worden onder de circuleerende Speciën niet gevonden. De Nederlandfche gouden Ducaat van het gehalte van a 3 caraat 7 grein , waar van 'er 70 op het mark gaan, is gangbaar, mits gekarteld zynde, voor si Ryksdaalers of aa Schellingen; doch de ongekartelde doet 2\ Ryks-; daaler of 18 Schellingen. De gekartelde zilveren Ducaton van gehalte var» 11 penningen 7 grein en van prfff °P 'c mark, is gangbaar voor 80 ftui-, vers, de ongekartelde voor 78 ftuivers ; de Dubbeltjes van 'c gehalte van 6 penningen 23 grein of 15?-per mark, doen 2§ftuiver; de Spaanfche Mat of Reaal van <5o ftuivers doet in den handel 64 ftuivers; honderd Re», aaien komen op 133 Ryksdaalers, en ryzen zomwylen tot 140. De gekartelde Bataviafche Ropy van 't gehalte van 11 penningen 15 grein van 2 1} in 't mark is gangbaar voor 30 ftuivers, doch de overige Ropyen voor 37 ftuivers; de Scheepjes Schellingen van 'c gehalte van 6 penningen 23. greinen, 49/3 per mark, zynganbaarvoor 7* ftuiver. Tien koperen dui-, ten doen een nieuw dubbeltje, zynde deeze duiten geflagen met het gewoo-; ne merk der Compagnie. De voornaamfte gewigten zyn de volgende: een last by bevrachting is gewoonlyk 4000 pond,, of twee ton; alhier drie leggers of tien canasfers. Een last ballast of fmidskoolen van 2000 pond wordt in Indien by de bak gerekend. Een last koorn van 27 mudde wordt te Batavia en aan de Kaap gerekend op 46 maaten of 230 gantings, zynde een maat vyf gantings. Een last ryst houdt 230 gantings van 1 3{ pond of 306Ó! pond. Een Cojang is by de particulieren 27 picols of 3375 Pond« Een last teer is 13 tonnen: een cojang of last zout is 5.8 maaten van 75 pond of 4350 pond. Een voeder is zes aamen, een aam houdt 90 kan- C 3 «en*  fi» DE ZEDEN der INWOONEREN ren, een halve aam 4 5 kannen. Een pot Calappus-olie houdt 1 o kannen. Een Legger Wyn, Azyn, Brandewyn, enz. houdt 360 kannen van 10 mutsjes ieder. Een Legger Bataviafche Arak, pf Towak-Azyn houdt 393 kannen, ieder van 1 o mutsjes. Een vat Vleesch doet 420, een dito Spek 300, en een dito Boter 280 ponden. Een Lacfa Steen enz. doet 10,000 ftuks. Op Java doet een Bhaar 3 picois, en ieder Bhaar betaalt 5 Ryksdaalers tol. Een picol doet 100 Catti, of 122 pond. Onder de vreemde Volkeren, die zich te Batavia hebben neergezet , komen voor alle andere in aamerking de Chineezen, welke te Batavia de magtigfte en nuttiglfe, doch teffens, wegens hun groot getal, de gevaarlykftc gasten zyn. Deeze doen den meesten binnenlandlchen handel, en houden zich op met de Zuikermolens, Araksbranderyen, Kalkovens, Steen- en Pannen-bakkeryen, enz. Veelen hunner zyn ook Smeden, Timmerlieden, Schrynwerkers, Schilders, en ook de beste, zo niet de eenige aankweekers van groenten. Voor 't overige zyn zy zeer fchrander, beleefd, naarftig en gedienflig. De voornaamfte deezer lieden dry ven grooten handel in Porcelein, Thee , Zyden ftoffen , en Lakwerken enz., terwyl een minder zoort gaarkeukens houdt voor de Matroozen en Soldaaten, gelyk ook theehuizen. De geringfte, die geen Ambacht dry ven, winnen hun kost met water haaien, visfchen, of 't voeren van praauwen, met welke zy de vermogende lieden brengen werwaards dezelve willen reizen ; ftaande zy op deeze vaartuigen mee twee riemen om al wrikkende te roeyen. Veele zyn ook eigenaars van Tsjampans en groote vaartuigen om daar mede de goederen van de fchepen af te haaien. De gantfche Landbouw van Batavia wordt beflierd door hunne werkzaamheid , zynde zy ongemeen oplettend omtrent denzelven: hier door maaken zy, dat men hier ter plaatze altoos het geheele jaar door allerleye ververfchingen kan bekomen. Daar by komc noch dat zy in grooten getale dagelyks met allerhande eetbaare en andere Waaren by de huizen loopen, en zich met een kiein gewin vergenoegen. Men kan naauwelyks eenig Ambagc uitdenken 't geen zy niet oeffenen, en doorgaans zyn zy in hunne kunst zeer bedreeven en naauwkeurig. Onder anderen houden veele zich op met fchilderen; doch in deeze konst zyn zy 't minst gevorderd, dewyl zy geen kennis hebben van de afgetrokkene beginzels der Perfpeclyf- en Schaduwkunde. Hier door zyn hunne Schilderyen, hoe keurig ook en hoe net gewerkt, in dex daad belachelyk, dewyl alles in plano wordt vertoond, zonder de  VAN BATAVIA. s3 de grootte der voorwerpen te fchikken naar den eisch der gezichtlynen en hoeken , of in het diepen die eigenfchappen in acht te neemen, welke de natuur zelve ons aanwyst, aangaande de verfchillende kragc en aard der kleuren van naby zynde lichaamen, ten opzichte van zodanige, die op een verren afïtand worden ingezien. Deeze gebreken mismaaken niet alleen hunne hout- en tapyt-werken, maar ook hunne kostelyke porceleinen; zo dat men om de kinderachtigheid der Indifche Schilderkonst te zien ten opzichte der Europeefche, niets anders behoeft te doen, dan maar alleen een ftuk Chineeseh porcelein met een van Saxisch maakzel te vergelyken. Indien te Batavia geen Chineezen waren, zou deeze aanzienlyke Stad zeer veel van haar gerief en levendigheid misfen , om dat men dit gebrek op geenerleye wyze door Javaanen of andere luye Inlanders zou kunnen vervullen. Onder andere kunftenaars munten uit de gieters, die van koper alles kunnen namaaken, dat men hen vertoont. In China maaken zy ook zeer fraaye ftukken werk naar onze modellen, uit een zeer fchoon metaal, Calin genoemd, 'c geen in kleur en eigenfchappen veel met hec zilver overeenkomt , doch een vierde minder kost. Hoewel de Chineezen in alles van de Hooge Bataviafche Regeering afhangen , hebben zy echter onder zich zeiven een byzonder beltuur y om onder henlieden de goede order te onderhouden, en hunne zaaken by den Heer Gouverneur en Raaden van Indien te behandelen. Ten dien einde hebben zy hunnen Capitein en Luitenants, thans zes in getal. Hun Capuein, thans Osy Hingko, heeft het algemeen beftier der Natie in handen, terwyl het gezag onder hem wederom onder de Luitenants is verdeeld. De Capitein woont buiten de Nieuwpoort, en laat alle maanden eene groote witte en roode vlag voor zyn huis waaijen op een hooge fteng ; wanneer ieder Chinees, die een Condc draagt (dus noemt men *c hair in tuiten rondom het hoofd gelegd) 38 ftuivers hoofdgeld moet geeven; terwyl een Tartaar, die eene tuit draagt, met één gulden kan volftaan. Voor dit geld, 't welk eene aanzienlyke fomme opbrengt, zyn zy tocht- en wagt-vry. In Wintermaand des jaars 1655 werdt den Chineezen te Batavia vryheid verleend om eene Oesterbank op te rechten, voor den tyd van drie jaaren: dezelve hebben zy tot hier toe behouden. Zy laaten de Oesters voor eenen zeer maatigen prys door de geheele Stad verkoopen; ook kan men ze op de Oesterbank zelve, daar zy 'er een huis toe hebben, gaan eeten. Wegens hunnen handel moeten de Chineezen aanzienlyke fommen betaalen; de opene Winkeliers, by voorbeeld, betaalen, volgens eene Refolutie van Lentemaand 1658, twee ryksdaalers 'smaands. Die, welke met fyne kleederen of porcelein omloopen, moeten écn fchelling s daags en maandelyks  %4 DE ZEDEN der. INWOONEREN delyks twee ryksdaalers geeven: de omloopers met grove kleederen betaalen dagelyks vier ftuivers ,■ doch die met visch, groente, enz. op de markt zitten, kunnen voldaan met twee ftuivers. Wegens de groote vaart van zwaare Chineefche Vaartuigen op Batavia werdt in 't jaar 1654 een befluit genomen om voor een groote Jonk, wegens uit- en inkomende rechten, te doen betaalen 1500 ryksdaalers, en door een Wangkan, zynde een kleiner zoort van Vaartuig, 1000. Inmiddels gebeurde het, dat 'er zomwylen in één jaar 55 of meer Jonken kwamen, ieder bemand met 70 of 80 Chineezen. Deeze Jonken bragten te Batavia een onmeetelyken voorraad van allerleye dingen, die men anders zelve van elders zou hebben moeten haaien: zo dat hunne verkoopingen ettelyke millioenen beliepen, voor welke zy wederom allerhande goederen inkogten, vooral Peper, en voor meer dan een millioen Hollandfche aardigheden. Ten tyde van den Generaal Van Zwol werdt deeze aanzienlyke handel eensklaps gefluit door een wanbegrip van dien Heer, welke de Chineezen meer bezwaarde, dan zy meenden te kunnen betaalen : doch zyne Opvolgers, de kwaade uitwerkzelen van deeze handelwyze befelfende , bragten den Chineefchen handel allengs wederom in order. Het getal der Chineezen te Batavia is zeer bezwaarlyk te bepaalen. Ten tyde van den Heer Valentyn giste men dat 'er zo in- als buiten de Stad, alles te zaamen genomen , wel 100,000 waren Het is zeker, zegt hy, dat zy overal in de Stad de beste plaatzen bewoonen, en dat hunne huizen met menfchen als opgepropt zyn, 't geen my dikwyls voor onheil heeft doen vreezen. Welk voorgevoel maar al te wel is vervuld geworden door den grooten opftand en moord der Chineezen in 1740: want toen zyn zy voor een tyd alle buiten de Stad of om hals geraakt ; doch de vrede was naauwelyks herfteld, of men liet de Chineezen wederom toe met hoopen, *t geen zeer verwonderenswaardig fcheen , terwyl 't geen minder opzien baarde, dat deeze Natie, zo hard (en zo zy zeide) zo onrechtvaardig door de Hollanders mishandeld, wederom op nieuw midden onder haare moorders wilde of durfde komen woonen , dan dat de Hollanders, die door haar in een zo baarblykelyk gevaar waren gebracht, dezelve wederom wilden toelaaten. De Gouverneur Generaal Van Hoorn was een groot vriend en voorflander der Chineezen, doch teffens daar door niet nadeelig aan 't welweezen der Maatfchappye. Ook fcheen men toen noch niet te begrypen dat het getal der Chineezen reeds meer dan te groot was, en met 'er tyd groote reden van onheil en bekommering zou kunnen geeven; doch toen deeze Natie ter deezer tyd hand over hand aanwies, begon men eindelyk vopr haare menigte  VAN BATAVIA. 15 ftienigte te vreezen, en middelen te beraamen om dezelve ongevoelig te be-* perken. Ten dien einde werde 'er een gebod aangeplakt, volgens 't welk alle Chineezen, die niet konden aantoonen, door welken handel of ambacht zy aan de kost kwamen, bevoolen werdt de Stad te ruimen, en van Java te verwekken, tenzy zy zich tot den Landbouw wilden begeeven, in welk geval hen landeryen in den omtrek van Batavia zouden worden aangeweezen. Door deeze heilzaame inrichting keerden veele deezer lieden, die tot noch toe alleen, tot Straatflypers en onnutte lasten der zamenleving hadden gediend, hunne aandacht tot den Landbouw, en de overige werden genoodzaakt te vertrekken , waar door toen voor zekeren tyd eene groote verlichting ontftond. Inmiddels vond men het bezwaarlyk dus alle onnutte lieden te verdryven, dewyl zich veele verfchoolen hielden. Men had ook gedagt de nieuwlings? aankomende te weeren; doch dat was even bezwaarlyk, dewyl zy zich zo lang verborgen hielden, tot dat hun tuin was opgefchooten, 't geen zy 2onder verlof briefje wel niet mogten doen, op boete van de keten; doch. hier toe wisten zy raad , met de Sjahbanders, die 'er op pasfen moesten, blind te houden door gefchenken. Zulk eene toegeevendheid was ondertusfchen by vervolg zeer nadeelig voor de Stad, dewyl 'er onder deeze nieuwe leegloopers doorgaans Dieven en Moordenaars fchuilden. Onder anderen zag men hier een voorbeeld van in Oogstmaand 1713, wanneer een troep van omtrent 150 Chineefche Schelmen ontdekt werdt, die niet alleen de weger* onveilig maakten, maar ook met geweld in een' tuin braken van een' der aanzienlyke burgeren, die hen echter met behulp zyner Slaaven dappere tegen» weer bood, doch zou hebben moeten bezwyken, indien niet eene kardoes met kruid, in 't voorhuis liggende, ware gefprongen: want als daar door eert der Schelmen 't leven verloor, koozen de overige, zoras doenlyk was, hec haazepad. Dit ongeval baarde zo veel ontfleltenis onder de burgeren, dat byna niemand 's nachts in zynen tuin dorst blyven flaapen; te meer daar dit gefpuis, door zich zwart te maaken, geheel onkenbaar was. Evenwel iiad deeze zaak, door de wyze maatregels der Overigheid, geene verdere ge-, volgen: want toen dezelve een bevel had laaten af kondigen, dat niemand der Chineezen of Inlanders 's avonds na negen uuren op ff raat mogt komen zonder flambouw of lantaarn, ten zy hy door de Patroulles wilde overhoop gefchooten worden, koozen de fchuldige, uit vrees voor erger, de vlugt, pf hielden zich ftil. Niettegenftaande de groote voordeden, welke de Compagnie van de Chineezen trekt, doen dezelve haar ook dikwyls groote fchaade door den verboden handel met Nooten, Nagelen en andere Speceryen, welke zy, in plaats van dezelve tegen de vastgeftelde pryzen van de Compagnie te koo- III. Deel. D pen»  9E ZEDEN biR INWOONËREN uit van de rykdommen der Ouderen Cgeheel anders dan by ons, daar huwbaare dochters doorgaans tot een' grooten last verftrekken) dewyl zy niet dezelve koophandel dry ven, en ze aan den meestbiedenden Bruidegom overlaaten. Des niettegenftaande is het eene groote fchande alleen Dochtertjes ter wereld te brengen, en zo eene Moeder drie of vier Meisjes na eikanderen krygt zonder Zoon, zal zy ze dikwyls te vondeling leggen, of eigenhandig verworgen. Indien de Ouders arm zyn, wordt hec in China voor een liefdewerk gehouden de kinderen te vondeling te leggen, dewyl zy dus van een elendig leven worden beroofd, van 't welk zy zelve toch geen vermaak kunnen hebben: en door deeze barbaarfche redeneering komt het, dat in China dagelyks zo vèel kinderen op de ftraaten en groote wegen worden gevonden. Doch te Batavia zouden zulke beestachtige redeneeringen en handelingen zeer kwaalyk worden opgenomen. De Vrouwen der gemeene Chineezen hebben een veel gelukkiger leven, dan die der vermogende, naardien een gemeen man niet wel meer dan eene vrouw kan voeden , en zich daarom met haar vergenoegt. Ook mogen zy vry op ftraat gaan, en bezitten het gebruik haarer beenen. Meisjes van vermogender afkomst daar en tegen worden van de tederfte jeugd af zodanig gezwachteld dat zy tot den gang of geheel of ten deele onbekwaam worden. Voorts moeten zy in haaren vryfterlyken en gehuwden ftaat altoos opgeflooten zitten, en hebben dan noch in 't huwelyk zo veele metgezellinnen, dat zy dikwyls geduurende haar geheele leven de vruchten daar van nooic kunnen ondervinden, dewyl de liefde der mannen zich doorgaans tot eenige weinige der fchoonfte bepaalt. De meeste Mansperzoonen trouwen omtrent hun twintigfte jaar, en een oud Vry er is een voorwerp van verachting, behalven dat zy het alle voor een allergrootst onheil houden, geene kinderen na te laaten om op hunne graven te treuren. Het is by hen een vaste regel eene vrouw te trouwen, die met hen denzelfden gedacht naam draagt; doch op het bloedverwantfchap zien zy voor 't overige niet veel, vooral van Moeders kant. Gelyk by andere Volkeren, dus wordt ook by de Chineezen het huwelyk der voornaame lieden met veel plechtigheid voltrokken; door-' gaans is 'er dan eene groote ftatie van rydpaarden van het huis des Vrouwen Vaders tot dat van den Bruidegom; met maatgezangen van trommels, trompetten, enz., benevens een grooten toeltel van vaandels, wimpels, enz. Ondertusfchen ziet de Bruid weinig of niets van deeze  VAN BATAVIA. 35 deeze vermaaken, dewyl zy zodanig in haaren draagftoel zit opgeflooten, dat zy daar van niets kan gewaar worden. Wanneer de ftatie voor het huis des Bruidegoms is gekomen, ftaat hy in zyne.beste kleederen voor de deur, en ontfluit zelve de Rosbaar. Dan op dit ogenblik vinden zich de Gelieven, die eikanderen nooit voor dien tyd hebben gezien, menigwerf deerlyk bedroogen, dewyl zy dikmaals de fchoonheid, die zy verwagt hadden, niet vinden. Ondertusfchen heeft de Vrouw geene keuze, maar moet haaren IMan, indien zy hem aanftaat, volgen. De Man daarentegen behoudt fteeds zyne vrye keuze, en kan haar op 't ogenblik naar haare ouders te rug zenden, mits verbeurende den koopfchat vóórhaar betaald. Het huwelyk inmiddels, eens voltrokken zynde, is een verbond, dat onfchendbaar worde gerekend , uitgezonderd alleen in geval van ontrouw: want dan mag de Man zyne Vrouw verkoopen, en zo hy wil 'er een of meer voor in plaats neemen. Edoch myn beftek laat niet toe thans breeder over de Chineezen te handelen; daar ik ook noch iets aangaande de andere Inlandfche Bewoo» ners van Bacavia zal moeten zeggen. De Maleyers , die oorfpronkelyk zyn uit het Schiereiland Malacca,' woonen ook te Batavia in groote menigte , vooral in de Campong Malayo, alwaar zy hunnen byzonderen Commandant hebben. Deeze lieden zyn van den Mahomedaanfchen Godsdienst, dien zy echter met veele Heidenfche fabelen hebben vermengd: zy krygen hunne Priesters uit Suratte, zyn groote liefhebbers van bidden en prediken , bezoeken dikwyls hunne Moskeen , en hebben een zeer Godsdienftig voorkomen. Des niet tegenftaande is hun leven doorgaans vry ongeregeld. De kleeding der Maleyers is van eene lichte en dunne ftoffe, voornaamelyk die der Vrouwen, die kleederen draagen van geblomde of geftreepte zyde , zeer geestig om haare lichaamen geflingerd; hebbende zy haare pikzwarte hairen achter op het hoofd in een knoop geflagen. Doch de Mannen hebben een doek om het hoofd gebonden, zo om de vastigheid, als om het hair by eikanderen te houden. De meeste deezer Natie kaauwen geduurig betel bladen, en rooken tabak uit verlakte rietpypen met fteenen ketels. Veele hunner houden zich op met den koophandel, doch veel minder dan de Chineezen, voor welke zy anderzins in gaauwheid dikwyls niet behoeven te wyken. Inzonderheid leggen zy zich uit op de groote Visfchery, in welke zy zeer vaardig zyn, en ten welken einde zy gladde en aardige vaartuigen gebruiken, naar de Indifche wyze toegetakeld met een zeil van ftroo, 'c geen zy zeer hoog kunnen ophaalen, en teffens de riemen gebruiken. De Amboineezen woonen buiten de Stad in hunne Campong, aan de flinIII, Deel. E ker  34 DE ZEDEN der. IN WOONEREN ker hand van den .weg naar Jacatra, alwaar een hunner Opperhoofden-, een man, die weleer goede dienften aan de Maatfchappye heeft gedaan, •een prachtig huis heefc geftichc, naar de manier zyner Landgenooten. Over 't algemeen belyden zy den Mahomedaanfchen Godsdienst, en houden zich meest op met het bouwen van huizen, die zy zeer netjes uit bamboezen weeten zamen te vlechten, befchietende de raamen met fraay gekloofde rottings, die zy op verfcheiden manieren, om daar door licht te fcheppen, met Herren en ruiten toe Hellen. De Mannen draagen om het hoofd een katoenen doekje, met verfcheiden flagen rond gewonden, daar de einden van nederhangen: ook fteeken zy dikwyls tusfehen beiden eenige bloemen en fieradien. De Vrouwen draagen een zeer dun kleedje om het lyf, met een katoenen doekje om de fchouderen en bloote armen. De Amboineezen zyn dappere Soldaaten, en ook doorgaans wreed van gezicht, met lang zwart haair. Veel kan men op hen niet betrouwen, gelyk de Compagnie voor deezen dikwyls heeft ondervonden, toen zy byna dagelyks nieuwe oproeren verwekten. Hunne wapenen üyn zwaare Zabels en langwerpige Schilden, met welke zy hun lichaam tegen hec houwen en de pylen weeten te befchermen. De Javaanen, over welke wy reeds in 't begin van dit werk breedvoerig hebben gehandeld, woonen buiten de Stad in twee Campongs, eene aan de Oost-, en eene aan de Westzyde der groote Rivier, en ftaan onder twee Opperhoofden hunner Natie. Zy geneeren zich hier voornaamelyk met den Landbouw en het aankweeken van Ryst. Andere maaken Schuitjes, waar mede de Inwooners hunne Waaren aan de markt brengen. Ook vaaren zy op Zee tot de groote Visfchery, en dat wel met ongemeen fnelle Vaartuigen, door de onze Vliegeis genoemd, die voor en achter met klampen van dikke fchaalen opgeboeid, en halfmaanswyze geboogen zyn. De Baliers zyn thans te Batavia zeer menigvuldig, en woonen in vyf verfchillende Campongs, onder zo veel verfcheidene Opperhoofden/ In hun Land zyn zy zeer luye cn lekkere lieden, die niec willen werken, maar zich den geheelen dag door van hunne Vrouwen laacen fmeeren cn wryven. Ondertusfchen fchynen zy te Batavia beter op te pasfen , dewyl zy anders niet aan den kost zouden kunnen komen. Behalven de vrylieden vindt men te Batavia ook veele Balifche Slaaven, die zeer gemakkelyk vallen te bekomen, dewyl deeze Eilanders eikanderen dagelyks vangen en verkoopen ; en deeze Slaaven zyn zeer gewild by de Hollanders, dewyl zy de beste, naarftigfte en getrouw-  VAN B A T A V I. A. 3- ^etrouwlre van geheel Indien zyn. Ook zyn de Baliers dapperer, dan de meeste nabuurige Volkeren; waarom zy ook veel door de Hollanders lis Soldaaten worden gebruikt. De Balifche Vrouwen zyn in 't Oosten vermaard wegens haare arbeid-' Saamheid, vernuft, trouwe en goedaardigheid. Hierom neemen de meeste Chineezen te Batavia Balifche Vrouwen, en doorgaans wordt in de hutzen der voornaame Inwooners, hec opzicht over de overige bedienden en alle zaaken van waarde, aan eene of meer Balifche Slaavinnen toebetrouwd. De Mardykers of Toepasfers zyn Indiaanen van verfchillende Natiën," volgens veeier meening Toepasfers genoemd, om dat zy de Zeden en Godsdienst dier Volkeren, by welke zy woonen, lichtelyk, als by toepasfing, aanneemen. Deeze lieden woonen buicen en binnen de Scad, en veele hunner, die ryk zyn, bezitten kostbaare huizen. De meeste hunnec Zyn kooplieden, en vaaren met hunne fchepen naar de nabuurige havenen„ ten welken einde zy met vrygeley brieven door de Hooge Regeering wor* den voorzien om hunne zaaken onverhinderd te kunnen voortzetten. Andeie daarentegen blyven aan land, en geeven zich over aan den tuin- en akkerbouw , leevende van hunne vruchten en vee, dat zy zelfs op- en aan»kweeken, en ter markt brengen. De kleeding der Mannen wordt meest naar de Hollandfche wyze van lichte geftreepte ftohen gemaakr: hunne broeken hangen zeer laag, en hec hoofd dekken zy met een hoed. De Vrouwen echter kleeden zich meesö ed gelyk de overige Indiaanfche Vrouwen. De Mardykers hebben hunne eigene Schooien en Meesters om de Jeugd in 't Leezen, Schry ven en den Godsdienst ce doen onderwyzen. Hunne huizen zyn veel beter, dan die der overige Indiaanen, als zynde doorgaans van fteen gebouwd, mee pannen gedekt, hoog met boogen opgehaald, en met fraaye afdakken verfierd. De plaatzen achter en om de huizen zyn met bamboezen afgefchooten, en met allerhande Indifche boomgewasfen en kruiden beplant. De Bokjes of Bougisfen woonden weleer op drie of vier Eilandjes by JVlacasfar, doch zyn, zedert het afloopen der weleer zo geweldige Macas» fearfche oorlogen, naar Batavia overgebragc; zy zyn zeer ftrydbaare lieden, gebruikende tot hunne wapenen Zabels, Werppylen en ronde Schilden, die in het midden met een ftevige punt zyn voorzien. De Mannen gaan byna naakt, en draagen alleen een kleedje om de lenden, met een muts op 't hoofd als een korfje. Toen hunne Vorften in de voorige Eeuw naar Batavia overkwamen, werdt hen een aanzienlyk huis gegeeven in de Heeleftraat. Es De  %6 DE ZEDEN dir INWOONEREN VAN BATAVIA. De Macasfaaren bewoonen ook eene aanzienlyke Campong te Batavia^ èn verdienen boven veele andere Inlanders genoemd te worden wegens hunne dapperheid. Zy hebben over 't algemeen fterke grove lichaamen, zeer gefchikt tot den arbeid, en worden overal by de Indifche Mogendheden, aan de overzyde van den Ganges, in achting gehouden en gebruikt, gelyk de Zwitzers in Europa; zelfs gebruiken de Europeërs hen zomwylen in hunnen dienst; dochzy moeten voorzichtig worden behandeld, dewyl zy, geen flaafachtige laagheden kunnende veelen, op de eerfte belediging gewoon zyn uit te fpatten. De Macasfaaren zyn zwartachtig van kleur, maatig van hoogte en plat van neuzen, 't welk gedeeltelyk door 't menigvuldige drukken wordt veroorzaakt , om dat een platte neus alhier een allereerfte fchoonheid ten ken-' nen geeft, gelyk in China de kleinheid der voeten. Over 't algemeen heb-, ben zy glimmend zwart haair, opgebonden meteen tulband, of gedekt met lynwaat, dat zy om hunne hoofden winden; doch op andere tyden ziet men hen met eene zoort van hoed. De zucht tot onafhangelykheid niet alleen voor hen zeiven, maar ook voor hunne bondgenooten op de Specery-Eilanden, is oorzaak geweest van verfcheiden bloedige oorlogen tusfehen hen en de Hollanders, by welke zy echter te kort zyn gefchooten, hebbende de dappere C. Speelman hen in 1669 geheel en al aan de Maatfchappye onderworpen; waar na veele hunner uit hun Vaderland Celebes naar andere plaatzen, en onder andere liaar Batavia zyn vertrokken. ACHT-  K E R K Z A A K E N. 37 ACHTSTE BOEK. OVER DE OOST-INDISCHE KERKZAAK EN. De aloude Godsdienst der Javaanen, voor dat zich de Moorfche Zendelingen en de Christen Volkeren onder hen vertoonden, was de Heidenfche, en wel die der Afgoden Brama en Esroara, welke hen door de Ma-; labaarfche en Chormandelfche Priesters waren bekend gemaakt, van waar zy ook tot heden veele woorden en gewoonten hebben behouden,. zynde deeze aloude Godsdienst ook noch in *t Gebergte van Java in weezen. Toen Marcus Paulus Venetus, tusfehen de jaaren is8o en 1290» zyne Tndifche reizen deed, was de Heidenfche Godsdienst alhier noch in vollen luister; en zelfs in 't jaar 1406 hadden noch maar eenige weinige Vorften het Mahomedaansch Geloof omhelsd; doch weinige jaaren laater werdt deeze Godsdienst door geheel Java algemeen verfpreid, door 't gezag van den beroemden Sjeich Ibn Moelana. De Mahomedaanfche Leere is derhalven de bovendryvende onder de Javaanen, en wordt byna door hen allen beleeden, de Chineefche familien uitgezonderd, die zich zedert onheuchelyke tyden hier ter neergezet, of ten minften hunnen handel geoeffend hebben: want deeze zyn tot op den dag van heden blinde Heidenen gebleeven. En gelyk zy met recht, ten opzicht van den koophandel, zeggen, dat de Mahomedaanen en Nederlanders één, maar zy twee oogen hebben, terwyl de andere Volkeren blind zyn, kan men, wat den Godsdienst aangaat, van hen zeggen, dat 'er nergens blinder lieden dan zy te vinden zyn, bezwaard met een ontilbaar pak van valfche Goden, en beïachenswaardige plegtigheden. De Christelyke Godsdienst is hier zo ras niet geleerd en beleeden als wel op veele andere Indifche Eilanden: want dewyl de Portugeezen en Spanjaarden hier geene vaste bezittingen hadden, en maar alleenlyk om Peper , of andere voortbrengzels te haaien, te Bantam of Japara kwamen, hebben zy zich weinig met de Inwooners bemoeid , en geene Zendelingen door het land verfpreid Het licht des Euangeliums is hier derhalven het eerst ontftoken door de Hollanders, die, na dat zy Jacatra overmeesterd, en - ' E 3 den  30 .ft E R K Z A \ K É N. den grondflag van Batavia gelegd hadden, in hunne nieuwe Hoofdftad da Hervormde Leere hebben doen verkondigen, zonder eenige andere zoorten van den Christekyken Godsdienst te dulden, uitgezonderd die der Broederen Lutheraanen," dié echter zeer veel moeite hebben gehad om 'c zo verre te krygen; dewyl hunne Hervormde Broeders, ten minften eenige yveraars onder hen, gaarne den opbouw hunner Kerke zouden hebben belet. In 'c byzonder plag men ook hier te yveren tegen de Róomscbgezinden , wier Leeraars en Belyders meermaalen om het heimelyk oeflènen hunner plegtigheden ter Stede zyn uitgezet. Maar Mahomedaanen en- Chineezen heefc men hier altoos toegelaaten; en fchoon zy thans geene Kerken in de Stad mogen hebben, oeffenen zy hunnen dienst met alle vryheid in de Voorfteden. Onder andere hebben de Mahomedaanen eene Moské aan den weg naar Anjol, en de Chineezen een' Tempel even buiten de Nieuwepoort, en een anderen, bezyden den grooten weg van Jacatra, by hunne graffteeden. De eerfte Hervormde Leeraar , die met de Hollanders in de Indien verfcheen, was Pbilippus Pieterszoon van Delft, die met den Vice Admiraal Wyhrand van fFarwyck, in 'tjaar 1509, op 't Eiland Mauritius kwam , aldaar tweemaalen predikte , en een' Slaaf van Madagafcar doopte. By de eerfte (lichting van 't Kasteel van Batavia was aldaar Predikant D. H. J. Plulfebos, die na 't ontzet door den Heere Gouverneur Koen in 1620 tot Amptgenoot ontving den Heer Dubbeldryk; zynde de eerfte van deeze twee in een Zeetocht verdronken, en de andere wegens zyn flegt gedrag afgezet. Geduurende de Regeering der Heeren Cbarpentier en Koen viel 'er weinig byzonders voor ten opzichte des Kerkelyken beftiers te Batavia; wordende 'er fteeds in 't Maleisch en in 't Hollandsch gepredikt in de voorzaal van 't Stadshuis. Doch de Opvolger van den Heer Koen, J. Spex, kon het in 't geheel niet met den Kerkenraad vinden, maar lag 'er dagelyks, en dat dikwyls op eene veel gerugt maakende wyze, mede over hoop. Het eerfte gefchil ontftond over Do. Bastiaanzoon, die op eene liooneride wyze zonder fchuld voor 't Hof van Justitie was gedaagd, en vry ontflagen, 't welk zyn Amptgenoot Do. Heurnius meende in 't openbaar van den predikftoel te moeten afkondigen, 'tgeen hy ook, doch zeer tegen den zin van Zyn H. Ed., volbragt. Naauwelyks was men weder verzoend, of 'er ontftond een tweede gefchil over 't recht van Predikanten te beroepen , en ze naar de Specery Eilanden te verzenden , gelyk ook over de Ker4elyke tugt; 't geen bier mede eindigde, dat de Generaal twee Politik© Commiss  K E- R IC ZA AS A K E N*.: 39 Commisfarisren in den Kerkenraad uit den Raad van Indien zond, 't geen onder protest door denzenlven werdt toegeftaan.' Behalven andere onaangenaamheden , had dit ten gevolge, dat Do. Heumius, wegens eene preek, die den Gouverneur niet behaagde, op den 25 van Louwmaand 163*, wierd vast gezet,' doch in de volgende maand wederom ontflagen. In 'tjaar 1643 werdt 'er op den 7 van Wintermaand plegtig door den Gouverneur Generaal Antonius van Diemen, en den Raad van Indien eene nieuwe uitvoerige Kerkenorde getekend, beflaande in 98 artikelen, en ilrekkende tot het onderhouden van goede order, tucht, uitdeeling der Bondzegels, verkondiging des Euangeliums onder de Heidenen, enz. Wegens het gewigt der zaak zal ik hier kortelyk den voornaamen inhoud der titels mede deelen. I. Niemand zal Kerkelyke diensten mogen doen, dan na dat hy te vooren daar toe wettig is geordend, zullende iemand zulks zonder wettige aanftelling doende, en daar in tegen de gedaane vermaaning voortgaande, als een Scheurmaaker worden geftraft. Nieuwe Leeraaren, die noch niet in bediening zyn geweest, zullen, eer zy werden toegelaaten, onderzogt worden door den Kerkenraad, daar na der Gemeente voorgefteld en gevraagd, of 'er ook noch eenige wettige verhindering valt in te brengen: waar op eindelyk de bevestiging volgen zal. Predikanten, die reeds in "t Vaderland hebben gediend , zal men niet wederom examineeren, maar alleen naauwkeurig onderzoek doen naar hunne Leere en Wandel, gelyk ook, hoe zy zich by hunne voorige Gemeenten hebben gedraagen. Geen Predikanten zullen worden toegelaaten, dan na alvoorens aan den Kerkenraad te hebben vertoond brieven van Commisfie van de Clasfen, die hen hebben gezonden. Er zullen geen Schoolmeesters, Krankbezoekers , Handwerkslieden enz. zynde, tot den Predikdienst worden toegelaaten, dan in gevalle dezelve bevonden worden van zeer byzondere talenten en bekwaamheden voorzien te zyn; in welken gevalle de Kerkenraad hen met advys der Hooge Overigheid zal examineeren, en ten minden een half jaar in 't geheim laaten Proponeeren om dan verder met hen te handelen naar bevinding van zaaken. Geen Dienaar zal zyn beroep mogen verlaaten, en tot een andere levenswyze overgaan dan om gewigtige redenen, over welke de Hooge Regeering en de Kerkenraad zullen oordeelen. Een Predikant die naar 't Vaderland wil keeren, zal ten minden één jaar, voor dat zyn verbonden tyd uit is, daar van kennisfe moeten geeven -■ doch zo men geen bekwaamen Opvolger voor hem kan vinden, zal hy noch één jaar boven zyn verbonden tyd moeten dienen. Warneer een Predikant door ouderdom of ziekte onbekwaam wordt, zal hy zyne waardigheid echter behouden, en door de Regeering met een jaargeld  4o K E R KZ A A K E N. geld worden voorzien, naar maate hy zulks zal noodig hebben-* terwyl men ook voor derzelver Weduwen en Weezen behoorlyke zorge zal draagen. 11. De Ouderlingen en Diaconen, die met de Dienaaren voor de goede order en 't welwezen der Kerke moeten zorgen, zullen in Louwmaand voor den tyd van twee jaaren, met advys en goedkeuring der Hooge Ove • righeid, worden aangefteld. Het gewoon getal der Ouderlingen zal zyn vier, en dat der Diaconen vyf, zo veel mogelyk is, voor de eene helft uit de vrye Burgers, en voor de andere uit de Dienaaren der Compagnie ce kiezen. De Ouderlingen en Diaconen zullen getrouwelyk toezien, en , naar gelegenheid des tyds, de bezoekingen waarneemen, zo voor als na het Avondmaal. Met den aanvang van Wynmaand zullen uit de Predikanten en Ouderlingen jaarlyks twee Leden worden gekoozen om acht te geeven, of de Predikanten zich behoorlyk kwyten van de pligten hunner bediening. De Diaconen zullen zorge draagen voor de behoeftigen, hen vertroosten en hulpe bieden. Maandelyks zullen zy ook invorderen de inkoraften der Kerke, en zo iemand weigert te betaalen, zullen zy, na voorafgaande goedkeuring des Kerkenraads, geweldige middelen van recht mogen gebruiken. De ingezamelde penningen zullen worden ontvangen door den Kasfier der groote Kasfe; doch als de fomme eenigzins aanmerkelyk worde, zal het geld moeten worden gebragt in de groote yzere kist, van welke hy, en de twee oudfte Diaconen, ieder een verzegelden neutel hebben. De Diaconen zullen, zonder advys des Kerkenraads, geen geld op intrest of panden mogen geeven; doch aan de Armen mogen zy, op eigen gezag, in eene reize van » tot twee reaalen geeven. De Armen, die onderftand krygen uit de kasfe der Diaconie, zullen op den eerften dag van ieder maand de hun toegelegde penningen ontvangen. Aan particulieren zullen zy in 't geheel geen geld mogen fchieten, dan op twee voldoende borgen, of een vast onbezwaard pand. De Diaconen zullen eindelyk hunne bezigheden onder eikanderen verdeden, en alle maanden voor den Kerkenraad eene, byzondere, gelyk ook jaarlyks, in tegenwoordigheid van Gecommitteerden der Hooge Regeering, eene algemeene rekening doen. HL De Kerkenraad zal gewoonlyk eenmaal ter weeke, op Maandag na den middag vergaderen, van twee tot vier uuren. In den Kerkenraad zal men alleen over Kerkelyke zaaken handelen, en zo 'er dingen van groot gewigt voor komen, zal men met toeflemming der Overigheid fchryven aan de Kerken dier Steden, daar de kamers der Compagnie vergaderen, om 't tdvys hunner Synoden in te neemen. De Prefes en Scriba zullen altoos «it de Predikanten worden geflemd, en maandelyks veranderen. De Prefes zal  t- * « * z i a ki i & 41 ■gal alles voorftellen, en, als de Stemmen fteeken, met twee Stemme» concludeeren: zullende hy ook onder anderen, na het ftemmen, den Poliryken Commisfaris en de andere Leden vraagen, of zy ook iets te zeggen hebben, 't geen den Raad of de hulp des Kerkenraads vordert. Indien 'er in de Vergadering iets is beflooten, welk hec advys der Hooge Regeering vordert, zal de Prefes, met een' der Ouderlingen of der andere Leden des Kerkenraads, zich, na *t eindigen der Vergadering, naar 't Kasteel begee • ven, of, zo 'er als dan geene gelegenheid is, op den volgenden dag, om de gedagten van den Heere Generaal in te neemen. De Prefes zal ook alle brieven, aan den Kerkenraad gefchreeven, invorderen, dezelve leezen ofte doen leezen, daar op advys vraagen , en dezelve benevens hec advys naauwkeurig doen aanfchryven in het brieveboek. Alle Kerkelyke brieven, commisfien, atteftatien enz. zullen in de Vergadering moeten worden voorgeleezen , en niet verzonden, dan na voorgaande goedkeuring. De Prefes zal eindelyk met een der Ouderlingen, ten minften eenmaal ter weeke, de Weeshuis Schoole bezoeken. De post van den Scriba is, alles wat in den Kerkenraad verhandeld is, naauwkeurig op te tekenen, en 't zelve, na dac het op voorgegaane leezing des opftels wel is geboekt, nochmaals voor te leezen; voorts alle ordonnantiën, commisfien en atteftatien te fchryven, en benevens den Prefes en één Ouderling te tekenen. De Scriba is ook gehouden in een afgezonderd boek aan te tekenen de naamen der Predikanten en Krankbezoekers, die uit het Vaderland te Batavia komen, benevens hunne ontmoetingen, ftandplaatzen en dood. Wegens de menigte der Kerkelyke boeken zal 'er ook noch een tweede maandelykfche Scriba worden benoemd, tot het fchryven en beantwoorden van alle Kerkelyke brieven. Eindelyk zal niemand de geheimen des Kerkenraads mogen divulgeeren, en ten dien einde zullen de boeken altoos in de Confiftorie moeten blyven, «onder dat het iemand hoe genoemd geoorlofd zal zyn dezelve van daar mede naar zyn huis te neemen. IV. De Diehaars, Krankbezoekers en Schoolmeesters zullen gehouden zyn, de belydenisfe des Geloofs der Nederlandfche Hervormde Kerke, den Heideibergfchen Cacechismus en de Aclen van 't Dorcfche Synode te onderteekenen; zullende die geene, welke zulks weigeren, lh hunnen dienst worden gefchorst, en, zo zy in 't geheel hardnekkig blyven, gedeporteerd. De Predikanten zullen, voor 't beginnen van hunne predikatiën, de Gebeden leezen , volgens de Nederduicfche Lithurgie, en dezelve met gepaste Dankzeggingen eindigen. Des Zondags na den middag zullen de Leeraaren den Heidelbergfchen Catechismus verklaaren, en voor den middag zodanige öoffen uitkiezen , als 't best tot ftichting gefchikt zyn , zonder zich veel III. Depi» F met  ip K t R K Z A A 9 E N, wet verfchillen over de Pfadestinatie en ander Hooge Mysteriën op te honden. De beurten zullen volgens eene vaste order worden verdeeld in de Kasteels Capelle, de Stads Kerk en het Hospitaal, zonder daar in, buitera groote noodzaakelykheid, veranderingen te maaken, en dan noch niet zon-.' der kennis en goedkeuring des Kerkenraads. Het Doopen zal maar alleen door de Predikanten worden verricht, niet door de Krankbezoekers.of Proponenten , en niet dan in 't openbaar Ceenige weinige buitengewoone gevallen uitgezonderd) na eene voorafgaande Predikatie. Indien mogelyk zal de Vader zelve zyn Kind ten doop houden, en tot Doopgetuigen zullen alleen toegelaaten worden belyders der Hervormde Religie. De kinderen der Heidenen, fchoon in eene Christelyke Familie ingelyfd, zullen niet worden gedoopt, voor dat zy, tot jaaren van onderfcheid gekomen, hunne belydenisfe zullen hebben gedaan. De bejaarden , die den Doop hebben ontvangen, zullen, zo zy Vaderlanders zyn, ook gehouden weezen het Avondmaal te gebruiken; doch de gedoopte Heidenen zullen hec zelve alleen genieten, als zy hec verzoeken, na een naauwkeurig onderzoek huns Geloofs. Het Avondmaal zal gehouden worden op eiken eerften Zondag in Louwmaand, Grasmaand, Hooimaand en Wynmaand. Behalven de gewoone dagen zal ook gevierd worden, op den 30 van Bloeimaand, het inneemen van Batavia. 1 V. Geheime Zonden, aan den Kerkenraad bekend geworden zynde ■, zullen niet door openbaare Cenfure maar in 't geheim worden afgedaan , en zo de Daader beterfchap belooft, zal men de zaak niec openbaar maaken. Doch wanneer de Zonden openbaar bekend zyn, zal men den fchuldigen eenige reizen van 't Avondmaal weeren , en zo hy geen tekenen van boetvaardigheid toont, geheel van de Gemeente affnyden, na dat men hem echter driemaal aan de Gemeente heeft voorgefteld, eerst zonder, en daarna met naame: welke tyd verloopen zynde, zonder dat hy inmiddels boetvaardigheid heeft getoond, men tot den openbaaren Christelyken ban zal overgaan. Doch zo een afgefneeden Lid zich naderhand betert, zal men het ook wederom aanneemen. Indien door een Lid des Kerkenraads eene zwaare Zonde wordt bedreeven, zal dezelve mee opfchorting in zynen dienst of eene geheele afzettinge worden geftraft. De Zonden, om welke dit plaats heeft, zyn valfche Leere ofte Ketcery, openbaare Scheurmaaking, opentlyke Blasphemy , Simonie, trouwiooze verlaating van zynen dienst, ofinr dringing in dien van een anderen, Meineedigheid, Echtbreuk, Vechtery, vuil Gewin en alle andere misgrypingen, die iemand in den Burgerftaac eerloos maaken. Achter deeze Kerkenorder, waar van wy den voornaamften inhoud hebben  K E R K 2R A A K E N. 45 ten opgegeeven, volgt noch een Aanhangzel aangaande de Krankbezoekers hetBekeeren der Heidenen, en verfcheiden andere zaaken, waar van de voornaame inhoud de volgende is. t De Krankbezoekers, die men tot den openbaaren dienst toelaat, wegens gebrek aan genoegzaame geordende Leeraaren, zullen zich oeifenen in de Heilige Schriften; op bekwaame tyden, benevens het zingen eenige hoofdftukken leezen uit de Heilige Schrift, of ook wel eenige predikatiën uit goedgekeurde Rechtzinnige Schry vers, en dc oeffcning met Gebeden beginnen en eindigen. In de byzondere openbaare huizen, waar in zy worden aangefteld, zullen zy den maaltyd met den Gebede beginnen, en met Dankzegginge eindigen. De onweetende zullen zy, zo veel mogelyk , in den waaren Godsdienst zoeken te ondervvyzen, en alle ongebondenheid ten fterkften beftraften: wordende hen vryheid vergund, om, zo hen de behoorlyke eerbied in hunnen post wordt geweigerd, by den Kerkenraad , en zelfs by de Hooge Regeering hun beklag te doen, die als dan verpligt zal zyn, hen in hunne bedieningen te handhaven. De ter dood Veroordeelde Perzoonen zullen zy beurtelings byftaan, en eindelyk , zonder voorkennis en toelaating van den Prefes des Kerkenraads, geen deel van hunnen dienst aan een ander overdoen, of van anderen overneemen. II. Ten opzicht der Krankbezoekers, die op openbaare plaatzen worden gebeezigd, vindt men 't volgende. Die van 't huis des Generaalen Ontvangs zal in dat huis 's morgens en 's avonds in 'c openbaar bidden, en in de Kerk, als daar gepredikt wordt, voorleezen en voorzingen: ook zal hy, ten minften eenmaal ter weeke, op de punten aan de Westzyde, en op de Timmerwerf bezoeking doen by de Kranken om dezelve te vertroosten. Die van'tZiekenhuis zal, behalven zyne Gebeden, de Kranken tweemaal 's daags moeten bezoeken. Hli De Schoolmeesters zullen getrouwelyk onderwys geeven in de gronden van den Godsdienst, het leezen, fchryven, reekenen en de Nederduitfche Taal: voorts de kinderen in alles tot deugd en eerbied voor hunne Ouderen en Meesters opleidende. Die van 't Weeshuis zal in 't byzonder 's morgens en 's avonds voor den eeten bidden , en de kinderen het gebed na fchooltyd laaten doen. Verder zal hy de kinderen in den Catechismus oeffenen, en ze de vraagen van buiten leeren, over welke den volgenden Zondag zal worden gepredikt, op dat zy die dan in de Kerk mogen opzeggen. De Schoolmeester van de Westzyde zal de Inlandfche kinderen onderwyzen in de beginzelen des Christendons, hen leeren leezen en fchryven., des avonds voor de Inlandfche Christenen een hoofdftuk uit het Portugeesch Testament TTOorleezen, een vers of twee uit de Portugeefche Pfalmen voorzingen, en F n einde-  44 K E R K % A A K E N. eindelyk den zegen uitfpreeken. In \ Bandanees kwartier zal de MeesEe* 's morgens en 's avonds de aldaar woonende Christenen eenige hoofdftukketf uit den Maleicfchen Bybel voorleezen , en in dezelfde taal 's morgens en *savonds Bidden en Pfalmen zingen: zullende hy ook 'sDonderdags onderwys geeven in den Christelyken Godsdienst. In 't Malebaars kwartier zal de Meester de lyfeigene der Maatfchappye, • eer zy aan hun werk gaan, in 't Portugeesch, Bengaalsch of Malebaarsch.in den Godsdienst on« derwyzen; waarna hy voor de Vrouwen een hoofdftuk in 't Portugeesch zal leezen en eenige verfen zingen. Voorts zal hy de zieke Slaaven bezoeken en troosten: ooknaarftigonderwysgeeven aan hunne kinderen, en'savonds: wederom Leezen en Pfalmzingen. De Schoolmeester der Voorftad zal. voor de Inlandfche Christenen, die de wagt hebben, in 't corps du guarde een gebed doen, ook voor zonnen ondergang de kinderen in vraagen en; gebeden oelfenen. i . IV. Met betrekking tot de Bckcering der Heidenen zullen zich l. De Predikanten en Krankbezoekers oeffenen in de kennisfe der Taa-4 len, die hen 't meest te pas komen, te weeten in 't Portugeesch, Maleitsch en Chineeseh. a. Om dit te bevorderen zal men alle mogelyke moeite aanwenden om Woordenboeken voor die taaien te doen opftellen: 3. De Predikatiën in gemelde taaien gedaan, en verdere Godsdien-? ftige gefchriften zal men, zo veel mogelyk, uitfehryven en verfpreiden. 4. In *t zingen zou 't mogelyk best zyn de Engelfche wyze te volgen, en eerst eenen regel te doen leezen en daarna te zingen. 5. Van groot nut zou zyn eene wederlegging van den Mahomedaanfchen Godsdienst, op de wyze van een Catechismus, in 't Inlandsen en Nederduitsch opgeheld. (L Men zal zorge moeten draagen om de reeds bekeerde Heidenen geduurig te doen onderwyzen en bezoeken. 7. Men moet van de Overheid een order zien te verkrygen om den dag des Heeren by alle Natiën te doen onderhouden, ten minften alle neeringen, vooral tapperyen enz. te doen verbieden. 8. De Moorfche Befnydenis en de oeffening der Heidenfche Plegtigheden behooren, zo veel mogelyk , verhinderd te worden. 9. Alle die zich hebben bekeerd, zullen moeten worden opgefchreeven, en zich in hunne kleeding, zo veel mogelyk, naar de Hollanders fch'kken. De dus beraamde Kerkenorde werdt door den Kerkenraad ter tafel sier Hooge Indifche Regeering gebotgr, en aldaar niet alleen goedgekeurd t  K E R K Z A A K E N. 45 keurd, maar ook door dezelve getekend : te weeten door den Gouverneur Generaal Van Diemen, en de' Raaden Van der Lyn, Maatzuiker, ÓV^oa* ten en Sweers, benevens hunnen Geheimfchryver /Veter Meidag, op den 7 van Wintermaand des jaars 1643. In 't jaar 1647 werde 'er een vreemd verfchil voor den Kerkenraad gebragt; op den 30 van Grasmaand naamelyk verfcheen voor denzelven de Heer A. van der Keer, Bal Üuw van Batavia, zeggende, dat volgens de orders van den Generaal Van Diemen de Afgodery der Chineezen was geftoord; doch dat de Fiskaal hem daar over gedagvaard had, en ftaande hield, dat de dienst der Chineezen geene Afgodery was. De Kerkenraad hier over gevraagd zynde, antwoordde, dat de dienst der Chineezen wel degelyk Afgodery was, dewyl zy de gewoonte hadden, voor hunne Beelden lampen aan te fteeken, wierook te branden, hen te offeren met opheffing der handen en buiging des lichaams, 't welk de Raad met eene fchriftelyke verklaaring bevestigde; wordende hier door de Fiskaal in zynen eisch niet ontvangbaar verklaard. In 'tjaar 1653 werden de Predikanten, huns erachtens, zeer gehoond door zommige heden, die hen Dienaars der Maatfchappye noemden: zelf» rekenden zommige dit zo gewigtig, dat zy 'er over predikten. Eindelyk befloot men, de Heeren Bewindhebbers te verzoeken om hen alleen voor Dienaars van Jefus Christus, maar niet voor Dienaars der Compagnie te erkennen. In 't zelfde jaar maakte de Regeering een befluit, om alles, wat tot het beroepen der Predikanten behoorde, op zich te neemen. De Kerkenraad nam hier wel geen genoegen in , doch fcheen het echter niet te kunnen veranderen. In Lentemaand van 1654 kwam van Formofa de geweezen Landvoogd Verburg, die, zonder met een Kerkelyk getuigenis voorzien te zyn, te Batavia wilde ten Avondmaal gaan, doch werdt verzegt dat na te laaten, tot daE men zich nader omtrent Zyn Ed. zou hebben geinformeerd. Op den 1 van Grasmaand vernieuwde hy zyn verzoek, voorgeevende niet geweeten te hebben, dat hy zelve zyn getuigenis had moeten vraagen > maar te hebben gedagt, dat men hem 't zelve had moeten zenden; teffens verklaarende, dat hy om zyn getuigenis zou zenden, waarop hy werdt ioegelaaten. Op den ao dier zelfde maand maakte de Voorzitter bekend, dat, volgens goeddunken der Hooge Regeering, voortaan alle aankomende Predikanten als Leden in den Kerkenraad zouden zitten, en eene befluitende ftem kebben. Voorts dat de Hooge Regeering, volgens de refolutie van den 17 ; F 3 ras  46 IC E R K Z A A K E N* van Grasmaand des voorigen jaars, het beroepen en verplaatzen der Predikanten aan zich hield; zullende die geene, welke zich daar tegen durfden verzetten, naar 't Vaderland te rugge worden gezonden. Deeze fterke maatregelen behaagden zeer weinig aan de Geestelykheid, en gaven aanleiding tot groote oneenigheden. De Predikanten namen een befluic om in den Raad van Indien te verfchynen, en over deeze nieuwigheden vertoogen aan de Hooge Regeering te doen: hier in werden zy onderfteund door de Ouderlingen, die door de Hooge Regeering hier op met afzetting werden gedreigd. De buiten Predikanten voegden zich ook by die van Batavia, beweerende, dat zy niet beflisfende konden Hemmen in zaaken, die tmn niet aangingen. Dit alles had ten gevolge, dat 'er beflooten wierdt het ftuk der beroepingen een weinigje te maatigen, en aan de aankomende buiten Predikanten alleen eene befluitende Hem te geeven in zaaken, die de Indifche Kerk in 't algemeen betroffen, doch in de byzondere Bataviafche zaaken hen alleen eene raadgeevende Hem toe te ftaan: en daar mede kwam die zaak eenigzins tot bedaaren, hoe wel zodanig , dat de Kerkenraad zich byna in alles naar 't welbehaagen der Hooge Regeering fchikken moest. Onder de Proponenten, toen ter tyd tot den dienst toegelaaten, was zekere D. Holthujïus, die in 't geheel niet aan den Gouverneur Generaal fchynt te hebben behaagd. Het gebeurde althans op den S2 van Zomermaand deezes jaars, dat hy met den Predikant Lindenus in de Kasteels Kapelle verfcheen om aldaar den dienst waar te neemen. De Generaal hem ziendevroeg onder 't zingen den Predikant, of Hokhufms prediken zou ? en als deeze daarop ja geantwoord had, zeide de Generaal, dat zulks niet gefchieden zou, dewyl de Raad van Indien hem niet als Proponent, maar alleen als Krankbezoeker erkende, hoedanig een aldaar niet tot den dienst kon worden toegelaaten. Ds. Lindenus zocht de zaak met verfcheide redenen goed te maaken, en onder anderen hier mede, dat men, nu de zaak zo was, hem behoorde te laaten prediken, dewyl men niemand in gereedheid had oni in zyne plaats te treeden. Dan hier op antwoordde de Generaal, dat hy, Lindenus, dan zelf moest prediken, waar door deeze, niettegenftaande zyne verontfchuldiging, zich ook gedwongen zag den kanzei te beklimmen, en zich zo goed te redden, als in zyn vermogen was. In 1655 werdt 'er wederom hevig getwist over het recht der be« roepinge: onder anderen werdt de Predikant Winfemius door de Hooge Regeering naar Formofa beroepen; doch deeze zeide te wenfehen, dat hem dit beroep Kerkelyk wierdt opgedraagen. Het antwoord was, dat hy, met eene Politike Commisfie voorzien, geene Kerkelyke im nooden had; en dat, zohy 'tberoep durfde weigeren, hy met de eerfte  K-E-RKZAAK & » 47 fte fchepen naar 't Vaderland zou worden te rug gezonden, en genood» zaakt de onkosten, die de Maatfchappy voor hem had gedaan, en die vry aanmerkelyk waren, te rug te geeven: waar door hy genoodzaakt werdt fpoedig te gehoorzaamen. In de voornoemde verfchillen fchynen voornaamelyk aan de Hooge Regeering mishaagd te hebben de Predikanten Lindenus en Leonardis ; gelyk blyken kan uit een Brief uit het Vaderland gezonden , en door den Commisfaris Polityk aan de Vergadering voorgeleezen, volgens welken de Heeren Zeventienen vorderden, dat gemelde Leeraars naar 't Vaderland te rug zouden worden gezonden. Dit gaf wederom eene groote beweeging in den Kerkenraad, die nu eerst recht zyne afhangelykheid befpeurde. De Vergadering wendde zich derhalven tot de Hooge Regeering om eerbiediglyk vernietiging deezer order te verzoeken, en kreeg het door goede woorden zo ver, dat de Regeering eindelyk dee* ze Conventie met haar maakte. 1. Dat de Predikanten zich, in 't ftuk der Beroeping, aan de Hooge Regeering zouden onderwerpen ; 't geen werdt toegeftaan, ten minften in gevalle 'er eenig verfchil over mogt ryzen. 2. Dat men de Hooge Regeering kennis zou geeven van 'c geen men aangaande het te rug zenden der twee Predikanten aan de Heeren Zeventienen had geantwoord. 3. Dat men die vertoogen met allen eerbied zou opftellen. • 4. Dat men de Kerkelyke brieven aan den Commisfaris Polityk zou laaten leezen, zo hy 'er tegenwoordig was. 5. Dat de Kerkelyke brieven gezegeld aan de Heeren Raaden gezonden, en door hen in de doos gelegd zouden worden: behoudende men echter vryheid, om, zo 't noodig was, ook zomwylen byzondere brieven buiten 't paket te zenden. De Predikanten werden ook noch genoodzaakt H. Ed. te bedanken voor ' de gunfte , dat zy de twee Predikanten by voorraad lieten blyven. De voorftanders der Kerkelyke magt namen dit ondertusfchen zeer euvel, en zeiden dat de Generaal Maatzuiker de Predikanten zo itreng handelde, dewyl hy hen een' onverzoenlyken haat toedroeg, en in zyn hart een Jefuit was. ; Op den ! 8 van Slachtmaand 16"5 8 had men al weder wat nieuws; wordende 'er op dien dag een brief van de Vergadering van Zeventienen vertoond, volgens welken de Diaconen mede over de Cenfura Mor urn, en de verkiezing der Ouderlingen zouden zitten. Dit moest al wederom worden goedgekeurd , hoewel op voorwaarde , dat zy in 't cenfureeren van byzondere  4* KERKZAAK RN. re Perzoonen, die niet tot den Kerkenraad behoorden, geen ftem zoijt den hebben. In 'c jaar 1660 werdt 'er veel werks gedaan om het Christelyk Geloof met kragc in 't Maleitsch te doen prediken, waar om de Kerkenraad dienftig vond den Generaal toe het aanilellen van een' Predikant in die taaie te verzoeken. Dan de Hooge Regeering oordeelde dac men vooraf noch meerder werks moest maaken van *t onderwyzen en Catechizeeren in die taaie. Ondertusfchen werdt Do. Brouvjerius, een aangekomen buiten Predikant, toegedaan om by gelegenheid eene preek in de Maleitfche taal te doen. Bronzverius fchynt ondertusfchen in 't vervolg als vast Predikant in 't Maleitsch aangedeld te zyn, om dat hy in Louwmaand 1670 verzocht in die hoedanigheid in den Kerkenraad te zitten; dan de Geestelykheid verfchoof die onder beuzelachtige voorvvendzels, 't welk het oud verfchil met de Hooge Regeering over deeze ftoffe weder deed herleeven. Doch dit duurde niet lang, want Maauuiker liet den Kerkenraad aanzeggen om den verzoeker fpoedig toe te laaten, ten zy men zich aan alleronaangenaamfte ontmoetingen wilde bloot dellen, waar op een ieder gehoorzaamde en zweeg. De Maleitfche Gemeente begon ondertusfchen zeer te bloeijen, zo dat de daar voor ingeruimde plaats op 't Stadshuis te klein wierdt, en men do Maleitfche Kerk begon te ftichten. In 't begin van den jaare 1 673 werdt de nu volbouwde Portugeefche Kerk tot den Godsdienst ingewyd, en de orde der beurten zodanig gefchikt, dat men daar eene vroeg preek in 't duitsch, eene morgen preek in 't Portugeesch , en eene middag preek in 't Maleitsch zou doen ; zullende men ook 's Woensdags in 't Portugeesch, en 's Donderdags in 't Maleitsch prediken. De Maleitfche dienst kwam ondertusfchen al ras wederom in verval, dewyl, in plaats van "tlaag Maleitsch, was ingevoerd, in 'thoog Maleitsch te prediken, 't geen verkeerd is, dewyl deeze tongval door weinige wordt verdaan. Op den 30 van Louwmaand 1676 werdt goedgevonden van den predikftoel te doen afkondigen, dat de Juffers in 'c vervolg haare Kerkboeken zelve zouden draagen, en niet door Slaavinnen laaten brenger; 't geen waarfchynlyk alleen gefchied is om het wild geloop deezer Vrouwsperzoonen te beletten. In 't jaar 1682 was 'er in den Kerkenraad veel te doen over de zaak vaa den Predikant Gueyrier , die geweigerd Had voor een ter dood gedoemden Mahomedaan te bidden, om dat hy volftrekt hardnekkig was, en niet naar hem wilde luisteren, noch zich bekeeren. DeLeeraar zeide, dathy zodanig een gebed met geen goede confeientie kon doen, en in dit gevoelen werdt  KERKZAAK.EN. 4$ werdt hy door eenige andere Geestelyken gefterkt. De Hooge Regeering zocht ondertusfchen de zaak in der minne af te doen, en vermaande den Leeraar, by herhaaling, aan zynen pligt te voldoen ; dit niet helpende, klaagde de Generaal aan den Kerkenraad, en verzocht dat dezelve hem geliefde te overreeden om zich gewillig te onderwerpen. De Kerkenraad nam dit aan, en deszelfs Leden wendden alle mogelyke moeite aan om hunnen Amptgenoot van zyn verkeerd begrip af te brengen, het geen in 't eerst geheel niet wilde lukken ; na veel tegefpartelens echter onderwierp zich deeze hardnekkige Leeraar, hoewel met veelerleye uitzonderingen * die den Raad in 't geheel niet behaagden; waarom hy veroordeeld werdt tot eene volkomene fchuldbelydenis; doch dit heeft hy waarfchynlyk niet willen doen, naar dien het blykt, dat hy, op den 7 van Herfstmaand deezes jaars, van zynen dienst ontflagen, en naar 't Vaderland gezonden is. Op den 4 van Wynmaand 1685 vertoonde zich voor den Kerkenraad een groot yveraar, Ds. Ruiter us, die te Negapatnam Predikant was geweest, en vandaar, na zynen dienst nedergelegd te hebben, zonder eenige Kerkelyke getuigenisfen, naar Batavia was vertrokken. Hy was tot dien ftap gekomen door zekere geweldige gisting, die hy zelve in zyne Gemeente had verwekt, door eenige der aanzienlykfte Leden, welke by zekere Heidenfche Dansfen waren tegenwoordig geweest, wegens zulk een onfchuldig tydverdryf, van 't Avondmaal te willen weeren, by welke dwaasheid hy noch deeze onbefchoftheid voegde, dat hy de voornoemde Leden weigerde te erkennen als Doopgetuigen. De Kerkenraad, de zaak wel overwoogen hebbende, behandelde den Heethoofdigen yveraar naar verdienfte, en zond hem zonder dienst naar 't Vaderland. Op den 21 van Louwmaand 1686 werdt naar Amboina beroepen de geleerde en kundige Falentyn, van wiens keurige berigten, aangaande de Oost-Indifche zaaken, wy in dit werk meermaalen hebben gebruik gemaakt. In 't zelfde jaar werdt ook yverig gearbeid aan de verbeteringe der Godsdienstoeffeninge in de Maleitfche taal, die thans te Batavia zeer bedorven was: ten dien einde werden 'er veele Maleitfche boeken opgekogt, die ook in een ander opzicht van nut waren, wyl zy tot opheldering der gefchiedenisfen van de Oosterfche Landfchappen konden dienen. Tot meerder bevor. dering deezer nuttige zaak nam de Heer Leidekker den zwaarwigtigen arbeid op zich om de Boeken des O. en N. Verbonds in de Maleitfche taal over te zetten, met voorkennis en goedkeuring der Heeren Bewindhebberen , die beloofden daar toe de noodige. Drukletters en Charafters te zullen bezorgen. III. Duel. G Zeker  5© KBRKZAAKEK. Zeker Timmerman, Henrik Lucaszoon Cctrdeel, voor ettelyke jaaren weggeloopen zynde, en 'tMoorsch Geloof omhelsd hebbende, was te Bantam zeer gezien, en werdt tot 'sKonings Opperbouwmeester aangefteld, onder den naam van Pangerang Wieragoena. Eindelyk kwam hy evenwel weder tot inkeer, en verzocht om op nieuw in de Kerke ingelyfd en tot hec Avondmaal toegelaaten te worden; gelyk na ryp beraad op den 2 van Louwmaand 1690 werdt toegedaan, op behoorlyke betuiging van berouw. Op den 9 van Louwmaand 1698 maakte de Hooge Regeering den Kerkenraad bekend, dat men in Banda goedgevonden had het Avondmaal mee Rystkoeken te vieren by gebrek van Tarwen Brood; waar over het oordeel der Vergadering werdt gevraagd. Dezelve antwoordde wysfelyk, dat dit zeer wel was gedaan, en geenszins ftreed tegen de Christelyke vryheid, maar integendeel in zulk een geval tot uitbreiding van 't Koningryk der Hemelen noodzaakelyk was. Op 't einde deezes jaars ontftond 'er in den Kerkenraad eene hevige opfchudding wegens het hardnekkig gedrag van Ds. Kizenga, die de Kerkelyke Cenfure , tegen zekere Juffrouw beraamd, wilde dwarsboomen. Over deeze zaak vielen zo veele haatelykheden voor , dat ten laatften nie. mand langer met dien Leeraar in den Kerkenraad wilde zitten, en de Raad zich eindelyk aan de Hooge Regeering beklaagde, met verzoek, dat zy hem wilde dwingen om voldoening te geeven, en zich (lil te houden; 't geen hem toen, op ftraffe van verzending naar 't Vaderland, werdt opgelegd, en van die uitwerking was, dat hy tot bedaaren kwam en zich onderwierp. Het jaar 1708 leverde weder een verfchil op, ontftaan tusfehen dc Maleitfche en Portugeefche Predikanten, en waarin de Hooge Regeering ook werdt gemoeid; het zelve was allereerst voortgefprooten uit zekere Memorie door de Maleitfche Predikanten aan de Hooge Regeering, en door deeze aan den Kerkenraad overgegeeven. Deeze Memorie was van den volgenden inhoud. i: Dat de Maleitfche dienst met de Portugeefche in een en dezelfde Kerk behoorde te gefchieden, meenen wy onderfchreevene met fundament te fustineeren. 2. Om dat de Portugeefche Kerk wel voor twee derde of ten minften voor de helft uit menfchen beftaat, die alle in 't gemeen de Maleitfche taal gebruiken, als zynde van Java, Baly, Macasfar, Roegis, Sumatra, enz. 3. Dat fchoon die menfchen alhier, in den ommegang wel meest onder de Slaaven, die met de familien van Ceylon en de kust overgekomen zyn , en  K. E? R E'. Z A A K E N. 51 en derzelver vrygemaakte, wat Portugeesch hebben aangeleerd te fpreeken, zy doch het Maleitsch niet minder moeten aanhouden en oeffenen, by aldien zy iemand van de bovengenoemde Oosterfche Natiën, hunne nabuuren, noodig hebben, of daar mede willen verkeeren. 4. En al is het, dat die lieden aangaande de beginzelen van den Christelyken Godsdienst in de Portugeefche taaie onderweezen zyn* en zy die eenigzins verdaan, zal dat hen geenszins beletten, dezelfde waarheid in 'c Maleitsch, als eene hun gemeene taal, te verftaan. 5. Het gezegde, meenenwy, kan als eene bekende waarheid neder* gefteld worden, en dienen om daar op 'c volgende aan te merken. ? 6. Dat deeze Portugeefche en Maleitfche dienst, in een en dezelfde Kerken, als ware het eene gemeene Inlandfche Kerk, te meer noodzaakelyk is : dewyl hier de Maleitfche taal aan alle deeze Natien gemeen is en gebruikt wordt, en geenszins zodanig de Port tugeefche taal. 7. Om dan die menfchen, die alleen door 't onderwys aangaande de beginzelen van 't Christendom, en daar door aan 'c Woord Gods of deszelfs prediking in 't Portugeesch te hooren, gewoon zyn; ook daar in dezelfde Kerken aan 't gehoor van Gods Woord in de Maleitfche taal te gewennen. 8. En gewoon zynde, zo wel in 't gehoor der Maleitfche als der Portugeefche taal te komen, zal de tyd en 't vervolg wel openbaaren, of zy de Leere van *t Christendom niet beter iu *t Maleitsch, dan in *c Portugeesch zullen verftaan. Gemerkt de gemeene taal alhier de zelfde is met die daar wy in prediken , en 't tegendeel in 'c Portu* geesch plaats heeft, als een iegelyk opmerkenden bekend is. 9. Den dienst in beide de Portugeefche Kerken, des Zondags vooren na den middag, en des Vrydags avonds in de Buitenkerk verwisieiende in 't Portugeesch en Maleitsch, en de Eerwaarde broederen in 'c Portugeesch ons voorgaande, kunnen wy hen volgen, gelyk ook in de bediening van't Avondmaal; zullende de Catechizatie altoos wel een bekwaamen tyd en plaats kunnen vinden. 1 o. Dat by indispofitie van iemand der Ed. Broederen deezer Inlandfche Kerken, de beurten door de andere drie wel zullen kunnen waari genomen worden. 11. En is lichtelyk uit het bovengezegde te zien, dat ons oogmerk is het beste van deeze Indiaanfche Gemeente, en met een de verlichting van den dienst der Portugeefche Broederen des Vrydags avonds te zoeken. G 3 Bats-  5a KERKZAAK N. Batavia den 30 January 1708» Was getekend, Petrus van der Form. Hermanus Coldeborn* Dit opftel der Maleitfche Predikanten door de Hooge Regeering aan deiï Kerkenraad ter hand gefteld, en hun bericht daar op gevraagd zynde, oordeelde dezelve, dat hier in voornaamelyk de Portugeefche Leeraaren behoorden gekend te worden; doch deeze waren van een geheel tegenftrydig denkbeeld, en gaven eene breedvoerige Memorie tegen de voornoemde over, hoofdzaakelyk van deezen inhoud.. 1. Dat de Portugeefche Kerk geenszins zo veel Oosterlingen bevat, die de Maleitfche taaie gebruiken, als door voornoemde Heeren Predikanten werdt opgegeeven: kunnende zulks ten klaarden blyken uit de namen der familien, de Burger Compagnien, de lysten der Doopelingen en die der Ledemaaten : terwyl de aankomende Oosterlingen, die in de handen der Christenen vallen, geen Maleitsch maar Portugeesch leeren. s. Dat, hoewel noch al veele zo veel Maleitfche woorden wee ten, als hen in den Koophandel met de Heidenen te pas komt, zy echter geheel onbedreeven zyn in de Godsdienftige uitdrukkingen, die in deeze taaie zeer byzonder zyn. Zo dat hier uit eene vergeeffche moeite, verwarring, en waarfchynelyk verloop der Kerke zou volgen. 3. Dat de Portugeefche Gemeente altoos zeer talryk en bloeyend is geweest, naardien deeze taal algemeen bekend, zeer gemakkelyk, en ryk van woorden is. Zynde daarentegen de Maleitfche Gemeente altoos een handje vol volk, aan welke , hoe verftaanbaar 't Euangelium werdt ver-; kondigd, de Berichcers in 't midden laaten Qa~). Uit al het welke en meer andere zaaken de Berichters befluiten, dat zodanig eene verwisfeling voor het Christendom in de Indien zeer nadeelig , en ook voorts wanftallig en ongerymd zou zyn* De Maleitfche Predikanten ondertusfchen de Regeering op hunne hand hebbende, kreegen volkomen hunne begeerte, zynde op den 10 van Wintermaand 1708 bevolen, dat de verzochte beurtwisfeling cusfchen de Por» tugeefche en Maleitfche Predikanten plaats grypen, en een ieder by beursen prediken zou; De Bataviafche Kerkenraad, gefterkt door de Hooge Regeering, heeft altoos groote zorge gedraagen, om alleen den waaren Hervormden Godsdienst, zodanig als dezelve door het Synode van Dordrecht is vastgefteld , te Batavia 00 Dit ziet op 't Hcog Maleitsch, waar in doorgaans gepredikt wordt a zonder dat byna iemand der Toehoorders het reche verftaat,  KE RRZA A KE N; 53 yia te doen prediken, en op deezen grondflag heeft men altoos alle andere Gezintheden op 't zorgvuldigst geweerd, of ten minden haare min of meer openbaare Godsdienstoefening, by de eerfte ontdekking, kragtdaadig geftremd. Ondertusfchen moeten zedert 't jaar 1747 hier van worden uitgezonderd onze Broederen de Lutheraanen; dewyl zy in dat jaar vryheid kreegen, om voor hunne Belydenis eene openbaare Kerk te ftichten , gelyk zy hier mede ook een begin maakten op den 26 van Hooimaand, doch niet zonder hardnekkige tegenkanting van eenige yveraars, die zelfs zo verre ging, dat één der zelve, door den Heer Van Imhof, wegens zyne ongehoorzaamheid, naar Ceylon wierdt verzonden. Deeze Kerk is een fraay en luchtig gebouw, ftaande digt by 't Kasteel, en is tot den Predikdienst plechtig in-, gewyd op den 28 van Herfstmaand 1749* De Nederduitfehe Gemeente is, naar maate van de uitgeftrektheid der Stad, niet zeer aanzienlyk. Zelden ziet men in de Kerk meer dan duizend toehoorders, en 't getal der Ledemaaten beloopt op zyn best vier duizend. Volgens Valentyn zyn de meeste zeer onkundig in den Godsdienst, en niet in ftaat om mee eenigen grond over de voornaamfte Geloofsftukken te fpreeken: dan denkelyk zal het hier mede al gefteld zyn gelyk alomme. ^ De Leeraars zyn ondertusfchen zeer wel gezien, vooral die der Nederduitfehe Kerke; want die der Maleitfche en Portugeefche Gemeente worden minder gerekend , 't geen een zeer verkeerd en ongegrond vooroordeel is, dewyl in eenen Leeraar, die in vreemde taaien zal prediken, meer kundigheden worden vereischt, dan in hen, die alleen in de Moedertaale onderwyzen. Dit is ondertusfchen eene der redenen , waarom hec aanleeren der vreemde taaien in 't Oosten door de meeste Leeraars wordt verwaarloosd, ten blykbaaren nadeele van den Christelyken Godsdienst , en de voortplanting van dien. ' Als 'c getal der Predikanten te Batavia voltallig is, moeten er ten mmften tien zyn, en buiten deeze heeft men dan noch zomwylen adjunéten gehad. Tegenwoordig wordt Gods Woord aldaar verkondigd door de volgende Leeraaren. Theodorus Vermeer, in de Nederduitfehe Gemeente - 17?1 Hermanus Wachter\ 1773, in de Nederduitfehe Gemeente 1774 Ericus Johannes Wiltenaar, 1765, inde Portugeefche en Maleitfche Gemeente " 1775 Jacoh Caspar Metzlar, op 't Eiland Onrust - - 1774 En in Batavia - 5 1777 Jan Nupoort, in de Nederduitfehe Gemeente - - *77% G 3 Hc£  54 K E R K E, A A; K E N. Het getal der Bataviafche Predikanten is derhalven geenszins voltallig, eti met de overige Kerken der Maatfchappye is 't noch veel erger gefteld, wegens het klein getal der geenen , welke zich als Predikers des Euangeliums naar de Indien begeeven. Dit gebrek ontftaat voornaamelyk hier uit, dat 'er zich thans veel minder jonge lieden , dan weleer, tot de Studie begeeven, en de bediening van Leeraar des Euangeliums den meesten vooral mishaagt, dewyl zy meenen, dien pose niet te kunnen bekleeden, zo zy zich niet in veel gevallen willen laa-. ten verbinden door menfehelyke inftellingen. De Indifche Kerken hebben reeds voor langen tyd gezucht onder dit ongelukkig gebrek , en 't zelve is een der voornaame redenen geweest van de klagten, welke van tyd tot tyd zyn gedaan over 'c verval der Inlandfche Kerken, en van 't beraamen van middelen om de voortplanting des Christendoms in de Oosterfche Gewesten te bevorderen. Inzonderheid werdt dit een voorwerp van algemeene overweeging, toen de Haarlemfche Maatfchappy der Wctenfchappen in 't jaar 1774 dteze Vraag ter beantwoording voorftelde. „ Welke zyn de beste middelen, om de waare en zuivere Leer van hec Euangelie onder de Bewooners der Co*' lonien van den Staat meer te bevestigen, en in die Landftreeken, „ voorc te planten "? Ras verfcheenen 'er verfcheiden Antwoorden over deeze {toffe, van welke drie der Drukpersfe werden waardig geacht, terwyl men den Eerepenning toekende aan den Hoog Gel. Heer P. Hofftede, Beroemd Hoog Leeraar en Predikant te Rotterdam. Ook heeft de Maatfchappy het genoegen gehad, dat haare keuze is bevestigd door den Eerwaarden Grooten Kerkenraad van Batavia, aan wien de Antwoorden op voornoemde Vraage door de Hooge Indifche Regeering waren ter hand gefteld, met verzoek om op dezelve hun oordeel te zeggen : want dezelve ve'rklaart, dat de Verhandeling van den Heer Hofstede de andere ruim zo verre overtreft, als de kostbaarheid van V goud, de waarde vati het zilver te boven gaat. Hoe zeef inmiddels de Verhandeling van den Heer Hofftede aan de kundige Bataviafche Beoordeelaars moge voldaan hebben, verfchillen zy echter in eenige opzichten van Zyn Hoog Eerw., en hebben dienftig geoordeeld zelve een plan van verbetering te moeten opgeevtn , uit hec welk wy hier een kort uitcrekzel zullen mededeelen. De Berichters zeggen, dat. eer men zich bepaalc tot het beraamen can middelen, die getehikt zyn om de Christelyke Leere uit te breiden, msa eene groote verbetering in bet tegenwoordige indifche Christendom moeë bewer-  KERK2AAK ER 55 bewerken; zynde het zelve zodanig ontaard, dat het dien gezegenden naar» niet verdient, en van welke verbastering in Geloof en Zeden de volgende ©orzaaken worden opgegeeven. 1. De overmaatige weelde, en de daar uit ontftaande menigvuldige der* telheden, zonden en afleiding des gemoeds van wezendyke zaaken tot enkele beuzelingen. 2. De onkunde der Nederduitfehe Taal, voornaamelyk by de Vrouwen en Kinderen, die het Maleitsch thans zo menigvuldig gebruiken, dat de meeste hunner niet in ftaat zyn eene aaneengefchakelde Kerkrede in 't Nederduitsch te verftaan. 3. De verregaande ontheiliging van den Dag des Heeren. 4. De menigvuldige lichtvaardige en roekeiooze Eeden, die dagelyks in de Indien worden gedaan. 5. De ilegte en ergerlyke wandel van zommige Predikanten, die zich met fchachelaaryen ophouden, en zich in wellustige driften, die hier te lande zo hevig zyn, en zo gemakkelyk kunnen worden voldaan, te buiten gaan. 6. De al te groote bekrompenheid van de traftementen der Leeraaren, waar door dezelve dikwyls genoodzaakt worden zich met den koophandel te bemoeyen, het geen verzuim van plicht en verachting, voornaamelyk by de Ongeloovigen, ten gevolge heeft. De Kerkenraad klaagt ook , dat de Indifche Predikanten hier te lande niet genoeg worden gerekend, wordende zelfs die geene, welke zich uit de rechte beginzels naar 'c Oosten begeeven, veracht, zo dat de meeste bekwaame voorwerpen, die hier te lande doorgaans wel kunnen aankomen, nooit dan in den uiterlten nood naar de Indifche Gewesten willen gaan. Waar by dezelve noch eindelyk voegt de Heerschzucht der Vaderlandfche Kerke, die meermaalen is in de weer geweest om de voorrechten der Bataviafche te beknibbelen, en zo gering te maaken als mogelyk was. „ Wy bej, vinden (zeggen ze) dat de vorderingen van ons Christendom, benevens „ de yver en arbeid der Leeraaren, voornaamelyk ook aan bekwaame, ,, deugdzaame en y verige Krankbezoekers te danken zyn; deeze onder het ,, opzicht en beduur der Leeraaren binnen 's Lands geplaatst zynde, en ,, zich door hun voorbeeldig gedrag, by den Inlander, wiens taal zy aan„ leerden, bemint gemaakt hebbende, lokten de Heidenen allengskens tot „ ons, en deeden 'er veele tot ons Kerkgenootfchap toevallen; men moe„ digde den yver dier braave, en voor eene geringe bezolding arbeidende „ lieden aan, door hen vervolgens tot Proponenten, en, naar maate hun„ ner verdienden, tot Predikanten te bevorderen, en by de Inlandfche Ge- » meen-  56* KERKZAKKEN. „ meenten tot derzelver opbouw te plaatzen; en ware men op dien voet „ voortgegaan, en had men ons geduurig eenen nieuwen toevoer van be„ kwaame Krankbezoekers, zo wel als van braave Predikanten, toegezon„ den, dit land zou naar waarfchynlykheid reeds eene geheel andere ge„ daante hebben bekomen, en de oorden, die nu van de Heidenfche By„ geloovigheden en Mahomedaanfche Dweperyen overftroomen, zouden „ van den lof van Jefus weergalmen. Dan de geduurige beknibbelingen „ der Vaderlandfche Kerken zyn veeltyds oorzaak, dat men den moed „ heeft laaten zinken; die is zeker een gebrek in onze Voorzaaten geweest; „ edoch in geduurige twist te leeven is ook zeer verdrietig, vooral mee ,, zulke, met wien men behoort te liaan in eenigheid des Geestes, om te „ flryden voor 'c Geloof, dat eenmaal den Heiligen is overgeleverd ". De Kerkenraad bedoelt hier buiten twyffel voornaamelyk het bevorderen der Krankbezoekers tot Proponenten, 't welk de Bataviafche Kerk zich dikwyls heeft aangemaatigd, terwyl haar 't zelve door de Vaderlandfche fteeds werdt betwist. Wat het herftel der meeste zo even vertoonde zwaarigheden betreft; de E. Kerkenraad geeft met verfchuldigden eerbied te kennen, dat de Hooge Regeering door wyze maatregelen zeer veel zoude kunnen toebrengen tot het fluiten der overtollige weelde, hec verhinderen der ontheiliginge van den Dag des Heeren, en het wegneemen van veele overtollige Eeden. In 't byzonder meent dezelve dat men jaarlyks eene Leerreden moest doen in tegenwoordigheid van alle Dienaaren der Compagnie, over 't gewigt van den Eed, en de tydelyke en eeuwige Straffen , aan welke zy, die hunnen Eed fchenden, en daar door het welzyn der Maatfchappye verraaden, zich fchuldig maaken. De Berichters breiden zich verder uit omtrent de verbetering der Nederduitfehe Taalkunde, en de goede opvoeding; doch fpreeken by voorraad slleen over de Dochters uit den Burgerftand, onder welke dit gebrek het grootst is, en dus het fpoedigfte hulpmiddel vordert. Om hier in eenige verbetering te bewerken, meenen zy, dat men eene Juffrouwen School moet oprechten, om aldaar de Dochters van fatzoenlyke lieden eene betere opvoeding dan gewoonlyk te doen genieten; zodanig, dat dezelve niet door eenige byzondere lieden, maar door de Hooge Regeering werde ge-, flicht, om niet, zo ras zy opgerecht zal zyn, in duigen te vallen. Ten dien einde moest men eene gezonde plaats buiten de Stad uitkiezen en aldaar een luchtig gebouw oprichten, alwaar de Jeugd, benevens haare Leermeesteresfen, kon huisvesten. Voorts moest men uit het Vaderland verfcheiden bekwaame en welgemanierde Juffrouwen ontbieden, en onder derzei-  K B R, K Z A A K E N. 5? derzelver bevel de geheele inrichting ftellen met eene behoorjyke onderge-3 fchiktheid, byna op de wyze van een Klooster; zo dat eene, het bewind over alle de andere voerende, de andere naar rang onder zich had, en die. der laager rangen, in geval van huwelyk of andere openvalling, naar even*' redigheid haarer bekwaamheden en verdienden, zouden opklimmen. Verder zou men de Heeren Weesmeesteren moeten overreeden, om hu»-? ne veeltyds kwaalyk geplaatfte Kostkinderen hier te beftellen, die dan, daar zy nu doorgaans onnutte leden zyn in de zamenleeving, tot nuttige voor.' werpen zouden gevormd worden, bedreeven in nuttige handwerken, er\ verfierd met die bekwaamheden, welke in welopgevoede jonge Dochters, en in goede Huismoeders vereischt worden. Dit zou de Bataviafche Burgerfchap aanmoedigen om 'er ook vry willig hunne Kinders te plaatzen, dia daar, dus wel opgevoed, en door vrye Europifche Dienscmaagden , in plaatst van Slaavinnen, bediend wordende, haaren woesten en geweldigen OostIndifchen aard en onbefchofte Slaave zeden zouden afleggen; zo dat zy niet alleen alle hoedanigheden van welopgebragte Dochters zouden bezitten ,, maar ook fpoedig in den huwelyken ftaat treeden; dewyl de Europeaanet* en andere eenigzins wel opgebragte mannen dan niet langer van haar een", afkeer zouden hebben wegens de lompheid haarer zeden. Tot bevordering der Taalkennisfè onder't gemeen, moest men de Inlandfche Leermeesters deeze taal doen leeren, die dan wederom andere zouden bekwaam maaken. Zo men geen Krankbezoekers of Leermeesters aannam, dan alleen zodanige, die goed Nederduitsch fpraken, zouden alle mededingers naar die posten zich op de kennis deezer taaie uideggen, en dezelve ras algemeen worden Dit alles zou zeer kunnen worden bevorderd , teffens met de geheele goede opvoeding der Weeskinderen , door fteeds aanblyvende Regenten over de Wees- en Armehuizen aan te ftellen; voornaamelyk , indien daar toe meer bejaarde en gekwalificeerde perzoonen wierden verkooren: deeze zouden immers het gezag over de jeugd meerder klem byzetten, en beter de hand kunnen houden aan de Reglementen , die tot bevordering der goede order in die huizen zo noodzaakelykzyn. IVlen behoorde, ten dien einde, ook naauwkeurig toezicht te houden op de Weeskinders en hunne oeffeningen in de Nederduitfehe taaie; zo dat men hen niet moest toelaaten uit het huis te gaan of te trouwen, dan nadat zy hunne Geloofsbelydenis, tot genoegen der Onderzoekers, in 't Nederduitsch hadden gedaan. Mer het grootfte recht zeggen de Heeren Berichters, dat niets van meer Invloed is op de goede en Godsdienftige opvoeding dan welaangelegde Schooien. Tot bevordering deezer allerheilzaamfte zaak, zeggen zy, moest III. Dbei» H «en  53 KERKZAAKEN. men alle mogelyke verbeteringen maaken, zo door het aanleggen van nieu*" we Hollandfche en Inlandfche Schooien, als door het bezorgen van een uitgebreider Collegie van Scholarchen, om in dezelve alles op den bescen voet te brengen. Ten dien einde moest, zeggen zy, dat Collegie beftaan uk zeven of acht Leden, naamelyk één Raad van Justitie, één var» derzelver Officieren, twee Predikanten, en twee uit de Schepenen of de voornaamfte Burgers met één' Secretaris, en één Heer der Hooge Regeering om hec Prafiditön waar te neemen. Voorts oordeelen zy met veel recht, dat men de inftelling zo veel mogelyk moest nuttig maaken, zo doop 't onderhouden van naauwkeurige orders, als door 't uitdeelen van behoor-. Iyke pryzen aan de meest uitmuntende Leerlingen. De Eerw. Kerkenraad deelt ook een uitvoerig ontwerp mede, om, na 'r verbeteren des tegenwoordigen Christendoms in Neerlands Indien, aan deszelfs vermeerdering en uitbreiding te arbeiden. Zeer bezwaarlyk is hier de voortplanting des Euangeliums (wy volgen hier kortelyk den hoofdzaakelyken inhoud hunner Raadgeevingen) wegens den aard der Volkeren, wier bekeering te bevorderen ftaat. Met de zagtmoedige Malabaaren is noch al veel uit te voeren, maar rrotfche Maleyers en onverzettelyke Javaanen te overtuigen, is byna onmogelyk. Deeze laatfte, die alle yverige Mahomedaanen zyn , vindt men bykans in 'c geval der Jooden, -welker ver bar ding voor een tyd zal zyn," tot dat die heitglyke dag aanbreekt, waar op ds volheid der Heidenen zal ingaan, en gantscb Israël zalig worden. Ten minften, hoe zeer zich ook het Christendom onder dc Heidenen hebbe uitgebreid , zyn de voorbeelden van bekeerde Mahomedaanen zeer zeldzaam r vooral daar zy meest al van begrip zyn, dat hunne, de Joodfche en de Christelyke Godsdienst alle drie ter zaligheid leiden, en zy het dus voor zeer onredelyk houden, dat iemand, die een deezer belydenisfen heeft omhelsd, tot eene andere zou overgaan. Om ondertusfchen best in dit werk te flaagen , meent men de meeste baat te zullen vinden by bekwaame Krankbezoekers, op wier yver en deugd men kan vertrouwen: deeze moesten eerst by den Christen Inlander* de taal des Lands Jeeren, en zich inmiddels, zo veel mogelyk is, naar de gewoonten en neigingen der Mahomedaanen en Heidenen fchikken. Deeze lieden, hun werk naar genoegen verrichtende, moesten door den Bataviafchen Kerkenraad worden bevorderd tot Proponenten, en zelfs, zo zy op den duur groote dienden deeden in 't bekeeren der Heidenen, tot Predikanten: zonder dat de Nederlandfche Kerkvergaderingen hier in 't gezag der Indifche Kerke beknibbelden. Dan dewyl Krackbezoekers alkerJyk kunnen onderwyzen, moest mén daas-  KERK E A A K E N. 5$ daarenboven eenige nergens vastverbonden Leeraaren aanftellen, om by de reeds bekeerde Inlanders rond te reizen, hen, na behoorlyk onderzoek , den Doop en 'c Avondmaal toe te dienen, en ze met gepaste vermaaningeti in den Geloove te verfterken: gelyk zulks doorgaans door Roomlehe Zen» delingen wordt verricht, en noch heden in Frankryk onder de Hervormden*, door rondreizende Predikanten wordt in 't werk gefield. By een goeden voortgang van zaaken zou men moeten werken op de Kinderen van bekeerde Ouderen, en voor derzelver opvoeding naauwkeuriglyk «orge draagen. Het bekvvaame middel hier toe acht men Inlandfche Schooien , in welke gemelde Krankbezoekers , of andere Leermeesters , de Jongelingen in de beginzelen des Christendoms zouden moeten onderwyzen. Tot een' gelukkigen uitflag van deeze onderneeming zou echter niets «oodzaakelyker zyn, dan een genoegzaam aantal van bekwaame Predikanten , zo om de reeds vastgeftelde, als de nieuwe Gemeenten te bedienen. Het Plan van den Heer Hofftede om in 't Vaderland een Kweekfchool aan te leggen, en daar in jonge Lieden tot den Predikdienst voor 't Oosten op te voeden , behaagt hun om verfcheide redenen niet. De geringe afkomst van zodanige Leeraaren uit den laagen Burgerftaat of de Godshuizen, zou weinig «ot opheldering van den hier zo fterk ontglansden Euangeliedienst ftrekken.' En voornaamelyk zouden deeze Nieuwelingen altoos het graveerzel der beproeving derven , 't welk boven alles in een Indifchen Kerkendienaar en Zendeling vereischt wordt. De brand der heete Gewesten wekt immers den wellust op, terwyl derzelver aanlokzelen in dezelve zeer menigvuldig zyn; zynde hier door veele in de Indien gevallen, die mogelyk elders onergerlyk zouden hebben gewandeld. Niets zou derhalven wenfchelyker gyn, dan over 't algemeen zulke Leeraaren te bekomen, die hunne prilfte jeugd voorby zynde, reeds in de eene of andere Vaderlandfche Gemeente hadden doen zien, wat men van hunnen yver, bekwaamheden en zedelyk beftaan te wagten had. Het eerfte middel tot bevordering van dit heilzaam oogmerk zou weezen in 't Vaderland ernftig naar braave Leeraaren om te zien, en dezelve met gepaste drangredenen te beweegen, om zich over den kwynenden ftaat des Christendoms in 't Oosten te ontfermen; zynde het eene laage en veele braave Predikanten wederhoudende gewoonte, dat men afwagt, of zich iemand zal komen aanbieden, en dat dus Predikanten, even als Matroozen en Soldaaten, als om dienst by de Compagnie moeten vraagen. „ Waar„ om zou men niet mogen vermoeden, dat eene, naar de gefteldheid on„ zer tyden, Goddelyke roepftem, gevoegd by een' blaakenden lust om f, Jefus en het Euangelie te dienen, en zyne Gemeente te ftichten, vee- H a „ len  p 6 e K E R £ Z 0 AKEN; „ Ien onzer Nederlanfche Predikanten eene reize zoude "doen ondernee,, men, die dagelyks door allerley rangen en ftaaten van menfchen, „ ja door zwakke Vrouwen , om des gewins wille, ondernomen „ wordt ". Het tweede middel tot aanmoediging van Vaderlandfche Predikanten, moest befiaan in 't vooruitzicht van eer en voordeel, de twee prikkels,' die doorgaans de raderen der menfchelyke ziele in beweeging brengen. Een rykelyk aanbod zou zeer veel aanmoediging geeven om eene reis naar 't Oosten te onderneemen , en zulk een uitzigt bevat in een'Leeraar niets dat laakenswaardig is. Dan om dit te volbrengen , zouden de wedden der Leeraaren , zo op de buiten Comp* tooren als te Batavia, merkelyk moeten worden verhoogd, dat is zodanig, dat iemand daar van onbekommerd zou mogen leeven. Volgens 't voorbeeld der Lutheraanen , die alles uit liefdegaven moeten fchikken, zou een Bataviasch Predikant jaarlyks moeten hebben eene wedde van drie duizend ryksdaalers , en op de Comptooren van twee duizend; welke uitgaave voor de Compagnie niet zeer lastig zou vallen, naardien 't meeste in goederen uit de Magazynen zou kunnen worden verftrekc | Tot meerder bevordering van dit heilzaam oogmerk zou men alle verband tot den dienst der IVlaatfchappye moeten wegneemen • zodanig een dwang is voor vrye lieden alleronaangenaamst, en tot bevordering des Euangeliums kan men weinig nut verwagten van zulken , die hier alleen gedwongen blyven. Men zou op een veel edelmoediger en aanlokkender wyze de Leeraaren tot eeri langduurig verblyf in de Indien kunnen aanmoedigen, zo hen, na een getrouwen tien jaarigen dienst en te rugtogt naar 't Vaderland, de helft hunner gagie voor al hun leven wierdt toegezegd ; terwyl zy, vyftien jaaren blyvende, twee derde zouden genieten, en, na een dienst van twintig jaaren, hunne volle wedden in 't Vaderland onbekommerd behouden tot aan hun' dood. Zodanig een voorrecht zou zeer veele naar 't Oosten lokken, en aan de Maatfchappye weinig kosten. Weinige, weet men immers, zouden hec einde van hun' tyd beleeven, en veele der overgebleevene zouden zich door gewoonte aan 't Climaat en de levenswyze, gelyk ook door huwelyken en verbintenisfen hunner kinderen, hier zodanig gebonden zien, dat zy nooit aan wederkeeren naar 't Vaderland zouden denken. De Leeraars dus genoegzaam bezorgd zynde om onbekommerd re leeven, zouden zich inmiddels moéten onthouden van alle hunnen ftaat onwaardige bezigheden,. Niet alleen hen en hunne Vrouwen moest ten ftrengften alle koophandel  K E R K ZA A K E N. Si handel worden verboden, maar ook als eene onvermydelyke ftraffe worden vastgefteld, dat men zodanige Leeraaren, die deeze wee overtraden, naar't Vaderland zou te rug zenden, met zulk eene aanfehryving, die hen ook daar den toegang tot den Predikftoel zou fluiten, als aan geldgierigen, die geene Opzieners van 't Erfdeel des Heeren mogen zyn. Toe een byvoegzel dient eindelyk, dat men die geene, welke tot Proponenten of Predikanten worden bevorderd, naauwkeuriger moest onderzoe» ken • doch ook inzonderheid de uit het Vaderland naar 't Oosten vertrekkende Leeraaren op eene allerplegtiglte wyze verbinden tot een onberispelyken en voorbeeldigen wandel, om hier door onder de Heidenen te wandelen in eerlykheid, bewaarende hec Geloof en een goed geweeten. In 'tjaar 1770 kwam te voorfchyn het Eerfte Deel der Oost-Indifche Kerkzaaken, door den Hoog Eerw. en Geleerden Hofftede gefchreeven, 't welk een groot aantal van wetenswaardige zaaken bevat, die toe roerkelyke opheldering van den toeftand des Christendoms in de Indien kunnen dienen. Dit Eerfte Deel handelt voornaamelyk over deeze vraage: Of de Oost-Indifche Kerkenraaden recht hebben om Proponenten te maaken en Predikanten te ordenen; dan of zy de. zodanige alleen uit bet Vaderland moeten ontvangen'? Dit gefchil'tluk, 'c welk meermaalen aanleiding heeft gegeeven tot hevige oneenigheden tusfehen de Oost-Indifche en Vaderlandfche Leeraaren, wordt door Zyn Hoog Eerw. in 'c breede behandeld. In de eerfle plaats bewyst hy , dat de Indifche Kerken , opgericht zynde naar hec voordbeeld der Vaderlandfche, geen andere Leere mogen verkondigen , dan de waare Hervormde, zo als dezelve in onze Kerke worde geleerd. Ten tweeden, dat gelyk de Leere dezelfde moet zyn , insgelyks in de Kerkelyke Regeering een geiyk beftier moet worden gehouden: gelyk onderanderen blykt uit de Inftruftie der Oost-Indifche Predikanten die derwaards vertrekken, wordende in dezelve geboden: De Kerkelyke Re geer ing, naar den IVoorde Gods en Conform de loffelyke gewoonte van de Gereformeerde Kerk hier te Lande ook aldaar te onderhouden. Ten derden, betoogt dezelve, dat de Nederlanfche Kerkenraaden, hoe groot en aanzienlyk ook, geen magt hebben om iemand Proponent of Predikant- te maaken. Uit welk alles hy befluit, dat , dewyl de Leere en Kerkenorde dezelfde moet zyn in de Indien als hier te Lande, de magt der Bataviafche of eenige andere Kerkenraaden ook niet grooter kan zyn; en dat dezelve dus alle onbevoegd zyn om een' Leeraar te onderzoeken en aan te ftellen. Na dat Zyn Hoog Eerw. zyne bewysredenen aangaande de onbevoegd.- H 3 held  6t KERKZAAKEN, heid der Kerkenraaden, toe het doen eener beroeping heeft aangedrongen gaat hy over tot de redenen die het tegenftelde gevoelen fchynen te begunftigen. Deeze zyn volgens des Hoogleeraars opgaave. i;, Dat de Dordrechrfche Kerkenorde voor de Oost-Indifche Kerk van, geen verbindend gezag kan zyn. q. Dat aan de Oost-Indifche Kerken in 'tjaar 1623 eene byzondere Kerkenorde is gegeeven, volgens welke zy magt hebben om Proponenten te maaken en Predikanten te ordenen. 3. Dat de Bataviafche Kerkenraad altoos eene Clasfis formeert, terwyl de andere Kerkenraaden by 'c aanftellen van Proponenten en 't ordenen van Predikanten, gewoon zyn hunne nabuuren by een te roepen. 4. Dat het maaken van Proponenten en 't ordenen van Predikanten aan een particulieren Kerkenraad in Indien geoorloofd is, volgens de geapprobeerde Kerkenorde van 1643. 5. Dat de Heeren Bewindhebbers, uitmaakende de Vergadering van xvii. meermaalen aan particuliere Indifche Kerkenraaden het recht om Proponenten en Predikanten tot den H. Dienst te qualificeeren, hebben toegeweezen. 6. Dat de Nederlandfche Kerk in vroeger jaaren het recht der particuliere Inlandfche Kerkenraaden, om Proponenten te mogen qualificeeren erkend heeft, en dat zulks inzonderheid in laater tyd, door de Zuidhollandfche Synode is gefchied. De ongegrondheid van 't meerendeel deezer tegenbewyzen wordt zeer Wel door den Hoogleeraar betoogd. Dan, behalven deeze zes, is 'er noch eene zevende tegenwerping, die, zo zy gegrond was, de kragt aller redenen tegen de zes voorige zou vernietigen, of ten minften eene fpoedige Burgerlyke en Schriftelyke Ordonnantie vorderen, om zo veele nieuwe Inlandfche Proponenten en Predikanten door de Indifche Kerkenraaden te doen snnftellen , als mogelyk zal zyn. Maar is dezelve ongegrond, dan volgt daar uit genoegzaam alleen, dat al waren de Indifche Kerken waarlyk tot £odange onderneemingen bevoegd, haar echter zulks moest worden belet. De bedoelde redeneering is deeze. Dat de Oost-Indifche Kerk geem genoegzaamen toevoer van Predikanten uit Europa ontvangende, en geene Clasfen kunnende formeer en, even daar door genoodzaakt is, in Indien zelve naar bekwaame Perzoonen om te zien. en derzelver qualifcatie tos den Heiligen Dienst door Particuliere Kerkenraaden te laaten verrichten, $er vervulling der openflaande plaatzen. Met reden merkt de Hoogleeraar in zyne aanmerkingen op deeze <3faagrsden aan: Dat in geval van dringende noodzaakelykheid veele dingen  KERKZAAKEN. 6> 'é'wgen geoorlofd zyn, die wen anderzins zou moeten nalaat en. Hy ftemr ook de twee eerfte artikels der redeneering volkomen toe: naamelyk, dat de voorraad van Predikanten, die uit Europa worden gezonden, veel te gering is; en ten anderen, dat de Indifche Kerkeuraaden zich, wegens dé afgelegenheid der plaatzen, niet tot Clasfèn kunnen formeeren. Doch her derde Lid, dat men derhalven uit de Indifche Particuliere Kerkenraaden zich zeiven moet redden, ontkent hy wel degelyk, en bekleedt zyne ge* dagten met verfcheiden redenen, wier voornaamfte wy hier kortelyk zullen aanhaalen. Oneindig veel wordt 'er vereischt tot een' bekwaamen Indifchen Leeraar: hy moet niet alleen alle kundigheden van een Vaderlandfchen bezitten; maar noch daarenboven de Leerftellingen en Godsdienftige geheimenisfen der Mahomedaanen en Oosterfche Heidenen verftaan. Alle die bekwaamheden moeten gepaard gaan met Burgerlyke deugd en oprechte Godsvrucht. Dac zulke uitfteekende hoedanigheden in een* Indifchen Leeraar volftrekt noodzaakelyk zyn, erkennen zelfs alle Indifche Predikanten; doch, dat hier toe een eenigzins gefchikte voorraad in de Indien te vinden zou zyn, ont. kent de Hoogleeraar ten lterkften. De Krankbezoekers zyn voorzeker die gewcnschte fpringbron niet: de Bataviafche Kerkenraad moet ten minften erkennen, dat zy zelden tot hunne noodzaakelykfte verrichtingen toereikende zyn, en is geduurig verplicht eenige wegens hun wangedrag af te zetten. En om de zaak volkomen af te doen, brengt hy eene wolke van getuigenisfen voor den dag uit de brieven van den Bataviafchen Kerkenraad zeiven aan de Hollandfche Clasfen, in welk men deeze lieden van gruwelyke domheid, onkunde en verwaandheid beticht, en als volkomen onnutte lasten affchildert. De School- en Catechizeermeesters zyn even ongefchikte voorwerpen : de Inlandfche zyn, volgens het fchryven van den Colombofchen Kerkenraad, veeltyds afgodifche, dronkene, gierige menfchen , en de weinige deugdzaame meestal groote Botterikken; terwyl onder de Europifche niemand is, die een allergeringst deeltje bezit van die bekwaamheden, welke tot een kundig Inlandsch Predikant noodzaakelyk zyn. Zomwylen vindt men ook in de Indien gelukzoekende Profelieren, die min of meer geftudeerd, en zelfs by andere Gezindheden het Leeraarsampt hebben bekleed; doch de droevige ondervinding heeft meermaalen geleerd, dat zodanige voorwerpen doorgaans tot een groote ballast der Kerken, en tot nadeel van het kwynend Euangelium hebben geftrekr. Onder de vrye Burgers van de onderfte en tweede Clasfe wordt ook zeldzaam iemand gevonden, wien 'c Geestelyk Kleed zoupasfen^ en de be* ter  $4 K E R K Z A A K E N. eer opgevoede der hoogere rangen zyn in zulke gunftige omftandigheden ï dat zy zich nooit tot het moeijclyk Predikampt -zullen vernederen. In 't jaar 1768 werdt op de Vraag van 't Zuid-Hollandfche Synode: Vatt waar de Proponenten kwamen, van welke doorgaans in de Ceylonfihe berichtbrieven gewag werdt gemaakt? geantwoord, d3t die voortkwamen uit hec Seminarium van Colombo, in 't welk alleen Singaleefche en Malabaarfche Kinderen in de noodige Weetenfchappen werden onderweezen-, dat dezelve, na voorafgaand onderzoek, werden toegelaaten tot Inlandfche Proponenten, op een maandgeld van 34 guldens, en zo. zy uitmuntten, na een nieuw examen, tot Inlandfche Predikanten werden bevorderd met eene maandelykfche wedde van 36 guldens. Dat dezelve wel degelyk van de Hollandfche Predikanten in rang en ondergefchiktheid werden onderfcheiden, en alleen op vaste plaatzen onder de Inlanders dienen mogten; wordende dezelve, zo zy in yver verflaauwden, wederom van Predikanten toe Proponenten, of zelfs tot Schoolmeesters of Tolken vernederd. Hoe groot de bekwaamheid deezer lieden zy, kon onder anderen hier uit felyken, dat zy zelden in ftaat waren om in eeneganfche maand eene preek zaamen te ftellen, ja daar dikwyls een half jaar over moesten zweeten. Ook ging hunne yverloosheid zo verre, dat zy doorgaans hunne huisgenooten en bloedverwanten niet eens aanfpoorden om ten Avondmaal te gaan. Ondertusfchen had het Ceilonfche Seminarium ook andere voorwerpen verfchaft, die, hunne Studie aldaar voleindigd.hebbende, naar de Hclhndfche Hooge Schooien waren gezonden, en, na voorafgaand onderzoek en ordening, als waardige Leeraars te rugge gekomen zynde, nieermaalen der Kerke gewigcige dienden hadden gedaan. Doch deeze zyn het niet, op welke het ftuk in verfchil toepasfelyk is; want dat behoort alleen tot die geene, die alle hunne Wysheid in Indië hebben verzaameld. Zo dat de vraag hier toe bepaald blyvende, met veel klaarblykelykheid volgt, dat 'cr in de Indien zodanige voorwerpen onrbreeken, die aldaar opgebragt met de hoope van eene goede en heilzaame uitkomst , door de Kerkenraaden tot Leeraaren zyn geordend. Het Tweede Deel deezer gewigtige verzameling, in 1780 uitgegee-i ven, bevat ook veele wetenswaardige zaaken aangaande den tegenwoord-igen Oost-Indifchen Kerkflaat, en vooral een uitvoerig vertoog over de beste wyze om Indien met geleerde en deugdzaame Leeraaren te voorzien. Naauwelyks waren de roemryke wapenen der Maatfchappye ft-, de Indien doorgedrongen, of men was aldaar ook bedagt over de voortplast-  n K E R K Z A A K E N. fchoon als elders, het zy wit, het zy blaauw van kleur : meestal zyn dezelve zeer groot, zonder aderen en hard. De vierde zoort wordt genoemd het Kattenoog, wegens de fchoone mengeling van allerley kleuren, die door eene enkele werkdaad der natuur in deeze fteenen opt eene allerlevendigfte wyze door eikanderen zyn geftrengeld, zonder dat deeze eigenlchap eenigzins afhangc van ilypen of polysten. Volgens veeier meening vindt men op Ceylon ook weezenlyke Diamanten; doch deeze gisfing Iteunt op een bedrog der Inlanderen , die de Saphieren en Topaazen van hunné natuurlyke kleuren weeten te berooven, en ze dan voor Diamanten aan minkundige Europeefche Kooplieden uitventen.' Het valt met dit alles niet zeer gemakkelyk deeze gefteenten te bekomen i' dewyl de Inlandfche Vorften ze liefst zelve bezitten, en daarom den handel in dezelve aan vreemdelingen hebben verbooden. Doch de fluikhandelaars Vinden doorgaans middel om zodanige bevelen onnut te maaken. De Fabryken van Chitzen, Neteldoeken, enz. zyn op dit Eiland ook' in groot aanzien, hoewel gering ten opzichte der Malabaarfche, van waar men de meeste Waaren van dien aard moet hebben. De paarlvisfchery is Van grooter gewigt, te weeten tusfehen Manar en Tutocorin op de kust van Malabar:. deeze visfehery wordt meestentyds verpacht aan Negerkooplieden, welke veel moeten geeven, doch doorgaans noch veel daarenboven gewoon zyn te winnen. Het visfehen der paarlen is altoos een gevaarlyk ftuk K a werk|  ?fT OVER DEN KOOPHANDEL. werk, dewyl de Oesters van den grond der Zee moeten worden gehaald, •t geen nooit dan by ftil weder door Duikers kan gefchieden. Om deeze visfchery te oeffenen, doet men den Duiker een touw om 't lichaam, welks einde aan een floep is vastgemaakt, na dat men aan zyne voeten een zwaar gewigt heeft gebonden om hem zo veel te rasfer te doen zinken : ook is hy voorzien met een ruimen zak, waar in hy de gevondene Oesters werpt: op den bodem der Zee gekomen zynde, verzamelt hy alle Oesters, die hy bekomen kan, by eikanderen, en werpt ze in zynen zak; waarna hy, nu benaauwd wordende wegens gebrek aan adem, aan het touw trekt, om de lieden in de boot te waarfchuwen, dat zy hem fpoedig moeten optrekken , terwyl hy zulks gemakkelyk zoekt te maaken, door zich, indien mogelyk, van den zwaaren fteen, die hy aan zyne voeten heeft, te ontdoen; en zo ras hy dan wat is uitgerust, daalt hy wederom naar beneden. Als de fchuitjes vol zyn, verkoopen de Pachters hnnn'e Oesters by 't honderd, zo duur als zy kunnen: doch deeze koophandel is zeer onwis, om dat men dikwyls onder de honderd weinig of geen Oesters vindt, die goede paarlen bevatten; terwyl men op een anderen tyd, zo het geluk mede loopt, voor een kleine fom, paarlen van groote waarde bekomt. Voormaals werdt deeze paarlvisfchery tweemaal in 'tjaar verpacht; doch thans is deeze ryke bron zodanig uitgedroogd , dat men lang moet wagten om voordeel te behaalen: jaarlyks wordt wel de bank bezocht om te zien, of 'er een genoegzaam getal Oesters zy; doch gemeenlyk moet men vyf of zes jaaren wagten om een goeden oogst te doen, wanneer de Maatfchappy 'er doorgaans ƒ 100,000 by kan winnen. Op deeze kusten vindt men noch andere Schulpvisfchen, Sjancos genoemd, van welke de Bengaalfche Indiaanen Brazeletten maaken: de visfchery deezer fchulpen ftaac voor een ieder open, doch de Compagnie alleen dryft 'er handel mede. Behalven de voornoemde Waaren valt hier ook Peper, die de Maatfchappy inkoopt voor vier ftuiv. het pond, en Koffy, diezy voor twee ftuiv.kan krygen. Kardamom groeit 'er ook, doch tot geen vasten prys. Ook bedraagen alle deeze Produclen weinig wegens de luiheid der Planters. Van de Malabaaren, die zich te Jaffanapatnam hebben neergezet, koopt de Maatfchappy doorgaans jaarlyks honderd baaien Zakdoeken, van Pagnes cn Gimpangs, die alle van een zeer fchoone roode kleur zyn. De Arec wordt door de Maatfchappy gewoonlyk ingekogt tegen vyf guldens het Ammonam ; en daar ter plaatze zelve verkoopen haare Faftooren het wederom aan de vreemde Kooplieden voor achttien of twintig gulden, welke betaaling gefchiedt met ryst, grove lynwaten en Cauris; terwyl de Arec wordt verzonden naar Bengale, Koromandel en de Maldivifche Eilanden. Het  OVER DEN KOOPHANDEL: 77 Het Kaneel komt, gelyk reeds gezegd is, meerendeels uit de bezittingen der Maatfchappye zelve; doch zy moet volgens verdrag ook noch eene aanzienlyke menigte van den Keizer van Kandi tegen een hoogen prys aanneemen. Met dit alles komt haar het Kaneel zelden hooger, dan het pond ïo ftuivers. Zy voert ondertusfchen jaarlyks zeven duizend baaien uit, wegende ieder baal iets meer dan tachtig ponden. Weleer heeft de Maatfchappy vier duizend, gedeeltelyk blanke en gedeeltelyk zwarte Soldaaten op Ceylon, tot beveiliging haarer bezittingen, onderhouden; doch dit getal is van tyd tot tyd ruim de helft verminderd. Met dit alles loopen de onkosten, die zy aan haare bedienden en gebouwen moet befteeden, jaarlyks op ruim iioo duizend gulden, terwyl de mindere takken van koophandel niet boven één millioen kunnen opbrengen. Het ontbreekende moet worden gevonden uit de groote voordeelen van den Kaneelhandel. Hoe groot middelerwyl deeze voordeelen ook zyn, zy zyn eenigzins onzeker door de geweldige oorlogen, welke de Maatfchappy van tyd tot tyd tegen de Inlandfche Monarchen heeft moeten voeren: want in zodanige gelegenheden ontftaat 'er ras eene algemeene verwarring onder de lieden, die het Kaneel moeten leveren, wyl deeze aanftonds landwaards in vluchten om zich by hunne landgenooten te voegen. De Europeefche Bevelhebbers zyn hier van de oorzaak, dewyl zy deeze arme lieden doorgaans behandelen als Slaaven , en hen dwingen om dagelyks voor één pond ryst te werken, hunne meesters over al in hunne rosbaaren te draagen , enz. Ondertusfchen is Ceylon zo vol bosfchagien, en met zo veele rivieren doorfneeden, dat het bezwaarlyk valt in het land door te dringen, om de vluchtende te rug te haaien, of de vyanden te ontrusten. De Hollanders hebben hierom altoos zorge gedraagen om met de Vorften in eene goede verftandhouding te leeven; ook doen zy hen ryke gefchenken, voeren de Priesters van 't Keizerryk over naar Siam, om aldaar onderweezen te worden, en vergenoegen zich met den nederigen titel van Kustbewaarders zyner Majefleit. Alle deeze infchikkelykheden hebben ondertusfchen niet kunnen verhoeden, dat 'er menigmaalen hevige oorlogen tusfehen de Ceylonfche Oppervorften en de Compagnie zyn uitgebroken: van alle deeze oorlogen is die de heevigfte geweest, welke op den 15 van Sprokkelmaand 176Ó met een voor de Maatfchappye glorieryken vrede werdt geëindigd. Door menigvuldige verliezen zag de Keizer zich zodanig in de engte gebragt, dat hy, uit de Hoofdftad verdreeven zynde, in de bosfehen moest rond zwer-? ven, en in deezen nood gedwongen werdt met de onzen vrede te maaken, pp de volgende voorwaarden* K 3 %, t>«(  78 OVER DEN KOOPHANDEL , Dat de Keizer der Maatfchappye de opperde magt toekende over alle landên en kusten, welke zy in k begin der onlusten had bezeten. , n Dat de Bedienden der Maatfchappye in alle vlakten het Kaneel zouden mogen doen pellen, terwyl de Keizer zich verplichtte aan dezelve het beste berg Kaneel te leveren, mits ontvangende vyf pagoden voor de achten ponden.■ ^ de Maatfchappye de vryheid, om overal op het Eiland te handelen, waar zy 't dienftig zou oordeelen, terwyl de Keizer beloofde geenerleye verbonden met vreemde Mogenheden te zullen maaken en zelfs de vreemdelingen, die by eene of andere gelegenheid op t Eiland zouden mogen komen, aan haar te zullen overleveren. 4 De Keizer flondt aan de Maatfchappye af die zeekusten, welke hy „och voor zich behouden had, en moest daar voor alleen jaarlyks zo veel van de Maatfchappye ontvangen, als die kusten hem opbragten. Ook zouden de Inboorlingen van daar hun Zout zonder eenige belemmering ot bezwaar mogen haaien. , Zommige lieden van kundigheid meenen , dat de Maatfchappy noch veel meer voordeel uit Ceylon zou kunnen trekken, indien zy haare landen onder de Onderdaanen, als Eigenaars verdeelde, en hen tot den.Land, bouw en 't aanleggen van Fabryken aanmoedigde. Het is waar, Cey on zou daardoor induik een ftaat kunnen worden gebragt, dat het, moogelyk den of twintig maal zo veel waardig zynde, tot herftel van de vervallene zaaken en alleen ter genoegzaame beveiliging van Neerlands Indie zou kunnen'dienen. Doch zodanig was ook het oogmerk van Engeland, ten opzicht van America, toen men alle mogelyke poogingen aanwendde, om de Noord-Americaanfche Gewesten te bevolken en te verryken. De vrees voor gelykzoortige gevolgen zal derhalven een ieder in 't vervolg affchrikken. onj zvne Colonien ontzachelyk te maaken. De Specery-Eilanden zyn veel kleiner en onvruchtbaarder dan Ceylon, doch echter voor de Maatfchappye niet minder waardig, wegens de hier alleen wasfende Nagelen en Muskaatnooten, van welke zy ook den uitfluitenden handel heeft weeten te verkrygen. De bemagtiging deezer Eilanden Was de eerfte pooging van belang, door de oprechten* der Maatfchappye ondernoomen, en zy Daagde daar in naar wensch. Amboina werdt toen de zetel haarer Heerfchappye, tot dat dezelve naderhand naar Batavia gemakshalven wierdt overgebragt. Het Eiland Amboina is gelegen in den Archipel vanSt Lazarus, tusfehen twee en drie graaden Zuiderbreedte, opeenelengfé van honderd vyfenveertig graaden van de Canarifche Eilanden, en hort, fcti m twintig mylen ten Oosten van Batavia. In 't jaar 1605 werdt het  OVER ■ DEN KOOPHANDEL. 7$ voorMamfte Fort der Portugeezen op dit Eiiand weggenoomen, en *t getieeJe Eiland met de nabuurige kwam in 'c jaar 1627 onder de Holland» fche heerfchappye. Alle deeze bezittingen behooren thans onder 't Gouvernement van Amboina, te weeten de tien volgende Eilanden: 1. Cerarn bet grootfte van alle, en grooter dan alle overige te zamen genoomen. Ja. Ceram-Laout, een klein Eiland ten Oosten van het voorige. 3. Bouro, naast Ceram het grootfte , en het Westelykfte van allen. 4. Amblau, het kleinfte, drie mylen van Bouro. 5. IVlanipa, leggende tusfehen BouiO1 en Ceram. 6. Kelang, twee mylen temf'Joordoosten van Mampa. ji Bonoa, noch wat Noordelyker. 8. Oma, twee mylen ten Oosten van Amboina. 9. Honimoia, een myl ten Oosten van Orna. io. Nousfa Laout. De verovering deezer Eilanden ftelde den geheelen Nagelhandel in de handen der Hollanderen, die noch daarenboven hunne voorgangers hier in hebben overtroffen, dat zy een middel vonden om voor zich alleen dien handel te verzekeren, 'c geen de Portugeezen nooit zo wel hadden kunnen doen. Het middel hier toe dienende is voornaamelyk geweest de bepaaling om dp Nagelbo«men alleen op Amboina te doen aankweeken, en dezelve op de overige Eilanden te vernielen. Om deeze inftelling in ftand te houden, doorreist de Gouverneur alle drie jaaren zyn gebied, om onderzoek te doen naar 't onderhouden van de geboden der Maatfchappye. Weleer groeiden de beste Nagelen op Ceram; doch die Eiland was te groot van omtrek ter bereiking van dit oogmerk, waarom men 't beter oordeelde hier alles , dat naar Nagelboomen geleek, te vernielen. De drie jaarige reis dient dus om te zien of de Inwooners hunne beloften wel volbrengen; ten welken "eirtde dezelve wordt volbracht met een trein van 40 of 50 inlandfche fchepen', Coraeores genoemd, en met veel pracht, om te voldoen aan den hoogmoed en ydelheid der Indiaanfche Opperhoofden: zeer noodzaakelyk zya ;deeze tochten, dewyl men anderszins geen 't minst vertrouwen zou kunnen • ftellen op de beloften der Inlanderen om de boomen uit te roeijen, en geen verboden handel te dryven met vreemdelingen. Middelerwyl waar het voor 'de Maatfchappye te wenfehen, dat haare eigen Bedienden en Soldaaten in dit ftuk zuiver waren, leerende de ondervinding maar al te zeer, hoeveel 'er door dezelve dagelyks in dit ftuk wordt gezondigd ; waarom ook deeze overtreeding, zo zy bewysbaar is, met den dood wordt geftraft; van waar de Nagels onder 't gemeen Galgenkruid worden genoemd. Amboina beftaat uit twee deelen, die met eene landengte aan eikanderen Zyn gehegt. Het grootfte deel wordt genoemd Hitou,..en heeft eene lengte van twaalf, en eene breedte van derdehalve Engelfche mylen; wordende dit gedeelte verdedigd door vyf fterke redeuten wel met gefchut voorden-  84 OVER DEN KOOPHANDEL. zien. Het tweede deel heet Lèytimor, en maakt het Zuidelykst gedeelte uit, lang vyf mylen en breed anderhalve myl. Op die gedeelte ligt hec Fort Vicloria, de gewoone verblyfplaats van den Gouverneur en zyn' Raad, beflaande uit vyf perzoonen ; deeze vesting heeft zestig ftukken gefchut, en vordert eene bezetting van zes honderd man. Het is noodig dat alle vestingen wel worden verzekerd, naardien men op de Inwooneren des Eilands niet veel kan betrouwen, als zynde vyanden van het Christendom, en ten minften achttien duizend fterk, en daar onder zeer weinige Europeaanen. De Nagelboom is een zeer fraay gewas, veel gelykende naar den Laurier boom; de ftam is veifierd met eene groote menigte takken, wier bast meest gelykt naar dien des Olyfbooms; aan de einden der wyduitgebreide takken groeijen, in grooten getale, kleine witte bloemen van vier bloembladen, die op het vruchtbeginzel zyn vastgehegt. Als de bloem afgevallen is vertoont zich de vrucht, boven in vieren gefneeden, en door haaren kelk met een gekartelden rand kroonswyze omringd. De Nagelen worden half ryp ingezameld, van Wynmaand tot in Sprok-; •kelmaand. Zorgvuldig worden dan de vruchten met de hand geplukt, en te droogen gelegd: eenige dagen laater droogt men ze tegen 't vuur, terwyl men ze teffens met water befprengt, waar door haare fraaye roode kleur in eene purperachtige of liever zwarte verandert. Dit befprengen wordt, volgens de meening van zommigen, gedaan om de wurmen af te keeren , terwyl anderen zeggen, dat dit alleenlyk dient tot vermeerdering des gewigts. De vruchten, die over 't hoofd worden gezien, en dus haare volkomen rypheid verkrygen, worden een duim dik, doch verliezen veel van haare fpeceryac'htige vermogens: zomwylen laat men ze geheel zitten, wanneer zy afvallende zich zelve planten, en nieuwe boomen doen gebooren worden ; die acht of negen jaaren moeten groeijen om vruchten te kunnen draagen.' Men noemt zodanige volwasfene vruchten wyfjes Nagelen, en gebruikt ze voornaamelyk tot inleggen om ze op langduurige reizen te eeten, of over den maaltyd om de fpysverteering te bevorderen. De oogst der Nagelen is zeer ongelyk: zomwylen geeft een boom twaalf of meer ponden , doch de gewoone rekening is tien ponden, en dan bedraagt de geheele jaarlykfche verzameling ongeveer één millioen ponden. Om ondertusfchen 't gevolg van één of meer ongelukkige jaaren voor te komen, heeft men in Eu* Topa doorgaans een voorraad van vier, en in de Indien van twee millioepen ponden. Volgens \seeier meening is de Nagelboom zo heet en kwaadaardig vari aard ,  OVER 3> E N KÓÓPHANDEL 8i aard, dat 'er niets anders onder of in de nabuurfchap van denzelven zou wity len groeijen. 't Is waar de Nagelbosfchen zyn altoos zeer zuiver, doch zulks gefchiedt door konst, zynde hier omtrent eenige Ordonnantiën in 'e .licht gegeeven, die naauwkeurig moeten worden gehoorzaamd. Tot beter bevordering der boomkweeking, heeft de Maatfchappy onder de Amboineezen vier duizend ftreeken lands uitgedeeld, op welke zy ieder honderd en vyf-en-twintig boomen kunnen planten, 't geen 500,000 boomen in 'c geheel maakt, en voor ieder boom tweeponden rekenende, een oogst van één millioen ponden levert. De Kweekers krygen van de Maatfchappye ' ncht-en-veertig ftuivers voor de tien ponden, welke fomme gedeeltelyfe wordt betaald in geld, en gedeeltelyk met ruwe of blaauwe lynwaaten van .de kust van Coromandel. Als de Kruidnagelen volkomen goed zullen zyn, moeten zy volzappig; zwaar, dik en gemakkelyk te kaauwen zyn; voorts moeten zy in 't behan-i delen fcherp aan de vingeren zyn, heet en geurig van fmaak, welriekende van reuk, bykans brandende in de keel, en vol van olie. In de Indiën zyn de Nagelen in eene zeer hooge achting, zo dat zy byna onder alle de fpyzen worden gemengd, 't geen, hoewel minder plaats hebbende in Europa , aan dezelve echter geen kleiner roem byzet; dewyl deeze vruchten in .veelerleye fpyzen te pas komen, en vooral in de reukwerken en geestryke dranken. De gedestilleerde Nagelolie is ook een middel dat zeer beroemd ls in veele uit- en inwendige ongemakken. Behalven de Nagelbosfchen heeft men op Amboina ook Plantagien van Roffy en Indigo aangelegd, die echter door de groote luiheid der Inwooneren tot hier toe maar maatig hebben willen tieren; doch, zo 't werk eens recht wierdt doorgezet, veel voordeels zouden kunnen aanbrengen. Onder het Bevelhebberfchap van den Heer Reinard, ontdekte men ook in eene beek ftofgoud, 't welk met het water van 't gebergte kwam vlieten, waar op de Myn zelve in 't vervolg ontdekt werdt; doch omtrent derzelver ryk* dom heeft men tot hier toe geen nadere onderrichtingen kunnen krygen.' Men vindt eindelyk op Amboina een zeer fchoon rood houtgewas, 't welk van binnen met fchoone kleuren is afgezet, en daarom door geheel Indie zeer wordt getrokken. Het zelve is ook zwaar en duurzaam, waarom men het gebruikt tot het maaken van Tafels, Kabinetten, Lesfenaars en andere ïluisgeraaden voor voornaame lieden: deeze werkfiukken worden door ge* heel Indie verzonden, en overal greetig en duur betaald. De befchouwing van den Nagelhandel leidt ons natuurlyk rot die der Nootemuskaaten en Foely. Deeze niet min kostbaare voortbrengzels groeijen op de Eilanden van Banda, gelegen op ongeveer vier graaden en SU, Dseu L ia  8a OVER DEN Ko Q.p HAND E ü ïa minuten Zuiderbreedte, vier honderden vyftig mylen ten Noord-Oosten Van Batavia. De Hollanders vestigden zich het eerst op 't grootfte deezer Eilanden, door de Inwooners Bandan genoemd, op eene plaats met naame Lonthor, van waar zy het geheele Eiland dus hebben geheeten. Door eene naauwe engte is hier van gefcheiden het Eiland Neira , een weinig Ideiner in omtrek, doch voorzien met twee fterke Porten, het eene genoemd Nasfau, 't welk de Zee-engte tusfehen Neira en Lonthor beftrykt, en *c ender Belgica, op een heuvel in *t midden des Eilands, alwaar de Gouverneur zyn verblyf houdt. Aan het Westeinde is Neira maar door een enge ftraat gefcheiden van 't leelyk Eiland Gounong-Api, Y welk by de Maleyers een Vuurberg betekent. Dit Eiland beftaat meerendeels in een zeer zwaar vuurfpuwend gebergte, 't geen niet alleen de Nabuuren geduurig ontrust door zyne woedende vlammen en ftroomen van gloeijende Lava, maar ook de lucht deezer gewesten zodanig heeft bedorven, dat niemand, die op een andere plaats aan de kost kan komen, hier wil woonen. Behalven. deeze zyn 'er noch drie, re wee ten Rofingam, Poulo-Ay en Poulo-Rhun'; deeze zyn alle klein, dor en byna onbewoond, doch beter van lucht, dan de overige. Het beroemdfte deezer drie is Poulo-Rhun, of't Eiland van Rhun, over 't welk meermaalen hevige ■ twisten zyn ontftaan, tusfehen de Engelfche en Hollandfche Maatfchappyen. Rofingain en Poulo-Rhun zyn «sigentlyk van zeer geringe waarde, doch komen alleen in aanmerking, in zc> verre zy, wegens hunne nabyheid aan de overige, gelegenheid zouden kunnen geeven aan de bewooners of vreemden om hier eenen voor de Maatfchappye zeer nadeeligen handel op te richten, waarom zy met Forten en Bezettingen voorzien zyn. Dé Muskaatboom, de rykdom deezer Colonie, groeit voornaamelyk op de Eilanden Lonthor, Neira en Poulo-Ay. Het eerfte en grootfte Eiland heeft vyf-en-twintig Muskaat velden, welke gerekend worden te zamen te bevatten vyf-en-dertig duizend vierkante Rhynlandfche roeden. Neira heeft maar twee velden, uitmaakende twee duizend zeven honderd zodanige roe-" den. Poulo-Ay, niettegenftaande het zo klem is, heeft den roem eener ongemeene vruchtbaarheid, en beflaat, in zes kampen verdeeld, ruim zeventig duizend roeden ; zo dat op dit kleine Eiland eens zo veel Nooten wasfen als op het grootfte. Behalven deeze ongemeene vruchtbaarheid valt noch van Poulo-Ay aan te merken, dat de Nooten en ook de Foelie hier beter zyn, dan op eenige andere plaats, om dat de grond hier voor deezen boom zo wel gefchikt is. ; De Nootemuskaatboom is een allerfchoonst gewas; hy evenaart in hoogte den Peereboom, waar aan zyn ftam en takken pok zeer gelyk zyn, terwyl  OVER DEN KOOPHANDEL^ 8$ wyl de bladen meer overeenkomst. hebben met die van den Perzikboom ^ Welke zy echter in grootte overtreffen: het hout is zacht, de fchors aschverwig, en de takken zyn zeer buigzaam. De bladen flaan twee aan twee tegen eikanderen over, en verlpreiden, gewreeven zynde , een aangenaame» geur; tusfehen dezelve komen de bloemen te voorfchyn, gelykende naar, d,ie der Kersfeboomen, welke vruchten doen voortkomen, zo groot als> hoendereijeren, en abrikooskleurig. Deeze vruchten hebben zeer zwaare buitenfehellen, gelyk onze Okkemooten, welke noch een kostelyken binnenbast bevatten, te weeten de Foelie, welke de Nooten onmiddelyk ora> ringt. Zo ras de vrucht ryp is, fpringc de buitenbasc open, en laat den Noot zien in haaren binnenbast beflooten. Zo ras dit gebeurt, is de tyd der inzameling gekomen, naardien anderszins de Foely of Bloem verdroogt, en de Noot haare olie verliest, in welke derzelver voornaamfte kragt beftaat. Ondertusfchen heeft deeze vrucht doorgaans negen maanden tyds van booden om tot volkomene rypheid te komen: hoewel 'er ook veele vruchten Worden geplukt, eer zy tot dien trap zyn gebragt, ten einde dezelve mee azyn of zuiker in te leggen, en door geheel Afie te verzenden. Naauwelyks zyn de vruchten ingezameld, of de buitenbasten worden aft. 'getrokken, gelyk ook de binnenbasten, of de Foelie, die men afgezonderd iiewaart, na dat zy in de zonnefchyn gedroogd is. De Nooten worden «aidlerwyl op horden, uitgefpreid onder tenten, en gedroogd, geduurende den tyd van zes weeken, door middel van een zagt vuur, en worden noen' ten laatften in kalkwater geworpen, om ze te beveiligen voor zekere wor-j tnen, die anderzins de Nooten aantasten en fpoedig vernielen. De deugd der Muskaatnooten hangt inzonderheid af van den ouderdom des? ïjooms, gelyk ook van de behandeling der Plantagien en ingezamelde Noo-j ten; de frisfche ftorten, zo zy geflooken worden en van de beste zoort? gyn , eene olie, die van een zeer welriekenden doch teffens vet-} ten aard is; , wordende dezelve voornaamelyk verkreegen door hec «itkooken, denkelyk van gebrekkige en aangeflookene Nooten, en dus ge* flold verzonden. Behalven de opgetelde Noot-Eilanden van Banda, leggen 'er ook in de .'nabuurfchap verfcheiden andere, op welke de Nooten even gaarne willen groeijen, en ook weezentlyk fterk zouden voortteelen, zo niet jaarlyks door. de Dienaaren der Compagnie eene reisje wierdt gedaan om alle jonge Jboomen te vernielen. Dit is ondertusfchen eene zeer lastige zaak, zo wegens de groote en 't meenigvuldig gevaar dier woeste landen, als wegeru -de wyze , op welke de uitgeroeide Hammen jaarlyks worden vernieuwd, peeze voortplanting gefchiedt door middel van verfcheide zoorten van wil- h * de  $4 OVErl DEN KOOPHANDEL Öe vogel», onder welke inzonderheid de Tortelduiven uitmunten, die oft de vruchten der Muskaatboomen aazen, en derzelver pitten onverteerd op de nabuurige Eilanden uitfpuwen, of door den afgang loozen, gelyk ook hier te lande omtrent veele gewasfen wordt waargenomen. Weleer meen*, de men, dat deeze vogels veel nut toebragten aan de voortteeling deezer boomen; doch heden heeft men zyne dwaaling gezien, waarom de vogels,' die voortyds' met veel achting werden behandeld, als de Hoveniers der Mus» kaatboomen, thans zonder genade overal in de Plantagien worden dood*' gefchooten. De langduurige ondervinding heeft de Nederlanders in ftaat gefteld om fjroote kundigheden, aangaande de beste wyze van deeze boomen aan te kweeken en te behandelen, te verkrygen. Dewyl men zag dat de boomen vooral wel moesten worden bewaard, heeft men ze in kampen geplaatst, dat is binnen afgeperkte velden, die alomme door zwaar geboomte voor den feanval der winden gedekt zyn. In deeze kampen arbeiden fteeds zeer veele Slaaven, wier post het is de boomen fchoon te houden, de vogels af te weeren, allerley onkruid, als 't welk de vruchtbaarheid des gronds naareich zou nekken, uit te roeijen, en eindelyk de Nooten, die van zelve afvallen en de beste zyn, op te zamelen. De voornaame tyd van oogften is in Hooi- en Oogstmaand; de tweede oogst is in Slagtmaand, en de derde in Graismaand. Deeze laatfte oogtst geeft weinig, doch de beste Noo-cen; zynde dezelve aan generleye uitwerkzels van kwaad weder onderhee» vig, terwyl het in den voornaamen oogsttyd doorgaans buijig weder is, waar door de Nooten niet zelden grootelyks befchadigd worden. Onder•«usfchen zyn zodanige befchadigde vruchten niet geheel verlooren, naardien dezelve worden gedroogd of geconfyt, wanneer zy ook tnt eene;aangenaame verfnapering verflrekken. Gelyk 'er wilde Kaneel en Nagelen worden gevonden, alzo heeft mefi ook wilde Muskaatnooten, doch zeer gering van deugd, en ook verfchillende van gedaante. Deeze hebben minder geur, en worden lichter door de wormen bedorven, waarom zy nooit worden verzameld: te meer oni ^at de Maatfchappy altoos eenen genoegzaamen voorraad van beste Nor> ten heeft voor de geheele Waereld. Men rekent dat 'er, door elkandereti genoomen, jaarlyks achtmaal honderd duizend pond Nooten worden ingezameld, van welk gewigt een vierde deel Foelie is; wordende deeze oogst zodanig verdeeld, dat Lonthor 6"oo,ooo, Neira 80,000 en PouloAy 130,000 ponden kan leveren. De aankweeking en behandeling der Nooten is toevertrouwd aan de vrye £urgers deezer Eilanden t onder welke dezelve door de Compagnie worden-  OVER DEN KOOPHANDEL. 2$ den verdeeld. Deeze leeven hier van zeer overvloedig, en laaten dennoo»' digen arbeid verrichten door Slaaven, die drie duizend of meer in getal beloopen. Ondertusfchen zyn de meeste Inwooners lieden van de fiechtfte «oort, en zodanige, die nergens anders kunnen aankomen, en zich daarom' herwaards begeeven, of door de Maatfchappy op deeze Eilanden worden" verbannen. De reden hier van is de by uitftek ongezonde lucht, wegens den geduurigen Hinkenden zwaveldamp van den fteeds fmeulenden Gounong* Api, die hen inzonderheid een heevige buikpyn verwekt, door welke de Bewooners meest fpoedig worden weggerukt. Ook zenden die van Batavia herwaards hunne losbandige lichtmisfen, die zy anders niet in toom kunnen houden: waarom ook Lonthor het verbetereiland wordt genoemd. Ondertusfchen woonen binnen het gebergte nog eene zoort van Negers, die hier reeds ten tyde der verovering des Eilands door de Nederlanders waren; deeze zyn beter aan het ongezond climaat gewoon, en mogen 'er wel aarden. De Maatfchappy hééft vooral op Lonthor fterke vestingen ," die oolè doorgaans wel met volk zyn voorzien. De Soldaaten ondertusfchen hebben het hier zeer flegt, naardien zy byna geenerley voedzel vinden op den dorren grond van dit Eiland, en allerhande ongedierte moeten eeten, bene» vens wilde Katten, Honden enz.; Visch valt hun weinig ten deel, en is doorgaans flegt, doch zes maanden lang hebben zy jaarlyks overvloed van Schilpadden. Het brood beftaat hier uit eene flegte zoort van Sago-meel, 't welk vooreerst naar droesfem van bier gelykt, doch gedroogd zynde, zo hard wordt als fteen: daarna wordt het wederom in water geweekt , gegist en dus eetbaar gemaakt zynde, tot brood gebakken.- Behalven haare vestingen heeft de Maatfchappy hier ook haare fchepen of jachten, die fteeds in Zee kruisfen, en op het verneemen van vreemde fchepen dezelve aanftonds aan boord komen om hunne fterkte en oogmerk te onderzoeken, en den Commandanten der Eilanden van alles wat 'er om-: gaat onderrichting te geeven. Onder deeze fchepen zyn 'er ook eenige, die leevensmiddelen haaien van Baly en Java, en ook onder anderen allerJeye ververfchingen uit het Vaderland overbrengen: dan zulks is goed voor vermogende lieden, doch geeft geene verlichting aan den ongelnkkigen ftaat van den gemeenen man. Het vleesachtig gedeelte der basten van de Muskaatnoot is wrang en bitter van fmaak , doch krygt, ingelegd zynde, een aangenaamen geur. Het is aanmerkelyk, dat het juist de Europeaanen zyn, die aan de Indiaanen het menigvuldig gebruik hunner Speceryen hebben geleerd, 't welk ïjen weleer geheel onbekend was; naardien zy dezelve alleen als behulp L 3 of  ,8£ .0 VER DEN KOOPHANDEL. of geneesmiddelen gebruikten. Dus maakten de Singaleezen weleer geen ge-' bruik van hun Kaneel, dan alleen om eene olie uic de bloemen te kooken, die als fmeer ftremmende tot kaarzen werdt gebruikt, doch alleen voor den Keizer: moetende de Inwooners zich behelpen met de hier te lande zo kostbaare en heilzaame Cajopoet olie, die deeze Indiaanen in hunne lampen branden. Uitwendig gebruikten zy ook deeze olie, gelyk mede het oleum Malabatbri , dat uit de bladen van den Kaneelboom wordt getrokken door persfen en kooken, en dik en bitter is, in ftnaak en kragten niet veel verfchillende van de Nagelolie. De Kruidnagelen werden in de Molukfche Eilanden weleer ook alleen op zoda« nige wyzen gebruikt, vooral in den tabak, het welk echter, als het hoofd te veel belemmerende, nu wordt nagelaaten. De olie worde voorts gebruikt, zo uit- als inwendig, tegen allerleye koude ongemak* ken en gezwellen. Op Banda beftond eindelyk de voornaamfte dienst der Nooten in de uitgeperfte olie, die door de Inlanders vooral werde gebruikt tegen de in Indiën zo algemeene verlamming, het Beriberi genoemd, over welke wy op zyne plaats breeder zullen handelen. De Speceryhandel is een der voornaame bronnen van *t welvaaren dér Maatfchappye ; want de meenigte der jaarlyks verkogte Speceryen, en de pryzen door eikanderen rekenende, kan men ongeveer ftellen 4at 4,500,000 pond Peper k 11 ftuiv. 't pond opbrengt ƒ 2,475,000 400,000 pond Kaneel 't pond a ƒ 54 ƒ 8,300,000 400,000 pond Nagelen 't pond k ƒ45 ƒ 1,700,00a S50,000 pond Nootemuskaat.'tpondafgz ƒ 937»$°° 90,000 pond Foely 't pond a f 61 ƒ 585,000 't Welk alles te zamen maakt ƒ 7,997,500, en dus meer dan een derde der ordinaire verkoopingen. Doch hier moét noch worden by geteld de aanzienlyke meenigte dier Waaren, welke de Maatfchappy in «Je Indiën zelve verdere Tot beveiliginge van de Specery-Eilanden, en van den handel op de-, ftelve, dienen vooral de Bezittingen der Maatfchappye op de Eilanden Timor en Celebes. Timor is een Eiland van zestig mylen lengte, en vyftien of zeventien mylen breedte. In 't jaar 1613 veroverde de Maatfchappy dit gewest op de Portugeezen, die 'er eene vesting hadden; Koupan genoemd, verfterkt met een Kasteel, in het welk de Hollanders noch eene bezetting houden. Hier woonen noch zeer veele Portngeezen, die zich ten tyde van de verovering der Specery-Eilanden bier hebben neergezet, en onder de Hollandfche Regeering zyn blyven ^qpnee. Vowt* brengt het Eiland niet reei zaaken yaa belang voort,  OVER DEN KOOPHANDEL. 8; in het is alleen de nabyheid der Specerydraagende Eilanden, die de Maatfchappy beweegt , om hier eene vesting en bezetting te onderhonden. Ondertusfchen zendt de Compagnie herwaards jaarlyks eenige grove Lynwaaten , en haalt van daar Wasch , Schilpad , Sandelhout eft. Cadiang, het welk een zoort van Boontjes is, die men op de Retourfchepen gebruikt om wat verandering van kost te hebben. Doch deeze geheele handel bedraagt niet veel, en wordt in 't geheel door middel van één of twee fchepen gedreeven, die jaarlyks van Batavia heen en weder vaaren. Het Eiland Celebes is van meer uitgeftrektheid en gewigt; het zelve is~ ongeveer cirkelrond van gedaante, en byna honderd en dertig mylen in lengte. Weleer hadden de Portugeezen ook hier hunne vastigheden; doch de Hollanders hebben hunne voornaame Forten, kort na de overmeestering der Specery-Eilanden, weggenoomen, en zich dus meester gemaakt van den handel deezes grooten Eilands, dien zy voornaamelyk begeerden om den Sluikhandel te ftremmen, welken de Inlanders dreeven met de Engelfchen en Portugeezen, aan welke zy de voortbrengzels der nabuurige Specery-Eilanden in meenigte verkogten. Om ondertusfchen volkomen meester te worden van dit gewest, heefc de Maatfchappy veel goed en bloed moeten verfpillen , naardien deeze Eilanders de dapperfle zyn van alle volkeren deezer gewesten, die overtuigd van het gewigt hunner natuurlyke voorrechten, zich niet gemakkelyk aan de bepaalingen eener buitenlandfche Natie wilden onderwerpen. Zommige , vooral uitlandfche Schry vers, hebben de Compagnie van groote wreedheid en heerschzucht befchuldigd, wegens haaré bloedige oorlogen met de Macasfaren; doch zy vergeeten de waare redenen daar van aan de hand te geeven, welke hier in vooral hebben beftaan , dat de Macasfaarfche Vorften, zo lang het in hun vermogen was, eene geheime correspondentie op Amboina, Ternate, enz. hebben onderhouden, om de Inwooners deezer landen by aanhoudendheid tot opftand aan te fpooren, en dezelve ten dien einde met geld en manfchap te onderfteunen. Het gevolg van veele hier dit voortkomende onaangenaamheden was dat 'er, in 'tjaar 1660, eenemagtïge vloot naaj Macasfar ftevende , alwaar toen ter tyd eene ryk gelaaden vloot der Portugeezen ten anker lag. De Macasfaarfche Koning deed al wat hy kon om zyne Bondgenooten te bewaaren, doch te vergeefsch; want' drie der Portugeefche fchepen werden in brand, en twee in den grond gefchooten, terwyl 'er een zesde fchip, met een onmeetelyken buit gelaaden, genomen werdt. De Inlanders zelve werden geheel geflagen, en gedwongen een' hunner Koningen naar Batavia te zenden, om den wede te verwen  8fr OVER DEN KOOPHANDEL; werven, welke hen niet, dan op zeer harde voorwaarden en met over** gaave van alle hunne fterkten, werdt toegedaan. De Macasfaren herftelden inmiddels hunne verlooren krachten, en on* derhielden de oude maatregelen, ja gingen zo ver, dat zy verfcheiden Hollanders op hun Eiland trouwlooslyk vermoordden, en eenige hunnes fchepen plunderden. Dit noodzaakte eindelyk de Regeering van Batavia , een leger en vloot derwaards te zenden, onder bevel van den dapperen C. Speelman, die volkomen ichavergoeding en onderwerping vorderde. Tot het eerfte waren de Macasfaren zeer genegen, doch hec laatfte was hen ondraagelyk ; zy zochten derhalven met allerleye uic-i vluchten tyd te winnen ; terwyl Speelman op nieuwe proeven hunner trouwloosheid landde, veele dorpen plunderde, en met een ryk gelaaden buit ftevende naar *t Eiland Bouton, welks hoofdftad de Generaal des Konings van Macasfar belegerde, om dat die van Bouton getrouwe vrien*; dén der Hollanders waren. Hier werden de Macasfaren wederom ge-, flagen, *n de vrede voor 't uiterlyke herfteld in 1667. De oorlogzuchtige Vorst gaf het echter noch niet verlooren, maar vertoonde aan alle zyne nabuurige Koningjes op het Eiland, dat hun wederzyds belang vorderde , eenmaal de handen in eikanderen te flaan, en eene uiterfte pooging te doen om zich van de Hollanders te ontflaan. Door dit raid», del werdt 'er een leger van ruim twintig duizend man op de been ge-J bragt, tegens het welke, na opontbieding der Indiaanfche Bondgenooten door Speelman naauwelyks twaalf duizend in de wapenen konden worden gebragt: hy waagde echter den aanval, en had het geluk, door, het grooter beleid zyner troepen, den vyand by herhaaling zulke geweldige neepen toe te brengen, dat de kleine Inlandfche Koningjes dien* van Macasfar ras verlieten, welke hier door genoodzaakt werdt in zodanige voorwaarden aan te neemen, ais de Generaal Speelman hem geJ liefde toe te leggen; onder deeze was, benevens andere, ook de belofte des Konings, dat hy met niemand, dan alleen met de Compagnie handelen} en zelfs geen Portugees,. Engelsman, of anderen Europeaan in zyne landen dulden zou. 1 De natuurlyke Inwooners van Celebes zyn hunne uitfteekende kragi ten meerendeels verfchuldigd aan hunne opvoeding: van de eerfte jeugd af aan worden zy gehard tot beweeging en allerleye fpyzen, terwyl hun-, se noch tedere ledematen geftadig roet olie worden gewreeven, om dezefcj ye eene ongemeene buigzaamheid by te zetten. De Godsdienst der oude Bewooners deezer Eilanden was eene zeer eetó youdige Afgodery; de Zon en Maan werden by ben alleen voor Goden erkeodj  Ö V E R D EN KOOPHANDEL. «9 erkend, en men offerde aan dezelve onder den blooten Hemel, dewyl mens geene aardfche ftoffen heerlyk genoeg oordeelde om 'er tempels van te bouwen het Godendom waardig. Dan tegenwoordig is hier reeds voor eene reeks ran jaaren het Mahomedaansch Geloof omhelsd , waar omtrent men deeze byzonderheid verhaalt, dat een der voornaamfte Koningen des Eilands, door de aldaar komende Mahomedaanen en Christenen, van de ongerymdheid zyner bygeloovigheid overtuigd, doch niet durvende beflisfen, welke Leere de waare was, te weeten die der Roomfche Zendelingen, of die der Mahomedaanen , de zaak aan 't geval overliet, en met zyn volk befloot dien Godsdienst te omhelzen, wiens Zendelingen zich het eerst op het Eiland zouden yertoonen, en dat de hier op gevallig eeist aanlandende Mahomedaanen de overwinning hadden behaald. Celebes is zeer vruchtbaar in Ryst: de Hollanders koopen 'er dezelve in groote meenigte op, gelyk ook Slaaven, Was en eene kleine hoeveelheid Stofgoud. Binnenlands betrouwen dezelve zich niet licht, dewyl zy den trouwloozen aard der Inlanders, die den ouden wrok noch niet afgelegd hebben. Vreezen: een gedeelte derzelven leeft echter met hen in een goed verftand» onder de befcherming der Europeefche vestingen. Deeze lieden voeren den naam van vrye Burgers, en dryven een grooten handel, zo met de Compagnie als met de Chineezen, die hier met hunne Jonken mogen komen,' en 'er Tabak, Gouddraad , Porcelein en ruwe Zyde brengen ; terwyl de Hollanders 'er Opium, Gumlak, fterke Dranken en Lynwaaten flyten. Met dit alles meent men, dat de bezitting van Celebes op verre na de kosten niet kan goed maken, en dat de Maatfchappy jaarlyks 70 of 80 duizend guldens moet byleggen; doch zulk eene uitgave is de veiligheid van den Speceryhandel zeer wel waardig. De magtigfte Vorst van Celebes wordt ook genoemd de Koning der Maatfchappye, welke doorgaans met hem in eene zeer goede verftandhouding leeft, en hem ten dien einde veele beleefdheden bewyst, 't welk deezen Vorst in bedwang houdt, en teffens zyne nabuuren, welke niet genoeg op hem betrouwen, om met hem tegen de Hollandfche Regeering zaroen te fpannen. In 't begin deezer eeuwe werdt 'er op Celebes een aanzienlyke Goudmyn ontdekt in de landen aan de Compagnie afgeftaan, en men heeft ook derwaards arbeiders van Batavia gezonden. De berichten dien aangaande ingekomen zyn nogthans zo duister, dat men nooit met zekerheid heeft kunnen te weeten komen, of dezelve der Maatfchappye wel veel voordeel heeft aangehragt. De Molukfche Eilanden zyn eigentlyk alleen deeze vyf, Ternate, Tidor, Bachian, Motir en Machian: deeze Eilanden waren weleer het groot AH. Deel. M voor*  OVER. DEN KOOPHANDEL* voorwerp der Portugeefche glorie, naardien zy de eenige plaatzen plagten té weezen, waar de Nagelen groeiden. De Hollanders, ziende wat aanmerkelyke fchatten door hunne vyanden uit deeze Eilanden wierden gehaald f' Waren ook ras in de weer, om dezelve uit deeze gezegende plaatzen te verdry ven, gelyk zy eindelyk, hoewel niet zonder veel moeijelykheid, deeden. Weleer was de Koning van Ternate een der grootfte Vorften van hee Oosten, en had het geluk om over 70 of 80 Eilanden het gebied te voeren; doch tegenwoordig is al deeze heerlykheid verdweenen, en deeze snagtige Oppervorst in een der meest geëerde Vasfallen der Hollandfche* Maatfchappye veranderd. Dewyl de Hollandfche Vlootvoogden gelukkig genoeg waren om de Forten der Portugeezen fpoedig te vermeesteren, hadden zy fluks een veilig verblyf op deeze Eilanden ; doch echter niet genoegzaam om een uitfluitenden handel in de hier vallende Speceryen te dry ven, en het verhandelen van dezelve *an andere Natiën te beletten. Om zo ver te komen moesten 'er verfcheiden bloedige oorlogen met de Inlanders worden gevoerd , die eindelyk met een' vasten vrede een einde namen in 1638, wanneer zy zich piegüg verbon-s den met geene andere Natie dan met de Hollanders te zullen handelen, en dat zy zelfs daar mede geen' handel zouden dry ven, zo zy niei voorzien waren mes een Paspoort van de Hooge Regeering van Batavia. De Koning van Ternate is noch heden de magtigfte der Molukfche Vorften, en belydt zedert 1702 den Christelyken Godsdienst; na hem volgen de Koningen van Tidor en Bachian , beide van het Mahomedaansch Geloof. Het is aanmerkenswaardig, dat deeze Vorften zich waanen te zyn de nakomelingen dier drie Koningen, welke weeleer, by gelegenheid der Geboorte van 's Werelds Heiland, met kostelyke fpeceryen en andere ge» - fchenken uit het Oosten kwamen. Zy gelooven dit niet alleen zelve me* de Christenen deezer Gewesten, maar 't geen de zaak noch aanmerkelyker maakt, de Mahomedaanen zeggen het zelfde, verzekerende, dat de waarheid hunner ftelling blykbaar kan beweezen worden uit een oud bandfchrifr, noch heden te Mekka voor handen. De Hollandfche Matroozen weeten zeer wel gebruik te maaken van dit bygeloof dier Koningen , en vereeren hen op drie Koningen dag fraaye vergulde Sterren, voor welke zy zeer wel worden betaald. Na hei jaar 1638 begreep de Compagnie , dat het voor haar belang veiligst zou zyn, alle Speceryen op de Molucques te vernielen, en dezelve alleen te planten op Amboina en de Eilanden van Banda. Om dit zon-.  OVER DEN KOOPHANDEL. ^ zonder morren uit te voeren, behoefde men alleen den Koningen en hunnei» Adel of Orrsncajes een klein jaargeld te geeven, zeer gering in vergelyking der voordeelen*, hier uit te trekken. Men kwam derhalven hier omtrent ras overeen, en de Compagnie ziet de Speceryboomen op deeze Eilanden jaarlyks vernield, voor de fomme van ongeveer 44,000 guldens. Om ondertusfchen zorge te draagen dat de Traftaaten wel worden onderhouden, en dat zich hier geen vreemde Natiën nederzetten, houdt men noch heden de vereischte bezettingen in de drie Forten op Ternate, Oranje , Holland en Willemftad geheeten; zynde op de nabuurige Eilanden, behalven deeze, noch negen, die, hoewel op zich zeiven niet zeer fterk ^ echter genoegzaam zyn om de Inlanders in bedwang te houden. Ternate is een onvruchtbaar Eiland , 't welk niets dan een weinig Ryst voortbrengt. Ook is het zelve gekweld met een' vuurfpuwenden berg, die den Inwooneren dikwerf het uiterfte dreigt; en nochtans vindt men hier een aantal vryburgers der Compagnie, welke, zo men zegt, hunne voor-* naamfte winften doen met Speceryen van het niet verre afgelegene Nieuw' Guinea te haaien, welke zy dan wederom op het Eiland Gilolo aan ds> Chineezen verhandelen. De Compagnie laat hier ook Guineefche Lakenen* verkoopen, en wel met zo veel voordeel, dat zy uit de winst haare bezettingen , zo niet geheel, althans ten deele kan onderhouden. Berneo, voorzeker het grootfte en mogelyk ook het rykfte Eiland vani de gantfche wereld, is fteeds een voorwerp geweest van de handelzuchc der Europeaanen, hoewel met minder gevolg dan men in 't begin verwagtte. De Inwooners van de binnendeelen deezes Eilands zyn een zoort van Wilden, met welke de Europeaanen zelden verkeering hebben, terwyl de kusten bewoond worden door Macasfaarfche , Javaanfche en Maleitfche Volkplantingen, die wegens hunne bekende trouwloosheid en wreedheid hy de geheele wereld worden gevreesd. In 't jaar 1526 zochten de Portugeezen zich hier aangenaam te maaken, en zonden aan een der Moorfche Koningen een fraay geweeven tapyt; doch dewyl het met beeldwerk voorzien was, en daarenboven voor een Toverlluk aangezien werdt, zond hy het met afgryzen te rug. In 't vervoig werden zy noch hier en daar toegelaaten ; doch ook op de minfte achterdocht of oneenigheid wreedelyk vermoord, gelyk de Engelfche waaghalzen meermaalen hebben ondervonden. De Hollanders, hier in 't eerst kwalyk behandeld zynde, zonden in 1648 een kleine vloot naar Banjer Masfin, en dwongen den Koning om met hen een uitfluitend verbond aan te gaan omtrent den Peperhandel, tot welks verzekering de Compagnie aldaar in 1709 het Fortje Tatar deed ftichten. pok handelt de Maatfchappy op de Koningryken van Landan en Succa- M 3 dana,  «t OVER DEN KOOPHANDEL; Aana, aoo mylen ten Westen van Banjer Masfin; zynde deeze Ryken haai door den Koning van Bantam, derzelver ouden bezitter, afgedaan. De voortbrengzels van Borneo zyn van zeer veel belang: een der beste Is de groote voorraad van fyne Diamanten, die binnenlands gegraaven zyn-; de, op de kusten verkogt worden, en zomwylen twintig, dertig, ja veertig karaaten weegen; doch zulke groote komen zelden te koop, en *t meeren-' deel beftaat in eene kleiner zoort van vyf of zes karaaten, dewyl de Inwooners liefst zelve de beste behouden. Was, Bezoar, Gumlak, BriH zoin, Stofgoud en diergelyke kostbaare Waaren vindt men hier in nenigte,: gelyk ook, naar alle waarfchynelykheid, Muskaaten en Kruidnagelen, welke de Inwooners in groote menigte verkoopen, zeggende dat zy ze krygen vande Macasfaren van Celebes, *i geen echter zeer onwaarfchynelyk is, om dat zodanig een fluikhandel noodzaakelyk door de Hollanders zou worden ontdekt en geftraft. De beste Campher komt ook van Borneo , en hier uit mag men veilig befluiten, dat zy ook Kaneelhooraen hebben, fchoonzy Zulks niet willen weeten. Voor de aankomst der Europeaanen in de Indien , was de geheele Koop* handel van Borneo in handen der Chineezen, en na dat de eetffe dit Eiland hebben begonnen te fchroomen als een moordkuil,, is de koophandel meerendeels tot hen wedergekeerd. De voornaame reden, waarom de Bewooners van Borneo de Europeaanen meermaalen zo wreedelyk hebben behandeld , was waarfchynelyk de vrees voor hunne wapenen, door welke zy zagen, dat veele der bloeyendfte Gewesten van het Oosten zonder flag of floot wierden overmeesterd; doch zulks hadden zy nooit van de vreesachtige en weerlooze Chineezen te dugten, waarom zy omtrent dezelve hunne gewoone achterdocht hebben laaten vaaren. De Peper, welke op dit Eiland by uitttek goed, en in groote menigte wordt gevonden, is een van de voornaamfte Waaren, welke de Chineefche Jonken , benevens de overige reeds vermelde, van hier haaien, en door ge; heel Indien verfpreiden ; want zy vaaren van hier op Java, Sumatra, Celebes, Tunquin, Siam, enz.; daarentegen brengen zy op Borneo wederom allerhande andere Oosterfche en Europeefche Koopwaaren, gelyk ook alles wat in China of Japan is te bekomen ; want met deeze beide laatfte zoorten van Waaren komen zy uit hun land op Borneo. Veel aanzien'yker en veiliger is de bezitting der Hollandfche Compagnie op het groot Eiland Sumatra, 't welk, fchoon merkelyk kleiner dan Borneo , echter een der grootfte en rykfte is van het geheele Oosten. Goud is hier eene zaak van geringe waarde, vloeijende dit begeerde metaal hier in menigte uit de rivieren en beeken in Zee ; wonder wel weeten hier van  ÓVER DEN KOOPHANDEL; 95 van gebruik te maaken de Dienaaren der Compagnie hier ter plaats; zy zetten naame'yk groote flenellen borstrokken, even als netten, in de beehen, in welke het goud met het (lyk hangen blyft, en dus krygen zy dikwyls in weinig tyds groote fchatten. Op den grond der ondiepe beekjes ligt het goud ook overvloedig verfpreid voor die het maar willen opraapen ; vindende men by zulk eene gelegenheid dikwerf ftukken van eene halve once zwaar. De Bewooners der kusten ontvangen ook niet zelden eene fyne gouderts van de Inwooners van 't gebergte, welke hen dezelve in groote ftukken voor mond- en krygsbehoeften verkoopen, en in welke dikwerf goudaaren loopen, zo dik als een ganze fchagt, en zo zuiver als men ooit goud in zyne erts kan vinden, waarom deeze erts by de liefhebbers van natuurlyke zeldzaamheden zeer in waarde is. De grootfte voorraad van goud valt in de Ryken van Triou en Marincabo i en de Maatfchappy heeft daar ook verfcheiden Mynen, uit dewelke zy jaarlyks groote rykdommen verkrygt, die' van zommige wel op vyf duizend ponden worden begroot. Midlerwyl wordt 'er weinig of niets van dit geld naar Europa gevoerd, maar men gebruikt het zelve op andere plaatzen, alwaar het goud in groote waarde is, doch andere kostbaare producten goed koop zyn, en aldus doet dit Sumatrafche goud dubbeld voordeel. De zaaken gaan ondertusfchen niet altoos effen ; de Inlandfche Koningen neemen hec Wel eens euvel, wanneer zy bedenken, dat veele hunner beste Mynen in de bezitting der Hollanders zyn, waar uit nu en dan hevige verfchillen, en ook zomwylen kleine oorlogen ontftaan. Europeefche Graanen zyn hier niet te vinden, maar daarentegen overvloed van Ryst, het gewoone en beste voedzel der heete gewesten. Voorts valt in dit ryke Eiland overvloed van Gember, Karnpher, Casfia, Honing, Was, Sandelhout, Peper, enz., benevens eene meenigte verfchillende vruchten. Daarentegen heeft dit Gewest ook wederom zyne ongemakken: in hei zelve brandt een geweldig groot gebergte, dat even als de Etna in Sicilië, dikwerf het aardryk doet loeijen , en door verfchrikkelyke Aardbeevingen van een fcheuren, terwyl 'er van boven geheele rivieren van gefmolten Lava en Zwavel ftroomen. De ftilftand der wateren op de moerasfige plaatzen geeft ook dikwyls aanhoudend mistig weder, en veelerleije ziekten; ter-, wyl, geduurende den vogtigen West Mousfon, hier te lande de ftortregens met meer geweld nedervallen, dan op eenige bekende plaats des aardryks, en teffens de menigvuldigheid en 't geweld van blixem en donder alle verbeelding overtreft. Pe Inwooners van Sumatra zyn binnen in 't land zeer onbefchaafd er* M 3 genoeg-  04 OVER DEN K 0 O P H A NDE L genoegzaam wild; doch op de kusten beter gefchikt, en meestal van de» Mahomedaanfchen Godsdienst; zy geneeren zich met de voortbrengzels van hun land, en kleeden zich met het Kattoen, dat 'er zeer overvloedig valt. Hun inborst is wat beter dan die der Borneaanen; doch dat zy niet geheel vry zyn van trouwloosheid, hebben de Europeaanen voor deezen meermaalen ondervonden, en wel in't byzonder de Hollanders, die in 'tjaar 1659, wegens het vermoorden hunner Agenten, en *t vernielen hunner Pakhuizen te Palimban, eene zeer geftrenge ftraffe hebben geoeffend. Het voornaamfte Hollandsch Cornptoir is thans te Padang, niet verre van de Goudmynen, alwaar de Compagnie een Opperhoofd met een Fiskaal en Raad onderhoudt. Deeze Regeering houdt ook gemeenfehap met de Regeering van Achin, het raagtigfte der verfchillende Koningryken deezes Eilands. Thans heeft aldaar een Koning het hegt der zaaken in handen; doch voor deezen had dit Volk altoos eene Koningin aan het hoofd. Naar deeze plaats voert men kostelyke geborduurde ftoffen, allerleye zoorten van Neteldoeken, ruwe en'bewerkte Zyde , Boter, Kaas, Olie en allerleye Krygsbehoeften. Nogthans heeft deeze plaats eene volkomen vrye haven, alwaar ieder een wordt toegelaaten, zynde alhier de handel meest in handen der Hollanders, Engelfchen en Chineezen. Het Gouvernement van Padang is een der voordeeligfle in Indien, zo dat de Bevelhebbers van daar dikwerf, na een verblyf van twee" of drie jaaren, fchatryk wederkeeren. Het is wel waar, dat, volgens eenige berichten, de nabuurige Mynen, welke door de Maatfchappy zelve worden bewerkt, de voordeeligfte niet zyn; doch mogelyk is het verfmelten van den uitgegraaven fchat in de handen, door welke hy moet pasfeeren, daar van de groote reden. Waarfchynelyk heeft men het hier aan toe te fchryven, dat geen Opperhoofden zo menigmaal voor de rechtbank der Maatfchappye te recht gefteld, en zo dikwerf zwaar geftraft worden, als die van Padang. , De tweede Faftory der Maatfchappye op Sumatra is té Palimban, en ferengt ongemeen veel voordeels aan. Men onderhoudt hier een Fort en Bezetting met drie Oorlogsfloepen, welke geftadig in Zee kruisfen, en den handel, die vooral in Peper beftaat, dekken. Jaarlyks haaien de fchepen der Compagnie hier ten minften twee millioenen ponden Peper van daan, welke zy tot zulke maatige pryzen betaalen, dat het pond der Maatfchap-; pye dikwerf maar vier of zes penningen komt te kosten. Ook handelt men hier in die metaalen Compofide, welke Calin wordt genaamd, en waar van de honderd ponden komen op a 8 of 30 guldens. De handel worde bier gedreeven door den Koning, die, hoewel hy weinig voor zyne Waaren  OVER DEN KOOPHANDEL 05 ren krygt, echter noch met groote voordeelen handelt, dewyl hy dekoord manfchappen byna voor niet heeft van zyne Onderdaanen. Met deezen .Vorst is de Maatfchappy gewoon te rekenen in Piasters, welke, gevoegd bf den overvloed van 'tgoud, dat jaarlyks voor hem uit het gebergte en de beeken wordt verzameld r denzelven tot een der rykfte Koningen van het Oosten hebben gemaakt. De Maatfchappy heeft hier in naam een uitfluitend voorrecht op den Peperhandel; maar zommigen zeggen, dat haare Opperhoofden zomwylen zo blind zyn, dat zy het haaien van geheele laadingers Peper op deeze kust door andere Natiën niet eens befpeuren. Geen minder gewigtig Comptoir heeft de Compagnie aan de Rivier Ban«alis, door haaren voordeeligen handel in La-kenen en Opium met de Inlanders, die deeze zaaken daar ter plaatze met'Stofgoud mogelyk tien dubbeld betaalen. Men verzekert, dat deeze handel het eerst door een Fao foor der Maatfchappye is ontdekt, die, na onmeetelyke zommen op deeze wyze voor zich zeiven gewonnen te hebben, het geheim aan de Maatfchappye openbaarde, welke hem tot eene belooning zyne opgelegde fchatten », die anders prys zouden zyn geweest, liet behouden. Jambi was voorheen ook eene aanzienlyke plaats; doch door den handel der Engellchen in derzelver nabuurfchap is aldaar de voorfpoed der Hollanders gefnuikt. De Factory van Sjack aan de groote Rivier van Androgir* plag ook veel aanmerking te verdienen, doch is nu om dezelfde redenen zeer in waarde verminderd. Ook is deeze laatfte plaats befaamd als zeer ongezond, door de visfchery der Elften, die jaarlyks met groote hoopen de rivier opkomen, en door de Inlanders om hun kuit worden gevangen y eerwyl zy het overige op de boorden der rivier laaten leggen rotten. Hier door is de post van Sjack een tweede Neira geworden, zo dat niemand dee-, waards om zyne deugden of verdienften werdt gezonden. Het Schier-Eiland Malakka is de Zuidelykfte punt van Indie, aan d© ©verzyde der Ganges, het welk van Sumatra wordt afgefcheiden door de asogenoernde Straat van Malakka» De Portugeezen vestigden hier in 't be-] gin hunner Zeetochten eene magtige bezitting, doch werden daar uit ia 2641 op hunne beurt door de Hollanders verdreevert. Evenwel werktea zy dit niet uit, alleen door hun eigene magt; maar zy namen den nabuu* rigen Indifchen Koning vanjohor tot hunnen bondgenoot, weetende dat de> aelve meermaalen door den Portugeefchen Commandant was beleedigd gewor» den. In 't jaar 1640 begon de gedenkwaardige belegering deezer Stad,' onder het beleid van den Serjant Major Adriaan- Anthoniszoon. Ras kwam men in de uiterfte verlegenheid, zo wel buiten als binnen de Stad, dewyl die van binnen met honger en pest moesten worftelen, terwyl deeze laatfte  $6 OVER- DEN KÓÓPHANDEL; fte geesfel ook al ras tot de belegeraars overftoeg, en meer dan de helft van dezelve, en daar ónd°r de meeste' commandeerende Officiers, ten grave deed daalen. Op den 14 January 1641 rechtte men een allerhevigrten ftorm aaii, waarby de voornaame werken alle werden veroverd, en de Hollanders op het punt ftonden orh alles binnen de Stad over de kling te doen fpringen: dan de goedhartige Bevelhebber van 't Krygsvolk der Maatfchappy belette dit, en ftond den belegerden eerlyke voorwaarden van overgave toe, wordende teffens de Burgery bewaard voor plondering. De Portugeefche Gouverneur Manuel de Soufa Coutinho bleef ondertusfchen binnen het Kasteel, alwaar hy ziek lag, en twee dagen laater overleed; doch door de overwinnaars werdt hy met " groote pracht bygezet. Eenige Engelfche Schryvers hebben een geheel ander verhaal wegens deeze belegering voor den dag gebragt, en fchryven het volgende. De Hollandfche Generaal, geen middel ziende om de Stad te dwingen, en verneemende dat de Portugeefche Gouverneur een geldgierig man was, maakte een verdrag met hem , dat hy hen de Stad voor tachtig duizend ftukken van achten zou overgeeven. Om dit uit te voeren, zeide hy tegen de Officieren der bezettinge, dat men de Hollanders zou laaten komen onder de muuren van het Fort, en hen dan omzingelen, na al het gefchut in eens op hen te hebben gelost. De Hollanders, die gewaarfchuwd waren, kwamen op den bepaalden tyd, en overweldigden de muuren, dewyl zich de Gouverneur, om geene orders te geeven tot losbranden, had zoek gemaakt. De Hollanders dus in de Stad komende, velden alles ter neder wat in de wapenen was, en vermoordden den Gouverneur zeiven, om bevryd te weezen van liet betaalen der tachtig duizend ftukken van achten. Ondertusfchen is dit geheele verhaal een opgeraapte leugen , dewyl het eene bekende zaak is, dat de Portugeezen zich tot het uiterfte hebben verdedigd ; dat zy naar hunne omftandigheden een voordeelig verdrag hebben gemaakt, welk heilig is onderhouden; en dat de Portugeefche Gouverneur zyn eigen dood is geftorven. Onze eenvoudige én oprechte Voorouders waren niet vatbaar voor zulke ftreeken, gelyk ben hier door dé Engelfchen worden te last gelegd ; beter zoude» dezelve pasfen aan zulke helden als Rodney en Faughan. Malakka is in der daad eene zeer fraaye Stad . en van een aanzien-] lyken omtrek. De Portugeezen hadden vier Kerken in de Stad, en één in 4iet Fort; doch de Hollanders gebruiken 'er maar één, welke «p eenen hoogen heuvel ftaat, en op een grooten afftand uit de Straat jjj&n worden gezien , ftaande op de fpits des toorns een vlaggeftok, waaraan  OVER DEN KOOPHANDEL. 91 waaraan eene vlag wordt opgeheven , zo ras men in Zee een fchip verri neemt. Het Fort is ook groot, voor eene Indifche Vesting zeer fterk.ren wel voorzien met hegte gebouwen. Jammer is het ondertusfchen, dat de rhede te ondiep is om de fchepen onder het Fort te doen naderen; doch van deeze omftandigheid hebben de Hollanders meermaalen gebruik gemaakt, om, eer zy noch meeseer van de plaatze waren, de Portugeefche fchepen op de rhede te veroveren. De Stad wordt voorts bewoond door ongeveer drie honderd Nederlandifche huisgezinnen. en een veel grooter aantal Maleyers, Chineezen en andere Indiaanen. De natuurlyke Inwooners zyn taankleurig, rtout, listig en arbeidzaam, doch teffens diefachtig van aard; veeier Godsdienst is AfV goderye, doch de meeste zyn Mahomedaanen. De levensmiddelen zyn op Malakka kwalyk te bekomen, en buiten eenige wortels en vruchten, moet men zich geneeren met visch, die 'er ook nog niet overvloedig komt. Voorts zyn hier ook geene Koopwaren, behalven het Malaksch Tin, en een kleine voorraad van Yvoor. De voornaame aangelegenheid van Malakka beftaat derhalven niet in deszelfs handel, maar in eene geheele andere zaak, dat is in het meesterfchip over de Straat van Malakka; want dezelve is voor de Stad naauwelyks vier mylen wyd, en door deeze engte moet alles pasfeeren, dat naar Java, Sumatra, Borneo, de Molucques enz. wil gaan: en dus kan hy, die meester van Malakka is, en aldaar een klein eskader oorlogfchepen heeft, de geheele Negotie op de afgelegene Indifche Gewesten naar welgevallen beheerfchen. Naauwelyks hadden de Portugeezen de Indien van naby leeren kennen, of zy ondervonden van hoe veel belang deeze plaats was, en maakten zich daarom meester van dezelve ; eene gelyke reden fpoorde de Hollanders aan , om, zo ras zy 'er middel toe zagen, hunne oude vyanden van daar te verdryven. Weleer bloeide Malakka niet weinig door de aankomst der Japanfche fchepen, wier laadingeu hier ontfeheept, en naar verfchillende Gewesten Verzonden werden. Dan men befpeurde ras te Batavia, dat, omtrent dit ftuk, doorgaans op Malakka grove bedriegeryen werdén gepleegd. Dit bewoog den Gouverneur Generaal, deezen handel onmiddelyk naar Batavia te verleggen, op dat men daar, onder het oog der Indifche Hooge Regeering, deeze zaaken zou doen bezorgen. Malakka verloor veel door. bet afknotten van deezen fchoonflen tak des handels, en kan thans vast tiet veel in de kasfe der Compagnie brengen: met dat alles weeren de Bedienden der Maatfchappy, door veelerleye wegen, binnen in 't land handel te dryven, en eenig deel te krygen aan 't goud, dat aldaar in eene groo- UI. Dbei» N tê  OVER DEN KOOPHANDEL. te meenigte valt; waar door dezelve doorgaans, na hier weinig jaaren ver-? *oefd te hebben, met groote fchatten te huis komen. Naauwelyks bad de Compagnie een vasten voet gekreegen op de Specery^ eilanden, of zy dacht aan den handel op de Japanfche Eilanden. Dit was een ftuk, 't welk veel zwaarigheids in had, naar dien de Portugeefche Jefuiten, in meer dan een opzicht doodelyke vyanden der Hollanders, her» aldaar met de zwartfte kleuren, als gruwelyke Dwaalgeesten, Oproermaakers en Zeerovers, affchilderden. Reeds in 't jaar 1613. werdt 'er zodanig een vertoog ten Hove gedaan, in 't welk men de Hollanders als éene zoore van gevleeschte Duivels befchreef; doch het voldeed niet aan de verwagtings want de Keizer antwoordde verftandiglyk, dat het hem niet raakte hoeda-. nig de Hollanders waren, al hadden zy de gedaante van kwaade Geesten, zo lang zy zich maar eerlyk gedroegen in den handel: hy betuigde verder, dat hy niets te doen had met de byzondere Staatkunde en Vyandelykhedea der Europeefche Natiën , dewyl zyne Onderdaanen daar weinig aan gelegen lag. De Nederlanders kreegen ras veel voet aan het Hof, en gaven in tegendeel in 1625 zulke fterke bewyzen van de gevaarlykheid en trouwloosheid der Spanjaarden en Portugeezen, dat dezelve eindelyk gebannen wierden naar het kleine Eiland Defima , terwyl men daarentegen aan de Hollanders de geheele haven van Firando tot eene plaats voor hunnen handel gaf. Het Portugeefche Christendom was midlerwyl, door den yver der Portui geefche en Spaanfche Zendelingen, door geheel Japan verfpreid, en had in 't begin weinig of geen tegenftand ontmoet; doch ten laatften befchouwde men het zelve als gevaarlyk voor den Staat, onzeker om welke redenen, dewyl de beste berichten daaromtrent verfchillen; 't welk eene bittere ver. volging, en de geheele uitdryving der belyders van het Cacholyke Geloof, naar zich fleepte. De onvoorzichtigheid van één onbezonnen man bragt ondertusfchen, in 't Jaar 1628 , de Hollanders in gevaar om hunnen geheelen handel op Japan in eens te verliezen. Deeze was Pieter Nuyts, welke, door de Maatfchappy naar Japan in Gezantfchap gezonden, het in zyn hoofd kreeg om aan 'e Keizerlyk Hof de rol van Afgezant des Konings van Holland te fpeelenZulks was in den eerften opflag zeer aangenaam aan den Keizer, die liever een Afgezant van een' Koning, dan van eene Maatfchappy van Kooplieden,' ontving, en Nuyts werdt met ongemeen veel pracht ingehaald. Ondertusfchen waren 'er toen noch Portugeezen aan het Hof, welke fpoedig aan het Ministerie beweezen, dat deeze Gezant een groote leugenaar was, dewyl 'er zulk een Koning niet in de wereld wa& Terftond werdt hier op de nieuwer*  OVER DEN KOOPHANDEL, 99 werwetfche Gezant met fchande te rug gezonden, na dat men kera teti ftrengften had beftraft. De Gouverneur Koe ft, die toen ter tyd noch leefde, zou voorzeker geen minder reden gehad hebben, om aan deezen Nuyts zyn misnoegen te toonen, en hem nooit weder een* post van eenig belang te betrouwen ; hy had echter de onvoorzichtigheid van hem te bekleedenmet het gewigtig Gouvernement van Formofa, eene plaats op welke hy" geduurig met de Japanneezen in verfchil kon komen, gelyk ook ras gebeurde, zoekende hy den hem aangedaanen, fchoon welverdienden, hoon ,op de onfchuldige Onderdaanen des Keizers te wreeken. De Japanneezen handelden toen ter tyd zeer fterk op China, en 'kwamen meenigmaal met groote fch3pen aan Formofa om voorraad van mondbehoeften in te neemen. Kort na dat Nuyts Gouverneur was geworden, kwamen 'er volgens gewoonte twee zwaare Japanfche fchepen^ bemand met ruim vyf honderd man. De Gouverneur gaf aanftonds last, dat men deeze fchepen zou ontwapenen, en hunne roeren en zeilen aan land brengen, gelyk men gewoon was de fchepen der Compagnie in Japan te behandelen, *t welk, niettegenftaande een zwaar protest der Japanneezen, gefchiedde. Inmiddels voorzagen zich deeze lieden van de> noodige behoeften, en verzochten na zulks, dat men hen hunne roeren, zeilen, enz. wedergaf om naar China te vaaren; doch de vermetele Gouverneur weigerde hen zulks, en hield hen met allerhande fraaije beloften zo lang op, tot dat de Pasfaat winden, tot de Chineefche vaart noodzaakelyk, verloopen waren ; en als deeze onderdrukte lieden eindelyk alleen vryheid verzochten van naar huis te mogen keeren, wees hy ook dit op gelyke wyze van der hand. De Japanneezen dagelyks meer en meer befpeurende, dat 'er niets Biet den Gouverneur viel te handelen , en dat hy hen voornaamelyk; dus plaagde, om de Japanfche Natie te hoonen, namen een zeer kloekmoedig befluit, om zich van hunne banden te ontflaan; doch op zulk eene wyze, dat hun volkomene voldoening geworden, en de eer hunner Natie ongefchonden blyven mogt: want deeze ftellen zy boven hun leven. Ten dien einde begaven zich negen Officiers der fchepen naar den Gouverneur, die in 't geheel op geen onraad verdagt was, om in *t vriendelyke met hem te fpreeken: zy ftelden hem hunne bezwaaren op nieuws voor, doch zonder eenige vrucht; daar op haalden zy onverhoeds hunne verborgene wapenen voor den dag, en namen den Gouverneur, beneffens zynen Zoon, en een' der Raaden gevangen, terwyl $en troep gewapend Bootsvolk gelyktydig de wagten voor 't Kasteel over- N a ronjt»  ]ico OVER DEN KOOPHANDEL; rompelde en nederhleuw, zich teffens in het Kasteel, benevens de negén hoofden en de gevangene, opfluitende. De geheele bezetting kwam hier op ras in de wapenen, en plantte het fctnon tegen bet Kasteel, doch zonder eenige vrucht; want de Japanneezen dwongen den Gouverneur order te geeven om niet te fchieten, of eenig ander geweld te pleegen onder bedreiging van een pynelyken dood, en dus ion de bezetting maar alleen de rol van toekykers fpeelen. De Gouverneur was derhalven volkomen in hunne magt, en moest nu zodanig een verdrag maaken, dat de Japanneezen daar mede volkomen voldaan waren; het zelve was in der daad zeer fchandelyk, en beftond in de volgende artikels. I, Erkende de Raad van Formofa f dat de handelwyze der aanvallers volkomen wettig en noodzaakelyk was tot hun behoud , en tot bewaaring der eere van hun volk, 2. Dat zy, na alles wederom ontvangen te hebben, wat men hen ontnomen had, volkomene vryheid zouden hebben om, zo ras zy wilden, naar hun land weder te keeren. 3. Dat de Hollandfche fchepen buiten ftaat zouden worden gefield om hen te vervolgen, en daarom hunne ankers, zeilen, enz. 'sdaags voor hun vertrek, aan land zouden moeten brengen. 4. Dat, dewyl zy nu niet konden bekomen, de door lien in China opgekogte, en reeds betaalde, vyf-en-twintig duizend pon* den Zyde, men hen dezelve uit het Hollandsch Magazin zou geeven , waar tegen zy den Gouverneur zouden ter hand ftellen hunne Chineefche ontvangcedels om die kwantiteit Zyde wederom van de Chineezen te kunnen invorderen. 5. Dat men hen, om zeker te weezen voor alle mishandeling, vyf der voornaamfte Ingezetenen van het Eiland tot borgen zou moeten mede geeven. Zo ras de Japanneezen den Raad deeze fchandelyke artikels hadden afgedwongen , lichtten zy hunne ankers, en kwamen behouden in hun Vaderland re rug, alwaar zy, gelyk natuurlyk was, verllag deeden van al het gebeurde Dit had ten gevolge, dat de Keizer onmiddelyk alle Nederlandfche fchepen en goederen in beflag deed neemen, en de Hollanders in hunne Faftory ten naauwften opfloot, zonder hen echter eenig kwaad te doen. De Hollardfche Opperhoofden te Firando fionden midlerwyl niet weinig verwonderd, en waren doodelyk bevreesd, dewyl zy niet wisten, wat 'er gaande was, en niemand hen vooreerst kennis wilde geeven van de oorzaak , welke hen des Keizers misnoegen had op den hals gehaald : zy leverden Memorie op Memorie in om hunne misdaad te mogen weeten, doch zonder vrucht; ondertusfchen waarfchuwden zy de Hooge Regeering van Batavia door Chineefche fchepen, in welk eene misfelyke omftandigheid zy euh bevonden. Dg  OVER DEN KOOPHANDEL: tol De Gouverneur Spex was insgelyks met deeze zaak verlegen, dewyl hy «ook noch niet wist hoe her kluwen te ontwinden. In deeze onzekerheid oordeelde hy 't veiligst, op naam van een' Koopman te Batavia, een fchip Iiaar Firando te zenden: dit volbragt zyne reis gelukkig, en den Koopman werdt mee buitengewoone vriendfehap vryheid verleend, om zyne laading te verkoopen , en eene nieuwe in te zamelen ; doch aangaande hec beflag der Factory kon hy geen nader licht bekomen. Ten laatften begon dit echter den Staatsdienaaren zelve te verveelen, waarom zy, ter gelegenheid van een nieuw fmeekfehrift van het Hollandsch Opperhoofd, hem de waare reden van het Keizerlyk misnoegen bekend maakten. Te Batavia had men midlerwyl kennis gekreegen van de onbehoorlyke handelwyze, door Nuyts op Formofa gehouden, en daar uit insgelyks de billyke reden van het misnoegen der Japanfche Regeering vernoomen. Men ontbood derhalven deezen ongefchikten Landvoogd naar huis, floot hem in de gevangenis, en zond hem met eene nieuwe bezending van Koopvaarders naar Japan, met zodanige orders aan de Opperhoofden, als dezelve dienftig zouden oordeelen tot wegneeming van 's Keizers ongenoegen. Naauwelyks was de vloot aangekomen, of men bood den Vorst een nieuw fmeekfehrift aan, in 't welk te kennen werdt gegeeven, dat men nu den perzoon, op welken de Keizer met reden misnoegd was, had mede gebragt , op dat Zyne Majefleit van denzelven zodanig eene voldoening mogt kunnen neemen, als hy dienftig zou oordeelen. De Keizer liet daarop vraagen , of die perzoon van zeiven kwam, dan of hy door de Regeering van Batavia wierdt gezonden; of hy kwam om zyne fchuld te bekennen, of om zich te verdedigen ; en ten laatften , of de Hollandfche Opperhoofden 'er mede te vreden zouden zyn, indien men, hem fchuldig bevindende, denzelven liet verbranden of aan een kruis hechten ? Op alle deeze vraagen Werdt geantwoord, dat de Hooge Regeering den gevangen'over zond, op dat de Keizer hem zodanig mogt ftraffen, als hy dienftig oordeelde; doch dat men hoopte, dat de Keizer hem genade zou betoonen, of ten jhinften om zynent wille den handel der Maatfchappye niet belemmeren, als welke geen deel aan het kwaad had gehad. Nuyts werdt hier op aan den Keizer tot voldoening overgegeeven, doch beter gehandeld dan men had verwagt; want na dat hy eenige dagen ge. vangen had gezeeten, kreeg hy verlof om te gaan waar hy wilde, mits altoos verzeld zynde door eenige lyfwagten, waarom hy nu niet meer vreesde gekruist of verbrand te zullen worden, maar alleen verwagtte aldaar zyne dagen dus in vreede te zullen moeten eindigen. Het beflag op de Faclory, goederen en fchepen der Compagnie, werdt tefiens geheel opgehe-. N 3 yen-.  tot OVER DEN K 0 O P H A NiD E L- veu; dus voeren zy met eene zeer ryke Iaading naar Batavia, w?lke aldaar met groot voordeel werdt verkogt,, dewyl 'er groot gebrek aan Jap-ii^cl^ Producten was ontftaan. Tot meerder bevestiging van den Japanfchen handel , zond men in het volgend jaar derwaards buiten gemeen fraaye gefchenken. Onder de» . zelve was een zeer fraaye Kerk Kroon, of Kandelaar, veertig voeten hoog, • en voorzien met dertig armen; deeze Kandelaar kwam ten Hove, net toen, men bezig was met het vervaardigen van den toeftel om de Uitvaart des Va» ders van den regeerenden Keizer te vieren, onder welken deeze Kandelaar gebezigd, en boven de lykbus gehangen zynde, verre het fraaist gedeelte der vertooninge maakte. De Keizer ftond hier over verbaasd, en vroeg aan een' zyner voornaamfte Hovelingen, die onder de hand een groot vriend der Hollanders was, en door hen wel betaald werdt, van waar deeze kostelyke Kroon, een in Japan onbekend gevaarte, gekomen was ? waar. op deeze fueedig ten antwoord gaf, dat die Kroon door de Hollanders wa* vervaardigd, met oogmerk om daar door de gedachcenisfe van den overleeden Vorst te vereeren. Dit was in der daad een meesterlyke leugen , doch die zeer voordeelig was voor Nuyts; want toen de Keizer daar op vroeg, of men tot erkentenis ook, in het een of ander, den Hollanderen eenig plaizier zou kunnen doen, antwoordde deeze doortrapte Hoveling zeer gepast, dat men hen waarfchynelyk zou kunnen verplichten, met den gevangen Landvoogd van Formofa geheel in vryheid te ftellen; de Keizer gaf daar toe onmiddelyk order, en dus verfcheen Nuyts wederom op 't onverwachtst in de Factory met volkomen vryheid, om, werwaards hy wilde» te vertrekken. Dit deed de Nederlanders niet weinig verwonderd ftaan, naardien, volgens de gewoone Japanfche wetten, niemand een goed woord voor een gevangen van Staat mag. fpreeken, eer dezelve negen jaaren ia hegtenis heeft gezeten. Na dit onheil bloeide de handel der Hollanders in Japan met zo veel voordeel, dat zy hunne ryke Jaadingen doorgaans voor. de dubbele waarde verkochten, en nergens eenigen tegenftand ontmoetten $ en dus kon de Maatfchappy uit de voordeelen van den Japanfchen handel by-; na alle haare uitgaven in Alle afdoen. Gelyk echter alle wereldfché zaaken haare wisfelvalligheden onderhevig zyn ; dus verliep het ook allengskens met den Japanfchen handel, meerendeel» wegens het wispeltuurig en achterdochtig character deezer Natie. De Hooge Regeering is daar fteeds in handen van doorileepen Staatsdienaaren, wel*» ke geduurende die lange reeks van jaaren, welke de Hollanders daar hebben doorgebragt, fteeds hebben weeten te beletten, dat zy niet tot eene nauwkeurige kennisfe van 'sryks magt, uitgebreidheid en ftaacaregels hebben  OVER DEN KOOPHAND EL. to* «kunnen komen. Hier komt by, dat het land van Japan zeer uitgeftrekc en vruchtbaar is, alwaar byna alles kan groeijen en gemaakt worden, wat met den heerfchenden fmaak der Natie overeen komt, zo dat dezelve ia der daad geene uitlandfche Waaren van nooden heeft; terwyl zulke, die, Toor haar de nuttigde zyn, ook door de Chineezen kunnen worden aangebragt, van welke zy zeer wel weet, dat men aldaar niets te vreezen heeft. Het heerschzuchtig gedrag der Portugeezen legt hier noch in geheugen, en na derzelver verdry ving betrouwen zy geene andere Natiën; waar by noch komt de list van den Heer Charron, die, den handel eenigzins aan het wankelen ziende, omtrent het jaar 1640 een' vond uitdagt om op het Eiland van Firando eene fterkte te verkrygen, welke de Inlanders nooit zouden kunnen overweldigen. Hy verkreeg naamelyk van het Hof, na het geeven van veele gefchenken en goede woorden, vryheid om op voornoemde Eiland een fteenen huis te bouwen, aan 't welk hy de gedaante gaf van een geregeld vierhoekig Fort, zonder dat de Japanneezen daar eenige achterdocht op kreegen , dewyl zy in de Europeefche vestingbouw geheel on. kundig zyn. Dit werk voltrokken hebbende, fchreef hy naar Batavia om gefchut, 't geen men hem moest zenden gepakt in groote kisten, alomme met yzeren hoepen beflagen, benevens gelyk zoortige kisten met Speceryen om dus de Japanneezen te bedotten. Dit alles gefchiedde, maar ten ongelukke brak een der kisten onder het ontlaaden, waar door de Opzieners het gefchut zagen, en. het overige van den toeleg gemakkelyk konden raaden. Zeer euvel werdt dit geval opgenomen, men deed het fteenen gebouw en de pakhuizen alle om ver haaien., terwyl Charron, naar Jeddo tot den Keizer ontbooden, veelerley hevige verwytingen wegens zyne trouwloosheid hooren , en de volgende ftraffe ondergaan moest : men plukte hem den baard hair voor hair uit, en voerde hem in een zotten gewaad, meteen zotskap op het hoofd, de geheele Stad in 't ronde; eindelyk werdt hy naar de Faclory te rug gezonden met order, om met het eerst komende fchip naar Batavia te trekken, en nooit wederom te komen. Na dit ongeval kon men het goed vertrouwen tusfehen de Japanneezen en de Hollanders nooit wederom herftellen ; integendeel gingen de zaaken allengs kens van kwaad tot erger, tot dat men hen in het jaar 1741 bande op hec kleine Eiland Defiraa by Nangafaki. Dit Eilandje is door konst aldaar gemaakt in 't jaar 1635 voor de Portugeezen, welke toen derwaards, niec zonder toedoen der Hollanders, werden gebannen, voorzeker niet denkende, dat deeze plaats, na de geheele uitdryving hunner oude vyanden,. ook eenmaal hunne woonplaats zou worden. Het Eiland Defiraa is in zyne grootfte lengte niet grooter dan 3-4ea ia  f 04 OVER D E N K O O P H A N D E ti in de breedte maar 80 fchreeden. Midden door het zelve loopt eene ftraacj aan weerkanten van welke de wooningen, of liever de hutten, zyn van hen, die hier vertoeven, ftrekkende de benedenfte vertrekken tot Pakhuizen, en de bovenlte tot Woonkamers. In de nabuurfchap zyn drie groote bakens, die aanduiden, dat aldaar de Hollandfche fchepen ten anker moeten komen, en niet nader aan de Stad, om allen fluikhandel te vermydenv Niet te min heefc het Eilandje gemeenfchap met de Stad door middel van een fteenen brug, voorzien met een houten valbrug, en iterke wagt aan den Stadskanc, terwyl aan den Eilandskant een hooge fteenen pylaar is opgericht , op welke de onverbiddelyke orders van den Keizer, wegens den koophandel der Hollanders, zyn gefchetst. Dit Eilandje kan op geenerleye wyze befchouwd worden, als een eigen» dom der Maatfchappye; het wordt in tegendeel door de Inlanders gehouden voor eene byzondere Straat der Stad Nangafaki, in welke de Hollanders alleenlyk geduld worden, zonder in 't overige gedeelte der Scad te mogen komen: hierom heeft Defïma ook zyn byzonderen Ottona of Buurtrechter, die in een fraay huis op het zelve woont, aldaar geheel meester is, en een aanzienlyke wagt tot zyne befcherming heeft. Niet verre van daar ftaat het huis des Hollandfchen Opperhoofds, 't welk ook fraay en gemakkelyk is, doch ook teffens zyne voornaame uitfpanning moet blyven, dewyl hy daar zo goed als opgeflooten zit. De grond van dit en der overige huizen behoort den Hollanderen niet eens, maar zy moeten 'er zwaare huuren van betaalen aan hen, die 'er de Eigenaars van geweest zyn, toen men dezelve eerst voor de Portugeezen liet bouwen. Het Eiland is veel te 'klein en te bar, dan dat 'er iets van belang zou kunnen groeijen; zy moeten dus op het zelve hun mondkost hebben van eene Sociëteit Japanneezen , die daar toe een uitfluitend monopolie hebben, cu zich voor hunne Waaren ten duurlten doen betaalen. De vryheid der Hollanders is zelfs zo ge» dng, dat zy aan hunne huizen geenerhande veranderingen mogen maaken,' «onder voorkeunis; zy moeten, van 't geen zy bouwen willen, een befte!; maaken, en het zelve overgeeven aan den Ottona, welke het weder overgeeft aan den Stadsvoogd, en hen dikwerf een jaar naar befcheid laat wagten ; en wanneer het bouwen eindelyk is toegeftaan , moet *er noch altoos een Opziener van wege den Stadsvoogd by der hand zyn om naauwkeurig toe te zien , dat 'er geene ovettreeding plaat* hebbe. Zelden vindc men boven de vyf-eliep; dat de laadingen, welke de Maatfchappy 'er thans mag heenen zenden, «iet meer in waarde beloopen dan vyf maal honderd duizend guldens; dat de Maatfchappy gewoonlyk tot betaaling ontvangt elf duizend kasjes: Koper, wegende ieder 120 pond, en gerekend op twintig guldens en twaalf; ftuivers bet kasje; dat eindelyk alle voordeelen te zamen genomen niet tfcoven de 155,000 guldens beloopen-, terwyl zy aan gefchenken en pnkosten 140.000 guldens moeten befteeden, zo dat 'er dan maar 15; of in een zeer goed jaar 30,000 guldens zouden overfchieten. Indien dit waar is, heeft men reden om zich. te verwonderen, dat de IVIaatfchappy niet, reeds voor langen tyd, deezen vernederenden handel. Sjeefr laaten vaaren. Hier mede neemen wy affcheid van Japan, om eens te zien hoedanig 'de Koophandel der Maatfchappye gevestigd zy op de kusten van Malai: har en Coromandel. De Directeur van Coromandel heeft in de meeste zaaken een geiyk recht met de Gouverneurs der uitgebreider Bezittingen ; hy mag echter geene halsftraffen oeffenen op zyne verblyfplaats, moetende dezelve worden afgedaan op een van de fchepen der Maatfchappye onder derzelver vlag. De Directeuren van Malabar, Souritte en van den PerüTchen handel zyn in gelykzoortige omftandigheden. De Koophandel op de kust van Coromandel is niet in de handen ,ier Hollanders alleen gevallen; de Engelfchen en Deenen dry ven 'er Pa ~. ó$j  tfofr ©VER. DEN K 00 F H A K O E L Sien insgelyks, en hebben ook tot deszelfs befcherming goede Fortetti Nochtans zyn de Bezittingen onzer Maatfchappye zeer aanzienlyk: want behalven Negapatnam, gelegen aan den Zuidelyken uithoek van Coromandel en het Fort Gelder, de gewoone verblyfplaats van den Directeur, heeft zy de Factoryen Guenipatnam , Sadraspatnam , Malispatnam, Pelicol, Dratzenam, Benltspatnam, Nagernauti en Golconda. Weleer waren de zaaken der Maatfchappye alhier in een zeer bloeijenden toeftand; doch die is thans ook merkelyk afgenomen door den grooten invloed der Engelfchen in deeze Gewesten. Negapatnam werdt in 'tjaar 1658 door de Hollanders op de Portugeezen veroverd, en zedert is deeze Bezitting onder hun beftier ailengskens aangegroeid tot tien of twaalf Dorpen , alle door Wevers bewoond. In 1690 weidt tot hunne veiligheid een Fort gefchikt, en in 1743 omring»' de men de Stad met een fteenen muur. Van alle kanten worden alhier by een gebragt de witte, blaauwe, gedrukte en andere Lynwaateh, welke in de nabuurige plaatzen gemaakt, en door de Maatfchappy opgekogt wor¬ den. Doorgaans bedraagen deeze Waaren jaarlyks vier of. vyt duizend baaien. Mooronwn'An vrrknrmfin hiAr rif» HnlIntiHprs VrfM-' 1 .nnri _ Krtnfr. C.,1 m. r% n ] C . ...„11 ] .„ öpeauter, reper cu uuueit: cf^ctciycii, zeer genegen tot den koophandel, en veelal van den Mahomedaanfchen Godsdienst, zynde de overige meest Heidenen, e% eenige weinige van het Christelyk Geloof. Suratte is een der grootfte en rykfte Steden der Wereld, beflaam'e binnen haare muuren vyf mylen in het rond, en bewoond door ruim twee hon-' derd duizend zielen. Hier hebben zeer veele ryke Kooplieden hunne zitplaats, voornaamelyk die in Diamanten handelen. Deeze komen van binnenlands uit de byzondere Mynen, van welke de opgedolvene fteenen op eene zeer byzondere wyze worden verhandeld. De Kooplieden koopen naamelyk een zeker getal roeden voor een bepaalden prys, mits zy daarenboven de Slaaven betaalen, welke de aarde zeven om 'er de fteenen uit te vinden. Op deeze wyze vindt de een dikwerl in een kleinen omtrek een grooten fchat, terwyl een ander in eene groote aangekogte ruimte menigmaal zo weinig van waarde vindt, dat hy de kosten niet eens goed kan maaken., De overige Kooplieden doen fterk in de fcheepvaart: dus vond men 'er één in 1720, die meest alle jaaren twintig fchepen uitrustte, ieder van drie tot acht honderd tonnen groot, op welke hy aan Koopmanfchappen dikwyls de waarde had van twee millioenen Hollandsch, terwyl hy ten minften, fteeds een gelyk kapitaal aan Waaren in zyne pakhuizen had. Zelden is hier ter plaatze de Regeering ftreng op de tollen, en dit doet den handel aanzienlyk bloeijen ; ja men rekent, dat de ingevoerde goederen zomwyleq jaarlyks vyf-en-vyftig millioenen bedraagen. De Europeefche Naden dry ven hier ook grooten handel, doch betaalen al het ingekogte met gereede penningen. Voormaals hadden de Hollanders kier altoos de beste koopjes, dewyl zy toen, wegens hunnen vryen handel ©p Japan, altoos rykelyk voorzien waren van fyne Japanfche zilveren mun-. ten, welke de Indiaanen gaarne gébruiken tot hunne tafelferviefen en geborduurde werken. De magt der Hollandfche Faaorie is te Suratte zeef foepaald: want naauwelyks komen hunne fchepen op de rhede, of zy wordeft, ontlaaden, en hunne laadingen in eene tent gebiagt onder bereik van 't ge* Jgtyg des Kasteels. De goederen, in welke zy voornaamelyk handelt,1  OVER DEN KOOPHANDEL, ui eyn Speceryen, Zuiker en Oliphants Tanden, welk laatfte Produfl: haaf ongemeen veel voordeels aanbrengt, dewyl het Yvoor nergens beter verItogt wordt. Voorts verkoopt de Maatfchappy hier ook Tin, Koper, Schilpad, Campher, Vermiljoen en Lakenen. In tegendeel haalt de Compagnie van hier een zeer groot aantal van Indifche Katoenen, Linnen en Zyden Stoffen, gelyk ook Roupyen, voor welke zy In de Baay van Bengalen ruwe Diamanten aanhandek. Te Gamron of Bender Abasfi, in de Golf van Perfie, heeft de Hollandfche Compagnie ook eene Factory. Deeze plaats is eene van de ongezondfte des aardryks: want in den Zomertyd is het 'er onverdraagelyk heet, gaande de hitte verzeld met allerhande heete en befmettelyke kwaaien, terwyl het 'er, geduurende den Winter, zo koud is, dat men 'er met bont gevoederde kleederen draagt. Ondertusfchen gaas de zaaken hier zo voordeelig, dat een Directeur in korte jaaren fchatten kan opleggen; ook ftrekt eenigzins tot vergoeding, dat men 'er allerley leeftocht in grooten overvloed kan bekomen. Te Gamron komen allerhande Natiën vry handelen ; de Engelfchen hebben aldaar echter eer dan andere voet gekreegen, en ook alle andere Naticn de loef afgeftoken, dewyl de Perfiaanfche Koningen hen, wegens ontvange■ne dienften, met aanzienlyke voorrechten hadden begunftigd. De Hollanlanders wisten echter in 165a ook raad tot een voordeelig verdrag, en bedongen, dat zy een zekere menigte goederen tolvry zouden mogen invoeren, mits jaarlyks zeventien duizend ponden gewigt van Zyde aai> neemende, volgens den prys door de Bedienden des Schachs re bepaalen» Voor het oog was deeze overeenkomst zeer ongunftig, doch niet in dei daad: want de Fa&oors droegen zorge om de Tolbedienden zomwylen eens ryfcelyfc tc ouilwaku, en hen met goede gefchenken te voorzien, waar door zy gemakkelyk tweemaal zo veel als toegeftaan was konden invoeren, zonder iets te betaalen, terwyl ze niet meer Zyde behoefden aan te neemen dan zy konden flyten. In het Koningryk Siam hield de Maatfchappy weleer een' Refident met een' Boekhouder. Dit gewest is eene zeer byzondere landftreek r niet ongelyk aan Neder-JEgypten, wordende op zoortgelyke wyze door een jaarlyks overftroomende rivier in tweën gedeeld; waarom de Inwooners hunne huizen op paaien bouwen. De hoofdftad van dit Ryk fa Juthia, alwaar de Maatfchappy weleer haar Comptoir had, gelyk ook ïn 't Zuiden te Ligoor; doch eenige jaaren geleeden', heeft men deeze posten laaten vaaren, wegens de grootheid der kosten, en de kleinheid des gewins. 's Is waar, men vindt by zommige Sshryvers veel ophel  rus» OVER DEN KOOPHANDEL; lief gemaakt wegens de rykdommen van Siam, en *t groot voordeel vin de* handel der Maatfchappye in dit gewest ; doch deeze berichten zyn of alleen' toepasfelyk op lang voorleedene tyden, of onwaar. Om deze-fde reden zyn ook de FacToryen der Maatfchappye in Cochinchina, Tunquia en Gamba* dia te niet geloopen. In Arabie handelt de Maatfchappy op de groote Stad Mocha, de aan?» zienJykfte handelplaats aan de Roode Zee. Weleer werdt de koophandel in •dit gewest gedreeven te Aden; doch deeze plaats werde eindelyk ongelegen geoordeeld, en hier om de loop des handels naar Mocha verleid. Deeze Stad ftaat onder het gebied van den Koning van Gelukkig Arabie, weike te Sana woont, en den naam van Iman voert. Dezelve ligt digt aan Zee in eene zandige en vlakke landouwe, welke geene vruchten of gewasièn geeft, en in welke ook geen goed water te vinden is, zynde het zelve altoos brak, en bezet met die kwaadaartige wurmen, die bekend zyn onder den «aam van Fena Medinenjh, welke met het water doorgeflikt zynde, ras weder tot onder het vel doordringen, alwaar zy dan gevaarlyke verzweeringen maaken. Men krygt 'er inmiddels goed water van verre, geheel van Mofa, twintig mylen land waards in, dat het zelve zeer duur maakt: doch de leeftocht is 'er zo veel te beter: want op de markt kan men altoos in overvloed krygen Osfevleesch, Schaapvleesch, enz., benevens allerley gemeen en edel Gevogelte, voorts een ryken voorraad van de heerlykfte vruchten. Terwyl naamelyk Mocha eene allerdorfte landouwe is , alwaar het dikwyls ia twee of drie jaaren niet regent, hebben de binnenlandfche gebergten doorgaans dagelyks een vruchtbaaren regen, waar door zy met de heerlykfte Bosfchagien, Weiden en Moeslanden zyn voorzien. Dewyl Mocha wel gelegen en een viye haven is, wordt aldaar een aanzienlyke handel gedreeven; want hier komen nier allppn r«r markt de Holi landers, Engelfchen, Portugeezen en andere Europeefche Volkeren, maat ook de Perfiaanen van Basfora , en de fchepen van Mufchat in fteenachtig Arabie, voorts de Benjaanen, Mooren en andere Indiaanen. Omtrent het midden der voorige eeuw was de Koophandel van Mocha reeds zeer aanzienlyk: doch tegen het einde derzelver had zy veel te lyden door de rooveryen der Madagaskarfche Stroopers, waar door een groou deel des handels verliep; na het yerjaagen deezer Roovers kwam de Stad • wederom in haaren ouden bloey, en houdt zich daar in ftaande tot heden \ toe. Ook is de handel hier gevestigd wegens de fchoone Waaren, welke herwaards uit geheel Arabie zamenvloeyen , als beste Aloë, Wierook„ Styrax, Mumie en Balzem van Gilead. Doch de Waar, in welke de fpuinaarae .handel wprdt gedreeven is de Koffy, welke door alle Natiën n  OVER DEN KOOPHANDEL. «13 -fe Mocha gezocht wordt, dewyL dezelve,, hoewel de Koffyboomen op alle warme plaatzen even voorfpoedig willen groeijen, nergens zo goed als hier te bekomen is. Deeze handel is zeer voordeelig voor de Ingezetenen, dewyl men de overige Waaren kan koopen op credit, daar men de Koffy altoos met gereed geld of met fyne Waaren , die hier zeer geWild zyn, moet betaalen. De Hollanders kunnen hier met veel meer voordeel handelen dan de andere Natiën, dewyl zy meester zyn van de Specery-eilanden. Evenwel vermindert hun handel op Mocha geweldig door de zwaare Koffyplantagien m die de Maatfchappy op Java heeft, welke, hoewel minder goed, haar echter goedkooper Koffy voortbrengen. Men meent dat 'er jaarlyks ruim twin-, tig duizend tonnen Koffy door de Europeaanen van Mocha worden gehaald» en eene gelyke meenigte door de fchepen der verfchillende Indiaanfche Volkeren. Van Bloeimaand tot Oogstmaand duurt het gewoone tydperk om te> handelen, en in dien tusfchentyd komen 'er doorgaans negentig of honderd zwaare fchepen, zo uit Europa, alsuitGoa, Diu , Calicut, Achen, Ma* «ambique, Meiinde en andere plaatzen van Afia en Africa. Mocha heeft niet alleen rer Zee maar ook te Lande een aanzienlyken han«» del, die zyn begin neemt in Grasmaand, en doorgaans eindigt in Herfstmaand* In 't begin van dit tydperk komen doorgaans te Mocha twee ryke Carevaatien, de eene van Aleppo en de andere van Suez, welke maar voor middel-' maatig ryk worden gehouden, indien zy haar gereed geld aan de Tollenaars aangeeven voor 200,000 Stukken van Achten in zilver, en honderd duizend gouden Ducaaten, welke fomme, wegens het verzwygen aan den tol, wel op eene dubbele fom mag gereekend worden. Voorts voeren deeze Care-! vaanen met zich een' grooten fchat van allerley Lakens en Fluweelen Stoffen uit Europa en den Levant, benevens Kwikzilver en Vermilioen, welke Waaren zy , benevens hunne gereede penningen, verhandelen aan Koffy , Myrrhe, Wierook, Balzem, Casfia, Drakenbloed, Arabifche Gom* men, Lakenen en veelerleye andere Indifche Waaren; dewyl 'er niets ia de Indien gevonden wordt of het is hier te bekomen. Behalven het Koningryk van Jacatra, 't welk der Maatfchappye in eigen? dom toekomt, heeft zy noch veele Bezittingen op Java, waar onder wel voornaamelyk in aanmerking komt het Bevelhebberfchap van Samarang, een der grootfte en aanzienlykfte Steden van Java's Oostkust. De Maatfchappy heeft hier een goed Fort en eene fterke Bezetting, welke *er ook zeer noodig is, zo wegens den wreevelingen aard der Javaanen, op welke men niet het minst kan betrouwen; als ook om den Koophandel te dekfcen, welke hier in 't groot gedreeven wordt, ZO door de Inwooners UI. Deel. P des  jfi* OVER DEN KOOPHANDEL? ^es Eilands, als door de Chineezen, die hier met hunne Jonken jkomen. Ongeveer drie Duitfche mylen van den mond der Rivier van Batavia legt ©p de Reede het Eiland Onrust, eene kleine doch teffens eene zeer nuttige Bezitting voor de Maatfchappye, gefchikt tot het herftellen van zwaare fchepen. Dit Eiland is een der byzonderfte in geheel Indien, wegens de meenigte van Scheepsmateriaalen en Werktuigen, door welke men hier ia ftaat is, een zwaar fchip even gemakkelyk te herftellen, als in Holland zeive; ja des noods zou men hier geheel nieuwe fchepen kunnen bouwen, ia ftaat om de reis naar *t Vaderland te doen. Wat den platten grond van dit Eiland betreft, het is niet groot, en alleen 1000 of 1100 roeden in den omtrek , zynde aan den Noord- en Oostkant gedekt met koraalfteen. Op he* vlakke veld vindt men aan den Oostelyken en Westelyken hoek eenige zwaa« Zaagmolens, even eens gebouwd als de beste in het Vaderland, en voorzien met een ruimen Vyver, tot berging van het hout, dat men zaagea wil, en daar binnen wordt gebragt door fluizen. Op het Zuidelykso gedeelte legt een ongeregeld Fort, zamen gefteld uit vyf bolwerken, en alle zeer wel met gefchut voorzien. Het Noordelykst Bastion, van fteen gebouwd, en de groote Battery genoemd , heeft in \ midden het Kruidhui» met eene graft omringd, en voor 't zelve ziet men den grooten Regenbak, d.e veel water kan bevatten. Ten Westen volgt hier aan een fteenen Gordyn, aan t welk men vindt de groote Keuken, de Hoofdwagt, het Lezement der Adflftenten en het Pakhuis der Eetwaaren, benevens een PepW Pakhuis. Het hier mede verbonden Westelykst Bastion is ook van Steen, en uit het zelve komt men langs een houten gordyn aan een houten Bastion, op het welk een Kruidhui. Van hier gaat men Oostwaards mar ' Bastion Beekhuis, msgelyks van hout, en Noordwaards met een houtera gordyn leidende naar 't Bastion Touwpunt, op 't welk wederom een Kruid, magazyn is gemetzeld. Dit Bastion fluit met een fteenen gordyn aan % eerstgemelde Bastion, in 't welk het groot Kruidmagazyn ftaat, en aan dit gordyn vindt men de wooningen van den Meester Smid, Timmerman, Boekhouder, Zieketrooster , Werklieden en ook van't Opperhoofd, teffena met een Peper Pakhuis. In *t midden van dit gordyn is de Landpoort der Vestinge, door welke men naar de Zaagmolens gaat, terwyl men aan derzelver Oostkant qo 0f 40 roeden buiten de Werken, de groote mast ziet, aan welke de vlag der Maatfchappye wordt opgeheeven, gelyk aan alle Comptoiren der Compagnie gebruikelyk is: ook ftaat naar deeze zyde, aan den Zeekant, eenSchftterbws, met een bowea Beeld, », WfJk m SchUdwagt verbeeldt. Aan    OVER DEN KOOPHANDEL. Aan den Zuidkant dés Eilands ziet men wederom een kom met eene flufs afgeflooten, door welke de lichtfte fchepen kunnen worden binnen gehaald. Ook ftaan hier op het ftrand drie zeer zwaare kraanen en een kleine, om daarmede de zwaare fchepen op zyde te winden en te kielhaalen: zynde hec water hier zo diep, dat dezelve tot aan den wal kunnen kometn Toe meerder beveiliging is hier ook een fteenen hoofd gemetzeld, nevens het Bastion Beekhuis, lang 36 voeten, en zodanig gemaakt, dat men aldaar onmiddelyk uit de fchepen aan land kan flappen. By de kom, die de kleine fchepen ontvangt, ftaat een aangenaam Speelhuis, het welk daar op zyn uitzicht heeft, en alwaar zich doorgaans by dag een meester Timmerman, of ook wel de Bevelhebber bevindt, zo om 'c oog te houden op de Werklieden, als om op de fchepen te pasfen, die van en naar Batavia vaaren, en van welke geene zonder zyne toelaating mogen vertrekken. Men houdt ook geftrenge wagt, dat niemand der Arbeiders! van hier kome te ontfnappen. De Werklieden krygen zelden vryheid orn naar Batavia te gaan, dan tweemaal in *t jaar in de goede maanden , wanneer zy zich drie dagen aan een mogen vermaaken, en doorgaans zo veel verteeren, dat zy niets overhouden, en gedwongen zyn voor de kost te werken. Ondertusfchen bevinden zich hier ook veele Slaaven en Perzoonen , die herwaards om hunne misdaaden gebannen zyn; doch deeze kunnen in den vryen tyd niet naar Batavia gaan, maar ontvangen op *t Eiland, \ geen zy te goede hebben. Op dit Eilandje is ook eene Kerk met een koepeltoorntje, boven 't welke men een holle globe ziet, uit ringen zamengefteld, en daar boven den Windvleugel. Alle Zondagen wordt hier gepredikt, en 't gewoon Gebed gefchiedt 'er dagelyks, van 't welke niemand durft achterblyven, zonder goede redenen. De bygaande Plaat vertoont ons den Zuidkant van het Eiland Onrust van ter zyden te zien. Beeldende numer 1. aldaar af de Kerk en Tooren. 2,2,2. de drie Kraanen. 3. Het Onrust Scheepje, 't welk de vaste Beurtman is van Batavia op Onrust, dagelyks heen en weder vaarende voor Compagnies reekening, zynde ieder , die tot de Compagnie behoort , vry van vragtloon. 4. De Vlaggeftok der Maatfchappye. 5, 5. De Hout-zaagmolens. 6. Het Kruidmagazyn. 7. Het Bastion Beekhuis, en 8. Hee Bastion Touwpunt. Met regt zong hier van de Heer de Marre: ö Dierbaar Eiland, zo gewigtig van waardye, Zo nut als wenfchelyk voor onze Maatfchappye, P a Daar  tté OVER DEN KOOPHANDEL* Daar 'talles woelt en flaaft, en eeuwig onrust is; Daar zelfs de nacht verftuift en haare duisternis, Als duizend ftemmen, en ontelbre hamerflagen, De Zon, als voor den tyd, uit 's werelds kimmen jagen: Hierfloopt, hier bouwt, hier klust, hier voegt men in 'tverbandj Daar ftaat het Zeegevaart' door heet harpuis in brand; 't Javaanfche ftrand weérgalmt, door zulk een woest gefchater, Op vleugels van den wind gevlogen over 't water: De zwarte (i) Pekpunt blaakt door een' onleschbren gloed; De fmook vervult de Lucht; de byl en disfel woedt, Sloopt bosch by bosfehen uit all' de Oosterfche waranden- Een berg van yzer, uit de Noordelyke landen, Verdwynt hier uit ons oog; een ftroom van pek en teer, Vloeit langs het Eiland, dat geduurig fchreeuwt om meer. Men lleept, men torst alom met balken, fparren, deelen; Het woelt en fnort rondom de wondre Zeekasteelen, Of al de waereld hier alléén in arbeid was. De kielen, hier ter zy' zich fpieglende in den plas" En naauwlyks van den boord des Eilands afgedreeven Zien wy, nu opgefierd, naar 't welig Ceilon ftreeven; De kust befchaduwen, daar de aangenaame bast (ai Voor Neerlands Maatfchappy op vruchtbre bergen wast. Op eenige nabuurige Eilandjes der golf heeft de Maatfchappy ook aan. •zienlyke gebouwen, die niet weinig tot bevordering van Batavia's Koophandel ftrekken. Dus zyn op 't Eiland Kuiper, een quarder uurs ten Zuiden van Onrust, veele Pakhuizen om daar de goederen te bergen, die naar 't Vaderland moeten worden gezonden, en twee hoofden voor de fchepen om te losfen en te laaden. Op Purmerend, een vierde van eene myl ten ZuidOosten van Onrust, is het Lazarus huis gebouwd, 't geen weleer aan de wal was, even buiten Batavia. Op Edam, 6 mylen ten Noord-Oostenvan Onrust, is een Lynbaan en eene Vlaggeftok totaanwyzingder fchepen, die uit het Noorden of uk het Oosten komen. Eindelyk ziet men op Middelburg, (i) Ptlf*»>% of een Bolwerk van de Vcstirjg op Onrust, waar in het Pek gekookt wordt. {9) Doelende op dj bpjfchca m g«wl tfdjar te yinieflf  OVER DEN KOOPHANDEL. tiy delburg, drie mylen ten Noord-Westen van Onrust, een Vlaggeftok voor de fchepen die uit het Westen naderen. Aan den mond der Rivier van Bantam heeft de Maatfchappy een fterk Fort, in 't welk een Opperhoofd het bewind voert: deeze verfterking is «en der noodzaakelykfte voor de Maatfchappy, om dat het volk van Bantam een doodelyken haat heeft tegen de Hollanders, waar van de reden gemakkelyk is te begrypen, dewyl voor het ftichten van Batavia de handel vari geheel Java te Bantam was, van waar dezelve nu verloopen is. Ook hadden de Bantammers tot aan het jaar 1683 een vryen handel met alle andere Europeefche Natiën; doch, door den toen gevoerden oorlog met Sultan Agony werden in dat jaar alle andere Natiën verdreeven, en zedert 't jaar 174* zyn zy geheel onder de plak geraakt-, waar tegen zy wel eens murmureerenj doch de vrees voor 't Fort Speelwyk, 't welk de geheele Stadt befchiet, houdt hen in den band. De Hollanders zyn om deeze redenen altoos op hunne hoede, en komen niet licht, dan in grooten getale, buiten het bereik van hun Kasteel, dewyl zy anders fpoedig door de Inlanders zouden worden vermoord. De Peper handel is de voornaamfte die in Bantam ge* dreeven wordt, wordende deeze Waar aldaar door de Maatfchappy doorgaans jaarlyks ingekogt tot drie millioenen ponden, welke zy betaak mee ƒ 13—16—o voor ieder honderd pond. " Het Ryk van Tfieribon of Cheribon is noch van veel grooter waarde voor de Maatfchappy ; 't zelve is haar zonder eenige moeite of onrechtvaardigheid, en als van zeiven in handen gevallen; want de Sultan van dit Ryk, te zwak zynde om zich geduurig tegen den Mataramfchen Keizer te verzetten, begaf zich, kort na het ontluiken der Hollandfche Mogendheid in de Indiën, onder de befcherming der Maatfchappye, welke niets anders Vorderde dan een uitfluitenden handel en een Fort, waar in doorgaans honderd man in bezetting leggen. De Waaren, welke hier jaarlyks door de Maatfchappy worden opgekogt, zyn duizend lasten Ryst, ieder k 3,300 ponden, tot acht-en-dertig guldens het last; één millioen ponden Zuikec door eikanderen voor zes guldens en 1 o ftuivers de honderd pond; twaalfmaal honderd duizend ponden Koffy tot twee ftuivers het pond,* honderd kwintaalen Peper tot twee en een vierde ftuiver het pond; dertig duizend ponden Katoenen Gaarens tot 1 8 ftuivers het pond; en zesmaal honderd duizend ponden Arec tot zes guldens de honderd pond. De onkosten der Bezettinge, welke niet veel boven de twintig duizend guldens beloopen, kun* nen uit de Lynwaaten, welke de Maatfchappy hier verkoopt, gemakkelyk gevonden worden. Boven dit alles levert Cheribon noch de zo zeer geachte Vogelnesties, P 3 weik»  f ij " OVER DEN KOOPHANDEL» frelke door geheel Indien verzonden * en door de vermogendfte Hederï gebruikt worden, als het fmaakelykst bereidzel hunner foupes. De vogel, welke deeze nestjes maakt, is eene zoort van Zwaluw, Walet genoemd, gedeeltelyk wit, doch meerendeels hoog blaauw van kleur. Deeze nesten vindt men met hunnnen bodem of een der zyden aan eene rots vastgehegt, wordende de plaatzen alwaar men deeze klippen of rotzen vindt, Sampia en Clappa-Nongal genoemd. De zelfftandigheid deerer nestjes is lymachtig, en weleer vertelde men eikanderen, dat zy uit een zamenvveefzel van de edelfte Speceryen beftonden, doch dit is geheel valsch. Daarentegen hebben deeze nestjes alteen een weinig fmaakelyken, flymachtigen aard, gelyk, de natuur hunner zamenftellende ftoffen ook genoegzaam aanwyst, als zynde door de Vogeltjes verzameld uit de op ftrand leggende Kwallen, Zee-, Harren, enz. De Chineezen zyn de voornaame verbruikers deezer vreemde ftoffe, welke met Zout en Speceryen bereid, voor een gezond enfmaakelyk voedzel wordt gehouden. Deeze Volkeren zyn zo verhit op dit voorebrengzel, dat hunne Opkoopers te Batavia gaarne 1000 Ryksdaalers voor de 105 ponden betaalen. Waarfchynelyk zyn deeze nestjes eerst in aan-] merking gekomen door hun fraay en behendig maakzel; want hunne ge* daante gelykt veel naar de eironde fchelpen, uit welke Snuifdoozen worden gemaakt, terwyl hunne kleur wit uit den rooden is, met eene behoorlyke doorfchynendheid. Ieder nestje heeft eindelyk doorgaans de zwaarte van een lood, de diepte van een duim, en den omtrek van drie duimen. Omtrent het midden der laatst verloopene eeuwe waren de Hollanders zeer begeerig om een onmiddelyken handel te dryven op het Keizerryk van China ; doch werden in die pooging belet door den invloed der Portugeezen, die te Macao, den zetel des handels, en aan her Chineefche Hof een grooten invloed hadden door middel der Jefuiten, welke aldaar veel achting hadden verworven door hunne uitgebreide Kundigheden in veelerleye Weetenfchappen. Dewyl byzondere verzoeken niet hielpen, beiloot de Maatfchappy eindelyk een plegtig Gezantfchap derwaards te zenden, 't welk vriendelyk werdt behandeld, doch onverrichter zaake moest vertrekken, dewyl de Jefuiten de Hollanders affchilderden als eene trouwlooze en fchandelyke Natie, met welke het fchandelyk en gevaarlyk zou zyn voor de Chineefche Kroon zich eenigermaate in te laa-j ten. Allengskens verkreeg men hier een vryen handel, welke ook mee voordeel aanhield , zo lang de Maatfchappy meester was van het fchoo,ae Eiland Formofa; doch dit verlooren zynde, ging ook de handel van ;4q Maatfchappy op China, geduurende een lange reeks van jaaren, verlooren;  OVER DEN KOOPHANDEL. 119 ïooren. Ondertusfchen heeft men, by gelegenheid van de oprechting der Oostendifche Keizerlyke Maatfchappye, ook wederom uit Holland op China beginnen te vaaren; doch het fchynt, dat men by een onmiddelyke vaart op China zyne rekening veel minder vindt, dan men wel voor deezen had gedagt. Het is alleen de Stad Canton, op wel. ke de Hollanders mogen handelen, en zy hebben daar geen het minfte voorrecht, dewyl alle Natiën daar op den zelfden voet tot den vryen feandel worden toegelaaten. Doch dat hen in der daad minder aan den onmiddelyken handel op China gelegen ligt, dan men wel zou denken , daar van kunnen twee voldoende redenen gegeeven worden; want ten eerften, zyn de Factooren, welke herwaards worden gezonden, zo verre van Batavia, dat men bezwaarlyk op hun doen en laaten kan letten, 't welk veel gelegenheid geeft tot allerleye benadeeling der Compagnie, te meer, daar op Canton allerleye Europeefche Naden komen, die dan wel eens de kostbaare Speceryen der Maatfchappye voor een jprysje overkrygen. Ten anderen, en deeze reden is de gewigtigde, valt in China weinig of niets te haaien, of men kan het ook even goedkoop en gemakkelyk te Batavia krygen. Het is immers eene bekende zaak , dat de Chineezen jaarlyks te Batavia brengen een onmeetelyken voorraad van Thee, Zyden Stoffen, Porceleinen, Koper, Kwikzilver, Steranys, Muskus, Vermilioen, Rhabarber, enz., welke Waaren zy aldaar verruilen «egen Lood, Tin, Peper, Wierook, Campher, Amber, Nagelen, Kaneel, Nootemuskaat en veelerleye andere zaaken, van welke de Hollanders de pryzen ftellen, waar door zy zeer goedkoop aan alle deeze goederen komen, cn veel beter dan in China zeiven; te meer daar zy van de inkomende Chineefche Waaren eenen tol heffen van vier ten fconderd. Niet alleen kunnen de Hollanders dus te recht komen te Batavia, maar ook op Malakka, de kust van Coromandel, Achin, enz., 20 dat zy in zich zeiven den onmiddelyken handel in 't geheel niet nor>. dig hebben. Ondertusfchen zyn *er ook wederom redenen, om welke een onmiddelyke vaart op China voor onze Compagnie zeer nuttig is te achten; de voornaamfte is, dat zy dus altoos een naauwkeurig bericht kan hebben van den toeftand des handels in 't Keizerryk zelve, en van den prys der goederen aldaar. Hier door nu is zy in ftaat, om de markt te Batavia op eene billyke wyze te ftellen, en niet meer van de Chineezen te vorderen dan sy kunnen geeven, als ook om zich niet door deeze looze Natie te laaten bedriegen. De  «20 OVER, DEN KOOPHANDEL. De Kaap de Goede Hoop Is wel niet een der voordeel igfte, maar noch* 'tans eene der nuttigfte Bezittingen voor den Handel en Zeevaart, der Maatfchappye , naardien zy zonder zodanig een verblyf verfteeken zou zyn van alle gelegenheid om ververlching van water en voorraad, geduurende de lange Indifche reizen van en naar 't Vaderland, te verkrygen. Daarenboven vindt men 'er allerhande moes- en geneeskundige Kruiden tot een groooten , troost en bykans zekere herltelling van hen, die door het Scorbut wor-. dén aangetast. De eerfte Europeer, die deezen uithoek ontdekte en rond zeilde, wat Bartholomeus Diaz in het jaar 1493* hy kwam hier aan land in het ongunftig ftormend jaargetyde, wanneer de Zee hier zeer ouftuimig is, en daarom noemde hy de plaats de Kaap des Onweders; doch Johannes IL Koning van Portugal, begrypende dat men nu meer dan half was, om den weg naar de Indien te vinden, gaf deezen uithoek den naam, welken hy coch heden draagt. De Portugeezen hier aan land gekomen zynde, vonden 'er niets dat in ftaat was hunne gierigheid te voldoen, waarom zy deezen post voor nutteloos hielden, en 'er geenerleye verfterking wilden boui wen. Daarentegen raakten zy ras in verfchil met de Ingezetenen, welke zy in Europa affchilderden, als het ergfte zoort van Barbaaren, die men ergens ion ontmoeten, terwyl zy den Inlanderen genoegzaame redenen gaven om ©p eene zoortgelyke wyze van hen te denken. Na dat de Portugeezen deeze plaats verlaaten hadden, namen de Engel* fchen dezelve in bezit met de gewoone plegtigheden, en lieten 'er drie ter dood veroordeelde perzoonen achter: deeze bleeven aldaar eenige jaaren,1 doch gaven zulke nadeelige berichten aangaande de Inwooners, en baden zo fterk om verlosfing of een fpoedigen dood, dat men hen eindelyk weder mede naar huis voerde. De Hollanders namen kort hier op een duurzamer bezit van deeze plaats; en bouwden'er een Fort, dat allengs weder is vervallen: zy maakten voor het overige geen gebruik van deeze plaats, dan alleen om 'er verscb water in te neemen en frisfche groenten te plukken, tot aan het jaar 1648. Toén viel men op het denkbeeld om hier eene duurzaame Volkplanting op te richten, die voor de Maatfchappye tot een weezentlyk voordeel zou kunr ren zyn, en teffens tot eene Voorraadfchuur van allerley Waaren en Ververfchingen verftrekken. De Uitvinder van deeze heilzaame zaak was Jan Van Riebeek, Opperchirurgyn op een van de te huis komende fchepen der Maatfchappye ; deeze, hier.in dat jaar voet aan land gezet hebbende, begreep, dat men, wet maatige kosten, deezen woesten en tot hier 50e onbebouwden uit* hoek  jÖ V E R DÉN KOOPHANDEL ia* hoék in eene vruchtbaare en bloeijende landouwe zou kunnen hervoïi men, dewyl men de Natuur aan alle kanten te baat had; zynde deeze plaats gelegen onder een climaat van fteeds gemaatigde warmte, en voorzien met een vruchtbaaren grond en een grooten overvloed van water , de bron van alle vruchtbaarheid. Te huis komende, ftelde hy zyne ontdekking voor aan de Heeren Bewindhebbers , welke na ryp overleg de, zaak zeer aanneemelyk vonden, en hem met de uitvoering daar van belas*teden. Ten dien einde voorzag men hem met vier zwaare fchepen, die alles met zich voerden, wat tot het ftichten der Volkplantinge noodig was, terwyl men hem een Plan en Bevelfchrift mede gaf, gemaakt naar zyn eigen opgaave; volgens het zelve werdt aan een ieder, die zich hier wilde nederzetten , een grondgebied toegeftaan van honderd zestig vierkante roeden; men nam ook aan om hen, zo zy onvermogende waren, vanKoorn, Vee en Huisgeraaden te voorzien; de jonge Dochters uit de Wees- en Arme* buizen, welke 'er toe genegen waren, werden aan de ongehuwde Planters? toegevoegd, om den last met hen te draagen, en het land te bevolken; zulken eindelyk, welke na eene drie jaarige proeve niet verkoozen daar te blyven, ftond het vry naar het Vaderland te rug te keeren , en zodanige fchikkingen over hunne goederen te maaken, als zy zeiven oorbaar zonden vinden. Naauwelyks had de nieuwe Gouverneur voet aan land gezet, of hy zoge voor zyne Volkplanting eene plaats, die hem 't best geviel: dan dit mishaagde grootelyks aan de zwarte Bewooners der nabuurfchap, die geen denkbeeld altoos hadden van de vryheid, welke de Europeërs toekomt om zich in de afgelegenfte Gewesten landen toe te eigenen, op welke zy geen het minfte rechc hebben. Zy zonden hem derhalven een' Gezant, die den Heer Van Rieheek vroeg : Waarom bezaait gy onze Landen ? Waarom weidt gy daar op uwe Kudden ? Hoe zou bet uw lieden bebaagen, indien wy insgelyks te uwent dusdanig handelden, en ons met geweld van bei cverbcerde door Forten verzekerden ? Van Riebeek vond dit Vertoog zo billyk, dat by het beflagen land van hen kogt voor de fomme van vyfen-veertig duizend guldens, die den vrede tusfehen de Hollanders en de Inlanders duurzaam maakte, hebbende dezelve zich na dien tyd nooit tegen de uitbreiding der Hollandfche Bezittingen verzet. Inzonderheid won Van Riebeek hun vertrouwen, door hen in zynen dienst te neemen, hen wel te beloonen, en, zo zy ziek werden, wel te doen oppasfen. De eerfte Volkplantelingen beweezen door de vruchten van. hunnen arbeid ras, dat het oord zeer vruchtbaar was; doch de Maatfchappy kon 'er geen onmiddelyk voordeel van g»nieten, om dat al het noodige hier ont- III. De eu Q brak»  §é0 ÓVER DEN KOOPHANDEL brak, en uit het Vaderland moest worden aangevoerd De Maatfchappi èegreep deeze zwarigheid , en zonderde ten dien einde, twintig jaaren lang, jaarlyks eene fomme af van één millioen guldens, waar door deeze Volkplanting zodanig is toegenomen, dat zy thans een groot aantal gezonde «n fterke Inwooners bezit, die, zozy wel wierden geoeffend in den wapenhandel, niet alleen de Kaap, maar ook alle onze Bezittingen in de Indien tegen uitheemsch geweld zouden kunnen befchermeni De Baay der Kaap is zeer aanzienlyk, eirond van gedaante, twee of drie mylen land waards m loopende, en byna negen mylen in den omtrek. Op de meeste plaatzen heeft zy een goeden ankergrond, doch niet overal, en wel hoe nader aan den wal hoe minder. De Baay wordt verdeedigd door een geregeld Fort, voorzien met vyf bolwerken, voerende ieder tw intig ftukken gefchut. Geduurende het kwaad weder in den West Mousfon kunnen hier ondertusfchen geene fchepen liggen, ; waarom zy dan vertrekken raar eene ruime Baay, aan den Oostkant der Kaap gelegen , en Baay Vals geaoemd,. alwaar zj veel veiliger liggen voor de hevigfte ftormen uit het We.ten en Zmd-Westen. De Stad der Kaap ligt by het Fort, aan den voet eener zandige vlakte., welke drie mylen breedte heeft, en allengskens opryst n^ar de dne zeer hooge Kaapfche Bergen, den Tafel-, Leeuwen-en Duivelsberg. De Tafelberg is verre de hoogfte, kan twintig mylen verre uit Zeè woruen gezien, en is aanmerkelyk wegens zyne gedaante, vermits dezelve naar drie Kanten byna lynrecht afloopt, en van boven zo plat is als een tafel. Voorts » de Stad zeer wel gebouwd, doch de huizen zyn nooit hooger dan van twee verdiepingen, om niet door de geweldige Zuidweste Winden om verre geworpen te worden. Nopens het een en ander zie men de nevensgaande Plaat. De Inwooners der Kaap bedraagen ongeveer twaalf duizend Europeaanen, gefprooten zo mt Hollanders en Duitfchers , aft Frantche ViugtLT„ wier Voorouders zich hier hebben neergezet. Zy, die in de Stad en in de Vlekken woonen, noemt men Afrikaanen, en de overige Boeren De voornaame Viekken zyn twee, met naame Stellenbosch en DrakenfteinDe eerfte plaats legt verre landwaards in, en heeft een' Drost tot hoofd haarer Regeering. Veele der hier onder behoorende Boeren woonen meer dan drie honderd mylen van de Kust, en moeten echter eenmaal in 't jaar op Stellenbosch verfchynen, om zich in den wapenhandel te oeffenen; zynde het weerbaar volk alle in Compagnien verdeeld, welke ieder haar Opj perhoofd hebben, zo dat een ieder Burger iets toebrengt tot de openbaare veiligheid; voorwaar een allerwenfchelykfte zaak, die overal, inzonderheid m ons Vaderland, navolging verdiende. Deeze reizen zyn daarenboven voor de Landlieden van zeer veel nut, om dat zy, by die gele-  ITAl^ BE KAAP IDE GOÏBE HOOP   OVER DÉN KOOPHANDEL. i*s gelegenheid, zich van nieuwe Gereedfchappen tot den Akkerbouw kurt»'; nen voorzien. Het tweede aanzienlyk Vlek of Drakenftein ligt acht mylen landwaard* ilh. en wordt voornaamelyk bewoond door de nakomelingfchap der Fraafche Vlugtelingen, welke hier hunne Kerken en Leeraars hebben. De Bewooners van de Kaap zyn gedeeltelyk Dienaars der Maatfchappy; en gedeeltelyk vrye Burgers, welke hunne byzondere Stads Regeering hebben, die recht doet, gelyk de Kamer van Schepenen te Batavia, doch alleen in kleine zaaken; want alle zaaken van aanbelang worden getrokken voor den Gouverneur en zyne Raaden, zonder eenig nader beroep. Ten platten lande is het insgelyks gefield, wordende alle zaaken van aanbelang onmiddelyk afgedaan door de Hooge Regeering , en die van klein gewig» door den Drost en zyne Adjesforen. De Opperbevelhebber der Militie heeft den rang en het inkomen van Majoor Generaal, onder welken de Kapiteinen, Luitenants en Vaandrigs ftaan, zo wel van 't Guarnizoen als van de Burger Compagnien, welke laatfte zeer aanzienlyk zyn , en van zommige op vyf of zes duizend weerbaare mannen worden begroot, die alle in den wapenhandel zeer ervaaren en ook meerendeels zeer goede Schutters zouden zyn. De natuurlyke Inwooners van deezen uithoek van Africa zyn bekend onder den algemeenen naam van Hottentotten; deeze worden echter in verschillende' Natiën verdeeld, wier eerfte in de nabuurfchap der Kaap woont, en veel al in dienst der Maatfchappye wordt gebruikt, aan welke zy zich verhuurt, gelyk ook aan byzondere perzoonen om de landeryen te bearbeiden. De tweede zoort van Hottentotten woont in de hooien van 't gebergte: deeze houden nier van werken, en leeven voornaamelyk van den roof op de ove« rige" zwarte Natiën, welken zy, al wat hen mogelyk is, ontfteelen; terwyl zy de Bezittingen der Christenen nooit aanraaken, noch hen beledigen ; de derde Natte heet de kleine Macquay de vierde de groote Macqua; dé yyfde de kleine, en de zesde de groote Kriequa, betekenendede woorden Macqua en Kriequa een' Oppervorst. Deeze verfchillende Natiën zyn fteeds met elkanderen in oorlog; doch wanneer eene der twee ftrydende partyen geheel in 't naauw raakt, voege gich ftraks een of meer der nabygelegene by de onderleggende party , om dezelve voor een geheelen ondergang te bewaaren, en dus onder hen een evenwigt van magt te behouden. Ondertusfchen hebben zich eenige deezer verfchillende Natiën by eikanderen gevoegd, en leeven met haaren Koning onder de befcherming der Maatf;happye, waarom zy Compagnie* fiOKentotten worden genoemd. Niet zelden worden deeze door hunne na- Q 2 feuuren  .1*4 OVER DEN KOOPHANDEL fcuurea aangetast en Sn 'tonderfpit gebragt, wanneer zy hunnen Koning mei. de voornaamfte Edelen naar de Kaap zenden om den byftand der Maatfchapi £ye te vraagen; en in dit geval verfchynt de Koning met een'Scepter, hem door de Compagnie gegeeven, en met haar wapen verfierd, welken hy als dan naar den Gouverneur uitfleekt, en dus om hulpe vraagt, welke hem ook altoos terftond wordt toegeftaan, dewyl het behoud deezer Natie voor de zekerheid van het platte land zeer noodig. is. De zevende Natie is die der Kaffers, veel wreeder en oorlogzuchtige*dan de Hottentotten, welke hen geweldig vreezen, dewyl zy alle de geene ,. die hen in handen komen , Aagten en opeeten. Deeze Natie fchynt die der Antropophagï (Menfcheneeters) te zyn,. welke by de oude Schryvers zeer berucht, doch alleen maar van verre bekend waren. Dezelve komt, wat het lichaamelyk maakzel betreft, overeen met de overige Negers, zynde als die zwart van vel en met kort krul hair voorzien, doch. voor het overige van een fterker en welgemaakter geflalte. Zeer verfchillende fpreeken de Schryver* over hün gedrag omtrent de Christenen;; want zommige fchilderen hen af als gezwooren vyanden van den Christelyketi naam,. en als fteeds op hunne luimen liggende om de Europeërs van kant te helpen; terwyl andere hen befchryven als lieden met welke men zicht veilig kan inlaaten. Onder anderen verhaalen zy dien aangaande het volgend voorbeeld. Een Nederlandsch Capitein, op de kust gekomen zynd© om roet deeze Natie te handelen, vond aldaar een' Engelschman, die op zyn Kaffers leefde, dat is, hy onderhield twee zwarte Vrouwen , by welke hy verfcheide Kinderen had, en fcfiikte zich naar de aangenomene gebruiken der Natie. De Hollander vond niëts ergerlyker , dan dat een Europeaan zich zo verre zou vernederen om zich gelyk te ftellen met de zwarte Inwooners van het Zuiden , en wist den Engelschman zyn wangedrag zo wel voor oogen te ftellen, dat hy een befluit nam om zyne Vrouwen; te laaten vaaren, en naar de Kaap te rug te keeren. Ondertusfchen werdt de Koning des lands dit voorneemen van zynen blanken Onderdaan gewaar r, waarom hy hem ontbood, en met veel Afrikaanfche welfpreekendheid over zyn onwettig voorneemen beftrafte, hem vertoonende, dat hy uit eigen' beweeging in zyne landen gekomen was, en aldaar ter goeder trouwe Vrouwen genomen en Kinderen by dezelve verwekt had; dat het land der Kaffers derhalven by hem moest worden aangemerkt als zyn waar Vaderland, hec welk hy niet, zonder dè eerfte wetten der Natuure te fchenden, kon verlaaten ; en dat hy zyne Vrouwen en Kinderen verlaatende, dezelve in ge» 'ttar bragt om door honger en gebrek te moeten omkomen. Dit. alles, ver-" laait men, maaktez,ujk een diepen «druk op den Engekchman, dac hy. niei  OVER D EN KOOPHANDEL. Uf siiet alleen zyne gedagten om van daar te gaan ter zyde ftelde; maar ook noch een' der Hollandfche Matroozen bewoog om met hem zyne dagen daar te eindigen. De Koophandel der Hollanders met alle deeze Natiën is niet zeer gewigtig, en bepaalt zich veelal tot de Hottentotten der Hollanders; aan deeze zenden zy doorgaans jaarlyks eenige perzoonen om hun Vee in te ruilen voor Hennep en Koorn, doch vooral voor Tabak en Brandewyn, ©p welke Waaren zy ongemeen verzot zyn. * Het zou voor de Maatfchappy eene zeer heilzaame zaak zyn, indien zj de Hottentotten by aanhoudendheid wist te beweegen tot een arbeidzaam keven, doch dit is eene onmogelykheid; zommige verhuuren zich noch at uit trek tot Brandewyn en Tabak, doch krygen ras een tegenzin in den arbeid; terwyl verre de meesten de vryheid, bosfehen en velden, alwaar zy zich geduurig met jaagen en visfehen onledig houden, boven de bepaalde leevenswyze der Akkerbouwers verkiezen , en een walg hebben van de Europeefche Zeden. Men verhaalt zelfs, dat een hunner, Bit de wieg geroofd, en volgens den Christelyken Godsdienst opgebragt, raar verfchêiden Indifche Comptoiren werdt gezonden, en aldaar een zeee voordeeligen handel dreef voor de Maatfchappy; doch dat hy daarna, •eens by toeval op de Kaap wederkeerende, begeerig werdt om zyne Bloedverwanten op te zoeken, gelyk hy deed-, met die gevolg, dat hy, beto-; verd door de Aardsvaderlyke vryheid en eenvoudigheid zyner Landgenooten, zyne kleederen uittrok, en aan de voeten des Gouverneurs nederleide, Zich teffens door eene fpoedige vlucht te zoek maakende, na het uitfpreekera van de volgende rede: Ik nader tot u 6. Opperlandvoogd', om de levensViyze, welke men my beeft doen aanneemen voor altoos te vet-laate-n. Ik leb vast voorgenomen myne overige dagen in den Godsdienst en Zeden my~ mer Landgenoote» te eindigen. Alleenlyk zal ik, ter gedagtenis van dc meldaaden door u aan my beweezen, de Halskraag en Degen bewaaren welke gy my gefebonken bebt. Midlerwyl heerscht 'er onder de Bewooners van de Bezittingen onzer Maatfchappye op de Kaap eene eenvoudigheid, welke men te vergeefsch in Europa zou zoeken. Inzonderheid is het characfer der beminnelyko fexe achtenswaardig; want het hoofdoogmerk haarer poogingen is haare Mannen en Kinderen , ja zelfs haare Slaaven gelukkig te maaken. Een by«onder overblyfzel van de eeuwen der aloude eenvoudigheid, 'r welk aan de meer bedorvene Europeërs belacchelyk fchynt, maakt dezelve inderdaad noch meer beminnenswaardig; hier in beflaande, dat een jonge maagd, welke een verliefd oog op een' jongeling laat vallen, zulks niet verborgen houdt, 9. 3 saam  135 OVER DEN KOOPMAND E E» maar het ongevraagd erkent: haars oordeels is de liefde -eene zeer onfchufc digeen natuurlyke hartstocht, welke haar ontelbaare zwaarigheden, en eelfs die van een angstvallig kraambed als nietigheden doet overwinnen, ea hierom ontziet zy zich niet een' jongeling , welke haar behaagt, aan te zoeken, en zo zy gelykzoortige gevoelens in hem ontdekt, opentlyk te lief koozen. De overdaad, de hoogmoed en de gierigheid hebben hier toe noch toe de haatelyke redenen niet doen gelden, vvelke zodjpig een gedrag voor Europeefche meisjes allergevaarlykst zouden maaken. De liefde en het vertrouwen paaren zich daarentegen hier met eikanderen, en ge?vea fteeds voorfpoedige huwelyken.. j De landouwe is aan de Kaap van eene zeer verfchillende- vruchtbaarheid* Toen de Hollanders zich hier eerst vestigden, vonden zy niets dan zeer uitgebreide heidvelden, eenige heesters en eene zoort van wilde haver, die gebraaden naar wilde Caftangies fmaakt, en Hottentots Brood genoemd wordt. Doch de vryheid der Volkplanters herformde ras een deel der heiden, alwaar zy een vruchtbaaren grond en water vonden, in weelderige landeryen. Tot hier toe echter heeft men groote zandvlakten onbebouwd moeten laaten door gebrek aan mest en water, te meer daar 'er zich van zei ven vruchtbaare landen in overvloed aan de Bewooners aanbooden. En dit is de reden, waarom deeze Volkplanting de ruimte van ruim honderd en vyftig mylen aan den oever, en vyftig mylen landvvaards in be$ flaat. In den omtrek van de Hoofdplaats worden voortreffelyke boomP-aarden gevonden, onder welke de zogenoemde Tuin der Maatfchappye uitmunt, welke acht of negen honderd roeden lang is, en door een beekje befproeid wordt. Dezelve is verdeeld in eene meenigte vier«j kante perken, die alle met korte eekenboomen zyn omringd, »m duf de gewasfen voor den flag der winden te bewaaren; voorwaar eene alleraangename zaak in een land, alwaar men byna geen geboomte vindt, en waar men geen timmerhout kan krygen, dan geheel vaa Batavia. ... . , De landen welke buiten de boomgaarden gevonden worden zyn toe* géwyd aan den Wynftok. Het gunltige climaat geeft veel voordeel aan dit ge» was naardien men hier nooit gevaar loopt van de rampen, die elders door koude en vorst veroorzaakt worden. Men zou hierom ook allervoortreffelykfte Wynen verwagten, doch over het algemeen is dezelve zeer fchraal, he« zjr dit aan den grond of aan de kwaade keuze der Wynftokken zy toe ce fchiyven. Ondertusfchen plant men hier eene zoort van Wynftok $W Madera .afkomfiig, die een gemaatigdeu en fraaakelyken Wyn geeft,  OUR DEN KOOPHANDEL. ia? Welken de voornaamfte der -Volkplantinge drinken. Doch de heerlyke Conftantia Wyn fpant verre de kroon boven alle andere zoorten: dee» ze is van een Perflsch plantzoen gefprooten, en fchynt tot hier. toe al* leen op eene uitgebieidheid van vyftien morgen lands te hebben willen groeijen, waarom men gewoon is dezelve met Muskaat Wyn te vermengen. Men vindt roode en witte Conftantia Wyn, en van beide neemt de Maatfchappy, tegen een' döor haar vastgeftelden prys, zo veel aan, als zy noodig heeft, wordende het overige doorgaans verkogt voor duizend o£ twaalf honderd guldens het oxhoofd. Achter de Wyngaarden volgen de Koornlanden, die een overvloedigö vrucht opleveren, zo dat deeze waar fteeds voor een maatigen prys is re bekomen. Men zou deeze bebouwde landen noch veel verder kunnen uitbreiden, doch het gebrek aan water, zo noodzaakelyk tot de vervoering, verhindert zulks; hierom vindt men landwaards in meer dan vyftig mylen verre geene bezaaide akkers, zynde de meer afgelegene Bewooners alle Herders', welke allerleye zoort van eetbaar Vee weiden , en met het overtollige daar van jaarlyks aan de- Kaap komen , om het zelve aldaar tegen alle gerieffelykheden des leevens, welke zy noodig hebben, te ver* wisfelen. - Het hoofdoogmerk deezer Volkplantinge is eene ververfching en: rustplaats voor de fchepen der Maatfchappye, zo wel voor die uit het Vaderland naar de Oost-Indifche-Gewesten reizen, als voor de Retourfchepen. Hoewel 'er derhalven niet veel voordeels van deeze Bezitting in de kasfe der Maatfchappye komt, zo bJyft echter het voordeel van 't hoofdoogmerk onwaardeerbaar : want indien de Compagnie zodanig eene ververfchingsplaats niet had, zouden de reizen haarer fchepen thans byna ondoenlyk zyn. De handel aan de Kaap kan inmiddels noch zeer wel de byzondere uitgaaven vergoeden* De Maatfchappy trekt de tienden van hetKoornen den Wyn, gelyk ook verfeheidene andere Tollen, die te zamen genomen ten minften honderd en twintig duizend guldens beloopen. De Lakenen, welke de Maatfchappy aan de Kaap verkoopt, benevens Gaarens, Lynwaaten, enz. zullen waarfchynlyk een voordeel van dertig duizend guldens jaarlyks kunnen geeven. Hier by moet men voegen de voordeelen, welke de Maatfchappy trekt'van de zogenoemde Conftantia Wyn, welke in Europa zo zeer' wordt getrokken, en aan de Kaap zelve aan de vreemde fchepen, die aldaar ten anker komen, voor twee guldens de vies wordt verkogt. Doorgaans voert de Maatfchappy jaarlyks naar Europa zestig leggers witte en tachtig of negentig leggers roode Conftantia Wyn. De  >a8 OVER DEN KOOPHANDEL? De voordeelen deezer Plantagie zouden echter grootelyks vermeerderd kunnen worden , indien men de vryheid van Godsdienst, overeenkomftig met het recht der Natuure, aan alle Inwooners wilde toekennen, en de haatelyke uitfluitende voorrechten wegneemen, welke de nyverhetd des Land* bouwers aan den band leggen. Indien alle Volkeren volkomen vryheid hadden om op de Kaap te vaaren en te handelen, en de Inwooners daarenboven meesters waren van den prys hunner goederen, zo zou de Kaap ras het St. Eufla-; tius van het Oosten worden, en de Inwooners zouden met vermaak en ge-, mak tienmaal meer voordeel geeven aan de Maatfchappy dan tegenwoordig. Ja men zou hier door zeiven eene magt verkrygen, die, zo ze wel gebruikt wierdt, het lot aller Oost-Indifche Bezittingen in de magt der Hollandfche Maatfchappye zou ftellen. Dan mogelyk, gelyk wy reeds boven aangetoond Joebben, zou zodanig eene magt bezwaarlyk tot haaren pligt zyn te houden. By deeze algemeene berichten nopens de Kaap de Goede Hoop zullen wy *c hier laaten, zynde eene uitvoerige Befchryving van dezelve voor eenige Jaaren by de Drukkers deezes uitgegeeven. Wy zullen derhalven toetreeden om onze verdere belchouwingen te doen loopen over eenige byzon-, dere fchikkingen der Maatfchappye. De algemeene verzamelplaats der fchepen , welke de Schatten van hec Oosten naar Europa overbrengen, is Batavia, van waar dezelve jaarlyks, in tyd van vrede, doorgaans in vyf divifien naar 't Vaderland vertrekken. De eerfte verdeeling, beflaande uit vier of vyf fchepen, vertrekt in Hooimaand, en zeilt in de eerfte plaats naar Ceilon. Het tweede eskader is zestien of twintig zeilen fterk, en vertrekt meestal in Wynmaand. Het derde fmaldeel is veeltyds van zes of zeven fchepen, en vertrekt in Herfstmaand. Het vierde, veelal vier of vyf fchepen fterk, in Louwmaand. Eindelyk wacht 'er noch een Nafchip op net aankomen Uci Chineefche fchepen te Batavia, en vertrekt doorgaans in Lentemaand. De laading van dit fchip beftaat meerendeels in verfchillende zoorten van Thee, waarom het gewoonlyk het Theefchip wordt genoemd, ook heet men het zelve 't Boekfchip om dat het de geheele rekening der Maatfchappye voor het loopend jaar bevat. Het recht van. de vlag over eene retourvloot berust altoos by de kaJ mers van Amfterdam en Zeeland, wier eerfte dezelve drie volle jaaren achter een voert, en het vierde jaar voor de tweede kamer openlaat; De overige kamers, als te gering om het opperbevel te voeren, hebben haar recht aan Amfterdam afgeftaan. In de Vergadering van Zeventienen, welke in Herfstmaand wordt gehouden, verfchynt de BevelhebIier der laatst gearriveerde Retourvloot, en doet rapport wegens alles wat  OVER D E N KOOPHANDEL. 129 iWSt hem op de reize aanmerkenswaardig is voorgekomen, zo by monde als by gefchrifte; waarna hy voor zyne ■ moeite door den voorzittenden Bewindhebber bedankt, en met een gouden Gedenkpenning aar» een gouden keten hangende wordt befchonken. Deeze Penning voert aan de eene zyde het wapen der Maatfchappy, en aan de andere zyde de volgende Infcriptie: „ Alzo N. N. als Commandeur, de Retour- fchepen van de Nederlandfche Geoclrojeerde Compagnie, onder zyne vlag„ ge geweest zynde, in den jaare .... in goede order behouden in de ha- venen deezer landen heeft overgebragt, wordt hem deeze Medaille ea Ketting tot eene gedagtenisfe vereerd Om eenigzins een denkbeeld te geeven van 't gewigt des Oosterfchen handels zullen wy 't getal der fchepen, die derwaards vaaren en van daar wederkeeren:, voor een bepaald getal jaaren opgeeven , mitsgaders de waarde der 'Verkoopingen. Dus zyn van 1720 tot 1729 ingeflooten naar de Indien gevaaren 374 fchepen, bemand met 69505 man; terwyl 303 van de*» zelvé in 't Vaderland zyn te rug gekomen. Zo dat men de jaarlykfche equipagie door eikanderen moet rekenen op 37 of 38 fchepen, bemand met 6950 koppen, en de retourfchepen op 30. De opbreng der Verkoopingen dier jaaren te zamen genomen, heeft beloopen 188,587,840 guldens, en dus door eikanderen jaarlyks 18,85 8,733 guldens, van welke is uitgedeeld door eikanderen op de Actiën 23! percent. Ook rekent men dat 'er in die jaaren jaarlyks naar de Indien zyn gezonden 6,559,359 guldens. Zo ras de fchepen aan de plaatzen hunner destinatie zyn aangekomen, worden de laadingen in daar toe gefchikte pakhuizen ontfcheept. Het voornaame pnkhuis der Maatfchappye is te Amfterdam op Oostenburg, breed 636 voeten, diep 70 voeten en vier verdiepingen hoog, alwaar een onmeetelyke voorraad van Oost-Indifche Waaren kan geborgen worden, gelyk ook allerley Scheeps- en Stuurmans Gereedfchap, Levensmiddelen en Oorlogsbehoeften. Achter het pakhuis ftaan groote vertrekken voor Smeden en Slotemaakers; ook houten lootzen toe ,,het vervaardigen van Booten, .Masten, Riemen, Blokken, enz. Naby het pakhuis is de Lynbaan geheel van fieen, 55 voeten breed en omtrent i'2000 voeten lang, alwaar fteeds aan zwaar Touwerk en Want wordt"gearbeid, om ,de uitgaande fchepen daar mede te voorzien, en het voorts tot reparatie der fchepen in de Indien naar Batavia te zenden. Daarenboven heeft de Compagnie een afzonderlyk pakhuis voor opgekogte Hennep en Teer', geflagen Touwerk, enz., benevens verfcheide pakhuizen op de Ygraft om Lynwaaten en andere Bengaalfche goederen te bergen. III. Deel. R Naar  SS© OVER. DEN KOOPHANDEL. Naar maate de veelheid, hoedanigheid e» vooral den aftrek en pryS der uit Oost-Indien aangebragte goederen, zyn de Heeren Bewindheboere meestal jaarlyks gewoon eene uitdeeling te doen aan de Bezitters der Actiën, in welke zedert het jaar ï&n een groote Koophandel worde gedreeven , en wier prys doorgaans, naar maate van de grootheid of geringheid der uitdeelingen, ryst of daalt» Het zal derhalven niet ondienftig zyn een naauwkeurige lyst te geeven van de Percenten, door de Compagnie tot heden uitgedeeld. Jfaaien. Maanden In Geld Per cent! Jaaren Maanden In Geld Per ceti* 1605 .... _ ïS cjanuar. - iag 1606 ---- 73 -.6*3 £JDec. J %% :::: — £ 1609 05 fMaarr Geld 20 1610 50 1635 vVIay hagelen 12^ 1611 Niets CAug. _ iai .1612 Decemb. jj>« C Maart — 25 1613 geenuitd. —. I03° |Nov< j£ 5614 Dito. 5 Maart 1 15 1615 Augustus Geld 4a| 1637 *Nov. 25 1616 February -—, 62^ 5 Oftob. Caplett. IQ Niets I63» ^Nov< Geld ^ 1618 —— 1639 Niets — STanuar. Nagelen ïg i6uo April « 37g &+ unv Holland 332 1705 May . 25 1674 niets ï7°6 — 35 1675 Niets 1707 April ——. 25 ,ö76 February Geld 35 1708 May ' 35 1677 Niets 1709 — 25 1678 —— 171° —1 — »5 ,679 Jannary ^g.°P I2^. W — — *5 •» deComp. * 171a — ——~ 15 ï68o 25 1713 —- 3o 1681 • 22£ ,714 — 1682 —1 lm ti 33| [ 1715 April ti 40 «683 Niets I 1716 May 1 - 40 ft. a Jaaren  tS». OVER DEN KOOPHANDEL. |aaren JMaandenjln Geld |Per cent J Jaaren jMaanden In Geld J Per cent 1717 May 1 40 1749 May j 35 1718 —— -—— ! 4° 1750 ———• - 35 1719 —- — - 40 • 1751 ZZIZ 2<ï 1720 —— \ 4° : ; 1752 ~ a5 1721 Juny 1 33« i| 1753 ——- 20 1722 May 30 :. 1754 20 1723 ; j 1755 20 1724 15 1 1756 —1 1 ao 1725 —— 20 . : 1757 - 20 1726 Juny 25 1758 15 Ï727 May : ao " 1?59 j 15 1728 15 1760 « ! 15 1729 ' 35 • : ' " *5 173,0 Juny 25 17Ó2 15 1731 May —— 25 I76Y —— ' *5 1732 a5- 1764 • *5 *73'.3 25c "** J« I734 25 1766 20 373'5 25 17*7 ao I?36 20 1768' ^— 20 !737 * J5 17^9 ao !738 ——— lS 177° " —^— !5' i739 15 17& ~ I2s ï'740 f ,2i 1772 - i2s !74r Ls «5 J773 «4 I742 _ 1774 12Ï ï74.3 f' l»I 1775 ~— *2S I744 ; — 15 1776 i — 3746 —- — 40 l77* ! li| 1747 —- — S0 ' j T l8i 3748 1 '—* I 20 I En dus alle Percenten na 't jaar 1612 te zaamen - 3450 1,1 j \ •> j *■ > %)*■* Montant  OVER DEN KOOPHANDEL 1.33 Montant der Uitdeeling.etu lil per cent bedraagt ƒ 307*480 ' 15 - - ƒ 963,976 1?l j - - /1,130,47a GO — - • ƒ^,29 W8 25 — 1 - - ƒ1,614,900 30 „ - - f 1,937,952. 33» . - - - ƒ2,153*200. 40" - - /2>533>936' De hoogfle en laagfte Pryzen der A&ien waren in 1724 - van - 603 - tot - 653 1734 - - . - 754 ' v. - 647 1744 - - 4°7 ' " 464J 1754 - " 555i * " 5°7i 1764 - - 374 " - 4°6 1774 - - - 336 - . 363 1775 " 340 - 357 1776 - - 34° - - 359 1777 355 - * 382 1778 - - 380 - - 340- 1779'. " - 357 " • 3^ 178a - - ' - 328 - - 323 , teweetea eer dc ongelukkige oorlog met Engeland werdt vooruitgezien , want door dit akelig vooruitzicht vielen de-Actiën der Compagnie reeds in Winrcrm^nd op *?5 cn daarna geduurende .dien oorlog tot op 315 of 220.. Door de verwonderenswaardige Actie Handel of Bubbel Negotie van 't Jaar \J1Q- fteegen de Actiën der Compagnie tot ƒ 1260; doch zo ras deeze windhandel in Engeland begon te bezwyken, daalden deeze Actiën ook eensklaps tot haare voorige waarde, waar door zeer aanzienlyke Familien ganfchelyk werden geruïneerd , dewyl zy dikwerf op eene Actie ƒ 20,000 of meerder, fchade hadden te Jyden. De Aftien der Oost-Indifche Compagnie zyn een aanzienlyk voorwerp van Koophandel, welke doorgaans, door tusfehenkomst van een' Makelaar tusfehen den Kooper en Verkooper , wordt gedreeven. Zo ras men het ©yer den prys eens is, gaat de Verkooper naar 't Oost-Indisth- huis op de K 3 Tians-  «'34 ö V E R DEK KOOPHANDEL* Transport Kamer, alwaar by aan een der Boekhouderen zegt, dat hy zyne Aitie verkogt heeft. De Boekhouderflaat hier op het Transportboek open, in *t welk alle Transporten gedrukt zyn, en vult met de penne den naam in ch in *t jam 1/50 worde A»n>\ve merkelyk bepaald door eene Ordonnantie van Heeren Bewindhebberen, in welke aan alle Suppoosten der Compagnie, onder zeer fterke bedreigingen, werde bevolen, zorge te draagen, dat niemand der te rugge keerende de volgende order, aangaande de Kisten, welke hy mede neemt, overtreede. Vol 3 gens dezelve zyn deeze vry heden dus bepaald. Een Gouverneur , of Directeur r Achttien Kisten, lang vyf voeten. Generaal mag mede neemen x hoog en wyd twee voeten. a „ n . _ ... fTien Kisten, doch met Vrouw of Ordmaris Raad en Extraordinaris \ . , w ^Kinderen overkomende 12, lang £ 5 , breed en hoog a voeten. Raad  p VER DEN KOOPHANDEL. 13* Raar! van Juscirie, geweezen Gou- t Zeven, doch met Vrouw of Kicde» »erneur of Directeur f ren 9 dico Kisten. Commandeur der Vloot, geen Raad 5 Vier, doch met Vrouw of Kinde* £an Indien zynde, i ren 5 dito Kisten» 'f Twee Kisten, doch van de grootte Éïrigadier, ©f Zeekapiiein, «s als Matroozen Kisten , dat is lang •*4, hoog en breed ïf voet. . r, rDrie, doch met Vrouw of Kinde- Opperkoonman, geen Comman- \ ! „. 3 . xti j te lst* 2ïï&'' 'iEen groote Kis, , Derde Waak, Provinoneel Adfi- ,Een ^ ,ang 4| voet h00g ed ftent, of Schryver, wmnnende onder 3bri£d twee voeten> de f2Q<-'~ s maands. 4 Y~Een Kist dito, -benevens een -Tim| merkist of zogenoemd Pothuis; hoe1 danig een Onderfcheepstimmerlieden 1 ook .zullen mede brengen, doch | alleen voor Gereedfchappen. En Opper Scheeps-Timmerman, wki-J zo ia een?g Pothuis f hy *t aatl. nende/3o-j-ï en daar boven'smaands.1 koATe^ der fchepen, andere Goe- | deren of Koopwaaren worden gei j vonden, zal men dezelve, totvoor] deel der Maatfchappye , verbeurd l^verklaaren. Bootsman , . jT '" Schieman, 1 Kok, l Ieder een Kist lang 4^, breed ea Bottelier^ 'I hoog twee voeten. Conftaptl, | Oppeizeilmaker; ^ Bootsmans Maat, c Een Kist lang 4?, breed en hoog Schiemahs Maat, 2 li voeten. Alle Ambachtsgezellen, de Huis /Een Kist dito, doch de Huistimdmmerlieden daar onder geree» 1 merlieden zullen geen Pothuis mefiend, < de mogen neemen. ViyQ  OVERDEK KOOP HA NDEL, Vrye Lieden , in Indie geweest fi «ynde Leden van een Burger Colle- L Twe0j doch met VrQUW of £inie; •gie, als dat van Schepenen, Wees-^ r£n drie gr£J0te Kisten> meesters, enz., ofte Hoofd Officie- | Twee MatróMe KisceM, ren der Burger Sehuttery of Ca- i yallery. Hj Gemeene Burgers, of vrye Lie- r Dezelfde zwaarte van Bagagie, als of oen, voormaals geweest in dienst der^zy inde qualiteit, in welke zyde ComCompagnie , ( PaSnie gediend hebben, repatrieerden. f"Te reguleeren naar de qualiteit of ) bediening die haare mannen refpec' Weduwen van Dienaaren der Com-1 tive in of buiten dienst van de Compagnie, en van vrye Lieden. < pagnie (mits niet gedegradeerd os j gefententieerd zynde geweest) heb^. (_ben bekleed. Alle de voorfchreeven Kisten moeten naar voorfchreeven maat var» hoogte, lengte en breedte worden gemaakt, rechc in den hoek, bin-i nenwerks, en op de Rhynlandfche maat. Vervolgens ftaat het aan ieder der vooren genoemde perzoonen vry; de Kisten, aan hem by dit Reglement gepermitteerd, te vullen met zodanige Goederen, als hy zal willen, uitgezonderd.Zyden Stoffen en ponds Goederen, onder welke laatfte echter de Thee en Tamarinden niec worden begreepen. By de aankomst der Retourfchepen in deeze Landen worden de voornoemde gepermitteerde Kisten by die Kamer, aan welke een ieder van die fchepen is geconfigneerd, opgeflagen, ten einde aldaar, in praefentie van de overbrengers, (des begeerende) geopend, de goederen daar uit genoomen, en behoorlyk geinvenrarizeerd te worden. lngevalle in de voorfchreeven gepermitteerde Kisten gevonden mogten worden eenige Caapfche Wynen, Pelteryen, gemaakte Kleederen, Linnen , Wollen tot het lyf der overbrengers behoorende , ook gemaakte Juweelen, Goud- en Zilverwerk, of Rariteiten, geen Koopmanfchap zynde, mogen dezelve vry worden afgegeeven. Maar alle de verdere Goederen en Koopmanfchappen moeten, na behoorlyke inventarizatie, by de eerfts Verkooping der Compagnie, by iedar 111. Deel. S Karae*  23S OVER D EN K O 0. P H A N D E L. Kamer publiek worden verkogt, van derzelver opbreng eene feparate reekeninr? gehouden, en zo veel Courant of Casgeld als dezelve Bankgeld by de Verkooping hebben mogen gelden, aan den geenen, aan wien de Brandbrief van die Kist "of Kisten, waar uit dezelve genoomen zyn, is houdende, of deszelfs recht verkreegen hebbende, zonder eenige recherge of navraage hoe genaamd, worden uitgekeerd, binnen zes weeken, na 't afioopen der Verkooping by ieder Kamer, na datalvoorens van den bovengemelden verkoopprys ten behoeve der Compagnie zal zyn afgetrokken, te weeten [volgens de nadere Refolutie van 1754.] Van de Goederen van Batavia aangebragt acht per cento. Van die uit Bengaaien gekomen vyftien per cento. Van die geene, welke van de Kaap de Goede Hoop zyn overgekomen, acht per cento; doch van de Bengaalfche en Cormandelfche Goederen,' die daar onder mogten gevonden worden, vyftien per cento. Van die, welke van Ceylon zyn aangebragt, acht per cento; doch van de Bengaalfche en Cormandelfche daar onderbegreepeü, 'vyftien per cento. En van de goederen uit China mede gebragt zes per cento. Doch van de Thee, Porceleinen, Handrottingen en Tamarinde, in zodanige Kisten voorhanden, van welke plaatzen ook aangebragt, mag van de Kooppenningen alleen-worden afgetrokken i| per cento voor voorbetaaling, en van 'c.overige zo veel Courant- of Casgeld betaald, als het zelve in Bankgeld bedraagt, zonder eenige detradtie. 1 En ingevalle het mogt komen te gebeuren, dat iemand, wiens goede.ren invoege voorfz. by de Compagnie worden opgeflaagen, zich van nieuws in den dienst der Compagnie had geëngageerd, en dus buiten 'sLands zou moeten vertrekken, voor en al eer de tyd van betaaling van deszelfs verkogte goederen , hier boven uitgedrukt, zou weezen geexFircci a, wordt aan den zodanigen een gedeelte van den calculativen verkoopprys zyner goederen , ter discretie der refpeftive Kameren, en naar omftandigheid van perzoonen en zaaken, afgegeeven, ten einde zich daar mede tot de reize te .kunnen uitrusten, en voor 't resteerende deszelfs rekening gecrediteerd om zulks op zyne te rug komst, of wel by procuratie op den gewoonen *yd, te-kunnen ontvangen. Wyders mogen die geene, welke op de reize tot hooger qualiteit gevor-' derd zyn, geen meerder of grooter Kisten overbrengen, dan dewelke zy in hunne voorige qualiteit, by hun vertrek uit Indie, hadden mogen mede neemen. Gedegradeerde of Gefententieerde Perzoonen, item Pasfagiers, Vrouwen en Kinderen (uitgezonderd die §eene, waar omtrent hier bevoorens bereids  OViEiRi (DiE^ K OOPHA ND E L> t3> bereids andere voorziening is gefchied) mogen ieder maar eene plunje Kist zonder Koopmanfchappen mede brengen. Voorts mogen alle de Opper-Officieren op 'sCompignie fchepen by hunne aankomst hier-te lande niets anders van boord mede neemen , dan 't geen binnen fcheepsboord tot hunne kleeding en gebruik heeft gediend, terwyl de Onder-Officiers en Ge-meenen met het ledige lyf van boord moeten Vertrekken. s Weleer waren zy, die geen genoegzaam vermogen bezaten, om hunne gepermitteerde kist, of kisten behoorlyk te vullen, gewoon hun recht voor een ftuk gelds aan anderen af te ftaan; doch dit werdt in 1756 ftrengelyk verbooden, op poene, dat wanneer heeft men noch 90 dagen ; echter wordt dan de korting hy den dag afgerekend. Maar de drie maanden laatende afloopen, wordt 'er niets gekort. Indien 'er iemand is, die voor 't begin der 90 dagen heeft afgefchreeven, en op een ander, uit die fomme, het bedrag zyner Koopmanfchap overgeteekend, zo geniet de Kooper de volle voorbetaaling, of fchoon 'er anders reeds nabetaaling op mogte gevallen zyn; want langer wagtende dan de drie geftelde maanden, zo met het betaalen als ontvangen van Goederen, is de Kooper gehouden voor Intrest te betaalen by den dag af, tegen acht ten honderd in 't jaar. Iemand meerder affchryvende, dan hy fchuldig is, geniet geen verdere voorbetaaling, dan. van zo "veel hy betaalen moest. Zo iemand nalaat zyne gekogte goederen te laaten afhaa* Jen, worden dezelve in de volgende Verkooping wederom verkogt, en zo zy meerder gelden, is het voordeel voor de Compagnie, doch zo zy min-^ der opbrengen dan by de eerfte reize, zo moet die nalaatige Kooper da fchaade boeten; mogende zulk een nooit wederom op «aam by penig* Kamer koopen, dan na dat hy zyn fchuld heeft afgedaan. De betaaling der gekogte Goederen gefchiedt in de Kamers van Amfter-" dam, Delft, Hoorn en Enkhuizen, in de Bank te Amfterftam; mits men in de Bankbriefjes distinftelyk fteile, aan welke Kamer de affchry ving ge-] fchiedt; Al wat by de Kamer van Zeeland wordt verkogt, moet binnen Middelburg worden voldaan aan de Bank dier Stad, met een Agio die ten minften § per cent hooger is dan te Amfterdam. De Koopers der Goederen moeten hunne eigene reekeniogen maaken, niet alleen van 't geen zy gekogt hebben, maar ook van de fomme, en op welr ken dag dezelve is afgefchreeven: teffens moeten zy afkorten de voorbetaaling, en, by voegen de nabetaaling, benevens een per mille voor den Ar.menj want de Compagnie geeft gefene reekeningen, maar ontvangt ze, om  OVER DEN KOOPHANDEL 141 om dezelve dan verder door haare Boekhouders te doen nazien. Edoch wat de Nooten en Nagelen aangaat, van dezelve, als fteeds te bekomen» laaien de Bewindhebbers reekeningen uitdeelen aan de Koopers. Het Kaneel, de Bruine Peper , Foely en andere Speceryen, worden ge* 'woonlyk in Grasmaand of Bloeimaand, doch de meeste overige Waaren, Lynwaaten, Zyden Stoffen, enz. in Wynmaand of Slachtmaand verkogt, wordende de aanftaande Verkooping doorgaans zes of acht weeken te vooren door de Couranten en Billetten bekend gemaakt. De Goederen, welke verkogt zullen worden, leggen vooraf in de Pakhuizen in kavelingen gefchikt, op dat een ieder, des begeerende, dezelve zou kunnen bezien. Veele Makelaars bevlytigen zich in dien tyd om kleine notitie Boekjes te maaken van de Drogeryen, Verfftoffen, Zyde, Floret, enz., nevens welke zy voegen de nummers van ieder kaveling, met aanwyzing, welke de beste, minfte, of befchadigde zoorten zynr deeze Boekjes prsfenteeren zy aan voornaame Kooplieden, welke hunne Kennisfen of Patroonen zyn, om dus commisfien op de aanftaande Verkooping te verkrygen. ■ Met de Catoenen Lynwaaten en Zyden Stoffen wordt dus gehandeld; de Compagnie laat derzelver kavelingen aantekenen in groote Boeken in folio, zomwylen wel van 150 of 200 bladzyden, FaBuuren genoemd: fcy de nummers vindr men geméld de naamen van ieder zoort, de ftuk* ken, die in ieder baal gaan; de lengte en breedte van. ieder ftuk; de plaats van waar dit goed gekomen is, benevens den prys van den inkoop by de Compagnie. Deeze Boeken worden gedrukt en gewoonlyk voor twee Dukaaten verkoga. Zommige zoorten van Goederen kunnen eenige dagen voor de Verkoopingen wnr^n fecn.cn r uk de baaien Neteldoeken en Lynwaaten leggen Monfters op de tafels; de Chitzen leggen alle open, en de Zyden Stoffen iunnen insgelyks opengerold worden. Van de Thee en Koffy kan men Xvlonfters krygen tegen een gemiddelden prys. De kavelingen of koopen zyn alle klein, waar van maar eene te gelyk wordt opgeveild: moetende hy,' die ze koopt, dezelve by 't gewigt of ftuk ontvangen ; doch al wat befchaadigd zynde voor goed is verkogt, mag hy uitfehiften. Geduurende de'Verkoopingen der geweeven Stoffen, zitten de Kooplieden en Makelaars in zodanige Waaren met hunne FaBuuren voor zich en noteeren by ieder artikel den naam van den Kooper en den prys: dit 13 vóór hen eene zaak van groot belang; want dus kunnen zy altoos weeten , by wien zy. waarfchynlyk eene of andere begeerde Waar zullen kunnen vinden , terwyl zy uitden prys kunnen opmaaken, of Ijen ook te veel wordt afgé«fecht. S Y . 20  i43 ©VER, DEN KOOPHANDEL; Zo ras de Verkoopdag gekomen is, begeeven zich de Liefhebbers, bc«evens zeer veele Makelaars en Beunhaazen, op 't Oost-Indisch huis, en gaan 'smorgens te © uuren in de Verkoopzaal, een groot vertrek, rondom snet banken, Amphiteaters wyze, bezet. In 't midden zit de Vendumeester aan een lange tafel met vier of vyf Bewindhebbers, een Secretaris der Stad, en een Klerk der Compagnie voor zich. De naaste plaatzen bezetten go of 40 Koopers en Makelaars, zynde dezelve, wegens haare nabyheid aan den Vendumeester, zeer begeerd. Zo ras men behoorlyk is gezeten , flaat de Vendumeester met het afflaghamertje op de tafel om ftilte ta verkrygen, waarna de Secretaris de Conditiën voorleest, op welke de Ver»» tooping zal géfchieden: zynde dezelve doorgaans van een gelykzoortigea inhoud, ongeveer op de volgende wyze ingericht. „ Dat de Gedeputeerde Bewindhebbers der Compagnie prasfenteeren pur K blyk te veilen, volgens Refolutie van de Vergadering van Zeventienen, $, hy den ftok en aan de meestbiedende, de Koopmanfchappen in de uitge4, geeven en aangeplakte Billetten vermeld; welke Koopmanfchappen, vol- gens de gemaakte kavelingen genommerd en gezien zyn; dewelke de „ Compagnie verkoopt voor "t geen zy zyn, of zouden moeten weezen , „ 'c zy goed of kwaad, gezien of ongezien, of zo als dezelve te zien „ zyn geweest. „ Dat de Verkooping gefcbiedt, te betaalen contant in de Bank der „ Stad Amfterdam (zo de Verkooping in eene der Hollandfche Kamers is) „ mits rabatreerende drie maanden tegen zes per cento in 'tjaar, te reeke„ nen van den Verkoopdag ; en dat de betaaling niet contant gefchieden„ de, het Rabat niet verder, dan na proportie van den tyd, zal mogen „ worden gekort. Dat indien de betaaling binnen de drie maanden niet „ gefchiedt, de Kooper verplicht. ^1 vUU. vereren tvd te betaa„ len Intresfen, tegen acht per cento in 't jaar, zedert het verloopen der „ drie maanden, tot den dag dat de betaaling effeétive zal volgen, zoda- nig echter, dat het Rabat tegen den Intrest zal worden afgereekend; en „ dat van hét geene, het welk van partyen, die eerst na de drie maan- den betaald zyn, de Intrest meer bedraagt dan van de partyen, die ,, vooraf zyn betaald, de Intrest tegen acht per cent zal worden gereekend; doch indien in tegendeel het Rabat meer bedraagt dan de Intrest, men „ van de onderlinge partyen niet meer zal reekenen dan tegen zes f, per cent. Dat de Koopers gehouden zyn de door hen gekogte Goederen te haaJen &n te ontvangen aanftonds na de Verkooping, of ten langden veer£ tien dagen daar na; sullende by gebreke, van dien, de Compagnie, zon- m  OVER DEN KOOPHANDEL. 143 ^ der nader bekendmaaking, de Goederen by 'tgewigt verkogt, doen we„ gen, of de geene welke by 't ftuk verkogt zyn, laaten tellen, en ze „ alzo gewogen of geteld in haare pakhuizen laaten opflaan, op riGco van „ de Koopers, en dat de levering daar mede gedaan zal worden gehouden, „ even of zulks aan den Koopman zeiven waare gefchied. „ Dat wanneer iemand in gebreke blyft, de gekogte Goederen te ont„ vangen, binnen zes weeken na den Verkoopdag, de Compagnie de magt „ heeft, na hem zulks door een enkelen Commis aangezegd te hebben, „ de Koopmanfchappen veertien dagen daar na te mogen verkoopen, of „ tot haare keuze wederom te eigenen , en zulks ten voordeele van de „ Compagnie, indien de Koopmanfchappen dan duurder worden verkogt j „ doch in tegendeel tot nadeel van den Kooper, indien zy minder gelden. „ Of indien de Compagnie raadzaam vindt een pakhuis te huuren, en de „ goederen daar in op te flaan, zal zulks zyn voor rifico van den eer„ ften Kooper en voor zyne Rekening, tot dat dezelve alles in \ geheel „ voldaan zal hebben, na Hechts een tweede waarfchuwing aan hem ge-; ,, daan te hebben.. „ Dat de Bewindhebbers, geraaden vindende van de Koopers Borgen te „ eisfehen, zy zulks zullen mogen doen; en dat de geene, die eenige on„ betaalde Koopmanfchappen willen ontfangen, voor alle dingen gehouden „ zullen zyn, goede en fuffifance Borgen te ftellen , tot genoegen der „ Compagnie, welke Borgen zo wel als de Koopers gehouden zullen zyn, „ eene Afte te pasfeeren, van de waarde der Koopmanfchappen , onder „ formeele renuntiatien ,• doch indien de Bewindhebbers eenige Borgen „ mogten weigeren aan te neemen, zullen zy niet verplicht zyn daar van „ eenige redenen te geeven. Doch dat de geene, die de gekochte Koop•„ manfrl™pp"« bciaaiu neoben , en daar van bewys toonen, by 't af haaien van hunne Koopmanfchappen, niet tot eenige borgtogt gehouden zyn, gelyk „ zy, die flechts een gedeelte der Waaren betaalende, en al het gekochte „ willende af haaien, voor het onbetaalde moeten borg ftellen. ,, Dat wanneer eene Compagnie voor iemand Borg blyft, nier alleen de „ geheele Compagnie, maar ook ieder Lid in 't byzonder verbonden is „ voor 't geheel; dat de eene Compagnon voor den anderen geen Borg „ kan blyven, noch geen Meester voor zyn' Knecht, noch de Knecht voor „ zyn' Meester, alsmede geen Pupillen of minderjaarige; en dat de Com„ pagnie niemand als Koopers zal toelaaten dan dien zy voor goed erkenr. ,, Dat de Koopers noch derzelver Borgen de gekochte Goederen niet „ zullen mogen betaalen met Obligatien ten laste der Compagnie, ofte „ eenige andere pratenfien tegen dezelve. » Pat  144 OVER DEN KOOPHANDEL; „ Dat men niemand als Kooper of Borg zal toelaaten, die zyne voor* ,, gaande reekening met een der Kamers der Compagnie niet heeft ver„ effend; hebbende zy deeze reekeningen vooraf moeten afdoen, of by „ gebrek van dien, zullen de goederen die zy gekogt mogten hebben, of de voorgaande, indien 'er noch eenige mogten resteeren, by de Cotn„ pagnie mogen bewaard of verkogt worden , op den voet als hier vooren „ is gemeld; en in zulk een geval zu'len deeze Koopers of derzelver Bor„ gen verplicht zyn, de reekeningen goed te keuren, die hun van wegen i, de Compagnie, of door een haarer Commizen worden opgemaakt, en „ de geheele fomme die zy noch fchuldig zyn, te moeten betaalen, eer „ hun eenige goederen worden geleverd. „ Dat de Koopers gehouden zullen zyn een per Mille te betaalen voor „ den Armen, in Bankgeld, van alle de goederen welke zy inkoopen, „ doch dat de Courtagie zal ftaan ter dispofitie der Koopers, zonder dat „ zy echter dezelve van 't beloop der gekogte goederen zullen mogen kor„ ten, maar dat hun dezelve uit de hand of tegen hunne asfignatien zal „ worden betaald (gte zyn, het ter keure derBewinJheb„ bers zal ftaan dezelve op te houden, en voor rekening der Compagnie te „ bewaaren. Of indien dezelve het anders moeten verftaan, zullen de Koo„ pers verplicht zyn, alle hunne gekogte Kavelingen, zo als zy zyn, te ont,, vangen, en zich voorts in ailes te fchikken zo wel naar de algemeene or,, donnantien, als naar byzondere artikelen, raakende zodanige waaren in 't byzonder. indien 'er zodanige mogten zyn. „ Dat de Koopers zullen genieten vyf pond Tarra voor ieder Baal bruine Peper, „ en drie pond voor ieder Baal witte Peper. Dat voorts van de Peper niets anders „ voor goed gewigt, of voor prompte betaaling zal gekort worden; maar dat zy „ alleen per baal zullen genieten twee pond, die by 't weegen van ieder baal op „ de fchaal zal ftaan en voor gewigt gereekend worden: dat zy eindelyk bevryd „ zullen zyn van de uitgaande rechten, op de Peper ftaande, te betaalen. „ Dat zy eindelyk, die hunne gekogte goederen willen ontvangen, een „ dag vooraf hunne Notitie aan de Boekhouders van 't Pakhuis moeten over,, geeven, van 't geene zy op den volgenden dag willen omvangen: dewyl „ zodanige Koopers het eerst zullen worden geholpen". Na het afieezen deezer of gelykzoortige Artikelen, begint de Verkooping, na welke, of ook zo men 't begeert, ftaande welke , een ieder zyne gekogte goederen kan laaten af haaien, mits hy dezelve in de Bank heeft afgefchreeven. Midlerwyl worden 'er Notitien gedrukt van de .pryzen der goederen, welke verkomt zyn-eiivan.de nummers, welke de Compagnie heeft ingehoulen. Ieder Koopman moet, gelyk boven.gezegd is, -zyne eigene reekeningen maaken, welke dan door de Boekhouders met hunne boeken worden vergeleeken. Dit gefchiedt om abuizen voor te komen, en zo 'er eenige mogten zyn, dezelve te verbeteren. WanJJÏ". D E EL. T  i46 OVER DEN KOOPHANDEL. Wanneer iemand een klein reftantje of fddo van reekening aan de Compagnie in Banco affchryfc, is hy bevryd van 't betaalen der zes ftuivers, die anderszins van de partyen onder de 300 guldens moeten worden betaald. De overlevering der gekogte goederen gefciiiedt eindelyk aldus : wanneer iemand de verfchuldigde fomme heeft afgefchreeven , levert .hy eene Asfignatie aan de Boekhouders over , houdende dat de E. E. Heeren Bewindhebbers van de Oost - Indifche Compagnie ter Kamer Amfterdam , Hoorn of Enkhuizen (dewyl tot gemak in de i\egotie deeze zaaken voor de Kamers van't Noorderquartier'te' Amfterdam worden waargenomen) geheven te laaten volgen den ontvang cedul van Koop-r N bedraagende naar calculatie ƒ waar voor op den 17 in Banko is afgefchreeven. De Bewindhebbers, zulks naziende en accoord bevindende, geeven hem eene gedrukte en door hen geteekende order , voor de Opzieners van 't Pakhuis , om aan hem de gekogte goederen te laaten volgen; gelyk aanftonds na intrekking van de geteekende order gefchiedt. Zy die onkundig zyn in de behandeling der zaaken van de Maatfchappye, vinden dikwyls zwaarigheid in 't opmaaken hunner reekeningen ; waarom wy hier eenige voorbeelden zullen byvoegen. i° Ah men op zyn tyd te veel heeft afgefchreeven, By voorbeeld, men heeft eene Kaveling bruine peper gekogt voor. 23 gr. het pond, en men calculeert ieder baal op circa 430 pond netto,dan bedraagt dezelve ongeveer ƒ 2450 -: -: Deeze fomme den volgenden dag afgefchreeven hebbende, ontvangt men de Peper op de Schaal der Compagnie, en wanneer men met dezelve wil afreekenen, dan formeert men de reekening op deeze wyze. N. N. Debet aam de Oost-Indifche Compagnie voor etnc Kaveling Peeper van haar gekogt. No. 18, 10 Baaien wegen 4? 50 ft?. Tarra 5 fg per Baal 50 Netto fg- 4300 a 23 gr. f 4472 - 10 - Hier by voor de armen I per Mille ƒ 2 - 10. - : ƒ2475 - = -: Af voor drie maanden voor betaal a £ Pet. f 37 - 2 -: ƒ 2437- 18 - : Hier  OVER DEN KOOPHANDEL. 147 Hier uk blykt, dat men / 12 - 2 - : te veel heeft betaald , om welke wederom te krygen, men by den Boekhouder moet gaan, om hem de reekening te laaten zien, die, zo hy ze wel bevindt, het overfchot op de peper op den volgenden dag wederom doet affchryven; doch is 'er abuis in de reekening, dan wordt hetzelve door den Boekhouder aangeweezen. 20 Als men op zyn tyd te weinig heeft afgefchreeven. By voorbeeld, men heeft eene Kaveling Javaafche Katoenen Garens gekocht a 41 ft- het pond, en men calculeert dezelve ongeveer 250 f& te weegen, dan bedraagt zulks omtrent ƒ 500- : - : deeze als vooren afgefchreeven hebbende, formeert men de reekening als volgt No. 27. 2 Baaien weegende n? 258 Tam a per zak 4 Netto-at .254 &41 ft- /520 -I4-: Gaat af 1 percent voor goed gewigt ƒ 5 - 4 - : ƒ 5*5 - 10 - : By 1 per Mille voor de armen ƒ - - 10 - : Af voor drie maanden voor betaaling a i| Pet. f 7.15-- / 508 - 5 • 5 Waneer deeze reekening Ly den Boekhouder gebragt en accoord bevonden wordt, blykt het, dat /' 8 - 5 : te weinig is afgefchreeven, welke men den volgenden dag aan de Compagnie affchryft, waar mede dan deeze reekening geflooten is. #* Wanneer men de geheele Voorbetaaling niet geniet. By voorbeeld, men heeft eene Kaveling van 40 fluk Guinees gekogt, a 16 Gld: het ftuk, die men niet eerder betaalt, dan eene halve maand na de expiratie van den termyn, voor de volle voorbetaaling gefchikt, gelyk te vooren gezegd is, dan formeert men de reekeninge op volgende wyze. T 2 No»  i48 OVER D E N K O O P H A N D E L. No. 32, 40 Ps. a f 16-:-: —. —— ƒ640By 1 pr. Mille voor de Armen ƒ - 13 . .: ƒ640- 13 - : Af voor 2^ Maanden Voorbetaaling \ Pet. ƒ 8 - : f 632 - 13 • : 40 AU men Nabetaaling of Intrest moet betaalen. Men heeft by voorbeeld gekogt eene Kaveling bruine Peper op No. 2n. 10 Baaien weegende 4350 fër Tarra 5 per Baal 50 fgv ^af^oo h 23 Gr. ƒ2472 ~ 10 • : By voor de Armen 1 per Mille —— ƒ 2 • 10 • : f 2475 * : ': By drie Maanden Nabetaaling a 8 Pet in 'c jaar f 49 ■ 10 ƒ £524 - 10 •: Op dat een ieder konne zien, hoedanige goederen en op welk eene wyze dezelve by de Maatfchappye worden verkogt , zullen wy hier nu laaten volgen eene lyst der goederen, welke doorgaans door de Compagnie worden verkogt, en met de Speceryen beginnen. Wy hebben reeds gemeld, dat ce Bewindhebbers den prys der Nagelen en Nooten naar hun welgevallen ftellen, dewyl zy van dezelve geheel meester zynOmtrent het Canecl heeft dit geen plaats : want hoewel dc Maatfchappy wel alleen den Ceylonfchen handel in handen heeft, zo kan zy echter den prys van 'c Caneel niet zeer hoog houden; dewyl op verfcheiden plaatzen in de Indien valsch Cancel groeit, dat voor het waare eenigzitis gebruikt kan worden, en zonder twyffèl tot een behulp in algemeen gebruik zou komen, indien't waare Caneel niet dan tot een onnr.atigen prys was te bekomen: Om deeze reden verkoopt de Maatfchappy het Caneel fteeds in 't openbaar, benevens de Peper en Foelie , doch met die voorzorg, dat 'er niet meer van de eerstgenoemde waar worde geveild, dan men ongeveer weet, dat in Europa gevoegclyk kan worden vertierd, dewyl anderszins, zo 'er te veel teffens verkogt werdt, de pryzen boven maaten zouden vallen. Aan-  O V E R D E N KOOPHANDEL. 14.9 Aangaande de Peper heeft noch veel min 'er eeniye Monopolie plaats ,. dewyl dezelve door een ieder in de Indien is te bekomen. Met gemelde Lyst nu is het aldus geleden. In 'tjaar 17-5 werden, de volgende-waaren-by dcRelpecrive Kamers derCompagnie verkogt,: 'Amflerd. Middelb. Delft, j Rotterd. Hoorn. [EnÊhuiz. 24 April. 1 Mai. 9 Mai. 11 Mai. 16 Mai. 18 Mat. 400000 $§■ Caneel- - »• 200000 iocooo 25000 I 25000" 25000 25000- S^ooo fg Foelie - - 4500a 22500 5625 5625 5625 5625 3;r)2 Baaien bruine Peper 3780 2020 ÖS3 400 654 7.60 In 6 Mai. 22 April. 30. April. 2 Mai. 13 Mai. 15 Maiv 400000 fg- Caneel - - 200000 100000 25000 25000 25000 25003 100000 fg Foelie - 50000 25000 6250 6250 6450 6250 10667 Baaien bruine Peper 5820 2600 354 510 488 895 In 1777. 21 April. 7 April. 15 April. 17 April. 5 Mai. 7 Mai. 400000 tg Caneel - . 200000 100000 25000 25000 2500a 25000 80000 tg Foelie - - 40000 toooo 5000- 5000 5000 5000 iüooo Baaien bruine Peper 4375 2800 | 761 757 690 635 In 1778. 27 April 4 Mai. ! ï2 Mai. [14 Mai. 19 Mai. 21 Maf.- 350000 fg- Caneel - - 175000 87500 j 21875- 21875 21S75 "875-" 85000 fg- Foelie - - 42500 21250 5325. 5325 5325 5.325... 9546 Baaien bruine Peper 3920 3130 400 612 1484 . . u; In 1779. 12 April. 19 Apri. 27 April. 19 April. 4 Mai. 6 Mai, 300000 fg- Caneel - . 150000 75000 18750 18750 18750 18750 80000 fg Foelie - • 40000 20000 5000 5000 5000 5000 12300 Baaien bruine Peper 5350 3750 640 750 730 1080 In 1780. 17 April. 24 April. 2 Mai, 5 Mai. 9 Mai. 11 Mal; 55000 tg Caneel - - 125000 62500 15625• 15625 15625 15625 80000 fg Foelie - • 40000 20000 5000 5000 5000 5000 9A59Baaien bruine Peper 3170 3690 583 780 376 J 860 T'3 Wy  150 OVER DEN K 0 0 P H A N D E L. 'Wy zullen hier nu laaten volgen de pryzen der voornoemde goederen, zodanig als zy in de verkoopingen van 1775 tot in 1779 by de verfchillende Kamers zyn verkogt: zonder evenwel, zo weinig in deeze als in de volgende opgaaven, den Leezer het oog te doen fchemeren door de kleinfte gebroken getallen, die tog in deeze befchouwing niets ter zaake doen. 'Caneel by 't pond. 1775- | I776- 1777- J I7?8. 1779. Stuiv. Banco. Stuiv. Banco Stuiv. Banco. Stuiv. Banco. Stuiv. Banco. Amfterdam 122 tot i6o\ 117 tot 14.2 115 tot 179 106 tot 140 90 tot 134I Middelburg 120 tot 145 uö tot 125 102 tot 142 ; 102 tot 135 98 tot 133 Delft ilo tot 152 114 tot 140 102 tot 142 : 102 tot 133 98 tot 132 Rotterdam 118 tot 148 113 tot 140 103 tot 138 ici tot 130 98 tot 132- Hoorn 117 tot 147 114 tot 132 107 tot 146 102 tot 125 99 tot 130 .Enkhuizen n 107 tot 135 102 tot 130 99 tot 130 Foelie by 't pond. 1775- x77^' *?77- *77%- *779- 45. 43. %■ 45 «. 45- 45- 8- Amfterdam . i . 20. 3 20. 3 21. 7 20. 10 21. - Middelburg ... 20. 1 20. 4 21. 8 20. 4 21. 2 Delft . • 20. 2 20. 3 2.1. 7 20. 4 21. 2 botterdam . . " 20. 4 20. 3 21. 7 20. 4 21. 2 Hoorn . . . 20. 3 20. 2 21. 8 20. 4 21. 3 Enkhuizen . . • j 20. 3 20. -a 2-1. 8 .1 ao. 4 2,1. 3 Bruine Peper by 't pond. 1775- -776- x777. I778, 1779- «. «. «. %. %. Amfterdam : . . 26 21 23* 26 23 Middelburg . . . 25^ 22 22 25* 23 Delft ... 25 22 22 25^ 123 Rotterdam . . . 251 22 22 25+ '23 Hoorn .... 25 pi 23^ 24 22 Rinkhuizen ... 25 2t 23 [ 22 Om  OVER DEN KOOPHANDEL. 151 Om den Leezer een denkbeeld te geven aangaande de verkoopingen der overige goederen, die doorgaans in Slagt of Wintermaand worden verkogt, zullen wy hier nu hoofdzaakelyk laaten volgen de verkoopings lysten van de jaaren .775, 1776", 1777, 1778 en 1779; benevens die van 1780 in haare. volle uitgebreidheid; De verkoopingen der eerstgenoemde jaaren zyn geweest de volgende : l77S- -77& 1777- 1778. 1779- Witte Peper . . ft? 84993 84998 23 55 ,88991 34427 Geconfyte Gengbér . . fg 10346" 11232 11257 10064 10881 Geconfyte Notemuskaat, ftukken 900 ioco-j 900 800 1871 Cauris . . . ft? «5437 69286 44357 - . 51984 Soya . . vlesfen - - .... 110 120 Salpeter . . fg 2374083 1286217 2568315 2350000 3098838 Verfchillende Houten . fg \ 645231 743842 806123 • 622125 64.5200 Indigo . . fg- 11364 12261 9460 11256 10538 Curcuma . . fg 60000 70000 65625! 60875 61250 Poederzuiker . . fg- 34o657 936975 ; 5339'8, 636006 408289 Tin . fg- 540600 840000 177450 379705 48444* Spiauter . . fg 209101 200061 33:520 34199 162200 Cardamom .. . fg 13654 "997 6370 7070 6783 Campher . . . fg" 40253 50372- 27060 29200 26301 Borax . fg- 6000 6000 6000 6000 4000 Benjoin . . fg 1496 3^05 8980 18625 8625 Catchou . . tè 8000 4000 1200 1500 2500 Draakebloed . . ft? 990 1000 2496 - - 314* Gommen in zoorten . . fg 18184 21410 18431 147^4 158*8 Lange Peper . ft? jouuu 15000 16500 90II 17000 Cybebe of Staartpeper . fg 10000 ' 10000 8875 6850 12500 Rhabarber en andere wortels fg- 101027 107562 80415 57246 58174 Sago . . fg 21603 I78i2 18348 17706 15607 Steranys . . fi? - - 6157 5434 3431 3096 Parlèmoer » . ps - 7000 4295 9016 7614 Caneel Olie . . oneen - - 240 160 160 jgg Olie van Foelie . . oneen 310 360 240 120 320 Nagel Olie . . oneen - - 256 256 64 320 Muskaat Olie . . -oneen 320 384 200 320 . . Diamanten . . caraaten 970; 549 1339 1307 Bindrottingen . . fg- 3528 3918 3"5°° 18750 18750 Tamarinden1 . . fg- 50006 iaoooo 12000 Caapfche Wyn . Aamen 59 58 521 24 52 Atak . . Leggers - . 45 17J • - 39 Ruwe  15* O V E Pv BEN K O O P H A N D E L. t -W5-1 »77& | »777-1 ,778- 1779* ' 20993 IS'SagoMalax,ordin. 9925- 4638 1368 , 1374 J3+4 13-H ï 25- ft? dito Tonquinfe, witte terpreu ve 125- ■ — 1 o o %\ ft?ditoBorneofe terpr. 2 ... j o o 4707ft? Star Annys 1636 1767 —— j o 1304- 715-0 psPaarlmoer Schelpen 4399 1171 393 ■ 411 393 3SJ 160 Oneen Canneel Oly 100 60 ——— I 0 o o 320 Oneen Fouly Oly 200 1 ïo ■ | 0 o o 3 20,Oneen Nagel Oly 320 ■ ■ 0 o o 121 Carraat Ruw Diamant 121 —— 1 11 o o o 39 ff? Stamp. Paarlen 39 1 ■ 111 o 0 o 31 ps Kritfen met Goud 31 ■ 1 i 0 o o 6 Pieken met Goud 6 ——— —— 000 2 ps Handr. met goud kn. 2 — —— 000 28i2f-fg-Bindrottingen 9375- 937f 0 0 9375" 3OOOO f}? Tamarinde —— 30000 ~~~~ O O o 26 Amen Roode Conft.W. 13 8 3 20 0 26 Amen witte dito dito 13 7 3 o o 0 136 Leggers Aracq f3 f1 1 7 & 8 135-96 fit Ruwe wit. Nan. Zyd 3129 65-77 ' 0 0 3890 10038 Cantonfe Ruwe Zyde 8011 ■■ ~~" o o a02/ 12900 fff Beng. Zyde ïtal. Ver. windin. 5-984 95-2 299s 2992 o 0 12080ft?dito dito Tanny 285-0 105-0 9°° iof< 5-25-0 ?8o 2400 fff ditoditoTannaBanna 900 3°° 3°' 600 ^00 34.5-0 ff? dito dito Adapangia 900 lfo If' J95"0 3oo 4800 f{? dito dito Jongep Tan* 225-0 105-0 7S° 75"'' ° Q 45-00 ft? dito dito Rayp.Tan. 2250' 105-0 600 { 60^ 0 Q M. Deel. V «ifo*Flo-  i54 OVER DEN KOOPHANDEL. Amft. Zeel. Delft Rott. Hoorn Enkh. 13 Nov 27 Njv. 14 Dec. 6 Dec. 12 Dcc. 13 Dec 6iroft?Florette Gaaretis 2700 600 1350 Ifoo o I o 15-075- ^Catoene Gar. Beng. 6ooo j 337? 2850 285-0 0 I 0 6802 ft? dito dito Corman. 58o3 | 997 o oio 3 [ooo fT? dito dito Surjt. 2z6oo j 114-00 0 0 I 0 20000 TT? d.to dito Tutucor 145-00 j 5-5-00 —- o 0 I ° 7 2<5j.rfr?'dito dito J^vaasch 3293}l 19712 f000 fooo . f000 | 5°oo 4290000 ÜtCoffy Javaasch 2225-000 1135-000 215-000 25000 j 250000 2,-0000 17000'ÖT dito Ceylons 17000 o o J o 763913? dito Bourbons 76391 0 0 0 THEE direct van CHrNA. ' 2656J ft? Thee dito Heyfand 3020 11880 o 0 0 9664 33989-ft? dito dito Schin 5*0-1 2 871 o 0 0 =9 4 Ii7302ft?Jito Tuskay 28240 61190 o o 0 21866 2151170*dito Songlo 1Ö8381 5 874 o 0 o 55015 1871 fï? -iito Joosjes 767 618 o o 0 4?6" 55*36 ffr dito Pacco 16580 15-86 o 0 o 22870 140388 ffrdcoSopchon 485'! 40512 o 0 o 51355 43492, ft? dito Congo 16213? 156461 o 0 o 116 23 163^012 ft? dito Boey 627818 568762 o 0 o 437^43» * 446 Kasfen Porcelein ' l64 155 o 0 o 127 43t Tobbens dico i°° 151 o o 0 » '4 767 Bondels dito J39 273 o 0 o 355 ZYDE STOFFEN. ï600 psRoemaals Zyde 4°o 800 200 200 o o soops Coraofonged Vr.Kl. i o 200 o o j o o 320 ps Alegiasfen " J loo ! 220 ' 0 o | o o j570psArmofyn Bengaals j 4°° j 53° j 320 J5o o o SpopsPoids Damaflen i 100 j 250 0 o j 0 510 500 ps Meubels Damaften j ■ 300 j 5° o o j o 150 5opsPour de foyen o 50 o oio o 409 ps Gorgorons 249 !50 o o o 100 2opsFluweelen 20 ' o | o o o o 510 ps Saitynen 210 200 o o o ioo 35c pi Luftrhgs j 200 ioo o o ; o 2 0 2co p-, Larapasfen | 100 5° | o o ! o 50 fopsChegrynen 50 o j 0 0 0 o roopsGrufetjes Ij o 50 0 0 0 <0 3499PsPek.of Rol-Armof. j 350 749 0 o o 400 locpsPelans dubbelde | o 50 I 0 0 o 50 jopsjapanfe Zyde Rokk. 1 1 > i\ 3 g 8 8 CATOENE  OVER DEN KOOPHANDEL. 155 Amfh 1 Zeel. Delft , Rott. Hoorn Enkh. CAtOENE LYWAATEN. 13 Nov. 27 Nov. 4 Dec. 6 Dec. 12 Dec- 13 Dec. 49035 psCasfa divers 1544° l8ocö 7669 ™u ° 0 85opsAdathyS 354 24° «« «8 o o i'ór<5psTansjeebs 3995 277i 1945 1915 0 0 i2246psMalmolens 4477 3898 1918 1953 0 0 479 ps Alliaballys 98 183 99 99 | 0 0 i3ópsNainfooks 5» ; 5° 43 43 j o o 181 ps Seerhandconats 45 1 5° 43 43 o o 377psSeerbetjes *44 ( r42 41 50 o o 258opsTherindains 880 f 860 420 4?o o o . üioopsBethillesCangam 600 800 4C0 4r° o o 4283psDouriasfen 14» H33 720 720 o o 657 ps Neusdoek. Harriap. 100 357 ÏOo 1=0 o o 10247 psBethilles gebleekt 66+7 3600 o o o o 3o88psHamans 1020 998 53i 535 o o 631 ps Keeper 100 33i 100 100 0 o 6ö72psSaanen 2 34° 2212 1040 i°So 0 o 40opsSologesjes 100 100 ioo 100 o o 358r ps Mamodies ^00 1081 600 600 o o 5oopsSittaras 100 ^ 100 ï<» : O o 3oopsTuckerys 100 0 100 J°° 0 0 H2opsd'Herriabadys 4°° »4o 240 24° o o 578opsAmiertjes' 2200 13»° 1100 Iï0° o o i72opsLachoriasfen 58o 580 28o 280 0 0 2400 ps Dongrys of Pautkas 9°° 700 4-0 400 0 o 12208 psBaftasfen divers 4879 3259 2070 2C°° o o " 7copsMoeris divers 5°° 200 0 o 0 0 2600 psCatte Caatjes 1800 800 0 o 0 0 3ioopsHane Caatjes 235° 75» 0 0 o o ioops Moenemolam Caatjes 5° 5° 0 0 o o coo ps Periemoenein. Caatj. I5° 5° o 0 0 0 590opsCallamanganys 5000 $>°° o 0 o o 340opsBerampaats 2000 1200 o 0 o o 400 ps Savogesjes 300 100 o 0 o o 2ioopsDotys 1500 Cco o o 0 0 3291 ps Ging. div. van Beng. 900 H91 600 600 0 o i20opsNillas 300 Joel 2oo 200 o o V 2 i30opsSeerfukkers  156 OVER DEN KOOPHANDEL, j Amft. Zeel. Delft. Rott. Hoorn Snkn. fl3 Not. 27N0V. 4.Dec 6 Dec. rz Der 3 Dec ï3ooPsSeerfukkerS 40O 300 300 500 Q Q aoopsSichtermans Saay IOO I00 0 o o o ioopsCopees Peza Ioo 0 o o 0 o 476PsThepoyS 00 Ig6 1C0 I0Q Q Q 000 psChelasfe van Hougly's 200 200 ico too 0 o 25opsPhotasfen l6o 00 o o o 0 1 Soo ps Neusdoeken Kismis 300 poo I5C 1$0 0 Q 2010.1 psRoemaals divers I0385 7319 1200 i2oo 0 o 2284 psBethüles Bonte Ufï4 8ro o 0 o o looopsChelasfenv. d.Kust. 600 400 o 0 o 0 101 ps Chhfe Neusdoeken 101 0 o 0 o o 6100psChitfen divers 4000 ipoo IO0 1QQ Q S70opsNiquaniasfen ' i8co 900 0 0 o o 4oopsBherms 300 100 0 0 o o i3oopsBrowles II00 3Co 0 0 0 SooopsCorroots 56oo 24o0 o ° o o 4ooopsChelasfenv. Souratte 2900 1ICO 0 looopsBajota 400 poQ q 0 0 0 öoopsNaginapaat ! 400 200 o i8546psGerrasfen 6#6 5?6o 320O ° ° 61420 psSalempouri* 34IOo 2,IOO 20g0 3™* 0 ° 6884opsGui„ees +tI40 23C20 g° o o io4opSDoefootjes s6o 0 * 1840 0 apSpsAtchiabanys 100 0 08 ° ° 7oops Soesjes 200 300 ^ "° o o iSoopsSjappalens of gedr. 1 0 zyde Neusdoeken 400 Ï20Q Ic0 „ 400 ps Stappa Sarrjes ofged Vrouwe Kleedje 200 200 o o 0 0 34oopsBandanoes Ooo 2000 ' 400 400 «tf8iop.NankingsLlnn.geel 7464 ,6270! o o 0 ,070- Mpsdito dito wit o 8/.0 00 0 o i645ops Vellen Papier I05oo 0 Q \ ° ° houder'"3 de'g0ederCn van Partici'IiereQ , en van voorige jaaren overge- In  OVER DEN KOOPHANDEL. ib7 In het Jaar 1775 zyn de volgende twee en twintig Schepen der OostIndifche Maatfchappy in 'c Vaderland BINNENGEKOMEN, als Voor de Kamer Amsterdam. 's Compagnies Welvaren, . . van Batavia. Bodtland, .... — „ Alkemade, .... . — # Groenendaal, ..... — — ,# Honkoop, . ... —- t Westerveld, . . ' . t . . over Ceylon. 't Veldhoen ...... —— — , Zuid beveland, ..... — , De Pallas, .... over Choromandel. De Bovenkerker Polder, over Bengalen. 'c Lam, . .... > —1 De Vryheid, ..... over China. Ceres, ..... , —-.-. Oost-Capelle, . . . . . — *,■.,„ . , Beemfters Welvaren, . . — - ' Voor de Kamer Zeeland. Mars, ..... van Batavia. Borsfele, ..... — „ . .,., Willem de Vyfde, .... — —m Voor de Kamer Delft. De Vrouw Antonetta Conradina, . . van Batavia. Voor de Kamer Rotterdam. De Dankbaarheid, va„ Batavia. Voor de Kamer Hoorn. Bredehof, (als Foorzeiler') . , . van Batavia. Voor dë Kamer Enkhuizen. Hoog Karfpel, .... van Batavia. V 3 In  ,58 OVER DEN KOOPHANDEL. In i?P5 zy" UITGEZEILD drie en dertig Schepen, ais voor de Kamer Amsterdam. 't Hoekerfchrp Catwyk aan Rhyn, . . . naar de Caap. \ Huis te Spyk, . . • • «aar China. Voorburg, ..... tiaar Batavia. 't Huis ter Meye, .... . naar C*yion. Holland, . • • «aar Batavia. Beekvliet, . . \ i • • Landskroon, . • • 1 • De Triton, . . • • Groencndaal, . . . . • ' • Bodthlaud, . . ... * » 't Fluitfchip de Hoop, . . • naar de Caap. Dc Held Woltcmade, naar Batavia. Alkemade, . . ♦ • —* Dc Vryheid, . . • »• • • Mentor, ..... naar China. Blok, . V" - • . • " » Westervcld, .... . «aar Ceylon. Honkoop, . * 1 * Voor de Kamer Zeeland. Oud Haarlem, . • "aar Ceylon. Popkensburg, . mar Batavia. 't Fluitfchip Noordbeek , «aar de CaaP' Vreeburg, . ... . «aar Batavia. De Zilvere Leeuw, . • • • ~~ • Ceres, .... . • naar China. Voor de Kamer Delft. Juno, • • • «aar Batavia. 't Buiten Leven, .... naar China. Voor de Kamer Rotterdam. De'Jonge Hellingman, . . • «aar Batavia. 't Huis te Krooswyk , • • «Mr de CaaP- Diana, • naar Batavia. Voor de Kamer Hoorn. Dc Vrouw Corn. Hillegonda, . • • tiaar Batavia. Mcerenburg, .... —— -• Voor de Kam er Enkhuizen. Hoolwcrf, .... • • naar Batavia. Batavia, • • • ' In 't jaar  OVER DEN KOOPHANDEL. 159 In 't jaar 1776 zyn BINNENGEKOMEN vyf cn twintig Schepen, als Voor de Kamer Amsterdam. De Jonge Lieve, van Batavia. 't L >o, . . >. . . Wocstduin, ... . • . 't Huis te Spyk, . . • - » De Herlteller , . . . De Bodt, . .... van Coromandel. De Patriot, . van de Caap. De Indiaan, . . . . van China. De Morgenfter, . , . . —— . 't Huis ter Meije, ... . van Ceylon. Foreest, ..... van Bengalen. Voor de Kamer Zeeland. 't Huis Om, ... . van Batavia. 't Hof ter Linde, .... — . Voorburg, .... —— < . Noordbeek, . . . . van de Caap. Europa, . . . '. . ^van China. De Paauw, .... . van Bengalen. Oud Haarlem, '. . van Ceylon. Voor de Kamer Delft. Ridderskeik, ..... van Batavia- Voor de Kamer Rotterdam. De Jonge Samuel, . . ... van Batavia. 't Huis te Krooswyk , . . . . van de Caap. Voor de Kamer Hoorn. Abbekerk, . . ... van Batavia. Voor de Kamer Enkhuizen. De Brrtha Petronella. ... . van Batavia. De Jonge Ilugo, . ... van China. In 't jaar  Tóo OVER DEN KOOPHANDEL. In 't jaar 1776 zyn UITGEZEILD agc en twintig Schepen, als Voor de Kamsr Amsterdam. Bovenkerker Polder, . . . naar Batavia. Oost Capelle, .... — ■ 't Veldhoen, . ... — ■ —. Beemffcers Welvaren, . . Compagnies Welvaren, "—- '' • Behemoth, . » " " 1 De Both, . n. De Patriot • De Tempel, . " mar Bengalen. Mercuur, .... . — 1 't Hoekerfchip Katwyk aan Rhyn, . . naar de Caap. Jagtrust, . • 't Zeepaard, . . . • . • . naar China. De Ganges, . • • • —— ——.. 't Loo, . . • .• naar Ceylon- Voor de Kamer Zeeland. Willem Frederik, - • • mar Batavia. Mars, . • '* """"* "• Cor.cordia, • • • AOa, .... • —T '• Overduin, ..... *wr Chi™- Voor de Kamer Delft. De Vrouw Antonetta Conradina, . - naar Batavia. De Vriendfehap, . • Voor de Kamer Rotterdam. De Dankbaarheid, . • • naar Batavia. Canaan, . .... naar Ckna. Voor de Kamer Hoorn. Bredehof ' ÜT fÜf' Hoorn, Voor de Karrer Enk hui zen. Batavia, ... . . *Mr Batavia' Hoogkarfpel. ■ . In 't jaar  OVER DEN KOOPHANDEL. 161 In't jaar 1777 zyn BINNENGEKOMEN drie en twintig Schepen, als Voor de Kamer Amsterdam. De Held Woltemade, van Batavia. De Mentor, ... . -— Amfterdam, . . . —— Holland, ..... —— ■ Westerveld, . . . . van Ceylon.. Overhout, ... . . -■• De Princes van Orangen, . . . van Coromandel. Delfshaven, .... van Bengalen. Catwyk aan Rhyn, . • . van de Caap. De Triton, . ... van China. De Ceres • Voor de Kamer Zuuiand. Bodtland, • van Batavia Popkensburg, .... - ■■ Batavia, • • * • • • Honkoop, . » • • • van Ceylon. Blok, . V» -' • > van China. Voor de Kamer Delft. Vreeburg, . • ... van Batavia. Buitenleeven, ..... van China. Voor de Kamer Rotterdam, Blyenburg, . • • • van Batavia. De Tempel, . • • van Bengalen. Voor de Kamer Hoorn.. De Vrouw Cornelia Hillegonda, . . van Batavia. Meerenburg, . . . • . Beekvliet, . • van Bengalen. ï\t Dbel. X In 'tjaar  ï6z O V E R DEN KOOPH A ND E L. In't jaar 1777 zyn UITGEZEILD vier en twintig Sche. pen, als Voor de Kamer Amsterdam. De Mercuur, .' . ' . . naar Batavia; Woestduin. . .. . —*— —■ De Morgerfter, ' . . ... — 't Huis te Spyk, .. . — ■ . Foreesc, .... . —~ . 'tLoo, . . . . naar Ceylon. DeDolphyn, .... naar China. Vredenhof, . . . .. . ■■" . 'e Huis ter Meye, . • ——— Voor de Kamer Zeeland. Europa, . . . . . "aar Batavia, 't Hof ter Linde, - . . . - Oud Haarlem, . . . . —— ■ 't Huis Om, .. . . . *- ■ — - Voorburg, . • • « ■ . De Paauw, .... —. De Fluit Noordbeek, . • * naar de Caap, Voor de Kamer Delft. De Vriendfehap, . - . . . naar Batavia. Ridderkerk, . . . —— ••■ 1 ■*«■. Voor de Kamer Rotterdam. *t Huis te Krooswyk, • . ... naar Batavia. Canaan, . • • • naar China. Voor de Kamer Hoorn. 't Schip Hoorn, . . . *• naar Batavia. Abbekerk, ... . naar China. Voor de Kamer Enk huizen. De Vrouw Johanna Margareta, . . naar Batavia. De Jonge Hugo, . . . . . In 'tjaar  OVER DEN KOOPHANDEL. *6"3 Tn \ Jaar 1778 zyn BINNENGEKOMEN twee en twintig Schepen, als Voor de Kamer Amsterdam. De Jonge Hellingman, . . • van Batavia. Compagnies Welvaren, . . -. De Vryheid, . .. ■ ' ' ' • De Vrouw Johanna Margareta, .. • De Wakkerheid, . . . van Coromandel. Mercuur, .... van Bengalen. Mars, ... . van Ceylon. 't Zeepaard, .. , van China. Overduin, ■. ■. « ■ - Voor de Kamer Zeeland, DeBoth, . '*, . ". van Batavia. Willem Frederik, ... ■• —— 'Ouwerkerk, • * - . - ' ~* •Juno, * ' - ' • .. van Bengalen. DeGanges, . ' . - van Chim< Willem de Vyfde, . ... van Ceylon. Voor de Kamer Delft. De Vrouw Anthonetta Conradina, ' - - van Batavia'. Voorde Kamer Rotterdam. Diana, . • . - van Batavia. Canaan^- . - van China. Voor de Kamer Hoorn. Bredehof, ... . • van Batavia. Voor de Kamer Enkhui zén. .v,.:v>".v\. yt&ik . j • . " Hooi-.verf, ' . - . - .van Batavia. Hoog C-rfuel, . ■* • - van Bengalen. X & ln 1 jaar  iö4 O VER DEN KOOPHANDEL. In 'tjaar 1778 zyn UITGEZEILD zes en twintig Schepen, als Voor de Kamer Amsterdam. Holland, . . . . naar Batavia; Prinfes van Oranje, . \ De Pallas, . .... —— ——. 'sComp. Welvaren, . . . De Vryheid, . . . . ——. De Vrouw Johanna Margareta, . • . Mars, . . . . . 't Zeepaard, . . . . ■ -• De Hei Heller, . . ' . naar de Caap. De Ganges . . - naar Ceylon. Blok, . ... tiaar China. De Zeeploeg, . . . - . . - '• Mercuur, . . . . - '- Voor de Kamer Zeeland, Europa, -• ; , • • naar Batavia. Honcoop, . * •, • . 5 — • Noordbeek, -. \ • \ naar de Caap. Voorburg, ■ . < , 5. \ naar China, 't Huis Om, . • '• • naar Ceylon. Voor de Kamer Delft. Vreeburg r . • . • • naar Batavia. 't Buitenleven, ... ; Voor de Kamer Rotterdam BI yenburg-, • • • . • . • naar Batavia. De Tèrhpel, • • .• •. Voor de Kamer Hoorn. Hinloopen, . .... naar Batavia. Meerenburg, : • . —j —' Voor de Kamer Enkhuizen. *t Lam, i . ' . . naar Batavia. Java, . - : :.' naar China. In 'tjaar  O V E R D E N KOOPHANDEL. 165 In 't jaar 1779 zyn BINNENGEKOMEN twee en twintig Schepen, als Voor de Kamer Amsterdam, De Indiaan, . . . , . . van Batavia. De Behemoth, . . c . • Groenendaal, . . De Herfteller, . . . van de Caap. Catwyk aan Rhyn, . * . . De Fluit de Hoop, . . . • Alkemade, . • . . —— — ■■ " Amfterdam, . ... van Ceylon. De Morgenfter, . . . . • De Patriot . . . van Coromandel. De Bovenkerker Polder , ... van Bengalen. DeDolphyn, '. . van China. Voor de Kamer Zeeland. Zeeduin, . . van Batavia. %Hof te: Linde, . . . . • De Zeeuw, • ° . * . * . van China. Ceres, . . \ * van Ceylon, Voor de Kamer Delft. De Zilvere Leeuw, . . . van Batavia. Voor-de Kamer Rotterdam. Ritthem, . . . van Batavia, 't Huis Krooswyk, van Bengalen. Voor3de Kamer, Hoorn, De Vriendfehap, . . . van Batavia. Voor de Kamer Enkhuizien. « De Jonge Hug), . . '.van Batavia. Ridderkerk, . . . van Bengalen. X 3 In 'l jaar  O V E R D EN KOOTHANDE % In 't jaar 1779 zyn UITGEZEILD zeven en twintig Sche^ pen, als 'Voor de Kamer Amsterdam. .©••erduin., . . . . naar Batavia. ?C >mp. Welvaren., • - * Willem Frederik, De Jonge Hellingman, • • *" 't Loo, . ■• ' ———. De Wakkerheid, • • 4 ""•* :DeBehemoth, .. ; . « De Indiaan, De Patriot, . De Herfteller, ... .. • .naar de Caap. Carwyk, . -• ■* ' ' "* De Parel, . • . • ■• naar China. De Dolphyn, «... Amfterdam, .... naar Ceylon. Boyenkerker Polder, . •' naar Bengalen. Voor de Kamer Zeeland. Oud Haarlem., . • . ? .'• naar Batavla' Bothland, . « • Middelburg, . . • rtaar CMna' Popkensburg., .... naar B,ngalen. Voor de Kamer Delft. Vrouw Anthonetta Conradina, . ; naar Batavia, Batavia, . naar China. Voor de Kamer Rotterdam. ■Canaan, ..... mar Batavia. Ritthem, .. • • ——— . Voor de Kamer Hoorn. Bredehoff, .... -naar Batavia. Beekvliet, . • m~m* " Voor de Kamer Enkhuizen. Hoogcarfpel, .... naar Batavia. De Jonge Hugo, « * • - " In 't jaar  OVER DEN KOOPHANDEL, 167 r, r v, ^ b ai r 1? K O M E N twiatigs ScheIn 't jaar 1780 zyn B1N-N E N G b. lv u w 1- pen, als Voor de Kamer Amsterdam. van Batavia» Holland * 5- • - . Mercuur, . •• • _ _ Venus, »- • ■ •• * ^ # Alkemade,. . •- r _ 't Zeepaard, - • ' " van ie Caap. De Herfteller^ . • •' ... Catwyk, ' " ' vm Coromandel. De Held Woltemade, • ■ ♦ ' Van China. Voorburg, . • van Ceylon. De Prinfes van Oranje,- • • - _ DeGanges., . Voor de Kamer Zeeland. A .. van Batavia. Stavenisfe,- . • • , De Vrouw Everhardina, . ••• van China. Blok' » ♦ van Bengalen. ?t Lam» * * van Ceylon* ' \ Huis Om, ï • ♦ • Voor dê Kamer Dëlft.' ïtf» Batavia. Hinlopen, - Voor de Kamer Rotterdam. vun Bengalen. Blyenburg. ; Voor de Kamer Enkhuizen. „_ . van Batavia. Meerenburg, . . - van China. j^va, - In 't Jaar  i63 OVER DEN KOOPHANDEL. In 't Jaar 1780 zyn UITGEZEILD achttien Schepen, als Voor de Kamer Amsterdam. Groenendaal, .... naar Batavia. Ceres, . . • . ' ■ . 't Hof ter Linde, . . . ———. De Morgenfter, . . . naar Ceylon. De Held YVoltemadé, . . . . Trompenburg, naar China. De Diamant, . . . . —— -— De Mercuur, • . . . naar Bengalen. Voor de Kamer Zeeland, Juno, . • • . • naar Batavia, 't Slot ter Hooge, .... naar China. Voor de Kamer Delft. De Zilvere Leeuw, - • • naar Batavia. Voor de' Kamer Rotterdam.' 't Huis te Krooswyk, naar Batavia. De Vrouw Catharina Wilhelmina, . naar China. we/k laatfte Schip door de Engelfchen op den 8 van Louwmaand 1781 in Duins werd opgebragt. Voor de Kamer Hoorn. De Vrouw Cornelia Hillegonda, . . naar Batavia. De Vriendfehap, .... . —■ .... Voor de Kamer Enkhuiz*en. De Bartha Petronella, . . . naar Batavia. Meerenburg, ... . r , d Na  OVER DEN KOOPHANDEL 16*9 Na de opgaave van alle deeze byzonderheden zal 't niemand vreemd dunken , dat de belangen der Oost- Indifche Maatfchappy fteeds met de belangen des Vaderlands in het zelfde tafereel worden geplaatst. „ Naauwelyks, (zegt de Schryver van De Opkomst en Bloei der Vertenigde Nederlanden,) was de Maatfchappy zeventig jaaren in (land geweest, of men rekende haare jaar. lykfche inkomftcn op tien of elf millioenen. Deeze fom is naderhand, zegt men, veel grooter geworden; maar zo wy Hechts tien millioenen voor een doorgaand getal van honderdenzeventig jaaren ftellen, en daartegen eene jaar lykfche uitgaaf van agt millioenen, volgens eene niet ongegronde gisfing; zo wy daarenboven in aanmerking neemen, dat de Maatfchappy, die vier jaaren na haare oprechu'ng vyfenzeventig ten honderd uitdeelde, vervolgens, 't eene jaar door het ander, weinig meer dan twintig heeft gedaan ; die rekening zal ons noch een zeer flaauw, en echter een verbaazend denkbeeld van haaren opgehoopten rykdom geeven. 't Zal ons dan.gcens;ins verwonderen, dat het Vaderland menigmaalen 'aan deeze Maatfchappy eenen fterken fteun gevonden heeft, en dat zy by het vernieuwen van haar Oktrooi, 't geen telkens na een zeker getal van jaaren gefchieden moet, zomtyds twee of drie millioenen tot een gefchenk heeft kunnen geeven". ,, In hoe veele andere opzigten zien wy ook de welvaart des Vaderlands niet door deeze Maatfchappy bevorderd, daar een goed deel van haare jaarlykfche u'tgaaven, tot de uitrusting van omtrent veertig fchepen gefchikt, onder Kooplieden, Winkeliers, cn Ambachtsvolk wordt verfpreid; daar veele van haare overgevoerde waaren, hier verkocht zynde, onmiddclyk haaren Kooper eenen ryken winst uit andere Landen toebrengen , en daar veele andere , binnen 's Lands blyvende, den bloei der Fabrieken levendig houden ? Alle deeze zaaken vallen onder geene rekening; maar noch veel minder kunnen wy het juiste denkbeeld achterhaalen van den omflag der zaaken in Indië, Wat al fterkten gebouwd, eilanden en zeekusten bezet, en Koningen cynsb ar gemaakt, of tot vrede en vriendfehap bewoogen ! Welk een vermogen, beleid, en ftaatkunde, om boven andere Europeaanen, die ons geduurig ondermyntn, den voorrang tot in Japan en China te bewaaren? 't Is weinig, hiervan te zeggen, dat de Maatfchappy op Batavia eene byna Koningklyke Hofhouding heeft, dat zy in Oostindië ftreeken lands bezit, welker uitgeftrektheid, indien men alles te zamen neemt, die der vereenigde Nederlanden verre te boven gaar; dat zy 'er eene Volkplanting voedt, welke jaarlyks door achtduizend aankomelingen wordt onderhouden, honderdenvyftig zwaare III deel. Y fche»  J?0 OVER DEN KOOPHANDEL. fchepen van de eene naar de andere kust af en aan doet vaaren, en des noods een leger van vyfentwintig - of dertigduizend gewapende mannen te velde brengen kan". Verre is 't 'er ondertusfchen van af, (zegt deze voortreffelyke Schryver een weinig laager) dat het ontbreeken zoude aan lieden van oordcel,die veele fchikkingen der Maatfchappy berispëlyk vinden, en weinig minder dan haaren ondergang uit haare misflagen voorfpellen. Een uitmuntend Schryver heeft onlangs veele diergelyke aanmerkingen bygebracht, en uit kundigheden, hem in 't byzonder eigen, ernftig aangedrongen, in een Fransch Werk, over den Koophandel der beide Indiën. De Maatfchappy wordt befchuldigd van weidfchen omflag in nuttelooze, en van bekrompenheid in gewigtige zaaken. Zy ofiërt, zegt men, alles op, aan de grootfche vertooning van haare Am ptenaaren, vooral'op Batavia ; cn is ondertusfchen zo weinig bedacht op de veiligheid van haaré bezittingen, dat haare meeste fterkren reeds tot eenen ftaat van weerloosheid vervallen zyn. Zeifs zou de Kaap van goede Hoop,, die zy niet voor het jaar 1653 heeft kunnen winnen, en daar zo veel aan hangt , zonder moeite door de Franfchen, of Engelfchen, kunnen bemagtigd worden; en men ftaat verwonderd , dat deeze Nabuuren beide goedertieren genoeg zyn, om ons zo lang te verfchoonen. Insgelyks keurt men de rcedsgemelde bepaalingen af, waardoor alle goederen , welke naar het Vaderland zullen gezonden worden , die van Ceilon en Bengalc alleen uitgezonderd , over Batavia moeten gaan ; en noch veel meer , dat zelfs de onderlinge handel der Indifche Gewesten hieraan onderworpen is. Dit laatfto is oorzaak , zegt men, dat andere Europeaanen, dien handel vryer dryvende, de onzen daaromtrent verre voorby geftreefd zyn. Aan den anderen kant , onderhoudt de Maatfchappy veele fchadclyke kantooren , om haare mededingers van den fpeceryhandel te verfteeken; 't geen echter welhaast blyken zal onmooglyk te zyn, dewyl men op de Filippynfche eilanden, en elders, in weerwil van de Hollanders, de fpeceryen met gemak zou kunnen kweeken. Het gevolg hier van is, dat de inkomften der Maatfchappye op verre na zo groot niet zyn, als voordeezen, en geduurig zo veel afneemen, dat men haar vergelykt by een kwynend lighaam, 't welk allcenlyk door hartfterkende middelen , in plaats van wezenlyk vocdzel, by 't leven gehouden wordt. Een der grootfte misflagen is, zegt men, dat de Maatfchappy, zonder eenige verandering van tyd en omftandigheden in acht te neemen, haare oude inftellingen blindeiing volgt. Dusdaanige aanmerkingen ontrusten ons met recht, wanneer wy ze hoo-  OVER DEN KOOPHANDEL. 171 hooren uit den mond van zulken , wier oordeel, kennis, en oprechtheid, niemand kan verdacht houden. De Heer Mosfel zelf heeft meer dan ééns getoond dat hy 'er gedeeltelyk zyn zegel aan hing, en in veele opzigtcn eene hervorming noodig achtte. Maar mooglyk valt hierop ook wel iets te antwoorden. Wat zullen wy befluiten? Zwaarigheden in befpiegeling op te losfen is geringe moeite; maar de juistheid der oplosfingen te toetfen , zulks behoort alleen aan kundigen, die het ganfche ftuk in alle zyne betrekkingen doorzien". BERICHT  BERICHT aan den BOEKBINDER nopens het inzetten der PRINTVERBEELDINGEN. Het Eiland Onrust naby Batavia te plaatzen tegen over bladz. 114. De Reede der Kaap de Goede Hoop ■ 11' 1 —» ■ — 122.  BATAVIA, DE HOOFDSTAD FAN NEERLANDS O. INDIEN, IN DER ZE LVER GELEGENHEID, OPKOMST, VOORTREFFELYKE GEBOUWEN, HOOGE EN LAAGE REGEERING, GESCHIEDENISSEN, KERK ZAAKEN, KOOPHANDEL, ZEDEN, LUCHTSGESTELDHEID , ZIEKTEN, DIEREN EN GEWASSEN, beschreeven. vierde deel, met plaaten. T$ AMSTERDAM, By PETRUS c ONRAD U Te HARLINGEN, By VOLKERT van D*& PLAATS. mdcclxxxiil   BATAVIA, in deszelfs GELEGENHEID, OPKOMST, VOORTREFFELYKE GEBOUWEN, HOOGE EN LAAGE REGEERING, GESCHIEDENISSEN, KERKZAAK EN, KOOPHANDEL, ZEDEN, LUCHTGESTELDHEID, ZIEKTEN, DIEREN EN GEWASSEN. VIERDE DEEL, met KAARTEN en P L A A T E N. Vte AMSTERDAM by PKlljLyw> SMIX> EN w> HOLTROP. MDCCXCIX.   B A T A VIA, v- < ' INDSSZELFS OELEGEjNHEID, OPKOMST, VOORTREFFELYKEf GEBOUWEN, HOOGE EN LAAGE REGEERING, GESCHIEDENISSEN, KERKZAAKEN, ' ■ KOOPHANDEL, ZEDEN, LUCHTSGESTELDHEID , ZIEKTEN, DIER&N EN GEWASSEN, BESCHREEVEN. TIENDE BOEK. PVER DE LUCHTSGESTELDHEID EN DE. VOORNAAMSTE ZIEKTEN DER INDISCHE GEWESTEN. Het is een zeer oude waarneeming, dat de meeste Ziekten afhangen vari de natuur der lucht, des waters en de legginge der plaatzen. De Prinr der Geeeesheeren Hippocrates fchreef hierom een Boek De aëre, aqua et locis, in 't welk hy zyne Leerlingen op eene uitmuntende wyze ontrouwt, hoedanig een' invloed de drie gemelde dingen op het menfchelyk lichaam hebben, en hoedanig de aard der Kwaaien door derzelver verfchillende eigenfchappen kan veranderen. Eer wy derhalven tot eene byzondere befchouwing der Bataviafche Ziekten overgaan, zal het noodig zyn , iets over de legging der plaats, en den aard haarer lucht en wateren tc 2eg?en. Wat de legging der plaats betreft, zy is zeer moerasfig, het geen ook niet wel anders kan zyn, zo men in aanmerking neemt de menigvuldige en zeer hooge Blaauwe bergen, welke binnen 's lands leggen , en hun flyk ea water, zo door de groote Rivier van Batavia, als verfcheide andere in de" nabuurfchap, naar Zee voeren. In den regentyd zwellen deeze wateren op tot een groote wydte, overftroomen de naby gelegen landen, en overdekken dezelve met (lyk: daarenboven doorweeken deeze heevige waterftroo- men den grond, waar van het gevolg is, dat de grond van Batavia van een' vogtigen en moerasfigen aard moet zyn. IV. Deel. A Hec  é OV*R DB LUCHTSGBSTELDHEID EN DE ( ■ Jf 1 8 UT ' 1 ƒ V 'ïf " J Het water, waar door deeze plaats befproeid wordt, is dat der Rivier tan Batavia ,, welke ook een gedeelte van haar water ontvangt uit de Rivieiren van Ankee en Tangerang. Weleer was dit water zeer overvloedig, maar na de groote Aardbeeving van het jaar 1699 vloeit 'er veel minder water door alle deeze vloeden, en voor al door de Bataviafche Rivier, de-3 wyl dezelve, door een brok van het gebergte verftopt zynde, veel van haaren toevloed verlooreiv, en daarenboven eene groote menigte flyk mede gevoerd heeft, 't welk zich voor een groot gedeelte heeft nedergezet in Zee, niet verre van den wal, en, aldaar een groote bank gemaakt, die zo wel voor de Scheepvaart als voor de Gezondheid der Inwooneren zeer nadeelig. ipordt bevonden. In *t jaar 1707 kwam te Batavia de Heer Jacob Faas, en vond een Moddermoolen uit, welke in 't eerst volkomen aan de verwagting fcheen,te zullen voldoen; waarom ook de Uitvinder, op het gun-' ftig getuigenis der Hooge Regeering, tot Buitengewoon Raad van Indien werdt bevorderd; Doch de uitkomst leerde, dat men al te voordeelige ge* dagten van het Werktuig had opgevat: want de bank was en bleef.dezelfde. Behalven deeze, bank heelt het met flyk belaaden Rivierwater eenig rietland voor de Stad gemaakt, dat met de vloeden onder loopt, en mee de, ehben wederom boven komt; waar door hec dan, doornat zynde, meenigvuldige dampen van zich verfpreidt , welke de Moeder zyn van veeierfcande kwaadaarcige Rotziekten, of ten minften ter bevorderinge van dezelve ftrekken. Boven hebben wy reeds gezien , dat de Stad met verfcheide graften doorfneeden is; deeze hebben haar water uit de Rivier, en zyn derhalven geduurende de regenmaanden zeer wel voorzien: maar in het drooge jaargetyde zyn zy zonder water. De modder komt dan boven, en verwekt een affchuwelyken ftank. Om deeze graften diep te houden worden zy jaarlyks uitgebaggerd; dan dit geneesmiddel, hoe noodzaakelyk ook, is byna zc* erg als de kwaal: want deeze modder op de wallen wordende opgehoopt, vermeerdert voor dien tyd den ftank zodanig, dat hy naauwelyks te verdraagen is. By dit alles komt noch de morsfigheid der Javaanen en andere Oosterlin-! gen, die allerhande vuiligheden en krengen in de Rivier werpen : alle deeze ftbffcn komen van boven afzakken, en vervullen zodanig het afloopend water, dat de Stads Haven en binnen Rivier fpoedig geheel zou verlanden, zc» niet dagelyks eenige honderd lieden in Stads dienst bezig waren om heR Vaarwater fchoon te houden. De putten der Stad, in den voornoemden moerasfigen grond gelegen, ea met'de Rivier gemeenfehap hebbende, kunnen ook bezwaarlyk goed water  VOORNAAMSTE ZIEKTEN, ft water opgeeven: waaróm het water van Batavia, het regenwater uitgezond derd, geenszins een gezonden drank kan uitleveren. De Luchtsgefteldheid is door deeze en menigvuldige andere oorzaakert Beer vogtig. De Geleerde Bontius, die omtrenc het jaar 1629 in de Indien de Geneeskonst met veel lofs oeffende, klaagde hier reeds over in zyne fraaye Verhandeling over de Indifche Ziekten. De overvloed van dampen is hier zo groot, dat de Metaalen in de droogde tyden des jaars meerder door roesc worden aangedaan, dan by ons in de vogtigfte luchtsgefteld-; heden. Het zelfde ondervindt men in de Kleederen en Lynwaaten: want «o dezelve te Batavia niet dagelyks aan de lucht, winden en zonnefchyhj worden blootgefteld, zyn zy fpoedig aan verrotting onderheevig, vooral zj ey in muffe Kleerkamers of Koffers worden gepakt. De lucht der nabuurfchap van Batavia is ook niet van dien aard, dat deaelve zeer tot nut der Inwooners kan dienen: want de Stad wordt aan den Landkaric omringd met menigvuldige poelen en moerasfèn, die allerhande Vergiftige dampen uitleveren, vooral wanneer de van 't gebergte komende winden over dezelve waaijen, en deeze vergiftige uitwaasfemingen dan voorts over de Stad verfpreiden. Ihzonderheid merkt Bontius op dat deeze landwinden de gevaarlykfte zyn in den vroegen morgenftond , wanneer de . Inwooners, eerst uit het warme bed opfhande, alle hunne zweetgaten hebben geopend, 't geen hier noch veel kwaadaardiger ongemakken geeft, dan eene gelyke verhindering der uitwaasfeming in 't Vaderland kan te wege brengen. Aah deeze openheid van vel fchryft gemelde Geneesheer ook de teden toe, waarom de koele winden alhier eene zó veel nadeeliger uitwerking hebben, dan in 't Vaderland. En dit is ook zeer waarfchynlyk: wanc indien de koele winden der heete Gewesten in der daad zo een geweldigen graad van koude bezaten, als men op het bloot gevoel fchynt te mogen ftellen, zo zouden niet alleen de menfchen van die koude het ongemak draagen, maar de tedere dieren en planten, gewoon aan de verzengde luchiitreek, zouden niet in weezen kunnen blyven. De gewoone gevolgen deezer koele morgenwinden zyn zwaare verkoudheden en hoesten, veel erger dan die, welke in onze koude Gewesten heerfchen, en inzonderheid die gevaarlyke en beklaagenswaardige zoort van verlamming, welke hier te lande Beriberi wordt genoemd. Aangaande de winden, die uit Zee komen, velt Bontius een zeer gunftig oordeel; ,, De reden hier van is zeer zichtbaar (zegt die Geneesheer) want deeze voeren van ons weg alle Hinkende en moerasfige landdam„ pen, terwyl zy de lucht fchudden en zuiveren; waar door de levens„ geesten lhelder en toe het volbrengen der tot het leven vereischte bewee- A a „ gingen  4 OVER DE LUCHTSGESTELDHEID EN DE o» g"ingen bekwcamer worden gemaakt, en onze vogten bewaard voor het „ rottig bederf ". Deeze heilzaame eigenfchappen der Zeelucht hadden weezentlyk plaats ten tyde van Bontius; doch zedert de geboorte van het jnoerasfig voorland, is dezelve geheel van aard veranderd. De Zee. luchten kunnen immers thans niet tot de Stad naderen. of zy moeten eerst over dit buitenland waaijen, en alle deszelfs rottige dampen, welke die der binnenlandfche moeraslen verre in meenigte en kwaadaardigheid overtreffen, met zich fleepen. De fchadelykheid deezer dampen blykt onder anderen hier uit, dat het te Batavia veel ongezonder is te woonen, langs de Rivier, van de boom af tot aan het waterkasteel toe, dan verder op in de Stad; om welke redenen ook veele huizen, die in 't vierkant achter het Kasteel leggen , geheel onbewoond blyven. Op dezelve wyze zyn de Soldaaten, die op het Waterkasteel en de nabuurige Poorten leggen, in eene beklaagenswaardige omftandigheid : want hoewel zy om de tien of veertien dagen worden afgelost, moeten zy telkens naar het Hospitaal, om van de reeds gevatte kwaadaardige Koortzen te worden geholpen; terwyl de Soldaaten der Landpoorten veel gezonder blyven , en ziek wordende ook minder derven. Met den uitmuntenden Van den Heuvel moeten wy derhalven wenfchen: „ Dat eenig, niet al te kostbaar middel, konde worden uitgevonden, om in „ het middelpunt van der Oost-Indifche Compagnies Bezittingen de voori»» ge gezonde lucht te herftellen t niet zonder aandoening, (voegt hy *er by) a, kan men in de laatst door den Druk gemeen gemaakte Befchryvingen van „ de zedert 4 of 5 jaaren gedaane reizen door de Engelfchen en Franfchen „ rondom de Waereld,. leeren,. dat deeze Reizigers den halven Aardkloot „ in onbekende wateren, zonder eenige ziekte afgezeild hebbende, zo dra „ niet op Batavia zyn aangekomen, of zy hebben aanftonds de droevige uit„ werkingen eens bedurven dampkrings op eene fmertelyke wyze rooe„ ten ontwaar worden ". De Geleerde James Lind laat zich, in zyne Verhandeling over de Ziekten der heete Gewesten, ook zeer ongunftig. uic over de Luchtsgefteldheid van Batavia: „ De ongezonde luchc dier plaats (zegt hy) heeft meer Europeërs ten grave geholpen, dan het getal dier geene 5, bedraagt, welke in de bloedige oorlogen der Hollanders in die ian„ den , door het zwaard zyn gefneuveld ". Ondertusfchen begaat hj lier in een* misflag, dat hy de voornaamfte Ziekten befchouwt als een gevolg der geweldige regens, die in Zomermaand zouden vallen, en door haare vogtigheid de Ziekten in de volgende maanden aanfteeken: *t welk volkomen tegen de ondervinding ftrydt, dewyl men dan in den dtoogen Oost Mousfon jSs. In 't byzonder laat hy zich uit over de Engel-  VOORNAAMSTE ZIEKTEN. 5 Engelfche oorlogfchepen, die in den oorlog van 1756 en volgende jaaren, na 't inneemen van Manilla, re Batavia ten anker kwamen , en door aanfteekende Ziekten een groot aantal hunner manfchap verlooren. Da heerfehende Ziekte was, gelyk gewoonlyk, een remitteerende Rotkoorts , doch zo kwiadaarcig, dat veele met den eerften aanval dood bleeven. De geheele Stad was, geduurende dien cyd, als een fehouwtoneel van Zieken en Lyken : doch het aanmerkenswaardigst van allen was, das een klein fneedje of ander wondje, door de onzuiverheid der lucht , iTeeds fpoedig overging tot eene kwaadaartige verzweering, die dikwerf, in den tyd van vier^en-twintig uuren, het vleesch tot op het gebeente weg vrat. Het middel van herftel fchynt ondertusfchen niet onmogelyk te zyn, en *aou door het uitbaggeren van 't voorland, of door het zelve in een dyk te leggen en droog te maaien, kunnen worden verkreegen; gelyk de ILer J F. Muller, in zyne fraaye Prysverhandeling, aangaande de Z.ektenop de Oost-Indifche fchepen, zeer wel heeft aangeweezen -(V). Behalven deeze toevallige eigenfchappen van den dampkring, moeten wy in 't nafpeuren der Ziekten van Batavia letten op de gewoone Lucbsgefteldheid in de verfchillende jaargetyden. De by ons zo-gewoone verfchillen van hitte en koude, tusfehen den zomer en wintertyd, hebben hier weinig plaats, dewyl Java zo naby aan de evennachtslyn gelegen is; men heeft hier ondertusfchen zo wel zomer en winter als in 'c Noorden, maar derzelver verfchil beftaat alleen in de afwisfeling van droog en vogtig weder. De wintertyd bevat het vogtig gedeelte des- jaars van Slagtraaand tot aaa Bloeimaand , en geduurende dien tyd worden de dampen m de verzengde luchoe ■itreeken zo boven maaren tot regenverdikt, dat 'ër dagelyks zo veel water vak., als of 'er een nieuwe Zondvloed- re wagten ftond: daarencegen loopt de zo» mertyd van Bloeimaand tot Slachtmaand, en geduurende denzelven valt 'er tiyna geen druppel water, maar men heeft dagelyks het f'choonfte weder van de waereld. Aan den landbouw is deeze droogte ook onfchaadelyk: want de kiage moerasflge grond verzamelt in den regentydzo veel water, dat de Plantgewasfen, geduurende de droogte, byna nooit gebrek aan vogt krygen: vooral daar zy teffens door aanhoudende daauwen en koele morgen ea avondwinden worden verfrischt. Ondertusfchen verdeelt men hier doorgaans het jaar in den Oost-Mousfon en den West-Mousfon, wier eerfte, ook de goede Mousfon genoemd, van Bloeimaand tot aan Slachtmaand, en wier lüutfte, of de kwaade, van Slachtmaand tot aan Bloeimaand duurt. De mees* te regens vallen van Wintermaand tot aan Lentemaand, e» geeven dus or> aangenaam doch teffens gezond weder. A 3 De haaling, eene geduurige hoest en eene fleepende koorts. De afleiding der verkoudheidmaakende ftofFen in 't begin deezer ziekten is door Bontius de beste geneeswyze bevonden. Vroegtydig geraadpleegd zynde moet een Geneesheer derhalven purgeermiddelen gebruiken, en wel fterkere dan men hier te lande in zodanige kwaaien zou  24 OVER DE LUCHTSGESTELDIIEID EN DE zou kunnen aanwenden, uit Aloë, Scammoneum, Gittegom, Coloquint enz.: want het is eene bekende waarneeming, dat men in de heete Gewesten de giften en krachten der purgeermiddelen moet vermeerderen , naar maate de hitte grooter is; zo dat op zommige plaatzen in de Indien middelen worden gebruikt, die hier te lande als geweldige vergiften zouden werken. De voornaamfte ftoffen door den afgang dus ontlast zynde, wordt de verdere uitdryving der kwaade dampen betracht door middelen, die op de kwyl en neusvaten werken, hoedanige zyn kwylkoekjes uit Peper, Staphyfagria enz. Daarenboven zyn in de Indien byzondere kwylmiddelen ten dien einde uitgedacht, welke gemaakt worden uit de planten van de Areca en Betel, gemengd met ongebluschte kalk uit oesterfchelpen : want deeze middelen neemen de kwaade ftoffen weg, die anderszins, naar de longen afzakkende, den hoest verwekken, wordende dit middel in 't Maleisen genoemd Sirii Pinang. Daarenboven is hier eene byzondere zoort van Pinang, welke een dronkenmaakend vermogen bezit, en door de Indiaanen Mabok wordt genoemd, werkende dezelve ongeveer eveneens als fterke wyn, doch met dit onderfcheid, dat deeze byzondere dronkenfehap, door een weinig zout te eeten., kan worden weggenomen. Indien de kwaadaardigheid der voornoemde verkonde vogten reeds zo verre is geklommen dat 'er eenige aanmerkelyke vaten in bet longegeftel zyn doorgevreeten, en 'er dus eene geweldige bloedfpuwing is gevolgd, dan is eene fterke aderlaating, naar de verfchillende temperamenten en menigte des ontlasten bloeds gefchikt, van de grootfte noodzaakelykheid , na welke verdikkende borstmiddels en ftempende middelen moeten worden gebruikt. Indien de ziekte reeds in eene volflagene longeteering is overgegaan, moeten dezelfde middelen worden aangewend : maar inzonderheid pryst Bontius in alle deeze gevallen zyn uittrekzel van Saffraan, waar van de kracht voornaamelyk in het Heulzap beftaat, door 't welk hy zegt fteeds te hebben kunnen bewerken, dat de verdikte kwalfters niet alleen gemakkelyker vielen te ontlasten, maar ook de hoest bedaarde, en de opene longezweer tot geneezing kwam. Dan intusfehen faadt hy teffens ten fterkften aan verzachtende zaadmelken en borstdranken uit bloedverdunnende en heelende balfemachtige kruiden 5 gelyk ook llikmiddeis uit conferf van lioozen met Swavel, enz. Wat  VOORNAAMSTE ZIEKTEN. 25 Wat verder de koortzige ziekten aangaat, dezelve zyn hier zo menigvuldig en in aard en toevallen zo verfchillende als ergens, wegens den heeten en met ongezonde uitwaasfemingen vervulden dampkring, doch meest al van een' rottenden en kwaadaardigen aard. Volgens de waarneemingen van Bontius vindt men hier zeer zeldzaam waare derdendaagfche Koortzen, en alleen in zodanige, die dezelve uit het Vaderland met zich hebben gebracht, welke dan doorgaans ten laatften Waterzuchtig worden, en dus elendig omkomen. Rechte anderendaagfche Koortzen, die zuiver afloopen, en op haare gezette tyden wederkeeren, zyn ook zeldzaam; want meestal zyn dezelve van een aanhoudenden aard, of beftaan ten minften uit ras op eikanderen volgende afioopende Koortzen, die dus in de gedaante van eene uit haaren aard aanhoudende Koorts verfchynen. Zodanige Koortzen zyn.niet alleen eigen aan Java, maar ook de gewoone plaagen der heete Gewesten tusfehen de keerkringen, ten eenemaale verfcheiden van die ziekte, welke mert de geele Koorts of het zwarte Galbraaken noemt, en die alleenlyk onder weinige plaats heeft by hunne eerfte aankomst in heete Gewesten, te weeten meestal in ongezonde en volle geitellen, vooral yanzodanige, diezichinfpek, vleesch en dronkenfehap te buiten gaan. De Heer J. Lincl, een voornaam Engelsen Geneesheer, die jaaren achter een gelegenheid heeft gehad om de Indifche Ziekten gade te flaan, heeft befpeurd, dat men in deeze ziekten niets van belang kon? uitrechten, dan alleen door den Koortsbast. Menigmaal nam hy waar, dat het behoud der Zieken aan zodanige kwaaien onder de keerkringen afhing van de kleine tusfehenpoozingen, in welke men in ftaat was een heele of ten minften eene halve once in te geeven. Hy heeft ook gelegenheid gehad veele journaalen der Scheepshoofden na te zien, en uit dezelve fteeds bevonden, dat niettegenftaande het groot uiterlyk verfchil-van veele deezer Koortzen, haar aard nochtans dezelfde was,! en fteeds den Koortsbast tot geneezing vorderde. In 't byzonder be» roept hy zich eindelyk op de Koortzen van het Eiland St. Thomas, die van alle andere verre de kwaadaardigfte zyn, en echter het voornoem^ de middel alleen ter geneezing fchynen te eisfehen. Niet alleen wordt die bast in deeze heete landftreeken een voortref-»' felyk middel tot herftel, maar ook tot voorbehoeding bevonden, g$j lyk de Heer Lind het eerst ondervond op de kusten van Guiné, voor* al zo teffens eene maatige leevenswyze, in de heete landen zo noodig, IV. Dejïjl,. D werdt  36* OVER DE LUCHTSGESTELDHEID EN DE «werdt in acht genomen. En dit is niet alleen eigen aan Africa en het hee-' ce gedeelte van Afie, maar ook in onze Noordfche ftreeken. Onder anderen bleek dit uit het geval van den Graaf Bonneval, wanneer hy in 't jaar 171 8 den Prins Eugenius van Savoyen in de belegering van Belgrado verzelde; want terwyl byna een ieder door befmettelyke Rotkoortzen, met of zonder bloedloop, ziek lag, was Banneval met zyn gantsch gevolg in een zeer gezonden Haat, 't geen hy alleen hier aan toefchreef, dat hy allen de zynen dagelyks een goeden romer met afcrekzel van Koortsbast op Brandewyn te drinken gaf Behalven deeze verpoozende Rot- of Gal-koorrzen, vindt men 'er ook. dikwyls volkomen aanhoudende, die met zo veel geweld de Lyders overvallen , dat zy in 'c eerfte ogenblik als zinneloos worden, en niec zelden* binnen weinig dagen ja uuren, in 't midden hunner woede, worden weggerukt. Ey deezen allergevaarlykften toeftand voegen zich eene volkomene flaapeloosheid, het braaken van allerleye groene en andere kwaadaardig© galftoffen, eene volftrekte koude der uitwendige leden en verfchroeijende hitte der ingewanden; tekenen die te zamen genomen een byna onvermydelyken dood aankondigen. Doorgaans is deeze ziekte wel van een' rottigen aard, doch moet echter, wegens de verfchrikkelyke heevigheid der toevallen, ten minften in 't begin, als eene ontfteeking worden behandeld: men begint derhalven met eene zwaare aderlaating, eens of meermaalen ira het werk gdteld; na dat hec bloed hier door een weinig tot bedaaren is gekomen, geeft men verkoelende dranken, die teffens de eerfte wegen zuiveren, uit Tamarinden enz., Casfia mee Wynfteenroom, geesc van Vitriool en Salpeter, zo enkel als verzoet enz. Ook moet na dit alles op het bedaaren der toevallen worden gelet door zachte verdoovende middelen, zynde een' gepast gebruik van Heulzap in dit geval, gelyk in meer andere heete ziekten, van de grootfte nuttigheid. Zacht laxeerende en verkoelende Clysteeren kunnen ook van veel voordeel zyn. Alle byzondere Koortzen, die in. de Indiën regeeren, op te tellen, zou een zeer wydloopig werk zyn, waar in wy ons niet zullen inlaaten', en noch maar alleen fpreeken van die byzondere Koorezen, welke de Hollans ders, naar Solor en Timor vaarende, aantasten. Deeze Eilanden leveren byna alleen hec Sandelhout, eene in de Geneeskonsten in de Verweryen zeer geachte ftoffe; doch die, hoe heilzaam zy uitgedroogd zynde ook zy, in haare fterkfte frischheid zulke krachtige fappen bezit, dat zy als een gevaarlyk vergif moet worden befchouwd; by het welk zich daarenboven voegt het buitengewoon heet en vogtig geftel deezer Gewesten, 'tgeen hier noch weer nadeel doet, ora dat het Sandelhout wordt gekapt en gehaald van zeer hooge,  V OORNAAMSTE ZIEKTEN. if hooge * altoos met op 't gevoel koude en natte misten bedekte bergen, welke beurtwisfeling in Europa gevaarlyk, doch hier noch oneindig verderffelyker is, wegens de plotzelyke toefluicing der in de heete Gewesten noch meer geopende zweetgaten. Deeze Koorczea beginnen ook met yl» hoofdigheid , doch zyn doorgaans van eenen verpoozenden aard, hoewel ook byna nooit zuiver afloopende , en hebben deeze byzondere eigenfchap, dat de Zieken den geheelen tyd druk bezig zyn in het nabootser* dier handwerken, welke zy in den ftaat der gezondheid geoeffend hebben. Daarenboven is dit noch het byzonderfte, dat zy alles opbiegten "t geen v§ ooit in hun leven goed of kwaad, in 't openbaar of in 'e geheim, gedaan hebben. De ziekte is niet minder gevaarlyk dan de voorige, en verersche eene gelykzoortige geneeswyze, naar den aard der toevallen gefchikt, zynde daarenboven braakmiddelen uit Spiesglas, volgens de bevinding van Bott^ tius, van eene zeer gunftige uitwerking. Gelyk die geene, welke naar Solor en Timor reizen, door deeze byzondere Sandelkoorts worden overvallen, dus zyn zy, die naar Amboina en Banda vaaren, onderheevig aan eene by die Z<-ën eigene blindheid. De Inlanders fchryven de oorzaak deezer ziekte toe aan het eeten van hêete Ryst, Waarom de Javaanen en Maleyers de eerst gekookte Ryst aan de koude blootftellen: hoe byzonder dit voorgeeven ook moge fchynen, zo worde het echter by de Hollanders, en zelfs door Bontius voor waar erkend, waarom ook het eeten van heete Ryst op de fchepen onder eenige ftraf verbonden is. Bontius merkt ook aan, dac de Ryst een fchadelyken en flaapverwekkenden geest bezit, welke door de warmte allengskens verdwynt, en dus in de verkoelde Ryst minder, dan in de noch heete, wordt gevonden. Voor het overige fchynt deeze ziekte meerendeels uit eene verkoude ftoffe te beftaan, die de werkingen der zenuwen drukt. Bontius raadt hierom ter geneezinge zeer fterke pnrgeermiddelen aan, en daarenboven niesmiddelen uit poeder van tabak enz., gelyk ook kwylkoekjes. Dan het voornaame geneesmiddel is de lever van een Haay inwendig gebruikt, gelyk ook de traan van dezelve, die alleen over de oogen wordt geftrooken, terwyl men de lever raauw met zout moet eeten; dit vermogen der Haaye levers is zeer byzonder en daar aan alleen eigen ; want alle andere levers brengen in plaats van voordeel veel fchade aan. Daarenboven vak aan te merken , dat hoewel deeze blindheid doorgaans alleen voor zekeren tyd duurt, en veeltyds door het vertrek uit deeze plaatzen overgaat, dezelve echter verwaarloosd zynde.door den tyd geheel ongeneeslyk wordt. Onder de uitwendige kwaaien, aan deeze Gewesten in 't byzonder eigen,1 munt eene zekere natte Schurft uit, door de Inlanders genoemd Courap, D e welk  *8 OVER DE LUCHTSGESTELDHEID EN DE welk woord by uitfteekendheid Schurft betekent: dezelve bedekt hec gancfche lichaam met eene ondraagelyke jeukte, zo dat de Lyders zich niet van krabben kunnen onthouden; doch 'c welk de kwaal niec weinig doec verergeren y dewyl de uitloopende fcherpe ftoffen hec nabuurige gezonde vel overal doorknaagen. De oorzaak deezer ziekte kan een kwaade leevenswyze, of eene anderzins ontftaande kwaadzappigheid zyn: maar doorgaans worde de ziekte door befmetting verkreegen, gelyk het gemeene Schurft: In onze Gewesten. Ook wordt in deeza ziekte waargenomen, dat de Lyders geduurende dezelve zeldzaam door eenige andere zwaare ziekce worden aangetast, terwyl hec fchielyk terugflaan der uitbotting eene aanftaande zwaai e krankheid aankondigt. Met dit alles is de geneezing deezer kwaaie zeer noodzaakelyk , dewyl dezelve anderzins lichtelyk in de waare Lazery, ja in de Elephants ziekte, de verfchrikkelykfte aller huidkwaaien , overgaat. De geneeswyze deezer kwaaie beftaat in den beginne in 't ontlasten der eerfte wegen, om daar door het lichaam van alle fcherpe en kwaad-, aardige fappen te zuiveren, zonder welke voorzorge de plaatzelyke middelen altoos fchadelyk zyn. Die volbragr zynde, neemc men gewoonlyk een zalfje uit yzerroest en zwavel, uit het welk mee azyn een mengzei worde bereid om de aangedaans plaatzen daar mede te fmeeren, na dat ■men de korften heefc afgefchilferd. Andere neemen daarentegen een zalfje uit Opium, ongebluschte Kalk en fap van Appeltjes der Liefde, met welke middelen gevoeglyk een weinig kwikfublimaat kan worden gemengd. Dan Bontius genas zich zeiven alleen met Loodwit, na voor af de eerfte wegen behoorlyk te hebben gezuiverd. Inwendig zullen buiten twyffel poeders uit Zwavel met raauw Spiesglas gemengd van veel diensc zyn. De fweetpuistjes of de Roodvont zyn ook een zeer lastige uitbotting , welke niemand der aankomelingen ontkomen kan, al zo weinig als het byten der Vlooijen, alhier Mosquiten genoemd. Deeze kwaal beftaat in menigvuldige puistjes, welke met het zweet uitbotten, en het geheele lichaam van het hoofd tot de voeten vervullen; door de geweldige jeukte worden zy niet weinig verergerd, omdat hier uit begeerte tot krabben komt, welke het kwaad doet aangroeijen. Meest van allen zyn hier aan onderheevig, die het eerst uit Europa in deeze heete Gewesten aanlanden, en daarom op eene verachtelyke wyze worden genoemd Orang Baron, terwyl die geene, welke hier lang hebben huisgehouden, zich noemen Orang Lamme, 't welk een" oud' Inwooaer beteekent, die hier bevestigd en reeds met de gebreken van het climaat  VOORNAAMSTE ZIEKTEN. af climaat verzoend is. Deeze Roodvont, gelyk ook de vlooijebeeten, zyn uit haaren aard van weinig gevaar: door verwaarlouzen en krabben kunnen zy 'ondertusfchen zeer lastig worden, en wel eens in kwiadaardige zweeren ontaarden. Om derhaiven deeze moeijeïyke jeukte te ontkomen; is niets beter, dan water en azyn te mengen met wat Salpeter, en daar mede de aangedaane plaatzen te wasfchen, of ook, indien men een fterker middel begeert, daar Limoenfap by te voegen* inzonderheid moet men in de Roodvont zorge draagen om geenerhande purgeermiddelen te gebruiken, maar liever, zo men inwendig iets wil doen, ten dien einde zweetdryvende middelen voorfchryven; dewyl de fcherpe ftoffe, door purgeermiddelen naar binnen flaande, niet zelden een doodelyken Roodenloop heeft veroorzaakt. In Amboina en in de Molukfche Eilanden heerscht ook eene byzondere uitwendige ziekte, in veele toevallen overeenkomende met de Venuskwaal, hoewel met dit onderfcheid, dat dezelve, zonder den weg van befmetting , aan die ziekte eigen, ontftaat. Doorgaans openbaart zich dit ongemak met harde beenknobbels over het geheele lichaam, eveneens als hier te lande by zommige perzoonen de wratten met hor> pen uitbotten. Deeze gezwellen komen ras tot verzweering, en ftorten dan eene taaye gomachtige ftoffe uit; allengskens worden de gezwellen grooter, en verwekken eindelyk diepe kwaadaardige zweeren , van die des pokvergifts hierin alleen verfchillende,. :dat zy niet zo zeer tot beenvreeters overgaan, en ook minder pynlyk zyn. Wat de geneezing betreft, dezelve is in den beginne niet zeer bezwaarlyk , kunnende zy als dan door de uitgezochtfte bloedzuiverende middelen worden volbracht; hoedanige zyn de af kookzels der zweetdry vende. houten, als Pokhout, Sasfaphras, China, enz., terwyl de kwaade ftoffen door zeer heevige purgatien naar buiten worden gedreeven: wanc zachte middelen helpen niets, maar zy moeien.zyn Gittegom, enz.? Ezelskomkommerszap, benevens de braak- en purgeermiddelen uit den Kwik en het Spiesglas. Uitwendig zyn, ook van nut de Kwakzalven, zo fterk gefineerd, dat de kwyling aanftaande is: want deeze te ver-l wekken is zo wel hier als in- de pokziekten overtollig. Eindelyk moeten de geneezene Lyders zich wachten voor de hier' te lande zo algemeene fpyze uit: de Sagokoeken, die kwaad te verteeren zynde veel kwaade ftoffen in het lichaam voortbrengen, en zeer waarfchynelyk eene der afgelegene oorzaaken deezer ziekte zyn. Het zelfde valt waar te neemen aangaande de Kokoswyn of zogenoeraden Wyn de Palma, niet dat een maatig gebruik deezes voortbrengzels fchadelyk zou zyn, neen D 5 in  $ö OVER DE LUCHTSGESTELDHEID EN DE in tegendeel; maar het is alleen het misbruik en de dronkenfchap voor welke men zich moet wachten: want deeze is in de Indien de voornaamfte bronader van eene reeks gevaarlyke heete en kwynende ziekten. Wy hebben dus in 't kort de voornaamfte waarnee raingen aangaande de Indifche Ziekten en de Bataviafche Luchtsgefteidheid mede gedeeld; thana gaan wy over tot eenige aanmerkingen aangaande de Ziekten van hen, die op fchepen der Compagnie naar de Indien vaaren. De ziekten , welke de Vlootelingen in de Noordzee en het Kanaal aandoen, zyn zeer verfchillende naar maate van de jaargetyden. in welke zy uitvaaren. Zelden kunnen zy van veel gevolg zyn voor de manfchap, dewyl dezelve altoos met doorgaande Oostewinden uivaarende, ras in de warme Gewesten komen, en hebben dan alleen plaats, wanneer zy door tegenwinden in onze Havens en Zeegaten worden opgehouden. Ook vorderen zy geene breede befchryving, dewyl zy byna in alles overeenkomen met de Ziekten, die in zodanig een* tyd aan den wal heerfchen. Een nagelnieuw fchip kan echter zomwylen aanleiding geeven tot eene doorgaande ziekte, dewyl het hout in zulk een geval een' zeer ongezonden damp opgeeft, die dikwyls zo aanmerkelyk is, dat men de geftaadige uitwaasfeming daar van by het kaarslicht kan zien, vertoonende dezelve zich in de gedaante van eene dunne mist, of ook zomwylen indie van een ftroom van iichc Zodanig eene heerfebende vogtigheid doet de goederen en metaaien bederven door fchimmel en roesc,. en brengt onregelmaatige Koortzen te wege, verzeld met buikloop en kwaadaardige toevallen. Deeze nadeelige eigenfchappen kunnen veel verbeterd worden door de keuze van recht droog hout, gelyk ook door bet menigvuldig berooken met teer en pik; daarentegen worden zy vermeerderd door het affpoelen der dekken na zonnenondergang, welke gewoonte, als fteeds fchadelyk, in alle fchepen moest worden verboden. ïn het begin der tochten naar Guinea en de Oost-Tndiën behoorde men boven alles bedacht te zyn, om zodanig eene fchikking te maaken in de fpyzen en dranken, als het best met de natuur der heete Gewesten overeenkomt, en de lichaamen vooraf te bereiden tot die veranderingen, welke zy ïioodzaakelyk in een' tocht van de koude naar de heete Luchtftreeken moeien ondergaan. Het is een bekende regel, dat zo wel de eetlust als de verteermgskrack veel minder is in de heete, dan in de koude Gewesten. Hierom heek de natuur de Bewooners der verzengde Suchtftreek geleerd zich voornaamelyk #an Aardgewasfen, Graanen, Wortelen en zuurachtige Boomvruchten te bedienen, en teffens veele dunne verkoelende vogten tot hunKin drank te verkiezen. Daarentegen bevinden wy ons in onze Noordely- ke  VOORNAAMSTE ZIEKTEN. Si ke Gewesten best by voedende maaltyden , meerendeels beflaande uit vleeschfpyzen gepaard met krachtige moutdranken, vooral in den wintertyd. Dus zien wy, dat de Zeelieden, welke uit Groenland te huis komen, zeer hongerig zyn, en zonder eenig ongemak de zwaarfte gezouten fpyzen verteeren. Dan indien die zelfde Lieden daarop naar de Indien vaaren , verliezen zy ras dien graagen eetlust, en vinden de voornoemde zwaare fpyzen voor hunne gezondheid zeer nadeelig. De Engelfchen zyn het minst van alle Europeefche Natiën genegen hunne gewoone fterke leevenswyze te veranderen, en alleen om deeze reden fterven jaarlyks duizenden van hen op de Comptoiren aan de kusten van Africaw Het droevig noodlot van een gezelfchap van Deenfche Geleerden, voor eenige jaaren naar de heetfte landen van Arabie gezonden, bevestigt ook deeze gewigtige waarheid; want de meeste derzelven, aldaar op de Noordfchs wyze leevende, kwamen fpoedig aan hun einde, en alleen eenige weinige kwamen ge» zond te rug, die zich naar de zobere leevenswyze der Oosterfche Volke* aren fchikcen. Niets zou derhalven nuttiger op zodanige tochten zyn, dan de randzoenen van fpek en gezouten vleesch, zo veel doenlyk, te verminderen, dewyl dezelve in meer dan een opzicht nadeelig zyn, vooral zo men tenens gebrek aan water heeft. Zodanige fpyzen geeven immers de eerfte aanleiding toe Scorbut, vooral daar het onmogelyk is, het vleesch op verre tochten met gewoon zout goed te houden, 't geen waarfchynelyk door hec hyvoegen van Salpeter te verbeteren zou zyn. Ook is het vleesch en vooral het fpek ten hoogden nadeelig in alle rotachtige koorezige ziekte», dé gewoone kwaaien der heete Landen en Zeën. Daarentegen zyn allerley verkwikkende fpyzen en dranken van een' orcwardeerbaare nuttigheid, a!s Ryst, Gort, Zuurkool, Pruimen, Rozynen, Gierst, Thee , Zuiker, Siroop, enz. Nieuwbakken brood zou ook verre te fchatten zyn boven het harde verdroogde Scheepsbrood, en zonder veel ongemak aan boord gebakt kunnen worden. Wyn heeft insgelyks groote verdienften, dewyl dezelve alle andere hartfterkende dranken in vermo» gen overtreft, kunnende Rum-, Brandewyn of andere heete dranken, hoe. danig ook genoemd, geene gelykzoortige uitwerking doen, al worden zy noch zo verdund. Hec zou derhalven dienftig zyn dagelyks een maatig. randzoen van een of ander fterken Wyn te geeven, en fteeds een genoegr saamen voorraad ten dienfte der zieken te bewaaren. De gewoone ziekten, welke men op de fchepen, die naar de Indien vaaren , befpeurtin de aannadering des Noordelyken keerkrings, zyn ontfleekingen, voortvloeiende uit den fchielykcn overgang van de koude in de heete lucht  \% OVER DE LUCHTSGESTELDHEID EN DE iuchtureeken. Hierom is het noodig, op dien tyd alle volbloedige per» zoonen uit voorzorge te doen aderlaaten: hoewel men met deeze ontlasting, zelfs in dit geval, fpaarzaamer moet zyn in deeze heete, dan in onze koude Zeën. Dan dit toeval verandert fchielyk, en 'er openbaaren zich tas ziekten van een rottigen aard, vooral zo men genoodzaakt is, wegens tegenwinden of ftilce, lang omtrent de evennachtslyn om te zwerven. Door» gaans worden dan eerst eenige weinige door den Roodenloop aangetast, en ftraks verfpreidr zich eene kwaadaardige Koorts door het fchip van meer of mm verpoozenden aard, over welke reeds boven is gehandeld. De kwaadaardigheid deezer koortzen verfchilt grootelyks naar maate van den verfchen voorraad, welken men in ftaat is den Zieken te geeven, gelyk ook of men genoodzaakt is in ongezonde Baaijen of Havens binnen te loopen, of zelfs in de nabyheid van zodanige plaatzen eenigen tyd te •kruisfen; want in zodanige gevallen worden zy doorgaans zeer vernielende. Boven andere heeft hec Sloepvolk veel te lyden, -om dat het zelve, by gebrek van water, veeltyds de ongezondfte en moerasfige ftreeken ïrioet aandoen, en aldaar geheele nachten vertoeven, \ welk altoos met levensgevaar verzeld gaat. - De voornoemde koortzen, vooral door zodanige by vallen verergerd, worden van dag tot dag vernielender, en gaan ras over in volkomene kwaadaardige Rotkoortzen, verzeld met blutsplekien, verfteeningen en bloedige ontlastingen, in welk geval zy in korten tyd in ftaat zyn de gezondfte manfchap van een wel bevaaren fchip te vermelen* Hoe vermogende geneesmiddelen men ook moge bezitten tegen zoda» nige koortzen, zyn echter de voorbehoedende veel gemakkelyker en teffens veel zekerder. Het boven befchreeven aftrekzei van den Koortsbast zal ten dien einde nuctig zyn,* «Joch de meeste baac zal men vinden, door de Zieken, zo veel doenlyk, van de gezonde af te fcheiden, en dezelve zo veel verfrisfching, als mogelyk is, te bezorgen. Gemeenlyk worden de Zieken geplaatst onderdeks, in eene plaats de Baay genoemd, en dus in het vogtigst en ongezondsc gedeelte van hec fchip, of ook wel fn het voorfte van. hec ruim, alwaar hec niec beter is: beide deeze plaatzen zyn broeinesten van befmeumg voor een geheel fchip, en hierom zou het veel beter zyn de Zieken te plaaczen onder den Bak, vooral ingevalle fjien bekommerd is voor den Roodenloop of kwaadaardige Koorezen ; zullende zulks voornaamelyk te pas komen in heec weder, en in warme Ge» westen, dewyl de Zieken dan hec gebruik der vrye luchc geniecende, 1'oor de regen genoegzaam be.'chuc zouden kunnen worden door zeilen rondom hen ce hangen. Wilde men ondeitusichen deeze plaats afkeuren , men  V O O R N A A M S T E ZIEKTEN 3S inen zou dan .de Zieken in de Conftapels kamer kunnen brengen, dewyl mets "daar, door het openzetten der gefchutpoorten, alle ogenblikken frisfche Jucht kan inbrengen; het is waar, zulks zou ongemakkelyk vallen voor de Officieren, welke aldaar gewoon zyn te ilaapen: dan men dient aan te merken, dat dit geval nooit gebeuren kan, dan alleen ter gelegenheid van .zwaare befmettelyke Ziekten, die, zo ze niet gefluit worden, de geheele equipagie van een fchip kunnen vernielen: bygevolg komt het byzonder belang dan weinig in aanmerking; ook zyn de Officieren deezer kimer in den aanval van een doorgaanden bloedloop eener kwaadaardige koorts aldaar geenszins veilig voor de befmetting, maar veel meer, wanneer zy, van daar verhuizende, in hangmatten op 't halfdek onder de zonnetent mogen flaapen. Voorts moet men de grootfte zorge aanwenden om de Zieken zuiver te houden door geduurige ververfching van het bevuilde linnen: tot dat einde moeten de gefchutpoorten dag en nacht opeUftaan, en alleen in kwaad! weder met Cannefas geflooten worden; ook moet men niemaad als een zieken op deeze plaats -toelaaten , dan alleen wafineer men aan hem die tekenen befpeurt, welke aan de befmettende ziekte der kamer eigen zyn. De Chyrurgyns en Oppasfers der Zieken moeten ook hun best doen om zo zich zeiven als de overige Scheepslieden voor befmetting te bewaaren. Ten dien einde moeten zy by de Zieken een afgezonderd kleed draagen, 't best uit gewast linnen, aldaar niet gaan dan met eene wel voorziene maag, en na een goeden bitteren flok te bebben genomen. Ook moeten zy veel gebruik maaken van een of andere zoort van Wynazyn op Campher en bittere Kruiden getrokken, en daar mede alle plaat-t zen bevogtigen, gelyk ook de bedden, het linnen, enz. Door zulke en gelykzoortige voorzorgen zal men doorgaans in ftaat Zyn eene kwaadaardige ziekte in haar begin te fmooren ,* dan indien men desniettegenftaande met een zeer befmet fchip op eene goede rhede komt, zal het dienftig zyn alle Zieken onder tenten aan land te brengen, en het fchip met buskruid te zuiveren. Om deeze zuivering te volvoeren brengt men bedden, hangmatten, enz. naar beneden, op plaatzen, in welke men zeker is, dat zy door den damp des buskruids wel zullen kunnen doortrokken worden. Dit gedaan zynde worden alle luiken, fpygaten e» gefchutpoorten geflooten, laatende men alleen een luik open, voor die geene, welke laatst van allen het fchip zullen verlaaten: dan zet men ketels en tobben met water, en ontfteekt in dezelve eene genoegzaame menigte van bevogtigd kruid, 't geen dus, zonder nadeel te kunnen doen, het geheele fchip met zynen damp bezwangert. Eindelyk blyven zy, die IV. Deel. E h&  34 OVER DE LÜCHTSGESTELDHEID EN2. het kruid hebben aangeftooken, zo lang in het fchip., als zy het kunnen harden , en neemen dan de wyk door het opengelaaten luik *t geen daarop aanftonds potdicht met een prefenning geOooteo wordt. Zodanig een kruiddamp is eene allerheilzaamfte zaak, en ik twyfFele Sliet, of de hier opgegeevene regels, in 't algemeen befchouwd , zouden, zo zy naauwkeurig wierden in acht genoomen, van een ongemeen nut zyn tot bevordering van *t welvaaren onzer Oost-Indifche Compagnie. ELPDg  OVER DE GEWASSEN. 8S ELFDE BOEK. - HANDELENDE OVER DE GEWASSEN, DIE IN DE NABUURSCHAP VAN BATAVIA GEVONDEN WORDEN. De in het voorgaande Boek afgehandelde befchryving der meest voorkomende Javaanfche Ziekten leidt ons natuurlyk tot de befchouwing der Gewasfen, naardien de meeste Geneesmiddelen uit de voortbrengzels van liet groeijend ryk hunnen oorfprong trekken. De Boomen zulien ten dien einde het eerst onze aandacht vorderen, daarna de Heesters en eindelyk de Plantgewasfen. De eerfte en voornaamfte boom van Java, die overal door geheel Indien gevonden wordt, en den Inwooneren tot een onwardeerbaar nut verftrekt, is de Kokosboom, aldus genoemd naar het Portugeesch woord Coquo of Coco, waar mede zy deezen boom hebben benoemd. De Kokosnooten zyn het voornaamfte deel deezes booms, en groeijen boven aan den ftam,, alwaar de bladen uitfchieten aan harde kwastige fteelen, die de gedaante van takken hebben. Weezentlyke takken worden te vergeefsch aan deezen, gelyk aan alle andere Palmboomen, gezocht; maar die deelen , welke van zommige takken genoemd worden, zyn in der daad niets anders dan de bladftengels, of de ribben der zogenoemde geveerde bladen. De ftam van deezen aanzienlyken boom is aschverwig van kleur, opfchietende toe negentig voeten en hooger, in middellyn 16 of 20 duimen dik, doch be* neden dikker dan boven ; voorts zeer ros van hout, 't welk zo wit is al* het fynfte Schryfpapier. Doorgaans is de ftam bochtig, en overal als mee leden verdeeld, het welke ontftaat uit de afvallende bladen, die altoos rin» gen achterlaaten. De ribben der bladen komen uic den top des booms, in gemeene boomen ten getale van zestien of achttien, en in de grootfte tot acht-en-twintig, zynde vyftien of zestien voet lang, en ter wederzyden rpenswyze bezet met rietachtige bladen van ongeveer één voet lengte. De wortel heeft ondertusfchen weinig overeenkomst met het overige, maar is ongemeen klein, naar maate van de hoogte en zwaarte des booms; ja hy fchiet naauwelyks in den grond, maar kruipt als op het aardryk. De vruch- E a ten  36* OVER DE GE-WASSE N, ten groeijen nevens eikanderen by trosfen, die ieder tien en meer Nooten bevatten, en zestig ja honderd of meer ponden zwaar zyn. De gedaante der vrachten is verfchillende, te weeten driehoekig of rond , en zo groot als een menfchen hoofd; voorts zyn zy bedekt met eene dubbele fchil, wier buitenfte byna een vinger dik uit pluister beftaat, van natuure als de Hennep aschgraauw van kleur, terwyl de binnenfte eene harde bruine dop is, welke de eetbaare vrucht influit. De jonge vruchten zyn rond, eerst geel of witachtig, en daarna donker groen: aan derzelver voorfte einde zit een kroontje met een ftaart, eveneens als de raapen. De pic is ruim een duim dik, van binnen hol, en gevuld met een aangenaam vogt, het welk in de halfrype Nooten ongeveer een halve kan uitmaakt, doch in de geheel rype vermindert, dewyl een gedeelte zich aan het vleesch aanzet, en verdikt wordt. De vrucht komt voort uit een bloezem, niet ongelyk aar» dien van de Kaftanien; zy wordt ryp binnen drie maanden, en kan over-i al heen gevoerd worden zonder te verderven r door de hardheid der basten zyn deeze Nooten ook weinig, gevaar van breeken onderheevig,, waarom de Indiaanen , die zeer fnel by deeze boomen kunnen opklauteren , dezelve affnyden en by geheele trosfen naar beneden laaten vallen. Behalven deeze vruchten' geeft de boom een zeer aangenaam lap Sury genoemd , by de Hollanders bekend onder den naam van Palmwyn. Dit vogt wordt verkreegen door een der hoofd bladen af te fnyden, en onder den afgeknotten fteel of tak een pot of bamboes te hangen, in welke dit vogt, 't welk het natuurlyk zap des booms is, wordt verzameld; doch die ftrekt tot groot nadeel der boomen , en zo het te lang aan een gefchiedt , worden de bladen bruin, en 'er komen in 't vervolg geen vruchten meer te voorfchyn. Tot meerder gemak leggen de Inboorlingen Hokken van den eenen boom op den anderen, op welke zy langs loopen om de volle potten of rieten af te haaien, en "er leedige voor in plaats te ftellen. Dit vogt is van natuure zeer zoet, doch ondergaat in deeze heete Gewesten eene zeer fpoedige gisting, waar door het in Wyn verandert, en fpoedig ■dronkenfchap verwekt. Dan deeze gisting gaat zo fpoedig voort, dat hec vogt, 't welk des nachts wordt opgevangen, reeds omtrent den middag in Palmwyn veranderd is, en, zo de potten of vlesfen niet zeer wel zyn geflooten, des avonds reeds zuurachtig wordt, en op het einde des volgenden ctegs reeds geheel bedorven en verzuurd is. De jonge boomen geeven hec meeste vogt, doch het fap der oude boomen, hoewel minder in meenigte , is veel krachtiger, en geeft een fterkeren Palmwyn, die veel meerder Voorloop bezit, ea hierom ook eerder dronken maakt. Uit dit fap worden  OVER DE GEWASSEN; 37 dén drié zeer nuttige zaaken gemaakt, re weeten Brandewyn, Azyn en Zuiker. De Brandewyn wordt door enkele overhaaling uit het fap getrokken , zo ras het zelve tot goeden Wyn is uitgegist. De Azyn neemt zyn óorfprong ook uit het gegiste fap, doch door de potten, waar in het bewaard wordt, vyftien dagen in kalk te plaatzen; want daar door wordt eene tweede allerheevigfte gisting gebooren, en teffens zinkt 'er een wit poeder naar den grond, en hier mede is de Azyn bereid. De Zuiker van de Kokosnoot heet jfagra, en wordt gemaakt door zo veel kalk by het fap te doen als noodig is om het zelve rood te maaken: zo 'er ondertusfchen te weinig kalk by komt, krygt men in het geheel geen Zuiker, en te veel kalk maakt dat 'er eene nieuwe bezinking noodig is. Als de rechte maat van Zuiker by dit vogt is gedaan, dan wordt het zelve uitgekookt» en gefchuimd, tot dat het fap behoorlyk verdikt zynde tot het bezinken der zuikercrystallen kan worden weggezet. Deeze bereiding geeft een roode Zuiker; doch zo men dezelve wit en doorfchynende wil hebben, heeft men niets anders te doen, dan het fap voor het kooken, maar na de vermenging met kalk, drie keeren te laaten bezinken, en telkens over te gieten in eene fchoone pot. Het vogt, dat by nacht verzameld wordt, is veel beter, dan dat het welk by dag verkreegen is, om dat de geweldige hitte 'er altoos een beginzel van zuurachtigheid aan geeft. De overige deelen van deezen voortreffelyken boom hebben ook alle hun nutr want het hout wordt gebruikt tot het timmeren van huizen, en fchepen; de base der vruchten, behandeld gelyk Hennep, geeft zeer goed touwerk en lonten, die zeer helder branden; de takken en bladen worden- gebeezigd tot het dekken der huizen, en tot het fchryven der Indiaanfche Volkeren; ten laatften weeten de Inboorlingen zeer aardige kopjes" en fchoteltjes uic de doppen der Nooten te draaijen, die door de vermogendfte in zilver gevat, en wel gepolyst eene fraaye vertooning maaken. Zomwylen vindt men geheele vaartuigen, voornaamelyk by de Maldivilche Eilanden, die geheel \n al uit deezen boom beftaan, en wier Bewooners ook alles, wat zy met zich voeren, aan deezen boom verfchuldigd zyn: want uit het hout beftaat hec fchip; de base der vruchten geeft het touwerk; de Nooten zyn bekkens en drinkfchaalen;. de bladen geeven hoeden, zonnefchermen, enz. ; en de koopmanfchappen die zy vervoeren, zyn Kokosbooms Wyn, Azyn en Zuiker. Jamh is een boom die overal op de vlakke velden van Java groeit, en in gedaante van ftam, vruchten en bladeren volkomen overeenkomt met de wilde Sleen- of Pruimboomen;. waarom ook de vruchten door * £ 3 dé  s$ OVER DE GEWASSEN. de Hollanders Javaanfche Pruimen worden genoemd. Zy verfchiHen voornaamelyk van onze wilde Pruimen in kleur; want terwyl de inlandfche purperachtig zwart zyn, hebben deeze een geele kleur: in krachten verfchil-; len zy weinig, en de fmaak is niet onaangenaam. Wegens het verkoelend cn zacht zamentrekkehd Vermogen haarer fappen, worden deeze vruchten zeer gepreezen in de ontfteeking der oogen, en ten dien einde worde hec Eiitgeperfte vogt met water van Roozen en Champakka gemengd, tegen de ontfleekingen der oogen, keel en amandelen, gelyk ook tegen de Spreeuw gebruikt. Inwendig bezit het zelve ook gelyke vermogens als de Acafia, en wordt daarom met nut gebruikt in de Roode Loopen , hec Bort, de Rotkcortzen en alle andere Kwaaien van een rorcigen aard, zo gemeen in de heete Oosterfche Gewesten. De Kubeben of Kumuk groeijen. alleen op Java in het Bantamfche gebied, aan den oever van de Straat Sunda: ook worden deeze vruchten door de Maleyers genoemd Kubab Sint of Chineefche Kubeben, niet -om dat zy in China groeijen , maar om dat zy derwaards uit Java in groote meenigte worden overgevoerd. De boomen, welke deeze vruchten voortbrengen, hebben veel gelykenis met onze Appelboomen, wat de bladen en takken betreft; doch de ftammen zyn veel lager, fpichciger en doorgaans om de ftammen der nabuurige fterkere boomen geflingerd, waar door hun maakzel ook veel naar de Peperplant gelykt, terwyl echter de bladen iets «maller zyn. De vruchten zelve, die het nuttig deel deezer gewasfen uitimaaken, zyn rond, wat kleiner dan Peperkorrels, donker bruin van kleur, en zweeten, zo zy geftooken worden, eenfyne balzamikeolie, die eenen fterken Campherachtigen geur heeft. De Bezien worden ryp of onryp geplukt, maar derype worden niet verkocht door de Javaanen, dan na datzy gekookt zyn, op dat niet iemand dezelve buitenslands zendende, dezelve aldaar zou kunnen planten. De onrype vruchten zyn licht en rimpelig van fchil, hebbende in de midden eene kleine weeke kern; terwyl de ryp gewordene zeer effen zyn zonder rimpels, van binnen blaauw met eene groote pit, en daar door zwaarder dan de onrype. De rype vruchten hebben een fcherpen en bitteren fmaak, die de zenuwen fterk aandoet, maar de onrype zyn noch-veel fcherper van krachten. Wegens hunne fcherpe olie Zyn deeze zaaden zeer warm en droog van aard, waarom zy, inwendig genoomen, zeer goed worden geacht voor eene koude en verflymde maag, om dezelfde reden zuiveren zy de raauwe flymen, die de borst bezetten , en bevorderen de uitracheling: zy dienen ook tot geneezing der zinkingen en koude vloeijingen der lyfmoeder, en teffens tot geneezing der verllapoine in de mannelyke deelen. Veelmaalen worden zy tot kaauwingen gee *6 bruikt  OVER DE GEWASSEN. $9 fcruikt om eene afleiding der koude ftoffen te maaken: ten dien einde houdt men teffens drie of vier vruchten in den mond, die gekaauwd wordende veel verlichting geeven tegen de duizeligheid en het gezuis der ooren, gelyk ©ok in de tandpyn, en eenige zoorten van keelzwellingen. De welriekende Benzoin Boom wordt ook dikwyls op Java gevonden; dezelve is een zoort van Laurier,- die tot eene groote hoogte groeic, en in blad niet veel van den Citroen of Limoen Boom verfchilt. Het voortbrengzel deezes booms is Hars, welke door infnydingen in de fchors onder de kroon wordt verkreegen; in het begin is dezelve zeer dun, en even vloeibaar als water, maar door de geweldige hitte droogt zy ras tot een vast lichaam, 't welk, zo de gom tydig wordt afgenoomen, geheel doorfchynend is; doch doorgaans blyft zy langer zitten , en verkrygt dan eene donker oranje geele kleur, en is ondoorfehynende. Elke boom geeft maar drie pond Hars, en met hun zesde jaar worden zy ftraks uitgeroeid om plaats voor nieuwe boomen te maaken, dewyl de jonge boomen veel meer hars geeven dan de oude. Het byzonderfte deel der Benzoin hars beftaac in derzelver bloemen; want indien de Benzoin heet wordt gemaakt, komc uit dezelve te voorfchyn een fneeuwitte damp, die in de gedaante van eene Jyne glansryke wol in een papier kan worden verzameld, en een zeer vlug esfentieel zout uitmaakt. Voornaamelyk gebruikt men deeze Benzoin hars in reukwerken, hoewel zy ook zomwylen inwendig tegen de langduurige hoest uit koude ftoffen wordt ingegeeven. Uitwendig gebruikt men haar in zalven en pleisters om verzwakte en verlamde leden mede te herftellen; terwyl de Tinccuur in Wyngeest tegen de puisten in 't aangezicht ge. preezen wordt, en vooral de zogenoemde Maagdemelk, uit een mengzel deezer Tinctuur met water gebooren, DeBoenga Dadu, of Eglantier Boom, komt in bladen en knoppen vry wel overeen met onze Roozeboomen, maar de bloemen zyn kleiner en fpitfer van bladertjes; de reuk is ook gelyk aan die van onze Roozen, maar minder in krachten. Deeze boomen zyn oorfprongelyk uit Perfien al vroeg na de eerfte ftichting van Batavia overgebragt, en groeijen hier zeer weeldrig; ook zyn zy van veel nut: want uit de bloemen worde door destillatie een weiruikend water, gelyk van aard als het Rooze water, getrok* ken. Voor het overige zyn de boomen niet van- de fterkfte, en worden daarom met Hokken onderfteund, om ze rechtop in der hoogte te doen wasfen. \ De boom Jaaiïa is een der grootfte vruchtdraagende boomen die in de Indien bekend zyn; dezelve tiert best in drooge en verhevene gronden, in welke hy de hoogte onzer eiken boomen bereikt. De bladeren zyn van gedaan.  IQ OVER DE GEWASSE N, gedaante niet ongelykaan die van onze Kersfeboomen, van onderen blaauw^ en van boven grasgroen. De bloem is in eene zoort van Bioeihoos beflooten, en dus voor 't oog der meeste onzichtbaar, waarom zy waanen , dar, deeze boom geen bloesfem geeft; dan de vrucht is zo veel te grooter en zichtbaarder: want dezelve weegt dikwyls negen of tien ponden, en heefc ruim acht duimen in de middellyn, en anderhalve voet lengte. De gedaan» te der vruchten is zeer aangenaam, overeenkomftig met de Pompoenen of Meloenen, en in fchil gelykende naar de Ananasfen; zynde dezelve eerst groen, en daarna geel, overal bezet met driekantige fteekels, die in groene doornen eindigen, welke echter week zyn, en niet kunnen fteeken. Inwendig is deeze vrucht eveneens als een Honigraad in meenigvuldige vakken afgedeeld , die ieder eene korl bevatten ter grootte van een duims lid, welke dikwyls tot honderd en meer in getal in eene vrucht gevonden worden, en met een geelachtig vleesch omringd zyn. De reuk der vrucht is zeer aangenaam , maar de fmaak is zeer aardachtig en raauw, zo dezelve ongekookt gegeeten wordt; maargebraaden zynde als Caftanien bezitten de vruchten een aangenaamen fmaak, en worden veel by 't gemeen gebruikt. Ondertusfchen zyn derzelver krachten zeer verhittende, en verwekken daarenboven lichtelyk gevaarlyke buikloopen. Zy zyn ook zeer bezwaarlyk te verteer en, en worden eveneens gelost als zy zyn genuttigd, wegens de natuurlyke taaiheid van haar zamenweefzel. De pitten of ker» nen geeven gelyk alle gelykzoortige zaaden een wit melkachtig fap yan een taaijen en gomachtigen aard: door de Inwooners worden dezelve gekookt en met zout gebruikt, wanneer zy gebrek hebben aan Ryst en andere voedsaame zaaden. De boom Mangas is mede een van de beste op Java, die ook in hoogte zeer aanzienlyk, en voor onze fraaifie eiken niet behoeft te wyken, terwyl de takken en bladen veel naar die der Mispelen gelyken. Uit de takken fchieten dunne deelen, die aan haare einden bezet zyn met witte kleine bloemen, «ie welke de vruchten met groote meenigte voortkomen, en aliengskens zo zwaar groeijen, dat de jonge boomen door paaien moeten onderfteuod worden. Ondertusfchen zyn deeze vruchten hier in van de meeste Oost-Indifche onderfcheiden, dar zy voornaamelyk eenmaal in 't jaar kunnen worden geplukt in den voorwinter. Deeze vruchten zyn in 't eerst groen, naderhand geel, en eindelyk oranje kleurig, in grootte overeenkomende met onze beste Pruimen: veele zyn ook met vlekken geteekend 20 wel Pit" ais inwendig, \ geen zeer fraay ftaat; doch de fmaak is wrang m jzamentrekkend. De Javaanen bereiden deeze vruchten op verfchillende st/yzes ï&i aangenaamg roefpyzeo. De onrype vruchten kooken zy in pe» ~' kei,  O V E R D E G1W ASSER || die!, Waar door zy den frriaak en eigenfchappen der Portugeefche Oly ven aanneemen; andere leggen dezelve ia met groene Peper en Azyn, en gebruiken ze gelyk onze Agorkjes met vleesch en visch. Ook worden dezelve in zuiker geconfyt, en ftrekken tot eene aangenaame verfnapering •voor de Vrouwen. De Ichil afgenoomen zynde, wordt de halfrype vrucht met zuiker, boter en eijeren geftoofd, eveneens ais men hier te lande de Kruisbeziën doet, welk voedzel aangenaam en zuurachtig van fmaak is, en •voor zeer gezond wordt gehouden. Ondertusfchen zyn de rype vruchten, veel gebruikt, nadeelig; doch een maatig gebruik derzelve is van zeer veel nut tegen den Roodenloop. De Koffyboom, weleer alleen eigen aan Gelukkig Arabie, is thans ook €en der voornaamfte Javaanfche Gewasfen. Omtrent het jaar 1720 werdt dezelve, door de zorge van den toenmaaligen Gouverneur Generaal Zwaardekroon, alhier uit jonge planten voortgeteeld, en is na dien tyd een der voornaamfte ProducTen deezes Eilands geworden, zo dat jaarlyks eene groote meenigte van ponden naar Europa wordt overgezonden. Deeze boom, hoewel dun en tenger van ftam, groeit tot eene aanmerkelyke hoogte, dat is tot twaalf of veertien voeten, indien dezelve niet klein wordt gehouden. De takken van deezen boom groeijen in eene fraaije order altoos te* gen malkanderen over, kruiswyze ten opzichte hunner hooger of laager fcheuten. De bladen zyn op dezelfde wyze tegen over eikanderen geplaatst, drie of vier duimen lang en anderhalve duim -breed, zeer glad van oppervlakte, en aan het einde puntig. De bloemen zyn ook zomwylen roodachtig, welriekende en iets gelykende naar Jasmyn bloemen: de roodachtige vrucht gelykt wel naar eene Kers, en heeft onder haare roode fchel een laf zoet fap, in welks midden twee boontjes in byzondere zaadvliezen zyn geplaatst. Hoewel dé boomen fteeds bloemen en vruchten draagen , worden de laatfte doorgaans maar twee maaien in 'tjaar verzameld en ingepakt* ■Men plag eikanderen wys te maaken, dat de Arabieren de gewoonte hadden, de Koffy boonen voor de verzending in heet water te kooken, om de« zelve tot de zaaijir.g op andere plaatzen onnut te maaken,- dan dit is onwaar , en ook niet noodig; want de Koffyboonen zyn van dien aard, dar zy niet willen groeijen, dan wanneer zy uit de bolfters genoo•men aanftonds in een vruchtbaaren grond worden gezet. Het gebruik der Koffy is noch niet zeer oud; by de Grieken was dezelve onbekend, en zy fchynt onder de Arabieren niet lang voor 't jaar 1400 in gebruik te zyn gekomen : en in Europa heeft men van dezelve eerst een algemeen gebruik beginnen te maaken, na dat de Hollandfche kóóphandel op Mocha gevestigd was, en vooral na het aanleggen der groote Koffyplantagien in de West-Indien. IV. Deel. F De  4» OVER DE GEWASSEN. De fmaakelykfte van alle Javaanfche vruchten is de Mangostan, welke ïn groote meenigte in den omtrek van Bantam gevonden wordt. De boom, waar aan deeze vrucht wast, is ongeveer gelyk in grootte aan den Moerbezieboom , en heeft een' ftam ter dikte van een mans been onder de knie, uit welke eene kroon met rondsom uitgebreide takken te voorfchyn komt. De appels of vruchten groeijen aan de einden van zeer dunne takjes in twee bladen bloeihoos gewyze: deeze bladen zyn van buiten bleek, doch van binnen zeer fchoon groen, dikwyls ruim twee palmen lang en met veele adertjes doorfneeden. De vruchten zyn van eene aanlokkelyke fchoonbeid, en komen voort uit een bleek knopje, 't welk zich opent, en de vrucht te voorfchyn brengt. Boven op de appels vindt men een kroontje, 'c welk zich opent, als de appels volkomen ryp zyn; ook zyn deeze kroontjes mes ftreepen getekend, welke het getal der zaaden aanwyzen, dat van nut is , dewyl die appels de beste zyn, welke de meeste pitten bevatten. De fchil der vruchten is dikhuidig, gelyk aan die der Cranaat appelen, van buiten purper verwig en van binnen bleek, door drukking tusfehen de handen lichtelyk open gaande, terwyl de fmaak eenigzins wrang en zamentrekkend is. Het vleesch, 't welk de binnenfte {itten omringt, is zeer dun, wit of bleek rood van kleur, 't geen met de tanden van dezelve moet worden afgezogen. Deeze zelfftandigheid is zeer aangenaam van fmaak, zoetachtig en teffens aangenaam zuur; dan dat het voornaamfte is, dezelve is zeer nut voor 'smenfchen lichaam: want zy geeft een goed voedzel, en ontaarde in de darmen niét in een fcherp en knaagend zuur, gelyk aan de meeste Indifche vruchten eigen is. Hierom is de uitwerking der Mangostan ook zeer onderfcheiden van de overige zuure vruchten: want terwyl dezelve meerendeels kwaadaardige Roode Loopen verwekken en verergeren , is deeze vrucht een' der beste tegengiften tegen dezelve, als ook tegen alle andere ziekten van een rottigen aard, zo algemeen in de heete luchtflreeken. De Mangostan boomen worden te Batavia door de liefhebbers aangekweekt, doch alleen uit vermaak; want deeze vruchten, die zeer wel kunnen duuren, worden van Bantam in zulk eene meenigte naar Batavia gezonden, dat men 'er altoos een* ruimen voorraad voor eenen fchelling kan koopen. De Katapper boom is ook van eene groote hoogte, niet veel in geftalte verfchillende van den Beukeboom ; maar de bladen zyn ruim een hand lang, en een weinigje fmaller met geele ribben en adertjes. Dezelve is zeer aangenaam , dewyl hy met zyne groote en meenigvuldige bladen de kracht der zonneftraalen volkomen affchut, hoewel alleen voor een gedeelte des jaars; Want deeze boom laat, tegen de gewoonte der andere Indiaanfche boomen, zyne bladen in den Herfst vallen. De takken deezes booms zyn zeer mee- m'gvul-  OVER DE GEWASSEN. 45 «igvuldïg, en in eene fraaye order in twee of drie kroonen boven elkande-' ren gefchikt; terwyl de bloefemaan de einden der takjes hangt, gelyk ook de vrucht. Deeze is van buiten met eene harde fchil omringd gelyk een Okkernoot, en belhat doorgaans uit twee pitten, in aard en aangenaamheid van fmaak niet wy kende voor de beste Amandels. De boom wordt hierom de Oost-Indifche Amandel boom genoemd, en derzelver vruchten zyn van •een algemeen gebruik, zo om raauw gegeeten te worden, als om taarten van dezelve te bakken, die geenszins voor onze Amandeltaarten behoeven fe wyken. De Anona der Portugeezen, by de Maleyers Sarborosfa genoemd, is ook een der heilzaamfte Oost-Indifche boomgewasfen. Deeze boom groeit tot de hoogte van een gemeenen Appelboom, en heeft ruwe en harde bladen, die eerst fraay groen, doch naderhand, als de vruchten ryp worden, bruinachtig zyn. De bloemen zyn niet zichtbaar, maar even als de Portugeefche Vygen in 't vruchtbeginzel opgefiooten. Uitwendig heeft de vrucht eene ruwe fchil, byna zodanig als de Ananas of Pynappel, met lehubben voorzien; dezelve wordt ryp in driemaanden tyds, wanneer ,men haar afplukt, en leggen laat tot dat de fchil week wordt, en gemakkelyk" met de hand te breeken is. Wanneer de vrucht door leggen volkomen eetbaar is geworden, gelykc dezelve zeer V-el naar de zelfttandigheid van verrotte Mispelen; maar de fmaak is veel aangenaamer, en heeft voor geene vruchten hoe genoemd te wyken. Om de vruchtbaarheid deezer boomen te vermeerderen houwen de Inlanders den bast door tot op het hout, eveneens gelyk hier veelmaalen met de Nooteboomen gedaan wordt, die de meeste vruchten geeven wanneer ze het meest geplaagd worden. Behalven deeze groote Anona js *er noch eene kleiner zoort Alanoena genoemd; deeze boomtjes zyn laag en heesterachtig, fmaller van bladen dan de groote, doch die wel pene fpan lengte hebben. De vruchten deezer boomtjes zyn zo groot els eene grooce Cina's Appel, van buiten geel met oranje gemarmerd, doch van binnen witachtig met bruine zaaden. De fmaak van deeze vruchten is allerheerlykst, en zy geeven een geur van het allerkrachtigst Roozewater. De Dadelboom, welke in alle heete Gewesten gevonden wordt; groeit ook omtrent Batavia, alwaar hy uit Perfien is overgebragt: dit gewas is eigentlyk geen boom, maar liever eene verzameling van lange bladen, die alle afzonderlyk uit den wortel opfchieten, en welker fteelen byeen verzameld eene zoort van vooze ftam uitmaaken. Het merg deezer fteelen wordt nuttig geacht om de krachten der deelen, die F » «K  44 Ö VER DE GEWASSEN. tot de voorttceling dienen, te vermeerderen ; terwyl de vrucht het nuttigfre en gebruikelykfte deel van dit gewas uitmaakt; want dezelve wordt doop het geheele Oosten tot toefpyze gebruikt, ja in zommige binnenlanden van Africa beftaat het meeste voedzel der Inwooners enkel in de vruchten des Dadelbooms. De Dadelboom behoort onder die, welke door LiNNiEüj Tvoeebuizige worden genoemd, dat is, de teeldeelen der bloemen, welke in de meeste gewasfen in een en dezelfde bloem vereenigd zyn, worden hier van eikanderen afgefcheiden in verfchillende boomen gevonden; wam eenige boomen zyn vrouwelyk of vruchtdraagende, en andere mannelyk oi onvruchtbaar. De bloemen van beide zyn opgefiooten in eene bloeihoos, doch met dit onderfcheid, dat in de vrouwelyke bloemen altoos een vrucht» beginzel te vinden is, terwyl in de mannelyke niets dan de helmftyltjes en helmen"vernomen wordt, als alleen gefchikt zynde om het ftuifmeel ce bevatten , 't welk tot bevruchting der vrouwelyke bloemen noodig is. Om deeze reden kunnen de vrouwelyke boomen, zonder behulp der mannelyke , geen vrucht geeven; doch by aldien 'er geen mannelyke boomen by der hand zyn, is het genoeg gedroogde trosfen der mannelyke bloemen in de vruchtboomen te hangen; want dan verfpreidt de wind het ftuifmeel derzelve' door den boomgaard , en bezorgt dus de gewenschte vruchtbaarheid. De Areka is ook eene zoorc van Palmboom, maar van een gantsch an* deren aard; dezelve is voorzien van een langen ftam, in gedaante en bladen veel overeenkomende met den Cocosboóm; de noot is ook van eene gelykzoortige gedaante, doch veel kleiner, en uit dezelve in den grond geftooken komt de vrucht te voorfchyn. Men vindt dit gewas op Java en overal in de Indien, maar voornaamelyk op 't Eiland Ceylon, alwaar deeze vrucht een groot voorwerp van handel is, en van waar men dezelve met geheele fcheepslaadingen verzendt. Eenige jaaren, na dat de boom geplanc is geweesc, komen de vruchten te voorfchyn, en wel uit bloemen die in eene groote bloeihoos onder de bladen in den top van deezen boom,' die geen takken heeft, gevonden worden, en welke een zeer aangenaamen geur van zich geeven. De vruchten groeijen dan in trosfen dicht byelkanderen, en worden door de Oosterlingen Faufel, by veele Indiaanen Arai ka, en by de Maleyers Pinang genoemd, zynde dezelve in 'teerst groen, doch allengskens geel of oranjeverwig. Het aanmerkelykfte van deezen boom is, dat dezelve de volle groote van eenen Cocosboóm bereikt, en echter maar zeven of acht duimen dikte in zyne middellyn bevat; want hier door gasn zy met den minften wind even als hec riec heen en weder, en worden echter wegens hunne taaiheid byna nooit door de ftormwinden gebroken.  O V'E R DE GE WASS EN. 4$ faroken. Van binnen is de boom zeer voos , en de fterkte komt voort uit de dikke en buigzaame fchors, welke wegens haare taaiheid en lengte in de Indien veeltyds tot latwerk voorde daken wordt gebeeZigd. De vruchten zyn ruim viermaal zo groot als een eikel, doch wanneer de buitenbast is weggenomen, dan zyn de pitten niet grooter dan gewoone Nootmuskaaten, en byna van dezelfde gedaante, zuurachtig en zamentrekkende van fmaak. Het gebruik der vrucht is enkel by het kaauwen der betelbladeren, ten welken einde de Indiaanen een byzonder fcheertje hebben, waar mede zy de fchors der vruchten wegfnyden, en daar na de noot in twee of drie ftukken verdeden, van welke zy een in ieder betelblad fteeken, na dat dezelve met kalk zyn aan. geftreeken : dit kaauwen duurt tot dat de vrucht is uitgekaauwd, 't geen plaats heeft by nieuwe vruchten; want oude Pinang verfmelt hen geheel en al in den mond. Deeze Pinangvrucht bezit ook een bedwelmend vermogen, eveneens als- de Tabak, waar door die geene, welken hun gebruik ongewoon is, licht in eene zoort van duizeligheid en verrukking van zinnen vervallen , die echter door behulp van zou£ wederom overgaat. Rondsom de Pinangboomen groeit een Heestergewas, dat zeer lang in de hoogte opfchiec, en zich om de ftammen flingert; het zelve wordt benevens de boomen op ryën geplant, en geeft door zyne bladen een aangenaamen lommer. De bladen van dit Klimop zyn zeer gelykformig aan die van de Betel of Peperrank, en tusfehen dezelve hangen de fraaye .vruchten; deeze zyn niet ongelyk aan de Bengaalfche Peper, hangende aan dunne fteelen, groen en zeer fierlyk ge* marmerd van kleur, als met vierkante ruitjes overtrokken, en een hand breed en omtrent een kleine vinger dik, zynde haare fchaal van binnen met wit merg en kleine' zaaden gevuld. Deeze vruchten worden gebruikt in plaats van Betel by het Pinangkaauwen: men neemt tot dit oogmerk een doorgefpouwde Syryboa vrucht, en voegt dezelve met een even groot .ftuk Pinang te zamen door middel van twee draadjes katoen, en gebruikt dit. met oesterfchelpskalk beftreeken eveneens als de Betelbladen, om te kwylen. Deeze compofuie is veel aangenaaraer en kostbaarder dan de Betel, en wordt daarom door Lieden van rang door» gaans gebruikt. De Dapdaf boom, weleer uit de Molukfche Eilanden naar Batavia overgebragt, geeft ook een alleraangenaamfte vrucht, die zo wel raauw als geftoofd wordt genuttigd, en een zoeten fmaak uit den zuuren, benevens eene heilzaams verkoelende kracht bezit. De vrucht komt onder aan den F I ftan»  4S OVER DE GEWASSEN. Ham uit fraaye bloempjes, en is roodachtig van kleur met zwarte ftippen, van gedaante als een Comcommer, zynde binnen in dezelve een langwerpig pit van een aangenaamen geur. Ondertusfchen groeit deeze boom be* ter op haar geboorte plaats, dan te Batavia: want alhier wordt zy boven maaten geplaagd door de Mieren, welke over 'c algemeen in de nabuurfchap van Batavia veel verwoestingen aanrechten; ja al omringt men deeden boom by aanhoudendheid met eene fteenen groep vol water, echter is de vrucht doorgaans geheel bedekt met dit ongedierte, De Takkatak of Boa Burun, is de Indiaanfche roode Besfeboom, welks vrucht voor de Hollandfche roode Besfen alhier gebruikt wordt, fchoon dezelve daar mede op geenerhande wyze kan worden vergeleeken. Deeze Besfeboomen zyn zeer hoog van ftam, en voorzien met groote bladen, eveneens als de Castanje boomen. Tusfehen dezelve zitten de roode Besfen aan lange risten, en worden te Batavia by groote hoopen vtrkogt. Zy zyn ondertusfchen wrang, en, in vergelyking der Hollandfche, zeer cnaangenaam van fmaak. Alle drie maanden kunnen deeze vruchten geplukt worden, maar wel voornaamelyk tegen den Herfst. De Moringo boom is van een meer voortreffelyken aard; want dezelve fcezit een zeer fmaakelyk loof en peulvruchten, die beide worden geftoofd, én als eene aangenaame toefpyze gegeeten. Deeze boom is zeer meeriigvuldig in de tuinen, gelyk ook voor de deuren der huizen, zynde aangenaam en lommerryk van blad, belaaden met witte bloemen, uit welke lange peulvruchten voortkomen, gelyk onze Turkfche Boonen, die door den tyd zeer hard worden. Wanneer de vruchten geplukt zyn, worden de bovenite takken afgehouwen, die dan wederom uitbotten, eveneens als de wilge boomen ; deeze takken in den grond geftooken, groeijen wederom op tot nieuwe boomen, zonder eenige andere zorge van nooden te hebben. Men vindt hier noch een' boom die eetbaare peulen voortbrengt, Torre genoemd, die ongeveer tot de hoogte van een gemeenen Appelboom opfchiet. De peulen van deezen boom zyn ruim een vierde van een elle lang, en een vinger dik, hangende aan lange dunne takjes, van welke zy lynrecht nederhangen. In deeze haauwen zitten de vruchten, echt, den, of meer in getal, eveneens als Erwten, die in de zauzen der fpyzen worden gebruikt, teffens met de fyngehakte jonge bladen, en de bloemen, die in ■groote meenigte deezen boom verfieren, en by hoopen aan knopjes wasfen, zynde dezelve halfmaanswyze met purpere punten naar binnenwaards omgekrorod. De bladen deezer boomen worden ook door de Inlanders als een «set nuttig heelmiddel gebruikt tegen de beeteu der Slangen, vooral zo 'er kneu-  OVER DE GEWASSEN, 47 kneuzingen by zyn. Zy wryven ten dien einde de bladen tusfehen twee fteenen, en leggen dezelve met zout gemengd op de aangedaane plaats, waarop dan ras verlichting volgt. De Kappok, waar aan de Javaanfche Boomwol groeit, is een boom, die zo wel tot nut als tot fieraad in de hoven wordt geplant, wegens zyne fchoone groene bladen en welgekleurden groenen ftam. De hoogte deezes booms is niet minder dan die onzer fchoonfte Masthoornen , terwyl de takken niet in der hoogte maar zy waards uitfehieten, en twee of drie kroonen maaken. De bloemen zyn wit van kleur, uit een knop voortkomende gelyk de Anjelier, na welke de vruchten volgen, ongeveer ter grootte van een Hoenderey, doch langer en fpitzer, die eerst groen en allengskens geheel bruin worden als een eikenblad. Deeze vruchten hangen aan de fteelen by paaren, en barsten eindelyk by den fteel open om haare zaaden te laaten vallen , die met eene fraaye witte wolftoffe omgeeven zyn. Deeze ftoffe wordt in Wyn- of Slachtmaand verzameld, en geeft veel voordeel aan de Kweekers , dewyl zy door geheel Indiën als eene voortreffelyke koopmanfehap verzonden, en tot het vullen van bedden en kusfens gebruikt wordt, in plaats van veeren, die in de Indifche Gewesten nooit tot dit einde worden gebezigd. Ondertusfchen is deeze anderzins fchoone wolftoffe van geen ander gebruik, kunnende zy, wegens de kortheid der vezelen, met geen jmogelykheid tot draaden gefponnen worden. Ook moet men in 't behandelen van dezelve met vuur en licht zeer omzichtig te werk gaan, dewyl zy op de minfte vonk aanftonds vuur vat, en zo gezwind in brand vliegt, dat men dien met geen mogelykheid kan uitblusfchen. De boom Jambos heeft ook voor geene Indiaanfche boomen in fchoonheid te wyken ; want niet alleen is dezelve zeer fraay van bloem en bladen , maar fchiet ook recht in de hoogte op, in de gedaante eener fchoone piramide, zonder dat daar toe eenig behulp der konst noodig is, dewyl de takken alle voorby eikanderen zonder eenige wanorder groeijen, en allengskens naar maate der hoogte in lengte afneemen. De bloemen, die zeer aangenaam van verwe zyn, groeijen twintig of dertig by eikanderen , en geeven eenen tros uit vruchten beftaande ter grootte onzer Europeefche Zuikerpeeren; welker vruchten zommige rood en andere wit zyn: dit geeft echter alleen onderfcheid van kleur; wantin den fmaak is geen verfchil ie vinden. Veele bloemen komen ondertusfchen niet tot volkomenheid, maar vallen in meenigte op den grond, waar door dezelve met een fchoon rooskleurig weefzel bedekt wordt, 't welk ook niet volftrekt onnut is; want de afvallende bloemen, verzameld en als falaade gegeeten, zyn zeer aangenaam. De vrucht is eigenclyk een fteenwucht, feboon de  4« OVER DE GEWASSEN. aelfftandigheid meest met die onzer Peeren overeenkomt; want in het midden' zit een harde fteen, die een bittere pit, welke niet eetbaar is, in zich bevat.. De fmaak deezer vruchten is zeer aangenaam, 'zuurachtig Uit den zuuren en verkoelende, waarom zy in heete ziekten tot' een voortreffelyk voedzel verdrékt, vooral zó dezelve geftoöfd met zuiker genuttigd worden * gelyk doorgaans de manier is. De Boa Malakka is eene zöort van "Pruimen, 'Veel in het wilde wasfende, en zo fcherp van frnaak , dat men dezelve niet kan nuttigen zonder eene uitwerking te voelen, eveneens als of men den mond vol azyn Had. De Kanark boom der Maleyers en Chineezen is een der hoogde Indifche boomen en eene zoort van Eik; dezelve heeft een zeer uitgebreiden kruin, omringd met gladde bladen vol adertjes, terwyl behalven de hoofdtakken uit de wortels veele" bochtige takken uitfpruiten, die den Reiziger tot eene aangenaame zit- en rustplaats kunnen verflrekken. In 't byzonder ,is deeze boom geacht by dé Jaagers; want dezelve brengt eene groote meenigte van Akers voort, op welke de wilde Zwynen greetig aazen; de Jaagers verbergen zich hierom in de nabuurfchap van zodanige boo^ men, en fchieten dan hunne prooy zonder eenig gevnnr. De Kappas of Algoedang is een katoen boom, van Bengale naar Batavia overgebragt, welke geduurende het geheele jaar vruchten draagt; dezelve vertoonen zich in de gedaante van Nooten, en bevatten eene fyne 'katoenen ftoiFe, die zeer geacht is; dewyl zy tot draaden kan worden gefponnen om 'er fyne lynwaaten van te doen weeven. De bloem van deezen boom is bruin rood, van binnen voorzien met witte belmdyltjes. De Batfian is eene zoort, van Mangas of Oost-Indifche Amandel , aangenaam van fmaak, doch zeer Hinkende van geur, waarom dezelve Noot by voornaame lieden niet zeer in achting is : ook wordt deeze vrucht weinig te Batavia gekweekt, maar met geheele laadingen van Bantam overgevoerd. De boom Marocco heeft bladen als de Populier , hangènde aan groene fteelen: van verre gelykt deeze boom geheel vol bloefem te zyn, Wegens de fraaye geele dreeken en plekken, waar mede de fraaye groene bladen verfierd zyn. Deeze bladen worden door de Inlanders gelegd op de Ryst, wanneer zy gekookt is, en geeven aan dezelve een aangenaamen reuk &a fmaak. De boom Kananga is een der hoogde in de Indiën, en van geen ander gebruik dan alleen om zyne geelachtige bloembladen, die onder den  OVER DE GEWASSEN. 49 den bloefem ftaan; dezelve worden by de Betel gebruikt, en hierom is de boom in veel achting. Boven in deeze boomen vindt men doorgaans eer» klein molentje, om de vogels, die op dezelve aazen, te verdry ven: inzonderheid dient dit tegen de Vleermuizen, die in de Oost-Indien zeer groot zyn, en in deeze boomen by hoopen vergaderen, van welker takken zy by haare aehterfte pooten met de koppen naar beneden hangen. Dikwyls vindt men aan deeze boomen ruim zo veel van deeze diëten, als 'er bladen aan zyn, *t geen eene zeer vreemde vertooning maakt. De Kijatil is een Oost-Indifche eikeboom, die wegens zyn hout in de grootfte achting is, dewyl het zelve, gelyk het eiken hout, in de Indien toe allerley fyn timmerwerk kan worden gebruikt; behalven de deugd van het hout is het zelve zeer geacht wegens de lengte en zwaarte der balken en planken, die daar uit worden gemaakt; want dikwyls vindt men balken van dit hout, die twee voeten middellyn en veertig voeten lengte hebben s terwyl de planken dikwerf drie en meer duimen dikte hebben. De bladen deezer boomen worden zeer heilzaam geacht in het Zydewee, en ten dien einde in het water der Kokosnooten gekookt, welk afkookzel voor een voortreffelyk middel tot verzachting der pynen wordt gehouden. De vruche is zeer zamentrekkcnJc, «u Kumt in gedaante cn fmaak overeen met onze Galnooten. Het hout overtreft niet alleen in fraayheid en hardheid dat det meeste Indifche boomen, maar ook hier in, dat hec veel minder door de kleine Mieren worde bezocht, die anderszins zwaare balken zodanig kunnen uiteeten, dat 'er byna niets dan het buitenfte van overblyft, waar door zomwylen de gebouwen onverwacht inftorten. De Makandou is een boom van maatige hoogte, verfierd met zeer diks* ke en fchoone bladen, en witte langwerpige bloemen; als deeze afgevallen zyn volgt 'er eene vrucht , in gedaante met den Pynappel overeenkomende, welke onryp groen, doch ryp geworden zynde geel is. De fmaak deezer vrucht is zeer gering, maar het vleesch zeer flymig en verzachtend, waarom de Maleyers dezelve onder de asfche gebraaden eeten, en voor een fchoon geneesmiddel houden tegen den Roodenloop, het Bort en andere galachtige kwaaien. De boom Mangum behoort tot de order der Palmen, en draagt eene vrucht, die in gedaante zeer naar de Kokosnoot gelykt; dezelve bezit eene groote giftverdry vende krachc, en worde by de Oosterfche Volkeren in dit opzicht boven den Bezoarfteen, de Maldivifche Noot en hunne andere tegengiften gereekend. Deeze boom is den Vorften toegewyd, en wordt rondsom de gralfteeden der Koningen geplant. In 't byzonder hebben de Koningen van Bantam de gewoonte een Beker op deeze Noot te plaatzen, IV. Deel. G en  5© OVER, DE GEWASSEN. cn dezèlve dus aan Ukheemfche Gezanten tot een teken van achting ioe te brengen. De vrucht Langzap groeit met groote trosfen als Druiven aan een fchoonen boom, die tot een groote hoogte wast, en bladen draagt gelyk een Kastanje boom, doch zonder hakkels. De vruchten zyn zo groot als onze geelachtige pruimen, doch van binnen rood, en van buiten omgeeven met een geele fchil, die een fcherp fap opgeeft. Het merg fmaakt zuurachtig gelyk het fap onzer Aalbesfen, doch wat zamentrekkend en noch veel aangenaamer, terwyl het eene heilzaame verkoelende kracht in alle heete en kwaadaardige koortzen bezit. De vrucht Boenga, by de onzen Wringpruim genoemd, groeit aan een' zeer hoogen boom met gekronkelde bladen. De bloempjes zyn van een fchoone vleeschkleur, en gaan 'smorgens open met zonnen opgang, en fluiten zich wederom 'savonds met zonnen ondergang. De vrucht, die de groote van een Hazelnoot heeft, is eerst groenachtig, en daarna oranje geel van kleur; het vleesch is oranje geel, en fmaakt niet onaangenaam. Ondertusfchen is deeze boom, wegens de fraaiheid zyner bloemen, in groote achting. De vrucht Karembolas. groeit aan een boon,, dl© veel gelykt naar een Kersfeboom, doch de ftam is teder, en de bladen zyn zeer dun. De bloemen, die blaauwachtig van kleur zyn, geeven vruchten als Pompoenen, doch kantig, welke doorgefneeden eene fter met vyf hoeken vertoonen. Omtrent deeze vruchten is vooral aanmerkenswaardig, dat zommige daar van alleraangenaamst van fmaak zyn, doch andere zo wrang, dat zy mond en keel toetrekken. De Boea Bidara, of Steekpruim, is grooter dan de hoogfte Kersfeboo- men, en heeft aschgraauwc bladen , groeijende aan zeer doornige en ftee- kelige takken, welke doorntjes zo fyn zyn, dat men in 't plukken zeer naauwkeurig op dezelve letten moet om 'er niet door gekwetst te worden. Geduurende het gantfche jaar is deeze boom belaaden met vruchten, en wel zodanig, dat de takken fteeds naar den grondgeboogenhangen. De pruimen zyn donker groen van kleur ter grootte van een Hazelnoot, zynde het vleesch van binnen wit met een lyfverwig fteentie, en de fmaak van het fap zeer aangenaam. De Indiaanfche Betome boom heeft geplekte bladen, gelyk hetL ongkruid; de bloemen groeijen op de wyze van korenairen by duizenden nevens elkander, bleek blaauwachtig van kleur, gelyk hier te lande de Rosmarynbloemen! Het aftrekzei der bladen en bloemen bezit zeer heilzaame bloedzuiverende «n heelende krachten j in 't byzonder is dit middel van dienst na het bloed- ipuwen,  OVER OE GEWASSEN, $l fpuwen, en in 't begin eener daarop volgende Teering. Ook wordt het fap der bladen door veele zeer nuttig geoordeeld tegen de beeten van vergiftige Slangen en Schorpioenen. De Javaanfche Salie boom verfchilt veel van de Europeefche; want de-* zelve fchiet op tot de hoogte van 12 voeten: deeze boomgroéit by geheele bosfehen in den omtrek van Batavia, en is wegens zyne voortkruipende wonels bezwaarlyk te verdelgen. De bladen deezes booms zyn zeer lang* zeer aangenaam van reuk en grysachtig, tusfehen welke zeer fchoone blaauwe bloemen in grooten overvloed te voorfchyn komen, i loewel 'er overal in 't wilde eene groote meenigte van dit gewas voor handen is, echter wordt het zelve in de tuinen aangekweekt, om dat de boom dan zyn' wilden aard aflegt, een aangenaamen en krachtigen fmaak verkrygt, en met de Europeefche Salie in krachten overeen komt. Inzonderheid is dit kruid in Indie van dienst in Zenuwziekten en Opftygingen: terwyl de bloemen , ingelegd zynde, een byzonder vermogen bezitten in alle koude gebreken der longen en hersfenen, en zo door te verfterken als door het water af te dry ven, in de Waterzucht zeer nuttig bevonden worden. De boom Boa Kamba is ook zeer hoog en ongemeen groot van hout en bladen: dezelve brengt «nft&Bcii vuorc, die m gedaante volkomen gelyk zyn aan de hierlandfche Peeren, waarom men dezelve ook Indiaanfche Peeren noemt. Deeze vruchten zyn, ryp geworden, bleek groen met zwarte vlekjes, doch van binnen hol, en in die ruimte bevatten zy wat blaauw zaad, terwyl her merg altemaal tegen de fchil aanzit. Ondertusfchen zyn deeze vruchten wrangen onaangenaam van fmaak, waarom zy ook weinig worden begeerd, hoewel zy, voornaamelyk in Sprokkelmaand, met groote hoopen door de Inlanders naar Batavia worden gevoerd. De Rambustan is een hooge boom, welke geene zichtbaare bloemen, itrraar alleen groene knopjes draagt, uit welke de vruchten groeijen, van gedaante gelyk aan Kastanien, en met een purperen bolfter omgeeven. Deeze vruchten groeijen met groote hoopen by eikanderen, hangende aan dunne takjes, die zich altoos door derzelver zwaarte buigen. Van binnen bevatten deeze vruchten fteentjes met een zuurachtig fap omringd, 'tgeen daar van moet worden afgezoogen. De Jagerboom, overal door de Indiaanfche Gewesten zeer meenigvuldig, is eene zoort van wilde Palmboom, zynde de fchors overal vol ringen, en aschgraauw van verwe. Deeze boom heeft fchoone gevingerde bladen, die aan lange dunne fteeltjes hangen, en fchoon groen van kleur zyn ; doch ten laatften verdorrende, hangen zy by den ftam neder en worttën geel. De vruchten zyn van gedaante en maakzel ge^yk aan de Ko- Q a kosnoo-  $f OVER DE GEWASSENi kosnooten, doch veel kleiner; zy dienen ook niet tot voedzel, maar alleen tot het bereiden van Siroop en Zuiker, welke door 't gantfcha land wordt gevoerd. Het hout deezes booms is ook zeer byzonder, binnenshuis onvergangelyk, en zo hard, dat het zelve met geene zaag of boor kan worden bearbeid, maar alleen met kleine beiteltjes en mokers , even als de hardfteen, met welke het fatzoen en de gaten worden gemaakt. De gezondfte fcheuten deezes booms dienen tot boogen, die ongemeen taay en fterk zyn, terwyl de bladen als waaijers worden gebruikt om tot verkoeling te dienen. De bladen, by de Maleyers Olen genoemd, bezigt men in de Indifche Gewesten om 'er op te fchryven, gelyk hier te lande het papier: deeze bladen zyn omtrent drie vingeren breed en anderhalve elle lang, zy worden met touwtjes aan eikanderen gereegen, en volgen dus op eikanderen, indien de brieven groot zyn, doch anderszins zyn zy enkel. Men fchryft op deeze bladen met eene yzere ftift, welke de buitenfte huid des blads doorboort, en onuitdelgbaare letters achterlaat: dit fchryven valt den Indiaanen ook zeer gemakkelyk; want zy doen het altoos op het gevoel, zonder dat zy 'er naar behoeven te zien. Boven het gemeen papier hebben deeze bladen dit voordcel , «Jat 2y nior nllppn zeer fterk zyn ,' maar ook lang in 't water kunnen leggen, zonder dat zy verrotten of de letters uitgaan. Uit deezen boom wordt ook een zeer zoet fap ge-* tapt , *t welk behoorlyk gistende, een lekkeren wyn en fchoonen azyn verfchaft , doch doorgaans dampt men dit fap uit tot Siroop of Zuiker. De boom Billimhïng is ook omtrent Batavia zeer meenigvuldig, en een van de wonderbaarlykfte, dewyl de bladen zeer byzonder zamengefteld zyn, en alle naar beneden hangen. Uit den dikken ftam, en uit de takken fpruiiten kleine takjes, vol groene knopjes, uit welke fraaye roode bloempjes komen, als Leliën van de kleinfte zoort: op deeze volgen de vruchten, een duim dik en een vinger lang, van gedaante als kleine Komkommers of Agorkjes, buiten groen van fchil, en van binnen met zaad voorzien. Alle deelen des booms worden tot de Geneeskonst gebruikt; hierom berooven de Indiaanen denzelven, niet alleen van zyne bloemen, vruchten en bladeren, maar ook van de fchors en takken; zo dat deeze boomen zeer mismaakt en verminkt zouden blyven ftaan, indien niet de gunftige Natuur denzelven een byzonder groeijend vermogen had gegeeven, waar door de verloorene takken wederom fpoedig aangroeijen, en de ontblootte plaatzen met nieuwe bloemen bedekt worden. Alle deelen van deezen boom bezit* ten een aanmerkelyk verkoelend en zacht zamentrekkend vermogen , gepaard  OVER DE GEWASSEN. 53 paard met een aangenaam zuur: hier om worden zy gebruikt in de hee-j te en rottige koortzen, gelyk ook in de Loopziekten der Oosterfche Gewesten. Wat de vruchten in 't byzonder aangaat, dezelve kunnen niet wel raauw worden gebruikt, maar moeten met zuiker worden ingelegd; ook geeven zy, onder andere fpyzen gekookt, aan dezelve een aangenaame»: rynfchen fmaak. De Duriom zyn zeer heerlyke boomvruchten, welke deeze byzondere eigenfchap bezitten , dat zy een onaangenaamen geur van zich geeven „ eveneens als verrotte Uijen, doch teffens eene pit van zo aangenaamen fmaak bevatten, dat dezelve alle andere bekende vruchten in voomeffelykheid te boven gaat. De boomen, aan welke deeze vruchten groeijen, zyn zeer krom, en bezwaarlyk te beklimmen, vol harde fpitze bladen van een halve fpan lang , van buiten graauw, en van binnen groen, en zo hoog als onze hoogde eiken. De vruchten hangen by geheele trosfen aan de dikke takken ; want de dunne takken zouden zy door haare zwaarte breeken, dewyl dezelve zo groot zyn als Meloenen : van buiten zyn zy zeer deekelig, en dus kwaad om aan te tasten, eerst groen, daar na geelachtig ; van binnen hebben zy vier huisjes in welke de zoete eecbaare vruchten zitten, ter grootte van Kastanien; doch men kan dezelve niet bekomen, dan door de vrucht eerst met den voet of eenig hard lichaam te breeken, dewyl men zich anders geweldig zou bezeeren. Deeze vruchten dienen alleen totvoedzel, en worden, maatig gebruikt zynde, voor gezond gehouden; doch onmaatig genoomen verwekken zy ontdeeking in het bloed en puisten in 't aangezicht. Dezelve worden ryp in den tyd van drie maanden, en zyn geduurende het geheele jaar te bekomen, maar voornaamelyk in Wynen Slachtmaand. De Sagumanda, of de Sagoboom, is een zoort van Palmboom, welke niet hoog maar dik van dam is, en uiterlyk veel overeenkomst heeft met den Cocosboóm. In de jeugd deezes booms houwt men een zyner zwaarde takken af, en dek daar voor in plaats een holle bamboes, of een der grootde zuikerrieten, welke tot eene verzamelplaats en loop verdrekc voor eene groote meenigte vogt, die dus in korten tyd uit deezen boom, eveneens als uit de Cocos kan worden verzameld. De Indiaanen geeven aan dit vogt den naam van Sagouar; 'twelk zeer zoet, doch ongezond is; dan de Indiaanen mengen bier mede een ander fap, Houbat genoemd, 'e geen uit het fap van verfcheiden planten wordt zamengedeld, en daar door eene zoort van bitterheid aan den drank Sagouar mede deelt, waar door dezelve gezond wordt voor die geene';' welke daar van met maatigheid gebruik maaken; en zelfs hebben de Hollanders van de Moluc^uss en Amboina G 3 geen  54 OVER DE GEWASSEN, geen anderen drank; doch zo deeze drank onmaatig worde gebruikt, verwekt dezelve dronkenfehap, en bederft het bloed. Het houc deezes booms is maar eene zoort van merg, en wordt met een rasp tot poeder gekneusd, 't welk met water tot koeken gemaakt, en in de zon gedroogd, de hardheid van fcheepsbefchuit verkrygt, en tot een zeer algemeen voedzei verftrekt in de Indifche Gewesten: men kookt ook de Sago tot eene foupe, cn gebruikt ten dien einde het fynfte meel, met zo veel water gemengd, als noodig is; deeze foupe is zo pappig, dat men 'er draaden van kan rekken tot vier of vyf voeten lengte, en niettegenftaande deeze groote flymigheid wordt dezelve in de Indien zeer gezond gereekend, en verftrekc tot eene algemeene fpyze op veele plaatzen, welke gebrek lyden aan Koorn en Ryst. Onder de zwaare houten munten uit het Rosfamala en Turen-Api, die echter doorgaans alleen tot brandhout worden gebruikt; want tot de gebouwen bedient men zich meestal van het fchoone Jatihout, dat van Java's Oostkust wordt aangevoerd. Voor de lommeryke Plantagien gebruikt men doorgaans de boomen Kanki, Tanjong en Sulatri; doch men moet ten minften tien jaaren wagten eet men 'er iets aan heeft. De Gatip groeit veel fpoediger , doch is minder fraay van ftam, hoewel zeer lommerryk. De meeste Boomen van Java dus hebbende nagefpeurd, gaa ik over tot eenige der voornaamfte Heesters en kruipende Gewasfen, onder welke het eerst onze aandacht tot zich trekt de Wyngaard, daar te lande zo vruchtbaar als ergens, zo hy maar zuiver wordt gehouden. Overal vindt men dit nuttig gewas op Java en in 't byzonder te Batavia, alwaar het tegen de gevels der vaste huizen wordt gevonden ; en in dit warme gewest heeft men het vermaak van alle dagen deeze heerlyke vrucht te kunnen plukken, ja zelfs zal eene rank in 't aardryk geftooken, na verloop van drie maanden, vruchten geeven. De besfen deezer druiven zyn zeer groot, en evenaaren de beste uit Portugal of Spanjen; want niet zelden vindt men trosfen, die 16 oneen gewigts hebben. Ongelukkig is het ondertusfchen, dat de Wynteelt daar tot hier toe niet heeft willen gelukken, om dat daar uit voorzeker veel voordeel zou kunnen getrokken worden. Langs de wegen vindt men overal de Pyzang of Baranas, een der fchoonfte Indifche Heestergewasfen, en teffens een der geachefte vruchten. De ftam van dit gewas is ongemeen voos, en beftaat alleen uit de zamengepakte fteelen der bladen, die allengskens afrotcende, een' ftengel over* laaten, die met zyne gclykens een-koker maakt, binnen welken de binnenfte bladen en het batt tot eene groote hoogte ocfchieten. Op deeze wvze ziet  OVER D E G E W A S S E N. 55 Ziet men dikwyls ftammen van dertig voeten hoogte en vier voeten dikte; die in zes maanden tyds volmaakt worden, maar zo voos zyn dat men hen als eene kool kan fnyden. De bladen deezer heesters zyn ongemeen groot en fraay geribd, dikwyls anderhalve voet breed en vyf of zes voeten lang. De vrucht komt voort uit eene bloeihoos aan het bovenlte deel van het hart, en vertoont zich als eene verzameling van Komkommers, die met de einden halfmaanswyze tot eikanderen zyn geloopen. De onrype vruchten zyn groen, doch de rype zyn geelachtig, en hebben van binnen dezelfde kleur. Deeze gewasfen geeven maar eens vruchten, en komen dan te fterven; hierom wordt de geheele ftam, als de vrucht begint ryp te worden, omgehouwen, en de afgefneeden tros aan de balk gehangen, om aldaar tot volkomene rypheid te komen, 't geen binnen weinig dagen gebeurt, zynde de fchil der vrucht dan zo teder, dat dezelve met de hand zonder eenige moeite kan worden afgepeld. Het gebruik deezer vruchten is ongemeen groot in de Indien: zommige droogen dezelve in de zon, wanneer zy zo fmaakeJyk worden als de beste Portugeefche Vygen, waarom zy ook meenigmaal Oost-Indifche Vygen genoemd worden. De Hollanders bakken deeze vruchten met boter en eijeren in de pan, en eeten dezelve als een groote lekker- Tiy ; OOk is deeze bereiding eene gezonde fpyze, om dat dezelve is VOed* zaam, licht te verceeren, en een weinig laxeerend. De raauwe vruchten zyn zuurachtig en zamentrkkend, en dus onbekwaam om te worden genuttigd ; want op derzelver gebruik volgen winden, kramp in de ingewanden &i braakingen, ja zelfs onmaatig gebruikt kunnen zy door haar fcherp zuur den Roodenloop verwekken. Indien zy ondertusfchen zeer onryp worden afgefneeden, dan behoudt de buiten fchil haare groenheid , en het fap r.eemt allengskens een zachten aard aan, eveneens van fmaak als onze zuiker Peeren, en in dit geval kan de vrucht, zonder nadeel, raauw worden genuttigd. De bladen zyn ook in de Indien van veel gebruik, en dienen niet alleen om alles in te pakken, maar verftrekken ook by zommige Indifche Volkeren tot een algemeen keukengereedfchap; want voor eerst dekken zy de tafel met deeze bladen, en brengen in dezelve hunne eenvoudige fpyzen te voorfchyn; en daarenboven gebruiken zy dezelve tot handdoeken en drinkfchaalen. De Javaanen zyn ook van meening dat deeze bladen een byzonder vermogen hebben om den brand te blusfchen, en hierom planten zy dit gewas rondom hunne huizen , om dezelve altoos by der hand te hebben. De voortplanting van dit gewas is zeer gemakkelyk, komende 'er, zo ras een ftam is afgefneeden, uit den wortel eene groote meenigte van jonge fpruiten te voorfchyn, die in weinig weeken haaren vollen wasdom verkrygen, en wederom nieuwe vruchten voortbrengen. De  56 O / BR DE GEWASSEN. De Rotang is een heestergewas, 't welk ovèral in de Indien van zelveri groeit zonder eenige oeffening. Er zyn verfcheide zoorten van dit gewas, die alle in veel opzichten verfchillen, doch hier in overeenkomen, dat uit het riet een kruipende rank voortfpruit, die in de hoogte oploopende zich om de boomen met meenigvuldige takken hecht, en dat met zulk een digt gewas, dat het in ftaat is de hoogfte en fterkfte boomen te verflikken. De vruchten van dit gewas zyn eenigzins gelykende naar Aardakkers; doch zy zyn omringd met eene Ichil, zo dun en zo gekleurd als een flangenhuid, en van binnen hebben zy twee pitten wit van kleur, doch zo wrang van fmaak, dat niemand ze kan eeten. Het gebruik van dit gewas en vooral der dunne ranken is in de Indien zeer groot, vooral om iets te binden, of vast te maaken; doch de fraaifte, en die het best gefchikt zyn tot hand-, rottingen, komen uit Siam en Japan. De Betel, welker bladen in de Indien overal om ze te kaauwen gebruikt worden, is op Java ook zeer meenigvuldig : van verre gelykt dit gewas veel naar zwarte Peper, en groeit by allerleye boomen en ftaaken tot aan boven op, en maakt dan noch doorgaans verfcheiden krullen boven dezelve. Gaarne groeit dit gewas in eene vette welgemeste aarde, en bemint fchaduwachtige plaatzen, willende hIcl gaarne op bet tiootc veld groeijen, en ook niet binnenlands, maar alleen in de warmfte landen aan den Zeekant; ja het zelve is zo teder, dat het op de meeste plaatzen in de Iudien 's nachts tegen de koude moet worden gedekt. De bladen van dit gewas zyn doorgaans zes duimen breed met verfcheide zenuwen dooriheeden, en fpeceryachtig van fmaak. Het gebruik van dit blad is go gemeen in de Indien, dat de meeste het zelve geduurende den ge* heelen dag kaauwen, en 'er om zo te fpreeken niet zonder kunnen leeven: ten dien einde neemen zy een enkel blad, 't welk zy met wat kalk van oesterfchelpen beftryken, en daarna in de gedaante van een peperhuis toevouwen : hier in fteeken zy een vierde deel eener Noot jtreka of Pinang genoemd, die aan de Betel een zamentrekkend vermogen geeft, en den mond bevochtigt, waar door veel kwylen wordt veroorzaakt. Deeze eerfte kwyl is bloedrood, en wordt uitgcfpoogen, maar de volgende doorgenikt. Door dit fpeekzel worden de lippen rood, en het geheele aangezicht gloejende; en zo de Pinang zeer fterk wordt gekaauwd, doet zy de hersfenen aan, en verwekt eene duizeling, ja by die geene, welke 'er niet aan gewoon zyn , volgt doorgaans eene flaauwte , die echter door zout om de tanden te wryven kan worden verdreeven. Ook meent men dat dit fap zeer heilzaam is voor de maag, en tot bewaaring der tanden, die door een maatig gebruik  OVER DE GEWASSEN» gebruik van dit middel wel zwart, maar teffens vast worden; doch een .©nmaatig gebruik hier van doet het tandvleesch zweeren, en de tanden eindelyk uitvallen. De Katsjang Parang is ook een klimmend gewas, 't welk met groote fcheuten zo hoog opfchiet, dat het zich met groote krullen boven de hoogfte lusthuizen verheft. Beneden aan den grond wordt het zo dik als een mans arm, en verwisfeit zyne bladen en vruchten zonder te vergaan. De bladen zyn groen en dicht met fraaye adertjes, de bloemen purperverwig, cn de daar op volgende boonen zitten in fchaalen gelyk onze Turkfche boonen, die groen van kleur en met eenen purperen rug voorzien zyn. De boonen zyn bont van kleur, en fmaaken, gekookt zynde, zeerwel, doch zitten, behalven haare fchaalen, noch in harde bolfters. Met de genoemde komen in veel opzichten overeen de Moorfche boonen Fabas dt Moro, die echter veel grooter zyn, terwyl zy tot eene gelyke hoogte opwasfen : met haare fchaalen zyn zy meer dan een voet lang en een duim breed, en worden 't meest by de Chineezen en Javaanen gevonden, doch om haaren wilden fmaak by de onzen minder dan de voorige gebruikt. De Eupborbia, of Duivelsmelk, wast met veele verfchillende zoorten pp Java, gelyk overal in de heete Gewesten. De voornaamfte zoort is de driekantige, die zo dik als een arm of been tot eene groote hoogte opfchiet. Deeze heester is overal vol bultige doornen, die echter, zo lang de plant fappig is, niet fteeken; tusfehen deeze doornen, vooral boven aan de takken, vindt men eenige weinige fappige bladen , niet ongelyk aan die van het gemeene Huislook. Uit de gekwetfte ftammen en takken vloeit een melkachtig fap ongemeen heet en brandend van aard, 't welk door allengskens uit te dampen, zamenftremt in eene geelachtige hars, die hier te lande, volgens haare geweldige buikzuiverende en braaking verwekkende kracht, onder de vergiften wordt gereekend: dan in de Indien zyn de lichaamen door de groote hitte veel ongevoeliger; en hier door wordt dit fcherpe fap daar te lande een zeer heilzaam geneesmiddel, 't welk met zeer goed gevolg tegen de Waterzucht, Lamheid en veelerhande andere flymige kwaaien wordt gebruikt. Eene zoort van dit gewas, groeijende in Cambodia, geeft een fap van dezelfde krachten, maar veel hooger geel van kleur, 't welk hier te lande onder den naam van Gittegom bekend is. De Peper, by de Maleyers Lada, en by de Javaanen Maritfia genoemd, is ook een kruipend gewas, de ftammen en ranken van het zelve zyn zeer teder, doch klimmen tot aan den top der hoogfte boomen op, en van daar wederom tot op den grond neder: aan deeze ftengels zitten IV. Dseu H ftaltjes,  5* OVER DE GEWASSEN. Aaltjes; aan welke de Peper by trosjes groeit, en dikwerf in zulk éenè meenigte, dat men naauwelyks de bladen van de vruchten kan onderfcheiden. De vrucht van de gemeene Peper is van natuur zwart, en uit dezelve Wordt onze witte Peper gemaakt, door de korrels in zout water te leggen; want door dit middel verliezen dezelve haare zwarte opperhuid, en teffens een merkelyk gedeelte van haare al te groote fcherpheid , zo dat zy door dit middel veel gelchikter worden tot het gebruik. Ondertusfchen groeit 'er ook in de Indien eene Peperplant, die van natuure witte korrels te voorfchyn brengt; doch deeze zoort is zeer zeldzaam, en komt byna nooit tot ons over: ook zyn de planten, die dezelve voortbrengen, zeer dun gezaaid, en groeijen alleen op eenige weinige plaatzen van Malabar en \ Schiereiland Malacca. De lange Peper is van de gewoone Peper merkelyk onderfcheiden; deszelfs gewas is veel minder houtachtig; ook zyn de bladfteelen veel langer, en de bladen ook langer en meer donkergroen; de vrucht is ook van een gantsch anderen aard, en uit veel kleiner zamengepakte Beziën beflaande : dan dezelve kan zelden naauwkeurig worden befchouwd, dewyl zy nooit in haare volkomenheid tor ons overkomt, maar onryp geplukt zynde, eerst Wordt opgedroogd. Het gebruik der Peper is zeer algemeen in de Indien, gelyk aldaar in 't algemeen de heete Speceryen zeer geacht en noodzakelyk eyn. Men gebruikt aldaar niet alleen de Peper over de fpyzen en in zaufen, maar ook bereiden veele een drank uit getrokken Peper beijen op water tegen eene kwaade maag; ja zommige zetten dezelve te gesten met heete dranken, waar door eene allerverhittendlte zoort van wyngeest gebooren wordt. De lange en ronde Peper wordt by hen ook in azyn gekonfy:, en als een aangenaame verkwikkende Specery gebruikt, vooral in de Regenmaanden. De krachten der verfchillende zoorten van Peper verfchillen weinig van eikanderen; zy zyn alle verhittend en verdunnend van aard, zy verfterken de vezelen der ingewauden, en bevorderen de affcheiding der vogten, die door derzelver werking van het bloed worden afgefcheiden : in 't byzonder doen zy dienst in alle koude en flymige kwaaien der eerfte wegen, en in de daar uit ontflaande maagpynen, verhinder» de fpysverteeringen en kolykpynen. Veele pryzen hec inneemen van acht of tien Peperkorrels in 't begin der koude, als een voortreflèlyk middel tegen de afloopende koortzen; en hoewel dit middel doorgaans van geene uitwerking is, worden 'er echter zommige doorgeholpen, zelfs van derdendaagfche koortzen. Ondertusfchen zyn 'er ook veel gevallen, in welke het gebruik van Peper allernadeeligst is: in 't byzonder is het fchaadelyk voor alle heete en galachtige geltellen, dewyl het by ben den omloop des bloeds  OVER DB BEWASSEN* S9 bloeds te veel aanzet, e« de fyne zenuwen der ingewanden te fterk prik** kelt, waar uit ontfleekingen van maag en darmen, heete en galachtige kolyken en allerleye heete koortzen kunnen voortvloeijen. In 't inwendig gebruik is 't altoos veiliger geheele korrels, dan veel van 't poeder teffens in te neemen; want de korrels kunnen nergens blyven hangen, en deelen alleen haare kracht mede aan de vogten der maag en darmen ,* daarentegen kan het poeder tusfehen de plooijen der maag of darmen blyven zitten, era Jichtelyk eene ontfteeking veroorzaaken. Zo meenigvuldig de verfchillende zoorten van Boom- en Heesterge» wasfen op Java zyn, even voortreffelyk en overvloedig worden aldaar allerhande zoorten van Plantgewasfen en Moeskruiden gevonden. De Ini diaanen houden ook de Moeskruiden in eene zeer groote achting, en befchouwen dezelve als het natuurlyk voedzel der menfchen; zelfs de meeste, die noch aan het Heidendom verflaafd zyn, zouden niet gaarne vleesch proeven, en houden zich ten ftrengften aan de geboden van Pytbagoras, wiens Hellingen aangaande de zielsverhuizing door geheel Indien zyn aangenoomen. Om deeze reden zyn de voornoemde Heide-: taen ook zeer afkeerig van roode boonen, en van alle fpyzen, die eenigzins naar het roode hellen; ondertusfchen hebben zy aan deeze in der daad belacchelyke beginzels te danken de duidelyke en uitgebreide kennis van Boomen en Gewasfen, door welke zy boven andere uit» munten. Onder de kruiden verdient in de eerfte plaats genoemd te worden het zogenoemde Indiaansch Moeskruid, 't welk op Batavia in verfcheiden tuinen wast, en bladen als Zuuring heeft: dit moeskruid pronkt met zeer fraaye bloemen, gedeeltelyk purper verwig en gedeeltelyk wit, die aan groene fteelen zitten. Dit kruid wordt als Beete toegemaakt , ea fmaakt zeer aangenaam. Voorts groeijen 'er allerhande Moeskruiden * in Europa en in de Indien in gebruik, die hier of van zeiven zyn gevonden, of door zaad uit Europa of Perfien en Suratte gereeld; by voorbeeld Porfelein, As«» pergies, Endivie, Latuw, Waterkers, Peterfelie, Radys, roode en wit-j ce Beete, enz. Hollandfche Kooien ter bekwaamer tyd gezaaid in een gemesten grond, groeijen zeer goed; doch zo zy onachtzaam worden gehandeld, dan ontaarden de planten in houtige ftruellen, die nergens toe kunnen dienen. By de wegen, buiten Batavia, vindt men overal de zogenoemde blaauwe boonen, welke aan een kruipend gewas groeijen, 't welk even als de Hop, zich om de takken der ftruellen en heestergewasfen flin- fl & gert*  6*o OVER DE ÖEWASSE» gert, €n ook in de hoogte gaat gelyk onze Turkfche boonen. De bla'2 den van dit gewas gelyken zeer naar die der Roozeboomen, terwyl de bloemen, uit een groen knopje voortkomende, zo groot zyn als enkele Pvoozen in 't ronde hemels blaauw, en van binnen geel van kleur.; De vruchten zyn blaauw, en gelyken wel naar Lupinen, doch worden; van niemand geacht. De vrucht Fokki-Fokki is langwerpig in de gedaante eener Peer, docf» dikmaals een elle lang, en zo dik als een mans arm: dezelve is vol zaad> 't welk onder eene fchil zit, die zo glad is dat dezelve een* weerfchyn als een fpiegel geeft. De bladen zyn grasgroen, doch ruw, en het geheel gewas bereikt doorgaans de hoogte van vier of vyf voeten. Deeze vruche is een der beste van geheel Indien, van een zeer aangenaamen fmaak , vooral zo zy met wyn en peper wordt gekookt, en heeft dan veel overeenkomst met onze Artichokken. Niets is by de Indiaanen gemeener; want zy dient daar gelyk by ons de Aardappelen, en geeft niet alleen een zeer verteerbaar voedzel, maar dryft teffens het water af, en wordt tegen den fteen der blaaze aangepreeren. De Afa Foetida, by de Indiaanen Hen, en by ons Duivelsdrek genoemd, is ook van een zeer algemeen gebruik by de Javaanen en Maleyers,' hoewel de plant eigentlyk in Perfie te huis hoort, uit welker wortel het fap gePersc wordt, 'Üat tot deéze ftinkende gom zamenftremr. Ondertusfchen zyn 'er in de Indien twee zoorten van dit gewas bekend, wier een veel fterker is dan het ander. De fchepen der Maatfchappye, die op Perfien vaaren, brengen deeze waar te Batavia, alwaar dezelve tegen Peper en andere Inlandfche Waaren wordt verruild, die beter van geur zyn dan het ftinkend Duivelsdrek, 't welk door de Javaanen in hunne zauzen en fpy-j zen in meenigte wordt gebruikt. Aangenaamer fpecery is de Cardamom, van welke twee verfchillende zooi^ ten worden gevonden, te weeten de kleine en de groote. De kleine Cardamom is een rietachtig gewas , 't geen met leden opfchiet , doch niet hoosgei* dan twee of drie voeten. De bladen zyn ook rietachtig, en geeven,' gewreeven zynde, een aangenaamen geur. De bloemftengel fehiet uit den wortel op, zynde een aar niet ongelyk aan de Nardus, aan welke bloemen groeijen als kleine roode Leliën, na welker afvallen peulen volgen, die een weiruikend zaad bevatten, 't welk eerst geel van kleur is , en allengskens vermiljoen kleurig wordt. De groote Cardamom verfchik veel van de kleine, want de ftam fehiet tot zes of meer voeten op-, en is benevens de bladen veel grover van maakzel; de bloemen zyrj als Hyacinthen-: ook zyn de bladen aan den achterkant  OVER DE GEWASSEN. H kant wollig. Beide deeze planten zyn om haar zaad zeer geacht, dewyl zy zeer verwarmende krachten bezitten, zonder echter eene onmaatige hitte in 't lichaam aan te fteeken: zy verfterken de maag, verdunnen alle taaije Hymen, bevorderen de ontlasting van het water, het zweet, en der maandelykfche zuiveringen: eindelyk geneezen zy de verftoppingen der ingewanden, die uit eene verzameling van taaije Hymen voortkomen. De Nardus groeit ook rondom Batavia in 't wilde, en wordt door de Ja-J vaanen in hunne fpyzen en zauzen in eene ruime maate gebruikt. De ge-, droogde Nardus wordt in azyn gelegd, gelyk hier te lande de goudsbloemen: ook kookt men uit dezelve met zuiker een fyroop, die tegen alle verftoppingen uit koude oorzaaken wordt aangepreezen. Deeze azyn is van mn in de beeten van Slangen, en in de fteeken der Schorpioenen, zo wel inwendig als uitwendig gebruikt. De Javaanfche Zuuring is eene zoort van Ketmia, die niets met dé Europeefche gemeen heeft, Dezelve heeft een vasten houtigen ftam, en fehiet op tot de hoogte van zes of zeven voeten; de bladen zyn diep ingefneeden en gekarteld, gelyk die van den Hennep, en de bloemen gelyken naar die van 't gewoone Kaasjeskruid, in den omtrek witachtig geel, doch van binnen purperverwig. De bladen fmaaken gelyk onze Zuuring, maar zyn wac lymiger van fap: hec zaad is vol Hekels, gelykende naar dat van de Saffraan-: distel, en verkoelende van aard. Dit kruid wordt niet alleen voor zuuring in de 'fpyzen gebruikt, maar ook wordt uit de gekneusde bladen met olie van Kokosnooten, fchraapzel van Sandelhout en azyn een vogc bereid, *t welk met doeken wordt opgelegd, als eene ftooving tegen de tandpyn uic zinkingen ontftaande. De Patekas, of Watermeloenen, groeijen byna overal in de verzengde 1'uchtftreek, doch hoe nader men aan de Evennachtslinie komt, hoe veel beter men deeze vruchten vindt •, ook vindc men ze geduurende het geheele ïaar, den geweldigften regentyd uitgezonderd. Omtrent Batavia zyn zy aans wit van kleur, maar de roode worden de beste geacht. Van bui-' ten hebben zy een dunne fchil, die allengskens weeker wordt. Hec vleesch is tamelyk vast, en fmelt als zuiker in den mond; want de weeke en fap. tokre worden weinig gereekend. Deeze vruchten hebben zwart glinfterend! zaad, en zitten aan fteelen die als Pompoenen voortkruipen, en geheele akkers met hun loof en vruchten beflaan; zynde dezelve zo groot, dat eene enkele Watermeloen vleesch genoeg bevat tot verzadiging van vier perzoonen. Het gebruik deezer vruchten is tamelyk veilig; want hoewel zy in 't begin wat winden maaken, gaat zulks fpoedig wederom over, en zo zy maatig worden gegeeten, ververfchen zy, en verwekken den honger; H 3 doch  fa OVER DE GEWASSE N. doch een al te onmaatig gebruik bederft de fpysverteering, cn verwekt den Roodenloop. De Ananas groeit meenigvuldïg op Java, en komt in maakzel van bladen veel overeen met zommige Aloëplanten, ook geeft zy beneden, boven den wortel, gelykzoortige fpruiten. Deeze vrucht, hier te lande genoegzaam by de Liefhebbers bekend, is in de heete Gewesten oneindig aangenaam en krachtig, doch teffens veel gevaarlyker, dan wanneer zy in onze Gewesten door konst wordt aangekweekt; inzonderheid moet men zich wachten voor de onrype, dewyl zy oogenblikkelyk het gedarmte knaagen. De rype vruchten worden te Batavia doorgaans aan fchyven gefneeden, en dan in Spaanfche Wyn gelegd om uit te trekken, waar door zy malsch en onfchadelyk worden. Andere laaten de gefneeden vruchten in water uittrekken ; dan hoewel zy hier door zekerlyk eenigzins verbeterd worden, behouden zy noch fcherpte genoeg om de keel te verhitten. Wegens het fcherp zuur deezer vruchten zyn zy fchadelyk in alle koortzige ziekten, en in alle gevallen in welke een buikloop plaats heeft; daarentegen werken zy fterk op het water, en zyn nuttig in het graveel. Weleer werden zy geconfyt, en dus als een lekker beetje naar Europa overgebragt, maar na dat deeze vrucht ook hier te lande overal in broeikasfen wordt aangekweekt, komt dit weinig te pas. Het Duivels- of Helsch-kruid wordt dus genaamd wegens de groote moeite, die het den Tuinlieden verwekt om het zelve in toom te houden; want anderzins is het een zeer voortreffelyk gewas, van dienst in zeer vee-. Ie kwaaien. Dit kruid is een der weeldrigfte kruipende en klimmende plan* een, dat zich door wortels en fcheuten in zeer korten tyd, als in 't oneindige vermeenigvuldigt. Het zelve is bruin rood als roode Kool met geele bloemen en zwart zaad. De Nomerado is een van de fchoonfte Moeskruiden, die als Spinagié gegeeten, zeer goed van fmaak is. Het gewas heeft veel overeenkomst met de Beete; doch de bovenfte bladen zyn zo fraay gefchakeerd als de fchoonfte Tulpen: waarom ook dit gewas doorgaans in de hoven niet tot fpyze, maar tot een der fchoonfte tuinfieraaden wordt geplant. Behalven deeze fraaye zoort is 'er ook een donkerroode, die in kleur met de roode Kooien overeenkomt, en door de Chineezen dagelyks met groote meenigten ter markt wordt gebragt: dit gewas is in de keuken van veel ge-| bruik, en verfchaft eene aangenaame fpyze, vooral zo het zelve met eea hoen of ander vleesch wordt geftoofd. De Katolas, by de onzen Watervlesfen genoemd wegens hunne gedaante, is een© der wyduitgeftrektfte kruipende planten, die geheele velde^  OVER DE GEWASSEN. €% öen bedekt; ja de Javaanen leiden de ranken van dit gewas op bamboezen ©ver hunne vyvers in welke zy zich baden, dewyl de bladen en ranken zich zo dik in een ftiengelen, dat zy niets van 't fteeken der zonneftraalen hebben te vreezen. Die kruid groeit het geheele jaar door, en geeft fteeds vruchten, hoewel meest in Oogst- en Grasmaand. Het bloeifel komt overeen met dat van onze Pompoenen, en andere vieskruiden. De vruchten van dit gewas zyn tweederley; want eenige hebben de grootte van gewoone Pompoenen, en andere zyn maar als gemeene Komkommers, en deeze zyn verre de beste. Het gebruik deezer vruchten is om op tafel tot eene toefpyze te dienen by versch vleesch en andere fpyzen. Men vindt noch eene andere zoort van dit gewas, welker vrucht een armlang, en ter dunte van een rotting groeit met witte, geele en roode vlekken, die gefchubd fchynen, even als een flange vel. Dan om deeze vruchten zeer lang te maaken, binden de Javaanen aan derzelver einde een gewigt aan een draadje hangende, als de vrucht half ryp is, 't welk tengevolge heeft, dat zulkeene vrucht van eene wonderbaare lengte wordt. De Kadjang is eene zoort van Erwten, die op Batavia in algemeen getsruik zyn, en rondom deeze Stad op de akkers worden gezaaid. Deeze Erwten komen in grootte overeen met onze Wikken, en zicten in een bolfter, die eerst eene groene, en daarna eene zwarte kleur heeft. Inzonderheid zyn deeze vruchten aangenaam op de fchepen: want niet alleen dienen dezelve, met fpek of wat uijen en boter gekookt, tot een gezond voedzel, maar ook kunnen deeze Erwten aan boord worden gezaaid, en ko» men dan op binnen drie etmaalen, wanneer de fpruitjes als falaade worden gegeeten. ' De Tanda Roufa is een gewas 't welk overal aan het water groeit, ea van gedaante een Elandshoorn gelykt. Dit gewas heeft geen zichtbaare wortelen, maar groeit uit een veenachtigen klomp: ook komt het niet uit het aardryk voort, maar legt doorgaans op een fteen of op den ftam van een hollen boom, van waar het naar alle kanten zyne bladen verfpreit. Het blad van dit gewas is altoos groen, en verdort niet door droogte; maar wanneer het loof door regen verrot, komen 'er met den eerften zonnefchyn wederom nieuwe bladen te voorfchyn. Inwendig gebruikt geeft dit gewas een zeer bitteren fmaak, en bezit groote purgeerende en waterafdryvende krachten; ook doodt het fap om den navel geftrooken de wurmen: dan het voornaamfte gebruik der bladen is in koude gezwellen, welke het ras tot verettering brengt: maar in ontfteekingen, en vooral in de roos, is dit middel zeer fchadelyk. De Gadam, of Javaanfche Raapen, zyn knobbelig, byna als de hier- land-  £ï OVER DE GEWASSEN; landTche Artichokken, en zo groot als onze middelbaare Raapeni hoewei merkelyk van dezelve verfchillende in fmaak, zelfftandigheid en gedaante. De bladen van dit gewas zyn donker groen met witachtige aaren, en de takken vol purpere bloemen. Tot dagelyks gebruik zyn deeze Raapen wat te heet, maar maatig gegeeten worden zy niet voor ongezond gehouden. De Kurkum, of onderaardfche Saffraan, is ook een der nuttigde Javaan-, fche gewasfen. De bladen zyn gelyk die van de gemeene Indifche Canna, of breedbladig riet, en fchieten op aan een dikken Hengel, aan welks ein-, de de bloemen te voorfchyn komen als Leliën van eene fchoone purpere Meur, waar op fteekelige vruchten volgen in een bolfter beflooten als de Kastanien. De wortel, die veel overeenkomst in gedaante heeft met de Gentiaan, geeft eene geele verwe, gelyk de Saffraan ; dezelve wordt door de Maleyers by hun' visch en vleesch gekookt om de gezondheid te bevorderen , en daar een geur aan te geeven. Dan het voornaamfte gebruik is in de Geneeskonst, gelyk niet alleen in de Indien bekend is, maar ook hier te lande; hoewel deeze wortel in der daad te weinig wordt gebruikt: dezelve is een der uitfteekendfte openende en afdryvende middelen , wegneemende alle geneezelyke verftopping der lever, mild, nieren, enz.; in 't byzonder wordt dezelve ook van eene ongemeene krachc bevonden in de geelzucht, en in de daar uit voortvloeiende waterzucht. Het Indiaansch Boom huislook groeit op Java op de Magas en Kiati boomen, gelyk in Europa de Marentakken. De bladen van dit gewas zyn langwerpig, gelyk van onze Zuuring, doch veel dikker enfappiger; voorts zuur van fmaak. De wortelen zyn zeer veezelachtig, en dringen tusfehen de fchorsfen en fteenen. De bloem is klein, doch ongemeen welriekend en hartfterkend ; waar om dezelve door de Maleyers ten hoogften in de zenuwkwaaien wordt aangepreezen. Het fap van dit gewas is zeer bederfweerend , waarom het tegen de heete ziekten der Indifche Gewesten wordt aangepreezen. Ook wordt het zelve voor het beste tegengift gehouden tegen de wonden, gemaakt met de Javaanfche Pookenen Krisfen, die met het vergiftig bloed der hagedis Gekko zyn beftreeken. Het Indiaansch Mondhout of Alkanna heeft veel overeenkomst met dat het welk in Europa groeit: het zelve heeft tot een medezoort de Henna, die alleen een weinig kleiner van bladen is: deeze Henna is onder de Mooren en Maleyers eene allergeachtfte plant ; de laatfte zelfs houden het voor eene verregaande godloosheid van deeze plant iets kwaads te zeggen. De ryke Vrouwen gebruiken dezelve in de wasfehingen van haar kraambedde, en tegen alle kwaaien der lyfmoeder, ja zelfs tegen de oudheid.'  OVER DE GEWASSEN, t} heid. Ook gebruiken meest alle Indiaanen het blad deezer plant om iiunne tanden, lippen en nagelen daar mede rood te verwen, 'c geen daar te lande voor een groot fieraad wordt gehouden. Eindelyk bereiden zy uit het geperste fap met kalk eene zoort van roode verwe, waar mede zy hunne paardeftaarten beftryken. , De Indiaanfche Verbena , of Yzerkruid, heeft veel gelykenis met het geene hier te lande groeit , zynde alleen de aaren langer en dikker. De bloemen, fyn geftooten, zyn hier van een algemeen gebruik om de verzweeringen der fcheenen en enkels te doen opdroogen, 't geen anderszins te Batavia, wegens de vogtige en rottige lucht zeer bezwaarlyk is. Het uitgeperste fap der bladen, tot een lepel vol ingenomen, geneest het Kolyk, den Roodenloop, 't Bort en alle gelykzoortige kwaaien. De F ai at as zyn aardvruchten, welke een kruipend gewas hebben , niet ongelyk aan onze Komkommers, en bloemen draagen als Klokjes, zomwylen wit en zomwylen blaauw. De Chineezen planten dit gewas rondom Batavia op lange akkers in vooren, die vooraf wel met mest worden voorzien. De voortplanting gefchiedc door de ranken, die als looten afgefnee^ den in de aarde worden geftooken; dezelve vatten fpoedig wortel, en loo* pen weeldrig voort. Ondertusfchen wnrden dezelve overal gedekt met een of anderhalve voet vette aarde, zo dat alleen de bladen boven blyven; waarop uit de benedenfte knoppen langwerpige wortelen fchieten, ruim een voet lang en zo dik als een èrm. Hoewel deeze wortel beter in Brazil tiert dan in de Oost-Indien, verftrekt dezelve echter tot eene voortreffelyke fpyze, die een zuikerzoeten fmaak heeft, en onze Pinxternakelen en Artichokken grootelyks in aangenaamheid overtreft. Zommige eeten deeze wortelen raauw met olie en azyn, eveneens als falaade, doch dan zyn zy zwaar te verteeren; maar in de asfche gebraaden fmaaken zy als Kastanien, en geeven dan niet alleen een goed voedzel, maar verftrekken ook tot een krachtig geneezend en voorbehoedend middel tegen de loopige kwaaien, die in de Indien zo gemeen zyn. Uit deezen wortel wordt ook een drank bereid, door denzelven in een digt geftopten ketel murf te kooken, en daar na met water tot eene bry te {tampen, welke bry na vérloop van 48 uuren begint te» werken, en een fterk en drank oplevert, die veel naar biergelykt, en door bezinking helder wordt. Men vindt omtrént Batavia noch een anderen fmaakelyken wortel, Injames genoemd; dezelve is doorgaans in zyne middellyn een halve voet dik, en wel anderhalve voet lang, van buiten gedekt met een bruine fchors, doch van binnen fpier wit: uit de fteelen fehiet een groene bloem, en de bladen zyn fchoon groen, en, met dikke aders voorzien. Dagelyks is deeze wortel IV. Deei» ï in  66 OVER DE GEWASSEN. in grooten overvloed op de markten te Batavia te bekomen, en dewyl ieder wortel by de 20 ponden weegt, en zy niet zeer duur zyn, is dit een fchoon voedzel voor groote gezinnen. Ondertusfchen is deeze wortel zo aangenaam niet als de Patatas; ook is dezelve drooger, en verdopt het lichaam te veel, ja ook windrig en zwaar te verteeren: waarom de Hollanders weinig gebruik van dit voedzel maaken, en het ^telve aan de Inlanders overlaaten. De Maiz, of Turkfche Tarwe, wordt op zommige plaatzen te Batavia gezaaid , en kan alle drie maanden worden ingeoogsc; de Inlanders zyn gewoon deeze vrucht te kooken en te braaden, en pryzen dit voedzel als zeer heerlyk, hoewel hec zelve voor de meeste Europeaan-? fche maagen te zwaar valt. Geen gewas is op de Javaanfche velden gemeener dan de Rystplant,1 die in veele deelen overeenkomt met de gewoone Gras- en Koorn-planten, en de beste deelen des lands vervult. Drieërley zoort van Ryst wordt 'er op Java gevonden; te weeten vooreerst de Pady Sawa, die in laage landen, welke men kan onder water zetten, groeit, en in Lentemaand gezaaid, in Grasmaand verplant, en in Oogstmaand ingeoogst wordt. De twee andere zoorten zvn de Pady Tipar en Pady Gaga, wier eerfte zoort op hooge beploegde landen gezaaid, en in Lentemaand geoogst worde; terwyl men de laatfte zoort in klooven van Tt gebergte, of in afgekapte bosfehen zaait. Deeze vrucht is een der algemeenfle voedzels in de Indien, en ftrekt, met een Hoen gekookt, tot de geachtfte hoofdfchotel der Oosterlingen. Het is ook een zeer gezond voedzel, hoewel op zommige plaatzen, zo men meent, nadeelig voor het gezicht. De Gember is ook zeer gemeen op Java. Dezelve is eene zoort van Rietgewas met maatig lange breede bladen, het welk uic den worcel eene bloemfteng opfehiet met fraaye bloemen. De knobbelige wortel is zéér heet en welriekend, van veel dienst in eene verzwakte fpysverteering, winden, koud kolyk, enz. Dan de geconfyee is veiliger ce gebruiken, dewyl dezelve, hoewel van gelykzoortige krachten , veel van haare al te groote hitzigheid beeft verlooren. De Sudu-Sudu, of Indiaanfche Hondstong, is een gewas, 'c welk «en' wortel heelt, onder zeer dun en boven dik, die zo wel als de geheele plant gekwetst zynde, eene zoort van melk uitgeeft, die eene verwarmende en pynllillende kracht bezit, en in 't byzonder tegen de pyn der ooren wordt aangepreezen. Het Peerlkruid, of Milium Solis der Javaanen, gelykc veel naar dit gewas  OVER DE GEWASSEN. «7 gewas in Europa; maar heeft vee! grooter zaadkorrels, die van buiten zo hard als fteen, en van binnen mee een voedzaam meel gevuld zyn. Deeze vruchten worden van eenig vermogen geacht in het graveel, en door da Roomfchen tot dunne Roozenkransfen of Paternosters gebruikt. Ook bedienen de gemeene Vrouwen zich van dezelve tot een halsfieraad, in plaats van perels. De Wilde Uijen zyn een bloemgewas, het welk een' wortel heeft in gedaante met onze Uijen overeenkomde, doch geheel anders van reuk en fmaak. De bladen van dit gewas zyn ruim drie voeten lang en zeer kron» kelig, tusfehen welke de bloemen in groote trosfen te voorfchyn komen, rood en wit van kleur met purpere ftreepen en ongemeen groot. Deeze bloem is vast een der fchoonfte van Batavia, en teffens welriekende, waarom dezelve ook overal in de tuinen wordt aangekweekt. De Tabak groeit op Java zeer voorfpoedig, en komt in een vetten grond tot ruim acht voeten hoogte, met bladen van 14 duimen lengte en acht duimen breedte. Dan de beste zoort op Batavia in gebruik komt van Ternate, en deeze is alle in roltjes gefponnen, die aan het eene einde aar»geftooken, en aan het andere gezogen worden. Anderszins wordt de Tabak aan pakjes van twee ponden met gefpouwen rottingen by eikanderen gebonden. De Fula Magori is een der geachtfte bloemen, zo op Batavia als in de andere Indifche Gewesten, met welke geheele bedden worden vol geplant. De ftam deezer bloem heeft ten minften twee voeten hoogte, en is vol van door eikanderen geflingerde takjes met bladjes als van Kweepeereboomen, doch ongemeen glad. De bloem is fneeuwit, en niet grooter dan die van den Appelboom, beflaande uit vier bloembladen, die een zeer aangenaamen geur verfpreiden. Uit deeze fraaye bloemen wordt ook een water geftookt, eenige overeenkomst hebbende met ons Roozewater, doch veel aangenaamer van geur, en van veel vermogen tegen flaauwten, galachtige koortzen, en hoofdpyn: ook bezit dit water eene afvaagende kracht, die zeer gefchikt is om een fchoone kleur aan het aangezicht te geeven, terwyl het zelve teffens het gezicht verfterkt. De Japanfche bloem is een fraay gewas, als onze Stokroozen met witte of purpere bloemen, die boven eikanderen opfchieten, eerst beneden en daarna hooger, waar door deeze bloem altoos in weezen is. De Indiaanfche Goudsbloem heeft geen overeenkomst met de Europee-, fche behalven den naam; dezJve komt voort uit oranje kleurige knoppen, die boven aan de takjes zitten, en beftaat uit vier blaadjes van het fchoonfte oranjegeel, waarom ook deeze bloem in veel achting is, en in alle hoven geplant wordt. i a De  ■49 OVER DE GEWASSEN. De Kolkas is een gewas, dat veel overeenkomst heeft met de Arum of Kalfsvoet, en insgelyks zeer heete en daar door vergiftige Beziën voortbrengt. Dit gewas heeft lange en breede bladen, en is van een vergiftigen aard. Ondertusfchen wordt de langwerpige wortel tot voezel gebruikt, doch om daar toe te komen moet dezelve eerst eenige dagen lang in water worden geweekt, waar na dezelve in een pers uitgeperst, en tot meel wordt ge» maakt, van het welk men koeken bakt, die in plaats van brood of ryst worden gebruikt. Aan het gebruik van deezen wortel zonder genoegzaame bereiding, fchryft men den Roodenloop toe, die in 't jaar 1620, in de be-j legering van Batavia, zo doodelyk was voor het Mataramfche leger. De Fulo de Sapato, of Schoenbloem, wordt dus genoemd om dat de bloem een zwart fap geeft, het welk door die van Batavia tot het verwen van het leder hunner fchoenen wordt gebruikt. De bladen van dit gewas zyn groen en getand als de Brandnetelen, uit welker midden een bloem te voorfchyn komt van grootte als onze gewoone Roozen, en donkerrood van kleur. Uit deeze bloemen, die zamentrekkend van fmaak zyn, wordt een water geftookt, het welk van veel nut is in heete koortzen. Behalven deeze opgetelde bloemen vindt men te Batavia noch veele andere, die enkel tot verCering der tuinen dienen; doch wier byzon-f dere befchryving wy om haare meenigte en verfcheidenheid achter laate». TWAALF-  OVER DE DIEREN, VOGELEN EN VISSCHEN, ENZ. «9 TWAALFDE BO EK. HANDELENDE OVER DE DIEREN, VOGELEN EN VISSCHEN VAN JAVA, EN DE NABUURIGE ZEEN. het verfchil der Plantgewasfen in de Indien in 'c algemeen, en cp Java in 't byzonder, zeergroot is, dus zyn ook de Dieren deezer Gewesten zeer meenigvuldig en gantsch verfchillende van aard. Om met de Landdieren een begin te maaken, komt vooreerst de Tyger in aanmerking, welke op Java byna overal in de bosfehen gevonden wordt, en wegens zyne kracht, fnelheid en begeerte naar menfchen vleesch door een ieder wordt gevreesd. Alle Tygers zyn echter niet even gevaarlyk , dewyl de verfchillende zoorten zeer in grootte cn fuattn veifchilleu. De kleinfte zoort is weinig grooter dan de grootfte Katten; echter kunnen zy een groot geluid maaken, even als Osfen, en zyn gelyk de overige zeer begeerig naar vleesch; doch moeten zich wegens hunne kleinheid met Vogels, Ratten en Muizen vergenoegen: dikwyls worden zy getemd en aan een keten geflooten ; doch leggen zelden hunnen kwaaden aard af, maar doen fteeds zo veel kwaad als in hun vermogen is. Indien by voorbeeld Hennen of "Eenden in hunne nabuurfchap komen, dan leggen zy een gedeelte van hunne fpyzen eenige voeten van hun hok af, en vallen op hunne prooy aan ZO 'ras dezelve tot het lokaas nadert. De tweede zoort van Tygers is veel gevaarJyker; want deeze zyn zo groot als een Kalf, en zo ftout en krachtig,' dat zy alle menfchen die hen ontmoeten aandoen, en dezelve, zo zy ongewapend zyn, onfeilbaar vermoorden: by list voegen zy geweld, en gaan doorgaans in den nacht hunne prooy zoeken; wanneer zy onbefchroomd in de houten huizen der.Indiaanen breeken, en alles wat hen voorkomtmedefleepen en vermoorden. De derde zoort is de allergevaarlykfte, naamentlyk de Koninglyke Tyger, die de grootte van een Paard heeft; doch deeze wordt niet op Java, maar alleen achter Goa gevonden, waarom het aldaar zeer gevaarlyk is zonder goed gezelfchap en fchietgeweer te reizen. Voor een goeden fchutter zyn zy niet ongemakkelyk te treffen; doch iemand, ion piet wel'fehiet, doet beter in de lucht te fchieten, dewyl zy daar door I 3 Yer-  ^ ©VER DE DIEREN, VOGELEN EN verfchtikt worden, terwyl eene geringe wonde, die niet doodelyk is, fae.t als raazende maakt, zo dat zy niets ontzien. By nacht kan men de Tygers doorgaans zeer gemakkelyk afkeeren, door Hechts een groot vuur aan te zetten ; want daar voor febynen deeze dieren eene groote vreeze te hebben. De Jakhalzen zyn ook zeer kwaadaardige fchepzels, hoewel mmder gevreesd , dewyl zy veel kleiner zyn, en ook geen volwasfen perzoonen durven ftaan, maar alleen de kinders, indien zy kunnen, aantasten. Zy hebben de grootte van middelmaatige Honden, en gelyken voorts met hunne Haarten naar Vosfen, en voor het overige naar Wolven. Ongemeen begeerig zyn deeze dieren naar menfchenvleesch, waarom zy zelfs by nacht in de graaven wroeten, en de lyken, zo zy niet diep onder de aarde leggen, voor den dag haaien en verfcheuren. In de bosfehen loopen zy met geheele troepen, en geeven dan een gefchrey uit als van klaagende menfchen. Doorgaans loopen 'er Tygers in hun gezelfchap, dewyl dezelve weeten, dat de Honden, die eene doodelyke vyandfehap tegen de Jakhalzen hebben, op dit geluid afkomen, van welke gelegenheid de Tygers gebruik maaken om de Honden onverhoeds aan te vallen, en dezelve te verflinden. De Indiaanen, die Honden hebben, fluiten dezelve hierom zorgvuldig op, zo ras zy een Jakhals hooren roepen. De Luchs is een zeer boosaardig en vinnig dier, zo groot als een Hond, gedeeltelyk naar denzelven en gedeeltelyk naar een Kat gelykende. Dit dier is wel voorzien met fcherpe tanden, bruin en rosachtig van vel, met tusfehen loopende wolken en zwarte ftreepen: voorts leeft het van den roof, en vernielt alles wat het kan bekomen. De Sukotyro is een zeer zeldzaam dier, byna zo groot als een Os, en veel gelykende naar een jongen Oliphant. Dit dier heeft een fnuit als een Verken twee lange onbehouwen ooren, en eene lange wanfehapene ftaart, met zeer byzondere oogen, die geheel verfchillende van die der andere dieren fpits om hoog ftaan. Tusfehen de oogen en ooren ftaan twee lange hoo'rens of baktanden, die veel gelyken naar de Oliphants tanden, doch kleiner en dunner zyn. Dit dier eet niets dan groente, is zeer fchuw, en laat zich zelden vangen. De Buffels zyn tweederley, wilde of tamme. De tamme laaten zieft wmakkelyk regeeren; doch de wilde zyn zeer gevaarlyke beesten, die, zo ras zy een mensch ontmoeten, denzelven aantasten en verfcheuren. Zy zyn ondertusfchen noch veel gevaarlyker op het veld dan in de bosfehen; wantin 't open veld kan niemand hen ontvlieden, maar in de bosfehen tonen zy, wegens de belemmering der hoorens tusfehen de boomen, nier  VISSCHEN VAN JAVA; ENZ. 71 voortkomen. Deeze dieren zyn grooter dan de Osfen, ett meerendeels gelyk van huid; doch hunne hoofden zyn langer en platter, ook zyn de oogen grooteren byna wit; zy zyn daarenboven geheel anders van hoornen, want deeze zyn dikwyls tien voeten lang en zeer plat. Voorts is dit gedierte zeer leelyk, geheel vaal en byna zonder haar, zeer traag, doch teffens fterk en gefchikt tot het draagen van groote pakken , terwyl het ook zeer kundig is in *t zwemmen, en gemakkelyk met zwaare lasten over de tivieren kan komen. Ook is hun vleesch zeer eetbaar, hoewel minder fmaakelyk en drooger dan Osfenvleesch. De huid van dit dier is zeer hard «n dik, waarom dezelve wordt gebruikt tot alle dingen, die fterk moeten Zyn, gelyk zooien van fchoenen, water zakken enz. De tamme Buffels worden om hunne fterkte tot allerley zwaaren arbeid gebeezigd, zo in de zuikermolens, als voor karren en wagens, ten welken einde men hen een keten door den neus fteekt, waar mede zy worden geregeerd, gelyk een paard met den toom. Behalven het nut tot allerley zwaaren arbeid i doen zy ook dienst door hunne melk, die zeer gezond is, en in de Indien veel gedronken wordt. De Verkens zyn op Java zeer meenigvuldig en verfchillende in zoorten, waar van eenige fchoone borstels draagen, terwyl andere zoorten kaal zyn. De wildé Verkens eeten byna niets dan vruchten en wortelen, die zy uit den grond opwroeten ; zy zyn, even als in Europa, getergd zynde, zeer kwaadaardig, doch anders niet gevaarlyk, en reizen doorgaans met geheele meenigten over wyde waters om nieuwe weiden te zoeken. Hun vleesch is drooger dan dat der tamme, en wordt by de meeste beter geacht, hoewel het tam Verkensvleesch ook zeer veel in de Indien wordt gegeeten, vooral door de Chineezen, die het zelfs aan hunne zieken en zwakken geeven, zonder dat daar uit kwaade gevolgen fpruicen,* Zo dat het Verkensvleesch in de Indien beter te verteeren en veel minder fchadelyk fchynt,. dan in Europa. In de galblaas der wilde Verkens wordt zomwylen een fteen gevonden, door de Portugeezen genoemd Piedra da Puerco, welke niets anders is dan een vettig en galachtig zamenftremzel, 't welk voor zeker geene andere krachten bezit, dan de uitgedampte Osfegal. Ondertusfchen heeft hec bygeloof ongemeene krachten aan deezen fteen toegefchreeven; want men befchouwt denzelven als ongemeen zweetdryvend, vermogend tegen allerley) vergift, zeer dienftig tot het bevorderen der maandelykfche ontlastingen, heilzaam inaüle kwaadaardige koortzen, enz.; tot zulke groote zaaken maakt menelkanderen diets, dat hec genoeg is, deezen wonderfteen eenen nachc irj wyn te leggenv en dan het vogt. op «e drinken, of een weinigje van hecaf-; fchraspzel te nuttigen. De  7* OVER PE DIEREN, VOGELEN EN De groote Indiaanfche Stekelvarkens vindt men op Java zeer meenigvuldig in de bosfehen; zy zyn gewapend met fterke pennen, zo hard als yzer, knorren als Verkens, en zyn op hun kop met eene groote kuif ver&erd. Deeze dieren zyn aschgraauw van kleur, en van verfchillende grootte; want zommige zyn zo groot als middelmaatige Brakken, doch wat laager op de beenen, en andere kleiner. De pennen zyn een voet of byna een halve elle lang, wit en zwart gemarmerd, zo dik als een ganzefchaft, en op het einde zeer fcherp en fteevig. Als zy kruipen en wel te vreeden zyn, leggen zy de pennen over eikanderen; maar zo zy boos zyn, of geweldig wor* den aangetast, ryzen zy overend, en hebben dan het vermogen om eenige van dezelve met eene groote fnelheid uic te fchieten, die zeer diep in 't getroffen lichaam indringende eene doodelyke wonde veroorzaaken: op deeze wyze zyn zy niet alleen voor menfchen en zwakke dieren gevaarlyk, maar durven ook zelfs tegen Leeuwen ftryden, ja brengen ze dikwyls om 't leven: hunne fpyze is groente en wortelen. In de maag van eenige deezer dieren groeit een fteen, die insgelyks als de evengenoemde Verkensfteen buitengewoon krachtig wordt gereekend, en dat wel voornaamelyk in het Bort, of den overloop van gal, eene kwaadaardige ziekte in de Indien. De Aapen en Meerkatten zyn op Java ook zeer meenigvuldig, en voeren naar hec verfchil hunner zoorten verfchillende naamen. Eenige zyn zeer klein, andere twee voeten hoog, en eenige zo groot als een jon-' ge van acht of - negen jaaren. De kleur is zeer verfchillende, zynde eenige geel, andere groenachtig; zommige zoorten pronken ook met lange baarden, even als oude mannen, 't welk eene byzondere vertooning maakt. Op veele plaatzen zyn zy wild , en onthouden zich in de bosfehen, gelyk op Java; maar op andere plaatzen onder de Heidenfche Volkeren, die geen dieren dooden, zyn zy zeer meenigvuldig en tam, zo dat zy de menfchen in 't geheel niet fchroomen. Wat de byzondere zoorten aangaat, ik zal 'er maar eenige weinige optellen, die door de onzen in 't byzonder met naamen worden onderfcheiden. De Surikatjes zyn ongeveer zo groot als de Eikhoorntjes, en met hen in gedaante overeenkomftig: deeze hebben korte en roode ooren, groote oogen en een langen ruwen ftaart, die het ganfche dier in lengte fchynt te overtreffen: deeze zyn buitengewoon fnel, en fpringen van den eenen tak op den anderen als of zy vliegen, en misfen ook niet in hunne fprongen, dewyl zy zich met hunne ftaarten als met een roer weeten te beftuuren. De Aapratje? zyn zo groot als een groote Waterrat» zeer zacht van aard. en met een langen ftaart voorzien, doch weinig  VISSCHEN VAN JAVA; EN'Z, 'weinig te vinden. De Saguwymjes zyn ook zeer klein, en bruin van verwe. hebbende handen en ooren zeer gelyk aan die der menfchen; de ze ïyn'zeer aangenaam van reuk, en aardig om mede te fpeelen. De Doodséoofden zyn zeer leelyk, wit en bleek van kleur, en doods van aangezicht, waar van zy dien naam gekreegen hebben. De Cikatiks hebben zeer lange en ruwe ftaarten, waarom zy door zommige onder de Vosfen gereekend worden, hoewel ten onrechte. Onder alle de zoorten van Aapen, op Java te vinden, zyn geene aanwerkenswaardiger dan de zogenoemde Orang Oetangs ; deeze komen van allen het naaste aan de menfchen, doch verfchillen 'er echter noch genoeg van om te kunnen zien dat deeze fchepzels met geen mogelykheid voor zoorten van menfchen kunnen gehouden worden. Dit dier is dikwerf vier voeten hoog, grof van lichaam , zeer lang van armen, die ook benevens de handen, in evenredigheid tot de voeten, zodanig gemaakt zyn, dat een ieder gemakkelyk kan zien, dat dit fchepzel niet gefchapen is om recht op te gaan, maar liever om op de takken van den eenen boom in den anderen te klauteren, gelyk ten klaarden blykt uit de kortheid der beenen en de fmalheid der hielen, die veel te klein zyn om aan dit dier, zo het *er niet is op afgeleerd, by aanhoudendheid een regelmaatig fteunpunt te •geeven. De buik is uitpuilende, en met ligt hair gedekt, terwyl het overige des lichaams bruin is met langer en dikker hair: het hoofd is grooc met een breed en vol aangezicht, kleine graauwe oogen, een kleine platte neus, doch met een zeer groot boven en beneden kakebeen, 't welk van naby befchouwd, niets met de menfchelyke geftalte gemeen heeft. Ondertusfehen heeft dit dier veel zinnelyke vermogens, en is het liscigfte onder het Aapegeilacht; dus kan men het leeren om vuur aan te zetten , visch te braaden , ryst te kooken, enz. Dit dier fchynt van eene zeer zwartgallige «refteldheid te zyn, en wordt altoos droevig gevonden: het laat zich ondertusfchen gemakkelyk temmen, en wordt dus dikwyls, te Batavia en op «ndere plaatzen, in de huizen der voornaame Lieden gevonden: onder anderen zag de Heer Leguat 'er een op 't Kasteels bolwerk van Batavia, ft welk een wyfje was , en aldaar zyne wooning had. Dit fchepzel was in zyne zoort zeer lang, 't dekte zich met een zyner handen, ging recht op. en geleek veel naar de vrouwen der Hottentotten: ook maakte het zyn bed vry net, en ging 'er 'savonds in leggen, zich dekkende met een watten deeken, en noch veele andere aanmerkelyke zaaken verrichtende : dit dier behoort gelyk de andere Aapen tot de verzengde luchtftreek, en kan bezwaarlyk de koude der Noordfche Gewesten verdraagen; en hier komt het van daan dat de meeste deezer die- IV. DBSfc. " K ren»  74 OVER DE DIEREN; VOGELEN EN ren. welke men van tyd tot tyd naar Europa heeft overgevoerd, onder wege geftorven zyn. De Miereneeter wordt dus genoemd, om dat hy zyn voornaamfte voedzel uit de Mieren zoekt, welke hy met zyne fpitze fnuit uit de nesten haalt. Van dezelve vindt men drie zoorten; de grootfte zyn zo groot als Verkens, het middelflag als Honden, en de kleinfte als Katten. Zy zyn alle bleekachtig ros van kleur, hebbende aan de eene zyde eene fchuinfe ftreep j hun fmuil is lang en fpits, voor met een gat, en de kop gelykt veel naar dien van een Verken. De Herten en Hinden zyn op Java meenigvuldig, hebbende hun ver>> blyf in de bosfehen, alwaar zy eene overvloedige weide vinden. Va» natuure zeer fchichtig zynde worden zy echter gemakkelyk tam ge-> maakt, en gaan dan te weiden met ander vee. Zy zyn byna van grootte als de Europeefche , zomwylen gefpikkeld van vel, en hebben malsch en lekker vleesch. Op zommige plaatzen, van de Indien worden zy alleen gevangen om hunne huiden, dje tot leder bereid by de Indiaanen, eveneens als in Europa, in groote achting zyn. Koeijen en Osfen worden niet overal in de Indien gevonden, maat alleen op zommige plaatzen, alwaar hun melk en boter ook in groote achting is. De kleuren van dit vee zyn, gelyk in Europa , zeet verfchillende; hebbende eenige de hoorens recht op het hoofd ftaan, doch andere zeer krom met groote hangende ooren. Het vleesch is over het algemeen fmaakelyk, doch op veel plaatzen ongezond; ook wil het in de heete plaatzen geen zout vatten, maar ftinkt aanftonds, niettegenftaande de heste inzoutiug, waarom het fteeds binnen drie of vier dagen moet worden opgebruikt. Op Batavia worden ook Koeijen en Osfen gevonden, derwaards van Suratte overgebragt; doch het zyn kleine beesjes, niet grooter dan Bulhonden; dezelve worden te Batavia als iets raars geacht, en meest gebruikt voor kinderwagentjes. Zy zyn ondertusfchen zeer wild, en moeten met geweld in order worden ge«; houden. De Javaanfche Paarden zyn maatig groot, dik en dicht van hals; byna als de Westphaalfche of Noorweegfche. Zy zyn fterk en gefchikt tot zwaaren arbeid, doch minder moedig dan de Perfiaanfche, die boven alle andere in fchoonheid en fnelheid uitmunten, en ook naar Batavia worden overgebragt. Boschratten, wilde Katten en diergelyke fchepzels vindt men in de afgelegene plaatzen in groote meenigte, doch de Couscous, afgebeeld op Plaat XII. No. i., wordt hier niet gevonden dan overgebragt van Amboina*  VISSCHEN VAN JAVA, QÜftö ?% Dit dier heeft de grootte van een Kac, doch een Ractenkop, de vinnigheid en geweerdheid van beken klaauwen gelyk aan de beide genoemde genachten: zynde het zelve eene zoort der Philanders, met groote naauwkeurigheid door den Heer Houttuin befchreeven in zyne Natuurlyke Historie I. Deel II. Stuk pag. 32a.; dan vooral is in dit dier aanmerkenswaardig de byzondere wyde zak tusfehen 't vel en de buikfpieren geplaatst, en met verfcheiden tepels voorzien, aan welke de jongen, wanneer zy zuigen, zo vast hangen, dat zy 'er niet zonder bloedftorting van kunnen worden gefcheiden, zo men 't verhaal van Valentyn mag gelooven, die'er boven dat noch veele ongelooflyke omftandigheden by voegt, die eene plaats verdienen by zyne waarneemingen aangaande de Zeemeereminnen ! Deeze zak is van groote nuttigheid voor de jongen deezer dieren, welke by 't eerfte gerucht, en by nacht of kwaad weder, zich oogenblikkelyk in denzelven verbergen, en by de eerfte goede en veilige gelegenheid wederom voor den dag komen. De Heer De Buffon befchryft ook eene zoort van dit dier onder den naam van Phalanger ; doch deeze fchynt eene andere zoort zonder zak of buidel geweest te zyn. In Surinamen vindt men eene zoort van dit dier alomme in de bosfehen onder den naam van Buidelrat. Van de viervoetige Dieren gaa ik over tot de Vogelen, die in groote meenigte op Java en de nabuurige Eilanden gevonden worden. Een der voornaamfte is de Cafuaris, by de Indiaanen Emeu genoemd, en afgebeeld op Plaat XI. Fig. 3., zynde op zyne pooten ongeveer vyf voeten hoog , doch van den kop tot den ftaart drie voeten; dezelve gaat zeer deftig met opgerechten hoofde, 't welk echter, naar maate van 't lichaam, zeer klein is, glad en zwartachtig blaauw van kleur. De oogen zyn zeer groot en als brandende, hehbpnde achter zich kleine bloote oorgaten; aan den hals hangen twee roode lellen, en boven den bek ftaan twee gaten, die voor neusgaten dienen; uit het midden des beks tot aan het midden des hoofds gaat eene blaauwachtige of donker geele fchulp, inzonderheid by het mannetje, welke zeer naauwkeurig is befchreeven door den Heer De Buffon in de Histoir. Natur. des Oifeaux Tom. I. pag. 466. alwaar Z. H. Ed. waarneemt, dat deeze fchulp of omgekeerd Heimet geboren wordt door eene uitpuiling van 'c bekkeneel, bedekt met verfcheiden gelykleggende kagen hoorn. De beenen van deezen monftreuzen Vogel zyn met bruin geele eeltige fchorzen gedekc, terwyl de voeten en teenen ook dik en hard zyn, fchobbig cn zonder ïpooren; terwyl vooraan drie lange hoornachtige klaauwen worden gevonden. Dus heeft dan deeze vogel geen van vooren en achteren gekloofde voeten, gelyk de Struisvogel. De geheele vogel is ge- K ?• dekt  7tf OVER DE DIEREN, VOGELEN EN dekt met pluimen van eene donkerroode kleur, zynde die van den {taart zogë*1 fchikt als een vilt. Onder de pluimen der zyden zit eene zoort van vleugels , uit korte pennen zamengelleld, die op geenerleye wyze tot vliegen kunnen dienen, maar door hen als riemen in het loopen worden gebruikt; Zeer aanmerkelyk is de gulzigheid van die dier; want het Hukt alles in wat hem maar wordt voorgeworpen, als koper, {taal, gloeijende kooien enz.; welke ftoffen het wederom ontlast zo als zy zyn ingefchokt; doch zodanig,' dat dezelve zomwylen een jaar lang te zoek blyven. Zyne krachten zyn zeer groot, doch hebben hunne zitplaats in de pooten, op welke hec ongemeen fnel voort kan loopen , en met welke het achteruit Haat als oen paard. Groote Roofvogels zyn op Java zeer meenigvuldig, als Arenden, Ha* vicken, Spervers en andere van dien aard. Dan de meenigvuldigfte en erg» fte zyn eene groote zoort van Kiekendieven, die op Korhoenderen, Patry* zen en wilde Duiven aazen, ja zelfs by de hnizén het •tam gevogelte aantasten. De Hoenders zyn zeer bang voor deeze roovers, en geeven, zo zy kuikens hebben, op 't gezicht van znlk een' vyand, een grooten fchreeuw, waar op de jongen zich fpoedig verbergen. Zommige zyn zo groot en ftout, dat zy de jonge biggen met zich neemen om dezelve in hunne fpe«lonken tusfehen de fteenklippen te verfcheuren. De fnelfte van alle deeze lastige gasten zyn de Spervers, ^/«genoemd; deeze hebben roodachtige fnelle oogen, een geelen bek met een krommen fcherpen haak, op den rug groenachtig bruin, en voor de borst witte veeren t zynde de pooten ook geel en met fcherpe klaauwen gewapend, waar mede zy het klein gevogelte ia de lucht aangrypen; deeze zyn zo ftout, dat zy hunne prooy zelfs tot in de huizen durven vervolgen. De Reigers, Kohoi-, zyn een fraay geflachc, veel fchooner dan dat van' Europa ; van vooren zyn zy groen, en van achteren geel, terwyl zy op den kop een fchoone veelverwige pluim draagen. Deeze vogels hebben weinig vleesch aan zich, vooral de oude, die ook zeer onaangenaam en vischfig fmaaken. De Kraaijen gelyken veel naar de Reigers, en teffens naar de Ojevaars,7 zynde bleek blaauwachtig van kleur, doch met een bruinachtigen hals en een gekrulden ftaart. Zy houden huis in de wildernisfen, en zyn groote reizigers; zelfs wil men, dat zy zomwylen geheel uic Europa naar de Indien overvliegen. De Indifche Ganzen zyn merkelyk fraayer en grooter dan die by ons worden gevonden, en gelyken veel naar Zwaanen wegens haaren langen hals: de bekken zyn zwart, de halzen geelachtig, en de pooten roodachtig. Wat  VISSCHEN VAN JAVA, ENZ. 73 Wat den fmaak van bun vleesch aangaat, dezelve verfehüt weinig van hec onze, en zy hebben ook geen meerder redenen om op de aangenaamheid hunner ftemmen te roemen. De Javaanfche Rropvogels gelyken zeer naar Ganzen, doch zyn merkelyk grooter: onder d& keel hebben zy een grooten krop, dien zy uit er» in kunnen trekken, en in welken zy een fchoonen voorraad van visch kunnen bergen ; zy hebben gezwinde voeten gelyk de Zwaanen, en zyn fnel-! Ie zwemmers; ook draagen zy aan den bek een' haak , die zeer gefchikt is om 'er eene prooy mede te verrasfen. Deeze visch verflinders zitten in de rietbosfchen, enpasfen aldaar met zo veel yver op de naby zynde visch; dat zy dikwyls zelve door de Jagers gevangen zyn, eer zy het weeten. Onder anderen zyn zy zeer groote liefhebbers van Oesters, die zy leeven-: de inflokken, en als zy beginnen te gaapen wederom uitfpuwen, om 'er het vischachtige uit te haaien. De Indifche Eenden verfchillen in gedaante en fmaak weinig van die van Europa; zy worden hier met groote hoopen gevonden, en zyn bruinachtig geel van kleur, zwart van bek en pooten, met eene kuif op het hoofd en een dikken buik; zy gaan met den kop recht op, en gelyken van verre als kleine Dwergjes. Deeze vogels zyn hier te lande zeer traage broeders , zo dat men dikwyls, om jonge Eenden te krygen, de eijers onder de Hennen of in de warmte van een* mesthoop moei leggen. De Rystvogels gelyken veel naar onze Hoenders, doch zyn langer op de beenen, en hebben grooter klaauwen; dezelve zyn zeer aangenaam om te eeten, en worden met Ryst gevoed, van welke fpyze zy groote lief-' hebbers zyn. De Hoenders zyn op Java zeer meenigvuldig. De gemeende zyn de Siamfche, die fraav van veeren, doch zeer klein zyn, en toe een gewoon lekker voedzel verftrekken. Behalven deeze zyn 'er met zwarte veeren, zwarte beenen en zwart vleesch, het welk echter zeer goed te eeten is, en voor gezond gehouden worde Eenige zoorten hebben de veeren verkeerd naar vooren ftaan; ja 'er zyn die, in plaats van veeren, eene zoort van hair hebben. De Lorys zyn zo groot als de gemeene Papegaayen, maar zeer fchoon hoog rood van kleur; de kroppen zyn geelachtig, de vleugels fchoon groen, het hoofd boven zwart, en de bek geel. 'Er zyn geene vogels, welke de Indiaanen liever koopen; dikwyls betaalen zy voor eene, die wat praaten kan, dertig ryksdaalers. De grootfte, Kakkataus genoemd, hebben ftaarten van drie vierde elle lengte: ook zyn 'er witte met een groote kuif op den kon, welke zy, boos zynde, geweldig weeten op te richten. * K 3 De  78 OVER DE DIEREN, VOGELEN EN De Perkietjes, of Peroketten, zyn eene byzoort van de Papegaayen , doch veel kleiner en niet grooter dan Leeuwerikken; doch fraay groen vaa kop en vleugels, en op den rug rood mee een helder groene borst, en een fchoon gekleurd kort Haartje. Zy doen met hunne makkers de Papegaayen en Kakkataus zeer veel fchade aan de vruchten en rystvelden; voorts worden deeze vogeltjes alleen om hunne fchoonheid in kooitjes opgefiooten» want zy zyn byna fiom, en kunnen geen fpreeken leeren. De Boschüuiven verfchillen weinig van onze wilde Duiven in grootte, doch zyn veel fchooner van kleur; want zy hebben groene halzen en borsten , purpere buik en ftaarten, die beneden purperverwig, doch boven blaauw zyn, met een witten rand. Zy worden in groote meenigte in de bosfehen rondsom Batavia gevangen, en verftrekken tot eene zeer aangenaame fpyze. De Javaanfche Lysters zyn zo groot als Duiven, en van kleur als de Kwakkels, doch wat langer van bek, geevende een vervaarlyk en verward geluid. De Kwakkels zyn van groote als de Hollandfche, hoewel eenigzins fraayer getekend; dezelve geeven geen geluid, en worden alleen voor de keuken gevangen. De Martyntjes zyn byna zo groot als een Extcr, geheel zwart van kleur, maar gyn *«r ooi» ir. cw»*tn J>- gcmccnc gdykt vry wel naar de hierlandfche, en houdt zich ook voornaamelyk op in poelen en moerasfen: deeze dieren zyn zeer gewild by de Chineezen, die dezelve by meenigte van* £en of koopen, en tot een aangenaam wildbraad gebruiken, te weeten hunne achterfte pooten. De groote fchreeuwende Kikvorsch, die een geluid maakt als een Os, en zo groot is als een Konyn, wordt hier ook gevonden, doch alleen op afgelegen plaatzen. De Padden zyn hier ook in aneenigte, zo wel de groote als kleine; doch of zy vergiftig zyn of niet iaaten wy in 't midden. De bloedelooze Dieren zyn hier, gelyk overal in de Indien, eene grocw «e landplaag; allerley Muggen en Vliegen vindt men'er in meenigte, voor-; al in de vogtigfte en fchaduwachtigfte plaatzen. De Horzelen zyn noch er«* ger, om dat zy fteeken als de Wespen, en zeer ftout en kwaadaardig zyn; deeze zyn omtrent twee vingerbreed lang, bruinachtig van kleur, en mid-J den over het lyf met een geele ftreep geteekend: hunne nesten maaken zf tegen de balken, gelyk de Oost-Indifche Wespen zulks aan de takken» der boomen doen , en leggen in dezelve eene ontelbaare meenigte van eijeren. De Kakkerlakken worden eigentlyk genoemd Kakalakas, welken naam Zy van de Portugeezen hebben gekreegen, dewyl zy eijeren leggen, die in IV. Deel. M kleu?  g5 OVER pE DIEREN; VOGELEN EN kleur en gladdigheid naar gemaakt lak gelyken: hnnne grootte verfchilt nie» van die der Horzelen, hunne kleur is bruin, zy zyn zeer fnel in 't loopen, cn kunnen ook vliegen» Deeze dieren fchynen als tot eene menfchen plaag in plaats van,Luizen gegeeten te zyn: want Ook zelfs in nagel nieuwe fchepen, die uit Europa komen, ziet men deeze dieren voor den dag komen, zo ras de Luizen onder de linie geftorven zyn: daarentegen komen de fchepen op de te rug reize naauwelyks wederom op die plaats, of de Kakkerlakken verdwynen, en de Luizen komen wederom te voorfchyn. De voornaame beezigheid van dit ongedierte beftaat in de kisten met hunne fcherpe nypers te doorbooren, en daarna, zo ras zy daar binnen zyn, het lynwaaten de papieren tot kaf te vervreeten ; den menfchen zyn zy ook door hun byten zeer lastig, en geeven, gedood zynde, een leelyken ftank. De Jakalats zyn een ander ongedierte, in aard niet veel verfchillende van de Kakkerlakken, doch met dit onderfcheid, dat deeze vernielers zich alleen in de onderfte verdiepingen der huizen, en in 't algemeen in de allervogtigfte plaatzen onthouden , terwyl de Kakkerlakken alomme en wel voornaamelyk in de fchepen gevonden worden. De Sprinkhaanen zyn in de Indien de grootfte verwoesters der boomgaard den, gelyk ook der koörn- en rystlanden ; de grootfte deezer zyn omtrent een vinger lang, cn w uik «ia «roi ftuk, mVl s<,oiora t,uik , bruine vleugels , twee lange fterke beenen en twee hoörens. Buiten deeze is 'er noch eene andere zoort groen van kleur, welke van allen de kwaadaardigfte is: want deeze verzamelen zich by eikanderen met .zodanige zwermen, dat zy het licht der zonne byna verduisteren, en overal, waar zich zulk een leger nederzet, is 't veld en geboomte in een oogenblik van alle groente ea vruchten beroofd. De Blaarbyters zyn eené zoort van Schalbyters, en deeze worden dus genoemd, om dat zy op de menfchen aanvallen, en hen blaaren op het lichaam by ten. Zy zyn doorgaans zo lang en dik als een vinger, voorzien met groote oogen en vleugels, met welke zy langs het water zweeven* vooral in Wyn- of Slachtmaand. De Scbaarwewers zyn eene zoort van Ieelyke bruinzwarte Torren, die voor aan den kop twee knypers hebben als een fchaar, waar mede zy geweldig kunnen knypen en vasthouden, zo dat men ze naauwelyks kan af» trekken. Dit ongedierte is ongeveer vyf duimen lang ; het licht in 't vliegen zyne fchelplgc fchilden op, en fpreidt dan ?yne tedere vleugeltjes, die daar onder zitten, uit. De Bontekevers vindt men meenigvuldig in de tuinen naby Batavia; dee-i tt zyn ongeveer vyf duimen lang met hunne hoojens, die bruin, van kleur zyn  J. U0COZOS. IsTfxxjzrw. 3 .JuwzfïAaaKs. 4. 7y7zas. g, CcartcZevrv . //a'/< . '\ Mannelcoii. $.^Femelles, 't Wjiken .   VISSCHEN VAN JAVA, ENZ, 9x zyn en zeer verheven ftaan. Deeze diereu vliegen door de lucht gelyk de Schaarwewers met vleugelen, die uit den groenen en geelen zyn geplekt. De Schrenkels zyn eene zoort van gedierte niet ongelyk aan de Sprinkhaanen; doch zonder groote pooten om daar mede te kunnen ipringen: hun naam hebben zy ontleend van hunne teeringachtige gedaante: deeze diertjes zyn ongemeen mager, bleekgroen van kleur, en van vooren ga» wapend met twee pooten, die^als met kreefte fchilden gedekt zyn. Zy kunnen ondertusfchen weinig vliegen of loopen , en geneeren zich its het gras. De Vuurvliegen zyn eene soort van Torren, die op den rug een zakje draagen, 't geen by donker een vuurig licht uitgeeft, zo fterk dat hei van verre naar een ontftooken lont gelykt, en men 'er des noods by zoa kunnen leezen. Deeze dieren worden gevangen door middel eener kaars of ander brandend lichaam, tegen het welk zy doorgaans aanvliegen en zich dus laaten vangen. Gewoonlyk zyn zy zo lang en dik als een duim, me: een bruinen kop en twee hoorens; vliegende lichten zy hunne fchilden op, en plooijen hunne vleugeltjes uit: men ziet alleen het licht als zy vliegen ; want het komt voort uit een vogt dat in een blaasje beflooten is, en als de diertjes Ioopo« nf ftil zitten door fchilden wordt gedekt. In den regentyd! Ziet men deeze vliegen voornaamelyk in de bosfehen. De Scorpioenen zyn te Batavia zeer meenigvuldig, vooral in oude morsfige huizen, alwaar zy onfeilbaar in alle reeten van het hout en achter alle kasfen en fpiegels te vinden zyn, gelyk de Spinnen. Dit ongedierte is voorzeker een zeer onaangenaam gezelfchap, dewyl het met zyn langen ftaart, die uit verfcheide leden beftaat, niet alleen eene pynlyke wonde maakt, maar ook in dezelve uit eene allerkleinfte opening aan 't einde des angels in de wonde een zeer vergiftig vogt ftort, 't geen veelerhande gevaarlyke toevallen, als raazerny, ylende koortzen, ja zelfs den dood kan yeroorzaaken. De gekwetfte gebruiken hierom ten lpoedigften alle mogeJyke middelen, onder welke een gedoode en platgekneepen Scorpioen op de wonde gelegd, voor een der beste wordt gehouden; en mogelyk zou het uitfnyden van het gekwetfte vel, benevens het uit- en inwendig gebruik van het Eau de Luce, niet minder dienftig zyn, gelyk thans tegen de gevolgen der Adderbeeten zeer bekend is. Men vindt te Batavia verfcheiden zoorten van Scorpioenen, te weeten kleine, gelyk in Europa, en ook groote , die zomwvle" zo groot zyn als de grootfte Krabben, en zeer verfchrikkelyk; dan over het algemeen meent men, dat het vergif van dit Infecl: in de Indien zo gevaarlyk niet is als wel in Spanjen en Italien; Zommige M a ve*v»  §£ OVER DE DIEREN, VOGELEN EN vernaaien, dat de Mieren een Scorpioen zomwylen zodanig kunnen bés 2etren, dat hy zich niet kan verroeren, en zich zeiven daarop, door zyn &op met den geangelden ftaart te kwetzen, dood fteekt, en van zyn© overwinnaars wordt weggefleept. De Duizendbeenen zyn, eveneens als de Scorpioenen, zeer gevaarlyk; hunne lengte is vyf of zes duimen, en de grootfte zyn omtrent een vinger dik, ros van kleur, vol leden en beenen:. zy hebben twee knypers aan den kop, en twee aan hun gefplisteu ftaart; met welke werktuigen zy zeer vergiftige fteeken kunnen toebrengen. De Heek vmi dit dier verwek* eene zeer zwaare pyn ; doch de gevolgen, die licht doodelyk zyn, worde» door de boomolie, in welke men deeze dieren heeft laaten ftikken en gezet te trekken, geneezen. Dan het is te denken, dat de kracht van zulke oliën meer afhangt van het verzachtend en verftompend vermogen der olie, dan van eenige byzondere eigenfchap door de gedoode diertjes aan dat vogt me* degedeeld. Men vindt dit fchadelyk gedierte overal onder planken en fteenen, vooral in vogdge plaatzen, gelyk ook achter'de tafels en kisten» Volgens dè waarneemingen van 't Edel Genootfchap der Bataviafche Gè>» leerden, worden de vergiftige wonden deezer dieren, en ook dieder Seor>pioenen doorgaans in de Indien gelukkig geneezen door het opleggen van enkele kalk. De Spinnekoppen zyn zeer verfchillende fn grootte en maakzel diwyfsr vindt men 'er zeer groote, die evenééns als de Amerikaanfche op Cölt> brytjes en andere kleine vogeltjes aazen, zynde dezelve dikwyls vier of vyf duimen lang. Deeze kwaadaartige Spinnekoppen hebben beneden aan hunne koppen twee zwaare nypers, met welke zy gewerdige en vergiftige beeten kunnen toebrengen ; ja deeze nypera zyn meenigmaalen zo groor, dar zy in goud gezet tot tandftookertjes worden gebruikt. De Mieren zyn overal in de Indien zèer meenigvuldig, en voornaam melyk vierderley. De eerfte zoort bevat dë groote roszwarte Mieren , die van allen de grootfte, doch de minst fchadelyke zyn : want! deeze doen geen kwaad , dan door hunne nesten , die zy gaarn ach-' ter ftapels van boeken en papieren maaken, en welke een fcherp vogt Oitgeeven , waar door de papieren befchadigd worden. De tweede zoort van Mieren zyn de kleine zwarte ; deeze diertjes zyn zeer meenigvuldig, en vooral ongemakkelyk voor de kasfen, in welke de fpyzen bewaard worden; ja op Amboitta 3?n zy zo meenigvuldig en ftout * dat men gedwongen is alles dat men bewaaren wil in kasfen te zetten, die met yzere pooten in bakken vol zout water ftaan. De derdè zoort van Mieren zyn dg roode; deeze worden door de Ma-  VISSCHEN VAN JAVA, ENZ. n Maleyers Semot-Api genoemd, 't welk brandende Mieren beteekent: want deeze Mieren zyn zo hitzig van aard, dat zy over iëmartds hand loopende dezelve branden , even of men op eene kool vuur tast. Ondertusfchen doen zy nog eenig goed : want groot en fterk zynde, vernielen zy de witte Mieren, die van allen de ergde zyn. Deeze witte Mieren zyn de laatfte zoort, doch zy gelyken eerder naar Kaasmaaden, dan naar Mieren; hun kop is zwartachtig, en zy hebben een vogt by zich van zulk een fcherpen aard, dat 'er zelfs het yzer van doorvree. ten wordt: gewnonlyk onthouden zy zich in oude yzerhouten balken en ftylen, en maaken langs dezelve hunne loopgraaven; zomwylen ook zo uiterlyk en uit vast gepakte aarde zamengefteld y dat men ze gemakkelyk kan verbreeken: dan dit zou alleen dienen om het kwaad te verergeren, naar dien zy zich dan door het geheele huis zouden verfpreiden, en den geheelen inboedel bederven; in 't byzonder zyn zy fchadelyk wanneer zy in den weg hunner loopgraven eene kist of kas met kleederen ontmoeten: want dan bederven zy alles, wat daar in is, zodanig, dat 'er niets goeds overblyft. Het best van allen is hierom, ■voor die geene, welke met dit onheil geplaagd zyn, roode Mieren in huis te haaien: want dewyl deeze onder hen groote verwoestingen aan» rechte»., i= ^ middel om zich ran dit onaangenaam gezelfchap te ontdaan. De Rupzen en Capellen van Java verdienen ook de aandacht dér Liefhebbers ; doch dewyl de befchryving van deeze en gelykzoortige gekurven diertjes een geheel Boekdeel zonder veel nut zou kunnen vullen, gaa ik liever over tot de Visfchen, die zo in de Zee als in de Rivieren van Java in grooten overvloed gevonden worden. De Verkemvhch is vyftien of zesden vingeren lang, *n doorgaans zeven breed, met eea dikke huid, die zodanig met fchubben gedekt is, dat men 'er dezelve mee geen werktuigen kan afkrygen: maar als de visch wel gekookt wordt, dan gaan de fchubben los, en de huid worde zacht, zo dat men ze zeer gemakkelyk kan bereiden. Hec vleesch van deezen visch is fpierwic, en zo aangenaam als Kalkoene vleesch, de mond is klein maar vol fcherpe eanden, die onder en boven dicht by elkanderen ftaan, en zeer wit zyn. Boven op den rug zit eene fcherpe pen, ongeveer een halven vinger lang, die beweeglyk is, en tot verdeediging dienen kan; hoedanig eene ook onder den navel is geplaatst; De overige vinnen zyn week, flap «i doorfchynende, bleekblaauw van verwe % met drie oiaauwe ffreepen doorftWden j de buik is beneden wit en blinkend als zilver, maar de zyden zyn gedeeltelyk bleekgeel, en voorti ascbyerwig van kleur. ü  9¥ OVER DE DIEREN, VOGELEN EN j De Steenbraasfem is een groote en fraaye visch, zomwylen wel vier voe^ ten lang; in gedaante gelykt hy eenigzins naör onze Braasfem, en heeft daar van zyn naam gekreegen, maar in grootte overtreft hy de hierlandfche zeer veel. Deeze visch heeft zeer roode oogen, een roodachtigen bek, dien hy zeer wyd kan opfperren, en ook achter by den ftaart roode vinnen. Men vangt deezen visch alleen in de ruime Zee met hoeken: want in de netten is hy wegens zyne fnelheid en loosheid niet te krygen. Deeze visch is zeer aangenaam van fmaak, en wordt gezooden of georaaden gegeeten : eenige krimpen ook onder hec fnyden, en worden daarom Krimpers genaamd , maar deeze zyn hardachcig en minder rmaakeiyk dan de overige. ,. De Kaalkop is een visch overal bedekt met fchubben, doch die op hec boofd en den nek zo klein zyn, en zodanig in eikanderen verbonden, dac deeze deelen geheel kaal fchynen. De kleur van deezen visch is graauw, doch de bek is met roode vlekken getekend, en kan zeer wyd worden opgefperd. Deeze visch wordt zo wel in Zee als in zoete wateren gevangen, en is een der beste Oost-Indifche visfchen, die zo wel gekookt als gebraaden eene zeer fmaakelyke fpyze geeft. De Drekvisch heeft iets affchuwelyks, naardien hy doorgaans by oi in de fecreeten wordt gevangen, op welker ftoffen hy fteeds aast* hier door hebben de meesten een' afkeer van dit dier, t welk echter aangenaam van fmaak is en tot een goed voedzel verftrekt. Deeze visch is ongeveer een fpan lang, en ook zo breed met een blaauwachtigen buik en bruine vlekken. De Meerbley is ongeveer van gedaante als onze Haaringen, doch korter en breeder, ook aangenaam van fmaak, hoewel niet met den Haaring overeenkomende. Deeze visch heeft een groenachtigen rug , een witten buik, en een gefpleeten ftaart;. de kop is zeer byzonder van gedaante , en deeze Bleyen zwemmen met hoopen in de lndilche Zeën te zamen, overal aan de Malabaarfche kusten, alwaar zy by meenigte gevangen worden, en tot mesting der rystvelden dienen. Voorts is deeze visch van veel nut in de Indien: want terwyl de meeste vis-; fchen e**r Gewesten zeer meelig van aard zyn, en met geen mogelykbeid zout kunnen houden, is deeze gezouten zynde gemakkelyk te bewaaren, en wordt dus door geheel Indien verzonden. De Geelftaart is een visch als een Braasfem met fcherpe tanden in den bek, die recht vooruit ftaan. De rug. is gedachtig, en de ftaart geheel geel van kleur, van waar ook de naam is gefprooten; dc buik 1 blaauwachtig, en na vooren bruinachtig met roode vinnen. Deezen = - " " yisch  VISSCHEN *VAN JAVAi ENZ. 9S visch vangt men met den hoek in zout water, doorgaans by de klippen» en dezelve verftrekt tot een gezond en heilzaam voedzel. De Naaldvisch behoort tot het geflacht der Snoeken, en is voorzien met groote glinfterende oogen en een fpitzen bek; de kleur van den buik en ftaart is purperachtig, en van den rug bruinachtig , zynde het lichaam rolrond, anderhalve voetlang, en fnel in het zwemmen; de fmaak is goed, doch de visch is wat hard. De Koningsvisch, wordt dus genoemd wegens zyn' uitmuntenden fmaak,1 door welken hy verre de meeste zoorten van visfehen overtreft: hy is niet alleen aangenaam, maar ook zeer gezond, en een der beste Indiaanfche yisfehen, hebbende dikwyls zelfs dc lengte van vyf voeten. De ftaart van deezen visch is gefpleeten, terwyl de rug en zyden met bruine vlekken geplekt zyn; ook kunnen deeze visfehen den bek wyd openen, en zyn zeer begeerig naar aas. De Ravensvogel is ongeveer een fpanlang, zeer fraay van gedaante, boven rood en beneden geelachtig, met twee geele ftreepen aan ieder zyde. De bek van deezen visch is byzonder, zittende onder den kop, en gelykende naar-die van eene Raave: men vangt deezen visch in Zee, en hoewel dezelve zo gebraaden als gezooden altoos aangenaam van fmaak is, gebruikt Uien donndv.n ,„or™nm(>vt rnr eene waterzood. De Knorhaan wordt aldus genoemd wegens zyn knorrend geluid, het welk hy gevangen zynde maakt; dezelve is dik, ftomp en knobbelig van kop met een wyden bek en roode oogjes; de huid is glad, maar zeer gevlekt, bruin van kleur met zwarte ftreepen; de ftaart is achter ftomp; aan 't lyf zyn roode vinnen, en de visch is aangenaam van fmaak. Men vindt ook noch een' anderen, die gevangen zynde leelyk knort, en Knorrepot genoemd wordt, hoewel dezelve anderszins ftom fchynt; deeze heeft over den rug aan ieder zyde twee bruine en een geele ftreep, zynde voorts een fpan lang, dik van visch en vol kleine fchubben; dezelve is ook zeer goed van fmaak, en wordt meest tot eene waterzood gebruikt, gelyk de kleine Baars hier *e lande. De Witvisch is voorzien met een dikken fterken kop, zynde op den rug bruinachtig, én aan den buik blaauw uit den geelen. De visch is fchilferachtig, en gelykt naar een Sardyn. Men vangt denzelven met groote hoopen in zout water, dicht aan ftrand, en de fmaak is niet verwerpelvk: jo^n dezelve wordt echter, ais te gemeen zynde, door lieden van fatzoen zelden gegeeten. De Pisco Porcos der Portugeezen is klein, naauwelyks zes duim lang, bruin  $6* OVER DË DIEREN, VOGELEN EN bruin groen van kleur reet zwarte fchubben, vinnen en ftaart, en geel-; achtige oogen. r De Elephams neus is eene zoort van Spiering, doch zeer byzonder van f«naakzel, met een langen bek, welks onderfte geleding een lange pen gelykc. Het lyf van deezen visch is fraay gefpikkeld, met een groene ftreep *>ver het midden, zynde de visch, die in zoüt water wordt gevangen, voorts rond en zeer fmaakelyk. De Jakob Evertzen is een fchoone visch, dikwyls meer dan tien voeten fcng, en over de vier honderd ponden zwaar; de buik van deezen visch is dik en blaauwachtig, en het lyf bruin, omtrent «de mcU Krabben van eene ongewoone grootte; te weeten van anderhalve voet in nuddellyn, die met haare geweldige nypers alles kunnen verbryzelen. De Mosfelen zyn tweederley: de eene zoort legt los op het ftrand, van grootte als de hierlandfche, dewelke ook eveneens met zuure zaus gegeeten wordt. De andere zoort of de Staart-mosfelen hebben een ftaart met welken zy in de modder vast zyn, en dien zy, naar maate het water wast of valt, kunnen uit of intrekken. Oesters vindt men overal aan de klippen vast zitten, gelyk ook aan de takken en wortelen van boomen onder water, zy zyn wel zo aangenaam ais nier te lande, en woraen *o w« >■» ^«v^ gegeeten- ja zommige gaan met een Limoen in hunne zak achter de klipten' om aldaar de Oesters te vangen en uit de hand te eeten. De Sr. Jacobs Schulpen, een ongemeen groot flag van Oesters, worden ook zeer meenigvuldig gevangen en gegeeten. De Purperflekken worden overal aan de Eilandjes in de golf van Batavia gevangen: deeze dieren zitten in geelachtige hoornen, zo groot als Citroenen, hebbende aan hun eene einde aartige krullen: in deeze hoornen zitten de Slekken, dik en vet van lichaam, en met zwarte ftreepen verfierd: deeze visch is eetbaar, doch hard van zelfftandigheid en kwaad te verteeren; doch ech-er zeer gezien by de Chineezen, die denzelven met veel fmaak nuttigen. De Chineezen maaken ook hun werk van de hoornen deezer Slekken te polysten, en bereiden de fchoone roode verf, die in hunne ingewanden wordt gevonden, en tot verfcheiden fyne Schilderwerken dienftig is. Dikwyls vindt men een andere groene hoorn, zo groot als een kinds hoofd, welke eene groote bonte Slek bevat, die eveneens als de Alikruiken wordt gegeeten. < Behalven deeze en veele andere, zo naakte als Schelpvisfchen, vindt men veele Zeemonfters en Dieren van een onzekeren aard. De byzon- detfte  VISSCHEN VAN JAVA, ENZ. 103 derfte van allen zyn de Kwallen, die voor het grootst gedeelte uit enkel flvra fchynen te beftaan, zonder dat men eenig hoofd, ftaart of ingewand in deeze flymige Schepzels kan ontdekken. Deeze hebben omtrent de grootte van een tafelbord, en hebben een fraayen purperen rand dien zy in 't zwemmen netjes beweegen, en waar mede zy zich voornaamelyk voortzetten, terwyl het overige als een leevenlooze klomp achter aan dryft. Zy zyn ongemeen heet van aard, zodanig, dat zo zy iemand aanraaken, 'er eene blaar van achter blyft als met vuur gebrand: hierom dienen zy ook nergens toe dan alleen tot «et Arakbranden der Chineezen; waarom het niet te verwonderen is, dat deeze drank voor zeer ongezond wordi gehouden, uic welks misbruik een groot aantal van kwaadaardige Oost-Indifche Ziekten voortkomt.. EINDE. BERICHT  BERICHT aan den BOEKBINDER 833 iïiindeifrr fiiow mr;.'' fmcuodj^ TESQ^no mos ixi/ nopens het inzetten dek. PRINTVERBEELDINGEN, pe Paradys-vogelenCafuwaris, Talan, Jaar-vogel, Sariwan, Mouiout Pandjang, Bourong Masfareke , en Oost-Indifche S wal uwe, te plaatzen tegen over bladz. 82. De Coufcous, Lipanno, Kemphaan, Mongkos , en de beide Cameleons, te plaatzen tegen over bladz. 90, SF!