gSn ^eZ ^ fa tfr/yen cA i fs4zJ?/t&^ / , . / - — y ö(Lc^/Oe.'>ijietc/L. /U-rus, . ƒ f ^ J S^' Cmu^ ?:üm n O O R DE ED. ACHTB. HEER EN REGEERDERS DERZELVER STAD INGEBRAG t ter VeRGADERINGE VAN DE Ett MOG, HEEREN STATEN *S LANDS VAN UTRECHT. ( Xtom*. TriinLL j 1 VLEIDEN. if0^ STERDAM, ' D- M. lang eveld, op den Vygendam, mdcclxxxv.   Deduclie van het Recht, de Stad Amers^ foort, als een Medelid der Souver aine Regeringe van de Provincie Utrecht 9 competerende* TT . 1. J.et is ontwyffelbaar zeker, dat men by een onderzoek naar de grori* den, op welke de oppermachtige rechten van de Heeren Staten van den Lande van Utrecht zyn berustende, zich geenzins te wenden hebbe tot het Recht der Natuur, of zodanige verbintenisfen, welke by de oprichtinge der Maatfchappyen dadelyk mogten plaats gehad hebben, of veronderfteld" moeten worden. De gefchiedenisfen leeren, dat dit Gewest, na dat hetzelve eerst onder het gebied der Friefche Koningen behoord heeft, vervolgends voor de overmacht, en het geweld der wapenen van de Frankifche Vorften heeft moeten bukken ; die het aan de Kerk gefchonken, of als een Leen opgedragen hebben: zo als de Bisfchoppen dit ooifjin betrekkinge als Leenmannen van de gemelde Vorsten, en naderhand van derzei ver opvolgeren, de Duitfche Keizeren, bezeten hebben. Ongeïymd is het derhalven , op een oirfpronkelyk recht van de Heeren Staten tot de Oppermacht over dit Gewest, waar van de Bisfchop zelf zyn gezag zoude hebben ontleend, en die hem aan der Staten macht zoude heb- der Cano^0^11' ^ beroepen' Hoewel men ecllter daar bV het recht eö, met als Staten, en alzo de Ingezetenen des Lands, of eene orde van dezelve, vertonende, maar als Raden des Bisfchops en Medebeftierderen der Kerken en Kerkelyke goederen, geenzins behoeft te ontkennen. De Bronnen van het tegenwoordige Oppergezag van de Heeren Staten zyn niet anders, dan, voor eerst, de rechten des Bisfchops as Landheer, fchoon tefFens Leenman des Duitfchen Ryks, ten deele aan G Staten bY hem wettig afgeftaan, en voor het overige by de afzweringe van Koning Philips natuurlyk op hen vervallen, ten welken tyde, om dit ™ het v°orby gaan aantemerken, ook de Leenbetrekkinge tot het Duitfchë Yv verbroken is: en, ten anderen, die oppermachtige rechten, welke dé eestelykheid en Edelen, naar het oude Leenrecht, over haare eigendommey^e goederen, en onderhorigen, en de Stedelyke Magistraten, immers die vTan Utrecht en Amersfoort, altyd over haare Burgeren en Inwoneren bezeten hebben, die gedeeltelyk door Keizer Karei, én zyn Zoon Philips, aaii A zich  C * ) zich getrokken, en naderhand, by de oprichtinge van dit Gemeenebesc, aan de Staten verbleven zyn; waar van ook fommigen tot bewaringe van de goede orde , eene geregelde Regeeringe , en de tegenswoordige gefleldheid van Europa, onmogelyk door de Steden by aanhoudenheid afzonderlyk uitgeoeffend worden kunnen. Tot het oogmerk van dit betoog is het genoeg, te doen blyken, dat da Stad Amersfoort, even als de Stad Utrecht, haar recht tot deelgenootfchap aan de Oppermacht ten gelyken tyde, en op dezelve wyze, uit dezelve bronnen heeft ontleend, en alzo de eene niets meerder of minder, dan de andere daar toe, en tot derzelver gevolge gerechtigd is. Om dit buiten bedenkinge te Hellen, zal het nodig zyn in een onderzoek van de navolgende flukken te treden. Voor eerst, of de Stad Utrecht veor den vermaarden Landbrief van Bisfchop Arnout van Hoorn, en dus voor denjaare 1375, eenig deelgehad heeft in de Oppermacht over dit Gewest buiten haare banne: en byzonder, of zy daar in meerder zeggen, dan de Stad Amersfoort, gehad heeft. Ten tweede, welke rechten aan de thans erkende Staten, en onder deze mede aan de Steden Utrecht, Amersfoort en Rhenen by dien Landbrief afgeftaan zyn: en of de Stad Utrecht daar by eenig ander, of meerder recht dan die beide overige Steden des Geftichts zoude hebben verkregen, waar door zy gewettigd zoude zyn, omtrend het een of ander gedeelte van de Oppermacht, dezelve te vervangen of uit te fluiten. Ten derde, of de Stad Utrecht alleen, of de Stad Amersfoort op eenen gelyken voet met haar, gedurende het Bisfchoppelyk bellier, is geweest in het bezit van zodanige Oppermachtige rechten over haare Burgers en Ingezetenen, en binnen haare banne, als federt de oprichtinge van dit Gemeenebest, gedeeltelyk door de vergaderinge der Heeren Staten, het zy dan uit noodzake, of by afftand en toelatinge van die Steden, uitgeoefend worden, en een voornaam gedeelte van der Staten Oppergezag helpen uitmaken. En of de beide genoemde Steden, zonder dat de laatfle het allerminfte hier in van de eerfte afhankelyk ware, niet fteeds als Pares hebben gehandeld. Ten vierde, of de Stad Amersfoort deze rechten allen op eenen P'elyken voet met de Stad Utrecht verkregen en bezeten hebbende, daar van "ooit ten behoeve van de laatstgenoemde afftand gedaan, of haar die opgedragen heeft: of dat deze daar toe op eene andere wettige wyze heeft kunnen gerechtigd worden. Deze ftukken ten voordeele van de Stad Amersfoort beflist wordende, zü er geen twyffel meer overblyven omtrend dit wettige befluit, dat de Stad Amersfoort even als de Stad Utrecht tot de Oppermacht van dit Gewest„ met alle de gevolgen daar van, is gerechtigd, zonder door deze gerepre- fep*  C 3 ) fentesrd, of vervangen, veel min in het uitbrengen van haare flemme ter vergaderinge van de Staten, op gelyke wyze en met eene gelyke uitwerkinge, als die der Stad Utrecht, ofte in de bedieninge en begevinge van eere of voordeel aanbrengende Commisfien en Ambten, het zy dan op eene meer opentlyke wyze, of by fchikkinge en omwegen, voorby gegaan of uitgefloten te mogen worden. Terwyl dan ook al wat daar tegen ooit in het werk gefield mogte wezen, of nog gefchieden konde, niet anders, dan als zo veele inbreuken ende ufurpatien te houden zy, waar tegen deze Stad niet alleen aan haare zyde gerechtigd is herftel te vorderen; maar waar tegen zy ook verwagten mag by alle wegen te zullen worden gehand* haafd. Indien men dan, met opzicht tot het eerfte hoofddeel, het oog vestige op de Giftbrieven, welke de Utrechtfche Kerkvoogden in het bezit van zulke uitgebreide bezittingen Helden, zal men bevinden3 dat die nimmer anders, dan aan de Kerke opgedragen zyn. Gelyk die Prelaten, ook yervolgends andere Goederen en Rechten ten behoeve van zich zelve, hunne Opvolgers, en der Kerke verkregen of nagelaten hebben, zonder dat, by het verkrygen dezer giften, van Edelen, Stad of Steden, immer meldinge gemaakt wordt: waar door dan ook deze zich geenerhande recht tot het bellier, veel min tot de Oppermacht over dezelve Goederen, zo veel die daar aan mogte gehegt wezen; konden aanmatigen. En hier van daan kon ook de Bisfchop aan zyne onderhorige Steden, hoe eng bepaald, en gering Zyne rechten in en over dezelve naderhand wezen mogen, oirfpronkelyk geene rekenfchap wegens zyn bellier over de goederen an het Bisdom verfchuldigd gerekend worden: maar hy was in zyn ^ezag daaromtrend alleen afhankelyk van de Geestelykheid, die beneZetels ^ KCrk vert00nde> of > bv het openvallen des Bisfchoppelyken Iv'f eersfdTp611 Landsheer van het Sticht verbeeldde: in zo ver nameÖDoermarht /^f he Koningen, en daar na de Duitfche Keizers, de Oppermacht met zelve aan zich behielden, of de Bisfchop , gedurende zyn bellier, Ambtshalven die rechten alleen uitoeffenen moest. En zo men agt geeft op de geftrengheid der oudeLeenwetten omtrend de «eden, zal niemand ligt vermoeden, dat Utrecht, zo dat in der daad leeds eene Stadwas,toen het onder hetBisfchoppelyk beuier gebragtwierd, aaar van uitgezonderd geweest, en eenig bewind over de Goederen des te e g6had Z°Ude h£bben' TrouWens de gefchiedénisfen bewyzen het ^gendeel: en Utrecht is langzamerhand, even als alle andere Steden in alzo ^ 13 in vrviieid 3 aanzien> macht en voorrechten toegenomen, en voormhetdRSl:eden Amersfoort m Rhenen, en de Edelen een tegenwicht wMttrót, lsfchoPPelyk gezag geworden , als waar voor dat der GeesteiyK&eid m veel te zwak was. A 2 Dat  ( 4 ) Dat nu de Steden in de daad niet deelden in de rechten der Oppermacht over het Sticht, kan zeer ligt in de byzonderheden worden betoogd. Niets toch hadden zy te zeggen in de «anftelUngt des Bisfchops, eertyds door den Keizer als Leenheer gelchied; doch door den Roomsch-Koning Conradus, met toeftemminge van Paus Eugenius, in den jaare 1145 aan deCa* pittelen van den Dom en St. Salvator overgelaten. Het recht van verpanden of vervreemden van de Goederen desBisaoms —dat van Oorlog en Vreede, en alzo de allervoornaamfte , en onaffcheidelyke deelen der Oppermacht, werden almede by den Bisfchop, zonder kennisfe of toeftemminge van Edelen of Steden, uitgeoefend. Trouwens volgends zynen eed, was hy daar in alleen afhankelyk van de Ecclefien, als dewelke hy plechtig beloven moest: Res Ecclefia & quascunque posfesfiones, êt prcedccesjoribus ad me devolutas, nullatenus alienabo fine communi con» filio, & expresjo confenfu Priorum & Cleri. Nulla bella movebo fine confillo Priorum & Cleri. Juxta antiquam inftitutioriem de collatione fupplementorum de die 17 Sept. anni 1253 ap. van Mieris Charterb. D. Lbl.%%1. En dat de Bisfchoppen ook in der daad zonder kennisfe van Edelen of Steden züike verbanden en vervreemdingen deeden, blykt,behalven uit de voorbeelden byMatthseus de nobil.L.a. c. 12. p. 260, aangehaald,nog uit eene meenigte anderen, waarby zy in fchulden gedompeld, genoegzaam al wat los en vast was, tot het Sticht behorende, verpandden , en alzo in vreemde handen ftelden. Zo verpandde Bisfchop Jan van Arkel in den jaare 1326, het buis ter Harst en de helfte van dien rechte van Rhenen; in J327 het Huis te Vredeland; Ao. 1331 de begevinge van het Marscalcambocht, zyn grunt f Utrecht, zyne officialiteit, mit zyn toebehoren , het Huis , Scoutambocht ende re?iten van Vollenhoe, het Huis te Stoutenburg en Scoutambocht van Amersvoirde ende van Emeland, mit al den Scoutambocht die dair toe behoren , het Huis ter Horst, en andere Goederen meer, zo als blyken kan uit de Verbandbrieven en overeenkomften daar van opgericht, te vinden by Mieris Charterb. D.I1. bl.3%2, 445, 508, 513, gelyk ook Bisfchop Jan van Vemenborch aan de Stad Utrecht zelve het Maarfchalc- Ambocht ende het Huis te Vredeland en de Ambachten die daar toe behoren, inden jaare 1369 verpandde V. Matth. de J. Gladii,p. 28;. : Ja zelfs vindt men, hoe deze Bisfchop het Momboirfchop over het ganfche Sticht, by forme van pandfchap, in handen van Willem, Grave van Holland, gefield had, die uit kragte daarvan alle Ambtenaren in de Ambochten aanllelde. Mieris 1.1. bi. 560. Waar door het zo ver kwam, dat de Graven van Holland en Gelderland, beide een greetig oog op het Sticht gevestigd hebbende, dat onderling verdeelden: zo dat de eerfte de Landen aan deze zyde van den Ysfel naar Holland, en de andere die aan geene zy- dg  C 5 ) de te Westfalenwaards zoude hebben, mids zy daar tegen des Bisfchobs fchulden over zich namen, ibid bi. 582. Zonder dat men in deze willekeurige fchikkingen, verpandingen en opdragten vindt, dat de Steden of Edelen eenigzins gekend zyn. . ^a"t f'h°0n Zueder van Cuiknhurg in zyne Orig. üuhnb. ap. Mattfo ut Anal l.j.p.6o5 ei. in Ato verhaalt, dat uit een brief in het Register van Holland zoude blyken, dat Graaf Willem, op begeerte der drie Staten, door Keizer Lodewyk den IV.™ tot Mombaer en Voocht der Kerke zoude wezen aangefteld, gedurende dat de Stoel des Bisdoms ledig ftond, blykt nogthands uit de erkentenis van Graaf Willem zelve, by Mattos aangehaald dat hy die aanftellinge toenmaals, in den Jaare 1340 namelyk, voor twee Jaaren hadde ontfangen Vm der Ecclefe van Utreen^ zonder" d'aaTby van de Muien of andere Staten te gewagen. Immers zoude uit den aangetiaa den brier nog niets minder blyken kunnen, dan dat daar over de « l Utrfht/0ude wezen g^end, meer dan de andere Steden, gelyk ook nietby de aanftellinge van eenen Stedehouder by Graaf Willem als Momber toen gedaan, V. Mieris 1.1. bl. 627* En fchoon deze willekeurige handelingen des Bisfchops, met opzichttot het verpanden van Ambachten enGoederen, ftrekte tot merkelyk agterdeel 12 zulfen ^geregen n°g ^ °VerlaS£' die men VeeItyds te dragen had kan V r>Z 1 T Y ftroperyen uit Arkelfiein in Overysfel blyken h Wff t 1U tC d°en hUnlieder toeftemminge, of die der Edelen, bLent^ofen aM8ehMlden £ed' e" degr°nden Van eigendomsrecht, Hem hie/in te^beW611 ^ °f beftand W3Ien> Offl »364, toen de Steden" rif"^ "°g * den Jaare trap van aanzien en vermo^X-Wn nm dti* u- j stegen waien, dat de laatstgemelde Stad redit l 7 tCgen ^ 611 dS EeCl6fien in de -andhavinge van hun 1 iterken, met dezelve een verdrag heeft aangegaan, al te duide-- r~es ^ de'StadU-cht, even min als d§e"ande're Steden,t om de Bil 1 eraimtCit °Ver het Sticht deelde> of gerechtigd WaSy Bv dfr ^ m ^ Uit0effeni"ge *™ van te bepalen bindt zichde Xtnf er,anderCn t£ VÜlden ^Ma«h'** nobil.p.nS. vernietnantBoZ/ r ^ " ^ help6n zorge dragen, dat de Bisfchop te e u ï e c ' *' üeesiehcke ^rechten, ofWeerlicke in onderpant fet* dat ook het conf?NJ ^ Ecclesien: Zonder daar by te bedingen, gevraagd. Zulk 7 , ' StCden' °f EdeIen Z0Ude moeten worden ' aat zv erkende daar toe niet te wezen gerechtigd j maar dat B de  C 6 ) de Bisfchop aan zynen eed voldeed, zo hy hier in de toeftemming der Ecclefien maar verworven had. Terwyl verder uit dit verdrag zelve blykt, hoe de Steden, en het gemeeneLand vry bleven, om daar mede in te treden, of niet in te treden; terwyl zy alleen in het eerfte geval verplicht waren, in de kosten daar over te vallen een bepaald aandeel te helpen dragen: zonder dat ook de Stad Utrecht zich hier in eenige Souverainiteit of meerderheid aanmatigde. En in de menigvuldige Oorlogen, waar zich de Bisfchoppen van tyd tot tyd inwikkelden , en welke het Sticht in zo groote rampen dompelden, vindt men oudtyds ook niet dat zy de Steden kenden. Hoe wel aan de andere zyde waar is, dat de Bisfchop zeer geringe magt bezat, wanneer hem de Steden en Edelen, volgends het oude Leenrecht, de. een. meer, de andere minder, hier toe verbonden, weigerden te helpen. Waar omtrend deze, en voor al de Stad Utrecht, welker Burgeren den Bisfchop buiten haare muuren niet behoefden te volgen, groote voorrechten bezaten en oefenden j zulks dat de Edelen en Steden daar door natuurlyk langfamerhand meer invloed moesten verkrygen. Waarom dan Bisfchop Jan vanArkel, inoorlogzynde met Willem van Beijeren, Grave van Holland, in den jaare 1355 belooft, fo wanneer %vy van de feyden oorloghe alfulke zoene hebben moghen, alsfe onfer Ecclefien, Ridderen ende Knapen, onfier Stat van Utr., en andere onfen Steden duncketi fel redelic, ende moghelic wefen, die fel wy nemen ende geven, V. Matth. de Nobil. p. 775: en Bisfchop Arnout van Hoorn by den Landbrief van den jaare 1375 reeds erkent, hoe het van ouds recht was, dat de Bisfchop by het aangaan van eenen kryg dit eerst' by de Ecclefien, Ridderen, Knapen ende Steden van Utrecht vervolgde. Dan of deze erkentenis op waarheid gevestigd, of alleen als een compliment aan te merken was, of wel dat men den Bisfchop heeft weten in dit denkbeeld te brengen, zeker is het althands, dat ook hier in de Stad Utrecht geen ander of meerder recht dan de Stad Amersfoort had,- en deze Stad daar by niet vervangen of uitgefloten heeft. Terwyl ook dit recht niet uitderSte* den aandeel in de Oppermacht over het Sticht, maar veel eer uit het gewicht haarer byftand, af te leiden zoude zyn. En met opzicht tot de aanftellinge van hooge Ambtenaren, zo in het Geestelyke als Wereldlyke, daar in vindt men al mede niet, dat de Stad Utrecht van ouds in de Souverainiteit over het Gefticht deelde. Omtrent Geestelyke kan geen de minfte twyffel wezen, daar geen Wereldlyke magt, naar het Kerkelyke recht, zich daar mede mengen megt, en die aanftellingen ook onbetwistbaar door de Ecclefien, of door den Bisfchop^ tusfchen welke deswegens wel eens gefchil ontftond, fteeds gefchied zyn. En wat aangaat de Casteleinen, Borgfaten,, Maarfchalken, Schouten, Tollenaren.. en,dgrgelylsen., blyk.t des»iBisSehop&^cht,- wiens-* Officianten zy ook  t 7 ) ook waren, genoeg uit-de reeds aangehaalde verpandingen dier Ambten zonder voorkenuisfe of toeftemminge der Steden gedaan. Zo als ook by ^attheus en elders de bewyzen genoeg voor handen zyn, dat hy in die ^tellingen gcene Steden vooraf kende , en dit recht mede in den pandbrief zelve ontwyffelbaar veronderfteld wordt: daar de Bisfchop noch Amh'T^ B°rchfate te vtitoxfin™ ™ eemcb van onfer Kerken fiote, Dat 1 * diS beveden hi en *£ een Welgeboren man, enz. het Sri h dC Stad Utreeh£ of andere Steden, in de legislative magt over vesten of rn^dS "** deelden>zulks ZY * geenerhandePrivilegiën,Hand^SSS?*^ het^me^ Sticht aangaande, voor den jaare i375 SSfflï!?* dat dÊ Stad ü"echt daar b? de «ndere Steden' leend, tfÏÏ£S£ *° by den of Bis*b°P zyn ver- lette maar !ïï ï kUnnen verfcheide voorbeelden aantonen. Men verleend in a,t Stadrechten en ^gien aan de Steden twvffehil alle/Vdke ge£ne Steden zvn Seke"d, dat nogthands onse- den die ftraffi, ,^„j j ' „ , 8«-v ™ reldlyke recht t, § ' Zyne macht om in het Geestelyke, en we- fieldt, zyn recht nm Offi' ^ ë"W°°m Vie^haar, waar hy Landrecht Schouten^ "ZrZ^lT' ' DekeM > ^aarfchalken en ee-gen infp aldt s f ' *° dS V00r ^ "W8*9* is> zonder zins 7 « f 3311 te ftdlen^ zyn te bekend> om he* eeniff in dezelve' "^ * ZdfS °°k V°°r een » ^grepen de Stad Utrecht en de Ecclefien by derzelver voor B 2 aan*  C 3 ) aangehaald verdrag van den jaare 1364 ook, dat de Bisfchop, zyn Vicaris of Maarkhalk wel gehouden was, een iegelyk Landrecht te doen; maar dat de Bisfchop behoudens der Steden Privilegiën de non evocando, mit Ridderen, Knapen en Dienstmannen, te rechte mocht e zitten, ende recht houden binnen zinen Gefiichte, waar hi wil, aljo gewoonlic is. Waar by wy niet behoeven aan te merken, dat deze Byzitters, waar onder, volgends het verhaal van Hortenfius, ook Schepenen van Utrecht en Amersfoort, immers in later tyden waren, hier niet als Deelgenoten van de Oppermacht, of gelyk thans de Heeren Buitengewoone Raden 's Hofs van Utrecht, maar eerder als Vafallcn, volgends het oude Leenrecht, verfchenem Terwyl deze bevoegdheid des Bisfchops, om over het Sticht recht te fpreken, van niets minder, dan van de tegenswoordige genoemde Staten, maar uit de opgedragen magt der Keizers ^ en het oude Leenrecht, af te leiden was. Bekend is het ook, dat bereids in de tiende eeuw Keizer Otto de eerfte den Bisfchop het recht fchonk, om binnen Utrecht geld te munten. V. Heda p. 8i, 85, 87. Hetgeene Karei de IV.DEuitbreidde tot het recht, om goudenen zilveren, munten te mogen maken ofte flaan zonder verzoek, ofte toe/lemming der Pralaten ende Clerfen der Kerken van de Stad Utrecht, haare Vafallen, ofte iemand anders binnen de DistriSte der Landen van den Bisfchop van Utrecht zich onthoudende, in de Stad Utrecht, ofte eenige andere plaatten zyner Landen, daar hem nuttiger zal mogen dunken-, en dat inderdaad nog verder gaat, en een zeker recht van fchattingen in zich behelst, dat hy alle andere munten van alle Forsten, Graven, Edellieden, of Univerftteiten, uitgezonderd alleen die der Roomfche Keizers en Koningen, zoudemogen modereren en taxeren enz. Volgends Diploma van den . 5 Juny 1364, en de confirmatie daar van door Paus Gregorius, by Dumhar in JnaleSlis T. a p. 300 — 305: zo als dit ook werkelyk by de Bisfchoppen niet alleen te Utrecht, maar ook te Wyck, en mogelyk ook te Amersfoort, waar men nog een Gebouw vindt, het Oude Munthuis genaamd, uitgeoeffend is, en die munt ook oudtyds des Bisfchops Beeltenis droeg V. Buchel ad jBekam.p.36. Alwaar uit blykt dat ook des Bisfchops recht, in dit opzicht j zo veel men dit als een Regaal befchouwt, gedurende dit tydperk, onafhangelyk by hem uitgeoefend wierd, en geenzins oirfpronkelyk van de Stad, Steden, of andere Staten van den Lande was ontleend, of met dezelve wierd gedeeld. Het zal *ook geen betoog vorderen , dat geene der Steden van ouds deelden in het recht van fchattinge over het Stichtt zo men onderftellen wil, dat dit immer algemeen plaats vond. Want zo veel de Tiendens Tollen, en Beden, des Bisfchops gewoone Schattingen, aangaat, zal zich de Stad Utrecht dit zeker niet vermeten : daar die Tienden en Tollen meest oirfpronkelyke Giften der Keizers, of door de Bisfchoppen zelve ingevoerde, ot uit kragte van eigendoms recht aan zieh behoude bezwaren, en  C 9 ) en de gewoöne Beden meest erkentenisfen by byzondeïe gelegenheden wa* ren, van welken zelfs de Bisfchop Privilegiën en Vrydommen, zonder vcor* kennisfe van de Steden, verleende. Terwyl de Landbrief van Arn. van Hoorn al mede leerenzal, dat eene buitengewoone Bede, niet door Utrecht alleena maar door alle de Steden, Utrecht, Amersfoort en Rhenen namelyk, even als door de Ecclefien, en Edelen, om rechtergonste wille, mer van genen rechten wierden verleend. Zulks dat-de gemeyne fchattinge3 die de Bisfchop aldaar belooft, niet meer te zullen vergen, dooi de Ecclefien, zo min.als door de Ridderfchap; door de Stad Utrecht, zo min als door de Steden, Amersfoort en Rhenen, anders dan uit gunst behoefde te worden toegeftaan, enderhalven de een zo min als de ander daarmede, door eenig Oppergezag, kon worden belast. Wy meenen dus, dat ons eerst en zekerlyk zeer gewigtig Hoofdftuk, buiten alle bedenkinge zal worden gevonden, hoe zeer wy dit anders ligtlyk nog nader zouden hebben kunnen bevestigen: en dat daar mede geheel vervallen zal de meermaals opgegevene vorderingen van de Stad Utrecht, als of zy namelyk van ouds, en zelfs eer Amersfoort eene Stad was, en Rhenen tot het Sticht behoorde, bereids met de Geestelykheid en Edelen de Oppermacht des Lands vertoond zoude hebben, en in dit oirfpronkelyk recht, door mede toelatinge van andere Steden, by geenen Bisfchop, die, zo men daar wel eens ten onrechte byvoegde, zelfs, in de macht dezer zo* genoemde drie Staten ftond,konde worden benadeeld. Daar het nogthands zeker is, en uit het aangehaalde genoeg blyken kan, dat de Stad Utrecht 3 ot alleen, of met de andere Steden nimmer in dezen tyd, een der Staten des Lands, in den zin , als men dit woord thands gebruikt, heeft elpen uitmaken , veel min dat zy de andere Steden in het beftuur des tands vertegenwoordigd of vervangen zoude hebben. . . , net Dewys van haar zoude mogen worden gevor¬ derd, en verwagt; dan waarvan wy vermeenen geene fchaduw voor hanoen te zyn. Immers zal men daar voor niet willen laten doorgaan, onderhandelingen met den Bisfchop over zulke zaaken, waar by men by* zonder belang had , of mede ondertekeninge of bezegelinge van brie* ven door den zeiven uitgegeven, alzo dit niets minder behelst dan een bewys van deelgenootfchap aan de Oppermacht; daar het eene over* ekende zaak is , dat in die tyden Vafallen, en zo ook op den zeiven voet vervolgends de Steden, de verbonden der Vorsten, als Getuigen 0f los 7"%°" tekenden: terwvl zy ieder °P zich zelve, het recht van Oor* ë en Vrede bezittende , ook den Vorst, die boven dien zyne fterkte TringeTkonder °ntleende' t0t het volbrengen zyner belofte allerkragtigst C Ter-  C lo ) Terwyl het verder van zelve fpreekt, dat de Stad Utrecht geen oir* fpronkelyk recht tot de Oppermacht over het Sticht bezeten, maar hetzelve gelyktydig, en op dezelve wyze, als de Stad Amersfoort verkregen hebbende, door dat verkregen recht der laatstgemelde Stad niet en is bena* deeld , nochte zich ook eenigerhande recht vermeten kan, om de Stad Amersfoort ten dien opzichte te vervangen, te vertegenswoordigen of uit te fluiten , zonder daar toe by een nadere A&us te wezen gerechtigd. Dus zal het tweede opgegeven hoofdftuk in aanmerking komen, behelzende een onderzoek naar dat tydperk, waar in de Steden Utrecht, Amersfoort en Rhenen eenigermaten deelgenoten van de Souveraine regeringe der Provincie zyn geworden, immers waar in de grondflagen daar toe zyn gelegd : het welke wy meenen te moeten bepalen tot den vermaarden Landbrief van Bisfchop Arfiout van Hoorn, gegeven t''Utrecht, des Donredachs na Santé Servaas dach, in V jaar duizend drie honderd vyf en feventig, onder anderen te vinden in het Utrechts Placaatb. D. I. bi. 29, en, zo als daar mede ftaat aangetekend, door alle de volgende Bisfchoppen bevestigden bezworen; zynde die ook overeenkomende met denzelven brief in de Privilegiën der Stad Amersfoort. Deze Landbrief blykt te zyn geweest een overeenkomst tusfchen den Bisfchop, waar by hy bekent om rechter gonfle ivillen, mer van genen rechte, eene Bede van zyne Ecclefy, Ridderen, Knechten ende Steden van Utrecht ontfangen te hebben, ter eenre, en de Ecclefien, Ridderen, Knapen, en de Steden, Utrecht, Amersfoort en Rhenen, ter andere zyde, waar by die daar en tegen bedongen en aangenomen hebben, zodanige voorrechten, als by dien brief ftaan vermeld. Welke voorrechten dus ex cauja onerofa by dezelve verkregen, hunlieder volkomen eigendom geworden zyn. Te meer, indien men in aanmerking neemt: Foor eerst, hoe volgends de eige erkentenis des Bisfchops, door de Contra&anten ter andere zyde, de Beden waren toegedaan tot het los/en van Kerken, Sloten en Ambochten van het Sticht: en het geene daar en tegen by den Bisfchop beloofd wierd, alleen ftrekte om de uitwerkinge dier Losfinge by vervolg niet kragteloos te maken, waar door het Gefticht in gelyke ongelegenheid, tot merkelyk achterdeel der onderhandelende partyen zoude kunnen worden gebragt, Zulks dat dit beding allezins billyk is , zonder dat iemands recht, byzonderlyk ook niet van de oudfte der drie mede onderhandelende Steden, daar by konde worden verftaan, benadeeld te worden. Ten anderen, dat de Ecclefien hier mede zyn onder de onderhandelende Partyen: zo dat de Bisfchop, die bevorens omtrent de afgeftaane rechten alleen van dezelve afhong, tot het aangaan van dit Contract volkomen bevoegd  C li 3 voegd was. Indien men anders van wegens des Bisfchops afhankelykheid* daaromtrent eenige twyfFel had. Waar by nog komt;, behalven de plechtige bevestiging des Bisfchops, en zyner Qpvolgeren > dat by dien zei ven Landbrief, Dekene ende Capittele der Ecclefy, Ridderen, Knechten, Stat ende gemene Steden des Stichts van Uytrecht, verklaren, te [amen géwilcoert ende malkanderen geloeft te hebben in goeden trouwen alle die punten, die in defen brief befchreven flaan vast ende ftade te houden, ende te doen houden, het zelve met hunne zegelen bekragtigende. Zulks dat zy , die toen verftaan moesten worden, alle de byzonderè Landzaten te verbeelden, de tegenwoordige Staten desGeftichts, daar aan iq het gemeen zo veel kragts gaven, als in hun vermogen was: immers zich onderling hi het allerfterkfte verband bragten, om eikanderen wederzyds in de daar by bedonge rechten te handhaven. En of dit niet genoeg was, zyn naderhand nog op den 23 January 1463 de Steden Utrecht en Amersfoort mit rypen herade vruntlich overdragen ende overeengecomen, dat zy Steden voorgenoemt na allen hunnen vermoegen den Lantbrief, dien zy bezegelt ende malcanderen geloeft hebben te houden, na inhout deszelven Lantbrief $, ende voert na alle Lantrecht ende ouden gewoenten, malcanderen zoude helpen ftyven ende fiarken. Zo als zy daar van twee eensluidende gezegelde brieven uitgegeven hebben, waar van een geregistreerd is in het Privilegieboek der Stad Amersfoort, en de andere opgegeven wordt by Burman Utr. Jaarb. D. II. bl. 442. Terwyl eindelyk ook de Bisfchop zyne eige oppermachtige rechten aan de onderhoudinge van dien Landbrief zo fterk verbond, dat hy, by zyne overtredinge van dezelve, de Landzaten van alle fchuldige gehoorzaamheid ontflagen hield, tot zo lange hy alle die punten onderhouden zoude. Gelyk ook de Capittelen , Ridderfchap en Steden Utrecht en Amersfoort zich hier van bedienende, alle Dorpen en Onderzaten des Geftichts van de gehoorzaamheid aan Bisfchop Zueder van Cuilenburg ontfloegen, wegens de overtredinge des Landbriefs, tot dat hy daar aan zoude hebben voldaan. V. Matth. Anal. T. V.p. 490. ed. \to. Zulks dat wy niet geloven, dat ergend een meer bevestigde Grondwet zal kunnen worden aangevoerd, welker overtredinge een duidelyker fchennis van de geheiligfte banden'der Maatfchappy medebrengt; en tot welker erftel een^meer gegrond recht zoude plaats grypen. ils U Z^ 'ei' dUS 0Ï> komen' welke rechten de Stad Amersfoort, even as trecht, Rhenen, de Ecclefien en Ridderfchap hier by verkregen hebben, het geene zich tot dit navolgende bepaalt. . Belooft de Bisfchop in goeder trouwe voer zich en zyne nakomelingheti C s Bis-  C i* ) Bisfchoppen t' Uytrecht, gene Mergengelt, Huysgeld noch geenrehandé'getneene fcattinge meer te vergen. II. Gene Sloten of Ambochten der Kerken van Uytrecht te bezwaren, te belasten ofte vervreemden van den Ge/lichte. III. Geene , dan gebore Stichtenaaren tot Borchfaten in de Sloten of Ambochten te feilen, en wel zo, dat die Borchfaten, en Ambachtsluden eerst onder den Eed van de Ecclefien, Ridderfchap en Steden zouden -worden gebracht, ten einde zy de Sloten en Ambachten niet dan voor een jaar penfi belasten, ofte die aan anderen, dan aldus beëedigden, overleveren mogten. IV. Dat Hy alle man Lantrecht zoude doen, en niemand vangen of zyn goed neemen zoude, dan na eene voorafgegane Rechterlyke uitfpraak. V. Geen oorlog te zullen aannemen, dan na dit vervolgt te hebben by de Ecclefien, Ridderfchap en Steden. Het geene hy wel erkent van ouds recht te zyn, en geweest te zyn , dan waar van de tegengeftelde bewyzen genoeg voorhanden zyn, zo men het woord recht hier niet in de betekenisfe van billyk neemt, en verder dan in betrekking tot de Ecclefien uitbreidt, zoals wy dit voor albereids getoond hebben. Wy vermeenen dat niets tegen de gelykheid van het recht door de Steden Utrecht, Amersfoort en Rhenen by dezen Landbrief verkregen, met grond kan worden ingebragt, en dat de Stad Amersfoort hier in volkomen onaf hankelyk van de Stad Utrecht, een gelyk gezag met dezelve verworven heeft. . Volgends dezen brief vermag de Stad Amersfoort alle gemeene fchattingen te"weigeren; of is, dezelve toeftaande, onwederfprekelyk gerechtigd, over die toegeftane fchattingen, en alle derzelver gevolgen, dus ook buiten bedenkinge over alle de Ambten en Commisfien, en het verder gebruik derzelver, even als de Stad Utrecht, Ecclefien of Ridderfchap te befchikken: en kan zy met geenerhande recht tot het toeftaan van dezelve worden verpligt, zo lange men haar in het minfte of meeste van de befchikkinge daar over zoude willen uitfluiten. In het aangaan van Oorlog , waar mede dat der Vrede onaffcheidenlyk verbonden is — In het toezicht op de bewaringe van Sloten en Ambachten , op de getrouwheid der Ambtenaren, zo veel het gemeene Sticht aangaat, en de handhavinge van het rechtsbeftier over het zeive, zo als dat toen geoefend wierd, wordt hier mede aan Amersfoort een gelyk recht als aan de andere onderhandelende Partyen toegekend. Het is waar, men heeft hier tegen getracht deze uitvlugten te maken: Eerst met te zeggen, dat de Steden, Amersfoort en Rhenen hier niet zouden voorkomen, als helpende uitmaken het derde Lid van Staat, maar als mede bekragtigende haare voorrechten. Een uitvlugt waarlyk, die, zo veel zy verftaanbaar zy, naauwelyks wederlegginge verdient! Alles  C 13 ) Alles wat men toch in dit opzicht van de Stad Amersfoort zeggen kan; past ook op de Stad Utrecht. En het is voor ons genoeg, dat hier Uit .ykbaar is,, hoe de Stad Utrecht niet is gewettigd, omtrend de alhier' gefoemde rechten, de Stad Amersfoort te vervangen, te vertegenwoordigen ot uitteOuiten. Terwyl wy vermenen duidelyk te hebben aangetoond j at te Stand of Staat der Steden voor dezen tyd geenerhande aandeel in de ^PCr™\Cht °Ver het gemeene Sticht gehad heeft: zo dat het gewis van ff" pireekt' dat geene der Steden, en dus Utrecht even min als Amers> als een derde Lid van Staat, in de betekenis zo men dit thans zoude komen0' " ^ " ^ dQldQ Va" de °PPermach,: bezittende, alhier voor- de^ld^T UltVlUgt is van §elyke waarde, daar men voorgeeft, dat aan ■', : C y dien Landbrief genoemd, geen ftem in Staat, maar alleen bepaa de rechten worden toegedaan} want behalven de reeds gemelde fpee- mge met het woord Staten, toen in de betekenis, daar men dit in wil doen voorkomen, niet bekend; fprak het van zelve, daar, benevens de Staat of rang der Kerkelyken, nu ook de Edelen en Steden in de rechten by den Landbrief vermeld deelden, dat zy ook hun zeggen, hunne Hemmen, onder deze Standen of Staten hadden over het geene tot die ftukkena' en alzo mede over derzelver handhaving en gevolgen, betrekkelyk was ; het geene met opzicht tot die tyden, en zo dit nauwkeurig *al worden nagegaan, ook nog tegenwoordig, in den volften nadruk niet anders bete. enen kan, dan,Amersfoort en Rhenen hadden, even zo Wel als Utrecht, item m Staat. woECdhteiKfChyn£ hi6r teg£n t£ ftlyden een detde ritvla&i gehaald uit deze folder H Landbrief voorkomende : Waert dat die Jioel van Uytrecht recht is 'föf***'* 0J^dat die BisfchoP in der W nia on^faen en waer, alfe dicbeytder EccleJ^Ê^f^Z ^ " ^ ** "*"KWW* J JJ, aaeren, Knapen, en de stat van uytrecht alse voorsz. is, TOT BEHOEF des bisschops , die toekomende is indertyt,. ende hem die fiotevry ende commerloes, ende ambochten overgeven, als bi ont~ is, ende defe voorfz. punten eerst geloeft, gezeken, ende gefworetibeeft, ende zyn opene Brieven daar op gegeven heeft. Uit deze woorden blykt, zegt men, wie by het openftaan van den Bis]}010iPelyken Zetel de °PPerfte macht bezat, want hier behoefden de Rhe e? CU Ambacntsliedei1 "iet mede aan de Seden Amersfoort en BedT' maar aUeen de Ecclefien' Ridderfchap en Stgd Utrecht ' e doen: zulks dat deze drie Leden nu de Oppermacht over het fctient uitmaakten. ene bedenking3 die wel, by een opmerkend inzien van den Land-' m , van zelve haar kragt verliest; dan welker meer uitgebreide op-  C H ) ïosfiiige, ons te duidclyker in het oog zal doen lopen, van waar het was, dat de Stad Utrecht in laatere tyden en volgende chartres menigtnalefl voorkomt, als alleen het derde Lid van Staat vertonende: en waar uit men federd, boe wederrechtelyk het zy, in dezen zich op fa&a te bereepju, vooral daar'er grondwetten voorhanden zyn, het uitfluitend recht der Stad Utrecht heeft trachten goed te maken. Men merke dan op, hoe de eed, die de Borgfaten en Ambochtslieden volgends den Landbrief moesten doen, in het Capittel voor de drie thands genoemde Staten , en onder deze dus mede expresfelyk aan alle de toenmalige Steden des Stichts Utrecht, Amersfoort en Rhenen, tot hehoeff des gbsmeyns geftichts van Uytrecht was: terwyl zy in tegendeel als diefloel jhnder lieer zvaer, deze met eede geftaafde belofte, nietten behoeve van het Sticht, maar uitdrukkelyk tot behoef des Bisfchops die toekomende is, verplicht wierden afteleggen. Deze belofte had dus geene betrekking tot de opperfie macht van het Sticht, maar betrof alleen het belang des Bisfchops, die toekomende was. Er lag den Staten, als vertegenwoordigende alle de Landfaten, ten hoogiien aan gelegen, dat geene Sloten of Ambachten door de Bisfchoppen geduurcnde hunne Regeeringe wierden belast of vervreemd. Dan het zotfda eene ongerymdheid zyn, te zeggen, dat het belang van dezelve Staten ook vorderde te zorgen, dat zy die belastinge zelve niet en deden tot prejudicie van den Bisfchop. Neen, hier zorgde de Bisfchop voor zyne Opvolgers : en dit konde genoeg door zulke van de Algemeene Staten gefchieden, welke binnen Utrecht hun gewoon verblyf hielden, zonder dat de buicengezcte Staten, en dus ook de Steden Amersfoort en Rhenen, van noden hadden, daar toe ten Capittele te verfchynen. Men vind ook federd meermalen en zeer duidelyk dit Onderfcheid tusfchen deze twee.ërlye Vergaderingen der Staten. Eene van dezelve, die men zoude kunnen noemen de Vergadering van Staten tot dagelyks voorkomende zaken, van weinig aanbelang voor het gantfche gefticht, ofte die veel fpoeds vereischten, hoedanig was het beèedigen der Ambtenaaren, ten behoeven van do volgenden Bisfchop, werd naderhand genoemd eene Vergadering der Binnen /laten. immers werden dus op den 14e November, 1575, op bevel van Gecommitteerden van den Hove, en de drie Binnen -fiaten 'sLands van Utrecht, Notarieel geinventarifeerd eenige penningen van den Bisfchop; waar over men verder kan nazien het verhaal van Bor. B. 10. bl. 776. En beftonden deze Binnen - ftaten uit de tegenswoordig zynde Geestelyken, uit de Ecclefien, de Edelen binnen de Stad Urrecht wonende, en uit eenige Leden der Stadsregeeringe. Even als men daar van ook een voorbeeld vindt in het Prothocol dér Hee-  ( 15 ) Heeren Staten van den 3c Juny 1540, waar gemeld ftaat, dat forhihigên Q de Staten by den anderen geweest zyn, en wanneer na goedkeuringe *an de Sehiercedulle van den Lekkendyk, een vocrftel gedaan werd tot *a ramen van een onderpand, om daar uit fommige kosten te vinden, ge* cefolvae-d wierd, dat men hier op die vier Steden expresfelyk mitten E. en Mtterfiébup huyten doen befcryven fall tegens Donderdag den 7* Juny. En w ma .Üiea defe dachfaert, foe veel den Preelaten en Eccelefie, en gemeene .t^tterfchap aangaan mach tot ten ?e Juny voorfz. gecontinueert. Ten blydat deze Binnen.daten gedurig by den anderen kwamen, en zaken het gemeene Land aangaande, van weinig aanbelang zynde, afdeden, op naam e!" aten; d°Ch 0vertuiSd waren, dat zy tot zaken van gewigt alle de en moesten verfchryven, als welke niet expres befchreven wel mogten, cocn met gehouden waren by deze Binnen-ftaten te verfchynen; zo als ner twee Gedeputeerden van Amersfoort fchynen tegenwoordig seivcest te zyn. 0 b ö Lus maakten deze Binnen-ftaten in den jare 156Ö, volgends hei eige getuigenis der generale Staten dezer Provincie in het Proces voor den Raad Lands van Utrecht, binnen Utrecht wezende, om alfo te vertonen, dat ^ * e?l Ver^ond d* ë^eralc Staten, maar eenige particuliere, die in de -en ëWoonlyk zyn te komen, terwyl zy reeds by antwoord hadden ge. ?SU> niCC 2oade bevonden worden, dat dit accoord hy de Staten] vergadert, gemaakt was, onder anderen mede voor reden joort IV ^ RidderfchaP buitenUtrecht gezeten, en ook die van Amersj• or , yck} Rbeuen en Montfoort, daar by, üen, over.nochte toe aeroe°e« waren gezueett a- j n Tr- en geroepen worden. nochtam ™ alk Smen ^rgaderingen verfchreven sewee^d? de2e,manier —Binnen-ftaten, allengs zodanig ingekropen geweest, dat men dikwyls geen tyd hebbende om de Staten te vergaderen immers dat voorwendende, evenwel Staatsgewyze by deze Binnen-ftaten refolveerde: in voege dat van noden wierd, by eene expresfe refolutie van üen 8» November 1650, ter Befchryvinge genomen, het laden van deBin- M ttaten j om Staatsgewyze te refolveren, aftefchaifen, Z. Plac. boek B, dia 1 325-' en bevorens Wq1 eens oordeelde expresfelyk te moeten beüdflt f°mmige zaken niet af te doeu in e£ne andere Vergaderinge der tatei1' Waar t0e §eroePeQ waren alle die geene, die daar toe horjt ' ht gm°°"lte ftn Seroef™ te wefen: gelyk in de fubmisfie der Steden jecn en Amersfoort by den Zoen van den jaare 1458: V. Matth. ren JIZ'Ja fJ*l H°e ZCer d£2e Binnen"ftaten zich 00k menigmalen hebben lj UW üe drie Staten in of binnen Utrecht renderende Z. Bor. B.10 D & bli  ( i* ) i>h?%2} Bondam verzamelinge van ongedrukte ftukken D. i bl. 220 D. 2 bi. 138, en zich ook doorgaands voordeeden als vertegenwoordigende de clrie Staten van den Lande van Utrecht, gelyk onder anderen in den Rentenbrief van den 13e Oétober 1581, fpruitende uit het zogenoemd geleende van den Aartsbisfchop, gepasfeerd onder het Zegel van twee uit de Ridderfchap, en de Stad Utrecht zo over haar zei ven, als over die Steden van Amersfoort, Rhenen, Wyck en Montfoort, reprefenterende famen die drie Staten: V Bor B. 10 bl. 777, hoewel dit was uit kragte van Oclroy der Staten: dan gefchiedde dit ook wel, wanneer dezelve Binnen - ftaten zeer onvoltallig zynde, iets verrigtten: zo alsby voorbeeld de brief op den ia™ Febr. 1577 aan de Gedeputeerden te Brusfel, om Bosfu tot Gouverneur te verzoeken, op naam van de drie Staten, doch zonder voorweten van de Regeringe van Utrecht, werd gezonden F. Bor. B. 10 bl. 783. Doch was van deze Binnen - ftaten zeer onderfcheiden de andere en eigëntlyke Vergadering van de Staten, het generale Capittel van de Staten genoemd, waar toe de vyf Ecclefien, de Ridderfchap buiten en binnen, rhidsgaders de Stad en Steden expresfelyk wierden befchreven, en waar zaken van meer gewigts voor het ganfche Sticht afgehandeld wierden. Hoewel ook de benaminge van generaal Capittel wel eens door de Binnen Staten alleen gebezigd zyn kan; alzo oirfpronkelyk, gelyk bekend is, de vyf Capktelen in den Dom zaamen vergaderd, een eigentlyk gezegd generaal Capitté] uitmaakten. Dan wanneer generaal Capittel van alle de Staten zoude worden behouden, werd menigwerf, in tyden van beroerte, vry geleide gegeven, op dat de buiten gezete Staten daar op veilig zouden verfchynen: zo als men daar van, onder anderen, voorbeelden vindt by Barman Utr.Jaarb. D. 1 R445 én D. 2 bl. 344. En even dit onderfcheid had ook in het naburig Holland plaats, waar, volgends getuigenis van de Heeren Staten by derzelver Refolutie van den 22ft<* May i56"3, aangehaald in de onlangs uitgegeve fchriften van denPenfionaris Slingeland, D. 1 bl. 56, de generale befchryvingen niet gefchiedde, dan in merkelyke zaken van importantie, ah van beden en diergelyken, terwyl andere lopende zaken, dienende tot beleid van Procesfen en andere diergelyken fyn gedaan en gevorderd by de Gedep. van de zes Steden, en eenige Edelen, die naast gezeten zyn. En wordt dit onderfcheid tusfehen generale en andere Dagvaarten, de laatfte dienende om particuliere lopende zaken die dagelyks occurreren, en fpruitende uit generale dagvaarden , en Ref dutten van dien, als rekeninge te horen, fwarigheden daar in vallende te vuideren, enz. nader ook opgegeven by eene Refolutie van den a8 wezende van dato den 2.6 May 1539, en in der Staten Notulen fob 118 te vinden: als waar by zy vernaaien, hoe de. Stad Utrecht, buiten Confent en wil van den  C 19 ) r'ou 'bais.bhecr, zich in oorlog tegen den Heer van Ysfelfteyn begeven, ca daar door in zo groote fcimlden geftoken had, welker betalinge aanleidinge tot dén Verbandbrief, en de lasten daar by gefield, hadde gegeven. Zulks dat deze Verbandbrief, haare oirzaken en gevolgen, in plaatfe van het vermeende recht der Stad Utrecht, om alleen het derde Lid van Staten, ook ondanks de Stad Amersfoort te vertegenwoordigen, juist het tegengestelde bewyst, en aantoont, dat de Stad Utrecht, wanneer zy wegens het Lid der Steden, in zaken het gemeene Sticht betreffende , alleen tegenwoordig was, geen recht had, om de andere Steden aan haare ftemminge te onderwerpen; noch de andere Staten ook, zonder die Steden, de Oppermacht uitmaken konden. " En 20 bIeek ook in den Jare 1499, dat de Burgers van de Stad Amersfoort niet eens verpligt gerekend wierden, eenig Mergengeld of Huisgeld te betalen van hare goederen, zelfs buiten de vryheid van de Stad gelegen, wegens eene ukzettinge daar van door den Bisfchop met de Binnen-ftaten gedaan; zulks het van noden was, dat daar over een vriendelyk accoordtusfchen de Steden Utrecht en Amersfoort, op den 18 January deszelven jaars, gemaakt wierd; waar door deze Stad, behoudens haare rechten, dit gedoogde, en men overeenkwam hoe voortaan, NB. wanneer de gemeene Staten met den Bisfchop, eenige ukzettinge, ten behoeve van de Steden Utrecht en Amersfoort deeden , de verdeelinge zoude worden gemaakt, naar luid des Bnefs daarvan, in het Privilegienboek der Stad Amersfoort geregistreerd. Het was derhalven verre van daar, dat eenigezaaken, zoals bydenLandhnef, en volgende voorbeelden, door de Stad Utrecht, van wegen de Steden alleen tegenwoordig, met de andere Staten verrigt wordende, die Stad daarom het derde Lid of gedeelte der Oppermacht zoude uhgemaakt heb- e», ofte ais ZOdanig by de Steden zoude erkend zyn. Uelykhet ook allerdwaast zoude zyn, wegens het aangehaalde uit den Landbrief, te willen beweeren, dat de Oppermacht by het openftaan van des Bisfchops Zetel, by de Stad Utrecht benevens de andere Staten zoude hebben bernt: daar deze beëediging ten behoeve van den toekomfhgen Bisfchop geen de minfte daad van Oppermacht behelsde. Terwyl toch, als boven reeds aangemerkt is, de Edelen of Steden, in de aanfteUinge des Bisfchops, ofte eenige zyner Ambtenaren, in het Sticht, geen zeggen hadden, anders dan omtrent de bepalingen, nu by den Landbrief gemaakt. • •• HUT6"3 h°e dC 0pperfte Macht, zo ver die by den Bisfchop in der 7 's"?et°efend wierd' by het °Penftaan van den Zetel in den boezem van e Sta Utrecht, benevens de andere Staten, te rug keerde, kan men leeren uit den Voorrechtsbrief van den Roomsen Koning Wenzelaus, den 14 Maart X380, en dus nog vyf jaaren laater dan den Landbrief, te Nieuw- E a poort  C 20 ) poort gegeeven, en te vinden in het groot Charterb. van Mieris D. 3 bL 368, waar by die Vorst, met goedvinden zyner Leenmannen of Ryksraden, aan die van Utrecht vergunt, dat de Schepen Burgemeester, by het openftaan des Bisdoms, het Schoutambt zoude mogen waarneemen, en dat deze, benevens de Schepenen, door denDecan, of oudften Canonik, zoude worden beëedigd; want dus zyn daar van de woorden: Qjtod quandoque evenerit, five contigerit, fedem Epifcopalem Traje&enfem vacare, quod tune magifter Civium fcabinorum Civitatis , qui tune fuerit pradi&a Civitatis Trajecten fis, adfacienda & exercenda omnia judicialiter, qua ad verum judicem Civitatis Traje&enfis pertinent, & pertinere na* fcuntur. Etiam quod Decanus Traje&enfis, vel fenior Canonicus ibidem, qui tune pro tempor e fuerit refidens, ab eodem judice, & fcabinis recipiet jur amenturn de miniflranda jufiitia in dicta Civitate Traje&enfi quousque & tamdiii de ipfa Traje&enfi Ecclefia fuerit per ele&ionem difpofitum, vel per fidem Apofiolicam provifum & non ultra, falvis tarnen emolumentis & juribus hujus modi jurisdielionis futuris Epifcopi Traje&enfis, nofiris & Impsrii facri , <5? aliorum quorumcumque. Het welke wy meenen dus woordelyk te moeten aanhalen, om het ydel voorgeven, hier voor verhaald, in helderer daglicht te brengen: daar toch niets minder met de gewaande Oppermacht over het Sticht, die Sede vacante tot de Stad en andere Staten zoude zyn gekeerd, ftroken zoude, dan dit Privilegie door den Roomsch Koning verleend, en waar mede men vergelyken mag den eed by de Schepenen in het kleine Capittelhuis afgelegd, daar zy in de Tusfchen ■ regeeringe zwoeren te rechte te zullen komen, als zy van den Schout, die nu van 'sRoomfche Conincks wegen Scoute te Utrecht is, vermaand wierden: V. Matth. de J. Glad. c. 30. Dan is alleronwederfprekelykst, dat de voorrechten by dezen Landbrief vermeld, en alle derzei ver gewigtige gevolgen, aan de Steden Amersfoort en Rhenen, even zo wettig toekomen, als aan de Ecclefien, Ridderfchap en Stad Utrecht: en dat deze drie laatfle allezins verplicht zyn de Stad Amersfoort in deze haare rechten, des begeerd, te handhaven, en te doen handhaven. Nu ftaat ons te onderzoeken, of de Stad Amersfoort met opzicht tot zodanige Oppermachtige rechten, als zy in den haare, gedurende de Bisfchoppelyke Regeringe geoefend heeft, van de Stad Utrecht afhankelyk geweest is, dan als Pares met dezelve fteeds gehandeld heeft. Of fchoon niet blykt, dat de laatstgemelde Stad in dit opzicht immer zich dit heeft toegefchreeven, agten wy echter het onderzoek hier van te wezen van het uiterfte belang, om zodanige reden, als wy bereids vooraf  C « ) vooraf opgegeven hebben, en die zeer duidelyk bewyzen, dat dé macht der Staten, zo ver die door de tegenswoordige uitoefening van die rechten, onbepaalder, en dus ook over de Steden, uitgebreid is, moet worden verftaan, oirfpronkelyk in den boezem der Steden te berusten: als welke die rechten van ouds bezeten hebben, en zonder welker toeftemminge, opdragt of medebefehikkinge, de andere Staten niet en zyn bevoegd om dezelve rechten uitteoefenen, met die uitwerkinge, dat de Steden, welke dezelve vóór de overdragt der wereldlyke macht aan Keizer Karei bezeten hebben, en daarvan nimmer afftand deden, daar in begrepen of aan verbonden zouden weezen. Wy merken dus hier by voor af aan, dat de Stad Amersfoort van ouds is geweest een Hoofdftad des Geftichts, even als Utrecht; Zo getuigt Bisfchop Fredrik van Blankenheim, daar hy op den i Oétober 1405 met confent der Capittelen aan die van Groeningen zyn Gericht overgeeft, dat hy tot verzegelinge van dien brief mede gebeden had zyn* Stad ende Hoeft/leden zynes Geftichts, als an de/er fyde zyne Stad van Utrecht, ende fyne Stede van Amersfoerde, ende an die andere fyde ah in Zallant die drie Iioeftjlede aldaer, als Deventer, Campen, ende Zwolle: Z> den brief by Matth, de rebus Ultraj. p. 5. Zo ook, daar dezelve Bisfchop by Rade der Pralaten ende Capittelen zyner gemeynre Ecclefie, Ridderen en Knapen, zyner Stat van Utrecht en zyner Stat van Amersfoort een vriendelyken overdragt met de Burgemeesteren en Raad en de Gemeente van Groningen gemaakt had, om die Stad wederom aan het Sticht te brengen, werd aan dezelve mede vergund, Item Jo lal onfe Stat van Groeningen een van de fes Hooftfteden onfes Geftichts van Utrecht wefen ende bliven tot ewigen dagen toe , welken brief de Ste-; en Utrecht en Amersfoort, benevens de Ecclefien op den 15™ May 1410 hebben bezegeld, ihid. p. 60 & 6u Gelyk ook de Steden Utrechi- * a™»~«c . r\ ^ - „ ,n recht' Amersfoort, Deventer, Campen ert Zwol, als de vyf Hoeftfteden des Geftichts van Utrecht, voorkomen en genoemd worden, in den zoen met Hertog Amold van Gelre, van den, jaare 1429, aangehaald by Matth. rer. Amorf. p. 280, mede in hetPrivilegieboek der Stad Amersfoort geregiftreerd. En welliield de Stad Amersfoort, onder deze vyf Hoofdlieden, den rang Vóór de Steden Deventer, Campen en Zwol, zo dat deze Steden behaalCrdragbrief tUsfchen BisfehoP Fredrik en de Stad Groningen, aanhebbend by ^attb' de rebus Ultrai- P> 68 voor Amersfoort gezegeld die thand ^ Bisfchop tiaar af eene a£ie van nQn prejudicie, zo als men onfe Stadt Z°Ude' gegeven heeft' waar bv h* zegt: En^ ™n* van Amersfoort in denfelven brieve laitfie van de Steden seWeven ftaan ende after befegelt hebben, dair fy dagh of nemen, dat fy F met  ( 22 ) met recht, ende alder heercommen voor onfe Stede van Overysfel fasn, ende zegelen [ouden; foo bekennen wy, dat onfe Stat van Amersfoort voorn.' doe des tyd, om onfer, ons Gapittels, ende ons Stadt van Uytrecht bede wille die brieven hefegelt hebben, bchoudelyk hen al hoirs voirdeels, outshaircommen ende rechts dat fy van ons gehad hebben, ende loeven mede voor ons ende onfe nakomelingen, dat fy tot andere tyden, als dat meer gevalt, fegelen en faen fullen, of die Steden daar hen dat gebeurt van den ouden heercommen ende van rechte, enz. naar luid des briefs daarvan in het Privilegieboek der Stad Amersfoort geregiftreerd. Deze Stad derhalven onder de Hoofdlieden des Geftichts met Utrecht en de andere genoemde Steden erkend, moet dus verftaan worden tot alle de voorrechten der Hoofdlieden met dezelve gerechtigd te zyn geweest. Ën het is bekend, dat de Hoofdfteden omtrend dien tyd doorgaands het meeste bewind in de zaken van Regeringe hadden, zo als dit wordt opgemerkt by Wagenaar, Vaderl. Hifi. D. 3 £/. 360: behalven dat zy, in veeIe opzichten, het recht van Oppermacht in den haare hebben geoefend, gelyk dit in den jaare 1690 door de Overysfelfche groote Steden is gededuceerd. Zulks dat in die Steden een zeer gering gedeelte van Heerfchappy voor den Landsheer zeiven overbleef; waarom dezelve Steden dan ook tot den rang van Ryksfteden, als meer onmiddelyk onder de befcherming van het Duitfche Ryk behorende, klommen, zo als dit omtrend de andere Overysfelfche Steden plaatsvond: Z. Racer; Overysf. Gedenkft.w het voorbericht en de aldaar aangehaalde plaatfen. Waar van daan dan ook Amersfoort uitdrukkelyk op den lyst der vrye Ryksfteden geteld wordt, en als zodanig m den jaare 1471 op denllyksdag te Regensburg, benevens Utrecht en de drie Overysfelfche Hoofdlieden vertchenen is: Z. Van Loon Leenr. van Hall. in de Lyst der Beivysftukken, l« Verdeelinge bl. 27, 67 en in de Verhandeling zelve bl. 2,55 (& ibi, 1. Lirnnaei, Jus Publ. Imp. R. T. 1 pag. 3) Goldaftus T. 2 Conftit. Imp. 1 P- 31- En de rechten zodanige Steden competerende worden by Hertius in Disfert. de Specialibus Rorn. Germ. Imp. fecl. 1 §. 6 ex Inftrum: Pacis Osnabrug: opgegeven, te wezen uitgeftrekt tot Regalia, vectigalia, reditus annui, Libertates , Privilegia Confiscandi, & {„fc dependentia, aliaque jura, ab Imperatore & Imperia legitime imperata, vel longo ufu — poffeffa & exercita, cum omnimoda Jurisdiclione intra muros gp in territoria. Zulks dat de Hoofdfteden van het Sticht tot deze rechten zynde gewet^ tigd, het van zelve fpreekt, dat 'er weinig voor den Bisfchop binnen de Steden overbleef, en dat de Steden, die dit meerendeel uit derzelver Stadsrechten afleidden, zich het zwakke der Bisfchoplyke Regeringe zeer we! hebben  C 23 ) heobeii weten ten nutte te maken, liet oude Duitfche fpreekwoord, dat eronder den krommen Staf goed woonen is, bevestigende. daar de Steden, en wel namelyk de Stad Amersfoort, even als trecht, zo met alle, ten minfte genoegzaam alle de rechten der Oppermacht over haare Burgers en Inwoners uitoefende, volgt van zelve, dat "aml °pzicht tot die rechten niet en kan worden verftaan eeni- dat de ü ^ ^ U^trec'lt afhankelyk te zyn geweest, en overzulks eerfte ' stSemelde Stad, zonder tusfehenkomende wettige overgave, de ce ' Vermas te vertegenwoordigen of uit te fluiten, by zo verre enTver 1 T^T ^ d£ StatCn Van den Lande 0ok binnen de Steden> erzelver Inwoners, thands worden uitgeoefend. jLiouwens ?n \to j • den Ir, ' e rechten uit het Steden recht in het gemeen zou- foort Unen W°rden afge!dd' iS h£t onbet™stbaar, dat Utrecht en AmersA-Jü gdyk Üiian moesten> volgends den brief van Bisfchop Hen- van Vianen, onder Stads Privilegiën geregiftreerd, waarby hy aan oe laatstgcmelde Stad in den jaare 1259, «« dit B. Oduiphi, uitdrukkelyk boven haare oude rechten en gewoontens nog vergunt, talem libertatem, & Me jus cimtatenfe, quod vulgariter Stads reghte nuncupatur3 aualem vel quale drnéfcuur habere nofira civitas Traje&enfis; zonderende alleen uit de ~ Sdng' : den Bisfchop ter H™d te volgen: dan foort naderh , ^ Y voorkomt > 20 dat waarfchynelyk Amers. rechte van d ^ ow'mSd> *"* BurgerS' "aar de §ewone verpli.tino. nm? tyd'.Van Zdve van dezen last ontflaSen zyn, wegens de £^"aS om h«nne eige Vesten te bewaren. kan lotrtÏer6 f^f^ ^ *°Sen0emde Majefiatica major. Bisfchopiyi-e R a" Stad £Ven 20 min als aan Utrecht> gedurende de Het recht van o0" w wo'de* tegengefproken. Vorften of Steden aantel \ byzondere verbonden met vreemde ot Meden aant.gaan, zonder toeftemminge van den Bisfchoo i, t memgvuldige voorbeelden kennelyk, dat ^W^eS^ . tt 00k ™ verfcheide Zoenbrieven in Stads Registers blyken ma»nen^z^onder anderen den Zoen met Willem Hertog van Gelre van den Oelder 'Z'dl lTf' *' ™> " ^ H^ Reinout van gevond " ^ 253' overeenkomende met het geene Jacoba* W°rdt ih StadS PrivileS'ien- Ter*vyl dit ook de Oorlogen van derftennd^ ^fèm* Waarin Ufcrecht en Amersfoort haar zo kragtig 0nV. Heda^' Z°ader da£ de Bis*chop daarin deel nam, getuigen kunnen in de stLV ! ^ w * Pëlf va" een Vredensveidrag , Waa; waren, deze^^ AmerSf°0rt> ook zonder den BisfchoP> begrepen fche Heeren 7'/ WiBgeM den aa»koudenden overlast der Cabellauw» oeviugt tot den Bisfchop namen, en nevens denzei ven, F 2 doch  ( 24 ) doch in dit opzicht als onafhankelyk, verbintenisfen met andere Heerea en ook met de StadLeyden, tot onderlingen byftand aangingen: F. Matth. 9W. Amorf. p. 244 en Mieris groot Charterb. D. 4. bl. 542, overeenftemmende met den Verbandbrief in Stads Privilegiën , waar by de Bisfchop voor zich en die tot zynen Geftichte behoorden, onderfcheiden van de Steden Utrecht en Amersfoort, als onderhandelende partyen voorkomen, en mede bedingen, dat zy eikanderen zouden helpen, elk naar zyn macht, ende op zyn zelfs kosten, winst ende verlies. En dat dit recht geen twyfel onderhevig was, mids de Stad niet tegen den Bisfchop krygde, blykt uit de verbintenisfe tot hulpe dezer Stad, waar ónder Eembrug en Bunfchoten buiten dit geval lagen, zo Als daar van uit Stads Privilegiën de Brieven worden aangehaald, by Matth. 1. 1. p. 231 & 232. Terwyl in tegendeel de voorbeelden leeren, dat de Stad Amersfoort zich niet altyd behoefde te mengen in de Oorlogen, welke het overige gedeelte des Geftichts aanging , waarom men ook in het Verbond met Hertog Aelbrecht van Beijeren, van den jaare 1398, eene byzondere voorwaarde vindt: Ende waart dat 't een Oorlogh werde tusfchen den Geftichte van Utrecht ende ons, ende de Stad van Amersfoirde des Geftichts huiper worde, foo en foude &c. V, Matth. rer. Amorf. 374, en Stads Privilegiën. Het leed ook geene bedenking, of de Stad Amersfoort had het recht, om met vreemde Heeren verbonden te fluiten, mids die niet tegen den Bisfchop en het Sticht waren: en werd dit zelfs by de Steden Utrecht, Deventer, Campen en Zwolle, als gekoren Zegsmannen in het gefchil der Stad Amersfoort en Bisfchop Frederik van Blankenheim, en dus in zeker opzicht in judicio contradicforio erkend, daar zy zeggen: Item zvant onfe genadige Heer van Utrecht hem fynre Stat van Amersfoirt becroont, dat fy hem an vreemden Heerfchip verbonden fouden hebben, dat onfen Heer, en fyn Geftichte grotelicken tegens dragen foude, daer die van Amersfoirt tegens feggen, dat fy geen verbonden met ymant gemaeckt hebben, dat fynre genade ofte fynen Geftichte tegens draecht, daerom feggen wy, die van Amersfoirt daer van doen fullen, gelyk fy felver geantwoirt hebben — dat is te zveten alfo vroe, als fy ge/licht ende gefcheyden fyn van den Hoochgeboren Forfle, den Hartoge van Gelre, dat fy dan die verbande openbaerlicken toonen fullen onfen Heere, fynre Ecclefien, Ridderen, Knaap en, Stadt en Steden voorn. &c. V. Matth. I. I. p. 234, overeenkomende met de uitfpraak onder dezer Stads Privilegiën. Dan even zo blykt Stads Oppermacht, in gelyke maate als die der Stad Utrecht, ten opzichte van Verbonden, Oorlog en Vrede, met alles wat daar van afhangt, en haar nog durend recht, om daar over met de andere Staten des Lands te helpen befchikken, zo dat het radicaal of oirfpronkelyk. recht  C *s ) . ïö2 m baared t-igen boezem is berustende, en geenzins van eenige «*Jatinge of vcrgunninge van den Bisfchop af te leiden is, zo veel deze Stad u die handelingen, of in de gevolgen daar van, begrepen wezen mogte. Even Z°'. ZCgsen wy' blvkt ^aar primitief recht tot dit voornaamfte deel der Sou. X'^r^L"1' Verbond ms&hm Bisfchop Fudtril Van Baden- eyS£C^ ^d&n der ^sfefem, en Burgemeyfteren, Scepenen en Raden va>i 8 bieden, hier na befcreven, als aan defe fide, van Utrecht, * ";ersjUlrt' van Rcmn en van IVyck, en aan geene fyde Deventer, ampin ende Zwolle mitten cleynen Steden aldair op den 19 Juny 151a kleine sTaT* 2"Steden' dedrie laacften voor zich zelven en over de andere meerende ° beZCgeld' te vinden bY Bumbar in Anal. Tom. s, p. 4.57, en van £1* °Verüenkomende met het Verhond tusfehen Bisfchop Frederik Utre k tf* ea zvne Stad en Steden aan deze zyde der Ysfele, Au* g uis 1399 voor den tyd van twintig jaaren opgericht, te vinden by Mieris Lbarterb. jj. 3 bl. 700, en overeenkomende met den Briefin de Privilegien van Amersfoort, ten blyke dat dit niet nu of dan, maar gedurende de geneele Bisfchoplyke Regeringe, federt de Steden tot merkelyk aanzien geklommen waren, aldus rechtens is geweest. % deze overeenkomst wordt onder anderen bedongen, ten en V^?ThOUriöge aUe* "ieteeniSeF^n enz. gefioteneTrafladers daar , I™1^11' 20 dat rae" ^ich gezamenderhand tegen de overtreaers aaar van verzetten zoude. toeGh3?,lelkaRderen °nderling tot 'sLands wclvare» ^ raden, en daar Utrecht >Cene algCmeene Vergaderi"g te houden, het eene jaar te wanneer'de zalt andCre ™ ^ ^ °Veri'VSfelfchö Steden> behalven nog> 3°. Hoe deaBi"f mCerder bveenkomften zouden vereifchen. de Ecclefien en Stil' °f 7"e nakomelinSe» > ««gelyk lydende, dat aan «iet- kunnndf 7 *** T ^ ** Ysfelen tone« ^ude die dat Z Z T en'Zül]de KiUerfchap Stad «*» V******'» zyne Steden aan beide zyden der Isfelen dadelyk de Wapenen opvatten En -LZrtier°mtrend een dcr Steden plaats hebbende> zoude de Bisfchop een (Volgends rf" ^ UtreCht D°em' 611 i0 °**f** ter Nyerbruggen dm f i a Vatl re Spoldenberg) beleggen, en voords zoude men ddn ook doen als voorlz. is. ren, 'rft^l^ 6211 ^ Partven door geweld overvallen; hy mogt datafkeewraak Z°nder in agt "eeminge van het geene voorfz. is, uit weder■ geenen Oorlog treden. Privilegiën j^enTZ0llden ter wederzyde onverminderd blyven in derzelver Eandbrieven enz. G Wie,  C 26 ) Wie, die deze Verbonden onpartydig nagaat, zal niet toeflemmen moe» ten,dat devoornaamfte deelen der Oppermacht, thands door de Staten ge» zamentlyk uitgeoefend, immers die van Oorlog en Vrede,tot op het eindigen der Bisfchoppelyke Regeringe in den boezem der Stad Amersfoort, zo wel als in die der Stad Utrecht, en by dit laatfte Verbond ook van Rhenen en Wyck heeft berust? Terwyl deze Verbonden,gevoegd by den Landbrief, op zich zelve genoeg zouden zyn, om het recht der Stad Amersfoort tot de Oppermacht, even onbetwistbaar als dat van de Stad Utrecht te fteHem En daar dit voeren van Oorlog by de Steden op eigen kosten gefchiedde, behoeft men ook niet te vragen naar derzelver recht, om Belastingen op haare Ingezetenen te brengen. Dan alzo bereids hier voor gebleken is, dat noch de Bisfchop, noch de Staten, de Stad buiten haare uitdrukkelyke toelatinge fchatten mogt, zal niet van noden wezen haar primitief recht tot de befchikkinge daar over ter Staten Vergadering alhier nader te betogen. Een blyk echter van dit recht om haare Ingezetenen te fchatten vindt men uit Stads Refolutien aangehaald by A. van Bemmelin zyn Befchryvinge D. 1 bl. 28 en 30. Dan hoe zeer niet en blykt, dat het recht der Munte by de Stad Amersfoort, even als by de Stad Utrecht uitgeoefend zy : kan men echter by de laatstgemelde Stad daartoe ook geene andere bevoegdheid aanvvyzen, dan die oirfpronkelyk op gelyke wyze by de Stad Amersfoort zoude berusten, als namelyk dat zy zich dit recht, als eene Hoofdftad zynde, aangema-» tigd, doch van geenen Oppervorst verkregen heeft. Evenwel door de uitoefeninge van het recht der Munte vermogt de Stad Utrecht geenzins Amersfoort , of het overige gedeelte van het Sticht te verplichten de waarde van haare muntfpecien te erkennen, of dienaangaande eenige verbindende bevelen of alleen, of zelfs nevens den Bisfchop te geven. Maar vindt men in het tegendeel, dat zy zelve omtrend den jaare 1460 de vier Overften uit haaren Raad aan Bisfchop David van Bourgondkn afvaardigde, om hem aan te zetten ter Befchryvinge van de Stad Amersfoort en der Overysfelfche Steden, tot het houden van eenen dagvaard, om een goede order op de munt ten meesten oirbaar van het Sticht te beramen: Z. Barman Jaarb. D. 1 bl. 408. Ten blyke dat de Stad Amersfoort door de Stad Utrecht zelve daar toe mede gerechtigd gehouden wierd, zo als dit ook natuurlyk wezen moest. Alzo de Stad Amersfoort buiten haare toeftemminge onder geene fchattinge kunnende worden gebragt, maar tot de invoeringe daar van met opzichte van haare Inwoneren zelve gerechtigd zynde, ook noodzakelyk de bepalinge der mnntfpecien in den haare maken mogt; het geene met geen algemeen overleg of bewilliging gefchiedende, zeker veele verwarringen, en ongelegenheid moest doen geboren worden. Daar  C *7 ) Daar van vindt men ook in het vierde Boek van het Register van de Be* fchryvinge der Staten op den 28e» Juny 1581, hoe de Staten op het protest der Steden Amersfoort, Rhenen, Wyck en Montfoort ter Staten Vergadeünge ingebragt, onder anderen antwoordden: Ter contrarie Jchyncn die van Amersfoirt feparatie te foucken , namelyk in 'tpunt van 't affetten van de ftuzvers, onlanx gepubliceerd, feilende dezelve (fonder eens die Staten of Stat Utrecht te kennen, of eenige advertentie daar van te doen) op • blanken. Zulks dat het oirfpronkelyke recht der Stad Amersfoort tot de mede befchikkinge over de munten, al mede niet en kan worden betwist, by zo ver dlt aankomt op de bepalinge der waarde of gangbaarheid van het geld: terwyl zy voor het overige daaromtrend met de andere Leden van Staat gey is; en in deze de Stad Utrecht ten meeste maar zoude kunnen beweeren tot eene byzondere munte te wezen gerechtigd, waar omtrend men zich ligtelyk zoude kunnen verdragen. Stads Keuren, ge ftaafd met fancfien van allerleijen aart, zyn zo veele getuigen van haare legiflative macht: dewelke, fchoon zeer befnoeid, echter door Keizer Karei den V, by zyne uitfpraak van den jaare 1538 nog wordt erkend: daar hy wegens klagten over abuizen,die in Stads Keuren zouden gevonden worden, aan de Regeringe beveelt die keuren te herzien en corrigeren tot redelykheid: V. Matth. rer. Amorf. p. 369. k En gongen deze Keuren over allerhande Burgerlyke zo wel als LyffirafFely^e zaken, de fancbien zelve tot Doodftraffen uitftrekkende. Ja fchoon den Bisfchop van ouds een derde deel der keure toekwame, hong de bepalinge daar van geheel van de Magiftraat af, mids zy echter den Bisfchop niet benadeelde: zo als blykt by den uitfpraak van Hertog Viliem van Gelder, tusfehen Bisfchop Frederik van Blankenheim en de '. 7^ dE fsfchoP klaagde, dat de Stad zyn aandeel in de boetens verminderde, door alleen ten haaren behoeve Steenboeten in te voeren: y. Matth. rer. .Amorf. p. 227. Weshalven de Heeren Staten van dit Gewest, zonder mede inftemmin* ge van deze Stad, niet en zyn gerechtigd algemeene wetten te maken, waar aan ook de Inwoners dezer Stad zouden wezen verbonden. Gelyk ook op denzei ven grond van Oppermacht in haare Stad, de onaf^kelyke potestas judiciaria des Magiftraats is berustende, in zo verre kend' dat dezelve, zonder dat Schout of Schepenen daar over wierden gebroeck^ VOnn*scen * aantasten ende vangen , verkeuren ende nadert ^f a^uyt ^aten' wanneer fy onfchuldig waren ende richten na er tad recht, mogte; mids zy niet en richten, dat ander Heerlicheis Matth. UdQn Voorgen1, uitfPraak uit Stads Privilegiën voorgebragt by G a Zo  ( s8 ) Zo dat des Bisfchops Schout zich met lyfftraffelyke zaken oudtyds alhier niet en bemoeide, nochte ook de Schepenen daar over vonnisten, maar byzondere Magiftraten daar na onderzoek deeden, de Burgemeester de Overtreders deed vatten, en doorgaands te rechte helde, terwyl de Raad daar over oordeel wees: gelyk uit menigvuldige voorbeelden kan worden aangetoond. Eu was eene byzondere kenre van den jaare 1445 : Tot tvat tyde dat men rechten zal aan den bloede, foe /dl die Burgermeyfter in den tyd eenen ygeïickcn man van denRaide, out, nye ende gemeynte by hem laten comen,ende gebiede by vyff B. gl. enz. Zulks dat de Potestas judiciaria by de Stad niet en wierd uitgeoefend in den naame des Bisfchops, maar oirfpronkelyk by de Magiftraat, die geenzins van hem afhong, was berustende. In zo verre, dat, even als zulks by de Heeren Regeerders der Stad Utrecht, ten opzichte van die Stad is gededuceerd; ook alzo buiten alle bedcnkinge ten opzichte van de Stad Amersfoort waar is. 1'. Dat niet de Bisfchoppen de Rechters aaniielden of fchikkingen over de Juilitie maakten, maar de Stad. a,°. Dat ook de Bisfchop in geene wereldlyke zaaken in het hoogfte resfort over zaaken binnen deze Stad, vonnisfen, ofte die aan zich trekken mogt. En eindelyk, dat niet by den Bisfchop het recht van gratie is geëxerceerd , maar by de Stad zelve over haare Inwoners. . Gelyk van dit laatfte onder anderen blyken kan, in de daaglykfche Bce. ken dezer Stad uit een voorbeeld van Splinter Hendrik Splintersz. in den jaare 14Ó3; van Jan van Slooten in den jaare 1474 en van Goirt Weijers-_ /hi in den jaare 1483, die allen hun Lyf, volgends vonnisfen van den Raad verbeurd hebbende, uit gratie,de eerfte met ballingfchap, en de beide anderen met eene zeer geringe ftraffe vrygelaten wierden. En zo vindt men ook in den jaare 1515: want Steven Arisfen, die alhier, nu tegenszvoordig /iaat door zekeren handel, gekeert aan eenige van onfen Raide, naer uytivyfinge onfer Stadt Boek daer aen fyn Lyf verbeurt heeft gehad, roe is hem door fonderlinge gracie, en om diverfe dienst, en oik om bede, tot diverfe ftonden, menigwerven door fyn Vrinden en Maeghen aen onfen Raedt vervolgt, en gebeden, gracie gegunt, die felve misdoet in dusdanige correclie gekeert. Zelfs werd in den jaare 1551 eene algemeene afkondiginge gedaan, van dezen inhoud: Ende mede om grote kommer der Stadt, ende die tegenwoordige armoede der Burgeren aengemercl, heeft out Rait, Nye ende Gemeynte Gratioflick gedifpeufeert ende gegost, dat die gene van onfe Burgeren, doot(lagen gedaen hebbende, ende dairom buiten onfe Stat fyn, '- - dat  ( 29 ) dat die felve uyt gmtie t^eyn^e een jain, dat zy gefutnt hebben, fullen mede moegen komen in onfe Buyte-ftat, op conditiën en manier e als voorfz. Gelyk ook Zeger van Achteveld in den jaare 1543 uit gracie, van den verderen tyd zynes Ballingfchap werd ontflagen Alles blykende de Slytingen en Keuren daar van in Stads Boeken voorhanden. Terwyl nopens het tweede Stuk, des Bisfchops Rechtsdwang aangaande, alhier toepasfelyk is, het geene in den jaare 1764 by de Vroedfchap van Utrecht breder is gededuceerd, en deze Stad zich bovendien ook beroepen mag op een byzonder Privilegium de non evocando in civilibus, het welk zy reeds in den jaare iüq8 van Bisfchop Willem van Mechelen verkreeg, volgends een Vidimus van den jaare 1344^ Stads Privilegiën, en by welk uitdrukkelyk bevolen wordt, dat de Burgeren dezer Stad gedagvaard wordende by den Officiaal, of iemand van Bisfchops wegen, de re. den van dagvaarding moest worden uitgedrukt, op dat blyken mogt an caufa fit Eccleftaflica vel civilis by de Staten uitgeoefend worden * en» WiWr t0e dezelve Staten dus al mede zonder uitdrukkelyke me- H de.  C 3o ) deftemminge van de Stad Amersfoort niet en kunnen worden verflaan te wezen gerechtigd. Wy gaan dan over tot ons vierde opgegeve Hoofdpoëet-, «rekkende om te onderzoeken, of de Stad Amersfoort de uitoefeninge van haar aandeel in de Oppermachtige rechten hier voor gemeld aan de Stad Utrecht opgedragen heeft, of dat de laatstgemelde Stad daar toe op eene andere wyze heeft kunnen bevoegd worden. Want daar wy bereids getoond hebben, hoe de Stad Amersfoort tot de bronnen der Oppermacht van 'sLands Stateh, eene zelve betrekkinge heeft als de Stad Utrecht; zo is zeker, dat de Stad Utrecht gerechtigd zynde, om by die uitoefeninge de Stad Amersfoort te reprefenteren daar toe een wettige opdragt of afftand zoude moeten aanvoeren kunnen. Even als dit plaats vond tusfehen de groote en kleine Steden van Overysfel als welke laatfte m den jaare l54o hunne ftemgerechtigheid ter Landsvergadering aan de drie Hoofdfteden uitdrukkelyk onderworpen hebben: F. Racer Overysf. Gedenk/lukken 3 eStuk bl. 211. En daar zodanig een afftand of opdragt niet en kan of ma, veronderfteld maar wel duidelyk bewezen zoude moeten worden: kon men aan de zyde der Stad Amersfoort volftaan met eene eenvouwige ontkentenis van immer zodamgen opdragt of afftand ten behoeve van de Stad Utrecht te hebben gedaan. LL neB Dan in de mogelykheid zynde, om ook voor deze ontkentenis ftellige bewyzen aantevoeren, zal men zich daar aan niet onttrekken En deze bewyzen vermeent men volkomen te zyn, wanneer het oirfpron*elyk recht der Stad Amersfoort tot de Oppermacht, gelyk aan dat van de atad Utrecht, nu reeds betoogd zynde, aangetoond worden zal, dat de StEwT ^ T^S **** mede ™ *d tot «H helpen uitoefenen, al ware het ook, dat die fomryds, door anderen, het 2y aan oy overneerlchinge, het zy by ffi Wy gende toeftemminge, voor al ir zaaken van mmder belang, uitgeoefend waren. Wyl het zeker is d-t '' alle gevallen, enkelde voorbeelden van de dadelyke uitoefeninge ' * d" primitive recht der Stad Amersfoort genoeg zvn nm ». ^ de faculteit daartoe aan zich heeft behouden 2 Ta ^ *y ken van enkelde bevoegdheid Qmera fae^ **** °"Kfend alle houden wordt. En 'er kon -ook in de daadt" T , *1 ? T§ worden, waar in de Regeerders d« sZ fT ? * ?nd"Mi ' , _ a ocact Amersfoort deze aan haare Bur¬ gers toebehorende^Oppermachtige rechten, wettig afgefiaan, opgedragen of overgegeven zouden kunnen hebben: terwyl aan de ander zfd 0me!en zeggelyk is, dat zonder die rechten te bezitten Amersfoort H t nevens de andere Leden van Staat nimmer heeft kunn.n T dnnr allp Hp^i, , j , . Jraer neett Kunnen uitoefenen, en door alle dezelve als daar toe gerechtigd wezen erkend. Deze  ( 3i ) üeze voorbeelden nogthands zyn zo menigvuldig, en door alle tyden , dat men by de aanhalinge van dezelve nauwlyks weet, waar te begin. , ofte waar te eindigen: daar alle de andere gevallen maar zyn uitzonten z^Jn V£r0irZaakt door de onderfcheide Vergaderingen van Sta- gi g die " een al0" 7* ^ is« °f d°°r eene —ld- axug, die geen de minfte grond van recht oplevert. reeho r V00rbeelden ni« ****** om daar uit het Staats- brVy!en' aIS Waar toe wy die> « ™er dan ééne reden ongeaoegzaanj houden, maar alleen nm ^ * , S Zo vindt men dar ft;er i 7140S een , Cl,°5 ****** va" den i4« Jnny Schoon na deze brief niet voor d. «,T S ^ 4 37- * de Statenniet„eiuL° w,t "f f,^hy"tgegeïe"' laS *ar aar, fo»e van verdragen me del aï ' U^'™ W * ■an" hadden in het bezond-r (Ti n ^T™' °f d'e da" be" «l^^ÏÏS^T^fll,k de SKden ÜMcht- ^:r::tsrBisfcl,op op den **■ ^ *#» * *** pin. faer S.JZ''^ RMenn en Kna. komfle met die van Groni„ge„ ' JUT -*»<"A* eene overeen- * 57. üa^ltteIen g^aan, met hunne Zegels bekragtigden. £ tot het SttchtrSeenrn ^ ^J^"1^ *? Iiet aannemen van een Hoofdftad hadden, w£j °PPe^achtige daad, waar in de Steden zo veel belanf oewys vai "oefend: ^ °°k de ^gemelde bezegel al g houd'n zy. * dit geval, by den Landbrief vere set* H ft  C 3* ) Zeer opmerkelyk, en voorzeker de allergewichtigfte daad van Oppermacht, die de Staten immer konden verrichten, was de afzettinge van Bisfchop Sueder van Kuilenburg, waar van het Manifest van de drie Staten 's Lands van Utrecht, zo aen deze, als aen geene zyde der Ysfelen, wordt opgegeven by Matth. in Anal. T. 3 p. 631, waar by de Staten na optellinge van des Bisfchops euveldaden, waar door hy zynen eed hadde overtreden, zeggen: Ende wy Pralaten ende Capittelen der Kerken van Utrecht, Ridderfchap, Recloers ofte Bewynders der Stadt ende Steden 'sLants aen defe fyde der Tfielen voirnoemt, dair dat toe behoirt van outs, hebben voirt gevaren tot utinge des eeds der ontfettinge voirfz. enz. Zulks dat hier by ook al het gezag der Steden als mede Staten des Lands op eenen gelyken voet erkend, en op gelyke wyze uitgeoefend wierd. Niet minder fprekende is Stads recht, als een mede Lid der Souverainiteit in de daar op gevolgde verkiezinge en aanftellinge van den Postulaat, Ru dolf van Diefiholt in den jaare 1427 tot Ruwaard en Befchermer van het Sticht: beginnende de Aéte daar van, in nomine Domini &c congregati ad infra fcripta capitulariter & ad generale capitulum Traje&enfe ut moris efl ab antiquo , pro ut ibidem referebatur, vocati venerabiles, & circumfpecti virt &c. Waar op volgen de namen eerst van eenigen uit de Capittelen, daar na Ridderen en Knapen, voords Pro-confules & Re&ores civitatis Traje&enfis — en endelyk Burgimagiftri & Re&ores Oppidi Amisfordienfis Traje&enfis Dioecefis in loco Capitulari di&a majoris Ecclefice, ubi de more & 'confuetudine long^va Prafcripti Prcelati & Canonici major es &, aliarum Ëcclefiarum Traje&enfium pritdi&arum, nee non milites & Armigeri, atque Re&ores Civitatis & Oppidorum Patria Traje&enfis pmdi&orum, tanquam tres Sïatus per quos Ecclefia & Patria Traje&enfis a longis retroaSHs temporibus re&e fuerunt re&a & confervata, prout adhuc reguntur & confervantur in juribus, libertatibus ac privilegiis eorundem, convocati & congregati ut tenentur & confueverunt, ad negotia ipfos flatus ac Ecch' fiam 6? patriam prcedi&os tangentia five concernentia pertra&anda difponenda & ordinanda. Voords volgt de Aéte van aanftellinge door den Domdeken opentlyk voorgelezen, waar by gezegd wordt die aanftellinge op den Zelfden naam te zyn gefchied, waar na de Domdeken een vermaan deed, om den Postulaat alzo tot Ruwaard te ontvangen. Qua fic fa&a monitio?ie militüm & armigerorum ad unum, nee non Re&orum ipforum Civitatis ö5 Oppidi, ftatuum prcedi&orum ad aliud loca, extra locum capitularem hujusmodi, ftatu tertio videlicet Ecclefiaftico in eodem loco capitulari manente, pro deli- beratione fupra pramisfis habenda fetraxerunt. Et tandem, post aliquantutemporis fpatium di&is duobus flatibus videlicet Militum & Armigerorum nee non Re&orum- pradi&orum ad tertium videlicet Ecclefiaflicum ftatum in di&o loco capitulari reverfis, coram me (Jtfoiario) & teftibus infra fcriptis ae nu-  ( 33 ) numerofa populi multitudine praf&ntibus & adfiantibus propofuerunt per* quem libet pradi&orum fiatüum , fe fuper pramijfis folerter tra&ajfe, & confiderato &c. — ipfi tres flatus, videlicet Pralati & Canonici, Milites, Armigeri, atque Re&ores fupradi&i univerfaliter flnguli & fmgulariter univerfi prafcrïpti unanimiter, concorditer nemine difcrepante, ex certa fcientia ——Venerabilem, & illuflrem Dnum Rudolphum de Diephoi/t, in eorum ac Ecclefia, & Patria prafatorum defenforem, gubernatorem & Mamburnum in Dei nomine receperunt. Eindelyk erkent de Postulaat, tot Ruwaard te zyn verkoren by de Capittelen, Edelen, die Stadt van Utrecht, van Amersfoort, ende andere die gemeene Steden des Lants van Utrecht, belovende den Landbrief te zullen onderhouden, en fpeciaal mede, als hy geroepen wierd ten Capittele te zullen komen, en recht te zullen doen, by Rade en goeddunken der drien Staten, als Ecclefie, Ritterfchap, Stadt ende Steden voorfz., gelyk hy ook uitdrukkelyk mede beloofd had, zonder berade en confent van de voorfz. drie Staten, geen Oirloghe, noch grote faken, dair Oirloghe gefien is of te komen, aan te neemen. Conf. Matthv Anal, T. V p. 440 & feq. By deze zo openbaare en plechtige verklaringe, op naam van de drie Staten, opderzelver last, voor al het volk gedaan, blyft thands geentwyffel, wie te dier tyd de drie Staten uitmaakten, en wie behalven tot dit zo gewichtigebedryf, ook gewoon waren over de zaaken, de Staten zelve, de Kerk, en het Vaderland betreffende, te handelen en te befchikken. Zo als ook al het verrigte, om de onwettige verkiezinge van Jr. Walraven van Meurs kragteloos te doen zyn, en Rudolph van Diephold te handhaven, op naam der Stad Amersfoort, even als van Utrecht gefchiedde, wordende zelfs de eerstgenoemde Stad wegens onvermogen, te dier tyd, voor de kosten gevrywaard, blykens het aangehaalde by Matth. rer. Amorf, p. 293-297, conform het geregiftreerde in Stads Privilegiën. Zo vindt men ook in het gefchil tusfchen Melis Uten Enge, Maarfchalk van het Overfticht, en Hillebrand van Rosfum, Inwoner des Lands van Utrecht den i4en Augustus 1479 een vonnis geveld, beginnende: Wy Ecclefien, Ritterfcap, Stadt en Steden des Geflichts van Utrecht beneden der Xfelen, die drie Staten des Geflichts ende Lands voorfchreven reprefentierende, doen condt allen luden dat voer ons in den generail Capittel gecotw Pareerd is &c. by Barman Utr. Jaarb. D. 3 bl. 424 en den brief en Placaat daar over ibid. bl. 463 al mede op den naam van Stad en Steden wegens het derde Lid uitgevaardigd. En men bemerkt ook niet, dat de Stad Utrecht oudtyds eenige zwangheid maakte in de ftemgerechtigheid der Stad Amersfoort ter Vergaderinge der Heeren Staten te erkennen: fchryvende onder anderen zelve den i5en Augustus 1479 aan de Stad Amersfoort, alzoe een Dinxdage naistkomende I M  C 34 ) m Cot.be tusfchen mynen genadlgen Heer van Utrecht ter eenre, ende ons ter andere zyden, in prefentie ende by-wezen der Gedep. van der Ecclefien, ende der Steden ende van der Ritlerjchap des Geftichts van Utrecht aan deze zyde der Tsfele, een dagvaert gehouden zal worden ter pry men tyd, ruerende van zulken twist ende gefchele, als tusfchen zyne Genade en ons, herkomende van onfe rechten ende Privilegiën, verrefen ende opgefiaan zyn Verzoekende verder, even als aan de Ridderfchap, dat zy toch daar komen , en de zaak ten besten helpen fchïkken wilden. Zo als zy ook met weinig andere bcwoordinge, denzelven dag aan de Steden Wyck en Rhenen fchreef. En vervolgends op den 23™ deszelfden maands aan de Stad Amersfoort, onder anderen deze woorden gebruikende. Alzoe en Dinxdage lest leden tot Gathen op ter dagvairt by de Gedeputeerden van de driën Staten irr't flut en overgec omen ende gherhaymt is geweest, dat myn gnedige Heer ter eenre, ende wy ter andere zyde 3 enz. — — Ende zvant wy dan in dezer zake- niet en denken te doen, dan by raide en goedduncken der dry er Staten voorfcreve, is onfe vruntlike begeren aan uzven Lerfaumheyden, uwe Gedeputierde Raitsvrunden morgen te pryme tyt alhyr by ons te zeynden, om in defe zake te helpen raden enz. V. Eurman Utr. Jaarb. D. 3. bl. 382. Het kan dus geene bedenkinge lyden, of de Stad Utrecht erkende hier de andere Steden als het derde Lid van Staat uitmakende in een zaak waar in zy zelve party, en dus niet te gelyk Rechter zyn kon, waar in zy niet haaren eigen raad behoefde in te neemen , en waar in zy dus zelve niet mede hielp dit derde Lid uitmaken. Zo haalt dezelve Heer Eurman nog een brief aan, door Utrecht aan Amersfoort gefchreven, om dezelve ten generail Capittel van de Staten te nodigen, welke Dagvaart dc Stad Utrecht had doen leggen, om den Bisfchop aldaar ter verantwoordinge te roepen, daar uit het recht der Leden van Staat hier toe bewyzende, ibid. bl. 384. Dan dat de Stad Amers. foort een gelyk recht had en oefende, om Dagvaarten te beleggen, blykt uit den brief der Stad Utrecht den 6ea Jan. 1480 aan den Burch - Grave van Montfoort, daar in meldende - die Stadt van Amersfoort heeft ons totHeze ter dachvaert doen fcriven, daer wy onfe vrunden, alze Gheryt Zouden balch end jan die Coning geordineert hebben, op dezen voermidaag te wezen, die zake waerom en zveten zvy niet. ibid. bl. 416'. Gelyk ook de Zoenbrief tuTsfchen denzelven Bisfchop en de Staten, die de Stad Utrecht bygeftaan hadden, wegens het derde Lid, Stad en Steden betreit, en door de Steden Utrecht, Amersfoort en Rhenen mede aangenomen en bezegeld is-, ibid. bl. 475. Almede vind men de Steden Utrecht en Amersfoort, niet alleen op-eene gelyke wyze, en als evenzeer gerechtigd-tot hetbeftuurvan hetGdticht in den  C 35 ) den jaare t^32 handelende, om Jonkheer Engelbrecht van Kleef tot Postulaat te doen verkiezen: maar verklaart de Raad der Stad Utrecht zelve, dat de gemelde Jonkheer Engelbrecht als Ruwaard en Befchermer van het Sticht ontfangen en aangenomen is van de twee Staten, als de Ridderfchap en de Steden van Utrecht en Amersfoort. V. Matth. rerum Amorf. ^.324 & M alleg. Acla UltrajeB. Dus werd ook de Stad Amersfoort, even als Utrecht, geroepen tot het hooren van den eed, die da Bisfchop ais Landsheer van het Sticht deed, bevorens hy by de Steden gehuldigd wierd, gelyk zulks onder anderen blyken kan uk het geene op Servaasdag in May 1496, omtrend de beëedi.gmg van Bisfchop Frederik van Baden plaats had, en uit dezer Stads Registers nader kan worden bewezen. Weshalvén vertrouwd worden mag, dat de aangehaalde voorbeelden, tot welken nog meer anderen zouden kunnen worden toegevoegd, genoeg bewyzen, dat de S:ad Amersfoort, gedurende de Bisfchoppelyke Regeringe, nimmer afiland of opdragt gedaan heeft van haar recht, om als een Medelid van Staat, even als de Stad Utrecht te handelen en te befluiten; maar daar in ook wel degelyk, niet alleen by anderen, maar ook by de Stad Utrecht zelve, erkend is, in alle zodanige gevallen, waar in zy goedvond van haar recht gebruik te maaken, en dit aan de andere Staten niet wilde overlaten: als waar toe zy op geenerhande wyze konde worden verpligt, zo als het voorgevallene omtrend den Verbandbrief hier voor aangehaald, genoeg bewyzen kan. En fchoon de Staten by den overdragt van het wereldlyk gebied van het Sticht aan Keizer Karei door Bisfchop Hendrik van Beijeren niet en zyn gekend, is nogthans de Stad Amersfoort hier by op geenen anderen voet dan utrecht behandeld, of erkend, maar heeft zy daar over voor haar zelve meae ge,ontracceerd, ende uitdrukkelyk de behoudenis van alle haare rechten bedongen. Gelyk ook het gezag der Staten, gedurende het bellier van Keizer Karei en zyn Zoon Philips, wel zeer merkelyk beperkt geweest is, zo dat de Staten zelve by derzelver antwoord op den eisch van den Procureur Generaal m den jaare 1569 zeggen: Dat de verfebryvingen (van.-de Staten; geO»"]!** Prm"J-Jalyk °Pfaksn van beden, fehattingen of fubventien, die men *f*fhit geeft, en voorts op het onderhoud van de Dyken, Dammen, D.'7l? 1Vatergan£en en disrgelyken, by Bor, Oorfpronk der Nederl. Ber. zaaken ' ^ tCrWyl de'Keizer ea deszelfs Opvolger alle andere voor deTefeWkhl: ^ StatCn afdeed"' Qü ** "iet VCel reden was negthands rfT' °m naar zulkebefchry vingen doorgaands te verlangen, kan fJtreclu verfch teSenSefProken, dat de Stad Amersfoort even als reven wierd, en haar votum uitbragt.  C 36* ) Wy beroepen ons hier op dat geene, wat uit het Memoriaal van het Hof in het Utrechts Plac. Boek D. i bl. 284 opgegeven wordt, als waar uit blykt, dat niet Utrecht alleen, maar op gelyke wyze ook Amersfoort, en de andere Steden, onder het Lid der Steden wierden befchreven, ais men de drie Staten van den Lande befchreef. Het geene bereids in den jaare 1530 aangetekend zynde, zynen oirfprong dus geenzins aan de daar op gevolgde beroertens fchuldig was, gelyk men wel eens heeft voorgewend. En zo zal ook uit het Prothocol der Staten van dien tyd blyken kunnen, hoe de Stad Amersfoort altyd befchreven wierd, en haere afgezondenen ook veeltyds verfchenen, en derzelver vota uitbragten. Ja dat de Stad Utrecht meermalen, in zaaken van belang, wegens de afwezigheid der andere Steden, weigerde haare ftemme uittebrengen, als maar een Lidmaat van den derden Staat uitmakende. Dus vind men aldaar fol. 115, dat de Graaf van Hoogf raten, op den lyen july 1539, voorgedragen hebbende, om de Koninginne Gouvernante te Utrecht komende met eere te ontfangen, en met eene gratuiteit te befchenken, die gejcikten Cvan Utrecht) feyden, dat alfoe die Stadt Utrecht mer een Litmaet van haren Staet enes, fy dairom buiten die andere Steden, als Amersfoirt, Hfyck, Rhenen ende Montfoirt in eenige gratuiteit of propine, die men Staetsgevjys believen en doen folde, nyet confenteren en mochten, byfonder aengemercl alle die Steden hier bevorens altyd in gelycke faicke mede geconTenteert en gefegelt hebben, omme quade confequentie, en feparatie van de voorfz. Staten te mogen verhueden principaelyk aangemerck oick om in eene propine oft bede te confenteren van andere nature es, dan in een ondtrpant van de Staten lasten te confenteren. Welke laatfte woorden men zeer duidelyk bemerken kan, door de Stad Utrecht hier te zyn bygevoegd, om niet haar eigen vonnis te vellen in het gefchil rakende den Verbandbrief hier voor gemeld, waarin de Binnen-ftaten, en alzo ook Utrecht zonder Amersfoort, hadden geconfenteerd, doch waaraan Amersfoort nooit verbonden is geweest, of heeft willen zyn. Eu met opzicht tot de Propine hier voor gemeld, waar omtrend zich de Graaf van Hoochftraten voor het Confent der vier Steden hadde fterk gemaakt, luidt de Refolutie der Stad Amersfoort, den 7en Juny 1540 ter Staten Vergadering ingebragt, en fol. 157 in het Staten Prothocol geregiftreerd: de Stad van Amersfoert, als een Litmaat van een Staat tot de Mat. van hair blyde incoempfte confent eert mits defen ■ ende wel met inerkelicken conditiën, dat die goeden, by die van Amersfoert voor den jaare xxvii befeten nyet (in den omilag van het geconfenteerde) mede contribueren noch geven zullen', zulks deze ook, als een Lid van den derden Staat, zo  C 37 ) zo als zy mede by Utrecht erkend was, Hemde over het geene het gemeene Sticht, hoewel daar onder niet mede haar zelve, aangong. Dan gelyk de Stad Utrecht by de ftraks aangehaalde Refolutie verklaarde maar één Lid van haaren Staat te zyn, en zonder de anderen in geene propine of gratuiteit te mogen confenteren, zo verklaarde zy ter Dagvaart van den 7en Juny 1540, volgends het genotuleerde in het voorfchreven Prothocol fol. 155, hetzelve met opzicht tot Deputatien, zeggende: Ende dairenboven, want dat principaal punt van der deputatien was, om die Key. Mat. van wegen den drien Staten te comen, omme fyn Mat. te congratuleren, 't welck gemeen lantsaick is. Ende behoorde te gefchieden by myn Heeren van der Ecclefien, Edelen en gemeen Ritterfchap, Stadt en Steden van den Landen van Utrecht, ende soe die andere Steden mitten Staten nyet Gedeputeerd en hebben, soe en kan die Stadt van Utrecht sonder die andere Steden geen staet Maicken , en daer omme in die Vacatie van den Gedeputeerden van de twee Staten nyet confenteren -» Welk ingebragt Ad vis van de Stad Utrecht dus niet alleen medebrengt eene erkentenis van het recht der Steden, mede omtrend deputatien, maar ook, zo als dit de aart der zaaken natuurlyk medebrengt, haar recht, om even als de Stad Utrecht te helpen befchikken over alle gemeene Landszaken. Terwyl deze Stad by dezelve Refolutie bevorens hadde geprotefteerd, niet te willen Staatsgewyze gelden of betalen in zodanige deputatien, als waar toe zy niet en hadde geconfenteerd. Zynde deze Refolutie en Protest zo duidelyk en onbetwistbaar op het natuurlyk , zo wel als op het Staatsrecht dezer Provincie gegrond, dat men zich niet genoeg verwonderen kan, hoe dezelve Stad federd heeft kunnen trachten, die beginzelen te ondermynen, en daar tegen rechtsftreeks aan te gaan. Echter vindt men in den jaare i554, en dus maar veertien jaaren laater, dat de Stad Utrecht het recht, om Staatswyze te deputeren , reeds ten haaren byzonderen voordeele zocht te bepalen, begeerende eerst, omdat de andere Leden ieder maar één gedeputeerd hadden, dat ook maar één uit den naam van Stad en Steden, en wel één uit den Gerechte der Stad Utrecht, behoorde gedeputeerd te worden: waar tegen die van de andere ^teden het tegendeel beweerden, ymmers dat de gefchikte van de Stadt, en e Steden behoorden genoemen te worden by de meeste voifen van de voorn. « * ende Steden. Waarop het Hof van Utrecht den i2en Febr. vonniste: Koni^00™ &U<*& &ez*en d'e brieven van de Befchryvinge van de Majt. van de ngmnei 't voorjz. Hoff'fonder prcejuditie van 't recht, foe van de Stadt* als van de c* , r, , J _ , , „ ' de < *ieden van Utrecht, verclaert dat de Stadt ende Steden m /c£*i/LTNSW°ORDIGE DEPUTATIE maar één Perfoon en Mkn ten Hove f 1 en, daar toe nemende die ghene, die by de Stadt Utrecht gedepu- K teert,  C 38 ) teert is, ofte gedeputeert fal worden, welver staande dat 't selve by de voornoemde van de stadt UtRECHTNIET gehouden en sal syn INconsequentie. Dan blykt uit het wederzyds gefustineerde, in de Sententie verhaald, Vooreerst: dat de Stad Utrecht toen zelve beweerde, dat de deputatie uit naam van Stad en Steden behoorde te gefchieden. Ten anderen: dat de reden, waarom één uit haaren Gerechte behoorde gedeputeerd te worden, alleen by haar gefundeerd werd op dien ^rond dat 'er uit ieder Lid maar één gedeputeerd wierd; het welke daar tegeil bevat eene ingewikkelde erkentenis van der Steden recht in gevalle uit ieder Lid meer dan een gecommitteerd wierd. Ten derde: dat het in het algemeen eene bekende zaak was, dat alles met de meeste Hemmen der Steden in het derde Lid moest worden afgedaan: als welke gemeene waarheid noch by de Stad Utrecht tegen-efnrn ken, noch by het Hof verworpen wierd. ö En blykt eindelyk uit de Sententie zelve, dat het Hof de Steden geenzins ongegrond hield in derzelver fustenu in het gemeen, maar alleen by forme van mterlocutie in dit byzonder geval, van wegen den inhoud der brieven van befchryvinge der Koninginne, en met uitgedrukte zorge, dat hier uit geene confequentie tot achterdeel van het recht der Steden zoude mo-en worden getrokken , deze fchikkinge alzo heeft gemaakt Van dit alles blykt nog nader uit de Provifionele fententie of fchikkinge by den voorfz. Hove op den *e„ April daaraanvolgenden beraamd en aeter eene deductie van de Regeerders der Stad Amersfoort ÏÏ^Mg (quod notandum) op eene andere deduclie van dezelve Regeerders door de Vroedfchap der Stad Utrecht overgegeven, onlangs door den druk gemeen gemaakt, als by welke Sententie, na renvoy tot de Koninginne Gouvernante, middeleityd, tot dat andere order by de Koninginne zoude wezen geftek, wordt geordonneerd, wanneer de andere Staten maar één perfoon fik m huerluyder Staat deputeren fullen, dat als dan die van de Stadt Utrecht en iandere vier Steden één van huerluyder Gerechte fullen deputeren en in gevalle twee uit ieder der andere Staten gedeputeerd wierden dat ah dan d vier Steden oock een van henluyder vier Steden deputeren ende ' den met die Gedeputeerde ofte gefchikte **sJ*^%%^ gevalle een van den Gerechte der Stad Utrecht altyt mede gedeputeerd rullen worden. Zulks dat men al begrypende, dat in het eerfle geval de G d puteerde moest wezen uit den Gerechte der Stad Utrecht die d ^ &' nogthands in allen gevalle gefchieden moest door alle de Steden epUt^ie bT ïïf ÜTT' WClke °°k 3lZ0 in het volgende" jaar by de Steden te aechte begrepen wierd, Wykende het genotuleerde in het Prothocol der Heeren Staten; luidende. ^notuleerde in het » Anno  ( 39 ) » Anno XVC LV. Op ten XXIIJ» February, fyn die Staten befchre« ven ende in de Cancelarye 'sHooffs van Utrecht vergadert gweest, om" me in competente getal te deputeren tot Bruysfel of daar die Key: » Mat. op ten eerften dach in de Vasten, ofte daer als dan fyne Mat. wei „ fen fal, omme te hoeren 't ghene van fyne Mat. den gemene Landen van „ herwaarts over geproponeert fal worden, ende achtervolgende die Schrif" ten van den Co., foe hebben die Prelaten ende Ecclefien, Edelen ende „ gemeen Pvidderfchap elcx refpeftive gedeputeert Heer Cornelh Uten Enge » enz. Ende die van de Stat van Utrecht feyden, datfy 't felve hoeren, over » aenbrengen, ende hoeren Gedeputeerden gereet hebben fullen. Waer op !* 16 GedePlUeerden van die Steden van Amersfoort, Rhenen, ende Wyck " antW00rden, feggende, dat de dach nu diende omme gelyckelyken te a eputeren, daer toe fy verfchreve waeren, ende dat die cleyne Steden ii ioe wel als die Stadt Utrecht maeckende eenen Staet, mede behoorden te » deputeren. Waer tegens die Gedeputeerden van die Stadt van Utrecht >, antwoordden , dat fy geen beveel off Commisfie en hadden om te depute» ren, maer dat die deputatie moste gefchieden by den Schoudt, Borge„ meesteren 'ende Schepenen der voorfz. Stadt Utrecht, naer vermogens » die Ordonnantie der Key: Mat. daer van fynde. Ende dat die Stadt s, ^trecht ahyt alleen gedeputeert heeft, als uit elcken Stadt maer een ge" .eputeert worde, Ende dat fy daar in posfesfie, ende daer beneffens fen» nae provifioneel van den Hove van Utrecht vercregen hadden, waer « van iy niet en dachten te refilieren, daer van protefterende, foe hebben * Ta bcdePuteer^ van de voorfchreven drie Steden nae weynich vertreck » ncie beraet, aengemerckt fy vetfchreven waeren, genomineert ende ge- * eputeert Cornelis van der Maeth, Burgenr. t' Utrecht, Ende ingevalle „ die van der Stadt FT u protefteerd a utrecnt eenen anderen nomineerden ende deputeerden, " L„a a lR r fy da6r inne niet en dochcen te confenteeren, maer r ;0udende die felve nominatie ofte deputatie van onweerden, Ende dit al » tonder prejuditie van der litispendentie hangende ter caufe van te depute« ren voor den Hove van Utrecht, verfoeckende van alles behoorlycke " ^6b &c* Ende die Gedeputeerden van de Stad Utrecht verclaerden, " t7 A n°minatie ende dePutatie van de drie Steden niet en accep. » end r lnhererende haer vo°rgaande allegatie ende proteftatie, posfesfie w February fyn die Staten weder bete depute §eWeeSt by den Edelen ende Ritterfchap eenen anderen " Alfoe h eren ^ de plaetfe van Hèerën Johan van Cuylenburch Ritter &c. de Staten^ madl °mme metten a"deren GedePuteerden van reyfen ten hogen Hove dcc, So is by den voorfz. Edelen K a „ ende  ( 4o ) ,, ende Ritterfchap in de plaetfche van Heere Johan van Cuylenburch Ritn ter gedeputeert ende gefurrogeert Johan van der Haer, Ende die Ge„ deputeerden van die Stadt Utrecht verclaerden dat die Schout, Burgermen. ende Schepenen genomineert ende gedeputeert hadden Cornelis van der „ Maeth, met proteftatie dat fy die nominatie ofte deputatie van de ,, drie Steden boven gementioneert, niet en accepteerden, daar van zy „ protesteerden. Ende die Gedeputeerden van den drie Steden voornoempt „ perfifleerden by haer deputatie ende voorgaende proteftatie. ,, Item die Staten hebben die voorn. Gedeputeerden gefchickt ten „ hoegen Hove gecommitteert ende last gegeven &c." Zo dat dit gefchil hier onbeflist blyvende nogthands de Stad Utrecht al mede niet anders beweerde alleen te mogen deputeren, dan ingevalle uit eiken Staat maar één gedeputeerd wierd, zich verder enkel beroepende op haare posfesfie en de voorfz. provifionele fententie : doch geenszins wederfprekende het primitive recht der Steden , om in het gemeen als Medelidmaten van Staat te ftemmen. Trouwens dit kunnende wederfproken worden, hadde de Stad Utrecht niet van noden zich op het miferabele middel van posfesfie in de uitoeffeninge van de rechten der Souverainiteit te beroepen, en konde ook geene provifionele fchikkinge plaats vinden; maar hadden de Steden notoirlyk door eene definitive fententie in derzelver fustenu moeten fuccumberen, alzo de middelen by hen aangevoerd, even zo haast ten principale, als by provifie konden worden gewraakt. En toen de Staten van alle de Nederlanden in het zelfde jaar nog te Brusfel wierden befchreven, om den overdragt der Nederlanden by Keizer Karei aan zynen Zoon Philips te doen, werden van wegen de Staten dezer Provintie op den o/>n Ocfober gedeputeerd, en zyn alzo op den a5l n aldaar tegenswoordig geweest, Adriaan van Renesfe, Jan van Voordhuifen, Nicolaas van der Burcht, Antonis van Tfendoorn, Hendrik Valekenaar, Cornelis van der Maath, Burgemeester der Stad van Utrecht, Lowys Botter, Secretaris der Stede van Amersfoort en Thyman de With, Se» cretaris der Stede van Wyck, in welker handen Koning Philips heeft eed gedaan: zo als de voorfz. Gedeputeerden daarentegen ook, als reprefenterende die Staten, aan den Koning eed gedaan hebben; blykens de Adïe door gemelde Gedeputeerden daarvan uitgegeven, getekend ende gezegeld, en waar van Copy authentiek in het dagelyks Register der Stad Amersfoort wordt gevonden. En had ook dezelve Philips bevorens als toekomend Erfheer gehuldigd wordende, aan de Gedeputeerden van Stad en Steden, als reprefen teren de het derde Lid van Staat te Utrecht in den jaare 1540 eed gedaan: Z. Utr„ Placaatb, £>. 1, bl, 33. Zulke  ( 4i ) Zulks te dier tyd geen de minne twyfeling was, of het derde Lid beftond uit vyf integrerende Leden, allen gelyk recht van Hemmen hebbende , en uitoefenende. Zo als men ook in het gemeen omtrend alle de Leden ter befchryvinge van den a8en Ocbober 1536 overeenkwam, dat fo wie befchreven zynde, ende niet en compareert ten geprafigeerden uyre ende tyt, fyn flemme foude verliefen, ende dat elcke Jiaai met die meefte Jlemme zoude mogen concluderen, en anders niet. Ende dat de Steden met de Stad Utrecht hielpen uitmaken den derden Staat, vind men behalven de aangehaalde, en menigvuldige andere bewyzen en erkentenisfen, onder anderen ook in het tweede Boek der Befchryvinge van de Staten van den 22e" Maart 1553, mids welk doende behoren die van de Stad-en Steden, alsreprefenterende een ende die minfieStaet, te volftaen ende niet verder befwaert te worden, enz. zo dat hier de quseftie by een zeer duidelyke Staatswet is gedecideerd , dewelke geene gegronde uitvlugten toelaaten kan. Trouwens agtervolgends het hier voorgemelde Staatsbefluit verklaarde zich de Stad Utrecht ook rond uit, ter befchryvinge van den 17™ July 1540, wanneer men zoude overwegen, hoe de Staten zich behoorden te gedragen, om hunne eere te bewaren by des Keizers komfte, vermids die van Amersfoort, Wyck, Rhenen en Montfoort nyet erfchenen ende gecompa* reen en waren, dat fy nyet en costen, noch moghten concluderen buyten andere vier Steden voorfz. waarom deze Dagvaart gecontinueerd, en door de Staten van den Prefident 's Hoofs van Utrecht begeerd werd, die voorfz: vier Steden op ten felven dach feer ernftelyken te doen verfcryven, met com* nnnatie van hoir Jlem te verliefen, indien fy nyet en compareren, ende t'famentlicken helpen concluderen op 't voorfz. punt. Al het welk volkomen overeenkomt met het Staatsbefluit vier jaaren te vooren genomen. En dat dit ook alzo by aanhoudendheid werd in acht genomen, en dit recht der Steden buiten alle bedenkinge was, leert ook de erkentenis der Staten, en onder deze dus mede der Stad Utrecht, by de procedures in de jaaren 1569 en 70 voor den Raad der Beroerten, en vervolgens by Appèl gevoerd, en in het licht gegeven by Bor Nederl. Oorl. B. 5 bl. 290 en volgende; zo als de navolgende uittrekfelen daar van ten bewyze vertrekken. Bladz. 291 wordt door de Staten by antwoord gezegd: Dat in den Lan* de van Utrecht zo voor als na de translatie van dezelve Landen aan de KeizerlykeMajefteit, geweest zyn drie Staten, daar van de Stad en Steden van recht, Amersfoort, Wyck, Rhenen en Montfoort zyn de derde, en dat van dezelve derde Staat, die Stad Utrecht niet meer en competeert dan een E ' ^ a^Z° ** e^e^e* dan een vyftiende femme. 'n by replied bl. 295 't geen binnen Utrecht gefcbied was, en gaat de L Sta'.  ( 43 ) 'Staten niet aan, om redenen voorfz. en overmids dezelve Stad maar een vyftiende Lidmaat is van den b'taten. Bladz. 296. Nopende het geene den Ged. van 't feit van die van Wyck te laste geleid werd, feide dat hen 'tfelve niet en toucheerde, fo de Stede Wyck maar een Vjftiende Lit en is van de voorfz, Staten. en Bladz. 297. De Steden van Amersfoort, Wyck en Rhenen, en zyn de Stad Utrecht niet fubjecl, maar hebben in de Staten zo wel fiemmen, als die yan Utrecht doen. Deze allerduidelykfte erkentenis met het vooraangehaalde zo wel ifrokende, wordt niet alleen bevestigd door de Sententie by den Hertog van Alba tegeh de Staten, en onder dezen ook tegen de Steden van Utrecht, Amersfoort, Wyck en Rhenen, reprefenterende het derde Lidmaat van de generale Staten des Lands van Utrecht, geveld, ibid. bl.%1^, maar ook by het Appèl van den 29e" July 1570 in verbis, fo is 't, dat de voorfchr. twee Staten, te weten de voorfz. vyf Ecclefien, en de Steden van Utrecht, Amersfoort, Wyck en Rhenen zo in 't generaal, als een yder van hen in 't particulier enz. ibid. bl. 526. En by het Request dat vervolgends aan den Koning van Spanje is geprefenteerd van wegen de Prelaten enz. midsgaders de Schout Burgemeesteren, Schepenen, Cameraars en Raden van de Stad Utrecht als reprefenterende het lichaam van dezelve Stad, ende ook in Qle. zvefende een vyfde Litmaat van den derden Staat van de voorfz. Landen, ibid. bl. 523. Dit bewys liep te zeer in het oog, dan dat de Heeren Regeerders deiStad Utrecht, naderhand het contrarie willende fuftineren, niet gaarne die zouden- verdonkerd gezien hebben, waarom dezelve de bewyzen niet kunnende ontzenuwen, evenwel vermeenden, de blykbaare gevolgen daar uit te kunnen en te mogen ontkennen 5 waarom dezelve ter Staten Vergaderinge deeden verklaren, dat warencontradicerende en expresfelyk ontkennende, dat die van de Stad Utrecht maar zouden zyn het vyf tiende deel of Lid van de Provincie of Landen van Utrecht, gelyk in de voorfz. Boeken (van Bor) erroneufelyk gefield is, nemaar ter contrarie, dat de Stad Utrecht alleen v:m alle oude tyden is gezveest en erkend voor het derde Lid van de Staten en Provincie voorfz., verzoekende, dat fulx aldaar mogte worden geannoteerd. Gelyk dit wordt opgegeven in een Brief van dien Gefchiedfchryver aan de Regeringe van Utrecht voor zyn 19e Boek geplaatst. Dan zoude men mogen zeggen non tali auxilio caufa eget; terwyl men veel eer en met beter gevolg den Gefchiedfchryver wegens de echtheid zyner opgegeevene Stukken hadde mogen logenftraffen, indien daar tegen het geringlle in te brengen was. Te meer daar hy volgends de Voorrede voor het eerfle Deel des laatften Druks geplaatst, juist die drie Boeken zyns werks, 1  ( 43 ) werks, waarin het Proces voor verhaald voorkomt, aan de Staten dezer Provincie en de Magiftraat der Stad Utrecht had opgedragen; waar mede hy gewis niet zoude hebben durven voor den dag komen, indien in zulk een zaak eenige ontrouw by hem ware gepleegd. Veel min zouden de Staten en Magiftraat voorn., volgends de zelve Voorrede, hun genoegen daar over getoond, en den Gefchiedfchryver tot verder vervolg aangemoedigd, en zo byzonder, als by Acte van den 14™ Febr. 1602, aldaar aangehaald , daartoe geholpen hebben. Trouwens leed dit eenige bedenkinge, de Heeren Regeerders zouden zich niet te weden gehouden hebben met de verfchoninge door den Hiftonefchryver in den voorgemelden Brief van den 25e™ Maart 1626 opentlyk bygebragt, zeggende de woorden van de Staten zelve verhaald te hebben, zonder iets van het zyne daar te hebben bygevoegd; met verdere betuiginge, zulks dat de voorfz. woorden niet erroneuselyk by my in de voorfz. Boeken zyn gefield, hebbende alle oprechtelyk en getrouwelyk en alzo uit den naam van de Staten daar van dien' Waarop die van de Ridderfchap en kleine Steden zeiden, L 2 elk  f 44 ) elk haare Procuratie ook te zullen overzenden op haaren pivé naam. Terwyl men in deze van wederzyde wel zorgvuldig waakte, een iegelyk voor zyn vermeend recht: zulks dat de Stad Utrecht zelfs aan zich bleef referveren haar gepratenteerd recht uit de Sententie van den Hove van den jaare 1554 voor geallegeerd, daar zy confenteerde, dat uit ieder der voorfleinmende Leden maar één gedeputeerd wordende, echter twee uit het derde Lid, en alzo één uit de vier kleine Buiten-fteden, ten koste van de gemeene Staten zouden worden gedeputeerd, volgends der Staten Notulen van den 198" Jan. 1570. En de Stad Amersfoort weigerde met de Staten te antwoorden, ten zy eenige verandering in het libel der Staten wierde gemaakt, volgends de Notulen derzelver Stad van dato den a3en des zei ven maands. Zo dat het 'er ook wel verre afwas, dat de Staten zich onderling verftonden, om het een of ander van derzelver rechten toe te geven, ofte erroneuslyk voor te draagen, om daar mede den Rechter om den tuin te leiden, en alzo, tot verlichtinge van de Stad Utrecht, de andere Steden te bezwaren. En wanneer men alle de Befchryvingen van dien tyd, en de Refolutien daar op genomen, de Rentenbrieven toenmaals op den naam der drie Staten uitgeleverd, nagaat, zal men allerduidelykst ondervinden, dat de Stad Amersfoort als een Medelidmaat van Staat fieeds erkend is geHemd en gehandeld heeft; zo dat men in zaaken van veel confequentié niet zelden ten flerkflen op haare medeftemminge aangedrongen, en in cas van verfchil dit aangetekend heeft. Als houdende men die Stad ook daarom ongehouden aan zulke befluiten van de Staaten, waarin zy niet mede geHemd had, en waar by geene overftemminge plaats hebben konde. Zo liet de Stad Amersfoort zich niet overhaalen, om nevens de andere Staten eene fatisfadtie met Prins Willem aan te gaan: blykens het genotuleerde in het Prothocol van de Staten van den 13^ April 1577 in verbis: Ende aangaande die Pointen ende Art. van de fatisfaélie &e. hebben die Staten goedgevonden dezelve mit Misfive te beantwoorden , tjytgesondert die van Amersfoort, dewelke verclaarden &c, waer mede die van de Stad Rhenen hen conform gemaeckt hebben. En den aen September deszelven jaars, de deliberatie over dat Art. om die van Amersfoort tot op Donderdag daaraanvolgende verfchoven zynde, werden den 5en September de Articulen van de fatisfaélie by den Staten van Utrecht geapprobeerd3 nytgefondert dye van Amersfoort, dye feyden met die van Utrecht geenfins van meninge te zyn in de voirfz. fatisfaélie te treden &c. ut latius in fcedula. En gaven zy daar van voor reden, als blyken kan uit de Notulen der Stad Amersfoort yan den 5e" September iS77h dat men zeker Request aan  £ 45 ) aan dè génerale Staten geprafenteerd had op de naam van de Staten der Steden en Landen van Utrecht, beruerende die fatisfaélie, mitsgaders dié demanteleringe van 't Cafteel van Vredenburch — het welke, benevens de Gommisfie daarop gevolgd, was gefchied.buiten haare kennisfe, en zonder dat zy daar op was verfchreven geweest, tot merkelyke lafe van haare Privilegiën niet alleen, maar ook tot groot nadeel en prejudicie dat henlieden zoude opkomen van de onkosten van V Kafteel, indien zyluyden het hefoigne gedaan uit crachte van de voorfz. Commisfie avoueerden. — Verklarende de Regeerders voords hunne genegenheid om met zyne Excell. in het particulier in eene fatisfaélie te treden, op behagen van de generale Statert en den Raad van Staten; waar op zy zich ook bevorens beroepen hadden, en gelyk zy ook by de translatie der temporaliteit particulierlyk met Keizer Karei gehandeld hadden. Hier by heeft deze Stad geperfifleerd, ook niettegenftaande men haar nog nader aanzogt, en wel namelyk den 8«» en laatften November deszelven 3aars, om die fatisfaélie aan te neemen. En heeft zy ook op den 6^ December daaraanvolgende eenige Leden uit haare Raadsvergaderinge afgevaardigd, onder anderen mede om aan zyne Exc. fatisfaélie te vervorderen, zo als zy die ook byzonderlyk aangegaan heeft. Terwyl zy zich voords over het vertreden van haare rechten by Requeste aan de algemeene Staten te Brusfel klagtig gefield had, waar op den g« December deszelven jaars eene gunftige provifionele difpofitie werd verleend, waar by de kleine Steden als makende en reprefenterende met de Stad Utrecht het derde Lith* maet van de Staten Generaal des Stichts Utrecht flaan vermeld: V. Bondam , Bundel van onuitgegeve Stukken D. 4 bl. 144. En geen wonder, dat men haare klachten billyk hield daar over, dat men haar ongemerkt zocht te verpligten, om te helpen betalen het geene zy met had helpen ordonneren, en het geene volgends den Staat van het Gomptoir des Cameraars Louf Verhaar, en van den Ontfanger GeneraalMr. J« van den Bergh, blykens Stads Refolutien van den i<* Augustus 1577 boven de honderd duizend guldens beliep. Waarlyk geen geringe fom voor dien tyd, en een onrecht, waar over de Stad Amersfoort van tyd tot tyd reden van klagten had, en waar tegen zy zelfs by den Keizer, toen hy als Landheer aangenomen wierd, en vervolgends in de quaïftie nopens den Verbandbrief is gehandhaafd: alzo dit ook tegen een van de gewigtigfte en natuurlykfte haarer voorrechten ftreed. Aen zeer duidelyken bewyze, dat de Stad Amersfoort haar oirfpronkelyk ^£C eenMedelid van Staat, op denzelven voet als de Stad Utrecht, tot °P e oprichtinge van het Gemeenebest wel degelyk ftaande gehouden en mmmer afgeftaan heeft> M Èft  C 4-6 ) En toen men de fehattingen meer algemeen begon te heffen, en de Landen der Burgers van Amersfoort, en haare Pachters hier in mede tastten, heeft de Stad Amersfoort mede geen afftand gedaan van haar natuurlyk recht, om daarover mede een Ontfanger of Cameraar, zo men dit noemde, aan te ftellen: gelyk zy daarom op het 2* punt van befchryvinge tegen den. aSjff?. April 1578 om een Cameraar van 't Oudfchildgeld aan te feilen, vasthield, dat zodanig een Cameraar jaarlyks vernieuwd, en door de Staten beurtelings aangefteld behoorde te worden, Julx dat fylieden, (Regeerders van Amersfoort) daar iune begeerden te houden hunne gebeurten: blykens Stads Refolutien van den 26^ April 1578 , en den ien Dec. 1579. &11 den lp May i579 ftemde zy niet anders in het aanftellen van generaale Ontfangers dan onder dat verftand, dat een yder Stadt die penn. van Pachters colle&eren fall, en fonder costen defelve overleveren in handen van den Onl* fanger generaell der naerdere geünieerde Provinciën. Evea zo maakte zy ook, toen men begon bedagt te zyn, om een Collegie van Gedeputeerde Staten op te richten, die dageiyks zouden befoigneren, en, door de autoriteit der algemeene Staten gefterkt, die van de Stad Amersfoort, welken het ongelegen was, daar dageiyks te compareren, en niet vooraf op de poincfen, die verhandeld zouden worden, befchreven zynde, onmogelyk konden refolveren, dus tegen zin en wil, aan haare belluiten zouden onderwerpen: refolverende de Regeerders der Stad Amersfoort derhalven op de verfchryvinge der Staten van den ia™ April 1578 daarin niet te confenteren, en op de particuliere Befchryvinge dezen aangaande tegen den 26^ Augustus deszelven jaars aangeftemd, dat zy niet en confenteerden in het Project daartoe ontworpen, noch in 'tdeputeren van ecnighe Commisfarisfen, die in eenighe faecke Staetsgewyfe ietwes fullen doen, maar dat fy perfijleerden by haer oude Privilegie, ende gebruyck, 't welck altyts geweest es, dat die Steden op alle faecken concernerende die Staten des Lants van Utrecht befchreven fyn geweest, waerom dat fy proiefleren nyet te willen treden in de minfte alteratie van 't voirfz. Privilegie en gebruik, noch daerinne admitteren eenige nyeuwigheid. Qelyk zy dan ook den a8en December 1578 en 14™ January 1579 protefleerden tegen zekere Misfive , op den naam van die prajtenfe Gedeputeerden gefchreven, en den ien February daaraanvolgende verklaarden, niet te confenteren in het punt van befchryvinge, om aan deze Gedeputeerden volkomen last te geeven. Midclelerwyl was het aangaan van de nadere Unie een ftuk van overwe-; ginge geworden; waar by al mede de Stad Amersfoort van haar recht, als een Medelid der Oppermacht, en medebevoegdheid om daar over te befchikken, geenszins afgegaan, maar op eene ge weldadige wyze in haare rechten verkracht is. Waat  C 47 ) Want «y had den a8en Dec. 1578 op de befchryvinge tegen Maandag, Dingsdag en Woensdag daaraanvolgende, nopens 'tpunt van de Unie ver klaar a, te vreden te fyn in communicatie te treden — behoudens haere Rechten, Fryheden, Privilegie, ende Satisfaclie , mits die van Geit-eland, Overysfel, Vrieslant en Groeningen daarinne haar confent gedragen [ouden hebben, en dat die Jelve Unie alvorens by den Gouverneur en. Staten Gene~ raai foude fyn geapprobeert, en anders nyet. En op den 3en February *5?9i dat fy niet abfolutelyk en es getreden in de Unie overmits nyet en blykt van de abfolute confent van die van Ge'relant, Frieslant en Overysfeit, ende voorgaande approbatie van fyn Hoogheit en Staten Generaal , volgens haar voorgaande Refolutie, daer om als noch nyet en kun' nen refolvercn, noch daer toe verftaen: ende dat nyettemin fylieden verf aen, datiet es tegen alle Ufantien en Privilegiën dat men voor de eerfle ryfe verfchrivinge zoude doen op verlies van ftemme, doch hoewel in der daad van het abfolute confent van de Provinciën hier in vermeld niet en bleek, en het confent of de procuratie van het Capittel van bt. Jan ook was geclaufuleerd aan het confent van zyne Hoogh. en van den Aartshertog, en onverminderd de Unie generaal, Z.van der Spiegel D. 1 bl. m, vond men echter goed, in plaatfe van eenige verdere overreedende middelen aantewenden, Stads Gecommitteerden ter Dagvaard perfoonlyk aan te houden. En daar de Regeerders nog bleeven aarfelen, verwagtende een antwoord van zyne Exceil. en den Raad van Staten, befloot men op den aandrang van die van Utrecht, tegen den zin van andere Gedeputeerden, V. F. der Spiegel 1.1. bl. 251, geweldadige middelen in het Werk te Hellen, en eindelyk de Stad door Krygsvolk te bedwingen, wanneer Graaf Jan van Nasfau, de Stad veroverd hebbende, op den I7en Maart de Regeringe aldaar veranderde, die kort daarop befloot de Unie aanteneemen, en de Acf e van accesfie door haare Gecommitteerden op den I0"n Juny mede ondertekende. En of fchoon in dit bedryf zo veel rechtvaardigheid doorftraalde, als in de verandering der Regeringe van de Provincie en Steden in den jaare 1674, toont dit echter, dat men de toetredinge tot de Unie van de Stad Amersfoort, als een Medelid van Staat, ten vollen noodzakelyk rekende: want zo zy maar een adviferend Lid was, waartoe dit geweld en het openlyk fchenden haarer voorrechten, daar het toch genoeg was, dat de Stad Utrecht, als alleen het derde Lid van Staten uitmakende, haare toeftemminge gegeven had; vermids die toch alie de Steden, gelyk de Staten in het gemeen alle de Landzaten, verbeelde? Dan moest ook nog de Stad worden opgelegd de kosten by deze veroveringe gemaakt, het welke wy alleen daar toe aanhalen, om dat men, niettegenftaande zo veel overheerfching, echter billyk genoeg was, haar Ma by  C 48 ) bydie gelegenheid als een Lidmaat van de Staten të blyven erkennen, daar dé Staten op den 15en Oótober 1579 op 't aengeven ende prefentatie by Cornelis van Dueverden, Schout, Ar ent van Laurenburch, Burgemeester, Herman van Domfelaar, endeReyner vanWinclaer, Schepenen der Stede van Amersfoert gedaen, nopende die oncosten, gevallen in 't veroveren derzelver Stede -— foe hebben de voorfz. Staten, om alle inconvenienten, die door de executie fouden mogen verryfen, te eviteren, ende met die van Amersfoort voorfz., als wezende mede een Litmaet van defelve Staten, beter correfpondentie, als tot. hier toe gehouden te mogen werden, verclaert ende verclaren by defen3 dat fy te vreden fyn, de voirfz. prcefentatie van die van Amersfoert van de drie duyfent gulden voirfz. te accepteren enz. Het gevolg dezer veroveringe was ook, dat de fchulderi door de Stad Utrecht en door de Staten, buiten toeftemminge van de Stad Amersfoort gemaakt, welker betalinge, uit de gemeene fchattingen, door haar tot dusverre tegengefproken was, nu op de gemeene rekeningen gepasfeerd werden , en het Collegie van Gedeputeerden tot ftand kwam; zo nogthands, dat men begreep daar by ook Gecommitteerden der andere Steden te moeten toelaten. Immers verftonden de Regeerders der Stad Amersfoort op den aoen November 1581 dat men een fal committeren op de dagelixe comparitien, mits dat die Stat van Utrecht, en elx der cleyne Steden fo veel ftems fal hebben als die van Amersfoert . ende dat die Commisfarisfen nyet en fullen moegen refolveren tot particulier prajudicie van de Steden, ende dit al by provifie. Terwyl zy volgends voorige Refolutie van den 4«i December deszelven jaars , op den 26™ daaraanvolgende, tot de dagelykfche comparitie van de Staten Hendrick Both, Schepen, commitr teerden. Welk Collegie , om dit in het voorbygaan aantemerken $ ook geene zwarigheid vond, in de Stad Amersfoort als een mede ftemmend Lidmaat der Staten te erkennen, fchryvende aan de Magiftraat op den 3™ Ocbober 1583: Alfo Bartholomeus van der Qlindt UI. Gedeputeerde, achtervolgende die Refolutie by UI. hem overgefonden, dienende op 't 3 poinct van defe laetfte befcrivynge, hem conform gemaeckt beeft mette Refolutie op 't voirfz. poinSt genomen en dat wy over fulx verftaan, dat die voorgenoemde Ordonnantie op te Convente goederen in de Stad, Steden en Landen van Utrecht gelegen, fo eendrachtelyk hy de volle Staete, daer onder uwe Ge. deputeerden mede geweest zyn, gearrefteerd, fonder haer voorweten ende confent, nyet en kan geinfringeert, maer in allehaare poinften geefeftueert, en geexecuteert worden, fo ist dat wy Ul. als een Medelitmaet van »e Staeten by defe wel hebben willen vermanen, dat zy naetrachtende bet confent van harentwegen in 't arrest van die voorfcbr. Ordonn. enz. En  C 49 ) En de Regenten, na de overweldiging door den Grave van Nasfau dus' onregelmatig aangefteld, vergaten evenwel niet zo het recht der Stad, daÉ zy zich tegen gedurige inkruipfelen, tot benadelinge van het zelve, niet zouden hebben verzet. Hierom protefteerden zy op den 13™ Juny 1581 met de andere kleine Steden tegen het doen van eenige Rekeningen, rakende de generale Staten 's Lands van Utrecht, waar in men Staatsgewyze getreden was, en die men genoegzaam afgedaan had, zonder daarvan vooraf in de befchryvinge melding gemaakt te hebben: het geene de Steden zeiden te zyn eene infraélie van hunlieder Privilegiën en oude. gebruik, protesterende derhalven expresfelyk, dat alfulke rekeningen t dié in hunlieder abfentie (en alzo door de Binnen - ftaten alleen) gedaan zyn, ofte als noch gedaan fouden moeghen worden, niet gefloten of gedaen fullen worden voor en aleer dat yder van de cleyne Steden, die rekeningen gelevert, defelve gevifiteett, daar op hunl. goeddencken gefisit, en vanhaerlieder gerechtigheid gecontenteert fullen fyn — Welke middelen by dat protest Vervat door de Staten ook niet en zyn wederfproken, maar zeggen zy uitdrukkelyk, dat men nooit van intentie en is geweest, en als noch niet en is henl. in hun oude gerechtigheid nopende de rekeningen te prejudiciëren —» en belangende het horen van de rekeningen , feggen de Staten, dat fy nyet anders en weten of verflaen, die Steden fyn verfcreven volgens generale verscryvinge, doch indien 't felve nyet genoeg en is, fyn te vreden henl. van de gedane rekening Copie te leveren, ende fullen ordre flellen dat fy voortaen op 't horen van de rekeningen expresselyk telken reyfe verscreven feilen worden. Erkennende dus niet alleen der Steden recht tot de generale befchryvingen en de behandeling van voorkomende zaaken, niet in de brieven van befchryvinge vermeld: maar mede om tot die zaaken expresfelyk befchreven te worden; by ontftentenisfe waar van, die zaaken ten haaren prejudicie niet konden worden afgedaan. Oplettender was men omtrend het recht der Steden, als Medelidmaten van Staat, by de afzweringe van den Koning van Spanjen. Want deze gerefolveerd zynde, is den ioen Augustus 1581 verftaan, dat men Staatsgewyfe committeren fal, die eenige poin&en fullen concipiëren, daer opmen met fyn Ex^ handelen fall, nopende die hoge Overigheid, en de dependentiën van dien, fyn voirts gecomm. &c. van de Stadt beyde Burgem" en de Burgenrs. Van de cleyne Steden. Zo als ook den 6™ Sept. 15 81 goedgevonden 13 > aan de Steden Rhenen en Montfoort te fchryven , om op Dingsdag daaraanvolgende te compareren, en derzelver Refolutie nopens de Hooge Overigheid t jn de dagelykfche Comparitien intebrengen. En daar de Gecommitteerden van Amersfoort Rhenen en Wyck daar op eenige poinéten overgaven, waarop zy, bevorens in de Vergaderinge te willen compareren, antwoord begeerden, weigerden de Staten over iets an-- N ders  C 50 3 ders te refolveren, dan over de gevvigtige poincien, waar overzy waren befchreven en verzoeten, aatdie voirfz. Gecommitteerden van de Steden zvilden compareren, ende hun Refolutien op te Art*, van de befchryvinge inbrengen f op dat de gemeens faeken door henl. niet verachten en zuerden, ende foe verre fy daer van in zveygering blyven, fullen de voirzf Staten henl. houden als contumaccs, merkelyk fo veel aengaet die twee poinffen, als van 't verlaten van den Coninck fyn namen en wapenen, ende op 't defereren van de hoge Overigheid, ende Regering van den Lande van Utrecht an fyn Exc. met het geene daer ancleeft, en fullen alfulx haer contumacie en wederwilligheid fyn Exc. en den Lantraet fo angeve, als an defe feyde de Mafe ruitten eerfen overfchryven, ende foe verre die Landen daar deur in eenige fcade verlopen, ofte dat de gemeene faecken en Refolutie van de Staten van Utrecht op *t voirfz. ende andere poincien van de verfchryving veraebtert voorden 9 protejleren, dat fulx niet henl., maer de voirfz. cleyne Steden geimpuleert fal worden, op dezulke de voirfz. Staten oick denken generalyk, en particulier lyk te verhalen allen fcaden ende interesten, die de gemelde faecken daer deur fullen comen te lyden, ende namentlyk op te perfonen die de voirfz. poincien onderteykent hebben, welk antwoord in der Staten Notulen van dien tyd fo. 50 wordt gevonden. Men zoude billyk mogen vragen, zo de Steden hier over enkel eershalve ende niet als Medeleden van Staat, zonder welker medefiemminge niet en mogte worden geconcludeerd, behoefden te verfchynen, ofte erkend wierden, op wat grond de Heeren Staten zich dan, wegens hunne weigeringe, tot zulk eene verregaande Actie van fchade konden gerechtigd achten? Waar toe was hunlieder toeftemminge hierin meerder, dan die van de andere Steden, zo ver hun Stedenrecht nog plaats had, of zelfs van de Dorpen van noden? Voords werd op den 9-" deszelven maands door Stad en Steden, Utrecht, Amersfoort, Rhenen en Wyck, de verlatinge van den Koning gerefolveerd, waar mede zich de Geestelykheid en Ridderfchap, toenmaals ongereed, op den 12™ gevoegd hebben, zonder dat by die verlatinge eenig me°erder recht voor Utrecht, dan voor de andere Steden bedongen wierd. Zulks dat alle de Steden natuurlyk even gelyk deelen moeften in die rechten welke zy gelykelyk den Landsheer ontnomen, of opgezegd hadden. Dus werden de Staten, en als zodanige ook de Stad Amersfoort, tegen den 7^ Maart 1582 befchreven, fpeciaal by het 4e poinét, om te hooren ieezen de o-eextendeerde poincien, waarop men zyne Pr. Exc. die hooge Overigheid, en de Regeringe van de Stad, Steden en Landen van Utrecht opdragen, en hoe men wyders daar in handelen zoude; waarop men befloot, die aan alle de Leden van Staat afzonderlyk te doen voorlezen, om daar op hunne Refolutien intebrengen, Terwyl dea i8«n April deswegens, en  (" Si ) «1 tot bevordering der afdoeninge van het gefchil tusfchen de Leden vafi Suatj, eene deputatie Staatsgewyze aan zyne Furflelyke genade gerefol* vcerd, en nevens anderen, de Burgemeesters van Utrecht, Amersfoort en Wyck gedeputeerd werden. Zo dat blykt, hoe in dit gewigtig fluk het welgegronde recht der Stad Amersfoort mede allezins erkend is. En dat deze Stad, na de oprichtinge der Republiek, van haar oirfpronkelyk recht nimmer ten behoeve van de Stad Utrecht afftand gedaan, ofte zich daar van gewillig laten ontzetten heeft, behoeft geen bewys. In tegendeel blykt het, dat zy, hoewel in fommigen opzichte merkelyk in haare rechten verkort, in den beginne zeer duidelyk, als een medeftemmend Lidmaat erkend wierd: waar van men, behalven het reeds aangehaalde, merkelyke blyken in de quasflien over de afftellinge van het eerfte Lid, in het Utr. Plac. Boek D. i bl. 182 en volgende, vinden kan: als namelyk in de Refol. der Stad Utrecht zelve van den 27en Maart 1582, daar zy de asüftentie van zyne Excell. wil verzoeken, wanneer de Ridderfchap en kleine Steden zouden weigeren, aan haare Refolutie tot casfatie van het eerfte Lid hand te houden; dat in geene aanmerkinge komen kon, zo de laatfte niet als Medeleden van Staat erkend wierden. In de Refolutien van den 28in 2Q8;1 en 30™ Maart, by welke laatfte zy aan Gedeputeerden van den Landraad verzoekt, die van de Ridderfchap en Steden te ver[chryven, om met malkander te advyferen en vinden een voet, dair op de daglyk* fcbe Fergaderinge van de Staten weder angeheven en gecontinueert zal mogen worden. En in haare Refolutie van den i7en April flrekkende, om de Staten voordaan te doen reprefenteren door één ftem van de Stad, één van de Ridderfchap, en één van de Steden: welke Refolutie veelligt een middel had kunnen aan de hand geven tot wegneminge van veele wettige klagten, al ware het fchoon, dat juist daar by het eerfte Lid niet afgefchaft wierd. En by de provifionele uitfpraak van den Landraad, hoewel zo zeer ten voordeele van de Stad Utrecht, worden nochthands de andere Steden met de Ridderfchap, ten opzichte van de electie, gelyk gefield, en alzo mede erkend. Gelyk ook by de Acïe van confirmatie van zyne Princelyke Excellentie van den 146" Juiy l5%2> beginnende cp ten gefchillen, gerefen en uitftaande tusschen de Leden van den Staten des Lands van Utrecht .. [puinerende dezelve van de vy[ Collegien; en met henluiden de Ridderfiehap ende andere Leden van de voorfis. Staten ter contrarie als die van de Stad. Zo ook by de vernieuwinge van deze qureflie in den jaare 1586, daar de &aad der Stad Utrecht op den 21en November de Casfatie van het eerfta N 2 Ud  ( 52 ) Lid gerefolveerd hebbende, teffens befloot, de andere Steden en Ridderfchap hier van te verwittigen, met verzoek van eene byeenkomfte, om gezamenderhand eenen anderen voet op de ftemmen in de Staten te ramen, en te adviferen. Gelyk de Griffier Rattaller en Predicant Modet in derzelver bezendinge naar Engeland, volgends inftructie van den aien Dec. 1586 op last van den Raad der Stad Utrecht vertonen moesten, dat de Staten van de Provintie tot nog toe hadden beftaan in driederhande perfonen, als in de Canonyken — voor het eerfte Lid, in den Adeldom - voor tiueede, en Gedeputeerden uit de Magiftraat der Stad en Steden voor het derde. En Rattaller volgends particuliere inftruélie aan Leicester byzonder moest voor oogen leggen de authoriteit, macht en importantie van de vyf Steden dezer Provincie tegen de geringheid van vier of vyf Canoniken, Z. Bor B. 22 bl. 860 en 862. Dus hoorde men ook dien achtenswaardige Vaderlander, op welken Amersfoort nog roem draagt, den voonxtMyken Oldenbameveld, benevens de andere Gedeputeerden van Holland, Zeeland en Vriesland den Grave Leicester onderrichten: dat elk wist, en het zich ook van zelve zvees, dat alle zaaken , betref ende het gemeene Land van Uitrecht behoren gehandeld te worden by de drie Staten van 't gewest, namelyk de Geestelykheid - de Ridderfchap en Edelen, de Burgemeesters en Vroedfchappen der Steden. Bor B. 21 bl. 76. Gelyk ook de Regeerders der Stad Utrecht op den 19» January 1587 aan den Raad van Staten fchreven, dat de voorftemmende Leden misbruikten de twee ftemmen van haare twee Leden tegen ons, en van vyf'Steden, ibid, bl. 069. En zeiden ook de Staten op de Remonftrantie der Hoplieden van de Schtutery Ao. 1583, door den Raad der Stad Utrecht aan de Staten overgegeven : dat de Refolutien by de Staten eendrachtelyk genomen niet onderworpen behoorden te zyn het oordeel van de Gemeente van de Stad Utrecht, want dat daar uit volgen zoude, dat de Gemeente van de Steden van Amersfoort, Wyck, Rhenen en Montfoort, die zo wel Leden van den Lande van Utrecht zyn, en ftemmen in de Staten hebben, als die van der Stad Utrecht, gelyk recht zouden willen pretenderen, ibid. D. 2 bl. 380 Trouwens men vindt ook niet, dat de Heeren Regeerders der Stad Utrecht hebben zwarigheid gemaakt, om de Hooge en Laage Heerlyk* heid van Vreeswyk, anders genaamd de Vaart, op den ia6» January 1582 van de Staten van den Lande van Utrecht in pandfehap te ontfangen offchoon daar by de drie kleine Steden het derde Lid alleen uitmaakten. Ook niet, toen dezelve op den 2ien May in het daadlyk bezit daarvan wierden gefield, hoewel daar toe by de Heeren Staten, wegens het eerfte Lid Johan van Duyyenvoorde, wegens het tweede Maximiliaan van Baaxenf en  ( 53 3 en wegens het derde Lid Henrick Botb, van Amersfoort, alleen gecommitteerd waren. Even dit zoude men mogen zeggen met opzicht tot de oprichtinge der Vroedfchap van de Stad Utrecht, op den 24™ July des iaars 1618 met fpeciale approbatie en aveu van de Staten van den Lande van Utrecht gefchiedt Z. Utr. Plac. D. 3 hl. 98, en waar by dus mede het derde Lid niet anders dan door de kleiner Steden heeft kunnen worden gereprefenteerd: zo als dit ook by de voorfz. Vroedfchap wordt erkend by Acte van den 24™ Augustus 1618, daar dezelve zegt, dat uit kragte van Approbatie f van Heeren Geeligeerden) midsgaders van de Ridderfchap, en van de kleine Steden , binnen deze Stad ( Utrecht) een Vroedfchappe opgerecht is: V. ibid. D. 1. bl. 193. Zo dat die kleine Steden naar het toenmalige begrip der Stad Utrecht tot de Staten moeten hebben behoord, en ten haaren voordeele met het vereischte gevolg moeten hebben kunnen ftemmen. Voords is bekend dat Voor den jaare 1618 alle Commislieri, Ambten en Officien Staatsgewyze wierden begeven, waarop dus de Steden allen befchreven wierden en derzelver ftemmen uitbragten, zo als uit de refpecfive Brieven van befchryvinge, en de Refolutien daarop ingebragt, blyken mag. En om één uit veelen by te brengen, uit de Befchryvinge van den I3en April 1609, als waarvan het vierde poinét was, omme te Committeren t die den tyd van drye jaeren, van wegen deze Provincie ter Vergaderinge van de Heeren Staten Generael fullen hebben te reftderen ende te befoigneren. Het vyfde poinét, Omme te nomineren die van wegen deze Provincie fall hebben te compareren ende befoigneren in den Raad van Staten^ Het zesde, Omme te Committeren in den Hove provinciaal. Het zevende, Omme te nomineren tot de bedieninge van den Griffierfchappe 's Hoofs provinciaaL Het agtfte, omme te nomineren, die uit defe Provincie fullen hebben te reftderen ende befoigneren in de refpe&ive Collegien ter Admiraliteiten. En het tiende , Omme ter nominatie van de Stad Utrecht te committeren totte bediening van den Houtvesterfchappe. Omtrend welke befchryvinge merkwaardig is de Refolutie der Stad Wyk op het 8e poinét ingebragt, daar dezelve zegt: Opt Vlij* belangende enz. feggen die van Wyck, Alfoo fyluyden noyt yemanden in eenige Admiraliteiten en hebben gehadt, dat fe tegenwoordich oock een toer behoren te hebben tot eene van defelve Admiraliteiten , foa UtrechtAmersfoort en Rhenen haer toer hebben gehadt, ende nomineren tot dien einde Jorriaen van Hollandt. Zulks dat de Steden allen van rechtswegen hierinne evenveel zeggens hadden, by zo verre men zich dienaangaande niet onderling verftond. En wanneer in den jaare 1618 op aandrang van de nieuwe Vroedfchap eenige Commisfien en Officien,waar over bevorens Staatsgewyze wierd gedifponeerd, nu by touren begeven wierden, beweerde de Stad Utrecht O ak  (' 54 ) alleen te weezen gerechtigd tot die geenen, welke vielen op den tour van het derde Lid; waar over toen wederzyds deductien , en verificatien daar toe relatief, aan Prins Maurits overgegeven zyn, die genoeg duidelyke bewyzen uitleveren, dat al mede de Stad Amersfoort van haar recht niet heeft afgezien, zo als dit uit zo menigmaalen herhaalde protesten en inftantien, tegens wederrechtelyke handelingen op dit ftuk, naderhand gedaan, blyken kan. Wel is waar, dat op de voorfchreve Procedures van den jaare 1618 is gevolgd een accoord nopens de nominatie van de Raden ter Admiraliteit en Bewindhebberen der Oost- en West-Indifcbe Compagnien, wanneer twee van dezelven zouden komen op den tour van het derde Lid, volgends prsefentatie van de Vroedfchap van Utrecht van den 23 January 1623, en acceptatie van de Steden Amersfoort, Rhenen, Wyck en Montfoort van den 3ien daaraanvolgende. Dan is dit accoord niet anders geweest, ofte geaccepteerd, dan alleen over de genoemde commisfien , en zulks wel by provifte, en onverminderd een ieders recht ten principale, en onder expres protest tegens eene toenmaals gedaane nominatie by de Vroedfchap der Stad Utrecht. Zo als ook de Steden Amersfoort, Rhenen, Wyck en Montfoort haarlieder recht ten principale hebben getracht te vervolgen, blykens derzelver Remonftrantie hier over aan Prins Frederik Hendrik in den jaare 1628 gedaan. En heeft de Vroedfchap der Stad Utrecht al rasch wederom, ook" zelfs tegen het voorfz. provifioneel accoord, de begevinge van alle deze Commisfien beginnen aan zich te trekken, waar tegen zich de Steden in den jaare 1734 verzettende, heeft dezelve Vroedfchap haar trachten te dwingen , wilden zy het effect, der gedagte conventie blyven genieten, dat zy dan eene pure en ongelimiteerde acte van acceptatie moesten uitleveren, zo als in den jaare 1623 was geeischt, en waartoe de andere Steden, buiten Amersfoort, zich mogelyk zouden hebben laten overhalen. Edoch hebben de Steden ook toen zodanig eene acte niet uitgeleverd, en alzo derzelver recht ten principale blyven behouden, en vervolgends by diverfe proteftatien geinha2reerd, en levendig gehouden. Ende is ook notabel, hoede Heeren Geëligeerden by de poincten, die Zy verllonden te moeten worden vastgefteld tot bewaringe van de Rechten, Hoogheid en Heerlykheid van de Landen van Utrecht, midsgaders tot wcringe van confufie in de Regeringe van dien, in conformité van den gedanen voorflag van den aSm February 1638, aan zyne Hoogheid, den toenmaligen Stadhouder, mede opgeven : Dat de Stad niet alleen, maar met ende beneffens de andere Steden dezer Provincie den derden Staat of Lid reprafenteert. Gelyk het zelve ook by de Ridderfchap, en alzo by de beide voorftemmende Leden van Staat wierd erkend, met byvoeginge ook vaa  C ss ) Van dit allezins wettig, en notoir gevolg, dat overzulks de Stad Utrecht by de andere vier Steden kan en mag worden overflemd. Deze beide Leden konden met geene mogelykheid, zonder den ganttchen Staat omver te werpen, en alzo de verwarringen te vermeerderen, in plaatIe van die te verminderen of wegteneemen, alhier worden verdaan een nieuw recht te hebben willen invoeren; neemaar alleen willen daar dellen eene erkentenis van een in zich zelve onbetwistbaar, doch door dagelykfche ufurpatien geopprimeerd recht, de Steden, ende byzonderlyk de Stad Amersfoort toebehorende. Een recht, het welke niet en is gegrond op de aangehaalde voorbeelden, die nog merkelyk zouden kunnen worden vermeerderd: dan waarvan de fundamenten op zich zeiven onbeweegelyk daan, zulks dat de voorbeelden van de oefeninge, en erkentenisfen van deze rechten, als gezegd is, daartoe alleen worden aangehaald, om te bewyzen dat de Stad Amersfoort deze rechten, aan haar toebehorende, nimmer aan de Stad Utrecht afgedaan heeft.. En gelyk deze Stad die rechten nimmer afgeftaan heeft, is het bovendien de waarheid, dat de Regeringe van dezelve in der tyd, om de welgepaste uitdrukkingen van de Heeren van de Vroedfchap der Stad Utrecht, in derzelver misfive aan den Heere Stadhouder den igen January 1784 gezonden, alhier over te nemen, die met effecl zonder toeftemminge der Burgerye , waarvan, niet alleen niets, maar zelfs het contrarie blykt, niet heeft kunnen overgeven. Zo dat de aliegatie van zodanige voorbeelden, Waarin de Stad Amersfoort op eenigerhande wyze in haare Oppermagtige rechten mogte verkort geweest zyn, niets zoude doen, om deze haare rechten eenigzins te benadelen, alzo daarby eenjustus titulus ontbrekende, geen hei minfte recht op een langdurig gebruik kan worden gefundeerd. Terwyl die Heeren daar vervolgens, zo overeenkomftig het recht, geliefden by te voegen, dat dezelve, na alles wat maar eenigzins tot die materie in aanmerkinge diende te worden genomen, met eene nauwkeurige onzydigheid overwogen te hebben, onder anderen hadden bevonden, dat de onafgebroke afantie geen recht kan opleveren, ten opzichte van een Privilegie of Recht der Burgerye, door — Regenten bezworen, te conferveren, en dus onder afneming van een Eed aan hun verboden van 't lichaam der Vroedfchap, als Bewaarders van dat Recht der Burgery te vervreemden: zo dat om zodanige ufantie te wettigen, een tacitus confenfus der Burgerye niet fufficietit zoude zyn, maar een confenfus expresfus zoude vereischt worden, om een onder eede expres gedaan verbod van allienatie intetrekken. Even zo als de ongenoegzaamheid van zodanig een verönderfteld confenfus tacitus nog nader door dezelve Vroedfchap is betoogd by derzelver misfive van den zv» Maart dezes jaars 1785, ter beantwoordinge van die van 0 a zyne  C 56- ) Eyne Hoogheid afgezonden, en onlangs door den druk gemeen gemaakt: waarin gezegd wordt, hoe dit in geene aanmerkinge komen kan, omtrend Rechten en Privilegiën der Burgery, die haar volkomen eigendom zyn , en waar van de overgifte of vervreemdinge aan de Regenten, uit hoofde van derzelver Eed, moet worden verdaan, expresfé verboden te zyn. Terwyl daar verder woordelyk bygevoegd wordt: dat alk Rechten" en Privilegiën van de Burgeryen in deze Republiek zyn inalienabel, zo dat tegen dezelve, al wierden zy wezendlyk bevonden alienabel te zyn , niet gelden zoude eenige Prafcrifttie, contrarie ufantie, ja zelfs geene willekeurige Refolutie van de Heeren Staten, als reprefenteerende de Souverainen dezer Landen, immers niet buiten de toeflemming van 'het volk: veel min eenige ufurpatie, deference of aveu, in de laatfte jaaren meest uit erreur geboren. Ja dat ook Stadhouder en Regenten, en de drie Leden van Staat, allen gezamenlyk, bezworen hebben de handhaving der Rechten en Privilegiën van de Burgeren en Ingezetenen: en overzulks al het geene tegen dezelve Rechten en Privilegiën wordt ondernomen, gearrefteerd, geftatueerd en gerejolveerd, nul en van geener xvaarde is, vooral wanneer die Burgers en Ingezetenen zodanig niet gehandhaafd recht komen te reclameren. Woorden, die allerduidelykst bewyzen, hoe de tegenswoordige Heeren Leden van de Vroedfchap der Stad Utrecht ten volle overtuigd zyn, dat de Stad Amersfoort, op geenerhande wyze kan, of mag worden verkort in haare rechten tot alle de declen der Oppermagt van dit Gewest, aan haar oirfpronkelyk toebehorende, en uit derzelver aart onvervreemdbaar; al ware het ook, dat menigvuldige voorbeelden konden worden aangevoerd, dat zy daarin verkort was geweest: ja al bewees men zelfs, dat tydelyke Regenten, zondereen confenfus expresfus van de Burgeiy, daarvan daadelyken afftand gedaan hadden. Zo als die Heeren al mede zich betonen overtuigd te zyn, dat niet alleen de Stad Utrecht, maar alle de drie Leden van Staat alle de overige Bondgenoten, en een ieder, waar mede by het verbond der Unie gehandeld is, daarin altyd hebben geconvenieerd — om volgends het voorfchrift van dat verbond een iegelyks recht, en dus ook bet recht der Stad (Amersfoort,) te blyven continueren, en conferveren. Eene conventie, waartoe men zich onderling by duuren Eede verbonden heeft, en waar van zich derhalven niemand kan outllagen achten; al is het dat de naleevinge hier van ftrekken mogte tot fchade van die geenen, welker belangen te bevorderen aan hem toevertrouwd is: doch welke bevordering, gelyk van zelve fpreekt, even zo min als die van eige of byzondere belangen, de paaien van recht en billykheid overtreden mag. En zoude men hier by voegen mogen het geene in de Deductie van de Vroedfchap der Stad Utrecht, bevattende de redenen van het gedrag door dezelve gehouden tegen de perfoon van Gysbert Egcling, onlangs uitgegeven  C 57 3 geven, byzoiider van bladz. 54 tot bladz. 62 voorkomt. Mier by dellen de Heeren van de Vroedfchap onder anderen, als een Onwrikbaare grond vast, dat 'er geene mogelykheid zy, voor eenig Lid of Leden van deze Provincie, om eenig recht, aan een ander Lidbehorende, voor Zich of hun te verkrygen anders dan door vryen en onbedwongen afftand van hetzelve Lid. Deze afftand nu heeft de Stad Amersfoort nooit ten behoeve van de Stad Utrecht gedaan, dus heeft de laatstgenoemde het recht aan de eerstgemelde oirfpronkelyk, en van nature behorende, nimmer voor zich kunnen verkrygen. En zeggen die Heeren alverder: fchoon men al eens wilde toef aan, dat zodanige afftand niet juist by expresfé woorden en declaratie behoeft te gefchieden , maar ook & rebus & faclis kan en mag afgenomen worden, zo is het verre van daar, dat de onderlinge vereeniging,en daar uit refulterende verplichtinge tot befche/minge van elkanders Rechten en Vryheden gedogen kan, dat men hier eenig voordeel pooge te behaalen uit het geen, of 'door erreur, of door inadvertentie, eens en andermaal contrarie de rechten zoude mogen geëxerceerd, of door de troubles der tyden expresfé, of'tacite Jchynen af geftaan te zyn. Stellende wyders evident te zyn, dat de Leden onderling verplicht zyn tot handhavinge van elkanders gerechtigheden, wel verre van eenigzins te permitteren, dat van dusdanige gevallen tot achterdeel van eenig Lid zoude kunnen gebruik gemaakt worden, integendeel (dat de boven aangehaalde onderlinge verplichtinge) in het cas zelve, dat by gemeen abuis eenige derzelve voor eenen tyd op de andere Leden waren overgegaan, abfolutelyk da refiitutie van zodanige rechten komt te requireren. Terwyl de Vroedfchap wyders aldaar zo bondig betoogt, dat in eene qua:ftie over de Souverainiteit, het recht van Prsefcriptie, zo als dat byde Burgerlyke rechten is bepaald, geenzins van applicatie wezen kan. Zulksmen de discusfie daarover op het recht der Natuur, of der Volkeren, zoude moeten gronden, het geene in cas fubject, het minfte fundament niet zoude kunnen opleveren, waarop het recht der itad Utrecht in deze, boven de Stad Amersfoort, zoude mogen berusten. Want behalven dat het recht der Natuur den tyd tot praefcriptie niet bepaalt, gelyk by de voorz. Deductie wordt aangemerkt, zyn de aangehaalde voorbeelden ten minften genoeg, ten betoge, dat de Stad Amersfoort nimmer haare rechten indezen onbetwist overgelaten heeft; maar daarentegen van tyd tot tyd daar van, als zy daar toe gelegenheid vond, gebruik gemaakt, ofte die door protesten levendig gehouden heeft. Zo dat de Stad Utrecht nimmer een onbe. twist en onafgebroken bezit daar van bewyzen kan; dat nogthands een der noodzakelykfte vereiscbtens van het recht van Praafcriptie zoude wezen. P Ter-  ( 58 ) Terwyl men buiten dat toeflaan moet, dat ufurpatie aan de eene zyde, en onvermogen aan de andere zyde plaats gehad zoude hebben, en daar uit nimmer eenige wettige bezitting kan worden afgeleid. Zulks hier geen de minfte grond tot praïfumtie van eene tacita dereliklio zyn kan, terwyl, volgends de gedagte Deductie,bovendien het zwygen, by gemis van eminente rechten van vrye Volkeren , of derzelver Leden,veel eer aan andere oirzaken, dan aan een desfein om dezelve vrywillig overtegevcn, toetefchryven is; waarom dan hst gemis van eenige der Stads rechten, gedurende zekere tyden, in dubio toegefchreven worden moet, aan een oirzaak, die eenen vrywilligen afftand komt uitte/luiten (En men houde het ons ten goede,dat wy deze oirzaak hier enkele overheerfchinge, een uitoefeninge van het recht van den fterkften noemen.) Terwyl uit deverplichtinge der overige Leden volgt —• dat buiten eenen vrywilligen afftand der Stad, dezelve geene haarer rechten kunnen verkrygen; dus dat geene byzondere gevallen tot haar nadeel kunnen verflrekken. Behalven dat zich de Stad ook tegen eenen gepratendeerden afftand, ex rebus & fa&is afgeleid, op exceptien van erreur en in advertentie zoude kunnen beroepen. — Wy kunnen ons dus difpenferen, om te treden in een onderzoek van zodanige voorbeelden, waarby de Stad Utrecht, het zy dan by overheerfchinge, het zy by erreur of inadvertentie, het recht der Steden in het gemeen, en dat van de Stad Amersfoort in het byzonder, aan zich trekkende, alleen, als het derde Lid van Staat uitmakende, heeft gehandeld, alzo uitoefenende die macht, welke aan de Stad Amersfoort oirfpronkelyk is toebeho-i rende, en zonder dewelke zy inderdaad zoude ophouden, een Medelid van Staten te zyn. Want hoe zeer men zich in vroegere tyden van foortgelyke argumenten heeft bediend, bewyzen de aangehaalde woorden genoeg, hoe veel redelyker de tegenswoordige Heeren Leden van de Vroedfchap der Stad Utrecht thands denken: daar dezelve zich overtuigd betonen te zyn, dat geene regalia majora ftilzwygende door de Burgeryen, of zelfs expresfé door haare Reprefentanten opgedragen worden kunnen; maar dat die uit derzelver aart, als rechten, die tot het eigendom der Burgeryen behoren, onvervreemdbaar zyn. Terwyl voorbeelden, hoe menigvuldig ook., waarby anderen zich die rechten, zónder uitdrukkelyken opdragt aanmatigden, niets anders, dan zo veele inbreuken, door byzonder belang veroirzaakt, bewyzen : zonder met eenige mogelykheid het hoofdoogmerk van de famenfiellinge van dit Gemeenebest, de zo veel mogelyke bewaringe van elks Natuurlyke en Burgerlyke Vryheden, te kunnen omver werpen. Zyn alle de wetten en maximen van deze vrye Republiek gefundeerd op gronden van gelykheid en reciprociteit, zo als zich de Heeren Staten van Holland eens geliefden uittedrukken, wat dan zoude ook ongerymder zyn, dan te verouderd-ellen, dat voorbeelden, dat zelfs verouderde gewoontens die maximen  C 59 ) men zouden mogen verbreken? Ja wat anders zoude dit zyn, dan de gantfche Sraatsgefteldheid omver te werpen, door zich een recht aantematigen door voorbeelden, welke rechtsftreeks tot die verwoesting leiden ? Veel edeler beginzelen zyn het, die de Leden van dezen Staat in het algemeen , en de Heeren Leden van de Vroedfchap der Stad Utrecht in het byzonder thandszo blykbaar bezielen, in het onderzoek van alle ingeflopene misbruiken, en in het ter hand flaan van de gefchiktfte middelen tot verbeteringe van dezelve. En van deze is het, dat deze Stad, welker rechten zo lange en veelmaalen gefchonden zyn, derzelver herftel, zonder langer verwyl, meent te mogen verwagten. Gaarne wil zy, haare zaake aan het onpartydigfte oordeel overlaaten. Maar gelyk zy de handhavinge van de. zelve billyk van alle de Leden van Staat vorderen mag, fpreekt het van zelve, dat de Regeerders derzelver Stad, van deze haare rechten overreed, en tot bewaringe van dezelve door verfcheide Burgeren aangefpoord, niet en vermogen zich langer te vreden te houden met den ydelen titel, haar zelfs by het tegenswoordige zo drukkend Regeringsreglement toegekend, zonder het wezentlyke effect daarvan te genieten. Zy vermogen niet te gedogen, dat het eenige Democratifche gedeelte onzer gemengde Regeringsforme, waarby de Burgers der Steden worden vertegenswoordigd door derzei" ver Regenten, zoude vernietigd, en de Ingezetenen dezer Stad, aan eene volkome Ariltocratifche Regeerwyze onderworpen, of veel eer van de wezentlykfte deelen haarer politieke vryheid beroofd zouden worden. De Regeerders dezer Stad zullen dus deze haare Deductie eindigen, in dit billyk vertrouwen, dat het herftel haarer Oppermachtige rechten, waarop zy ter dezer gelegenheid ook nog by herhalinge aangedrongen heeft, eens eindelyk met ernst ter hand genomen worden zal: daar zy zich niet ongenegen verklaren, om zich intelaten in zulke fchikkingen, als waarby dit, naar de tegenswoordige gefteldheid van zaaken, geoordeeld worden mogt, tot het minfte bezwaar te ftrekken van zulke Leden, als welke door eene wetteloze occupatie, fit venia verbis, bevonden worden mogten, zich in het bezit der wettige rechten dezer Stad gefteld te hebben: dan welke occupatie de Regeerders der Stad Amersfoort vermenen niet anders, dan door overmagt gedwongen, langer te kunnen of te mogen aanzien. Verzoekende derhal ven, dat bevorens een veranderd Reglement van Regeringe voor deze Provincie werde vastgefteld, of by de. bepalinge van hetzelve, deze Stad uitdrukkelyk in haare rechten herfteld en gehandhaafd werde. (Onderftond) Ter Ordonnantie van de Heeren Regeerders der Stad Amersfoort. fWas getekend) JAN BOTH HENDRIKSEN.