hm]   01 1887 7182 UB AMSTERDAM  E N  Die voor het waarè heil van rijn natuurgenooten Met allen ijver waakt, Moet zeker zijn geluk in zijnen kring vergrooten, Door deAImagt zelv'gemaakt. Bs. BOSCH.  Km D e r nPLI&t • dook. JOHAS>'K S HAJCKV, C.Zoon. Te AMSTERDAM:, Bif VILLEM VL IET.   VOORREDEN. Weder «en ftukjen voor Kinderen! — 't Is of 'er thans niets nuttiger, dan zoortgelijke (tukje ns, konden bedacht of uitgegee ven worden! — zullen veelen zeggen : — doch ik laat geleerden voor geleerde en bejaarde menfchen fchrijven; en zal, zoo veel in mij is, ter bevoordering van deugd en goede zeden, trachten mede te werken, om aan de kleine en tedere fpruitjens, waarüit dc goede vruchten moeten geboren wor- dea, nuttig te weezen. < A 3 Ei*  VI VOORREDE K. Dkhm Aderde werkjen,'tWe;k M m nutte der kinderen, hel ikht magdoea zien Heteerfte be/butt. fn 'c k'»»**s*m of KinderL'toJENS>ophet fpd betrek]i;jlc._ a«e op bekende zang-w^u Hef i^''^en.Sc1Ioot.Bo£kJ£.v °f«"LE£2INGEMAUIJKGE< ma aki; : k.Mderen, die in de fpei- ling-, maar ecnigziim gevorderd zijn, kfllUttta het eer/ie Hoofdftuk terftond kezen , £>aar nu Neêrlands deugd-beminnende Ingezetenen, beide voornoemde werkje», met Zoo m Hefde efl ^  VOORREDEN, wi genegenheid, hebben ontvangen, dat dezelve binnen weinig tijd zijn herdrukt geworden, heeft het mij aangefpoord, dit ftukjen te vervaerdigen. ■ Niets is op dit benedenrond zonder gebreken; dan mangelt het aan 't één, en dan weder aan wat anders; fchoon toch ieder menfeh verpligt is naar het beste doel te ftreeven: dan daar ik dus overtuigt ben van mijne onbekwaamheden , zal ik de aanprijzing agter laaten,— en afwachten, of ook dit werkjen, met die liefde van mij ne Landgenooten, even als de twee voornoemden , zal vereerd worden.—Het zal mij genoeg zijn, te mogen verneemen, aan A 4 het  wh VOORREDEN, het juiste oogmerk voldaan te hebben; dat is: om ieder kind, was't mogelijk, op te leiden, tot dankbaarheid aan zijnen Schepper, en .om liefde en gehoorzaam, tód, aan zijne Ouders te bewijzen. _ £>e weinige Zinnebeelden, in ditwerkjen voorkomende, ben ik voorneemens te vervolgen, om in zulk eencn finaak, dit ftukjen, het licht te doen ZlVn » e   HET OlfTVAAKEX. v—y  D E K INDER-PLIGT. 5?>y j?^ sf^ ï$a <éa *i& HET ONTWAAK EN. 'k Ontwaak !- het lieve morgen-licht, Erïnnert mij, mijn' pligt! Ik hoor de vogels zingen, Ach, zong' ik met hun meê! 'k Verlaat mijn legerfteé: De Zon zie 'k mij omringen, Met een' vergulden glans, Van 's hemels hoogen trans; •As Ik  io KINDER-PLIGT. Ik moet mijn' Schepper loven, In dit genoeglijk uur; De aanlokkende Natuur, Voert 't dankbaar hart naar boven 6Eeuwige Godheid! — Weldaadige Heer! Ik zing' in den morgen, Uw goedheid ter eer. In 't aaldige duister Der fombre nacht, Waart gij mijn behoeder; Herleefde mijn kracht. Het  kiHder-p.ligt. ii Het lieffclijk flaapen, Heeft mij weêr verkwikt; O, hemelfche Vader! Niets heeft mij verfchrikt. Hoe groot is uw goedheid, Wijl 'k nu weêr mag lien, Uw' Godlijken luister; IJ hulde mag biên! (oLiefdrijke Schepper! Uw grootheid en macht, Doen mij thans befchouwen, Natuur in haar kracht. Ik  12 KINDER-PLIGT. Ik ga dus naar buiten, . Daar alles mij wenkt; Het morgen genoegen, Is weg, eêr men 't denkt. # Jj£ J{£ De Bosfchen en Velden , 'tRoept alles mij toe: Wordt nimmer 't befchouwcn, ,, Der fchepielen moê ! " HET   HE T A N S C IS 52 X..  K I N D E R - F L I G T. i3 HET WASSCHEN. Wat is het frisch, in 't morgen uur Met water zich te wasfehen! Het Pluimgediert' leert door Natuur r In beek of water- plasfen, Dat het geftaag naar reinheid tracht, Zoo ras het, uit de vaale nacht, Den dageraad ziet komen ; Het Eendjen maakt zich, duikend nat; Elk Vogeltjen word mild befpat, Door daauwdrup van dc boomen. De  »4 KINDER. PLICT. De flaap, die ieder vadzig maakt, Wordt wasfchend, weg gedreevcn; En elk, die naar den arbeid haakt, Daar door weêr lust gegeeven. Mogtik mijn ziclsönreinheid zien, Die 'k nimmer af kan wasfchen; Ach! trachteik de ondeugd meêr te ontvliên; En wierd ik in de pkufen , Van J e z w s alverzoenend bloed, (ö Groot en onwaardeerbaar goed >) Van mijne fchuld gewasfehen!   »E M OK GENhGEOE t,  KINDER-PLIGT. IS D E MORGEN-GROET. 'kTreê vrolijk u nader, En geev' u mijn groet, Liefdaadige Vader En Moedert — ik moet Mij nederig buigen, Voor u; — en betuigen, Dat niets mij meêr öreelt, Dan met uwe zorgen, Op iederen morgen, Te worden bedeelt! Geen  *ra?n-mor,  KINDER- P LIGT. 25 HET MORGEN-LIED, oe ftreeknd is Natuur, In 't lieflijk morgen-uur, êGroote Schepper aller dingen ! Uw hemel-majesteit, Die zich rondom veripreid, Dcet mij uw' Naam ter eere zingen. B 5 Het  20 KïNDER-PLIGT Het drupp'lend rein kristal Des daauws, blinkt overal, Op blaadjens, grasjens, kruiden, bloemen; Het gantsch heelal herleeft, Daar 't weêr verkwikking heeft, Elk wil verheugd zijn' Maaker roemen, Het kabb'lend beekjen ftroomt, Geen dartt'lend Vischjen fchroomt De Heng'laar, die het zoekt te vangen. Het Eendjen duikt en zwemt, 't Wordt door geen vrees beklemt. Matuur doet ieder vreugd' erlangen. Het  K I N D E R - P L I G T 27 Il^-t jeugdig Pluimgedictt' Zingt vrolijk, juicht en zwiert; Het Duifjen kirt en klapt de wieken! Dj Koekoek roept en fpringt; De Leeuwiikvliegt en zingt; De Haan vermeld ons 't uchtendkrieken, De Welker melkt zijn Vee , Is dankbaar, — wel te vree; De Landman juicht bij 't akker ploegen: Het wollig Schaapjen graast; Het zuiden windjen blaast, In 't lomrijk boschjen, vol genoegen. Het  28 KINDER-PLIGT. Het lieflijk zen-licht rijst; De danktoon zweeft en prijst 'tOneindig Scheppend Alvermogen! Dus moet mijn hart en mond, In ied'ren morgenftond, Ook uwen Kaam, ö God! verhogen. Volzalige Opper-Heer! Ik kniel eerbiedig néér; Uw goedheid blijv' mij fteeds omringen. 'kWensch namaals uwen lof, In 't zalig hemel-hof, Op een' volmaakten toon te zing:n! HET   HE T SCHOOI «AAS. '<& mime 7 SS U^r-  KINDER-PLIGT. 29 HET SCHOOLGAAN. ïk ga naar School, —'k moet wijsheid lecren; In mijne ted're jeugd; Die vroeg zich tot de deugd wil keeren, Smaakt inxijn grijsheid vreugd. 'k Zoude immers fleeds onkundig weexen; Wanneer ik niet bedacht, .Dat de ed'le Schrijf-kunst en het Leezen, Mij 't grootfte nut aanbragt! Dè  30 KINDER-PLIGT. De Bijbel, 't waerdigst bock der boeken , Die 't levenslicht verfpreid, En ftrekt om 't eeuwig heil te zoeken, Was mij dan duisterheid,. 'kZou fchaars mijn' naasten nuttig weezen. Zoo 'k fteeds onkundig bleef; En vruchtloos fpreeken, zonder leezen, Van 't geen' men eertijds fchree£ De Reken-kunst, van zóóveel waarde, Om 't nut en groot gemak; Dat zij alom verfchaft op Aarde, Was 't geen' mij ook ontbrak. In  KINDER. P LIGT. 3t In School leert men befchaafde zeden, Daar wordt de jeugd verlicht, Gevormd tot nutte bezigheden ; En de oefhingvan haar'pligt. De Reken-Schrijf- en Lees-kunst geeven Aan elk het zoet genot, Om naar verbetering te ftrceven, Van een verwisflend lot. Zoo ik een Ambagt zoek te leeren, Dan moet ik vroeg mijn' tijd Beiteden;— en mijn' Meester eeren, Door deugd en noeste vlijt. Dus  32 KINDER. PLIGT. Dus zal 'k gehoorzaamheid rJetoonen , Aan die mij leert en leidt. Dan zal ook God met zegen krooncn Demidd'len, mij bereid. HST   HET MIDDAGMAAL. • S3at  HET MIDDAG-MAAL Zon aan't middag-punt genaderd, Legt de arbeids-man 't gereedfehap neêr; Terwijl men aan den disch vergaderd, En zet zich afgeilooft ter neer; Om de afgematte llgchaams - krachten, Te fterken door gezonde fpijs; G En, KÏNDER'PLIGT. 33  34 KINDER-PLIGT. En, biddend, zegen aftewachten Van God, op 't voedend gunstbewijs.— Zoo leeren we in de middag-ftonden, Dat ieder mensclr behoeftig is: En aan den arbeid blijft verbonden, Tot zijn beflaans behoudenis I*^ D K Hoe dankbaar moet een mensch niet weezen , Die door zijn werk het voedzel heeft; En door Gods goedheid , nooit volpreezen, Bevrijd van rampen, vrolijk leeft.   DE SPEELmtjüREN-. (^pct/'ö& eens rcv?' x^t/^, " $.36'.  KINDER-PLIGT. 35 D E SPEEL-UUREN. IMfijn fpeelendé tijden, Die 't meeste verblijden, Zijn ijlings voorbij! Het tollen en kooten, Heeft nooit mij verdrooten, Hoe nutt'loos 't ook zij. C 2 Speel  26 KINDER-pLIGT. Speel ik eens voor zotje, Dan lacht mijn zus Lotje, Verzuimt zelfs haar' tijd; Want fchoon wij graag fpeelen, 't Gaat zonder krakeelcn; Dit maakt ons verblijd. Laatst kreeg ik eens kijven, 'k Wou fpeelendé blijven, Maar Moeder die 't wist! Zei: „ 't fpeel - uur verftreeken, 55 En 't fchoolgaan ontweeken, 3s Hoe veel dus verkwist!" Ons  KINDER-PLIGT. 37 Ons ijverig poogen , Krijgt meerder vermogen, Wanneer wij den tijd, In uurtjens verdeelen, Tot keren en fpeelen; De traagheid ten fpijt. Dus moeten wij waaken, In 't fpeelend vermaaken, Voor 't nuttigde doel; Dat ons kan behaagen, In rijperer dagen, Door ftreelend gevoel. C 3. Hoe  38 KINDER.PLIGT. Hoe zoet is het leeven, Zoo ras men mag ftreeven, Naar wijsheid en deugd ! Het fpeelen en leeren, Kan ons doen verkeeren, In lieflijke vreugd. HET   HET HAJOJWERK XE KREK". •yi^^^eenj^yb^ ïnenaai 'erdoor.  KINDER-PLIGT. 3S> HET HANDWERK LEEREN. P i e ter en Mietje. r i e t er. Een Handwerk is mijn grootfte doel, Om daar door een beftaan te maaken; De mensch verkiest de besre zaaken, Naar zijn begrip, — in 'taardsch gewoel. C 4 MIEÏ"  40 KINDER-P LIGT. mietje. Mijn lieve Broer! dat's welbedacht. Wij moeten nimmer werkloos weezen; De traagheid wordt altoos mispreezen, En naerfügheid met roem geacht. pit. ter. De Teken, - Schilder, -Beeldliouw-kunst, Dcez' zouden wel mijn hart bekooren; Moest men , helaas! niet veeltijds hooren: » De Kunst geeft minder winst als gunst!" mietje. Het fraaifte werk bemin ik wel, Doch men moet 't nuttigst niet verfilmden j Maar wie zal me in 't verkiezen raaden, Op dat geen naberouw mij kwel % pie-  KINDER-PLIGT. 41 het*'*. Het geen' ons nut- en dienstig is, Zal Vader ons getrouwlijk zeggen, En Moeder; — want ons overleggen, Gaat dikwijls 't waare doelwit mis. MIE T j E. Dat wij dus naar onze Ouders gaan, En met oprechten eerbied vraagen, Wat ons, in onze laater dagen, Best voegen zou tot ons beftaan. P I E T E R, Goed, 'lieve Zuster! 'k ga u vóór: Wij zijn geichikt tot bezigheden; En tijd verzuim , — dit leert de Reden , Kan bij geen ijv'rig mensch 'er door. C 5 MIET-  42 KINDER-PLIGT. MIETJE. Mijn lieve Broeder! 'k volg' u na: Wij zullen elk om 't vlijtigft leeren: Als kind'ren tot de deugd zich keeren, Slaan zij liet beste voorbeeld gaê. BET   AYONBhIIKB, (Jm x zijns aanfehijns zijn brood zoude >, eet en!" Salomon zegt ook: „ de Lui,, aart zalgefcheurde,kleederen draagen." En Paulus zegt: „ die niet werkt, zal niet eet en." Dus leeren wij uit de Natuur, en het Godlijk Bijbel- woord, hoe wij verpligtzijn voor ons tijdelijk beftaan werkzaam te weezen , in dien ftaat of betrekking, waarïn wij, door de Goddelijke Voorzienigheid , op dit benedenrand gefield zijn. — Zoo moeten Wij  ZINNEBEELDEN. 63 wij ook werkzaam zijn, in onze Schooien , om nuttige kunsten en weetenfchappen te leeren; — met ijver daar in trachten voord te gaan, om, even als de Mieren en Bijen, niet gerust te zijn, voor dat wij die goederen verzameld hebben, die ons niet alleen voor het tijdelijke, maar ook voor het eeuwige keven gelukkig kunnen maaken. Weest werkzaam ,Kindren! in al't geen' Gij hier op aarde moet betrachten; Wat rampen u dan tegentreên, Gij kunt van God vertoosting wachten, Als ge in uw hart onfchuldig zijt Aan pligtverzuim en tijdverkwistcn; En  H ZINNEBEELDEN. En nooit betoont, door noeste vlijt, Om véél of weinig werk te twisten; Dan zult gij,als de Mier en Bij, Uw voorfpoed daaglijks zien vermeêren; Zijt werkzaam, ijverig, en gij Zult daar door, uwen Schepper eerenl t> E  ZINNEBEELDEN. 65 d e TRAAGHEID. E en Ezel is een veracïiffijk dier, bij veele menfchen; — niet, om dat hij geheel nutteloos is, — neen : maar, om zijne traage en domme hoedaanighedcn; waar in hij veel, met andere dieren, verfchceld. Hoe dikwijls boord men im- ' mers, wanneer 'er van een' mensch, die traag is, gefprooken word: „hij is zoo „traag als een Ezel, en gaat nooit „uitzijn tred!" — Ook, wanneer E men  66 ZINNEBEELDEN. men van een dom-mensch fpreekt, zegt roen:,,/zi/ is zoo dom als een Ezel!" De Traagheid, is niet altoos luiheid, fchoon deze 'er veel overéénkomst mede heeft; — maar de Traagheid, komt meest voort, uit onverfchilligheid; — men vind dezelve bij zulke menfchen, die geen belang ftellen in 't geen zij verrichten , of nog verlichten moeten; en deze zullen ookhunne gewoone bezigheden, nimmer trachten te verhaasten ; — wijl zij niet begeerig zijn, om iets' verhevener te onderzoeken ofte betrachten, — en dus geen' tijd willen uitkoopen, ter bevoordering van nuttige of vermaakelijke, Kunsten en Wetenfchappen; — daarom is het, dat zulke menfchen ,bij het uitwen- dig  ZINNEBEELDEN. 6^ dig gedrag eens Ezels, vergeleeken worden; wijl deze dieren geen vuurigen ijver, noch rechtaarte vlijt, betoonen, wanneer zij iets verrichten moeten; want of zij werkende of leedig zijn, zij blijven zich altoos, in traagheid, gelijk. Met welk eene billijke verontwaerdiging, moet men dus de Traagheid nietbefchouwen! — Watzijn'erniet duizende dingen voor den mensch, die hij zich met opmerking voor den geest zou kunnen brengen, — en hem zouden opleiden, tot verheerlijking van zijnen Schepper, tot nut van zijn' naasten en tot een groot genoegen voor zich zei ven! — wij kunnen altoos, wanneer 'er lust en begeerte bij ons is, buiten onze gewoone bezigheden, nog wel E 2 eeni-  «58 ZINNEBEELDEN. eenige vrartjens uitkoopcn, om te onderzoeken naar zulke voorwerpen, die waarlijk nut en vermaak aanbrengen. Maar, helaas! de Traagheid en Onverfchilligheid, overmeesteren dikwijls de harten der menfchen; en daar van daan komt het, dat veelen oud en grijs geworden zijn, in hunne gewoonc bezigheden; waar door zij bevonden worden, niets buitengewoons te weeten: ja dat zij zich dikwijls, over kleenigheden , die in zich zelf niets betekenen, verwonderen. Men koopt nimmer den tijd, tot onderzoeken , gemak/ijker uit , als dan, wanneer yver en xiefde, zaamen tver;  . ZINNEBEELDEN. 69 werken, om iets ongewoons te verrichten. \ Gij ziet dus hier, 6 ted're jeugd ! De Traagheid u befchreevtn; Verkies toch vroeg het pad der deugd» Met ijver op te ftreeven. Zijt nimmer traag of lusteloos, Als gij iets goeds moet leeren; Dan zult gij ieder uur en poos, Onfcnatbaar, u waardeeren. Beklaag u nooit dc moeilijkheid, Als gij iets moet verrichten, Maar toon door ijver u bereid, Tot de oeff'ning uwer pligten. E 3 Dan  7o ZINNEBEELDEN. Dan richt gij, door uw deugdzaam doel, Voorbeeldig uwe fchreden; En gij fmaakt zelf het zoet gevoel, Van uwe bezigheden! D E  ZINNEBEELDEN. 71 D E N IJ D. IE en Nijdig menscli, is het armfte fchepfel der waereld 5 al was het dat hij zich duizendmaal kon omwentelen in het goud en in alle de fchatten van dit leeven; nogtans is en blijft hij een arm fchepfel; dewijl zijn oog veelmin zijn hart, nimmer kan vérzaadigt worden! ■— Hij benijd niet alleen den welftand van zijn' Naasten, maar ook dien zijner Bloedverwanten!— Hij benijd niet alleen de Rijken, maar ook dé Armen!— Ja, bij benijd zich zelve, door E 4 1 dien  72 ZINNEBEELDEN. dien hij zich, om 't belang en den voorfpoed van anderen, verteerd. Een Nijdig Mensch, benijd niet Hechts, aan zijn'naasten, de fckatten der wacreld, of eenig aardsch gewin; maar hij benijd hem ook de hemeuché fchatten en goederen; Godvrucht, Deugd en Zeden, beglimrthij als met een fchamper en verachtend ooïï . Dit bevestigt ons het Godlijk Bijbel-woord: uit Nijd, {leeg Kaïn zijnen Broeder Abel dood , om dat het offer van Abel , vcor God aangenaamer was,dan het zijne. Uit Nijd , wierdtden vroomen Jofeph, door ziine Broederen verkogt aan de Medianiten en overgeleverd aan de Egiptenaaren , om dat zijn' Vader Jacob hem liefhad; en Mi  ZINNEBEELDEN. 73 hij meerder wijsheid had ontvangen, dan zij. En , wanneer men oplettenheid gebruiken wil, kan men wel dia gewaar worden of men een nijdig mensch vóór heeft; als men , bij voorbeeld : de Voorfpoed > Kunsten of Wctenfchappcn, Schoonheden , Godvrucht , Deugden , Zeden , enz., — van iemand verhaalt en roemt; dan zal men ,aan den Nijdigen, ras befpeüren, dat zijn gelaat vervalt;zijn lasterzuchtige tong zal niet kunnen zwijgen , noch zich onthouden , het een of ander voor te draagen , om, was 't hem mogelijk, alle die geroemde fchoonheden en deugden, te ontluisteren; daar een Mensch , die E s met  74 ZINNEBEELDEN. met dat verfoeilijk kwaad niet befmet is, aandachtig , met een glans van vergenoeging op zijn aangezigt, luistert, naar het verhaal , van de Voorfpoed, Kundigheden en Deugden, zijns Naasten; — verlangende zelf, om met zulk eenen, wiens roem zoo groot en waerdig is, te mogen verkeeren. — Hoe verfchriklijk is dan niet de Nij d ! dat monfter, daar de laster en valsehheid, uit gebooren worden; daarom word hij , veeltijds afgebeeld, als knaagende aan zijn eigen hart; het hoofd omringt, met fenijnige Slangen, hebbende in de hand een brandende fakkel, waar door hij ieder zoekt te vergiftigen, en het pest-vuur van zijne ziel doet  ZINNEBEELDEN. 7S doet blijken; zijn gelaat word maager en jn eene onvriendelijke houding vertoond; wijl 'er nimmer een aasje vreugde, in de naarvolgers van hem gevonden wordt. — Zoo dra gij gevoelt, lieve Kinderen ! dat de Nijdu zou overmeesteren, om den welftand uw's Naasten, zegt dan: ,5 Vervloekte Nij r>, die Laster\m.ri\ De Leugens kweekt, denmensen ontaart; ,, Wie zou voor u niet fchrikken! Gij doemt, helaas! het heilig Recht; ,, Terwijl de List u fnoeren vlecht, ,, Om 't üefd'rijk hart te ftrikken. ,• Het  76 ZINNEBEELDEN. 3S Het vuur, waar door uw fakkel brand j 5 Verteerd uw eigen ingewand; 5» Gij moord zelf Bloedverwanten! Gij zijt een dief van 's Naastens Eer; 5> Gij veld de liefde en vriendfchap neêr, 5) Om wangunst voord te planten." Weest om uw's Naastens heil verblijd , En haat den bleeke en maag'ren Nijd, Dan fmaakt gij 't vrolijkst lecven; En treffen u veel tegenhecn , Zend dan uw zuchten en gebeên Tct God, die troost kan geeven. d z  ZINNEBEELDEN. 77 D E MIL'D AADIGHEID. De Milddadigheid is een beminnenswaardige eigenfchap in een Mensch: en hij, die bezitter van haar is, en te gelijk met tijdelijke middelen gezegend, is zeker het meest gefchikt. om aan haar bcminnenswaerdig caracter te kunnen voldoen; zulk een Mldadigen, is een Trooster, een Voeder, een Bewaarer, ja, hij is een Christen! zijn Medelijden ,doet hem, in den hangen nood des winters, gevoelen den jammer-  78 zinnebeelden. merflaat dier Ouderen , die met hunne lünderen , in hunne volgebrekkige hutjens, of fobere woningjens, zitten te trillen, en wier tanden op elkander liaan van koude en honger; hij gevoelt en betreurt alle die rampen, als ofze hem zelve troffen; . hij verbeeld zich de biggelende traanen , van de koud-blaauw-verwige wangetjens , der tedere Kinderen, te zien afrollen; . het kermend roepen , — ,, Vader ! Vader !.... wij verfiijven van koude .' ,, Moederlieve Moeder ! geef ons jj te Eeten!" klinkt hem geduurig in zijne ooren : - het treurend aangezicht dier Ouderen en het troostloos andwoord dat zij aan hunne verkleumde en hongerige Kinderen  ZINNEBEELDEN. 79 ren moeten geeven : Lieve Kinderen! „ wij kunnen u noch warmte noch voed„ ze! accvcn .'"dit doet liem zijne mildaadige handen tot heil zijner ongelukkige mede menfchen uitftrekken. Als Trooster zend hij den ellendigen die 'hem zijne ellende te kennen geeft, niet heenen, met te zeggen: „ga heen en wordt ,, warm !" maar, gevoel draagende dat het zijn Natuurgenoot is die klaagt, vertroost hij hem, door alle foorten van middelen, ter zijner redding en geneczing uit te denken, tot vóórkoming van zwaarer rampen : En, Als Voeder, zend hij alle de uitgedachte middelen en goederen, voor den klaagenden derwaards heenen; om het niet bij eene en-  80 ZINNEBEELDEN. enkele troost-rede te haten berusten , en de ellendigen , met al hun gebrek , te doen omkomen. Als Bewaar ar zorgt bij, dat de wanhoop de armen niet overmeesterd, — hij laat vraagen en zoeken, naar zulke ellendige armen, die zich eêr zouden doodhongeren , dan dat zij hunnen nooddruft zouden te kennen geeyen : — deze laat hij ongemerkt zijne gaavcn toekomen. T Als Christen , volgt hij de lesfen van zij • nen grooten Meester Christus na, om aanhoudend wel te doen aan alle zijne Natuurgenooten; — daar die groote Meester hem zegt: ,5 de armen hebt gij altijd 55 ;:.et u, maar mij hebt gij niet al»' Nu  ZINNEBEELDEN. 8i Nu moest men 'niet denken , dat niemand, dan de Rijken, de gaaf derMildaadigheid kunnen bezitten, en uitoefenen ; deze zijn 'er welhet beste toe gefcbikt, en ook het meeste toe verpligt; — maar dit neemt niet weg, dat de Armen zelf, — op dat ik van den middelmaatigen flaatzwijge, geene mildaadige harten zouden hebben , want met ernftige zuchtingen, voor de belangens van hunneNatuurgenooten, voldoen zij mede (zonder behulp van tijdelijke middelen) aan de eigenfehap en begeerte der Mildaadigheid. De Mildaadigheid, is ook niet te kennen , aan de grootheid of waerdigheid der gaaven; dit worden wij van onzen ZaligF mag-  82 ZINNEBEELDEN. maaker Jezus, geleert: daar hij zegt : „dat de arme Weduwe, die twee pen- ningskens , van haare armoede , in „ de fchatkist had geuorpen, — meerijder had gegeeven , dan de Rijken , „die van hunnen overvloed, de fehat„ kist aanvulden." Maar ook alle giften, die gegeeven worden , voldoen niet altoos aan het juiste doel der Mildaadigheid. — Als men zijne gaaven geeft, aan voorwerpen die.de verkwisting lief hebben en aankleeven ; dan word men , daar door, zelf een verkwister , of men geeft zijne gaaven tot voordzetting der verkwisting! Als men zijne gaaven geeft, om daar door  ZINNEBEELDEN. Z$ door geacht, geé'ert, gevreest en bemint te worden; zulk een' geever maakt zich tot eenen afgod! Als men zijne gaaven geeft, om het daar na aan den gegeevenen tot verwijt te doen ftrekken; deze is een Hechte geever. Als men zijne gaaven geeft, om hierin den tijd, of hier namaals in de eeuwigheid, eenen grooten loon te ontvangen; zulk een' heeft niet, of geheel verkeerd gegeeven; want hetgeene hij gaf, was niet om der Armen, maar om zijns zelfs wil. O fchoone Mildaadigheid! bezielde gij ieder der ftervelingen, met uwen waaien en belangrijken invloed; wij zouden ons, op dit bcnedenrond,door zulk eene nijpenFa de  84 ZINNEBEELDEN de Armoede als zich dikwijls vertoont, niet omringt zien. Voortreffelijke Mildaadigheid ! de Liefde is uwe Moeder, de Vrïendfchap uwe Voedfter. Gewénd u, ö tedere fpruitjens! om Miidaadigte weezen ; maar draagt zorge dat gij u aan geene verkwistingen overgeeft; ziet nooit een arm Menfch met een verachtend oog aan; maar denkt altoos Rijken en Armen ontmoeten elkander,de Heereheeft ze beide gemaakt. Welk eene vergenoeging zult gij dan fmaaken , wanneer de dankbaare Armen zich verheugen mogen, over uweweldaaden. Maakt u de volgende dichtregels eigen, en zegt: Mil-  ZINNEBEELDEN. 85 Milddadigheid ! gij ftreelt mijn hart'! Doe mij uw' invloed fteeds genieten; Gij lijt der Armen troost in fmart, Als bange traanen hen ontvlieten. Gij zijt het die de naakten kleed; De hongerigen geeft gij fpijzen; Want treurende om hun grievend leed, Wild gij hen uwe hulp bewijzen. Gij haat hen, die door 't tijdlijk lot, Gezegend zijn , en nooit iets geeven ; Daar zij 'tverfehuldlgd zijn: wijl God Niet wil dat de Armen hulploos keven. F 3 Gij  85 ZINNEBEELDEN. Gij zijt voor het ellendig kroost, Dat zich door rampen voelt beftrijden, De beste hulp en waare troost, Wijl gij 't verkwikking fchenkt in *t lijden. P E Daar Liefde en Vr-iendfchap u geleid, Zijt ge ons van Jezus aangepreezen :' Achlmogtgij, 6 Mildaadigheid ! In nood, ook mijn vertroosting weezen.  ZINNEBEELDEN. 37 r> E GIERIGHEID, E en rijke Gierigaard, wandelende door een fomber Bosch , en overdenkende hoeveele fchatten hij, door onderfcheidene foorten van middelen bijéén had verzameld: naauwlijks eenige fchreeden voord gewandeld hebbende , zag hij een' ouden Grijsaard, die arm engebreklijkwas, aan den voet een's booms nedpr zitten, welkehem ,fchreiënde overzijne Armoede, hulp enbijftand vraagde.Ik F 4 5)ben>  38 ZINNEBEELDEN. 99 ben, (zeide de Grijsaard) jammerlijk 5» van God bezogt! van mijne goederen, 11 door de droevige regenlieden der waereld» ,> beroofd! mijne krachten en vermogens, zijn mij, door den ouderdom, geheel ont5 j rukt! alle mijne bloedverwanten zijn mij 9> door den dood ontnomen, en 'er is nicS5 mand ter mijner redding overgebleven! 55 mogelijk zal nu deze koude plek aarde , 95mijne laatice rustplaats zijn!— Ach, dat gij bewogen wierdt, mij, uit mijne 35 ellenden, te verlosfen!"— De Gierigaard, alle deze jammerklagten en fmeekingen gehoord hebbende, verliet den ongelukkigen Grijsaard , en ging zonder iets te geeven, van hem weg!,, O 9 5 on-  ZINNEBEELDEN. 89 ongelukkige ! (zei.de de Grijsaard) heeft de Gierigheid u zóó aan haare banden ,, vast gelegt, ik ben gelukkiger dan gij!" Eene verwonderlijke uitdrukking van dien armen Man! Ik ben gelukkiger dan gij ! zeide hij: en floot dus zijne rede: ö ja , de folteringen van dit leeven kunnen zoo drukkend niet zijn , dat zij aan den menfeh, de hoop van een namaals eeuwig geluk zouden kunnen ontzeggen. — Deze ellendeling zal mooglijk ook zijne fchatten in den Hemel gehad hebben, daar de rijke Gierigaard betoonde geene andere goederen te bezitten, dan die van dit leeven, welke hem door den dood ontnomen worden; terwijl in de eeuwigheid zijn onfterflijke ziel ongelukkig weezen zal. F 5 Zulk  co ZINNEBEELDEN. Zulk eene tekening, vinden wij ook in het Godlijk Bijbel-woord, in het voorbeeld, dat Jezus ons geeft, van den rijken Man en Lazarus. (*) De Gierigaard pijnigt zich dag en nacht, om meerderfchatten te verzamelen; hij denkt nimmer om zijne eeuwige belangens; en ftopt zijne ooren, voor 't geroep der Armen; de menfchen-liefde en gezelligheid is hem afschuwelijk ; hij is afkeerig om zich en zijn kroost van het nodig voedzel te verzorgen ; hij haakt naar 't goed der Weduwen en Weezén, en onthoud den Arbeider zijn wettig verdiend loon; hij houd het Koorn in de fchuuren, wanneer hij een' fchraalen Oogst ziet naderen; ja, hij verraad zijne Vrien- C) Evang: van I.ucas Capitte! 16.  ZINNEBEELDEN, or Vrienden en Vaderland, om een handvol goud, en maakt duizende zijner Natuurgeten ongelukkig. Welk eenen rampzaligen ftaat voor zulke menfchen, die zóó aan de banden det Gierigheid gebonden zijn, dat zij hunne eeuwige belangens opofferen , voor die , waar van zij, in dit leeven, nimmer het rechte vruchtgebruik durven maaken. Ach, tedere Spruitjens ! mogt gij hieruit keren zien, hoe verderflijk het is, aan de banden der Gierigheid gebonden te weezen , en daar door u, bij alle uwe arme Medeburgers en Natuurgenooten, verachtelijk te maaken. De volgende tekening zal u nog verder haar verfoeiënswaerdig Caracter doen zien,  92 ZINNEBEELDEN. zien, om u daar door, was 't mooglijk, in uwe vroege jeugd aan haar te ontrukken, en u op. teleiden tot zulke deugden, waar door gij voor uw' Naasten en voor u zelve nuttig weezen kunt. Leer toch de Gierigheid , dat fchriklijk monfter haaten: Want zij heeft nooit genoeg, aan Rijkdom, Eer, of Staaten. Bij al het aardfche goud, vertoont ze een armlijk wezen; Haar fnood gebrek, word nooit, door overvloed» geneezen. Al  ZINNEBEELDEN. 93 Al keert het gantfche Land, door rampfpoed ,'t onderstboven, Zij werkt niet, als zij zich geen voordeel kan beloven. Hoe fel de Winter woed , met nijpende onweer-vlaagen, Haar hart blijft als verfteend al hoord zij de Armen klaagen. Zóó kan de Gierigheid, . het hart der menfchen treffen, Dat men,bij al het goud, geen rijkdom kan befeffen! Dat men 't geweten fchroeit, het heilig Recht durft doemen; En, om het fnood belang, den fchuldgen fchuldloos noemen. De  9+ ZINNEBEELDEN. De Gierigheid, 6 Jeugd ! is de oorzaak van al 't kwaadej Deel van uw goed'ren meê, naar uwe winst of fchaade. Bemin de Spaarzaamheid, Bij een genoeglijk leeven; Maar denk dat gij, aan God, eens rekenfchap moet geeven.  Bij den Uitgeever deezes, zijn ook de volgende nuttige Werkjens, te bekoomen. A. van den Berg, Bijbelfche HistorieVragen. - 5 - Korte Vragen uit de Kerkelijke Historiën. - 6 - Schoolbockjen van Nederlandfche Deugden , met plaatjes. - 4 . J. F. Feddebsen , Leven van Jezus voor Kinderen. - 12 - Zedelijke Verhaalen. - 16 - ■ Voorbeelden van Wijsheid en Deugd. - 16 De Vriend der Kinderen 8 deelen. 5:14 Gronden der Rekenkunde voor eerstbeginnende Leerlingen. - 4 St. Nikolaas Gelchenk voor Neêrlandsch Jeugd, met plaaten. - 11 Vaderlandfche Kermisvreugd , vertoond in agt Kunstplaatjes. - 12 De kleine print-Bijbel, waar in doorvericheide afbeeldingen een menigte van Bijbelfche Spreuken verklaart worden. 1:16M. de Beaumont , Magazijn der Kinderen , of Samenfpraaken tusfchen een wijze Gouvernante en verfcheide van haare Leerlingen van het eerfte Fatzoen, 4 Deelen. 2: 4 - M.  M. de BèAumont, Magazijn der Jonge Juffrouwen, 4 Deelen. 2: 10 - ■ Aanhangzel op het Magazijn der Jonge Juffrouwen, 4 Deelen, in 8vo. 3: IO - Raff en van Bekckhey , Natuurlijke Historie voor Kinderen, 3 Deelen, gr. 8vo. met plaaten. 8: - - Gefchiedenisfen der Vereenigde Nederlanden voor de Vaderlandfche Jeugd , 9 Deeltjes, met plaaten. 16: 4 J. H. Campe , Handleiding tot de Natuurlyke Opvoeding, 2 Deelen. 2: 10 ■ kleine Zielkunde voor Kinderen, met plaaten. 2: - - , beknopte Zedenleer voor Kinderen. - 16 Theophron, of de ervaren Raadgeever voor de onbedreeven Jeugd, 2 Deelen. 2: 4 • de ontdekking van Amerika, 3 Deelen, met Kaarten. 5: 8 - Volkomen Leerftelzel van Opvoeding , 1 en 2 Deel en 3 terwijl zij met een genoeglijk gelaat, op' haare fpeelendé en vleiende lievelingen j neder ziet; — als een teken, dat de Öuï der-  122 ZINNEBEELDEN» derliefde , de fterkfte en ongeveinfie is , wier hart geduurig word aangevuurd , om het belang van haare Kindei en , te bevoorderen. Wanneer de Liefde , onder de menfchen , in 't algemeen , opregt en fterk was, zouden wij , als redelijke wezens, getrouw , en met allen ijver, voor elkanders welzijn trachten te zorgen ; — en hoe gemakkelijk zouden wij dan , de geftrengheid der Wetten en den ftrafbedrijgenden Rechterftoel, kunnen derven ; — wijl ieder mensch zich, tot eene Wet en Rechter , zou zijn : want hij , die ongeveinst lief heeft, en alzoo ook gelieft word, heeft een' hemel op aarde! Maar,  Zinnebeelden. t& Maar, helaas! de Liefde heeft Zoo veeIe aanhangelingen, die haar tot fchadelijke' en verderflijke eindens gebruiken , door driften , die wij hier niet melden zullen ! Men kan ook al te' toegecvend lief hebben , door het kwaad over 't hoofd te' zien , en ongeftraft te laaten , daarom leert ons de wijze Koning Salomon : dat de Liefde bcftaat in het kwaad te ftraffen, als hij zegt: ,,• Die zijn Zoon lief heeft, a f paard de roede niet ! " dat is i om de Ouders hunne fchuldige verpligting, te doen kennen , niet door boosaartigheid y maar door naauwkeurig acht te geeven ,■ op het gedrag hunner Kinderen, om hen van de' kwaade wegen af te trekken } dooi heft la ||  i24 ZINNEBEELDEN. te ftraffen,- uit liefde tot de deugd, als zij naar hunne redenen niet willen luisteren. De Geveinsdheid , bedekt zich ook met het kleed der Liefde , doch deze is dra te ontdekken , als men haare gedraagingèn , metdeuiterftenaauwkeurigheid ,befchouwd; —— wijl zij ieder in het aangezicht vleid en liefkoost , of zijne daaden prijslijk, of der verachting waardig zijn, en agterwaards gekeerd zijnde , fpreekt haare tong , niet dan vuile lasteringen. — God , onzen Schepper, leert ons: dat Wij onzen Naasten , (dat zijn alle onze mede Natuurgenooten) zoo lief moeten hebben als ons zeiven ; en wij beminnen immers ons zeiven getrouw en op-  ZINNEBEELDEN. 125 regt, dus word 'er ook, met betrekking tot onzen Naasten, eene opregte liefde gevorderd ; ja zelfs tot onze Vijanden , wijl wij dit gelcert worden van onzen Zaligmaker Jezus , cLzegt: Hebt uwe Vijanden Hef; ze? ,, gent ze die u vervloeken; doet wel s> den geen en die u haat en; bidt voor de geenen die u geweld aandoen, ,, en u vervolgen ! " En den Heiligen Apostel Johannes leert ons : Indien iemand zegt, ik hebbe God lief, en s, hij haat zijnen Broeder, die is een 5, leugenaar ; want die zijnen Broeder 5j niet lief heeft , dien hij gezien heeft; hoe kan die God liefhebben, Sj dien hij niet gezien heejt.'" I 3 Hoe  126 ZINNEBEELDEN. Hoe zeer verpligt ons de Liefde dan , om haar te omhelzen en ongefchonden te bewaaren ? — De Liefde tot God, kunnen wij ten toon fpreiden , door Godsdienftige oefeningen, om naarvolgers te worden , van alle de heilzaame Lesfen , die ons, in het Godüjk Bijbel woord , worden voorgefchreeven ; de Liefde tot pnze Ouders, kunnen wij betoonen, door •aan hunne lesfen en begeertens, te voldoen ; hen gehoorzaamheid en gepas- ten eerbied te bewijzen , door ongeveinsd met hen te leven, en, in ongelegenheid , hulp en onderftcuning toe te brengen, — de Liefde tot onzen Naasten, kunnen wij ketrachten , door getrouwheid en waakzaam-  'ZINNEBEELDEN. t*Z »aamb.eid voor elkanders belang te bewijzen ; de Armen van het onze mede te deelen; de Ellendigen te troosten en bij te ftaan in den nood ; nimmer eenig leed aan iemand te doen ; en in 't algemeen, door zoo met elk te handelen , als men zelf begeercn zou gehandeld te worden. Ziet daar , tedere Spruirjens! zoekt zoo. uwe Liefde te volmaaken, op dat gij zingen moogt: De Liefde, die mijn hart, In droefheid, ramp en fmart, Verpligt tot medelijden, Is 't voorwerp van mijn Lied; Doe ik wat zij gebied, 'k Heb, met geen haat te ftrijden, I 4 *  128 ZINNEBEELDEN. Ik zing haar eer en lof; Zij geeft mij juichens ftof, Zij maakt door haar vermogen ? Zagtmoedig en bedaard; En leerd mij, zagt van aart, Der armen traanen droogen. Bezield met dankbaarheid, Maakt zij mij fteeds bereid, Mijn' Naasten waerdig te achten; Mijn Vijand , word mijn Vrind , Als Liefde ons faam verbind, Door onweerflaanbre krachten. —— d> Lieve Jezus! gij Maakt elk uit liefde vrij, Van fchuld en fhiet der zonden; Die voor de waereld doof, Door levendig geloof, Word aan uw' dienst verbonden; —  ZINNEBEELD E N. 129 D E HOOP. "Veeltijds word ons de Hoop afgebeeld , als eene jeugdige Vrouw, die haare oogen Hemelwaards Haat; 't welk te kennen geeft: dat rij haar grootfte heil uit den Hemel verwacht; — dj leund op een Anker als het gefchiktfte middel, om een Schip, op de hobbelende baaren der Zee» te behoeden , op dat het zich niet, door Onweder, aan Rotfen of Klippen , aan ftukken ftoot; — haar Kleed met bloeI 5 meri  130 ZINNEBEELDEN. men veifierd, leert ons: dat men uit de bioeszem of bloemen , gegronde hoop kan voeden, om eerlang Vruchten te erlangen. Een Landman , bezaaid zijne Akkers« hoopendc op Vruchten ; maar zijne hoop vermeerderd , als hij ziet, dat al het gezaaide , woelig groeid en bloeid; wijl dit hem een voorteken is, van eene menigte Vruchten, — en dit doet hem verder hoopen , op «en' gezegenden Oogst , om dezelve gelukkig te mogen inzaamelen. Zoo is het ook met een Zeeman j die zich met zijn Schip, naar verre Landen ï)egeeft , door de baaren en golven der Zee ; hij hoopt op eene gelukkige en behoude Reis; maar, zijn hoop word vermeer--  ZINNEBEELDEN. 131 meeiderd of fterker, als hij de Haven zijner begeerte voor zich ziet; — hieruit moeten wij leeren , dat het hoopcn ver* geefs is, om rijker of gelukkiger te worden , als 'er geene middelen bij de hand woiden gevat, waarop men zijne hoop kan vestigen ; — want Hoop en Vrees , liaan tegen over elkander , men kan zelden hoopen , of 'er moet ecnige vrees vooraf gaan. — Een Kind maakt zelden een begin van •fpeelen , als met hoop om winst te erlangen; — indien 'er nu geen vrees voor 't verlies was , zou 'er geen hoop op winst plaats hebben ; het is dan evenveel , hoe groot of klein de winst of het veilies zijn mag,  132 ZINNEBEELDEN. mag : al was het flechts maar om kundigheid , of onkunde , te vertoonen, of eer, of fchande, te behaalen. — Men hoopt ook nimmer op iets kwaads , maar wel op iets goeds; — daarom hoopen roch alle menfchen , hoe flecht hun leven en wandel ook zijn mag , om na dit leven zalig te worden ; en dus ecuwig gelukkig te zijn ; doch door deze hoop behoorde elk zich verplicht te achten , om zonder uitftel de middelen te gebruiken , welke Sefchikt zijn, om eeuwig gelukkig te weezen. — Tot het laatfte oogenblikjen van ons leeven , blijven wij hoopende, het zij op verlosfing , van de rampen die ons drukken; of op eene herftelling, om ons leeven te behouden! Maar,  ZINNEBEELDEN. 133 Maar , 'er is eene valfche of ijdeleHoop j — die met de Reden niet is overeen te brengen ; —■ want hoe kunnen wij blijven hoopen , op een eeuwig geluk , als wij niet trachten te leeven en te wandelen , overeenkomende, den wil en de begeerte van onzen Schepper; —■ hoe kunnen wij blijven hoopen , op een tijdelijk geluk , als wij niet trachten de middelen aan te grijpen , die daar roe gefchikt zijn; — daarom zegt de wijze Koning Salomon : De hoope der Rechtvaerdigen is blijdfchap , maar de verwachtinge der godloozen zal vergaan. 't Welk te kennen geeft: dat iemand, die in alles zijn' pligt betracht, door de hoop ver-  13+ ZINNEBEELDEN, verblijd Word; wijl een' gelukkigen uitflag: 'er veeltijds op volgt ; en in tegen.- dcel ; dat de hoop der geenen , die de' middelen verwaarloozen , die ze behooren aan te wenden, verijdeld word,, Dus ziet gij, mijne lieve Kinderen ! zult gij immer hoopen , op tijdelijk of eeuwig geluk , dat 'er lust en ijver bij u moet gevonden worden, om dat geene, waarop gij blijft hoopen, te erlangen; dat is : zoo gij hoopt op tijdelijk geluk , gij dan ook de middelen daar toe moet in acht neemen, door kunsten en wetenfchappen te leeren, en die met alle naarfligheid getrouw waarneemen en betrachten ; — en zoo gij op eeuwig geluk wilt hoopen» £ij  'ZINNEBEELDEN. 135 gii dan ook verbonden zijt, om God uwen Schepper te dienen en te verheerlijken > tot welke eindens alle menfchen gefchapen zijn ; uwe Ouders en alle die over u gefield zijn , te eerbiedigen en te gehpotzaamen; en alle uwe Medemenfchen, zoo lief te hebben , als uzelve; en als gij hier in getrouw zijt, dan kunt gij zingen: ö Lieve Hoop! gij zijt mijn lust, De zoete kalmte en blijde rust, De fterkte en fleun, van mijn vertrouwen; Een' Rots, waarop men heil kan bouwen, Wanneer men aan zijn' pligt voldoet, Zelfs in den nood en tegenfpoed! — Geert  136 ZINNEBEELDEN. Geen valfche fchijn, omringt mijn hart,' Gij blijft in droefheid, angst en fmart * Mijn hulp en troost, mijn welbehaagen; Gij doet mijn blijde heil-zon daagen, En geeft mij nieuwen moed en kracht, Waar door ik op Gods bijftand wacht. —- b e Zie ik mijn zonden-fchuld voor God , Dan zijt gij vaak mijn heilgenot; Och! mogt ik, door een deugdzaam leven, Op 't Voetfpoor van mijn' Heiland ftreeven; Blijft gij, ó Hoop! mij bij in nood, Zelfs nog, bij 't nadren van den dood! —  ZINNEBEELDEN. 137 D E LIJDZAAMHEID. jDaar toch alle Menfchen,- den een'meer den ander minder , tegenfpoed, kruis en rampen , in dit leven hebben, is het zeer gepast, dat ons de Lijdzaamheid word voorgefteld, in de gedaante van eene nederige Vrouw, zittende op eenen fteen, met gevouwen handen , die zij ten Hemel heft; als een teken dat zij zonder morren heur lot wil afwachten, en getroost is, in alle de we* gen en paden , die zij in dit leven moet K doora  138 ZINNEBEELDEN. doorwandelen ; draagende een juk op haare fchouders. en zittende met heur bloote voeten op fcherpe doornen; mede als een bewijs , dat zij geduldig is onder den zwaarfien last en moeilijkheden, die haar in de waereld zouden kunnen opgelegt worden. De Kameel kan ons mede tot een Zinnebeeld van Lijdzaamheid verfirekken, wijl deeze Dieren leggende hunnen last ontvangen ; als een bewijs, dat zij gaern willen •bukken, onder de pakken en zwaartens, die hen worden opgelegt; door 'er zich niet tegen te verzetten. — Ieder Mensch toch is verpligt, om den last, of het juk van Gods wijze fchikking met onderwerping te draagen , en getroost te zijn , in alle de moei-  ZINNEBEELDEN. 139 moeilijkheden die hem in dit leven overkomen; waar vin de Rijken, 100 min als de Armen, de Vroomen, zoo min als de Godloozen, de Wijzen, zoo min als de Dwaa- zen , kunnen verfehoond blijven; en hoe gewilliger, getrooster en gemoediger, men zich daar onder gedraagt, zoo veel te ligter word den last, dien ons is opgelegt. Men moet ook gehoorzaam zijn in alles, wijl het ongeöotlooft is , te wederftaan, met betrekking tot diegeenen, welke over ons gefield zijn; wijl de-verdrukking voor rekening der vervolgers komt ! — Ook brengt de wederftreeving, nimmer rust of genoegen voord; — men behoeft daarom niet ongevoelig te zijn, als ons onrecht of •K 2 on-  .140 ZINNEBEELDEN. ongelijk word aangedaan, of als men in faberheid of armoede moet leeven, ó neen! het hart wil gaern een' klaager hebben, waaraan het zijnen nood te kennen geeft: —■ maar, een Mensen die Lijdzaam is, in alles wat hem in de waereld bejegend, is de beste naarvolger van onzen Zaligmaaker Jezus, die ons met de volmaakfte Lijdzaamheid is voorgegaan. 'Er is geen fterker wapentuig, in alle verdrukkingen, als dat men dezelve geduldig ondergaat, met eene troostrijke verwachting, dat wij 'er toch eenmaal van zullen verlost worden ; — doch wanneer men geheel geen Lijdzaamheid bezit, dan ziet men zelf de ligtfte verdrukkingen en rampen, die tot . on-  ZINNEBEELDEN. 141 onze algeaieene behoudenis moeten ftrekken, aan , als de zwaarfte ftrafFen. Een Kind, wanneer het door zijne Meesters iets geleerd word , 't welk moeilijk fait, denkt wel dra , dat het mishandeld word, als 'er eenige ftraffen of bedreigingen mede gepaard gaan; zonder te overwegen dat het tot zijn verbetering gefchied; — maar, neen : lieve Kinderen ! — daarin beftaat de verdrukking niet; — zij beftaat alken hierin: als gij tegen recht en reden, van uwe Medemenfchen mishandeld word, en daar toe is de vermaaning tot Lijdzaamheid noodzaaklijk ; maar met betrekking tot het leeren van nuttige kunsten en weefenfchappen , vervangt het Geduld de K 3 plaat;  142 ZINNEBEELDEN. plaats der Lijdzaamheid; — als uwe Ou* ders u beftraffen, om kwaade daaden, dan moet gij niet denken dat het verdrukkingen of mishandelingen zijn, — want dit gefchied alleen om u wijzer en beter te maaken , en dan moet gij gehoorzamen , ja zelfs al waare het, dat uwe Ouders ongelijk hadden, dan nog moet gij met een'gepasten eerbied, voor hun zoo'Lijdzaam zijn, dat gij uwe Ouders nimmer kwalijk bejegend, maar alles trachten naar te komen, dat ^an u gevorderd word , — dan kunt gij den lof der Lijdzaamheid aanheffen en zin. gen: ■* ó Lijdzaamheid ! gij ftreelt mijn hart, Wanneer 't verdrukkingen moet lijden; L\v  ZINNEBEELDEN. 143 Uw heil verduurt den ramp en imart; Gij kunt den Mensch in nood verblijden; Wijl gij hem troost ichenkt in 't gemoed , Bij d' allerz.waarft.en tegenfpoed. — Uw weg, met doorenen bezaaid, Schrikt gij niet moedig op te ftreeven, En fchoon gij niet dan traanen maaid, Kan 's waerelds leed u nooit doen beeven; Wijl gij, in 't naar en aakligst lot, Uw heil alleen verwagt van God. — Gij wreekt u nooit op 's Vijands kwaad , Wijl gij 't oneindig Alvermogen, Uw zaak betrouwt, en wreedheid haat; ja gij, door menfchenmin bewogen , K 4 Smeekt  Ï44 ZINNEBEELDEN. Smeekt voor uw haaters om genac, Als Jezus deedt op Golgotlja! — Door Kruis behaald gij Zegepraal; Dit deedt gij Jozeph ondervinden, Toen hij, in Pharo's glorie-zaal, Als Vorst verfcheen, voor al zijn Vrinden; Gij zijt, in 's wacrelds engen Kling, De fleun, voor ieder fterveling! — Ach mogt ik, als een deugdzaam Kind, Steeds leeren Lijdzaamheid betrachten! —r Om, als 't mijn Schepper nuttig vind, Verdrukkingen, als heilig te achten ! Zoo word ik door den tegenfpoed, peleid tot God, het hoogfte goed.  ZINNEBEELDEN. i43 HET GELOOF, Het voortreffelijkfte Zinnebeeld , dat wij ons immer voor den geest kunnen brengen, is het Geloof, 't welk ons op onderfcheidene wijze, doch meest als eene Maagd word afgebeeld, die, in eene biddende hou» ding, voor den Bijbel legt neder geknield, 't welk te kennen geeft: dat zij de Waarheden in dat Boek vervat, voor Goddelijk erkend ; — en daarom al haar' eerbied waardig acht; .— hebbende eene vlam op K 5 het  146 ZINNEBEELDEN. het hoofd, als een teken van haar' Makenden ijver, waar mede zij anderen door haar' invloed, in de duisternisfen, kan voorlichten ; — dragende in heur eene hand, een Kruis, ten bewijze dat zij haar grootfte belang field , in den Kruis-dood van onzen Zaligmaaker Jezus; — en in heur andere hand, draagt zij een' Palm-tak, als het teken der Overwinning en des Vredes; — wijl zij allen tegenftand, in dit leven, overwind, en tevens alle onlusten, door haarén invloed bevredigt; — terwijl een Hemelglans haar beftraald , als een bewijs, dat zij van eene Goddelijke en Hemelfche afkomst is! — Het Geloof is een zeker bewijs der gefield-  ZINNEBEELDEN. 147 fleldheid van ons hart; — want wij kun» pen niemand achting , liefde , noch ecre toedraagen, of wij moeten wezenlijk gelooven , dat hij zulks waardig is; — en fchoon wij al eens zien, uit zommige daaden en verrichtingen der menfchen, dat de-» zelve deugdzaame en beminnenswaardige voorwerpen zijn, — moet'er echter ons geloof zich mede willen vercenigen, door hunne daaden en verrichtingen niet in een verkeerd daglicht te plaatfen, maar wezenlijk te gelooven, dat zij uit een goed begin* zei voordvloeien. De voovöordeelen, zijn de grootfle llruikelblokken voor het Geloof; •— hier door komt het, als wij een kwaad vermoeden van  148 ZINNEBEELDEN. van eene zaak, of van onze Medemenfchen hebben , zonder eenigen grond of fchijn, — dat wij dan daar door belet worden, om zulk eené zaak, ons eigen te maaken, of onze Medemenfchen te beminnen; ons Geloof moet ook op reden en billijkheid fteunen , — dat is: — dat wij nimmer iets moeten gelooven, of men moet eerst onderzoeken, of 'er mooglijkheid, of flechts fchijn van waarheid aan kangehegtworden; daarom leert ons den Heiligen AposrelPaulus, dat: het Geloove is een vaste grond, der dingen die men hoopt, en een bewijs Van zaaken, die men niet ziet. — Alles wat wij met onze oogen zien, behoeven Wij niet te gelooven ; maar het geen wij niet  ZINNEBEELDEN. 140 niet zien, en echter een zeker bewijs van waarheid heeft, vorderd ons Geloof. —- Het Geloof, is het eenige middel ter verkrijging van onze Zaligheid; want wij worden in Gods Heilig Bijbel-woord geleerd , dat het onivooglijk is, zonder het Geloof, God te behaagen; en kunnen wij God, onzen Schepper niet behaaglijk zijn, dan is het ook onmooglijk, dat wij immer de Zaligheid kunnen erlaDgen; — en dewijl wij het Geloof befchouwen , in eene biddende houding , en uitziende naar een beter leven, om van tijd tot tijd, deugdzaamer en volmaakter te worden,.moeten wij hier uit, de dierbaarheid van dat Geloot keren kennen , op dat wij daar door, ook  i5c Zinnebeelden. ook moogen worden opgeleid tot het betrac'b» ten van de pligten der Godzaligheid ; welke ons zoo wel, als het Geloof» aan die Waarheden , die God ons heeft geopenbaard, het meeste heil kunnen aanbrengen. — Leert dus, ó lieve Kinderen! uwe ver» pligting, met betrekking tot het Geloof betrachten , om daar door in den Hemel te komen ; — ach mogt gij van uw jeugd af aan , gelooven hoe zondig en verkeerd gij zijt , omtrent God uwen Schepper ; gij zoudt meer aan uwe verpligting trachten te voldoen, door aan God uwen Hemelfchen Vader, om fchuldvergeeving te bidden, om het bloed of de eeuwige Gerechtigheid van Jezus; ja dan zoudt gij kunnen zeggen: 6 Heil-  ZINNEBEELDEN, 151 6 Heilgeloof! ik zing uw'lof. Geef mij üeeds juichens ftof, En leer mij mijnen Schepper eeren; Daar u Gods Majeileit, Beftraalt met Heerlijkheid, Doet ge ons, in 't heilrijkst licht verkeeien! Door deugden aangefpoord, Bemint gij 't Godlijk woerd , Met eerbied, en met ned'rig vree/.en; Het ongeloof verdwijnt, Zoo dra uw heil-zon fchijnt, Voor 't waarheidlievend Opperwezen. —■ Bij 't nad'ren van den dood , Geeft ge in dien hangen nood, Een zoete kalmte aan waare Vroomcn -, Gij fchenkt hen troost en moed, Door 't fchuld vergeevend bloed Van Jezus, om bij God te koomen. —< Heï  152 7. I N N E B E E L D E N, Het Kruis in uwe hand Wijst ons, ó dierbaar Pand! Op 's Keilands wreed, en fchandlijk fterven Uw Palrn-tak toont ons aan, Dat ge eens, op 't eind der baan, De Kroon des leevens zult verwerven. Daal van den Hemel neer, ö Heilgeloof! en leer Mij fteeds mij naar mijn Heiland wenden i Zijn Algenoegzaamheid, Heeft ieder heil bereid, Die tot hem komt, met zijn ellenden.  ïlNNEBEËLDËN. 153 D E VOORZICHTIGHEID. Onder alle de pligten die wij in dit leveri, te betrachten hebben, moeten wij, als redelijke fchepzelen, vooral bedacht zijn, op Voorzichtigheid, om niet alles op een bloot misichien , te laaten aankomen; — meii behoord , in alle zijne verrichtingen, zoo voorüitziende te zijn , dat onze daaden geen kwaade gevolgen kunnen hebben; , daarom word ons de Voorzichtigheid, voor-* gefield, als eene Vrouw, ziende in eenen L> Spi#«  154 ZINNEBEELDEN. Spiegel, welke zij in heur eene hand houd; de Spiegel, om wiens rand een Slang geffingerd is, verbeeld, de zelfkennis: wijl deze alle onze uitwendige gebreeken of fchoonheden, klaarlijk voor oogen fteld; en men kan nimmer Voorzichtig zijn , zoo lang men zijn eigene zwakheden of fterktens , niet kent; de Slang , die, in alle gewijde Schriften , voor listig word erkend, geeft te kennen: dat men zich niet al te onbedacht, aan het oordeel van anderen moet overgeeven; maar zelve bekwaam behoord te zijn, om het waare van het valfche te kunnen onderfcheiden; — daar toe draagt zij in heur andere hand, een Boek; om aan te toonen, de nuttigheid van het onderwijs ;  ZINNEBEELDEN. 155 wijs ; — zal men Voorzichtig zijn, dan behoord men ook geleerd te weezen, in de ondcrfcheidene foorten van Kunsten en We* tcr.fchappen, als ook in eenige voorgevalle* jic omflandigheden, die door anderen ons ten nutte befchreevcn zijn; — aan heure voeten plaatst men veeltijds, een' Zandlooper, en een' Uil; — de Zandloopcr geeft te kennen: dat wij altoos, in alle onze verrichtingen , met ons oordeel moeten te raade gaan, en zien, in welk een tijdvak wij verkeeren ; ■— de Uil , leert ons bedachtzaamheid: welke ons moet verzeilen, om naauwkeurig acht te geeven, op alles wat wij zien gebeuren. — De Voorzichtigheid, is voor denmensen, L 2 als  156 ZINNEBEELDEN. als een tweede Ziel; wantfchoon een onvoorzichtige, ook wel eene redelijke Ziel omdraagt, betoont hij echter , door zijne lompe daaden, als of hij geen Ziel of denkend wezen , bezat; — de Voorzichtigheid kan ons zoo veele nuttigheden aanbrengen , als het licht dat van den Hemel ftraalt: want zij licht ons voor, in alle onze gangen en voorneemens; — zij leert den Stuurman waaken , tegen de bulderende ftormen en gevaaren, die hem, op de holle baaren der Zee, zouden kunnen overkomen ; — zij leert den Krijgs-Held, bedachtzaam weezen , tegen de listen zijner Vijanden, waar mede hij te ftrijden heeft; — den Koopman, den Ambagtsman, en ieder die eeni-  ZINNEBEELDEN. 157 cenige bedrijven oefent , doet zij op zijn hoede zijn, tegen de onheilen die hem zouden kunnen treffen. — Die Voorzichtig handeld , is wijs: — zij word ons ook, in het Godiijk Bijbel-woord, aangepreezen, daar den Heiligen Apostel Paulus zegt: ziet dan hoe gij voorzichtiglijk wandeld; niet als onivijzen, maar als wijzen. — Zij kan zelfs ons ter aanfpooring zijn, in 't bevoordelen van onze Zaligheid, door ons, in dit leven , vooruitziende te maaken , naar een eeuwig en beter leven. —■ Gij ziet dus, mijne lieve Kinderen! welk eene nuttigheid , 'er in een' voorzichtigen wandel, te vinden is. — liet zoude immers een groote onvoorzichtigheid zijn, als L 3 uwe  158 ZINNEBEELDEN. uwe Ouders, of die, welke over u gefield zijn , zich niet bekommerden , of gij tot kennis en deugd wierd aangefpoord ; het welke de Voorzichtigheid van hen vorderd. Daarom moet gijubenaerfligen, om in uwe Jeugd zulke nuttige zaaken te leeren, die u voorzichtig doen wandelen; dan zult gij u, in laater tijden , niet behoeven te beklaagen , dat gij uwe jeugdige uuren, nutteloos hebt doorgebragt; maar, in tegendeel den lof der Voorzichtigheid, in uwen ouderdom nog aanheffen, en zingen: Voor-  ZINNEBEELDEN. 159 Voorzichtigheid, heeft mij geleerd, In mijne vroege Jeugd, Hoe men in-'s waerelds Kring verkeerd, Bij de oefening der deugd. Ik was onwetend, onbedacht, Maar door Voorzichtigheid, Gaf ik op alles vlijtig acht, Wat tot geluk ons leid. -— Och! mogt ik in mijn Jeugd reeds zien, Mijn zondelijk beftaan; En als een Kind tot Jezus vliêu , Met al mijn euveldaên! — De Godsdienst blijf mijn hoogde lust, En God mijn eenigst goed; Zoo vind mijn hart, een zachte rust, In ramp en tcgenfpoed. — L 4 Be-  ïöq ZINNEBEELDEN. Beziel mij fteeds Voorzichtigheid, Tot aan het zwijgend Graf, Met eerbied voor Gods Majefteit, Dan vreeze ik nimmer ftraf. —- D E  ZINNEBEELDEN. i5i d e ARMOEDE. De rampen van dit ondermaanfche leven, lijn meermaalen de aanleidende oorzaakcn, v/aar door men in Armoede geraakt; — en daarom word de Armoede ons afgebeeld als eene Vrouw, bleek en mager van gelaat, met gefcheurde Kleederen omhangen , 't welk tekenen zijn , waaraan men haar kan kennen, en waar door de harten der Rijken, of meervermogende , tot medelijden kunnen worden aangefpoord; daarom word zij L 5 ons  i62 ZINNEBEELDEN. ons ook vertoond, met de regterhand uitgeftrekt, om de liefde-gaven, die haar worden toegereikt, te ontvangen ; — terwijl zij de linkerhand op heur borst legt, als het teken der onfchuld , dat zij, zonder haar toedoen, in dien Staat gekomen is. Alle menfchen zijn, bij den aanvang hunner komst in de waereld , met betrekking voor God hunnen Schepper , even rijk > even waardig; — maar de eene word in een' gelukkiger, en de andere in een' ongelukkiger Kring of Staat geplaatst, wijl het God behaagd heeft, zommige menfchen , meer tijdelijke Zegeningen toe te fchikken, dan wel anderen; om daar door de geheele Maatfchappij in ftand te houden, en den eenen mensch  ZINNEBEELDEN. 163 mensen aan den anderen, te verpügteo; en dit is dan ook de groote reden, waarom men van Rijkdom cn Armoede, kan fpree. ken. 1— Echter moet men hierom niet gelooven , dat de Armoede geheel ongelukkig is fchoon zij zich niet kan verweeren, tegen den laster die haar veeltijds aangrimt, als of zij door haarfchuid of toedoen, indien ongelukkigen Staat gekomen was. Zulk eene Armoede is 'er wel, die aan pligt-verzuim zich heeft fchuldig gemaakt, maar wij bedoelen hier, eene eerlijke Armoede, die zelf tot onze nuttigheid kan ftrekken . ais een toetfteen, waaraan wij ons zelve kunnen beproeven, of wij waarlijk medelijdende  164 ZINNEBEELDEN. de en mildadige harten omdraagen. Wij moeten ook ons geluk niet ftellen, in de tijdelijke goederen alleen, als of die ons een eeuwig heil zouden kunnen aanbrengen ; ó neen! de Armen indien het God behaagd, zijne genade aan hen te verheerlijken , zijn dikwijls veel meer in de gelegenheid , om de middelen, welke tot hun eeuwig belang kunnen dienen, waar te neemen , dan de Rijken; wijl deze meestal, zoo veel met hunne aardfche goederen en genoegens, te doen hebben, dat zij om de dingen die betrekking hebben, tot een volgend leven, niet denken kunnen; maar de eerlijke en deugdbetrachtende Armoede, geeft zich tijd om de wegen die God met haar  ZINNEBEELDEN. 163 haar houd, eerbiedig naar te oogen , en word daar door reikhalzende gemaakt, om uit dit rampfpoedig leven, verlost te worden. En daar eén Arm mensch, voor veel verzoekingen bloot ftaat, behoorde hij veel met den Vroomen Agur , te bidden , daar hij zegt : ijdclheid en leugentaal, doe verre van mij; Armoede, nochte Rijk' dom geef mij niet: voed mij, met het brood mijns befcheïden deels. Ja een weinig met tevredenheid bezeten , is de grootfte Rijkdom, en de beste troost in Armoede ; daarom zegt de wijze Koning Salomon: De Arme wandelende in zijn Oprechti'^heid, is beter , dan die verkcerd  i6S ZINNEBEELDEN. keerd is van wegen, al is hij Rijk. —* Leert dus hieruit, ö Kinderen! dat gij nimmer de Armoede, met een verachtend oog befchouwen moet; maar ftaat daar na, dat gij boven alle dingen arm van Geest moogt worden, want Jezus uw Heiland, heeft 'er de Zaligheid aan verbonden, en leert u: Zalig tijn de arme van Geest; want hunner is het Koningrijk der Hemelen. — Tracht verder u de Armoede zoo klaar voor oogen te Hellen ais of gij zelve arm waart, om het rechte mededogen , tot nut der behoeftigen, te doen blijken; fchikt u om de Armen te troosten, met uwe liefde-gaven , en ook met uwe woorden, door te zeggen: ó Ar-  ZINNEBEELDEN. 167 6 Armoê! 'k zing tot uwen troost, Al zit gij met uw teder kroost, Door 't grievend leed, te zuchten; Uw God, uw Redder, zietu aan, Nooit zal u zijne hulp ontgaan, Als gij tot Hem wild vluchten. — De fchaamle ftulp, geeft meerder rust Dan 't fchoon paleis, daar 's V orden lust, Aan zorgen is verbonden; Daar dikwerf dartele overvloed, Door 't misbruik van verkreegen goed, Eegaat veel gruwel-zonden. — Door trotfche pracht, noch ijdelheid, Word gij ö Armoê niet geleid, Naar hoogmoeds glorie-trappen; Uw hart, aan nedrigheid verpligt, Zorgt dat ge uw fchreên, naar ootmoed rigt, Om biddend voord te flappen. — Gij  163 ZINNEBEELDEN, Gij treurt hier flechts een korten tijd, En aan liet einde van den ftrijd, Ziet gij uw banden flaaken; Als God u rijk rriaakt, door zijn' Geest, Dan 7.ietge, op 't Hemelsch Bruiloft-feest, Uw eeuwig heil volmaaken, — 5 Ê 6 Lieve Jezus! grooteZoon Van God! gij daalde uit uwen Troon; Wierdt Arm om onze zonden; Och! maakt ons, door uw Armoê, rijk, Dan worden, door dit liefde-blijk, Wij aan uw' dienst verbonden. —  Z t N N È'B E E L D E R 169 D E DANKBAARHEID. Het is eene der voornaamfte Pligten van ieder mensch , dat hij voor genootene weldaaden , hoe gering die ook zijn moogen t dankbaarheid betoont ; daarom word ons de Dankbaarheid afgebeeld, als eene Maagd, wier gelaat vriendelijk is, en zittende op een' grazigen Heuvel , als zoekende eene blijde verlustiging , in de werkingen der Natuur; hebbende aan heur eene zijde4 senen Ojevaar, als een bewijs van dankbaaM ï{;  170 ZINNEBEELDEN. re Ouderliefde; wijl van deze gezegt word; dat zij hunne Ouders , ftram geworden zijnde door Ouderdom , in de vlucht, op hunne vlerken draagen, en dus fchraagende, met zich voeren: ;— aan de andere zijde , praalt zij met een Rank met Boonen, die zij omarmt; wijl deze, met hunne bladeren, den grond weder vet mesten , waaruit zij zijn voordgefprooten. —• Ieder uurtje dat wij leeven, zijn wij verpligt , dankbaarheid aan God onzen Schepper te bewijzen ; ieder drupje Regen , dat van den Hemel op de Aarde valt, moet onze dankbaare oplettenheid naar zich trekken, als een bewijs van Gods goedheid; — het Brood dat wij eeten, de Kleederen die wij heb-  ZINNEBEELDEN. ïfi hebben om aan te trekken; ja alles wat ons tan Gods milde hand word toegevoegt ; verpligt ons tot waare dankbaarheid; —i wijl wij, in ons zelve, onwaardige fchepzelen zijn , die niet in ftaat zijn , iets tc kunnen voordbrengen; maar alles om niet moeten ontvangen : en, zouden wij, die redelijke menfchen zijn, niet dankbaar wezen, daar het redenlooze Vee, dankbaarheid aan hunnen Schepper op zijne wijze toont: wij hooien immers ieder morgen j het Pluimgedierte de liefde toonen {laan , zoo dra zij de ftraalen der Zon zien te voorfehijn komen — waar mede zij hunne dankbaarheid te kennen geeven. — Liefde, Vrede, Biijdfchap en VergenoeM 2 ging,  ^ZINNEBEELDEN» ging, alle deze gaan met de Dankbaarheid gepaard ; en keren ons, met den Profeet Jefaia , uitroepen : Banket den Heeue, roept zijnen naame aan , maakt zijne daaden bekend onder de Volkeren, vermeldt dat zijn naam verhoogt is. Doch hoe zeer wij verpligt zijn dankbaar te weezen, moeten wij echter zien, voor welke gaaven wij onze dankbaarheid bewijzen; want 'er zijn zoo veele giften en dienIkn, die als weldaaden ons toefchijncn, en evenwel ons tot verderf leiden. . Hoe veele Kinderen zouden zich niet verheugen , als hen de vrijheid gelaaten wierdt, om nimmer iets te leeren , of fchool te gaan; als zij hunne jeugdige dagen, alleen met  ZINNEBEELDEN. 173 met fpeelen mogten doorbrengen; hoe gaem zouden zij niet hunne dankerkentenis, daar voor, aan zulke verkeerde begunftigers, willen toebrengen ; en , helaas ! in laater dagen , zouden zulke Kinderen , zich die fchijn weldaaden beklaagen. — Wij moeten dus naauwkeurig toe zien , wanneer ons iets vergund of aangebooden wordt, of het ons tot nut kan flrekken ; zoo ja, des te grooter werd onze verpiigting tot Dankbaarheid , en zoo niet, dan moeten wij die vergunning of aanbieding, van de hand wijzen. — Leert dus, mijne lieve Kinderen ! uwe verpiigting kennen , omtrent alle de weldaaden , die gij geniet; door dankbaarheid M 3 aan  174 ZINNEBEELDEN. aan God uwen Weldoener, aan uwe Ouder», die voor u zoo liefderijk zorgen, en aan alle uwe Medemenfchen te bewijzen : — want de aarde draagt niets flegter, als een ondankbaar mensch. — Zijt ook dankbaar met betrekking tot den grond uwer geboorte , door liefde voor uw Vaderland te betoonen, in weerwil van allen, die , door ondankbaarheid, het zelve haaten; — laat u vroeg bekwaam maaken, om nuttige Leeden voor de Maatfchappij te worden, dan kunt gij de beste .vruchten voor God en uw Vaderland f voordbrengen. —■ Eindelijk, weest dankbaar aan allen, die voor uw tijdelijk en eeuwigbelangarbeiden; .— die uwe zeden trachten te verbeteren, en  ZINNEBEELDEN. 175 en u tot deugden opleiden, door u de middelen in de handen te geeven, die u, tot alle uwe pligten, aanfpooren; — dan kunt gij altoos verheugd, den lof der Dankbaarheid aanheffen en zingen: ö Dankbaarheid! Die ons geleid Tot God, het goed-doende Opperwezen; Gij, fchoone deugd! Die 't hart vetheugd, Word ook in 't Hemel-hof gepreezen. M 4 Be-  i~ö ZINNEBEELDEN. Beminlijk Beeld! Uw' invloed flreelt Den Godsdienst; die, door blijde galmen, Den Hei'.and prijst; En eer bewijst, In 't Tempel- Choor, met dankbre Pfalmen. Gij zijt fteeds blij, Hoe klein 't ook zij, Als ge iets geniet van ftervelingen; Uw' danktoon klimt, Daar de ondeugd grimt, Bij 't rijkst genot van zegeningen. Geen  ZINNEBEELDEN. 177 Geen ramp noch ïmart, Kan in uw hart Ooit fnoode ondankbaarheid verwekken; 'Om dat gij weet, Hoe 's waerelds leed, De ziel, tot eeuwig heil kan ftrekken. Die dankbaar leeft, En vriendlijk ftreeff, Naar 't doel van uw gelieft vermoogen; Schenkt hulp en troost, Aan 't arme-kroost, Door fmcekgebecn en liefd'rijk poogen. — M 5 ó Dank__  i?8 ZINNEBEELDEN. ó Dankbaarheid! Maak ons bereid, Uw loflijk voetfpoor naar te ftreeven; Och, mogten wij Oprecht, als gij, Voor God en Naasten, dankbaar leeven! LUST  L IJ S T der ONDERWERPEN. Het Ontwaaken. Bhdz. 9 Het VVasschen. 13 De Morgen-groet, is Het Ontbijten, 17 Het Aankleden. 21 Het Morgen-Lied. 25 Het Schoolgaan. 29 Het Middag-maal. 33 De Speel-uuuen. 35 Het Handwerk leeren. 39 Het Avond-Lied. 43 Het Avond-Eeten. 47 De Nacht-groet. 49 Het naar. Bed gaan. 51 Het  LIJST der ONDERWERPEN. Het Avond-Gebed. 53 De Wfrkzaamheid. 5^ De Traagheid. 65 De Nijd. De Miidaadigkeid. 77' De Gierigheid. 87 De Vrijheid. 95 De Waarheid. 103 De Vrede. 113 De Liefde. 121 De Hoop. 129 De Lijdzaamheid. 137 Het Geloof. 74.5 De Voorzichtigheid. 153 De Armoede. 161 De Dankbaarheid. 169  Bij den Uitgeever deezes, zijn ook. de volgende nuttiye Werkjens, te bekooruen. Aangenaam en Leerzaam A. B.Boek, voor de Jeugd /" - i - 8 Aangenaame Avond-Vertellingen voor Kinderen, f - ii - J. J. Bl assiere, eerfte begmielen der Rekenkunde f -18 - Mevrouw Chapone, Brieven ter Verbeten ring van hec gemoed , gefchreeven aan eene jonge Juffer f i - 5 - J. S. Cassa, Godsiecftige Opvoeding der Kinderen f 1 - 12 - C T. Da mm , Inleiding in de Fabelkunde der oude GrickenenRonieiiien. ƒ' 1 - 5- S. van Emdre, Katechismus der Heilige Godgeleerdh., 2deel.4ftukk. f 3 - 10 - J. G. Hkrdfr, Palmbladen of uitgeleezene Oosterfche Vertellingen. f - 18 - Hifloriscli Magazijn, vervattende driehonderd uitgeleeien Gefchiedenisfen , gefchikt orn in de jonge Lieden de Leeslust op te wekken. f \ - J. Joa-  j. joiiDENs , Kleine Gedichten voor Kinderen, f - 6- Leerzaam en Nuttig Tijdverdrijf voor jonge Heeren en Jufvrouwen. f-16- Magazijn der kleine Kinderen , of Verzameling van Tijdkoitingen, gefchikt naar hunne jaaren en vermogens , door Mejuffrouw de Los Rios. /-io- A. Mandt, Vader]. Catechismus./ - 14- K. P. Moritz , Redeneerkunde voor de Jeugd, met plaaten. f 1 - 2 - Minnezangen en jeugdige Gedichten , 2 ftukjens. ƒ j . 0. J. F. M