L O D O ÏSK A, ZANGSPEL.   L O D O I S K A, ZANGSPEL. NAAR HET FRANSCHE GEVOLGD VAN DE J A U R E, door BARTHOLOMEUS RULOFFS. te AMSTERDAM, by J. HELDERS en A. MARS. i;p<5. Met Privilegie,   T03ËWYDING AAN ME VRO U WE * 3 ECHT-  ECIITGENOOTE VAN DEN II E E R E THEODORUS JOHANNES WEDDIK, C 0 M M I s S A R I S VAN DEN NATIONAALEN STADS SCHOUWBURG. (Q-ehaate tweedragt, die den band der vrindfchap breekt \ Die, In der menfchen hm, gevloekte wraakzucht kweekt; 't Genoegen Hoort der welgezinaen; Cen doodfleck zyt der trouwde vrinden; Die de onrust wrocht der burgery; Den (lillen Vreê verjaagt der beste maatfehappy; Die ryken, volken, fteên en landen doet vernielen; Die 't wenschlykst, 't heilrykfte echtgeluk Hervormt in tegenheên en druk; Die 't vryfte volk verplicht voor een' tiran te knielen. En d' eenen broeder wreed den andren doet ontzielen. CO  Cehaate tweedragt, bron van Polens ondergang» Waardoor fteeds de onderdaan, gefleurd door ftaatsbelar.j,. Als flaaf, op d'eigen grond, moet zuchten, Of, balling 's lands, zyn erf ontvluchten; Waardoor 't geweld hem ketens fmeed, Hoe drukt gy de onfchuld door een zielegrievend leed !.»». * Lodoiska. ! gy, gy moest dit ondervinden! Wat onderging uw teder hart, Door tweedragt, ecne onlydbre finart t Zy deed uw hoope op vreugde in rook van ramp verzwinden , Daar ge,eenzaam,zuchtte inboeije, ontLloctvanhuveenwinden» En gy, lovinski! gy, die rustloos cmmedwaa'.t, Om haar, die op deeze aarde, alleen uw heil bepaalt». Wat leed gy om de oucenigheden , Daar ge uwen vrind ten troon deed treeden t... Hoe wreed zaagt ge uwe min geftoord, Door 10oois ka's vlucht! Cy zworft, van oord tot eccift, Om haar te vinden die den lust was van uw leven. Noch vreeslyk vyar.rilyk gevaar, Noch 't woên van een' geweldenaar, Deed u, in 't zoeken naar uw zielsbeminde, beeven, Schoon gy op 't punt ftond om door een' tiran te fneeven. Ge-  Gelukkig dat de hulp van dappren titsikan, Die, als een mcnfchcnvrir.d, en moedige oorlogsman, Zich 't lot der onfcluild wilde ontfermen, Dc liefde en vrindfehap kon bcfchenricn. Ily, aan zyn' eed en vrind getrouw, Red drie flachtofiérSj diep gedompeld in den rouw,. Gereed om voor den flag, hun toegedacht, te bukken» Daar boleslaus zich zclven ftraft, En zyucr boosheid loon verfchaft, Wyl 't hem mislukt de vrucht van zyne hoop te plukken., Zyn toeleg ziende, door zyn nederlaag, mislukken. Wiens aandacht (bat,«en wyl', niet (lil by dit tafreel? Wie, die teerhartig deukt, neemt, aangedaan, geen deel Aan lod pis ka's fmarte en plaagen? En wie, wie vindt geen welbcliaagen In 't b!y verandren van haar lot, Daar ze, in haars vaders arm, gered word op een dot,. 'tGeenvIamme en hrandftofF ducn in asch en puin verkeerenï Gy, gy, Mevrouw! wier teder hart Gevoelig is voor vreugde en finart, Kunt lod01 ska nooit uw gunsten doen ontbeeren, Daar zy, door die vereerd, haar noodlot zal bravceren. Dat  Datzy, daar ze, uit het fransen, in 't nederduitsch bekleeda Eerlang, voor ieders oog, ons fchouwtooneel betreed, In U, die 't zangfpel altyd minde, Een waarde kunstbefchernifter vinde. Uw fmaak, die letterbraaven eert, Uw liefde voor 't mufiek, 't gecn'gy met roem hanteert. Doen me uw befcherming voor myn lodoiska vraagen. Daar 'k U, Mevrouw! oprecht bely' Dat ik ze aan U, uit achting, wy', Vertrouw ik dat myn doel aan U niet zal mishaagen. -'Zo gy \ baar waardig keurt zie 'k niyne wenfehen flaagen» 2j. R. * * ZANG.  ZANGSPEL - BEGUNSTIGERS» JQ.it ik eenige vuren van uitfpanning toewydde ter vertaalinge van ditZangfpel, voor dat ik, volgens reeds voorlang door my gedaans bcl- fte, den door my onderhanden zyndeczAAK peter den grooten voordgingaftewerken , ken ik verfchuldigd aan twee verfchillende en my zeer innecwend voorkomende uittrekzeh, betreffende twee Zangfpellen, een zelfde onderwerp hebbende: geplaats in het maandfehiift L'esprits der journeaux. Zy betreffen , het eene het Zangfpel lodoiska of de tartaaren, opgcfleld door fillette loraux , het mufick door cherubini, het andere het Zangfpel lodoiska, opgeficld door de jaure en het mupekdoor kreutzer. Beide decze uittrekzeh zyn te vinden in de maanden September en Oïïcbcr desjaars 1791 van het zo even genoemde maandfehrift. Dat van fillette loraux vierd voor de eerstemaal tpgevofrd den 18 jtily, in het zo even genoemde jaar op Ie Theatre de la rue Feydeau, en het andere door de jaure den eersten Augustus op le Theatre Italien. liet onderwerp van beiden is getrokken uit een gedeelte der Epifode (verdichtzef) van den bevallige» Roman door eaublas. Beide de uittreksels overtuigden my, dat ieder dier  dier Zang/pellen verdiensten genoeg had om , met glansch ten tooneele gevoerd te kunnen worden. Dit deed my eenigen tyd aarfelen welk van beide de voorkeur e te geeven. Dus kwam het my het voorzichtigfte voor my niet alleen te blyvcn bepaaien by het geen ik 'er in L'esprits des journeaux over las, maar my te zien, beide partituuren der mufiekfiukken , eigen te maaken , ten einde, met aandacht, naar te gaan, welk mufick van beide der verdienstelyke componisten, voor ons tooneel en den /maak der kundigen, de voorkeure verdiende. Ik heb met aan dacht beide partituuren doorloopen en niet t egenflaande de mufiek van cherubini in geen minderen graad verdiende beoordeeld te worden en zelfs voortreffelyke jlukken in zich bevattede en met lof ia een der uittrekzeh van den fckryver van L'esprits des journeaux word aangehaald, kwam het my echter voor die, door kreutZer opgejleld, te moeten de voorkeur geven als meet tooneclmatig en aan de characlers, in lodoiska voorko* mende, kenfchetzender. Men kan dit aangaande oordee/en, door de hier beneden aangehaalde periode by het einde des uittrekzeh in het zo even genoemde maandfehiift over de mufiek van kreutzer. * En daar ver' fcheiden Mufiekkundigen vrinden myne keuze billykten; ** 2 be* * Zette twalyfc dolt conva'were le lecteur qm, relatïvement h U tontexture de la pica, cel te nouvelle Lodoiska est plus intiresfante que celle du theatre de la rut Feydeau , pnur la mujtque elle est ausfi fort bruyaste: beaucoup de inarches, beaticoup de combats et degrands tffets, apres lesquels cependant quelques romances undres repofent «fe iems en tems les fpeclateurs &c.  bcfloot ikaftezièn van de lodoiska door fii.lf.tte loraux, opgefteld, en die van de jaure te vei kiezen. Zy gaat y beha/ven datdenntfiek haar luister byzet, Verteld'van fchik. king en gezond ver/land. Niettegenflaande vcele oordceIcn dat, in een Zangfpel, geen acht gegecven behoeft te Korden, aangaande de vereischtens in een goed toontelfpel zo noodzaakelyk, by aldicn de mufick ft'echts voldoet, zo wil ik rondborstig bekennen dat ik niet ligtelyk zoude bef uiten, tot het overzetten van ecv.ig Zangfpel het geen van gezond verft'and, eenc goede fchikking en gepaste outkneoping ontbloot ware. Welk een kundig tooneel bcoordeclaar zal het met my niet eens zyn dat de eenheid van plaats, de kortheid van tyd waarin een diergelyk geval, als in Lodoiska word voor gefield', kan afioopen , het behouden der verfchillende characlers en fchikking cn 0111knooping en de zegepraal der ontfchuld dooide ftrajfe der wreedheid in dit fpel niet ' allcnzins zyn waargenomen? Hoe zeer men tegenwoordig van alle de. ze vereischtens meestal afwykt, zyn ze toch de vaart -regelen waar by de toonecldichter zich dient te bepaalenz» hy, by den man, van goeden fuaak, zich wil verdien* ftelyk ma aken., - .: ■ ■; ' •• • Baar Commisfdrisfen van . onzen Nationaalen Stads Schouwburg zich' bevlytigen goede zorge te draagen dat de. perfoonaadjen naar haaren landaard in de vereischte coftttme van kleedinge ten tooneele verfchynen, durf ik my verzekerd houden dat de kleedinge der beide natien in lodoiska voorkomende, oordeelkundig zal gebezigd.  zigd worden, en de polakken uitgedost te voorfchyn zullen komen naar de gewoonte en maniere van kleeding van dat tydgewricht waarin de troonverheffmg van Poniatowski gebeurd is. De gefchiedenis levert ons op dat het geval, waaraan het Zangfpel lodoiska zynen oorfprong verfchul? digd is, niet langer dan twee- en- dertig jaaren geleeden is. De graaf Poniatowski, waarvan in dit fpel gefproken word, is in den jaare 1764 den 7 September, onder den naam van stanislaus augustus tot Koning van Polen verkoren, en den 25 November, daaraan volgende, ge.' kroond geworden.. Ik heb alle redenen dat de vrouw, die de rol van Lodoiska zal vervullen , haar wel zal kleeden naar de Oinftandigheden waarin zy zich bevind, en fchoon zy ds dochter van den prins lupauski is, in het oog zal houden dat zy, gefolterd en afgepynd door droefheid, om het gemis en den verdichten dood van Lovinski, en de wreedaartige vervolgingen van den verraderlyken Boleslaus verduuren moetende, ja zelfs ontbloot van alle hulpe hadrer bedienden zynde, niet te voorfchyn komen zal als of haar vervolger op zyn afgeleegen kasteel 'er een franfche capper op naarhielt , daar zy even weinig in een opgefierd gewaad zich zal vertoonen,. zo oneigen a-an die zielsgefteldheid waarin Lodoiska zich bevind. Zekerlyk is het wel de mode, en dit heeft my de ondervinding geleerd, by meest alle de vrouwen die toofteelen betreeden, dat ze meestal haare fchoonheid door eene ovet dreyene manier van kleeding of eene menigte fieraaden, die-.-  die fomwyl zeer onberedeneerd gebezigd worden , nog meer luister trachten by te zetten. Wel is waar dat onze natie diergelyke d Maas heden meer beg/iat door te gretig uitheemfche nieuwigheden naaf te volgen , fteeds gevormd in het brein i-an tulken die zelf niet onderzoeken of d n raad willen aanneemen der gcen'en die de gewoonte der kleeding van eiken land/tart befludecren. Het is wel jammer dat ome natie zo faafsch hangen blyft aan de denkbeelden der vreemden, en de tngerjmfle gebruiken bi lijkt en naai aapt. By voorbeeld is'er wel'grooterongerymdheid dan die men vind in den Minnaar Standbeeld, daar men DOR VAL,/»A een marmer beeld met een ntttuurhjk aangezicht te voorfchyn doet komen? In welke lusthoven zag men ooit diergchjken geplaatst? Immers is 'er geen reden dat DORVAL zich dus voordoet, vermits hy niet behoeft te zingen zo lang hy op den pedeftal ftaat. Het is wel zeer onvoorzichtig in die geftalte, als DORVAL zich vertoont ^ voor onbekend te willen doorgaan by eene minnaar esfe die ik onderflel dat hem dikwyls zal gezien hebben , vermits zy, by het keten van zyne brieven , in den vyfden regel van het begin des Zang/pels, zich ui: laat ais haar aar hem te willen overgeevtn. En dat nog meer in het oo"- loopt is dat in het twaalfde tonneel aangeduid word, naméntijk: dat zy 'te:;: zelfs van v.aarhy befchouwt. Niettegenftaande dit belagchelyke by de franfchen nog altyd gebezigd word hoop ik, dat men, op ons nationaal tooneel, zal doen zien dat men misfagen, hoe by anderen ingeworteld, durft verbeteren. ^  Ik hoop niet dat de zulken onder de tooneelfpceleren die ziel en gezond oordeel genoeg bezitten om zelf uit hunne eigen oogeu te zien , zich een en ander van myue aanmerkingen ■zullen aantrekken. Ik beoog alleen dezulken die blindelings goedkeuren en naarvolgen , en niet deezen dewelke het welberedeneerde der uitheemfchen zo wel op goeden grond durven aannemen ah derzelver onberedeveerde, gelyk ,belag:helyk , verwerpen. Daar ik alle verdienstelyke voorwerpen op onzen Nationaalen Stads Schouwburg grondig ken heb ik geen reden bevreesd te zyn voor een fechte uitvoering van myn Zangfpel lodoiska. Daartoe heb ik onze yerdienstelyke fujetten te veel hunne talenten door kenneren hooren en zien bewonderen. Daar hunne dagelykfche verdelingen den aarrfchouwer moeten uitlokken onzen Schouwburg te komen bezoeken, moet het onze neder landfche Letterbraaven aanvuur en hunnen arbeid, ten voordoek van denzelven . mei yyer by aanhoudendheid te bcfeeden. Geen Exemplaaren zullen voor ecln gehouden - worden, dan die door den Secretaris van den Nationaalen Stads Schouwburg ondertekend zyn.  P E R S O O NAAD JEN. DE GRAAF BOLESLAUS, DE PRINS LTJPAUSKI. DE GRAAF L O V I N S K I. LODOISKA, dochter van Lupauski. TITSIKAN, hoofd der Tartaarcn. ALBERT, vertroüwling van Lovinski. ADOLPH, vertrouweling van ISoleslaus. EEN TARTAAR. GEVOLG VAN BOLESLAUS. GEVOLG VAN TITSIKuN. •E ENIGE GEVANGEN VROUWEN. Het fpel fpeelt in Polen. % O-  LODOISKA, ZANGSPEL. EERSTE BEDRYF. Het tooneel verbeeld een afgelegen lustplaats,ter eener zyde is een oud bemuurd kasteel, en aan een' der vleugels van hetzelve is een toren. EERSTE TOONEEL. TITSIKAN, EENIGE T A R T A A R E N , E E NI G E GEVANGEN VROUWEN. VROUWEN. aar roch leid gy ons heen ? TITSIKAN en TARTAAREN» Volgt, litve meisjes, zyt te vreên. Wy brengen u ter plaats waar men 't genoegen vind. VROUWEN. Gy heht ons wreed ontrukt, barbaaren, Aan al 't geen 't welk ons hart bemint. TARTAAR EN. Gy dwaalt, gy dwaalt, Tartaarei» Zyn geen barbaaren: Zy zyn op vrouwen fteeds gefield. TITSIKAN en TARTAAREN. 't Zyn geen barbaaren , Dan daar't hunn'vyand geldt. Eerste Bedryf. A VROU-  ê LODOISKA, VROUWEN. Ziet ons verdriet, Ontneemt ons de onzen niet. TARTAAR EN. V zal geen leed gebeuren, Vreest niets, laat af van treuren. VROUWEN. TITSIKAN en TARTAAREN. Gy hebt ons inx. Volgt, lieve meisjes, enz. TITSIKAN. Is u een van allen bewust aan wien dit kasteel behoort? EEN TART AA R. Aan den graaf van Boleslaus. Hy word voor een' der rykfte poolfche edellui gehouden. TITSIKAN. Zo veel te beter, dus zal de plundering van dit kasteel ons goeden buit doen verkrygen; doch wy zyn thans te zwak van manfchap om hetzelve te kunnen beltonnen, wy zullen morgen... EEN TAR TAAR. Het fchynt zeer fterk in zyne muuren te liggen. Misfchicn zal het ook fterk bemand zyn. TITSIKAN. Door heldenmoed is niets onwinbaar. Myn vrinden, leidt de gevangenen in onze legerplaats, en komt u fpoe- dig weder by my vervoegen. Hier, op deze zelfde plaats4 Tegen een' der Tartaaren . Intusfchen zal ik met u het kasteel van rondomme eens  ZANGSPEL. 3 eens trachten te befpieden. Ik moet deszelfs ligging en fterkte naauwkeurig onderzoeken. Het vorig Choor word herhaald, waarna Titfikan en ahe de Tartaaren van het tooneclgaan. TWEEDE T O O N E E L. LOVINSKI, van de overzyde des tooneels opkomende^ van welke de Tartaaren zyn binnen gegaan. H 'er zyn verfcheiden kruiswegen... Ginds is een kasteel. Ik zal hier blyven... Ik zal mynen getrouwen Albert verwachten. Ik zeide hem fteeds den weg rechts af te blyven houden. Ik ben , dunkt my, niet van myn pad afgedwaald. Mogt hy my eene aangenaame tyding, wegens myne Lodoiska, medebrengen!... A R I A. 6 Lodoiska! myn vrindin! Aanhoudend (heelt die hoop myn* zin, Dat, hoe gefleurd door 'c los geval, Ik eindlyk u we6r vinden zal: Door my fteeds aangebeden, Om uw bekoorlykheden, Was alleen myn wensch op aard Eerlang met u te zyn gepaard. 'kZag met recht, In dien echt, *t Heil myns leven», En 't uwe tevens. 6 Lodoiska! myn vrindin ! Aanhoudend ftreelt die hoop myn' zin, Dat, hoe gefleurd door 't losgeval, Ik eindlyk u weCr vinden zal. tenleSedof. A 2 Um>  4 LODOISKA, M;.ar A droefheid Hemel! Ach l Indien ik u nooit weder zag, En 'k in myn poogen, Wieid bedroegen !! Geen wreeder fmarr Trof ooit niyn hart, Dan, Lodoiska ! u te derven.. . Neen : 'k zal u verwerven. Aanhoudend ftreelt d.e hoop mvn* zin , Dat ik zal zien u, die 'k bemin. DERDE T O O N E E L. LOVINSKI, ALBERT. L O V I N S K I. Wel nu, Albert? ALBERT. Ik heb in den ganfehen omtrek naar hen gevraagd, en naauwkeurig afgefchetst hoe ze 'er uitzien. Men berichtte my dat, eenigen tyd geleden, hier dusdanige reizigers gelyk.ik hen uitgeduid heb , gezien zyn; doch dat niemant wist werwaart zy heen getrokken waren. LOVINSKI. Hemel! ach.' ALBERT. Ik raad u, hier in dezen oord u niet lang optehouden. Ik heb hooren zeggen dat hier omflreeks zich eene menigte tartaaren ophoud, die alles uitplunderen en hier 't geheele land verwoesten, LO-  ZANGSPEL. 5 LOVINSKI. Wat raakt my dat? Ik heb niets met hen te doen. ALBERT. Dat 'svvel, maar zy zouden zich wel met u iets te doen kunnen maaken. LOVINSKI. Zoud gy bevreesd voor hen zyn? ALBERT. Dat geloof ik niet. LOVINSKI. Gy zoud u immers, by aldien ze op ons aanvielen, verweeren ? ALBERT. Ik heb my nooit in een diergelyk geval bevonden. Ik weet niet hoe ik my zoude gedraagen. Evenwel... Doch zo het de Tartaaren flechts alleen waren die wy te duchten hadden.. Maar by aldien wy door eene bende geconfedereerden gekend en aangevallen wierden?... LOVINSKI. Maar wie zou kunnen vermoeden dat de graaf van Lovinski, een der eerste Palatynen van Polen, dus gekleed, alleen en te voet zoude reizen? ALBERT. Volg myn'raadjlaateu wy naarWï.rfchouw terug keeren* LOVINSKI. NaarWarfchouw? Vergeefsch zoude ik daar Lodoiska en haaren vader trachten op te fpooren. EtnteBednf. A 3 al-  6 LODOISKA, ALBERT. Daar thans uw beste vrind ten troon zit, en hy uwen byfland zulks veel verfchuldigd is, zoud gy door hem uw oogmerk beter kunnen bereiken dan.... LOVINSKI. Ik ben van 'skonings vrindfchap verzekerd, dan, v?n dezelve gebruik te maaken, zoude juist een verhindering veroorzaaken, om immer my met den vader van myne Lodoiska te bevredigen. Het yveren voor myncn vrind, omdat ik gaarne hem ten troon zag verheven, is oorzaak dat ik alles verloor, het geen myn harte het tederste beminde. Echter heb ik geen berouw van hetgeen ik deed, en zoude hetzelfde even kloekmoedig verrichten wanneer het nogfrond uittevoeren. Indien 'er een vorst ten troon moet verheven worden, is ieder verplicht, die daarin kan medewerken, zulk eenen in het ryksgebied te vestigen , die deugd en menschlievendheid bezit, en niets beoogt dan het geluk zy. ner onderdaanen, zyner medeflervelingen, ten koste zelfs van zyn eigen belang, te bevorderen. ALBERT. Echter.... L O VI N S KI. Ach! myn waarde vrind! Hetverfchrikkelykoogenblik waarin ik myne Lodoiska misfcblen voor de laatfte maal zal aanfehouwd hebben zweeft, waar ik my ook bevinde , onüphoudelyk my voor den ^eest. De va.  ZANGSPEL. ? vader van Lodoiska, wiens trotsheid en ongevoelige aart niet te vertederen was, vond ik , verzeld van zyne dochter, in het oogenblik toen ik hem naderde, en voorfloeg zich te willen bevredigen met de party van Poniatowski, waaraan my de vrindfchap,myne eer en zelfs mynevaderlandsliefde verbonden. Naauwlyks was ik toegetreden, of hyzeide, met de woede in het aangezicht, tegen zyne dochter : Zie daar dien ongetrouwen, die ons, door zyne vrindfchap verblind , heeft opgeofferd.Eerlooze fchelrfl! dus vaart hy tegen my voord, vlucht in alleryl uit myn paSeis, indien gy niet wilt dat ik u verdelge. Ik was op dien grievenden hoon byna my zelveu geen meester meer, doch zyn ouderdom en myne liefde voor zyne dochter waren oorzaak dat ik myn' arm wederhieldt. Hy trok, zonder my verder te willen sanhooren , zynen degen. Zyne dochter werpt zich met de doodverwe op het gelaat, tusfehen ons beide. Hy word weêrhouden, doch na een korte poos gezwegen te hebben, zegt hy: Ja , myne dochter zoude de uwe zyn geweest; ik had u myn woord gegeeven , dan na dit oogenblik zult gy haar nooit weder aanfehouwen. Daar ik ondervond dat myne tegenwoordigheid zyne woede meer en meer deed ontbranden, ben ik vertrokken. Ik vernam den volgenden dag, dathy van Warfchouw vertrokken was. enLodoiska had met zich gevoerd. Ik zal haar trachten op te fpooren alware het tot aan 's waerelds tiitterfte eind. paaien. Ik heb my in myn' plicht voor myn Vaderland geEersteRedryf. kwee.  9 LODOISKA, kweeten en der vrindfchap ,wat ik haar verfchuldigd was, opgeofferd. Poniatowski bezit den troon. Thans verbind my myn plicht aan het lot van haar, die ik voor eeuwig heb trouw gezworen. De liefde tot Lodoiska moet my nu alleen bezig houden,en van alle myne verrichtingen moet zy geheel het voorwerp zyn. ALBERT. Welk een' weg zult gy inflaau, daar u hier alle de wegen onbekend zyn? LOVINSKI. Ik zal haar overal zoeken. DUO. ALBERT. Och! 'k vrees voor u, gy zult hier fneeven. LOVINSKI. Wat baat my in rleez' ftaat het leven ? ALBERT. Zo de een of andere bjrbaar, Wien 't all* ter plundring word gegeeven, U hier beroofde van het leven? LOVINSKI. 'k Ren niet beducht voor 't grootst gevaar. Zo 'k Lodoiska toch moet derven, Heb ilt geene vrees voor derven. Daar 'k haar niet vind kies ik het graf. ALBERT. Hoe! het graf ? ... LOVINSKI. Zo gy vreest, laat me alleen, 'k fta vanmyndoel niet af. AL-  ZANGSPEL. j ALBERT. Neen, neen, houd my niet voor zo laf, LOVINSKI. Wat baat my in deez' ftaat myn leven ? ALBERT. Och! 'k vrees voor u, gy zult hier fneeven. LOVINSKI. Zo 'k Lodoiska toch moet derven, Heb ik geene vrees voor fterven , Zo 'k haar niet vind kies ik het graf. ALBERT. Zo gy dees" reize niet wilt ftaaken, Indien ge ondanks myn' raad den dood verwoed trotfeert, Zo zal de vrindfchap my ftout en kloekmoedig maaken, lil volg " onverfaagd waar gy myn hulp begeert. LOVIN S KI. Ga, ga vry heen. ALBERT. 6 Neen, ó Neen. LOVINSKI. Ga, vlucht van my vry af. ALBERT. 6 Nesn , 'k kies eer het graf» Eerste Bedfyf. 3 FIER'  ie LODOISKA. VIERDE T 0 0 N E E L. LOVINSKI, ALBERT, TITSIKAN, een TA UT AAR. TITSIKAN en DE TARTAAR, in't verfchiet van het Tooneel. H U A T U 0 R. TITSIKAN. T-vee mannen, boe ! wat voert Iien op dccs wegen? Zo zy van liet kasteel... DE TARTAAR. Men doe hen met ons gaan. TITSIKAN. Ja: mooglvk kunnen zy aan ons v/d doen verftaan 't Getal dtr manlchap daar gelegen. LOVINSKI en ALBERT, voor op het tooneel, 7y zien ons onveiTchrokken aan : Laat ons hen moedig tegenftreevcn.' LOVINSKI*» ALBERT. TJTSIKA N?«t a RTAA5. Spaar, fpaar geen m-nsch die ons Spaar, fpaar geen mensch die ons durft wederftaan. durft wederftaan. Breng om 't leven, Laat ons hen tegenftreevcn. Die zich niet overgeeven. TITSIKAN en tartaar, tegen Lovinski en Albert. Geef 't geweer, Of wy (laan u ter néér. Zy fchieten hunne pistoolen af, zonder Lovinski of Albert te treffen. Lovinski ontwapent Titfikan en Albert den Tartaar. TI T-  ZANGSPEL ii TI TSIKAN,/?f aarde neder liggende,tegen LOVINSKI, die hem het eene been op de borst en die den fabel opgeheven houd, boven het hoofd van Ti>fikan. Schenk my het leven. LOVINSKI, den arm van Albert tegenhoudende, die ge* reed is Titfikan den kop te klooven. Welaan; ik fchenk het u. V T F D E TOONEEL. LOVINSKI, ALBERT, TIT3IKAN, TARTAAR, en een menigte Tartaaren , dewelke , fchielyk van eene hoogte aanfnellende , dèrzelver fabels opgeheven houdende, roepen meteen woest getier: "V^raak, wraak! TITSIKAN. Laat af, vrinden. Hoort my aan. Myn leven ftond in zyne hand, hy fchonk my het zelve. Het is billyk dat ik hem in edelmoedigheid gclyk zy; dat niemant uwer hem ar.nvalle, het zal den kop kosten aan den eersten die naderen durft. Tegen Lovinski. Kloekmoedige Polak, nu hebben we elknnderen niets te wyten: wy zyn kamp; gy hebt ondervonden hoe nut het fomwylen is een' overwonnen vyand te fpaaren. Wat zegik, vyand?.. ik ben nog een vyand van Polen noch vm u, ik doe myn voordeel met uwe onee' Eerste Bedryf. B 3 Big»  ïz LODOISKA, nigheden. Ik verwoest uwe landen na die uitgeplunderd te hebben. Ik ben een Tartaar: dit is myn gewoone wyze van handelen. Maar, zeg my , hoort gy op dat kasteel ? kwaamt gy 'er van daan toen ik u aanviel? LOVINSKI. Neen. TITSIKAN. Wat komt gy in deezen afgelegen oord doen? LOVINSKI. Haar zoeken... Ja, haar tracht ik op te fpooren , die alleen oorzaak is, dat ik het levenslicht nog wensch te genieten. TITSIKAN. Zyt gy dan misfchien verliefd? by ons Tartaaren vind gy nooit verliefden , niettegenftaande wy veel van de vrouwen houden, en wy bevinden ons uitnemend wel by die manier van doen. LOVINSKI. Ach! Gy hebt nimmer Lodoiska gezien!'... TITSIKAN. ó Neen. Zy moet zekerlyk wel eene zeer fchoone vrouw zyn. En waar bevind ze zich? LOVINSKI. Kon ik dat Hechts gewaar worden! TITSIKAN. Hoe! weet gy niet waar ze zich bevind? en gy tracht haar nog op te fpooren? Zyn 'er dan geen meer andere vrouwen in de waereld?  ZANGSPEL^ n LOVINSKI. Voor my is 'er geene dan Lodoiska. TITSIKAN. Waar wy ons bevinden zyn 'er altyd vrouwen die ons behaagen. Ik heb veel achting voorn, en hou uitnemend van alle menfchen die moed bezitteii, van welk eene natie dezelven ook mogen wezen. Laat uwe geliefde maar blyven daar ze wezen mooge, en volg ons. Word Tartaar. Gy kunt by ons zo veel Lodoiska's krygen als gy wilt. In denvoorflag dien ik udoe, fteekt geene fchande: wy zyn gelyk aan de beroemdfte oorlogshelden, behalven dat wy evenwel fomtyds veel menschlievender handelen dan zy. ARIA. Eertyds plunderde Alexander, En verdelgde 't een na 't ander: Ik handel juist als hy. Hem bragt het grootheid by, Daar men het roofzucht noemt in my. Ik kan geenzins bczeffen, Waarom hy zich dan zag verheffen?... Schoon wy Tartaaren Niemant fpaaren, * En met elk een , Steeds handlen, goederen gemeen, Zult gy geen volk op aarde vinden, Waar gunstiger herbergzaamheid Menschlievender word toebereid. Wat we ook in 't woén des krygs ons moedig onderwinden» Eerste Bedryf. B 3 0aj  t4 .LODOISKA, Ons hart Deelt ficeds in % andrens fmart. Wy gaan lenftryd' gelyU Tartaaren, Wy eignen , onbeiihroomd ie moê, *t Zy zonder, of 't Z) met gcvaaren, Ons, 's i aastens g. cd . als t onze, toe. De aarde is vermaagschapt aan elkandren. A«n my behoort ook 't goed van andren. * iir is geen fehat hoe groot die zy Dien ik niet vrylyk mef mag draagen... ^All' wai men heeft kan my behaagen. 'k Neem het daarom ook voor my. Uw vrouwen, en dan boven allen, Uw meisjes, zo ze my bevallen... 'k Drink (leeds uw' besten wyn met fnaak, En in den kryg vind ik myn grootst vermaak. Kom, ga met ons. LOVINSKI. Ik ben zeer gevoelig aan uwe vrindelyke aanbieding; doch ik kan 'er geen gebruik van maaken. TITSIKAN. Het fpyt my, gy zult dan uwen v/eg dienen te vervolgen. Dan het begint reeds avond te worden , begeef uby nacht niet op den weg. Myn volk zal ieder zyn'post betrekken, dus fta ik niet verder voor hen in. Dat kasteel behoort aan den graaf Doleslaus. Het zou niet braaf van hem zyn de herbergzaamheid aan eenigmensch te weigeren en veelmin nog aan iemant van zyn eigen natie. Zeg aan den graal'dat gy doorThfikan en de Tartaaren zyt  ZANGSPEL. i5 zyt aangerand. Gewis heeft hy vaniny hooren fpreeken. Vraag hem of gy den nacht op zyn kasteel moogt doorbrengen; doch draag zorg dat gy hetzelve morgen vroeg verlaat, onthoud dit, Morgen vroeg. Vaarwel. Toen ik u aanviel dacht ik u myn''gevangen te maaken, gy overwon: my. Gy deed uw' plicht my tegen te liaan. Ik vergeefu her geen gy deed, lasten we elkander omhelzen. LOVISS K i. Daar is myn hand, ten blyke van myne achting. ZANG. TITSIKAN. Vaart wol. Goeden nacht, gaat met vreden, Spoedt ongeftoord u naar het flot. LOVINSKI tegen C H OOR. ALBERT. Spocn we,onge(l:oord,onsnaarhet Spoedt, ongeftoord, u naar het flot. flot. TITSIKAN. Zy worde de uwe, om wiegy't al braveert, en *t lot Weirftaan durft door kloekmoedigheden , LOVINSKI. TITSIKAN, ALBERT en c H O O R. Wierd zy de myne, om wie ik 't al Zy wordt de C uwe om wie C gy braveer, en 't lot \ zyne 4 ny 't al braveert, en 'tlot Weêrfiaan durf door kloekmoe- Wetrfbian duifr door kloekmoe • digheden digheden. Ja zelfs't grootst gevaar befpot- Ja zelfs *t groo'st gevaar befpot. ALLEN. Vaart wel. Goeden nacht enx. Eerste Beuryf. L 0 ,  16 LODOISKA, ' lovinski en titsikan te ge n eikanderen. Geenzius vergeet ik, dierbaar vrind ! Het geen ge aan my betoonde op beden. titsikan, tegen zyn gevolg. Waar ge ooit dcez' jong'.ing wedervind, Zy fteeds zyn deugd door u bemind. Ja, Tartaaren', Trouwe fcliaaren, Vergeet toch nimmermeer Dat ik zyn vrindfchap hoog waardeer. lovinski, tegen titsikan, tegen albert. lovinski. Welaan, myn vrind , voort laa- Welaan, myn vrind, voort, fpoed ten wy niet wachten ; u, wil niet wachten ; Kom , fpoeden we in der yl ons, Kom , fpoed u in der yl voort der- dei waart heen te gaan. waart heen te gaan. Welaan, myn vrind enz. Gy moet daar vernachten, Ja fpoed u in der yl voort der" waart heen te gaan. allen. Vaartwel. Goeden nacht enz. ZESDE TOONEEL. lovinski, albert. albert. zyn die Tartaaren toch beste menfehen! lovinski. Echter zyt gy byna bezig geweest, den kop val! den romp van hunn' bevelhebber aftehouwen. al-  ZANGSPEL, if ALBERT. Door de hevigheid des gevechts was ik my zelven geen meester meer, de heldenmoed laat zich altydnier. even gemakkelyk temmen. LOVINSKI, naar het kasteel gaande, (laat eensjïags (lil. Het is hier alles even fterk bemuurd. Met welk e^ne omzichtigheid is hier alles geflooten! ALBERT. En wat is die toren hoog!! Zekerlyk is dit een gevangenhuis, alle de vengflerszyn metyzeren traliën bezorgd. LOVINSKI. Zie, daar word eenvengfter geopend. ALBERT. Ja 'k zie 't daar boven. L O VINSKI. Zwyg! laatenwy ons verbergen, laatenweluisterenj wy moeten ons zeer ftit houden , ALBERT. 'Er is iets naar beneden geworpen. LOVINSKI Laatenwy zien wat het is, fchielyk , fchielyk. Terwyl Albert, het geen van boven geworpen is, opraapt, Deeze toren komt my- voor een verblyf te zyn waarop gevangenen geplaatst worden. ALBERT. Het is een (tuk van eene panne van het dak, waaraan een papier is gebonden. Eerste Bedryf. C  38 LODOISKA, LOVINSKI, Geef. Hy maakt het papier los. Hemel! ach! hst is van haar zelve. ALBERT. Van Lodoiska?... drink zy den hemel. LOVINSKI, leest. „Wie gy ook zyn moogt die dit papier in handen „krygt! het is Lodoiska de Lupauski, die ufmeekt, ,,dat gy hetzelve in handen van haaien vader wilt bezorgen. De verraader Bolesflaus, verbannende alle ,,eere en gastvryheid, houd haar in eene ysfelyke ge,,vangenisfe opgefloten, bcgcerende dat zy zyne „liefde gehoor geeven zal." Zy onthoud zich dan hier? hier in dit flot?... En ik zal vruchtloos trachten haar te annfchouwen ?! Ja , gy zult my uwe gevloekte wreedaartigheid ten duurde betaalen, ó ongetrouwe Boleslaus! gy durft Lodoiska gevangen houden! Kom, laatenwy ons, zonder het minste uitfiel, aandien verraader kenbaar maaken. ALBEÜT Bezndigu, uwe vervoering zal u ten nadeel (trekken: wanneer gy u thans ann hem ontdekt , zult gy uwe hartsgeheimen verraaden en alle uwe hoope zal in rook vcrdwynen. L O VI NS R I. ÓJi.gy oordeelt wel-lk dien my te beëdigen.Dan tot in myne ziele getroffen..doormyne boezeinfmarte..mynever- WOtl"  ZANGSPEL. 19 wonckrteg., Echter ben ik nu verzekerd dat zy nog leeft, en ik weet te gelyk waar ze zich onthoud... Maar wat middel is'er by haar te komen?., ó myne Lodoiska! wat het best ondernomen, om, zonder gevaar, my aan u bekend te maaken! Doch de hemel zal my hier in wel behulpzaam zyn. Wy moeten ons aan het kasteel doen aanmelden. Tot ons geluk heeft Boleslaus my nooit gezien. Wil toch wel acht geeven op het geen ik hem zeggen zal. Myné liefde en het verlangen, om myne Lodoiska van haar boei verlost te zien , zullen my, hoop ik, het vermogen verleenen, om, in zyne tegenwoordigheid, myne gramfchap en verachting voor hem te bedekken. Ik beveel u, andermaal, wel acht te willen geeven op het geen ik hem zeggen zal, onthoud het wel zonder daar iets anders in te mengen. Meer behoeft gy niet te verrichten. ALBERT. Gy kunt op my (laat maaken, myn y ver en getrouwheid zyn ten uwen diende. LOVINSKI. Ik hoor iemant. Eerste Eed.-yf. C 2  so LODOISKA, ZEVENDE TOONEEL. LOVINSKI, ALBERT, BOLESLAUS en cleszelfs Gevolg. Boleslaus komt, met zyn gevolg, op het tooneel onder hei fpeelen van een marsch, dewelke niet ophoud voor dat hetzelve recht tegen over het kasteelftaat. Het word langzamerhand duister. Onder het fpeelen van dien marsch, zingen Lovinski en Albert het volgende zeer zacht. LOVINSKI en ALBERT. Hoort gy? t) ramp !.. wat galm of 't zy? Ca mede in 't bosch, kom, luistren wy. BOLESLAUS. Ik heb vergeefsch gepoogd die bende tartaaren, dewelke ray gezegd is rondom myn kasteel te recognofeeren, op te fpooren: byaldienik ze ontdekte zoude ik ze allen den kop hebben doen afhouén, en hunne hoofden uit de fchietgaten van myn kasteel hebben doen ophangen om ten affchrik te (hekken van hunne fpitsbroederen... A D O L P II. Mynheer! wees toch niet te roekeloos, in u te dikwyls zo ligt tewaagen in gevaarlyke uitvallen. BOLESLAUS. Gv kent myne onöverwinbaare drift, in dezen opzichte. Detegenftand dien ik in myne pooging moet dulden  ZANGSPEL. 21 den maakt my woedende. Mocht ik in het bloed der tartaaren het vuur myner gramfchap uitblusfchen ! lovinski, tegen Albert, zacht. Het is Boleslaus, 'k zal hem aanfpreeken. boleslaus. Wat of deeze twee Polakken hier zoeken? Tegen zyn gevolg. Ontwapen hen beide en doe hen naderen. Wie zyt gy ? lovinski. Ik ben een edelman. Wy waren byna ten einde van onze reize toen wy door eene bende tartaaren wierden aangerand. Wy zyn van alles beroofd, zy hebben ons niets gelaaten dan ons geweer en ons leven. Titfikan.... boleslaus. Titfikan!.. Juist de geen die my met zyn' kop zal betaalen alle de baldadigheden die hier gepleegd worden. Die ftruikrover gaat meer en meer voort myne bezittingen uit te plunderen en de vrouwen en dochters myner onderdaanen met zich te voeren. Waarheen was u.ve reize? lovinski. Naar het kasteel van den graaf Boleslaus. boleslaus. Die ben ik zelf met wien gy fpreekt. Van wien komt gy? lovinski. Wy komen van den prins Lupauski; zo gy degoedEerste Bedryf. C 3 heid  £2 LODOISKA, heid wilde hebben uw gevolg te doen vertrekken , ilc moet u alleen fpreeken. boleslaus, nadat hy zyn gevolg een teken heeft gegeeven terug te treeden , wyst hy op Adolph. Voor deezen behoeft gy niets te verzwygen. Hebt *gy geene brieven voor my medegebragt? lovinski, eenigzins ontfteld. Ik heb u gezegd dat ik door de tartaaren van alles beroofd wierd. boleslaus. V/eet gy ook den inhoud van de brieven die u zyn medegegecven? lovinski. Het geen ik 'er van weet is dat hy u eenig nieuws wegens zyne dochter vraagt. boleslaus. Ik ben ten uiterfte, verwonderd, en vind het zeer onvoorzichtig dat uw meester u een geheim van zo veel belang heeft toevertrouwd. loviks k i. Hierin is niet meer onvoorzichtigheid dan in uwe eigen handelwys. Hy wytt op Adolph.' Gy immers hebt ooi: een' vertrouwd' vrind. De lièn van hoogen Haat zouden zeer tebeklaagen zyn byaldien zy nieraanthadden Waaraan ze 'minne geheimen konden toebetrouwen. De prins zal denkeiyk wel hebben kunnen voorzien dat wy in deeze afgelegen ftreeken rovers konden aantreiTen. Hy  ZANGSPEL. sj Hv heeft bevolen u te berichten dat de graaf Lovinski geheel Polen doorkruist om Lodoiska op te fpooren, en dat hy waarfchynelyk ook in dit distrikc zal zoeken. boleslaus. Is Lovinski u bekend? lovinski. Voorzeker ken ik hem. boleslaus. Hoe is hy van geftalte? lovinski. Hy is... van geftalte, als ik. e o l e s laus. Zo hy immer in myne handen valle.. . lovinski, zac 'it. Die verraader!.. . Overluid. Ik geloof niet dat hy, zonder de dringendste noodzakelykheid zich zal blootftellen... boleslaus. Waar houd zich thans Lup-uski op? lovinski. Daar hy tegenwoordig werkelyk zich bezig houd zvne bondgenooten byeen te verfamelen , is het niet wel te bepaalen waar hy zich op deezen tyd ophoud , doch gy zult hem, vermoedelyk, binnen weinige dagen in perfoon hier zien. boleslaus, driftig. Hoe! binnen weinige dagen? Eerste Bedrtf. LO  24 LODOISKA, lovinski, zacht. Hoe, ontftelt hem dit! albert, zacht. De opflag van zyn aangezicht jaagt my fiddring aan. boleslaus. Het is my leed dat ik u niet dan onaangenaam nieuws voor uwen meester kan berichten. Gy moet aan hem bekend maaken dat zyne dochter niet meer hier is. l o vi n ski. Hoe, mynheer! Lodoiska boleslaus. Is niet meer hier. Om Lupauski te verplichten , heb ik, fchoon met tegenzin, op my genomen, haar in myn kafteel te bewaaren , ten einde haar , voor de vervolgingen van Lovinski, te verbergen. Voor acht dagen is zy haar verblyf ontvlucht. albert, zacht. Of hy liegen kan... lovinski, zacht. Voor acht dagen? Overluid. Zo datgy, mynheer... boleslaus. Niets wegens haar kan mededeelen. Zekerlyk zal ze zich weder te Warfchouw met Lovinski vereenigd hebben , byaldicn de tartaaren haar niet hebben opgeligt op haare vlucht, en met zich weggevoerd. Gy kunt van dit nieuws uw' meester bericht geeven. Vaar wel. lo-  ZANGSPEL. £$ LOVINSKI. Ach! mynheer! Laat ons toch niet, zonder ons dee. zen nacht op uw kasteel geherbergd te hebben, daar het reeds zo fpade is, terug reizen. Wy zyn uitgehongerd en krachtloos door vermoeidheid. BOLESLAUS. Ik heb u reeds vaarwel gezegd, LOVINSKI. Mynheer!! Boleslmis bedenkt ziek een weinig. Zacht. Hemel! hy weigert ons in zyn kasteel te vernachten. ALBERT. Hy zal, zekerlyk ons, onder den blooten hemel, den nacht laaten doorbrengen. BOLESLAUS, Adolph ter zyde trekkende. Ik heb my bedacht, door deeze lieden deez' nacht een intrek op het kasteel te weigeren , zoude ik my, by Lupauski, verdacht kunnen maaken, ook kan ik my bedienen van hen om hem te wederhouden hier te komen. Hy nadert Lovinski. Het is zekerlyk te fpaê, om u op dit oogenblik te doen wederkeeren, ik fta u toe deezen nacht in myn kasteel teverblyven. Ik zal een'brief aan uw' meester fchryven , die u morgen zeer vroeg ter hand zal worden gefield, zodra gyhem. Zult ontfangen hebben moet gy oogenblikkelyk u fpoeden te vertrekken; want hy is van het grootst belang. Tracht in aller yl Lupauski te vinden, opdat gy hem dien brief, zo fpoedig mogelyk, behoorlyk ter hand Helle. Eerste Bedryf. D LO-  s< LODOISKA, LOVINSKI. Ik zal uw' wil volbrengen. Ter zyde, wet verrvMing, Hemel! misfchien word liet my mogelyk haar uit haare gevangenis te verlosfen. Voor 't minst zal ik haar kunnen aanfchouweu , haar hooren fpreeken. Ik zal •my naby haar bevinden! BOLESLAUS. Wat wil die vervoeging beduiden, wat brengt u dus verre buiten u zeiven? LOVINSKI. Het is niet zonder reden, mynheer! dat ik door blydfchrp word weggerukt. Niet voorziende dan deezen nacht in deezen afgelegen oord te moeten doorbrengen en blootgefteld te worden aan allerlei gevaaren,. waar voor gy ons behoed. BOLESLAUS, zacht tegen Adolph. In welk vertrek zullen wy best deeze lieden plaatzen? ADOLPH. In het beneden vertrek. B-O L E S L A U S. Het geen op het pare uitziet? A D O L P H. Jn , de luiken kunnen daar allen gefloten worden, BOLESLAUS. Goed. Geleid hen beiden op 't kasteel.  ZANGSPEL. 27 A G T S T E TOONEEL. BOLESLAUS, ADOLPH, GEVOLG. Het is nacht. ADOLPH. IVfynheer, vind gy liet ook niet geraaden u op hetkafteel te begeeven? BOLESLAUS. Waarde Adolph ! Ik gevoel iets waarvan ik de reden niet kan bezeffen; iets ongewoons doorwoeltmyn gantsch geitel en doet my dermate aan dat ik nimmer diergelyk gewaar wierd. Het fchynt een voorgevoel te zyn het geen my heil of ongeluk moet aanbrengen. Zoude Lodoiska eeuwig ongevoelig blyven voor eene liefde die my alleen wreedaardig doet zyn, omdat ik door dezelve geen meester meer beu van myne drilt? ADOLPH. Mynheer! gy hebt haar immers den dood van Lovinski doen gelooven. BOLESLAUS, Ach! Hemel, waarom is die gehaate medeminnaaf niet in myne magt? ADOLPH. Gy kunt alles hoopen van uw list en den tyd. Bedenk, mynheer , dat het reeds zeer duister is, en dat de nacht byna... EersteRedryf, D % EO-  28 LODOISKA, BOLESLAUS Ach ik kan,ik wil niet anders denken dan aanLodoiska» Fan verre worden eenige pistoolfchoten gehoord. FINALE. ADOLPH en C II OOR. Hoort gy van verr' het dondrend krygsgerucht, 'tGccn langs 't gebergt dringt door de lucht? Och, mynheer!'t zyn vast tartaaren. BOLESLAUS. Hoe ! tartaaren! Hier worden weder eenige pistoolfchoten gehoord, CHOOR. Ja, voor gewis Het kan niet mis. Die barbaaren ! Wyl de nacht hun gunsiig is, Komen zy, eer wy 't bevroeden; En mooglyk zyn zy reeds naby. BOLESLAUS en CHOOR. Kom, gaan we, laaten we ons thans fpoeden, En hen niet wederftaan, Maar op 't kasteel hun list ontgaan. Einde van het Eerste Bedryf. TWEE.  ZANGSPEL. 29 TWEEDE BEDRYF. Het tooneel verbeeld het voorig kasteel, binnen deszeljs muuren te zien; de zelfde toren, die in het eerste bedryf gezien wier/1, word ter andere zyde vertoond, naast denzelven is een terras van rondomtne met yzeren leuningen. EERSTE TOONEEL. Het blyft duister. lodoiska verfchynt op het terras, eenige oogenblikken laater komt albert te voorfchyn. lodoiska. RECITAT1 FE. Hoe ongefloord ls tlians dit oord ! Geen windje blaast; elk raag zyn zorgen flaaken ï Elk (maakt de ruste en ik alleen blyf waakeri ! ]s dan myn ziele in eeuwigheid Geen kalmte of zachte rust bereid?.. Den gantfchen dag zie ik my niet verlaaten. Van hem, die my Vervolgt met tiranny. Wiens dwang , wiens gloed ik levenslang moet haaten. ö Stille nacht! zo dierbaar aan myn hart! Gy, gy ftrekt my alleen ten trooste in myne fmart. Tweede Bedryf. D 3 R O-  fto LODOISKA, ROMANCE. 'k Zie 't morgenrood leeds aan de kimmen, 't Licht dringt door 'i woud, 't word langzaam dag. Ach! zuli ge,O da:! dan wed-er klimmen Opdat ik wegfmelte in geklag? Lovinski! my (leeds trouw gebleeven, Wiens haite aan 'i myne is toegewyd, Woest ge in den bloei dan vai uw leven Uw graf ontmoeten in den fbydï Lovinski! my fteedsc«2. De dag breekt nog niet aan. Eene aangenaame (luiroering verkwikte my eenige oogenblikken. Reeds langen tyd ftreelde dit genoegen myne ziele niet. Zelfs [maakte ik eenige tevredenheid door een'droom , doch by myne ontwaaking begaf my dezelve weder. Ach! mogten zich dikwyls zulke aangenaame gewaarwordingen in myne droomen aan myn harte doen gevoelen ! dewyl toch al het genoegen het geen ongelukkigen wedervaart flechts in droomen beftaat. Mogt toch eenig voorbygaand reiziger den brief opgeraapt hebben dien ik, gisteren avond, ter andere zydevan het kasteel heb op den weg geworpen! Dan, ydele hoop! Maar... hoor ik niet iemant? ó ja, men komt nader... Ilc zal zolang naar binnen gaan tot ik, geheel alleen, zonder verhindering en vreedzaam, de aangenaamheid van den morgenftond moge genieten. Zy gaat binnen. A L p, E R T. Hem, hera , zyt gy 't, mynheer? Ik ben hem door de  ZANGSPEL. n de duisterheid kwyt geraakt, och! zo ik hem niet wedervinde, wat zal my dan overkomen? Hy heeft de luiken van devengsters der kamer, daar wy geplaatst zyn, losgebroken, niettegenftaande zy wel met eert dubbele fluiting voorzien waren. Hy zou de deuren zelfs van de hel in zyne drift vermorsfeld hebben. Zo men zulks gewaar word... Ik geloof indedaad dat my de vrees bekruipt. Hoe kan zulks mogelyk zyn, daar ik my zo even nog zo kloekmoedig gedraagen heb? Ik vocht immers gelyk een leeuw.. . Maar in 't donker, en tegen geesten... . Ik durf noch voor noch achterwaards gaan. Zo men in (iaat ware zich zelf eenige kloekmoedigheid te geeven, wat zoude ik my zeiven thans een' overvloed daarvan mededeelen ! Ik zie van alle zyden dunkt my hekzen en fpooken. TWEEDE TOONEEL* LOVINSKI, ALBERT. LOVINSKI. In deezen gantfchen omtrek is alles nog in diepe rust* ALBERT. Ja, behalven wy, die ^eel beter gedaan hadden gerust in onsbed te blyven liggen. LOVINSKI. Waarom volgde gy my ? waarom bleeft gy niet daar gy waart? Tweede Bi dryf, «I,.  32 LODOISKA, ALBERT. Omdat ik, wanneer ik alleen ben, des nachts voor myn eigen fchaduw bevreesd ben. LOVINSKI. Hoe, vreest gy , wanneer het duifter is? Vreest gy voor fpooken , gy, die u gisteren avond zo kloekmoedig tegen de tartaaren gekweeten hebt? ALBERT. Tegen levendige fchepzelen ben ik niet bang, by dag te vechten, maar tegen geesten.., dat is heel -wat anders. LOVINSKI. Ik heb niets weeten te ontdekken, hoe ik alles doorzocht. Hoe, zoude ik dan wader van hier vertrekken moeten, zonder Lodoiska gezien, zonder haar zelfs gehoord te hebben? ALBERT. Wy zyn dus al heel veel gevorderd. Den gantfcheti nacht heen en weder te wandelen en dat by zulk flecht weder als wy getroffen hebben, zonder iets te ont. dekken en zonder eeren of drinken te krygen? want men heeft 'er niet aan gedacht het ons te bezorgen; dit veroorzaakt in my nog meer vrees dan ik anders zoude gehad hebben. Want als de maag ledig is krygt men al wonderlyke dingen voor oogen. LOVINSKI. Ik ben toch verzekerd , dat zy zich hier omftreeks moe:  ZANGSPEL. ï3 moet bevinden j zoude ik haar dan niet te zien krygen? ALBERT. Het zal tyd worden datwy weder naar binnengaan. Gy weet dat wy , by het aanbreeken van den dageraad, moeten... LOVINSKI. Iets het geen ik geen' naam weet te geeven dringt my nog niet van hier te gaan. Ik word wederhouden. ALBERT. Laaten wy toch fpoedig naar binnen gaan, opdat men niet bemerke dat gy de luiken der vengfters van het vertrek waarin men ons heeft opgefloten hebt gebroken. LOVINSKI. Maar, zie ik daar door de fchemering geen muur? Het fchynt de muur van den toren te zyn. Ach! zo zy daar... ó Hemel! zo myn wensch verhoord wierd! mogt zy my hooren... mogt ik haar gewaar worden... mooglyk zoude dan... ALBERT. Ik hoor iemant naderen. LOVINSKI. Wat zegt ge? ALBERT. Ik zeg dat ik iemant hoor nader komen. Tweede Bedryf. E L o-  34 LODOISKA, LOVINSKI. Ja, het fchynt my toe ais of verfchcideu menfches hier heen komen. ALBE RT. ó Hemel! Zy komen juist van dien kant waar wy heen moeten. LOVINSKI. Laaten wy ons tegen den muur van decz' toren verbergen tot ze voorby getrokken zyn. DERDE TOONEEL. 10VINSKI en ALBERT, de welke n zich, digt onder denmuur van den toren, verborgen houden. BOLESLAUS, ADOLPH. Eenige Soldaaten. BOLESLAUS, tegen de Soldaaten. ]B',yft gy hier, en laat u niet hooren. Tegen Adolph. Ik zal met u verder de ronde doen. L O VIN SKI. Hoe! de graaf hier ter plaats ? ALBERT. De morgen zal ons ras aan hem doen gewaar worden, zo hy niet fpoedig van hier gaat. ADOLPH. Zoud gy, in plaatze van haar zo wreedaartig te handelen, niet veel beter gedaan hebben , haar aan haaren wder tenhuwelykte vraagen?  ZANGSPEL. SS BOLESLAUS. Aan haaren vader? geenszins! hy zoude my zyne dochter zeker geweigerd hebben. Hy is van een ge'flacht waaruit verfcheiden monarchen die Polen geregeerd hebben zyn voordgefproten. Gy kent de trotsheid en den halstsrrigen aart diens grysaards» Ten eersten zonde hy zyne dochter terug eisfchen en ik zoude haar nimmer weder aanfchouwen. En byaldien ik Lodoiska, ondanks zyn' wil, in dit kasteel hield opgefloten, bragt hy alle zyne vrinden en onderdaanen ter been om myden oorlog aan te doen. ADOLPH. Mynheer! hy zal echter den eenen of anderen tyd zyne dochter van u terug vraagen. BOLESLAUS. Ily waage het \ry. Het is my niet mogelyk ooit van Lodoiska af te zien. Myne liefdes vervoering is daar. toe al te hevig. Niettegenftaande, wanneer ik my by de fchoone Lodoiska vervoege , het loon dat ik voof myne liefde erlange niet dan in eene droevige flilzwygendheid verzeld van verontwaardiging beftaar,, Zy blyftby aanhoudendheid myne liefde tergen, en opdat zy my niet mooge ontmoeten, houd ze zich, gelyku beleend is, in de fomberlte plaats op, die in myn gantsch kasteel te vinden is. LOVINSKI, zacht. Van dit kasteel!.. neen, neen, myn hart bedroog zich niet. TxesdeBedryf. E 2 BO-  3<5 LODOISKA, BOLESLAUS. Het oogenblik genaak:, dat zy, aan dezen kant van den toren, de frisfcbe lucht van den vroegen "morgen op het terras weder zal trachten in te ademen. Zekerlyk denkt zy dat ik thans in diepen flaap ligge. Zy zal vermoedelyk haare klagten en verzuchtingen uitboezemen, liet is zeer noodzaaklyk dat ik dezelve aanhoore, dat ik my verlustige in haar droefgeestigheid. En,hoe wreedaards dit in my ook fchyne, is het echter de eenigfte geneuchte, de zoctfle ftreeling waar ik door aangedaan word, VIERDE TOONEEL. LODOISKA, op het terras. LOVINSKI en ALBERT houden zich onder den muur van den toren verfc 'rooien, BOLESLAUS en ADOLPH zyn beide voor op het tooneel. Het gevolg onthoud zich in het verfchict. LODOISKA. II t is thans alles fiil. BOLESLAUS. Zvvyg , daar is zy. LOVINSKI, zacht. Zy is "t. Ik hoor haar. Zy is't. LODOISKA. ó Myn Lovinski! dierbaaie Lovinski! Ik zaludan nim-  ZANGSPEL. 37 nimmer wederzien? Een uwer vyanderi heeft u dan de borst ooorftoken ?.. Zy herneemt een gedeelte der vorige Romance. Lovinski, my fteeds trouw gebleeveri, Wiens harte aan 't myne is toegewyd! Moest ge in den bloei dan van uw leven , Uw graf ontmoeten in den ftryd ? Loviiv ki, my enz. LOVINSKI. BOLESLAUS. Ach, mag ik op myn oorver- Mag ik op 't geen ik hoor betrouwen !. " trouwen ! Hoe loos heeft haar die fchelm Zy weet niet dat zy is mis- misleid. leid. Ik kan my naauwlyks weder- 'I; Kan me op haar klacht naauw houen, wederhouéii Van felle woede en grimmigheid. Van felie woede en grimmigheid. ALBERT. A DOL PI!. Kan ik thans wel myn oor ver- ft ja, rnv>ihe:r gy mo gt 't vertrouwen V trouwen. Die fchelm heeft haar ie loos Zy weet niet dat zy is raismisle'd. leid. Tegen Lovinski. Maar 'k bid tracht u toch in te 'kWeet naauwlyks hoe ge u kunt hou n; weêrhoui n Smoor uwe woede en grimmig- Van felle woede en grimmigheid, hetd. BOLESLAUS, zeer zacht tegen Adolph. Hoort gy geene beweeging tegen den muur van den toren. ADOLPH Ik heb niets dan de klaagftem der fchoone Lodoiska gehoord. Tweede Bcdryf. E 3 L O-  3s LODOISKA, LODOISKA, zingende het tweede couplet der Ronar.c!. Hy, die zyn min my op durft draagen, Deed my uw' droeven dood verftaan: Zyn haat, gewoon my te heilagen , Bragt my dit nieuws, uit wreedheid, aan. Doch 'fc hen u fteeds getrouw geblecven, Het lot veiknoclite uw harte aan 't myn*. Daar 'k maar voor u alleen kon leeven, Zal *k,waar gy zyt, haast met u zyn. Doch ik ben u enz. LOVINSKI. BOlESi. AUS. ftLoeloiska ! ö myn leven I Vergeefsch tracht gy my ie wéér- (tree ven, Al haart het lot my bittre pyn. Uw lïere hart hukk'voor het myn'. Ik zal betal 1*te boven (treeven, Ofwy, wy zullen beide fneeven, Gy zult in 't eind de myne zyn bis. Of gy , gv zult de myne zyn. bis. ALBERT* ADOLPH. 'k Bid fpeel niet roekloos met uw Ja, Iaat die fchoone u riet wéér* leven, ftreeven, Dat uwvervoering toch verdwyn*. Zy heele uw j.u'vre minnepyn, Zo gy ontdekt word moet gyfhee- Zy moet haarsoHdanksvooru.ee» ven, ven, En onze hoop zal vruchtloos zyn. Uw liefde moet vei Witmaar zyn. Ut. bis. LODOISKA. Ach! Myn waarde Lovinski, byaldien de verraader Boleslaus, gewoon zich van de affchuwelyke logen te bedienen, alleen uw fterven had vcripreid om my te misleiden!.. BOLESLAUS, zacht tegen Adolp h, Zy fchynt nog aan Lovinski's dood te twyffelen. LO-  ZANGSPEL. 39 LOVINSKI. Ach, waarom word het my belet haar te verzekeren dat ik leve? Waarom kan ik my niet bekend maaken? ALBERT. Ik bid u, mynheer, laat men u niet hooren. LODOISKA. • Myne zieleblyft, by aanhoudendheid, die ftreelende hoope voeden. Nog zelfs dezen nacht! ó ja nog dezen eigen nacht. Ach! indien men geloof kon (laan aan droomen! Myn Lovinski! Ik verbeelde my een gefchrift, door my zelve gefchreevcn, in uwe handen te zien; Gy waart bewust van myn noodlot. Niets belettede u alles ter myner reddinge te waagen. ó Myn dierbanre! myn getrouwe vrind , hoor van uwe Lodoiska de oprechtfte betuigingen van waare erkentenisfe en tederhartigheid aan... Maar hoe! wat vervoert my? Ik doe my hooren even of hy hier tegenwoordig ware. Myne oogen worden u gewaar, als of gy u by my bevond, Ach! zo gy nog het levenslicht mochte genieten! Zo gy moehte weeten de plaats waar ik my bevinde!.. Zo gy wist hoe wreed men my gevangen houde!.. kende gy de bedoelingen eens wreedaarts! Hoe ras zoud gy my verlosfen uiteen akelig verblyf waar myne ftandvastige liefde voor u my in deed werpen , en waar de onzekerheid uws fiervens alleen oorzaak is- dat myn afgefolterd leven nog (kepende blyft. Tweede Bedryf. LO-  4 LODOISKA, lovinski. Hemel! ware ik niet ontwapend.., ALEEE.T. Mynheer! gy zult waailyk uw ongeluk en dat uwer Lodoiska bewerken. boleslaus, voof waards tredende. Neen, ik ben geenszins misleid. Ik word iemant aan den voet van den toren , gewaar. Zacht tegen Adolph. Viieg heen, Lodoiska naar binnen te fleuren en haar in haare gevangenis op te fluiten, opdat zy niets gewaar worden moog'. lodoiska. Zo gy het levenslicht nog genieten moogt," myn vrind, maak dan mynen droom waar, de liefde zal u gewis daartoe de middelen en het vermogen verleenen. Terwyl Adolph tiaar linnen gaat treed Boleslaus zeer omzichtig tiaar zyne foldaaten heen, en geeft hen allen een teken hunne fabels te trekken, waarna hy zeer fchielyk van de zyne vergeze!d,naar de plaats fielt alwaar Lovinski zich verborgen houd. Zy zetten de punt van hunne geweeren op deszclfs borst. BOLESLAUS. Sterven zult gy, byaidicn ge het minst gerucht maakt. Lovinski verzet zich tegen heilniet eene onvei fchrokken houding , trac 'it zich, fchoon Albert hem vast houd en de hand met kracht op den mond legt, te verweeren. bo-  ZANGSPEL. 41 boleslaus Ik zeg u andermaal dar gy flerven zult byaldien gy het minst gerucht maakt. lodoiska, door Adolph den toren ingetrokken wordende. Och! wreedaards, wat begeert gy nog van my? Ik fmeek u toont my het medelyden om van myne rampfpoedigen dagen een einde te maaken. FT F D E TOONEEL. boleslaus, lovinski,albert,adolph. Eenige Soldaaten. Het word licht. boleslaus. H»! zyt gy het, looze verfpieders? Wie heeft u de ftoutheid doen hebben, de luiken te breeken en de deuren van uw verblyf met geweld te openen? Hoe kwaamt gy te weeten dat Lodoiska in dezen toren zich ophield? Ik zal u, voor haare oogen,doen omkomen. lovinski, zacht. Voor haare ocgen! albert. Het is met ons gedaan! boleslaus. Spreek, fpreek, ik geef u daar toe vryheid. Ja, ik gebied het u. albert. Mynheer... Tweede Be dryf. F BO<  48 LODOISKA, boleslaus. Myn begeeren is dat hy zal fpreeken, niet gy. Dat hy my antwoorde. lovinski. Daar gy hebt voorgenomen ons omtebrengen, waartoe zouden wy het nodig hebben u eenig bericht te geeven? boleslaus, Hebt gy geen vrees voor iterven? lovinski. Ik braveer den dood niet, echter doet hy my even weinig fchroomen. boleslaus, ter xyde. Zyne fierheid geeft my achterdocht. Zoveel moed heeft geene plaatze in een' laaggeboren. Ik wil als nog eenige omzichtigheid gebruiken. Overluid. Gy beiden verdient de yzelykfte firaffe te ondergaan. En 10 myn vermoeden... Dan 'er is nog een middel voor •u te kiezen, dat u voor fterven kan beveiligen. Het beftaat alleen hierin, dat gy my niets verholen houd, en ten eersten openbaart hoe gy te weten kwaamt dat Lodoiska zich nog in myn kasteel ophoud? albert, fiil tegen Lovinski. Laat hem den brief zien. lovinski, flll tegen Albert. Wat durft ge my vergen? ALBERT. Zo Lodoiska u vaa hc. leven ziet berooven, daalt 3?  ZANGSPEL. 43 zy ongetwyffeld met u in 't. graf. Door den brief te geyen zoud gy misfchien hem k nnen... lovinski. Gy hebt gelyk , welaan. boleslaus. Zoek my door geene omwegen te misleiden. Hoe kwaamt gy te weeten dat Lodoiska nog hier in het kasteel is? lovinski. Door haar zelve. boleslaus. Door haar zelve?.. lovinski, Boltslaus den brief aanbiedende. Ziedaar lees. boleslaus, na den briefgeleezen te hebben. Een brief door haar zelve gefchreeven!.. den wei» ken zy van den ftomp des torens heeft afgeworpen?., nu... maar wat was uw oogmerk te onderneemen met u aan den voet des torens te verfchuilen? Wat had gy hiermede voor? lovinski. Nadat gy den brief geleezen hebt, kan het u nog verwonderen, en kunt gy het voor eene misdaad houden, dat dienaars vol van yver en genegenheid voor hunnen meester, die plaatze zoeken te naderen waar deszelfs dochter in boeijen zucht, ten einde haar te doen verdaan en verzekering te geven dat zich haas- Tweede Beanf, Fa to  44 LODOISKA, telyk het einde haarer droefheid zal aanfpoeden, en zy hoopen kan weidra verlost te zyn ? boleslaus,./?// ter zyde. Myne achterdocht was ongegrond. Ik bemerk dat, niettegenflaan.de hunne onverfchrokkenhcid,het echter fiechts dienaars van Lupauski zyn, die meer yver dan voorzichtigheid bezitten. Ik wil hen noodzaaken my dienstig te zyn. Overluid. Ik heb u beloofd u niet te doen ombrengen, en zal myn woord houden, echter onder één beding het geen ik nadrukkelyk door u wil volvoerd hebben: ons beider lot hangt daar van af. Detyding van den dood des grr.aven van Lovinski, door deszelfs medeminnaar te verneenien, konde Lodoiska twyffelachtig toefchynen, dus is myne begeerte datzy die tyding bevestigd hoore uit den mond der dienaaren haars vaders. Zy zal 'er geloof aan flaan wanneer gy haar verzekering van deszelfs dood geeft. lovinski, 'flH ter zyde. Op welk een proef fielt hy my! albert, tegen Boleslaus. Och, mynheer, wy zullen alles doen wat gy begeert. LOVINSKI, ter zyde, by zich zeiyen. Ik zal haar dan nog eens weder aanfchouwen!.. boleslaus. Bedenk, bedenk wel dat het thans aan u flaat u beide te behouden door myn' wil te voldoen. Gaat naar binnen , ik zal u laaten ontbieden wanneer het nodig zyn zal dat gy voor Lodoiska verfchynen moet. 10-  ZANGSPEL. 45 LOVINSKI w albert worden naar binnen geleid. Tegen Adolph, Doe Lodoiska hier komen. ZESDE TOONEEL. BOLESLAUS, alleen. Ik triumpheer!. Ja, 'k zal eindelyk myn' wensch erlangen. De fehok, dien ik haar zal doen gevoelen , is ys-, zelyk, doch hy is noodzaakelyk. De ziel zal niet onophoudelyk zich kwellen met aan de fchim eens overleden minnaars gehecht te blyven. Zodra Lodoiska zal verzekerd zyn van het fterflot myns medeminnaars, zal zy nalaaten my langer te wederfireeven; de tydenhaar verlangen om eens ontkerkerd te zyn, en myne aanhoudendheid in voor haar in liefde te blaaken, en de zorgen door my haarbetoond, deeze allenverzekeren my datik eindelyk haar zal bewegen en datze mynietmeer hardnekkig zal wederfireeven en dat ik eindelyk myne pooging zal gelukken zien. Z E FE N D E TOONEEL. LODOISKA, BOLESLAUS, ADOLPH. BOLESLAUS, ter zyde. H e bevallig i? zy! Zeifs ha-r droevige gefMte en nederjrefhgen? hou'1!!!",' zetten haarbekoorlykheden by. Overluid, Mevrouw! het ftaat thans geheel aan u uwe Tweede £e dryf, F 3 ge-  46 LODOISKA, geleden fraarte te doen ophouden. Gy kunt ook de myne doen vlieden. Zult gy dan nimmermeer aflaaten uwe ftilzwygendheid j gepaard met zo veel verachting, te my waards te doen zien? LODOISKA. Is het oogenblik van myn fierven nog niet bepaald? BOLESLAUS. Ach, mevrouw! al myn geluk hangt van uw leven af. LODOISKA. Al uw geluk ?... En welk geluk is het toch dat uw fnoode hart begeert? Laat de neiging zich ooit door geweld dwingen? Met welk een recht houd gy myhier, in uw kasteel, gevangen? Het geen myn vader van u begeerde was alleen dat gy my, in uw kasteel, zoud in bewaaring houden. Gy hebt aan my alle de vrouwen die my ten diensten flarn moesten ontnomen. Gy geeft U zelfde moeite mymyn onderhoud te bezorgen Hebt gy op my het recht eens vaders? Zyt gy myn gemaal ? nimmer zult gy die zyn; neen, neen, nimmer... Ik heb voor het laatfie alleen myne ftilzwygendheid geweld aangedaan u dit in allen ernst te verklaaren. BOLESLAUS Mevrouw! Ik befpeur zeer klaar dat gy de dood van Lovinski nog in twyffel trekt en dat die twyffeling alleen de oorzaak is dat gy myne genegenheid wederKreeft, zy is het die geheel myn onheil veroorzaakt. Die twyffeling alleen voed in uw hart nog eene hoope Wöl-  ZANGSPEL. 47 welke ik verplicht ben fpoedig in rookte doen verkeeren. Ja, myn lot wil dat ik u, ofichoonikmynerziele daardoor foltering bereide, verdriet aandoe; fpoedig zal ik u de zekerheid van den doodmyns medeminnaars doen verdaan. Twee dienaaren van uwen vader zullen u op het oogenblik daarvan berichten. LODOISKA. Het is dan waar?.. Hy leeft niet meer!.. Welaan» Dat die dienaaren , door myn'vader gezonden, hier komen , ja dat zy terftond hier verfchynen. BOLESLAUS geeft aan Adolph een teken waarop hy vertrekt. DUO. LODOISKA. Zy komen vry, Opdat ze my In fmarte en wanhoop zien te gadcr. Ja , verrader! Ik hoor hen fchroomloos aan, Doch droevenis zal my naar 't graf doen gaan. LODOISKA. BOLESLAUS. Afaryslyk monster, wreed van Ach ! ach ! 'k heb nu niets meeis 3 harte, te fchroomen: Vruchtloos hoopt uw min, zo *kWeet op dat ogenblik myn. fnood, ie» door myn fmarte. vreugd niet in te toornen' Zodra ik 't nieuws flechts weet 'k Heb nu geen medeminnaar meer. Zal ik, opdat ik 't noodlot tarte, Daar haar de hoop nu is benomen Een einde maaken aan myn leed. Herleeft op nieuw de myne weer.. Tweede Bedryf. ACHT  4$ LODOISKA, ACHTSTE TOONEEL. LODOISKA,BOLESLAUS,LOVINSKI,ALBERT. L 0 D CT S K A. H emell wat zie ik? Lovinski !.. LOVINSKI. Ily leeft niet meer , mevrouw ! LODOISKA. Ik kan van fchrik naauwlyks adem haaien. LOVINSKI. Ja, mevrouw, hy is omgekomen. Ik ben door uwen vader gezonden om aan u dit nieuws te berichten. LODOISKA. Al myne hoope is dan voor eeuwig uit, En welk een tyding brengt gy, ten opzichte van mynen vader mede? Is hy in welfland? Hoe is het met zyne reize? doe my toch van een en ander eeuig verflaj. LOVINSKI. Mevrouw! ... BOLESLAUS. Gy hebt nu, ten klaarste gehoord, dat gy door my niet misleid zyt. ftil ter zyde. Ik had my niet kunnen verbeelden dat zy dien treffenden fchok met zo veele kloekmoedigheid verduurd zoude hebben. Overluid. Dus zal ik nu dan, mevrouw ! my durven vleijen dat  ZANG SP ÉL 49 gy aan de gevoelens, die ik in myn hart kweek, recht doen zult, en dat myne begeerte in u geene tegenkanting zal gewaar worden. lodoiska, Mynheer!.. Myne oufteltenis... De treffende flag, die myne ziel thans doorgrieft... Het is dan voor my gedaan, meer aan den dood van Lovinski te twyffelen... Myn hart durft zich echter vleijen met dat gevoel, dat hy my niet vergeeten heeft... dat zyn hart my altyd in waarde hielt. l ov i n s kI. ó Ja, mevrouw! ik kan u verzekering geeven, dat hy u altyd, met de tederste en oprechtste neiging, bemind heeft en niets ooit in flaat zoude hebben kun. nen zyn die gevoelens in zyne ziele te verwyderen; dat hy geene gevaaren ontzien heeft, ten einde u op te fpooren en die plaats te ontdekken waar gy u mochte ophouden. Lovinski zoude onverfchrokken, den dood gebraveerd hebben, die hem, helaas! te ontydig is overvallen, ó Ja, duizendmaalen zou hy dien getart heb. ben om een enkel oogenblik in uwe tegenwoordigheid door te brengen. bolê slaus. Het is genoeg. Laat af in myn byzyn verder den naam eens medeminnaars te doen hooren, wiens nagedachtenis my aller hatelykst is. ó Ja, mevrouw, myn haat tot hem moet by aanhoudendheid toeneemen wan- Tweede Bedrjf. G neer  5o LODOISKA, neer ik my voor de gedachte afmaale alle de rampfpoeden die ik u, om hem , deed doorftaan. Het waren beide en myne liefde en jalouzy die my dus wreedaartig deeden handelen; doch alle deeze houden met zyn dood op Gy hebt thans geene vervolgingen van .my meer te duchten. Myn fel ontbranden toorn is uitgebluscht. Ik geef myn hart geheel aan die vleijende hoope over, dat ik, eindelyk, uw harte vermurven zal, om my te beminnen. Vergeef, vergeet voor altyd de wreedheden u door my aangedaan, zy kondenonmoogelyk u meer doen lyden, dan myne ziel'er doorheeft gelceden; ik verwensch de drift die my dezelve deed pleegen. Ach! dat uwe ziel bewogen worde door eene liefdedrift, wier hevigheid alle myne gepleegde enmenschelykheid behoort, voor altyd, uit uwe ziel te verbannen, doordien zy alleen de oorzaak myner wreedheid genoemd mag worden. - NEGENDE TOONEEL. LODOISCA, BOLESLAUS, L O VI NS EI, ALBERT, ADOLPH. ADOLPH. 13 e prins Lupauski, zo even op het kasteel aange» komen, zal hier, oogenblikkelyk, verfchynen. BOLESLAUS, ter zyde. Lupauski? Hemel! li o»  ZANGSPEL, fis lodoiska. Myn vader!! lovinski, ter zyde. Ik ben ontdekt. Het is met my gedaan. albert, ter zyde. Nu is het nog erger. Wat nu begonnen? boleslaus. Heeft hy een talryk gevolg by zich? a d o l b h. Hy is flechts van een' ridder verzeld. TIENDE TOONEEL. lupauski, lodoiska, boleslaus, lovinski, albert, adolph. lodoiska. ,A.ch! myn vader. lupauski. Kom, nader my, myne dochter, myne Lodoiska , dat ik u in myne armen drukke. Tegen Boks/aas. Waarde graaf, ik durfde myniet vleijen u, zo fpoedig, weder te zien. Ik heb weinigen tyd nodig gehad , alle de geconfedereerden, die zich op onze frontieren bevonden, by een te verfamelen. Maar, hemel! wat zie ik? Lovinski op 't kasteel! boleslaus. Lovinski!.. Tweede Bedryf. G 2 fcO»  «» LODOISKA» LODOISKA. Myn vader!! LUPAUSKI. Wat moet ik hiervan vermoeden? BOLESLAUS. Hoe! is hy de graaf van Lovinski? LOVINSKI, met grootmoedigheid. Ja , die ben ik. LUPAUSKI. Kan't mogel'yk zyn dat hy, op uw kasteel,heeft toegang kunnen krygen! BOLESLAUS. Ily heeft de list gebezigd zich als een' uwer bedienden te doen doorgaan en als van u hier gezonden zynde. LOVINSKI. Daar gy ons deed ontwapenen, was ons niets dan deze list overig. Wy waren niet tegen u , verzeld van uwe foldaaten, belïand. De verwyting dewelke gy my doet wegens myne list, zo het een list genoemd mag worden, dat ik het geen ik beminde, uit de Maanjaren eens wreedaartigen barbaars! gelyk ik met recht u durf heeten, trachte te rukken •, die list is eens mans vau eer, die alle dwang verfoeit, en deheerschzucht niet kan dulden, waardig; list te gebruiken tegen gewelddadigheid , wanneer het aan magt ontbreekt, is rechtvaardigheid, en is de verdrukte menfchelykfeeid befchennen.  ZANGSPEL. 53 boleslaus. Gy zult uwe ltraffe gevoelen, door ooggetuigen te zyn van het geluk uws medeminnaars, ó ja, Lupaus. ki, ik ben zyn medeminnaar. Het was my nietmoogelyk uwe dochter, de beminnelyke Lodoiska, te zien, zonder haar myne min met myn harte op te draagen. Ik durf my vleïjen dat gy myne liefde niet zultwederftreeven. Het vermogen dat ik bezit, mynrykdom, de band der vrindfchap, die ons zo naauw verbind.. . lodoiska. Ach! myn vader, was u bewust tot welk eene verregaande vervoering van onmenfchelyke wreedaartigheid zyne drift tot my hem heeft kunnen brengen! Die barbaar durfde my in eene gevangenis opfluiten, om dus my,, met geweld, te noodzaaken hem eene liefdesbekentenis te doen, die my onmoogelyk was te vervullen,- hy wilde my dwingen u in zyn belang te trekken. Neen, eer kies ik den geweldig'flen dood, eer ik immer in zyne pooging zal bewilligen. lupauski. Hoe! gy durfde dan dermate misbruik maaken van myn vertrouwen en de gastvryheid fehenden? Hebt gy dus verre de vrindfchap, die ons zo lang achter een verbond kunnen uit uwe ziel verbannen? Ga niet voord verder een' ongelukkig vader, die fteeds uw vrind was, en al zyn vertrouwen in u ftelde, te misleiden. Myn hart maakte altyd ftaat op 't uwe. Daar Tweede Bedryf. G 3 *  54 LODOISKA, ik een veilig verblyf voor myne Lodoiska zocht dacht ik, haar u toevertrouwende, by u eene plaats te vinden, alwaar de veiligheid haar1 zetel hielde. Kan wel de eene vrind aan den anderen een fpreekender blyk van vertrouwen geeven dan dat hy zyne eige dochter aan hem ter bewaaring in handen Helle ? Wil u een oogenblik als vader in myne plaats (lellen, cn oordeel dan of ik wel een' waardiger en dierbaarder fchat u konde toevertrouwen dan myne Lodoiska? boleslaus. Uwe verwytingen treffen my. lupauski. En gy durft, na ro barbaars gehandeld te hebben, nog hoope voeden? neen, noch gy, noch uw medeminnaar. lovinski. Hemel! lodoiska. Myn vader! lupauski. Volg my , myne dochter, iaaten we ons in alleryl naar elders begeeven. boleslaus. Neen, gy moet u onderwerpen aan myne begeerte, en my voldoen, of verkiezen op myn kasteel te blyven. lupauski. Wees toch meester van uwe vervoering. boleslaus. Zulks is my onmoogelyk. lu-  ZANGSPEL. 5$ LUPAUSKI. Wat tocli kan u, dermate, verblinden? BOLESLAUS. De liefde. Uwe Lodoiska heeft zo veele bekoorlykheden dat het ten uitterste onvoorzichtig is- haar aan cenig fierveling ter bewaaring toe te vertrouwen. F I N A L E. LOVINSKI. Snoode! LODOISKA, tegen Boleslaus, Ei boor. BOLESLAUS. Voldoe 't geen myn begeeren is, Of wacht hier 't deerlykst lot in een gevangenis. LODOISKA. LOVINSKI. Neen, daar dit uw begeeren is , Daar hy niet te beweegen is, Trorfeer ik 't deerlykst lot in Leef ik en fterf met u in een gceen gevangenis. vangenis. ALBERT. LUPAUSKI. Zo hy niet te beweegen is. Neen, daar dit uw begeeren i», Blyv' levenslang ons lot in een Trotfeer ik 't deerlykst lot in een gevangenis gevangenis, BOLESLAUS. 'k Min haar teêr met ziel en zinnen. LUPAUSKI. Wat wilt gy? Schaam u vry. LODOISKA. 'LOVINSKI. Hy is't dien ik moet minnen. Zy is 't die. ik moet minnen. Tweede Be dryf. L0,  $6 LODOISKA, LOVIN SKItegenLodoiska. ALBERT. Daar hy niet te beweegen is , Zo by niet te beweegen is, Leef ik en fterf met u in een Blyv' levenslang, ons lot in een gevangenis, gevangenis. BOLESLAUS. LUPAUSKI. Voldoe 't geen myn begeeeren is, Neen, daar dit uw begeeren is, Of waeht hier 't deerlykst lot Totfeer ik 't deerlykst lot in in een gevangenis. een gevangenis. lodoiska, tegen Boleslaus. Kan uit een' echt met tegenzin, Wel ooit het waargenoegen komen? Laat dan af; verban een min, Waardoor op 'c echtaltaar een traancnvloed zou flroouien. lovinski. albert, Lsatu haar bcé ter harte gaan. Laat u haar beê ter harte gaan. Laat u haar enz. Laat u haar enz. BOLESLAUS. LUPAUSKI. Vergecfsch hoopt gy nry te wéér- Vergeefsch fpoort gy my voor liaan. u aan. t Geen ik begeer moet zyn vol- Schaam u, tracht u te overdaan. winnen. Lodoiska, op Lovinski wjzende. Hy is 't dien ik moet minnen. Wil, daar gy 't myne tegenlïaat, Voor 't minste uw eigen heil betrachten. Kunt gy wel, tot uw bitne fmaad, Van my iets anders dan den grootfjen alkeer wachten? LOVINSKI. ALBEPvT. Laat u haar enz. Laat u haar enz. LUPAUSKI- BOLESLAUS. Laat u baar $ta, Vergeefsch hoop gy myte weir- fiaan. 't Geen ik begeef moet zyn vol. daan. LO-  Z A N G S P E L. 57 LODOISKA. »k Smeek u, mynheer, 'k omhels uw knién. LOVINSKI. LUPAUSKI, Myn waarde 1 wat moet ik hier Myn dochter! wat moet ik hier zien? z'en ? LOVINSKI en LUPAUSKI. Hoe kunt ge u dus verhagen! BOLESLAUS» Hal 'k word te fel gefard. LODOISKA. Ach! is 't laagheid voor myn hart, Dat ik voor hem, dien 'k min ,'t ail* durf waagenï LOVINSKI. ALBERT. Daar by niet te beweegen is, Zo hy niet te beweegen is. Leef ik en fterf me: u in een Blyv' levenslang myn lot in een gevangenis. gevangenis. BOLESLAUS. LODOISKA. Voldoe't geen myn begeeren is, Neen, daar zulks uw begeeren ïs Of wacht hier *t deerlykst lot Trotfeer ik 't deerlykst lot in in een gevangenis. een gevangenis. ELFDE TOONEEL. LODOISKA, LOVINSKI, ALBERT, BOLESLAUS, LUPAUSKI, ADOLPH, CHOOR, SOLDAATEN. ADOLPH. IVÏynheer, een menigte Tartaaren Bekloutert reeds den muur van 'c flot. L O D 0 1 S KA, LOVINSKI, BOLESLAUS^ CHOOR. / L BERT, LUPAUSKI, Een menigteTartaaren Hoe ! een menigte Tartaaren , Kloutert op den ftinurvan't flot'! Klouteft op der. muur van 't (lot! Tweede Bedryf. H »o-  §1 LODOISKA, BOLESLAUS en CHOOR, tegen elkander. Komt, wéêrtfaat die mooidenaaren. BOLESLAUS. ciioor, tegen èlkatr. IVlyn volk verjaagt, verwint dat Welaan, verjaag, verwin, dat Iboodc moerdrenrot. fnoode inoordrenrot. TE S AA MEN» Slaa ter neir, Trinmpheer 1 BOLESLAUS, tegen V Choor en Seldaatcn. Draagt zorg om hen te fcheiden. LODOISKA,LOVINSKI, ALBERT, LUPAUSKI. Och ! waar heen doet gy ons leiden? BOLESLAUS, tegen de Soldaaten &?f. Sluit hen omzichtig op tot ik zal wederkeereu. Zo 'c my gelukt te triumpheeren, Zie ik myn min beloond. lodoiska, LOVIN SKI. a L B E R T, LUPAUSKI» Barbaar! hoe wreed ge u toont, Nooit ziet ge uw min bekroond, ï, o D o I S KA,L OV I N S K I, BOLESLAUS, tegen ALBERT,LU PA U SKI, zyn gevolg. 't Is nu tyd Dat gy ftryd : Helaas! wat dcerlyk ongeval. Dat niets u wederfta 5 Wie of ons redden zall U volgt de zege na. CHOOR. 't Is nu tyd, Dat men ftryd; Dat niets ons wederfta! Ons volgt de zege na. Einde van het tweede Bedryf. DER-  ZANGSPEL. 59 DERDE BEDRYF. Het tooneel verbeeld eene Gallery van het kasteel, in een' ouden /maak gebouwd. Na het opgaan van het gordyn ziet men , by wyzevan een tus/chen-bedryf, eenige /oldaaten over en weder het tooneel gaan. Van verre word een krygsgervcht en een geheele /alvo, achter het tooneel, gehoord. Het krygsgerucht moet eerst van verre gehoord wordende, ullengskens nader by komen. Eensflags hoort men het geroep van Victorie! Victorie! EERSTE TOONEEL. EENE MENIGTE TARTAAREN. Zy komen, met eene groote woestheid en uitgelatenheid, op het tooneel. CHOOR. Ceduurende dit Choor gezongen word, dan/en eenige hunner op het geluid van derzelvei oorlogs/peeltuigen. 't Lot wil zich voor ons verldaaren, Zy zyn thans in onze magt. Vivat de Tartaaren! Laat ons gaan waar de vreugde ons wacht. BerdeBedryf Ha TfFSS-  io LODOISKA, TWEEDE TOONEEL. TITSIKAN, TARTAAREN. TITSIKAN. Vel nu , fpitsbroeders! Ik heb u daar een fchoon kasteel ten buit doen maaken. Evenwel is het niet zonder moeite in onze handen gevallen. Het volk, dat zich op hetzelve bevond, heeft als woedende leeuwen gevochten. Hebben zy hunne wapenen weg geworpen? EEN TARTAAR. Ja,zeker. Maar zo gy gehoord had hoe Bolesiaus morde, toen hy, zyn geweer moest overgeeven!.. TITSIKAN. Dat verwondert my niet. Hy ligt geheel verflagen. DE TARTAA R. Engy wilt hem fpaaren?.. Gy zult u die goedheid ten ecnigen tyd, deerlyk beklaagen. Zo veel onvoorzichtigheid, kon... TITSIKAN. Zwyg. Ze zyn alle ontwapend. Hoe! wilt gy dat ik, in koelenmoede, myne medemenfchen zal om 't leven brengen? Ik begeer de waereld te overtuigen dat de Tartaaren beter riet recht des oorlogs verftaan dan de befchaafde volken. Laaten wy veeleer aan den buit deuken dienwy. geniar.kthebben.Wymoeten dengelVen getto u-  ZANGSPEL. 6i trouwelyk, en als vrinden, deelen. Gy weet wat ik verkies voor my te behouden. ARIA. Voor my alleen behoort de wyn, Die 't lekkerfte is, bewaard te zyn, En dan die meisjes die van allen Het beste aan 't oog en 't hart bevallen. Die beide zyn, tot myn geryf, Steeds nodig voor myn tydverdryf. Als 't my, na de overwinning, lust, My te verkwikken door de lust, Moet fteeds de wyn myn vreugd vermeCren, En me. een mooi meisje carresfeeren. Die beide zyn, tot myn geryf, Steeds nodig voor myn tydverdryf. Doch fchoon me altyd de wyn wel fmaakt En my een poesle meid vermaakt, Drink ik toch nimmermeer my dronken, Noch word een (laaf van kundig lonken. Zy beide zyn tot myn geryf, Slechts nodig voor myn tydverdryf. BERDE TOONEEL. TITSIKAN, LODOISKA, LUPAUSKI TARTAAREN,. LODOISKA, haaren vader geleidende, ylt, met [chrik overlaaden, naar Titfikan. Och! wil ons redden. Help ons, help ons, wie gy ook.zyn moogt. Ontruk my aan de wreede gcweldeDerde Bedryf. H 3. ne--  6z LODOISKA, naryen van den verraader Boleslaus. Ik fmeekhet u om uw medelyden om der menschlievendheid wille. LUPAUSKI. Hemel! het zyn Tartaaren. TITSIKAN. Wees niet bang, lief meisje, ftel u vry gerust. Ter zyde. Ze is fchoon, ze is bevallig Ik denk haar voor myn deel, van onzen buit, te behouden. LUPAUSKI. Myn dochter, u blyft niets overig dan de flaverny of den dood te verkiezen. LODOISKA. Zou het wel kunnen mogelyk zyn dat hy wreedaartiger dan Boleslaus ware? Tegen Titfikan. Helaas! zo gy cenig medelyden gevoelt, zo gy edelmoedige gevoelens kweekt? wil dan myneu vader fpaaren, benevens nog eenen Polak welken Boleslaus hier gevangen houd. TITSIKAN. Zo hy. gevonden worde zal men hem voorzeker hier geleiden. Ik zal, op uw voorfpraak , op beide acht (laan , doch onder beding van vergelding. Gy moet u daaromtrent laaten vinden, by my dient alle* naar behooren te zyn. LODOISKA. Ik zal u oneindig myne erkentenis betoonen. TITSIKAN. ÓDit is al teveel, al te veel. L O-  ZANGSPEL. C% LODOISKA. Indiengymy, verzeld van mynen vader, flechtswilde op de grenzen van Warfehouw doen geleiden en de vryheid aan dien jongen Polak vergunnen! TITSIKAN. Ik twyffel of wy malkanderen wel naar bebooren bcgrypen. Betreffende uw vader en den Polak , waar gy de vryheid voor begeert, zy kunnen béide vertrekken wanneer gy het verkiest. Ik Hem daarin met al myn hart; doch wat u betreffe myn lief kind, gy zult by my blyven. Ik ken al te wel de waarde van zulk eenen beminnelyken buit, dan dat ik my die prooi zou laaten ontfnappen. LUPAUSKI. Wat hoor ik? LODOISKA. ó Hemel! TITSIKAN. Ho, ho, gy kent in het geheel het genoegen niet dat eenfchoon meisje te beurt valt, dooreen'Tartaar te vergezellen. De bevallige vrouwen hebben nooit reden zich over ons te beklaagen. Wanneer gy daar eens ondervinding van hebben zult, weet ik dat gy nooit zult trachten ons te verlaaten. L UPAUSKI. Tartaar , kent gy haaren hoogen rang wel, weetgy uit welk een edel gedacht zy gefproten is? Dtrd» Bsdryf. TIT-  64 LODOISKA, titsikan. Wat raakt dat my? Op zyn'' fabel wyzende. Ziedaar myn' adeldom. In het leger alwaar ik het gebied voer wil ik dat zy princesfe zal zyn. Ja, dat wil ik. lodoiska, zich by haar" vader voegende. Ach! myn vader! lupauski ó Myne dochter! welk een noodlot treft ons! VIERDE TOONEEL. titsika n, lodoiska,lu pa us ki, lovinski, albert, eenige tartaaren. lovinski. 6 Kloekmoedige Tartaar, welk een gelukkig geval brengt ons thans weder te faamen. titsikan. Hoe! bleeft gy tot nog toe op het kasteel? lovinski. De wreedaartige Boleslaus heeft 'er ons allen in verzekering doen houden, Ik ben u thans driemaalen Wet leven verfchuldigd, daar gy Lodoiska en haaren vader van hunne gevangenis verlost. titsikan. Hoe 1 deze Lodoiska ? van Welke gy dezen morgen gefproken hebt? lo-  ZANGSPEL. T LOVINSKI. 6 Ja, zy is liet zelve. TITSIKAN. Zy. Lodoiska ? L O \ I N SKI. Zy zelve. TITSIKAN. Dat valtflecht voor u uit, want zy behaagt my zeer. LOVINSKI. Wreedaart ! ik heb geen berouw dat ik dezen morgen uw leven gefpaard heb-, maar waarom hebt gy my het zelve niet benomen in plaatze van het my in vergelding te doen behouden? Myn levenftond in uwe hand. Verbeeld gy u, daar my het leven niet lustte zonder haar te zien , zonder dat zy de myne wrre , dat het my zoude mogelyk zyn , de boenende vernedering, die zy te wachten heeft, te kunnen overleven? Mogt ik Hechts gewapend zyn, ik zou haar befchermcn , of van u den doodfteek verwachten. T I T ST K A N. Ha, ha, ha! gy neemt de zaak vry ernstig ter harte. Het komtmy wonderlyk voor' dat men voor de eene vrouw meer liefde kan gevoelen dan voor de andere. Alle fchoone vrouwen hebben hetzelfde vermogen öp my, en de post, dien ik bekleed, doet my zeer zelden daaraan gebrek hebben. Vermits gy nu geene andere hebt, die u behaagt, zo geef ik Lodoiska u weder. LODOISKA. Ach! ik herleef. Derde JBedryf. l tO-  & L O D O I S K A, lovinski, Titfikan omhelzende. Edelmoedig held! wil my geheel en al gelukkig maaken. Tracht haars vaders toeitemming voor my te erlangen. titsikan. Myns oordeels hebt gy die van zelf, dewyl ik myn recht op haar aan u affta. lodoiska. ö Myn vader! wil het hem niet als een misdaad toerekenen , dat hy zyn' vrind ten troon deed verheffen. Laat u de tederheid, die hy voor my gevoelt, die hem hier naar dezen afgelegen oord heen voerde en hem duizende gevaaren deed braveeren , het harte vermurven; wees uwe belofte, dat hy ten eenigen tyde, myn echtgenoot zyn zoude, indachtig. Eene belofte behoort fleeds heilig gehouden te worden; en wat kan u van uwe. belofte, ontflaan? lovinski. Wees toch niet onverbiddelyk. lupauski, tegen Lovinski. Vergeefsch zoekt gy my te beweegen. Dat fcheen 'er nog flcchts aan uwe handelwyze te ontbreeken, dat gy u met eene bende rovers vereenigde. titsikan. Hoe! rovers? wat wederhoud my, op het oogenblik, uw' hoogmoed en onbefchaamdheid te ftraffen? Daar ik hier de magtigfte ben , hangt, dit enkel van mynen wil af..». Dan gy zyt de vader van Lodoiska; gy zyt on- ge»  ZANGSPEL* é7 gelukkig : dit doet my u , de belediging, my door u aangedaan, kwytfchelden. Ikwilray niet gramftoorig maaken , en zo gy uwe toeftemming geeft om hen beide te verëënigen, geef ik u allen de vryheid. Ziednar de wraak van zulk een' dien gy voor een' rover houd. LUPAUSKI. Die den dood niet vreest, kan de flaverny verduuren. TITSIKAN. Zoud gy liever zien dat ik uwe dochtervoor mybehieldt? LUPAUSKI. Onmenfchelyke Tartaar! waarom my niet eerst het leven ontrukt? TITSIKAN. En zo ik niet verkies dat gy zult fterven?.. Zal myn gevangen my de wet Hellen? LOVINSKI. EdelmoedigeTitfikan! poog uwe gramfchnp te matigen. TITSIKAN. Moet hy het geduld tergen van een' lieveling des grooten profeets? FT F D E TOONEEL. TITSIKAN, LODOISKA, LUPAUSKI, LOVINSKI, ALBERT, een TARTAAR,» gevolg vail EENIGE TARTAAREN. DE TARTAAR. TPitfikan , wy zyn verraaden. Hy, die op dit kasteel het gebied voert, heeft eenige geweeren ,in een onderDerde Bedryf. I % aardsch  53 LODOISKA, sardsch verbivf, verborgen. Hy heeft zyn volk reeds ter been gebragt.. ALBERT. 6 Hemel! nu is het gedaan. Wy zullen het gevaar nu niet ontfnr.ppen. TARTAAR. Ik heb u wel gezegd dat zy misbruik zouden maaken van de vryheid die gy hen verleend hebt, en dat het U berouwen konde dat gy hen het leven ïchonkt. TITSIKAN. Zwyg. Laaten we hen bevechten. Zy doen ons flechts de moeite aan hen ten tweedemaal te overwinnen.. LOVINSKI. Doe my een' fabel bezorgen,opdat ikuw enmyn be* lang verweere, en voor de vryheid van Lodoiska ftryde. TITSIKAN. U zal ik, mevrouw, benevens uwen vader, tot beider zekerheid in een' der torens van het kasteel doen bewnaren, zo lang ons gevecht duuren zal, het geen niet zeer lang zal zyn. LUPAUSKI. Ik wil aan u niets verplicht zyn. TITSIKAN. En, ondanks n zeiven, wil ikuredden-. Watfatanfche kaercl is dat! Nooit zag ik koppiger vent. LODOISKA. Myn vader! Lupauski en Lodoiska gaan naar linnen . van eenige T/irtaartn verzeld. ZES>  ZANGSPEL. €9 ZESDE TOONEEL. TITSIKAN, LOVINSKI, TARTAAREN, TITSIKAN. FINALE. Komt, laat ons gaan. Welaan, welaan. Men plunder' 't all' by 't zegepraalen. Men volge my. Hier moeten wy Een' dubblen roem bebaalen. CHOOR. • Welaan, welaan. Komt, laat ons gaan,Men plunder' enz. ZEVENDE TOONEEL. TITSIKAN, LOVINSKI, eenige TARTAAREN, BOLESLAUS en zyn gevolg. BOLESLAUS, aan het hoofd zyncr foldaaten, bemoedigr dezelve tot het gevecht. Hy verjaagt de Tartaaren, en, terwyl de zynen hen verder vervolgen, verfchynt hy weder op den voorgrond van het tooneel. • R E C I T A T I V E. d G ', wier g'ans mv ttan btkooren ! Om wie myn harte zucht in 't hevigst van den üagï ARIA. Waar za' 'k u, dit oogenblik , opfpooren ? Zo 'k u niet vinde, 6 droefheid! hemel, ach 1 Wat haat myn glotie my deez' dag ? Heen en weder over het tooneel looper.de. DerdeBedryf. I 3 CHOOK»  7n L O D O I S K A, C tl OOR van Soldaaten van Boleslaus, achterliet tooneel. Ach! Hemei! komt ons nieis ie ftade '/ Wy farce-ken u . toon* uiLdely.. BOLESLAUS. SOLDAATEN TARTAAREN, Wat hoor ik ! durft va" B°:"L:"S- «*Ur ha ">°"sd- uien my bravceren'? Welaan, wy inoe;en Hemel! kom*, ons Geen rciade, geen Cnumpheeren, niets te (fade? genade. Of uat dit uur ons Wy fmeeken u, toon Snoodel 'klaat gecu laatste zy! medely.' fterfling \ry. A G T S T E TOONEEL. BOLESLAUS en gevolg, ADOLPH, met fchrik op het tooneel komende. RE C I T A T I V E. A D O I. P H. ^lyu'ieer, 't is vruchtloos dat ge u blootftclle aan gevaaren. De zege is aan de zyde der Tartaaren. BOLESLAUS. Volgt my na, of, in deez'nocd, Wy 't lot nog byftand bood*. A D O L P H. Wil, door de vlucht u redden van den dood. BOLESLAUS, zyn" fabel wegwerpende. Neen . neen, ik wil hier moedig fneeven : Vlucht vry: ik blyv* al'een bevryd voor fchand': S:n'r my hier op, wil my begecven, En fteek terftond 't kasteel in brand. Zyn gevolg wil vertrekken. Neen , vrinden, toeft Tracht eerst de brandftof zo te onrfteeken, Dewelke alom in 't flot ligt in den grond verfpreid, Dat zy niet uitbarst' vóór gv zyt in veiligheid. Leeft gy. Hat my dit laaifte 'eken Van vrindfchap thans niet worde ontzeid. liet gevolg van Boleslaus vertrek!. JVE-  ZANGSPEL. 7i NEGENDE TOONEEL. BOLESLAUS, alleen. De gallery in hel verfchiet, in welke men van onderen de ylammsn- zilt fpeelen, valt allengs ly (lukken: hu BOLESLAUS. ZANG. ft S'ot! dat ik niet kan veiweeren, De felle vlam doe u tot asch verteeren! Uw kiuin Slotte in, en fmoore ons ondet 't puin! In hst verfchiet /lort een gedeelte der gallery in.doorwelke opening een troep Tartaaren heenflreeft, de foldaaten, aan welker hoofd zich EolesU as fielt. vervolgende. Daar de gallery iti hel verfchiet van tyd tot tyd meer en meer inftort, ziet men verder aan het einde des tooneels eene. blnnenplaatzt en eenige fterkten van het kasteel. ' LODOISKA, LUPAUSKI, van verre in den toren. 6 Hemel ! kelp ons uit den nood ! Eed door uw hulp ons van den dood! Vervolgens hoort men eencmyn fpringen,waardoor eene menigteflukkem au het ge'jouwdoor elkander i allen. Een groet gedeelte van den toren.waarin Lupauski en Lodoiska zich bevinden, dien men tusfehen depuinhoopen van liet nederge/lort gebouw gewaar word, is door de vlammen oimingd. TIENDE en LAATSTE TOONEEL. LUPAUSKI, LODOISKA, LOVINSKI, TI.TS i KAN, alle de T A t A A R e N. LUPAUSKI en LODOISKA. II lp, help! eenige- ïAPvTAAREN, tegen Titfikan en Lovinski, die midden door de vlammen loopen. Houdt flrndl DerdeBediyf. Zo-  72 L O D O I S K A. lovinski vat Lupauski aan , die zyne dochter in zyne armen houden aan zyn horst drukt: vervolgens fielt hy Lupauski inbonden vanTitfikan, die achter hen volgt, daar hy Lodoiska in zyne armen neemt en haar over het brandend puin ht en brengt. LOVINSKI- Verban uwe vrees, myne Lodoiska! Open uwe oogen. Gy zyt behouden. LODOISKA. Zyt gy het, ar.n wien ik myn leven ben verfchuldigd? zyt gy het, aan wien ik te danken heb dat myn vader het daglicht nog mag aanfehou wen? ó Myn vader! zoud gy nog aan hem myne hand kunnen weigeren, die het leven van u en van uwe dochter heeft behouden? LUPAUSKI. Zoude ikrliy zo ondankbaar gedraagen? Neen,myne dochter! dat hy het geluk van uwen volgenden leeftyd Uitmaake en gy het heil zyns levens voor altyd blyve! 6 ja, myne kinderen! ik item in uwen echt. TITSIKAN. Ik verheugd me u eindelyk te zien handelen gelyk het behoort. Boleslaus heeft zich zelv' geftraft, hy heeft zich in de vlammen geworpen. ALGEMEEN CHOOR. T)?x 4*7'! van tegenheên bevryd, c. zy. S , . Nu levenslang liet best genoegen fmral-cn , De liefde alléin moet fieeds 5" °' S j heil vota»*» L buiO 0r,S "l hart blyve altjd baargtwyd. Huti j Einde van het derde en laatste Bedrjf.