01 1868 8371 UB AMSTERDAM  D E VERS CHOPPELING, O F SCHILDEREND TAFEREEL DER ZEGEPRALENDE KINDER-LIEFDE. Waarin voorkomen , de lofwaardige Karakters, eener Noodlottig , Deugdzaam , Menschlievend, Ongeveinsd en Oprecht Eerlyk Man, die de Speelpop van het los en wispelturig geval is geweest. V e t r y k t Met een Sentimenteek Opdragt van ecu Vader aan zyne Kinderen. DOOR PETRUS LIEVENS KERSTEMAN, Sebryver van de Hollanclfche Marianne. In Twee Deelen. <£==== * Te ROTTERDAM, B y A R Y VIS. , E n GERRIT MANHEER, B o ikvihio o p b k. #•   OPDRAGT Aan m y n e KINDEREN. TEDERGELIEFDE TELGEN. / Jewyl ik mogelyk niet tnéer zyn zal, ah gy dien Ouderdom bereikt zult hebben, dat gy befcheidentlyk zult kunnen denken , heb ik dienstig geöordeelt, de redelyke vermogens , die vty met myne klimmende jaren nog zyn bygeblevenr niet beter te kunnen hefteden , als aan dit kleen Tafereel van Befpiegelingen , 't welk ik U tot een grondregel en voetfpoor van Uw gedrag begeerde voor te fchryven , op dat gy daaruit de JFereld zoudt leeren kennen , en U leeren myden voor alle de ftreelende verleidingen , waarin haar verderflyk fchoon u zoude kunnen ftorten i en dat gy als deugdzaame Telgen van een ongelukkig Vader , uwe m&nfchelyke plichten zendt weeten te vervullen. Dit is de éinigfte fchat die ik met myne aflyvigbeid zal nalaattn» * 2 De  Iv OPDRAGT. De Wereld is een lokdas, in -welkers verderffelyke flrikkcn meenigten blyvtn hangen. De ■plichten te vervullen van Eerlyk Man, is de zwaarste last die den Sterveling op zyne fchouderen kan torsfen. De tegenfpoeden, mei weiken ik gedurende myne omzwerving op de platte grond van deez vergangkelyken Aardkloot geworfteld htbbe, heeft my dikwerf in veile bekooringen gebragt; ik heb goed en kwaad leeren kennen ; deugd en ondeugd hebben zich beurtelings aan my vertoond; ik heb niet zonder gevaar myne glibberige leevensbaan bewandelt , doch de ondervinding , dat waare geneesmiddel voor de gebreken van den Mensch, heeft my gelukkig op het regte fpoor geleid, dat my tegen de leguigchdingen van 't Menschdom, de oogen heep geopend. Het Tafercel onzerVetfchoweYmg, myne Kinderen , betoogd ons zonneklaar , dat, hoe zeer iemand van het Noodlot vervolgt , en van de Menfchen gelasterd en verdrukt wordt , men ■nochtans door dien wrangen ftroomvan bitterheden en kwellingen , een gewenscbte haven kan bezeilen, als men maar in navolging van onzin Held, de voet flappen der Deugd wil gade (laan; dat is te zeggen , menschlievetide te zyn omtrent zyne Evennaasten , bartelyke aandoenin- g<,:  O P D R A G T. v gen te gevoelen over eens anders ongelukken en wederwaardigheden , oprecht en ongeveinsd in alle onze handelingen te zyn: Dat men zich niet fchaamd zyne medemenschen hunne fouten onder het oog te brengen, dat men hunne verbetering niet verwaarloosd, door de verplichting die ons aan het: mogt verbinden , of uit een laffe vrees voor het belang dat ons afhangkelyk van hen mogt maaken. 't Zyn faaffebe zielen die hunne talenten om het bedrieggelyk klatergoud van de zogenaamde ortuin , in de asfche der vergetelheid zouden gaan begraven. Toond Menscb te zyn , en vertrouwd, dat zy , die geene berispingen nog zedelesfen kunnen verdragen, de zulten zyn, wier ge vee ten voor de deugd li toegejehreeid , of by kwalykgeplaatfte harten , die met vooroordeel en dweepery zyn hebebt; twee helfche pesten, die de fondamenten der Menfchelykc Maatfchappy , in onze dajeti maar al te deerlyk ondermynen. Kortom , wtestgecn toegevend maar een wclmeenend Vriend voor de zamenleeving, die zicb , noch uit baatzugt, noch vit afgunst , verpligt gevoeld , de kanker der Menfcbelyke zielsgebreken^ te laaten imvortelen. Om dit alles wel te begrypen , myne Kinderen , is het boven al hoognoodzaaklyk , de waare van de valfcbe Vriendfchap , te leeren oi\* 2 der-  TI O P D R A O T. derfcheiden. De waare Vriendfchap ligt in Y hart, de valfche op de tong. Vergaapt u dan niet aan de bloote uitterlykbeden daarvan , noch gelooft niet te voorbaarig , den geenen die u met de mond zal zeggen, dat hy uw Vriend is ; een oprecht Vriend laat zig aan zyne daaden, en niet aan zyne beloften kennen ; hy weet, wat hy tot de welvaard van het Menfchelyk Geflagt verfchuldigt is toe te brengen , hierdotr verpligt hy u tot een welmeenende erkentenis/e, dewyl hy uit een waare grond van menschlievendheid is te werk gegaan ; en in den boezem van zulk eenen Vriend is het, dat men zyn leed en hartzeer vry mag uitflorten, Gy moet u echter niet verwonderen , myne Kinderen, dat de valfche Vriendfchap in onze dagen het meest in gebruik is. De Eeuw, waarin wy leeven , kan men zeggen , dat ze voodz-aaklyk heeft gemaakt ; want daar (gelyk het jpreekwoord zegt) het den eenen Bedelaar leed doed, dat den ander een Jïnk brood heeft, hoe kan daar waare vriendfchap plaats hebben? Elk ftreeft naar grootheid, en ieder aanbid de Zon die het hoofd meest naar boven /leekt. Dus tragt een ieder zynen Evenmensch, waar hy maar kan , de voet dwars te zetten, en nadien dit aan de andere kant verbittering geeft, zuigt  O P D R A Q T. vfi zuigt elk ongevoelig die valfche Vriendfchap in, waar door hy ontaardende van zyne plichten, zyn geluk op de puinhoopen van eens anders ongeluk komt te bouwen. De zodanigen zyn verbasterd van alle eer en 'deugd , en verdienen geenfints den toegang tot de Menfchelyke Maatfchappy ; want de deugd is het fondament en de grond der Zedeleere van een Eerlyk Man ; uit dien bron vloeijen oprechtheid, welmeenendheid, meiischlievendheiden rondborstigheid voort , en hieruit is eigentlyk de waare Vriendfchap af te leiden.. Daarom , myne Kinderen, laat u door den uitterlyken fchyn niet bedriegen , de l'Vereld is volftrekt het tegendeel van 't geene ze gelykt te weezen. De reeden en een welgeplaatst oordeel, kunnen u best tot in de verborgenfte plooijen van 't menfchelyke hart doen dringen. Hier zult gy V gantfche uurwerk hunner geaardheden in werkzaamheid vinden ; gy zult gewaar worden , met welk eenen grins zy hunne valschheid weeten te bedekken; hoe knnftig zy de huichelaar kunnen fpeelen; hoe doorpiepen zy elks handelingen ondermynen ; kortom, boe zy hunne nyd en lasterzugt, agterklap en kwaadfprekendbaid , voor elks o#gen weeten te beguigchelen. * 4 Ver-  vin Q P D R A G T. Verban uit den grond van uzv hart , tot de fchaduwe zelfs van alle deze verfoeijelyke karakters, myne Kinderen; benyd nimmer eens anders lot , hoe verleident het u in de oogen mogt fchitteren, weest te vreeden met dat, 't geen u van den Hemel mogt zyn opgeleid: Weest lydzaam en geduldig in de tegenfpoeden, en zyt ■nimmer trotsch noch hovaardig in de voorfpeeden • beiden zyn ze beproevingen voor de deugdzaamheid uwer ziel. Een droevige morgen heeft zomtyds wel eens ee% helderen dag , en een treurige namiddag, eenen blyden avond. De verwisfelingen van 't Lot , zyn zo ongefiadig als de Maartfc bui jen , en de Fortuin , hoe vricn-r delyk ze iemand toelagt, is bedrieggelyk. Die heden op den throon der welvaard zit , kan morgen in den diepften afgrond der armoede liggen ; wa~t U daarom , van hoogmoedig of verwaten op ingebeelde grootheid te zyn, *p dat de wroeging naderhand uwe ziel niet van fpyt doorknaage. Laat de gouddorst u nooit zo flerk vermeesteren , myne Kinderen, dat ze u van V pad der eerlykheid en deugd doen afwyken. Wel is waar, dat het geld die kracht werdt tocgefchreven , dat het ver ft and, vermogen, aanzien en eere geeft; dat het een noodzaaklyk en onontbeerlyk kwaad  O P D R A G T. ix kwaad is voor de zamenleeving; dat het de on» gelukkig en moed en de bange harten troost geeft; dat het veel menfchen hun God is; dat het van elk gelief koost en aangebeden wordt; ja, dat men 'er zelfs eere en glorie voor kan koopen : Maar met dit alles, doed het den Mensch veele fpoorloosheden bedryven , en is een lokaas ter bederving van deugd en goede zeden. Onzen Verfchoppeling geeft u daarvan een volmaakte fcbildering , in den perzoon van zynen Broeder Adeltrotsch, werwaarts wy u heenen wyzen. Hier ziet gy de kwaade indrukfelen , welke de zorgelooze opvoeding eener al te trotfche en hovaardige Moeder, in zyne ziel komen te prenten, die hem liefdeloos voor het Menschdom maaken, ■ynidlerwyl de deugdzaame lesfen , die zyn verfloot en Broeder van deszelfs wyze Zedemeester ontfangd , hem die menschlievendheid inboezemen , die een Burger van de Maatfchappy allernodigsf zyn , om zich zeiven en zyne Evennaasten gelukkig te maaken. De fortuin lagt den eenen vriendelyk toe, terwyl ze den ander ae nek keerd: Den eenen leid ze kommerloos dtor een bloemryke beemd van vergangkelyke wellusten , terwyl ze den ander door een onfluitnige zee van drukkende rampen doed dobberen: De voorhoeden van den eenen , maaken hem onge* s voe-  * O - P D R A G T. voelig voor de onvoorziene flagen van het wis* felzick geval, die hem onverhoeds doen fchipbreuk lyden, daar de tegenfpoeden van den ander , hem ra veele verdrietige fukkelingtn, eindelyk in behouden haven doen landen. De overvloed en zorgeloosheid van den een , ftorten hem in een jammerpoel van elende, terwyl de behoeftigheid en «orsteljlaat van den ander, hem dè deugd-leeren kennen en door z)ne nederige lydzaamheid, over zyne Vyanden doen zegepraalen , met hem op den throon zynes geluksen welvaards te [lellen. Befchouwd de Wereld dan fechts ah een Teveel , myne Kinderen, waarop ieder Sterveling verordineert is, zyne rol, 't zy ah Koning , "t zy als Bedelaar, te fpeelen. Haat alle vleijery , fmeerd nimmer de honing om eens anders ■mond en weest nooit zo laag van ziel, aan de voeten te kruipen der vermogenden, om op den Eeretrap te geraken ; uwe deugden en goede hoedanigheden moeten u verdienstelyk maaken en ■u tydelyk geluk bevorderen, laat de allerJl rikfle deugd het beweegrad van alle u-we daadeh en handelingen zyn : verligt noch verfmaad uwe minderen ; toond geen hovaardy, noch trotschheid by uw's gelyken, en bewyst agtin^ aan uwe meerderen , zonder laagheden te doen. Schept nooit  O P D R A G T. XI I hooit vermaak uwen Evenmenscb te vernederen ge/yk 'erveelen doen; de grillen van de fortuin,, myne Kinderen , zyn zo wonder ly'k , dat men I zyne Vyanden nooit te klein moet agten , want ze kennen hen in flaat flellen, uwe vermetelheid. i met woeker te vergelden. Vergeet ook nimmer te bezefen, wie gy zyt; den mensch, in welken flaat van vergetelheid hy leeft, moet al- \ ioos een foort van eerzugt bezitten , die hem ■ zyne afkomst noch geboorte niet uit het oog doen ij verliezen , want deze is voor geen geld of goed te koopen, fcboon het by veelen voor een fcha- • duwagtige herfenfchim werdt gehouden. Gaat nimmer flaapen -met bet zweet uwer \ Medeburgeren , en bedoelt geene onregtmatige \ fcbatten : Zyt 'er zelfs in getroost, dat gy uwé x wettige Erfdeelen door pluimflrykers en tafeU ■. vrienden ziet verzwelgen ; laat uw hart de fchat\ kist zyn , waarin gy tevens uwe wraak met uwe geheimen komt te verzegelen, en bouwdvasi telyk daarop , dat de Voorzienigheid de deugd 1 tltyd doed zegepraaleu. Foor 7 overige , myne Kinderen, is deze uwe \ hoofdzaak: Vreesd het Goddelyke Weezen bo± nen alles; eerbiedigt en onderwerpt u met toegevendheid aan de weiten der Hooge Overigheid i  xn O P D R A G T. heid; eerd en gehoorzaamd uwe Ouderen , eri bemind uwe Naasten als uw zeiven. Door alle deze Christeiyke en Menfchelyke plichten , zult gy u gcdit, geëerd en bemind maaken, gy zult uwe Vrienden verplichten, en uwe Vyanden befchaamen. Gelukkig voor u, zo gy op 't voetfpoor van uwen Vader, tot dien vergeten Burgerflaat I unt geraaken , dien hy midden in de Wereld heeft verkregen. Die flaat van geruste ondfhangkelykheid zult gy verwerven, zo dra gy zult hebben leeren denken , en dat gy die gevoelens zult hebben ingezogen , die een Eer* lyk Man tot een vaste grond/lag voor zyn gedrag ■en wandel moet ft ellen. Dit zal tot dusverre genoeg zyn , myne Kinderen , om uwe tedere jeugd, langzaamlyk op te leiden tot die kennisfe , die u by vervolg ttt braave Medeburgers in de Menfchelyke Mnatfchappy zal kunnen maaken, terwyl ik onmiddelyk zal voortgaan , zo het den Hemel behagen mogt myne dagen mg wat te rekken, om u door verdere Zedekundige Tafereelen op het fpoor der Deugd te vestigen, uw zwak verftand door leerzaame bevindingen te fvherpen , en de befchaving daarvan aan de ondervinding overlaaten , na dat ik zal geroepen zyn , om den gewooncn tol aan de Natuur te bet aaien.  D E VERSCHOPPELING, - O F D E ZEGEPRALENDE KINDER - LIEFDE. £gxx*xg?e Heydenen fielten hun éénigftè $ x roem in de behendigheid hunner ty$ \ delyke welvaard, maar <'. Eerzugt ^gxxxx^? js by ons de ziel der zamenleving. Nochtans is zy eene dier hersienfchimmen , die geen wezentlyk beftaan hebben , en die een ieder zich onder verfchillende gedaantens afmaald. Zy ftrekt in de grootmoedige harten tot een prikkel voojr de deugd, daar zy voor de laffe zielen een bron van alle rampfpoeden is. Zy doed hen zegetekenen voor ■.1° '.ïllerverfoeijelykfte euveldaaden oprechten,. A en  * De VfiRscHoppstiNG of de en de allerfchandelykfte Iauwerkransfen vlechten voor de vuilfte misdryven. Zy plaatst de grootSe deugnieten in den rei der doorlngtigfte Mannen. Ja, dikmaals dooft zy de ftetnme der natuur uit, in het gemoed dier geenen, Wier eigen zwakheden hen ander/mts tot een fchild voor de ondeugd en het kwaad zoude hebben verftrekt. De Historie, die wy hier Haan te ontwerpen, leverd 'er de overtuigendfie bewyzen van op. 't Is zonder onderfcheid, by alle Volkeren, dat de gezegde valfche Eerzugt, (dien zuigeling der hoogmoed) heerscht; welke dezulken, die te zeer met de grootheid hunner geboorte zyn ingenomen , vastelyk doen vertrouwen , dat enkele titels en bynamen, hen boven hunne medemenfehen verheffen, en dat het bloed, 't welk zy van hunne Voorouderen hebben ov'ergeërft, meer en meer werdt gelouterd, naar mate het zich van den bron zynes oorfprong verwydert, ja zelfs alle de flegtheid en het onedele der menfchelyke natuur affchud. Byaldien *y noch leefden in de tyden der Vergodingen, daar zouden weinig luiden van rang of ftaac we!zen, die niet hunne Voorvaderen, ja ook hun zeiven, onder het getal der halve Goden zouden durven ftellen. De Eerzugt is hunnen af-  Z'SGEPRAL. IC IND ER-Ll E FD E. 3 afgod, en Tiaare wetten zyn hunne, orakelen: Ongelukkige en beklaaggelyke Stervelingen , die ongevoelig zyn aan de eenvoudige fchilderingen der deugd , en haare onnozele behaaglykheden als met den nek befehouwen. Mevrouw Arrogantia was een Vrouw , die •alle de gebreken der beide Kunne in haare perzoon verëenigde en geenen hunner deugden. In een ftaat van grootheid en weelde opgevoed , had zy met de melk de onedele karakters van waan en trotsheid ingezogen. Haar fiere gang, fpytig gelaat, en dwaaze inbeeldingen , deeden meer dan te veel blyken , hoe zeer het haar kittelde , van haaren Evenmensen te konnen vernederen; en , alhoewel zy weinig fprak , haare redenen gingen altoos gepaard met een onlydelyke laatdunkentheid. Ondemislchen, wanneer zy haare afkomst en geboorte kwam te overpeinzen, moest zy doorgaans de allerbitterfte traanen ftorten; de enkele naam van Vader , deed haar bloozen eia de oogen nederflaan. Kamerdienaar geweest zynde by een voornaam Heef , wierdt hy zvnen Vertrouweling, en eerlang zyn's gelyk. Daar zyn mentenen , wien de Fortuin als A 2 met  4 De Verscwoppeiing ot db met de hand ap den throon hunnes geluks fcbyrit te leiden. Suplitim was eene der gunfielingert van deeze blinde leidsvrouw : Hy bezat veel gaven van doorflepenheid, ftelde dTe in 't werk, en deed het uurwerk van zyn harsfenbrein zo wel fpelen, dat hy welhaast onder het getal zyner aanbidderen kon tellen , de zulken , die weinige jaaren te vooren , hem hunne veragting en verontwaardiging hadden doen blyken. Hy wierd Financier, als zynde de bekwaamfte trap tot de Fortuin; en Suplitius zag zich eerlang in ftaat gefield, van titels, landgoederen en vleijers voor zyn geld te kunnen koopen. Het' geluk van zulk een nieuwe Voortkomeling is echter zelden zonder leed of hartzeer doormengd. Alles wat hy ziet, erinnerd hem de laagheid zyner geboorte, en dit herdenken pynigd hem zo fterk, als de wroeging der misdaad het hart van een misdadiger doed. Zyn eigen luister kwetst zyne oogen , de vleijery, die zyne ooren kitteld, de eere en hulde die men hem bewyst, kortom, alles fchetst hem de rol af, dien hy eertyds heeft gefpeelt gehad. Hy kend zich zelfs in de perzoonen der laffe vleijers die hem omringen , en de veragting, waar  Zegepral. K i n d er - L i ef d e. 5 waar mede hy in 't heimelyk hunne flaaffche gedienftigheden beantwoord , kaatst doorgaans weder op hem terug. Om een ongeftoord gemk te fmaaken, moest iémand die van ftaat verwisfeld, telkens ook van wezentlyke gedaante veranderen; doch met' welk een grins den menfch zich dekt, om de oogen van het Gemeen te verblinden, hy ziet en kend zich zeiven altoos voor zodanig, als hy voor zyne herfchepping is geweest. Suplitius beflöot dan , om- zich vair de groote Wereld te verwyderen, doordien zyne laage afkomst elk in de oogen ftak. De Wereld is gelyk een Schouwtoneel , waarop dikwyls een en dezelfde perzoon, na een geringe en flegte rol te hebben gefpeeld , zich onder vergulde klederen vermomd , en in een vorftelyke gedaante weder op het tooneel verfchynt; doch deze plompe herfchepping, verblind geenfmts de oogen der aanfchouwers. Suplitius poogde te vergeefs door pracht en luister het geheugen zyner nederige geboorte uittewisfchen , hy leed fchipbreuk in zyn oogmerk, er* nam dus toevlugt tot veel redelyker belluit. Hy kogt een aanzienlyk Landgoed aan de uitterlte deelen zyn's Vaderlands, om aldaar als een vergeten . burger zyn overige levensdagen in itike te ver- a 3 fly-  6 De Verschoppeling ofbk flyten, en voor alle wroegingen en verwytingen gedekt te zyn. Zyn Gemalin had hem een éénige Dochteï nagelaten, wiens opvoeding hy op zich nam, en deze- wras Arrogantia, die hy vroegtyds infeherpte, om alles wat heneden haar was , met eien oog van veragting te befchouwen; hy boezemde haar die belagchelyke hovaardy in , welke 5emand , die van Niet tot Ut is opgeklommen, voor een bewys van zyne verdienften en aanzien ileld. Met één woord , hy volgde in alles de gewoontens der Grooten ; dat is te zeggen, hy aapte alle hunne grillen na. De naam van Mevrouw was de éénigfte dier. hy zyne Dochter gaf, ongevoelig zynde aan die tedere hartsbewegingen, die de ilreelende naamen xmFader en Dochter by hem zouden hebben moeten verwekken. Suplitius begost onmiddelyk die bedrieggelykerust te fmaaken , welke een misdadiger bekruipt, die door een deel hersfenfch'mmen zyne euvelda 'en poogt te vergeten \ maar de dood fneed welhaast den draad zyner voorfpoeden af: hy gevoelde 'er de voortekenen van, verzamelde alle zyne Vrienden en Maagen by een, en belchikte zelfs zyne lykjiaatfie, als of hy door de  Zégepral. Kinder-Liéfdé. 7 die roemrugtigheid zyner dood, zyne duistere geboorte in een eeuwige vergetelheid wilde begraven. Mevrouw zyne Dochter hield de eerè der uitvaard op. Een talryken ftoet van dé aanzienelykften uit de nabuurfchap , verluisterden de plegtigheid en lokte eenen zaamenloop van mentenen uit, om de nagedagtenisfe te vereeuwigen van een man, die , fchoon in een enge lykbus belloten , na zyn dood zyne grootheid door een uitwendige pracht en praal noch wilde geëerbiedigd hebben. - Doch met dit alles" wïerdt 'er geen éénige traan geltort, deeze laaten zich met geld niet koopen. Mevrouw Arrogantia merkte een al te luidrugtige droefheid , als een onvergeeffelyke zwakheid aan j én' als ontëerende voor haaren rang en ftaat. Men zeide haar, dat zy in het rouwgewaad een En°-el gelyk fcheen, en dit woord was alléén genoeg, om haar te troosten. De eigenliefde was haar geliefdfte hartstogt; zy befpeurde in de ganfche Natuur, niemand, dan haare perzoon alléén, die eenige agting öf opmerking verdiende. Deze verwaandheid maakte haar ongevoelig voor alle teerhartige neigingen ; en zonder haar hart tot eenig voofwèrp te bepaalen , begeerde zy om haare groothéld1 van elk te wórden aangèbed'én. OverëenA 4 kom-  8 De Ve rschgppeling op de Itomftig die gevoelens , fmeedde zy by haar zelfs daartoe een ontwerp. Zy begeerde haar. lot te verbinden aan een man, wiens doorlugtige geboorte haar de laage afkomst van haar Vader kon doen vergeten ; waanende door zulk een huwelyk, het ongelyk van de natuur te herftellen. Dus is het , dat de haatelykeHellingen der grootheid in ons het zaad der deugd verflikken , eer het noch uitgefchooten ïs. De allerfchandelykfte vergetelheid waren de vruchten der nauwe zorgen, welke den hoog-, moedigen Suplitius voor haare opvoeding had gedragen; zyn noodlottige Dochter offerde alle haare neigingen aan deze hoogmoed op , en haar trotsch en laatdunkent hart van alle gevoeligheid vervreemd , onderging nimmer die flreeleude zwakheeden, die de bron onzer welvaard en dikwerf zelfs ook onzer deugden zyn. Mevrouw Arrogantia bezat eenige behaaglykheden,' ook was zy niet ontbloot van vermogens , en byaldien zy zich had willen ver-, waardigen, om de van de natuur ontfangene gaven in haar aan te kweeken, en 't zy door een geveinsde of opregtezedigheid, 'er de waarde van op prys had weeten te ftellen, zou men het haar ligtelyk hebben vergeven gehad , de Pachter van. Suplitius te zyn geweest. De glans en  Zegepral. Kinder-Liefde-. g, en roem haarer verdienfte, zou dan in de oogen van het Gemeen de vlek haarer geboorte hebben uitgewischt: de Deugd , zoo wanneer die' met eenige vermogens is vercierd , maakt de oplettenheid der menfchen gaande , brengd de harten in werkzaamheid, en hoe verborgen die ook is , verwerft zy de voorrechten die men aan dezelve verlchuldigt is te geven. Maar Mevrouw Arrogantia heelde zich in , dat haare trotsheid een bewys van haare verdienfte was. Zy begeerde in een gelyken graad gefield te zyn met Vrouwen van het éérfte fatIben, den voorrang boven hun te hebben in 't ftuk van minnehandel, en zich te voet te zien vallen van de alleraanzienlykflen des lands; maar haare hoogmoed deed alle haare hoop induigen vallen. Mea beantwoorde haare afkeerigheden met een regtiaatige en billyke veragting. De fpyt deed haar een vloed van traanen florten , en hoe klaar zy haare misflag ook zag , het leide haar echter tot geen verbétering op. De eigenliefde matigde van langzaamerhand de gevoeligheid haarer lchande; en zy beklaagde in 't einde de verblindheid der mannen , wyl ze de grootheid haurer verdienften niet fchaensn te bemerken. . A 5 Niet--  lo De Verschoppeling ofbï Niettemin had zy haaren eerften toeleg niet Uit het oog verlooren. De bloem haarer jeugdbegost aireets te verwelken; zy naderde vast dien trap des ouderdoms , waarin men geerte mishagen aan haare Kunne meer vergeeft j ■waarin de bevalligheden afnemen, en de minfte gebreken in hun helderfle daglicht te voorfchyn komen. Het wierdt dan tyd , om de kracht haarer fchoonheid , welke zich eerlang onder den fchors van een gerimpeld aangezicht ftond te verbergen, op het hart van d1 een of ander voorwerp te beproeven; en daar toe verkoos zy de perzoon van den Graaf van L * * * . De afkomst dezes Graaf was een der oudfte en aanzienelykfte van het Land; verfcheidene zyner Voorouderen hadden aan het roer van Staat gezeten ; doch een kleine misflag van zynen Grootvader, hadden de roemrugtige voortgangen van dit doorlugtig Geflaght bepaald. Te vergeefs had zynen Vader al zyn vermogen en goederen verkwist, om zich weder den weg tot ftaat te openen , hy leed fchipbreuk in zyne onderneeming , en liet by zyne aflyvigheid zynen Zoon niets dan een adelyke geboorte na, benevens een Landgoed, weikers inkomften Hechts toereikende waren, om een ftil en vreedzaam leeven te leiden. Er*  Zegepral. Kinder-Liefde, ri Et-nestor, (gelyk wy dien Graaf voortaan zullen noemen) was van een aangebooren droefgeestigen aart , gevoelende een vo . i ttft zinnelykheid voor het afgezonden en eenzaam leeven. De wezentlykheid zyner verd enften, die hy wist te waardeeren, ttelde hem (éha leloos van de vcrüngelykingen des Forti ns-j en men zoude hem met regt nis een wyv.ecr hebben mogen aanmerken, byadien zyö.e onverdraagzaame ftuursheid de glans zyner deugden niet hadden ontluisterd. Hy oordeelde, dat de menfchen onwaardig waren, dat men hen eenige talenten offerden, van welken zy de grootheid en waarde niet kenden. Ernestor bezat die verhevenheid van ziel noch niet om te gevoelen, hoe ftreelende het is van 011dankbaaren ten dienst te fiaan Het is een vermaak, daar de grootfte Verfianden onbewust van zyn, en eene vergelding voor de alleruitmuntendfte deugd. Daar is een foort van Wysgeerte die alles ijl de éénigheid befluit, die alie onze belangen in ons zeiven verëenigd, die ons een kluizenaar in de zaamenleeving maakt, ja zelfs van langzaamerhand ongevoelig de ajierheil-igfte verplichtingen van de Natuur in ons uitblusfén. Emcstor zyn eigen grondlïeEingen volgende, be-  12 De Verschoppeling op de bemerkte niet, dat zy hem ongevoeliglyk in dien rampzaligen poel van gevoelloosheid fleepten; doch de itemme van 't bloéd trok hem welhaast uit dien ftroom van nietige Wysgeerte in welke hy zoo reddeloos lag te dobberen, en ontvonkten in hem weder die regtmatige Eerzugt, die zyn afgezonderde befpiegelingen noch niet ten eenemaale in hem hadden uitgedooft. Myn Neef, zeide zekeren dag zynen Oom Ambitius tegens hem , de Natuur heeft u vermogens medegedeelt, die u de allerwenfchelykite voorfpoeden in de wereld voorfpellen. ?t I's op u , dat wy de hoop hebben gevestigd van 't eenigertyd ons dqorlugtig Gellagt, 't welk zoo veelejaaren in.de vergetelheid is begraven geweest en een beter lot waardig is, uit haaren a^fche van verdrukking te zien opryzen. Gy rekend u gelukkig in dien ftaat van vernedering in welken wy kwynen: alle grootheid en waardigheden zyn het voorwerp uwer veragting , en de weltevredenheid eener middelmaatige gelukftaat, maakt alle uwe eerzugt uit; doch gy zyt in eenigerhande maniere ook aan n Maagfchap gehouden. Alle menfchen zyn zoo koelhartig niet als gy, omtrent het ftuk hunner welvaard, om het in zulk een klein begrip  Zegepral. Einder-Liefde, te beperken. Wy haaken om weder op dat toneel des Werelds te verfchynen, waarop onze Voorvaderen de allerroemrugtigile roKeri hebben gefpeeld; het ftaat aan u óm ons hiertoe den weg te baanen en daarin voor te gaan. De middelmaatigheid uwer fortuinflaat, voórfpeld u zekerlyk geen Itiistefryk begin , doch een huwelyk uit ffaatkuflde , kan u elks oogen doen verblinden , zoo dra gy maar in 't ftrydperk treed. Gy weet, dat wy geën meester over onze zinnelykheden zyn , het belang beflierd dezelve, deze is de bovendryvende hartstogt der Grooten en regeld al hun doen en laaten. 't Is op Mevrouw Arrogantia dat ik myne keuze hehbe gevestigd, liet is aan haar dat ik u wil uithuwelyken. De Dochter van een nieuweling van de Fortuin , zal de verbintenis met een man uwer geboorte niet van de hand wyzen , en een behoeftig Edelman , moet die van een ryk befturven Dochter niet verwerpen. Ernestor verzogt eenige dagen uitftel tot bes raad; de Eerzugt begost hem van langzaamerhand weder te bezielen , en een kittelende hoop zyne eigenliefde te flreelen. Hy deed zich geweld aan, om de menfchelyke grootheden met een veel gnnftiger oog te befchouwen, en verkreeg  Ï4 De Verschoppeling of dï kreeg eindelyk zoo veel op zich zelveii , dat hy zyn geluk voor dat zyner Maagfchap kwam op te offeren. Ambitius onderwond zich deze onderhandeling, hy deed 'er de éerlte voorflagen van aan Arrogantia, die dezelve met de allergrootfte koelhartigheid aanhoorde. Zy overwon doch eindelyk haare trotsheid, en begreep, dat de titel van Gravinne van L * * " , met alle haare fchatten en rylulom niet te duur betaald konde worden. Ernestor verfcheen voor haare ocgen , en moest een geruimen tyd de allerkoelhartigfte zaamenkumften verduuren; by welke gelegenheden Arrogantia door vergezogte gelprekken, zyne voorgeflage min kwam te beantwoorden , als of zy wilde zeggen , gy tutti niet fmeekende genoeg myne u-edei min vi rbidden-. Zulk een verwydert onthaal, deed Ernestor welhaast zyne behoeftige gelukltaat betreuren; maaide grondflag was gelegt, en 't berouw kwam te laat, het was geen tyd meer van terug te deinzen. De arglistige Arrogantia had bedongen, dat Ernestor zyn Landgoed zoude verkoopen en de bruilofoplegtigheden bekostigen. Zy begeerde , zei ze, dat haar Gemaal zyn gamfehe welvaart  ZÏ6BPRAL. KlÜDER-LlEFÖE. ï j vaart en fortuin aan haar alléén zoude verfchuldigt weezen, en dat de banden van hec belang, die van de min noch vaster zouden toehaaien. Hy was dan gehouden alles aan de eigenzinnigheid en grillen dezer hoogmoedige Minnareslé op te offeren. Het Landgoed wierd verkogt, en weinige dagen naderhand , dit huwelyk gevierd met eene pracht, die de nyd van de alleraanzienlykften des Lands kon ontfteeken. Geduurende een maand lang, hoorden men niets anders als van Concerten , Bals , Vuurwerken en allerhande foorten van vreugdebedryven en Feesten , die op het Slot der Jonggehuwden wierden gegeven. Arrogantia, uit éen beginzel van grootshartigheid tot weldoen aangefpoord , bewees haare weldadigheden aan alle de Dorpelingen; doch haare trotfe waan benam de glans van alle haare weldaaden. Het valt hard en fmertelyk, gefchenken te ontfangen van eene hand , die ons haare hulp alléén fchynt toe te reiken , om ons noch meerder te drukken , en ons onvermogen en laage ftaafr te feller te doen gevoelen. Ernestor, die een reeks van jaaren had hefteed tot het beftudeeren van de moeijelyke kunst, om gelukkig te leeven , bemerkte wel^ haast, dat de tegenlirydigheid zyner inborst met die  ï6 De Verschoppeling of dü die zyner Gemalin , voor beiden een onuitputtelyke bron van hartzeer zoude opleveren. Hy ontveinsde nochtans zyne vreeze voor zyn Maagfchap, ja zelfs poogde hy die voor zich zeiven te verbergen , en zich te blinddoeken nopens zyn eigen lot. Hy ging noch verder; hy floot de oogen voor de gebreken van Arrogantia , en om de dwang , dien hy zich daar toe moest aandoen , te verzagten, bel'chouwde hy in haar, alléén de voorwerpen, die hem haare perzoon in zyne oogen beminnelyk konden doen fchynen: zoo verre gaat de toegevendheid der Mannen. Èrnestor dus in allen opzichte een lydzaam martelaar, zoo omtrent zyn Vrouw als Maagfchap zynde , deelde met haar de luidrugtige vermaaken eener Feest, welke hy als de éérste grondflag zyner rampfpoeden moest aanmerken. Gedurende een gantsch jaar wischte hy alle de onaangenaamheden uit van zyn gekoppeld huwelyk. Nagt en dag even oplettende , om de grillen zyner hovaardige wederhelft te gemoet te komen , had hy echter zelden het genoegen daarin te flaagen. Hy kropte ftilzwygende alle haare bitfe verfmadingen op, doch alle deze toegeeflykheden, waren noch niet bekwaam, om hem zyn ongelukkig lot eenigfints dragelyk te maken. Ar-  Ze&epral. Kinder-Liefde. !? Arrogantia moest zélfs zich heimelyk over haar gedult en lydzaamheid belgen. De bedaartheid van Ernestor was niet gunffig aan haare oogmerken ; want zy had zich Hechts vernedert in 't huwelyk te treden met een behoeftig Edelman, om maar de naam te kunnen voeren , van Mevrouw de Gravinr.e van L * * *. Dien titel had haare hoogmoed geltreeld; doch zoo dra haare ooren daaraan gewoon waren , was zy bedagt, om zich te doen fcheiden van een Man, wiens onbepaalde wysgeerte geenfints overeenkwam met haar heerschzugtigen aart. Zy fcherpte dagelyks haare zinnen, om hem maar reden tot ongenoegen en verbittering' te geven , hoopende hierdoor eerlang het vuur van tweedragt in huis te ontfteken , en door dat middel alzo een gunftige glimp te geven aan het ontwerp , 't welk zy had gefmeed, en voornemens was, zonder opfpraak ter uitvoer te brengen. Haare wensch gelukte haar eindelyk: Zy beftreed zoo geweldig de lankmoedigheid van Er* nejior, en bejegende hem zoo fel door haare onophoudelyke fpytigheden en kleinagtingen , dat hy ten laatsten verplicht was, het gezag eens Mans aan te nemen. Hy vermaande haar eerst met zagtzinnigheid, doch de fchampere verwyB tin-  t8 Dg Verschopprlin» ofbi tingen met welke zy hem overlaadde , zyne zagtmoedigheid al te zeer tergende, ontftak de huisfelyke twist van trap tot trap, zoodanig , dat ze eerlang tot een foort van binnenlandfchen kryg in hunne wêderzydfche gemoederen kwam uittebarsten. Alle de geenen, welke een lafhartige baatzugt aan de gelukftaat van Arrogantia verbonden, voegden zich op haare zyde , en zwoeren een eeuwige haat aan haar Gemaal; terwyl Ernestor, verraden van zyne Vrienden , verfoeid van zyn ondankbaare wederhelft, veracht van zyne Dienstboden , byna van 't gantfche menschdom zich zag verlaaten, niets behoudende dan zyne deugd om zich te troosten. Zynen Oom Ambitius zelfs , die hem zo» veel als gedwongen had om dit rampzalig huwelyk aan te gaan , vreesde voor zyne recht R A ï.. K I N D ER - Li 8 'F D 8. ie ondankbaare monfters draden den naam van Ee/iyk Man. Helaas ! waar is dan d e oprechtheid , die op de Wereld zoo geroemd wordt? Midlerwyl vervoegde zich Mevrouw Arro* ganfia tot het ITooge Gerechtshof, haar beroepende op de wetten des Lands , om als eene mishandelde en verdrukte Vrouw , befchf rmd te mogen worden tegens de kwaadaard glie aller Mannen. Haare doorwrogte webprek-mtheid, nam het hart des Rechters voor haar in „' en deeden haar een vonnis in haar voordeel verwerven, om te mogen fcheiden van ee« Gemaal , met wien zy zeide onmogeiyk langer te kunnen leeven. Eniesror bleef van zyne kant niet anders tot betoog zyner onfchuld overig , dan zich te beroepen op het onpar+ydig oordeel van het Algemeen , en, door het verfpreiden van een openbaar Gefchrift , zyn lo6 aan hunne beilisfing over te laten. De Menigte gaven hem gelyk , en lpraken hem opentlyk vry van de laster , hem door de booste aller? Wy ven aangewreven; terwyl het tegens hem uitgefprooken vonnis, het medelyden van aüe brave en eerlyke luiden gaande maakte. Duck dit alles belette daarom niet, dat het gezag ites Rechters in allen dee;e gchandhaaft wierdt, en hy zich aan hunne ^etlaaue uitlpraak iuoe»t onderwerken. B 2 Kene  Ta De Verschoppeling- óf de Eene enkele misflap by de Grooten, is volftaande, om het geheugen te vernieuwen , van alles wat eenighhts de algemeene haat tegens hen kan aanftoken. Elks oogen zagen Mevrouw Arrogantia met ver'agtinge aan , en fcheenen haar haare laage geboorte en opvoeding voor 't hoofd te werpen : De doorlugtige en luisterryke titels van Ernestor, waren zelfs niet bekwaam , om het herdenken aan de fchandnaam van Suplitius, by het Gemeen uittewisfchen. Arrogantia Hortte deswegens in 't afgezondcrt de allerbitterfie traan»n : haare boezem loosde een reeks van pynlyke zuchten , die eerlang tot een ontzinde wraak overfloegen. Zy had een Neef, wiens belangen aan haare «elukftaat waren verknocht , en die ten allen tyde gereed was, zyn gantfche welvaard voor haare grilligheden op te offeren. Deeze was wel eer door Suplitius op het Toneel des Werelds gevoerd, had op zyn voetfpoor gewandclt ,\ en hem van naby in den iiroom zyner voorfpoeden vergezeld. Allerwegen omlingeld van die pracht en praal , welke de grootheid en de overdaad te kennen geven , was hy de cénigfte van Arrogantiaas maagfchap , wiens tegenwoordigheid haar niet behoefde te doen bloozen. Deze verwoede Vrouw, floeg de o#-  ZeG-EPRAL. KlNDER-LlEFDE. 2T ©ogen op hem, en fprak, blakende van fpyt en gramlchap, hem dus aan. Gy ziet, zei ze, met welk een vuilaartigheid dien fhoode het vuur der algemeene haat tegens ons heeft aangehitst : dien Ongelukkige ! dien ik uit den fchoot der behoeftigheid en armoede heb verlostheeft ons door een god* loos fehendfchrift gelasterd en outëerd. Zie daar de belooning myner zwakheid : myne hoon en belediging is de uwe; wischt die uit in het bloed van dien ondankbaare; en laat den g.eweiischten uitflag van die daad, het onbefchaamd. Gemeen, dat ons zo openbaar verachten durft, den mond fnoeren. Zy had niet veel moeite om haare toorn en woede in 't hart van haaren Bloedverwant te doen overflaan: Deze belaste zich van ftondeu aan met de uitvoering haarer tomelooze wraak. Hy zogt Emesior op , en rande hem. aan met eene dapperheid, die zich de braafste krygsheld niet zoude hebben behoeven te fchaamen. De overwinning blyft een geruimen tyd heel twyffelagtig, doch Ernestor treft zynen vyand met een doodelyke wond ; hy valt ter aarde, zwemmende in. zyn bloed; den ander reikt hem eene liefdadige hand toe y en wil hem beB 3 hulp»  es De Verschoppeling- of b* liu1pzaam zyn. Ga % zeide den zieltogende, verlaat een rampzalige die uwe edelmoedige dienften en medelyden onwaardig is geboren ïn een ftaat van verachting en laagheid van xiel, heb ik my wilien verheffen en grootmaten uit dit ftof' der nietigheid, door euveldaaden ; de i'chennis der deugd zyn -er de trappen van geweest die ik ben opgeftegen , en den joof der ligtgelovigen en onnozelen, maken anyne rykdommen uit. Het masker, t welk myne trouwloosheden voor het oog der menfchen heeft verborgen gehad , valt eindelyk af. 3k befchouw ze met verfoeijing en moet 'er van gruwen; verlost my dan van deze hatelyke herdenking , dewyl het de onlydelykite wroeging aan myne beangste ziel opleverd. Dit gezegd hebbende , blies hy den ader* i\\t. Ernestor verlaat vol afgryzen het bloedig flagveld, verwenl'chende die barbaarfche Eeraugt, die den mensch tegens zyn evenbeeld in 't harnas jaagt. Hy zogt vervolgens naar een joed heenkomen, want alhoewel hy zyn leeven maar op een regtmatige wyze verdedigt had, vreesde hy egter de vervolgingen zyner •ondeugende Vrouw, doch vooral die van den wereldlyken Rechter; alzo hem meer dan te %el was gebleken , feoe veel vermogen Arr*- gast*  Zï&ipkai. Kind t r-L i eïdi. 13 gontia op hunne gemoederen had , en deeze begane mandag maakte hem inzonderheid in hunne oogen noch meerder fchuldig ; weshalven hy befloot , om door een tydige vlucht de droevige gevolgen daar van voor te komea en te ontwyken, Verwyderen wy ons, zeide hy by zich zelve, Tan een Vaderland, 't welk eertyds ftroomde van het bloed, dat myne aderen bezield, en ik voor deszelfs roem en glorie heldhaftiglyk hebbe geftort gehad. Het heeft my tot erkentenis in de vergetelheid doen kwynen , en de duisterheid waarin tot myne naam zelfs is begraven geworden , hebben my noch geen fchuilplaats tegens de felle fchigten der Nyd kunnen geven. Een noch veel wreeder lot is my wagtende, byaldien ik zulks niet door een haastige vlucht voorkome. Verlaten wy dan deze hatelyke Gewesten , en zoeken wy een Vaderland , daar wy ten minften deugdzaam, en buiten alle gevaar en vervolging , in rust tn vreede kunnen leeven. Ernestor vertrekkende , betreurde flecht* twee onnozele Kinderen , die ter nauwernood hunne oogen noch voor het daglicht hadden geopend. Zyne Vaderlyke ingewanden begosB 4 te»  54 De Verschoppeling of de ten te ontroeren, zyn hart te kloppen, en zyne oogen de allerbitterlle traanen te loozen , toen hy zich van die noodlottige vruchten zyues rampzaligen Echts kwam te verwyderen. Helaas! borst hy (hikkende uit, aan welken oord des Werelds moet ik hen begeven ? Het gif der ondeugd zal hun zo min als anderen onbefmet laaten! Wie zal in hunne zwakke zielen het zaad der deugd aankweeken ? Wie zal in hunne harten de heilige plichten der Menfchlykheid grieven? Welke lesfen, welke voorbeelden zullen zy onder het oog krygen ? Algoeden Hemel! wil o.ver hunne kindsheid waaken. Duit niet, dat het fenyn der ondeugd, deze tedere Spruiten in hunnen wortel aantast: Of zo zy mynen naam of geflaght fchande moeten aandoen, berooft hen dan van het hatelyke leevenslicht dat ik hun heb gegeven; vernield deze onnozele Offers eer zy het kwaad mogten kennen , en laat hunnen wieg dan hunner beider graf zyn. De toebereidzelen tot Emestors vlucht, wierden met alle heimelyke omzigtigheid vervaardigt en ter uitvoer gebragt. Een éénige zyner lakeijen , wiens getrouwheid de proef had doorgeftaan , was de metgezel en Vertrouweling  Zegbpral. Kindek-Liefde. 23 ling zyner ballingfchap. Hy verdween en zyne vyanden zegepraalden: Zy ftrooiden door het gantl'che Ryk uit, dat zyne afwezigheid hem fchuldig verklaarde ; dat de onfchuld het doordringent oog des Rechters niet fchroomde, maar dat zy zelf zich voor de ftraalen eener onbevlekte waarheid dorst blootilellen. Dus, na hem in de oogen van het Algemeen , als een wreeddaadig en eerloos Gemaal te hebben afgemaald . gaven zy noch de laatfte doodfteek aan zyne goede faam, van hem daarenboven met de verfoeide naam van Moordenaar te brandmerken. Mevrouw Arrogantia, die wel begreep dat eene al te fcherpe vervolging, de gemoederen van een oordeelzugtig Gemeen aan 't gisten zoude kunnen brengen , en haare fnoode handelwyze hierdoor aan het daglicht komen , hieldt zich te vreeden met de üegte geruchten, die zich wegens haar Gemaal verfpreide, niet te ontveinzen; doch daarentegen moedigde zy in 't heimelyk haare gunftelingen , die haare wraak wel wilde ter harte nemen, aan, om hunne kwaadaartige Iasterzugt alümme den vryën teugel te vieren. Zy begaf zich midlerwy] naar haare LandB 5 £°e-  $6 Di VElSCHOf PEUNG Of D » goederen, om aldaar de gewenschte vruchte* van haare verfoeijelyke euveldaaden te plukken, aangebeden van een hoop verwyfde Pluimftrykers, die zy zich verwaardigde met den naam van halsvrienden te verëeren, terwyl zy zelfs praalde met een luisterryke titel, die in haar Vaderland van aloude tyden alle agting en eerbied was toegedragen geworden; bovendien bezat zy onnoemelyke fchatten en eigendommen , weshalven 'er tot de volkomenheid van haar geluk niet anders ontbrak, dan die vreedzaame rust, welke de itriktfie deugd zelfs in 't midden eener verzadigde grootheid , onbekwaam is te fmaaken Een Misdadiger in zyn afgezonderde eenzaamheid , voeld zich dikwyls het hart door wroeging en naberouw verfcheuren: een Groothans ziet zich in 't midden eener onbepaalde overvloed, van duizend pynlyke zorgen en bekommeringen geprangd: Doch het is alleen in de armen eener eerlyke nooddruftigheid, dat een Philolöof, de ryken oogst zyner wysheid, ongehoord komt in te zamelen. Onmiddelyk wiesfchen de beide kinderen der Gravinne onder haare oogen op; hun verltand begost zich te ontwikkelen , en het flauwe licht der Reden, zich een weg door de kinderagti- S«  25E&KPRAL. Kindek. -Liefde. Sf ge riet:gheden heen te baanen . De zelfde "-raaien van° het daglicht hadden hunne tedere oogen te gelyker tyd bcfcheenen: Byna het zelfde oogeublik had hun doen .geboren worden; maar/noch de trekken van hun gelaat, noch hunnen inborst betoogde die overeenkomst e» «relykvormigheid , welke de Natuur veeltyds behaagen fchept tusfchen Tweelingen te ftellen. Den eene was de levendige beeltenis des noodJott-en Graaft zynen Vader; den ander , ia tegendeel, was het al te wei getroiieu fchildery zyner hovaardige en trotfche Moeder. De éérfte , was de geliefde Afgod van alle de geenen die hem zagen , hy doorgriefde elks hart met een waar belang voor zyn perzoon , en de vriendelykheid feheen op zyne lippen te fpeeleuie.jen. .Hy beminde de waarheid zonder die te kennen, en 't zweemfel der logentaal alléén , was bekwaam om zyn voorhoofd met eene e'deie fch'tóstte te bedekken. Deze is die heldere dageraad , welke de deugd verkondigt in d':e welgepUatlte harten, die zy 't eeuiger tyd door haar goddelyk vuur moet bezielen. Gemeenzaam omtrent zyne medemenlchea , behaagde het hem van den throon zyner grootheid aftekiimmen , om zich met de ongelukki<*en te vermengen. De Gravinne belgde zich over die menschlieven.de veraedaringen , die zy on-  s8 De Verschoppeling or de waardig voor haar Bloed aanmerkte. Neen ! nimmermeer zal dit kind eere aan zyne Moeder doen! borst zy uit: hoe verder hy zkh van de bron zyner geboorte zal vervvyderen, hoe minder hy 'er de edelheid van zal gevoelen. Hemel! wat al bitterheden bereid my dien onwaardigen Zoon I Zyn Broeder vleide vry beter haare verwar tenheid en breidelooze hoogmoed. Hy ontfïngreets met een doorflaande blyk van verontwaardiging , de zorg der geenen die zyne kindsheid bewaakte, en leende zyne ooren Hechts met een trotfche toegevendheid naar hunne lesfen. Zyne Moeder verheugde zich , van zich in zulk een waardige telg te zien herleevea. Hy was het éénigfte voorwerp haarer troetelingen en liefkozingen; zyne oplopendheden droegen by haar de naam van gemanierde levendigheid , en zynen fpytigen trotsch , die van de i'chuldige verplichtingen zyner grootheid. Zy leerde hem vroegtyds deze woorden ftameren: Myne Landgoederen! Myn gevolg l Myne Eigendommen! Myne Stoet! enz. Zy wilde die ook in de mond van den jonge Candido brengen : Gy verwondert my, lieve Mama ! zeide dit kleine kind eenvoudiglyk tot haar; gy wilt dat ik van alle deze dingen zal fpreken, maar is  'Ze«epral. Iundïr-Lufds. 29 ïi 'er wel iets dat my toebehoord? Ben ik myn gantfche beftaanlykheid niet aan u verichuldigt ? Kan ik zelfs wel zeggen , myn keven , daar ik gevoel dat u zulks toebehoord ? Welk een lange ziel', boezemde de Gravinne onder eene diepe zugt uit: Van dit oogenblik af zag zy hem met een fpytige onverfchilligheid aan, die naar een blykbaare haat zweemde , kortom zyn perzoon wierdt voor haar een voorwerp van afkeer. Zy verdreef hem uit haare tegenwoordigheid en bande hem op een Kasteel, eenige mylen van dat, alwaar zy haar verblyf had genomen. Zy gaf hem een talryke fleep van Dienstboden mede, benevens een Pedagoog, welke met regt toekwam zulk eene post te bekleden, fchoon de Menfchelyke vooröordeelen die aan het uitvaagfel der Stervelingen fchynen te hebben afgedaan. Platénor, (dit was zynen naam) was een Wysgeer, die geenlints de verwyfde hoogmoed, noch de belagchelyke verwaandheid eener Schoolvos bezat, veel weiniger de afgetrokkene eigenzinnigheid eener Menfchenhaater : hy bezat, benevens eené uitgeftrekteondervinding, ook een diepe kennis van het Menfchelyke hart. Geboren en opgevoed in eene flaat van groot-  go De Verschoppeling ot tii grootheid , was hy door de wrevelige grillen en wispelturigheden van het Noodlot, om het hart van dea jonge Qandido behoorlyk te kneeden , daarin het kostelyke zaad der deugd te zaaijen, en de verfchillende neigingen , die onze ziel ia twyffeling houden , en die in de kindfche jaaren noch geene vaste fireek hebben genomen ■ tot het goede op te leiden. Hy vormde zyn verftand tot die foort van Wetenfphappen, die #hs het nuttige en wezentlyke doeju betrachten, C e»  j4 Pe Ver scffo ppeï, i n g op d« en geenfints tot die overtollige kennisfe vaft' «lingen , die flechts het voorwerp eener loutere nieuwsgierigheid , en veeltyds de bron eener belaggelyke trotsheid en hoogmoed zyn. Hy gewende hem yroegtyds , om in zyn gémoed die regelmatigheid van hartstogten aantekweeken, die den verftandige gelukkig maakt, en daarentegen te beftryden alle begeerlyke aanvegtingen en prikkelingen tot grootheid , en het al te fireelend fchyngeluk te keer te gaan, door een billyk misvertrouwen van de wispelturige Fortuirisvlagen. Neen myn Vriend, zeide hy meïiigmalen tot hem, de Natuur heeft u niet doen geboren worden, om eene luisterryke Rol op het Toneel des Werelds te fpeelen ; gy zyt geboren om Mensch te zyn, en, om in alle deszelfs uitgeftrektheid de edele plichten aan die naam verknocht, te vervullen, in welk eenen rang het Lot u ook mogt goedvinden te ftellen. Die eertitels en die waardigheden , welke deir hoogmoedige met een nydig oog , en den behoeftige met een hopelooze begeerlykheid befchouwd, al dat fchynfchoon zyn voor den ware Mensch maar nietige optooifelen en bycieradeh, die meestendeels de zuiverheid hunner aangebboreu 'deugden kwetfen. Ik zegge dit4 niet, vervolgde ky, om ten eenemaale het denkbeeld  Zeg e p ral. K i wd er-L x ë.f d e. 33 beeld iiitteblusfen, 't welk gy u van de Wereldfche grootheden mogt hebben gevormdl Kweekt en koesterd de regtmatiglte verlangens en begeertens, maar leerd "er te gelyk de waare grond van kennen. Voorkomt de beköoring eener gevaarlyke verbeeldingskracht. Verfterkt nwe oogen tegens de verleidende glansch der valfche eerzugt, en tragt 'er alle de fchadelyke gebreken van te ontdekken. Op dusdanige wyze was het, dat hy hein over de Menfchen en de Wereldfche zaaken leerde oordeelen. Deze kennis is de éérfte grondregel van de kunst , om gelukkig te weezen. Vervolgens deed hy hem opmerken; dat het wezentlyke geluk van den Mensch zich ongevoeliglyk verteert, Wanneer men die alleen voor zich zelve befpaard : Dat de deugden van een Eerlyk Man , voor de zamenleving fchraal en onvruchtbaar worden , zo dra men ze ledig en buiten werkzaamheid laat blyven, maar dat de waare gelukzaligheid hoofdzaaklyk hierin beftaat, om anderen door onze zelfsdeugd gelukkig te maaken. Dit zyn geen iedele voorwendselen , fprak hy, de ondervinding bevestigd zulks dagelyksch, en de waarheid hiervan is my dikwyls zelf gebleken Tk heb in de overvloed geleefd, ik C 2 heb  36 De Verschoppeling or »i heb doorlugtige voorftanders en befchermers gehad, en heb myn vermogen opgeofferd voor de welvaard van een deel lafhartige aanhangers. Ik verfchafte my hierdoor het vermaak, dat rk ondankbaaren ■gebruik van myne gunften en weldaaden zag maaken; en ik ben in myne verwagting niet bedrogen geweest , toen de grillige Fortuin my in den fchoot der behoeftigheid kwam neder te horten. Die ihooden hebben my het goed niet kunnen ontrooven, waarmede ik hun hebbe overladen gehad; ik pluk 'er overtolliger vruchten van, dan zy, ja vry volkomener ; zy betalen my die met dubbele woeker , en de befchouwing hunner gelukftaat , kitteld my vry meerder , dan het fmakeloos genot dat zy 'er van hebben. Platénor verfleet onmiddelylt de allergeruste dagen met zynen jonge Kweekeling. De genoeglykheden en bekoringen der deugd, verlevendigde hunne dille eenzaamheid; waarin zy verfcheidene jaeren toebragten, zonder dat Mevrouw Arrogantia zich verwaardigde, eensnaar haaren Zoon te komen omzien. Deze deugdzaame Jongeling zuchte dikwyls om deze ontaarde vergetelheid,, hy ftortte 'er zelfs de bitterde traanen om in den b®ezeis van Platenor; wel-  ZSGE P R. A L. K I N D B R-L I E FD E. 2? welke dien menschlievende Vriend vruchteloos afdroogde , wyl den bron daarvan niet te ftopr pen was. Doch de ftrenge roede dezer hoogmoedige Beulin ,. was noch maar een geringe voorfmaak van de felle, geesfelflagen, die het lot voor hem in, 't vervolg befpaarde. Den jongen Candido, uit een natuurlyk» zugt tot menfchelykheid aangefpoord , vereerde nu en dan met zyne tegenwoordigheid de fonir bere hutten der armfte Dorpelingen; hy fchepte behagen om met hun te kouten , en om hen. de verdienftelykheid eener eerlyke behoefte te doen bezeffen. Zyn bezoek deed. de blyd^ fchap en weltevredenheid ii) het verblyf des verdriets zelfs herleven , en de noodlottigen die hem tot zich hadden zien vernederen , fchaamden zich voortaan niet meer om hunne nood: lydende ftaat. Dien, beminnelyken Heer ! borsten deze goedhartige lieden uit: ö Hemel! wilt óver zyne dagen waken, zo- gy onze gedurige klachten wilt doen ophouden over onze nooddruftigheidLaat hy als een tedere bloem opluicken uit den fchoot der aarde, maar laat zyne duurzaamheid veel langwyliger zyn; dan zal een ryken wasdom zich over onze Velden uitfpreidcn: Een milden C 3 oogst  g8 De Verscho p p eli n& of be oogst in onze fchuuren zich inzamelen : De welvaart} haare woonftede by ons nemen : Onze hutten zullen de tempelen der deugd gelyk worden: Onze huisgezinnen zich in de zegeningen baden, en wy onze handen ten Hemel opheffen, om alléén den geenen te loven en te danken, wiens beeltenis hy is. Mevrouw Arrogantia verraste hem zekeren dag in deze deugdzaame oeflening. Hy was bezig een jonge Dorpeling te troosten over het ontydig af'iterven zyner Moeder, de éénigite fleun van een ongelukkig Geflaght. Dien jbedroefde Zoon wederhield zyne klachten en gezucht in deszelfs byzyn ; het fcheen als of Hiy ongevoelig was aan zyn verlies , wanneer Candido zich verwaardigde deel in zyne rampfpoed te nemen. In zulk een tydftip was het dat de komst der Gravinne zich verkondigde. Zy was gezeten in een pragtige Triomfwagen, gevolgt van een talryke ftoet , vervullende de lucht met flof en nevel, eu doende den gantfchen omtrek in 't ronde weergalmen van de luidrugtigheid van haar gevolg. Welk een fchouwfpel voor het oog dezer hoogmoedige en trotsch verwaten Vrouw! Zy ziet haare Zoon vermengd onder een deel gemee-  Zegepral. Kinder-Liefbk. 39 raeeue Boeren : Welk een onlydelyken hoon ! Zy werpt op hem een gelaat van woede en veifchrikkinge, waarin de allergrootfle verontwaardiging en verachting doorkraaien. Zy ftapt aan de trappen van het Kasteel uit haare fiere Zegewagen; en het eerfte voorwerp dat zich voor haare oogen vertoond, is den wyzen Platénor. Wat hebt gj uitgerecht met myn Zoon? vroeg zy hem op een bedreigende toon: Weet gy waar ik hem ontmoet hebbe ? Ja toch, Mevrouw, antwoorde den befcheiden Zedemeester met zyne gewoone bedaartheid van geest, ik ftond zelfs gereed hem te gaan verzeilen; doch ik begeerde, dat hy alvoorens het genoegen eener edelaartige daad alléén zoude fmaaken. Dit zyn dan de heerlyke en uitmuntende lesfen die gy hem geeft? hernam zyOp dusdanige wyze is het dan, dat gy hem de doorlugtigheid van het bloed, waaruit hy oefproten is, leerd kennen? ó Hemel! Men moet dan gedogen , dat de Zoon van de Gravinne van L * * *, zyn naam en rang in gemeene Boerehutten gaat uitdoven en in de vergetelheid begraven! Dat hy zich met het uitlchot van *t Menschdom gaat vermengen! En dat hy roem op zyne lafhartige vernedering C 4 draagt»  40 De Verschoppeling of de draagt! Dit zyn dan de vruchten uwer zorgen,, en de vergelding van het vertrouwen waarmede ik ir heb begunftigd ? Gae, Myn Heer, ontwykt myn byzyn, en wagt u , ooit weder onder myne oogen te verfehynen. Op dit oogenblik treed den jongen Candid» de kamer in: hy vliegt zyne Moeder in de armen, maar helaas! een al te wreede plicht beteugeld die hartelyke vervoeringen. Metwelk een verbaastheid en ontroering ziet hy deze verbolgene Moeder in de allerfelfte woede en gramfchap tegens hem blaken! Neen: byt zy hem fchamperlyk toe , men heeft myne ligtgelovigheid misleid gehad, myne lendenen hebben u niet gedragen, het bloed dat door uwe aderen kruipt, is my onbekend, weg onwaardige Zoon! . . . Candido valt fprakeloos voor haare voeten neder , befproeit die met zyne traanen , en vraagt op een medoogende toon, welke misdaad hy toch heeft begaan 'f Zy lüet hem met een veriigtelyke bitsheid van haar af, en geeft hem met korte woorden te verllaan , dat zy hem voor altoos van den deugdzaame Platiwr wil verwyderen. Algoeden Hemel! berst hy fnikkende uit, is 't niet genoeg my van u byzyn te hebben ver-  ZEGEPKAL. KlKDER-LlEFJJE. 4I verflooten! Is 't niet genoeg my van mynen Vader te hebben beroofd, eer ik noch gevoel van zyne tedere liefkozingen konde hebben! Moet gy my dan noch van de geene affcheuren, die zyne plaats in myn hart bekleed ! Wie gal voortaan myne waggelende fchreeden bellieren ? Welken teugel zal myne Iosfe jeugd thans breidelen ? Wie zal my hoeden voor de hincterlaagen van het kwaad ? En wie zal myne ziel verilerken tegens de bekooringen der verbeeldingskracht ? Een verlatene , geheel aan zich zeiven overgegeven , die tot zyne eigen nietigheid verwezen is, zal die dit alles van den regten weg niet doen verdoolen en van •■ het pad°der-deugd afleiden ? Helaas ! Mevrouw, ( dewyl de naam van Moeder uwe ooren kan kwetfen) hoed u voor de zielpynelykfte aller wroegingen, ja, hoed u voor de wreede verwytingen (He ik u 't eenigertyd zal moeten doen, zo ooit myne verlatenheid my in den afgrond des verderfs mogt komen te ftorten. ó Neen ! Myn Heer , hernam de trotfche Gravinne, myn oogmerk is niet, om u op uwe eigen wieken te laten dryven , of in uwe ziel het zaad eener laaghartige opvoeding te laten voortkweeken; integendeel, ik wiPer alle die ingezogene flegtheid, zo het noch tyd mogt zyn, uit C 5 ^oefl  «3 De Vers cho p p e li sg o;dï doen ontwonden j u uit die onédele nietigheid ia welke PJaténor v.gcRwt heeft, doen opryzèn N wederom tot u zeiven doen keeren , en u .doen gevoelen , wie, en wat gy zyt. Kortom, gy zult als een nieuw leven vcrkrygen , onder iet opzicht en de beftiering van den nieuwen ■Leermeester dien ik u hebbe toegedagt. Onder dit zeggen , wees Arrogantia met d* •vinger op een Pedant, die tot den Heep haarer flaaffche. ftoet behoorde; Zy vereerde hem met een gelaat van goedgunltigheid, zeg»ende, dat hy de ééniglte was, dien zy bekwaam oordeelde, om een Jongeling Van geboorte tekneeden en te befchaven. Hy aanvaarde hierop dit kostbaar onderpand, met een ruim zo verwaand ■als eerbiedig gelaat, uit haar Adelyke handen. De noodlottige Platév.or wierdt midlerwyl pndankbaar verdreven , terwyl niemand zich verwaardigde hem eens aan te zien , veel min tot eenige voorlpraak te verfirekken, dan alleen zyn tedere Vocdflerling , die naar hem toeliep, hem hartelyk in zyne armen drukte, en zyne traanen en zuchten onderling met die van zyneji braven leermeester vermengde. Maar de Gravinne z«lk een aandoenlyk en°beweeglyk Schouw Ipel niet konnende wederftaan, - V ■: ■ maak-  Zesephal. Kindek-Liefde. 4S maakte welhaast een elndè daarvan , door middel van den deugdzaamen Vriend hares Zoons, op een fehaijdelyke wyze door haare Dienstboden van het Kasteel te doen jagen. 't Is te vergeefs dat gy hem my ontrukt ,S riep Candido haar op een fchamperen toon toe, myn hart zal hem fteeds blyven vergezellen: myne weldadigheden zullen hem in de alleruitterfte ftaat van behoeftigheid deelagtig worden: Ik ben u het daglicht, maar hem myne'deugd verfchuldigt, Mevrouw; en al zoudt gy my met alle uwe haat en gramfchap overladen, myn hart, dat gy zo medogenloos komt te pymgen, zal zich tusfchenu en hem verdeelt vinden. De Gravinne voelde zich zo fel gehoond door deeze verklaring , dat zy driftiglyk oprees, in haare Zegekoets trad, en haare neerflagtige Zoon aan het bellier zyner nieuwe Zedemeester overliet. Dien Jongeling, gewoon om zyne verdrietelykheden in den boezem eener waardig Vriend te kunnen uitftorten, zich thans verplicht ziende met een Pedant te moeten leeven , wiens ingebeelde waan niets anders dan verachting tonde inboezemen 5 besweek welhaast onder den  #4 Dl Verschoppeling of d & den last zyner druk. Hy was geraelyk en verlegen met zich zeiven , de eenzaamheid wierdt hem hatelyk, én hy zogt nu in de omleggende ftreeken -naar zodanig gezelfchap, Y welk hem eenigermaten van het verlies zynes Vriends konde fchadeloos ftelien. Hy beoogde die vermaken , welke hem eertyds veragtelyk hadden toegefclienen, verwyderde zich van die aangenaame eenzaamheid welke hem zo waardig en dierbaar was geweest , en bereide zich hierdoor zodanige rampen en wederwaardigheden , die hy niet voorziende was. Het vertrek van Platénor was de bron van alle zyne toekemftige noodlottigheden ; dus is het, ■dat in den loop van 's menfchen leeven, gelyS in die van de Natuur, de grootlte gebeurtenisfen hunnen oorfprong uit de geringde zaaken ontleenen: fpeelballen van het wisfelziek geval, die ons naar hun willekeurig goeddunken, heen en weder kaatfen , om ons hierdoor de verre uitgefirektheid hunnes vermogen te doen bezeilen. Tusfchen het Kasteel, 't welk de Gravinne bewoonde , en dat, waarop zy "haare Zoon ebannen had, lag een Dorp, door Vrouw Natuur met zodanige milde gaven befchouken , van welken weinige Stervelingen de eigentlyke waar-  2 KG EPRAl. Kl NDER-LlE PD E. 4g Vaarde kennen. Het zelve was gelegen in eenen allerbekoorlykdcn Oord; haare Velden en Akkers befproeid door eene frisle en heldere Waterbeek, Helde den Landman volkomen fchadeloos van zynen arbeid ; kortom > de rust en eendragt heerschte "er in alle volmaaktheid. Den Heer van dit Dorp, was een Edelman, die eertvds een aanzienlyke plaats in den Rechtbank had bekleed ; zyne ftem was langen tyd het orakel der Wetten, de geesfel van \ kwaad en de troost der ongelukkigen geweest. Den booswigt eenmaal van zyne fchelmftukken overtuigd, beftond geenfints tegen zyne uitfpraak te morren, terwyl de verdrukten op hunne zegepraal boogden , zonder die tegenheden te duchten , die Veeltyds de lauwren der deugd bezwalken. Doch den mensch Maat onüphoudelyk bloot voor het misverftand, en kan 'er dikwerf de verleidingen niet van ontgaan ; geen wonder dan, dat hy ongevoelig wierdt medeaetleept door dien ftroom van bekoringen, welke de deugdzaamfte aller menlchen tot eene Tnisftap kan vervoeren, offchoon hun geweeten vry blyft van de fchennis der waarheid en 't gif der logentaal. Een zeker Vonnis door hem uitgefproken , had een aanzienlyk Gellaght in de alleruitterfte elen-  46' De Verschoppeling op de elende neergedompelt. De verwaande welfpréi kentheid van een halfgebakke Rechtsgeleerde, hadden hem de oogen verblind en misleid. Hy befpeurde, hoewel te laat, zyne misflag, maar 1t was te fpade die te herftellen ; den fnoode, dien hy had verrykt met den roof der onnozel-' heid, was met den buit naar eeu ander Ryk getogen. Dit deed hem de allerbitterfte traanen horten , en eene Rechtbank ontwyken , welke hy zich langer onwaardig agtte te betreden; hy beleed opentlyk zyne dwaling, herfielde de ongelukkigen in hunne aloude luister, en hergaf hun weder het dierbaar kleinood , door zyne onvoorzigtigheid hun ontroofd. Hy deed zelfs' meer; hy gaf zyne mede -amptenaren een allergedenkwaardigst voorbeeld van grootmoedigheid : hy ontdeed zich van alle zyne rykdomnieh' , om daar mede de welvaard te herftellen der^ iToodlottigen , die hy ondanks zich zeiven, had verdrukt; hy befchikte hun Vrienden en Befchermers , en ftelde hun weder in dien Iuisterryken ftaat, in welke zy eertyds waren gezeten geweest; hy agtte zich gelukkig, flechts zo veel voor zich te mogen behouden, waar mede hy zyne overige dagen in een middel" baareh ftaat, in rust en vreede op het land koude flyten. In  ZEGËPRAL. KlNDER-t/IEFDE. 4? In deeze troostelyke Eenzaamheid , droeg hy de agting van alle brave menfchen en den prys zyner deugden weg. Hier leefde hy eene reeks van jaaren , aangebeden van alle Dorpelingen , maar vergeten van dat foort van Vrienden , die alleen op de voorfpoeden en rykdommen azen, en die zo ligtvaardig ais die ydele vergangkelykheden zyn. Zyne voofnaamfte zorgen befteedde hy tot de opvoeding eener lénige Dochter, de dierbaare vrucht eensnoodfotfigen Echts. Eugénia , bevond zich op dien ouderdom , waarin zich het gemoed met eene evenredige bereidwilligheid ontfluit, zo voor de prikkels der deugd, als de verleidingen der hartstogten. Zy fcheen nochtans geboren met eene zigtbaare neiging tot het goede, haar zedig en bedaard voorhoofd, was het volmaakte afbeeldfel haarer deugdzaame ziel; het vuur, «t welk uit haare oogen ftraalde , getemperd door de'aanvalligheden eener eerbaare fchaamte, gaf de goedaardigheid van haar hart te kennen. Zy gevoelde geen de minfte hartzeer noch wroeging om het wreede opzet, waarmede haar Vader zich van alle zyne fchatten had ontdaan. Dit ftreng volvoerd befluit, had zelfs haare tederheid en liefde voor hem verdubbelt, en was tevens doorgriefd , zo van de zoete infpraak der natuur, als van die edel'aartige agting, welke  4$ De Verschoppeling ofdï ke een grootmoedige ziel onmogelyk kan weigeren aan de plichten eener ftriktfte deugd. Het lotgeval van dien braven Edelman was ondertusfchen niet onbekend gebleven aan den jongen Candido. Den roem der grootmoedigen blyft geenfints beperkt in den nauwen kring eener vredelievende zamenleeving ; zy dringt tot in het diepïïe der Bosfchen door, zy doed haare ftem tot in de afgezonderfte eenzaamheid hooren ; daar is het zelfs , dat zy oprechte aanbidderen ontmoet, diehaareeneverdienftelyke hulde bewyzem Candido had zedert langen tyd eene begerige infpraak gevoeld , om zich in een nauwe vriendfchap met dezen agtbaren grys'aard te wikkelen, en hem de tedere eerbied te doen blyken, die hem zyne loffelyke nooddruftigheid inboezemde. De Hemel , die" behagen fchept om deugdzaame harten zaamen te voegen, deeden hem eerlang in zyne wenfchen hagen , en bood hem eene gelegenheid aan, naar welke hy een geruimen tyd te vergeefs getracht hadde. Dikwerf ging hy zyne diepe mymeringen verzetten in den omtrek van dit bekoorlyk Dorp,  Zegeprae. K ind er-Li ê Pd ê & Dorp , alwaar de tegenwoordigheid van de ge'iBkkigfte aller Stervelingen het verblyf der welvaard gevestigd fcheen te hebben. Eene heimelyke neiging dreef zyne voetftappen op zekeren tyd weder derwaarts heenen , wanneer op 't önverwagst de lucht zich met duistere wolken overtoog , de winden losbraken, den donder te fchateren , en het gantlche Aardryk met de felfte orkaanen en onweders bedreigde -; een fchouwfpel bekwaam het onvervaardfte hart te ontzetten. Candido, in tegendeel, voelde zich innerlyk verblyd over een toeval, 't welk hem den toegang tot het huis van Palemon, ( zo als wy dien behoeftigen Edelman zullen noemen ) fcheen te zullen openen : hy trad vrymoedig in dit fchamel verblyf, 1 welk de bewoonderen van ' 't Dorp, met den titel van Kasteel vereerden. Palemon komt hem te gemoet, en bied hem met opene armen een fchuilplaats aan , met verzoek , zo lang tot zynent te vertoeven, tot de lucht zich wederom zoude opgeklaard hebben. Hy geleid hem tot in 't binnenfte zyner wooning: Candido ftaat verwondert 'er alom die kiefche netheid te ontmoeten , die het oog vry meerder ftreelt, dan alle die luister- • ryke pracht en praal die men in de Paleizen D der  go De Verschoppeling of-bê* der Grooten ontmoet : hy vind hier het behaaglyke met het nuttige gepaard. De alleréénvóudigfte, doch zindelyk netgewerkfte meubiJen, waren de éénigfte fieraden van dit eenzaam verblyf, flechts verluisterd door eenige natuurlyke Zeldzaamheden, de aandagt waardig van hen, die het onderzoeken van de Natuur beminnen , en haare wonderbaare voortbrengfelen trachten naar te fpooren. Midlerwyl dat Candido bezig was zyne aandagt hier op te vestigen, ziet hy eene jonge Schoonheid binnen treden , die men voor een Godinne zoude verlieten hebben in die fabelSgtige Eeuwen , waarin men de Deugd eene menfchelyke gedaante toefchreef, op dat men haar zoude aanbidden en eere bewyzen. Welk eene vertooning dan voor 't gezicht eens Jongelings, wiens hart voor de éérftemaal de aan» vegtingen van de ftrelendfte aller neigingen gevoeld , zonder die noch ooit op eenig voorwerp te hebben bepaald gehad. Haar zedig voorhoofd, ontwikkeld , onder eene eerbaare blos, de uitnemendheid van haare ziel : haare befchroomdheid, verluisterd haare bekoorlykheden , en verdoofd geenfints het vuur, 'c welk uit haare aanminnige oogen ftraald, maar ^•hynt de glantsch daarvan noch meerder te ver-  Zë&EITRAI, KlNCEH-LrEFBE. S's verlevendigen. Haare glimlach- ïs hét hewys haarer wonderbaare deugd , en 'e afbeeldfel' der vreedzaame kalmte die in haare ziet huisvest : Eene weltevredenheid' , die zy in alle haare handelingen laat blyken , verfprefd tot over de minde derzelven , een onuitfprekely-' ke behaaglykheid : haare zoetltiidende fiem vermeesterd het hart van allen de geenen die zo oehikkig zyn haar te hooren (preken : haat «elaat vestigd zich op haar Vader , met eeit kenmerk van belang en gehoorzaamheid , die elks gemoed doorgriefd, terwyl het haare, als het heiligdom vah de Natuur en de édelfte haarer wonderwerken , moet aangemerkt 'worden. Het kletteren der fchorre donderllagen houdt onmiddelyk op, de Wolken beginnen te breken , de regenvlagen werden door de winden verdreven , en de lucht bekomt eerlang wederom zyne vorige helderheid; wanneer Cmulidi>> vrezende tot overlast te (Trekken, zyn aiïcheid van den vroomen Palemon neemd. Het is tyd dat ik vertrekken gae, zegt hy, den avond begint te vallen , en de Hemel fchynt weder tot bedaaren te zyn. Rampzalig Jongeling, die zeilde kalmte heerscht niet meer in uw gemoed , het onweer, waarvoor gy bevreest was, D 2 is  &3 De Verschoppeling op m ' is minder te duchten geweest, dan dat, hét welk zich in uwen boezem komt te verlpreiden. Den oorlprong 'er van, is loflelyk, en deszelfs bron zeer zuiver ; maar beef voor haare uitwerkzelen. Eene heimelyke bekooring wederhield den jongen Candido ondanks zich zelfs ; hy herhaalde vericheidemaalen , dat hy wilde vertrekken, en nochtans bleef hy vertoeven. Hy flaat een teerhartig en kwynend oog op Eugenia , en hem ontvalt een diepe zucht: zy duikt de oogen naar den grond , en tracht haare ontroering te verbergen. Candid» bemerkt haare verlegenheid, vreest die te zullen vergrooten , en vertrekt, na voorafgaande handtastelyke belofte aan Palemon , die 'er hem om verzoekt, als dat hy hem eerlang weder zal komen bezoeken. Hy keerd weder naar 't Kasteel, geheel opgetogen met de beeltenis der fchoone Eugenia. Zyn Zedemeester , die de eer van 't huis ophield , en 'er zich als meester liet gelden, had een talryk gezelfchap van jonge Gasten genodigt, een foort van dartele wulpen, die gedurende de winter als een fchadelyk ongedierte aan de Hoven kruipen , en vervolgens in de zomertyd, zich op het land komen fchadeloos ftellen van de kleinagting , waar mede hun ie  Z.E&B PRAL. Kl NDER.-L I E FD-E. Si de Grooten hebben overladen gehad. Candid» moest inwendig zuchten, dat hy in de afgezonderite eenzaamheid zelfs , geen i'chuilplaats tekens zodanige kwelgeesten kon vinden. Men zet zich, onmiddelyk aan tafel , daar heerscht eene diepe flïlte door de gantfche Zaal, en men is wagtende, dat Candido de maaltyd zal vervrolyken door ee.nige, van die geestige kwinkfla»en , welke zyaen Leermeester had voorgegeven, de rype vruchten zyner lesfen te zyn. Maar onzen, jongen Held,,al te fterk bellieden door eene pas qntlokene hartstogt , die zyne zinnen ten eenemaale werkzaam hielden , met het overpeinzen der betoverende oogen van de aanminnige Eugenia , deeden hem overzulks niemand anders zien noch hooren , dan haare beminuelyke perzoon; wat meer is, hy meende haar te hooren (preeken , en opende zelfs zyne mond om haar te antwoorden, terwyl eenige hartelyke zuchten hem ontvallen. Zyn verwaande Mentor, voelde zich kragtdadig gebelgd over zulk een droefgeestige en ftuurfe houding; hy doed hem deswegens de fchamperlle en fcherpile verwytingen, die zyne ooren wel treft'en , doch geenlints zyne aandagt opwekken ; hy blyft in zyne diepe mymerin» volharden, de Gasten beginnen met hem D 3 te  54 De Verschoppeling of de te fpoFten en te kortswylen , envraagen, ot' hem niet eenige Liefdekoorts heeft bevangen ? Candido is' evenwel tmet aantrekkelyker voor hnnne laffe en ongezoute propoosten , als voor «le onregtmatige gispingen van den waanwyzen Pedagoog; hy ftaat van de tafel op en neemd aff'Cheid van 't Cezelfchap , terwyl die losbandigen al fchaterende uitroepen : Wélk een belagfelyk gefièl l Welk een last voor de zamenlec~ ving , bet hy woon en van zulk -een Mensch .' Ik voor my , zegt 'er een uit den hoop , fk moet Bekennen, dat zyne zottigheden my kunnen vermatken ! Ik wil hem in de Wereld te -kyken brengen, voegd 'er een ander op toe, de Mettigte zal 'er my niet -weinig verplichting voSr hebben. De nacht is een rydperk aan de rasttoegewyd, wanneer de ziel deel fchynt te nemen ïn de kalmte, die zich over de gantfche Natuur verfpreid ; de voorwerpen, keeren weder tot het nietige , en laaten den Mensch overgegeven aan zich zeiven ; de hartstogten ontwaken tiy hem, doch hunnen invloed is veel ftrelender, en hunne taal min na-yverig ; zy wederJireven zich met véél weinigergeweld, en ontleken in 't gemoed -Hechts eene -weeldrige firyd. Can-  Ze e e p ral. Kin der-Li e rus. 55 Candido wierp zich te bed, zich vleijende, dat hy eenige rust zoude fmaaken, maar de flaap weigerde zyne vermoeide oogleden te fluiten. Eugenia kwam welhaast met alle haare bevalligheden zich voor zyne oogen vertoonen; hy ondertast de bewegingen van zyn hart, en bemerkte , ondanks de ontroering die hem beheerschte , de eigentlyke hartstogt die hem bezield. Hy ontdekt den oorfprong van 't ■vuur dat hem verteerd, maar kend 'er de uitwerkzelen niet van, dan hechts door de verfchrikkelyke voorbeelden , welke den wyzen ■Platénor 'er hem dikwerf van had opgeleverd. Die zelfde rampzalige gevolgen duchte hy ook .voor zich zeiven ; doch kan eene edele vrees, die Hechts uit eene zwakke verbeeldingskracht is voortgefproten , eene vlam uitdoven , waarvan de Natuur de eerfte vonken in onzen boezem doed ontbranden, en de tegenheden zelfs, de gloed noch meerder van verfpreiden? iHoe! zou het dan een misdaad zyn , van jny zelve aan zulk een zoete en billyke neiging user te geven ? .zeide hy by zich zelfs: O \ neen; zo de zuivere en onbevlekte deugd ,ooit uit den Hemel op de Aarde is neergedaalt; zo de waaragtige gave der fchoonheid zich ooit aan het fterffelyk oog van het Menfchelyk geD 4 flaght  56 De Verschoppeling ofds flaght heeft vertoond gehad, het is zekerlyk in het hart en in de oogen der beminnelyke Eugenia, dat zy hunnen zetel hebben gevestigd. Helaas ! wanneer ik al zoude willen trachten myne zwakheid te overwinnen, welk een goed gevolg kan ik ooit van zulk eene wreede zegepraal verwagten? De wond is al te diep 5n mynen boezem gedrongen , dan dat ze geneesbaar zoude zyn. Ach ! myn waarde Platéfior, moest myne ontaarde Moeder, de goede geleigeest die myne brooze jeugd bewaakte, my ontrooven. 't Is in dit netelig tydftip, dat uwe raadgevingen , de fchellen die myne oagen verduisteren, zouden kunnen wegnemen. Uwe hand zoude my op den oever des afgronds, haare hulp tot myne behoudenis verleenert Gy zoudt myne ziel met onweerftaanlyké krachten wapenen, en mynen boezem doorgrieven met die deugdelyke manhaftigheid, die ik altoos in u bewondert hebbe. Eenig en aan my zelfs overgegeven, doed my ontwyffelbaar in den ftrik myner verblinding vallen; en misfchien, zo gy op dit oogenblik ooggetuigen waard van de ontroering diemy bellryd , zoudt gy u over uwen Voedfterhng moeten fchaamen, en my dien troostelyken naam van Zoon ontzeggen , die wel eer myn hoogste geluk en heil heeft uitgemaakt. Al-  ZeGEPRAL. KlNDER-LlEFDE. Sf Alle deeze befpiegelingen verbitterde den jongen Candido tegen zich zeiven ; hy fchetste zich den wyzen Platénor , zynen Vriend, af, als verontwaardigt over zyne zwakheid, met een gelaat van veragting op hem neergeilagen-, en overladende met de allerbitterfte verwytingen. Maar hoe, zeide hy vervolgens, gy die het orakel der deugd zyt , kunt gy eene hartstogt doemen , waarvan, die zelfde deugd de eerfte vonken heeft doen ontglimmen ? Neen, ik kan nooit geloven, dat ge als vyand van myn ge* luk, myne liefde door uwe donderende Item tot dei vergetelheid zoudt willen verwyzen. Kom , vroome en menschlievende Vriend , kom myn verbysterd gezicht door de fakkel der reden verlichten. Kom my de doornen ontdekken , die verborgen zyn onder de roozen, met welke de liefdekoorden zyn t' zaamgevloehten. Red my uit myne vertwyffeling en belüerd myne verdwaalde gangen. Helaas! wat. zegge ik ? ik gevoel maar al te wel, dat myn hart zich innerlyk verheugd om uwe afwezigheid. Ik fchroom die Itrenge oogen, waarvan een enkele opflag wel eer myn boezem met het vuur der deugd bezielde : Gedompeld in den fchoot der wellust, en aan. de weelde verflaaft, zoude my als een misdadiger doen ridderen , zo wanneer uwe vreesfelyke item myne ooreu D 5 kwam  58 Di Verschoppeling of de kwam te treffen. Eene eeriooze fchaamte zonde myn voorhoofd bedekken , en myne ziel, die eertyds met drift u te gemoet ging , zoude an de nietigheid willen kruipen , om zich aan •uw oog te onttrekken. Dus ftaat een Jongeling , fchoon onder hel oog eens Wyzen opgevoed, verplet over zyne .eigen zwakheid, en doed hem blozen om eene daad, welke ilechts aangemerkt moet worden als een natuurlyke en edele neiging , wanneer men 'er de driften van weet te bellieren. Doch welhaast komt zich een aljerverrukkelykfte beeltenis in haar bekoorlykfte volmaaktheden voor zyn gezicht vertoonen; deze itrekt hentot verfchoning van zyn gedrag, en doed hem Zich zeiven met meerder toegevendheid behandelen. Hy geeft ;zich aan deze zoete verblinding over , die hem eindelyk roem doen dra gen op eene hartstogt, welke hem eerst tot wroeging en fchaamte hadden aangezet. Zoda: nig was zyn lot, dus was de behaalde zegepraal zyner min, terwyl zyne liefdegloed door de kragt zyner befpiegelingen , noch dieper wortelen fchoot. Hy verzuimde niet, om, zo ras .mogelyk, zich -de oogen zyner Argus te onttrekken. Zyn  Zegepral. Ki nder-LïEFDE. 59 Zyn tweede bezoek by Palemon e* deszelfs beminnelyke Dochter., was echter veel koelder als de éérftemaal. Hy zag zich genoopt, om zyne driften in 't binnenlie zyner aei te fmooTen; zelfs moest hy zyne a! te duidelyk fprekende oogen tot de Itilzwygeiidheid bedwingen, de vergenoegde en onveiichillige Ipeien, alhoewel hy gedompeld lag in die kwynende droefgeestigheid , welke eene eerstüntlokene Min doorgaans komt in te boezemen. Men fprak van de aangenaamheden van het Landleven , van *t vcrfmadelyke der wereldfche grootheden , en de onwaardeerbare fchat eener een • voudige zamenleving. De fchrandere Eugeuia, verleende door haare behaaglyke redenen, een onuitfprekelyke glansch aan deze zedekunde. Candido, in tegendeel, beantwoorde alles met een gedwongen aandagtigheid ; doch .zyne al te klaarblykelyke afgetrokkenheid, zoude hem wel haast verraden hebben gehad : het was hem fchier onmogelyk , eenige zuchten , die hem onbedagt ontfehoten, en die ongevoeliglyk tot in den boezem van de fchoone Eugenia drongen , te wederhouden. Dit jonge Meysje, dat noch pas uit den fchoot der eenvoudige Natuur kwam te ontiuicken, Was even als een ïozeknopje, H welk noch in zy-  6o De Verschoppeling or de zyne bladeren gedoken ligt, en zich noch niet voor de guure winden heeft durven ontMuitem 't Was haar onbewust , aan welke kenmerken zich een eerstöntlokene Min laat beipeuren, en haar vroome Vader oordeelde het niet dienftig , om haar hart te wapenen tegens eene hartstogt , die niet dan zuivere en kuislche vlammen ontfteekt, in zulken, wier gemoed alleen voor de deugd gevormd zyn. Eugenia fchiep behagen in 't byzyn van Candido en in zyne gefprekken. Zy dagt niet, dat een veel vermogender belang zich onder dit onfchuldig vermaak verborg ; zy verbeelde zich, dat de agting, die men aan iemands gaven en verdiensten verfchuldigt is , de eenigfte beweegreden was van haar aankleven tot zyn perzoon. Opgevoed onder het oog eener wyze en tedere Moeder, die geenlints het ftrenge vooroordeel bezat, om haare kinderen onder vreemde tucht te hellen, had deze deugdaaame huismoeder doen befluiten , haare Dochter van het gevaar te verwyderen , in plaatfe van 'er dezelve deelgenoot van te maaken door een fchyn van, liefderyke kinderzugt. Haar Vader had naderhand die zelfde grondregel gevolgt, en eene zamenleving voor haar uitgekozen, die haar de aangenaamheden eener onnozele  Zeoïprai. Kinder-Lièfdb. 6i le en onbefproke Vriendfchap konde doen fmaaken. Ter nauwernood was den jongen Candidê vertrokken , of zy vroeg telkens, wanneer zy hem zoude kunnen wederzien : zy fprak geduri°' van zyne zeldzaame hoedanigheden , en fche:fte die af met de allerfraaüie koleuren : Haar Vader gaf 'er door een vriendelyke glimlach zyne goedkeuring aan, en verluisterde zelfs het tafereel door eenige pinceeltrekken van zyne welfprekentheid. Wel verre van eenige agterdogt op te vatten aangaande de neiging zy* ner Dochter voor Candido, moedigde hy die noch meerder aan. De openhartigheid waarmede zy 'er hem de bekentenis van deed , verydelde by hem alle argwaan. Neen, zeide hy, ik heb geen reden om voor eenige kwaade gevolgen van deze genegenheid te vreezen; 't is Hechts een zuivere en openhartige vriendfchap. De liefde, in tegendeel, is voor de ftilzwygendheid ; de éénigheid is haare zetel; en byaldien het hart myner Dochter van deze gevaarlyke fchicht was doorgriefd, zou zy welhaast myn verdenkelyk oog ontwyken. Stellen wy ons dan gerust, en laten wy haar niet beroven van het ééniglte vermaak , 't welk haar in deze eenzaamheid noch is overig gebleven. Daar  62 DE VEKS CKOPPE-LINTG OE DE Daar is een zekere hoogte , tot welke de Vriendfchap zich uitftrekt, verder gaat zy niet; daar blyft zy ftand houden, en neemt niet toe noch af. Maar dus was het niet gelegen, met die, welke tusfchen Eugenia en Candido plaats had. Elk oogenblik vermeerderde het belang, dat zy in zyn lot Helde : ider dag vond zy ni hem nietiwe behaaglykheden: ja , ieder dag ontdekte zy in hem vermogens en begaaftheden, die zy noch niet ontwaar was geworden. Toen begost zy haar zelve te mistrouwen, en al bevende de bewegingen van haar hart gade te flaan. Zy had in haare dienst een jong Meisje, wiens zagtmoedigeen goed'aardigen inborst, ja haar v.erftand zelfs, de ftreelende fortuin fcheen te befchuldigen , dat Zy haar in zulk een ftaat van vernedering liet kwyneu. Deze wierctt van Eugenia heel tederlyk bemind. Zy fchicp zelfs behagen , om haar hart te ontlasten in dat eener vriendin , die by haar de proef van haare getrouwheid had doorgeftaan; dus zy geen zwarigheid maakte, om "er laaf alle de gevoelens en geheimen van mede té declen. Wanneer eenige traanen haare fchoone oogen kwamen te bevogtigen, ftortte zy die in den boezem van Charlotte uit; en als haar gemoed zich kwain te ontfluiten voor ce- ni-  Zb&ei>rat.. Kin de r -L i bfdé. 63 ftige flikkeringen van hoop of blydfchap, Cbarlotte was altyd deelgenoot van die verroeringen. Ik bemin maar drie mentenen op deze wereld , zeide Eugenia , op een tyd in haare eenzaamheid langs den oever eener filverryke vliet wandelende. Ik heb voor myn Vader altoos éene tedere genegenheid gevoeld, en myn hart blaakte van kindsbeen af vobr hem van dat liefdevuur, 1 welk kinderen aan haare Ouderen verfchuldigt zyn. Ik heb Cbarhtte gekend, en haar langen tyd als een lastige Gezellinne aangemerkt; doch ik heb haare inborst nagefpeurd , en haar myne vriendfchap waardig geagt, dit vertrouwen is by trappen vermeerdert, en blyft fteeds het zelfde. Maar de banden die my aan Candido verknochten , verfterken zich van dag tot dag, en hy word my hoe langs hoe waardiger. Gisteren , toen hy van my afging , zeide ik by my zelve; ö neen! Ik kan hem niet vieriger beminnen, als ik doe; myne Vriendlchap voor hem is op zyn hoogfte trap; en nochtans gevoel ik op heden , dat ik hem noch meerder ben toegedaan. Zou het Wezemlyk waar kunnen zyn , dat hy van daag vermogens had, die ik gisterr-n niet in hem vond ? Neen, voorzeker niet 1 Maar van wat na-  6*4 De Verschoppeling of ei natuur of eigenfchap is dan myne neiging tót hem ? zulks is my onbekend ; doch ik begin te vreezen , dat — maar laaten wy niet dieper in dit geheim dringen: verbergen wy voor ons zelven eene al te wreede waarheid. Zy was noch bezig met dusdanige befpiegelingen , haare onzekere voetftappen gints en herwaarts heeuen leidende, wanneer Charlotte haar onverwagtontmoete. My dunkt, Mejuffer, fprak deze dienstmaagd, dat ik nooit zulk een groote trek in u voor de eenzaamheid beCpeurd heb als tegenwoordig. Gy ontvlucht ons: Myn Heer uw Vader begint zich over uwe ongevoeligheid te beklagen, en voor my zelfs, moet ik 'er heimelyk om zuchten. Deze kleine erinnering doorgriefde het hart van Eugenia \ doch zy ontveinsde den invloed, die dezelve op haaf gemaakt hadt. Myn lieve Tlharhtte, antwoorde zy al kortswylende , ik was bezig om my wat met de Wysgeerte te verledigen. Een ogenblik geleden, bel'piegelde ik den aart der menfchelyke hartstogten, en wel inzonderheid hield my die bezi«-, welke men Liefde noemd. Ik zogt 'er de voortekens van te ontdekken, en 'er de werkingen van natefpeuren; maar hoe zal men iets ont-  ZEGEPRAL. KlNDER-LlEPDE. 65 ontwikkelen , 1 geen men noch nimmer heeft gevoeld gehad ? Ik heb te vergeefs myn verHand op de pynbank gelegt, doch met leedweezen de kragteloosheid myner kennis moeten belyden. Zie daar alle de vruchten myner befpiegelingen. Gy, die zo lang in die Woeste zee van wereldfche onrust hebt gedobberd gehad , fchoon in een" gemeenen rang, de ondervinding heeft echter uwe jeugd verlicht. Leerd my dan , op welk eene wyze de Min zynen oorfprong neemd in 't menfchelyk hart: zeg my, aan welk een teken dezelve te kennen is. Wat voor belang kunt gy daar in Hellen , Meiufl'er? hernam Charlotte; wat raakt u de Liefde en haare vervoeringen, dewyl u bevroren hart, vooringenomen door een blykbaare ongevoeligheid , haar wreede fchichten durft trotléeren ? Eugenia begost te bloozen. Neen, voorzeker , ik vrees haare ketenen niet, fprak zy ; althans het is in deze afgezonderde eenzaamheid niet, dat zy my (frikken voor myne zwakheid zal fpannen; maar ik zal evenwel altyd die dierbaare vryheid niet behouden. Eenig voorwerp zal t' eenigertyd de ledige plaats E van  06 De Vers c h o pfeli-w g oft-f, van myn hart moeten vervullen ; kortöm, voldoe myne nieuwsgierigheid , ik wil zulks. — Wel nu! Mejuffer, zei Charlotte , ik zoude 3itmmer gedaan hebben , byaldien ik u de ondericheidene en veelvuldige werkingen van de Mn wilde ontleden , en 'er de eigenl'chappen van bepaalen. Doch ziet hier een overtuigend bewys, 't welk uwe vertwyfi'eling zal konnen ■wegnemen ; by voorbeeld ; wanneer uw jeugdig hart zyn uitterfte best zal doen, om zich te willen wysmaken, dat het belang, 't welk het gaande maakt voor een Man van verdienste, zynen oorlprong flechts uit eene enkele vriendfchap ontleend , kunt gy gerust tegens u zeiven zeggen ; ik bedrieg my, myne argwaan 5s 't nodeloos bewys myner uitvlucht; ik ben verwonnen , want ik voel de gloed eener wezentlyke liefde in my blaaken. Op dit zeggen, ftaat Eugenia befchaamd en fprakeloos : Charlotte veinst haare verlegenheid niet te bemerken, en ziet onverfchilliglyk in 't ronde ; doch eensklaps hervat zy weder het woord. Ik vergat u te zeggen Mejuffer, dat Myn Heer Palemon van de jagt is thuisgekomen. Eugenia geeft geen antwoord. — Hy is "Candido ontmoet, vervolgt Charlotte, en heeft hem mede naar 't Kasteel genomen. Waarom  Zég e p r a Tj. Ki n der-L i bfd k. 6f üm my' dit niet eerder gezegt? viel Eugenia haar te gemoet; gy zyt wel wonderlyk! Keeren wy terftond naar huis, Candido zal ongeduldig worden — Is dit nu de verrukking eener enkele vriendfchap , Mejuffer ? vraagt haar Charlotte met een olyke glimlach: Zy komen vervolgens op 't Kasteel; Palemon bericht zynö Dochter, dat Candido haar vrugteloos heeft gewagt en eindelyk vertrokken is. Eugenitt gevoelt deswegens een fpyt, die zy nauwelyks weet te verbergen. Verfcheidene dagen moest Charlotte, ja zelfs haar Vader, de oftérs haarer gemelyke vlaagen zyn. Dikwyls hieldt zy de allerdiepfte ftilzwygendheid , en in alle haare redenen ftraalde eene pynlyke droefgeestigheid door. Deze blykbaare verandering ontroerde de vaderlyke ingewanden van Palemon. Myn Dochter ontvlied my, fprak hy by zich zelfs , ik word voor haar een lastige , ja, mogelyk, haatelyke getuige. 6 Hemel! moest dit onheil my noch befchooren zyn? Dit is de gevoeliglie flag die het Noodlot my ooit heeft tbegëbragt; ja, al w/ilde zy my alle die gunlten weder fchenken , welke een rampl'poedig misverltand my hebben ontroofd gehad , zy zou my toch nimmer kunnen fchadeloos {tellen, van het verlies, E - dat  68 De Ver'sc hop PÊt r n © of b e dat het hart van Eugenia my zoude doen lyden. Maar wat mag' den oorfprong haarer gevoelloosheid zyn ? Welk een heimelyk leed verteerd haar toch ? En waarom verzwygt zy zulks aan my, die fteeds de vertrouweling van haare grootlte hartsgeheimen was? — Welligt dat eenige minnery, die zy niet durft opeubaaren , haar zo verre van my verwydert houdt. Maar fiellen wy ons gerust, haar hart is gevormd voor de deugd, het bezit geene driften noch neigingen , over dewelke ik my behoef te fchaamen: Evenwel, den jongen Candido is behaaglyk; ik zelfs beny het geluk des Stervelings die hem het leeven heeft gegeven. Eugenia is aantrekkelyk ; ö ja, ik heb voorzeker haar geheim onderfchept; haare ftilzwygenheid is veel welfprekender, dan de loftuitingen die zy zonder erg dezen beminnelyken Jongeling toefchreef. Palemon bezat een byzondere zugt voor de Jagtj met de dageraad zworf hy zomtyds al door de bosfchen , de onfchuldige offers vervolgende, die tot een wreed tydverdryf voor den bloedgierige Mensch verftrekken. Ze is een foort van drift, die ons die woeste Eeuwen 'fchynen te verbeelden, toen de Natuur als met zich zelve in oorlog was. Doch het voorbeeld der Grooten, heeft die drift befchaaft en in de me wernood meer verlicht, dan door eene onzekere en flikkerende fchaduwe. Die reden, welke eertyds myne fchreeden beflierde, laat my thans aan myne verblinding over. Op de kalmte die welëer in mynen boezem heerschte, is een rampzalige beroerte voor myne welvaard gevolgt. Een heimeiyk vuur ftreefd door myne aderen en verteerd den oorfprong mynes leevens; myne verftrooide wezentlykheid zoekt zyne fchuilplaats by u, terwyl myne ziel wederom in de nietigheid fchynt te keeren , wanneer zy in haar zelve haare beftaanlykheid beoogd. Ontmenschte! zie daar u werk; zie daar da kwaaien door de fchichten uwer oogen my toesebragt. Hebt deernis met dezelve, flaat een oog van medelyden opmy; ten miniten , neemd deel in de kwellingen , waardoor gy my de ziel komt te verfcheuren. Een enkel woord uit uwe lieve mond kan die doen matigen , en my weder tot my zelve brengen. Maar weet, dat als gy myn lot mogt komen te beflisfen , en myne liefdevlam tot flilzwygen zoudt willen noopen, gy die onmogelyk daardoor zult uitdoven , maar veeleer noch dieper in myne blakende boezem grieven zult; doch ik zal verre van ti af gaan kwynen; een langzaame en pynlyke dood, zal myne levensdraad affnyden , en de éénigite- vruchten die gy van uwe ontmenscht- heid  Zegepral. Ki nder-Li efde. ?t held zult plukken , zal de eeuwigdurende wroej ging zyn, van de ondergang bewerkt te heb-' ben van een Minnaar, die u heeft aangebeden gehad , en de dagen dien hy u toegeheiligd hadde , wreeddadiglyk te hebben verkort. Spreekt dan , en Jaat u lieftallige mond een Vonnis uitten, welke ik nedergeknield aan uwe Voeten verwagtende ben. — Gy wend uwe oogen van my af? Ach! ontaarde, dit is genoeg gezegt, ik verllae u maar al te wel, gy hebt myn dood befloten ; welaan , gy zult voldaan worden; myn bloed, dat voor uwe af keerigheid zal ftroomen, zal uwe wreedheid verzadigen. Hou op , fprak Eugenia , befchuldigt my niet van ondankbaarheid. Ken my: ik weet, dat de eerbaare plichten onzer Kunne, my verbieden de bekentenis myner zwakheid te doen; doch ik zal alleen van my zelfs voorbeelden ontleenen. Ik kan geen ongevoeligheid veinzen, daar myn hart door de fchichten der min getroffen is. o Ja, ik heb die neiging, welke gy my komt te belyden , in myne ziel voelen ontglimmen. Ik heb uwe zeden nagefpoord, ik heb ze u waardig' gekeurd , en 'er my aan overgegeven. Maar als meestresfe van myn hart, kan ik die vlam uitdoven, zo dra de eer my zulks gebied. Die offerhande zal my fmerE 4 te-  72 De Verschoppeling o f r> e. telyk vallen , en myne ziel geweldig pynigen; deze bekentenis moet u genoeg zyn. En welke eer is toch in ftaat de boeijen te verbreken, die de deugd zelfs heeft te zamen geklonken ? hernam Candido: Welk een hinderpaal kan zich tegens ons geluk verzetten ? Kan ■den Hemel zulke wettige en heilzaame oogmerken wel doemen ? Neen , Eugenia , die Hemel ïs geen vyand der menfchelyke welvaard, zo dra de deugd 'er de éénige grondflag van is. Zagt, Myn Heer, viel hem Eugenia weder te gemoet; het ftaat aan ons niet, om te oordeelen , of onze oogmerken regtmatig zyn of niet. De Natuur is Rechter van de Min, en ïs ftrafwaardig, wanneer ze haare goedkeuring niet verwerft. Myn Vader heeft myn lot in zyne handen: ik zal hem om raad vragen , en zyn antwoord zal u verzekeren van het bezit mynes perzoons , of u alle hoop ontzeggen, om over myn hart te zegepraalen. Ach ! riep Candido in verrukking uit , zo zyne toeftemming de éénigfte hinderpaal is die zich tegens myn geluk kan aankanten , mag ik my de gelukkigfte aller llervelingen agten. Zyn hart is de zetel der Men^cMeyentiheid. Hy  Zegepral. Kinder-Liefde. 73 Hy zoude niet dan ridderende een noodlottig Vonnis over my kunnen uitlpreken : hy fteld het allerhartelykfte belang in myn lot: Ik bemin hem als myn eigen Vader: Zyn naamftrekt my een heiligdom , 60 geen deugdzamer Man wierdt ooit van my zo fierk aangebeden. Ik zoude voor hem myne welvaard, myn bloed, ja myne min zelfs, kunnen opofferen. Neen , hy begeert myne ondergang niet, en mynen. boezem ontfl'jit zich reets voor de ftraalen van de alleritreelentte hoop. De duisterheid der vaale nacht begost zich onmiddelyk over het Aardryk te veripreiden. Candido begaf zyne waarde Eugenia, bedronken van de Vicriglte min en vervuld van de allerzoetfte hoop. In dien haat keerd hy. weder naar 't Kasteel. Zyn Zedemeester ftaat bedeest over het minnelyk onthaal 't welk hy van zynen Voedfterling ontfangt. Een gelukkig mensch ftrekt zelden tot last voor de zamenleeving; hy overlaad zynen medemensch met liefkozingen , en begeert, dat men in zyne welvaard, zal deelen. Den Pedant ftond verflagen over die levendige blydfchap, dewelke uit de oogen van Candido fchitterde , en die alle zyne zeggingen verzelden. Maar hy had nimmer het menfchelyke hart beltudeert, en waande alzo, dat E 5 de-  f4 De Verschoppeling of de deze verandering flechts het gevolg eener gril was. Candido begeeft zich vervolgens naar zyn hamer en werpt zich te bed , maar 't is hém onmogelyk in den fchoot zelfs des geluks, eenige rust te fmaaken. De hoop geeft op onze ' zinnen eene werkzaamheid, evenredig met die, welke de ongerustheid op ons veroorzaakt. Zy zyn beide evengelyke Vyanden van de flaap: Candido kon 'er de aangenaamheden niet van fmaaken , dan enkel voor eenige weinige oogenblikken ; en deze oogenblikken waren noch bezet met het ftreelende denkbeeld van zyn toekomftig geluk. De aller'aangenaamfte dl oomen fpeelemeide door zyne harstenen in de gedaante der Minnegcodjes. Maar welk een bittere ontwaking deed de bekooring dezer zoete hersfenfehim ophouden ! Een Lakei vertoond zich voor zyn ledikant, en overreikt hem een briefje , gefchreven door de aanbiddelyke hand die hem bezield. Hy drukt zyne verliefde lippen met drift op dit verrukkeïyk papier, en opend het met groote begeerte. Noodlottig Jongeling! gy zult het welhaast met uwe traanen belproeijen: den inhoud van dit fchrift was vervat in deze bewoordingen. „ Ik had het wel voorzien, Myn Heer, „. dat het voorgevallene van gisteren , door leed  Zegbpral. Kindbr-Li efds. r$ „ en hartzeer gevolgd zoude. worden. Maar „ het is noch tyd om onze misflag te herftel„ len , en wy moeten beiden deze pooging op „ ons zeiven betrachten. Myn .Vader gebied my , dat ik myne Min voor altoos uitdoo„ ven , en aan de Uwe eene iedele hoop ontzegen zal. Ik ftem in zynen eisch, en „ byaldien de zorg myner welvaard en de be„ houdenis myner deugd u dierbaar is, wagt „ u dan , van een al te geliefd voorwerp aan „ myne oogen te vertoonen. Onderfteun my, „ om op my zelve eene moeijelyke zegepraal ,, te behaalen, en verdient allefints de agting ,, van uwe E U G E N I A. Candido dorst zyne oogen nauwelyks geloovea; hy hiéidü dit rampzalig fchrift met bevende handen vast, en zyn verwildert gelaat liep het met gretigheid door. Hy herlas het vert'cheidemaalen al zidderende ; en op de woorden : Ik ftem in zynen eisch , borst hy , alhoewel niet zonder hartzeer , gramftorig uit. HoeL de wreede Eugenia werdt mede-deelgenoot van myn ongeluk! Zy onderwerpt zich aan het Vonnis, 't welk haar ontmenschte Vader heeft uitgefproken! Zy ftemt 'er zelfs in. En op welke billyke redenen kan dit ouregtvaardig mensch;  j6 De Verschoppeling of de mensch zulk een wrevelig befluit toch gronden? Kan de deugd eene vlam doemen , waarvan zy de eerfte vonken heeft doen ontglimmen ? Is 'er eenige bedenkelyke oorzaak die myn hart ■onkwetsbaar kan doen zyn ? De deugd , verfierd met alles wat de fchoonheid behaaglykst heeft, heeft die geen geheiligd recht op de erkentenis van een gevoelig hart ? Heb ik zelfs myne boeijen verkozen ? Is de liefde eene hartstogt die men kan uitdoven of voorkomen , naar onzer goeddunken ? Ach! laat een wreede Vader , op eenen ouderdom, waarin het hart, bevrozen van ongevoeligheid, zich niet meer ontfluit voor de inblazingen der Min , de ftilzwygendheid opleggen aan eene hartstogt die my verteerd, zulks verbaasd noch verwondert my niet. Hy oordeelt van myn hart naar 't zyne ; hy verbeeld zich, dat eene ftrenge en agtbaare wysheid, heerfchappy over 't zelve kan voeren. Deze dwaling heeft hem dit wreed befluit doen nemen , eii ik beige 'er my niet om. Maar dat Eugenia, die ik aanbidde , Eugenia die de uitgeftrekte kracht myner liefdevlam kend , dat Eugenia my dit fnood bevel durft te kennen geven, is voor my onbegrypelyk te gelooven. Helaas! ik moet onder zulk een feilen flag bezwyken , en myne min flaat tot woede en wanhoop over. Hoe ! voor altoos my haare tegen* woor-  Ze«epral. Kinder-Libfde. if woordigheid te ontzeggen ! De ondankbaare! Zy wil dat ik haar zal helpen medewerken om my te vergeten! Zy begeert, — maar ik wil perfoonlyk uit Tiaar eigen mond dit ontmenschte Vonnis verftaan , haar overladen met de verwytingen , welke haare trouwloosheid verdient, en voor 't minst de moordpriem der wroeging in haar dubbelzinnig hart laaten fteeken. Hierüp hapt hy ten bedde uit, en begeeft zich naar de wooning van Palemon. Eugenia bevond zich destyds met die deugdzaame Vader afgezonden; en deze was bezig met haar tederlyk te omhelzen , de traanen afdrogende, welke een kwalyk uitgedoofde liefde haar noch deeden ftorten, zich beroemende op de overwinning die zy op haar zelve kwam te behaalen. O ja, myn Vader , fprak zy tot hem, **t is uwe geest die my bezield; gy hebt myne min alle hoop ontzegd, en aanftouds heeft de ongevoeligheid haare plaats in myn hart vervult. Onder dit zeggen , loosde zy eene diepe zucht. Palemon fprak haar moed in 't lyf, en veinsde te gelooven , dat haare zegepraal oprecht was. Ja toch , myne Dochter , zeide hy, "t is heden dat gy met regt die agtbaare naam verdient. Ik herken myn bloed; gae voort, en duit niet, dat eene min, welke het wreede lot  78 DS V ER SC H O P p E L I )f6 OF ÖE _ïot niet wil geheugen te bekroonen, weder in* uwen boezem ontglimd. Haare dageraad was onfchuldig, maar haaren avond zoude misdadig kunnen worden. ■ Voorzeker, myn Vader, viel hem Eugenia te gemoet, ik gevoel meer dan te wel hiervan de waarheid, maar wil ten minften toeftemmen, dat, zo een gevoelig hart, 't geen vatbaar voor de deugd is, zich door een zoete bekooring kan laaten innemen, de dwaaling daarvan meer verfchoonlyk als misdadig is. Wie kan Candido met een onverfchillig oog befchouwen? Is 'er wel eenige gave in de Natuur waarvan by is misgedeelt ? Schoonheid, bevalligheden , vermogens; kortom zy heeft hem van alles in vollen overvloed belchonken. Zyn verlland is als eene afltraaling der Godheid, en zyne redenen, bezield door een Hemelsch vuur, verleenen de deugd zodanige bekoorlykheden, die haare ftuursheid fchynen te ontwapenen , en haar van alle de geenen doed beminnen , die haar anderfints gewoon waren te vreezen. Op dit oogenblik treed Candido de kamer in: Eugenia neemd de vlucht, en gaat in haar eigen vertrek een fchuilplaats tegens haar zelve zoeken. In 't voorbygaan, Haat zy op haatramp-  Z E & E P R A L, K I W D E E. - L i E F D È. f$ rampzaligen Minnaar , een gelaat, waarin zy de gramlchap wil verbeelden , doch welke veel eer eene ftraal der liefdetoorts fehynt te zyn. Myn Heer, fprak Candido , zich tot Palemon keerende , myne komst zal xi ongetwyffeld verwondering baaren , na het wreede Vonnis myner ballingfchap , door 'uwe mond uitgefproken, en my medegedeelt door de aanbiddelyke hand van haar, die ik meer als myn leeven waardeere. Vergeef my echter myne vermetelheid, 't is voor de laatftemaal dat ik myne hatelyke perzoon ti onder het oog breiige : 't Is voor de laatftemaal dat myn gelaat, bezield met het vuur der wanhoop, het betoverend aanfchyn der wreede Eugenia zoekende is. Doch uwe haat is willekeurig in haare boezem overgellagen. Toegevende aan uwe ftrenge lesfen, ontvlucht en verfoeid zy my; gelukkig noch , zo de veragting zich met haare gramlchap niet verëenigd. Maar hoedanig de gevoelens mogen zyn die haar tegens my verbitteren, gy zyt het die dezelve in haar hart hebt aangeftookt, t is derhalven aan u dat ik rekerifchap kom vraagen , op welke gronden gy dit ontmenscht befluit durft ftaaven , en de heilige banden verbreken die de deugd te zamen heeft gefmeed, die de Min noch nauwer heeft toegehaald, en  8o De Verschoppeling of dB en welke de Natuur t' eeniger tyd noch fterker zoude hebben vastgeklonken! Het is u onbekend , Myn Heer, antwoorde Palemon op een mêegaaiide toon , met welk een diepe wond gy myne ziel komt te doorbooren \ myn hart zal 'er ongeneeslyk van bloeden. Uwe Wanhoop verkiest de allerfcherpfte uitdrukkingen, daar gy , in tegendeel, myne al te groote aantrekkelykheid wat meerder behoorde te ontzien. Gy befchuldigt my van haat en veragting, en fchildert my af, als eenen die een vyand is van uw geluk , ja zelfs van uwe deugd. Leer my nochtans beter kennen : Weet, dat zo wanneer de grillen van de fortuin en de ongelykhe'd van ftaat geene hin* derpalen aan de Vriendfchap ftellen; dat zo wanneer het my geöorlofd is een perzoou te waardeeren, wien het lot verre boven my verheven heeft, ik de opregtfte en tedcrfte uwer Vrienden ben. Nimmer heeft myne wreede hand de Outers van het geluk veriïerd, nimmer hebben zy een laffe wierook voor haare gunften ontftoken ; doch op dit oogenblik, ik beken het, wenschte ik de vermogendfte en rykfte der Stervelingen te zyn. 't ls voor uwe welvaard dat ik het .vermogen zoude opofferen, 't welk my het lot zoude hebben gefchonkcn ; 't is  Zege pk al. K i n d ér - Li efd e. gr t 'is voor u dat ik die gunften zoude belteden, en van dit zelfde oogenblik af zoude een heilryk huwelyk uwe wenfchen bekroonen. Maar gy ziet, de behoefte en de vergetelheid zyn myn deel; myne misverftanden hebben my van een lüisterryke ftaat beroofd ; hier ziet gy 'et het geringe overfchot van. Ik heb aan deze fchip-^ breuk flechts dit kleine Landgoed kunnen onttrekken , welkers inkoniften nauwelyks toerei-] kende zyn voor myn beftaan , hoe bepaald die ook mogen wezen. Wat u betreft, Myn Heer, uwe geboorte beloofd u de allerfnelfte voorfpoeden in de Wereld. Gy zyt ryk , en dit is de éénigfte verdienfte in de oogen der Stervelingen. By'aldien den rang , waarin de Hemel u gefield heeft, u zoude konnert doen befluiten , om u te vernederen tot een Meisje, begraven in de duistere afgronden der nooddruftigheid , uwe menschlievendheid zoude voor zwakheid werden uitgekreten ; uw Maagfchap, ontheiligd door zulk een laf hartig befluit, zouden zich tegens u in 't harnas wapenen, en u. nooit hunne toeitemming verleenen. En zo ik u meerder moet zeggen, ik zelfs zoude beducht zyn , de naam van Zoon te geven aan een bloedverwant, diê vermogender zoude zyn, dan ik. Hy zoude my die van Vader alleen geven uit toegevendheid , en ik zoude my fchaaF me»  St De VïKSJHofïïiiNG or r>B- men tot dien prys gered te worden uit eene behoeftigheid, die ik my ais verdienftelyk zoude hebben toegerekend. Wat zyt gy onregtvaardig! riep Candido i meend gy dat myne ziel, fchoon bedorven onder 't juk des vooröordeels , een dwaaze e« ligtgeloovige Wereld tot Rechter der waare verdiende zoude willen hellen ? Neen , Myn Heer, ik weet niet of een iedele waan my verblind, maar ik durf my uwer waardig agten. 't Is Biet aan de geboorte, en noch veel minder aan de rykdommen , dat ik myne agting toeWyde. De fortuin zelfs, leerd ons, hoe zeer zy ze ver'agt, door de keuze die zy doed ten aanzien haarer onwaardige gunstelingen. De noodlottige , behoeftige , ja fchamele deugd, zie daar het voorwerp myner hulde , en dit is het geene ik in u eerbiedige: Zy is het, die in myn hart de eerfte vonken ontftak van de fchoone vlam die my doed blaken. Ik kom de aanbiddelyke Eugenia, geen trotfche noch onderfteunende hand aanbieden , ö neen ; ik ben het die u de haare kom affmeeken , als eene fchat, my duizendmaalen dierbaarder dan de gave des fortuins. Ik ben het, die u kom bidden , van u tot my te willen vernederen ; uwe «ogen te fluiten voor de gebreken myner jeugd  Ze&epïial. Kinder-Liefde. 83 jeugd*, en in my ais eene deugd te willen befchouwen , den iever die ik betoone om de uwe naar te ftreeven. Ik begryp, dat den Wyze zich veredelt , wanneer hy zich verwaardigt om uit die agtbaare vergetelheid, die zyne behoeftigheid verbergt, te willen opryzen, om zich met de Grooten te vermengen. Nochtans moet het medelyden hem die zelfde bedoelingen inboezemen , gelyk eene blinde waan aan het algemeen doed. Den Ryke is zo wel mensch als den nooddruftige, en dezen titel geeft hem eea heilig recht op het hart des Wyzen. Wie zou zo veel grootmoedigheid van ziel hebben durven verwagten op zulk een tedere Ouderdom , en wel in zulk een verhevenheid van rang! hernam Palemon. Gelukkig Jongeling', gy hebt de melk der wysheid gezogen aan de borllen des overvloeds; de glansch des rykdoms heeft uwe oogen niet verblind ; zy houden zich noch ontfloten voor de zuivere' en lieffelyke Itraalen der waarheid. Mogt den Hemel ze befchermen tegens de beguigchelingen der verbeeldingskracht, en u behoeden voor de verderffelyke hinderiaagen, die verborgen zyn onder 't gebloemte, waar mede de loopbaan der eere en glorie is bezaaid. — Maar myn Zoon, die liefde, welke de noodlottige Eugenia F 2 ia  '&4 De Veischophhhs o? dï Uwen boezem heeft ontlloken, die liefde, zo deugdzaam in haar beginfel, wordt misdaadig, 20 gy 'er de voortgangen niet van komt te fluiten. Gy hangd af van een Maagfchap, welke u aanmerken als de lleun hunner grootheid , en die voor 't oog des Werelds mogelyk reets een doorlugtig huwelyk voor u befpaard houden. De grillen van de fortuin, verilrekken de Grooten voor geheiligde Wetten , en de Deugd zelfs gebied u, om uwe welvaard op te offeren voor de eer en belangen van u Geilaght. Volgt de loopbaan die zy voor u ïn de Wereld maaken: Leerd u zeiven overwinnen, leerd Goederen bejagen die voor u de bron der bitterile afkeerigheden opleveren, leerd grootheden naftreeven die het voorwerp uwer veragting zyn; dit alles zyn beproevingen voor de deugd. Vergeet de ongelukkige Eugenia, haat haar , zo 't u mogelyk is , gy zult my verplichten — Candido zidderde op deze laatfle woorden , nochtans bedwong hy zich , en vertrok, na dat hy Palemon verbeden had, van hem noch eenige fchaduwe van hoop te laaten behouden, tot dat hy met zyn Maagfchap zoude hebben geraadpleegt. Palemon floeg op hem een oog van medelyden; ik geef u noch een uitftel, welke u rampzalig zal zyn , zeide hy tot hem i doch na dat gy uw Vonnis uif de  Zbgkpral.Kinder-Liefde. 85 de mond uwer verbolgene Ouders zult hebben verdaan , en dat uwe verblinde min dan andermaal kwam uittefpatten , weet dan , dat mynq verontwaardiging de agting zoude evenaaren, die ik voor u gevoed hebbe gehad. Ik heb reets gezegt, dat het Dorp, 't welk de deugdzaame Palemon bewoonde , niet verre gelegen was van her Slot, alwaar de Gravinne van L * * * onder haare oogen liet opvoeden, de jonge Graaf van Adeltrotsch , het éénigfte voorwerp harer blinde tederheid. Zy had dezen jongen Edelman naar 't Hof gezonden om 'er de lucht van in te ademen en de manieren der Grooten na te apen. Hy was maar al te vatbaar voor deze fchadelyke Iesfen want wel verre dat het Hof eenige befc.haaftheid aan zyne Zeden had toegebragt, bragt hy. 'er alle de gebreken van daan der Hooffche Pronkers en Saletjonkertjes. Zyne ziel was datelyk befmet door het verderffelykq gif, 't welk de gewoontens en gebruiklykhede.n der groote Wereld veroorzaaken. Hy wist reets, dat een navolger van de bonton , een eerlyke Vrouw belagen, en tellens de fpeelpop eener Minnares moest zyn; dat hy zyn hof by de eene moest maaken om uitgejouwd te worden, terwyl hy zyne gunden aan de andere moest F 3 uit-  86 De Verschoppeling ofbk uitdeden. Wedergekeerd op zyne Landgoederen , beftond zyne zorg niet om zich op eene ernstige minnehandel toeteleggen, maar zyneverliefde buijen te bepaalen op eenig voorwerp, dewelke voor een wyle tyds zyne brooddronkene lusten konden verzadigen. Zekeren dag dat hy met een deel zyner goede Vrienden op de jagt was., bragt hun het driftig vervolgen van een Hert, ongevoelig tot aan het Dorp van den grootmoedigen Palemon. De jonge Eugenia , heel zedig uitgedoscht , zonder eenige andere fierfels dan haare natuurïyke bevalligheden, en ééniglyk verzeld van haare getrouwe Charlotte , wandelde op die> tyd in eene aangenaame laan van Olmeboomen, ■wier digte belommering de helderheid van den dag verduisterde. De jonge Adeltrotxh werdt haar gewaar , en kan zich onmogelyk bedwingen van eene heimelyke ontroering , die zyne ledematen bekruipt. Zyne oogen dorsten zo. veele bekoorlykheden niet dan al bevende aanfchouwen , terwyl de eerbied en het ontzag , welke de deugd doorgaans inboezemd, voor de éérftemaal in deze trotfche ziel infloop. Hy fchaamde zich over deze zyne zwakheid , en vreesde , dat zyne metgezellen die ontroering zouden bemerken. Be-.  Zbgkhsai.. Kisder-Liefde. 8? "Beken met my, fprak hy tegens een uit den hoop, op Eugenia wyzende, beken , dat uw» oogen nimmer iets zo volmaakts hebben gezien. Wat is de Natuur onregtvaardig, dat zy in deze afgezonderde en eenzaame flreeken, eene fchat verborgen houdt, die als een paerel aan het Hof zoude kunnen blinken. Bemerkt gy dat gelaat wel dat van de Min bezield fchynt; die ryzende boezem die het albast befchaamd ; die geftalte ; die Vorftelyke houding? Schoonen Engel, zeide hy tegens haar, leerd xi zeiven beter op prys hellen. Dit verblyf is uwer onwaardig' ; de Hemel Ichonk u deze bevalligheden om gelukkige Stervelingen te maaken : gy hoond de Goden , dat gy die voor 't Menschdom komt te verbergen. Geloof my, velg ons: een veel beter lot wagt u aan 't Hof; daar is het, dat gy de onuitfprekelyke blydfchap zult fmaaken, op beide Kunne te zullen zegepraalen, en in aller harten het vuur der min , of het gif der jalouzy te ftooken. Gy zult 'er uwe medevrysteren van fpyt zien vergaan , en 'er uwe aanbidderen van hartzeer zien fterven. Verlaat dan deze afgryslélyke' Woestyne, welkers akelige Valeijen fteeds on-' gevoelig blyven voor 't geluid uwer zoetvloeijende ftem. F 4 De-  88 Dx Verschoppeling of de Deze afgezonderde eenzaamheid is voor my een Paradys , gaf Eugenia hem ten antwoord met die fierheid eigen aan een getergde zedigheid ; ik merk ze aan als den tempel der deugd-, en heb nooit durven gelooven , dat de onbefchaamdheid die dorst ontheiligen. Nimmer hebben dusdanige redenen myne ooren gekwetst gehad. Die glorie, welkers, luister gy my zo. hoog opvyzeld , is in myne oogen de. hoogften trap der eerloosheid; en ik heb my nooit kunnen verbeelden , dat het kwaad ook haare altaaren eii aanbidderen. hadt. Laat dit kind loopen , zeide hierop een der medemakkers van Adelt rot sch; wilt gy u tyd, verfpillen met het beftryden van haare fchaduw-. agtige denkbeelden? Laat .haar mgt haare hersfenfchimmen daar en vervolgen wy onze jagt. Het Hert is reets verre van ons verwydert, en ik vrees, dat uw Bosnimfje ons de kans zal doen mislen. De Graaf volgt hen met leedweezen ; van tyd tot tyd het hoofd omkeerende , en zyne oogen op Eugenia gevestigd houdende. Van langzaamerhand beteugeld hy de loop van zyn paard , en laat de Jagers hem verre vooruit rennen. Zo dra hy ze iq hun volle drift zag, tot het,  Z E© EP R A L. K I N D ER - Ll E FD B. 8$ -het vervolgen van het Hert, en hy hunne fcherpziende oogen ontweeken dagt te zyn , keerd hy op zyne voetffappen te rug.' Eugenia. wil hem ontwyken, maar hy Ipringt van zyn paard, en bejegend haar met een allervrypostigst gelaat, Bekoorlyke Vreemdelingster , fprak hy , myne terugkomst moet u niet verbaazen ; de fchigt die my getrofl'en heeft brengt my wederom aan uwe voeten; myn hart heryld naar den oorfprong zyner wonde ; doch ik wil my hierover niet wreeken, dan met het bevorderen van uw geluk en welvaard. De zedigheid uwer opfchik, de weinige luister die u verzeld , alles verkondigt my de flegtheid uwer leevensftaat, en deze onregtvaardigheid van het lot wil ik verbeteren. Ik wil u rukken uit deze Woes-. tyn , die gy ten onregte door uwe fchoonheid verluisterd. Een veel pragtiger toneel wagt u: 't is aan het Hof dat ik u wil geleiden. Volg my Hechts , en ik ben verzekerd dat gy op ieder voetltap de verraaaken zult zien vermenigvuldigen ;. gy zult u in den overvloed baden ; 't is door een keten van gebloemte , dat ik u aan myne belangen wil verbinden. Alle de eere dien ik geniet, zal zich in noch, veel grooter uitgeftrektheid over u uitbreiden. F 5 Al-  $o De Verschop p. eli n& ofdk Alles wat my hulde bied , zal zich uwe heer, fchappy onderwerpen. De luisterryke pracht en praal aan uwe belangen verfchuldigt, zal u alömme vergezellen. Een talryke ftoet van Dienstboden , pragtige en kostbaare Rytuigen, en een vorftelyke Wooning, zullen de minfte gelchenken myner liefde zyn. En ter belooning van zo veele weldaaden , begeer ik geene andere gunften, dan de éérfte uwer Slaaven te weezen, en u zonder bloozen de naam myner Minnaresfe te zien voerem Gy had behooren te bezeffen , Myn Heer, uit myn onthaal, antwoorde Eugenia op een meesteragtige toon , dat alle deze opgenoemdeweldaaden, voor myne eer ten hoogsten beledigende zyn. Laat my derhal ven in deze eenaaamheid blyven, die , hoe zeer zy kortelings door een kwaadaardige lncht befmet is geworden, my nochtans veel waardiger is dan dat hatelyk Hof, 't welk als een eerfchendend toneel zoude voorkomen , by'aldien gy het my in zyn eigentlyke daglicht wilde vertooueu. Doch ik oordeel veel beter van de menfchen, ja ik oordeel vry gunstiger van u zelfs; want ik geloof, dat gy veel eer met my hebt willen fchertzen, als dat gy my hebt zoeken te beledigen. Beeft echter » zo de gehoonde deugd. u  ZEG EFRAL. KlNDER-LlEFDE. 9I tl t' eeniger 'tyd haare wreekers toezend , en vertrouwd, dat deze les u genoegzaam fchadeloos fteld voor de verleidende aanbiedingen die gy my hebt durven uitlooven. Gy hebt gelyk, hernam de Graaf van Adel* trotscb op een fehampere en bitfe toon ; ik erken myne dwaaling ; ik meende dat de kiesheid van uw hart de grootheid uwer bevalligheden evenaarde; maar ik bemerk , dat de Natuur, zelden alle haare gaven in een en 't zelfde voorwerp verëenigd. Dit gezegt hebbende , ftygt hy ylings tepaard en vervoegd zich weder by de Jagers, die ligtelyk de oorzaak bevroedde, welke hem hadden doen verwyderen. Men kortswylde 'er' mede , maar zyne trotfche ooren, hadden zich nimmer kunnen gewennen aan de ftekelige fchiehten eener fpotgeestige fcherts; dus de pylen die men op hem affchoot, Hechts den haat kwamen te verdubbelen, welke de hardnekkige tegenftand van Eugenia in zyn woest hart hadden doen ontfonken. Doch de Min zelfs, was oorfprong dezer haat, vermengd met wanhoop, woede en jalouzy. Deze verliefde gril, (hoewel te vergeefs dat hy die dus noemde) veranderde welhaast in een hevige drift, bekwaam tot  92 De Verschoppeling of de tot de ajlerverfchrikkelykfte uitfporigheden, Een Vrouw , begaafd met alle de konstgrepen der pronkery, heerscht nauwelyks één oogenblik in een bedorven hart, maar de deugd ge-, paard met alle de behaaglykheden eener onverwelkte fchoonheid, onderwerpt alles aan haare wetten. Haar ryk is duurzaam en beftendig, en de weinige zorg die zy draagt voor de behoudenis haarer overwinningen, werkt zelfs, mede om daarvan in 't bezit te blyven. ö Hemel!, borst Adeltrotsch uit, zo dra hy alléén was, een gemeene Boerin verfmaad my, en wanneer ik haar met weldaaden wil overftroomenverwaardigt zy zich nauwelyks een fpytig oog op my te flaan. Welk een flegt en veragtelyk Mansperzoon mag myn medevryt er, en wel een gelukkig medevryer zyn ? Zyne plompe believingen moeten zekerjyk welfprekender zyn , dan myne mildaadige min. Zy zal zyne behoeftigheid, laage ftaat en t.egenfpoeden , gewisfelyk met hem willen deelen , terwyl de luister die my omringd en die grootheid tot dewelke ik haar wilde verheffen , flechts. bekwaam zyn haare verontwaardiging wakker te maaken. Ach ! mogt ik dien verwenschten medevryer kennen , ik'zou op dit oogenblik , — ja j ik zou hem voor haare oogen gaan. ver-  ZïSïPÏ.U. K 1 W D E R - L I ï F D E. 93' vernielen. Ik weet dat zyne dood al te veel zyne laagheid zoude verédelen, en dit ver'agtelyke bloed myne handen befmetten ; maar wat zwarigheid , eene beledigde Min eischt bloed, £n hoe onédel dat bloed ook zy , men baad 'er zieh in met genoegte. De jonge Adeltrêtsch lag noch te worstelen in den droom dezer akelige vooruitzigten, wanneer de Gravinne zyne Moeder de kamer inkwam. De gramlchap fchitterde uit haare oogen, haar voorhoofd was betrokken , en haare mond fchuimde van fpyt. Gy myn éénige Zoon , borst zy uit, ö ja, de éénigfte die uwe Moeder nimmer heeft doen bloozen, wil haar vertroosten en wreeken van den hoon uwes Broeders. Hoord toe , welke voornemens hy heeft durven fmeeden, om zyn maagfchap weder te doen nederftorten in dien poel der vergetelheid , uit dewelke ik hem nauwelyks hebbe opgebeurd. Dezen brief, met zyn eigen hand gefchreven en ondertekend, behelsd onze fchatide. Hy durft my verzoeken, van hem door den Echt te willen verbinden aan de dochter van een behoeftig man, zonder rang noch middelen: Palemon is de naam van de Schoonvader , dien hy heeft verkozen ; een naam zo veragtelyk, dat zy nergens in eenige Historiën 1 ge-  ^4 De Verschoppeling of de geboekt ftaat. En zo ik myne verdenkingen mag geiooven , en uit den inhoud zyner briev 'moet oordeelen , durf ik zeggen , dat hy myne weigeringen reets is voorgekomen, en heimelyk al verbonden is aan t voorwerp zyner onwaardige min. Deez' rampzalige Briev behelst •zyn befluit, terwyl gy 'er uwe plicht uit moet leeren. Ik zegge u niets meer, raadpleegt met uw hart, en ziet of gy in het bloed uwes Broeders , het uwe kont op'peuren. Zy verwydert 'zich op dit zeggen, naalvoorens in handen van den verwoeden Adeltrotsch, de brief zyner deugdzaame medevryer te hebben gefield. Hy opend dezelve, en doorleesd ze met een oog blakende van gramfchap: zy was van den volgenden inhoud. „ MEVROUW. „ De Hemel billykt geenfints de verhevene „ inzichten die gy met my hebt voorgehad. „ Ik zou die gevoelens van grootheid gaarne ,„ hebben ingezogen , byaldien de Goden zich „ daar niet tegen hadden aangekant , met in „ myn hart eene drift te doen ontbranden, ,, die niets bekwaam is uittedooven. Ik aan„ bidde eene Schoonheid, wiens deugden haar „ fchadeloos ftellen van 't gebrek aan middelen „ ea  Ze&epral. Kindek-Liefde, gg „ en adeldom. *t Is de Dochter van den groot„ moedigen Palemon , wiens lotgevallen meer„ der te eerbiedigen zyn dan eenen uitgeftrek„ ten fchakel van doorlugtige Voorouderen. „ Zy beiden Hemmen in myn heil, doch van „ uwe kant voorzie ik myne wenfchen tegen,, ft reven , dewyl u vermogen zich zo verre „ uitftrekt , van my ongelukkig te kunnen „ maaken; doch hoe groot uwe magt ook is, „ Mevrouw , niets is bekwaam om myne ver„ fchuldigde eerbied voor de deugdzame Eu„ genia te laaten vaaren." Zie daar dien hatelyken Medeminnaar, welke myne gretige wraakzugt wenschte te vernielen , dan ontdekt! riep den hoogmoediger! Adeltrotsch als razende uit. 't Is voor Candido dat men my opofferd; en die geveinsde verfma.ling, die ik zelfs als een foort van grootmoedigheid van ziel verplicht was te eerbiedigen , zyn de gevolgen eener min, die de Ondankbaare voor hem heeft opgevat? Deze noodlottige en rampzalige inn) verfcheurd alle de banden der Natuur. Zy verdelgt die tedere Vriendfchap , die men van onzer kindsbeen af zorg gedragen heeft te verbreken, terwyl ik in myn Broeder Hechts een veragtelyk mederryer tplpeure , die alleen t©t myn ongeluk fchynt  56 Dl Verschoppeling of d è fchyntgeboren te zyn. Dat zyn bloed ftroöme > dat het myne zich daarmede vermenge : wreede Min ! zie daar uw bedryf. Gy zult u vergasten in dit Schouwfpel, terwyl ik tevens de eer Van myn Geflaght en die myner beledigde vlam Zal wreeken. Alles ftrekt my daartoe tot eene wet; kom aan , verliezen wy de dierbaare oogenblikken niet die aan de wraak zyn toegewyd. öp ftaandè voet nam hy de pen op , en met eene hand die de toorn deed lidderen , fchreef hy Candido de volgende uitdaging. „ MYN HEER. „ Die wyze en voorzigtige Moeder , die ons van kindsbeen af van een fcheide , fcheen „ het lot te voorzien , 't welk t' eenigertyd „ ons tegens elkander zoude wapenen. De Natuur brak zelfs de banden die ons te za„ men hadden verknocht, en "t was alleen aan de „ onverzoenelykfle haat gefpaard, ons weder „ te doen ontmoeten, om haare onlesfelyke „ bloeddorst te koelen. Dit rampzalig oogen„ blik is eindelyk gekomen : de min moet het ,, befluit des noodlots vervullen, dewyl ze on,, ze harten voor een en 't zelfde voorwerp heeft doen ontbranden. Ik blaak van liefde voor  ZEGEPRAL. KlNDER-LrEFDE. 97 ,, voor die Eugenia , die gy aanbid; ja , ik „ oordeel van uwe vlam naar de myne, en „ dat gy zo zeer op myn bloed verhit moet „ zyn, als ik op het uwe ben. Derhalven, ver„ voegd u dezen avond aan de uitterfte grens„ paaien onzer Landgoederen , alwaar het lot ,, der wapenen onze twist moet beflegten." Zo ziet men, tot hoe verre de valfche eerzugt iemand kan vervoeren, dien afgod , door ons befchaafd Europa zo Merk aangebeden, en om dewelke onze wreede Voorouderen zo veeIe doorlugtige Offers hebben geilagt gehad, die de Altaaren noch doen rooken van bloed. Dat men zich niet vergrype, om de eer te vermengen met dat woest vooroordeel, 't welk alle deugden aan de. punt van den degen kluis-! terd , doch nergens anders toe llrekkende is, dan om onbefchaamde deugnieten te maaken. In deszelfs geboorte, fchynt, wel is waar, geene woestheid opgeüoten te zyn , in tegendeel, het vertoond zich voor het oppervlakkige oog onder de gedaante van de deugd zelfs. Het is zekerlyk grootmoedig de dood te veragten , zyne moed te beproeven, en zyn leeven te waagen ; maar het zogenaamde punt van eer , dooft ongevoeliglyk in 't binnenfte der harten , de menfchelyke ftemme, ja zelfs die G der  98 De Verschoppeling op de tier Natuur uit. De dapperheid verandert in eene wreedheid, en verwekt een des tegevaarlyker foort van Schelmen , doordien hunne misdryven flechts een afgryzen vol van verwondering inboezemen. Zy hebben hun leeven en hun bloed gewaagd; zy hebben het met een onverfchrokken oog zien ftroomen , en dit maakt , dat men zeer ligtelyk vergeet, welk bloed zy hebben geftort gehad. Candido kon het fchrift zyns Broeders niet lezen zonder beeven. ö ! Onrechtvaardige en Wree.le Goden ! borst hy uit, moest de °allerzuiverlïe deugd de bron van zo veele afgrysfelykheden zyn ? Helaas! hoe groot zou de wanhoop der tedere Eugenia niet weezen, zo zy Wist dat haare bevalligheden, dat de vlam die zy in ons beiden heeft aangeliookt, de allerheiligite rechten van de Natuur liaan te overtreden. Hoe ! zoude ik mynen arm wapenen tegens het leeven eens Broeders, dien ik bemind hebbe zonder hem te kennen ? Zoude ik in koelen gemoede myne woeste handen baaden in een bloed , dat my als heilig moet zyn ? Hy is myn medeminnaar, dafs waar , en ik gevoel op die naam de flauwe vriendfchap in myn ontroerd gemoed verkerven; maar neen, geduchte Natuur, vrees niet, dat myne minnenyd voor uwe  Zege pr At. K1 rr d e r - Lr ë r d e. 99 uwe oogen een tooneel zal ontfluiten , waarvan uwe grondvesten zouden daveren. Uwe wetten zyn my veel waardiger als die eener valfe eerzugt, en ik zal u van fchaamte niet doen bloozen. De Zon was op Tiet punt zich in de golven te begraven, en fcheen zynen loop te verhaasten, om geen ooggetuigen te zyn van het verfchrikkelyk fchouwfpel dat voor handen was. Van de eene kant ziet men den verwoeden Graaf van Adeltrotscb opdagen , gezeten op een moedig ros, en gevolgt van een talryke ttoet, die op eenigen afïïand vaa het ftrydperk blyven fiaan. Een Stalmeester draagt dien ontzaggelyke degen , het werktuig zyner onverzettelyke wraaklust. De dolle woede fchitterd op zyn voorhoofd ; zyn verwildert gelaat blixëmd op alles wat hem omringd, terwyl hy begeeriglyk loerd op zyne prooi , blakende naar 't oogenblik om het te verllinden. Onmiddelyk ziet men den noodlottigen Candide met langzaame fchreden , alléén en ongewapend, van eene andere kant naderen. Zyn voorhoofd haat bedaard en wel te vreeden ; de kalmte heerscht zo volkomen in zyn hart als in zyne oogen. Hv werdt den Graaf zynen Broeder G 2 out-  roa De Ve rs ca o ppe i r w r> op de ontwaar, zucht en nadert hem met medelyden. Dien verwoede medevryer ftygt van zyn paard, aanvaard het verfchrikkelyk moordgeweer, en Wagt op zynen vyand met de gelatenheid van een man , wiens ontembaare woede , het oogenblik des ftryds zoekt te vervroegen. Zyt gy gereed? vraagt hy Candido op een bedreigende toon — ja toch, ik ben gereed , antwoord hem den ander, ftoot toe, 't is een flachtüffer en geen vyand, die zieft uwe flagen onderwerpt. Ik ben het voorwerp uwer haat, zulks is my bekend , maar wie die gloed in uw hart heeft kunnen ontfteeken , is my onbewust; doch het zy deugd of zwakheid, het is my althans onmogelyk u te haaten. Die ontmenschte zegepraal, die het voorwerp uwer wenfchen 5s, is voor my een overmaat van fchande; en myne handen, fchoon geverwd met u bloed, zouden zich niet kunnen afwasfchen , dan in 3het myne om uwent wille, in wien de hovaardy tot grootheid, alle wroegingen heeft uitgewischt. Stoot toe , zo de vergiffenis dien 5k u fchenk , bekwaam is uwe misdaad uittewisfchen; ja, ik zal u voor de onfchuldigfte aller menfchen houden , hoe zeer gy ook van myn 'bloed befpat mogt zyn. Stoot toe , zegge ik, en voorkom de onheilen en rampen, die een onregtvaardig lot en ngch veel ontmenschter Moe-  Zegepral. Kindek-Liefde, ioi Moeder, voormy befparen. Voorliet laatst, ftoot toe , want myn leeven ftrekt rnyeenlast, en mynen moordenaar zal ik voormynen weldoener houden. Deze woorden wierden op zulk een onverfchrokken toon gefproken , en. men zag in zyne oogen zulk een heldhaftige grootmoedigheid doorftraalen, dat de trotfche Graaf, gantsch fprakeloos en verftomd door het gevoel zynes misdryi's, den ontzaggelyken degen uit zyne handen liet vallen en gereed ftond , zich voor de voeten zyner medevryer neder te werpen; doch de verwate hoogmoed wischte welhaast "den indruk uit, welke, deze ontmoeting op zyn hart had gemaakt. Hy wierd befchaamd om zyne zwakheid , en zonder zyn Broeder iets te antwoorden , vestigd hy op hem een gelaat van teerhartigheid en mededogen; vervolgens ging hy van hem weg en vervoegde zich by zyne hofftoet, die ooggetuigen zynde van eene omftandigheid jiiiet gefchikt voor de oogen van het algemeen , den noodlottigen Candido kwamen te befchuldigen van lafhartigheid , hem bovendien by de Gravinne afichilderende, als iemand, die door een fnood belang voor het leeven, onwaardig was het daglicht te genieten. De Gravinne ten hoogften hier door gebelgd, G 3 wisc  102 De Verschoppeling of de wist zich 'van fchaamte niet te bergen. Haare trotsch verliet haar voor een wyl, een fchandelyke blos betrok haar ftuurs en verwildert voorhoofd; zy dorst de oogen niet opflaan: Dan befchuldigde zy de natuur, dat die door een vreemde gril zulk een laage ziel uit haar bloed hadt voortgeteeld; dan verbeelde zy zich, dat een bedrieggelyke hand haare tederheid had misleid , en dat Candido maar een gewaande zoon was. Neen, zei ze , de trekken die de Natuur heeft ingedrukt, laaten zich zo- niet uitroeijen, en de gelykenis die zy field tusfchen de lighaamlyke geftalte, beeld zich ook in de ziel af. Was Candido myn Zoon , en zo de ftemme van 'tbloed zich in myn hart liet hooren , hy zou zekerlyk eenig gevoel ontvangen hebben van dien edele moed die my bezield. Doch 't zy dat ik hem het leeven hebbe gegeven , 't zy dat men myne oogen heeft verblind gehad, ik wil , of myn misdryf boeten , of myne twyffel zien opgeheldert. Ik beroof hem van dit oogenblik af van alle de eisfchen die hy op myn hart mogt hebben. Ik befchouw hem als een wangedrogt, my des te haatlyker , wyl hy zich durft beroemen, zyne rampzalige geboorte Van my te hebben ontleend. Deze ontaarde Vrouw nam alzo op heeter daad  Zegepral. K in d er-Li e fd e 103 daad , het verfchrikkelyk befluit, dezen noodlottigen Zoon te verfteken van de allerheiligfte rechten der Natuur, namelyk , hem te onterven. Nochtans wierpen zich duizenden hinderpaalen op voor haare haat, noch itrydende voor de belaagde deugd. Dien ontmenschte flag die zy Candido wilde toebrengen , vereischte het gezag der Overigheid. Het Recht moest haare wraakzucht onderichraagen , en zelfs het vonnis vellen dat hem veroordeelen zoude. Het viel niet gemakkelyk een Jongeling te onterven , die van zyne vroege jeugd af, de deugd had aangekleeft, en die midden door de gevaareu, welke die onbedachtzaame jeugd fteeds aanranden, zich nimmer van het pad der wysheid had verwydert. De Gravinne vervoegde zich by het Hooge 'Gerichtshof, en wist door haare innemende welfprekentheid, het oor des Rechters te winnen ; en die zelfde Hemmen, die wel eer een deugdzaam Gemaal hadden veroordeelt , verplette nu ook een noodlottig en fchuldloos Kind. Candido wierdt ondertusfchen in 1t heimelyk onderricht van zyns Moeders voornemens. Hy kende de menfehen te wel , om niet te duchten, dat hy een hatelyk voorwerp voor zyn's gelyken zoude worden. Hy voorG 4 z;i5  104 De Verschoppeling of de zag wel, dat deze vergramde Beiilin hem met de allerhaatelykite verwen afmaaien , en alle haare kunftenary zoude ontwikkelen , om vle algemeene haat tegens hem te ontfteken. Echter wilde hy deze fchandelyke geruchten voorkomen , en zich ten minnen fchadeloos fielten van die vergangkelyke goederen dien Iiy verfmaade , met zyne onfchuld in een helder daglicht te vertoonen. Ik zal dan voor 't minst, zeide hy , de agting en 't beklag der anenfchen met my voeren ; dit is de éénigfïe weldaad daar ik naar haak , na dat ik myn goed geweeten zal hebben doen blyken. Hy begaf zich dan mede voor de Hooge Rechtbank, trad in de Vierfchaar meteen voorkomen, waaruit de onfchuld was te lezen , en be, pleet zyn eigen zaak. Van de eene kant zag men eene Vrouw, of veel eer een helfche furie, met de toorn in 't aangezicht, op haar noodlottige Zoon, al het gif van haare fnoode mond uitbraken ; haare minfte zeggingen met de ysfelykfte koleuren afmalende , ja zelfs uit zyne deugden een frhyn van misdryf en euveldaaden opfpoorende. Van de andere zyde zag men een Jongeling , wiens voorhoofd de zetel der oprechtheid verbeelde , zyne rechten verweeren met die bedaartheid van  ZEGEPR.AL. Kl N D E R-L f E F D E. 10$ van geest , welke de deugd inboezemd, vrezende zelfs zodanige waarheden te ontdekken, die de weegfchaal der Geregtigheid niet alleen aan zyne kant zoude hebben doen overhellen, maar daarentegen een algemeen afgryzen voor deze godlooze Vrouw zoude hebben verwekt» dus verkoos hy, uit alle; de onheilen, waarmede hy zich overladen vond, de naam van Zoon boven alle die roemrugtige fchatten en eertitels, welke de laster hem ftond te ontwringen ; hoewel boven alles niets meer betreurende, dan het hart zyner Moeder. Maar men legt hem de ftilzwygentheid op, en het Vonnis wordt uitgefproken ; het Gemeen begint te morren, en doed met' de traanen in de oogen uitgeleide aan een ongelukkig Orfer , verdelgt door de wreede boosaardigheid van een menfchelyk Schrikdier , en gevonnisd door een al te ligtgeloovig Rechter. Zie daar dan dien Jongeling , die in de overvloed geboren , die nooit anders als het gebloemte gekend heeft, waar mede de loopbaan des leevens zomtyds bezaaid is; die alleen voor het geluk gebooren fcheen te zyn; zie daar dien Jongeling eensklaps beroofd van de allerbeiligfte rechten van de Natuur , ontbloot van eertitelen , yan middelen en van Vrienden, geG 5 ' fchancl-  106 De Verschoppeling, of de fchandvlekt door een onregtmatig Vonnis uit misverftand over hem uitgefproken , en bedekt met het kleed der armoede; kortom, verwezen om de voetftappen te volgen der geenen, diegeen ander Vaderland hebben, dan den platten Aardbodem, voor dewelke zy een last zyn, en die van oord tot oord het verdrietig juk hunner nietigheid , en de veragting waarmede zy overladen worden, heröm fleepen. — Wat moet in zulk een bedroefde toeftand den noodlottige Verfchoppeling dan wedervaaren ? — Einde van het Eerfte Deel  D E VERS CKOPPELING, OF DE ZEGEPRALENDE KINDER-LIEFDE. Tweede Deel.   DE VERSCHOPPELING, O F D E ZEGE P R AL ENDE KINDER-LIEFDE.' Tweede Deel. ^■ooooo^andido van de Natuur en de Men4 v 1'chelykheid verdreven , brengt \ ( t ons te binnen , het geen den $ $ fchranderen Rousfeau van zyne ^Ixxxxxx^ E„ne zegt. Hy wil, dat dezelve een handwerk zal leeren, met oogmerk, om, zo wanneer hem eenige tegenlpoeden mogten komen te berooven van de middelen , op dewelke hy de- hoop eener zoete ledigheid bouw-  4 De Verschoppeling ofde bouwde , hy daarin eene toevlucht voor zyn beftaan zoucje kunnen vinden. Hy geeft zynen jongen Wysgeer de fcliaaf in de hand en Emile wordt een Schrynwerker. Elendigen ! de Fortuin heeft u den nek toegekeerd en 't Lot n van alle uwe goederen beroofd, zy heeft u Hechts uwe Ledematen laaten behouden, en zoudt gy daar geen gebruik van maaken ? Belteed die tot dienst van uw Vaderland, Mort u bloed voor 't zelve , en word Soldaat. Onzen Verfchoppeling in geen beter omftanheid zynde, begeeft zich te voet op weg in 't gewaad eens behoeftige Reizigers, reets de voorfmaak gevoelende der Brengheden met welke het noodlot hem ftond te bezoeken. Hy erinnerd zich de lesfen van den wyze 1'laténor. Ach! myn Vader , zegt hy , ja, myn waare Vader! wat ben ik u niet verf'chuldigt ? Zonder u zoude ik onder de dagen van het wreede lot moeten bezwyken , en ik zou ze verdienen. Maar uwe lesfen hebben myne ziel met een onwêeritaanlyke kracht gewapend. Myn hart is onkwetsbaar, en het onweer dat my dreigt, kan zyne kalmte niet ontrusten. Myne deugd is my volftaande, zy geeft my alle die Goederen weder van welke zy my heeft beroofd, zy troost my wegens de wreede folteringen der  Zegepral. Kinder-Liefbe. ^ dér Natuur. Thans gevoel ik, dat ik mensch ben , en dat ik als éénig op de Wereld en beroofd van alle iedele glansch en aanzien, da wezentlyke waarde myner beftaanlykheid bezeffe. Ik zal haar niet ontluisteren, en welke onheilen het Lot ook voor my befpaard, ik zal haaren grooten Maaker geene fchande aandoen voor het gewrogte zyner handen. Ach! Platénor, mogt gy my door een laast vaarwel weer nieuwe moed infcherpen. Een enkele opflag uwer oogen , zoude in myn gemoed die hemelfche vlamme Horten , met dewelke de uwe bezield is, en ik zoude, noch myne zwakheidj noch de drukkende last myner fchamelheid, duchten. Hy was noch bezig met dusdanige denkbeel* den , wanneer het rytuig der Gravinne, zyne Moeder, zich onverwagt voor zyne oogen vertoond. Op dit gezicht begint zyn hart van rouwe te bloeden, en zyn gelaat vestigd zich met een aandoenelyk medelyden op deez' verwaten Vrouw ; de trotfche Gravinne zelfs , laat zich een zucht ontvallen , mogelyk de éérfte van al haar leeven; en de ftemme der Natuur, die zich tot in de allerbooste harten Iaat hooren, verftoorde haare Zegepraal door onlydelyke knagingen. Voorwaar, de wroeging is  5 De Verschoppeling of de 3s eene kastyding on'affcheidelyk van de misdaad , en 't meet haare ftraffe af naar de grootheid der euveldaaden. Zo ze al een oogenblik vertraagd, zo ze al eens fchynt te fluimeren, haare ontwaking is daarna des te verfchrikkelyker. Zy fpreid zich alömme uit in 't gemoed der Schuldigen, en doed hen zeer duur de voorledene rust bezuuren. Onmiddelyk dreef een heimelyke ingeving de voetliappen van den ongelukkigen Candido maar het Dorp van Palemon. Hy zuchtte op de wederbefchouwing van dit heilryk oord, verluisterd door de tegenwoordigheid eensWyzen en die der bekoorlykheden eener hemelfche Schoonheid. Eensklaps ftaat hy ftil! Waar gae ik ? zegt hy: ben ik de verfchrikkelyke bedreiging die deez' redelyke Menfchenvriend my gedaan heeft, vergeten? Kan hem het Vonnis onbewust zyn, 't welk myne wreede Moeder tegens my heeft doen uitfpreken ? Heb ik hem niet beloofd gehad , myne minnevlam te zullen uitdoven ? Ach! doodelyke belofte, die het my onmogelyk is te vervullen! De wanhoop zelfs is het voedzel voor myne noodlottige min. Dooiende, verwezen , zonder fchuilplaats , zonder middelen ©f  Zegepral. Ki nde r-L i é.fd e, £ of beftaan, dit alles zal my niettemin de fchigt doen medevoeren die my gewond heeft. Niets kan dezelve myn hart ontrukken, terwyl zy de éénigfte weldaad is , van dewelke my het lot niet kan beroven ; want ik gevoel in myn lyden zelfs, de onuitfprekelykiïe troost. O Ja , de beeltenis der fchoone Eugenia , zal in den afgrond, in dewelke ik ben nedergeliort , nog den dageraad des geiuks in myne oogen doen fchitteren. Zy zal myne moed onderfchragen; en wanneer myn hart, doodelyk getroffen door fchaamte en fchande, verbryzeld door ongeluk en rampfpoed, en doorknaagt van hartzeer, gereed zal ftaan te bezwyken, zal de Min myne deugd verfterken, zy zal alle murmureerin-, gen , om welke ik zoude moeten bloozen , uitdoven ; en in 't midden, van zo veele rampfpoeden, zal ik Eugenia en ook my zeiven altoos waardig zyn. Op het uitten dezer woorden, ontvonkte zyn aangezicht, zyne oogen begosten te gloeijen van een hemelsch vuur , en de hoop drong zich in zyne ziel. Eugenia, fprak hy, is met een gevoelig en edelaartig hart geboren, zy heeft een Minnaar afgewezen , wiens perzoou omlingeld was van een luister en pracht , die haare tedere oogen belgden. De fortuin had H tus-  8 Db Verschoppeling eFbï rusfchen ons eene hinderpaal gefield, die zy iliet dorst overfchryden. Doch thans, daar zy my verlaaten, verraaden en vervolgt, ja van alles beroofd ziet, zonder eenige andere bezittinge als die van haar hart, zonder andere eertitels als die myner Min, zal zy het zich eene deugd rekenen, tot my af te daalen, om my vervolgens tot haar te verheffen, en haar edelmoedige Vader zal- my in zyne armén omhangen — Maar hoe ! zoude ik dit doorlugtig Geflaght, dat aireede ongelukkig genoeg is , noch doen deelen in myne fchamele behoeftigheid ? Ben ik een Voorwerp die de hand van Eugenia waardig is ? Zoude iemand, die door een Vierfchaar verweezen en metfchande overladen is, zich voor haare oogen durven vertoonen ? Zoude ik haar al te teder hart door dit wreede fchouwfpel verfcheuren ? Welke hoop kan ik daarvan verwagten , anders, als haar aan myne rampfpoeden te verknochten , in haare boezem de bittere fmart uitteftorten die my verflind, en eindelyk, haar onder 't juk myner elendigheden te doen bezwyken. Neen , deugdryke Eugenia, ik wil de rust uwes leevens niet verftooren ; dat uwe dagen zo vreedzaam 2yn als uwe Ziel; weest gelukkig , de welvaard ïs de belooning der deugd. Ik verg u zelfs niet , flat gy my die trouw blyft bewaaren , die gy my  Zeoepral. Ki nd'E-R'-Li efue. ^ my hebt toegezwooren. Zo gy een Stervelingontmoet die uwer waardig is, dat hy de naam. drage van uw Gemaal; doch hoe gelukkig gy ook moogt leeven ia de. armen myner medevryer, denkt daarom niettemin , dat ik allééa voor u leeve. Candido wilde zyn Vaderland evenwel niet verlaaten, zonder van zyn lot kenuisfe te geven aan die geene, wien hy a;roos aangemerkt had als de éenigfte beichiklter zyner welvaard. Een brief, welke de meiibchlievendheid en de min hem deeden ontwerpen , was de ftomme verklaarder zyner laatite vaarweis. „ 't Is geen Minnaar meer, bezield met de „ hoop, van de roemruguge titel uwes Gemaals „ te voeren , die aan u febrylt. JNeen , aau„ biddelyke Eugenia , 't is een o-'gelukkig „ verlatene , bedekt met het fchamele kleed des „ misdryfs , een verworpene zelfs van de Na- tuur, wien niets meer overig biyft dan zyne „ onfchuld en liefde. Een wreede Modder be„ roofd my van de allerhemglïe voorrechten , „ een misleide Rechtbank heelt haare onzinnig„ heid kracht gegeven , en my door een aller„ onteerendst Vonnis gedoemt. fcly, die wel„ eer uwe agting verdiende, is het uitvaagfel H 2 „ der  IO DE VERSCHOfPËlfKIJ ÖFIÈ if der zamenleeving geworden, ja de verfoeijelyk„ fte aller' Menfchen. Maar wat kan hem de ver„ fmading of de agting van het Menschdom „ deeren ? Het oordeel eener blinde menigte kan „ de deugd niet fchaden. Alles beftaat maar „ in de Verbeeldingskracht, de loogen en 't 5, misverftand hebben alle de aangezichten ver„ momd, en de meeste Menfchen zyn ligtge„ loovig , boosaardig of geveinsd. Dierbaare „ Eugenia , myne Vierfchaar ligt in uw hart , „ zy is het heiligdom der waarheid, en uwe „ .mond is 'er de godfpraak van. Als ik maar „ onfchuldig ben in uwe oogen, trotfeer ik „ de boosaardige pylen der laster, en ik lach „ met de ydele pogingen myner Vervolgers. „ O ja, zo myne noodlottigheden een enkele „ traan uit uwe lieve oogen doen vlieten, zo „ gy met eenig leedwezen de nagedagtenisfe „ van de allergetrouwlte uwer Minnaars ver„ ëerd, zal ik dankbaar zyn aan het lot dat „ my drukt, en my van u verwydert. Vaar„ wel, waarde Eugenia, vaarwel voor altoos.. „ Zo ooit het Noodlot moede mogt worden „ van my te vervolgen , en uw Minnaar eens wederom aan uwe voeten mogt brengen, „ weest verzekert, dat gy hem fteeds noch „ even getrouw en uwer waardig zult vinden." Can-  ZEGEPRAL. IvINDER-LlEFDE. II Candido Helde dezen Brief' een boere knaap in handen, hem belastende te zeggen , dat hy die van een Vreemdeling had ontfangen , die op ftaande voet weder was verdwenen. Eugenia opend dien brief en doorloopt ze met een befchroomd oog : eene doodelyke bleekte verdryft de roozen haarer kaaken. Zy wil fpreken, maar haare ftem blyft op haare lippen fmooren. Zy zygt in de armen van haar Vader , die haar met moeite doed bekomen, en haar het gevoel des leevens, of, om beter te zeggen , dat haarer rampfpoeden wedergeeft. Hy is verlooren ! roept zy , haare lieftallige oogen met haare neusdoek bedekkende , hy is verlooren ! en ik ben het en myne rampzalige min, die hem in den afgrond geftort heeft! Wreede bevalligheden, afgrysfelyke gaven van de Natuur, die ze my in fiaare gramlchap fchonk, gy zyt de oorzaak zyner ondergang. Had hy de voorflagen dezer noodlottige verbintenis zich niet onderftaan , hy zou de gelukkigfte aller Stervelingen zyn geweest. Helaas! met welk een recht verdiende hy niet gelukkig te weezen. Morren wy niet tegens de befchikkingen der Voorzienigheid, myn Dochter , zeide Palemon, maar laaten wy de onregtvaardigheden van het H 3 1°E  is De Verschoppeling of de lot met toegevendheid te gemoet gaan. Een aandoenelyk hart zal zich om de ftaat der ongelukkigen bekreunen , doch kan Hechts niet dan eenige magtelooze traai-en tot hunne vertroosting toebrengen ; maar een bemoedigde ziel loopt de noouïydenden te gemoet, rukt ze uit den afgrond , -en doed hunne rampen eindigen «lvoorens die te beiehreijen Dit is het befluit, dat men in dit uitterfte moet nemen. Zo lang Candido in de overvloed heeft geleefd; zo lang de fortuin hem een luisterryke ftaat ïn de W ereld voorfpelde , heb ik my tegens uwe voornemens aangekant, ik zoude noch met even dezelfde ftrengheid daarin voortvaaren ,• zo wanneer Candido in dien zelfden ftand was gebleven. Doch nu , daar hy van de -Natuur verftooten en van de Vriendfchap verbannen is; thans, daar hy van alle zyne goederen , luister en welvaard beroofd zynde, voor een blind Gemeen een voorwerp van veragting werdt , is het billyk hem een behulpzaame hand toe te reiken, en hierdoor de boozen te toonen, dat 'er op den Aardbodem noch een verblyf voor de verdrukte deugd gevonden weidt. Die zelfde Min, die ik voormaals in u zogt uittedooven , rekene ik u thans als eene fchuldige plicht toe. Dat de deugd die weder in uw hart ontvonke, terwyl ik  Zegepral. Kinder-Liefde. 13 ik uwen deugdzamen Minnaar gae opzoeken om hem aan u te verbinden ; hy zal mynen Zoon zyn , en myn hart tusl'chen u beiden ver deelt, zal de gevoelens der Natuur van die der Vriendfchap voortaan niet meerder onderfcheiden. Ach , myn Vader! myn dierbaare Vader! borst Eugenia uit; gy zyt de grondleggei my- ( ner deugd , ik heb dit hartgefchenk van u ontfangen , haast u dan die weldaaden met een gewenscht gevolg te bekroonen. Spoord den ongelukkigen Candido na, veriienigd myne bevende handen in de zynen , en laat deez' doorlugtigen Echt, welkers banden door de deugd zelfs zyn zaamgefmeed , tevens de Natuur en de Min doen .zegepralen. Palemon deed alle de navorsfchingen welke zynen iever hem konde inboezemen , maar 't was hem onmogelyk te onderfcheppen , welken weg Candido had ingeflagen. Hy keerde eindelyk weder naar huis, vol hartzeer en verdriet wegens zyne mislukte onderneming. Den Hemel is mede op ons verbolgen, myn Dochter, fprak hy met een flauwe en bedrukte ftem ; Hy ontrukt' myn medelyden een ongelukkig en fchuldeloos offer, en misgunt iny weldaadig te H 4 mo-  14 DeVerschoppel rW e liet hem alléén in zyne Tent. Zyne oogleden door een zoete flaap gedrukt., begosten zich aanftonds te fluiten. Hoe aangenaam is de rust na het verrichten eener loffelyke daad! De ziel ducht dan niet van hem in die fluimering te zullen begeven; en al was zyne flaap eeuwigdurent, zy zou daarom geen leeven willen vereeuwigen , waarvan elk oogenblik blyk gaf eener gedenkwaardige daad. Zy gevoeld zelfs zich van langzamerhand onder den last van 't ligchaam bezwyken , en 't beftier haarer vermogens, waarvan zy zulk een• pryswaardig gebruik heeft gemaakt, verliezen. Zal het my vergund zyn, in een Werk als dit is , de fakkel der Bovennatuurkunde te ontfteken ? Men weet, dat de verëeniging van de Ziel met het Ligchaam, beftaat in de overeenkomst der bewegingen van d'een en de denkenskracht des anderen. Deze grondregel kan een genoegzaam denkbeeld geven van de flaap, die men tot hiertoe als een ondoorgrondelyke verborgentheid heeft aangemerkt. In 't waaken , is het de Ziel , die na haar welbehagen de bewegingen van het werktuig beftierd, die deszelfs raderen in werkzaamheid brengen. In de flaap, zyn het, in tegendeel, die raderen , die door haar zeiven tot werkzaamheid geraken  Z E © E P R A L. KlNDER-LlEFDE. 33 . ken, en die in de Ziel zodanige denkbeelden en «ewoeligheden inltorten , we ke aan hunne, verfchillende bewegingen verknocht zyn. De; Lezer, die zeer ge.nakkelyk dit denkbeeld zal vatten', zal zich dan ook niet meer zo Iterk verwonderen, over die buitenfporige verbeeldingen , die men Drooimn noemd, noch van die verkwikkingen die ons de flaap geert, noch , in één woord gezegt, van alle die wonderheden die dezelve uitwerkt — Maar weder ter zaak. De Kolonel vergaderde onmiddelyk alle de Officieren van zyn Regiment by een , en verhaalde hun de beweeglyke en aandoenelyke ontmoeting dien hy kwam uittesmsfchen. O ja, ik heb myn Zoon wedergevonden , zeide hy tot hun, doch ik had hem vry eerder aan zyne dapperheid en aan dc ontroeringen , die de Natuur in myne ziel verwekte, behooren te kennen. Allen deelden zy in zyn geluk, en 's anderendaags wierd Candido onder hun ontfan»-en m°t alle kentekenen van blydfchap en agting. De gemeenc Soldaaten zelfs, juichten als opgetogen om zyne verheffing; zy oordeelden zich gelukkig , te mogen dienen onder de bevelen eener Jongeling, die door zyne dappere bedryven hunnen ftand «we had aangedaan  34 De Verschoppeling of de daan, doch zyne dapperheid wierdt hem welhaast rampzalig: aangeprikkeld door de driften eener onbezonne jeugd , te ver van zyn Regiment zynde afgeweeken , wierdt hy door die zelfde Engelfchen, die eenige weeken te vooren zyne heldenmoed hadden moeten bewonderen , krygsgevangen gemaakt. Men kende hem aanftonds , en alzo men begreep , hoe gevaarlyk het was, een gevangene van die aangelegenheid by het Leger te houden, wierdt hy gevolglyk naar Engeland overgebragt. Zyn gantfche Regiment was ondertusfchen ten uitterflen bedroeft om zyn verlies. De Officieren beklaagden een Metgezel, wiens roem al te onbevlekt was , om eenig gif van jalouzy in de harten te ftrooijen. Eenpaerig befchreiden zy zyne dood; want niemand ooggetuigen geweeft zynde van zyne reukeloosheid, meende men, dat hy het getal dier Offers vergroot had , welke den oogst des krygs dagelyks inzameld. Zyn Vader verfcheen in 't midden van hen met die bedaartheid van geeft, welke iemand tracht te laten blyken , wanneer hy zich boven de flagen van 't geval wil verheffen. Myn Zoon is dood , zeide hy tot hen, doch, ik vrees niet, dat dit Vaderlyk voorhoofd zal behoeven te blozen, wannéér het lot my t'eeni- ger  Zege? r a l. K ind e r-Li efd e. 35 gei- tyd aangaande zynen uitgang zal komen te verlichten. Hy is zekerlyk op 't bed van eer geliorven, want fchoon ik hem het leeven gaf, ik gaf hem daarom de onfterffelykheid niet; doch ik zal hem noch niet verlooren agten , zo hy noch maar fteeds in uwe harten mag blyven leeven. 't Was met deze fchynbaare kloekhartigheid, dat deez' voortreffelyke Vader hec hartzeer verborg dat hem verflond; doch wanneer hy afgezonden in zyne Tent, aller oogen was ontweken , ontwikkelde zich zyn gemoed geheel en al, en hy betaalde dan de Natuur eene tol, die het allerverftokst gemoed haar niet kart weigeren. De verdrietige zorg dien hy gebruikte , om zyne diepe fmart voor de oogen zyner Officieren te verbergen; die onuitfprckelyke dwang welke zich een hart, dat van rouw verfcheurd' word , moet aandoen 4 om vrolyk en bedaart te fchynen , gaven een nieuwen loop aan zyne droefgeeltigheid, zo dra hy maar in de eenzaamheid was. De allerbenauwdite fnikken en zuchten, de allerbitterfte traanen, de neerllagtiglle en verwilderfte gelatingen, de geweldigite ftuiptrekkingen zelfs — kortom , hy die hem in dien toeftand gezien had j zoude hebben moeten uitroepen,- waar is dien  36 De Verschoppeling ofde dien Wyze, die zich v/ezentlyk boven de Hagen van "t Lot durft verheffen ? 6 Neen , ik behoef'er niet aan te twyffèlen , zeide hy, myn Zoon is niet meer ; te vergeefs zoek ik het binnenfte myner ziel met eenige hoop te voeden; die onzekerheid is my een wreede plaag , en die verwisfeling van hoop en vreeze , is een verfchrikkelyke pynbank voor dit Vaderlyke Hart. Ik moet myne oogen flechts toefluiten , om maar myn Zoon in de fchaduwe des doods bedolven te zien. Hy heeft de bewegingen van een roekelooze heldenmoed gevolgt; maar helaas! die onvoorzigtigheid is hem op zyne jaaren vergeeftèlyk. Hy is buiten twyff'el in zyn bloed en dat der vyanden gefmoord; doch dat bloed, 't welk ik in hem overgeftort hebbe , dat zuivere heldenbloed , had veel eerder voor zyn Vaderland behooren te ftroomen. Dat Vaderland was, wel is waar , ons trouwloos, maar hoe groot haare onregtvaardigheid ook is, den Burger die zyn Vaderland verlaat , is noch veel ondankbaarder; men moet niet alleen zyn gevoelige haat, maar zelfs zyn goed en bloed daaraan opofferen. Ik heb een andere meelter gezogt, ik heb myn bloed den Vreemdeling v'erkogt, maar de Hemel heeft 'er my voor geftraft; hy heeft my dien  Zegepral. Kinder-Liefde. '? dien Zoon wedergegeven, dien ik in de Wieg moest agterlaaten , en heeft hem maar alleen in myne armen wedergebragt, om hem daar andermaal uitterukken , en hierdoor myne ingewanden noch feller te verfcheuren. Dus is het dat hy den verblinden Mensch door heimelyke wegen in de hinderlagen lokt, daar hy ze de ftraffe hunner misdaaden doed vinden. Zyne gunften zyn dikwyls een voorboode zyner wraak; en de gefchenken met welke hy de fchuldigen en onwaardigen bedeelt, en waarover de deugdzaamen zich dikwyls verftooren, befluiten in zich veeltyds een doodelyk fenyn. Ik erken myne misflag ; een rampzalige dageraad verlicht myne oogen : Ach: myn Zoon, onze misdaad was algemeen, en waarom zou het dan ook onze ftraf niet zyn ? Candido was oudertusfchen in Engeland aangekomen , alwaar hy in een donkere gevangenis met hem begroef de wanhoop dien hy gevoelde, dat hy al ftrydende niet was vergaan. De Gouverneur van de Plaats, die veel van hem had hooren verhaalen , begeerde hem te zien ; hy fprak met hem , en befpeurde in alle zyne redenen, een onbevlekte en zuivere ziel, welke door dweepery noch vooroordeel niet belmet was, boven al verwondert wezende, van een  ■38 De Vees'choppïlins of d* een gezond oordeel te vinden by een Spanjaard , en een grootmoedigheid van ziel zonder opgeblazenheid. Hy fchonk hem dat daglicht weder, welke de allerwyste Menfchen in de duistere fpelonken betreuren; en die vryheid, zonder dewelke den dag zelfs een lastige weldaad voor ons is. Het huis van den Gouverneur, wierdt de gevangenis van onzen Verfchoppeling; en de vermakelyke uitfpanningen die hy hem vergunde , waren de ééhigfte ketenen , met welke hy hem aan zyne gehoorzaamheid kwam te boeijen. Deez1 Gouverneur was een Wysgeer; een titel die men in Vrankryk aan weinig Menfchen geeft, en die de meesten nochtans voeren zonder ze te verdienen: dien titel, die aan zommige fraaije Geesten een belagchelyk figuur «reeft, Is zo algemeen in Engeland als zeldzaam in Vrankryk. — Den Franschman fteld zyn geluk in 't gevoel; den Engelsman, in tegendeel , in het denken. De Engelfchen maaken een droefgeestige en verdrietige zaak van het oeluk, de Franl'chen daarentegen verwiflelen het d'oor duizend aangenaame verbeeldingen. De Franfchen genieten die welvaard, welke de natuur en de zamenleeving hen van zelfs aanbieden, de Engelfchen zoeken naar een veel vol-  Zegefral. KrNDER-LiEPDE. 39 volmaakter en voor den Mensch verhevener geluk, maar zulk een gelukftaat is de toetheen der Zedekunde. De Wellustige offerd alle de gefchenken van de fortuin aan zyne vermaaken op, geenlints verhit om zyne rykdommen te vermeerderen ; terwyl den goudzuchtige Alchimist , aangedreven door een fchaduw'agtige hoop, naar een Schat zoekt, die in den.l'choot der Natuur begraven ligt, en welke tot hiertoe de moeijelykfte navorfchingen noch niet hebben kunnen opdelven. Zie daar den Engelsman , zie daar den Franschman. Den eenen altyd bezig met het bedoelen van een groote zaak, waarvan hy de grondllag op de wrakke fondamenten eener toekomende onzekerheid bouwd, terwyl den ander oplettend is, om zich van het tegenwoordige te bedienen. Den een diepzinnig in zyne denkbeelden , den ander overvloeijende van geestige invallen , doch te gelyk fchrander tot in zyne uitfporigheden toe. Den Engelsman gevoeld zelfs , hoe verkiesbaar de aardige zottigheden van de Franfehen boven hunne zwaarmoedige en ftuurfe wysheid zyn ; hy ziet hun geluk met nydige oogen, maar hy veragt een Volk, dat zich door geen de minfie uitfpanningen zoekt fchadeloos te ftejjen van de itrengheden hunner K fla-  40 Dï VEkSCRopfBLlNd OP Dl flaverny. Een Spanjaard, die in de diepfie wysgeerte een troostmiddel voor zyne rampen zoekt op te fpooren , fcheen een wonder in de oogen van den Engelsman; hy agtte 'er hem te meerder om, en wikkelde zich met Candidt 5n zulk een tedere en duurzame Vriendfchap, -waarvan de verdienste de éérfte fchakel is, de fcehaaglykheden dagelyksch doed vermeerderen, en twee harten komt in een te fmelten, zonder daarom hunne byzondere onafhangkelykheid te kwetzen. De Gouverneur èn Candido onderhielden elkander dikwyls over de grootë voorwerpen der Zedekunde; zy ftemden 'er in overeen, dat iemand die de vryheid van denken had ( een karakter , de Engelfchen zo éigen ) een veel vryër loop aan zyne neigingen geeft, dat zyne deugd een te iuisterryker glansch heeft, en zyne dapperheid veel verhevener en geregelder ïs. Doch midlerwyl zyn verftand zich overgaf aan de fpitsvindige denkbeelden, welke de <*eiprekken met den zwaarmoedigen Enoelsman hem inboezemden , nam zyn hart een heimelyke mtvlugt tot het voorwerp zyner min. Dierbaare Eugenia, fprak hy by zich zeiven , zoudt Sy kunnen gelooven , dat dien Minnaar , die wel eer zyn lot van de mj„«e uwer lonken deed  Zï&ÊPlt At. KlNDER-LlïFDl 4« deed afhangen , thans andere boeijens dan de uwe draagt ? Zoudt gy durven gelooven , dat hy die waardeert, dat hy het waare geluk gevonden heeft , byaldien het mogelyk zy , dat het waare geluk verre van u te vinden is. Ach! bloosd niet om myne flaaffche kluisters; myne deugd is my bygebleven , ik ben noch vry, dewyl het tot u is dat myn hart getrokken wordt. Zodanig waren zyne denkbeeldige gedagten » «ie hoop van F eenigertyd zyn Vaderland te zullen wederzien, en zich aan de fchoone Eugenia te verbinden, verzagtte zyne kwynende droefgeestigheid op eene merkelyke wyze; Maar den Hemel, die zyne regtmatige gunften veeltyds zeer duur laat gelden , bereide hem nieuwe onlusten alvorens zyne wenichen te 'bekroonen. De Gouverneur had een jonge Wildinne uit Amerika medegebragt, welke het Oorlogslot in zyne boeijens had geflagen, maar déze kluisters vielen haar niet zwaar ; want wel Verre van haare vryheid te betreuren , aanbad zy in de perzoon van haar Meester, haaren Weldoender. De Gouverneur nam deze klaarblykende en géuegene erkentenis, waarin een onbevlekte ziel Iv a komt  -.2 De Viiscnoppuiiro or e « komt te blaken, voor een bewys van een vry tederer hartstogt. Hy verbeelde zich, dat de liefde die hy in de oogen van de jonge Zelma C dit was de naam der Amerikaane ) had opgefpeurd , het hart dezer fchoone Wildinne van een zelfde vuur deed branden. Maar verre van daar : hy geleide haar naar het Altaar, werwaarts hem Zelma volgde als een onnozel Offer, onbewust welk lot men het gaat bereiden. Zy zwoer aldaar de eeden die zyne weldaaden in haar hart hadden gegriefd, maar waaraan de liefde geen het minlie deel hadt. Haar gemoed beguicheld door de zoete vlammen der Vriendfchap, meenden zy volkomen te konnen volftaan om een eerlyk Man gelukkig te maaken. Zy had nooit bemind gehad, en was noch in die gelukkige leevensjaaren , waarin het zaad der hartstogten noch niet ontloken is, en alzo de doornen verfchuilen die 't hart t' eenigertyd kunnen verfcheuren. Maar welhaast komen zy van onder 't gebloemte te voorfchyn, en fpreiden door de ziel een fenyn, die het buiten zyne oevers doed ryzen , en waarvan niets bekwaam is de onfluimige bewegingen ta ftremmen. Van zulk een hoedanigheid was de liefde in 't hart van Zelma ; en. Candido was het verordineerde Voorwerp , om 'er haar de gevaarlyke befirydingen van te doen gevoelen, Zei-  Zegefral. Einder-Liefde. 43 Zelma had uit eenige boeken, die haar Gemaal met voordagt onder haar bereik had gelekt , een onvolmaakte kennis van de Min geput , en deze fchilderingen bezigde Hechts haare aandagt zonder haar hart te raaken; zelfs verbeelde zy zich , dat het eerder de voortbrengfelen waren van een verhitte verbeeldingskracht, dan wel de beeltenisfen der waarheid, 't Is door geen eenvoudige befpiegelingen dat men het ryk der gevoelens kan doorgronden, zy laten zich voifirekt deor haar zeiven kennen. Spreekt eens van zuchten tegen iemand die nooit gezucht heeft gehad; van ontroeringen, van liefdensverrukkingen en hartstogtelyke bewegingen aan luiden, die te koel zyn om ze ooit gevoeld te hebben , zulk een taal treft geenfints hunne ooren en noch veel weiniger hun hart. Een enkele opflag van Candida's oogen , ontwikkelde de denkbeelden der jonge Zelma-, en ontftak in haare ziel de vreesfelyke toorts der waarheid. Zy floot een geruimen tyd daar voor het gezicht, en trachtte Hechts een zoete en aangenaame hersfenfchim. te koesteren ; doch ten laatHen vermeerderde haare ongerustheid , zy floeg een verlegen gelaat op haar zelve, en feilde de .diepfte en verborgenfte plooijen van K 3 haar  44 DeVer-chojpeling or du haar hart. Hoe komt het, vroeg zy haar zelve , dat dit/hart, 't welk ten eenemaal de Gouverneur myn Gemaal was toegenegen, thans tusfehen Candido en hem verdeelt is ? Kan het twee voorwerpen te gelyk wel oprecht beminnen ? Voorzeker , neen, zyn wezen is ondeelbaar , en wanneer het zich overgeeft, kan geen de minfte deelbaarheid de zuiverheid dezer gifte ontluisteren. Ach! ik gevoel maar al te wel, dat twee verfchillende neigingen in het myne heerfchen. Ik heb gemeend gehad, dat die billyke erkentenis, met dewelke ik voor myn Minnaar zwanger ging, die zelfde was waarin hy voor my blaakte. Dit misverftand bepaalde myne keuze en verzekerde hem van myne hand. Ik bedroog hem , en ik bedroog my zelveIk beloofde hem te zullen beminnen tot aan myne laatfle zucht; maar hoe gevaarlyk is de dubbelzinnigheid dezer uitdrukking ! Ze heeft ons beiden misleid, het momaanzicht valt af, een ysfelyke dag verlicht my , Candido heeft in myn hart de wreede liefdetoorts ontftoken; en dit verteerd en door deze lelie vlammen toegefchroeid hart, gevoeld voor myn Gemaal ter nauwernood de zieltogende kracht eener flauwe Vriendfchap. Bedrieggelyke Eeden ! In welk eenen poel van rampen ben ik gehort ? Heiaas! ik Ikep met my in dien afgrond de braaf-  ZeGefral. Kind er-Liefde. 45 braaffte aller Mannen. — Neen, ik wil hem □iec verraaden; het is myn plicht om myne [traf in 't. binnenfte myner zie] te imooren ; maar laat hy 'er de oorzaak van verwyderen, want de uitwerking zou 'er verfchrikkelyk, ja doodelyk van zyn. Dat hy echter onbewust blyve, dat dit hart, 't welk ik hem hebbe toegewyd gehad , dat dit hart, 't welk hem aanbid als haaren Befcherm - Engel , hem één oogenblik is afgevallen. Laaten wy hem myne fchande en de zyne verzwygen : Eilaas! deze o-eruste onwetenheid maakt veeltyds het grootfie geluk der Mannen uit; en ik bemerk, dat in Europa, zo wel als in onze Wildernisfen , die geene de gelukkigfte is, die zyn? kwaaien het minfte kend. Van dit oogenblik af, veinsde zy voor Candido eene koelhartigheid , die naar haat zweemde ; zy beyverde zich , tot de geringfte zyner verlangens toe te dwarsboomen; en deze ontmenschte deugd, welkers heillooze wetten zy volgde , boezemde haar het voornemen iu, een perzoon tegens haar te verbitteren , die zy aanbad. Welk een wreede dwang ! Dat men zich alle de afgrysfelykheid eener diergelyke pyniging verbeelde! Maar dit was voor haar noch niet voldoeuende. k 4 zy  46 De Vers chop pel ins ofdb Zy ontmoet zekeren dag haar Gemaal, die uit het vertrek van Candido kwam , noch gantsch opgetogen van die aangenaame verrukkingen , welke twee harten gevoelen die in elkander hunne denkbeelden en kennisl'c uitftorten. Myn Heer, fprak ze tegens hem op een fchamperen toon , ik befpeur, dat wel verre van een Gemaal te hebben , gelyk ik my had voorgelïe'd 5n uwe perzoan te zullen vinden, ik Hechts in ii een Dwingeland ontmoet, die behagen fchept om van myn leeven een zamenweefsel van verdriet en hartzeer te maaken. Het afgryzen da my het gelaat van dien jongen Spanjaard infcoezemd, moet u genoeg gebleken zyn; eij had myne welvaard u ter harten gegaan , gy zoudt dit lastig Voorwerp van hier verwydert hebben gehad , maar neen , gy fchept behaagen, om hem door een allergunstigst onthaal van myne regtmatige veragting te wreeken. Hy zegepraald , en ik, ik zie my gedwongen, om myne gevoelige haat in 't binnenfte van myn gemoed te fmooren. Zo gy de oorzaak van die haat wist te bevroeden, gy zoudt 'er aanitonds de billykheid van goedkeuren, maar dit geheim laat zich door geen blinde oogen ontwikkelen. Hoe het zy , het is tyd eene keuze te doen , 't zy in de perzoon van een Vriend, gelyk hy, 't zy in die eener Gemalin, gelyk ik  Zeg e p r a l. K i nd e k.-Li efd è. 4? ik ben: Gebied gy my, om onder een geveinsde toegevendheid, de billyke haat die my tegens hem verbitterd, te verbergen, ik zal zekerlyk gehoorzamen; doch dewyl ik my dan enkel aan myne plicht zal bepaalen , zult gy 'er my al dat behaaglyke van benemen, dat my anders zo aangenaam was en my zo veel vermaak en genoegen verfchatte: kortom , ik kan dien Spanjaard niet dulden , dan -ten koste myner min tot u perzoon. De Gouverneur, gebelgd over dusdanige redenen , merkte het aan als een vrouwelyke gril. Zelma, zeide hy tot haar, ik dagt niet dat de oplettenheid dien ik gebruikt hebbe, om uwe minste verlangens te gemoet te komen; dat die blinde onderwerping aan alle uwe begeertens, die tot hiertoe het uitmergfel myner zielvermogens waren , my ooit de geringde zucht zoude hebben behoeven te kosten. Maar ik zie dat een heimelyke verfmading de vergelding voor alle myne oplettendheden is , en deze myne zwakheid u dag op dag ftoutmoediger maakt. Kon ik voorzien, dat een deugdzaam Mensch, die van het wreede noodlot vervolgt werdt, uwe haat zoude opwekken: Is het om dat ik hem agting toedraag , dat gy hem haat ? 6 Ja, ik lees het in uwe oogen; dien titel van Vriend, K 5 die  4§ Dl V ÏRSCHO PPÏl tN ö OF DE die hem aan my verknocht, is zyn éénigfte mis. daad: Misfchien zou hy de uwe hebben geweest, zo hy de myne niet was geworden. Verwagt evenwel niet, dat ik voor uwe belaggelyke grilligheid zal bezwyken , ik ben 'er te lang Slaaf van geweest, en moet my zelve 1'chaamen om myn betoonde zwakheid. Ik heb een overblyfsel van wilde fierheid, welke de Europifche zeden noch niet in u hebben gedempt, weeten in te fchikken. Maar het word tyd, om uw gemoed eens te leeren buigen onder het juk der gewoonte, of, om beter te zeggen, onder dat der Menfchelykheid , en u die geenen eerbied te leeren toedragen, met welken gy leefd en verkeerd. Daarom, 't zy vriendfchap , 't zy toegeeflykheid, bewyst Candido voortaan een gunstiger onthaal; laat hy de gramfchap en de haat niet in uwe oogen zien blaaken, wanneetde vriendfchap in myn hart fpreekt. Ik geloof dat uwen Weldoener, ja u Meester, die alle die titels wel voor die van u Gemaal wil haten vaaren , zonder dwinglandy eene dusdanige offerhande u kan afeisfchen. Die offerhande is veel rampzaliger als gy meend, hernam Zelma; zo gy dien Spanjaard kende, zo gy wist dat — Ik ken hem, viel haar de Gouverneur met een fireng gelaat te  Zec-epral. Kinbiï 'LiifD,-. 49 gemoet, en fchoon men hem in uwe oogen mogt hebben zwartgemaakt, of dat gy u zoudt willen onderftaan om hem by my te belagen, weet, dat het gif waarmede zyne deugden mogten worden befmet, hem noch veel waardiger in myn hart maaken. Mogt Hechts een éénig misverftand de eerste vonken dezer haat in uwe ziel hebben verfpreid gehad! Hoe zeer beklaag ik u , myn waarde Zelma, zo uw hart door zelfverleiding , een Ongelukkige komt te haaten, die de deugd op zyn gelaat vertoond. Doch hoe het zy , denkt aan de Wet dien ik u hebbe voorgefchreven , en vreesd, dat dit hart, het welk u mogelyk al te fterk heeft aangebeden, niet komt te aarzelen tusfchen een grillige Gemalin , en een wys en deugdzaam Vriend. Zelma gaat zuchtende heen en begeeft zich na haar Kamer, alwaar haar gemoed zich overgaf aan een veelvuldige tweeltryd. Wreed Gemaal , bor>t zy uit, wanneer ik voor u eene hartstogt opoffer die u beledigt en nochtans my gelukkig zoude kunnen maaken, zyt gy het die my op den oever des afgronds Hort; gy zyt het, die verre van myne zwakheid te onderlchragen, dezelve met noch meerder fchigten doorboord. Gy maald my dien Spanjaard af, als I  50 De Verschoppeling of d e- als iemand, wiens deugd het lot dat hem vervolgt , befchaamd maakt, en gy weet niet hoe gevaarlyk dit tafereel voor myn aandoenelyk oog is. Ik heb die gaven , die gy zo zeer in hem roemd, al eerder dan gy, in hem opgemerkt. Het eerfte gezicht dat ik op dien noodlottigen Jongeling floeg , ontftak in myn hart een teder medelyden , en dit medelyden floeg tot liefde over — Hemel! welk een woord durf ik uitten ! De teerhartige Zelma begost te blozen, en, om haare fchaamte voor zich zeiven te verbergen, ging zy uit , en zogt eenige Voorwerpen op , die haar van alle verdere befpiegehngen konden aftrekken. Candido had in zyne ommegang met de Franfche Officieren , die minzaame bevalligheden aangenomen , waarvan zy zich eene ftudie maaken ; en hunne zamenleeving hadden zyne zeden zodanig verandert, dat hy zelfs verbaasd moest ftaan van zyne herfchepping. Toen hy zyn Vaderland verliet, was zyn mond de eenige tolk van zyn hart; vroom en oprecht, zoude hem geene valfche wierook op eenige ligtvaardige voorwerpen hebben doen ftorten. Blaar in Vrankryk had hy die galante lucht ingeademt, die ons vrywillige Slaaven maaken van hondert Schoonheden te gelyk , aan welken  Zegepral. Kl ND El - L I SÏDï. 51 ken wy altemaal een hart aanbieden, 't geen' flechts voor een ééhige blaakt. Hy had de kunst van verleiding geleerd , en hield het voor kinderl'pel, hen allen trouwloos te weezen. Op een tyd ontmoet hy de fchoone Wildinne dat zy alleen was; hy fprak haar aan met een nedrig gelaat, doende haar zyn bitter be klag wegens het gefprek dat zy met den Gouverneur nopens zyn perzoon had gehouden. Hoe ! Mevrouw, zeide hy, ben ik het voorwerp uwer haat ? Deze ramp ontbrak my dan noch , om de maat myner ongevallen volkomen vol te meeten ! Wie zou ooit hebben durven geloven , dat die oogen, zo bekwaam om het vuur der min in elks hart te ontfteken, zo veel haatelyk vergif zouden uitwerpen: ik moet voorwaar wel ongelukkig weezen ! Deze woorden liet hy verzeld gaan van een gemaakte zucht, die de eenvoudige Zelma voor een bewys eener verborgene min hieldt. Het valt niet zeer moeijelyk eene deugdzaame ziel te verleiden, eene dwaaling is dikwyls haar deel. Gewoon om die deugd in haare oogen en op haare lippen te vertoorten, oordeelt zy naar zich zeiven van alles wat haar ornringd, en kan zich niet verbeelden, dat  g2 DÈ VïESCHOfPEtlSfi OF Dt dat de mond bekwaam is eene hartstogt uittedrukken, die in t gemoed niet heerscht. Zelma had in die gelukkige Woestynen geleeft , welke de éénigfte verblyfplaats der Waarheid fchynt te zyn. Zy ligt daar niet gekluisterd aan de ketenen van baatzugt noch belang, noch is 'er niet gekreukt door die gevaarlyke konftenary , die men welleevendheid noemd. Een Wilde ('preekt van geen min , dan wanneer hy 'er zich van beltreden voelt, en veeltyds gaan de blyken daarvan , voor de bekentenis. De wyze Gemaal van Zelma, had haare oogen onttrokken, alles wat haar een al te ongunstig denkbeeld van de Europifche zeden konde inboezemen ; en het gezelfchap dat hem in zyne wooning kwam bezoeken, fcheen eenen kring van deugd en .waarheidlieVenden te bevatten. Ingevolge die beguigcheling, overdagt Zelma het zeggen van Candido, herinnerde zich zyrie zuchten, verbeelde zich zyn gelaat, en bcil»ot hier uit, van hem be» mind te zyn. Wat al ftrikken fpande zich niet voor haare zwakheid! De deugd en bevalligheden van Candido , de liefde die het hart dezer noodlottige Schoone verflond, die, welke zy den jongen Span-  ZKGEPRAL. KllTDCR-LlïFDl, 53 Spanjaard meende ingeboezemd te hebben, dé rampzalige dwang die haar Gemaal haar had opgelegt, wat al klippen voor een Vrouw, w ier plichten pas ter nauwernood gedoodverwc. zyn. Een Vrouw , die zich aan eene keten had gekluisterd, waarvan zy de zwaarte niet kende , en die tot hiertoe geene andere hartstogt had beleden, dan die der erkentenis en vriendfchap. Zy die het menfchelyk hart hebben beftudeert, en de voetfiappen haarer driften hebben nagefpeurd , weeten , dat de éérfte van dien altoos de geen is, die oponscemoed een onweeriïaahlyk vermogen en invloed heeft, en dat alle de geenen die op dezelve volgen , niets anders zyn, dan de laatfte flikkeringen eener kaars die op het uitgaan is. Zelma zag dagelyksch onzen jongen Held, en was verplicht hem vriendelyk te bejegenen het geen noch meerder voedfel gaf aan de vlam die haar verteerde. Haar Gemaal waszelfs verheugd wegens de gunftige uitwerkin4 Db Verschoppeling ofde oordeelden dit een fchoone gelegenheid te zya om zich te wreeken. Zy begeven zich naar Mcuhid, en daagen hem aldaar voor den Raad, gevolgt van een zwerm Ongelukkigen , die door de knevelaryen van Suplitius , weleer tot den bedelzak waren vervallen. Men fcheurd 'er 't momaanzicht af, 't welk zyn ongeregten han-. del zo veele jaaren over zyne fchandelyke daa-. den had getrokken. De vreesfelyke waarheid dringt door alle de duisterheden door, en den Krengen Raad flaat een Vonnis over uw Maagfchap', 't welk haar algemeene ondergang bewerkt, en uw Moeder werdt van alle haare Goederen en bezittingen beroofd. — Spaar my het verder verhaal eener rampfpoed , waarvan het fchildery alléén , u zoude doen Adderen; weet Aechts, dat uwe Moeder met haar ongelukkigen Zoon, eindelyk verdween en in een afgezonderde eenzaamheid , haare nooddruftige elendè ging verbergen. De Hemel is myn getuige , dat ik in deze omftandigheden alle den hoon en fmaad vergat, met welke zy my ;n vroeger tyd had overlaaden , en dat myne weldaadigheden haare dringende behoefte zo«t te hulp te komen ; maar zy is myne oogen "ontweken , en heeft de milddadige hand, dien ik haar toereikte, vennyd gehad. De  Zege pr a l. K i nd e r - Li efd e. 95- De Graaf en Candido gevoelden zich tot ih hunne ziel bewoogen door dit verbaal; den deugdzaame Jongeling ftortte zelfs traanen om het droevige lot zyner Moeder , en zyn' verfchcurde ziel borst uit inverwytingen tegenshet wreede Noodlot, dat haar zo fcherp kwam te tysteren om het verdrukken van één enkèl Kind. Platénor begeerde midlerwyl zyne doorlug-' tige Vrienden , een veel aanzienelyker verblyf te verfehaffen , waartoe hy eene zeer pragtige wooning voor hen op/peurde, dewelke hy zeer' pragtig liet bemeubelen , verzwakkende zelfs zynè ftoot, om een genoegzaame luister aan de hunne- te kunnen geven, en dwong hen zelfs, een zeker aantal zyner Dienstboden te aanvaarden. Zie daar eene Vriendfchap , die uit geené' drangredenen van verplichting of belang voortfproot, maar enkel uiteen gevolg van eerbied en agting voor de verftrikte en belaagde deugd, die haare befchermers in de onbaatzugtige I harten moet zoeken. By gelegenheid dat de Kamerdienaar vaiv Can'didi kwam te overlyden , gebeurde een N 5 zeld'  $6 De Verschoppelinsofde- zeldzaam en aanmerkelyk geval , 't welk tot de ontknoping onzer Historie niet weinig voortgang verfchaft. Op zekeren tyd werdt by den Graaf van L * • * een Jongman aangediend, om de plaats van den overleden Dienstböo zyner Zoon te vervullen ; hy was in 't liverei der armoede gekleed, hebbende Hechts een linnen kiel over zyn hemd en nauwelyks fchoenen aan de voeten; zyne oogen blaakten van een verftorven vuur , de Ipyt fcheen zyn hart te doorknagen , terwyl de hoogmoed en de fchaamte op zyn gelaat Honden uitgebeeld. Hy wierdt fehaamrood toen hy voor den Graaf verfcheen , en een heimei yke infpraak van 't geweeten, deed hem de oogen met verlegenheid naar de aarde Haan. De Graaf deed hem verfcheiden vraagen : Wie zyt gy ? vroeg hy hem — Ik ben , zeide den armoedigen Jongeling, de geen , dien ik niet behoorde te weezen — Hebt gy ook eenige opvoeding gehad? — Genoeg om al de bitterheid myner ftaat te gevoelen , was het antwoord — Wie zyt gy dan? Spreek — Ik wenschte de laagfte aller Stervelingen te zyn — Hebt gy ook iets geleerd ? Bezit gy eenige vermogens of talenten ? _ Ik heb de éénigfle verzuimd die my noodzaaklyk was, namelyk , die der lydzaamheid — Welk een ftaat of rang hebt gy dan in de Wereld te-  Zegepral. Kinder-Liefde 9? bekleed ? — Help my liever voor altoos het. verdrietig herdenken daarvan vergeten. De bedrukte toon , waarmede hy zyne antwoorden verzeldliet gaan, doorgriefde het aaudoenelyk gemoed van den Graaf, en een zeher iets, waarvan hy geen reden wisttegeveh, perste hem de traanen uit de oogen. Onmiddelyk verfehynt Candido: Myn Zoon, zeide de Graaf tot hem , ziet hier een Jongeling , die u zyne dienst komt aanbieden; hy fchynt van goede geboorte, wilt hem daarom uwe agting waardig keuren , gy weet, hoe gy zelfs de Speelpop van 't geval zyt geweest. — Candido flaat hierop een aandagtig oog op den Jongeling en beléhouwd hem met veel opmerking, als of hy deel in zyn armoedig lot wilde nemen ; zyn hart begint te kloppen, de Natuur en 't Bloed beginnen te fpreken : eensklaps werpt hy zich om zynen hals en d ukt hem in zyne armen. Groote Goden! wat zie ik? roept hy , myn Broeder ! myn waarde Broeder i _ valt aan de voeten van uwen deugdzaamen Vader, en deelt met my in zyne lief-, deryke goedhartigheden. Hoe! is deze myn Zoon? riep de Graaf, zyne handen uitftrekkende om ze beiden op .te, hef-  «*8 De Verschoppeling o'f d è heffen , myn hart voorzeide 't my : Myne Kin-' deren, de Hemel behaagt het dan eindelyk u' weder zamen te voegen , na eene reeks van zo veele bittere beproevingen ? Gewisfelyk ja; 't ongeluk en de tegenfpoeden verbeteren 'tmen-fchelyk gemoed, en ik gevoel, dat gy my beiden even waardig zyt. — Maar zeg my, Adel-, trotsch, waar is uw Möeder gebleven ? Zal den Hemel my myne Wederhelft ook eens wederfchenken? Helaas! het is hem bekend, dat ik in zulke dierbaare oogenblikken , alle haare onregtvaardigheden zou vergeten , en 'er al myn geluk in ftellen , om haar uit dén fehoot der armoede te verlosfen. Spreekt Adeltrotsch , waar hebt gy haar gelaaten ? — Gy bloosd.' — Gy flaat uwe oogen nederwaarts — Uwe verlegenheid is de bekentenis uwes misdryfs. Ongelukkige! gy hebt haar aan de wreedheid van haar lot overgelaaten; 't was voor u alléén dat zy al haar vermogen , uw noodlottige Broeder , ja haare deugd zelfs , heeft opgeofferd gehad; en gy, ter vergelding van haare blinde teerhartigheid en dwaaze kindermin , gy legt haar halfverftorvene ziel het juk der fchamel- heid en kommerlyke armoede op. Elendige! a Broeder , die zy zo wreed heeft vervolgt, uw Broeder , die zy uit haar Moederlyk hart heeft geftooten, om u onregtvaardig te verry- ken,  Zec-eprai» Kinder-Liefdb. 9$ kon, ondankbaare! die Broeder zou zich op dit oogenblik gaarne van al het zyne willen be« rooven , om haare jammerlyke behoeftigheid te hulp te^ komen , en ze in haar vorige grootheid en luister te herftellen. Ongevoelig mensch! Wat liebt gy u zeiven niet te verwyten 1 Den Jongeling ftond op deze redenen als een ftom beeld , benepen door de wroeging zyner misdaad, en overladen van alle de kwellingen die een gevoelig hart bekwaam zyn te beftryden; hy lag bedolven in de diepfte ftilzwygentheid en dorst de oogen niet opflaan. Zodanig is den Mensch, in wiens gemoed nog eenige fchaduwe van deugd en eerlykheid gevonden werdt ; het overtuigd gewisfe fpreekt voor hem , en deze is de grootfte zegepraal die een eerlyk man op zyne vyanden kan behaalen. De Graaf kwam zich eindelyk te bedaaren en verweet hem niets meer, maar floeg Hechts een gelaat van hartelyk medelyden op hem. De ondervinding heeft ons meer dan eens doen zien, dat, zo zeer als zich de tegenfpoeden zomtyds opéenftapelen , de voorlpoeden veeltyds den zelfden ftroom van aanéenfchakeJing hovden ; djt ondervond pnzeu Verfchop-  too De Vetfó ffoppsi t » c, of pi teling, in 't géval zyner opklimmende gelukftaat. Candido, eenige dagen na het weder* vinden van zyn Broeder , zich met wandelen in de Koninglyke Tuinen verlustigende, voelde zich onverwagt door een onbekende hand zagtelyk by den arm trekken; hy wend hierop het hoofd om', en ziet een Vrouw ter zyden van hem , eenvoudiglyk gekleed, en met een fluijer over haar aangezicht. Myn Heer , fprak zy tot hem , de Menschlievendheid is uit uwe oogen te lezen , wilt het lot verzagten eener Vrouw, die van den top der grootheid tot in de dieplte afgrond van kommer en elende is nedergeftort — Deze fiem trof Candido tot in de ziel, en ontroerde hem met zulk een fpreekend voorgevoelen, dat hy de vryheid gebruikte, de fluijer dezer Vrouw op te ligten, om te zien wie het was. — ö Piemel! wie zou het hebben durven gelooven ! — Het was zyne Moeder ! Candido valt van ontfteltenis voof haare voeten neder , en omhelsd haare kniën met traanen van blydfchap en tederheid. Gy in zulk een beklagenswaardige toeftand, myne Moeder ? zegt hy : De Hemel, die zo lang verbolgen is geweest, fchynt zich voor my vermurwd te hebben , doch keerd nu zyne Wraak* Ziigtige en flaande handen tegens u ? Groote Goden! welk eene ommekeer! — Helaas! viel hem  Zegetral. Kinder-Liifde. ioi hem de Gravinne te gemoet, de Hemel is regtvaardig, maar de grootfte myner ongelukken is , dat ik dezelve verdient bebbe gehad, en door myn eigen toedoen my die op den hals hebbe geladen. Ik heb u vervolgt gehad en ben een Monfter , onwaardig het daglicht te aanfchouwen , want ik heb myne dwaaze goedheden gefchonken aan een Ondankbaare , die my tot vergelding, aan de bitterheid van myn rampzalig lot heeft overgegeven, 'c Befchouwen myner elende , myne traanen, myne zuchten , kortöm, alle myne verbiddingen belgde zyne trotfche en ftugge ziel, maar 't is het gewoone lot der boozen, dat zy elkander verlaaten, wanneer de keten des misdryfs tusfehen hen komt te breken. Die verfoeijelyke banden zyn de éénigfte, die een oproerig hart en de verzaakers van de Natuur, maar alléén bekend zyn. 'Haare ftem heeft zich aan myn verfcheurde en gepynigde ziel doen hooren ; ik heb my mynen ongeregtigen handel te binnen gebragt, en uwe deugden en goede hoedanigheden daar tegen over gefield gehad. Doch de wroeging verfoeid de misdaad wel, maar wischt ze niet t' eenemaal uit; ik gevoel zelfs , dat uwe tegenwoordigheid myne ftraf nog meerder verzwaard , terwyl de behulpzaame hand die gy my toereikt, my tot een bloedig verwyt myner  *ïos D Ver s cbop pel in g otoè «er euveldaaden fchynt te verftrekken. — Vergeten wy voor altoos onze voorledene dwalingen , zeide' Candido, en laaten wy'er nooit meer aan gedenken ; verëenigen wy wederom de banden van de Natuur en 't Bloed, die zo ongelukkig veifeheurd zyn geweest , en toonen wy de Wereld , dat 'er geen gezegender Maagl'chappen zyn, dan daar de eendragt:tot voorbeeld verftrekt. Ondertusrchen geleide Can■dido haar naar zyne wooning, alwaar zy van haar deugdzaame Gemaal met opene armen ontfaugen wierdt. Korten tyd hierop , kwam het Hof den Graaf van L * * * een aanzienlyke jaarwedde te fchenken, benevens een uitmuntende bediening in 's Konings Legers; waardoor dit verlirooide Gefla»ht eerlang weder in deszelfs vorige luister , als een nieuwe Zon aan den heerlyken .trans der Grootheid , kwam te praaien. ' Deze verwisfelingen van de fortuin wierden •door de Faam welhaast naar het eenzaam, doch gelukkig verblyf van den deugdzaamen Palemon, overgebragt ; hoewel Candido daarin reets had voorzien, want deze was zo dra niet in zyn Vaderland wedergekeerd geweest , of hy had van zyne aankomst bericht gegeven, aan dat voor  Zegepral. Kinder-Liefde. 103 Voor hem zo onwaardeerlyk pand , de uitnemende Eugenia, met een beknopt verhaal van al het voorledene; en de omftandigheden die 'er nu op gevolgt waren , gaven hem nieuwe gelegenheid, om het hart dezer édelaartige Schoone , in noch vaster boeijen voor hem te kluisteren. De dag bepaald zynde, dat Zy hunne opwagting by den édele Gryzaard zouden gaan maaken , begaf zich het herëenigd huisgezin , verzeld Van den wyzen Platénor , naar dien vreedzaamen Oord; de verbiyfplaats van den gelukkigfte aller Stervelingen ; die zyne doorlugtige Gasten , met alle blykbaare tekenen eener ongeveinsde welmcenendheid verwelkomde. Candido zag met hondert oogen naar zyn éénige Zielbezitfter om ; maar deze tedere Maagd , van de komst haarer geliefde Minnaar verwittigd geweest zynde, had zich al te fterk aangedaan gevoeld, om het gezelfchap beneffens haaren Vader te ontfangen. Zy bevond zich met haar getrouwe Dienstmaagd Charlotte , de geheimweetfler van alle haare zielsneigingen, in haare Slaapkamer afgezonden , alwaar den ongeduldigen Candido , haar welhaast kwam verrasfen, na zich onvermerkt van de aanwezenden te hebben afgezonden. O Schoo-  io4 De Verschoppeling or de Schoone , Eugenia ! allerwaardfle Zielsvoogdeslé! zeide hy, zo dra hy de Kamer inkwam, en zich voor haare voeten had neergeworpen: Zyn de Goden zo fterk verbeden , dat ik eindelyk eens over myn rampzalig' noodlot mag jtegepraalen! O ja! de gramlchap des Hemels ïs van onze beider Wooningen afgeweken , dierbaren Engel, vervolgde hy , haare hand zeer hartelyk kusfende en in de zynen drukkende , zy herltelt de eendragt en de gelukza.ligheid in aller harten, en de ftandvastige Candido komt zich aan het allervolmaaktfte Beeld, dat den Aardbodem bevat, onderwerpen. Myn lot is nu in uwe handen, voortreflèiyke Eugenia , fpreekt myn Vonnis uit, en laat nu ook zo wel de Min , als de Kinderliefde , zegepraaien. Eugenia, die als levenloos van ontroering en blydlchap was, en de verrukkingen van haare édele hartstogten niet kon bedwingen , floeg een oog van tederheid op haar zuchtende Minnaar. Myne wenfehen zyn volbragt , riep zy de Goden hebben myn gebed verhoord ; ja tog, myn waarde Candido, na alle de geledene verdrukkingen en wederwaardigheden van het lot, moet ik de deugd haar recht laaien wedervaaren, myne hand is de uwe, zo dra ze met de.  Ze&epral. Kinder-Liefde. 105 de goedkeuring myner gryze Vader agtervolgt wordt. Hoe opgetogen van vreugde en blydfchap Candido op het uitten dezer woorden was, kan door geen pen werden uitgedrukt, hunne harten fpraken de taal der Verliefden , en hunne genegene en betamelyke omhelzingen , verzegelde hun beider ltandvastigheid. Candido geleide vervolgens zyne uitgelezene Minnares naar het Vertrek , alwaar zig het gezelfchap bevond, daar zy door haare luisterryke bevalligheden en fchoonheid , de glansch van alle de aanwezenden verdoofde. Elk begeerde om ftryd haar zyne welmeenende liefkozingen te betooneu, terwyl de Voorzienigheid, onder een hartelyke traanenvloed , geloofd en geprezen wierdt voor het volmaakte wonderwerk , door Hem, in de perzoon dezer voortreffelyke Maagt gewrogt. Daar wierdt niets van het voorledene gerept, maar alles in een eeuwige vergetelheid begraven; men fprak niet als van vermaak en van het bekroonen der reine wenfchen onzer twee Geliefden , wier ftandvastige tederheden , liefde en fchoonheid , by het uur vermeerderde ; zo dat men op niets anders bedagt was , dan eerlang door een heilryk huwelyk de twee Maagfchappen door den band van Vrieud0 a fchap  ïoö De Verschoppeling enz. fchap onaflcheidelyk aan elkander te verknochten. De trouw wierdt met de volkomenfte pracht en luister voltrokken , en het Feest met een uitftekende ftaatfie , en door de gantfche Nabumfchap van een welmeenende vrolykheid vergezeld. Candido bewoog den deugdzamen Palemon , zyn naare en woeste eenzaamheid te verlaaten , en maakte hem ooggetuigen van zyns' Dochter volmaakte gelukftaat, doende hem zyne overige leevensdagen by hem te Madrid onder 't zelfde huisdak in rust en vreede flyten ; midlerwyl onze jonggehuwden, zo, in den fchoot der Natuur , als die der Min , de allergelukkigfte dagen fleeten , voortaan bevryd blyvende van de wreede Hagen van het los en wispelturig geval. Einde van bet Tweede en Laatfle Deel,  tm