01 1068 6912 UB AMSTERDAM      ANTWOORD OP DE R E D E N E N, die een groot aantal LEDEN DER LUTHERS CHE GEMEENTE, binnen AMSTERDAM Bewogen hebben, om zich van dezelve af te zonderen^ VOORGESTELD 't H GESPREKKEN» TUSSCHEN EEN LÜTIIERSCHEN EN EEN GEREFORMEERDEN, Te AMSTERDAM, Bij J.Wolters, R. Dol, Timman, Langeveld, Daahvyk» P. E. Breët, Strander, Kramer, en alofll..   EERSTE GESPREK, ttlifchen een LUTHERSCHËN en Een GEREFORMEERDEN. Ger. ! mijn Vriend, was je daar! hoe heb je 't al; hoe gaat het met uwe Gemeente? Lut. Ja! hoe Zou ik het hebben, en hoe zou 't gaan! als een gek; het hoofd loopt mij rond, als een tol, van al die twist en tweedragt over onzen Godsdienst, welke thans al zo veele Jaaren, onder onze Gemeente geduurt heeft, en nu eindelijk tot het uiterfte gekomen is, en onmogelijk langer zo kan blijven, zonder eenlge verandering daar in te maken. Wij hebben al getragt, om het op allerlei wijze, weder in orde te krijgen, maar het wil A niet  C 2 j niet gelukken; het moet dan nu buigen of barsten, wijl 'er geen andere weg op is, want zo kan het onmogelijk langer blijven, vermits het voor ons geheel onverdraaglijk word. Ger. Wel zo! dat fpijt mij waarlijk van U en Van uwe Gemeente wegen, dat die zaaken tot dat uiterfle zijn gekomen; maar wat wilt Gij dan nu beginnen? en hoe zult gij die zaaken in orde krijgen, met al die verwarring? Lut, Wij hebben Burgemeesteren verzogt, om eene Nieuwe en afzonderlijke Gemeente te mogen oprigten , in welke de Zuivere Lutherfche Religie ■volgens de Onveranderde Augsbnrgfche Geloofsbelijdenis , onder ons zal geleerd worden, cn hier toe hebben wij goedgunftig van Burgemeesteren permisfie gekregen ; en om nu de zaaken in orde te krijgen en ter uitvoer te brengen , daar toe behoort verfland en veel moeite , en zulks vcrfchaft mij ook, gelijk gij ligt begrijpen kunt, zo veel drokte, dat mij het hoofd rondloopt. Ger. Dat geloof ik zeer wel,, maar mijn' Vriend! ziet wat gij doet en let op .het einde, overweegt gij wel degelijk, dat eene Kerkelijke Scheuring, die gij lieden thans onderneemt, niet alleen eene zaak if van het alleruiterfte gewigt, maar zelfs ook zeer bedenkelijk en gevaarlijk voor het toekomende , en zo gij nu de Gemeente niet tot ftand kimt brengen, want daar toe worden buitentwijffel geldmiddelen of groote onkosten vereischt, wat dan ge* .daan? dan zit 'men weder uiet de handen in 't hair, ca  ( 3 5 en hoa zal het dan met die arme verftrooide Leden' der Gemeente gaan, als zij zonder Herders of Leeraars zullen moeten rond dwaalen. Was het niet beter, dat de disfentieerende Leden van uwe Gemeente zig weder met uwe Predikanten vereenigden, en die zaaken nog bij tijds in het minzaame afmaakten , zo als het verdraagzaame Kristenen onder elkander betaamt. Lut. Dit zouden wij gaarne doen, bijaldien onze Leeraarenons maar de zuivere Lutherfche Leer wilden verkondigen, gelijk zij bij hunne aanftelling en bevestiging , aan de Gemeente beloofd hebben, maar zij willen hunne beloften daaromtrent niet nakomen * en verkondigen ons Leeringen, die niet alleen met Gods Woord niet overeenkomen, maar vlak tegen dezelve aanlopen; en dewijl wij van zulke Predikanten geen (lichting kunnen hebben, om ons Gemoed te bevredigen, of de Godsdienstoefeningen te volbrengen, zo zijn wij dan immers volftrekt verpligt, ja genoodzaakt, om eene Nieuwe Gemeente opterigten, want daaromtrent verdraagzaamheid te oefenen, zou nergens anders toe dienen, dan om deur en vengfters in de Kerk zelve te openen tot het invoeren en dulden van allerhande en met de Leerftellingen onzer Kerke, onbeftaanbaare gevoelens. Ger. Maar zagt wat, mijn Vriend! wees niet te driftig, gij zegt dat wel, dat uwe Predikanten niet regtzinnig zijn, maar dat dient bewezen te worden, en dit laat zig zo gemakkelijk niet beflisfen; A 3 kunc  C 4 ) kunt gij en anderen „ die met u in datzelfde begrip verfeeren , daar over wel met genoegzaamca grond oordeelen, want als ik al eens wilde veronderftellen , dat het waarheid was , wat gij daar zegt, dan kan ik niet begrijpen, hoe dat het Confistoric van uwe Gemeente, die tot het zogenaamde Nieuwe Licht behoort, zo onbefchaamd durft te werk gaan , van opentlijk in de Couranten te laaten adverteeren en tevens te verklaaren, „ dat ,, in hunne Gemeente geene andere, dan de Zuivere „ Leer, vervat in de Onveranderde Augsburgfche Ge„ ioofsbelijdenis, word voorgedragen; dat zij alle h un„ ne Leeraaren houden voor Regtzinnige man„ nen, die zig aan geene de minfte afwijking van ' de Chara&eristique Leerftellingen linnner Symbo. ,, lifche Boeken fchuldig maken, en dat dus aan „ het Confistorium geene verichillen hoe genaamd ,, over de Leer, maar wel over eenige Uitlegkun,, dige Bijzonderheden onder hunne Leeraaren be„ kend zijn" — Waar uit nu blijkt , dat zij lieden zig zeiven, zo wel als gijlieden , voor Regtzinnig verklaaren, en wie van U beiden moet men nu geloven? — Hoe ftrookt dit nu alles met elkander? een van beide kan immers flegts waarheid zijn; want zo de Leden van ; het Confistorie geloofbaare mannen zijn, en dat men op hunne woorden kan Haat maken, dan zou daar uit moeten volgen , dat Gijlieden ongelijk had ; en integendeef, m Gijlieden geen ongelijk hebt, dan is het Conjh-  ( 5 y r> ■ terie van het Nieuwe Licht leugenachtig fa het geene zij voorgeeven. Bij wien hapert het dan nu? ik kan daar niet regt wijs uit worden! Men zou uit die vreemde handelwijze wel haast een befiuit moeten op maken, dat Gijlieden of het Confistorie zetven niet regt weeten, waar in de zuivere Leer van uwe Kerk beftaat, of welke de regte Fondamenten van uwen Godsdienst zijn, overeenkomftig met de1 Leere van de Augsburgfche Confesfie. Lut. Hoor Vriend.1 laat U daar door niet misleiden of in' dé war helpen, het is alles maar Hoogduitfche wind, ja het is zand , dat het Confistorie de onkundige menigte in de oogen zoekt te wer* pen, om niet verder' te kunnen zien als hun neus lang is; het is eene Stratagema, dat zij zig beroepen op de Uitlegkundige Bijzonderheden, want daar in beftaat juist het geheim van de Konst , waar door zij de Leer, of de woorden van Gods Woord zoeken te verdraaijen en zodanig te verwringen , dat ze eene geheel andere betekenis krijgen , als wij gewoon zijn daar aan te hegten, overeenkomftig met de Augsburgfche Confesfie. Ger. Gij zegt dat wel, maar echter zonder eenig bewijs, en dus blijf ik nog onzeker, wie ik geloven moet; Wieden, of het Cónfistorie, in uwe openbare bekendmakingen. Lut. Wel Vriend! wel Vriend! hebt gij dan zulke flegte gedagten van mij en van onze Gemeente, $e tot het Oude Licht behooren, en uit eenige duiA 3 «ad  f 1) zeud menfchen beftaan, dat wij ons met leugens zouden behelpen. Zoude gij dan denken, dat 'er onder zo veele duizenden van onze aanhang geene waren , die de grondregelen van hun Geloof en Godsdienst, verftaan , en bekwaam genoeg waren,, om over de Regtzinnighcid of Onregtzinnigheid van onze Predikanten te oordeelen, wanneer zij prediken of gefchriften in 't licht geeven ? dat i zoude zeker al eene vreemde zaak zijn; want Gij begrijpt immers wel, dat ik en alle de gecnen van onze Gemeente, die de zuivere Lcere van LaTher wenfehen te hooren prediken, niet zot genoeg zouden zijn, om ons zeiven van de geheele Gemeente aftezonderen, en eene Nieuwe Gemeente op te rigten , wanneer onze Predikanten ons Regtzinnig de waarheden van Gods Woord verkondigden. Ger. Het is waar, men zou zeggen, dat het bijna onmogelijk was, dat alle deeze duizende van menfchen, in een Concept zouden vallen, om hunne, predikanten voor onregtzinnig te verklaaren, zo zij 'er geene genoegzaame en bondige redenen toe hadden, om hunne zaaken te kunnen bewijzen. Maar, mijn Vriend! ik zoude U op dezelfde wijze kunnen -vraagen, of Gij dan zulke fiegte gedagten van het Confistorie en haare medeleden had, en welke denkelijk ook uit nog meer duizenden zullen beftaan i dat Gij zoude durven veronderftcllcu, dat onder dceze alle ook geene waien, die de grondregelen van hun»  C 7 ) .hunnen Godsdienst verftaan , om 'er over te kunnen oordeelen, wie van uwe Predikanten regtzinnig prediken of niet? Te meer wijl zij ook als Gijlieden verklaaren geen verfchil over de zuivere Leer met Ulieden te hebben, maar wel over eenige Uitlegkundige Bijzonderheden. Lut. Ja maar, die Uitlegkundige Bijzonderheden, daar zit de knoop. Dat is hun fchild van Ballas daar zij agterfchuilen en zig verbergen, om onkundige lieden een rad voor de oogeu te draaijen en met fchoonfehijnende woorden te begochelen, even als of zij de zuivere Leere zo wel als wij waren toegedaan , intusfehen zijn wij beter van het tegendeel overtuigd. Ger, Maar ik wenschte wel, dat gij mij daar van ook konde overtuigen, en uit den droom helpen, want dit alles is en blijft voor mij een Doolhof vol verwarring, vermits ik nog niet op goede gronden verzekert ben, wie van beide Partijen eigentlijk de waarheid aan zijne zijde heeft, en of uwe Beschuldigingen regtmatig zijn of niet. — Het is jammer, dat gijlieden niet een foort van een Paus of Superintendent, of Geestelijken Bisfchop hebt, of Sijnodale Vergaderingen houd, gelijk wij doen, om de gefchillen onder de Geestelijken te beQisfen. Wij weten beter raad voor onregtzinnige Theologanten, wij zetten zemaar terftond van hun Predikdienst af, en Jaaten ze loopen, gelijk gij wel weet, hoe wij in vroeger dagen gedaan hebben, want al dat kijven en raafen helpt niets, en als er geen Scheidsmannen of Regters zijn , dan loopt ieder zijn weg, en elk A4 blijft  f 8 ) blijft vast op zijn ftuk haan, 0f draaft hardnekkig door. Lut. Dat geloof ik wel, wij houden hier te Lande geene Sijnodale Vergaderingen, en hebben ook geene Commisfarisfen Politiek, gelijk gijlieden; als wij zo gelukkig waren dan zouden wij ook wel weeten-, wat wij doen moesten, met onzeQnregtzinnige Predikanten, maar de Waereldlijke Regter kan ons in dit geval niet helpen, vermits wij eenen anderen Godsdienst oefenen , waar over zij geen regt uitfpreeken-, als er bij ons verfchil is, en dus zijn wij genoodzaakt ons zeiven te redden, zo goed als wij kunnen. Eigentlijk moet de Bijbel of Gods Woord onze Regter en Scheidsman zijn , vermits die de eenigfte regel en rigtfnoer van ons Geloof en de Toetfteen is, waar aan wij alle leeringen moeten toetfen en onderzoeken, of ze met de Goddelijke waarheden overeenkomen ; dat is het Waare Licht dat in de Duisternis fchijnt, en alle Menfchelijke Leeringen en uitlegkundige bijzonderheden te boven gaat, en als kaf doet verdwijnen. Ger'. Jamaar, dat toetzen en onderzoeken, gaat zomtijds zo raar in zijn werk, gelijk Uwe groote Kerkhervormer Luther in zijn tijd ook wel gezien heeft. Lut. Hoe zo! in wat opzigt ? Ger. Ten opzigte van de gcfchillen, die hij met den Paus of de Roomfche Kerk, en andere Protesterende Godgeleerden had , over het verklaaren van '' den waren zin van Gods Woord, want in een van ^ijne Werken zegt hij, dat de Bijbel het algemeen . Ketterboek was, en dat elk Gods Woord begon te , ver»  C 9 )• verklaaren, zo als het best met zijne eigene belangen overeenkwam, vermits elk 'er maar op uit was, om een aanhang te maken, en zijne gevoelens met den Bijbel overeen te doen ftemmen, en waar door allerlei Kerkelijke Scheuringen te voorfchiin lavamen. _ Maar als gij verfchil met' elkander hebt over den Godsdienst, of andere Kerkelijke zaaken , moet uw Confistorie of Kerkenraad dan die zaaken niet beffisfen, of om zo zeggen, het Regt uitfpreken. Lut. Ja , maar wijl dezelve nu in dit geval de meerderheid uitmaakt, en tevens ook onze Partij is, welke de nieuwe Leeringen, of het Nieuwe Licht zijn toegedaan, zo kimt gij wel begrijpen, dat zij hunne zaak doordrijven, en dat wij verongelijkt worden ; want die tegen zijn Regter en Partij pleit, moet altoos het Proces verliezen; en dus geen regt kunnende erlangen, zijn wij genoodzaakt eene fcheiding in onze Gemeente té maken, en ons van heit af te zonderen, gelijk wij ook opentlijk verklaard 'hebben, in een Werkje, dat bij den Boekverkoper Ammeling is uitgegeven, behelzende de Redenen van ons gedrag. Daar uit zult gij het een en ander nader kunnen .zien, hoe het met onze zaaken gefteld is, en hoedanig dat onze belangen door den Kerkenraad, gekonkeld, geplooid en naar hun zin '•verdraaid zijn geworden, om onze Nieuwmodifche Leeraaren de hand boven het hoofd te houden, en Giis van de hand te wijzen en te verongelijken. Ger. Dan gelijkt dat wel, zo als men zegt, naar A 5 ecn  «en dopjes fpel, Maar hoe veele Predikanten hebt gij thans onder uwe Gemeente? Lut. Met den laatst nieuw beroepenen Predikant hebben wij 'er zes. Ger. En hoe veele van deesc zes zijn 'er dan volgens ulieder manier van denken over de Godsdienstoefeningen , die goed en regtzinnig prediken ? Lut. Helaas maar één, en niet meer! Ger. Maar één! maar dén! wel man! dat ziet 'er gek uit, dat gelukt niet; vijf tegen één, dat is moordenaars werk, en als het op een vegten aankomt, dan moet gijlieden het vast verliezen , daar is geen kansrekening op te maken , dan ten zij die eene een tweede Simfon was, die alleen zo veel duizend Philistijnen verfloeg. Neen Vriend! dat gaat niet, dan is 't zeker best, dat Gijlieden het hazepad kiest, cn U van; hen afzondert, want dat is te gevaarlijk £m daar mede een kansje te wagen. Doch laat ons eens ernftig fpreeken, zoude gij nu veronderftellen, dat die vijf Predikanten van het Nieuwe Licht, zo veel verftand of Theologifche kennis niet bezitten, om over de zuiverheid van de Leer te oordeelen, als die ééne Predikant, die gij regtzinnig noemt. En zouden dan die vijf Predikanten alle te zamen van den regten weg afdvvaalen, en die één alleen denwaaren weg bewandelen? Het fpreekwoord zegt immers, twee weeten meer als één, en hoe Veel meer zullen dan vijf weeten als één. Lut. Maar ik vraag U, of het dan niet mogelijk - is, dat vijf Perfooneu alle te zamen kunnen dwaa- kn,  ( 11 > tkn, en dat één Perfoon niet dwaalt. Hoor Vriend! Uat doet alles niets ter zaake, ik. wil over het verband, geleerdheid, of bekwaamheid van onze Preditkanten niet oordeeleu, en al waren zij allelnogeens Izo geleerd en bekwaam, en zij 'wilden mij de Lee,jre van Christus niet verkondigen , volgens onzegrondI regelen.'of formulieren des Geloofs, gelijk zij bejloofd hebben, dan kan ik ze niet voor mijne Leerbaren erkennen, en ik ben genoodzaakt om mij van jhen af te zonderen. Ger. Maar Apropo .daar fchiet mij. iets te binneW ;dat ik onderdaags gehoord heb , aangaande uwe Predikanten. IM& Wel wat is dat?, Ger. Dat die eene Predikant, welke gij voor regt1 zinnig houd, ook in de Kerkelijke Vergadering, Izijne andere Medebroeders voor Regtzinnige Prcdikanten 'zou verklaard hebben, en als dat waar is ■ dan is alles wat gij doet immers maar bombarïo, Ijen een loos allarml ■Lut. Laat u dat niet wijs maaken, het zijn kwade uitftrooizels en lasteringen, die men de gemeeiTie man wijs maakt, om onze zaken maar in de war te helpen. Ger. Ja mijn Vriend, wat zal ik zeggen, zulks is mij echter door een geloofwaardige getuige, als eene wezendlijke waarheid verklaart, doch dus doende \ kan ik uit de geheele Historie niet wijs worden. Lut. Lees dan dat Boekje maar, dat AmmeVwg heeft uitgegeven, daar in zult gij de redenen vaa  C t* ) ons gedrag vinden en dan beter over het verfchil kunnen oordeelen, om met mij verder over onze zaaken te fpreeken. Ger. Dat zal ik eens doen, en dan komen wij wel eens weder bij elkander. T.tV E E D E GESPREK. Lut. Wel nu hebt gij dat Boekje van ons gelezen? Ger. Ja, ik heb het gelezen. Lut. Wel, wat dunkt U daar van, hebben wij geen gelijk In onze zaak, dat wij dus handelen en ons van de Gemeente afzonderen en eene Nieuwe Gemeente oprichten ? . Ger. Dat weet ik niet, want alfchoon gij in dat Boekje veele befchuldigingen, of redenen van beklag „voor den dag brengt, zo vind ik die echter meestal van voldoende bewijzen ontbloot; en veele dingen te zeggen, zonder klaar en overtuigend te be» •wijzen, doet niets af, of beflist het gefchil niet. Un. Wel dan zouden wij genoodzaakt geweest zijn, om een geheel groot Boek te fchrijven, zo wij breedvoerig wilden bewijzen, het geene wij gezegd hebben, en dit vonden wij geheel onnodig, om dat de zaaken waar van wi> fpreeken, genoeg bekend zijn 'bij ons allen, die tot de Gemeente behooren, en wij alle ook genoeg daar van overtuigt zijn. Ger. Maar zo gij in het Publiek fchrijft , dan fchrijft gij immers voor ieder een; voor dezulken, dio ;  C 13 ) die tot uwe' Gemeente beboeren ëii niet behooren, en hoe kan dan elk oordeelen over het geene gij zegt, of het met de waarheid overeenkomt of niet? Lut. Wel zo hun daar zo veel aan gelegen is, om de redenen van ons gedrag bewezen te willen zien, laaten zij dan maar onze Predikanten hooren prediken, en hunne gefchrevcn werken leezen, dan, zullen zij fpoedig genoeg zien, wat 'er van de zaak is, en of wij gelijk of ongelijk hebben, in 't geen wij van onze Leeraaren zeggen. Ger. Ja maar, dat is een wijdloopig werk en komt elk niet gelegen, en van die moeite zoud gij den Lezer hebben kunnen bevrijden, met voldoende bewijzen van het geen gij zegt, voor den dag te brengen. Maar kom aan, laaten wij eens een weinig die zaak van nader bij befchouwen en foramige Artikelen van befchuldiging, in uw Boekje voorgedragen, in overweeging neemen, van pag. i tot 6, fpreekt gij voornamelijk van eenige Nieuwigheden , welke zedert het Jaar 1779, in de oordeel-en uitlegkundige Verklaaringen der H. Schrift zijn te voorfchijn 'gekomen, op het voetfpoor van eenige der nicuwfte DuitfcheGeleerden, en dat men die methode of leerwijze navolgt, om veele der gewigtigftc bewijsplaatfen uit de H. Schrift voor het een of ander Leerftuk uittemonlteren enz. doch hier van word geen e.nkeld voorbeeld, of bewijs van te voorfchiju gebragt, maar integendeel gaat men voort, om hier gevolgen tot befchuldigingen uittetrekken , ten opzigte van uwe Predikanten, met te zeggen, „ dat j, zij eenige der gewigtigfte Lecrftukken van den „ Chris'  C 14 3 Christclijken Godsdienst, als de Heilige Dtti* „ eenheid, de Eeuwige en waare Godheid van Chris* s, tus en de £Mr Ja maar zij hebben in voorgaande tijden daaf over geheel anders en veel wijdlopiger gepredikt, en veel troostelijker voor de Gemeente. Ger. Maar wat doet zulks tot het weezen van de zaak, het is immers genoeg, dat zij de Driéën* 'heid, de Eeuwige en jvaare Godheid van Christus, en aan de Leer der Verzoening geloven. Of kan ook het weinig of veel, het lang of kort prediken over deeze Leerftukken, tot een bewijs van Ketterij of Onregtzinnigheid verftrekken. — Bovendien,word het opentlijk ontkent, dat uwe Predikanten zo fpaarzaam van de Drieéenheid fpreeken; lees maar den Schrijver der Gemoedelijke Vraagen onderdaags in 't licht gcgeeven. Ik zie derhalven niet mijn Vriend, dat dergelijke befchuldigingen van eenige kragt zijn. — Vervolgens gaat gijlieden met uwe befchuldigingen verder voort, op pag. 7; en zegt aldaar, ,, dat de, ,, Leere des alleen zaligmakenden Geloofs, die Grond„ zuil van het echte Protestantendom door onzen „ onfterflijken Lut her, ten allen tijde zo man„ moedig, tegen de doölingen der Roomfche Kerk w gehandhaafd, en in ónze Sijmbolifche Boeken, „ zo duidelijk geftaafd , onder anderen in het 2de tot het 6de en in het 12de 18de en softe Arti„ kei der Augsburgfche Geloofbelijdenis, thans ge- heel onkenbaar gemaakt word. Men vooronder„ field den Menseh veelal, als uit zigzelven, en „ zonder bovennatuurlijke en door den Heiligen a, Geest gewerkte Genade kragten, het vermogen j, hebbende, om de Godlijke voorfchriften te kun- » «en  C 16 ) „ nen volbrengen, en wanneer men fomwijlen oofe al van het Geloof fpreekt, verftaat men daar „ door het aanneevnen de Christelijk Leer, en niet een onwaukelbaar vertrouwen op — en eene har- „ lelijke toeëigening van de heilverdienften van „ Christus, als de eenige verwervende oorzaak ort- „ zer Zaligheid. . De Genadewerkingen des Heiligen Geestes met en bij het Godlijk Woord, worden van derzel♦ , ver kragt beroofd, daar door dat men dezelve doet beftaan in zekere zedelijke gewaarwordingen, j, door den wijzen Schepper in 's menfehen natuur ,, gelegd, en bij het leezen van elk wel gefchreeven „ zedenkundig of ander Boek, in beweeging ges, bragt. De Leer der Wedergeboorte heet thans : eene inlijving in de Christelijke Kerk enz". Dit alles nu ftelt men ook maar zo ter neder zonder eenig voldoend bewijs, daar van te geeven. Lut. Laaten de geeuen , die zulks niet geloven willen, maar bij ons komen, wij zullen hen wel, met eene menigte echte getuigen, die het een en ander gehpord hebben, bewijzen. Ger. Maar dat voldoet de Leezers van uw Boekje niet, gij lieden had ten minften in dit geval de Prcdicatien , of Cathegifatien van de bedoelde Leeraars, die zulks voordragen, of hunne openbaare Gcfchriften moeten aanwijzen , in welke dergelijke 'ftellingen gevonden wierden, dan konden de Leezers 'er bedaard over oordeelen, of gijlieden de waarheid fprak, of niet, want nu i'chijnt gij de Leezers  r 17 ) zers maar te willen dwingen, om alles, wat Gij op losfe fchroeven ter nederftek, maar 20 goedsmoeds te geloven, en voor zoete koek op te eeten. Gij'begrijpt, mijn Vriend! immers zelfs wel, dat dergelijke befchuldigingen, alfchoon ze wezenoiijk waar zijn, echter geen ingang bij de Leezers zullen vinden. Lut. Dit is mogelijk, dat fommigen daar aan mogten twijffelen, doch niet alle, en ten minden niet dezulken, die reeds zedert verfcheiden jaaren weeten, wat 'er ten naasten bij, in onze Gemeente, is voorgevallen, en om deeze redenen hebben wij het ook niet noodig geoordeelt, om ons Gefehrift zo wijdloopig met langdraadigc bewijzen te voor» fchijn te brengen; ons oogmerk was maar voornamelijk, om de redenen alleen te openbaaren , die wij meenen in een vast vertrouwen te hebben ,waarom wij eene afzondere Gemeente willen oprigten. Ger. Ja , maar publieke Gefchriften worden zo wel van onkundigen als kundigen geleezen , en om U hier van eens een ftaaltje, tot bewijs, bij te brengen, zal ik U dadelijk aantoonen, welke contra ge. tuigenis 'er onderdaags is te voorfchijn gekomen, tegen de befchuldiging , welke gijlieden op pag. 8, te voorfchijn brengt, aangiande het gevoelen, dat uwe Leeraars, of fommige der Gemeente van den Duivel hebben, en in welke periode Gijlieden Rerk voor den Duivel fchijnt te pleiten, en niet gaarne den ongelukkigen invloed van dien Helfchen Geest fchijnt te willen mïsfen, maar liever behou-  C 18 ) flen, 'daar de Heere onze Heiland ons echter gebo» den heeft dagelijks te bidden , dat wij van hem mogen verlost worden , verlost ons van den boozen. Doch fommige Leeraaren, die niet gaarne met den Duivel ta doen willen hebben, en door dit woord boozen iets anders verdaan, als dien Helfchen geest, bidden liever, verlost ons van het booze, waar onder men allerlei foort van kwaad kan verdaan, dat voor den menfchen nadeelig is, Dit zou dan bij Ulieden zekerlijk ook eene groote Ketterij zijn. Want zegt gij op voornoemde pag. 8. Om nu niet te fpreeken, dat mén niet flegts de Ughaamlijke werkingen des Duivels, ten tijde van 'ï Heilands omwandeling op aarde, maar ook de zedelijke -werkingen van de helfche geesten, op de har. ten der menfihen ronduit durft lochenen. Hier op ane»' woord de Schrijver van de Gemoedelijke Vraagen, en zegt pag. 10. En zoude het wel waar zijn , datnien „ van die Leerftukken door onze Predikanten zo fpaar„ zaam gefproken word? over deH. Drie'èenheid, de Godheid van Christus, en de Leer der Verzoening hooren wij hen bij alle gepaste gelegenheden fpreej, ken; zij fpreeken 'er meer van, dan zij volgens de ,, verdeeling der ftoffen, aan welken zij gebonden zijn,' „ daar toe verpligt zijn; zij vooronderftellen deeze' Leerftukken in alle hunne Predikatiën, van welke ,, zij altoos de ketting en inflag uitmaken ; en zij ,, hebben 'er opzettelijke Predikatiën over in 't lieht ?, gegesven, die wij nog alle dagen kunnen Ieezen. Hebben onze voorige Predikanten over die Leer,? ftukken meer gefproken | ofzijri dit de eenige ftuk- ?) ken,  C 19 J ^ kerii waarover een Leeraar om Orthodox te zijri, " fpreken moest"? Zie daar nu Vriend, dat is nu immers net het tegendeel van het geene gij en uwe aanhang beweerem . ; Lut. Wie is de Schrijver van de Gemoedelijke fra* gen. is die een Lutheraan! Ger. Dat weet ik niet > volgens zijne voordrage fchijut hij ten minften tot uwe Kerk te bebooren. Lut. Zo dat waar is, dan zal hij zekerlijk pen van hci Nieuwe Licht zijn , en op de getuigenis van dezulken kunt gij weinig ftaat maken* om dat zij onze partij zijriw Ger. Partij of geen Partij. Dat doet hier met toe , als het maar waarheid is, wat hij zegt, en hij beroept zig deswegen opzetlijk.op gedrukte Predikatiën » dié W 't lieht gegeven zijn* en die elk leezenkau, fctn zig van uwe gezegdens t'ê overtuigen, of ze" naet de waarheid overeenkomen of niet, Ten minften kan . IkÜ verzekeren, dat ik de gedrukte Predikatie over de Vricêenheid van Do. S te r* heb gelezen , endaar in -eeneKetterij, omtrent dat Geloofpuntheb gevonden. Dus weet ik niet, wat ik van alle uwe befchuldigingen , omtrent uwe Leeraaren zal denken, die in dat Boekje van Ammeling nog verder aangehaald zijn, en beweezen dienen te worden. En als ik het eene'met het andere in overweeging: neem * dan geloof ik waarlijk, dat het best zou zijn, dat Gijlieden die fchearing Haakte* Lut,. Dat is niet wel mogelijk, want wij hebben nu reeds onze Refolutie genomen, om die zaak door Ba *s  ( « ) ti zetten, vermits men geene verandering ten opriste van ons wil maken, en zodanige Predikanten wil beroepen, die wij gaarne wilden hebben. U™\^"P°> daar is onderdaags ook een "Werkje in t hcht gekomen onder den Tijtel van Nut■ZiZ gB Bede"ki"Sen ter overweeging voorgt. Held ran uWe Gemeente. Dit Werkje moogf gij wel eensleezen De Schrijver fchijnteengemoeddijk man, en m U duidelijk en khar de onheilen voor oogen ÖMk Kerkelijke Scheuringen e» Oneenighedea ontftaan kunnen, en reeds in. vroeger dagen ontdaan zijn. Dus z.jn zyne raadgevingen welmeenend. Maar mogelijk zult gij zegg,n, dat die raadgevingen te laat komen, wyl gij reeds merkelijk bezig zijt, met eene Nieuwe Gemeente te ftigten. Lut. Dat Hebt gif net geraden, mijn Vriend, het lot is geworpen, en wij kunnen nu geen bijleners meer maaien, of wij zouden van de geheele Waereld uitgelachen worden. Ger. Nu ga dan ook maar uwen ouden gang. Mvir jk vrees gij zult bet U beklagen. Lut. Hoe zo! waarom! Ger. Waarom, wel gij klaagt nu reeds al, dat V de kop rondloopt van a! die drokte, en daar dit nu nog maar eerst een begin is, wat zal het in vervolg nog worden, dan word gij We] ftapc] k mgt 'er rijd. Lut. Geen zwarigheid, wij zullen 'erong^veldoor redden, wij hebben al braaf Geld ingecasfeertv^om een begin te maken. Ger,  C 21 D Oef. Dat is goed, want om de poen is het maar' te doen. Maar hoe ftaan uwe Heeren Direéteuren 'er mede, hebben ze al Pakhuizen gekogt, om 'er een Kerk van te maken, en hebt Gijlieden al nieuwe Regtv Zinnige Predikanten beroepen, om de Godsdienstoe* feniugen voort te zetten, dewijl het onbarmhartig zou zijn, dat gij uwe fchapen van Ledematen zö lang onder het Nieuwe Licht liet d waaien. Want bij wie zullen zij nu te Kerk gaan, zo gij geen één Regtzinnige Predikanten meer hebt, want dié eene Predikant van uwe ftudie, zal zig, zo hij zijne andere mede Collegaas voor Regtzinnig verklaart heeft, immers met Ulieden van de andere Gemeente niet willen afzonderen. Doch zo lang gij geen Kerk hebt, kunnen de Predikanten niet prediken. Lut. Dat zal zig alles met 'er tijd wel fchikkenj geduld maar! da Waereld is niet razende gemaakt. De ongemakken,welke wij nu uit noodzaaklijkheid moeten ondergaan, zijn maar voor een korten tijd. Ger. Dat kan ik nog niet bemerken, dat zulks zo fchielijk zal voortgaan, want gij fpreekt in uw Plan van groote dingen) als van een Kerk te ftigten, het ■beroepen van Predikanten , het aanleggen van een Kweekfchool, en van Arme Huizen , en meer dergelijke dingen, en gij weet, zo gij zegt, nog niet eens hoe verre uwe Fondfen zullen ftrekken, en om die zelfde reden, zegt gij ook „ dat gij geene andere dan „ zulke Perfoonen tot Leden van uwe Gemeente zult aanneemen , dan die werkelijk iets, het zij in eens, „ het zij jaarlijks, het zij beiden te gelijk, totoprich' „ ting van dezelve contribueeren, en zich daar toe «> bij ondertekening verbinden", enz. Waar zullen E 3 die  die arme Zielen van uwe Gemeente, die geen gelet hebben, cm te contribueeren, dan heen , zult gij diedan aan 't geval ovcrlaaten $ of moeten die, bij de onregtzinnige Gemeente blijven, en gevaar loopen vaii tijdelijk en eeuwig ongelukkig te worden, Is dat dan nu ook eene Gemoedelijke en Kristelijke behandeling? Keen Vriend, dat gaat niet! Uw Plan is verward, en zal vrees ik op nul uitkomen, of zodanig in' de .war raaken , dat 'er geen doorkomen aan is. Lut. Geen zwarigheid, wij zijn 'ernu voor en moe» ten 'er ook door, het mag kosten wat het'wil. Wat denkt gij wel! meent gij dan, dat onze Directeuren zulke domkoppen zijn, dat ze niet weeten, wat zc begonnen hebben , en wat zij in 't vervolg doen moe* ten. Wij ftooren ons aan al die praatjes niet, wat andere lieden daar van zeggen. De beste Stuurlieden zegt het fpreekvvoord, ftaan aan de wal, en zo gaat het met Ulieden ook; Gij hebt geen kennis van onze zaaken! Wij weeten zeer wel, wat wij gedaan hebben , wat wij nog doen, en wat wij in het toekomende moeten doen. Maar kom aan ! terwijl gij toch zó veele zwarigheden maakt, ik weet raad^ gij bent nog al een vermogend man, doe ons eenige duizend Gulden, prefent tot onze onderneeming, of anders 5 zo n dit niet convenieert, op depofito maar. Want al dat praaten en zwarigheden maken, kan ons niets hel* ppn, wij moeten nu maar handen aan het werk flaan*