KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK COLLECTIE-TH IERRY BRUIKLEEN van de Ned. Herv. Gemeente te 's Gravenhage 7118 - '35        BRIEVEN, VAN DEN WELEERWAERDIGEN HEERE JAMES HERVEY, A. M. A E N DE HOOGGEBOREN VROUWE FR ANC ES SFII RL ET.  Gevifiteerd en Geapprobeerd, door de Eerw. Clasfis van Schieland, den eerften van December, 1/87.  BRIEVEN, VAN DEN WELEERWAERDIGEN HEERE JAMES HERVEY, A. M. W LEVEN, PREDIKANT, TE IVESTON FAVELL, A E N DE HOOGGEBOREN VROUWE FRANCES SH IR LET. uit het engelsch vertae ld. te rotterdam, By l. bennet, mdcclxxxfii.  I  VOORBERICHT VAN DEN VERTALER. Men zal zich misfchien verwonderen , dat deze Brieven, voor de eerftemael', in den jnre 1782, in Engeland , uitgegeven, zoo lang na de overige werken van den Heer Ikrvey, door den druk, gemeen gemaekt zijn; rjan j — deze verwondering zal rasch ophouden, bij het inzien van de volgende voorrede, welke voor de Engelfche uitgave gevonden wordt. Vrouwe Franees Shirley, aen wie deze Brieven gefchreven zijn, is dezelfde aen welke de Heer Hervey zijn Theron en Aspasio heeft opgedragen: — en, volgens berichten, eene Dogter van den Grave van Fer* 4 rers. —•  Vn? VOORBERICHT. rers. — (fchoon geen Zuster van den ongelukkigcn Graef van dien naem', welke, eenige jaren geleden, het doodvonnis heeft ondergaen, — deze was van een' onderfcheiden takk'; Zij was eene der beroemdfte fchoonheden van Engeland, en is, weinige jaren geleden ,.ongetrouwd, geftorven; — des de titel van Vrouwe (in het Engelsch My Lady) haer, enkel met betrekking' tot hare geboorte, gegeven wordt. Deze Brieven zijn hunnen oorfprong aen een gemeenzaem en openhartig onderhoud verfchuldigd. Men vertrouwt, derhalve , dat de oordeelkundige Lezer, dezelfde naeuwkeurigheid vanftij", die in de andere werken, door den Jutheur ter drukperfe gefchikt, gevonden wordt, in deze Brieven, vooral  VOORBERICHT. ix al in de dichterlijke trekken, daer in voorkomende, niet zal vorderen. Men zie hoe hijzelve hier over daeht, in den i5den Brief, bladz. 57. Jammer is het, dat de Heer Hervey genoodzaekt was, om de Brieven van zijne Edele Korrespondente, op haer verzoek, te verbranden, gelijk, meer dan eens, in dit flukje zal voorkomen; — en dit gemis heeft ook de vertaling van fommige plaetfen moeielijk gemaekt, vermids de betékenis der woorden, door de onzekerheid der bedoeling, twijffelachtig of ingewikkeld wordt, en meêr dan eene vertaling toelaet. Voor het overige, durft men verzckekeren, dat in geene van 's Mans werken , zijn uitmuntend karakter, zijne beproefde godsvrugt, meêr doorftraelt, * van  2 2 Brieven aan de Hooggeboren „ van voor de grondlegging' der weereld." Een Koningrijk , welks heerlijkheid en wellust zich niet afmeten naer onze verdiensten, zelfs niet naer onze mooglijke begrippen , maer dat geëvenredigd is aen de uitnemende goedheid van den hoogften God, en de oneindig dierbare verdienften van den Heere Jezus Christus. — Ware christenen, Mevrouw, zijn erfgenamen Gods, en mede erfgenamen van Christus, Rom. 7: 17. ■ — Maer wat oog kan deze uitgeftrekte erfenis overzien? of wat woorden zijn in itaet haren rijkdom uit te drukken ? zij is groot als de oneindige Jehovan , en heerlijk gelijk zijne alles overklimmcnde volmaektheden: Ze beftaet, in een gezicht van zijne Majesteit, en in de genieting' zijner Godheid, in de verrukkende aendoeningen van zijne onuitspreekbare liefde, cn eene volkomen gelijkvormigheid aen zijn heilig b.-üd. O! hoe moesten wij niet die beste aller wezens, die Koning aller Koningen der aerde, bewonderen, aenbidden en liefhebben, daar Hij, om ons deelgenoten dezer heilvolle erfenis te maken, vernederd is geworden tot den dood, ja tot den dood des kruisfes! — Dat Gij in de hope dezer hemelfche erfenis moogt "worden bevestigd, en overvloeiende zijn in liefde tot haren eeuwig gezegenden maker, is de gedurige en oprechte bede van Mevrouw! Uwen vcrpligtften en Mileajieeg, den gehoor zaemfïsn Dienair. 25/?e» van Maart, 1757. A G T-  Vrouwe Frames Shirley. 23 AGTSTE BRIEF. Mevrouw! Ïk verzeker u dat het mij leed doet en befchaemt maekt, dat. ik uwe noodiging.niet met vermaek en dankbaerheid kan aennemen , of beloven mijne opwagting aenftaenden zaturdag, bij U te maken — Ben ik dan zulk een Stoïefch Filozoof, zoo ongevoelig voor uwe gemeenzame vriendelijkheid , en de eer welke ik mij daer door zou acndoen ? — Hoe gebrekkig ik ook, in andere opzichte zijn moge, verzeker ik U dat ik hier in , onberispelijk ben. Het vloeit niet voort uit gebrek aan genegenheid' , maar een lichaarr^geftel, teeder gelijk het fchuim , en zoo weinig als eene waterbel inftaet om weêrftand te kunnen bieden, is 'er de oorzaek van. Zoudt gij kunnen gelooven dat ik , gedurende den ganrfchen winter , mijn rok maer ééns heb aangehad? en toen, te huiskomende, vond ik mij zoo fterk door de koude aengedaen, dat ik het bed moeft kiezen, zoo zeer heeft mijne laetfte hevjge ziekte mijn lichaamsgeftel , dat reed te voren zoo ongemeen verzwakt was , verminderd. — Mijn hart, dat natuurlijk tot werken genegen is, en zich geerne wilde bezig houden , in het geen de eer van den gezegenden Verlosler zou kunnen verbreiB 4 den  94- Brieven aan de Hooggeboren den; — dat bijzonder verrukt wordt door de werker, der fcbeppinge, en geen aangenamer ontbael, dan een buitentogtje, voor befpiegeJng gefchikt, kent, is we] eens genegen, door het misfen van hare geliefdkoosde uitfpanningen, tot onvergenoegdheid ovértéflaerï — Dan ik verlang niets meer dan zulke tegenkantende gemoedsbewegingen te beteugelen, en in eenbhjde en dankbare verzekerheid' te berusten dat wat de genaderijke God mij ook toefehikt onvergehjker beter is, dan ik voor mij zeiven zou kunnen uitdenken.. — Laet de item der murmurering daerom een einde nemen • — Gij fclaegtoon, zijt voor altoos van mijne' lippen gebannen ! Loof den HEER , mijne ziel , en al wat binnen in mij is, zijnen Heiligen naeml hn, indien de zwakke.. voortbrengfels mijner penne uwen fmaek' mogen behagen, en dienstbaer zijn aen de bevorderinge van uw waer geluk, zal ik mij, met eene liefderijke verpligting , aen zijne oneindige goedheid verfchuldied rekenen. Indien het vermeerderen van tijdelijke^ bezittingen, het behalen van roem, de drijfveer van iemands fchrijven is, beoogt hij een vergangüjk goed , . een vernist bedro* maer de troost, de zaligheid, van zijn'natuur! genoot, z,Jn vriehff, zijnen geëerden en hoog. gefpbatten vriend, te bevorderen, dit mag, m de daed, winst gerekend worden. Indien net m.j, ( na verloop van tien duizend eeuwen, wanneer het mij gebeuren mag „ in de Bewesten der zaligheid te Mtmoeteo) gegund zal  Vrouwe Frances Shirky. ü6 zal worden op te merken, dat, daar gij mij , op aerde, de eer wilde aendoen van op mij neêr te zien, ik|, in eene geringe graed', een middel heb mogen zijn om uw geloof in Christus te bevestigen, en uwe bljjdfchap in den Heere te vermeerderen;-- hoe zal die vreugd mij niet verrukken! Vergeef mij , Mevrouw , indien deze gedagte niet geheel van waen is vrij te kennen, ik ben verzekerd dat het meerder deel genegenheid en pligt behelft. Uit het gezegde zult gij hebben kunnen opmaken dat ik uwe laetfte briefletters ontvangen heb, en fchoon ik de eer niet kan hebben u te komen bezoeken, zal ik echter niet ophouden te bidden, dat gij, door het edelfte, het volmaektfte wezen, met een Goddelijk bezoek in uw harte , niet Hechts voor eenen enkelen dag, maer bij aenhoudenheid moog' begunftigd worden. Het js zijne eigen belofte, aen hun die zijn aengezigt zeeken en zijnen naem liefhebben : Ik zal tot u komen en woning bij u maken, en mij zeiven aen u openbaren. En > hebben wij niet de grootfte reden om lief te hebben Hem, die een welbehagen heeft in de voorfpoed' zijner dienaren; die verhoogt is op dat Hij ons genade zou bewijzen , en wagt dat Hij ons genadig zijn mag : Die zegt: (en deze zijn de beminnelijkfte woorden welke immer gefproken zijn,) Gelyk de Vader Mï heeft lief gehad alzoo heb ik u liefgehad. Ik verzoek, [Mevrouw, dat gij mij uwe gedagten, op deze laetfte plaets, E 5 ge-  «6 Brieven aan de Hooggeboren gelieft mode te deelen; want ik weet niet hoe ik mij hier, naer eisch , zal uitdrukken. Ik zink weg, in verbazing', verwondering' en aenbidding'. — Gefchied zulks aen nietige wormen , verachtlijk ftof, verdoemelijke zondaren ! — Wie kan bij het befef van hunne ongevoeligheid' voor zulk eene liefde , van hunne ondankbaerheid', jegens zulk eenen teederliefhebbenden Zaligmaker, zijne tranen weerhouden! — Wie zou niet, verrukt van vreugde , aen Hem gedenken , zich verblijden in zijne gemeenfehapp' , en , boven alle dingen , met verlangen, reikhalzen, om Hem, op aerde , door het volbrengen zijner beveelen te verheerlijken, en in den Hemel, zich, in zijne Goddelijke nabijheid', te verlustigen ! Mogt dit het zalig deel zijn van u en hem, die zoo dikwerf het genoegen en de eer heeft zich te ondertékenen, Uwen verplicht'ften en getrouw'ften Dienaer. NE.  Vrouwe Franees Slrirlcy. 27 NEGENDE BRIEF. Mevrouw! Gij kunt verzekerd zijn dat ik ver ben van eene gedurige erkentenis of beantwoording mijner brieven te verwagten ; ik wenfch alleen, gerust gefteld te worden , dat mijne oprechte belangneming in uw waer geluk , niet als onbefcheiden geacht wordt, noch geheel onaengenaem is, daer ik U den Heilland der weereld en de eeuwigheid herinner.: want ik ben volkomen verzekerd dat 'er een tijd is om te zwijgen, en een tijd om te fpreken, en'dat het niet onmogelijk is door ijver meer gedienltig dan voorzigtig te wezen, en zoo min als ik agterlijk in dankbaerheid wensch te zijn , zoo weinig hoop ik , in de wijze van dezelve uit te drukken, u te beledigen. Ik heb vergeten u verfchooning te vragen', voor het verhalen van de zaek van den Hee- re ; maer ik dagt niet dat ik, door die Hechts aen mijnen waerden vriend medetedeelen , ftrijdig met uwe beveelen zou gehandeld hebben; echter heb ik uwen'laetften brief aen niemand getoont, noch zal den inhoud aen eenig Iterveling mededeelen, bijzonder  28 BnVen aan I75I. P. S. Zou een goed Micro-fcoop, in uwe buiten uren niet een bevallig en leerzaem medjezel voor u zijn ? Ik dank de goddelijke voor-  Vrouwe Frames Shirleyl \t voorzienigheid voor dit fraeie werktuig, dat zoo veel van zijne onbegrijpelijke wijsheid , verbazende almagt, en nederbuigende en overvloeiende goedheid, zelfs in het kleenfte ihpje van het dierenrijk , ontdekt. Dit zoude velden en hoven, gelijk eene onledigbare voorraedfchuur, eene gedurige ftof van aengename befchouwing' voor uwen geest' doen opleveren. Dit zou u wonderen van werktuigkunde , overeenstemming' en fieradien, in het geene anders, doorgaends, voor het verachte in de natuur gehouden wordt, doen gewaer worden. Het zou, denk ik, de eerbiedigfte en beminnelykfte begrippen van den almagtigen Schepper in uw gemoed doen oprijzen, en de ziel doen inftemmen in het gezang der vier en twintig Ouderlingen: gij zijt waerdig, o Heer, te ontvangen , de eer , de magt en de dankzegging ; want gij hebt alle dingen gefchapen, en door uwen wil zijn ze, en zijn ze gefchapen. Cs TWAELF-  f2 Brieven aan de Hooggeboren TWAELFDE BRIEF. Mevrouw! Ik heb m jn' Broeder wel eens hooren fpreken van een wis/elbmf te vereeren, 't welk ik :7icen d.tt eene i'poedige betaling te kennen geeft. Jk zou uwe bdefletteren de verdichte eer niet aendoen , indien ik dezelve , bij de eer Me gelegenheid niet dankbaer erkende. De reden van m jne tegenwoordige vertraging, wat gij b >k denken moogt, is enkel toetefchrijven aen den lat n ontvangst van uyen brief, die, fchoon op vrijdag gefchreven, niet voor donderdag, daer aen volgende, mij ter 'hand' gekomen is. Ik ben verblijd uwe vreedzame gemoedsgefteldheid te vernemen ; mogt de God des vredes en der liefde die, bij voortgang , vermeerderen , en u alle zegeningen, in eene ruime mate, doen toevloeijen , naer den rijkdom zijner heer. lijkheid, door Jezus Christus! — Die uwe wet beminnen, zegt de Pfalmist, hebben grooten vrede; en de Profeet Jezaia zegt : Gij zult in allerleije vrede bewaren hen die op u vertrouwen. * Hij is onze vrede, voegt 'er de Apostel, van onzen godCO Volgens de Engelfche overzetting, (jez, xxvi.3.).  Vrouwe Trances Shirïey, 43 goddelijken Verlosfer fprekende, bij. — Uit welke plaecs wij leeren, dat de weg om die vrede des harten te verkrijgen, die vrede, welke de vleijende toelaching der weereld nimmer geven , noch haer gefronst gelaet immer ontnemen kan , is, om in Gods heilig woord geöe£ fend te worden , op zijne onbeperkte genade te vertrouwen, door de oneindig dierbare verdienften van zijnen lieven Zoon. Ik heb, zederd eënige maenden, het genoegen niet gehad, een' brief van Mevrouw Huntingdon te ontvangen. Toen ik te Londen was , om Mejufvrouw Whitefield ; bij hare terugkomst van Bristol, te ontmoeten, zeide zij mij , dat de Gravin, door het gebruik der wateren, in gezondheid' zeer was toegenomen: dat zij, ( om hare eigen uitdrukking te gebrui* ken , ) 'er vrij wel uitzag. Ik hoop dat hare beterfchap aenhoud en duurzaem zijn zal. Ik wenfch u geluk, Mevrouw, met uw mededeelzaem hart , dat een genoegen fchept in wel te doen, en ook anderen tot werken van mildadigheid' aen te fporen. Ga zoo voort , geéérde Vrouw, en zijt rijk in goede werken want God, die getrouw is, heeft gezegd: Een mildadige (oeffent niet flechts, maer) beraedflaegt mildadigheden, en ftaet op mildadigheden; en de genaderijke Immanuël leert ons, dat het ( niet zalig is alleen , maer ) zaliger is te geven dan te ontvangen. Niemand heeft deze leer meêr be-  44- Brieven aan He Hooggehore» beöeffend dan Hij. Wat was zijn leven , anders dan eene aenéénfchakeiing van milde liefdedaden ? Wat was zijn dood , anders dan de zegeprael der goddelijke liefde ? — ö ! Mogten onze harren, door zijne liefde , ontvlammen, en aen zijn heilig beeld gelijkvormig worden ! Laet het één de drijfveêr , en het ander het voorbeeld uwer mildadigheid zijn, dan zal het eene tieffetijke reuk wezen, Gode welbehaeglijk, door Jezus Christus! Indien ik ooit omftreeks Twickenham koom, zal het mij een bijzonder genoegen zijn. mijn piigt bij u te komen afleggen ; ofwas ik Hechts in eenen matigen ftaet van gezondheid', niets zou mij kunnen weêrbouden, om , met opzet , 'er een togtje voor te maken ; maer , fchoon ik nooit dat ftrélend genoegen fma. ken moog', laet ik u echter' verzoeken, fomtijds aen mij, in uwe gebeden , te gedenken: gelijk ik meen dat ik in waerheid zeggen kan, dat ik mij nimmer uwer herinner, zonder de volheid der zegeninaen van het euangelie van Christus voor u af te fmeken. — Ik beveel (u aen zijne tedere en eeuwige ontferming' , en verzoek de vrijheid mij te onderfchrijven. Uwen verpligtjlen en Tottenham, den gehoorzaemjien Dienaer. ifjleiz van jfunij, 1751. DER-  Vrouwe Frames Shirkf. DERTIENDE BRIEF. Mevrouw! Geene uwer bevélen, voor het tegendeel, ontvangen hebbende, neem ik de vrijheid u het pakje, in mijnen laetften gemeld, bij dezen , te zenden. Ik zal geene verfchooning maken voor deszelfs geringheid' , maer neem die eerder in mijn voordeel , als eene reden om eene gunftige aenneming te verwerven. Het zou mij weinig voegen u iets kostbaers aen te bieden ; dit zou fchijnen als of ik waende u onder eenige verpljgting te kunnen brengen, daer het , integendeel, wanneer u zulk eene kleinheid wordt aengeboden, een doorflaend blijk van uwe nederbuigende gunst zijn zal, indien gij dezelve niet verfmaden wilt : als zoodanig zal ik uwe goedheid, in het doorbladeren van dit linkje , erkennen; terwijl ik wenfeh , en ook niet nalaet te bidden , dat de Heer, die groot is in magt', in dit, gelijk in vele andere voorbeelden . door het geringde middel, een groot goed moog* voortbrengen ! Vergun mij, Mevrouw , u eene zinfprcuk op te geven , voor dat gulden kleinood van gees-  46" Brieven aan de Hooggeboren geestelijken rijkdomm', welk ik hoop u, voor nu,, Zal geworden zijn , en met uwe aenneming vereerd is. Het is eene fpreuk , waerdig om door u opgetékend, en ik durf 'er bijvoegen, w -erdig om in uw hart' gegradeerd te worden. Mogt, terwijl uwe pen het één verrigt, Gods geest het ander in u werken! Deze fpreuk is te vinden Heb. 6 v. 17 en 18 , in welk uitnemend gedeelte der Heilige fciinft drie Hukken, van een bijzonder gewjgt, zijn op te merken. Wie de eigenaers der beloften zijn. — Deze, die naer den gezegenden Jezus, als eene veilige fchuilplaets, ter verberginge, vlugten: vlugten, van de vloeken der wet; van de befchuldigingen van het geweten, en van de vreeze voor het eeuwig verderf: — vlugten, niet naer hunne eigen goede gezindheid, verbetering, of goede werken : maer , naer de oneindig dierbare en volkomen rechtvaerdigende gerechtigheid, en den dood van Christus. Deze zijn de erfgenamen der beloften. Aen dezen komt derzelver onnafpeurlijken rijkdom toe. Moge gij onder dezen eene hooge plaets bekleeden! Tot welke oogmerken de beloften gegeven zijn„ Tot de edelfte en genaderijkfte einden : Op dat wij der goddelijke natuur zouden deelachtig worden, naer de tael van den Apostel Petrus : op dat wij vertroofting, eene Jlerke vertroosting , mo-  Vrouwe Frames Sbirky. 47 mogen hebben s gelijk Paulus zegt. Om ons 9 door middel dezer beloften , de hoogst mooglijke verbetering onzer nature en een onbegrensd geluk deelachtig te maken. Mogten zij, op u, in beiden deze opzigten, eenen kragtda. digen invloed hebben! Met welk eene zekerheid' deze zegeningen den waren geloovigen worden toegezegd. Met niets minder dan het woord, ja den eed van Jehovah! — en hoe fterk is deze verzekering ! — hoe vast het recht van eigendomm'! ,, Hemel en aerde zullen voorbijgaen , maer mijne ,, woorden zuüen geenzins voorbijgaen; " en, wordt dit van Gods woord gezegd, wat zullen wij dan zeggen , wanneer Hij dit woord met eenen onveranderlijken eed' bevestigt! — Wat anders, dan Gods nederbuigende goedheid bewonderen , en , fchaemrood , treuren , over het ongeloof van ons bedorven hart! Wat anders dan ons verheugen in de zekerheid' van onzen troost, indien wij dezelve met een oog op Jezus, op de beloften van het Euangelie gronden ! kan de God der waerheid liegen , of de Heilige valfchelijk zweren ? Onmooglijk. Indien wij dan, zonder ophouden , naer de gerechtigheid van onzen aenbiddelijken Verlosfer toevlugt nemen, is het even zoo onmooglijk, wanneer wij , ootmoedig, op de vervuiling der beloften wagten , dat wij, in onze hope, zouden worden te leur gefield. Wan.  4.8 Brieven aan de Hooggeboren Wanneer ik het genoegen heb aen ü te' fchrijven, ben ik geneigd de behoorlijke palen van eenen brief te overfchreden; maer ik hoop en ben verzekerd, dat gij zoo befcheiden zult zijn. om het alleen toe te fchrijven aen dien oprechten ijver voor uw tijdelijk, uw eeuwig heil, welke het hart gaende maekt, en de pen beftiert van Uwen verplicht/ten en gehoorzaemjlen Dienaer Tottenham , den ijlen van Augustus, 1751. VEERTIENDE BRIEF. Mevrouw! I-gevolge mijner belofte, is de eerfte brief, die ik, na mijne herftclling, fchrijf, eenen Brief van dankbare erkentenisf voor uwe bewezen gunst'. Herftelling zeg ik, — maer deze uitdrukking is te vleijend; want, fchoon mijne hand in ftaet is om de pen te beltieren , zijn mijne beenen onbekwaem om mij, zonder eenige geleende hulp , door mijne kamer te leiden. In de daed, ik was zeer ziek , en ftond als óp den rand der eeuwigheid; 'er was, reeds twee-  Vrouwe Frantes SbirJey. 49 tweemael, door eene bijzondere bode, om den Doóter gezonden , om dat men bedugt werd dat mijne ontbinding aenftaende was, Waerfchijnlijk zult gij begerig zijn te weten, hoe mijn hart, te midden van zulke gevaerlijke en pijnelijke omftandigheden, gefteid was. De pijn Hoorde te vaek mijne gewaerwordingen van den genaderijken God , en hinderde mij , niet zelden, mijne gebeden, tot den troon zijner Majefteit, om hulp , op te zenden. O ! hoe dwaes , hoe gevaerlijk is het, dat groote werk der verzoening met onzen fchepper , toe een kwijnend fterfbed , uitceÜellen, wanneer de benaeuwdbeid dikwerf zoo hevig is, dat zij de gedagten verflrooit, en onbekwaem maekt, om op iets anders dan op den last der droefheid te denken. Met betrekking' tot de vrees voor den doocT, dank ik, ootmoedig , de goddelijke goedheid , dat ik met geene ontroerende gedagten worftelde. De dood was voor mij eêr begeerlijk dan verfchnkkelijk , eêr liet doel van mijn verlangen, dan dat ik het uitftel van dien zou hebben afgebeden. Eene geloovige befchouwing van Gods oneindige barmhartigheid , van Christus volkomen voldoening en gerechtigheid , deed mij , met den Apostel, uitroepen: 0 Dood, waer is uw prikkel ! o Hel, waer is uwe overwinning i Hoe groot is de kragt , en hoe diCrbaer behoorden dan de belangen van den heiligen D Goda-  $o Brieven aan de Hooggeboren Godsdienst te zijn,! Van dien Godsdienst, die de zwakfte der stervelingen onderfchraegde , wanneer alle aerdfche hulp vruchtloos was , die den ftrafwaerdigften der zondaren bemoedigde, wanneer hij voor de laetfte beproeving' als gedagvaerd werd. Laet ons arbeiden , Mevrouw , om ryk te zijn in genade en fterk in geloof, want wij weten niet welke tijden der beproevinge aenftaende zijn : wij zijn verzekerd dat het eind aller, dingen nadert, en de rechter voor de deur' ftaet. Laten wij toch dagelijks tragten eene opgeklaerder kennis van den algenoegzamen Verlosfer, eene fterker bevestiging in zijne verdienften , en eene aenwasfende gelijkvormigheid aen zijn beeld ie verkrijgen! Christus heeft den prikkel des doods weggenomen. Deze is de zegepralende Overfte onzer zaligheid , die ons, over den laetften vijand, doet triumféren. De oude Simeon, die het kind Jezus met zijne lichaemJijke armen , en den beloofden Middelaer met de armen van zijn geloof, omhelsde, kon, met eene vreedzame onverfchrokkenheid', treden in de kameren des doods. In de openbaring' wordt van de heiligen gezegd, dat zij overwonnen hebben , door het bloed des Lams. Overwonnen. Wat ? Niet Hechts de verzoekingen van dit leven , maer de verfchrikkingen van den dood en de vrees voor het eeuwig oordeel. Zij hebben alles overwonnen, door eene geloovige toepasfmg van den dood hunnes Za Hè  Vrouwe Frances Shïrïey. $f ligmakers. De Apostel Paulus fchijnt, in dat onwaerdeerbaer hoofdftuk , het agtfte aen de Romeinen, de aenkomst van dien grooten dag te voorkomen, en eens gezet te onderzoeken, wat het gevolg van die laetlte beproeving' , met betrekking' tot zich zeiven, zijn zal; en, na eene bedaerde overweging, berust hij in de volkomen zekerheid' dat hij in het oordcel zal vrijgefprokert worden — en waerom % — Om zijne goede werken ? Neen i maer ter oorzake van Gods vrije, onbegrensde genade , en de onbeperkte Waerdij' van Christus verzoening'. Hij bouwt zijne hoop enkel öp dezen grond,-, en durft hierom zelfs de grootfte vijanden zijner zaligheid trotfen : Wie zal be-. fchuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het die rechtvaerdig indekt, wie is het die verdoemt ? Christus is het die gefiorveh is , die eok opgewekt is, die ook ter rechteband Gods is i' die ook voor ons bidt. Mogt deze aengename bijbelplaets , in den tijd der voorfpoed , de troost van uw hart zijn , en de fteun uwer ziele, in den dag der verdrukkingel Gij gelieft te vragen wat ik voornemens ben door den druk gemeen te maken. Ik ben bezig eene kleine verhandeling , over ecnige van de voornaemfte Hellingen der Godgeleerdheid £ te fchrijven, om deels in famenfpraken , deels' in brieven te fchikken , met aengename fchilderijen der natuur', en hare altoos vermakelijke toneelen, om de aehdagt te verlustigen, door B i vvèJ  y 2 Brieven aan de Hooggeboren weven. Ik heb het grootste gedeelte ruuw, en zonder famenhang', gefchetst; maerj'er zal een geruime tijd vereifcht worden , om het werk in orde te brengen , en , voor den kiefchen fmaek' der tegenwoordige eeuw', te befchaven. Of de onaf hanglijke befchikker van alle dingen mij dezen tijd zal vergunnen, en of mijne altijd zwakke, maer nu bijzonder kragtelooze gefteldheid , mij eenen genoegzamen onderstand van dierlijke kragten zal toevoeren , is eene gtoote onzekerheid. Maer hoe dit zij , hier van zijn wij volkomen zeker, dat wat ook de onfeilbare wijsheid , de oneindige barmhartigheid befchikt, goed, best moet zijn. Ik moet niet vergeten, Mevrouw, u mijnen dank te betuigen , voor de zonderlinge eer' en het vermaek welke gij voornemens waert mij aen te doen, door mij , in een bezoek , met uw aengenaem verkeer te begunstigen. Ik behoor dankbaer te zijn voor uwe genegenheid' te mijwaerds, fchoon de omstandigheden mij van dat genoegen beroofd hebben. Het is mij onmooglijk, Mevrouw , om uw stilzwijgen aen zulk eene beweeg oorzaek alt uwe nedrigheid zegt toe te fchrijven ; ik verzeker u, dat ik het als eene gunst zal erkennen , en als een vermaek fchatten , indien gij mij' vergunt, fomtijds, door eenen brief, naer uwen welftant te vernemen, en uw hart, door herinnering der euangeliewaerheden, op te wekken. Ik  Vrouwe Frames Sbirley. ?3 Ik weet niet hoe ik dezen langen brief, ■ eerbiediger en tevens gepaster , zal befiuiten, dan het geen ik zoo even gelezen heb, in een gebed te verwisfelen: dat gij moogt ontvangen , niet de geest der weereld, maer de Geest die uVGod'' is, om te weten de dingen die ons van God' ken zijn, door Christus Jezus. Dit gebed komt uit den grond' van het hart',, ter wijl het vloeit uit de penn' van Uwen verplichtjlen en altoos dankbaren Dienaer. Tottenham, den i^Jien van September, I75T- VYFTIENDE BRIEF. } T?r is ^an wec*er een Prins gelt°rven 1 X2j vrouw! wat is dan grootheid! hoe ijdel js het vermogen ! hoe weinig beduidend de eer! daer geene van deze , of allen te famen genomen , hunnen koninglijken bezitter van het geweld des grafs kunnen bevrijden. Laet gij dan af van den menfch, zegt de heilige Schrift, Laet gij dan af van den menfch, (roept D 3 ons  54- Brieven aen de Hooggeboren ons dit nieuw bewijs van de broosheid der menfchelijke natuur' toe,) wiens adem in zijnen neuze is; want waer in is hij te achten? Maer geheel anders is bet gelegen met den Vredevorst , den Koning van alle Koningen der aerde, den goddelijkcn Verlosfcr. In de daed Hij js éénmael geftorven, voor onze zonden, maer leeft nu eeuwig: leeft, om de troost, het gejuk, de vreugd, van zijn volk te zijn. r— O! dat gij, eiken dag, mogt toenemen in de kennisf', het geloof en de liefde van dezen uitnemenden Verlosfer, wiens liefde ai Ie begrip te boven gaet; dan zal het u nimmer, in alle de gevaren dezer weereld, aen een' trouwen medgezell', vriendelijken leidsmann' en almagtigcn befchermer', ontbreken; want, fchoon vrienden u ontrukt mogten worden , ja , fchocn alles u mogt begeven, nochtans zal Hij u"ni"m jmer verlaten : ziet , ik ben altijd met u, is zijne getrouwe betuiging, tot aen het einde der gereld. Ik heb den brief, waer mede gij mij vereerd, hebt, ontvangen , welke mij bijzonder aengenaem was: niet alleen om dat bij een blijk van uwen welstand medebragt, maer ook om dat hij een bewijs van uwe aenhoudende, of liever. toenemende, hoogfchatting van den Heere Jezus Christus, en belangstelling in de dingen der eeuwigheid te kennen gaf. — In de daed , de dingen der eeuwigheid zijn ons eenig groot belang , en Christus Jezus is ons eenig dier. baer  Vrouwe Trances Shir/ey 5> baer deel. — Alle andere bezittingen, alle andere genoegens, hebben, zederd lang, dit opfchrift gedragen , ijdelheid; en, wanneer de dood die in zijne ichale legt, zullen ze te ligt fan vonden worden. Gij meldt mij het gelukkig en blijmoedig verfcheiden van eene beminnelijke Jongvrouwe — eene Jongvrouw, en dat in hare prille jeugd', te zegepralen over den Koning der vedchrikkinge ! Zie hier wat het geloof kan te wege brengen: uit zwakheid' geeft het kragt — De vreesagtigen , aengevuurd door het geloof, vreezen geen onheil , zij zijn moedig gelijk leeuwen : — Daerom zegt de Apostel , in zijne fraeie befchrijving' van de christenwapenrusting' , Boven alles, neem het fchüd des geloofs. Dit befchermt ons, zoo lang wij ftaende blijven , en mackt ons overwinnaers, zelfs wanneer wij nedergeveld worden: Dit fterkt onze handen, terwijl wij leven, en bemoedigt onze harten , wanneer wij fterven. Laeten wij daerom, voornaemlijk, ons bevlijtigen , om deze gewigtige en önfchatbare genadegaven té verkrijgen, en even zorgvuldig aentekwéken. ibaog gibnboo m> $£ir$b$(i9S r9bn3g3ï9s &b Men verhaelt van den braven Epaminondas , dat, toe hij , in den veldflag , gevaeiüjk gewond werd, zijne krijgsknegten hem , builen kennis en gevoelloos , in zijne tent braden ; maer, zoo dra hij tot het gebruik zijner reD 4 den  5 6 Brieven aen de Hooggebooren den weder kwam, vroeg hij : of zijn fchüd in veiligheid was. De veiligheid van zijn fchild ging hem het meest ter harte ; — en onze voornaemlte zorg behoorde te zijn, om het waer geloof te verkrijgen , en dit verkregen hebbende, voor wankelen te beveiligen. — Indien wij fterk in geloove zijn, zullen wij Gode de eer geven , en tevens voor ons eigen gemoed troost erlangen: daer, in tegendeel, wanneer het geloof kwijnt, ons geestelijk leven zal verflaeuwen, gelijk het lichaem, door eene pjjnelijke kwael, verteert wordt, of gelijk de bladeren van eenen boom, door| eenen barren wind, verdorren. Ik dagt eenige aenmerkingen te maken , welke dienen konden ter voeding' en verfterking' van het geloove, maer het overfchot van mijn papier verraedt de langheid van mijnen brief; vergun mij, derhalve, mijne overdenkingen, tot het onderwerp voor eenen anderen , te bewaren , 't geen ik hoop fpoedig naer te komen. Intusfchen zal het dikwerf de aengename bezigheid van mijn hart zijn , mijne dankbaerheid uittedrukken , door mijne vermaningen in gebeden te verwis felen , dat de gezegende, genaderijke en oneindig goedertierene God in u moog' vervullen al het goede welbehagen van zijnen wil, en het werk des geloof's, met kragt. — Ik kan niet nalaten , Mevrouw! u , mijn leedwezen te betuigen, dat gu  Vrouwe Frances Schirky. 57 gij mij' zoude bevélen , het geen mij altijd eene bijzondere vreugd verfchaft, aen de vlammen opteofferen. In brieven van een gemeenzaem onderhoud, verwagt niemand die geregelde naeuwkeurigheid van ftijf % welke m het gene men ter drukpersle bereid vereifcht wordt. Ik hoop, derhalve , dat gij het vonnis , over uwe eigen brieven uitgefproken , wel zult willen intrekken , en altijd uit het zelfde oogpunt befebouwenj, en even beftendig verfchoonen die van Mevrouw! Uwen plichtfchuldigften en getrouwen Dienaer. Tettenham, den 17ften van Oftober. 1751. D 5 ZES.  58 Brieven aen de Ilooggebooren ZESTIENDE BRIEF. Mevrouw! In mijnen laetften verzogt ik nogmaèls het geloof tot het onderwerp voor mijnen brief te mogen nemen. Ik houd, in dit opzigt, mijn verzoek voor toegeftaen , en maek gebruik van de vrijheid die ik toen verzogt heb. Om een troostrijk en ftaridvastig geloof aen de goddelijke liefde te verkrijgen. Laet ons dikwerf ftaren op Gods verbazende goedheid , in het geven van zijnen Zoon, — zijnen eenigen Zoon, — zijnen oneindig geliefden Zoon , weike aen den eeuwiggezegenden Vader dierbarer was dan alle engelen , dan alle weerelden , dan alle hemefen ! —- in het geven van Hem, en dat om onze natuur aenteneemen, en alle onze fchulden te dragen. — Nu weet ik dat gij mij vreest, zeide God tot Abraham , nu ik zie dat gij uwen zoon, uwen eenigen, mij niet onthouden hebt. En , mogen wij niet, met evenveel recht en zekerheid', zeggen: nu weten wij dat de almagtige God ons bemint, daer Hij zijnen Zoon, zijnen eeniggeboren , niet weerhouden , maer Hem , uit vrije genade , ter onzer zaligheid' , gefchonkcn heeft ! Om  Vrouwe Frames Schirky. $o Om het geloof in Christus verdienften te verkrijgen. Laet ons dikwerf zijne oneindige waerdigheid bepeinzen. — Hij is hooger dan de hemelen, en , boven alle denkbeelden, in heerlijkheid' verheven! De overheden en magten , in de gewesten der zaligheid , werpen hunne kroonen voor zijne voeten neder iin, 't geen meêr zegt dan duizend brieven , of even zoo vele boekdeelen , kunnen uitdrukken : in Hem woont de volheid der Godheid lichaemlijk ! — o! Hoe oneindig dierbaer moet zijne gerechtigheid, hoe algenoegzaem de verzoening door zijnen dood zijn! Hoe kunnen wij falen vergiffenis te ontvangen ; hoe kunnen wij twijfelen aenneming te vinden, indien wij aen die goddelijke verdienften deel hebben? Om eenen vasten en aengenamen troost te hebben, dat deze verdienften aen ons geopenbaeri zijn; dat deze verdienften, (zoo onvergelijkelijk dierbaer als ze zijn,j ons toebehooren. La en wij onze aendagt vestigen op zulke fchriftuurplaetfen , daer gezegd wordt : Hij kwam in de weereld om zalig te maken — Wien ? De oprechten van harten , de onberispeb'jken in. wandel ? — Dan mogten wij , in de daed , wanhoopen. — Maer Hij kwam in de weereld om'  6o Brieven aen de Hooggebooren om zondaers zalig te maken, i Tim. i vs. 15. . o Juicht! Met ongemeeiie vreugd', en etst dees' tael in goud , Op eeuwige pilaren Shakespeare. AI ware 'er geene andere bekendmaking van vrije genade in,' den Bijbel, dan deze plaets alleen, zou zij dat gezegend boek de onwaerdeerbaerfte fchat der weereld doen zijn. Maer, dank zij de goddelijke goedheid, 'er is een groot aental van deze verrukkende fchriftuurplaetfen. — Hij Jlortte zijne ziel uit in den dood', zegt de euar.geliefche Profeet Jezaias, in het 5311e hoofdftuk, het 5de vers— voor wien? Voor overtreders, die niets hadden om zich der genade te bevélen , dan hunne fchuld en ellende. — Hij ftierf, voegt 'er de Apostel bij, iPet. 3 vs. 18, Hij, rechtvaerdig, voor de onrechtvaerdigen. Ja, Mevrouw, die bij uitftek Rechtvaerdigen en Heilige leide zijn leven af, om den godloozen te rechtvaerdigen. Zijn Iwij geene godloozen ? Zijn wij geene overtreders ? Zijn wij niet van nature, en in onzen wandel, zondaers ? — Ik hoop dat gij mij zult verontfchuldigen dat ik zoo vrij tot u fpreek. Ja, ik ben verzekerd dat uw welwikkend oordeel mijne ongetrouwheid zou laken, en over mijn gedrag te onvrede zijn , indien 'ik de onderfcheidende eer, aen uwen rang verknocht, (fchoon ik hoop die altoos in acht te zullen houden,) in de behandeling' van  Vrouwe Frances Schirky. 6i godsgeleerde onderwerpen wilde overbrengen. Ik waeg, derhalve, nogmaels te zeggen, zijn wij geene godloozen? Zijn wij geene overtreders? Is de naem zondaer niet overeenkomftig met ons beftaen ? Is dit zoo, dan kwam Chrisin de weereld om ons zalig te maken. Hij Jlortte zijne ziel uit in den dood', om onze ongerechtigheden te verzoenen. Hij ftierf aen het kruis, op dat wij met Hem zoude heerfchen in heerlijkheid. Ter bevestiginge hier van hebben wij Gods eigen woord, zijne uitdruklijke en dikwerf herhaelde verklaring: Hemel en aerde zullen voorbijgaen , eer 'er een jota of tittel van mijn woord zal voorbijgaen. Laeten wij dan deze waerheden veel in ons gemoed overdenken; laet het gepaerd gaen met onze gebeden,, tot'onzen Vader, hemelwaerds te zenden : en mogt die almagtige God, welke de hemelen uitgebreid en de aerde gegrond heeft, tot ons zeggen, uw geloof zal bevestigd worden. Indien ik niet dikwerf dezen wenfch ademde en met gebeden afwisfelde, ware ik onwaerdig de eer mij te noemen. Uwen gehoorzaemjlcn en plichtfchuldigjlen Dienaer. Tottenham, den iyften van Oitobert 1751- ZE-  $z Brieven aen de Hooggebooren ZEVENTIENDE BRIEF Mevroüw! Ik heb uwe geëerde briefletters ontvangen en uwe bevélen gehoorzaemd De brieven, waer mede gij mij hebt gelieven te vereeren , heb ik, volgens uwe begeerte , aen het vuur, ten prooije overgegeven. Dat verterend element heeft aen dezelve gedaen, 't geen ik vertrouw dat het alverzoenend bloed van Chris, tus aen onze zonden verrigt heeft Wie kan de papieren welke de vlam verteerd heeft ont. dekken V Zij zijn als of ze nimmer geweest waren. Even eens is het gelegen met de ongerechtigheid der ware geloovigen, welke, ter be'ioudenisf' , gevlugt zijn en fteeds vlugten , naer de hoop die hun, in de dierbare verzoening van hunnen gekruisten Heer , is voorgefteld. Hunne zonden zijn uitgewist, zij zullen hun niet gemeld worden, ook zal hun God hunne ongerechtigheden niet meêr gedenken. Ik ben zo even te Londen aengekomeri. De goede voorzienigheid heeft mij en mijns broe. ders huisgezin in redelijken welrtand, in Milésfteeg gebragt. De eerfte brief die ik , na mijne aenftomst, fchreef, was om mijnen pligt bij u afteleggen, en het eerfte gebruik dat ik, bij' mijne  Vrouwe Frmces Sihirley. 6% mijne terugkomst, van mijne penn' maek , i$ om u mijne dankbare erkentenis te doen toekomen. Dit ftelde ik uit tot mijne komst in de^e Stad, op uat uwe bevéien, indien gij mij met eenige geliefde te vereeren , niet op eene verkeerde plaets mogten befteld worden. Ik heb den Heer Romaine ééns hooren preêken , bij verkoos tot zijnen tekst die zeer gegewigtige en even troostrijke fchriftuurplaets : wij dan gerechtvaerdig zijnde , door het geloof » hebben vrede bij God , door onzen Heer Jezus Christus. Waer uit hij aenleiding nam om van de plaetsbekleedende borgbetaling , in de dadelijke en lijdelijke gchoorzaemheid van onzen Zaligmaker, te fpreken , j en de volftrekte noodzaeklijkheid en volkomen genoegzaemheid van beide, ter onzer rechtvaerdiging' , kragtig aentedringen. Naer mijne gedagten , verkeerde zijn betoog ontrent de voortreffelijkste ftof des Bijbels. Het zal mij fteeds voor oogen zijn, dat hij ons naer de verJigting en den invloed van den Heiligen Geest heênwees, om den geestelijken zin van dit godlijk boek te verftaen, en deszelfs geheiligde kragt te ondervinden. — Zaken , voor onze behoudenisf', van het uitterfte gewigt! Ik wensch dien Leeraer , hartelijk, allen voorfpoed , in het verklaren en aendringen dezer waerheden, aen zijne volkrijke gemeente; en ik wensch tevens, met geene mindere oprechtheid' dat uwé kennis  6± Brieven aen de Hooggebooren kennis aen deze waerheden , door eene gedurige ondervinding, moge toenemen. Ik heb geen verder berigt ontvangen, aen gaende mijnen waerden en uitmuntenden vriend, die zich heeft aengegord, om, in de gewesten van Amerika, de zilveren , — de meer dan gouden trompet van het EuangeJie te doen hooren. — Doétor S— zegt mij, dat 'er een brief van Dr. Doddrige gekomen is, met de tijding', dat hij, in een dorp, in de nabuurfchap van Lisbon, zeer ziek legt, en denkt dat wij hem nimmer weêr in Engeland zullen zien. Het verlies van zulke waerdige voorwerpen moest ftrekken , om ons van de weereld te fpeenen, en onze genegenheden op den Hemel te vestigen. Beza , Wanneer men. hem de tijding bragt dat Calvijn geftorven was, zeide; "nu heb ik eene nieuwe drangreden, om mij als een' vreemdeling, op aerde, te gedra„ gen, en mijne genegenheden te bepalen tot „ de dingen die boven zijn. „ Ik was voornemens het onderwerp van mijnen vorigen weder op te vatten, en het geloof, het geen de Apostel noemt het dierbaer geloof, in dezen brief te behandelen, maer ik moet te vrede zijn, met dit genoegen te fparen , tot dat mijne papiere boodfehappers anderwerf bij u gehoor verleend worden. — Het behaegt u naer mijne gezondheid te vragen.  Vrouwe Trances Sbirley 6f gen. In de daed, Mevrouw, het is 'er mede als met de bladen welke overblijven , naeuwlijks overblijven, op eenen in een' .guren oord geplaetften olm. Ik wenfch dat gij lang mooge groenen gelijk de onverwelkbre lauwer. Mogt de daeuw van hemelfche zegeningen , beide in zomer en winterdagen , gedurig, uwe takken bevogtigen! — Ik verzoek de vrijheid om mij te onderfchrijven. Mevrouw! Uwen fchuldpligtigften Diender. London , dm 7den van November , I75I- E AGT-  66 Brieven aen de Hooggeboren AGTT1ENDE BRIEF. Mevrouw! Ik ben befchaemd dat ik uwe verplichtende briefletters, van den roden dezer, zoo lang zonder mijne dankbare erkentenis heb gelaten. Ik hoop dat gij zulks aen de ware oorzaek , de veelvuldige zwakheden welke mijne gefteldheid drukken , zult hebben toegefchreven. Zelfs heb ik deze aengename bezigheid, van dag' tot dag, uitgefteld, in hope dat de volgende mijne geesten mogt verlevendigen , en mijne pen minder onbekwaem laten om mijnen pJigt aen u te volbrengen. Het is mij een bijzonder genoegen , indien mijne eenvouwige brieven over het geloof, u eenigzins aengenaem zijn geweest. Ik ben derzelver inhoud vergeten ; maer ben verzekerd , dat fehrijver en fchrift , wegens uwe befcheidenheid, zeer aen u verpligt zijn. — Zoo ik meen had 'er nog ééne bijzonderheid dienen bijgevoegd te worden , te weten dat het geloof dierbaer is in zijne vruchten. Het is geen levenloos, maer werkzaem beginfel; gelijk de ftralen uit de zonn' hervoortkomen, en liet water uit eene onledigbare fontein nimmer ophoudt te vloeijen: zoo is een hei. ]ige wandel, een gereinigd hart, het onaffcheid. baer  Vrouwe Fr mees Shirley. 67 baer uitwerkfel van een waer geloof; de eerfte zal altijd meêr voorbeeldig zijn, naer mate het laetfte meêr levendis. Het geloof wordt, door den heiligen fchrijv«r, gekenfehetst, als werkende door de liefde. Dit is de gelukkige geaertheid des geloofs, en deze deszeifs edelmoedige tael: " heeft Christus ,, mij zoo onbefefbaer genadig geweest, voor. „ zeker behoor ik dan liefderijk aen mijne „ natuurgenoten en aen zijn volk te zijn ! — „ Heeft hij alle mijne zonden aen het hout „ des kruifes gedragen, laet ik dan de teleur„ ftellingen, welke mij, in den weg van Gods ,, voorzienigheid, mogen ontmoeten, en de „ minachting met welke mijn naesten mij „ moog bejegenen, met geduld en zagtmoedig„ heid dragen ! — Heeft Christus mij gekleed, „ met den mantel' zijner onbevlekte gerechtigheid, hoe geerne zou ik dan niet zijne arme „ dienaers, met de vagten mijner fchapen , dek„ ken, en van mijnen overvloed' bedienen !— „ Heeft Hij het leven en de onfterflijkheid, „ voor zulk een verachtlijk fchepfel , zulk „ eenen vuilen zondaer verworven, voorzeker „ moet ik dan ijverig zijn om zijnen gezegen„ den naem te verheerlijken, en mijne gerin* ,, ge vermogens hefteden om zijne majefteit „ groot te maken , en zijne heilige zack te „ bevorderen. " — Dat gij in dit geloof rijkelijk groeijen moog'! Ik E 2  6$ Brieven aen de Hooggeboren Ik dank God, dat Hij u vrede en ftilte des gemoeds gefchonken heeft. Dit vloeit voort uit de zoete overreding, dat God onze verzoende vader, en Christus ons genoegzaem deel is; 't geen » naer den verheven ftijl van den Heer Pope , genoemd mag worden: De zagte zonnefchijn en flille vreugd der ziel'. Dit is dat koningrijk van God , 't welk geen fpijs of dmnk is, of in iets uitterüjks beftaet, maer gerechtigheid, vrede en blijdfchap, door den heiligen Geest. Het is een' itaet van ilille vrede en he lige blijdfchap, gewerkt door den invloed van den heiligen Grest , en gegrond op de alles overklimmende gerechtigheid van onzen Heere Jezus Christus. Ik kan dit gedeelte van mijnen brief niet befluiten , zonder het uitdrukkelijk gebed des Apostels, voor u, uit te boezemen: de Heer des vredes geve u vrede , ten allen tijde, op allerleie wijze ! Deze gefteldheid zal waerfchijnlijk, gelijk gij met recht' aenmerkt, door flaeuwe en duistere tijden, worden afgewisfeld, op dat de ver. dorvenheid van ons hart, en onze volstrekte onmagt, aen ons ontdekt mogen worden, om zoo den gezegenden Jezus aen onze genegenheden dierbaer C*yTbe Ssuft calmfun-fbitie,andtbeHe(trtfeUyoy,  Vrouwe Frames Shirley. 69 baer te maken, en ons van de volftrekte onontbeerlijkheid zijner verdienften te overreeden. — Maer laet ons, zelfs in deze oogenblikken, niet neergebogen zijn, want Hij, die de goede Herder is , heeft beloofd , dat niets ons uit zijne hand' zal rukken. Hij die onveranderbaer getrouw is, heeft verklaerd, dat Hij, een goed werk begonnen' hebbende , het zal volbrengen tot het eind toe. Hij, die oneindig in magt is, heeft verzekerd, dat alle deze dingen, in Itede van aen onze zaligheid' hinderlijk te zijn , zullen medewerken ten goede. — Waren wij aen onze eigen kragten overgelaten , wij zouden, onfeilbaer. moeten omkomen en vergaen, maer zie daer onze veiligheid: wij hebben eenen voorfpraek, in den Hemel, die altijd leeft, om voor ons te bidden. - Hoe gaerne wenfchte ik op dit heerlijk onderwerp, te kunnen uitweiden! maer ik moet afbreken ; wilt gij mij vergunnen om het de (tof van eenen brief te maken, welke ik hoop, zoo ik leef, u, te gelijk met de gelukwenfching', wegens de aenftaende plechtigheid , te doen geworden Intusfchen zal ik niet ophouden, den God van alle genade, te bidden, ( ö dat het meêr van £ ragt ware! ) dat Hij mijne geringe werken , al ware het Hechts in de kleinfte mate, aen u. doe nuttig zijn. en dat alle de zegeningen welke mijne dankbaerheid aen u opgeven , uw eigen hart kan wenfehen , en Christus voor zijn volk verworven heeft, op u mogen af. E 2 da-  7o Brieven aen de Hooggeboren dalen en aen u bevestigd worden. Ik verzoek de vrijheid om mij, met deze oprechte betuiging', te ondertékenen. Mi vr out! Uwen eerbiedigden en gehoorzamen Dienaer. Milesjleeg, den 17den van November, 1751- NEGENTIENDE BRIEF. Mevrouw! Vergun mij d^ vrijheid naer uwen welftand te vernemen, en te gelijk u mijne oprechtfte wenfchen te doen toekomen, dat deze en alle andere zegeningen u mogen toegevoegd, bevestigd en , ter uwer genieting , duurzaem gemaekt worden. Wanneer ik aen u fchrijf , wenfch ik de aengenaemfte, de edclfte , de nuttigde ftof, tot  Vrouwe Trances Shirlcy. 11 tot mijn onderwerp, uittekiezen. Ik weet niets, waer in zich alle deze eigenfchappen meêr vereenigen, dan in het hoofd onderwerp van mijnen laetften; waerom de Apostel het te recht noemt, het dierbaer geloof. Het is dierbaer , ten aenzien van deszelfs Oorfprong, — Voorwerp ■** en Vruchten. Het geloof is van eenen goddelijken Oorfprong. Het is deszelfs afkomst aen den Hemel verfchuldigd. Het geloof wordt niet in het hart gewerkt door enkele redenkaveling of menfchelijke bekwaemheid , maer door de almagtige kragt van God: daerom wordt het genaemd , het geloof der werkinge Gods: de arm des Heeren wordt gezegd zich te openbaren , in het oeffenen eener alvermogende kragt, om zondaers, met hun geheel hart , de boodfchap van het Euangelie te doen gelooven. De Apostel Pau> lus herinnert zijne bekeerlingen te Philippen , hier van , wanneer hij zegt: u is het gegeven , als eene bijzondere gunst van boven gegeven, om in Chrisius te gelooven. — Laet ons daerom , Mevroaw, dikwerf den milden gever al. les goeds, om dezen zegen, fméken; dikwerf die ootmoedige belijdenis afleggen: Heer ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp'! Het voorwerp des geloofs is Jezus Christus. En wat is dierbarer dan Hij ! Niemand dan Christus, - niemand dan Christus, was de veelvuldige en gcliefdkoosde belijdenis van een' 4 ze-  fa Brieven aen de Hooggeboren ïeker' Heiligen; trouwens wie zou niet, met de woorden van Azaf, uitroepen : wie heb ik nevens u in den Hemel, nevens u lust mij niets op derde. Paulus rekende alles fchade en drek te zijn, om de uitnemendheid der kennisfe van Jezus Christus, onzen Heer. - Want, in de daed, Hij is de beminde des Vaders, de toevlügt van alle de einden der aerde. In Hem zijn alle de fchatten van wijsheid en kennisfe , te gelijk met den onnafpeurlijken rijkdomm van genade en gerechtigheid , verborgen. Hij is, in zijn perfoon en alle zijne ampten, wonderbaer, gadeloos en aenbiddelijk, — Ik kan dit fluk niet gefchikter befluiten, dan door de betuiging van den heiligen Joannes, aengaende zich zeiven en zijne mede christenen, in een gebed voor u en mij te veranderen : mogt de God van alle goedertierenheid, ons het verjiand geven, verlicht door zijnen gezegenden Geest, om den waerachtigen te kennen, het ware middenpunt van de begeerten onzer zielen, en de eenige bron onzer gelukzaligheid ; mogten wij desgelijks zijn in den waerachtigen, (naemlijk') in zijn zoon1 Jezus Christus, door een levend geloof, met Hem vereenigd, gelijk de tak in den boom ingeënt is, en de leden met het hoofd vereenigd zijn. — Indien iemand vragen mogt, waerom wij deze vereeniging zoo zeer begeren ? wat voordeel ons dezelve aenbrengt ? Het antwoord is gereed : deze is dt waerachtige God en het eeuwige leven. Hij is een perfoon van oneindige waerdigheid', en niet minder dan God zeiven. Deze kennis is  Vrouwe Frames Shirïey. 7$ is een' zegen van onuitfpreekbare waerde, en nlêtTlhinder dan eeuwige gelukzaligheid. Ik bemerk dat ik niet alleen het voorgaende ftuk,maer ook mijnen brief, met den zoo even aengehaelden gewichtigen en heerlijken tekst moet befluiten; en het geeft mij een bijzonder genoegen te denken, dat hoe gering de brief ook zijn moge, de zakelijke inhoud van denzelven onwaerdeerbaer is. Schoon de pijl van lood moge zijn, zij tintelt met gouden flippen, met iets dat uwe aenneming waerdig is,en overeenkomt met die achting, eerbied en dankbaerheid, welke u toekomen van Mevrouw! Uwen gehoortaemflen Dienaer. Müesfteeg, den 2?,ften van November , 1751. TWIN.  74- Brieven aen de Hooggeboren T W I N TIGSTE BRIEF. Mevrouw! Jk betuig u mijnen dank voor uwe genomen moeite, in de bezorging der fchriftuurplaets, waer van gij gewag maekte, toen ik de eer had u te ontmoeten Zij beantwoordt volkomen aen het oogmerk waer toe zij werd bijgebragt : ze bewijst, buiten alle tegenfpraek, dat de Tempel, door Salomon, op den berg Moria, gebouwd is; maer ik twijfel of dit een genoegzaem bewijs oplevert , dat de Heer Jezus Christus op den zelfden heuvel niet zoude gekruist zijn. 'Er kon een berg van groote uitgeftrektheid' wezen , welke den algemeenen naem MoHa had, terwijl eene zekere bijzondere hoogte door den naem Kalvaria onderfcheiden werd. Waerfchijnlijk was die Tempel, door de wallen der Stad, va . dit gedeelte des bergs afgefcheiden. Dit zoo zijnde, konden de misdadigers, veroordeeld ter doodftraffe , buiten de S'ad gebragr worden, om hun vonnis op Kalvaria te ondergaen, en echter kon men zeggen dat zij op Moria geleden hebben : gelijk 'er van God fomtijds gezegd wordt, dat Hij op  Vrouwe Trances Schirley. 7$ op Horeb , dan, dat Hij op Sinai de wet ge. geven heeft; en van Mozes, in de eene plaets, dat hij op Nebo , in de andere , dat hij op Pisga geftorven is; en geen van deze verhalen is tegenftrijdig ; dewijl de eerfte benamingen den geheele kéten der bergen, de laetfte flechts eenen bijzonderen heuvel te kennen geven. Na dat ik dus ver heb gefchreven, heb ik met de reizen van den Heer Maundrell, van Aleppo naer Jeruzalem, geraedpleegd , wiens bepalingen zoo duidelijk zijn, als zijn gezag onbetwistbaer is " Kalvaria , zegt hij , is eene ;, kleine hoogte , of eenen heuvel, op den „ grooteren berg Moria , en werd oudtijds tot „ eene gerechtsplaets van kwaeddoeneren ge„ fchikt, en daerom buiten de wallen der ftad, „ als eene affchuwelijke en onreine plaets, uit„ gefloten ". Vergun mij, Mevrouw, den kritikus met den christen aftewisfelen, om eene aenmerking op dien doorluchtigen Lijder te maken , tot wien de naem Kalvaria onze gedagten natuurlijk heên leidt. —• Hoe beklagen wij niet de ongelukkige misdadigers, die, in de donkere holen van New» gate,onder het doodvonnis leggen! Zijn wij niet genegen bij ons zeiven te zeggen , dat wij, voor alle de fchatten der weereld, niet zouden wenfchen in hunnen akeligen toeftand' te verkee- ren ?  76* Brieven aen de Hooggeboren ren ? Hoe moesten wij ons dan niet in verwondering' verliezen . en, met dankbaerheid', opgetogen zijn, bij elke berinnering van den gezegenden Jezus, die uit den Hemel der hemelen nederdaelde, om ter doodftraffe geleid te worden; die zijnen Koninglijken troon verliet, om, aen den vervloekten kruispael, met de fnoodfte misdadigers te fterven , en ons , door dezen genaderijken, fchoon geduchten weg, van eeuwige fchande en pijnen verlost hetfr! zeker, wij moeten alle ware befchaefdheid verbannen, al wat beminnlijk is en wel luid vaerwel zeggen , indien wij zulk eenen oneindig ontfermend Verlosfer niet beminnen , of ophouden Hem welbehaeglijk te willen leven. Velen zullen, bij de tegenwoordige Hoogtijd, hunnen pligt bij u komen afleggen , en u eene vrolijke kermis • toewenfchen ; vergun dat ik mij met deze meenigte vereenig', met de opreciite bede . dat gij die vreugd , welke de Profeet gevoelde, toen hij, in verrukking', uitriep: een kind is ons geboren , een zoon is ons gegeven ; moogt genieten. Alle de heerlijkheden des Hemels zijn in dezen wonderbaren perfoon vereenigd. Het heil der ftorelooze eeuwigheid is de vrucht van zijne ver- dien- (• Dit is een gewoon gebruik in Engeland,;)  Vrouwe Frances Schirkï. f7 dienftelijke menfchwording' , bortogtelijke gehoorzaemheid', en van zijnen verzoenenden kruisdood'. Ik ben in twijffel, nu ik deze regels gefchreven heb, of ik rnij zal veritouten , die aen u te zenden; ook ben ik niet zeker , dat de boodfchap, welke gij mij in den brief van den Heer White field deedt toekomen zulk eene beantwoording billijkt. Maer, mijne oprechtste wenfchen voor u te ademen, en in gedurige gebeden te verwisfelen dit, zeker, kan nimmer onvoegzaem zijn aen Uwen verplicht ft en en gehwzaemften Dienatr EEN-  75 Brieven aen de Hooggeboren EENENTWINTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Vergun mij, onder de menigte welke u , met het plechtig Kersmisfeest, begroet, mijne oprechtte gelukwenfchingen , op dit heuchhjk tüdftip, u te doen t0ekornen. - Ik wensch u tevens geluk, met het gevoelen , waar van gij, met betrekking' tot uw zeiven, m uwen laetften, melding maekte. Mogt het, dag bij dag, dieper in uw harte worden ingedrukt! ~- Schoon uw bevel, mij verpligt heeft de oorfpronglijke' woorden te verftrooijen , heb ik echter den zakelijken inhoud zeer wei onthouden: ik weet en gevoel, dat ik niet bekwaem ven het minfie , als van mij zeiven, te a 7 ? d3"k God dat Hii' u hl'er van overreed heeft. Dit gevoel van menfchelijke zwakheid maekt ons , voor de bewerking van Gods Geest bekwaem. Dit is een gedeelte van die geeftelyke armoede , aen wier bezitteren het koningrijk der hemelen beloofd is , of alle de zegeningen van het heerlijk Euangelie zijn toegezegd. Deze zijn de geene die op Christus zien, gelijk de gewonde Ifraelliten op den koperen flang ; die naer Christus vlugten , gelijk oudtijds de doodflager naer de vrijftad; d e Christus aennemen, gelijk de veroordeelde mis- dad  Vrouwe Frames Sbirley. 79 darliger de vrijfpraek , of de hopelooze bankbreker eene bezitting aenneemt. Zij zullen dankbae»- overreed zijn, dat Christus alles voor hurt gedaen heeft ernftig begéren dat Hij alles in hun moog' verrichten, en volkomen voldaen zijn dat Hij hun alles Ui alles wat eenigzns betrekking tot het grooce werk der zaligneid hebben kan. Dewijl wij dan niets van ons zeiven hebben Of vermogen, hebben wij dan geene reden om ons te verheugen , met die blijde boodfchapp', waer van wij thans gedagtenis vieren: een kind is ons geboren , een zoon is ons gegeven , en de heerfchappij zal op zijne fchouderen zijn: en men neemt zijn' naem : Wonderlik, Raed, Sterke God, Vader der eeuwig- heid, VrEDE vo rst. Een Verlosser zoo groot , dat de heerfchappij op zijne fchouderen is: die den fepter van het oppergezag zwaeit. Hij heeft onweêrllaenbare magt in hemel en op aerde, en is der gemeente gegeven tot een hooft boven alle dingen. Zoo heerlijk , dat. zijn naem wonderlijk is i Hij is God en menfch , in één weergaêioos en wonderbaer perfoon. Schoon Hij een' aerdfchen tabernakel bewoont, bezit Hij nogtans de volheid Gods, gelijk Jacobs ladder, welkers voet op de aerde ftond , terwijl dcs; zelfs top zich in de wolken verloor, Zoc  80 Brieven aen de Hooggeboren. Zoo genaderijk , dat Hij een raedsman is. om ons te onderwijzen, door zijn heilig woord; te verlichten, door zijnen gezegcnden geest, en wijs te maken tot eeuwige zaligheid. De almagtige God: om onze ongerechtigheden te ondertebrengen, zijne wet in onze harten te fchrijven, en deelgenoten zijner goddelijke natuur' te maken. De vredevorst: om ons met zijnen Vader te verzoenen, door zijnen dood; vrede te maken, door zijn kruisbloed, en daer door een' grondflag te leggen voor die vrede, die de weereld niet geven kan, en allen verftand te boven gaet. De Vader der eeuwigheid : om ons te koesteren onder de vleugen zijner voorzienigheid en genade; om alle dingen ten onzen nutte te doen medewerken , en ons voor te bereiden voor eene erfenis!', — eene erfenisf', welke onverderflijk, onbevlekt en onverwelkelijk is. Onuitfpreeklijk dierbare beloften ! Mogt gij u die, door een waer geloof, toeëigenen, en aen dezelve deel hebben ! Mogt gij bekwaem gemaekt worden om, met de ware erfgenamen der belofte, te zeggen: een kind is om geboren, een zoon is ons gegeven i — Algenoegzaem , eeuwiggezegend , oneindig goedertieren Verlosfer! — Mogt gij u in Hem verblijden, gelijk de geenen die zich verheugen over den oogst; en  Vrouwe Frames Scbirky. 8i m gelijk de kinderen der menfchen wanneer zij den roof deelen: gelijk de landman zich verblijde» wanneer hij zijnen oogst maeit, en de vruchten van zijnen arbeid inzamelt: gelijk de krijgsman, wanneer hij zijnen vijand overwonnen heeft, en zich met den buit verrijkt. Ik behoorde u over een ander onderwerp gefchreven te hebben, t De groote plechtigheid van het feestgetij heeft mijne gedagten bezig gehouden. Indien het u behaegt zal ik mijne belofte, in eenen volgenden brief, naerkomen. Intusfchen beken ik gaerne dat mijne pen in uwe fchuld is, fchoon niet half zoo veel als niijn dankbaer hart, voor het goed waermede gij fleeds begunfb'gd hebt Mevrouw! Uwen gehoor zaemften en pligtfchuldigften Dienaen Milesfteeg) ien liften van December> ï TWES.  82 Brieven aan de Hooggeboren TWEE-EN-TWINTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ik heb het genoegen u, bij den aenvang des jaers, eene der meest onderfcheidende en edelrte voorrechten van het Christendom , de voorbidding van Christus , tot een onderwerp uwer overdenkingen , aen te bieden, welke voorbidding, in wat licht men dezelve befchouwen moogV.eene allertroostrijkfte leer is, en ten .vollen overwogen zijnde, eene onledigbare bron van vertroosting' oplevert. Dit te doen zal de aengename bezigheid van uwe eigen overdenking zijn; eenige aenleidende gedagten op te geven, zal eene genoegzaeme ftof voor dezen brief verfchaffen. Wie is het diebidt, — Jesus Christus, de Recht vaerdige , in wiens mond geen bedrog was , die altijd deed , naer het welbehagen van zijnen hemelfchen Vader. — Indien menfchen, omringd van vele zwakheden, bidden en vermogen , hoe kragtig moet dan de voorbidding zijn van Hem „ die heilig , onnoozel, onbefmet, en afgefcheiden van „ de-  Vrouwe Trances Shirlcy. $j » de zondaren , in zijne natuur, in zijn hart, „ en in zijnen wandel is! " , Wien aénbidt Hij ? — Zijn' eigen Vader \ die, door eene ftem uit den Hemel, zijn volkomen en oneindig welbehagen, in zulk eenen heerlijken zoon verklaarde. Indien de arme weduw zich naer eenen onrechtvaerdigen rechter wendde, en verhoord werd, met hoe veel recht' mogen wij dan bef]uiten, dat onze gezegende voorfpraek verhoord wordt, wanneer Hij, ons ten goede, tusfehen treedt bij zijnen Vader, — bij onzen Vader, — bij den Vader van eeuwige ontferming'. Wtk is de grond weer op Hij bidt V — Zijne eigen verdienften. Zijne voorbidding is op zijne offerande gegrond, daerom wordt 'er gezegd : dat zijn bloed beter dingen fpreekt dan het. bloed van Mei: welke plaets te gelijk den aert en de kragt van Christus voorfpraek te kennen gecfr. Zijne voorbidding beftaet niet in zich voor den troon, zijnes Vaders neèr te werpen, of de belangen vari zjirj volk in eenige woordelijke gebeden voor te dragen; maer zijne verfchijning in den Hemel, als het Lam dat geflagt is voor zondaren, is een fti] maer kragtig gebed. Gelijk het bloed van Abel, È ware het, eene ftem had \ en luidkeels om wraek op den moordenaer riep, zoo heeft het bloed van Jezus eene ftem in de ooren van God, en roept veel fterker ©m vergeving', orh F 2" * ge-:  8f Brieven aan de Hooggeboren genade, om alle geestelijke zegeningen voor zijn volk. Indien het bloed van één heiligen van zulk eene kragt is, o! van welk een onvergelijkelijk, van welk een ongekend vruchtgevolg moet de roepftera van het bloed des Middelaers, die de Koning der heiligen, en de oorfprong van alle heiligheid is, vergezeld gaen! Wat bidt Hij? — In zijne laetfte Hatelijke toenadering'tot zijnen almagtigen Vader, heeft Hij ons eene proeve van zijne voorbidding' gegeven, en een ftael, (indien ik mij zoo mag uitdrukken ), van de zegeningen welke Hij affmeekt. Hij bidt dat wij in de waerheid mogen geheiligd worden — dat wij bewaerd mogen blijven van het boo&e , (*) het booze dat in de weereld en in onze harten is. Dat wij één mogen zijn : met ons godlijk hoofd volmaekt vereenigd, door een waer geloof, en met elkander door hartelijke liefde; — dat wij mogen zijn daar Hij is , zijne heerlijkheid aenfehouwen, en ons vei heugen in zijne blijdfchapp'. Hoe dikwerf bidt Hij ? — Mozes ftond tusfchen God en de Israëliërs , toen zij met de Amalekken, in de valeije , ftreden; maer bij kon dit gewigtig werk niet ten einde toe volbrengen: Daer onze Hoogepriester eeuwig leeft om (*) Volgens de Engelfchc overzetting. Jez.ifVs.15)  Vrouwe Trances Sthitiey. jSf om voor ons te bidden: zijne toenadering wor 't nimmer afgewisfeld. — Toen eenige vreemde gezanten» vrij vroeg in den morgenftond, aan het hof van Alexander gehoor verzogten, kregen zij ten antwoord': ,, dat zijne Majefteit nog „ ter ruste lag ". Waer op zij hunne verwondering te kennen gaven, hoe dat een vorst, die zoo vele en gewigtige bezigheden te verrigten had , zoo lang zoude flapen. De Koning, dit vernemende, beval hun re verwittigen, dat „ fchoon Hij Hiep, Parmenio waekte ". — En, fchoon wij flapen , fchoon wij ons zeiven en onzen Goddelijken Verlosfer vergeten , te dikwerf vergeten, Htj, de groote bewarer Jsraëls flaept noch fluimert , en vergeet nimmer ons noch onze belangen: ja, zelfs wanneer wij , door de beklaegüjke zwakheid onzer natuur', zondigen, verfchijntHij nogtans** in de tegenwoordigheid Gods voor ons. Voor wien bidt Hij ? — Dit is een onderzoek van het grootfte gewigt. Ik bid niet voor +de weereld, is zijne eigen verklaring. Voor wien dan? Hoe kunnen wij weten of gij en ik tot dit gelukkig getal beboeren ? Gelukkig buiten twijfel zijn zij, wien de groote Jminanuël in zijn Koningrijk gedenkt. Het zou een zeer begeerlijk voorrecht zijn , in de gebeden der grootfte heiligen, in deze weereld, begrepen ie worden, maer oneindig begeerlijker gegravcerd te zijn in de handpalmen van Hem', wien de Vader altijd hoort. Vergun mij een F 3 ken-  Sd Brieven aen de Hooggeboren kenmerk op te geven, waer door wij de zod éven gemaekte bedenking kunnen oplosf. n > heeft God een' Geest van genade cn gebeden voor ons zei ven , in onze harten uitgeftortt Dit is eene vrugt der voorbidding' van Christus, en een zeker téken dat Hij onze belangen op zich genomen heeft. Geüjk 'er geen echo is zonder oorfpronglijk geluid, even zoo min zouden wij die verzugtingen tot God hebben , indien Jezus onze voorfpraek niet bij den Vader geweest ware. Welk is het gebruik dat wij van deze leere te maken hebben? Het behoort ons aentezetten tot bidden , tot bidden in den geloove , niet twijffelcnde of wij zullen verhoord worden ,, Daer wij eenen grooten Hoogepriester hebben , 3, die door de hemelen is doorgegaen, Jezus, de zoon van God, laet ons, met alle vrijmoedig' „ heid', toetreden tot den troon der genade, op „ dat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden , om geholpen te worden in den bekwa„ men tijd". Menfchen gaen gaerne daer zij* zeker weten in gunste ontvangen te zullen worden, en daer zij zigtbare voordeden kunnen verwagten : w'acrom zouden wij ons dan niet verheugen in de toenadering', tot den onfterfirjken , onzigtbaren Koning , door de tusfehenkomst van Christus, die onze gebeden , zoo gering als ze zijn, doortrokken met de wierookgeuren van zijne'verdienften, zijnen Vader aenbiedt, zeggende : „ Vader ! indien ' ' - ' * " ' »ik  Vrouwe Trances Shirky 87 „ ik iets , door mijne gehoorzaemheid tot in den dood verdiend hebbe, verboor deze fme„ kingen ; beloon mij door mijn volk [te „ zegenen ". Wie zou immer aen de gunst des Vaders kunnen twijffelen, indien de Heer Jezus , om de verhooring van onze gebeden, dus pleitte? Maer Hij pleit op eene wijze oneindig kragtiger dan deze, dan eenige, ja dan alle menfchelijke woorden , hoe fterk, immer kunnen uitdrukken. Dit behoorde onze hoop op de eeuwige zaligheid,zonder inmengfel van de minfte vreeze, gedurig op te wekken en levend te maken: want 'er is gefchreven: (en dit woord is van oneindig meêr waerde dan alle de fchattcn der weereld:) waer om Hij volkomen kan zalig maken' de geenen die door Hem tot God gaen, daer Hij altijd leeft om voor hun te bidden. Hij leeft om voor om te bidden, om deze uitnemende weldaed, dit groote werk te verrigtcn , even als of het een van de hoofdeinden van zijn leven ware om deze gezegende bediening waer te nemen : zeker, zal ze dan met de oprechtHe trouw', met den grootftcn voorfpoed' , verrigt worden. — Met zulk eenen voorfpoed' dat Hij bekwaem is om v o L k o • men. zalig te maken. Welk een* troostrijk gezegde ! Een der uitnemendfte hartfterkingen van het Euangelie! Laten wij onzen weg op den Heer Jezus wencelen j en geene omftandigheden, hoe genaemd, zullen aen onze za- F 4 \ig-  Brieven aen de Hooggeboren ligheid hinderlijk zijn , of dezelve bezwaeriijk maken. Hij kan verlosfen van alle fchuld boe affchuuwlijk, van alle zonden, hoe. talrijk, van alle vijanden , hoe geducht, zelfs- tot het ukterfte einde van onzen ftrijd, hoe langdurig en fel; en dit herinnert mij een ander voorrecht, welk uit dit onfchatbaer leerftuk voortvloeit. Het behoort ons een blijmoedig vertrouwen inteboezemen , dat wij ten einde toe zullen volharden. De Heer Jezus zegt: Simony Si*, mon, de fdtan heeft u zeer begeerd te ziften als de tarw. En wat was de veiligheid van Petrus? Zijne eigen waekzaemheid ? Zijne kloek-, moedigheid ? Jsfeen , de voorbidding van, zij-, nen goddelijk Meester: Ik heb voor u gebeden* (voegt 'er de medelijdende Verlosfer bij;,) op dat uw geloof niet ophoude. De voorbidding van Christus is gelijk een' vurigen muur rondom- zijn volk. Hier door zijn zij beveiligd , gelijk eene onoverwinbare bezetting. Wij kunnen onze eigen verrigtingen of bekwaemheden nimmer te laeg waerdéren, en nooit te veel vertrouwen Hellen in de gerechtigheid' en voorbidding, van Christus Zeker , moet. de kragt- zijner voorbidding alle de magten der helle alle de verzoekingen der weereld, en aJle de bedorvenheden van ons bedrieglijk hart te- boven, flreven. Gezegend , eeuwig gezegend, zij die vrijmagtige genade, welke u dezen, heerlijken, voorfpraek heeft doen kennen s ge-  Vrouwe Trances Shirky. 8.9? gelooven en beminnen! Dat uwe kennis fteeds opgeklaerder, uw geloof fterker, en uwe liefde vuriger mogen worden, tot dat gij, door zijne voorbidding befchermd , en- door zijnen Geest geleid, ontvangen zult worden in het Koningrijk van zijne heerlijkheid- Ik heb , Mevrouw, vele bewijzen van uwe nederbuigende goedheid en edelmoedigheid genoten ; vergun mij echter de vrijheid u een ander blijk te verzoeken , naemlijk : dat gij niet alleen de lengte van dezen brief gelieft te verfchoonen ,. maer tevens naer deszelfs uitgebreidheid , mijne eerbied , achting en dankbaerheid wilt afmeten ; dan zal ik niet verdrietig, maer met vermaek op mijne wijdloopendheid te rug zien, indien daer uit blijkbaer zijn mag hoe zeer ik ben Mevrouw ! Uwen gehoorzaemften en plichtfchuldigjlen Dienaer* MiUesfteeg, den jden van öctoler, J75r- F< DRIE-  90 Brieven aen de Hooggeboren DRIE - EN - TWINTIGSTE BRIEF, Mevrouw! Vergeef mij , Mevrouw ! dat ik van mij heb kunnen verkrijgen eene geheele week bezitter van een' uwer brieven geweest te zijn, zonder de genoten eer dankbaer erkend te hebben; maer ik ben deels ongefteld, deels in bezigheden ingewikkeld , en deels door gezelfchap opgehouden geweest. Ik dank u ootmoedig voor uwe gunftige aenbieding , om uwen invloed, ten nutte van mij of mijne vrienden, te hefteden. Ik hoop dat ik altijd een behoorlijk gevoel van uwe goedheid' zal behouden , al ware het dat ik geene gelegenheid had om van dezelve gebruik te maken. Ik dank God , 'er ontbreekt mij niets, dan een gevoeliger hart, dieper getroffen door zijne onverdiende goedheid. Mijn broeder, bij wien ik woon, is in eene kostwinning , zoo bloeijend en voorfpoedig als men wenfehen kan. Ik verzeker u, Mevrouw, dat ik zoo ver ben van den inhoud uwer brieven te verfpreiden, dat ik in tegendeel nimmer te kennen geef 5  Vrouwe Frames Schirley. 91 geef dezelve te ontvangen , en dat wel bm twee redenen : om de geest van hoogmoed' in mij niet te verheffen , en uw: karakter te beledigen , door u te verlagen om briefwisfeling te houden met zulk een gering perfoon als ik ben, en die misleiden gehouden wordt voor een' begunftigcr van dan grilziek ge'fiacbt, Methodisten gcnaem.1; voor 'een' die , door zijne kwijnende gefteldheid , verhinderd en weerhouden wordt om met hun mede te werken, maer' die met zijn hart' echter met hun inftemt. Ik zou, wat mij betreft, ten deze opzichte, zeer weinig belang ftellen in mijnen goeden naem, voor de weereld' , maer zeer bezorgd zijn voor den uwen: fchoon, na alles overwogen te hebben , de eer welke de weereld ons geven kan, fchaerfch onze bejaging, onze begeerte, waerdig* is: de goedkeuring van den Koning der Koningen is onze eenige eer. x\logt Hij u kennen in dien grooten dag, wanneer Hij komen zal om verheerlijkt te worden in zijne heiligen, en wonierbaer in allen die gelooven Ik ben zeer verblijd u te hooren zeggen , ik verlang thans niets anders dan van den Godsdienst en deszelfs dierbare waerheden te hooren fpreken. Ik wenfeh dat gij meer en meer bepaeld moogt worden, om niets te willen weten dan Christus en dien gekruist. Het is eene der wijste voornemens , een voornemen van de grootfte, gelukkigfteen beste der fterve- lin-  o» Brieven aen de Hooggeboren Jingen. — Het is mij mede eene ftof van Wijd. fchap, dat gij gefmaekt hebt dat de Heer goed is: kleef hem aen, Mevrouw! met een volkomen hart, en gij zult grooter dingen dan deze zien : want de liefde van Christus, zelfs voor de zwakfte geloovigen, is onuitfpreekiijk , onmeetbaer en onbegrijplijk. Gij kunt 'er eene fchets van vinden Math. xn. 20, eene duidelijker proeve Jez. xl. ii, en eene rijker ontvouwing Jez. xlix. <5. Ik zou deze fcbriftuurplaetjèn hebben afgefchreven, maer denk dat het u aengenamer zijn zal, en. een kragtiger indruk op u gemoed maken , wanneer gij ze zelve opzameld: gelijk het aengenamer is eene vrugt van den boom, of een anjelier uit het bloemperk, met eigen hand', te plukken, dan die van. den disch, of in eenen ruiker gevlochten, te ontvangen. Mijn wensch is dat Gods Geest deze bekoorlijke en herlevende uitdrukkingen van zijn woord , oneindig fmakelijker moge maken dan de uitgelezenfte vruchten, en onvergelijkelijk aengenamer dan de weiriekendfte bloemen. Ik dagt op dit zoetfte en edelfte van alle onderwerpen, de liefde van onzen Heer Jezus Christus, uitteweiden ; maer ik bemerk dat mijn brief te uitgcftrekt ,zou •worden, daerom zal ik 'er thans van afzien ; doch hoop dat gij mij de eer en het vermaek van., aen u binnen kort weder te fchrijven . niet  Vrouwe Frances Scbirky. 03 niet zult weigeren; wanneer ik mij voorftel., door deze uitstekende en heerlijke ftof, te veredelen den anders onwaerdigen brief van Mevrouw! Uwen zeer veel verpligten en gehoarzaamen Dienaer. Milesfteeg, den iMen van Januarij. V IE &  h£ Brieven aen de Hooggeboren VIERENTWINTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Zaturdag namiddag had ik mij een bijzonder genoegen , het vermaek van aen li te fchrijven beloofd , maer werd door gezelfchap, dat ik niet alleen kon laten, en bezigheden , welke niet uitgefteld konden worden , verhinderd. — Ik vooronderftel, dat gij de tijding van den Heer Whitefield reeds vernomen hebt, dat hij eene behouden en fpoedige reis gehad heeft, dat hij gezond is, en in het Weeshuis * alles in goede orde gevonden heeft. — Ik heb geen' brief ontvangen, en meen dat hij 'er maer twee gefchreven heeft, en de genoemde omftandigheden maken, zoo ver ik weet, derzelver voornamen inhoud uit. Zijn verhaal herinnert mij die onwaerdeerbare belofte aan .den aerdsvader, in een bachiijken gevaerlijk tijdftip: vrees niet , Abraham ik ben u. een fchüd, kV loon zeer groot; welke gedeeltelijk door het grootfte vernuft van ons Land, zeer fchoon omfehrevenis, en aan alle geloovigen toegepast wordt. Hoe o 21V * CEene ftichting van den Heer Whitefield , in America. )  Vrouwe Francos Sbirïey. 95 Boe is aw volk gezegend, Heer'. Het kan gerust op uw befeberming bogen i Volmaekte wijsheid is zijn gids; Zijn lijfirazvaiH bet eindloos Alvermogen. * Ik meen , Mevrouw! dat ik u in een' mijner brieven beloofd heb, om 11 eenige gedagten over de liefde van Christus mede te deelen. Gaerne ben ik bereid, om, zoo ver mijne vermogens toelaten , mijne verpligting aan u te voldoen. Inzonderheid wanneer zij van zulk eenen aengenamen aert is. Laten wij dan overwegen : Den oorfprong van Christus liefde. Zij is vrij, volmaakt vrij, zonder eenige verdienfte, of de minfte beminnelijkheid in ons. Wij beminnen onze goede vrienden, edelmoedige weldoeners, zulke welke goede hoedanigheden bezitten, of aen onze belangen dienstbaer zijn. Maer Christus heeft ons lief gehad toen wij zondaers waren, toen wij niet naer Hem omzagen: ja, toen wij,'door kwade neigingen en booze daden, zijne vijanden waren. Hij heefc ons lief gehad, (ö vrijmagtige en onverdiende goedheid!} wanneer wij niets waerdig waren dan de uitterlte afgrijzing en eeuwige wraek. Deo + QHow are tby Servanis bleft, O LORD*. How [ure is tbeir Defence ! Eternal Wisdom is tbeir Guide, Tbeir Guard Qmnipotence.  $6 Brieven aen de Hooggeboren Den aenvang zijner liefde. Deze is niet van gisteren, zijne liefde is gelijk aen zijne uitgangen, van de dagen der eeuwigheid. Ik heb u liefgehad , ( dus fpreekt H j tot zijne Kerk,) met eene eeuwige liefde. Wij ftellen de liefue welke lang geduurd heeft, diep geworteld is , en onafgebroken volhard, op hoogen prijs. Hoe uitnemend is dan ö! gezegende Jezus, uwe liefde, welke eer de bergen waren geboren en de aerde en weereld voortgebragt op zondig ftof gevestigd was. Wat zegt dit niet, Mevrouw, dat Gods aenbiddelijke Zoon, van eeuwigheid', ons gedagtig is geweest , en in zijn harte gedragen heeft! De duurzaemheid zijner liefde. Ze is onveranderlijk en eeuwig: AUoo Hij de zijne lief ge* had heeft, zoo heeft Hij ze lief gehad tot den einde. Zij begon voor den tijd, en eindigt zelfs niet in de eeuwigheid. Gelijk geene eigen waerdigheid de oorzaek dezer liefde is, even zoo min zuilen onze afwijkingen of zwakheden, hare vlammen uitblusfchefh Onze heilige geftalcen kunnen dikwerf veranderen , maer onze aenbiddelijke Verlosfer is gisteren, heden, en in eeuwigheid dezelfde. Geene vrees beknelle u dan, Mevrouw! noch leven , noch dood , noch tegenwoordige noch toekomende dingen , noch eenig ander fchepfel kan msfeheiden van de alrijd teedere, ftandvastige en alles overwinnende liefde van God onzen Zaligmaker. De  Vrouwe Trances Sbirley De uitwerk/els dezer liefde. Zij voerde Hem van den Hemel der Hemelen, om te wonen in het vleesch, en te vernagten in eene heeften kribbe.; Zij Jvoerde Hem uit de wooningen der gelukzaligheid daer verzadiging van vreugde bij Gods dengezigt en lieffelijkheden aen zijne recktehand zijn, om verlaten , bedroefd en gepijnigd te worden, in dit tranendal. Zij deed Hem, die de erfgenaem van alles is, zelfs eene plaets misfen om zijn hoofd nederteleggen, tot dat Hij aen het kruishout werd uitgerekt, en zijn hoofd in bet fombere graf nederleide. Verbazende liefde, zonder wedergaö l wie kan alle de liefde daden des Verlosfer uit/preken ? al zijnen, lofverkondigen ? De vrugten dezer liefde. Alles wat wij bezitten of verwagten , elke geeftelijke en hemelfche zegen , zijn wij aen deze liefde verfchuldigd. Indien onze oogen eenigermate verlicht, en onze begeerten opgewekt zijn, om te kennen het geen tot onzen vrede dient, om te zoeken de onbevlekte , onver derflijkt en onverwelkbare erfenis , dit alles zijn wij aen Christus liefde en genade verfchuldigd. Indien wij bij aenvang geheiligd en begérig zijn om in ware godzaligheid toetenemen , indien wij voor God voimaekt gerechtvaerdigd, en tot zijne zonen en dogteren aengenomen zijn, dit zijn ook ftroamen uit die onledigbare fontein', be liefde van Christus. Gelijk zij, G in  p8 Brieven 'aan de Hooggeboren in alle hare daden, in al haer lijden, fterkér Was dan de dood, is zij ook rijker dan de kostbaerfle fchatten' die de weereld oplevert. Alle de 'onbegrijpelijke en eeuwigdurende geneugten van den ftaet der Heerlijkheid, zijn haer verworven eigendom en hare gefchenken. Te' recht dan gebruikt de heilige Schrift alle de liefde betrekkingen die onder menfehen plaetsgrijpen, om de liefde van Christus te vertoonen Groot is de liefde van een' vriend, grooter die van een' broeder, nog grooter de liefde van een' Vader, grootst de liefde van een' bruidegom , maer oneindig grooter dan een van deze, dan alle te famen, de liefde van den eeuwiggezegenden Immanuel voor zijn volk : wanneer men alles gezegd, alles zich verbeeld beeft, overtreft dezelve alle vergelijking, zij gaet alle gedagten, of, gelijk de Apostel Paulus zegt, alle verftand te boven. ■— Mogt gij , bij toeneming, verheven begrippen van deze liefde koesteren , en in een aengenaem gevoel van derzei ver rijkdom en duurzaemheid leven! — Mogt zij voor u eene zoete drangreden zijn om eiken pligt te betragten, en eene hartfterking in alle wederwaerdigheden ! — En, wanneer de eeuwigheid, de groote dag der eeuwigheid, aenbreckt, zal zij, op eene wijs voor geen verftand te bevatten, uwe kroon en blijdfchap , uw loon zeer groot zijn; — en ik hoop dat gij fomtijds bidden zult, dat het de  Vrouwe Frances Scbirky. 90 de tegenwoordige troost en eeuwige vreugd moge zijn van Mevrouw! Uwen veel verpligten, Gètrouwftcn en ootmoedigen Dienaer, Aiilesjleeg, den óf'kn van Februari] 5 P. S. Mag ik vragen, Mevrouw! of gij eene kleine verzameling van veerzen gezien hebt, Gezigten getijteld? Zij zijn uitnemend fierlijk, in een' verheven en befchaefden fhjT opgefteld , volmaekt zedekundig en deugdzaem , en ontbreeken niets dan een weinig van de geur van dien naem , die eene olie is die uitgeftort wordt. De maker rekent mij onder het- getal zyner vrienden, en ik wil hem gaerne eenigen dienst doen. [ Hij heeft een talrijk huisgezin, en zijne omftandigheden zijn niet zeer voordeelig. Hij is voornemens de copij te verkoopen , en een fpoedig vertier der tegenwoordige c? 2- uit-"  joo Brieven aen de Hooggeboren uitgave zou de prijs merkelyk doen Hijgen. J Zoudt gy dezelve, door uwen invloed, aen de befchaefde weereld niet kunnen aenprijzen ? Ik durf u verzekeren , Mevrouw, dat zulks uwen kiesfehen fmaek niet zal beledigen. VIJFENTWINTIGSTE BRIEF. Mevrouw ! Ik heb gisteren uwen brief ontvangen , en daer ik dankbaer ben voor die eer'; vlei ik mij met het vooruitzigt 't welk gij mij geefc, om voor het einde dezer week een' tweeden te zullen ontvangen. Dewijl gij, toen gij mij fchreeft, gereed ftondc otn naer buiten te gaen , kan ik niet anders dan u bij dezen derwaerds [volgen , of daer op wagten , onder toewenfehing , dat Hij itwen uitgang en uwen ingang , nu en altoos zenene; dat zijne verlichtende, vertroostende en heiligende tegenwoordigheid u, waer gij u ook onthoudt, moog' verzeilen. Voorleden zondag namiddag zijn wij zeer ontroerd geweest. 'Er ontftond brand , in eene ra'nhaderïj, naest welke een gedeelte van ' mijns broeders woonhuis gelegen is. Wij wa' ren geheel verwarring en vei baesdheid , bijna ver-  Vrouwe Franccs- Sbirky. !Ot verflikt door den rook, en gedrongen door het volk. Drie brandfpuiten, welke uit onderfcheiden plaetfen van ons hnis, * benevens verfcheiden , die het water van andere kanten toevoerden , hebben , door Gods zegen, op het woedend element de overhand behouden, en het zelve in weinig uren gebluscht. Het herinnerde mij dien geduchten dag, wanneer de hemelen met een gedruisch zullen voorbygaen , en de elementen zullen branden en vergaen, en de aerde en de werken die daer in zijn zullen verbranden. Mogt gij dan ,. wanneer de bezittingen der magtigen dezer aerde niet meer gevonden zullen worden , een huis hebben, een huis niet met handen gemaekt, maer eeuwig in de hemelen : mogt gij , wanneer de rijkdom der wrekken eensklaps zal verdwijnen, bezitten, eene erfenis die onver derfelijk, onbevlekt y en onverwelkelijk is. Vergun mij, bij het genoegen dat ik fmaek in het uitboezemen van dezen wensch , ook dat van mij te onderfchrijven. Mevrouw! Milesfteeg, den i$den van Februarij , 175*. Uwen plichtfchildigften en gehoorzaemjien Dienaer, ZES- * (De Heer Herveij woonde bij zijn'broeder, gelijk uis den 28ften brief blijkt.) G 3  J02 Brieven aen de Hooggeboren. ZES-EN-TWINTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Uwe onpasfelijkheid doet mij zeer leed Ik hoop dat ik wagen mag, bij dezen, u , met uwe volkomen herftelling', geluk te wenfchen. Deze wanordens van onzen aerdfchen tabernakel, zijn voorboden van deszelfs aenftaende (looping. Deze hebben allen eene ftem, welke ons toeroept: " ftaet op , en vertrekt, want „ hier is de plaets uwer ruste niet, deze acrdfche woningen zullen u rasch begeven; maer „ 'er is eene Stad, wier fondamenten nimmer „ gefchud , uit welke de gelukkige inwoners ,, nimmer verftooten zullen worden. Daer „ heeft de gezegende Jezus, met zijn dier„ baer bloed, vooru, eene plaets verworven, „ deze heeft Hij, door zijne almagt, voor u „ bereid. O! ftneek Hem, om u , door zij„ nen heiligenden Geest, voor die hemelwo„ ning, bekwaem te maken". Wat zal ik zeggën , Mevrouw, wegens de eer welke gij mij toedagt? Zij is grooter dan ik verwagten kon. — En wat, aengaende die eer, toE1 welker genieting gij mij uitnoodigdt ?. D at  Vrouwe Frames Shirlcy. 105 Dat het mij oprecht leed doet, geen gebruik van dezelve te kunnen raaeken. — lk ben uw medelijder geweest, Mevrouw, ik heb eene hevige verkoudheid gehad , verzeld van koorts , welke nog acnhoudt, en mij fomtijds doet denken dat ik in 's Doctors handen vallen zal. Men gist dat ik deze ongefteldheid gekregen heb, bij gelegenheid van de laetfte ontroering, en het gqvaer waer in ik mij bevond , toen ik, uit mijn huis gedreven, om den brand te ontvlugten, door water waden moest. Het water en vuur herinnerde mij die fchrikkelijke verwoestingen , eens aengeregt door middel dezer elementen, toen God die totzwaerden zijner wraek gebruikte, om eene ontaerte weereld, en vier bevlekte fteden te verwoesten. Ik (tip deze gebeurtenisfen aen , om onze gedagten op te leiden tot dien weldadigen en heerlijken perfoon , die ons verlost van den toekomenden toorn', welke in de beiden gevallen bijzonder wordt afgebeeld, eerst door de ark, en dan door Zoar of den berg. Q I\Ie. v vrouw! laten wij naer Hem vlieden, — Hem aenkléven , — ons in Hem beroemen, — in Hem verblijden. — Gij kent Hem. Mogt gij fteeds meêr den rijkdom zijner goedheid en de kragt zijner genade learen kennen, tot dat gij Hem kennen zult van aengezigte tot aengezigte, en eeuwig bij Hem wonen , in die zalige gewesten , daer geen inwoner meêr zeggen zal, ik ben ziek: daer hoop ik u, door G 4. d e  194- Brieven aen de Hooggeboren de tusfchenkomst van het bloed des eeuwigen verbonds , te ontmoeten , en niet langer met het onaengenaem verhael van mijne ongefteldheden te vermoeijen, maer met u famentefteramen, om te beminnen, te aenbidden en groot te maken, dien beminnenswaerdigen en goddelijken Jezus; die ons heeft liefgehad, en van onze zonden gewasfchen heeft, in zijnen bloede. Ik beveel u aen zijne oneindig teedere liefdezorg', en verzoek de vrijheid om mij, met den diepften eerbied en oprechtfte dankbaerheid, te onderfchrijven, Mevrouw! Uwen verpligten * en gehoorzamen Dienaer, Milesfteeg , den 15ften van Februariƒ> 1752. ZEVEN-  Vrouwe Trances Shirïey. 10 ZEVEN - EN-T WINTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Vergun mij om u , bij dezen, te verhalen, eene gebeurtenis, welke onlangs is voorgevallen en mij medegedeeld door iemand die van alles ooggetuigen geweest is. Een Soldaet was , wegens verloping, ter dood veroordeeld. Verbeeld u een jong mensch, in de lente zijner jaren , metJ de blosf' der gezondheid, op zijne wangen. — Gekomen tot de ftrafplaets, bereide hij zich ter dood', zonder eenige blijkbare vrees of ontroering, opende zyne borst, zonder eenige verandering op zijn gelaet, trok de muts over zijne oogen, zonder de minfte beving in zijne leden. — Zes zijner fpitsbroederen werden afgezonderd en hun werd bevel gegeven om langzacm voorwaerds te gaen. Byna op den afftand van twaelf voeten van den fchuldigen gekomen zijnde, werd het téken om te vuren gegeven en ieder hunner fchoot den kogel tot door hetlichaem heên; — daer na werd het lijk,metongedekten aengezichteen bloedende wonden, op den grond uitgeftrekt; en op dat de fchrik, op het hart zijner medegezellen, meerder indruk zoude maken, trok het geheele regi. G 5 ment  iq6s Brieven aen de Hooggeboren, ment over- de beenen heên. Het gezigt was zoo fchrikverwekkend, dat een der Soldaten, wanneer hij, in het voorbijtrekken, het ijslyk fchouwfpel zag, in zwijm viel; en het verhael dezer gebeurtenis was zoo aendoenlijk, dat ik bemerkte, dat de tranen eener Juffer, aen wien het verhaeld werd, haer uit de oogen biggelden. ' Kan ons dit, Mevrouw, niet eenig denkbeeld geven, van Gods teedere en verbazende liefde in Christus Jezus, toen wij ons aen zijnen dienst' ontrokken, en niet eens of anderwerf, maer tijden, jaren zonder getal , tegen zijne Majefteit gerebelleerd hadden ? — Sprak Hij toen het doodvonnis over ons uit? Neen: Hij was enkel langmocdighcid ever ons. —- ln ftede van ons te veroordeelen, zond Hij zijnen eigen zoon, om, m onze plaets', veroordeeld te worden, en de ftraffen tej ondergaen. Hij gaf den wellust zijner ziele , den onbevlekten en gezegenden Jezus, over, op dat alle de pijJen der wrake Hem in het hart zouden tref. fen, en tot een bleek , bebloed en vanééngereten lijk fielten , tot epn fchouwfpel van ellende, voor engelen en menfehen, om ons te bevrijden , van de ftraf te ontheffen, en eifgenamen van eene eeuwige gelukzaligheid te maken. ö Aenbiddelijke goedheid ! zulke weêrfpah ■ nelingen te fparen ; volkomen vrij te Hellen , en  Vrouwe- Trances Shïrley. 107 en de fchuld ten vollen kwijt te fcbelden ! — Nog aanbiddelijke?,, nog; verbazender, ben van het kruis tot den hoogden gelukftaet m den hemeli te bevorderen l van den vervloekten gerechtspael tot de glorieryke- kroo» in eeo eeuwig koningrijk ce verboogen | — Maer, zyoen doofkichti^en en goddelyken zoon over te ge, ven , om in hunne plaets* te derven , dit js eene: liCÏue welke onuitfprekdijk , onbcfcfbaer 15. Geene tacl kan ze uitdrukken, gij gaet allo gedagten te boven. Mogt gij altoos aen deze Uitnemende liefde gedenken, haer gedurig bewonderen', en aenhoudend door derzei ver invloed beftierd worden ! — Hij, die zyn eigen zoon niet gefpaerd, maer voor ons , ter onzer behoudenisf' heeft overgegeven , zou Hij ons ook, met Hem, niet alle dingen fchenken? Dat Hij op u alle de zegeningen van het Euangelie des vredes mpge doen rusten , is de hartelyke wensch en ernftigfte bede van Mevrouw! Uwen verpligt ften en gehoorzaemsn Dienatr. MMes-fteeg, den ziften van Maert, 175';- P. S. Ik vooronderftel dat gij van onzen uitnémenden vriend in Amerika, tijding bekomen  ïo8 Brieven aen de Hooggeboren men hebt. Hij kan u, denk ik , niet verge. ten, daer hij aen mij gedagc heeft. De brief dien ik van hem ontvangen heb was zeer kort; om dat hy fterk twyffelde of zijne briefletters mij wel meer in het land der levende zouden aentreffen. Zij behelzen niets wezenlijks, maer alleen een berigt van zijn' welftand, anders zou ik mij het vermaek hebben aengedaen om den inhoud aen u medetedeelen. AG f-  Vrouwe Trances Scbirley; 1o$ AGT-EN-TWINTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Gister avond heb ik uwen brief ontvangen, en mijne eerde bezigheid dezen morgen is om u mijne dank• erkentenis te betuigen, voor de eer en het genoegen mij betoond. Wees verzekerd, dat ik mij, in mijne brieven aen U , altoos in mijne voordeeligfte gefteldheid vertoon, even gelijk het mij betamen zoude, om wanneer ik indaet was u een bezoek geven , in mijn best gewaed te verfchijnen. Maer 'er is niet altijd zonnefchijn en helderheid in mijn [gemoed , 'er heerscht ook geene onafgebroken zuiverheid en overeenftemming in mijn hummeursgedel. Zoo veel ijdelheid , zoo vele dwaesheden, zulk eene lompe onachtzaemheid, hatelijke ondankbaerheid. hardnekkige onbuigzaemheid en onoverwinbare hoogmoed, zoo vele fchielijk opkomende dwaze begeerten, en werken van kwade neigingen, hebben dik. werf de overhand; en, dat meer is. 'er heerscht fomtijds in mij , zulk een redenloos ongeloof aen de verdienden van mijnen Zaligmaker, aen de beloften van mijnen God , dat ik met zoude kunnen verdragen, dat iemand kennis had aen  ïïo Brieven aen de Hooggeboren aen de bewegingen van mijn hart dan alleen die teedere, toegevende en genaderijke God, die weet wat maekfel dat wij zijn , gedagtig zijnde dat wij ftef zijn ; en wiens goedertierenheid is als zijne Majefteit, onbefefbaer grcot en oneindig. Ik wenschte mij zeer laeg voor zijne aenbiddelijke voeten te vernederen , en , uit den grond' van mijn verbasterd hart, de belijdenis van den armen melaetfclu-n afteleggen : onrein! onrein! Het behaegt den Almagtigen, uit bijzondere goedheid', mij, van alle fchandelijke uitfpatting' mijner verdorvenheid, te weerhouden; maer ik word dikwerf beproefd door inwendige verzoekingen*, en heb menigmael reden om te klagen : wanneer ik 't goed wil doen, legt het kwaed mij bij. Ik geloof, Mevrouw! dat de wijze en genadige God jzulks toelaet , om ons te leereir dat ons hart arglistig en doodlijk is; om van alle eigenliefde gefpeend te worden , op dat wij ons zoude verfoeijen in Jlof en asfche ; — en grooter prijs ftellen op onzen heerlijken voorfpraek en borg; om ons verkeerd, onzalig eigen, volkomen te verzaken , en alle onze genegenheden op het dierbaer bloed en de onbevlekte gerechtigheid van zijnen Zoon te leeren vestigen ; — om onze begeerten ter vernieuwing' en herfchepping5 naer zijn beeld, en naer rijker en kragtdadiger mededeeling van zijnen Geest op te wekken ; — op dat Hij onze genegenheid fteeds van dit onvolmaekte fpee  Vrouwe Frames Shirïey.] i11 ffjëenén, !en óns minder onwillig make om ontbonden te worden : ontbonden te worden, en integaen in die zalige gewesten , daer alle onkennis zal verdreven , alle verdorvenheid uitgeroeid worden, en daer wij den Heer Jezus Christus , niet alleen met oprechtheid, maer met eenen onverflaeuwden ijver', eeuwig zullen beminnen. In zulke tijden , oordeel ik het best, Mevrouw, om op onze hoede te zijn, tegen te veel bekommering en angstvalligheid. Ik herinner mij eenige uitdrukkingen, welke een waerdig vriend zich liet ontflippen, toen ik de eer had met u, bij de Gravin Üellitz's in gezelfchap te zijn, uitdrukkingen, welke itrekten om deze mismoedige en troostelooze gcfteldheid voedfel te geven : even als of wij moesten geflagen worden met den geesfel van het geweten , en het hoofd laten hangen als eene bies.— Maer waerom zouden wij toch begéren geflagen te worden, daer onze goddelijke Meester, om deze overtredingen, gewond, om deze ongerechtigheden , verbrijzeld is geworden ? Zullen onze bekommeringen , onze zorgen, waer mede wij ons kwellen, de waerdij van Christus verzoening vergrooten ? — Of zouden wij onze inwendige benauwdheid moeten toegeven, om onze harten te verootmoedigen ? In tegendeel , het zal de ziel bedroeven en kragteloos maken , hare gebeden tot den oorfprong alles goeds, ontmoedigen , en juist op haer zulke eene uitwerking heb-  J12 Brieven aen de Hooggeboren hebben, als her, gemis van dierlijke geesten op het lichaem heeft: en of dit gemis het lichaem tot eenigen dienst bekwaem, of voor eenig geneugte vatbaer maekt, laet ik ter beflisfinge aen zulke die het ondervonden hebben. — Neen, Mevrouw, de ware ootmoed, de zuiverfte vernedering, is gegrond op een gevoel van de hefde van onzen eeuwiggezegenden Verlosfer. Hij, die boven alle hoogten verheven is, heeft zich vernederd tot den dood, ja, tot den dood des kruifes, op dat Hij verzoening voor deze misdaden zouden verwerven. Wanneer wij behoorlijke indrukken hebben, van die wonderbare en aengename waerheid , zal ze ons in diepen ootmoed doen nederzinken , terwijl ze onze hoop opbeurt. Gelijk de fchalen eener balansf', naer mate de eene rijft, daelt de andere : zoo zullen wij ook, naer mate ons geloof toeneemt, in armoede des geestes toenemen. Daerom , wanneer zulke verzoekingen voor komen , zulke befmcttingen opwellen , wees niet begerig , Mevrouw, om te itaen op de bedroevende overreding van fchandelijke zondefchuld en verfoeielijke boosheid: maer wend het oog van uw gemoed naer den bloedenden, zieltogenden en üervenden Jezus door een vast en verzekerd geloof, dat de Koning der Koningen voor deze dwaesheden geleden heeft, dat de Heer des levens, voor deze zonden, den dood ondergaen heeft, en de vorst des vredes zijn dierbaer  Vrouwe Frances Sbirky. 113 baer bloed voor deze overtredingen heeft uitgeftort. Dat, fchoon zij de goddelijke Majefteit mishagen, echter ons geloof aen de waerheid van zijn getuigenis, of wantrouwen aen de kragt der verzoening', door zijnen geliefden Zoon , Hem veel meêr mishagen zullen. — Strijd daerom, Mevrouw, den goeden ftrijd des geloofs, en overwin door het Moed des Lams. Door zulk eene herhaelde toepasfing van zijne algenoegzame en oneindige verdienften, hoop ik, dat uwe ziei verheugd, verkwikt, en met overvloed van vrede zal vervuld worden. Dan houd ik mij verzekerd, dat gij u , meêr vrij , ver. wijd en werkzaem in de wegen desj Heeren bevinden zult, gelijk een' die de kluisters van zijne handen, of eenen zwaren Jast van zijne fchouderen werpt» Mijn troost, in deze gelegenheden, wordt voornaemlijk geboren, door zulke plaetfen als de volgende in ftille gebeden te veranderen : • Hoz. 14. Vs. 4. Zach. 13. Vs. r» Heb. 9. Vs. 13 en 14. 1. Joh. 2. Vs* 1. en 2. En , laeten wij den Heer Jezus niet verdenken , dat Hij ons, om zulke zwakheden, fchoon buiten twijffel zondig, verfoeit. Neen, Hij is een getrouw en medelijdend Hoogepriester, Hij werd in alle dingen verzogt, gelijk wij, maer zonder zonde : daerom zal Hij ons in genadé aennemen, zich aen ons openbaren, en onze harten, door zijnen gezegenden Geest, opbeuH ren,  H4 Brieven aen de Hooggeboren ren , zeggende : Zoon , Dogter , zijt welgemoed: ik heb voor alle uwe misdragingen den dood geleden ". — Indien Lord in zijne reizenaer Batb, het ongeluk had, van zijn paerd te tuimelen , of met zijne koets om te vallen, en zich, zoo mismaekt, met bloed bemorst en deerlijk gewond, bij de Gravin vervoegde, zou zij daerom van hem een' afkeer hebben? integendeel: hare ingewanden zouden rommelen, medelijden zou met genegenheid paren ; zij zou het bloed zagtjes afvegen , voor de wonden zeêrhartig zorgen. Even zoo: — neen, oneindig toegevcner en genaderijker zal Jezus ons ontvangen, wanneer wij, vermoeid, zwaer beladen, en met fchuld befmet, tot Hem komen , om rust in zijne verdienften te vinden. Het behaegt Hem zich onzen eeuwigen Vader te noemen ; en nimmer zal Hij door eenig Vader, in de uitoeffening van medelijden en goedertierenheid , overtroffen worden. De arme heeft eenige verkeerdheden in haer humeur, die haar meenige vijanden berokkenen : zoo zelfs, dat ik geloof, dat zij genoegzaem zoo algemeen gewraekt als haer man be mind wordt; maer ik denk dat men hare gebreken vergroot. Ach! Mevrouw, het is eene iefdelooze weereld; ze fchept vermaek in het verfpreiden van eerrovende gerugten , en de bal van berisping' groeit aen naer mate hij voortrolt: waer is die beminnelijkfte der deugden, de liefde? We. zien haer bekoorlijk ge- fchil-  Vrouwe Trances Scbirky, „ iif fchilderd, door het fchoonfle penfeel onder den hemel, f. Cor. Xlil. Maer wanneer, hoe fchaerfch ten minfte, zien wij haer het toneel des levens betreden, of in den kring der verkeering verfchijnen ? Ach 1 dat zij, van hareri grooten Meester , haer voorbeeld, gezonden , in uw hart moge wonen, en niet geheel eeo Vreemdeling zijn in het mijne! Ik wensch van harte, dat de Gravin D. , en alle lieden van aenzien, die gefmaekt hebben dat de Heer goed is , in genade mogen toenemen, vervuld worden met den Heiligen Geest, waekzaem en ijverig zijn in de zaek', en voor de belangen van Jezus van Nazareth. Alle de Heiren des Hemels aen bidden Hem , en zullen wij aerdelingen ons zijner fchamen? ' Engelen , Menfchen en Duivelen zullen , ten jongften dage, hunne kniën voor Hem buigen , en zullen wij, in dezen onzen dag' blozen , Om onze betrekking tot Hem te erkennen ? Wij hebben, buiten twijffel, vele vijanden, en zullen, waerfchijnlijk, niet ophouden met verzoekingen te worden aengerand, zoo lang wij in de woeftijne dezer weereld' verkeeren. Maer laeten wij niet vreezen, Mevrouw, wij hebben een' O verften en Leidsman, die zoo genadig is als wij zouden kunnen wenfchen: oneindig genaderijker dan wij kunnen befeffen; H % Hoor ■r ■  116 Brieven aen de Hooggeboren Hoor zijne eigen woorden , en mogt zijn Geest die in uw hart fchrijven: want ik,/preekt de HEER, zal hun een vurigen muur van rondom zijn, en eene heerlijkheid in het midden van hun. Zach II. 5. Alleen laten wij ons oog op Hem vestigen, ons digt bij Hem houden, en, gelijk de vrome Hiskia, (van wien ik zoo even gelezen heb,) Hem aenkleven. Ik verzeker u, Mevrouw, dat ik een zigtbaer genoegen zou misfen, en ten boogfte tegen de regels der dankbaerheid bandelen , indien ik ophield voor uwen aenwasch' in geloove , heiligheid' en blijdfchapp' te bidden. En mijn' troost is, de gedagten dat Gods teergeliefde Zoon , Jezus Christus, de Rechtvaerdige, altijd leeft om voor u te bidden, en ook (gelijk zijne genade en waerheid mij verpligten te gelooven) voor Mevrouw! Uwen verpligtften en gehoorzaemften Dienaer. Milesfteeg, den 21 ften van Maerts P. S. Ik heb mijne band vermoeid , en vrees ook uw geduld vermoeid te hebben ; doch  Vrouwe Frames Schirky. 117 doch zou mij over het eene niet bekreunen , indien gij het andere wildde verfchoonen. NEGEN-EN-TWINTTGSTE BRIEF, MevrouwI Ik verzoek de vrijheid om u mijne eerbie. digfte erkentenis andermael te doen toekomen, daer ik op het punt fta om mij naer Northamptonfhire te begeven. Het heeft God behaegt mijn' geliefden Vader tot zich te nemen; zoo dat ik verpligt ben mijnen tegenwoordigen Hand te verlaten , om , indien ik de reis kan goedmaken , en de vermoeijing doorftaen, de bediening te Weston te aenvaerden. O! dat ik een fterk lichaemsgeftel hadde, om over eene kudde te kunnen waken, en die met de melk van Gods Woord te roeden! Maer de wil des Heeren is best. Hij gebruikt en doet agterblijven dien Hij wil. Alle zijne wegen zijn wijsheid en gerechtigheid. 't Is zeer waerfchijnlijk dat ik nimmer het genoegen zal hebben u weder te zien , aen H 3 deze  118 Brieven aen de Hooggeboren deze zijde van de woning der eeuwigheid. Mijn verzwakt geftel maekt mij gelijk een' ouden boom, welke bij ven moet daer hij geplaetst is: hem overtebrengen of te verplaetfen is denzelven dooden. — O Mevrouw ! laten wij, in naervolging' van de oude geloofshelden , den Heer aenkleven, met een volkomen hart': dien eeuwig gezegenden en genaderijken Heer, die alle onze zonden in zijn lichaem gedragen heeft, op het hout; die alle gerechtigheid, ter verwerving' van onze vrijfpraek' , vervuld heeft; en die altijd leeft om voor ons te bidden. — Laten wij Hem gedenken in de nachtwake , en wanneer wij opfJ-aen. Laten wij met Hem , door ftille gebeden en geloovige gemeenfchapöefFening , verkeeren : op Hem zien, als ons beminlijk patroon; op Hem vertrouwen , als onze algenoegzame verzoening. Laten wij in Hem leven , en ons in Hem verblijden: op dat wij, wanneer de uur onzer ontbinding nadert, niet van gezelfchap of bezigheid , maer alleen van woonplaetf', mogen verwisfelen. — Ik hoop u dan te verwelkomen , Mevrouw , (want in dit geval moet gij mij de vrijheid geven -u voor te gaen) in dat huis , niet met handen gemaekt, maer eeuwig in de Hemelen. Tot dien tijd zullen mijne vurigfte gebeden u geftadig verzeilen : ik zal uw heil zoo vurig als het mijne begeren ,  Vróuwe Frances Sbirley. 119 ren, en altijd mijne eer flellen in te belijden dat ik ben Mevrouw! Uwen verpligtften Dankbaerften en gehoorzaem/ten Dienaer Tottenham, ien i$den van Meij, H 4 DER-  12o Brieven aan de Hooggeboren DERTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ik ben zoo even te Weston aengekomen, na eene vermakelijke reis , eene gemakkelijke koets en koel weer gehad te hebben, maer ben zeer vermoeid, fchoon wij niet meêr dan omtrent 70 mijlen * in twee dagen hebben afgelegd. Mogt de genaderijke God, die ons veilig geleid heeft, ons recht dankbaer doen zijn en blijven! Zie, Mevrouw, hoe alle dingen ons herinneren dat wij geene blijvende ftad hebben , maer reizigers en vreemdelingen op aerde zijn. De Hemel is ons Vaderland , daer de eeuwige rust kan genoten worden, daer ziekte en zonde bannelingen zijn , en de eenmael gekruiste , maer nu verheerlijkte Jezus, woont en regeert tot in eeuwigheid. — Dat daer uwe genegenheden mogen gevestigd zijn ! En, mogt ik zoo wijs zijn om hier in uw voorbeeld te volgen, zoo gelukkig om u daer te ontmoeten. Ik C C?o (Enjrelfche) mijlen zijnde ger.o^gzaem. $8, uuren gaens. ]  Vrouwe Frames Schirley. 12 Ik heb uwen brief ontvangen , wanneer ik bezig was met pakken, en mij voor de reif gereed te maken , 't welk mijn zwak geitel zoo vermoeide; dat ik buiten ftaat was, om u mijne dankbare erkentenis te doen toekomen, eer ik Tottenham verliet. Thans neem ik de vrijheid u mijne dankbaerheid te betuigen, voor uwen genegen brief, en het verlof dat gij mij gaeft, om u van hier te mogen fchrijven. Ik verzoek, Mevrouw, dat gij niets inbrengt dat j naer eene verfchooning gelijkt: dankbaerheid ben ik aan u verfchuldigd , daer gij mijnen brief, door dien goedtekeuren en aenteprijzen, aen anderen, aengenacm gemaekt hebt. Ik dank God ootmoedig, indien het Hem behaeg', mijnen brief ^unst te doen vinden in de oogen van anderen, en, denzelven , in eenige mate, dienstbaer te maken aen hunne ware belangen , bijzonder , aen zulk een aanzienlijk en doorluchtig perfonaedje, als dePrinfesvan W , zulks zoude ik het hoogfte voorrecht rékenen. Mogt Hij , die de Koning van alle Koningen der aerde is , aen hare koninglijke Hoogheid, het zoet van zijn woord te fmaken geven, en haer de kragt zijner genade doen ondervinden ! Ik verzeker u, Mevrouw, dat ik geen' den rninften weerzin heb, om iets van mijne werH 5 ken  222 Brieven aea de Hooggeboren ken ter drukpersfe te geven, wanneer bevoegder rechters mogten oordeelen, dat dit ftrekken konde tot handhavinge van de eere des Bijbels, of om dat onwaerdeerbaer boek bij den mensch op hooger prijs te doen ffellen. Hoe ongeveinsd zoude ik mij verblijden, indien ik mogt dienen tot een werktuig, om, in eenige mate, dien beminlijken Verlosfer te verheerlijken: Hem, die, ten mijnen behoeve, veracht en de onwaerdigjte onder de menfehen was. Mijne eenigfte vrees is, dat misfehien fcherpzinnige, maer ongodsdienftige menfehen , een zwak in mijne gevoelens, of gebrek in mijne bewijsredenen zullen ontdekken , en , door mijne onachtzaemheid, gelegenheid nemen om den Verlosfer andermael te kruifigen, en zijne wa-rbeid te lasteren. — Zijt zoo verpligtend, (indien gij het goedvindt) aen Br. Hales , met mijne eerbiedige groete, mijne bekommering deswegens te kennen te geven; indien hij mijne kleine proeve , met een bijzonder oog op deze bedenkingen , wilde overzien , en dacht dat mijne aenmerkingen den toets van een naeuwkeurig onderzoek (want dit moet ik verwagten) kunnen doorftaen, dan zullen mijne zwarigheden haest verdwijnen. Ik meen dat ik heb durven ondernemen, alle de aanmerkingen welke, met betrekking' tot de oorfpronglijke tael , van een' oordeelkundigen, of met opzigt tot het wezen der zake, van een' gefchiedkundigen aert zijn, te beantwoorden. — Of ik tegen de regels  Vrouwe Frames Schirley. iz gels van befchaefdheid en wellevendheid gezondigd heb, zal best.door u kunnen beoordeeld worden. Ik had de fcbrifcuurplaetfen, die ik bij bragt, of waer op ik zinipeelde , behooren aentehalen. Indien gij , of de Dr/ van dezelfde gedagten blijft , wensch ik, dat gr| zoo goed waert, om mijn opftel te laten naerfchrijven (hoe naeuw in elkander komt 'er niet op aen) en, in een vrijen omflag,* te doen toekomen , om dat ik 'er geen affchrift van heb , dan eenige korte een niet aen, gefchakelde aentekeningen. — Mogt 'dat eeuwig gezegend Wezen, die het eind der tijden, ja de eeuwigheid doorziet, die de gevolgen van eiken ftap dien wij onderneemen onderfcheidt; mogt Hij ons in deze en alle onze voornemens leiden; door zijne genade behoeden, en ontvangen in zijne heerlijkheid ! want zijne wijsheid is onfeilbaer, zijne goedheid oneindig. Het is mij onbekend wat de Heer met mij voorheeft, of hoe ik in mjn dienstwerk zal voortgaan: mijne kragten zijn zoo afgenomen , eti mijn lichaemsgeftel zoo onherftelbaer vervallen!, dat het mij volltrekt onmooglijk zijn zal mijn phgt (♦ Frankcover:-) [Vrijen omflag een uitfluitend voorregt der Parlementsleden , waer door zij hunne brieven portvrij kunnen verzenden, en welke omflagen zij ook aen andere hunner vrienden, tot het zelfde einde, geven. ]  I2+ Brieven aen de Hooggeboren pligt, als Leeraar, te volbrengen. ^n* even onmooglijk zal het mij zijn, u, in mijne gunftigfte oogenblikken te vergeten, of ongevoelig te zijn voor uwe edelmoedige goedheid, Ik ben Mevrouw! Uwen verpligtften en gehoorzaemen Dienaer* Westen, ien 21ften van Meij, 1752. JiEN-  I Vrouwe Frances Shirhy* 125 Ik ben in uwe fchuld', Mevrouw! voor uwen geëerden brief, mij, door de post van woensdag, ter hand' gefield. Ik hoop dat gij mij, bij aenhoudenheid, uw' fchuldenaer zult doen. zijn , door mij fomtijds met eenige regelen te verëeren: want, fchoon ik de gedagten fchroom om andere fchulden te maken, zal ik echter een bijzonder genoegen fcheppen , om bij u in dit opzigt eene hooge rekening te hebben. Mijn kapellaenfcbap * is eene eer, welke ik noch verzogt, noch verwagt heb: de geheele zaek is buiten mijn weten gefchied, door mijn' waerden vriend, den Heer Whietefield; die, in naervolging' van zijnen goddelijken Meester, vaerdiger is om anderen zijne vriendelijke hulp te betoonen , dan die voor zich te begéren. Indien ik zelve 'er naer geftaen had , zoudt gij de eerile geweest zijn, aen wien ik mij, voor de verkrijging' van zulk een voorregt, zoude hebben willen verpligt rekenen; en ik ben verzekerd, dat ik mij bij niemand buiten u, met gegronder hoop' van een goed gevolg, vervoegen kan. Het doet mij leed, in eenigerleie wijze, uw misnoegen mij op den hals te (* Zie de aentekening op blz, 5. EEN - EN - DERTIGSTE BRIEF.  1*26 Brieven aen dc Hooggeboren te laden; echter (treek het mij, in dit geval, te bemerken, dat uwe gramfchap zelfs beminlijk is, daer ik uit het gefronst gelaet de weldadigheid van het hart kan lezen; Ik ben verheugd te hooren, dat zulke eerfre en bekwame vernuften , hunne gaven te koste leggen, aen zulk eene edele taek, als de opluistering der volmaektheden van den Allerhooglten Maer, Mevrouw, kan 'er zulk een fchepfel als een' Atheïst zijn ? 'er mogen menfehen gevonden worden , die zich als zoodanig voorgeven; maer ik geloof, in de daed, dat zij bij zich zeiven overreed en veroordeeld zijn, door de uitfpraek van hun geweten; echter zal ik gaerne het beftek zien , 't welk deze Heeren voornemens zijn uittevoeren; op dat ik het genoegen hebbe , het zelve met mijne gebeden te verzeilen , dat het hun welgelukken moge, in den naem des Heeren. Weston , Mevrouw , is nabij Northampton, omtrent twee [engelfche] mijlen van de Stad, aengenaem gelegen , op eenen vermakelijken heuvel , aen de rechtezijde van de rivier, en op eenen bekwamen afltand van de landerijen. Mijn huis is geheel afgezonderd , en heeft zijn uitzigt op den hof en het veld , zoo dat wij niets van het gewoel der weereld kunnen hooren, en niets zien dan de wondervolle en bekoorlijke werken van den Schepper. O dat ik  Vrouwe Frames Shirley. 12? ik bekwaem gemaekt wierde,om deze voordeelige eenzaemhcid ten mijnen nutte te hefteden! Mogt ik, fchoon afgezonderd van de vrolijke en bezige toneelen dezes levens , altijd ondervinden, de vriendelijke tegenwoordigheid van dat godlijk Wezen , dat den Hemel tot zijn* troon, en de aerde tot den voetbank zijner' voeten heeft; wiens goedertierenheid in Christus Jezus,gelijk is aen zijnemajefteit, groot en oneindig; en daerom waerdig is op het hoogst bewonderd , op het vurigst bemind , en op het di.bpst geéèrbiedigd te worden. Ik heb op dien dag, waer van gij melding maekt, den predikftoel beklommen, en, gedurende een' half uur, fchoon met vele zwakhsid, tot mijne gemeente gefproken.— o Wat is het goed , c'at de Almagtige geen fterke long of kiesfche tael behoeft , maer zijn groot werk van zielen te bekeeren, door de zwakfte, de geringfte werktuigen , kan verrigten. Ware dit niet, in de daed, Mevrouw, dan zou ik ten eenemael' moeten 'wanhopen, van voorfpoedig in mijnen arbeid' , of nuttig in mijnen dienst' te zijnIk opende mijnen lastbrief aen mijne nieuwe gemeente, met de woorden van den gezegenden en eenigen Koning der kerke : predik het Euangelie allen creaturen. Ik toonde hier de bedoeling van het zelve, welke zegeningen het behelst, doorwien die verworven zijn, en aen xvien dezelve worden aengeboden. Ik vermaen- de  128 Brieven aen de Hooggeboren de haer dikwerf, om zich een aendeel in die onuitfpreekbare zegeningen te verwerven , en gaf haer te verflaen, dat het eind van mijne prediking' onder hen, het oogmerk mijner verkeering met hun, en het voornaem doelwit van mijn gantfche leven zijn zoude, om haer die aengename leer te doen kennen, en met haer medetewerken, om deze groote zaligheid deelachtig te worden. — Ik dank God, dat Hij mijn gering vertoog aengenaem gemaekt heeft aen mijne hoorderen , en nu moet ik dien milden Gever alles goeds fmeken , dat Hij mijne leerreden tot wezenlijk nut voor hunne zielen doe gedijen. Terwijl ik mij in dit aengenaem dienstwerk bezig houd , als de bestewijs om aen mijne kudde blijken van mijne herderlijke genegenheid te geven, hoop ik echter nimmer te vergeten de pligt van dankbaerheid', welke u toekomt van Mevrouw! Uwen gehorzaemften en verpli$Jlen Lienatr. Wesfton, den i$den van Junij, 1752. TWEE-  Vrouwe Trances Scbirley. 129 TWEE - EN - DERTIGSTE BRIEF. Mevrouw! I^en antwoord, zoo fpoedig en verpligtend, \i- wordt als eene dubbele gunst erkend. Mogt gij fteeds eenen genaderijken God aentrcffen, even gereed om elke fmeekbede uwer lippen re verhooren, en alle de begeerten van üvv hart te vervullen! — even, zeidelik, maer, Hij is oneindig goedertiercner dan de edelmoedigfte, de weldadigfte , onder de kinderen der menfehen. Is niet de tael van zijne uitnemende goedheid in Christus , zijne getrouwe belofte aen zijn volk : eer zij roepen zal ik antwoorden , terwijl zij nog [preken zal ik hooren , welk eene bemoediging, om dikwerf tot zijne Goddelijke Majefteit in het gebed' te naerderen ! De Bisfchop van N h, hoor ik, is een zeer geleerd en wellevend Heer ; dat hij Zijne begaeftheden bekroone, met tev ns zijnen wandel te richten, gelijk een' ijverig' Christen! Ik ben verblijd te hooren, dat hij zich X ver-  130 Brieven aan de Hooggeboren vereenigd heeft mee het edel Genootfchap, 't welk zich , openlijk , tegen het veldwinnend ongeloof en de ondeugd, in de bresfe fteit. — 'Er ftaet gefchreven, in de rolle der waerheid: als de vijand zal kernen, gelijk een" ftroom, zal de Geest des Heeren de banier tegen hem oprichten. Wie weet of deze voorzegging niet, gede lteh'jk door de voortbrengfels der pennen van deze meesterlijke fehrijveréh , en ten deele door de vrome methodisten, eenigermate vervuld is? — Is het mij g.-óórJoft te vragen f Mevrouw, of het werk in afgebroken ftukken, gelijk de Spectator zal beftaen, of eene groote verhandeling uitmaken ? Of het in afzonderlijke bladen, gelijk een tijdfehrift, of op éénmael, zal worden uitgegeven ? Of hun oogmerk geheim moet gehouden, of voortverteld mag worden ? — Ik hoop dat de God des Hemels, het hart van deze groote mannen zal opgewekt hebben , en dat Hij hunnen arbeid met zijnen zegen zal verzeilen; ivai)t D n aenzien' van dat almagtig Wezen, ziu de woorden van Balak zoo zeker, als zij, in hunne oorfpronglijke toepasfing', valsch waren : Ik weet (liever ik ben verzekerd) dat hij gezegend isy dien gij zegent, en vervloekt is, dien gij vloekt Zijt zoo goed, Mevrouw, wanneer het u behaegt mij de affchriften van mijn werkje te laten zien , dezelve naer Milesfteeg te zenden, wan  Vrouwe Frames Shirïef. .%l Wanneer mijn Broeder ze mij te Weston zal doen geworden. Zoo dra ik ze naergezien, de randtekeningen bijgevoegd, en misfchien eenige cmnaeuwkemigheden verbeterd zal hebben, zal 1K ze te rug bez rgen , en geheel aen uwe befchikking' overgeven. Alleen zal ik mijne gebeden ten Hemel' zenden, dat het groote Hoofd der Kerke, die tot in de laetfte tijden doorziet , en de gevolgen van alle ondernemingen kent, u, in alle uwe voornemens, moge bellieren. Welk een voorregt, Mevrouw , daï wij vrn> heid, ja een bevel, hebben, om ons in alle twijffellingen en duttere omilandigheden , aen een alwyz\ almagtia' Vriend' voor te dragen ! Zytin leen ding bezorgt, (bekommert of verlegen) maer laten uwe begeerten, met gebeden enfmekingen, met dankzegging, bekend worden, by God. Die is het godlijk onderwijs, en 't sjeen volgt is de godlijke belofte : Wat gij ook begeren zult van den Vader,' in mijnen name, zal Hij u geven. Bidt en gij zult mtvangen, op dat uwe blydfchap volkomen zy. O* dat wij bekwaem gemaekt mogten worden, om dit onderwys te gehoorzamen, om deze belofte te gelooven! Gij weet, Mevrouw, hoe Ifrael ter zijde afweek, wanneer het dezen geheihgden regel , om godlijk onderwijs te erlangen , verzuimde; hoe Davii, in eene zeer moeijelijke en gevaarlyke ©mtUndigheid' , op den regten weg geleid werd, door deze hemelfche leiding te zoe- |en . k wensch van harte, Mevrouw, dac 1 2  i$i Brieven aen de Hooggeboren gij den geest der genade en gebeden van dén levenden God moogt deelachtig zyn; hier door zijnen raed geleid, en hier na ontvangen worden in zijne heerlijkheid. Een" rijker zegen zoüj ik niet kunnen uitboezemen, of fchoon ik met fchryven aenhielo^ tot mijn papier vol, en u\v geduld vermoeid was. Het is hier dan de gelchikte tyd en plaets, om de eer te verzoeken van mij te ondertekenen, Mevrouw! Uwen plichtfchuldigjten en gehoorzaemften Dienaer. "~ Weston, i$n 20ften van Juny, 1752. DRIE-  Vrouwe Trances Shirley. 133 DRIE-EN-DERTIGSTE BRIEF Zoo dra ik «ederzat, en mij vermaakte met ie aengename bezigheid', om aen u mijne verlchuldigde pügtbetuiging te doen toekomen, kreeg ik gezeltchap , om my te onderhouden over eene zaek , die niet nagelaten of uitgefteld kon worden : en dit is de reden , dat gy mijne dankè' kentenis niet met de laetfte post ontvangen htbt pe zaek is deze. Door den raed van myne vrienden , den aendrang van naestbaft!t;nden, en bezield met eene belangftelling', in. de ©mftandigheden van eene moeder eo zuster, die bij mij inwonen , ben ik overgehaeld , om eene tweede bevordering in den kerkedienst' te aeiwaerden. Deze omftindigheid verpligt mij om , zonder u.tftel, naer Cambridge te gaen , om Meester der vrije kunsten gemaekt te worden; van daer zal ik naer Londen vertrekken , om een ontfhg (difpenfation) van den Aerdsbisfchop, en de zegels van den Lord Kanfelier te erlangen. Ik hoop op den aenftaenden woensdag weêr in de ftad te zijn , en indien ik alle mijne zaken zaturdag, otukterlijkmaendag,kan gereed hebben, zal ik fpoedig genoeg kunnen te rug zijn , om onzen Bisfchop, op zijn bezoek te Northampton, te ontmoeten , en daer ingehuldigd te worden, om mij zoo de moeite en kosten te fparen, van eene reis naer Petersborough te moeten doen. 1 3 Dit  134- Brieven aen de Hooggeboren Dit plan. indien het uitvoerbaer is, zal zoo veeï van mijn' tijd' innemen, 't geen mij doet vrezen J dat het mij onmogelijk zal zijn om u te TwickenAam op te wagten, 't geen echter mijne 'moeite zoude verzochten, en mij den last dér reize doen getroosten. Ik ben met uwen brief veréé/d geworden, bij mijne terugkomst, van een bezoek' f-ij mij, e gemeente te Collingtree: het 'kerspel waer ik, nog bij. mijn vader zijnde, den dienst heb waergenomen, en daer ik nu predikant * zal worden. Gij zoudt een behagen gefchëpt hebben in te zien, hoeblij die goede lieden waren , bij het zien van hunnen ouden beurrprediker (Curate): en wat was de reden van hunne blijdfchap? Geene andere,' denk ik , dan om dat ik gewoon Was in mijne verkeering order hen , even eens met hun te fpreken als van den prediklloel; om tdat ik, bij elke gelegenheid, hun eeuwig heil tragte te bevorderen. Dit, neen ik, is hec groote geheim, om de genegenheden; van eene gemeente te winnen , en in de e, gelijk in alle andere deelen van hec ware Christendom, is ons belang aen onzen' pligt verk^o-r Wanneer ons gehoorzaemleid aen den ^«„erden Jezus geboden wordt, 'dan wordt (*) In het Engelsch ftaet Re&pr , zijnde een Predikant die de inkomiten trekt, en een' beurtpre- iikes onder zich kan Hellen.  Vrouwe - Trances Schirley. 13? wordt ons tevens bevolen , om den veiligften we" te kie en, om gelukkig voor ons zeiven, en behaeaMjk aen anderen te zijn. Hoe lieflijk zijn uwe woningen, 0 Heer der Heirfcharen! zegt de Pfalmist; en, mogen wij niet, met even veel regc, zeggeni O! Hoe beminlijk zijn uwe bevelen, Heer, onze Veriosfer! Dat zij, door gedurige herimVring , in uwe geheugen mogen gefchreven, en in uw hart gegraveerd worden, door den Geesr. van den levenden God! Hier dachr ik te eindigen, om uwe aendagt niet langer op te houden, maar een nieuw gunstbewijs vordert mijnen dank Neen, Mevrouw, ik lachte niet om den inhoud van uwenlaetften, f gelijk betu behaegt te zeggen) maer was verblijd uwe toegevendheid en uw medelijden te ziea. Gij weet wie gezegd heeft : Voegt u tot de nederige, en van wien gelegd is: Wij hebben geenen Hoogepriester, die geen medelijden met onze krankheden hebben kan. En , zoo dankbaer als ik voor uwe gunstbewijzen, zoo ijverig als ik voor uw geluk ben, kan ik u geen' rijker zegen toewenfchen, dan du gij gehoorzaem aen die bevelen, en gelijkvormig aen du voorbeeld moogc bevonden worden. Ik lees en herlees altijd uwe brieven, eer ik bet bevel, mij tevoren geseven, gehoorzsem; inner na dat ik het eerfte deel van uwen laetften brief heb ingezien, durf ik het zelve niet andermael lezen. Gij zult de reden ligr gewaer worI 4 den,  ï%6 Brieven aen de Hooggeboren den, Mevrouw, wanneer ik u verzeker, dat mijn bedorven hart, bij de minfte ingefluifterdé loftuiting, gelijk is, aen een kruidhuis bijzwrvende vuurvonken. - Mijn hart kan geene toejuiching verd agen. Zelfverheffing wórdt op.' gewekt, o! Dat het mij naer Christus driiven mogt J Zie daer , ijdel , verwaend ftervehng, zie, hoe walglijk uwe fchuld, hoe hooploos uw ftaet was, daer niets minder dan het bloed en de dood van Gods Zoon , u konden reinigen en herftelten. Zie dit, — bloos, — en verftom,— even dan wanneer gij behouden zijt — Indien gij deze brieven , binnen weinig dagen , aen mijnen Broeder gelieft te zenden, dan zal de Autheur zorgen , dat zij den Predikant, * te Westen, veilig ter hand' komen, die, in beide hoedanigheden , met de zuiverfte oprechtheid', u.alle vreugde en blijdfchap in den Heere Jezus toewens.ht, en de vrijheid verzoeke om zich te noemen, Mivrouw! Uwen verpligten en i | gehoorzamen Dienaer. Weston, den $den van July , 1752. VIER. (*} RicJtr, als boven.  Vrouwe Iranees Shiricy. VIER-EN-DERTIGSTE BRIEF. Nu heb ik, Mevrouw, uwe goedheid, edelmocdïgheiJ en toegevenheid, op de proef geit.ld. Gij dacht dat ik in d; ftad was, uw brief on vang n had , en echter noch in peifoon u had opg wagt , o!' met de pen mijne verfchooning deswegens gemaekt , in welk geval ik mij zoude moeten belijden onverfchoonbaer te zijn. - Maer, ik werd te Cambridge, door een' heer van het geestelijk hof, Q.nderigt, dat ik mij met allé de v.reisditen nie: Vs o zien had, om eene tweede bediening te aenvaerden. Dit noodzaekte mij om mijne maatregels te veranderen, en, in plaetze van mij naer de Univerfiteit te Londen te begeven , naer huii te rug te keeren Nu hoop ik op aenftaendcn maendag of dingsdag naer de Hoofdftad te gaen, Ik heb daer zoo even uwen brief met de papieren ontvangen.-— Ik ben verblijd, dat mijne aenmerkingen de aenhoudende goedkeuring van die uitnemende beoordeelaren mogen wegdragen, en zal het wagen om ze,«met allen fpoed', der weereld meê te deelen, in die hope , dat zij, in eenige mate , mogen dienstbaer zijn, aen dat groote oogmerk van den Almag'ugen, waer van de Pialmist getuigt: Gy hebt, van wegen uwen gantfehen naem, uw woord groot gemaekt. Ik denk, Mevrouw, dat uwe tegenwerping zeer juist en van belang is, en dat het raedzaemst l 5 zija  J38 Brieven aen de Hooggeboren ^ijn zal, om het werkje onder mijn' eigen naem uit te geven : vermits de goedkeuring, (ik zeg het zonder vervvaendheid) waer mede mijne andere werkjes ontvangen zijn, het vertier van dit bevorderen kan. En, ik wil niets voor u verbergen , Mevrouw, ik verwage dat mijn boekverkooper mij iets voor de kopij zal willen geven, het welk de voorzigtigheid mij tegenwoordig naeuwiijks zou veroorloven te veronachtzamen: de kosten, die 'er, ter aenvaerding' van twee Kerkbedieningen vereischt worden, zijn zeer groot: ik ben onderrigt, dat de uitgaef honderden twintig pondenIterling zal beloopen: en fchoon ik meen geld genoeg in de bank te hebben, door den verkoop van het eigendom mijner overdenkingen, zou zulk eene onderfteunmg te pasfe komen en van nut zijn. Zoudt gij, Mevrouw, uwen naem, 't zij geheel , of de eerfte letters van den zeiven, willen leepen, om het werkje te verOeren en aenteprijzen ? Ik onderwerp deze voorftelling ootmoedig aen uwe beflisfing , en zal aen u verphgt zijn , indien gij het toeftemr, en 'er in beruSlen, wanneer gij het van de hand wijst. Ik ben zoo even te huis gekomen, van een bezoek te Northampton, waer ik een' aengenamen f o! dat het blijken moge eenen ftichtenden) namiddag, ingezelfchapp', meteenen Geneeskundigen, eenen Geestlijken, en eenen Dichter, heb doorgebragc. Een gedeel e van ons gefprek verkeer-  Vrouwe Trances Shirley. 139 keerde omtrent die edele, zeer gewigtige, en even troostrijke voorzegging , welke gij waerfchijnlijk, als een fchat, in uw geheugen zult hebben opgefloten, of die gij anders lezen kunt Dan. iX v<. 2* ' Onder anderen, onderzogten wij,' waerorn de gereg igheid van onzen Heere Jezus Chriftus, eene eeuwige geregtigheid genaemd worde? — Om derzei ver toerekening, an het begm tot aen het einde der weereld Immers werden do r deze geregngbe d alle de Heiligen, in alle tijden , onder elke bedeeling van den God-dienst, sere vaerdigd, —1 Aen 'deze is Adam, de eerfte bekeenng, zijne verzoening met God' ver'.huldigd ; aen deze zal ook de laetfte eloovige van Adams n kroos , zijne aenneming bij (iod moeten toekennen — Om de kragt dezer j ere ti he d , welke aenhoudc en, werkt in alle n'ooden in elk uur der beproeving; duurt door ons gannche leven, en d ren zal, zelfs na den dood. Die .elukzalUe wezen* , die van het vleesch ontbonden, in de ruste zijn inje.:aen, fma en de vrugten van deze geregtigheid , wanneer de dag der opftandmge daer is, en hunne g.zegende zielen, met derzelver verheerlijkte lichamen vereenigd zijn, dan zullen zij de weldaden , door deze geregtighed verworven , in eene overal ediger mate, genieten, en derzeher heilrijke vraten plukken, ur eene nimmeréindigende eeuwigheid. Mogt het dien-oneindig goedertieren en genaderijken Verlosfer, die, volmaekt heilig, deze  J£o Brieven aen de Hooggeboren geregtigheid, in eigen perfoon, volbragt, in zijn heerlijk liuangelie geöpenbaerd en aengeboden heeft , behagen , dezelve aentebrengen , aen uwe ziele, dooreen levend geloof, toe tepaslèn, en, door het getuigenis van zijnen Geest, aen uw gewisfe te verzegelen. Ik heb dezen brief begonnen, met een voornemen om zeer kort te zijn , en deswegens eene. verfchooning te maken; maer bevind d t mijne wijdlopenheid zulks eer vereischen zou; een gebrek ; 't welk ik naeuwlijks weet te vermijden, wanneer ik het vermaek geniet van aen u te fchrijven. Dewijl de beste verfchooning voor deze feil zijn zal, dat ik 'er niet meer bijvoeg', zal ik alleen verzoeken , om de vrijheid, van aen u kennis te geven, wanneer ik in de ftad zal gekomen zijn; en, indien,ik op eenigerlei wijs, eenige ogenblikken, met uwe tegenwoordigheid', kon vereerd worden, zou dit tot een bijzonder genoegen verftrekken aen Mevrouw! Uwen verpligtften en gehoorzaewften Dienaer Weston, den ii den van jfttlij, 1753. , VYF-  Vrouwe Trances Schirley. H* VIJFENDERTIGSTE BRIEF. Mevrouw ! De weereld is enkel bedrog. Onze meest geliefkoosde plan- zijn, of verijdeld, of, indien zij al gelukken, Hellen zij onze verwagting te leur. Van het eerfte had ik nog onlangs een bewijs, het laetfte is de ondervinding van mijn gantfch'e leven. Welk een voorregt, te midden van znUe onze erheden, van het ijdele der ge chapen wezens, eenen godlijken en algenoegzamen Verlosfer te hebben! Hij is een' varten grond van vertrouwen , eene on'dtpotbre bron van vertroosting' Hij bezit verdienfte, goedheid en magt genoeg, om onzen beker te doen overvloeijen , van eenen rijkdomm" van vrede en blijdfchapp', rot in alle ecuwigheid. Roept ge daerom nier dikwerf uit, me: vreogde en dankbaerheid', gezegend zij God, voor de onl'chaibre gif e van z jnen beven Zoon. Ik had mijne plaets in de Londenfche postkoets genomen , maer eene opkomende o Handigheid deed mijne reis vertragen — He> pakje, dat gij aen mijn' Broeder hebt gezonden, is wel ter hand' ekomen, en zal fpoedig aen u te rug bezorgd worden, 'tzij het handf. hrift of gedrukt, zoo als gij Zult gelieven 'e bevélen. Indien gij het laerfte verkiest, hoop ik, d-t gij zoo goed zult zijn, om mij met «en antwoord, op mij-  '14-2 Brieven aen de Hooggeboren irijhen ori en, e vereeren, op d t i, uw b«. fluit en gevoelen moge vernemen, mer betrekking' tot de veizu^te eer, en de wijze van uitgave l^u maek ik eene vergoeding voor mijne gewone wijdloopendheid', en boud u niet langer op, dan om u een vol genot van den onna/peurlijken rijkdom van Christus toetewenfchen, en te belijden dat ik ben, Mevrouw! Uwen verpligtflen " en gehorzaemen Dienaeri Weston, im IQden van Julij , 17 Si. ZES»  Vrouwe Frdnces Èchirkf. 14$ ZES-EN-DERTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ik heb het onderwerp van uw gefprek bij mij ze!ven oveid^cht. ik meen, dat gij, bij het eind van ons gefprek, mij toeftondt, om te handelen , zoo als ik het nuttigfte oordeelde. -— Bedrieg ik mij , of verleende gij mij die vrijheid ? — li dien mijn geheugen mij een berigt naer waerheid geeft, moet ik in mijn gevoelen niet veinzen , om uwe genegenheid in te volgen, fchoon ik Uwe verkiezing wee., kan ik het echter voor mijn werkje niet becer keuren. — Jk ben verzekerd dat uw naem het ft.ikje zou verfieren, en eengewigtig aenzien aen het zelve bijzetten. Zeker, uw naem zou het aen eene groo e meenigte aenprijzen , en deszelfs ontvangst en vertier merkelijk bevorderen. Veelen Zullen 'er zich, alleen 1 mdie reden, van voorzien, gelijk ikgedaen heb toen het werkje, ge'tijteld, ÏVeereldfche Involgingen, in de nieuwspapieren werd bekend gemaekt. Ik kan niet dan wenfehen, dat gij dergelijke poogingen, ter be-'orderinge v n Gods eer, zoo openlijk, moogt begunstigen. Dit fchijnt oók cc»  J44 Brieven aan de Hooggeboren eene wijs te z jn, om onzen godlijken Meester voor de menfehen te belijden . en , wie zou, niet el e bekwame gelegenheid omhelzen, om Hem te erkennen, in eene verbasterde eeuw', waer in veejen, den Heer diè hen gèkogr heeft lochenen ? Bijzonder, daer Hij voor ons de fchaemte veracht, en de ftnerten van het kruis gedagen heeft, daer l ij nu gezeten is aen de regttband Gods, en hen, die Hem hier op de aerde verheerlijken , zal verheerlijken, voor dê Engelen, tot in eene eindelooze eeuwigheid. Sommigen, vermoed ik, wanen, datgeenen dan fmakelocze pedanten, de droomige fuffers, in den eenen of anderen takk' der geleerdheid, eene zekere achting voor zulke godsdienstige onderwerpen hebben Deze z uden m.'sfchien een beter denkbeeld van heiige dingen voeden, indien dezelve fmakelijk wjreu aen, en beschermd wierden door menfehen, weKers geboorte hen regtigt, om het Hof met hunne tegenwoordigheid', te vereeren, die te gelijk de onfeilbaerftè beóórdeelaeis , en de toegejuichte voorbeelden zijn, van alles wat grootsch en wellevend is. Ik heb niet noodig, Mevrouw, u te herinneren, welk eene eer het voor mij zijn zou, en hoe veel het mijne achting in de weereld zou' doen rijzen, indien ik, die onder het getal uwer Correspondenten behoor , als zoodanig bekend ftond, Maer , indien de andere beweegredenen niet veel gewigtiger waren, deze eer  Vrouwe Trances Schirhy. 14$ eer, hoe hoog gefchat, hoe begeerd, op uwen wenk, zou gereedlyk worden afgeltaenj door, Mevrouw! Uwen plichtfchuldigen Dienaer'. Tóttenham, den liften van July, i752. K ZE»  146 Brieven aen de Hooggeboren" ZEVEN - EN-DERTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ik weet niet hoe het komt, maer ik heb uwen brief niet voor Dingsdagavond' ontvangen, en ben, Woensdag morgen, zeer vroeg, naer Northampton vertrokken, in een nieuw uitgevonden rytuig, de Berlijn genaemd, welke voor vier perfonen gemaekt, en, gelijk een Postchais, door twee paerden getrokken wordt. — Aen deze zijde van Newport, agterhaelden wij eene Postkoets, en deden ons best om dezelve vooruit te rijden- De voerman, zulks gewaer wordende, verhaeüte den draf, 't geen den onzen aanzette om hetzelfde te doen, tot dat zij eindelijk, beiden, hunne paerden den ruimen teugel vierden, die eer in eenen wedloop' fcheenen te zijn, dan reizigers te geleiden; het begon weinig te fchelen of de wielen geraekten in elkander; ik riep den voerlieden, maer te vergeefsch, toe; 't is mogelijk, dat zij, door het geraes en, den ijver om elkander voorbijteftreven, mij niet hoorden , maer zeker, dat zij 'er geen acht op geflagen hebben. Het duurde geen twee minuten , of het geen ik voorzien had, gebeurde : mijn rijtuig werd omgefmeten, en viel, met groot geweld, op den grond ; de voerman flootte van zijn bank, en lag, bloeden-  Vrouwe Frames Schirky. 14.^ öende, op den weg. — 'Er was maer één mensch in de koets, en ik alleen in de Berlyn, en echter (zoo bijzonder was de goedheid, zoo teeder de zorg der goddelijke voorzienigheid) hebben wij ons niet merkelijk bezeerd: ik kreeg maer eene ligte kneuzing, en had mijn been gefchaefd, daer ik maer al te veel reden had om te vreezen de beenen te zullen breken, de leden te ontwrigten, of de herfenpan te kneuzen. En, heb ik niet, Mevrouw, eene overvloedige ftof, om de erkentenis van den Pfalmist overtenemen: Gy hebt mijn leven verlost van het verderf, mijne oogen van tranen, en mijnen voet van aenftoot! — Heb ik niet eene genoegzame reden, om met David, dankbaer te vragen: Wat zal ik den Heére vergelden, vooralle zijne weldaden, aen mij bewezen? — En, behoor ik met zijn heilig voornemen niet inteftemmen: Ik zal in het land der levenden, voor den Heeft wandelen. Zoo lang dit leven, zoo wonderbaer, zoo goedertieren, bewaerd, zal du. ren, zal het aen de eère van mijn gröoten Verlosfer worden toegewijd. Ik hoop mijne dagen geheel door te brengen, onder een eerbiedig gevoel van zijne goddelijke tegenwoordigheid , en in een pligtfchüldig opzien naer zijnen heiligen wil- — Mogt ik bekwaem gemaekt worden, om zoo te denken, zoo te doen! en mogt die zelfde goede hand', die mij in het gevaer gered heeft, u voor gevaer be« K 2 vei-  E4-8 Brieven aen de Hooggeboren. vciiigen, voor kwaed behoeden, en behouden geleiden in het Koningrijk der heerlijkheid! Aengacnde den inhoud van uwen brief, onderwerp ik mij aen uw goedvinden , ik verzoek verfchooning wegens mijn fterk aenhouden, en zal 'er geen woord meer van reppen, en, fchoon ik, in dit geval, mijn gevoelen aen uw oordeel fchaersch' kan onder, werpen, volg ik uwe verkiezing, ten koste van mijne begeerte. — Indien het werkje * gedrukt is, zal het zich het. gemis van uwen naam getroosten; ik hoop echter, dat gij het met uwe gebeden zult verzeilen: dat de eer van Gods eerwaerdig en onfehatbaer woord , eentgermate moge bevorde;d worden, door deze aenmerkingen, welke haer beftaen geheel acn uw bevel verfchuldigd zijn. Ik ben verzekerd, dat ik, wanneer ik de armoede van mijnen geest in aanmerking' neem, en in te» gendeel de rijke en Verlichte voortbrengfeis van andere vernuften gadcfla, niets kan vinden, waer op ik eenige hoop van voorfpocd, gronden kan, dan alleen den zegen van eenen alrhagtigen en genaderijken God , wien het behaegt, om, ter grootmaking' van zijne Oppermagc en vrije genade-, uit den mond der kinderen en zuigelingen zijnen lof te volmaken, Ik verzoek de vrijheid om dezen te be- (* Zie deVjoft* Brief.  Vrouwe Trances Shirley. 149 fluiten, met mijne hartdïjkfte dankzeggingen, voor die nederbuigende goedheid, mij onlangs door U bewezen', voor die ongezogte edelmoedigheid, welke gij aenboodt , aen Mevrouw! Uwen verplichtften en ik hoop altoos dankbaren Dienaer. Wefton, den 2den van Augustus, 175,2. K 3 AGT-  ( i?o Brieven aan de Hooggeboren AGT - EN - DERTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ik betuig u mijnen nederigen dank voor uw verpligtend onderzoek naer den ftaet van mijne gezondheid. Gezegend zij de Behoeder, der menfehen! Ik ondervind geene kwade gevolgen van het gevaer, waer in ik onlangs verkeerde : het geen , dooi mijnen val, gefcheurdwas, is geheeld, en hetgeen gekneusc was, voel ik niet. Zedert die ontkoming ben ik te Peterhorough geweest, zijnde de ftad waer onze Bisfchop. zijn verblijf heeft, om mijne aenftelling tot mijne tweede bediening te ontvangen. Voorleden Zondag heb ik in mijne gemeente mijne eerlle Leerede gedaen. ö ! Dat God , door. middel van dezelve, op deze kudde zijnen hemelfchen zegen moge uitftorten ! — Mijn tekst was genomen uit die edele betuiging van den Apostel, in welke hij God eerbjedigd, en zichzclven geluk wenscht, met dat onuitfpreekbaer voorregt , om een bedienaer van het Evangelie te zijn: Mij, de allerminste van alle de Heiligen, is deze genade gegeven, om, onder de Heidenen, door het Evangelie, te ver. kondigen, den onnafpmrlijken rijkdom van Christus. Eph. III. 8. Zie  Vrouwe Frames Scbirky. i J i Zie hier, Mevrouw , den voortreffelijken ootmoed van dezen doorluchtigen Prediker. God had hem met gaven veredeld, en met genade verrijkt, boven zijne medegenoten; en, echter rekent hij zich, niet Hechts een' Heiligen van minder' rang', of de minste onder die Heiligen, in het gemeen, maer minder dan de minste onder hen allen. Het ging met hem, gelijk met eenen tierigen en ftatelijken boom', die, naer mate hij zijn' kruin ten hemel verheft , zijne wortelen dieper in de aerde fchiet. Ik hoop dat gij dagelijks den onnafpeurlijken rijkdom van Christus meer gemeenzaem zult leeren kennen, en een grooter aendcel in dezelve hebben. Dat gij dezelve, gelijk onze genaderijke Meefter zich, bij eene andere gelegenheid, uitdrukt) meer overvloedig zult genieten i — Hier moeten wij begeerig zijn. Begeerlijkheid naer deze fchatten is geene fnpode of onedele drift, maer eene edele en hemelfche gezindheid. Laten wij onze monden, onze begeerten, wijd openen, en de oneindig weldoende Jezus, in wien alle de fchatten van verdiende en geregtighcid, van genade en heerlijkheid, verborgen zijn, zal ze vervullen: vervullen (ft zijn de woorden van zijnen geest) met al de volheid der Godheid. Mijne laetfte reis en veelvuldige bezigheden hebben teveel van mijnen tijd ingenomen, en mij verhinderd het kleine ftukje voor de perfs* K 4 ge*  1^2 Brieven aan de Hooggeboren gereed te maken; maer indien het God' behaegt , zal het fpoedig het licht zien. Het heeft andermael op het aanbeeld geweest, en is eenigermate veranderd en vergroot, ö! Dat het, wanneer het te voorfchijn' komen zal, een- gefiepn /chick moge zijn, in den pijlkoker: van den grooten Immanuël — Mijn ootmoedig verzoek is,'dat de waerdige Doétor, dien ik lang gekend en bemind heb, beide het fluitje en den Schrijver, aen den zegen van den Al-lerhoogften wil opdragen. Indien God zegent, wie zal verdoemen? Zoo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Hij, die in ftaet is' om zijn woord te vervullen, heeft aen zijne knegten, en allen die zijne heilige zaek behartigen , belooft. Mie tong die in het geregt. tegen u opjiaet zult gij verdoemen. Terwijl gij niet goedkeurt, Mevrouw, oin mij het gebruik van uwen naem te vergunnen , —■ zou het u mishagen, dat ik eene voorreden liet voorafgaen, in dezen fmaek ? De Lezer zal, uit de dagtekening' van den volgenden brief kunnen zien, dat hij eenen geruimen tijd geleden gefchreven is. Waerfchijnelijk zal de Lezer hieruit, en te regt, befluiten, dat dezelve niet voor de drukperfs' beftemd was. Deszelfs uitgaef is enkel veroorzaekt, door eene aenzienelijke perfonaedje, wier naem, fchoon het werkje 'er luister en aftrek door bekomen zou, de fchrijver niet vermag te noemen. Het bevel dezer aenzienelijke Vrouw, 't welk geene, ver-  Vrouwe Trances Scbïrley. i$% verfchooning toeliet, heeft dit opftel veroorzaekt; en hare begeerte, die bij hem altijd de kragt van een bevel zal hebben, heeft bef ter drukpersfe gebragt. ■— Het zal hem het groot, fte genoegen verfchaffon, indien hij, onder het betalen van den verfchuldigden pligt, van g> hoorzaemheiden dankërkentenisf', aen eene edele vriendinne, ook de waerdigheid van het godlijk Bijbelwoord moge handhavea, de achting voor hetzelve doen klimmen, en dc oeflening in de waarheid onder de menfehen bevorderen.: dewijl hij dan tevens verzekerd is, dat hij ook de ware belangen zijner medefebepr felen zal voorftaen , en dienstbaer is aen dat groote oogmerk van den Almagtigen, 't welk de Pfalmist uitdrukt Pfalm CXXXVI1L 2, Gij hebt uw woord, yan wegen uwen gantfehen naem , groot gemaekt. Wees zo goed van mij uwe gedachten op het' voorgaende te doen toekomen. Ik heb vergeten u , aen het hoofd van dezen brief, in den befchaefden ftijl', aentefprekea, Meri heeft mij gezegd-, dat mijne brieven, bijzonder die welke in het openbaer verfchijneh. zal, moeten aen vangen onder den tijtel van Mevrouw, dat het onvoegzaem en ongemanierd is, om de benaming v»n Mjladij * tc (* De fchrijver had, dus ver, boven aen zijne brieven, Mij Ladij gezet: een tijtel, welke eene vrouw* K 5  Brieven aen de Hooggeboren te gebruiken. Waerom hebt gij, Mevrouw, die deze gebruiken zoo wel weet, mij toch dezen misflag niet te kennen gegeven? mijne boerfchheid onder het oog gebragt ? en mij, eenigermate, gepolijst, daer ik het vermaek geniet om briefwisfeling met u te houden? Ban, hoe onbefchaafd mijne handelwijs ook moge geweest zijn, verzoek ik de vrijheid, om u van mijn opregt en dankbaer hart te verzekeren, als geheel vervuld met de vurigfte wenfehen voor uw eeuwig heil, en met de ijverigfte begeerte, om mij, ten allen tijde en. in alle omftandigheden, te betoonen, Mevrouw! Uwen gihorzaemfiefi en phchtfchuldigen Dienaer.. Wefton, den iZden van Augustus. Ï752. NE, vrouw' van Adel, gelijk Mevrouw Scbirhij, toekomt.; maer het fchijnt, uit het geen hier voorkomt, dat de hoffelijke manieren medebrengen ■ dat men dien tijtel alleen in den derden perfoon' gebruikt, wanneer men van zulk eene vrouw' fpreekr, maer niec wanneer men haer zeiven aenfpreekr,  Vrouwe Frames Schirley. i?f NEGEN-EN-DERTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Uw laetfte brief heeft byna eene geheele week onder mij berust. Ik zou mijne erkentenis eerder gemaekt hebben, maer gij „ ver dezelve betrekking heeft tot die vaa „ het oude Testament, en bijzonder in Moacfos „ vloekfpraek over Cana'dn , in eenen brief „ aen eene Vrouwe van aenzsen." — Nu snoet ik den Pfalmist tragten naertevolgen, en mijne gebeden tot den Almngtigen opzenden, met zijne regt ter zake dienende woorden i bevestig gij liet werk onzer handen, ja het werk onzer handen bevestig dat. Hij kan hetzelve, hoe zwak en .gering ook,maken tot eenen welgeflepen fektch^jfl fijnen pijlkoker. Ik beveel mijne onderneming aen zijne almagt, en wensch mij geheel ©p zijne voorzienigheid te verlaten, om, het werkje eenen gunstigen ingang te doen vinden, om bet den toegang te banen., tot zulke handen m fiarten, die hij zal oordeelen het meeste bevorderlijk te kunnen zijn; — en, laet ik jj. «en mij zeiven geluk wenfehen, Mevrouw, dat wij zulk eenen oneindig goeden, ■.ofifeilbaj-en en wijzen God hebben, tot «den wij on* aen toevlugt nemen, op wien wij ons vertrouwen vestigen, era in wien wij ons verheugen .kunnen.. Mogten wij met hem wandelen., gedurig op hem wagten, en bij zoete, zie!herlevende,, hart veredelende ondervinding , kennen , wat het zegt; onze gemeenfehap is met den Vader, ,en zijnen Zoon' Jezus Chrijlusl — Pat gij dagelijks in deze kennis moogt toenemen, en eene onuitfpreekbare, eene oneindige, aanwinst, in zijne gemeenfehapp', moogt er-  Ïjf8 Brieven aen de Hoogeboreri erlangen, is, en zal zijn, de oprechte bedé van Mevrouw! Uwen verpligtftdn en gehoorzaemfien Dienaer. Weston9 den zojien van Augustus, 1752»  Vrouwe Frances Scbirky. ïjo VEERTIGSTE BRIEF. Mevrouw, Ik heb uwen geéérden brief en de vrije omflagen, met de laetfte postbode ontvangen en bedank ii dat gij mij eenen genoegzamen. voorraed bezorgt hebt. Ik kan niet af, van de eerfte gelegenheid te omheizen, om u deze mijne dankërkenning te betuigen; bijzonder, om dat ik bemerk, dat gij zoo goed hebt willen zijn, om een verzoek, ten mijnen behoeve, te doen, en het daer door ('t welk aen eene weldenkende en edele ziel' eenigzins gevoelig zijn moet) in. de magt van een' ander', geftelt hebt, om u, met eene weigering', te beledigen: eene weigering, te minder wellevend en verpligtend, naer mate het gevraegde gering en van weinig aenbelang was. Ik kan mij fchaersch weerhouden van te blozen, dat ik zoo ruuvv en onbefchaafd ben, van u zulk eenen lompen trek gefpeeld te hebben, en het verwekt in mij een ongeveinsd leedwezen, dat gij, om mij, zulk eene onheufche behandeling hebt moeten ondergaen; maer, bekreun u des niet, Mevrouw; grimlach liever over het arme , het naeuwhartige en onedelmoedige beftaen der weereldlingen. — Aen-  itfo Brieven aen de Hooggeboren Aenfchouw, tegelijk, in tegenftelling', de Wè. zenhjke grootheid van godsdienftige menfehen i en de ware verhevenheid van hunne gevoelens! Spreek ik mijnen waerden Georgc Whitefield aen, 't zij voor mij zei ven, of eenig bekenden, hij zal, in ftede van te vertoeven of üitvlugten te maken, hèc voorftel, met eeri b'ükbaer welgevallen, aennemen , geen fleert onaengeroerd laten, geene moeite fparen, om mijne begeerte intevolgen, en mijnen wensch te vervullen. En, waerom ? Om" dat hij zijn vriend bemind en acht , niet uic eene oppervlakkige wellevendheid', maer uit een beginfel van genade, en in de ingewanden van Christus; Mij Lord, 't is waer , kent mij niet; maer hij, of zijn broeder, heeft reden gehad, om mijn' vader te kennen. Ik heb hem hooreri verhalen, met welk eenen ijver hij den Majoor gedient heeft, wanneer de Graef van — hem fterk drorig, om zijne ftem tot zijne ver- kiezing, te , te geven. Dat hij een van zijne vrijwilligers was, en tegen zulk eene op. roerige en woedende partij, die hem in gevaer bragt om zelfs zijn leven te verliezen, en dat niet zonder kosten van eenige guineas, waer voor hij noo:t het minste gefchenk, zelfs aeen ftuk wild, ontvangen heeft, fchoon hij aftijd bijzonder ftandvastig en ijverig, in hunne (parlementaire) belangen geweest is. — En is dit het gedrag van de Grooten dezer aerde? Dit de vriendfehap die zij aen hunne vrienden be- too-  Vrouwe Frances Schirkf. 161 toonen? Laet ik dan immer met den Profeet uitroepen , Laet gijlieden [dan'] af van den menfch', wiens adem in zijnen neuze is — die zijn eigen, en niet een anders, welzijn bedoelt want waer in is hij te achten?! Kom aen, Mevrouw, laten wij, als ware het, eene edelmoedige weêrwraék nernen, den Koning der Koningen en Heer der Heeren fmeken , dat Hij hem met de kennisfe van Christus, en met alle de rykdommen van zijn Evangelie begenadige, hem, die geene goedwilligheid genoeg bezit, om mij eene geringe gunst toeteltaen, en zoo weinig eerzugt heeft, om u zulk een klein verzoek intewilligen. — Ik hoop dat gij dus in ftaet zult gefield wor-. den, om, op de oneffenheden van dit wisfelvallige leven , te zegevieren ; — dat deze oeffening van Christelijke grootmoedigheid, u gemaklijk en vermakelijk zijn zal. — Mogt ik genade hebben, om u te volgen, op het voetfpoor van onzen goddelijken, vriendelijken, en altijdvergevenden Meester — dan zal de minste uwer briefgenoten, mogelijk, in dit opzigt, grooter dan een Lord zijn. —. Onzen goddelijken Meefler, zeide ik. — Hoe moest de herrinnering van zijnen naem onze koude harten doen 'ontbranden, en onze ontllelden zielen bedaren! — Spraken wij van grootheid. — Hoe groot is Hij 1 — Hij fchonk de weereld, door een enkel, daer zij, het aenL we*  lós Brieven aen de Hooggeboren wezen. — Hij heeft haer, dus ver, door zijne Aimagt onderfchraegd, — en, eerlang zal hij bevélen, en — de vlammen zullen ze vertéren. — Andermael zal hij fpreken, en — nieuwe hemelen en aerde zullen hervoortkomen. — Spraken wij van goedheid. — Hoe goed is Hij! Toen wij bedorven en verloren waren, was Hij ons, in onzen lagen flaet", gedachtig. — Toen wij zijne vijanden waren, en hem, door onze booze daden , beledigd hadden, heeft Hij ons lief gehad, met eene oneindige, met eene eeuwige liefde. — Toen wij, in fïede van zijne gunst, niets dan wraak, verdiend hadden, gaf Hij — een weinig belehreven perkamenten ? — een kroon, en de daer aen verknogte eer? — eene geheele wereld, — een' gamfchen Hemel ?— neen — maer't geene oneindig meer te waerdéren ar —■ zijn verheven, heerlijk en aenbidiijk IK, voor ons! — 6 Laten wij hier acn gedenken! —■ Mogt God deze verbazende weldadigheid, deze wonderbaer rijke genadegift, in onze harten openbaren, dan zullen alle aerdfche dingen , 't zij ze ons acnlachcn, of een lluursch gelaet toonen, 't zij ze met onze begeerten iaftemmen,. of dezelve overdwarsfen 5 minder dan niets en- ijdelheid zijn. Mijn werkje is nu geheel ter persfe. — Het ware mij een bijzonder genoegen geweest, indien gij, of Dr. Hales, de bijvoegzels gezien hadt. Mijn- hart verwijt mij; 'ik vrees dat  Vrouwe Frames Srfrirky. 163 dat ik te fchielijk te werk gegaen ben; — Zulk een werkje behoorde rijp en wel overwogen te zijn; het heeft eene ftrenge beóórdeeling te wagten, en dat veelal van Jezeren, die meer vernuft dan opregtheid bezitten. — Mogt de almagtige en genaderijke God mijne zwakheid te gemoet komen, en het dezen jongen herder, met zijn'fteen en flinger, wel doen gelukken! — Ik wil de'behoorlijke palen van uw geduld niet langer overfehrijden, maer verzoek fleebts de vrijheid om te betuigen, dat ik, met de grooftc achting' en vurigfte erkentenifs', ben Mevrouw! Uwen verpligtjlen en gehoorzaemfteii Dienaer. IVejlon, den sden van September, •752. L 2 EEN-  1Ö4- Brieven aen de Hooggeboren EEN - EN - VEERTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ik was geheel van voornemen u, dezen morgen, mijne erkentenis, voor de eer van uwen brief, en de vrije omflagen, te doen toekomen ; maer, bezigheden , van eenen dringenden aert, kwamen tusfchen beiden, en fielden mij buiten ftaet, om mijn voornemen, voor het vertrek der post, uittevoeren. Deze teleurftelling maekt mij, in de daed, verlegen; om dat het mij aen u moet doen voorkomen , niet zoo dankbaer te zijn als ik waerlijk ben, en ook eenig vermoeden in u kan verwekken, als of uw brief niet ware ter hand'gekomen, 't welk, den inhoud in acht genomen zijnde, aen een' perfoon van eer en kieschheid, zeer onacngenaem moet zijn. — Ik verzoek, andermael, verfchoning, Mevrouw, voor elke uitdrukking', welke, in mijnen laetften, te ijverig, onbedacht, of oneerbiedig aen hooger' rang', uit mijne penne mogt gevloeid zijn. De waerheid daer van is, dat ik mij, voorbedachtelijk, in de bewegingen van eene flaeuwontftoken gevoeligheid toegaf, met  Vrouwe Trances Schirlcy. 16$ met oogmerk om de uwe te verzagten, dewijl ik mij verbeelde, dat, door aen de mijne eenig bot te vieren, de uwe uitgedoofd, of verminderd mogt' worden; eenigzins gelijk aen die werking, welke onze geneesheeren, zoo ik meen' , verdrijving, (devuljie) noemen. Wanneer aen eene wond het verlies van bloed groot geweest is , en fteeds aenhoudf met vloeijen, openen zij een' ader, in eenig afgelegen deel, en door den loop te veranderen voorkomen zij de ftorting. — Het ftrekte mij tot blijdfchap, te vernemen, dat 'er geene reden voor zulk eene welgezinde, doch kwalijk beoordeelde, kunstgreep' was. Mogt gij een volkomen beftuur oeffenen over deze ontfhiimige gemoedsdriften , wélke te dikwerf den tiran, die in ons huisvest, kenmerken , en die , waar zij ook heerlchen, de ziel beroeren, gelijk eene voortgedreven Zee, dieniet rusten kan! — Moogt gij, eiken dag, toenemen, in zagtmoedigheid en nedrigheid des harten ! — Dit is het middel om den gemoedsltorm te doen bedaren, of te voorkomen , en eene beftendige opgeklaerdheid der ziele te erlangen. — Dit is den zegen ; onder de evangeliebedeeling beloofd, en, door deze zinnebeeldige uitdrukkingen, befchreven: Ds wolf en het lam zullen famen weiden. — Zij zullen hunne zwaerden flaen tot fpaden, en hunne fpiesfen tot fikkelen. — De kromme wegen zullen toe eenen regten weg worden, en de oneffen tot effen we, L 3 &ai.  165 Brieven aen de Hooggeboren gen. •— Dit is een bijzonder en dierbaer vrugtgevolg van den Geest, en deze was het, die in den wandel van onzen goddelijken Meefter, op de volmaekfte en beminnelijkfte wijs, ons ten voorbedde , doorilraelde. Wanneer hij mee de fmadelijklte en ondragelijkfte verontwaerdiging bejegend werd, gaf Hij, met de grootfte zagtzinnigheid, ten antwoord: indien ik kwalijk gefproken heb, getuig van het kwade, indien wel, waer om Jlaet gij mij? Wanneer Hij, onder de gruwelijkfte befpottingen, zieltogende, aen den Kruispael hing uitgerekt, in plaetfe van de minste verontwaerdiging te betoonen, bad — pleitte .— verzorgde Hij genade, zelfs voor zijne fmaderen en moordenaren: Vader! vergeef het hun, was zijne bede; want zij weten niet wat zij doen, was den grond waer op Hij pleitte, en dc zaligheid van zijne bloeddorftige vijanden, was het vrugtgevolg van beiden. Zoo gij mij, aengaende mijn ftukje mogte vragen, ik kan 'er u naeuwlijks iets van melden; het drukken fchijnt een Jangzaem werk te zijn: ik merk, dat'er, nictregenftaende men bijna drie weken het handfehrift gehad heeft, nog geen vel is afgedrukt. ik zal de vrijheid gebruiken, om u het eerfte blad, zoo dra het in orde is, ter bezigtiging', toetezenden; en, mogt de zegen van Hem, die eenmael aen het Kruishout hing, maar nu op den troon zijner heerlijkheid gezeten is, u, en  Vrouwe "Frames Schirley. 167 en 'ê geen zijn aen wezen aen uw bevel verfchuldigd is , * altoos nabij zijn! — Mevrouw! Uwen verpligtften en gehoorzaemften Dienaer. Wefton, den 21 ften van September, Donderdag. (* Dit ziet op het werkje, waer van de Schrijver hier melding maekt. L 4 TWEE.  i6S Brieven aen de Hooggeboren TWEE-EN-VEERTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Het is een' geruimen tijd geleden dat ik het vermaek had om aen u te fchrijven, en nog langer, federd ik de eer had om van u te hooren. Vergun mij, u te verzekeren, dat ik, fchoon ik u met mijne brieven niet lastig ben gevallen, echter, dagelijks, aen uwe gunstbewijzen , met ongeveinsde erkentenifs', en aen uwen welltand, met genegen gebeden , gedenk. Ik had reeds lang te voren gehoopt , om u die aen merkingen , waer van gij bet opltel zoo vriendelijk ontvingt, gedrukt toe te. zenden; maer de drukker vindt goed, om, ondanks mijn verzoek, dat het werkje fpoedig mogt' worden afgedrukt, den voortgang te vertragen, en eenige maenden tijd te nemen, vooreen ftukje, dat, naer mijn oordeel, in eca paer weken kon voltooid worden. — Wat kan ik 'er tegen doen! — Wanneer men in een Postkoets reist, moet men te vreden zijn met den voortgang', niet die men verkiest te maken, maer dien de voerman goed vindt. ■— Ik houd mij echter verzekerd, dat eene geheime voorzienigheid zulke zaken ook beftiert, en dat Hij, die aen het roer der regeringe, zij-  Vrouwe Frames Schirky. i5p zijner Kerke zit, alle dingen, zelfs de geringfte, in getaW, gewiekte, en mafe, daer ftelt; — Het bijzondere en gepaste tijdsgewricht neemt Hij, buiten twijfel, waer: want hij heeft, bij eene gedenkwaerdige gelegenheid, gezegd: mijne uur is nog niet gekomen. — ö Dat wij, blijmoedig, onze perfonen en alle onze belangen , aen zijne onfeilbare geleiding mogten toebetrouwen ! — Terwijl ik dézen fchrijf, ontvang ik een pakje van mijnen boekverkoper, en tevens berigt, dat hetftukje fpoedig klaer zal zijn : hij zendt om het tijtelblad, 't welk het laetfte is dat gedrukt wordt. Nu ftaet het op het punt om de zee der weereld in te fteken; — mogt de God van hemel en aerde hetzelve, eenen voordeeligen wind en eene fpoedige reis vergunnen ! — Dat het den gezegenden Jezus eer toebrenge , en de waerdigheid van zijn heilig Woord handhave! dan zal den fchrijver een vermaek te beurte vallen, een vermaek, grooter dan dat van den koopman , bij de aenkomst eener rijke vlote, met dè uitgezogtite fpeferijen, uit het geurige Oosten! — Ik heb u een verzoek te doen, Mevrouw, maer mijn tijd is zoo bekrompen, dat ik zulks, tot eene volgende post , moet uitftellen. — Zoudt gij het raedzaem oordeelen om Dr. Ha. les te vragen, of het gevoeglijk zou zijn, om, door hem, hate Koninglijke Hoogheid te verL 5 zoe-  ifo Brieven aen de Hooggeboren zoeken, het werkje, in gunste, van mij, te willen aennemen ? — en of het onbefcheiden zou wezen , om hetzelve den Bisfchop van Norwich aentebieden, of een téken van minachting, om het natelaten? Mag ik mij uwe gedachten op de beiden voorftelien beloven, en de vrijheid gebruiken, om, met de volgende, zoo wel als met dezen post', te betuigen, hoe eerbiedig en ongeveinsd ik ben, Mevrouw,* Uwen verpligtjien > en gehwzaemften Dienaer, Weflon, den zaften van OCtober% 1752. DRIE-  Vrouwe Frnnces Schirky. ijl DRIE-EN-VEERTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Het verzoek dat mij te doen fhet, vcreischt minder verfchooning, omdat ik reeds, in mijn' voongen brief, daer van melding heb gemaekt, — of liever, 't vereischt geene verfchooning, om dat ik overtuigd ben , dat het uwe begeerte is om goed te zdjn, en uw vermaek om goed te doen. Ik berrinner mij zeer wel, en zou mij verfoeijen , indien ik in ftaet ware te vergeten, de edelmoedige aenbieding, welke gij mij deedt, "toen ik met uw gezelfchap, te London, vereerd werd. Ik had toen genoeg voor mijn eigen perfoon, en toereikende om, voor de hulpe van anderen , een gedeelte aftezonderen; maer, tans hebben herhaelde uitgaven', grooter dan ik verwagtte, en die nog geen eind hebben, mijne beurs bijna uitgeput, en ik heb, eenen geruimen tijd, geene renten te ontvangen, om mij weder aen hooger wal te brengen; — dit maekt, onvermijdelijk, mijne handen naeuw, en bujjten ftaet, om den nooddruft der behoeftigen, zoo rijkelijk , als ik wel wenfchte, te vervullen. Zoudt gij mij de vrijheid wel willen vergunnen, Mevrouw, om, bijzonder in dit tijdftip, uwen al. moes-  i?2 Brieven aen 'ós Hooggeboren fenier te zijn? — Ik denk, dat ik bijna tien ponden fterling, tot zeer goede renten, voor u zoude kunen uitzetten. Een weinig linnen voor hun, die half naekt zijn, een fticbtelijk boek, ten behoeve der zulken , die in eene beklagenswaerdige onkunde zwerven, vertrouw ik, dat aen God', uwen Zaligmaker, welgevallig , cn dienstbaer zal zijn aen de belangen van hun, die Hij met zijn' bloed' gekogt heeft. — Indien-dit.verzoek u ter hand'mogt' komen, in een' tijd' dat het u eenigermate ongelegen is, of niet met uwe geneigheid' overeebkomt, is mijn verder verzoek, dat gij dit beantwoordt, niet, met eenige verfchooning' om uwe weigering re billijken, maer door in het geheel geen acht op hetzelve te flaen, 't geen mij volkomen genoeg zal zijn. — Ik kan, dit verzeker ik u, een onbepaald geloof omtrent u oeffenen, en vertrouwen, dat gij de beste redenen voor uwe handelwijze hebt, fchoonze voor mij verborgen mogten zijn. Maer, zoo vergaendeis mijne zwakheid, (6! Dat ik, onder, een gevoel van dezelve, mogt' blozen en befchaamd worden!) ik kan naeuwlijks, zoodanig, met betrekking' tot den onfeilbaren en eeuwiggenaderijken God verkeeren, fchaersch inftemrncn, blijmoedig, dankbaer en onderworpen zijn, wanneer het Hem behaegt de fpringveêren van mijn leven te verlammen, en mijne kragt, op mijne reis, door de woestijn dezer weereld, te verminderen. Heer! vermeerder ms geloof i is eene bede, welke wij dikwerf tot  Vrouwe Frances Scbirley. 173 tot den troon der genade, behoorden op te zenden. Gij zult het werkje fpoedig ontvangen; — dat met regc uw werkje genaemd mag worden : — het uwe, met betrekking tot het zakelijke en verdienftelijke; het mijne, voor zooverre het zwak en onoordeelkundig is. — Ik zal de vrijheid nemen, ten zij gij intusfchen mij anders bevélen mogt, om het, met een opfchrift aen u, te zenden, ten huize van Mevrouw Mogt de Vorst des vredes u vrede geven , ten allen tijden, en op allerlei wijzen; en zulks kan u niet te beurte vallen, zonder tegelijk een bijzonder vergenoegen te verfchafl fen, aen Uwen verpligtften en Gehoorzaemflen Dienaet Wefton, den giften van Oiïober, 1752. VIER,  174- Brieven aan de Hooggeboren VIER - EN. VEERTIGSTEN BRIEF. De inhoud van uw antwoord op mijnen brief, brengt mij eene zeer aenmerkenswaerdige omliandigheid, in hec gedrag van Jaël, te binnen, van wien, in hec heilig lied, gezegd worde: hij vroeg water en zij gaf hem melk. Ik verzogt u om een gefchenk, en gij hebt mijne begeerte te boven gegaen, de gift verdubbeld. Mogt de Heere Jezus Christus u even eens handeien, en 'er zoo toedoen! Ik betuig u mijnen ootmoedigen dank voor den armen, en fmeek mijnen goddeiijken Meefier, om mij tot eenen getrouwen rentmeefter voor Hem en u te maken, ik zal eene naeuwkeurig aentékening van mijne uitgaven houden, en altoos bereid zijn, om dezelve, wanneer gij zulks goedvindt, aen uwe bëzigtiging te onderwerpen. Ik zie duidelijk dat gij mij edelmoedig vergunt, om eenig .gedeelte, tot mijn eigen gerijf, te mogen bezigen , en ik ben even zeer aen u verpligt als of ik dadelijk daer van zulk een gebruik zou maken; — maer, gezegend zij de goddelijke voorzienigheid Mevrouw!  Vróuwe Frames Schirïej< 17$ heid, ik heb voor mijzei ven geen gebrek, maer flechtsch niets overig ter bereiking' van weldadige oogmerken , en dewijl het leven, inzonderheid het mijne, zoo wankelende is, ben ik ongenegen om mij in lchulden te fteken, zelfs niet ter zake van liefdedaden. — Geene fchukjcn te hebben, dan den plicht der dankbaerheid, is mijne bedoeling, en nimmer zal het mijnen geest bezwaren, maer het vermaek van mijn hart wezen, om die aen u verfchuldigd te zijn. Ik zal mijnen boekvérkoopcr order geven, öm drie afdrukzels van mijn werkje aen Dr* Hales, en een aen u te zenden, aftegeven ten huize van Mevrouw . En, nim¬ mer zal ik nalaten te bidden , dat aen u vervuld worde, die dierbare belofte, welke de bekoorlijke en troostrijke Profeet, Jezaias, befchrijfc : Dan zal uw licht voortbreken , als de dageraed, en uwe genezing zal fnellik uitfpruiten; en uwe geregtïgheid zal voor uw aengezigte henen gaen: en de heerlijkheid des HEEREN zal uwen achtertocht wezen. Dan zult gij roepen, en de HEER zal antwoorden, • gij zult fchreeuwen, en Hij zal zeggen, ziet hier ben ik. Jezaia LVIII : 8 en 9. Mogt alles wat in deze woorden vervat is, alles wat de Verlosfer, door zijnen dood, verworven heeft, uw deel zijn , en dit zal eene zaligheid uitmaken, die alle bezef- fea  i?6 Brieven aen de Hooggeboren. fen te boven gaet, en u ernftig wordt toegebeden, door Uwen grootelijks verpligten en waerlijk dankbaren ootmoedigen Dieiiaer* Wefton, deri^den van November, 1752.  Vrouwe frames Schirky.' 177 VYF-EN-VEERTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Het zoude mij tot eene bijzondere blijd fchap verftrekken, indien ik, onder alle ongelegenheden, uw gemoed zulk eenen kragtdadigen troost kon toedienen, als ik u, met Zekerheid', de onverbreekbaerfte getrouwheid kan belooven, in alles wat gij mij, onder het zegel der geheimhoudinge, gelieft medetedeelen; echter kan ik mij vervoegen tot Hem, die den onftuimigen oceaén tot ftilte fprak, en bekwaem is om de ontroerde ziel tot eene zapte kalmte te brengen — Ik fchép de vrugt der lipfèri,- zegC de> Heer, welke zijn zal, vrede, vrede, Jezaias LV1I: 19. De herhaling van dit woord, geloof ik, betekend de zekerheid, den overvloed en de geduurzaemheid', van den vrede, dien God fchept, en deze is . de vrugt van zijn woord, gefprdken door den mond, en bevolen aen de pennen, der Proféten en Apostelen : laet ons daerom, géérde Mevrouw, in alle,onze bekommeringen, door eene gedurige oeffening, onzen toevlugt nemen tot het woord der waerheid, en, door ootmoedige gebeden, tot den God aller genade; het eerfte was het voornemen van David: ik zal mij vermaken in uwe inzettingen, ik vertrouw op uw woord. Het laetfte was de beM trag-  178 Brieven aen de Hoooggeboren tragting van Hanna; toen haer tegenpartij haer tergde, met tergingen, om haer te vergrimmen, ftortte zij haré klagten uit, voor het aengezigte des Heeren, en gaf Hem hare moeite te kennen, cn de druk werd van hare ziele weggenomen, en haer gclaet was niet meer droevig. (I Sam. i.) Ik zou, ja, kunnen wenfehen , dat, welke vuistflagen des Satans ik ook voelen moge, gij aen geene van zijne vurige pijlen moogt zijn blootgefteld; — maer het kan, het moet niet zijn: — gij moet ook, Mevrouw, door beproevingen geöeffend worden ; zonder deze zou de naerftigheid hare armen over elkander flaen, omzigtigheid hare oogen fluiten, en alle onze christelijke genadegaven hare werkzaemheid en fterkte verliezen. Altijd zich zoodanig te koesteren in een warm vertrek, daer geene de minste koude ons bereiken kan, zou niet bevorderlijk voor onzen welfiand', kunnen zijn. Bevrijd te zijn van beproevingen, ontheft aen verzoekingen, zou even onvoordeelig voor de gefteldheid' onzer zielen wezen. Heb, niettegenftaende dit alles, goeden moed, Mevrouw, gij weet wie gezegd heeft: mijne genade is u genoeg. Het was het zeggen van een' vroom' man, een' ouden krijgsknegt in den geestelijken Ilrijd': „ zulke „ verzoekingen, welke ons aenzetten tot het „ gebed, en opmerkzamer op de Heilige Schrift „ maken, kunnen ons niet verderven, ze zul„ zullen ons nimmer benadeelen; maer, in- tegen-  Vrouwe Frames Schirlcy. 179 ,> tegendeel, tot ons wezenlijk voordeel uit' loopen." Op zulke rijden, en door zulke tuchtigingen > worden wij geleerd onszelven te kennen. Waer is, in zulke uren van zwakheid' en overheerlenend bederf, onze gewaende gerechtigheid? welke eene vertooning maekt dan onze eigen gehoorzacmlïeid? Helaas! Deze is onwaerdig en verachtelijk. — Maer, boe troostrijk is het dan om te overwegen, dat wij, hoe ellendig en gebrekkig, in onszelven, volmaekt zijn in onzen goddelijken Verhsfer! — wanneer wij onze eigen geregtigheid, zoo arm en gebrek. kig bevinden, ■ of, gelijk de Profeet zegt: als een wegwerpelijk kleed; — hoe dierbaer is dan Jezus Christus, aengemerkt als de Heer, onze geregtigheid! «3 Hoe zielopbeurendé is zulk eene bijbelplaets : God heeft Hem , die geene zonde gekend heeft, zonde, voor ons, gemaekt , op dat wij zouden worden regtvaerdigheii Gods in Hem! 2 Cor. V, 21. Gij doet wel, Mevrouw, fcwaed met goed te overwinnen. Dit is eene edele zegeprael. Mogt de arm van den Almagtigen u bekwaem maken, om vele dezer triumfen te behalen! — Gij werkt ook uit de regte grondbeginfclen. Geene overweging kan ons zoo kragrdadig tot vergeving aenfporen , dan de opgeklaerde hoop, cn het blijmoedig vooruitzigt, van de vergeving onzer eigen misdaden. Daer God ons eene M 2 fehuld  180 Brieven aen de Hooggeboren fehuld van tien duizend, duizend , talenten* heeft uitgewischt, zullen wij niet bereidvaerdig zijn , om, onze beledigende broeders, eenige weinige penningen kwijt te fchelden? Dit is de drangreden, die de H. Paulus gebruikt, — eene verbindende drangreden : Zijt jegens elkander goedertieren, barmhartig, vergevende elkanderen, gelijk ook God, in Christus, u vergeS ven heeft. — Mogt Gods goede en eeuwiggezegende Geest u, in dit geloove, verfterken, u overreden, dat alle uwe zonden, door het bloed des Lams, zijn uitgewischt, dat, fchoon 'er gebreken in u zijn en blijven zullen, 'er nogtans geene verdoemenis is! Dit zal de beöeffening van elke deugd bevorderen en gemakLelijk maken, gelijk eene hartversterkende drank, die de geesten vervrolijkt, de leden verfterkt, en haren gunstigen invloed door het geheels lichaem verfpreidt. Gij behoeft mijn gebed voor u niet te verzoeken , eer moeste ik de vurigfte begeerten mijner ziele uitdooven, eer ik zoude kunnen ophouden, uwen tegenwoordigen troost en eindelooze gelukzaligheid te wenfehen en aftefmeken : — en, gezegend zij God , 'er is een Hooge-priester in den Hemel , die altijd leeft om voor u te bidden, niet alleen: maer • "bij pleit, voor u,. op grond van zijne verdienstelijke gehoorzaemheid, opzijn' Kruisdood. Ik beveel u aen de zorgen van Hem, die met het teederfte, meteen oneindig medelijden, voor u  Vrouwe Frames Schirley. i8i u zorgt, en verzoek de vrijheid om mij te ondertékenen. Uwen verpligtften waerlijk dankbaren en ootmoedigen Dienaer. Wefton, den iden van November, 1752. P. S. Ik kan niet nalaten, om u, op nieuws, mijnen dank te betuigen, dewijl het u bebaegc heeft, mij, andermael, eene aenbieding uwer mildadigheid te doen. Ik verzeker u, Mevrouw , dat uw laetste gefchenk overvloedig genoegzaem is, voor de verzogte liefdegiften; dat ik, met betrekking tot mijn' eigen perfoon, geen gebrek heb; en zeer verblijd ben, met uwe waerlijk edele en innemende wijze van gunstaenbieding. Ik vrees dat uwe oordeelkundige aenmerking te laet komt : het boekje zal denkelijk reeds aengekondigd zijn, eer de drukker mijn' brief kan ontvangen; en indien de dag van de uitgave in verfcheiden nieuwspapieren bepaeld is, kan het niet meer veranderd worden, zonder op de vastgeftelde wetten van den boekhandel inbreuk "te maken. Ik zal echter aen den drukker fchrijven, en, indien het nog te doen is, mijn gedrag naer uwen raed inrigten en verbeteren. M 3 ZES-  182 Brieven aen de Hooggeboren. ZES - EN - VEERTIGSTE BRIEF, Mevrouw! \ Ik biu befcbaemd , om mijn' haest, wanneer ik de eer heb aen u te fchrijven, tot eene verfchooning voor kortheid' of onachu zaemheid tc maken; maer thans is de zaek onvermijdelijk, daerom hoop ik dat mijne verfchooning bij u zal aengenomen worden. Het is heden Zondag, en ik betuig u, dat ik nog om geen* tekst gedacht heb. Mogt de onfeilbare Geest van Christus mijne keus bepalen, en mij bekwaem maken, om het woord der waerheid regt te mijden! Ik hoop dat de aenmerkingen op Mijlord jj e, u reeds ter hand' gekomen en met uwe gevvoone openhartigheid ontvangen zijn. Er is eene groote feil, door den drukker, begaen, welke ik vrees dat de plaets geheel onverftaenbaer zal maken. Kunt gij mij zeggen hoe het laetfte gedeelte van den 2often regel, blaz. 67, moet verftaen worden? — wh — is duidelijk; maer, wat moet door deze letters — verftaen worden ? Vele lezers, vrees ik, zullen den famenhang niet kunnen aenvullen. In de afdrukzelen, welke mij ter hand' gefteld zijn, heb ik het dus veranderd — Who- re Me dan is de zin klaer; zoo heeft het 1 ook  Vrouwe Trances Scbirley. 183 ook in hec oorfpronglijk affchrift gcftaen, en ik wenfchte, dat gij dc moeite geliefde te nemen , om het dus in uw afdrukzel te veranderen, en gij zoudt mij eene tweede gunst bewijzen , indien het u geliefde om Dr. Hales hier van te verwittigen; — wiens dienst aen hare Koninglijke Hoogheid, wiens gefprekken met u, door den God des Hemels, naer mijnen wensch, voorfpoedig mogen gemaekt worden, ter bevordering' van uw geloove, ter vermeerdcring' van uwe vreugde, in den gezegenden Jezus, aen wiens teedere zorge en eeuwigdurende liefde ik u aenbeveel; en verzoek de vrijheid om te betuigen dat ik ben Uwen yerpligtften en gehoorzaemften Dienaer. JFeston, den 12den- van November, 1752- P. S. lil had een kort briefje aen den Doctor gefchreven, voor dat ik van u verwittigd werd, en ben blij dat mijne handelwijs met uwen raed' overeenftemt. ZE-  184- Brieven aen de Hooggeboren ZEVEN-EN-VEERTIGSTE BRIEF, Mevrouw! Vergun mij om u met een ander kort, en in haest gefchreven briefje, lastig te vallen , ten einde verfchooning te vragen voor een' beganen misflag. Vier afdrukzels van de aenmerkingen, vind ik, zijn aen u gezonden, en geen één aen Dr. Hales. Ik heb den Dr. de oorzaek van dezen misflag uitgelegd, verzoek die van hem te vernemen , om tevens mijne verfchooning bij u uittemaken. Indien gij in de bijvoegfelen iets ongefchikts ontdekt, of wanneer u eenige berispingen, over eenig gedeelte van mijne aenmerkingen, ter ooren komen, gelieft dan zoo goed te zijn, mij dezelve medetedeelen, om mij in flaet te Hellen , in eenen nieuwen drukk', ( dien mijn boekverkooper niet onwaerfchijnlijk acht) eenige verbeteringen te kunnen maken. — Vergun mij dezen te eindigen , met dien wensch' , dat het onfchatbaer woord, tot welks verdediging gij mij hebt aengemoedigd, rijkelyk in u moge wonen — wonen — in uw geheugen, in uwe genegenheden, in uw hart, dat liet zijnen invloed in uwen ganfehen wandel moge verfpreiden. Een grooter geluk zou ik  Vrouwe Trances ScbirJey. 18$ ik den edelmoedigften vriend in de geheele weereld niet kunnen toewenfchen, 't geen ook daerom het heil is, dat u, met alle opregfc heid', wordt toegebeden , door Uwen gehoorzaemften en altoos dankbaren Dienaer, Weflon, den i6den van November, AGT-EN-VEERTIGSTE BRIEF. Mevrouw, Mag ik -u vragen hoe gij de konst zijt magtig geworden, om wezenlijke gunsten te fchenken, bij gelegenheid van ingebeelde behoeften. Weinig gedachten had ik dat het vergrootend voorftel mijner gevangenis mij onder eene nieuwe verpligting , ten uwen opzigte, zou gebragt hebben. Maer, in de daed, uwe vriendelijke genegenheid, om mij eene groote fom te doen geworden , ter redding' uit zwarigheden, waer ik, naer uwe gedachten, ingewikkeld was, heeft eene evenredige aeniprack op mijne dankbaerheid. — Ik dank u, Mevrouw, zoo wel voor hetM 5 ' ge-  J86 Brieven aen de Hooggeboren gene gij mij hadt toegedacht, als voor de reeds bewezen gunsten. — Dan, indien ik mijn eigen hart ken, zoude ik veel te worstelen hebben , eer ik van mij zoude kunnen verkrijgen, om u zulk eene moeite te berokkenen. — Zou ik, om de gevolgen van mijn eigen verkeerd gedrag te herltellen , eene edelmoedige vriendin in engte brengen? — De enkele gedachte grieft mij! — De daed zou mij de ziel doorwonden! — Dan — hoe dikwerf las ik, dat de Heer van alles, om mij rijk te maken , niets had, waer op Hij zijn hoofd kon nederleggen! — Om vreugde en blijdfchap voor mij te verwerven, was de Vorst des vredes bedroeft, ja — tot den dood. — Om mij van alle mijne fchulden te reinigen, en, zonder vlekk'of rimpel', voor zijnen troon' te ftellen, was de eeuwige Zoon van God gewillig, om zijnen laetften druppel bloeds te plengen. — Hoe meenigmael heb ik dit alles gelezen, en ben echter — onaandoenlijk — verhard — en ongevoelig gebleven! Mogt uw hart in dankbaerheid'ontvlammen, van erkentenifs' overvloeien, bij elke overdenking van dezen gezegenden en genaderijken Verloffer! — Mogt het berouw mij grieven — de fehaemte mij overdekken, om mij. ne fnoode ondankbaerheid , aen zulk eenen goddelijken — ontfermenden, Zaligmaker! —Te meer, naer mate ik verzekerd ben van zijne bereidwilligheid', om alle mijne tergingen te  Vrouwe Frames Schirky. 187 te vergeven, en mij even zoo hartelijk te beminnen , als of ik Hem nimmer beledigd had! Ik ben u zeer verpligt, voor de moeite welke gij genomen hebt, om mij de gedachten van uwen oordeelkundigen vriend medetedeelen; indien ik het beleef om een anderen brief te fchrijven, zal ik mijne gedachten, diensaengaende , opgeven. — Deze is, met voordacht, kort, in overeenkomst' met mijne zwakke lichaems gefteldheid', want ik zit wederom gevangen , fchoon niet, God dank, in durance vüe. * Ik heb voorleden Zondag gepreekt , en mijne verkoudheid, geloof ik, verergerd , zoo dat ik, heden morgen, mijne fpraek verloren heb; — maer, dank der goddelijke voorzienigheid' , dat ik eene hand heb om iets van Christus te fchrijven, fchoon mijne tong niet in ftaet is, om van dit aengenaem onderwerp te fpreken ! Welk een ftervend leven is het mijne! — elke wind doordringt mij, en de minste koude drukt mij neder. Gezegend, eeuwig gezegend, zij God, door Christus, voor het uitzigt op een beter leven, een' gelukkiger ftaet in de Hemelen, waer wij niet meer zullen kwijnen of bedroefd zijn, cn ( vermakelijke overdenking!) nimmer ondankbaer wezen aen den geftorven Jezus, of zondigen tegen den beminnelijken God! — Mogt gij vele voorfmaken van dezen gezegenden ftaet, op, (♦ Slegt verblijf.)  j 88 Brieven aen de Hooggeboren op aerde, genieten, en, ten bekwamen tijde, eenen ruimen ingang hebben in de volheid zijner vreugde! Vergun mij het genoegen en de eer om mij te onder fchrijven, Mevrouw! Uwen verpligften gehoorzaemften Dienaer. Wefton, den 5den van December, 1752- NEGEN-EN-VEERTIGSTE BRIEF. Mevrouw! In mijnen laetften beloofde ik u eene, naer mijn oordeel , naeuwkeuriger zinsbepaling van Gen. ïX< 25 medetedeelen. De zin, welke ik aen die plaets gegeven heb, is, zoo ik meen, eene ontwijffelbare waarheid, kan uit het oorfprongelijk worden afgeleid, en heef: ook hare voorftanderen. — Maer den zin, in welke ik, na rijper overweging, deze plaets zoude verkiezen optevatten , is deze: — vervloekt zij Cham, vervloekt zij Caman. — Hunne fehuld kome alleen op hen,— zij zijn de eenige werkers hunner zonden, — en  Vrouwe Frances Shirley. 189 en de eenige oorzaken van hun eigen verderf. -— Daer integendeel', gezegend zij, of, gezegend; is (niet Sem voornaemlijk of in het bijzonder) maer de Heer God van Sem, — die de oorfprong is van al het goede, dat plaets heeft in, of verricht wordt door, zijn volk. Hij werkt in hetzelve, beiden het willen en werken, naer zijn welbehagen. Niet hunner, daerom, niet hunner, maer hunnen God en Zaligmaker, zij al de eer. Dus ver had ik gefchreven, wanneer eene bijkomende omftandigheid mij belette om voort te gaen, en het mij onmogelijk maekte om; dezen gisteren, voor bet vertrek der post, te eindigen. — Toen ik nederzat om dezen te vervolgen, kregen Wij een bezoek van eenen merkwaerdigen vreemden, die, zederd verfcheiden maanden, in deze ftreken niet gezien is. Hare fchoonbeid baert verwondering, maer is , gelijk die van alle hare zusteren, verwelkende en haest voorbijgaende. — Misfchien zuit gij gisfen wie of wat ik bedoel. — Niets anders dan eene fneeuwvlaeg, welke in den nacht ge1 vallen is, en, gedurende eenen bal ven dag, onze velden bedekte. — De verfchijning van dezen wintergast behaegt mij, om dat hij mij een verrukkelijk denkbeeld geeft, van die vlekkelooze reinheid, welke ik vertrouw dat gij, door het. dierbaer bloed van Christus, zult dee-. Jachtig worden. — Hoe  190 Brieven aen de Hooggeboren Hoe beininlijk is zijn woord.' hoe onfchat* baer zijne beloften! Kom dan, en laet ons fa* men regten, zegt de HEER, al waren uwe zonden als fcharlaken, ze zullen wit worden als fneeuw; al waren ze rood, gelijk karmozijn, ze zul* len worden als witte wol Jez. 1: 18. — Hoe heerlijk is het getuigenis! hoe zegeviert het geloof van David, wanneer hij van dit onderwerp gewag maekt! Gij zult mij ontzondigen, met ijfop, en ik zal rein zijn: Gij zult mij wasfchen, en ik zal witter zijn dan fneeuw. — Deze plaetfen wijzen ons zeker op het bloed des eeuwigen verbonds, zonder welke 'er geene vergeving is. Zij kunnen op niets anders hare betrekking hebben, dan op dat bloed des Lams, '£ welk de zonden der weereld wegneemt. En, is dit geen bewijs van zijne ware Godheid? Want, indien geen mensch,geen fchepzel, eenige zonde kan wegnemen, hoe groot, hoe oneindig heerlijk, moet Hij zijn, die alle zonden kan uitvvisfchen , zoo, dat geene de minste vlak of rimpel zal overblijven. — Dewijl dan onze Heer de ware God is, de Schepper aller dingen, en de Onderhouder van het Heelal, de Koning der Engelen, en Regter der menfehen, geen wonder, derhalve, dat zulk eene kragt het offer van zijnen dood vergezelt; — geen wonder, dat zijn volk, gewasfehen in zijn bloed, en bekleed met zijne geregtigheid', onbefchuldigbaer en onberispelijk zal gevonden worden. De fneeuw der ber.  Vrouwe Frames Schirley. 191 bergen is niet zoo wit, de leliën der hoven zijn niet zoo fchoon, de ftcrren des Hemels niet zoo zuiver, als deze gelukkige-gezaligdezielen, die den Heers Jezus Christus hebben aengedaen. — Welke reden hebben wij, Mevrouw , welke overvloedige reden, om ons in zulk eenen Zaligmaker te verheugen, ons in Hem te beroemen! Laten wij zijne onbegrijpelijke waerdigheid overwegen , en de invloeden van dien gezegenden Geest affméken, wiens ampt het is van Christus te getuigen, en Hem in onze harten te openbaren. Het zoude mij tot een groot vermaek ftrekken, om uwe aenzienelijke en godsdienstige famenkomst, ten huize van de Gravin Delit's, bijtewonen. — Dan, fchoon ik op de aerde dit vermaek mïsfe , hoop ik hetzelve in den Hemel te genieten. — Ondertusfchen is mij-' ne hartelijke bede, dat de prediking van mijn' waerdigen vriend, met groote kragt' moge vergezeld gaen, en overvloedige genade in uwe zielen moge worden uitgeftort; — dat gij ftandvaslig moogt zijn in het geloove, vurig van geeste, dienende den Heer, tot roem van zijn Evangelie, 11 verheugende in de hope van zijne heeerlijkheid. Ik neem de vrijheid, deze zegeningen , u en alle mijne vrienden, bij deze plechtigheid, toetewenfehen. — Deze zegeningen, van boven gefchonken, zullen een feest in het hart' aenregten : gelijk het feest, 't welk de Profeet zoo fraei befchrijft, onder de beeldter nis  192 Brieven a?n de Hooggeboren nis van een' heerlijken en geduchten maeltijd Jez. XXV: 6, 7, 8 en 9. Moge gij aen dit meer dan Koninglijke Gastmael, eene voorname plaets hebben; — en dat 'er eenige kruimen van de tafel het deel mogen zijn van Uwen verpligtften gehoorzaemften, dankbaren 3 ontmoedigen Dienaer. Wefton, den ziften van December, 1752. VYFTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Mijn Broeder, durf ik zeggen, acht het eer en vermaek om uwe bevélen uittevoeren , en ik ben genegen om te denken, dat ze alle van zulk eenen aërt' zijn, dat ze eerder eene weldaed dan eene taek uitmaken. Zij zijn meer tot voordeel van anderen, dan voor uw' eigen perfoon ingerigt: eenigermate gelijk aen de voorfchriften van onzen goddelijken Meester, wiens verboden medebrengen: Doe uwzelven geen kwaed — daer de inhoud van alle zijne geboden hier op uitkomt: bezit het hoogfte goed. Die  Vrouwe Frances Schirky. 103 Die akelige flag van eenen fchielijken dood', Van welken gij, in uwen verpligtenden brief', melding maekt, zal, hoop ik, tot uw geestelijk nut gezegend zijn. Zulke ontroerende voorbeelden van menfeheüjke broosheid', denk ik, zijn zoo vcele boodfehappers van die wijsheid, welke overluid roept, en hare ftem verheft op de ftraten. En, dit is het oogmerk van die waerfchouvving' : Ziet toe, waekt en bidt, want gij weet niet wanneer de tijd is. OefFen eene geftadiger' gemeenfehap met God'; leef, door het geloof aen de verdienften van zijnen geliefden Zoon; koester alle de mvlocden van zijnen gezegenden Geest: dan zult gij niet alleen aen de flavernije van de vreeze voor den dood' ontheven zijn , maer iets van den Hemel op aerde fmaken; — en, wanneer het oogenblik der ontbindinge aenfnelt, zult gij uwe plaets, niet uw gezelfchap, verwisfelen; — gij zult uw ftof, maer geene uwer vermaken, afleggen. — Behaegt het u, Mevrouw, onze eigenlijke voorbereiding tegen alle verwisfeüngen, in een ander licht, te befchouwen; — hoe wij ver. fterkt kunnen worden, tegen alle de wisfelvalligheden des levens, en de eindelijke nadering des doods , gelieft dan intézien Openb. XII: 1. Deze, die gekleed zijn, gelijk de doorluchtige vrouw, ontvonkt door dezelfde genegenheden, verfierd met dcnzelfden luifter, deze zijn gehard tegen alle veranderingen, — N en  194- Brieven aen de Hooggeboren. cn behoeven geen kwaed te vreezen: — riet feven is hun Christus, en het ftcrven is hun gewin. — Ik geef mijn antwoord op, in deze woorden, om dat dezelve zeer fchilderend en bovenmate treffend zijn. Zij zullen een heerlijk onderwerp voor uwe overdenkingen uitmaken; — en ik wensch, van harte, dat gij dezelve, meer en meer, bij eigen ondervin. ding, moogt kennen, tot dat gij aenlandt, in dat gelukkig gewest, in die zalige woningen, daer het toneel van dit edele gezigt zal plaets hebben, en de ware zaligheid alleen te vinden is. — Ik beb onlangs het hart van een' oud' godza'ig' mann' en zijne zwakke huisvrouw' getroost, met een gedeelte uwer liefdegift', en ga nu èenigen onderftand befchikken, aen eene oude weduwe en hare bedroefde dogter, wier behoefee, indien ik ze befchrijf, uw hart met droefheid zou doorwonden; — en ik vertrouw, dat het u een gelijk vermaek zal verfebaffen , te denken , dat het den Vader der barmhartigheid behaegt, om u, als een middel, te gebruiken , om, te midden van zulke groote wederwaerdigheden, vertroosting toetedienen. — Vergun mij de vrijheid, eer ik dezen eindig', om de betuiging van een' Vorst en' een' Apostel , in een gebed, voor u, te verwisfelen: Mogt de zegen des genen, die gereed is te ver. gaen,  Vrouwe Frames Schirley. ipy gaen, op u komen! § Mogt gij de harten van vele weduwen, vrolijk, doen zingen; — en, in uw eigen hart veel hebben van dat Koningrijk Gods, welke niet is fpijs of drank, maer geregtigheid, vrede en blijdfchap, door den Heiligen Geest. Mag ik u vragen, wanneer hec gcfchrifc, waer van de Waerdige Dr. Hales zoo dikwerf melding maekt, aen het licht zal komen, de uitgaef van welk gcfchrifc, indien ik mij wel herrinner, in deze maend' bepaeld was, iri een' brief aen Uwen verpligtften en zeer Gehoorzamen Ootmoedigen Dienaer. Wefton, den ziften van Januarij,' 1752. § Volgens de Engelfche Vertaling. Job. 29: 13, EEN - EN - VYFTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ik ben waerlijk in twijfel, en genoodzaekt u te verzoeken, om te beflisfen of ik wel of kwalijk gedaen heb. — Bijna-veertien daN 2 gen  196 Brieven aen de Hooggeboren gen ben ik inet uwen brief vereerd geweest, zonder voor heden deszelfs ontvangst te erkennen. De waerheïd is, dat ik zeer ongefteld, flap en mismoedig geweest-ben, gramftorig tegen mijzelven, en, te onvreden met mijne eigen gedachten; en zoude ik in zulk een onaengenaem gewaed voor u verfchijnen ? — Zoude ik aen mijne geéérde vriendinneVertoonen, 't geen aen mijzelven walglijk was? — Naer uwe beflisfmg zal ik den gevangenen, voor de regtbank', veroordeelen of vrijfpreken, en mijn gedrag, in vervolg van tijd , naer het vonnis richten. — Mij dunkt, ik zie gij grimlacht over zulk foort van volk, dat droefgeestig en vol inbeel. ding is. Lach vrij, Mevrouw, gij zijt 'er welkom mede: alleen, denk niet dat ik ongevoelig ben, over de eer van mijnebriefwifeling'met u; of geheel ondankbaer, wegens de verfcheiden blijken uwer edelmoedigheid. — Zulk een argwaen zou mij droefgeestiger maken, dan een mistige dag of betrokken lucht. In mijn' brief', welken ik, eenigen tijd geleden, het genoegen had aen u te fchrijven, zijn twee uitdrukkingen, welke mogelijk naerder bewijs, cf klarer uitlegging, vorderen: — het karakter van Christus, ik ben de Alpha en de Omega, blz. 67 , reg. 15. en de aenmerkingen op de boeken der Kronijken, b'z. 70, in de aentekening'. — Wilt gij mij vergunnen  Vrouwe Frances SchlrJey. 197 nen, Mevrouw, het eerste te verklaren, en het ander met een voorbeeld toetelichten ? — In beiden, hoop ik, zullen wij Manna, hèmelsch Manna, vinden, ter voedinge van ons geloove, zonder dat het noodig zal zijn, hetzelve van de doornen der geleerde twistfchrifv ten te lezen. Het karakter van onzen Heer, maekt een gedeelte uit van de Openbaring, met welke de heilige Evangelist Joannes is verwaerdigd geworden, Openb. I. 8. in welke wij, met de grootfte denkbeelden, welke immer begrepen, met de verhevenfte befchrijvingen, welke immer geboekt zijn , onderhouden, — getroffen,— verrukt worden. — Wij mogen een' Homerus, en Pindarus uitdagen, en hunne grootfte bewonderaers tarten, om ons een gelijk voorttebrengen. — Een gelijk — neen, het beeldwerk van den Apostel is, eenigermate, gelijk aen den perfoon van zijnen Immanuël , — wiens verfchijning, niet zijnewraek, zijn toorn, 2ijn ftraf gelaet —, maer, — zijne bloote verfchijning, onverdraegelijk, luisterrijk en heerlijk is. Niets in de natuur kan 'er bij vergeleken worden — Niets kan 'er. voor bcftaen: van zijn aengezigte vloden de aerde en de hemel, geene plaets is voor die gevonden, Openb. XX. ir. — De Beeldtenisfen komen , in dit bock, meenigvuldiger , en met heerlijker keuren  ïo8 Brieven aen de Hooggeboren ren voor , clan in eenig ander, zelfs van de heilige bladeren. Het was beltemd om de regelmatige boeken te fluiten, en is niet ongelijk aen een' hoofdfteen onder eene rij kieinoodiën, op eene gouden kolom; ~ of, om ejgenlijker te fpreken, het fluit dezelve, mee eene waerdigheid', welke men altijd bewonderen moet, maer nimmer kan evenaren, of die misfehien nooit, ten volle, begrepen wordt, voor dat wij aenlanden in die Stad, welke de Zon of de Maen niet behoeft, dat zij. in dezelve zouden fchijmn: want de heerlijkheid Gods heeft ze verlicht, en het Lam is hare kaers. Openb, XXI: 23. Voor iemand van een' gezonden fmaek' en vrij van vooróórdeelen, dunkt mij, dat dit geen gering bewijs voor den goddelijken oorfprong' van dit Werk is. Van waer kon een ongeletterde visfeher , met zulke onnavolgbare , met zulke edele denkbeelden verrijkt zijn geworden, anders dan door een' onmiddelijken invloed vr.n den Hemel? Hoe kon die eenvouwig, kunsteloos en ongcöeffend ver-ftand, zich zoo hoog, boven alle vlugt van menfchclijk vernuft, verheffen, anders, dan op de wieken eener goddelijke ingeving? Hoe ftatig en ontroerend tevens is de aenhefl Ui was in den geest', op den dag des Reeren, en ik hoorde agter mij eene groote ftem, als 'eener bazuine. — Het was de Dag des Heeren.  Vrouwe Frances. Schirky rco ren. De dag, op weikon Christus verrees, den dood overwon, en op het graf zegevierde. — De Dag, op welken de Heilige Geest op de Apostelen nederdaalde, hun verftand opklaerde, gelijk het licht, en hunne tongen doordringende maekte, gelijk het vuur. — De dag, op welke alle mindere bezigheden geftaekt, en alle aerdfche zorgen opgefchort werden; ten einde eene affchaduwing', en tevens een' voorfmaek te geven , van die eeuwige ruste, welke overblijft voor het volk Gods. Hij was in den Geest'! Niet Hechts in befpiegeling' opgetogen; Worstelende in het gebed, verheffende zijne ziel hemelwaerds in lofzangen . __ alle welke oeffeningen gefchikt zijn voor dien dag': maer, onder eenen buitengewonen invloed van den goddelijken Geest. Deze verlichtte zijn verftand, verlevendigde zijne vei beelding, en bragt hem de prachtigfte toneelen, welke hemel en aerde kunnen opleveren , voor den geest': zelfs, wanneer hij gevangen was, te midden der barre zanden, naekte rotsfteencn, en eenzame wildernisfen, van Patmos, werwaerds hij gebannen was, om het woord Gods, en om het getuigenis van Jezus Chriftus. Openb. I. 9. Jn deze eenzame wouden hoort hij, van ageer zich, eene groote leem, zoo luid, en denkelijk zoo lieflijk, als eene bazuin, welke u de N 4 fchoo-  200 Brieven aen de Hooggeboren fchoone en opwekkende regelen in den Mesfias kan te binnen brengen : § Hoor! juichende Hemmen de wouden verblijden : ■ Bereidt gij de wegen,- wantGod zal verfchijnen! — Een Godheid! — Een Godheid! klinkt de Echo der Bergen. — De Rotzen voorfpellen de naerdrende Godheid. — Het is waerlijk de Godheid die nadert; > het is zijne ftem, die gehoord wordt. — Het is de ftem die, in den beginne, fprak, en — de weereld beflond; -— die zich op den berg Sinai liet hooren, en de grondveften fchudden; — die fpreken zal in het einde, en — de tijd zal niet meer zijn. — En wat is zijne wondervolle tael? — Het onderwerp is, gelijk de Spreker, groot en wonderbaer: Ik ben de Alpha en de Omega, het begin en het einde : de ware, de zelfwezige, de eeuwige God, die is, die was, en die komen zal. In dit geducht, onder dit heerlijk karakter, is onze Heer Jezus Christus de werkende oorzaek en het uiterfte eind aller dingen. Be- § Hark! a glad voice, the lonely defart chears; Prepare the way. A God, a God appearsl A God! A God! The vocal Hills reply ; The Hoeks .brsdaim tliapproaching Deity.  Vrouwe Frames Schirley. 20r Befchouw Hem als Middelaer. Hij is de oorfprong en het middenpunt van alle goddelijke genadebedeelingen, welke alle uit Hem voortvloeien, en in Hem eindigen. — Maer, Hij is, meer bijzonder, het begin en den grondflag van alle die oogmerken der verlopende liefde, welke, door den gezegendenen eenigen Troonmonarch, beraemd zijn, eer de bergen geboren waren, en Hij de aerde en de weereld had voort- gebragt: oogmerken, welke de Heer, de Jehova, beraemde, om een onnoembaer ge, tal van gevallen zondaren zalig te maken, door hen , uit eenen ftaet' van onwetenheid' en goddeloosheid' , overtebrengen, tot de kennis van zijne aenbiddelijke volmaektheden , en do Hoffelijke gemeenfehap met zijne hciligfte Majefteit, 't geen de fchitterendfte eer en volmaekfte gelukzaligheid is, welke een Aërtséngel kan genieten. Nogthans, (en ik wensch 'er u hartelijk geluk mede; Mevrouw, is dit voor u beftemt, en ook ( hoe zal ik den uitnemenden rijkdom zijner genade genoegzaem bewonderen !) voor Uwen gehoor zaemft en en altijd danbaren Dienaer. Wefton, den 26/len van Febtuarij) T753- NB. Ik hoop dat gij de zaek, in het beN 5 gin  2oj Brieven aen de Hooggeboren gin van dezen brief, voorgefteld, in overweging' zult nemen; ik zal echter, zonder uwe uitfpraek aftewagten , wagen, om u, andermael, het vervolg op deze fchets te doen toekomen. TWEE-EN-VYFTIGSTE BRIEF. Mevrouw ! Vergun mij, om,.zonder eenige pligtpleging' of voorreden, het onderwep van mijnen vorigen optevatten. Befchouw Christus als Profeet. Hij is de eerfts en laetfte ; dc eenige ingever van ijdcr der Proféten , en het eind oogmerk van alle voorzeggingen. Ren Profeet, gelijk Mozes, zegt het godlijk Orakel: — bijzonder hier in, dat, geh'jk Mozes grooter was dan alle de andere Proféten , zoo ook Christus onvergelijkelijk grooter is dan Mozes. — Spreken de Profeten van toekomende gebeurtenisfen , en van Volken die nog niet geboren zijn, met zulk eene klaerheid', met zoo veel zekerheid', als uf de zaken reeds gefchied, de Volken reeds aenwezig waren, het is door den Geest van Christus, die met, en in hun is. — Hij is dc waerheid zelve, in Hem zijn alle de fchatten van  Vrouwe Frames Schirky. 203 van wijdheid: en kennisf' verborgen: niemand leert gelijk Hij. Befchouw Hem als de Hoogepriester onzer belijdenifs', in aert en beoeffening beide. Hij is heilig, onnoozel en geheel onb?}m..t. in waardigheid' van zijne bed.ening, is Hij hooger dan de hemelen. — lp de geduurzaemheld, van zijn ampt, Hij is Priester in de eeuwigheid', naer de ordening van Meïchizedek. Zijn dood is het groote, het al verzoenende offer, dat de, zonden der weereld wegneemt. Dit offer is het altaer cn reukwerk, dat alle andere olleranden heilligt en doorgeurt. Wij hebben, door hetzelve, met vrijmoedigheid'', den toegang in, het binnenjle Heiligdom ; — en vertrouwen, door het zelve, eenen ruimen ingang te hebben, in het Koningrijk der hemelen. Befchouw Hem als Koning, Hij is de eer.' Jle en laetfte. Davids Koningrijke fepter en Silornöns elpenbeencn troon zijn flechts fehaduwen zijner Opperheerfchappije. — Hem is het Rijk der Voorzienigheid; — de Vader heeft al het oordeel fijnen Zone. overgegeven. — Het Koningrijk der Genade is zijn eigendom: Hij is het Hoofd ^over alle dingen, voor. zijne Kerk' '. Het Koningrijk der Heerlijkheid is het z:jne: Hij is de Hemelen doofgegaen, en alle Engelen, Overheden en Magten zijn hem onderworpen. Zijn Woord is zijn fepter, en ITij heerscht in de harten van zijn volk; daer fchrijft Hij zijne  204. Brieven aan de Hooggeboren ne wetten; daer brengt Hij hunne vijanden onder , ook die begeerlijkheden, welke krijgvoeren tegen den Geest. Hij is de Hoofdfom en bet wezen van alle die groote voorwerpen, die den inhoud der fchriften van Mozes, van de Prof éten en Apostelen , uitmaken. Hij is dat almagtige Woord, van welks vermogen ons bij Genefis verhaeld wordt, en door welke het Heelal is voortgebragc. Hij is die Zon der geregtigheid, wier opgang, door Maléachi voorzegd is, wier ftralen het leven en de onverderflijkheid aen het licht gebragt hebben. Hij is die Opperregter, wiens vierfchaer, in de gezigten van Jodnnes, de Godsgeleerde, vertoond wordt, en voor wiens regterftoel' de dooden, klein en groot, moeten verllhijnen. In de pligten van den Godsdienst, in de genadegaven van het Chriftendom, in de vertroostingen en overwinningen van den Christen , is Hij de eerjïe en de laetfte. — Willen wij ons in den pügt' des gebeds oëffenen? Onze Heer heeft betuigd: IVat gij den Vader, in mijnen name, zult vragen , dat zal Hij u geve!K _ Willen 'wij het geeflelijk lofoffer der dankzegginge toebrengen ? De Apostel heefc ons een voorbeeld gegeven: Ik dank mijn God, door Jezus Christus. Is blijdfchap een' ftaet die begeerlijk is? dezelfde onfeilbare bellier er zegt: Verblijd u, in den Heere Jezus, ten allen  Vrouwe Frances Schirley. 20J len tijd1, en, wederom zeg ik, verblijd u, in God' uwen Zaligmaker; — want hij duet u altijd overwinnen : door Hem overwint gij zonde, dood en hel: gij zijt meer dan overwinnaers, door Hem die u lief gehad heeft. In één woord: Christus is alles. — Gelijk alle de fonteinen, rivieren en wolken, uit de zee haren oorfprong hebben: zoo is onze verlosflng, heiligmaking en gelukzaligheid, in Christus: — zelfs, van de eerfte ftrael van hope, welke in het boetvaerdig gemoed aen; breekt, tot het verrukkende danklied, dat van de tong van den verheerlijkten geloovigen galmt. — Dewijl wij dan een' Verlosfer hebben, die de Alpha en de Omega, het begin en het einde, is, die was, die is, en die komen zal, de Almagtige— kunnen wij een redelijker beüuit uit deze leer' trekken, een voordeeliger gebruik van dezelve maken, dan zijne eigen bemoedigende vermaning, Vrees niet ? — Ware Hij de laetfte, en niet de eerfte, wie zoude het goede werk in ons beginnen, of onze eeuwige gelukzaligheid bevorderen? ~ Ware Hij Hechts de eerfte, en niet de laetfte, dan zouden wij beducht kunnen zijn, dat Hij het goede werk, voor deszelfs voltrekking', mogt' laten varen. Maer, dewijl Hij de eerfte en de laetfte beiden is, zal Hij niet verfiaeuwen of aflaten, voor dat Hij al het goede welbehagen van zij-  2o6 Brieven aen de Hooggeboren zijnen wille, en het w.erk des geloofs, met kragt\ zal wdbragt hebben. Hij zal zijne dienaers vol' komen heiligen, en hunnen geheeltn geest, ziel en lichaem, onberispelijk bewaren, tot den dag yan zijne heerlijke toekomjie. Dewijl • wij dan zulk een' Koning hebben, wat zouden wij vreezen? Indien Hij vóór ons is, wie kan tegen ons zijn ? Zijne, ingewanden rommelen van barmhartigheid', om medelijden met ons te oefFenen, en Hij heeft eenen arm van almagt', om ons te helpen.-Daerom , laten de kinderen van Sion zich verheugen in hunnen Koning. Laten zij, onverzaegd , met den heldhafdgen Apostel, uitroepen : Ik ben verzekerd, dat noch dood, of leven , of Engelen, of overheden of magren, of tegenwoor. dige, of toekomende dingen, of hoogte, of diepte, of eenig ander fchepfel, ons zal kunnen fcheiden van de liefde Gods, of ons uit zijne hand rukken. Dewijl wij dan zulk eenen Profeet hebben, laet ons, met de godvruchtige Maria, zitten aen zijne voeten ; — laten wij, met den heiligen David, zijn woord, dag en nagt, overdenken, en, gelijk eertijds, de leerlingen van Christus, het onderwijs van den goddelijken Geest inwagten. — Hij kan het onderwijs niet alleen tot het oor brengen, maer zelfs in onze harten drukken ; — en ons alle fchatten van de volle verzekerheid des geloofs fchenken. Hij  Vrouwe Frnnces Scbirky. 20? Hij kan onze zielen, ja de geheeie aerde, met hemelwijsb'eid' vervullen, gelijk de wateren den bodem der Zee bedekken. Dewijl wij zulk eenen Priester hebben, hoé groot is onze hoop? — Indien de afgodifdje Micha kon zeggen : nu wtet ik dat de Heer mij wel doen zal: em dat ik dezen Leviet tot eenen Priester heb. Regt. XVII. 13. Met hoe veel meer regc, mag een ieder onzer bekennen, nu ben ik Verzekerd,rdat de Heer, de Jehova, naer mij heeft omgezien, nu wij eenen groeten Hoogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaen, Jezus, den Zoon van God. — Wij behoeven niet te* verlangen naer duizenden van rammen, of tien duizenden, van Oliebéken: Zijn dood is eene verzoening van eene oneindige kragt', genoegzaem om alle fchulden uittewisfchen, om alle zegeningen te verwerven. — Wij behoeven geene vurige paerden en wagens: zijne tusfchenkomst is onze befcherming, tegen alle aenvallen der verzoekingen, en een behoedmiddel, tegen de gevaren der afvalligheid. Indien Jezus Chriftus, in alle de gemelde ■omftandigheden, de eerfte en de laetfte is, behoorde Hij ook niet dezelfde te zijn in onze achting'? Moesten wij niet alles fchade rekenen, om de uitnemendheid der kennisfe van onzen Heere Jezus Christus ? — In onze begeerten ? Behoorde niet de tael van ons hart te zijn: Wien heb ik nevens U in den Hemel? nevens U lust mij  ao8 Brieven aan de Hooggeboren mij ook niets op aerde. — In onzen roem ? Dehoorde hec niet ons onveranderlijk'voornemen te zijn, bet zij verre van mij, dat ik zoude roemen, anders, dan in het Kruis van onzen Heere Jezus Christus. In ons leven en in onzen dood? Dat wij, het zij wij leven, den Heere mogen leven, het zij wij Jlerven, den Heere mogen Jlerven; op dat wij, het zij levende, het zij ftervende, des Heeren mogen zijn. Het zal u,derhalven, niet vreemd voorkomen, Mevrouw, dat Chriftüs hec Hoofdonderwerp, beiden van mijne tong' en penne uicmaekc. Gij zulc hec als geen vvaenwijs werk berispen, dat, in alle mijne brieven , die ik de eer heb aen u te fchrijven, Christus fteeds de hoofdinhoud en hec uitterfte doeleind is. Ik weet dat een beroemd vernuft, een' waenwijzen kenmerkt, als eenen, die alle gefprekken , naer een zeker geliefdkoosd en bijzonder onderwerp fchikt. Indien deze befchrijving de echte is, dan waren de verftandigfte en befte menfehen , die immer geleeft hebben, de grootfte waenwijzen. Dan is het uitnemendfte, het eenige godlijk Boek, in de weereld, eene aenéénfchakeling van vvaenwijsheid. — Zulke waenwijzen te volgen, hunne leeringen te omhelzen, hoop ik , zal, ten alle tijde, mijn vermaek en mijne beöeftening, uitmaken. En, hoe ijverig ik ook voor uwe waerdigheid' ben, Mevrouw, durf ik echter wenfehen, dat gij, in dit opzicht, niet  Vrouwe Frames Schirky. 209 niet alleen bijna maer geheel moogt zijn, gelijk Mevrouw! Uwen verpligtften, %eer gehoorzaemen en ootm. Dienaer* Wefton, den zijlen van Maert*} *753- P. S. Vergeef mij, Mevrouw, indien ik mij kwalijk of onacbtzaem gedragen heb, door mijn antwoord uitteftellen; ik heb met zulk eene onoverkomelijke kwijnende lichaemsgefteldheid' te worstelen gehad, dat ik mijzelven mistrouwd heb, met mijne eigen gedachten te or.vreden geweest ben, en een' afkeer van alle werk gehad heb: en, (zoudt gij het kunnen denken?) ik kan naeuwlijks van mij verkrijgen, om de regelen welk ik nu aen u gefchreven heb overtezien. Ik hoop dat hunne befchermfter meer infchikkelijkheid jegens dezelve zal oeffenen, dan hun fchrijver, — of, — ellendig ware hun lat. O DRÏÊ-  üo Brieven aan -Je Hooggeboren DRIE - EN - VYFTIGSTE BRIEF. Mevrouw! TTergun mij u mijnen dank te betuigen, V voor uwe zeer verpligtende deelneming' in mijnen welftand'; — ik kan 'er geen zeer aengenaem berigt van geven, gelijk gij ligt zult kunnen bemerken , wanneer ik wensch, dat de ftaet uwer gezondheid het tegenover, geltelde van den mijnen zijn mag; — nochtans is mijne begeerte, om God te danken, dat geene pijnen mij uitrekken, maer dat ik nog, eenigermate, in ftaet ben, om Jezus Christus te leer en en te verkondigen, en dat dit verderflijke, eerlang het onver derflijke , en dit Jïerfiijke het onfterflijke, zal aendoen. Dan zal, in den volften nadruk, vervuld worden, het gene geschreven, is: zij, die den Heer verwagten, zullen de kragten vernieuwen, zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arenden, zij zullen loopen en niet moede, wandelen en niet mat worden. De fchaersheid van godsdienstige vrienden, geloof ik, dat het onderwerp eener algemeene klagt' is. Wat mij aengaet, ik kan maer weinige onder de rijke, of fatfoenelijke lieden, vinden, die vermaek fcheppen in eene ffcichtelyke verkeering', ik vermoei dezelve daerom zei.  Vrouwe Frames SchirJey. i \ \ zelden met mijn gezelfchap, en even zeldzaem vereeren zij mij mee een bezoek. — Hoe verblijd zoude ik geweest zijn , indien de voor-, zienigheid mijne omftandigheden zoo gefchikt hadde, dat ik mijne opwagting bij u had kunnen maken, en met u inreken van den Heer, die een dienstknegt voor ons geweest is, de Regter die voor ons veroordeeld, de Koning die voor ons gejloryen is! — Maer, fchoon wij van Hem niet kunnen fpreken , wij kunnen echter tot Hem fpreken, door het gebed, en Hij zal ons antwoorden, door zijn woord; — en, nooit heeft iemand gefproken gelijk Hij. Hij geeft goede woorden, — de wet der liefde is op zijne lippen, henifi en melk zijn onder zijne tongt Hij fpreekt, op dat wij blijdfchap mogen heliben, en dat onze vreugde bejlendig, onze blij/fchap volkomen moge zijn. ö! Dat zijn woord rijkelijk in ons moge wonen. — Het gene gij van fommige lieden zegt, brengt mij die aendoenelijke en tedere vraeg van onzen gezegenden Heer te binnen: wilt gijlieden ook weggaen ? — Mogt het wijze, het edelmoedige antwoord der Discipelen , de onveranderlijke tael van ons hart zijn: Heer! tot wien zouden wij henen gaen ? gij hebt de woorden des eeuwigen levens! — Het eeuwige leven is-onze eenige gelukzaligheid. Indien wij dit miafen, zijn wij de ellendigfte van alle fchepfelen; — En, in U, gezegende Jezus! in U alleen, is dit onwaerdeerbaer geluk te vinden. Uwe O 2 he-  212 Brieven aen de Hooggeboren bemelfche leer heeft het aen 't licht gebragt. Door uwen dood en uwe gehoorzaemheid, hebt gij het, voor arme zondaren, verworven. T_?w geest maekt ons voor het bezit dezer heilvolle erffenisfe bekwaem, en, uwe belofte, uwe onverbreekbare belofte, heeft ons de genieting verzekerd. Ik heb mijnen waerden vriend Whitefield nog niet gezien , maer zal het een voorregt, een vermaek, rekenen , om hem onder mijn dak te mogen ontvangen. — Hec boek, waer van gij melding maekt, heb ik even ingezien. De fchrijver, bemerk ik, maekt elke omftandighejd, in de H. Schrift voorkomende, op de eene of andere wijs, op Christus toepasfclijk : — ja, elke benaming, 't zij van een' perfoon', of eene plaets, is, volgens zijne uitlegging, meteenig evangeliejch onderwijs zwanger. Zijne manier van behandeling is zeer vernuftig, en moet, aen het godvruchtig gemoed , dat den Heer Jezus Christus lief heeft, behaeglijk en leerzaem zijn; — maer, of de verklaring naer de ware méning van den Heiligen Geest is, en of het de goedkeuring van het oordeel der zulken, wier rieken is in dg vreeze des Heeren, zal wegdragen, durf ik niet bapalen, lk ver blij mij echter, zoo veel geleerdheid gevangen te zien, onder de gehoorzaemheid des geloofs; — volmondig bekennende , dat de mensch niets is; — dat de bejagingen der menfehen ij delheid, — maer dat Christus  Vrouwe Frances Shirky. 213 tus en zijne geregtigheid, Christus en zijne genade, alles in allen zijn. Gij zult mij nu wel willen ontflaen ; — het is Zondag morgen, ik moet mij, ter ftichtingevan mijne gemeente, voorbereiden. Schoon ik niet dikwijls een' tekst uit het Hooglied verkies , ben ik echter zeer genegen om te prediken, over die bekoorlijke woorden: „ wie ,, is zij die daer opklimt, uit de woestijnen en „ zich lieflijk leunt op haren lief ften?" Mogt gij, terwijl ik, in vele zwakheid', over deze woorden, zal fpreken, dezelve overdenken, ondervinden , genieten ; — en, op dezen troostrijken en gelukkigen weg voortwandelen, tot gij, uit de woestijne dezer wereld, overgaet, in het hemelsche Kana'dn , in het Paradijs Gods! Daer, hoop ik, zal de tegenwoordige verkeering , en de laetfte ver blij fplaëts zijn, van Uwen verpligtften en gehoorzaemjlen Dienaer. Weflon, den ijlen van April, 1753- O 3 VIER-  2i + Brieven aen de Hooggeboren VIER - EN - VYFTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Gij zult heden een' bedelaer aen uwe deur, of liever, in uwe hand' hebben ; — en, ik moet openhartig bekennen, hij is zoo hoogmoedig , dat, indien hij het zonder uwe aelmoesfen ftellen, of zich elders voorzien konde, hij u met dit verzoek niec zoude lastig vallen! Kunt gij, na zulk eene bekentenis, uwe hand openen, en zijn verzoek inwilligen ? — Ik ben verzekerd dat gij het kunt doen; — en, mogt uwe weldadigheid zoo fterk, zoo verheven zijn, om over vele zulke, ja grootere verzoekingen te zegepralen! Wat wil toch dit moeilijk en overlastig mensch hebben ? ■— , Ontbreekt hem zilver of goud ? Is 'er iet om voor hem te fpreken tot den Koning; of tot den Krijgsoverften? 2 Kon. IV. • 13. — Neen, Mevrouw, van het eerste heeft hij, gezegend zij de goddelijke voorzienigheid, genoeg voor zich, en ook iets om den nooddruftigen te helpen. Op het laetlte antwoord hij, met de Sunamitifche, ik woon in 't midden mijns volks, volkomen met mijn'^ftand' te vreden, en zon* der eenige begeerte naer hooger'. Maer, indien gij zoo goed gelieft te zijn, om eenige vrije omflagen te verzorgen, en ze aen hem. ter hand' te ftellen, zult gij hem zeer ver-  Vrouwe Frances Schirley. 215* pligten, en tevens bekwamen, om eenige zij. ner afgelegen briefgenoten dienst te doen. Bedelaers, weet ik, moeten niet vervélende zijn, ik zal mij derhalve wagten om gee nen aenftoot, deswegens, te geven; — vei gun mij flechts, u dezen wensch te doen , dat gij,Mevrouw,die zoo gereed zijt om anderen bijteftaen,voor u mogt hebben, den God van Jefchurun, die op den hemel vaert, tot uwehulpe, en met zijne hoogheid op de hovenfte wolken: dat gij, die zoo gewillig zijt om den nooddruft van anderen te verligten, tot uw eigen deel moogt bezitten, den onnafpeurlijken rijkdom van Christus, alle de onfchatbare zegeningen en heerlijke voorregten, voor u gekogt, door het bloed van Hem, wien de Engelen aenbidden, — die alle dingen draegt, — die de weereld zal oordeelen , — dan zult gij een deel hébben, Mevrouw, te groot om door woorden uittedrukken, maer niet te groot om den wenfeb te zijn van Hem, die het waegt nog eene gunst te verzoeken, de eer om zich te onderfchrijven Uwen gehoorzaemften en altoos dankbaren ootmoe ïgên Dienaer. Wejlon, den 7den van April, 1753- O 4 VYF-  2i 6 Brieven aen de Hooggeboren VYF - EN - VYF TIG S TE BRIEF. Mevrouw! Zal ik vaerdig zijn in verzoeken, en fchaers in erkennen? — uwe gunst zoo rasch, en op zulk eene verpligtende wijs, ingewilligd , zoude mijne itilzwijgenheid onverfchoonbaer maken. Vergun mij om mijne dankbaerheid uittedrukken, door u de vervulling dezer heilbelofte toetewenfchen. Het zat gefchieden eer zij roepen , zoo zal ik antwoorden : terwijl zij nog fpreken, zal ik hooren Jez. LXV. 24. Ik hoop, dat deze u, bevrijd van die moeijlijke ongelteldheid', de hoofdpijn, zal aentreffen. De ongcfteldheid is moeijlijk, maer zij is eene vriendelijke boodfchapfter; — hare bediening moge lastig zijn, maer het einde van hare komste is genaderijk; hare boodfchap aen uwe genegenheden, is deze: „ fla op en „ vertrek, want hier is de plaets uwer ruste niet; — er is een Land, waer de inwonen „ niet meer zullen zeggen, ik ben ziek : een Land, in welke verzadiging van vreugde en „ lieflijkheden zijn, eeuwig en altoos.. Daer, ,, waer uw wezenlijk geluk is, laet ook daer uw „ hart zijn." Buiten twijffel hebt gij op gisteren gedacht, aen  Vrouwe Frances Schirky. 117 aen Hem , die ons lief gehad, en gewasfchen heeft van onze zonden, in zijn eigen bloed. —~ Hebt gij Hem niet gevolgt tot in Gethfemanê, en in dien gedenkwaerdigen Hof gezien? —• blootgefteld aen de koude dampen van den nacht, — op den killen grond uitgeftrekt, en — echter zweet Hij, — zweet, — uittermate, — zweet groote druppen, — groote druppen bloeds, — die op de aerde rollen! Vroegt gij niet uwen Heer, met verwondering' en droef, beid': waerom zijt gij rood aen uw gewoed, en uwe kleederen als eenes die in de wijnpersf treed? Jer. LXHk 2. en was niet het genadig antwoord: „ Ik ben ter aerde uitgeftrekt, op dat ,, gij, — zondaer, mogt verhoogt worden tot den Hemel der Hemelen, mijne kleederen 3, zijn rood , en mijn lichaem zweet bloed, „ op dat gij moogt wandelen in witte klee„ deren, en u in Gods gunst' eeuwig verj, heugen." — Befchoude gij hem niet aen den pael gebonden, zonder vriend', met zijn leedbegaen; — zonder dat een oog medelijden met Hem had? terwijl de onbarmhartige beulen Hem geesfelen, — de flagen verdubbelen, — ginds en weder toeflaen, en — ftramen in het vleesch fnijden , gelijk de ploeg den grond van een rijt. Pfalm. CXXIX. 3. En, — of de geesfelflagen geen bloeds genoeg uit zijnen rugg', — uit zijne zijden, hadden O 5 doen  ,8 Brieven aen de Hooggeboren doen vloeijen, kroonden zij Hem met doornen. — Welk eene befpotting ! — welke eene pijniging! — welk eene pijn moet zijn gezegend hoofd gevoeld hebben ! — Zij drukken de doornen in de flapen zijnes hoofds, — en flaen ze nog dieper, met den rietftokk', — zij drijven ze in het vleesch, en — nagelen ze zelfs in het bekkeneel — ö welk een bloedftroom moet 'er op zijn aengezigt, en op zijnen hals, zijn nedergeftort! — Dit alles voldoet de barbaerfchheid der Joden niet, of is genoegzaem, om de goedheid van den Heere Jezus uittedrukken. — Hij zal ons nog grooter blijken van zijne liefde geven, en eene iterkere verzekering van zijne volkomen genoegdoening verfchafFen. — Zij nagelen Hem aen het Kruis, — en — doorboren zijne handen en voeten; — Zij flaen het vreeslijk ijzer, door zijne uitgerekte pezen en ftuipftrekkende zenuwen. Aen deze ijsfelijke nagelen hangt zijn lichaem, niet eenige oogenblikken, — dit zoude reeds eene onbefefbare pijn veroorzaken, - maer vcrfcheiden \*erdiietige, — nare uren, gedurende welken tijd , de wigt zijns lichaems, door pijn wringende, de wonden moesten verwijden , — de benaeuwdheid vermeerderen, — en de karmozijnen ftroomen onophoudelijk doen florten. ■— Zijn de wonden, — de kneuzingen, niet meer dan  Vrouwe Trances Schirïey. 219 dan genoeg? Zijne huid is gefcheurd door geesfelflagen, — zijn hoofd is met doornen vanééngereten, — zijne handen en voeten doorboort met nagelen, — er is niets geheels aen Hem. Moet Hij, na al dit lijden nog gewond worden? — Moet zijn hart, — zijn hart zelfs,— doorftoken worden ? Ja, Mevrouw, voor uwe , voor mijne zonden, is zijn hart doordeken! Zijn hart is doorfneden :, — men drilde een fpeer in zijnen boezem, die het weinig bloed dat in dit onbevlekte — goddelijke, flagtoffer over was, deed uitvloeijen. Welk eene liefde vertoont zich hier! Welke eene verzoening is deze ? De Apöstel had reden om te zeggen : Hij heeft ons lief gehad, en van onze zonden gewasfchen, in zijn eigen bloed. Mogt de overdenking van, — en het geloof aen, deze dierbare waerhcid, het vermaek uwer ziele, in dit leven, den troost van uw hart, in den dood', den grond van uw vertrouwen, de oorzaek van uwe zegeprael, op dien grooten en vreesfelij- ken dag des Heeren, zijn! Vergun mij, bij het genoegen dat mij deze wensch verfchaft, tevens de eer om mij te ondertekénen Uwen verpligtften + en gehoorzaemften Dienaer. Weston, den 21 ften van April, ZES-  220 Brieven aen de Hooggeboren ZES - EN - VYFTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Wie heeft immer de weereld rond gezeild, zonder ruwe ftormen, vlagen en te. genwinden, ontmoet te hebben? — En, niemand kan het Land der eeuwige ruste genaken, vrij van onrust, vrij van kwelling. — Maer, gelukkig, indien zij ons van de weereld fpcenen , en naer God drijven. Van wjen gezegd wordt: Gij verbergt ze in 't verborgen uwes aengezigts voor de hoogmoedigheden des mans ,• gij verfteekt ze in eene hutte voor den twist* der tonge. Wanneer wij ter weereld komen, dunkt mij, begeven wij ons in eene onftuimige Zee. — Wanneer wij ons, in onze binnekamer afzonderen, en in Gods Woord oeffenen, vinden wij eene ftille haven. — Ik hoop dat deze en alle andere ontmoetingen, den Bijbel aen u dierbarer zullen maken; — en uwe aendacht en genegenheden, bij gedurige vernieuwing, onaffcheidbaar, aen de H. Schriften zuilen ver* binden; — zij zijn zoo wel bronnen van vrede, als orakels van waerheid'. — Laet ik mijne eigen gedachten zeggen, en mijne geëerde vriendin, met de tael' van dat onvergelijkelijk boek, dat ik u wilde aenprijzen, toe/preken: bind  Vrouwe Frames Schirley. 221 bind het Jïeeds aen uw harte: hecht het aen uwen halze. Als gij wandelt zal dat u geleiden; als gij nedertegt, zal het over u de wagt houden; als gij wakker wordt zal het met u fpreken. Deze zal u, denk ik, in uw Landverblijf aentreffen. Vergun mij u, deswegens, geluk te wenfchen, en tevens dat gij Gods tegenwoordigheid moogt ondervinden , in de befchouwing' van zijne werken. — In 'de prachtige Dagtoorts' zult gij eene fchets. ontdekken van die Zonne der geregtigheid, welke, over eene verloren weereld, opgaet, met genezinge onder hare vleugelen. In dé onmeetbre uitge-4 ftrektheid des uitfpanfels, zult gij een fiaeuw voorbeeld vinden, van die oneindige barmhartigheid, die de ongerechtigheid vergeeft, en de overtreding, van het over blijf zei zijner erfenisfe, voor- hijgaet. De overvloedige, — dc ftatelij- ke, — de onlcdigbare, vloed', der naburige rivjere, zal u de onuitputbare volheid van onzen gezegenden Verlosfer herinneren. Hij zal u doen dorsten naer dat levende water, dat niemand die van hetzelve drinkt, in eeuwigheid zal doen dorsten, maer in hem worden eene fontein van water, fpringende tot in het eeuwige Ieven. Hij zal u aanmoedigen, om de vervulling van deze dierbare belofte te verwagten. Ik, de HEER , behoed dien, alle oogenblik zal ik hem levogtigen : op dat de [vijand] hem niet bezoeke, zal ik hem bewaren , nagt en dag. ljeder 00- genblik bevogtigen. Hoe goedertieren, hoe gena.  222 Brieven aen de Hooggeboren. nadërijk is deze uitdrukking! Hoe vol. maekt gepast voor onze dringende en gedurige nooden. Stond 'er ijdere week, ijder dag, elk uur, — het ware te weinig voor onze behoeften; maer deze verzorging is juist evenredig aen onzen nooddruft. Mogt het uwe gertadige verkwikking in dit , en een voormaeltijd van uw onbefefbaar geluk , in een beter leven zijn ! Uw bevel, met betrek- king tot dé zaek in uwen laetften gemeld, zal naeuwkeüïig gehoorzaemd worden. Ik ben nu op het punt om naer Northampton te vertrekken, waer ik de proefpreek moet doen. Ik weet niet hoe te fpreken, om in die groote en hooge Kerk' te kunnen gehoord worden. Mogt de almagtige God, zijne kragt in mijne groote zwakheid' vervullen! Mijn tekst is, (van welke ik mij verzekerd houde, dat het een door uw begunstigd gedeelte der H. Schrift is) Het zij verre van mij, dat ik zoude roemen, anders , dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus, ö! Dat ik de welfprekendheid van een' Appollos, het ijvervuur van eenen Boanerges hadde, om zulk een onderwijs waerdig te behandelen : Ik ben befchaemd, wegens mijn arm, fober en geesteloos famenftel; en niet minder wegens mijn ongeloof, dat ik mij op God niet durf verlaten, maer voor een gehoor, dat zeker naeuwziftende is, van mijne aentékeningen gebruik moet maken, f ö Mevrouw , f (Het is zeer gebruikelijk ïn Engeland, fchoon  Vrouwe Francos Schirky. 223 vrouw, zie mijnedwaesheid, en oeffen medelijden met mij; en , gelijk gij fomtijdsde goedheid hebt om mij te fchrijven, gelieft ook zoo in uwe gebeden te gedenken, aen Uwen zeer verpligten en altoos dankbaren ootmoedigen Diemer. Weflon , den loden van Meij. I753- niet algemeen, om voor de vuist' te prediken; en dit fchijnt ook veel de geweonte van onzen Brieffchrijver geweest te zijn.) ZEVEN-EN-VYFT1GSTE BRIEF. Mevrouw, Wat ben ik aen u verpligt, niet alleen door aen mijn verzoek, maer zelfs in eigen perfoon, voldaen, en mij, zoo fpoedig, met uw antwoord vereerd tc hebben! — Ik ben, in de daed, Mevrouw, diep gevoelig, wegens uwe goedheid en toegevenheid. ö! Dat uwe vergelding van den IJeere moge zijn, en uw Joon van uwen God. Dat gij zijne ooren al- tijd  2 24- Brieven aen de Hooggeboren tijd moogt open vinden, om uwe gebeden te hooren, zijne handen uitgeftrekt, om u te onderfteunen, te befchermen, en zijne zegeningen over u te vermeenigvuldigeu! Ik heb mijnen Boekdrukker order gegeven, om zeven afdrukzels van de préken , aen Dr. Hales , volgens zijne beftelling, te bezorgen: een voor ijder van zijne KoniglijkeSchutsheeren, en een, hoop ik, zal hij voor zich gelieven aentenemen. Mogt de Heer Jezus Christus, (want Hem is niets onmogelijk) deze geringe redenvoeringen , ter hunner {lichting' en vertroosting', heiligen ! Mijn Boekverkooper heeft order óm een pakje, inhoudende vier afdrukfels , met een opfchrift aen u, aftegeven bij Mevrouw s; . : vergun mij u twee derzei ver te mogen aenbieden, en tevens te verzoeken, om een der overige aen Ladij Chesterfield, en het ander aen de Gravinne Delitz te zenden; en, mogt de Vader der genade, dezelve allen , met zijn hemeifchen zegen, vergezellen! Ik heb gedacht, —— indien een van deze Koninglij ke Perfonaedjes, die mij misfehien de eer zullen aendoen, om deze redenvoering te doorbladeren , mij de gunst bewezen om aen mijn huis te komen, en een kort bezoek bij mij afteleggen, ik zoude verbaesd zijn over dit voorregt: —— wanneer een hunner zich  Vrouwe Trances Schirlcy. 22 ? ,Zich aen armoede onderwierp, of in eens vrijwillige ballingfcbapp' begaf, om mij wel te doen, ik zou mij in verwondering' verliezen , het zou een pijnlijk' genoegen verwekken. Maer, indien een van hun, zijnen boezem voor het ftael ontblootte, of den bijl met zijn bloed verwde, om mij van den ondergang te behouden. De enkele gedachte beroert mijn hart! • zeker ik zou veeleer den dood welkom heten, dan het leven tot dien prijs vei kiezen. Nochtans , Mevrouw, heeft Hij, de Koning van alle Koningen der aerde, niet voor mij, zijnen Hemeltroon verlaten ? Heeft Hij zich niet, voor mij, op het diepfte vernederd, en had Hij iets waer op Hij zijn hoofd konde nederleggen? Was Hij niet gewillig, ja, begerig, om, voor mij, te flerven te fter- ven, als de verachtfte flaef, onder dc wrecdfte pijnigingen? Dit zijn zijne eigen woorden: Ik moet met eenen doof gedoopt worden: en hoe worde ik geperst tot dat het volbragt zij? Hij reikhalsde (genaderijk en eeuwig gezegend Wezen! ) Hij reikhalsde naer het tijdftip, waer op Hij ons eene verbazende proef zijner liefde zoude geven; wanneer Hij die zoude uitfp'reken in de angsten des doods, en verzegelen met zijn dierbaer hartebloed. Kan ik u, Mevrouw, een' grooter zegen toebidden , dan dat gij moogt bekwaem gemaekt worden, om, met alle de Heiligen, te bevatten, wel* ke de lengte en breedte, hoogte en diepte, dezer P lief.  2 26 Brieven aan de Hooggeboren liefde is? En, ik bid u , ontéér toch deze aenbiddelijke en onbegrensde liefde niet, door harde of engbeperkte begrippen van den, al wat aen Hem zY, gansch begeerlijken Jezus te voeden. TwijfFel niet of Hij zijn leven, in godlijk, teeder mededogen, voor uwe kostelijke ziele, heeft afgelegd , of Hij alle uwe zonden gedragen, uwe fehuld, ten volle, geboet heeft; — of dezelfde ingewanden van barmhartigheid nu over u rommelen, even als toen Hij * zieltogende , aen den vervloekten kruispael hing; Twijffel niet, Hij zal geen ding, dat goed is, van u weerhouden; u nimmer verlaten, of begeven, tot dat Hij u zal overbrengen in zijne heilvolle tegenwoordigheid, in zijn hemelsch Koningrijk. Ik verzoek de vrijheid, om te betuigen dat ik ben, Uwen verpligtflen en waerlijk dankbaren, ootmoedigen Dienaer. IVefton, den ï^ften van Meij, 1753. AGT-  Vrouwe Trances Schlrky. 227 AGT-EN-VYFTIGSTE BRIEF. Me vrouw! ITTet doet mij leed te hooren dat gij niet I te wel geweest zijt; indien mijn wensch gelukte, zoudtgij, deswegens, niette klagen hebben. Maer, misfchien is het ons nuttig dat wij eenige wederwaerdigheden hebben. Het kan ftrekken om onze genegenheden van dit tranendal te fpcenen, en te verheffen naer, te vestigen op, die plaets, waer de ware blijdfchap te vinden is; in die woningen , welke Christus is gaen bereiden: in deze alleen wonen, het volmaekte geluk, en eene volkomen geregtigheid. Elke ongefteidheid, die ons drukt, elke pijnelijke aendoening, die. ons kastijdt, zijn zoo vele vriendelijke vermaningen, die ons herinneren, dat wij vreemdelingen en reizigers, op aerde, zijn; die ons gebieden, om de oogen te vestigen op de He- melfche woningen, als ons huis; op dat wij nimmer wanen volroaekt gelukkig te zijn, voor dat wij uit het dichaem uitwonen, en b:j den Heer inwonen, —- Mogten de ongesteldheden , die ik dagelijks gewaër word, van deze gewenfehte uitwerking' op mijn hart zijn ! Mogt gij deze veel zeldzamer ontvangen, ert 'er een veel beter gebruik van maken. P a ttêt  228 Brieven aen de Hooggeboren Het doet mij vermaek te hooren, dat mijn gering gefchenk, mijne oppervlakkige leerrede, aengenaem geweest is. Dr. Hales is zeer verpligtende. Zeker, openhartigheid, vriendelijkheid en goedwilligheid, zijn de hoofdtrekken van zijn karakter. — Ik kan hem geen grooter heil toewenfchen , dan eene toeneming in dit uitmuntend gemoedsgeïtcl, en een' aenwas van al'e geestelijke zegeningen. Ladij Chesterfield doet mij eer aen, en ik verzoek haer en de Gravin Delitz, om mijne dankbare erkentenis aentenemen. Mogten zij en gij de Voorregten, in deze leerrede vermeld, genieten ! clan zal , fchoon deze gering js, gene uittermate groot, onwaerdeeriijk dierbaer, zijn, juist zoo a!s ik mijne acnzienelijke vrienden toewensch. Maer, waerom , geëerde Mevrouw ! zoudt gij de rust, die gij begeert, niet genieten ? — De eeuwig gezegende en medoogende Jezus, noodigt u om tot Hem te komen, en , belooft dat Hij u rust zal geven: — en, Hij, die het belooft , is getrouw, — Hemel en Aerde mogen voorbijgaen , maer 'er zal geen jota of tittel van zijn woord voorbijgaen. — Hierom hebben wij vele jaren in onze godsdiensiöeffeningen gebeden," dat wij onzen tijd in rust' en ftilheid' mogen doorbrengen": in eene heilige kalmte , veraengenaemi door eenen inwendi. gen vrede, en opgcklaerd met eene hemelfche hope. — En, laten wij niet twijffelen, of de ge.  Vrouwe Trances Schirley, 229 genaderijke God hoort onze gebeden, en wil ze verhooren, op grond van de groote verzoening', en kragtige voorfprake, van zijnen geliefden Zoon. Wanneer onze Kerk ons leert, om te bidden, voor dien vrede des gemoeds , welken de weereld niet geven kan, voegt zij 'er bij: „ op dat onze harten ge„ neigd mogen zijn , om uwe geboden „ te gehoorzamen, " en geeft daer mede, zeer eigenaertig, te kennen, dat de geestelijke vrede eene veelvermogende bevorderfter der heiligmaking, en eene der beste behoedmiddelen is, tegen de verlokking der ijdelhnid, en de verzoekingen tot het kwaed. Daerom hoop ik, datdealgoedeGod, die lust heeft tot den vrede zijnes knechts, u wil vervullen met alle blijdfehapf en vrede, in den geloove. Het is eene bede van een' Apostel, welke ik voor u heb overgenomen. Merk op de kragt der uitdrukking , hoe vol , hoe rijk zij is. Vrede, — en niet vrede Hechts, — maer blijdfchap, — niet eenige, — maer, — allen vrede, — alle blijdfchap. — Mag ik u verzoeken om fteeds gedachtig te zijn, aen de wijze hoe, of den weg langs welken, deze genadegaven verkregen worden, door het Geloof. Mogt de Vader der barmhartigheid, en de God van alle vertroosting', u bekwamen, om in waerheid' te geloven, — en gij zult. ondervinden dien vrede, welke allen verftand te boven gaet: — te geloven, dat uwe zonden, zwakheden en dwaze handelingen , geftraft P 3 zijn  150 Brieven aen de Hooggeboren zijn in uwen godlijken Verlosfer : — dat zijne volmaekte geboorzaemheid en eeuwige ge. rcgtigheid , u welbebaegüjk en volmaekt zullen fteilen , voor God': —■ dat Hij, voor u, tusfchentreedt , aen de regtehand van zijnen Vader, op dat gij den Heiligen Geest , den Trooster, moogt deelachtig zijn; —terug gehouden worden van het kwade, dat in uw hart, dat in de weereld is; — op dat gij, tot den dood, getrouw moogt gemaekt worden, en de kroon des levens moogt beërven. — Dit geloof is de bron, de eenige bron, van wezenlijke en duurzame vertroosting'. Maer, wat zijn de hinderpalen, wie zijn de vijanden van uwe ruste? — Zeg het mij, Mevrouw, ik zal hen uitdagen. — Gebruik mij in uwen dienst'. — Indien zij mij durven ontmoeten, twijffel ik niet, of ik zal u, van dezelve, een behoorlijk verflag doen. — Misfchien verwondert gij u, dat zulk een zwak fchepfel z'ch de rol van een' held wil aenmatigen , en mogelijk fchroomt gij, om uwe belangen in zulk eene zwakke hand' te betrouwen. - Vrees niet, Mevrouw, ik beken, mijn arm is zwak, maer hij torscht een zwaerd, gewet in den Hemel, kragtig en onweêrftaenbaer, dat alle uwe vijanden zal op de vlugt drijven, of —■ voor uwe voeten vellen. Zal ik u nog eenige vrije oraflagen ver. zoeken, ea al meer bij uwe edelmoedigheid in  Vrouwe Frames ScUrky. 231 in fehuld' geraken ? tot dat ik worde, meer dan ik naer eisch kan uitdrukken, Mevrouw! Uwen verpligten, gedurig verpligten, en gehoorzamen Dienaer. Wcfton, den 12 Je» van Junij, 1753- NEGEN-EN-VYFTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ik geloof, ik hoop althans, dat gij mijne betuigingen van achting', pligt' en dankbaerheid' , als opregt befchouwt hebt. Maer, dacht gij immer, voor dat ge mijn' laetften brief ontvangen hadt, dat ik ijver en moed oenoeg bezat, om een tweegevegt voor u te ondernemen. — Maer, ik durf mijne uitdaging ftaende houden , ondernemen , om , niet flegts een , maer alle de vijanden van uwe ruste, tegentetreden: — want Hij, wiens woord is levend en kragtig, en fcherper dan een P 4 twee- ■  232 Brieven aan de Hooggeboren tweefnijdend zwaerd, heeft gezegd : de vrede uwer kinderen zal groot zijn. Maer, welke verfchooning zal ik inbrengen, daer Jk reeds agt dagen geleden met uwen brief vereerd, en met de vrije omflagen begunstigd ben geweest, zonder aen u mijne dankzegging betuigd te hebben? — in de daed, dit weet ik niet. —— Ik ben over mijzelven befchaemd, en zal u de opregte waerheid zeggen , tot mijne verdere befchaming. — lk heb dikwerf voorgenomen u te fchrijven, maer, zoo dra ik de pen op het papier wilde zetten, wist ik niets voorttebrengen: — mijne gedachten waren als opgefloten,, — zij ftemden met het uitwendig gelact der natuur' overéén. -— Gelijk 'er droogte op den aerdbodem was, zoo waren de bronnen der vinding' C indien ik'er immer gehad heb) opgedroogd; — en nu ben ik onbekwaem om met u te verkeeren; — ik ben buiten mijn humeur, en boos op mijzelven , dewijl ik u reden gegeven heb, cm mijne gevoelige erkentenis, wegens uwe vriendelijkheid, te verdenken, en boos op mijn' knegt, dien ik uitgezonden heb, met order om in tijds te huis te zijn , en mijn paerd gereed te maken, om een buitenluchtje te fcheppen; — en, fchoon ik hem , deze week, reeds tweemael de vrijheid gegeven heb om zich te vermaken , vindt hij goed zich zulks een derde keer te veroorloven : — Hij blijft veel langer uit dan hij behoeft, dan hij behoorde. Ik  Vrouwe Frances Schirky. 233 Ik beken, bet is niet manlijk of christelijk, wegens zulke beuzelingen onvergenoegd te zijn; echter dank ik de weerhoudende genade Gods, dat ik niet tot eene overijlende drift verlaten, of in vinnige woorden en fporelooze daden uitgevaren ben. — Wat zou bet bedrieglijk hart van den mensch niet al bedrijven , indien de goedheid van onzen hemelfchen Vader niet tusfchen beiden kwam, om hem intetoomen , te bedwingen en ten onder te brengen ? en, gelooft zij zijn' naem! Hij heeft belooft, dat Hij zijn volk nimmer zal verlaten, of (ten einde toe) verzaken: fchoon zij vallen, zoo worden zij niet weggeworpen: want de Heer onder/leunt hunne hand. Gij ziet, Mevrouw! hoe zwak, verachtelijk en bedorven ik ben ! — en, leer hier uit, geene hoogere gedachten van uwen geringen briefgenoot te hebben dan het behoort. — f Mogt ik hier uit zien, hoe zeer ik eene betere geregtigheid, dan de mijne is, noodig heb! He- laes! hoe flegt is het dekkleed mijner goede werken ! —i- maer de mantel der geregtigheid, en de kleederen des heils, welke Christus bereid heeft, zijn volmaekt en zonder eenig gebrek. De geloovigen zijn volmaekt in Hem. Gelijk hunne ongeregtigheden aen Hem waren toegerekend, zoo is zijne geregtigheid op hunne re- C t Deze woorden zijn uk Rom. 1,2. 3,v©lgens de Engelfche vertaling.) P 5  23 4- Brieven aen de Hooggeboren rekening gefield : Hem, die geene zonde gelend heeft, heeft Hij (God) zonde voor ons gemaekt > ep dat wij zouden worden regtvaerdigheid Gods in Hem. - Ik hoop dat deze oneindige en heerlijke geregtigheid, van onzen goddelijken Verlosfer, u dierbaer, uittermate dierbaer, zijn zal. Moge gij de opgeklaerdfte begrippen van , en een gevestigd deel aen , dezelve hebben. Mogt dit uw' fteun, uwe vertroosting, zijn, onder alle de gebreken van dit leven, toe dat de fchaduwen van onvolmaekt - en flerflijkheid vlieden, en de dag der onlterflijkheid en overwinning aenbreke! Vergun dat ik, fchoon met veel verlegenheid', nogthans met de diep&e achting', mij onderfchrijve Uwen verpligtften en gehoorzaemften , ootmoedigen Dienaer* Wefton, den poften van Jimij, 1753- ZES,.  Vrouwe Frames Schirley. 23 j ZESTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Gedurig hetzelfde te fchrijven, is de regels van befchaeftheid te overtreden ; maer de uitwerkfels van uwe genegen vriendelijkheid zijn zoo onophoudelijk, dat ik tegen de regels der dankbaarheid of den goeden frnaek moet zondigen. Dan, ik verkies liever onbefchaefd dan ondankbaer te zijn. Derhalve , fchoon mijn laetfte u mijne dankbetuiging deed toekomen, verzoek ik de vrijheid, om ook, door. dezen, u mijne erkentenis ta doen geworden, voor het zoo welkom gefchenk van een pakje met vPift oraflagen, en uwe verpligtende aenbieding', om mij van meêr te voorzien* — Ik geloof niet, dat ik u voor eerst zal behoeven lastig te vallen, en ben gcnoegzaém zeker, dat ik 'er geen zal noodig hebben, tot het einde dat gij fchijnt te bedoelen. Ik heb thans niets met den Drukker uitftaende. Mijne kleine proef had in het duister van Kwtidertéve'iït gebleven, indien de vader van den bedrukten jongeling mij niet had lastig gevallen, om mijne leerreden, als een bedela.er, te doen omzwerven.' Ik gaf hem die, «ls een foort van een loterijbriefje, niet zonder hope en vele zuchtingen , dat dezelve voorfpoedig zijn mogte, en met een' prijs' be- ■ kroond.  2?6 Brieven aen de Hooggeboren kroond worden,- ook heb ik geen reden van berouw, maer ftof om de goddelijke voorzienigheid te danken, want, fchoon hij 'er twee duizend heeft laten drukken, zegt hij mij, daü ze bijna allen verkogt zijn. - Mogt dit mij , — mogt eene gelukkiger, eene edeler ondervinding, u leeren, de waerheid van dien Koninglijken regel: wentelt uwen weg op den Heer, Hij zal 't maken. Ik dacht dat ik u ftof tot overweging zou verfchaffen, (cn hoe blijde zal ik zijn", indien ik u vertroost heb! ) door de gordijn wegtefchuiven, en u een gezigt van mijn hart te geven. Een gezigt! — neen, Mevrouw, hec was Hechts ecnflaeuwe trek. Kost gij al de dwaesheid, de ongcrepe#iheid, ~ het lage, de onbeftaenbaerheid,'- alle de zondige neigingen en kwade bewegingen, zien, — gij zoudt de goddelijke goedheid, die zulk een laeg en verachtelijk fcbepTel dr'aegt, bewonderen. Gij zoude de fchriftuurlijke befchrijving in het hel- derfte daglicht zien: Arglistig is het hart, meer dan eenig .ding, ja doodelijk. Gij zoudt u gedwongen vinden, om, met de oogen naer den Hemel, uittcroepen : Gezegend zij God, voor Jezus Christus , dat arme zondaers zijn goddelijk bloed hebben, om hen te reinigen, en zijne onbevlekte geregtigheid, om hen vrij. tefprekeh! Ik verzeker u, Mevrouw, dat'er, onsen- ge-  Vrouwe Frnnces Scbirky. 237 gezien alle mijne gebeden, waekzaemheid en poogingen , zoo veel , nog onoverwonnen, bederf, in mijne ziele huisvest, dat ik in wanhoop zou verzinken, of tot zinneloosheid overflaen, ware het niet om dien grooten, dien beminnelijken en verheugenden Naem , de Heer, onze geregtigheid. Maer, tot dezen neem ik mijn' toevlugt. (ö! dat ik het ijder oogenblik doen mogt !) Op dezen vertrouw ik, (ach! ware het met eene volle ver. zekerdMd des geloofs!) want, dus denk ik: fchoon mijne ontaëriheid groot is, veel grooter is de verdienfte van mijnen Verlosfer. Wat kan de verdienfte van Gods heerlijken,, onbegrijpelijk heerlijken, Zoon, evenaren? — Het is geene uitzinnigheid of geestdrijverij, maer de ftem van bedaerdheid' en reden, te bekennen, dat 'er nimmer iets was, of zijn kan, zoo oneindig dierbaer, als de gehoorzaemheid en Dood van Hem, die eenmael aen het > kruis genageld , maer nu ter regtehand' der majefteit Gods, in de hemelen, gezeten is. —- Waerde Mevrouw! laten wij nimmer deze onze rustplaets verge. ten. Onze zwakheden zelfs kunnen dienstbaer zijn, indien zij ons, ons zeiven leeren verzaken, en uitgaen naer Christus. De duif van Noach had geerne iets gevonden, 't zij een' tak van een' boom, of den top van een' berg, om te rusten, maer was, na eene vermoeijende omzwerving, genoodzaekt om wedertekeeren, en haer verblijf in de Arke te ne-  23 $ Brieven aen de Hooggeboren nemen. Die fchijnt een zinneprent van de ziel, welke naer troost en behoudenis uitziet. Wij beproeven, wij beproeven telkens, ja duizendmalen, of wij, van onszelven , iets kunnen vinden, waer op wij onze hoop vestigen, —waer van wij onzen troost erlangen kunnen. — Maer, wanneer wij , na heitaelde proeven, ondervinden, dat alles wat wij hebben , alles wat wij doen, ellendig, gebrekkig, en fchandelijk bedorven is, dan worden wij, indien de Heilige Geest, in onze harten, van Christus getuigd, gewillig en begerig gemaekt, om te komen' tot den algenoegzamen Verlosfer. Dan komen wij tot Hem, gelijk de verloren Zoon tot zijnen Vader, niet om iets, maer om alles, ter vervulling van allen nooddruft'; — met geen ander aenbod, indien ik het zoo noemen mag, dan onze ellenden en behoeften. Dan zien wij op Christus, gdijk de Kompasnaeld naer het Noorden. Dan kleven wij Hem aen , gelijk de gordel des mans om zijne lendenen. Dan achten wij alle dingen fchade en drek, op dat wij Christus mogen winnen, en in Hem gevonden worden. — ö! Hoe dierbaer en begeerlijk, zijn de onuitfprekelijke rijkdommen van een' Verlosfer, aen zulke ellendige fchuldenaren, volftrekt onmagtig om te betalen! —* en, ,durf ik mijne regt edele en hooggeëerde- briefgenoot' zulk eenen fchuldenaer noemen? — ja, — en, ik durf meer doên: — ik  Vrouwe Trances Schirky. 239 ik fmeek den God en Vader van onzen Heers Jezus Christus, dat Hij haer ganfcbelijk overreede, dat haer geeftelijken ftaet zoodanig is; dewijl zulk eene overtuiging den weg baent, ter verkrijging' , niet flechts van een fchat, maer van een Koningrijk : zalig zijn de arme van geefte , want hwmer is het Koningrijk der Hemelen. En, — hoe vurig verlang ik, dat mijne edele weldoenfter eene bezitfter moge zijn van ten* fchat, die niet afneemt, em Koningrijk, 't welk niet verderfelijk is; een Heil, onbefefbaer en eeuwigdurend! Ik verneem, met' genoegen , uw getuigenis van Lord ■ • cn zijne uitftekende be- gaeftheden; ik hoop dat de veelvuldige gebeden, door zijne godvruchtige Moeder, voor hem, uitgeboezemd, zullen verhoord worden, op dat hij moge zijn, gelijk een' Jozef, ceif 'Obddje en Daniël, die, b)j alle de uitmuntende hoedanigheden, welke den Heer., dêtï Staetkundigen , en den Held uitmaken, het geloof van Gods uitverkorenen voegden. Dit, en hiervan ben ik overtuigd, was ver van den luister hunner heerlijkheid, op aerde, te verduisteren , en is zeker geen vlek in hun karakter, nu zij geteld worden onder de Heiligen, in eeuwigdurende heerlijkheid. Indien gij, Mevrouw, eene verfchooning maekt voor de lengte van uwen brief, wat moet ik dan zeggen? — Ik weet, dat de befchaefde weereld,  540 Brieven aen de Hooggeboren reld, indien zij dezen langdradigen en onbekookten brief zag, zou denken, dat ik een' zeer ongelukkigen misflag begaen, en u het opftel van eene mijner leerredenen, in plaetfe van eenen brief', gezonden had. — Maer, indien gij zoo goed mogt zijn, om de opregtheid mijner hoogachting', naer de lengte van mijnen brief afteméten, en in het getal der regelen den ernst van mijne begeerte voor uw heil te lezen, dit zou een bijzonder genoegen verfchaffen, aen Mevrouw! Uwen yerpligfien en gehoorzaemftm Dienaer. Wijlen, den is den van Julij , 1753-  Vrouwe Trances SbMey; 24.1 EEN-EN-ZESTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Eenigen tijd geleden fchreef ik u eenen langen brief, en nu neem.ik de vrijheid, u mee eenen anderen lastig te vallen. Vraegt gij mij de reden hier van, — ik verzeker u, dat mijn oogmerk, in dezen, bijzonder is, op dat gij niet denken zoudt dat ik brief voor brief verwagt. — Neen, Mevrouw, ik heb een dieper gevoel van de weldaden, die ik van uwe Vriendfchapp' genoten heb, dan dat ik op zulk eene afrekening zoude ftaen; ik weet de eer van briefwisfeling met u, beter te waerdéren, dan dat ik mij zulks zoude aenmatigen. — Gij verblijdt mij, wanneer gij aen mij gelieft te fchrij ven, en vindt ge goed om te zwijgen, ik ben te vreden.. — In beiden gevallen, en ten allen tijde, denk ik, zonder verwaendheid' of onop* regtheid', te mogen betuigen, dat ik dankbaer ben, en van harte wensch en bid, dat onze Heer Jezus Christus zelve, en onze God en Vader, u geve eene eeuwige vertroosting, en goede hoop in genade l uw Hart vertrooste, en u verfterke in allen goeden woorde en werke! Vergunt gij mij, Mevrouw, om het overige van mijn papier aentevullen, met de gedachten, welke de onderwerpen van ons gefprek, aen de Q theetafel  242 Brieven aen de Hooggeboren theetafel geweest zijn, die mij nog versch in geheugen leggen ? Het weder, vogtig en onftuirnig zijnde, herinnerde ons die heuchlijke en troostrijke plaets, daer'er van Jezus Christus getuigd wordt: Hij zal zijn tot eene toevlugt, en verberging tegen den vloed en den regen. Hoe, of in welk opzigt, zal Christus aen deze gewenschte einden beantwoorden ? Om dat Hij onzen Borg is. Hij heeft zich in onze plaetfe gefteld. Hij heeft op zich genomen , om befchuldigingen , welke tegen ons mogten inge. , bragt worden, te beantwoorden, en aen alle eisfehen, voor ons, te voldoen. Heeft de Wet Gods eenigen eisch tegen ons? ■. Zeker: verxloekt, zegt zij, is een iegelijk die niet blijft in alles wat gefekreven is in het boek der wet, om dat te doen; — en, in plaetfe van in a'les te blijven, zijn wij in geenen gebleven. Wij hebben geen eengebod volkomen onderhouden, maer alle de geboden gedurig overtreden: —— overtreden, zoo al niet met onze uitwendige daden, althans .zeker met onze gedachten: Zoo niet voor de oogen onzer medefchepfelen , echter voor'den alleszicnden God: — indien niet in de letter, evenwel in den geestelijken zin der wet. Daerom — de WTet' vervloekt ons - en zij kan niet verbroken worden. Hemel en aerde mogen voorbijgaen, eer er 'een jota of tittel van de Wet onvervuld, of hare bedreigingen onuitgevoerd 'zullen blijven. Om ons uit  Vrouwe Trances Shirkj. '243 Uit dezen ijsfeüjken ftaet, te verlosfen, heeft de gezegende Jezus gezegd: „haer vloek zij op .,, mij. Ik ben bereid, om als een vervloekt „ fchepfel behandeld te worden : laet al dien s, fmaed , die wraek, welke de fnoodfte der 3, overtrederen verdiend hebben, op mij zijn". Heeft de Geregtigheid van God iets tegen ons intebrengen ? —- Ja. Zij heeft plegtig verklaerd: die Ziel die zondigt zal fier ven. Wij hebben gezondigd en godlooslijk gehandeld; daerom is de dood onze bezolding! eene tijdelijke, geestelijke en eeuwige dood. Maer, onze aenbiddelijke Verlosfer heeft zich aen ons hoofd gefteld, en is voor alle onze Godtergende boosheden aenfprakdijk geworden. Hij zegt, gelijk zulks , in het boek van Job, op eene aengename wijs, vermeld ftaat: Verlos hen, dat ze in het verderf niet nederdalen, ik heb de verzoening gevonden. „ Hier ben ik, volkomen bereid en gewillig, om voor hunne ongeregtigheden „ te boeten, fchoon het mij tranen, zuchten 3, zieleangften, en bloed zal kos- 3, ten". Waer op het zwaerd van onverbiddelijke geregtigheid ontwaekte, zijn heilig hart doorftak, en volkomen wraek nam, op dien Koninglijken en onbevlekten Heer, op dat het zijne geringe en zondige dienstknegten fparen zou. Het gezag Gods had een' eisch tegen ons: dit wij de Goddelijke Wet zouden gehoorzamen, q 2 of  24-4" Brieven aen de Hooggeboren of nimmer eenig regt op het eeuwige leven te kunnen verwagten doet dit , en gij zult leven, is een befluit dat nimmer zal herroepen worden. Het was, voor onze gevallen natuur, onmogelijk , om het Goddelijk Gebod, in de uitgeftrektheid van deszelfs eisfchen, te gehoorzamen; daerom werd onze eeuwig genaderijke Meester, onzen Borg. Hij die de Wet gegeven heeft, kwam onder de Wet. , Hij die de Heerfcher over alles is, onderwierp zich aen onze verpligtingen: voor ons, en in onze plaets, vervulde Hij alle de Geboden der Wet; op dat Hij mogt beantwoorden aen dat beminlijk karakter, de Heer onze geregtigheid; op dat wij, (dus fpreekt de door Gods Geest ingegeven Schrijver) door zijne gehoorzaemheid , tot regtvaerdigen zouden gefteld worden. Rom. F: IQ. In deze opzigten : is de Heer Jezus ons eene toevlugt en befchutting: Eene toevlugt, immer open e'h genaekbaer voor zondaren: eene befchutting, onverbreekbaer veilig , gehard tegen alle gevaren.— Lot was veilig, toen hij naer Soar vlood. Noach was behouden , wanneer hij zich in de Arke had opgefloten. — De Profeet was veilig , wanneer hij omringd was door vurige wagens en vurige paerden. En, zijn zij, die tot dezen Goddelijken , dezen uitmuntenden Middelaer vlu^ten, niet allen even veilig ? Zij, die deel hebben aen zijnen verzoenenden Dood, aen zijne vrijverklarende ge-  Vrouwe Frances Shirky. 24.J gerechtigheid , en allesvermogende Voorbede, zij mogen, met vrijmoedigheid', zeggen, — ze mogen juichen en zingen: wij hebben eene fterk& Stad, in de genade en liefde van onzen grooten Verlosfer. Heil, Heil zelve, heeft God gefield tot muren en voorfchansfen. Terwijl dan anderen zich haesten naer vrolijke tijdkortingen; terwijl anderen zich den weg banen naer tijdelijke bevorderingen, of haken naer weereldfche eer, mogt gij, Mevrouw, het hemelsch Plan, naerjagen, en toevlugt nemen, tot de hoop die u voorgefteld is. Ware mij een' begeerlijker zegen, of een grooter heil bekend , deze zou niet de onveranderlijke wensch zijn, van Mevrouw! Uwen verpligtjien en Ootmoedigen Dienaer Weston , den ^den van Augustus, I753- Q 3 TWEF-  20 Brieven aen de Hooggeboren TWEE-EN-ZESTIGSTE BRIEF. Mev.r ou w! Ik was vast van voorneemen , om , bij de eerfte gelegenheid, den ontvangst van uwe geëerde letteren te erkennen; maer door aenhoudende verhinderingen , heb ik dit genoegen , tot dit oogenblik, moeten uitftellen. Ik verzoek u, Mevrouw, om nimmer het woord vergeven, zoo als in den famenhang van uwen bvief, te gebruiken; verwagt niets van mij , dan den eerbied, die ik uwer waerdigheid, en de erkentenis die ik u, voor uwe gunstbewijzen, verfchuldigd ben. De Heer zie ik zeldzaem; wij ontmoeten elkander fchaersch, zonder dat wij in gevoelens verfchillen, en driftig worden. Dit verandert echter onze wederzijdfche genegenheid, of verbreekt onze vriendfchap niet; maer het maekt onze gefprekken minder aengenaem en nuttig. Hij is ofiaffcheidbaer verkleeft, aen zijne mistièke Schrijveren, en niet weinig ijverig om hunne bijzonderheden voortteplanten : — hij kan naeuwlijks nalaten, om die, bij alle gelegenheden, en in alle gezelfchappen, optedringen; 'twelk ik zeker weet, dat eenigen benadeelt, anderen verveelt, en velen ontzet heeft. r Daer, integendeel, wanneer hij niet  Vrouwe Trances Shirley. 247 niet in die bovenrnaenfche hoogten zweeft, maer zich te vreden houdt, om, naer de begrippen van eenvoudige Christenen te fpreken, niemand meêr aengenaem, — meêr nuttig is. Zie eens, Mevrouw! hoe noodig wij hebben om de wijsheid die van boven is, te zoeken ! Dat de gezegende God ons door zijn' raed beftiere, en ons bekwaem moog' maken, om ons voorzigtig te gedragen, op alle onze wegen! Dit is een Huk van zulk een groot aenbelang, dat het, ten opzichte vanDavid, en wel door Gods Geest, niet minder danviermael, in één hoofdftuk vermeld wordt, 1 Sam. XP'lil: 5, 14» 15 en 3°- (*)• Gedenkt gij niet dikwerf aen — en pleit ge niet gedurig, in ootmoedige gebeden , op zulke beloften , als P/alm XXXII: 8 , Jez. LVIll: 11. Het ftrekt mij tot blijdfchap te hooren, dat de Heer : zoo vol vreugd is. Mogt zij zoo duurzaem als overvloedig wezen! Schoon mijn wensch opregt is, kan ik het naeuwlijks verwagten, want ik denk dat zijne begrippen eer gefchikt zijn, om de ziel onder dienstbaerheid te brengen, en door droefheid te onderdrukken, dan in het hart te fcheppen, die vrede Gods, welke alle verftand te boven gaet, of die blijd. fchap, welke niemand van ons zal wegnemen, in het hart uitteftorten. Ik Q*) [Onze Vertaling heefc in het softe Vers Hoeker. ] Q4  ?4-8 Brïeven aen de Hooggeboren Ik ben niet van gedachten om te London te komen, fchoon uw gezelfchap mij eene groote aenfporing zijn zou. Mijne gedurige zwakheden zijn ketenen, welke mij aen mijn verblijf gekluisterd houden. Wanneer gij uw oog flaet op eenen ouden boom, zeg dan: „ Deze is eene ,, beeldtenis van Hervey", beiden moeten ze blijven daer ze zijn: alleen met dit onderfcheid, dat de laatfte hoopt om eerlang te worden overgeplant in de Hoven van den levenden God. Dan zal hij gezien worden, ten leven voortbrengen als het Koorn, en bloeijen als de wijnftok. — Dan zal zijn blad niet afvallen, en al wat hij doet zal wel gelukken. » Ik vertrouw u daer te ontmoeten 5 — te zien wandelen onder de Engelen des lichts; zittende op een' troon van eeuwige glorie, of nederknielende voor die voeten, die met ijzeren priemen doorfteken, en aen den vervloekten kruispael genageld zijn geworden, om — uwe za. ligheid. Dit zal, misfchien, wanneer wy de lengte, breedte, hoogte en diepte van de liefde onzes gezegenden Verlosfers , in volle klaerheid zien, de begeerlijkfte houding, de aengenaemfte bezigheid, gekeurd worden. Tot ik zal toegelaten worden om te deelen in die eere,zal ik mijne eerzugt Hellen, te belijden dat ik ben, Mevrouw! Weston, Uwen gehoorzaemflen den sden van September, en 17 5 3' Ootmoedigften Dienaer. DRIE-  Vrouwe Frames Shirley. 24,9 DRIE-EN-ZESTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ik heb geen' enklen rege! gelezen of gefchreven, zedeit ik het genoegen gehad heb uwen brief te ontvangen. Uitfpanning en bezigheden moeten beiden wijken, wanneer ik mijne dankerkentenis aen u betuig. Gij gelieft mij te vragen , „ of ik boos ben", en, vergun mij, om u openhartig te mogen antwoorden, „ ik „ ben boos, zeer boos". ■ Kunt gij zulk eene tael, zulk een antwoord, verdragen, van iemand die zoo veel verpligting heeft aen uwe edelmoedigheid? ja, Mevrouw, gij zult het niet alleen verdragen , maar goedkeuren „ wanneer ik u naerder verklaer, dat al mijne boosheid op mijzelven vair. Ik beken, mijne ftilzwijgenheid fchijnt norsch en oneerbiedig, — en even daerom ben ik boos, — dit fmert mij dat ik zoo veel als fchijn zou geven, van nalatig in mijnen pligt te zijn, jegens zulk eene waerdige en geëerde vriendin : maer mijn gedrag zal, misfchien, bij naerder onderzoek, een beter aenzien krijgen, ja zelfs betamelijk en gepast voorkomen. Ik ben zeer ziek geweest, in de daed, Mevrouw, zeer ziek, ongeacht het getuigenis van den wijnkooper, wiens geesten, ik vooronderftel, gelijk Q 5 zijn  2jo Brieven aen de Hooggeboren zijn aen de waren die hij -verkoopt, fpeelende en vloeibaer, en die mij niet wil toeftaen dat ik ongeile! d ben, zonder dat ik mijne kamer houde of om den Doclor zend; maer mijne ge- fleldbeidis kwijnende, en mijne geesten in eenen lagen ftaet geweest. Ik was befchaemd over mij zeiven, en te onvreden met mijne eigen gedachten, en zou ik, in zulk een' ftaet, mij, of mijne gevoelens, aen uwe aendagt opdringen? De geheeie weereld, durf ik zeggen, zou mijn gedrag regtvaerdigen; de geheeie weereld zou van gedachten zijn, dat de helderfte tusfehenpoozingen van dit leven, aen uwe brief; wisfeling behoorde geëigend te worden; dat alleen mijne vurige oogenblikken, alleen de uitwérkfelen van levendigheid en vreugde, (indien ik 'er eenige hebbe) aen uwen dienst moesten gewijd zijn. Deze, hoe fehaersch, hoe duister, zij ook thans zijn mogen, zullen, eerlang, helderer en overvloediger zijn. Er is een tijd, eene weereld, daer hei licht der Zonne zal zijn, als het licht van zeven dagen; wanneer onze Zon nimmer zal ondergaen, maer fchijnen, met onafgebroken en eeuwigdurenden luister. Deze Hoop, zegt de geheiligde Schrijver, hebben wij , als een anker der ziele, zeker en vast. En, dit is vastgefteld in de onüicfprekeüjke verdienfte, geregtigheid en voorbiddinge van onzen Goddelijken Verlosfer. ■—■ Kan ik u een' beter' zegen toebidden, dan dat gij overvloedig zijn moogt in deze hope , door de kragt van den Heiligen Geest. Het  Vrouwe Trances Shirley. 2ji Het is niet mogelijk een wezenlijker geluk te bevatten. — Mogt gij daerom, Mevrouw, alle de dagen van den tijd, dien u befchoren is, geloovig wagten op Jezus, uwen Zaligmaker, u verblijdende in de hope der Heerlijkheid Gods! —Dit is de wensch, en ik zou onverichoonelijk zijn, indien het niet gelijke ware de bede van Mevrouw! Uwen verpligtflen en Weston, Gehoorzaemjien Dienaer den 17den van November, i?53- VIER-EN-ZESTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ik kan dezen blijden Hoogtijd niet laten voorbijgaen,, zonder u, bij deze gelukkige gelegenheid, te begroeten. Vergun mij de vrijheid omudepligtbetuigingen, op dezen tijd gebruikelijk, aentebieden; en u te verzekeren dat dezelve door mij zoo opregt gefchieden, als het gebruik daer van algemeen is (*> God * (*) [Het is in Engeland een oud gebruik eene blijde Kersmis en een gelukkig Nieuwjaer toetewenfchen.]  2 $ 2 Brieven aen de Hooggeboren God vleesch geworden, is de grootfte eer voor onze natuur, en den grootften zegen voor onze perfonen, welke bij mogelijkheid, kan worden uitgedacht. Wanneer wij gedachtenis vieren van deze heerlijke en heuchlijke gebeurtenis, mag er te regt onder ons plaets hebben, gelijk op het feest des Tabernakels, zeer gr me blijdfchap. Ik noemde daer zoo even het feest des Tabernakels. Zou niet de viering van dat feest, eene affchaduwing van de menschwordinge van onzen Heer' geweest zijn ? De plechtigheid was zoo zeer aenmerkelijk als aengenaem; vergun mij de vrijheid om het verhael hier natefchrijven: gij zult u nemen takken van fchoon geboomte, palmtakken, en meijen van dikke boomen met beekwilgen; zeven dagen zult gij in de loofhutten wonen. Het onmiddelijk oogmerk dezer inzetting was, om, onder de Israëliërs, te verlevendigen, de gedachtenis van dat wondervolle tijdvak, wanneer het ganfche gedacht hunner voorvaderen, gedurende den tijd van veertig jaren, niet in fteden, vlekken of huizen, maer in tenten, en in de woestijne, gewoond heeft, want, voegt er het boek der geheiligde plechtigheden bij, op dat uwe geflachten weten dat ik de kinderen Israëls in Loofhutten heb doen wonen , als ik hen uit Egypteland uitgevoerd heb. Het edeler doelwit, — maer weekers bereiking nog ver af was, kan geweest zijn, om eene veel  Vrouwe Frances Shirky. 2 $3 veel verbazender en oneindig meer zegenrijke gebeurtenis aftefchaduwen , wanneer de Zoon van den Allerhoogften God zich vernederde, om mensch te worden, en zijn intrek te nemen in eene woning van klei, en een dal van tranen. Dit is zeer waarfchijnelijk uit het algemeene beloop der Joodfche inzettingen, dat gefchikt was, om de toekomende goederen fchaduwachtig aftebeelden. Het is nog meer waerfchijnelijk uit de uitdrukking waer van de ingegeven fchrijver gebruik maekt: het Woord is vleesch geworden, en heeft ons onder gewoond, of, gelijk bet oorfpronglijke medebrengt: onder ons getabernaMd, zijne tent of geflagen. — Hier, Mevrouw, hebben wy een' fcbriftuurlijk' leidraed, om ons den geestelijken zin te leeren verftaen, en, door zulk een' wegwijzer in onze befpiegelingen te volgen-, zullen wij niet in windrige en onbedachte {pelingen vervallen. Mogten wij de goedheid van deze verbazende nederbuiging Gods aenbidden, en ons verheugen in de weldaden welke daer uit voortvloeijen. Hier door leeren wij, kragtiger dan door alle welfprekendheid van woorden, of door de grootfte, de veelvuldigfle , van andere weldaden, welk eene liefde de eeuwige God zelfs zijnen gevallen fchepfelen toedraegt. ■ ■ Daer de Heer van alles ons vleesch en bloed is deelachtig geworden, mogen wij blijmoedig verwagen , om deelgenooten zijner Goddelijke nature gemaekt te worden.- En, dewijl de  2 ?4 Brieven aen de Hooggeboren de Koning, de onver derflijh, het geen' frrjaed geacht heeft, om onze beneden weereld re be* w inen, zoo mogen wij ootmoedig hoopen om toegelaten te zullen worden in het eeuwig Koningrijk; ja, eenen rijken ingang te hebben: 1 want wij weten, zegt de Apostel, wij hebben eene zekere venvagting, dat, zoo ons aerdfche huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis, niet met handen gemaekt , [maer] eeuwig, in de Hemelen. Vergun mij, Mevrouw, u te mogen toevvenfchen, dat gij in deze hope overvloedig zijn moogt, door de kragt van den Heiligen Geest; —— dat gij leven moogt, in het blijde vooruitzicht, van, ten bekwamen tijde, in de Zalige woningen te zullen ingaen, en haren grooten en glorierijken Heer , eeuwig, te genietsjf. Dit zal een Kersmisfeest in uwe ziele aenregten; ■ of den geheelen jaerkring, voor u, een tijdvak van triumf en blijdfchappe maken. Vergun mij, bij dezen wensch te voegen, 't geen zoo wel mijne eerzucht als mijn' pligt is, eene betuiging dat ik ben, Mevrouw! Uwen verpligtften Gehoorzaemflen en Wes ton, Ootmoedigfien Dienaer. den 2 4ften December,' 1753.. P. S.  Vrouwe Trances Shirlef. $51 P. S. Zal ik hier bijvoegen een uittrekfel uit een boek, onlangs, door een', in de-geleerde weereld, beroemd en uitmuntend' fchrijver, uitgegeven. Het moge ijdelheid fchijnen, en ik vrees dat het er niet geheel vrij van is; — 'maer mijne voorname beweegreden, denk ik, is, om u, Mevrouw, genoegen te geven, om dat het een werkje betreft, waer in gij betrokken zijt, 't welk, in de daed, zijn aanwezen aen uwe bevélen verfchuldigd is (*\ Dr. Shuckfonl, aen wien ik geheel onbekend ben, en wien ik alleen ken uit zijne beroemde Verhandeling' The ConneÜion &c., gelieft, in zijn laetfte werk, dus te fchrijven: „ Hoe leerftellig hij (fpre„ kende van Lord B.) de Heilige Schrift weet „ te misbruiken, die hij waerlijk niet verftaet, „ moet'zigtbaer blijken, aen elk, die de uit- „ muntende aenmerkingen van den Heer H • „ op de Brieven van Lord B lezen zal; „ eene Verhandeling, elks aendachtige overwe„ ging waerdig". -— Ik dank God, dat H5| dit werkje de goedkeuring van zulk een' bekwaem' regter, heeft doen wegdragen, — en bid ootmoedig, dat het ter eere moge verftrekken, niet van den fchrijver, die ras niet meer zijn zal, maer van dat Heilig Woord, dat blijft tot in eeuwigheid. (*} Zie den 33Hen Brief. VYF-  5$6 Brieven aen de Hooggeboren (*) [Denkelijk de Prins van Walles.] VYF-EN-ZESTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Mij met uwen raed te begunftjgen , en dat zonder eenen postdag overteflaen, is dubbel vriendelijk en verpligtend. In de daed, ik geloof dat gij mijne zwarigheid gelukkig opgelost, en alles tusfchen den Bisfchop en den Doller, op eene voegzaarrie wijs, vereffend hebt. Mee een enkel woord, zoo als gij mij voorftelt, in mijn' brief aen den Bisfchop daer van te reppen , is alles wat ik durf ondernemen; en, op deze wijs, zal ik aen de begeerte van den waerdigen DoStor voldoen, zonder echter tegen de welvoeglijkheid of eigen mistrouwen te handelen. Nogthans kan ik mij zoo ver niet overreeden, om te gelooven, dac de Prins (*) in mijne denkbeelden fmaek zou vinden, of de genen die hem omringen, gaerne zouden gedogen , dat hij dezelve inzoog. Immers ze zouden hem zeggen , dat hij, te midden van alle zijne Koninglijke grootheid, een arm verloren zondaer is; dat hij, met alle zijne Koninglijke magt, onbekwaem is om iets goeds te denken, of iets te doen om zijne zaligheid uittewerken; maer de herftelling van zijn geluk, zijne zaligheid,  Vrouwe Frances Shirky. i$f taligheid, verpligt moet zijn, geheel verpligt, • Verpligt, zoo veel als de geringde van zijne onderdanen, aen den Vorst des Vredes, het Kruisbloed, cn de genade van zijnen Geest. Kunt gij denken, Mevrouw, dat zulk eene leer aen het Hof ingang Zal vinden ? Zal ootmoed welkom zijn, in de voornaemfce woningen der ijdelheid ? God', in de daed is niets onmogelijk : de harten der Koningen zijn in de hand'des Heeren. Ik ben verblijd, Mevrouw, dat gij mijne veranderingen goedkeurt; dit vernemende, heb ik ze nu ter drukpersfe gezonden. Ik zoude , met de laetfte post, mijne erkentenis betuigd hebben , voor uwe goedheid , in het geven van uwen waerdigen raed' en het toezenden van eenen nieuwen voorraed' vrije omflagen, maer ik was zeer druk bezig met eenen bladwijzer der Schrifttuurplaetfen voor mijn boek in gereedheid te brengen, en nog is dezelve niet afgewerkt; ik heb mijne handen nog vol , en kan naeuwlijks een oogenbhk fparen. Ik ben verzekerd, dat gij dit wel als eene verfchooning Voor de kortheid van mijn* brief zult willen aennemen; en, indien gij de dankbaerheid van mijn hart, voor het tegendeel Van de bekrompenheid van mijn' brief geliefde te houden, zoudt gij de waerheid gelooven vaij Mevrouw! Weston, Uwen verpligtfien den 2den van januari], en 1754. Ootmoedigjien Diender. R ZÉS.  2$8 Brieven aen de Hooggeboren ZES-EN-ZESTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Vergun mij, met vermaek 175 4. AGT-EN-ZESTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Er ligt thans een grooten gunsteling voor mij, welke ter dood veroordeeld is, en op het oogenblik dat ik dezen brief geëindigd heb, het vonnis moet ondergaen. Kunt gij gisfen, wie , of wat, ik bedoel ? Uwen eigen verpligtenden brief, welke, met alle de vorige, waer mede gij mij begunstigd hebt, door uw eigen bevel, ter vlamme gedoemd is, en moet, gelijk alle zijne Voorgangers , vergaen, ten zij het uw behage het Vonnis te herroepen. Ik heb in mijnen laetften, dien ik de eer had aen u te fchrijven, een' grooten misflag begaen, ik vergeleek het ingefloten opftel, bij het gefchenk van eene roos', -— daer het, in de daed, R 5 een  z66 Brieven aen de Hooggeborea een Bankfchrift C*) is» van rijker waerde, dan dat, 't welk zekere aenzienelijke Vrouw, ontrent anderhalf jaer geleden , goeddacht, aen een' Predikant, op hec Land te geven, ten behoeve van de armen zijner ftandplaets. Het is een wisfel op de bank des Hemels, door Gods eigen hand ondertékend: een handfchrift van oneindige waerde, en eeuwige during. > Echter bedoel ik geenzins , Mevrouw, om u onder verpligting te brengen , of uwe edelmoedigheid, hier mede te vergelden: dewijl ik niet de gever, maer flechts de aenbrenger van deze gift' ben. Mogt de Algenoegzame God, van wien zij komt, u bekwaem maken, om ze te gebruiken! — Bekwaem maken , om door geloof en gebeden er op te trekken, zoo veel gij noodig hebt: genade, om u in alle nooden te helpen, den geheelen, ,, onuitfprekelijken rijkdom van Christus". Ik wenschte metu, Mevrouw, dat mijn goede Vriend, de Heer H , zijn' lof, wegens den Heer L , niet zoo kwistig bézigde. Maer ik geloof waerlijk , dat hij , in al CJ [> Banknote.'] De Schrijver zinfpeelt op zekere zeer bekende fchriftelijke aennemingeai van betaling', welke, in Engeland, door de Bank, worden uitgegeven, tot gemalc in den Koophandel, en deze worden zoo veilig gerekend, dat ze, zelfs voor gereede betaling', gangbaer zyn.  Vrouwe Frances SbirJey. 26"7 al zijn fchrijven , de infpraek van zijn geweten gevolgd heeft. Ik moet eensgelijks bekennen, dat ik niet veel behagen gefchept heb, en in geenendeele geftigd ben , door zijne deels wijsgeerige, deels gewetenskundige, voorreden ; — maer, hij kan het ten nutte van andere lezeren gefchikt hebben: — aen welken ik, van harten wensch, dat het tot zegen gedye, en dat al zijn arbeid, alle zijne fchriften, ter eere van onzer aüer Heer mogen uitloopen. — Er kan eene genadige Voorzienigheid in te ontdekken zijn , dat het Gode behaegt heeft toetelaten, dat er eenige verfcheidenhcfd in gevoelens, onder zijne knegten plaets grijpt (*): "daer door kan ieder mensch, in alle gevallen, een gepast onderregt erlangen. Hec woord der genade, 't welk het leven en den vrede, door Jezus Christus, aenkondigt, kan, gelijk het Manna, in de woeftijne , fmakelijk zijn aeri ijders gehemelte , en voedzaem, voor elk* Israëliër. Ik ben fterk aengemoedigd, en misfchien te zeer ingenomen , met hec antwoord van de jonge Juf- (*) Hec is, uk de Schriften van den godvruch tigen Hervey , volkomen biijkbaer , dat hij , ter dezer plaecfte , de grondleer des- geloofs niec bedoelt; — maer alleen de verfchillende leiding van gedachten , in het voorftellen en verklaren der waerheid.  2Ó8 Brieven aen de Hooggeboren Jufvrouw: Zij heeft mij zoodanig een compliment gemaekt, dat ik niet weet hoe het te moeten erkennen, ten zij het mij geoorlooft zij te wenfchen. Wat? dat zij ten Hove moge uitblinken, of dat er, in alle gezel- i'chappen, op hare gezondheid gedronken worde (*) ? — Neen — maer dat zij bezefFen moog', welk eene Zondares, welk een weêrfpanneling, een verloren fchepfel, verborgen is, agter dat blozend gelaet, — die innemende geftalte: — dit zal haer den regten prijs doen ftellen, op dien aenbiddeüjken , teederen en ontfermenden Zaligmaker, die geftorven is, om haer , van den toekomenden toorn, te verlosten. —■ Zoo zij dit een plomp antwoord aen haren be-fchaefden ftijl waende te zijn, — zou ik haer verzoeken, om de oogen te flaen, op hat goud dat in hare beurs is, of op den Diamant, die haren ring omzet: ze zal rasch bemerken , dar ze beiden eerst zeer laeg gehuisd zijn geweest, eer ze tot derzei ver tegenwoordige hooge waerde verheven zijn geworden. Ik heb nog eene andere bekommering, die niet de vrolijke. de prachtige weereld, maer de geringe, de behoeftige , lieden, betreft. Ik zou gaerne mijne boeken zien in handen die den (») [De Schrijver zinfpeelt op een bijzonder gebruik in Engeland. ]  Vrouwe Trances Shirlef. 269 den ploeg houden, of aen den fpinrok zitten ; — dewijl deze in eene even naeuwe betrekkinge flaen met den allesfcheppenden God, en zoo hoog door den eeuwiggezegenden Jezus geliefd zijn, als zij die een Kroon dragen , of den Scepter zwaaijen; — maer deze zullen naeuwlijks in ftaet zijn, om dm boekdeelen te koopen. ïk bedank u voor uwe vriendelijke aanbieding', met opzigt tot de Prjnfes; maer mijn wfrk is zoo ver van tot de uitgaaf gereed te zijn , dat het nog niet ter perfe is. De noodige voorbereidfels, waer van een het getal der boekdeelen betreft, zijn nog niet bepaeld; — fchoon ik, ten dezen opzigte, tamelijk wel te vrede word. Mijn Broeder was reeds lang weder naer London vertrokken, toen ik uwe bevélen, wegens de kleine gedrukte blaedjes ontving; het zou hem anders aengenaem geweest zijn, die aen u te mogen overhandigen. In dezen en nog een' ander' vrijen omilag, zult gy er een half dozijn , deels met eene grootere en deels met eene kleinere letter gedrukt, ingefloten vinden. Ik verkeer niet zonder hoop', dat de goddelijken zegen dezelve zal verzeilen. God, fchoon oneindig verheven, veracht den dag der kleine dingen nkt: _ en, het geen Hij zegent, het zij groot of klein , is waerlijk gezegend. Mogt dezen  270 Brieven aen de Hooggeboren dezen zegen van den Allerhoogften altijd op u rusten, en, door de verzoening en voorbede van den grooten Hoogepriester, nimmer wijken van Mevrouw! We s ton, Uwen verpligt ften den 16den van jfuny, en 1 7 S 4' Gehoorzaemften Dienaer. NEGEN-EN-ZESTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Het betaemt mij eene verfchooning voor mijn langdurig ftilzwijgen te maken, — en, in ftedc van deze, begin ik met een verzoek. Niet om een bankwisfel, welke gij de goedheid gehad hebt, mij eens te geven; — of om mij van een arrest te bevrijden, 't geen gij edelmoedig voornaemt te doen, toen gij boorde dat ik gevangen zat, niet wetende dat het door ziekte was. ■ Neen — 't is een verzoek om de eer van uwen naem, tot fieraed en ter aenprijzing' van het werk, dat ik reeds, zederd een' geruimen tijd, ter drukpersfe gegeven heb. — Het zal, denk ik, ten tijtel voeren: THERON  Vrouwe Trances Shirley. 27 x THERON EN ASPASIO, o f REEKS van GESPREKKEN e n BRIEVEN, over de gewigtigjle, noodigfle en miïtigfte Onderwerpen. Het geheeie Wevk zal drie deelen uitmaken, en zal, denk ik , omtrent den tijd tot de bijeenkomst van het Parlement bepaeld , het licht zien. Ik ken niemand , wiens naem den Schrijver meer genoegen, of eene hoogere aenprijzing aen het werk geven zal, dan de uwe. — Ik durf echter deze begeerte niet involgen zonder u verlof te vragen; — en denk, dat gij, beftaenbaer met de voorzigtigheid', uwe toeftemming niet geven kunt, voor dat gij gezien hebt, wat de Autheur voornemens is om te fchrijven. Vergun mij, derhalve, het volgend opftel aen uw oordeel te onderwerpen , 't welk ik vertrouw dat niet beledigend aen uwe kieschheid, of onbeftaenbaer met mijn Karakter, als Evangeliedienaer, zijn zal: AEN  Brieven aen de Hooggeboren AEN DE HOOGGEBOREN VROUWE F R A N CES S H I R L E Y, enz. Zie de Opdtagt voor Theron en Aspasia. Ik hoop, Mevrouw, dat gij , in deze Opdragt', niets zult vinden , ftrijdig met den ootmoed, en dus mij vleijen mag, dat gij dit bewijs van uwe toegenegenheid en gunst', niet onthouden zult aen WesTon, De Schrijver van den 2.8ften van September, i? S 4» Theron en Aspasio* ZEVENTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ontvang mijne dankbaerfte erkentenis, voof uwe laetfte geëerde letteren. Gij hebt mij ten hoogften verpligt, met mij uwen naem, ten lïeraed' woor mijn werk, te vergunnen. Zederd den ontvangst van uwen brief, houd ik niet minder dan agt persfen bezig, 't geen al mijn' tijd heeft weggenomen; anders zou ik het vermaek dat ik nu geniet, mij zeiven reeds lang verfchaft hebben. Wees  Vrouwe Frances Sbirky. 273 Wees zoo goed , Mevrouw, om mij met uwen raed te begunftigen, of ik het werk de Princesfe, ten gefchenke, zal aenbieden. Ik begrijp dat ik het aen den Preceptor van den Prins moet geven, om dat hij onzen Bisfchop is; en mij op eene zeer beleefde wijs behandeld beeft, toen ik mijne inftelling van hem gekregen heb. Ik denk dat het werk binnén Veertien dagen, of drie weken , in het openbaer zal verfchijnen. — Deze ïs de laetfte vrije omflag dien ik heb. Zoudt gij, Mevrouw, mij aen eenen nieuwen voorraed kunnen helpen. Eenige van deze voertuigen zouden mij thans zeer te ftade komen en aengenaem zijn. Indien gij dit verzoek kost inwilligen, en dezelve afgeven bij den Heer Ri* vington, in 's Paul's Churck yard , zouden zij, in het pakje dat hij zendt, geworden aen Mevrouw! Uwen verpligtjien en Ootmoedigen Dienaer. den nften van November. EEN-  2 ?4 Brieven aen de Hooggeboren EEN-EN-ZEVENTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Uw Brief verdiende de fpoedigfle erkentenis. Mijn verzoek intewilligen was verpligtend, en het zoo ipoedig te doen, voegt u. De eerfte postbode behoorde u mijne dankbetuiging gebragt te hebben; maar mijne handen waren gebonden, door de bezigheid die de drukpers mij verfchafc, want wij hebhen het werk nog niet voltooid. Gij kunt u naeuwlijks verbeelden, welke hinderpalen en misdagen den voortgang van zulk een werk beletten, voornamelijk, wanneer de Schrijver zoo ver van de drukpersfe verwijderd is. Ik hou het voor toegeffaen dat gij de aenbie- ■ ding van mijn werk aen de Prinfesfe goedkeurt; — maer zoudt gij mij raden te ondernemen om het ook aen den Prins ter hand' te ftellen ? De uitdrukking die Dr. Hales bézigt fchijnt zulks te kennen te geven; maer ik vrees dat men zulks voor eene onbetamelijke vrijpostigheid Zal aen. zien. —- Ik twijfFel of de Bisfchop het werk gefchikt voor de verzameling' van Zijne Koninglijke Hoogheid zal oordeelen. Ik durf zeggen, dat de Heer S — (_wien ik gehoord heb, dat de voornaemfte beftierer van 'sPrinfen gedrag is^) het zou verbannen , niet «voor eene reeks  Vrouwe Trances Shirley. . 27$ reeks van jaren, maer voor altoos; niet flechts naer de Koloniën van Amerika, maer naer het land der Hottentotten. Ik durf niet verwagten, dat het den Bisfchop zelve behagen zal; maer misfchien zou hij mijne handelwijs laken, indien ik hem dit eerbewijs niet aendoe. Toen hij ons, bij gelegenheid van zijn laetfte Kerkbezoek, een bevel gaf, voer hij fterk uit tegen de geestdrijverij , aen den eenen, — en ligtvaerdigheid, aen den anderen kant; en eenige van mijne mede-Leeraaren hebben opgemerkt, dat hij, toen hij zich over het eerfte onderwerp uicliet, fteeds het oog op mijn' Vriend H — en mij floeg {_ * ); — echter moet ik bekennen, dat hij mij eenen zeer mooijen Brief gefchreven heeft«, toen ik hem mijne, aenmerkingen over Lord B —- aenbood : en , hij heeft in een' brief aen een' ander', welken ik toevallig gezien heb, geene afkeuring over mijne befpiegelingen te kennen gegeven. Dit alles fchrijf ik aen u, en aen geen' ander'; en hou mij verzekerd, dat gij wel zoo goed zult willen zijn, om dit geheim te houden, als om mij raed te geven. Ik zou geerne de waerheid fpreken, zoo als ze in Jezus is, met vrijmoedigheid', en zonder agterhouding; — maer omtrent anderen, met (*) [Schoonde Heer Hervey zeker was, dat hij niets geleerd of gefchreven had dat deze berisping verdiende, wist hij echter, hoe vaek de zuivere evangelie-leer voor geestdrijverij wordt aengezien. J S 2  27<5 Brieven aen de Hooggeboren met opzigt tot hunne gevoelens en gedragingen, wensch ik mij met de uitterfte omzichtigheid', of liever in 't geheel niet, uittelaten. Wees zoo goed , Mevrouw, om mij uwe gedachten, hier over, medetedeelen; en gij kunt verzekerd zijn, dat ik geene eerzucht genoeg bezit, om mijne proeven aen zulke hooge Perfonaedjes optedringen. Ik durf het der Goddelyke Voorzienigheid toebetrouwen : Hij, tot wiens eer ik fchrijf, heeft alle zielen in zijne hand', en kan alle deuren, alle harten, naer zijn welbehagen, openen, om mijn werk te ontvangen. Uwe gepaste aenmerking, wegens de uitdrukking van onzen goeden en opregten Dotter, heeft mij Zeer behaegt: — en waerom kunt gij niet goedvinden , zulke oordeelkundige aenmerkingen op den ftijl en de gevoelen van een' ander' te maken?—bijzonder, op die bladen, welke hij de eer zal hebben, openlijk in zijne opdragt te fchrijven, en die aen de afgelegen volken, misfchien aen de Kinderen die nog niet geboren zijn, zullen vertellen, dat gij u vernederd hebt, om eene Vriendin te zijn van Mevrouw! Uwen verpligtften en Cehoorzaemften Dienaer. TWEE-  Vrouwe Trances Shirky. 277 TWEE-EN-ZEVENTIGSTE BRIEF. M E V R o u w! Vergun mij, om aen u mijnen dankte betuigen , voor uwe verftandige aenmerkingen, op mijn ontwerp van de opdragt; en ik zou zulks eer gedaen hebben, indien ik niet gewagt bad om u, te gelijk, dit ingefloten blad ter hand' te Hellen; gij zult vinden dat ik het wat veranderd heb, het is, 't geen de drukkers noemen, het proef-blad, onnaeuwkeurig en op flordig papier; — deze flordigheid, hoop ik, zult gij verfchoonen: — indien ik gewagt had tot het zindelijk overgedrukt was, zoude het te laet geweest zijn om uwe gedachten te vernemen, althans om eenige verbeteringen te maken. Ik ben, onder verbetering, van oordcel, dat de uitdrukking , een Pcrfoonaedje van de hoogfte befchaefdheid, zoo als zij in verband ftaet, uwe nedrigheid niet kan kvvetfen. Ik heb niets Heiligs beweerd , de uitdrukking is algemeen en onbepaeld, en indien het pubiiek de tpepaifing op Mevrouw Trances Shirky maken moge, ben ik verzekerd, dat de Schrijver, noch met onwaerheid bezwaerd, of van vleierij verdacht zal gehouden worden. S 3 Ik  2?8 Brieven aen de Hooggeboren Ik weet niet hoe de woorden wijs en gelukkig wegtelaten. Dat gij het beste althans het godsdienftig deel gekozen hebt, is voor allen zigtbaer. De blindheid moet het zien, en het vooroordeel kan 'c niet lochenen. Dat dit te doen de ware wijsheid, en de eenige weg tot geluk is, moet, om de eer van den Heere, en de waerdigheid zijner zake, gehandhaefd worden. Indien ik gezegd had dat gij de hoogstmogelijke vordering in den Godsdienst bereikt hadt, — dat gij het blinkendfte iieraed voor het evangelie waert, — dit mogt, met reden, ubeledigen; dit, fchoon zulks waerheid ware, behoort niemand in het aengezigt gezegd te worden. In dit opzigt heb ik u onvolkomen vooronderfteld. Ik zeg alleen : ,, ik wensch dat gij zyn moogt, j, 't geene gij befchermt en voorftaet". Ik neem de vrijheid u te vermanen om te jagen naer den prijs, als nog niet verkregen. Hoe het zij, ik wensch naeuwkeurig te waken , tegen alles wat den minften fchijn van vleierij heeft. Het is eene lage kunstgreep, — eene domme list, die haer eigen oogmerk verwoest , en in plaets van eere — ftrekt het tot fchande, beiden van den vleijer en zijnen lieveling. Wees verzekerd, Mevrouw, het zou mij ten hoogfte fmerten, indier er iets mijne penn' ontglipte, dat de minfte verwaendheid in u verwekken kon, of die kostelijkfte deugd , de nedrigheid, beledigen, dit zoude vergift in fteê van balfem zijn. De Hooge en Verhevene die in de  Vrouwe Frames Shirky. 279 de eeuwigheid woont, kent den verwaenden en laecdunkende van verre. Daer is geen grooter voorwerp zijner verontwaerdiging en verfoeijing.— Maer de» nedrigenziet Hij aen: Ik woon bij dien die nederig van geeste is: aen dezen is zijn Zoon, Jezus Christus, dierbaer, en zij zullen zijn tot prijs der heerlijkheid zijner genade. Zoudt gij het voegzaem oordeelen, om de opdragt aen Dr. Hales te laten zien, en zijne gedachten, deswegens, te hooren; — en zult gij de goedheid gelieven te hebben, mij uwe naerdere aenmerkingen, op dit onderwerp, mede te deelen? Dit gedeelte behoeft nog niet gedrukt te worden; — dewijl de drukker mij berigt heeft, dat de uitgaaf onmogelijk voor Kersmis zal kunnen plaets hebben; — hij wagt naer den grooteren druk, welke later begonnen is, en maer langzaem voortgaet. De vrije omflagen zijn mij ter hand' gekomen, en, dewijl ik thans vele brieven te fchrijven zal hebben, zouden nog eenige van dezelve, wanneer gij gelegenheid hebt om mij die te bezorgen, zeer aengenaem zijn aen Mevrouw! W e s t o n, Uwen verpligten ien 1 5 den van December, en j 5 4, Ootmoedigen Dienaar. S4 ERIE-  280 Brieven aen de Hooggeboren DRIE-EN-ZEVENTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Vergeef mij, Mevrouw! indien ik, zonder op uw oordeel behoorlijk acht te geven, te fterk op mijn eigen begrip geftaen heb. Ik fchreef in haest'; maer heb, zederd, uw vporftel en mijne bedenkingen, rijper overwogen. Ik heb daerom getragt te veranderen, het geen gij afkeurde. Gelieft mij alleen toeteftaen , de woorden: een perfonaedje van de hoogfte befchaefdheid, of, zoo gij zulks liever verkiest: eene perfoone van de hoogfte befchaefdheid. Om de eer van onzen heiligen Godsdienst wilde ik deze uitdrukking behouden; om dat de ligtzinnige weereld denkt, en de booze weereld den mensch poogt inteboezemen , datgeenen dan domkoppen en onbefchaefde fchepfels het Evangelie omhelzen; dat het Christendom nergens dan onder het uitvaegfel des menschdoms gevonden wordt. Eene naerdere reden is deze, om dat ik van gedachten ben, dat gij geen gevaer loopt om, uit hoofde van zulk een karakter, eene verkeerde eerzucht te voeden. Eene befchaefde opvoeding, een beleefde omgang, is, voor een perfoon' van uwen rang', in dit leven, niet meer dan een weinig kennis der Latynfche of Griekfche tale, voor iemand die een Akaiejniesch onderwijs genoten heeft. Ik heb geene reden,  Vrouwe Trances Shirky. 281 reden, om my, wegens deze gewone kundigheden , te verheffen, maer zou grooter reden hebben om mij te febamen, indien ik dezelve geheel ontbeerde. Behalven dit, zult gij gelieven optemerken , dat cr niet gezegd is, gij zijt die befchaafde perfoone; — hoe onloochenbaer ik dit ook mogt houden , zou ik nimmer zoo vleijend zijn, om u zulks in het aengezigt te zeggen, of u zoo min kiesch keuren om in zulk een lomp compliment behagen te fcheppen. Indien gij het proefblad niet gefcheurd hebt, gelieft dan alles wat van bladz. vi. regel 4 ( * ) , gedrukt is, voor uitgewischt te hebben. Indien 'er iets in de tijdkortingen van de vrolijke enz., zie de Opdragt. Gelieft mij, Mevrouw, met uwe onpartijdige gedachten te veiëeren. Dit gedeelte van mijn werk, ziet gij, is met eene onderfcheiden letter gedrukt; en het eeritezijndedat,met uwen naem verwaerdigd, onder het oog van den lezer komt, zal het zelve naeuwkeuriger bezigtigd , en oordeelkundiger getoetst worden. Gij hebt mij op nieuws verpligt, Mevrouw, door mij de gedachten van den goeden Dr. Hales te doen (*) In de Nederlandfche Vertaling, Bladz, vu. reg. 19. derde Druk. S 5  282 Brieven aen de Hooggeboren doen toekomen. — Zijne goedkeuring kan niet dan mij aengenaem zijn; en ik hoop dat ik Gode dankbaer zal wezen, om dat het Hem behaegt heeft mij aengenaem te maken, in de oogen van zulk eenen waerdigen perfoon ; maer ik vrees, in de daed, dat hij zijnen vriendelijk aert gedoogt, om zijne oordeelkundige opmerkzaemheid agter denzelven te verbergen; — of liever, in vertrouwen gezegt, de Dottor dunkt my, moet de weereld, het menschdom, niet kennen. Ik denk niet, ik kan my, in de daed, niet overreeden, dat de Bisfchop zal ondernemen om het aen zynen Koninglyken leerling aentebieden, of hem zelfs de lezing van het zelve toetelaten. Ingeval de Bisfchop het eerfte deed, wie weet op welk eene wys"? Vooronderftel, dat hy zyne fchouders optrok, en zeide: een eerzuglig en waenwijs geestelijke van mijn Bisdom, heeft mij, door zijn lastig verzoek, tot dezen dienst als gedrongen. Hoe onbefchoft zou deze zaek zich voordoen! — hoe onbetamelijk zou dit gedrag zijn ! Hoe het zij, ik ben in een' ftaet, van radeloosheid. Ik zou geen' fchijn willen geven als of ik de gedachten van den Dottor gering achtte, veel min zijne voorfpraek verwierp; echter kan ik niet van mij verkrijgen om te denken, dat de voorftelling te doen eene zaek buiten bedenking is. Ik hoop, Mevrouw , dat gij mij uwen openhartigen raed zult geven, om mij te redden uit deze belemmering, waer in gij, gij zelve, mij gebragt hebt: — want, nimmer ware ik aen zulk een groot Per-  Vrouwe Frames Shirley. 283 Perfonaedje bekend geweest, indien het u niet behaegt had om mij bekend te maken. Nimmer had mijn naem in een Koninglijk oor geklonken, indien gij denzelven geen aenzien hadt bijgezet. Mogt het, vooral, den Heere Jezus Christus, die wondervolle Raedsman behagen, mij, op alle mijne wegen, te leiden! Mogt ik niets beöogen, dan de eer van zijnen gezegenden naem, dan de bevordering van zijn heerlijk evangelie; — en mogt Hij, naer zijne getrouwe belofte, mijn Zon en fchüd zijn! Mogt Hij ook de Jlerkte van uw hart, de vreugd van uw leven, en uw deel zijn, voor altoos! lk ben, Mevrouw! Uwen verpligtften en Gehoorzaemjlen Dienaer. Weston, den ïójlen van December, 1754. VIER-  284- Brieven aen de Hooggeboren VIER-EN-ZEVENTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Gister avond genoot ik de eer van uwen brief, en het vermaek was zoo groot als de eer: daerom neem ik de Vrijheid, om u, heden, bij de eerfte gelegenheid, mijne dankerkentenis te maken. Ook zal ik God danken , daer het Hem behaegt heeft u te herftellen in gezondheid', de beste van alle aerdfche zegeningen. Mogt deze uwe {linkerhand' tot een onafscheidbare gezellin zijn, terwijl de vrede des gemoeds uwe regtehand, onafgebroken, vergezelfchapt, en de Geest die van Jezus Christus getuigd, u voorlichte, als eene onfeilbare gids. Dus toegerust zijnde , zal de reis door de Woeftyn dezes levens aengenaem worden, en de doortogt in de fchaduwen des doods nimmer verfchrikkelijk zijn. Uwe gisfing is maer al te waer, ik heb, in de daed, zeer onpasfdijk geweest, bezet met een' hoest, die mij bijna fcheen te zullen doen berften\ — ik dagt waerlijk dat hij mijne leeme hut zou genoopt , en hare verdrukte bewoneres in vrijheid gefteld hebben , en nog bedreigt hij mij, maer is minder hevig, ö! Gelukkige weereld, waer deze brooze, ziekelijke en  Vrouwe Frances Shirky. 28 J en kwijnende lichamen, aen het lichaem van Christus zullen gelijk gemaekt worden; — en, wie kan de fchoonheid, de majefteit, de volmaektheid, van dat wondervolle lichaem be- fchrijven, — of zich verbeelden! Wat mij betreft, ik geloof zeker, dat het in volkomenheid', in voortreffelijkheid', alle wezens, welke God, in deftoffelijke natuur, het aenzijn fchonk, ver zal overtreffen, ö mag ik immers geluk. wenfehen, Mevrouw^ mee de gedachte, dat zulk een huis, zulk eêne woning, voor u bereid en bewaard is, tot eene eeuwige verblijfplaets voor uwe kostelijke ziele, De raed dien gij acn den Heer gaeft is eene les voor een' heiligen of eenen kluizenaer. Onzen eigen wil ten onder te brengen, te onderwerpen en opteöfFercn aen den wil van God, is eene hooge vordering in het leven van eenen Christen. Indien wij denken dat de Heer willekeurig handeld , ons te leur field en bedroeft, om zijne Opperheerfchappij ten toon' te fpreiden; — of om dat Hij voorheeft onze eigen zin te onder te brengen, onze genegenheden te dwingen , dan zullen wij eerder geneigd zijn tot morren en gramflorigheid , dan tot eene pl gtfchuldige en blijmoedige onderwerping. Hier moeten wij derhalve, gelijk in alle andere gevallen, wandelen door geloof, en het doornenpad zal effen, de fleile hoogte vlak zijn. Indien wij gelooven, dat God zijnen lieven Zoon , met het zwaerd van eenen vijand, van eenen wree. ker  286 Brieven aen de Hooggeboren ker doorwond heeft, maer ons kastijdt met eene vaderlyke roede, dat, door de groote verzoening , de wraek is weggenomen , en alle de Goddelijke bedeelingen uit liefde voortvloeijen, alle gebeurtenisfen ons ten goede medewerken, — dan zullen wij met den beker, dien God ons te drinken geeft , bevredigd zijn; — ze is geen vergift, maer een geneesdrank: - niets zal dezelve zoo gereedelijk doen innemen, zoo min bezwarend maken , dan deze overweging. Mogt gij, Mevrouw, in dit geloove fterk worden , gelijk uwe lichaemskragten toenemen, en, zoo ik hoop, fteeds zullen toeneemen, tot uwe gezondheid herfteld en bevestigd is. Het betaemt mij u dank te betuigen, voor uwe aenhoudende goedheid aen den Heer betoond; •— fchoon ik verzekerd ben , dat gij onze erkentenis niet zoo zeer begeert, maer dat wij God danken, om uwen wil. De bevordering van Gods eer is het toppunt van uwe eerzucht. Eerfte Staetsdienaers en Overwinners mogen eene verfchillende, maer, ik ben verzekerd, geene edeler eerzucht bezitten. 't Is geene vleierij, wanneer ik de vrijheid neem uw te betuigendat de uitlating uwer verontwaerdiging, tegen de onhandelbare en grilzieke geaertheid van , waerlijk zeer gepast was. Wanneer de arme man uw gezegde verhaelt, zal hij, denk ik, niet durven wagen om het met den nadruk van uwe houding en ftem te doen; daerom wenschte ik dat het verwaend en eigen-  Vrouwe Frances Shirky. 287 eigenzoekend fchepfel u gezien en gehoord had: want, gelijk de noordenwind den regen verdrijft, zoo doet een grimmig gelaet een dwaes en vrijpostig man bedaren. Ik twijffel of gij den ingefloten brief niet te rug verwagt, en, fchoon ik genoegzaem verzekerd ben, dat ze voor u van geene waerde is, durf ik egter niet agterhouden 't geen u toekomt. De bedoelde perfoon is de Heer John Wesley, — hij beftraft mij, zeer rondborstig, over de leer der verkiezing, dat mij zeer verwondert; — dewijl een lezer, van tiemaal minder doorzigt dan hij, gemakkelijk zien kan, dat dit leerftuk ('t zij waer of valsch ) niet tot mijne taek behoort, nimmer in overweging komt, ja, met opzet en zorgvuldig vermijd wordt. Ik kan niet nalaten om te denken, dat hij een fünksch oogmerk daer mede voorheeft. Trek het fchaep een wolvenhuid aen, en de kudde zal hem ontvlieden, de honden zullen het verfcheuren. Niet dat ik hem zulk eene kunstgreep ten laste leg, maer ik kan niet helpen een' argwaen omtrent hem optevatten. — Indien ik het genoegen beleef om weer aen u te fchrijven, hoop ik, dat gij mij de vrijheid zult vergunnen om u de geheeie toedragt der zake , tusfehen den Heer Weüey en mij, te verhalen. 't Is goed, Mevrouw, dat gij in eenen redelijken weiftand herfteld zijt, anders zou dees langen brief uwe geesten vermoeijen, en nu, verbeelde ik mij, zal hij uw geduld beproeven, maer indien het zelve dan ook  288 Brieven aen de Hooggeboren ook tevens verbeterd worde, zult gij winst doen, door de gedienftige langwijligheid van Mevrouw! Weston, Uwen gehorzaemften den oden van January, en i 7 5 5' Ontmoedigen Dienaer. VYF-EN-ZEVENTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Te fchrijven is eene gunst — en niet te fchrijven, om de reden die gij bijbrengt, is ook eene gunst; — zoo dat gij de kunst bezit, om zoo uwe brieven als uwe ftilzwijgenheid verpligtende te maken. De Boekdrukker heeft mij eindelijk berigt, dat de prefent exemplaren tegen aenftaendem Woensdag zullen gereed zijn ; zoo dat ik nu een' overvloed van brieven te fchrijven heb, bij wijs van inleiding voor Theron en Aspafio. En, laet mij, in de eerfte plaets, hunnen Befchermfter aenfpreken. Alleen zal ik a, Mevrouw , vergeving vragen, om dat ik van den gewonen trant der opdragten afgeweken ben. Ik heb min als uwen vleier, meer als uwen Herder gefchreven; — als iemand die begeriger is om u gelukkig  Vrouwe Trances Shirley. 289 gelukkig dan verwaend te maken. Mij dunkt ik hoor de een of ander modiesch Jonker zeggen, (indien zoo een zich de moeite mogt geven, om eenige bladzijden te doorloopen) „ Wel, deze „ plompaert zoekt den weg naer den Hemel „ aen te wijzen, liever dan allerlei fraeibeden „ van Haer Hooggeboren, te zeggen". Hec zij zoo, Mijn Heer, Mevrouw vergeeft mij zulks, ja, dat meer is, zij keurt mijne handelwijs goed; en er is iets dat geweten heet, bij u weinig bekend; dat zijne goedkeuring daer aen hecht', en, dit alles hebbende om mij te bemoedigen en bijteftaen, vertrouw ik, zeer gerust en gelaten, onder uwe berispingen te kunnen nederzitten. Vergun mij u, andermael, mijnen dank te betuigen, voor de vrijheid, die gij mij geeft, om mijn werk met uwen naem' fieraed bijtezetten: een naem, vertrouw ik, die gefchreven is in het boek des Levens, en gegraveerd in de handpalmen van onzen verhoogden Verlosfer. Ik hoop mijne dankbaerheid aen den perfoone van dien naem te betoonen, door alle geestelijke zegeningen over haer aftefmeken, op dac hec werk, door haer gelezen, van Chriscus getuigenis moge geven aen hare ziele; dan zal dit, ja, een, fchoon de minfte, der zegeningen zijn, welke ik haer toewensch. — Ik zal order geven, om de Boeken, op aenftaenden Woensdag, met de eertfe bode, volgens uwe opgaef, te bezorgen. T lk  290 Brieven aen de Hooggeboren Ik hoop dat gij mij, bij den ontvangst van Theron en Aspafto, openhartig, uwe gedachten, over dezelve zult mededeelen; — en , indien gij vindt dat zij onder het oog van de befchaefde weereld komen, wees zoo goed, Mevrouw, om mij dan ook hare gedachten te melden. Gij behoeft niet te vreezen den fchrijver te zullen bedroeven: hij is het gezegde van zijnen Goddelijken Meester gedachtig: zalig is hij, die aert mij niet zal geërgerd worden , waer mede hij te kennen geeft dat dit bij velen zou plaets hebben: behalven dat ik, door te vernemen het geen den kiefchen fmaek van den lezer hinderlijk is of tegen ftaet, beter in ftaet zal zijn, om zulke hinderpalen wegtenemen, en het oordeel met mijne leerftellingen te doen inftemmen. Heden ben ik voornemens, om, met Gods hulpe , die onwaerdeerbre bijbelplaets , Hand. Hl* 2f5, voor mijne Gemeente te openen, en aen dezelve toetepasfen. Mogt gij, Mevrouw, dien zegen overvloedig genieten; en mogt dezelve klaar, o verree- dend en aennemenswaerdig ontvouwd worden, door Mevrouw! Weston, Uwen Gehoorzaemften den oden van February, Ootmoedigen Dienaer. i?55- ZES-  Vrouwe Frnnces Shirky. 291 ZES-EN-ZEVENTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ik fchrijf dezen, deels om u verfchooning te vragen , voor den grooten haest, waer mede ik genoodzaekt ben geweest mijn' laetften te ichrijven; deels om uwe gedachten, te verzoeken, over dat geene, waer.van gij mij in uwen laetften brief iets hebt laten blijken. Gij geliefde mij te zeggen dat men uwe gedachten gevraegd had, betrekkelijk, eene gift,, die zekere Mevrouw voorhad den fchrijver van Theron en Aspafio te doen. Ik verzeker u ,Mevrouw, dat hij niets van dien aert' verwagt had, alleen dat zijn werk gunftig mogt aengenomen, en met den Goddelijken zegen vergezeld worden. Indien zij een middel mogten zijn, oni. den reuk van Christus naem te verfpreiden, de. kennis van zijncheerlijke volmaektheden, vrije genade en eeuwige geregtigheid te bevorderen, zou hij zich onukfpreekbaer verfchuldigd achten aen den Gever alles goeds. Maer dewijl het zoo even gemelde geopperd is, vergun mij de vrijheid, u te zeggen, dat mijne begeerte naer boeken zeer verminderd is.' Ik heb der keurige en aengename uitvindingen van vernuft, en ontdekkingen van Wetenfchappen, T 2 vaerwel  292 Brieven aen de Hooggeboren vaerwel gezegd. Mijne voorname aendagt is nü i der heilige Godfpraken gewijd, deze had ik gaerne in den besten vorm, en zoo fraei mogelijk ; — en ik zie dat 'er een zeer mooijen druk van de hebreeuwfche fchriften , door Vader Hoübigant, wordt uitgegeven. Indien het onderwerp weêr op het tapijt mogt gebragt worden , weest zoo vriendelijk, indien gij het goedkeurt, om maer even aenteroeren, dat gij, wegens eene algemeene kennis van zijnen fmaek, verzekeren durft, dat zulk eene gift bijzonder aengenaem, en zoo ik hoop , ook nuttig zijn zou. Ik weet de prijs niet, maer vrees dat het werk duur zal zijn , dewijl het vier deelen in folio beflaet, en de Hebreeuwfche druk ongemeen kost- baer is; het ingefloten papier behelst de aenkondiging van het werk en een berigt van den inhoud; — ik heb de plaetfen met kruisjes aengehaeld, op dat gij ze gemakkelijk zoudt kunnen vinden. Nu laet ik alles aen uwe befcheidenheid over, en zal mijn belang veilig, en de voegzaemheid van mijn gedrag even zeker achcen , indien gij voor beiden zorg gelieft te dragen. De goede Heer Whitefield, heb ik vernomen, geniet groote gunst, en predikt met ongemeenen voorfpoed', in onze Koloniën. De Heer make hem, naer de voorzegging van den Profeet, gelijk het paerd zijner majefleit, in den flrijd', uitgaende, over*  Vrouwe Frances Shirky. 293 overwinnende, en op dat hij overwinne. Mogt gij ook, Mevrouw, voortgaen in de kracht van den Heere Jezus Christus, en, te Sion komen met gejuich, daer eeuwige blijdfchap op uw hoofd wezen zal. En, mogt gij daer, onder de geesten der volmaekte regivaerdigen, ontmoeten Mevrouw! Weston, den liften van February, Uwen verpligt ften 1755. Gehoorzaemften Dienaer. ZEVEN-en-ZEVENTICSTE BRIEF. Mevrouw! Welk eene blijdfchap zal ik genieten, indien het den Heere Jezus behaegt , mijne boeken u welbehagelijk te maken , en nuttig voor uwe ziele te doen zijn ! Welbehagelijk zeg ik, want gij kunt ftaet maken, dat velen van dezelve, en vandc gevoelens welke ze behelzen , een' afkeer zullen hebben. Gij herinnert u wie gezegd heeft: gezegend is hij, die aen mij niet zal geërgerd worden. • Christus zelve was een teken dat- wederfproken zou worden; Zijne leer was aen fommigen dwaeshcid, voor anderen een' fteen des aenftoots; en de Predikers van dezelve werden fomtijds voor T 3 uitzinnig  2p4 Brieven aen de Hooggeboren uitzinnig verklaerd, en doorgaends als aller affchrapfl behandeld; — zoo dat gij u niet moet verwonderen , indien gij het boek, met uwen naem' verfierd , ftoutmoedig aengetast, ftreng gegispt en aen hevige verfmading blootge- field ziet; niet dat ik, voor als nog, zulke eerbewijzingen ontvangen heb, maer ik heb mij' tegen derzei ver aentogt reeds lang gehard. Ik bid u, Mevrouw, doe u zei ven geen onregt aen, met te denken dat gij iets zoudt fchrij. ven, dat mij onaengenaem zou kunnen zijn. Ik zie nimmer iets in uwe brieven dat onaengenaem is, ten zij het wane5 het geene de druk- kers noemen, de groote vakken (*> Ik heb het werk van den Heer Law niet gezien, ook begeer ik het niet te zien; -— vooral wanneer het in denzelfden trant gefchreven is, als een' zijner brieven over de Goddelijke liefde, welke mij toevallig in handen is gekomen. Gekomen, neen, — waerlijk, het kwam niet, maer vloog, vloog, in diepzinnige vlugt, en bovennatuurkundige fpitsvondigheden, veel te hoog, om, door mijn grof begrip, te worden naergevolgd, en was zoo verwijderd . van mijne oude en gemeene wijze van denken, zte Engeland van Japan. — ö! Mevrouw, laten wij vasthouden aen de Heilige Schrift, gelijk pasgeboren kinderen, begerig zijn na.r de melk van het béfchreven woord , en de invloeden van (*) The large Whites.  Vrouwe Frances Shirky. 29$ van den gezegenden Geest affméken > op dat wij. zoo mogen wasfen en toenemen. Ik zou bekommerd zijn over den inhoud van mijnen laetften, indien dezelve in andere handen ware. — Indien mijn voorftel onbefcheiden is, gelieft dan toch zulk eene vriendelijke omzigtigheid voor den onberaden Schrijver te gebruiken, van zijn ontwerp te fmoren en agter te houden. Mijn hart is niet op dit of eenig ander boek gezet. Dewijl ik den Bijbel heb, zoo zuiver en heilig als die in haren oorfprong is, kan ik de grootheid en pragt van den uitterlijken vorm wel misfen. Ik heb een' zeer vriendelijken brief van den Bisfchop ontvangen , en Dr. Hales heeft mij, in naem' van hare Koninglijke Hoogheid, dank gezegd. Helaes! Mevrouw, wat voordeel brengt het mij aen ? Of, indien ik tot een Deken- fchap werd voorgedragen, wat zou mij zulks baten, wanneer ik voor den geduchten Regteritoel zal verfchijnen ? -— Gezegende Jezus! laten mijne zwakke pogingen niet met kaf worden vergolden! Dat Gij verheerlijkt, — dat zielen geflichc mogen worden 1 — en, — dan zullen zij die lezen, en hij die fchreef, zich, ten genen dage, met elkandercn verblijden. Gij ziet, Mevrouw, dat ik niet veel van de T 4 open ■  296 Brieven aen de Hooggeboren open vakken laet, wanneer ik de eer heb om mij te ondertékenen. Mevrouw! Weston, Uwen Gehoorzaemjien den ijlen van Maerty en 1 7 5 5' Ootmoedigen Dienaer. AGT-EN-ZEVENTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Uw edel gefchenk heb ik op gisteren ontvangen: een prachtig en fraei ftel boeken! Het papier is ichoon, de druk groot, de band rijk, en de voorname inhoud onwaer» deerbaer. Over de noten kan ik nog niet oordeelen, dewijl ik geen tijd gehad heb om dezelve naertezien. Wanneer ik aen dit bewijs uwer mildadigheid gedenk, aen de zorge, moeiten en kosten, waer toe gij gekomen zijt, wanneer ik overweeg de vrije, edelmoedige en verpligtende wijs op welke gij alles overlegd, bezorgd en het gefchenk mij aengeboden hebt (*) mag (*) Het blijkt uit den 7óf£en Brief, dac Mevrouw Sbirley herSi doen voorkomen , als of een ander den Heere Hervey een gefchenk wilde aenbieden, om zoo te onderfcheppen wat hem meest behagen mogt.  Vrouwe Trances Shirky. 297 mag ik dan, 't geen fomtijds bij wijs van vervloeking' gebruikt wordt, niet, met volkomenregt, in eene Godsdienftige uitboezeming', en uitdrukking' van dankbaerheid, voor u verwisfelen ? God , die goed is, doe er zoo en zoo toe. En er is groote reden om te vertrouwen , dat Hij niet alleen zal vervullen , maer oneindig overtreffen, de vurigfte begeerte van een dankbaer hart. Want, dus vind ik gefchreven, in dat heilig boek, welk gij in mijne bezitting' hebt gelieven te ftellen, dus luidt de verklaring, van den Geest, door Goddelijke ingéving : Daerom zal de Heer wagten, op dat Hij u genadig zij, en daerom zal Hij verhoogd worden, op dat Hij zich over ulieden ontfenne, want de Heer is een God des geregts: Welgelukzalig zijn allen die Hem verwagten. Ik ben verwonderd hoe gij het werk hebt kunnen vinden; indien ik mij wel herinner, was er geen onderrigt deswegens, in de gedrukte aen, kondiging. De vrije omflagen zijn mede ter hand gekomen; — ze toonen mij welk eene vriendelijke en tevens mildadige Vriendin ik , in Vrouwe Frames Shirley, aentref: — die zoo min de geringe dienften der vriendfchappe verfmaed, als de groote en kostbre misgunt; maer die, 't zij het een omflag voor een' brief', of kostbaer boekdeel behelst, gaerne mededeelende en gemeenzaem is. T 5 Mogt,  298 Brieven aen de Hooggeboren Mogt, waerde en geëerde Mevrouw! de Heer Jezus Christus uw' Vriend, uw deel zijn, uw fchild, en uwen loon, zeer groot! En zoo ik immer vergeete, deze zegeningen voor u aftefméken, vergun mij dan niet langer het vermaek van te betuigen dat ik ben Mevrouw! Uwen verpligtflen Weston, en dm 16den van Maart, Gehoorzaemften Ootmoei? 5 S' digen Dienaer. P, S. De Boekdrukker beeft uwe orders ten volle naergekomen ; want de boeken waren keurig gepakt, en zijn mij, zonder de minfte letfel geworden. Het zijn de mooifte boekdeelen die ik in mijn' Studeerkamer heb. Mogten ze ook de nuttigfte zijn. NEGEN-en-ZEVENTIGSTE BRIEF. M e v r o u w! iet weinig verblijdt het mij, wanneer het JL^I eene of andere gezegde van Theron of Aspajïo uwe goedkeuring wegdraegt. Mogt de Heer Jezus Christus mij dankbaer, en het werk tot eenen zegen voor uwe ziele maken. Hoe vermogende is zijn arm! hoe genaderijk zijn  Vrouwe Frances Shirky. 299 zijn hart! Hij kan werken door de zwakfte werktuigen, en doet zulks niet zelden" door de geringfte. Gedenk ik hier aen , dan voed ik hoop — wanneer ik dit vergeet, of hier aen wantrouw , ben ik mismoedigd. Schoon niets mij aengenamer zijn zou, dan het blad , waer in over het vermaek en de verbetering gehandeld wordt, voor u uittebreiden, zoude ik echter zeer verpligt zijn , indien gij, op eene zagte en teedere wijs, u eigen , de feilen wilde aenwijzen: zoo wel die gij gehoord hebt, als die gij denkt feilen te zijn. De hardfte waerheden, op zulk eene wijs voorgedragen, houden op beledigend te zijn; — fchoon ik u verzeker dat ze mij als zodanig niet zouden voorkomen. Ik verwagt dat 'er, in een werk van deze uitgebreidheid, niet weinige misdagen en gebreken zullen te vinden zijn. Wees daerom zoo goed van te zeggen, deze uitdrukking was niet fierlijk, en ftoote mij; dit was duister en maekte mij twijffelachtig; hier zijn de gedachten overtollig; daer is het redenbe- leid gebrekkig; — op de eene plaets doet gij de perfonen te fchoolsch, op de andere te boersch fpreken: ik heb zulk eene plaets, op zekeren tijd hooren berispen; —- die gedachten, bij eene andere gelegenheid, hooren afkeuren. Is de Heer niet een Autheur ? Heeft hij niet de Romeinfche Hiftorie gefchreven? — Indien hij de Perfoon is, dien ik bedoel, dan heeft  joo Brieven aen de Hooggeboren dan heeft hij arendsöogen, en zal de gebreken gemakkelijk ontdekken ; welke , indien gij, met hem in gefprek zijnde, die wilde vernemen, en aen mij, in een' brief', mededeelen , een hoogst nuttig en aengenaem berigt zouden uitmaken. —.Ik verwagt meer voordeel van mijne vijanden, dan van mijne vrienden: de laetfte doorbladeren met een gunstig vooroordeel, de eerfte met eene geftrenge naervorfching. Ik ben echter, door het fterk aenhouden van mijnen drukker, overgehaeld, om een' tweeden druk te doen opleggen, eer iemand mijner tegenftanderen, of liever, die van mijne leer, op het toneel verfchijnt. Het geeft mij genoegen te vernemen dat gij den Vijfden brief goedkeurt. Deze is waerlijk den hoekfteen op welken alles rust; de fpil waer op het dierbaer voorregt van de toegerekende geregtigheid des Verlosfers draeit. Mogt gij bekwaem gemaekt worden om, dagelijks, meer en meer, de heerlijke uitnemenheid van dit onderfcheidende voorregt te kennen , en leven onder een gedurig genot van dien onuitfprekelijke zegen. Deze wensch — die in een gebed te verwisfelen, is de eenige wijs, op welke ik mijne dankbaerheid kan uitdrukken , voov uwe edelmoedigheid', aen Mevrouw! Weston, Uwen verpligt ften der. ziften van Mqert, en 1755. Gehoorzamen Dienaer. TAG-  Vrouwe Trances Shirky. 301 TAG TI GS TE BRIEF. Mevrouw! Ïk verheug mij en dank God om uwent wil, die de edele en geëerde Schutsvrouw van mijn werk zijt, indien" het Hem behaegt het zelve eene gunftige aenneming te doen vinden, o! Mogt het zijnen eeuwigen Geest behagen, de teedere plant te bedaeuwen! Dan zal hij zijne wortelen uitjlaen , en eenen reuk hebben als de Libanon. Hij zal zijne wortelen uitjlaen : met goedkeuring' worden aengenomen, in veler handen geraken, en zich Wijd en zijd veripreiden. Hij zal een reuk hebben , als de Libanon: den lezer aengenaem zijn, gelijk de koele windjes , welke dien welriekenden berg' overwaeiende, den reiziger, wannneer zij hem, op zijne fmoorheete reis, ontmoeten, met hunne verkoelende luchtjes verfrisfchen, en ©p hare aengevoerde geuren vergasten. Zoo zal het met alle werken zijn, welke de Heer, de Almagtige God, behaegt met zijne gunst' te vereeren. HozeaXlV: 6. Met genoegen zie ik dat gij het flot des werks goedkeurt. Vergun mij dien wensch , dat het zelve in het binnenfte weeffel van uw hart moge gewerkt zijn! Mogt gij ondervinden alles wat Aspafia zegt, en in Christus gevonden wor-  302 Brieven aen de Hooggeboren ivorden, met Hem vereenigd, in Hem volmaekt zijn! Dan zult gij gelukkig, wezenlijk gelukkig zijn, in uw leven, en na uwen dood, een geluk aentreffen , dac alle verbeelding te boven gaet. Ten vier uren, in den morgenftond', ontbijten! Is hec waerlijk V-I-E -R? Of heb ik in uwe létteren gefaeld? Daer gij mij met zoo vele brieven vereerd hebt, is mij immers uw fchrift welk bekend; — en echter kan ik naeuwlijks mijne oogen gelooven. Staec, Mevrouw. Frances Shirley immer zoo vroeg op, ter zake van eene ernftige verkeering' of geestelijke oeffening'! Op zulk eene wijs, Mevrouw, genietgij eenen geheelen dag, eer lieden van rang', over het algemeen genomen, den dag aenvangen. — Zoo deed onze Goddelijke Meester: — meenigwerf Jiond hij des morgens vroeg op, om bezig ce zijn in hec gewigcig werk van den Godsdienst. Mogt gij, in deze vroege uren, veel van zijne hemelfche tegenwoordigheid ondervinden,' en, met groote teugen van vertroostinge, drinken, uit die fonteinen des heils — de Heilige Schriften! De weg dien de Heer H — kiest, om troost te erlangen, is volmaekt regt. Hanna was eene Vrouw bezwaerd van geeste, zij was van ziele bit. terlijk bedroeft, maer, zij bad tot den Heer, en haer gelaet was niet meer droevig. Ja, het woord Gods is tot dat einde gefchreven, op dat mjt  Vrouwe Frances Shirïey. 303 wij, door lijdzaemheid en vertroosting der Schriften hoop zoude hebben. Daerom behoorde wij hetzelve in den fchatkamér van ons geheugen te vergaderen , en God te bidden, dat Hij het in onze harten ichrijve, op dat het eene hartfterking zijn moge voor onzen geest', in de ure der benaeuwdheid. Dit is 't geene ik mijne gemeente fterk aenbeveel, en lcböei alle mijne leerredenen op eene leest, die best gefchiktis om dit wenfchelijk oogmerk te bereiken. Wanneer ik mijn' tek«t heb afgelezen , en tot de behandeling der ftoffe overga, verzamel ik eenige voorname Schriftuur-plaetfen, verzoek mijne hoorders, die in hunne boeken opteflaen , en dan weid ik (met Gods hulpe) daer over uit. Op deze wijs kunnen zelfs lieden, die het'zwakfte van geheugen zijn, den wezenlijken inhoud van de preek, zoo niet wegdragen, althans zich wederom te binnen brengen; en, gelijk de gezegende maegd, in den zin van hunne gedachten bewaken, over. leggende die in hunne harten. Mijne laetfte leerrede was over Hebr. X: 14. waer uit ik tragte aentetoonen, dat Christus eene volmaekte ver- losfing, voor zondaren, verworven heeft: eene volmaekte verlosfing van de helle, Zaek IX: ir. een' volmaekten vrede met God', Col. I: 20. een' vrijen toegang ten Hemel', Openb. VII- 14, 15. de genadegift van ware Heiligmaking, Hebr. XIII 20, 21. en dit alles, door ééne offerande, om dat dezelve goddelijk, algenoegzaem, en van "eene oneindige waerde is. —- Vooronderftel riu dat mijne toe-  3o4< Brieven aen de Hooggeboren toehoorers de deelen mijner Leerreden vergeten hebben, kunnen zij echter, indien zij zich deze fchriftuurpiaetfen herinneren, indien zij dezelve overwegen, den Goddelijken zegen over dezelve afbidden, eene overvloedige ftof tot ftichting erlangen. — Ik geloof dat gij gaerne een Sneeuwvlok (*) of een Leverblnemf f) met uw eigen hand' plukt; daerom heb ik deze Schrifcuurplaetfen niet naergefchreven, op dat gij het genoegen moogt hebben, deze hemelbloemen voor u zeiven te vergaderen. Mogt uwe ziel rijkelijk met dezelve vervuld worden, en een bejlotenhof'zijn, voor Jezus, om in te wandelen. Weston, Uwen vcrpligtften den i ften van April Ootmoedigen Dienaar. * 7 53- EEN-EN-TAGTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ik zou het onredelijkfte fchepfel zijn, indien ik niet, ten volle, geloofde, 't geene gij mij, met zulk eene toegenegenheid, gelieft te verzekeren, — dat ik eene ware vriendin, in mijne waerlijk edele en hooggeëerde briefgenote, heb. Laet ik echter geen misbruik maken van uwe edelmoedigheid, van uwen weldoenden aart. Wanneer ik wegens de bijbels fchreef, had ik geene (*) [Sttovi-drop. (t)/fcjW»*M.Artfenykruiden.]  Vrouwe Frances Shirky. 30 j geene andere bedoeling,,dan een verzoek aen den Heer K . Zulk eene gelegenheid om wel te doen, dacht ik, moge hem aengenaem zijn, en dus was mijn oogmerk alleen om hem die aen de hand te geven. ■ Om u de regte waerheid te zeggen, ik heb die boeken, wat mij betreft, met noodig: God zij gedankt! het voordeel van mijne eigen fchriften is een fonds voor zulke liefdegiften. Maer ik weet eenige andere Predikanten, wier omftandigheden, zoo 't mij voorkomt, minder ruim zijn, ik had voorgenomen hen met eenige bijbels te voorzien , op dat zij, door die met oordeel onder hunne Gemeente uittedeelen, derzei ver genegenheid mogten winnen, en aen hare zaligheid bevorderlijk zijn, Nu heb ik u, Mevrouw, mijn waer oogmerk open gelegd,, doe zoo als gij raedzaem oordeelt. Zie van uw voornemen af, of volhard er in , naer uw welgevallen, ik zal, hoe het ook zij, vergenoegd, verpligt en dankbaer zijn. Ik vrees dat ik u te veel moeite zou geven, indien ik u een, kort berigt van de handelwijze van de Heer G verzogt. Ik hoop dat de Heer Campbell, wanneer hij de zaek bepleit, gelijk de Profeet Jeremias zegt, „ gewel3, dig tot waerheid" zijn zal. Onze Bisfchop, geloof ik, was niet in het geval betrokken. Hij heeft mij, d..ze week, eenen zeer vriendelijken en beleefden brief gefchreven , doorzoet metvele goedkeuringen, en getemperd met eenige V aen-"  3o6 Brieven aen de Hooggeboren aenmerkingen van eenen oordeelkundigen en verfijnden aert'. Deze is de tweede brief, waer mede zijn Lordfchap mij, over dit onderwerp, . veréérd beeft. Dewijl de aenmerkingen hare betrekking hebben tot aw eigen boek (*), zal het u misfchien niet onaengenaem zijn dezelve intezien, daerom zal ik de vrijheid nemen om ze ingefloten te zenden, benevens den brief van den jongeling Biddeford, op dat gij de gevoelens van den Hoveling en den Handwerker, van den Geleerden, en den Man van een natuurlijk oordeel , onderfcheiden zoudt kunnen zien. G, lieft den laet'len brief aen de vlammen-opteofferen, op dat hij mijne verwaendheid niet doe ontvlammen; — gij zult zoo goed gelieven te zijn, om mij den eerften terug te zenden, om tot eene verbetering van Theron en Aspajio te kunnen dienen; fchoon ik moet bekennen, dat de aenmerkingen, de laetfte alleen uitgezonderd, te laet komen, om ze behoorlijk in acht te nemen. De ijdele tijdkortingen en ledige vermaken der weereld, hoop ik, zullen de fpreuk (f), en (*) [Dus noemt de Heer Hervey zijnen Theron en Aspafio, om dat dit Werk aan Vrouwe Sbirley was opgedragen. ] Ct) [De Zinfpreuk op het titelblad van Tberon en Aspafio is: „Zij zullen de gedachtenis der groot- heid uwer goedheid overvloedig uitftorten,. en uwe. geregtigheid met gejuich verkondigen". Pfalm CLXF: 7-1  Vrouwe Frances Shirky. 307 en haer onderwerp aen uwe genegenheden dierbaer maken. In Jezus is eene oneindige waerdigheid, eene eeuwige geregtigheid. Hem te belchouwen is eene bron van de verhevenfte vermaken. Hem dc onze te noemen, is een' grondflag van het wezeniijkfte geluk. — Dat dit alles uw deel moge zijn, is de opregte bede van Mevrouw! W es ton, Uwen verpligt ften den 1 ften van junij, en ij SS- Gehoorzaemften Dienaer. TWEE-EN-TAGTIGSTE BRIEF. M e v r o u w! Gij zult, door den vrijen omflag, welke dezen influit, gewaer worden , dat ik uwe geëerde briefletters ontvangen heb. De boeken zijn gekomen, zij zijn waerlijk edel (*). De Heer Jezus bekwame mij, om over dezelve zoo te beichikken, dat er zijn naem eer, zijn volk nut van hebbe! — De vrije omflagen z;jn mij ook geworden; — mogt ik ook de Goddelijke hulp ervaren, om van dezelve een behoorlijk gebruik te maken! op dat zij een voertuig moge O) [Zie Brief LXXVI. en LXXVIII.*! V 2  308 Brieven aen de Hooggeboren moge zijn, van eenige ftichtelijke waerheden^ een middel, om de kennis van eenen gekruiste^ Verlosfer te verbreiden! — ö ! Dat de eerfte (ik bedoel de Bijbels) mogten zijn, gelijk de v'uurkolom in de woeftijne, of de middagzon in bet uitfpanfel; de laetlte , (mijne briefwisfeling) gelijk eene brandende kool, of eene gloeijende vonk van het outcr, om de liefde voor den Heere onze geregtigheid te doen ontvlammen. Ontvang voor deze beide gefchenken mijne erkentenis; — en, mogt de Heer, die goed is, mijne geringe dankbetuigingen in hemelfche zegeningen verkeeren. Bijna alle mijne brieven hebben zeer lang geweest, in gcenendeele overeenkomende met de regelen van gemanierdheid en wellevendheid; — eens zal ik tragten gelijk de befchaefdheid medebrengt, om kort te zijn : en u de moeite niet geven het blad omtekeeren, om een vervélend gefchrijf te lezen, maer ik alleen de eer verzoeken van mij te ondertékenen, Mevrouw! W es ton, Uwen verpligt ften den i oden van Junij. en zeer Gehoorzamen Dienaer* DRIE-  Vrouwe Frances Shirky. 300 DRIE-EN-TAGTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Wanneer ik uw oordeel in geestelijke dingen aenprijs, doe ik dit niet uit vleizucht',. maer uit eene innige blijdfchapp'. Ik zelve dank God deswegens, en geef u gelegenheid om zijnen heiligen naem medé daer voor te loven: — te loven, — niet flechts voor reeds genoten genade, maer, om blijmoediger, met fterker verzekering', te hopen, op eene aanhoudende mededeeling, of liever vermeerdering, van dezelve. Alle de genadegiften des Heeren zijn een' waerborg, een onderpand, van rijker gunstbedeeiingen. C- Mij dunkt, zij voeren dit heuchlijk en bemoedigende opfchrifx met zich: Gij zult groolere dingen zien dan deze. Ach! Mevrouw! verwonder u niet, wanneer gij in weereldlingen eene vijandfehap tegen Gods Kinderen, en de dienaers van Christus bemerkt. Vuur en water mogen eer tot één. lichaem gemaekt, dan de tegenftrijdigheden van hunne geaertheid vereenigd worden Gij kent Hem die gezegd heeft: indien zij mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen. Dit, fchoon zulks de natuurlijke neiging van 's menfehen geest medebrengt, wordt, door den Allerhoogften, beftierd, ten goede van zijn Volk. David, toen V 3 hij  31 o Brieven aen de Hooggeboren hij door Saul vervolgd werd, vond zijne toevlugt zelfs in eene afgodifche Stad, Gath: — en, - zullen de volgelingen van Jezus niet vlieden in de arrnen van hunnen hemelfchen Vader, wanneer zij door hunne natuurgenoten gc lasterd, of wreed geteisterd worden ; te meêr, na dat Hij verklaerd heeft, dat Hij hen vergaderen zal , gelijk een hen hare Kiekens onder de vleugelen versaderd. Hij zal hen ontvangen, met een oneindig medelijden, hen befchermen, met eene aJmagtige kragt'. Ik wensch mijne geëerde Mevrouw geen deelgenote van vervolginge te zien, maer, dat zij een duurzaem verblijf genieten moge, onder die vleugelen van eeuwige liefde: - dat zij de veiligheid, rust en vertroosting moge erlangen , zonder eenig inmengfel van bitterheid'; — dat zij, door eigen keusbepaling , derwaards moge geleid, — en niet gedreven worden , door den geesfel der vervolging'. Ik ben verblijd te vernemen, dat het gerugt van het overlijden van Sir J — L ■ valschis: - verblijd, om dat hij zoo verpligtende is aen mijne geëerde Vriendinne, en zoo edeJmoedig aen mijnen waerden Soldaet. Ik hoop dat deze een waer kind van God is, — en — zie, door welke ongedachte en wonderbare wegen, de groote, de eeuwige Vader^ voor den welftand' zijner kinderen zorgt 1 — Wie zoude ooit gedacht hebben, dat een gemeen Soldaet, onder de Compagnie van den Kapitein R , die,  Vrouwe Frances Shirlcy. 311 die, maer weinige maenden geleden, den naem van Lady Frances Shirky nimmer had hooren noemen, nu aen haer bekend, met hare achting' verwaerdigd, en, door haren invloed, zijne belangen- zou bevorderd zien ? — Wie zoude niet wenfchen, niet eergierig wezen, om een kind van den Alierhoogften te zijn, daer Hij elks hart, alle harten, kan beftieren, ten voordeele van zijne Zonen en Dogteren! — Mijne waerde Mevrouw ! fchat dit voorregt boven uwe aerdfche eer. —- Waerdeer het, ver boven uwe hooge eeretitelen of luisterrijke afkomst. Gij zijt, door geboorte , de dogter vaneen' Graef, maer, door genade, een kind van God'. Ga, als zoodanig, tot Hem, met blijdfchapp' en vertrouwen; — maek alle uwe begeerten aen zijn open oor bekend; — verwagt van Hem alle geestelijke zegeningen in dit leven, en eene onverderfelijke en onbevlekte erfenis, in eene andere weereld. En, — gezegend — eeuwig gezegend, zij den Goddelijken Jezus, door wiens vernedering en dood, wij deze groote voorregten genieten. Gij zijt kinderen Gods, zegt de Apostel, door het geloof in Jezus Christus. En, dit bekragtigt onze Heer zelfs: Ik ga tot mijnen Vader en uwen Vader. — Eerst mijnen Vader, en dan uwen Vader: ■ uwen,. om mijnen wil, om uwe bedekking op, en vereeniging met mij. Zoo even zag ik , in the Magazine (*), het vol- C*) [Een bekend Tijdfchrifr.] V 4  3i2 Brieven aen de Hooggeboren volgende b@ek aengekondigd, „ Brief van Char„ les Weshy aen John IVesley\ Hebc gij er iets van vernomen, Mevrouw ? zoo ja, wees zoo goed, om mij van deszelfs inhoud en oogmerk eenig berigt te geven. Ik hoop niet dac er eenige vijandfchap cusfchen die broeders ontftaen is. Ik heb geene gtmeenfchap of briefwislèling met hun , maer zuik een voorval zou mij leeddoen. Voor uw bs rigt deswegens, en dac van dc behandeling des Heeren G , zal ik mij aen u even dankbaer betoonen. Ik ben, Mevrouw! W e s t o n , Uwen verpligtjlen den 5 den van Juli], en 1755. Gehoorzamen Ootmoedigen Dienaar. VIER-EN-TAGTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ik was vast voorneemens mij zeiven het genoegen te geven, van u met de laetfte post' te ilhrijven; maer werd, door een onverwagt bezoek, van eenen mijner naestbeftaenden , verhinderd. Ik hoop, dat de Heer T mijn' brief reeds zal overhandigd hebben, en dat mijne erkentenis, hoe gering ook, met uwe aenneming vereerd is geworden.  Vrouwe Frances Shirky. 313 De Meer T is maer eene korte poos bij bij mij geweest; - - hij kw;m. juist toen ik gereed ftond, om , te paerd, een luchtje te fcheppen en wat beweging te nemen. Het eerfte onderwerp van ons gefprek was over de gadelooze voortreffelijkheid en den onna/peuriijken rijkdom van Christus: daerna, viel onze aendachn op de H. Schriften, W>j fpoorden eikanderen aen, om die te onderzoeken, en ons geheugen, daer mede, te verrijken, op dat wij, vergezeld door den Goddelijken Geest, volkomen toegerust mogten zijn, voor onze Geestelijke bediening', en voor alle goed werk. o! Dat die Schriften rijkelijk in ons mogen wonen, en met het gelouve gemengd zijn, wanneer wij die lezen, bepeinzen, en over dezelve fpreken! Uwe oordeelkundige aenmerkingen, over de boeken die gij thans leest, behaegden mij; zij toonen dat gij de les van den Apostel Paulus in acht neemt, beproeft alle dingen: moge gij ook bekwaem gemaekt worden, om zynen uitmuntenden raed te volgen : behoudt het goede. —; Dr. Crisp handelt over dat gewichtig, maer te veel veronacluzaemd ftuk, dat wij werkzaem moeten zijn, niec om het leeven te verkrijgen maar uit een beginfel van leeven. . Onze werken moeten voortkomen van den Geest' van den Heere Jezus, die in onze harten woont, en dan zullen zij waerlijk goed zijn. Zij moeten niet de verkrijging der Zaligheid voor ons beöogen, maer de verheerlijking van Hem, die eene V 5 eeu-  314. Brieven aen de Hooggeboren eeuwige verlosfing voor ons verworven heeft, en dan zullen zij zeker worden aengenomen. De Apostel zegt, gelijk gij te regt opmerkt: Beieer u, en wordt gedoopt. Maer, indien een arm zondaer gevraegd had, hoe zal ik mij bekeeven ? Wie zal mijn fteenen hart doen breken? Wac zal mij. mij zeiven, en mijne gelieidkoosde begeerlijkheden leeren verfoeijen? Hij zou denkelijk hebben geantwoord — niets, dan de genade Gods, in Christus gcöpenbaerd: geloof, dat de Heer zijnen geliefden Zoon heeft overgeleverd, om, in uwe plaets', te llerven: — geloof, dat de gezegende Jezus, alle uwe zonden, in zijn bloedend lichaem, aen den vervloekten kruispael, gedragen heeft. Dit zal, onder den invloed van den Heiligen Geest, het harde hart vermurwen; — dit zal alle uwe neigingen fpeenen van ongeregtigheid'; — hier door zult gij leeren, de droefheid die naer God is, Zach. XII: 10, en eene evangeliefche verootmoediging, Ezech. XXXVI: Van beide uwe boeken, over den Catechismus, zal het verzogte gebruik gemaakt worden. Ik wensch dat zij, waer ze ook aenlanden, tot eenen zegen mogen zijn. Zou het niet eene gefchikte verhandeling zijn, om in de naemlijst' van the Society, for promoting Christian Knowledge, (het Genootfchap, ter bevorderinge van Christelijke kennis) te worden toegelaten? Mogt Hij , die dooi geweest is, maer leeft in alle eeuwigheid, de blijdfchap van uw hart, den rotsfteen uwes heils zijn!  Vrouwe Frances Shirky. 315? zijn ! Vergun mij nu , of liever altijd , te zijn Mevrouw! Weston, Uwen Gchoorzaemfien, denx^denvanOÜobcr, gelijk ik ben 1755. Uwen verpligt ften en Ootm. Dienaer VIJF-EN-TAGTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Tk had reeds papier uit mijne lade gekregen, JL om den ontvangst van beide uwe geëerden te erkennen; — maer, wanneer ik mij aen deze aengename bezigheid overgaf, kon ik uwen eerften brief niet vinden; nu, bij het openen van den brief van Dr. Crisp, komt die mij in de hand'. Ik ben in geenen deele verwonderd, geëerde Mevrouw, dat gij, of de Heer K , bedenkingen maekt tegen de leer der Verkiezing*. Ik wenschte dat de Heer K deze weinige en korte plaetfen, die over dit betwiste ff uk bandelen, wilde ovcrflaen. Ik heb dit boek niet aengeprezen om deze genoemde plaetfen, die daer in voorkomen; — maer, om het gene duidelijk en ftichtende, vaneen algemeen belang, en bovenmate troostrijk is. Vooronder/lol dat  316 Brieven aen de Hooggeboren dat een lezer dit bijzonder leerftuk afkeurt, mij dunkt bij behoort daerom niet vooiïngeno. men te zijn , tegen die waerheden, welker aller aenneming waerdig zijn. De Verkiezing is een' afgrond, waerin onze gedachten verzwolgen worden : voornamelijk, wanneer wij onze zinnen niet geóejfend hebben, tot onderfcheidinge, beide des goeds en des kwaeds. Maer, er zijn aengename beekjes in het werk van onzen Schrijver, welke voor ons niet te diep zijn om te peilen , en die ons de aenge. naemfte verkwikking zullen opleveren: — laten wij ons naer deze begeven , — daer ftil ftaen. — Wat de andere ftukken betreffen , — laten wij met de bezadigde en oordeelkundige Elihu zeggen, (niet ik ben zeker dat het zoo niet zijn kan, dit voegt geen gcfpeend kind, maer) dat ik niet zie, leer gij mij ( * ). Er is, buiten twijffel, veel tegen de Verkiezing te zeggen; — ook is er veel, met fterke klem van redenen, ten betoge van dit leerftuk aengevoerd, en-dat, door Mannen van de ukftekendfte geleerdheid'en eene verhevenGodsvrucht. Daer dit zoo is, en deze leer niet noodzakelijk tot het geloof en de zaligheid verei^cht wordt, kunnen .wij, mijns oordeels, 't zij wij dit leerftuk al of niet omhelzen , veilig berusten in (*) Volgens de Engelfche Vertaling, Job XXXIV: 32.  Vrouwe Frances Shirky. 317 in den raed' van eenen geleerden en grooten Heiligen: „ laet de mensen zich in de lage fchole van geloof en heiligmaking oeffenen, eer hij „ tot de hooge, van verkiezing en voorverör„ dinering, overgaet". Jk ben in het eerfte, en daer zal ik misfehien vertoeven, tot ik die ftem uit den Hemel' hoor, zeggende: Kom hier op, en ik zal u toonen 't gene gij in de beneden gewesten niet begrijpen kost. Mevrouw, zal ik de eer hebben, dat gij mijne mede leerling zijt? — Gij zult de eerfte wezen, alleen, zijc te vrede, ons uw gezelfchap te vergunnen, en verlaet ons niet, voor eene hoogere klasfe. Laten wij de heerlijkheid van den Perfoon van Christus, en zijne hartelijke liefde, beftudéren; zijne oneindige voldoening en eeuwige geregtigheid bepeinzen. Mogt de kennis van deze groote waerheden, door den gezegenden Geest,in onze harten geöpenbaerd worden! Mogt het geloof aen deze onuitfprekelijke voorregten, onze zielen vertroosten, onze genegenheden reinigen, en deor de liefde werken ! Dan zullen wij, eerlang, alle verborgen dingen zien opklaren, tot onze volkomen vergenoeging: dan zullen wij, zonder dekfel, de luisterrijke en aenbiddelijke volmaektheden van God aenfehouwen; —■ zijn' ondoorgrondelijken raed — zijne wondervolle wegen kennen, gelijk wij gekend zijn. Intusfchen, indien de waerdige Heer K —— in het boek geen behagen fchept, is er weinig aen verbeurd, dewijl de kosten gering zijn. Ik  318 Brieven aen de Hooggeboren Ik wenschte geerne alle gefchillen te vermijden en kan zeer wel omgaen, of briefwisfeling houden, met een ieder, offchoon zij de leer der Verkiezing aennemen of verwerpen, indien zij mij maer niet in het betwiste ftuk inwikkelen, en noodzaken in een' redeftrijd te komen. Maer, indien zij voorgenomen hebben om mij den twistappel op te dringen , blijf ik liever in mijne ftille eenzaemheid; — want, ik wil geerne bekennen dat ik het ftuk niet meester ben; daerom zou het zeer onberaden van mij zijn, om het te bevestigen of te weerleggen (_ * ). Ik geloof, dat ik u verzoeken moet, om dezen brief, met uwe vrije aenmerkingen op denaelven, terug te zenden , om dat het zou kunnen gebeuren, dat ik verpligt wierd, om mijne gedachten, over dit onderwerp,aen het publiek te verklaren: dewijl zeker Perfoon (f_), die eene groote rol fpeeitinde Godsdienstige weereld' mij (*) [Schoon de Heer Hervey gewoon wss allen twist, alle diepzinnige redenkavelingen, over dit verheven leerftuk te vermijden, blijkt echter zijne denkwijs over het zelve genoegzaem, onderen anderen, uit de wijze, op welke hij den Heer IVesley beantwoord, blz. 418 -425 en 433 van zijn JËlftal Brieven, ter verdediging' van zijnen theron en Aspafto, te bekomen bij den Drukker dezer. - 'c Is te verwonderen dat deze fraeie brieven nog zoo weinig in handen der liefhebberen van Hervefs fchriften zijn.] — (t) [Denkelijk John Weüey^  Vrouwe Frances Shirley. 319 mij eenige berispende aenmerkingen en vrij fcherpe beftraffingen, wegens mijn laetstuitgegeven werk, heeft toegezonden; — maer hij vaert voornamentlijk uit tegen mijne gevoelensvan de voorvei ördinering, 't gene mij eenigzins vreemd voorkomt, om dat ik, (wat ook mijne gevoelens mogen zijn) met voordacht, dit ftuk vermijd heb; — ik heb het enkel in het voorbijgaen aengeroerd, met de eigen woorden van den Apostel, en zonder het zelve te verklaren, of 'er over uitteweiden en het inteprenten. —Mijn papier belet mij meer te zeggen, dan dat ik ben, Mevrouw! Weston, Uwen verpligtften den 2$ften van Noember, en Gehoorzaemften Diênaer. ZES-EN-TAGTIGSTE BRIEF, Mevrouw! Uw laetfte heeft mij zeer ontroerd, — ik hoop dat deze u in eenen veel beter' welftand' zal aentreften, dat onze groote Geneesmeester de koorts beftraft, en uwe gezondheid zal herfteld hebben; — en mijne ootmoedige bede is, dat gij verkeeren moogt in de oeffening van dien belangrijken pligt — in het genot van die  320 Brieven aen de Hooggeboren die dierbare beloften, door den Profeet vermeld: zij die den Heer verwagten zullen de krag' ten vernieuwen. ■ Wees zoo goed, Mevrouw, om mijn hart optebeuren met een lettertje van uwe hand, en zend mij het aengenaem nieuws van uwe volkomen herftelling, dan zal ik het Wagen, om, wanneer uwe kragten herfteld zijn, u met een' langen brief lastig te vallen — u het handfchrift, in uwen laetften vervat, terug zenden , en leven in het vertrouwen van u eerlang te ontmoeten in die gelukkige gewesten , daer geen inwoner meer zeggen zal, ik ben ziek — daer de dood verfionden zal zijn tot overwinning, daer God de tranen van onze oogen zal afwisfchen, en, 't geen oneindig begeerlijker is , de onkunde van ons verftand, het bederf van ons hart, zal wegnemen, —— Gezegende hoop! — Moge ze dagelijks helderer en opgeklaerder zijn, voor u en Mevrouw! W e s t o n, Uwen verpligtjlen den i%denvan December, en 1 7 5 5' Gehoorzaemften Dienaar, ZEVEN-  Vrouwe Frances Shirky. 321 2EVEN-EN-TAGTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Neen, Mevrouw! ik vermeet mij niet ü eenigen raed' te geven, wanneer ik de eer heb aen u te fchrijven. —- Dit is het oogmerk mijner briefwisfeüng niet — hare bedoeling is nederiger en welvoegelijker. - mijne brieven zijn niet ingerigr om u regels optegeven, maer om eenige ftukken van gewigt aen uwe eigen overweging voortedragen. — Zij komen, genoegzaem met het zelfde oogmerk, en in dezelfde hoedanigheid, als dedienaeraen de deur van Phiiippus, waer hij bevolen was die leerzame wacrfchuwing dagelijks te herhalen „Heer, gedenk dat gij fterven moet", 't welk niet meer was dan den Monarch te herinneren, 't geen hij wel wist, maer misfchien niet zoo aenhoudend mogt opmerken. Ik hoop dat gij fteeds meer vermaek fchept in dat boek zonder wedergaê, de Bijbel: te regt zoo genaemd, bij wijze van onderfcheidende voortrefFelijkheid boven alle werken, die in de weereld gevonden worden. < Ik wensch hartelijk, dat gij de heerlijkheid van Gods woord zien, en zijne zoetheid fmaken moogt, dan zult gij reden hebben om te zeggen : Onder alle de X „ boe-  3^2 Brieven aen de Hooggeboren 9, boekerijen der geleerden, onder alle de tijd„ kortingen der befchaefde weereld, is niets dat „ den Bijbel kan evenaren". Ja, Mevrouw, de H. Schrift is, door haren eeuwiggezegenden Maker, gefchikt tot de begecrlijkfte, tot de genaderijkfte einden: — in zoo verre, dat een koninglijk Schrijver, aengevuurd door den H. Geest, niet wist hoe hij zijne dankbaerheid, voor zulk eene onwaerdeerbare fchat, best zou uitdrukken, Heer, hoe lief heb ik uwe wet! Hare waerde is zoo verhe¬ ven — mijne achting voor dezelve is zoo groot — dat ik geene woorden kan uitdenken, in ftaet, om hare waerde, naer eisch, te verheffen, — om mijne achting uittedrukken — dan, daer mijne woorden te kort fchieten, dat mijne daden fpreken , ze is mijne betragting den ganfchen dag! — Eene aenprijzing, Mevrouw, die gij ligt bemerken zult van meer nadruk te zijn , dan alle de verhevenfte trekken der welfprekenheid. Eene aenprijzing , welke ik mij vleie dat gij eerbiedigen, en, daer ze voortvloeit uit den mond' van eenen Koning, niet fchamen zult, de uwe te maken. Slaen wij het oog op alle onze nooden, we vinden een' overvloed in deze hemelfche fchatkameren. — Zijn wij begerig naer Wetenfchap^ de H. Schriften zijn ingerigt om ons die te verfchaffen: de opening dier woorden geeft ligt, den jlegten verftandig makende. —— Gods woord wordt  Vrouwe Frances Shirky. 3*3 wordt daerom genaemd, een licht, fchijnenrle in eene duistere plaetfe, verlichtende de duistere hoeken (kunt gij dulden, Mevrouw, dat ik er bijvoege) de donkere fpelonken van het menfche- Jijk hart. De Pfalmist maekt eene allerfier- lijkfte vergelijking tusfchen het heilig woord van God en de pragtige dagtoorts. Gelijk deze haren luister in eene ruime mate door het uitfpanfel verfpreidt, — zoo — neen — onëindig meer, doet Gods woord het licht van geheiligde wijsheid in de ziele ftralen. Het is, om alles in eens te zeggen , in ftaet, om wijs te maken tot zaligheid} door het geloof in Jezus Christus. Misfen wij dit dierbaer geloof, in de zoo even aengehaelde bijbelplaetfen gebézigd. —■ Dit wordt, onder de medewerking van Gods geest, gewrocht door zijn woord: — het geloof is uit het gehoor, door het lezen en overdenken van de orakelrollen der eeuwige waerheid. — Deze getuigen van Christus, - ze ontvouwen zijne almagtige kragt en oneindige goedheid, — de volheid van zijne verdienfte, en het vrije van zijne genade. Hier in wordt Hij kennelijk geöpenbaerd, als gekruist en verheerlijkt; — in zijne verhevenheid en in zijnen onnafpeurlij'ken rijkdom, op het luisterrijkst, afgemaeld. — Zij zijn daerom verwonderlijk gefchikt, om eene uitftékende hoogachting voor Christus te wege te brengen, een innig verlangen naer -, en eene ongeveinsde onderwerping aen Hem te verwekken. Dus zijn ze bekwaem, om, bij wijs van een edel X 2 werk-  3 2 4- Brieven aen de Hooggeboren werktuig, die hoofd - genadegaef van een Chrrf* ten, een levend geloof, in het hart te werken. Zijn wij begerig om naer het Godlijk evenbeeld vernieuwd te worden- —■ Dit is het ware wezen van den Godsdienst. Eene hoedanigheid, volftrekt noodzakelijk voorde genieting' eener toekomftige gelukzaligheid. Eene gaef, bij welke fepters en kroonen ijdelheid zijn. De Apoftel zegt, in dit opzigt, en zijne woorden zijn waerdig om op de tafelen van elks harte gefchreven te worden : God heeft ons uitnemende, groote en dierbare beloften, gegeven, op dat wij zijner Goddelyke nature deelachtig mogten worden. Deze zijn gelijk het vuur van eenen louteraer , onderden fmeltkroes, om het fchuim van aengeboren bedorvenheid te doen uitbranden. Ze zijn een geheiligd zegel, om het beminlijk beeld van onzen Verlosfer in onze zielen te drukken. — In kort — dc H. Schrift, van God ingegeven, is, door onfeilbre wijsheid, gefchikt en verordend op dat de mensch Gods volmaekt zij, tot alle goed werk. volmaektelijk toegenist. Mij dunkt, Mevrouw, het zou niet ongepast zijn, indien gij u, met beóóging dezer voorregten, in den Bijbel oeffende, en ik verzeker u , dat ik niet zal ophouden te bidden, dat gij niet flechts dezelve deelachtig moogt zijn — maer daer mede vervuld worden —■ of, gelijk een uwer geliefdfte fchrijveren zich uitdrukt: vervuld worden tot alle de volheid Gods.- Dus  Vrouwe Frances Sbirley. 325 Dus zoude ik wenfchen te erkennen, de gunst van uwen brief, en de eer van mij te mogen ondertékenen. Mevrouw! LondoN) Uwen Gehoorzaemfien den 16 van Januari], en 1^56. verpligtften Dienaer. AGT-EN-TAGTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Gister avond ben ik met uwen brief vereerd geworden. Hij trof mij, fchoon van de koorts herfteld zijnde, in eenen uittermaten zwakken toeftand' aen. Mijne beenen kunnen naeuwlijks mijn lichaem onderfteunen, en mijne handen de pen vasthouden, anders zoude ik uwen vorigen brief eerder erkend hebben. ■ Ik hoop dat onze wondervolle Raedgever, door deze ongefteldheden, mij zal leeren, om meer prijs te ftellen op die ei ffenis, welke onverderflijk, onbevlekt, en onverwelklijk is. Onbevlekt betékent, volgens mijne gedachten, dat niets derzelver luister zal bezwalken, of hare zoetheden bitter maken dat daer gezondheid, zonder ziekte, verwagting, zonder teleur. Helling', huisvest •— heiligheid geen bederf, of • X 3 vrees  326 Brieven aen de Hooggeboren vrees voor verzoeking', ondergaen zal, en gelukzaligheid pael, maet noch einde kent. • Moge gij deze heilvolle erffenis nimmer uit het oog verliezen, — eene levende hoop op derzelver bezitting hebben , door de opftanding van Jezus Christus, uit den doode — en — onder den invloed van die gezegende hope, bekwaem gemaekt worden, om uzelven te reinigen, gelijk Hij rein is. Gij geliefde te vragen of ik de gedachten om een klein ftukje uittegeven. heb laten varen. — Een van die plans, welke ik gemaekt had, geloof ik, zal in de geboorte blijven; een ander, reeds ontworpen ben ik nog genegen om uittevoeren, hier in beftaende, om twee of drie Leerredenen, op de laetfte Vastendagen uitgefproken, te doen drukken. Deze heb ik, om eenige bijzondere redenen, bij verkorting gefchreven (*). Vermids ik nooit Leerredenen bij dergelijke gelegenheden gezien heb, welke genoegzaem evangeliesch waren, heb ik een fterk verlangen om die publiek temaken, alleen om dit gebrek te vervullen. ■ Zoudt C*3 [De Heer Hesvey, fchijnr zelden zijne preken gefchreven te hebben. — Hec is meestal de gewoonte van de ernstigfte Leeraren in Engeland, ©m hunne Leerredenen voor de vuist te doen.]  Vrouwe Frances Shirley. 1*7 Zoudt gij zoo goed willen zijn om mij mee uwen raed te vereeren, en den Alwijzen te bidden, om zijne beftiering over Mevuouw! W es ton, Uwen verpligt ften Donderdag morgen Gehoorzaemften Dienaer. NEGEN-EN-TAGTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ik ben zeer verheugd geweest met en behoor daerom zeer dankbaer te zijn, voor uw berigt, wegens het gedrag van den Koning van Pruisfen. 't Is waerlijk edel, en geeft een opregt gevoel van Godsdienst te kennen: alleen verlang ik, dat die het beeld en opfchrift van het Evangelie moog' dragen, zoo, dat we dien, in waerheid' Christelijk mogen noemen; dit, vertrouw ik, zal op zijn' tijd vervuld worden, en hij zal den Zoon eer en, 'gelijk hij den Vader eert. In de daed, Mevrouw, in den waren Godsdienst is Christus de Alpha en Omega, de eerde en de laetfte, alles in alles. ■ Zoo iemand tot den Vader wil komen, het is alleen door Hem dat wij den toegang hebben. ■ Vinden wjj X 4 aeu*  328 Brieven aen de Hooggeboren aenneming bij God, het is geheel in den gelief, den Zoon en zijne volmaekte geregtigheid. Willen we vertroost worden — Christus is de vertroosting Israëls. Het werk dat hij volbragt, de dood dien hij ondergaen heeft, zijn Gode welbehaeglijk, en voldoen aen zijne geregtig. heid; dezen, daerom, bevredigen het geweren van den zondaer , en maken hem bekwaem, om zijnen weg met blijdfchap te reizen.— Willen wij ingaen in de gewesten der heerlijkheid, en Itaen voor den troon Gods. Door onze kleederen gcwasfen, en wit gemaekt te hebben, in het bloed des Lams, worden wij tot die eer toegelaten, en deelen in dit heil. — Mogt gij, Mevrouw, dagelijks toenemen, in de kennisfe van dezen uitmuntenden —• godhjken ~ Verlosfer! — want dit is de weg om toetenemen in Genade, in Vrede, en in alle Godzaligheid. Ik verzoek de vrijheid, om, met den diepften eerbied, te zijn Mevrouw! Uwen verpligtften en Gehoorzaemften Dienaer. P. S. Zoude gij zoo goed willen zijn om mij te bengten, wat de Heer How aengaende het oouwen gezegd heeft, een gezegde, waer op een van uwe brieven doelde. De Metfelaers maken veel fpoed met mijne nieuwe woning. — Ik  Vrouwe Frances Shirky. 329 Ik heb 'er geen moeite van, daer ik met den bouwmeester eene overeenkomst gemaekt heb, om het werk voor eene bepaelde fom uittevoeren. —— De herftelling van mijne gezondheid, daer gij zoo beleefdelijk naer vraegt, is gelijk de Zon te Gibeon. Ik heb mij maer zoo even in de lugt begeven, fchoon nog niet zoo ver als de Kerk. Dat uwe gezondheid, Mevrouw, zijn moge, gelijk de Zon, opgaende in hare kragt! — Ik hoop het genoegen te hebben van te hooren, dat mijne geëerde Patrones, de Gravin van Chesterfield, van hare verkouwdheidherfteld is. — NEGENTIGTIGSTE BRIEF, Mevrouw! Uwe voorzigtigheid en uwe vriendfchap hebben eene gelijke aenfpraek op mijne dankerkentenis , de flap dien gij ondernomen hebt is oordeelkundiger dan eenigen dien ik u zoude hebben kunnen opgeven, en is, dewijl gij zelve genegen zijc om een gedeelte van de onkosten te dragen, veel edelmoediger dan ik behoorde te verwagten. Mogt de gezegende Jezus zijne beloften vervullen, en meer dan alle mijne verpligtingen vergelden! Mogt hij u gedurig leiden, — een bevestigd en verzekerd aendeel in zijne onuitfprekeiijke fchatten fchenken, en alle uwen nooddruft vervullen, naer zijnen rijkdom, in heeilijihjid,' -—• X 5 Mijn  330 Brieven aen de Hooggeboren Mijn Boekverkooper berigt mij, dat Theron en Aspafio bij het publiek gunftig ontvangen wordt. Het behaegt God om dezelve aengenaem te maken in de oogen der menfehen, zoo zelfs, dat de Boekverkooper een' tweeden druk begint opteleggen, fchoon de eerfte zeer talrijk was. Zoo ziet ge, Mevrouw, indien God zegent, wie zal vervloeken. Indien Hij voorfpoedig wil maken, hoe noodeloos zijn dan alle geheime kunftenarijen en lage aenprijzingen! Het ftaet mij voor dat een zeer vernuftig Heer mij eens een fchriftelijk opftel toonde; — hij had het zelve voor de drukpersf' gefchikt; hij vraegde mijne gedagten; — het was zedekundig, fchoon en verheven uitgevoerd. —Ik waegde om hem onder het oog te brengen, dat er één ding aen ontbrak: — de naem en de verdienften van den Godlijken Jezus, zonder welke ik vreesde, dat de God des hemels het niet met zijnen zegen zou verzeilen, daer ik nu verzekerd was dat de vijand der zielen het zal befpotten en verachten. De Heer fcheen met verwondering' geflagen — de naem van Jezus! — hernam hij, Zou deze enkele omftandigheid alle mijne verwagting verijdelen, het vertier beletten, en ieder lezer van fmaek, — met " verachting', doen aen eene zijde leggen ( * )! — Nu, (*) [De Lezer bemerkt van zelve , dat de Heer Hervey, hier het oog niet kan gehad hebben, op een  Vrouwe Frances Shirky. 331 Nu, Mevrouw, wil ik de zaek beproeven, en den raed dien ik een' ander' gaf, zelve naerkomen. tiet is 'er zoo ver van af, dat ik de beminlijke, de majescieufe namen van Jezus, en de aenbiddeliike Drieëenheid , zoude hebben willen verzwijgen, dat ik, in tegendeel, dezelve met groote en in het oog loopenae letteren heb doen drukken , op dat de geheeie weereld mogte zien, dac ik het als mijne hoogfte eer reken, om mijnen God en Zaligmaker te belijden, te eerbiedigen , en groot te maken; — en, indien Hij geen magt over de harten der ftervelingen heefc — of geen bewind voert over de lotgevallen der weereld, — indien hec nuC — de voorfpoed, van een werk, geene Goddelijke gifc is — niec van zijn welbehagen afhangt, dan ben ik,zonder dazel va, volmaekt te vreden. Gij bekijft mij, om dac ik mijne brieven aen u in een vrijen omflag toezend ; maer ik durf mij vleijen dat gij hierom niet boos op mij zijn zult. — neen, gij kunt, gij moet, in 't geheel niet boos op mij zijn. — Gij moet mij niet noodzaaken om onregtvaerdig te wezen en zou het niet ten eenemale onregt zijn, wanneer ik u zes ftuivers liet betalen voor het geen niets waerdig is, — en het welk door uwe gunftige aenneming meer dan betaeld is ? MM) enkel noemen van den naem Jezus —• maer dat zijne bedoeling is, om voor dien naem uittekomen: Jezus en zijne verdienften te belijden.]  33* Brieven aen de Hooggeboren Ik wensch dat Lady door het geloof be« kwaem gemaekt mag worden, om den Heer Jezus te zien. Dit is het eenig middel om troost in de verdrukkinge te erlangen, — om gelijk de Hebreeuwfche jongelingen te zingen in den vurigen oven, — of met den goeden ouden Simeon , heen te gaen in vrede, met de volle hope der onfterf lijkhcid. - Vergun mij dien zegen aen Lady Frances Shirley toetewenfchen, daer dit het eenig middel is, om het leven te veredelen en aengenaem te maken om het leven een voorregt — en het fterven gewin te doen zijn. Laet mij toe, dat mijne pen 'er bijvoege, het geen mijn hart zegt, dac ik ben Mevrouw! W es ton, Uwen verpligtflen den oden van Maert en dankbaerften Dienaar. EEN-EN-NEGENTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Waerom gebruikt Lady Frances het woord nederbuiging, (condefcenfion) wanneer zij mij met eenen brief gelieft te vereeren? — in de daed, Mevrouw, gij hebt niets met dat woord te doen, 't is het mijne, meteen uitfluitend regt-  Vrouwe Frances Shirky. 333 regt — het zegt iets 't geen gij alleen kunt werkftellig maken, en waer voor, aen mijne zijde, alleen de erkentenis overblijft. Hoe weet gij, Mevrouw, dat ik een uur lang tot mijne Gemeente fpreek? Ik moet beken- nen, dat dit fumtijds het geval is, maer ik befchuldig mijzelven deswegens altijd; — het houdt de Vergadering te lang op — maekt de leerreden vervélend om aentehooren, en bijna onmogelijk om te onthouden. Dit is één van die gebreken, welke het voor de vuist [« tempore'] preêken dikwerf vergezeld; wij vergeten hoe ras de tijd verloopt, we letten niet op de lengte van onze leerrede, en begerig om de waerheden onzen hoorderen inteprenten vervallen wij, ongevoelig, in eene onbehoorlijke wijdloopendheid (*). 1 (*) [De Wel Eerw. Heer Newton zegt, betreffende dit ftuk, in het tweede deel zijner Bric ven; Bladz. 310. vin de Nederduitfche Uitgave: 'Èr h nog een ouderwetsch werktuig in wezen, " genaamd een Uurglas, het welk in vroeger dagen, " eer de klokken en horlogien zoo meenigvuldig " waren, gebruikt werd, om de lengte van meenige goede preek aftemeten ; en ik denk , dat het [] eene vrij goede maat is. Ik kan met geen genoe" gen mijne redevoering befluiten , binnen veel " korter tijd, noch mij zeiven voldoen, wanneer iü veel langer predike. Indien een Engel twee uuren lang predikte, dan geloof ik , dat hec grootfte deel zijner hoorderen, ten ware zij al- „ temael  334- Brieven aen de Hooggeboren Ik wensch den Heer K — geluk met zijne keuze, om zich, onbepaeld, aen den gezegenden God overtegeven. Ei! waerom zouden wij dezen gewigtigen pligt uitftellen, of eenen weerzin hebben in zoo eene aengename zake ? eene der redenen is, ons hardnekkig eigen, onze groote ver- }, temaal Engelen waren gelijk bij, zouden verlan,, gen naer hec einde. Hec is eene fchande, dat het „ 'er dus mede gelegen is; maer bet is zoo, deels „ van wegen de zwakheid, en deels door de boos- heid van het vleesch. Wij kunnen zelden onze „ aandacht omtrent geesrlijke dingen twee uuren „ lang ingefpannen houden, zonder dezelve tekren„ ken, en haare veerkragt te verzwakken; en wan,, neer de vermoeidheid begint, dan houdt de ftich- ting op. Mist'chien is het beter, un/e hoorderen ,, te voeden gelijk men de kiekens doet, een wei„ nig, en dikwijls, dan hen, gelijk de kalkoenen, „ vol te proppen , tot dat zij geen enkelen brok ,, meer houden kunnen. Daer beneven zijn al te „ lange Predikaatfijen nadeelig voor de huislijke „ belangen. Zij laten desgelijks „ te weinig tijd overig, voor huislijke of verbor- gene Godsdienstoefeningen , welke beide zeer ,, goed lijn op haaren tijd, en aen welken ook een „ gedeelte van 's Heeren Dag moet toegewijd wor„ den. Op den Prediker zeiven moet het nood,, wendig eene fchadelijke uitwerking hebben, en „ ftrekken om hem afteflijten voor zijnen tijd. Ik „ heb fommigen gekend, die , door zich in hec „ eerfte te overwerken, genoodzaaki geweest zijn, ,, om naderhand maanden of jaaren ftil te zitten, „ kunnende weinig of niets meer verrichten".]  Vrouwe Frances Shirleyl 33? verdorvenheid — eene andere oorzaek is deze, dat wij het niet op de regte wijs beproeven. We oefenen misfchien de redelijkheid van dezen pligt, — wij poogen ons geweten van de noodzakelijkheid der betragting te overtuigen — ons hart daer toe te bewegen , maer zelden maken wij gebruik van de innemende beweegreden van het Evangelie. De Apostel Paulus zegt: Ik bid udan, Broeders, door de ontfermingen Gods; dat gij uwe lichamen fielt tot eene levende offerande. Hier wordt de pligt om onszelven aen den Almagtigen overtegeven, ingeprent. Wij moeten onze lichamen ftellen, niet in tegenoverplaetfing van onze zielen, maer met toefpéling op de offers van het Oude Verbond, die geheel verbrand werden, — daer niet flechts een der ledematen, of het vet der nieren, maer het geheeie dier ten flagtoffer werd afgezonderd: — zoo ook moeten wij , niet flechts deze of gene van onze vermogens, maer alles wat wij hebben , alles wat wij zijn, toewijden aen de eere van Gods naem, en het welbehagen van zijnen wil. Eene levende offerande — niet dood in vleefchelijke vermaken, of fluimerende in geestelijke ongevoeligheid , maer wakende en werkzaem voor onzen Godlijken Meester, vurig en volijverig in zijnen heiligen dienst. —■ En, wat moet ons tot dit alles aenzetten en verbinden? — de lieflijkfte en kragtigfte drangreden < de genade van onzen God. — Hij heeft zich zeiven en alle zijne verheven volmaektheden ons tot ons deel gegeven, zijnen Zoon, deszelfs on-  336" Brieven aen de Hooggeboren oneindige verzoening en eeuwige geregtigheid, ter onzer behoudenisf', gefchonken -— zijn geest om in onze harten van Christus te getuigen ■ zijne groote verlosfing aen onze zielen toe- tepasfen; en alle genade overvloedig te maken in ons. Dit alles beefc Hij ons gefchonken vrij — onherroepelijk voor eeuwig. —En , kunnen wij, onder den invloed van zulk een geloof, nalaten , om met den Pfalmist te vragen : Wal zal ik den Heere vergelden, voor alle de weldaden, aen mij bewezen? — Zulk een geloof1 zal de verkeerdheid onzer neigingen overwinnen, en ons de overgifc van ons hart aengenaem maken» Het onderfcheid tusfchen een gemoed dac met- zulk een geloof bezield is , en tusfchen een hart dat het zelve ontbreekt, is zoo groot, als het verfchi! tusfchen harde en vloeibare metalen. Mogt gij, Mevrouw, in die dierbaer geloof alcoos bevescigd blijven en toenemen! Ik heb het flukje van den Heer nog niet gezien. Wanneer het mij ter hand' komt zal ik u onbewimpeld zeggen, hoe het mij in het doorbladeren bevalt, 't zij het mij vermaek of afkeer verwekke. Mogt ik de ootmoed van den Apostel, in het zoo even aengehaelde vers, betragten, ik bid u, Broeders. Schoon hij zeker bevélen kon, als bekleed zijnde mee het gezag van Christus, bidt hij liever, en, fchoon hij de voornaemfte der heiligen was, noemt hij den zwakften,dengeringften Christen, zijn*  Vrouwe Frances Shirky. 337 zijn' broeder. ■ Mogt gij hem, gelijk ge hem hier in hebt naergewandeld, ook zoo naervolgen in alle bijzonderheden, en hem gelijkvormig zijnde op aerde, ook met hem zijn in den hemel, Uwen ver pligt ften Ootmoedigen Dienaer^ TWEE-en-NEGENTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Ik vraeg verfchooning voor mijne agterlijkheid in het erkennen van uwen laetften. Waerlijk, ik had voorgenomen om mijne fehuld van dankbaerheid eerder te betalen, maer nu ben ik door zwakheid, dan weer door bezigheden, verhinderd geworden. Ik heb u gehoorzaemd, Mevrouw, ik zal nog niets uitgeven , maer met blijdfchap vernemen welke redenen gij hebt bijtebrengc-n, 1 deze zullen mijne gehoorzaemheid redelijk en oordeelkundig maken, daer dezelve nu blind en alleen eene pügtbetragting is. In de daed, Mevrouw, ik weet hoe ik u beklagen moet, wanneer gij genoodzaekt zijt om de toneelen van pragt en ijdel gewoel te doorwandelen. Zij zouden mij ten hoogden verdrietig zijn. Ik wenschte dat wij de eer van uw. verblijf Y ' te  338 Brieven aen de Hooggeboren te IVeston hadden. Het huis van onze heerlijkheid wordt bewoond door een' Heer, die fchoon ook een Kerkelijke, zeer tegen mijne gevoelens is ingenomen. De Arbour (*), gelijk gij weigeraden hebt, is geen vrugt van mijnen arbeid. Ik heb het Dichtff.uk niet gezien , maer wel een uittrekfel van het zelve, dat zeer fchilderend en bekoorlijk was: —er ontbreekt, naer mijn oordeel, eene bijzonderheid aen, welke ik hoop dat altijd het fieraed zal wezen, van alles wat deze pen immer fchrijft ' of deze tong fprcekt —- ik bedoel den naem, de genade, geregtigheid, en den dood van Jezus Christus, zonder deze, denk ik, dat iedere redevoering, eik opftel, gelijk is aen een' ring zonder juweel, of een lichaem zonder ziel. Ja, Mevrouw, ik wil gaerne bidden voor mijne geëerde Weldoenfter , en, indien ik immer vergete, om, in dezer voege, ruime dankbaerheid te betoonen, dat dan mijne rechtehand zich zeiven vergete — ja, ik heb het genoegen u te zeggen, dat een oneindig edeler voorfpraek voor u bidt: Hij, aen wiens voeten de Engelen aenbidden, is uw' Voorbidder. En, wat is het onderwerp zijner voorbiddinge — wij leeren het ■Joh. XIV: 16. Bekoorlijke tekst! —- On- fchatbaer voorregt! Mij dunkt ik behoor u (*) Lustprieel.  Vrouwe Frances Shirky. 330 11 niet te hinderen, of uwe aendagt aftetrekken, terwijle gij zulk eene dierbre Schriftuurplaets overdenkt. Geef mij derhalve de vrijheid om te vertrekken, alleen gun mij alvorens de eer om te betuigen dat ik ben Mevrouw! W e s t 0 n , Uwen verpligtflen den 12 den van Junij, en 1756. Gotmoedigen Dienaar. DRIE-EN-NEGENTIGSTE BRIEF. Mevr o u w! Ik hoop dat de ware reden waerom ik nagelaten heb u, met de post van voorleden zondag, te fchrijven, u reeds bekend zal zijn. Het was niet „ om dat ik u niets te zeggen had". — Ware ik genoodzaekt om aen vele andere perfonen van rang te fchrijven, ik zou zeker mijne gedachte en pen, door deze hindernis, belemmerd vinden; dan, — daer gij mij vergunt om over den Godsdienst uitteweiden, zal ik nimmer om een onderwerp verlegen zijn. — Ik heb een fonds van ftoffen, zoo verfcheiden . als de inhoud des Bijbels, zoo groot als de volmaektheden Gods, en gelijk aen de genade van onzen Heere Jezus Christus, volftrekt onuitputbaer! * y 2 Geene  340 Brieven aen de Hooggeboren Geene vrees, Mevrouw, weêrhoude u, of het voegzaem zou zijn, om de leerredenen van Dr. Crisp aen den Heere K te zenden. Ze zijn, dunkt mij, juist voor hem gefchikt, bijzonder indien hij eene overhellende neiging heeft tot een beangst geweten, over zijnen geestelijken ftaet. Ik ken geene verhandelingen, zoo uitnemend gefchikt om gegronde troost toe- tedienen. Ze zijn , onder den Godlijken invloed, een' van mijne eerfte raedgeveren en voornaemfte vertroosteren. Ze druppen dikwerf Manna en Balfem op mijne kwijnende gemoedsgefteidheid. De Heer Jezus Christus geve u te ondervinden de ziel verheugende, gewetensheelende en hartverlevende kragt van die • dierbare leer, welke de inhoud dezer préken uitmaekt. De Dottor heeft, gelijk gij te rcgt opmerkt, eenige uitdrukkingen welke eenige fteliige bevélen , ert duidelijke plaetfen der H. Schrift, fchij- nen tegen te fpreken ; maer even deze uitdrukkingen , getoetst' en verklaerd zijnde, zullen, over het algemeen, bevonden worden inteftemmcn met de waerheid, zoo als ze in Je■zus is. Zij zijn niet ftrijdig met het zuiver Evangelie, maer met onze opgevatte vóóroor- deelen en wettifche denkbeelden. Onze ooren waren niet gewoon aen de blijmaer van genade en zaligheid — oneindig rijke genade — volmaekt vrije verlosfing -:— daerom zijn ze voor ons gelijk eene vreemde tael. o! Dat wij gedurig  Vrouwe Frances Shirky. 34.1 gedurig hooren en vlijtiger lezen mogten, tot dat wij, gelijk de bekeerde Colosfers, de genade Gods in waerheid kennen! Ik hoop dat de Heer T een ernftig en nuttig leeraer zal bevonden worden. Hij fchijnt geen' weerzin, maer fmaek te hebben, in Christelijke bijéénkomsten ; zulke als ^ de Apostel noemt, goed, en bekwaem tot ftichdngWie weet of God , de'God van alle wijsheid, zijne gefprekken met u, niet tot een' zegen voor zijne ziele doet zijn! — Indien de diepfte eerbied voor uwen adelijken ftand en fchoone begaeftheden Invloed kunnen hebben, dan hebt gij zonderlinge voordeelen aen uwe zijde; —— maer gij hebt geleerd, Mevrouw, deze te bezitten , als niet bezittende. Gij ftelt geen vertrouwen op dezelven, maer alleen op Hem, die het licht der weereld is, die de zeven fterren in zijne regtehand heeft, en zijne dienaers bekwaem maekt tot de uitvoering van hunne gewigtige bediening. Kunt gij u niet herinneren , dat er eene van uwe kunne geweest is, vermaerd door een' der grootfte. Kerkelijke Gefchiedfehrijveren , daer zij zelfs den. welfprekenden Apollos onderwees; met veel innemendheid en een' grooten voorfpoed, hem, den weg Gods, befcheidener uitleide ? De gisfing van den Heer T — , aengaende mijne leerrede, is gegrond. Ik heb, zederd dat ik hier. Predikant geweest ben, van geene Y 3 aen-  342 Brieven aen de Hooggeboren aentékeningen gebruik gemaekt, zoo dat alle mijne openbare leerreden en in de lucht verdwenen zijn, ten zij Gods geest eenige fporen van dezelve in de harten der hoorderen heeft nagela, ten, en, fchoon ik veele leerredenen heb welke gefchreven zijn, voor dat ik met het gebruik van aentékeningen ben uitgefcheiden, zijn ze alle bij verkorting gefchreven, en dus voor niemand dan den Schrijver verftaenbaer. ■ Gij zult, Mevrouw, uit het voorgaende, gereedelijk kunnen opmaken dat uw brief, op dingsdag gedagtékend, behoorlijk ter hand gekomen is, gelijk dezelve dankbaer erkend wordt, door Mevrouw! Uwen verpligtften, Gehoorzaemften en Ootmoedigften Dienaer. ^S£S8SSSSS8SSS8S<9SSSSSSSSSS8S{S,# VIER-EN-NEGENTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Tk paer met u in dankzegging, aen den God van JL ons leven en van onze gezondheid, daer gij van uwe laetfte ongefteldheid bevrijd zijt. Mogt de hand die u weder opgeregt heeft, de bloem, de kragten , van uw lichaemsgeftel bewaren, ^en uw bekwaem maken, om elke vernieuwde kragt, — elk overblijvend oogenblik, te wijden aen  Vrouwe Frances Shirky. 34.3 aen Hem, die gejlorven is om uwe zonden, en opgewekt tot uwe regtvaerdigmaking ! Mag ik vragen, Mevrouw, welke Schrijvers de Heer K voornamenlijk gelezen heeft, en welke zijne geliefdkoosde boeken zijn ? Hij fchijnt eenigzins in den trant van de Hutchefomanen te fchrijven. -— Het verwonderdt mij niet dat vele menfehen zich aenkanten tegen de denkwijs van Dr. Crisp, en zulke Godsgeleerden, welke den verhoogden Zaligmaker, die aen de regtehand Gods zit, verheerlijken, maer verachting uitftorten op gevallen fchepfelen , die ieerhen hutten bewonen: -- die den goddelijken Verlosfer voorftellen als de middagzon, en het ganfche geflacht van Adam als glimwormen in den nagt. — Er is een tijd geweest, dat ik mij, van ganfeher harte, met het tegenovergeftelde gcvoelen.zou hebben kunnen vereenigen: 1— want toen zogt ik mijne eigen geregtigheid op te regten. Ik wilde gaerne iets zijn — iets doen — om ha eeuwig leven te beërven, en kon 'er niet toekomen om mij geheel aen Gods geregtigheid te onderwerpen ,■ maer herhaelde zwakheden, zonden en kwellingen, zijn, onder de medewerking van Gods Geest, hetrni.kiel geweest, om mij van dien waen te genezen. — Thands is het de dagelijkiche begeerte mijner ziele, om meer en meer te zien de geringheid , de ongenoegzaemheid en flegtheid, van alles wat het mijne kan genoemd worden, en mij te verlustigen in den onnaerfpeurlijken rijkdom , te zegevieren in de Y 4 voor-  344- Brieven aen de Hooggeboren ■ voortreffelijke volmaektheden van Christus Tezus, mijnen Heer. — £n, ik verzeker u, Mevrouw, dac ik, wanneer ik van dit pad dwael, mijne voeten floot aen de fchemerende bergen ■ — dan verwar ik mij in ftruiken en doornen — ik verhes mijnen vrede , mijne kalmce , mijne hoop. — Die zoo zijnde, gelijk hec waerlijk is, zulc gij mij wel willen coeftemmen, dac ik, onaengezien alle ftrijdige verzoekingen, reden heb, om mij, onaffcheidbaer, aen dezen weg vasttehouden. Ik vraeg verfchooning dat ik zoo veel van het eigen, dat verachtelijk afgodisch eigen, lpeek. Velen, ben ik verzekerd, zouden op het zelve nederzien, als onvoorfchoonbare zotternij en ijdelheid. — Maer, ik fchrijf aen eene Vnendinne, wier opregtheid van hart evennaert aen de waerdigheid van haren ftaet, die mij de vrijheid wil verleenen, om van de ongedwongenheid eens medgezels gebruik te maken, —zelfs dan, wanneer ik mijne reeden wend tot mijne meerdere, mijne Weldoenfter, mijne mecene. De Heer T — t herinnert mij het vreemd, fchoon oordeelkundig, antwoord, datDr. Chenev (die zoo onregtzinnig in de Geneeskunde als Dr. Crisp m de Godgeleerdheid gerekend werd) gaf, aen iemand die hem over de berftelling zijner gezondheid raedplcegde : „ Mijn Heer, „ uwe kwael is niet erg genoeg voor mij". — Nie-  Vrouwe Frances Shirky. 34 ? Niemand dan die eene zware ongefteldheid had, wilde zich aen de harde voorfchriften van Dr. Ckeney onderwerpen — en geene dan de vermoeids en zware belastten zullen toe Christus komen, of fmaek in de leerftellingen van een' Crisp hebben. Gij doet mij lachen, wanneer gij mij in den Bisfchoppelijken ftoel plaetst. — Neen, Mevrouw , dit zal mijn' ftand niet zijn, gelijk ik verzekerd ben, dat het ook mijne begeerte niet is; — maer, als het u behaegd, ik zal doen gelijk uw' oppasfer (* ), die u bij de hand leid. Ik zal trachten denzelfden dienst voor u waertenemen, als Philippus deedt voor die Grieken, welke zeiden , Mijn Heer, wij wilden Jezus zien. Zij waren te Jeruzalem, op een groot feest gekomen , maer alle de onthalen en vermakelijkheden van den tijd, waren hun.fmakeloos, vergeleken bij de verkeering met Christus. ■— Wijze en voorbeeldige vreemdelingen! - Mogt mijne geëerde briefgenoote, ulieden in dezen naervolgen,niets dierbaer — niets groot — niets begeerlijker achten, vergeleken met het zien van Jezus en zijne heerlijkheid — Jezus en zijne geregtigheid—Jezus en zijne hemelfche woningen ! — en — o ! dat zij dit alles als haer eigendom mogt befchouwen! De (*) \_Gentleman-Usher. Een oppasfer , die eene Mevrouw van aenzien, bij de hand, de koets in en uit leidt, J Y 5 ,  3 4 6 Brieven aen de Hooggeboren De Heer R zal te Northampton eene groote Kerk hebben om in te preken, en een' grooten kring voor zijne werkzaemheid. — Mogt zijn ijver, zijn voorfpoed, grooter dan beiden zijn ! — Ik heb niets geboord van de'aerdbéving, waer van gij melding maekt. 't Is, in de daed, vreeslijk, wanneer de grondvesten der aerde ichudden — hare oppervlakten rooken van het bloed der verflagenen ! — Mogten deze gebeurtenisfen , en alle de kentekenen die het ongenoegen van den Allerhoogften aenduiden, ons leeren de groote verzoening op prijs ftellen — ons aenfporen orn onzen toevlugt te nemen naer het onichendbaer Heiligdom, Jezus Christus ! — Mevrouw! W e s t o n , Uwen Gehoorzaemften, den i$den van November. en zeer Ootmoedigen Dienaer VIJF-EN-NEGENTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Wilt gij mij, vooreenmael, de vrijheid vergunnen, om mij in eene verbeelding toetegeven, dat ik uwe gedachten beluistere — uwe gefprekken met uzelven hoore? — „ twee „ brieven gezonden — geen van beiden beant- „ woord!  Vrouwe Frances Shirky. 34.7 woord! — zijn dit zijne betuigingen van dank" baerheid ! - evenwel, ik kan hem verfchoonen, " en zijn gedrag liever aen alles, behalven een '* verkeerd beginfel toefchrijven" ! Kunt gij het mij vergeven , Mevrouw ? — dit is meer dan ik mij zeiven zou kunnen doen, indien ik geene gegronde reden had voor mijne laetfte ftilzwijgendheid. — Meenig een zou zich fchamen, om die reden met zulke ronde woorden te zeggen: ik ben gearresteerd geweest, heb verfcheiden dagen in befloten hechtenisf' gezeten, en kon niemand vinden, die willig en bekwaem was, om borg voor mij te blijven* —- Nu, Mevrouw, is het om uwen Christelijken moed te doen! Durft gij uwe achting wagen, door u met eenen gevangenen te bemoeijen ? — Kan eene vrouw van aenzien zich vernederen, om met zulk een verachtlijk fchepfe! briefwisfe- ling te houden? „Ja, is uw antwoord. „ Ik hoop dat ik het mij altoos tot eene eer zal „ rekenen, om mijnen goddelijken Meester te „ erkennen, zelfs in de minste van zijn volk. „ Ik hoop dat ik mij zijne dienaren nimmer zal fchamen, fchoon zij in banden, in gevange- „ nis, in den dood waren. Hij was hoger „ dan alle Hemelen, en had een naem, die boven „ alle namen is. Hoe gewillig, echter, hoe ,, liefderijk gaf hij zich voor mij over, om onder „ de boosdoeners geteld, en, als een' eerloozen, „ ten fchouwfpell', aen het vervloekte kruishout „ genageld te worden! Voorzeker zal ik „ dan mijn karakter, mijn aenzien, mijn ver- „ mo-  34-8 Brieven aen de Hooggeboren j, mogen alleen vvaerdéren naer de eer die' zij 3, aen zijnen naem toebrengen, en voorzoo „ ver zij aen de bevordering zijner zake dienstbaer zijn". >—- Om u dan niet langer optehouden, Mevrouw, ik ben waerlijk een' gevangen man, en, in zekeren zinn', de gevangene van Jezus Christus. Hec bevel dat tegen mij is uitgegaen, is zijn heilige en vrije wil. De daed die ten mijnen laste legt, is mijn zondigen aert, en het niet welbefteden van mijne vermogens , •— de bediende die mij gezec heefc, is ziekce, en de plaets waer ik gevangen ben, is mijn kamer. — Deze voordragt van mijne omftandigbeid, vertrouw ik, zal u genegen maken, om mijne agterlijkheid in hec erkennen van uwe laetfte brieven te verfchoonen; en uw medelijden aenfporen om een gebed voor mij troonwaerds te zenden , op dat ik bekwaem mag worden, om de hand die mij flaet Ce zegenen — de roede ce kusfen. Ik dank den Geneesheer, die mij de middelen ter hcrftelling', fchoon walglijk en kostbaer, voorfchrijft. Ik dank den Heelmeester, die mij de ader doorfte. ken , en een gedeelte van mijn Jevenvoedend bloed heeft weggenomen, om dat ik verzekerd ben, dat zij mijnen welftand bedoelen. ls er dan niet oneindig grooter reden, om de onfeilbare en teedere voorzienigheid van mijnen God te danken, die nimmer willekeurig, maer genadig verdrukt, of de kinderen der menfehen bedroeft, dan tot hun geestelijk en eeuwig heil! Ik  Vróuwe Frances Shirky. 349 Ik ben u zeer verpligt, Mevrouw, dat gij mij de aenmerkingen die op mijn werkje gemaekt zijn, onbewimpeld hebt medegedeeld. Ik ben zelve zeer in twijffel geweest over de juistheid van „ Hannibals orakel vonnis". Ik was voornemens geweest die aenmerking doortehalen, of die alleen als de gedachten van een' voornaem' uitlegger optegeven, maer niet om 'er eenig gewigt, hoe genaemd, aentehangen. Ik heb de plaets, bij toeval, in de leerredenen van den Heer Ridley aengetroffen, en op zijn gezag overgenomen. Mag ik vragen of de aenmerking de vertaling, dan wel de zaek zelve, betreft? lk vrees dat ik, met opzigte toe de verwisfeling van gedachten, ingevoerd in die fluitreden: gezegend zij, enz., den zin der H. Schrift kwalijk heb opgevat, — van de eenvoudigfte en natuurlijke verklaring der woorden afgegaen ben — en de leer welke God op het hoogst verheerlijkt, en de gewigtigfte waerfchouwing voor den mensch' opgeleverd, voorbijgezien heb. Ik zou gaerne van dien ver- nuftigen Criticus (want dat is hij — en waerlijk doorzigtig) weten, welke die fchoone gedachte is, die ik zoo ongelukkig gemist heb. — Ik heb reeds bij mijzelven bepaeld, welk eenen anderen zin ik aen de hand zou geven, en ben verlangend om te weten, of die met den zijnen overeenkomt. Ik verzeker u, Mevrouw, dat ik liever zie dat mijne feilen verbeterd worden, dan mijnen lof  3 jo Brieven aen de Hooggeboren lof te hooren uitgalmen; — en zal, niet alleen zonder weerzin, maer met ongeveinsde blijdfchap, mijn gevoelen herroepen, 'en mijne misflagen bekennen, waer de minste jota of tittel der Goddelijke waerheid, door mijne pen benadeeld is. — Wees zoo goed om mij zulke aenmerkingen , wanneer die in de verkeering te pas komen, medecedeelen. Hebt gij, Mevrouw, eene dienstmaegd noodig? - of weet gij eene goedaertige, vriendelijke en god>dienftige Mevrouw, die er eene noodig heeft? er is in mijn Kerfpel een jong vrouwmensen, die ik geloof dat, in alle opzig. ten , een waerdig voorwerp zijn zou. Zij is zeer zinnelijk, heeft een fatfoenlijk voorkomen, goed humeur en eerlijken imborst; zij heeft verftand , is'zeer bekwaem met de naelde, en kan goed met de wa?ch omgaen. Zij heeft, eenige jaren, buiten dienst zijnde, in ons huisgezin gewoond , liever dan zonder iets te zijn. Zij is ruim een jaer bij ons gebleven, maer was een' beter1 dienst waerdig, die zij ook werkelijk gekregen , en waer in zij verfcheiden jaren gewoond heeft, maer is nu wederom zonder. Ik denk waerlijk dat zij, om 't even waer, groot genoegen zou geven, anders zou ik ook niet ondernemen om haer, in dezer voege, u aen te prijzen. Ik durf voor mij zeiven uwe vraeg niet beflisfen, in hoe verre mijn waerdige vriend Whitefield, in  Vrouwe Frances Shirky. 35? t in gemoede, kan gerekend worden , vrijheid te hebben om zijn voornemen te volbrengen; — maer ben, in de daed', een vreemdeling in de [ Engelfche] Kerkelijke wetten. Ik denk dat niemand, in een land van vrijheid en verdraegzaemheid, hem, in zijn voornemen, kan hinderen of benadeelen. Indien hij de voordeelen, aen zijne plaets verknogt, wil blijven genieten, moet hij zich aen de wetten van zijne orde gedragen — maer gelijk gij weet — dit eischt — dit begeert hij niet. Indien hij zijn voornemen uitvoert , zal men hem een' Separatist, [een die zich van de Hoofdkerk affcheidt] of een' Dwépcr noemen. Dit doet men reeds, en ik verbeel mij, dat dit alles is wat zij doen hunnen , wanneer hij zijn Plan werkftelllg maekt (*_). Misfchien zegtge : waerlijk een vrij langen brief van een' ziek' mann'! indien ziekte hem zoo lang van adem maekt, dan wensch ik voor mijn, zoo C*) [Denkelijk wordt hier gezien op de reizen van den Heer Whitefield, door groot Brittannien, Ierland en Noord Amerika , om hec Evangelie te prediken. — Hij, die dezen Man naerder wil leeren kennen, leze de aentekening onder hec nuttig en, in alle opzigten, aenprijzingwaerdigwerk, van den Wel Eerw. Fleer Newton, getijteld: De grondlegging der Christen Kerk bladz. 400. Dit werk, fceflaende 47a bladz., in 8vo, is onlangs vertaeld, sn uitgegen bij Martinus de Bruin, te Amfterdam.]  3 J i Brieven aen de Hooggeboren zoo wel als zijn eigen gemak, dat hij fpoedig mag herftellen, en nier. rasch weer inftorten: — en , de geduurige wensch van mijn hart zal 'deze zijn: dac de ftem der vreugde en gezond, heid hier beneden in uwe woning moge klinken, toe gij in de vreugde en heerlijkheid uwes Hee. ren, in de woningen hier boven , ingaec. En —fchoon ik, wac mij becrefc, geen hoop op het eerfte heb, — moge een deel van het laetfte de erve zijn van Mevrouw! Weston, Uwen verpligt ften den 2 5 ften van No vember. en Gehoorzamen Dienaer. ZES-EN-NEGENTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Schrijf het toch aen geene ongevoeligheid of onverfchilligheid, maer liever aen veelvuldige bezigheden, toe, dac ik niec eerder mijne erkencenis becuigd heb, voor de eer van uwen laeeften brief; — ik-ben zoodanig in bezigheden gewikkeld geweesc, dac ik maer even gedaen gekregen heb, niettegenftaende ik de vrijheid genomen heb, om mij op uwe infchikkelijkheid te Verlaten, en de betaling van mijne verfchul-. digde dankbaerheid uitteftellen. Gij  Vrouwe Frances Shirky. 353 Gij geeft dan Theron en Aspafio ter leen', Mevrouw. Zoo fchaemt gij u dan zulk eene ouderwetfche beleefdheid niat! Zoo maekt gij ze zelfs reizende Predikers: — ja, dat meêr is, gij befchermt hunne boodfchap, en ftaet hunne leer voor. Mogt het den God aller genade ook behagen , hen te befchermert, en hunne boodfchap met zijnen Goddelijken geest te verzeilen : — dan zal het u , althans in den ftaet der volmaektheid, niet tot fchande ftrekken,dat gij ze met uwen naem vereerd hebt; — noch uwe eenige droefheid baren, zeker niet in de ure des doods, dat gij aen hunne bedoeling bevorderlijk geweest zijt. Belooft gij, Mevrouw, dat gij mij niet van vleierij verdenken zult, dat gij de eer aen den God der genade zult toekennen, wanneer ik zeg, dat Mevrouw F — s S — y, in gemoedelijke gevallen, beter weet te oordeelen, en juister denkbeelden van de Godsgeleerdheid heeft, dan zijne Lordfchap. — Ik durf de woorden niet geheel uitfchrijven, en naeuwlijks de voorfte en laetfte letters zetten. Waerlijk, met betrekking' tot het geen er ftaet, bladz. 70. II. Deel (.*) moet ik mij op hooger regtbank beroepen: en , ik weet dat het u niet bel- (*) [Indien de Schrijver hier op zijn' Theron en Aspafio hec oog heeft, gelijk waerfchijnlijk is, dan moet de aenhaling bladz. 70. van den Engellchen druk verftaen worden.] Z  3^4- Briefen aen de Hooggeboren belgen zal, wanneer ik de vrijheid neem om u te wijzen naer een fchoon gebed, op deze gelegenheid toepasfelijk, en van een Oneindig geWigt, Phil. I: 9, io en li; Ik ben zeer ingenomen met uwe menschlievende en edelmoedige denkwijze, dat gij deze onnaeuwkeurigheid van oordeel, aen overhaesting of iets anders toefchrijft, eerder dan aen eene bedaerde overweging. Zoo dan , Mevrouw, indien niemand uit mijne werken iets nuttigs leeren mogt, zal ik uit uwe aenmerking, door dezelve veroorzaakt, edelmoedigheid leeren. ]k bid u wat meent de Generaal met dien eernaem, waer mede hij onzen waerdigen foldaet geiieft te onderfcheiden ( *J? HÈ verlang om te weten, of het gerugt, aengaendehet fchiclijk overlijden van den Generael, waerheid is. - Zulke ontroerende wegen der goddelijke Voorzienigheid roepen ons toe: daerom, zijt gij ook bereid! — o! dat wij op den Heer Jezus mogen zien, met vertrouwen in zijn bloed, en vernieuwing naer zijn beeld! ~— Dat dan vrij de laetfte vijand kome, wij hebben niets te vreezen: er is geene verdoemenis, voor de genen die in Christus Jezus zijn. , Ik C*) Zie van dezen foldaet in den LXXXI1I, Brief.  Vrouwe Frances Sbirïey, 355 Ik ben verwonderd over hec karakter dat de Heer T — van J — H — opgeeft (*). Ik dachc dat ik, door mijne kerkelijke medebroeders, in een zeer verachcelijk lichc befchouwd wierd. Ik zal God oocmoedig danken, indien hij mij beware, dac ik mijne heilige bediening niec ontëere; — maer, o! welk een geluk! welk eene verheven onderfcheiding, bekwaem gemaekt te worden , om de leer van God onzen Zaligmaker te verfierenl Mogt dit, Mevrouw, het voorregt van uw leven, van uwe verkeering zijn, dan zult gij geene reden hebben, om u over het gemis van eene Hertogelijke waerdigheid te beklagen.—■ De Heer T ■ is mij geheel vreemd; — ik heb hem nimmer gefproken, zelfs is hij mij in perfoon geheel onbekend, ik kan daerom niet anders aen uwe begeerte voldoen , dan mijne gebeden aen uwe wenfehen te paren: dat hij en alle Leeraers, Jezus Chrisrus mogen prediken en onderwijzen, de kosten doen, en ten koste gegeven worden, in het heilig dienstwerk, en dat hun arbeid overal welgevallig moge zijn, en met eenen overvloedigen voorfpoed agtervolgd worden ; — en, bid ik voor anderen, nimmer kunt gij, Mevrouw, vergeten worden van Uwen Gehoorzaemften en verpligtften, Ootmoedigen Dienaer (*) [De Schrijver bedoeld zich zeiven.] Zz ZEVEN-  ^$6 Brieven aen de Hooggeboren 'ZEVEN-en-NEGENTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Eens hebt gij mij hoop gegeven, dat gij mij, door uwe pen, de historie van den ongelukkiger) R zoudt mededeelen. Mag ik de vrijheid gebruiken u te herinneren, het geen ik geloof dat [uw geheugen, fchoon niet het mijne, ontflipt is. Ik ben zeer overkropt geweest met bezigheden van eenen aert die mij niet bevalt. Genoodzaekt om een huis te bouwen, fchoon ik zelve reeds waggel over het graf, dat huis der famenkomfte aller levenden. Mogten uwe gedachten, Mevrouw, gevestigd zijn, op dat huis, niet met handen gemaekt, maer eeuwig in de Hemelen. Daer is onze gezegende V'erlosfer heen gegaen, ingegaen als onzen Voorganger, en heeft, voor ons , bezit genomen van di. zalige woningen: — en, is dit niet eene fterké en verbindende beweegreden om aen dezelve te gedenken, daer in re verkeeren, en te wandelen als erfgenamen der heerlijkheid! Heb ik niet dikwerf uw geduld vermoeid, door de gedrochtelijke lengte van mijne brieven? mijne gedachten zullen nu in een open vak ftaen, bij  Vrouwe Frances Shirky. $57 bij wijs van boete voor de overtreding, begaen door Mevrouw! Uwen veelntldig beledigenden, maer niet geheel onverbeterlijken, Ootmoedigen Dienaer AGT-EN-NEGENTIGSTE BRIEF. Mevrouw! Het doet mij leed dat ik uwen laetften niet fpoediger beantwoord heb, om dat dezelve eene reederheid, eene bekommering, fcheen te ademen , die mij eene even onaengename aendoening verwekte. De oorzaek van mijn uitftel was eeneongefteldheid, die mij onder het lancet van den heelmeester, en de discipline van den geneesheer gebragt heeft. Mijne verzwakte fichaemskragten zijn nog niet herfteld; fchoon ik de Goddelijke Voorzienigheid dank, dac ik 1» ftaet geweest ben om voor mijne gemeend de gewoone avond-leerreden te doen. In de daed, Mevrouw, ik beklaeg uwe emftandigheid, ik ken de vijandfehap der weereld tegen alles wat godsdienst is en heilig heet;. mm' deze is de overwinning, die de vee-red overZ 3 •■wint,  3 J 8 Brieven aen de Hooggeboren wint , namenlijk ons geloof. Geloof — waer aen ? aen de twee voorregten die een gedeelte van onze openbare leerreden, op den voorleden dag des Heeren, geweest zijn: Christus isgeftorven voor onze zonden, i Kor. XV: 3. Dit is het getuigenis, dat God ons het eeuwige leven gegeven heeft , r Joh. V: 11. De geloovige, zich vertroostende met dit godlijk getuigenis, zegt: fchoon ik het doelwit van de vergiftige pijlen der tonge ben, echter, gezegend zij God, mijne zonden zijn weggenomen ; - - de Heer heeft alle mijne ongeregtigheden op Christus gelegd, en — er is geene verdoemenis voor mij: > fchoon de vijanden van den Godsdienst mijn deel op aerde, door het venijn hunner befpotting, poogen te vergiften, ik heb echter, dank der verlosfende genade, eene erffenis'm den Hemel, die onverderflijk, onbevlekt en onverwelklijk is. — Mogt mijne geëerde Mevrouw overvloedig drinken uit deze bronn' van geestelijke vertroosting, en verfrisfching erlangen in haren geestelijken ftrijd! Waerora maekt gij melding van eenig bij uw opkomend ongeduld ? — vvaerom eene zwakheid, eene onvolmaektheid, erkend? Dit mogt uwe achting bij anderen benadeelen , maer even dit doet mij uwe opregtheid hoog fchatten en beminnen. Ik ben echter bevreesd zulke geheimen aen mij zei ven toetebetrouwen, en zal de brief, gelijk ik, in gehoorzaembeid aen uwe ftelligeorders, met alle uwe anderen gedaen heb, ter-  Vrouwe Trances Shirky. 359 terffond aen de vlammen offeren. Och! Mevrouw, wie is er die niet meer of min onvind van dat geen waer over gij u beklaegt ? maer, welk is ons hulpmiddel ? Zullen wij ftaren op onze vlekken, het rog op onze wonden gevestigd houden ? — dit zal onzen angst vermeerde!en Laten v. ij liever ons gezigt wenden naer Hem, die gt Hij, in wien alle de fchatten van wijsheid en kennisfe verborgen zijn, zijne b.-lofren vervullen, en de blinden leiden in den weg dien zij niet geweten heboen. Heb dubblen dank Mevrouw, voor uwe zoo vriendelijke beitraffi ig van den Doctor. Ik huop dat ze hem goed zal gedaan hebben. Zijt verzekerd dat het mij geen gering genoegen verfchafce , die te vernemen. Ik hoop dat God Lord D th flandvastig en onbeweeglijk maken , en bekwamen zal om toetenemen ii het geloof, altijd overvloedig zijnde in  Vrouwe Frances Shirky. 36 j in het -werk des Heeren. Mogten uwe edelmoedige poogingen, om dien waerdigen man R — van nut 'te zijn, wel gelukken! Dat onfeilbre wijsheid uw hart beftiere, en uwe hand geleide, in het ander geval waer van gij melding maekt! De Heer — is mij, kan ik zeggen, geheel onbekend: ik heb hem , in de daed', een» of tweemael te Londen gezien, maer heb zederd niets van hem vernomen, en zou hem, offchoon ik hem ontmoeten mogt niet kennen. Hij icheen, naer 'tmij voorrtaet, duister voor zich zeiven te zijn, en geen inzien in den rijkdom der genade van'het Evangelie te hebben. Mag ik u vragen, met welk eene zonde den Heer beticht wordt, dan zal ik u mijne gedachten mededecien, die ik dikwerf gemeend heb de bedoeling te zijn , van de plaets die gij aenhaelt: Daer is eenezonde tot den dood: voor dezelve [zonde] zeg ik niet dat hij zal bidden. Vraeg mij nimmer, Mevrou *, of gij Theron en Aspafio aen anderen geven zult. Ik zal zeker antwoorden, gelijk de twee dogters van den bloedzuiger', Spreuken XXX: 15. Of, gelijk de wijze man: Zaeü uw zatd in den morgenftond, en trekt uwe hand des avonds niet af, want gij weet niet wat regt wezen zal, of dit, of dat. Ik zie den Heer R zeldzaem ; hij beeft zoo vele bezigheden, en zijn buurman gaet zelden uic. — Ik wensch dat de ongelukkige Jongeling in Newgate (*), een (f) Eene gevangenis te London,  366 Brieven aen de Hooggeboren een tweede Onefimus mag zijn. Dat hij er Gods goedheid in moge ericennnen, dat hij in uwe gunste deelt — maer, oneindig meer hier in, dat God zijnen Zoon gegeven heeft, om de zonde der weereld te verzoenen. Mogt deze alles overkümmende goedheid meer in onze harten geöpenbaerd worden! — ons met vreugde vervullen, ons aenfporen tot gehoorzaemheid, en lieflijk leiden tot eene evangeliefche bekeering ! Vergun mij , te midden dezer opregte heilwenfchen, te zijn W e s t o n, den i$den van Januari], 1787. Uwen altoos Gehoorzamen Dienaar HONDERD-EN-EERSTE BRIEF. Mevrouw! Waerlijk, ik weet niet wat ik zeggen zal, ten opzigte van uw bevel, om u andermael mijne gedachten medetedeelen. Het geval 't welk gij voorgefteld hebt is reeds in ftaet om iemand te doen beven. Heer! wat is de mensch, indien uw Geest van hem wijkt! o! Begeef ons niet, verlaet ons niet, maer verlos ons van alle booze werken , en bewaer ons voor uw hemelsch Koningrijk! De  Vrouwe Frances Shirley. 3°Y De Apostel, die, in teederheid en goe 'hartigheid , voor de tegenwoordige Christenen niet behoefde te wijken, zegt: indien iemand, een broeder genaemd zijnde, die eene openlijke belijdenis van het Christendom gedaen heeft, een hoereerder is, of gierigaert, of afgodendienaer, of lasteraer, of dronkaert,, of rover , met eenen zoodanigen zult gij niet eten, hebt geene gemeenfchap met hem . zeg hem uwe kennis op, opdat hij tot een bef fvan zijne fehuld moge gebragt worden, en tot God wederkeeren, door het Geloof in Jezus Christus. Indien gij, Mevrouw, eenig- zins acht op zijn' brief gelieft te flaen, komt het mij niet ongepast voor, om. eenige melding van het affchuwelijk geval te maken , en hem te vragen, of hij immer het oog geflagen heeft, op eene fchrifruurplaecs als i Kor. V: ri. Dan hoop ik zal de Goddelijke wijsheid uwe handelwijs beftieren, en genade zijne afwijkingen genezen. Weet gij, Mevrouw, of de Heer • gemeenfchap had met toen deze gruwel te berde kwam? Oeffent hij nog gemeen¬ fchap met hem, en wordt hij nog door hem erkend? Dir geval brengt mij die gewigtige en. aengename plaets te binnen, lit. 11: ir 14, welke ons het evangeliefch, het eenig kragtdadig middel aenwijst, om rein van hart, en van de heerfchappij der zonde verlost te worden. Mogt deze genade, Mevrouw, zich meer en meer aen u openbaren, verlchijnen met al der-  368 Brieven aen de Hooggeboren derzeiver hemelfehen Juister, en als uw eigen erfdeel! Het boek, waer van gij meldt, zou maer een klein ftukje uitmaken, en ik begin te denken, dat het op niets zal uitloopen, het is min in eenen ernftigen, meer in eenen fchertfenden itijl, gefchreeven, het welk niet zeer beftaenbaer fchijnt met mijne bediening', of gefchikt om mijnen Goddelijken Meester te verheerlijken. Ik geloof, derhalve, dat het, gelijk de fneeuw, die, terwijl ik het fchreef, onze huizen bedek, te, zalfmelten, verdwijnen, als of het nimmer geweest ware. Wanneer gij gelegenheid hebt om mij vrije omflagen te bezorgen, Mevrouw, gelieft dan te denken, en dan ben ik verzekerd, dat gij niet behoefc verzogt te worden, om te verpligten, Mevrouw! W e s t o n, Uwen Gehoorzaemften, den Zfften van Januari], Ootmoedigen Dienaer 1757- li ON-  Vrouwe Frances Shirley. 360 HONDERD - EN -TWEEDE BRIEF. Mevrouw! Voor veertig vrije omflagen hoe vele dankzeggingen ben ik daar voor verfchuldigd ?— die te meer welkom zijn, daer zij mij een blijk van uwe vriendelijke genegenheid toon en, en niet ter hand komen na lang wagten, of op herhael verzoek, maer op de eerfte kennisgeving van mijnen nooddruft. Dit is , in de daed', verpligtend ! Dit is u gelijk — eene mildadigheid zoo verheven en uitftékend als uwe aen* zienlijke geboorte. Zeg ik dit als een Compliment, of om mijne geëerde Mevrouw te vleijen? — ver van daer — ik meld dit om ons opteleiden tot een klarer gezigt, of liever een beter befef van de goddelijke goedertierenheid. Rekent gij het laegheid, Mevrouw, om onedelmoedige of kleinhartige dingen te doen; maer deelt gij uwe gunsten uit, op zulke eene beleefde en edele wijs als aen uwen verheven ftand voegt: — hoe veel zekerder zal onze God, overeenkomstig zijne oneindig heerlijke en beminnenswaerdige volmaektheden handelen, daer zijn groot raedsbelluit hier in beftaet, dat Hij alles doet ter uitbreiding' en verheerlijking' van zijne genade. Hoe rijk moeten dan zijne giften zijn! - oneindig verheven boven Aa alle  3 "o Brieven aen de Hooggeboren alle voorbeelden, boven alle woorden of gedachten ! Wanneer hij Christus, eene gift dierbarer dan alle weerelden, — wanneer Hij eeuwig leven en hemeifche gelukzaligheid — wanneer Hij zijnen gezegenden Geest en alle geestelijke zege- -]n brief fluit met den naem' van Jezus Christus. — Mogten. wij alle meer en meêr kennen van dien regtvaerdigen! — Alle dingen fchade te achten, om de uitnemendheid der kennisfe van Christus Jezus mijnen Heer, zal dan geen godsvruchtig uit. terfle fchijnen , maer gepast voorkomen, en een regtmatigst befluit zijn. Hij is hooger dan dé Hemelen, doorluchtiger dan de Engelen. —— Hij is hec ware affchijnfel van 's Vaders heerlijkheid, en in Hem woont alle de volheid der Godheid, Te regt mogt Hij dan zeggen: bij wien zult gij mij vergelijken, of wat gelijkenis zult gij mij toe- pafen? Goud, voorzeker, moetveracht- lijk ftof zijn, vergeleken mee zijnen onnaerfpeurlijken rijkdom; — en de geregtigheid van den mensch, vergeleken met zijne volmaekte gehoorzaemheid en verdienstelijk lijden, niet beter dan een wegwerpelijk kleed. Ik denk dat ik nooit reden zal hebben van mij te beklagen, dat ik den Heer Jenks heb aengeprezen. Hij is een van die fchrijveren, welke, hoe  380 Brieven aen de Hooggeboren hoe zeer zij, op het eerfte gezigt, niet zoo innemend zijn, echter meer en meer behagen, en nuttig worden, naer mate wij meer met hun omgaen en bekend worden. Uwe aenmerking, omtrent de gefchriften van de Heeren Adam en Hervey, zijn, naer mijn oordeel, zëer juist; — de mijne zijn niet gefchikt voor gemeene lieden, — ik geefze hun no'üt, en raed hen zelfs af, om 'er zich van te voorzien. Ach! dat zij, verzeld van Gods gezegenden geest, van eenig nut voor de befchaefde weereld zijn mogten! — Dat zij van zijne genade getuigde. en den goddelijken Vei losfer verhefte, 't weik ik overtuigd oen de zekerfte weg te zijn tot vernieuwing van het hart, en heiligheid in den wandel. Voor u te bidden , Mevrouw, dit kan ik nimmer vergeten, zoo lang er eene vonk van dankbaerheid in mijn hart is; - en ik fmeek u, u fteeds te herinneren, dat gij eene betere voorfpraek hebt, dan tien duizend van de grootfte heiligen op aerde, Hem, die altoos leeft om voor u te bidden; — die gezeten is aen de regtehand der majefteit Gods in de hoogte, wiens voeten alle dingen onderworpen zijn. Gezegend zij zijn heiligen naem! Hij was onze offerande aen het kruis. Hij is onze voorfpraek in den hemel; — en , Hij zal ons deel zijn in eeuheid. — Vergun mij, Mevrouw, dat ik betuige te zijn Uwen verpligtften en Gehoorzamen Dienaer HON-  Vrouwe Frances Shirley. 381 HONDERD-EN-ZEVENDE BRIEF. In de daed , Mevrouw, mij dacht dat het zeer lang geleden was , zedcrd ik het vermaek gehad heb van u te hooren, en ik had heden ochtend voorgenomen naer uwen welftand te vernemen. Gedankt zij God, dat uwe ftilzwijsendheid niet toetefchrijven is aen ziekte, dat noch pijn of ongelteidheid de hand op uwe pen gelegd heeft. Ontvang mijne dankzegging, voor uwe onvermoeide edelmoedigheid , aendenongelukkigen r bewezen. In de daed, ik geloof, dat hij beantwoorden zal aen het karakter, welke uwe openhartigheid van hem geeft, en ik hoop, dat uwe liefderijke poogingen, ten zijnen nutte, niet te vergeefsch zullen zijn. Met betrekking tot uw zeiven, ben ik verzekerd, van neen: want Hij, die de waerheid en goedertienheid zeiveis, heeft gezegd : Hij, die een van deze kleinen tenen beker [water] g«e/f, hij zal zijnen loon geenzins verliezen. Mogt de liefde van dien weldadiger, Verlosfer altijd uw hart verwarmen, en uwe hand, tong en pen, vaerdig maken tot alle goede woorden en werken! Gij geeft mij eene moeijelijke taek, Mee w, wanneer gij mij beveelt om u te melder J mi  3S2 Brieven aen.de Hooggeboren het .geval van den ongelukkigcn behoort gedaen te worden, ik moet betuigen, dat ik op die vraeg mij zeiven niet naer genoegen kan voldoen, hoe kan ik mij dan verbeelden, die naer uw genoegen te zullen beantwoorden. Wilt gij mij vergunnen om een klein werkje, dat eerlang , bij wijs van Leerredenen , ftaet uitgegeven te worden , u aentebieden; het zal, door mijn' boekverkooper, gezonden worden aen Lady A F '5, met een opicbrift aen u. Mag ik 2 Brieven aen de Hooggeboren den dezer opregte en vurige vvenfehen, neem ik de vrijheid te betuigen dac ik ben , Mevrouw! W e s t o n , Uwen verpligtften den 1.7den van December, Ootmoedigen Dienaer * 7 5 7- HONDERD-EN-TWAELFDE BRIEF. "jpyiizend dankzeggingen aen mijne geëerde jlJ Mevrouw', voor haer zoo kostbaer als verpligtend gefchenk, van de boeken , vrije om- flagen en verfnaperingen. Ik ben verlegen hoe ik mijne dankbaerheid zal betuigen , ten zij het ware door u toetewenfehen dac geen, 'c welk hec onderwerp van mijne korce uitweiding, gister avond, aen mijn huisgezin geweest is, over de woorden: Ik zal u geven de gewisfe weldadigheden Davids. Mogten deze, Mevrouw, de groote en heerlijke nieuwjaersgiftcn van Jehovah zijn, aen hun , aen mijn volk, en overvloediger aen u! Ik heb de Brieven van Mejufvrouw Le Fevre nog niet gelezen , alleen maer ingezien, want ik ben in de daed zeer ziek geweest, zederd ik de eer gehad heb aen u te fchrijven — zoo dac het algemeen gerucht was: „ De Heer Hervey » is  Vrouwe Frances Shirky. 393 „ is overleden". Deze brief is de eerfte dien ik, zederd dezen geweldigen aenval, onderneem te fchrijven. Wees zoo goed, Mevrouw, van mijne dankbaerfte erkentenis aen den edelmoedigen Lord j) th te doen toekomen, tevens met mijne vurigftc wenfehen, dat hij moge fchijnéi als een licht, in het midden van een krom en verdraeid ge- jlachte. Schijnen voor Gods aengezigte, in de onbevlekte en eeuwige geregtigheid van Christus — fchijnen voor de menfehen, in alle de fchoonheden van evangeliefche heiligheid. Wanneer gij melding maekt van de bereidvaerdigheid , waer mede de perfoon, ' die het opzigt over uwe huishouding heeft, mij verlangt te dienen, moet ik zeggen, van waer komt mij dit ? Ongetwijffeld, om dat Lady Frances mij verwaerdigt met eenig acht op mij te flaen.— En, zullen niet veel meer Engelen en Aerdsëngelen gereed flaen om ons te dienen? — Ja — zal de Koning [der eeuwen], de onver derflijke, de onzienelijke, niet veel meer gewillig zijn om ons te zegenen, daer de goddelijke Jezus ons geëigend , ons lief gehad heeft, en voor ons geftorven is! Voor uwe laetfte , zoo wel als voor vele voorgaende , gunstbewijzen , zoo vriendelijk Bb 5 als  3 en» durf er voor in ftaen, dat de verpligting, door hem, zoo gereedelijk zou erkend geworden zijn, als nu en altoos, door, Mevrouw! Uwen Gehoorzaemften en Ootmoedigen Dienaer den izden van Maert', 175». II ON-  Vrouwe Frances Shirley. 401 HONDERD-EN-ZESTIENDE BRIEF. Mevrouw! Vergun mij om u geluk te wenfchen, met de veelvuldige gelegenheden welke gij hebt, om aen uwe arme mcdemenfchen wel te doen; — maer meer, dat gij een hart hebt om van die kostelijke gelegenheden gebruik te maken, en te gelijk een befef van derzelver ongenoegfaemheid, in de groote zaek' der Regtvaerdigmaking voor God. Gij weet, dat gij niet door verganglijke dingen, zilver of goud, verlost zijt; maer door-iets dat-grooter is dan de aerde, hooger dan de hemelen, heerlijker dan de Engelen des lichts — grooter dan de geheeie Schepping, — het oneindig dierbaer bloed van Christus. Gij hebt eene billijke aenfpraek op mijne dankbaerheid, zoo wel als op die van den onge- lukkigen R , voor elke pooging die gij, ten zijnen behoeve , werkftellig gemaekt hebt. Gelijk de dampen uit den Oceaen opgeheven, in vruchtbre regenvlagen op de aerdé nederdalen, zoo, vertrouw ik, zullen alle uwe weldaden , aen mij en anderen bewezen, op uw hart, uwen wandel, en alle uwe wegen, in zegeningen, wederkeeren. Cc Het  4-02 Brieven aen de Hooggeboren Hec klein ftukje, in de Brütish Chronicle (*) geplaetsc, is zonder mijne voorkennisf' daer in geplaetsc. Hec was, op verzoek van Dr. S . door mij faemgefteld , en door hem eer perfe gegeven; — maer daer hec waerfchijnlijk geen' verderen opgang maken zal is de befchaving van weinig belang. Men vertelc, ten platcen lande, dac de Prins van Wallis zeer godvreezend en voorbeeldig is, in her bijwonen van den openbaren Godsdienst, en mee bedwelmd is geworden door den zwijmel wijn van h >offcben wellusc'. Mag ik u vragen , of gij zulks mede van Dr. Hales verleemt , en door zulk een geloofwaerdig getuigenis bevestigen kunt. Uwe vriendelijke erkentenis aen Dr. S ■ zal hem in een loterij briefje geworden , en uwe meenigvi^dige gunstbewijzen aen zijnen vriend, zullen met dankbaerheid erkend worden zoo lang hij is James Hervey. W e s t o n , den 6den van Mey, 1758. (*) [èen Tijdfchrift.] HON-  Vrouwe Frances Shirky. 403 HONDERD-EN-ZEVENTIENDE BRIEF. Mevrouw! Ïk ben verblijd te hooren, dat de Heer Whitefield mee zulk een aenzieniijk gezelfchap vereerd, en het tot eenen zegen geweest is. — Ik boude mij verzekerd, dat hij den raed Gods niet heeft agt er gehouden. Mogten zijne woorden , die hij in de oor en fpreekt in de binnen kamer en, en predikt op de daken, de kragt Gods zijn tot zaligheid van de genen die hem hooren! Ik heb nimmer, Mevrouw, de voorzeggingen gezien, waer van gij melding maekt. Ik ben omtrent al zulke indringingen in het toekomende, en derzei ver gewaende ontdekkingen, een onverbeterlijken twijffelaer. De Brieven door eene teedere, gevoelige en Godsdienstige Vrouw gefchreven, aen eenen echtgenoot, die zich ter dood' bereide ( * ) , moeten, naer mijn begrip, zeer aendoenlijk zijn. Ik zag liever een paer zuike ftukjes, dan twee honderd hedendaegfche voorzeggingen. Wij '(*") [ Denkelijk ziet de Heer Hervey hier op de Brieven van en aen den Heere Leve, te vinden in hec E^ang. Mag., gedrukt bij Bennet en Hun. te Rotterdam, 4de Deel, bladz. 389, welke wij den Lezer om de Godvrugtige lesfen, die daer in voorkomen, zeer aenprijzen.] Cc %  404 Brieven aen de Hooggeboren Wij gaen nu [volgens onze Kerkenorde] de gedachtenis van de zending van den Heiligen Geest vieren : wiens ampt is hei hart te reini~ gen, en zon dal-en heilig te maken. Dit doet Hij door van Christus te getuigen ; door ons de vergeving onzer zonden, onze regtvaerdigmaking, onze verlotfing en zaligheid, in dien heerlijken Borg, aen te wijzen. Zoo vertroost Hij de ziel; — zoo bevestigt Hij ze in alle goede woorden en werken, en genegenheden.— Mogt gij meer en meer van zijne heilige invloeden ondervinden , en bekennen dat gij in Christus volmaekt zijt ! Dit zal u gewillig maken om God lief te hebben , zijne geboden te bewaren, en zijne eer te bevorderen: even gelijk een vrolijke geest en blij gemoed, den mensch tot vriendelijkheid in de verkeering, en blijgeestigheid in zijnen weg aenfporen. Gun mij, Mevrouw, de eer van te betuigen dat ik ben 5 1 Uwen Gehoorzaemften Ootmoedigen Dienaer den i^denvanMey, 1758. tf ON-  Vrouwe Frances Shirley. 40? HONDERD-EN-AGTTIENDE BRIEF. Mevrouw! Ik heb uwe geëerde brief letters ontvangen, en zou dezelve reeds beantwoord hebben, maer ik ben zeer ziek geweest, en blijf nog zoo ongefteld, dat ik genoodzaekt ben, om door de hand van een' ander' u te melden, dat ik ben, Mevrouw! Uwen verpligtjlen en Gehoorzaemften Ootmoedigen Dienaer Weston Favell, den 16den van December. ( * ) I7S8. (*) De Heer Hervey overleed den ziften van deze maend. EINDE.