MENGELWERK, VOOR 1792.   ALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTEROEFENINGEN, waarin de BOEKEN en SCHRIFTEN, die dagelyks in ons vaderland en elders uitkomen, oordeelkundig tevens en vrymoedig verhandeld worden. BENEVENS MENGELWERK, tot Fraaije Letteren, Konjlen en Weetenfchappen, betrekkelyk. TWEEDE STUK. VOOR 1792. Met Plaaten. Te AMSTERDAM, 13y A. van der K R O E, en Ï5y J. Y N T E M A. 1792.   INHOUD VAN HET MENGEL WE R K, tot Fraaije Letteren , Konften en Weetenfchappen, betrekkelyk. Verhandeling over de Waare Eer. bl. t Waarneeming en Geneeswyze , gehouden naa het doorzwelgen van een Speld. Door M. D. ie Berigt van de Nardus Indica, of Oost - Indifche Nardus. Door den Heer gilbert blane, M. D. F. R. S. 13 Proeve , genomen op Zeewater uit wyd van een gelegen deelen des Oceaans. Door den Heer BAUMé. 15 Proeve , over de Veranderingen des Barometers. Door den Heer richard kirwan. 15 Gefchiedkundig Verflag, wegens het invoeren van Zydewormen in Europa. Door den Heer w. robertson . D. D. F. R. S. 2(S Zeer gewigtige Byzonderheden , den Aart en Zeden der Kindoos betreffende. 29 De Voordeden der Aandoenlykheid. Eene Zedeleerende Gefcliiedenis. 05 By den Aanvang van het Jaar 1792, aan de Nederlan^ ders, ' 45 Antwoord aan het Haagsch Genootfchap, dat, yverende voor de Eer van het Euangelie, en voor de belangen der Vaderlandfche Gemeenten, thans vraagt; „ Welke zyn de voornaamfte Oorzaaken van, het klein getal der geenen, die zich, in ons Vaderland, voorberei- den tot den Predikdienst? En welke zyn de „ gereedfte Middelen om veelen daar toe op te wek-r ,, ken, en alzo een gevreesd gebrek aan-Predikanten ?, voor te komen ? " 49 * 3 Waar--  INHOUD. Waarneeming,wegéns eene ongelukkig uitgevallene Operatie van eene vermeende verzweering. DoorR... M. D. 61 Natuuriyke Historie van den Pyljtaart. Volgens den Heer de buffon. 63 Proeve , over de Veranderingen des Barometers. Door den Hécr r. kirwan. (Vervolg van bl. 25.) 65 Zeer gewigtige Byzonderheden , den Aart' en Zeden der Hindoos betreffende. (Vervolg en Slot van bl. 36.) 72 Befchryving van de beroemde Rivier de Jordaan. Door den Abbc marit-l, 79 De Voordeden der Aandoenlykheid. Eene Zedeleerends Gefchiedenis. (Vervolg en Slot van bl. 45.) 84 De Winter. 93 Anecdote. 36 Opheldering van gal. III: 15-20. Door p. b. V. D. M. 97 Verhandeling over den Dollen-Honds beet; betreffende het Hulpmiddel van den Poolfchen Lyfarts christiaan jacöb de moneïa. Door den Heer j. d. m. cleve, dpothecar van het Groot Gasthuis in 's Bosch. 102 Proeve, over de Veranderingen des Barometers. Door den Heer r. kirwan. (Vervolg en Slot van bl. 7c.) 109 Natuuriyke Historie van verfcheide Voortbrengzelen des Groeienden Ryks, in Juiea. Door den Abbé mariti. nó Befchryving der Wooningen, Gewoonten en Zeden, der Inwoonderen van het Eiland Man. Door den Heer townley. I24. De Oorlog. Een Fragment. 120. Befpiegeling van den Mensch, als het behoeftigfte, en te gelyk het voortreilykfte , Schepzel in dit ondermaanfche. 13! Iets over de Wispeltuurigheid. ^ De ongelukkige Fluistering. Eene waare Gefchiedenis. 139 Opheldering van het Opfchrift des Altaars te Athene, den onbekenden god toegewyd, hand. XVII: 23. 141 Proeve van eenige Aanmerkingen over de Verwantfchapstafel van den Heer lavoisier, omtrent het zogenaamde Oxygene, volgens het Uittrekzel in de Annalen van den Heer crell. Door den Heer j. m. schiller. 148 lefchryving van den Vulcaan op het Eiland St. Lucia. Door den Heer cassan, M. D. 159 Be-  INHOUD. Berigt, wegens de laatfte Ziekte van den Heer john howard, Esq. Ontleend uit Dr. aikin's View of his Charatïer and Public Services. 161 Beknopt Gefchiedkundig Verflag , wegens de Keizerlyke Waardigheid. 165 Rozette. Herdersvertelling. 170 De Twee Zusters. Eene aandoenlyke Gefchiedenis. 174 Ophelderende Aanmerkingen over het Boek van ruth. Ontleend uit de Preface fur le Livre de Ruth. Par charles chaïs. 185 Verhaal, wegens eenen gelukkig uitgevallen Misflag van twee zeer verfchillende Lyders, van welken de een het Geneesmiddel, aan den anderen voorgefchreeven, gebruikt hadt. Door R... M. D. 195 Befchryving van de Mahwah-Èoom. Door den Luitenant charles hamilton. ipö Over de Zuiker van Natuuriyke Melk. Door den Heer jahrig. 198 Onderrigtende Aanmerkingen, medegedeeld aan de Heeren Natuurkundigen , die na de Zuidzee en de Zuid-Poolgewesten op reis gaan, voorgeleezen in de Sociëteit der Natuuriyke Historie, te Parys, den sajuly 1791. Door den Heer deqdat de dolmieu. 200 Zeer belangryke byzonderheden van St. Joanna, een der Camora-Eilanden in den Indifchen Oceaan. 209 Bedenkingen over het Bygeloof, en of het nuttig is om hetzelve aan te kweeken. SI Byzonderheden aangaande de Natuuriyke Historie van den Leeuw. Door den Abbé poiret. qü-<- Befchryving van de Doode Zee, en de omliggende Landltreek. Door den Abbé mariti. „6$ Ophelderende Aanmerkingen over de Eer van Zelfsmoord door de oude Scandinaviers aan den God odin beweezen. Door den Heer ch. moore. „7- Berigt van het Huislyk Leeven van den Heer tohn howard, Esq. g2 Leevensberigten van den Hoogleeraar johannes bern- hard basedow. ogg Mannen van Vernuft, niet noodwendig ongelukkig noch in 't algemeen, verwaarloosd, uit hoofde hunner Talenten ; opgehelderd door de ongelukkige Lotgevallen eeniger Engelfche Dichteren. "6 Zedelyke Bedenkingen. ^ Anecdote van den tegenwoordigen Kroonprins van Deènemarken, wegens de Vryheid der Drukpersfe. 40£ BeM,tn' Wn§enS ,th0*ias topham , bygenaamd de Sterke Man. Door den Heer hutton. * drift °Ver de VuuriSheid van Charafter, of Geest- 405 Over  INHOUD. Over de Onzekerheid der Tekenen van Doodflag in 'r. geval van onegte Kinderen. Door wylen william hunter, M. D. F. R. S. Medegedeeld door den Heer n. c. de fremery, A. L. M. en M. Stud. 415 Befchryving van een groot viervoetig Dier, tot heden onbekend by de Natuurkundigen. Door den Heer t. c. de la methrie. 400 Verflag van de fchrikiyke Orcaanen, aan welke Isle "de France onderhevig is. Door den Abbé rochon. 42a Leevensberigt van den Eerw. philip doddridge, D. D. 425 Schets van het Leeven en de Verrigtingen van den Heer aart schouman , als Kunstfchilder befchouwd. Door den Heer corn. ploos van amstel, j. cz. 432 Het Graf. Zedelyke Befchouwingen. 440 Zedelyke Bedenkingen. 4^2 Keurig Verflag van de Theofophisten en Rofacrujïaanen. Door den Eerw. william enfield. L. L. D. 445 Over de Onzekerheid der Tekenen van Doodflag, in 't geval van onegte Kinderen. Door wylen william hunter, M. D. F. R. S. enz. (Vervolg en Slot van bl. 419.) 456 Uittrekzel eens Briefs van den Heer westrumb aan den Heer crell , over een Ba/alt. 463 Natuuriyke Historie van de Brandgans. Volgens den Heer de buffon. 464 Leevensberigten van Sir joshua reynolds, Ridder, Voorzitter van de Koninglyke Academie der Teken- Schilderen Beeldhouwkunde. 47 £' Leevensberigt van den Eerw. philip doddridge , D. D. (Vervolg van bl. 432.) 479 De beflrafte en verbeterde Caliph. 486 Zedelyke Bedenkingen. 4§7 Keurig Verflag van de Theofophisten en Rofacrufiaanen. Door den Eerw. william enfield, L. L. D. (Vervolg en Slot van bl. 455,) 489 Aanmerkingen, of Iets, over Erf- of Aangebooren Ziekten en Gebreken. Door den Heer jacob van der haar. 4y6 Brief, over den Staat der Natuurkundige Weetenfchappen tc Rome, zims twee Eeuwen, en byzonderheden over de  I N H OUD. de Veroordeeling van calileo. Door den Abbé tes- ta aan den Heer de la lande. 508 Leevensberigt van den Eerw. philip doddridge D. D. . (Vervolg en Slot van bl. 4.S6.) 5IO" Het voortreffelyk Characler van carel emmanüel fer. dinand maria , Prins van Piedmont)Erf- en Kroonprins van Sardinië. Treffende blyken van Onverfchrokkenheid en Moed, door den Americaanfchen Generaal putnam betooond. Door den Heer j. p. brissot , voorheen de warville. 525 Befchouwing van het Paard. 526 Zedelyke en Leerzaame Gedagten en Gelykenisfen. 52S Het aanbelang van 't onderwys des Gemeenen Mans. Door den Heer thomas christie. 533 Waarneeming, wegens de fchadelyke Gewoonte om de Baars, zonder ontdoening van derzelver ingewanden, te kooken. Door den Heer d. e. knaven. M. D. 540 Merkwaardig Berigt van den Zeilfteenberg op het Eiland Cannay. Door den Heer george dempster van Dun* nichen, Esq. 543. Brief, over den Staat der Natuurkundige Weetenfchappen te Rome, zints twee Eeuwen, en byzonderheden over de Veroordeeling van galileo. Door den Abbé testa aan den Heer de la lande. (Vervolg en Slot van bl. Verflag van het Leeven en de Schriften van henry home , Lord kames. ^2 Aardrykskundig Berigt van Rindoojltm, of Indie. Door den Major rennell. 561 Augustus en magdalena. Eene waare Gebeurtenis, ten dage der Franfche Omwenteling voorgevallen. <66 Zedelyke Bedenkingen. Berigt. Onderzoek, waarom 's Werelds Heiland in zulke geringe en armoedige omftandigheden op deze Aarde verfcheen Door den Eerw. p. beets, Pz. 577 Waarneeming van eene gelukkig herflelde Herzen-walerzugt, (Hydrops Cerebri.) Door .... M. D. 586 Natuuriyke Historie van de Rosfe-Eend. Volgens den Heer de BUFfON. 5g3 Bric/  I N H O U D. Brief van den Heer de luc aan den Heer de la methrie j Berigtgeevingen behelzende over zeker viervoetig Dier! Befchryving van den Bradypus-Urfinus of Beer-Luyaard. Door den Heer r. wilding. 593 Waarneemingen over den invloed van de Winden, en van den Oceaan, op de Hette. Door Sir benjamin Thompson. 595 Waarneemingen over het Charaéler, den Godsdienst, de Wysbegeerte en de Weetenfchappen, der Arabieren. Door Sir william jones. 60 r Leevensmerkwaardigheden van eduard christiaan van kleist, beroemd Krygsheld en Dichter. 607 Selico. Een Africaanseh Fertvhel, 610 Zedelyke Bedenkingen. 6ip MEN-  MENGEL WE R K, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen , betrekkelyk. verhandeling over de waare eer. (Naar het Engelsch.) De Onjlerflykheid is de gedagtenisfe der Deugd : dewyl zy beide by god en Menfchen gekend wordt. Als zy te~ genwoordigis, zo volgt men haar na; en gaat zy weg, zo verlangt men na haar; en in de toekomende eeuwe draagt zy eene kroone, en triumpheert; naa dat zy den Jtryd der pryzen, die onbevlekt zyn , gewonnen heeft. ——— Want zy is een damp der kragt gods , en eene zuivere uitvloeijinge der heerlykheid des Almagligen: daarom valt in haar niets dat befmet is: want zy is een affchynzel des eeuwigen Lichts, en een onbevlekte fpiegel van gods werkende kragt , en een beeld zyner Goedheid. En eenig zynde, kan zy alles doen ; en blyvende in haar zeiven, vernieuwt zy alle dingen; en van feflachte tot geflachte in heilige zielen overgaande, maakt zy rrienden gods en Propheeten: want God bemint niets, dan den geenen, die by de wysheid woont: want zy is fchooner dan de Zonne, en boven alle /tellingen der Sterren; by het licht vergeleeken zynde, wordt zy treflyker bevonden. 't boek der wysheid. De zugt tot Eer is eene der fterkfte Driften in 's Menfchen boezem. Deeze vertoont zich in-onze vroegfte Jaaren, en is gelyktydig met de eerfte uitbottingen der Rede. Zy vergezelt ons op alle de tooneelen onzes volgenden leevens, en vertoont zich niet minder in de laagere dan in de hoogere rangen der Maatfchappye: grootlyks verfchillen de Menfchen in hunne begrippen over l geen Eer uitmaakt, en dikwyls zyn zy het fpoor deerlyk byster: maar allen ftreeven zy na iets, 't geen zy begrypen , dat uitfteekenheid en onderfcheiding medebrengt; allen wenfchen zy, door 't een of ander middel , de Agting te verwerven der geenen, onder welken meng. 1792. no. 1. A zy  & VERHANDELING zy lecven ; voor veragting en finaad is niemand ongé. voelig. Onder de voordeden , die Godsdienst en Deugd vergezellen, wordt de Eer, welke zy den Mensen aanbrengen , in de gewyde Bladeren, als een der aaumerkelyklle gerekend. Salomo , die in zyn Spreukenboek door Wysheid het Begmzel van Godsdienst , verftaat, 't geen toL een deugdzaam Gedrag opleidt, fpreekt hier over op den verheéVeilHen trant, als hy zich dus laat hooren: De Wy'sheid is bet voornaamfte, verkrygt dan VVys- heid, en verkrygt Vèrltsnd met alle uwe bezittingen. „ Verheft ze, en zy zal u verhoogen; zy zal u vereeren „ als gy haar omhelzen zult. Zy zal uwen hoofde een „ aangenaam toevoegzei geeven; eene cierlyke kroone „ zal zy u leveren. (*)" 't Is te meer noodig op decze aanpryzing van den Godsdienst onze aaadagt te vestigen; dewyl dezelve door Lieden van de Wereld daaraan menigmaalen ontzegd wordt. Hunne begrippen van Eer loopen alle eencn anderen weg op. Wanneer men van Godsdienst fpreekt, hegten zy daar aan denkbeelden van zwaargeestigheid en neêrflagtigheid. Zy Hemmen mogelyk toe, dat de Godsdienst nuttig kan weezen voor de menigte, als een beginzel om hun van ongeregeldheid en misdryven te rug te houden; dat dezelve aan Lieden van eene byzondere geestgelteltenisfe troost kan verfchafFen , te midden van de rampen deezes leevens. Maar van de werkzaame tooneelcn deezer Wereld, van die moedige uitoefeningen, welke der Menfchèh bekwaamheden met het meeste voordeel ten toon fpreiden, willen zy den Godsdienst geheel hebben uitgellooten. Deeze moge den vreesagtigen, of den loggen , flreelen; maar zy merken denzelven aan als geene betrekking' altoos hebbende met het, geen gefchikt is om den Mensch onderfcheidende Eer by te zetten. . Ik zal my bevlytigen om deeze fmaad van den Godsdienst af te wenden; en te toonen , dat, in eiken Lee= vensftand, zelfs in den hoogften, de Godsdienst zo wel de Eer als het Geluk des Menfchen uitmaakt. Doch, dat wy vooraf zorgvuldig bepaalen wat Godsdienst is. Ik erken , 'er is eene foort van Godsdienst (indien wy dien heiligen naam daar aan mogen geeven,) welke geen eisen heeft op zulk eene onder- fchei- (*) Spreuken, IV: 7, 8, 9'.  I OVER DE WAARE EER. ^ fcïieïding; wanneer men, naamlyk, dezelve geheel in Befpiegeling en Geloof Helt , in de geregelde Toebrenging van uitwendigen Eerdienst, óf Ja den vuurig hceten yver voor betwiste gevoelens. Uit kragt van eene Bygèloovighcid, diep in '« Menfchen boezem gehuisvest , is de Godsdienst der menigte al te zeer met dien- geest behebc geweest. Zy dienen god gelyk zy een trotfchen Meester zouden dienen, die genoegen vindt in hunne onderwerpingen , bevredigd wordt door hunne giften , en geftreeld door luidrugtige betuigingen van gehegtheid aan zyne belarjgen, en door de fterkftc verklaaringen van iryandfchap tegen allen , die zy veronderftellen zyne vyanden te weezen. —— Maar deeze is de Godsdienst niet aan welken salomo zo veel goeds en de waare Eer toefchryft; deeze is de Godsdienst niet van jesus Christus. De Godsdienst van deezen grootften Afgezant des Hemels beftaat in liefde tot God en liefde tot den Naasten , gegrond op 't geloof in Hem als den Verlosfer der Wereld,, .de Vöorfpraak der Boetvaardigen, en den Patroon der Dcugdzaamen, door wien wy den troostvollen toegang hebben tot den Opperheer des Heclals in onze Godsdienstverrigtingen j deeze beftaat in Regtvaardigheid , Billykheid en Liefde, in Opregtheid en Édelmoedigheid van hart, gepaard met maatigheid en zelfbeftuur, en eene geftadige agtgeeving, in alle onze verrigtingen, op ons Geweeten en de Wet van god. Een Godsdienftig en geheel deugdzaam Charactcr befchouw ik als een en 't zelfde. Door de waare Eer van den Mensch hebbe men niet te verftaan, 't geen enkel uitwendige Eerbetooning verwekt, maar eerbied des harten, 't geen niemand verheft tot een erkende uitmuntenbeid boven anderen van dezelfde foiort>U gcen altoos agting baart, en, in den hoogften graad opgevoerd, eerbied inboezemt. De vraag valt, waaruit dus eene voortreflykheid gebooren wordt ? En hoe men dezelve verkrygt? Uit Rykdom komt ze niet voort. Schatten, weeten wy allen, kunnen den fnoodften onder de Kinderen der Menfchen ten deele vallen. De Voorzienigheid heeft ze onder de menigte uitgedeeld , met eene niet onderscheidende hand, als ten doele hebbende, om daar door te toonen , hoe luttel zy betekenen in het oog van god,. De ondervinding bewyst dagelyks , dat derzelver bezit A 2 b*  i VERHANDELTKG beftaahbaaf is met de algemeenfte veragting; Hierop be« boef ik geen oogenblik langer ftïl te ftaafu 's Menfchen waare Eer ontftaat ook niet enkel uit de Waardigheid, welke by bekleedt, - of het Ampt, waarin hy gefield is. Werden zodanige onderfcheidingen altoos, of zelfs doorgaans , verworven door zeldzaame verdienden, zy zouden, indedaad, Eer op het Character verfpreiden. Doch, 't is maar al te wel bekend , dat, in den tegenwoordigen ftaat der Maatfchappye, dit op verre na het geval niet is. Dikwyls zyn ze de gevolgen van geboorte alleen, zomtyds de vrugt van kruipende afhanglykheid, of de belooning van vleiery, zwenking, en kunstftreeken; en dus zamengevoegd met laagheid en flegtheid van Characler. Aan Perfoonen, in hoogen rang gebooren, op verheevene posten gefield, is men veel uitwendigen eerbied verfchuldigd. Zulks vordert de ondergefchiktheid der Maatfchappye noodwendig, en elk goed Lid van dezelve zal ze gaarne toebrengen. Maar hoe menigwerf is het gebeurd, dat zodanige Perfoonen, fchoon, uitwendig geëerbiedigd, door de eerbiedigers zelve in 't hart verfmaad, ja zomtyds openbaar gevloekt, wierden? Hunne verheffing, indien zy zich derzelver onwaardig aanftellen, is zo verre van hun waare Eer toe te brengen, dat ze alleen hunne weinig be« duidenheid, mis'chien hunne fchande, te zigtbaarder maa» ken. De aandagt hunne bedryven trekkende , komt het in het helderst daglicht hoe weinig zy den ftaat, door hun bekleed, verdienen. Ik moet hierby in opmerking neemen , dat de waare Eer der Menfchen niet ontftaat uit eenige dier fchitterende bedryven en bekwaamheden, die hooggaande bewondering baaren. Dapperheid en Moedbetoon, Krygsroem, Overwinning en Vermeestering, mogen den naam van een Man vermaard maaken , zonder zyn Charaéler waarlyk Eerwaardig te doen worden. Veele dappere Mannen, veele Helden , in de Gefchiedboeken vereeuwigd, befchouwen wy met verwondering. Hunne verrigtingen worden vermeld. Hun lof wordt opgezongen. Zy ftaan als op eene hoogte boven de rest des Menschdoms verheeven. Hunne verheevenheid kan , egter, niet van die foort weezen, voor welke wy met inwendige hoogagting nederbuigen. Iets meer wordt 'er ten dien einde vereischt, dan de overwinnende arm en het onverfchrokken hart. De Laurieren des Krygshelds zyn altoos met bloed befpat, en vogtig van de traa-  OVER DE WAARE EER. 5 traanen der Weduwen en Weezen. Maar, indien ze, daar en boven, bevlekt zyn door Roof en Onmensehlykheid; indien flordige gierigheid, of beestlyke wellust,'er bykomt, dan daalt de groote Held tot de kleinheid van een veragtlyk Man. 't Geen wy op een afftand, of by eene oppervlakkige belchouwing, bewonderen, wordt gering, en misfchien haatlyk, als wy het van naderby "bezien, 't Is 'er mede als met een reusagtig Standbeeld, welks verbaazende grootte den Aanfchouwer van verre met verbaasdheid vervult , doch, van naby bekeeken, blykt vol onevenredigheden, wanftaltig en ruw, te zyn. Soortgelyke aanmerkingen mogen toegepast worden op alle agting, ontleend van Burgerlyke Bekwaamheden, van de verfynde Staatkunde der Staatsdienaaren, of de poogingen om Letterroem te behaalen. Deeze verfchaffen uitlleekenheid en onderfcheiding, e*n moeten het, in zekere maate, doen. Zy ontdekken talenten, die op zich zelve fchitteren, en hoogst dierbaar worden, als men ze aanwendt tot het bevorderen van het heil des Menschdoms. _ Vanhier geeven zy dikwyls geboorte aan vermaardheid. Maar men hebbe onderfcheid te maaken tusfchen Vermaardheid en waare Eer. De eerlte is eene luidrugtige en veel geraas maakende toejuiching; de laatfte eene ftiller en inwendige hulde. Vermaardheid zweeft op de lippen der menigte; Eer rust in het oordeel der denkenden. Vermaardheid moge lof fchenken, terwyl dezelve van agting beroofd blyft. Waare Eer fluit agting in, met eerbied gemengd. De Eer betreft byzonder uitfteekende talenten; de ander het geheele Charaéïer. Te deezer oorzaake kan de Staatsman, de Redenaar, of de Dichter, vermaard zyn; terwyl de Man zelve verre van geagt is. Wy benyden zyne bekwaamheden. Wy weufchen hem daarin te evenaaren; doch wy zouden niet begeeren, over 't geheel, met den bezitter van dezeive gerangfchikt te worden. Voorbeelden van deezen aart ontmeet men maar al te veel in de oude en inde hedendaagfelie Gefchiedenisfen. Uit dit alles volgt, dat Wy, om te onderkennen waarin 's Menfchen waare Eer gelegen is, het oog niet moeten vestigen op eenige bykomende omftandigheden van tydJyk geluk niet op eene enkele fchitterende hoedanigheid, maar op 't geen een Mensch in 't geheel uitmaakt, en hem, als zodanig, regt geeft om hoog geplaatst te worden in den rang der weezens, tot welken hy behoort; A 3 met  G VERH ANDELIN8 met één woord , wy moeten op zyne zielsgefiekenisfe agt geeven. Eene Ziel, verheeven boven Vrees, boven Baatzugt en Omkooping; eene Ziel , beltuurd door de beginzelen van eenpaarigeRegtheid en Braafheid, liezelfde in voor- en tegenfpoed ; die geen geld kan verlokken , geen fchrik bedwelmen; die door vermaak tot geene verwyfdheid vervalt, en door tegenheid niet wegzinkt in moedloosheid, is de Ziel die den Mensch tot hoogheid onder de Menfchen verheft. Een, die in geene omftandigheid des leevens befchaamd of bevreesd is om zyn pligt te doen, en met onbezweeke ftandvastigheid te volbrengen; getrouw aan coo dien hy. dient, getrouw aan 't Geloof, voor welke belydenis hy uitkomt; vol van genegenheid tot_ zyne Broederen, het Menschdom; opregt voor zyne Vrienden, edelmoedig omtrent zyne vyanden, met teder medelyden jegens de ongelukkigen vervuld. Zelfverlochenend ten opzigte v«i kleine byzonderc belangen en vermaaken; waar volyverig voor 't algemeen belang en geluk; grootmoedig zonder trots; nederig zonder laagheid; eenvoudig in zyne zeden, maar grootsch in zyne gevoelens; op wien gy u geheel kunt verlaaten; wiens gelaad u nimlijer bedriegt ; wiens betuigingen van goedwilligheid de uitboezemingen van zyn hart zyn. —~ Een, in 'tkort, dien gy , pnafhanglyk van eenige inzigten van voordeel, zoudt verkiezen voor uwen Meerderen ; op wien gy als een Vriend zoudt vertrouwen , en kunnen liefhebben als een Broeder. Deeze is de Man, dien gy in uw hart het meest eert en moet eeren#- Zodanig een Charaétcr, hoe onvolkomen ook gefchetst, moeten allen bekennen , dat alleen gevormd wordt door den beflendig werkenden invloed van Godsdienst en Deugd, 't Is het uitwerkzel van beginzels, die, op het Geweeten. werkende, 't zelve eeripaarig bepaalen, ,, om alles te beden- ken wat waaragtig is, wat eerlykis, wat regtvaardig ié, ,, wat rein is; wat lieflyk is; wat welluidt, zo daar eenige Deugd is, zo daar eenige lof is (*).", Door deeze middelen brengt ons de Godsdienstige Wysheid tot Eere. Tot nadere itaaving deezer Leere hebbe men óp te merlen, dat de Eer, die een Mensch verkrygt door Godsdienst en Deugd, onafhangelyker In volkomener is, dan de Eer , welke door eenige andere middelen kan verworven worden. Dezelve hangt niet af van iet vreemds oi' . . uit-' (*J PlIIUPPENSEN, IV: 3,  OVER DE WAARE EER. 7 uitwendigs, 't Is geene gedeeltlyke maar eene volkomene azting- welke zy ons bezorgt. Waar wereldlvk geluk in betrokken is, zal de Stand of Rang ons ontzag afvergen. Waar eenige uitfchitterende bekwaamheid onze verwondering trekt, is het alleen aan een gedeelte van 't Chara&er, aan 't welk wy onze hulde afleggen. Maar, wanneer iemand uitfleekt, in weezenlyke waarde en goedbeid, is het de Man. de geheele Man, dien wy agten. De Eer, welke hy bezit,, is inwendig. Stelt hem in eenigen leevensttand, zelfs in eenen geringen, doch geeft alleen gelegenheid dat zyne Deugden te voorfchyn komen, en gy zult hem eeren, als een Burger, of als een Vader des Huisgezins. Schittert hy in hoQger leevensJtring, met meer luister, zulks heeft men met alleen toe te fetiryven aan de meerdere agting, uit Rang herkomftig; maar daar aan, dat hem een ruimer kring van werkzaamheid geopend is: dewyl zyne Deugden zich in een wyder veld vertoonen, en dermaate in 't licht verfchynen, dat zy de post, welke hy bekleedt, luister byzetten. Zelfs in de ftilte van een amptloos leeven, en den omflag ontwykenden Ouderdom , zinkt zodanig een Mensch niet weg in een vergèeten duisternis. Zyne her-, dasïte Deugden worden nog vereerd , als' dcrzelver daadlyke uitoefening voorby is, en, tot het laatfle tooneel des leevens , volgt hem de algemeene Hoogagting. Tcrwyl, indien weezenlyke waarde mangelt, de toejuiching, welke een Mensch voor eenigen tyd vergezeld heeft, allengskens verdooft. Schoon hy een gedeelte zyns leevens, de Wereld verblindde, ontftondt zulks daaruit , dat zyne gebreklykheid, in weezenlyke bekwaamheden, niet vermoed wierd. Zo ras het bedrog ontdekt is, verdwynt de ver- fclnetende Star in donkerheid. Daar is, derhalven, een maatftok van onafhangelyke innerlyke waarde, aan welken wy, in 't einde, alles, wat na Eere onder de Kinderen der Menfchen dingt, moeten afmeeten. Naar deezen moeten wy" het afpasfen , en wy zullen altoos bevinden, dat niets, dan 't geen weezenlyk tot den Mensch behoort, het vermogen hebbe, om de Eer, die uit het hart voortkomt, weg te draagen. . Men voege hier by, dat de algemeene toeftemming des Menschdoms, in het vereeren van weezenlyke Deugd, genoeg is om te toonen, wat het waare gevoelen der rnenfehelyke Natuure is ten deezen opzigte. Alle andere eifchen op Eere zyn voorbygaande en veranderlyk. De maate van, A 4 - a2".  * VERHANDELING agting beweezen aan uiterlyke onhandigheden , verander ren met de vormen van Regeering, en de heertellende Mode der tyden. Hoedanigheden , welke nien in 't eene land .hoogst vereert , worden in een ander klein geagt Ta 't geen, in eenige Gewesten der Aarde, den eenen Mensch boven den anderen verheft , zal hem elders aan vera*tine en uitjouwing blootflellen. Doch waar was ooit op 'tganfche Wereldrond een Volk, 't welk innerlyke waarde ingemaakte Godsvrugt.ftandvaste en geregeld werkende Deugd, met eerde^ Voor wien werden, in de Heidenfche Wereld, Altaarenopgengt, dan voor de zodanlgen, die, door hun! ne Verdienften en Helden-arbeid, door hunne uitvinding van nuttige kunften , of door eenige treffende bedryven van weldaadigheid voor hun Vaderland of voor het Mensch* dom, waardig gekeurd werden , naar het heerfchend gevoelen om van onder de Menfchen weggenomen, en aan t getal der Goden toegevoegd, te worden? Zelfs de namaakzels der Deugd, zo vaak in de Wereld voorkomende , wenten tot haaren lof mede. De Geveinsde weet, daï Jiy, zonder den mantel der Deugd om te hangen, alles niet genoegzaam is om hem agting te verfchaffen. TusJcnen beiden komend belang, of verkeerdheid van aart, moge nu en dan eenigen aanzetten om den opregten en goeden tegen te ftreeven, ja zelfs te haaten. Maar hoe zeer de Uiaracters van zodanige Perfoonen mogen misnomen, of in een verkeerden dag gefield worden , durven nogthans de boozen, hun, m zo verre men ze voor deugdzaam erkent , met fcbandvlekken. Waare Deugd fpreekt eene taal, die de geheele Wereld door gehoord wordt: eene taal, die allen verftaan, in elk Land, onder welke Lugtïtreek , is de hulde, daar aan toegebragt, dezelfde. In geen gevoelen ftemt het Menschdom meer overeen. m Eindelyk, de Eer, door Godsdienst en Deugd verworven, is Godlyk en Onflerflyk. 't Is Eer. niet alleen volgens dl waardeering der Menfchen, maar in t oog van god, wiens oordeel ten maatregel fïrekt van waarheid en rest: wiens goedkeuring een onverwelklyke kroon fchenkt. Alle Eer welke zy onder de Menfchen kunnen behaalen, is bepaald' Haare kring is eng. Haar duur kort en voorbygaande. Maar de Eer, gegrond op waare Deugd, vergezelt ons door ons. geheel volgend beftaan. Deeze treedt met den Mensch m eenen toekomenden Raat, en voldüurt met helderen glans in eeuwigheid, 't Geen hem op Aarde agting bezorgde, zal hein agtenswaardig maaken in het gezelfchap der  over de waare eer. 9 tier Engelen, in de vergadering van de Geesten der volmaakt Regtvaardigen , waar wy verzekerd worden, dat zy die in Regtvaardigheid hebben uitgemunt, „ zullen fchynen met den glans des uitfpanzels, en als de Starren-, voor eeuwig (*)." Aardfche Éér is kortftondig, en in die kortftondigheid nog met vlekken befmet. In een of ander gedeelte taant de helderheid, en de verheffing wordt vernederd. Maar de Eer, die van god en Deugd komt, is onvermengd en zuiver, 't Is een luister, die van den Hemel afdaalt, en in de Heilige Bladeren vergeleeken wordt, „ by het licht van den Morgenftond, wanneer de Zon opgaat, zelfs by een onbewolkten Morgen; by een licht 't geen in glans toeneemt, tot den vollen dag toe Cf)." Terwyl de Eer, die de Wereld fchenkt, gelykt naar de zwakke, en by flikkering lichtende, fakkel, dikwyls verdonkerd door den daar mede gepaard gaande rook, altoos verteerende , en eindelyk geheel uitgedoofd. Dat hy, derhalven , die eenig bezef heeft van 's Menfchen waardigheid, die in zich de begeerte tot Eere, met den Mensch te eener dragt gebooren, gevoelt, na de voldoening van die aandrift flreeve , door middelen zyner Natuure waardig. Dat hy het niet laate berusten by eene dier uitwendige Onderfcheidingen , door ydelen trots ingevoerd. Deeze kunnen hem niets meer dan de fchynvertooning van Agting verzorgen. Dat hy zich niet kittele wegens de toejuiching, welke deeze of geene ten toonfpreiding van bekwaamheden hem vervvekke. Deeze toejuiching kan met verfmaading gepaard gaan. Dat hy uitzie na 't geen zyn Character, als Mensch, waardigheid byzet. Dat hy deeze zedelyke hoedanigheden aankweeke, welke alle Menfchen in hun hart eerbied toedraagen. ,, Dan zal de Wysheid zynen hoofde een aangenaam toevoegzei geeven, en hem eene cierlyke Kroone leveren." Na deeze Eere mogen wy allen ltreeven. Na dien prys mag ieder, van welk een Leevensrang ook, dingen, 't Is altoos in zyne magt zich derwyze te onderfcheiden door een waardig en deugdzaam gedrag, dat hy de Agting der geenen , die hem omringen , wegdraage , en , 't geen. ?t meest van allen is , de goedkeuring van god. Niemand maake zich diets , dat 'er in het Godsdienltig gedeelte van dat Character iets is , 't welk daarover een don- (*) Dan. XII: 3. (t;> a Sam. XXIII: 4. Spr. IV: 18. A 5  VERHANDELING OVER DE WAARE EER.' donkere fchaduw verfpreidt, of fïrekt tot wegneeming van die Agting , welk de Menfchen doorgaans genegen zyn aan voorbeeldlyke Deugd te'fchenken. Valfche denkbeelden moge men zich van den Godsdienst vormen ; valfche tn öiivolkomene bevartingen van de Deugd hebben menigmaal in de weereld de overhand gehad. Doch tot waaren Godsdienst behoort geen naare droefgeestigheid, geen ongezellige gelïrengheid, firekkende om de Menfchen de zamenleeving te doen ontvlieden , of de betooningen van werkzaame Deugd te belemmeren. Integendeel, het Godsdienstig beginzel , wel begreepen , vereenigt zich niet alleen met alle zodanige Deugden ; maar onderfchraagt, verlterkt en bevestigt, dezelve. Godsdienst is verre van den luister eens Characters te verdcovcn , integendeel wordt die daar door vermeerderd. Deeze voegt aan cle Zedelyke Deugden iets eerwaardigs toe , en maakt een deugdzaam Character heiliger. Met de cieraaden van een Paleis, om zo te fpreeken, vereenigt dezelve de grootsheid van een Tempel. Hy , die Godsdienst en Deugd vaneen fcheidt , kent: noch den een , noch de ander. " 't Is de vereem'ging dier beiden, welke 's Menfchen Character volmaakt, 't Is derzelver vereem'ging , walke de groote Mannen vormde, die , in vroegere eeuwen , met zo veel Eere fchitterden, en wier Gedagtenis nog leeft in de Naagedagtenis der volgende Gedachten. ,, Zy waren Mannen der Barmhar- tigheid, wier geregtigheoen niet worden vergeeten; zy „ werden in vrede begraaven, en bun naam blyft van ge„ flachte tot gedachte : de Volken vertellen hunne wys- „ heid , en de Gemeente verkondigt hun lof." ïk ,, hielde ,", zegt daarom de Schryver van het Boek der Wysheid , ,, meer van de Wysheid , dan van Schepters „ en Throonen ; Rykdom agtte ik voor niets in vergely„ kinge met haar. Ik vergeleek geen Edelgefteente by haar : want al het Goud ten aanzien van haar is als „ een weinig Zands ; en Zilver is als flyk tegen haar te „ rekenen. Boven Gezondheid en fchoone Geltaltenislè heb ik haar bemind, en heb ze verkooren vooreen „ licht : want de glans uit haar wordt niet uitgebluscht. „ Zy is den menfche een fchat, die niet afneemt, en die dezelve gebruiken krygen Vriendfchap by god (*)." (*) Boek der Wisheid. VII. 3, li, 14. waaf--  V7ECEN3 SET DOORZWELGEN VAN EEN SPELD. ty WAARNEEMING EN GFNEESWYZE, GEHOUDEN NA HET DOORZWELGEN VAlN EEN SPELD. Dat het ongelukkig doorflikken van Spelden en Naalden 9 in ons Land, menigwcrf gebeurt, en niet zelden de* treurigfte gevolgen na zich lleept, is meer dan te veel be-' kend, en men vind, in verfcheide Geneeskundige Werken , merkwaardige voorvallen- daar van opgetekend ; dan menheeft niet altyd gezorgd,' om tellens eene, beide met eene goede Theorie en Practyk, overeenftemmendé Ueneeswyze aan de hand te geeven, en dit is ongetwyfrekl de oorzaak waarom meenig Geneeskundige, fchoon tydig by zulk een voorval geroepen, gewoonlyk geeue andere middelen aanwend , dan om, ware het mogelyk, de nadeelige toevallen voor te komen; verwachtende dat de goede moeder Natuur het overige werk wel afdoen, en dit vreemde lichaam op deeze of geene wyze wederom ontlasten zal. Daar evenwel door deeze, of zomtyds nog wel erger, behandeling de Lyders aan het dreigendfte gevaar blootgefteld worden, zo is het wel der moeite waardig, om eene andere en betere Geneeswyze algemeen bekend te maaken, in hoop dat men daardoor, by zoortgelyke voorkomende ongevallen, terftond de vereischte hulpmiddelen zal gebruiken , om de doorgaans zorglooze, doch altyd ongelukkige, Lyders , of liever Lydercsfen, eene fpoedige hulp te verfchaffen , en het is alleen tot dat oogmerk, waar-toe de volgende Waarneeming ' en de daarby gehoudene Geneeswyze, aan het Publiek word medegedeeld. De -Dienstmaagd van den Heer j. w...., te Amfterdam, had het ongeluk, om op Zondag namiddag den i3den November 1791, een zeer fchcrpe fpeld ; van meer dan een duim lengte, by het aankleeden, door te Hikken; terftond hier op gevoelde zy eene fterk fteekende pyn in den flokdarm (Oefophagus') op de hoogte van het fehildwyze kraakbeen (Cartilago Thyroidea); men liet haar kruim van brood en gekookte aardappelen doorflikken , doch dit vermeerderde de pyn grootlyks , toen deed men haar eene goede hoeveelheid boomöly met zoetemelk drinken , het welk eene verzagting te weegbragt, maar geene walging noch overgeeven , zo als men gehoopt hadde. Den volgenden dag haar bezoekende, was de pyn nog op dezelfde plaats; zy had een onrustigen nagt dourgebragt, even-  tt A' WEGENS HET DOORZWELGEN evenwel was 'er weinig opzetting in de pols, zo dat ik voor als nog eene aderlaating onnodig oordeelde. Uit de bovengemelde en meer zoortgelyk genomene Proeven om drooge lichaamen door te flikken , waar by dan telkens de pvn vermeerderde, fcheen het my toe, dat de fpeld, met de punt ^aar om laag fchuins in het inwendige bekleedzel van den Oejophagus, frak, en daar door belet wierd om naar bene, den te kunnen daalen; ik fchreef haar, met oogmerk om te beproeven , of dezelve naar boven konde ontlast worden , deeze mfufie voor, rad. Ipectc: inf. cum f. q. A ad |v« col. adde §z emetici gr. iv, oxymell. fquül: xi. m. — Dan zy , om het overgeeven zich gemaklyker te maaken, dronk zulk eene hoeveelheid water en melk dat het vomitief daardoor dermaate verzwakt wierd dat het flegts twee keeren , en nog maar zeer flaauw, werkte De hier op gevolgde nagt was niet rustiger dan de'voorige; op den isden bevond ik alle de omftandigheden even als daags te vooren; ik befloot dus om door een ander middel te beproeven, of ik myn oogmerk bereiken konde- ik liet haar eene vry aanzieiielyke portie half gaar geftoofde roode kooleeten, en liet haar een vierendeel uurs daar na het volgende poeijer op eene keer innecmen, & pulv. rad. Jpecac:: ji, emet. gr. Ui, Arcani dupl: $i m. pro do/L verbiedende haar daar by , om niet meer water en melk te drinken, dan alleen voor den dorst nodig was. Dat ik ' door het eeten der roode kool, niets anders beoogde dan om daardoor een middel te krygen , .waardoor de fpeld Itonde gevat en naar boven uit gebracht worden, laat zich hgtelyk begrypen: ook heb ik naderhand tot myn genoegen ontdekt, dat de Heer le tual, by gelegenheid dat zich eene doorgeflikte lpeld reeds in de maag bevond, juist hei zelfde middel beproefd heeft, en daar mede naar wensch ge, flaagd is (*). Dan dit volgde hier niet , de kool en em goed gedeelte flym, wierd naar boven uitgeworpen, doch de fpeld bleef op de oude plaats fleeken. In den volgenden nagt echter zakte hy van zelve om laanen ik bevond haar den iöden over eene geweldig fteekende pyn klaagende, omtrent den grond der maag, naar deszelfs uitgang (pilorus). Dit bewoog my om op eene andere, wyze te werk te gaan , en ik liet haar dkrhalven , twee • ach • S\ Vide Co'1,menl' & rebus in fcicr.i. nat. & med. eestis Vo'. X\ II, pag. 3 14.  van een smjld; Senter een volgende dagen niet anders dan in zoetemelk dik gekookte rystenbry eeten , en fchreef haar ieder dag den volgenden koeldrank voor. R> Aq. Hordei %Mj , fal. prwtell. $i,fpec. diatrag. fr. ziii, Syr. Moror. §x, Laud. Liquid. Sydenh. 3i m. Myn doeleinde was hier mede tweeledig, eerst om de ontfteeking te weeren , en dan om , door eene zwaare en lyvige ltoffe, de fpeld naderhand zo veel te gemakkelyker uit de maag door het darmkanaal te kunnen' afvoeren. Den i8den bevond ik alles nog in denzelfden toefland; nu fchreef ik haar het volgend middel voor, R> Aq. Hordei %viij, pulv. rhei, fpec. diatrag. fr. anaxii, falis pruttelt, ■zj, , Syr. Mororum ijz. m. om alle uuren een theekopje daar van koud te gebruiken. Naa het gebruiken van het braakmiddel had zy geen ftoelgang weder gehad, maar hier op volgden dien dag vier ruime ontlastingen; zy bragt den volgenden nagt zeer onrustig doér, tot in den morgenltond van den ioden , toen zy omllreeks 6 uuren eene hevig fteekende pyn in den endeldarm gevoelde, met perfing om af te gaan , het welk dan ook kort daar op volgde , en waar by tellens deeze gedugte vyand gelukkig geloosd wierd. Daar ik haar op dien dag reedlyk wel bevond , fchreef ik alleen eenige volgende dagen een zagten leefregel voor, en verliet haar met wederzyds groot genoegen. Amflerdam, n%Dec. 1791 Med. Dr. berigt van de Nardus Indica, of Oost - Indifche Nardus^ Door gilbert hlane , M. D. F. R. S. (Uit de Philofophical Transaétions P. II. for. 1790.) Dr. blane heeft, met veel oordeels, en zeer voldoende , ons de waare Oost - Indifche Nardus , onder de Ouden zo zeer beroemd als een heilzaam Geneesmiddel en aangenaam Reukwerk , doen kennen. De ontdekking werd gedaan door zyn Broeder, in Indie, vergezeld met deeze optekenenswaardige omftaildigheden. — Den Nabob Vijier vergezellende op eene zyner Jagtpartyen , na het Noordlykst gebergte , flond ik verfteld , wanneer wy de Rivier Rapty , omtrent twintig mylen van den voet der bergen, overgetrokken zynde, de lugt met een geur van wel-  H EERIGT VAN DE KARDUS INDICflJ welriekende kruiden vervuld vonden. De reden vraagentfe kreeg ik tot befcheid, dat die geur voortkwam uit de wortelen van het Gras , platgetreeden en uit den grond «rerukt door de pooten der OJyphanten en Paarden, in den Itoet des Nabob Vifiers. Het land was wild en onbebouwd , en dit was het °-emeen Gras't welk den grond bedekte; groeijende in groote boslchen digt by elkander, en in 't algemeen van drie tot vier voeten lang. Naardemaal het winter was, bloeide het met. Het grootfte gedeelte was ook afgebrand op den we°dien wy volgden, ten einde het geen beletzei mogt veroo£ zaaken aan den Nabob, om zich ergens neder te liaan. Ik droeg zorg, om , met beleid , eenige Planten uit te lpitten, welke ik zond om geplaatst te worden in mvn tuin te Lucknow. Zy tierden 'er weeldrig, en in den Regentvd lchooten zy ter hoogte van omtrent zes voeten op. De Inboorehngen noemen deeze Plant Terankas, 't welk in de Hmdoo-taal letterlyk betekent Koorts-bedwinger, uit hoofde van de kragt, welke zy daar aan toefchryven. De geheele Plant heelt een fterke lpecery-geur; dan en de kragt en de reuk huisvesten voornaamlyk in de wortelen , die in het kaauwen een bitteren, warmen, prikkelenden, fmaak hebben , eenigzins gepaard met dat gleeiende in den mond, 't welk Cardamom veroorzaakt. Deeze ontdekking van de Nardus Indica beantwoordt zeer juist aan een voorval door arrianus verhaald , in zyne Gefchiedenis des Krygstochts van'alexander den grootten in Indie. Hy fchryft Lib. VI. c. WSt. „ dat, geduu-„ rende zyn optocht door de wildernisfen van Gadrojia ,, de lugt vervuld was met de geur van de Nardus, plat„ getreeden door de voeten des Legers; en dat de Phenï,, ciers, die den tocht bywoonden, een zeer grooten voor„ raad daar van, als ook van Myrrhe, verzamelden, om ze „ in hun eigen Land, als Koopwaaren, over te brengen." Eene Aftekening van de Plant in bloei, en een welbevvaarde gedroogde Plant, fielden Sir joseph banks in ftaat, om, volgens de kenmerken der Kruidkunde, te bekaaien , dat dezelve eene foort van Andropogon was, verichillende van alle Planten , onder den naam van Nardus uit Indie gebragt, alsmede van alle van die foort tot nog toe in de Plantkundige Stekels befchreeven. HV05S  ÏR'OEVE , GENOMEN OP ZEEWATER. 9 >r0eve, genomen op zeewater uit wyd van een gelecen oeelen des ogeaans. door den hker baum^. (Hift. & TVIem. de 1'Academie Royale des Sciences, &c ) De Heer de pages verfchafte den Heer p,aumé vrér vlesfen Zeewater, door hem op zyne Reize gevuld, in onderl'cheide deelen des Oceaans , op twaalf vademen diepte beneden het oppervlak der Zee. Eén deezer Vlesfen, gevuld op 310, 41' Noorderbreedte,en 210 15' Westerlengte, van Parys, gaf een vry fterken zwavelreuk uit, die, nogthans, in 't verloop van één dag weg was, fchoon men de Vies, onmiddelyk naa het openen, weder wel toegekurkt hadt. In alle de Vlesfen was het Water volkomen helder, zonder eenig bezakzel. De evenredigheid van Zout was in alle bykans gelyk, en bleek, by de Proeve, alleen een vyf en twintiglte gedeelte van 't gewigt des Waters te bedraagen. proeve, over de veranderingen des barometers. (Uit het Engclsch van den Heer richard kirwan.) /~\nder de veelvuldige Naafpeuringen, die , zints eene \J Eeuw , de aandagt der Natuurkundigen bepaald en hun geest geoefend hebben, is 'er geene, welke meer aan den voortgang der Natuurkennisfe toegebragt, en aan het Menschdom uitgeltrekter en onmiddelyker voordeden bezorgd , heeft, dan die de Natuur en de Eigenfchappen des Dampkrings zich ter voorvverpe ftelden. Óm niets te zeggen van de diepzinnige Opfpeuringen van scheele , van cavendisii en van priestley , die zo gelukkig de verborgende hoedanigheden deezer Vloeiftoffe ontwikkeld hebben , is het aan de ontdekking van derzelver algemeener en merkbaarder eigenfchappen, ik wil zeggen haare Zwaarte en Veerkragt, dat de Werktuigkunde en Starrekunde haare volmaaking hebben dank te weeten. De Barometer is het werktuig, 'twelk de Natuurkundi. gen eerst opgeleid heeft om te veronderltellen, en vervolgens volkomen te bevestigen èn te bepaalen, de nitgeftrekt- heid  tÖ PROEVE 3 OVËR DE VERANDERINGEN heid en grenspaalen dier eigenfchappen. Aan den Barometer zyn wy verfchuldigd de oplosflng van een vraagftuk, 't welk , vóór deszelfs uitvinding , buiten het bereik van 's menfchen verlïand fcheen naamlyk , de naauwkeurige* kennis van het gewigt des geheelen Dampkrings, die onzen Aardbol omringt. 't Is dit Werktuig, 't .geen in de handen van otto guerike , en van onzen onfterflyken Landsgenoot boyle , aanleiding gaf tot de ontdekking en verbetering van den Lugtpomp; eene ontdekking, die op zichzelve ontelbaare andere heeft doen gebooren worden. Het is de Barometer, die ons kennis heeft doen kry- gen van de veerkragt, de verdikking en verdunning der Lugt; eigenfchappen van welken men zo gelukkige toepasiingen gemaakt heeft op de Werktuigkunde, het zamen- ftelien van Waterwerktuigen en het meeten van Hoogten. Aan denzelven zyn wy nog verfchuldigd eene veel juister kennis van de wetten der fchommelingen des Slingers, cn van de ftraalbreeking des Lichts ; eene kundigheid , van welke de Starrekunde, en bygevolge de Zeevaardkunde, de grootfte voordeden getrokken heeft. Men mag tellens met waarheid beweeren , dat de hedendaagfche Natuurkunde aan dit Werktuig haar beftaan verfchuldigd is. Hoe uitgeftrekt, hoe veelvuldig, de voordeden ook mogen weezen , welke het Menschdom uit het bezit deezes Werktuigs ontleend hebbe , het wagt 'er nog een veel grooter van , de Weêrvoorfpelling. Deeze verwagting is niet geheel bedrieglyk, inzonderheid, in omftandigheden, waar in die voorfpelling van de meeste aangelegenheid is. Indien wy ons vervoegen tot verfcheide agtbaare Mannen , tot* Dr. halley (*), tot Capitein middleton Cf), tot Lord mulgrave (|) , en een groot getal Frdnfche Zeelieden , mist de Zee-barometer nooit een' Storm, veele uuren Vóór dat dezelve begint te woeden, aan te kondigen. Men moet, ondertusfehen, toeftemmen, dat haarc aankondigingen , wat mindere Weersveranderingen betreft, niet even vast gaan, fchoon zy, met eenige bepaalingen, ons aanleidingen verfchaffen, die tot grondlkgen van waarfchynlyke gisfingen kunnen dienen. De reden van dit verfchil is , gelyk wy in 't vervolg zullen aantoonen, dat de hoog- C*) IV Pkikf. Transaa. abr. II. p. 6. (f) VIII PhiLf. Transaiï. abr. p. 468. (|) Phipps Voyage. p. 74. (§j Ewyclop. par ordre des matieres, Navigation. Tom.l. p 112,  dès barometers. ijr hoogte van de Kwik , geen onmiddelyk en noodwendig verband beeft, met den Regen of ichoon VVeör. Het ly.'t geen twyfèl , of de veranderingen in de hoogte van de Kwik zyn een onmiddelyk gevolg van de veranderingen in de drukking des Dampkrings : maar de oorzaaken van die veranderingen, in de drukking , zyn tot nog toe niet volkomen bepaald. Men heeft 'er, 't is waar, veele aangeweezen ; maar geene ftrekt zidh uit zo verre de verfchynzels reiken. De weinig gelukkige uitflag der geenen , die my voorgegaan zyn in deeze Naafpeuringen , geeft my regt om verdere in deeze zaak te doen , en zal my tellens ter verfchooninge dienen , wanneer myne poogingen vrugcloos mogten afloopen. Om myn Onderwerp met orde te behandelen , zal ik, in de eerfte plaats, de voornaamfte Waarneemingen , wegens de veranderingen van den Barometer gedaan , opgeeven. Vervolgens°de voornaamfte oorzaaken overweegen, aan welke men die veranderingen heeft toegekend. — Hier by zal ik eenige aanmerkingen voegen om de onvoldoenendheid aan te wyzen, en befluiten met myn eigen gevoelen voor te draagen. E&rste waarneeming. De grootfte Veranderingen, in het daalen en ryzen Van de kwik., kunnen voorvallen' pp plaatzen zeer wyd van een gelegen , in zeer korten tusfchentyd. Dit is waargenomen door den Eerw. derhaji, in den Jaare MDCXC1X . tusfehen de hoogte van de kwik te Upmmjter in Er/ex, en te Torrutey in Lancashire, en vervolgens door den Heer maraldi, tusfehen de veraiideringen te Parys en te Genua (*), op een afftand van omtrent 40 Breedte. De Heer öerhAm merkte dezelfde overeenkomst op te Berlyn op 53% en te Pithau op 65° Breedte (f;. Asclei'I deedt dezelfde waarneemingen te R-mi* op 42°, en te Padua op 450 Breedte (j). Maar ik merk op , dat dezelfde overeenltemmiug geen (land grvpt op Plaatzen die zeer in Lengte verfchillen. De Heer halley heeft waargenomen, dat te Londen en te Paiua de veranderingen menigmaal tegen elkander overftaan (i). Dit valt gewoonlyk voor te Ponoi op 67" Breedte en ±1* Lengte O, en te Petersburg 60" Breedte en 300 Lengte Ó: en (*) Mem. Par. 1709. (t; viii Philof. TransaBt. abr. (|) La cotte Mcteorol. p. i8r. (S) viii Phihf. Transaff. abr. p. 587v meng. 1792. no-n i; B ,  ïS ÊROËVE, OVER DE VERANDERiRGE» en dit verfchil van veranderingen is nog grooter tusfchel! Petersburg en Jatkütsky, 62 ° Breedte 129° Lengte O De Heer maraldi heeft elders waargenomen, dat 'er verfchillende Winden te Parys en te Genua waaiden, geauurende de overeenkomst der veranderingen in den Barometer; Daarenboven heeft men groote verfchillendheden ontdekt in de hoogte van de Kwik , op zeer naby elkander liggende Plaatzen ; als by voorbeeld Franiker en Leeuwarden, gelyk ons de Hoogleeraar van swinden verzekert (f). Tweede waarneeming- De Afwykingen der Kwik, van de gemiddelde hoogte, zyn veel menigvuldiger en veel uitgeftrekter naby de Poolen , dan by de Middaglyn. Te Petersburg zag de Heer cousset , in den Jaare MDCCXXV, eens den Barometer op de verbaazende hoogte Van 31,59 duimen , en vervolgens tot «8,14 daalen. In de Noordlyklie gedeelten van Frankryk zyn de veranderingen veel grooter dan in de Zuidlyke (j). Te Napels verfchillen ze naauwlyks éénen duim (§). In Peru onder de Middaglyn, en op gelyke hoogte met de Zee, bedraagen zy flegts twee of drie tiende deelen van een duim ; maar op andere Plaatzen , eenige Graaden van de Linie verwyderd , doet de aannadering van Regen of Onweer den Barometer één duim en meer zakken (**). Derde waarneeming. Buiten de Keerkringen zyn de Barometer-veranderingen veel grooter en veelvuldiger in den Winter dan in den Zomer (ft)- Vierde waarneeming. De Barometer-veranderingen zyn veel minder op zeer groote Hoogten , dan op gelyken grond met de Zee. In de daad de Heer boucuer merkte op, dat, daar op de Kusten van Peru de Barometer-veranderingen zich uitftrekten tot een vierde van een duim , dezelve te Quito , 9374 voeten boven 't waterpas der Zee gelegen , niet verder gingen dan tot 0,083 duim. De Hoogleeraar saussure heeft dergelyke Waar- nee- (*) XIV N. A3. Petrop. (f) Obfervations fur le froid de VAiTnie 1776. p. 55. VIII Thilof. Tramaft. abr. p. 55.5. (|) La cotte. p. 18Ó. (§") VIII Pkilof. Transaól. abr. p. 566. C*j Boug. fig. XXXIX. Phihf. Transaiï. 177%. p. 182. Bft. tf Jamaica Vol. I. p. 372. ('ff; VIII Phihf. Trsnsaü. abr. p. 605. la cotte p. 298.  DES BAROMETERS. 19 ttóemingen in Savoye, en de Heer lambert in Zwitzerland, gedaan (*). Vyfde waarneeming. De gemeene hoogte van den Barometer is op plaatzen , waterpas met de Zee gelegen , in bykans alle de Gewesten des Aardryks tot nu bezogt, omtrent 30. duimen. De Heer bouguer nam dezelve onder de Linie waar op 29,908 duimen: maar dewyl zyne Barometer niet van Lugt gezuiverd was door het vuur, is het waarfchynlyk dat dezelve laager bleef dan behoorde. De Heer george schuckburgh fielt, naa eene groote menigte van waarneemingen op de Kusten van Italië en Engeland genomen , de gemiddelde hoogte op 30,04. In de nabyheid der Poolen verfchillen de jaarlykfche gemiddelde hoogten veel meer van dit punt, dan in de Zuidlyker deelen van ons Halfrond. Wat het verband betreft tusfehen de Barometer - reranderingen met de wisfelingen van het Weêr, dunken my de vier volgende Waarneemingen van Dr. halley , in Engeland gedaan, de over 't algemeen gegrondfle, en zy zyn zodanig gevonden door den Heer melander op de Breedte van 390 (f) , door den Heer de luc op de Breedte van 460 (4V). Zesde waarneeming. „ By bedaard Weêr als de „ Lugt zich tot Regen fchikt, is de Barometer door„ gaans laag. Zevende waarneeming. „ Wanneer 'er fterke Winden waaijen , fchoon niet vergezeld van Regen , valt de „ Kwik zeer laag, volgens den hoek uit welken de Wind komt. Achtste waarneeming. „ Als het Weêr beftendig en helder is , ftaat de Kwik gemeenlyk hoog ; desges> lyks by ftil en koud Weêr. Negende waarneeming. „ Men heeft opgemerkt, „ dat de Kwik hoogst klimt by Ooste en Noord-Ooste Winden. Ik voeg 'er by , dat dezelve doorgaans by „ een Zuiden Wind laagst ftaat." De oorzaaken , aan welken men deeze Verfchynzels heeft toegefchreeven, zyn, voor eerst, de Veranderingen van de Lugtsgefteltenis. Ten tweeden, de Snelheid en an- (•) Saussure's. Voyage aux A'.pes. p. 577» Cf) Schmd. Abhand 1773. S. 255. (ï) De luc Medif. p. 77. B a  £0 PROEVE, OVER DE VERANDERINGEN' andere hoedanigheden der onderfcheide Winden. —— Te» derden , de werking der Dampen. Over den invloei van 't verfchil der Lugtsgefieltenisfe. Men weet, dat de Lugt door de Warmte verdund en door de Koude verdikt wordt : men weet desgelyks dat de dikke Lugt zwaarder is dan de verdunde , welke ook de gefleldheid des Dampkrings moge weezen , en by de foortlyke zwaarte der Lugt is het noodig, om verandering in den Barometer te wege te brengen, dat de hoeveelheid der Lugt, die op den Barometer weegt, ongelyk zy; want deeze dezelfde zynde , zal ook de hoogte van den Barometer een zelfde blyven. Indien, derhalven, eene verandering van Lugtsgefieltenisfe de hoogte van den Barometer doet veranderen , gefchiedt zulks ingevolge van de vermeerdering of vermindering der grootte des Dampkrings. .—- Maar de Waarneeming wyst uit , dat eene verandering van Lugtsgefieltenisfe niet noodzaaklyk eene verandering in de grootte des Dampkrings te wege brengti: want de Kwik Haat dikwyls op dezelfde hoogte in verfchillende Jaargetyden , en op onderfcheide Plaatzen in 't zelfde Jaargetyde, als, by voorbeeld, in den Winter te Londen en te Petersburg, waar de Barometer-hoogten zomtyds dezelfde zyn, hoe veel ook de Lugtsgefieltenisfe verfchille; en zelfs wanneer de hoogte des Barometers gelyktydig met de Lugtsgefieltenisfe verandert , is die verandering dikwyls rechtllreeks overgefteld tegen die, welke de verandering der Lugtsgefieltenisfe zou hebben moeten doen verwagten. In de daad den jden van January MDCCLXXVII ftondt te Londen, 's morgens ten acht uuren, met een Noorden Wind, de Thermometer op 19% en de Barometer op 29,69: en naa den middag, ten twee uuren, toen de Wind Zuid-Oost geloopen was , rees de Thermometer tot 31,5° , en de Barometer op 29,7 , in ilede van te d aaien gelyk men zou hebben moeten verwagten , uit de vermeerdering van 12,5° Warmte. Daarenboven hebben de grootfte veranderingen in de Lugtsgefieltenisfe alleen plaats in. het benedenfte gedeelte van den Dampkring: ze zyn zeer gering in veel hoogere. Nu is de vermeerdering of de vermindering van de hoeveelheid Lugts van dit laage gedeelte des Dampkrings, die toegefchreeven kan worden aan de verandering der Lugtsgelteltenisfe, te klein om eenige aanmerkelyke veran-  DES BAROMETERS. Ui dering in de hoogte van den Barometer te veroorzaaken: want in den Winter gaat de hoogte, tot welke men kan veronderftellen , dat eenige aanmerkelyke verandering der Lugtsgefteltenisfe zich uitrtrekt, naauwlyks 5000 voeten te boven , gelyk wy des onderrigt worden door het getuigenis der Lugtreizigers , en door de hoogte der Wolken; en, in de daad, de Winden, welken qp de oppervlakte der Aarde waaijen , en de voornaamfte bewerkers zyn van de verandering der Lugtsgefteltenisfe , bereiken zelden die hoogte, en komen 'er zeker niet in de Noordlyk gelegene Gewesten. Maar te Parys, toen 'er , den 1 October MDCCLXXXI1I, een Zuide Wind beneden waaide , hadt men een Noorden Wind op de hoogte van 1280 voeten (*), en men heeft dezelfde tegenoverftelling in den Lugtftroom te Befancon, in January MDCCLXXXIV , waargenomen. Dikwyls zag men, te Ponoi^ de Wolken «nbeweeglyk ftil blyven , geduurende een geweldigen Storm (f); en den 21 December MDCCLXXLX , de Thermometer in de open lugt op 490 ftaande met een ZuidZuid-Oosten Wind, was de Barometer 28,91 duim; 's anderen daags, wanneer de Wind Noord-Noord-Oost liep» daalde de Thermometer tot 300, en de Barometer klom tot 29,89. Hier hebben wy een verfchil in de Lugtsgefteltenisfe van 195 , en de verandering van den Barometer is omtrent r% duims. Laaten wy onderzoeken hoe men dit kan verklaaren ,. op de veronderftelling, dat de digtheid des Dampkrings in het benedenlle gedeelte vermeerderd wordt, in evenredigheid der verdikking van zyne uitgeltrektheid. Vooreerst kan men zeggen , dat de warmte in haaren voortgang , van beneden na boven in de onderfcheide Lugtlaagen , bykans in eene Arithmetifche Evenredigheid afneemt. De wyze, om de hoogte der Bergen, door behulp van den Barometer, te meeten , is grootendeels op deeze veronderftelling uitgevonden; en daar de misflagen van deeze wyze van meeten geen twee of drie voeten , en zelfs zelden één voet op duizend, bedraagen, kunnen wy dezelve, als genoegzaam naauwkeurig, aanmerken, en gevolglyk ook als zodanig de veronderftelling, op welke zy gebouwd is. Naa een groot aantal Waarneemingen van deeze foort onderzog't te hebben , bevond ik dat de ver- fchil- C*) Mem. Paris 1783. p. 650. (t; Faujas baloüs. p. 274. XVL N. Aét. Petrop. p. 63. \ B 3  22 PROEVE, OVER DE VERANDERINGEN fcbillen van Warmte , op onderfcheidene hoogten tot de verfcbillen der Logarithmus der hoogte van de Kwik op die zelfde hoogten ftaan omtrent als 160 tot 1; en het verfchil der Logarithmus laat zich vinden by nadering, als men door 60,000 verdeelt de hoogte , aangeweezen door het getal der voeten. Indien, derhalven, in het even bygebragte voorbeeld , de Zuide Wind gekomen is op de hoogte van 5,000 voeten, dan zal het verfchil der Logarithmus zyn 5|§|§ 35 °>o83333, die vermenigvuldigd door 160,1.3°,33 > geeven voor het verfchil der Lugtsgefteltenisfe aan de Oppervlakte der Aarde, en op de hoogte van 5,000 voeten ; maar de Lugtsgefteltenisfe aan 's Aardryks Oppervlakte 490 zynde, zal de Lugtsgefteltenisfe op 5,000 voeten 35°,67 weezen, en gevolglyk de gemiddelde Lugtsgefteltenisfe 42°,33, en de Lugtftroom, die van 't Zuiden komt, zal de laatstgemelde Graad van Warmte hebben. — Van den anderen kant, veronderfteld zynde, dat de Noorde Wind tot dezelfde hoogte kwam als de gemelde Zuide Wind , de Lugtsgefteltenisfe beneden 300 zynde, dan zal dezelve op de hoogte van 5,000 voeten 160,67 weezen, en de gemiddelde Lugtsgefteltenisfe 23°,33, Dus zal, de gebrooken getallen agterwege gelaaten , de gemiddelde Lugtsgefteltenisfe door den Zuiden Wind voortgebragt 420 , en die van den Noorden Wind 23°, en het verfchil tusfehen die twee Lugtsgefteltcnisfen 19° zyn. Maar 5000 voeten 53 60000 duimen; cn daar, volgens de Proeven van den Generaal roy (*), bekend is, dat 1000 deelen Lugts, in eene Lugtsgefteltenisfe van 42°, omtrent 40 van derzelver uitgebreidheid verliezen, door eene Koude van 190, zo volgt dat 60000 deelen 2400 zouden verliezen. Maar in dit geval de hoogte van de Lugtkolom veronderfteld zynde dezelfde te weezen vóór en naa de verdikking, moet haare hoeveelheid zeer veel vermeerderen door de byvoeging van 2400 duimen ; dus, wanneer de Barometer op 29,89 ftaat , en de Thermometer op 23 °, 76236 Greinen weegen ; en dewyl T§ van een duim Kwik, zelfs in eene Lugtsgefteltenisfe van Cs.0, 34432 Greinen weegt , volgt dat de vermeerdering van zwaarte , waarover wy bier handelen , gelyk ftaat aan eene drukking van een weinig meer dan T§ duims Kwik, en dat dezelve, by gevolge , kan voortbrengen eene Barometer-verandering van omtrent. r| duims , en niet van ,% duims, 't welk de verandering is, wel- <*) Philof. Tramact. 1777. P. II.  DIS BAROMETERS. 23 welke voorvalt irt de omftandigheden, die Wy bezig zyn tc verklaaren. Deeze oorzaak, derhalven, fchoon dezelve niet volftrekt niets is, op de veronderftelling, dat de geheele hoeveelheid van de Lugtkolom, welke aan den Barometer beantwoordt, vermeerderd zy door de toevoeging van eene nieuwe hoeveelheid Lugts in evenredigheid der verdikking, is nogthans onvoldoende , om reden t» geeven van het voortgebragte uitwerkzel. Over den invloed der Winden, De Winden , welker invloed op de veranderingen van ilen Barometer ik nu gaa onderzoeken, zyn die, welke in de laagfte deelen van den Dampkring heerfchen , en ook voornaamlyk in aanmerking komen by de Natuurkundigen , die toevlugt genomen hebben tot derzelver werking. I. Dr. halley fchryft het klimmen van den Barometer, boven de middelbaare hoogte, toe, aan de opeenftapeling der Lugt ter plaatze der Waarneeminge : en deeze opeenftapeling kent hy toe aan twee ltrydige Winden , die na deeze plaats waaijen ; maar indien dit de oorzaak ware van het klimmen des Barometers , zouden wy altoos ftil Weör hebben, wanneer de Kwik het hoogst ftaat. Want die opeenftapeling zou geen plaats vinden , dan wanneer de twee ftrydige Winden met eene gelyke kragt waaiden; dewyl, de een de overhand op den anderen hebbende, deeze den zwakften zou voortdryven, en de Lugt niet dan door eene gelyke werking dier Winden kon opgehoopt worden. Nu weet men dat de grootfte hoogten van den Barometer vergezeld gaan van een Oosten of Noorden Wind, gelyk Dr. halley ze zelve heeft waargenomen ; en kan men op deeze veronderftelling niet verklaaren die gelykheid van hoogte des Barometers, welke wy in. onze Eerjte Waarneeming gezien hebben , dat plaats grypt in zeer wyd van elkander liggende Landen , waar zeer onderfcheide Winden waaijen. Allerfterkst wordt zulks wederfprooken , door de Waarneeming van den Heer forth , die bevondt, dat, op een tyd wanneer door gansch Enge' land de Barometer zeer laag ftondt, de Wind Noord-Oost was in het Noordlykst deel des Eilands , en Zuid-Oost in het Zuidlykst (*)• IL C*) VIII Phihf. Transaft. abr. p. 497. B 4  H PROEVE, OVER DE VERANDERINGEN II. Volgens deeze veronderftelling wordt liet daalen va» den Barometer, beneden de middelbaare hoogte, toegefchreveii aan de verdunning der Lugt boven de plaats der VVaarneeminge: eene verdunning veroorzaakt door twee tegen elkander ftrydige Winden, by voorbeeld, over Engeland als een Ooste Wind over de Noord-Zee waait, en een Weste over de lerfche Zee. Maar , in die omItandigheden , febynt het my onmsgelyk dit als de oorzaak oer verdunning aan te merken: want, die twee ftrydige Winden veronderftelknde , zal de Lugt, uit het Moorden en Zuiden komende , het evenwigt in dezelfde evenredigheid herftellen ; of wel, vier ftrydige Winden laatende werken, zou die bovenlugt nederdaalen, en eene vermindering van Warmte veroorzaaken : die men zeldzaam in Engeland waarneemt, wanneer de Barometer laag ftaat: in tegendeel heeft men doorgaans een warmen Zuiden Wind , aan welke Lugtsgefteltenisfe men nogthans de verdunning der Lugt , gelyk wy reeds gezien hebben, met kan toefchryven. III. Zie hier hoe Dr. halley de groote daaling van de Kwik, by zwaare Stormwinden, verklaart: „ het ge5, west, waar zich deeze Winden loslaaten , zich niet rondsom den Aardkloot uitftrekkende, blyft de Lugt „ daar agter ftil,,en kan zich aan de zyden met geene ,, genoegzaame fnelheid uitzetten , om de ruimte, door „ een zo fnellen Lugtftroom veroorzaakt, te vullen; waaruit ontftaat dat'de Lugt verdund moet worden, ,, overal, waar deeze Winden blyven waaijen. Daar en boven heeft de horizontaale beweeging zo veel fnel„ heid , dat de Lugt zeer wel een gedeelte van da „ rechtftandige drukking konne verliezen." Deeze laatfte reden fchynt eenjge maate van verfterking te krygen door eene Proeve van den Heer iiawksby : deeze vernuftige Natuurkundige een Lugtftroom in een doos gemaakt hebbende , in *velke hy het kortfte gedeelte van een Barometer ftak , merkte op, dat de Kwik daalde, wanneer de Lugtftroom door de doos ging. Hy merkte hetzelfde op in een anderen Barometer , die gemeenfehap hadt met de doos, maar door welke de Lugtftroom niet heen ging. Zelfs dit alles toegedaan zynde, zal het verfchynzel, daar het hier op aankomt, onverklaard blyven; want, niet alleen geduurende den Storm, maar eenige uuren ja  DES BAROMETERS. ja zomtyds eenige dagen van te vooren, gelyk halley1 zelve getuigt, (en allen die den Barometer op Zee aanpryzen,) daalt de Kwik op eene aanmerkelyke wyze, en anderzins zou dezelve den Zeeman van geen dienst weezen. De Heer caswel fchryft, dat , twee dagen vóór den zwaaren Storm, in January des Jaars MDCCXXXIV, de Kwik T| van een duim beneden 28 duim daalde (*). Maar wanneer de daaling alleen een gezellinne was van den Storm, zouden de redenen van halley derzelver verband niet bewyzen. Want zal een Lichaam zich in de Lugt met genoegzaame lhelheid beweegen, om eene; ruimte agter-zich te laaten, dan moet het 11 of 1200 voeten in een feconde voortgaan, gelyk de Heer robins beweezen heeft. Nu blykt het, uit de Waarneemingen van' den Heer brice en veele anderen , dat de fnelfte Winden niet meer dan 92 of 93 voeten in een feconde afleggen (f). De Heer de luc heeft duidefyk de ongenoegzaamheid aangetoond, van de tweede reden door Dr. halley bygebragt. Wat de Proeve van den Heer hawksby aanbelangt, deeze is althans niet bellislènde; dewyl het blykt, dat het ge« deelte Lugts, eerst in de doos beflooten, verdreeven is door een geblaas der Lugt. En, om geen twyfel altoos over te laaten, wegens de ongenoegzaamheid deezer verklaaringe, heb ik alleen noodig de Waarneeming te herinneren van Dr. derham, die opgemerkt heeft, dat in het hevigst woeden van een Stormwind , de Kwik, in flede van te zakken, rees (4). En heb ik te Londen, in den Jaare MDCCLXXXV, den 28 Feb. het zelfde waargenomen. (Het vervolg by eene nadere gelegenheid.) (*) VIII Phihf. Transna, abr. p. 458. (f) Phihf. TransaEt. 1766. p. 266. (\) IV Phihf. Transaa. abr. P. II. p. 77. B $ GE-  i& VERSLAG WEGENS HET INVOEREN GESCHIEDKUNDIG VERSLAG, WEGENS HET 1NVOBREN DER ZYDEWORMEN IN EUROPA. (Overgenomen uit An Historical Disqttijition , concermngthe Knowledge, which the Ancients had of India, and the Pregrefs of Trade with that Country prior to the Biscovery of the Pasfage to it by the Cape of Good Hope. Whit an Appendix , containing Obfervations on Civil Pohcy, the Laws and Judical Procedings , the Arts, the Sciences , and Religious Inftitutions of the Indians. By WILLIAM ROBERTSON, D. D. F. R. S. I79I (*3Ó De veelvuldigheid der openbaare vyandlykheden tusfehen de Keizers van Conjiantinopole en de Monarchen van Perfie , gepaard met de aangroeiende mededinging hunner Onderdaanen in den Handel op Indie, gaf gelegenheid tot eene Gebeurtenis, welke eene groote verandering an de Natuur van dien Handel veroorzaakte. Naardemaal het gebruik der Zyde, zo in Kleeding als tot Huiscieraad, allengskens algemeener werd ten Hova der Griekfche Keizeren , die de Vorften van Afia in fchitterenden luister van Hofhouding naavolgden , en overtroffen ; en dewyl China, waar, volgens het eenpaarige Getuigenis der Oosterfche Schryveren , de Zydeteelt oorfpronglyk bekend was Ct) 5 nog het éönig Land bleef, 't welk die kostelyke Waar uitleverde, wisten de Perfen, zich bedienende van de voordeden welke hunne ligging gaf boven de Kooplieden van de Arabifche Golf, deezen den voet te Iigten op alle Marktplaatzen van Indie, werwaards de Zyde ter Zee uit het Oosten gebragt werd. Het desgelyks in hunne magt hebbende, om de Caravaanen, die, om het Griekfche Ryk van Zyde te voorzien , te Land na China trokken , door de Noordlykfte Landfchappen huns Koningryks lastig te vallen en af te fnyden, trokken zy dien geheelen Handeltak aan zich. Conjiantinopole werd afhang- lyk (•) Dit belangryk Werk, der penne van den grooten robertSon waardig, word thr.ns vertaald , en Haat uitceseeven te worden by den Drukker deezes j. yntema en a. loosjes pz. Dezelfde hand, die ons de Gefchiedenis van America en van Schot, land, door dien beroemden Man opgefteld, in 't Nederduitse?; leverde, zal ook die Vertaaling vervaardigen. Ct) Herbelot Biblioih. Oriënt. Are. iiarir.  vaiï zydewormen ïm europa. 27 lyk van eene mededingende Magt ten aanziene van een Artykel , 't geen Weelde aanzag als onmisbaar tot verfraaijing en opfchik, en diensvolgens fterk zogt. Met de greetigheid, Opkooperen eigen, deeden de Per* Jen den prys van de Zyde tot zulk eene verbaazende hoogte Itygen (*), dat justinianus , 'er niet alleen op gefield om een voldoenden en zeker gaande toevoer te krygen eener Koopwaare van een onmisbaar gebruik geworden, maar ook begeerig om den Handel zyner Onderdaanen te ontheffen van de verdrukkingen zyner Vyanden, zyn best deedt, om, met hulpe van zynen Bondgenoot, den Christen Monarch van Abysfinie, een gedeelte van den Zydehandel den Per/en te ontweldigen. Deeze onderneeming mislukte hem. Doch, toen hy't het minst verwagtte, verkreeg hy , door eene onvoorziene gebeurtenisfe, eenigermaate het voorwerp zyner wenfchen. Twee Perfifche Monniken , als Zendelingen afgevaardigd na eenige der Christen-Kerken , volgens het herige van cosmas in verfcheide deelen van Indie opgerigt, waren doorgedrongen tot het Land van de Seres, of China. Daar zagen zy het fpinnen der Zydewormen, en kreegen kennis aan de werkzaamheden der Menfchen, om het voortbrengsel van deezen Worm tot zo veelerlei fraaije Stoffen te vervaardigen. Het vooruitzigt op winst, of mis- ichien een verontwaardigingvolle yver, verwekt door deezen ryken winstgeevenden Handeltak in de handen van Ongeloovige Volken te zien, zette hun aan om na Conjiantinopole weder te keeren. Hier verklaarden zy by den Keizer den oorfprong der Zyde, als mede de onderfcheide wyzen van die te bereiden en te verwerken; verborgenheden tot dus lang onbekend, of zeer onvolkomen in Europa begreepen (t> Aan- (*) Procop. Hist. Arcan. C. «5. (f) Vroeger hadt de Heer robertson, 't geen wy hier kortlyfc by voegen , opgemerkt, dat de Griekfche en Romcinfche Schryvers, eeuwen lang naa dat het gebruik daarvan algemeen gewordenwas, toonden niets te weeten van de wyze, waar op dezelve voortkwam. ,, Eenigen veronderftelden, dat de Zyde „ een fyne daauw was, kleevende aan de bladeren van zommige „ boomen of bloemen; anderen hielden dezelve voor eene tedere „ foort van Wolle of Katoen, en zelfs zy, die geleerd hadden „ dat de StofFe het werk v*s van eenlnfeft, toonen. door hunne ,, befchryvingen, geen onderfcheiden denkbeeld gehad te heb„ ben hoe dit fpinnen gefchiedde. De Heer mahtjdel heeft, in „ een Vertoog, aan ie Academie des Infcripiom fi?Belles Lettres „  28 VERSLAG WEGENS HET INVOEREN VAN.ZYOEWORMEN, ENZ.' Aangemoedigd, door 's Keizers milde beloften, namen zy het op zich een genoegzaam aantal Van deeze wonderbaare Infecten, aan welker arbeid de Mensch zo veel verfchuldigd is, in de Hoofdiiad te brengen. Zy volvoerden dit door de Eytjes' van den Zyde worm. in een hol Riet te verbergen. Deeze werden uitgebroed door de warmte van een Mesthoop, en gevoed met de .bladeren van den Wilden Moerbezieboom ; zy vermenigvuldigden en werkten op dezelfde wyze als indie Lugtllreeken , waar zy eerst de voorwerpen waren van der Menfchen aandagt en bezorgmg (*). : Welhaast kweekte men , in verfcheide deden van Griekenland , byzonder in Peloponefus, deeze Infecten ia grooten getale, üp Sicilië ondernam men,- vervolgens , met een «ven gunltigen uitflag, het teelen van Zydewormen, en hee werd, van tyd tot tyd , in verfcheide Steden van Italië gevolgd. Op alle deeze plaatzen rigtte men Handwerken -op, en hieldt ze aan den gang met de Zyde, daar vallendeDe vraag om Zyde uit het Oosten nam gevolglyk af: der Qnderdaanen der Griekfche Keizeren waren niet langer °e~ jioodzaakt zich tot de Perfen te vervoegen om voorraad van Zyde te verkrygen, en 'er greep eene verbaazende verandering plaats in den aart der Handelgemeenfchap tusfehen Europa, en Indie (f_). ZEER „, in denjaare 1719 voorgeleezen , de onderfcheide gevoelens der „ Ouden, over de'natuur en den oorfprons der Zyde verzameld, „ 'cwelk ftreict om hunne onkunde ten dien opzigte te toonen. s» *—7- Het is eene byzondere omltandigheid to de Gelchie„ denis der Zyde, dat de Mahometkaanen, uit hoofde dat de„ zelve bet^ uitwerpzel is van een Worm, de Zyde aanzien .voor a, een onreine Kleeding. en het is, met algemeene toeitemming „ der Leeraaren, bepaald, dat een Perfoon, die eene Kleeding „ geheel van Zyde draagt, de dagelykfche Gebeden in den Coran voorgefchieeven , niet wettig kan uitftorteu." Herbel. JBiblioth. Oriënt. Art. harir. (*) Procop. de Bello Gallico. (f) De invoering van Zydewormen in Europa, en de Uitwerksels, welke dezelve voortbragt, kwamen onder 't oog van den Heer gibbon, by het fchryven der Gefchiedeuisfe van Keizer justinianus, en, fchoon dit een byzonder geval was, flegts van een ondergefchikt aanbelang, te midden van de groote menigte der gewigtige Gebeurtenisfen, die zyne aandagt moesten bezig liouden, heeft hy deeze byzonderheid nagegaan met eene naauwieurigheid , die geen hooger bedoeling hadt. —- Vol. IV. p, 71. &c.  BYZONDERHEDEN WEGENS DE HINDOOS. ZEER GEWIGTIGE KYZONDERHEDEN , DEN AART EN ZEDEN DER HINDOOS BETREFFENDE. (Ontleend uit een in 't voorleden Jaar uitgegeevea Werk, getyteld: Sketches chiefty relating to the History, Religiën, Learning, and Manners of the Hindoos, with a concife Account of the prefent State of the Native Po•wers of HindoJtan.~) De invloed van de geregeldlte Lugtsgefteltenisfe, die de behoeften des leevens vermindert, en den Mensch afkeerig maalt van den arbeid, mislchien ook het zeer fpaarzaam gebruik van Dierlyk voedzel , en de onthouding van geestryke dranken, brengt veel toe om de Hindoos de zagtaartigfte en waarfchynlyk het verzwakt!!» Volk des Aardbodems te maaken (*). Dat zy Geduld bezitten, en zeer onderwerpelyk zyn te midden van wederwaardigheden , zal niet veel verwonderings verwekken; nademaal dezelfde oorzaaken, die ftrekken om moedbetoon te dempen, deeze hoedanigheden kunnen hervoortbrengen ; doch wy hebben, des niet tegenftaande, veelvuldige voorbeelden van Standvastigheid en Moed , die ons grootlyks moeten verbaazen. De zagtaartige en doorgaans befchroomde Hindoo zal door den invloed vare Godsdienftige begrippen, of van zyne gedagten over Pligt £n Eer (f), niet alleen den .dood met onverfchilligheii ondergaan; maar by verkiezing omhelzen. Een Engelschman, op een Jagtparty, gaf, in haast, een flag (*) ïn een Land van zulk eene onmeetlyke uitgeftrektheid,,' ontmoet men , ongetwyfeld , uitzonderingen op dit algemeen Charafter; een Volk, aan den Oorlog gewoon, verkrygt moed door veelvuldig aan gevaar blootgefteld te weezen: en zyn do Inwoonders der Noordlyke Gedeelten van Hindoflan gehirdeC ta fterker dan die de Zuidlyke bewoonen. (f) Veele denkbeelden van Eer hangen af van aangenomens begrippen. De Griekfche en Romeinfche Helden fcbynen niet ¥»  EYZONDERHEDEH flag aan een Peon (*), om dat hv op een ongelegen tvA een Jagthond losliet. De Peon was een Rajah-Pout, of uit den Stam der Hindoo - Krygslieden. Den flag ontvangende, fprong hy te rug, met een gelaad vol verbaasdheids en fchriks, en trok zyn Dolk. Doch zich weder herftellende, en zyn Heer fterk aanziende, zeide hy: „ ik benuwKnegt, en ik heb lang uw brood geëeten. (f)" Dit gezegd hebbende, ftak hy den Dolk in zyn eigen hart. Met die weinige woorden gaf hy zeker zeer nadruklyk te kennen. „ De arm, dien gy gevoed hebt, 9, zal zich niet uitftrekken om uw leeven weg te nee- men; maar uw leeven befpaarende, moet ik myn ei„ gen opofferen; ik kan myn oneer niet overleeven." Eenige Sepoys in Engelfchen dienst, ter oorzaake van muitery ter doodfbraffe veroordeeld zynde, werd bevolen dat zy voor de trompen van 't Gefchut zouden gefield en weg- zo gevoelig geweest te zyn voor zekere betooningen van fmaad of dezelve als fmaadheden aangemerkt te hebben, boven welke een hedendaagfche Held, misfehien van minder moed , het ondergaan van den dood zou kiezen. Thïmistocles kon zeggen: flaa; doch hoor my! — Valschheid en verraad fchynt overal voor eerloos gerekend. Dit mag mijfchien ontkend wor¬ den; doch ik geloof, dat veele Reizigers tot dwaalbegrippen vervallen zyn, door verhaast over Volken te oordeelen, uit hec geen hun byzonder in perfoon wedervoer ; en , fchoon deeze ondeugden in eenige Landen meer mogen heerfchen dan in andere, kende ik nooit eenig Land, in 't welk iemand, op deeze daaden betrapt, niet poogde zich te verontfchuldigen en teregtvaardigen, en hier door zyne bewustheid, van een fchandelyk fcedryf*gepleegd te hebben, aan den dag lag. (*) Een Peon is eigenlyk een Soldaat te voet. Lieden van Hang hebben altoos Peons in hun dienst. Zy draagen een Sabel «n Dolk. Zy vergezellen hunne Meesters als zy uitgaan, doen ioodfehappen, en zyn over 't algemeen zeer getrouw. Die eigenlyk tot de Hindoo-Casten behooren, zullen niet ligt eenig gemeen dienstwerk verrigten; maar de Europcaanen neemen doorgaans Parians (dat is de zodanigen, die het voorregc van hunne Cast verbeurd hebben) in hun dienst. (f) Letterlyk i* de uitdrukking: ,, Ik heb lang uw Ryst geèe„ ten." Zomtyds zeggen zy: „ Ik heb lang uw Zout geëeten," uit hoofde van de fchaarsheid van Zout in veele «reeken van fiindoftan, ende hooge waarde gevolglyk daaraan toegekend, als van dt hoogde noodzaaklykheid tot hei gereed maaken van voedzel.  VA» DEN AART EN ZEDEN DER HINDOOS. 3$ Weggefchooten worden. Eenigen deezer Misdaadigers waren Grenadiers, en ziende, dat zy niet voor anderen ter flrafplaatze geleid wierden , riepen zy uit: „ Waarom s, word ons, daar wy meest altoos op de gevaarlykfte „ posten vooruit gingen, thans die eer geweigerd?"—— Zy traden na de Kanonftukken toe met de grootfte bedaardheid en ftandvastigheid, inet verzoek dat men hun verfchoonen zou van de fchande om vastgebonden te worden, en, de borst voor de trompen van het Gefchut zettende, werden zy weggefchooten. Schoon een groot aantal tot die ftraffe verweezen was, wrogt het gedrag deezer kloekmoedigen zo fterk op den bevelvoerende» Officier, dat de overigen vergiffenis kreegen. De Rajah van Ongole. uit zyne Bezittingen gedreeven zynde, befloot, na veele vrugtlooze poogisngen, om dezelve te herkrygen, eene laatfte pooging in 't werk te Hellen. Hy rukte ten dien einde het Land in, aan 't hoofd der geenen die hem hadden blyven aanhangen, en veelen zyner Onderdaanen verfterkten dit Leger. De En* gelfche Officier (*), die te Ongole het bevel voerde voor den Nabob van Arcot, toog uit hem te gemoete. D| flag ving aan. In het gevegt werd de Rajah gedood door een Snaphaanfchoot, en de meesten zyner voornaamfte Volgers mede gefneuveld zynde, toog de rest, in wanorde gebragt, op de vlugt. De Ëngelfche Bevelhebber, onderrigt, dat een Bloedverwant van den Rajah op 't veld gewond lag, ging tot hem, vergezeld van een Tolk, om hem zyne befcherming en byftand aan te bieden. Hy vondt hem op den grond uitgeflrekt liggende, en fpreekende tot een oppasfer, vroeg hy of het Lichaam van den Rajah was weggevoerd. Dit met ja beantwoord zynde, gaf hy, zonder eenig woord meer te fpreeken, zich eene wonde met zyn Dolk , en ftierf op 't oogenblik. Wanneer een Hindoo bemerkt, dat zyn leeven teneinde loopt, fpreekt hy met groote bedaardheid over zyne ontbinding: en, indien hy zich naby de Gangts of eenige andere heilige Rivier bevindt, zal hy verzoeken op den oever gebragt te worden, om daar den laatften leevensadem uit te blaazen; hy zal niets doen om zyn leeven te bewaaren, 't welk eenigzins aanloopt tegen de regelen; (,*) De Luitenaat Colonel izjEtcher.  Sa byzonderheden ïen van zyn Cast of Godsdienst. Een der ïnboore- hngen, die eene aanzienlyke post op eene Eneelfche Vastigheid bekleedde , liet zich in eene gevaarlyke Ziekte overhaalen, om een Europifchen Geneesheer te fpreeken; deeze bevondt dat door de lange Spysonthouding, welke de zieke Hmdoos zomtyds tot buitenipoorigheid voortzetten, de maag met langer iets verdraagen kon. De kwaal van een rottenden aart zynde , wilde de Arts hem Kina met Wyn geeven: maar de Hindoo weigerde volllrekt dien te drinken, ondanks alles wat de Geneesheer zeide en het aandringen van den Gouverneur die 'er by was , e'n anders groeten invloed op den Hindoo hadt. Zy beloofden, dat het een onlchendbaar geheim zou blyven; doch hy antwoordde, met de uiterfte bedaardheid, „ dat hy het voor « zichzelven met kon verbergen," en hy werd korte dagen daar naa het flachtoffer van zyne volflandigheid. Schoon ik hier zeer veele voorbeelden zou kunnen byyoegen, van daadlyken en lydenden moed der Hindoos, zal ik my vernoegen met het ophaalen van de voornaamfte omitanehgheden eener droeve Gcfchiedenisfe, reeds breedvoerig verhaald door een uitmuntend Gefchiedfchryver , en die, naar de gewoonte van Hindofian, in Gezangen word vermeld. De Heer de eussy , in den Jaare MDCCLVII het JLeger, waar over hy toen het bevel voerde, in de Landschappen , de Mordlyke Circars geheeten, gebragt hebbende , waren de inkomften van dezelve door zyn toedoen aan de tranfehen vergund, door den Soubadar salabet junc. Viziaramrauze , Rajah van Vizianagaram, de magtiglte der Rajahs van Cicacole, werd voornaamlyk door hem Veraadpleegd over de zaaken van dat Landfchap, en bezat een groot deel van zyn betrouwen. De Rajah, of de inkomften van Cicacole voor zekere fom verpagt hebbende, of met de bekeering daarvan belast zynde, maakte wel» haast gebruik van het gezag,, 't welk zulks hem gaf om voldoening te fchenken aan een wrok, die, zints lang, in zyn borst woelde. De Landbezittingen van rangarow , Rajah van Boobelee, grensden aan die van viziaramrauze , en de gefchillen over de grensfeheidingen en het afleiden des Waters (*) wa- t ^uIn eenGewest> waar men het Water zo zeer behoeft tot den -Landbouw, verwekt hetzelve dikwyls groot gefchil tusfehen da nabuurige L.andeigpnaaren.  van den aart ën zeden der hindoos. 3j waren veelvuldig. Maar de heimlyk eri waarfchynlyk fterkstwerkende oorzaak van zyn haat, was het Aanzien j dat rangarow van zyne Geboorte ontleende, na 't welk de ander, niettegenltaande hy dien Rajah. in'rykdom en be» zittingen overtrof, te vergeefsch dong. Rangarow hadt de eer, van uit zeer doorluchtige Voorouderen af te ftammen, fen kou niet altoos de verontwaardiging bedekken, welke zomtyds in een hoogmoedig hart opkomt, als het zich blootgelteld vindt aan de onbefchoftlieid van eënen rhinder aanzienlyken, doch door het Geluk meer begunftigdeiK Hy rekende af te ftammen Van de oude Koningen van Orixa; zyn Perfooii en Gezin werden algemeen hooggeagt. Viziaramrauze was, in vergelyking met hem; een Man van geringe afkomst ; zyne Familie was in aanzien en rykdom opgeklommen door derzelver Kunltenaryen aan de Hoven der Mahomethaanfche Onderkoningen. Hy nam fchielvk eene gelegenheid waar, om aan rangarow te fchryven , hem opeifchende , om by hem te komen als de Afgevaardigde van her Gouvernement , èn af te rejïenen wegens de cyns. De arider zag het gevaar, waaraan hy zich by weigering blootftelde en de laagheid, waartoe hy verviel, als hy gehoorzaamde ; zyne aandoeningen warén te Iterk, om na de inboezemingen van voörzigtigheid te luisteren. Zonder zich te verwaardigen , om viziaramrauze te antwoorden, fchreef hy aan den Heer de hussy, dien verzekerende van zyne bereidvaardigheid, om in alles aan diens bevelen te gehoorzaamen, uitgenomen het bevel,. om zyne opwagting te komen maakén by zyn geflaagen vyand; eene kwelling, welke hy de bussy fmeekte, dat hem niet mogt worden aangedaan. De Brief was Waarfchynlyk onderfchept door viziaramrauze, en rangarows ftilzwygen en niet opdaagen werd üitgeduidt voor verfmaading en ongewilli.gheid. Omtrent denzelfden tyd werden eenige Sepoys 'ra Franfchen dienst, met eenige van viziaramrAuzes Peons , als zy in het Landlchap Boobelee wilden gaan, te rug gedreeven. Het Volk van dat Land zegt , dat zy met oogmerk van hem gezonde» waren-, zonder den Rajah eenige kunstfehap te doen, ten einde wederftand te verwekken. Doch hoe dit ook bykwame , deeze omstandigheid verfterkte den Heer de bussy in het denkbeeld, 't geen men hem hadt zoeken in te boezemen, en viziaramrauze bediende zich meng. 1792. no. 1. C van  ?,4 byzonderheDew van dit gevoelen, om de bussy over te haaien, dat zy met vereende magt na Boobelee zouden rukken. 1 oen rangarow den optocht des Franfchen Legers vernam, en dat viziaramrauze, 't zelve vergezelde, befloot hy uit den voorgaanden inval, op zyn Grondgebied gedaan, en het niet beantwoorden van zyn Brief, dat men zyn val en verderf bepaald hadt. Te volmoedig zynde om te vlugten, en alles liever willende ondergaan, dan als een Verraader in een "ander Landfchap te verichyneii, nam hy het noodlottig befluit, en, in itede van regt te vraagen by den Heer de bussy, zich ter verdeediging gereed te maaken, en. liet zich opfluiten in een kleine, liegt aangelegde,Sterkte, met zyne Familie en voornaamfte Aanhoorigen. De plaats werd onmiddelyk aangetast, het Gefcbut maakte fchielyk bres in de Wallen; maar de Belegerden, vegtende met den moed, die ontftaat uit wraak en wanhoop, wederftonden een langduurigen aanval. Een tweede beftorming weerden zy desgclyks af, op den vier en twintigften van January MDCCLVI1I, doch het getal der Belegerden thans zeer veel gedund zynde , verzamelde rangarow zyne Medegenooten , en onderrigtte hun , „ dat hy, ,, devvyl het onmogelyk was, de plaats veel langer te ver„ deèdigen, of misfehien een derden aanval uit te ftaan, ,, bellooten hadt zyn ongeluk niet te overleeven, of zieti „ en zyne Familie bloot te ftellen aan de vernedering, ,, om als Gevangenen te verfchynen voor een Perfoon, „ door hem veragt; dat hy egter niet wenschte , dat ,, zyn voorbeeld op hun eenigen invloed zou hebben; „ dat hy, de voorfchriften van de infpraaken van zyn ei„ gen hart gevolgd hebbende, hun overliet, die van hun „ eigen gemoed te volgen; hy zag niet, dat zy zich met hem in 't zelfde geval bevonden : want devvyl de wraak zyner Vyanden het alleen op hem gemunt hadt, „ zouden zy, naa zyn dood , waarlchynlyk min tot ftrengheid overflaan." Maar zy keurden eenpaarig zyn befluit goed, en verklaarden hem niet te zullen overleeven. Hy zondt daarop om zyn éénig Kind, een Zoon, en dien in zyne armen neemende , en aanfpreekende als het eenig overfchot van een oud, doorlugtig, maar ongelukkig Gedacht van Vorften, gaf hy het den laatften zegen, en het over aan aan de bezorging van twee zyner Officieren, op welken hy veilig durfde vertrouwen, en verzogt, dat zy zich mee  VAN DUN AART IN ZEDEN ÓER HINDOOS. 35 met het Kind in eene heimlyke plaats tot den avond zouden verbergen, en tragten 't zelve te brengen tot een zyner Vrienden , een Rajah aan het Westlyk Gebergte met deeze boodlchap. _— „ Rangarow zend u „ zyn Zoon , als het laatfte pand van zyn vertrouwen „ en genegenheid 1" De belluiten, in deeze Vergadering genomen, werden omhelsd door allen, die zich in de plaats bevonden, zy belleedden een korten tyd in het verrigten van eenige Godsdienstplegtigheden , en het plegtig afl'cheid neemen van' elkander. Wederkeerende tot hunne wooningen, maak? ten zy alles gereed, om dezelve te verbranden met ftroo en alle brandbaare ftoffen , welke zy korfden byeenzamelen. De Vrouwen ftonden hun yverig by, en elk haarer ontving den doodfteek van den Perfoon , die zy het naaste was, of volbragt dit werk met eigen hand. Deeze treurrol volfpeeld zynde, ftaken zy den brand in de huizen, op dat zy dit zien mogten, en zeker weezen, dat de lichaamen hunner Vrouwen niet blootgefteld zouden zyn aan eenige onteering. De Vyand den brand ziende, was weder op de bres geklommen, ten tyde dat rangarow met zyne Volgers zich derwaards begaaven. Hy viel door een Snaphaanfchoot, en elk die hem vergezelde , fneuvelde: dewyl zy geen genaê wilden ontvangen. De eenige leevende Perfoon, dien zy in het Fort vonden, was een oude Brakman, die verflag gaf van het voorgevallene (*_). De Heer de Eussv,zegt men , was zo diep getroffen door deeze jammerlyke ontknooping, dat hy befloot eene plaats te verhaten, waar elk voorwerp hem ter herinnering diende vau het deerlyk lot der laatfte Bewoonderen. Niette- genftaande de veelvuldige Omwentelingen, welke het Rylt ondergaan heeft, hadden zy nog een kleinen en afgelegen hoek van de uitgeftrekte Landbezittingen hunner Vooroudereu behouden, dien zy nog eenige eeuwen zouden hebben (*) Ik hoorde de bovengemelde omftandigheden verhaalen door eenige Rajah van die Landftreeke, die gelegenheid gehad hadden, om des naar behooren onderrigc te worden. Niet veele Jaaren geleden, was het Land in 't bezit des Rajahs var» Fizianagaram, fchoon ik geloof, dat rangarows Zoon toen nog leefde, en misfehien leeft hy nog. Hy werd onderhouden daor de goedgunfligheid van eenige Rajaks. C a  3c byzonderheden wegens CE hindoos. ben kunnen bezitten , was .het niet dat der Europeaanen doldriftig voortflaan hun daar van beroofde. Zy hebben, by meer gelegenheden, dan in dit geval, oorzaak geweest, van veel jammers en onheil.1;, door blindeling deel te nee» men in de Afiatifcht twisten , zonder die recht te verftaan^ of naar eisch te onderzoeken. De twee Officieren , aan wier z'orge rangarow zyn Zoon hadt aanbevolen , de zaak hun toevertrouwd, wel voltooid hebbende , kwamen vermomd als Togeys in de Legerplaats van viziaramrauze, op den dag, vóór dat by met zyn Leger uit Boobelee zou trekken. Riet de vryheid, aan deeze Boetelingen vergund, namen zy hun verblyf .onder een boom , naby de Tent van de Rajah, zonder dat men hen des iets vroeg. In den nagt floopen zy'er in, door langs den grond te kruipen, en een hol te graaven aan eene zyde, waar gjeen Schildwagt ftondt. Viziaramrauze was een dik zwaarlyvig Man ; zy vonden hem llaapende op zyn bedde; zy maakten hem wakker, en , zeggende, wie zy waren, doorftaken zy hem met hunne Dolken. De Wagts, gerugt verneemende, ftooven na binnen : maar viziaramrauze lag dood, met verfcheide wonden doorftooken ; fchoon zy' hadden kunnen ontko-* men langs den weg , dien zy in de Tent ingekomen waren j deeden zy hiertoe geene pooging in 't minfte; maar bleven ftaan , en, op het Lyk wyzende , zeiden zy , „ zie „ hier, wy zyn voldaan!" Zy verhaalden, op welk eene wyze zy beraamd hadden den dood van hun Opperhoofd te wreeken , en verklaard hebbende , dat niemand anders hun oogmerk wist , of eenigermaate met hun in verbintenis ftondt , werden zy ter dood gebragt; wel te vrede over het volbragte werk, leeden zy dien met volkomen gelaatenheid. (Het Vervolg by de eerjte gelegenheid.') VOOKDEELEN DER AAHDpEHLÏKHEIB.; lÉene Zedeleerende Gefchiedenis. (Uit het Engelsch.) IS TT7as, geduurende de ftrenge Vorst , van 't Taa'r W MDCCLXXXIX, dat de Heer courland , uit zyn huis gedreeven door de rusclooze beweegingen van een gewond-  V00RDEELEW DER AAMDOIHLYKHETD.. 3? wond gemoed, mymerend zwierf door de velden, om (treek* de Hoofdftad. Zyn gelaat droeg alle de tekens van hartzeer, en de verbysterende ongeduldigheid van zyn geftoórden vrede der Ziele duidde aan, dat hy tragtte te ontvlieden die knaaging., welke hem verfcheurde. Wanneer de Ziel zo verwilderd , en in. haare eigene ongefteltenisfe als verlooren is, kan de geringfte omlhndigheid zom. wylen de. viugtige vermogens der rede herroepen , en de bekwaamheden van fmertelyke overdenking opwekken. 't Geviel, op dien tyd, dat een kreupel, en, met gefcheurde kteederen gedekte, oude man , op geen grooten afitand van hem voorby ging, met een, vergenoegd gelaat, en neuriënde op een toon zo vol te vredenheids, dat hy de aandagt vau den ongelukkigen. Lyder trok. „ Helaas!" zeide hy tot zich zeiyen., „ hoe verkeerd oorr ,, deelt het. Menschdom menigwerf over 't geluk en ongeluk „ hunner Medelchepfelen! Hoe menigmaal worden de zugtea „ van medelyden , en het gegrom van den nydt verkeerd ge„ plaatst.——Wie, die u, halfgekleedde Bedelaar, bykans ,, barrevoets hinkende over de Sneeuw, befchouwt, voelt de „ kloppingen niet van medelyden; wie, die my dus gedekt „ ziet tegen de ongenade der lugt, kan zich wederhouden van ,, te morren over de ongelyke verdeeling der. aardfche zege„ ningen? — Nogthans is het voorwerp van medelyden wel m te vrede, vrolyk , terwyl ik, het benyde Kind des over- » vloeds fijaar deeze gjlukkrge Cedelaar is, door ,, eene langduurige. gemeenzaamheid met jammer en etende* „ verhard geworden tegen lichaamsleed. Aanhoudend lyden „ heelt zyn gevoel verdoofd. Helaas ! waarom kan Zielslyden -niet even zo het gevoel van A-andoenlykheid verftonv „ pen? —— Myne Vrouw! myn Plaag! myne Schande! was „ Natuur niet overdwarst geworden ; hadt een trotfche Vader, my, in myne jeugd, niet gefebéurd uit de armen van K mvne dierbaare «hri.v Ik was nu (naa achtten |aaren verdrie„ tig oppasfens van eene Vrouw, die ik nooit kon beminnen^) ,, niet gebrandmerkt met fchande niet onteerd door myn „ Stalknegt. „Dood! is dit het loon van Kinderpligt! Pïigt ? 't was geen „ Pligt, Het edelmoedig vertrouwen van myne maiia maakt* „ alles misdaadig , 't geen haare vrede en eer kon (ellenden,. » t Is regtvaardig! 't Is regtvaardig! Deeze. myne ongelegen„ heid is flegts een geringe wedervergelding voor myne on,, menfehelyke verlaating van de beminnelykfte haarer o-exe, " Maar met myn Stalknegt! mabia zou my zo niet be- „ handeld hebben, Ween , beledigde onfchuld ! Schoon gy „ laag waart van geboorte , fchoon eene vreemdeling ten op. „ zigte van de kiefche verfyniugen van hede.ncjaagfchen tr.ot^, ö zou , nogthans, de aangeboore waardigheid van eer, de C 3 ^del-  3« VOORDEELKI? „ edelmoedige genegenheid die u bedroog, en de gevoeligheid ,, van uw hart , uw courland bewaard hebben van deeze „ knaagingen der fchaamte. ,. Onmenfchelyke Vader! zie, indien uw geest iets kan op„ merken, hoe uw hoogmoed my dwong, om onfchuld, waar„ heid en geluk op te offeren ? Maar wat baat het Ge„ voel! wat helpt aandoenlykheid ! Beter, dat het bezef van „ Eer nooit in dit hart gegloeid hadtj dan dat het dus gefchokt wierd , door de valsehheid eener Vrouwe , omtrent welke „ haare kiefche beginzels my aandreeven, om haar met aan„ houdende tederheid te behandelen, hoewel zy my nimmer met , genegenheid konden vervullen of gelukkig maaken! Be- „ ter ware het, dat medelyden nimmer in deezen boezem woon„ de, dan dat ik. het zelve zo langen tyd te vergeefsch koes,, terde voor de beledigde onfchuld , u-elke oudeilyke hoog- „ moed my verhinderde, gelukkig te maaken! Ach ma- ,, f Ja ! maria ! tot wat einde verwyten my deeze boezemzugteiï „ myne voorgaande wreedheid, en pleiten by den Hemel, orn „ hergeeven te worden (fchoon niet aan uwe armen,, want „ dat ben ik onwaardig) aan uw medelyden en aan uw ver„ trouwen. ,. Helaas! de knaaging van Aandoenlykheid baat niets; zy „ ftrekt alleen, om den fchuldlged teplaagen, en het lyden des „ ongelukkigen te verdubbelen! ' Dit'waren de ontrustende bedenkingen van courland, die met leedweezen te nig zag op de dagen zyner jeugd, en de verwyten van berouw over gepleegde wreedheid gevoelde. Hy zwierf om, tot zyn redelyk vermogen geheel verbysterd werd, en zyne beroerde verbeeldingskragt hem bykans tot bysterzinnigheid vervoerde. Geduurende de voorgemelde Alleenfpraak, was een jong Vrouwsperfoon , van omtrent achttien Jaaren , fchraal . doch voegelyk gekleed, in 't gewaad van onverdiende armoede, een en andermaal , onopgemerkt den Heer courland genaderd , met oogmerk, om hem een aalmoes af te vraagen; zy was even zo veel keeren te rug getreeden , buiten ftaat, om de haar ongewoon e taal eener Bedelaaresfe te voeren. In 't einde kreeg de taal der Natuure de overhand op haare kieschheid, en zy wierp zich voor hem neder, zeggende met eene zwakke ftem, die ten teken ftrekte van haare uitgehongerdheid en fchaamte. „ Ach, „ myn Heer ! heb medelyden met het lyden van een on„ gelukkige , ongelukkiger dan gy. Indien gy hoopt dat Hy, „ die den balzem des vredes kan Horten in elk gewond hart, uwe „ onheilen zal verligten , verzuim dan niet, die vcrligting te „ fchenken, waartoe de Vader der Genade u in ftaat irclt. aan „ eene , die kwynt in de grootfte ongelegenheid. Ver- „ fchoon, myn Heer! deeze «rtoorenis van eene die nooit voor. „ heen  bsr aandoeklykheid. S3 „ heen de ml eener Bedelaaresfe fprak; honger, droefheid, en, ., wanhoop hebben my , na lang tegenworftelens , ^tot deeze „ ftoucheid gedreeven. Hoor myne gefchiedenis . . ." Maar 't was niet noodig , haar gelaat pleitte voor haar ten fterkue. hlke traan, die haar ten ooge uitbiggelde, viel op't hart van courland , en deedt het in medelyden weglmelten. . „ Doe." was zyn woord, „ u zelve geene moeite aan „ met het fmertend verhaal. Aanvaard deeze beurs, (en op dit oog.nblik haalde hy zynen Goadbeurs uit , en rekte dezelve haar over) en wees niet langer ongelukkig, voorheen onge- lukkige Schoone! Gaa, koop wat u noodig en verkwikkend ,, is, en fmeek in uwe gebeden om het eeuwig geluk van hem, 3, die hier op aarde geen geluk meer kan fmaaken. —— En ,, gy beledigde Onfchuld!" riep hy uit, zich omwendende, zonder te letten op de dankbetuigingen van de verwonderd ftaande beweldaadigde. en zich vervoegende tot het beeld, 't welk zyne verbeelding hem fthilderde van zyne maria, „ en gy bele„ digde Onfchuld! indien de valsehheid van uwe colbland, tt van dit aardsch tooneel gedreeven heeft, zweef dan, eene „ wyl , dierbaare fchim over uwen berouwvollen Minnaar, „ daar hy de gelofte doet, van nimmer eene traan te zien in „ 't oog van hulplooze 1'ehoouheid, zonder zyne poogingen „ te zullen aanwenden, om die af te droogen. Nooit zal „ het verhaal van vrouwlyke behoefte het oor van uwen „ courland treffen, of hy zal, zo lang hy daar toe vermogen „ bezit, om uwent wil, zyn best doen tot het toebrengen van ,, hulpe ! Ontvang , dierbaare Cherub ! ontvang deeze beste „ verzoening, welke het noodlot toelaat, toetebrengeu, aan den „ wreeden misleider van uwe Onfchuld. Ja, gy zult de- „ zelve willen aanneemen: gy waart geheel gevoel, geheel goed„ heid ; en uw fchim zal blyven waaren omftreeks alle kinde,. ren des onheils, en ze met mededoogen aanfehouwen." Zodanig waren de wilde uitboezemingen, die de ongelukkige courland , goeddaa*diy te midden van zyne verbystering, toebragt aan de nagedagtenis van het eerfte voorwerp zyner genegenheid. Zo ras de beweldaadigde bekomen was v*n haare verbaasdheid, en dankzeggingen van haar getroffen hart uitgeltort hadt, liep zy, met zo veel fpoeds, als haare zwakke voeten wilden geheugen, na de gevangenis, waar haare zieke en verlegene Moeder hooploos kwynde. Niets, in, de daad, dan de ongelegenheid van eene tederbeminde Moeder, zou haar hebben kunnen aanzetten om het medelyden van een vreemdeling te Imeeken. Het befluit, om daadlyké verligting toe te brengen. w«ar toe courland zich bcivoog:n gevoelde, gaf eenige verzagting aan zyn gewond hart , en fchonk bezigheid aan zyne verbeelding, opende hem eeu vooruitzigt van hoope in de elenden, C 4 wel-  4° YOOEDEILE» welke 1ry dagt te voorkomen, en het geluk 't geen hy voor hadt te bezorgen. & J vuuc Verzagt door deeze overdenkingen, werd hy eerlang bedaard genoeg, om te bevroeden, dat hem nog eene vertroosting «IJ overgebleven — een Vriend, by wien &™n So™rt boezem kon ontlasten , en op wiens raad hy\\l kon verlaa. ten. My vervoegde zich daarop ten huize van toffSï stok , en d.en aantreffende, ontdekte hy hem al de fchande , K overgekomen en de verlegenheid, waarin hy zieh bevond de tron wloosne.d eener V rouwe, dien hy nimmer beminde ; en de diep! gaande knaaging, welke hem aangreep, wegens het ongelyk, doar hem aangedaan aan eene fehuldelooze Schoone , dje hv nooit hadt opgehouden, te beminnen. - y Zyn Vriend, hoewel zeer getroffen, ftondt niet verdeld op het verhaal Couklands .aanhoudend hartzeer over het verlies van de beledigde maria, en zyne onvcrfchilligheid of liever af. keer van zyne Vrouw , fchoon no.it zigtbaar voor anderen waren niet bedekt geb eeveq voor het vertrouwen der Vriend fchap ; «Je ligtvajrdigheid en onbellendigheid van die rrouwlooze was het diep doorziend oog van el?h,nsto« niet onTZt hoewel hy vvyslyk bedagt hadt, dat het ontdekken dier on gelukken, welke noch herfleld noch voorgekomen kunnen' worden, veeleer de rol is van vyandfehap dan vriendfchap : De eemge zorg van den Heer elph.nston was (nu'bedekken «iet langer kon baaten) hoe hy best de wonde van zynVrtend zou heelen. D,t onderneemende ging hy niet te w^y als die Zich geoefend hadt in de bebouwende grondregelen van Kliuzenaars, or Wysgeeren; maar als een Man van verihnd die een voorraad van kennis van het menschlyk hart, en van het groot tooneel dei; Wereld hadt opgedaan. Met één woord hy deedt zyn best met, om door bewysredenen zyne droefl geestige driften te onder te brengen; maar zogt de wanhoop zyns Vnends te verbannen , door de voordeden aan te wyzen we ke zyn toekomend geluk mogt -ontleenen uit eene omftan' digheid , die hem in ft,« kon ftellen , om zich te ontflaau van eene Vrouw, welke hy nooit bemind hadt, en regt te laaten wedervaaren aau, de beminnelyke maria , wegens welker gemis zyns Vhends hart bloedde. 8 Overeenkomftig met dit denkbeeld, raadde hy hem, de vaard.gs werkende middelen by de hand te neenien , 'om èene Echtfchcidiijg te bewerken: en hy boodt zichzelven aan, om ZTLf gMt "a t GeboorteP|a™ van maria en allen möin In tT, a ^0en "2 d'C haal'S ce^nwoordige» verblyfs, «van den toefland , waarin zy zich bevoifdt f en of zy als hy haar aantrof, nog waardig was die genegenheid die courland beftend.g voor haar koesterde , en aüe noodigé flappen te aoen tot het vestigen van beider geluk. Ha plan, zo geheel zamenflemmende net zyn gligj en weR, fclïen,  DEI1. MNDQ2NLY1CHEI». 4ï f;Iieu , kon aiet misfen greetig omhelsd te worden door den Heer courland : en , fchoon een droefgeestig voorgevoel hem, yerboodt met veel vertrouwen te hoopen, dat zyne maria' nog in leeven zou zyn, en geneegen , om gehoor te geeven, aan zyn berouw hebbende liefdedrift, drong hy by zyn Vrieud. «san , om terfloud de reis na M aan te vangen. Intus- fphen yerzagtte. hy de uuren van angstvallig wagten . door het, oplpeufn van gelegenheden, om zyn' weldaadig befluit. te werk te ftellen, 't geen 'hy , in de vervoering zyner Aandoenlykheid genomen hadt, als eene voldoening voor het onregt, voorheen aan de beminnelyklte der Sexe aangedaan. Dewyl de Leezer misfehien niet weinig belang ftelt in het lot van de ongelukkige anna, wier aanzoek zo fterk.de aan* doening van onzen Held trof, zal men het ons ten goede duiden , dat wy, geduureudc den tyd dat de Heer elpmnston' op reis was, vermelden^, hoe zy ontvangen werd *vap haare^ Moeder, als zy in de elendige gevangenis, kwam , met de' tyding van baar onverwagt goed geluk. Anna hielde zich alleen onder den weg. op. tof het koopen van zulke behoeften , als zy wijst dat haare Moeder onmiddelyk noodig hadt, en haastte zich toen, om een maaltyd toe te' bereiden, die haar vrolyk uitzigt en blykbaare vergenoegdheids dubbel aangenaam maakte aan haar kwynende Moeder. Tot dus lang hadt anna de gelukkige omftandigheid verzweegen, welke haar in ftaat gefield hadt, om haar dit onthaal te, verfchafFen , en de Moeder, onkundig van de verlegene omftandigheden , waarin haare Dogter , zints eenige dagen verkeerde, verbeeldde zich, dat zy dit onthaal te danken hadt aan de vrngt van het gelukkig vlytbetoon haarer Dogter. Maar toen de lieve Maagd, gedagtig aan den zwakken ftaat der gezondheid van haare Moeder, met een onbefchryflyk genoegen op 't, gelaat,, 't welk de voldoening haarer Ziele aankondigde, haar wat wyn voorzette, werd zy verlegen, en deedt onderzoek, wat haar in ftaat gefield mogt hebben om eene verkwikking te bezorgen , die, fchoon haar geheel dienftig in haare zwakheid, haare omftan.digheden als gantsch overtollig fcheenen te verbieden. „ Myn waarde Kind," fprak zy, „ waarom hebt gy uw fchraal „ gewin dus uitgeput, om dingen te koopen, buiten welke wy „ het zeerwel zouden kunnen ftellen. Ik vrees, myne anna, „ dat uwe bezorgdheid, om den tegenwoordige» dag by uitftek „ verkwikkelyk te maaken, u beeft doen vergeeten, dat 'er nog „ veele dagen van behoeite voorhanden zyn. Put , u , myne „ Waarde, mynent halve niet geheel uit. Draag meer zorgs voos ,, u zelve. Gy zyt jong, onfchuldig, en zonder vrienden; „ 't is hard, dat gy zoudt lyden om myne ongelukken. Helaas!! i, waarom beroof ik u van alle de vertroostingen deezes leevens? a, Di wetten dei Natuure fchynen omgekeerd, daar ik dus aaz •» ™«n hadt_ haar niet meer ,/^TebSkleSf' S»£ C0ÜRtAND r-„m t, ,b " Maar wat zegt myn Vriend, - " fchuilef^ lt. 7"", Hi£r m0£t bedr°S « Tchurkery' onder „ Ichuilen. Ik dagt haar wel bezorgd te hebben , als ik htar " K T^T' *»#tó1?«n zo'^ «r waarde van vyft en 1 onl " SS^f i * ^etaoegzaaaw zekerheid te hebben in de" „ moede, yke genegenheid, tegen de leuriklyke misdaad, om " j&^ZÏT, afj?ammeR»S my»er Liefde niet blootgefte d e „ zien aan behoefte en Ichande, toen ik haar, in myn Brief ,j verzogt, myte laaten weeten of'er eenige vrugt was va, „ onze omhelzingen ; ren einde ik fchikkingen mogt m alle „ noodig tot welweezen van dit pand onzer Liefde.'' «WHWstpn antwoordde, „ het blykt niet, dat uw last ooit „ volvoerde, o dat debulpe, door u beftemd en toegefchuk „ immer de ongelukkige ter hand kvvame"- ' u™^mKï „ O fchurk!" riep courland uit, „ zal de wraak zulk -en „ gedrocht met verpletten » " Maar ik was de eer le Ve " „leider. Ik gaf een (legt voorbeeld, en hy gaf "echts een „ flaauwe afbeelding van myne trouwloosheid. — Ach ma„ RiA I Ach myn Kind ! „yn Kind ! Verleiders der oftfchuS „ neem een les aan myne verbystering en. hartzeer f S „ „ het zieden van 't jeugdig bloed, wanneer fchoonheid de'lus aanpnkkelt, en de begeerte, fcherpt, het beeld, t welk m , wy in die «ogenblikken flegts bedenken , dat een elendte , zuigeling, door onze drift geteeld, door zyn geheel volS -v cx was geen Mensch boos genoeg, om „ zulk  DER AANDOENLYKHEID. 4,5 „ zulk een mistkadig vermaak te neeme'n. r— O fchrik! welk „ een vooruitzigt !." Elphinston viel hem in de reden, „ Helaas! myn VriendJ ik „ waet niet. of het u tot vertroosting zal dienen , de droeve „ verzekering te hooren, dat gy geene reden hebt, om ontrust „ te weezeq over zulk een vooruitzigt. Men gelooft, te I, M in 't algemeen, dat maria en uw Kind niet meer " zy" Y , t Is wei' t is wel 1 " fprak cou&land , de kamer op en neder wandelende met eene bedaardheid , die gelyk is aan eene doodlyke ftilte , welk een florm voorgaat. „ Zy zyn ingeleid „ in zaliger gewest, myn lot is misdryf en knaaging!" Dit zeggende, wierp hy zich nedër öp een Sopha , in fpraakiooze boezemfmerte, en gaf zich óver aan zyn lot. Geen aanzoeken konden hem uit zyne mymering trekken, of beweegen, om eenig voedzel te gebruiken , of na troostredenen te luisteren ; tot dat hy , naa eenige uuren in dien ftaat doorgebragt te hebben, ontdekte, dat elphinston, hem oppasfetïde , aan zyne zyde zat, en hy , in 't einde , na bedde ging ; niet, om daar verligting van hartenleed te vinden ,• maar om het oppasfen van Zyn Vriend te ontgaan. (V Vervolg by de eerftt gelegenheid?) BY DEN AANVANG VAN HET JAA'R 1702. Tot hier toe heeft ons •  MENGEL WE R K9 tot fraaye letteren , kohsteïj en weetenschappen , bet14ekkei.yk. antwoord aan het haagsch genootschap , dat, yverende voor de Eer van het Evangelie , en voor de belangen onzer Vaderlandjche Gemeenten, thans vraagt: ,, TTTelke zyn de voornaamfte oorzaaken van het klein „ VV getal der geenen, die zich in ons Vaderland voor4,, bereiden tot den openbaaren Predikdienst V — En welke zyn de gereedlte middelen , om veelen daartoe op te wekken , en alzo een gevreesd gebrek aan Predikanten. ,, voor te komen ? " De eerfte deezer twee Vraagen geeft inderdaad weinig eere aan het Vaderland. Zy kondigt aan een zeer diep verval, in een zaak van het allerhoogfte belang. Ligtelyk zou men echter de daar uit vloeiende fmert vergeeten kunnen , zo de tweede Vraag volkomen beantwoord mogte worden ; dar. is , indien men zeer gereede middelen kon vinden, en waarlyk aanwenden, zo wel om onze zinkende eer te herftellen , als om een gedreigd oordeel over veele Vaderhndfche Gemeenten, by tyds, te voorkonen. Gaarne willen wy , tot het bereiken der beide einden , eenige Aanmerkingen op het papier werpen: Aanmerkingen die wel veel waarheids zullen bevatten; maar, mogelyk , onvoldoende gekeurd worden, om het groote doelwit te bereiken. Dan , hoe zulks ook moge weezen, wy willen de volgende proeve ter overweeginge overgeeven. De eerfte oorzaak van 't klein getal der geenen, die zich thans tot den Predikdienst voorbereiden , moet gezogt worden in de afkeer, welke aan fommige jonge Lieden of gegeeven is , of die zy zelve uit die bediening afleiden. De middelen, noodig tot het opltellen van goede Leerredenen, zyn wel, van tyd rot tyd, door de uitgaaf van voortrelfelykeBo;ken, zeer vermeerderd; maar de begeerte, om wel uitgewerkte Predikatiën te hooren , is by veelen o^k niet weinig toegenomen, en dit heeft den arbeid der Leeraareu meng. 1792. No. 2. D niet  53 ANTWOORD niet weinig vergroot. Hiervan is het thans de tyd niet meer, om te ouderneemen, een Leerreden , gelyk men het noemt, voor de vuist te doen, of uit den mouw te fchudden. De vermeerderde leeslust, ook onder het gemeen , min gewoon in voorige jaaren ; de tegenwoordige kieschheid, de gezuiverde en verbeterde finaak , zo niet van allen , ten minden van zeer veelen , laaten den Predikanten niet toe, over eenig ftuk heen te loopen , zo zy in «enige achtinge willen liaan, en Toehoorders behouden. Zy zyn dus verpligt meer te ftudeeren, vooral, wanneer zy geen fterk geheugen hebben, of geen fcherp gezigt, om hunne opltellen vlot te kunnen leezen, hoewel de meesten het kezen, metregt, altyd zullen blyven afkeuren. Daarenboven zyn fommige Gemeenten te talryk, om, naar behoozen, door éénen Herder te kunnen beftierd worden ; ten minnen gaat daardoor, devvyl men 'er thans, meer dan ooit, op fehynt gefield te zyn, zo veel des kostbaaren tyds verloeren , dat de huisfelyke ftudie zeer verzwaard wordt. Wy zullen niet aanmerken, dat men, oudtyds, maar honderd en vyftig Leden onder het beltier van éénen Herder vertrouwde , en hu kennen wy Leeraars in het Vaderland , die , zonder Kinderen en Dienstboden te rekenen , vyftien honderd Ledemaaten onder hun opzigt tellen : wy zullen ons niet herinneren eenen Man , die , weekelyks, zes honderd Katechifanten heeft te onderwyzen : wy zullen niet zeggen wat het zy, als dan nog twee Predikatiën op te ftellen , (ten minften een nieuwe , terwyl de namiddagspreek flegts een verbetering ondergaat) : wy verzwygen , dat Lieden van geene groote vlugheid of fterk geheugen daar aan.werken , (zodanigen hebben wy gekend ,) van 's maandags 's morgens tot 's zaturdags avonds : wy zullen onze fmert niet uitdrukken , dat het Plan van Prins Willem den IV, (volgens welk alle Namiddags-Predikatiën ten platten land» veranderd moesten worden , in openbaare Katechifatien, het geen den Léeraaren veel gemaks , en der Gemeenten veel voordeels, zou gegeeven hebben,) onuitgevoerd gebleeven is : wy zullen geene meer andere dingen hier byvoegen , en verder afdwaalen ; maar tot dit befluit komen : ,, zodanige niet verligte , maar meer en meer verzwaarde, arbeid , dagelyks gezien van de Kinderen der Predikanten; foms opgemeikt van zulken der Familie, die hen komen bezoeken, of van anderen waargenomen, die toevallig daarvan kennis kreegen, heeft deeze ongelukkige uitwerking op veé'len gehad, dat ik menigmaal, wanneer Kinders alleen wa-  AAN HET HAACSCH GENOOTSCHAP. 51 waren en vry praaten hadden , hen heb hooren uitvaaren tegen zodanige moeilyke bediening , en elkander affchrikten, om 'er immer toe over te gaan : ook weet ik zeker, dat verfcheidenen, die anders daartoe neigden, volkomen;, door zodanige redenen, tot andere ftudien gekomen zyn."_' De tweede oorzaak zoeken wy in de hoogere kosten, die thans tot de ftudien verëischt worden, zwaarer in der daad, dan in voorige tyden , zo wel wegens den gedaalden prys van het geld , als om de hedendaagfche kostbaarer leevenswyze. Ouders , ten platten lande woonende , zeggen : „ Zullen wy onzé zoonen , vyf of zes jaaren , naar een duure Stad op de Latynfche Schooien zenden ? " en de Stedelingen voegen daarby : „ Zullen wy daarna onze zoonen naar een Academie zenden , waar men , (om maar ééne Haal aan te haaien,) vóór dertig jaaren , een goede kamer voor vyftig guldens huurde , die nu negentig of meer moet kosten? Zullen-wy, dit al eens overllaande, en aan andere dingen van meer duurte niet denkende, het overige berekenen; en zo alles al eens wel uitvalt, het geen onzeker is , voort moeten gaan om hen te onderhouden , tot zy een goed beroep ontvangen , hoe veel zal dat niet kosten? Wanneer zullen zy, of wy, intrest van de uitgegeeven gelden ontvangen , of zal liet Tractement op een Dorp, de rente van het verftudeerd Capitaal, (laat my 't zo eens noemen) kunnen uitmaaken ; en wat zal hy dan hebben voor zynen arbeid van prediken , enz. ? Wy hebben eenen tyd beleefd , waarin men drie honderd en vyftig Proponenten telde ; waarin 'er zes en vyftig hunne gaaven op ééne vacatuur lieten hooren , waarin fommigen der bekwaamden , agt of meer jaaren, ledig liepen; eenen fchat verteerende met hun heen en weêr reizen naar openftaande plaatfen, waarin anderen, geen beroep kunnende verkrygen , of van verdriet byna vergingen, of verpligt waren, zich tot een ander beröep te begeeven. En zullen wy onze Zoonen , zo zy een plaats verkrygen , in een ordentelyk huisraad zetten , die thans tweemaal hooger loopt, dan in onze vroege jeugd ? Zullen wy het examineeren, het zitting neemen in een Clasfis, het intreeden in Weduwe Beurzen, opfchieten, al't welk, hier en daar, op vyf of zes honderd guldens loopt , betaalen? en dan, dan nog onze Kinderen zien op een arm, afgelegen, onvermaakelvk Boeren Dorp, waar geen gezelfchap ter waereld is , waar zy geheel vergeeten worden: neen, dat, dat zal voorzeker nimmer gebeuren." ■ Deeze of dergelyke redenee- D 2 ?inS?  5~ ANTWO0RD ring, door Ouders gedaan, is al mede oorzaak geworden, van de thans zo weinig ftudeerendc jonge Lieden. Sedert de, in ons Vaderland zo gelukkig opgekomen, Hervorming, byzonder in Holland, waar men toen maar twee Leeraars kende , is het getal ongemeen vermeerderd ; en fchoon men nu een meerder, dan een minder, getal telde; men kan aich niet herinneren , dat men ooit gebrek gehad heeft. Waren 'er weinig Proponenten, dan werden de Ouders aangemoedigd , om meer Kinders tot de ftudie te beftemmen : waren 'er veelen , dan zagen, zy daarvan af; maar, zo veel wy weeten, (wy herhaalen dit) 'er kwam geen gebrek aan Leeraaren , door Gods goede Voorzienigheid. Maar na den jaare J7.50 , toen het getal tot byna vier honderd Proponenten opklom , zagen veele Ouders geheel van de Theologifche lludie af, en niet minder de opgroeiende Zoonen ; te meer, om dat men merkte, dat de Proponenten , wegens hun groot getal , in verachting vielen. Wy kunnen ons herinneren, dat fommigen den fmaadnaam van Wagtmeesters ontvingen. Van anderen zeide men , dat men de zilveren bruiloft van hun Psoponentfchap wilde vieren. Had een Proponent zyne gaaven aan een Gemeente laaten hooren , hy wilde wel, met den hoed in de hand, in het Doophek ftaan voor een Boeren - Kerkenraad ; maar van deezen , toen byster kiesch op hunne manier , onzoete aanmerkingen over gaaven en preek, als van zulke ongefchikte en onbedreeven Richters , te hooren, viel niet weinig zuur. Zodanige boerfche behandeling bleef niet verborgen , zy kwam den Ouderen en anderen ter ooren , en liet niet na, by een grievende fmert, een diepen nadeeligen indruk, tegen de Godgeleerde Studiën te maaken. En ik ben wel verzekerd , dat veele in leven zynde Predikanten , nog gedagtig aan die verfmaadende tyden, niet bewoogen hebben kunnen worden , om hunne Zoonen tot de heilige Bediening te laaten overgaan. En men mag vraagen , of niet zulke Gemeenten , toen zo viefche vcragters van braave jonge Nazireërs, thans , door een rechtvaardig oordeel van God, met gebrek aan Leeraars gedreigd worden ? Of zou de heilige en regtvaardige Heer van zyne Kerk dat aangezien hebben met onverfchiilige oogen? Laat ons tot een derde oorzaak komen , wy bedoelen de geringe befolding , welke den Predikanten te beurt gevallen is. Hier boven hebben we reeds één woord daarvan gerept ; een byvoegfel zal, ter deezer plaatze, niet gewraakt worden. Men moet nu niet meer zeggen , dat de tegen- woor-  AAN HET HAACS.CH GENOOTSCHAP. 53 woordige loon der Leeraaren gelyk ftaat met den verleden: of weet men niet, dat de Tractcmenten veel geringer in onzen tyd geworden zyn , wegens de gedaalde waaide des gelds? Gewislyk, de dagen zyn voorby , in welken men, voor tien duiten , brasfen kon. Wy hebben een Predikant gekend, die jaarlyks , voor al zynen arbeid, niet meer dan twee honderd en zes en dertig guldens ontving. Veele anderen kennen wy nog, die flegts op drie of vier honderd guldens hoopen mogen. In een groote ftreek onzes Lands, trekken alle Leeraars, ten platten lande, niet meer dan vier honderd en yyf en zeventig guldens, waarvan zy met Vrouw en Kinders , fotis zes , agc of meer in getal, een geheel jaar moeten leeven. Welk een jamraerhartige befjlding! — Eenmaal heb ik met eigen oogeu gezien, dat een oud Predikant agter den ploeg ging, terwyl zyn oudfte Zoon de paarden mende: want, in fom ruige Provintien, betaalt men hen maar ten deele in geld ; moetende het overige uit landeryen, die aan de Pastoryen eigen zyn, gevonden worden. Het ongewoon gezigt van een zwaar ploegenden Predikant, gewis overvreemd in ons Vaderland , trof myne geheele ziel: ik verzugtte, en moest 'er myne oogen afwenden. Uit den mond 'eens anderen hoorde ik eens : myn Schoolmeester heeft het beter, dan ik." En een derde getuigde: myn Roomfche Pastoor kan ruimer leeven, dan ik. Twee oxhoofden Rhynfchen Wyn drinkt hy jaarlyks met de gasten, die hem bezoeken; terwyl ik, zondags avonds, na mynen zwaaren arbeid, niet meer dan een glas Bier kan hebben." Dit fober inkomen is den Staaten van Holland niet verhooien gebleeven. Men heeft my dikwyls verhaald, dat de Rentmeester Generaal der Geestelyke goederen, vóór eenigen tyd , van die Staaten gevraagd werd , of men den Predikanten , jaarlyks , eene ver'hooging van vyftig guldens zou kunnen betaalen , waarop de gemelde "Heer, allés nagezien hebbende , ten antwoorde zou gegeeven hebben : ,, niet llegts vyftig , maar twee honderd guldens." Dan, van zodanige verhooging is dus lang niets geworden. De Staaten van Gelderland fcheenen, vóór meer jaaren, ook iets van dien aart in den zin gehad te hebben; geevende in last, dat de Predikanten van hun Gewest een opgaaf van alle hunne inkomften zouden inzenden, om alles in een geregelder orde te brengen, en aan hun , die te weinig hadden , meer toe te leggen. Maar ook die verwagtiug is verdweenen; doch 'er is overgebleeven een weerzin in Ouders eu Zoonen, om zo veele jaaren der ftudie toe te wyD 3 de»,  5» ANTWOORD den, en , Ha zwaare uitgiften, voor een foberen loon , al hun leven te dienen. Of is een arbeider, (al heeft men ■imusfchen hooger bedoelingen, dan de winst van aardfche inkomften) zyn loon niet waardig?- Paulus fchreef niet minder, dan een half Hoofdftuk , om zulks der eerfte Gemeenten te beduiden. De gevolgen heeft men ook gezien, zo dra de verlangde verhooging agterbleef. Onder anderen hebben wy een geleerden Proponent, wiens naam wy zouden kunnen noemen, en aan welken men niet, met regt een Hooglceraars-ampt te Leiden zou hebben kunnen weigeren, om deeze en geene reden, naar Indien zien vertrekken. Meer andere gevallen zouden wy hiérby kunnen voegen: maar zy krabben de oude wonden op, zonder de tegenwoordige te kunnen heelen. Als een vierde oorzaak willen wy hier aanvoeren, dat de grilligheden der geenen , die, ten tyde des grooten aantals Van Proponenten, de beroepingen in handen hadden, daar men naauwlyks wist, wien te ncemen , zeer dikvvits de minst bekwaame Proponenten boven anderen voortrokken , en de kundigften lieten agterltaan. Hierdoor viel de moed der laatftcn^ en veele Ouders, dat vemeemende, riepen uit: ,, gaat het 'er zo toe, onze Kinders zullen ge'ene Godgeleerden worden ! " Men moet hier niet aanvoeren , dat zuiks te vooren ook dikwyls is gebeurd, en in het vervolzal blyven gebeuren. Wy zullen zulks niet ontkennen ; maar t gaat vast , dat deeze voorvallen toen een grooten invloed hebben gehad , om de Tbeologifche Studiën agter de bank te zetten. En daar de toen heerfchende denkwyze en partyfehappen van die dagen, meer dan thans, de bevordering van deezen, al was hv minder dan een ander van tegenflrydige gevoelens, bewerkten, zo vermeerderde zulks den weerzin in den Predikdienst. Een ander nadeel, reeds van ons genoemd, is, als een vyf de , oorzaak, van langzaamerhand, hierby gekomen, namelyk: de verhoogde prys der meeste dingm, de mindere waarde 'van het geld, en de kostbaarheid der leevenswyze , waarbuiten een Leeraar, hoe ongezind hy ook daartoe moge weezen, zich niet geheel kan houden. Alles hier by te haaien, ten bevvyze deezer drie genoemde dingen, duldt ons bellek niet. Met drie voorbeelden willen wy 0us vergenoegen. De beste fpiegel m de fchoonfte kamer van een Predikants huis voorheen gehangen , werdr, ten tyde zyner volwasfen Kinderen , zo (legt gerekend , dat dezelve niet te goed geacht werd , ©m op eene meiden-kamer gehangen te worden. Men heeft een  AAN HET HAACSCH GENOOTSCHAP. 55 een Amfterdamsch Predikant hooren zeggen, dat zyn^geheel Tracfement weg was , wanneer hy zyne huishuur, t loon zyner dienstbooden , en het fchoolgeld zyner kinderen betaalde. Wy weeten , dat Predikauts Vrouwen, zelfs in afgelegen Dorpen, gedrongen worden om fakken te, draagen, zullen zy in geene algemeene verachting vervallen. En zullen Zoonen, die al vroeg bemerkt hebben, hoe veel meer een huishouding thans kost; die hunnen Vader, of den Predikant hunner plaats, hoorden klaagen, dat hy geen nieuw uitkomend Boek koopen kon, (en hoe noodwendig zyn thans kostbaare groote Bibliotheeken geworden?) die ondervonden hebben, hoe bekrompen alles in deszelis huis toeging: hoe zullen zy, zeg ik, lust krygen, om tot zodanigeu kommerlyken ftaat over te gaan ? —- Daarenboven , hoe menigmaal gebeurt het, dat een Student op de Latynfche Schooien, in Steden, verlókt door de vermaaken, door uitfpanninaen, en voorbeelden van anderen, of door de winften , die hy ziet door den koophandel te zullen krygen , vóór 't gaan naar de Academie , begint te denken: „ indien ik my tot den kanfel fchikke , en geene brillante gaaven heb, (wie toch kan daar voor inflaan?) dan worde ik, waarfchynlyk , naar eenen achterhoek des Vaderlands verfchooveu, waar ik naauwlyks het brood zal hebben ; waar ( gelyk ik zo dikwerf van anderen hoorde) geene gegoede Juffrouw , aan het ftedelyk leven gewoon , my zal willen volgen ; waar eene min vermogende my te beurt zal vallen ; waar geene Kinderen eenige Opvoeding naar hunnen ftaat zullen kunnen verkrygen , en welke ik , by gebrek van geld, naar elders niet zal kunnen zenden : en waarom zal ik dan nu naar de Academie gaan , om my tot h«t Leeraaram.pt bekwaam te maaken? Men fprak my gisteren van een Predikant, wiens tien Kinders, by zyn fterven, verr pligt waren , om voor meiden en knegts te gaan dienen : men wees my Zoonen eh Doch teren van Predikanten , die thans boeren en boerinnen zyn, en met groenten ter markte komen !" • De zesde oorzaak moet gezogt, en zal gevonden, worden in de onverdiende Verachting, welke op de orde anzer Geestlyken, ten deezen tyde, meer dan voorheen, gevallen is, en hen voor bitterheden bloot fielt. De beroemde Salisburyfche Bisfchop burnet, die in de voorige Eeuw ons Vaderland bezogt, verwonderde zich niet weinig over het aanzien, waarin de Leeraars alhier (tonden , en den invloed , dien zy in veele zaaken hadden, D 4 Maar  ^G ANTWOORD S ^iet^fc HL»6»* 2yn ***** hierom Steden, lang "Sr de f) w m ?• 'D dei' voo™^lts van een Predikw Qn;wente.ling, by de bevestiging AnHug no0t zc "en- ^TT' t0t zy,iei1 nie^«« liet de mSt eThet S± t 1 niet "a- den " v,„i i &ezaS «er Leeraaren ken te hou- ÏStti^ 'et hegge vl'^^^^^SE laaten hangen'op de biyken van verfoaadZ' dï *nderC voorbceWeii, alle zouden kunnen3' t%Y eC"C "rootc meni8te maar liever aanmerken 'rf.75" T ^V"? °Ph«^en; bet week hit van v« IVC inv,oed hebbe" »P gelyk niet ïïkÏÏ£',5 J«bediening, vooral, wanneer, Vader to fdf 7" ' de «rfinaa°tog «^daalt van den zeggen d^\^nn °T\ Men ltioet llier "i« tegen venSzul!en dV • Llede? ?yn &eweest> ei1 altyd bly- - merken dat W?' ' Wy raoeten d?lar 8P aa,!Leeraak'/vL' mUo §TïJ!^'J^dn« W"r iderS W^hebt 'tL^da ten h,S^!ndiei1 da,< den die thans 'aaf S feSf ™ tcn^n vinden T' Z°?nJ T ccn onder hen kaJnS e te d ' ll°0r inSebeelde Wereldgrootheid? bleef de ér, nP P d V001' de lieil,'Se Studie" nog volftaan bv de eerfte Burgers; maar toen veelen van deezen ook K» finet werden door den damp van ycJe glor^agen t min-  AAN HET HAAGSCH GENOOTSCHAP. £7 mindere Burgers , dat men hunne kinders nog tamelyk goed genoeg keurde , om 's Volks Leeraars te worden, ban, onder zulke Burgerzoonen, waren 'er van de laagfte Klaslè, die, op de beurzen van anderen bekrompen ftudeerende, ter Kerke intraden, en, geene befchaafde opvoeding, naar de keur van de hedendaagfche Heerea en Dames gehad hebbende, aan den exquijen fmaak der welleevende VVaereld fobertjes voldeeden. En wat was hiervan het gevolg? Mindere Lieden, Dienstbooden en andere , hoorende deeze beau monde dagelyks fnaateren van zodanige Geestelyken, die onderneemen durfden de gebreken der Eeuw aan te randen : en dezelve te beftraffen , verlooren al mede den nog gebleeven eerbied voor de Gezanten van je sus. En de goeden moesten toen meer lyden , wanneer 'er , hier of daar, dén onder liep , die de toets niet kon doorltaan: want hier ging het altoos, en het zal altyd zo gaan, dat men , onder de Theologanten zo wel als onder de Regtsgeleerden, Geneesheeren en andere Klasfen van Geleerden, kaf onder het koorn vindt; en het ontbreekt dan veelal aan befcheidenheid, waardoor men de vlekken des eenen ook den anderen, zonder eenig regt of reden, aanwryft. De zevende oorzaak zoeken en vinden wy in de Vrygeestcry van onzen tyd. De bron van dit euvel wordt aangetroffen in de losbandigheid, in de weelde, wellust, bedorven fmaak, en kwaade Boeken, zo gemeen in onze dagen. Zeer veelen, en meer dan men denkt, van onze aanzienlyke Jongelingen zyn , min of meer, tot de Vrygeestery verleid. En waren 'er geen ouden van dagen, die zingen , gelyk nu -de jongen piepen. Openlyk of bedekt fchimpen met het Evangelie , (waarvan men zo veel geleerd heeft , zonder overtuiging , als 'er noodig is om belydenis te doen, zonder welke men in geene posten van Regeering kan komen) openlyk of bedekt fchimpen, met 't Evangelie, zeg ik , heeft ten gevolge, dat de achting der zulken voor Leeraars allergeringst moet weezen. Eu gaan zodanige Leidslieden voor, op welk eene wyze volgen dan de geringen; of hoedanig is de vrugt der predifcing der eerden? En zal dat euvel , wordt het den Ouderen of Zoonen bekend, gelyk liet voor hun niet verhooien kan blyven , hen aanmoedigen , om de verkondiging van een verfmaad Evangelie boven een ander ongehoond beroep in de VVaereld te ftellen ? —— Hier, hier weent D 5 de  3* ANTWOORD de beledigde verfmaade Waarheid, en alle Opregten wee. nen met haar. r ° Traag en huiverig komt de hortende pen tot de aetlte en laaüte oorzaak van de kwynende ftudie in de fchoonlte Weetenfchap. Zy word afgeleid uit de laatfte treurige Gebeurtenisfen voor de Vaderlandfche Kerk, uit de bekende Remotien van Predikanten. Een vry groot aantal van Leeraaren onzer Gewesten, en, 't geen te aandoenlyker is, van de bekwaamden, na veele laage en fmertelvke behandelingen van het gemeene Volk geleeden te hebben, is, openlyk, tut hunne bediening gezet. Dit moest, natuurlyk, veele jonge Lieden, die van gelyke denkwyze waren, en op het punt ftonden, om de Theologiiche Studie te omhelzen, doen ftil ftaan, doen weifelen, en, na eenig beraad , hen doen omkeeren tot een ander beroep of ftudie? Om ons met langer hiermede op te houden, zeggen wv alleen, dat de bekende gevallen omtrent Predikanten in en buiten Groningen Harderwyk , Utrecht, Rotterdam, Vhsfingen, Middelburg en elders, Ouders en Zoonen diep getrollen nebben , ten grooten nadeele der Kerk. Men vraa«e niet,wat Academiën, llluftre en Latynfche Schooien, daardoor reeds geleeden hebben, en nog verder zullen lydenwant dit is niet onbekend. Na het opgeeven van deeze agt oorzaaken, moeten wv ©vergaan tot het tweede Deel der Vraage : . En welke zyn de gereedjte middelen, om veelen daartoe op'te wekken en alzo een gevreesd gebrek aan Predikanten voor tekom«n?" Wy moeten hier aanftonds aanmerken, dat de oorzaaken eener kwaal veelal ligter te ontdekken zyn, dan de hulpmiddelen tot herftel; of dat de hulpmiddelen gemakkelyker op te geeven zyn, dan zy uitgevoerd kunnen, of zullen, worden. Dit maakt ©ag huiverig in het beantwoorden van dit tweede Deel der Vraage. Dan daar de oplosfing van het eerjte Deel niets baaten ka» zonder dit tweede aan te voeren , vinden wy ons gedrongen ook eenige voorftellen omtrent dit Stuk te doen. ' i. Allerwege gaan klagten op over de gebreken der Latynfche Schooien in het Vaderland; maar wat baat het klaagen? Wat helpt het, dat het Vlisfingschs Genootfchap de noodzaakclyke verbeteringen, voorgefteld door de Heeren krom, van der. palm en van voorst, den VaderJande heeft laaten bekend maaken ; zo lang men, in het algemeen, die verbeteringen niet ter harte neemt? Zullen  AAN HET HAACSCH CKNOOTSCHAP. 59 len dan Ouders en Kinders aangemoedigd worden ter Stu* dien, dat de Algemeene Staaten te zamen, of de byzondere van elke Provintie; en, gaat dat niet, dat de Regenten der Steden, waar Latynfche Schooien zyn, onderzoek doen naar derzelver gebreken; dat ze die wegneemen, en vooral zorgen, dat jonge Lieden, in korter tyd, en op een gemaklyker wyze , de doode Taaien leeren. Dit kan den eerften grond ter aanmoediginge leggen. 2. De Stedelyke Regenten behooren aan jonge Lieden, die van het platte Land komen , om de Latynfche en Griekfche Taaien te leeren, een douceur of premie te geeven, te meer, daar de ftudie van deezen kostbaarer valt, dan van de geenen , wier Ouders in de Steden zelve woon en. 3. Dewyl veele Beurzen, gefchikt voor Studenten in de Godgeleerdheid , of verdonkerd, of tot andere llinkfche oogmerken uitgegeeven worden, behoorde men te onderzoeken , welke dat lot ondergaan hebben, om dat misbruik weg te neemen , en aan het godvrugtig oogmerk der Stichteren volkomen te beantwoorden. Men zou hiervan niet reppen, ten zy men volkomen verzekerd ware van zulk een fchandelyk misbruik. 'Er zyn Studenten op onze Academiën , aan welken twee Ducaaten gebooden werdt, zo zy een getuigenis van hunne ftudien in de de Godgeleerdheid , ondertekend door een Hoogleeraar, bezorgen wilden aan Lieden , welken wy niet noemen kunnen, op dat die zelfde Lieden daarop zouden kunnen ontvangen de Inkomften der Beurzen. Dit laat een Student zich welgevallen ; hy trekt die twee Ducaaten daarvoor, en noemt dat gevonden geld. 4. De Promotien op de Latynfche Schooien moesten met grooter plegtigheid gefchieden: en, in de eerfte twaalf jaaren, moest men niet alleen een Prys voor een Student, die naar de Academie zou gaan, om in de Godgeleerdheid te ftudeeren, aanzienlyker maaken in waarde ; maar ook, by die gelegenheid, hem een dubbele eer aandoen, boven anderen, die zich in andere Weetenfchappen zouden gaan oefenen, om alzo de aanmoediging tot het Predikambt daarvoor te vermeerderen. 5. Door het gantfche Vaderland moesten de Traétementen der Predikanten , byzonder der geenen , die geene ƒ500-: trekken, op ftaande voet vermeerderd worden, ten minlien tot ƒ600-: en vervolgens eene aanzienlyke Verhooging voor de overigen bepaalen, in zo verre, dat al-  *"° ANTWOORD alles, na genoeg, op een gelvken voet, gebrast worde binnen korten tyd. Men kon uitzonderen de hoon Trao tementen van eenige Predikanten in de Ommelanden, die boven de duizend en nog hooger loopen. 6. Wy hebben aangetoond, dat de Zoonen der Predikanten de minde aanmoediging ontvangen tot de itudie hunner Vaderen ; en wanneer men de rekening eens wilde opmaaken, zou men, meen ik, ontdekken, dat naar *elange, jmst de Zoonen van Predikanten de Godgeleerdheid t minst omhelzen. Om dan deeze afkeerigheid uit hen weg te neemen, behoorde men een aanzienlyk douceur aan zodanige Zoonen, jaarlyks, te geèven,'tot zv hunne Studiën voltrokken zouden hebben, ónder dit verband dat zy, van zin daarna veranderende, en tot een andere Studie overgaande , al het gcnootene zonden hebben terug te geeven, gerekend van den tyd, dat zy op de Latynfche fcchoo en gekomen waren; tot den dag van hunne veranderde keuze. 7. Men behoorde allcrwege de Predikanten, welke toch veele jonge Lieden, van de vroege jeugd af, katechiléercn, en dus hgtlyk ontdekken, in welken edele en veel bcloovende gaaven van God gelegd zyn: men behoorde, zeg ik, de Predikanten ernftig te verzoeken , om de Ouders van zodanige Zoonen met allen vver op te wekken, om dezelven op te leiden tot de Studie der Godgeleerdheid, vooral wanneer zulke .Ouders vermogen hebben, om de kosten daar op loopende, zeer wel te kunnen draagen. Verder' moest men, indien zy daartoe min gegoed waren bv de Kegeenng van vermogende Dorpen of Steden , aanzoek doen, om in de kosten te voorzien, met deeze voórzorge dat zodanige jonge Lieden gedekt werden tegen den fmaad' van op giften van anderen te ftudeeren. Men zou dat kunnen tegengegaan door zodanigen eenen eernaam te geeven. In oude tyden deeden de Steden dat meermaalen. Amfterdam, meen ik , hadt Arminius voor haare rekenin»- genomen, en liet hem, niet alleen, reizen, zelf tot in Italië maar ook daar, gelyk ook te Geneve , en elders, zyne Studiën voortzetten ën voltrekken. 8. Aan eiken Student , Proponent geworden zynde behoorde _ op het getuigenis der Clasfis , dat by 'zeer kundig ra 't Examen bevonden was, uit naam der Provinüe' °\ van wegen der Generaliteit, indien hy onder deszelfs Landen behooren mogt , een aanzienlyk Gefchenk van Godgeleerde Boeken ter verklaariuge des Bybels ge- goe-  AAN HET ÏTAACSCH GENOOTSCHAP. 6l geeven te worden, welks vermelding, op een der fchoone Schutbladeren dier Boeken, door den Secretaris der Stad , tot deszelfs eer, moest ingefclïreeven worden. Dit beiluit moest, voor de eerfte twaalf jaaren, gemaakt worden. 9. Het geen tot verbetering der Hooge Schooien zoa kunnen gedaan worden, gaat wel niet geheel buiten ons bellek; maar andere pennen zullen eerlang, zo wy het wel hebben, derzelver gebreken aanwyzen, nevens de middelen tot verbetering, die gewis veel aanmoediging zullen geeven, maar, devvyl 'er Clasfen zyn, die, op hoogen last, geen Student mogen onderzoeken, en tot Proponent aanneemen, ten zy by een getuigenis medebrenge , dat hy, vyf jaaren, op eene Vaderlaudfche Academie gelludeerd hebbe, behoorde men aan te houden by de Hooge Overheid, welke dat befluit gemaakt heeft, om het, voor de eerde twaalf jaaren, in te trekken: maar men moest, daarenboven , aan eiken Student, die , zonder 111 uure Schooien of Gymnafiums bezogt te hebben, zyne Studie , binnen vier jaaren , op een onzer Academiën, volkomen geëindigd had, mids mede brengende een loflyk en voldoenend Gctuigfchrift van de Profesforen in de Taaien , Wys'begeerte en Godgeleerdheid, een aanzienlyk douceur geeven, uit naam van de Stedelyke Regenten, of van de Staaten der Provintie, waar hy mogt t'huis hooren. 10. Men moest zo wel de Proponenten ontdaan van alle kosten by de Examina, en by het fesfie neemen in de Clasfen, als de Predikanten by losmaakingen; of daarin voorzien buiten nadeel van anderen. Deeze zyn onze gedagten: aan anderen blyve de beöordeeling! WAARNEEMING WEGENS EENE ONGELUKKIG UITGEVALLENE OPERATIE VAN EENE VERMEENDE VERZWEER ING, Diar de ongelukken van anderen zomtyds tot eene nutte waarfchuwing dienen , om by voorkomende zoortgelyke gelegenheden zich daarvoor te kunnen wagten, zo fcheen my de navolgende Waarnceming niet 011gefchikt, om dezelve aan het Publiek mede te deelen, en wel voorraanie'yk, om die redenen , dat het doorgaans aeer moejelyk is, diep onder zwaare fpieren gelegene ab- fecs-  €l WAARNEEMING WEGENS EENE ONGELUKKIGE OPERATIE. fcesfen van andere ongemakken wel en duidelyk te onderkennen, en men door eene verkeerde behandeling ligtelvk gevaar kan loopen, om het leeven van den Lyder en zvn eigen eer en reputatie in gevaar te brengen. Jannetje Scheitz , oud 17 Jaaren , door eene aanhoudendc fleepende koorts zeer vermagerd, had, omtrent 6 Maanden te vooren, het ongeluk gehad van op de Straat te vallen, waarna zy eene geweldige pyn in de linker dye gevoelde, cue men door allerleye zoorten van fmeeringen vrugteloos gepoogt had te verdryven ; hierop waren de menjtrua weggebleeven, en eene meer en meer toeneemende iteekende pyn, vergezeld van aanhoudende Koortzen, eevolgd. ' 6 Op de linker dye bevond men een gezwel ter hoogte van 3 a 4 duimen, hebbende meer dan anderhalve fpan omtrek zeer veerkragtig en van eene donkerroode kleur. Men kon geenerhande klopping in het zelve befpeuren , maar wel eenefchynbaarejïaöaató; zy had hes vermogen, om niet alleen het been 111 alle richtingen te bevveegen , maar kon op het zelve yry gemakkelyk gaan en ftaan; waardoor men dus buiten alle vermoeden bleef, dat het dyebeen zelve zoude aangedaan zyn; maar men verwagtte, voor het waarlchynlykst, eene zeer in de diepte liggende verzweering te zullen vinden , welke indien de tumor niet geopend en naar behooren behandeld wierde , het leeven der Lyderesfe in zeer groot gevaar moest brengen. flierop wierd dan, met goedkeuring van drie zeer kundige Heelmeesters, door middel van eene'Bistouri en holle fconde, het gezwel in deszelfs geheele lengte tot op het been toe geopend ; 'er ontlastten zich 8 a 9 oneen zeer gezond bloed, maar geene de nimfte etterftoffe was er te vinden: dan men ontdekte dat het been niet alleen door eene gevveldige caries aangedaan was , maar 'er hadden zien reeds aanzienlyke fchilfers van hetzelve afgezonderd, die met de cellulofa teffens tc voorfchyn kwamen. De gemaakte wond wierd behoorlyk gedekt , en de vereischte middelen aan de Lyderesfe toegediend; doch de pynen, na de operatie nog veel heviger dan voor dezelve geworden zynde, maakten op 4den dag een einde aan haar elendig leeven. R. NA»  5ATÜÜRLYKE HISTORIE VAN DEN PYLSTAART. tf| NATUURLYKE HISTORIE VAN den PYLSTAART. (Volgens den Heer de buffon.) De Pyljtaart heet in 't Latyn Anas cauducata, te Ro» me Coda lancea, in 't Hoogduitsch Fafan -ente. Meer* ent, Zeevogel en op eenige plaatzen Spitz-fchwantz , ia 't Zweedsch. Aler of Ahl-fogel , in 't Engelsen Sea-pheafant of Cracker, in 't Fransch Pelet of Coque de Mirt op Jamaica Wlntebellicd Duch , in 't Mexicaansch Tsirzihoa. De Pyljtaart is een treffelyk wild, en een zeer fchoone Vogel; zonder de luisterryke kleuren te hebben van de Slobbe9 is zyne Pluimadie zeer aartig, ligt grys, golfswyze met zwarte ftreepjes, die men zou zeggen met de pen getrokken te zyn; de groote Dekveeren der vleugelen zyn breed geftreept, met glinfterend zwart, en lneeuwwit: hy heeft op de zyden van den hals twee witte ftreepen, naar linten gelykende, die zich ligt en zelfs op een afftand doen kennen: de geftalte en de evenredigheden des Lichaams zyn veel langwerpiger en tederder dan in eenige andere van de Eenden-foort; de Hals is zeer lang en dun; de Kop klein en kastanje bruin; de Staart zwart en wit, dezelve loopt uit in twee fmalle ftrooken, die men met die der Zwaluwen zou kunnen vergelyken: hy draagt denzelven niet horizontaal, maar half opgewipt; het vleesch van deezen Vogel is, in alle opzigten, beter dan dat der wilde Eendvogelen , en min bruin; het dyeboutje, doorgaans hard en taay in den Eendvogel, is by de Pyljtaart zo zagt als het vleugelboutje. Men ziet, volgens den Heer hebert, in Brie, den Pyljtaart by twee overtogten; hy onthoudt zich op groota Meiren ; zyn gefchreeuw hoort men op een verren afftand , 't zelve beftaat in de klanken hi Zouë Zouè', de eerfte fyllabe is een fcherp geblaas en de tweede een gemurmel min helder doch zwaarder. Volgens de opmerking van dien voortreffelyken Waarneemer, fchynt de Pyljtaart een overgang uit te maaken van de Eendvogelen tot de Talingen, en in verfcheide opzigten de laatstgemelde naby te komen : de fchikking der kleuren komt overeen mtt die der kleuren in de Talingen, hy  NATUURLYKE HISTORIE ?°k een df.rSe]yken Bek: want de Bek van de Ta* hng is met juist een Eendenbek. Het Wyfje verfchilt van het Mannetje zo veel als de Wüie E^ van den rammen ; het heeft even als i et MaSe den Maart lang en fpits, buiten zulks zou m 'tlS den Wilden Eend verwarren: maar het kenmerk wdS « on^erlcheiS0!2M™ 0m ^ E™d ™^ re te onderlcheiden, die doorgaans een zeer korten hebben t ls int hoofde van deeze twee uitfteekende Sveeren dat Duitfchers, lchoon oneigen genoeg, den pX^Tden naam gegecven hebben van Fafan-ente\ (p£^SS£S en de Engefchen dien van Sea-phafani, (Zét-PfaifaZ) De naam Wtnter-and, in 't Noorden aan ÜPymaSt^d toegevoegd, chynt te bewyzen, dat deeze Eend0°el de Jrengfte koude niet ontziet; in de daad link£S icörvft! dat men ze ,n Zw«fc« in de koudfte Winters vindt V*? * Her icbynt dat deeze Vogelfoort eisen is aan de oudé en nieuwe Wereld; men herkent den Pyljtaart in de Tzitiiha te by fernandes , en ffl mauduit heeft van LoaiyïflBa een dergelyke.li Vogel ontvangen , onder den naam van Canard ja»//* era 3BfW. de ÊeJ m'f f u ™ jb om &aarï, waaruit men kan opmaaken , dat de Pylltaart. fchoon natuurfyk een Inwoónder der Noordfche Gewesten* zich ook na heete Landen vervoegt. J^tvL?" Pijr^*?l* VOegen ™y' de Lmgftaartige Eend van Terr -neuve, fchoon van den voorgemelden in kleur wydverfchillende, en alleen 'er mede overeenkomende in de twee lange Veeren die ten Staart uitfteeken De kleuren zyn op deezen Eendvogel fraay gefchikt: de witte bedekt den Kop , e.i den ffals tot hoog op de Borst en Rug; alleen loopt 'er een Oranjeverwige ftreep van deüogen ter wederzyde van den Hals/ de Buik als mede twee bundeltjes lange Imalle veeren, tusfehen den R,i , de Vleugels verborgen zyn even wit als de Kop en Hals het overige der Pluimadie is zwart, gelyk mede de Bek ' de Pooten zyn zeer donker rood , en men befpeurt aan de pooten eenig vlies; de langte der twee Staartpennen vermeerdert de grootte van .deezen Eendvogel - maar" naauwlyks haalt hy de grootte van den gemeenen Eend üdwards veronderftelt, met veel waarfchynlykheids,'dat ' de p Habitat m borealibus Sutcie prmncih, hieme intenfisfima Md ngi accedtt tauna Suecica.  van den pylstaart. 6$ de langflaartige Eend uit de Hudfons- Baay (*) bet Wyfje van den boven befchreeven is; de geftalte, de gedaante en de PJuimadie zyn bykans dezelfde; alleen is de rug van die uit de Hudfons-Baay met minder verfcheidenheids van zwart en wit, en over 't geheel is de Pluimadie veel donkerder. De Vogel, die ons toefchynt het Wyfje te weezen , was in de Hudfons-Baay gevangen, en de andere op Terre-Neuve gedood; en naardemaal dezelfde foort zich voordoet in de Halvelda der Yslanderen by wormius (f) blykt het, dat deeze foort, gelyk veele andere van dit Gedacht, de verstafgelegene oorden van het Noorden bewoont. Zy bevindt zich ook aan den Noordöosthoek van AJia; want men herkent ze in de Sawki der Kamtfchatkaers, die aan deezen Vogel ook den naam geeven van Kiangitch of Aangitsch, dat is Diaken, om dat in hunne ooren deeze Eendvogel zingt als een' Rusjifche Diaken; en gevolglyk zingt de Rusjifche Diaken , gelyk die Eend quaakt (Jf). (*) Edwards Htst. p. 156'. (f) Anas klandica, protenfa cauda Halvelda ipfis difta Muf, Worm. p. 30?. (P Hist. Generale des Voyages, Tom. XIX Suppl., p. 273 en 355, proeve, over de veranderingen des barometers. (Uk het Engelsch van den Heer richard kirwan.) (Vervolg van hl. 25.) Over den Invloed der Dampen. TPVe Natuurkundigen , die het ondernomen hebben de JL/ Veranderingen des Barometers te verklaaren, zagen nooit den Invloed der Dampen geheel en al over 't hoofd, Ondertusfchen heeft niemand, wannéér men den Heer de luc uitzondert, derzelver werking met naauwkeurigheid berekend. Maar, in deezen laatften tyd, heeft de Heer de saussure het grootfte licht over dit Onderwerp verfpreid (*). Deeze Hoogleeraar onderfcheidt, met veel gronds, twee foorten van Dampen, de onzigtbaare, aan welke den naam van Damp cigenlyk toekomt, en de zigtbaare; deeze laatfte foort verdeelt hy wederom in een Ne* (*) Traité de PHygrometrie. meng. 1792. no. 2. E  66 PROEVE velaghgt en Opeengepakte. De onzigtbaare Damp is foortlvk veel hgter dan de Lugt v,an dezelfde Gefteltenisfe: oelyk db luc door veelvuldige Waarneemingen, en de sausstriUE doorrecbtftreekfche Proeven, bevestigd heeft, maar de JS.evelo.gUge Dampen hebben dezelfde foortlyke zwaarte als <'e Lugt, waarin ze beftaan. Om den invloed dier twee foorten van Dampen op den Barometer te verftaan , is het noodig, vooraf eenige van derzelver voornaamlte eigenfchappen te neder te ftellen, om te toojien, hoe zy de Lugt aandoen. I. De Heer de saussuue en de Generaal roy hebben ibeweezen, dat het Water in zyn vasten ftaat uitwaasfemt op eiken Graad van Koude, tusfehen o en 320.; en men ïriëidt te over, dat in den vloeibaaren ftaat deeze uitwaaslemmg plaats hebbe; maar in eene veel grooter maate in alle Graaden boven de 320. II. Schoon het Water veel fchielyker, en in eene veel grooter maate, uitwaasfemt in het lugtledige, dan in de Lugt, 't welk ten ovei tuiglyken blyke ftrekt , dat de uitwaasfemmg van het Water niet konne toegefchreeven worden aan deszelfs naavcrwantheid aan de Lugt, zal dezelve egter veel fchielyker verdikt, en tot een ftaat van vloeibaarheid gebragt worden , door het aanraaken van veel kouder lichaamen, indien dezelve geen verband met de Lugt hadt, die dezelve dus voornaamlyk onderfteunt in den ftaat van Damp; en 't is in diervoege, dat men de verfchillende gevoelens der Natuurkundigen over dit onderwerp zou kunnen overeenbrengen. De Heer de saussure heeft beweezen, dat de gefchiktheid der Lugt, om den Damp op te houden , vermindert met haare distheid, maar niet in dezelfde evenredigheid, wanneer haare Gefteltenisfe, koude of hette, dezelfde blyft. Deeze bekwaamheid hangt derhalven deels af van derzelver Gemaatigdheid, en deels van derzelver digtheid; en het is, te deezer oorzaake , dat de onzigtbaare Damp veelvuldiger gevonden wordt in de benedenfte laagen des Dampkrings, dan in die op eene middelbaare hoogte. De Heer lamïïert heeft beweezen (*) dat de hoeveelheid der Dampen, op onderfcheide hoogten in den Dampkring, doorgaans overeenkomt met de vierkanten van de hoogte der Kwik, op diezelfde hoogten. Ik geloof dat dit waar (*) Memoires de Berlin, pour 1'Année 177a.  OVER DE VERANDERINGEN DES BAROMETERS. 6? waar is op hoogten voor ons beklimbaar , maar in de hoogere Lustgewcsten , die bovenal vervuld zyn met outvlambaare Lust, hel ik over, om te gelooven, dat de Damp veel overvloediger is, dan in Lugtftreeken op middelbaare hoooten, om dat het Water veel fterker kleeft aan die LuT, dan aan de Lugt, voor de Ademhaaling gefchita; en liet is waarfchynlyk, dat deeze omllandigheid aanleidino- gegeven hebbe tot den zwaaren Nevel, die zich m denÖJaare MUCCLXXXIII vertoonde. III Aan de fraaije proeven van den Heer dp saussure hebben wy dank te weeten de gewigtige ontdek.ung, dat een vierkante voet Lugt met Damp verzadigd op 3a0, omtrent 4 Greinen Waters bevat, en 0,1109 van een Grein aanwint door de verdere verzadiging op eiken Graad tusfehen de 3*° en 3o% wanneer de Baronie er op t8 77 ftaat; zodanig, dat dezelve op 66° verzadigd zyn5ef7,7 Greinen vogts, en omtrent 8,7 bevat, als de Barometer op 30 Duimen ftaat. — 't Is waar , ik heb, te meermaalen eene grootere hoeveelheid van vogugheid, dan hier vermeld wordt, in een vierkanten voet Lugts gevonden • maar dit viel voor op fombere dagen, als de Lugt niet'helder was, en zich gevolglyk met eene grootere hoeveelheid van Nevelagtigen Damp belaaden vondt. IV Dezelfde Natuurkundige heelt ontdekt, dat de veerkragt' (Elafticiteit) van de Lugt, op 05», _die overgaat uit een ftaat van volftrekte droogheid tot die van volkomen vogtigheid, £, of, gelyk ik reken, vermeerderd is; «1 daar uit leidt hy af, dat de zwaarte van den Damp tot die van de Lugt ftaat, als 10:14; doch dewyl, volgens myne eigene ondervinding, de zwaarte van de gewoone Lugt veel minder is, dan hy veronderftelt, geloof ik dat de zwaarte van den Damp tot die der Lugt ftaat, als 10-12 De Heer de luc maakt, volgens de Proeven van 'den Heer wats, deeze evenredigheid nog veel erooter; maar dewyl deeze Proefneemmgen gedaan zyn op Damp in een ziedende hette, fehyncn ze my niet toe ?ot ztilk een befluit op te leiden. De Veerkragt der Dampen verfchilt dermaate van die der Lugt, dat eene aanmerkelyke vermeerdering van drukking dezelve eeniJeraaate Lu brengen in den ftaat van Nevelagtigen Damp, bovenal, indien zy bykans in een ftaat van verzadiging zyn in de zamensedrukte Lugt. , til V. De Nèvelagtigc Damp beftaat m een groot getal bol"B 2 W  68 PROEVE letjes , zigtbaar voor het oo°- fterk o-au a ■/■ , en van veerkragt beroofd, a^ïfcfë*^ een middenplaats tusfehen het Water en ril" « .c,Wai'e> Damp: wanneer dezelve in o-roote L? ,?n?!Stuaaren vloeit, worden 'er Wolken en d?gTNeveKevorn, 2an,Cn mgzynde, volgt'er niets meer, dan eeZTvFrnZ7 -; Wei" de dooricnynende helderheid der Lugt. DNevëï; Vm kan voor een gen tyd niet hefbnn a„ • Neve'agtlgeDamp dS„ de Damp zich niet vlZ^LS £ Veerkragt des Dampkrings , foont a§ar hï-f ^Z'"' tegenwoordigheid of afwegen ^ deringen des Barometers In ^ H3 veraudat de Dampkring vSkomS, drtls "T^f11™ **. 3° Duimen en de Thermometer Sp gV0 ! m 0p van dien Danrakrino- a;p p 5 ' eH een kolom vullen, zal zynP vée^krai l,™" moet ver- minder behelzen vl^ol^^t 9»f. « verzadiging; dewyl de" toeneem ng van de V^f VÓÓr de ftaat uit de invoerin°- vin PP,f e ,Veerkragt ont- geheele volumen het gewist eer lelvt Va" het men Kwik, zai het geïgt -' val Sn K?" '"ï 2° Duiminderd weezen, 't vvel! on'omirenf Uimen Kwik veruitkomt, Maar, Jan d^n andereïïaT w^? Dllira en dus zal het weezenlyl S efvan ™ ''V a DamP> zyn van Lugt, en van -i dS- dnnTl "6 ^ vcrfchi Lugt tot den Damp ftaat la^Va,™" gCWigi van de 0,49 van een Duim: deezTOto^5ÏÏ*J5 derha'Ven verhes blyft 'er van een Dul^v^ ies otr " *W nig is, derhalven, de verandering, die de 7"" Zoda' dergaan, indien een Lugtkolom^an eene volKf T 0n' heid in eene volflaagene voniaheirf nf™ .v°mre,kte droogenigheid b&S^;**.^ Damp-  OVER DE VERANDERINGEN DES BAROMETERS. 69 Dampkring nooit volkomen droog wordt; daarenboven zien wy dikwyls, dat, door zwaare Regenvlaagen de Barometer van 3, 4 of 5 tiende deelen van Duimen daalt; eene daaling, welke wy weeten, dat daaruit niet kan voortkomen dat de Dampkring met vogt verzadigd is : en ook is 'er geene evenredigheid tusfehen het ryzen van de Kwik naa zwaare Stortregens en het gewigt van den verdikten Damp: want als dan ryst de Kwik menigmaal 3 of 4 tiende deelen van een Duim : en de zwaarfte Stortregen brengt zelden een Duim waters aan; en de zwaarte van een vierkante Duim waters ftaat niet gelyk met r§ van een vlerkante Duim Kwik. Over de Ongelykheid der Hoogten van de Kolommen des Dampkrings. Naa in deezer voege de ongenoegzaamheid beweezen te hebben van de oorzaaken, aan welke men gewoonlyk de veranderingen van de zwaarte des Dampkrings en van de hoogte des Barometers toefchryft, zal ik nu voorts ontvouwen , welke oorzaak my toefchynt alleen te beantwoorden aan de voortgebragte uitwerkzelen; te weeten, de opeenhooping der Lugt boven die gedeelten des Aardkloots, waar de Kwik boven de middelbaare hoogte klimt; eene hoogte, welke bepaald wordt door haar Hand, en de vermindering van de natuuriyke hoeveelheid van Lugt boven die Gewesten, waar de Kwik beneden haare middelbaare hoogte daalt. Om den oorfprong aan te wyzen van die opeenhooping en van die vermindering, moeten wy overweegen, 't geen men den Natuurlyken ftaat des Dampkrings kan noemen , en hoe die ftaat geftoord wordt. Ik noem den Natuurlyken ftaat des Dampkrings dien, waarin de Barometer, op 't waterpas der Zee, zou ftaan blyven op 30 Duimen by fchoon Weêr , overeenkomftig met de Vyf de Waarneeming. Om dien ftaat voort te brengen, moet het gewigt des Dampkrings gelyk weezen over alle punten van de oppervlakte der Zee. Het gewigt van den Dampkring ontftaat uit deszelfs digtheid en hoogte, zo dat, om die gelykheid van zwaarte te wege te brengen , de hoogte zeer gering, of de digtheid zeer groot is, en dat de hoogte zeer groot of de digtheid minder is. Deeze uiterften van digtheid hebben plaats in de Gewesten aan den Equator en aan de Poolen. Onder den Equator is de middebuntfehuwende kragt de afftand van bet middelpunt der Aarde en de E 3 warm-  PROEVE warmte, op hun Maximum ; in de nabyheid def Poolen zyn deeze, in tegendeel, op hun Minimum. Derhalven, .indien de hoogte van de Kwik 30 Duimen is onder den Equator en onder de Poolen, moet de Dampkring onder den Equator zeer hoog, en zeer laag onder de Poolen, zyn,met veele tusfehenftanden. Maar , fchoon de Lugt aan den Equator veel minder digtheids hebbe op eene zekere hoogte, dan de Lugt aan de Poolen, moet dezelve egter veel digter weezei» op zekere vee! grooter hoogten ; "want dewyl de hoogten van de Kwik by 't waterpas der Zee gelyk zyn, moeten de masfas Van de Dampkring • Kolommen, die daaraan beantwoorden , gelyk weezen; maar dewyl het laagfte gedeelte van de Kolom by den Equator, door de warmte, enz. meer uitgezet is, dan een daarmede overeenkomend gedeelte van een Kolom aan de Poolen, moet de masfa ook veel kleinderzyn, dan die van een daarmede overeenkomend gedeelte van een Kolom aan de Poolen ; derhalven wordt een naar evenredigheid veel grooter gedeelte van zyn masfa in het bovenfe0gedeelte gevonden, dan in het bovenite gedeelte van de .Kolom aan de Pool; derhalven is het laagfte gedeelte van de bovenftc afdeeling van de Kolom , aan den Equator, meer zamengedrukt, en bygevolge veel digter dan het laagfte fiedeelte van de hovende afdeeling der Pool-Kolom. rt Geen wy bier van den Equator cn Pool-Kol ommen gezegd 'hebben , kan men tocpasfen op de Kolommen buiten den Equator, met betrekking tot elkander, waar men zeer onderfcheide Graaden van warmte heeft. Vanhier, dat in de hoogfte Gewesten des Dampkrings de distfte Lugt aan den Equator, niet onderfteund wordende door daar nevensftaande Kolommen buiten den Equator, zich zydwaards verfpreidt, en na 't Noorden en Zuiden ftroomt. - Deeze hooge Lugtvloeden zyn meest zamengefteld tut brandbsare Lugt, die veelligter is dan alle andere , en in grooten overvloed voortgebragt wordt tusfehen de Keerkringen ; deeze vètfcbaft 'ftollè"aan de Noorder- en Zuiderlichten, Welker verbranding ze vernietigt , en zonder welke die hoeveelheid, met der tvd, veel te groot zou worden, en den Dampkring 's jaarlyks overlaaden : maar die verbranding is de voomaame oorzaak van de grootfte veranderingen in den Dampkring, 't welk ik nu gaa bewyzeu. Indien de Lugtftroom , van het Noorden en Zuiden des f ftuatófls weggevoerd , door de op vastbepaalde tyden waai*  OVELt DE VERANDERINGEN DES BAROMETERS. 71 waaijende winden , gelyk ftondt met het wegvloeien der boven Lugt , dan zou het evenwigt kunnen ftandhouden. Maar de Ihelheid dier winden is zodanig, dat zy niet meer dan ia voeten in een feconde , of omtrent acht mylen in een uur afleggen ; terwyl buiten de Keerkringen , of ten minfixn op de Breedte van 300 , de Lugtftroomen des bovenflen Dampkrings onvergelyklyk veel fneller loopen (*): want, daar de gemiddelde warmte van de gehede ruimte, tusfehen o en 300 Breedte, niet meer dan'7 graaden minder is , dan de gemiddelde Warmte onder den Equator , is het verfchil van digtheid niet groot genoeg , om een fchielyke uitzetting der bovenfre Kolommen in die ruimte te veroorzaaken ; maar van 300 tot 60° Breedte , een veel minder ruimte , verfchilt de jaarlykfche gemiddelde Warmte van den Oceaan , van die op 300 bykans 14 Graaden (f). Vanhier is de fnelhcid der boven Lugtflroemen, na de Poolgewesten, veel grooter, en 'er moeten verfcheide afbreekingen plaats grypen , geduurende welke het gewigt des Dampkrings verminderd wordt. Vanhier, dat, niettegenltaande de hevig'e Winden , die menigmaal tusfehen de Keerkringen waaijen, de Barometer flegts weinig en zeldzaam verandert ; terwyl , buiten die Kringen , de veranderingen groot en veelvuldig zyn, en bykans in evenredigheid van den afftand des Equators, en hierdoor wordt de Tweede Waarneeming genoegzaam opgehelderd. Naardemaal de vloed des boven Dampkrings zich uitbreidt in zo veel meerder maate , als dezelve minder wederftands ontmoet , is de rigting van dit Maximum van de hoeveelheid verfchillend in onderfcheide jaarfailbenen, en in onderfcheide Gewesten. Wanneer de Zomer heerscht, in het Noordlyk Halfrond, en de Winter in het Zuidlyk , is de digtheid van de Lugt des Equators veel grooter, dan die van de Zuidlyke Lugt op eene mindere hoogte, dan die op welke zy veel grooter wordt, dan de digtheid der Noordfche Lugt , welke als dan zelve uitgezet is , door de tegenwoordigheid der Zonne in den Keerkring van het Noorden. Als dan, derbalven , wendt zich de boven Lugtdroom boven al na het Zuiden , in ftede , dat dezelve na het Noorden zich r.iet 11 it- (*) Sauss. Ilygrnm. 300. Gent'L Voyage aux Indes, p. 480*. (f) Van Atia boven de breedte van 30, en Oostwaards vnn de Caspifc.he Zee. Credo di non capir questa cheho tiadotto come ft valea erat. E 4  n PROEVE OVER DE VERANDERINGEN DES BAROMETERS. uitftrekt, dan in een by vergelyking veel minder gedeelte • t is daarom, dat de veranderingen van den Barometer voor Zl T tyT ^erkbaar zyn in d™ Zomer, overeenkomffig met de Derde Waarneming, alsmede, dat men veel minder iNoorderhchten heeft. Op de hoogfte Bergen, welker toppen zelfs in den Zomer met fueeuw bedekt zyn , zal de Lugt veel kouder weezen dan m de vlakten en Kolommen veel korter: als dan zal de boven Lugt, in haaren loop na de Poolen, zich ophouden en opeenhoopen op die Kolommen , tot dat het verIchil yan digtheid groot genoeg worde , om die Lugt heen te dringen door de veel warmer Lugt, welke dezelve omringt en dus die koude Winden vormen , welke ten dien tyde den Barometer doen ryzen. (Het Vervolg en Slot in liet volgend Stutje.) ZBER GEWIGTICE BYZONDER HEDEN , DEN AART EN ZEDEN DER IIIKD00S BETREFFENDE. (Vervolg en Slot van bl. 36".) De Hindoos zyn flipte inagtneemers van het Welvocrlyke : hunne Zeden zyn ongemaakt , zy bezitten veel natuuriyke Beleefdheid, en draagen de behoedzaamlie voorzorgen, om niets te zeggen of te doen, 't geen zy denken dat kwetzend of beledigend zou kunnen weezen De Brahmans betoonen doorgaans de minlte beleefdheid 't welk moet toegefchreeven worden aan de Meerderhe'id Welke zy zich boven de andere Casten aanmaatigen en den Eerbied, hun fleeds toegedraagen. Eenige jaaren geleeden, werd de Bevelhebber van eene Futopifche Vastigheid, met eenige andere Heeren, genoodi^d om een Feest by te woonen , door een Rajah gegeven ' by gelegenheid van een Huvvelyk. 't Zelve beftondt geryjc hunne Avondvermaaken altoos , uit Vuurwerken dariieil en zingen. De plaats, waar de Rajah de Gasten ontvinowas een Parterre of kleine Bloemtuin , omringd van een open gaandery , belegd met Carpetten ; en deeze , gelyk het gebruik medebrengt, overdekt met linnen kleeden! In t midden van het Partetre , was een Waterkom met een fontein. De Gasten kwamen in door een poort, in 't midden des gebouws, tegen over de zyde waar de Rajah zat, en.  BYZONDERHEDEN WEGENS DE HINDOOS. 73 en, door het Parterre heen wandelende, groetten zy deezen, en namen hun plaats in de gaandery. Een oud Man, zyne pligtpleeging afgelegd hebbende , viel onverhoeds in tien Waterkom. De Oppasfers fchooten terftond toe , om hem te helpen, en haalden hem uit het water. De gebaaren en de betuigingen van alle de Inboorelingen duidden deelneeming aan in het ongeluk; doch, wanneer hun angstvalligheid bedaard was, door te verneemen, dat de oude Man geen letzel ontvangen hadt , ftonden zy zeer veriteld , als zy bemerkten, dat eenige Europeaanen in een fchaterenden lach uitborlten; van zulk een gelach konden zy geen reden geeven. Ik herinner my eenen jongen Rajah gezien te hebben , een jongeling van omtrent twaalf jaaren, die een Er.gelschman kwam bezoeken , en , fchoon hy nimmer te vooren eenen Europeaan gezien hadt, was zyn houding beleefd en onbedwongen; hy gaf geene verwondering te kennen over de Kleeding, en de veelvuldige, hem nieuwe, voorwerpen; dit ontltondt egter niet uit afkeer of mangel aan opmerking: want, ik vernam, naderhand, dat hy zeer weetgierig was, en veele zeer wel ter fneede komende vraagen deedt. De Ziels- zo wel als Lichaams- vermogens der Menfchen fchynen in Hindostan vroeger tot rypheid te komen , dan in kouder lugtftreeken: het is geenzins ongewoon te zien, dat Kinderen met eene maate van ernsthaftigheid , en gepastheid , Ipreeken, welke met hunne jaaren niet fchynt te itrookeu. Maar de Ziel, zo wel als het Lichaam, komt mogelyk niet tot die Iterkte, als men by de Inboorelingen van Europa aantreft. Behalven zedelyke oorzaaken , die ongetwyfeld hieraan veel toebrengen, ftrekt de Lugtftreek zeker, om ten minften het lichaam te verzwakken ; het is min bekwaam, om vermoeienis uit te harden ; dcLeevensbehoeften weinig en gereed te bekomen zynde, is het vlytbetoon gering, en alles werkt zamen, om werkloosheid en zugt tot gemak aan te moedigen. De gewoonte, om de Dooden te verbranden, is bykans algemeen, en die , dat eene Weduwe zich op den Houtftapel , nevens het Lyk van haaren Egtgenoot, ter verbrandinge overgeeft , grypt nog (tand. Het fchynt de toeleg geweest te zyn der Mahomethaanfche Regeeringe , om een gebruik, voor de Menschlykheid zo aanflootelyk, af te fchaOTen; maar, men befchuldigt de Landvoogden der Gewesten, dat zy het vooroordeel der Hindoos, tot hun eigen voordeel, bekeeren, door voor eene fomme gelds hei; oog. E 5 lui-  74 BYZONDERHEDEN luikend toe te liaan. Thans heerscht het meest in de Mahratten neerfchappyen , en in de Landen van de oude Rajahs, waar men die voorbeelden vaak aantreft, byzonder by de aanzienlykfte Familien. _ De Engdfchen hebben ta de Landen aan hun onderhoorig , 'er zich alIerwS tegen aangekant, en het gebeurt zeldzaam , of men moet het heimlyk verr.gten, of eer zy, die de magt bezuren het te voorkomen, zulks ontwaar worden De Wet pryst deeze gewoonte eer aan , dan dat zy dit Bedryf beveelt. „ t Is ," dus luidt dezelve , „ V0 Lf' „ of het past eene Vrouwe , dat zy zich met hè Lyk van ,, haaren Man verbrande," en worden haar de grootlï toekomende zegeningen voor dit Bedryf beloofd Maar, in gevalle eene Weduwe liever verkiest in 't leeven te blyven, is zy verpKgt eene onfcheudbaare Kuischheid te bewaaren , het hair af te fnyden , en geene Juweeleu f eenig ander cieraad te draagen. — Eenige gevallenzyn er waarin het incdruklyk verboden wordt.0 Eene Vrouw die Zwanger is, mag zich niet ter verbrandinge aanbieden ook met, wanneer, haar Egtgenoot op een verren afS van haar geftorven is, of zy moet zyn Gordel en Ta band weeten te krygen, en die op den Houtftapel plaatzen Het oogmenv van eene zo barbaarfche Gewoonte is blykbaar genoeg; in alle Oosterfche Landen fchynt de Men ! derheid en Veiligheid des Mans , als mede de Bevvaarinvan zyn Huislyk Gezag, een hoofdoogmerk der WeTS- ren geweest te zyn Zo fterk is de invloed der fezal- voerende Gewoonte, en zo kragtig werkend het gevoel van fchande , dat eene Vrouw van de aanzienlykfte Geboorte met alle zagtheid en zorgvuldigheid, haaren rang voegende' opgebragt vol van die fchroomachtigheid , eigen aan'haar Sexe, en bovenal in d.t Land , deeze fcbriklyke Opoffêrina ondergaat , met zo veel kloekmoedigheid , en bedaardneiS van geest, als ooit eenig Held of VVysgeer van den" ouden tyd betoonde Nooit vond ik my tegenwoordig by zulk eene droeve Lykplegtigheid; dan een Syner bekenden die ze bywoonde, gaf 'er my de volgende befchryvincr Van' Een houtmyt opgengt zynde, op een plek gronds°ten dien einde geheiligd, werd het Lyk van den Rajah uit de fterkte georagt, vergezeld door veele Brahmans m anderen e gevolgd door de Weduwe, met haare Bloedvervvante van beide de Sexen Tot den Houtftapel genaderd w rd net Lyk daar op gelegd, men volvoerd eeenige pleati-heden en de Weduwe nam affchcid van haare BloedveSen'  van den aart en zeden der hindoos. 75 v« omhelsde die van haare eigene Sexe, nam eenige van SSSn af, wie zy droeg, en verdeelde ze onder fm a de l'aatfte tekens van haare genegenheid. De Vouwen fcheenen grootlyks ^^^W^^f. ftilte andere boezemden weeklagten uit. Maai de V\eou we was volkomen bedaard, glimlachte en poogde haat te vrrtro' sten : zy tradt na den Houtlïape , en wandelde er rT«„™i hebbende raakte zy den voet met haaie hand del outmyi, v » beginne zo zwaar, dat ik ïniddelvk moet geftikt weezen , ft geen my de verligtenae Se Vrouw j tusfehen de zeventien en achttier, laaren weigerde zo ras haar Man het leeven had afgelegd , den nd te verbeiden, haar tot bedenken gelaaten, en verklaarde Xfton^an de Brahmans, en de daar by zynde ge u gen , m befluit, om zich, nevens haaren overleden Man, te laaten vEi ^rPrfrheide boodfehappen ten zelfden einde, de haar verlcheide troont n PP M . . en éé„ jongetje , rtt^ vLr^ÏÏSfTffli verfchrikiyklieden en pyn van böodichappen; dat 'er niets meer overig was, waarom^y (*) Holwell's J^M» Gw»^»* of the Gentoos er Hindeos,  BYZONDERHEDEN Sg^ToA men" dclJHe?vf™ be*hftakk met groote bedaSeid 2SS! 5^ r00rhieIdt. bWdt'èr dien eene ge' 1 "T™ en eene hand vuur in de ZdJe- h.nJ Jvaarop,z? met de ftfaan'd^ den: dit fcheen, voor eefkorc„Tyd ^^JE1?™" ven; maar, welhaast y^h hprtt.ii j ' ,aai. zeer te bedroedood i„ hkM&&ha^^».^^'f» dat de niet veroorloofde vol"pnVTi -' Vldien meQ het h™ zich m^S^'^i^^^ h»^e Cr,, zelve zou Haan Hia£ v2' Y, 6 ll3nden aan zich Het Lyk des overledenen werd 's andere, h,,„6' » geus vroeg, na den waterkant gebragt - de ufi * ?T zy wagtte na den VerlnfhnVf u*nZ 3j • yd ' dieu haare armbanden en andm^ lVs Sraad ?, 1, fY ^ ^ tra zat. Een deKer g,f haar ttn bM vau £ «l»^"" ' (liet  VAN DEN AART EN ZEDEN DER HINDOOS. 77 (het hout, doorgaans geheiligd , om een gedeelte van de Houtmyt uit te maaken ,) met verfcheide dingen daarop , t geen zy in 't vuur wierp. — Een andere Brakman boodt haar een tweede blad aan, 't welk hy drie maaien bedroop met eenig Ghee (eene foort van Boter ,) die fmolt , en in het vuur droop. (Deeze twee verrigtingen dienden tot voorbereidende zintekenen van haare op handen zynde ontbinding door het vuur ;) terwyl zy dit volvoerden , las de derde Brakman haar eenige plaatzen voor uit de Auelitorrach Bkade, en deedt haar eenige vraagen , waarop zv met veel volhandigheid en bedaardheid antwoordde ; doch het geraas was zo groot, dat wy, fchoon op een kleinen atltand verwyderd, niet konden verdaan, wat zy zeide. Dit alles gedaan zynde, werd zy, met veel ftaatlykheids , clne keeren rondsom den Houtftapel geleid. De Brakmans gingen kezende voor haar : toen zy ten derden maale bv het kleine ontftooken vuur kwam , ftondt zy ftil nam de ringen van haare teenen en vingeren , en ftak ze by haare andere lyfs-cieraaden. Hier nam zy een hartroerend aficlieid van haare Kinderen , Ouders en Bloedverwanten waarop een der Brakmans een groote wiek Katoen in eem> Lrliee doopte, het zelve aangeltooken haar in de hand «af en haar geleidde na den open kant van den boog : daar vielen alle de Brakmans voor haar neder , en vertrokken na haaren zegen ontvangen te hebben, weenende * Met twee Happen was zy op den Houtftapel, en tradt door den boog in : by haar intrede, deedt zy een diepe buiain°aan de voeten van het Lyk , en zette zich voorts aan het hoordeinde: den korten tyd van een minuut, bekeek zv in itil gepeins zyn aangezigt , en ftak toen den brand in den boog op drie plaatzen ; bemerkende , dat eerst de vlam van haar afwoei, rees zy op , ftak den brand aan die zyde vanwaar de wind kwam, en ging weder zitten. De Vaandrig daniel deedt met zyn ftok de bladeren aan de windzyde weg , door welk middel wy haar zeer onderscheiden konden zien zitten. Met welk eene ftandvastke bedaardheid zy den brand, de laatfte keer, in den Houtifr pel ftak , en weder ging zitten , kan alleen door de verbeelding begreepen worden; woorden fchieten te kort om ar een denkbeeld van te geeven. De Houtmyt, uit'zeer ligt brandendeftoffenbeiraan.de, vatte fchielyk vlam; de ftvlen van den boog ras verteerd zynde, viel dezelve op haar neder. Dus verre de Heer holwell. Iwee Engelfche Officieren, in dienst by den Nabob van Ar-  75 fcYZONDERHEDEN Arcot , zich by dus eene Lykplechtigheid bevindende , in het Landfchap Tanjour ,. waren dermaate over dit vertoon aangedaan , dat zy hunne degens trokken , en de Vrouw verlosten. Maar, fchoon zy onmiddelyk aan haare Bloedverwanten wierd wedergegeeven, en het geen twyfel leedt, of zy hadden, op geenerlei wyze, haar iets anders dan de verlosfing aangedaan , en door geene andere beweegreden dan eene fterke aandrift van Menschlievenheid, verwierpen de Erahmans haar verzoek , om zich andermaal op den Houtftapel te vervoegen; zeggende: dat zy befmet was, en de Deugden van haare Cast verloorcn hadt. Om hun genoegen te geeven wegens dit beltaan , werden de Officiers in hegtenis genomen, en vervolgens weggezonden, om elders te dienen. Een Rajah, in een der Landfchappen onder de Regeering der Engelfchen , zeer gevaarlyk ziek liggende , werd den Bevelhebber van 't zelve heimlyk geboodfehapt , dat diens Vrouwe, in gevalle van 't overlyden haar Mans, beflooten hadt zich op zyn Houtftapel te verbranden. De Rajah hadt een eenig kind, een Jongetje van omtrent vyf Jaaren. De Europifche Bevelhebber vaardigde een lnbooreling van rang tot haar af, op wien hy vertrouwen (telde, met last, om, zo de Rajah ftierf, zyne Weduwe het gevaar, onder 't oog te brengen, aan 't welk haar Zoon zich zou blootgefteld vinden , indien deeze overgelaaten werd aan de zorg van eerzugtige Bloedverwanten , die altoos getragt hadden de rust van zynen Vader te Hooren: dat te leeven, om haars Zoons wille, niets anders zou weezen, dan een onnatuurlyke en ingebeelde pligt, aan een natuurlyken en weezenlyken op te offeren; alsmede, dat zy , door de post te bekleeden van eene tedere en voorzigtige Moeder , haare Liefde en Hoogagting voor den overledenen, op de beste wyze, zou betonnen. De Bevelhebber hadt hem desgelyks verzogt den Brakmannen te beduiden, dat, indien zy met de plegtigheid der verbrandinge voortgingen, een Officier, het bevel voerende over nabyliggend Krygsvolk, bevel hadt om zulks te voorkomen. De vrees, van door geweld verhinderd te zullen worden, haalde die Priesters, geenzins de andere bygebragte beweegredenen , over welke zy zich gebelgd toonden, en die zy met veel verontwaardigings verwierpen, over. De Rajah ftierf, en de Weduw, eene Vrouw van verdienden, was naderhand haaren Zoon van uitfteekenden dienst. In deezer voege een eisch hebbende op de goede dien-  VAN DEN AART EN ZEDEN DER HINDOOS. 79 dienden, zo wel als op de befcherming van een Man, die gezegd mogt worden, haar gedwongen te hebben om 4b 't leeven te blyven, genoot zy, door zyne tusfchenkomst, eene maate van agting en aanzien, welke zy anderzins,! uit hoofde van het Landsgebruik, moest verbeurd «hebben. Zy verwierf van hem verfcheide blyken van toegeevenheid voor haaren Zoon, en in een haarer Brieven drukte zy zich deswegen in deezervoege uit. ,, Wanneer Gy u herinnert, dat ik zyne Moeder ben, „ en dat Gy my overhaalde, om my, zynenthalve, te fchandvlekken, zult Gy u niet gebelgd.rekenen, als ik „ deeze gunst voor hem verzoek. Gy vorderde een pligt „ van my af, welke niet behoort tot onze Sexe (*). In„ dien ik niet flaage in het volvoeren van denzelven, zal ,, ik een voorwerp van verfmaading zyn by allen die ,, tot my behooren; maar, gelukt het my, en doe ik dee„ ze Landftreek bloeien, dan zal myn fmaad vergeeten ,, worden myn geluk hangt, derhalven, van u af — „ aan 't myne hangt, dat van veelen overweeg dit, „ en befluit. ——" De Hindoos rigten zomwylen een Kapél op, ter plaatze waar zulk eene Opoffering gefchied is, voor de ziel der Opgeofferde, en als een zegeteken van haare Deugd. (*) Zy meent hier door, het op zich neemen van het beftuur der zaaken. BESCHRYVING VAN DE BEROEMDE RIVIER DE JORDAAN. (Overgenomen uit Abbé mariti's Foyages dans risk de Cyphre, & la Paleftine , &c. De vlakte van Jericho verlieten wy in 't midden van den nagt, op den veertienden van Grasmaand, om na de Rivier de Jordam te trekken. Deeze optocht hadt iets groots in zich, uit hoofde van de veelvuldige lichten, gedraagen door de lieden te paard, die ons voorgingen en omringden. Deeze lichten branden in eene foort van yzeren Kookers, hangende aan de punten der Spiesfen; ze zyn gevuld met Pynboomen- of eenig ander foort  So EÏSCHRYVINC VA NT DE BEROEMDE RIVIER ir-s^rr&x.Ai,e Ilcertn ïau aa,,2ie"rei- Men vindt de vlakten hier doorfneeden met graden beekjes en waterftroomen, die , in dit jaargetyde, vry E waren In dezelve ontdekten wy nietsopmeTkei swaardgs! dan de overblyffels van eene oude Kerk, toegewyd aan Joannes den dooper. Onze Godsdienfïige Oostllimel boogen hunne hoofden in het voorby trekten,i l e?n z^Atgedastenis va-dien Een wyduitgeltrekt en fchoon Veld opende zich voob bebroefd SV* °"Ze Tenten «P^en. Het w^dt velK ,n ' Wa,terCn der J^aane. die 't zelve Toen t fVfï Ve,d "2°^ vrugtbaarheid toebrengen. aIL gehoi?den hadden, werden 'er in aller yl J A aE W». «at op de Vaders van het Heiig Land de Mis deeden. Geen tyd, in de daad kon te vericSn' de ^P"1 der omliggende Bergen verdSetn L r \V°lken^ die de Lu§C bedekt hadde» » verdweenen en heten ons een helderen gezisrteinder be- tenXiw dS%Ve/-dwy-»de,lieten zy op%a?de een zïgnn n hlnTd t '°f •1?yne aderen fcheen door te dringen, drukken I"^11' ei1 ze!fs • mag * het zo uit-! ï™'„7ne -Sedagten te verheffen; en myne ziel te verv mén StHnenVro y^ aa»doenlykheid, en dezelve te vervullen met dankbaarheid aan den Maaker der Natuur. voudiSn S°( vc.riW Bygeloof, zelfs in deezen eenvoudigen fempel, zich met de Gebeden, die tot de Alma». ?aSrWSh" °PSezonde"? — Hier k'wyï de Bedevaartganger zich van zyne gelofte; zyn eenig oogmerk, waar- Zdïï Water ^VT *■* om'het woZ- ke,i enX* H ïorda?ne,te zien> van '«= ze^e te drinS'.n r u daar,m te baaden,- dewyl men wil, dat het den Zh dCïfmr b£,de' — De GfWfl. verbeel ten Ja mbT" *• d3t kmand niet recht ^doopt ^, 'edomoelï $ het Water der >^«' werd' §H ;^"81' Vrouwen, Kinderen vervoegen zich HnSi? °m, ' ZeerSt' met een drift> welke aa" gek«mzE^* dei\oev<-'r> zonder te denken, dat zy&tegen zedigheid en welvoeglykheid handelen. Y klimt onT^V0"1 !2 d£eZe Rivier zich te gaan baaden, klimt op tot den tyd van eusa: „ gaafprak deeze' Pro-  de JORD/.fijS*. ; ' 8Ï Propheet , tot nAAmaN met melaatsheid bezogc ; «3 wasch u zevelimaalen in de Jordaane, en uw vleesch ?M i, weder aan u komen , en gy zult rein vreezen." Naaman gehoorzaamde, en zyn bloed werd, ter belooriingë van zyn Geloof, gezuiverd , en hy herkreeg zyn vleesch zo zuiver als dat van een kind. In 't Arabisch heet de Jordaan Sceriah. Deeze Rivier ontfpringt aan den voet van den Anti*Libanon , in het: Landfchap, by de Syriè'rs bekend onder den naam van Fa* dettin ; dezelve wordt gevormd door het Water van twéé Bronnen, omtrent eene myl van elkander gelegi.ii. Die ut. 'tOosten opwelt, heet Jor; de andere, in 't Zuiden gële'ge.h| wordt Dan geheeten. Wy zien, derhalven, dat zy, door derzelver Wateren te vermengen , ook de n.-iamén vereenigd, en de geboorte aan de Jordaan gegeevon hebbed. Eenige Schryvers hebben, nogthans, deezen Naamsooriprong gewraakt, en als valsch en ongerymd verworpen $ op het gezag van twee of drie oude Schry veren; bevveerende, dat de Jordaan voortvloeit uit de Bronnen Paneddes: Hierin hebben zy beide gelyk, en teffens ongelyk; Zy zyn misleid door de verandering van een naam , want de Broit van Paneades is dezelfde met die van Dm , gelyk blykt llit deeze plaats by william van tyrus. ,,• De Bröti Dan wordt dus geheeten naar eene oude Stad,- in de na4 buurfchap, die naderhand den naam kreeg van PaneadëS$ ,, naar eene andere Stad, in plaats van de eerstgemeldé gèbouwd." —— Een Oudheidkenner zou hier aanhaalitfgëti opeenhoopen , maar een Reiziger mag zich hierin geeii botvieren. De zamerilöop dier twee Stroomen ontmoet men hy dé oude Stad Ctzfarta Philippi, thans llegts een groot D rp, bewoond door Drufen, en Beline geheeten. De 'li- vier vangt haaren loop aan , tusfehen het Oosten en het' Zuiden ; en na zeven mvlen ftroomens , valt dezelve iri het Meir Somochon of Meroh, thans Hukt- Panias geheeten. Dit Meir haalt zes fhylen in de lengte, van het Noorden1 Ua het Zuiden , en , omtrent vier in breedte , van hei Oosten na het Westen, 's Winters vol waters , is her bykans droog in den Zomer , en laat den zwaftagtigeff modderigen bodem bloot voor 't oog. De Oevers zyn begroeid met rietgewasfen , en daaromftreeks ftaan veele vrugtboomen, eeite foort van bosch maakende , na 't welk zich de Reizigers, buiten twyfel om de verfrisfende fcha- MENG. I702. no. 2. F dUW j  82 BESCHRYVING VAN DE BEROEMDE RIVlER duw, zouden begeeven, hadden verfcheureude Dieren ali de 1 ygers, 't zelve niet ten verblyfplaats verkooren ' De Jordaan komt uit dit Meir voort, vermeerderd door deszclls water, loopt door de vlakte, en twee mylen vardaar door een fteenen Brug, by de Arabieren bekend onder den naam van Gifrjaacub , zo veel als Jacobs -brue Deeze Brug is zestig Cubiten lang , en fjegte tien breed.' Dezelve beftaat uit drie boogen, die my zeer wel zan,engelleld fcheenen. De Inwoonders draagen dezelve grooten eerbied toe: dewyl, naar hun zeggen , Aartsvader jacob dezelve overtoog, toen hy de wraak van zynen Broeder esau. ontvloodt. Wy leezen by william van tyrus dat deeze Brug aan boudewyn den IV ten bolwerk diende, tegen de Krygsmagt der Saraceenen, alsmede dat die Vorst eene fterkte op een nabuurigen heuvel deedt aan- De Jordaan loopt in dezelfde rigting, tusfehen Tracontit en Galüea tot het Meir Tiberias ,%hel oude CbwJÏÏ S Capernaum waar mede dezelve haare wateren vermen» -1 Als de Jordaan uit dit Meir hervoortkomt, welke dezelve de ruimte van achttien mylen doorkruist , krygt ze den naam van de Groote Jordaan. Dan ipoedt dezelve Zuid waards op , fcheidt Perea van Samaria , de vlakL der Moabiten vm judca, en ontvangt, onder het voortftroo men, verfcheide rivieren en beéken: als de Jacob die in het gebergte van Arabit ontfpringt; de Dibon, zo' gëneeten naar eene Stad der Ammoriten , naby welke zy den oorfprong heeft ; de Jazer, die ontftaat uit een rots waa? eene Stad van denzelfden naam lag, in't bezit des Smms yan Gad, en de Carith, een zeer groot Meir, in de Schriftuur beroemd, als de wykplaats van den Propheet Et«7 toen hy door de Raaven gefpyzigd werd. Na ver' meerderd te zyn door alle deeze ftroomen, die de fchoone vlakten van Avlona bewateren, in de uitgeftrektheid van vyf en zestig mylen , van liet Meir van Tiberias ontfcsï zich de Jordaan in de Doode Zee. ' Over 't algemeen, is deeze Rivier omtrent vyf en dertig Cubiten breed; maar, wanneer de fneeuw gefmolten s of, 111 den regentyd, neemen de wateren toe, oveKeeden de oevers , en ftrekken zich op een afftand'van meer dan ' vier mylen uit; wanneer de ongelykheid van deTi grond dezelve zomtyds in twee of drie kanaalen verdeelt De diepte is omtrent zes Cubiten. Altoos is de tronm zo geweldig, dat de kloekfte zwemmer de >dL?ÏÏS kan  DE JORDAAN. 83 kan over komen. Het water is altoos modderig , doch uit de Rivier gefchept , en in eene foort van vat gedaan , wordt het terftond helder, laatende op den bodem eeu zwart bezinkzel, gemengd met jooden-lymagtige deeltjes. Het water is nogthans zoet, bederft niet fchielyk, en heeft ovrvloed van visch. Beide de oevers van de Jordaan zyn bezet door een bosch van hoog getopte boomen, die, in zommige oorden , zo digt ineen groeien , dat de Zonneflraalen 'er geheel niet door heen kunnen booren. Dit woud is even als 't geen omftreeks het Meir Somochon gevonden wordt, eene woonplaats der Tygers , die zomwylen vernieling in het omliggende land aanrigten. M«i vertelde my, dat 'er eene groote menigte Leeuwen in was; doch ik hou my verzekerd, dat zy hierin mis hadden, 't Is waar, dat deeze Dieren 'er veelvuldig gevonden wierdeu , ten tyde van den Propheet jeremia , die de vyanden van Jerufaltm vergelykt by de veri'cheurende Leeuwen , uit derzelver Legers verdreeven door het zwellen der Jordaans; doch 'er is alle reden , om te veronderftellen, dat dit Gedierte, naderhand, na eene voor 't zelve voeglyker wykplaats gegaan is. Deeze wouden zyn desgelyks met Vogelen van veelerhande foort vervuld , en bovenal met Nagtegaalen , wier verrukkende toonen het oor ftreelen, en bykans de gevaaren by het naderen der Riviere doen vergeeten. De Jordaan diende eenigermaate , om de zegepraal van titus te vermeerderen. Nog ziet men te Rome eenTriumphboog, op welken deeze Rivier wordt afgebeeld , onder de gedaante van een oud man , leunende op eeu Waterkruik; zyne handen na de Ketenen van den Üvermeesteraar uitftrekkende. Wy vinden, in de Jaarboeken van Florence opgetekend , dat franciscus de I de Medicis, Gmot-Hertog van Toscane, gedoopt wierd met water uit de Jordaan, 't welk albert bolognetti , de Nuncius, door eenige Kooplieden , ten dien einde hadt doen brengen , even of 't zelve eene byzondere kragt bezate : dan, zodanig was het bygeloof dier tyden , dat het Volk waande, door dit water, beter dan door eenig ander , van de oorfpronglyke zonde gereinigd te worden, 't Is daarom vreemd, dat de Adel , die ten deezen dage zich verbeeldde , verre boven de rest des Menschdoms verheven te zyn , niet oordeelde desgelyks met dit bevoorregt water te moeten gedoopt F % wor-  ty BÊSCH*. VAN DE BEROEMDE RIVIER DE JORDAAN. worden als 't welk hun , by hunne Geboorte, zulk eene aanmerkeJyke onderlcheiding zou gegeeven hebben VV anneer de Caravane de Godsdienstplegtighcdeu volvoerd hadt , verheten wy de Jordaan, om rta Jericho weder"te Uecren lk verheugde my grootlyks ueeze gelegenheid te hebben , om de pverblyfzels der Kerke van toannes den dooper, voorheen flegts in 't voorbygaan bezien , nader te bezigtigeji. Drie buiken van deeze Kerk, welke de opmerking van elk man van fmaak verdient , zyn nos geheel, en fchyiien wel geeveriredigd. De bouwlloilen zyn Kostbaar , en de pylaareu zeer keurig gewerkt. Op eene gaandery, die de tyd gefpaard heeft, zyn eenige Medaillons, die voor meesterftukken van Beeldhouwkunde mogen aaimezien worden Met één woord, ik ben van gevoelen, dat de kundigfte Kunftenaar het zich niet zou beklaa^en eenige uuren hefteed te hebben , in het beoefenen deezer ruinen. Digt by deeze Kerk ftondt eertvds een Klooster is deugdzaam, e, " o'-'fcCd' g V3n VCrdriet küüpen mi ko«e van haare , rj^ave^rifr^n3"0.'10 rted£;;mocd,> c^rland, „ikbewonV uwe d ut. Dezelve flrekt ten biyke van de goedheid van " ,lW W hart; «rwyl ze teffens my te meer deels doet nee - ?ieö m den toeftand van haar, die gy zo «e l M wees verzekerd, omtrent my ta t gy deerl^ mi^ ik wildl do kenner weezen der ongelukkige SL>Sde Ü *' MeSlbge»Hame- Ik beV,ieC van ziel om de '* i" H nf 'r16 doen' onder h« ,ilasktr van edelmoe- ' ' V • , Z ^'l V3r mV,"e M^elcheP,elen tot de ongeV, "ÏWflgS ojuer^anoen van üioode_ drift ce aaalten.'-' „ Ver-  der aahdoeslyüheid. 89 ,, Vesfchoon my , myn Heer," fprak 'de Jongeling , „ maar „ de Verdervers der onfchu'd zyn zo veelen in getal, en de Be' tooners van Edelmoedigheid zo weinig', dat gy u niet moet ver„ wonderen, dat de drift, in uwe nafpeuring doorftraaiende, ag„ time gifte. Maar de SS^AdSeuïS 'hS™ eCnf de, oP een nader bedenken/nWgehenin rich^ï-r^ WU" eigenen; zy hebben daarom allen m ! , , ' ^Ch dlc^ S^t toe te sa* W*«jkcc edSö^ge daad ïd^^'oïf 7" '? > Verb°^" gezogten lof, die &£*lifi3^*ï& T T ^ gezegd te worden, met welke aan ' ehoeh lllet fpraak vernam uit de driftigm sn1 ^ C°' 'R^° die lof' . ongezogt ais onverwagtw„. ' Wie"S ^"'^''"g even „Dit,myn Heer," 'voer d'e Jongeling vonrr !„ „1 ^ ' j • ting, welke ik u kan geeven |,'mg voort' »>m al de onderngvert'yf in te leiden wtlv %^ ^ne7JZT^ ï ta h" c,endi^ hooplooze elende, om he a ot S f Z'dl «er masonJ" P C verdwynen voor de hooplooze » ^lebX^T^ hem fek ^ziende, dtmiaam, opvvc^ ^ rSdet^^fSeZ°"derd' ™ m A^S^ Üy W°°Dde by d£" braavxn Heer'courland ^ Di"deedt tf^Jtif ^' niet na de ^-***r „ ^«ffifc -rtèi^Li:So-orïhZ c^T' „ Wat meent gy -?" hemam courland. „ flJyn heer!" voer mason voort, ,, eer zvn i™™ rr„„ " eTS tr°UWde- ZOndt hy' dcor vL nivn Vader „ een brief aan een jonge Juffrouw, op 't land mét Lil . L „ in eene tedere verbintenis leefde IUvn V.J '1 ™" 1 >e hy „ ten-  der »andoeklykheid. Cl tende af te laaten van alle verdere briefwisfeling: dewyl de ' verbintenis, in welke hy ltondt te treeden i/chryvende in den " Perfoon van den Heer courland) , alle vertoon van geraeen' fchap voor hem onvoegelyk zou maaken, en haar-nadeelig voor dien goeden naam, welken zy, met eenige omzigtigheid , te werk gaande, nog eenigermaate kon behouden." " , Myn god!" riep de ontroerde courland uit, „ dit was dan de oorzaak van zyn voorgewend ongenoegen en fchie- " lyk vertrek: 6 Schurk, ó Schurk! Doch zeg my, wat „ 'er wierd van de dubbel beledigde mariaV waar is zy? wat deedt zy op hec ontvangen van deezen wreeden Brief? ', ó maria! zyn dan allen van onze Sexe in eene verbintenis ,, van fnoodheid tegen u getreeden!" De jonge mason ftondt geheel verfteld. Hy vermoedde, met wien hy fprak; doek kon geen het minfte berigt wegens die ongelukkige geeven. Ten tyde van zyns Vaders vertrek was hy flegts vier jaaren oud, en van de evengemelde omftandigheden was hy eerst, omtrent vyf jaaren geleden, onderrigt geworden; wanneer eene oude Bloedverwante, aan wier bezorging hy hem overgelaaten hadt, dit op haar doodbedde hem verhaalde, met daarby gevoegde waarfchuwing, dat hy uit het lot zyns Vaders moest leeren,. de Deugd aan te kleeven, ea te vreezen voor de wraak, die altoos den Booswigteii over 't hoofd hangt. De ongelukkige Jongeling was bykans zo wreed behandeld door zyn beginzelloozen Vader, als de rampzalige maria. Eene kleine fom hadt hy ageer gclaaten tot zyne opvoeding, welke de oude Vrouw daaraan befteedde, zonder ooit iets verder te ontvangen. Courland wandelde, eene geruime wyle, voor-en agterwaards in de hevigfte gemoedsbeweeging. „ Genadige Hemel!" riep hy uit, ,, tot welke elenden is zy verweezeu! " Waar zal ik haar zoeken? Waar zal ik haar vinden? — ,', Doch zy is niet meer! Verzaakt, door die haar beminde, verraaden! verhaten! Hartzeer! Behoef- te! Zelfsverwyt! ö Welk een opeenftapeling! te zwaar voor, „ haar, om te draagen Vrugtlooze herinnering!" Hier hieldt hy voor eenigen tyd op. Eindelyk, oogen vol traanen ten Hemel flaande, boezemde hy uit: „Dierbaare, „ afgefcheide Geest —- flaa een oog op de arme — door op,, regte boete van berouw hebbende Aandoenlykheid , en, in- '„ dien gy kunt vergeef." Zo fpreekendc, greep hy den arm van mason, en verzogt hem by anna te brengen. Mason gehoorzaamde gereed, en geleidde den weldaadigen Boeteling na het verblyf van ■ Wie? ■ Och! welke waren de aandoeningen van courland , toen hy het fchoone voorwerp zyner goedheid met eene tedere bezorgdheid zag leunen over de overblyffels van. die Schoonheid, die eetst zyn hart overweldigd hadt, welke de tyd nooit  * 92 VOOKDEELRtf «ooit uit zyne verbeelding kon wistenen , en die de m*... , gelooven. n™ee.a, en kon in t eerst zyne oogeu niet f, O, myne waarde Moeder," fprak de onrzerr,» „ onzen edelmoedigen Weldoener'" S ™' » Zle . „ Genadige Hemel!" riep hy, voorwaard* flappende 't is — sj t is — myne beed ede lieve mabi.i rrtl,uc» » t is ..ionge Maajd is myn Kinh»'— HylrZlrtf-il^ Snhefd^r^V haar Roeiende J^Sï^'SSSf StiordcienyI j^SSS enhbeweeg,oos , opgetoogen , en floute S^^SS^St zy'hadrmoal;?/2 ^^"f toi*" b^oef wSe &"S^oo» gedeelte des verbaals hl Pl ^r J • g* Ult het lMtfte Verftand over/laan , verfmaadde, gaf hy niet alleen 71 ,?n 1 ZgdaaVe Vrnigi,'S der wee Gelieven-rnaïr gaf E oo To" den dag huns Huwelyks, een goed gedeelte van zynemkidelVn* „ op dat hy, (om zyne eigene uitdrukking te beziJen Thï, v ,* ;; ^hebben'0111 zyne Kinde™by S^ïS Jn dien tusfehentyd was hy niet onoplettend on de znl-nn ungeflrekt waren,) bereikte h/weta zyn oogmerk? ' **? Zich  EER AAKDOENLYSHEJD. 93 • Zich dus omtfiaagen hebbende van eene Verbintenisfe , di« iern altoos moeilyk gevallen hadt, marde hy niet, om de inlpraakcn van zyn hart te volgen, door zich in den heiligen Jicht te verbinden met het eerfte Voorwerp zyner Liefde. Beide de Huwelyken zyn gezegend geweest met Kinderen, de Panden van wederzydfche Toegenegenheid; en de twee Familiën blyven dat geluk genieten, 't welk Deugd en wederzydfche Genegenheid alleen kunnen verwagten in den Echtenftaat. DE WINTER. Weldoende Winter ! fchoon me uw ftrengheid fchaars bekoort, Leert gy my V Albeftuur, met blyde toonen, roemen; Keer vry, op uwe beurt, van '/ eeuwig koude Noord: Ik blyf u 't mild gefchenk der hoogfte Wysheid noemen. M O ËN S. f-2>o komt dan de trillende Winter den gefchakeerden JaJr- "/^ kring voltoojen hy komt droef en norsch. Verzeld van donkere Wolken en dikke Nevelen, met fombere flappen aan. Dan —— het zyn echter deeze, die myne Ziele tot plegtige gedagten, en ——. hemelfche overdenkingen, opheffen; ja, welkom zyt gy my , die ons heilzaamfte nut, met kille handen, fchenkt, en befchouwden wy weleer, de bekoorlykheden der Lente, wanneer de blonde Mey zich cier- de, met jeugdig groen en frisfche Lentekransfert: de aan- genaame Zomer en deszelfs uitwerkfelen, de bedaagde Herfst, met haare frisfche Winden en koele Schaduwen! Dat wy dan beproeven, om eindelykde Winter, en alle deszelfs aanbiddenswaardige nuttigheden, insgelyks te befchouwen, op dat wy daardoor mogten opgeleid worden tot dankbaare aanbidding en grootmaking van Hem, wiens Grootheid, Wysheid en Maat, ontzag verwekt door de gantfche onafmeetbaare Schepping! „ , Nu fchynt Natuur te kwynen , ter Winterflaap gereed te zyn) de Zon thans na de uiterflens van 't Heelal over¬ hellende, breid nu even den korten dag over de Wsereld uit, en fehiet zyne fchuinfche flraalen door de dikke lugt neder, terwyl zyne verflaauwde fchyf, van graauwe Wolken omgee- ven, zeer fchielyk weder ondergaat, om ■ de kwyneude Waereld in een langen nacht te dompelen. De fluimerendd eenzaamheid bewoont , en Woud en Velden, — de werkzaamheid verftyft, en —— het vaale doodskleed fpreid zich over het Aardryk uit; zo vak de Winter, met eenen fterk druk-  S>t OE WINTER, druklenden last, op 't Aardryk neder, hoe verwonde- renswaard.g is hier weder de Natuur met alle haare vèrande Tingen! den vongen avond zag men haar eenvoudig en zonder cieraaden ; maar thans heeft een dikke Ry,„ allerwegen haare taaiheden mrgeftort, dc vachten van het Schaao zyn geheel en al ruig gemaakt, en de lokken van den Reiziger, als meen gekrocst; de Wanden, en de gantfcho -n-ond ichynenals bellrooid met zilver! Dan'- nu ZS de Cge Vorst op barre Noorderltormen. Nu komen de dikke Wolken aan,zy.rollen, zwaar weegende, haaren blanken wollen last voort en • de witte de nuttige, Sneeuw daalt in de ftillê lugt, na beneden; welk eene heerlyke verwonderingwekkende vertoonmg! nergens is eenig onderfcheid van coleur, alle de Velden zynin Wintc-rpracht getooid, alles fchittert van het heerJykfte wit: de bosfehen buigen haare gryze kruinen nederwaarts, I?' "lelV u'," gee". onderfcheid tusfehen de gronden, tot den i loeg gefchikt, en d,e welken tot groene Weiden bewaard Worden; alles ligt bewaard, onder de kostelyke Sneeuw, en geeft zulk een fterk weerkaatfend ligt, ook in zyne gevo gen tot heerlyke einden dienende: é! Hoe verbaazende zyn de Werden van den Grooten, den Aanbiddenswaardigen Schepper, en — hoe wonderbaarlyk verfcheiden. Hoe buigzaam en gedwee is de Natuur onder zyne vormende Hand! Op zyn bevcf neemt dezelfde ftof verfchillende gedaanten aan , en wordt In eene oneindige menigte van bccldtenisfen hervormd: op het wenken van zynen Wil , wordt dezelfde hoofdftof, in ruigen Rym Js eene lyne asfche, op de aarde geftrooid, of % een di't ylokkig dons over de wyde vlakte heen gefpreid: dan - hoe heerlyk hoe nuttig, is de nedergevallene Sneeuw, die, door zyne fchiuenng, de ftaarende oogen doet pinken' Welk eene koude zy ook mag aanvoeren, zy fchenkt ons echter het heil. zaamfte nut : levert een warm Dekkleed voor het Veldgewasbefchut het voor de nypénde Vorst, en koestert zyne groeiende Werkzaamheid; zy blyft voor een wyle liggen, om haare beveiligende hoede te werk te ftc-llen , en haaren kweekenden invloed te oefenen, en wanneer het tydftip daar is, dat de Itraalen der leevenwekkende Zon het zelve doen verfmelten, dan ftrekt het vocht tot heerlyke einden , daar het ontbindende Salpeter ui de aderen der aarde indringt terwyl het de vooren; met dat groeizaame leeven vervult, welk zich in den bloesfem van de Lente zal openbaaren, en in de vruchten van den Herfst doen rypen. En, befchouwen wy de heldere en blinkende dagen, van den vriezende,! Winter , welke den Dampkring in een nuttig evenwigt houdt, daardoor zynen adem de Zaadeu der befmettingen worden weggevaagd: en de vaalgevlerkte Pest, al vroeg, in haare geboorte wordt gefmoord : de heldere zuivere bigt  DE WINTERi 35 üagt verlevendigt onze lichaamen; geeft ons nieuwe kragten —■ voed, en , vervlugt onze bloedbolien , verfynt onze geesten , dringt met eene leevendige fnelheid in dezelven, en zich een weg door de Zenuwen, welken hy verfterkt , heen baanende , nadert hy het brein , dat volkonftige verblyf" onzer edele Ziel. ' De gantfche gelchapene Natuur gevoelt de leevendigmaakende kragt des doordringenden Winters, Da aarde en derzelver Plantgewasfen verzamelen hunne kragten voor het volgende Jaar byeen; de Zuiverfte en helderfte Rivieren vertoonen in hun diep een doorfchynenden fpiegel, en murmelen, hoe langs hoe doffer, na maate zy, door de ftremmende koude in4nm loop beteugeld en vastgehouden worden. O! Wintervorst , met uwe aanbidlyke wonderen ! vanwaar komen uwe fcherpe fchatten voort! vanwaar dat geheim vermogen! 't welk zyn bewind over alles uitbreid i en waaraan het fynfte en geestigfte vogt zelve niet kan ontfnappen» immers beftaat uwe verwonderenswaardige kragt in miltioenen van Zoutdeeltjes, die met onzigtbaare hoeken en punten in de wateren der aarde, ja, allerwegen, doorland en lugt, doordringen , en zich met die alle vereenigen. Wanneer de ftille avond genaderd is , en een einde aan den kortftondigen dag gemaakt heeft, wanneer het onbewolkte uitfpanfel met zyn helderst blaauw vercierd is, en het tallelooze getal van ftarren, met eenen ongeineenen luister aan het heerlyk lugtgewest fchitteren ! (dan ftort de Vorst haaren doordringenden invloed allerwegen uit; zo dat wy, by onze ontwaaking , als de morgenftond zyne oogen opent, de gantfche natuur als veranderd zien een harde korst bedekt het ondiepe moeras , en de rivier weifelt in haaren loop, tot dat zy, door haaren ftroom de glaze korst gebroken hebbende , voor een korten poos weder voortfnelt; doch eindelyk, door de vermeerderde koude, vastgeketend wordt, en in haaren nieuwen kerker moet blyven, een allerkonftigst vlies bedekt de glasraamen onzer wooningen, daar zonderlinge vertooningen op te voor. fchyn komen, en allerkunftiglle beeldtenisfen als uitzwellen, de vrugtbaare akkers, worden als yzer , en de vogtige wei¬ den als marmer. Alle de vloeibaare paden zyn thans 'eenen vasten weg voor de voeten geworden : en , daar nog korts te vooren 't gefchubde Vee als in menigte heenen zwom , daar wandelt nu de Mensch gerustelyk heenen. Welk een aantal byzonderheden, in den voor ons zo nuttigen Winter ; dan het is niet alleen de Winter , neen , alle de Saizoenen. Het is God, die, op zynen tyd , de Hemelen met Wolken bedekt, die voor de aarde regen bereid, die het gras op de bergen doet uitfpruiten! Het is God , die, op zynen tyd, ons verzadigt met het vette Jler tarwe! Het  9<5 Be Winters Het is God, die op zynen tyd, Sneeuw geefi ah TfoOe, fa Rymjhooa als asfcke, het Ts heenen werpt 'als ftukken. Looft dan, met waare erkentenis, zyne groote, zyne verhevene Werverfpredd.ar **** WOnder,yke KraS£ ^or Hemel en K «,,?■! Gy gr°0te en.eeniSe oorfprong der Natuur, wiens Al- bel fene.nll°rerm0e,de de Jaa^^en wentelen en bellieren : hoe vermogende , hoe gedugt, hoe heerlvk hoe majestieus zyn uwe groote werken , die gy alle met V/vs* had hebt gemaakt ; met welk eene aangenaame aandoening doordringen zy onze ziele, die , met verbaasdheid en verwondering uwe onbegrypelyke wonderen beichouwd , wonder* lenVrld"' " * bev0rderinS ™ 0- geluk en genl'. Mog-ten onze befchouwingen der Saizoenen waarlyk heilzaam CodJ w2!!1 EJ? "ap' dkn Wy' in het ^komende , door Gods heerlyke schepping zullen doen , niet alleen des té leer' ryker, maar ook des te bekoorlyker, voor onzen geest zyn. 22 December, ^' ^' ^' ' ANECDOTE. T>e Hekeldichter boileau hadt, eer hy tot Lid van de Pfarm ^riCtZ "-e,Werd aan«Tenomeii, omtrent dit Letterkundig Tndi , 7' «Ch °P d£eZe r<*™P«e wyze uitgclaatenl " k „ Te Heeren een ziMebeeld en Spreuk wilden heb" IchildZ,h™. Pasfende ; men hadt flegts een aantal Aapen te " r i ff ' die z,ch in,ecn bron Spiegelden, met dit Rand„ icnrut. snji pl-lchri, dat is, fraai in hun eigen oogen.'''  MENGEL W E R K,i TOT FRAAYE LETTEREN, KONSTEH EN WEETENSCHAPPEN % BETREKKELYK. 'OPHELDERING VAN GAL. III: VS. 15 — 20. Ik vind in de gewóóne Verklaaringen van deeze pïaati veele zwaarigheden. Alle de Uitleggers , die de; zelve hebben zoeken óp te helderen, komen, zo veel my bewust is, daarin overeen , dat Paulus hier het Wóórd Zaad op Christus toepast , en wel op den Perfoon des Verlosfers zelve. —— Zelf Grotius fen meer andere Uitleggeren van laater dagen , zelf van den tegeilwóordigen tyd, bepaalen zich hier by den Perfoon des Verlos- fers. - Dan hier ontftaat eene groote zmarigheid 5 „ hoe kan Paulus uit een woord, dat altoos meer dari „ écu Perfoon iii zich bevat (*), een bevvys óntleerteü; „ ten betooge dat de Schryver niet meer dan één.be? ,, paald Perfoon bedoeld hebbe." -— Het woord Zaai! wordt altoos gebezigd van de geheele Nakomelingfchap :j en die bevatte meer dan één Perfoon in zich —iii dit geval wordt dit Woord nooit van een enkel Perfoont uit de Nakomelingfchap verftaan. Hierortimus ge¬ voelde die zwaarigheid airede, en hakte, uit dien fiööf> de, dien knoop door, met te zeggen, „ dat Paulus zich. „ hier Hechts van deeze gelykeriis bediend had by de „ botte en onbefchaafde Galatiers , maat daarom , ter J} waarfchuwiiig voor den verftandigeri Leezer 'er terftöna ' by voegt, ik fpreek' naar de vatbaarheid van menfchen'^ (y.xrz avèpuzov heyta; vs. 15)." Eene uitvluchtdie} zo het my voorkomt , weinig betekent, en den Apostel veeleer oneer aandoet. Ik meen dat deeze geheele zwaarigheid vervallen moet ; wanneer men flechtS eenen anderen weg inüaat, en doogde Christus niet den Perfoon des Verlosfers, jnliar hec geheele Lichaam der Christenen , zo als het in ChriStusï als het hoofd der Kerke, vereenigd is., verftaa. —: Zó Wordt dit woord gebruikt: 1 Cor. XII: iaj waar deeze oe- (*) Collectivum. kiiNO. 1792. no. 3; O  9J OPHELDERING betekenis, naar ons oordeel, zo duideiyk is, dat'er Seeri dVfl min den twyfel overblyft. 't Komt 'er dus op aan, of deeze betekenis bier ter plaatfe kan gelden, uit hoofde van liet redcnbclcid des Apostels, en wat zou ons dan verhinderen om deeze Verklaaring aan te neemen. , ^Sr- l'au'"s yvcrt hier tegen de Voorlhnders van het Molaisch Verbond en van de Wet; deeze wilden dezelve niet. alleen in de Christen-Kerk invoeren, en ook de Christenen qit de Heidenen daarmede belasten, maar daar en boven beweerden zy, dat de Jooden, uit kiacht van dit Verbond en die Wet, en om dat zy Kinderen en Nazaaten van Abraham waren , ook byzondere Voorrechten, boven de Heidenen, zelf onder het Eua.igejie, moesten bezitten. Paulus kant zich hier tegen — alle Voorrechten, die zy bezaten, hadden zy alleen aan het Luaiigehe te oanken, en Jooden en Heidenen hadden er het zelfde recht op. Abraham zelve, die man, die by den Jood zo veel gold, moet hem ten bewys «rekken, vs. ö. — alle geloovigen, 't zy Jooden of Heidenen, waren, de waare echte Kinderen vkn Abraham uit dien hoofde wierden zy op denzelfden voet beweldakdigd namelyk niet door de Wet, maar door middel van het Geloof. — De Wet bedreigde wel ftraf, maar beloofde geene belooning, dan alleen by eene volmaakte en «nauwkeurige gehoorzaamheid: zodanig eene gehoorzaamheid hadt geene plaats gegreepen; uit dien hoofde moest de Jood voor ftralien vreezen. Christus, hoe onfchuldie was mtus chen een vloek geworden d. i. als een misdaadise veroordeeld en daardoor hadt hy ons (nam. de ToodeuS verlost van de, ftraf der Wet door zynen Kruisdood (*) Daardoor was dan het Sinaïcisch Verbond vernietigd en met het zelve de Wet, en dus verviel ook het geheeleonde fchod tusfehen Jood en Heiden. Dit gefchiedde, op f,0, aan Abraham beloofd , niet alleen by het Joodfche Volk bepaald zou blyven, maar ook tot de■ heidenfche Waereld zich zou uitltrekken; dus, dat Jooden en Heidenen, door de geloovige aanneeming van een en het zelfdeEuangehe, m édn lichaam gebragt, en dezelfde Voorrechten erlangen zouden, vs. 10-14? vergelyk $ 28 I Wanneer Paulus nu hier oP laat volgen, dat die zegeningen Zl°,dit frnai betoogd door den fchranderen hfss in zv» Yoortreffelyk Werk o.er Gods Koningryk, hetlldeS ^  VAM CAL. III: 15-^20. gen aan AbrcJiam en zynen Zaade , als aan één Lichaam, en nier aan Abraham en zynen Zaade als aan veelen, • of als aan onderfcheiden en verdeelden toegezegt waren', hoe fchoon ftrookte dit dan met het voorgaande? Men lette hier tevens byzonder op die uitdrukking, y«f» 16. Nu zo zyn de beloften aan Abraham en zynen Aaalê gefprooken. Hier wordt van beloften gewaagd, die oudtyds aan Abraham en zyn Zaad naa hein gedaan zyn; Worden nu hier zegeningen bedoeld , die aan Christus toegezegd zyn? of zegeningen, die, raakende den Meslias , aan Abraham toegezegd wierden V Ik meen het laatfte. — En volgt: hier uit dan niet zonneklaar, dat dit Zaad niet de Christus zelve zyn kan. Te meer , daar uit het 29 vers wel teri pJlerduidelykiten blykt, dat Paulus hier, door het Zaad,, geene andere dan de Christenen bedoelt. Zy , die in Christüï gedoopt waren, en dm Christus liaiien aangedaan d. i. den Christelyken Godsdienst omhelsd hadden vx. 27, die zonder onderfcheid van Jood of Heiden alle een in Christüs waren vs. 28, deeze worden vs. 29, met ronde woorden het Zaad vait Abraham genoemd, waarom zy dan ook w. j, Abrah'dms Kinderen heetten , en vs. 8, 9, de belofte aan Abraham gedaan, in u zullen alle VoUen gezegend worden, betrekkelyk gemaakt wordt tot alle die uit het geloove, d. i. dié Christenen zyn , als wordende gezegend met den gelöovigeri Abraham. En nu zullen wy het vervolg nog eens inzien. Ook dii ontfangt zeer., veel licht uit deeze Verklaaring. Vooral vervalt de rnoei'ykheid van het 19 en 10 vers. De Jood zeide de Wet bepaalt de zegeningen aail dè 4, Jooden die de Wet houden, als het wezenlyke Zdad van j, Abraham; dus kunnen die geene, die de Wet niet hou- den, daaraan geen deel hebben." -—- Paulus ontkent dé kracht van dit bewys. Eene belofte, (*) zegt hy vs. 17, 18 , te voor en van God gegeeven , met betrekking tot dê Christenen, kan nooit door de Wet, die vierhonderd dertig: Jaaren (f) daarnaa inkomt, krachteloos gemaakt worden ^ zö (*) Het woord Jta&nfe in de gëwooné Overzetting . ddor h'erbsnd vertaald , neem ik hier, in overeenftemming mét hec Hebreemvsch HH3 •> voor belofte, die, by een verbond altoos plaats hebbende, meermaalen in 't byzonder bedoeld wordt; zié Pf. LXXIV: 20. LXXVHI. 37. — Deeze Vertaaling wordt ge. Wettigd door het voorgaande vers. Hen gefchil over den tyd dien Israël in Egypteri ddors G 2 bragt»  IC3 OPHELDERING zo dat zy geheel zoude te niete gedaan worden. Hangt dit geluk (*) van de Wet af , dan is de gelukzaligheid geen gevolg meer van de bel f te : en evenwel deeze toezeggingen zyn aan Abraham goedgunjliglyk gedaan. • Hier tount by duidelyk, dat eene belolte , reeds zo lang vóór de Wet , met betrekking tot de Christenen , gegeeven, nooit afhaugelyk van de Wet kan zyn. „ Maar" zou hier de Jood vraagen „ tot wat einde was dan de Wet?" Het antwoord is , om der ongerechtigheden wille, om de zedenloosheid en ruwheid van Israël te beteugelen is zy, als 't ware, tusfehen ingekomen tot dien tyd toe dat het Zaad (namelyk de Christenen) zou gekomen zyn aan het welk de belofte gedaan was. Israël was niet vatbaar voor dat volle genot van zaligheid, en was daarom- aan de Wet als den Tuchtmeester onderworpen ; eerst toen de volheid des tyds gekomen was, waarin de kindsheid als 't ware wierd afgelegd, was het menschdom voor zulk eene bedeeling gefcfaikt. Te vooren waren zy onvatbanrer : en daarom wierd hun de Wet van God gegeeven in tegenwoordigheid van de Engelen (f) door den dienst van den Middelaar. bragt, kan ik hier niet aanroeren. Paulus volgt hier het gewoone denkbeeld der Jooden , en dus beliist deeze plaats niet. (*) Het Griekfche woord xtvwoutu a «Xnptitfttn ex ufu Hebr. tonftqui fi posjidire, betekent eene bezitting een eigendom. Het wordt doorgaans gebruikt om aan te duiden de bezitting van Palestina, en de genieting van de gelukzaligheid, die daar gcimaakt zou worden. Dit word: vervolgens overgebragt op de gelukzaligheden, die 'er in Mesflas Ryk door den Israëliër zou getmaakt worden, die hy als zyn eigendom als eene erfbezitting aanzag. Dcut. IV: ao, 21. Pf. XXXVII: 18. Jef. LIV: 17. Hand. XX: 32., • C+J In het Grieksch ftaat i^rmytir h' ayyiXm. ■ Het woord htTuqvsq wordt altoos gebruikt van Wctgeevers. Zie Philo de Mund. Ojif in init. en Hand. XVIII: 2. 1 iervan hangt nu de Vertaaling van de woorden JV *yyt*m volftrekt af. Glasfins, [in Philol. S. L. 1. Tracl. c. c. 13. n 4. p. 46/. ex ree. Dat Ui) vertaald inter angelos , in tegenwoordigheid van de En- §*,en,' andere willen het liever vertaaien, door den die st der Engelen. Maar wat betekent dan het volgende, c« k.c,St F_i,.;T>>> enallenverlt ruide Dranken, moeten vermyd worden: hevige ee. SSken?1"^ kUn"Cn WWmp den 3 dood By fterke .volbloedige Menfchen kan men wel eene Aderiaatmg doen, offchopn het bv veele. , zoals ook het Scannceeren niet gedaan is', die feSJJ geneezen geworden Al het uitfnyden, bet branden ^wonden, en de Spaanfèhe Vliegpiaasters, z™ Wanneer de gewonde en reeds gebreide olaats TO(lmra Oegmt te jeuken, pynlyk te worden, o zig eJntfceken en dus het Gift wakker wordt; ook als de gebe ene ee I zwaarte en angst ter plaatfe van het hart, en hev"e hoofd*' SaafVet df HZyde' geVOdt' & Zu!ks oSKÏfcS dbï -èieet i °E M0NET/^ dat de Hond wezentlvk dol geweest hoe zeer men daarvan bevorens niet overnugd was Verders, zeggen deüitgeevers van de McdTciniscl ^nrurplch,i Ztttung, hebben wyhet ons tot een bvSrea 1 !g .gemaakt omtrent dit voor het Mehsehdom zo gevvS wg Geneesmiddel, meerdere en getrouwe berigten te verÊa2? daar onf de a<« HoUp MON^Sseea V.aar Alenlchenvnend , en een waarheidlievend Man, L op! , ge-  OVER DEN DOLLEN-HONDS-BEET. ÏSf cceeven, en daar ontelbaare Polakken verzekerd hebben, dat al het geene , wat de Heer de moneta hier over éefchreewen beeft, de getrouwe waarheid is; zo maaken wy dit aan onze Leezers met het levendigtte genoegen bekend , en verzoeken hun, om aan den 1'oolsch-Komngiyken Dyiartz voor de bekendmaaking van dit zo dikwert heilzaam bevonden middel, tegen een van de fchrikbaareódfte kwaaien, hunnen dank met den onzen te vereènigen ; terwyl wy ons blad aanbieden om de proeven aan te kondigen, welken ieder Aru de gelegenheid mogt gehad hebben daar mede te doen. •■ Intusiehen komt ons heden, zeer gelukkig, ter hand eene Poolfche Courant van den 26 Juny van dit jaar (179°) waarin wy het volgende vinden : Op de Heerlykheid Willanow , een myl van War, Ichau, viel een dolle Wolf, den 10 April laatstleden, „ voormiddags, de Akkerlieden op het Veld aan. De „ eertte, Jacob Jezewsky, een Jonge van 15 jaaren, wierd , terftond van hem overweldigd, en langs zyn geheele , linker zyde gewond. Het bovenfte gedeelte zynshootds, ' en het linker oor, waren dwars doorgebeeten ; de Oorkher, zo verbryzeld, dat de wonde» ue grootte yan ' een gulden hadt; op de wang, aan den hals, en op. , de Schouder, zag men eenige beeten; 111 de zyde, aan , de dve, en aan het bil, gelyk ook aan de handen, „ was hy fterk gekwetst. In 't geheel hadt hy meer dan ., dertig wonden. De tweede Boer, Christoph Rudzieke, ' en de derde, Jacob Zalagowski, die toefxhooten om den longen te reudeu , wierden insgelyks in de handen gebeeten , terwyl hun de Wapens ter verdediging , ontbraken. Van de menfchen liep de Wolf na een ' Zak met Paardevoeder, doorbeet en verfcheurde den" zeiven; toen viel hy eene- kleine Kudde Schaapen aan, ■ '! en in een obgenblik hadt hy 'er dertien van verfcheurd. " Ook heeft hy nog twee Boeren-Paarden, en eenig ,', Rundvee, gewond, die op dezelfde Weide waren. Men weet niet , waar dit Vee , hetwelk de Boeren ter',' ftond in ftilte verkogten, gebleeven is, maar van de „ Schaapen wierden 'er aanftonds elf begraven ; twee , derzelven, aan welke men niet ontdekt hadt dat zy ' gekwetst waren, wierden, na de eerfte Volle Maan, ,, nog in April dol; deeze arme Dieren fchuimbekten, fprongen, en ftieten den Kop zo lang tegens eenen paal, tot dat de herzenen 'er uit kwamen,, en z.y v *> G k „ dood,  ï?0 VERHANDELING „ dood te neder ftortten. De Wolf zelfs , di*n de „ Boeren vreesden te naderen, tuimelde gantsch zwak „ nog eenigen tyd op 't Veld, en ftkrf? vemoede „ lyk, ras daarop, in het naaseby gelegen boschh IV i ".efv^f zfeT n,VVkrden 1Vi deS Heer f t?1™*' %bliS}> door d™ Chirur„ g}n, oen lieer klesser, gevifiteerd, en naar de wv™ „ van den Heer de moneta behandeld. yZe „ Dezelve beftaat hierin: dat warme Bier-azvn mat „ wat Boter, een klein Theekopje vol, v maal daa™ „ aan den patiënt inwendig gegeeven wo it maar Sit' „ wendig wordt op alle befchadigde pl a zen de wi „ me Bier- azyn met Boter zo lang" omgeflagen to du „ al e wonden geneezen zyn - zo fis zulks f^het Trac" i J r -TT uP°r0b Jedy"y ratowania Ludzi Ktorzv » «d..w.?f]ych Pfpw, wiekow &c, het wit in den „ is belchreeven. Om zeker te,zyn by den jongen „ continueerde men uit hoofde der zo zwaai won„ den- aan zyn hoofd, en byzonder aan de OorkHe? „ met het inwendig gebroik\an--den Azyn, nog vier „ weeken; doch men verminderde daaglyksde "ilfe ,, Deeze drie Boeren zyn, alle volkomen herllddzyn„ de den 22 Mey, uit het Hospitaal gegaan/ DatSt ,. alles de waarheid is, en dat de Boeren zig ook i „ t laatst van Juny nog volkomen wel bevonden f is doo r „ uitvoerige Getmgfchriften, zo van den Heer wyT0°„ v^SKi, Prediker vanihet Kerfpel, waartoe deeze Lieden " nf™"' 218 ¥a" def Heer Opper-Commisfaris Ro" „ do mi na , en meer andere ooggetuigen, bevestigd." \t Was zeer te wenfchen geweest, dat van de bovengemelde drieëntwintig dol gewordene menIchen Aantekeningen gehouden waren , van de wyze hoe zy S ten Slt1 '"Zn tV dS t0e7Um Z% Jomtyds ^Jtondi m aen oeet, of, zegt hy, zo anderen vermalen, naseheele twm, t,g Jaaren, enz. te voorfchyn komen. Aphor. 11,7 De Heer van der haar verhaalt my, een lieer se. kend te hebben, die, van een Hond gebeeten zes ht T Dolheid m ,!e"/eduurige ongerustheid voor Watervrees ol Dolheid , leefde , cn by verfcheide Hooge Schooien ftecdi  DVEll DEN DOLLEN ■ HONDS l'.EET. ICf ft-eds raadpleegde : om de Historie van de Watervrees tl\oltuöijen, ichynen lbortgelyke.Aantekeningen noodzaakelvk Gemelde Heer gist ook, dat de toevallen van Watervrees , fchoon niet altyd, zig meest, tusfehen den 40 en Soften da" vertoonen. Zie zyne Waarneemingen, tweede ■ druk bladz 156. 't Verdient vooral pok opmerking, ot ■ iemand door een digt of dik ftoffen of wollen Kleed, ot In een ontbloot deel, gebeeten is. Vertao.hr. Vervolgens vind men nog in de Mediciniseh-ChirurgU fcht Zeitimg, van den 26 Mey 1701, No. 42, het vollende Uittrekzei uit een Brief van den Heer de moneta, dienende tot nadere bevestiging. Myne Verhandeling over den Dollen-Honds beet geraakte voorleeden Taar ouk in handen van eenige Geneesheeren te Weetien aan wien dezelve niet onwaarfchynlyk moet voorgekomen zvn, wyl men in''t Hospitaal daarvan Proeven nam , net eene even gelukkige uitkomst. Dit nu maakte nog dieperen indruk; men wendde zich tot den Keizer, om, het door my verhaalde van den Dollen-Honds beet , ook hier ter plaatze (Warfchau) door deszelfs Munster te laaten onderzoeken: of, eu in hoe verre, zulks met myn bericht overeenltemdc. ' Zyne Keizeilyke Majefteit gelastte hoogstdeszelfs Minister te Warfchau, om nadere kennis met my te maaken, eu om die plaatzen en perzoonen , die ik hem zoude opireeven, in perzoon te gaan zien , ten einde zelfs ooggetuig te zyn van 't geen ik opentlyk had bekend gemaakt; en in hoe verre zig dit in zyne tegenwoordigheid bevestigde. Wy zyn dus te Willanow geweest, alwaar de Inwooners opgeroepen wierden, op dat de Minister alle die in 't voorleeie Jaar gebeeten waren, waarvan hunne Lidtekenen nog getuigden, zelfs zien, en de waarheid uit deeze lieden hooren konde, dat zy namentlyk niets dan bieh-azyn met boter, uit-en inwendig gebruikt; Éreen Spaanfche Vliegen, geen Scarificatien, Aderlaatingen noch Baden, noodig gehad hadden, en niettemin geneezen waren. By deeze gelegenheid ontdekte ik nog omltandigheden, die my tot hiertoe onbekend waren De Jonge, die zo zeer gebeeten was, is laatstleden September geltorven. Dit verwekte nieuwe twyfehngen. Zyn Vader , die tegenwoordig was, verhaalde, dat de Jonge, xeeds voor het ongeval, altyd zieklyk geweest was, eu  ïqs verhandeling dikwyls toevallen van vallende Ziekte had • dat h» in q fcbt Ke k de heilik s y' volSens * gebruik der Room- ge aan eene Ziekte is geftorvef die' rnin ' r 'f J°n" vraag: of de Wolf ook wel wezen'rlvk Z « gr°°te en hoe dit te bewvzen 9 w"e™yfc- dol geweest ware; fprooken heb,^og v^V» dol gewoon S S'/00^ g5duurig ce«en de Heimngiftooten' S ^IZSter0rMakt ^.««Mï 2°. In plaats van twee Paarden ?vn W ,« a i 3°' 8? ,V°°te Scb'^Pberders Hond , die mede van d,n Wott was gebeeten, wierd ook J SJUTmft 4°. De CT - Van den DolTen iJo dftV^f5"**" «5| "+ Huisdieren . kan men die meest 'itonf ' °f ^hülehde veel belang konnen woïdeT ' Z0U vaii * ITa«rn«mtnge-, Tweede Druk, w.d*  0VER DIN DOLLEN - HONDS BEET. &9 n uu icvpihcesten , door de Boeren vetkogt, zyn opgegeeven heo, door. f° een"a ]en. , Doch fc fche Coramisfie , is bekragtiga ge»"'" v d zulks eerder van het Koninglyk -Pru siilche Lom S f een bewys datIk by het eerfte geen volkomen feW'evonden heb; want dan immers zouden myfe^ef/waarneemingen reeds meer indruk deUdè uitkomst hebben zullen, als de heb opgegeeven. PROEVE, OVER DE VERANDERINGEN DES BAROMETERS. (Uit het Engelsen van den Heer richard kirwan.) (fervolg en Slot van bl. 72.) Over den Invloed der Dampen. Tm drn Winter in tegendeel, is de boven Lugtftroom Tnvoo-naamyk gerigt na het'Zuidlyk half hemelrond UA y >1 we k zich verder dan 35 uïtftrekt, en van het C) Zie de laatst voorgaande Noot, op bl.  is de Barometer doordans v, ^ew.sten. Vanhier1 en ondergaat min£ SdJrt, ,?°ger m No°rMmrica, en zelfs In IJ Jr v"ander»ig dan in onze Landen f*V Jiet W^r^fc de breedte van meer dan ,?37 J^^^T*?** d«i*«>ówer niet dan twee Dunnen ideï^t) * meer ***** °P een Westen H^d^dif JS&n^T'*tooItaakt Oostkust van Wr^JVl7 In hdïc,ndlg heerscht °P de' L en in" 'van r«^^« Europa, vaiSl ^SSSi^^^SSS^ f No?rdlvk'le deel- de Noordlyke Lugt ï„ XS'' > % d?01 den ,ovei!:o5<: vim Noorderlichten, kom de Luo'r vnf/d Vef, e"Tzwaare het evenwigt herftehen \n ™S^ vnn die zuuilyke Landen en tot hetjknwigthMd^ -S<^ A^oom Aumt> gezegd hebben, de boven ' ge,yk ^ reeds Eoopt is i„ die Ge ves?evS "n^f/00™3^ opge. Winden gebooren worde?• ^ Hiufi™d». waar deeze over* (*) AStf. Tramaiï. Philad. p. r^:. >]7 1770- p. 148. W ~ Philad, p. 99.  over dè veranderingen des barometers. ju overwonnen wordt, door een Zuidwesten, de Kwik daalt! dewyl als dan de Zuide Wind eene verdunning in de hooeere Gewesten te wege brengt (*). Het blykt, dat de koude alleen niets uitwerkt in de verandering, door dien wind veroorzaakt, hiervan heeft men veele uitmaakende Voorbeelden (f). Desgelyks, wanneer de Kwik zakt vóór een Onweêr, ontftaat die zakking en dit Onweêr beide uit eene groote verdunnin" , ter plaatze waar het Onweêr zich heenen wendt, en die verdunning komt voort uit de vermindering, of de verwoesting, in den boven Dampkring tc wege ^Daar' de hoogere ophooping bovenal tot ons komt uit Noord-America, waar dezelve zeer dikwyls tot het Maximum klimt, ontftaat hieruit dat de veranderingen des Barometers doorgaans zich in Europa beginnen te openbaaren in het Westen , en dus allengskens na het Oosten voortgaan, zo als de Heer planerwaargenomen heeft, die van Londen en Weenen vergelykende (j), en zich vertooflea bykans op denzelfden tyd , op zeer wyd van een gelegene Breedten; maar niet desgelyks op de Lengtenli indedaad de vloed der hoogere opeenhooping kan op de Kusten van Europa uitgebreid weezen; maar moet na het Oosten voortgaan. In den voortyd, begint de boven Lugt> ftroom zich na het Zuiden te verfpreiden ; in den Herfst keert dezelve te rug; vandaar de Stormen ten tyde der Nagtëveningen, en de veelvuldige veranderingen des Barometers in die tyden des Jaars. De hoeveelheid van Lugt des Equators, over ons Haltrond verfpreid, is alle Jaaren niet dezelfde, en even zo is 't "elegen met de hoeveelheid in de Noordfche Gewesten verteerd: te deezer oorzaake is de gemiddelde hoogte des Barometers, in onderfcheide Jaaren, ongelyk. Eene naauwkeurige reeks van Waarneemingen van de veranderingen, die alle Jaaren voorvallen tusfehen de Keerkringen , vergeleeken met die plaats grypen in de Noordfche en tusfehen beide gelegene Gewesten, zou de duisterheden verdryven , welke hier nog gevonden worden. Barometers op ge- (*> Zie de Waarneemingen van derham. IV Phil. Transaïï. abr. P. ii. p. 71. (I) II Phil TransaB. abr. p 4- 61 62. VIII Pail. TransaB. p. 614. Phil. TransaB. 1778. p. 574. Mem. de Par. 1709. p. 302. (4) Ephem. Palat*  ïlt PROEVE gemiddelde Breedten geplaatst, zouden ons onderrigten Wié* gens de hoeveelheid van Lugt over ons Halfrond gebragt; andere Barometers, gefield in de Poolgewesten, zouden ons leeren hoe veel Lugts daar verteerd wierd, maar,'dewyl die Waarneemingeii ons ontbreeken , zuilen wy ons vergenoegen met een algemeen overzigt, van 't geen de voornaamlle oorzaak fchynt te weezen, van die onderfcheidene jaarlykfchc veranderingen. In zommige jaaren is de opeenhooping, welke gefchiedt op de bergagtige Landen van het Zuiden van Afia en van Europa, en van het Noorden van Africa, veel grooter dan in andere , en misfehien moet zulks toegefchreeven worden aan een veelvuldiger of vroeger vallen van Sneeuw; iri dit geval is de Lugt van het Noorden veel Jigier, en die van het Zuiden veel kouder dan gewoonlyk ; als dan heerfchen de Zuide Winden, voornaamlyk, in de Noordfche Gewesten , en, dewyl deeze doorgaans aan eene veel ltrenger Koude onderheevig zyn , moeten de Zuide Winden daar , in vergelyking , veel warmer weezen. Dus heeft men dikwyls opgemerkt, dat, wanneer de Winter zeer ftreng is in 't Zuiden van Europa en Afia , dezelve zeer zagt valt in de Noordlyke Gewesten, en de Barometer laag daalt. Schoon op wolken en regenvlaagen, menigmaal, het daalen van de Kwik volgt, is ondertuslchen die daaling geen onmiddelyk uitwerkzel van die wolken en regenvlaagen ; in tegendeel klimt de Kwik dikwyls geduurende den regen. Maar het verdunnen des Dampkrings , die het daalen van de Kwik veroorzaakt, en ontltaat uit de wegdryving der hoogere ophooping, is gunftig aan het vormen van wolken; terwyl een zwaare Dampkring, fchoon dezelve de reeds gevormde Dampen onderfchraagt, de uitwaasfeming belet: wanneer, derhalven, de zwaarte des Dampkrings vermindert , en de uitwaasfeming vermeerderd is , wordt dezelve welhaast in de hoogde LugtgewesEen verzadigd , en 't is als dan , dat zich de wolken vormen ; maar de Regen fchynt den oorfprong verfchuldigd aan eeue onttrekking van de Eleclrieke ftoffe, die , wanneer de Lugt vol Dampen is , • gemaklyk na de aarde gevoerd wordt. By vast en helder Weer, ftaat de Kwik doorgaans hoog , om dat de groote öngcfteldheden des Dampkrings verbonden zyn aan den ftaat van verdunning, die doorgaans verre af is, als de boven ophooping groot is. Men begrypt, natuurlyk, dat de veranderingen van de hoog-'  OVER DE VERAN0ER1NGEN DES BAROMETERS. 113 hoogte der Kwik veel grooter zullen weezen, aan het waterms der Zee , dan op een groote verhevenheid daar boven Want als wy veronderftellen, dat de Kwik by 'twaterpas der' Zee ftaat op 2° Duimen , en op een zerhoogte boven dat waterpas op 25 Duimen zal, Hg dien het gewigt des Dampkrings * verminderd js , de Kwik bv 't waterpas der Zee & van 30 Duimen = 0,30 van enDtiinTdaaleu, en de Kwik, op zekere hoogte zal van i< Duimen =: 0,25 van een Duim zakken. Maar Sn heeff wa^Soïen, dat op hooge Bergen de veraaderïnf, naar evenredigheid veel kleinder is dan by t Spas der Zee. Men is tot nog toe onkundig geweest vai de oorzaak deezes onderfcheids; egter verdient dezelve alle aandak. Een groot aantal van Waarneem ngcn kat tót-Sf toe te twyfelen wegens de e.genfchap , wdke zyl!ezittern, om de lligt, die J«^*Ï!g ' overeenkomt, te verdikken en op te hoopen, 111 een veel erooter maate, dan de Lugt 111 de vlakten op dtzeUde foogte vSït'en opeengehoopt is : van.hiei-zal men ^bevinden dat wanneer de Barometer daalt in de Vlakte en op bergt?;! daaling, naa het aftrekken van het verfchü j., t noroed-elfenisfe. naar evenredigheid veel grooter is fdenÖS ta in den bovenden Barometer; en ntegendeeï dat, wanneer de Kwik in den e-en en den anderen ryst , de ryzing veel grooter in den tweeden, rhn in den eerften, zal weezen. d Dus Sdt men den i7 Aug. MDCCLXXV, ten 9 uuren de hoogte van den Barometer op de Kaai, Carnawm (*) op ,0 07? en op de hoogte van Snowden, 26,418. Op den midfv> was de Barometer op de Kaai gedaald op 30,034, «1 op £e°hoogt: 0L05. De daaling van de Kwik 111 de ylakte was dus i van 't geheel, en o°p den Berg alleen «fo van de eerfteTioogte. Aan den anderen kant klom de Barometer f uuren tot 3°,°45, terwyl oP de hoogte vant W den dezelve zich verhief tot &, van zyne hoogte. Ln daar de daaUng van de Kwik beneden de gewoone gemiddelde hoogte veel menigvuldiger en veel groofer is dan de klimming boven dezelve zyn de verandering op de Bergen in alle evenredigheid minder dan aan niiöeii w » onbekend, hoe d,aide Kwik s S op 't gebergte, 'terwyl dezelve in de vlakte rees; doch (*) Carnawen .quag peak of Snowden, MENG. 1792- N0' 3' W  1*4 PROEVE dit gebeurde niet dan by warm en helder weêr , op punten, van Rotzeil verwarmd tot een meerder graad, dan derzelver hoogte medebragt , en dus de omringende Luet verdunde ol op winderige dagen, die de Lugt niet toeheten ftü te blyven hangen, of eindelyk, wanneer een Zuide Wind boven waaide, zonder zich na beneden uit te «rekken. Het is door eene verdikking van dien aart welke men meent waargenomen te hebben, by het meeten van den Berg Hackluyt op Spitsbergen , dat de Generaal roy afleide dat de Lugt aan de Poolen, fchoon van dezelfde Gefteltenisfe en by eene gelyke drukking, löortlvk zwaarder was dan die der gemiddelde Wereldriemen; dit kan, ftnkt gefprooken, niet waar zyn: dewyl het zeker gaat, dat de Stormen, aan de Poolen, de Lugt moeten vermengen met den algemeenen DampkringIk moet nogthans niet verheden , dat de met rest beroemde BOUQTjER een hier mede (trydig verflag uitbragt; want eenige Proeven, welke hy deedt met ecn Slinger, deeden hem befluiten, dat de Lugt op de hóogfte Bergen I naar evenredigheid, veel veerkragtiger en min digt was dan by s Aardryks oppervlakte; maar een zyner veWlvkende Proeven, die hem tot dit befluit bragten , werd gedaan in de vogtige Lugt van Popayan, met een Slinger, Waan de uit geftrengelde vezelen van den Aloë; en ik heb van een bevoegd Regter in het ftuk der Hygrometers en Slingers (*), dat deeze Aloë-vezelen de vogtigheid zeer aantrekken : zo dat, derzelver gewigt veel vermeerderd zynde het geenzins te verwonderen is, dat de llingeringen vertraagd zyn m eene veel grooter evenredigheid dan ze anderzins zouden geweest zyn. Naardemaal ik altoos veronderfteld heb, dat de verdunning des Dampkrings in de Poolgewesten voortkwam van de Noorder- en Zuiderlichten, welke ik aanmerk als eene verbranding der ontvlambaare Lugt, veroorzaakt door de Eleftnciteit, zal ik deeze Proeve befluiten met het hvbrengen der gronden, waarop men deeze veronderftelline laat rusten. & I. 't Is zeker, dat de ontvlambaare Lugt in 't byzonder wordt voortgebragt , tusfehen de Keerkringen , door verfcheide natuuriyke werkingen , als de verrotting van dierlyke en groeiende zelfftandigheden , de Vuurbergen, enz. (*) De Heer WHiTEsüLST. Zie ook hbrbbrt de Igne p. 18.  OVER DE VERANDERINGEN DES BAROMETER?. U5 enz als mede dat die Lugt veel ligter is dan eenige anS en gevolglyk de hoogfte plaatzen in den Dampkring heflaat • van hier heeft de Hoogleeraar de saussure , en anderen op de hoogfte Bergen de Lugt mm zuiver gevonden dan in de vfakten, eu derzelver Eleftnciteit veel fteneDr Halley, en anderen, die over de Pasfaatwiiiden gefchreeven hebben, beweeren, dat dehoogstdryvendeLugt tusfehen de Keerkringen zich na de Poolen verfpreidt, en ik' *eloof dat zulks genoegzaam beweezen is: het is , derhalven, de ontvlambaare Lugt , die zich bovenal na de P0IUnHt?S*vast , datdeNoorderlichten de hoogfte zyn van alle Vernevelingen, fchoon zy ^m^^^f ó^ Dampkring daalen: en het gevoelen van eranklin die dezelve uit de Eleftriciteit doet voortkomen, wordt thans door alle Weêrkundigen bykans algemeen aangenomen. Ik zal thans niet treeden in eene opgave hunner redenen, dit zou mv te breed doen uitweiden. ,T IV. Het is zeker, dat, na het fchynzel van een Noorderlicht, de Barometer gewoonlyk daalt. De Heer madison is de eerfte die deeze Waarneeming in America gedaan 1 eeu (4, en ik vind dezelve elders bevestigd (f). Deeze Verfchvnzels gaan ook doorgaans gepaard met hooge Winden (j) veelal uit het Zuiden komende ; een vastgaand bewys; opleverende, van eene verdunning der Lugt m de Noordlyke Gewesten Deeze Noorderlichten vertoonen zich ook veel mSviftdiger in Noord-America dan in Europa, op dezelfde Sdten. Capitein miodleton merkt op dat men ze hvkans alle natten zag in Hudfons-Baay, op de Breedte van S^iwyl mA^Petersburg veel zeldzamer waarneemt: dit dient tot verfterking van het denkbeeld, waarin ik laa St de bovenvloed der Lugt zich m grootere hoeveelheid over Noord-America , dan over het oude Vasteland, verlpreidt. (*} Phil. Transacl. Philad. p. 142. h) Journalist de l'Acad. de Berlin , 1783 , I7'4« VIII Phil. Transact, abr. p. 4°3« H % KA*  HO NATUURLYKE HISTORIE, ENZ. NATUURLYKE HISTORIE VAN VERSCHEIDE VOORTBRENGZELEN DES GROEIENDEN RYKS , IN JCJDEA. (Volgens den Abbé mariti.) T7an alle de Voortbrengzelen van Jericho is de allergeV meenfte de /Jalzem-boom, die gezegd wordt byzonder eigen te weezen aan Judea; doch dit wordt door eenige Reizigers tegengelprooken. Ik zelve heb met eigen ooien gezien, dat dezelve, in grooten overvloed, gevonden wordt omftreeks Mecca en Medina , en wy kezen by iosephüs hoe men te pricho, in 't algemeen geloofde, dat die Plant door de Roningmne van Sheba te jerujdlem gebragt was Een gevoelen, 't welk te aanneemelykeï wordt' als men opmerkt dat de Baaem-boom, zonder eenig behulp der kunst, 111 Arabie natuurlyk groeit ; lerwyl men iii Palejlina veel zorgs «oet aanwenden om de verbastering te voorkomen. _ De Romeinen. kweekten den Bahem-boom naa de verwoesting van Jervjalem tot den tyd, dat de Egyptenaars, Meesters van dit Land geworden, denzclven na Babyion overvoerden. , J Deeze Boom groeit ter hoogte van een Granaat-boom, met welke dezelve groote overeenkomst heeft, zo ten aanzien van de lange lakken als de Bloemen. De kleine bladeren zyn lchoon groen, en gelyken veel op Wynruit Het hout-is rood en gomagtig. De witte kleine bloem geeft een helyken geur De vrugt beftaat in een kleine Noot, overdekt met ecn droog en bruin vlies, 't welk een Zaad in heeft, en zomtyds een tweede Noot, vol van een fcherp bitter, geelagtig vogt. 15 In de Maanden Juny , July en Augustus , maaken de Arabieren _ daarin een hgte infnyding, waaruit eene foort van lymeng vogt vloeit. ™^lUUrk"n?ige^ me-rke? °P' dat h« gevaarlyk zou weezen deeze infnyding in de Boomen van Paleftina met een yzeren of ftaalen werktuig te doen. Men bed ent zie daarom van een fcherpen fteen, een ftuk been, of glas Daarenboven moet deeze infnyding niet dieper gaan dan de bast; raakt het 't hout, dan loopt de Plant groot gevaar van te verdorren; doch om de Takken te verkSnen fmTm n een Snoeimes gebruiken. Het vogt, uit deeze Plant gehaald, draagt den naam van Opo • bdlfamum; de vrugt heet  VAN JUDEA. tI7 beet Carpo-balfamum, en het Hout Xilo-b alfamum. Het Opo-balfamum is het volkomenfte gedeelte. Het is wit, wanneer het uit den Boom komt, vervolgens wordt het groen, en eindelyk krygt het een goud - kleur: doch meer verouderende, gaat die glansryke kleur weg, en het vertoont zich als honig. Ue reuk, fchoon fterk, is aangenaam : het wordt dik, gelyk de Terpentyn van Cyprus. Het Opo-balfamum , 't welk wy uit Arabie krygen, is dikwyls met deezen Terpentyn vermengd, volgens de berigten door de Inboorelingen my, des betreffende, gegeeven. Eene groote hoeveelheid daarvan wordt 's jaarlyks na Europa uitgevoerd, en nogthans brengt de Plant in 't Land maar zeer weinig voort. Het wordt vermengd en vervalscht door de Haggis of Turkfche Bedevaartgangers, op hunne te rug reize van Mecca. Ter plaatze zelve wordt men zomtyds bedroogen, wanneer de Inwoonders voor Opo-balfamum een vogt verkoopen, 't welk met vuur geftookt wordt uit de Takken van het hout, en de vrugt: een vogt, veel minder van waarde dan het geen uit de infnyding verkreegen wordt. Gereedlyk, nogthans, kan men beproeven, of de Balzem zuiver is , door dezelve in een kom met water te doen. Zuiver zynde, wordt dezelve geel, fmelt, eu vereenigtzich met het water; vervolgens zich van het water aflcheidende, dryft het op de oppervlakte, en wordt wit als Melk. Integendeel, wanneer 'er vervalfehing plaats hebbe, zinkt het na den grond, en blyft 'er liggen, zonder van kleur te veranderen. — De Fleer lemery noemt deezen Boom den Balzem-boom van Judea; daarin de dooling volgende van alle de Schryveren, die gelooven dat dezelve byzonder eigen is aan die Landftreeke. De Palm-boom was niet min algemeen in de vlakte van Jericlio. De Hebreeuwen noemen denzei ven Tliamar; in 't Griehcli heet hy Phenix, en by de Arabieren Nachla. Deeze Boom groeit weelig in Syrië, en bereikt, naa vyf of zes Jaaren geplant te zyn, de hoogte van een Man. De ftam is zeer fchubagtig , 't welk voortkomt uit het veelvuldig afhakken der Takken , terwyl de Boom jong is, om denzelven te fchielyker te doen opfchieten. Deeze Boom heeft geen Takken dan aan den top, en de bladeren hebben de gedaante van een zwaard. De Takken hangen alle na de aarde, uitgenomen de middelfte fchoot, en die H 3 zelfs  Il8 NATUURLYKE HISTORIE , ENZ. zelfs kromt zich eenigzins, naar gelange de Boom in hoogte toeneemt. Onder de Takken , en byzonder onder die het voorgaande Jaar zyn afgefneeden, komen groote blaaren, welke de bloemen bevatten. Door dezelve met eeniee behoedzaamheid te openen , worden ze droog zonder van den Boom te vallen. Deeze bloemen, die zeer veel op die van onzen wilden Jasmyn gelyken , zyn de een by den ander geplaatst, en hangen met zeer dunne Keeltjes aan een gemeen voetüuk. Ieder bloem verandert in een vrugt , die in 't eerst rood is, vervolgens groen wordt, tot dat dezelve de helft van haare grootte gekreegen heeft; in 't einde wordt ze geel of bruin, naar den aart des Palm-booms. Versch, is dezelve zuur , de fmaak wordt zoeter onder het droogen. Men noemt deeze vrugt Dadels. De kruin van den Palm-boom is bedekt met eene zelfftmdigheid, het brein des Booms geheeten, welke niets anders is dan het Zaad. Men mag het met rcgt vergelyken by het donsagtige van een Distel; alleen is het witter, aangenaamer van fmaak , en heeft een melkagn> fap in. b ° De Palm-boom is van uitfteekenden dienst. Geen gedeelte van denzelven, of de Oosterlingen weeten het tot eenig nuttig einde te bezigen. Het hout, fchoon vol ponen, is nogthans goed tot timmerhout , dewyl de vezels groote vastheid krygen en vermogen om wederltand te bieden. Manden, bakken , om Koopwaaren in te bergen , gefchikt voor afgelegene Gewesten , als Wierook, Myrrhe, Ryst, worden van de bladeren vervaardigd. De Takken gebruikt men om Kouwen, Doozen, en zelfs Bedlteden , van te maaken. — Een aangenaam vogt vloeit uit den top, 't welk men, zonder eenig inmengzel, kan drinken, de Inboorelingen noemen dit vogt Lebbi; 't welk zo veel zegt als de Traanen van den Palm-boom. Zelfs de ftcenen uit de vrugt zyn niet nutloos; men bewerkt ze als been en yvoor , en wel zo , dat menigmaal het kundigst oog er door bedroogen wordt. De Malwmethaanen draagen 'er handcieraaden van. Verfcheide Schryvers Hemmen overeen , in te beweefen, dat de Palm-boom van Jericho en Egypte dezelfde eigenfchappen hebben als die van Indie; maar vermids de Indiaanen vlytiger zyn dan de Inwoonders van Judea, trekken zy veel meer voordeels van dien Boom. Van het hout  VAN JUDKA. "9 hout maaken zy Schepen en Masten; zy fpinnen den bast en vezelen , en vervaardigen 'er Touw en Dekkleeden van: naa het vogt uit de vrugt genomen te hebben, weeten zy koppen en vaten van dezelve toe te ttellen. „ Met één woord," zegt hilrnandez, de Palmboom verfchaft Indie Brood en Wyn." Punius telt negen-en-veertig foorten van Palm-boomen op Eenige, van die ik zag, waren by uitltek groot, andere laager en dikker van ftam; eenige draagen vrugten zonder fteenen , andere brengen eene zagte vrugt voort van eene langwerpige gedaante; en zommige hebben een groote en zeer harde vrugt. . .. , Onder de Palm-boomen van Cyprus merkte ik ei een oo bv de Stad Salines , welke my zeer opmerkenswaardig voorkwam, uit hoofde van één der Takken, die in dikte den ftam evenaarde. Uit deezen voornaamen tak kwamen verfcheide kleinder voort, bedekt met bladeren als die op den top, en welke Dadels voortbragten, terwyl al het overige van den Boom onvrugtbaar was. Ik zag, nogthans , een groot aantal blaaren aan den bast van alle de Takken deezes Palm-booms; doch men bengtte my, dat de bloeizels daarin vorderden , zonder ooit vrugt te geeven. Mathioli verzekert ons , op 't gezag van theophras* tus dat de Mannetjes en Wyfjes Palm-boomen even vrugtbaar'zyn; doch men gelooft zulks niet op Cyprus en in Syrië In deeze Landen vindt men eenige geen vrugtdraasende Palm-boomen,Mannetjes geheeten,die men zo noodig rekent tot het bevrugten van alle de overigen, dat, door dezelve weg te neemen, de vrugtbaarheid der geheele Plantadie vetdwynt, Dit is eene zekere waarheid, ik had er een beflisfende proeve van omftreeks Larnic. De Palm-boom wordt voortgeplant door fcheuten uit den wortel voortkomende ; door het zaaijen van de fteenen uit de Dadels; of het planten van den bovenden top, het brem geheeten. Dezelve heeft een warme lugtftreek noodig, een vogtigen zandgrond, met falpeter bezwangerd. Nieuwlings gepïant zynde, worden de wortels omringd met zout en asch, om 'er fterkte aan te geeven, en den groei te bevorderen ; doch men moet omzigtig zorg draagen om alle vette of rottende zelfftandigheden weg te weeren , als hoogst nadeelig aan deeze Plant. Geen Boom is 'er bekend , die in ciunr en fterkte den Palm-boom evenaart. Al de ftrengheid van het Weêr doorftaande, behoudt dezelve de jeugdige fterkte, verfcheide LenH 4 wen  "o natuurlyke historie, enz. Wen lang; zodanig, dat de Inwoonders zich niet herirne. ren eenen Palm-boom te hebben zien verdorren të ™ óeoeurr, wordt de Loom by den wortel afgehakt en »r S'asfche™ tff *™' verbrand ^efova-d h,Jr . r? een IaaS aarde> Uit welker midden welhaast eene fcheut te voorfchyn komt, die, in 't verlooo ^omtyds in de Schriftuur den naam van Phenioc draamkomt het my niet on waarfchynlyk voor, dat heSd vertelzeltje eens Arabifchen Vogels van dien naam d e u ïïlfi^JgZ*?*? ltÊUnt «* d- ^on'der'heS: Deeze Boom gelyk bekend is, is het zinnebeeld -e worden van alles wat groot en wonderlyk is onder ?c Menfchen. De Palm-boom beduidt Overwinning Ze-e Praal, Duurzaamheid, Onfchuld, RegtvaardSe"! %f bvl zonder de Vrugtbaarheid van Judea. Toeni deRomeinen Jenijdem vermeesterd hadden * vervaardigdenzy e e Gedenkpenn.ngen op welken eene fchoone Vrouw za- ti,de ,nen P/m-b00?> die" met haare traane bevogl t>gde, en onderaan deeze woorden: Judcea capta d f Judea vermeesterd. lhjji.u , a. u wid ik «„" Br,™" ^'"v™ de """te"* PM**. a?.ttrwJïBaf ?■* •» * J£bS!T 'nffl" ge,J,kb,eid °P to wilden Brak men ooom. jje lakken zyn bezet met nrikkelm nf aan den boom is; doch wordt, by het d oo^cif lP h! wer- fynde geel, maakt men eene Olie , die' gebruikt' wÏÏr' yP Wde fly™*. voSEe„ te ontbinden. ^SteJZ^Z  VAN JUDEA. i-I werken, dezelfde gladheid en glans. De bladeren zyn gelvk aan die van den Olyf-boom, doch fcherper, fmaller, en van een fchooner groene kleur. Dezelve brengt een witte o-eurige bloem voort ; de vrugt is eene loort van eikel zonder kelk , en bellooten in een vlies ; dezelve heeft'een kleine kern, en verdwynr, van den Boom genomen, bykans tot niets; doch bevat een fteen met een nit. die , gekneusd, in Olie verandert. De Arabieren fchatten deeze Olie zo hoog, dat zy dezelve den voorrang geeven boven de Balzem van den Balzcmboom ter geneezinge van inwendige kneuzingen en won- ^Wanneer de Christen - Caravaanen te Jericho komen, ziet men hoopen Vrouwen hun te gemoet treeden, om den Bedevaartgangeren deeze heilzaame Olie aan te bieden , die zy in kleine zakjes, van huiden gemaakt, verkoopen. 1 Naardemaal men, egter, ontdekt beeft, dat deeze ZacconOlie zomtyds vermengd wordt met Olie van Olyven, is het beter, dat zy, die dezelve willen koopen, ze laaten drukken in hun by weezen; kost zulks iets meer, men is verzekerd van de onvervalschtheid. Op de volgende wyze zag ik die Olie maaken. Eene "■enoegzaame "hoeveelheid van de vrugt des Zaccon-booms, volkomen ryp, werd gedaan in een groot Vat, waarin men dezelve met huid, kern , fteen en pik verplette, en, naar melange de Olie daaruit droop, verzamelde men dezelve &in een ander Vat. Het overgebleevene werd met de hand gedrukt tot het droog werd, naderhand in een Ketel met kookend water geworpen, om 'er alle de Olieagtige deelen uit te trekken; deeze zich op de oppervlakte zettende , liet zich gemaklyk wegneemen , zonder een enkelen drup te verliezen. Dan die Olie is veel minder dan de eerfte. " De Zaccon - Olie heeft den fmaak en kleur van zoete Amandel-Olie; met veel moeite wordt dezelve helder; dewyl de wyze, waarop men ze maakt, ze niet van heife zuivert. Ik nam waar, dat de Arabifche Vrouwen, onder het drukken , alle deelen des lichaams 'er mede fineerden. Reden hier van vraagende, gaven zy ten antwoord, dat zy zulks zeer heilzaam vonden: dewyl de Olie de fterke uitwaasfeming, door de hette der lugtftreeke veroorzaakt , en die haar zeer verzwakte, belette. De Heer lemrrv befchryft de Zaccon -Olie als dienftig ter ontbinding van dikke en koude vogten. — QuareH 5 sx"  tk NATUURLVKE HISTORIE, ENZ. heelende kragt V^-t^**^^ zynde by eene geneezing daardoor tSegebragt K Venetiaansch Reiziger. Deeze Man, verzeerd door ee„ val van zyn paard, voelde zwaare pyn in de borst die hem groot ongemak veroorzaakte; doch den raad ïkreè! IZ ,heKbef?d?' 0m d? verzeerde Plaats niet 01?e van Zat tlZ beftrHvken' e" inwendig iets daarvan in te neemen volgde hy dien raad, en, in weinige dagen, warend™ wonden geheeld, en de pyn was we- ë ' Waren zyne Er groeit m de tuinen van Jericho een Heestergewas in >t Hebreeumch bekend, onder den naam vSöZïr* en door de Latynen Cyprus geheeten. 't Zelve is op dat Eiland zeer algemeen, en Kenna genaamd?*) Men vindt m de Velden van Jericho ook Rolzln- doch van eene veel minder foort, daiii die /waarvan in den Bv hel met zo yeel roems geiprooken Vor? we ker bloe' men eenige Liefhebbers voorwenden in"hunne KibineN ten te hebben. De Roos van >frto is een ïtóne Phnt met een dikken wortel, omtrent één en eene halve rinim lang. Dezelve heeft eene menigte van uitfprukzeTs dS zich van den grond verwyderen; ze heW fweinte bladeren; maar ze zyn overlaaden met bloemenL cue oo 't uitbreeken ftaande, rood zyn; maar, by het verder ooen gaan, bleeker worden, en 'eindelyk gehee wit Se bloemen hebben veel geiykheids op" den Vlierbom met dt onderfcheid , dat ze geheel geen geur hebben' SSffftÖ?* nooit nLr da,? ^rfiüiïm £ Deeze Plant fchiet haare takken en bloemen en ver droogt. De takken krommen dan in 't midden, en bv elkander in den top vereenigd, vormen zy eene foort'v n kloot. Dit gebeurt geduurende de grootte hette doch by^vogtig en regenagtig Weer, fprfiden zy zich' weder Voft £KLandvVan 0nkunde e" Bygeloof, befchouwt het Volk het beurthngs openen en fluiten van deeze Plant met geen Wysgeerig oog; zulks dunkt het zelve, een op zyn tyd (*) Onder dien naam hadt de Abbé mariti , Cyfirus befchrv. vende, over deeze Plant gehandeld. yp oeicury.  van judea. i23 fvj wederkomend Wonderwerk, door den Hemel gewrogt om de gebeurtenisfen deezer Wereld bekend te maaken. Se Inwoonders van de omliggende ftreeken komen deeze Roozen-planten raadpleegen, als zy eene reis zullen ondernamen, eene verbintenis aangaan, of eene zaak van aanbelang fluiten, of by de geboorte van een Zoon. Indien deeze Plant openftaat , twyfelen zy niet aan het welgebakken; maar dezelve geflooten vindende, houden Tv het voor een kwaadfpellend teken , en ftaaken daarom de volvoering, indien het niet te laat is. Deeze Plant is niet onderworpen aan verrotting of verdorren. Dezelve kan het verplanten verdraagen, en tiert, zonder verbastering, in alle gronden. Ik weet niet waarom dezelve , bepaald , de Roos van Jericho genaamd is dewyl ze niet oorfpronglyk in die vlakte groeit. Ik bel 7, om te denken, dat de Reizigers, die 'er deezen naam aan gegeeven hebben, onkundig waren, dat dezelve uit Steenaetik Arabie herwaards gebragt wierd. Ik nam in deeze Landftreeke verfcheide andere P anten waar, die aanmerking verdienden, uit hoofde van derzelver nuttigheid, of den geur der bloemen. Ik verzamelde een "root aantal van dezelve, welke ik, by myne te rug reize* aan Doclor manett* gaf. Hy deelde zyne bedenkingen, daarover, mede op de openbaare Vergadering van de Wysgeerige en Kruidkundige Sociëteit te No- ^ïlêt één woord, het ontbreekt deeze vlakte aan geene Voortbrengzelen in het Plantenryk, om het zelve ryk en gelukkig te maaken: behalven alle die gemeen zyn m Europa, worden 'er veele gevonden, aan deeze Plek by- Z°Tos£EpeHusn'fchryft deeze groote vrugtbaarheid toe aan de bette des Dampkrings en den overvloed van Water; deeze doet de Planten zich uitfpreiden, geene verfrist de- ZCDe vlakte van Jericho is tegenwoordig ook bedekt met ryke Velden van Tarw en Gerst, die, omtrent het einde van April, ryp wordt. si-  124 KÏSCHRYVINo (Overgenomen uit towWs Journal in tke hle of Man.-) huizen gebouwd en 2„ T Se?uVan Sewoone Landrenwooningen móe«er^en^J^"** allcen tot Coe" delyk goed aanS ' ""^ deezer waren re- Wooningen diene^ doch leefZ taagIvk Semaklyke zes Eilands , en maakïe ™ „S", v?" 1,0 ™oede dee. Eewoonderen' teS^mmL^ÏZ^^'' t heid zeldzaam den minste, Jf. q,„,?„,!yl'c va, wo. 3. I '  1-C DE OOïLOC l%ltmltmy **\het '0C' dat hem inoSelvk «nffiaande is. Het ««» , ^« geharnaste» te gemoet ■ hy keert niet weder Va» ^r/ « ^>fi. en der Lanfe;hy riekt van verre den Donder hZÏV/V 7 ka * h en gelooft niet 'dat het is olfJ"!Jer bTT: 7~ Dan laat ik "ader treeden Z ~n^ïïÜl de ,r,et Z? van deezen veelbeduidenden tol' iSlU „,c v, enle,! tw ^ twee Vorflea, die hun vveder?g ch gefcWmethet.ZwaaM hunner Krygs'lieden zullen béKrWn^7n °"?eIukk,ge, Stervelingen, medelydenswaardfee ' voldoen «. SHiZieke °0gmeiken U'ver VorS tor ^ ^ > ™G Mdert tl!ans' elk van beide de partyen twz PffrKilr* ■ i "enen , — jn Gelede- «flKsifflizyJ? gehoord de vecge Trom geroerd: nu wa»-t de Krygsknegt naar de bevelen van zyn Opperhoofd - om^W^k^f' ac;a>wlt a's C£" Do»de" ^ uuicu oer menigte. Daar legt men wederzvdsch aan Uien geeft vuur, en nuVoftï fflen „ z^h 'op-elNn" iCrnn;ilrEen 0"0Ph0ude'yk v""r «"brandt aan aankanten; ~ de lucht wordt vervuld met rook; het geklikklak der Wapenen nZlTl^ ,Zfde"; het Raider der donderende KanoS nen verheft z?cH tusfehen beiden 5 de Kogels fpeeien door eikanderen; de vuurfpouwende Granaaten vliegen doS dfjuchr cfefe l . het blüed droomt over de vlakte; hier valt de kuiter met zyn Paard ; daar fneuvelt de Soldaat Z het Zwaard m zynen vuist, hy wordt vertrapt,^—- verpletterd, als niets geacht: een ander vervult zyne plaatfc, en „erekend , oe woed* verdubbelt, en een óntzairirelvk aanral van Manfchappen vinden hier hunnen dood ontZa&»Jvk aamaI ' ^A??" de ZWaiille pm* 'W*1 ^ te deinzen. - Men jaag hen ngter na. en - maakt ailes de Overwinnaar komt te iugge,met overwonnen Vaandelen van zynen wand- - c-enaarual van Krypgevangenen, eenï groote'hoeveel-' e.c veroverde bun: _ h,t onophoudelyk viva roï door de l cht, ,„en Gert de hoofden der Overwinnaren met Lamvren; en mes houdt Halt* c Ü 1!üJils"',;,:|tlia:iS tl b'ÜCU' ?ar «Kde de grond geverwd 'f* *Mfr'ftjl.i sv ttanueinr , die ook weleer .dit verruklvk dal bezoeur. Hoe !,c,t thans d, grond, als bezaaid, metTykën: Aeltapgenden uggea , door, en op, malkanderen. Veimink- icn  DE O O li LOC. ,.n gevondenen, fmeeken om huüneïi dootï: 'en —~ *g daar het einde van eenen Oorlog; veeltyds hetonherroepelyk feevel eener ingebeelde Eerzucht! * ',../•' O' ev Vorften, gy Grootèn der Aarde, is het enkel grillig- held' - vuil eigenbelang, grootheid naar de Waereld. of andere onrechtvaardige redenen, die u foms zulke Happen doen be-aan: hoe onverantwoordelyk is dan uw gedrag by den Ko- mSer Koningen! Doch, ftrydt gy voor Haardfteden en Altaaren; voor Godsdienst en Vryheid; voor het welzyn van uwe Onderdaanen, ter handhaavinge hunner Voorrechten ; dan ruste alleszins de zegen op uwe Wapenen, dan ftryde God , naast u» als in de dagen van ouds! Dan zal geen wrang naberou* u vergezellen, als gy, in de uure des doods, op uw Vorftelyfc rustbed gelegen, den Koning der verfchrikkingen te geraoec ziet Geene vervloekingen zullen over u gehoord worden, uic den mond uwer Onderdaanen; neen! zy zullen eenpaariglyfe hunne gebeden voor u ten Hemel opzenden; en «erende, u hartelyk beweenen. Ja zy zullen , na uwen dood . Gedenktekenen en Eerezuilen oprichten, die de Eeuwen zulle* tarten; tot een dankbaar aandenken uwer heerlyke -—— groote en —— belangelooze daaden, voor de Nakomelmgfchap» V. , 3ESPIEGELING VAN DïïN MENSCH. ALS HKT BEHOEFTIGSTE , ES) TE GELYK HET VOORTREFLYKSTE , SCHEPSEL IN DIT OKUEKMAANSCHE. Wanneer de mensch zich zeiven gadefloeg,met alle Hf haauw» keurigheid, welke 'er vereischt word» welk eene aangaïiaame bezigheid zou hy zich zeiven verfchaïfen ? hoe ved tyd* zou hy op eene nuttige wyze daar aan re kost leggen? Er zon zekerlyk een geruime tyd met een aangenaam nut Verloopen eer hy die bron, om zich zeiven te bcipiegelen, ten édnemaaï had uitgeput. Bcfchouwt hy zich zeiven , by zyne eerfte intrede* in de Waereld , flaac hy zyne magteloosheid iö dien weerloo- zen ftaat sade; dan ziet en leert hy, dat zyn beftaaa,zonder da medehulp"zyner Natuurgenooten , op dit benedenrand van een» korte duurzaamheid zyn zou; en dat men hem zo dra dei Waereld zou zien verlaaten als hy 'er in verfcheenen was, dac hy flegts zou doortrekken, als een reiziger, dié geen oogen- blik vertoeft, op de plaatzen , waar hy aankomt. Uic deze zyne magteloosheid, zo als hy de hulp zyner Natuurgenooten noedig heeft, begrypt hy terftond de volftrekte nood- zaaklykheid eener Maatfchappy. Buiten de Maatfchappy. aon de mensch, by zyne geboorte, weldra vergaan; gemeier  ï?* SEfNECELIKO VAN BEN MENSCH. de menigvuldige.behoeften, welke hy niet misfen kan; en zon der wejker vervulling hy dit tooneel weder zo dra zou moe ten verlasten, als hy 'er opgetreeden was. —De mensch is bv zyne geboorte , gewis, één der magteloosfle dieren vo Penden „V ffjffi^ " h" a»enninne te künneTh ï pen, en by is daar benevens ook één der dieren, welke herangst de hulp van anderen noodig heeft. Hot veel tvds ver loopt 'er eer de mensch in ftaat is , om voor zicb ze!ven te ooTh enhderhiÜP 7a a"dere" niet raecr behoef Geen di r op aarde heeft zo lang een tyd noodig, eer het aan zich zei yen kan overgelaaten worden/ Néén": het is de me 5:1at leen d,e zo lang volftrekt behoeftig is. En hoe vedezot en oplettenheid word 'er al dien tyd niet vereischt om hem n het leven te bewaaren? welk eene alles gade üUn™zoedwü kndhe d word 'er niet gevorderd voor de tllereSe enSfte jeugd _ pan nog al verder heeft hy de hulp Van zvnen LSkeï £f*%r°fg °nz" Weedefen? dfi wj Sf ' > \°e-m ' dst wv dagelyks «u"igen, onze verblyfp aarzen, de huizen, welke wy bevvoonen, alle onze ver -r™fn' 316 0?2e ver,l!"igingen alles wat ons het leven aangenaam maakt, dat alles, eu nog meer, komt h'er zekerlvk .r opmerkug. Wy zyn dat alles aan den 'byftand de hup3 befcherm.ng,yan anderen verfchuldigd; ten minften de eeri heeft des anders hulp noodig; of het leven geraakt, by'tSs 1fer TtiS^JSSSS vTef'3 Zrd6n A™*™> enlThouden te leeven. Zo veel is de mensch verfchuldigd aan zvne Natuurgenooten. Zo helpt de een den anderen door hunne gezamenlyke medewerking fifyft het meflsch y geflm d rd worfen" daard°°I a,lee» ka° Zie met zulke wunderen, en nog oneindig veel meer, is 's menfchen gezigt voorzien! • Hier heeft men eene ryke bron van b.fpiegelingen , welke waarlyk onuitputtelyk word, wanneer men alle de leden en deelen, uit welke dat wonder kunstftuk des menfchen ' lichaams gevormd is, in overweeging neemt. Kaar, dit is nog het minfte: de mensch munt, op eene nog U-erker wyze, ver boven alle dieren uit, in voortreffelykheid en heerlykheid, door zyne zonderlinge Voorregten. Hy is een redelyk Wezen, dat denkt en redeneert; dat denkbeelden zamenvoegt en van cenfeheid; dat daar uit gevolgen trekt, en kennis verkrygt van allerleie vérfchillende foorten van Voorwerpen. De mensch is met kennis, oordeel, verftand en weetenfehap begaafd. Hoe veel hebban de menfchen hier door te weeg gebragt in de dingen dezer Waereld; ter welker uitvoeringe het redeloos vee nimmer vatbaar kan worden. Stof kan niet deuken. Stof kan nimmer ecn vermogen van redeneeren verkrygen. Het Lam zal nooit bezeflen, dat; het word heen gedreven om f eflagt te worden , en de Koe, welke ons haar fmaa- kelyk zuivel fchenkt, zal nooit berekenen kunnen , dat zy ons nog met haar vleesch moet voeden. — Waarom bezit de mensch alleen die kennis, welke hem boven alles doet uitmunten? Het is, om dat God hem gevormd heeft tot eene hoogere be- ftemming, tot een edeler doel. Hoe veel (lof van over. peinzing zal men hier vinden , wanneer men zyne aandagt met dit alles gaande houd! welk eene (toffe van bewondering! De mensch bezit iets verhevens, boven alle de Schepzelen die hem omringen; en vandaar is hy1 ook ia (iaat, om over die Schepzer len , zelfs dezulken, wier lichaamlyke vermogens de zynen in fterkte verre te boven gaan, eene foort van heerfchappy te voeren. Het moedig paard, dat niet bezeft, waar toe het gevormd is, laat zich breidelen; het onderwerpt zich, nieuegenftaande zyne grootere kragten, onder de veel mindere, vermogens van den mensch! Ja, de allerwoestfte dieren laaten zich allengskens^door ons temmen! Dit werkt de verftandlyke beftiering onzer minr dere vermogens uiteen hierdoor blyven de redenlooze Schepzelen aan ons onderworpen. Overweeg dit, ó mensch! Ken uwe yoonreffelykheid boven al het vee! Dan, bereken bovenst, tot wat einde, met welk eene beftemming, u alle deze voorregten gefchonken zyn! —— C. V. ü. G, IETS  ||4 KÏS OVER DE WISïELTUUftIGHEIB» IETS OVER DE WISPELTUURIGIIEID. Chamekonte mutabilhi\ Tyar h geen verdrietiger, noch lastiger leven, dan veel te £ Mfi&!.lrder °°Senb!ik W men gevaar van vormt zich genadig in een geheel ander tchepzeÉ^n^éïvkc flert hy ln een verfcheurenden ïyger. Nu is hy uw Vriend en f)P 5? ' ."".f 0I^evoc,ig word hy uw doUlykftVyand! S&ïi'SSï'SLS hl'" beCW Va" W^Pe'tuurigheid 'eenê S wVze? SS'me" getUigt' dat het "ooit een beften«ag wezen blyft behouden, maar zich in verfcheiden gedaan-en at te icluldeien dat nu eens fterk, dan eens zwak , nu eens bloo- Vig 4n! ' San Seduur'ge veranderingen onderhe- Op dit oogenblik is Polidoor uw allerbeste Vriend alles vat gy doet behaagt hem wonder wel ; gy zvt regt een man van zyn finaak.j bezurende oordeel en verftand." o f wat is uw gezelfchap hem aangenaam, en hoe nuttig is het met een man als gy zyt te verkeeren. In zulke gezelfchappen kan mS niet gerekend worden zynen tyd fchandelyk te misbruiken , zo al, men » de meeste byëenkomften gewoon is. _ Pol door s m den aart zeer gezet op fpeeleS ; doch , als hy met zulke Vrienden als gy zyt, kan omgaan,'Iaat hy voortaan alle fpeen vaaren. Hy redeneert met u over bet misbruiken van zv en tyd u verfcheide» or.gmeelen aantoonendc, en hier mee bezig zynde' Jbm hy niet na u zagtjes te vleien. Gy gelooft Polidoor in alles; doch gy kent den man niet regt: waV anders zodgy n niet verwonderen, hem den volgenden morgen, na dat hy^in gezelfchap Is ontmoet, en gy j„ hem even 20 veel fin aak gë 'B™ ^ ?' 3|S CCn Seheel ™™ >^nsch te ont- ïnoeten dan den avond te vooren. Indien gy Polidoor had gekend, gelyk alle menfchen hem kennen, die Noodzaakt zyn fc* en duizend niet de&neiging van -Ven wi ™a° ' dat « hem doet volgen! -1TynS blft^ fee" Zy"e gril,ige drift-'" veranderingen. Ntf ls h/goed, n iffii^^^^ met zyn hart tevens alles f guller °\^lik. niet begrypen. MaarZJz • - 1 Zehnd«s kan men «, zie'dïïr, her begiSem ^«Sfe^S^ knorrig, niets behaagt hem, alles ftant Lm ^ °rd ^'^p8 veelt hem , en zonder reden trekt h! " I gn" ' aIles ver' hy begint u, dat meer is te hlatei La T gulhartiëhe''d »; alles zou . gefchonken nêbben a"'t " ?y " ko" te voor™ waardig. Gy verveelt hem gewelf n ochnn ^ met al uw verihnd , de reden S V™m, 5 ans ktmt eT» den. Gy gaa, u zslven Ai£?JÏ^£?.?^ ook reden van ongenoegen kunt geeven hebben' ^ ^ ^ u, fpaar zo veel moeite- wanr tJR*j. 1 i. ' • 'doc" llc bld hy n haat, alzo"12"i-TC?tlaXw*"^ ™ar™ blikken te vooren u zo hoo jach e' 7» ^ y ^'"^ 00ë™regt kent, is men zelde^dwnal'Jnn£ ü" deZen ,lla<1 vriendfchap aan te neemen 5T«ISS^X^ K Zy"e aan zyne wispeltuurige geaartheïd oE^^Ï voortaan met hem omgaat, doet dat iwUn,1,wei,pei1' . A1 w'e of om dat hy hem volifrek't T^lSSiïJflËB gtyf > ommegang niet wel ontman kan • dus ' 7„l7 dat hy zVnen dat by „iemands opregre Vriend 'i' "ven SStitSST^ rekenen, voor eenen waaren Vriend te befitcel y ~ Ui.  ÏETS OVER DE WISFELTUUMGHEID. 137 Hienus is van eenen woelagtigen, rusteloozen, en veranderSyken aart. Hemel en Aarde zal hy beweegen, om iemands Vriendfehap te verwerven: doch zo dra is hy 'er geen bezitter van , of hy begint 'er van te walgen. Op die zelfde wyze handelt hv in alle gevallen. Niets is zo dierbaar., mets acht hy voor deszelfs bezitting zo waardig, of, zo dra het onder zyne inagt is, heeft hy 'er niet de minfte achting meer voor. GelufcËg^L by vóór de bezitting; doch zo dra heeft hy 't met ra zyne magt, of hy word ongelukkig. Hy veragt zyn geluk, en,, ziet uit naar een ander. Deze handel wyze houd hem in eene geftadige rusteloosheid, zy baart hem oneindig veel kwelling cn maakt hem lastig voor al de Waereld. — Hyheeft een talloos aantal van vrienden gehad , en dagelyks maakt hy zyu werk dit getal nog merkelyk te vergrooten; m.dde erwyl hee c hy. onder dien grooten hoop geen éénen opregten Vriend, ook is 'er, buiten den laatften, geen een, wien hy zyne vriendfehap meer waardig kent. . , „„_ . Dus maakt de Wispelturigheid iemand het lastigfte fchepzel, dat op aarde leeft. Van een wispelturig man is nooit iets goeds te wagten; alle zyne beloften zyn gelyk aan die hgte dampen, welke door het minfte windje verdreven worden. Het is gevaarlyk vm hem gevleid te worden; doet hy groote beloften op dat. Joge^lik, morgen, en veeltyds nog fchielyker heeft hy geheel andere gedagten! Al het deugdzaame, het ftandvasuge, al waar eenige ftaat op te maaken is, word in zulke menfchen, door de veragtelvke neiging naar geduurige verandering, overweldigd, en dra ziet men zulk een memch geheel onder de heerfchappy van deze verkeerde hartstogt gebragt. Duizend kleinigheden raken de fynfte zenuwen , en hier door ontftaat zulk eene geweldige beweging in het ganfche geftel van den mensch.dat hy fchielyk van het een in het ander verandert; want een wispeltuurige is nooit zich zei ven gelyk; hy giet zich in duizend vormen, en in éenea dag vertoon, Lyzich zomtyds in zo veele gedaanten, als 'er uuren in dezelve zyn. De lastigheid van zyne grillen komt meer op zich zei ven neer, dan op anderen; want hy kan onmogelyk zyne ei-en grillen ontvlugten, daar men integendeel veelal meester is, zich van een wispeltuurig mensch te ontdoen, zo dra hy ons begint te verveelen. ; Zulke wispeltuurige menfchen zyn m 't gemeen zeer ongefchikt tot eenige zaaken van aanbelang; hunne geftadige verandering, hunne Wispeltuurigheid, doet zelden eenen gewensc uan uitlla» op hunne onderneemingen volgen; alle hunne prysfelyke voornemens worden telkens gedwar.boomd; want neemt men nu een befluic, één oogenblik is 'er flegts noodig , om het omver te werpen; eene geringe,eene beuzelagtige, omftandigheid venedeld de allcrheilzaamfte voorneemens. Men zal gewoonelyk m geringe zaaken denzelfden arbeid aanwenden , dezelfde moeite gelyk men omtrent de allergewigtigfte doet; doch beiden ftaaa  Ï38 iets over de wispeltuukichïid. zy aan het zelfde noodlot bloot, even fchielyk verandert mes omtrent de eene, als men zulks doet omtrent de andere en de bezimng van beiden heeft ook dezelfde uitwerking* want boe zeer een veranderlyk mensch zich moge vleien m^t een aangenaam vooru.tzigt van het wenschfeaatst voorwerp w4 het inot0eSera:imdüenm8' hy, iQ Zy" gemoed te ^ °«dekke, het genot zal hem , even als omtrent de allenrerinefte yaaken fnt'veSr'1 0nVerfChmiS maak£n' 20 ^™*S^ Dusdanige menfchen zyn even zo bezwaarlyk te verbeteren, als zulke luiden te geneezen zyn, welke aan verouderfrkSïn kwynen, of aan zekere familieziekten, die hun met de geboorte zyn aangekomen. Men dient ze, even gelyk zulke, of aan de natuur over te geeven, dewyl veeltydf het ongemak, te fterk Z Jetaa"/Tnde rddelen berP°c' °f men dient e hand?len , gelyk de Geneesheeren in kwaadaartige ziekten gewoon zyn te werk te gaan; neemende in zulke gevallen de toevlugt tot de hev.gfte geneesmiddels, en zomtyds zelfs tot vergiften. — Doch mogelyk kan zulk een wispeltuurig en veranderlyk mensch best door zich zeiven geneezen worden. Hy is e zvne eigen plaag en de befpotting van anderen; zo dramen hem nu zyn ongemak regt leert kennen, begint hy den last deze? belden gewaar te worden, en om de befpotting te ontwyken, zich zeiven niet te verveelen, zal hy langzamerhand zynlSchende driften gaan beteugelen; zich gewennende eindelyk over zfch zeiven te heerfchen ; dan zal hy niet langer meer een flaaf onder de dienstbaarheid, en zwaare heerfchappy zyner hartstogten7b vven.maar beginnen geh.or te geeven aan de Infnraak der reden die , in plaats van zyne driften, nu de beffiering over hem en over alle zyne bedryven,begint op zich te neemem De gematigdheid begint hem gemakkelyk voor zich zeiven en anderen te maaken , zeer gefch.kt voor de verkeering. Hier door word hy meer en meer aangezet, om op dat zelfde voetfpoor de gelKS voortgangen te maaken; merkende zyne daadenaan,als veel Si"! doet0mdan be,haaf"\terWyl nietS den menscl> melraail Sfcn'jS AZ'Ch °f bchiIagelyk of befpottelyk maakt, naardien aller menfchen toeleg daar op uit is, om aan anderen te S\1nn4zemïfnt hy ■SdaU de aa"^naamheden,de zoe lii! Lr r™ g 6Ven' 31 meer en meer tefmaaken.en zal niet eer rusten, voor hy van zyne volkomen geneezing verzekerd is. C. v. d. G.  de ongelukkige fluistering» '29 d» ongelukkige fluistering. Een waare Gefchiedenis. OrMer de Edelen, door de herroeping van het Edtcl van Nantes uit Frankryk verdreeven, bevondt zich de Graaf M «ovE uit de Familie van roch&foucauld , die met zyne ?7 Zoon en twee-Doneren, na Deenemarktn vlugtte. den rang van Luitenant-Generaal in Frankryk SdlThidt werd hyS tot Groot - Marfchaik benoemd, door den Koning van Deenelarken, en met de Ridderorde van den Olvohan bekleed. Hier door vondt hy zich, op eenmaal op Sn mec zyn Rang overeenkomftigen voet aan het Decnfche Hof geniaalst; doch de Gravin maakte zich welhaast aan eene onbeleSewVchuldig, die zyn goed geluk om verre ft.e . °T bY de Koningen in het Noorden gebruiklyk, dat zy mPr hunne Hovelingen «eten: en hadden de Graaf en de Gravinne d° rove! met hun Gezin, meermaalcn de eere van aan TStoSs» S genoodigd en ontvangen te worden. Op zeVeren tvd voeWe de Gravin zich zo getroffen door den zeldzaaS oofchik de■ Koninginne.dat zy, zich tot een haarer Dogteren keerende? haar in 1 oor fluisterde: Dunkt u met dat de J rff -veel ■■■ehkt naar Madame, pannache? Schoon !*KMTftlKTeèl ftilleties, gelchiedde, hoorde de v V-'aagn 'dezelve en vroeg terftond, wie Madame pannache w^ngDe G^n 'wa ontzef,en antwoordde, met veel bedremluh^L dat Madame pannache eene beminnelyke Frmfche Hofdame wa! De Koningin, de verlegenheid van Mevrouw de i Hnir^lvk bemerkt hebbende, was ongerust over die vergefv°kln. en fchreTaan den Deenfchen Afgezant te Pa, js, dat yking, en lcnr^, te'geeven, welk foort van Mensch Sadam S£»ï£ was,? haar 'ouderdom, toeftand, en op welk jyiadame pain , „'f p„s ieefde; er bv voegende, dat SÜtSSftS'Sf en fchreef de De Aigezaiu 1LUUU'- „ , , n mst „gene mogclyk- !f0fkgön verbedd'n' hoe de tnvan H^eUcnEhaar ïer oore «komen wa^i en nog minder, hoe zy zich zodamg Inn la«en scSïn leggen, om het charafter te weeten van een kon aaten gc'e^n ieg , kldn fclirQmpehg  Ï49 Dl ONGELUKKIGE FLUISTERING. den Dauphin en de Dauphine, te Ferfailles ofte Parys. Hét Gezelfchap maakt zich met haar vrolyk, door haar te tergenzy worde dan woedende, en cheldt uit al haar magt; te welkei gelegenheid zy zomtyds zeer hoooende uitdrukkingen gebruikt en ongezoute waarheden zegt tegen die haar hebben afgevallen , tot groot vermaak van het Vorstlyk Gezin. Zy fteeken haare zakken vol fpyzen en züikergebak; deeze geeft haar een Huk. gelds; geene een (lag op den fchouder; en zo nabyziende zynde, dat zy niet zien kan wie dit gedaan heeft, laat zy haare woede los omtrent die het naast aan haar ftaat, of haar eerst voorkomt Met één woord, Madame pannache is een tydverdryf in elk gezelfchap, waar zy komt." y Op dit fchryven was de Koningin zo verftoord, dat zy de Gravin de royf. nooit weder onder haare oogen wilde zien Zv verzogt den Koning, dat hy deel zou neemen in haar 'geval hghe.d De Koning was zeer misnoegd, dat twee Vreemdelingen, die hy ten Hove ontvangen, en met zo veei gunstbetoons opgehoopt hadt, de Koningin op eene zo verrelaa.de v bolpotten, Veele Deenfche édelen en Staatsd e af s ours over den invloed der Vreemdelingen ten Hove, voegden z ch bv tSJ ,°0lde Zominne; zo dat de Graaf „e rom „ e"lange? tegen deezen ftroom van ongenade kon opzeilen, en zich fe! noodzaakt vondt Deenemarken te verhaten. Hy zwierf een ia en tyd met zyne Familie, geheel onzeker ten aanzien van hun lot tot eindelyk Koning j.cobus hem in Engeland ontving, en den Graai de lerfche Adelfchap van Liffort fchonk, welken ytel zyn Zoon naderhand aannam. ' lJtcl ZJR  MENGELWERK, TOT FRAAYE LETTEREN, KONSTEN EN WS&TEHSCHAPPM*", BETREKKELYK, OPHELDERING VAN HET OPSCHRIFT DES ALTAARS TB ATHENE DEN ONBEKENDEN GOD TOEGEWYD, Handel. XVII: 23. (Uit het Engehch.) In het derde Deel der Verzamelinge van Joodfche sn H*t* denfche Getuigenis/en van den Eerwaardigen en Geleerden lardner (?) vind ik de volgende aanmcrkenswaardige plaats, betreffende epimenides , uit diqgbnes laertius bygebragt.. „ Ten deezen dage was de roe» van epimenides zeer groot onder alle de Grieken, en !' men oordeelde dat hy in blaakende gunlte ftondt by " de Goden. De Athenienfers, door de Pest aangetast "zynde, kreegen, van de Pythifche Godfpraahe,t,er> raad om hunne Stad daarvan te zuiveren door Uileran, de. Zy zonden, diensvolgens nicias , Zoon van nice! ratus, met een fchip na Vreta, met verzoek d.atEi'ïmeniües tot hun zou overkomen. Hy kwam daar, m de " Zes--en-veertigi'ce Olympiade, zuiverde de Stad en ver* " loste de Inwoonders , op deeze wyze, van de Pest, " Verfcheide Schaapen, zwarte en witte"neemende, bragt " hy ze na den Areopagus; en liet ze van daar gaan, " ffèlyk ze wilden; hy hadt aan hun, die deeze beesteij V volgden, bevel gegeeven, dat zy , wanneer een derzclvei» '* gin o- liggen, hetzelve zouden opofferen aan dien God, " wien het behoorde: en dus hieldt de'Pest op. Dit is " de rede dat men in Athene tot op deezen dag Naam? looze Altaaren vindt, ter gedagtenisfe vafi de toen gellachte Zoenoffers." Men moet in aanmerking neemen, dat epimenides om> trent zeshonderd Jaaren vóór Christus gebloeid heeft, m dat diogknes la'ertids, die getuigt dat de Waamkoz* ///-taaren, ter gedagtenisfe van de verzoeninge door epimenides te wege gebragt, opgerigt, in het gebied ya» dtm^ (*) 20, jMgss. 175;?. NO, 4» *  OPHELDERING VAN HËT OPSCHRIFT • ne wa/?n' omtrent het begin der Derde Eeuwe naa christus fchreef; gevolglyk moeten die Altaaren daar geweest zyn, wanneer Apostel paulus zich te Athene bevondt, en het fchynt hoogwaarfchynlyk , dat het een derzelven °-eweest is die den Apostel in 't oog geloopen was, cn waar van hy gewaagt in 't begin zyner Redenvoeringe. De geleerde lardner brengt het Getuigenis van chrysostomcs enJsidorus van Pelufium by, om 's Apostels Ongave van het Opfchrift, den onbekenden god , te bevestigen. 1 heophylactus en oecomenius kezen dit ook in 't enkelvoudig getal; hieronymus alleen leest het in 't meervoudige , doet daarop eene bedenking van dien aart fleunen , als hy en anderen van de eerwaarde Vaderen maar al te zeer gefield waren. Egter zeggen de drie laatstgemelde Schryvers, dat het geheele Opfchrift op de Altaaren dus luidde: aan de goden van asia, en europa fn lyria, den onbekenden en vreemden god. Of, gelyk hieronymus leest, den onbekende en vreemde goden. "y, dunkt dat dit, met geene mogelykheid , het Opfchrift kon weezeii op de Altaaren, ingevolge van den raad van epimenides opgerigt, wegens het afwenden van de Pest: want het blykt duidelyk , uit het geheele berigt van laertius, dat deeze Theofophist zelve gansch onzeker was, welk een God hun met de Pest bezogt hadt, en dus verzoend moest worden; of het een hemelfche, een aardfche. of onder aar dfche, ware. Maar, vermids men Helde, da? zommige Goden het meeste behaagen fchepten in witte offeranden, en andere in zwarte, beval hy, dat men eenige Schaapen, zwarte en witte, van den Areopagus zou loslaaten , en , ter plaatze waar zy gingen liggen, Aagten aan dien God wien ze behoorden; zulk een algemeen Opfchrift, derhalveni, als hier boven is opgegeeven , voegde geenzins aan Altaaren by eene gelegenheid als deeze opgerigt, noch in de daad, eenig ander Opfchrift dan 't geen de Apostel vermeldt, den onbekenden god. Wanneer, in vervol»van tyd, of de Staat, of eenig byzonder Perfoon, het goed vondt een Altaar op te rigten voor alle de Goden, die volgens de Wetten mogten geëerd worden , mogt het Opfchrift op zulke Altaaren zeer eigenaartig weezen: aan de godfh van europa, asia en africa , en aan den onbekenden en vreemden god, dat is, den God, wie hy ook zyn moge, voor welken, op den raad van epimenides , Altaaren werden opgerigt wegens het zuiveren van de Stad, en naderhand een der Goden was , door de wet toegelaaten. Naa  AAN DEN ONBEKENDEN GOD. I43 NM rfk een voo,»al ».s ^^SSSSS&St ZSriS SC2?«s |OS*!SS over " ™' f?i,fcM fpreeken , die het ^3nS» % GodTn die men onbekende noemde . en der Helden en der " SÏÏ.' «ent hy daar mede dat men verfcheide Altaaren H P- K n  144 opheldering van het opschrift onderrigt wegens derzelver oorfprong en het voorval 't welk daartoe gelegenheid gegeeven hadt, zich verbeeld Se.' dat ze geueihgd waren aan zo veele onderfcheidene Onbekende Goden, en daardoor van dezelve in 't meervoudige getal fpreekt. Dezelfde onkunde of misllag kon, misiehieii , m laatcre Eeuwen te Athene Opfchrifteri ia 't meervoudig getal veroorzaaken. Nogthans denkt de lieer lakdner, dat men geen blyk of bewys kan bybrengen van Altaaren te Athene aan de Onbekende Goden, in 't meervoudge getal, toegelchreeven. Philo-stratus haalt het aan als eene waarneeming van AroLLOMus Wanlus, „dat men nooit oneerbiedig van een „ der Goden moe.st fpreeken; tevens te verdaan geeven„ ae , hoe er 111 't byzonder rede was om des on zvne " nu, tC, W^CZen te Alhene ' vvaar ™n Altaaren voor „ Onbekende Geesten rondt." Deztïïde aanmerkingen, als wy omtrent de plaats uit pau>akias hebben byeebragt klemmen ten opzigte van deeze. Daarenboven leidt dezelve ons op tot het denkbeeld, dat de Opfchriften aan den onbekenden god byzonder eigen waren aan Athene Men kan hier op met geene rede altoos in 't midden brengen , dat laertius in de boven aangehaalde plaats ze alleen Naamlooze Altaaren noemt, maar niet zegt dar ze toeëigend waren aan den Onbekenden God, Door Naammze hebben wy alleen te verftaan, dat ze den naam niet voerden van eenigen byzonderen God; niet dat ze geen Opfchrift in 't geheel hadden. Elk Altaar moest den naam draagen van de Godheid aan welke dezelve was tocgeheihgd, indien die naam bekend was; maar was de naam onbekend (gelyk blykt uit de geheele Gefchiedenis dat het geval zich toedroeg by de plegtige gelegenheid, de zuiveringder Stad,) dan kon het eigenaartig Opfchrift van zulk een Altaar alleen weezen den onbekenden god, en dit is ui den eigenlyken zin van het woord, een Naamloos Al- Over 't geheel fchynt het hoogstwaarfchynlyk, dat het Altaar , van 't welk paolus fpreekt, een dier Altaaren was omtrent zes honderd Jaaren te vooren opgerigt in gevolge der raarigeevinge van epimenides ter verioeninee of zuiveringe van de Stad, in een tyd dat de Pest woedde o7hiee!dt.g y ^hiedfehryver 'er byvoegt , daar naa' Deeze plaats van diogenes laertil-s denkt Dr. lard- NEK ,  AAN DIN ONBEKENDEN GOD. H$ HER, dat zeer dient tot het ophelderen der Inleidinge vsn 's Apostels Redenvoering te Athene: ik meen er by te moeen voegen van de geheele Redenvoennge zelve. Wanneer de Apostel het oog üoeg op een Altaar, met een zo zeldzaam Opfchrift, was het zeer natuurlyk vom hem (om niet te fpreeken van dc mogelykheid dat hy door het leezen der Griekfche Gefchiedemsfe des kundig ware) onderzoek te doen na den oorfprong deczes Altaars,eu de rede der Oprigtinge; en deeze ontdekt hebbende, moest dezelve hem zeer treffen, en opleiden om er ach van te bedienen. Als hy, derhalven, op dm Areopagus c-ebrast Wé,' en ondervraagd werd, over de nieuwe leer endoor hem gepredikt: daar hy hun vreemde dingen voor de ooren bragt, en zy wilden weeten wat oeeze tog zyn wilden, ontleent de Apostel zeer voorzïgtig en eigenaartig de inleiding zyner Aanfpraake tut ecn welbekend vooival in den Atheenfchen Burgerftaat , en flaande op hunne oude Wetten. Als ik de Stad doorging, en uwe Heiligdommen aaufchouwde, heb ik een Altaar gevonden, op welke een Opfchrift ftondt, den onbekenden god. Op het vermelden van dit Opfchrift, moesten alle zyne ioenoordeis z!ch terttond herinneren de Altaaren oudtyds volgens den raad van epimenides geftigt, wegens de bcvrydmg der Stad van de Pest; en zy konden met twytelen ot hy meende een dcrzelven. Iloe zeer moet dan hunne aandagt en hunne nieuwsgierigheid gaande geraakt zyn , wanneer paulus 'er byvoegde: Deezen dan, dien gy met kennende dient, verkondig ik ulieden. Met welfc eene graagte hebben zy geluisterd na eenen Leeraar, die voorlaf hun te onderwyzen, wie en hoedanig die Godheid was, door wier Magt en Goedheid hun Staat m.ouden tvde zo groot een zegen hadt ontvangen , (van welk eunstbewys deeze Altaaren tot gedenktekens ftrekten,) doch welke epimenides, hun Raadsman, niet kende, en alle volgende Gedachten onkundig gebleeven waren. Paulus gaat daarop voort om hun de Leer, wegens den eenen waaren god (*), den Maaker.en Heer van He- (*) Ik kan, ia geenen deele, het gevoelen van Dr. "f^oT toeftemmen, dat, naamlyk , de ^P^Pf^^S Godheid zouden gediend hebben, onder den tytel van den Maakcr des Hemels en der Aarde, en dat de Auaaren , d e net Opfchrift droegen, den onbekenden god, hem waren toe e-  »4« OPHELDERING VAN HET OPSCHRIFT noegzaam, den Geera^„'al^ "'T31*00^' A1§efchepzelen, den Vaoïï en wï §°ede gaven aan zy«e en Volken ^ VVeldoener van alle Geflachten regek: met oognïk datdeXTh^'^ d? uitk°'^n ge- wyd. Hy denkt dat 's Apostels wonMn» ;„ j ner Redevoeringe, god, 5?S JZefd'JrJï? Fr*8 **' aanleiding tot dit denkbeeld geeven lu hZ" ïeefi ' enz* tytei van god , door do JtTZ ïr beS,n»ende met een fchynen my coe heftegendlefSS leT^' Doch ze zouden, naa dat hy voluit verklLrd iLr b,ewyzen: want zy God, dien zy dus lang niet k^J l-®*?,le* bekenden kondigen Lm Wg^'IÖ^^ * VCr' winden Beuzelaar verfmaad hebben indipn h } een, ongeklaaring begonnen hadt met hem êene ben3^;daar°P die Vei" en hoedanigheden toe te fchivvenJnTn bek™7 g te Sceven' zy de Opperde Godheid des Heel l eerden " °"der welke Desgelyks kan ik niet treeden in zyne ei'snW a Altaaren zouden geffigt vveezen ter ee?e va, dfn " den: want, fchoon de Athenienfers eeniL ft„w G°D A? ^00' breeuwen Burgerlyke Wet in hun Wetboel l ™ ^ ^ daar uit in geenen deele, dat zyin eeS on7t'r'lamen' vo!S£ dienst toelieten, welke, indien zy Ir inf/eg ;h"mien G°ds" Sïï TetTef ^r^Szef 1? «SSBErï Godsdienstplegtighe^f^i Sïtft^» e" de regelen der Staatkunde het Volk aa„ deld ware mec zoek te doen na dien God en den r^- leUen' om °»derJor i„ den Staat , of ton^^™*™^™**, dienstplegtigheden, te zyner eere fa te Voere'' emgS G°ds' eere van den allerhoogste^, hebbe opmi ?fchn? L Cer bedenken, dat de Wetten van ^ de zoda"'gen geene vryheid vergunden , om N ,v V/f" Perfoonen dienstplegtigheden, door dèn Staa nl L^h^" ^' -°f gods' ren; alsmede dat het een alge néén' g°edSemird. te voewas onder de Wysgeeren . thlT00k ^f"0™?» grondregel *f «e« «*/ Ferftandilen r„olt d*L«™ ^ °mhe!sd> Amtc» Eerdienst, de mtien vo£» 5 ~' ;« den  AAN DEN ONBEKENDEN GOD. Srippen van dat Weezen te vormen , dan zy tot_ nog STd hadden, en de ongerymdheid tes bemcrkej van de Aftrnderv die dus lang onder hun zo zeer neerscnte. DochY iS zal my niet verder tot byzonderheden mlaaten Een aandagtig Leezer, die 's Apostels Redenvoering inhet bovengemelde licht befchouwt zal, myns bedunkens in elk deel van dezelve nieuwe fchoonheid en kragt befoeuren • en welk eene fterke overtuiging moest het te ™ brengen , in de gemoederen zyner Toehoorderen , dat het groSWeezen, van't welk dit alles pet waarheid tlgt gelegd worden,'ongetwyfeid, gelyk m alle andere gevallen, Sok tusfehen beide gekomen ware ini die gewigtige gebeurtenis, ter gedagtenisfe van welke de Altaa- "rSr^Sfe^lanmerkingen belluiten met de twee vol- ^^trpluLUS, naar ftrikte waarheid gefprooken, den Jthenienferen dien onbekenden god, welken 'duslang niet kennende gediend hadden prediktej dien God, naamlyk, door wiens voorzienigheid de Pest ^TetZTd'en. Hebben wy hier eenaanmerkelyk voorbeeld van de Albeftuurende Wysheid van hem , die de tyden te vooren befchikt of bepaalt , door zo lang van te vooren befcmkking'te maaken* tot eene allerheerlykfc verkond pin* van de waare Leere , wegens hem en liet fcuangeiie van zynen Zoon, ten gepasten tyde. K 4 PB.OE"  ■AANMERKINGEN PROEVE VAN EENIGE AANMERKINGEN OVER de VFR- oS^f^^ W °KN HEER LAVOISÏER, | OMIRENf HUT ZOGENAAMDE Oxjgéné VOLGENS HET UITTREKZEL IN DE ANNALEN VAN MN HEER CftELL , DOOR DEN HEER J. M. SCHILLER. iVcrmhchte auffatze Chem.-Pharmac. undPhyfic. Malt, f. 97.) Tkvnm r,nh0,dl P"e ünzer Vaderlandfche Scheikundigen te JistVSl wederlegging van het AntiphloV eIe -yan,vde" Heeï LAV0^- Ik zie ook dat Veele aan de identiteit van het PMogiston twvfelen. ^CfmJ'fï blaaren openlyk aat men net gemelde Wtema moet aanneemen. Verre vandaar, dat ik my zou SlenVM6'^ WiIlefi ^ in dit zal ik al! tfA^^r'S*01 £enige Aanmerkingen voordellen, nrHio .f, m,^llI£n den ee"en of den anderen onzer Schei! Windige» körldéfl aanlpooren tot een verder onderzoek liet overige tot ecn wydloopiger onderzoek fpaarende. I. Zonder de mmfle bedenking, erkenne ik de aanwee- d vóorc?.n fi1;3"?'3^ ¥v f wï. «SB ïr d ff^eikundig geloofsartikel: echter geloove ik tff h.t «^ eflf?0öfB ^f",2?' "och met kirwan, e s VlaT"baare f** Z^ maarik befchouwé „ yeenigmg der twee Elementaire Sloffen, ^«*« e naamlyk en lichtstoffe. Daar nu deeze beule chaamen waar uit het P/^frt0B beftaat, vólftr k taédeyver-. mvJ S*,» ~ Lichaaraen, daar Inno™ i ' ,vern?,nderen in gewigt; en omgekeerd. TiS? T aj'r b*8eb»* Vfy v«nr of ontvlambaar Phlotucht' K toetreediif de' vrye, niet bedorvene, ; :,.",dt ,iet ni zyne famenftellende deelen, in licht en me kin are warmte, gedecomponeerd. Met is het terbindnuddel van alle ontvlambare lichaamen en der Mcl /omén eerfte worden, dit vcrbindmiddel wegge- Kj£rty ™'£D* he.C grTfte gedee]te' vernietigd «ten Ir Je, fan>enhang der andere wordt weggenomen of zy worden verkalkt. De men-n- der ft W^lknd* deden va, tefk^toiï^jgjfc een  OVIK HST ZOCENAAMDI OXïGENE. H9 m rfde evenredigheid .e iW, oflchoon ook pj*,S.Ï» in dit gevoelen. met ontvlambaare , Zuur- met vry PMogiston in aanraaking komt , en zien «mi jSSffi heeft ^^fS^nft^-o van Lucht. jpr 7iniren zvn nog niet 7. De gronJflö^^W. Ty" gevoelen , een ontdekt: de Zuure ftofle is, naar myn g ^ ev^'Só r^rïïSoLi,,^,»^ . i !0»,*r,tTOflt5rtlip-e Vei handeling over het Hoofdftofifelyk Vuur-beginzel , en deszei» y  150 AANMERKINGEN Phlogistike Lucht te decomtoneeren hPt plj„~- . trekken en de LeevenslucffrontbX^0^ aan tó ^I^ISI^ Verwantfchaps-tafe, van den z£%ts: ^ jsar, 0x¥éi> <*■ de brandbaare Grond/tof apr wnter* r> ■ a ~ Tzer ~~ - ér - £1 K" - Salpeter-zuur _ Bruinfteen-KalL niet verder uit dar, ,l7A lhet -edeVasr aan've'w „& 5* &r iet Salpeterzuur- Het ' zegf daaroP van „ hoeveelheid van Zuu^" o riï n2?eiI0verwi^ „ men het over Bruinfteen overhaalde • ,Z?' ,Wannfer pererzoür, en de WeS,?, 2 ™«'"« ™n het sll- kan vereenigen O welkrechtir tl \lUf °°! met Water is dat een'za fe J^Sr^^^ mij Veele proefneemingen hebben my dit geleerd !! 'Dat  OVER HET ZOGENAAMDE OXYGENE. 151 Dat nu dit gedephlogistifeerd Salpeterzuur een weinig Goud kan oplosfen, is, dunkt my, gemakkelyk te verldaaTen. door de reeds gemelde berooving van PMogiston ' verkrvgt dit Zuur eenigermaate de eigenfchappen van Koningswater, (Aqua Regio) of gedephlogistifeerd Zoutzuur en neemt dus het Phlogiston gereed tot zich j wordende dan in ftaat gefteld , om de vaste vereeniging van 't Phloziston met de Metallike grondaarde des Gouds van een te fcheiden , en zelfs een gedeelte Gouds te ontbinden waar by de , met het gedephlogistifeerd Salpeterzuur waar'fchynlvk nog vereenigde Leevenslucht, volgens deszelfs eigenfchappen, ook nog eenigermaate kan werkzaam zvn De Heer Profesfor pickel ondervond reeds , dat men ook by de bereiding van geconcentreerd Salpeterzuur Leevenslucht verkreeg, en ook kan ik dit, door eigene ondervinding , bewaarheden ; ik geloove nochtans niet , dat dit gefchiedt op kosten van het Oxygénê , en der warmteftolfe welke het uit 't Salpeterzuur zoude trekken, en daar mede tot Leevenslucht overgaan, volgens het gevoelen van den Heer lavoisier , om dat men , alleen dan in deeze proefneeming Leevenslucht verkrygt, wanneer 'er noch Salpeter by het overblyfzel aanweezig is , en het vuur, op 't laatst, zeer fterk wordt aangezet, en men deeze Lucht ook op 't laatst der bewerking ver- T§Bv aldien men met Salpeterzuur, dus met Oxygénê "verlaaden, Zeezout-zuur mengt, dan trekt dit Zuur het overwigt tot zich , en is dan in ftaat het Goud op te " losfen of het is, volgens scheele en bergman , ge1 dephlogistifeerd. Het Salpeterzuur wordt diensvolgens *■ rookend,' dat is, met Salpeterlucht overlaaden." _ " Aanm. Alle Scheikundigen , welke de aanweezenheid des Phlogistons erkennen, zyn eenpaarig van gevoelen dat het Zeezout-zuur zeer vast met PMogiston verzadigd is. Van daar , dat het zich zeer zwak vereenigt met lichaamen welke een groote menigte Phlogiston bezitten (*) , of daar mede vast vereenigd zyn. Vermengt men ze nu met gedephlogistifeerd Salpeterzuur, (gewoon Salpeterzuur (*) Van daar ook de moeite, welke de Scheikundigen gehad nebben , in de bereiding van een verzoete Zoutzuur - geest CSpir. Sal. Dulcis) , en welke nu zo gemakkelyk, door middel der Bruinfteen, gefchiedt. Aanm. van den Vert,  152 AAKMKRKINOIM over, en het Zoutzuur, bSeêri? ^ A¥wS& feGoud. Wanneer neemt derhalven Iê£ ' da" YerkaIkt het» het be- „ gereduceerd worden om "1 nleei door warmte onder het Goud j hier maal t her O ^ de warmt^offe „ te de Leevenslucht wehf/ ,15 .0«y«««? met de warm,5 laat decomponeelen- ^ m meer door h« Goud Zuuren, meer ofJgf Rg1*^^ de, 0P'osf"S in is, dunkt mv, deeze Fik 7,,' Theone biervan Phlogiston! Voor da S, ™ \' verfe" W - band , moezeerst deeze famenhai ï?r 5! MetaaI laat Dit nu gefchiedt K waar by zich dit of met P/I J- 7 vveikll]S. vaa het Zuur , h« Salpeterzuur^ by geeft alleen lan h*>ó?/ '• ,lpeterll'cht overgaat, of zv "cifiel vuur^eeïweh g^wSr " ovl ^r^0! °f ^ over tot brandbaare Lucht• of ? gaat daar raede volsen plaats dan & .■ l er ^eene deezer gc- gedeelte lost de Kalk of zo Ti? r f1 ' en een M"4er heeft by de S v™n^ Zoutzuur. °PJosh"g van Goud in gedephlogistifeerd ^^M^s i^ 'la,fTentde KaIk & door warmte ƒ vor L Kwd;, konnen alleen weinig Phlogiston 2S *™r V 1 hcbben hiF f°e heel vernietifd is, en°d 2'zy^eelïïyl'tut Tl gC' en tot Leevenslucht ove-tS LT^'» wordt gemaakt, -eer kan gedecompZert^n S n,'« Phlogiston vaster bv zich hondr 1'„ Ty ,dltr Meraa' het s, De  ©VER HET ZOGENAAMDE OXYGENE. »5S TV Sabetevlucht, welke onder de warmteftoffe ftaat., „ ue saipeteuuuiii > , ontneemen: er ontftaat bal„ k;in aan ^^^^^^r^Oofk wordt li vfyTra/eS^Xooter deel zet zich in de veree- V «iging vast." „ d ns het gevoelen der Aanm. balpeteriucnt, ° h t Salpeterzuur zal Franfche Scheikundigen d^ ^ ' ^ve ?e beftaan uit PflSrite Leevens en Vlstlcht, wdker onderlinge beSSSÏÈ'iSS n^t -U^ kan epaalen £ ft aaSalp0eterfuechf b c ouw/ ifSalven voor volko°- der vrye f = |l„ft I in het Salpeterzuur wordt WareH»t Salpeterzuur, nu daar gefteld, kan door Zwavel, ker , Phosphorus, en Arfenicum als de ^ a?edS2r ren die nW daar uit verkrygt; J^n*« *jM f-ven zo weinig bevatten, als dat ir zegöcu n. , M% deeïer Zuuren zyn ; ^^^fcfc&£rf pphrpr bvzonder wel tot de Hypothefe van het uxygene , ktlSei altoos geloofd, dat, ^^^JSJ van eenig lichaam wil doen te voorlchyn komen moes men dèèfe lichaamen decomponeeren , ^^™%™Jt Wi., PHÏToe beno^gde Sen ^ t verk is sa» Ï5É;; ÜT dc voorgaande §. eenigzins anders verklaag  '54 AANMERKINGEN doordien hy iWt, dat gemelde Zuuren het Salpeterzuur beroofden van het Oxygéni, en het weer tot Salpeterzuurc bafis s of tot Salpeterlucht, maakten. My dacht echter of alle proefneemingen bedriegen my, dat "de Zuuren der'gemelde lighaamen aaarin reeds aanweezig waren, en wel als Zuuren ; doch alleen met Phlogiston omwonden, en middelzoutig gemaakt. Wanneer dit wordt weggenomen , dan w .:uuL,n ,y zich als Zuuren, en hier toe is het Salpeter" zuur byzonder gefchikt, om dat deszelfs affiniteit tot PhlogtsUn ttcrkcr is, dan die van gemelde Zuuren. Dat echter deeze, aangeuome of veronderftelde, ba/es. werkelyk middelzouten zyn , toont hunne kristalvormige gedaante, en dat bet PrtiegHttn het verbindmiddel zy der Zuuren, toom haare ontvlambuarucid ; en dat de Zuuren daarin werkelyk als Ztiurai aanweezig zyn , toont de bereiding van het Vitrioolzuur uit Zwavel; want men zal toch niet willen zeggen, dal het Oxygtni van de daarby verbrande Zwavel zich by tic Zwavel voegt, en het tot Zuur maakt ? ware daar toe wel genoegzaame betrekking? of trok de Zwavel liet Oxygené des waters tot zich? maar moest dan het water zelve niet reeds zuur zyn. Dat het Zuur reeds, werkelyk, als Zuur m de Zuiker huisvest, heeft de volgende proef! neeming my getoond. Ik heb reeds zedert een jaar een mengzel van Wynfteenzout in Zuiker , met water tot een Pap vermengd aan een maatig warme plaats gezet, eu reeds 20 grein Kristallen, uit een mengzel van twee oneen, ptTfL\n,Wfdre, «genfehappen van Zuikerzuur\ Plant-Loogzout (alcah veget. Sacharatum), hadden. Van waar kwam daar het Zuikerzuur? ook wilde ik gaarne rPrfteL'r7aaT,men' by, het P^Phoruszuur , altoos eerst het Zuur bekomt en dan de bafis, en waarom men deeze vooraf uit het Phlogiston der Kooien en T Zuur moet te zamenftellen ? Misfehien zegt men , de Zuuren zyn reeds m de Middelzouten vooraf ontftaan , gevolge vk moest het Phosphoruszuur in de Pis, en in de Beenderen, c?™fe« • V° , tege>woordig zyn. Byaldien dit het. gevoelen is van den Heer Lavo,s1er, dan is het eene der feTMetSnrn&mn voo\^Hypothefe. Men neeme een Metalhk Middelzout, b. v. Koperrood , en doe 'er zo veel Caustik plantaartig vast Loogzout by, als 'er iets veel Tart. Vitnolatus , als men Vitrioolzuur in de Vitnool-oly berekenen 'konde. l«Maar, volgens het gevoelen van den Heer lavoisier , moest  OVÏR HET ZOGINAAMDE OXYGENS. 155 ffioest de Yzerkalk het °£^^^$ hebben, en het V^»" .m00f ïne? iit met hem Zwavel te voorfchyiik ;.; o ffl0od met het G*£ vastftellen , dat het . x ze™ £ u werktuigiyk géna' des waters veibonden ware^c waarrcnynfn het Vitrioolzuur verdeeld. —r ^ mcl/e lyk? Is het kalven, volgens tót « 8 he» «iet beter dat men Zuik er, Zwav , nz ^ geen zy zyn , en tot. hier toe w^» f wil Sdzouten, door PtogugJ onleed geneTÏ%r£Ln2 felcomponeerd worden; maar met jtnz. door Salpeterzuur ge»* r nieuw ge- omgekeerd. Ik wil echtcrmml'hefnSuw is; neen , men voelen verwerpen moet, om dat het « ^m Jen vJthou. moet zich zo lang aan de g foudlte ^ ^ den, tot zy, zelfs ^/^^^ ia beter, verklaaren gemaakt. Men kan al les *° g°JQ»0^naamd2 O^gércé , ooor het Pfcfogifto», dan «ioor tót *obena dfis en dit bewyst dat de gronden voor; 11 ^ PMogtoow, door de Hypotheje der i ^ ^ kragteloos zyn gemaakt ^ en^ ^ pMogistoTli (Carbone) der Franfchen < » onder een anderen naam < warmteftoffe , het „ De Zwavel kan het Goud , en LeeVensluclit , „ Oxygéné ontneemen; — ^C0^Jg te zamenftelUng en maakt de warmteftolfe m deszeUs te ^ , Vitrioolzuur- welk door vereem ni^ ^ " FfcTtoorie^^ g-fftoffe des waters S fn KooTftV^^ de. "Aanm. Het is waar, dat J^l üe ^' dft w MnjMHiaart. Daar echter . volgens myne fc * in de Leevenslucht geen Zuur , maar alle n öfl de zich heeft, ka|ï,?^°*fee"rCTendewyze. Wanneer men Decompofitie g&hizatoy? de yo^^™^ dan trekt deebrandende Zwavel brengt in Leevenslimu , ^ ze het uitftroomendJMff™ r °1L ^t een engere ruimPft^til. Lucht (ShjWgVwg^dVzwavel, eShter, be- ^t^'W^^** dMÏ d0°r aanVV3S' e" komt tot het Zuur te rug. vitrioolzuur door alle lk kan niet begrypen , hoe tó'jljn<%^ëer verbindt Metaalen kan gedeeomponeeri worden, veeleer v ^  AAHMERKIff GE» het zich met allen; doch onder eene vérfchillende behande. ling , en is m zyn geheele weezen daar mede vereeniad dus het ook met alle zyne eigendommelyke eigenfchappen daar uit kan worden afgefcheiden. — Het wordt niet door Phosphorus gedecomponeerd, maar laat alleen aan haar om dus te fpreeken , zyn loshangend gewaad over, en kan het we door ontvlambaare Lucht gcphlogistifeerd worden? Door Koolftof {Carbone), of Phlogiston, wordt het niet gedecomponeerd, maar maakt deeze, na deszelfs hoeveelheid , tot Zwavelzuur of Zwavel. ,, Zilver wordt, by de oplosfmg in Salpeterzuur , ver„ kalkt en er ontftaat Salpeterlucht ; hieruit volgt dat „ het Oxygene nader met het Zilver vermaagfehapt is „ dan met de Salpeterlucht, by aldien men echter Kwik „ mengt by deeze oplosfing, dan neemt dit het Oxyeéné, „ welk met Zilver vereenigd was , tot zich , en dit valt " S\w ,ee» Metaalglans op den grond; uit dien hoof„ de ltaat de Kwik naast boven het Zilver " Aanm. Ik heb reeds, by de oplosfing des Gouds, gezegd, op welk eene wyze ik de oplosling der Metaalen in Zuuren begrype Dat'er, by de oplosfing des Zit vers in Salpeterzuur, Salpeterlucht ontftaat, is een gevolg van de vereeniging van dit Zuur, in zyn geheele weezenf met het Phlogiston des Zilvers , maar niet , dat zich he Oxygene aan het Zilver vast zet. By aldien het laatfS waar was , dan moest men, by de behandeling van Zilver-Salpeter (Nitrum Argenti) in gellotene vateif, een met Oxygéne overlaaden- Salpeterzuur konnen uitdrvven _ en kan men dit doen? Daar nu de Kwik het in Salpeterzuur opgelost Zilver met een Metaalglans pracioiteert, zo is dit geen gevolg van de affcheuring (Entrèisfung) van het Oxygénê, (want dan was de orde van Verwamfchap niet goed gefchikt, welke boven dien , bv aldien men ook het gevoelen van lavoisier aanneemen Z^li: SV? §£fch,ikt '">> maar het neemt het Phlog s ton der Kwik tot zich, en wordt op nieuw tot volkomen opgeaiostW° d£ KwIk dUn hl plaatS V3n ,?Byafdien men Pis-Phosphorus doet by eene oplos- „ zo als de Heer sage omtrent Kwik en Zilver heeft oW„ gemerkt, in haaren Metaalglans; dus is de Pho'phorls „ nader verwantschapt met het Oxygéné, dan Zilver, Kwik „ Spiesglas-Koning, Wismut en Koper," ' ' Aanm,  OVER HET ZOGENAAMDE OXYGENE. 157 -Aanm. Ik heb reeds in myne verklaaring over het.Phosphoruszuur , en deszelfs vereemging aangemerkt dat de vereenbine met Phlogiston, op verre na, zo vast niet zy, da^Zwavel; del de Phosphorus zkh veel eerder *; componeert en laat decomponecren. Dit is ook de grona SS waarom de Phosphorus, gedaan by eene oplosfing v n MetaTinZuur, dat Metaal met een Metaalglans precipiteert, maar niet in eene nadere verwautfchap der Phosphorus tot het Oxygénê. Het oplosfings middel woidt Sr doJfvry zo als ook het Phosphoruszuur. Zy dien men hei[geprecipiteerd Metaal niet fpoedigjx uitneemt , dan werken beide Zuuren op dat Metaal, er ontftaat Salpeterlucht , en een gedeelte van t Metaal wordt werkelyk in het Phosphorus zuur opgelost. „ Geen een der Metaalen , welke onder de Paosphorus r, liaan , laat zich in Phosphoruszuur oplosten : want , dewvl de Metaalen zich niet laaten oplosten , voor dat '/ TvLi^M zyn-, dat is, zonder dat zy een gedeelte *' Oxwéné tot zich neemen , -zo kunnen , om dat het ! S meerder vervvantfehap heeft met Phosphorus , dan met Koper , Wismut , Spiesglas-Koning , kwik , " ZilveTen Arfenik-Koning, deeze Metaalen met door „ Phosphoruszuur verkalkt worden. _ * Aanm. Alle deeze Metaalen laaten zich wal degeljk. , wanneer zy vooraf fyn gevyld en met gefmolten worden , in dit Zuur oplosten ; derhalven valt deeze Helling van den Heer lavoisier geheel weg. Onder de Metaalen ftaat de ontvlambaare grondftoffe , ' ' welke met Oxygénê het water maakt ; volgens de tot hier toe bekende proeven , laat deeze vereemging zich " alleen door Zink , Yzer, Koolftof (Cafbone) , en de " onbekende grondftof van het Zeezoutzuur , decomponee? ren; even deeze zelfde fcheiding gebeurt ook door, ? ons noch onbekende, middelen, by den groei der Planten, by de Wynagtige en rottende gisting. Aanm. fiy aZtón m«w zeer zuivere , van ai het aankleevend Zuur af gewas/dun ontvlambaare en Leevenslucht, onder bekende Ündgreepen vermengd verbrandt, dan gaat er een groot deel der warmteftoffe voelbaar verloeren ; het verdund geweest zynde water der ontvlambaare Lucht wordt daar door herfteld, en de {toffe der vochtigheid van de LeeTnslucht neemt lo veel 'Phlogiston, uii de ontvlambaare Lucht, tot zich , als hy tot palpabele vogtigheid, en oma* MENG. 1792' N0- 4- *^  158 AANMERKINGEN water voor den dag te komen , nodig heeft; een gedeelte der Leevenslucht, echter, welke de warmtejloffe niet heeft verharen, verzadigt zich niet Phlogiston , en blyft als Phlogistike Lucht terug. Moest nu niet, volgenf de Theorie van den Heer lavoisier , uit de vereeniging van het Oxygene en Hydrogené noodwendig Zuur, en geen Water» onti aan? want , naar het voorgeeven der Franlche Scheikundigen brengt het aanhangen van bet Oxygénê, aan een of ander hghaam altoos Zuur te voorfchyu. Of moet men de vereeniging deezer twee beginzelen , als 't ware , voor eene zoort van Middelzoutige verbinding aanzien , en by welk zoort van lighaamen plaatst men dan, Jn een Systema, het Water? * yiS" ^r' ffn W,ater Pdecmponeerd wordt door zjnir., ïzer, Kool (Carbone,) ik voor my ftel vast, dat ÓKzeDecmpofitte gefchiedt op de volgende wyze, maar geenzins door het veronder/telde Oxygénê. Wanneer de SSnTfR'21?1 £en W6g bM^nKdoor de gSide Metaalen of Kooien, neemen zy het Phlogiston tot zich en gaan over tot ontvlambaare Lucht. Een gedeelte des waters dringt in de, door het vuur verwyderde, Poriën zet zich aldaar, of op de ftof der vogtigheid, vast, doet dè lighaamen opzwellen , waar door dan het Phlogiston noch meer, als t ware , aan de Waterdampen eigen gemaakt en het Metaal verkalkt, wordt. De hitte ontbind! de bad (angeeignet) van het Luchtzuur uit de Kooien, en breide dezelve uit waarby men teffens noch zuivere, en misfemen ook Phlogistike, Lucht verkrygt , welker verfchvnmg zich gemakkelyk laat verklaaren. veuuiy De wyze, op welke de Planten het water decomponeeren is, naar myn gevoelen, deeze. Een gedeelte van het water, welke de Planten uit de Lucht en het Aardrvk tot zich neemen , blyft daarby als voedfel; van het andere gedeelte zet zich het ontvlambaare op de bladeren en fteelen, en geeft haarde kleur; maar de ftoffe der vo-ti " heid, verdund door de warmte van het Aardryk en der Zon, gaat, als overvloedig, onder de gedaante van Leevenslucht , over in den Dampkring. De verbetering der Lucht door de Planten rust dan ook daarop : want ik geloove als noch, dat de Planten niet alleen het water ?tf ft^fgdCiWyD,^ ^.^neeren, maar zyn misfehien ook ai.) ' de Pnlbgisttke Lucht te decomponeeren het Phlogiston aan te trekken, en de Phlogistike Lucht vry se maa-  OVER HET ZOGENAAMDE OXYGEHE. " i'et t Viicht en icheidt de warmteftofte daar " ^To?»*^^wïvel,Vitriool, Arfenik en Phospho„ at; to^°X t d^Metaalen; decomponeert het water in " vJÏÏ lucht zo als by andere decompofitien, Zwavel , J SSïïj Arf^ik-tog e" SU»**** Metaalen te „ rag bly^";' , * heb ik verders niets te zeg- t zomen en dan zal men konnen zeggen, en maaivt uu> PW^S Salpeter- en Zoutzuur Phlogistike Lucht, Zwavel, Arfenik-Koning, enz. beschryving van den vülcaan op het e'land st. BM Iocia. Door den Heer cassan, M. D. tt^p Antiües zyn vol voetftappen van uitbarftingen H T) defB andende Bergen, als Lava, Pmnfteen, Zwa" i Aderen en heet Waterbronnen. Het Eiland St. » ^-ngdheeS Sfïï?S de volgende £&g geeft, ^^^^iÖftit van Deeze Vulcaan , zegt hy, maakt een be een Keten ff^J^: &V:iiï& van 't geOosten tot f"^™^* dezelve twee" mylen van de heele Eiland, mtltrew. "ewyi , , tkt Land is Stad aflegt, maar van b£1'ga!:.ltbaarhe dr^ de voor'de naby liggende plaatzen eene viugtbaarneid ^ f te ken> ^^iKenlL Zout- en Yzeragtige deeltjes. genaderd* flaat men eenen  I6° BESCHRYVINC VAN DEN VDICAAM deren kant , een diepte uit welke een Rook oprvst 2" dh2 535 MS:ide „demhaalini d™ Sdoét1 u« vteien, te zwak om zulks tut te Haan. te ru°-oe t™ fe paard klimt men tot'den top des Bergs en vm ™L j , kookende ter hoogte van vier en vvf 5tóMfW^«»TCel & to-'.SéSSfS.*^ "ie; t Yzer«'S oen, eene ontdekking , die , in deezen oord der WPrPu t^teP«er ÈiMn/t iS zes,i2,R°«'en boven de op. alle vrees voor deezen Vulnm Pr. ^ «"uienen van Laereo ,a„ dm Dampkring zich vmalSei,eTi/dcf. Hor-  OP H5T EILAND ST, LUCIA. 161 florten in eene onderaardfche verzamelplaats , vanwaar zy ziel "n dampen opheffen, door de openingen van den ou5»« Mnnd Deeze Dampen, vervuld met zo veele \ uloLaS'fto&S , die zomtyds een zeer fterke reuk verSden vier mylen in het rond, zyn geenszins fchadeivl voor het dierLyk leeven. Men ziet, integendeel, S de invvoonders van St, Lucia eene grootere maate van gfzondheid genieten, en een hoogertrap van jaaren bereiken, dan die der omgelegene Eilanden. BERIGT WEGENS DE LAATSTE ZIEKTE VAN DEN HEER JOHN HOWARD, Lsq. (Ontleend uit Dr. aiko's, Pis* ofhis CharaZer and Pubik Services.) reds veel hebben wy onzen Leezeren medegedeeld, R ÏJns het Leeven en de Daaden van deezen „ IV wegens ..li j saarne ons met zodam- ren tyd verfchuiven." i i&^p^»."^ s op Ss omwnsen teb. «meesteren van JJ«*r, vry n Zie Nieuwe Algen,. Vadert. Letteroef. V. D. ide Stuk, bl. 332 , enz. en 481.. l  ife EERTCT WEGENS DE LAATSTE ZIEKTE eieren om hunne Vrienden te Cherfon te bezoeken; dewyl de geftrengheid van het Jaargctyde het voortzetten der vyandlykheden tegen de Turken niet gehengde CherJoni werd, ingevolge hiervan, zeer met menfchen opgevuld en de Inwoonders betoonden door Bals en Masquerades hunne vreugde over den voorfpoed der RusRfche Wapenen. Verfcheide van de Officieren , van de Inwoonderen van Cherfon en van den Adel in de nabuurfchap , die deeze Bals bywoonden , werden bykans onmiddelyk daarop aangetast door Koortzen, en, volgens het gevoelen van den Heer howard, was de bëfmetting daar overgebra-t door de Officieren uit Bender. ü _ Onder het getal der geenen , die deeze Koorts-befmetting kreegen, bevondt zich eene jonge Dame, omtrent zestien mylen van Cherfon woonende. Wanneer zy eenen korten tyd z,ek geweest was , werd de Heer howar fterk aangezogt om haar te gaan zien. Hy deedt het voor de eerfte keer, op Zondag den 27 December i?8o Hv bezogt haar andermaal in 't midden van de week eii eene derde keer op den volgenden Zondag , den o Tanuary 1790. Op dien dag vondt hy haar in overvloede zweet, en die uitwaasfeming niet willende fluiten doo?het ontbloten van haar arm , flak hy den zynen'oude de beddeaekens om haar pols te voelen. Terwyl hv dit deedt, hinderden de uitvvaasfemingen der Dame hem geweldig en hy hieldt zich beftendig verzekerd , dat hv toen de koorts-bëfmetting gekreegen hadt: zy ftierf den volgenden dag. J 1 De Heer howard was zeer aangedaan over haar dood • dewyl hy zich gevleid hadt met de hoope van haare herftelhng. Van den 3 Jan. tot den 8 , ging hy bykanes J£ uit (*>.; maar op den laatstgemelden dag, het miada" maal houden by den Admiraal montgwinoW, die omtrent anderhalf myl van hem af woonde. Hy bleef 'er laïcér dan gewoonlyk , en bevondt zich, t'huis komende niet wel, en dagt eenige vliegende Jicht te befpeuren. Hv nam terftond wat Sal Volatile , met een weinig Thee ™ oordeelde zich een weinig beter, tot tusfehen drie en Vier nu- (*) Hier fchynt het berigt niet zeer naauwkeurig , dewyl men m de Memorandum, v*n den Heer howard, een volledhr verflag aantreft van een bezoek in de Hospitaalen van Cherfon gedagtekend 6 January. T^. '  van den heer john howard» #3 uuren «es ^d^^ ongeftekiherd ^ ^ it. doch herhaalde. ^ °T =.| h fchielyk weder, en nam zidl p ge,l-nSJ1 Denvoluien nagt teeg hy eene een Braakmiddel. Jjen 0 toevlngt tot zyn geliefd GeZwaare Koorts en mam hyy gegeid alle neesmiddel, net james ru>ru* , » Want, uvee of vier uuren gebruikt, tot Zoda JfflJJ . fchoon Prins hem ^ eiW/RD vemomen zo ras hy de ziekte van denn ^tot dee_ hadt, liet hy niet af ^^e£e ™ta hadt hy een foort zen tyd toe te gebruiken Op den iaden ^ zyn van toeval gehad, by t ™ nY J£ hy bleef gelaad werd zwart, ^^^l^^tJ^ h^it hy een ten half uur lang onaandoenlyk. Op den 17a j ^ ander dergelyk toeval. Den 18oen wee ny . aanhieldt&tot den volgeden dag » %^nt Pzeven des Geneesheers, wat Mwtof mn k uuren 's Woensdags s moigens^ dcn ao t Jrf ^ ^ hy W£d'rr zelV0 Gedtre1dI z;ne 'ziekte , was hy volkouur na t zelve, ueuuium (taande die toevallen , men by zyn vertod, nitgenomen ^ »ss*: mets S^W^^^JTS van een Vriend, In zyne ziekte on vm. iiy ^ ^.^^ diefchreef, dat hy °nf ^yde Heer H0WABD , by zyne hadt, en hoope tenepte, nat onaelukidgen beter zou ^^^^'JS^Si dit tyding , was vinden. Op J*00^1 drukte zyn genoegen hier over hy zeer -"F^^SSc keeren, zyn Knegt, dat fterk uit, en verzon1, " ze dcn Heerfchappy der k„ï ' ^ °P§evo,Sd werd door de herleefde wedef in ™ cn Lombarden, Frankryk, op Kersdag Is J^s So^nf' S"** V™ toen te Rome bevindende kin L d'"2 vorsr' zich hem tot Keizer in £ fr. Pieï n trk Ti LE,° m ching der Geestlykheid e dcTvolS hfr^' ^ tUejU!" dien tyde Keizer, in 't Oosten ^iJ?^0*1-*4 t2il die Krooning. _L_ Naa den dool L y toeftemimug tot ten en dien van lodTwyk zvn Yn CA^L ?EN Gll0°het Keizerrvk verdeeld t sfehe^n werd laatstgenoem-den: LoXtlfS K^KeZ/V^ toning van Aquitanie, lodewvk KoninJvanKjJiTf en karel de kaale Konine van §wï Duttsc^and* Rvksverdeeling ftrekte tei hZL^f Frtt»^ji- Deeze billen. De ^S» Ü " e S ^ Keizers tot Inpr Tn4r. n.cizcrryk onder ncht 0^,^ 9LLieWv"neecra^dewi °e dc zonder Manlyk Oir ftierf tL DEN GR00KN. Koenraad, Graaf van Franipnlnr,* q„u lODEwv*. verwierf de JrtSïS^'^^JB het ö**^ over tot de Duél^T^erS  WEGENS DE KElZERLVKE WAARDICHE1D. «fe Mar: want het ^^^^1Ê£^ Keizers, de Grondves rs van £„ de Afge- gekoozen door de Pnnien, ü ^ d Dertiende vaardlgden der Stedeii' ^l J Qrften bepaald werd. Eeuwe, toen het §*ain%£&0lir, werd , in den Jaar» Carel de VI, cue,m.j n t''kt Hy werd op- Op wiens dood, ui den Jaarc 1745» Lotharingen,d& hertog van Toscaanen,uit den Huize v* 6 Serlyke Waardighei[^n^^Z den H, . De en werd opgevolgd d^or zy» ^ J der magt,gfte grootheid ^jg^^^S'wHttoteAi Huizen in de ^^.k^wntenisien. De jongst overleden luister l^J«^fgf3ïïït HooVddesRyks, den leopold de "^£arven, OwtenryA, maar ook Souverain van #«W™d' Zoon is Groot-Herde /^J^^^aSS^ de Koninginnen van tog van Toscaanen. ^ync . Parma. Ï&M « ^e^0Jrne^nnwareOn eertyds veel uitgeftrekDe Keizcrlyke V™ire^e» ™ inde der Keizeren mt het ter dan tegenwoordig, By^et ema het regt va„ to#VHu.s in ^diO9-i'S/^«y0P te draagen; alle de Kerkelyhe Be°™"en "duurende het openftaan, te van derzelver I'*0»^fSTeestlyken / die zonder ontvangen; van de ^deren^ oer , Verkiezingen der Testament ftierven, te naasten v Kerkvergade* Pausfen tot het beflis- Tingente be eggen eni ^tve t Kon}n aan fen der Kerkverichülen, va^d.iyp Uende Leenen hunne Leenmannen te geev^en va i P^ on te fchenken; ^4^™^, en Jaarmarkten in degen; van yrye Sted o oft f ^ & te fchryven en zelve vast te ftellen, v i ' ^ w munten en hetderzelver duur te bepaatón , va ks te verleenen, zelfde voorregt aan de s^Rd"gebkd te oefenen in de als mede om hoog en laag llegtsgeoiea o  l6s geschiedkundig versla® Landfchappen der onderfcheide Staaten Maar in den lZLU3? Tdc," Zv bel,aald tot "et regt om al e Waar ^n m sZJ^!-te dr,aagen' ^nimen het voorregt van een Maat des Keizerryks te weezen, tot de Preces tri °f» °m. ee»S geduurende hunne Regeeri" erae Waardigheid, m elk Kapittel èf Godsdienftig°Geffeht Meeiderjaarigheid; tot het oprigten van Steden en het fchcnken'van het Muntregt; tot het zamenroepen dér ïis dagen en het voorzitten op dezelven. Y By deeze Voorregten is door zommigen gevoed ■ Voor. zyn uun hulde te bewyzen en trouwe te zweeren Ten tweeden, dat zy, of hunne Generaals, een regt hebbed om.de Legermagten van alle dcPrinfen des RvS als zv ver eemgd zyn te gebieden Ten derdS, d^t ^ mll ^kS^V?^ allC Pr^« enltaZ ues ïveizerijks , voor het voeren van eenen Oorlog die het geheele Keizerryk betreft Dan met dk a es is 'er geen voet ands of grondgebieds aan deezen Tyte geneg?want, zints de Regeering van carel den Vi hebbendé Kezers geheel moeten beflaan van hunne Erfland n a de éenige bron van hunne magt en van hun iSmeï ' Voorts mogen wy hier nog byvoegen, dat de Koningen ™/rankpk oudtyds ook den naam&van Aw/dS op een yd dat zy met hunne Zoonen regeerden en delren tot deelgenooten der Kroone aangenomen hadden D s nam hügo gapet, zyn Zoon robert tot Medel eftuur! der desRyks verkoozen hebbende, den Tytel van ISteraan en het aan robert dien van Koning. Lning bobÉrt ook Keizer van Frankryk genaamd dcfor helgao ÏSSJJ fnV pw0dewïk üe vette deedt hetzelfde als hy ZVn Zoon to Ryksgenopt aannam De Koningen van EnRdarid voerd , zulks blykt uit een Charter van Koning edgar • en de Kroon van Engeland is voorlang in Tt Par en"ir voor een Keizeriyke Kroon verklaard. aHemenj De nu overleden Keizer leopold de U werd -ebooren den 5den van May 17-47, zynde de tweede Zoon van Sr franciscus den II, en Van maria thereskl, Koni . , A, Hungaryen enBoheemen, de beroemde Do^e vTn Keizer carel den VI. Hy voigde den Keizerin Vadeop als Groot-Hertog van Toscaanen, in 't Jaan76j, en trouwt » het volgend jaar aan maria louisa, Dogter narSS den  WEGENS DE KEÏZERLYKE WAARDIGHEID. ï°2 den V, Koning van Spanje. Op den 20 van February Ï700, volgde hy zyn overleden Broeder josephos denII op, in de Erfheerlchappyen van den Huize van Oostenryk, en droe' het Groot - Hertogdom Toscaanen op aan ferdinand zyntweeden Zoon; op* den 30 van September Werd hy tot Roomsch Koning verkoozen ; hy deedt zyne openbaai e uitrede te Frankfort op den 4 van Oétober , en werd tot Keizer gekroond op den oden dier Maand, en tot Koning van Hungaryen, ie Presburg, op den15 van November Leopold de II laat een talryk Naakroost agter. Zyn oudlte Zoon franciscus is Erfprins van Hungaryenjn Boheemen, den i4den van Augustus 1790 getrouwd aan maStheresia, oudfte Dogter van zyne Sicihaanfche Majefteit Zyn tweede Zoon, de Groot - Hertog van Toscaanen, tradt denzelfden "dag in den egt met maria louisa, tweede Dogter van dienzelfden Vorst. De Keizer hadt twee ongetrouwde Zusters, en één ongetrouwde broeder. Zyne andere Zusters zyn maria amelia, in t Jaar 1709 getrouwd aan ferdinand, Hertog van Parma, by welke zy een Zoon en drie Dogters heeft. Maria carolina in den Taare 1768 getrouwd met ferdinand den IV, Koning van de beide Sieilien, by wien zy zeven kinderen in leeven heeft; maria antonetïa, gebooren den 2 Noy. i-7« en 10 April 1770 gehuwd aan lodewyic, Dauphin l7J5.^Z^ : thans i.odewïk de XVI, Koning der Franfchen, gebooren den 23 Aug.-i754, by wien zy eene Prinles heeft, ter Wereld gekomen den 9 Decembei 1778, en de tegenwoordige Dauphin, gebooren den 27 Maart 1785; de Vrouw des Ooms van den tegenwoordigen Hertog van Saxen; en een Broeder ferdinand, gebooren 1754, eu in 't Taar 1771 gehuwd aan maria beatrix, Dogter en Ertgenaame des Hertogs van Modena , die , by haar , twee Zoons en Dogters verwekte (*> W Wv hebben in ons Mengelwerk, zie N. Vadert. Letteroef. IV D 2de St. bl. 256. het Charaéter van leopold , als GrootHertoe van Toscaanen , met een berigt van de Bnrgerlyke hing. mS,*n dat Hertogdom, opgegeeven. Wy zullen vervolgens hem, de grooter rol van Keizer fpeelende , onzen Leezereu voorllellen.  17® ROZETTE. r O z e T t e. Herdenvertelling. Rozette leefde met haare Moeder, eene oude, zwakke en behoeftige VVeduw , in een elendig hutje, verre afgelcheiden van Menfchelyk gezelfchap; daar zy de fchan- de, die de armoede vergezelt , in ftilte ontweek. • Hier verbergden zy zich te gelyk, voor de felle pylen, die de deugd in een behoeftig leven, van de zyden des wreeden lasters, en — der buitenfpoorige driften, zoo wel als van den laagen hoogmoed en trotschheid van V Menfchen geest, altoos te vreezen heeft. Zy leefden vergenoegd en gerust; even als het Gevogelte, op welker Iiefelyke Zangen de aangenaame llaap, ten hunnen ooge, infloop. De fchoonheid van rozette was uitlteekend: de zedige deugden fchitterden uit haare altoos neergeflaagen oogen; en fchooten alleen haare vochtige ltraalen, op het geurig gebloemte, neder. — Wanneer haare Moeder haar, fomwylen, den ommezwaay haares gelukkigen toeftands (die door onbeitendigheid, daar al het ondermaanfche aan onderhevig is, verwisfeld was) verhaalde, werd haar geest ontlleld; haar teder hart tot medelyden opgewekt; en haare oogen zwommen in traanen.' Daar eene Natuuriyke bevalligheid haare geheele perfoon bezielde, bedekten haare bekoorlykbeden een zindelyk, doch gering eenvoudig gewaad. Kortom, zy was de fchoonheid zelve. Even als een verheven Mirtheboom, verre buiten het oog der menfchen , in de digtfte fchuilhoeken van 't Gebergte, van onder de heuveltoppen, die hem omringen, zyne Iiefelyke geuren door de Wildernis verfpreidt, zoo blonk en bloeide de zagtzinnige rozette, by de geheele Waereld onbekend; tot dat zy, door de hoogfte Wet der Noodzaaklykheid gedrongen, met het flandvas- tigfte geduld in het harte en de inneemendfte vriend- lykheid in haar gelaad , zich onder de Naleezeri vervoegde; en op het Veld van mirtil, de overgeblevene Koornairen ging raapen. Deeze mirtij", was het cieraad der Herderen in zyne dagen; —- de bloem der hieromftreeks woonende Landlieden ; ~ , een vermogend,  ROZETTE." 17l <,end . edelmoedig en w'eldaadig Jongeling ; die het loet van 't Veklleeven , met alle deszells vreugde en fehoon- hëSiimLav6flèèV6ödigdé toenmaals zyne vervrölykte inbeelding , met de nuttige en fchoone tooneelenvan den vmcht aanbrengenden Herfst: en, toevallig, wandelde hv naast de Maaijers , wanneer de arme rozette zyne oo-en tot haar trok : zy kende nog het vermogen haarer eigene fchoonheid niet, en keerde, met eerbaare fchaamte , haar bloozend aangezicht van den pemzenden Herder af; die zich reeds door zoo veele bevalligheden zedigheid en deftigheid, getroffen voelde. Op dat zelfde oogenblik werd hy gewaar, dat de liefde, en eene kuisfche begeerte , in zyne ziele ingedrongen was. -— Uan, d_ Waereld'en haare fpotternyen , die deh Wvsgeer kunnen doen wankelen , behielden het Veld, over de eenvoudige zucht van zyn harte ; en men fcheen hem te zullen verwyten, dat hy zyn oog, op eene fchamele Naleesfter van zynen akker , had laaten vallen. weshalven hy, met eene diep verborge fmarte, zyne zuchten in eenzaamheid bot vierde. Hy dacht, welk een jammer is 't, helaas! dat een zoo fraai gevormd ligchaam, vol van jeugdige fchoonheid, -—eene !oo zedige en bevallige Maagd , het lot en deel zal moeten worden van eenen ruuwen arbeider ! £y geiyivt eene waare afftammeling van den ouden en braaven aristüs ; want zv herinnerde my ftraks, zonder fpreeken, deezen mvnen deugdzaamen en weldaadigen befchermer, aan wien ik alles, wat ik bezit, verfchuldigd ben : dewyl hy den grond van myn tegenwoordig geluk gelegd , en — my altoos tot een getrouw raadsman en vriend verftrekt heek. — Hy is thans niet meer — en — zyne Huizen, -— Lmiden, Huisgezin en Goederen , die zeer aanzien- lvk waren, zyn verftrooid. Men zegt, dat zyne oude Weduw en haare Dochter, in eenen eenzaamen en onbekenden hoek, zich onthouden; dat zy door het treurig herdenken aan haaren voorigen ftaat , en , door eene eerlyfce • fchaamte, gedrongen zyn , zich te verwyderen van de plaatfen, daar zy voorheen, in haare gelukkige tyden, het cieraad en de eere van uitmaakten. Tot op dit uur, is alle myne moeite, om haar te ontdekken, te vergeefs geweest- en ik wenschte, hoe vreemd en onmogelyk dit ook fchynen mag, dat deeze Maagd, die ik met zoo veele aan-  *7a ROZETTE. doening befchouwcje , de Dochter van myiien Weldoender waie l Daarop zich naauwkeurig onderricht, en haar on« ïdele ÏSS*», naai" fle ondtandighedea well hy SeH dï ?J Amr\ buVÜIldt llv' dat ze waarlyk en — in de daad de Dochter van deezen zynen vriend ware Wie is m ftaat de verfcheidene, onder* elkander werken! do, driften te befchryven, die zyne Ziel op deeze ontdekking verbaasden en ontroerden • tervvvl eene aandnrn Me verrukking alle zyne Zenuwen Sc^ uSlien Z fehaamde hy niet langer zyne eerlyke zucht bot te vieren; en, door deeze belydenis der bloozende Maagd flout geworden zag hy haar vrymoedig in het zedS aangezicht: terwyl de liefde, — de erkentenis, en het ml delyden, te iaam vereenigd in zyn harte werkende hein intusfehen de traanen van medelyden ten ooge nitpeï ften. Rozette zelf, door deeze fchielyke enon- verwagte traanen, verbaasd en verfchrikt, Ken nu n™ dr ft°tliransadnPnte ?B M,RT!L die z^ "^lyke drilt thans den ruimen teugel gaf, fprak nu, met alle zedige vrymoedigheid het dierbaar oVe?blyff 1 van ae braa ven aristüs in deezer voege aan. Zyt gy het dan welke myne dankbaare Ziel &zoo lang Je vergeefs e'zS heeft? 6! Ja; gy zyt het zelf: if zie in u iet f£& mg beeld van mynen edelen vriend : gy draagt uwes Vaders gelaadstrekken , in een alleraanmmnigst' weTzen ■ ' Se 'ff Cn ¥Ste^er is da« ^ lacheTde Lente zeive. o. ijry beminnenswaardige bloem, en eenige dierbaare telg van dien ftam, aan welken ik al mynTluk verfchuldigd ben; in welk eene afgeleegeïe Wildernis hebt gy het vriendelyk opzicht en de goedertierene zorg des gunstryken Hemels dermaate tot u getrokken dat gy zulk eene frisfche cn bloeijende gezondheid en midden der koude , der armoede, en —. der te'enfpoe- den, hebt mogen verkrygen en behouden! Laat het my nu echter, geoorlofd zyn, u in alle veiligheid en zekerheid m eenen rvkeren grond over te planten, alwaar" eenhefelyker Zon u belchynen zal. Koom, ó! rozette! en wordt thans de roem — de eer -J en de £eu*d myner velden. Het kan immers, o! Goden, der Dochter van aristüs niet voegen , dat zy, met de 'vork in haare hand het overfchot van eenen Oogst opzamele , dien ik geheel en al aan zyne weldaadige vriendfehap verfchuldigd • ben:  ROZETTE. 173 1 A\P als de algemeene Lanc'svader, ben: aan hem, die , ais ae ai0c» ■ fis fot zulkeenen «^^«^^ S^dS uit uwe tedere ^^^P^llk* — itliiet zeiver vruchten, dit Huis, weg *y _ E&S ftV^nbTvef f n &g> genieten ^ dje myö™dker°dau alle myne bezittingen zyn zul, het vermogen om u gelukkig te maaken. blaakcnde, bövên delage blydfchap van;r gemeg IkweE grondbegiiüel en weezen in de yveng aangeklecf de deugd, erkentenis , en liefde, gelegen was. Rn7PTTE zonder te kunnen antwoorden, — door liet ming; en ging, koit daar na, ™ f _ . h e een. Moe°der mededeelen De oudeJrouvv,^ '»J rf tamheid ^ovet^et en benaauwdheid des geworden wf .e"d/ev'h™r eenig geliefd Kind te gemoete harte,de wederkom« vJ™/naa^Cr nood gelooven. gezien had, kon dit vernaai reni 7vhoorde, fcheen Verwonderd en ^^^t^,^^.^ de vreugde en blydlchap 0 levensvloed , in haare ring van zaaken , eenen m hinkenden Vrdr0^nehaaadi?nn'tèn g avTheïenden? ouderdom te geeglans aa» J^l^^ols, niet min verrukt, dan het geven. — Zy deelde yoorw» d vreugde haarer Kmlukkige paar , met vol gef^° ^^JS °m eenen heilderen: die langen tydl, te famen het zoet Nakomelin?. vollen Echt fmaakten. Een talryke en di fchap, uit deezen «genrykenEcht voorts0 > de zoo deugdzaam als die Ouderen zelve, het HENG. 1792. NO. 4'  174 ROZETTE. kroon van 't gantfche Land _ uitmaakte, heeft de naa* men , - de Waardige naamen van miktil en kczetik Cn rüem' - tot den laaten Naneef over' M. J. T. d£ twee zusterï. Eene aandoenlyke Gefchiedenis. (Uit het Engckch.) Tiet Dorp Recuher op de Kust van Kent, niet verre van terhuy UJond™n de/Ws geleSen> n^en mylen van Can. terh y twaajf van 4^,^, en zes-en-vyftig van , tl™ f ne^er,- tWee Torenfpitzen, de Twee Zmterl vin f? ' rn Zee!!eden 10t baak om op af te zeilen. r°° PTg d,er benaaminge geeft Mr. ksate in zyne „f: tJ'lT Nature\te volgende aandoenlyke Gefchiedenïi op, geuukken zo als hy fchryft, nit een Handfchrift , h fieen ny gelegenheid hadt op de Univeriiteic te Leuven te zién. he,C f'"^ van,die onr"^e tyden, toen £/^W gefchokt werd door de gefchillen der Huizen van Tork ert Lan- C^,er,Z°u er°P ee" D°rp' d,'Sc bv de oevers van de Med. v,n' ' GKfFFRY JJE sum' CLA1R fieheeten.aflbimmende van eene zeer oude en aanzienlyfce Familie in dien oord. De ».lfL$? La"SlM £n aJ"der Wapentuig, die rondsom de oude zaa hingen , £erte aan dezelve niet meer klisters by , dan d'e mttteekende Licfddaadigbeid van den Bewooner. De arm^ zaten aan zyne poorte, en zegenden zyne milddaadige hand.nooit rustte een Reiziger in zyne Voorzaal zonder in zyne Gebeden te gedenken aan den Castvryen eigenaar Saint clair was in den Echt getreeden met Mevrouw mip. gareet de boys eene Vrouwe van hooge geboorte en zonder, hnge begaafdheden : Zy zou met dezelve voordeelig op de grootfte en woeiigile toongelen hebben kunnen fchitteren, badt eepezugt tot huislyk ieeven, en eene Godsdienftige GeeS fteltenisie, haar met bewoogeil om aan een meer afzonderden ftaat den voorrang te geeven. Alle'haare overfdiietende uuren' die haar n et tot Huisbezorging riepen, fleet zy% 't volbrc-i! gen dier Pbgtioeiragtuigen , welke, in die dagen, Vrouwen 'TSH  DE TWEE ZUSTIRS. 17ï im H«, perften rans uitoefenden, zonder te denken dat zy daar TÏ JrüliT fchTnde haaren ftaat aandeeden: zy verleend? dT rt A.n He «men, gaf raad aan de ongelukkigen, bezoge aane„dbragrh«rf Tweeling-Dogters , francisca « r, f in dezelfde gevoelens op; deeze, van zeer vroeg af, kénnende onfïaVde behulpzame hand te bieden * het ^J&^SfSW jonge Juffrouwen de eenige Spruite* deren eer' 20 we «worpen, voordeelig opgroeiden: geene den van Deugd, daarin Sewov , s Het heJ. ^ if is, S&MSSSS: s 5 wnnS en hoo" agting van allen , die hun naderden, de bewondering en hooaö> g en jCIJS> 'Zy '^ tonderiin'e genegenheid voor elkander gekreegen, dat ITfZïn" ïs Ke Natuur, door deeze twee.te .gelyk te votmen ze vóoïefehikt hadt tot die uitfteekende eensgezindheid, welke in laar leeven zou doornmalen, en tot d.e betoon.ngeti Van ve heevene Vriendfehap , waartoe het verües haarer voorTelJlyt Moeder haar uitnoodigde. Deeze gebeurtenis bl ef "nift lane a>nerwege , Mevrouw margarset werd door eene SSoS^SéS «"g^ast, die haar.in we.mgedage., wegrukte , en «en der gelukkigfte Gezinnen der Waereld ir» ^at^WS^ vallen de.weeklagten, die, teïeeze g egenheid, door 't geheele huis klonken en d| Lugten dePverlegene armen aan de venfteren. De droefheid zugteu uc b lie van margariet., met welke 17 zulk een^ reel s vïn jaaren pea ongeftoord geluk genooten £dt beroofde hem bykans van 't gebruik zyner.redelyke vermp. «nV- terwyl francisca en isabella de zwaarte van s Vaders fou ve nevens haare eigene te draagen hadden; du drong haar om haare weemoedige aandoeningen te fmooren, en eene bedMrdhlid aan te neemen, welke haar eigen hart wraakte. BeSe'yke- Treurfters ! nog beminnelyker in «we ™ De *e beelding fchildert my u voor .myn oog, » ^erfyke droefenisfe gedompeld feapdp ,by uwen mistroostige» Vader; * re«èefs fragtende hem te verwyderen van deiKwt, welk? hy d?n Dienstbooden niet wil toelaaten te fluiten; fteeds met een verwilderd gelaad eifchendc, „ nog eens ; nog eens een_ 'oor 't laatst, v.oor 't laatst, haar gezien! ' " flemen welk een diepgaand "leed l Indien de Uezer deeze?  ' dz -1wee zusters. Cefcliiedenisfe ooit in het eeval \,„uu~ ken om het laatfte serWt in i Jl P J1- ,e' vsn te vprz°e- kwam. ' ' vtt!o°P v,a ««"MM een Jaap, waarvan 'er, tot op deezen. ,?A t ^l*3"' te G***»*. weezen zyn Hy was een L er'Jfch°°ne ?4 zy üegts^n faar iSfflSSSjT. ÏSB»H voor een Man van zo veel ^eleerdhpïH Pn ^1/ aT a e'dt henl «»? uiterlien wil, zyne Ktadïén ' ' ST'CLAIR» ichenmng aanbeval- Jlk h„i . " d,ens zor« en be¬ darende. aa"Deval' e,k haarer eene zeer groote erfenis agter- n7uurly0kPe Sfh^S rWSS °^e™d> ^voegd by St^eHE^ De Abt van heTl^tT,™™**01** was). zyner Nigte tohetT&rf. £eC Vast bePaaId P>a» werkte dat ze tot Aotdïe ^1d,rKir^,B ïebbende ' be' I-ibflla d.> nZ ^uZ ■ Klooster verkoozen wierd. nenkleed hebben aangetogen g gR,!e,d °ok faa™ het Non- De Abt was zeer aanSa-n ^ !,? f!ka"der beiden!" hy imeekte ha r dat zv I ,?k 'een vlrn' ^ ^ner ten zou zetten; hy j£ 3Ï na J£ ™ .T™ baare Seda^ dat, daar francisca zichtor w £, nder 1 00« te brengen , 2y alleen overbT2'omde Fam 1i^^0 bePaa!d °a<» houden; dat haare deuiX, TJl ST' CLm in "a"d te Maatfchappy te verciten dan vPHn6r m°eSte1 ftrekken om d= van een Klooster ; hy w^'£e tt '^ ™ de n,UUren KCtvoroint^'Jn iJ^J^E 'SSTSJSi de  DE TWE2 ZUSTEBf. I77 «Ie begaafdheden, welke zy bezat, aan de Waereld vertoonde, en niet in 't duister wilde begraaven. Fran myrt " Sr en'tel-en dat myne laaffte gedagten op haar geves" waren" zeg haar dat myne e.nige fmert, van deeze Wae" 3J rmoetn'verlaaten, wasdom dat ik haar moest derven, Kg ^uwe^Si^S een traan van genegenheid en neuu uiyvi.11 f , 1 _„ riainiit iets twaaas , g^T^^V^* g SoTdie Stad niet be- t%Z rU rede en rut dSGodsdienst ontleend welke een ÏLfManT/zuMce ge.egenheden toedient; hoewelJt> hoofdJbm van alle* wat gezegd kan worden aan de Zoonen en uog^  *8« BE TWJÏE ZUSTSBfc teren der Verdrukkinge, hierin beftaat, dat het onze Pligt en ons Belang is met geduld te verdraagen , 't geen buiten ons vermogen is te veranderen! De beweegingen der Natuure moeten bedaard zyn , eer de zorgzagtende ftem der Rede kan gehoord worden. Isabella, na eerst bot gevierd te hebben, aan de beweegingen der droefenisfe, vatte moed, en befloot tot eene onderwerping, die haare Godsvrugt haar ?lleen kon inboezemen. Zy verzoet dat bertram twee of drie dagen mogt opgehouden worden , en in t Klooster verblyven; zo ras haar geest meer fterkte kreeg , wilde zy hem afvaardigen tot haare Zuster francisca , aan welke zy den volgenden Brief met deezen Boode zondt. Myne dierbaarfle Zuster! ,, Ik vind my van de hoogte eens ingebeelden geluks in den diepften poel van weezenlyk jammer gedompeld ! Hy, die deezen Brief brengt, zal u berigt geeven van mynen toeftand ; tot hem verwys ik u wegens byzonderheden , waarop het my onmogelyk is ftil te ftaan. Belville is niet meer! . Die geheele droom van gelukzaligheid, met welken ik my ftreelde, die ik hoopte uit eene Echtverbintenisfe met dien dierbaaren en beminnelykeu Man, is op één oogenblik verydeld! — En ik ontwaak in eene wereld, die voor my geen bekoorelyk voorwerp heeft, dan de Liefde tot myne altoos beminde fran- S*£a-j ,Ik verdraag myn wederfpoed met al de kloekmoe. digheid, welke ik in ftaat ben byeen te roepen; maar de Hemel alleen kent de folteringen van myn hart! Zints dien tyd, dat de vereenigde aanzoeken van u en van mynen Oom , my, fchoon myns ondanks , overhaalden , om my van u af te fcheiden , heeft myne ziel tusfehen hoope en teleurftelling gezworven. Ik wil op de wankelbaare wereld niet meer vertrouwen ; het overige myner dagen zal ik by u flyten , en wy zullen het leeven eindigen , gelyk wy het begonnen , in eene onaffcheidbaare vereeniging. Uwe ommegang en de eenzaamheid van een Klooster kunnen alleen de bedaardheid wederfchenken aan uwe altoos getrouwe en innerlyk bedroefde', tit isabella." wanneer de Abtdisfe haare Zuster zag, vondt zy haar nog meer verfterkt in het befluit tot het Kloosterleeven. Haar Oom , begrypende dat de opvolging deezer keuze het beste middel zou weezen, om kalmte in haaren geest te bewerken , zette 'er zich niet langer tegen . en zo ras haare zaaken behoorlyk gefchikt waren , en alles in gereedheid was , nam zy den fluier aan in het Klooster, 't welk onder haare Zuster francisca , als Abtdisfe, ftondt. Isabklla vondt nu, in den Godsdienst, de eenige vertroosting wegens de voorledene onheilen ; en , fchoon de herdenking aan haa-  DE TWEE ZUSTERS. I*t teren beminden belville haar dikwyls bekroop, en voor een tyd droefgeestigheid baarde, zogt zy zulks te overwinnen door Godsvrugt en Onderwerping. De twee Zusters genooten al het Send genoegen, 't weikuit diep gewortelde vriendfehap> ontftaat en ,daar de uitwerkzels van goeddaadige geneigdheden zich'rondsom verfpreidden, dienden die van het Zusterpaar tot celuk van de geheele Zusterfc'hap. j„„„. g Het Leuvenfche Handfchrift onderrigt ons, dat, na dat deeze Zusterstbykans veertien jaaren, in deeze aangenaame ftdte geleefd ffdden , de Abtdisfe aangetast wierd door een zwaare Koorts , welker gevolgen zo ernllig waren , dat zy gevaar haars leevens beo Gereed valt het te bevroeden , hoe veel isabella te lyden hadt zo lang deeze Onzekerheid van het leeven haars Zus?ers duurde, en wdke bekommernlsfen haar bevingen, tot deeze volkomen herfteld was. , Francisca hadt, in haare ziekte, een Gelofte gedaas aan de Maagd maria , dat zy, indien zy tot voonge gezondheid herfteld! , eene kostbaare offergave zou fchenken aan een Kapél aan de H. Maagd toegewyd , by eene ktane Haven , Bradfla* of Broadflairs geheeten, op het Eiland Thannet (een gedeelte van deeze Kapél ftaat 'er nog; in weke haare Beeldtenis geagt vrerd zo groote Wonderwerken te doen , dat Bedevaartgangers van zeer verre kwamen , om fczelve te bezoeken ; men eerb edigde die Kapél dermate , dat alle Schepen , die in het gez.gt daarvan voorby zeilden , fteeds de Topzeilen ftreeken om te groeten. Het Feest der Kruisvinding, op den derden van Bloeimaand , ftondt daar m-t veel plechtigheid gevierd te worden , en traNcisca befloot haare dankbaarheid voor de hertelling , aan de veronderftelde tusfehenkomst van maria toegefchreeven , at te leggen, en op dien tyd haare Gelofte te betaalen. Isabella kree? verlof haare Zuster in dit Godyrngng bedrvf te vergezellen : de wegen ten dien tyde weinig, en dan nog bykans alleen te paard, gebruikt wordende, beflooteu zy, met twee Dienstboden, aan boord te gaan van een Sloep , die, op bepaalde tyden van Feversham na Broad-flairs voer, en op andere plaatzen langs de Kust. 's Avonds gingen zy onder zeil j doch zy waren flegts twee uuren aan boord geweest , of 'er ftak een hevige ftorm op. Een ieder die de vaart aan deeze Kust, digt by den mond van de Theems kent, weet hoe bezwaarlyk en vol gevaars dezelve is, door de menigte van droogten en zandbanken. rtn„Aar Het fchielyk opkomen des Stormwinds, vergezeld van Donder en Blixem, veroorzaakte fchrik en verlegenheid ouder alle de Reizigers, en de Scheepslieden vonden zich , door de tegenkanting van wind en ftroom , buiten ftaat om liet Schip te beftuuren. De koers voort te zetten , was volftrekt onmogelyk. Zy poogden , overzulks , hun behoud te zoeken door hei: op  DE TWEE ZUSTER?» 't ftrand te zetten , op eene plaats Reculver geheeten , kLin , fchoon zeer oud. Dorp, op den oever van het Eiland Thannet;) doch , de vallende avondftond en de dikke lucht beletten hun onderfcheiden te zien, waar zy zich bevonden. Elka pooging, om het ftrand te naderen , werd verydeld , door dien de ftorm hun daar afdreef,- de zeilen alle gefcheurd zynde, bragc een hooge zee hun geheel van de ilreek , en het Schip op een zandbank, de Horfe geheeten, op eenigen afftand van het Dorp Rsculver. De verlegenheid, de verwarring en het denkbeeld des doods, welke natuurlyk. moeten- on titaan , by lieden op 't punt van fchipbreuk , kunnen alleen regt begrcepen of befchreeven worden door de zodanigen, die zich immer in dus eene ongelegenheid bevonden. Elk beval zich aan God , en zynen Befchermheilig, De Zeelieden bragten, zo ras mogelyk, de groote Boot uit, en 't geen de gedagten van francisc» en isabella het meest be* zig hieldt, was elkanders behoudenis. Naauvvlyks was de Boot in 't water, of ieder tragtte 'er in ts komen: want bet was zeker. dat het Schip, binnen weinig uuren, zou vergaan , en , tot vermeerdering van fchrik , naderde dé nagt. De Capitein droeg de Abtdisfe en haare Zuster , bykauj met geweld, uit de Kajuit, en naauw hadt hy de eerstgemelde, half dood als zy was, by de zyde van het Schip uedergeholpen, vvanneer zy, die zich in de Boot bevonden, op liet denkbeeld dat zy allen , zo 'er meer volks inkwame, moesten verzinken , oogenbliklyV afftakeu en na ftrand roeiden; in weerwil der bedreigingen van den Capitein , die op het dek ftondt, isabella onderlleu.ie iJe', in weerwil van het fmeeken der Abtdisfe , die weder na bo^rd wilde keeren, eu in weerwil der op 't wrak agtergelaatenen. De eenige flaauwe hoop , welke deezen overbleef', -was, dat het Schip heel mogt blyven , tot, men van den oever hulp kon bekomen : hier mede ftretlden zy zich , in gevalle de Boot het ftrand mogt bereiken, 't geen, fchoon met veel gevaars, gelukte. Elk op het wrak moest zich zyns lots getroosten: en hoe zeer isabella zich met doodsgevaar omringd vondt, ftrekte het iia.ir S maaken 'er een der Migüloth van, of eender (*) Bible Ansloife & pyle. (t) Genes. XLIX: io. (|; Patrik , henry & pyie. MENG. i?92- N0' 5» 1  a"ó" OPHELDERENDE AANMEEKIKGEIT Boeken welken zy onmiddelyk op de vyf Boeken van VriJi ; C3^ klaagliederen van jeremia, r4) de grtjftw-, (5) ESTHEk (*). Dan hunneVoorvaders ™£ fchiktea ruth onder oe Gefchiedkundige Boekeu , 0l miudelyk voor die yan Samuel, en terltond na die der richteren , 't zelve als een Toevoegzei daarvan be" cteSÏL0! "V8 f6 ra,"g' in ^clkeideLeeS™ der h Kerke \ zelve altoos geplaatst hebben m Het Onderwerp deezes Boeks doet zich, in den eerlten opllage als met zeer belangryk voor. Een hongersnood noodzaakt een Burger van Bethlehem die Stad te verhaten met zyne Huisvrouwe en twee Zoonen. Elimel"ch (zo was hy geheeten) komt in de velden moabs, zh zfd daar neder, en Herft. Zyne Weduwe naomi tromvt haire twee Zoonen, machlon en chiljon, uit aan ruth en orpa, be.de Moabiten en Heldinnen. Beide de Zoonen fterven kinderloos. Naomi bevindt zich, met haare Schoon* dogters in de mterfte verlegenheid. Inmiddels onderrig dat de Hongersnood in Juda was opgehouden, kiest zv de party om na Bethlehem weder te keeren. Haare Schoondogters willen haar volgen. Zy ftelt haar de gevolgen yan dien ftap met allen ernst voor oogen. Orpa voelt er zich door getroffen, en blyft in haar Vaderland, maar rutii , onaflcheidbaar verbonden aan haare Schoonmoeder, houdt zich vast aan her oogmerk om haar te volgen; niets is in ftaat om haar van dit befluit af te brengen. . Zy komen te Bethlehem. Ruth tot de laaete gebragt om Koornairen op te leezen op het veld waar men graanen inoogstte , wordt met alle vriendlvkheid ontvangen , en met alle edelmoedigheid bejegend op de velden van boaz, een eerwaardig Man, en van rang, onder de Bethlehemiten. Zy geeft dit berigt aan naomi ■ deeze onderngt haar, dat boaz een haarer naaste Bloedvrienden is, en een der geenen, die, volgens 's Lands gebruik, haar moest trouwen: zy raadt haar op den Dorschvloer van boaz te gaan, wanneer men met dorfchen begon, zich daar te verbergen, en aan de voeten van boaz te gaan leggen, wanneer deeze in flaap zou gevallen weezen. Ruth gehoorzaamde; boaz ontwaakt, hy (*) polus, patrik en henry. (f) Cosin, * Seholajlkel History of the Canon, &c. Ca», tv, &c. r  OVER HET ROEK VAN RUTHi hv herkent haar, roemt haare deugd, pryst haai' beftaaiU 2 Setoft haar te zullen trouwen, indien een nader Bloedverwant, dan hy, toeftemt om af te ftaan van een regt Ê geen hy hadt om haar ter Vrouwe te neemen, sAÖrierendaa-s roept hy deezen Bloedverwant om zich op di PoSrlaV^» te laaten vinden, en zich te verklaaren ; deeze doet plegtigen affiand van eumelechs Op» volger te weezen, en van het Hmvelyk met Ktml. roAZ trouwt haar , en verwekte by haar een Zoon onfcü JdieetenTuit obe'd fproot ïsAi voort, en deeze was de ^ Dit isadeDtoS Shoud, en het gevolg, van pUI Ge, fchiedenis. Wat heeft men meer noodig om er de aangelegenheid van te bezetïen? Is het niets, of fe^fi weinicr betekenis, eene Gebeurtenis te weeten, die ais e wa e °ten Tleutel ürekt van de Gefiachtlyst van een dér srootlk Vorften, van een Vorst in wien de konmgl.ke Familie van iuda haar eerften Stamvader eert? En wuarLn is de Seuachtlyst voorts gehegt? Aan de grootfte ïi ïer Gebcurtenisfen, aan het gewigtigfte aller Voorvallen aan de Geboorte van je>us christüs , wiens Afkomst zy aanwyst. Indien david, door boaz afeeftamd van den Aardsvader juda» Zoon van JAConj Kk zoon van abraham, de Stam geweest is van jesus* tl Bethlehem gebooren uit de Maagd maria , ondert ouwd met losEPH» dan is die jemjs, naar den vleefche, bit het Koniigyk Bloed van david, uit den Stam van Juda, te» een Spruite uit den Tronk van isai , gelyk de cmusTUS weezen moest. De Godfpraaken hebben het voorzegd^ de Gefchiedenis van ruth bevestigt het (+> . 't Is waar dat de Geflachtrekemng van bAvrbs Hu* hief geboekt is op eene wyze, die zwaangherfen baart j misfehien, op zo groot.een affland van tyd, onoplosbaar; Z nts het JaL, dat de Israëliten-uit Egypte toogen , tot het vierde laar derRegeeringe van saiomo, rekent de GeïchieXnïyier1 van het ftfc Boek der ren. Neem van deeze 40 jaaren af , voor to WW diens Volks in de Woestynen van Arahie, 70 -oor hei Leeven van david en 4 van de Regeering van SAL0M0* cn gy zult eene fom krygen van 114 Jaaren, die van 48$ (*). ËSbié Angioife , pyLh. tr\\ . ,7 .——. patr:ks , 1" H f.  OPHELDERENDE AANMERK1KGEH afgetrnkkcu 366 overlaatcn, verkopen zedert de intrede der Kinderen Israëls in 't Land van Canaan in het Jaar der Waereld 2553, tot de geboorte van david in het Jaar der Waereld 2919. Nu fchynt dit tusfchenvak van 366 Jaaren, volgens den Schryver des Boeks van ruth , aangevuld te moeten worden door vier Genachten. Want, indien salmon met rachab trouwde, dezelfde rachab, die de Lr aelitifche Veripieders herbergde , is het openbaar, dat dit Muvvelyk niet heeft kunnen voltrokken worden, dan naa de bemagtiging van Jericho , het zelfde jaar waarin gods Volk het beloofde Land introk. Derhalven moet salmon, naa zyn Huwelyk, nevens boaz, oised en isai , den Vader van david , die geheele tusfchenruimte aanvullen. Het moet dan zyn dat eenigen hunner, naa den anderen, de gewoone perken van 't menschlyk leeven overfchreedden , en dat bykans allen Kinderen gehad hebben in eenen zo ver gevorderden Leeftyd dat de zaak onmogelyk fchyne (*). Geleerde Rabbynen, en naa hun eenige Christen-Uitleggers, hebben geloofd de zwaarigheid te kunnen wegneemen, met te veronderllellen, dat 'er drie eoazsen geweest zyn, de een de Zoon van salmon en Vader van den tweeden boaz , uit wien de derde voortfproot, die het keven gaf aan een derden, uit welken obed gebooren werd (f). Maar dit is eene bloote gisüng, uitgedagt om zich uit verlegenheid te redden; dezelve lteunt op geen grond, en, volgens allen fchyn, behoeft men 'er de toevlugt niet toe te neemen (i). In de daad, fchoon het thans zeer zeldzaam is, en dat het waarfchynlyk reeds zo was in den tyd van welken wy fpreeken, veele perfoonen eenen zo hoogen ouderdom te zien bereiken, en zo laat Kinderen te krygen, is de zaak niet onmogelyk. Men kan met den geleerden usser.ius veronderllellen, dat salmon, by rachab, boaz verwekt hadt, 42 Jaaren naa de bemagtiging van Jericho, dut boaz Vader van obed wierd, 102 Jaaren oud zynde; eu omüd Vader van isai op zyn m Jaar, gelyk ook 11 ai van dawd, in Jaaren oud zynde : deeze vier Leeftyden geeven de 366 Jaaren, weïke men zoekt {$). Of het (*} Pon Syn. ilabb. jof. apud serrar. lvra, salhnus celada, &c. (|) Carpzov. Introd. ad Lib. V. T. p. 203. (%) UsseR. Chron. Sacr. Part. I. Cap. 12.  OVER HET BOEK VAN RUTH. iSO liet kan zyn dat salmon, ioo Jaaren bereikt hebbende, eoaz verwekte 66 Jaaren naa den overtocht devjordaane, St boaz 100 Jaaren oud was by de geboorte van obed en isai, desgelyks ioo by die van david; dan bekomt men weder <*66 Jaaren (*). . , , De hooge ouderdom dier Perfoonen moet niet ongelooflvk voorkomen. De zaak is niet zonder voorbeeld n laateren tyde. Jehojodaih, de Hoogepriester , lhert 130 Tsaren oud zynde (f). Plinius gewaagt van Menfchen, Jdie 120, 130 en zelfs 150 telden. Ussepius verhaalt de Historie van thomas parr, in den Jaare 1483 in net Uraa.fchan Shrop gebooren, en geftorven in t Jaar 1635, oua 1T2 raaren en 0 Maanden. Hy was tweemaalen getrouwd geweest, de eerfte keer op zyn 80 en de tweede op zyn 122 Jaar. In 't Jaar zyns overlydens hadt de Graaf van Arundel hem in een Draagftoel na Londen laaten brengen, waar hy den Koning werd voorgeteld. In 't Taar 1600 ftierf jacques wEston , een Engels ch Generaal, in zyn 131 Jaar. G) Henrj jenkins, uit Torckztkomftig, hadt 169 Jaaren geleefd «). Bcchanan getuigt, dat in zyn tyd een Visfcher van het Eiland Hitland, lakens geheeten, getrouwd was, 100 Jaaren oud zynde, dat hy op zynn4o Jaar zyn beroep op Zee nog waarnam bv het flordigffe weêr, en dat hy van ouderdom itiert, zonder ziek geweest te zyn (**). Men vermeldt van een Landfchap in Engeland, waar zich, niet zeer lang geleden, twaalf Landhoevenaars bevonden , die met elkander 1000 Taaren uitmaakten. Scaliger fpreekt van een Grysaart van iao laaren, van geheel Parys gezien 111 tjaar 1504. 1V verzekert, by verhaal en by ondervinding, heden gekend te hebben, van 120, 125 en 130 Jaaren. Olaus rudgeck zegt, in zyn Atlantica, dat, volgens de Doopboeken en SterrIvsten door zyn Broeder den Bisfchop van Arojie hem gezonden , en die niets behelsden dan da drie-en-zeventig eerfte [aaien van de laatst verloopen Eeuwe, in de uitgevftrektheid van twaalf Parochiën , 232 Menfchen of dood of noo- leevende gemeld wierden , van welken de jonglte po Jaaren bereikt hadt, en eenige 140; dat boven allen mt- (*) Poli Syn. (t) 2 Chron. XXIV: 15- (f) Usserius utfup. & poli Synop. (§) Deruam Theol. Phyf. Lib. IV. Cap. 10. Journal Etranget fuil. I7S7- {**) Buchan. Rer. Scet. Hist. Lib. I. Cap. 51.  J|G femefcfrÉUKKrÉ AANMERKINGEN Haken twee ; de een gekorven in zyn 156 Jaar , en de aftder nog ouder, tien fpreekt van een ürysaart die zich tc Cleef bevundt ia 't Jaar 1666, 120 jaaren oud, en die twee laaren te vooren , in den Haage , een E;:gelscliman ontmoet hadt, toen, gelyk hy, 118 Jaaren oud (*> De beroemde scheochzer verhaalt verfcheide byzonderheden van jean leonaro fopper , een Grifon , den 1 May 1614 gebooren, en die, ondanks de aanhoudende vermoeijenisfen zyns leevens, in het Hospitaal te Zurich overleed, 109 Jaaren volteld hebbende. Zes Jaaren, vóór zyn dood, hadt 'hy, by zyne Vrouwe ursvjla hirtzel., uit het Canton Zurich, eene Dogter verwekt, den 18 Aug. 1707 gedoopt. t)e Schryver voegt 'er by, dat, volgens het zeggen van dien Grysaart, zyn Vader, naa meer dan eene eeuw geleefd te hebben , drie Kinderen verwekt hadt, dat 'er onder zyne Voorouders weinigen beneden die jaaren geftorven waren (f). De nicuwsmaaren gewaagden op zyn tyd van teuntje bort, Weduwe van ary sterk, te Wyk te Duurttedf overleden in't 117 [aar; zy getuigen, dat 111 't be'gin des Jaars 1756 te Drieburg , in het Bisdom Paderborn, ren Man overleedt van 1J9 Jaaren, Den 14 Aug, 1757 ftifrf te Gorcum eene Dame van meer dan 103 Jaaren , en dengSept. te Breda een Man van meer dan 104 Jaaren. In de maand )uny van dit zelfde jaar kondigde eene Gazette 'Litteraire te Parys den dood aan van denis gaignard, een Boer van Maine, in volle gezondheid gcflorvcn , oud 122 Snaren; naalaatende ééne Dogter van gy Jaaren. Wy tvvyfelcn niet of wy zouden, deeze nafpeurmgen verder Voortzettende , nog verfcheide andere voorbeelden kunnen bybrengen om de veronderftelling van ussf.rius te regtV-anrdigen (j). Men moet egter de waarheid zeggen, indien die voorbeelden bewyzen dat deeze veronderftelling Hiets onmogelyks heeft, zy niets meer bewyzen. Wanneer, in den loop der Eeuwen, op die van moses volgende, men flog meer voorbeelden vondt van Menfchen, die de gewoone greaspaalen des leevens overfchreedden, zal het altoos 0 * nog fp) BrAVLt Nouv. de la Republ. des Lettres. Otf. 1Ó87. Art. IV. & ïuil. s6R6. Art. IV. (f\ Schfuchzer Plnftque Sacrêt. Tom. VI. p. 240. til Men. vindt, onder, veele vertelzeltjes, verfcheine gevallen, waavaaii ae» niet kan twyfelen, in een klein Boekje, te Parys, in \ jaar \f\6 sredrukt, onderden tytel: Histoire 4ez.perfo.utus, qut  over hex bopk van ruth. W Kleinzoons, en ^tei^?*Xbben of daar boven oud Een I-S» **Sgf> gftm£ weing noeite oplosiingszwaarigneid |fOf*JgL"W 7™tW verbeelding; middelen in eene leevendige en vi „ ÏOormd »an deeze verrykt met «"„S/^IÏÏem een gewaden houbigant (*)• Geflachtlyst van david , op 't Hv geloott, dat in üe vje^ww Geflachten einde des Boeks van ruth «J^fegffi Van eenige zyn overgellaagen, en <^^«^n de twee Stf^Sde ??oPïeUne?de £ oude #» Text^oudt in ^^«S gewan, en salmon boaz Zie. mert daC Naamen salma en salmon. ™»a w£en bvan den eihet twee onderfcheidene y gen war voorbeei„ gen Naam dien de Vader ,gj^jggj^ Naams zyn Sen van die vérfchillende ^gangen uesz „iet zeldzaam; ma»^ n cn Vo°raf veronderfid, weezenlyk vérfchillende Na amen c * salma lende, 't geen in verlchU . dat »er eenc de Vader m«van salm de oud! Scjiryveren zou hebben durven veranderen? Hoe kan Vader houbigan? 5?!fcl£i MaTTH^s.in deGeilachtlvstvan jLs cZIjü'de7^mc° va« drie Koningen onder de Voorouderen onzes Zahgmaakers verzweegen heeft, en dat m en, die SS men niet aantrof op de Geflachttafelen ten zynen "tyde onder" - dejooaen m hoogagting V Hy was buiteii twvfelnkt o£ kimchg van andere redenen voor deeze verzwygi, g door k Geleerden opgegeeven, en dat deeze redenen zeer aMneeme lyk zyn. De Koningen, doorMatThMS OVergeOaKen zvn ahazia, joas en amazia. Misfehien heelt hy&iven niet vermeld om tot het derde Geflachr de cPL,Z ■ Aihalia, Moeder van ahazia, en waardige Dogter van een Va-  over het boek van ruth. 193 Vader zo onwaardig als hy. Mogelyk ook dat mattheus leeïe drieSrnen alleen verzweegen heeft oto het getal Van Sien te bewaaren in de Gedachten der drie fydperken «an welken hv fpreekt. Buiten dien is het eene anaere zaak lene opSepïats niet aan te vullen, met 'erPerfoonen op een Gellachtlyst vergeeten, in te vullen, eene andere zaak daartaï5 hoofdmisÜag, daar voor bekend, te laaten blyven- en dit zouden mattheus , lukas zo wel als esdra, San hebben, indien zy ons in den waan gelaaten nadien dat salmon, Vader van boaz, de Zoon was van nahesson, fchoon zy wel verzekerd waren, dat hy diens Kleinzoon en de Zoon van salma ware (*). De tweede gisting van deezen nieuwen Geleerden heeft hem meer moeite moeten geeven dan de voorgaande: dewyl dezelve nog zonderlinger is. Dezelve betreft obed. Men «looft in h algemeen, dat die Naam, welke betekent, hy heeft zediend of dienst gedaan, hem gegeeven is op verzoek der nabuurinnen van naomi , die, in de deelneeming inde vreugd dier agtenswaardige Vrouwe, wilden dat het Kind deezen Naam zou voeren, om met dien Naam de gedagtenis te vereeuwigen van de gelukkige omwenteling die de Grootmoeder ondervondt in den thans geboorenen ; een Kleinzoon, die zich onderfcheidde, door den dienst welken hy toebragt; een fteun haars Ouderdoms en eeu ftut van, haar Huis wordende. Vader iioubigant vindt geen fmaak in dit denkbeeld. Hy meent ontdekt te hebben , "dat de Naam van obed geheel beantwoordt aan de oogmerken der Nahuurmnen van naomi, en, zonder zich te bekreunen aan't gezag van esdra in 't Boek der Kronyken, noch aan dat van mattheus of lukas, wil hy volürekt dat boaz en ruth eenen anderen Zoon dan obed gehad hebben, en dat deeze hun Kleinzoon geweest is. Hy doet meer, hy ontdekt den Naam van dien vermeenden Zoon van boaz in den naam van een der pvlaaren des Tempels van salomo. Deeze Vorst, gelyk békend is, richtte in het voorhuis des Tempels twee koperen pylaaren op. De een droeg den naam van boaz, 't welk met lierkte betekent, de ander dien van jachin , welke beduidt, hy zal het onderftutten. Boaz nu was de naam van een der Voorouderen van salomo, gevolglyk was jachin desgelyks de naam van een zyner Stamvader™. (*) Bibliotheque des Stitnces & des Arts. Tom. VII. Part. I. Art. IV, N 5  154 ophelderende AANMERKINGEN OVER ruth. Die laatfte naam nu, die zo veel zegt als In zal het mderjtutten, gevoegd by'den naam van boaz, levert een Opfchrift uit , 't welk den zin opgeeft , hy zal het met Jterkte onderjtutten; een Opfchrift, 't welk juist beantwoordt aan de gelukwenfchingen en oogmerken der goede Nabuurinnen van naomi. Derhal vem is jachin de waare naam des Zoons van boaz en ruth, en 't is uit dien jachin, dat obed voortfproot (*). Zie daar, buiten twyfel, veel fchranderheid, veel vinding; maar de bondigheid fchynt 'er aan te ontbreeken. Waarom is het noodig, dat in de Naamen, door salomo gelchreeven op de twee Pylaaren van zyn Tempel, die Vorst iets anders bedoeld hebbe, dan dat dit Heilig Gebouw zou in ftand blyven door de onderlleuning des Allernoogften aan wien het was toegewyd ? Hoe zal men bewyzen, dat salomo, aan een deezer Pylaaren den naam van boaz geevende, zinfpeelde op den Man van ruth ? Veronderfteld zynde dat hy het gedaan hebbe, hoe volgt daar uk, dat de andere Pylaar in de denkbeelden van salomo desgelyks betrekking hadt op een Zoon van boaz? Waarom verfclnkt Vader houbigant , op eigen gezag, de orde der benaaminge van die Pylaaren, welker eerfte, aan de rechterhand geplaatst, jachin heette, terwyl die, welke den naam van boaz voerde, den tweeden rang heeft, aan de flinkerhand geplaatst ? Wie kan het van zich verkrygen om aan boaz een Zoon te geeven in de Heilige Bladeren geheel onbekend, tegen het gezag van vier gewyde Gedenkftukken, die 'er van zwygen in de opgave van een Geflachtlyst, waar hy natuurlyk moest komen, en dien Zoon te vinden in de willekeurige overeenkomfien, in den naam van een Pylaar; een naam welks letterlyke betekenis genoegzaam beantwoordt aan de oogmerken der oprigting? Deeze jachin, wy bekennen het, zou, als men hem toeliet, met den salma van houbigant alle zwaarigheden wegneemen, welke de Schryver des Boeks van ruth in de Geflachtlyst van david gelaaten heeft: maar devvyl de gezonde Oordeelkunde geen redenen van voegeiykheid voor bewyzen laat gelden, kunnen wy dit nieuwe Stelzel niet onderfchryven, vóór dat het op beter gronden gebouwd worde (f). f*) Ho'.bigant , als boven. (|) Bibliotheque des Sciences des Beaux-Arts, als boven. {Het Vervolg en Slot hier na.) V£R«  eek c5.lvkkic uitgevaixen misslac. 195 ■■.s, , T4pp1 en Geneeskunde aan toevallige geTTVat beide de Heel- en ^e"ee^V hebben is eene JJ beurtenisfen zeer^ veel te danken^ ^ ^ verheid d e te algemeen bekend en aang ^ zo dat zy eenig bevvys behoel , en a a u dat men stópt® ||rtS| ™s echte geleideden» ^^P|&%*i <«J« Me"- grootfte gevaar niet onvermaarde 6 Voor eenige jaaren , wielden in ^ne nivoorrchreeVen , Apotheek in Amfterdam , ™^[^ Infufi0 purgans , waarvan het eene.bfond mt e ne tte ex Jol. Senn* , fcfr Tamarind. l ^ Jmygd lis , Pohchr. , bet andere was f^. ^^ J „ei^ Lmj^num punm op^^^^JS^SdïiLvdkr; de laatfte een aan een zwaar Colycq latoreeren > voor eene Kraamvrouw, gdke ^en 3 BESCHRYVING VAN DEN MAHWAH-BOOM. „ Landeigenaars , en derzelver volflaagene onoplettenheicf „ op de verwaarloozing van die elendigen, die nogthans de oorzaak zyn van hun aanzien en magt." OVER DE ZUIKER VAN NATUURLYKE MELK. Door den Heer jahrig, te Petersburg. (Journal de Phyfique, 1791.) Op myne Reizen , welke ik ondernomen heb , op last der Academie van Petersburg , onder de Mongolifcht Volken , die de grenzen van het Gouvernement Jrkutz , boven het Meir Baïkal bewoonen , langs de Rivier Selen* ga , nam ik eene vernuftige wyze waar , op welke die Volken , geduurende hunne lange Winters , eene groote hoeveelheid Melks bewaaren, welke zy laaten bevriezen in yzeren Ketels , die hun ook tot andere einden dienen. Wanneer de Melk, in zodanig een ketel volkomen bevroozen is, maaken zy den ketel langzaam warm , en ligten 'er de bevroozen Melk uit met een houten fpatel. Deeze bewerking vangt aan, zo ras de koude begint: want, dan heeft men den grootlten overvloed van Melk: de Melk-ysklompen, door dit middel verkreegen, neemen, gelyk zulks eigenaartig volgt, de binnenfte gedaante der ketels aan , in welken zy bevroozen , en behouden die den ganfchen Winter. Doch 't geen myne nieuwsgierigheid veel lierker prikkelde , beftondt daarin , dat ik alle de Melk-ysklompen digt overdekt zag met een wit poeder,in 't voorkomen meelagtig» Ik merkte dezelfde zaak op in myn kleine voorraadplaats, die ik moest voorzien op den eigenden voet als deeze zwervende Volken, en de Kinderen van myne Herders bragten my dikwyls fchotels , vervuld met die foort van Meel, 't welk zy aten , en waarvan zy zich ook bedienden , oui hunne fpys te zuikeren. Naa deeze ontdekking, liet ik een voorraad van Melkysklompen , uit een benedenkamer, brengen boven op het houten huis , waarin ik myn intrek had , en een gedeelte uitmaakte van een Tempel, toegeheiligd aan de Afgoden deezes Heidevfchen Volks. Deeze Melk-ysklompen vonden zich, te dier plaats, blootgefteld aan de onmiddelyke werking  6VKU BE ZUIKER VAN KA'fUÜSLTKE MELK. 19* In\?mert?e dat di Sootuelling aan de Lugt toebragt m hno'te van twee vingerbreed, van deeze meelagtige: zeüftShdd weg : welke ik als dan op een fchotel deed en aafde lu^t bloot ftelde, om, door behulp van de Vo st de overgebïfevene vogtigheid, welke aan een lange bewaatfn° S zou hebben kunnen weezen, weg te neemen. nTtgmeel dus bloot gefield aan (trenge koude, en by gevoK 2 ^alirvotóehlid ontdaan, hadt een zeer zoeten en f uikerastten fÖ. In warm 'water ontbonden , en fterk n£GeWk ik hier fpreek van eene Proeve , door my geno«ne?,Vn v«fSeii£ keeren herhaald, kan zekeen, dat dezelve zal gelukken aan een teder die^ er zich toe wil verledigen ; dan ik geloof ook, dat alle urn den niet even gunftig zyn, tot het vormen van deeze zonderlinge zelfflandighdd. Het Land, waar ik my toen onthield is een der hoogfte ftreeken in het Noorden van Me - lln Alpüch Gewest, waar de Rivieren bykans «» mianden van het Jaar met Ys bedekt zyn , ondanks zy U|gen onder den /yftigften Graad Noorderbreedte Fpne andere bvzonderhe d, eigen aan die LandltreeKe, » de d ooge en fcferpfnydendê Lugt, geduurende een groot ïededte des [aars. De drooge Winden, gelyk ook Regen S Sn euw komen zelden uif het Westen: bykans altoos uit het Noorden, en worden doorgaans aangekondigd door Sn zeer zIS Zuiden Wind, die eenigen tyd waait Deeze droog§e en gezuiverde Lugt , welke den geneden Winter idSze ftreeken heerscht, vermeerdert de uitwaasfeming van alle vogugheden , in £0*^^° klnmnen en laat mets agter dan het weezeniyiu: cn u» EdfelS van de Me* , onder de gedaante van een wit Poeder.  Soa OVER DE SUIKER VAN NATUURLYKE MELK. Om in korten tyd eenen grooten voorraad van dit Poeder te verkrygen, moet men, by voorkeuze, zich bedienen van raauwe ongekookte Melk, weinig of niet zamelt men in van Melk, die gekookt of afgeroomd is; desgelyks behoort men zorge te draagen , om de versch gemolken Melk wanneer dezelve de natuuriyke warmte nog heeft , niet bloot te Hellen aan de koude ; de fchielyke aanval deikoude dryft alle de vette en kaasagtige deelen na het middelde van den klomp , derwyze, dat enkel wateragtice deelen alleen de buitenue zyden van dusdanig een Melkysklomp beflaan. Het binnenlte of de kern van een dergelyken Melk-ysklomp vertoont zich als dan in eene rimpelagtige gedaante , menigmaal reeds in het boteragtigc veranderd , en levert geen zuikeragtig Poeder op. Ten einde de vette en zuikeragtige deelen zich te eenpaariger verdeelen door den geheelen Melkklomp, laat ik de versch gemolken Melk koud worden , die men als dan in platte en ondiepe ketels kan uitftorten. onderRIGTENDE AANMERKINGEN , medegedeeld AAN DE HEEREN NATUURKUNDIGEN , DIE NA de zuidzee en DE zuidpool-GtWESTEN op reis GAAN , voorgeLEEZEN IN DE sociëteit der natuurlyke historie, te parycs , den 19 van July 1791. Door den Heer deodat de dolmieu. (Journal de Phyfique.") De eerfte Zeelieden, die langs de Kust van Africa zeilden, en de fchriklyke Kaap der Stormen (*) omvoeren , om in de Landen te komen , welke Speceryen opleverden ; de Gelukzoekers , die, na de ontdekking der Nieuwe Wereld,'ia het vaste Land van America zogten door te dringen, vonden zich daar toe opgewekt door zugt tot Rykdommen. Goud en' Zilver waren de eenige voorwerpen hunner onderneemingen, en maakten den eenigen prys uit, (*) Cabo Tonnentofo, of de Kaap der Stormen , was de oude naam van die,,naderhand, met zo veel gronds, dien verwisfelde voor den naam van Cabo di Buono Speranza of Kaap der Goede Hoope. Robertson, Gefchiedenis van America, I. D. bl. 88.  ÖNDER&IGT. AANMERK. VOOR «ATUURKUNüIGEN. •* tut welken zv op hunnen arbeid fielden. Zy doorzwierf ven' ^ls wilde Dieren, de Landllreeken, welke het oflgé* luk ha den van een lokaas op te leveren aan hunnen on eshaar „Gouddorst, zy bragten de Inwoonders cun hals , om meester te worden van eenige cieraaaen van kostbaaw. Met ïïen vervaardigd , die van geene waardye waren voor d e vveedzaame Menfchen , en welker geagt alleen dc dntt der be-eerlvkheid dier barbaarfche Europeaanm ontltak» Deeze woeste Overwinnaars voelden zich gedreeven door een Gondzugt zo llerk , dat dezelve geene vo doeningzod erlangd, hebben, indien zelfs de Bergen, d« de aderen van een onmeetbaaren Rykdom m zich beflooten , geheel en al uit die geheide Metaalen beltaan hadden, Wann.er de Weetenfchappen eenige voordeden getrokken hebben van de nafpeuringen door hun te werk ■ gefield , omri. Mynen on te fpeücert en te bewerken, zyn zy des geend dank aan' hun verfchuldigd", devvyl nimmer eenig oogmerk van onderrigting hun in den zin kwam. ... Veel edeler dryfveeren fpoorden de Reizigers aan , die * in deeze eeuwe , de gcvaarlykfle Zeetochten ondernamen» en de moeilyküe reizen deeden ; de begeerte om de Natuur te kennen, de dorst na nieuwe Kundigheden, zo heltin als de Gouddorst , heeft hun alle gevaaren doen braveren; en devroem, hun eenig doel, is ook hunne beloojiing geweest» ■ _ _ .., De Weetenfchappen hebben, uit handen van Natuurkundige Reizigeren , zulke keurige Waarneemingen , zo veelvuldige en verfcheidenerlei voortbrengzels, ontvangen} dat de Rykdommen van het Dieren- en Plantenryk onuitputtelyk fcheenen. Maar het Ryk der Delfttoffen fchynt altoo* aan de twee andere opgeofferd. De%ze beide hebben eene onmeetbaare uitgeflrektheid gekreegen, terwyl het derfde bykans geheel verwaarloosd is , 't zy de beoetemng 'der leeven- en beweeglooze ftoffe min aantrekkelykheius hadt, dan de befchouwing van de leevende en zich beweegende voorwerpen, 't zy om dat men, tot deezen laatften tyd toe * de verrigtingen des Mynwerkkundigen bepaald heeft tot het opfpeuren der Metaalen , en het vah ' geen aanbelang rekende dezelve tot eenig ander voorwerp te wenden. Men wist niet dat 'er Waarneemingen te doen waren , veel belaneryker dan die der verzamelplaatzen vart kostbaare Metaalen ; Waarneemingen j meer gefchikt om 's menfchen geest te voldoen. ."'., „ 't Is waar, een geruiraen tyd geleden , hebben£eenip WENGi Ijpït NO. §t W "*'  10t ONDERRIGTENDE aanmerkingen Natuurkundigen begreepen , dat de oude Gefchiedenis des Aardkloots befchreeven was in de eerfte beddingen der Aarde ; dan , het was bewaard gebleeven voor den Heer de buffon, om aan te toonen, dat de tegenwoordige gelteltenis onzes Aardbols eene naauwe betrekking heeft tot groote omwentelingen , op onderfcheide tyden voorgevallen; het kwam hem toe, onze aandagt te vestigen op de verbaazend groote overblyfzels van eene oude Aarde, op de bezinkzelen door de Zee agtergelaaten, op de opgedolven Beenderen, onbetwistbaare gedenktekens van eene andere orde der dingen: en, indien die groote Schilder der Natuure, zich tot de hoogte der hemelen verheffende, zomtyds de baaken , welken zyn vlugt moesten regelen , uit het oog verloeren heeft; indien hy, om het kleed op te ligten, 't welk het oogenblik der Scheppinge bedekt, al te zeer de Waarneemingen verwaarloosd heeft, die het geweld van zyn vernuft moesten beteugeld hebben ; indien de dof der ondervindinge hem niet altoos onderfteund heeft op dien donkeren weg; indien, eindelyk, zyne Befchouwing des Aardkloots van dag tot dag in waarfchynlykheid verliest, levert zulks geen reden op om zyn roem aan te tasten: want het is altoos eenen grooten Bouwkundenaar niet te wyten , als hy geene hem voegende bouwdoffen by de hand vindt, en dikwyls is hy bedroogen door zyn vertrouwen op de zodanigen, die ze hem verfchaften. Ue dwaalingen van een zo groot Man doen ons de noodzaaklykheid 'bemerken tot het verdubbelen onzer poogingen , om nieuwe bewysdukken op te zamelen , om de verhaalen der Reizigeren te regt te brengen , en zo groot eene menigte van Waarneemingen byeen te voegen , als, ten eenigen tyde een dergelyk Vernuft de middelen aan de hand kunnen geeven , om door den nagt der tyden heen te dringen , en daar gebeurtenisfen te ontdekken , die zich in eene onbegrensde oudheid verliezen. Maar, terwyl wy ons Vasteland nagaan , terwyl wy Waarneemingen doen die binnen ons bereik vallen , en, in zekeren voege niets meer vorderen, dan de moeite om ze op te fchryven, behooren onze aanmoedigingen den yver te onderdennen der zodanigen , die een veel moeilyker loopbaan opdaan ; onze erkentenis moet oneindig groot weezen voor Reizigers , die onderwys gaan baaien aan de verst afgelegene deelen des Aardkloots, "die alle aangenaamheden des leevens, alle voordeden der befchaafdheid, opofleren , om zich te vervoegen by wilde Volken, in onbe- w0o15-  VOOR NATUURKUNDIGEN. £03 ■ • t • ten einde daar bewyzen op te zame* Sbftwi5BSfgS^^ en Natuurkundige waarheSS , die, by hunne wederkomst, ons zo wel wv/en oo welke zy hunne aandagt moeten vestigen ki„g vordert den zwa,ren atb» ^ My™ 'ton ^ E5'S.' of Ê£f êe% - ■»» VS, . deeze zelfftand gheden doen zich zeldzaam op nd« om ze op te zoeken; dit mag eerst gedaan Ter men ze ontdekt heeft, in de cteraaden der Inboo«lmï „f in de ftukken huns huislyken gebruiks. In alle f 'vallen , is he" alleen by een toevallig gelukkig Maftctfi oreng/.cici , . t al zyne Vveetenfchap in zyn deeze plaatst «gffj ; kundigheid van dé out- te haten, dewyl *y alle m verband Unnnen au» , «* zaaken vin dn ttiterlle «angelegenliew. De geoeemte ■» U I  t»4 ONDÏRRICTENDE AANMERKINGEN Handigheden , die in alle Landen gevonden worden , verfchaffen , door derzelver algemeenheid , .zelfs de oplosfing van de keurigfte vraagltukken. De Kalklteen, by voorbeeld, maakt meer dan een derde gedeelte uit van ons Vasteland : weinige Landen , weinige Bergen, zyn 'er, waar dezelve niet gevonden wordt; het is de overvloed van dien Steen , de bykans altoos horizontaaie ligging van deszelfs beddingen, het zyn de Delfltoffen daarin begreepen, die ons het lang verblyf des Zeewaters over ons Vasteland leeren : zy hebben ons aangeweezen, dat deeze onderdompeling eeuwen lang geduurd "heeft, en het gevolg niet was van eene geweldige oorzaak, maar een gewoone Hand: dewyl de bezakzels zich geregeld , en agtereenvolgend, opeenhoopten tot het vormen van Bergen, meer dan duizend Roeden hoog; zy hebben ons aangeweezen, dat deLuchtftreeken alstoen dezelfde niet waren: want de Zee voedde Dieren , welker gelyken men nu niet meer vindt, dan in de Indifche Zeeën. Veele andere groote waarheden zyn 'er , behalven deeze , verbonden aan de Waarneemingen, die men op die zelfde foort van Steenen kan doen. liet is van aangelegenheid volkomen onderrigt te worden , of de Kalklteen op de Zuidzee-Eilanden , en in de Landen digt by de Zuidpool, beftaat. Treft men denzclven daar aan , dan moet men voorts nalpeuren de natuur, de ligging, dier Steenen, en derzelver overeenkomstmet die in ons Vasteland; men moet opmerken of ze op Rotzen of Steenen van eene andere natuur rusten, of ze tegen hooge Bergen leggen, en de toppen daar van beflaan; men moet optekenen de grootfte hoogte , waar men ze aantreft, en eindelyk nagaan , welke Delfftotfen zy bevatten. —— In deezer voege, zal een klein ftukje Kalklteen , met een Schulp daarin, opgeraapt in de Zuidpool - Landen, op een Berg duizend Roeden hoog, voldoen kunnen om te bewyzen, of dat de Aardkloot, ten zelfden tyde ' over deszelfs geheele oppervlakte met water bedekt was \ en als dan zou het noodzaaklyk weezen , dat zich groote holen geopend hadden, om al dien voorraad van water te verzwelgen, die ons Vasteland onderzette, of dat de menigte des waters dikwyls van plaats veranderde: want de W vkbaare voorraad van water, in de Zee, zou niet genoegzaam weezen, om, ten zelfden tyde, ons Vasteland, en de Landen , die zich aan het andere uiterlte van 's Aardryks Buddejlyn bevinden , te overftroomen. Indien de Delfltof  VOOR NATUURKUNDIGEN» «°5 in dien Steen begreepen, van eene foort was, die niet dan in eene Luchtttreek, gelvk aan die van Indie, kan leeven, zouden wy kunnen gelooven, dat de Lugtsgetleitenisledes Aardkloots toen omtrent overal gelyk was , en dat alleen onze Lugtltreeken verkoeld zyn. Ingevalle men, in tegendeel geen Kalklteen met fchulpen bezet, op een der Eilanden van de Zuidzee aantrof, indien dezelve met beilondt iu Nieuw Holland , in Nieuw Zeeland, en in de Zuidpoollanden , dan zou men mogen veronderllellen , dat deeze Landen nooit onder water geftiau hadden, dat de voorraad des waters alleen eene verplaatzing ondergaan heelt , dat dezelve opgehoopt is in het gedeelte , 't we k den Stillen Oceaan bellaat , wanneer het ons Vasteland bloot het , en dat die verplaatzing eene verandering in het zwaartepunt des Aardbols noodzaaklyk gemaakt heeft. ■ Veele andere aauwyzingen kunnen 'er ontleend worden uit liet aan- of afweezen deezes Steens, en deszelfs ligging» lk heb alleen dit voorbeeld bygebragt, om te doen zien het aanbelang van Waarneemingen , die de gemeenlte en minst waardigfle fchynen; ik heb willen bewyzen, dat de Delrftofkundige genoeg zal gedaan hebben , als hy ons zyne onderrigtingen mededeelt , over de Natuuriyke Gefleldheid der Landen door hem bezogt, en zyne Verzameling zal die van de Dier- en Plantkundigen evenaaren , wanneer ny ons, uit deeze ver afgelegene Gewesten, zelfstandigheden medebrengt, die in ons Land de allergemeenile zyn. Op deeze langduurige Reizen, heeft men niet altoos den tyd tot zyne befchikking , en men treft, tot het doen van nafpeuringen , die geryflykheden niet aan * welke men in befchaafde Landen vindt. Men moet, eenigzins in haast, de Waarneemingen , welke men wil doen , verrigten , en het is van wepzenlyk aanbelang , geen oogenblik te verhezen om eenvoudige aanduidingen op te zamelen , wanneer de omltandigheden niet gehengen zich over te geeven aan gezette nafpooringen. De Natuurkundige moet, daarom,. zyn plan vooraf opmaaken, en het voornaam oogmerk zyner Waarneemingen bepaalen; ten einde 't zelve nooit uit het ooge te verliezen, of zich te laaien aftrekken door bykomende voorwerpen ; hy moet zich verzekerd houden , dat alle agtloosheid , welke hy zich veroorlofde , hem zou kunnen berooven van de vrugt zyner tochten ; hy moet weeten , dat hy, fchielyk heen trekkende langs Kusten , vol hindernisfen en gevaaren , nooit tot morgen behoort uit te Hellen eenige Waarneemingen b welke hy dien O 3 •>  ÊOÖ ONBERRIGTENDE AANMERKINGEN eigen dag met gemak kan doen. Wanneer men den voet aet op eene zo moeilyke loopbaan , is 'er yver en moed noodig doch bovenal ftandvastigheid: vóór dat men het ©nuerltaat, behoort men zyne kragten te beproeven; maar liet werk aangevangen hebbende , moet men geene andere gedagten koesteren , dan om het voorgeftelde oogmerk te fcereiKen. ™ . £e.ne Kus£ naderende , die onbekend of weinig bezo°t is , heeft , men agt te geeven , hoe dezelve zich opdoet, indien de oever niets aanbiedt, dan eene uitgeftrekte vlakte, en men verder op, niet dan in een grooten afftstód .bergen ontdekt , heeft de Delfftofkundige weinig hoope daar voorwerpen , die voor hem belangrvk zynJknnneil L te zuden aantreffen. Ondertusfchen moet hy niet ver nrma cte aanwyzmgcn , welke hv kan vinden in het gruis en zand op den oever , en hy kan uit derzelver aart eefai ve.;i,ueueii vormen over de voornaamfte zelfftandigheuui , vvei.-e.de l,er?en uitmaaken, to.t welke het hem niet geoor,OM IS te naderen. Die zanden zvn fvner , nam- gelang zv V3-meeHr?u0fer afïland komen. "Maar: het zvn dè harder Wtlttaodjgheden; die op de wryving meer wederlbnds bié«en , die de grover brokken behelzen, en welke hv da?r kan verzamelen. Daarenboven kunnen 'er toevallige oorzaaken ontftaan, die groote Steenen op een verren 'afftand verplaatzen, zonder derzelver grootte te verminderen, en. zonder dezelve eene ronde gedaante te doen aanneemen ! die de Steenen, lang in 't water gewenteld, verkrvsen. ■ ik zal hiervan eene Waarneeming bybrengen,. door mv in den faare 1789 gedaan, en die van eenig nut kan wee/en. De wydiutgeftrekte vlakte van Lombar ik , welke ia de AdnaUjche Zee eindigt, is zamengefteld uit brokken van het Alptfche en Appenynfche Gebergte: elke dag ftrekt zich dezelve^ verder uit, en neemt van het water weg ten koste van t Gebergte; de rivieren en watervallen voeren fteeds na Zee de voortbrengzels dier afneeminge ; doch zy komen daar zo veel meer verkleind als de afftand grooter is en worden emdelyk in een ftaat van allerfynst zand gebrast Ondertusfchen was de oever, in den Winter des Jaars 178% bedekt met groote hoekige fteenen , komende van dezelfde bergen. De Rivieren waren, 't geen by menfchen °-eheugen niet gebeurd was, bevroozen geraakt, en de Ysfchotzen voerden fteenen van allerlei foort zeewaards • deeze roet dezelve van den grond der Rivieren mede genomen geene op het Ys gevallen, Meeven daar tot den tyd van de»  VOOR. NATUUREUNDICEK» t97 den ysgang ; toen werden ze na Zee gevoerd, waar de colven ze op den oever {meeten. . 8 Over 't algemeen is het nafpeuren der Zanden , aan alle Kusten, waar men komt, eene Waarncemiirg, met zo beu«etaSLS dezelve, in den eerden opüage, moge fchynen. De wenteling en ichiuiring, door de Zcebaaren veroorzaakt brengen dikwyls op de Kusten kostbaare (hikken , afgeS% fteenen, in welke men ze naauwlyks vermo 7ou hebben. Indien de Zanden enkel beftaan uit Kalklteen en Ouartz, zou het noodloos weezen er iets van te oewaarïn; maar behelzen ze brokken van eene andere^ natuur, dan moet men 'er iets van mede neemen, om tiet aan boord nader te onderzoeken fj> . . Indien een Kust hoog is, ot, indien de oever weinig van denzelven verwyderde bergen heeft, moet men,*r don d n Waterval of Rivier opzoeken , die zich welhaast opdoet, en als dan in derzelver bedding de aanduidingen opzamelen, welke de plaats moeten bekleeden van de Waarneemingen Te men o? de Bergen zelve niet kan doen, «A^fg oevaUc dezelve behooren voor te gaan. Men zal ei ae voorn aam de omdandigheden vinden, die de Berge^menftellen en waatneemen, dat de groote met de haidneid in eene evenredigheid daan met den afftand van de banken^ (K Het uitzoeken en fcheiden deezer Zandkorrden , en zelf* van ld •ine aartige Cristallen , die men 'er zomtyds m aantreft , kan een verlusrilende bezigheid verfchafen , cn derl anders ligt verveelenden yf, op een lange rus, verdryven. Men moet Zich voorzin van kleine houten of papieren Öoosjes, waarm men dat Zanddoet; geenzins verzuimende op elk derzelyen te fch yve; , den naam van de Kust, en den ichynbaaren afftand van t Gebergte Niet te zeer kan ik daarenboven aaupryzen , de zörg. vuldgheid van zo breedvoerige aantekeningen, as mogelyk w* uvoegen by alle (lukken, welke men verzamelt. Nooit kan bet geheugen alles opleveren , of ons naauwkeung hennneren , wat ons'bewoog om dit of dat ftak mede te neemen, en, door het °emi - hier van , kan het al zyne waarde verhezen. Men verzuime niet een goeden voorraad van papier mede te neemen, om 'er all Steenen , die men wil bewaaren , in te pakken , en «m d m »l!c zorgvuldigheid, het fchuuren van den eenen ™ den anderen; men zal in geteerd uitgeploozen touw o. Werk zo al men gebruikt om de Schepen te breeuwen, een Evk middervinden om Delfftoffen in te bewaaren , zo ïegende vogt welke 'er verandering in zou kunnen veroorzaaken, als tegen het befchadigend botzen of ftooten. O 4  OKDERRIGTENDE AANMERKINGEN waarvan zc afgefchnurd zyn: want, ondanks de fchynbaa. ie wanorde , waarin die fteenen opeengehoopt zyn , kan men s uit derzelver gedaante , meer of min aan het klootche grenzende , de zodanige die van den verften afftand kcmen , onderkennen; als mede de zodanige , die behooren tot het middenpunt van een groep, of van een keten, bergen , en ze onderfcheiden van die een minderen weg hebben afgelegd. Het is, derhalven, van aanbelang, dl ioort van fteenen , die in zulk een bedding veelvuldigs: zyn , op te merken , aantekening te houden van derzelver grootte en tot de min daar gemeene af te daalen ; onder ue brokken van dezelfde foort, moet men zich aan de grootlle houden, en dezelve breeken: 't is alleen in derzei-, ver midden , dar men kan verzekerd weezen, de zeliftancligheid m den natuurlyken ftaat te zien ; de oppervlakten zyn bykans altoos met iets anders omzet, en deeze veraf* ,"!' die «««werking kan hebben op de kleur, den koriei, dt hardheid en zwaarte, kan, ter diepte van verfcheide voeten, m de Steenklompen doordringen. De hardde Meenen zyn voor deeze verandering niet beveiligd , de Gramten en de Porphyrfteenen zyn 'er meer, dan eenige andere, aan onderworpen. — Zo veel mogelyk is, moet men aan Scheepsboord alle brokken doen brengen , die eenige byzondere aandagt fcbyneo te verdienen , en ze zo groot neemen als voegelyk kan geleideden. Men kan ze uan meer op zyn gemak naagaan, gerteder verbreeken, de jukken, cie men verkiest te bewaaren, beter die gedaante geeveu, welke men begeert, en ze ongefchonden houden, door ze tegen alle khuunng te beveiligen. Niet te veel oplettenheuls kan men-toebrengen ,. om, de breuken 'er in gemaakt, die veele kenmerken opleveren , om een gedacht en ioort te bepaalen, onveranderd te bewaaren. Desgelyks moet men , zo veel immer kan gefchieden , twee ft'ukken yan dezelfde (goh medevoeren, waarvan het eene gel'chikc is om gepolyst te worden: want de luister, die een Steen daar door verkrygt, doet Deelen, door alle andere middelen friet zrgtbaar te maaken, te voorfchyn komen. De intftcekeude Rotzen , welker voet door de Ze be, ipoc.d wordt, de Bergen die op een kleinen afftand van de Zee.vervvyacrd zyn, bieden den Deliftofkundigen de gefekkigfté omftandigheden aan: dewyl hy, na de'zelf huidig, aede.n die deeze hoogten zamenftellen, opgemerkt te heb, nen, daar_ derzelver onderlinge ligging kan nagaan , als Wm de ngtiug der banken en laagen , en de vreemde  VOOR ï? ATVJURKUNDICEN. 200 lichaamen in dezelve opgeflooten. Die foort van mtvreeErwelke ntet alleen de Rotzen ond^ii>bto^i aan het geklets der Zeegolven ; maar alle die de Zeelugt teten-vSunren, doet die deelen die harder^yn d«i «e . srondttof, waarin zy zich bevinden, en waarmede zy Sec!? eene zwakke verbintenis houden , uitkomen Dus !£oSe zich, te Alexandrie, de Kolom die de: kolom van POMPElus genaamd wordt , uit het hardlte Gram gemir van de lugt doorknaagd aan die zyde, welke na de Z e gS erd itoSdt ; de Granit was er uitgenoo d de greinen zuiver Quartz, de hardlte Cnsta len van Fela-Jpath waren , als op zich zeiven ftaande , en huigen weinig verEden aan den Steen zeiven Men fe^ba^op derselvke fteilten , de Cr stallen en Delflloiien van eene IlSSStffS^ vinden die ben aan ontaarting , en welke men , door geen middel , geheel uit derzelver Moederftof zoude kunnen haaien, ('t Vervolg en Slot by de naaste gelegenheid.) ZEER HELANCRYKE BYZONDER HEDEN ^«-.g*^» EEN DER CAMOKA EILANDEN, IN DEN INDISCHE» OCEAAN. (Uit het Engelsen.") TJet Eiland St. Joanna ligt in den ^fe^gg» Hop de Oosterlengte van 44°i5en Zuiderbreedte De Noordzyde verdeelt zich m twee punten, zes en twintig mylen zich van elkander" verwyderende , tusfehen welke tongen een groote Baai zich opdoet. , Dit Kd is eene gefchikte ververfchingsplaats voor ^ Oost-Indifche Schepen, welker Volk, «^fev^ Scorbut is aangetast, welhaast van dit ongemak her held wordt door het gebruik van Citroenen, Oranjeappelen en de Landlugt. De Stad , waarin de Koning zyn verblyf houdt Tis aan de Oostzyde des Eilands , dan choon dezelve drie vierde van eene myl lang is , telt men e? W£ Sir dan twee honderd huizen. De y^f^l ééZ Steen, met een vierkant plein ui 't midden , en flegts ééne verdieoin* hoo». Alle de andere huizen, of liever hutten zjm 1 gt opgeilaagen van gepleisterd riet: j de Mos•oueën lyn Stamelyk goede gebouwen , van binnen zeer  tl© «ELANGaYKE BYZONDERHEDEN rein en zindelyk. Het Hoornvee is eene foort van Buffels, met een hoogte op den fchoft, dije een lekker beetje oplevert ; doch 'er is geen één Paard , Ezel of Muilezel op 't geheele Eiland. De oorfpronglyke Bewoonders, omtrent 7000 in getal bewoonen de Bergen , en vinden zich doorgaans ih oorlog met de Arabifche Stroopers , die , by vermeestering zich aan de Zeekust gevestigd hebben , en omtrent 3000 fterk zyn. Deeze laatstgemelden worden door eenen ongenoemden Brieffchryver, afgebeeld als arme elendige weezens , die , niet in ftaat zynde om den L.andbouw fterk voort te zetten, dewyl zy zich fteeds blootgefteld vinden aan de beroovingen der Bergbewoonderen , voornaamlyk beftaan, door de Indifche Schepen , die tot ververfching daar komen , van een weinig Vee en Vrugten, onder den Keerkring vallende, te voorzien. Volgens deezen Schryver, zyn de vernaaien door den Abbé raynal , en den Major rook f. , van dit Eiland gegeeven, niet alleen vergroot maar vol misïlagèn'; en het Land is zo fchilderagtig fchoon niet, ais de eerstgemelde het befchryft, en verdienen de Inwoonders het achtenswaardig charaéler niet, hun door den laatstgenoemden gegeeven. Schoon wy geene bevoegde Regters zyn, om dit gefchil te^ bellisfen , zullen wy het onderfcheiden Berigt van den Major rooke hier plaats geeven; in 't voorbygaan opmerkende , dat geen naamloos verhaal die maate Van geloofwaardigheid kan verdienen, welke men verfchuldigd is aan een Schryver, bekleed met een openbaar charader, en die, door zyn naam by zyn Berigt te voegen , veronderfteld mag worden overtuigd te zyn van zyne waarheidsliefde, en zich blootftelt aan onderzoek, met het edel vertrouwen van de waarheid op zyne zyde te hebben. „ Schoon," dus luidt des Majors berigt, „ St. Joanna het grootfte niet is van de Camora- Eilanden , mag het voor het voornaamfte gehouden worden : het maatigt zich de Souverainiteit over alle de andere aan, en vordert 'er febatting van: dan het vindt zich zomtyds in de noodzaaklykheid, om die tweevoudige meerderheid met het Zwaard te handhaaven; tegenwoordig heeft het een krysstocht in den zin tegen Mayotta, 't welk zich tegen St. Joanna opwerpt. De Inwoonders gevraagd na de oorzaak des Oorlogs met dat Volk, gaven ten antwoord : ,, Mayotta is gelyk America ! Zy krygen Wapenen en Krygsvoorraad van de Schepen, die dit Eiland aandoen , en  VAN EET EUAND ST. JOANNA. 21* 1 «™ eene zo fterke Vloot, als de tegen„ feW***L« ^ndenvel te ftade komen; dewyl ^ vooral Sbr&iVk is dat elk Schip een gekhetik van Waoere uf Kruid doet aan den Prins, wanneer hy een u P ; boord aflegt, en dit verzuimt hy niet aan bezoek aa WOR^ep» is de verfchuldigde begroeting eene^ gelegenheid: maar als de gefchutpoorby dusdanig eene g * zkh van deeze phgt. l-.?JW" eu de'Prin laat die verichooning gereedlyk S e g mits hy een aantal gevulde Kardoefen ontvangt, 5$;ï£? & der Stukken, die .men zou hebben los- gebl'T)e' Koning woont in eene Stad omtrent twaalf mylen'vati ' de Oosayde des lulands afgelegen rweeJnnS l™ den bloede onthouden zich daar, die, hunne beloekeii aflijnde, -niet nalaaten te vraagen na alles wat &%33Km verbeelding treft. Veelligt wordt ienïuul óm de eer te hebben van den Prins een gefehenk e docnrbewoogen,.tot het fchenkeu van wat hem zo ÜSi? voorkomt; doch dit is niet gedaan ofzy nen zich geiteld op iets anders, tot men zich in t einde in de niodwendigl eid vindt om het meeste te weigeren. n D^ze groote Perfoonadien zyn ryk gekleed en ver* ^eddvan een tabyken flaavenftoet, die, even als hunne IrSlvSSarel zeer getroffen zyn door de dingen welke zv zien: doch met minder, pllgtpleegings te werk I nr om ze zich eigen te maaken. Die zwarte Prmsfen want ™it s hu„Ue°kleur, en die van alle Inboorthngen) kSEten op de eene of de andere wyze, den tytel van ft* van ?Walks en Prins Willem gekreegen: de eer e £ waarfclivnlvk zo genoemd door een boertend EngelschL r als d vemoeÖdlyke Erfgenaam der Kroone, en de Inboore ingen hebben dien naam overgenomen; en is dit ?e eenige niet, welke zy van ons ontkenen (*> ^ '[*) Het volgend berigt van deeze zonderlinge gewoonte heeft men onderdaags in alle openbaare Nieuwspapieren geleezen, en hoe bffilyk ook, ftrekt het tot flaaving van het Verhaal Sër Majors, De Inboorelingen van St.Joanna hebben, onder andee gril ge gebruiken, 'er een, 't welk zelden mist de eïwondgen!ngg 4n den jongen Reiziger op te wek en Zy verzoeken een Ennelfchen Naam van de Zeelieden, die op nee " Fiand komen, eu in gevolge hiervan worden de Naameti van de voQruaTmfte Perfoonen, door onze Pikbroeken.mddlyk ui -  lIa 8ELANGRYKE BYZONDERHEDEFf Die Prinfen hebben een Bedienden, Purfer Jack géJiefiS ten , die aan 't hoofd der Geldmiddelen gefield fchynt Hertogen zyn hier in groote menigte, die ons aan hunne buizen voor eene Dollar daags onthaalen. Deeze Edellieden, als mede eene menigte anderen van allerlei rang, vervoegen zich, zo ras mogelyk, by ieder een, verzoekende ora de eer van zyn gezelfchap an verkeering: zelfs-vóór dat het Schip het anker heeft laaten vallen , komen zy op zyde in hunne Canoes, en brengen gefchreevene getubichnften^wegens hunne eerlykheid en bekwaamheid, uit handen der zodanigen, die zy voorheen bedienden; de inhoud ftrekt om u te onderrigten, dat de Vertoonder hem wel onthaald, het lmnen goed gewasfchen, en het Schip naauwkeurig van alle foorten van ververfching verzorgd heeft. : & • 't Is een zonderling en treffend gezigt, wanneer men, op de reede j komende, een groot getal Canoes ontdekt, gemaakt van uitgeholde Boomftammeu, met drie of vier Zwarten in ieder, die met het aangezigt gekeerd {laan na de voortleven van de Canoe, met riemen, in de gedaante van fpaden; het water als delvende, terwyl zy aan de Canoe geen geringe fnelheid geeven. Om deeze Nootedoppen over einde te houden, en voor omllaan te -beJA°^en '1 'er een uilleg§er aafi: deeze beftaat uit twee Hokken dwars over het bovenfte van de Canoe heen fteekende, te wederzyde ter langte van verfcheide voeten; aan de einden zamengevoegd door twee platte ftukken houts, zo dat dezelve naar een vierkant raam gelykt, over de Canoe gelegd ; de Canoes zyn vry lang , doch zo naauw dat 'er alleen één perfoon in de wydte kan zitten. De prys van ieder Artykel is hier bepaald ; en ieder Schip heeft iemand met wien hy zich verbindt, en die aanneemt de noodwendigheden, voor den vastgeftelden prys, te bezorgen. Wy „ gedeeld. Zo is het gebeurd, dat de Inboorelingen de Sche„ pen, op de reede komende , bezoeken, cuarles fox zeer ne„ derig verzogt het Linnen te mogen wasfchen, dat de prins v in „ walles de voorkeus verzogt voor de groente die hy aanbragt; „ dat men Mr. pitt betrapte op het fteelen van een deken; dat „ men den hertog van bedford om een fpyker hoorde ver„ zoeken."  VAN HET EILAND ST. J0AMHA* 31$ Wy vonden 'er geene andere V™™™^2^ voorraad dan Buffels, Geiten en Vogels; de tyd oer OianTeappeleï was voórby; doch wy kreegen meest alle Sde f Vr Sen die tusfehen de Keerkringen groenen van 't geen wy behoefden, hadden wy flegts eene lyst aan denStogVgeeven, en hy verzorg;dj: het^ons_ Dit, zal men zeggen, is een meuw ^«after waann een Hertog voorkomt, en , in de daad» h« fchyM ^vreemd , dan dit hangt alleen van de mode af. Zy zyn zeits upzi"ters, en befchikken zelve over de voortbrengzelen hu ner Landeryen, 't geen Edellieden /Vf^1^^ door de tusfchenbeiden komende hulpe eens öezorgeis, Sn zv handelen met dit alles overeenkomlhg hunne Charatos* door eene befchaafdheid van zeden; welke^tnand met verbaasdheid vervult, aan te treffen by een Volk, c welk een kleinen plek gronds bewoont , atgefcheiden van het overige der befchaafde Waereld. De Eilanders hebben een geregelde omhelzen den Mahomethaanfchen Godsdienst. En Ke&ee ringsvorm en Godsdienst werden dervvaards overgebragt dooi d Arabieren, die van het Vasteland kwamen en het Eiland aan zich onderwierpen. _ De oorfprongelyk ^ Inboorelingen van St. Joanna zyn, in geenen deele, geheel in hun fchik met deeze overweldiging , en Z1en nog heden hunne Vermeesteraars met leede oogen aan. — Lven ais « gevoelens, zo zyn ook in kleur, deeze twee Rasfen van Menfchen zèer verfchillend. Die van JraH/ch, afkomst Hebben geen zo donkere kleur als de andere, zy zyn *o'perveiwrg, en hebben betere gelaatstrekken, en een leevenSSer houding. Zy houden een zwarte ftreep onder de oogen voor een cieraad ; dit bezorgen zy zich dagelyks door eene foort van olie daar te ftryken. De gewoonte om Betelnooten te kaauwen, gaat hier fterk in zwang, gelyk m de meeste Landen van het Oosten, en kopt volmaakt overeen met ons Tabakrooken en fnuiven, uitgenomen dat het nog ÏÏgemeener by hun is. Niemand gaat zonder een beurfe met Betel, en men houdt het voor een betoon van beleefdheid 't zelve een vriend, wanneer hy komt of heenen gaat, iaHun Goïsdienst veroorloft hun de Veelwyvery, als mede het houden van Byzitten. Zy zyn zeer jalours omtrent hunne Vrouwen, en ftaan het nimmer eenen Man toe dezelve te zien: dan vreemde Vrouwen worden in den Haram teegeluaten ; zommige Engelfche Vrouwen , door nieuws-  ai4 B2LANGRYKE BYZONDERHEDEN gierigheid gedreeven, zyn 'er in geweest, en geeven een gunftig berigt van de fchoonheid dier opgeflootene, en dé rykheid van derzelver kleeding en cieraaden van Goud , Zilver en Koraalen , in de gedaante van hals- armbanden en oorringen ; een half douzyn of meer draageu zy in elk oor, in gaten gemaakt in den geheelen oorrand. De Mannen fchynen met geen onverfchillig oog onze fchoone Engelfche Vrouwen aan te zien , ondanks het wyd verfchil van kleur. Een onder hun van den eerften rang, op eene jonge Engelfche Juffrouw verliefd, wilde haar koopen voor 5000 Dollars; maar, onderrigt, dat, in Indie, die Juffrouw, ten minden twintigmaal die fom zou gelden, beklaagde hy zich dat haare waarde zo verre den prys overtrof, welken hy kon befteeden. De Eilanders zyn zeer maatig en onthoudend; de Wet van mahometh verbiedt hun het Wyïi drinken. Menigmaal gaan zy in 't gebed; de Mosqueës drie of vier keeren elkén dag bezoekende, 't Werd ons vergund 'er in te gaan, onder beding dat wy onze fchoenen uittrokken. Deeze Gebouwen zyn geregeld , maar zeer eenvoudig. Biddende werpen zy zich op den grond neder; denzeiven herhaalde keereu , onder het betoon van veel Godsdienst-yver, kusfende. De Stad Joanna ligt naby de Zee, aan den voet van eenen zeer hoogen berg, en haalt in den omtrek een en een halve myl. De huizen zyn of met hooge (henen muuren of met omrasteringen van riet omgeeven; de ftraaten zyn naauw, ongeregeld, en maaken een volkomen doolhof. De betere foort van huizen zyn van heen met een voorplein, en hebben een portaal om ze voor de Zon te dekken, en een lange groote zaal, waarin zv Gasten ontvangen; de andere vertrekken zyn voor de 'Vrouwen gefchikt. De wanden der kameren zyn bedekt met eene menigte van kleine Spiegels, hukken Porcelein en andere kleine cieraaden, welken zy koopen van de Schepen, die hier ter ververfchinge komen; de beste zyn voorzien van rieten Sophas met chitze en fatynen Matrasfen. Het meerendeel der hnvoonderen Iprcekt een weinig Engelsch : zy betoonen veel op te hebben met ons Volk, ert betuigen, by herhaaling , dat de Joanna- Mannen en de Engelfchen Broeders zyn. Zy blyven nooit in gebreke om tevraagen, /20e Koning george vaart? Over't algeracen, blyken zy een vriendlyk en welgefchikt Volk te zyn, zeer opregt in hunnen handel, 'fchoon men onder hun , even als  VAN HET EILAND S»ï jOAWNA. -*5 hy alle andere Volken, flegten «B^^ggj^ handen des nusdaadigers. . k ^ da ^TatSinToteS Srvl Itooon'deVhehli niet «n {en ^ «yg dé de Natuur hun begun»gt. De Wp» S hier den groei dermaate, £'^"^,,1: wordt nóg van den Landman noodig hebbe _en d»wei g ^ V*Sd?=e S&W™So^4 en vrugtbaarheid gnan Z Sant «Ir SÏI'. deTom eenfkorte verademing te genieten van eene verdoetiglnrehei bionenfte gedeelte des bergen van eene .v"^^^^ SarSS^» d n kTferoorzaakt worden door^envlugt: «Jde Eend- heid , en 'er offeranden aan toebrengen. _ Zeer atliee r g zynde om Vreemdelingen ""waards te brengen, be dingen zy dat alle Snaphaanen op een affland van vyf my len van het Meir zullen gelaaten worden. De eercliensc Jan deeze Vogelen toegebragt, verzekert dezelve van eene  116 KELANGRYKE BYZOND. VAN HKÏ EILAND ST. JOANNA. ongeftoorde rust: hier door zyn ze volmaakt tam, en naderen onbefchroomd elk die 'er komt. Het Arabisch gedeelte der Inwoonderen ziet deeze bygeloovigheid met de uiterfte verfoeijing aan ; doch durft het pleegen niet verbieden , dewyl de oorfpronglyke Eilanders 'er zo zeef op gefteld zyn. BEDENKINGEN OVER. HET BY6EL00F, EN OF HET NUTTIG IS, OM HET ZELVE AAN TE KWEEKEN. (Naar het Fransch.') Zodanig is het met de zwakheid en verkeerdheid van 't menschdom gefteld , dat het ongetwyf'eld veel beter voor h zelve is , door alle mogelvke bygeloovigheden overheerd te worden, mits dezelve niet vernielende zyn, dan zonder Godsdienst te leeven. De mensch heeft altoos eenen teugel noodig gehad, en fchoon het belagchelyk ware, aan boschgoden en nymfen godsdienftige hulde te bewyzen , was het nogthans veel reaelyker en nuttiger , die hersfenfchimmige beeldtenisfen der Godheid te aanbidden, dan zich aan het Atheïsmus over te geeven. Een Godverlochenaar, welke woel» achtig , driftig en vermogend is , is zo wel een noodlottige geesfel als een bloeddorftige bygcloovige. Wanneer de menfchen geene gezonde begrippen van de Godheid hebben, komen 'er valfche denkbeelden voor in de plaats, gelyk in .flegte tyden kwaad geld, by gebrek van goed, gangbaar is. De Heiden fchroomt eene misdaad te begaan, uit vreeze, dat hy door de valfche goden zou geftraft worden. De Malabaar is bevreesd, dat hy door zyn Pagode zal geftraft worden. Overal waar eene gevestigde Maatfchappy is , is een Godsdienst noodzaaklyk; de Wetten waaken omtrent de openbaare, en de Godsdienst over de geheime, misdaaden. Maar, wanneer de menfchen eens daartoe gekomen zyn, dat zy een' zuiveren en heiligen Godsdienst omhelsd hebben , word het bygeloof niet alleen nutloos, maar zelfs zeer gevaarlyk. Schepzelen, welke God met brood wil voeden, moet men met geene eikels onderhouden. Het bygeloof is voor den Godsdienst het geen de AJirologie voor de AJtrotiomie is , eene zotte "Dochter èeiei  OVER HET BYCELOOF. 21? eener zeer verflandige Moeder. Deeze twee Dochters hebben langen tyd de aarde geregeerd. Toen S onze barbaarfche eeuwen naauwlyks twee Leenheeren een Nieuw Testament bezaten, kon men het mieïikken, dat men het gemeen, hunne onnozele Vrouwen en de lelooze Dieren/hunneVasfallen, fabelen vertelde: men dSd hun gelooven,dat de Heilige christoffel het Kind tesus van*den eenen oever tot den anderen gedraagen S- men hield hen op met toververhaalen en gelclneden fen van bezetenen. Zy konden zich gemaklyk ver- be den , dat de Heilige f^^^^t^l en de Heilige klara van kwaade oogen, konden geneezen De Kinderen geloofden aan den Weerwolf, en Se menfchen aan den band van den Heiligen ^Ncbkijs Het getal der geestlyken was met te tellen. D'e oest\an zo °veele bygeloovigheden hadt nqg eemSen tyd bv de Volken plaats, tot dat emdelyk de Godsdienst gezuiverd wierd. Men weet , dat , toen Mr. de «oaSlIs, Bisfchop van Chalons, het ^genoemde OVer blvfzel van den heiligen navel van J. C. het opnaaien en ?fvu werpen / de geheele Stad Chalons hem een pleitgeding aandeed; maar hy bezat zo vee moed als godsvrucht, en hy bragt bet weldra zo ver, dat by de.lieden deed gèlooven, dat men jesus ciiristus m geest en waarheid kon aanbidden, zonder dat men zynen navel in eene KeDieh5eeS'en, welke men Janfenisten noemt, bragten niet weinis 10I om in den geest des Volks de meeste valfche Sbledin, welken den Christelyken Godsdienst onteerden? uk te roeien. Men hield op, te gelooven i dat men fle"ts het Gebed van dertig dagen voor de H. Maagd behoefde op te zeggen, om alles te verkrygen het geen men wilde, om ftrafloos te zondigen. ; , Eindelyk heeft het Volk zich beginnen te verbeelden, dat het de Heilw genoveve geenzins was, die den regen gaf of inhield; maar dat het God zelve is, d,e over ae noumftoffen befchikt. De Monniken zyn verwonderd geweest, dat hunne Heiligen geene wonderwerken meer deedeni. .... Onze Gefchiedfchryvers verhaalen ons , oat zo dra Koning robert, door taüs oregorius den V, in den ban wal gedaan, om dat hy de Primes bertha zyne gemoeder getroiiwdhadde, zyne bedienden , de foyzen die ment de« Koning toegediend hadde, uit de venfters wierpej, en^dat de Koningin bertha van eene gans beviel, tot ftraffe voor meng. 1792. no. 5-  BEDENKINGEN dit Woedfchendig huwelyk. Men twyfelt hedendaags, of de Hofmeesters van eenen in den ban gedaanen Konin* der Iranfchen zyn eeten wel uit de venters zouden weipen loude lgin 111 zodauig Seval van eene gans bevallen ivP?n ^ur'?, *ï Rfd£ \00^g^ m Frankryk, zo wel m de Winkels der kooplieden als in de Paleiien der Grooten. Men moet, derhalven, de vruchten van deeze Rede aankweeken, te meer, daar het onmogelyk is, om derzelver ontwikkeling te beletten. Men hm Frankryk, na dat het door pascal , nicoli, arnauxd, bossuet , massillon , descartes, gassendi, baile , fomteneli e montesqüieu , voltaire , j. j. rousseau," enz. opgeklaard is, zo met regeeren, gelyk het ten tyde van garrasse en menot geregeerd wierd. Indien de Meesters der dwaalingen , ik zeg de groote Meesters, die zo lang betaald en geëerd zyn om het menschdom te verlaagen , tegenwoordig beveelden, d?t men geIcoven moest, dat de Aarde op haare grondzuilen onbeweegelyk is ,- dat zy met om de Zon draait, dat ebbe en vloed geene mtwerkzels van de zwaarte zyn , dat de regenboog niet gevormd wordt door de breeking en de terugkaatzinf IZuf 1,cSftraa,en' enz- .en indien zy zich beriepen op kwalyk verftaane plaatzen uit de Heilige Schrift, om hunne gevoelens ITaande te houden, hoe zouden zy door verihmdige heden aangezien worden? Zou de naam van beesten wel te Itetk zyn?_ En indien deeze wyze meesters het geweld der vervolging gebruikten, gelyk men omtrent galilei deed, om hunne vermetele onweetenheid te doen Jieerklieti, zou dan de naam van verfcheurende beesten wel kwalyk geplaatst zyn? Hoe meer men de bygeloovigheden van dweepzieke menIchert veracht, des te meer worden deugdzaame lieden geacht en geëerd : zy doen niets anders dan goed, en de bygeloovigheden hebben altoos veel kwaad gedaan Maar is van alle bygeloovigheden deeze niet de gevaat iyklte, dat men zynen naasten om zyne gevoelens haat en is het niet veel redelyker, den heiligen navel, de hei! lige TOorhuid , de melk en het Kleed van de H Maagd te aanbidden, dan dat men zyne broederen haat en vervloekt. Deugd is oneindig beter dan verftand. Hoe minder ^eerltelhngen, das te minder twistgedingen, en hoe minder  OVÏR. HET CYCELOQ*. der twistgedingen des te minder ongelukken: tls dit niet ^o^T^, om ons in dit en in het toekomende leven gelukkig te maaken. Wat is er noodif om voor een toekomend leven gelukkig te zyn? Men "^Stl noodig om het in dit leven je zyn voor zo ver de onvolmaaktheid van onze Natuur dit toelaat i Men ""Hemf groottte dwaasheid zyn, indien men alle menfchen daartoe wilde brengen dat over de Overnatuurkunde dachten. Men zou^ vee ge makkelyker het gansch Heelal door de Wapenen knm en overheeren, dan alle de verftanden van een enkele Stad *%&$&5fSfr& gemaklyk van de wakeden der Landmeetkunde overreeden; waarom ? om e' ^ eene is , die niet een klaar betoog is ^^J&gf£ waarheid: t*«mo«J W« tf ner. ^ ^tgn. plaats in de Overnatuurkunde, en in de Godgeleerdheid. Z. M' de gelukkige echte stand. In alles wat zy zeggen is niets gezochts .hunne ëfenftff eerlyk gemoed. mpobli»ihsche gelieven. fchonwinge» voot n lieden ™ een,s nu. lyn. kanders »evfn ™iieden in het heiligdom der trouw elkande- •ntllooten-, laat dan de ontucht^vry den heiligen Echt 1.^  5ïO BE GELUKKIGE ren en ontëeren, — Iaat de Vrygeest, door zedenlooze weel* de verbasterd, met de Wet van 't Zalig Huwlyk den fpot dryven , ulieden zy dezelve een wet, van God gegeeven ter jnltandliouding der Maatfchappy! ja, indien bet geluk nog op de aarde gevonden wordt, indien dé mensch het kan venvagten en genieten ! het is in den fchoot der Huwiyks- lieJ'de, daar heerscht het bemiiilyk vertrouwen, en die lièflyke eensgezindheid, die on< leven verlengt, en met bloemen doorzaait, daar woont de rust der Ziel. Dan — fchoon het huwlyk u doet treeden op ruozenpadeti , gy zult ook wel eens een (cherpe distel zien! de Lente doet wel eens de norfche ftormen loeijen! de Zomer de lucht van onwcëïsbuijen zwanger gaan, maar na eene hevige don¬ dervlaag, gloeit weder het veld, door de allcskoesterende Zon- BCllraalen ! immers, wen alles voorfpoed ware, hoe zou men den tegeidpoed kennen! hoe zou men dankbaar zyn, ar.n dien liefderyken Weldoender, die ons alles fchenkt! ja, hoe kan hy, die nooit in rampen leeft, het waar geluk regt kennen! het is de rampfpoed die het harte kneedt: die onze afh'anglykheid van den Aigenoegzaamen leert kennen ; ons opleidende tot Hem, die beloofd heef'c, ons hulp te fchenkeri in fmarten, wanneer wy tot hem bidden; het zyn de tegenheden van deeze nietige aarde , die ons leeren uit de hand eens milden Gods te leeven ; daar iedere weldaad , elke gunst, vau zyne goedheid genooten , ons ten fpoorllag dient, om Hem alleen daarvoor den verfchuldigden dank toe te brengen: laat dan, ö! Echtelingen, de tegenfpoed , zoo dezelve n ooit moge treffen, nimmer u tegen uwen God (bellen, integendeel , zyt dankbaar verheit den omiafpeurlyken roem van uwen Schepper, en zyt te vreden met uw lot: dat open¬ hartigheid en zagtheid , dat beminlyk en ftandvastig Karakter, n vervrolyke , u noodzaake liefde met achting te paaren, dan zal een enkele beete broods u meer tot zegen (trekken, dan keur van lekkernyen, in ondankbaarheid genooten, en — gy zult, in de allerkleenilc weldaad, eenen milden Verzorger ontdekken, die altoos voor ulieder wclzyn waakt. Zy, die. in het verkiezen van eene Echtgenoote, alleen zich laaten belhmren door gouddorst, zucht naar grootheid, of 'trotsheid, blyven eeuwig onbekend met die allerkragtigsc werkende gevoelens, welke de natuur inboezemt! zy kunnen noch Echtgenooten, noch Vaders wezen; de aangensame pligten, die ons deeze naameu opleggen, zyn voor hun lastig en drukkende. Wel dan Échtgeriöóten! wie gy ook zyt, begint met Hem, die het begin van alle dingen is; • van Mem, die u ge- lchapen heeft , en nog dagelyks onderhoud, hangt alleen uw leeven we'vaard en voorfpoed af, en, door Hem, zult gy, aan de andere zyde van het graf, nog eens volmaakt be-  ECHT* STASI?- 221 i „ dan altoos in elkanders byzyn , neemt beminnen; vering Q verma^en en belang in ^gï'y dóór , in eikanderen te ontwerpen, jSnvlen, en gelukkig te maaken, behaagen^--■ te bem , ^ ^ huwlyk Opimmers — w';nufr ^nonnen-en zy het niet met verdeeldpergezag met voeren, doojme^en haat en tegenfpoeden; ieden, buterheoen —- verdr e ^ ^ ^ . zoa zal i*. waar de liefde woont, ge- in «rgeaoegj!Y^*"^ ^ Öefde zelf, die u ver- ^Vheeft zal u alles fherken, alles geeven wat tot uw eemgd heelt, zal u ain-s ivm > fchoon ev niet a tyd op waaragtig geluk gengil kan _ zttf,J^on » J K roozcnwegen W^&^Ó&^Z die duure Eed geby uwe plegtige verbindtenis nooit wor fchonden in leven en in do°tr^euim — u treffen ~T. S tSSSïS Hem, wiens daaden altoos wysheid en goede, fchukmgen van iit , fcheiden ! na verloop van denzeiven , /.un *>J , bt op deeze be- ffi^SS? r^glTu^ftf , zoo zal eindeutot zaligheid vertokken, dan gaat gy langs het pad ^•^S^iiSi rteeVende hier als waare Christenen als &S ï» Ha., i» iet ee,u»„e SM , — «" JT, weE loof o» he.zel.e heenen g.oe.de , — e» bi.;,. V.s! van Vee, eene beste Vrouw, en — een ST, KlTeftoöid Telgie, was n.Mon's bezll.fae. Ja, d,. we,. g^l^fW: lyr.din^uenS.uip, d«* zy»  5** HZ SZLÜKKTSÏ aangezigt blonk van het zuiverde vergenoegen , en weivaart en gulle vrolykheid uit zyne vriendelyke oogen ichit- terden , ik trad binnen , en myn oog ontviel een traan , elize omarmde haaren damon , bet Kind vliegt in zyne armen, de Vader kuscht het zelve met alle tederheid , daar het aan zynen hals blyft hangen : ó' Dacht ik , welk een gelukkige Echte Stand! Het is nu vier jaaren geleden , (dus fprak damon) dat wy ons verbonden, wy fmaakten geene rampen, die onzen zoeten wellust verhinderden vlytig en getrouw, weidden wy onze Schaapen met vreugde , geen naberouw Hoorde onzen (hap , de welvaart woonde by ons , en wy waren dankbaar voor ons lot, wy aanvaardden niets voordat wy ons ter neder gebogen hadden voor Hem , die altoos voor ons waakte en zorgde , en keerden wy des avonds van onzen arbeid weder , dan zongen wy onze dankbaare Avondgezangen , en zoo was God onze Weldoener , het begin en het einde onzer verrichtingen , eu fchoon hy ons geene fchatten gaf, hy gaf ons echter alles, om ons het leven aangenaam, en verkwiklyk, te maaken! wy fmeekten , om geen Kroon of Scepter; maar enkel om het brood onzes be- fcheiden deels . en ziet, wy hebben ons daaglyks brood! 200 doet ons zyne Menfchenmin wegzinken in waare dankbaarheid : dus heb ik alles wat ik wenfchen mag, elize is myn troosten fteun , van haare Kindsheid af had ik haar lief gehad: ik beminde haar, en had haar boven alle de Meisjes van het Dorp verkoozen , • onze Ouders hadden in onze vereeniging gefterad, en geen Wolk had dezelve, tot hier toe, beneveld, de vrugt onzer weder- keerige liefde had dezelve vergroot, had ze onwankel¬ baar gemaakt, daar zy my een lief Telgje fchonk uit haaren fchoot, de lust en blydfchap van myn leven ; wat zoude ik nu meerder wenfchen ? immers, Hy zegent onzen Echten Stand! Hy verleent ons Gezondheid, — Hy fchenkt ons Kleederen . dus , heerlyker is myn ftand , dan die van eenen Vorst, die zynen troost zoekt in het nietig goud ; 1 geen twist of tweedragt woont in onze harten , wy draa¬ gen elkanders zwakheden geduldig, geen vrees voor ontrouw baart ons fmarten , daar wy de Wet, die God op 't Huwlyk lag, beiden eerbiedigen! ik zwoeg van den vroegen morgen , tot aan den laaten avondftond , voor myn huisgezin , terwyl myne elize haar htiswerk verrigt, ons lief Telg;e be- hoorlyk hoedt en gadellaat, volbrengende dus beiden de plig- ten der Huwlyksmin; zoo voeden wy , voor de Einde- looze Eeuwigheid, de liefde in het nietige aardfche gewemel, om wanneer het Gode behaagt, op deeze nietige aarde , ons van een te fcheiden , eens te leeven by Hem in ongeftoor- de Zaligheid: daar hoop ik het zoet, het vol genot der liet  ÏCHTE STAïDi 21$ . liefde met myne elize te fmaaken, om voor eeuwig, ons geluk voltooid te zien. , . Hipr zweeg de braave damon, en iK z°nK weS , , ' Hier zweeg uc . aangedaan over het tafereel van rukking tot God, — £ wasaa ö den mensch twee. yt heet op roezenpaden treên', Dat heet de bloem der Zaligheén,In *t Aardfche Paradys, met eigen handen plukken, Dat heet de vleijendfte geneugt, Eet! voorfmaak van de Hemelvreugd, Reeds hier beneden in V gevoelig harte drukken : Dat 's waare liefde lekker ny; Dat heet, op englen wys, zich minlyk famenpaaren; Dit is de waare Schildery Van V beste trouwbefluit, van V heuglykfte echtvergaaren. zedelyke bedenkingen.. T>e bloote naam van Christen is niet g.noeg , en, men moet D zich niet verbeelden, waarlyk een Christen te w ezen omdat men ouder de Christenen geteld wordt Hy is een waar Christen , die de» wil doet van zynen grooten Meester , ai n zy e Voetftappen wandelt. — Zou hy een waar Christen zyn, die de Liefde Gods en des Naasten mist? — Zou hv een waar christen zyn, die zynen Broeder haat en yervLt daar zyn Meester het Land doorging, en aan allen welSVaan ah/n gunst bewees; goeddoende en i««P*£g die met Krankheden bezogt waren ? Zou hy een Chmtea zvn die zynen Broeder niet wil vergeeven , daar zyn Serykelleester leen dat men zelfs zynen vyanden moet coeddoen, hem zegenen die ons vloekt ? uernaiven , uc Kenaam maakt geen Christen: maar hy is een Christen, die den wil van zynen Meester doet. vriend Een Slaaf buigt zich neder voor zynen Heer. — Een vlft end Hoveling begaat de grootfte laagheden omtrent zynen Meester— Hy vleit hem , die als een God wil geëerd en gediend worden. Dan een waar Christen buigt zyne knieën En voor zynen God, en eerbiedigt jeius alleen , als zynen lieer en Koning. ^  2Ï4 ZEDELtKE BEDEKKINGEN. Alles, wat beflaan ontvangen heeft , is van den Almagtigen en 'er is niets, noch in den Hemel boven, noch op de Aarde beneden , dat niet van Hem is voortgebragt, wiens Almagt is tmeindig , wiens Wysheid is ondoorgrondelyk , en wiens Goedertierenheid duurt tot in alle Eeuwigheid. Wat is 'er derhalven billyker, dan dat alles Hem loove, dat alles zynen naam grootmake en verheerlyke. D»n oneindig is elk rede- lyk wezen hier toe verpligt, om dat die begaafd is met zulk een vermogen , om iets van de oneindige Grootheid, hoewel fa «enen verren afftand, van zynen Maker te bevatten. „ Ken u zeiven", is een groote zaak , een onbedenkelyk voorregt. Hy die zich zeiven heelt leeren kennen, weet welke zyne beftemmiug zy. God heeft den mensch ge- fchapen op dat hy gelukkig zou zyn maar zal iemand gelukkig zyn , hy moet een Vriend van God worden; - dit kan hy niet worden zonder zich zeiven te kennen. Den , daarenboven moet hy ook weeten langs welk een weg, en door welke middelen, hy tot zulk een onfehatbaar geluk komen kan : en dit leert hem het Euangelie. Indien een snensch al wist, dat hy met God moest verzoend worden, en hy was onkundig op welk eene wyze, dan was hy waarlyk het ongelukkigst aller fchepzelen. Dan de oneindig goedertieren God heeft zorg gedragen, dat een mensch dit weeten kan. —— Hy heeft hem door het Euangelie zynen wil geopenbaard, en wat hem te doen ftaat, om in zyne gunfte te deelen. Hoe onverantwoordelyk is het dan niet, deze bewyzen van Liefde te verönagtzamen. God heeft ons in zyn woord geopenbaard , langs welk eenen weg wy den toegang tot Hem geopend vinden kunnen. Laten wy ons dan benaarftigen , om vlytig die Openbaring te doorzoeken, in welke wy weeten , dat God zynen wil aan ons geopenbaard heeft. Een mensch , die zich overhaast in 't neemen van zyne beiluiten , moet dikwils berouw hebben over zyne dadei:. Hy is gelyk aan hemdie onbedagtzaam op eenen weg , met verhaaste fchreden, voortgaat, op welken weg verborgen kuilen zyn , waarin hy onbedagtzaam nederftort. ■—— Maar hy , die geene befluiten neemt, dan voor hy alles wel overdagt en gewogen heeft, is gelyk aan eenen Wandelaar , welke een aevaarlyken-weg betreed ; doch die, langzaam voortwandelende , alle de gevaren overweegt, en dezelve dus kan vermyden. C. v. d. G.  MENGELWERK, tot fraaye letteren, konsten en wettenschappen, betrekkelyk. ophelderende aanmerkingen over het hoek van ruth. (Ontleend uit de Preface fur le Livre de kuth. Par charles ch.us.) (Vervolg en Slot van bl. 194.) Om zich ontflaagen te rekenen van het omhelzen der gistingen van Vader hoitucant , moest het niet alleen beweezen zyn , dat de veronderftelling van üsseriüs onverdeedigbaar was ; maar daarenboven dat 'er volftrekt geen andere waarfchynlyke fchikking der zaaken ware, om de zwaarigheid weg te ruimen, zonder iets aan den gewyden Text toe te voegen. 't Is bekend, dat zulks opmeer dan ééne wyze kan gefchieden; Vader hardouin meende de zwaarighedcn weg te neemen, met enkel te veronderllellen , dat rachab , de Vrouw van salmon, de beroemde rachab van Jericho niet ware; doch eene andere van denzelfden naam. Dit gefteld zynde, deedt hy salmon 62 Jaaren naa den uitgang uit Egypte, of 22 Jaaren naa den overtocht der Jordaane, gebooren worden : en vorens dit Stelzel, vinden alle de Gedachten zich gebragt tot962, li, 76, 9^ en 102 Jaaren (*). Een ongenoemd Schryver de Geboorte van salmon veel laater {tellende, te weeten, maar 76 Jaar, naa den uitgang uit Efnpte fchikte de Gellachten in dier voege dat zy zich tusfehen de 80 en 90 Jaaren vleiden (f). Maar, ver- mids in beide die Stelzels nahesson flegts vyftien of zestien Jaaren zou gehad hebben, hy den uittocht uit Egypte, 't welk niet ftrookt met het geen moses zegt wegens het Gezin aminadab , heeft een ander ongenoemd Schryver, veronderftellende , dat salmon, de Dogter, of misfehien (*) Hardou:n Ckronol. V. T. Oper. Select, p. 619 , enz. (f) Mem. de Trev. Sept. 1745. Kdit. Amft. © meng. 1792. no. 6. q  22Ö ophelderende aanmerkingen fchien de Kleindogter trouwde- van de beroemde rachab , en 'er bqm omtrent zyn 90 Jaar by verwekte, de andere Gedachten niet veel uitgellrekter dan dit behoeven te maaken (*). Einuelyk is 'er nog eene andere fchikking, die, overeenkomftiger met den gewyden Text, een nog gemaklyker verdeeling opgeeft van de Gellachten bier in overweeging komende. De geleerde Schryver van de Nouveau Dictionaire Historique fjf Critiqus heelt dezelve onlangs medegedeeld, als van een Vriend ontvangen. Dewyl nahesson ejn Vorst was uit den Stam van Juia, in het tweede Jaar tuft den uittocht uit Egypte, moet hy ten minften 20 J aren geteld hebben toen Israè'l verlost werd, en by gevolg 40 by den overtocht der Jordaane; veronder- ^ ftel dat hy 35 Jaaren daar naa Vader werd van salmon; 35 dan zal salmon by kachab zyn Zoon boaz hebben 94 kunnen krygen op zyn 94 Jaar; boaz zal de Vader 86 van obed worden op zyn 86; obed van jesse op zyn 81 Si; cn jesse van david, zyn zevenden Zoon (f),op zyn 70 70 Jaar; voegt 'er nog 70 Jaaren voor hel Leeven van da- 70 vid by, en 4 Jaaren voor salomo, en gy zult het getal; 4 krygen van <&o(\ jl De naamlooze Maaker deezer berekeninge merkt te regt op dat geen der Afftammeliugea van nahesson , Hoofd van een Stam geweest zynde , zy allen , obed uitgezonderd , de jongfte Zoonen hebben kunnen weezen, gelyk men verzekerd is dat david was. Van den anderen'"kant bemerkt men klaar genoeg het voordeel gelegen in de veronderftelling, datnACHAE, die salmon trouwde, dezelfde niet ware met rachab van Jericho. Want indien salmon , 85 Jaaren naa den overtocht der Jordaane gebooren, eerst Vader van boaz weid in den ouderdom van 04 Jaaren, en indien kachab van Jericho üegts twintig Jaaren telde, by de intrede der hraïlilen in het Land van Canaan, zou zy 149 Jaaren geteld hebben by de geboorte van boaz (§). Men (*) Mem. de Trev. Dec'. 1752. (t) 1 S .M. XVI: 11. (|j Nouv. Di&. Hist. £? Critique de Mr. de chauffepie, Tom. IV. Advertisfcm. (§) Deeze zwaarigheid klemt nog fterker tegen de Stelzels van. sfraaril's en usserius. In het eerfte moet rachab 86 en in het laatfte 6:: Jaaren. geweest zyn , by de geboone van boaz, indien zy liegt. 20 Jaaren was by den overtocht over de Jordaan.  OVER HET boek VAN RUTH. 227 • Men brengt hier tegen in 't midden , dat, byaldien de Vrouw van salmon de beroemde rachab van Jericho niet -eweest hebbe, het vreemd inkome, dat mattheus van haar gewaagd hebbe in de Geflachtlyst onzes^ Zaligmakers (*). Maar vooreerst, is men niet verphgt, in eene ontvouwing van dien aart als de tegenwoordige , reden van afles te geeven. 't Is mogelyk dat 'er twee rachabs geweest zvn Dit moet voldoen. Ten tweeden. De EuangehefchryverVegt niet, dat die rachab, door hem vermeld, rachab lanjericho geweest hebbe. Ten derden. Wat is er m den f om te antwoorden dat waarfchynlyk de Vrouw van salmon de Dogter of de Kleindogter ware van de beroemde rachab , en dat, om die rede mattheus deeze crenoemd hebbe in de Geflachtlyst der Voorouderen onzes Heeren « Het valt veel min bezwaarlyk te gelooven, dat de Zoon des Vorflen uit den Stam van Juia 111 den Lgt trade met de Kleindogter eener Canaanitifche, die eene Waardinne, zo niet van een flegter beroep, geweest ware, dan te begrypen, dat hy die zelve trouwde. , ., . , Indien men, eindelyk, nog te veel zwaarigheid vindt,om toe te ftemmen, dat vyf Perfoonen, agter ecn volgende, trt 't zelfde Gedacht gebooren worden uit zeventig , tachtig en ncentig Jaarige Vaders, blyft 'er nog over eene party te omhelzen, welke wy nu nog moeten voordraagen. Men wil dat het oogmerk des Schryvers van het Boek van bdth niet geweest hebbe eene volkomene Volglvst oo te geeven der Voorouderen van david, van phaues af te rekenen; maar alleen, bm, by gelegenheid der "eboorte van obed, een korte Geflachtlyst _ te plaatzen van dien Vorst, en 'er dus liet inkomen , met alle zyne Voorvaders in een rechte lyn onafgebrooken van Vader op Zoon maar alleen de voornaamften, en die t best zouden dienen, om diens Afkomst voor 't oog des Volks af te tekenen • zo dat, indien 'er eenige Naamen op die Geflachtlvst' zvn overgeflaagen , dit gefchied is , met toeleg van den Schryver zelve, zonder dat men zulks tewyten hebbe aan zyne onkunde, of het verhaast overflaan 'der oude, Affchrvveren. De Buaogeüst mattheus heeft, met vourdagr, dergelyke uitlaatingen. E ^ Zee naa J-weer op ^ an "e?enn1mVakte.gevolglyk eenl^ eet n uwe wyze omfdie zelfiïa idigheid, in inzameling, eene n ew Wtig te worden , is on- ^S^Bm voo^l van den Heer de CAn^ê hanSS welke volftrekt nieuw is, fpreidt den klagen ïaf over de vorming dier zelfftandigheid tot klaaruen 0do ■ . t na dat men den SJte o he?£heeft g'aan zoeken , gelyk •ïi^len of andere Delffloffen oplpeurt , weeten wy &^T'^f^^ onS^yfeld een voortbrengzel is van het Groenend Ryk. ^ r*i Men zie hier over, een Scheikundig Onderzoek der Eigen- tm™lrTJ,Z,t'£Lt W de a^MmU». fey HOUTTUYN, I D. bl. 223, enZ' Q 5  234 • BRIEF OVER HET SÜCCIN, Men heeft- naamlyk , naar alle de regelen van de kunst der Mynwerkeren, begonnen, met, on eenen zekeren afHand van Zee, Putten en Gaanderyen te maaken , waaruit de Carnlfeen , in eene vry groote hoeveelheid , gehaald wordt. Ik ben in eene dier Putten nedergedaald; dezelve lag twee honderd voeten van de Zee af, en hadt de diepte van 98 en een halven voet. Met behulp van Lampen, die wy, 111 de dieplte plaatzen, veel moeite hadden om brandende te houden, ontdekte ik, met myne Medeonderzoekers, dat de Barnjteen lag tusfehen twee ftrooken Houtskool , aan welkeedezelve menigmaal zo vast gehegt was, dat verfcheide Hukken, welke men'ons aanboodt, vry srroote Kooldeelen bevatten , waarin het houtagtig zamenvveefzel zeer duidelyk te ontdekken was. De kleur van den Barnjteen , welken wy zagen , was bruin als Turf: dezelve brandende, ontftondt 'er een lu°t aan Turf eigen , waarin egter een fterke harstlugt doorItak; verlcheide brokken Geel Amber ontbonden zich als men ze aan de lugt blootiïelde; andere van kleur veranderende , behielden desniettegenftaande hunne vastheid De Barnjteen ligt niet in geregelde of onafgebrooke aderen, doorgaans vindt men dezelve zodanig met de Kooien vermengd , dat deeze laatfte hr dikwyls doorheen loopen derwyze dat het bezwaarlyk valle, eenigzins haauwkeurfr te feepaalen, waar de eene of de andere zelfftandigheid 'begint of eindigt (*> 't Is met deeze zelfltandiglieid even eens gelegen als met verlteend Hout, waarin men omtrent dezelfde evenredigheden waarneemt , tusfehen de houtdeelen en de verfteenende (Toffe, die medegewrogt heeft tot deeze verandering. Boven deeze Kooien , vertoonen zich golvende Zandlaagen. Een weinig denkende op 't geen ik heb voorgedraageh, verkrygt de oude veronderftelling , dat de Barnjteen' het hefhan verfchuldigd zou weezén aan harstagtige Booracn, die eene zekere maate van verbranding ondergaan hadden en dat de onvolkomenheid dier verbranding veroorzaakt was' door inffortingen, die waarfchynlyk het vuur uitbluschten eene nieuwe maate van aanneemeïykheid. Misfehien nok' dat de onderfcheide zoutagtige zeiffiandigheden , bevat in het (*) De Heer de luc, fchryfe in eenen Brief aan delamethrie, fur la Theorie de la Terre, „ dat de Barnileen zich in het Delf„ hout bevindt." Journal de Phyfaue, 1791. Dec.  geel amber > of barnsteen. *35 L. 7PPWater 't welk zypelde door het zand , 't welk 'SeLÏ oXokeLlen bedekte, het haare desgelyks toe- t en aan de vorming van ^^8^ ^ van Die ftukken, welke men uit de Pinten haalt , zyn van veSi lende grootte. Ik heb ftukken van verfcheide ponTe Sen , zelfs die van drie tot vyf ponden woogen. In allen gevalle . 't geen deeze wyze van Barnjteen verzamelen kost\ wordt0 ryklyk door het geen 'er van komt goed gemaakt. f*ï De Heer pott merkt, in 't ilot van het voorheen aangefciue Ondttzoe^ op. „ 't Is een klaarbiyklyk Gevolg van alle dvo ïï'Proefnemingen , dat het vlugge Zout van ';Èrnfteena geenzins een gewoon Zuur is van Zout n.ch een "ewoon Zuur van Vitriool ; maar dat het , in zeer veei " op/i" en , "aar het Zuur der Plancgewasfen of Azynzuur (A>''Sf%Sife) zweemt: gelyk van de andere: zyde de " Flo es Benzein , ten opzigte van hunne drooge fubbmeering, " en eenSe andere omftandigheden, veel overeenkomst hebben " nTet onfzout, volgens ïgeen de Heer «eoban reeds op« bemerkt heeft ; alleenlyk met dit verfchil, dat dit Zout, " wegens de menigvuldigheid zyner Harstagtige deeltjes , zeer - SJlyk ontbonden wordt , zo in Crandewyn als m desllü' overgehaalden Geest of Voorloop , en daar aan een " fcherpen fmaak geeft." briff van den heer le roy , Lid van de Academie de)7Sciences, aan den heer delamethrie, over den dubbelen ring van saturnus , ten geleide eens uittrekzels van een brief, door, den heer herschell aan den heer watson, over deeze ontdekking. (Journal de Phyftque, 1792.) myn heer! Ik heb de eer U een Uittrekzel te zenden eens Briefs , van den Heer herschell aan den Heer watson, uit welken Gv zult zien, dat deeze onvermoeide Waarneemer St ophoudt met nieuwe Ontdekkingen aan den Hemel te d°De groote cassini , gelyk te zien is in de oude Me-  Ü3Ö BRIEF OVER DEN DURfiELEN RING moirés de VAcademie des Sciences, is de eerde die vermoed heeft, dat de Ring van. Saturnus dubbeld was (*) Veelen hebben, na hem, die zelfde gedagten gekoesterd; en ik kan zeggen , ook onder der zodanigen getal behoord te hebben, naa, by veele gelegenheden, deezen Ring met aandagt befchouvvd te hebben; dan het was voor den Heer herschell bewaard, te zien, 't welk anderen flegts vermoeden , en buiten twyfel te bewyzen , dat de Rins. van Saturnus dubbeld is. Hy heeft desgelyks ont¬ dekt, ten aanziene van den laatften Satellit deezer Planeet, dat de Natuur, in het wyduitgeftrekt Heelal, altoos éénpaarig is in haare Wetten. Door zyne Waarneemingen getoond hebbende, dat , indien de Maan om haaren As omwentelt, in denzelfden tyd, als dezelve om1 de Aarde draait , het even zo gelegen is met deezen laatften Satellit, die om Saturnus draait in 't zelfde tydsbeftek, als hy om zyn As wentelt. De Ontdekkingen van deezen beroemden Waarneemer hebben my verfterkt in eene bedenking , door my meermaalen gemaakt, onder het overweegen van den loop en voortgang der Kunnen en Weetenfchappen, dat zy naamlyk byfprongen fchynen voort te gaan, en, tusfehen beiden, tyden van Itilftaan hebben. Wanneer wy, op onze wyze, en met de Werktuigen , die wy aanwenden, de verrigtingen en Waarneemingen gedaan hebben, waar toe zy ons opleidden, ftaat de Weetenfchap ftil, tot dat zy, door nieuwe Ontdekkingen en nieuwe Werktuigen, weder in beweeging komt. My dunkt, dat wy, te deezer oorzaake , een nog veel hooger prys moeten ftellen op die groote Mannen", die fcheppende Vernuften , die' de Slagboomen , welke den loop en voortgang van 's Menfchen Geest ftuitten, weeten weg te draaijen. Ik ben, Aux Galleries du Louvre, 25 Jan. 1792. Het (*) Hy nam, f volgens de la lande, Astren. § 3227 en 5223 ,) waar , dat de breedte van den Ring in twee gelyke dealen gedeeld was, door een donkere tlreep , welks kromte dezelfde was , als die van den Ring. De Heer short verzekerde de la landï , verféheide van die Ringen gezien te hebben; de laatstgemelde Helt, dat het brrTtonite deel van den Ring verdeeld is door verfcheide lynen , welke, aan den omrrek van den Ring, een gelyk middelpunt fchynen te hebben, en gelooft, dat 'er verfcheide Ringen in eea zelfde vak aeplaatst zyn.  VAN SATURNUS. »37 Het Uittrekzel des Briefs van den Heer herschell aan den Heer watson, gedagtekend 10 D^c. 1791, is van ^Tvolgensmyne gewoonte, ben ik zeer druk bezig geweest met bet polysten der Spiegels van Telescoopen van allerid grootte, om dit moeilyk deel der Optica tot Somenh idTbrengen. In de daad, bet is onmogelyk zich een denkbeeld te vormen van den tyd dien, ik belteed, en van de moeite , welke ik genomen heb , om myn oogmerk te bereiken. Dan ik heb daarvoor volkomene verbeding omvangen, door het vermaak 't geen men altoos ïchept in een geliefd onderwerp door te zetten, en Z mee? door den gelukkigen uitflag , waar mede ik nwömiff ftreelen myn arbeid bekroond te zien. y Mvn Telescoop van veertig voeten is tegenwoordig het beste werktuig, 't welk ik bezit, dat is te zeggen, dat ,ï met dezelve'beter, dan met eenige andere myner Teescoopen , de moeilykfte ^^^^l^lt heb z er^ onlangs f afn' onzen Voorzitter een Gefchrift ter hand-efteld , betrekkelyk tot die Planeet , waarin ik duideWk heb aangetoond, dat dezelve twee onderfcheide Sn heeft, van*elkander afgezonderd door eene groote Sfhenruimte, zodanig dat ik, met myn Telescoop van veertivoSn, zeer duidelyk, den hemd gezien heb door dte™uim?e, welke eene uitgeftrektheid bellaat van 1741 die itumre, D ameter van den buiten- ftene^?Seete7mei hetzelfde Werktuig, bleek my ïrooter te weezen dan 222 van dezelfde mylen. grooter e w Gerchrift heb ik desgelyks getoond, dat ^ vvfde Satellit van Saturnus in 79 dagen 7 uuren cn t Eten om zyn as wentelt, en dus daartoe een tyd b-ftïïe gelyk aan den ommegang rondsom die Planeet. W shalven deeze heweeging, ten dien opz.gte, geheel gewesnaiven uu= M *° welke, om haaren as omwen- als z*beIteedt in ronds- om de Aarde te draarjen."  438 ONDERRICTENDE AANMERKINGEN onderrigtende aanmerkingen, medegedeeld aan de heeren natuurkundigen, die na de zuidzee en de zuidpool-gkwesten op reis gaan ; voorgeleezen in de sociëteit der natuurlyke historie, te rarys, den 29 van July 1791. Door den Heer deodat de dolmieu. (Journal de P/iyfique.') (Vervolg en Slot van bl. 209.) ''Tie daar eenigermaate opgegeeven, waartoe de werk£_U zaamheden van een Delfftofkundigen zich zouden kunnen bepaalen , als hy , flegts ,voor een zeer korteu tyd , een onbewoonde Kust aandoet. Maar, indien hy de befchikking over den tyd in zyne magt heeft, indien geene hinderpaal hem belet om in het binnenfte des lands door te dringen, moet hy, zonder een oogenblik te marren, zyne fchredea zetten na de hoogfte Bergen, welke zich aan hem opdoen, en onder den weg alle aanduidingen verzamelen, welke hy, wegens derzelver natuur, konne verkrygen. Wanneer de Landen bewoond zyn, hebben de Iuwoonders Wapenen of huislyke Gercedfchappen; men moet dezelve bezien, en uit hun verneemen, van waar zy de ftoifen tot het vervaardigen van die werktuigen haaien, in gevalle zy zeldzaam genoeg zyn om zulks te onderzoeken; desgelyks hebbe men te letten op deêbouwftoffen tot hunne Wooningen gebruikt, enz. Eindelyk, aan den voet van 't Gebergte gekomen , zal men daar veelligt brokken aantreffen die van de toppen afgerold, en ftukken,' die door de Watervallen afgefpoeld, zyn. Wanneer men daar Kalkfteenen vindt, zonder fpoor van eenige Rotsfteeuen, kan men wel de moeite befpaaren om de hooge Bergen te beklimmen; 't is dan voldoende de ligging der beddingen op te neemen, en te onderzoeken, welke Delfftofren 'er zich mogen bevinden. Dan ik verzoek te deezer gelegenheid, om eene foort van waarneeming te doen, die men tot nog verwaarloosd heeft, te weeten, het in opmerking neemen van de Stoffen die het midden beflaan der Valeien tusfehen de Kalkfteen-bergen. Het is van eene byzoudere aangelegenheid, te on-' derzoeken, of die Valeien afbrokkelingen van diezelfde Beri  VOOR NATUURKUNDIGEN. 239- i Bergen behelzen, of zelfftandigheden daarvan vreemd. De ] Heuvels van Potaarde, die men zeer dikwyls tusfehen de ; Ketens van Kalkfteen-bergen aantreft, leveren, by voor; beeld, een verlchynzel op, weinig waargenomen, zeer geï wigtig, en misfehien het moeilykst te verklaaren van alle I die tot de Natuuriyke Historie des Aardkloots behooren. ; Zy bevinden zich niet in derzelver geboorteplaats; zy zyn ;i laater dan de opening deezer Valeien gekomen; naardemaal i de beddingen der tegenoverftaaude Bergen , die_ onderling j aan elkander beantwoorden, uitwyzen, dat de ruimte, welk ke zy bellaan vóór dezelve uitgehoold zyn, harden Kalk1 fteen bevatte. Vanwaar zyn die Potaardagtige Heuvels gekomen , die : door de Zee fchynen agtergeiaaten"? Zy bevatten doorgaans. 1 1. Overblyfzels van het groeiend Ryk, ais Planten, Rietge| wasfen, bykans geheele Hoornen, dikwyls dun , 't welk | eene laugduurige afflyting aanduidt. 2. Overblyfzels van I groote Landdieren, meestal vreemd aan de Lugtftreekem, } waar men ze aantreft. 3. Lichaamen van Zeefchepzels J van verfcheide foorten; de DelfPiotfen zyn 'er geplaatst of | in onderfcheide laagen , in 't wilde op elkander gehoogd; I of dezelfde laag bevat ftukken van zeer verfchillenden aart; I zodanig zyn de Heuvels van Potaarde van Val d'Arno^ in f Toscaane, en omftreeks de Seine, waar ik eene menigte 1 van Boomen gevonden heb, die meest Eikenboomen wa1 ren; deeze verfteend , andere eenigzins bitumineus, van I kleur als Ebbenhout, en zo wel bewaard, dat zy nog tot I het inleggen van fchrynwerk kunnen dienen. Zy rusten I op beddingen die Olyphantstanden bevatten van eene verI baazende grootte, deeze zyn begraaven onder andere bcd] dingen van Zeefchulpen , doormengt! met rietagtige Plan| ten, overdekt met laagen van Potaarde ter dikte van meer | dan honderd roeden. Het Vaderland der Olyphanten is de 1 plaats niet waar de Eik kan groeijen; en indien deeze Boom tot den Toscaanfchen grond behoorde , zouden egter de i Overblyfzels van die groote Beesten van veel verder moeten komen. Te vergeefsch heeft men uit derzelver veelvuldigheid, en de beenderen , die Dieren van verfchillenden ouderdom aanduiden , willen belluiten dat zy onze Landen ; bewoond hebben , en daar langen tyd voortteelden.' Het I kan ondertusfchen zeer welweezen, dat zy in onze Lugt; ftreek zyn aangeland door de uitwerking van een geweldigen Zeevloed, die, zich van het Zuiden na liet Noorden beweegende, de oppervlakte des Lands, door deeze Dieren be-  14o ONDERRIGTENDE AANMERKINGEN bewoond , medevoerde , en dezelve op een hoopte in 't Noorden van Siberië en van America , ten eigenden tyde dat deeze ze in Toscaane begroef. Dewyl men ze aantreft te midden van üverblyfzelen der Zee, mag ik veronderftellen, dat zy langen tyd op de oppervlakte hebben kunnen dryven , en dus na ver gelegene Landen gevoerd worden; als dan is 'er niets zeldzaams in, dat men ze van allerleien ouderdom aantreft; van eerstgeboorrenen af, tot Dieren van dubbel de grootte der geenen die men hedendaagsch aantreft; en alle de gisfingen wegens de verandering der Lugtgefteltenisfe, gegrond op her beftaan deezer Dieren in Europa, vervallen van zelve. De Valeien der Kalkagtige Bergen kunnen ook gevuld weezen met Zanden, met gladgeileéten Steenen,met Gyps, met Turf en Leemaarde , met Steenkoolen , enz. Dit zyn desgelyks ftukken die opgemerkt moeten worden, en welker vermelding van weezenlyk' gewigt is. Indien de Bergen zyn zamengefteld uit Potaardagtigen Leifteen , hebbe men met aandagt de klompen Quartz , die in de watervallen gevonden worden, te onderzoeken; ze zyn zeker van aderen afgefcheurd , en kunnen ter aanduiding van Metaalen dienen , tot welker opfpeuring men zich vervolgens kan zetten, als de tyd zulks toelaat. De Potaardagtige Steenen in dikke klompen , zyn ook de Bergplaatzen van Mineraalen ; men zal wel doen met de aderen naa te gaan, welke zy kunnen behelzen; maar het is van veel meer belangs de ligging der beddingen te onderkennen, de rigting der fpleeten, die ze verdeelen, als mede de toevallige gedaanten, welke zy vertoonen. Daarenboven maaken deeze Steenen op zicii zelve zelden groote Bergen uit. Zy kunnen doormengd zyn met Kalkagtige laagen, en men moet derzelver onderlinge ligging naagaan. Het gebeurt zeer dikwyls dat de Metaaladeren liggen tusfehen de Kalkfteenige en Potaardagtige beddingen. Te meermaalen zyn deeze Potaardagtige Bergen de eerfte fporten van oorfpronglyke Bergen; als dan moet men ze overklimmen om vervolgens te komen tot de Rotzea daar agter gelegen. De Natuurkundige zal, derhalven, voortgaan, tot hy hooger punten ziet, en veel fcherper eu afgebrokener kanten; en zonder zich op te houden met het waarneemen van byzonderheden, die hem zouden kunnen - . mis-  i VOOR NATUURKUNDIGEN- 24* ***** en den kosüyken *d ^«^«^g de hoogfte toppen »£y$«fiS55 Saafi'heeft tot hem mogelyk zal weezen dea™°*JJ& de betrekkewelke hy opgeklommen is , g;*^»tótoppen; die lyke hoogte afleiden van de ^«^S; hy moet, hem omringen en derzelver ^«Sff^k^ onderzoeken de ngting der b^et'"f en, derzelver ligging der Bergen «M»f^J^fS/en de gegedaante, de wyze hoe ze toe ^«m d ^ hoogten, lleldheid der fcherpe hoogten, t. Ay n ae * ^ die bovenal zyne aandagt moeten uskfeea , en het uiterfte aanbelang ^ bepaal n , o d zy het ag * deelte der Bergen uitmaaken, die, in aerzeivcL , . t Sen, 'de zantte ^^^J^l'fi&S even zeer den ganfehen «f^^^^^a elkan- en fteile "W«#^XS5« der zyn overgeteld, of dat zy zien an iddclpullt te kant opdoen, ot emdelyk blyken tot■ mi P h&_ de verticaale rigting komen , en met, ^««g. over deszelfs beftaan doet. , ft De aewtótigte naafpeuring, vervolgens, op deeze eer te Berïen Tn ' werk te tellen, is het opzoeken van Kalk, fteen men hebbe, derhalven, niets te verzuimen om te SekkTn eenige ftukken van dezelve, die eerty ls deeze fegen "ouden°kunnen overdekt hebben, enbgwjl onderfcheid maaken tusfehen oorfpronglykeniKalkften en die -eörganifeerde Lichaamen in zich bevat. Dit laattte is hn aCewiïtigfte, en men moet eene naauwkeur.ge aanteken t houden van de onderfcheide Hoogten , waar m?n dezelve kan vinden, en daar naauw lettend zoeken o^ll^n of voetftappen van Af tornen De hgiing ook van oorfpronglyke Kalklteen is van veel aan MENG. 1792. NO. 6. *  H* ONDERRIGTENDE AANMERKEXCEN gelegenheids, en kan op zich zelve het onderwerp weezen van ontelbaare keurige naafpeuringen. Ik moet hier by wyze van voorbehoeding, aanmerken , dat 'er veele kalkaartige Steenen beftaan, die met Zuuren niet opbruifchen, of eenigen tyd aan die foort van beproeving wederftand bieden , eer zy tekens van opbruifching geeven; en het, zou dus kunnen wëezen, dat men, te veel Verhaastte proeven te werk ftellende, den Kalklteen niet overal zou kennen , waar dezelve met de daad aanweezig is. Ik hou het voor zeer mogelyk, dat men geen Kalklteen van den tweeden rang of met fchulpen bezet zal vinden op de Eilanden der Zuidzee , tusfehen de 130 en 280 Graaden Lengte, als mede op Landen digt aan da»Zuidpool; en dat voorts dezelve zo veel minder hoog'zal gevonden worden, naar gelange men nader is aan die aangeweezene bepaalingen (*). Het wederkeeren van een reis na de oorfpronglyke Bergen moet hefteed worden in bet verzamelen van Rotsbrokken van onderfcheide foorten ; de verfcheidenheden kunnen hier verbaazend weezen , zo door de vereenigmgen van veele zelfftandigheden, in Onderfcheide getallen en onderfcheide evenredigheden byeen vergaderd, als door de verfcheidenheid vau"kleuren , van hardheid, van fynheid, enz. enz. Deeze foort van Bergen leveren het fchoonile veld op voor den arbeid en de naafpeuringen van den Natuurkenner, die de aangelegenheid kent der Steenkunde, en hoe lang hy zich onthoude in de- nabuurfchap van zulke Bergen, kan hy altoos zyn tyd op eene nuttige wyze voor de Weetenfchappen, en op eene aangenaame voor zich zelve, befteeden. Wy weeten dat de meeste Eilanden der Zuidzee Vulcanifche zyn; het is mogelyk in dier voege gefteld met de Zuidpool Landen; Niéuw 'Holland en Nieuw Zeeland hebben brandende Bergen , en die reeds uitgebluscht zvn. De daadlyke of nieuwlingfche ontbranding is te gemak- lyk (*) Elk begrypt ligt dat ik hier niet fpreek van die Koraalrotzen, welke de aannad ring aan alle Landen in de Zuidzee zo gevaariyk maaken : deeze zouden Kalkfteenen zyn , welke men by de toppen der begen vindt, indien het gebeurde, dat de groote Waterplas weder eene verplaatzing onderging; doch deeze Voortbrengzels der Poiypen kunnen voor geene waare Kalkaartige Steenen worden gehouden, tot dat de opvulling van alle de holligheden plaats hebbe, en dezelve diate klompen worden.  VOOR NATUURKUNDIGEN. ' 44S Mc te ontdekken, dan dat het noodig zou weezen de iyK te wv7Pn dje deze ve aanduiden. Ik zal ^SSfff^SS^ voornaainlyk moet houden in vasfe&ene Lavas-, en aan Itoffen, Ten hebben kunnen uitwerpen zonder verandering , alle Serc voortbrengzels zyn niets meer dan wyzigingen van me£■£^ grondftoffen. Ondertusfchen is het goed^dagra eene verzameling te maaken, en om dit meer gemaks by Je zeJcn, durf°ik aanpryzen het J^^. welk ik vervaardigd heb, waarin k ^^V^nffidigheden, die vereenigd kunnen weezen in een Vuiubraa- kerWat.deermtgebluschte Vulcaanen aanbelangt en boven ,1 die van zeer vroegen tyd zyn, 't valt veel bezwaar* Mee dezdve waa? ?e neemen , de'voortbrengzels daarvan ma te San , en zelfs het beftaan daarvan te bewyzen. ï)e vastgewo clene Lavas hebben geene kenmerken y- de blvkbaar de werking des vuurs aanwyzen; derzelver klem , korl, hardheid, zwaarte en gedaante , verandert in t oneindi-e en 'er is geen dier uitwendige kenmerken , welh "z1; Siet gemeen hebben ^op«brej^oor^ ter veroorzaakt. De vereemging van alle die P^atslike onhandigheden is noodzaaklyk om len van de werkende oorzaak, welke deeze Steenen uear beid en gewyzigd heeft. Ik neem de vryheic ie verzoeken dat men agt geeve op 't geen ik, dit onderwerp betreinde , gezegt heb in een Brief over den Oorjprong S Ma ten. De Natuurkundige , die uitgebluschte Vulcaanen gevonden heeft, zal voornaamlyk onderzoeken, of zy ondet de Zee gelegen hebben, of derzelver voortbrengzels bedekt of vermengd zyn met laagen kalklteen, ot 'er overblyfzels gevonden worden van Zeehchaamen, ot van andere dierlyke Weezens, of eenige andere foort van verfteening in de poreufe Lavas, m de Sconen, enz. enz. I zal deeze Onderrigtende Aanmerkingen met breeder uitwerken, ze zouden tot een Boekdeel aatigroeijen als alles in wilde brengen, wat van belang is door u opgemerkt te worden. De kunde en de yver der Heeren Mynwerkkundieen , die zich tot deeze naafpeurmgen gewyd hebben, verzekeren ons dat zy ge ene Waarneemingen, die binnen hun bereik zyn, zullen yerwaarloozen, ik bezit den belachlyken waan niet om bun èeh najuwkeurigen weg af te baakenen: beter dan ik, kennen zy het aanbelang hunner Zendinge, en zy gevoelen vóóraf  444 onderr. aanmerkingen voo* natuurkundigeh.' welk een licht zy over de Weetenfchappen zullen kunnen yerlpreiden: ik verlangde alleen hun eenige gewior>e Hukken te binnen te brengen, die byzondere betrekking hebben op de oude Natuuriyke Historie van onzen Aardkloot. charactertrekken vam den heer john howard, Esq_. (Overgenomen uit Dr. aikin's , View of his CharaSler, and Public Services.) » HHer voldoening eener onlangs gedaane toezegging (*) » X geeven wy thans hier de Charaftertrekken van den 3, menschhevenden Heer howard, als een Toevoe^zel op >, zyn vroeger geplaatst Leevensberigt Cf)." ° De voetfïappen gevolgd hebbende van deezen grooten Menfchenvnend, van zyn wieg tot zyn graf,hem van naby beichouwd hebbende in dat gedeelte van zyn Leeyensloop,'t welk meest ter algemeene kennisneemino- open. ligt, fchiet my niets meer over,.dan die CharacWrekken te verzamelen, welke zicli voordoen in zyne daaden, en daar uit, met byvoeging van fyner trekken, tot welker opmaaken een aandagtig befpiegelen my in ftaat Irelt, een getrouw afbeeldzel van dien Man te maaien. Het eerfte dat een kundig Waarneemer van den Heer howard trof, was een uitdrukking van buitengewoone fterkte en kragt in alle zyne gebaaren en woorden Een leevendig en doordringend oog , kragtige gelaadstrekken een vlugge en fpreekende houding, duidden niets anders aan dan eene vuurigheid in het vormen, en eene werkzaamheid in het volvoeren, van zyne oogmerken. In geen tyd zyns leevens, geloof ik, was hy zonder eenig Ontwerp, 't welk hy met ernst zogt te volvoeren, en in alles, wat hy ondernam, was hy onvermoeid om het tot volmaaktheid te brengen. Gaf men hem een wenk dat hv in iets was te kort gefchooten, of dat 'er iets kon toe- (*) Zie hier boven, bl. Ur. §e" (f) Zie N. Alg.em. Vadtrl. Letterötf. Vde D. 2de St. o «a enz. 482, enz. r ** 1  chauactertrekken van john howard. 245 gevoegd worden aan 't geen hy gedaan^hadt, dan ftondt men verfteld dat hy het gebrekkige reeds voltooid hadt, £ wyl men veelligt dagt dat hy 'er nog over raadpleegde Cesar zelve kon niet beter voldoen aan het peggen des Dichters , NU a-Ekum credem, durn quid fuperesfet agendum. Ik herinner my, dat, by den Heer howard toevallig aangeme kt SeVhoehy, onder de Gevangenhuizen in LonS, denWr hadt overgeflaagen, hy. zo zeer getrollen was over dit verzuim, (fchoon van weinig aanbelangs, dewvl het daar gevangen zitten zo zeldzaam ïsj dat uy, oy de eerfte gelegenheid, na Londen trok, om dit verzuim te verbeteren. . • A„l _w£ En het was niet alleen voor eene kor e poos dat zyn vvervuur ter volbrenging van eenig werk dus ontltooken wierd. Hy bezat de nog veel zeldzaamer hoedanigheid, om voor een langen tyd, alle de vermogens en bekwaamhedên van zyn geest op één punt te vestigen zonder S daarvan'te laaten aftrekken door eenige verlokking die nieuwsgierigheid, of eenige andere rinft,, hem m_ den weg mogt werpen; hy was onvatbaar voor die verveeftnggerwVmaak, welke zo ligt, by het ^houdend doorzetten eener zaake, de ziel bekruipen, fchoon hy, door zvn vroegtydig reizen, zich niet onverfchilhg betoond hadt omtrent dl voorwerpen van fmaak en liefhebbery, welke een wel opgevoed Man in een vreemd land treffen fchynt hy, nogthans, op zyne reizen, met voordagt gedaan om Gevangenisfen en Hospitaalen te bezoeken, voor mets anders ooren en oogen gehad te hebben ; althans hy gedoogde met dat eenig ander voorwerp hem oplneldt , oi ter zvck. aftrok (* ï Vervuld met het denkbeeld van het aanbelang zyner bedoelingen , en de onzekerheid des menschlyketi leevens, was hy onvermoeid, om, zo veel mogelyk, al te doen in het beftemde tydsbeftek. In deeze Gefteltenisfe beftondt die Geestdrift , waardoor men in't algemeen veronderftelde dat hy gedreeven wierd: want anderzins gaf zyn koel en evenmaatig geitel geen (*) HV verhaalde, hoe hy, in Italië zynde,;zich eens hadt laaten overhaalen tot bet bywoonen van een uitmuntend fraay Muzyk; maar, bevindende dat zulks zyne gedagten te verattrok, wilde hy nimmer zich dit vermaak fchenken. R 3  *4Ö | CHARACTERTREKKEW het minfte op van het charader eens Geestdryvers. Hv en Sa'ndvasK^ Zy"e pla"S met ee" verwonderbaare kragt en liane vastigheid voort, maar geenzins met die hette en vuungheid , welke de verbeeldingskragt in vlam zet , en den Geestdryver kenmerkt. Vanhier ftondt hy niet bloot nm £a V Parryc,1Se vertooningen te laaten inneemen, en dStfvdren..d00r Va!fCi!£ ™idden^ffen te befchouwen en dus te verva len tot die m.sllagen, welke zo veelvuldig fcl^xn by Me"fchen vo1 verbeeldings en gevoels! Kf ïfD) die, hem al!een kcnde» ™ zyne buitenIrvtLlSf a.mhud?n' waren al te §ereed om hem met hf 5 te be-'eScnen> WÊ"^ Menfchen met yslmt, T ^ em zelfz,°ek^n aart zo ligt betoonen, «ïSSlSS, Tat "a £ene>°Se maate aan gevoeligheid en ? mSSd fWe,emt' Tenyy1 auderen> die hem eenig«WiS lC,rre !eHd,efl en 1111 en dan voorkomende blyi " Erkten van ko^heid, en misfehien hardigheid', Z 1S °m Zyn §cvoeh'gen aart geheel en al in twyfej te nekken , en zyne werkzaamheden te eenemaal aan een bezet van Pligt, of Hebbeiykheid, toe te fchrwén —- deezen Us{™ m>s in hunne gevolgtrekkingen. Hy ER^S Mensch behoort te*voelen; maar niet zodanig dat het hem misleidde, of in den prys dien hy Beige op voorwerpen van nuttigheid, of in zyne redenkave- gSVwSlm midliden d°°r Z£ t0tlland konden DeVrftellingvan misbruiken, en het verligten van eknde waren de twee groote doeleinden, welke hy in 't oog hleldt m alle zyne onderneemingen. Ik heb even zeer gfezien dat een traan van aangedaanheid hem in de oogen ichoot, a,s hy zich zommige jammertooneelen door hem gezien, herinnerde; en hoe verontwaardiging uit zyn èezigt te leczen was, als hy voorbeelden van laagheid en Verdrukking ophaalde. Met dit alles, begaf hem egter zyne ïtandyasugheid en zelfbelluur nimmer. Nooit was hy vervoerd, nooit onoplettend; en de onuitfpreeklyke voordeeleu van zulk eene geaartheid, in de werkzaamheden waar toe hy zich verledigde, behoeft geen beWys Het geheele beloop zyner bedryven was zulk eene proeve van onverfchroKkenheid en moed, dat het gansch overtollig mag fchynen te zeggen , dat hv die hoedanigheden bezit. Hy bezat ze beide, en van natuure, en uit begmzel Hy hadt een vast zenuwgeftel, en zyne overtuiging dat hy het pad van pligt betradt, maakte hem onhfffi voor  van den heer john howard. *47 'r Wis niet enkel in zaaken van aanvoor de gevo gen. t Was met e nu. i nde_ De^e belang, dat hy deeze,£hï fchaïmte, en dien fchroom, verhief hem boven valfche fchaamte, welke een lafaart maakt van veelJ anü aanzienlyken. in de tegenwoordigheid van eenen m ^ Niemand vreesde ^«JJgxJför om ftoute waarheder dan hy; «-gj^SnS te wederfpreeken. den te zeggen , of fcXel^ff^ng te doen, welke de inHy was gereed om alle opoflmng te ^ agtneeming van ttnkte « howard 0pleSgC,n-./hv ïvdefbeS Saet itaande houden zou, hadt hy tyden DYe""I?1.; Re„teu hem aan den van Burgerlyke «.^g^gSfcfte Martelaar het marteldood blootltelden, al^Cimhelad, hebben. Schavot beklommen, ot de , apartheid ver- De vastheid van Jj-^^^Jfi die hem, toonde zich m zekere ^sfengeia va ^ ^ als hy zich eens bepaald <■ ojwda ^ afraading, en aanzette on, zyn oogme* . py hindernisfen, door te zetten, ny » oordeelde dehoorzaamheid van de-lodamgen d e ny ^ Qm zelve te mogen **^M^£m(g te laaten behandelen. zich met agtloosheid en vei zuig^ r|h d zeer in agt, Nogthans nam hy ae menschlyke zwttn en hadt 'er meevvaanghmd J ^ _ ^ yr goede geneigdheid, ™ f£^rKlelyk, en zyne vorde- loos hefteed. Dat zyne ueve ei Jmaaken uit het lang ringen gemaatigd, waren, .an m t verknogt- in dienst blyven öienstboodcn, e y ^ heid aan die hy g*J*J" Dj»*^ wendde,,om; 8^^^? d'ezelve was zyne wyze een, en ncu Lt om zyn misnoegen te bewonen ( J. De C) De volgende <^^e^ J^^lSoÉ, liutdooreen Heer^die met hem ^fgg* raerkte op, frlarifc» reedt m t jMMjg ^ J hdt dan om de Voerdat hy weinig dingen moe.lyke ^ 5 zaam 0f ras te iieden van de Post^ai^, naarw^^ | Qp e doen rvden , tot dat hy de voigenae 11 en * de &fc der Posteryen gekomen zy.de ^ e£ Voerman onlchiklyk §e^f "^^oo^erp van liefddaadigheid, S«dlSÏ tJn°VoennPan de vragt, in «jj  -4§ CHARACTHRTREKKEN „vft\Ge£St yanu°»afhange]yklieid, waardoor hv altoos» S£ 'bS£i2 n'een gegr°"d °P de g^aaïiiS ^diSSïitóï^ï^T höt dce1 hem ^ j •"«H!)ucm getenoiiKen, dagt hv nooit om -/m» omftandigheid was om Kinderen te krygen ,"te de hv het ÏÏÏM^r onÖeidT^ op df Li eS, 1 ï6t V°ege" hKr aan te tekenen, dat hy op cte zekei te gronden mogt verwagten ,• dat zyne Kinde- te wa^,ïyhaeLCenige m?gt hf*» over'vJoedVaï fch ten te wagten hadden van hunne Bloedverwanten. In deezer voege bewaarde hy zyn hart voor die befm t ig die fheï kc meest altoos een ftaat van vooribo°d vprop™i<- a*. ZUgt om Ryk te worden-' een zugTfclk mSmaar 3 t dik» woordïgheid des armen, en zeide deezen, dat hv hem dewvl SST* dnhSdf Voo -Vt hv ondervondr Vr j?*' fS hadt hy dit beleid gehouden , of hy bekend wt. ^ UItwerkinS va» °P a"e wegen W hMmï&f&u^ ZndZT V00rbee,d vMd van * vast?^ °,P zekeren Ivd in de «anden des Koning, om h tel7 1 0r,kt>ï' e" alle Fosti"o»s bevel hadden, n Sn W' °P den h00rn toc kennisgeving reuen, welKe ook, van zyn Regt wilde afftaan, S  VAN BEN HEER JOHN HOWARD. «49 gebruik is dat mcnvan Ryk do ^g»^^^ boven alles wat na laagheiü 01 gw * edelmoedigheid ten toon, ^IS^^^*— > wanneer het door Tortuine bedeeld geweest dan. zou zyne .^W^ Be. een fteun gevonden hebben , in de \; "^pt ^ hem iiopfi-en • en het was een onichatbaai vooraeei, bevel zo volkomen als ™meVe™ |o0r(ii„cn, op kan tvtl, of een Kluizenaar van den ttgenwooruigeƒ „oogen. De gtftrenge leevenswyze, welke hy v» zyne v,o?ge jeugd iTadt in ag. S**^»MBS zondheid, liiel.lt ky vervolgens, uit ™ f210?'t S Jich breidde ,1e uriktheid daarvan zo yene uit , dat,y alle die veraangenaamingen , welke, de maangfte ««g? als noodig tot onctahomlmg var. kragt en fterkte , zien vergunnen, verfmaaclde. Die* vo««1, gjg « keb frtrLns' ufet on dfe va igellelde „ederkeetenie tyfe ef Sdle mïatel'als'de Melfchen , in t gemeen .^der, K. 5  «5° charactertrekkepï flaap behoeven. Hoe zeer hy in ftaat was om vermoeienis te verduuren, kunnen de verbaazende reizen, welke hy deedt op allerlei wyzen, zonder eenige tusfchenpoozen, die men rusttyden zou mogen noemen, ten vollen nitwyzen: want de eenige plaatzen, waar hy zich ophieldt, waren die, op welke hy daadlyk iets te verrigten hadt. Met één woord, geen menschlyk Lichaam was mogelyk ooit volkomener dienstbaar aan de Ziel , welke het bewoonde, dan het zyne; en alle de poogingen van de fterkfte Lichaamsgefteltenisfe , niet hebbelyk gewoon aan zelfverzaaking, en zedelyke zo wel als lichaams-oefeuing, zouden^niet hebben kunnen uitvoeren, 't geen hy gedaan Wat (*) Het volgend berigt, wegens zyne wyze van reizen, my medegedeeld door een Heer van Dublin, die zeer gemeenzaam met den Heer howard omging, en waarvan ik my wel herinner het hoofdzaaklyke uit 'smaus eigen mond gehoord te hebben,zal ongetwyfeld den meesten Leezeren behaagen. „ Wanneer hy in Engeland of lei land reisde, dtedt hy het doorgaans te paard, en reedt omtrent veertig Engelfche mylen op een dag. Nooit was hy om een Herberg verlegen. In Ierland en in het borende gedeelte van Schotland, hieldt hy ftil by een der geringe Kroegen, waar een teken ultftak dat iets te krygen was, en fcogt een weinig Melk. Als hy in de Stad kwam, waar hy voorneemens was te flaapen, beftelde hy den avondmaaltyd met Wyn en Bier , even als een ander Reiziger; d.och liet zyne Koegti het weg neemen, terwyl hy zyn brood en melk gereed naakte. Altoos betaalde hy Oppasltrs en Postillons ryklyk , dewyl hy geen misnoegeil-of' verfchil wilde hebben , of eenige ftoorenis , over zulke beuzelingen; zeggende, dat, op een reis, die hem drieof vierhonderd Ponden Sterling mogt kosten , het toevoegzei van vyftien of twintig Ponden, aan die kleinigheden befteed, niets te beduiden hadt. Wanneer hy op 't vaste land reisde, deedt hy het doorgaans in zyn eigen Rydtuig,'t welk een Hoogduitsch maakzel was, door hem tot dat einde gekogt. Nooit Haakte hy zyne reis voor dat hy in de Stad kwam , daar hy beoogde heen te trekken, en reisde, als 't noodig was, den nagt over: door gewoonte kon hy zeer wel eenige nagten agtereen in zyn Rydtuig flaapen. In zyn laatfte reis, op een na, reisde hy twintig dagm en nagten, zonder te bedde te gaan , en hadt 'er geen hinder by. Hy was gewoon een kleine Theeketel, eenige Schoteltjes, een pot met Znikergebak, en Zuiker, met zich te voeren. Aan een Posthuis kon hy water gekookt, en melk, krypen; hier mede deedt hy zyn MaaJtyd, terwyl zyn Volk in d{ Herberg at."  VAN DEN HEER JOHN HOWARD. 2J1 HJM zvn verftands-charafter betreft, dit ook was volkoWat zyn veriwuua , toe ^y zich |Ö1 berdlTvdbL0a°tr fge n groot^maate, die wyluitgefchikte. Hy bezatin f id om uit te weiden, welftrekte bevatting, di^^^„ft kenmerkt; doch ^■r^Tmder en^voorafgaande verzameling, van egte rlkViX altoos gevaar loopt om tot dooiende befpiegebouwltofte , altoos ^eelëe, de Man van uitwer- de naarvorlcnmg, en m baauen in een zaak net eigenryk niet wis£en ert S° dan te ïooren hadt van die in zyn eigen Mmnen van vernuft zullen verwerken. L-aaten ae ™„t Xragt wör'dt, deeze kleine byzonder.heden tnoetm SrsSss? tossss^ttó £  s52 CHARACTERTREKKEtf bcfpiegolend gedeelte des Staatsbeftimrs; maar hieldt zich te vrede met de ftelzels van Souverainiteit te neemen zo sis hy ze in onderfcheide deelen der waereld vastspeld aantrof, voldaan over het aanwenden van derzelver poogingen, om het welvaaren der onderfcheide Staaten en Rvken te bevorderen. y De ftaat der gevangenisfe, die zynde, in welke de Regten van den Mensch, voor een groot gedeelte ten minfteu, opgefchort zyn; was het natuurlyk, dat zyne denkbeelden zich meer bezig hielden , met het Volk als Onderdaanen , dan als de Ooriprong van gezag. Nogthans kende hy zeer wel, en waardeerde op den rechten prys, de onfchatbaare zegeningen van Staatkundige Vryheid , tegen Dvvinglandy over gefteld, en onder alle Volken hieldt hy de Hollanders en Zwitzers, voor de zodanigen, die het beste voorbeeld van een Staatsbeftuur geeven, gefchoeid op den voet van billykheid en menschlykheid. Met het character der Hollanderen , was hy zeer ingenomen , en hy betuigde te meermaaien , dat hy Holland, boven eenig ander vreemd Land, tot zyn woonplaats zou kiezen. Ik kan, met volko¬ men zekerheid, hier byvoegen, dat hy één van die geenen was , cie, (om de woorden van den grooten Lord chatham te gebruiken ,) zich verheugden, dat America wederftand gebooden , en gezegepraald hadt in de eindelyke uitkomst , dat hy voornaamlyk de Volksparty onzer Conftitutie aank eefde , en in zyn eigen Landfchap zich üeedt kennen door een moedigen tegenftand van Ariltocratijchen invloed. J Zyne byzondere Leevenswyze, en alles uitfluitende aandagt , welke, hy, m zyne laatfte jaaren, befteedde , aan eenige weinige voorwerpen, hragten te wege, dat hy meer afkeerrg fcheen van Gezelfchap , dan ik denk dat hy met de daad was : men heeft het als eene ongelukkige omftandigheid aangemerkt, dat zyne fchuwheid en ongezelligheid hem menigmaal van Perfoonen verwvderde , van welke hv veel nuttige onderrigting zou hebben' kunnen opdoen. t Maar het is ydelheid, om met elkander onbeftaanbaare zaaken te verwagten. Men kan niet wel loochenen, dat de J-Ieer howard den besten weg over 't geheel heeft ihffe•magen, om zyne nafpeuringen voort te zetten; en indien hy een gezelliger Man geweest ware, of gereeder om zvne eigene nieuwsgierigheid, en die van anderen, te voldoen, hy zou niet langer in *t bezit gebleeven zyn van een der groote voordeden, welke hy bezat ter voltooijinge van zyn  VAN DEN HEER JOHN HOWARD. t$$ j fcy„ voornaam plan. Nogthans was- hy, fchoon fteeds alle verbintenislen fchuwende, welke hem zouden ingewikkeld hebben in de verftrooijingen , die, het geze hg leeven medebrengen , geenzins ongenegen, om n gelprek te treeden over zyne geliefde onderwerpen; in tegendeel to V dan zeer mild in 't fpreeken , en verlevendigde een i klein gezelfchap met de onderhoudendfte verhaalen van zyne reizen en lotgevallen. De Heer howard bezat, in eene groote maate , die ar hem fcheen afgebaakend te hebben. Men  VAN DEN HEER JOHN HOWARD. «55 'd , cu ajfaj Hat de Heer howard zeer fterk algemeene en byzondere , ^ cen ,5 k verfchillen van die alle Godsdienst-belydenisien, weezemyK ü w in eene Voorbefchikking gelooven; ^^"^Ve 0mneeming, houde ik ^^^K^U &ofe helzing van de Le^^r,I^Xe^lgen ia de betragting Artikel, niet noodzaaklyk , die gevo ^ inüuit, als daar uit fcaynen a^eiein algemeen De taal ajthans ^%nf^ZÏ!t ^^ S* <*" daar op gegrond; doch w»nnetJ 1 han fcbboo alle de noüdlottis en ïïs Umttanüers er v«u »fi . . „eiven niet te.mm de be- mydelyk voorval ^der vooi ziel ze venen" e daar door aan. fmetting, zo veel hy kan^, ontwyfce^, Geneeskunde. getast, de toevlugt neemen tot de^hulp ü ^ ^ Dan , °?t ^/S^^i/nmhelMn , dat hy , door fcheen nooit het denKDeeiu. iv. i£ d tot zyne een onwederftandlyke aandrift^ ; ^woogen^w bedcnlins plans: want zy waren dev ^ ^ en overleggens; hy he de gevaa d dat hy 5«e iSfe * 'de t'weSef voelen kon reedlyker ot gP^ïS1^'' va„ myn Pligt pdiS^ f Sfc^rA ? *~ * - tegen de bëfmetting. De ücei hom waarfchyneenige, fchoon ^«S&^^K met die lykheid, weinig beduidend waien On ^hefd yen Sngeftoorvan zyne hebbelyke niaatigheid, ztndelykUe. , «. de bedaardheid van geest. Uver gei , Gods_  £5°* CHARACTERTREKKEN Godsdienftig vertrouwen in aart niet verfciiild te hebben* van dat van andere Godvrugtige Mannen; maar zo beftendig, zo eenpaarig, onder den invloed daar van te Haan en 'er door verheeveu.te worden, zo verre boven alle vvereldfche overleggingen, kan het lot niet weezen dan van de zodanigen, die het zich vroegtydig eigen gemaakt hebben om alles tot den Godiyken Wil te brengen, en alle hunne uitzigten tot op het toekomende uit te {trekken. Uit de verbintenisfen van den Heer howard , met zodanige Aanhangen, die altoos een byzonder' Herken afkeer betoond hebben, van de bedriegeryen en bygeloovigheden des Pausdoms , zou men veelligt veronderftelleu', dat hy met een bevooroordeeld oog , zou nedergezien hebben op de Belyders .eu Bedienaars van . die Godsdienst-belydenisfe. Dan , zo groot was zyn eerbied voor waaren lèeveridigen Godsdienst , dat hy gereed was" daaraan eere' te bewyzen , als hy denzelven ontmoette in het kleed van een Monnik, of in het gewaad van een Leeraar. Iu zyne: Schriften , zo wel als in zyne, gefprekken . ftondt hy m-c een byzonder welgevallen ■ftil , op den zuiveren .yver voor het goede des Menschdoms , en rechtfehaapen Christlyke Liefde , welke hy dikwyls ontdekte onder de Roomfche Kerklyken , zo Geestlykeu als Wereldlyken. Hy' was -een Vriend van dat • overhaast floopeu van Mouiiikeu-° en, Klooster-geftichteu, 't welk een gedeelte uitmaakte der veelvuldige Hervormingen vari Keizer'josephus den II Hy hadt medelyden met de .oude Bewoonderen en Bewóoneresfen deezer rustige. Vcrblyfplaatzen, die uit hunne geliefde kluizen gedreeven werden in de wyde wereld met een vry fchraal en. dikwyls üegt betaald onderftandgeld. „ Waarom,", vroeg hy, ,, liet men ze niet alien-"S„ .keus uitfterven , cn van het eene in het andere Godsdienftige Gettieht .overbrengen , naar gelange hun aah„ tal verminderde,;.?" De Ordens , ' die het tot een groot gedeelte van hun werk maaken, de Zieken en Gevangenen, aanhoudende, met de goedaartigfte bezorgdheid op 1 te pasfen , en hem dus fteeds onder 't ooge kwamen fcheenen zyne genegenheid opgewekt te hebben \ voor de Kloosterlingen in 't algemeen ; terwyl de deugden van orde, betaamlykheid, maatigheid en liefde, zo zeer gelykfoortig met de zyne , hem natuurlyk deeden overhellen om gunftig ten hunnen opzigte te denken. Hy' ont- hieldt zich, egter, ten ftipften van eenige gemeenfch'ap met hunne Godsdienst-oefening , welke hy engeöorlofd oor-  van den heer john howard. 257 'oordeelde : hy betoonde hun zyne agting als Menfchen , zonder de minfte overhelling, om met hun als Godgeleerden zamen te Hemmen. Zodanig waren de groote trekken van het Character dos Heeren howard, —- Trekken, die zeer fterk uitftaken, en genoegzaam om hem te onderfcheiden van allen , d+e in eenig opzigt eene rol, aan de zyne gelyk, op het tooneel tier wereld fpeelden. De vereeniging der hoedanigheden , welke hem zo byzonder gefchikt maakten voor de post, welke hy op zich nam , is met waarichynlytc * dat, in onze Eeuw, weder plaats zal vinden; nogthajg kunnen verfcheide zamenvoegingen dienen om dezelfde einden te bereiken : en , wat aanbelangt -de voorwerpen van Staatsinrichting cn Mcnscblykheid , waaromtrent by zich onledig hieldt , zal de onderrigting-, door hem verzameld , het hérhaalen van een arbeid, gelyk de zyne, onnoodig maaken. Een Character, waarin zulke zonderlingheden doorfteeken, en ongetvvyfeld eenige zwakheden ge* vonden worden , als een voorbeeld aan te pryzen , solt even vergeefsch als onoordeelkundig weezen ; maar zyt» vaste ver'knogtheid aan beginzelen, zyn diep gevoel Van Eer, zuivere Goeddaadigheid , en onvermoeide Volnarding , mogen zeer eigenaartig vermeld en opgehaald wor» den voor alle Perfoonen , die gewigtige Posten bekleeden,, of zich tot nuttige onderneemingen verledigd hebben , ais hoedanigheden , die niet min naavolging , dan bewondc ring, verdienen. claudius , of de te leuroestelde geleerde. eene ver. telling, geschikt voor de gunstelingen van vekkcft en geleerdheid. (_Uit het Engeïsch.) -r-yet is menigmaalen opgemerkt, door den höogrnoed des Ver_t~l nufts eu de grommigheid van ongelukkig gedaagde Minnaars , dat Vernuft en Geleerdheid flegte aanbeveelingen zyn, is de gunst der Schoonen , en dat de Sexe , wel verre van behoorlyke hoogachting toe te draagen aan uitmuntende Zielsvermogens , altoos gereed is om de voorkeuze te geeven aan het indringend genacht van Petit Mai&vs en Ligtmisfen ; boven de zodanigen, wier arbeid gcftrekt heelt om het geluk der meng. 1792. no. 6, ï1 JVlaaij-  «S8 CL AUDIUS, Maatfchappye te bevorderen; of wier gaven, de Eeuw waarin zy leefden , of het Land hunner inwooninge, tot luister itrekten. ,, Indien gy bedoelt," is hunne taal , ,, de gunst deezer Kin„ deren van gemaaktheid en beuzelaary te winnen , moet gy , „ op éénmaal, vaarwel zeggen aan het gedrag en de waardigheid „ van een redelyk weezen, haare grillige luimen vieren , haare ,, trotsheid onophoudeiyk veel vleijen , en uwe aandagc geheel ,, bepaakn op de jammerhartigfte beuzelingen ; met één woord, „ gy moet het kruipende van een Schoothondje , en de leeven. „ digheid van een Aap, aanneemeu." Maar deeze haatlyke befchuldiging , hoe algemeen ook toegeIlemd , en hoe fchynbaar onderfchraagd door de veelvuldige te leurftellingen, in de tedere geneigdheden der Geleerden , en Manlien van Vernuft, agt ik geheel van allen vasten grond ontbloot; ja, ik durf beweeren , dat , wanneer wy de gevallen behoorlyk overweegen, wy zullen bevinden, hoe het gebrek aan een gelukkig flaagen in dit opzigt,waar over de Geletterden zo veele klagteu uitboezemen, voornaamlyk moet toegefchreeven worden aan hunne eigene Dwaasheid, fom het geen harder naam te geeven,) en, in veele gevallen, eer een bewys oplevert van het gezond verdand , dan van de zwakheid, der zo zeer ten onregte befehirnpte Scxe. Dat enkele Ligtmisfen zomtyds gunftelingen der Sexe zyn , is eene onloochenbaare waarheid; dit valt Schoothondjes en Aapen ook ten deele. Maar hoe groot is het getal, of wie zyn de Vrouwen, die meer neigen, om de eerst-, dan om de laatstgemelde, te omhelzen, in het character van Egtgenooten? De vraag valt gemaklyk te beantwoorden! Er zyn, buiten twyfel, verftandloozen en beuzelaars, by beide de Sexen, en het is voegelyk , dat zy elkander gaande houden. Maar, indien wy raadpleegt met de gevoelens en het gedrag der Vrouwen , wier verftand niet zeer verre beneden het gewoone peil daalt, zullen wy doorgaande bevinden, dat zy, ter begunfligiug zyn vooringenomen omtrent de zodanigen , die zich onderfcheiden door hun vernuft, hunne fchriften, of braafheid; en, indien zy, die gelukkig genoeg waren. oin gunlte te verwerven door hunnen goeden naam, dien vervolgens door hun gedrag verbeuren , zal het niet bezwaadyk vallen , daar van de waare oorzaak op te geeven. Lagen de Jaarboeken der Galanterie geheel voor ons open , zy zouden , geloof ik , ons overtuigen, dat de Mannen doorgaans flaagen , naar gelange van de uitfteekenheid hunner bekwaamheden; en vinden wy ons genoodzaakt een moeilyk vallende uitzondering te maaken , ten aanziene van Mannen van uitfteekende bekwaamheden , zullen wy dan ook niet gedrongen zyn,' deeze uitzondering toe te fchryven aan eene oorzaak, nog vernederender voor den letterkundigen hoogmoed ? en moeten bekennen, da:, wanneer Beuzelaars en Ligtmisfen zomtyds flaa- gen,  OF DE TE LEURGESTELtJE GELEERDE» 250 gen, terwyl Dichters en Geleerden verfmaad worden , 'er maar al te veel reden is, om te vermoeden , dat de laatstgemelden zomtyds min berekend zyn , om een redelyk denkend weezen gelukkig te maaken! Ontelbaare gevallen zullen het ftaaven, als wy beweeren, dat zy doorgaans grommiger, dwinglandifcher, ongezelliger , meer aan zelfbehaagenden hoogmoed overgegeeven, en zelfs min gefpraakzaam en onderhoudend zyn, (in den kring van hunne eigene Familien ,) dan zelfs hunne ongeletterdlle mededingers. Kn welk eene maate van geluk kunnen uitlteekende bekwaamheden aanbrengen, indien de zorgzagtende bevalligheden van eene gezellige, gefpraakzaame en infchiklyke, geaartheid geheel en al ontbreeken? „ Ik verftaa u " roept veeiligt een misnoegd Student uit : „ 't is niet wegens de meerderheid onzer Bekwaamheden ; 't is „ niet van wegen onze Talenten of opgedaane Kundigheden , ,,. dat wy moeten verwagten in aanmerking te zullen komen ; „ 't is door deeze gaven op het altaar van de trotsheid der „ Schoonen op te offeren. De oorzaak van ons mislukken is „ blykbaar genoeg; wy kunnen ons niet fchikken naar die klei„ ne , niets beduidende , en flaaffche, oppasfingen ; waar door anderen haare gunst verwerven, zich zeiven vernederende." Neen, dit is niet noodig. Beleefdheid, betooning van agting, en gezellige oplettenheid, om de Schoonen met tederheid, goedaartigheid en eenige leevendigheid, te onderwyzen, zal meef voldoen ann bet Vrouwlyk hart, dan al de vleiende dienstvaardigheid van Moesjankers, en de kleine vryheden der Ligtmisfen. De Man van Geleerdheid of Vernuft , die zich zo verre niet kan vernederen, heeft geen regt om zich te beklaagen, indien de agting voor zyne bekwaamheden niet in ftaat is om den wederzin , welke zyn voorkomen moet veroorzaaken , te onder te brengen: en valt de Schoone niet te berispen om het verwerpen van een Man , die zich te veel op zyne Talenten laat voorftaan , om haar met tederheid en beleefdheid te bejegenen , of wiens fchoolfche ruwheid hem alle gezellige zagtaartigheid ontzegt, welke aan het leven de zoetfte bekoorelykheden byzet, en, zonder welke , men het genoegen des HuweJyks-leevens , of zelfs de genoeglykheden der Vriendfehap, te vergeefsch zoekt. Geleerdheid en Vernuft moeten, even als fchoonheid en Vrouwlyke Levendigheid van aart, alleen aangemerkt worden als de cieraaden van 't leeven , het weezenlyke van 't zelve is goedheid van aart en deugd: en, wanneer deeze laatstgenoemde, of een van beiden, ontbreeken, fcunnen geene Talenten, hoe fchitterend, aan den bezitter regt geeven tot liefde, of zelfs tot agting. Claudujs was een Jongeling van verbaazende Talenten , van een wonder vroeg ryp oordeel, en hy maakte vorderingen verre boven zyne jaaren. In het voortzetten zyner Studiën, en hee S a aan-  260 •r claudiuf, nanleeren van Weetenfchappen, fpreidde hy eene kragt en fraaiheid van Vernuft ten toon, vroeger dan men hy de [eügd in "c algeméén aantreft, dat zy eene keuze uit eigen beweeging «toen in haare uitfpanningen en tydkortingen; in een-ouderdom, óm tic Ouders op hunne Kinderen zouden geroemd hebben , als zv in vormen, van eigen maakzel, looden paardjes gegooten hadden , hadt hy zyne vrienden verrast met een fchoon Historisch Sehiltterfl.uk , en behaalde roem door Proeven , in Onrym en Bichtftukjes, in de geagtfte Maandwerken geplaatst. Zodanig waren de begaafdheden, om welke claudius bewonderd wierd by zyne Ouders , by zyne Familie, en een vry uitgeftrekten Kring van Bekenden, die van zyn Vernuft en vroeg behaalden Roem fpraken;doch onder zyne Speelmakkers, (indien wy deezen naam mogen geeven aan die Schoolgenooten , met welken hy zich nimmer vermengde, dan om hun lesfen te geeven, of met hun gefchil te voeren ,_) ftond hy bekend , door eene halftarrige aankleeving aan zyn ei;;en gevoelen, en onderwerping aan zyne aangemaatigde meerderheid. Het jeugdig tydperk'd.s menschlyken leevens draagt de llerkfte merktekens van aankiee. ving aan de Regten van de gelykhcid der Menfchen , en jonge Knaapen zyn zo ongenegen , om zich te onderwerpen aan de Arï/hkratie van verdienden , als Menfchen van verftand aan eenig ander foort van Arilïokratie. Deeze gelchikthcid van Claudius vernielde, derhalven, al het geluk, 't welk hy aanzag als het Godlyk Regt van zyn grooter verftand , en hy was , in *c einde , eer hy den bedoelden loop zyner Letteroefeningen voltrokken hadt, genoodzaakt het Kweekfchool te verjaaten , waar men eene algemeene vervolging tegen zyne benyde Ta. Jen ten aanrigtte. Met de jaaren van claudius, vermeerderde zyne Bekwaamheid, en zyne gcaartheid werd desgelyks verfterkt: en , dewyl de Drukpers en het Pènfeel, even zeer, de werktuigen waren, om 'zyne beroemdheid te verfpreiden; werdén allen, die door gelykheid van jaaren , door verbintenis of leevensömftandigheden, eenige betrekking op hem hadden, aangedrongen om zyne "Vriendfehap te zoeken : doch even zeer als zyne bekwaamheden hun trokken , ftootte zyne ;:eaartheid hun af; zo dat, léhoon allen , die hem van verre kenden , zyne verkeering zog» ten, naauwlyks één eenige, die gemeenzaam met hem wierd , hem met een tedere of volftandige genegenheid bybleef. Hy miste niet, zulks toe te fchryven aan de onftandvastigheid , de 'dwaasheid of zelfs de ondankbaarheid, des Menschdoms: want 'er ^reetig op gefteld om Vriendfehap te verkrygen , die hy niet kon behouden, befteedde hy altoos zyne gunstbetooningen, aan elk die hy maar eenigzins kende ; hoewel hy dikwyls, door de 'onbevallige wyze, aanlloot gaf,-, als hy meende te verpligten. Alle deeze omftandigheden konden niet naaiaaten zyne natuur/yke naargeestigljeid te vermeerderen, en de ftugheid van zyn aart  of ce TE fcSUROrSTiLÜE OMLEERDE» SM aart te verfterken; h-:er kwam nog by, dat zyn .Vader, die zyne afkomst rekende van een lange reeks Krygsbevelbebberen, hec Ouderlyk gezag gebruikte , om den Voorouderlyken trots t£ handhaaven , en hem dwong, om, rechtftreeks firydig met zyns geaartheid, eene post in. den Krygsdienst te aanvaarden. Niet lang na zyne intrede in dit eervolle beroep, (want, zet hebben de zamenfternmen.de vooröordeelen des Menschdoms ,c zelve altoos aangezien,) kreeg hy kennis aan een Medeofficier, met wien hy wonder overeenkwam, in haat tegen zyn Beroep, en verontwaardiging tegen het Vaderlyk gezag, 't welk hem toe het aanvaarden genoodzaakt hadt. Deeze Officier, Caphem woodford , een Man van Letteren , en een tot geesturyvens toe Bewonderaar van allen , in welken hy het minfte zweemzel van een vroeg ryp Vernuft ontdekte , hadt de voortbrengzels van onzen Held dikwyls gezien en bewonderd. De regtmaaügheid der gevoelens, de rykheid van verbeelding , en de kragt van uitdrukkingj lïrekten niet alleen tot eere voor een Jongeling van negentien jaaren ; maar Schryvers van naam zouden zich niet gefchaamd hebben , ze voor de hunne te erkennen. Ily vondt, derhalven , grooten fmaak in de verkeering met iemand, zo lang door hem gezoet; hy kweekte dezelve aan met ecn yver, welke hem verblindde omtrent alle gebreken, in de geaartheid erj Zeden van zyn nieuwen Vriend, en de Bevelen van den Souverain, die, binnen kort, den jongen claudius met zyn llegiment riepen , om buiten's Lands te dienen, .voorkwamen het» dat zyne oogen voor die begocheling geopend wierden ; terwy) eene briefwisfeiing, zo gefchikt (zonder eenig behulp van voorbedagte veinzery,) om de beminnelykfte trekken van zya charafter op te hoogeu , en de misiiaagelyke te bedekken , de fteeds aangroeiende vooringenomenheid tot de ftcrkfte verknogtheid deedt opwasfen. Dewyl Capitein woodfoud eene Zuster hadt, die hy zeer beminde , en met welke hy in de grootfte vertrouwlykheid omrging , las hy haar menigwerf de Brieven voor vati zynen fcfiiranderetï Vriend , in het vast vertrouwen , dat, het geen hem zo zeer behaagde , ook tot haar genoegen zou medewerken. De-tederhartige evelina luisterde met eene (leeds toeneemende voldoening na Brieven, die, in de vuurigfle. taal vm opregtheid , eene onverbreekbaare verkleefdheid aan haar geliefden Broeder te kennen gaven , en teffens, in de. tederfte uitdrukkingen van gevoel , de gunftige trekken van den geest van cl.ildius fchüderden ; doch de ongelukkige gebreken van zynen aart, die, in het. eenzaam fchryfvertrek, zo zelden gelegenheid vinden om te voorfchyn te komen, in eene ondoordringbaare duisternis lieten, en kon haar Broeder het altoos niet nalaaaten, in de vrö• lykheid des onderhouds, zyne hoop onder het dek';iee.d van jokkerny te kennen te geeven haar vertellende de Legenden dfcfr S 3  562 ÉLAUDtUS, overlevering , en Romans van Ridders en Jonkvrouwen , zugtende om een beroemden Naam, en kwynende door de in de lugt fchermende zugt na vermaardheid. Van deezen aart waren de vooringenomenheden der beide Partyen toen claudius in Engehnd wederkeerde , niet bekleed met eerlaurieren van betoondc'Krygsdapperheid, maar met eenige maate van roem wegens peribonlyken Moed , welken vyf of zes Tweegevegten buiten alle mogelyke tegenfpraak gefteld hadden. Welhaast werd hy ingebragt by evelina, en gevoelig voor haare bekoorelykheden ; en fchoon zyn perfoon, die onbevallig en klein was , flegfé weinig beantwoordde aan bet afgetrokken denkbeeld van een Held of Aanbidder van Apello en de Bevalligheden , bragt de fehoone evelina op 't let-vendigst voor haar- verbeelding de treffender fchildery van zyne zielsuitmuntendheden , en nam . haare tc leurftelling aan eene zyde fcluiivende , met eene pryzenswaardige grootsheid de noodiging aan, die haar, door middel van haaren Broeder, werd voorgeftcld, om den erkenden Man van Letteren na eene plaats van openbaar vermaak te vergezellen. Zyne ftyve houding (want hy was weinig gewoon in 't gezelfchap van Dames) zag zy over *t hoofd , en luisterde met greetigheid na zyne aanmerkingen , hoewel ze zelden tot haar waren ingerigt; en Icon zy niet haalaaten naderhand by haaren Broeder te betuigen , dat zyne bedenkingen, zelfs op de beuzelagtigfte omftandigheden , iets in-zich hadden, 't welk de verheevenheid van zyn vernuft en verftand aantoonde. Naardemaal woodford zeer verflaafd was aan eenen vrolyken leeftraut, en nimmer na eene plaats van openbaar vermaak ging zonder zyne Zuster , dong clvudius 'er na om hem in dien fmaak te voigtn ; zo dat men dit vriendlyk Drietal, eene geruime wyl, bykans in alle fatfoenlyke cirkels aantrof. Claumuï voer voort met zyne aanmerkingen aan woodford mede te deelen, en evelina hieldt hem beftendig voor een .jong Heer, dien elk moest bewonderen en hoogagten. De eerfte keer dat zy hem in een eenigzins ongunftig licht befchouwde, was op een ; al. Te deezer gelegenheid was hy door den draaiboom eener boerfche ftyfheid, en een afftandvol ontzag, heen gebrooken, en dong na de eer van haare hand te mogen verwerven; doch hy kweet zich zo ongefchikt in een bedryf waar voor hy niet berekend was , dat hy eenig gelach onder het gezelfchap verwekte; zyn aangebooren aart ontdekte zich in eene jalourfche trotsheid en het aandringen op de geheele aandacht van zyne Beminde, 't welk zy, ondanks al haat believen, en vriendlyke gezindheid, niet kon verdraagen. Woodtord zag, met leedweezen , deeze fterke opwellingen van eene geaartheid, welke hy reeds in. ci.auoius hadt beginnen te vermoeden ; en , vreezende dat derzelver invloed op het hart zy-  of de te leurgestblde geleer»e. 23 zvner Zuster eene Verbintenis mogt te leurftellen, op welke hy zeer gefteld was, befloot hy het tooneel te veranderen , zo ongefchikt tot het ten toon fpreiden van de Talenten zyns Vriends, en hem gelegenheid te verfchaffen om de verloorene agting te herwinnen. Hy nam eene gelegenheid waar, om zyn kleine party (meest beftaande uit jonge lieden, die liefhebbers van letteren en lieden van fmaak waren) in eene nabygelegen kamer byeen te krygen waar een koud Collation tot hun onthaal gereed ftondt? Welhaast wist hy onzen Held, (die meer bedreevenheids bezat in het gebruik zyner ftemme , dan van zyne hchaamsvermo°-ens ten ftryd,) uit te lokken tot het ontvouwen van eenige"Grondftelling in de Zedekunde. Claudius, die een opregt en vuurig Zedekundige was, bevondt zich nu in zyn natuurlyk element; hy bekoorde den geheelen kring door de geestige en fraaije wederlegging der valfche Grondftellingen , welke syn edelmoedige tegenitreever, met voordagt, hadt aangevoerd; en volkomen botvierende aan zyne verbeeldingskragt, deedt hy de reeds warme gevoelens van Deugd en Goeddaadigheid nog beminnelyker worden door de fchoone befchryvingen, welke hy 'er aan toevoegde. —— De ftem van claudius, wanneer hy ingenomen was met eenig onderwerp , was welluidende, en vermeesterend. Dit bragt te wege, dat de onbehaaglyke herdenking van zyne lompheid en kwaadaartigheid ■welhaast week uit den zagten boezem van evelina , ja hy maakte een diepen en voor hem allergunftigften indruk op haar hart , door het gelukkige vertoon zyner verftandiyke vermo- êeWooDF0RD begon welhaast zich zei ven geluk te wenfchen, över het gelukkig flaagen van zyn list; want daar cl u>irs vooraf zyn Vriend opening gegeeven hadt van de vuurigheid zvner liefde, 'en gebeden om zyne medewerking tot het verwerven van de wederliefde zyner Zuster, nam deeze, naa dat zv weder t'huis gekeerd waren , eene gunftige gelegenheid waar om het gefprek van de algemeene ontmoetingen in den avond te wenden op het byzonder onderwerp , 't geen heui zo na aan 't harte lag; hy fchilderde met gloeiende kleuren de liefdedrift van zyn Vriend , en drong de zaak met zo veel vrymoedigheid als de kieschheid voor de vryheid der gevoelens zyner Zuster gedoogde,by haar aan. Evelina,die een Kind der Katuure cn een Vreemdeling der Kunst was, beleedt openlyk aan haaren Broeder, dat zy eenige vooringenomenheid omtrent claudius gevoelde, dat zy zyne bekwaamheden bewonderde, en zyne beginzels hoogagtte. Maar dit vrolyk toelachend uitzigt werd welhaast beneveld; want als claupius nu toegang vergund werd op den voet van een verklaard Minnaar, vermenigvuldigden zyne bezoeken , en de gelegenheden, om met zyne Schoone te verkeeren, verfcbafS 4 tw  &f$4 CLAUfttü., ten haar middel om zyne waare geaartheid te ontdekken. Het lmertte haar grootlyks de edelfte verttandsvermogens gepaard te zien met de onaangenaame hoedanigheden van een ongezelügen aa.t; het baarde by haar wederzin, als zy bevondt, dat de aanmoediging, welke zy gegeeven hadt, om • zyne vreesagtige befchroomdheid te verdryven, hem op ééns met een zich alles aanmaatigend vertrouwen vervulde ; en zy kon niet dan met verontwaardiging ontdekken, dat hy de fynfte bekwaamheden van vernuft, by de minfte terging, gebruikte, tot oogmerken die eene heerschzugtige kwaadaartigheid te kennen gaven, en dat de fchitterendfte betooningen van eene leeveudige verbeeldingskragt , geheel en al, overfpreid waren met de donkerite verwen van jaloufy en agterdögt, welke al haare toegeevenheid niet kon verzagten. Claudius bemerkte welhaast, of hy verbeeldde zich te ontdekken, dat hy maar fchaars deelde in haare genegenheid: en deeze ontdekking vervoerde hem tot een gedrag, 't welk noodzaaldyk dezelve moest verminderen. Zyne houding, zints hy als Minnaar was toegelaaten , droeg de kentekens van een wonderlyk mengzel van onóplettenheid, ruwheid en verwaandheid ; doch nu werd dezelve ftuursch , lomp en aanftootlyk. Het was altoos zigtbaar geweest, dat hy het verftand der Sexe zeer laag ftelde;maar nu kon hy zich niet wederhouden van verfmaadende uitdrukkingen ; en indien zy flegts een woord fprak tot een Heer van haare, kennis, die zich nevens hem by haar bevondt, kon zy zeker ftaat maaken , dat zy een onderhoud te wagten hadt vol fchampere aanmerkingen over de fchrandere voorkeuze aan Domooren en Ligtmisfen , en de wysheid der Sexe, die vermaak 1'chiep in Mannen van verftand ter befpoctinge te ftellen, terwyl zy zich vergaapten aan opgepronkte Gekken, en Modehanfen. De arme evelina ontwaarde thans hoe groot een onderfcheid *er is tusfehen bewondering van Letterkundige bekwaamheden en Liefde, en hoe moeielyk het is alle de hoedanigheden, welke de eerfte aanpryzen, te vereenigen met alles wat tot een tegengift van de andere kan dienen; en terwyl claudius, tegen de beuzelagtighcid der Sexe uitvoer, als altoos ongevoelig voor de verdienften en de drift van Lieden van Geleerdheid en Vernuft, merkte zy, met meer reden, op, dat zy, indien ze ongelukkig moest worden, het voor haar een kranke troost zou weezen, of het fchepzel.'t welk haar ongelukkig maakte, bewonderd wierd om zyn Verftand, of bewierookt wegens zyn Vernuft. Dan de meeste kommer ging evelina aan, uit hoofd; van de engte waarin zy zich gebiagt vondt ten aanziene van haaren Broeder; want zy vreesde voor het doen eener verkhiaring, die zyne naauwfte vriendfehaps-verbintenis op eenmaal moest af-, breeken, en nogthans kon zy het denkbeeld niet ve.draagen, om x  Oï I5E TE tEUÏtZSTELDE GELEERDE. 2S om zonder des reden te geeven . ftrydig te handelen met zyne bïeene ■ zeifs in gevallen waarin zyne braafheid haar altoos hadt voo gehouden , dat zy voor haar zelve moest kiezen. Hcl S van claudius verloste haar. nogthans, welhaast, uit deeze verlegenheid. Want, korten tyd daar naa, op eene bepaalde Masquerade zich bevindende, verbeeldde z.ch de onSe ialoufy van claudius , (vooraf verbitterd door de weigering van zulke vryheden, als zyne vermetelheid hem eer dan het gezond oordeel voorfchreef,) dat elk Masker een begiftigd Mededinger bedekte, en hieldt elk woord tot een ande gefprooken voor ecn hoon hem aangedaan; en hy borst uit in zulke onbefchofte bewoordingen, dat hy drie of vier onderfcheide uitdaagiugen kreeg; vervolgens betoonde hy zyne oploopende kwaaiigheid san de glazen en kandelaars, hy bragt het geheele gezelfchap in verwarring ; en, terwyl de beminnelyke evelina den om haar ftaanden kring verlustigde door de aangenaame toonen van haaren zang, uitte deeze GeTetterde Wildeman zyn misnoegen ■ door atgebrooke vloeken; en ftondt eindelyk van de tafel op met eene had op f fP™°«" ne verwenfchhig der Vrouwlyke Verkeerdheid, devvyl evelina een airtje zong, om 't welke het gezelichap haar verzogt hadt, daar zy wist dat 'er een ander was, 't welk hy liever h°WooDEORo, die , langen tyd, met eene ftilzwygende bekommerdheid. het vreemde gedrag zyns Vnends hadt gade ge flaageni, nam de eerfte gelegenheid waar, om met zyne Zuster te veitreKken; en liet den Zoon van Onrust en Vernuft voortgaan met te vloeken over de ^zinnigheid der zodanigen, d,e_ niet willen erkennen, dat fchitterende Talenten Beestagtigheid bemin«eWk maaken : hy liet het aan hem over, om, met gevaar zyns leevens, de gefchillen te beflisfen , waaraan de geweldigheid van zyn aart hem dien avond blootftelde. In deeze Proeve heb ik niets meer gedaan dan een dandlyfc beftaand Charafter te fchetzen, en geen fchepzel van myne eigene verbeelding den Leezer voorgehouden. Ik merk, derhalven , het opgehangen Portrait niet aan, als een zinnebeeldige ?chets van het geheele lichaam der Geletterden; ook wi ik tiie aanduiden dit grommiglieid en kwaadaarugheid noodwen. dig Vernuft vergezellen; of dat groote Zielsbekwaamheden een Mensch ongefchikt maaken voor het genot van gezellige verkeering. 'Er zyn zeker in dit Ryk zomm.gen, en m een naKurig Ryk van Letteren en Vryheid veelen d.e de grootfte Geleedheid paaren met de inneemendfte Coedaartigheid; en, bv het vuur van Vernuft, fraaije Zeden laaten fchitteren, en, de zodanigen mogen zich altoos verzekerd houden van eene ailergunftigftc bejegening der fchoor.e Sexe. Alles, wat ik wil inboezemen , komt hier op neder , dat, wanneei gejeerde Lieden verlaad woiden door de Sexe, zy deeze on,  266 CLAUniUS, OF DE TE LEÜK6ESTELDE GELEERDE. genade niet moeten toefchryven aan de uitmuntendheid hunner bekwaamheden; maar aan eenige hoedanigheden of hebbelykheden, welke zy zouden kunnen wegueemen , zonder eenig nadeel aan hunne Talenten ; ja die het zelfs hun pligt is te hervormen , hun pligt voor zich zeiven en voor de Maat- Ichappy wel verre van dezelve aan te kweeken door een hoogst onredelyken hoogmoed. HET LANDLEVEN. Zedelyke Befpicgelingen. Welk een zaligend genoegen voor hem , die, verre van *t Stadsgewoel verwyderd, zyne dagen, in het zuiver Landvermaak mag doorbrengen, die met een kleen getal van waare Vrienden , by eigen hoeve en haard , de zuiverfte genoegens fmaakt. Genoegens, in Vorftelyke Zaaien, by het uitgedrevene Goud, en het blinkende iVlarrner, niet te vinden, neen » de Landman in zyne eenvoudige, met riet gedekte, wooning fmaakt, in eene volle maate, de aange. naamheden deezes leevens; hy, van veele verdrietelykhedcn ontheven , geniet veele onvervalschte genoegens, zuivere gewaarwordingen. Laat anderen, uit zucht na fchatten, 't pekelveld bebouwen, zwerven op de onftuiraige baaren der Zee ; de Landman kent geen Zeeën dan 't heldere vogt, welk om zyne akkers fpoelt, dat zyne groene beemden befproeit. Laat hy, die haakt na bloed en buit , het harnas aangespen; de Veldling haat die drift, hy houdt zich vergenoegd, met het geen Gods gunst hem gaf! Laat de Vrek fteeds aazen op het goed van anderen, > de Huichelaar, in fchyn van Godvrugt , zynen naasten verfchalken! de oprechtheid, die op het Land woont, mydt deezen als dc pest! lly weet van geene Baatzugt Muitzugt is by hem onbekend, en Krakeelzugt, die door twisten en gefchillen de Pleitzaal voedt, en tyd, en —— geld verfpilt, is verre van hem: • de Landman befchouws llegts het* woelend Menschdom, beluistert het Onweder, het welk zynen zegen niet hindert, en vest, vol dank¬ baarheid , zyne vreedzaame oogen , op zyne door vlyt byeea gegaarde fchatten! Den val der Vorfteu, de razerny der domme muitzugtige Volken, de oramezwaay rampen, öp- en ondergang van Koningryken, en Republieken, hoort zyne geruste ziele, zoo wel bedaard, als vry; daar hy in het bloernryke Veld, in ftilte en als verlaaten, of onbekend, en vreemd, de werken der Natuur befchouwt, bewondert, en dé wyze Opperoorzaak van dit alles, ver-  HET LANDLEVEN. 2<57 verheerlykc Hy verheugt zich in de gantfche onafmeet- baare fchepping; zyn hart gevoelt het zoet van haare milddaa5Kden !Pen — verbad in haar gefoheok, dankt hy zelfs de^ftormen der Natuur, begeert geen zaliger lot; ja, wat leed hem dreigen mag ! wat rampen hem genaaken, hy —— befchouwt dezelven als dienende ten zynen nutte, o! Zaligend Landleven, welke genoegens! Het ontbreekt hem aan ceene Runderen, wier uiërs overvloeijen van Me k en boter, noch wit, wollig, Vee, wier geblaet de lucht doet weêrgalmen. Hy zet zich vergenoegd in de fchaduwe van het leurte Bosch, of in eenen aangenaamen Oord, fchooner voor hem, dan het Thesfalifche tempé daar ; by het fpringen van eene bron , vergeet hy alle zyne moeiten , het Zangrvk Heir der Vogelen leidt zynen geest ten Hemel, en —— hy vindt, en ziet, de fchuilplaats der zuivere onnozehicid ; hy ontdekt, met blydfchap, al het waare en fchoone , vol jeugd en levenskragt, daar hy fteeds fris en kloek zich werkzaam houdt, alles door en door befchouwende, en in ftilte op alles let. Naauwlyks ziet hy de jeugdige lente te voorfchyn treeden, of hy erkent, in het gebloemte, de Hand des almagti- gen en wyzen Scheppers, de Morgendauw ligt noch op het nuchtre kruid verfpreid, de Zon is even te voorfchyn gekomen, en hy aanbid reeds de heerlykhetd van Gods groote Werken! Wanneer de zomer rypt, en de herfst van vreugde juigt, dankt hy zynen God , hy ziet al het Land met gouden glans vervuld, zyn geest word geroerd, ——- «n denkende , aan de Wysheid der hoogfte Goedheid , helt ny eenen dankbaaren lofzang aan; ja, zelis de winter, hoe wild en woest, is voor hem, vol van zegen — het vreefélykfte Onweder zelf, de Sneeuw , Ys en Hagel toonen hem Gods groote Ahnagt, daar hy de Sneeuw als boomwol ziet nederdaalen , daar hy den Rym als ftuivende asch op de aarde ziet ftroojen, en de heldere fchoone Nacht, opgeklaard door koude, toont hem de onafmeetbaare perken des Hemels, hy befehouwd dat pronkftuk van Gods Werken, de Maan, en de Sterren, en ■ hy verliest zich zelvcn, verrukt door het fchoon gezicht! Dan in zyn ftil Vertrek gezeten , flyt hy gerust en zaet zyne nuttige uuren; — een welgefchreeven Boek is oo.: zyn vermaak, daar kan hv,al leezende , Landen en Zeeën doorkruisfen , Steden en Vlekken doorreizen, en al wat 'er gefehied, onbelemmerd befchouwen. Edoch de tedere liefdebanden voltooijen ook een gedeelte van zyn aardsch geluk, eene beste Vrouw voert al zyn heil in top ; hoe fmaakt hem de omhelzing der kmder lyke handjes, die hy weder regt vaderlyk in de zynen drukt, terwyl het lieve, onnozele, Kroost, aan zynen hals geftngiigeld, hem hartelyk kusfende , zyne genegenheid tracht  258 BET LANDLEVEN. te verkrygen de ftreelendfte vermaaken verzamelen zich, onder zyn nederig dak . vrolyke gefprekken , fchuj. delooüe fpeelen , veraangenaamen zyne overige uuren, verlustigen zynen disch, en bereiden hem tot nieuwe bezigheden, tot voltooijing van zyn geluk. Zoo eindigen zyne dagen. 'Zoo beileed hy zyne oogen- blikken, tot dat de nuttige flaap zyne oogleden (lu.it! hy legt zich ter ruste , en vreest niet door het gedruisch der wroeging gewekt te zullen worden. Zoo geniet hy een gelukkig leeven eene volmaakte gezondheid, en ecn vertroostendeu dood. Welk een aangenaam vlekloos leeven , by de Stedeling fchaars gekend; wie zou zulk een Landleven niet begeeren ! hoe zaflig is de vree des Landmans, in de Wooningen der Waereld- grooten niet te vinden ; zyn rust houd altoos ftand z\n welgeregeld leven is vry van alles , wat zyn hoop of wensch misleidt —— door wel te vredenheid is zyne ziele ryk ■ en ryk is zyn huis, door het goede der Natuur. J. O. V. ZEDELYKE BEDENKINGEN. Schielyk gewent de mensch aan alles , ea gewooii zynde aan eene zaak, word ze van ons ouverfchillig belchouwd; zonder dat dezelve eenigen indruk meer op het hart maakt. Wy komen langzaam, eu als by trappen, in de Waereld, en deze is ook de reden, dat wy ons door miliioenen Voorwerpen omringd vinden, van welken 'er naauwlyks een is, die onze aandagt,ónze opmerking, verdient. De aarde, welke wy bewoonen, is gevormd, en voor ons toebereid, en fchynt met oogmerk geichikt niet alleen om ons te voeden;- maar ook om onze aandoeningen gaande te houden. Hoe veele fchoonheden levert ze niet op om der menfchen verwondering gaande te maken; hoe veele ge- rieflykheden, om aan onze geneugten te beantwoorden! Overal vind men den Aardkloot vol en overvloedig voorzien van alle zulke dingen die en nuttig zyn, en vermaken kunnen aanbrengen. De Vrugten fpruiten uit het Aardryk voort , brood voor de menfchen, cn het Gras tot onderhoud van 't Vee — Boomeu en lioomvrugten ter onzer verkwikking Bloemen om ons ge- zigt te ftreelen, en eene verfcheidenheid van Kruiden, om onze kwalen te geneezen of te verzagten. Inwendig is de aarde met fchatten gevuld, waarvan de mensch een nuttig gebruik weet te maken , en die hy tot zyn onderhoud kan doen dienen: — met één woord, deze aarde levert allerwege Wonderen op, welke eenen aandagtigen Opmerker verbaasd moeten doen liaan, en hem in verwondering opgetogen honden. Dan van kinds af aan dit alles gewoon, zyn 'er maar zeer weiman te vjnden, vvelk; daardoor getroffen worden. C. v. D. 0.  MENGELWERK, TOT FRAAYE LETTEREN, KONSTEN EN WEETENSCHAPPEN, BETREKKELYK. BEDENKINGEN OVER DE STAATS -OMWENTELING in EKANKRYK, TEN AANZIENE van HET GODSDIENSTIGE, EN DE RECTEN DES GKWliETENS. (Ontleend, uit a Charge delivered to the Clergy of the Diacefe cfLandaf. By richard watson D. D. F. R. S. Lord Bi/chop of Landaf, in 9 Juny 1791O „ T Tet moge vreemd fchynen , dat een der Kerkvoogd , 11 den van de Engelfche Kerk , de Staats-Omwerite„ ling in Frunkryk , ten onderwerpe neemt van eene Re» denvoering voor zyne onderhoorige Geestlyken; dan de " Hoog Eerw. watson heeft , onzes agtens % m die keu, ze een blyk van zyn Oordeel, en, in de wyze van „ uitvoeren, een bewys gegeeven, dat hy een Staatkundi. ge , een Godgeleerde en een Christen Wysgeer, is; laa), ten de volgende ftukken, daar uit ontleend, voor deeze waarheid ipreeken." Eene Staats-OmWenteling, die, ten aanziene van derzelver volvoering , in de Jaarboeken der wereld , geene wedergade vindt, heeft plaats gegreepen ; of, om bepaalde? te foreeken, grypt thans ftand, 111 de Burgerlyke en Godsdienftige Gefteltenisfe van een der grootfte Komngryken in Europa. lk zal geen uitfpraak doen , om de On- derlteuners of Wederftreevers dier Staats-Omwenteling te laaken, of te pryzen; het zou onvoeglyk zyn dit te deezer plaatze te doen, zelfs dan , wanneer ik volkomen ondernet ware van alle de oorzaaken en gelegenheden , die dezelve te wege bragten : en het zou my met pasfen het ergens te doen ; naardemaal , hoe zeer anderen zich wel onderriet agten omtrent dit ftuk , ik bekennen moet , dat mvne kunde van het inwendig Beftuur des Franfchen Rvks, van den ftaat der Partyen in 't zelve, van de geaartheid des Volks, van de Geldmiddelen des Lands, en van weno. 17j3a. n0. 7. T de  270 OVER DE STAATS-OMWENT. IN FRANKRYK, de andere omftandigheden, die dit Staatkundig verfchynzel hebben doen gebooren worden , zo groot niet is , dat ik in ftaat ben om een beflisfend vonnis te ltryken, over de gefchiktheid of ongefchiktheid der genomene maatregelen. Als een Vriend der Burgerlyke Vryheid, welke beibat niet in Volks ongebondenheid , maar in gehoorzaamheid aan Wetten , vastgefteld door de algemeene Toeftemming van een vry Volk , kan ik niet nalaaten my te verheugen, over hefontllag des Franfchen Volks , van de Dwinglandy der Koninglyke Regeering; maar het Despotismus zo van Volks , als van Arijtocratijche , Demagogen, nog meer dan dat van enkele Monarchen verröeijende, bepaalt zich myne vreugd, of ook dit ontllag meer fchyitbaar dan weezenlyk moge weezen. Ik vertrouw , nogthans , dat de uit- werkzels daar van weezenlyk zullen zyn: want, welke ook de uitkomst van deeze zonderlinge worfteling moge weezen , denk ik dat de Franfchen drie zaaken zullen verwerven. Een regtenyk onderzoek door Gezwoore- nen, — een Habeas Corpus -Ac~te, — en een ongekreukte handhaaving des Regts. Zegeningen van eene onfehatbaare waarde! waarvan men, tot zeer onlangs, in Frankryk niet hoorde reppen; en die het geluk van Groot-Brittar.je uitmaaken , en in welker genot het onze pligt, als Menfchen , is , te wenfchen dat alle Menfchen deelen. Er mogen, in onze Burgerlyke, als mede in onze Kerklyke, Gefteltenisfe, eenige dingen gevonden worden, die om eene bedaarde Hervorming roepen ; dan met die alle zyn wy een gelukkig Volk, en wy doen wel met nayverig te zyn, omtrent eenige geweldige poogingen tot verbetering van een van beiden (*). Dan (*) Betuigingen van verknogtheid , aan onze Gefteltenisfe in Kerk en Staat , heb ik zo menigwerf gedaan, dat ik derzelver herhaaling thans noodloos oordeele. Indien iemand, uit de vry. heid, welke ik gewoon ben te gebruiken, in het fpreeken over de gebreken in beide, genegen mogt weezen om dea opregtheid deezer betuigingen in twyfel te trekken ; niets , wat ik ook moge zeggen , zou zyn vooroordeel wegneemen. Ik bid god , dat hy hem een liefderyker geest fchenke. Ik laat het, nogthans, aan onpartydigen over, te bellisfen , wiens verknogtheid aan de Gefteltenisfe grootst is , die van hem , die zyn best doet om zulke bedorven deelen van het heerlyk zamenftel der Burgerlyke en Godsdienftige Vryheid weg te weeren , als  TEN AANZ1ENE VAN HET GODSDIENSTIGE. 271 Dan de overweeging des Burgerlyken Staats van Frankda-ir laatendet wil ik uwe aandagt bepaalen tot de S and 'r ngT te wege gebragt in de KerkeFyke Gefteltenisfe en d e de eenige reden was , waarom ik eenig gewae in 't geheel maakte van eene Staats-omwenteling , A\a ™ 7PPr het 002 van geheel Europa trekt. dlN emand rtwei heeft lich zo weinig aan dit ftuk kuntier/ laatenT-ele-en leggen, dat hy niet opgemerkt heeft de ^SiiS&^b^ de Gallicaanfche Kerk , te weeë eebra™}?%£. einden, den mogelyken Eigendom, ontftaande Je verkiesbaar heid tot zekere Bedieningen, te gebruiken f Ma Jgve "iet met rede tot de zodanigen zeggen: De Meerderneia oer PerVoonen, die de Burgerlyke Maatfchappy u maaken waarvan gy Leden zyt, is van begrip, dat de openbaare veiligheid beter bewaard zal blyven, als gy uitgefloten wordt van den Eigendon, voortkomende uit het bekleeden van zommige Pos"", dm wan neer gy ze bezit. Gylieden, die de Minderheid uitmaakt, flaat in"ef ftrydig gevoe en, en daar is geen Regter om te bepaalen Wie gelyk heSeft. Gy hebt de vryheid om eene andere.Burgen Kke Maatfchappy op te rigten ; maar , zo lang gy Leden van deeze o yft, behoort gy in het oordeel der Meerderheid te be?"t". _ Deeze Tegenwerping is niet van die kerkte da S- niets ter verzwakking van dezelve gezegd konne worden; noch zo zwak of 'er valt nog wel iets tot onderfchraag.ng in t midden te brengen. Dan ik vergenoeg my met dezelve SiJfVniet veS af, wanneer dat geen , 't welk hef Huif'der Gemeente geweigerd heeft fchuld van Regt aan de Disfenters toekomende, (het haroeP " naamlyk van de Test Law , waar door zy zich var Burger yke Bedieningen vinden uitgeflooten,) hun zal verbeenw den als een Gift van den Staat, als een waarborg van de Broeder^ Liefde der Kerke. Gemaatigde Lieden, ft zy kerke, 'i zy Disfenters) zullen, zo te hoopen is, m dien tus fchent'yd, hun invloed te werk ftellen, om h» i<7'ld » daaren, de bitterheid te weeren , en den haat te lenigen, welke 'ongelukkig in de harten van veelen aan wederzyden woelen. T 4  276 OVER BE STAAT3-OMWENT. ÏN FRANKRYK , re van eenige goedkeuring, hoe genaamd, te geeven aan de gcweldige wyze op welke de Leer of Tugt onzer vastgefielde Kerk. is aangerand : alle geweld, of aanvallend, ol verweerend , in zaaken van dien aart, fmaakt naar Onverdraagzaamheid. Wanneer Unitarisfen en Trinitarisfen, wanneer leden van de Hoofdkerk en Disfenters , van elkander ongunltig denken of kwaalyk fpreeken, wegens het yerlchil van begrippen, fchynen zy my toe over 't hoofd te zien de Hoofdpunten, waarin zy allen overeenkomen, en te vergeeten, dat zy allen Christenen zyn: dat zy allen eene Hoope hunner Roepinge hebben, en het eeuwige Leeven yervvagten als eene Genadegift van god door tesus CHRISTUS. J Het moet als eene Grondwaarheid erkend worden , ontleend uit de gelykheid waarin wy allen liaan tot Christus , onzen algemeenen Meester , dat geene Maatfchappy van Carmenen , welke ook , hoe uitftcekend in rang , magt , rykdom , aantal, of geleerdheid, het minfte Regt kan hebben tot eenig gezag, om andere door bedreigiSgen, itnaadheden, offtraffen, van eenigerlei aart, te dwin-, gen tot Meoegenootfchap. Gv, behooren zy te zeg¬ gen tot allen, die van hun verfchillen,' gv zyt zo vry a?s wy; wy liaan na geene Heerfcbappye over uw Geloof; wy zyn geen Heeren van het Erfdeel des Heeren • gaat en dient den Schepper en Onderhouder des Heelals op uwe wyze ; gebruikt geen Ring by de Huwelyksbevestigmg, geen Overkleed by den openbaaren Eerdienst, fchikt urn geene byzonder bepaalde geftalte by het ontvangen ïrm, aa,S' laaten er See" Getuigen by den Doop uwer Kinderen zyn , noch dezelve het formzel ontvangen als zy zyn groot geworden maar gedoog ook, dat ^on^f ? °'IZ-e ,Wy2£' dienen: laaten ffy>n elkander geene gebreken vinden ; maar elkander een goed harte toe, draagen goede dienften bewyzen ; laaten wy al en ons verzekerd houden, dat, ten Wn dage, onze onder! fcheide wyzen van Eerdienst aangenaam zullen zyTby dee 8 *^c opregtheid onzer oogmerken, en de middelen , welke wy hebben aangewend om aangaande de waarheid onderrigt te worden «• ninglyk Gezag zamengeroepen , in de onderfcheide gedeelten der Christen - waereld, van de Nicefche Kerkvergadering tot die van Trente, en gy zult bevinden, dat, op veele derzelven , zulke Leeringen zyn bepaald, als wy Protejtanten voor volftrekte Dwaalingen houden. ■■ ■ ■» Onderzoekt de Geloofsbelydenisfen van de onderfcheide Protejlantfchi Kerken, die tegenwoordig in Europa beftaan, en gy zult, in veele derzelven, zulk eene verfcheidenheid van Leere vinden , dat gy wenscht, dat geen derzelve eenigzins een gedeelte van die Onfeilbaarheid , welke de Protejtantfche Kerk met zo veel regts aan de Roomhlyi ontzegc, zich hadt aangemaatigd. Ten  TEN AANZIENE VAN HET GODSDIENSTIGE. 279 Ten flot, myne Broeders! gy zult mogelyk denken dat het uw Pligt niet is , en ik hou my verzekerd dat het de i s om de gunst van god in eene andere Wereld te veïwerven door het verkondigen van het zuiver Euanïelie Tyns Zoons in deeze ; en de zuiverheid van dat ti anseïie kan door geen middel zo wel verzekerd worfen als door een opregt en nedrig Onderzoek van 't geen sefchreeven is door de Euangelisten en de Apostelen; veel feter ons derwaards gevoegd dan tot calvinus , armi- kius, sabellius of socinus ! VEFH4NDELING OVER de SCORnUTUS, VOOR ZEEVAAREiSDKN. Aan de Heeren Schryveren van de Algemeene Vaderlandfche Letteroefeningen. myne heeren! Offchoon 'er veel gefchreeven is over de Scorbutus cloor Mannen van kunde, kan ik egter met nalaaten myne gedagten ook mede te deelen. Mogten dezelve in uw geacht Maandwerk geplaatst, waarlyk Sekken ten nutte van hun, die de Zee bevaaren, zoo ïafhet1 my tot genoegen zyn iets ten nutte mjmer medemenfchen medegewerkt te hebben. ïn deeze mee lende hoop, noem ik my lenoe uu "' UWE. D. W. Dienaar, sterdam. 1792. J Dat de Scorbutus aan fcheepsboord eene der heerfeilende Ziekten is, en dat veele ziekten van een anderen aart met dezelve gepaard gaan, ondervind men net dan ai te veel Ziet de Scheeps-Bevelhebber zich met dikwyls bekommerd in 't verrigten van het werk, ja, geheel hulpeloos? Immers de woede van zodanig eene ziekte ondeïmynt gezondheid en leven van hun, die geen kundrhebben, zich van voorbehoedende of vereischte hulp- ^^VduïtXkelyk, om die ongelukkigen wanneer zy op plaatfen zwerven, waar zy zich niet kun-  58o VERHANDELING OVER EE SCORBUTUS j nen bedienen van een deskundigen , om hun, door eert verftaaubaare reden, een klaar denkbeeld te geeven van den waaren aart deezer ziekte , derzelver gevolgen en wanneer zy gevreesd word, van voorbehoedende middelen; en , reeds plaats hebbende, hoe men ze door eene zeer eenvoudige Cuur zoude kunnen voorkomen en geneezen. Om dan hieraan noodzakelyke' hulp te verl'chaifen biede ik het volgende den Zeeman aan. De Scorbutus, of Scheurbuik, is een eigenaartig bederf der vogten, en wel van 't bloed zelve; liet weiagtige is verdikt en verflymt, en 't roode gedeelte ontbonden, en zeer dun._ Daar het bloed, in den gezonden ftaat, eên Hoofdjtof is, waarvan alle andere vogten worden afgefcheiden, en waarvan 't geheele lichaam zyne voeding ontvangt: welke- vogten dan worden van zulk een flegten bloedltaat afgefcheiden , en welk vosdfel krygen de deelen van het zelve? Immers, de vogten en het voedfel zyn beide ontaart en Jcherp; onbekwaam om de gezondheid der vaste deelen te kunnen onderhouden, en hebben daarom die toevallen ten gevolge, waarvan ik 'er eenige zal bybrengen. De Matroos, voorheen vlug en vrolyk, bekwaam ora alles aan boord met dien fpoed te verrigten, welke zulk werk zomtyds vereischt, is nu traag, vadfig en doet niets dan met ongenoegen. Andere verfchuilen zich in hoeken en Talen, utt vrees van aangefpoord te zullen worden tot werken, en zyn alleen geneigd tot zitten of leggen. Hun wan opgezet zynde, vinden zy zich minder in ftaat dezelve5waar te neemen , dan zy waren na het aflosfen van hunne voonge, als zynde meer afgemat door de rust dan door het verken ; Vervolgens zwelt het tandvleesch, en word ligtbloedend; ze zyn dommelig in 'c hoofd, en hebben een drukkende pyn in bet zelve ; zoo ook in de armen en beenen, welke laatfte dikwyls aderfpattig worden, en, openbreekende, zweeren voortbrengen ; 'er ontftaan vervolgens bloedjtortingen, voornamelyk bloedjpuuwingen en neusbloedingen; ook kunnen verders uit alle affcheidingswegen bloedjtortingen gebooren worden ; de maag, die , door haare geringe werking, een gebrekkige fpysverteermg heeft, veroorzaakt benaauwdheden, enz. voorts verftyven de gewrigten; het gantfche lichaam word loodkleurig , en ten laatften fterft de Lyder door flaauwten , of door een of ander toeval; ja door veele en byzondere toevallen eindigen zulke Lyders dikwyls hun leven. De oorzaak van alle deeze toevallen kan duidelyk uit de  VOOR ZEEVAARENDEN. 28l de Phyfiologia verklaard worden. Het is een zeker bewys clat vlugge en vrolyke menfchen een goeden omloop van 'f bloed hebben, en by deezen heeft dus ook eene goede werking van 't levens - vermogen plaats. By traagen en vadligen zyn de bovengenoemde werkingen gebrekkig; en wyl deeze door rust meer, dan door het werken, afgemat worden, is dit een teken, dat het bloed by hun niet regelmaatig circuleert. Niemand immers ontkent, dat de lichaams-beweegingen deezen omloop veel helpen bevorderen; de omloop dus door het werken vermeerderd wordende, kunnen die verdikte ftolfen gereeder door de vaten pasfeeren , daar integendeel door de rust alle lichaams-beweegingen verminderd worden; de verdikte ftoffe pakt zich dan op een, en wel voornamelyk 111 de gewrigten, waardoor men ook fomtyds ziet, dat zy, ontwaakende, niet in ftaat zyn, door de ltyflieid der geledingen , de hand te kunnen fluiten, in welke dan ook pyn gebooren word. Het ligt bloeden en zwel¬ len van het tandvleesch, 't welk uit veele door elkaar gerolde vaatjes beftaat; wyl het verftapte veielgeftel zich nu gereed uitzet, doorknaagt het dunne en lcherpe bloed den binnenften rok der tedere vaatjes, en veroorzaakt, zelfs op de geringde aanraaking , een ligte bloeding. Dommelige en drukkende pyn in 't hoofd ; 't mergagtige gedeelte der hersfenen beltaat meest uit weivaatjes; deeze nu met die verdikte ftoffe bezwangerd zynde , moet 'er volftrekt eene drukking , en uit dezelve dommeligheid en i-yn, gebooren worden. - Spatten en ophopende bobbels op de beenen; de omloop hier het traagfte zynde, kan de in 't lichaam gevormde kwaade ftoffe, door de wet van zwaarte, gereeder naar beneden dan naar boven gevoerd worden, en uit het dun en fcherp bloed , gepaard met die kwaade ftolfe , kunnen dan gemakkelyk Aderbreuken ontftaan f deeze ziet men 't meest by hun, die zich in hoeken en gaten veifchuilen); ja zelfs door het minfte uiterlyk geweld worden 'er blaauwe vlakken gebooren, welke nergens anders uit voortkomen, dan wyl de vaten niet in ftaat zyn , eenig uiterlyk geweld te weêrftaan; zy berften , ftorten het bloed in 't celleweefzel uit, en veroorzaaken dus eene uitvaating. • Bloedjtortingen , voornaamelyk uit de longen; deeze zyn mede haaren oor ■fprong verfchuldigd aan den kwaaden aart van 't bloed, 't welk, de vaaten der long doorknaagende, bloedfpmiwineen verwekt, ia dikwyls eene ongeneeslyke Teering ten ge-  aSs VERHANDELING OVER DE SCORBUTUS, gevolge heeft. Deeze is ook mede de oorzaak der verdere bloedftortingen. Wy weeten , dat de maag veel bloed noodig heeft tot de verteering der fpyzen, om door haare warmte de kooking te bevorderen ; zulk eene flegte bloedftaat nu kan geene vereischte warmte aanbrengen; hier uit eene gebrekkige Jpysbereiding, verjtoppingen van het Maag- en Alvleesch-fap , van de Lever- en Galblaas-gal, eindelyk benaauwdheden, enz. Verjtyving der gewrigten ; in de holten der geledingen word een zagt glibberig vogt afgefcheiden, om ze te gemakkelyker te doen beweegen; die iïoffe nu verdikt zynde, moeten ze noodwendig minder beweeglyk worden , ja, na eene langduurige rust, geheel verftyven; ook gebeurt het dikwyls, dat 'er van dit vogt gezwellen in de gewrigten geformeerd worden. ——— Eindelyk bereikt deeze ziekte zyn hoogllen trap; 't geheele lichaam neemt eene loodkleurige gedaante aan, zynde het gevolg van de uitvaating, en de Lyder eindigt door een of ander toeval zyn ongelukkig leven. De oorzaaken deezer ziekte zyn menigvuldig. Ik zal dezelve afleiden van de gejteldheden der lichaamen, en de bykomende omstandigheden ; als zynde, naar myn inzien, liet gemakkelykst te verftaan. De Gejteldheden zyn: i. Een door armoede uitgemergeld lichaam , waar uit dus ook een arm vogtgejtel gebooren word. 2. Een lichaam, verzwakt door net misbruik der Wellust, g. Een zwak kwaadfappig lichaam. En eindelyk 4. Wanneer men naauwlyks uit eene voorafgegaane ziekte herfteld, of aan landziekte onderhevig is. De Omstandigheden zyn: 1. Het aanhoudend gebruik van flegt voedfel, b. v. oude gerookte of gezouteue fpyzen, oude meelfpyzen, bedorven water, enz. Alle plantgewasfen hebben een byzondere kragt in zich tegens het bederf der vogten , daar integendeel gezoutene of bedorve voedfels meerder bederving veroorzaakeu. 2. Het misbruik van Iterke dranken. 3. Eene ongewoone levensmanier; wanneer men zich uit een drooge landltreek ter Zee begeeft in een ziltigen en vogtigen dampkring. En eindelyk 4. Eene ongewoone maat van koude en hitte. Dat de kouds en hitte vooruaame oorzaaken van de Scorbutus zyn, leert de ondervinding. Worden niet, door de koude, de vaste deelen meer en meer t'zamen getrokken , en de vloeibaare dikker gemaakt; en word de circulatie hier niet ten deele door geflremd? Is daarentegen de koude . . . . . niet  VOOR ZEEVAARENDEN. ^83. ■niet te hevig, te weeten zodanig, dat de verdikte ftoffe no^ door de vaten kan omloopen, dan zal 'er ook geen Scheurbuik gebooren worden; maar wanneer ze te hevig is vermeestert ze de Natuur, en de Scheurbuik is er het zekere gevolg van. De zodanigen vei vallen dikwyls in een diepen ilaap, om nimmer te ontwaaken. ■ , ■■ De hitte verzwakt de vaste deelen, en door de fterke en veelvuldige uitwaasfemmgen worden te gelyk veele dunne vogten afgefcheiden ; het verdikte blyft te rug, en 'er ontftaat een Scorbutus. De voorbehoeding ven deeze ziekte hangt veelal af vaa den Scheeps-Beveinebber zelven; hy immers is doorgaans de verzorger der Victualie en andere Scheepsbehoeften; het ftaat aan hem, of hy deeze goed dan liegt wil bezorgen; en daar de beweeging het grootfte voorbehoedmiddel is , heeft hv mast, dezelve te ordonneeren. Zo dra Dezelve nu merkt, dat de Matroofen hunne «ewoone vlugheid gedeeltelyk verlooren hebben, moet hv hun veel beweeging laaten neemen, en vooral met lan* laaten flaapen; het koud bad is hun zeer voordecug. Niet minder nuttig is het, wanneer de Matroos s mor, gens zyn gewoon rantfoentje ontfangt, dat hy het zelve verfterkt met een aan wal daar toe vervaardigde Pap (deeze bereid men uit eene maatige hoeveelheid Peruviaan' fchen bast , Cascarilla , Engel- en Peperwortel, waar by men nog een gedeelte Engelsch Mostert-zaad kan voegen te zamen getrokken op een paar Keldervleslert Brandewyn), en met dit aftrekfel kan men veilig conti- nueeren. „ , . . De oorzaaken nu en de toevallen deezer ziekte aangetoond hebbende, zal ik tot deszelfs geneeswyze overgaan. Fen flegte bloedftaat vordert geene andere dan bloedverbeterende middelen, gepaard met de bovengenoemde aanwvzingen. Ik verkies hier de middelen uit het Delfryk, wyl die uit het Plantenryk wel temperen, maar doorgaans te gelyk ook het vefel-geftcl verzwakken, t welk in deeze ziekte reeds te veel verzwakt is. Dezulken dan, die hunne voorige vlugheid verlooren, en de bovengenoemde voorbehoedende middelen gebruikt hebben, egter in de Scheurbuik vervallen, geeft men een drank . beftaande uit één pint Gortwater , a of | loods Geest yan Koperrood, en zo veel Zuiker als genoeg is; hier van laat men alle uur een thee-kop gebruiken. Hun  »84 VERHAND. OVER DE SCORBUTUS, VOOR ZEEVAARENDEïSY Hun gewoone drank moet beftaan uit water , azyn9 een gedeelte Geest van Koperrood en Zuiker. De Zuiker , een zeer goed tegenfcheurbuikig middel zynde, moet men daarom veel laaten gebruiken. De Mout en Hop , waar mede veele Schepen voorzien zyn , zyn ook zeer gefchikte middelen in deeze ziekte; en zyn van vry veel nut, wanneer men van ieder één handvol met een gelyk gedeelte Zuiker op één putje water in de Zon laat gisten, en dan, zo gistende , 4 a 5 glaasjes 's daags 'er van laat drinken. De Zuurkool is mede een der beste tegenfcheurbuikige middelen ; en het is waarl'chynlyk de reden , waarom de vermaarde cooit op zyne reizen geene Manfchappen aan deeze ziekte verlooren heeft, wyl hy zich 't meest voorzien had van Zuurkool en Ryst. Alle Landen hebben haare tegenfcheurbuikige middelen. Om maar alleen van Greenland te fpreeken, een landftreek, die zo zeer gefchikt is ter voortbrenging van de Scheurbuik ; wanneer een Bevelhebber genoodzaakt is zyn volk daar aan land te zetten, kan hy geen heilzaamer voorzorg neemen, dan fterke en aanhoudende lichaams-beweegingen , op de Beerejagt te gaan, en , na deeze Dieren gedood te hebben, het noch heet en gistend bloed 'er van te laaten drinken, en dan weder fterke beweeging te maaken. Eindelyk, geen Bevelhebber behoeft bekommerd te zyn, by het aanlanden in ongezonde oorden, het volk, aan de Scheurbuik laboreerende , aan land te zetten ; in tegendeel is het zeer goed, mits hy maar zorg draage, dat zy veele en rype vrugten gebruiken. Zie daar eene Verhandeling, alleen gefchikt voor Zee, vaarenden , en , naar myn inzien , verftaanbaar genoeg, om van dezelve een goed gebruik te kunnen maaken, naardien de Cuur , hoe eenvoudig ook , door ondervinding gefchraagd is. Ik hoope maar, dat myne moeite niet onnut zal geweest zyn. WAAR-  WAARNEEMING, WEGENS DE SPRINGHAANEN. S85 ■WAARNEEMING, WEGENS DE SPRINGHAANEN. (Uit het Engelse'!.) De Springhaanen, waarvan men in de Schriftuur en by veele Oude Schryvers gewag gemaakt vindt, zyn een foort van Infecten, die , hoe fchadelyk ook voor velden en , boomen, onfchadelyk kunnen gebruikt worden. De Parthers, Ethiopiër s en Arabieren honden ze zelfs voor een lekker beetje. Naa de Springhaanen, door middel van rook, opklimmende uit het vuur beneden aan de boomen ontftooken, te hebben doen nedervallen , zouten zy dezelve, en droogen ze in de Zon, door welk middel zy ze een geheel jaar ten voedzel bewaaren. Joannes de dooper at dezelve met wilden Honig , volgens de gewoonte der arme lieden van zyn tyd. . Zomtijds vertoonen zich de Springhaanen in Afia en Afriza in zulk eene verbaazende menigte, dat ze de lugt verdonkeren, en in een oogenblik de vrugten en kruiden' van een geheel Landfchap , waar zy nedervallen, vernielen: de menigte der geenen die fterven befmetten de lugt, en veroorzaaken ziekten. 't Is waarfchynlyk ■ dat deeze Verfchynzels de Harpyen der Ouden zyn, die kwamen om zelfs de fpyzen van de tafel des Konings van Bythine te verflinden : en indien wy T'er by in aanmerking neemen, dat calais en zethus, de Kinderen van boreas, de Harpyen uit dit Land verdree' ven , en vervolgden tot de Eilanden van Strophades , die in de Jonifche Zee liggen , waar zy dezelve deeden vergaan, zal deeze geheele verciering hier op neer komen, dat de Noorde Winden de Springhaanen na die Zee gedreeven hadden. En het gaat vast , dat niets gewisfer een Land, met deeze Infecten bezogt , van die plaag verlost dan een fterke Wind, die ze na Zee voert, waar zy onfeilbaar moeten omkomen. MENG. 1792. NO. 7. V *»»  a§6 ZOGENAAMDE TO VERKRING EN. BERIGT, WEGENS DE ZOGENAAMDE TO VERKRINGEN OP DEN GROND. (Uit Mr. townley's Journal in the Isle of Manl) Men heeft menigmaal een oog vol verwondering gefiaageu op de Groene Kringen , die zich opdoen op veele drooge Heiden en gemeene Velden , in verfcheide deelen van Engeland ; door het gemeene Volk met den naam van Toverkringen beftempeld. Ik befloot eens, om , indien het mogelyk ware, de reden te onderzoeken, waarom ze zich doorgaans in een kringswyze gedaante vertoonen, als mede, waarom het Gras, dat op dezelve groeit, zo veel verfchilt van het Gras op ] den grond daar omftreeks , door een donkerder groene kleur. . Ik vond verfcheide bruine Wormen , toen ik veele zooden opligtte zo verre de losfe grond het toeliet, eenige deezer waren in beweeging andere in rust; maar verre het grootlte gedeelte in beweeging, met de koppen in dezelfde rigting, even of zy elkander vervolgden. Ik zag dat de grond onder de Kringen veel fynder gemaalen was dan op de naby gelegene plaatzen waar ik die Infeften niet aantrof. Deeze gelteltenis 'van den grond kan ons zeer gemaklyk reden gee. ven van het donkerder groen der daar op groeiende Grasplanten; doch waarom deeze Infeclen zo onveranderlyk werken, en zich in een cirkel beweegen , gaat myne bevatting te boven; en moet ik de Geloovers in Toververtellingen ten dien aanziene in 't vol bezit van hun Geloof laaten. DE OPKOMST DER LETTERKUNDE EN KUNSTEN, IN KLEIN ASIE, NAACESPOORD. Ontleend uit a View of Andent Hiftory, including the Pngrefs of the Literature and the Fine Arts. By william rutherford , D. D. Maf er of the Academie at Uxbridge, Vol. II; ten deezen Jaare uitgekomen. Letterkunde , Smaak en Weetenfchap, in Klein Afie oorfpronglyk, werdeu allengskens , uit dat Gewest, 1 • over  DE OPKOMST DÈR LETTERKUNDE IN KLEIN &SIE. 28? over Griekenland , Italië en Sicilië verfpreid. 't Is een onderwerp der naavorfchinge waardig, de ooripron» gen op te fpeuren, die mede gewrogt hebben tot den open voortgang der Letterkunde en Kunften in Jonia* Eene leevendige aandoenlykheid voor de Werken der Natuure is het eerfte vereischte in het Character van den Dichter of den Schilder. De vérfchillende Ryken der Aarde zyn door de INatuur onderfcheiden door eene byzondere gefteltenisfe , eene ftoutheid van trekken of eene zagtheid van uitdrukking. De Westkust des vasten lands van Afie wordt algemeen erkend voor een der vermaaklykfte Landftreeken in de wyde Waereld; opmerkenswaardig van wegen de vrugtbaarheid des Gronds , en Griekenland overtreffende in" 't geluk der aangenaame Lugtftreeke , niet min behaagelyk voor de zinnen dan verleevendigend voor de verbeelding. Het vrolyk en lachend voorkomen van een fchilderachtig Gewest , onder een onbewolkten Hemel, verdeeld in heuvels en dalen , doorfneeden van rivieren , gebrooken door baaijen en voorgebergten, en vercierd met natuuriyke fchoonheden en verrukkende gezigten, verwekt die aandoeningen, welke de geboorte geeven aan de Dichtkunst. Alleen met de Natuur in haare begunftigde plaatzen en vermaaklyke fchuilhoeken , voelen de Menfchen met nadruk, eit geeven lugt aan hunne aandoeningen door eene bezielde fpraak, die men gelooft uit inblaazing te ontftaan. Het beroep van een Bard , 't welk van zo veel aangele» genheids is in alle barbaarfche Tydperken trok omtrent den tyd van den Trojaanfchen Oorlog, en daarnaa, byzondere aandagt, en wekte eerbied. In deeze Eeuwen was de Godsdienst een der eerfte beginzelen van het Staatsbeftuur, en Dapperheid was de voornaamfte Deugd die be* Wondering verwekte. Maar de Barden bragten het meeste toe tot het onderfteunen van het Godsdienstftelzel , door hunne Theogonien, of Geflachtlysten en Gefchiedenisfen der Goden, en preezen de betragting ten fterkften aan door de fchoone Gezangen, waar mede zy de heilige Plegtighedert vercierden. Terwyl zy de Menfchen tot Godsdienst aanfpoorden door den lof der Goden op te heffen, bezielden zy hun met Dapperheid, door den roem der afgeflorvene Helden te zingen. Beide deeze hunne bedryven waren wonder wel gefchikt om den bygeloovigen aart en hoogvliegende verbeelding, de heerlchende Charaftertrekken der Griekfche Stammen ia vroege Eeuwen, te treffen» Va Vóór  a88 DE OPKOMST DER LETTERKUNDE Vóór de uitvinding der Letteren en de vermenigvuldiging der Boeken, verkreegen de Menfchen huune kundigheden , gelyk ulysses , „ door veele Steden te bezoeken , en met veele Menfchen te verkeeren." De hoogagyng en eerbied aan het Character van -een Bard geheet, verzekerde dien rang van Menfchen een welkom onthaal op alle Godsdienst-Feesten., en by openbaare Piegtighêden. De Charaóters en Gebeurtenisfen van een ruwe en onbefchaafde Eeuw, waarin de Menfchelyke Natuur vry én wild werkt, en de Gelchiedenis veel .van een Roman heeft, zyn zeer gunftig voor het Helden-dicht. De' Trojaanfche Oorlog , in welken geheel Griekenland zich tegen Afie vereenigd hadt, het lot des Gezins van priamus , en de val van zyn oude Koningryk , de omzwervingen en lotgevallen der Trojaanfche en Griekfche Helden, naa het inneemen van Troye^ openden een ruim veld voor dichterlyk verhaal en befchryving , .en ,boodc voorwerpen aan., gefchikt voor de waardigheid der Zanggod inne van het Helden dicht. Homerus was zeker niet de eerfte, fchoon de gelukkiglte, Bard, die dit werk ter hand iloeg. De bewondering zyner Landgenooten., die hem, in verheevene en geheel bezielde toonen, de Heldendaaden der Oudheid hoorden ophaalen, is geltaafd en bekragtigd door de goedkeuring van alle volgende Tyden. Wanneer een Dichtwerk overgeleverd wordt by monde , leeren volgende Dichters de verzen hunner Voorgangeren ophaalen. De dus overgeleverde Dichtkunst ontvangt, even als overgeleverde kennis, veranderingen en verbeteringen van tyd tot tyd. Nan veelvuldige herhaalingen verwerpt het oor het wantoonige , de fmaak het wanfmaaklyke, de gelykfoortige verbeelding verfchaft bykomende verfraaijingen, en de vroege Dichtftukkeu der Volken ontvangen de uiterfte befchaavjng. Op deeze wyze hebben de lliade en de Odysje allengskens de gedaante aangenomen, onder welke zy thans, voorkomen. Homerus leefde vóór de wederkomst der Heracliden in Griekenland (*). Naa die gebeurtenis bewerkten de groote jEolifche eu Jonifche Uittochten eene volilaagene omwenteling in den Itaat van Klein Afie, en vervulde 't zelve bykans geheel met nieuwe lnwoonderen. De C*) Milford, p. ico. V  IN" KLEIN ASIE. 2S9 • De Molifche Uittocht volgde onmiddelyk op de vermeestering van Peloponnefus, door de Afltammelingen van hercules. Penthilus, een der Zoonen van orestes, vergezeld van veelen zyner Landgenooten, vormde eene Volkplanting in Eubcea. Malaus en clenes, uit agamemnon voortgefproten , verzamelden een aantal Peloponnefifche Vlugtelingen in Locris , en vandaar overtrekkende in Klein Afie, bouwden zy de Stad Gima. Dus werd de geheele Zeekust van Cynicus aan de Propontis tot de Rivier Hermus, als mede het Eiland Lesbos, vervuld met uitgeweekenen uit Bceotia en Peloponnefus, en kreeg den naam van JEolie. De groote Jonifche Uittocht greep plaats in een laater tydperk , en werd begeleid door neleus en androclus , de jonger Zoonen van coorus , by de opvolging van miïbon tot het Archontfcbap. Dezelve beftondt uit eene groote menigte Gelukzoekers , veele Atheners, en meest alle de Jonifche en Mesfcedifche Fanilien, die, van wegen den Dorïfchen inval , de wyk na Athene genomen badder.' Zy namen bezit van Klein Afie van de Rivier Hermus zuidwaards tot het voorgebergte van Pofideion , te gader met de ryke Eilanden Chios en Samos; en zich vereenigende met alle de Griekfche Inwoonderen , bouwden zy twaalf Steden, die in rykdom en magt aanwiefchen: naamlvk Miletus, Ephefus, Myus, Lebedos, Priene, Colophon , Teos, Erythrea, Phoccea, Clazomence , Chios en Scm\os, waar Smirna naderhand aan werd toegevoegd, van de JEoliërs verkreegen. Deeze Steden, fchoon afzonderlyk be- .fluurd door haare eigene Magiflraaten, hadden eene Staatkundige verbintenis ïnet elkander , en hielden, by voorkomende gelegenheden, eene algemeene Vergadering, waarin zy over de belangen des Bondgenootfchaps raadpleegden. Het Grondgebied in deezer voege verkreegen , op de vaste Kust van Afie, ftrekte zich naauwlyks op eenige plaats tot veertig mylen van de Zeekust uit, doch bykans vierhonderd in de lengte van het Noorden van Molis tot het Zuiden van Jonia. Zuidwaards van deeze Landftreeke, en in dien hoek van Afie , welke den naam behieldt van Caria , grondvestten de Trceheniaanen Halicarmsfus, welke Stad fcbielvk de Moederftad overtrof. Het naby gelegen Eiland Rhodes werd vroegtvdig bevolkt door een Grieifchen Stam, en is ■beroemd door homerus , van wegen zyn voorfpoed en magt. Door eene gelukkige Regeeriugsvorm, en eene geV 3 ze-,  *9o DE OPKOMST EER lETTEREUNDE1 zegende bevlytiging op den Koophandel, bloeiden de Rho* diërs vroeg in Kunften en Wapenen, en breidden hun gezag uit over een groot gedeelte van het nabuurig Vasteland. Halicarnasfus en Rhodes waren de twee voornaamfte Griekfche Staaten in Afie, welk Volk den naam van Doriërs aannam. De Volkplantingen die na Jonia van Athene verhuisden, naa den dood van codros, en de affchaffing der Koninglyke Waardigheid, bragten met zich de beginzels van Vryheid, die, ten [deezen tyde, de Atheners kentekende, en algemeen werd in Griekenland. Terwyl zy hetzelfde vernuft, dezelfde geestdrift, en 't zelfde dichterlyk en behaagend Stelzel behielden, 't geen zy van hunne Euro- ijche voorouderen ontleenden, bezaten zy voordeden, vzonder aan hun eigen. Afgemat door inwendige verdeeldheden , en van een gefcheurd, door. het dingen der ftrydende Partyen, om de oppermagt, bleef Athene arm en barbaarsch tot den tyd van solon; doch haare Volkplantingen in 't Oosten genooten diepen Vrede , en verkreegen fchielyken voorfpoed. Door hunne nabygelegenheid aan Phrygia en Lydia, de best aangekweekte en rykfte Gewesten van Klein Afiet leerden zy de kunften van vlytbetoon en fchranderheid, Wol te verwen, de Goud-Mynen te bearbeiden; zy wendden hunne aandagt op buitenlandfchen Koophandel, door de Phrygih'rs en Lydiè'rs verwaarloosd. De monden der groote Rivieren in hunne magt hebbende, en welgelegene Havens bezittende , maakten zy fchielyk zulke groote vorderingen in Zee- en Binnenlnndfchen Handel, dat verfcheide hunner Steden, inzonderheid Miletus, Colophan cn Phoccea, in Weelde en Rykdom toenamen (*_). —— In de achtlte Eeuw vóór Christus , hadden zy gemeenfchap met Egypte, en voor een geruimen tyd den Handel op dat Ryk alleen in hunne magt. In deezer voege gezegend met dc voordeden der Natuure, en verrykt door het geen de Kunst daar aan toevoegde , voelden zy eene begeerte tot nieuwe en verfynder vermaaken; zy begonnen de fraaije Kunften en Vermaaken aan te kweeken , die uit gemak voortvloeijen, en der Weelde ten dienlle liaan. Fraaiheid , vrolykheid, tederheid, en zomtyds deftigheid, kenmerktekenen de Jonifche Zanggodin. De driftige eu tedere sappho ademde de aan- doeii' (*) Strabo, p. 58*,  IK KtEIN ASIE. *9l doenlvkheid en vuurigheid der Liefde; terwyl haar Minnaar alceus, fchoon hy voornaaralyk zich toelag op t vroiyke en lustige, een vernuft bezat, gefchikt tot onderwerpen van ernsthaftiger aart (*). Dartele vrolykheid, de vermaaken der liefde, en van den wyn, zyn alleen de ftoffen, door anacreon bezongen, gelyk ze ook de voorwerpen waren, die hy in zyn leeven zogt. Het charaéter van een fraaijen Wellusteling ftraalt algemeen door in zyne werken, en zyn ftyl onderfcheidt zich door een oorfproneelvke eenvoudigheid, zuiverheid en zagtheid. De tedere simonides vierde bot aan de klaagende toonen van het Treurdicht, en deedt het hart in droefheid fmelten. Stesichorus floeg hooger toonen-, en zong van Veldflagen en Helden. Maar van deeze Dichters, by de Grieken beroemd en naagevolgd door de Romeinen, zyn flegts eenige brokken overgebleeven, genoegzaam om ons te doen klaagen en bejammeren het verlies, door de vernielende hand des tyds geleeden. De Schilder, en Beeldhouwkunde, zo wel als de üicütkunde kwamen te voorfchyn onder de vermaaklyke en bezielende Lugtftreek van Jonia. De Godsdienst der Grieken , zo gunfth? voor de Dichtkunde', was niet min bevorderlyk aan het voortzetten der andere Kunften van naavolgmg. Wanneer rykdom en befchaafdheid onder een Volk ingevoerd zvn , haakt hetzelve na Tempels hunner Godheden waardig , en Standbeelden die derzelver volmaaktheden vertoonen, en fchynen weezenlyk te maaken. De Volksgodsdienst was gelukkig gefchikt voor den Schilder en Beeldhouwer. Afgetrokken Weezens, en bovennatuurkundige Kragten, kende men niet in de Griekfche Godgeleerdheid Naardemaal men geloofde, dat de Godheden van Griekenland menschlyke Gedaanten bezaten , fchoon veel volmaakter en verhevener, kon de Kunftenaar , door de fraaiie gedaanten, die de Natuur opleverde, te vergelyken en uit te kiezen, en zyne begrippen tot denkbeeldige uitmuntenheid op te voeren, zonder de waarfchynlykheid te kwetzen, eene bovennatuurlyke fchoonheid aan zyne werkftukken byzetten. De gelukkige Lugtftreek van Jonia daarenboven, de menschlyke gcftalte in de allerjuistfte evenredigheid voortbrengende, verfchafte die leevende.en weezenlyke fchoonheid, welke, in min door de Natuur begmiftigde Gewesten , liet werk is van Verbeelding. (*) Quintil. Lib. X. Cap. I.  »92 DE OPKOMST DER LETTERKUNDE, in klein ASIE, In de zevende Eeuw vóór onze Jaartelling vereierden de Iraaije Kunften en Voortbrengzels der Joniëren de rylce Hoofdftad der Lydifche Koningen , en werden dezelve verfpreid in de heerfchappyen der Europifche Grielen. Ontrust door de invallen der Cimmerfche Horde, vertrokken veele der Jonifche Kunftenaaren na de welvaarende Steden Sicyon en Corinthus, waar zy befcherming en aanmoediging vonden. Bathycles , een Inbooreling van Magnejïa , beroemd van wegen de Schilders daar gekweekt, nam zyn verblyf te Sparta. Op last van den Raad vervaardigde hy den Throon van den AmycleJchen_ Apollo, dé Standbeelden van Diana Leucophryne, de Gratiën en de Hors, en alle de andere cieraaden, waarmede die Tempel praalde. In de volgende Eeuw verrykten scillis en dipemus , Inboorelingen van Creta, veele Steden,zo in Europa als in Afie, met hunne Meesterftukken , en kort daarop ichonken anthermus en bupalus aan de Waereld die Kunstftukken, welke tot bewondering geftrekt hebben van de verlichti'te Eeuwen van Griekenland en Rome. De Ring van polvcrates, de Tyfran van Samos , gemaakt door polydorus , en waarvan 'plinius (f) met zo veel opheis fpreekt i was desgelyks het werk dier Eeuwe. (*) Plin. Lib. XXXVII. Se£t. 4. Aan de Heeren Schryver en der Algemeene Vaderlanifche Letteroefeningen. wel edele heeren! Indien U Wel Ed. den Leezeren van uw veel geacht Maandwerk eenigen dienst meent te doen, met het inruimen eener plaats in het Mengelwerk , aan eene Leevensbefchryving van een of ander voornaam Hoogduitsch Geleerden, zoo door hun zeiven, als door anderen opgefteld, zal het my aangenaam zyn U Wel Ed. daartoe van tyd tot tyd iets te leveren. Ik ben met alle achting wel edele heeren ! Zyderveid, U Wel Ed. D. W. Dienaar , «ten 24. May 1792. c. muller, v. d. m. \ LE-  levensbeschryving vam j. b. koppe. 293 leveksbeschryving -van johan benjamin koppe. (Naar het IloogduitschJ) Onder alle groote Godgeleerden van den tegenwoordigen tyd, is 'er geene, welke in alle deelen en zaaken, die llegts van eenen Godgeleerden gevorderd kunnen worden^ met zoo veel geluk en roem arbeidde, dan de der geleerde Waereld , als mede het gansch Kerken School - wezen, al te vroeg ontrukte Hanoverlche Koniiltoriaal-Raad, eerfte Hovprediker en Generaal Superintendent, Dr. johan benjamin koppe. Maar het is niet llegts uit hoovde zyner zeldzaame, veel omvattende, geleerdheid, zyner diepdoordringende fcherpzinnigheid, zyner rustlooze werkzaamheid, dat zyn dood algemeen betreurd word ; neen, het waren zyne belanglooze edele werkzaamheid, zyne zagte menschlievende denkenswyze, zyne geneigdheid om overal het goede en gelukzaligheid te ftigten en te verbreiden , waar hy llegts konde, welke by de aanzienlykften des Lands weêmoedige traanen deeden gebooren worden , en hem even zoo onvergeetelyk maaken , als de werken , welke de roem zyner geleerdheid voor eeuwen lang gegrond hebben. —— Het is over het algemeen moeilyk te onderfcheiden, wat men meer in den Zal. koppe moest beminnen en bewonderen; of zyne edele, deugdzaame, menschlievend werkzaame, denkenswyze, of zyne fcherpzinnigheid en vlugheid van geest, waardoor hy alles met zulk een goed gevolg ondernam; dat hy allen, welke vóór hem, het een of ander onderzocht hadden, evenaarde, zoo niet overtrof. —■ Waar vindt men eenen dergeiyken geleerden Bybelverklaarer, eenen naauwkcuriger Taalkundigen, die, zoo vry van alle banden , welke zoodanige nafpeuringen , zoo als men zich zou verbeelden, den geest moesten ketenen, boeken voor het eerfte onderwys opftelde ? Dan ik mag en wil niet gaarne een Lovredenaar van dezen man worden! Johan benjamin koppe wierd te Dantzig den 19 Augustus 1750 geboren, waar zyn oude, thans nog leevende, drieëntagtigjaarige Vader, een wegens zyne rechtfclïapenheid en deugdzaamheid geacht Lakenfabrikeur is. In het huis van dezen deugzaamen Vader, en onder het oog eener goeder, welke volkomen het zagtzinnig, liefderyk, karakV 5 ' ter  LEVEN5BESCHRYVING ter van haaren Zoon bezat, en vóór omtrent tien jaaren geftorven is, genoot hy zyne eerde opvoeding; en deze dcugdzaame, godsdienftige, opvoeding in het oudetlyk huis, was, volgens de eigen bekentenis van onzen overledenen, geheel zyn leven door, ten uiterften vruchtbaar; deels, wegens het voorbeeld, dat de godsdienst de menfchen zoo gelukkig, vergenoegd en wel te vrede, maakte, deels, dat zyn godvruchtige Vader hem geheele plaatzen en boeken uit den Bybel, voornaamlyk alle Psalmen, van buiten liet leeren. Behalven dat dit eene zeer voortrelfelyke oefening voor het geheugen was , waardoor het onzen Zal. ï;oppe naderhand gemaklyk viel, om Leerredenen van een uur lang, in even zoo veel tyds, volkomen in het geheugen te prenten, bragt het in de ziel van het denkend kind eene menigte van denkbeelden ; maakte het op meerdere dingen opmerkzaam, en verwekte in hem vroegrydig die achting en lievde voor dat Boek, welke hem, geheel zyn leven door, bybleev. Zyne Schooljaaren bragt hy op de voortrelfelyke Schooien, welke Dantzig tot het vormen van jonge lieden heeft, door, en trok hier door zynen iever, zyne bekwaamheden en de beminnenswaardige befcheidenheid , waarmede hy , overal, waar hy kwam, de liefde en harten der menfchen innam, de opmerkzaamheid zyner leermeesteren tot zich. Voornaamlyk hield hy zich bezig met de beoefening der Oude Taaien , en drong hier reeds dieper in derzelver geest in , dan men op deze laage Schooien gewoon was ; het Hebreeuwsch behaagde hem het meest, en hy maakte hierin zoo veele vorderingen, dat hy, zonder groote moeilykheid, ten aanzien van de taaie, hier reeds alle Schrivten van het Oude Testament kou leezen en las; ook fchreev hy, toen hy dit Gymnafium verliet, en naa de Hoogefchool wilde vertrekken , eene Verhandeling de Critica f. T. caute adhibenda, welke hy openlyk verdeedigde. In het Jaar 1769 ging hy naa Leipzig, om zich daar op de Godgeleerdheid toe te leggen. "Zyn uitfteekende lever en voorbeeldig gedrag maakten hem weldra by die jnrmnen, welke toen ter tyd in Leipzig zoo luisterryk bloeiden, als ep-nesti — gellekt — mouus — zolu"ofer — bekend; en de diepe kundigheden, welke de Zal. ernesti by hem befpcurde , deeden weldra dien grooten man het voorncemen opvatten , dat men dezen jongeling voor de Hoogcfchool moest optrekken. Uit «ösen hoofde zag by het zeer ongaarne, en ried het den jon-  tan j. b. k0e?e. 295 jongen koppe af, toen hy hem, naa een tweejaang verblyv te Leipzig , zyn plan mededeelde , om naa G'óttingen te gaan , om dat hy vreesde , dat hy voor Leipzig zou verlooren gaan , en om dat de goede Zal. man , welke de waarde der Geleerden te zeer naar den Latynfchen ftyl, waarin zy fchreven, beoordeelde, waarlyk van de Göttingfche Hoogleeraaren, en vooral van de Godgeleerden, te gering dacht. Ondertusfchen volvoerde koppe zyn voorneemen, en ging in 1771 naa Göttingen — om daar zyne Godgeleerde Studiën te voltooien, en vervolgens naa Dantzig te rug te keeren. Dit wa-s tot hier toe nog zyn vast voorneemen, en ook, om dat het de emflige begeerte van zynen ouden Vader was. Maar welk eene geheel andere wending nam hier zyn lot ! —— Ernesti had hem eenen briev van aanbeveeling aan den Hovraad heyne medegegeven, en hem byzonder de Voorleezingen van dien grooten Göttingfchen Hoogleeraar aanbevolen: en aanftonds, op het eerfte gezigt, won de jongeling het hart van dezen man zoo zeer, dat hy het befluit nam , om voor zyne vorming in alle zyne oefeningen te zorgen, en met eenen zeldzaamen iever en gelukkig gevolg ook ondernam. De jonge Godgeleerde, welke de ongewyde Philologie wel niet geheel en al verwaarloosd had , maar wien nogthans de befchaavde en fmaakvolle wyze, waarop heyne dezelve leeraarde, en anderen aanwees dezelve te beoefenen, geheel nieuw was, welken in •de Voorleezingen van heyne over de Griekfche Oudheden, de Gefchiedenisfen der Kunften, pindarus en homerus geheel nieuwe uitzigten geopend wierden , en, tot zyne verbaazing en overgroote vreugde , zoo veele dingen weder vond, welke hy in zyn Oud Testament reeds gevonden had, wierd nu geheel en al een beminnaar van deze ftudie, voornaamlyk van de Griekfche Taal en Oudheden. ,— Het kon niet misfen, of, onder deze aanvoering, met dien iever en dat vernuft, moesten de voortgangen van onzen Jongeling buitengemeen zyn, en, na een éénjaarig verblyv in Göttingen, kon heyne hem, in 1773, de verbetering van de overzetting van pindarus , welke hy by den druk, dien hy toen uitgav, voegde, opdraagen. Te dier tyd dong koppe naa de post van eenen Theölogifchen Repetent, en het gelukte hem, dat hy van de Godgeleerde Faculteit, aan welke het begeeven dezer posten opgedragen i&, eenpaarig daartoe verkoozen wierd , fchoon % onder zyne mededingeren ook eenen eichhorn, welke  2<)6 LEVENSDESCHRYVÏNC ke toen reeds beioovde , het geen hy naderhand geworden is,' zich bevond. Koppe's vreugde over deze vervulling van zynen wensch, welke hem in eene gelegenheid ftelde , als best gefchikt was , om de befchaaving van jonge Geleerden te bevorderen, was onuitfpreeklyk , vooral, daar hy nu onder heyne's oogen, welke hem als zynen Zoon beminde , kon blyven, en den toegang tot eene boekery, zoo als de Göttingfche is, had. De Voorleezingen, welke hy als Repetent in het openbaar moest houden , waren , volgens de inrichtingen, welke 'er toen gemaakt wierden, weeklyks drie uuren, elk halv jaar afwisfelende, een gedeelte uit het O. en N. T. ,• en hoe zeer hem, by de verklaaring van deze Heilige Boeken, dit onderwys en de begrippen, welke hy in het fchool van heyne opgedaan had, te ltade moesten komen, bewyst de Gefchiedenis der nieuwfte wyze van verklaaren dezer boeken genoegzaam; en met recht komt koppe de verdienfte toe, dat hy daarvan het eerst gebruik gemaakt heeft'. Buiten deze uitlegkundige Voorleezingen, las hy nog met veel byval over de Griekfche Dichters. In 1774 wierd hy door heyne den Hertog van Kourland , tot Leeraar in de Griekfche taal aan het nieuw opgerechte School te Mittau, voorgefteld; en hoe moeilyk het hem viel, om Göttingen en zyne verbindtenisfen met die voomaame mannen, welke Göttingen toenmaals en thans nog gedeeltelyk tot cieraad verftrekken, te verlaaten , nam hy evenwel het befluit, te meer daar de tyd, welke tot het waarneemen van den post van Repetent vastgefteld is , thans ten einde liep, om deze aanbieding op te volgen, en vertrok met het einde des jaars derwaards. Hier leevde, hy voor het grootfte gedeelte, in eene gelukkige ledigheid. Het Gymnafium was eerst in deszelvs beginzelen, en, in weerwil van alle zorgen des Iiertogs , fcheen het geheele plan niet wel te willen lukken. Deze ledig¬ heid was waarlyk voor de befchaaving, het gezelfchaplyk leven ter verfterking der door zyn fludeeren eenigzins gekrenkte gezondheid ten hoogden voordeelig , en voornaamlyk was zyn verblyv hier gelukkig, daar hy zyne nagelaatene Echtgenoote leerde kennen en ook trouwde, en hierdoor den grondflag tot de tevredenheid en het geluk van zyn huislyk leven leidde. Maar ongelukkig was bet voor de Waereld, ongelukkig was het voor den geest van onzen jongen Geleerden geweest, als hy hier in een' *.oo naauvven werkingskring was beperkt geworden, als hy kier  VAN J. !*• KOPPE. 297 bier in -^^^t^ïoS^J SSS&&^T'& z0 ^ 1-g in dien fosc SS Jas. Dan reeds in het jaar i775 ichreev hem Sn vriend, de Hovraad heyne, welke met ae uitlteeSnde hoedanigheden van den Zal. koppe zoo bekend was? en welkers vaderlyke zorge voor het welzyn vat, ZfttinSn Ilken man van vermogens en uitgebreide kundiSfn voor het zelve zocht te winnen: j of hy geeti ÈPbad eene Hoogleeraarsplaats. in de Godgeleerdheid ^GSttineen welke, door het vertrek van den Zal. grooen zTcSIe naa Kiel, was open gevallen, te aanvaar, den en kort daarna, wierd hy, door zyn toedoen,.als Profesfor Theologie* ordinarius, derwaards beroepen , welk beroer) hv' ook aanvaardde. In W«ar* 1776 kwam hy in Göttingen aan, om als een Ambtgenoot'der drie groote Godgeleerden less, walch en müller, te leeraaren. De man van vyy-enTwintig jaaren, voor weinige jaaren nog een leerling dezei mannen, s nu naast hen geplaatst! Hy zal de .op. vo geT van èenen zachariae , eenen man bekend welens zyne uitgebreide Godgeleerdheid en fcherpzininge Uitlegkfinde, zyn! En hoe gedroeg hy zich hier m, hoe volgde hy dezen zynen grooten voorganger ? Deswe-en is eene-zoo luide (tem door de geheele geleerd« waereld gegaan , dat bet niet behoevt gezegd te worden Nimmer■had, misfehien zal, Göttingen — zoo redent men over het algemeen nooit eene Godge- lee dhe dTzulke groote mannen, die in verftand en kundigheden, gelyk mede in zeldzaame goede hoedanigheden, uitmunten , zullen zyn. Hiervan dus ook die fchiêr nimmer geltoorde goede harmonie en eendragt, welke, in weerwil van de verfchillendlie wyzen van voorftellen, allen aan eikanderen ten ferkllen verknocht hield ! Agt jaaren lang genoot Göttingen dit gelMet den aanvang van dit Hoogleeraarfchap in. de Godgeleerdheid, kan men eigenlyk het begin der uitgebreide, fchier algemeene, nuttigheid van den Zal. koppe rekenen. Tot hiertoe had hy meest voor zich zeiven , ot llegts . voor eenen engen kring van Toehoorers, gewerkt. Als een' opvolger van zachariae vielen hem voornaamlyk de Voorleezingen over de Heilige Boeken en de leerltelli-  ft©» LEVENSBESCHRYVIKG ge Godgeleerdheid re beurt. Tot bet voorleezert over deze Boeken was hy reeds door eigen oefening voorbereid. Deze lange oefening in dezelve , de kennis van de wyze van voordellen der Ouden, en derzelver gelukkige en verltandige toepasling op deze boeken, de gemaklyke, klaare, wyze van uitleggen, welke de School van heyne boven alle anderen zoo deed uitmunten, de iyne fmaak, en eindelyk de levendige, gevoelvolle, uitlokkende, voordragt, verfchaften hem toen de algemeende goedkeuring, en het uitgebreidde nut. Meerdere moeite en infpanning moesten hem de Voorleezingen over de leerftellige Godgeleerdheid veroorzaaken, daar hy dit gedeelte der Godgeleerdheid nog niet geheel doorgezien, ten minden met dat onderzoekend oo°nageipeurd had , welk by een naauwgezet Hoogleeraar moest plaats hebben, en welk in die tyden nog te moeilyker viel, daar voor het grootde gedeelte alle gistingpn in de Godgeleerdheid wel reeds een begin genomen hadden , maar door de dernmen vaii verdandige en fcherpzinmge mannen, voor en tegen, nog zoo bepleit niet waren , als zy het thans fchynen te zyn; nog moeilyker was het daar men nog met algemeen aan een onderzoekend Scepticismus gewoon was, welk door de verbreiding der Schrivten van eenen jerusalem; eberhard; teller; spalding; döderlein; eichhorn; michaclis en anderen, alo-emeener moest worden. — Dikwerv moest de fchrandere geestvoornaamlyk gevoed met de aangenaame fpyzen der Griekfche Dichtkunst en Attifche welfpreekenheid zich ook geweld aandoen, omtrent het beoefenen van het fchoolsch zamendel, en de bronnen tot de gefchiedenis der leerftelhngen, welker nut en noodzaaklykheid toen wel algemeen erkend wierden, maar op verre na noar niet met dat doorzigt in de Kerklyke Gefchiedenisfen, met die vryheid van geest en onpartydige oordeelkunde, gelyk in deze laatde tien jaaren zyn bearbeid, en nu nog gedaan worden. Maar dit doet ons dat vernuft nog des te meer bewonderen, welk, grootendeels door eigene 'kragten zich bovenalle deze beletzelen zoo gelukkig verhiev, en hem deze weetenlchap voor gewoone Godgeleerden duidelyk en gerustdellend , en tevens voor denkenden, vol wenköi en fchoone uitzigten tot zelvsonderzoek — twyfelingtn eu twyfelen, deed voordraagen. Daarenboven wierd hem, in 1778, door de Koning!. Regeering , den post van eerden Academieprediker, en het duur*  VAN J. E. KOPPE. «9$ daaraan verknocht zynde beftuur van het Koninglyk Prediker Seminarium, welke ambten tot hiertoe de Konliitoriaal Raad Dr. less had bekleed, opgedragen. De verftandige keuze van algemeen nuttige waarheden , de naauwkeurigheid, juistheid en gegrondheid, waarmede hy werkte , het vuur , waarmede hy dezelve voordroeg, maakten hem ook dit gedeelte van zyn ambt tot eene hoogstnuttige bezigheid, door welke hy veel byval verwierv; gelyk het beltuur over het Prediker Seminarium hem de fchoonlte gelegenheid gav , om jonge lieden uaauwkeurig te leeren kennen , hun eene byzondere aanleiding tot een doelmaatig Itudeeren te geeven, en op hun Karakter te werken; terwyl menig waardig Leeraar een groot gedeelte van het nut zyner Leerredenen aan de leerryke, vrymoedige en lievderyke, beöordeeling over hunnen arbeid in dit Seminarium, toekent. Tot hiertoe had koppe eigenlyk nog niets gefchre- ven; want eene kleine verhandeling : vindicim oracukrum divinorum ab imperio ac facerdotum fraudibus, en eene Leerrede,welke beide hy als Repetent liet drukken, kunnen eigenlyk llegts als eerite Proeven zyner jeugd aangezien worden. Maar thans in het jaar 1778 begon hy een beo-in te maaken met zyne uitgaave van het Nieuwe Testament , welke eene doorgaande Verklaaring van het zelve in den fmaak van hevne moest worden; en met welk een geluk hy dit voorbeeld navolgde en evenaarde, en hoe veel de beoefening van den Bybel gewonnen zou hebben, als koppe het Nieuwe Testament, welk zederd de tyden var» grotius niet met dien geest der taal- en oudheid-kunde ' is bearbeid geworden, geheel voltooid hadde, daaromtrent is van alle deskundigen zoo een beflisfend oordeel geveld , dat het niet noodig is , om iets tot deszelvs voordeel by te brengen. — Maar helaas ! llegts eenige Brieven van paulus zyn op deze wyze bearbeid. Een o-elyktydio-e arbeid voor hem was het nazien der Overzetting van den , door den Zal. Bisfchop lowth , overéezetten en met aanmerkingen voorzien zynde , jesaia, welke de thans overledene Superintendent PvHICherz, toen te tyd tweede Academieprediker, vervaardigd hadde, Koppe vermeerderde dit Werk ook met veele gewig ti"-e en fcherpzinnige aanmerkingen ; maar niet zoo gelukkig, als hy in alles was , het geen eene juister en naauwkeuriger bepaaling van den zamenhang en de verklaaring der Dichtfpraak betrof, was hy, in oordeelkundige eisfingen , waarin zyn levendig geitel dikwerv het 6 ° koel  300 LEVENSBESCHRYVlNG koel oordeelkundig onderzoek voorüit liep. I?y het overneemen van het beft-uur , over het Prediker Seminarium ichreev hy ook eene verhandeling over het ftigtelyke in het preeken, en meer andere Feest -Programmata, van welken er eenige verdienden meer algemeen bekend te zyn. Zeven en een halv jaar was de Zal. koppe thans Hoogleeraar te Göttingen geweest, had door zyn openbaar onderwys zoo als ook door eenen byzonderen omgang met jongelingen uit alle ftanden en klasfen, wegens de beichaaving van den geest en het hart zoo veeier jongeltngen, zich zeer verdiend gemaakt, door zynen wyd en zyd verlpreiden goeden naam, veel tot vermeerdering der (tudeerenden op de Hoogefchool toegebragt, als eene beroeping tot Opper-KonGftoriaal Raad en Generaal Superintendent van alle de Saxen-Gothafche Landen , hem ,tot. groote droevheui van de geheele Univerfiteit aan Göttingen ontrukte. Het was een harde flag voor Göttingen, welke haar des te gevoeliger moest treffen, daar op denzeivden dag, dat koppe de beroeping naa Gotha aannam, walch plotslmg ftiyrv, en in denzelvden winter eene beroerte den koniiitoriaal Raad mjjlüer. eene verzwakking toebragt, welke hem in zyne laatfte levensjaaren niet ver^ liet; doch het was niet flegts een harde flag voor Göt¬ tingen , maar ook voor de geheele geleerde waereld ; want nu moest de uitgaave van zyn N. T. uitftel lyden welke zyn vroegtydige dood tot meer dan een enkel uitftel gemaakt heelt; nu werkte zyn geest flegts voor één land , daar dezelve te Göttingen ook voor het geheele noordlyke Europa vruchtbaar geweest was. . Veele zeer gewigtige gronden, voornaamlyk de zorge voor zyne, door lange infpanning verzwakte, gezondheid, fcheen eenen Haat van meerder ledigheid, en minder zittenden arbeid noodzaaklyk te vorderen de Voorzienigheid wilde , dat hy ook als een Leeraar in de praktikaale Godgeleerdheid eene baan zou openen, eenen verbeterin^sïever in het inwendige van den GodsdienRïgen toeftand der landen en geftigten voor laagere Klasfen te weeg brengen. In het laatst van 17S3 ging hy, na alvorens door den Konfiftoriaal Raad less tot Predikant bevestigd , en yan de Univerfiteit met de waardigheid van Doktor der H. Godgeleerdheid befchonken, te zyn naa Gotha. Hier kreeg hy eigenlyk hem geheel nieuwe bezigheden : want de bezigheden van een' Prediker aan de Gothafche Univerfiteit zyn enkel tot het prediken bepaald;  VAN j. fi. KOPPE. 301 paald; hier was hy nu een prediker in den uitgebreidftenz'n, hy was byzitter in het Konfiftorie, en moest jaarlyks een gedeelte van het land ter bezoeking van Kerken en Schooien doorreizen ; dan voor eenen man, met zulke groote zielsvermogens toegerust, wierden deze posten ook zaer ligt , en de gunst van zynen Vorst , de lievde zyner medeburgeren en der edelen des lands bewyzen , met welk een gevolg hy arbeidde. Hy was juist drie volle jaaren te Gotha, toen hy een beroep kreeg als eerfte Hovprediker aan de Slotkerke » Hanover , waaraan de post van een' geestlyken Konliftoriaal Raad verbonden is. Het was , als of hy voor het Hanoverfche land beftemd was; hy was altoos liegts voor eenen korten tyd afweezig geweest, even als ging hy voor zyne moeilyke bezigheden kragten , of voor derzelver gelukkige uitvoering meerdere voorbereidende kundigheden , verzamelen. Dit ïs ten miniten zeker, dat de Hoogleeraar koppiï in Göttingen niet zoo fnel en gelukkig voor het Hanoverfche zou gewerkt hebben, als thans de gewezene Saxen-Gothafche Superintendent kon doen! ■ de voor- deelige aanbiedingen van Hanover, de grootere werkingskring , welke hy hier voor zich zag , en zeker ook het gevoel van dankbaarheid, welke een' fchoonen hooldtrek in zyn edel Karakter uitmaakte, deed hem de roepftem naa het land , waar hy zyne befchaaving voor het grootfte gedeelte verkregen, en reeds eene aanzienlyke waardigheid met nut en luister bekleed had , gewillig opvolgen , en maakten het hem gemaklyker, om de voordeelige om Handigheden, en den fchoonen werkingskring, waarin hy zich te Gotha geplaatst zag, te verlaaten. In February 1788 kwam hy te Hanover: zyne rechtfchapenheid, menschlievenheid, het recht, welk hy elke verdienfte liet wedervaaren, verwierven hem zoo zeer de lievde van het algemeen , als zyne werkzaamheid , zyn onvermoeide iever , zyne belangloosheid , de achting voor het algemeen, zyne voorbeeldige getrouwheid in het waarneemen van zyn ambt, en zyne leerryke voordragten, hem den algemeenften byval aller Hanoveraanen deeden verwerven. Doch niet flegts deze lievde, achting en byval zyner tydgenooten, maar ook de zegeningen der laatfte nakomelingfchap, verwierv hy zich door het duurzaam goed , welk hy ftigtte. Voornaamlyk zyn het twee groote gedenktekenen , welke hy zich voor de nakomelingfchap oprichtte: de nieuwe inrichting van het Schoolmeester- bisng. 1792. no. 7. X Se-  3°» LEVENSBESCHRYVJNS Seminarium-, en het aandeel , welk hy in den nieuwen voortreffelyken Land-Katechismus had. Het Konfiftorie droeg hem het byzonder opzigt over het Schoolmeester-Seminarium op, en het kon niet anders zyn, of zodanige inrichting, waarin geduurende veertig jaaren in het geheel geene veranderingen gemaakt waren , had wezenlyke verbeteringen noodig. Koppe , welke het groot gebrek zag, bewerkte by de Koningl. Regcering, dat de tegenwoordige Infpektor hoppenstedt , om in eigen perfoon kundigheden van dergelyke inrichtingen, en in 't gemeen van het fchoolwezen te verkrygen , eene reize ten dien einde kon onderneemen; waarna hy een berigt van, en voorflagen ter, verbetering van het inJiitut overgav, welke ook voor het grootfte gedeelte onder zyn opzigt, met een gelukkig gevolg, en zigtbaar nut, bewerkftelligd zyn geworden. Even zoo groot zyn zyne verdienden wegens de fpoedige invoering van den Land-Katechismus. Men had wel reeds lang de behoevte van een beter leerboek , dan de Katechismus van justus gesenius is, befpaurd; dan men had altoos de zwaarigheden voor onöverkomelyk aangezien ; en op deze wyze zou het misfehien nog lang een godvruchtige wensch gebleven zyn, had koppe met zyne rustlooze werkzaamheid geen deel daaraan genomen, de zwaarigheden uit den weg geruimd , en door eenen iever, welke hem by alle zyne medearbeideren recht dierbaar en onvergeetlyk maakt , in eenen zoo korten tyd, de vervaardiging van dit algemeen gelievd Leerboek mogelyk gemaakt. Behalven deze beide voornaamlyk in het oog vallende gedenktekenen , welke hy te Hanover ftigtte , geniet en i verdient hy ook de dankbaarheid van het geheele land i voor de algemeenere en openbaare verbreiding eener ze- ■ kere vryheid in denken. Men kan niet ontkennen, dat 3 het door hem eerst algemeen geworden is, om over zekere dingen, welke men reeds lang inzag, vry en onbelemmerd te fpreeken , en zonder menfehenvrees en vreeze voor de daarüit ontftaane nadeelen, zyne gevoelens aan den dag te leggen; hy zelvs gav daarvan een voorbeeld in ■ zyne voorltellen, en in zyn geheel gedrag. Toen nu deze algemeen geëerde en beminde man, wiens arbeid zoo zigtbaar en fnel de fchoontte vruchten droeg, { van wiens werkzaamheid men zich nog zoo veel be- • Vjjvde, ziek wierd, fposdig, eiken dag, elk uur, gevaar- ly- I  VAN J. B. KOPPE* 303 Ivker wierd, was het wel een wonder , dat de geheele Stad de geheel omliggende Latidftreek, in eene diepe bekommernis8 geraakte, en toen de flag volgde, welke men SwTyÏÏ zou hebben durven denken in de algemeenite 5 evheid, in de algemeenfte *^«3*#^^ Het was den a February 1791, dat de Zal. koppe van eene Koorts wierd aangetast, welke me.i1 als een geyolg K"nK* ^óeneesheeren ^gg*f*£ dend o-ehouden wierd. Maar reeds op den derden, en nog meer op den vyfden dag, deeden «A^o van eene toeneemende en erger wordende ziekteng? den zesden dag eene boosaartige Rotkoorts m volle woede op , en zyn leven was in het grootfte gevaar. Hy gevoelde het zelvs, en toen zyne Geneesheeren, op zyne vragen zyn gevaar voor hem niet verborgen hielden, Snikte hy dL tyd, welke hem nog overig was ter bezoSg zyner laatfte begeerten , fprak met meerdere vriend'en! en gav zich vervolgens met eene fterkte van «pSt eenen man, die op zulk een leven terug ziet befamende?aan de wyze icbikkingen der Voorzienigheid oveï en'ging bemoedigd de ontwikkeling van zyn lot te Set. — Maar een zuure ftryd wagtte nog op hem, fene hevige benaauwdheid van over de twaalv uuren liet hem lieg s eenige minuuten rust, e« na een.ge uuren m eenen beteren en gerusteren ftaat geweest te zyn, viel hy E"s in eene ylhoofdigheid, welke flegts zomvvylen tót het gevoel van hevigere fmarten door oogenbhkken van rustg geftoord wierd °, tot dat hy eindelyk, na veele worftSgen, den i> February des namiddags om vier Tren e°n zoo het fcheén met volle kennis , ftierv.Hy laat benevens zyne Weduwe,twee Zoonen en drie Dochteren «Thet geen kostlyto dan alles is, eenen goeden ^^"s'drtrïe^Levensbefchryving van eenen man wpIItp in 700 veele opzigten merkwaardig is. ^yne ^ochenbaare en eÖe verdienften bragten hem van d n eenen post van aanzien tot den anderei1, en de, den hem ten laatften den hoogften , welke een Godgeleerden een vreemd land kan bereiken beklimmen; met dit alles wierd hy van niemand benyd; integendeel van elk bemind en geëerd. Niets van het geen den men- X s  304 LEVENSISESCHRYVWC VAN J. B. KOPPE." levende geleerde Waereld verwerven, hunne verdienden vermindert, was by hem; hy was even vry van alle onbefcheidene aanmaatigingen, als vleiery en eene geveinsde nedrigheid; zyner verdienften en edelmoedigheid zich bewust , verliet hy zich op dezelve geheel, om zich te doen gelden. Zyn geest van alle kluisters der vooroordeelen en fchooldwang vry, was voor elke nuttige waarheid openen liet zich in elk denkbeeld, hoe nieuw het hem ook voorkwam, vinden, en byna niet zonder gelukkige gevolgen v/erken. Zyne geleerdheid omvattede , zonder zich aan de niets zeggende en beperkende kleinigheden en fcrmen te binden, het geheele gebied der Godgeleerdheid en Wysgeerte; waarvan zyne Leerredenen ook een duidelyk en' onwederfpreekelyk bewys zyn ; met een buitengemeen fyn en juist oordeel wegens het bruikbaare en onbruikbaare. Zyn geheel leven eindelyk was eene rustlooze werkzaamheid, een onvermoeid poogen, om het goede en de vreugde rondom zich te vcrfpreiden , zoo als, en daar hy kon. ' VERSLAG VAN EENE ZONDERLINGE GEWOONTE OP METELINO, EEN EILAND IN DEN ARCHIPEL, OODTYDS LESBOS GEHEETEN. DoOR JAMES , Graaf van Charlemont, Prefident van dt Koninglyke Ierfcke Academie. Op het Eiland Metelino, eertyds Lesbos geheeten, (chynen de Vrouwen zich het werk en de voorredten der Mannen aangemaatigd te hebben , ltrydig met het gebruik in alle andere Landen, erft hier de oudfte Dogter, en de Zoons worden, gelyk de Dopters elders, met kleine Maakingen afgezet, of, 't geen no<* flimmer is, zonder iets, heen gezonden, onj hun fortuin te zoeken. Indien een Man twee Dogters heeft, is de oudfte, by haar Huwelyk, geregtigd tot alle de Bezittingen haarer Moeder , die verre het grootfte gedeelte van de Familie - bezittingen uitmaaken : naardemaal de Moeder haar voorregt handhaavenende, nooit afltaat van de man welke zy heeft over de Goederen door haar aangebragt, tot zy 'er toe genoodzaakt wordt, door het Huwelyk van haare oud.  ZONDERLINGE GEW08NT-E OP METELINO. 3°5 «üdfte Dogter, en de Vader desgelyks zich gedrongen vindt om lich zeiven te ontblooten, door er aani toe^ te voegen wat hy door zyn vlytbetoon moge gewonnen 116 De"tweede Dogter erft niet* , en is verweezen. om nooit te trouwen; zy draagt den naam van een Calogna, welke eigenlyk eene Godsdienflige Vrouw, of Non, bete kent. Zy is, in de daad, eene Afhangehng van haare Zuster , en wordt door deeze gebruikt tot allen werk , t welk haar behaagt dezelve op te leggen. Niet zelden dient zy haar als Kamenier, als Keukenmeid, of nog laaSer' Zv draagt een gewaad byzonder eigen aan haar ltaat., i geen zy nooit kan veranderen, eene foort van Nonnenkleed, ruw van (toffe en donkerbruin van kleur. Eén voor regt, echter, geniet zy boven haare Zuster, dat, daar oe oiidlte, vóór haar Huwelyk, nooit mag uitgaan, 0± ee"i| Man zien, uitgenomen haare naaste Bloedverwanten, de Calogna, ten dien opzigte, of zy moet m een.g hujlyk werk bèzig zyn, volkomene vryheid heeft. Maar, wan neer de Zuster getrouwd is, wordt de toetend van de Calogna in de daad allerelendigst « nog vernederen tier uit hoofde van de ongelykheid tiisfchen haaren ltaat, en die van haare gelukkige Meesteresle. mPdeDe getrouwde Zuster heeft alle vryheid, alle de Goederen del Familie zyn de haare en zy belteed,. zenaar welgevallen; haar Egtgenoot is haar dienstvaardige Dienaar haar Vader en Moeder hangen van to"&Z\*}%£ zich op de kostbaarte wyze , allerwege bedekt, volgens de MoPde des Eilands, met Paarlen en Stukken Gouds doorgaans Sequinen; in deezer voege fpreidt zy dage Jyks de benydenswaardige tekens van overvloed en meerderheid tenmon, terwylde arme Calognd^ volgt „iQ eene Dienstmaagd, gedoscht in het üegte buiine ge waad, en SS eLge de minte hoope dat zy ooit van lbaZuflf e7neanongelykheid moge ondraaglyk fchynen; maar wat kan Gewoonte" niet draagelyk. maaken? Doch de Familie-jammeren zyn hier mede metbfë™f der en Moeder doen, met het weinige hun ove geWee ven, hun best om op nieuw eemg goed by een te^ge"' en di zyn ze ,P als zy eene derde Dogter hebben gehouden haar ten Huwelyk te geeven, en de vietdató die 'er is, wordt haar Calognd ; ea dit gaat dus beurtlings met alle Dogters. Wan. 3  3°6 ZONDERLINGE GEWOONTE Wanneer de Dogter huwbaar is, kan zy, volgens het gebruik, haar Vader dwingen om haar een Egtgenoot te bezorgen, en de Moeder, zo llerk is de overheerfchende kragt der Gewoonte, heeft de dwaasheid om zich met de Dogter te vereenigen in het aandringen op een onmiddelyke bewilliging, fchoun dceze in de gevolgen voor beiden even verdcrflyk moet zyn. Vanhier is 'er niets gemeener op dit Eiland dan den ouden Vader en de Moeder in den (laat der uiterfte behoefte gebragt te zien , en zelfs op de ftraaten bedelende, terwyl de ontaarte Dogters in overvloed leeven. Men heeft ons te meermaalen de oudfte üogter aangeweezen, met alle pragt door de Stad gaande, en haare Moeder en Zuster, haar als dienstbaar volgende, en een treurig gedeelte van den trein uitmaakende. De Zoonen, zo ras zy de jaaren bereikt hebben, dat zy de kost kunnen winnen, worden ten huize uitgezet, zomtyds met een klein gefchenk; docli meest zonder iets tot hun beftaan: in diervoege van de Familie afgefneeden, poogeu zy het leevensonderhoud door handen arbeid te zoeken , of, 't geen algemeener het geval is , zy gaan aan boord van Koopvaardyfchepen als Matroozen, of in eenige andere bediening, en zwerven tot dat zy eenig geld vergaderd hebben, wanneer zy weder t'huis komen om te trouwen, en door de Hen gepikt te worden. Eenige weinigen zyn 'er, die, zich bedienende van de Turkfche Wet, deeze grillige gewoonte vaaren laaten , die hunne Calogndï uithuwelyken , en voor ziehzelven een voegelyk deel goeds bewaaren; doch men houdt deezen Voor lieden van een zonderling begrip, en zelfs van een misdaadigen aart; zy worden gehaat en veragt als die zicli naar de Turkfche zeden voegen, en verlaaters der voorvaderlyke gebruiken; weshalven men'mag veronderflellen, dat 'er, in de daad, weinigen zyn, die kloekmoedigheid genoeg bezitten om van de Landszeden af te wyken , en die hunner verfoeide meesteren aan te neemen, om de veragting,de befpotting, en de haat, hunner Mede-Eilanderen, te braveeren. • Van alle deeze aeldzaame byzonderheden kreeg ik berigt door den Franfchen Conful, een Man van verftand en ontwyfelbaare waarheidsliefde , die verfcheide jaaren op dit Eiland gewoond hadt, en my verzekerde van de waar- en egtheid zyns berigts. Eigen waarneeming bevestigde het ons ten vollen: het zonderling voorkomen en ge-  O? METELINO. 3°7 sedrae der Vrouwen liet geen plaats voor twyfel over aan * «een onze Vriend verhaald hadt. Door de Stad wandelende, is het zeer gereed te ontdekken, uit het grillig voorkomen der vrouwlyke voorhygangeren, dat de Vrouwen, om hier deeze geuieene Jpreekwyze te georuiken den broek aan hebben. Zy hielden ons menigmaal, op itraat, ftaande, bezagen onze kleeding, vroegen ons op een ltoutmoedigen toon, en lachten om onze vreemoe kleeding; met één woord, zy toonden zo weinig agt te geevenÖ op die voeglyke zedigheid , welke de echte charactertrek is der Sexe, of althans behoort te weezen , dat 'er alle reden is om te veronderftellen, dat zy, ondanks haar hoogmoed en trotsheid , de inlchiklykfte Vrouwen op den aardbodem zouden wcezen, indien zy niet naauwlettend bewaakt wierden door de Turken, die hier zeer talrvk zyn, en gereedlyk alle overtreeding van hunne geenzins galante wetten, niet willekeurige geldboeten zouden Maar Natuur en Zeden des Geboortelands verydelen zomtyds de poogingen der dwinglandy zelve. In alle haare gewoonten i'chynen deeze manlyke Vrouwen haare Sexe met die der Mannen verwisfeld te hebben. De Vrouwen zitten 1'chrylings te paard , de Mannen zydelings. Men heelt my verzekerd , dat des Mans onderfchèidende naam de Familienaam zyner Vrouwe is : de Vrouwen hebben Huizen in de Stad en op het Land* met welker beheering de Mahnen zich nooit durven bemoeien. Lustplaatzen , Dienstboden , alles komt aan de Vrouwen toe; de Man blykt, uit alle omftandigheid van zyn "-edrag, niets meer te weezen dan de eerfte Huisbediende zyner Egtgenoote, fteeds tot haaren dienst verbonden , en een Haaf van haare grilligheden. Vanhier loopt 'er op Lesbos eene vertelling, dat dit Eiland in vroegeren tyde bewoond wierd door Amazoonen; eene overlevering, echter, zoverre ik weet, niet gegrond op de oude Gefchiedenis. Sappho de meest beroemde Vrouw, welke dit Eiland ooit voortbragt, wordt gezegd manlyke neigingen gehad te hebben , waarin zy , gelyk lucianus ons berigt, niets anders deedt dan zich lillikken naar de zonderlinge Zeden der Vrouwen op haar Eiland ; maar ik vind niet dat de wyze waar op zy verkoos deeze haare neigingen te ontdekken , thans door de Vrouwen van Metelino gevolgd wordt, die ten vollen te crede fchynen met het dierbaar voorregt van volttrekte X 4 Heer"  3§3 ZONDERLINGE CKW00NTE Heerfchappy over de Mannen , zonder in eenige andere byzonderheid te tragten om den loop der natuure te verkragten; nogthans zal deeze byzonderheid altoos dienen om te toonen, dat de Vrouwen van Lesbos altoos iets zonderlings en managtigs in haare neigingen en zeden gehad hebben. Wat hier van ook zyn moge, dit gaat vast, dat geen Land, hoe genaamd, een volkomener denkbeeld kan opleveren van een Gemeenebest van Amazoonen, of dienen om de oude verhaalen, welke onze Zeden ons ongeloof. Jyk doen keuren, waarfchynlyk te maaken, dan dit Eiland Metelino. Deeze manlyke Vrouwen zyn, voor het grootfte ge-, deelte, vry fchoon, ondanks haare kleeding, die zonderling , en tot het doen affleeken der Ichoonheid niet gunftig, is. Tot aan den gordel toe, die, gelyk de oude Griekfche kleeding medebrengt, veel hooger komt dan 't geen wy den middel heeten, draagen zy niets dan een hembd van dun doorfchynend gaas, rood, groen , of bruin , waar door heen men alles kan zien, de borden slleen uitgezonderd , welke zy met eene fbort van halsdoek bedekken (*), en deeze, zo als men ons berigt heeft , hebben de Turken haar gedwongen te draagen, 't geen zy aanzien als een last, en geen gering gedeelte van der Turken dwinglandy. Lange Mouwen van dezelfde dunne ftoffe laaten de armen tot den fchouder zien. Haare voornaamltc Ciemden zyn ketens Paarlen , aan welke zy kleine gouden itukjes hegten. Zy hebben groote fchoone oogen, de neus is doorgaans die de Schilders de Griekfche noemen, en algemeen by de Vrouwen op de uabuurige Eilanden. Natuurlyk hebben zy een zeer fchoone kleur; doch bederven dezelve door blanketzel, 't geen zy veelvuldig gebruiken, en zy misvormen haare bekoorelyke aangezigten door het agterfte gedeelte van den wenkbrauw* af te fcheeren, en 'er een rechte ftrook hair in l'tede te ftellen, met eene lbort van gom gekleefd; hier door loopt de wenkbrauw met een fmalle lireep tot aan het hare (*) De Heer de touunefort tekent ten deezen opzigte aan. De Kleedy en hst Kapzel derLesbifche Vrouwen zyn ftemmig genoeg ; maar zy ontblooten den boezem te veel; daar zyn 'er die tot hec ander uiterfte overgaan , en van haare borden niets, haten zien dan de rondte. — Reiu na de Levantt I D. bh IJ4-,  t>ï MïTELINO. 3°9 feair te wederzyden van liet aangezigt. Zy zyn welgemaakt, middelbaar van grootte , doch meestal wat dtk; maar niets onderfebeidt ae-Vrouwen P? van alle andere Vrouwen zo algemeen, als de trotle cn veifmaaïnde houding met welke zy op alle Men&hen neerzien als Schepzels van eene mindere natuure, tot naaren dienst gefchapen , en gedoemd om haare Slaavcn te weezen; en werkt deeze byzonderheid in haare houding niet. ia 't minfte tot vermindering van haare natuurlyke Schoonheid ; doch veeleer zet dezelve daar aan oy, die loort van betoverende aantreklykheid, welke de Franjchm den naam geeven van piquant. DE WAN MAAR SMAAK, Daar de onverbidlyke, onverzoenbre, dood my myne Oaderen ontrukte, in het prilfte van myn leeveu, en ik dus van alle menfehelyke hulpe ontbloot was : daar werd ik. aan de aorg van myn Oom, als Voogd, opgedragen, die mee naliet, alle moeite en vlyt in het werk te (lellen, om my m den eerften fmaak deftig op te voeden: en daar hy door geleerdheid nooit myn vlug verftand krenkte, liet hy my in het Hoflyk Fransch naauwkeurig onderwyzen ; deeze taal is het, (zeide hy) die u eer en fichting fchenkt, en elk doet zien dat gy met Grooten kunt verkecren: Hy kwelde nooic mynen geest , door fchool- of kerkgaan , ik leerde flegts de titels van veele boeken , en het Bybelwoord, overlang als waarheid vaitgefteld, liet ik ter onderzoek over van hun, wien zulks lustte; —— ik leerde alles, wat Vermaak ■ Genoegen en Glorie aanbrengt; welke Kleederdrachc aan de fchoonen het meest kan behaagen; en , ik verzuimde niet, om in het Kaartfpel, als het nut der (amenleevin- ge uitmaakende uit te munten; kortom , ik leerde hoe zich een Heer van Rang, een Man naar fmaak, op deeze Waereld moet gedragen. 'Nu warea myne jaaren gekomen , om nair eigen lust en zin te leeven, en myn Oom maakte een einde aan zyn voogdyfehap , ten vollen over zich zeiven voldaan, dat hy zyn plicht betracht hadt. Hoor nu, hoe ik, aan my zeiven overgelaten, als een Man naar fmaak myne dagen doorbreng! Daar ik naar magt en hoogheid ftreef al kost het pligt en eer, bemoei ik my nimmer met het laag gemeen, maar trage de Grooten, door gevlei, a»n myne belangen te boeijen,  m de man naar 6maak. ' lk verzuim geen Dansparty, Confert of Asfembkên, ea ■ tracht daar, zoo veel ik kan, de trotlche gangen der Waereldgrooten te volgen ! —^- ik fpreek nooit van het Aibeltuur eener Godluid, maar fchryf alles toe aan het lot; trachtende het Gezelfchap, daar ik tegenwoordig ben, te vermaaken, door elk die zedig leeft, op het geestigfte, te befpotten ; keur alles goed , fchoon ik zelf mynen besten vriend hoor laaken; fchaam my het leezen van Nederduitfclie Boeken, woon (leeds den Schouwburg by, niet uit ('maak voor nuttige Spelen, maar om, met groote pracht en zwier, te 1'chitteren nevens zoo veele anderen. Ik lub ook, op myne vvys, belydcnis gedaan van het Prote- flantsch Geloof, waarin ik ben geboren en opgevoed , gaa nu en dan ook eens ter Kerke, by den Predikant L wiens preekmanier my 't meest bekoort , die braave Leeraar is geen fymelaar hy dooft zyn geest niet uit, door leezen of ftudeeren neen, hy Ombert fraai leeft in een modernen trant, en kan zich, zoo goed als ik, naar alles fchikken. Wat het Huwlyk belangt ! hiervan heb ik een grooten afkeer , als vol zyndc van onoverkomelyke zwaarigheden: Madame mul\tryk heeft wel groote fchatten , maar is trotsch. kwaadaartig; met één woord, lastig; en —>— de fchoone euzebm is een Meisje, dat wel op deugd» maar niet op geld, kan roemen. Dan, welk eene laagheid, die eene Gade uit enkele liefde kiest! Weg dan het Huwlyks -Juk. Triumph, het vrye leeven, daar geen band het harte knelt. Voor het overige zal ik veel liever trachten te zorgen , als een Man naar fmaak, aan de Mode, myne hoogde hulde en achting te bewyzen: is zy wisfelziek van aart! ik volg haar (leeds geduldig kusch de banden die my kluisteren , en tracht alles in het werk te (lellen, om waardiglyk te draagen den naam van • de Man naar fmaak. j. D. V. loon naar werk, of ds bestrafte nieuwsgierigheid. ' Eene waare Gebeurtenis. \ T s, gelyk de Abbé mariti , in zyne Foyages dans Phle de X Chyphre, la Syrië , & la Palefline , optekent, in het Oosten zeer gebruikelyk , dat de Vrouwen van den laaglten rang zich openlyk baaden, en, wegens die vertooning, weinig ol geene zwaarigheid maaken, als iemand, de baadplaats voor-  LOON NA4R WERK» 3*1 SS Sy S«r kwam , traden zy hem te gemoet en nod,gS?d«uSdd doof veelvuldige buigingen , en aanvaardde Sn h gelbui van fteenen ; in dier voege, dat de verhefde Ridder eer een Heelmeester dan een Matres nood.g hadt. ZEDELÏKE BEDENKINGEN. Tiet is waarlyk zeer te beklagen, dat zich veele Luiden be- ^11nie~o„X £ bedïrven, die is van geene fnoodbeden vry te verbazend wyd uitftrekt. Eel'ly'kEr1Sis geenïo'epampt of bediening,'waarop her ^S0'^ ZelffhSi: men van eer.yke Gauwdieven en 8eSu ïenM°enSS'niet nalaaten veele laagheden te begaan ,,\ „, Tpt ■ en veele dwaasheden nalaaten, waar- Sd^hV ^Veelal bezi/noudt, indien hy overdagt^u  312 ZEDELYKE BEPEKKIifSEN'. welk eene edele natuur hy is? Indien hy zich altoos by zich zeiven bepaalde, en dagt in welk eenen edelen rang vaii wezens vind ik my niet geplaatst. Hoe moet myne vuu. ngfte toeleg dierhalven niet zyn , om in alle myne bedry. ven en handelingen te beantwoorden aan die groote beftemfting , waarom ik onder den rang der redelyke wezens ben geplaatst geworden? Een opgeblazen Trotsaart is een onverdragelyk mensch. ; Hy Hapt daar heenen met eene inbeelding, dat niemand hem gelyk is. Met trotsheid draait hy den verwaanden kop, en ziet met laagheid en veragting neder op zynen evenmensen. Zyne handelingen zyn een mengzel van verwaandheid, en zyne inbeeldingen gaan alles te boven. Hy maakt eene vertooning van verftand, en geleerdheid; dog hy is gelyk die Boeken met fraaije Banden, wier binnenfte vol dwaasheden is. - Een Trotsaart heeft zelden verftand , dog rammelt doorgaans veel, en juigt altoos zyn eigen gezegden toe. Hy is ge¬ lyk een ledig Vat, 't geen veel geraas maakt, dog niets in- heeft. Dan, ziet hy met veragting neder op zyne min- deren, een man van verftand befchouwt hem met geene mindere veragting , terwyl hy by de geheele Waereld het voorwerp van befpotting is. r Indien de Mensch zyn vertrouwen, den grond van zyn geluk, ftelt in de aardfche, de tydelyke, Zegeningen, is hy van' groote dwaasheid, en onvoorzigtigheid, te befchuldigen . Want vaak veranderen Zegeningen in Bezoekingen 'en »e luk in ongeluk. Maar boven dat alles, onze dagen gaan heenen als eene fchaduwe, die haast verdwynt, en seene voetftappen agter laat. De verftandige vertrouwt niet op het vergankelyke , maar vestigt zyne hoop en verwagting op eenen ftaiit, ver buiten het bereik van alle verandering geplaatst. C. v. ». G.  MENGELWERK, tot fraaye letteren, kon sten en weetenschappen, betrekkelyk. ' berigt wegens de wysgeeren, die de veelheid der werelden geloofd , en die dit gevoelen niet aangenomen HEBBEN ; met eenig VERSlAG VAN hunne schriften, en bedenkingen over. die strydige begrippen. Door den Heer girard , Arts des Konings, Opügter van de Mineraale Wateren van Bagnols en St. Laurent, Correspondent van de Phüofuphifcht Sociëteit der Weetenfchappen en nutte Kunften te Lyon, van de Koninglyke Sociëteit der Weetenfchappen te Montpellier, en der Geneeskunde te Parys. (Journal des Sciences utiles.) Indien de veelheid der Werelden geen volUrekt beweezen Leerltelling der Wysbegeerte is , moet dit gevoelen nogthans hoogstwaarfciiynelyk weezen : naardemaal het, aan den eenen kant, ten grondflage heeft , dit beginzel eener eeuwige waarheid, dat de Natuur niets te Vergeefsch .doet ; en, aan den anderen kant, rust op Starrekundige Waarneemingen, welker uitkomften men niet kan betwisten. De Ouden, verftooken van het voordeel der Verrekykeren, hebben het gemis diens werktuigs eenigermaate vergoed door een buitengewoone doordringenheid van geest. Zy ontdekten met de oogen des vernufts, 't geen deeze Werktuigen aan onze oogen vertoonen. Zy kenden den iweg , dien wy betraden om den grond te leggen tot de |vLeer der Werelden. Zy trokken uit het zelfde beginzel de gevolgen, die de hedendaagfehen 'er uit afleiden. Men ' kan op geen verheevener wyze , op geene wyze waardi* •ger aan de Grootheid van god, en diens oogmerken met het daarltellen der Planeeten, en van die menigte van Starren aan het Uitfpanzel, denken. De Wyzen der Oudheid meng. 1792. no. 8. Y za-  3i4 OVER DE VEELHEID zagen ze aan als zo veele Zonnen, om welken de Planeeten , even als in ons Zonneftelzel, haaren omloop volbragten. Zy gingen een flap verder, en beweerden dat de Planeeten bewoond waren door Wcezens , welker natuur zy niet bepaalden; duch die zy dagten, dat noch iu_fcho©nheid, noch in grootte, voor die van onze Aarde behoefden'te vvyken. Orpiieus is de' oudfte wiens gevoelen over dit onderwerp ons bewaard gebleeven is. Pkoclus haalt drie; verzen van dien Dichter aan, waarin hy Heilig beweert, „ dat de Maan eene Aarde was, gelyk de onze, die haa- „ re Bergen en Valeien hadt." Pvthagoras, die orpheus in veele van zyne begrippen volgde, heeft desgelyks geleeraard, ,, dat de Maan eene Aarde was, ge„ lyk aan de onze, bewoond door Dieren, welker natuur hy niet bepaalde," fchoon hy geloofde, dat ze vee! grooter en fchooner waren dan die onzen Aardkloot bewoonen , en niet onderworpen aan dezelfde zwakheden (*).' Plet gevoelen van democritus, door stobeus voorgedraagen, om de natuur van de Maan en de oorzaak der Vlekken, die wy op de fchyf van die Planeet zien, en welke hy geloofde, ,, niets anders te zyn , dan de „ fchaduwen, gevormd door de verbaazende hoogte der „ Bergen, welke hy zich verbeeldde in de Maan te wee„ zen , " als ook het verfchilftuk door plutarchus over 't zelfde Onderwerp, bekragtigen de Stelling door ons beweerd. Eindelyk aristoïeles, epicurus, heraclitus hebben in de veelheid der Werelden geloofd , als mede tha- les, anaximenes , alicnous de PldtOniSt, plot1netes , xenophanes , anaxagoras , xenophon , lucia- wus, enz. Origenes verklaart het gevoelen van democritus over het bellaan van een ontelbaar getal Werelden , waarvan eenige door Dieren bewoond waren , en andere noch Dieren, noch Planten, hadden. Deeze Leer gaf alexander reeds vroeg gelegenheid om zyne ongebreidelde Eerzuftt te ontdekken. Elianus tekent op, dat dee- (*) Proclüs de Orpheo , Lib. IV, in Timaum, p. 154, & 283- & Lib. V. p. 292. Plütarchus de Placit. Philofoph. Lib.If. e. 30. cit. Oper. Tom. II. p. 920 & P3d. D. de facie in erbe Luna.  DER WERELDEN. 315 deeZe jonge Vorst, gehoord hebbende, dat democritus van eene veelheid der Werelden fprak, fchreide, om dat hy 'er maar een te overwinnen vondt (*). De grootheid en vrugtbaarheid der Natuur blinkt uit iu alle haare voortbrengzelen. De hand des Almagtigen, die de grondflagen des Heelals vestigde, en aan het Uitfpanzei des Hemels duizenden van lichtgeevende klooten hing, die 'er de eerfte beweeging aan gaf, en Planeeten vormde , gelyk aan die wy bewoonen , zou die hinderpaalen gevonden hebben, om ze, gelyk de onze, te bevolken? Wy hebben veel meer reden dan.de Ouden, om de Maan bewoond te agten. Alle Waarneemingen der laatere Starrekundigen itrekken om ons te verzekeren, dat die Planeet een Dampkring heeft, dat 'er hooger en laager, meer en min verlichte, deelen in zyn; ook deelen die minder lichts terugkaatzen , en eene effene oppervlakte aanduiden, welke men voor groote Waterverzamelingen houdt; waaruit men , met grond, beflooten heeft, dat 'er Bergen in de Maan gevonden worden , en men zelfs het middel gevonden heeft om derzelver hoogte te meeten. De beroemde galileus bepaalde, dat de hoogde valt die oneffenheden veel hooger was dan eenige Bergen op Aarde. Men heeft in de Maan Valeien gezien, 'er Poelen en Rivieren in ontdekt. De volkomene Zonsverduisteringen , het behulp der Verrekykeren, de verzekeringen der beroemdlte Starrekundigen, bovenal van den Heer cassini, die, naar 't zeggen van fontenelle, van alle Menfchen den Hemel best kende, alles llrekt om ons te doen gelooven , dat, naardemaal 'er, even als om onze Aarde, om de Maan een Dampkring is, en 'er Bergen» Valeien, Diepten, en Rivieren op zyn, men daar uit moet afleiden, dat 'er Regen, Sneeuw, en andere Verhevelin* gen , gevolgen dier veronderftellingèn , plaats hebben» Waar uit, volgens onze begrippen van de Godlyke Wysheid, even zeer volgt, dat god 'er Schepzelen geplaatst hebbe, hoedanig dezelve ook mogen weezen, die deezö Planeet kunnen bewoonen ; ten einde alle die dingen, al die toeftel van verfchynzelen, niet te vergeefsch zouden zyn: want men kan zich niet diets maaken, dat da Natuur, (*) Origin. in Philofophumenis, c. 13. jElian. Var.tïhi* Lib» IV. c. 29. Y a  Sl6" OVER DE VEELHEID tuur, of de groote Werkmeester der Natuure, iets te vergeefsch gefchaapen heeft. Onder de hedendaagfchen , die in de Maan heuvelen en vaieien, bosfclien, zeeën, ftelden , en dezelve bewoond of bewoonbaar rekenden, fteeken uit Vader mar- sine , gilbert , iienri le roi , francois patr1ce , gassendi, enz. Kepler. twyfelde niet of de Maan was bewoond. Hevelius heeft, in zyne vernuftige befchryving van die Planeet (Seknographiéi), dezelve in Landen verdeeld. Men bewondert, in die foort van Kaart eener onbekende Wereld, de naauwkeurigheid des VVerks, en de fchranderheid des Uitgeevers. Bekend is 'Hijtoire comique des Etat: rjf Empires de la Lune Êf du Soleil, van cvrano de bergerac. Het blykt uit den boertigen, gekjaagenden en zonderlingen, ftyl , dat de geest des Schryvers veele reizen deedt na de Landen door hem befchreeven, Staaten en Ryken der Maan en Zon. Men ziet nogthans , door alle de vreemdigheden heen, dat hy wel doordrongen was van de beginzelen van descartes , en dat hy, was hem een ryper ouderdom te beurt gevallen , in Haat zou geweest zyn om iets beters te voorfchyn te brengen. Het Bygeloof en de Geestdryvery, die zich in alles mengen ^ kunnen geen nadeel toebrengen aan de Waarheden met welke men ze durft paaren. Vader kircherus heeft zich een denkbeeld van alle Planeeten gevormd, en ons eene befchryving van derzelver Inwoonderen gegeeven , volgens zyne hoogvliegende verbeeldingskragt. Dus vindt men, by voorbeeld, in Saturnus, droefgeestige Gryzaarts , met een fchildpadden-tred voortgaande, gekleed in treurig gewaad; rookende toortzen zwaayende, met een bleek gelaad vol ftrenge weezenstrekken. InVenus, daarentegen,treft men jeugdige lieden aan van eene verrukkende geftalte en fchoonheid , waar onder deezen , op 't geluid van fpeeltuigen, danfen , terwyl anderen welriekende bloemen met volle handen ftrooijen. De Scliryver geeft reden van dit onderfcheid tusfchen de Bewoonderen dier beide Planeeten; doch ze zyn zo bondig als zyne droomen. 't Is in het Werk van dien beroemden Je/uit , getyteld Iter Extaticuffi, dat lieden, die tyd over, en geen vrees hebben om zich gek te leezen, de befchryving der Bewoonderen van de andere Planeeten kunnen vinden. Vreemd is het, dat dit Werkje zo veel vermaardheids gekreegen hebbe, en 't zei- tuur, of de groote Werkmeester der Natuure, iets te ver-1 geefsch gefchaapen heeft. Onder de hedendaagfchen , die in de Maan heuvelen en vaieien, bosfclien, zeeën, ftelden , en dezelve bewoond of bewoonbaar rekenden, fteeken uit Vader mar- sine , gilbert , iienri le roi, francois patr1ce , gassendi, enz. Kepler twyfelde niet of de Maan was bewoond. Hevelius heeft, in zyne vernuftige befchryving van die Planeet (SeknographiA), dezelve in Landen verdeeld. Men bewondert, in die foort van Kaart eener  DER WËRELDËIT. 3V gelve herhaalde keeren gedrukt is; noch vreemder, dat men den Schryver niet Itreng berispt heeft over de buitenfpoorige vraagen: „ Of de Wyn , dien men in Jupiter „ maakte, zou kunnen gebruikt worden in de Offerande der Misfe? en of het Water, 't geen men in de Maan 3, aantrof, gefchikt was om een Onderwyzeling te doo9) pen?" Naa 't geen wy gezegd hebben , blykt dat fontenelle de eerfte niet geweest is, die beweerde, dat elke Planeet van Saturnus af tot de Maan toe , eene Wereld was, bewoond gelyk onze Aarde. Met hem die eere te geeven , hebben de Opftellers van een beroemd Werk, de Verzamelplaats van alle Menschlyke kundigheden en dwaasheden , zich bedroogen. Maar 't is waarheid, dat deeze vernuftige Academist in zyne Zamenfpraaken over de Veelheid der Werelden, op eene belangryke wyze, eene Leer, in de wieg der Natuurkunde gekweekt, ontvouwd, en dat zyn penfeel, door de bevalligheden beftuurd, ontelbaare fraaiheden verfpreid heeft over eene ftoffe, zo moeilyk, en die daarvoor zo weinig vatbaar fcheen. Zy, die beweerd hebben , dat de Cosniotheoros van huigens de grondftoffe voor het Werk van fontenelle zou opgeleverd hebben, dwaalen niet minder: dat van fontenelle zag het licht in 't jaar MDCLXXXVI, en dat van huigens in 't jaar MDCXCVIil , en dus twaalf jaaren laater (*). Wat ihier van zyn moge, de algemeene reden die fontenelle bybrengt tot verdeediging van zyn gevoelen, jeeds zo vast bevestigd door andere Waarneemers zints pythagoras, komt hier op neder, dat de Planeeten Lichaamen zyn gelyk aan onze Aarde, dat onze Aarde zelve een Planeet is, en dat, daar deeze laatstgemelde Planeet bewoond wordt, de andere Planeeten ook moeten bewoond zyn. „ Laaten wy eens veronderftellen," zo drukt deeze Secretaris der Academie zich uit, om het door eene geCO De Cosmotheoros van huigens werd naa 's Mans dood uitgegeeven. Zie de Voorreden van de Nederdaitfcke Vertaaling., door p. in 't ''el11 gegeeven, onder den Tytel: De Wtreldbefchouwer, of Gisfingen over de Iiemelfche Aardklooten en derzelver Cieraad, gefchreeven van christiaan huiöE»S aan zyn Broeder konstantynj huigens ; uit het Latyn vertaald. Vërt. Y3  3lS OVER de veee.heid gelykenis op te helderen, dat 'er nooit eenige gemeen* fchap geweest was tusichen Parys en St. Denis, en dat een Burger van Parys, die nimmer te dier Stad uittoog op een Kerktooren klom, en St. Denis van verre zag. Men vroeg hem daar op, of hy geloofde dat St. Deni's bewoond was als Parys ? Hy zal ftoutmoedig antwoorden , neen; voor reden geevende : Ik zie de ïnwoonders van Parys wel; maar die van St. Denis niet, en heb 'er «ooit van hooren fpreeken. Iemand voert hem te gemoet, dat men, op den tooren van Notre Dame zynde, de ïnwoonders van St. Denis in waarheid niet zag; doch dat de affland zulks veroorzaakte, dat alles, wat men van St. Denis zag, zeer op Parys geleek, dat men 'er klokken , huizen en muuren hadt, en dat het zeer wel ook naar Parys daar in kon gelylccn, dat het bewoond was. -— Dit zal op myn Burgerman niets vermogen, hy zal blyven ftaande houden dat St. Denis niet bewoon t is; dewyl hy 'er geen Mensch ziet. Onze St. Denis is de Maan , en elk onzer de Paryfche Burger die nooit uit de Stad ging." Dit Werk is het beroemdfte van alle de Werken van fon- ' TENElle, en een dat het ook meest verdient. Men vindt 'er den Schryver geheel in, hy komt 'er in voor volkomen zo als hy was, een klaar en diepdenkend Wysgeer een fraai vernuft, geestig, aartig, enz. Dit Boek, zeg' de Schryver du Siècle de Louis XIV', gaf het eerfte voorbeeld van de moeilyke kunst om de bevalligheden met de Wy.sbegeerte te vereenigen ; doch een gevaariyk voorbeeld; naardemaal de weezenlyke optooy der Wysbegeerte niets anders is dan orde, klaarheid, en bovenal , I waarheid; en men, naa de uitgave van dit geestig Werkje, niet dan te dikwyls onderftaan heeft bm geestige fiVen, aartigheden, valfche cieraaden, 'er by te voegen, 't Geen ' tot eene verhindering zal (trekken voor de Naakomelingfchap , om dit Werkje van fontenellf, onder onze Clasfike Schryveren te plaatzen, beftaat hierin, dat het deels gegrond is op de .Draaikringen van descartes van welken WTysgeer onze Academist een groot Bewonder' • aar was ; tot zyn dood toe de dwaalingen verdeedten- 5 de , door welken hy zich van zyne vroege jeugd hadt laaten voorinneemen. Onder hun, die de droomeryen van Vader ktrcherus hoopt gewraakt hebben, munt wit de groote Starrcfcun-  der werelden. 319- dige huigens. Deeze Geleerde geloofde egter, dat de Planeeten bewoond waren, en zie hier waarop hy dit zyn begrip grondde. Het Water het beginzel aller zaaken zynde, moet het ook in de Planeeten gevonden worden- en is het daar, dan moet het, door medewerking der 'warmte van de Zonneftraalen, Planten en Boomen doen groenen. Doch deeze voortbrengzels zouden te ver«■eefsch en nutloos weezen , waren 'er geene Menfchen op de Planeeten. Deeze moeten, derhalven, bewoond zyn: en hier uit leidt hy af, dat de bewoonders der Planeeten gelykfoortig moeten weezen met die der Aarde. Ingevolge hiervan bevolkt hy ze met dwaazen en verflandiaen°, flegten en braaven ; onder welken ook Wetten en Regters gevonden worden. Huigens verdeedigt dus dezelfde ftelling als fontenelle , met dit onderfcheid, dat hy beweert, dat de andere Planeetbewoonders, de grootHe overeenkomst met ons hebbende, ook dezelfde Kunften en Kundigheden bezitten (*). Niet alleen heeft wolf zich een voorfiander verklaard van de veelheid der Werelden ; maar hy geloofde ook grond te hebben om de grootte van de Bewoonders der Planeeten te bepaalen. Die van Jupiter moeten, volgens deezen Wysgeer, ruim dertien voeten haaien, omtrent dé hoogte van og , Koning van Bazan (f). — Benjamin marTiNüehoort onder die, welke gelooid hebben, de veronderftelling, door fontenelle gevormd, te moeten aanneemen (i\ De Heer saverien Helde de Planeeten bewoonbaar; doch, voegt hy'er nevens: enkele gisfingen , hoe vernuftig ookuitgedagt, brengen weinig toe aan de kennis van de natuur der zaaken; 'de Natuurkundigen vorderen, voor het minfte, waarfchynlykheden , als 'er zekere bewyzen ontbreeken; het is door elke Planeet, in 't byzonder, waar te neemen dat men deeze verzamelt. Naa de uitvin¬ ding en volmaakinü der Verrekykeren , heeft men deeze gisfing verfterkt (§). ' De Heer dutems vindt deeze (*) Zie den Cosmotheoros van huigens , in 't Fransen vertaald door den Heer dujour. 1702. De Heer condoucet heeft in de Lofreden op dien Academist hiervan niet gefprooken. Elem. Aftron. Genev. 173 <;, P. II. (X) Grammaire des Sciences Philofophiques, p. 163. (§) Hiftoire des progres de VEfprit humain dans les Sciences Naturelles, p. 237 & 241. Y 4 , ... - , ■■  3*0 over de veelheid der werelden. ze Leer zo waarfchynlyk , dat, zyns oordeels, geen mensch van verftand dezelve kan verwerpen (*). My is nog overig te 1'preeken van Geleerden , die de veelheid der Werelden niet toegeftaan hebben, en de voornaamfte zwaarigheden , daar tegen ingebragt op te losfen. (*) Recherches fur P origine des decouvertcs attribuéz aux modernes. Tom. I. p. 169. & 222. (Het Vervolg en Slot in het eerstkomend Stukje.) waarneeming wegens eenen vaneen gescheurden slokdarm. Door Doétor thilow. (Uit het N. Magazin fur Acrtze von Prof. baldinger, ia een verkort Uittrekzel, vertaald.) X"\en 4 April 1790, wierd ik geroepen by een Meisje XJf van zeven jaaren oud , 't welk van haare vroeglle jeugd, zelfs van dien tyd af dat zy gefpeend wns, meestal brood tot haar voedzel had gebruikt; dit, en dan nog haar zeer mager lichaamsgeftel, opgeblaazene onderbuik1, hardlyvigheid , enz. bragten my in het vermoeden , dat het lieve wigt aan verharde Klieren in het darmfcheil , en ook aan Wormen , laboreerde. Reeds twee dagen, vóór dat ik deeze Lvderesfe de eerfte reis zag, had zy alles wat zy gegeeten of gedronken had terftond weder overgegeeven , en in die zelfde omftandigjheden vond ik haar ook nog; bovendien was zy zeer dorftig, en klaagde voornamelyk over pyn omtrend de jiavel. Op myne vraagen, of zy een bitteren of bedorven fmaak had , antwoordde zy van neen, en voegde 'er zelfs met een vergenoegd gelaat by: alles wat ik eet of drink fmaakt my regt goed, als ik maar niet alles zo terftond weder moest overgeeven. Ik bezag haar tong, en deeze was zelf niet met de gewoone noodzaaklyke iïyrn bezet, maar Integendeel zeer rood. Dit alles onaangezien, had echter een niet tot de Geneeskunde geregtigde, of, het welk op het zelfde uitkomt, een Kwakzalver, aanhaar een braakdrankje gegeeven; daar by voegende , dat het Kind zeker jets kwaads in de maag moest hebben. Daa*  wegens een vaneen gescheurde» slokdarm. 32I Daar mv de bovengemelde omftandigheden in het ge- OTver&d?» gegeeven braakmiddel ren eenema, af. Ma,ro,'dinSe8aS„ *^Jg$£ffiLZ geeven en doeken rne,ree txlfi.MmL r0lDen?S waren de pynen ornreend de ,.,.1 opgehonpn het overaeeven was veel verminderd: ik liet naar, d aV 'er nog STgvan het drankje gebruikt was met aangewend braakmiddel, wel te kennen, maar ^ niet! baaten , om dat deeze Medicus even het zelve als de voorige Pfeudo - Medicus gezegd had. _ Ik dagt oy WKWitS ^0PhT verhef Verrichten- maar, dit zullen misfchien nog wel, voor f>Pn lansen tvd. flegts vroome wenfchen blyven. . * ïk betondyhêt lichaam ten eenemaal uitgeteerd, zelfs in zo verre dat het onderlyf meer hol dan bol was. Na lajk het zelve geopend Jad, bevond ik het net en de overige ingewanden, vry natuurlyk gefield da™" wnren niet oosezet, nog bevatten eenige drekltotie, en ik omdX1 ookTzelf'by Set naauwkeungfle onderzoek geen de minfte ontfteeking, noch in de darmen, noch in de maag De Lever en Milt waren gezond. Het Darmfchefl was , doorgaans, met groote verharde Klieren beiet. In den nederdaalenden kronkeldarm was een gewooJe Worm, en een zoortgelyke in de dwarze. In de Karteldam'vond ik twee infchietingen, waarvan de eene * y 5 ziE  3Si waahneeming wegens eenen zig het naaste aau den blinden darm bevond , wel drie duimen lang was. Maar dit alles leverde noch geene voldoende oorzaaken wegens de hevigheid der toevallen, op; want, noch de verharde klieren, noch ook die twee Wormen, waren daar alleen in (laat toe, indien niet de werking van het braakmiddel daarby gekomen was. Wat die infchietingen betreft, deeze ontftonden eerst toen de ziekte reeds tot het hooglle toppunt geklommen was, want het Meisje had dagelyks, en zelfs nog daags vóór haar dood, behoorlyken ftoelgang gehad ; maar, toen de Stuiptrekkingen zo hevig en aanhoudende wierden , geloof ik, dat die op de ingewanden insgelyks gewerkt hebben , en door zodainge Kramptrekkingen konden deeze infchietingen zeer ligt veroorzaakt worden. Meer dan eens, heb ik diergelyke in elkander gefchoo. te darmen, in de lyken van zodanige lyders, aangetroffen, die by hun leeven nooit over iets, daartoe behoorende, geklaagd hadden; het zelfde hebben tiieden , culï.en, ciieseloen, en meer anderen, ook waargenomen. EenGeneesbeer behoort derhalven niet terftond alles, wat hy by het openen van een lichaam onnatuurlyk bevind, voor de oorzaak der ziekte aan te zien ; maar moet het zelve dikwyls veel meer voor derzelver gevolgen befchouwen; en dan eerst zal hy die wezentlyke voordeden kunnen verkrygen , die een kundig onderzoek der lvken aan duistere Ziekten geftorven, opleveren kan. Dierhalven niet vergenoegd zynde met die afwykingen, welke ik-in den onderbuik gevonden had, ging ik over tot het openen van de borst, en hier door wierd my de moeite rykelyk beloond ; want na dat ik het borstbeen had weggenomen, ontdekte, ik in de linker borstholte een menigte van uitgeftort vocht; en, by een naauwkeurig onderzoek daarvan, wierd ik overtuigd dat het zelve gedeeltelyk Geneesmiddelen, en gedeeltelyk het drinken, was dat zy gebruikt had. Daar dit nu eigenlyk behoorde in de maag te zyn, zo zogt ik na de oorzaak, door welke deeze ftof zich in de borstholte had kunnen ontlasten en deeze bevond ik in den Slokdarm ; want ter hoo°te van een duim boven den ingang der maag. ontdekte "ik jn dezelve een fcheur van die lengte, dat ik 'er met gemak de punt van myn pink konde infteeken, en toen ik met df iinke hand het bovenfte gedeelte des flokdarms toehield, en  vaneen gescheurden slokdarm. 325, m met de regte op de maag drukte , zo vloeide al het vogt, dat nog in de maag was, door de gezegde opening in de linker borstholte. In de rechter borsthohe, ook ra de longen of het hart, heb ik niets tegen natuurlyks waav- SeNamdat ik dit ontdekt had, verwonderde ik my niet meer over den bejammerenswaardigen ftaat, waarin zich het Kind in haare twee laatfte levensdagen had bevonden; want met alleen de zeer fnelle pols, hevige Koortzen, maar ool< de onafgebrooke geweldige ftuipen, moesten, op die aanhoudende prikkeling der Zenuwen, die door het in de borstholte uitgeftorte vogt veroorzaakt wierd, noodzaalceiyic V°Wat nu eigentlyk de oorzaak van het barften des ilokdarms betreft, deeze is, dunkt my, gemakkelyk te ontdekken. Ik geloof dat de Patiënte, in het begin dat zy aan het overgeeven raakte, (waar toe de Wormen veelligt de eerfte aanleiding gegeeven hebben,) tot eene roosagtige of ligte ontfteeking van den Slokdarm gedisponeerd was; en daar zy bovendien reeds aan verftoppmgen in de Klieren laboreerde, zo zal myn vermoeden nog waarlcbynlyker worden , wanneer men in overweeging neemt, dat zich in dit Darmkanaal zeer veele Klieren bevinaen, die dierhalven, door het aanhoudende braaken, te gelyk met de bekleedzelen van den flokdarm zelve, zeer uitgerekt wierden, en dus tot ontfteeking moesten overgaan : en hier door worden (zo als bekend is) die deelen , welke buitendien reeds zeer naauw met elkander verbonden zyn, nog naauwer vereenigd; daar nu dezelve, door het aanhoudend braaken, geftadig meer en meer geprikkeld en uitgerekt wierden, zo moesten de vezeldraaden eindelyk, voor dit geweld niet beftand zynde , wel vaneen fcheuren, waardoor dan ook het bafften des Slokdarms en de iiood veroorzaakt is. Mogt toch ieder Overheid, die het welzyn van haare Ingezetenen wil behartigen, een ftreng verbod geeven, dat geene Landloopers of Kwakzalvers , wier aantal in onze dagen zeer groot is, (en onder welke men zommige WTondheelers, Chimisten , Drogisten, Kruidenverkoopers, en meer zoortgelyken, billyk tellen mag) volftrekt geene braak- purgeer- of andere geweldige middelen aan de Lyders, op eigen gezag, geeven mogen; dan zoude gewis nog rneenig, voor den Staat en Burgery zeer nuttig, Medelid in het leve» bewaard kunnen blyven l!! thilow, Med. éf Chirurg. Dotïor. SE-  3*4 B ERICHT BERICHT VAN EEN ZON-MIKROSKOOP. R CS J°°rla!,lg ï±,5 gewens^t, dat de middelen, IX. om de ondervindelyke kennis, van gods grootheid Lt, Werke"' te geiden,'niet 20 zeldzaam en kostbaar mogten wezen: byzonder heb ik zulks gewenscht, ten aanziene van zodanige Werktuigen, welken de ver! wonderenswaardige hoedanigheden van 'kleine, en voor het bloote oog volkomen onzichtbaare . voorwerpen levendig vertoonen. " F Het.gezicht van zodanige voorwerpen maakt op het ™Llh Va" dI-n on?evoeliSen en gedachtelozen ™ diepen indruk- Het zyme« tocI> d* zeldzaamheid of het onverwachte in deeze vertooning, of wat het ook zyn moge gewaar worde, het is genoeg, dat dezelve fterker werkt op het hart en de aandoenin* gen, dan de befchouwing van andere, op zich zelve nog veel grootere Wonderen in de natuur, die wy echter, van onze kindsheid af, dagelyks voor oogen zien! Wie aanlchouwt toch met verwondering de Zon, wanneer dezelve majeftueus boven enze hoofden zweeft? By hoe weinigen maakt het gezicht der duizenden van Waerelden, die wy aan den met Sterren bezaaiden Hemel ontwaaren , zo diepe indrukfelen , dat zy hier door tot de aanbidding van den verwonderenswaardigen Schepper wor. den opgeleid? ° rr Dan men vertoone aan den menseh een voor het bloote oog onzichtbaar gewormte of infekt, by voorbeeld eene kaasmade, zo groot als eene hand: men doe hem, in zo. danig diertje , elk deeltje en alle gewrichten, ook deszelfs fnelle beweeging, horentjes, enz. opmerken; of men laate hem, in een klein, naar den fchyn helder' waterdropje, diertjes van de grootte eener noot, met de grootite regelmaatigheid gevormd, aanfchouwen, en zyne ziel zal met verwondering worden aangedaan: want hy vermoedde zulks of in 't geheel niet, of hy zag het ten minnen nooit voorheen. Wanneer ik overwoog, dat zodanige vertooningen door geen middel zo goed, of ook zo fraai, konden worden te weggebracht, dan door het Zon-Mikroskoop, is het geenszins te verwonderen, dat ik, zedert veele jaaren 'er cu bedacht was, om dit Werktuig deels zodanig in te richten, dat  VAN EEN ZON-MIKROSKOOP. 3*$ hen doo^ene korte befchryving, met dit Werktuig nad« bcïend maake. Ik zal dan eerst fpreeken van de Werkingen van het Zon-Mikroskoop. Het Zon-Mikroskoop feit het beeld van kleine, of voor hef ongewapend oog geheel onzichtbaare, voorwerpt niet Heen in eene ongelooflyke grootte, maar ook mé eene buitengewoone diüdelykheid, ja met derzelver verwen en kleinfe fchakeeringen, op eenen witten muur. Tan zodanige voorwerpen moeten zuiver toebereid en tusfchenCe glazen zodanig ingevat zyn , dat men deze ve zo wel gemaklyk voor het Mikroskoop brengen, als ook voor bederf bewaaren kan. Daar het ieders zaak niet i ■ om zich diergelyke voorwerpen zelf te vervaardigen ben "k 'er op bedacht geweest, dezelven insgelyks volkomen toebereid , en tusfchen glazen liggende, by het M kroskoop te voegen. Ik behoeve Hechts eenigen van tódve^brfchiyvra.-om elk in Haat te feilen, dat hy over de Werkingen van het Mikroskoop kunne oordeelen. S kleine dwars afgefnedene Hukken van Hout befchouwt men de fchoonfte vorming en duizenden van openingen deels van zulke pypen, in welken het fap n de ïoogte flygt, deels van dezulken, in welken de lucht is. die het fap mede naar omhoog drytt. Een Sne dwarsfchyf van het onaanzienlyk Vhermerg vertoont het fynfle en regelmaatigfe weefzel van blaasjes,van welken ieder op zich zelve eene konflig ge- Vl°E?nedwaïfchy1ehve:fkurk vertoont ontelbaare openingen, welken buiten twvfel Hellen , dat geestige dampen ook door de beste kurken moeten doordringen. Een deelde van eene Moschplant verfchynt als een groote boom ,ïn in ieder klein blaadje is het ynHe aderenweeffel zichtbaar, even gelyk in de ontleede bladen van nTBevSende bloemHofjes, welken men in alle bloemen, ten tyde van derzelver bloei, vindt, waarvan men  3*6" BERICHT de enkele deeltjes met het bloote oog niet kan zien, veiu toonen m dezelven de menigvuldigfte gedaanten. Byzouder fraai is het Hof van de kleine Akker - Malowe. (Sal va arvenjïs. L.) Ieder ftofdeeltje op zich zelve , van welken ontelbaaren uit het kleine ftofzakie uitkomen heeft de gedaante van een horlogie-rad , welks fchernS kerfjes door het Mikroskoop zichtbaar worden P De fyne fcheutjes van Gras en Graaneu, in welken men de kerfjes met het bloote oog naauwlyks ontwaart, ver" toonen zich, voor het oog, gelyk groote houtzagen Een onbemerkbaar klein deeltje van de iewoone pypèn VCrt00Ilt ee" doorbo°rd weefzel van enkel fyne Aan den vleugel eener Mug ziet men den zuiverfien toeftel van enke regelmatige fchoongevormde vederen" Ë^dSff" ' ^ ™ de *4 • Hf ?°5 V3a de v,^§eIen der Kapellen vertoont zich m de fchoonlfe pracht. Elk Hofje is cene fraai Gevormde ingekorven veder , welke beneden eene fchafht heeft, met welke zy m. de openingen van den vleugel ingevoegd is geweest De verwen zo wel, als de menigvuldige gedaanten, kan men niet genoegzaam bewonde- Het gezuiverd oog van eene Kapél, of van eene Vliedoet de duizenden van oogen, waar aan zo veelei, gee'rï geloof willen flaan , zeer duidelyk zien. Ieder oo» I zich zelve is een zeshoek, regelmaatig gevormd, |elyk de Celletjes der Byert, en vertoont zich in eene aanzienlyke grootte. Het oog van den Kreeft heeft vier hoeken. De Luis en de Vioo verfchynen ellen lang, de Kaasmade m de grootte van eene fpanne. Men kan zich naauwlyks verbeelden , hoe verrasfend een zodanig gezicht is, en hoe veele anders onzichtbaare fchoonheden men m deeze veracnte diertjes ontdekt. Het belangrvkst zyn zy, wanneer men ze leevend onder een glas brengt waar zy ruimte hebben om zich te beweegen. In het lichaam van de Luis ziet men, op het duidelykfte, den «nwendigen. omloop der fappen. Een yefeltje van eene Ganzeveer is eene prachtvolle famenftellmg van ontelbaare aiioere vederen Menfchep-hairen vertoonen zich eenigê duimen dik, met derzelver inwendige holle pypeu. De hairea der onaan- zien-  VAN EEN ZON-MIKROSKOOP. 3* ƒ gtenlyice Beerrups laaten zich zien, gelyk palmtakken met derzelver zydiche toppen. / ,' Kleine Visfchubben hebben de onderfcheidene gedaanten van groote Mosfelen. By uitflek fchoon vertoont zich eene fchubke van den Baars, van voren wegens derzelver fraaije boog , en van achteren wegens haare kara- mÉBuitengemeen treffend is 't Hollen of aanzetten van het Zout wanneer het in water is opgelost, en men van deeze nplosüng een druppel op eene glazen fchyf wryft, en het zelve achter het Mikroskoop brengt. Zo dra het water begint uit te dampen, fchiet het zout aan den rand deels in'onderfcheidene kristallen , deels in de menigvuldiglte figuureö, te zamen. Op het fchielykfle en fraaitte formeert zfch het Sal-amoniakzout, het welk men in Apotheeken met andere foorten van zout, gemaklyk verkrygen 'en proeven daarmede doen, kan. Dit vertoont, wanneer' hetzelve aanzet , boomen , fpietfen , lanfen , fler- rCDeezen zyn de Werkingen van het Zon - Mikroskoop , welke men zelf op duizenderleie wyztn vermenigvuldigen en veranderen kan. Hetzelve pryst zich boven alle andere Mikroskoopen aan , niet Hechts door de buitengemeene grootte en duidelykheid der vertooningen, maar ook daar door dat ao en 30 'Liefhebbers der Natuur dezelve op éénen tyd aanfehouwen , en zich gemeenfchaplyk daarmede vermaaken kunnen , terwyl, by enkelvoudige en lamengeftelde Mikroskoopen , Hechts één op éénen tyd dezelve kan waarneemen. Zekerlyk moet men, by het gebruik van hetzelve , op de Zon en eene heldere Lucht wachten : dan de Zomer is immers lang, en dan , wanneer men hetzelve gebruiken kan , is 't vermaak des te grooter. Tot byzondere Waarneemingen kan ook elk het oaarby zynde enkelvoudige Mikroskoop, ten allen tyde, en in alle uuren, gebruiken. Het Werktuig zelve Reftaat uit de volgende hoofddeelen. Tot hetzelve be- i~)°Een vierkant plankje van Peereboomenhout, met fterkwater beflreeken , in welks uitgedraaide holligheid zich eene ionde febyf, ouder eenen ring van .geel koper , be-  |28 BERICHT beweegt. Voor aan de fchyf is een uitgedraaid huisje voor de buizen, en agter dezelve een verzamelglas *; Eeningevatte Spiegel, welke, voor het verzamelglas in vier geele kopere fchroeven met een bout vanVel koper wordt aangefchroefd, ten einde de Zon op te vangen, en haar beeld in het verzamelglas te brengen 3; Ittee m elkander gefchovene, met ringen ingevatte" ovënroken! ^ gr°Cn Per8a™»t 4) Het eigenlyke Mikroskoop met twee Vergrootglazen in paimboomhout ingevat. 5) Vyf-en-twintig Ituks voorwerpen in vyf fchuivers van Paimboomhout, in welke dezelve tusfchen fyne holle verhevene glazen liggen. «) Een enkelvoudige fchuiver van Spiegelglas , om het aanzetten der zouten gade te liaan, of diertjes in kleene waterdruppeltjes te zien. 7) Een Proeffcbuiver, dergelyken zich ieder zonder moei- te zeil bezorgen kan, om voorwerpen naar believen in te leggen. 8^ gl,azen Bui,s' om in dczeIve vloeiftofFen onder het Mikroskoop te brengen. 5) Een paar Schroeven, om het Werktuig aan te fchroe- to) Een met flerkwater beftreekene en rood geverwde Kast waarin alles ingelegd en bewaard is. ' Alles dus, wat tot Waarneemingen vereischt wordt, is by het InuTtiment gevoegd. Het komt derhalven Hechts daar op aan, dat men weete, Hoe men moete beginnen , om dt Werkingen van dit Zon-Mikroskoop te bejtieren. Hier van zal ik eene korte aanwyzing geeven, die elk eenen duidelyk en verflaanbaar zyn zal, zo dra hv het Werktuig zelve in handen heeft. 1) Men kieze een Vertrek, het welk, in gepaste uuren, door de Zon befcheenen wordt , en men verduister! hetzelve tot op één Veidterraam, het welk men opfchuitt of uitneemt , en in deszelfs plaats eene plank inzet. ^ De verduistering gefchied het gemaklykst door daar voor geplaatfte namen, welken wél moeten pasfen m  van een 20n-mikr0ük00p. 3a9 en met opgeplakt dun bordpapier overtrokken zyn. De gewoone luiken laaten gemeenlyk te veel lichts door. Wie genoegzaam van digte dekens voorzien is, by voorbeeld, van zulken, welken de Vrouwen, by het ftryken van de wasch, gewoonlyk onder liggen, kan dezelve ook gebruiken. Wien zulks niet te moeüyk is_, kan op de enkele venfterraamen bordpapier met kleine nageltjes fpykeren. Tot dat venlterraam, in welk het Mikroskoop geplaatst zal worden , verkiest men best dat geeii t \ welk , wanneer men met het gezicnt naar het venlter gericht ltaat, aan de rechterhand is , om dat men dan op de linker zvde des te gemadyker Haan, en met de handen het Inftrument bellieren kan. Ook neemt men dat raam het liefst , 't welk tegen een witten muur over is : want dan behoeit men geen afzonderlyken wand te maaken; maar Hechts, indien dezelve geverwd of behangen ware , een wit laken daar voor hangen. Het best is zekerlyk, wanneer men een beweeglyken Scherm heeft, welken men, in allerhande verwvderinse , van het lnltrument plaatzen kan. Men "laat ten dien einde een raam, van genoegzaame grootte , met dun bordpapier overtrekken, en dezelve of met wit papier beplakken , of met eene krytverw bellryken. Een zodanig kaatst de beelden het fcherpst terug. Stelt men , in plaats van dit paneel , eene met fvn papier overtrokkene glasfchyf 'er op, dan kan men achter dezelve de mikroskopifche vertooningen op het naauwkeurigst aftekenen. . 2) Omtrent in het midden van deeze plank, in eene hoogte zo als elk, naar de hoogte van zyn venlterraam, de'behandeling van het Werktuig gemaklykst vindt , laat men een rond gat van die grootte maaken, dat de ronde fchyf met den Spiegel gemaklyk in hetzelve draaien kan. Om het gat af te meeten , geeve men, met den ' pasfer, de opening tusfchen deeze twee^flreepen dan zal hel pasfen. Indien mogelyk de bout , met welke de Spiegel aangefchroefd is , aan eene plaatze moge aanflooten, dan kan men zich in dit geval, door het gat grooter te maaken, ligtelyk helpen. s) Voor dit gat maakt men in het vertrek het vierhoemeno. 1792. no. 8. 2 tl"  35° BERICHT kige Werktuig zelve , of met de twee daarby zynde ■ fchroeven, of ook maar in de kleine gaatjes met eenige fpykertjes , vast. Dan vooraf fchroeft men eerst den Spiegel, welke door de opening voor het veniler komt, met den geelen koperen bout van de rechter naar de linkere hand toe , vast , en hangt den draad met het geele koperen knopje in den ring van het fpiegelraam. 4) Na dat nu het Werktuig op deeze wyze vast gemaakt is, en de Spiegel door de fchyf zich in het gat, zonder moeite, naar de Zon draaien laat, fchuift men de groene buis in de voorde holligheid, en zet in dezelve het eigenlyke Mikroskoop : echter fchroeft men uit .hetzelve de fchroef van palmboomhout , in welke het vergrootglas ingevat is, uit, en poogt nu eerst, om, door het midden van deeze opening , de Zonneftraalen te vangen, welken door het voorlle verzamelglas tot hiertoe geworpen worden. Dit opvangen der Zonneftraalen in het midden van deeze opening veroorzaakt den ongeoefenden, in den beginne, eenige moeite. Dan men leert hetzelve weldra; want alles komt Hechts hierop aan, dat men den Spiegel voor het glas de rechte plaats gecve. Dewyl men denzelven geheel in zyne macht heeft, daar men hem, door het draaien van de fchyf, rechts en links, en door het draaijen van den wervel, aan welken de draad is vastgemaakt , van boven naar beneden beweegen, en hem dus, naar goedvinden, op elk mint Hellen kan, kan hetzelve, na eenige Proefheemingen niemand zwaar vallen. Om te zien , of de Zonneftraalen ook juist in het midden van de opening vallen , houde men voor dezelve een llukje papier. 5) Als nu de Zonneftraalen in het midden van de openinge komen, fchroeft men één van de beide glazen voor dezelve , en trekt eenen fchuiver met Objecten daar achter, terwyl men 'de veer van het kleine Mikroskoop neder drukt, en dan valt het beeld van elk voorwerp op den tegen overgeftelden muur. De graad der fcherpte en duidelykheid hangt, deels van de fcherpte der Zonneftraalen, deels van de rechte plaatzing van het glas , af. Dit moet men, by elk voorwerp , zo lange op- en neder fchroeven , tot men het voorwerp in de mogelykfte duidelykheid aanfchouwe. De  VAN EEN ZON-MIKROSKOOP. 33* De graad der vergrooting hangt van de verwydering des witten muurs van het Mikroskoop af. De beste tfftarid is die tusfchen 12-16 voet, of 6—8 ellen. In deeze verwydering heeft eene Luis, van middelmaatige grootte, de lengte van drie voet. ..... De Waarneemers moeten niet al te digt by den witten muur komen ; hoe verder af, des te duidelyker vertoont zich het beeld. 6) Alzo de Zon aan den hemel niet Uil ltaat, moet men de richting van den Spiegel, van tyd tot tyd, herhaaien , en, door het draaien van de lchyf en van den wervel, haare ftraalen geduurig in het middenpunt van de opening houden , zo dat dezelve fcherp op het voorwerp vallen. , Niet alle voorwerpen behoeven eenen gelyken graad van Zon en licht; digtere voorwerpen vereisichen meerder, fynere minder, licht. , Men kan derhalven ook het brandpunt van het voorfte glas nu eens fcherper, dan een zwakker, op het voorwerp laaten vallen, wanneer men de tweede in de groene 111geflotene buis al of niet verder uithaalt. Buiten dat dient ook dit Mikroskopisch Werktuig, on_ri „on 7nn pn Hf» vprdnisterinff des vertreks, aiuaugijr». »»" > ■- o tot een Enkelvoudig Mikroskoop, hetwelk men ten allen tyde , by den dag en by de kaars, tot waarneemingen kan gebruiken. Lr zyn by het zelve twee vergrootglazen, het één binnen \ duim (eigenlyk 5 lynen,) en het'tweede binnen { duim brandpunt. Indien men ook maar \ en | duim wil hebben , dan verdroot het eerfte glas reeds in het enkelvoudig Mikroskoop een Voorwerp , (volgens de bekende berekening van des kundigen) 4,096, en het tweede 32,768 maal. Men ziet, dat zich elk reeds hierdoor, wanneer hy ook niet ten allen tyde de Zon heeft, eene nuttige en aangenaame tydkorting verfchaflen kan. By 'het gebruik van het enkelvoudig Mikroskoop moet niemand vergeeten , de vergrootglazen voor zyn eigen oog, door een zacht fchroeven, te ftellen; want het punt van duidelykheid is bykans voor elk oog onderfcheiden. Wanneer dus iemand een voorwerp met zyn oog zeer duidelyk heeft waargenomen, moet hy niet gelooven, dat, wanneer hy het Mikroskoop aan eenen anderen geeft., deeze Zo. nu  332 BERICHT nu ook zo duidelyk ziet, zonder het glas voor zyn ooc eerst recht gefield te hebben. Byzienden moeten hit glas iets dieper in, verzienden iets verder uitfchroeven. Het best is , dat ieder het Mikroskoop met de linkerhand vast houdt, terwyl hy met de beide voorfte vingeren van de rechte hand Jangzaam fchroeft. De glazen moeten geduurig zuiver worden gehouden, en de vergrootglazen met een fcboon kwastje of met een zachten lederen lap, worden afgeveegd. Het voorfte verzamelglas van het Zon-Mikroskoop geeft ook tellens eene zeer fraaije Camera obfcura, wanneer men omtrent 8 duim voor hetzelve, in het verduisterd vertrek, een vel papier houdt, na dat men de buis en den lpiegel heeft weggenomen. Dit geheele Werktuig beloove ik den Liefhebberen der Natuur voor 12 guldens te laaten bezorgen , wanneer het zelve, by tyds, by my befteld , en het geld vooruit betaald wordt, dewyl ik anders niet altoos in ftaat ben, om de kosten , welke het veroorzaakt , goed te maau,* ™90^ moeten voor het kastje , waarin het geheele Werktuig verzonden en bewaard wordt , als ook voor de kosten van het inpakken, 12 ftuivers worden bygevoegd. Wie nog een derde vergrootglas , hetwelk 200,000 maal vergroot, daarby wenscht te hebben, betaalt voor het geheel 14 guldens. Kan en wil iemand 20 guldens ten koste leggen, dan beloove ik, om hun daarvoor te leveren. 1. Een vierde glas, 't welk meer dan 200,000 maal vergroot. 2. Een goed vergrootglas (loupe ~) 3. Zes 111 palmboomhout zeer fyn uitgewerkte fchuivers met Voorwerpen. 4. Geheel van palmboomhout vervaardigde mikroskopifche Werktuigen, en zodanige inrichtingen , waardoor de nuttigheid van het Inflrument vergroot wordt. Wie weet, dat een Engelsch Zon-Mikroskoop 100 tot aoo guldens kost, en gezien heeft, dat een zodanig Werktuig, offchoon van geel koper, niets meer uitwerkt dan dat geen , 't welk ik aanbiede , die zal zich verwonderen, hoe het mogelyk zy, hetzelve voor eenen zo geringen prys te leveren. Dan daar het my niet om gewin, maar om de uitbreiding der kennis van gods Werken, te doen is, neeme ik zekerlyk veel daarmede verbondene moeite en arbeid op mv, zonder op derzelver belooning te rekenen. Ik offere gaarne myne ledige uuren op, en waage aanzicnlyke kosten, wanneer ik maar myn oog  van een zon-mikroskoop, 333 oogmerk, om dit belangryk en weldaadig Werktuig in meerdere handen te brengen, bereike. Byzonder wenfche ik hetzelve, in de Schooien en onder den middelfland der menfchen, bekender te maaken, om dat diergelyke Mikroskopifche kundigheden , wegens de duurte der inltrumenten, tot hier toe, by deezen niet dikwyls gevonden worden. Ik hebbe menigmaal gehoord, dat zelfs menfchen van eene meer befchaafde opvoeding de verhaalen van zommige vertooningen des Zon-Mikros.. koops voor loutere verdichtzels houden, om dat hen diergelyken nog nooit ter ooren, ik laat .ftaan. voor 't oog, gekomen waren. Om nu het oogmerk van diergelyke nuttige en aangenaame kundigheden door dit Werktuig uit te breiden, en des te zekerder te bereiken, verplicht ik my niet alleen thans , om dezulken, die op tien fluks vooruit betaalen, het 'elfde vry te geeven; maar ik beloove ook, zo dra ik Hechts, wegens de vergoeding der kosten, eenigzins verzekerd ben, nog een 12de daar en boven te zullen zenden, wanneer de j'chool, die hetzelve ontvangen mott, by de vooruit betaaling, genoemd wordt. Indien meerdere beitellingen my hier toe in ltaat Hellen , zal ik, van het mogelyk overfchot, aan meer Schooien dit Werktuig deels ten gefchenke geeven , deels hetzelve nog beterkoop oveiiaaten, gelyk ik reeds , by eene andere gelegenheid:, beloofd hebbe. Voor het overige neem ik nog op my , om eene meer uitvoerige aanwyzing te geeven, hoe men voor zich zeiven meerdere Voorwerpen bereiden , en hierdoor het gebruik van het Werktuig geduurig vernieuwen kunne. De byzondere Lyst dier Voorwerpen , welken thans by het Mikroskoop gevoegd zyn, vindt men op het papier, welk om de Voorwerpen gewonden is. Ik wenfche van harte, dat myn welmeenend oogmerk niet zonder zegen zal zyn , en dat veelen door hetzelve in Haat gefleld mogen worden, om gods Grootheid, ook in het kleinfle zyner Werken, nader te leeren kennen. j u N it e r , Matgdenburg, Veldprediker van het hooglofl. den 3 January 1791. von KalkjUinjche Regiment. Z a r.'! NA-  334 BERICHT N A-B E R I C II T. Het reeds in de Niederrheinfche Unterhaltunsen (Maand April d J No. VI. Afdeel. 5. bladz. ajij geplaatfte korter Bericht van het Zon - Mikroskoop , waarvan hier eene meer uitvoerige befchrwing is medegedeeld , had my terftond zeer opmerkzaam op hetzelve gemaakt. Dan, ik wil niet ontkennen, dat, hoe zeer ook de reeds met roem bekende naam van den Maaker my genoegzaam was, om dit medegedeeld Bericht niet met zo veele "anderen gelyk te Hellen,' waarin gemeenlyk meer beloofd wordt, dan men denkt te vervullen. Echter juist dat eeene, bet welk lnfchry vers en Koopers het meest kan aanlokken, naamlyk de ten uiterften laage prys.eeae omflandigheid was, die my de waardy van het Werktuig zelve verdacht maakte, en my, of eene in haast en op den koop gemaakte waar, of mindere duurzaamheid, of andere onvolkomenheden, deed vermoeden. Ondertusfcbeu was ik niet te min begetng , om van de eigenlyke gefteldheid en de juiste waardy van dit Werktuig beter onderrecht te worden. Deeze begeerte wierd fchielyk en overvloedig voldaan , toen ik op myne korthngs ondernomene reizc naar Maasdenburg met den Heere Veldprediker jonker perfoneele kennis maakte , en gelegenheid en tyd had , (waarvan ik ook zorgvuldig gebruik maakte) om zo wel het Zon-Mikroskoop zelve , en deszelfs werkingen, als ook de wyze, hoe hetzelve gemaakt wordt, en de hiertoe behoorendê inrichtingen, welke meest by wyze van eene Fabriek zyn lamgelegd , en waarmede zich zeer veele handen bezig houden, naauwkeurig in oogenfehvu te neemen. En thans kan ik de Leezers op myn woord verzekeren, dat ik mvne_ verwachtingen, zo wel wat de waardy en duurzaamheid van het Werktuig , als ook byzonder wat de werkingen van hetzelve betreft , zeer verre overtroffen vond Eene meer uitvoerige befchryving zoude hier overtollig wezen, vermits de reeds medegedeelde van den Heer? jdnker duidelyk en volledig genoeg is. Dit alléén merke ik nog daarop aan , dat dezelve zo weinig overdreven is dat eer te weinig dan te veel 'er van gezegd is , gelvk dan, by voorbeeld, de lengte van eene luis, zo als dezelve zich door het Mikroskoop vertoont, in de befchryving «echts van 3 voeten wordt opgegeeven, daar ik echter  vam de zon-mikroskoop. 335 ♦*r relf toen wy dit diertje door het tweede of het meest vergrootenden glas befchouwden, de lengte van zesSha f paryfchen voecen bevond te hebben..zonder dat nog hais, by deeze uiterfte vergrooting, de doidelykheij vaT het Voorwerp meikelyk, verloor. De famenll 11 ng van dit Werktuig is, voor 't overige gelyk ook reeds uit de befchryvinge blykt ten mterften eenvoudig , en het gebruik geheel gemaklyk , gelyk ik niet fledWSg Maagdenburg? by^ het bezigtigen, bemc^^ook thanf in myn huis, by het gebruik van het medege brachte Werktuig , uit eigene dikwyls herhaaldê. ondervinding befpeurd hebbe. Om kort te gaan , ik heb meer maals aelegenheid gehad, om zeer fraaije, kostelyk gewerkte: gogelfche Zon - Mikroskoopen , voor den prys van ƒ 2'00-Ae zien , die , nogthans, zo wel ten aanzie van de vergrooting der Voorwerpen, als ten aanzien.van de duidelykheid, volftrekt niets meer uitwerkten, dan nat van den Heere junker. . . , , Zo wel deeze eigene vaste overtuiging van de deug* des Werktuigs, als ook, in 't byzonder, de wensch om het zo edelmoedig en onbaatzuchtig oogmerk van den Hesere iunker, het welk hy verlangt in meerde.e handen te doen komen, zo veel in my is, te he pen bevoideien, noopen my niet alleen tot deeze openlyke bckendmaa kina: , maar ook tot de aanueeming van de beftelhngen (Commisfienf Want, dewyl de Heer junker, W*8^* ï,e menigvuldige bezigheden, en wegens het geduung veieischte eigen opzicht op den arbeid, zich zeiven met den verkoop niet meer" kan belaster. , en dien daarom aan andere Vrienden heeft overgedraagen hebbe ik denzelven, voor deeze en de nabuurige Hollandfche Gewesten op my genomen , en wel in dier voege, dat ik de befclirevene Werktuigen voor de voornoemde pryzen , naamelyk een Zon-Mikroskoop met » glazen voor it guldens en 6 ft.; één met 3 glazen voor 14 guWens en 1 ft. en één met 4 glazen voor 20 guldens en * ft. vooruit te betaalen, aan de Lief hebbers, vrachtvry tot Xanten, bezorgen kan, zo dat dezelven met geene nabetaahng voor vrachfof inpakken iets te doen hebben. De brieven en het geld verzoeke ik intusfehen Postvry. Xanten, in 't Kleeffche, t iu e s c h , den 30 May 1792. Predikant der Hervormde Gemeente. Z 4 , ^an  336 AUTIIENflQUE BYY/ONDEK HEDEN dan de Reeren Schryveren van de Algemeene Faderland/che Letteroefeningen. myne heeren! FPen" elni!gaand,e rrhaal/6er Veel Strekking hebbende, S-ïfilSSfT'ï11 T^' t0t het d"or mY vertaalde X ^f^fjch,f ÖE £0UN^, gevoerd geweest zyndL door üen Luitenant buuh (*) , zullen U Wel Eds. zulks om*Lned^nLfr^ ^['.^ond "» Ztfe komst in Engeland, Hg "„ v ?ht Va" fUe n,Ukery aan boord val' zy Schip de loSdeJu , ï 6 °P geogde, rampfpoedige reis; be1 ek n o ™, r hng- h eerlk' «edeeitü vaq-zynl reis , beelz.ndc zyn togt me £«jr«5^rf tot aan Otalieite , te zullen Sootv^JL dU [a8f'Jyne Sehede reis uit, in een Weïk ëehchea z^, n-; .naar,de,n tegenwoordigen (maak der En- vënt»f. /èn Ke" m'U^ hee? l^ 'erhier en daar eene geringe venneeideimg bygevoegd, die tot het weezenlyke van zvn. Je Viu KZr begetVen va" de Holtendfche Paketboot ftemd & i fR WW*» van naar Middelburg S: S, Vat, bengt n,et eene werking vermeerderd, SfarS* b? W1 van genoegzamekennis in dé Iliet heoordeeien kan, maar welker mededeling idSL w S "umghe'd z»"de kunnen hebben - weshalve» ik ciezeive hier zal opgeeven. ï °oPnsden-reiS Mar, de KèaP Coede HooP Cdus fchryft hy) " ! 7» , Holtetïdfebe manier van Navigatie aan te teeke" mchJn* l 70lffensJ het W4afe CoBW of "ever zy " baar Z ld, W • d°?"' door middeI va» een Jdein beweeg „baar middelpuntig Kaartje (fchuif,sompas genaamd,) her - Zlkdfym?P de. indiaan Hellen , en, zó dra&zv verneemen lt/ vlrK y g 3* eraad ver*"derd is federt de laatfte ftel" Sin™ Zy We''er het middelpuntig kaartje. Das " Krtirf? lnrK Cen kwart rtreek' Zünde' grooter naauw. " tP, I t begeeren. De Officier van Wagt ve:be. '"'«r ^t, «nV4? Vblgeni zyn eigen oordeel „ e.. zulk, op hetlogbord, of op de lei, word aangeteekend! „ 2y  wegens het fregat de pandora. 33? zulks dienffig ooïdeelende , my verpligten met liet zelve in uw Tydfchrift te plaatlen. Ik heb de eer, met alle achtinge te zyn myne heeren! r _TT „. UE. D. W. Dienaar, Rotterdam, den vanjuny 1792. reinier arrenberg. Zv werpen geen log; men heeft my gezegd, dat de Compagnie zulks niet toeftast. Hunne manier, om den voortgang van het Schip te berekenen , gefchied door middel van 40 ' voeten affiand te meeten, langs de zyde van het Schip, en . dan te letten op eenig groot gedeelte Zeefclunm, wanneer het dwars af voor het voorfte end van den gemeeten afltand ' is en vervolgens halve feconden te ftellen tot dat het deel ' fchuims dwarsch voor het. agter end van dien afftand is, Door het getal van halve feconden, dus bekomen , deelen zy nee ' getal 48, neemende de uitkomst voor de Vaart der zeihng „ in geographifche mylen per uur, of het getal van Duufche ,, mylen in vier uuren. . „ Het is niet gebruiklyk de Zons-declinatie te verbeteren, „ offchoon men op een Meridiaan is verfchillende van die , op welke de Tafels berekend zyn. Zy rekenen m het alge. meen jnist zo als de getallen in de Tafels gevonden wor' een. Uit dit alles valt het niet moeilyk de reden te iiegry" pen waarom de Hollanders doorgaans meer dan 10 graden " imVist zyn : ook worden hunne reizen merklyk verlengd door dien zy geen genoegzaame hoeveelheid zeil voeren. authentique byzonderheden, retreklvk het ^ erlies \ ais' het engeuch fregat de pandora , gecommandeerd door den kaptein edwards. Op den 17 November 1790 , zeilde het Konings Fre•gat Pandora uit Engeland, om de Zeeroovers cp te zoekef welken zich , met geweld , hadden meester gemakt van zyner Majeiïeits Schip de Bcunty gecommanden Luitenant bligh , en na zich te lermffe en te Rio Janeiro ververscht te hebben , zetten zy de reis voort naar den Stillen Oceaan. nt^t, ™« Op den 23 Maart 1791, >™en ^ te 0ta3utte af' • alwL zy, niet zonder merklyke moeite, meester werden Z 5  -33jp AUTHÏN1IQUE BVzONDERHFnEN van veertien der zestien Zeeroovers, welken door die van de Bounty waren agtérgelaaten, zynde de twee anderen, of door Ijuii eigen Volk, of door de Inboorlingen, om hals'sebragt: zy hadden , met behulp der Inwooneren, een Schooner gebouwd, in het voorneemen om daarmede naar India te ftevenen, en zouden reeds gezeild zyn , indien hun het flegt weêr en de twist onder eikanderen over den perfoon , dien zy tot hunnen Bevelhebber zouden aanbellen , hen niet te Otaheite, tot de aankomst van de Paradora, opgehouden had. Het Schip de Bounty was, in September 1789, van Otaheite vertrokken, met christian, als Opperhoofd, en nog agt andere Zeeroovers, na dat zy alvorens de Gewceren, Ammunitie en alle andere noodwendigheden, met de bovengemelde knaapen , gelyklyk gedeeld "hadden; en ichoon de Pandora federt drie of vier maanden in deeze Zee kruistte en een groot aantal Eilanden aandeed, van welken' 'er verfcheiden nog nimmer ontdekt waren , konden zy echter nergens de Bounty ontdekken, of eenig beïigt van de andere Zeeroovers bekomen. Uit de Journaalen, door de Zeeroovers, op de Bounty gehouden, bleek het, dat zy, na den Luitenant bligh, met zyne Officiers en Volk, uit het Schip gezet te hebben , gezeild waren naar Tvrbaniae , een Eiland in die Zee , door Kapt. cook ontdekt, alwaar zy voorneemens waren zich ter neder te zetten; doch de broodvrugten en de andere planten, die aan boord van de Bounty waren, vernield, en groot gebrek hebbende aan eene menigte andere noodwendigheden om dat oogmerk ter uitvoer te brengen, waren zy weder naar Otaheite gekeerd, om aldaar te koopen het geen zy benoodigd hadden. By hunne aankomst aldaar, vertelden zy aan de Inboorlingen , dat zy Kapt. cook , aan eene der Eilanden, ontmoet hadden, waar hy voorneemens was eene Bezitting aan te leggen, waarom zy hem de Broodboomen en andere planten gelaaten hadden, gelyk ook den Luitenant bligh, met het ander Volk, om hem in zyn voorneemen behulpzaam te weezen , en dat Christian, door Kapt. cook. tot Bevelhebber op de Bounty aangefteld zynde, hy hem naar Otaheite gezonden had, om meer Broodboomen, Planten, Varkens en Gevogelte te haaien. De Inboorlingen , overilelpt van blydfchap zynde, op het hooien, dat Kapt. cook zich zo digt by hen bevond , hadden hun terftond driehonderd Varkens, een Stier,  WEGENS HET FREGAT DE PANDORA. 3» Knp en een groote hoeveelheid Gevogelte,bet^^^i^^S^ bezorgd: ook hadden ïich eeS Inboorlingen, zo Vrouwen als Mannen, aan boord begeeven , met weiken zy naar lorbamae waren te rU!i?e?edrug gekomen zynde, zetten zy hun Vee af klei Eiland, by den mond van de Haven, hgtSï Te £ ïtldi het aan de overzyde van de Saats die zy voorneemens waren te verfchanlen. Na dat zv eenigzins in hun werk gevorderd waren , kreeSn zv twist onder eikanderen, en daarby geftad.g vegtSStven met de Inboorlingen hebbende , welken veelal Korzaak" werden door hunne rooveryen en andere geSStheden, bleef daardoor het yerder atmaaken van Sne vifchaning fteeken; daarenboven christian hunne J6*1™^ ë h verlooren had, :£pehtn a le teen 'oufte overleggen wat hun best te doen ware, en-verklaarde dat hy bereid was het befluit van dl meerderheid ter uitvoer te brengen. Na een leer lang beraad , beflooten zy van hun plan , om zich TeTorbaliae ter neder te zetten, af-te zien, en naar Otaheiu u rug te keeren ; doch dat zy , die verkoozen daar fe blvven het konden doen, en dat de anderen daar teleii die bv het Schip wilden blyven konden gaan daar Iv het o-oed vonden. Ingevolge van dat befluit fcheiden zv op de voorgemelde wys van elkanderen. _ ■ yKaptein edwards , alle hoop om de overige Zeeroo= vinder op'egeeven hebbende , nam de te rug S m ™°Tte Èïfeavourftraat, in welke Panjora onJelulddg bleef, op de banken w.tfwuw ZmdwUesj den % Augustu's mi , op de zuiderbreedte van a3 gl'Neoen-en-neFentig Mannen van het Scheepsvolk werden door dï bootfn gered; vier-en-dertig verdronken er S her SchiP en daar onder vier van de gevangen Zeemet het bcrtip, e i bQoten uaar e£n SeTn'Eilaud! Kent Si mylen van het W^d^j zv de weinige Levensmiddelen, die zy by zich hadden, aan landl S'ten , waar na de booten terftond te rug ' keerden om het overige Volk, dat zy misten-, te zoeken doch ongelukkig vonden zy 'er geen een eenigtó. Ieder man floeg, terftond na de fchipbreuk, de handen aan Tet werk, om de booten, tot hunne voorgenomen eis naar Tnnor, gereed te maaken, waarmede: zy  34P AUTHENTIQ.üe BYZONDERHEDEPT twee dagen bezig waren ; geduurende welken tyd zv eene der booten naar het Wrak zonden; doch het eenige , dat zy er van mede bragten, was een Lantaarn en de groote Bramzeilsfteng, welke genoegzaam met de oppervlakte van het water gelyk was, en dje hen, uit hoofde van gebrek aan Masten, wel te pas kwam. Op den 31 Augustus, hunne booten in gereedheid zynde, bragten zy dezelven te water, en fcheepten zich in; hebbende alvorens het rantfoen , voor ieder man, daags' bepaald op twee oneen brood, twee kleine glazen water en een met wyn, maakende de drie omtrent eene halve pint uit, eene halve once Moutwyn en eene halve once ooupkoekjes. Nrjrenn ta^, van drie dagen * kwamen zy aan de Prins van Walles Eilanden, en vulden daar alle de Vaten, die maar water konden houden, waardoor egter hunne voorraad op niet meer dan anderhalve ftoop, voor ieder man, koude berekend worden. Vervolgens namen zy den tog's wederom aan door de Endeavourjlraat naar Timor, daar alle de booten tusfchen den 16 en iS September behouden aankwamen, zonder één man verlooren te hebben, fchoon hun rantfoen zo gering was geweest, en zy in de vier booten, te weeten, twee kleine Kotters, de groote Boot en de Pinas, zeer bekrompen gezeeten hadden Zy waren ongelukkig van de Schooner, die zv den Zearooveren ontnomen hadden, en door Kapt. edwards als een ioort van Paketboot was uitgerust, aan het Navigators Eiland, afgeraakt; dan deeze Schooner kwam te Samoran, in het Eiland Java, genoegzaam op denzelf, den tyd , dat Kapt. bjjwards te Timur aanlandde; hebbende, uit gebrek van water en Levensmiddelen, zeer veel elende uitgedaan. ' uB,ï h«ane inkomst te Copang , de Hoofdplaats van de flollandicne Bezitting op Timor, werden zy met de srootfte nienschlievendheid en oplettendheid bejegend door den Gouverneur wanjon, en de andere Heeren van die plaats. Zy vonden daar agt mans, eene vrouw en twee kinderen, welken, met een open en zesriemige Kotter, int de Botany Baai ontvlugt, en daar aangeland waren. Deeze guiten hadden den Gouverneur wan 10m diets gemaakt, dat zy meteen Transportfchip, dat naar de Botany *oat oeftemd was op de Kust van Nieuw Hullani fcbïpbreuk geleden hadden; doch zy waren niet lang daar terplaatJe geweest, of men begon reeds te vermoeden, wat hun voo-  WEGENS HET FREGAT DE rANDORA. f#f voon* bedryf was geweest, en toen zy, vervolgens, te famen verfcbil gekregen hebbende , elkander hunne fchelfflftukken verweeten°, werden zy door den Gouverneur wan ion ondervraagd, wanneer het ras bleek, dat de geheele Historie van hunne fchipbreuk verchgt was waarop L hen had doen gevangen zetten tot den 6 Oétober, op welken dag hy hen 'aan Kapt. edwards overleverde, die destydsg geïeed fond, om met een Hollandsch Compagnieschip naar Batavia over te fteeken, ten emde aldaar de gelegenheid af te wagten om naar Engeland^ ru^** cc keer en In het begin van December, werd den Kapt. edwards toe-eftaan , om, aan boord van ieder Compagnieschip, dat naar Europa ftond te vertrekken, twintig man van zyn Volk met een Officier in te lchepen. terwyl hy zelf, met de laatfte divifie, vertrok. bïrict van de uitgestrektheid der hke1wchap.-ye, van de geldmiddelen, van de krygsmagt en het character van t1ppoo sultan. T^e Nieuwstydingen, den kryg der Engelfchen met tip» " I J poo saïb betreffende , zullen de plaaizmg eemger !! B^zonderheden, wegens zyn Ryk en Perfoon (thans zeer vernederd,) zeer gepast maaken. Meerendeels zyn ze ont' leend van den Major rennell , en andere egte Belcheiden, Z wegens dien Vorst en deazes Vader, hyder ally. * # * * De Heerfchappy van tippoo sultan , die zich Vorst van Wor* neEmt ten WeSte? een ?anvan§ aff de Bergketen by Dalmachtrry, Sautgud en Attore;ftrekt zich Zuidwaards uit na Travancore en Madura; Noordwaards na Soonda en Vifiapour , Grondgebied van wylen bazalet jung , Noordvvaards na oir en 0*.ö, « Westwaards tot de.Ze.j. Deeze uitgeltrektheid bevat in 't algemeen de Landen van My/ère. Bednorc, Coimbettore , Canara en Dmdigul, behai■ven de Vermeesteringen van zynen Vader hyder alu ten Noorden, te weeten Mentch , ol Merttz, Soonda, Chitteldroog , Harponelly, Sanore-Bancapour , Roidroog, Gooty, Condanore, Canoul en Cuddapah.  34^ berigt WECENS DE HEERSCHAPPY, ENZ. Tippoo sbltan's Heerfchappyen, 2egt Major rennell (*) zyn zeer uitgebreid;en fclioon de onvolkomenheul der Aardrykskunde, van het Westlykst gedeelte des Schier-eilands, my met toelaat om derzelver NoordlykS Grenzen uit te merken nogthans is het vry zeker dat dezelve tot de Rivier Kistnah ftrekken, aan de Zuidzyde van de Stad Vijtapour , en kan , derhalven, de uitgeltrektheid var, tippoo'* Grondgebied of Koningrvk van de Valeie Ootampaham in 't Zuiden tot de Rivier Kistnah in het Noorden (of liever N. N. Westen) niet minder zyn dan 55o Bntjche Mylen. In de breedte is het zeer ongdyk; op de breedfte plaats, dat is in het Noordlvkfte gedeelte des Eilands, is de breedte ten minlten „o Mf len ; maar minder dan 150 in de Parallel van TritchiL Poly en verder Zuidwaards loopt het in een punt uit. De Grondvlakte heeft men met die van Groot-Brittanie vergeleeken welke gefield wordt op 96,400 vierkante Bntjche Mylen; en het Land van tippoo Wt men da vierkante Graaden beflaat , 't welk op de Parallel van 14 Gr omtrent 07,650 Britfche Mylen uitmaakt. Volgens het Uerigt van Major rennell, was Mr william townshend , een Bediende van de Oost- Mi. jche Compagnie die van Onore na Bednore en Senngapatamreisde, elf dagen op weg tusfchen de twee laatstgemelde plaatzen; die egter, niet meer dan 180 of 190-' KmIm" J ^ ku,?n,en }ÏS^n '■> en deeze befchreef het geheele Land, 't welk hy doortrok , als open en vrugtbaar , en dat hy geen Bergen aantrof tusfchen de Gauts (t) en Senngapatam ' Maar Graaf Cornwallis be- fchiyft m zyn jong te Bengtcn, alle de deelen des Lands van Myfore, welke hy gezien heeft, op zynen tocht van Bangalore na Senngapatam , als over 't algemeen dor en uit den aart ouvrugtbaar; dat het Leevensonderhoud voor Menfchen en Beesten, aleen kan yerkreegen worden door den onvermoeiden arbc.d der Inwoonderen, en dat het land, omftreeks Senngapatam , zeer oneffen en fchraal is De Bergen, voegt hy'er nevens, zyn loutere rots, en'de laagere gronden zo dun met aarde voorzien, en overal bedekt (*) Rennell's Memür of a Map of HimMan. (t, Gauts betekent een Doorgang door 't Gebergte of een* Undmgplaats aan eene Rivier. [n den eerden zin wordt die Woord toegepast op de Camatic , welke verdeeld ii dooi Bergketenen, met veele zulke Doorgangen  vAN th-poo sut.tan. 343 met groote losfe Heenen, ^ ^^.SXhS eenige aanmerkeryke maate van kan treden, belteeden van den gvootrten arbeia- ABERCromby kwamen Deeze vermaarde Bergketei , W , « f heWing, de naauwkeungheid , dan eemge Mgere ^ , lyn van Zomer enr Winter,Hi ^ ^ ^ ^ paalt, toekt z»ch tot 13 Giaadn 1 uitzondering; van Kaap O» tot tegen over Pa- Va\fmgTonSfcneW affien7.n de Kust , zeifftó daï7o'Sen, en djjrganj onurent 40; voor een kort bellek , nadert dezelve tot 6 ^ïui. dl"hoogte van deeze ^g^^gJSSS, groot genoeg om Wijnen^^,J^sfcIeIïdtt ÏTÏ ^fald^eSï^SSSci een Regen - taifoen Ooste en Zuid-wesit. vvium. Wh raaafcen • te weeten -r^tnï)»" »S»1.»- aan de Winuzyce ^r> P.|„n,i Vnn ,ie Rivier Caw- , S^^ ^^^'trdft uien 'er y£ry ot Caveru Volgens Majoi h.h«*_ ^„wkeuritfe Sig opmerkenswaardigs in aan. Deeze «wton Aardrykstefchryver (telt *n Twre Breuk of Opening fchynt te grenzen aan 't geen (*) Deeze ureuK or J>Qli f t Gebergte, noemt, en d'ainville Annamally, ot bet ' , {f d Timmer. wordt "f^^J^te^'™ Lm** ten hout oplevert; t zelve ne|-'c " ne Valei of Open ng Oosten, en »*f£^ Mafthï het'einde van de* ftrekt zich omtrent ,14 Mylenfm ^ boven aangehaalde Mm.  344 BERIGT WEGENS DE HEERSCHAPPY , ÏNZ» Kaap Comorin, 612 van Bombay, 1170 van Cakutta, 29* van Madras, 128 van Tellicherry, 344 van Travancore, 205 van Tritchimpoly, 202 van Vellore en 405 van Fz/ïapour. Natuur en Kunst heeft dit Eiland verlterkt. Myfore, eene verfterkte Stad, omtrent 8 Mylen van Senngapatam, was de oude Hoofdltad, die den naam gaf aan 't geheele Landfchap. Bangalore , door den Graaf cornwallis , op den 21 van Maart 1791 vermeesterd, ligt op de Breedte van 13°. en de Lengte van 700. 37'. 10'. Deeze plaats is, volgeens rennell , van veel aanbelangs voor den Staat, zynde eene fterke Vesting ; uit hoofde van de ligging werd dezelve aangemerkt als het Bolwerk van Myfore aan de zyde van Carnatic. Dezelve is ook van gewigt, als liggende op het midden van het Schier-eiland , voorzien van wegen, in allerlei rigtingen door 't zelve loopende. Men berekent de Inkomften des Souverains van Myjore op vier Crores Roupyen; of zo veele Millioenen Pon. den Sterlings. Zyn Krygsmagt was (in den Jaare 17SS,) zeer groot, beftaande uit niet minder dan 72,800 geregelde Manfchappen, daar onder begreepeu 740 Europsaanen, onder Franfche Bevelhebberen, behalven de Krygsbenden in de Grensplaatzen op 49,000 begroot. Het overige zyns Legermagts, zamengeiteld uit ongeregelde Krygslieden, bedroeg meer dan 35,000 Man; zo dat men de geheele Krygsmagt van tippoo berekent op 155,000 man, van welken 73,000 veel beter onderweezen zyn in den Wapenhandel, dan ooit een Vorst van dat Land zamen bragt (*). De Vader van deezen ontzaglyken tippoo was de beroemde hyder ally , een Soldaat van Fortuin, de Zoon van iemand, die, als Killadar of Gouverneur van eene kleine Sterkte , een der Koningen van Myfore diende. Men wil dat hy de beginzelen van de Kunst des Oorlogs in de Franfche Legers geleerd hebbe ; in 't Jaar 1753 deedt hy zich by uitfteekenheid kennen als hun Helper in de vlakten van Tritchinopoly. Omtrent tien jaaren laater , aan 't hoofd van het Leger der Myforiaanen geplaatst (*) In den Jaare 1751 was de onkunde der Myforeaanen ia den kryg zo groot, dat zy, by een nagcaiarsch, over een veld trokken met tien duizend Lichten, als of zv een ommegang deeden by een Indiaameh liuwtlyks.Fsest. Ormüs Military Transnftions^of Indtftan.  VAN TIPPOO SULTAN. 345 «laatst zynde , ontthroonde hy zynen Souverain, en beCde bet Konin^rvk, onder den tytel van Regent. — Ko?f daïSp bK l'y Zy"e Hee/fchappy aan alle kan ten uit, de Carnatic uitgezonderd; tot hy ten laatften Sh aan het hoofd eens Ryks bevondt , in mtgeftrektS aan Groot - Brittanje gelyk, en het verbaazend inkomen van vier Millioenen Ponden Sterling opbrengende Zl in de Jaaren 1767, 1768, 1769, was hy met de , FnnUchm in Oorlog; in deezen betoonde hy grooten S en bSwaamheld: want een fchielyken inval in de te Carnatic doende, met een Leger meest uit Rmtery beftaande naderde hy tot op zeven Mylen van Madras, en fchreef den Vrede voor aan den Gouverneur dier,plaatse. San in den Taare 1771, leedt hyder ally, weinig my-r S van zyne^Hoofdftad eene volkomene «ederlaage var, het Leger der Mahrattas; met veel moeite ontkwam hy met een klein overfchot der zynen de flachung; en we, derftondt de veelvuldige aanvallen zyner Vyanden, die Tochd kunde noch he? noodige tot eene belegering bezaïen Hy wagtte vol gedulds den tyd af tot dat de vyand, het land verwoest hebbende, door gebrek, zich genoodzaakt vondt het zelve te verlaaten. Eenige weinige jaa«n van Vrede herftelden niet alleen alles in den voorigen ftaat; maar verbeterden zyne Inkomften, en verfterk?e£ zyn Leger tot eene maate, die al e gedagten te boven ging; terwyl, ten zelfden tyde, de verdeeldheden ^ welke onder, te'Mahrattas ontftonden, hem in ftaat fte den om zyne Grenzen, ten hunnen koste, uit te breiden.' Zo veel vermag kloekheid, voillandigheid, en zui- "iSurende den laatften Oorlog, tusfchen Frankryk en Engeland, deedt hyder ally een inval m de CarmUc aan 't hoofd van 100,000 man, zo Voet- als Paai denvolk; de afgerigften ooit door een Inboorehng van Indie te veld gebragt. Zyne overwinning behaald op den Colonel baillie , wiens Krygsbende hy veruoeg, en de daarop volgende hertocht van het Carnatifche Leger, bragt te we»e dat de Britfche zaaken, in dien oord, naar het gevoelen der meesten in Europa , als hooploos wierden tangezien. Gelukkig, nogthans, dat Mr. hastings, toen algemeen Bevelhebber van Bengalen, en wylen Sir eyre coote, Oppergebieder der Krygsmagt in Indie , anders daar over dagten; deeze Krygsheld ftiutte welhaast de overwinnende Wapenen van hyder ally. Met een Lemeng. 1792. no. 3. "a ger?  34-6 BESIGT WEGENS ES HEERSCHAPpT, enz. ger, naauwlyks iets meer dan 7000 man fterk, noodzaakte hy dien onvermoeiden Oorlogsheld het beleg van verfcheide Sterkten op te breeken ; en op den eerften van July 1781 behaalde hy eene volkomene overwinning 0p het vcrbaazend Leger zyns Vyands, beftaande uit 150,000 man. Hyder ally ftondt nog zes nederlaagen door: die van den zevenden Juny 1782 was de laatfte , waarin die twee groote Ivrygsbevelhebbers elkander ontmoeten; geen van hun beiden was naderhand tegenwoordig in eenden flag van aangelegenheid. Beiden ftierven zy hun natuurlyken dood, vyf maanden nna elkander. Hyder op 't einde van.. 1782, en coote in April 1783. Major rennell geeft het Character van hyder ally in deezer voege Op. Zyn Krygsgeluk, gegrond op verbeterde Krygstugt; oplettenheid op verdienden van allerleien aart; bevrediging der ouderfcheide Stammen, die onder hem dienden ; verimaariing van ftaatlykheid en pligtpleeging, dan die natuurlyk uit de waardigheid van zyn Characler ontftondt, en zyn daar uit volgende bezuiniging in kosten zyn perfoon betreffende (waarvan het tefendeel de hoofdonderfcheidmg uitmaakt van 't geen men onder gewoone Vorften, Characler noemt,) gepaard met zyne flipte oplettenheid op de Geldmiddelen; en het gere/eld betaalen zyns Legers; dit alles verh ef hyder zo verre boven de Vorften van Hindoftan, als de groote hoedanigheden des laatst overleden Konings van Pruis/in hem boven de Europifche Vorften ftelden; ik heb deswe*ea hyder ally altoos aangemerkt als de fredrik van het Oosten. Wreedheid was de ondeugd van hyder; doch men hebbe te bedenken , dat hyder's denkbeelden van genade afgemeeten waren naar eert Afiatifchen maatlloken het is met onwaarfchvnlyk, dat hy zyn ei<^en Char-c' ter voor gemaatigd en goedertieren hieldt, en daarin Yo verre uitfteekende boven tamerlank , nadir shah en gmgALLAH 10 Kry£sbekwaamhdd hun te boven TiPPOO fcheen naa zyns Vaders dood, ten oogmerke te hebben den Oorlog voort te zetten. Men verunderllelde, dat een aanval op zyne Landfchappeu in 't Westen van Indie, door ha baanen van een weg tot het aaS zienlykst gedeelte zyner Heerfchappyen, hem van de Carnatic zou aftrekken , en fchoon het weinig twyfel leedt of dit gevolg zou plaats grypen, bleek het nogthans, by de uitkomst, dat het gedeelte des plans, den nertocht of vei-  VAW 1IPF00 SULTAN. 347 veiligheid des Lesers betreffende , niet zo wel beraamd was° Het deerlyk lot des Smaldeels, onder bevel van dpn" Generaal matthews , wees dit uit. Tippoo, ten lesten bevindende, dat de Mahrattas, zyne natuurlyke vyanden' met de Engelfchen Vrede hadden, en dus gelegenheid' om hunne oude vyandfcliappen voort te zetten, en daar en boven dat hy van de Franfchen verlaaten was, bèfloot, i'choon ongaarne, Vrede te maaken. By dien Vrede in Maart des Jaars 1784, te Mangalore getekend, werden de zaaken ten naasten by op denzellden voet gebragt, als ze zich vóór den aanvang der vyandlykheden bevonden. c Het algemeen Characler van tippoo, fchryft Major rennell, is dat van een allereerzugdgst Man; hy bezit groote bekwaamheden voor den Kryg, en het beheer der Geldmiddelen; hy fteekt uit in wreedheid, en is onverzettelyk gehegt aan zyne eens gemaakte ontwerpen; hy is ongetwyfeld, de mngtiglte van alle Lands Vorften in Hindoftan; doch de verregaande vérfmaadlng zyner eigene Qnderdaanen maakt het onwaarlchynlyk dat zyn Kyfe lang zal ftaan (*). _. . ,, Een Afftammeling van de Hindoo - Koning van Myjore t door hyder ally ontthroond, is nog in leeven, en wordt als Staatsgevangen te Seringapatam bewaard, uy gelegenheid vertoont men hem aan het Volk: het in leeven laaten van deezen Afftammeling levert een llerk be< wys op hoe zeer de Volksvooroordelen aldaar werken ten voordeele van de Familie hunner oude Koningen. —— Het maakte een gedeelte uit van het plan der Krygsverrigtingen des Zuidlyken Legers onder den Colonel fu_llarton, in den jaare 1783 , om van Coimbettore na Seringapatam te trekken, om deezen Prins te verlosten, en het Volk van Myfore af te trekken van hunne onderwerping aan tippoo, en veele Mannen van doorzigt dagten dat"het wel gelukt zou hebben, indien de omftandigheden den Colonel hadden toegelaaten zulks te onderdaan. (*) Men bedenke, dat rennell zyn Werk , waarin deeze Cbaractcrlchets voorkomt, in den Jaare 17Ö8, uitgaf. Aa a VA-  348 VADÏRLÏKE »AAI> VADERLYKE RAAD AAN 2ÏNEK ZOON. Hoor na uwen Faier die u gewonnen heeft! SALOMO. Tyar thans het tydflip, het oogenblik, als met fterke fchre-, den nadert, dat gy verre van de Woonlng uwer Ouderen, ui eenen anderen oord der Waereld, aan u zei ven zult overgelaten zyn , om aIs Leerling in de beginfelen van fe"vnIv0,0rnaUarWagtend|befaan * °"Jm™> e" ^ oXwa '" lchyn yk naar eigen lust en zin te leeven ; daar eischt mvne vader yke p igt vordert myne zugt rot uw tyde yk en eeuw.g geluk, u, eer gy van ons fcheiden zult, mynen wel- meenenden raad mede te deelen, om u zóo veel in mv dn', "EL ll\ °m V ,zweevende verderf te waarfchuwen, en dus, ware het mooglyk, te behoeden , en mogten my tot onuitfpreeklyk genoegen vertrekken, niet te vergeefs voor u gearbeid te hebben , en ik zal gerust ten grave da. len .n de volle verzekering, van door my alles toegebragt te hebben, wat (trekken kan, om uw waaragtig geluk hfer n den tyd, en namaals in de eeuwigheid, te bevorderen. Reis dan, met Hem, die alles gadeflaat, en, landt gy aan ter plaatle uwer begeerten, Iaat dan uwe êerftè en vooniaam" 11e pooging zyn, kennis te verkrygen, aan braave — S. «arae __ verflandige medemenfchen; zulken van wien gy waarlyk nut kunt trekken. Znlken wier bywoonins u in achting by anderen zal brengen tracht doÖT vriènde™ lykheid en onderwerplykheid, (doch zonder laag te »n? in hunne gunst te genaken, —1 maak gebruik vfn hunne les" fen en raadgevingen, indien gy begrypt dat zy u van eenJt nut zouden kunnen zyn; tracht, onder dezelven, eenen waaren echten vriend te vinden, want, _ een ' re/te ynend ,s een meJiejn des levens-, met een woord, tracht al. toos de achting te verwerven van mannen Van verdienften w.er omgang u tot luister verllrekt; en ter bevordering van uwen goeden naam! en het zullen deezen ook zyn de u bevorderlyk zullen kunnen weezen, indien gy het verkies in alies wat weetenswaardig is. Denk, dat de jeugd m jónge Jaaren de tyd is, om u in de eerlle beginfelen van alle Weetenfchappen te oefenen: om vorderingen te m aken in dien kring waar in gy eens der Maatfchappy , en u zël' ven van nut hoopt te weezen! een luy en ledig leven is ten faoogften nadeehg, de Mensch moet werkzaam zyn^ da r toe-  AAN ZrNEN ZOON. 349 » hy vm zynen wyzen Schepper gefchikt, en ——— de zugt r.aar geluk zet hem daar toe aan, —— oefen n dan met alle vlyt zyt opmerkzaam in de ondervvyzingen die gy ont¬ vangt; eens zult gy de voordeden daar van genieten: —— betragt uwen pligt als leerling ten vollen, zoo zult gy eens, ties te gemaklyker, die van Meester kunnen vervullen. Dan, ik wil egter niet, dat gy u zult onthouden van geoor. loofde uitfpanningen, de boog , zegt het fprcekwoord , kan altoos niet gefpannen zyn; de Mensch is ook gefchikt om het genoeglyke van deeze aarde te fmaaken ; de Waereld is geen traanendal neen; zoek waardig gezelfchap byeeu- komften, genoodfchappen, die u kundig kunnen makken , — die u vervrolyken ■ die u opfisuren i en telt gy onder uwe uitfpanningen en verlustigingen den Schouwburg, wel, woon hem fpaarzaam by ■ gebruik hem ter verbetering van uw gedrag, als een fchool der zeden laat hy u niet alleen tot vermaak, maar tot nut en leering, verftrekken. Doch befchonw hem liegts als — een uitfpanning, en laat nooit geen zaaken van meerder belang agterwege, om uwen Tooneellust te voldoen, dan ,zal hy u tot nut kunnen zyn geene tente der iedel- heid voor u weezen, maar tot een fpiegel des leevens, tot een fchildery van de handelingen der menfchen. verftrekken! Maar, is 'er een tyd om vrolyk te zyn! daar is ook een tyd om ernftig te weezen. Vergeet nimmer de naarftige by wooning van den op-Miibaaren Godsdienst; doch niet uit fleur en gewoonte, maar met edele oogmerken! gaa in het Huis des Heeren, om , met de faamgevloeide menigte in zyn Heiligdom , Hem te looven , te aanbidden , de belangens van uw Vaderland en Kerk aan zyne genadige en wyze befcherming op te draagen, en hoort gy daar foms doorwrogte Leerredenen voordellen! laaten zy u verftrekken, niet alleen ter vermeerdering van uwe kundigheden , maar bovenal ter verbetering van uw gedrag! dus laat God, en zyne heilige dienst, altoos de baake zyn waar gy uwen koers naar rigte: dan zult gy kunnen ftaan , in den boozen da" , tegen alle de aanlokfelen deezer zoo verleidende Waereld! en hier, hier is het, dat ik uwe opmerking vorder: laat dus myn volgende raad u (niet mis- haasen' Niemand is meer vatbaar voor de verderflyke verleidingen, dan de jonge onervaarene niets weetende, jeugd, ó! hoe glad is de baane , die gy bewandelt. hoe ligt kunt gy ftruikelen, ja, onherftelbaar, nedervallen, hoe veele ver¬ leidende Sireenen omringen u, —— vennyd dus bid ik u de plaatzen der ontugt, ■ zy loeren op u, haare valfche vleitaal maakt u in bedwelming —— één enkel oogenblik maakt u onherftelbaar naar lighaam en ziel zy berooven u van uw geld, en uwe gezondheid- en- helaas —>— hoe draagt gy Aa 3 aan  35<3 VADERLYKE RAAD aan de gevolgen van het bedrevene kwaad , foms een ziek» lyk , walglyk, lighaam om; veracht van eiken braaven, wordt gy gefchuwd van een ieder; een befchuldigend geweeten, en een ongefteld lighaam, doet u uwe leevensdagea niet ter helfte brengen ! en dat nog meer is: hoe onverantwöordelyk zal uw gedrag zyn by dien God , wiens Heilig woord u leerde , uw vat te bezitten in Heiligmaakinge en Eere! Zie dan toe, indien gy ftaat dat gy niet en valle zyt doof voor de vleijingen der vreemde Vrouwen', misbruik u lighaam niet, dat heerlyk meesterfluk van uwen Schepper, door fnoode ontuchtigheden , maar • zeg veel liever by eiken aanzoek rot zonde : Hoe! zoude ik zulk een groot kwaad doen^ en zondigen tegen God! Vermyd ook die plaatfen, waar fpeelzugt de hoofdrol heeft: laat het goud de bergen opééngeflapdd Muntmetaal, u niet betoveren , niet bekooren groot is het onheil, dat het zelve u kan berokkenen, en daar veelen, door on- regtvaardige ftreeken, de minkundigen van alles listelyk wee» ten te berooven, daar loopt gy gevaar om uw geld, dat gy tot nuttiger einden kunt befteeden, u valfchclyk te zien af' winnen, wat is het einde van den onmaatigen fpeeler? ach! armoede en zetfsverwyting , dat fomtyds eindigt, in, wanhoopig, de handen aan zich zeiven te (laan, en zoo (lapt hy, zich vervloekende, ——. de ontzaggelyke Eeuwigheid in! Hebt ook een afkeer van die plaatfen, waar de volgefchonken beker tot in den morgenflond rondgaat, die den wyn lief heeft, zegt Salomo , dat is die denzelven onmaatig gebruikt, ■zal niet ryk worden .' want, groot zeer groot, zyn de rampzalige gevolgen van hun, die by den wyn vertoeven, die ft'erken drank najaagen! men maakt zich onbekwaam, om de heerlyke vermogens , waar mede de wyze Maaker ons befchonken heeft, behoorlyic te gebruiken ! ongefchikt om ons tydelyk beroep naar belïooien te verrigten, verliezen wy de achting van alle braaven armoede wordt ons deel; —— wy verliezen de fchoonheid van ons welgevormd lighaam — worden ten fpot en fchande onzer medenatuurgenooten, —— der liunenleeving onwaardig, en loopen gevaar van eeu¬ wig vevlooren te zullen gaan, daar de ronde taal des Bybelwoords ons immers leert, dat dronkaarts het Koningryk van God niet zuilen beërven; nu dan, merk op het geen ik zegge: behoed uw hart boven alles, wat te bewaaren is , want, daar in zyn de uitgangen des leevens! Hebt gy ledige uuren, gebruik dezelve tot uw wezendlyk geluk, verlustig u in het leezen van nuttipe Schriften die u in fraaije Letteren Konden en Weeienfchappen , kunnen doen vorderen, en die wy thans in onze dagen genoegzaam bezitten ; zoo zult gy uwen tyd — uwe uuren, met vrugt en ten nutte fiyten, —— ia  aan zynen zoon. "51 h kundigheden vorderen, _ in deugden toeneem» en ten ^leï anT «ffiSM ^ zeiven Ü uwe ^LSUj den vennen dag recerTe"en?°dé ^ekl™eden"?verzuimenisfen waaraan gy ÏTelvenfcnuldlg bevindt! trachtende een onergerlyk gewe ten l bevvaaren, y«Tr « * Aar/f**/ zoo zult gy u zelven e te vewyten hebben: met één woord, en om a les m he! kort « zeggen, wees wys! deeze ééne Spreuk maakt al ^zfe^aïVyni welmeenende Raad, en ik weel niets gepas«« om mvne lesten aan u te beflniten, dan, met de opmer- alles onderzogt doorzont = ,v,.j,W « ó tonee- val ik zvne woorden de mynen maaken: leibyd L,it. Ze jeugdJ laat uw''hart u vermaaken; wandel tndc velen uwes harten; in de aanfckouwingen uwer oogen! doch Houd altoos in gedagten , dat God, om alle deeze dmgen, u zal doen komen voor het gertgte! uPaP.r en Hier ziet gv nu, myn Zoon! het geen ik van u begeer, en met régtva/u afvorderen mag: bewaar deeze gebrekkige Les- fel als een Gefchenk uwes Vaders, eri vindt gy, ma ïelven1 eenige opwellingen tot zondigen eemge^erzoek». gen ten kwaade, lees dan deeze; en _ ftretóen de lelve om u van het kwaade te rugge te houden, dan zal het my tot een onuitfpreeklyk genoegen gedyen dat i : met te vergeefsch aan uwen tydelyken , en eeuwigen, welftand ge. ^Acïmogten alle Jongelingen, mogt de VaderlandfcheJeugd, allen welmecuendenVaad, zich ten nutte maak en om noch in deezen dag te bekennen , wat tot hunnen vrede dtent e r j , verborgen word voor hunne oogen! help hun, o! vatier, oic aUesbeftiert, door alle de verwisfelend, Tooneelen van die ippven enlaaien zv, terwyl zy zich in alles trachten te fchikïenaaruwen allervolmaaktften wil en welbehaagen, die> troost ïyke gemeenfehap, met u, ondervinden, et. genieter op deeze Waereld, welke flegts een aangenaame voorfmaak en onder pand is van die alles te bovengaande verlustiging , welke uit fwe önmidlyke. tegenwoordigheid in de toekomende Waereld zullen voortvloeien. Al 4  be tem?el van hymen. de tempel van hymen. Een Droom. (Uit the Varitm Pieces in Ferfe and Profe by the late Dr. COTTON.^) Eenige dagen geleden ontving ik de Huwlyks-bekendmaak king van een Vriend. By dergelyk eene gelegenheid is Jiet natuurlyk dat wy ongevoelig opgeleid worden tot aanmerkingen over dat Onderwerp. Zy bleeven my by tot den avond , en te bedde des eenigen tyd gepeinsd hebbende, viel ik in een zagten flaap, wanneer myne verbeeldingskragt, in den droom, my een ruim Tempelgevaarte voorftelde aan hymen, den Huwlyks-God, gewyd. Op een kleinen afitand van my zag ik een vrolyken hoop van beide de Sexen, die den weg na den Tempel namen, om met elkander de Pligtpleegingen voor hymen af te leggen. Onder hun was een booze Geest ingedrongen, wiens gedaante zo byzonder, en wiens heerfchappy over de menigte zo algemeen , was, dat ik 'er mynen Leezeren eene befchryving van moet geeven. De naam van deezen Geest was wellust, het bovenfle gedeelte zyns Lichaams hadt de gelykenis van een Mensch, van zyn middel tot de voeten die van een Bok; zyne oogen puilden uit, roodagtig en glinfterende; zyn kleur was zeer onvast, van bloedrood tot doodfche bleekheid overgaande; zyn geheele geitel werd met geweld gefchokt door de vervoering van ongebreidelde drift. Op deezen Geest volgde wanlust, met een zieklyk gelaad, en donker oog. Naast wanlust ftondt berouw met den hoed in 't aangezigt getrokken , en een Worm knaagde diens leevensdeelen. Grootlyks ftond ik verfteld over deeze gedrogtlyke Gedaanten , en te meer was ik aangedaan als ik opmerkte hoe gereed veelen myner Medemenfchen aan de inboezemingen van den wellust het oor leenden. Dan myne verwondering verminderde als ik nader toetradt; want ik ontdekte dat zyn adem van zulk eenen boosaartigen invloed was, dat dezelve alle de ongelukkigen, die binnen het bereik der befmettinge kwamen,, bedwelmde, en van redekragt beroofde. Ik was in zo groot eene on titel ten isfe over 't geen ik gezien had , dat ik eene wyl in beraad ftond, of ik my in woordenwisfeling zou inlaaten met deeze fchaare , gereed om in dea Tempel te treeden. Opgetoogen in vertwyfeldheid, naderde my een deftig oud Perfoon . wiens naam bed4GTzaamueio was. Hy bekleedde een voornaame post in het Heiligdom ;  t>e tempel van hymen. 353 i I dom; en deelde zo diep in de 'hoogagting van den Huwlyks| God, dat hymen nooit, of zelden , zynen zegen gaf over de [ ïgtverbintenis van eenig Paar, 't welk door deezen Tempeldienaar niet was ingeleid. Als hy zich by de menigte ver» voegde, onder welke ik bevond dat hy een volkomen vreemdeling was, ontftondt 'er eene algemeene te onvredenheid en gemor ; veelen ontweeken zorgvuldig alle gemeenfchap mee hem. Doch het was opmerkenswaardig, dat allen, die zich dus van hem hadden afgewend , als zy uit den Tempel gingen, door een der jammerzalige Gezellen van den wellust, wanlust en berouw, weggeleid wierden. Hymen tradt te voorfchyn, met ftaatlyke fchreden wandelende. De eerfte in zyn ftoet was liefde , in de gedaante van een Cupido; fteeds duizend kleine trekken fpeelende , en bevalligheden aan den dag liggende om een gunftigen opflag te verwerven van den Huwlyks-God; en de tedere oogflag, waar mede hy dit Kind bejegende, wees duidelyk aan, dat het zyn grootfte gunfteling was. Hymen zelve hieldt in zyne hand een Fakkel , die, hoe langer dezelve brandde, te helderder vlam gaf. Hy werd ,pnderfteund door deugd , eene Vrouw van de inneemendfte bevalligheid, gekleed in een wit fchitterend gewaad, 0111 haar hoofd fchitterde een glansryke heerlykheid. Op de deugd volgde schoonheid , gedoscht in het zwierigfte gewaad, en tot verrukking toe met zichzelve ingenomen. Zy werd opgeleid door een Jongeling , vrolyk hup. pelende , met bloemen bekransd, en vleugelen aan de fchouderen. Vervolgens deedt zich de geldzugt op , in de gedaante I van een (legt gekleed Oud Man. Zyne oogen waren die van een Havik, en de nagelen zyner vingeren ftonden gekromd als de klaauwen van een Roofvogel. Hy maakte veel ge. rugts; onbefchaamdheid en vermetelheid was op zyn aangezigc te leezen. De ftoet werd opgeleid door verbeelding, eene Vrouwe altoos veranderende in weezenstrekken en kleeding; en, 't geen my verbaazend voorkwam, zy behaagde onder welk eene gedaante zy zich ook vertoonde. Onmiddelyk na dat de Huwlyks-God den Tempel was ingetreeden, beklom hy den Throon, en leunde met zyn hoofd zagtlyk op den boezem der deugd; liefde en schoonheid vervoegden zich aan zyne regterhand; aan de (linkerhand werden güldzugt en verbeelding geplaatst. Terftond ging hymen voort met de voltrekking der Huw. lyksplegtigheden; doch 'er was zulk een verward geluid van lachen en zugten, dat ik de noodige aandagt niet kon befteeden om berigt te geeven van alles wat 'er voorviel. Ik teken1 de alleen op, dat veele van de Huwlyken zeer ongeiyk waren, in  35+ DE TEMPEL VAN HYMEN» ja zo verre dat hymen de Paaren met wederzin zameiivoeg* de, en maar half toefternming gaf aan zyne eigene Infteliing. Naa de volvoering der Plegtigheid werd 'er ftilte in den Tempel geboden ,• want hymen hadt ten oogmerke een Gefchil te bellisfen , 't welk langen tyd gehangen hadt tusfchen de Perfoonen , die rondsom het Huvvlyks-Altaar Konden. Op deeze verklaaring verdeelde zich de menigte, en, overeenkomftig met de onderfcheidene inboezemingen hunner driften , koozen zy party tusfchen de Mededingers. De jongen rangfchikten zich aan de regter zyde van den Throonj de Bejaarderen voegden zich agter die ter flinker zyde ftonden. Liefde vong aan met eene klagte tegen geldzugt in te brengen; zeggende, dat deeze zo veelen hadt overgehaald tot zyne party , dat weinigen , tot groot nadeel van dient Staat, in welken de Godheid gewild hadt dat hy altoos den; voorrang zou hebben , zyne zyde hielden. Terwyl de Liefdegod dit zyn bezwaar met veel vuurs voordroeg, kwam de armoede uit het midden van den drom te voorfchyn, en Tceek den jongen Klaager met ltoute blikken aan, die zo ver1'cbrikte op dit ontzettend gezigt, dat hy zyne vleugelen bewoog , als gereed om zich weg te maaken. Ten dien (tonde rees geldzlgt over einde, en vervoegde zich tot den Regter, met aan te toonen hoe noodzaaklyk zyne tegenwoordigheid was om den Huwlyken Staat zo vol zegeningen te doen zyn als oorfpronglyk door deszelfs Infteller beftemd was ; nevens andere bewysredenen, die, waren zy voorgedraagen geworden, Biet zo veel zedigheids als kragts, niet gemist zouden hebben om veele tot zyne zyde over te haaien. Deeze aanfpraak werd gevolgd door de luidrugtigfte toejuichingen van het gezelfchap , 'c welk agter hem ftondt. Dit deedt den ouden man zegepraalen , en hy verdubbelde het ophaalen der voordeelen , welke het Geld den Gehuwden aanbragt ; dan het geweld zyner gebaarmaakinge deedt zyn kleed van vooren open gaan, en naare zorgen hingen, in de gedaante van Slangen , Toor elks oog. op zyn borst. Hierop was liefde gereed oai het pleit, ten zynen voordeele, te agtervolgen. Maar hymen , die zeer wel het aanbelang van beider te- ; genwoordigheid kende , om het Huwlyksleven draaglyk en gelukkig te maaken, eindigde het Geding, door eene Vereenigiag voor te (laan tusfchen liefde en geld : zy ftemden hier in beidj toe. Zy hadden de handen niet zamengevoegd, ten teken dat zy in den voorllag des Huwlyks-Gods bewilligden, of de liefde kreeg de bevallige gelaadstrekken weder , en zy fcheenen veel verrukkenüer dan te vooren. Dan de verandering, die de geldzlgt onderging, was veel grooter, de gretig «grypende kïaauwen vielen van zyne vingeren af, zyne oogen vertoonden al derzelver voorige inhaaligheid, en de trekken var» zyn Tceek den jongen Klaager met ltoute blikken aan, die zo ver1'cbrikte op dit ontzettend gezigt, dat hy zyne vleugelen bewoog , als gereed om zich weg te maaken. Ten dien (tonde rees geldzlgt over einde, en vervoegde zich tot den Regter, met aan te toonen hoe noodzaaklyk zyne tegenwoordigheid was om den Huwlyken Staat zo vol zegeningen te doen zyn als oorfpronglyk door deszelfs Infteller beftemd was ; nevens andere bewysredenen, die, waren zy voorgedraagen geworden, met zo veel zedigheids als kragts, niet gemist zouden hebben om veele tot zyne zyde over te haaien. Deeze aanfpraak werd gevolgd door de luidrugtigfte toejuichingen van het ge-  de tbmfel van hymen. 355 zyn gelaad kreegen zagtlieid en menschlievendheid. De liefde naderde, en 's ouden mans boezem zagtlyk ftreelende, hieldt het gefchuiffel der Slangen op, en de pynigende zorgen weeken. Dit Gefchil, op deeze wyze, in 't vriendlyke beflist zynde, tradt schoonheid te voorfchyn , en nam, naa veele gemaakte gebaarden, een kwynenden oogflag aan, en lispte een klaagende befchuldiging uit tegen geldzlgt (even als liefde gedaan hadt); te verftaan geevende welk een inbreuk dezelve maakte op haare heerfchappy. Isaauwlyks hadt zy drie volzinnen geuit, of haar naderde een 1'chriklyk weezen. Zyn hair was als met een ruigen rym overdekt, zyn aangezigt met diepe vooren geploegd, en uit zyne oogen droopen lymerige vogten. Wanneer schoonheid in deeze gedaante den olderdom met waggelenden tred zag naderen , fcheen zy geheel bedwelmd door angftige gedagten; de roozen vlooden van haare kaaken, en zy viel in zwym. Hymen , weetende dat de geaartheid van deeze jonge Dogter trots en meesteragtig was, en alles wilde overheerfchen, doch teffens onbekwaam, om het met eenige gefchiktheid te doen, beroofde haar voor een goed gedeelte van haar uitgeftrekt gebied , en gaf de grensplaatzen aan verbeelding; die thans met onbepaald gezag handelt, en niet toeftaat dat iemand zich by schoonheid vervoege , zonder haar eerst gelproken te hebben. zedelyke bedenkingen. TToe ligt, hoe fchielyk, laat de mensch den moed niet val- JLjL len 1 Eenige tegenhedeu be;egenen hem , en wel dra bezwykt hy onder den last der verdrukking. Hy is, met al zyn moed, dra ter neergeflagen: zyne ftandvastigheid, welke men zou denken dat nimmer zou wankelen , begeeft hem dra, en hy bezwykt vaak, zo ras hy het gewigt der te- genheden zyne fchouders voelt drukken. De minne men. fchen bezitten kragt van reden genoeg , om zich zeiven te wapenen en te verzetten tegen da nukken van hunnen wispeltuurigen toefland van voor- en tegenfpoeden ; welke laatlten hen terftond ter nederdrukken ; terwyl de eerften by hen nooit zo volkomen zyn, dat ze 'er niet eene menigte klagten over uitboezemen. De minfte menfchen hebben het ooit zo volkomen naar den zin, dat ze niet over 't een of ander te klaagen hebben. Nu is het te koud , dan valt het hun benauwd heet. Nu vind men 't nergens naar zyn zin, om dat 'er naauwlyks eenig koeltje gevoeld word; dan blaast het minfte windje , dat zich verheft, weer wat te flerk. „ Niets mag men  35* 2edelyke BïOTJSTtfjrCïüf. men gevoelen , of men befpeurt eene ongefteldheid ; nimmeï is men volmaakt gezond genoeg. Altyd moet men klaa. gen, altyd fteenen, tenzy eenige vrolyke oinftandigheden ons beletten aan het kwaad te denken. Nu heeft men te weinig, dan weer al te veel, bezigheden: Nu komen de vermaakeu alle te gelyk ; eene opeenftapeling doet 'er de mensch den walg van fteeken ; dan weer klaagt hy dat ze veel te fpaarzaam komen. Men vind maar zeer weinige menfchen ftandvastig genoeg, om in de minfte tegenhedeu niet aanftonds te bezwyken; weinigen, die ftand houden tegen de wisfelvalligheden der Waereld. Intusfchen weeten wy, dat elk mensch, hy zy dan wie hy zy, nu of dan, min of meer, deelen moet in 's Waerelds onbeftendigheden: en dit zo zynde, hoe onbillyk is het dan , nimmer eenig deel te willen hebben in de wisfelvalligheden van dit ondermaanfche; maar altyd te willen bevryd blyven van zulke, omflandigheden , waaraan de mensch, van de geboorte af, natuurlyk onderhevig is. Indien elk mensch zyne daaden en handelingen beftendig i»ïigtte naar de heilzaame regels van regt en biilykheid, hoe veele daaden zouden 'er agter blyven, welke men nu ziet pleegen, en boe veele daaden wierden 'er bedreeven, die nu agterwege blyven. Hoe. genoegelyk en gerust zoude het leven op aarde zyn. • Hoe vreedzaam, hoe broederlyk, zouden de menfchen onder eikanderen verkeeren. De een zou den anderen niet ftoo- ren , maar ftil en gerust laaten in zyne bezittingen. Men zou het verkeerde niet poogen te billyken , en dat regt is niet voor onregt tragten te doen doorgaan. Waar zou men el- kanderen vervolgen, haaten, en tragten uit zyne bezittingen uit te dryven. Men zou eikanderen befchouwen als uit eenen ■bloede voortgefprooten, als kinderen van éénen Vader, als natuurgenooten onder elkander? Dan de mensch ftaat tegen den mensch op, men verdelgt eikanderen, men woed tegens eikanderen , en bedryft de ongehoordfte wreedheden ! —— Wat uitzinnigheid is dit, en dat van Weezens, die den naata van redelyke Weezens willen draagen. C. v. d. G.  MENGEL WE R K, TOT FSAAYE LETTEREN, KON STEN EN WEJETENSCHAPPEN, BETREKKELYK. BER1GT WEGENS de WYSGEEREN, DIE DE VEELHEID der werelden geloofd , en die dit GEVOELEN NIET aangenomen hebben ; met ttNIG verslag van hunne SCHRIFTEN, en BEDENKiNGEN OVER. die strydige begrippen. Door den Heer GiRAKD, Arts des Kênings, Opligt er van de Mineraals Wateren van Bagnols en St. Laurent, Correspondent van de PHiloJophifche ' Sociëteit der Weetenfchappen en nutte Kunjien te Lyon, van de Koninglyke Sociëteit der Weetenfcliappen te Montpellier, en der Geneeskunde te Parys. (Journal des Sciences unies.) (Het Vervolg en Slot van bl. 320.) C choon het btyke , dat aristoteles het gevoelen, van O democritus, wegens de Veelheid der Wereldenomhelst hebbe (*_), beweerden egter de Peripatetifche VVysgeeren, dat de Maan geen Aarde kon weezen; dewyl 'er geen Dieren waren, die 'er niet konden weezen , dan met voórtteeling en verderf , en dat de Maan onvëtderf]yk tot heden altoos dezelfde blyft, en men 'er , van den aanvang der Wereld af, geene verandering in befpeurt.Cf;. Dan hevelius brengt hier op in't mid¬ den , dat onze Aarde , hoe vol verderfs dezelve ons ook moge toefchynen, nogthans geduurd heeft zo lang als de Maan, waar in veranderingen hebben kunnen voorvallen, door ons nooit ontdekt; dewyl ze plaats greepen in de muidere gedeelten en enkel op de oppervlakte, gelyk die > ' • ".'' ■.V'^djjHBp C*) Lud. caelius rhodk;. Lib. I. c. 3. p. 131 14» (j) Oeuvres 'de cyrano de bergerac, Pref. p. VIL MENG. 1702. No. 9. B b  ,;,t ©VER DE VEELHEID die op de oppervlakte onzes Aardkloots voorvallen, welke wy niet zouden ontdekken , waren wy 'er zo verre van verwyderd als van de Maan. Hy voegt 'er andere bewysredenen nevens , bekragtigd door Waarneemingen welke hy zegt gedaan te hebben met behulp eens Verrekykers van zyne uitvinding, die hem in de Maan deedt zien, dat de verlichtfte en donkerde deelen, de groote en kleine, eene nette overeenkomst hebben met onze Zeeën, onze Rivieren, onze Meiren, onze Vlakten, onze Bergen en onze Bosfchen (*). Plutarchus de Veelheid der Werelden, algemeen door de oude Griekfclie Wysgeeren geleeraard, voorgelleld hebbende , verklaart , „ dat hy wel verre was van hun te ,, veroordeelen, en dat hy het zeer vvaarichynlyk vondt, „ dat 'er eene ontelbaare, fchoon bepaalde, Veelheid der ,, Werelden was, gelyk aan de onze (f)." Het blykt uit zekere plaats by dien zelfden Gefchiedfchryver, dat men, ten zynen tyde, reeds gefchil voerde of 'er in de Maan dampen of uitwaafemingen waren, die zich boven de oppervlakte verhieven , en daar regen en andere vernevelingen baarden. Plutarchus fchynt over te hellen tot de zyde der geenen, die zulks lochenden; hy geloofde, dat de Maan dermaate verhit werd door gelladig befcheenen te worden van de Zonne, dat alle vogt daar uit °-e. dampt moest weezen , en 'er niets overbleef om nieuwe dampen te verwekken ; waaruit hy afleidt, dat 'er geen Wolken, geen Regenvlaagen, geen Winden waren, en, by- gevolge, geene Planten of Dieren (|). Deeze reden is dezelfde als die aangevoerd wordt door de hedendaagfchen , die zich aankanten tegen het gevoelen dat de Maan bewoond zou weezen: tetwyl het eenige gevolg, 't welk men noodzaaklyk uit deeze zwaarigheden zou moeten trekken , zou zyn , dat de Weezens , die deeze Planeet bevolkten, moesten verfchillen van die deeze Aarde bewoonen, en eene gefleltenisfe orndraagen , gefchikt naar den verfchillenden aart der Planeet, hun ten verblyve toegefchikt. De Heer de la hire hadt, ingevolge zyner Waarneemingen , geoordeeld, dat de vlekken der Maane, die men voor (*) Hevelius, p. h*>, 133, 134, 149, 297, & alibi. Cf) Plutaxch. Oper. 430. In Lib. de Orac. deteét. (li Oper, tom. IJ. p. 938. C. Nu/la lumm ri- gat pluvia.  voor Zeeëa hieldt , niet anders waren dan groote^vlakten. land, welker grond natuurlyk veel zwarter is. Maar, indien 'êr geen Z?eën in de Maan gevonden worden ,s. 'er geen Dampkring, althans geen tratrt het licht, 't welk by Zonnetaamngen zich vertoont,, uk te le-en, zonder een Dampkring te vcronderftellen; welk fchynzel, nogthans, het fterkfte bcwys oplevert voor 35 Dampkring der Maane, 't welk men kan brengen. Hier uit zou, naar 't denkbeeld van den Heer de la hii>f voken dat 'er, geen dampen of regen m de Maan zynde , ook'geen Planten, geen Menfchen, zouden kunnen ^a^Man van de uitgebreidlte kundigheden in Europa, in alle menschlyke Weetenfchappen door en door bedreetn, de voortreflyke leibnitz, viert .zyner tem bot als hv fpreekt over het onderwerp, t geen wy thans be,ande!en: en laat zich, wegens laneetbewoonaers in deezcr voege hooren: indien" de weg van gen.ee» • fchan met de Planeetbewoonders, volgens den Heer hui S vrv gelyk aan die op onze Planeet zich bevinden, opei 'ftondf ^zou 'er eene Algemeene^ Kerkvergadering dienen aankleed te worden, om te onderzoeken of men v rpli"t ware de Voortplanting des Geloofs buiten onzen SdkloorJu te ftrekken. Veele». zouden ongetwyfeld bew££Td«£ redelykeWeezens f^ATorZ, adam afdammende, geen deel aan de Vertafipg do^rjj tus Christus hebben: anderen zouden■ mit&hien zeggen dat wv niet genoeg weeten waar adam altoos geweest, fe nol wat 'er wierd van zyne geheele naakomehnglchap ; deWyf°men zelfs Godgeleerden gevonden heeft , die de Maan voor de plaats van het Paradys hielden , en mis Sn zou men by de meerderheid , als het veihgfte , befluten def/e twyfelagtige Menfchen te.doopen onder voorwaarde dat zy 'er vatbaar voorwaren; doch ik twyfel of men hun ooit Priesters in de Roomfche Kerk .zon maa£n dewyl hunne Corporatie» altoos twyfelagng zouden weezen, en men het Volk blootftellen aan een daadlyke. Af'oderv vol-ens de onderftelling dier Kerke. Geluk-, Êg onXtVde°natuur der zaake ons van deeze verlegen-, mOp(eenê andere plaats van huigens en fontenelle^ (* Leibnitï, Nmmux Efais fur £'entendement humuin, p. *7*>  36© ©VER DE VEELHEID fproken hebbende, fchryft hy, „ men zou zeggen dar het, in het Ryk der Maane Van Arlequin, alles gaat gelyk hier. 't Is waar, dat men geheel anders oordeelt over de Maanen, (die alleen Satelliten zyn), dan over de Hoofdplaneeten. Kepler. heeft een klein Boekje nagelaaten waarin men eene geestige verfiering van den iïaat der Maane aantreft , en een vernuftig Engelschman Iaat een Spanjaard van zyne vinding, door de Trekvogelen na de Maan voeren, zonder te fpreeken van cyrano (*), die naderhand deezen Spanjaard ging opzoeken. , Eenige Mannen van vernuft, een heerlyk tafereel willende geeven van het toekomend ieeven , laaten de Zielen der Gelukzaligen van Wereld tot Wereld gaan; en onze vérbeei ding vindt daar ligt een gedeelte der uitfteekende béi heden, welke men aan geesten kan geeven. Maar weli eene pooging zy ook doen, twyfel ik of dit kan aangaan ter oorzaake van den grooten tusfchenftand tusfchen ons en die geesten , en dê groote verfcheidenheid welke mei; daar aantreft. En, tot den tyd toe dat zy de Verrekykers zullen uitgevonden hebben, op hoedanige descartes ons deedt hoopen , waar mede wy gedeelten der Maane niet veel grooter dan onze Huizen kunnen ontdekken, kunnen wy niet bepaalen hoe het is op een Kloot van de onze verfchillende CtV De Abbé paulian houdt de Veelheid der Werelden voor een loutere harsfenfchim , en het Werk van fontenelle voor een Roman , aan welke hy voorts, in zekeren zin , regt doet. Hy haalt de plnats aan van den Burger te Parys op den tooren van Notre Dame na St, Denis ziende , door ons hier boven vermeld, en zegt, dat fontenelle op deezen grondflag zyne redenen bouwt om ons te overtuigen dat de Maan bewoond is: ,, Het „ fchynt my toe," voegt hy 'er nevens , „ dat dit het „ bewyzen is van een voordel omtrent op eenen trant ,, van iemand, die niet begeert geloofd te worden." Maar fontenelle wist zeer wel, dat gelykenisfen geen bewys opleveren, en het is niet op dien grondflag dat hy zyn gebouw ophaalde ; maar wel op de overeenkomiïen en gelykvormigheden van de Maan, met de Planeet , welke wy (*) De Schryver van dien naam hier borwi, bl. 316, vermeld, YïRT. (t) Leibnitz, ajs boven, p. 440.  EER WERELDEN. 3Ö* wy bewoonen. De Schryver van de Dittionaire de Phyfieue zou, zo 't my voorkomt, met meer voordeels, het Stelzel van dien geleerden Wysgeer aangetast hebben , als hy de onbestaanbaarheid van deszelfs veronderftellinge getoond . hadt met de bewyzen , welke hy aanvoert over het niet bettaan eens Dampkrings van de Maan. Maar het verwondert my ten hoogden, dat deeze Exjefuit, die met den grootden ophef fpreekt van zyn Broeder iukcherus , dien hy een zeldzaam vernuft noemt, welken alle Geleerden hebben aangemerkt als een dier Mannen , die de Natuur fchaars aan de Wereld vertoont, om dezelve verbaasd te doen daan: 't verwondert my ten hoogden , zeg ik, dat de Heer paulian niet gewraakt hebbe 't geen 'er weezenlyk belacblyk , enz. buitenfpoorig en laakbaar is in de Iter Extaticum, of Reis in Zielsverrukking, van dien Vader. Zo waar is het dat de geest der Broederfchappen dikwyls invloed heeft op de oordeelvellingen (*). De zwaarigheden , welke men aangevoerd heeft tegen het gevoelen van het bedaan der Planeetbewoonderen, komen voornaamlyk hier op neder. Vooreerst. Men twyfelt of veele Planeeten , onder andere de Maan , een Dampkring hebben, en op de veronderdelling dat zy. dien derven, begrypt men niet hoe 'er leevende Weezens zouden kunnen ademhaalen en leeven. Ten tweeden. Ontdekt men in eenige Planeeten, als Jupiter, enz. groote veranderingen van gedaante op de oppervlakte, en het fchynt dat een bewoonde Planeet veel meer in rust moet weezen. Ten derden. De Comeeten, zyn zeker Planeeten s en het valt ondertusfchen bezwaarlyk te gelooven, dat ^de Comeeten bewoond zouden weezen, uit hoofde van het verbaazend verfchil , 't welk derzelver Bewoonders zouden moeten ondervinden in de hitte der Zonne, die hun nu zou verfchroeijen, terwyl zy op andere tyde.n weinig of geen warmte genooten. De Comeet, by voorbeeld, van den Jaare MDCLXXX, is bykans over de Zon been gegaan en vervolgens van dezelve zo verre afgeweeken, dat zy in meer dan 575 Jaaren 'er niet weder by zal komen. Welke leevende Lichaamen zouden in ftaat weezen, om, aan den eenen kant, die (*) Hoe de Heer huigens over de hersfenfchilderingen van dien Vader oordeele , kan men zien in zyne Cosmotheoros, of Wereldbefchmwer, bl. 123 der Nederd. Versaaling. Vert. Bb 3  3^2 OVER DE VEELHEID die brandende Uitte, en dien trap van koude uit te barden ? En dit zslfde geldt in evenredigheid omtrent de andere Comeeten. Ten vierden, brengt "men Tegenwerpingen by, uit de-Godgeleerdheid ontleend. Men heeft op deeze zwaarigheden , in 't algemeen, geantwoord. Vooreerst. Dat de Dampkring der Planeeten bevveezen is door een groot aantal Starrekundige Waarneemingen'; volgens welke ook de vlekken en banden, op Jupiter waargenomen, aangemerkt worden als groote Waterkanaalen, of van eenige andere" vloeiftoffe, en dat de duistere plekken van die Planeet genoegzaam zyn om te doen gelooven, dat de oppervlakte omringd is met aarde en water , gelyk die van onzen Aardbol. Ten tweeden. De verfcliillende Handen der Planeeten , in deeze zeer veel lichts en warmte, in andere veel duisterheids en koude, veroorzaakende , fluiten geene onmogelykheid in, dat deeze Starren zo veele bewoonde Werelden zyn; dewyl de lichaamen en de byzondere zintuigen der onderfcheidene bewoonders, buiten allen twyfel, gevormd en gewyzigd zullen weezen naar de verfchillende gefteitenisfen der Planeeten , door den oneindig vvyzen Maaker , die onze lichaamen en zintuigen gepast gemaakt heeft naar den ftaat der Planeet, welke hy ons ter woonplaatze toefchikte. Ten derden. Fontenelle heeft zich gedekt tegen de Tegenwerpingen der Godgeleerden, verzekerende dat hy geen Menfchen op de andere Planeeten plaatlle; maar Bewoonders van de Menfchen onderfcheiden. En met dit alles , waarom zou het denkbeeld, door uuigens beweerd, met het Geloof ftryden? De Heilige Schrift leert ons, buiten tegenfpraak, "dat alle Menfchen van adam afdammen; maar dezelve (preekt alleen van de Menfchen die deezen Aardkloot bewoonen; andere Menfchen kunnen op andere Planeeten huisvesten , en een anderen Stamvader hebben dan adam. Hoe! het Infect, 't welk met trotsheid kruipt op een hoekje van deeze Aarde, zou het zich vermecten grenzen aan de geheele Natuur voor te fchryven! Eindelyk de Leer van de Veelheid der Werelden, gegrond op Starrekundige Waarneemingen, en daar uit afgeleide bondige redenkavelingen, verfchaft ons het verhevenlle denkbeeld, 't welk wy kunnen vormen van de Godheid, en lïrekt om haare Heerlykheid het fchoonst aan den dag te leggen. 't Is, derhalven, met j-eden, dat veele Wysgeeren tegenwoordig zo vee! Zonnedelzels, meer of min gelyk aan "t onze, erkennen als  BER. WERELDEN. 3^J als 'er vaste Starren zyn. Min tV«jJjto herinnen zelfs gemeenzaam te worden met dit denKDeeia ^SSÏiNSreitlden, door het kezen. van het fraaije meermaals gemelde Werkje van fontenelle ( > (•) De volkomenlte Naamlyit det^aste Jtetta ^^g* den H-er flamsteed, en bedraagt by de 3coo z gtbaare btar e ~- Vaar is zers , om wegens de Vaste Starren en derzelver aantal «n begrip te vormen, na de Opgave van de voornaamfl Sff™?5™ invroegeren tyde opgemaakt, en ver/lag van die nu > langs ift lick/gegeeven ^J^^^^e^.l n een voorgaand Deel, de keurlykfte f^^^St met den Schepper verheerlykende^Lofzeg^^XderL en wyzen hem derwaards te rugge. Nieuwe niaem. Letteroefeningen, V. D. 2de St. bl. 361, enz. voordeeligk uitwerking van den braakwynsteen , in eene moeijelyke verlossing. De Huisvrouw van G. B. , van een zeer driftig en galachtig temperament,was , ftaande den tyd van haare l -a oor, vprfrheide toevallen onderhevig gew^*^ V™* veroorzaakt WDoor nu en dan een weinig Rhabarbsr en Cremor Tartori te gebruiken, had zy het, tot den tyd van haare verl.sfm- d aagende gehouden: dan deeze zich door de eewoonef&rfifcyö» aangekondigd hebbende volgde ftechter geene^ntbinding , alhoewel 'er geen plaatzelyk °TTolieha1;iïeVddig benaauwd, zeer dorftig, de tong Sfe^ Sgeftó ten om haar den volgenden drank voor te fcbryvcn, +. Bb 4 ™  3C4 VOORDEELIGE UITWERKING Hordei §x. Aq. Cinamomi $vj. Tart. Emetici gr. trio. zyr. e Jucco Citri Liq. ann. min. Hof. zij. M. om. daar van alle uuren een theekopje vol, koud, te gebrui„f" » e,n z" dra de ontbinding gevolgd was , daar mede op te houden : tusfchen beide gebruikte zy voor den aorst dun Gerlteu water, waarin wat Suiker en Citroenfap gemengd was. ^ Na dat het eerfte kopje van den voorfchreeven drank gebruikt was , ontlastte zy van boven eene gtoote hoeveelheid, genoegzaam zuivere, Galftoife, waarop eene groot-e verligting volgde ; het tweede kopje had eene zoortgeJyKe uitwerking, en op het derde kwam 'er, by het overgeven, nog een ruime Stoelgang van eene menigte vuile Hinkende ftoffe. Door dit alles vry wat vermoeid zynde, Z 7 hn,T" 'fStea P;laP' die> omtrent ee" groot uur geduurd hebbende algebroken wierd, door een zeer natuurlyken arbeid , waar door zy binnen het half uur van eene gezonde en welgefchapene Dochter verlost wierd. \ oorts heboen zich , nog by de Moeder nog by 't Kind, nadeebge yerichynzelen, lbande den tyd der Kraam, no* ».n«TVf g?nS' 0PSedaa»» maar alles is .volkomen naar wensch afgeloopen. Dan iets zeer aanmerkelyks gebeurde 'er met het overlchot van den bovengemelden drank, het geen ik ter vvaarichuwnig van anderen niet vooiby kan , hier teffens te melden: hiervan was meer dan de helft overgebleven, en oe Ljveres begreep dat deeze een zogenaamde vlaagdrank was, aan wier gelukkige uitwerkinge zy het leven van haar zelve, en dat van haar Kind, te danken had. Drie a vier dagen na dat zy verlost was, bevond zich eene van haare Vriendinnen insgelyks in arbeid, maar tnZ na2r Wen?ch d001ze»e: zy dit verneemende, bedagt zich geen oogenblik, om haar het nog overgebleeven gedeelte van den door haar gebruikten drank, vergezeld van de best mogelykile aanbeveeling, toe te zenden. Deeze Vrouw gebruikte, op raad van haare Vriend, mee, ruim de helft van het toegezondene , en was gelukbefoKn? °m Sewenschfe verlosfinge daar door te nJaar^T\fr^? wierd m?' °P deü volgenden dag, met groote blydfchap kennis gegeven ; dan ik was me die haudehvyze gansch niet in myn fchik, en gevoelde maar al te zeer de groote ongelukken, die uit eene dut geheel onkundige mededeeünge van dit Geneesmiddel had. den  VAN DE BRAAKWIJNSTEEN. 3^S den Runnen ontdaan: waarom ik zorg droeg, na vooraf aan die onnozele, doch welmeenende, Vrouw het gevaar waar aan zy haare Vriendinne blootgefteld had, te hebben doen begrypen , om het nog zuinig bewaarde overfchot diens dranks terftond te doen wegwerpen. Dit ftrekke teffens ten bewyze, hoe omzigtig een Geneesheer op alle mogelyke omftandigheden behoort te letten , om onkundige en onnozele , doch anders weldenkende, Menfchen, niet in gevaar te brengen, van een op zich zelf heilzaam Geneesmiddel door hunne verkeerde raadgeeving aan anderen, tet een allergevaarlykst middel te doen worden. R. Med. Br. BYZONDERHEDEN AANGAANDE DE NATUURLYKE HISTORIE VAN DEN LEEUW. (Ontleend uit een Werkje, getyteld: Travels trough Barbary, in a Series of Letters, written from the Anctent IMumidia, in the Jears MDCCLXXXV and MDCCLXXXVI. . Zynde een Uittrekzel van het grooter Franjche Werk van den Abbé poiret.) Ïk poogde u , myn heer ! in [een voorgaanden Brieve, een ichets van de befchaafde en onbefchaafde Natuur te geeven. Ik poogde u dezelfde gevoelens in te boezemen, die deeze vergelyking by my verwekt heeft, en aan te toonen, hoe belangryk't is, om, naa de waarneeming der Natuure, zo als zy aan den arbeid der menichen onderworpen is , die in deeze Landftreeken te befchouwen , waar niets door de kunst vercierd, of tot volkomenheid gebragt is. Ieder voorwerp verandert zyne gedaante door onzer handen arbeid, en, naar maate wy van de Natuur afgeweeken zyn, is ieder voorwerp, naby of rondsom ons ,uit zyn oorlpronglyken ftand verwrikt. Is het, by voorbeeld, in onze Menagerien, die plaatzen der llaverny, dat wy de rechte geaartheid der Dieren kunnen keren kennen'? Hoe zeer verfchilt liet Paard niet van zich zeiven, als het gelyk een Lastdier werkt, of zelfs, wanneer het, fraai opgetoomd, lustige beweegingen en fprongen maakt?! Welke bevalligheden, in tegendeel, en welk Bb 5 \ eene  365 «^zonderheden eene vlugheidi fpreidt het niet ten toon, wanneer het zich n 't veld, ,n eene volkomene vryheid, bevndT en wanneer het zyn moed en leevendigheid „iet dTor eene wreede berooving of verminking der leden vedooren heefS I* dat de moedige Stier door dSft bntvkmdVtó^SfctaE Jyk m t ge.egt , die fleepende voortgaat , met Ven £ boogen kop en aan 't juk onderworpen? Zo i ik tfen Leeuw, den Koning der viervoetige Die en, aan dat droef -geesugenneerllagtigoog, aan die&n kwynende, en werkedoozen toeffand kunnen kennen? Als hy een geW w£fa£ zo^weT^a,^' ^ ^ -tuurlyke woestheid zo wel, als zyn oorlpronglyk charakter , ver- 't Is hier , in 't Numidifche Woud , dat wy hem moeten bewonderen , en dat hy zich edel en met maiefteit vertoont. Hier is het daar hy zyn heerfchappy mSe„t Bv d n dL* blvft t """T ^ °IItZ^yk vertoon : üy den dag blyft hy vreedzaam in zyn verblvf en men vreesiyKen nacht. Gelyk een ftormwind, op een afftand van onze VVoon.ngen, zich alleen door zvn fchoi en aan- S'vorsfde" ^ h ™ * ftem van oen voist aes VVouds. Hy nadert allengskens • dnrb metmajefteit Vol moeds enonverzaagdhetdswordt hv door geen hinderpaalen te rug gehouden , door geen4vaaxen afgefchnkt. Op zyne fterkte vertrouwende oordeelt hy alle he.melyke listen en ftreeken zyns onwaardfg? 'ls waar, dat hy alleen in de duisternis verfchWt dóch hv maakt ver nimmer gebruik van om zynen, vyan'd te over* vreeslyk gebrul, t gevaar aan, waarin hy zich bevindthet teken des aanvals hoort men van verre ; 'er on £ een algemeene verwarring; geen Dier poogt wedeXnd te bieden; zy zy„ alle volfchrik, en vluchten■ dochTak de Leeuw zelve verfchynt, als zy'zien dat hTzyne Maa «en krulle, en vuur van moed"uit *yn oo»^(te dan geeven zy zich aan hun noodlot over. Met an"sTen fchrik bevangen ftaan zy roerloos en verftyfdlip'c aanfchouwen van hunnen ontzaglyken vyand. De Beer ve geet het gebruik van zyne klauwen; de Stier dat van zv" ne hoorens; het Paard is onbekwaam om zich doo? zyJê fnelheid te redden. Alles geeft zich, zonder tegenS over. Met zyne bebloede klaauwen rukt de SS dl ingewanden van zyn prooi uit, voldoet zyn honger , en al hy  wegens den leeuw. 367 hv dat geen, 't welk hy uitkoos, gegeeten heeft, dan laat hl 'c overfchot aan andere vleeschvrcetende Dieren over: _ alsdan is alles in veiligheid. Bloeddorftig zynde wanneer de nood 't eischt , is de Leeuw alleen wreed wanneer de honger hem aanpnkkelt. Indien hy, verzadigd zynde, een ander Dier aantreft, dan treedt hy ? zelve, zonder om te zien, hoogmoedig voorby, of Wvft op zyne plaats zonder zich eenigzints te bekreunen over de voorbygangers. Aangegreepen wordende veran hy zyn vyand° en verdeedigt zich zelden; hy treed te rus, doch vlucht nooit. Dikwvls was ik 'er by tegenwoordig, als hy zich omtrent de Tenten der Mooren vertoonde. Zo ras als zyn ftem gehoord wordt, begint de kudde te beeven, en toont lich ontroerd; 't Vee loeit, en fchreeuwt van fchnk , naar maate de vyand nadert; 'er heerscht een algemeene wanorde, en elk Dier is vol angst en yreeze. De Honden, die zich zamenfchoolen, en alle d.gt op een dnncen huilen. Terwyl de Mooren hun Schietgeweer haaien 'groote vuuren aanfteeken, en zich tot tegenweer bereiden geeven de Vrouwen haare vrees door gillen en fchreeu'wen te verftaan. Dikvvyls jaagen de Arabieren, door dit geraas, en 't geduurig fchieten, deezen gemeenen vyand op de vlugt; maar als de Leeuw door den bon-er geprangd wordt , vale het altoos zo gcmaklyk niet0 om hem te ■ verwvderen. Hy fpnngt door t midden der vuuren , en over de Tenten; valt op de kudde aan , en vindt, onder beguuftlgmg der duisternisfe , fchrik en verwarring, gelegenheid om te ontfaappen; dikwvls zyn prooi medefleepende. Ik heb Leeuwen in Frankryk gezien; doch nooit zag il' 'er een die waardig was om met die uit Numidia ver«releeken te worden, welke in de Romeinfche Schouw pefen zo beroemd waren. Hoewel dikwyls uit ,t zelfue Woud aangevoerd, zyn zulken, die wy by ons zien, als zv noch zeer jong uit hun nest genomen waren, en naderhand in hokken gelegd, van oefening en beweeging verftooken , meestal zwak en kwyuend , en iterven droefgeestig en verzwakt. In 't Woud zyn zy, integendeel, lustig, moedig, dapper, en van een evenredige geftalte. , , „ ■ De Beeren, die hier in grooten getale voorkomen , verftrekken den Leeuw tot voedzel, en verfchoonen debcaaa, pen voor zyn verfcheurende tanden. Nogthans dfingt hy  358 BYZONDERHEDEN WEGENS DEN LEEUW. zomtyds door tot in de omheiningen der kudden en 't is de voorzigtigfte wyze om hem te vervolgen wannee? men hem de prooi, dien hy verkoos, Qve laat.' 't Zoude te gevaarlyk weezen den Leeuw „penlyk aan te vallen ■ wl men hem overwinnen, dan moet men zyn tóeS cl TgSllSte?- "eemen' en dit doen de Mooren & gaaven zeer diepe kuilen, bedekken die met Sn eï ? efaf ererÊevnS 'tT' ^ ^ de ^e "uw heeft is behalen vleescll van een Uier dat reeds dood hVin den iAuTT fterkeu honger Dem d»"Sr- Als fchieïgeween ' d°°den ^ hem met ^enen, &of met Leeuw^vellen11^611 ,°g, "? a"dere WV2e «» d™ i-eeuw te vel en, die veel zekerder gaat. Als zv de olaat- fen, welke hy bezoekt, befpied hebben, brengen zy een Koe ïasr^eTwv^'V deiWaaitS' en bhlden '< ï^WtaS ïta 'taïïï? ,h feV1^' Wd Slapend, in een hut yan takken en digte ftruifeen opgcrigt, verber^ Do Leeuw, door 't gefchreeuw van 't&D er gelokt' rukt met woede op 't zelve aan ; en terwylhy 't v? KiTa» SvIKl n iaagCr, °P U ]os me" een'gewee? Sn H?r / verfnheidene k°gels heeft laaten loopen. In dien de Leeuw flegts gewond is, gaat hy brullende hee nen en hervat zelden den aanval fis hynederltorr gaa de Jaager niet terftond om den Leeuw de Huid afï nsCHRTVUIG VAN DE DOODE ZEE, EN DE OMLIGGENDE LANDSTREEK. (Overgenomen uit mariti's Foyages dans Plsle de Qypre & ia Paleftine, Sec.) De Gouverneur van Jerufalem is verpligt de kosten der Caravaanen goed te maaken, elk hoofd voor hoofd eene fom geevende vóór hun vertrek. iTy fchaamt dige PS[zeTtinVaVdee7Bede^rtgai-lgeren' die enge plaatzen m deezen oord willen gaan bezietieen hedenWSfrn8e rT *f * "aar de ïmBg! verSilfk Lh rPn%dTgJlandy is' buite" tw^*> venoeilyfc , doch men heeft 'er geen redmiddel tegen. Wan.  bEschryving van de doode zee. 305» Wanneer men een land van flaaverny gaat bezoeken, moet men zich, in eenige omltandigheden, aan de Wetten van geweld en fchraapzugt onderwerpen. Twee Europeaanen, my verzogt hebbende hun tot de oevers van de Doode Zee te vergezellen, troffen wy eene overeenkomst met den Gouverneur van Jerufalem, die ons een geleide van vier man gaf, om ons, geduurende onze reis, te befchermen. Naa drie mylen Zuidwaards opgereisd te hebben, kwamen wy by eene half vervallene Kerk, door de Godvrugt van vroegere dagen toegewyd aan st. jeronimus , ter gedagtenisfe der dagen van boetedoening en eenzaamheid, welke hy te dier plaatze fleet. De Godsdienstplegtigheden werden 'er verrigt door Cenohiten, die, naar 't voorbeeld van hun Patroon , van Moeskruiden leeven , en den ganfchen tyd belteeden in befpiegeling en Godsdienst-oefeningen. Het Monnikenklooster is egter zints lang onder de aarde bedolven. Het overgebleevene van de Kerk verdient naauwlyks de aandagt van den Reiziger. Mogen wy op hedendaagfche Schryvers afgaan , dan werden hier , in vroegeren tyde, zeer wel uitgevoerde Schilderyen gezien, verbeeldende alle de Godsdienftige bedryven van den h. ]eroniiuus; als zyne afzondering van de Wereld; de overwinning, welke hy op het Vleesch behaalde; zyn vuurigen yver ter voortplanting van het Geloof; en de veelvuldige Stryden , waarin hy allen , die van hem in begrippen verfchilden, overwon. Indien deeze Schilderyen , gelyk men wil, een beter lot verdienden, waarom heeft men dan geene poogingen aangewend om dezelve van onder deeze ruïnen te haaien, ten einde ze over te brengen in het Klooster der Vaderen van het Heilig Land? Dit zou gemaklyk hebben kunnen gefchieden door Vader neau, een Je/uit, die, in den Jaare MDCLXXIV, den Heer de nointel, den Franfchen Afgezant te Conjtantinopole, vergezelde. Eén ding verwonderde dien Vader toen hy deeze Schilderyen zag, naamlyk, dat 'er geen Heiligen van de Latynjche Kerk in gevonden wierden , uitgenomen st. sylvester , den Paus, die zelfs naar de Griekfche wyze was gekleed. Maar, mogen wy Vader neau niet te gemoete voeren, dat in de Kerken van zyne Orde geene Heiligen voorkomen dan Je/uiten, en dat, zo in 't Oosten als in 't Westen, elke Orde dea voorrang geeft aan haare Broe- de-  3.7° BESCNRYVINS deren. — Een Engelsch Reiziger, de Heer MAU^ brell, die deeze ltreeken in den Jaare MDCXCVIII bezogt, fpreekt ook met veel ophefs van die Schilderyen, een van welke het laatfte Avondmaal verbeeldde (*) Drie mylen verder gevorderd zynde, zonder de rninllê tekens van eenige wooning te vinden, hadden wy eene wyduitgeltrekte vlakte voor ons, welke niets anders noodig hadt om een vrtigtbaaren grond te worden, dan de hand des arbeiders. Dezelve wordt bewaterd door verfcheide beekjes waar van eenige met een zwaar gedruisch voortvloeijen , terwyl andere zagtkens over een effen grond gaan , en zich alle vereenigen in 't zelfde Kanaal, en dan den naam van de Doode Zee aanneemen. Deeze benaaming is van. een laater dagtekening. De Ouden noemden dezelve het Meir van Asphalites, de Zee van éodom, de Zout Zee , het Meir van Sirbon , en heden ten dage noemen de Arabieren deeze Zee Eahheret-Lut „ dat wil zeggen de Zee van Lot. Josephus, de Gefchiedboeker, liet deeze Zee meeten , en bevond dat dezelve vyfhonderd en tachtig Stadiën lang, en honderd en vyftig breed, was, welk eerfte op twee-en-zeventig en een halve Italiaanfche Mylen zal uitko,mJen\,e11 1 laatfte °P ach»ien en drie vierde van die zeilde Mylen. Dezelve is honderd en tachtig Mylen in den omtrek. Het hooge Gebergte van het oude Land der Moabiten omringt de Doode Zee aan den Oostkant, en ontlast daar m de V\ ateren van den Arnon en de Zaret, die met langzaam vloeiende watervallen, van de zyden afftroomen. Ten Westen en ten Zuiden, is die Zee desgelyks door hoog gebergten omgeeven: eenige deezer, zamengefteld uit zwarte rots , dienen tot affcheidzels van de groote Woestynen van Judéa, en de overige, met groenende bosfclien bezet, maaken een gedeelte uit van ^Iduméa. Aan den' Westlyken oever valt ook de Beek Kedron in dit Meir. De Noordzyde is geheel open , en biedt de fchoone vlakten van Avlona aan het oog , die de fnelvlietende Wa- te- (*) De Heer mariti vergist zich: de Heer, maundrell , van de Kerk en V Klooster van Johannes den Dooper i'preekende, gewaagt van geene Schilderyen ; maar roemt het Schrift op een Attaarfhik in eene andere vervalle Griekfche Kerk, op dien wag door hem bezogt. Zie zyne Reize van sllcppo na Jervfalem7 in halma's IVtordenboek van Kanaan , bl. 4^0 eii 493. Fert.  VAK DE DOODE ZEE. 37* ttren van do Junta» als e™ eyns Mn ie D°°le 2,1 be' mVonrtvds was selyt verhaald wordt, deeze groote lSss^err«|^: helder water. Eenige zaggen ze lfs dat .^^f" ^ Kolommen hebben ontdekt met derzelverkapite Jen. Dan of hunne verbeelding moet hun misleid , ol. deeze: Aee moet, naa dat zy dezelve bezogten, eenige nieuwe lchok ken ondergaan hebben. Ondanks alle «Y™*^^ kon ik niets van dien aart ontdekken (>Een Vader Gafi. cyn verbeeldde zich desgelyks , dat hy, op de oevers^van dit Meir, de trelfendlte bewyzen vondt vanl den Godlyken vloek. Hier zag hy tekens van **&*™®Z >Z$s asch, en overal het land droog en gefcheurd. Ze ts dagt hy een fterke zwavelreuk te befpeuren. Watmy be treft, ik had geheel andere aandoeningen De 1 uBt is zuiver, de velden ftaan zeer groen, en ^°0&ï"™ lusteden zich in de helderheid van het water , t geen van het *eber°te nederftroomde. De onvrugtbaarheict, waartof eeöi getelte deezer vlakten , van de fcheppinge Tf, verweezen is, maakt het vrugtbaar vertoon mAJ. m, by tegenoverftelling.te verrukkende Dan h«tom het bv dat twee Reizigers zo zeer m hunne üeiiKDeeiden vLfchluen? t Is om" dat een Capucyn overal de: vyf zinnen van het Geloof medeneemt, en ik met het eem0e der Natuur bedeeld ben. „„rObvnzel 't Ik tragtte oplosfing te geeven aan fen verfchynzel, t welk de'aandagt van andere zo wel als ^^f j^t ken heeft. Deeze groote Waterkom, die geltadig net water ontvangt van'verfcheide watervallen , beeken en ftroomen, heeft geen zigtbaare ontlasti g. Geraakt de zelve dan het water kwyt langs onderaardiche Lanaaien, in de MddeSndfche of in de Roode Zee, gelyk menvoor- (♦) Dit was ook het gev»l van den Heer maundkell, Als boven, bl. 49a.  37* BESCHRYVING geeft; of moeten wy het gevoelen omhelzen der Arabifche Wysgeeren, die, en niet zonder grond, befluiten, dat ze zich door uitdamping ontlasten ? Het water van dit Meir is klaar en helder , doch bitter, en by uitftek zout. Geene foort van Visch teelt 'er m voort, en die 'er, zomtyds, door de fterkflroomende Jordaan ingevoerd worden , llerven op 't oogenblik. Men maakt elkander diets, dat het water der Doode Zee een wederomftootende kragt heeft, die Menfchen en Dieren op de oppervlakte doet dry ven. Josephus tekent eene Proeve op, in dit geval door Keizer vespasianus genomen: Eenige Slaaven," fchryft hy „ aan handen en voeten ,, hebbende laaten binden, beval hy, dat ze, in zyne te,, genwoordigheid, in het diepfte gedeelte der Zee zouden geworpen worden. Geen hunner zonk na den grond ; „ en zy bleeven alle op het water dryven , tot het den „ Vorst behaagde Jast te geeven hun 'er weder uit te haaien." : Dit is een der Gefchiedkundige leugens, die men zo vaak by josephus aantreft, 't Is waar, het water der Doode Zee- is gunffig voor de Zwemmers, doch zy die deeze kunst niet verftaan, zullen hier zo wel als elders verdrinken (*). Geene Planten, hoe genaamd, groeijen in dit Meir. De bodem is zwart, modderig en vuil, de aarde daaromflreeks heeft dezelfde kleur, en is brandbaar als Kool. Takken van Boomen, die 'er invallen, verfteenen in korten tyd, door de kragt van het zout dat 'er aankleeft, en doordringt tot de pit van het hout. Eenige van deeze verileende Takken , op welken de Liefhebbers gelteld zyn , kan men te Jerufalem koopen. Men heeft verteld, dat het naderen van den oever deezer Zee doodlyk was voor 't Gevogelte; nogthans wordt dezelve ryklyk bezogt door de gevederde Bende, inzonderheid door Zwaluwen , die op de oppervlakte van dit vermeende zo zeer gele huwde water fpeelen. Op zekere dagen van het Jaar is de Doode Zee bedekt met (*) De Heer maundrell nam 'er zelve de proeve van en bevondt, onder het zwemmen, zyn lichaam met een meer'dan gemeene kragt opgebeurd ; maar voegt 'er nevens, dat iemand daarin waadende, driftig wordt zo dra hy 'er tot den navel in loopt (gelyk zommige Schryvers vernaaien,, zeg ik, door eigen •ndervinding, niet waar te zyn. Als boven, bl. 492.  VAN DE DOODE ZEE. 373 toet een dikken en donkeren Nevel, die zich niet verder dan de oevers uitftrekt; doch als de Zon kragt krygt, verdwynt de Nevel welhaast. De Doode Zee brengt eene foort van Lym voort, foodenlym geheeten; men ziet dezelve in groote klompen op 't water dryven, die, door de winden aan de OostlyRe en Westlvke oevers gedreeven, aan dezelve kleeven. uit Lym wordt dan verzameld door de Arabieren, en verdeeld tusfchen hun en den Basfa van Damascus, die dit aandeel van hun koopt voor eenige (tukken gelds, ot zulke Hotte als zy tot kleeding gebruiken. —— Dit joo' denlym is eene zwavelagtige zelfitandigheid, gemenga met zout, allengskens door de bette der Zonne verhard. Het is breekbaar als zwarte pek, waar op het zeer gelykt. Het is brandbaar, en geeft onder het oranden een Herken en doordringenden reuk van zich. De oude Arabieren gebruikten dit Lym om de bodems hunner benepen mede te befmeeren, en de Egyptenaaren om de Lyken mede te balzemen, als het gefchiktfte middel om dezelve voor verderf te bewaaren. Het heeft ook de kragt om de Boomen te behoeden tegen de vernieling der Infeéien; doch ten dien einde moet het in Olie ontbonden worden om 'tr de Hammen en takken mede te beftryken. De Inboorelingen noemen dit Lym Lamar* Op eenige fchreden afftauds van den oever, zyn verfcheide wellen of liever putten, die mede Joodenlym bevatten , doch van eenen olieagtigen a-art. Om het Hevigheid te doen krygen , moet het met zout gemengd en eenige dagen aan de Zon blootgefield worden. Dewyl deeze Lymputten naby het Meir zyn, en omgroeid met gras en onkruid, zou het gevaarlyk weezen dezelve te naderen , indien pyramiden, pp den kant geplaatst, den Reiziger niet voor dit gevaar waarfchuwden. In denzelt- den oord vindt men verfebeide Warmwater-bronnen, gelyk die van Ammans. Aan den Westlyken oever zyn eenige natuurlyke Zoutputten , die zeer wit Zout opleveren, door de Arabieren en de Inwoonders van Jerufë* 'tem gebruikt tot het bereiden hunner fpyzen. Digt by deeze ryst een Zoutberg op, die de hard- en vastheid heeft van Heen; doch welks Zout, wel gezuiverd en gefiooten, voor het andere niet behoeft te wyken. Men vertoonde my een zeer misvormden Steenklomp, welke men zeide de Zoutpylaar te weezen, in welke de al te nieuwsgierige Huisvrouw van lot verand«rd werd. meng. 1792. no. 9. Cc De-  574 BESCfTRYVINC van DE DOODE ZEE. Dezelve hadt geene de minfte gelykheid met een Vronv wenbeeld; maar ik kreeg ten befcheide, dat zy, om, van wegen haare ongehoorzaamheid , te zwaarder geftraft te worden , in deeze gedaanteverandering: alle trekken van een menschlyk beeld verloor. Ik kan my van lachen naauwlyks onthouden, als ik denk om dit vermeende Standbeeld m de geleerde naafpeuringen tot welke het gelegenheid gegeeven heelt. Niemand kon my, in deezen geheelen omtrek, die foort van \ rügten aanwyzen , zo algemeen onder den naam van Appelen van Sodom bekend, die een allerfchoonst voorkomen zouden bebben; doch aangeraakt terftond in itof vervallen (*). De Bergen, naby dit Meir, brengen eene foort van zwarten Steen voort zo zagt als Albast, en die, gepolyst, een fchoonen glans krygt. Men gebruikt denzefven om Kerken, Moskeen, en andere voornaame Gebouwen, mede te vloeren Eer dezelve uitgehouwen wordt, krygen de vingers, op het aanraaken, een ftinkenden en onaangenaamen reuk, doch deeze verdwynt na het polysten. — Te Bethlehem vervaardigt men van dien fteen Armringen , die de Oppasfers van zieken om de armen draagen; voorgeevende, dat de reuk van deezen fteen een zeker behoedmiddel is tegen befmetlyke Ziekten. Deeze fteen is brandbaar, en kan als Kooien gebruikt worden. De Arabieren noemen denzelven Musfa. De Mahomeihaanen hebben, naby deeze plaats eene kleine Kapel aan moses toegewyd, Mofada aeheeten; zy gelooven dat de Joodfche Wetgeever daar begraaven werd. Plinius gewaagt van eene Sterkte, desgelyks Mofada geheeten, gelegen op een Berg naby de Doode Zee. _ Het geheele Land aan beide de kanten van het Meir is bewoond door Bedouin- Arabieren, die bykans altoos in oorlog keven. (*) De Heer maundrell hadt ze zo min als de Heer ma» kjti kunnen vinden. Als boven bi. 403. op-  OVER DE EER VAN ZÈLFM. BY DE 0TJQE SCANDINAVIERS. 375 OPHELDERENDE AANMERKINGEN, OVER DE EER VAN ZELFMOORD, DOOR de OUDE SCANOIiSAV1ERS AAN DEN GOD ODIN BEWEEZKN. (Overeettomen uit A full Inquiry into the fubjeiï of Suïcide, by ch ari.es moore, M. A. Reflor of Coxon and Ficar of Bougthon Blean, Kent , and fotmerly Fellow of Trinity Celledge, Cambridge.') T>y de Ophelderende Aanmerkingen, over de Gewoonte , 1$ eeniger Ooster/che Volken, dat de Vrouwen zich met hunne overledene Mannen laaten verbranden, en van de „ Wetten dit wreed Gebruik betreffende ; en iets over d* „ Godsdienjtige Zelfmoorden in het Oosten, van den Heer j,, moore , onlangs door ons geplaatst (*), zullen niet kwalyk voegen de Ophelderende Aanmerkingen diens *' kundigen Schryvers, over een onderwerp van foortge- lyken aart in een ander Wereldoord , in 't Opfchrift deezes aangeweezen." . Lichaamslferkte en Dapperheid de ziel zynde van Krygsonderneemingen, is het geenzints te verwonderen, dat deeze denkbeelden de eerfte plaats bekleedden by de ScyWche en Gothifche Uittrekkers , die allengskens meester: werden van allé de Noordlyke en de Zuidelyke gedeelten van Europa. Door verwoesting en flachting moesten zy zich eenen weg baan en tot het verkrygen van nieuwe vastigheden en bezittingen voor zichzelven en hunne Naakomeiingfchap. Alle Godheden van een zagter aart moesten, in gevolge hier van , in hunne Mythology, wyken voor den God des Oorlogs, die, onder den naatn van odin (of woden) het hoofdvoorwerp was van hunnen Eerdienst, en wiens seliefdfte eertytel de fcbriklyk klinkende was , Vader .der Slachtinge (f). Welk eene Zielsgefteltenisle kou men welgevalliger keüren voor zulk een God van fchrik, verdelging en moord, dan de uiterfte veragting van gevaar en dood ? öf welk eene (*) Zie A. Vad. Lett. voor 1791. Meng. b\'. 605. (t) Falfodr, hoe eft Stragis Pater. Zie barthohnué', p. 25k> C c 2  37&* OVER DE EER VAN ZELFMOORD eene Offerande kon hem aangenaamer geagt worden da-ia de uitftorting van Menfchenbioed (*)? L)e onverfchrokkenheid en moed der Scandinavifche Volken werd nooit in twyfel getrokken; maar hunne denkbeelden waren dermaate bepaald tot oorlog en bloedvergieten , dat zy alle wyzen van fterven , die met geen geweld gepaard ging, verfmaadden. In de daad, alle hunne verwagtingen van toekomend geluk waren, door de zodanigen, die dezelve vormden (wie zy ook mogten weezen) zodanig ingerigt dat ze onvermydelyk moesten ftrekken om een ras van bloedgierige Helden op aarde te teelen, gefchikt om verwoesting en overwinning mede te brengen waar zy zich vertoonden. Het eerfte algemeene denkbeeld, den Dienaaren van odin Ingeboezemd, was, „ de Eer van op het Slugveld te fneu„ velen." Greetig op den dood gefield, zogten zy dien met drift, en in den ftryd door een doodlyken flag getroffen, vielen zy wel te vrede en met een lach van vergenoegen op hun gelaad. Hier uit vloeide, onder een Volk geheel uit Krygslieden beftaande , dat alle Dood op geenerlei wyze vergezeld van bloed en geweld , voor laag en fchandelyk gehouden werd. De vreugde van Asgardia (f) (het Èlifeefche veld van odin ,) was naar deeze begrippen berekend. Allen die op hun bedde ftierven toelaatende dat ziekte of de zwakheden des ouderdom! hun wegnamen, werden van het ,, Feest der Helden" uitgeflooten. In Asgardia was het Paleis van odin , waar hy zelve op een Throon zat, om de Zielen der geftorven Helden te ontvangen. Deeze plaats droeg den naam van Valhalla (-10; en, fchoon in de eerfte plaats gefchikt om de zodanigen te huisvesten , die in den ftryd fneuvelden, ftondt dezelve open voor allen, die, door noodzaaklykheid, zich beroofd vonden van die gelegenheid tot roem , nogthans eene geneigdheid betoonden om in de wel- (*) Zie bartholinüs, p. 218, 388 en 394. Qf) Het Volk van het Noorden {Scandinavia) was van denkbeeld dat Asgardia in Scythia ergens op den oever van de Tanars gelegen was , van welken qijin tot hun kwam , en werwaards hy wederkeerde om voor eeuwig te leeven. Bartholinüs . p. 405. fi) Zo veel beduidende als het Paleis, of de Zetel, der zodanigen , die een geweldigen dood ftierven. Bartholinüs , *ls boven.  BV de odde scandinaviers. 377 wellusten daar van te deelen , door zichzelven op eenigerlei wyze eenen geweldigen Dood aan te doen: het was een aangenomen denkbeeld, ,, dat Zielen, op eene geweldaa„ dige wyze uit het lichaam verhuisd, rechtftreeks na „ Valhalla gingen (*). Het was desgelyks eene Overlevering , dat odin , in vroegeren tyde , zelve in perfoon gewoond hebbende onder zyne Dienaaren, ten einde hun te onderwyzen in zaaken van den Godsdienst, en aan te voeren tot het bemagtigen van nieuwe bezittingen, op de volgende wyze van de Aarde na zyn eeuwig verblyf was heenen gegaan. Zyn Raad van Halve Goden en alle de Hoofden zyns Volks vergaderd hebbende , onderrigtte hy hun dat hy nu gereed Itondt zyne lichaamlyke gedaante en aardsch verblyf te verlaaten, om weder te keeren en voor eeuwig te leeven in Asgardia, waar .hy eene woonltede van geluk zou bereiden voor de Zielen der afgeftorven Helden. Hier op beval hy alles gereed te maaken (t) tot het verbranden van zyn Lichaam, op zulk eene wyze en met zodanige plegtigheden , dat het mogt fchynen als of zyne Ziel uit de lichaamlyke bekleedzels na de hemelfche Wooning overging. Al de plegtige toeftel gereed zynde , wondde odin zich zeiven eerst met zyn eigen Zwaard; voorgeevende , dat hy door deeze plegtigheid niet alleen Zich zeiven toeeigende de Zielen van alle de zodanigen (*) Noftratibus fane hoe erat infallibiliter perfuafum, animas^ non vulgares, neque fenio morbove , fed cruentd morte cj? vi corporibus exeuntes , redta ad Vahallam ferti. Bartholinüs , p. 317. (f, Dit was een ltoute ftreek van Staatkunde in deezen magdgen Aanvoerder der Scythifche Stammen iwie hy ook geweest moge zyn> Éénmaal zich zeiven tot een Godheid verheeven hebbende in het gevoelen zyner Naavolgeren , ('t welk hy gezegd wordt gedaan te hebben door zyne groote bedreevenheid in de Toverkunde , en dapperheid in de Wapenen) wilde hy niet weder tot het peil van een enkel Sterveling nederdaalen. Doch zich gedrukt voelende door menschlyke zwakheden en de aannadering des Ouderdoms, was hy bedagt op een middel om luisterryk vry willig deeze Aarde te verlaa. ten. op dat hy zyn waardigheid, in 't vervolg, niet inogt derven door een noodzaaklyk moeten wyken voor den Dag des noodlots. Zie bartholinüs , daar hy odin's Dood verhaalt. Cc 3  37S over DE EER van zelfmoord gen als een geweldigen en bloedigen Dood zouden ftei% ven (*); maar dat hy hun ook een voorbeeld daar van gaf in zyne eigene wyze van deeze Wereld te verlaaten; aan de omftaande menigte beduidende, ,, dat de Ziel, „ met geweld, ten Lyve uit moest gedreeven worden o$i ,, by de afgcltorvene Helden te kunnen woonen." liet groot Voorwerp der Aanbiddinge in het Noorden langs deezen weg het oog zyner Dienaaren onttoogen zynde, zette deeze geweldaadigheid, aan zyn eigen perfoon gepleegd, een Wyd veld open voor alle buitenfpoorigheden van Gods(jienftigen Zelfmoord, tot welken de Aanbidders van odin zich rekenden zo fterk uitgenoodigd te weezen door hun Oppergodheid, en voor welken hy hun eene zo ryke belooning beloofde. Naardemaal het verwerven van een plaats in odin's Paleis het groot voorwerp was, na 'i welk zyne Aanbidders dongen, en om't welk te verkrygen, zy , ten allen tyde, gereed waren hun leeven op te offeren , zal het voor de zodanigen onzer Leezeren als niet reeds gemeenzaam zyn met dit onderwei p, niet ongevallig weezen , eenig breeder verflag van Valhalla (f), en de Inwoonderen van dit Paleis, te ontvangen. Valhalla was, (gelyk wy reeds met een kort woord aanflipten,) beftemd tot het ontvangen van allen, die eenen geweldigen dood llierven. Maar de ruwe Bewoonders van het Noorden , geen denkbeeld hebbende yan het be- ftaan (*) Odin droeg aan Freya, eene Vrouw van het eerfte aanzien in zyn Hof, de post cp om de Zielen te ontvangen van zulke Edele Vrouwen, die door eenig geweldig bedryf zich het leeven benamen. B.irtholinus p. 353. CO Zie verfcheide plaatzen by bartholinüs, door hem verzameld uit de Erida en de Fragmenten van Scaldifche Poëzy„ De Edda werd zamcngefleld in de dertiende Eeuwe , door. snorro STRiiLF.soN in de Tilandfche taal, eii wordt door de Geleerden in Denemarken en Zweeden geleezen , als het lchoonfte overblyfzel hunner Oude Overleveringen. Bartholinüs geeft den voorrang aan de Fragmenten der Poeëten, quos fcaldos feptentrio indigitavit ( gelyk hy iu zyne Voorreden fpreekt) diensvolgens , heeft hy 'er veel gebruiks van gemaakt , in zyn Werk: De caufis contempta Mortis a Danis adhuc Gentilibus. Eenige van deeze Scaldifche Fragmenten heeft gray in 't Engekch overgezee, die tot barthqlinls wyst om de oorfproaglyke te vinden.  BY DE OUDE SCANDINAVIERS. 37* fiaan der Ziele zonder een Lichaam, hoewel zy het laatlte tot asfche verbrandden,verbeeldden zich nogthans, dat het, op de eene of andere wyze, weder met de Ziel zou vereenigd worden in 't Paleis van odin; waar het , voor altoos, en onafgebrooken, die vermaaken zou genieten, als op aarde 't zelve meest ftreelden. De hoogfte plaatzen in dit Paleis waren gefchikt voor de zodanigen, die in den ftryd fneuvelden, en het grootfte aantal vyanden telden, door hun vooraf verflaagen. Van den anderen kant waren zy geheel buiten de vermaaken van Valhalla geflooten, die door een (kepende Ziekte, of Ouderdom, dit leeven verlieten ; dewyl geweld en bloedftorting de eenige pasporten waren om toegang te krygen tot de tegenwoordigheid van deezen God der verwoestinge. Van hier was het , dat veelen, wier ongelukkige Geboorteltar hun een roemryk fneuvekn op het Slagveld weigerde, met veel drifts het Zwaard in hun eigen hart likten , zich van een rots nederwierpen, of, door andere middelen, een geweldigen Dood zogten; verzekerd dat zy door dit middel, en door dit middel alleen, eenen onmiddelyken toegang in Valhalla konden verwerven. Doch alleen en onvergezeld den 'l'hroon van odin te naderen, werd niet loflyk gerekend (*); en, integendeel, de hoogfte eer beweezep aan de zodanigen, die dit bloedig Paleis met den grootften Heep van vrywillige Slachtoffers binnen tmden. Van hier waren de Vrouwen, de Vrienden en Slaaven, van een geftorven Heer ,begeerig om hem in de andere Wereld te vergezellen , waarom veeJen zich menigmaalen by diens begraafplaats opofferden. Door deeze middelen bezorgden zy zich mede de vermaaken van Valhalla, van welke plaats alle Slaaven, of lieden van laagen rang Cf), geheel waren uitgeflooten, indien zy deeze proeve niet gaven van hun Meerderen te vereeren door dusdanig eené vrywiilige vernieling van zich ze!ven by diens Dood. Wat de yermaaken belangt, welke zy zich voorftelden in (*) Koflris depderium cum turbd G? quam maximo comitatu Jnferos petere. Baktholinus, p. 514 & 517, waar een groot aantal voorbeelden wordt bygebragt van den vrywilligen Dood yan Wyven, Vrienden, enz. om h*un Hoofd te vergezellen. (t) Zie bartholimus, p. 385, enz. Cc 4  3öO over de eer van zelfmoord in deeze Noordfche Elifeefche velden te zullen genieten, Ter belooning van die bloedige dienften zouden de Perfoonen, in Valhalla toegelaaten, volkomen en voor altoos alle zodanige wellusten fmaaken als hun op aarde best bevielen. Zy werden toegelaaten tot het deeigenootfchap van Godlykheid met odin en diens Raad van Halfgoden, hier zouden zy den hun geliefden Oorlog blyven voortzetten; Spiegelgevegten houdende onder de Vaandels van deeze Godheden (*). Naa deeze Krygsoefeningen keerden zy weder in 't Paleis, waar zy zich vergastten op die wyze, welke, naast het vegten, hunne hoofdbezigheid op Aarde uitmaakte: — 't Vermaak van zich dronken te drinken. Doch hierin behieldt odin voor zich een uitmerkende meerderheid; want hy alleen dronk Wyn , en liet Bier en Mede, (dc geliefde Dranken der Noordfche Volken (f)) voor zyne Halfgoden en Helden over, die tot voller genoegen het vermaak hadden van uit de bekkeneelen hunner vyanden als drinkfchaalen hunnen drank te drinken (|)._ Zodanig was de Godsdienst , en van dien aart de Zelf. (*) Zy werden Monoheroes geheeten quod illi foli in alterd vitd miiitiam exerceren», fub vexillis Deorum pugnaturi. Bartholini'S. Cf) Zie bartholinüs, en diens Uittrekzels uit de Noordfche Schryvers en Scaldifche Poézy, over het groot gebruik en misbruik van Bier en Mede in Scandinavia, Britiange, Duitself land, enz. Lib. II. Cap. XII. Plinius fchryl't, ten deezen opzigte : Efl & occidentibvs populis fua tbr Ut as fruge madkia; pluribus modis per Gallias Hifpaniasque, nominibus aliis fed ratione eddem. Hifpania jam £? vctuflatem ferre ca genera docuerunt. ASgyptus quoque fruge fibi potus [imililer excogitavit. Nullaqne in parte mundi cesfat ebrietas; meros quippe hauriunt tales fuccos, nee diluendo , ut fina mitigant. At herculé illie tellus fruges parere videbatur. Heu mira vitiorum folertia, inventum efl , quemadmoduni aqua inebriarent* Lib. XIV. (O De Eerw. engelberts handelt ook over deeze gevoelens" in zyn Alouden Staat der Fereenigde Nederlanden, van de Gevoelens der Noordfche Germaanen fpreekende, en haalt een Gedicht »an van den Deenfchen Koning regner lodbrog , die, naa dat hy de Zee lang onveilig gemaakt, en verfcheide invallen op het Vasteland , in Groot-Britannien en Ierland gedaan hadt, eindelyk door den Koning ellu in eene akelige gevangenis ge* hou-  BY DE OUDE SCAND1NAVIERS. 381 Zelfmoord, lofiyk gekeurd by de Dienaaren van odin (*). Schoon hunne denkbeelden van het toekomende zeer grof zinlyk waren , hadt, nogthans, de veelvuldig by hun ftandgrypende Zelfmoord eene geheel Godsdienftige {trekking , en werd niet gepleegd met eenig uitzigt om van de gcvaaren en moeilykheden deezes leevens ontflaagen te worden, maar enkel met oogmerk, om, (gelyk zy dagten) hun Gelukltaat naa den Dood te bevorderen : en hierin kwam dezelve met de AJiatifche Zelfmoord overeen ( f )• Terwyl de Zelfmoord , vcrueedigd door zommige Westerfche Wysgeeren , zo wel als door de Voorftanders van denzelven heden ten dage, een geheel anderen weg oploopt; te weeten , alleen tot ontheffing van tegenwoordig lyden , in welks verdraagen met ftandvastigheid men meer moeds zou betoonen, dan in het zich daar van ontheffen door Zelfmoord. houden werd, waar de Slangen en Adders zyn eenigfte gezellen waren ; zyne Veldflagen en Overwinningen mee de fterkfte kleuren afgefchilderd hebbende, eindigt hy zyn rymJoos dicht, Op de hoogfte plaats zal ik met de asek (*) Myn Bier met vreugde drinken, De jlonden des leevens zyn verhopen, Lachende zal ik Jlervcn. Vert. (*) De Druïden begunftigden ook den Zelfmoord op een Godsdienftig beginzel, gelyk blykt uit deezen hunnen grondregel. „ Daar is eene andere Wereld , en zy , die zich zel„ ven dooden om hunne Vrienden derwaards te vergezellen , „ zullen daar met hun leeven." Zie rapia's Introduclion to Bist. *f England. (f) Zie de Ophelderende Aanmerkingen over den Zelfmoord der Oosterfche Volken, hier boven, bl. 375, aangehaald. C) Dit zyn de Mindere of Halfgoden. Cc 5 BE-  2 * «et HUrSLYK LEEVEN HERJGT VAN HET huislyk LEEVEN van den heere john howard, Esq. Hy die groot is in V oog zyner Huisgenooten en naaste Bekenden, is waarlyk een groot Man. „ genoegen gaven wy aan het beste gedeelte onzer " ,V-* J-^eren , met de plaatzing van het Berigt der „ laatfte Ziekte en Dood van den beroemden Menfchen„ vriend, howard , en de ontleeding van het uitmun„ tend Character deezes fteeds gedenkwaardigen Mans, „ door Dr. aiuin 00; wy willen hun niet onthouden 't ge„ noegen, t welk zy, nevens leerzaame onderrigting, kun„ nen haaien, uit de belchouwing van het Huislyk Lee,, yen deezes Mans, van dien zelfden Schryver ont„ leend ; hy biyft fteeds aan zich zeiven gelyk , op „ dit mindere looneel, 't welk zo menigmaal gebreken „ ontdekt, die men op een grooter niet befchouvvt , is „ hy dezelfde Man; Vertroosting en Geluk onder zy„ ne Medemenfchen bevorderende, ook in den bepaalden „ Kring van zyn eigen Landgoed." * # # & & De Heer howard volgde te Cardington fteeds die plans, zo ten aanziene van zyne Perfoonlyke als Familie belangen , als ten opzigte der bevordering van het welweezen der zodanigen rondsom hem, welke Beginzels en Neiging beiden hem deeden goedkeuren. Schoon niet gedreeven door de eerzugt om een Juisterryk vertooii te maaken hadt hy een fmaak voor uitfteekende netheid in zyn Wooning en Toeftel, Zyne maatige en byzondere Leevenswyze maakte hem ongefchikt voor eene uitgelekte en gemengde verkeering, nogthans ontving geen Mensch zyne uitgezogte Vrienden met waarer gastvryheid; en hy hieldt altoos ommegang met verfcheide der voornaamste Perioonen, ui zyn Landfchnp , die zyne waarde kenden en hooglcbatten. In de daad, hoe weinig, of geheel niet, de Heer howard zich wist te fchikken naar de vryüeden en ongeregeldheden, welke plaats grypen in de groote Wereld , was hy niet onagtzaain omtrent de vast- (*) Zie hier boven, bl. enz. ^  VAN JOHN IICWAUD. | 3^2 gefielde gebruiken , in dezelve heerfchende; en hoewel men hem een Man van naauwgezetheid en vol byzonderheden mogt noemen , kon niemand hem betwisten dat hy aanfpraak hadt op den tytel van een Heer die wist te Jeeven. Maar de wyze, op weike hy verkeerde met Perfoonen van zyn eigen rang, is van veel min aangelegenheids, ten aanzien e van het oogpunt , waaruit ik zyn Characl-er wilde befchouwen , dan hoe hy zich een zegen maakte voorde Bchoeftigen en Hulploozen, in een kleinen kring, vóór dat hy zyne menschlievende goeddaadigheid in een Zo veel wyder uitltrekte. Het fchynt een hoofdvoorwerp van zyne Eerzugt geweest te zyn, dat de Armen in zyn Dorp de geregeldfte in hunne Zeden, de netlle in hunne Perfoonen en Wooningen , en de rykstdeelende in de zegeningen des leevens 'mogten weezen, die men in eenig gedeelte van Engeland kon aantrefién. Naardemaal het zyne geaartheid was, alles, wat hy ondernam, tot den hooglten trap van volmaaktheid op te voeren, zo fpaarde hy geene kosten , en ontzag geene moeite, om dit oogmerk te volvoeren. Hy maakte eenen aanvang met het bouwen van een aantal nette VVooningen op zyn Landgoed; voegende by elk 'een kleine plek gronds tot een tuin, en andere geryflykheclen. In dit ontwerp, 't geen men zou mogen aanzien, zo wel als een Huk van fmaak als van weldaadigheid , hadt hy zyne Egtgenoote tot Medewerklïer. My heugt hoe hy verhaalde , dat hy, ten einde van het Jaar, zyne jrekening opgemaakt hebbende, de balans zo voordeelig vondt, dat hy zyne Egtgenoote voorfloeg om 't zelve te belteeden tot een reisje na Londen, of tot eenige andere verlustiging, welke zy mogt kiezen. Zy antwoordde s ,, V/elk een fraaije Wooning zouden wy 'er voor kunnen bouwen ! " En het geld vverdt tot dat einde befteed. Deeze nette en geryflyke Wooningen liet hy betrekken door de vlytigfte en maatigfte Landhoevenaars, die hy kon vinden , en over dezelven hieldt hy het opzigt als dat van een Heer en van een Vader te gelyk. Hy droeg zorg om hun werk te verfchaffen, om hun in ziekte en ongelegenheid by te (taan, en hunne Kinderen op te voeden. Om hunne goede Zeden te bewaaren , was het by hem eene voorwaarde dat zy elk geregeld de Vergaderingen van hunne openbaare Godsdienstoefening zouden bywoonen, zich onthouden van in Her-  $H mr hwslyk leeven Herbergen en Kroegen te loopen, en van zodanige Uitfpan. nmgen, als hy fchadelyk oordeelde; en hy verzekerde zich van hunne onderwerping aan zyne Regelen , door bun tot Landhoevenaars zo lang het hem behaagde aan te neemen. ö Ik zal hier vryheid verzoeken voor een uitflap , tot het maaken van eenige algemeene aanmerkingen over de verichillende wyzen, die men kan voordellen tot verbetering yan den toeftand der laagfte en talrykfle rangen van Menlchen onder ons. In den (laat, waarin zy zich maar al te dikwyls voordoen, vernederd tot den laagften trap van behoefte, door het aanwenden van hunne ingefpannendfte poogingen naauwlyks bekwaam om iets meer te winnen dan de enkele Lee vensnoodwendigheden ; verlaagd door volflaagen gebrek aan onderwys, en niets bezittende t geen waardigheid aan het menschlyk Characrer by. zet, is het niet te bevreemden, dat een weldaadig Man, in den hoogeren kring der zamenleevmge, hun eenigzins aanmerkt als Schepzels van eene laagere foort, die alleen beweldaadigd kunnen worden door het geftaadig aanwenden van zyn gezag en toevoorzigt. En ik geloof met de daad. dat, uit hooide van de werking der Wetten, ten opzigte van de Armen gemaakt, en andere omflandigheden de Armen in Engeland bedagtloozer , verwaarloozender en hulpl iozer, zyn dan bykans in alle andere Landen, Menschhefde zal, derhalven, in zulk een Haat der dingen het noodig agten , het geheele beftuur op zich te neemen van de zodanigen, die ten hunnen eigen beste noch denken noch werken kunnen ; zy zal het beheer van alle hunne belangen op zjc|, neemen. juist als men doet van Kinderen en Onbekwaamen. Met één woord zy zal ftaan na zulk eene foort van invloed als de [uiten van Paraguay vastftehlen , (misfchien met 't zelfde vveldaadige inzigt,) over de eenvoudige lnboorelingen. Maar moet die Haat van kindfche afhanglykheid altoos duuren i Moet, in een Land van vryheid , en waar billyke Wetten plaats vinden, het groote lichaam des Volks altoos leeven in een Haat van daadlyke Onderwerping aan en afhanglykheid van eenige weinigen? Moeten zy nimmer onderweezen worden in 't geen tot hun ei°-en geluk ftrekt; moeten zy altoos om onderftand en beftuur het oog opheffen tot de zodanigen , die , met de daad min onafhanglyk zyn dan zy zelve ? Dit is een denkbeeld, 't geen eene vrye ziel niet gaarne zal toeftaan ; dee>  VAN John höward. 3$s deeze ziet met zorgvuldigheid voorwaards op een tydperk, waarin laagheid van ftaat niet noodwendig \erlaagng van natuur zal influiten; doch waarin elke Rang in de Maatfchappy , kragten in zichzelven voelende om zich weezenlyke genietingen des leevens te bezorgen, op zyn eigen poogingen zal vertrouwen, en beftuurd worden naar de voorfchritten van hun eigen redelyk vermogen. Dat dit geene ingebeelde (laat der dingen is, wyst de algemeene toeftand van de laagfte Rangen, in eenige Landen, en zelfs in zommige ftreeken van Engeland, uit; waar de arbeidende Armen , ten zelfden tyde dat hunne winften hun in ftaat ftellen om de aangenaamheden des leevens te genieten , gewend zyn aan een maatig en te raade houdend leeven. Weinige Landfchappen zyn 'erin Engeland, die minder bezigheid verfchaffen aan de veelvuldige Armen, dan dat van Bedford ; ingevolge hiervan zyn de arbeidsloonen gering, en groot gebrek zou 'er heerfchen , zo niet de Menschlievenheid der Heeren, die op hunne Landgoederen woonen, tusfchen beide kwam. Onder deezen onderfcheidde zich de Heer howard , door zyne aandagt by zon der te vestigen op de verbetering en vertroosting der geenen, die van hem afhingen, en werd hy, uit dien hoofde , by hun hoogst geagt en geëerbiedigd. Ik mag 'er by voegen, hy bezat hunne Lief ie; 't welk by lange naa altoos het geval niet is der zodanigen, die weezen» lyke dienften doen aan lieden van dien ftaat. Maar hy bejegende hun met zagtmoedigheid, zo wel als hy hun beweldaadigde; hy vermydde zorgvuldig alles wat naar ftugheid of overheerfching fmaakte in zyn gedrag, ten hunnen opzigte. Wat 'er zich ftrengs mogt voordoen in de Regelen, die hy wilde gevolgd hebben , daarin bedoelde hy alleen hunne waare belangen, en, indien zy onder zyne befcherming een gerusten ouden dag konden ilyten in hunne eigene gemaklyke Wooningen, in ftede van hun leeven te eindigen in Werkhuizen, vonden zy de ondergefchiktheid, waarin zy hunne voorige dagen hadden doorgebragt, ruim en ryklyk vergoed. Het is zeker, dat de verbetering van hunne Zeden en Beginzels, welke hy bevorderde, tot een allerkragtdaadigst middel ftrekte om hun meer en meer onafhanglyk te doen worden. En ik heb reden om vast te ftellen, dat de Heer howard , ten minften in 't einde , zo zeer de Regten der Armen behartigde als hy be-  386" HET HUISLÏK L-EEVEET bezorgd was om hunne Aangenaamheden des leevens 'te vermeerderen. De Liefddaadigheden van den Heer howard bepaalden zich niet tot de zodanigen, die meer onmiddelyk tot zyn Landgoed behoorden; zy ftrekten zich uit tot den gehëelen kring der Nabuurlchappe. Zyne goeddaadigheid werkte voornaamlyk op het grondbeginzel, om den toeftand deiArme n te verbeteren , door aan hun eene geregelde en nutte Opvoeding te fchenken. Van zyne vroege jeugd hadt hy dit op 't oog, en hy (telde Schooien aan voor Jongens en Meisjes , naar een welberedeneerd plan ingcrigt. De Meisjes leerden leezen, en eenvoudig werk met de naald ; de Jongens leezen , eenigen fchryven , en de beginsels van het rekenen. Zy moesten geregeld de Godsdienstoefeningen bywoonen, volgens die leiding, welke hunne Ouders de beste keurden. Het getal der geenen, die in deeze Schooien werden opgebragt, was nu eens meer dan min; doch de Schooien bleeven aan den gang. Op alle andere wyze, waar op een Mensch, die geheel genegen is om goed te doen met de Middelen , hem door de Voorzienigheid gefchonken , zyne weldaadigheid kan uitoefenen , tradt de Heer howard vooruit. Hy fchreef niet alleen in, als 'er openbaar eenig liefdewerk te verrigten ftondt ; maar zyne byzondere Liefddaadigheden breidden zich wyd uit, en werden by uitftek wel beftuurd. 't Was, 't is waar, aan zyne Vertrouwden en Medehelpers alleen , dat veele deezer bekend waren ; doch zy geeven hem, ten deezen opzigte, het volledigst getuigenis. Zyn zeer gemeenzaame en vertrouwde Vriend, de Eerw. Mr. thomas smith , van Bedford, gaf my liet volgend berigt van dit gedeelte zyns gedrags , op een tyd, dat deeze Menfchen vriend druk bezig was in de meer openlyke betooningen deezer zielsgefteltenisfe , die men -veeltyds zou veranderde I len, dat aanliepen tegen zyne byzonderder en plaatslyker weldaadigheden: ,, Hy volhard„ de fteeds om liefddaadige fchikkingen te beraamen voor zyne arme Nabuuren en Landhoevenaaren ; en als men ,, in aanmerking neemt hoe zeer zyn hart bezig was met, ,, en.hy zynen tyd befteedde in, de volvoering zyner vvyd„ (trekkende Plans, was het verbaazend , met welk eene, „ tot kleinigheden afdaalende , naauwkeurigheid hy zyne ,, bevelen hervvaards zondt, omtrent de'giften, welke hy ,, in 't_ byzonder uitreikte. Zyne Schooien bleeven tot „ het einde toe in ftand." Het is onmogelyk dat 'er een fier-  VAN JOHN HOWARD. 3*7 fterker proeve kan gegeeven worden, dat de hebbelykheid om goed te doen, hem volftrekt eigen geworden was, dan dat hy , terwyl zyne openbaare verrigtingen hem boven alle Mededingers ftelden in daaden van Menschlievenheid, nog zyne begeerte tot weldaadigheid niet kon voldoen , zonder de gewoone Gunstbewyzen aan zyne Nabuuren en Landhoevenaaren uit te reiken. Eene andere vroegtydig zigtbaare trek van dat Character , 't welk de Heer howard tvervolgens zo zigtbaar ten toon fpreidde , beftondt in een' vastbeflooten Wederitandbieding aan Onregt en Geweld. Op niemand kon men vaster betrouwen als een Befchermer van Regt en Onfchuld tegen medoogenlooze, en alle beginzelen met voeten tr'appende, Magt. Zyne verontwaardiging werd gaande by alle poogingen om indragt te maaken of te overheerfchèn; en zyne geaartheid dreef hem, om, zonder marren, met woorden en daaden zyn rechtmaatig gevoel over zulk een gedrag uit te drukken. Vermits niemand volkomener onafhanglyk kon weezen, zo in begrippen als in omftandigheden, dan hy, maakte hy dat gebruik van dit voorregt, 't welk ieder onafhanglyk Mensch behoorde te doen. Hy handelde gelyk Beginzel hem voorfchreef, zonder agt te liaan wien hy daardoor ook zou mogen mishaagen; hy gaf zyn verfchillende meening, aan lieden van tegenovergeltelde Characters , op het fterkfte te kennen ; en betoonde zich geen min moedig tegenltander van fchadelyke ontwerpen, dan een bevorderaar van goede. De zugt tot Orde en Geregeldheid was in zynen vroegen leeftyd, zo wel als in de laatere, zigtbaar; door deeze bepaalde hy zyne eigene Huislyke belangen zo wel als de plans tot welweezen van anderen. De befchikking, welke hy op zyn tyd maakte, was naauwkeurig en naar een juist beltek ingerigt. —< Hy kende zeer net den ltaat van alle zyne zaaken, en de hand der te raade houding regelde , wat het edelmoedig hart beüoot te belteeden. —— Zyn fmaak in Kleeding, Huishouding , en alles wat het uitwendig vertoon betrof , helde over tot het eenvoudige en het nette : deeze gelykheid van aart maakte hem een bewonderaar van den Aanhang der Quakers, en met veelen van die Gezindheid hadt hy eene naauwe verbintenis. De Heer howard hadt het gemeen met andere Mannen van een deugdzaam en weldaadig Charaéter , dat hy zeer gefield was op het aankweeken van Planten, die nuttig waren en tot beraad dienden. En daar zyn eigen voed- zel  3§8 HET MüISLYFC tEÊVEW VAN JOHN Uc-WARtC zt\ meest uit het groeiend ryk beftondt, werd hy eigenaartig opgewekt om zich met de aangenaame bezigheid, de voortteeling van Veld-en ïuinvrugten, onledig te houden. Het hoogst nutte Aardgewas, de Aardappel, hieldt by veel van , en eene zeer veel opbrengende foort van dezelve , welke hy algemeen bekend maakte, kreeg naar hem een bynaam. Zyn Tuin was een voorwerp, waar de nieuwsgierigheid zich kon verzadigen; zo ten aanziene van de wyze op welke dezelve was aangelegd , als tenopzigte van de uitlteekenheid der Gewasfen; op zyne veelvuldige Reizen bragt hy de zaaden van keurige foorten van Moeskruiden mede, en deelde ze onder zyne Vrienden uit. Op deeze wyze bragt de Heer howard de geruste jaaren door van zyn vast verblyf te Cardington, gelukkig voor zichzelven, en een werktuig van goeddaadigheid en gunstbetoon voor allen die hem omringden. Maar die ltaat duurde niet lang. Zyn Huislyk Geluk kreeg een deerlyken flag, door den dood zyner teerbeminde Echtgenoote , in den Jaare MDCCLXV, kort naa de verlos» ling van haar éénig Kind. LEE-ENSKEttlGTEN WAN DEN HOOGLï:ERAAR JOHANNES BERIN HARD UASEDOW. (Ontleend uit de Beytrage zur Lebtmgefchkhte von J. ü. BASEDOW.J Wanneer eenig Perfoon zich onderfcheiden heeft door het ten toon ipreideu van groote Begaafdheden, of door zynen brandenden Yver tot het bevorderen van het algemeene VVelweezen, ontihat 'er in ons natuurlyk eene begeerte om te leereu kennen eenige hoofdbyzonderheden van zyn Leeven; de hoedanigheden, welke hy van de natuur ontvangen heeft; de Opvoeding die hem ten deele viel, gefchikt om dezelve te doen rypen, of de vroege uitbotting te vertraagen; als mede zodanige bykomende omltandigheden die derzelver werking in eenig byzonder kanaal deeden vloeijen. Johannes bernhard basedow wordt, met het hoogde regt, onder deeze agtenswaardige Charafters geplaatst. Aan zyne onvoldaanheid over de algemeeue wyze, op wel»  VAN J. B. BASEDOW. 38? Welke men de Jeugd opvoedt, en zyne onvermoeide poogingen om eene betere in te voeren, is Duitschland grootendeels verfchuldigd de verbaazende veranderingen , die zich thans in de meeste Kweeklchoolen opdoen. ——— Aan zyne onvoldaanheid wegens de Godsdienttige Leerlteliingen , in welke hy was opgebragt , en die de Regtzinnigheid naar de Middaghoogte van Duitschland uitmaaken, hebben zyne Landgenooten voor geen gering gedeelte dank te weeten, dien geest van Vry Onderzoek, welke thans in de Lutherfche Kerk heerscht; waar 's Menfchen Ziel , haare kragt gevoelende, en haare eifchen doende gelden , met kragt zich verzet tegen de banden van^ menschlyke Geloofsbelydenisfen. Eer wy onze Leezers de algemeene omtrekken des Leevens van den Hoogleeraar easedow opgeeven, zal het niet ongepast weezen , hun te berigten , dat de byzonderheid van zyne Leerwyze beftondt in eene rechtltreekfche aankanting tegen die men 't algemeen volgde. Hy begreep niet alleen , dat de dwingende Leerwyzen , zo algemeen aangenomen, gefchikt waren om den voortgang der Leering te ftuiten , terwyl de Kweekeling onder het opzigt was van zynen Leermeester , en hem een wederzin van de Letteren in te boezemen , naa dat hy de ichoolroede ontwasfen was; maar tevens, dat de Opvoeding der Jeugd, in zommige gevallen, van eene al te afgetrokkene natuur is; en, in andere, zich enkei tot woorden bepaalt als voorbereidende tot de kennis der zaaken': ter wyl, in de daad, de nuttige kennis der dingen de voorbereiding moet weezen tot de kennis der waotdeu. Overeenkomftig met dit denkbeeld, poogde hy eiken tak der Weetenichap te fchikken naar de vatbaarheid zyner Leerlingen, door te wege te brengen, dat hun oordeel te gelyk met hun geheugen geoefend wierd , en door hun eene inneemende gemeenzaamheid met'de voorwerpen zyner ftudie te doen verkrygen. Dit deedt hy dooi de uitvinding, de gepaste fehikking en de gemeenzaame verklaaring , van Figuuren en Prentverbeeldingen , op welke de Kinderen eigenaartig gefteld zyn; en door deeze middelen kreegen zy een volkomener indruk van eenig voorwerp , dan de uitgewerktfte befchryving met mogelykheid kon geeven. Voor de zodanigen, die verder gevor¬ derd waren, bediende hy zich van de onderfcheidene foorten van Werktuigkunde en Modellen, waar door de Kweekeling leerde naauvvkeurige denkbeelden vormen en juiste meng. 1792. no. 9. Dd kun-  39® leevenseerigten' kundigheden verkrygen , en , in zommige gevallen eene behendigheid om 'er mede te werken, beantwoordende aan die zugt tot werkzaame uitfpanningen, op welke de jeugd zo zeer gefield is. Men kon zich niet belooven, dat eene onderneeming van deezen aart op éénmaal tot volkomenheid zou gebragt worden; dan dezelve heeft aanleiding gegeeven tot veele naavolgingen, en ftrekte ten grondllage van volgende verbeteringen. Eenige van basedow's Naa volgers hebben dit denkbeeld tot eene belachlyke en nadeelige verheid uitgeflrekt, en, door eene beuzelagtige geaartheid op te kweeken , gelegenheid gegeeven om tegen het Plan zelve gewigtige tegenbedenkingeu in te brengen. — Terwyl anderen, door eene verftandige in 't ooghouding van het Plan , de groote nutheid van 't zelve beweeren. De fchraudere Man, die dit Plan uitdagt, de Heer basedow, werd te Hamburg, in den Jaare MDCCXXIH, gebooreti. Zyn Vader behoorde tot den laagen ongeletterden burgerlyken rang, en was van eene haastige en grommige geaartheid. In ilede van de zich vroeg vertoonende vonken van vernuft in zyn Zoon aan te blaazen, en de bekwaamheden welke deeze deedt blyken, op eene voeglyke wyze te baflauren, poogde hy, door alle middelen van geftrengheid, dezelve uit te dooven, en te vernietigen: dan deeze poogingen bragten alleen te wege, dat zy reeds zeer vroeg dien Zoon van hem wendig maakten. De droefgeestige geaartheid zyner Moeder wrogt verder mede om het Ouderlyk huis voor hem zo ondraaglyk te maaken , dat hartzeer hem meermaalen het voorneemen deedt opvatten , om zyn leeven door Zelfmoord te eindigen. Zyns Vaders Pluis verlaatende, kwam hy in dienst by een Landopzigter in Roljlein. De zagte en inneemende aart van deezen Heer maakte hem het verblyf in diens Huis zeer gemaklyk , en boezemde hem die Menschlievendheid in , waarvan hy onder 't Vaderlyk dak een volkomen vreemdeling geweest was. Naa dathy een Jaar te Holjtein doorgebragt hadt, 't welk hy, in zyn hooggevorderden Ouderdom, het gelukkigüe zyns leevens noemde , outboodt zyn Vader hem t'huis, en bedelde hem te Hamburg op de öpenbaare School. Hier leedt hy alle die hardigheden , en oudervondt alle die blyken van dwirjglahdy, waar aan behoeftige Kinderen maar al te dikwyls zyn Mootgefteld, zo van Leermeesters ais  VAN J. H. BASEDOW. 391 sfe Medeleerlingen, zo lang hy in de laagfte Glasfen bleef; maar verder komende, gaf zyn vlyt en grootheid van vernuft, hem eene meerderheid boven zyne Schoolmakkers. Hy maakte zich noodzaaklyk by de domkoppen en luiaards, door hun te helpen ; door verzen te maaken , en andere fchoolverrigtingen, was hy, zestien jaaren bereikt hebbende, in ftaat om onafhangelyk van zyne Ouderen te beltaan. Tot hooger Clasfen opgeklommen , hoorde hy de Lesfen van richey en reimaros, die hem met hunne vnendfchap vereerden ; en van wier onderrigtingen , inzonderheid die van reiimarus , hy groote voordeden trok — doch , gelyk hy des naderhand zich beklaagde , lag hy zich op de Weetenfchappen niet toe. volgens eene geregelde Leerwyze; en door een geliefd metgezel te worden van de rykere Medeftudenten, begon hy een ledigloopend ongeregeld leeven te leiden. Éenigen tyd bleef basedow onbepaald ten aanziene van de keuze eens Beroeps. Jong zynde hadt hy geen gezindheid tot de ftudie. 't Was alleen de eerzugt zyns Vaders, om een Predikant van zyn Zoon te maaken, welke hem aandreef tot de Godgeleerdheid. Het befluit hier toe genomen zynde , hieldt mangel aan geldmiddelen hem eenigen tyd te rugge, om den loop der Academifche Letteroefeningen aan te vangen. Wanneer hy deeze zwaarigheid, eindelyk, eeni- germaate te boven gekomen was , trok hy, in den jaare MDCCXLIV,naLeï/>zfc/2 ,om zyne Studiën voort te zetten, en bovenal in de Godgeleerdheid. Te Leipzich bleef hy twee jaaren, en hoorde de Voorleezingen van den Hoogleeraar crusius , die zich , ten deezen tyde, onderfcheidde, door de harfenfchimmige Stelzels , zo lang in den fmaak, te verwerpen, en de Wysbegeerte met de Godgeleerdheid te paaren. De Onderrigtingen, welke hy in de School van crusius ontving, waren0 by hem van eenen gewigtigen en duurzaamen invloed. Maar zynen voortvaarenden geest verveelde de traage voortgang der openbaare Lesfen; hy zette zich, derhalven, met onafgebrooke naarlfigheid tot het beftudeeren van het Leerflelzel zyns Hoogkeraars, door het kezen der uitfteekendfte Schryveren, die tot wederlegging of ftaaving van 't zelve gefchreeven hadden. De Schriften van wolff , welke hy ook met veel aandagts las, deeden hem onvast worden ten opzigte van veele Leerftellingen , welke hy voor Leerftellingen des Christendom! gehouden hadt ; en eens der twyfelaarye bot gevierd hebbende, ■ Ddi >é-  39a x.EEVEN5BERIGTEH begon hy angstvallige twyfelingen te voeden , ten aaa* ziene van de Waarheid zelve des Christlyken Godsdienst*; tot dat hy, door het leezen der beste Schryveren over dit alleraangelegenst Stuk, een vast Geloover wierd in de Waarheid der Zendinge van jesus Christus, fchoon hy de meeste dier Leerftellingen ontkende, die veele Christenen voor weezenlyke ftukken van hun Geloof houden. --— Staande zyn verblyf te Leipzich, waren zyne inkomften zo gering, dat hy flegts driemaalen ter week eenen behoorlyken maaltyd kon doen. In den Jaare MDCCXL1X werd hy aangefteld tot de opvoeding van den Zoon eens Heers in Holltein. Deeze plaatzmg lchonk hem gelegenheid om aan den toetsfteender Ondervindinge te beproeven , het Plan eener betere üpvoedmgswyze , waar op hy, zims eenigen tyd gedagt hadt De uitflag beantwoordde aan zyne wenfehen. Zyn Kweekeling was een Kind van zeven jaaren, toen hy deszelfs Leermeester werd, en kon niets dan Hoosdmtsch leezen. Men verzekert, dat hy, in den tyd van drie jaaren met alleen in ftaat was om Latynlche Schrvvers te leezen, maar ook uit het Hoogduitsch in 't Latyn over te zetten, en het Latyn, met zekere maate van vloeibaarheid, te fpreeken en te fchryven. De Jon°-elin* hadt daar en boven, verbaazende vorderingen gemaalu in de beginzelen van den Godsdienst en Zedekunde, ais mede in de Gefchied- Aardryks- en Rekenkunde. Dit ^elukkiii ilaagen zette zynen Leermeester veel agtings by en bemoedigde hem, om zyn Plan , met verdubbelden ernst voort te zetten. * De Heer baserow werd , in den laare MDCCI NI" verkoozen tot Iloogleeraar in de ZedeJyke Wvsbeoeertê en Fraaije Letteren, op de Univerfiteit te Sordei "waar hy verder gelegenheid aantrof, om zyn geliefd Oiitwero voort te zetten. Dit Hoogleeraarfchap bekleedende, gaf hy verfeheide Werken in 't licht, die een gunfti* onthaal ontmoetten; bovenal eene Verhandeling over de beoefenende Wysbegeerte voor alle Clasfen , Waarin hv dc byzonderheden van zyn Plan ten vollen ontvouwde- als mede eene Hoogduitfche Spraakkunst. Geduurende zyn verblyf te Sorde , beyiytigde hy zich zeer op de Godgeleerdheid; gedreeven door een fterke en ernftige zun om aan den eenen kant, de ongerymdhedeu te vermvden' welke het vastgeftelde Stekel aankleefden, en, ïan den anderen kant, de Leerftellingen des Ongeloofs, Van  VAN J. B. BA SE DOW. 393 Van Sorde werd hy tot Hoogleeraar te Altona beroepen. Thans befteedde hy zyne ledige uuren om aan de Wereld den uitflag zyner Godgeleerde Naafpeuringen mede te deelen. Te vergeefsch raadden hem zyne Vrienden bet pad van Infchiklykheid te betreeden. Te vergeefsch hielden zy hem de noodzaaklykheid voor om hun voorbeeld te volgen, door het eene Stelzel van^Leeritukken te gelooven, en het andere te belyden. Zyn Zielsoog was zodanig gevormd, dat hy de eerlykheid van dit gedrag niet kon zien ; en hy was , ondanks zyne doorgaande fchranderheid, te dom van begrip, om te bevatten, hoe iemand een getrouw Dienstknegt van jesus christus kon weezen, als hy Leerftellingen predikte, rechtdraads ftrydig met den weezenlyken en eigenlyken aart des Christendom;. Hy hadt, daarom, de onvoorzigtigheid, om een fterk Voorftander te worden van 't geen hy voor de Waarheid hield, in tegenftelliug van vastbepaalde Geloofsepftellen en Belydenisfen. ' .f Zyn Leevensbefchryver onderligt ons , dat de Schatten van basedow van alle kanten heftige wederfpraak kreegen ; bovenal onder de Geestlyken ; en allermeest, onder zyne Stadgenooten, de Geestlykheid te Hamburg ; waar onder de Eerwaardige Heeren gosse , winkler en zimmerman uitltaken : zy predikten niet alleen tegen hem, maar fchreeven tegen zyne gevoelens; hunne bewyzen onderfchraagende met alle kragt van fmaadredenen. Zy fchilderden zyne Leerbegrippen af als vyandig tegen Godsdienst en goede Zeden. Zy lasterden hem als een harsfenfchimmigen en gevaarlyken Twyfelaar, als een dwaas Ontwerpmaaker van Hervorming, als een verfoeilyken Ketter, en Afvalligen van het Christendom, onwaardig zyn Post als Hoogleeraar te bekleeden, de jaarwedde te trekken , en verdienende voorbeeldlyk geftraft te worden, „ , , Het Volk te Hamburg werd tot een opftand tegen hem aangezet, en daar het onder 't zelve een heerfchend begrip werd, dat den Afvalligen tot den dood te fteenigen, een verdienstlyk werk zou weezen , was hy genoodzaakt die Stad te ruimen. In 't einde verboodt de Magittraat, deels op 't aanhouden der Geestlykheid, deels om de oproerige eifchen des Volks te ftillen, de uitgave en het leezen zyner Werken; waarfchuwde de Burgers om geene van easedow's fnfteliingen in de handen hunner Kinderen te geeven; en verboodt de Schoolmeesters 'er Dd 3 ge-  39* LEEVENSBERICTEN gebruik van te maaken in de Schooien , onder bedreiging van 't gemis hunner fchoolplaatzen ; terwyl zy, aan den anderen kant, de uitgave van Schriften tegen hem aanmoedigden. Basedow ftondt pal tegen het geweld der tegenkanting^ voer voort met zyne gevoelens tegen misduidingen te verdeedigen , en verlterkte ze met bygevoegde bewysredenen, langs alle wegen, die de deelen van Duitschland, van den oorfpronglyken Zetel des Gefchils verwyderd , hem open lieten. Het gefchreeuw en het uit.vaaren tegen hem deedt geen weezeulyken dienst aan de zaak , tot welker onderfteuning men zich zo zeer beyverde, en kasedow mogt, vyf-en-twiutig jaaren , naa het verwekken deezer hevige beweegenisfen, met veel genoegen zien den voort- en opgang zyner byzondere gevoelens wegens den Godsdienst in alle deelen van Duitschland. Niet weinig tyds fleet basedow in het wederleggen zy» per vyanden. Hy gaf veele Schriften in 't Jicht over den Godsdienst, de Wysbegeerte, en de Opvoeding. Veelvuldig waren zyne poogingen om eene openbaare Leerfchool op te rigten volgens zyn verbeterd plan ; veelvuldig waren de zwaarigheden , welke hy moest te boven komen ; doch het ontbrak hem niet aan aanmoediging van den Duitjehen Adel, en inzonderheid van den Prins van Des/au, en van vreemde Mogendheden, tot hy, eindelyk in 't jaar MDCCLXXIV, in ftaat was om eene Academie te Des/au op te rigten, onder den tytei Van Philantropine; fchitterend waren zyne eerfte verrigtingen, dan de Infteliing leedt naderhand niet weinig door verdeeldheden en gefchiHen, tusfchen hem en zyne Medeleermeesters. Basedow overleedt te Magdenburg, den 26 van Hooimaand des Jaars MDCCXC, en werd met eene hem vereereude Lykftatie begraaven (*). Zyn Leeyensbefchryvër, waar uit wy zeer verkort deeze Leevensbyzonderheden ontleenden, voegt 'er deeze kenfchets van 's Mans Character nevens. In basedow, was een vlug, veelbevattend, en doordringend Vernuft, en een gezond Oordeel, vereenigd met eene ongemeene leevendigheid van aart, kragt van gevoel, en hette van verbeelding. Hy dagt en fprak als Wysgetr over alle onderwerpen, f*) Zie wegens deeze begraafenisfe de Algem. Komt - en Letterbode, V. D. M. 80.  VAN J. B. BASEDOW. . 3°S pen, die zich aanboden; maar de ontdekking van Waarheden, die Nuttigheid beloofden, was zyn hoogst genoegen. Hy vondt weinig fmaaks in enkel befpiegelende Begrippen; zyne aandagt was meest gevestigd op Beginzelen die in werkzaamheid konden gebragt worden. Zyne Ziel was een onuitputbaare bron van Plans en Ontwerpen; doch zy wrogt te zeer op 'f algemeene. Hy ftreefde voorwaards met geweldige vaart, in elke onderneeming , en hadt noch het noodige geduld, noch de noodige voldandigheid , om elk gedeelte daarvan te overzien , of agt te geeven op de hinderpaalen, die zich zouden kunnen opdoen, noch om te voorzien in de middelen om ze uit den weg te ruimen. Gewoon de voor- fchriften van zyn eigen hart te volgen, zonder na vreemde hulpe om te zien, gaf hy dikwyls de voorkeuze aan de moeilyker wyze om zyne Plans tot rypheid te brengen, dan in de voetftappen van anderen te treeden. In zyne jeugdige dagen bemerkende, dat hy vlugger van begrip was dan de meesten , met welken hy verkeerde, kon hy geen tegenfpraak dulden; en, in de eerfte aandrift, viel het bezvvaarlyk hem van eenige dwaaling te overtuigen : maar , wanneer deeze voorby was , gaf hy zich gereed aan de waarheid over, zo ras hy dezelve bemerkte. Zyn aart was openhartig en edelmoedig. Vatbaarder was hy voor groote en derke indrukken, dan voor zagter aandoeningen ; en helde meer over tot het zwaarmoedige dan tot het vrolyke. Deeze neiging moet niet geheel aan de natuur worden toegefchreeven ; maar aan de veelvuldige ongundige omflandigheden zyner vroegde leevensdagen, meer gefchikt om tedere gevoelens te onderdrukken dan te koesteren. Wanneer hy, nogthans, in zyne ryper jaaren overtuigd werd van de waarde en uitmuntendheid eener goeddaadige gedeltenisfe, en dat het beste gedeelte van den Godsdienst bedondt in goed te doen aan den Medemensch, zette hy zich tot die taak met alle vlyt, en tot zyn laatden fnik bleef het zyn hoofdbezigheid wel te doen. Deeze trek in zyn Character heeft te meer verdienden ; dewyl hy zich dezelve eigen maakte door aan te werken tegen eene gedeltenis en opvoeding, daar aan wangundig. Met één woord, zyn hoofdoogmerk en hoogde eerzugt was het Menschdom beter te onderrigten, ten aanziene van onderwerpen van het hoogde aanbelang ; om de vordering der jeugd Dd 4 in  39<5 LEËVÏNSBERIGTEN VAN J. B. BASEDOW. .in alle takken van nuttige Weetenfchap gemaklyker te maakeu; dezelve met eene brandende Liefde tot de Deugd te vervullen ,• om regtmaatige en beminnelyke denkbeelden van den Godsdienst te verfpreiden, door den Christelyken beftaanbaar te doen zyn met gezond Verftand en gezonde Wysbegeerte. mannen VAN VEBNUPT , NIET NOODWENDIG ONGELUKKIG, noch, JN 't ALGEMEEN VEKWAAfiLOOSD, uit hoofde HUNNFfi TALENTEN; OPGEHELDERD OOOl! DE ONGELUKKIGE LOTGEVALLEN EENIGER EKGELSCHE PICHTEREN. (Uit het Engelsch.~) „ /^aven wy onlangs plaats aan een Stukje, ter opfclirifc „ VX voerende , clauoius , of de te leurgeftJde Geleerde ; „ Eer.e Vertelling, gefchikt voor de Gunfielingen van Vernuft e» „ Geleerdheid ('), die zelfde pen verfcbalte in 't Enge/sch he: volgend Stukje over het Onderwerp hier boven opgegeeven , „ en hebben wy niet in twyfe! gehangen om het tot eene we„ dergade van het voorige te vertaaien en te plantzen." *_#.'*.#/* Wie immer luisterde na de in fpreekwoorden als veranderde klagten des Menschdoins, en kennis nam van hunne heerfchende begrippen en gevoelens, met een wyder flrekkend oomerlom derzelver waarheid liever op te fpeuren, dan ze te wettigen door eene verhaaste en uit traagheid geboorene aanneeming , heeft te meermaalen zich genoodzaakt gevonden , om Grondregelen, zints lang, als op onbetwistbaare gevallen rustende, omhelsd, in twyfel te trekken, en de tegenftrydigheid te ontdekken, tusfchen de ondervinding van redeiyk onderzoek, en de verharde vooroordeelen die reeds verjaard zyn. ■ Met één woord, l'choon ik verre ben van te gelooven, (niet tegenflaande het gezag van een Roomsch Paus (f) en een Atheensch Redenaar (§),) dat de algemeenheid van een gcoelen ten bewyze itrekt van deszelfs ongerymdheid, draag ik, nogthans, eene volle overtuiging om, dat de ongegronde vooroordeelen, welke oppervlakkige befchouwing en overgedreeven mis- (*) Zie hier boven, bl. 2.57. (f) l'aus yniANNfiS Ue XXiil. (.§) PHOClON.  MANNEN VAN VERNUFT, NIET NOODWENDIG ONGELUKKIG. 357 misnoegen voortbragten by het veronderftelde fchrandere gedeelte des Menschdoms , en dezelve in bedrieglyke grondregelen hervormde, ontelbaar zyn. Alleen de bron van deeze Volksdwaalingen aan te wyzen» zou misfchien eene gemakkelyke en onvoordeelige taak weezen; dezelve uit te dryven, een arbeid die de kragten van een hercules vorderde ; doch het zou hoogst nuttig zyn voor het JVteuschdom. Elk Schryver fchynt, derhalven, door de deugden , die hem aan de Maatfchappy verbinden , (ik meen de deugden van vry zyne gedagten te zeggen, en yver voor het algemeene wehveezen) verpligt zyne wapenen tegen die dood. lyke pesten te wenden; om aan deeze roeping te voldoen (waar van de onbekendheid eens ongenoemden Proeffchryvers, myns oordeels, geen ontllag verleenti, vlei ik my niet in gebreke gebleeven te zyn. Myne wapens zyn, by herhaalinge , gekeerd geweest, en niet altoos, zo ik hoop, zonder doel te treffen , tegen het Vooroordeel en Bedrog; en zomtyds geef ik toe in de ftreelende veronderftelling , dat myne pylcn menig ten vyand van Deugd en Geluk in het dof vernederd hebben, fchoon, te midden van dien'"vermengden ftryd, de hand, die dezelve wierp, onbekend zal blyven. Ik behoef my niet te fchaamen , eene Eerzugt ais deeze te erkennen eene Eerzugt ats deeze port my aan om my te verzetten tegen een Volksvooroordeel (waar door menig eene pooging van een jeugdig verftand gefluit en verdrukt is; waar door de ziel van niet weinige Voorftanders der Weetenfchappen met neerflagtigheid bevangen is, en veele Slachtoffers van ongebondene vemaakneemingen aangemoedigd zyn geworden, om aan de Zanggodinnen, dat verderf, of die onheilen, toe te fchryven, welke zyne Ondeugden alleen veroorzaakt, en die, in eenigen anderen leevensftand, hun tot nog fchandelyker daaden zouden vervoerd, en tot een nog heilloozer einde gebragt hebben. Naa deeze Inleiding, behoef ik naauwlyks mynen Leezer te zeggen, dat de volgende Proeve ingerigt is tegen de zo'luiduitgefchreeuwde , zo dikwyls herhaalde , en zo algemeen ge. loofde kwellingbaarende aanmerking , wegens de Vervolgingen , die byzonder Mannen van Vernuft treffen , de vervvaarloozing , de veragting, en de ondankbaarheid , welke hun doorgaans van de Wereld wedervaart , en de bykans onvermydbaare ongelukken, welke hun op de loopbaan der Letteren treffen. 't Is waar, de naamen van eenen sau^age, van eenen chatterton, en de verdichte verfchriklykheden wegens het lot van eenen otway, en de cierlyk uitgeboezemde klagten van eenen shenstone, eenen hammond, en veele andere voorbeelden, fchynen maar al te veel fteuns te geeven aan het bedroevend denkbeeld van het ongeluk des Vernufts. Deeze, nogthans, D d 5 en  manken van vernuft en zy leveren de fterkfte by het gros des Volks gangbaare voorbeelden op , zullen maar zeer zwak ëên gevoelen onderfchraagen , dat uitfteekende bekwaamheden , of zelfs de noodige daar mede gepaard gaande gefchiktheid, eene onmiddelvke of weezenlyke (trekking hebben , om de bevordering van Fortuin te verhinderen , of de gewoone genietingen des geluks te voorkomen. & Het Leeven van sauvage is ongetwyfeld onderfcheiden doof veele lotgevallen, die niemand, dan een Mensch van Vernuft; zouden hebben kunnen bejegenen; maar het zyn de gelukkige leevensomftandigheden alleen, die aan deeze oorzaak kunnen worden toegelchreeven ; de donkerder trekken , welke zich daar over verfpreiden, hebbe men toe te kennen aan zyne onyoorzigtigheid , en aan zyne ondeugden; was sauvage geen Dichter, geen Man van bekwaamh-den, geweest, zyn armoede zou, (niettegenltaande de duisterheid van zyne afkomst,-) voor altoos ongeholpen gebleeven zyn, en niet verligt door''t mededoogen; Gebrek of het Geregt zou fchielyker den draad zyns elendigen beftaans hebben afgefneeden. De bekwaamheden van den Dichter, fchoon verre van den eerfien rang te zyn, dringen de eifchen aan, welke de natuur te vergéef.ch zou herhaald hebluen om de befcherming te krygen van een edel huis; en zelfs naa dat deeze befcherming hem ontttondt, behieldt hy de aanhoudende gunstbetooningen van byzondere Perfoonen , die, hadt hy deeze bekwaamheden niet bezeten, hem ongeholpen zouden gelaaten hebben, in den grooten hoop van onverzorgde behoeftigen. Was hy niet in ftaat om de b-dwelmïug des voorfpoeds te wederliaan, of met voorzigtigheid en dankbaarheid gebruik te maaken van de milddaadigheid der geenen, die medelyden hadden met zyn tegenfpoed, 't valt dan ligt uit te maaken, of de Dichter, dan of de Man. te haken is wegens zyne ongelukken of, met één woord , de Wereld, dan of sauvage, geregtigd is tot de grootfte maate onzer berispinge. Wat chatterton betreft, een Dichter zyn ongelukkig lot bezingende, moge ten flor de vergetelheid aanroepen om zyn leevens uiteinde te verbergen. Een Zedefchryver moet dit niet verheelen, maar, om de jammervolle uitwerkzels van wanhoop voor te Hellen, en indien het mogelyk is, het plee°-en van misdryven , zo beledigend voor dt Maatfchappy , in° 'c vervolg voor te komen, 'er hy voegen, dat, wanneer eeu afgezondene van liefddaadige onderfleuning 'er op uit was, om zyn verhookn verblyf op te zoeken, de trotfche en onverduldige Jongeling, met vergift de naderende dageraad van eer en geluk voorkwam, en zyn nagt van elende door zelfmoord eindigde. In ftede, derhalven, van het Menschdom te berispen over het verwaarloozen van zo groote Talenten , en in kiaagcooiien uit te weiden over de jammeren van zyn kort- fton.  KIÈT NOODWENDIG ONGELUKKIG. 35> ftondig leeven , behooren wy te bedenken, dat ongeregelde 4nften, niet het veiheeven vernuft, van chatterton , de bewerkende oorzaaken waren van zyn deerlyk uiteinde: dat wy liever de woorden gebruiken van een vernuftig Schryver: „6, , Dat op dien tyd, wanneer de vergiftkelk beefde in de hand van chatterton , den ongelukkigen chatterton beefde, ' een vriendelyke boode, en hemelsch afgezant, hem onder- regt hadt van de eer en de belooningen, die de goeddaadig- heid van eenen fry bereidde voor dien Gunlleling des Ver', nufts; maar Voedfterling der elende, welk eea fchat van Let„ terëere was voor Brittanje bewaard gebleeven ! Doch de „ Voorzienigheid hadt het anders befchikt — en de Mensch „ moet zich aan die fchikking onderwerpen. Nogthans ver„ biedt de Godsdienst in geenen deele de traan die biggelt ia „ het oog der aandoenlykheid; en onderwerping wraakt geen„ zins een diep gehaalde zugt van medelyden (*)!" Wegens otwav loopt eene vry algemeen aangenomen vertelling, dat hy, naa lang gevast te hebben, eindelyk verflikte door te gulzig gebruik van gemeen voedzel; doch het is thans uitgemaakt, dat dit, hoe algemeen geloofd, nooit gebeurd zy, fchoon hy ongetwyfeld in diepe armoede flierf; een armoede, welke, nogthans, niet geheel en al kan toegefchreeven worden aaa 't verzuim waar mede de Wereld hem bejegende: dewyl vetfcheide van zyne Tooneelflukken de goedkeuring en befcherming, welke zy met zo veel regts verdienden, genooten. In 't kort, fchoon ik verre ben van te veronderliellen, dat zich op de Lettcrbaan te begeeven, eenigzins, wat Voordeel of Eere betreft, in vergelyking kan komen , of met de Pleitzaal tegenwoordig, of met den Geestlyken fland in vroegeren tyde, hel ik, nogthans, zeerover, om te gelooven (zonder thans flil te ftaan op tegenovergellelde voorbeelden van gelukkig flaagende Letterhelden), dat de ongelegenheden en onheilen der Lieden van Vernuft, meer aan hun eigen wangedrag , dan aan eenige andere oorzaak, waren toe te fchryven, en naauwlyks, in eenig geval , de enkele gevolgen geweest zyn van hunne Talenten, of de ongevoeligheid en onverfchilligheid des Menschdorns, ten opzigte van hunne verdienlten. Ten &\ Man of Benevolence. De gebeurtenis, waarop Mer gedoeld wordt, Jg wel bekend. De Leevensbefchryver van chatterton, diens deerlyk uiteinde vermeld hebbende, voegt 'er nevens s „ 't Geen onze droefheid over deezen verhaasten en ongelukkigen (lap moet vergrooten , is het berigt , dat wylen Dr. fry , Opperfle van St. '„ John's College in Oxford, op 't laatst des jaars 1770, na Bri/lol , ging, om onderzoek te doen op het geval van rowley en chatter',\ ton , en den laatlten befcherming te verleenen , indien het bletk , dat hy byftand verdiende —— toen helaas 1 a! de kundCcbap welke ' hy kon opdoen, hierin beftóndt, dat chatteiïton, weinig dsgen gs„ leden , zichzelven van kant geholpen hadt." Crjcgory's Life of chatterton.  49* MANKEN VAN VERNUFT Ten aanziene van shenstone en hammond is het bezwaar een.gzms van eenen anderen aart, en het zou fchynen aTs of zy, die het u.tgeleerdst waren in de tedere kunst van zoetheid « overtuiging, het minst gefchikt waren van te flaagen, om de tederlle dri ten m het vrouwiyk hart op te wekken; als of verbeeld.ngskragt, kieschheid en aandoenlykheid, vyandinnen waren van de liefde, en de Schoonen afkeerig van die Talen, ren, best gefchikt om de zagte dwinglandy baarer bekoorlykheden te bezingen , en de heugenis haarer bevalligheden te vereeuwigen. ° 10 Doch hier, gelyk in andere gevallen, worden wy, door eene partyd.ge opgave der gebeurtenisfe op den dwaalweg gebrast Hammond en shenstone, men moet het bekennen, waren tedere en fraatje Dichters, en egter hammond, en shenstone doen, toe op dit uur , elk aandoenlyk hart fmelten , door de weemoedige klagten van hunne flegt heantwoordde Liefde, en elk fchoon oog blyft traanen ftorten over de tedere toonen, die Itragtloos waren-om de ongevoelige phillis , of de onverbidaelyke deua, m de armen dier Minnaaren te lokken. Dan het waren noch de Verzen van hammond, noch de Dichtlfukken van shenstone , die de hoop van hunne verliefde harten te leur ftelde ; in tegendeel is 'er alle reden om te geiooven „ dat deeze, m geene geringe maate, tot het wel flaagen, zou. den medegewerkt hebben , hadden andere omflandigheden der. zeiver invloed niet verhinderd. Was de Beminde van hammond de Pupil niet geweest van een hem nydigen Staatsman, wiens bekrompene inzigten trelukzo wel als eer tot een uitfluitend eigendom'van Party wilde maaien, hy zou misfehien in de armen van zyne delia het geluk van zyn Vriend e» Medepatriot , lyttleton genooten hebben; want het volgend gedrag van Misf dash' wood toonde genoegzaam, dat zy verre van ongevoelig was voor de verdienlten of liefdedrift haars ongelukkigen Minsaars. Shenstone zou, gelyk ons verzekerd word door Dr. john, son Cfchoon hy , volgens zyne algemeene gewoonte , ziek met verwaardigt om ons te berigten, op welk gezag zyn verbaal rust (*)), door volharding geflaagd weezen, en gedeeld heb- eSl,,™™ m°et bekennen' d" dit geval, door den Lecvensbefebryve , op Lene aart,ge wyze, verhaald wordt : „ Hy was „im„ mer," fchryft: de Doefor, „getrouwd, (ik teken dit op uit myn „geheugen,) fchoon hy de Juffrouw, wie zy „ok moge geweer " ?Tu' h" vIoorwerP w« van zyne beroemde Herderskout, zo» „ hebben kunnen krygen." Ik zoek- het gezag van Dr. johnson niet ,n twyfel te trekken , of iets in 't midde., * brengen tegen zy" wnarfchynlvke ligtgeloovii-hetd ; maar zeker zou iemand verwast heb" ben onderrigt te worden van de wyze, op welke hv te weeten kwam liry-  KTnf NOOnWENDtO ongelukkig, 4«i bebben in het heil van gelukkiger Minnaars. Maar shenstone hadt zyn hart voornaamlyk gezet op zyn Landgoed , dit te vert'raaijen verzwolg niet alleen het inkomen, maar ook de hoofdfom, van zyn gering inkomen; en hy (chynt zyn aanzoek niet verder voortgezet te hebben, dan zo verre hee kon (trekken, om hem (toffe te verfchaffen tot een Treurlied, of Herderszang, Gelyk hy bedreeven was , zo vond: hy ook misfchien vermaak, in het opltellen vau dichterlyke klagten, vol tederheid en wanhoop. En ik, die my zeiven ten eenigen tyde overgaf aan het treurig vermaalt van Klaagliederen op te heffen, kan gereedlyk gelooven , dat een Man van shenstoNe's geestgefteltenisfe zeer ligt he: kon laaten berusten by eene geringe weigering, welke hem de fchoonlte gelegenheid fchonk, om zyne herderlyke Zanggodin in cypresfen-lommer te doen zingen. krygen , van wier naam en omftandighedeo liy bekent geheel onkundig te weezen. Maar de Leevensbel'chryver , misfchien overtuigd van zyne eigene waarheidsliefde , fchynt doorgaans geiiegeri om zyne bloote verzekering voor eene genoegzaame blykbaaiheid te houden. ZEDJtLYKZ BEDENKINGEN. Indien men den mensch regt wil beoordeelen , dient men te wagten tot hy zyn levensloop geheel volbragt heeft. Duizenden, welke voor het öog der Wereld hunnen levensloop ge-1 lukkig voortzetten, en met roem zouden eindigen; doch welke voor dezelve ten einde gebragt is zulke ongelukkige uitflappen doen , dat ze in eens alles bederven , en met een naain ten grave dalen, wellte hun allen voorgaanden roem benomen heeft. Wil men, derhalven, regt over den mensch oordeelen, men moet afwagten hoe het einde by hem zy. Het einde kroont her. werk, en is het einde goed, alles zal goed zyn; ma»r is het einde liegt, het ganfche werk is bedorven. Is de dood wel zo affchuwelyk als men zich verbeeld? wel zo een Koning der verfchrikkinge, als hy door veelen befchouwd word, die 'er niet aan durven denken, of by elke gedagten van eene kille doodfehrik als bevangen worden ? Indien men wel gedaan heeft, waarom zal men dan vreezen, om van eenen onvolmaaktan tot eenen volmaakteren , van eenen ongelukkigen tot eenen gelukkigeren ftaat over te gaan? — 't Is waar, de trek naar't leven is ieder ingefchapen. — De (tap is geweldig groot, over te gaan, uit den tyd, in eene onherroepelyke eeuwigheid. Daar en boven fchynt het derven van veelen eene benauwde omflaudigheid. Dan welk 'een (tap komt ons te groot voor. wanneer wy ons geluk willen uitbreiden, en welk eenen natuurlyken trek weeten wy ten deezen opzigte nier. te overwinnen ? Eu wat aanbelangt de benauwde omltaudigheid dar *  4ie°-elingeA te verwagten in het vak der Zedekunde, ftoutmoed.ge pooguigen om de verouderde vooroordéelen te beftryden de erflyke flaaverny aan kvvaalyk begreepena regten af te fchudden, op het denkbeeld van misbruiken, door gewoonte en algemeace toeitemming geheiligd, te huis- ves-  VAN CHARACTER, OF GEESTDRIFT* 40? Vesten, en, ondanks de befchuldigingen van zonderlingheid en harsfenfchimmige najaagingen, tegen dezelve zich te verzetten , de boosaartigheid van omkoopbaare onmenschlykheid te braveeren,en de zaak van een onderdrukt volk te bepleiten. Ten bewyze van deeze Stelling, zou ik my mogen beroepen op den ouden en den jongen cato, 'met één woord, op den geheelen ftoet der oude Stoicynfche Wysgeeren, indien de leevensbefcbryvingen, en nog leevende voorbeelden van laateren tyde, geen gereeder en treffender blyken verfchaften. In 't kort, deeze koelbloedige Redeneerders zyn in de Zedelyke Wereld even als zommige blindeling bewierookte Perfoonen in de Staatkundige, die, op den toetsfteen van beproevende omftandigheden gebragt , bevonden worden enkel Mannen van werkzaamheid en dagelykfche uitvoering te weezen. De Man van een Vuurig Characler, integendeel, die fterke driften heeft en een hart vol gevoel omdraagt, vertoont zich nooit tot zyn voordeel, in den gevvoonen loop der dingen; maar hy 1'chittert met dubbelen luister, wanneer zyne kragtige Aandoeningen tot werkzaamheid opgeroepen worden, en hy zich in omftandigheden gefteld vindt, die hem aanzetten tot het doen van daaden, verder gaande dan de vastbepaalde Regelen van Deugd en Ondeugd, in de Schooien geleerd; verder gaande dan de Letter der Wet! In omftandigheden als deeze, is zyn Hart wyzer dan de Hoogefchool, zyne warme Driften, en ligt gaande wordende Aandoenfykheid , zyn beter dan Boekdeelen van Zedekunde, en lange lysten van Godsdienftige Grondftel- üngen. Niet, dat wy , dit zeggende, eenigzins ten oogmerke hebben om het Licht der Openbaaringe, of de Hulp die de Wysbegeerte biedt, te verfmaaden, zonder deeze zou het Menschdom voor altoos blyven omkruipen in de duisternis van zinnelyken lust, of fteeds ftruikelen zelfs op het vlakke en effen pad des gezelligen leevens. Alles, wat ik 'er mede wil aanduiden, is al4een, dat wy in omftandigheden kunnen geraaken, ja of 'er na ftaan om in dezelve te komen, waarin de Ziel geroepen wordt om te ftreeven boven de Leerftellingen van de eerfte, en om gedreeven te worden, eer door eene meer driftige gevoeligheid van den waaren Geest, dan door eene bedaarde gehoorzaamheid aan de enkele Letter van de laatfte* Ten einde men wy niet verkeerd begrypes zal ik myEe % m  40$ proeve over de VUtlUÏGHEID ne meemng , door een voorbeeld , ophelderen , 't welk fpreeken zal voor de ooren der tegenwoordige Eeuw van Ivlenschlykheid. Het is zeker, dat noch de enkele Letter van den Godsdienst , noch van de Wysbegeerte, iets voorfchryft ten betoon van dat Godlyk en uitgebreid Medelyden , waar door veele beminnenswaardige Ch.aracr.ers thans zich bevlytigen, om de affchalhng te bewerken van eenen Hindel , die zich, mag ik my dus uitdrukken, baadt in menfchenbloed, en de zeilen doet zwellen door de zugten en 't gekerm van elende en verdrukking, fchoon ten zelfden tyde de geheele Geest des Ciristendoms , by de zodanigen, die aandoenlykheids genoeg hebben om deszelfs weldaadige kragt te voelen , zich kragtdaadig verheft tegen de verlcliriklykheden en onregtvaardigheden van dien Handel. De Man, derhalven , die koelzinnig zyn gedrag regelt naar het woordlyk voorfchrift , zou nooit de eerfte geweest zyn om maatregelen te beraamen , (trekkende tot het omhelzen van zulke edele en uitgebreide beginzelen. Neen: de Man, wiens Menschliefde eerst over den wyden Atlantifchen Oceaan toog, en van de ftranden van Africa tot die in de West-Indien den verzagtenden balzem van verzoening en vrede poogde toe te dienen , moet den Godiyken gloed , welken ik befchryf, gevoeld hebben , en eene vuurige Deugd bezitten , wyd en ver verl'chillende van de werktuiglyke Eerlykheid eens Koopkantoors , of de onvolkomene Regtvaardigheid , die voor hangen of toekomende (haffen, in de Wet voorgefchreeven, fchrikt. Ik moet, nogthans, niet verheelen, dat, gelyk dit Character zyne byzondere uitfteekendheden heeft, 't zelve ook voor byzondere gebreken bloot (baat ; nam ik deeze niet in aanmerking, de Zedeleer van myn Stelzel zou zeer gebrekkig weezen. Dezelfde kragt van ziel welke ons de grootfte hoogte van goeddaadigbeid doet beftygen , en byftand biedt tot het betoon van het verheevenst vernuft, kan ons ook, wanneer het aan gepast beltuur mangelt , tot de grootfte buitenfpoorigheden van drift doen overflaan , en tot ongeltuimheid en dwaasheid vervoeren. En, fchoon ik gereed ben, om te verklaaren, dat het gevoelen van longinus , ten aanziene van Werken van vernuft, even toepasfelyk is op de menschlyke natuur, ten minden wat het manlyk c'.iaracler betreft ; fchoon ik (naardemaal de eenpaarighsid van het eene niet vereenigd kan worden met de  VAN CHARACTER, OF GEESTDRIFT. 4°9 de verhevene deugden van het andere,) geene zwaarigheid maak , om te verklaaren, dat de veredelde geest en edelmoedige aandoenlykheid van het fterkwerkend Character , riet tegenftaande de gebreken, die 'er mede gepaard gaan, van losbandige driften, niet tegenftaande de onvoorzigtig- ' heden en dwaasheden, die 'er uit voortfpruiten, een befliste voorkeuze bezit boven de werktuiglyke onfchuld van eene koeler geaartheid. Nogthans moet de gelegenheid nooit verzuimd worden om dusdanige Charafters te vermaanen van de dringende noodzaaklykheid, waarin zy zich bevinden om zich dubbel te wapenen met naauwlettend toevoorzigt, met de voorfchriften der Wysbegeerte, en de wederhoudingen der voorzigtigheid ; naardemaal, anderzins, deeze ongeregeldheden, die verfchooning kun-nen vinden als flegts bykomende omftandigheden , de hoofdtrekken van hunne Gefteltenisfe worden; en Edelmoedigheid zich zelve verliest in volflagene Buitenfpoorigheid en Aandoenlykheid in wellust ontaart, Naardemaal ik meest overhel, om aan de vereeniging van Zedelyke en Natuurlyke Oorzaaken deeze Verfchynzels toe te fchryven, die twee tegen over elkander gefielde Aanhangen van Wysgeeren, zo geregeld aan de eene of de andere willen toekennen, zou ik, gevraagd na den oorfprong van dit Charafter, denzelven deels zoeken in de oorfpronglyk e, werktuiglyke, fchikking des dierlyken Geftels, deels in den invloed der Opvoeding op de Ziel. Die fyne zamenftelling der Zintuigen; die verzorgers van inwendige Aandoenlykheid; die vaardige en leevendige bevatting, welke zy, die gefteld zyn op het gebruik van woorden, die zy niet verftaan, en denken dat ze veel betekenen, om dat ze kunstwoorden geworden zyn , de groote dierlyke Geesten noemen; doch in de daad, de gevolgen zyn van die keurige en fyne overeenftemming van deelen, waar door de geheele Gefteltenis vatbaarder wordt voor Ziels en Lichaams aanprikkelingen , en dikwyls den ftroom des leevens door deszelfs kanaalen voert, met zulk geweld , dat men , zelfs in een ftaat van volko-nene ge-, zondheid, het voor eene ongefteldheid zou houden, deeze zyn de beginzels van de Gefteltenisfe , welke wy thans ontleeden de bloozende kaak het fchit- terend oog, —— de bezielde weezenstrekken —— met één woord, het geheel fpreekend voorkomen van den Man met een Vuurig Characler; dit alles wyst ten vollen aan, dat het geene verbeelding, geene loutere veronderE e 3 ftel-  4TO PROEVE OVER DE VUÜRIGHEID (telling is, welke ons opleidt, om , ten voordeele van het zintuiglyk Geitel, te fpreeken. Maar, om het bevallig Kind van Mede-aandoenlykheid en Deugd te doen]gebooren worden, wordt 'er iets meer vereischt. De Natuur, 't is waar, heeft de keurlyke ltoffe verleend ; doch het hangt van den Kunftenaar af om de maat van fchoonheid of leclykheid, welke dezelve zal aanneemen , te bepaalen ; en het bedwang der Opvoedinge kan, misfchien, eenigermaate de fchikkingen van de eerst vormende hand tegenwerken , en de ingelegde vermogens dooden. Dat dezelve deeze vermogens kan verkeeren, blykt genoegzaam uit den verbaazcnden yver, waarmede zomtyds voorwerpen, haatlyk in 't oog der Rede, zomtyds naagejaagd worden, en de leevendigheid , de drift, die maar al te dikwyls glans en betoverende kragt aan de Ondeugd byzet. ■ Eene vrocgtydig en met beleid aangewende te onder houding der voldoening van enkelen lust , veelvuldige aanfpooringen tot het opvolgen van edeler driften, beftendige aanmoediging en opkweeking van verltandlyke vermaaken , en bovenal eene vroege kennis aan de ongelukken en elenden des Menschdoms , zullen altoos noodig weezen tot het voltooijen van een Character : en mogelyk hebbe men de rede, waarom wy zo zeldzaam voorbeelden van Zagtaartigheid en Medelyden by Menfchen in hoogen rang aantreffen, daar in te zoeken, dat lieden van dien kring al te verre afgefcheiden zyn van weezenlyk ongemak, om 'er of onmiddelyk of naauw mede verknogt te °weezen, geduurende eenig aanmerkelyk tydvak huns leevens. Dan men heeft in 't midden gebragt, of deeze Gefteltenisfe , hoe voerdeelig voor de Maatfchappye , ook te wenfchen zy voor een Mensch op zich zeiven , als een bron van geluk, opweegende tegen de bekommernisfen en ongelukken , waar voor zy den Mensch bloot fieltDe laaghartige Zoonen der gevoelloosheid fcheppen niet alleen genoegen in de misflagen en onbeftendigheden van een Cbara<5ter , na welks edeler hoedanigheden zy nooit Runnen dingen , ten toon te ftellen ; maar zy hebben 't zelve ook ten kwaalyk uitgekoozen voorwerp gefield van hunne kragtlooze fpotternye als een gekheid der natuure ; zich zelve plaagende met noodlooze angstvalligheden, en zich zorgen op den halze laadende , die eene gelukkiger Onverfchilligheid gemaklyk vermyd zou hebben. De veel- vhI-  VAN CHARACTIR, OF GEESTDRIFT. 4II vuldige kweekdingen van gemaakte Aandoenlykheid, die met de waare Gevoeligheid niets gemeens heeft dan den naam, hebben, daar zy de beklemdheid des Medelydens zogten te vertoonen, om de eer hunner eigene Aandoenlykheid in veele gevallen op te houden , een fchynbaar iteunzel gegeeven tot aanmerkingen van dien aart. De zodanigen, nogthans, die niet onkundig zyn van de Gemoed sbeweegingen , hier boven aangeduid , moeten menigmaalen ondervonden hebben , en zy, die myne bedenkingen gegrond vinden, zullen overtuigd zyn, dat zulk eene Gefteltenis , fchoon dezelve ons onderworpen maake aan eenige bezorgdheden , waar van louter dierlyke groeijing , als ik deeze fpreekwyze mag gebruiken, nooit bewustheid kan hebben , eene ruime vergelding vindt in de vermaaken en genietingen , na welke niemand , dan de bezitter van dusdanig eene Gefteltenisfe, kan ftaan. Dikwyls heeft men gezegd, dat de Deugd haare eigene belooning medebrengt; en dit zeggen, zo waar omtrent alle Deugd, mag inzonderheid voor waar gehouden worden, ten opzigte van de Goeddaadigheid. In de daad, gelyk Zelfliefde de groote bron is van eigen veiligheid, in dien eenzaamen ftaat, welken eenige harsfenfchimmige Wysgeeren den ftaat der Natuure genoemd hebben , zo is Goeddaadigheid de voornaame bron wel van die duurzaamer veiligheid, en dier verhevener genietingen, waar voor de gezellige verbintenis ons vatbaar gemaakt heeft; en zy, die de laagere boven de edeler aandoeningen ftellen , zouden, om beftaanbaar met zich zeiven te handelen, beter doen met weder te keeren tot de woeste wildernisfen , of te erkennen , dat, indien zy, zonderde aanprikkelingen tot Goeddaadigheid zelve te voelen , de voordeden daar van erlangen, 'er eene uitgeleezene vol» doening moet gelegen zyn in het vol bezit, 't welk zy, die 'er van ontbloot zyn, nooit kunnen kennen. Zelfliefde, 't is wtfar, verfchaft voldoening aan zinlyk genot ; maar verleent Goeddaadigheid dezelve niet in onbekrompener1 maate aan de Ziel? En welker genietingen duureu langst? De Zinnen zyn, even als de klei in de handen des Pottebakkers, voor geene vermaaken vatbaar, dan die 'er onmiddelyk worden ingedrukt; terwyl de Zielsaandoeningen, gelyk fpiegels van keurig maakzel, niet alleen vercierd zyn, met haare eigene indruk zels, maar door te rugkaarzing alle de geneugten der Ee 4 om-  412 PROEVE OVER DE VtJURIGHEID VAN CHARACTER, ENZ, omftaande voorwerpen ontvangen, en mirfchien, wanneer de Aandoenlykheid ze op het keurigst geuolyst heeft kaatzen zy het beeld te rügge mee eene fchoonheid en kragt van uitdrukking , grooter en fterker dan het oorfpronglyk beeld. Dus zal, derhalven , terwyl de weldaadige Man van een Vuurig Characïer geluk verfpreidt, in de daad tenens zyne eigene genietingen vermenigvuldigen; zyne hoogde gemetingen — deeze, die geplant zyn in de Ziel zullen, (om my van eene Oosterfche zinfpeeling te bedienen ,) bloeijen gelyk de nimmer dorrende Amaranthen van het Paradys, bloeijen in zyn eeuwtgdüurend beliaan • daar da genietingen der Zinnen , gelyk de zwakke bloemen m dit ondermaanfche , flegts voor een oogenblik bloeijen, verdorren en vergeeten worden. Ben Heeren Schryveren der Algemeene Vaderlandfche Letteroefeningen. WEL EDELE HEEREN! V°0r zoa. ved mv bekend is> is het volgend Stukie V nog niet in het Nederduitsch vertaald. Daar 't zelve evenwel ook in ons Land, ter zagter beoordeeld van dergelyke gevallen, mede nuttig kan zyn, heb ik gemeend het publiek geenen ondienst te zullen doen niet Uw Ed. te verzoeken het zelve in Uw Ed. geacht Maandwerk te plaatzen. Ik ben, met de meeste achting, WEL EDELE HEEREN! VaUldet, Uw Ed. D. W. Dienaar, 19 Jllly I7Q2. N. C. DE FREMERY, A. L. M. Phiï. Br. en Med. Swi. OVER.  ©ver de önzekerh. der teken. van doodslag, enz. 413 over de onzekerheid der tekenen van doodslag, in het geval van onkgte kinderen. Door wylen william hunter , m. d. f. r. s. Buitengewoon Geneesheer der Koningin , en Lid van de Koninglyke Academie der Weetenfchappen te Parys. Voorgeleezen den 14 July 1783. Aan de Leden van het Geneeskundig Genootfchap. mynk heeren! In den loop van het tegenwoordige jaar , kwam een aanzienlyk en kundig Vriend, by de volgende gelegenheid, my een bezoek geeven: hy verhaalde my toen, dat 'er op het land een jong Vrouwsperfoon opgevat en in de gevangenis gezet was, om 'over den onderftelden moord van haar bastaard Kind te regt gefield te worden. Volgens bet geen men hem gezegd bad, fcheen het uit de omftandigheden te blyken, dat zy Onfchuldig was; en evenwel, verneemeude dat de gemoederen van het volk in dat gedeelte van het land zeer tegen haar verbitterd waren, door het algemeen geroep van eenen wreeden en onnatuurlyken moord, vreesde hy, dat zy, hoewel onfchuldig, het Slagtoffer van vooroordeel en blinden yver zoude worden. Hy wenschte, zeide hy, een onbevooroordeeld onderzoek te bezorgen. Hem was berigt, dat dit een onderwerp was, *t geen ik in myne Lesfen behandeld, en daar over eenige aanmerkingen gemaakt had , die mogelyk niet genoeg bekend waren , of op welke men niet genoegzaam lette : hy kwam dierhalven met dat oogmerk om van my te .verneemen, welke deeze aanmerkingen waren. Ik verhaalde hem , 't geen ik gewoonlyk over deeze ftof zeide, Hy vond fommige myner VVaarneemingen zo zeer ter zaake dienende , dat hy oordeelde dat dezelve zomtyds het middel zouden kunnen zyn, om 't leeven eener Onfchuldige te redden: en, indien zy dit by deeze gelegenheid doen konden, 't geen hy dagt zeer mogelyk te zyn, hield hy zig verzekerd, dat ik gaerne de moeite zoude willen neemen van dezelve op het papier te brengen. Den volgenden dag zond ik hem dezelve in eenen brief, van welken ik hem vryheid gaf zoodanig een gebruik te maaken, ais hy voegzaam oordeelen zoude. E e 5 Eeni-  I 414 ovER DE ONZEKERHEID Eenigen tyd hier na verhaalde hy my, dat het hem zeer aangenaam was , my te kunnen bedanken voor mynen brief, en my te berichten, dat het regtsgeding geëindigd en het ongelukkige jonge Mensch vry gefprooken was ; dat hy reden had om te gelooven , dat myn brief hier toe medegewerkt had. Dit het onderwerp van eenige gefprekken op eenen avond in onze Geneeskundige byeenkomst geweest zynde, zult gy u herinneren, Myne Heeren, dat gy het onderwerp belangryk vond, en begeerde dat ik 'er u eene Verhandeling over geeven zoude. Thans zal ik aan uw verlangen voldoen. In ongelukkige gevallen van den dood van onegte Kinderen, zo wel als in elke daad die ftraf fchuldig is, of oorzaak tot agterdogt geeft , vorderen rede en billykheid een onderzoek van alle de omftandigheden ; en in 't byzonder, dat men tragte om te ontdekken, uit welkeïnzigten en beweegredenen de daad voortfpruite. Want,, daar niets zoo misdaadig zyn kan, dat men 'er door de verbeelding geene omftandigheden zoude kunnen byvoegen , om het erger te maaken ; zoo kan men zig mede niets voorftellen, 't geen zoo godloos zyn zoude, en zoo beledigend voor een gevoelig hart , dat het niet eenigzints door omftandigheden en beweegredenen zoude kunnen verzagt of verminderd worden. In het regt beoordeelen van de waardy der menfchelyke handelingen, zal "er veel afhangen van den toeftand der ziel, op den tyd, dat de daad bedreeven wierd; en het is, om deeze reden, dat de wetten van alle Landen zeer veel aan krankzinnigheid infchikken; en dat krankzinnigen voor hunne daaden niet verantwoordelyk zyn. Men zal my zekerlyk gaarne willen toeftaan , dat ik genoegzaame gelegenheid gehad heb, om eene groote meaïgte vrouwlyke Characlers te Ieeren kennen. Ik heb de heimelyke, zoo wel als de opentlyke, deugden, de heimelyke zoo wel als de meer opentlyke zwakheden, van Vrouwen in alle de rangen van het leeven gezien. Ik ben in haare geheimen geweest, en haar randgeever in die oogenblikken, als haar lichaam en ziel in de grootfte benauwdheid waren. Ik ben een getuige geweest van haar heimelyk gedrag, als zy zig zeiven gereed maakten, om het gevaar te ontmoeten, en heb haare laatfte en ernftigfte overdenkingen gehoord , wanneer zy zeker waren , van maar weinige uuren meer te zullen lee* ven. Des-  DER TEKENEN VAN DOODSLAG, ENZ. 415 Deeze kennis der Vrouwen doet my (hoewel 'er buiten twyfel veele uitzonderingen op den algemeenen regel zullen zyn) zeggen, dat Vrouwen, die zwanger zyn, zonder haaren ftaat te durven bekennen , over het algemeen voorwerpen van het grootlte medelyden zyn; en meestal minder fchuldig, dan de menfchen zig verbeelden. In de meeste deezer gevallen is de Vader van het Kind wezentlyk fchuldig, en dikwyls is hy dit daarenboven op eene wreede wyze; de Moeder is zwak, ligtgeloovig, en bedrogen. Aan zyn drift voldaan hebbende, denkt hy niet meer om zyne beloften; zy vind zig zelve mishandeld , van zyne genegenheid , oplettenheid, en onderftand verftooken , en overgelaaten , om, indien het haar mogelyk is , te worftelen , met ziekte , fmarten , armoede en eerloosheid , en om het kort te zeggen, met een voljlaagen bederf , voor haar geheele leeven. Een onwaardig Vrouwsperfoon kan nimmer tot deezen ongelukkigen ftaat komen, om dat zy voor eerloosheid ongevoelig is; maar eene Vrouw, die deeze agtingwaarde deugd bezit, een fterk gevoel van fchaamte, en eene groote begeerte , om agtenswaardig in haar Character te zyn; zig zelve van zulke ysfelykheden omringd vindende, heeft dikwyls geen fterkte van geest genoeg om aan dezelven weerltand te bieden, en maakt, in wanhoop , een einde aan een leven, 't geen haar onverdraaglyk geworden is. Kan, in zulk een geval, iemand, wiens hart ooit voelde wat medelyden is , om haare daad toornig zyn op de nagedagtenis van zulk eene ongelukkige Vrouw? Het leeven was haar zoo verfchriklyk en drukkende, 'dat zy het niet langer konde draagen. Als men haaren toeftand uit dit oogpunt befchouwt , zal ieder menfchelyk hart haare onvoorzigtigheid of misdaad vergeeten, en het lyden, 't welk zulk eene Vrouw moet ondergaan hebben 4 diep gevoelen; eene Vrouw, welke, indien zy flegts niet na de troüwlooze betuigingen en beloften van onze Sex geluisterd hadde, eene liefhebbende en trouwe Huisvrouw, eene deugdzaame en geëerde Moeder, had kunnen zyn, geduurende een lang en gelukkig leeven, en deeze overweeging verwekte waarfchynlyk in haar de laatfte vlaag van wanhoop, die haar in dê eeuwigheid rukte. Ernltig te denken aan 't geen eene onzer medefchepfelen moet voelen, in zulk een ontzaglyk oogenblik, moet eiken man tot medelyden beweegen, wiens hart niet van wreedheid verftaald is, en iedere Vrouw, welke niet ftrenger deugdzaam  416 OVIR DE ONZEKERHEID zaam en kuisch wil zoeken te fchynen, als mogelyk immer eene braave Vrouw was. Men zoude kunnen zeggen, dat de fcbuld van zulk eene Vrouw toeneemt, wanneer wy in overweeging neemen , dat, ten zelfden tyde, als zy een einde van haar eigen leeven maakt, zy tevens ook haar Kind vermoort. God verhoede , dat doodllag altyd moord zoude zynl Doodflag is dan alleen moord, wanneer die met eenU gen trap van bedaard overleg en godlooze oogmerken bedreeven word. Kan dezelve, ten uitvoer gebragt zynde, in eene razerny van wanhoop, in Gods oog meer beleedigend zyn , dan wanneer dezelve in eene yle koorts of Maanziekte bedreeven word? Hy moest derhalven te gelyk met onzen afkeer ook ons medelyden opwekken. Het geen men gemeenlyk oordeelt, de moord van een onegt Kind door de Moeder begaan te zyn, zoude men, indien de wezentlyke omftandigheden alle ten volle bekend waren , moeten in onderfcheidene. omftandigheden toeftaan, eene geheel andere misdaad te zyn. In fommige gevallen , (die het te wenfchen is , dat zeer zeldzaam zyn mogen) is het eene misdaad van de zwartfte foort ; het is dan een te vooren bedagt overleg om het leeven te bcneemen aan het minst beledigende en hulploosfte van alle menfchelyke fchepfelen, en ftrydt niet alleen tegen de algemeenfte infpraaken van menfehelykheid , maar tegen die magtige ingefchaapene (injlinftive) drift, welke de Schipper van onze Natuur, tot wyze en gewigtige oogmerken, in de borst van ieder vrouwlyk fchepfel gelegd heeft, eene verwonderingswaafdige zorg voor de behoudenis van haar Kroost. De Iiefderyklte uitlegging, die men van zulk eene wreede daad geeven kan, en welke het te hoopen is, dat dikwyls de billykfte was, zoude zyn, om dezelve als een werk van razerny of kortduurende krankzinnigheid te be» fchouwen. , ^ Maar, voor zoo veel ik 'er over oordeelen kan , is het grootfte getal der zoogenoemde moorden, van onegfe Kinderen, van eenen geheel anderen aart. De Moeder heeft een onoverwinbaar gevoel van fchaamte, en wenscht niets vuuriger , dan dat zy haaren goeden naam moge bewaaren, en voor zoo ver is zy deugdzaam en beminnelyk. Zy heeft geene ftoutmoedi2;beid o;n haare eerloosheid te bekennen, en zulks te kunnen uithouden. Na  DER TÏKïNEN VAN DOODSLAG, ENZ. 41? ' Na maate zy de hoop verliest van of met opzigt tot haare zwangerheid in eene misvatting geweest te zyn , of van haare beangstheid door eene gelukkige miskraam verlost te worden , ziet zy eiken dag haar gevaar grooter worden en naderen, die haare ziel met fchrik en wanhoop overftelpen. In deezen toeftand, zouden veele van deeze Vrouwen, die naderhand van Kindermoord befchul-. digd worden, zigzelven ombrengen, indien zy niet wisten dat zulk eene daad zonder twyfel een onderzoek zou veroorzaaken , 't welk aan den dag zoude brengen , 't geen zy zo angltig wenschten te verbergen (*). In deeze verllaagenheid, niets minder dan de moord van haar Kind bedoelende , bedenken zy verfcheidene ontwerpen , om de geboorte van het Kind te verbergen; maar wankelen tusfchen zwaarigheden van alle kanten, ftellen den boozen dag verre, en betrouwen te veel op het geval en goed geluk. In deezen Haat worden zy dan fchielyker overvallen, dan zy verwagt hadden; haare ontwerpen liggen in duigen ; haar lichaams- en zielsgevaar berooft haar van alle oordeel, en redelyk gedrag; zy verlosten zonder hulp, op de plaats, waar zy in haare vrees en vcrbystering zig by geval na toe begaven ; fomtyds üerven zy in de benauwdheden der verlosfing, en fomtyds vallen zy, geheel uitgeput, in flauwte, en worden niets gewaar van 't geen 'er omgaat; en wanneer zy eenige weinige kragten weerkrygen , vinden zy dat het Kind, reeds dood, of misfchien nog niet,volmaakt leevenloos is. Kan men nu in zulk een geval wel verwagten, dat eene Vrouw het geheim aan den dag zoude brengen, daar dit nergens meer toe dienen kan? Zal niet de beste gefteldheid van haaren geest haar dringen, om haar Charaéler te bewaaren ? Zy zal, derhalven, alles, wat het voorgevallene ontdekken 'konde, zo goed als zy kan verbergen, alhoewel, indien het naderhand ontdekt word, juist dit gedrag als een bewys van haare fchuld zal aangemerkt worden. Om met my overtuigd te zyn , dat zulk een geval dikwyls gebeurt, zoude de Leezer mogelyk gaerne eenige voorbeelden en ophelderingen hebben. Over het algemeen heb ik opgemerkt, dat, hoe opregter do Vrouwen over zulke ver- (*) Een zodanig vol7oerd« daad haeft de Rtdaüiur zelve ontmoet.  4l8 OVER DE ONZEKERHEID verdeiflyke onvoorzigtigheden berouw hebben, het even zoo veel moeilyker is, om haar hieromtrent tot bekentenis te brengen; en dit is natuurlyk. Onder andere voorvallen, welke men zoude kunnen bybrengen, opende ik de lichaamen van twee ongetrouwde Vrouwen , welker beide Charaeiers, by alle die haar kenden , als onberispelyk, en buiten eenig kwaad vermoeden, waren. Over haare gezondheid geraadpleegd wordende, bedroogen, beide, my; op ééne van haar had ik vermoedens, en gaf my alle moeite om haar te overreeden my 't geheim toe te vertrouwen, indien de zaak zoo was; beloovende haar, dat ik alles zoude doen, wat in myn vermogen was, om haar uit de moeilykheden, die haar boven 't hoofd hingen, te helpen: maar alle myne moeite was vergeefs. Beide ftierven aan zwaare pynen in haare ingewanden, en ftuipen. Toen men de Lyken zoude afleggen, vond men, in het eene geval, een dood Kind, niet geheel voldraagen , tusfchen de beenen van de ongelukkige Moeder liggen; en, in 't andere geval, ontdekte men een zeer groot dood Kind, dat maar half gebooren was. Uit zulke gevallen kan ten overvloede blyken , welk een geduldig en vast befluit dc vrees voor fchaamte kan doen neemen. Een jong ongetrouwd Vrouvvsperlbon, haare zwangerheid verborgen gehouden hebbende , verlostce in den nagt zonder hulp. Men had vermoeden op haar, zogt haare kamer door,' en vond het Kind in haare doos, in natte kleederen gewonden. Zy bekende, dat het Kind het haare was , maar ontkende hetzelve vermoord, of eenig voorneemen gehad te hebben , om dit te doen. Ik opende het Kind met Mr. pinkstan, uit St. Albansftraat, en de Longen wilden niet in 't water zinken. Het berigt, 't geen zy omtrent zig zelve gaf, was dit: dat zy eene getrouwe en begunftigde Dienstmeid was in eene Familie, welke zy niet konde verlaaten, als met de zekerheid , dat haar toeftand dan ontdekt zou worden ; en zulk eene ontdekking zoude, volgens haare meening, haaren zekeren ondergang voor haar geheele leeven te weeg brengen. Onder deeze zielsangften, was zy befluiteloos , en wankelde van dag tot dag in 't beraamen van een plan voor haar gedrag. Zy maakte eenige kleederen ter bewaaring van haar Kind (eene omftandigheid , welke in haar voordeel was), en zy huurde in eene nabygelegen ftraat , eene kamer met een bed , die gèreed moest zyn, om, op 't eerfte berigt, oogenbliklyk eene Vrouw, die in ar-  DER TEKENEN VAN DOODSLAG, ENZ. 415» arbeid was, te kunnen ontvangen. Haar ontwerp was, om, zo als zy in arbeid kwam, na dat huis te loopen en zig daar door eene Vroedvrouw, die men haar brengen zou, te laaten verlosfen. Zy zoude dan, oogenbliklyk daarna, weder na huis gegaan zyn, en zig , 0p de best mogelyke wyze, over haar uitgaan verontfchuldigd hebben. Zy had wel gehoord van Soldaaten-Wyven, die agter een heg verlost, en met het Kind haaren Man korten tyd daarna gevolgd waren ; en zy hoopte dit zelfs ook te zullen kunnen doen. Zy wierd in den ragt, door een kolyk, zo zy meende, overvallen; deed eenige kleederen aan, zo wel om zig warm te houden, als om gereed te zyn om terftond heen te loopen, indien haar de arbeid overvallen mogt. Na eenigen tyd gewant te hebben, overviel haar fchielyk zulk eene fnydende pyn en fchrik, dat zy noch moed noch kragten had, om in dien toeftand, in deo nagt, de trappen af, en over de ftraat, te gaan. In wanhoop wierp zy zig zelve op het bed, en door den fchrik en de angst,welke zy leed verloor zy 't gebruik haarer zintuigen , en viel in flauwte. Een weinig weder tot zig zelve komende, vond zy zig in eenen vloed van ontlastingen liggen , en 'er lag een dood Kind by haare beenen. Zy gaf het allereerst op haar Kind acht, en vond dat het zeer zeker dood was. Zy lag eenigeu tyd te bed, overweegende wat zy doen zoude , en daar 'er eenige fchemering kwam. ftond zy op, leide alle de natte kleederen, en bet Kind, in haare doos, maakte het vertrek en bed in order, en gïn°- daar in liggen. — De Vrouw,van welke zy de kamer gehuurd had, en die eene kleine fom gelds te pand gekreegen had, hoewel zy niet wist wie zy was , zwoer dat zy dezelfde perfoon was, die haare kamer gehuurd had en bevestigde dat gedeelte van haare historie. Mr. pinkstan en ik verklaarden , dat wy haar verhaal zeer geloofwaerdig vonden , en bragten het, met de omftandigheid van het dryven der Longen, ten genoege van de Jury overeen. Zo als wy dit vervolgens voor den Leezer doen zullen. Zy wierd vry gefproken; en ik had het genoegen yan te mogen gelooven , dat zy niet aan moord lchuldig was. (Het Vervolg en Slot hier na.) BE-  4»o BEFCHRYVING VAN EEN OROOT UESCHR.YVING VAN EEN CROOT VIERVOETIC DIER , TOT HEDEN OW HEKEND BY DE NATUURKUNDIGEN. Door J. C. DELAME1HR1E. {Journal de Phyfique. Fevr. 1792.) TTet den Natuurkundigen nog onbekende Dier (zie neJ~ J. vensgaande Afbeelding) is uit het binnenlte van Afri* ca, zints twee of drie jaaren, in Engeland gebragt. De tegenwoordige Eigenaar laat het voor geld zien, en reist 'er mede na verfcheide Steden van Engeland. Hy noemt het Lion-Monjtcr, of de Monjteragtige Leeuw, om de Nieuwsgierigen aan te lokken , hoewel dit Dier geene gelykheid altoos heeft op den Leeuw , noch wat de gedaante noch wat de geaartheid betreft. De volkomenfte befchryving, welke ik 'er van heb kunnen maglig worden , komt hier op neder. Het Dier gelykt wel eenigzins na een gemeenen Beer, doch is wat kleinder ; ook wel na een Das; doch is veel grooter dan deeze. In ongefchiktheid en lompheid van gedaante, is de overeenkomst met den Beer groot. Het Lyf is overal met dik hair bedekt, 't geen ruw, hard, en over 't geheele lichaam bykans twee duimen lang is : doch, 't geen dit Beest onderfcheidt van de Beeren en Das/en, is een zeer groot hairbosch op den rug , welks hairen de lengte van tien of elf duimen hebben ; zy hangen te wederzyden neder, en laaten een fpleet in 't midden. De Staart is kort, en bykans geheel door het hair bedekt. De Kop is groot, het Voorhoofd breed, en het hair daar zeer kort. De Snoet is langwerpig, en aan 't einde kraakbeenig; zich verder uitftrekkende dan-de Neusgaten. De Lippen zyn zeer dun en lang , en voorzien van fpieren, die het Dier in ftaat ftellen om dezelve voorwaards uit te fteeken. Snytanden ontbreekeii/ dit Dier; dan in elk Kaakbeen heeft het twee zeer lterke Hondstanden, en zes Maaltanden. De Neusgaten zyn omtrent een en een halve duim open, tn zeer klein.  ; viervoetig dier. 4-*^ Zyne kleine zwarte Oogen hebben geene leevendigheid; hy heeft, even als de Beeren, eene byzondere wyze om *e op de voorwerpen te vestigen. ■< ~- De Ooren zyn kort en bykans onder het hair bedolven. De Pooten en Dyen zyn zeer kort en fterk. De Vingers, niet van elkander gefcheiden, zyn vyt m getal, gewapend met lange en kromme Nagelen; het Beest bedient 'er zich van met eene wondere behendigheid, ot van alle te gelyk, of van eenige in 't byzonder, om zyne fpyze in kleine portien te verdeelen , en ze in den bek te brengen. . , , Als het Dier loopt, komen de Pooten met geheel op den grond neder. Hier in komt het met de Beer en overeen. De Kleur is donkerbruin en fchitterend; aan den lnoet wat helderder. Boven elk Oog is een bleek geelagtige vlek. Onder den Hals en aan de Borst ziet men een witte vlek. Het Dier is zagt van aart; doch , getergd , llaat het een rauw geluid , en maakt een gegrom niet ongelyk aan dat der Beeren. Het fchynt daar door klagte en ongeduld am te duiden. Het voedzel beltaat in Vrugten, Nooten, enz. Men heeft dit Dier gewend Brood te eeten , het zagte en het vette van Vleesch ; altoos weigert het 't magere en dorre; zeer is het op Honig gefield; doch wil geen Wortelen eeten. , Dit Dier graaft gaten in den grond, en woont er in. De Voorpooten zyn van zodanig een maakzel, dat het gemaklyk gaten daar mede delft , en het uitgegraafde tot kleine hoogten opwerpt. Men ziet uit deeze Befchryving, hoe veel dit Dier op een Beer gelykt. Men weet dat de Beeren zich eertyds m Lybie, en in Africa, onthielden;- vanwaar, volgens mar* tialis en andere Schryvers , de Romeinen dezelve deeden komen tot hunne Dierengevegten. Niet vreemd, dat men ze als nog in 't binnenlte van Africa aantreft. Nogthans , indien de opgegeevene Befchryving naauwkeurig is, kan men dit viervoetig Dier voor geen Beer ot Das houden. . i. Het heeft op den rug een verbaazend Hairboscn , welks hairen de gemelde iangte van ettelyke duimen heb- menc. 179a. no» I». Ff ben»  42* BESCHRYVTNG VAN EEN GUOOT VIERVOETIG DIER. ben; dit vindt men noch by de Beeren noch by de JJasjen. J */f2'uHe^ h£efC tWee Hondstanden in elk Kaakbeen, en zes Maaltanden; maar gaene Snytanden in 't geheel. De Beeren hebben zes Snytanden, twee Hondstanden, en vyf Maaltanden aan wederzyden. De Das heeft zes in elke Kaak, zes Hondstanden, twee Snytanden; acht Maaltanden ui de bovenkaak, vier aan elke zyde, en tien Maaltanden in de benedenkaak, vyf aan elke zyde. 3. De Snoet is by de Beeren en de Dasfen veel langwerpiger dan by dit Beest. 't ls zeer te wenfchen , dat een Engelsch Natuurkundige , die gelegenheid mogt hebben om dit vreemde uier te zien, ons eene volkomener Befchryving daar van geeve, dan wy in ftaat waren te leveren. VERSLAG VAN DE SCHRIEL STKE ORCAANEN, AAN WELKE ISLE DE FRANCE ONDERHEVIG IS. (Overgenomen uit de Fnyage a Madagascar, par VAbbi rochonO Niemand , dan die het ongeluk gehad heeft van ooggetuige te weezen , kan zich een denkbeeld vormen van de Orcaanen , die zomtyds op het Eiland lsle de trance woeden. Zodanig een Orcaan gaat meest altoos vergezeld van Regen, Donder, en Aardbeeving; de Dampkring ltaat als in vuur, en de Wind blaast, met woedende kragt , uit alle hoeken. Alles, wat in den weg van dit zamen vereenigd Onweer komt, fchynt met een onherItelbaar verderf gedreigd te worden. 't Is daarom, dat de Zeelieden, die dus een Orcaan van verre zien aankomen, zomtyds in ftaat zyn, om het geweld van denzelven te ontgaan , door de rigting waar te neemen , en een anderen koers te houden, wanneer zy dikwyls voor ftilte dryven , op een kleinen affland van de plaatzen, waar deeze vervaarlyke Stormwinden al derzelyer woede fpillen. Wanneer de kragt des Winds meer is dan 150 voeten in één feconde, kan niets deszelfs geweld wederftaan; de grootlte Boomen worden, met wortel en alles, uit den grond gerukt; de fterkfte Gebouwen ï » om    VERSLAG VAN DE ORCAANEN OP ISLE DE FRANCE. 4*3 «tri ver *efmeeten, terwyl noch de zwaarte der ankers, tnrh L bes?^ ankertouwen, een Schip kunnen beveiligen, TitAo^^P t ftrand te genaken, en in ftukken tC fkza^'de groote Mast van het Schip de Mars , een Oorbglchip van vier^en-zestig Stukken afbreien en ovet boord waaijen , in den Orcaan van Maart MDCCLXXI, die egter in zwaarte op verre na niet haalde by die , welke , in February deszelfden jaars , zyne vernielingen aanngtte. Kundige Zeelieden weeten de kragt te berekenen , iioodig om de groote Mast van een Oorlogfctup te doen fplyten, en kuniKoordeelen of ik vergrootende gefprooken heb, ZnüeSl de fnelheid des Winds in de hevigfte Stormen , op 150 voeten in één feconde bepaalde. Op de Breedten tusfchen de Keerkringen is eene buitengewoone verandering in den üand van den Barometer, de tot nog éénige aanwyzing van een naderendenOrcaan Toen de Orcaan , in February des Taars MDCCLXXI on Isle de Trance woedde, ontrustte de fchielyke daaling van de Kwik my , zo wel als den Intendant des Eilands , X Heer poivrV, ten hoogden. Wy ontdekten dit ten vier uuren naa den middag. De Heer poivre zondt om den Capitein der Haven. Deeze Officier, die een vooneen zwaaren Orcaan hadt bygewoond, ftondt op het zien des laagen Barometers niet zo zeer verlteld, als wy; en 7eide dat 'er zekerder Voortekens waren : vier-en-twinm uuren, voegde hy 'er nevens, vóór het uitbar ten van den Storm, zult gy zien, dat de Zwarten van het Gebergte komen om denzeïven aan te kond,gen. Daar en boven zal de wyze, waar op de Zon ondergaat, my onderrigten, welke maatregels 'er moeten genomen worden, om, zo veel mogelyk,. de ongelukken by zulke gelegenheden gevreesd, voor te komen. Noch de ernftige Vermaaningen van den Intendant, noch myne bygebragte Waarneemingen, waren fterk genoeg om hem van den aannaderenden ramp te overtuigen; hy beuoot mets te doen tot dat hy de Zon zag ondergaan. — De Lugt was toen helder; doch de Barometer hieldt aan met zakken, fchoon de Zon zeer helder onderging. De Capitein, die zeer veele Jaaren de Oost - Indifche Compagnie gediend hadt, ging van ons af, volkomen gerust dat wy veilig waren voor alle de onheilen , waar mede wy dagten dat het Eiland gedreigd werd : hy fcheen medeiyden te hebFf ft  *:* VERSLAG van DE ORCAANEtf ben met onze onkunde , die zo veel vertr/mn»., „ ÏÏ'h. si °d5d,i Si°"™»<<- Vóór Mgenêïï ™ toS, alle de Schepen op llnnd gefmeeten, uiAenomen dè Pbf «helreï'Te's,™™ k'd°* A * S-G «ïï wy moesten ons lot afwagten zonder de nio?elvkhdd om het te voorzien, of voor te komen- d- asi y j Winds ,% geweld der Stortregens,Sef f ± de fchuilplaats, door ons vefkoozen te veriaën ' gen, noch de Iitaros , deeL?T'k?« dl VvS rf nam de Storm ah^nïfeés SS^]?^ eenige tydmg kreegenv^ S^Sr^fleS ** mylen van Pm Louis oP Jsl, de Franc'e vergaan. SS - - 1 - agt  9V ISLE DE FRANCS. 4*5 agt te geeven op de Voorfpellingen van den Barometer vóór het aankomen des tweeden Orcaans, leden de Schepen op de Reede veel minder dan in den eerden. LEEVENSBERIGT VAN DEN EERW. PHILIP DODBRIDGE, D. D. Dr. philip doddridge damde af van eene aanzienlyke Familje in Devonshire, Zyn O ver-oud-oom was Sir john doddridge, Regter van 'sKonings Bank, onder de Regeering van tacobus den I. Zyn Grootvader john , Rector van Sheperton in Middlefex, werd, in den Jaare MDCLXII, door de AEte van Uniformiteit, afgezet (*). Mr. daniel doddridge , zyn Vader, een Koopman in Londen, trouwde de Dogter van den Éervv. john bauman, van Praag, die, ingevolge der uitdryvinge van den Keurvorst van de Palts, uit Boheemen , in Engeland kwam, en, gunltige Getuigfchrifteu van veele Duitfche Godgeleerden mede gebragt hebbende, de aanftelling' tot Leermeester verwierf in de Vryfchool te King' fton-upon-Thames (f). Mr. daniel doddridge hadt twintig Kinderen , die allen jong itierven , uitgenomen eene Dogter en onze doddridge, die het twintigde Kind zyner Ouderen was, en in Londen op den zes-en-twintigden van Juny des Jaars MDCCII gebooren werd. Zo zeer ontbraken hem, by zyne geboorte, alle tekens van leeven, dat hy, voor dood, ter zyde gelegd wierd. Maar eene der tegenwoordig zynde Vrouwen , vermoedende, dat zy eenig leeven in het Kind befpeurde , kweekte de bykans uit- gaan- B(*) Ten dien tyde hadt hy tien Kinderen, van welken 'er geen bezorgd was; en desniettegenllaande, verliet hy een post, die hem tweehonderd Ponden Sterlings Jaarlyks opbragt, om de voorfchriften des Geweetens niet te verkragten. (tj Deeze Heer gaf desgelyks een uitfteekend blyk van braafheid. Om de vrye handhaaving van den Proteftantfcken Godsdienst te behouden, verliet hy het bezit van eene zeer voordeelige ftandplaats, en trok heenen te voet in het gewaad van een Boer; niets inet zich neemende dan honderd Hukken Goudgeld in een lederen gordel, en een Bybel naar luthkr's overzetting. Ff 3  426 LEEVENSBERIGT gaande levensvlam , met zo veel zorgvuldigheid, aan, dat dezelve brandend bleef. Van zyne kindschheid af, hadt doddridge een zwak geitel en een teeringagtig voorkomen, 't geen hem, zo wel als zyne Vrienden, deedt denken , dat zyn leeven kort zou weezen. Te deezer oorzaake was hy gewoon, byzonder by het verjartren van zynen Geboortedag , zyne verwondering en tevens zyne dankbaarheid te betuigen, dat zyne jaaren zo lang gerekt wierden. Zyne Ouders bragten hem vroegtydig op in de kennis van den Godsdienst. Zyne eerfte kundigheden in de Geleerde Taaien deedt hy op in eene School te Londen. In den Jaare MDCCXII vertrok hy na Kingjton-uponThames, na de School van zynen Grootvader bauman. In dezelve bleef hy tot het Jaar MDCCXV, en Hak uit door zyne Godsvrugt en vlytige Letteroefening. In dit zelfde jaar verloor hy zynen Vader ; en eenigen tyd geleden was hy Moederloos geworden. Dus een Wees gelaaten, verwekte zulks in hem wel ernftige, maar geene kommerlyke, gedagten; want hy gaf zyn Godvrugtig en berustend vertrouwen op de befcherming der Voorzienigheid te kennen. Naa zyns Vaders dood, begaf zich doddridge rta eene byzondere School, te St. Albans. Hier maakte hy gelukkig kennis met een Heer, die hem met de vriendeJykheid eens Bloedverwants bejegende, Mr. (naderhand Dr.) samuel clark, een Leeraar onder de Dis/enters te dier plaatze. 't Geen de befcherming van Mr. clark aan doddridge byzonder deedt te ftade komen, was een ongeval, 't welk hem, daar zynde, overkwam. Door het {legt beftuur van den Perfoon, aan wien, naa zyns Vaders overlyden, de beheering zyner Goederen was toevertrouwd , verloor hy alle zyne bezittingen ; en hadt de Voorzienigheid hem geenen zo edelmoedigen Vriend toegefchikt, hy zou zyne Letteroefeningen niet hebben kunnen voortzetten. Staande Mr. doddridge's verblyf te St. Albans , begon hy een Dagboek van zyn leeven te houden ; waaruit blykt , hoe bezorgd hy was om toe te neemen in Kennis , Godsvrugt, Deugd , en Nutheid voor het Menschdom. Dewyl hy het Christen - Leeraarampt op 't ooge hadt, las hy, behalven zyne bevlytiging op de Taaien, alle morgen en avonden, gedeelten der H. Schrift, met eene daarby gevoegde verklaaring; en het was zeer zeldzaam  VAK PH. DODDRIDGE. 4*7 zaam dat hy deeze taak liet vaaren , of om Schoolbezigheden , of het neemen van eene Uitfpanning. Hy maakte Uittrekzels van de Leerredenen, die hy hoorde.; tekende op, welk een indruk dezelve op hem maakten, als mede wat hem, in den gehoorden Leeraar, meest naavolgenswaardig dagt. De School te St: Albans verliet Mr. doddridge, in den Jaare MDCCXVIII, en begaf zich na het huis zyner Zuster, te Ongar, in Es/ex. Hoe zeer zyne begeerte zich uitftrekte tot het Leeraarampt , hadt hy , door de bekrompenheid zyner leevensomftandigheden, weinig uitzigt om dien wensch zyns harten vervuld te zien. • Terwyl hy hierover in verlegenheid was , liet de Hertoginne van Bedford, van zyne omftandigheden en Charafter onderrigt, hem aanbieden, dat, indien hy zyne Studiën wilde voortzetten, om in de Kerk van Engeland den dienst waar te neemen , zy de kosten, daar toe noodig, zou verfchaffen , en vervolgens voor hem zorgen. Dit voorftel nam hy met dankbetuiging aan,- doch wees het voldoen aan de voorwaarde op eene beleefde wyze van de hand: dewyl hy zich niet kon fchikkcn naar de gevoelens daar noodig te onderfchryven. In de verlegenheid, dat hy het Leeraarampt, waar toe hy zo fterke begeerte hadt, niet zou kunnen bekleeden, viel hy op het denkbeeld om tot de Regten over te gaan, en ftondt op het punt om eene voordeelige verbintenis aan te gaan met Mr. eyre, een Raadsheer, toen hy een Brief van Mr. clark ontving , met aanbod om hem onder zyne befcherming te neemen , indien hy na het Leeraarampt ftondt volgens Christelyke Beginzelen. Doddridge merkte dit aanbod als eene tydige tusfchenkomst der Voorzienigheid. Diensvolgens keerde hy weder na St. Albans, en onthieldt zich eenige maanden ten huize van zynen waaren Vriend , die zyne Studiën regelde, hem Boeken verfchafte , en alles aanwendde om de Godsdienftige geneigdheden in 's Jongelings boezem aan te kweeken. In den Jaare MDCCXIX werd hy befteld onder het opzigt van den Eerw. john jennings, die eene Academie der Disfenters hadt te Kibworth in Leicestershire f*\. Mr. (*) Opfteller van Two Difceilrfes, en preaching Cftrist, and particular and experimtntai l'reaching ; die zo grooten opgang F f 4 maak-  4£8 LEEVENSBER.IGT Mr. jennings vertrok, in den Jaare MDCCXXII, na Hmckley, te welker plaatze Mr.doddridge,op den tweeen-twintigden yan July, zyne eerde Leerreden deedt. Van dien tyd af dat hy eerst den Predikdoel beklom, was hy zeer aangenaam op alle plaatzen, waar hy zyne gaver. het hooren. In 't Jaar MDCCXXIII zette hy zich te' Kibworth neder. Naardemaal hy zich in een onaanziena a Je ?nthieldt- k°n hy bykans al zynen tyd belteeden aan het vermeerderen zyner kundigheden. i °/teu ,tyd I?aa dat hv zich te Kibwonh met 'er woon oegat, beklaagde hem een zyner Academie-genooten, in eenen bneye., dat hy zich dus leevende begraaven hadt, Hier op fchreef hy dit aanmerkelyk antwoord : „ Hier 3. zit ik bepaald aan die vermaaklyke Oefeningen, welke de goede Voorzienigheid my ten Leevenstaak gegeeyen heeft. De eene dag loopt naa den anderen voor„ by, en ik weet alleen dat dezelve voor my -met ee„ noegen ten einde fnelt. Wat de wereld rondsom my „ betreft, ik heb 'er zeer weinig mede te doen. Ik „ leef bykans als een Schildpadde, in zyn fchaal gehuis„ vest, bykans altoos in dezelfde Stad, in 't zelfde „ Huis , ui dezelfde Kamer. Nogthans leef ik als- een „ Vorst; niet in praal en grootheid, maar in vryheid; „ meester van myne Boeken , meester van mynen Tyd „ en, hoop ik 'er te mogen byvoegen, meester van myzel* „ ven. Ik kan zeer gereed de bekoorelykheden van Iony, den, de weelde dier Stad , het Gezelfchap daar te vin** nJ- 3 11 vöor de heimlyke genoegens van ver„ dandige bezigheid en zelfgoed'keuring ; verwyderd van „ toejuiching en van fmaad, van nyd en veragting, en „ de verdervende aanlokzelen van Gierigheid en Eerzugt. „ Zo dat gy, in dede van my te beklaagen over myn „ Jor, dat ik. op eene zo onaanzienlyke plaats leef, my „ des geluk moest wenfehen ; als gy opmerkt dat het „ teeven te deezer Stede my zo groote voordeelen ver„ ïchah:, tot de gewigtigde oogmerken van Godsvrugt „ en Wysbegeerte, en ik mag 'er die van Nuttig te zvru „ byvoegen. J 9 • Dr. kippïs merkt op , dat hy deezen brief, met een zonderling genoegen, heeft overgefchreeven; dewyl hy met eeni- maakten, dat ze door twee Bisfchoppen, by het Beroepen hunner onderhoonge Geestlyken, hoogst werden aangepreezen.  VAN PH. DODDRIDGE. 429 eenige maate van voldoening mogt opmerken , hoe het flyten van een aantal jaaren, in een afgezonderden ftaat, zeer gunftig konne weezen tot den aanwas van kennis, en om eene hebbelykheid van Letteroefeningen te verkrygen. Deeze Heer heeft een uitneemend Leevensberigt van doddridge geplaatst voor de zevende Uitgave van den Family Expofitor, waar men een omftandig berigt aantreft van de byzondere Onderwerpen der Studiën van doddridge , en de wyze, op welke hy ze voortzette , zo aan de Academie als in de eerfte jaaren va» zynen dienst. Wy kunnen, volgens ons bepaald beftek , ons hier toe niet inlaaten, noch ook fpreeken van de wyze, op welke hy zyne Leerredenen vervaardigde, en den aart zyner Leerredenen, in dien tyd. Mr. doddridge begaf zich , in 't Jaar MDCCXXV, na Market-Harborough , doch zonder af te zien van zyne betrekking tot de Gemeente te Kibworth. Omtrent deezen tyd, kreeg hy dringende aanzoeken van groote Vergaderingen te Londen, Nottingham en andere plaatzen. Maar hy bleef de voorkeuze geeven aan Kibworth en Harborough. In den Jaare MDCCXXIX verkoozen zynde, om, in den dienst, Mr. some, Leeraar te Harborough, te onderfteunen, predikte hy beurtlings te deezer plaatze en te Kibworth. Mr. jennings, die, in den Jaare MDCCXXIII, overleed , hadt eenigen tyd vóór zyn fterven verklaard , dat •Mr. doddridge, van alle zyne Leerlingen, best. gefchikt was om zyn plan van Academisch onderwys te agtervolgen ; veelen der Vrienden van doddridge ftonden in 't zelfde begrip : waarop hy, in den Zomer des Jaars MDCCXXIX, een Academie te Harborough opende. In zyne eerfte Leslé toonde hy zyne Kweekelingen, de redelykheid en de voordeden van god in hunne Letteroefeningen te erkennen. In de tweede gaf hy hun onderrigtingen hoe zy zich jegens hem, jegens eikanderen, en allen rondsom hun, moesten gedraagen. Vervolgens hieldt hy de gewoone Lesfen. Zo vondt hy zich in een Leevensftand geplaatst, die hem een tooneel, om de grootfte nuttigheden aan te brengen, opende (*). Op (*) Wylen de Eerw. hi-gh farmer, zo wel onder de Dis.(enters bekend als een uitfteckend Leeraar, als in de Geleerde Wereld in 't algemeen, van wege zyne uitgebreide geleerdF f 5 heid  43° UIEVENSBERIGT Mnrf4yVier'enrtVainti^en van December des Jam Ï5? aF.'i verPIaatfte Mr. doddridge zyne Acadeï£ llfr ' in§ev0lSe eener dri"ge"de noodl gmg om het Leeraarampt in de Vergadering te Caltïe S, CrH f St3d' te bekleede«- — Twee maanden laa! Zkl l y afSeta« d°or eene gevaarlyke Ziekte, van welke hy nogthans, gelukkig herftelde; en werd hy den negentienden van Maart te Northampton ingezegend? als L!Z1SCl\d^bekT,mhedea van mr' doddridge, \k™ ',P ekende' drukt zich in deezer voege uit: " fel ™ L tT VT"ë ?,n hartroerend in de Toepasfinheeft h7 in ^eprredenen' ^ne gevoelens pp dit Huk , daad^r Ph ^V0Cge» uitSedrukt- ii * in de „ daad, het Charafter van een Mensch en een Christen „ onwaardig , 21ch te bevlytigen om de Hartsto'ten iS „ beweeging te brengen als hy het Verftand onverlich " en " £a^fde onovertuigd laat. Maar, zo verre het beftaan" ™™ ££ne ^oeg'yke inagtneeming van dit hoofd" oveTcoAiZ^ Mhe"schlyke N^e , wil ik gaarne " vp":? y, Waarheden-, met een heilig vuur, lchry" I n l?T e"' kan ik my „iet verbeelden , dat " ™„ bdang den Godsdienst wel zou behartigen , als men poogde alle deeze Hartstogten te laaten „ llaapen, welke god zeker onze gemoederen heeft inge" SSi'c °.mpdienstbaar/e zyn , 1 zo wel-aan het Gods„ dienftig als Burgerlyk leeven, en die, wat men 'er ook s, van moge zeggen, waarfchynlyk zullen befteed worden „ tot zeer uitfteekende of zeer fchadelyke einden." M \vJrS:^r Dr-,KIPJPIS OP, „ de taal der wysheid. „ Waare Welfpreekenbeid beftaat in de vereeniging van „ het redelyke, het dringende, het hartroerende: en zich " r rrV?eg^' r? Wel tot de Hartstogten , als tot de " h u der Menfcnen , is het voorfchrift der gezondfte „ Wysbegeerte De koele en zwakke Toepasfingen va» „ veele Leerredenen, op den Predikftoel, zvn zo wan- „ luia.wiyK aan rechten fmaak, als onbevorderlyk tot Godsdienltijre sprKpwrm» " J In den Jaare MDCCXXXVIII, haalde Mr. doddridge zyne Gemeente over, om met hem mede te werken tot het opngten van eene Liefde-School , ter onderwys en klee- K*liïl4£me Schri*en ï Was een van eerfte  VAN PH. DODDRIDGE. 43* •kleeding van twintig Jongelingen. Hy zelve ging die School vaak bezigtigen, deedt onderzoek op de vorderingen der Scholieren; paarende zyne vermaaningen met de vuuriglte gebeden voor hunne Vordering en Geluk. Met zodanige zonderlinge bekwaamheden . en zulke uitmuntende deugden is het geenzins te bevreemden, dat Mr. doddridge de hoogagtiiig en liefde zyner Gemeente bezat. In zyn uiteriten wil gaf hy dit getuigenis van zyne NorthamptonfcJie Gemeente: „ Dat hy de genoeg„ lykfte uuren zyns Leevens had doorgebragt in het onderfteunen der Godsdienstoefeningen van een zo God* „ vrugtig, als dankbaar en verdienstlyk, Volk, als mogelyk „ immer eenig Leeraar hadt mogen bedienen." „ Dit Charafter," merkt Dr. kippis op, „ was over 't algemeen waar. Niettemin vondt Mr. doddridge, !, in zyne Gemeente gelegenheid om zyn geduld te oefenen. Tot dezelve behoorden lieden van een bekrom" pen bygeloovigen aart, en zwakke Geestdryvers, die hem zomtyds op eene verftandlooze wyze lastig vielen. Hy gedroeg zich , egter , ten hunnen opzigte, „ met eene toegeevenheid en tederheid , die zy naauw„ lyks verdienden , en waar van weinige Bedienaars van „ het Euangelie in ltaat zouden zyn om een zo treffend „ voorbeeld te geeven." In 't Jaar MDCCXXX trouwde Mr. doddridge aan Mejuffrouw mercy maris , van Worchester; eene Egtgenoote , die , niettegenftaande haare zwakke gefteltenisfe en ongezondheid, eene uitfteekende Huisvrouw was, en ter vergeldinge daar van de tederfte blyken genoot van Huwelyksliefde. Dr. kippis heeft , in de Leevensbefchryving van Mr. doddridge veele bladzyden befleed, in een belangryk verilag , met eene menigte nutte bedenkingen doorvlogten , over de wyze, waarop doddridge zich als Beftuurder der Academie gedroeg. Wy moeten ons vergenoegen, ten dien opzigte , alleen aan te merken, dat zyne agting in die hoedanigheid zo groot was , dat het getal zyner Kweekelingen uitltak; zynde het eene jaar door het andere genomen , vier-en-dertig , en ftondt dezelve fteeds toe te neemen. Geduurende de twee-en-twintig jaa¬ ren , welke hy deeze post bekleedde , hadt hy omtrent tweehonderd Jongelingen onder zyn opzigt, van welken 'er honderd-en-twintig tot den Predikdienst bevorderd werden. Veelen deezer kwamen uit Schotland en Holland. Een  43* leevensberist VAN PH. doddridge. Een die ten oogmerk hadt om in de Kerk van F*.,Um* dienst te doen verkoos een of twee jaaren ™ onl Zt SthS VanA^;ren0DDRIDG^ T hy ^ «VuStaE r.u lë i Anderen > wier Ouders mede van de EnseU fche Kerk waren , genooten zyn Onderwyl en Oo3ft en kreegen vryheid om den Godsdienst^de ™$£& >v^LUTg,meen.De ^ * Zy"e ^ (fwwfc e» S/oj &v «»e «ader? gelegenheid.) schets van het leeven en dr verrichtingen van den heere AART SCHOUMAN, als konstschilder beschouwd. . ^S"'* Kamer va» ruiura, '"jj&'i mtfgfkrs Oud/Ie Regent der Frye Haagfche Teken-Academie, enz. enz.. Medegedeeld Door den Heere corn. ploos van amstel, j. cz. DevSfdiCh^tenis!f- df uitmuntende menfchen van ons Vaderland, die door hunne bekwaamheid niet al een hier, maar ook elders, zich hebben beroernd^ma-ik? te helpen bewaaren , bevordert, myns oordeel ^nW aïen de achting, die wv rechrmiario- i, ' , 1 alleea werken verfchtildigS zyn "S/f"^""? Vf*™'* m digt het den yver'en lust'om*'Ln t^oS^r" bereiking van het toppunt der hoogere volkomenheid waar toe onze vermogens tot de Kunften of Weeten fchappen zich zouden kunnen of mogen vertellen Maar, gelyk in alle voorbeelden, dl fmnk 'met hot gezond verftand gepaard moet o-eTOnden ™ ^ dient in de naafvolging inzondeheid, het ° vod'voor het bevallige, dat wy daarin vinden, door een iuist oor deel beftierd te worden , of her wnrA, i i J. or* ?„g der Vogelen, A^""* ho°o°rrd8«rdt.Van mMt » hi™°"«> fffe Dee-  SËHETS VAN HET LEEVEN, ENZ. VAW A; SCHOUMAN. 43$ ■ Deeze opmerking oordeeide ik vooraf nodig te zyh, by het volgende dat ik tot aandenken van wylen mynen ouden Vriend, den Heere aart schouman, nu onlangs, S July 1792, in 'sHage, in den ouderdom van 82 Jaaren overleeden , voor de Kunstlievenden, en inzonderheid ten voorbedde van allen die de Teken- en Schilderkunst beoefenen , meende fchuldig te zyn. Aart schouman wierd te Dordrecht, den 4 van Lentemaand 1710, gebooren; zyn Vader was marti^us schouman , Schipper van Dordrecht op Middelburg; zyn Moeder cornelia lugten, die in 1734 overleden is, en Weduwe bleef van zyn Vader, die hem reeds vroeg door den dood ontvallen was. Twee jaaren laater, in zyn 2Öite jaar, trok hy naar 's Hage, daar hy federt gewoond heeft. Hy had zyne Oefeningen , in de Tekenkunst, begonnen , en zyne yverige ftudie tot de edele Schilderkunst, onder de leerzaame Lesfen van zyn Meester Adriaan van der Burgh, te Dordrecht, in 8 jaaren, zo gelukkig volbragt, dat hy toen in ltaat was, om zich, met een gewenscht gevolg, te kunnen bedienen van het Hout, vloeijend en vaardig Penfeel, 't welk het voorbeeld zyns Meesters hem zo gelukkig had leefen beltieren. Hy beproefde daarmede eerst zyne bekwaamheden tot* het afbeelden van verfcheide perfoonen; waarin hy van tyd tot tyd zo wel Haagde, dat hy, reeds van zyn vroege jeugd tot nog zelfs in zyn hoogen ouderdom , wierd aangezogt , en gebruikt is geworden , tot het afmaaien der voornaamfte perfoonen van rang en verdienften in ons Vaderland. Dan zyne vrye en onbedwongen fchilderwyze kon zich niet alleen bepaalen aan het afbeelden van zo veele Peribonen en Familien, als van zyne hand, zo in byzondere als openbaare Gebouwen , ter Vergaderinge van hooo-ere en laagere Collegien gevonden worden; maar zyn vlug- fe geest verhief zich in het kundig afbeelden van denfehen, Dieren, Planten, Bloemen en Gewasfen tot in een hooger Luchtgewest , en volgde , ih het lommerig Woud, de Zangerige Chooren van 't gewiekte Pluimgedierte. Hy trof niet alleen de edele en bevallige geltalte der Vogelen; maar de fchoonfte kleuren, waar mede de groote Schepper vaa alles hunne Vederen verfierd heeft, wist hy, op de leevendbfte wyze, naar 't leeven af te maaien. Ten dien einde beltudeerde hy daaglyks de Werken van G. B. JVenik en  434 schets van het leeven, enz. en Melch. de Hondekoeter , en nam waar, hoe zy, op* een fikfe en eigenaartige wyze , hunne penceelsflagent gefchikt hadden naar den aart, de gedaante en 't beloop, van de huid , van de Muskelen en haare werking, op welke het Hair, de Wol, de Vederen, gerigt waren. Hy vereenigde de naauwkeurigheden van de kennis der Natuurlyke Historie, in 't Dierenryk, zodanig met de bevalligheden in de Schilderkunst, dat de waarheid der afbeelding niet in de'kunst verlooren wierd. Hoe veel tyd en vlyt hy hier toe met oordeel gebezigd heeft, getuigen de menigte van Stadiën en Overblyfzelen, welke onder de Kenners en Liefhebbers als keurige Kleinodiën bewaard , en nog in zyne nagelaaten Kunstfchatten van zyn hand gevonden worden; als mede verfcheide Zaaien , zo met Historifche Onderwerpen , als met Bosfclien, Hofgezichten, enz. geftoffeerd met Menfchen, Dieren,Bloemen, enz. en inzonderheid Gevogelte, gefchilderd; waarvan een uitmuntend blyk op het VorltelykDepartement in 'sHage, behalven zo veele andere plaatfen, te zien is; om nu niet te fpreeken van verfcheide groote en kleinere Kabiuet- en Familieftukken, onder anderen, het Familieftukje van beide de Heeren de bisschop , voornaame Liefhebbers te Rotterdam. Tot uitfpanning en afwisfeling van zynen arbeid, verkoos hy altoos de beoefening van eenige Kunstmaatige proeven welke geftadig zyn vernuft opfcherpen , en zyn Kunstryke hand meer beoefend , en vaardiger tot zyne oogmerken, maaken kon. —Zomtyds begaf hy zich,in naarvolging van voorige voornaame Schilders, tot het etien, of het fchraapen in Zwarte-Kunstplaaten, waarvan hy, zo door Pourtretten als andere Voorwerpen, naar zyn eigen of anderer Tekeningen en Schilderyen gemaakt (*), veele fraaije blyken heeft nagelaaten , welke onder de Prentfchatten der Liefhebbers verzameld en bewaard worden ; zelf zyn 'er verfcheiden Pocaalen en andere Glaswerken voor handen, op welken hy, in den trant van zyn Vriend Frans Greenwood, zeer kunltig gefneeden heeft. Hy (*) De Kunstfchilder C. Troost heeft, in 1747, het Portrait van a. schouman ten voeten uit gemaakt; naderhand is zyn Portrait door de» Heer J. Perkois, Discipel van schouman, in 1788, vervaardigd} beide zyn die in Crayon getekend»  VAN AAST SCHOUMAN'. 435 Hy had in zyne vroege jeugd pas de gewoone wyze, om tiks met rood en zwart Kryt te tekenen, verkreegen, of begaf zich tot het tekenen, naar het naakte Menschbeeld , op de publieke Academie, waarvan hy, in 1752, Regent geworden, en tot zyn dood toe gebleeven is , en van wier nuttigheid hy zo zeer overtuigd was , dat hy , tot maar kort voor zyn einde, de. Haagfche Kunstfchoole, onder den naam van PiStura bekend, ten dien einde bezogt, en zich daar geoefend heeft. Doch, overtuigd zynde, dat deeze wyze van tekenen, alhoewel meest gefchikt tot deeze noodige oefening der Schilders,echter,ten ■aanzien van het naakte Menschbeeld, niet algemeen toereikende was, ter naarvolging van zo veele andere Voorwerpen , als zich in de natuur voor een Tekenaar en Schilder , daaglyks aanbieden, zich echter niet altyd of door de gelegenheid tot den omflag by de Olyverw vereischt, modelleeren, of om den aart der Voorwerpen zelve, zo gemaklyk als voor den Kunftenaar nodig is , ter naarvolging gebruiken laaten, —— zo leide zich onze jonge Kunitenaar vlytig toe , tot het verkrygen van eene hebbelyk'heid om in O. Ind. Inkt, met 't penceel, nauwkeurig, kragtig , zagt , en met malsheid , naar 't voorbeeld van JVicolaas Verkolje , te wasfchen , of, in naarvolging van J. de Bisfchop, met deszelfs Inkt, naar de Schilderyen van J. van der Ulft te tekenen. Hier door wierd zyn lust uitgelokt, om ook deeze en andere groote Meesters, in hunne Schilderyen met kleuren, na te volgen, en hy vond hier toe een middel uit, om in Waterverw, op eene wyze, die men tusfchen gedekte Verw en Sappen noemt, te fchilderen ; eene wyze , die, zo veel mooglyk, de flaaffche uitfpaaring der. hoogzels voorkomt, — het penfeel van den Tekenaar een vryer vhigt geeft, en in de Tekeningen een zekere fikfe bewerking doet zien , welk een kunstkundig oog, misfchien vergeefs, zoude zoeken in dezulken, die met een naauwkeurige voorzigtigheid , hoe fraai anderfints gemaakt, voltooid zyn, en welke daarom te verfchoonlyker geacht worden, om dat ze als naauwkeurige Copyen, naar de uitvoerigfte Schilderyen gemaakt, moeten voorkomen. Daar nu ondertusfchen deeze manier, zeer zeldzaam, voor den Tekenaar te kiezen is, wanneer hy, volgens zyn eigen vinding, vry en uit den geest wti werken , ware het te wenfchen, dat de bereiding van de Verwen door den Heer schouman , met zo veel voordeel ge-  4^6 SCHETS VAN HET LEEVEN, ENZ gebruikt, nevens zyne vaardige fchilderwyze, algemeen by de Kunstoefenenden, zo wel als by zyne bekwaamfle Leerlingen , bekend en in gebruik was. Deeze manier fchikt zich byna tot allerlei wyze van penceels - oefeningen , zo wel in naakte als gekleede Beelden , Zyden en Satynen Stollen, Meubelen, enz. als tut het vervaardigen van hair, en wolagtige Dieren , tot de pluimen en kleuren van 't Gevogelte , Bloemen, Planten , Boomen en Gewasfen , ja niets uitgezonderd, tot welke het uitfpaaren, by de Sapverwen, anders een flaafagtige of pynlyke moeite baart. En deeze manier is, by de groote bekwaamheid, het wezeniyk en gepast middel geweest, waardoor de Heer schouman zo uitmunt, en, meesterlyk, allerlei Schilderyen volgens hun aart en kleur, gecopiee'rd heeft. Waarvan zo veelen der voornaamfte Liefhebbers de onwraakbaarfte bewyzen, onder meer andere werken van zyn eigen vinding, bezitten : zo als hy gemaakt heeft voor den Heer hendrik van slingelandt , wylen den Heer verschuuiung , beiden in 's Hage, wylen de Heeren de bisschop, en den Heer jan snellen , te Rotterdam. Ook berusten, in myn eigen Verzameling, verfcheide Werken van zyn hand, die ik uit het Kabinet van zyn Hoogheid, Prins willem V, (*) door hem heb laaten copieeren , als mede die naar (*) Aart schouman hetft voor my, uit het Kabinet van ge. melde zyne Hoogh. de volgende Schilderyen in kleuren, zynde 16 ftuks, gecopieerd. Ao. 1771 Een Italiaansch Landlchap, met Beesten, enz. . naar K, du Jardin. 1772 Een rykgeftoffeerde Kamer, waarin twee Vrouwen,en een Kind in de Wieg, enz. ■ Ger. Douw. 1773 Een Landfchapmet verfcheide Beesten, enz. . Ad. van de Velde. 1774. Een Y-gezicht, met verfchil- lende Vaartuigen, enz. fVm. van de Velde. 1774. ten jong Dametje, voedende haar gevogelte in eenVoljeere Jan Steen. 1774 De Vlucht naar Egypte A. van der JVerf. 1774 Frans van Mieris de Oude en Vrouw, met haar hond op den fchoot . . — Fr. van Mieris de Oude. 1775  VAN AART SCHOUMAN. 437 tiaar 't fraaije Schildery van Ad.ria.tm van de Velde , verbeeklende een gezicht in de Haagfche Koekamp, eertyds wit het Kunst-Kabinet van den overleden Heer de bisschop, te Rotterdam; ook twee fraaije Stukken van Gahriel de Melzu , uit dat van den Heere jan hope, welke laatfte Stukken hy , met een verwonderlyke vaardigheid van penceelsbehandeling, die hem byzonder eigen was, in twaalf dagen, aan 't huis van dien Heer, voor my gemaakt heeft. Schouman bevatte de waare Energie van ieder Tafe» reel, dat hy, met verrukking, voor zig zag. Hy had daar by een vermoogen verkreegen , om, door zyne behandeling van de gemelde Verwen, de Schilderftukken der beste Nederlandfche Meesters van deeze en de voorgaande Eeuw, op de meesterlyklte wyze naar te volgen. Hy was in zyn foort, onder de Schilders, 't geen onder de Dichters de groote Engelfche Pope, ten aanzien van Homerus, en onze fchrandere Charles SeMlle, ten aanzien van den verheeven Pierre Cornsille, was; de een heeft den Griekfchen Heldendichter geen heerlyker Engelsch, de andere den Franfchen Toneeldichter geen krachtiger Nederduitsch, doen fpreeken , dan die in alle de deelen der Schilderkunst bedreeven schouman, die de genie, het vuur, de kracht der eerfte Nederlandfche Schilders, uit de taal der Olyverwen , in de taal der Waterverwen, heeft weeten over te brengen. Behandelt hy Douw of Mieris , dan ziet men een edele uitvoerigheid, zonder flaaffche zwaarmoedigheid; volgt hy het 1775 Een Jongeling,die bellenblaast, enz. . . naar F.van Mieris,deOu(le» l77S Pourt. van 1 ry deVois, gekleed als een Jaager in een Landfch. Ary de l'ois. 1775 't Graf vau Prins Willem den I. te Delft. . . Hoekgeest. 1775 Zo de Ouden zongen, piepen de Jongen. . Jan Steen 1776 Gezicht by'tHuis Middagten, by Dieren. . . Ad. van de Peldt. 1776 Een Landfchap, met Beesten, by een fpiegelend Water. — Paul Potter. 1779 Ada , Gravinue van Holland. J". Holbein. 1779 'tPourtret van een Botanicus. F. van Mieris, de Oudé. 1780 Een Muficeerend gezelfchap. —— G. Netfcher. meng. 1702. no. 10. G g  438 schets VaN het LEEVEN, ENi. bet vette éh breede penceel van Metzu, of ter Burg, of Jan Steen , na , dan ziet men die veegagtige penceelsïiagen, die beflisfende toetfen , die fiksheid van omtrekt die helderheid van coloriet en reflexien, welke die groote Meesters de verwondering van Kenners en Liefhebbers maaken. Dit alles deed hy met die gemaklyke ongedwongenheid , die hem eigen was, en waar door, in hem , de vrye Naarvolger van den fchroomachtigen Naarbootzer onderfcheiden word. En hoe juist zyne Tekeningen ook naar de origineele Stukken gevolgd waren, altoos was, by de uitvoerigften, de fiksheid het voornaame kenmerk; en nimmer befpeurde men daar by eenigen zweem van pynlyke arbeidzaamheid , of werktuiglyke netheid ; maar dezelve fchynen eerder als uit een vryen geest over het papier heen geblaazen , dan met moeite en ftudie gemaakt te weezen; altoos bleef 'er schouman de groote meester in, en de origineelen wierden wenschlyk om de bevalligheid der Copyen,; of hadden de onderlinge gelykheid tot elkander, welke Ovidius, zo aartig, in de Dochters van Doris befchryft , en geleeken zo op elkander, dat, alhoewel verfchillend van weezen eh houding, men echter klaar befpeuren kon, dat zy Gezusters waren. Zyn meesterlyke behandeling, in 't copieeren, verhefte den luister zyner Origineelen, en, even gelyk een deftig Afgezant eener Mogendheid, door zyne eigen waardigheid , de waardigheid van zyn meester ophoud , zo deedt ook schouman zyn eigen verdienfte kennen, door het waardig overbrengen van de verdienften der Stukken, die hy naarvolgde. Hy openbaarde de verhevenfte fehoonheid der fchilderkundige welfpreekenheid, in ieders byzondere Taal; zyn penceel had, om zo te fpreeken, door een beftendige beoefening, een vrymoedigen nadruk, en zodanigen klem, verkreegen, dat het tot een algemeenen tolk van alle gedaanten voor alle de volkeren der aarde kon verflrekken. Hy fcheen gebooren, niet alleen om een Naarvolger van zyne beroemde Voorgangers , en tevens een vermenigvuldiger van het aanblik hunner weergalooze werken te zyn; maar hy was gefchikt om zyn vryen geest, in de Tekenen Schilderkunst, bot te vieren; inzonderheid, wanneer hy zich, boven en op de aarde, naar de gevleugelde zyde van 't gefchapene keerde, en hy zyn oog liet gaan, over 't Pluimgedierte, en haar fchoon gekleurde Vederen! Wie was hem. , ziats. een Wtnix ea een Hondekoeter ge-  VAN AART SCHOUMAN. 439 teftorven waren, daar in gelyk geworden? — Wie wist, door meesterlyke trekken en toetfen, de hartstogten en gemoedsneigingen der Vogelen, na hen, zo leevend uit te drukken, als onze groote schouman, die, in de daad, onder de laatere Vogelichilders, zo uitmuntend te achten is als de Phenix, volgens de overleveringen der oudheid, onder de Vogelen gehouden werd. Schouman fchilderde niet alleen met Oly- en Waterverwen in kleuren, allerlei foorten van Onderwerpen, Beelden, Historiën , Landfchappen , Watergezichten , Vrugten en Veldgewasfen , allen om het fchoonst; maar ook dong hy naar den prys van den grooten Jacob de Wit, in 't naarbootfen van 't half verheeven Beeldwerk, of Basreliëf, en het gelukte hem daar zo wel in te flaagen, dat hy meenig Kunftenaar zelve, daar mede, zodanig misleid heeft, dat zy het werk van zyn penceel voor dat van den beitel aanzagen: — tot getuigen hier van, bezit ik een Stukje in 't graauw, door zyne hand gemaald, welk my nog dit jaar, tot een Gedenkftuk der beftendige Vriendfchap van zyn hart, gefchonken is ; en geplaatst boven den ingang myner Binnenkamer, ieders verwondering, met verrasflng, trekt. Gevoelig voor een Vriendfchap , welke ik het geluk heb gehad veele jaaren met dien grooten Kunftenaar te ' onderhouden, oordeelde ik my verplicht, in deeze flaauwe fchets , zyn kunstmaatig Karakter eenigennaate te doen kennen, ten einde, naar myn vermogen , de Kunstlievenden aan te zetten , om 's mans Werken meerder en meerder te befchouwen. Voorts zo by zyne Discipelen (*), als mede by andere Kunstoefenaaren, den lust op te wekken, om, naar zyn Voorbeeld, in de Kunst te vorderen • my verzekerd houdende , dat eene kunstmaatige befchouwing van die Werken, welke hun eigen roem medebrengen , de beste Lofreden is die 'er van gemaakt kan worden , en niet kan nalaaten om andere Kunftenaars aan te 'moedigen , en dus ten voordeele der Kunst te gedyen. / (*) Van deeze zyn, zo verre my bekend is, nog in leeven: da { Heeren J. Muys te Rotterdam, J. Perkois te Middelburg, en M. | Sehouman, Neef van dea overledenen, te Dordrecht. Gg a  #49 fftr af. het g b a f. (Zedelyke Befckouwingen.) "VTatuurgenooten! befchouwt met my onze ftilie rustplaats X>l na dit afgeloopene leeven, die plaats, daar elk onzer' wat rang hier ook bekleed, ééns zyn ftoflyk deel te rug moet geeven , en laat het behoorlyk aandenken daarvan u in ltaat itellen, om ééns , wanneer hier uwe dagen zullen geëindigd zyn, met een regt Christelyk geweeten, dit zorg. lyk leeven vaarwel te zeggen, om aan de andere zyde van het Graf, de Zegepalm, de Eerekroon der onlterfelvkheid, weg te draagen. J * O! graf, bewaarplaats der doodeii, koud verblyf der afëeHorvenen, waar toe wy eiken flap nader treeden, by u verzinkt alle vreugde , verdwynt alle elende , in uwe wooning kent niemand haat of vriendfchap. Ja , daar is de veiaetfte _Slaaf gelyk aan zynen Vorst. Hoe veel verfcheidenheid heerscht in uw gebied^ welk een zegen verwerft deeze van uwe hand. daar gy geene een knangend verderf berokkent. O! gkaf, vol van verfchrikkingen , het aandenken aan u doet ons hart van vreeze Adderen, daar, by 't naderen van ons einde, eene koude rilling ons aangrypt, en befchouwen wy het overfchot van ons, "t welk uw afgryslyk kerkenhol be- " waart, dan moeten wy, met aandoeningen der Ziele, uitroeben, wat is de mensch! O! verdroogd rammelend gebeente hoe overheerlyk , hoe luisterlyk, waart gy eertyds , toen u' het overfchoone bekleedfel verfierde , toen uwe fiere kruin met golvende hairvlegten pronkte , en gy nog , met vleesch en beenderen famengevoegd , het pronkftuk van Gods groote Werken vertoonde, wat zyt gy nu geworden! tot ftof zvt srv wedergekeerd, en uwe fchoonheid, roem en eer, is ver- gaan als een bloeme des velds. O! graf, gy die met liefde en tederheden fpot, gy fcheurt vaneen welgepaarde Echtgenooten; Ouders van Kinderen: Kinderen van hunne Ouders. Gy hoort na geene klagten, . gy ziet na geene traanen onaandoenelyk voor bét ver¬ driet der ftervehngen , daar gy hunne dierbaarfte panden in uwen kuil gevangen hebt. . Hoe beweent de Tonpeling zyn Beminde, daar gy hen aan elkaar ontvyrongt. fa zelfs het fchuldloos Wichtje ziet, naauwlyks, de eerfte vonk van 'r lieve leevenslicht, of gy duet het, met de Jaatfte traan , in zyne oows biggelende, grafwaards zinken. Laat vrv de trotfche Troonmonarch alles voor hem doen bukken en - beeven , de Waereld door zyn ftaal de Wet voorfchryven, dui-  MET 8RAF. 44' duizenden ter neder vellen, zich als eene Godheid doen aanI bidden; hy moet toch eindelyk eens, 't zy vroeg of la-u, uit : zyne Vorftelyke Zaaien, vol gewoel, in het ftilie Graf nederi daalen. Laat vry de Gierigaard, in zyn Goud, zyii God en wellust i vinden. O! graf, gy wenkt hem, en wat kan hem nu ; zyn goud en zilver baaten, daar hy, voor gantfche Bergen ï opeengeftapeld Muntmetaal, geen enkel punt des tyds koopen | kan; zyn leevenslamp gaat uit. . Hy is niet meer , en hy Ij 'daalt, in de donkere wooning, by zyne afgeftorvene Vaderen. I | Ziet daar Stervelingen uw lot , het einde van alle vleesch, I — het einde van al het genot, dat u het leeven op deeze [} ,'onbeftendige aarde fchenkt. Dan, ó! kuil des Grafs, gy zult a ons niet eeuwig beflooten houden, hoe groot uwe magt ook ï zy, hoe gy uwe wreede heerfchappy ons doet gevoe- 3| Jen, ééne wenk van Gods Almagt bedaart uwe woestheid 1; bepaalt uwe woelingen ; ja , hoe onbeperkt het j heerfchen van uwen arm moge zyn hier beneden, déns genaakt IJ die dag op welken gy uwen buit zult wedergeeven, wanneer de & fchorre Donder bromt door 't barftend grafgewelf, dan zul!j kn allen, die in de graven zyn, de ftemme van den Zoon van tj Cod hoeren, en zullen uit het zelve opftaan , deezen ten LeeI ven, . geenen ter Verdoemenisfe. Bedenkt dit allen, gy 0 Godvergeetenen , gy, die Ongodsdienltig ten aanzien van uwen 1 God onregtvaardig ten aanzien van uwen naasten —— I en onmaatig ten aanzien van u zeiven , hebt geleefd ;_ hoe li zult gy daar, uit den mond van Jelus, het Godlyk vonnis ) hooren kunnen; doch, hebt gy hier op dit ondermaanfche, in tj uwen kring, volgens uwe vermogens, altoos getragt, een oncr* \ gerlyk geweten te bezitten voor uwen God , en de menfchen, f\ waarlyk deugdzaam voorbeeldelyk gewandeld, hoe aangenaam Bj zal dan eens in uwe ooren klinken, ftaat op, gy Dooden! om, }( op dien grooten dag, uw heil te zien volmaaken; dan zult gy 31 het Graf, en zyn wreed vermogen, belachen; dan zult gy, b^ van alle aardsch verdriet en tegenfpoed ontheven , overgeI voerd worden in zaliger gewesten , waar. niets dan vreugde a en wellust leeft, en Dood en Graf zal te' niete gedaan woral den : ja , dan fluit het Graf zynen hollen. mond , dan ver»\ dwynt zyne magt, dan zullen wy, in het gezelfchap van Hem, I die Dood en Graf verwon, by onzen God, volmaakt . i ongeftoord eeuwig leeven , in die ontzachelyke 3! eeuwigheid, daar wy, door't Godlyk Alvermogen, toe gefchikt I zyn, daar tyd en fterflykheid verzinken, en wy, by 't I juichend geestendom, Gods roem Liefde en Magt i; zullen uitgalmen, zonder einde. J. D. V. Gg 3 ze-  44- ZF.DELYKE BEDENK?ÏÏSE!r. ZEDELYKE BEDENK INSKN. Veele mentenen zyn van oordeel , dat alles wat hier op aarde niet opentlyk geftraft, of uitdruklyk door eene Wet verboden word, geoorlofd is; dan wie weet niet, dat 'er oneindig veel zedelyk kwaad is, waar geene uitdrnkkelyke Bur- gerwetten tegen bepaald zyn. Ook vind men menfchen, die dikwils, door eeue verkeerde yver gedreven, zomtyds de grootfte en gruwelykfte fnoodheden bedryven, terwyl zy waa. nen God dienst te doen met het geen zy hebben uitgevoerd, en dat zy nog dagelyks pleegen. Zulk eene handelwyze heeft dikwils plaats in Vervolgingen, en by woelagtige, by onrustige, menfchen. De groote Paulus was aan deze boosheid fchuldig door de Vervolging , welke hy tegen de Kristenen hielp aanregten. Hy maakte 'er zich inzonderheid fchuldig aan by den dood van den eerden gemartelden Kris- t9n. . Alle Vervolging is een gruwel in de oogen van den Tlegtvaardigen God ; want alle Vervolging verwoest en God- lyke en burgerlyke Wetten. Daarom, ó mensch! laat de voovzigtigheid altoos alle uwe daaden bellieren; want eenmaal komt die gedugte dag , waarop gy van alle uwe bedryven, tot een toe, rekenfchap zult moeten geeven. Het gebeurt niet zelden , dat de goeden , dat de braven, het meest te lyden hebben. Het is niet altoos een bewys, dat men het regt niet aan zyne zyde heeft, om dat men in deze Wereld veel lyden moet. By Jefus omwan. deling op aarde, moest het grootfte regt zwygen voor de gruwelykfte ongeregtigheden. De waarheid , zegt men, moet eenmaal zegevieren. Dat is zo. Dan hier, in deze beneden gewesten , is de ware vergeldinge des loons niet. » De grootfte onregtvaardigheden gelukken zomtyds veel beter , dan zulke bedryven , welke nr^r de ftrengfte regels van regt en billykheid ingerigt worden. Is dan de Voorzienigheid niet goed? Is God dan niet regtvaardig? Ja gevvis- felyk: God is en goed, en regtvaardig. Om dat de ftraf der godloozen dikwils' vertraagt , zal ze des te gewisfer en heviger treffen , terwyl de heilzon der verdrukten eerst be- pint te dagen aan de overzyde van de doods Jordaan. i Daar zal men in vollen nadruk zien , dat God een onleegbre bron is van oneindige goedheid en regtvaardigheid, om dat dan de tyd eerst geboren is tot de ware vergeldinge des loons. Als dan zullen Ryken en Armen, Aanzienlyken en Ver- agten, Jongen en Ouden, Godloozen en Kechtvaardigen, vervolgers en die vervolgd zyn, Woelgeesten, en zy die een vredig leeven geleid hebben, zy die de Maatfchappy out- rus-  ZÏBELYKK BEDENKINGEN» 4 d3t^ ^0£derS Zelf> of ie™"d anders SSffinfc SePr°Cfd nebbejn- 2°Ude h" Zelfs heb! de?tÏ HnP„ , m S*, dU1VelSCh °°gtnerk 0m de Moe' oei te doen veroordeelen. w^nPne^fVaarlyk-ftein aI§'emee»rte dwaaling, in welke wy vallen kunnen, is deeze, namentlyk, onderftellende, dat de proef wel genomen is, en dat wy ons voor elke der bovengenoemde misleidingen gewagt hebben zoo kunnen wy nog te fchielyk befluiten, dat het K^nd leevendï gebooren is, en dus waarfchynlyk vermoord is geworden! voornamelyk in zulke gevallen , waar de Moeder gepoogd heeft de geboorte van het Kind te verbergen , e.i het zelve verftooken had. Daar deeze laatfle omllandigheid over t algemeen een groot gewigt by de Jury heef ,zal ik alleenig aanmerken, dat dezelve/volgens alle billykheid , mets meer dan een grond van vermoeden kan opleveren, en, derhalven, geen, anders twyfelagtig, befluit ^Sn rVTi van' of veroordeefhg tot, eenen fchandelyken dood moet beflisfen Laat ons hier een geval vooronderftellen , 't geen ieder een toeftaan zal, zeer mogelyk te zyn. Eene ongetrouw! de Vrouw, zwanger wordende, tracht haare fchandeTe verbergen, en overlegt het best ontwerp, 't geen zv kan uitdenken om haar eigen leeven, en dat van haar Kind, te behouden en evenwel tevens haar geheim te bewaa! ien. Maar haar plan word in ééns omver geworpen. daar zy onverwagt, en fchielyk, alleen zynde, niet we word , en van een dood Kind verlost. Indien de We zulk eene Vrouw met den dood flraft , om dat zy haare fchande met aan den dag gebragt heeft, vergt zy dan nie? meer van de menfchen, dan de zwakke menfehelyke natuur draagen kan? In een geval, waar de omftandigheden dus zyn , is de eenigfte misdaad der Vrouw, voorzeker t«Jl TT" g-WeueSt is • en deeze ffiisda*d met den dood te flraffen , is het oogmerk der Wet niet ; en de pooging om dit door geoorloofde middelen te verberaen moest met met den dood geftraft worden; daar deeze pooging  DER TEKENEN VAN DOODSLAG, ENZ. 46* ging uit een beginzel van deugdzaame fchaamte fchynt voort te fpruitcn. . , Getoond hebbende, dat het verbergen van het hana niets meer dan vermoedens kan geeven, laaten wy ni> tot de aangelegenfle vraag van allen te rug keeren , ot wy, namentlyk, indien 'er in 't geval van eene verborgen sehoudene geboorte klaar bevveezen word, dat het Kind adem gehaald heeft, daar uit betluiten kunnen, dat het vermoord is? Voorzeker niet. Het is zeker eene omltandigheid, die , gelyk de laatfte, enkel vermoedens kan geeven. Om deeze belangryke waarheid ten .genoegen der Leezers te bewyzen , zal het dienftig zyn de volgende zaaken te ftellen, welke ik by ondervinding weet waar te zyn; en die van ieder een , die veel in de Vroedkunde te doen heeft gehad , bevestigd zullen worden. 1. Indien een Kind maar ééne ademhaaling doet , en onmiddelyk daar na fterft , zullen de Longen even zoo wel op het water dryven , als wanneer het langer adem gehaald heeft, en daarna verwurgd is geworden. 2. Een Kind haalt gemeenlyk adem zoo dra zyn mond gebooren is, en kan, in dien ftaat, zyn leeven verliezen , vóór dat zyn lichaam gebooren is: voornamentlyk als 'er veel tyd verloopt tusfchen 't geen men de geboorte van des kinds hoofd kan noemen, en die van zyn lichaam. En indien dit gebeuren kan, daar de beste hulp by de hand is, zal het waarfchynlyk veel meer gebeuren, daar in 't geheel geene hulp is; dat is, als de Vrouw alleen door zig zelve verlost. 3. Wy zien dikwyls , dat 'er kinderen gebooren worden , welke, door omftandigheden in hun geftel, of in den aart van den arbeid, maar even in het leeven zyn; en die, na een paar minuuten , of een paar uuren, adem gehaald te hebben, in weerwil van alle onze oplettenheid, fterven. En waarom zoude dit ongeluk niet even wel kunnen gebeuren aan Vrouwen, die zonder hulp bevallen zyn? 4. Somtyds worden de kinderen zoo zwak gebooren, dat zy, aan zich zeiven overgelaaten, na adem gehaald of gefnikt te hebben, waarfchynlyk fterven zouden, maar welker leeven men aan. den gang houden kan , door in hunne loiagen te blaazen , warmte en vlugtige dingen te gebruiken, het Kind te wryven, enz. enz. Maar in de gevallen , van welke wy gehandeld hebben-, kan men meng. 1792. wo. H. I i zul-  4Ö2 OVER DE ONZEKERHEID VAM DOODSLAG, ENZ. zulke middelen, om het leeven te bewaaren, niet verwagten. 5' Wanneer een Vrouw alleen , zonder hulp, verlost , kan een Iterk Kind volmaakt levendig gebooren zyn, eu in zeer weinige minuuten, door gebrek aan ademhaaling, fterven , of' door op zyn aangezigt te leggen in eenen poel der natuurlyke ontlastingen, of op natte kleederen; of door dat 'er natte dingen over 't zelve heen vallen, en de lucht weeren, of ftyf tegen zynen mond getrokken worden door het zuigen om adem te haaien. Eene ongelukkige Vrouw die alieen verlost, wier verftand ontfteld, en wier lichaam uitgeput is, zal geene fterkte of overleg genoeg bezitten , om, oogenbhklyk, ter behoudenis van haar Kind, op te ftaan. Ter opheldering van deeze gewigtige waarheid zal ik hier een kort geval bydoen. Eene Dame , in een tamelyk afgelegen gedeelte van de Stad , wierd 's nagts door vlaagen van arbeid overvallen. Haare Min, die in huis fliep, en haare Dienstbooden , wierden opgeroepen, en men zond om my. Haar arbeid was kort, en 't Kind gebooren vóór myne aankomst. Het Kind fchreeuwde oogenblikkelyk, en zy voelde, dat het zig fterk beweegde. Elk oogenblik verwagtende my in haare kamer te zien kornen, en vreezende dat het Kind een of ander nadeel zou toegebragt worden , indien een onervaaren perfoon, by deeze gelegenheid, het ampt van Vroedvrouw waarnam ; wilde zy niet toelaaten , dat haare Min het Kind aanraakte; maar bleef in een zeer vermoeijend postuur, op dat het Kind niet gedrukt worden, of verflikken zoude. Ik vond het op zyn aangezigt in eenen poel van ontlastingen liggen, en zoo volkomen dood , dat alle myne poogingen, om het weder in 't leeven te brengen, vrugteloos waren. Deeze zaaken verdienen de ernftigfte overweeging van het publiek, en daar ik overtuigd ben, dat zy, algemeen bekend zynde, zouden kunnen dienen om de eene of andere ongelukkige en onfchuldige Vrouw te redden, heb ik derzelver gemeenmaaking als eenen onvermydelyken pligt befchouwd. UIT-  ÉRlEF OVER EEN BASALT. 463 uittrekzel eens eriefs van den heer westromb, aan den heer crell, over een basalt. {Journal de Phyfique.') myn heer! De Heer lashjs brengt van eene Reis, welke hy gedaan heeft in het Hertogdom Mecklenberg, een zeer belangryk Stuk mede, voor de zodanigen die gefchil voeren over de vorming der Ba/alten, 't Zelve beftaat in een kleine groep van Ba/alt, of liever in een Bafaltisch Bergje ; het is allereigenaartigst gefchikt om den hevigften Voorftander van het Neptunisme (*) van zyne dwaaling te overtuigen ; want het draagt de onlochenbaarfte kentekenen, dat het door't Vuur gevormd is. Dit Groepje is vier duimen hoog, twee en eene halve duim breed. Het onderfte gedeelte van dit Groepje is van ongefchikte Bafait, groenagtig graauw van kleur: hier op ftaan zes kleine kolommen van Bafalt, van ongelyke lengte, rechtftandig naast elkander, en zich onderling in de geheele lengte aanraakende; derzelver breuk is nieuw, en de kleur dezelfde als die van de ongevormde Bafalt, waar op die kolommen ftaan. Wat de gedaante betreft , deeze ko« lom- (*) Voor de Leezers, die, misfchien, de woorden NeptuKiste en Neptunisme, Volcaniste en Volcanisme, niet verliaan , merken wy op, dat de vorming van de Bafalt, zints veeb jaaren , de bekwaamde Delfftofkundigen in Duitschland bezig gehouden heeft. Zy verdeelen zich daadlyk in twee Partyen. Deeze, die beweert dat de vorming van de Bafalt aan het Vuur moet toegefchreeven worden, heeft den naam van Volcanisten aangenomen; de andere, die aan 't IVater alleen de vorming toekent, ftaat onder dien van Neptunisten bekend. De beide Partyen hebben hunne zo wydverfchülende gevoelens in zeer wel opgeftelde Verhandelingen beweerd, en ' dikwyls geftaafd, door een reeks bewysftukken, klaar en onderfcheiden voorgeüeld; derwyze, dat de Leezer, die nimmer gelegenheid gehad heeft, om door eigen Waarneemingen kennis op te doen, verlegen ftaat welk eene Party hy te kiezefi hebbe» *'*■'* . . - . . li a  4°"4 BRIEF OVER EEN BASALT. lommen zyn alle zeshoekig, en meer of min regelmaathr de grootite heeft eene middellyn van drie vierde duim Een deezer zes kolommen blykc geleden te hebben door het Vuur ; want in eene van deszelfs breuken is dezelve zigtbaar tot glas geworden ; het zelfde neemt men waar op de hoeken dier kolommen , zelfs ter plaatze waar ze elkander het naauwlte raaken. Deeze verglazing is no» zigtbaarder op een der zyden van het Groepje: want te dier plaatze fchynt het ftukje gehard te zyn, in een vloeijenden glasklomp. De hardheid van deeze bafalt is niet zeer groot; maar dezelve is zeer fyn van korrel. A'ATUUftLYKE HISTORIE van de brandgans. (Volgens den Heer de buffon.) Wy denken reden te hebben om te gelooven, dat de X^ciKmicel der Grieken , en de Vulpanler der Latynen, dezelfde Vogel is met onze Brandgans. Belon twytelt deswegen, en is zich zeiven ongelyk in de toepasiing dier naamen. Niet te min kunnen wy, door ééne der Natuurlyke Eigenfchappen , veel beflisfender dan alle de gisfingen der Geleerdheid, gemaklyk ontdekken, dat deeze naamen op eene uitlhiitende wyze op de Brandgans pasfen; naardemaal de Brandgans de eenige Vogel is, by welken men met den Vos één eenige en zonderlinge overeenkomst ontdekt,van naamlyk, gelyk dit Dier zich te legeren in een hol. 't Is buiten twyfel, door deeze Natuurlyke Eigenfchap , dat men de Brandgans heeft willen aanduiden, met hem, gelyk die benaamingen der Ouden medebrengen, Vosfen-Gans te noemen: en niet alleen legert zich deeze Vogel, gelyk de Vosmaar hy nestelt en broedt in gaten , welke hy aan de Konynen betwist, of deezen Dieren ontneemt. Mlianus fchryft, daarenboven, aan de Vulpanfer het Inltmct toe van zich den Jaager te komen aanbieden , om haare Jongen te behouden ; en dit was het °-cI voelen der geheele Oudheid , naardemaal de Egyptenaars, die deezen Vogel onder het getal der Heilige Dieren geplaatst hadden , zich van denzelven in de Beeldfpraak bedienden , om de verregaande Tederhartigheid eener Moe-  NATUURLYKE HISTORIE VAN DE BRANDGANS. 4^5 Moeder aan te duiden (*); en in de daad, wy zuilen»Jta de Natuurlyke Historie van de Brandgans, zien, aar deeze trekken van Liefde en Moederlyke tederhartige 1 rouwe zich opdoen. , , „ ... ™ De Benaamingen aan deezen Vogel 111 de Noordjchelaaien gegeeven, als Fusch-Gans of liever Fusch-Ente, (Vosfen-Gans , Vos-Eend,) in 't Hoogduitsch; Berg-Einder , (Berg Eend,) in 't Angel-Saxisch ; en Burroug- Duke , CKonynenEend,) in 't Engelsch (f), draagen niet minder blyk dan zyn oude naam , van de zonderlinge gewoonte om in holen te woonen, al den tyd, dat hy broedt. —— Deeze laatfte naamen kenmerken , zelfs veel juister dan die van Vulpanfer, de Brandgans, door haar tot het Gezin der Eenden te brengen , waartoe dezelve met^ de daad, en niet tot dat der Ganzen, behoort. Zy is, t is waar, een weinig grooter dan de Gewoone Eend, en heeft eenigzins hooger pooten; maar, voor 't overige, is haare gedaante, houding en maakzel, gelyk, en zy verfchilt niet van de Eend, dan door haar Bek , die meer opgewipt ïs, en door de kleuren van haare Pluimadie welke veel leevendiger en fchooner zyn, en, van verre hefchouwd , meer fchitteren. Deeze fchoone Pluimadie onderlcheidt zich door drie treffende kleuren, wit , zwart en kaneelgeel; de Kop en de Hals, ter halver lengte, zyn zwart met een groenen weerfchyn ; de Benedenhals is omringd met eenen witten halsband , beneden denzelven is een breede riem van kaneel - geel, die den Borst bedekt, en een band over den rug vormt; deeze zelfde kleur verft den Onderbuik; onder den vleugel, aan elke zyde van den rug, loopt een zwarte ftreep op een witten grond ; de groote en middelpennen der Vleugelen zyn zwart; de kleine hebben dezelfde kleur, doch zyn fchitterende, en met groen geluisterd ; de drie pennen, digtst aan 't lyf, zyn aan den buitenrand kaneel-geel, en van binnen wit , de groote Dekvederen zyn zwart, de kleine wit. Het "YVyfje is aanmerkelyk veel kleinder dan het Mannetje, naar 't welk het voor het overige gelykt, door de kleuren; men merkt alleen op, dat de groene wederfchyn van den Kop en Vleugelen min fchittert dan by het Mannetje. Het (*) Vide pieri , in Orum, Lib. XX. • (f) Volgens wiLfcUGHBY, quod in foraminibus cuniculorum nidificet. Ii 3  4<56 NATUURLYKE HISTORIE Het Dons deezer Vogelen is zeer fyn en zagt (*); dé Pooten en derzelver Vliezen zyn vleeschkleurig , de Bek is rood; maar het dikke van den Bek en de Neusgaten zyn zwart, het bovenfte gedeelte zeer bogtig zynde by den Kop, is hol by de Neusgaten, en verheft zich horizontaal aan 't einde als een ronde lepel, geboord met een diepe en half cirkelagtige groeve. Plinius fpreekt, met veel ophefs, van het vleesch van de Brandgans, en zegt, dat de oude Britten geen beter YY ild kenden (f). Atheneus geeft aan de Eijeren den tweeden rang in uitmuntenheid na die van den Pauw; en er is alle waarfchynlykheid voor, dat de Grieken Brandganzen opkweekten , dewyl aristoteles opmerkt, dat er onder de Eijeren Windeijeren zyn (l); wy hebben geene gelegenheid gehad om het Vleesch of de Eijeren te proeven. Het blykt, dat de Brandganzen zich zo wel in koude als m gemaatigde Lugtitreeken bevinden , en dat zy zich tot de Znidlykst gelegene Landen verfpreid hebben (O. IntuslcTien is deeze Vogelfoort niet even gemeen op alle Kusten van onze Noordlyke Landen (**). Schoon men aan de Brandganzen den naam van ZeeEend (ff) gegeeven hebbe, en zy , met de daad, by Voorkeuze, aan de Zeeoevers woonen, treft men 'er nogthans eenige aan by de Rivieren of Meiren, vi y diep landwaards in gelegen (§§) ; maar de menigte van deeze Vogelfoort verlaat de Zeekusten niet. By elk voorjaar vertoonen zich eenige deezer Vogelen op de Kusten van Picardie, en het is daar dat een onzer beste Bengtfchryveren , de Heer baillon , de natuurlyke geaartheden van deezen Vogel heeft naagegaan, waar over hy de (*) Pluma mollispma,ut in Eider-Oans. LtnkmlusFaunaSuecica. (t) Suaviores epulas, olim, Vulpanfere non noverit Brittania. Plin. Lib. X. C. 22. (-1) Aristotel. Lib. III. C. i. (§) Op de Kust des Lands van Diemen, op t.%0 Zuider Breedte Cook, Sec. Voy. Tom. I. p. aap. (**) Habitantem reperimus in fola Gotlandia. Fauna Suecica. (Tt) Anas Maritima, Gesner. (-14) Primo vere in fluviis foluta glacie apparet. Schwenckfeld. ('§§) De Heer salerne fpreekt van eeii paar Brandganzen 'g^'. aieu by een Poel in Migne. Hifloire des Oifeaux , p. 414.  VAN DE BRANDGANS. 467 de volgende aanmerkingen maakt , welke wy met veel genoegen hier mededeelen. „ De voortyd, fchryft de Heer baillon, brengt ons Brandganzen; doch altoos in een klein getal; zo ras zy gekomen zyn, verfpreiden zy zich in de zandige vlakten, die de landen digt aan Zee hier in overvloed opleveren ; men ziet ieder paar tomzwerven in de holen » die zy aantreffen, en daar een verblyf kiezen, in de Konynengaten ; het is waarfchynlyk dat zy veel verkiezing maaken, in deeze foort van verblyf; want zy gaan 'er in wel honderd, eer zy 'er een vinden dat hun aanftaat. Men heeft opgemerkt , dat zy zich niet ophouden met holen , die minder dan anderhalf roede diepte hebben, en doorgraaven zyn tot de hoogte van een Duin, die oploopen, tegen het Zuiden ftaan , en gezien kun-* nen worden van de hoogte eens vergelegen Duins. „ De Konynen ruimen de plaats in, aan deeze nieuw* gasten, en komen nooit weder in dat hol. „ De Brandganzen vervaardigen geen Nest in deeze gaten ; het Wyfje legt de eerfte Eijeren op het bloote zand, en gedaan hebbende met leggen , wanneer de Eijeren der jonge Wyfjes tien of twaalf, die der oude twaalf of veertien, zyn , bedekt het dezelve met een wit dik dons, 't welk het uitplukt. „ Geduurende den ganfchen Broedtyd , die dertig dagen aanhoudt, blyft het Mannetje beftendig op Duin, eti gaat 'er niet af dan om , twee of driemaal daags, voedzel in Zee te zoeken; 's morgens en 's avonds verlaat het Wyfje de Eijeren om dezelfde behoefte ; alsdan gaat het Mannetje in het gat, bovenal 's morgens, en wanneer het Wyfje wederkeert , vervoegt het Mannetje zich weder _ op Duin. Zo ras men, in den voortyd, in deezer voege een Brandgans op fchildwagt ziet , kan men zich verzekerd houden daar omftreeks een nest te zullen aantreffen; 't is genoeg het uur af te wagten, dat het Mannetje in het gat gaat; indien het nogthans zulks bemerkt , vliegt het na den anderen kant, en wagt het Wyfje aan den oever op; wederkeerende, vliegen zy langen tyd over de plaats heenen, tot dat zy, die hun deeze onrust veroorzaaken, weggegaan zyn. „ Daags naa dat de Jongen zyn uitgekomen , brengen Vader en Moeder het Gebroed na Zee, en fchikken het in dier voege , dat zy aan ftraiad komen met hoog waIi 4 ter;  4*58 NATUURLYKE HISTORIE ter ; deeze zorgvuldigheid verfchaft den Jongen het voordeel, dat zy rasfer aan 't water zyn , en , naa dat oogenblik, komen zy niet weder op 't land. Het is naauwlvks te begrypen, hoe deeze Vogels, den eeriten dag naa de geboorte, zich kunnen onthouden in een Element, welks golven dikwyls Ouden van allerlei foort doen omkomen „ Indien een Jaager het Gebroed op deeze reis aantreft, vliegen de Ouden beide weg. Het Wyfje gelaat zich neêr te tuimelen , en te vallen op een afltand van honderd lcnredeii ; het kruipt op den buik, den grond met de vleugelen flaande, en lokt door die list den Jaasrer: de Jongen blyven onbeweeglyk tot de wederkomst van hunne Oeleiders , en men kan , op dezelve aanvallende , ze alle grypen , zonder dat 'er iets van hun gedaan wordt. om te ontkomen. ' ,, Ik ben ooggetuige geweest van alle deeze byzonderbeden ; ik heb meermaalcn de Eijeren der Brandganzen uit het nest gebaald, en zien haaien: ten dien einde graaft men in t zand , volgende den loop van het hol , tót zo verre het gaat ; men vindt 'er her Wyfje op de Eijeren zitten ; men neemt ze weg in een doek van grof linnen bedekt met het daar om zittend Dons , en zet ze onder een Eend. Deeze voedt de jongen met alle zorgvuldigheid op; mits men zorg draage, om geen van haare eigen tijeren er onder te laaten. De kleine Brandganzen hebben, by de geboorte, den rug wit en zwart, den buik zeer wit , en deeze kleuren, zeer zuiver, maakt ze tot aartige Vogeltjes; dan, welhaast, verliezen zy deeze eerfte Pluimadie , en worden graauw , wanneer de bek en pooten blaauw zyn; omtrent de maand September beginnen zv de fraaije kleuren aan te neemen ; dan , het is niet voor in het tweede jaar , dat de kleuren al den fchitterenden luister krygen. ,, Ik heb reden, om te gelooven, dat het Mannetje niet geheel volwasfen is, en bekwaam ter voortteelinge voor in het tweede jaar (*}: want dan eerst is het, dat een bloedrood (*) „ Het vry lang leeven van de Brandgans fchynt de"'ze traag aankomende volwaslènheid te bevestigen ; jongstleden Winter ontftierf 'er my een, die ik elf jaaren gehad had ; zy was ongetwyfeld veel ouder, maar zeer boosaartig geworden : zy was volkomen meester geworden van alle de Vogelen in de Kom uitgenomen van een Muskaat-Eend, veel llerker dan zy, en waar-  VAN DE BRANDGANS. 469 rood knobbeltje, 'twelk hun bek in den paartyd verciert, en,dien tyd over zynde, weg gaat, zich vertoont; dit nieuwe uitwas fchynt eene zekere betrekking te hebben tot de deelen der voortteeling. ,, De wilde Brandgans leeft aan Zee van de Springhaanen, by ons Grenades geheeten , die zich daar by millioenen bevinden, en buiten twyfel mede van Viscbkuit, en kleine Schulpvischjes, die, los gemaakt, uit de diepte opkomen , en met de golven aan ftrand opfpoelen: de gedaante van den Bek der Brandgans geeft aan dezelve een groot voordeel , om die onderfcheide zelfftandigheden op te zamelen ; fchuimende, om zo te fpreeken, de oppervlakte des waters op eene veel zagtere wyze dan de Eendvogels. „ De jonge Brandganzen , door een Eendvogel opgekweekt , "gewennen zich gcmaklyk aan den ftaat van Huisdieren, en leeven in een Eenden-kom, gelyk deeze Vogels; zy eeten geweekt brood en graan. Nimmer ziet men de wilde Brandganzen in benden verzameld , gelyk de Einden en andere Watervogels. Het Mannetje en Wyfje alleen verlaaten elkander nooit; men ziet ze altoos zamen, 't zy in zee of in het zand; zy fcbynen genoeg aan elkander te hebben, en met een onverbreekbaaren band te zyn verbonden; het Mannetje betoont zich zeer jaloers (*), dan , niet tegenftaande de paardrift deezer Vogelen, heb ik geen broedzel van eenig Wyfje kunnen krygen : een enkele lag eenige Eijeren by geval , deeze waren onvrugtbaar : de kleur der Eijeren is doorgaans blond, zonder eenige vlek; van grootte zyn ze als Eenden-Eijeren, doch ronder. » De waarmede zy gefladig vogt. Ik dagt de zwakfte te bewaaren, door dezelve op te fluiten; doch zy. ftierf weinig tyds daar na, meer van verdriet over den opgeflooten ltaat, dan door ouderdom. (*) ,, De huislyke flaat, die de Zeden verzagt , verderft ze tellens. Ik heb, in myn Vogelkom , een Mannetjes Brandgans gehad, die, twee jaaren agter elkander, paarde met een Eend, en teffens zyn Wyfje dezelfde minzaamheden betoonde ; hy was toen vyf jaaren oud. Deeze vermenging heeft Halfflachtigen voortgebragt, die van de Brandgans niets hadden dan de Stem, den Bek en de Pooten; de kleuren waren die van de Eend , en 'er was geen onderfcheid in , dan onder den Staart, waar de geele kleur bleef. Ik heb, drie jaaren lang, een Wyfje van deeze Halfflachtigen gehouden; dan 't zelve hadt geen zin in Eendvogels , nech in Brandganzen," li 5  4?0 NATUURLYKE HISTORIE ,, De Brandgans is onderhevig aan eene zonderlingé ziekte. De glans van haare Pluimadie verdwynt, dezelve wordt vuil en olieagtig; en de Vogel fterft, na bykans eene maand gekwynd te hebben; Nieuwsgierig om de oorzaak van die kwaal te weeten, heb ik 'er verfcheide geopend : ik vond het bloed ontbonden, en de voornaamfte ingewanden vervud met een rosagtig, lymerigen (tinkend,'vogt; jk fchryf deeze kwaal toe aan mangel van Zeezout, 't welk ik noodig oordeelde voor die Vogelen , althans van tyd tot tyd, om door deszelfs fcherpte het roode gedeelte des bloeds te verdeden , en de verbintenis daarvan te onderHouden , met het wateragtige ; ontbindende de Jymerige vogten, welke de graanen , waarvan zy, in den opgellooten ftaat, leeven, in de ingewanden verzamelen." Deeze breedvoerige waarneemingen van den Heer baillon ir.aa.ten, dat wy flegts zeer weinig toe te voegen hebben aan de Natuurlyke Historie der Brandganzen; van welken wy een paar onder ons oog hebben doen opvoeden: zy kwamen ons voor, van geen wilden aart te "zyn; zy heten zich gemaklyk vatten ; men hieldt ze in een tuin, waar men ze over dag vryheid liet heen en weer te loopen; wanneer men ze opvatte, en in de hand hieldt, deeden zy bykans geene pooging om te ontkomen ; zy aten brood, zemelen, garst, en zelfs de bladeren van planten en boomen ; hun gewoon geluid is genoegzaam gelyk aan dat van een Eendvogel; maar min uitgerekt, en min veelvuldig , want , men hoort ze zeldzaam roepen ; zy heboen nog een tweede geluid, 't geen fcherp is: rit*? uute, t welk zy flaan als men ze onverhoeds aantast , en alleen een uitdrukking van vreeze fchynt te weezen ; zy baaden zich memgwerf, bovenal by zagt wéér, en het aannaderen van regen; zy zwemmen waggelende op het water; en , wanneer zy op den grond komen, rigten zy zig op de pooten, flaan met de vleugelen, en fchndden zich even tlr L k?W% Zy f,rh,ikken 00k veelvuldig de Pluimadie Biet den bek ; dus gelyken de Brandganzen, die veel naar de Eenden zweemen in lyfsgeftalte, ook op dezelve in natuurlyke geaartheden ; alleen zyn zy vlugger in haare beweegingen en betoonen meer vrolykheids en leevendign':JY h^ben behalven dit , nog een voordeel boven 1! nf W'(defchoonfte ,liet uitgezonderd,) van de Natuur ontvangen; naamiyk , dat zy beftendig, èn in alle N^ZlA klCUr haarer Plnimadfe' behouden. Naardemaal het zeer bezwaarlyk valt de Brandganzen tam te  van de brandgans. i 47» te maaken, en derzelver fchoone Pluimadie zich van verre laat zien , en in Vogelkommen eene treffelyke vertooning oplevert, zou het zeer te wenfchen zyn, dat men een Tam Ras van Brandganzen kon krygen ; doch derzelver natuur en geaartheid fchynt ze tot de Zee te bepaalen, en van het zoet water te verwyderen : men zal, derhalven, met hoop van een gelukkigen uitflag , dit niet kunnen beltaan, dan pp plaatzen naby zout water. leevensberigten van SÜ joshua reynolds. Ridder, Voorzitter van de Koninglyke Academie der Teken- Schilder- en Beeldhouwkunde. Sir joshua reynolds, wiens uitmuntenheid als Schilder algemeen erkend is, werd te Plympton in Devonshire, op den zestienden van Hooimaand des Jaars MDCCXXIII, gebooren. Ten Vader hadt hy den Eerw. samuel reynolds, Leermeester in de Vrye Taalfchool te dier plaatze ; een Heer van uitgeftrekte geleerdheid en een allervoorbeeldigst charafter. Onze beroemde Schilder liet, in zyne vroegfte jeugd, niet alleen eene natuurlyke geneigdheid blyken voor de Tekenkunst; maar toonde bewyzen van dat fyn vernuft, 't welk hem, in 't vervolg, tot zulk eene ongemeene hoogte in het vak der Schilderkunst verhief. Nogthans bepaalde hy zich niet , om de Schilderkunst als een Beroep te aanvaarden, voor dat hy Mr. jonathan richardson's Theory of Painting geleezen hadt. Een Werk 't geen zyn zeer gevoelige ziel fchynt getroffen , en , door eene foort van inblaazing, in dezelve alle kragt van kunstbetoon opgewekt te hebben. Naa dat de Heer reynolds eenigen naam verworven hadt, werd hy, op zyn eigen verzoek, na Londen gezonden, en, in den Jaare MDCCXL1I, geplaatst onder het opzigt van Mr. thomas hudson , den Leerling en Schoonzoon van Mr. richardson , en die, veele Jaaren lang, in de Hoofdltad het meest te doen hadt met Portraitfchilderen, naa dat de zeer begunftigde Kunftenaars, zyn Leermeester en Mr. jervas , van dit werk afgezien hadden (*). 111 (*) Schoon van loo eerst, en liotard naderhand, eenige weinige jaaren lang, eene afwending maakte van den Schilder- tranc  472 LEEVENSBERICTEN In den Jaare MDCCL , flevende de Heer reynolds met Capitein ("naderhand Admiraal Lord) keppel na Mu norca. Hy verzelde hem desgelyks na Italië. Toen hy te Rome was, fchilderde hy eenige Caricaturen van de EnselJche Heeren, op dien tyd in die Stad zich onthoudende. JJit, yeronderitelt men, gefchiedde met hun eigene toeitemming , en het was in die dagen zeer in de mode. Inzonderheid fchilderde hy een fuik van dit llag, 't welkeen foort van Parody was op raphacls School van Athene, waarin hy alle zyne Engelfche keunisfen te Rome bragt. Dit Schilderttuk , thans in 't bezit van joseph henry , Esq. van Straffan, m Ierland, wordt by dien Heer in groote waarde gehouden ; dewyl zyne Beeldtenis , nevens die van omtrent dertig andere Heeren , in 't zelve gevonden wordt. In deezen Zetel der Kunften, bezogt de kunstminnende reynolds de Schooien van de beroemdfte Meesters, en oefende zich met allen vlyt in de voortbrengzels huns penfeels. De lieer reynolds keerde, in den Jaare MDCCLIII, uit Italië te rug , en toonde welhaast, tot welk een toppunt van fraaiheid hy in de Schilderkunst was opgeklommen, door een Afbeeldzel, ten voeten uit, te fchil- de- trant deezes Kunftenaaars, bleeven de Heeren van 't Land hun Landgenoot getrouw by, en waren te vrede met zyne welgelykende beeldtenisfen , met de fraaije paruiken, de blamiwe fluwccle rokken en witte fatynen kamizoolen , die hy kunlfig aan zyne klanten fchonk, en die zy met welgevallen vermenigvuldigd zagen, in fabïr's Mezzotintos. — De betere fmaak, door den Heer joshua reynolds ingevoerd , maakte e.n einde aan minson's Regeering, die verlïandig genoeg was om den fchilderthroon te verhaten . korten tyd naa het voltooijen van zvn groote werk, het Familieftuk van cakel , Hertog van Marïbo. rougk. Hy begaf zich na een klein Landgoed , duor hem aangelegd te Twickenham, thans toebehoorende aan Mr. may , op een allerfchoonst punt van die Rivier, en waar hy de fraaifte kamer vulde met eene uitgeleeze Verzameling van Schilderftukken en Tekeningen der grootfte Meesteren ; veele gekogt hebbende uit de heerlyke Verzameling zyns Schoonvaders. Omtrent het laatfte zyns leevens, trouwde hy voor de tweede reize aan Mejuffrouw fiennes , eene Dame van middelen , aan welke hy zyn Landgoed maakte. Hy ftierf in Louwmaand des laars 1770, m den ouderdom van 78 jaaren. Walpole's ssnecdoies of Pain- mg. Voi. iv.  VAN JOSHUA REYNOLDS. 473 deren van zyn Patroon, welk by allen bekend is door de Prentverbeelding daar van gemaakt , en door veelen ge: oordeeld wordt, dat voor zyne laatere werken niet bei hoeft te wyken. Dit meesterltuk deed hem op éénmaal ! op het Portraitfchilderen vallen , en daarvan zyn hoofdi werk maaken. Eenige fchoonheden van den eerften rang ; gefchilderd hebbende , liep al wat aanzienlyk was na hem I toe, en welhaast werd hy de Schilder, van wiens hand men i de Afbeelding moest hebben, niet alleen in Engeland, maar i in Europa. Hy woonde ten dien tyde in Newport-ftreet, i van waar hy, in den Jaare MDCCLX na Leicester-fquare verhuisde. By de oprigting der Koninglyke Academie der 1 Kunlten te Londen , ter aanmoediging van Teken- Schili der- en Beeldhouwkunde , in den Jaare MDCCLXVM , i werd de Heer reynolds tot Voorzitter gekoozen , en ] omtrent dien tyd tot Ridder verheeven ; vervolgens tot i Lid van de Koninglyke Sociëteit, en van de Sociëteit der 1 Oudheidkundigen, gekoozen; de Univerliteiten van Oxford ; en Dublin droegen hem den tytel van DoiSor in de Reg! ten op. Veele Jaaren lang, Rykdom en Eere, door hem zo wel i verdiend , genooten hebbende, kreeg Sir joshua , in den j Jaare MDCCXCI, een ongemak aan de oogen , 't welk i hem met een volflagen gemis van zyn gezigt dreigde. ', Zyne doofheid hadt hem genoodzaakt, by het fpreeken i met anderen, een Gehoortrompet te gebruiken. Op dit i ongemak aan de oogen , volgde eene geheele verzwak1 king, welke hy, fchoon niet altoos zonder moedloosheid, i nogthans zonder eenig inmengzel van gemelykheid en i morrend ongenoegen verdroeg, overeenkomende met de • bedaardheid en gelykmaatigheid , hem door al zyn leeven i eigen. Hy hadt , van den beginne zyner ougelteld- I heid , een volkomen doorzigt van zyne aanllaande ontbini ding, en befchouwde dezelve met die gelaatenheid, welke ; alleen uit zyn onfchuld, braafheid, welbefteed leeven, en i eene ongemaakte onderwerping aan de Voorzienigheid, kon ' voortfpruiten. Zyn gedrag, omtrent zyne Geneesheeren , ' was onderwerpelyk en infchiklyk; zelfs dan , wanneer : zyne eigene bewustheid van het onvermydelyk einde zyi ner ziekte hem deedt gelooven , dat de uitwendig gunfti. ge tekenen, al te gereed vergroot door den wensch zyner Vrienden , bedrieglyk waren. Dagelyks zag hy zyne gemeenzaame Vrienden , en ging opgeruimd met hun om, : zonder ooit voor hun te verbergen 't gevolg, 't welk hy voor-  474 LEEVENSBERICTEN voorzag, tot korten tyd vóór zyn dood , welken hy af-, wagtte met eene gelykmoedigheid, zelden betoond door de beroemdlte Christen-Wysgeeren. In deezen toeltand genoot hy alle de vertroosting van Familie-genegenheid , welke hy, door de zorge voor dezelve gedraagen, dubbel verdiend hadt. Hy overleedt den dric-cn-twintiglten van Sprokkelmaand des Jaars MDCCXCI1. Zyn lichaam werd twee dagen daar naa geopend, by welke opening bleek , dat zyn Lever , die niet meer dan vyf ponden hadt behooren te weegen , de verbaazende zwaarte van elf ponden haalde : deeze inwendige ongefteldheid was genoeg , om reden te geeven van die moedloosheid , die hy , gelyk wy reeds aanmerkten, zomtyds liet blyken, en welke zommige zyner Vrienden, die dezelve aan 't gemis van één zyner oogen toefchreeven , eenige maanden geleeden , oordeelden dat hy hadt behooren te overwinnen. Op den derden van Lentemaand , werd hy in de Hoofdkerk St. Paul begraaven , met al de eerbewyzingen , die betoond konden worden aan de Naagedagtenis van een Charadler , 't welk, als Kunftenaar, als Geleerde en als Mensch , eere hadt aangedaan aan de Eeuw, in welke hy leefde, en aan het Land, waarin hy woonde. Zyn Lyk werd , op uitdruklyken last des Konings , 's avonds te vooren na Sommerfethoufe gebragt, waar de • Academie der Kun den haare Vergaderingen houdt, en op een Paradebed in de beneden Kunstkamer gelegd, om 's anderen daags op den middag , met groote ftaatlie, in St. PauVs Kerk begraaven te worden. — De Lykftaatfie werd voorgegaan door den Lord Major, en andere Regeeringsleden der Stad Londen. De Slipdraagers waren de Hertogen van oorset , leeds en portland , de Markgraaven van townshend en van abercorn , de Graaven van carlisle, juchiquin en upper - ossory , de Lords eliot en pal-> merstrom. robert lovell, gwatkin , met tWee llit de Familie , en de Executeurs burke , malone en medcalfe , verbeeldden den rouw. Zy werden gevolgd door de Leden en Studenten der Academie , den Aards-Bisfchop van york, den Markgraaf van buckingham, de Graaven van fife , carysfort en fortescue , de Lords som-, mers, enz. en eene groote menigte Heeren van Aanzien , in twee-en-veertig Rouwkoetzen gezeten; waar op nog negen-en-veertig eigen Koetzen van Edellieden en Heeren, ledig,, volgden. Ver-  VAN JOSHUA REYNOLDS. 475 Verbaazend groot was de toevloed der aanfchouweren, zo op ftraat als in de kerk. Alle de Winkejs waren in de ftraaten , waar de train doortrok , gellooten; de venfiers van alle Huizen waten opgepropt met toekykers. Onder het gemeen, op ftraat, heerschte eene diepe ftilte, welke alleen kon toegefchreeven worden aan het deel, 't geen allen, de geringlte Ingezetenen niet uitgezonderd, aan de algemeene droefheid over dit gemis, namen. Wanneer het Lyk , onder de in Engeland gebruiklyke Kerkplegtigheden, naast het Graf van den grooten Bouwkunfienaar , Christopher wren was bygezet , keerde de Rouwitaatfie te rugge na Sommerjethoufe, waar dezelve vaneen fcheidde; doch de Academie-leden bleeven op een koud Collation, in de groote Zaal in gereedheid gebragt. Hier verfcheen de Heer burke , om , uit naam van de Naastbeftaanden en de Executeurs , de Leden te bedanken voor de Eer den Overledenen aangedaan ; dan deeze Heer was dermaate ontroerd, dat hy flegts weinige woorden van dankbetuiging kon uitftamelen. Des volgenden daags lieten de Executeurs een ongemeen aartig Billet van Dankzegging rondbrengen aan de Huizen van allen, die de Lykttaatlie hadden bygewoond. 't Zelve was een Rouwkaartje, getekend door burnet, en in 't koper gebragt door bartolozzi ; verbeeldende eene weenende Zanggodin , leunende op een Gedenkzuil, aan welks top Palet, Penfeelen en Maalftok hingen. Ter zyde ftaat eene Genie op eene omgekeerde en uitgebluschte Toorts, in eene klimmende houding, als begeerig om het Byfehrift op den Gedenkzuil te leezen. Onder aan het Plaatje ftondt gedrukt : De Executeurs en Naastbeftaanden van Sir joshua reynolds zeggen dank voor de beweezene agting aan des Overledens Schranderheid en Deugd; door uwe tegenwoordigheid by de Begraafenis van dien beroemden Schilder en allerbeminnelykjten Man, op Saturdag 3 Maart 1792. Ongelyk waren de Pryzen, op verfchillende tyden, door den Heer reynolds op zyne Portraiten gefteld; omtrent het Jaar MDCCLV nam hy voor een Hoofd twaalf Guinies; kort daar naa in MDCCLX vyf-en-twintig Guinies ; omtrent het Jaar MDCCLXX vyf-en-dertig Guinies, en van 't Jaar MDCCLXX1X, tot hy met fchilderen ophieldt, vyftig Guinies; voor die hy ten halven lyve, of ten voeten uit , fchilderde , moest, naar evenredigheid, zo veel meer betaald worden. —— Men wil dat hy,  47« LEEVENSBERICTEN hy, behalven een fchac van Schilderyen, een fchat van 40,000 Pond Sterlings naaliet; zyne voornaamfte Erfgenaame is zyne Nigt, Mejuffrouw palmer. Sir joshua reynolds was de eerfte Engelschman, die den roem der Fraaije Kunften by den anderen lof zyns Vaderlands voegde. In fmaak, in bevalligheid, in gelukkige vinding, in rykheid en zamenftemining van kleuren, ftondt hy gelyk met de grootfte Meesters in de beste Eeuwen der Schilderkunfte. in Portraitfchilderen ftreefde hy hun voorby; want hy zette aan die afbeeldende Kunst, waar toe de Engelfche Kunftenaars zich meest bepaalen, eene vcrfcheidenheid, eene verbeelding, en eene waardigheid by, ontleend van de hoogere takken, welke zy zelfs, die 'er uitmuntend in bedreeven waren, niet altoos bewaarden, wanneer zy een bepaald voorwerp afmaalden. Zyne Portraiten herinnerden den aanfchouwer de vindingrykheid van den Historie-, en bevalligheid van tien Landfchaps-fchilder. „ Hoe zeer de Schilderkunst" zegt de Heer horace walpole (nu Lord orfordJ , ,, uit de asfche herreezen is, getuigen de Werkltukken „ van veele nog leevende Kunltenaaren. De Prentver„ beeldingen, gemaakt volgens de Schilderyen van Sir „ joshua reynolds, hebben zyne vermaardheid verfpreid „ tot in Italië , waar tegenwoordig geen één Schilder „ is, die een mededinger kan weezen van eene verbeel„ ding zó ryk,dat de Houdingen zyner Portraiten zoveel „ verfcheidenheid hebben als de Historie-Schilderyen. Wan„ neer werden de wanhoop eens Vaders, en de verfchrik„ lykheden des doods, fterker uitgedrukt, dan in zyns „ Schildery van Graaf ugolino? Wanneer werden kin„ derlyke bevalligheid , of de eerst ontvvaakende harts„ togten, met zagter waarheid getroffen dan in zyne Portraiten van Misf pkice, en het Kind jupiterV „ Men heeft," voegt 'er de Heer walpole by, „Sir „ joshua reynolds bcfchuldigd van naafchilderen , en „ dat hy zyne Houdingen van oude Meesters ontleende. „ Opregtheid niet alleen, maar ook Oordeelkunde, moet „ den klem deezer befchuldigtnge wraaken. Wanneer „ eene enkele houding gevolgd wordt uit een Historisch „ Schilderft.uk, en toegepast op een Portrait in eene an,, dere Kleeding, en met nieuwe byvoegzels, is zulks geen „ naafchilderen,, maar aamhaalen ; eene aanhaaling uit een ,, groot Schryver, met eene nieuwe toepasfing van den „ zin, heeft men altoos gehouden voor een teken van „ fmaak,  VAN JOSHUA REYNOLDS. 477 fmaak, en kan zulks meer verdientte dan het oorfprong! lyke bezitten. Wanneer de Zoonen van jacob hunnen ' Vader bedroogen, door den rok van joseph; hemi voor, {tellende: Zie of dit uw Zoons Rok is , dan met ? ;itel, den zy alleen een bedriegende vraage voor ; doch die „ vraag werd geestig toen richard de I aan den Paus , als hy een Bisfchop, dien de Koning in een veldflag gevangen genomen hadt, weder eischte, hem 's KerkvSogds gemalieden Kolder toefchikte, en, met de "woorden der Schriftuure, zyne Heiligheid vroeg , of ' „„„.„v„a„ v^hier Je HTnUer zvnr Zoons was of niet? .** °T , f. Cn*\r* In Cir inüHUA s ftllk . is er geen vcihuil cn wu^ J r, , waarin hy holbein's zwaarhangende en colloslale groot! heid van hendrik den VIII tot de jongehngs v ug- heid van Mr. crewe brengt? J*™.™01 fpe' "1? . wil ik waagen. Sir joshua is geen Naafchilder ; maar ! hy zal 'er duizenden baaren. Üe weelderigheid van zyn ,, vindingryken geest zal een fpraakkunst zyn voor vol,, gende Portraitfchilders." • , De Heer walpole zegt dit met in de drift eens alles prvzenden Lofredenaars; want hy was niet agterlyk in t bekennen van 't geen hy begreep een gebrek te weezen in de Werkftukken deezes beroemden Kunftenaars. „De Pvegeering van george den II," zegt deeze oordeelkundige Schryver, „was niet ten einde toen Sir joshua reynolds het Portraitfchilderen van fmaakloosheid ver, " loste, en zou hy de grootfte Meesters in dit vak overtroffen hebben, indien zyn verf zo befiendig was, als ' zvn fmaak en verbeelding onuitputbaar waren (*). Schoon Sir reynolds voornaamlyk zyn talent te werk ftelde in Portraitfchilderen, valt het gereed op te maaken uit de Stukken , welke hy van tyd tot tyd opleverde , dat indien hy het fcbilderen van Histone-ftukken even verkieslyk geoordeeld hadt, in een Land, waar zyn kloek verftand hem aanwees , dat hy daartoe geene genoegzaame aanmoediging zou ontmoeten , hy daarin niet mm m Men geeft" leezen wy in de Kunst- en Letterbode, Vil! D bl i«. „ reynolds naa, dat hy, te wel overtuigd, „ dat zyne Kunst niet altoos die toejuiching zou wegdraagen, of verdiende weg te draagen, welke dezelve thans verwerft, „ opzettelyk zich van eene vermenging van Verwen heeft be„ diend, welke niet beftendig zyn." pyïNG. 1792. no. 11. *  478 LEEVENSBERICTEN VAN J. REYNOLDS. zou uitgemunt hebben dan in zyne Portraiten. Een Jyst derzelve toont dat hy meer was , dan een Portraitfchilder (*). De Keizerin van Rusland , die door haare aanmoediging, aan de fchoone Kunften verleend, meer uititeekt dan door haare zorge voor het algemeen Geluk des Menschdoms , fchonk Sir joshua reynolds haar Portrait met Diamanten omzet. —— In dit vol bezit van binnen- en buitenlandfche vermaardheid , bewonderd door Kunstkenners en Geleerden , aangezogt door de Grooten , geItreeld door vreemde Mogendheden , en gepreezen door de uitlteekendfte Dichters, verliet hem zyne aaugeboorene Zedigheid en Nederigheid nimmer, zelfs niet by het ontvangen eener gansch onvervvagte Èere; en was de minfte zweem van Trotsheid niet zigtbaar voor het fcherpziendst oog, in eenig gedeelte van zyn ommegang of verkeering. Zyne veelvuldige en onderfcheide be, gaafdheden, zyne gezellige deugden in alle de betrekkingen des leevens, deeden hem het middelpunt worden van veele aangenaame gezelfchappen , welke door zyn dood verltrooid zullen geraaken. Te veel verdienfien bezat reynolds om geen jaloufy te verwekken ; maar telfens te veel onfchulds om vyandfchap te baaren. Met één woord, by eene volkomene afgerigtheid in de zaak zyns Beroeps , bezat Sir joshua reynolds de Letterkunde van een Geleerden, de Kennis van eenen VVysgeer, en de Beleefdheid eens welopgebraglen Heers. Van het ecrite hebben zyne Jaarlykfehe Redenvoeriugen, in de Koninglyke Academie gehouden , onwederfpreeklyke proeven opgeleverd j en van het laatfle zullen zyne talryke overgebleevene Vrienden langen tyd de herinnering met zich omdraagen. (*i Ter aangehaalde plaatze, zegt deeze Brieffchryver dus ten onregte, ,, dat reynolds niet hooger dan in de Clasfe van de Portraitfchilders kan geplaatst worden." De Opfteller van het Engelfche Leevensberigt, dien wy volgen , geeft een Lyst van dee?e Historieltukketi, doch die wy, kortlieidshalvcn , onvermeld laaten. Men vindt dezelte in The Univerfal Magazine, Vol, XCI. p. 83- LEE-  leeven8berjgt van t>h. doddridge. 479 lee vensbeui6t van den eerw. philip doddridge, d. d. (Vervolg van bl. 432.) TV/fr. doddridge gaf, in zyne vroege jeugd, verfdieii_VJL de blyken van eene Dichterlyke Genie. Dr. johnsün houdt de regels welke hy fchreef op het Motto van zyn Familie - Wapen, dum vivimus vivamus , voor een der beste Epigrammas in de Engelfche taal (*). Het eerfte Gefchrift , 't welk Mr. doddridge in t licht gaf, in den Jaare MDCCXXX, droeg zyn naam niet op het voorhoofd , 't was getyteld: Free Thoughts on the most probable Me&ns of reviving the Dis/enting Interest, occafioned by the late Enqairy into the Caufes of its Decay. Het Gefchrift van Mr, doddridce, waarin hy, wat de hoofdzaak betreft, van zyne Party verfchilde, kan ten voorbedde dienen van de opregtheid en beleefdheid, waar mede men aanmerkingen kan maaken op de Gedag- ten en Schriften van een ander. In den jaare MDCCXXX1I gaf hy uit Sermons on the Education of Children, die, in een zeer kort beftek, eene verfcheidenheid bevatten van dringende beweegredenen, om de Ouders over te haaien, om zich wel te kwyten van dee» zen aangelegen Pligt. In 't jaar MDCCXXXV zagen zyne Sermons to Toung People het licht (f). De (*) 't Zelve luidde: „ Live, while you live" the Epicure would fay, ,, And feize the pleafures of the prefent day. Live, while you live" the facred preacher crks, ,, And give to God each moment as it pies. „ Lord, in my views let both united be; „ I live in pleafure when I live to Thee. (f) Ons bellek laat niet toe een verilag te geeven van de veelvuldige 'enkele Leerredenen , door doddridge uitgegeeven. Dr. kippis heeft ze in tydorde opgeteld ; eene omftandigheid door Mr. orton in zyne breedvoerige Memorien gade geflaaeen. Wy moeten, nogthans, optekenen, dat hy eene Leerreden uitgaf by eene zeer droeve en aandoenlyke gelegenheid, Kk 2 bet  LEEVENSBKRIGT De Univerfiteit van Absrdeen droeg , in den jaare MDCCXXXVI, aan Mr. doddridge , de Waardigheid van DoStor in de Godgeleerdheid op. Te welker gelegenheid zyne Kweekelingen het een ftuk van welvoegelykheid oordeelden hem gezamenlyk geluk te wenfchenr Hy was wel voldaan over dit blyk van genegenheid en agïimg;_ doch gaf hun te verftaan, „ dat hunne Geleerd„ heid , Godsvrugt en Yver hem duizendmaal meer eere „ zouden geeven, hem duizendmaal meer genoegen fchen„ ken, dan de hem opgedraagene Waardigheid, of eenig Teken van openbaare hoogagting." ■ In 't zelfde jaar ontving men van zyne hand, Ten Sermons on the Po■wer and Grace of Clirist , and the Evidences of hts glorieus Gospel (*). De drie laatftc, over de Evidences of the Gospel, werden naderhand afzonderlyk gedrukt , op het byzonder verzoek van een der aanzienlykite Perfoonen der Kerke van Engeland. Zy behelzen een zeer oordeelkundige optelling van verfcheide der voornaamfte bewyzen ten fteun van de Christlyke Qpenbaaring, en inzonderheid van die de Egtheid" en Geloofwaardigheid der Euangelifche Gefchiedenisfe ftaaven. De Schryver fmaakte het genoegen, dat deeze Redenvoeringen ten middel verftrekten om- twee Heeren van uitfteekende bekwaamheden, die in tWyfel gehangen hadden omtrent dit Stuk, tot het Geloof in onzen heiligen Godsdienst over te haaien. Een hunner, die voortyds zyn best gedanu hadt om anderen tegen de Blykbaarheden en den Inhoud van het Euangelie voorin te neemen , werd een yverig Prediker van den Christlyken Godsdienst, en een fchitterend cieraad voor denzelven, door zyn Leeven en Ze', den. Het eerfte Deel van Mr. doddridge's groote Werk, The Family Expofitor ; or a Paraphrqfe and Verfion of the New Testament ; with critical Notes , and a Practical ImpTQvement of each Se£tion , verfcheen in 't jaar MDCCXXXLK het verlies van zyne oudfte Dogter, een Kind van groote hoope, flegts vyf jaaren oud. Dezelve is getyteld: SuBmTs/ton to Divine Providence on 'the Death of Children , recommended. Weinig voorbeelden van hartroerende welfpreekenheid , dit Stukje overtreffende, zyn 'er in 't Engelsch voorhanden. (*) Men is niet in gebreke g-.-bleeven, om dit Werk den Neiertandfehen Leezer, vertaald, aan te bieden.  VAK PH. DODDRIDCE." 4^1 MDCCXXXLX (*\ Dit Deel behelsde het eerfte Gedeelte van de Gefchiedenis onzes Heeren jesus Christus, naar het verhaal der vier Euangelisten, in de orde van eene Overeenftemming gebragt. Het Tweede Deel, de Euungelifche Gefchiedenis befluitende, verfcheen in den jaare MDCCXL. Korten tyd daarnaa gaf hy in 't licht : The Scripture DoËtrine of Salvation by Grace , through Faith, illvjtrated and improved in two Sermons. " Dit werd welhaast gevolgd door Pratïical Discourfes on Regeneration , welke Leerredenen hy Zondags avonds gedaan hadt , en die met zeer veel toeloops werden bygewoond door lieden van onderfcheidene Begrippen; voor zommigen waren zy hoogst nuttig. De aanpryzing daarvan gegeeven door een°buitenlandsch Godgeleerden , voor de Nederduitfche Vertaaling , de Eerw. w. peiffers. Bedienaar des Euangeliums te Amfterdam, luidt: „ Hier heerscht Regtzin- nigheid gepaard] met Gernaatigdheid; Ernsthaftighcid met „ Zagtmoedigheid ; diepverborgen Wysheid met zeldzaa„ me Klaarheid: hier ftraalt door, Eenvoudigheid van ftyl zonder lafheid; Zuiverheid zonder Opgefmuktheid; Ver9, hevenheid zonder Opgeblaazenheid; hier wordt men „ even zeer verrukt door Redelykheid zonder Pelagiane„ rye , en door Geestlykheid zonder Geestdryverye (f)." Dr. doddridge gaf, m 't jaar MDCCXLI1I, een Antwoord op het Gefchrift, getyteld: Christianity not founded on Argument, 't welk, onder den fchyn van y ver voor de Regtzinnigheid, met de daad een aanval op onzen heiligen Godsdienst behelsde. \ Dit Antwoord was begreepen in drie Brieven , zeer rondborliig , maar tevens zeer beleefd, gefchreeven ; hy verwierf daar voor den dank van eenige Heeren, uitfteekende in rang en ver-* dienften. De laatfte Brief, inzonderheid, wordt gehouden voor de redelykfle en volkomen fte verdeediging des Invloeds van den Geest op 't Menschlyk hart, tot dus lang te voorfchyn gebragt. In 't zelfde jaar ontving men van ©nzen Schryver: The Principles of the Christian Religion, expresfed in plain mi (*) Dit uitmuntend Werk is in 't NederdmUch vertaald, en by alle Bybelminnaaren bekend. (j-) Van beide deeze Werken bezitten wy desgelyks eeae JSfederduitfcie Overzetting in één Boekdeel. &k 3  4sa lesvensberigt and eafy Verfe, for the Ufe of Children and Tóuth. In dit Vlerkje is gemaklykheid, eenvoudigheid en fraaiheid, gelukkig vereenigd ; doch het zou van eene uitgeltrekter nutheid geweest zyn , was 'er geene LeerltelUng van eenen betwistbaaren aart in gebragt (*). Dr. doddridge was zeer yverig in het ontwerpen van ?en P1Au^^,^nIT^a"ds Gasthuis te Northampton. In den jaare iVlULCXLlII fchonk hy eene Redenvoering , om dat weldaadig oogmerk te bevorderen : het wel flaagen I ft men^grootencleels, aan zyn invloed en arbeid te danken. In t zeilde Jaar, werd Dr. doduuidge Lid van een Wysgeeng Genootfchap te Northampton. By de zamen.. komlten van t zelve, leverde hy, in den Jaare JV1DCCXLIV, een Vertoog in, over de Leer der Slingers , en een ander over de Wetten van de mededeeling der Beweeging , zo in veerkragtige , als in onveerkraotige , Lichaamen. De aangelegenlte voorftellen , tot beide betrekkelyk , worden in deeze Vertoogen zeer eenvoudig verklaard. Hy deelde ook aan de Koninglyke Sociëteit drie Verhandelingen mede, die ten blyke ilrekken van de buitengemeene arbeidzaamheid, hem eigen. *J^M\?nd- progresf of Religion in the Soul kwam. in MDCCXLV, in t licht. De Oorfprong en Voortgang'der Godsvrugt in 's Menfchen Ziel , werd opgehelderd in een reeks ernltige Vertoogen , gefchikt voor Perfoonen van allerlei characlers en omftandigheden, met eene Godsdienftige overweeging of gebed by elk Hoofdiluk. Dit was een der nuttigde, en voor het Volk gefchiktfie, Werken die hy Vltg?f- rHet ontving groote toejuiching, niet alleen van de Dujenters ; maar van verfcheide Geleerden en Godvrucütigen der Engelfche Kerk. Een Heer van uitlteeken. de Geleerdheid en Braafheid droeg het altoos by zich , verklaarende dat het alles behelsde , wat noodig was ten opzigte van ernltige en daadlyke Godsvrugt Ct> In , (?. 'Er is een'ge Srond om te gelooven , dat men van dit Werkje gebruik maakte in de Opvoeding van 's Konings Kinderen. Zie Letten te and from the Rev. philip doddridge , D. D. pag. h$. (D Men heeft op dit Stukje eenige aanmerkingen gemaakt, die opmerking verdienen , in een Brief aan Dr. doddkidge geichreeven door een zyner beste Vrienden , en geplaatst in Dr. kippis Ltje , p. 9i-95. van dit Werk, heeft men ons mede eene NederduUfehe Vertaaling gel'chonken.  VAN >H. DODDRIDGE. i&3 tn H laar MDCCXLVII, zagen van Dr. doddridge het licht Some Remarkable Pajfages in the Life of the Hon. Col iames gakdiner. Zyn oogmerk was, om niet alleen eene fchatting van Dankerkentenis toe te brengen , aan de Naagedagteiiis van eenen onfchatbaaren Vriend ; maar van verpltgting aan god en zyne Medemenfcheu : dewvl hy de ftreelende hoope koesterde , dat het Verhaal onder den Godlyken Zegen , een middel zou weezen , om een warm en leevendig gevoel van godsvrugt te verfpreiden (*). Het (*) Onder des Doftors Vrienden, met wien hy BriefwisfelinK hieldt , die dit ftuk op'hoogen prys ftelden , was de geleerde warbürton, die zyne goedkeuring op deeze wyze te verftaau gaf. „ By den brief, met welken gy my vereerde, voe-de gy Colonel gardiner's Life; met het grootfte genoe" cen^heb ik deeze Leevensgefchiedenis doorgeleezen. Niets " kan oordeelkundiger weezen, dan de befchryving Veele " bedenkingen maaken het onderwerp van groot belang en mitbeid De roem van waardige Mannen , die zich opoffer" den aan den dienst huns Lands; de fchatting betaald aan by" zonderc Vriendfchap; het voorbeeld in 't byzonder voor de " Krvsslieden, van zo veel Deugd en Godsvrugt, zo wel alg " van Moed- en Vaderlandsliefde ; de dienst gedaan aan de " overblvvenden der Familie, zyn zulke gewigtige bedenkingen, " dat ze even zeer den Schryver als het Gemeen betreffen. " Ik heb duizend dingen aan te merken, die my een zonder" lin* genoegen gaven ; doch hier llegts plaats voor twee of " drie De onderfcheiding , welke gy maakt tusfchen Godsvrugt " en Geestdryvery , p. 78, is zeer juist, belangryk , en aller1 noodzaaklykst ten deezen dage, nu de Menfchen zo _gereed in uiterften loopen. Niet min voldoemngs vond ik in uwe " aanmerkingen , over de Misvormde gedaante des Chrtstendoms, " n no Wy zien 'er de deerlyke uitwerkzels van. 't Zelfde " vermaak verfchaften my p. 161 en 163. Uwe Lofzangen ademen waare Godsvrugt, en zyn recht dichterlyk. De Aan" tekening op bl. 176 is zeer keurig. Ik ftaa volkomen 111 uw beerip ten ranaiéne van de buitengewoone omftandigheid " van 's braaven Mans Bekeering. Met één woord , het Boek " zal u tot eere ftrekken , of, 't geen u beter aanftaat, zal een zegen voor u zyn, dooreen werktuig te weezen tot be*! vordering van 't algemeene Nut." De voornaamfte aanmerking, welke Mr. orton op het Werk maakte , is, „ dat de Schryver het genoegen hadt van eenige voorbeelden te vemeeinen , waarin -het beantwoord hadt aan " avn wanscb. en hoop»; fchoon veslen, en mislchien te regt,  4S4 LEEVENSBERIGT Het Derde Deel van Dr. doddridge's Family Extotltor kwam, met den Jaare MDCCXLVM, te vuorlthynf £ be- „ oordeelden dat hy te red bot gevierd hadt aan de bewee„ gmgen van byzondere vriendfchap fonder het opftdlen " _ „ In de waarheid deezer bedenking" zegt Dr kippis fcm fk ten vollen toe. Colonel g.rdiner ^ , "inTdUd, eeï Man van een uitfteekend Character ; maar dat CharaAer hadt „ een .nmengzel van Geestdryvery en Godsd ientogBygeloofï " Si^T" my Zeei' f61' dat 2V" voorkomen de afXS " a uZ-e Ve VSkmSfr die *ëtb™htid ging vergezeld van eene „ ftugheid en ltyfheid, geenzins inneemend1 voor de Kweekeïin. " §e" der Academia te Northampton. De genegenhe d van den „ oudften Zoon tot den Vader waf, dit wee^fmet meevree- " zvnenPvï'r Dr T d°°WS verllI«t in ™ Kind „ zynen Vader. Dr. doddridoe gaat ongetwyfeld te verre, wan- " nee,r,hy' mA Zyu6 Lykreden over Colonel cardiner VOMt „ verklaart , dat hem moeilyk viel te zeggen waar , da. in hét „ woord van cod, de Colonel zyn vooThecld vondt, of Va" " iLZy,Tge*ken haa'aStergelaaten. De Doftor zelve ging " S a , °V-er 111 Chwf^- Doch men hebbe te beden? " H^n ii ' n °,'rZ-e S^'y™ fom* wat verre uitweidt in " l°*7tn ZyneU unend ' hv niets zeide • ^n van welks ,, waarheid hy ten volle overtuigd was „ 't Is myn oogmerk niet" vaart Dr. kippis voort, „ om diep ,, te treeden m de Gefchiedenis der Bekeeringe van Coloud „ gardiner alleszins zo zonderling. Dat de indruk op zyne „ Ziel gemaakt m een Droom gefchiedde , is het genoegzaam " gev°elen van dr' °oddr-dge , fchoon de Colö™ „ nel zelve het voor een wonderdaadig gezigt hieldt De „ voorfch.kkende omftandigheden pleiten 'er genoegzaam voor „ om het op eene zeer beredeneerde wyze voor een Dwom „ te honden. Hy hadt een ftrenge Godsdienftige opvoeding „ ontvangen; nooit de beginzels van den Godsdienst verzaakt5 „ fchoon m zyn gedrag daar van afwykende ; dikwyls voelde " WS? 0Ver/y"e ^evenswyze; hy bevondt zich alleen " Ln ■ ilr rT-n'l "a?C; hy floeS een Codsdienftig Boek „ open; het fchnklyk m.sdryf, 't welk hy gereed ftond «e „pleegen, werd op 't fterkst gewraakt door zyn ge weeten „ n deezen tweeftryd viel hy in flaap; een Droom , overeen. „ komftig met zyne denkbeelden , waakende gekoesterd , volg- " ieVi11ftWLyVUii,d!e'1 hoofde' niet min verfchuldigd aan „ de Goedheid der Godlyke Voorzienigheid, voor de gelukkige „ en kragtige verandering , welke dezelve te wege Wt in „ zyne genegenheden en gedrag. De gebeurtenisfen , welke „ ontflaan uit eene opvolging van tusfchen beide komende oor- .. zaa«  VAN PH. DODDRIDGE. behelsde de Handelingen der Apostelen , met bygeyoegde Aantekeningen op de Overeenftemming der Euangehsten en Tm Disfertaïions. i. On Sir mac « S|« of Harmony. *. On the Infpiration , of the New Tejïa- Int. ^Dit Deel maakt een zeer aangelegen gedeelte uit van Dr. doddridge's groot Werk. In de Verhandeling over Sir isaac newton's Stelfel, om de verlcneide Gefchiedenisfen, by de Euangehsten voorkomende, tot derzelver eigen plaats te brengen beftrydt Dr. doddridge met veel voordeels, Sir isaac's veronderftelling ; naar geeft hem , intusfchen , den grootten lof. „ Ik kan f, my" luiden zyne woorden , „ tot deeze taak met ,, nederzetten , zonder de zwaarheid van de taak aan! merkelyk verligt te voelen , door het_ genoegen waar' mede ik denk aan de vaste overtuiging , welke een Man van zyne gadelooze fchranderheid moet gehad ' hebben van de waarheid des Christlyken Godsdiensts , ' daar hy zich zo veel moeite gaf, om de Heilige bla! deren op te helderen; een genoegen, waarin ik denk ' dat elk braaf Leezer met my gaarne zal willen deelen; ?, inzonderheid daar (volgens de beste berigten, open?! baare en byzondere , welke ik heb kunnen magtig worf. den,) zyn vast geloof in de Godlyke Openbaanng zich ' ontdekte in de egte vrugten van manlyke Deugd en ' Godsdienftigheid, en ons, by gevolge, de regtmaaugfte ? reden geeft , om te befluiten, dat hy tegenwoordig in „ de gelukkige uitwerkzelen daarvan zich oneindig meer ,, verheugt , dan in al de toejuiching, welke zyne Wys, geerige Werken hem verfchaften; fchoon zy hem eene ' Beroemdheid bezorgden, duurzaam als de Wereld , I waarvan hy het waare befpiegelend Stelzel ontdekte , ü en die hem , (in fpyt van de niets beduidende poogin■ gen van onkunde en trotsheid, en derzelver waare at, llammeling, bygeloof,) als 'tware, met ftraalen van de Zon verheerlykt , en zyn naam onder de Geftarnten „ des Hemels aanfchreeven." _ ,m„„VIIV. Dr. doddridge befchonk deWereld,in tJaarJNIDLCXLIX, met A plain and ferious Addresf to a Majter of a Family, en the important Subje£t of Family Religion. In dit luikje „ zaaken, zyn niet min een inflag van de Beftuuring des^Opperweezens, dan meer onmiddelyke tusfchenkomften. t Is " zo wel de gewisfe Leer der gezonde Rede , als der Schnt„ tuure, dat alle goede Gaven, en volmaakte Giften , van den Vader der Lichten nederdaakn."  486* leevensberict vajt ph. doddridge. waren twee Gebeden. Het een gefchikt om te dienen j tot een Aanvang van vastgeftelde Gebeden in de Huisde! finnen, waar deeze voorheen niet gebruikt waren: het ander tot een Morgen- en Avondgebed , voor de Huisgezinnen. Dr. doddridge, fchoon een Du/enter, en uitüee. kende in het doen van niet vooraf overlegde Gebeden, was, gelyk hier uit bleek niet afkeerig van vooraf beraamde Gebeden, by voeglyke gelegenheden. (Vervolg en Slot in 't volgend Stukje.) de bestrafte lh verbetebde califh. Ten tyde van den Caliph hakkam, een der Moorfche Vorften in Spanje, bezat eene arme Vrouwe een Stuk Lands, grenzende aan de Tuinen van den Caliph, die, daar een Lustprieel wenichende te bouwen, het wilde koopen; doch geen aanbod was groot genoeg, om haar te beweegen tot afftand eens gronds, welke zy van haare Voorouderen geërfd hadt. Of hakkam on. derregt wierd van haare weigering, hangt in twyfel ; dan 's Vorften Staatsdienaars maakten 'er zich meester van, en het Gebouw werd vervaardigd. De beledigde Vrouw vervoegde zich by den Cadi, of Regter ' wiens naam was ueciiir, die, de regimsatigheid haarer zaake inziende, haar beloofde uit al zyn vermogen te zullen helpen Wanneer, op zekeren dag, de Caliph zich verlustigde op 'deeze nieuw verkreegene plek gronds , kwam beciiir tot hem zittende op een Ezel met een ledigen zak in de hand. Vader „ der Geloovigen," fprak hy, „ ik nader u met het'nederig „ verzoek , dat gy my wilt vergunnen , deezen zak te vullen ., met Aarde van den grond , op welken gy treedt ? " . IIakxam gaf hier toe vryheid, en de Cadi den zak gevuld heb. bende, verzogt d^n Caliph , dat hy, om de maate zyner goedgunihgheid vol te meeten, hem de hand zou leenen om 'er den Ezel mede te belaaden. De Vorst lachte om het vreemde" verzoek, doch poogde, met gulhartigheid, daar asn te voldoen en den zak op te ligten ; doch welhaast liet hy dien vallen ; klaagende over de verbaazende zwaarte. — „ 't Is, nogthans " ' voerde de Cadi hem te geuioetc, „ flegts een klein gedeelte van „ dien Grond, welken gy van een uwer Onderdaanen hebt afge. „ nomen; hoe zult gy dan de zwaarte des geheelen Gronds ktm„ nen ciraagen, wanneer gy, met den last dier ongerechtigheid „ belaaden , voor den grooten Richter, verfchynt." rjAkKAjyi , getroffen door de kragt van dit vermaan, omhelsde den Cadi, bedankte deezen wegens de Ceftram'ng, en gaf het Stuk Lands met alleen de Eigenares^ weder , maar ook het Gebouw daar gefucht, nic: alies wa: 'er in was.  2EBELYKE BEDENKINGEN» 487 ZEDELYKE B E 1) E N K I N 6 E H. xjt fs ppn Les van eenen der zeven Wyzen van féegffi." He" ta eene Spreuk of Les van her uiterst UiieKemanu. li y , r anderen, met welke rftSverTeS — vln^eeï aanbelang voor de Maat. iiy moet vertteercu. mensch, die zich fchappy , waarvan hy een Lid s ^ reelIe"enVTenn n° wo"d zeer onagfzaam omtrent zynen Evenmei ch en Thè die pligten, welke hy zich ze ven , en zynen mensen, en aiic »™r. & *^ Mensch , die met tot zich Wereld ; die niet overdenkt met welke_oogmerk en hy door hebben, of dezelve dra aanleggen ten nu te van zich «Iven « ltaan onaeuinge vau betragtende, zal hy ook daTren bov«7 in° ch e ne Slnlgte behoeften ontdekken, welke rnoerdoor^ch zeiven ^^^^ S^ha'ngel^heLl van zynen Maker leereo . en angs dien weg hem het gefchiktst opleiden tot God, die alle de begeer ^"ftfnta* Wy«n, welke zich ze.ver, .Uyd Eel,k bi,veS E„ zyn he, SS «e Dwazen, die ™'S*'2: iich dikwils veel erger vergryper. , du zy . weue va ^  ^Jg ZF.DEt.YKE BEDENKINGEN. gehaat, gelasterd en verfoeid, worden? — Die daaden baöryven, welke ze in anderen afkeuren, en niet verdraagen kunnen ? Maar gy, 6 mensch! die u daar aan fchuldig maakt keer tot u zeiven in, fteek uw hand in uwen boezem , en zie of ze 'er niet roelaatsch uitkome. Ga naar uwen eigen Tuin, en gy zult daar een menigte onkruid zien groe- jen. Wied dat eerst uit, en komt dan, zo zal de fchan- de en de fchuld , die u anders bedekken moeten , verre van u af vlieden. Het berouw veronderftelt eene voorafgegane misdaad , en wanbedryf, het geen den berouwhebbenden mensch mishaagt. f -i - Dan hy, die te voren wel wikt cn weegt, wat hy doen '\ of fpreken zal, loopt zelden gevaar, om zich wegens daden, 1 -pandelingen of gefprekken, te moeten fchamen , en zelden zal i let hem berouwen , dit of dat ged:ian te hebbea , of dat hy zich in het fpreken heeft te buiten gegaan. Hoe nood- i zakelyk is het dierhalven .nooit iets uit te voeren , voor men 4 eerst de zaak, die men wil uitvoeren , van alle kanten regt 1 bekeken heeft. Op dezelfde wyze behoort men ook ; omtrent zyn fpreken te werk te gaan. —— Hy, die te voren | eerst overdenkt, wat hy fpreken zal , fpreekt doorgaans zeer 1 wel, daar, integendeel, cie man, die onbedagt fpreekt, meestal i een groote Babbelaar is , en , indien hy blozen kan, vaak reden 1 heeft om fchaamrood te worden, Men vind vlugge menfchen, die, op llaande voet, over zaken kunnen oordee- j len ; maar de minden zyn met zulke voorregten begaafd, daarom 1 behoorden de meesten zich ten dezen opzichte te wantrouwen, en het nooit op hunne vlugheid te laten aankomen. ,, Niemand gelukkig voor zynen dood, ' was de gulde Ipreuk van eenen der zeven Wyzen. Maar al wie een juist Vonnis wil vellen over het Leven van den mensch , moec daar mede wagten tot dat hy het ailegge. Men moer, op het einde letten. Het tinde moet het werk kroonen, wanneer dit niet goed is , dan worden alle vorige bedryven bedorven , de fchoonfte daden bevlekt, en worden als niets gerekend. Hoe veele voorbeelden zyn 'er van zulke niet j voorhanden , welke groote daden hadden verrigt , doch welke zy, in "t eind van hun leeven, met wanbedryven hebben b&zwalkt. Hevige fmarten duuren zelden lang , dit is ook de rede, dat 'er veele worden doorgedaan , het geen niet gefchiedeti zou, indien ze van langen duur moesten zyn. Zo zyn ook hevige vervolgingen, deze duuren ook niet zo lang als ■zulken, die bedekt en gefladig zyn. Hevige ftormen, geweldige piasregens, duuren veelal maar eenige oogenblikken. —• Maar een genadige drup kan den fteen verteeren. Dan in alles wat den mensch overkomt , behoort hy zich lydziam te gedragen , want hy. die geleerd heeft geduldig te lyden, mag men met waarheid zeggen, dat maar half lyd. C. v. d. G.  MENGELWERK, TOT FRAAYE LETTEREN , KONSTEN EN WEETENSCHAPPEN, BETREKKELYK. KEURIG VERSLAG VAN DE THEOSOPHISTEN EN ROSACRUSIfiANEN. COntleend uit The History of Philofophy from. the earlist times, tl the beginning of the prefent Ceiitury, 'dram up from brucker's, Historia Critica Plnlofophis. By william enf1eld, L. L. D.) (Vervolg en Slot van bl. 455.) Een geleerder Theofophist, dan jacof. böhm, ontmoeten wy in joannes baptista van helmont , een beroemd Geneesheer te Brut/el , in den Jaare MDLXXVÜ , «rebooren. Hy maakte vroegtydig zo groote vorderingen in de Studiën , tot de Weetenfchap, door hem omhelsd , behoorende, dat hy in zyn zeventiende Jaar, op de Leuvenrche Hoogefchool, tot Lector 111 de Heelkunde benoemd wierd. Dan hy ontdekte welhaast, dat hy onbeda°t deezen post op zich genomen , en zich onderltaan hadt, anderen te onderwyzen, in 't geen hy zelve met verllondt Hv bevondt, dat , fchoon hy veele Boeken geleezen en veele uittrekzels gemaakt hadt, het hem aan wezenlvke kundigheden ontbrak; en klaagde , dat de hgtgeloovige en eenvoudige Jeugd zo dikwyls bedroogen werd, door vermetel voorgeeven van zich wys dunkende Hoogleeraaren. Met onvermoeiden vlyt, lag hy zich toe_ op de Wis Stel-Redeneer- en Starrekunde. Maar, zelfs 111 dee7e takken van Weetenfchap , trof hy de verlangde voldoening niet aan. Steeds klagten over zyne onkunde uitftortende, weigerde hy den Eertytel van Meester der Kunden met betuiging , dat hy nog geene enkele Kunst, m de daad, maar alleen in fchyn, geleerd hadt. Onder dit voorkomen van nederigheid , bedekte van helmont eene fmaadende veragting van alle kundigheden behalven van zyne eigene , en zelfs van alle Lxeleerdheid , welke dus lang in de Wereld geweest was , en maakte hy zich diets, dat hy van god verwekt was, MENG. 1792. NO. 12. L1 0m  490 KEURIG VERSLAG VAN DE THEOS0PHISTÉE* om alle voorgaande Stelzels van Wysbegeerte om verre te werpen, en eene®geheel nieuwe Wysbegeerte in te voeren. Opgewekt, gelyk hy fchryft , door de Godvrugtige Schriften van thomas a kempis , om god te bidden , dat Hy hem wilde in ftaat ftellen , om de waarheid te beminnen en te zoeken, werd hy in een Droom vermaand , om afftand te doen van alle Heideni'che Wysbegeerte , en wel inzonderheid van de StoïcynJ'che , tot welke hy overhelde, en op Godlyke Inlichtingen te wagten. Niet voldaan met de kennis van den aart en de kragten der Planten , welke hy ontleende uit de Schriften van matthiolus en dioscoiudes , en over de beginzelen der Geneeskunde, die hy vondt by galenus of aucenna , befloot hy, dat de kennis der Geneeskunde niet te verkrygen was uit inenschlyke Schriften , noch door menschlyk vlytbetoon. Hy nam weder de toevlugt tot het Gebed , en werd op nieuw in eenen Droom vermaand, zich bver te geewn aan het zoeken van Godlyke Wysheid. Omtrent deezen tyd , leerde hy. van eenen ongeleerden Chymist, de werkdaadige behandeling der Chymie , en gaf zich met onvermoeiden vlyt over aan die kunstbewerkingvol hoope, dat hy, in het Stookhuis, die kennis zou vinden , welke hy te vergeefsch in de Boeken gezogt hadt. De Geneeskundige Weetenfchap, welke hy, door dit middel, opdeedt , befteedde hy geheel ten dienlTe der armen. Verfcheide jaaren deelde hy Geneesmiddelen uit , zander daar voor eenig geld te neemen, en verwierf groote au-ting zo van wegen zyne Menschlievenheid , als uit hoofde van zyne bedreevenheid in de Geneeskunde. Eene koude ■Welke hy vatte , in by nagt een Lyder te bezoeken ' maakte een einde aan zyn leeven , in het zeven-en-zestio'fte jaar zyns ouderdoms. ° Van helmont bezat weezenlyk Talenten, hadt veel gelee-zen , en, door het doen van Proeven , verbeteringen gemaakt in de Chymie en Geneeskunde; doch zyn waan vervoerde hem tot Kwakzalvery. Hy roemde op het bezit van een Vogt, 'twelk hy Jkakest, of zuiver Zout, noemde, 't welk het eerfte ltoflyk beginzel in de Natuur was in ftaat om in de lichaamen in te dringen, en eene geheele fcheiding en verandering van derzelver beftanddeelen te wege te brengen. Doch dit wonderbaar Vogt werd nooit aan iemand vertoond, zelfs niet aan zyn Zoon, die mede de Chymie beoefende. De veragting diens Wysgeers van alle vroegere Wysgeerige Stelzels deedt hem een eigen  ÈN ROSACRUSiAANKNs 49* irén ltel«ei ontwerpen, betraande uit een vreemd rhengzel van Godgeleerde , Geneeskundige en Wysgeerige, Wonderror°uken • waar in de Theofophistifche Mystikery ach mart met Scholastike zifteryen. Schoon hy voorgeeft, het oebouw zyns itelzels , op den grondflag van ProefneeSgen, op te haaien, is 't zelve niets meer, dan een ge* vaarte van allen grondflag ontbloot; beflaande m droo* men en verrukkingen van eene weelderige en verwilderdé Verbeelding. Op nieuwigheid gefield, vormde van hblwont afgetrokke denkbeelden , die geen beftaan hadden, dan in zyne eigene beroerde harfenen, en, naa deeze insebeelde weezens barbaarfche naamen gegeeven te heb. ben roemde hy 'er op als op alle verwondering, verdieBe vindingen" Zyne Schriften, indien wy eenige wen n ge zaaken uitzonderen in de Chymie en oefenende Geneeskunde , zyn, in de daad, geheel ontbloot van dié Lort van onderrigting , die een redelyk onderzoeker der waarheid , of naauwkeungen naavorfcher der Natuure , kaDeVtode°t(t1apPen deezes Wysgeers werden zeer iorgiroldig gedrukt door zyn Zoon franciscus van helmont, d f den voorraad van Wysgeerige Verzinzelen van zynen Vader geërfd, met zeer veel vlyts vermeerderde , door ef de droomen van de Joodfche Cabbala by te voegen. De Disfertationes,- van hem in 'c licht gegeeven, behelzen een* zameniianzing van Wysgeerige , Geneeskundige en GodXrde Wonderfpreuken, waarvan men zeer bezwaarlyfè fen wedergade in de Lettergefchiedenis zal aantreffen. De keurigfte en Wysgeenglte van aMe1?™/??$™ was petrus poiret, in den Jaare MDCXLV1, te Metz^ Kooien , en aan de Hoogefchool te Bazel opgevoed* Door ongezondheid belet om de Lesten by te woonen » beidde8 hy langen tyd in het^betóen der O**^» Mm Wvsbeseerte. In 't Jaar MDCLXVIll, gat ny ~icn ■£ ffcffi ovef aan de Godgeleerdheid om eeu kerkVk beroep te aanvaarden ; en verfcheen als zodanig itt den laare MDCLXX1I, te Tweebrugge. Hier fchreef hy, nïï eene langduurise ziekte, zyne Cogitationes Rationales TèZ Anlia, è Malo, of Redelyke Bedenkingen over God de Ziel, en het Kwaad; waarin hy meest dc beginzels'van dpscartes volgde , een Werk, 't welk de aartSn der Wysgeeren fterk trok, en 't geen hy naderhand de aanmerkingen van cavle verdeedigde. ^a^«S iiU-ak^ hem W Standplaats^  49* keurig verslag van de theosophisten verhaten, en hy vertrok na Holland, vervolgens na Hamburg , waar hy de beroemde Franfche Mystike Dame bourignon aantrof, en zo zeer ingenomen werd met haare denkbeelden , dat zy geen vol-yveriger Leerling hadt Van een Carthejïaansch Wysgeer in een Mystiek Godgeleerde veranderd, befloot hy, voortaan, die verlichting welke hy niet kon verkrygen door het te werkftellen van zyn redelyk vermogen , te verwerven door Godlyke befpiegeling en het gebed. Zints dien tyd, werd poiret een geflagen vyand van de Carthefiaanfche Wysbegeerte en wendde alle moeite aan , om 'er gebreken en dwaalingen in te vinden. Ten zelfden tyde verwierp hy, geheel ingenomen met de Mystike denkbeelden van Madame boiuiignon, het licht der Rede als nutloos en gevaarlyk en voer heftig uit tegen alle •Wysbegeerte, die het gevol^ niet was van Hodlyke Inlichtingen. PoiPvET zette zich , in 't laatlte zyns leevens, te Rhynsburg, in Holland neder, en befteedde het overige zyner dagen in het fchryven van Mystike Boeken. Hy overleedt in 't Taar MDCCX1X. Zyne Verhandelingen : De Oeconomia Divina — over de Godlyke Huishouding , en De Eruditione Triplici over de Drievoudige Geleerdheid, en de laatlte Uitgave van zyne Cogitationes Rationales, fchoon voor een groot gedeelte vry van die duisterheid , welke de Schriften der reeds gemelde Theofophisten kentekent rangfchikken hem zeker onder de Mystiken. Eenige zy! ner Mystike denkbeelden , zo als wy ze byeen verzameld vinden , in eene voorloopige Verhandeling voor zyne Werken , komen hier op neder. Het heeft god behaagd, om een leevend en genoeglyk genot te erlangen uit de befchouwing van zich zeiven buiten dat eenzaame , 't welk tot het Godlyk Weezen behoort , uitwendige Weezens te fcheppen , waarin hy een Beeld van zich zelven knn voortbrengen. Het weezen van "s Menfchen Ziel is de Gedagte, bekwaam en verlangende na licht en genoeglyk genot ; eigenfchappen , waarin dezelve eene gelykvormigheid heeft met het Godlyk Weezen. Niets is inwendiger of weezenlyker voor de Ziel , dan deeze begeerte, welke dezelve altoos tot het waare en oneindige goed opleidt. Om dit verlangen te voldoen , is de verlichting des Geloofs noodzaaklyk; waardoor de Ziel , bewust van haare zwakheid en onvermogen , alle verzinzelen der Menfchelyke Rede verwerpt , en zich tot god wendt, met eene onuitfpreek- lyk  EN ROSACRUSIAANEN. 493 lyk vuurige drift , tot zy, door de ftilie befpiegeling van Hem , vervuld worde met een gerustfteUend licht en genoeglyke voldoening ; fchoon zy , nog gedrukt door den 'last deezes fterflyken lichaams , zyn ongedekt aangezigt niet konne aanfchouwen. Uit deeze Godlyke verlichting volgt de vreedzaamfte Helderheid van Geest, de vuurigite Liefde tot God , en de innerlykfte Vereeniging met Hem. Kan 'er eenige twyfel overblyven aan de gepastheid, om poiret te plaatzen by de Geestdryvers , onder de Schryvers , die het licht der Rede verfmaaden , en alle Wysheid en Geluk zoeken in de Ziel met ltilheid en bedaardheid te onderwerpen aan de indrukken der Godlyke verlichting? Tot de Theofophisten , heeft men doorgaans gebragt den geheelen Aanhang der Rofacrufiaanen , "die , in den aanvang der Zeventiende Eeuwe, zo veel gerugts in de Kerklyke en geleerde Wereld maakte. De Gefchiedenis deezes Aanhangs is met eenige duisterheid omgeeven ; doch fchynt hier op neder te komen. De oorfprong brengt men tot zekeren Duitfcher , rosencreuz geheeten (*), die, in de Veertiende Ëeuwe, het Heilig Graf bezogt, en, door Afia en Africa reizende , zich verfcheide Oosterfche geheimen eigen maakte; en , naa zyne t'huiskomst , eene kleine Broederfchap oprigtte , aan welke hy de Verborgenheden door hem ontdekt , ©nder een Eed van onfchendbaare geheimhouding, mededeelde. Deeze Broederfchap bleef onbekend , tot het begin der Zeventiende Eeuwe , wanneer 'er twee Boeken uitkwamen ; het eene getyteld : Fama Fraternitatis laudabilis Ordinis Rofacrucis , of de Roem van de Loflyke Broederfchap der Rofacrufiaanen ; het andere Confesjio Fraternitatis , of Belydenis der Broederfchappe. In deeze Boeken werd de Wereld onderrigt , dat deeze Broederfchap, door Godlyke Openbaaring , in ftaat gefteld was, om de gewigtigfte Geheimenisfen van Natuur en Genade uit te leggen; dat zy beftemd waren om de dwaalden der geleerde wereld te regt te brengen, bovenal in de Wys« (*) Wy hebben hierboven bi. 455, in eene Aantekening uit mosheim's Kerkelyke Gefchiedenis ontleend , een anderen oorfprong van de Benaaming Rofacrufiaanen, of Broederen van hec Iloozenkruis, aangeweezen. Vert. LI 3  494 KETTRIffi VERSLAG VAN DE THEOSOPHISTEN Wysbegeerte en de Geneeskunde: dat zy den Philofophir fchen Steen bezaten, en de kunst verftonden om de MetaaJen te veranderen, en het Menschlyk leeven te verlengen, en dus, door dit behulp, de Gouden Eeuw, onder de Kinderen der Menfchen , zou wederkeeren. Zo ras deeze groote Geheimenisfen openbaar werden , vervoegde zich de geheele bende van Paracelfisten , Theofophisten , en Chymisten , onder den (landaard der Rofacrufiaanen, en alle nieuwe en ongehoorde verborgenheid werd tot deeze Broederfchap gebragt. 't Is onmogelylc te vermelden , hoe veel gerugts deeze wonderbaare Ontdekking maakte , of welke onderfcheidene gevoelens men deswegen vormde. En, met dit alles , fchoon de Wetten en Inrigtingen der Broederfphappe aan 't licht gebragt waren , kon niemand zeggen waar men de Broederfchap zelve vondt, of wie 'er met de daad toe behoorden, Eenige fchrandere Waarneemers verbeeldden zicha. dat 'er eene gewigtige betekenis verborgen lag , onder de Gefchiedenis der Broederen van het Roozenkruis , hoewel zy in 't geheel niet konden zeggen , welke dezelve was, Zommigen gisten , dat 'er een Chymifche verborgenheid fchool agter de Zinnebeeldige voorftelling ; andereu veron» derltelden , dat dezelve eene groote Omwenteling in de Kerk voorfpelde. Eindelyk hadt MiCHAèL breler , in het Jaar MDCXX, Dioeds genoeg om openlyk te verklaaren, met volkomene Zekerheid te weeten, dat de geheele Gefchiedenis verzonnen was door fchrandere koppen , die zich met de ligtgeloovigheid des Gemeens wilden vermaaken. Deeze verklaaring veroorzaakte een algemeen verdenken van de geheele Gefchiedenis; en, daar niemand het zich onderwond dezelve te wederfpreeken , verdween deeze wondere Aanhang allengskens, en de gerngten, deswegen wyd en zyd veripreid, "hielden op. Het geheel beftondt, waarfchynlyk, jn een vond, om de Voorwenders van heimlyke Wysheid en Wonder-vermogen, bovenal de Chymisten, die doften dat zy den Steen der Philofophen bezaten , in een belachlyk licht te ««ten. Men heeft gegist, dat de fchertzende toon in zyne Schriften, en verfcheide bepaalde plaatzen in zyne -Werken, de gisfing beguiiltigen , dat dit fpel uitgevonden , en voor een gedeelte ten minden volvoerd was , door joannes valentinvs andrea , een Godgeleerde van Wurtenberg. Het bygebragte is genoegzaam , om te toonen in welk , ceu  EN ROSACRÜSIAANEN. 4M «en licht de Aanhang der Theofophisten moe* befchouwd worden Schoon de buitenfpoorigneden van dien Aanhang te veelvuldig zyn, om ze tot een geregeld Stelzel te bren. gen kunnèn zy alle t'huis gebragt worden tot één algemeenen oorfprong; de verzaaking van de menschlyke 5 óf he Gefo'nd Verftand. Deeze Wysgeeren laatea het geheel aankomen op inwendige Verhchting waarin zv terwyl het Verftand in rust, en lydlyk, blyft, ui lidlige tülce en bedaardheid van Ziel, op Godlyke In. lichtingen wachten ; en wat, geduurende deeze diepe mvmeringen , door eene verhitte verbeeldingskragt, zich Sn hunnen geest opdaet, ontvangen zy als een Godlyk Onterwvs7-— Openlyk verwerpen zy het gezag van de Schriften der Godlyke Openbaaring niet; maar zy verwerp n derzelver natuurlyke betekenis, en weeten door Sip der kïnderagtigfte verbloemde beteken.sfen de woorden der Heilige Schrift eenen zin te geeven welke hun goeddunkt. Met geen anderen gids, in het zoeken der waarheid, dan hunne eigene ontftelde verbeeldingsÈarit omhelzen zy de verwüderdfte droomeu als heilige barheden en dringen ze der wereld op met eene onTrAXke troteheS, als onwederleglyke Godslpraaken. Heezè Geestd yvers fchynen overeen te komen in te i nntn dat alle din-en uit god voortvloeien, en tot ÏSntSeïn; bovenal dat dit het geval is van 's Menfchen Ziel, die haare hoogfte gelukzaligheid moet ontleeneu uit dè Befpiegeling van god; en dat Sen God yke Verlichting alleen kan verwagten m dien onderwSken ftaat der Ziele, wanneer zy, van alle werkmmheid ontbloot, in ftike ontvangbaar blyft voor werKzaa^mue , hebben zich daarenbo- V^t't^tmaaï 'dat oo» niet alleen zyn Beeldden Mensdi maar ook alle zigtbaare voorwerpen, ingedrukt Se ■ ' en dat dit Beeld van god , door zekere ekenen oïtdekt zynde, de verborgene natuur der dineren de invloed der boven- op deeze beneden-WeSffeverftaan, en hier door wonderbare uit- werkzels veroorzaakt worden. TT,Zy heöt^n verbeeld door behulp der Starrewichelaary en Chymie , de Verborinheden der Natuure zo verre te kunnen verde Veröor,^Iul' n aio-emeen Geneesmiddel tegen alle KwS ^de wyze van ^mindere Metaalen in Goud te veTanderen, of den Philofophifchen Steen, kon ontdekken. Niet veel arbeids is 'er noodig, om te bewyzen , dat het Stelle der Theofophisten op bedrog gegrond is en  406 KEURIG VERSLAG VAN DE THEOSOPHISTEN, ENZ jbedroff, toe te fchrwpn n» r»„ --"-""-uyveiy, or aan a ,r lull>ven. JJe lmaadlyke veragtino- waar maaien als op geen beter gronden deunended Geesr riet Kr deeze bedroogene Geestdryvers zelve niet bedagt hebben, welk een nadeel zv toebranen aan Krnh1ZSl\r Weetuen^aP en GodsSst.° Me en ™ 15 h,°°fSt te b£Jam:^>-en, om bun eigen wil en om den wil der groote menigte, door hun misleid' «at, terwyl zy zich verbeelden een helder ên bSendi' aleSg:1' ^ d°W d^^chten;andenLw| AANMERKINGEN, OF IETS , OVER ERF- OF AANCEBQOREN ZIEKTEN EN GEBREKEN, DOOR JACOB van der HAAR. Men noemt 'Erf- of liever aangebooren Ziekten of Gebreken , welke Kinderen , uk den fchoot der waSuyr2i§t-of onzigtbaare > Van de zigtbaare, als: Waterhoofden, Waterbuiken Splyting oer ruggegraat, Ilaazemonden, HorlvóètenvS ken , Mankgaan, en verfcheiden foort van gezwe en buidvlakken , enz. konnen eenigen door de hand eènl Heelmeesters, geheel of ren deele, verbeterd, doch bv de meeste geen wezenlyk goeds gedaan, worden! Y ' Sommige ontdaan, ontwyfelbaar, uit een zagte aanhoudend drukkende, oorzaak binnen of buiten óp de baar-  AANMERKINGEN OVER DE ERF-ZIEKTEN. 497 baarmoeder ; althans de meeste Horlvoeten ziet men by Jongens , minder by Meisjes, en wel by zulke kinderen, die, by hunne geboorte, vry kloek, en 22 duimen lang, zyn (*> Andere fchynen volftrekt af te hangen van eert ei-renaartig geitel der vaste .deelen of vaten van den Va. der of van de Moeder, of wel van beiden tevens, aan de Vrugt medegedeeld : onder veele andere zal ik daarvan flegts maar een paar bewyzen opgeeven. [ Ik kenne een mankgaande Moeder, die zeven kinderen, Jongens en Meisjes, heeft; waar van 'er vyf, in weezen strekken , naar de Moeder gelyken ; en ook tevens jille vyf, min en meer, mankgaan: de twee andere kindeer Met onzen Hoogleemr j. bon, heb ik een welgemaakte Vrouw gekend, die veele welgemaakte kinderen had, en, by de laatlte bezwangering, een Herken Vloed kreeg, en, eenige maanden daar na, van een Dogtertje, 't welk de darmen buiten den buik hingen, verloste. Eenigen tyd daar na merkten wy, dat zy een Hydrops Ovarii had, gelyk wy ook, na den dood, zagen: de drukkinge daarvan is waarfchynlyk de oorzaak des bloedvloeds, en van de uitftortiug van des kinds ingewanden , geweest. Gemelde Hooglceraar, myn byna 50 jaarige Vriend! heeft, onder meer anderen, een Foetus van een duim lang, welks achterhoofd tusfchen twee knobbelen in de placenta bekneepen zit, en een allerleelykften , dubbelen , Haazemond heeft. Begeert iemand de juiste aanleidende oorzaak daarvan te weeten, men behoort ze te vraagen aan zulke Mannen, die van alle natuurlyke, ja bovennatuurlyke, Verfchynfelen redenen weetcn te geeven. Om evenwel te betoogen , dat een te naauwe of gedrongen plaats, zomwyl, veel wanordes (zonder van de Planten te fpreeken) in de Dierlyke vorming verwekt, heb ik herhaald gezien dat een door een Haan bevrugt hoender-ei, 't welk 7 lood of meer gewigt had, twee Doyers, of twee volkomen Eieren, bevatte: deeze, bebroed zynde, vormen twee Kiekens, die, door de naauwte der plaats, in elkander groeijen, maar niet uit den dop konnen voortkomen. Ik heb twee zulke Kiekens gezien , waarvan 't een in het lichaam van 't andere als verzwolgen fcheen, en vier pooten had , waarvan 'er twee met de teenen naar den kop, en de twee anderen naar den ftaart, ftonden. De groote camper', die een Werk over de Monfters gefchreeven heeft, 't welk nog niet is uitgegeeven, en waarvan hy my de Plaaten reeds voor veele jaaren vereerd heeft, toonde my, over deeze ea iöortgelyke Waarneemingen , zyn genoegen. LI 5  49* AANMERKINCEST deren, wier oogen en aangezigt naar den Vader jrelvken ' zyn van het mankgaan bevryd gebleeven. * Een Man, die, van zyne geboorte af, een Darmbreuk had, verwekte vyf kinderen , waar van twee Jongens en één Meisje, die naar den Vader geleeken, alle drie breuken hadden: één Jongen en één Meisje, die in oogen hair en aangezigt, enz. de Moeder gekeken, waren daar' van bevryd. Ik zou een menigte dergelyke, of in foort verfehillende, Gevallen kunnen opgeeven; maar daar dezelve zo algemeen zyn, en by ieder oplettend man in het oog vallen, gaa ik dit voorby. Intusfchen komt het my eenigzins vreemd voor, dat zommige geleerde Mannen de Erfof aangebooren Ziekten geheel, of ten deele, ontkennen; doch daar, naar myn inzien, zo veele daaden fpreeken , zyn geene woorden noodig. Ieder ziet althans uit de voorgaande voorbeelden, dat deeze uitwendige wanordes niet door een ingebeeld Smetvogt, maar door een eigenaartig vaatgeftel of de vaste deelen van den Vader of de Moeder, ©p de kinderen , wezenlyk kan en word voortgeplant. En daar uitwendige tekenen en gelykenisfen van aangezigt, oogen, hairen, enz. van zeer veel kinderen met die van één hunner Ouderen dikwyls zo volmaakt overcenftemmen , wat zou ons dan verhinderen te mogen vermoeden , dat deeze uitwendige overeenftemming by de inwendige deelen , vaaten , klieren , enz. mede geen plaats zou hebben konnen? En, bygevolg, dat de fterkte, zwakte, ziekten, gebreken, enz. der kinderen, ja ook zelf hunne Zielshoedanigheden , daar van mecrendeels kunnen afhangen : kundige Huislieden neemen het zelve by hun Vee waar, en teelen het zwakke, gebrekkige of ouhandelbaare , niet voort: het zelfde doet men by het Pluimgedierte : 't witfte Vee fchynt meestal het zwakfte. Indien deeze myne vermoedens, gelyk ik, met reden, meen eenigzms gegrond zyn, naamlyk ; dat de kinderen, zo wel in het maakfel hunner ingewanden, als in uitwendige wezenstrekken en bedryven , met dat van dén hunner Ouderen, zo dikwvls overeenkomen; dan meen ik dat men de Erf- of aangebooren Ziekten niet zo zeer in de vloeibaare vogten, gelyk ik denk dat te veel gefchied, maar in de vaste deelen, vooral de Lymphatique vaaten , zoeken en vinden moet; fchoon het waar en zeer natuurlyk is , dat de gebrekkige hoedanigheid der vaaten en klie-  OVER DE ERF-ZIEKTEN. 499 tWn de vosten een gebrekkige hoedanigheid doet aan- Ten te verfterkS, of liever beide tevens te bewerken 1"^^^ dingen, leeren dikwyls groots! Hi r vóór heb ik&geZegd, dat een ""^^Mc*** zeven kinderen voortbragt, waar van er vyt i — Eenr°dUandS L^StÜfeS ï?S«r JS^uS'dïS omftandigheid, (onder teer andere) drie Zoons en vier Dogters , van welke de SfjongS allen rnim dertig jaaren oud aan de Longteerin- geftorven zyn: deeze waren mooije, bloozende, ^pnfrhen die veelal eene zwakke Long hebben: de oudTdogfc, die'uaar de Moeder gelykt en minder km fchynt, is thans meer dan zestig jaaren oud. ^eer gevallen, die even zo fterk zyn, gaa ik, om kort te zyn, V0Snmmi«e merken de Scrofulziekte en de Teering dan. al^ re lefmenetyke Ziekten die van het eene hchaatn fn een ander vrv en gezond, lichaam zouden kunnen oveSan, Ik fta? geenzin» in dat gevoelen, gelyk ik, m nynl Genees- en Alk^Waan^^,^^ hlldz «i. van den tweeden druk, beweerd heb, en nier S beloeft Serhaald te worden. Het zyn echter mee Ziekten, die maar al te veel gepaard gaan; es ik merk iTTuberculaenFomic eri- 'Er is meermaalen eene Vraag o-eooDerd ;„ a toonen? Maar gefield, dat de juiste wfrkmS daa^ S met verklaarbaar was, (en hoe veel duisrersT'er kan men even toch .de menigvuldige voorbee den en u t komflen daar van niet loochenen? Eenig doch niet alle kinderen uit een Melaatfchen Vader of Aioeder ^ teeld , worden dikwyls naar de gètWVa^g: gen (*) Tom. IV. p. 72.  OVER DE ERF-ZIEKTEN. JOI gen van schilling (*), en veele anderen, niet, dan eerst naar veele jaaren, Melaatsen ; en dat ook deeze Ziekie mede aangebooren , geenzins bet'mettelyk, zy , heeft de hooggeleerde en doorfchrandere abo. velingius (f) zo volkomen betoogd , dat 'er geen fchyn van tegenlpraak by my meer overblyft. Maar meer ter zaak By jonge kinderen zyn de Nieren veelal in byzondere ftukjes, of lobbetjes, verdeeld, die, vervolgens, zig vereenigen en één geheel maaken. By bejaarde menfchen, die van den Steen gefneeden en gellorven zyn, vindt men, niet zelden, wederom die zelfde verdeeling in de Nieren , die , waarfchynlyk, voorheen een geheel gemaakt hadden,* deeze verdeeling fchynt by zommige hoogbejaarde menfchen geheel niet, by andeten al, min of meer, vroeg of laat, plaats te hebben, en brengt, misfchien , in het affcheiden der pis in de Nieren, eenige verandering; of oorzaak van Graveel of Steen aan. En offchoon ook dit geheel ongegrond ware, zo leert althans de droevige ervaring maar al te veel , dat juist kinderen, en bejaarde mannen , het meest van den Steen en Graveel gekweld worden. Zou deeze, of een andere foortgelyke, byzondere, gefteldheid der Nieren, Vaaten en Klieren, niet even zo wel van de anderen kunnen worden overgeef*) Schilling de Lepra. {■f) Velikgius, Mengelfchriften, Eerfte, maar vooral ftTweede , Deel. (j) Volgens de Mofaïfche CeremonieeleWet, was iemand, die een IVlelaatfchen, of ook eenig tuig waar op hy gezeeten had, aanraakte, onrein; maar deeze wettifehe voor- of zinnebeeldige onreinheid, die van een hoogere betekenis was, belfond geenzins daar in , dat de aanraaker mede melaatsen wierd. Die een doode, enz. aanraakte, was mede wettisch, maar niet lichaamlek, onrein. En het geen zommigen van de befmetting der Melaatfchen in Syriën , Paleftina en van Zuid - Amerika , blyven zeggen, rust op het zelfde losfe grondbeginfel, 't welk wy van de befmetting van onze Europeefche Klier-Teering, voeden. Don ulloa zegt, dat de Melaatfchen te Karthagena met elkander trouwen , en dat daardoor die Ziekte fteeds vermeerderd en onderhouden word. Dus niet door uit¬ wendige Befmetting , maar door Voortteeiing. Hippocratf.s fielt dit mede van de Elephantiajis. Bedrieg ik my niet, men fpreekt thans al te veel, zonder grond, van Smet' ziekten , en byna nooit-, nog naar vereisen, van aangebooren Ziekten: hier van daan .... maar ....  §ot AANMERKINGEN geërfd als de overeenkomende blaauwe , bruine oogen , i'pitfe, ftompe neus? enz. Dit zo zynde, dan erven de kinderen van de Ouderen geenzins een ftoflyke oorzaak van Steen, Graveel of Podagra , neen ; maar een eigenaartig vaat- en kliergeftel , 't welk hen door tyd, jaaren en verandering, daar voor byzouder vatbaar maakt. Ik vertrouw dan, dat de zo dikwyls overeenftemmende wezenstrekken van de kinderen, met de een of de andere1 hunner Ouderen , de fterkfte ontkenners van Erf-Ziekten niet zullen durven of kunnen loochenen. En ook dit , dunkt my, is wederom een bewys, dat de eerfte of waare oorzaak van Steen, Graveel, Podagra , Melaatschheid, enz. niet in de vogten, maar in de vaste deelen of de vaaten, even als by alle andere Erf-Ziekten , plaats hebbe. —— Wat moet men dan van de zogenaamde fpecifique Geneesmiddelen verwagten, die zo dikwyls, en niet ophef, worden aangewend, om de vogten te verbeteren, zonder de vaaten, door welke zy bearbeid moeten worden , daar toe bekwaam te maaken ? en ook dit is meestal boven het vermogen van menfchen, en ook zeer vernederend vöor zulke Artzen, die fteeds waanen Steen, Graveel, Podagra ; enz. te kunnen geneezen , en ook fteeds daar toe nieuwe middelen- zoeken. Dan ik fchryve niet voor zulke Geleerden, maar voor Onërvarenen. Misfchien vraagt men: Zo uit- of inwendige aan¬ gebooren Kwaaien alleen oorfprongelyk zyn van een byzondere drukking of beklemming van de Vrugt in de baarmoeder; of van een medegedeeld, aangeërfd vaat- en' kliergeftel van de Ouderen op de kinderen , zonder dat de voedende vogten daar in deel hebben , hoe het dan bykomt dat 'er (zo men meent; dikwyls kinderen met Venus-Ziekten gebooren worden? En dit is evenwel iet waarvan zo dikwyls gefprooken word , en zomraigert wel eens vreezen. Ik betwist de ondervindingen van anderen geenzins; maar zeg, dat ik, zints ruim een halve Eeuw, nevens de ervarende myner medebroederen , mede redelyk veel gezien heb, en herzeg hier, het geen ik elders reeds vóór 30 jaaren, en nog onlangs, in een ander Stuk, heb gezegd: Dat ik nimmer een kind, van zyne geboorte tot 12 of 14 jaaren oud, met volkomen tekenen van een aangeboorene , of, op een andere wyze, be- fmeXtende Venus-Ziekte , gezien hebbe (*). Ik heb meer- (*) Aanmerkingen op rarswntTEM's Lcgerzicfacn, —— Genees- en  ÖVÈft DE ERF-ZIEKTEN. Sfêjj imeermaalen Venuszieke Minnen en Vrouwen' , met hevige nagtpynen, beengezwellen, openbaare huidzweeren, als of ze van de muizen gekaanwd waren, gezien; die, ftaande deeze toevallen, volmaakt gezonde kinderen teelxleu, die ook aldus den huwbaaren ftaat bereikten. 'Er is my geen Smetziekte bekend , die zo gemeen is dan het Schuift; en de fchurftlte Moeders heb ik de zuiverfte kinderen zien voortbrengen, die niet, dan door de uitwendige befmetting, ras mede fchurftig wierden. De beroemdfte Schryvers over de Venusziekte, huntêr, girtanner, enz. ftellen en bewyzen 't ten deeie, dat dit fmet geenzins in het bloed, de melk, het zaad, het Jpeekjel, of in het zweet, plaats hebbe, maar alleen in de Lymphatique deelen. Girtanner, die waant veele Venerifche kinderen, in Frankryk, gezien te hebben, en 'er zulke tekenen en toevallen van opgeeft als ik zelf meermaalen by kinderen, die geenzins Venerisch waren 'i heb waargenomen, zegt echter; dat zy in den fchoot der Moeder geenzins befmet worden , maar alleen in dert doortogt by hunne geboorte; en ook dit kan9 naar myn inzien, geen plaats altoos hebben,ten zy 'er op dién tyd, en in dien doortogt, ontvelling, etterende Zweereh, enz. voorhanden zyn; waarvan de Smetltof in de geopende, tedere, huid des kinds kan indringen. Dan het is hier de plaats niet, daarvan Iets meer te reppen ; dienende dit alleen om te betoogèn, dat de Venusziekte geen Erfof aangebooren Ziekte, maar een Smetziekte, zy , en dat de eerfte in de Vaste deelen, en de laatlte in de Vogten, plaats hebbe. De Heeren camper, blumenbach, en anderen, meenen, in de beenderen des hoofds Van byna alle bekende i\'atien , zulk een wezenlyk en kenbaar verfchil bemerkt te heb- en Heelkundige TVactmeemingèn. Artikel 27, bladz. 51, tweede Druk, alwaar dit bieeder betoogd word. Zo min als ik Kinderen met Venusziekte'heb gezien, even zo min heb ik de waare Kanker daar by ontmoet; en nogthans fpreeken Mannen van naam van beide Ziekten , als by kinderen zeer gemeen. Intusfchen ben ik , door klaare blyken , overtuigd , dat Scrofulgebreken maar al te veel voor Venus- of Kanker-zweeren worden aangezien en behandeld. • "Zin'ts 3 jaaren, heb ik 13 Vrouwen met bellooten of open Kanker in de boïftpn gezien, waar van 'er 9 ih de linke, en 4 iu da regte, botst waren, 't Waarom! weet ik niet.  £°4 aanmerkingen hebben , dat 'er de leevende voorwerpen aan zouden kunnen worden gekend en onderfcheiden. Ontwyfelbaar zal dit m de overige vaste lichaamsdeelen mede plaats hebben. Hier van daan dan ook zo veel vreemde , verfchil]ende, ziekten en gebreken, die, van 't Land , Lucht en t Voedlel, afhangen, en wezenlyk aangebooren zyn. Arabie , Syrië, Palestina, zyn van ouds , als Geboorte-landen van de Melaatschheid , bekend. En het fchynt my toe , dat die ziekte, eerst na den zogenaamden Heiligen Uorlog, van daar, in Europa overgebragt, van tyd tot tyd verzagt, en in onze zo bekende Klierziekte veranderd zy. Althans m 't warmst gedeelte van Europa , Italië , Spanje, Frankryk, enz. fchynt zy het meest en het langst, maar minder in Zweeden, geheerscht te hebben. - Van de bekende Engelfche Ziekte (Rachitis) der kinderen, die na het verdervelyk misbruik van warme Thee en Koffydrank ontdaan, en dat nog geen 200 jaaren oud is, behoef ik met te bewyzen , dat ze van de Ouderen op de kinderen word .voortgeplant, en zig, in 't tweede of derde jaar, t eerst vertoont. N. tulp zegt: (*) Een verzworen Kanker en ontltoken oogen zyn befmettelyk. Dat de Kanker een Smetziekte zou zyn, word van eenigen geloofd ; maar, zo ik meen zonder grond : dat zy een aangebooren Ziekte zou zyn gelyk anderen willen , is mede vry duister, 't Is wel waar , men hoort verhaalen, dat verfcheide menfchen, in dezelfde familie , van de Kanker zouden gefneden zyn : maar naardien onder zes, of meer , van deeze zogenaamde Kanker-Lyders, 'er vermoedelyk geen één geweest zy, die dit kwaad waarlyk gehad hebbe; zo blykt, dat men op al zulke verhaalen niet vertrouwen moet. — Onder de uitwendige aangebooren gebreken zyn 'er , als Haazemonden, Horlvoeten, enz. die, door de veel vermogende Heelkonst, kunnen verbeterd, of geheel weg genomen worden (gelyk boven gezegd is); maar, wie kan dit by inwendige wanordes, en wel met geneesmiddelen, doen ? Men ziet daaglyks, onder meer anderen, dat kinderen, uit een geelen Lever-zieken Vader of Moeder geteeld, ondanks alle hulpmiddelen, vroeg of laat, mede in dezelfde omftandigheid komen. En, nadien 'er veele Smetziekten dagelyks geneezen worden , en men dit, helaas ! van de Kanker, en van veele - aan- . (*) Genetsk. Vermaaningen. Aftik. X. bl. 523.  ÖVJR DE ERF-ZIEWEK. S°S aangebooren Ziekten niet zeggen kan; zo Mfefe&tft de Kanker, veeleer tot de aangebooren , dan Smetz ïeuen , zou behooren , die echter niet , dan eerst na veele jaa ren , te voorfchyn komt. Ik heb kinderen uit bcir- rheufe, ja openbaare, vrouwe Kankerborften , met aandoening i zien zoogen, en met blydfchap beleefd , dat zy , m haare jeugd , met het zelfde kwaad , niet zyn aangedaan geworden? Zo lang als 'er onhelpelyke gebreken m de Godgeleerdheid, en onöpiosbaare gevallen m de Rechtsgeleerdheid, zullen zyn, zullen'er ook ongenees-en onverklaarbaare Ziekten, in de Geneeskunst, plaats hebben. Dat de Kinderpokken een Smetziekte zyn , die niet uit onze natuur voortkomt, is zeker ; maar het fchynt my eenigzins twyfelagtig , of zy , in zommige lichaamen, niet eenige verandering in de vaste deelen, en een geaartheid nalaat, die naar iets aangeboorens fchynt te gelyken; althans wy zien zomwyl, dat twee fterk gepokt heb* bende Ouderen kinderen voortbrengen, die mede vry IterK in die Ziekte deelen, en omgekeerd* En zo, by voorbeeld, de Vader zwaar j en de Moeder ligt, gepokt heeft, dan ftaan die kinderen , die het meest in wezenstrekken met één der Ouderen overeenkomen, daar mede veelal geiyk; en dit heeft beide by Jongens of Meisjes plaats. — Inënters, die dit niet weeten, bedriegen zig zomwylen ïtt hun voorzeggen, fchoon toch de Inenting altoos te verkiezen zyi ... . , Verfcheiden beroemde Mannen hebben , met ïever, gepoogd te bewyzen, hoedanig de Bevrugting en Vorming by Menfchen en Dieren plaats hebbe ; en daarover zyn een menigte zeer verfehillende fyjlhemata , die, als nog j niets afdoen ; en, niettegenftaande deeze gisfende ontwerpen , hebben anderen evenwel gepoogd te betoogen , hoedanig uit- of inwendige Wanfchapenheden , aangebooren Zicluen en Gebreken, zouden konneö worden te weeg gebragt. Men heeft daartoe de Semina van beide Sexen, het Germen, de Kiem, enz. te hulp geroepen en getragt te toonen , waarom hét eene kind eert Jongen, het andere een Meisje, was: waarom de eene naar den Vader, en de andere naar de Moeder, geleek, enz. — Mannen , die hun daaglyks werk maaken, en tevens de zwakheid hebben, deeze gewaagde inzigten in de eeuwigheid, om met lavater te fpreeken , te leezen, öntrooven zig van veel tvd; want fchoon ook dit tot de hoogfte zekerheid wierd gebragt, zie ik , als nog, met, meng. 179a. no. i»i M m weli  SCÖ AANMERKINGEN welk nut 'er voor de Natuur- en Geneeskunde uit gebooren zal worden. Dan hoe zeer ik in dit Stukje ook gepoogd heb, my, voor alle menfchen, kort en klaar uit te drukken, en het verhandelde met de noodige bewyzen te verfterken, geloof ik toch, dat 'er nog veel duisters overblyft ; en niet te min, met gerustheid , 'er de volgende Geneeskundige Gevolgen uit te mogen afleiden: 11. Dat uit- of inwendige aangebooren wanordes en wanfchapenheden, enz. geenzins afhangen van fchrikken, ontroeringen, of van fterke inbeeldingen van de Moeder op de Vrugt; maar van verborgen Natuuren Werktuigkundige oorzaaken ; waarvan de wyze hoe! onbekend is. Salomon zegt: Wy •weeten den weg des Winds niet, nog hoedanig de beenderen zyn in den buik van eene zwangere Vrouwe: in veel wysheid is veel verdriet. II. Dat de aangebooren uitwendige kwaaien aan drukkende oorzaaken op, of in, de Baarmoeder moeten worden toegefchreeven, en aanitonds by de Geboorte der kinderen zigtbaar zyn. III. Dat inwendige aangebooren gebreken dikwyls in de tedere jeugd verfchynen; anderen zig eerst naar veele jaaren ontwikkelen. IV. Dat gemeene Erf-Ziekten, die in de eerfle jeugd dikwyls vry erg zyn, tegen de huwbaarheid veelal veranderen, verminderen, ja geheel, en in fchyn, geneezen; maar in den ouderdom niet zelden, doch onder een verfchillende gedaante, weêrom komen. V. Dat aangebooren Ziekten van Smetziekten vooral behooren onderfcheiden, en daarmede niet verward, te worden, wyl de eerften, als Klierteering , Steen, Graveel, Podagra, Melaatschheid, enz. nooit befmettelyk zyn; en de laatften, immers zo veel ik weet, niet aangebooren worden. VI. Dat alle Smetziekten, Pest, Kinderpokken, Schurft, Dollenhonds-Beet, Venus-ziekten, enz. binnen eenige dagen, weeken, of ten langften na weinige maanden , zig doorgaans vertoonen. VII. Dat zeer waarfchynlyk tegen Smet-ziekten zekere hulpmiddelen kunnen en zullen gevonden worden, zo als reeds tegen de Venus-ziekte, en het Schurft, blykbaar is. V1U.  OVER DE ERF-ZIEKTEN". 50? VIII. Dat, zints alle tyden, veele Geneeskundige Adepti (zonder den grond der kwaal te kennen) fteeds vrugteloos gepoogd hebben, en nog poogen, om aangebooren inwendige gebreken in de vaste deelen , door Geneesmiddelen te herfcheppen , of althans te verbeteren; maar wie van hen heeft, daar door, van een aangebooren leelyk aangezigt, ooit een fraaijer gemaakt"? Verfchil is hier niet. IX. Dat men , bygevolg, by aangebooren inwendige Erf-ziekten, zyne Lyders niet veel belooven moet ; want, fchoon men hunne Ziekte, om het toevallig bederf of ontaarting in de vogten , zomwylen , ja dikwyls , zeer Verzagten, en , in fchyn , geneezen kan , zo blyft "er toch meest altoos een ongeneesbaare wanorde , in 't werktuiglyk vaat- en klierge» ftel, over. IL^t-^ X. Dat de Venus-ziekte (ten zy ik zeer dwaalej geen aangebooren, maar een onzuivere, owet-xzewe ^y, tuc no»- heden, even als vóór 300 jaaren, als een Pest, die°het menschdom vernielt, word aangemerkt; en met middelen, wreeder dan de Ziekte zelf, behandeld. Maar dat ik in myn leeftyd j die ras 77 jaaren word , 'er maar één, met defperaate zweeren in de keel, die het flikken belette , heb zien fterven; en de overigen gemakkelyker dan een derdendaagfche Koorts, in den Winter, zien geneezen. Ik zou hier by, met weinige woorden, meer en fterker Geneeskundige Gevolgen konnen voegen; maar, vrees dat ze, misfchien, in de Eeuw, waar in wy zyn, van weinig' waardy zullen worden aangemerkt. 'S HERTOGENBOSCH, den 20 Augustus, 1702. M m 2s SR.1EF,  5o8 STAAT DER NATUURK. WEETENSCHAPPEïT kr1ef, over den staat der natuurkundige weetenschappen te rome , zints twee eeuwen ; en iiyzonderheden, over de veroordeeling van galileo. Door den Abbé tesi'A aan den Heer de la lande. 20 April 1790. Jmmal des Savans. t Tk heb de eer , Myn Heer ! u toe te fchikken J. het Vertoog van den Abbé calandrelli , Hoogleeraar in de Wiskunde in het Romeinsch Collegie , uitgegeeven, over den Eleéïrikaalen Afleider, door hem, op last van den Paus, op het Paleis van Mont-Quirinal te Rome geplaatst, t Zelve leezende, zult gy terftond zien, dat er mets, van 't geen de Theorie der Elektriciteit betreft, of van de voorzorgen noodig by het daar ftellen van dergelyke Werktuigen op een Gebouw, 't geen men voor den Bhxem wil beveiligen, overgeflaagen is door dien geleerden en arbeidzaamen Man. Ik twyfel ook met of gy zult 'er genoegen in neemen, en uwe goedkeuring zal my een nieuw bewys opleveren tegen de zodanigen, die gelooven en anderen willen doen gelooven dat de Natuurkundige Weetenfchappen te Rome geheel verwaarloosd en vervolgd worden. De Veroordeelihg van galileo, waarvan de omflandigheden vergroot zyn v en het onregt verzwaard heeft, is het onophoudelyk aan ons gedaan verwyt , hoewel dezelve reeds zeer. veel jaaren geleden is (te weeten in 't jaar MDCXXXIII). Ik kan u niet zeggen, hoe veel maaien, zints ik te Parys my onthoude, deeze Veroordeeling heb hooren bvbrengen , tot een uitmaak end bewys van de onkunde des Hofs van Rome , en den haat van 't zelve te^en de Geleerden. Staa my toe , myn Heer! dat ik,' te deezer gelegenheid, my eenigzins breeder uitlaat over een Stuk t welk myn Vaderland zo zeer tot oneere geduid wordt! Ik zal bekende en onbetwiste zaaken ophaalen, die genoegzaam zullen weezen om veelen uit den dut te hel. pen. Uwe zugt voor de Starrekunde, en de byzondere yver,welke gy betoond hebt voor de eer van den grooten galileo, verzekert my, by voorraad, dat gy, niet zonder  TE ROME. 5°9 •der deelneerning, eenige ophelderinge zult ontvangen over een gedeelte zyner Gelchiedenisfe. II. De eerfte Academie, die zich voorgefteld heeft de Natuurkunde en de Natuurlyke Historie te vernieuwen en te volmaaken , en die , met een edele fierheid, afftand doende van de Droomeryen der Scholastieken hv de voortzetting dier Weetenfchappen, niets aangewend heeft dan Waarneeming en Proefondervinding , is de Academie der Lyncei te Rome, geftigt door frederic cesï, in den jaare MDCIII. Martin fogel, een Duitsch Geleerde, hadt alle de berigten, de Gefchiedenis dier Academie betreffende , verzameld; doch hy ftierf eer hy zyn arbeid Volbragt hadt. Leibnitz kreeg dit Handfchnft , en ichonk het vervolgens in de Boekery des Prinfen van wolfenbuttel , waar het nog voorhanden is. Jean bianchi, of janQs plancus , een bekwaam Natuurkundige van Rim'ini, en bekend door de ontdekking der Amrmnshoornen in de AdriatiJ'che Zee, zich een affchrift daarvan verfchaft hebbende, voegde zyne eigene opgedaane kundfchappen by die van fogel, en vormde, uit deeze bouwftoffen , een ftuk ; getyteld: Notitia Lynceorum, gedrukt aan het hoofd der tweede Uitgave van het Phytobafanon van fabius colonna , te Florence in 't jaar MDCCXLIV gedrukt, 't Is uit dit Vertoog, dat men zich een recht denkbeeld kan leeren vormen van 't geen de Natuurkunde en de Natuurlyke Historie, aan de Academie der Lyncei, heeft dank te weeten. Ik zal my vergenoegen met hier de Naamen en de Werken van eenige der uitfteekendfte Leden op te haaien. Frederic cesi , Grondvester dier Academie, is de Schryver der geleerde Verhandelingen, getyteld: De Oslo, de Metallophytis, de Prodigiis, Apiarium , Tabulcs Phytofophicce. Hy is het, die, met een ltoute 'hand, de vaste Spheeren , waarmede het Stelzel van ptolemeus den Hemel bezwaard hadt, aan ftukken brak. Hy is 't, die zich 't eerst bediende van het Microscoop, om de Zaaden der Planten te bezien, terwyl frajncois stelluti, zyn Medebroeder, de eerfte was om zich van dit Werktuig te bedienen tot het waarneemen der Infecfen. Hy is 't, die den naam van Telescoop en Microscoop gaf aan de Werktuigen , welke hy geleerd hadt met eigen hand te vervaardigen (*). Hy is 't, die aan 't hoofd zyner Aca- de- (*) Over alles wat de Telescoopen en Microscoopen, derMin 3 ael*  510 6TAAT DER NATUURK. WEETENSCHAPPEN liemisten arbeidde, om in 't Jictt te geeven, en te verryketi , het groote Werk van ant. hernandes , een Spanjaard, over de Natuitrlyke Historie van Mexico. De dood verhinderde hem een groot Werk uit te geeven , 't welk afgefchreeven ligt, onder den Tytel: Theatrum Naturce. Jean baptiste porta was een Lynceo, en de geheele Wereld weet wat de Natuurkunde in 't algemeen,en deGetigtkundeinzonderheid, aan hem verfchuldigd is. Hy bezigde eerst de middelen om de lugt te verdikken, en vondt het Windroer uit , 't geen binnen eenige jaaren gemeen werd in Italië. Jiïan fabri is de eerfte geweest om het toen algemeen aangenomen gevoelen, wegens de voortbrenging der Dieren uit verrotting, te beftryden, en hy ging in dit Stuk redi en malpigih voor, die aan deeze Leer den laatllen flag toebragten. Zo is fabius co- lonna de Voorganger geweest van tournefort , die zelve erkend heeft , dat zyn Plantkundig Stelzel reeds •uitgevonden en voorgefteld was door dien geleerden Lynceo, en door and. cesalpini. Fabius gaf den naam van Pttales aan de Bladen der Bloemen, een naam welken zy behouden hebben; hy is de eerfte, die bewees, dat de opgedolve Beenderen en Schulpen, in gebergten zeer wyd van Zee gelegen, overblyfzels van Dieren, en geene fpeelingen der Natuur, waren, gelyk men tot dien tyd geloofde. Maar het zou te lang vallen de beroemde Mannen op te noemen, die, door hunnen arbeid en ont- dek- zelver uitvinding, gebruik en uitwerkzels betreft, kan men de •Mugia Univerfalis van dtn Jeftiit g. schott naazien, Tom. f. Liv. io>. Waar hy eustache divini noemt, die, ten zynen tyde, te Rome zulke heeilyke Inflrumenten van die foort vervaardigde, dat hy niet voldoen kon aan de belleliingen, hem va» 'allerwegen gedaan; die de Glazen, door kircher gezonden aan den Keizer ferdinand den III, groot Minnaar van de Pröefondervindelyke Wysbegeerte , (leep. Dewyl ik van scnorv Spreek, die zo veele verdienden heeft in de Natuurkunde, en zich langen tyd te Rome onthteldt, waar hy ten naauwfteii verbonden was aan zyn Broeder Vader kircher, wil ik niet naalsaten hier aan te duiden, de Notice des Ouvrages de SCHJohj, te Parys in 't jaar 1785, in 8vo. uitgegeeven door den Abbé mercier , Abbé de St, Leger de Soisfons, ancierJ Bibliothecaire ée St. Gcnevive; een Werkje, zeer zeldzaam geworden, en waar van te wenfchen is, dat de Schryver de moeite zal neemen om eene nieuwe uitgave te geeven.  TE ROME. Si* dekkingen, de Academie der Lyncei beroemd gemaakt hebben. Genoeg is het, op te tekenen, dat de groote galileo zodanigen prys ftelde op zyn Lidmaatfchap m. deeze Academie, dat de eenige Tytel , met welken ny praalt aan 't hoofd zyner Werken , die van Lynceo was. In zynen ouderdom zyn gezigt verlooren hebbende, zeide hy menigmaal, boenende,dat hy una Lynce cteca, een Blinde Lynx geworden was. De Verhandelingen van maria guiducci , Secretaris van die zelfde Academie , waren oorzaak van de Gefchillen, die vervolgens tuslchen galileo en diens vyanden ontftonden , wier haat niet bevredigd werd, dan door de veroordeeling van dien grooten Starrekundigen. De Gefchiedenis der Lyncei , zo zeer verbonden zynde aan die van galileo, kan ik niet beerypen hoe de beroemde Gefcbiedfchryver der Starrekunde, de Heer bailly , van de grondvesting der hedendaagfche Academiën fpreekende , die Academie Heeft kunnen vergeeten, welke ze alle voorgegaan is, en, door haar voorbeeld, de Wysgeeren geleerd heeft de waare middelen , om de Beoefening der Natuur aan te kweeken en te doorgronden. De Academie der Lyncei zou door de pen eens zo diepdenkenden en fraaijen Schryvers niet gemist hebben een nieuwen glans te krygen. III. De Cardinaal francois barberini volgde frederic cesi op, als Voorzitter van de Academie ; maar, by den dood des Stichters, die, door zyn voorbeeld en kunde, als 't ware, de ziel van het gezelfchap uitmaakte, 1'cheen de yver en arbeidzaamheid der Leden te verflaauwen , en geraakte bykans uitgebluscht. Toen was het, dat de Heer ciampini op het denkbeeld viel om eene andere Academie te vestigen, welke den naam droeg van de Academie Phyfico - Mathematique , 't geen hy uitvoerde in 't jaar MDCLXV1I. De Cardinaal micmel-ange ricci, een der beste Wiskundigen van zyn tyd, haalde ciampini over tot deeze Stichting. Dezelve gefchiedde onder 't opzigt van Koningin christina , die zich toen te Rome bevondt. Eene Koninginne , die , terwyl zy geestige Italiaanfche versjes opflelde met den Abbé GUiDi, een beroemd Dichter, en een der Grondvesteren van de Academie der Arcadiers , met veel yvers de Natuurkundige Weetenfchappen beoefende, en geheele nagten doorbragt om het Uitfpanzel waar te neemen met den grooten cassini, wiens gezondheid zy zo zeer ter harte nam, dat zy, om het hoofd diens Starrekundigen M ra 4 voor  fiia staat DER natuur !f. wketenschaPPEKf voor de lugt te dekken , met haar hand een Zakdoek daarop hieldt; eene treffende omftandigheid, welke cassini zelve, met veel aandoenings, verhaalt in de g&Icnreevene Aantekeningen van zvn Leeven, die in handen zyn van den Graaf cassini , my medegedeeld op het Koninglyk Obfervatorie. De Nieuwe Acade¬ mie te Rome verwierf, van haaren aanvang af, de grootfte benemdheid; zo dat de Koninglyke Academiën van Parys en Londen met dezelve begeerden liriefwisfeling te houden. Vader mabillon , die, ten dien tyde, zich te Kome bevondt, verhaak, in zyne Reize door Italië, dat by menigmaal, met genoegen, de Zittingen daarvan bywoonde. De Heer ciampini was een onvermoeid Man , gelyk te zien is uit de iyst der talryke Werken, welke Hy ons heeft naagelaaten; ik vernoeg my hier op te noemen, zyne Verhandelingen over de Aardbeevingen; over net onverbrandbaar Linnen, of de Amianth (*); over de nieuwe wyze welk hy uitdagt om Gezigtkundige Tafelen op te ftellen, als mede het Vertoog, waarin hy aan de Academie rekenfchap geeft van zyne Waarneemingen op de Comeet van den jaare MDCLXXXI, eene Comeet altoos gedenkwaardig, zo van wegen de berekeningen vau newton, als uit hoofde van de Wysgeerige Schriften, waar- (*) De Heer ciAMPiNr, door zyne eigene Proeven zich verzekerd hebbende van de Onverbrandbaarheid der Amianth , gejoolde, volgens eene plaats by pliimius , dat de Ouden zich bedienden van Liimen daar uit zatgengelteld, om de Lichaamen der Koningen en Grooten te omwinden, en door dit middel derzelver asfche te fcheiden van de houtasfche. Mahudel beelt zich hier tegen verzet, [Menu des Infcript. Tom. IV.) en de Natuurkundigen op zyne zyde getrokken, die uit de fmél. twg van de Amianth, door den Brandlpiege!, al-te vlot beflooten hebben, dat het vuur der Houtmyc desgelyks het Linnen, caar van gemaakt, verbrandde: doch het vuur van de Hout' Biyten der Ouden komt niet in vergelyking met het vuur eens Brandfpiegels. Het eerde hadt dikwyls geen kragts genoeg de heenderen der Lyken tot asfche te verbranden ,"w lke men te dier oorzaake belloot in een vat Cinerarium, of Osfuarium geheeten. Men zou 'er nog eene aanmerking kunnen byvoegen. De proeve met den Brandfpiegel is genomen op de Amianth zo als dezelve in de natuur voorkomt; dat is op de Amianth , omwonden met glasagtige zeifftandigheden , die de fmelting hebben moeten bevorderen, en waarvan men dezelve affcheidt* gis men 'er Linnen van maakt.  TI rome. 5!'3 waar toe zy, vervolgens, gelegenheid gaf. Ciampini hadt tot zvne Medegenooten alphonso borelli , francois bianchini , montanari en paul boccone , die alleen genoeg waren waren om aan zyne Academie den grootften luisïer by te zetten. H Is allen bekend hoe veel de Wis, en Starrekunde aan de twee eerstgemelden verfchuldigd 7vn • maar hoe veelen weeten niet de uitge(trektheid_ hunner kundigheden in de Natuurlyke Historie waarin de laatstgenoemde bovenal uitmuntte? Borelli heeft ons de Meteorologie van den Berg Etna, en de Gefchiedenis van deszelfs Uitbatingen, gegeeven: hy is ten deezen opzigte de voorlooper geweest van myn beroemden Vriend den Commandeur de dolmieu , die ons, als een diepziend Natuurkundige, de Vulcanifche Voortbrengzels van dien Berg heeft doen kennen. Bianchini (*) heeft keurige naafpeuringen gedaan op het Meir van Mbano% op de wateren der Fonteinen te Rome, op de vuuren van Pietromala, die de Hoogleeraar spallanzani. en de Ridder volta, onlangs, erkend hebben voor ontvlambaare Lun-t die zich natuurlyk vormt, en te dier plaatze ontbrandt. De fmaak voor de Natuurlyke Historie was, toen ten tvde, by ons de heerfchende, en zeer algemeen verr * ? ' fpreid. (*) Hy heeft eene Waarneeming gedaan , welke misfchien eenige betrekking heeft op lichtende punten in het duister gedeelte der Maan , waaruit herschell het beftaan van Vuurbraakende Bergen in dezelve beflooten heeft. Bianchini reeds, in 't iaar 172S , de Maan waargenomen hebbende met een Kyker van cmwponi, van 150 Romeinfche Palmen; befpeurde hy in het midden'van de plek, Plato geheeten, een ftreek licht, welke hy oordeelde veroorzaakt te worden van doorgebrooken Zonneftraalen, 't zy door eene opening, of door een gat van de bcrgagtige zanden, die deeze Maanvlek omringen , Hespen ff Phosphori nova phammena, p. 24. — De Heer mairan tekent, In zyn Werk fur FAurore Boreale, desgelyks eene Waarneeming op te Rome gedaan door Vader jacquier, op den 12 April 1742; Vader jacquieu, en allen die nevens hem waarnamen, zagen uit den noordkant der Maane een bleek licht voortkomen , 111 breedte omtrent gelyk aan de halve diameter van de Maan, en omtrent vier maaien zo lang. Eene waarneeming van foortgelyk een aart hadt chretien mentzel langen tyd te vooren in Duitschland gedaan , als hy, op den 26 Nov. 1684, een lichte ftreep zag, die zich topswyze verhief boven de Schyl der Maane, en geleek na den ftaart van een Comeet. Zie Les Ephemerides des Curieux de la Nature. Dec. II. An. 1684. * Mm 5  5'4 staat der natuur*. weetenschappen &nr r xvï'rr de Jransa£lio™ Phüofophiques voor 't ]aar MDLLXVIII, vindt men een Brief van stenon over de Proeven te Rome, door den Ridder corvini,op den Sa Jamander genomen Dezelfde Transaiïiovs JZr 't jaar MDCLXX, vermelden ook de herhaalde VVaarneemiiien geleerdfi^'J|e°T ^ >fiS*iB« der KompasnaX yeieerden zelis, die den grootften naam verkregen had- t\n Jiic,ha"dere V3kken van VVeetenfchappcnf waren ei op gelleld om te toonen, dat zy de beoefenine da Natuurkunde niet verwaarloosd hadden. In & c OESt^t^ Ryken de" ^-re^ewaarcH; S r ™/ i, ?l er eenJ ten gebruike van zy» fctt. Ciampin hadt een ander voor zich en de Leden ^^V^'6' Ma2r geen dier Kabinetten haalde by Lfö 7 > KIRC^R in 'r *»»»»/^ CWfr«* verzak melde; deeze beroemde kircher, Schryver van de E- ff ?fUrr™™'< Ars maZm luc» Ö'ir^, en van veele andere Werken, waar uit onze hedendaagfche Natuiutandigen een groot deel hunner kundigheden geput hebben , en dikwyls zonder den bekwaamen Je/uit tl noemen die ze hun verfchafte. Zyn Kabinet beftaat nog - ve?Zl Cl^ Ve™eerderd5 «oor den CardinaafzELAJ>a Secretaris van Staat, in geen foort van Weetenfchappen en Letterkunde een Vreemdeling , en wiens: heffenende fmaak voor de Natuurkunde, en de Natuurlyke Historie, in geheel Europa bekend is. ^«uunyue Zo- iS*2 P66^ EP*e*»erMes maaken het eerfte Tydfchrift uit over de Natuurlyke Historie, 't welk in Italië, en misfchien elders ZZ'rrTz F(UNC°,S ™™ begon ze uit te geévën i ' Sfr ïtf' " werdeVgtervolSd door ciu.pisi,S en ee gen der Leden zyner Academie, tot het jaar 1683. Over derzelver waarde kan men oordeelen uit de Franfche Vertaal hg Academque de Dyon. Deeze Ephemerides Romaines worden thans vervaard.gd door den Abbé pessuti, een fraai en geleerd 6%?en»y H°8S,eeraar in de Wiskunde n het Col&e * £  TI ROME. 51? Zodanig, myn Heer, was de zugt, met welke men de Natuurkundige Weetenfchappen , by ons , behartigde, op een tyd, waarin de ongelukkige swammerdam , in geheel Frankryk, niemand kon vinden , die zyne Infecten en Ontleedkundige Preparaten wilde koopen (*> — U> dit Artykel befluit, moet ik aanmerken, dat de fmaak dien men ïe Rome gehad heeft voor NatuurkundigeiWj tenfchappen en Kabinetten , tot veel hooger tyd opklimt dan de Academie der Lyncei. De Metallotheca Vaticaw val! MiCHEL mercati ïrrekt 'er ten blykbaaren bewyze van. Deeze Geleerde , gebooren m den Jaare MUXL1 , en, in den bloei zyns leevens, Opzigter van den Vaticaanfilen kruidtuin, kreeg, vervolgens last van den V, om by den Kruidtuin een Kabinet der Natuurlyke SStorie aan te leggen, waarvan hy eene befchryving gaf in een Werk, 't welk egter eerst zeer lang daar naa rMDCCXVII), te Rome is uitgegeeven , door den rieer lancisi, met Aantekeningen van p. assalti, Hoogleeraar fn de Scheikunde. In dit Werk wordt gefprooken van de gedaante der Cristallen , en de Kunst - cnstallen van Aluin, en het is vreemd , dat de Heer rome de l isle , wiens verlies wy betreuren, daarvan geen melding gemaakt heeft in zvne Crystallographie. IV Terwyl de Academie van den Heer ciampini, met zo veel geluks, arbeidde aan het voortzetten van de Natuurkundl en de Natuurlyke Historie en dezelve den welverdienden roem genoot, hadt zy te Florence ee e Mededingfler , die haar in vermaardheid evenaarde , ja zelfs overtrof. Gy gevoelt, dat ik fpreeken m\ vat, de A«demie del Cimento , gefligt in 't Jaar MDCLVI1, door Prins leopold de medicis. Maar, tot eer van Rome, was dezelve haare eerfle poogingen, en welgelukken, verfchuldigd aan den raad en den arbeid van een Romein: Ïómf-akge ricci befluurde het werk; en het Eerfle Deel der Memorien van die Academie, zagen het licht niet, dan naa door dien Geleerden naagezien en goedgekeurd te weezen. Dezelfde ricci was door en door bedreeven in de Natuur, en nog fterker in de Wiskunde; zo dat borelli , die al den trots eens Wiskunflenaars be - f**> Zie het Leeven van swammerdam , door boerhave geplaatst voor de Nederduitfchc ea Latynfche Uitgave van swammehham's Biblia Natura.  $kf staat der NATDURK. WEETENSCH. TE rome, W^lf? hldan t0t Regtei' koos ilJ gefchil t welk hy hadt met etienne de angei t« pn * S™1' °V£r Zyn Werk * KPeZsZis? £™ dienftcn en roem van ricci deeden innocents den yÏ befluiten, om hem, in den Jaare MDCLXXXr I de IX hecCardinaalfchap Vie?2,1, „ ,"S verd hÏWI bÊWy"f" Van deszelfs oneJthetS opgeie! jm een Inquiiiteur, die , eindelyk ,he^Cwern bSmd hadt, om te Rome dezelfde Academie te «ondvestin door ciampini eenigen tyd daar naa geffigr §roadvest?n» O Vervolg en Slot hier na.) iïEVENSBERicr VAN ben ïerw. philip doddridge, d. d. (Vtrvolg en Slot van hl. 486.3 van zyn nitBeekenden Vriend en ?adfr n, , geda3te';;s op den vierden dier Maand ttiêrf d™, . '-f11? ' ,dle te doen «e * De werk  iEEVlNSBERICT VAN PH. DODDRIDGE. 51? werk te volvoeren, gaf aanleiding tot de kwaal die hem in 't graf ileepte. Hy vatte eene koude , welke hem het overige van den Winter bybleef. Met het Voorjaar, verminderde zyn ongemak aanmerkelyk ; doch hét keerde, in den Zomer, met geweld, weder. In deezen verzwakten ftaat van gezondheid, werd hem geraaden , voor eenigen tyd zyn openbaar Dienstwerk te ftaaken , gepaste Ge^ neesmiddelen te gebruiken , en uitfpanning te neemen. Men kon hem niet overhaalen * om het eerfte gedeelte van deezen raad te gebruiken : want, naar zyn inzien j Was werkloosheid erger dan de dood; Dewyl hy oor* deelde , dat 'er geen onmiddelyk gevaar was, kon men hem niet bewecgen , het Dienstwerk , waarin hy zo veel Welgevallen vondt, te ftaaken. Hoe meer hy aan zyne ontbinding naderde , hoe duidelyker men zyne geftadjge vordering in Hemelsgezindheid bemerkte* Hy fcheen zich boven de VVereld verheeven te hebben, en, van dag tot dag , meerder na de Onfterflykheid te reikhalzen. Deeze Zielsgefteltenisfe drukte hy met veel vuurs uit in verfcheide zyner Brieven , en is openbaar uit zyn Laatften Wil, dien hy, ten deezen tyde, maakte , en op de volgende wyze aanving 3 „ Naardemaal het gebruiklyk is ^ „ by gelegenheden als deeze, aan te vangen met de Ziel in de Handen van god, door jesqs Christus, aan te „ beveelen, doe Ik zulks, niet uit lleur, maar in opregt-» „ heid en met blydfchap ; het voor myn grootst geluk „ rekenende , dat ik geleerd heb en bemoedigd ben dit „ te doen, door dat heerlyk Euangelie, 't geen ik, ten „ vollen geloovende , aan anderen, geduurende myn leeven, predikte; en 't welk ik voor een oneindig grooter fchat reken , dan al myn geringe voorraad van tydlyke Goederen , of Bezittingen tien duizend maaien grooter dan de myne." De laatfte keer , dat Dr. doddridqe het Avondmaal aan zyne Gemeente te Northampton uitdeelde, was op den tweeden van Juny MDCCLI. In de voorafgaande Leerreden over Hebr. XII: 33, gaf hy eenige wenken van zyn naderend einde, en fprak, met veel tederheids en aandoenings , tot zyne Gemeente , over het vooruitzigt van hunne haast aanftaande fcheiding. In July predikte hy nogmaals , en dit bleek zyne Affcheidsreden te weezen , Over Rem. XIV: 8. Het laatfte openbaare Dienstwerk, door hem verrigt, was op den achttienden dier Maand , by de Bevestiging van Mr. adams, te Bewdly.  5*8 1EEVENSBERÏGT Naa deezen tyd verbleef hy, eenige weeken , ten huize van zynen Vriend, den Eerw. Mr. orton, te farembun In Augustus ging hy na de Wateren te Bristol ; doch zyne Gezondheid fteeds afneemende , raadde men hem .een U1^erSt middel' een Reisïe na Lisi™ te doen. Dewyl de Dr. zich in geene zeer ruime omftandigheden bevoddt , leverden de groote kosten van zulk eene reis eene zeer gewigtige zwaarigheid op. Doch deeze werd weggenomen door eene zeer ruime Infchryving onder zyne Vrienden ; te werk gefteld door een zeer waardig Geestlyken, aan wien de Doctor, zonder eenigen toeleg iets van zyne omftandigheden ontdekt hadt. ' Hy vertrok van Bristol op den zeventienden September, en ging , den dertigften , aan boord van de Paketboot tê talmouth. Het zeilen met het Schip , het nieuw tooneel voor hem geopend , de zagte lugt en verfrisfchende zeekoelte , hadden een allergunftigfte uitwerking op zvn geitel. Hy zat, het grootfte gedeelte van den dag, in een gemaklyken Armftoel, in de Kajuit, en vermaakte zich met de ruime Zeegezigten. In de Baai van Biscaiien , werd het Schip eenige dagen door ftilte opgehouden , en het wéér was zo heet, dat Dr. doddridge's overmaatig zweeten wederkeerde met eene zwakheid , die zyne fpoedi^e ontbinding dreigde. Maar , toen het Schip voor de ge wenschte Haven kwam , en wagtte om de noodige Kharinge te doen , gaf de fchoonheid van den dag , de zagtheid van de lugt, en de fraaiheid der voorwerpen die hem omringden, een nieuwen omloóp aan zyne vogten H\r kreeg zulk eene maate van verfrisfching, dat de hoop, op herftel, hem begon te ftreelen. v Op den dertienden van Oftober, tradt hy aan land. Den volgenden dag , fchreef hy aan den Heer, die te Northampton zyn Dienst waarnam, en gaf hem een kort verllag van zyne Reis. Zyne verregaande zwakheid en °-evaarlyken toeftand verha-ald hebbende , voegde hy 'er nevens: „Des niet tegenftaande dank ik god; de onge„ ftoordfte helderheid van geest blyft myn deel, en myne „ Lichaamskragten zyn redelyk. Ik hoop en vertrouw „ op god , en berust volvrolyk in alles wat hy met mv „ doet. Wanneer gy myne waarde Vrienden van de Ge„ meente ziet, onderrigt hun van myne omftandigheden „ en verzeker hun, dat ik my wilvaardig aan gods „ wil onderwerp. Indien ik eenig verlangen op herftel „ koester , t is voornaamlyk, op dat ik my moge bezig » hou-  VAN ph. DODDRIDGE. 5ïj i, houden met Christus, onder hun, te dienen; en dat ik „ my, door het Geloof, in ltaat bevinde, om den Dood aan te zien , als een vyand die overwonnen zal Wor„ den ; en, wel te vrede , myne waarde Egtgenaote, in een „ vreemd Land, Weduwe te laaten , indien zulks de be„ fchikking is van onzen Hemelfchen Vader. Ik hoop my„ hén pligt gedaan te hebben. De Heere doe zo als goed ] „ is in Zyne Oogen!" Te Lisbon, werd Dr. doddridge bejegend met al de j hoogagting en vriendfchap, die zyn uirlteekend en beminl nenswaardig charafter kon verwagten. Maar de verandeI ring van Lugtltreeke bragt geene gewenschte uitwerking | voort. Op den vier-en-twintigften van Oftober, werd \ hy aangetast door een Herken Buikloop , die zyne weinige 1 kragten uitputte. Des niet te min behieldt hy , den vol1 genden nagt, dezelfde bedaardheid, kragt, en vrolykheid, I van geest, die hy, geduurende zyn geheele ziekte, gevoeld | en te verltaan gegeeven hadt. De eenige fmcrt, welke l hem ontroerde , was het vooruitzigt op de droefheid en 4 verlegenheid, waarin Mevrouw doddridge zich, by zyne i aflyvfgheid, zdu gedompeld vinden. By zyne Kinderen , 1 zyne Gemeente en Vrienden, verlangde hy, op de aandoenl lykfte wyze , in gedagtenisfe gehouden te worden. De 1 Godvrugtigfte wenichen en verlangens boezemde hy uit ; d maar Mevrouw doddridge's hart was te zeer aangedaan \ over den aanftaanden Standswisfel , om zich deeze onder\ fcheiden te herinneren. Den volgenden dag , lag hy in i eene zagte fluimering , die duurde tot een uur vóó'r zyl nen dood. By de laatlte worftelingen fcheen hy rustloos, s en loosde veele diepgehaalde zugten. Kort hierop volg1 de zyne ontbinding , op den zes - en - twintigften van Oc1 tober, Oude Styl, omtrent drie uuren in den morgenftond. Menigmaal hadt Dr. doddridge zyn wensch te ken- ii nen gegeeven , om in de Vergaderplaats te Northampton , v waar zyne Kinderen, en zo veelen zyner Gemeente en ft Vrienden, waren bygezet, begraaven te worden. Geduu1 rende zyne ziekte , nogthans , fprak hy hierover als een i by hem onverfctiillig Huk , en , om de Iteeds toeneemeni de verlegenheid zyner Egtgenoote te verminderen , veri langde hy begraaven te worden , waar hy ftierf. By onI derzoek, bevondt men, dat het overvoeren van zyn Lyk I na Engeland , met groote kosten , zou vergezeld gaan ; I men oordeelde daarom hiervan te moeten afzien. Zyn I overfchot werd , derhalven , begraaven öp de Begraaf- , plaats  5*0 IEEvENSBERIGï plaats van de Britfche Faftory te Lisbon , met zo veel ftaatlykheids, als de omftandigheden op de plaats toelieten. Het grootfte gedeelte der Heeren, tot de Factory behoorende, vergezelde zyne Lykftatie. Schoon Dr. doddridge's Gemeente het treurig genoegen niet mogt fmaaken , van hem in hunne eigene Vergaderplaats te zien byzetten, richtte zy in dezelve een fraai Gedenkteken voor hem op , en deedt een edelmoedig gel'chenk aan zyne Weduwe. Het Opfchrift , vervaardigd door 's Doétors Vriend , gilbert west , Esqt (Schryver van eene uitmuntende Verhandeling , ovtr de Opfianding van Christus ,) liep op deezen zin: Ter Gedagtenisfe van philip doddridge , een-en-twintig maren Herder deezer Gemeente, Bejtuurder van eene bloejende Academie , en Schryver eener menigte uitjleekende Werken; door welken zyn Godvrugtige , weldaadige en onvermoeide yver , om de Menfchen wys , goed en gelukkig te maaien , veel beier zal bekend worden , langer vereeuwigd blyven , dan door dit donker en verganglyk marmer. Het nederig Gedenkteken , niet van zyn lof; maar van de hoogagting , de genegenheid en droefheid der geenen , die hem zenden , hem beminden , en hem betreurden ; en die verlangen door' dit Opfchrift, hun Vriendfchaplyk , doch opregt getuigenis, te geeven aan de veelvuldige beminnelyke en Christelyké Deugden, die zyn meer byzonder Characler vercieraen: doof ■welke hy , fchoon dood, nog fpreekt . en Jteeds m gedagtenis tegenwoordig , kragtdaadig , fchoon ftilzwygend zytié (ettyds beminde, en altoos dannbaare, Gemeente vermaant. Hy was gebooren Juny 26, 1702* En Jtierf 0£t. 26, 1751. Oud 50 jaaren. (*) (*) Het oorfpronglyke is: To the Memory of PHILIP DODDRIOGE, d. D. Twenty-one years Paftor of this Church, Direftor of a florishing Academy, And Author of many excellent Writings; By wich His pious, benevolent, and indefatigable zeil To make men wife, good and happy, Will far better make kwown, And perpetuated much longer, fhïri  VAN PH. DODDRIDGE^ 52* Zodanig waren de laatfte.oogenblikken van deezen grooten en braaven Man , hooggeagt niet alleen by de Geleerden onder de Dis/enters ; maar ook by veele uitmuntende cieraadcn der Engelfche Kerk: by eenen barker, eenen miles , eenen neal , eenen leland , eenen lardeer onder de eerstgemelden, en by eenen costard , eenen warburton , eenen oliver , eenen newton , eenen -sfcker , eenen avscough , eenen grey , eenen «unt eenen west, eenen maddox , eenen sherlock, eenen 'hildeslf.y, eenen somerset, en eenen lyttleton , onder de laatstgenoemden. Over de Geaartheid, de Deugden en het Chancler van Dr. doddridge iri 't algemeen , zal het, naa het reeds aangemerkte, niet noodig zyn hier uit te weiden ; maar Dr kippis , die de beste gelegenheid hadt om hem te kennen, heeft 'er een zeer keurig verflag van gegeeven: en met het treffend einde daar van , zullen wy, zeer voeglvk dit Leevensberigt betiuiten. „ Over 't geheel was ü'r doddridge niet alleen een groot Man ; maar een f der uitmuntendfte en nuttigfte Christenen en ChristenLeeraaren, die immer leefde. De indruk zyner veel" vuldige en beminnelyke Deugden zal uit myne Ziel " niet gewischt worden , zo lang dezelve eenig bezef en , gehcugenis behoude. 't Is 'er zo verre af, dat die indruk op my zal verboren gaan, dat ik denzei ven altoos, met allen vlyt, zal aankweeken; en ik agt het voor geen klein geluk myns leevens, dat ik bewaard Than by this obfcure and perifhable marble; The humble monument, not of bis praife, But of their efleem , affeftion, and regret, Who knew him, loved him, and lament him; And who are defirous of recording, In this Infcription, Their friendly but faithful testimony To tha many amiable and Christian virtues, That adorned his more private charafter ; By which, though dead, he yet fpeaketh, i And, flill prefènt in remembrance, Forcibly, though filently, admonisheth His once beloved and ever-grateful flock. He was born -6 Jun. 1702. And died 26 Oa. 175!• Aged 50. . HENO. 1792. NO. 12. NH  LEEVBNSBERICT VAX 90. EODDRinee. „ geblecvea ben, om dit Getuigenis van pligt, van dank„ baaiheid en genegenheid , af te leggen aan de Naage„ dagtenis van mynen Weldoender, myn' Leermeester , m mvn' Vriend, en myn'Vader 1 (*)" (*) Naardemaal Dr, doddridge buiten's. Lands ftierf, verloor Mevrouw doddridge een vry aaazienlyk jaargeld, 't welk hy voor haar bezorgd hadt, in gevalle zy Weduwe mogt worden. Van dit gevolg zyner Reize , indien hy buiten 's Lands overleedt, was de Doctor onkundig. Dan de edelmoedigheid zyner Vrienden was yverig in de weere, om het verlies, 't welk Mevrouw doddridge hier door leedt, te vergoeden. Men opende eene Infchryving voor haar, en, binnen kort, was 'er eene fom ingetekend meer dan genoeg om het verlies des Jaargelds aan te vullen. Dr. dodcridge was niet fraai van goftalte, langer dan middelbaar, rank en mager, en hadt een mismaaktheid in zyn fchouders. Maar, wanneer hy in een ernftlg gefprek was ingewikkeld, of op den Predikftoel ftondt, zag men een vuur en leevendigheid in zyne houding en gebaaren , die de aandagt boeide. Mevrouw doddridge overleefde haaren Man bykans veertig jaaren. In al dien tyd ftrekte zy tot een uitfteekeiid voorbeeld van Christelyke Deugden. Zy Itierf te Tewkesbury, waar zy lang gewoond hadt. Dr. doddridge liet vier kinderen na: één Zoon en drie Dogters. Zyn Zoon piiilip was een Regtsgeleerde, en zette zich als zodanig te Tewkesbury neder, waar hy , eenige jaaren geleeden, overleedt. De oudfte Dogter trouwde aan Mr. humphreys , een Schepen te dier Stede. Zy, en haare twee Zusters, die ongehuwd bleeven, leeven nog. De drie overige Deelen van den Family Expofitor gaf Mr. orton , in de jaaren 1754 en 1-56 in 't licht. In't laatstgemelde jaar desgelyks eene Colleclion of his Hyms, gefchikt om Christlyke Godsvrugt te bevorderen. In 't jaar 1763 zag men zyne Courfe #ƒ Lectures on the principal Subjeds of Pneumatology , Ethics and Pivinity, mth Referencts tot the moft confiderable Authors on each Subject. Ook deeze Academifche Lesfen zyn in 't Neder. duitsch vertaald; zo dat wy in onze Taaie de belangrykfte Schriften van deezen God- en Schriftgeleerden bezitten. HET  character van den erfprins van sardinië. 503 het voortreffelïk character van carel emmanuel ferdinand maria , PfillS VUTl PiedmOTlt, Erf- en Kroonprins van Sardinië. (Overgenomen uit Et At Moral, Pny/ïqua, & Politique de la Maifon de Savoie.) « HPe meermaalen heeft het Menschdom rede om zich over de Opvoeding, en daar uit volgende geaart" heid der Vorften, te beklaagen; voorbeelden van het " tegendeel zyn maar al te fchaars , en verdienen, der,, halven, onze aandagt. Wy mogen die onzer Leezeren , „ voor dit oogenblik, vestigen, op het volgende. carel - emmanuel - ferdinand - maria , Erf-Opvolger van den Sardinifchen Throon, zag het eerfte leevenslicht op den vier-en-tvvintigften van Bloeimaand des Jaars MDCCLI. ■ , Deeze Prins, wiens Charaéter ik gaa befchryven, hadt ten Opvoeder den Cardinaal gekdil. Deeze eerwaardige Kerkvoogd boezemde zynen Vorftelyken Kweekehng, van deszelfs vroegfte jeugd , liefde tot de Letteren en tot waare Godsvrugt in , en verbande eene erflyke verknogtheid aan den Krygsdienst uit zyn gemoed. De Prins van Piedmond betoont eene opregte genegenheid voor zyn Vader, Egtgenoote, Broeders en Zusters. Hy is zagtaattig, menschlievend , en medelydend van inborst. Zyne Godsvrugt is van alle Geveinsdheid verre verwyderd. De Bevelhebber saint martin de saint germain is zyn Opperftalmeester en Vertrouweling. Gelukkig ware het voor Vorften , indien zy altoos zulke eerlyke Raadslieden by zich hadden. Niet zelden dringt hem zvn Kinderphgt, om den afkeer, dien hy heeft van de Grooten, die den throon omringen , te verbergen : en hy verfchoont zich van de Kabinets-Raads-vergaderingen by te woonen; dewyl de ondervinding hem geleerd heeft, dat de Staatszaaken door onbekwaame handen beftuurd worden. Zyn Vader vondt zich, op zekeren tyd, in groote verlegenheid, uit hoofde van eenige mlsflagen door de Staatsdienaaren begaan, Nn a e*  5«+ VOORTREFLYK CHARACTER en openbaarde zyne zwaarigheden aan den vermoedelyken Throon-opvolger. „ Sire!" gaf de Prins ten ant¬ woord , teiTens zyn horlogie uit den zak haaiende: ,, zie „ dit kleine Werktuig, het loopt altoos goed, en de rede ,, hiervan is dat ik het met eigen hand regele." — Zyne Majefteit begreep ten vollen de beduidenis van dit zeggen zyns Zoons; maar bekeerde het noch ten eigen voordeele, noch ten voordeele zyns Volks. By den aanvang der Franfche Staatsomwenteling, raadpleegde zyne Koninglyke Majefteit zyne Koninglyke Hoogheid over de Staatkundige gefteltenis van Êuropa; en hy hadt toen zulk een juist denkbeeld van het woord Vryheid , dat hy, by wyze van antwoord, aanmerkte: „ Dat zy , die begeerden te regeeren , terftond moesten „ beginnen." De verftandige Prins voorzag, dat de Volken te verlicht waren om in de ltrikken te vallen , hun door hunne Dwingelanden gefpannen. Zelve een Wysgeer, voorziet hy de gevolgen, welke de Wysbegeerte moet te wege brengen, Gelykheid, naamlyk, Menschlievenheid, en het gezag der Rede. Beftendig veroorzaakt het hem groot verdriet, dat hy zyn Vader altoos bezig vindt met het Krygsweezen , en hier door de andere takken van het Staatsbeftaar verwaarloost. Hy treurt in 't verborgen, als hy hoort dat een Luitenantsplaats, by de Grenadiers, gegeeven is aan den kinderlyken Zoon van een Edelman, die nog onder 't opzigt ftaat van zyne Minne. Zyne gevoelige Ziel is met verontwaardiging en fchrik vervult, als hy zwaare ftraifen ziet uitoefenen over geringe misdryven der Soldaaten , terwyl de Bevelhebbers, met de fchandelykfte ftrafloosheid , zich overgeeven aan Luiheid , Ongebondenheid , Wellust en Onderdrukking. Wanneer de Savayaarden klaagen over het dwingelands beftuur hunner Bevelhebberen, is het de Prins van Piedmond alleen, die belet dat hunne jammerlyke Hutten niet in de asfche gelegd worden. Ware het niet om deezen Prinè : graneti zou zich terftond van zyn Ampt verhaten zien, en deeze Staatsdienaar, een Vriend der Geregtigheid en Menschlievenheid, zou plaats moeten ruimen voor den eenen of anderen onkundigen Indringer. Te bejammeren is het, dat deeze Erfprins geene Kinderen heeft , hy zou dezelve gewis niet overlaaten aan de gewoone Opvoeding, die doorgaans aan de Afftammelingq'n der Koningen gegeeven wordt. Steeds  VAN DEN ERFPRINS VAN SARDINIË, 52-5 Steeds is deeze Kroonprins bezig met goed te doen , ^ en 'neemt weinig deels in de Hofverinaaklykheden. De Edelen te Turin noemen hem den Hypochondrist: wat my betreft , ik zou hein veeleer geregtigd agten tot den naam van den Beminnelyken! treffende blyken vai* onverschrokkenheid en moed, door den americaanschen oeneraal putnam betoond. (Ontleend uit j. p. brissot, (voorheen de warville) Nouveau Voyage dam les Etats Unies de Nord-Americ.) De Generaal putnam (lak uit door zyn ltoute en onverfchrokke geestgefteltenisfe, welke hem aanzette tot bedryven van eene gelukkig llaagende onderneemzugt. Een Wolf, van eene verbaazende grootte, was langen tyd de fchrik geweest van Conneclicut, en hadt de wyk genomen in een diep en ontoeganglyk hol. PuTis'aM bezat inoeds genoeg om zich , met een koorde aan hem vastgemaakt, daar in te Iaateti nederdaalen; houdende in de eene hand een fakkel, in de andere zyn fnaphaan: en het gelukte hem , dit verfchriklyk Dier dood te fchieten, op het oogenblik dat het na hem toe fprong. Putnam waagde het, ten betoon van zyne onverfchrokkenheid, in een boot, de 1'chriklyke Watervallen van de Hudfons-lUvier over te vaaren. Dit viel voor in 't jaar MDCCLVI , toen putnam ftrejdt tegen de Franfchen en derzelver Bondgenooten , de Wilden. Hy bevondt zich toevallig, met een boot en vyf man , aan de oostzyde der Riviere, niet wyd van deeze Watervallen. Zyn volk, 't geen zich aan den overkant bevondt, onderrigtte hem door een teken, dat een groot aantal Wüdeii in aantocht was om hem te omringen , en dat hy geen oogenblik te verliezen hadt. Drie zaaken Honden te zyner keuze; te blyven , te vegten, en te fneuvelen ; het te onderftaan om na de andere zyde over te lleeken , blootgelteld aan het fchieten zyner vyanden ; of de Watervallen af te zakken met eene bykans onmisbaare zekerheid van te zullen omkomen. —— Van deeze drie moest hy één kiezen. Hy hing niet in twyffel; maar fprong op een gelukkig oogenblik in de boot: want een zyner Medegenooten , flegts op een kleinen aflland van hem verwyderd, ftrekte ten onverwylden flachtóffer der Wilden. Zyne vyanden waren ras genoeg by de hand, om hunne fnaphaa. uen op de boot te losfen , eer hy buiten fchoots kon weezen. Dan door de fnelheid des flrooms, was hy dit gevaar niet ontkomen , of de dood grimde hem aan onder een nog véél fcbrlklyker gedaante. Rotzen, welker punten boven de opperNn 3 vlak-  526 BL7KEN VAN ONVERSCHBOKKEÏffiSID EN MOED . vlakte des waters uitdaken ; groote brokken houts , die den doortocht half verdopten ; wegrukkende golven , en fchklyke nederftortingen , ter lengte van een vierde myls , lieten hem geene hoope van ontkoming, dan door een wonderwerk. Putnam , egter , vertrouwende op die Voorzienigheid, welke hem zo dikwyls befchermd hadt, ging aan 't roer zitten, en duurde met de uiterfte bedaardheid. Zyne Medegenooten zagen, met verwondering , verbaasdheid en fchrik, hoe hy, met alle behendigheid, de klippen en golven, die hun, ten allen oogenblikl?e, met den dood dreigden, ontweek. Hy verdween , kwam weder te voorfchyn , en, den koers neemende door de éénige voor hem mogelyke opening , bereikte hy , in 't einde, de effene oppervlakte van de Rivier, die beneden aan deezen eisly- ken Waterval droomt. De Wilden donden niet min verdeld. Dit wonder verbaasde hun bykans zo zeer als het gezigt van de eerde Europeaancn, die de oevers van deeze Rivier naderden. Zy merkten putnam aan als on wondbaar, en dagten dat zy den grooten geest zouden beledigen , indien zy na het leeven donden van een Man , zo zigtbaar onder diens onmiddelyke befcherming. Zyn moed redde hem desgelyks van een oogfchynlyken dood; naagezet door den Generaal tyron aan 't hoofd van 1500 man , ontkwam hy zulks door met zyn paard van den deilen nedergang van een Rots, Horfeneck geheeten , af te fpringen, en, dewyl niemand der Engelfchen dit voorbeeld durfde volgen, was hy dit gevaar ontfnapt. beschouwing van het paard. Grootsch, noem ik het Onderwerp van het Paard, om dat het een der uitmuntendde Dieren is Wat de uiterlyke gedalte van dit Dier betreft; deeze is genoeg bekend , en verrukt het oog der aanfchouweren , door evenmaatigheid en houding ; waarin vlugheid met deftigheid vergezeld gaat, en derkte doordraait. Welk een vuur fchittert dit Keest ten ooge uit! welk een vaardige beweeglykheidbefpeurtmen in de ooren! welk een trotfche gëdalte heeft de lange hals! hoe <■ we'gemaakt en vlug zyn de pooten ! De verfcheidenheden deezer Dieren bedaan meerendeels in hunne kleuren , die zoo veelvuldig zyn , als in eenig geflagt van Dieren; en verder, in de ongelyke grootte hunner gedalte, fterkte en vlugheid; ftukken, die van de verfehillende vermenging en de lugtsgefteldheden afhangen. Arabie fchynt het regte klimaat te xyn ter voortteeling van Paarden, vnn waar de rykdom der Arabieren voornamenlyk in 't bezit van Panrden gelegen i?; . Wonder naauwkeurig , verhaalt men , zyn de Arabiers in de gedachten hunner Paarden onvermengd en onverbasterd te houden : de befpringing van  sesciiouwing van het paard. 52/ van een edele Merry door een edelen Hengst, gelyk ook de geboorte van het Veulen, daarvan voortkomende , gefchiedt onder getuigen, die 'er behoorlyk getuigenis van geeven; en bezorgen, dat het jong in de nette geflachtlyst geplaatst wordt: De Perfiaanfche en Turkfche Paarden zyn van dit ras. waarfchynlyk herkomftig, en waarlyk fchoon: die in Indie mChtna vallen zyn liegt; ook kunnen de besten niet wel m die lugtftreeken aarten. De Tartaaren hebben wederom een overvloed van fterke , moedige en vuurige, Paarden ; doch die fraaiheid van geftalte derven. Men vindt zeer aardige kleine Paardjes, die Iterk en moedig zyn ; elk weet dit van de Hollandfche en Noordfche, die by ons in menigte gevonden worden : Schotland en Ierland leveren 'er dergelyke uit: m Italte, Spanje, Franknk, Duitschland, en in de Nederlanden, vindt men zeer goede Parn-den; Vriesland verfchaft ons de beste. Daar dit Beest aan zoo veelvuldige ongemakken en ziekten onderworpen is,en veeltyds,in zynen ouden dag,tot flaafachtigen arbeid gebruikt wordt,leeft het egter doorgaans vyf en twintig of dertig jaaren fchoon 'er eenigen zyn, die een hooger trap van ouderdom beklimmen, 'tls bekend, dat men den ouderdom aan de tanden ontdekt,waarop vry vaste regels zyn,den liefhebberen genoegzaam bekend. Het gewoone voedfel der Paarden,hier te lande, is des Zomers Gras, en des Winters Hooi. Elk weet, hoe zy, zwaaren arbeid moetende doen, of lang loopen, anet Haver en Roggebrood gevoed worden. Zy vereifchen, wü inen ze wel en naar verdienden behandelen, veel oppasfens. Maar een Dier, zoo fchoon van geftalte zoo goed van nei. gingen, van zoo veel nuts, is zulks overwaardig. Het Paard, hoe fier en hoe wild , wanneer het ongetemd in het wilde loopt, is geenzins wreed van aart, en, fchoon veele Dieren in kragt overtreffende, randt het ze nimmer of zelden aan, hoewel het, aangevallen zynde , zich wel dapper weet te verdedigen, indien zyne grootmoedigheid den vyand niet flegts met verachting aanziet. In de Hengften, onder de tamme Paarden, is deeze edele fierheid ten vollen blykbaar. Als de Paarden drie, of drie en een half, jaar oud zyn, begint men ze reeds te fchikken tot het gebruik, waar men ze toe denkt te houden, en hunne leerzaamheid is uitmuntend; zy fchynen zin te hebben in wel opgetooid voor den dag te komen , en dat door kunst de natuurlyke fchoonheden, die zy bezitten , opgeluisterd worden. De fnelheid der Paarden is verwonderlvk, en 't is de onbarmhartige liefhebbery van harddraaven, die meenig Beest de gezondheid en het leven kost. Dat men ze gebruikt, en 'er fnel den weg mede fpoedt,zonder ze af te matten is een redelyk gebruik; maar 't komt my voor met den aart van een regtfehaapen liefhebber te ftryden, dat hy zyne beesten dus mishandelf, ik kan het niet zagter noeiaen. De Heer van effen heeft, in zyne uitmuntende N n 4 Spec-  0M BESCHOUwTNG VAK HET PAARD. Spectator, dat dollemans - werk zoo aartig beftraft, dat ik d« Vertoogen, des betreffende , met den grootften fmaak lees en herlees, en ze elk durf aanraaden. "Van hoe veelvuldigen dienst het Paard is, ter bezorging van de noodzaaklykheden, gemakken en vermaaken,des levens, zien en ondervinden wy daaglyks: maar geen volk is 'er, dat meer gebruik van dit beest maakt, dan de Tartaaren. Van een algemeenen dienst zyn ze hun in 't leeven, dewyl ze zich ook de Melk ten nutte maaken! en, gedood zynde, eeten zy het vleesch, terwyl zy het Bloed zorgvuldig vergaderen, - daar een foort van gebak van maaken, 't geen zy voor een lekkerny houden. Eindelyk, is dit moedig Beest, van vroege tyden af, in den Oorlog gebruikt; dus leest men 'er bykans overal van, ■waar Heirlegers opgenoemd, en Veldtogten befchreeven, worden; en, om alles in eens te beiluiten , weet ik' eeen grootfcher, geen verhevener befchryving van ons overfchoone Beest, dan in het Boek van job; dezelve is zoo uitmuntend, als ze gemaakt kan worden: Zult gy het Paard fterkte geeven ? kunt gy zynen hals met donder bekleeden? Zult gy het beroeren, als een fprinkhaan ? De pracht van zyn gefnuif is eene verfchrikhinge. Het graaft in den grond,' en V is vrnlyk in zyne kragt: en trekt uit den geharnaschtcn te gemotte. Het belacht de vreexe,.en wordt niet ontfteld; het keert riet wederom, vam wegen het zwaard. Tegen hem ratelt de pylkoker^ het vlammig yzer der fpiefe en der lanfe. Met fchuddinge en beroeringe fokt het de aarde op, en gelooft niet, dat het is het geluid der bazuine. fit 't volle gek/ank der bazuine , zcit het heak ! en riekt den Kryg van verre , den donder der Vorften, en het gejuich. ZEBELYKE EN LEEKZAAME GEI'. AG TEN , EN GELYXENISSEN. {Uit het Engelsch.) Het Onderhoud naar de Mode is niet uitgeftrekt of veel bevattend, 't zelve loopt voor eene wyl fchielyk over zeker flag van onderwerpen, en doet ons denken om onze Straat-Muzykanten, die, door het verzetten van een fchroef, eene foort van toonen rp een drr.aiorgel voortbrengen; doch die, het bepaald gefpecld hebbende, en uit het Inftrument niet meer kunnende haaien, naar een andere itraat gaan, en dezelfde toonen voor andere toehoorders opdeunen. Nydigheid is eene kwaadaartige toveresfe,die,wanneer goeddaadige Geesten bloemen in overvloed over het pad des wandelaars geftrooid hebben, haare verdervende roede opheft, en het tooneel van vrugtbaarheid in een woestyn verandert. Wie  ZEDELYKE EN LEERZAAME CEDAGTEH , IN GELYKKÜISSEN. 52» i Wie is elendiger dan een verlaatene Schoonheid van de Ton, wanneer de vrolyke vertoóningen van tytels en een ryke toeftel, die lang voor haare verbeelding zweefden, en binnen haar bereik fcheenen, in 'c einde verdwynen, even als de fchitterende kleuren des uitfpanzels by de avondschemeringen heenen. gaan? Haare aandoeningen zyn geweldiger dan die van een verliezend Speelder,- zy voel: zich in 't heimlyk gedwongen, eenig gebrek te erkennen in haare eigene aautrckkelykheden, en de Natuur, zo wel als de Fortuin, met een zydelings diigunftig oog aan te zien, zonder hoope om ooit haare te leurftel" lingen vergoed te vinden: naardemaal de Tovergodinnen zint» lang geen drup meer over hebben, van het water, 't welk. verdweenen Schoonheid herllelde. Men vindt Menfchen, die, terwyl zy met kragt van Goedaardigheid fpreeken, eene Ziel oindraageu, welke geene gedagten,dan die van vuile Eigenbaat, koestert: zy herinneren allen, die hun waar Ohara&er kennen, de Zwaan die in de lugt h*nre> fneeuwwitte veeren bevallig uitfpreidt, terwyl zy zorgvuldig haare zwarte Pooten in 't water verbergt. De vermaaken der Losbandigheid zyn gelyk aan de fterk, flikkerende kleuren, die, voor een tyd, het gezigt trekken; doch \ zelve fchielyk afmatten en hinder doen; daar de voldoeningen van den bedaarden Mensch vergeleeken mogen worden met het groen gewaad der Natuure, waarop het oog jaarne rust, en tot welk het altoos met een gevoel van vermaak wederkeert. Naardemaal Vooruitzigt en Behoedzaamheid zoo gemeen in de waereld zyn, behooren wy gereed te weezen met onze vergiffenis aan die weinige , die eene veel vertrouwende eenvou> ëigheid betoonen, en nooit luisteren na de lesfen van agterdocht, die gereed voor alle indrukken wykefi, en beter over de menfchelyke natuure denken, dan dezelve verdient. De zodanigen worden doorgaans zwaar genoeg gertraft, over hunne zeer verfchoonbaare dwaaling. De flaatlykheden van ouderwetfche Pligtpleeging moeten, zeker lastig voorkomen in de dagelyklche verkeering; nogthans blyven dezelve in een man vau jaaren welvoegelyk. Wy vinden ons bekoord door de lugtige en bevallige cieraaden, welke de fmaak van brown aan onze tegenwoordige Lustplaatzen heeft bygezet, en verheugen ons , dat elke laan geen wederlaan, daaraan beantwoordende, ontmoet; maar wanneer wy een eud Landgoed bezoeken, wie zal dan wenlchen, dat de lange oprydlaanen, bezet met hooge hoornen, door den ouderdom eerwaardig, en als geheiligd door derzelver verbintenis mee vroegere eeuwen en reeds weggerukte geflachten , voor den omhouwenden byl bezweeken, om plaats te maaken voor een aanleg naar den nu heerfchenden fmaak? Die Goedwilligheid, welke uit hst hart voortkomt, is.gelyk asn  J30 2EDELYK.E EK LEERZAAMS aan een helderen ftroom , welke zyn vollen en fnellen loop altoos onverhinderd'voortzet, terwyl die daaden van Goedwilligheid , welke uitgeoefend worden met wederzin, gelyken naar een ondiep water, voortkomende uit een modderagtige bron, in den voortgang fteeds geftuit door hinderende fteenen , door hette opdroogt, en door koude bevriest. De befchouwing van een oud eerwaardig Man, zagtlyknederzinkende in den arm des doods, onderftut door da toegenegenheid zyner Kinderen, en bezield door Godsdienftige Hoope, verwekt eene ernftige maar geenszins onbevallige aandoening. Wanneer de vrolyke en bezige tooneelen deezes leevens voorby zyn, en de jaaren naderen , als wy geen lust meer hebben in dezelve, wat kan de Ouderdom dan meer wenfehen, dan dat zyne zwakheden onderfteund worden door de oplettende zorge der tederharti'gheid; dan dat de duisternis, welke hem omringt, opgeklaard wordt door een ftraal lichts, , die van boven komt"? Voor de zodanigen is het leeven zelfs in het laatfte too- neel aangenaam. Zy vallen niet af, gelyk Bloemen, die, wanneer zy hunne fterkte verliezen, teffens fchoonheid en geur derven ; maar hebben meer overeenkomsts met de verdorrende Roos , die, als de gloed der betoverende kleur verflauwt, nogthans haaren vervrolykenden geur behoudt, en gezogt word zelfs tot op het punt des afvallens. Niets kan treffender weezen dan de ftrydigheid tusfchen eene fchoone welbebouwde valei, en de woeste omliggende ftreeken. Deeze vertoont zich als eene fchoonheid niétende in de armen van fchrik , en in een veilige wyk befchermd voor de woedende ftormen die 'er boven raazen. In die oogenblikken, waar in wy bezig zyn met de befchouwing der Natuure, boezemen wy betuigingen uit van bewondering , en de Ziel gevoelt haare aangeboorene waardigheid ; wy fchynen nader aan de Godheid, en ontwaaren haare heilige tegenwoordigheid; de laage zorgen deezer aarde verdwyuen ; wy zien de geheele Natuur goedheid en fchoonheid ademen ; en wy berusten met een Godsdienftig vertrouwen op Hem die de Schepping dermaate vercierde. Op het Land ontleent de Ziel deugd uit de omringende voorwerpen. Wannneer wy op 't hoog Gebergte treeden , wanneer het wyde Meir zyn breed water voor ons oog verfpreidt, wanneer wy luisteren na het geraas van een Waterval, wordt de met ontzag vervulde Ziet verheven boven alle verzoekingen tot misdryf. Wanneer wy wandelen door de zagtere tooneelen der Natuure, zullen de bekoorelykheden van het Landfchapsgezigt, het gezang der Vogden , de zagtheid >an de Koelte, 't gemurmel van een Beek, de Driften tot bedaaren brengen de zoetvoerigfte aandoeningen opwekken, en 't vermogen bezitten, om alles, behalven wanhoop, te geneezen. Kan een Mensch, als de Natuur hem toelacht, nalaaten te lachen? Kunnen bysterftormende Harts- toch-  «EDAGTKN, EN 6ELYKEMKSEM. 531 tochten zyn gemoed beroeren, terwyl elk windje vrede aanvoert, 4ii elk boschje vvedergalmt van welzauienttemmer.de zangtoonen ? Men zal altoos bevinden , dat groote Bekwaamheden nieuwe kragt ontleenen uit de deugdzaamheid van iemands Charafter, even als wanneer een Zonneftraal op Edelgefleente valt, en al de fchittterende gloed van dezelve doet uitkomen. Daar is eene bedaardheid van Ziel, niet ongelyk aan den fchoouen gloed van een Zomer-morgenftond, verfraaid door Zonuefchyn, en het vervrolykend gezang der Vogelen; dezelve heeft meer overeenkomsts met de ernst wekkende ftilheid van den Avondftond, wanneer de zagtheid van de lugt, en de wegwykende bekoorlykheden des Landfchaps, een teder gevoel in de Ziel doen gebooren worden; nader komende aan droefgeestigheid dan aan blydfchap. De by vlaagen betoonde daaden van Weldaadigheid, die voortkomen uit grootsheid of vreeze , hebben veel gelyks met die hier en daar verfpraide groene plekken, zomtyds op een fteenagtigen en onvrugtbaaren grond door regenvlaagen voortgebragt» terwyl zuivere edelmoedige Menschliefde nederdaalt gelyk de ongeziene Dauw , welks zegenende invloed alleen gezien wordt in de uitwerkfelen, en nieuwe bekoorelykheden over de Schepping verfpreidt. Genegenheid tot Kinderen , zelfs by de zodanigen, die geen Ouders zyn, is eene aandoening zeer natuurlyk voor een teder Hart: want wat is inneemender dan de onfchuld, de hulploosheid, en eenvoudigheid der Kinderen? In het genot van de fchoonheden der Natuure, in de bekoorelykheden der Vriendfchap, en in het vermaakend onderhoud van verftandigen en braaven, gaat de tyd niet voort, als de ongefttiime Waterval , die met ongelyke vaart nederftort, en beroerd worde door bulderende winden, en heeft ook geen overeenkomst mee de Poel, wier wateren door ftilftaan vervuilen; doch dezelve glydt zagtlyk weg, gelyk de klaare beek der valeie, welker oppervlakte , niet gerimpeld door de winden van het gebergte* komende, het groenend Landfchap langs den zoom te rug kaatst. Veelen hebben een altoosduureude overhelling om te fpreeken: door mangel aan genoegzaam verftand om te zwygen. Gierigheid is eene drift, zo veragtlyk als haatlyk. Dezelve verkiest de fnoodfte middelen om haar doel te bereiken: zy durft; sa het bedoelde voorwerp niet ftreeven met de ftoute vlugt van een Arend; maar fcheert langs den grond in naauwe kringen, gelyk de Zwaluw. De Middelfland des levens is allergefchiktst tot groote en edelmoedige bedryven; de Ziel wordt alsdan niet verzwakt door den al te fterk fchitterenden ftraal des voorfpoeds, noch verkoeld en verlaagd door de bevriezende koude van tegenfpoed. De zuivere en kigfche aandoeningen van eene eerfle Drift waar tagen geen pligt ziek aaakaut, ea dia niet verbitterd word door  ZEDELTKE EN LEÈRZAAME GEDAGTEN, EN GELÏKENISSEN. door tegenftand, vervul: de Ziel met eene zoete betovering, die elk voorwerp bevallig, en elk oogenblik vermaaklyk, doet worv den : dezelve is gelyk aan dat eerfte en leevendige groen , 't welk 't vroege Voorjaar doet uitfpruiten, dat teder en bekoorend groen, 't welk men in den gloeienden Zomer niet aantreft, en zo ras voorbygaande is als verrukkend. In eene Ziel, waar de beginzels van Godsdienst en Braafheid diep geworteld zyn, is aandoenlykheid niet enkel de medgezellinne van .zwakheid of de Haaf des misdryfs, maar dieat om der Deugd een fcherper prikkel te geeven. Deugd is het eenig waare fteunzel van Vermaak; 'twelk, van Deugd afgefcheiden , gelyk is aan eene Plant, welker wortels, doorfneeden zyn, en voor een iorten tyd vrolyk praalt; doch fchieiyk verdort. De jonge lieden der tegenwoordige Eeuwe bezitten, over 't algemeen , de wysheid om die romanesque vervoeringen, die. voorheen over Eerzugt en Gierigheid zegepraalden, te onder te brengen , en hebben de voorzigtigheid van ryper Leevensjaaren aangenomen. De Egtverbintenisfen worden nu veelal gegrond op den grondflag van Convenientie ; en Liefde is een Artykel, 't welk in 't Verdrag wordt overge (lagen. De weezenlyke beweegredenen , die op Lieden van de wereld werken, kan men zo min uit hunne bedryven opmaaken ; als de weezenlyke kleur van een morsfige zelfftandigheid, die, door eene (tookkundige bewerking, de zuiverde kleur heeft aangenomen. ■ Het inenschlyk Hart komt tegen Verdrukking op , en wordt door Zagtheid gelenigd ; gelyk de baaren der Zee zich verheffen naar gelauge van het geweld der Winden , en bedaaren als eene flappe koelte waait. Voor een Liefhebber der Natuur zyn de laatfte dagen van den Herfst byzonder treffend. Wy neemen affcheid van de verwelkende fchoonheden diens Saifoens, met eene droefgeestige aandoening, niet ongelyk aan die wy gevoelen, als wy vaarwel zeggen aan een Vriend , wiens tegenwoordigheid ons veel genoegen verfchafte, en wegens wiens wederzien wy onzeker zyn: want wie, fchoon het tydperk der wederkomfte des Herfsts bepaald is , heeft, te midden van de onzekerheden deezes leevens, eenige zekerheid, dat, geduurende dit afweezen, zyrr oog niet zal overtoogen weezen met duisterheid , en zyn hart het gevoel der geneugten verlooren hebben? Het Ryk der Driften is een land van willekeurige Regeering ; waarin Rede geen dan een gewaand gebied voert; geftaag word zy genoodzaakt zich te onderwerpen aan een wille» keurigen Dwingeland, die haare vastgaande en gemaatigde Wet» ten verwerpt , en zich alleen laat vervoeren door de gevaap lyke aandrift van zyne geweldige en onbeperkte wenfchen.  MENGEL WE R K, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk. het aanbelang van 't onderwys des gemeenen mans. (Onüeend uit thomas christie's Mifcellanies Philofop'hical Medical, and Moral.) Si Vlgnorance pouvoit s'abjiiner de juger , elleferoit, fans doute, moins meprifable & moins dangereufe ; malheur eufement Vefprit humain ne peut être fans a£tion , ü fuut qu il ait des opinions bonnes ou mauvaifes; il faut qii ü ait des prejuger, s il n"a pas des connoifances, 6f des jüperjtüions au defaut de religion ; j'en appelle a tous les peuples barham qui exijient de nos jours. ' Borde, feconde Replique a m. rousseau, p. 377. \V7yd en verre ben ik van toe te Hemmen in bet ge\V voelen der zodanigen , die het Wilde Leeven den voorrang toekennen boven den ftaat eener Befchaafde Bm> ger-Maatichappye. Maar ik beken openlyk, dat, in de laatstgemelde, veele dingen Hervorming noodig hebben. De Menfchen mogen , in derzelver oorfpronglyke,n rnafhanglyken Staat , vergeleeken worden by eene menigte baaien Wol of Vlas , nevens elkander geplaatst )u een Koopmans Pakhuis , waar elk geheel en vol is , zyn eigene grootte en gedaante behoudt. Terwyl, in het Burgerlvk Leeven, hun toeftand gelykt naar die van dezelve baaien , gemakshalven op elkander geftapeld tót den_ top van het Pakhuis, waar door zy eene algemeène drukking lyden, aan den top beginnende, en toeneemendé naar gelange men laager komt; veele der benedenfte hebben geheet de oorfpronglyke gedaante verlooreri, eenige zyn tot barftens toe geprangd. Zodanig is, vreesik, het geval, meer of min , in alle Burger-Maatfchappyen van het befchaafd Europa ; in dit Land, (Engeland naamlyk) misfchien minder dan in eenig ander. meng. 1702. no. 13. Oo Gy  S34 HET AANBELANG VAN *T ONDERWYS Gy Vrienden des Menschdoms ! Gy, die eens anders Jeed kunt voelen, beflist dit vraagiluk! Wordt de Arme Man niet te zeer, gedrukt ? Maaken wy zyn last niet te zwaar, en zyne genietingen niet te weinig? Worden niet veele onzer geneugten gekogt voor zyn zweet veele onzer overdaadighedcn verfchaft ten koste van zyne gezondheid , en van zyn leeven? Doch laaten wy voortgaau. „Daar is geen Mensch," zegt de Eerw. clarke , of hy is vatbaar voor Onderwys ; geen Mensch, of hy zou daarom te beter gemaakt worden. Menfchen van de geringfte natuurlyke bekwaamheden .kunnen eene ziel bezitten, oplettend op onderwys; zy kunnen liefde hebben tot waarheid en regt; zy kunnen braave en eerlyke harten in den boezem omdraagen (*)." De Heer borde brengt op dit Huk eene Aanmerking in 't midden , welke hier byzondere aandagt verdient. „ Indien de onkunde zich kon onthouden van oordeelvellingen , dezelve zou ongetwyfeid min veragtelyk en min gevaarlyk weezen: maar, ongelukkig, kan 'smenfchen geest niet bedryfloos zyn ; dezelve moet ten goede of ten kwaade werken, moet vooroordeelen hebben als dezelve kundigheden derft , en bygeloovigheden by gebrek aan Godsdienst. Ik beroep my, ten bewyze van deeze Waarheden, op alle barbaarfche Volken , die heden beftaan (t)-" Ongetwyfeid zyn deeze bedenkingen van den Heer horde juist. De bekrompene vermogens van redenkavelinw, het doorgaand deel der onkundigen, dienen om hunÖte misleiden, in ftede van hun te beltuuren. Zy zyn omreed om zeer ongepaste vergelykingen te maaken tusfchen'den veronderltelden gelukkigen ltaat van hunne Heeren , en hunne eigene moeiiyke omflandigheden, armoede en, gelyk zy het aanzien, ongelukkig lot. Zy zyn gereed om uit te roepen: Wat zyn zy beter dan wy! en op den grond deezer kwellende denkbeelden, voor zich zeiven alle trouwloosheden te verdeedigen. 't Is een der kwaaien van de Onkunde, dat dezelve haar eigen gebrek niet kent. Gy zult nimmer een on- kun- (*> Clarke, Sermons. Vol. 111. p. 3I8. 8vo. Lond. 175CT. (f) Het oorfprongiyke hebben wy ten Motio genomen.  des gemeenen mans. 535 kundig Landman overhaalen om eenige verbetering , in den Landbouw uitgedagt , aan te neemen. Gy moogt,. by eenen niet onderweezen Man, de vöordeelen van de Inenting der Kinderziekte ophaalen,. hy zal u het doove oor toe houden ; of zeggen dat het eene verzoeking der Voorzienigheid is, gezonde Kinderen eene ziekte op den hals te brengen. Misfchien begint, kort daar op, die vernielende kwaal in zyn huis te woeden, en gy wordt geroepen om een dier verrotte lyken ten grave te geleiden. Gy verbeeldt u, dit zal overtuiging baaren. Geenzins. Verblinde Onkunde zal u te gemoet voeren: ,, dat ,, zy, daar het Kind in den weg van god geftorven is, ' zich des getroost; maar troostloos zou weezen, indien !,' het door Menfchen banden geftorven ware." Zeker Schryver (*) opgemerkt hebbende, dat de. Ontdekkingen in den Landbouw, door Geleerden en Kundigen gedaan , bykans nutloos worden , als men ze Diet dan de gemeeue Landlieden mededeelt, en aanpryst in Korte Begrippen, behelzende een eenvoudige en gemaklyke voordragt van dezelve , om ingevoerd te worden in de Schooien, waar de Boeren-kinderen onderwys ontvangen, voegt 'er by: ,, Men zie het niet aan als een barsfenfehimmig Stelzel, onmogelyk uit te voeren, om het gemeene Volk dusdanig een Onderwys mede te deelen. De Ondervinding fpreekt voor de uitvoerbaarheid. Een Duitsch Vorst (ernst de Godvrugtige , Hertog van Saxen Gotha) veranderde, niet meer dan eene Eeuw geleden, de gedaante van zyn Hertogdom. Waarlyk groot door zyne Staatkundige Deugden , hadt hy zyn Volk doen onderwyzen door Korte Begrippen van alle nuttige Weetenfchappen op alle - Landsfchoolen den Boeren-kinderen in handen gegeeven." Hy voegt 'er by , dat, fchoon deeze Inrigtingen thans niet in derzelver oorfpronglyke kragt beftaan , het verfchit, egter , tusfchen het Volk van deeze en andere Kreitzen, zeer aanmer- kelyk is (f). Op den raad van den Boeren Wys- geer, f*) Esfays on various Subjefts, intresting to Politics and Morality. (O Men treft deeze plaats aan in eene Aantekening ap p. 348 der Engelfche Overzetting, van een uitmuntend Hoogduitscli Boek, getyteld: m. hirzel's Rural Socrates. Oo a  53<5 het aanbelang van 't onderwys geer,werden de Zwitferfche Landlieden aangemoedigd, om de Zamenkomften der Natuurkundige Sociëteit te Zurich by te woonen. Daar gaf elk verflag van zyne wyze van Landbouw, en ontving de gepaste onderrigtingen van de Sociëteit. Des Heeren hirzel's verhaal deezer zaake is in de daad, belangryk, en kan niet misfen te voldoen aan elk welgeplaatst hart. Het toont hoe veel wy zouden kunnen doen om het geluk en de kennis onzer Medemenfchen te bevorderen ; indien wy ons flegts eenige moeite wilden geeven; indien wy ydelen trots wilden ter zyde zetten ; indien wy ons in ftaat fielden om te voelen , in welk een ftaat zy zich bevinden , en om ons te verheugen in Goed te doen. „ Is 'er," luidt de taal van een Menschlievend Schryver, „ is 'er aan deeze zyde des Hemels eenig ding t welk gelyk ftaat met het genoegen van gods Wysheid m de wouderbaare Werken der Scheppinge te kennen en te befpiegelen ? En moet dit genoegen ontzegd worden aan allen , uitgenomen eenige weinige Wysgeeren en Priesteren, die veelligt werktuigen der Dwinglandye worden, om het Volk in Onkunde te houden, en op eene hooete met de Dieren des Velds (*)?" Men voege hier by, de klemmende aanmerking van den Heer d'alembert. „ Eenige geleerde Mannen, 't is waar, gelyken zeer veel op die Egyptifche Priesters, die hunne niets beduidende Verborgenheden voor de rest des Volks verborgen hielden , en wilden dat alle Boeken alleen ten hunnen gebruike bleeven ; en het minfte lichtftraaltje, zelfs iii onverfchillige zaaken, den Volke bedekt bleef een licht, 't welk wy hun niet moeten beny- den; dewyl zy het zo zeer behoeven, en 'er geen grond van vreeze is , dat het ooit te helder hun in de oogen zal ftraalen. In de daad, wy behooren anders te denken als Medeburgers, en misfchien ook als Lieden van Letteren (f)." Ongetwyfeid het belang der Letteren hangt af van het aantal der geenen die dezelve beoefenen. Ik wilde de zodanigen , die zich zo befchroomd betoonen" om het gemeene Volk eenig vermogen van Zelfbeftuur te geeven, wel verzoeken de Gefchiedenis des Menschdoms te (*) Monthly Review. Vol. XXXIII. p. 44. (.t) M. d'alembert Pref. du 3 Vel. de S''Encyclopedie*  DES GEMEENEN MANS. 537 re leefen, en dan rondborftig te verklaaren, of het zelve door 'er het volgen van hun eigen oordeel aan toe te ftaan, ooit tot groover dwaalingen zou vervallen weezen dan het nu verviel , door zich geheel te verlaaten op het beftuur van flinkfche oogmerken bedoelende Lieden die t zelve doen volharden in de fchandlykfte en nadeel'igfte vooroordeelen, dikwyls tot opftand, vervolging, moord bloedftorting, roof, en alle euveldaaden, aanzetten. Op den heilloozen Grondflag, V Volks Onkunde, heeft men alle die Jtandhoudende en verbaazende Stelzels van Byseloof en Vwinglandy gebouwd , die , iii onderfcheide Keu wen en by verfchillende Volken , het Menschlyk Geflacht vernederden en verdrukten. Wy behooren niet te voorbaarig te zyn in vast te ftellen, dat de Godheid nooit ten oogmerk e hadt, dat het gros des Menschdoms eenige Kennis zou bezitten; naardemaal zy bet in eenen ftand geplaatst heeft, waarin het voor t zelve onmogelyk is, die te verkrygen. Wy moeten onderzoeken, of deeze onmogelykheid ontftaat uit de befchikking der Godheid, dan uit de onredelyke fchikkingen der Menfchen. In dit geval, gelyk in andere, heeft god de dingen derwyze verordend, dat veel van 't geluk van den eenen Mensch van het gedrag eens anderen afhange. Terwyl wy de Voorzienigheid befchuldigen, • dat zy de Menfchen in eenen ftand geplaatst hebbe, waarin zy geene kundigheden kunnen opdoen, is het in de daad, waarheid, dat, in veele Ryken van Europa* het arme Gemeene Volk in de diepfte Onkunde gehouden wordt door dwinglandfche Overheden. Werd die tyd, welken men in Roomsch Catholyke Landen befteed tot het volvoeren van ongerymde bygeloovigheden, aangewend om het Volk te onderrigten , de Onkunde zou fchielyk van onder 't zelve verbannen weezen. Ik kan niet afzyn van het, in Protejtantfche Ryken, als eene onvoegelyke en onredelyke Staatkundige fchikking te befchouwen, die het Volk tot onophoudelyken arbeid doemt van Maandag morgen tot Saturdag avond , zonder het eenigen tyd voor zich zeiven over te laaten. In gevolge hiervan zal de Zondag, in 't algemeen, en in de daad, bykans noodzaaklyk, tot vermaakneeming zo met in losbandigheid, befteed worden. En Ziel en Lichaam vorderen eenige ontfpanning. Ik weet, men zal my hier terftond tegenwerpen het verlies van tyd , '0 geen hier Oo 3 uit  535 het aattbelano'van 't onderwys -uit voor onze Handwerken zou gebooren worden ; een •bewvsreden, die by zommigen zo fterk klemt, dat het bun leed doet, dat men den Zondag zelve «et tot werken befteedt. Maar ik beken, dat myne inzigten op dit ftu'- wvd en verre van de hunne verfchillen. Ik ltaa toe hun Wn zou dienen, om Gespen, Krioopen, enz. een weinig beter voor 't zelfde geld te maaken dan onze Na- hmrni : dan , wat wordt 'er intusfcnen van ons Volk? hoe ftaat het met 't vormen van hunne verftandlyke en zêdelyke vermogens , dat werk van zo yeel aangelegenheids ? Is het eeniste vergoeding voor de Maatlchappy, voor het algemeene welzyn , voor het weezenlyk belang der Natie , dat een groot Mauufaéïurier twintig duizend Ponden byeen verzameld heeft , indien hy deezen fchat oneenftapelde , door veele honderden zyner Medefchepzelen in Onkunde en Zedebcderf te ftorteu ? Ik wil elk rechtfchaapen Staatkuudige gevraagd hebben , welk eene uitwerkmg zodanige Stelzels in 't einde voor eene Natte moeten baaren ? Kan zekere rang van Menfchen bedorven worden , zonder teffens alle andere aan te fteeken ? Verbreidt zich de Ondeugd niet als de pest, in ftilte, over allen ? Worden de ligtekooijen in de Steden , waar de Handwerken bloenen, alleen bezogt door lieden van haare foort en Ibnd? Bederven zy onze Dienstooden met, zo Kneg'ts als Meiden , en door deezen onze Zoons' en Dog- l€Maar om weder te keeren: Zelfs in de thans ftandgrypend'e Staatkundige fchikking kan 'er iets gedaan worden. Een gedeelte van een Zondag, ten minften, zou men nutfcftj kunnen aanwenden tot Onderwys der zodanigen, die niet te Kerke gaan , en die men niet kan verwagten, dat 'er zullen gaan; dewyl zy noch leezen, noch fchryven, noch veritaan, kunnen. . Zints ik deeze aanmerkingen eerst op t papier bragt, is 'er door Mr. raikes van Gloucester, een groot en uitcebreid plan in Engeland geopend, tot Opvoeding des Gemeenen Volks. Elk begrypt, dat ik ooge op de Inftellins van de Zondags Schooien, 't Is met een oneindig genoegen dat ik zie , dat zo veele aanzienlyke Perfoonen van verdienden zich reeds verbonden hebben , om deeze -Inftellin» te bevorderen , en dat de goede uitwerkzels alrede alle verwogting te boven gaan. Voortreflyke Mr. haikes ! Mogt uw weldaadig voorbeeld algemeen gevolgd wor-  DES CEMEENEN MANS. 539 worden! Gy hebt den verdrukten Mensch opgebeurd, en licht gefchonken aan die in de duisternisfe zaten. De zegen der geenen, die op 't punt Honden om verlooren te gaan, zal op u komen; en het Volk, dat, wegens gebrek aan Kennisfe, het verderf in den mond liep, zal uwen Naam vermelden! By de veelvuldige Sociëteiten, om byzondere Takken van Kennis en Weetenfchap te doen bloeijen, zou ik wenfchen dat 'er eene Sociëteit wierd opgerigt tot het verfpreiden van Kennis in 't Algemeen; eene Sociëteit, welke zich bevlytigde om zedige verdienden aan te moedigen, door den Dorp-newton op te fpeuren, door het Vernuft, in een hut verborgen, uit dien donkeren fchuilhoek te trekken, en den anders Hommen, als een milton, te doen zingen eene Sociëteit , die Boeken deedt vervaardi¬ gen, byzonder ingerigt om de Ongeleerden te onderwyzen, die, in verfcheide Gewesten, zulke Stukjes deedt drukken en verfpreiden , als eigenaartig ftrckten om de liefde tot de Letteren op te wekken , en de harten te verbeteren eene Sociëteit, die een zeker aantal fchrandere Jongelingen aannam; en, naa dezelve in de Weetenfchappen onderweezen te hebben , uitvaardigde, eenigen als Zendelingen, om de bedriegeryen van Dwaaling en Onkunde van onder de Menfchen te' verdryven; en anderen om verfcheide nuttige Standen in de Maatfchappy te bekleeden , naar gelange hunne Talenten of Bekwaamheden medebragten, en die, ter belooning van de voordeden der Opvoeding, hun gefchonken, by hun vertrek alleen beloofden, dat zy , in hunne byzondere kringen, zich zouden bevlytigen om de zugt tot Kennisfe te ontfieeken in den boezem 'hunner Vrienden , Bekenden, en van allen, die hun omringden — eindelyk, eene Sociëteit, die de Wysbegeerte in al de oorfprongLyke waardigheid van haar Character vertoonde; en die, in Hede van Dagen te vieren ter eere van gewaande Heiligen, en Geestdryvers , eene nieuwe foort van Almanach opftclde, en een Dag bepaalde om de Geboorte te vieren van ari- stoteles , Van socrates , Vatl confucius , locke , nf.wton, en foortgelyke Mannen , die den vernederden Mensch verhoogden, het Menschdom in het gebruik van deszelfs vermogens onderweezen, de Regten der Menschlyke Natuur , en de zaak der Geleerdheid , Vryheid en Deugd, in onderfcheide Tydperken der Wereld, verdedigden. Oo 4 'tls  540 het aanbel. van 5t onderw. des cemeenen mans. 't Is met wederzin, dat ik afftappe van een Onderwerp, waarover nog zo veel zou te zeggen vallen. Maar, dewyl ik niet verder gaan kan , dan tot het geeven van eenige wenken,zal ik 'er nog maar éénen,en wel eenen allergewigtigften, wenk byvoegen, dia de aandagtige opmerking verdient der Vrienden van de Vryheid in GrootBrittanje [en, mogen wy 'er byvoegen, van de Vrienden der waare Vryheid allerwegen]; dezelve komt hier op neder. Een algemeene geest van Hervorming werkt onder ons; daar heerscht eene neiging, om, in alle opzigten, de Magt en de Voorregten des volks te verbreiden. Maar, misfchien , zal men bevinden dat wy aan het verkeerde einde begonnen hebben; en dat wy, eer wy hetVolk meer Magts gaven , getragt moesten hebben om 'er hetzelve beter gefchikt voer te doen zyn; ten einde wy niet, door 't zelve Magt te fchenken , eer het Wysheid bekomen heeft, 't zelve ongelukkiger en flegter maaken dan het te vooren was. waarneeming WEGENS de schadelyke gewoontes om de baars zonder ontdoening van DELt^ zelver ingew &ndf.n, TE kook EN. Door d. e. knaven, M. D. te Mejdemblik, Wel Edele zeer Geleerde Heeren !^ Heeren Schryveren der Algemeene FaderlandfclieLetter oefeningen, Het is , by veele Liefhebberen van Baars, eene Gewoonte , om deezen Visch, zonder ontdoening van derzelver Ingewanden , te kooken , met oogmerk , om het, voor den fmaak zo aangenaame, vet der darmen af te zuigen : het is daarom , dat ik de vryheid neeme , de nevensgaande Waarneeming, omtrent dit fchadelyk gebruik, U Wel Ed. toe te zenden. De yver, welke U Wel Ed. betoonen , om, in U Wel Ed. geacht Maandwerk, alles gemeen te maaken wat eenigzins ten nutte kan llrekken , doet my vermoeden, dat U Wel Ed. daarvoor wel een plaats zullen gelieven in te ruimen. Onlangs wierd ik ontbooden , ten huize van B..... L..... j  WAARNEEMINC OMTRENT DE RAARS. 541 T • aldaar gekomen zynde, vond ik, tot myn grootfte VeVwonSg, den man , en vyf kinderen m de allerhevigftebenaauwdheden; de buik was by allen zeer fterk Set en gefpannen ; de krimpende en knaagende pyn ™ ter plaaïfe der Regio Epigastrica byna ondraaglyk; Kleu^ des'aangezigts vLby Si- dit a les ging gepaard met aanhoudende Conatus lorn ndi- hoewel driekinderen , reeds vóór myne komst de 'eb uikte fpys, door zwaare braakingen, ontlast hadden& zonder de minfte verligting; de dorst was by allen zeer' root! maar het drinken was naauwlyks doorgezwolJn of zy braakten het (met groote benaauwdbeid) S ? uit. In deeze deerniswaardige , en te gelyk bedenkelvke omftandigheden, vroeg ik aan de Vrouw , wat fpvzen' zyleden des middags gebruikt hadden, welke my SrSe, een zogenaamd Water-^ , belhande uit Baars en Snoek: waarvan zy zelve , met nog een van haarrandere Kinderen, ook zeer fmaakelyk gegeeten hadden zonder dat deeze'twee laatften eenig ongemak daarvan bevoelden ; de Man en Kinderen ondervraagd hebbende Si zy heden' ook nog eenige andere fpys o drank gebruik h.dden zeiden alle neen. Dit was al het licht, dat ik in deezen koude krygen; zo dat de Caufa proxima, m dit neteh'2 seval, voor my nog onzeker was. èfsymptomata , (welke langs hoe dringender wierden? gaven my egter niet onduidelyk te kennen dat er iets allernadeeligst in de maag plaats had; en vorderde te Lelyk vaTmr *zeer fpoedig, op middelen bedagt te zyn, om was het-mooglyk, deeze ftoffe te ontlasten ° Ten dien einde * ïctoeef ik aan allen (in veele verdeelde en fooedig op elkander toegediende, giften) een zeer werkzaam Braakmiddel voor, (egter met onderfcheid van deszelfs hoeveelheid, naar maate des ouderdoms) en het, iSShen, by herhaaling, een flap infuf. flor. Chamomü. cum mell. cevimuni drinken. , ' , NaThierdoor, verfcheide braakingen bewerkt te hebben , waar by ik niets anders, dan eenige natuurlyke flym en by zommigen de gebruikte fpys, ontdekte kreegen ze alleneehige mime afgangen , met dat gelukkig gevolg dat ik, tot myn grootfte genoegen, binnen den tyd van twee uuren, vyf van deeze Lyders, van alle de bovenOo 5 £e  waarneem tng gemelde toevallen volkomen vpi-Wt- ™~ afgemat; eene geruste £ wl.t r g'r ^ ^M11'* de, verkwikte hun d rm atT' J zv ^ï'8' fW/^ haare bezigheden wederkonden' vSUe?.0^" S"*» een Jongetje van 11 iaaren wX /g- ' Ultgezo»derd, Geneesmiddel by hem Ti' aTs^ £vOiiettegenrtaaude het braak- en buikzuiverend ÏÏh „ Y anderen» ais een en de &»*^^ pyn, inden bovenbuik, bleef bekl i aanmerkelyke Spasmi van het eeheel by ,Zlg Aan deezen gaï ik het Land Obflt g, ^ VÖfgden' waarna de toeva Jen be'daaSen ' T ' A^gd' fïaap volgde Dee?/ rn„L vaaarclen > e" eene geruste gen^antrioo^ ten tvde der fnvwpn^Ll , maaSPvn» inzonderheid riger onderzogt, bevond ik dar f naauwkeu- zaak daarvanSwas, en oorDe Man met zyne vyf Kinderen, welke zedeerlvk ™ gefteld waren geweest, hadden niet Zr,!! y welke, zonder ontdoenin* der In 15 S §eSeetei1 J ren. Onder het eete^! hadden zT ^ "' ?eko ,kt Wa' van de darmen afgezogen, e„ men verhaSdf,?' htt T zy.allen, kort na het eeten, Ifftgg^"* en duizelingen, gewaar wierden. "mme maag, en De Vrouw, en het andere Kind fw™ T ;»fi i n Baars zynde) hadden niet danfsnoekC|^f'S™ gelyk met de Baars, in denzelfden KWi " ' ,VvLllvC' te egter met ontdoeoing feSS' ^Si Wee. lata hebben daarvan geen bet "mi.Si'e htoder Ik zal myn oogmerk bereikt hebben, indien ik, hierdoor, hei  omtrent de baars. 543 „„ oWelvke Gewoonte afbrenge, op « ST JSS ™ »ufe, Vtsch At tot een go- 'ttbvid«,r^rti1ti»s,.e,yo, £deZe zeer GeZeenie Heeren! U Wel Edele D. W. Dienaar d. e. knaven. Medeniblik, 27Augustus, i792- ster , vflw Dunmchen, Esq. (Uit de TransaMom of Antiquarienz of Scotland.-) hoord hebben. Hoe 't zy.Mg?Mylen in Cannaj is een Euand Haven. Naby den ^treknhao^eXr van eene aanmerkelyke hoogte , deeze Haven, op een beig, v«ui gegraaven , ter Comfasf- hill geheeten, « " kl«n ^ gepfaatst di6éT 2? fcSvS wys? Lnen m dit gat , B«aaK temon >t Zuiden komtf kort op 't Oosten , tot net N 00 van ^ SA^ftTden'SndrbeArygt de Kompasnaald de to Kompas J^'^ZT^ de Kompasnaald vermeer- S ^««««"Kr^rgingen. meteenig verder gejelfc.1», het (tak onderzoeken. De  544 berigt van een zeiesteenoerg. Rots heen, en wïïnee? fe p* rTy f0eiden by deeze deelte kwam, digt ónder de R^f Y, he, midde1^ gekende, draaide net No0rden van on,'r^'^ bykans raa' het Zuiden aan: dus ftaanmZTJ ^Pas on,, en wees proeve verfcheide ke re mlT&emS hct*Uen deeze werking was bepaald tót fen ™r ?° U'^ag: dan die Rot, , welke ons toefcheen recht ï" ' V3n de van het gemelde gat op ff hilf n,^ te leggen afftand aan wederzyden herkS £ P eSn §erinSen richting Zyn:yLordfch3n hL. ^Kon,pas de Sew°one groote fnelheid lèRotsvSbvTt, a"°P' dat men met Plaatze kwamen , waar wy°d? VerandeS H alSrWy ter naaide te vooren waargenomen hlZZ S ,df komP*sder aangedaan , fchoon zeer fhei \' M dezelve we' ah. wy *die plaats vooiby vvaïen ' Zkh weder red!nngefven ^^3^ Tg' ie veronderftellen : zich uiMr^kln 8 in„deeze Rots tot het hooge Landen ^ ï^v^ "' dien dit het geval is dm frhr^ P' £n> ieren, dat dft de grVotft^ ZdffteeT s X niet.te verzereld ontdekt. -«uiteen is, tot uogm de We- Wy braken een ftuk van de Rots af , wy de Verandering der KomnaÏÏL;' pkatZe' waar den, en bragten het by hetEml 6 WaarSenomen badde Rots vervvyderden ; doch * t0m Wy ons vai1 brief,  staat der natuurk. weetensch. te rome. 545 11rief, over den STAAT DER NATUURKUNDIGE weeTENSCHAPPEN te ROME , ZINTS twee eeuwen ; ek IiYZONDERHEDEN, OVER DE VEROORDËE- ling van galileo. Door den Abbé testa aan den Heer de la lande. 20 April 1790. Journal des Savans. (Vervolg en Slot van bl. 516.) V. f^eleerden van den eerften rang onderweezen te Rome* ' VT terwyl men 'er de Natuurkunde en de Natuurlyke Historie met zo veel ylyts beoefende, in de Wis- en Star» nekunde. Lucas valezius, Hoogleeraar in het Collegie de la Sapience, en Lid van de Academie der Lincei, ontving, van galileo, den tytel van Uitmuntenden WiskunJlenaar , en diens Werken over het Middelpunt der Zwaarte , en de Quadratuur van de Parabole, toonen dat hy denzelvea niet onwaardig was. De Leer van het Middelpunt der Zwaarte werd ten hoogften toppunt van volmaaktheid opgevoerd door den beroemden guldini, Hoogleeraar in de Wiskunde in het Romeinsch Collegie. CasTelli , de groote Vriend van galileo , en die verdient aangezien te worden als den Vader der Hydraulica, onderwees in de Wiskunde in het Collegie de la Sapience, Toricelli, borelli en ricci, waren 'er zyne Leerlingen. De eerstgemelde, gebooren te Fuenza , in den Kerklyken Staat, kwam, in zyne vroeglte jeugd, te Rome, en volgde zyn Meester op in de Wiskunde te onderwyzen. Vader N1CER.0n, die zich toen ten tyde te Rome onthieldt, werd zyn Vriend, en wikkelde hem in tot Briefvvisfeling met fermat, robber val en mer senne , waarover toricelli vervolgens zich met zo veel reden beklaagde. Hy verliet Rome niet dan om by galileo te leeven ; naa diens overlyden, wilde hy na Rome wederkeeren, maar de gunstbetooningen van ferdinand den II , Groothertog van Toscaane , deeden hem zyn verblyf te Florence houden. Borelli, gelyk ik reeds aanmerkte , leerde te Rome de Wiskunde onder benoit castelli , uit Mesfina gebannen, dewyl hy deel genomen genomen hadt in een opftand tegen Spanje ; hy vondt een fchuilplaats in deeze Hoofd-  546 STAAT DER NATUURK. WEETENSCHAPPEN Hoofdftad, waar hy, in den Jaare MDCLXXX, ftierf. Zyn onfterflyk Werk, de Mottt Animalium, liet hy in gefchrift naa; doch '0 werd dat zelfde jaar te Rome gedrukt, onder 't opzigt van een Geesrlyken, wien borelli 't zelve hadt aanbevolen. Zints de verbetering van den Almanach , die den naam van Paus gregoriüs dem XIII voor altoos der fterfiykheid zal onttrekken , heeft Rome fteeds groote Starrekundigen gehad. Vandaar hebt gy den grooten cassini , den Vader der Starrekunde, in Frankryk gekregen; 't is caimpani , een Romeinsch Kunftenaar , die de eerfte en grootfte Voorwerpglazen' voor het Obfervatorie te Parys vervaardigde; 't is te Rome, waar men de fchoonfte Meridiaan der Wereld ziet getrokken door bianchini, erf beroemd geworden door diens Waarneemingen. Daar heeft men de eerfte Verklaaring opgefteld, die uitgegeeven is over de Beginzelen van newton , wiens Leer over het Hemelftelzel daar zo heftig betwist werd door de vuurige Verdedigeren der Draaikringen van descartes. Naa de bekende Reis der Academisten van Parys na de Pool en den Equator, is de Pauslyke Staat de eerfte in Europa. waar den t graad der Middaglyn gemeeten werd. Terwyl de Vaders boscovich en maire- aan die meeting arbeidden, bepaalden de Uitleggers van newton's Werken, te Rome, de Lengte des Slingers. Vader beccaria , die vervolgens een graad te Piemont mat, verklaarde, in die zelfde Stad, de Theorie der Eleclriciteit, eii volmaakte dezelve; en donati, aan wien wy de fchoone befchryving van de Adriatifche Zee verfchuldigd zyn, reisde, op last van den Paus, om in Napels en Sicilië Waarneemingen te doen, de Natuurlyke Historie betreifende. BenoIt stay,' een waardig Vriend van alle deeze Geleerden, leeft nog, en geniet de eere, verworven door een Dichtftuk, 't welk hem met regt den naam gegeeven heeft van den lucretius der Newtoniaanfche Wysbegeerte. Eindelyk, om tot galileo weder te keeren , de waare Theorie der Comeeten was te Rome zelfs in zynen tyd bekend; zyne gefchillen, gevoerd over de natuur en oorfprong dier Starren , bewyzen zulks genoeg. Hy hadt het mis; maar door de verhevenheid van zyn vernuft vernederde hy zyne tegenftanders , en ftelde hun ten doel der fpotternye , waarom zy zyne veroordeeling en zyn verderf zwoeren. VI. Vóór dat ik u toone, wélk eene vergrooting 'er plaats  TE ROME. 547 plaats hebbe in het verhaal , doorgaans van die Veroordeeling gegeeven, verzoek ik, myn Heer, verlof, om eene kleine uitweiding te mogen maaken. Welk is het Land, waar het vooroordeel, de hoogmoed, de partyfchap, de jaloufie, de haat, zich niet van de agtbaarfte beweegredenen bediend hebben om de Waarheid te beftryden, de Verdeedigers van dezelve te vervolgen, en te mishandelen? Welke bejegeningen ontmoette descartes niet in Frank' ryk , in Holland en in Zweedenl Wat hadt de ongelukkige ra mus niet te lyden; om dat hy het juk van aristoteles poogde af te fchudden? Welke beweegingen, welke onlusten, verwekten ten eenigen tyde de Univerfiteit en het Parlement van Parys niet over de Letter q, die men wilde doen uitfpreeken als een k ?. Men bragt de buitenfpoorigheid zo verre, dat men een ongelukkig Geleerden, die van een ander begrip was, van zyne goederen beroofde. Hoe veelmaalen zyn te Parys de Werken van aristoteles , nu eens vergood dan weder verbrand ? Dat men zich, ten opzigte van dit ftuk, te binnen brenge , het bertigte Arrêt contre la Raifm , door eoileau uitgedagt , en de Vonnisfen, niet min onregtvaardig dan ongerymd, geitreeken door de daar toe minst bevoegde Regters, tegen den omloop des Bloeds, en de Inenting der Kinderziekte, enz. Dat men zich herinnere jean jacques rousseau , in beeldtenis door de Muzykanten opgehangen, om dat hy aan de Italiaanfche Muzyk de voorkeus boven de Franfche hadt durven geeven. Wat de Engelfchen betreft, wat zullen wy zeggen van ! hunne halftarrigheid, om de verbetering des Almanachs i niet te willen ontvangen , enkel om dat dezelve het werk ( was van de Roomfche Kerk? Hebben de Engelfchen niet t nog onlangs van het Paleis der Koninginne de Blixem;j afleiders weggenomen, om dat franklin , die in allen i opzigte pryswaardige Man , de Uitvinder, een der Hoof\ den was van de Staats-omwenteling in America? Kwam I de Proeve van locke aan de Univerfiteit van Oxford tj niet voor, als eene nieuwigheid en eene gevaarlyke Ketteü ry ? Sprak zy geen vloek over den Schryver uit ? Gef beurde 'er niet iets dergelyks, toen de onfterflyke newton zyne Ontdekkingen in 't licht gaf? De Roman van descartes was zelfs toen in Engeland het Stelzel der mode, en zeven-en-twintig jaaren verliepen 'er, eer zyn Boek der Grondbeginzelen bekend genoeg was om een tweeden Druk noodzaaklyk te doen worden. Wat zullen wy  543 staat der natuurk. wëetenschappen wy zeggen wegens de Gevangenis van den grooten ba* | con, dien Voorlooper, dien Vader, van de waare Wys- • begeerte ? Zyn tycho in Deenemarken , linneus in >. Zweeden, wolff in Duitschland, enz. niet min of meer de ilachtoifers geweest van dien haat, van die jaloufie,. , die alle uitlteekende Talenten vervolgen? De Gefchiedenis van alle Volken krielt van dergelyke voorbeelden ;' dan de aangevoerde zyn genoegzaam ten bewyze, dat het niet dan onkundigen zyn , die aan het Hof van Rome aHeen kunnen verwyten, eene behandeling, welke, op een hardere wyze , in alle Landen en in alle Eeuwen , tegen de beroemdfte Geleerden , zyn uitgeoefend. Dat men zich herinnere het middagmaal door babouc gegeeven aan de Academisten, als hy te Parys was. Niets drukt de woede en buitenfpoorigheid van de Wysgeerige Onverdraagzaamheid fterker uit. VII. Men ziet dat overal het Vernuft en groote Talenten Vyanden en Vervolgers gehad, hebben; maar dewyl men bovenal de Veroordeeling van galileo (leeds aanhaalt, als het toppunt van Onkunde en Bygeloof, zal het te ftade komen u 'er byzonderheden van mede te deelen, om te doen zien hoe weinig deeze verwyten gegrond zyn. —- Galileo ging driemaal na Rome. De eerfte keer, in den jaare MDCXI, om de Geleerden van die Hoofdflad te raadpleegen over zyne Ontdekkingen, en uit. hun mond te verdaan, wat zy 'er van dagten. Hiervan verzekert hy zelve ons in zynen Brieve aan belisaime vinta. Welhaast werd hy de Vriend van den Cardinaal monti, van den Jefuit clavius , die zo veel aandeels hadt in het verbeteren van den Almanach , en bovenal van frederic cesi, die zich haastte om hem tot Lid I aan te neemen van zyne Academie der Lincei. Staande dit eerfte verblyf te Rome , ontving hy alle bewyzen I yan de uitfteekendfte hoogagting en de opregtfte Vriendfchap. Voor de tweede keer ging hy na Rome, in 't jaar I MDCXV. De uitmuntenheid zyner Bekwaamheden , en zyne Kundigheden, hadden hem reeds vyanden beginnen te verwekken. Hy ving met hun gefchilvoeringen aan over de natuur der .Comeeten , over de Zonnevlekken , I enz. Galileo fpaarde niets om zyne Tegenftanders te vermeesteren : hy deedt meer , hy maakte ze belachlyk. Zyn Saggiatire, op Vader grassi gemunt, is een meesterftuk van fraaiheid en fcherpzinuigheid. Nooit gebruikte i««  TE ROME* 549 iemand het zo gevaarlyk wapentuig van fchimp en befpotS met meer behendigheids. Men lachte, ten koste zyner ™fnden; dan hunne jaloufie verkeerde " onverzoenlyken haat, en zy waren op niets dan wr*ak bedagtv;-tote« vólgend jaar verwierven zy reeds , dat hy bevel kreeg om de Beweeging der Aarde niet meer te leeraaren, ondanks de poogingen van den Cardinaal orsinien den Cardinaal monti , die zich tot zyne Belchein ets hadden verklaard. Men merke hier op, dat dit zei de bteztl, in 't voorgaande jaar, erkend was mets te behelzen ftrydig met het Geloof. , • Galileo toog daarop na Florence, werwaards de Groothertog, zyn Vorst, hem hadt opontbod»;^^ tyd daar na gaf hy, te dier Stede,in 't jaar MDCXXX.il, z\ne beroemde Zamenfpraaken over het Wereldjtelzel m t licht; een Werk, waarin hy alles byeenzamelt,/alles wat de Rede kragtigs en de fpotterny bitters heett , om de neSaage lyner vyanden te voltooijon. Zy geeuwden over zyne ongehoorzaamheid. Men gat Paus urbanus den VIII, diS dus lang een groot Voorftander van galileo geweest was , en zelfs heerlyke Verzen tot zyn lof gemaakt hadt, te verdaan, dat die Starrekundige hem wilde affchilderen in den perfoon van Simphcius, die, in deeze Zamenfpraaken, de rol fpeelt van een onkundig en trotsch Schoolgeleerden. . De laster Haagde, en galileo vondt zich genoodzaakt, in 't jaar MDCXXXlil, te Rome weder te keeren, om rede te geeven van zyne Leer. Hy nam zyn intrek by den Staatsdienaar des Groothertogs. Zyne Vrienden fchikten zich te zyner verdeediglnge; onder deezen de üpperlle van het heilige Paleis, die galileo begunlbgde, even als een diens Voorzaaten ten Schutsheer gediend hadt aan uwen Wysgeer montaigne, tegen de belcnuidigingen door de Franjchen op hem afgegeeven (*> Maar galileo verydelde, door zyne uitjouwing en de icnim■ pende trekken, die^hy by aanhoudenheid zynen vyanden toevoegde,alle de goede dienden ,welke de tu.sfchenfpraak zyner Vrienden hem zou hebbeir kunnen toebrengen. De Staatsdienaar- des Groothertogs herinnerde hem zulks menigmaal, en badt hem, op 't emlfigst, dat hy zou zwy- gen , (*) Montatgne verhaalt dit zelfs in zyne Foyage d'Italit. meng. 17£)2. n'o. 13. P P  55° STAAT DER NATTJURK. WEETENSCHAPPEN gen; doch te vergeefsch. De geesten verbitterden hoe langs hoe meer; zyne vyanden zegepraalden; en hy werd genoodzaakt, op den tweeden April deszelfden jaars , in het Huis der Inquilitie te gaan. Maar merk op, bid ik u, de byzonderheden , welke 'er plaats by hadden; de Fiscaal der Inquifitie ruimde galileo zyn eigen kamer in; en de Staatsdienaar des Groothertogs van Toscaane verfchafte hem dagelyks het benoodigde tot zyn tafel (*). Galileo hadt vryheid om binnen in het Paleis te wandelen, aan zyne Vrienden te fchryven, en hunne Bezoeken te ontvangen. Op het einde der maand herriep hy zyne Stellingen, waarop hy het Huis der Inquifitie verliet, en op nieuw zyn intrek nam by den -meergemelden Staatsdienaar. Zie daar een getrouw verflag van de Gevangenis, van de wreed- en barbaarschheden , door de Inquifitie van Rome omtrent galileo gepleegd. Zie daar, waarop het onderwerp van zo veele bittere klagten, en zinnelooze uitroepingen, tegen het Hof van Rome, nederkomt. Galileo hadt de behandeling hem aangedaan, en die zeer veel verfchilt van 't geen men zo willekeurig aanneemt, te wyten aan den onverbiddelyken haat zyner vyanden, en de ongeftuime onvoorzigtigheid zyns gedrags. Wat de Leer, door hem voorgedaan, betreft, dezelve was, het voorgaande jaar, gelyk wy gezien hebben, rechtzinnig verklaard. Het Stelzel van copernicus was te Rome, openlyk, en met vrugt, geleeraard door copernicus zelve, toen hy Iloogleeraar was in het Collegie de la Sapience. Hy kreeg 'er de eerfte denkbeelden van uit dominico waria de ferrare , toen hy dien te Bologne over de Starrekunde hoorde, 't Is allen bekend, dat hy zyn Werk aan Paus paulus den III opdroeg, en dat het schomberg, Cardinaal van Capua, was, die hem tot de uitgave overhaalde, me,t aanbod om het op zyne kosten te laaten drukken. De Cardinaal de cusa, dezelfde, die, op de Lateraanfche Kerkvergadering, de noodzaaklykheid van het verbeteren des Almanachs beweerde, leedt geen verwyt van wegen Rome: om dat hy, bykans eene eeuw vóór copernicus, het gevoelen der Ouden , wegens de Beweeging des Aardkloots, weder opgehaald en verdeedigd hadt. Dan het geen met de onwederfpreekbaarfte baarblyklykheid betoogt, dat men, in de zaak met galileo, (*) Zie m. mallet dupan, Mercure du 17 Juliet 1784, die de Brieven des Florentyrifchen Staatsdienaars aanhaalt.  TE ROME. J51 lïo, diens Perfoon, en niet zyn Stelzel, bedoelde, is dat Paus urbanus de VIII, om zo te fpreeken, Vader castelli aan den Groothertog onttrok, om hem te Rome te doen komen waar hy hem vestigde, door hem tot Hoogleeraar in 'de Wiskunde aan te ftellen in het Collegie de la Sapience; fchoon het niemand onbekend is, dat castelli, even als toricelli, een Boezemvriend van galileo, en een yverig verdeediger van diens gevoelen, was. En, eindelyk, dat die zelfde Paus virginio cesaiuni , Lid van de Academie der Lincei, die, door de uitgeftrektheid zyner kundigheden, en Jonge jaaren, aangemerkt werd als een tweede pic de la mirandole , met zo veel hoogagtin» bejegende. De Paus zou hem den Cardinaals Hoed vereerd hebben, hadt de dood dien jongen Academist niet weggerukt in den jaare MDCXXlV, en meC hem zo veel hoops afgefneeden. Cesarini hadt, in de Latyn/che en Italiaanfche Dichtkunst, zeer groote vorderin4n gemaakt: de ftukken van zyn Dichtgeest,nog voorhanden, bewyzen het ten vollen. In de eerfte zyner Elesien fpreekt hy van het Draaijen des Aardkloots, waar uit hy gelegenheid ontleent om den lof van galileo treffend op te haaien , van wien hy een Boezemvriend geweest was; 't geen de gevoelens van verknogtheid, en agting , welke de Paus beftendig voor hem hadt, niet veranderde. . In deeze Eeuwe hebben de Pausfen nooit opgehouden om de Iuftelling van Bologne, waar de Weetenfchappen, tot de Natuurkunde behoorende, altoos met zo veel yvers, als goeden uitflag, aangekweekt zyn , te befchermen, en met weldaaden op te hoopen. Maar te Rome, te Bologne, en in den geheelen Kerklyken Staat , zien wy ze meer dan immer bloeijen , zo door de befchutting , welke de thans regeerende Paus daaraan verleent, als door de onvermoeide werkzaamheid van den Cardinaal zelada, zyn Staatsdienaar , die , te midden van de zwaarwigtigfte bezigheden, geene recht fmaakende uitfpanningen vindt, dan ïn°de beoefening der Starre- en Natuurkunde , der Natuurlyke Historie en der Gedenkftukken van de Oudheid, gelyk gy zelve, aayn Heer! verhaald hebt in uwe Voyage d'Italie. Ik blyf, enz. fp 4 VER-  55* VERSLAG VAN HET LEEVEN EN DE SCHRIFTEN verslag van het leeven, en de schriften, van henry home, Lord kames. (Uit de Encyclopedia Brittanttics.) Henry home, Lord kames, een uitmuntend Regtsgeleerde in Schotland, en Schryver van veele beroemde Werken over verfcheide onderwerpen, iramde af van een zeer aanzienlyk en oud Gedacht , en werd, in den Jaare MDCXCVI, gebooren. Lord kames Grootvader, henry homb , was een jonger Zoon van Sir john home van Renton ; die het Opperregterampt van Schotland, in 't jaar MDCLXIII, bekleedde. Hy ontving het Landgoed Kames van zyn Oom george , Broeder van den toenmaaligen Opperregter. De Familie van Renton ftamt af van de Graaven van home, de Vertegenwoordigers der oude Prinfen van Northumberland. Het Landfchap Berwiek, in Schotland, hadt de eer, om ter Geboorteplaats te Itrekken aan dit groot en nuttig Lid der Maatfchappye. In zyne vroege jeugd, was hy leevendig van aart, en op het leezen zeer gefield. Nooit betradt hy eene Taalfchool; doch werd, in de oude en hedendaagfche Taaien , zo wel als in de Wiskunde, en de daar aan verwante Weetenfchappen, onderweezen door den Heer wingate , een Man van veel geleerdheid en groote bekwaamheden , die verfcheide jaaren als Onderwyzer ten huize van den Heer home zich onthieldt. Naa, met veel vlyts en fchranderheids, op de Hoogefchool te Eden'burg, zich in .het Burgerlyk Regt, en dat van zyn eigen Land, geoefend te hebben , bemerkte de Heer home vroegtydig , dat de kennis daarvan alleen niet toereikt om iemand een volkomen Regtsgeleerden te maaken. Eene kundigheid aan de Ge^egtshandelingen in de Hoven , en inzonderheid ten hoogen Geregtshove , als een Lid van 't welke hy r.a roem en eene bediening zogt, oordeelde hy daartoe noodig. Hierom werd hy voor eenigen tyd Schryver op de Zegelkamer, 't geen hem gelegenheid gaf, om den ftyl te krygen in Regtszaaken , en bedreevenheid in veele Hukken. Deeze verftandige Hap verwierf hem , behalven zyn groot vernuft en onvermeeide bevlytiging, naa dat hy ter Pleitrolle toegelaaten  VAK HENRY HOME, LORD KAMIS. 553 ten was, byzondere agting ten Hove, en, ingevolge daarvan, veel werks als Advocaat. Wie de Regtsgeleerde Papieren, door den Heere home opgefteld toen hy nog een Jongeling was, leest, ontdekt daarin eene meer dan gemeene fraaiheid van ftyl, en, behalven eene groote fcherpzinnigheid in het redenkavelen , eene doorkneede ervaarenheid in de Wetten zyns Lands. Deeze hoedanigheden, gepaard met de fterkte en het vuur zyner natuurlyke bekwaamheden , deeden hem welhaast het cieraad van de Schotfche Pleitzaal worden , en hy werd, in Sprokkelmaand des jaars MDCCLII, bevorderd tot een der Regteren van het Hof der Zittinge , onder den tytel van Lord kames Vóór dien tyd hadt hy, niettegenftaande de veelvuldige bezigheden zyns Beroeps, de Wereld met een menigte Regtsgeleerde Schriften, en groote Werken, verrykt: het eerfte zag, in 't jaar MÜCCXXV1II, het licht; hy voer daar mede voort tot het jaar MDCCLXXX (f). Geen gering gedeelte deezer Regtsgeleerde Schriften, en Werken, dienden bepaald om de Wetten van Schotland toe te lichten, en te verbeteren; en terwyl zy ten bewyze ftrekken van zyn onvermoeiden vlyt , toonen zy teifens zyn ernftig verlangen , om de eer en het welvaaren van zyn Vaderland te bevorderen. En worden die Schriften, in het Hooge Geregtshof aldaar, van gelyke waarde gehouden , en als van zo veel gezags aangehaald, als die van coxe of blackstone, in de Geregtshoven van Engoland. Lord kames hadt veel op met Bovennatuurkundige Naafpeuringen. Om zich in deeze by hem geliefde ftudie te oefenen, hieldt hy, nog jong zynde, Briefwisfeling met den beroemden berkelev, Bisfchop van Cloyne, Dr. butler, Bisfchop van Durliam , Dr. samuel clarke, en veele andere fchrandere en geleerde Mannen, in Brittanjt en (*) De Heeren der Zittinge in Schotland worden, by hunne aanftelling toe de po t , terftond Lords geheeten , en ontkenen den naam van hun Familie-Landgoed,- doch zy tekenen alle hunne Brieven, enz. met hun Doop- en Bynaam. Cf) In de Encyclopedia Brittannica, waar uit wy dit Lee» vensberigt ontleenen, worden alle deeze Werken opgenoemd; doch zulks voor den Engelfchen Leezer van belang, en voor den Neder duitfchen van weinig beduidenis, zynde, hebben wy ze overgellaagen. PP 3  $54 VERSLAG VAN HET LEEVEN EN DE SCHRIFTEN en Ierland. Deeze Brieven zyn, zo ons berigt is, zorgvuldig bewaard door zyn Zoon en Erfgenaam george home drummond, Esq. van Blair Drummond. Het jaar MDCCU gaf de geboorte aan de eerfte vrugt yan zyne beoefening der Bovennatuurkunde, verfchynende onder den naam van Esfays on the Principles of Morality and Natural Religion, in Ll Parts. (Brieven over de Beginzels van Zedelyklieid, en den Natuurlyken Godsdienst.') Hoewel een klein Werkje , was het vol vernuft en fcherpzin nige redenkaveling ; het verwekte veel opziens , en gaf gelegenheid tot veel gefchiis. Het behelsde, in uitdruklyker bewoordingen dan eenig werk van een Godsdienftig Theïst , toen in Schotland bekend, de Leer, die , zints eenigen tyd , zo veel gerugts gemaakt heeft onder den uaam van Philojophical Necesfity, of Wysgeerige Nood- zaaklykheid. Het zelfde was geleerd geweest door TioujsKS, collins, en door den beroemden david hume: maar, dewyl "deeze Schryvers als openbaare Ongeloovigen , of als de zodanigen verdagt waren, verwekte zulks, als van hun komende, geen verwondering-, en, voor een tyd, flegts eenige verontwaardiging. Maar, toen een Schryver , die geen kenmerken vertoonde van buitenfpoorhollende Twyfelaary, die niets inbragt tegen de Openbaaring m 't algemeen, en met den vuurigften ernst de groote Phgten van Zedelykheid , en den Natuurlyken Godsdienst, aandrong, ten zelfden tyde, zo zeldzaam eene Leer als die der Noodzaaklykheid beweerde, fcherpte zich tegen hem terftond eene menigte van pennen, en, gedutirende eenigen tyd, was het Werk, en de Schryver, aehaat in Schotland. Van den anderen kant, waren 'er'zom- migen, en niet geheel ongeletterden, die, Noodzaaklykheid met Voorbefchikking verwarrende, den Heer home geluk wenschten van wegen zyne meesterlyke verdediging des vastgefteldenGeloofs; en, fchoon 'er, tusfchen deeze twee Stelzels, geene foort van gelykheid is, uitgenomen dat het toekomend geluk of ongeluk van alle Menfchen, volgens beide, zeker voorweeten en bepaald is by god , herinneren wy ons nogthans, dat een Hoogleeraar, op eene Academie | Van Duftnters , zo verre de eene voor de andere Leer * nam, dat hy zynen Leerlingen de Proeven van den Heer home aanprees, als behelzende eene volkomene verdediging der Leere van calvin. Om deeze misgreep werd hy van zyn post verhaten, en uit de Gemeenfchap, tot welke hy behoorde, geflooten. Lord  I VAN HENRY HOME, LORD KAMBS. 555 Lord kames bleef, gelyk meer andere ^^jjgg* Mannen, tot zynen dood toe, de Leer der Noodzaaklykheid Skevenj doch, in eene volgende nitgave zyner Proeven Sf hv een doorflaand bewys van zyne opregtheid en onbeKmpenheid van hart, door de uitdrukkingen te veranderen? die, ftrydig met zyn oogmerk, zo algemeenen aanftoot gegeeven hadden. T In den jaare MDCCLXI, gaf hy in 't licht zyne IntroduÜion to the Art of Thinking, of Inleiding tot ae Kunst van Denken. Dit klein, doch dierbaar, boekje, wasoorft- onglyk beftemd tot het onderwys van zyn eigen Gezin. Het plaa van 't zelve is aartig , onderhoudend, en «er gelcnikt om de aandagt der Jeugd in te neemen , en het hart te verbeteren flet beitelt uit Grondregelen, verzameld uit ROCHfiFAucAULT, en veele andere Schryvers. > Om deeze Grondregels op te helderen, en derzelver meening het gemoed der Jeugd in te drukken , heeft zyn Lordlchap, by de meeste, bevallige Gefchiedenisfen, Fabelen en Vertel- 1T\'etSvVa0k de'r Fraaije Letteren, kwam hy, inden jaare MDCCLX1I, te voorfchyn met zyne Elements ofCrnicim, of Beginzels der Oordeelkunde. Dit dierbaar Werk is de eerfte en welgeflaagde onderneeming, om te toonen , dat de Oordeelkunde gegrond is op de beginzels der Menschlyke Natuure. Zodanig een plan, zou men veelhgt denken, moest een dor en fchraal Werk voortgebragt hebben. Lord kames heeft, in tegendeeldoor de levendigheid met welke hy alle onderwerpen wist te behandelen, deeze Beginzels van Oordeelkunde niet alleen zeer leerzaam , maar tot een der onderhoudendfte Boeken, in de Engelfche Taal, gemaakt. Eer dit Werk uitkwam, werden rol- lin's Belles Lettres, een jammerhartig ftuk, waar uit een Student weinig nuts kan trekken , algemeen als een handboek aangepreezen; doch, naa dat Lord kames Beginzels het licht zagen, verdween rollen ten eenemaal en ruimde plaats in voor een verftandiger en nuttiger Werk. Ten opzigte van weezenlyk onderwys , en waaren fmaak m opftellenvan allerlei aart, kan een Letterminnaar, in geene taal, zulk een ryk veld van Onderngtmg vinden. Lord kames hadt het genoegen , om den goeden uitüag te zien zyner poogingen , en twintig jaaren lang eene agting te genieten , welke hy met zo veel regts verdiend baEene verdere proeve van zyn vernuft, en de veelerhanP p 4 de  556 VERSLAG VAN HET LEEVEN EN DE SCHRIFTEN de betragtingen zyns werkzaamen geests, gaf hy, in 't jaar MDCCLXXü ; een Werk gemeen maakende , onder den Jytel: The Gentleman* Farmer , being an attempt to improve Agriculture by Jübjetïing it to the test op rational prtnciples, ot' de Edelmans Landhoe venaar, zynde eene Pooging om den Landbouw te verbeteren , door denzelven .ter toetze te brengen aan zedelyke Beginzelen. Ons bellek'laat niet toe in een breed verflag van dit Boek te treeden ; maar wy moeten , ten dien aanzienc , aanmerken, dat alle verftandige Landbouwers in Schotland, eenpaarig, verklaaren , dat , n«a young, dickson, en honderd andere Schryvers over den Landbouw, geleezen te hebben, het Werk van Lord kames de be.ste regels aan de hand geeft omtrent alle deelen des Landbouws , die men ergens kan aantreffen. A!s daaulyk in den Landbouw bedreeven, heett Lord kames veele in 't oog loopende proeven van zyne kunde opgeleverd. Naa dat hy, uit hoofde van het regt zyner Egtgenoote, het groote Landgoed Blair-Drummond, in het Land van Perth, kreeg, ontwierp hy een plan om een groot moeras, ten minden 1500 Acres groot, m-Zaailand te hervormen. Zyn Lordfchap hadt het geBoegen, van, vóór zyn dood, dit ontwerp, fchoon flegts gedeeltelyk , wel te zien flaagen. Dit zelfde plan wordt thans met meerder fpoeds voortgezet door zyn Zoon george home drummond, Esq. In 't jaar MDCCLXXLU , begiftigde Lord kames de Wereld met zyn Sketches of the History of Men, of Schetzen van de Gefchiedenis van den Mensch. Dit Werk beftaat uit een groot aantal gebeurtenisfen en waarneemingen , de Natuur van den Mensch betreffende , en is de vrugr van veel en wel overdagt leezen. In den loop zyner Letteroefeningen en Overdenkingen, hadt hy eene groote verzameling gemaakt van bouwltoffen. Deeze bragt hy, hoog 111 jaaren gevorderd, onder gefchikte hoofden, en onderwierp ze aan het oordeel zyner Landsgenooten. My beoogoe, dat dit Boek even verftaanbaar zou weezen voor Vrouwen als voor Mannen ; en , om dit einde te bereiken, vertaalde hy de voorkomende aanhaahngen uit oude of buitenlandfche Schryveren, in 't Ennlsch. Deeze Scnetzen behelzen veele nuttige onderrigtingen en zyn gelyk alle de andere Werken deezes Lords , zeer uitlokkend en onderhoudend opgefteld. Wy komen nu tot het laatfte Werk van zyn Lordfchap waar aan hy den zedigen tytel geeft van Loofe [Hints upon * Edu-  VAN HENRY HOME, LORD KAMES. 55? Fducation, chiefly concerning the Culture of the Heart, of TSe cZlgtenover de Opvoeding, vooriiaamlyz hetverbeterm van het Hart, betreffende. Dit Werk kwam uit in ' aar MDCCLXXXI, toen deeze eerwaardige Schryver inJhet vyf-en-tachugftc jaar zyns Ouderaoms getreeden was Schoon zyne Lordfchap dit Werk Losje GedagSb'noemt , zal de Leezer in dit Stukje eene verwonderenswaard ge vlugheid van geest ontdekken , in een zo hoog gevorderden Leeftyd, en eene ernftige begeerte om de gemoederen der Jeugd tot Eer, tot Deugd, tot Vlyt, en Eerbiedenis voor de Godheid, te vormen. Bel lven de opgemelde Werken, gaf Lord kames vee e kleine Stukjes uit, in verfcheide Tydfchriften die alle de kenmeïken draagen van vernuft, en eene oorlpronglyke W Soe^Mait die zyn leeven doorbragt in het behandekn van openbaare zaaken,en in zaaken van het uiterfte g w?gtTtyd kon vinden tot zo veele naalpeuringen van onderscheiden aart, en in dezelve uitmunten (*) valt voor Menfchen van mindere vermogens niet ligt te begrypeS Veel ongetwyfeid,moet toegefchreeven worden aan 5 kloekheid van zyn uitfteekend vernult; maar veel ook aan de geregelde verdeeling van zyn tyd. Hy ilondt vroeg S, in de kragt zyner jaaren ; 's morgens ten vier uuren, S zyn oude! dag ten. zes uuren, en .«ras den^teka morsen in Letteroefeningen onledig. Al het Hot zat, TOrderde de bediening, welke hy bekleedde, dat hv van ïcht of negen, tot twaalf of dén, uur zich daar W hieldt; naa§we ken arbeid hy, als het weer zulks toeliet, tw e uuren wandelde met eenige geleerde Aenfc en dan het middagmaal nam. Geduurende den tyd da f*ï Als wv den Letterarbeid van Lord kames overweegen, en hoe veel hy fchreef, kan de Leezer niet nalaaten zich eene «effende gelykvormigheid voor den geest te hrengen tusfchen zvne Lordfchap, en den werkzaamen pliniüï den Ouden. In een Brief van plinius den Jongen, vinden wy deeze plaats, op beiden, toepasfclyk, Nonne videtur ÜH, recordantt quantutn Jegerit, \uantum fcripferU, nee in officiis «^^U^Stt Principlim fuisfe, dat is, „ wannneer gy u te binnen biengt, ^Boeken die hy geleezen, en de Weiken welke hy ge" nVhreVven, heeft, zoudt gy dan niet denken, dat hy geene " Sheden om handen hadt, en zyn Vorst niet ten dienst „flondt!"  558 VERSLAG VAN HET LEEVEN EN DE SCHRIFTEN Zitting, nam hy geene uitnoodigingen ter maaltvd aan noch verzoet iemand: kwam een Vriend ongevraagd hv hem eeten hy onthaalde hem op zyn guile„ cön gastvrven trant; doch, naa het eeten, eenige glazen wyns gedronkeï hebbende, ging hy met zyn Klerk heenen, en liet het onthaal des Gezelfchaps voorts aan zyne E^enoote over De Naamiddag werd, even als de Voormiddag in Letteroefening befteed. 's Avonds ging hy na L' Schouwburg, of na het Concert, vandaar na het -ezelfchap eeniger Geleerden, by welke hy zomtyds laat bleef en zulk eene gefchiktheid voor gezelligheid betoonde als men zelden aantreft, 't Is de aanmerking van "en on. langs overleden uitmuntenden Schryver, „ dat te leezen te fchryven, en gezellige verkeering, alles i„ beh00„ relyke maate te houden, de zaak is voor lieden van „ Letterenden dat hy, die met genoegen wenscht te 9, rug te zien op zyne verloopene leevensiaaren . zich „ moet gewennen om de waarde van elke minuut te „ ichatten, en te tragten om geen gedeelte des tyds nut„ loos te laaten voorby zwinden." Het was door deeze Lesfen te werk te ftellen, dat Lord kames tot dien top van Letterroem opklom, ondanks alle de hinderpaalen Sen het waarneemen zaaken hem in den weg' Eene gepaste afbeelding te geeven van het openbaar en byzonder Charaéter van Lord kames zou het" bellek onzes werks verre te buiten gaan. De Schryver van dit Leevensbengt, nogthans, die de eer hadt van eene eemeenzaame kennis te. hebben met dien grooten en braaven Man, meer dan twintig jaaren lang, kan egter niet naalaaten , er het een en ander by te voegen, 't welk onder zyne eigene opmerking viel. Lord kames ltak uit in yver voor het Algemeene Welweezen; hy voegde 'er uitfteekende werkzaamheid by! Geduurende een langen reeks van jaaren hadt hy het voornaamfte be tuur van alle de Sociëteiten en Genootkhappen, tot bevordering van den Handel, de Visfcheryen en de Manufacluuren, van Schotland. Als bevorderlyk tot deeze einden, betoonde hy zich een groot Voorftander voor het aanleggen en onderhouden der Straatwegen, door alle gedeelten des Lands. Hy was, desgelyks, de voornaamfte m de verdeeling en het gebruik van het Fonds, voortkomende uit de Landgoederen in Schotland, die ongelukkig aan de Kroon gehegt waren. Nier min vol-  VAN HENRY HOME , LORD KAMES. 559 Titteran Society geheeten. Deeze Sociëteit werd. nadl^ri in de Koninglyke Sociëteit van Edenburg ingc WH welke een Charter van de Kroon ontving, en, van ?y?loTtyd, Werken van vernuft, als mede van weezen- %reenVOCena!rPerfoon, en in 't gewoone Leeven, werd Lord kames bewonderd door beide de Sexen. De leevendigheid van zyn vernuft en van zyn geitel, zelfs SShy hoog in jaaren geklommen was, maakte zyn GezelfSp niet alleen aangenaam , maar zeer gezogt door de Geleerden, en door Mevrouwen van aanzien en fmaak. Hv verte de weinig Gefchiedenisfen, en zelden, zo ooit, Sd^^d^MuWnPeribon. Voorde noodzaaklykheid om vertellingen op te warmen, de jammerhartige toevlugt der Sn , die, zonder vernuft, in de gezelfchappen foeken te Stèren was hy bevryd door den voorraad van fp^SSfe, Se hy zelve wist te verfchaffen : zyn vernuft, ofGeleerdheid, ftondt hem by alle gelegenheden ten dienfte. Hv kon met even veel gemaks en vaardigheids, de gevoeïeïs eens Bovennatuurkundigen beftryden, en de netehgfte Re'tsoevallen ontwikkelen, als met een Landman fpreeken over de verbeteringen des Landbouws , of met eene Dame over de Klederdragten. In ftede van jalours te zyn otrmededingers, het kenmerk van laage Zielen , kweekje ï^rd kames elk vonkje van verdienften , 't welk hy in ÏÏSSteffiïïÊ, of by den geringften Handwerksman, V0Eetr,hynin bezit kwam van Blair-Drummond, was zyn Inkomen sering, dan, niettegenftaande deeze omftandigheid, deedrhvCtMevr. drummond , zyne agtenswaard.ge en bekwaame Egtgenoote , meer goeds aan de behoeftigen, dan demeefte Familien'met groote rykdommen gezegend Was de nood dringend , dan gaven zy ge d. Zy deeden meer Wanneer zy ontdekten , dat behoeftige en vraagende Mannen en Vrouwen in ftaat waren om eenigen arbeid te doen, deeden zy beiden hun best om werk te vinden 't geen zy konden verrigten. In gevallen van dien aart , welke veelvuldig voorkwamen, nam Mevrouw de Vrouwen onder haar, en Lord kames de Mannen onder zyn opzigt Vit het geen wy gemeld hebben van de verfcheidener-  Sto msito van bet leeven enz. van mo kames ren - „f in lïU i et overdeiiken van nieuwe iredai?Rv LLn v°lvoereVan werkaaame vemgunïet? 8 hv eehecl ftil n7 P j tong be8'011 te roeren, zweeg ^i^U^^^J^^ °«**houd eene an! deeze geaartL d, §iSe £*gg^olg, vW len, zelfs dan ^fS^^SS^i Staats8e,chiILand tot onvoegelvl e haaZn n PartyfchaPPen m zyn opmerkenswaardiferis hVSJf^-l ' C geen no« de veclvuldigh^ duid^oogmerk ni, p|^^^^g SS*TÏ '5 zy,len leest- Hieruit ontflond & T AARD-  AARDRYKSKUNDIC BERIGT VAR HlNDOOSTAN, OF INDIE. 5Öt AARDRYKSKUNDIG BERIGT VAN HlNDOOSTAN, OF INDIE» (Ontleend uit de Mem. van Major rennell.) ! T\e Aardrykskundige Befchryving van Hindooflan is, tot XJ dus lange, zeer gebrekkig begreepen door de Euro; pifche Schryvers; en het fcheen bewaard voor den Major > rennell, om 'er een volkomener denkbeeld van te gee, ven, dan men ooit voorheen hadt. De Kaart, doorhem , van Hindoojtan vervaardigd , met het Gefchrift tot ophel; dering daarvan, geregtigt hem tot een hoogen rang onder ! de Mannen, die ryklyk toegebragt hebben tot de uitbreiding onzer Aardrykskunde (*). •& & •» # Hindooftan heeft men tegenwoordig in Europa begreepen, de ftreek Lands te behelzen , gelegen tusfchen de Rivieren de Ganges en den Indus , ten Oosten en Westen; hebbende ten Noorden de Thibetifche en Tartaarfche Bergen , en de Zee ten Zuiden. Maar, naauwkeung geiprooken is de uitgcflrektheid van Hindoojtan veel bepaalder, i dan' deeze Grensfcheidingen ons een denkbeeld geeven ; , en de naam van Hindoojtan moet alleen toegeëigend worden : aan dat gedeelte van de bovengemelde mtgeftrektheid i Lands, 't welk ten Noorden ligt van de Paralellen van ■ 2i° of 22°. De Rivier Nerbudda is, in de daad, de Zuidi lyke Grensfcheiding van Hindoojtan zo verre dezelve zich i uitftrekt; en de Zuidlyke Grenzen van Bengalen en Balaar l maaken het overige gedeelte uit. De Landen, ten Zuiden ' van deeze Linie, zyn, volgens de lndiaanfche Aardrykskundigen , bekend onder den algemeenen naam van Deccan, en behelzen bykans eene helft van het Land, doorgaans het (*) 't Was deeze Kaart, en de Befchryving tot opheldering van dezelve, die den Heer w. robertson aanleiding gaf tot het vervaardigen van het uitfteekend Werk , An Historical Dtsqmfition concern ng the Knowledge whick the Anciènti had of India; ' and the Progrcsf of Trade with that Country prior to the Discoyen of the Pasfage to it hy the Cape of Good Hope ; waarvan eene Nederduitfche Vertaaling onder de Pers is, by de Boekhandelaars ïntema en toosjES.  I! 5^2 AARDRYKSKUNJDÏG BERICÏ het Mögol/cte Ryk geheeteo. Maar, dewyl de naam van Hindoojtan m een uitgebreiden zin, toegepast is op dk geheele Ryk, zal het noodig weezen het Noordlyks? gedeelte daarvan te onderfcheiden door den naam van het Eigenlyk Hindoojtan. he-r ' in de daad' den Indu*> en de Bergen van Thibetjn lartaryen , tot de Westlyke en Noordlyke Grensfcheidingen ; maar de Ganges wordt zeer oneigen voor de Oost ykfte Grensfcheiding gehouden; dewyl dezelvï door verfcheide van de rykfte Landfchappen disLands ltroomt; terwyl men de Burrampooter,, die veel nader £3 niet" kent ^ Grensfchdd^ ^ kenmerken , ge' he!" fiZL°T¥hïeTn ftaat ' is de uitgeftrektheid van het Egenlyk Hindoojtan omtrent gelyk aan Franknk, Duitschland Boheemen, Hungaryen, Zwitzerland'Zlietn deNederlanden te zamen genomen; terwyl de Deccan en het Schier eiland omtrent gelyk ftaan met de Britfche Eilanden Spanje en Turksdi Europa. Ik heb hier het Land , ten Zuiden de Rivier Kistna, den naam van Schier-eüand gegeeven, volgens het algemeen gebruik , fchoon de gedaante voor die benaaming geenzins pleit. De benaaming Deccan, welke het Zuiden betekent, wordt, (gelyk ge. zegd is0 m den uitgeftrektften zin, toegeëigend aan het geheele Gewest, liggende ten Zuiden van het Eigenlyk Hindoojtan Ik begryp, nogthans, dat dezelve, in den ftrikten en bepaalden zin, alleen de Landen bedu dt, gelegen tusfchen het Eigenlyk Hindoojtan , de Carnatic f Tm ter uLZ iïfii 1 Ti de, LandfchaPpen Candeisch, DowBera? ^^0Mr' Golconda, en het Westlyk gedeelte van De Naam India , by welken dit Land, voor zo verre het bekend was, onderfcheiden wordt by de vroegfte Griek-, fche Schryveren , bfykt ontleend te zyn van Hind, den naam daar aan toegevoegd door de Oude Perfen, van welken ongetwyfeid de Grieken en de kennis van het Land, en van den Naam, kreegen. Wy hebben de fterkfte verzekeringen van den Heer wilkins , dat geene zodanfge Woorden als Hmdoo, of Hindoojtan, in het Sanfcreetfche Woordenboek voorkomen (*). Het blykt , dat het Volk, by (*) Zie de Aantekeningen op de Heeto-pades, of Fabelen, nu onlangs uit de Sanfcrit, of Sanfcritfche iCal, overgezeV, door den  VAN HlNDOOSTAN, OF INDIE. 5^3 by 't welk de Sanfcritfche Taal de Volkstaal was , hun Land Bharata noemden, een naam, zoik geloof, geheel meuwf klinkende in de ooren van het geleerd Europa. Het is, overzulks waarfchynlyk, dat het woord Hmd, dien van India aan de Grieken verfchafte , en het woord Stan , zo veel als Land betekenende in de Perjifche fpraake , ïfi van eene laatere dagtekening ; want wy vinden het ge. voegd by veele van de oude Perjifche naamen aan Landen gegeeven ; zo is Dahce, Daiie-Jtan; Tapun is Taberi-Jtan;Corduene is Curdi-Jtan, met veele andere dergelyke. Met de toepasfing van dien naam India , is het gegaan als met andere benaamingen ; ik wil zeggen, men heeft denzelven gegeeven , niet alleen aan het Land oorfpronglyk daardoor aangeduid; maar ook aan andere, daar by of daar omtrent gelegen (*): want de Landen, tusfchen Hindoojtan en China, werden het Verden India, ot Indw den Heer wilkins, p. 332. Deeze Heer heeft de• vwdtenfle, dat hy de eerfte Europeaan is, die kennis kreeg aan de Sanfcritfche Taal, welke de Taal was van Oud Hindoojtan, of Bomrata; doch welke ophieldt de Landtaal te zyn, kort nu de vermeestering door de Mahomethaanen, in de veertiende Eeuwe. Wemige jaaren geleeden, was dezelve alleen bekend aan de Pundits, of Geleerde Brahminen, die allen welken met tot hunne Orde behoorden , met veel zorgvuldigheids , yan de kennis dier Taaie uitflooten; dewyl zy dezelve aanmerkten als geheim t" het bewaaren hunner Godsdienst-Initellingen en Verbondenheden; welke zy onvoeglyk oordeelden aan het Gemeen ïe Sekkln , dan door middel hunner eigene Verklaaringen en Uitleggingen. De eer, te deezer gelegenheid, wilkins aangedaanrherinnert ons de ontdekkingen, door de EgyptifchePriesters aan herodotus gedaan $ en wy mogen 'er het gunft g gevolg uit afleiden, dar de perfoonlyke yerdienften van be.de deeze Mannen een voornaam deel hadt in het verkrygen vaa zulk een onderfcheidend voorregt. (*■) De naam Lyhia behoorde , in 't eerst , alleen tot de Landen van Africa, waarin zich Griekfche Volkplantingen gevestigd hadden; doch'werd naderhand door hun toegepast oj? t geheele Vasteland. De Romeinen ftrekten , op dezelfde wyze , den naam van Africa, welke oorfpronglyk alleen tot de! Landen-van Carthago behoorde, uit over het geheele-Vasteland of, ten minften, tot zo veel als zy daarvan kenden. Afia bepaalde zich in 't eerst alleen tot Natolia t welk den naam van Klein Afia in lanter tyd aannam, toen de benaaming vmAfia gegeeven weid aan alle de bekeade deelen des Vastenland*.  56+ AARDRYKSKUNDÏG BERIGT extra Gangem, geheeten; terwyl Hind, of India, eigenlyk alleen behoorde tot het Land des Volks Hindoos geheeten, of die van India intra Gangem. Die benaaming is zo oud als dc vroeglie ongewyde Gefchiedenisfen thans voorhanden , en dit kan , onder veele andere voorbeelden, ten bewyze (trekken van de hooge oudheid der Per. Jifche Taaie. India heeft, door alle Eeuwen heen, de aandagt der Weetgierigen in alle leevensftanden getrokken. De zeldzaame Voortbrengzels deezes Lands, en de Goederen daar vervaardigd, trokken die der Kooplieden; terwyl de zagte en niemand ftootende Godsdienst van Brama, en de Zeden daardoor voorgefchreeven , de oplettenheid der Wysgeeren gaande maakte. De Taal is desgelyks opmerkelyk, en heeft aanfpraak op oorfpronglykheid. Gelukkig ware het voor de Indiaanen geweest, hadden zy de aandagt niet uitgelokt van eene foort van Menfchen, meer vyandig aan het geluk des Menschdoms: want de zagtheid en verwyfdheid , die de lugtftreek medebrengt, en de ryke aart des gronds, welke alles bykans van zelve oplevert, noodigde hunne veelvuldige ftoutmoediger nabuuren uit ten aanvalle, en maakte hun tot een gereeden prooy voor eiken vreemden invaller. Vanhier vinden wy hun agtereenvolgend overwonnen door de Perfen, de Patanen en Mogollers, en het is waarfchynlyk, dat zy, even als de Chineefen, zelden een Heerfchappy van Koningen, uit hun eigen Land herkomftig, gehad hebben. :De berigten, van twee-en-twintig Eeuwen herwaards, vertoonen de Indiaanen als een Volk tot een vry hoogen trap van befchaafdheid opgeklommen; maar, indien men oordeelt uit hunne oude overblyfzelen, hadden zy de nabootzende Kunften niet tot de hoogte van volkomenheid opgevoerd, als de Grieken en Romeinen, of zelfs de Egjptenaars. Zo de Hindoos, als de Chineefen, fchynen hunne Kunften gebragt te hebben juist tot het punt tot nuttige einden noodig ; maar zy klimmen nooit op tot vohnaaking om den imaak te voldoen , of iets groots te beftaan (*_). De ftaat waarin Hindoojtan geraakt is, zints den val des (*) Dit alles vinden wy keurig uitgewerkt door den Heer roberts on , in het boven aangeweezen Werk, 't geen wy met verlangen te gemoete zien.  VAN HlNDOOSTAN, OF INDIE. 5^5 des Mogolfchtn Ryks verfchilt zeer veel van dien, waarin dit Land zich bevondt, vóór dat het vereenigd werd onder de Mahomethaanfche Vermeesteraaren. Het was toen verdeeld m verfcheide Koningrykeu van middelbaare grootte, die onderling in een zeker evenwigt tot elkander Honden. Dan tegenwoordig mag Hindoojtan en de Deccan gezegd worden uit zes voornaame Staaten te heftaan, die alle de mindere, welke eene groote menigte uitmaaken, als Schattingfchuldigen of Leenroerigen onder zich hebben. Deeze zes Heofdftaaten zyn, volgens den Major rennell , de Britfche, de twee Mahratten Staaten, de Nizam, fippoa Sultan en de Seiks: want welke woordonderfcheidingen men ook moge maaken, eene gedwongene Verbintenis is ten minfte eene afnangelyke, zo niet, met de daad, eene fchattingfchuldige Gefteltenisfe (*). (*) I. De britsche bezittingen, i. Bengal en Bahar, met de Zemindary van Benares. 2. De Noordfche Circa/s. 3. De Jaghire in de Carnatic. 4. Bambay en Salfette. 5. Het Landfchap Midnapour, in Orisfa. —.— De liondgenooten der Britten, die aangemerkt mogen worden als van hun afhangl.yk, zyn azuph dowlag, Nabob van Oude; mahomed ally, Nabob van de Carnatic; en de Rajahs van Travancore en Tanjore II. De poonah mahkattas. i. Malwa. a. Candeish. 3. Een gedeelte van Do-Aatabad. 4. Vijiapour. 5. üen gedeelte van Guzerat. 6. Een gedeelte van Agra. 7. Een gedeelte van Agimere. 8. Allahabad. . Schattingfchuldigen, de Ra- jahs. 1. Van Iyenagur. 2. Van Joodpour. 3. Van Oudipour. 4. Van Narwah. 5. Van Gohud. 6. Een gedeelte van Bundelcund. 7 Mahometh hyat. 8. Fütty sing. 9. Gurry wun- della. y}'."r III. De berar mahrattas. i. Berar. 2. Ons/a. • Schattingfchuldig, Bembajee. IV. Nizam ally, Soubah van de Deccan. Golconda, Aw rungabad, Beder, een gedeelte van Berar , Adeni, Rachore. V. Tippoo sultan ,Myfore, Bednore, Canara, Cuddapah. (Van de Landfchappen , deezen Vorst toebehoorende, hebben wy ia een voorgaand Stukje een byzonderder berigt gegeeven.) Zie hier boven, bl. 341» enz- , , . VI. De seiks, Lahore, Moultan, en de Westlyke gedeelten van Delhi. Behalven deeze zes voornaame Staaten, heeft men de zeven kleindere. I. Zabea Cawn, thans Golum Cawdir, Sehaurunpour. 2. De Juts. 3. De Pattan Rohi/las, Furruckabad. 4. Adjid Sing, Rewhag. 5. Bimdelcund, of Bundela. 6. Klein Ballogijlan. 7, Cochin. mbkg. i-92. no. 13. Q 1 AV'  $65 AUGUSTUS EK MAGDALENA. AUGUSTUS EN MAG DALEN A. Eene waare Gebeurtenis, ten dage der Franfche Omwenteling voorgevallen. (Uit het Engelsch.') "C en jong Fransch Heer, die doorgaans in Parys zyn veiblyf -L hieldt, in het Jaar vóór de Omwenteling na Touloufe gereisd zynde, werd door eenigen zyner Vrienden uitgenoodigd, om hun tc vergezellen na Bareges, waar eenigen hunner heea toogen om zich te verlustigen; anderen om herftel hunner gezondheid te zoeken in het Bronwater, 't welk in heete en koude ltroomen uit het Pyreneefche Gebergte voortkomt. Deeze jonge Paryfenaar, die eenigen fmaak hadt in de verhevene tooneelen , welke de Natuur oplevert, oordeelde het een wellust eenigen tyd langer de Kunst - wandeldreeven der Jtiilierics,en de Fonteinen vanFer/ailies te veriaaren, om te wandelen tusfchen het Gebergte, en te luisteren na de Waterval-, len , die van dezelve mee geweld Hederftorten. Welke flerke aandoeningen ontftaan 'er niet in de Ziel, op het eerfte-. gezigt van een zo grootsch tooneel! Wy fchynen een nieuw beftaan te verkrygen: elke voorige indruk is, voor eene wyl, uit de geheugenisfe gewischt, en de geest verliest zich geheel en al in de geweldige en overftelpende opwellingen van verwondering en verbaasdheid. Bareges was, gelyk doorgaans in den Zomer, niet alleen opgevuld met gezelfchap van Franfchen , maar ook met Vreemdelingen uit andere Landen daar gekomen , om de beroemde Baden te gebruiken, 't Gezelfchap vermaakte zich, als gevvoorilyk by de Bronnen, met wandelen , fpeelen , en andere daar gebruikelyke, onfchuldige, en ook wraakbaare, tydkorcingen. Het verblyf te Bareges valt kostbaar. Zelfs gemeene geryflykheden moet men duur betaaleu; leevensmiddelen en huisvesting verkrygt men zomtyds mee moeite. Bareges wordt daarom zeldzaam ten verblyf van eenigen tyd bezogt, dan door lieden van groote middelen , die de hinderpaalen, welke de bergen opwerpen tot- het verfchaffen van de aangenaamheden en gemakken des leevens, weeten weg te neemen door de alles overmeesterende kragt des- Gouds. Onder een aantal Perfoonen van Rang en Middelen, bevondt zich, nogthans. eene Familie te Bareges, in eenen anderen toeftand. Deeze Familie beltoudt uit een oud zwak Fransch Officier, zints lang aan een beroerte kwynehde, en zyne Dogter eene jonge Juffer van omtrent negentien Jaaren. Hun voorkomeneu leeveuswyze fcheeu aan te wyzeu , dat, fchoon deeze oude m-  AUGUSTUS EN MAGDALENA. 5^7 Officier, te zyner beterfchappe, na de Bronwateren van Bareges gereisdwas, hv, dk doende, de paaien was te buiten gegaan welke zyne inkomften hem Helden ; hy moest zich van alles fbeenen, wat zyn zwakke ftaat niet volftrekt eischte. Hy eefde zeer afgezonderd, in de ilegtfte verWyfplaats te Bareges, En terwyl dl andere Dames, in den eerften hu?ak, ryk enkostbaar, gekleed waren, en die vertooning van dag xot dag verwisfelden, droeg zyne Dogter flegts een wit gewaad, t geen, fchoon altoos rein, verre was van fyn te weezen ; haar bruin hair was, altoos, ongepoederd, en zonder eenig vercierzel. Ge. lukki? etrter, voor magdalena ( want zo was zy gctteeten/ was Lr Perfoon gefchikt om zich in die kleeding op het voor. deeligst te verwonen ; en, hoewel zy niet zeer fchoon was, hadt haar gelaad eene uitdrukking van bevalligheid die aan c einde detSchoonheid beantwoordde, door Liefde en Verwonde- ""lef Gweffchap te Bareges maakte welhaast kennis met elkander . en de Dames vestigden altoos het oog op magdalena als zy haar op de wandelingen ontmoetten, t welk, nogthans, niet vaak gebeurde; want haar Vader was dikwyls met in ltaae om uit ie gaan. Wanneer hy het deedt, werd hy aan de eens zyde onderfteund door magdalena , en aan de andere zyde dour zvn knegt. Het was onmogelyk, zonder aandoening, te zien welk een agt zy floeg op haar Vader, dien zy geen oogenblik verliet. Men merkte op, met welk eene tedere bezorgdheid zv hem geleidde door de ftraaten van Bareges; wandelende zo fcmgzaam haar mogelyk was , en 's Vaders zwakke fchreden volgende. Als hy het niet durfde waagen uit te gaan, zat zy aan het venfttr van haar kleine Zydvertrekje, en las hen» iets voor. Haar uitzigt en houding duidden fpreekend aan, dat zy uit den aart leevendig was , en vrolyk zou geweest zvn indien haar Vader niet ziek geweest ware. Maar al de vrolvkheid, welke zy kon aanneemen, terwyl hy leedt. befteedde zy om hem te vermaaken, en de langzaam voortlleepende verdrietige uuren van kwyning en zwakheid te korten. Hoewel magdalena bevallig was, bevrydde de laagheid en geringe ftaat, waarin zy leefde, haar voor den nyd der Jutferfchap te Bareges. Zy wisten tèn vollen, dat de Heeren te Ba* rees voor 't grootfte gedeelte, Lieden van de groote wereld waren, die, hoe zeer zy fchoonheid bewonderen, en deugd agten egter zich wagten om zich zo verre te laaten verlokken, door eenig teder of zedelyk gevoel , dat het aanloopt tegen hun eerzuet, trotsheid en belang. Schoon de Omwenteling ra WrmkPjk nog geen-- ftand kadt gegreepen , was het deeze Dames bekend, dat, wat het Huwelyk betreft, de Tyd der be. rekeninge reeds gekomen was, en vreesden zy dus geene JMcdedingfter in magdalena te zullen aantreffen. De Dames, zo wel als de Heeren, bewonderden de bevalligheden varn haar Qq2 P««  augustus EN MAGIjaLENA.' Perfoon, en de beminnelyke hoedanigheden , welke zy ïn haar gedrag ten toon fpreidde. Met één woord, magdalena wérd, binnen kort, het voorwerp van algemeene agting. Augustus , (want zo zal ik onze jonge Paryzenaar noemen, daar hy zyne Tytels verlooren heeft, zints de wet der Gelyk- heid in zyn Land herfteld is,) augustus fprak minder dan andere Heeren te Bareges van magdalena ; doch dit ontftondt misfchien daar uit, dat hy meer op haar dagt. Zomtyds maakte hy, in zyne Morgenwandelingen, vergelykingen tusfchen haar, en de Dames te Parys, onder welke hy den Winter gefleeten hadt; en de vergelyking eindigde dikwyls met een diepgehaalden zugt. Het tooneel deezer gepeinzen werkte zeker zeer ten voordeele van magdalena. Misfchien zou te Parys, oï te Verfailles, augustus betoverd geworden zyn door de hoogbefchaafde bevalligheden van eene geblankette, gepoederde, en op het doen van vermeesteringen uitgeruste, Dame. Deeze kunstaanlokzelen zouden mogelyk genoeg zamengeftemd hebben met de gefchoore laanen en hoekige wandelpaden. Maar magdalena's natuurlyke lachjes, en onvoorbedagte bloozingen, waren veel eenftemmiger met den Natuurtoon der Pyreneefche Bergen. J Op zekeren avond, wanneer augustus , met eenige Dames, door Bareges wandelde , zag hy magdalena op eenen kleinen afftand, met veel moeite haaren Vader onderfteunende , die een nieuw toeval van beroerte fcheen gekreegen te hebben4 Augustus fchoot 'er na toe als een pyl uit een boog , en onderftutte den Officier, tot hy een weinig bekwam: waar op hy, met een zagt geweld, magdalena , die doodsbleek en beevende daarby ftondt, dwong haars Vaders arm los te laaten, en te gedoogen, dat hy den Knegt hielp, om haar Vader t'huis te brengen ; zy "Waren flegts eenige fchreden van diens verblyf. Augustus tradt binnen , en bleef tot dat de oude Officier eenigzins herftelde ; en naa magdalena bewoogen tehebben om eenige druppels Hanshoorn te neemen , vertrok hy. 's Anderen daags 's morgens dngt hy, dat de gewoone Beleefdheid van hem vorderde by den ouden Officier een bezoek af te leggen , en te verneemen , hoe hy den nagt hadt doorgebragr. Magdalena hadt juist dezelfde gedagten gekoesterd, en by zich zelve gezegd : „ Zeker, het zou vreemd weezen, „ indien die jonge Heer, die met zo veel bezorgdheids myn „ Vader byftand boodt , en my eenige druppels Hartshoorn „ deedt gebruiken, niet na ons kwam omzien." Dit denk¬ beeld was_ reeds verfcheide keeren door haaren geest gegaan, en zy peinsde 'er op aan 's Vaders bedlponde gezeeten, toen augustus werd aangediend. De oude Officier, die al de beleefdheid bezat van zyn Landr asrt en van zyn Beroep, ontving hein op de verpligtendfle wyze, en  avgustis er magdalena. 56) «n fchóön" hy met eenige moeite fprak , was hy overvloedig ïn dankbetuigingen voor de gedaane dtenften van augustus. Magdalena drukte haaren dank kort en eenvoudig uit; maar de toon, op welke zy fprak , was zodanig, dat auuustu» voelde dat hy zyn leeven zou hebben kunnen waagen om dien dank te verdienen. De oude Officier bleef ziek; en hierom hieldt augustus het fteeds voor een blyk van oplettenheid, waar hy niet buiten kon, om 'er alle dagen te gaan , en naa den ftaat des kranken te verneemen. Hy begon ook gewaar te worden , dat deeze bezoeken, van dag tot dag, noodzaaklyker wierden voor zyn eigen geluk. Dit geluk werd, in de daad , verbitterd, door veele fmertlyke bedenkingen. Hy wist maar al te wel, dat de toeftemming zyns Vaders , den Graaf van ****, tot het Huwelyk met magi.aleka, te verwerven,zo onmogelykwas, als voor hem om de Liefdedrift, door haar in zynen boezem ontftooken, uit te dooven. Hy kon berekenen in welk eene orde zyns Vaders nafpeuringen ,'dit onderwerp betreffende, zouden loopen. Hy bevroedde dat 'er twee groote vraagen zouden moeten beantwoord worden de eerfte : ,, Hoe veel duizend „ Livres heeft zy in lt jaar aan inkomen?" En de twee¬ de: „ Is zy van Adel?" En niets kon belemmerender voor hem weezen, dan dat de vraag, het Inkomen betreffende, de eerfte zou komen: naardemaal dit het Artykel was , 't welk op geene voldoende wyze kon beantwoord worden: want tegen de Familie van magdalena kon geen tegenwerping vallen. Hoewel de vroegere Adel van Frankryk volftrekt de zuivere ftroom van het Adelyk bloed niet wilde befmetten, door eene Egtverbintenisfe met de Dogter van een Rotwier, (een Burgerman) had zy altoos edelmoedigheids genoeg om eenige geflachteu van Adel af te ftaan, voor fchatten daar tegen over in de weegfchaal gelegd. Augustus, terwyl hy overtuigd was van de onmogelykheid om zyns Vaders toeftemming tot het Huwelyk te verwerven , gaf, uit dien hoofde, geen bezoek minder aan magdalena; en wanneer het gewoone uur van zyne bezoekgeeving kwam, brak hy menigwerf fchielyk de aaneenfehakeling zyner redenkaveling over de onvoorzigtigheid zyner verknogtheid op ééns af, om zich te haasten na het verblyf zyner Zielsvoog- desfe. Binnen kort, liet hy alle redeneering op dit ftuk vaaren, en gaf zyn hart, zonder eenig bedwang, over aan de geweldigfte en onoverwinbaarfte drift. Augustus openbaarde aan den ouden Officier, welke gevoe» lens zyne Dogter hem hadt ingeboezemd. De oude Heer ontdekte dit aan magdalena, en zy antwoordde allesn met traanen, welker meening hy duidelyk verftondt. Toen augustus hem ontvouwde hoe het met zyn Vader gelegen ware, verQ q 3 z°St  57a augustus en magdalena. -zogt de Officier dat by niet meer om zyne Dogter zou den* keu. Augustus voelde dat hy hem even goed zou hebben mogen verbieden, adem te haaleu. Hy zette zyne bezoeken voort, en de oude Officier vondt zich welhaast in een ftaat van zwakheid,welke hem noch de magt, noch de wensch, liet om dit dagelyks komen te verbieden. Zyne kwaal nam hand -over hand toe, en ging met de ontzettendfte verfchynzelen gepaard. Het faifoen, om de wateren te Bareges te gebruiken, was nu ten einde geloopen: alle de Brongasten vertrokken, uitgenomen de oude Officier, die zich te zwak bevondt om vervoerd te kunnen worden , en aegu.-tus, die, zo lang magda. iena bleef, zich van deeze plaats niet los kon rukken. Binnen weinig weeken voelde de oude Officier dat zyn fterft -uur naderde. Aui.ustus knielde met magdalena by zyne bedsponde haare ftem werd door fnikken belet; en augustus hadt naauwlyks het vermogen om met gebrooke woorden te betuigen, dat hy zyn leeven aan het geluk van magdalena zou opofferen. De oude Officier vestigde zyn oog vol tedere bezorgdheid en kommer op zyne Dogter, en blies den laatftea leevens-adem uit. Mvcdalena betreurde haaren Vader met de dkpgaandfte rouwe, en konden alle de opwagtingen van haaren Minnaar de droefenis niet verzetten, waar mede haar aandoenlyk hart den dood van haaren Vader beweende. De Winter vry verre gevorderd zynde, fteide zy voor, haare reis na het verafgelegen Landfchap , waar zy voorheen met haaren Vader gewoond hadt, tot het Voorjaar uit te ftellen, en zich, in dien tusfehentyd, in een Klooster, niet verre van Bareges, te onthouden. Augustus fteide al da kragt der welfpreekenheid,door Liefde aangevuurd, te werk, om haar over te haaien ter toeïlemming in een geheim Huwelyk. Zy hing ia twyfel over dit voorftel: ■ en , terwyl zy over dit onderwerp fpraken , werd de deur van de kamer., waarin zy zich bevonden , op 't onverwagtst, geopend, en AuGUtTus zag zyn Vader, den Graaf van ****, binnen treeden. De Graaf hadt gehoord van de liefdebanden , die zyn Zoon zo lang te Bareges hielden, en zich gehaast om hem van daar te haaien, eer het te laat was. Hy befchuldigde zyn Zoon met hevig tegen hem uit te vaaren , en begon ook magdalena verwyten te doen: doch 'er was iets in haar gelaad, in ha»r ftilzwygen, en in haare traanen, 't welk den toon van fcherp yerwyt, op welken hy begonnen was, verzagtte. Hy beval zyn Zoon uit de kamer te gaan, en verlangde met haar alleee te fpreeken. Naa aan magoaleka voorgefteld te hebben, de onmogelykheid van immer met zyn Zoon in den Egt te treeden, en zyn befluit om hem te onterven, en al zyn goed aan zyn tweeden Zoon ie makken , indien augustus ia ayne genegenheid tót haar  AÜOUSTUS £I> MAGDALENA. 5?T haar bleef volharden, en, aal aangewende poogingen om haaren hoogmoed en edelmoedigheid op te wekken ,■ verlangde hy te mogen weeten , werwaards zy ten oogmerk hadt heen te gaan. Zy gaf hem haar voorneemen te kennen, om onmidde- ïyk haar intrek te' neemen in het Klooster van . Hy keurde dit oogmerk goed, en liet haar alleen, om zyn Zoon te fpreeken. De kamerdeur was niet digt, of magdalena gaf een ruimen loop aan den traanenvloed , die zy naauwlyks hadt kunnen tegenhouden , terwyl de Graaf met haar fprak. Nooit hadt zy haar welland, als Wees, zo zeer gevoeld, als op dit oogenblik ; en de dierbaare herinnering van haaren Vader mengde zich met de Zielsfmerte eener te leurgëftelde liefde. Intusfchen verklaarde de Graaf van **** zyn Zoon, dat de eenige kans, welke 'er overbleef om immer magdalena te verwerven , afhing van zyne volftrekte onvoorWaardelyke onder-werping aan zyn bevel, en dat hy oogenbliklyk met hem na Parys moest vertrekken. Ajsustus vroeg, met allen ernst, wat •er van magdalcna zou worden? Zyn Vader zeide, dat zy beflooten hadt zich na het Klooster van te begeeven. Augu-tus weigerde volftrekt te vertrekken, of het moest hem vooraf vergund worden , ma grypen, wanneer hem alle zyne daden voor 't oog van Engelen en Menfchen zuilen onder 't oog gebragt worden \ wanneer zyne geheimfte bedryven , zyne verborgen gedagteazelfs, zullen openbaar gemaakt worden ! welk eene fchaanue zai den zulken doen in verlegenheid wegzinken, die de verbor-gene Aanltokers geweest zyn van de gruuwzaamlte wanbedry- ven die in het verborgen geloerd hebben op hun 's naas- tens bederf en ondergang ! Hier zal da Huichelaar niet langer zyne fnoode Veinfery met een kleed van fchyndeugd kunnen bedekken; 't zal opgerold worden, en hy zal naakt en bloot, befinet met de grootfte euveldaden, verfchynen! Hier zal de gruottte Monarch met zynen geringlten Onderdaan gelyk ftaan! . Wat zal hy antwoorden? Gy hebt deezen den voet van dwinglandy op den hals gezet. Beiden zult gy loon ontvangen . dan die oneindig onderfcheiden wezen zal. 1 Hier zal de listige Staatsman alle zyne geheime en valfehes ftreeken zien aan 't ligt gebragt, en zal van ipyt en fchande wegzinken, wanneer hy ontwaar word, dat de geheele fchepping op Hem, met veragting en verontwaardiging, neder ziet! Hier zal de bedrieglyke Rentmeester, de trouwlooze Amptenaar.fidderen enbeeven, wanneer hem een zwart Register zyner euveldaden word voor oogen gelegd, en, tot in de allergeringfte omftandigheden , zyne trouwloosheid word aan 't ligt gebragt! . Hier zal de looze Koopman veröoiamea, als zyn oa-  5/6 2edelyke bedenkingen. onregtvaardige haudelwyze openbaar word! — Hier zal da valfche Vriend in he: gerigte ftaan, met hem, die door zyne verraderyen bedrogen is! Hier zal de ontrouwe HuM vrouwe met haaren bedrogen Egtgenoot verfchynen, en 't zal aan 't ligt komen, hoe dikwils zy hem, onder fchyn van liefde, de fnoodfte trouwloosheid betoond heeft! Hier zal de verladerlyke man met zyne bedrogene Huisvrouwe verfchynen. Hoe zal hy de blikken verdragen kunnen van de opteerde Vrouw. Hoe zal hy 't verdragen kunnen, dat zyne fchaude openbaar word aan Engelen en Menfchen! Te vergeefsch zal men zich tragten te verbergen, en zyne daden poogen te verdonkeren ! Te vergeefsch zal men dan in de uiterfte , in de wanhoopigfte, vertwyfcling uitgillen : Bergen valt op ons! ——— Heuvelen bedekt ons van voor het aangezigte van hem, die op den throon zit. Verbergt onze fchande bedekt ons onder uwe afvallende brokkenl —— Hy, die op den throon zit, is ons een verteerend vuur, wy kunnen het niet verdragen! Wy kunnen de aanfchou- wing van onzen evenmensen niet verdragen! ó Welk een verteerend Gezigt, het Gezigt van Engelen en Menfchen! ■ Het Gezigt van Jefus Christus! Het Gezigt van eene ver- toorende Godheid ! Behooren niet de veelvuldige weldaden , welke wy dagelyks, die wy ieder oogenblik, ontvangen, van onzen Schepper, van onzen genadigen Onderhouder en gun.-tryken Weldoener, ons ook dagelyks en oogenblikkelyk, by iedere ademhaling,die wy doen^ op te leiden tot de dankbaarfte aandoeningen'? — Behooren wy niet geduurig te erkennen de Voorzorg , die Hy tot onderhoud en gerief voor ons aanwend? Maar doen wy helaas niet veelal het tegendeel? Vergeeten wy niet veeleer onzen Weldoener; beheerst ons niet, meest altyd, eene onvergeellyke flordigheid, met zelden, of bykans nooit, aati Hem te gedenken? : C. v. d. G. BERICHT. *,* De Schryver, of Schryffter, der ZedelykeBefchouwing, het Graf, getekend j. d. v. in het Mengelwerk, hier voor bl. 440. en44i te vinden; wordt by deezen bekend gemaakt, dat, door de Uitgeevers der Letteroefeningen , een Brief wegens gemelde. BefCBOUwing, gedateerd Rotterdam 15 Oiïoher 1792, ontvangen' 5s, welke men gaarne, onder behoorlyk adres, aan dien Schryver, of Schryffter, als dezelven rechtftreeks betreffende, zoude' doen geworden.  MENGELWERK, tot fraaye letteren , konsten en weetenschappen, betrekkelyk. onderzoek, waarom 's waerelds heiland in zulke geringe en armoedige omstandigheden op deze aarde verscheen. Gelyk het oneindig verftand zich altoos de beste ea nuttigfte oogmerken en bedoelingen vertegenwoordigt, zo weet het ook altoos de beste middelen ter bereiking van die oogmerken uit te kiezen, en in 't werk te ftellen. Dit is wysheid! en met dit te willen locheuen , zouden wy de Godheid de grootfte oneer aandoen. Dit moest dus ook plaats hebben, met betrekking tot de komst van 's Waerelds Heiland. De oogmerken van de zending van Gods Zoon ftrekkeu zich , wel is waar , algemeen uit tot het ganfche menschdom; maaj', aan den anderen kant, verfcheen de Zaligmaker Hechts aan een klein gedeelte van dat menschdom; hy verfcheen onder de Joodfche Natie: Hy kwam tot de zyne, op welke hy eene byzondere betrekking , en zy weerkeerig op j hem, hadden. — Wanneer wy dus de redenen, waarom ! God zynen Zoon in zulk een geringen ftaat in de wae| reld zond, willen opzoeken, kunnen wy niet beter doen, dan het oog te vestigen op de byzondere betrekking , | waarin Jezus ftond tot zyne tydgenooten. 't Moet tech in den eerften opflag bevreemden , dat de groote j Zoon van God in zulk een geringen toeftünd op de waereld kwam. Zelfs de heerlyke Schets die 'er in de aloude I Godfpraaken van die doorluchtige perfoonaadje word gej; geven, en de verwachtingen die 'er ten zynen aanzien by ; het Joodfche Volk plaats hadden, fchynen het veeleer waarj: fchynlyk te maaken, dat 's Waerelds Heiland in een' verj; heven ftand moest te voorfchyn komen. 'Er moeten voor jj het tegenovergeftelde zeer gewigtige redenen geweest zyn, en het lust ons, by het naderend Kersfeest, deze eens, zo veel wy kunnen, gade te flaan. De toeftand van de Joodfche Natie, de algemeene verwachtingen derzelve, en de aardschgezinde denkbeelden , wbkg. 1792. no. 14. Rr die  578 ONDERZOEK. die onder dit Volk , aangaande het Mesfiaaufche Ryk plaats grepen, geven ons de eerfte rede aan de hand: het gefchiedde, om reeds van het eerfle begin af het denkbeeld van een aardsch Vyrst, en zichtbaar Koningryk op aarde, met kracht tegen te gaan. In de gewyde Ora- kelrol was de Meslias op 't luisterrykst aangekondigd, als het grootfte heil der Natie. De befchryvingen, aangaande dien perfoon, moesten, zouden ze door het oude ifraël bevat en verftaan kunnen worden, volledig in dien zinnelyken fmaak vervat zyn, die toenmaals de heerfchende was. De Grootheid en Luister, die aan dien Vorst toegekend wierd, moest afgemaald worden met trekken, ontleend van aardfche Grootheid. Van daar zulke zinnelyke befchryvingen , aangaande den Mesnas in de gewyde bladeren (*), en deze gaven weder gelegenheid aan den aardschgezinden Jood , om de heerlykheid van zynen Mesfias alleen in eene Grootheid van deze waereld te ftellen. Zyn Vorst moest, volgens zyn denkbeeld , met al dien Luister verfchynen , waarmede zy, die op aarde heerfchappy voeren , zich doorgaans vertoonen: zyne heerlykheid moest dus in uiterlyke praal en pracht, zyne macht in overwinningen over lfraëls vyanden, zyn roem in het verbreeken van lfraëls kluisters, en zyne grootheid in een algemeen gebied over alle de Heidenen vinden : zyn troon moest hier op aarde gevestigd, zyne heerfchappy alomme uitgebreid, Jerufalem de Zetel van het bewind, zyn ; alle de Natiën moesten aldaar voor hem knielen. Zie daar het denkbeeld van den aardschgezinden Jood! Wy vinden hiervan overvloedige bewyzen in de bladeren des N. V., en ik behoeve ter ftaving hiervan my Hechts te beroepen op de heerfchende zihnelyké denkbeelden van Jezus onmiddelyke volgelingen. Zy , die zo lang door hem onderrecht waren , aangaande de dingen van zyn Koningryk, durfden nog begeeren , om de een ter rechter en de ander ter flinker zyde van zynen troon te mogen zitten, en naa zy- (*) Over dit onderwerp, 't welk op de verklaring en opheldering der Voorfpeüingen zulk een grooten invloed heeft, kan men nazien 't geen niemeylr fchryft in zyne Karakterkunde van den Bibel, (volgens de Hoogduitfche Uitgave, 5de D. p. 31^.) ea doeuerlein ad Efaite typ. XI.p. si. in nut. Edit. 3.  ONDERZOEK. 579 «vne Opftanding waren zy zelfs nog van denkbeeld, dat lezus nu eindelyk dat aardi'che Koningryk van Ilrael zou oprechten. Zo diep waren deze denkbeelden ingewor- tez'o iets de wezenlyke gelukzaligheid van Ifraël in den we°- ftond, en dit volk onvatbaar maakte voor de Zegeningen van Mesfias Koningryk, dan was het voorzeker deze linnelykheid en aardschgezindheid. Zy baande niet alleen den weg tot eene-volftrekte Ongodsdienftigheia , maar maakte hen geheel ongefchikt voor geestlyke Zegeningen , wier belang zy niet wisten te waardeeren, en waarna zy dus onmogelyk begeerig konden zyn. — Dit op te ruimen, was een oogmerk der Liefde van den Opperheer overwaardig : zyne Wysheid gaf 'er hem het gefchiktfte middel toe aan de hand. 's Waerelds Hei¬ land wierd in eene geheel tegenovergeftelde gedaante , dan hv verwacht was , in de waereld ingevoerd. Het minfte zweemfel van aardfchc Grootheid en zinnelykert Luister zou min of meer voedzel gegeven hebben aan de zinnelvke denkbeelden van den aardschgezinden Jood, waar door hy dus in zyne aardfche verwachtingen verfterkt en bevestigd was. De pracht van een' aardsch Vorst, en de ftoet van dienaaren , die den Aanzienlyken volgt en omiinet gevoegd by het denkbeeld van den Verloste lfraëls, die d'e boeien van Romeinfche Opperheerfchappy verbreken zou, en, omgekeerd, eene algemeene heerfchappy over alle de Natiën zou oprichten, kon onmogelyk iets anders ten gevolge gehad hebben, dan dat de Joodfche Natie, die het harde iuk gevoelde, naar vryheid reikhalsde, en zeu- geneigd was tot oproer, terftond aan het muiten geilagen, en zich tegen de Romeinfche Opperheerfchappy aangekant zou hebben. Hoe ftrydig zou dit geweest zyn met de oogmerken van Jezus komst V - Welk een nadeehgen invloed zou dit gehad hebben op zyn perfoon, op zyn werk en verrichtingen ? - Hoe groot zou de tegenftaud geweest zyn, dien het Euangehe zou hebben moeten lylen van de beheerfchers der Waereld f —. Het Euangelie wierd naderhand eenigen tyd gedoogd, om dat-het geen invloed had op de algemeene belangen van den Staat, en de bur°-erlvke Pvegeering niet aanrandde. ^ou me ook zo gewSt zyn, indien de Joodfche Natie Jezus als een aardsch Vorst befchouwd , en op dien grond tegett de Romeinen gerebelleerd, had? als ware dit ten eeneniaal ftrydig met de oogmerken van den Zaligmaker. Laa-  58° ONDERZOEK. ten de pogingen der Jooden .voor myne gezegden plei* ten. Geduurig zoeken zy de handelwys van Jezus en zyne Apostelen te doen voorkomen, als rechtftreeks gefchikt , en bedoelende om eene heerfchappy ten nadeele» der Romeinen te vestigen: zy bedienen zich daartoe vant hunne aardschgezinde denkbeelden aangaande den Mesfias, v-— £>aar en boven, hoe zou langs dezen weg de zegeji Abrahams algemeen worden? Hoe zouden alle gedachten der aarde in en door den Mesfias gezegend worden?Ja hoe zou de Jood zelve vrucht trekken van eenen Mesfias ; daar hy omtrent het groote oogmerk zyner komst dwaalde? Maar, vraagt men misfchien, hoe kon Ifraël by zodanige zinnelyke denkbeelden weeten, dat deze Jezus de Mesfias zyn zou, daar Hy in eene geringe gedaante-te voorichyn kwam? Moesten hunne verwachtingen niet overeenkomen met de aloude befchryvingen ? - , Zo lang dus Ifraël geen Mesfias ontdekte met dien glans en luister bekleed , waarmede hy in de aloude bladeren voorfpeld was, zolang konden zy hem niet voor dien lang beloofden aanmerken; zo lang waren zy niet te befchuldigen van wegen hun Ongeloof, en zo lang kon de overhelling tot zinnelykheid langs dien weg, en door dat middel , niet verbroken worden. Laat ik deze tegenbedenking kortelyk uit den weg zoe. ken te ruimen. Was het reeds noodzakelyk, dat dat kindeken in doeken gewonden en liggende in de Kribbe door het geheele volk, als Mesfias erkend wierd? ! Dit was alleen het voorrecht van eenige eenvouwige Herders, die een harte hadden om zich te verheugen in het heil des Heeren, en zich aan de geringheid van 's Waerelds Koning niet ergerden. Zo ook een Simeon, eene Anna, waren voor deze overtuiging vatbaar, om dat zy de vertroostingen lfraëls verwachteden, en met verlangen daar na uitzagen. Het overige gedeelte der Natie was geheel onverfchillig omtrent den Mesfias (*> Hierom moest Jezus zich eenigen tyd fcliuil houden in het gering en verachte Nazareth, tot dat hy eindelyk, dertig jaaren oud zynde, in het openbaar te voorfchyn kwam... hoe ? als de verwachte Mesfias ? Neen, ook toen nog flechts als de Leeraar der menfchen, die echter van eene on- mid- (*) Dit bleek uit de handelwyze der Schrift- en Wetgeleerde!), oy de komst van de Wyzen uit het Oosten.  ONDERZOEK. jniddelyk Godlyke volmacht voorzien was, wien zyne groote Wonderwerken tot duchtige geloofsbrieven ver«rekten; maar die, voor het overige, in een toeftand en op eene manier leefde , waarby hem «iemand voor den verwachten Mesfias kon erkennen, ten zy dan dat hy afftand deed van zyne zinnelyke eis aardschgezinde Grondbeginzelen, 't Was toen nog Jezus van Nazareth, (zo men meende} eenes timmermans Zoon , een man, die, zelfs geen fteen had, waarop hy zyn hoofd kon nederleggen; die, vergezeld door twaalf eenvouwige jongeren, van zeer geringe afkomst, meestal Visfchers, het land door ging, om te leeren , te verbeteren , en wel te doen , ja zells met Tollenaaren en Zondaaren verkeerde; die onbefchroomd de waarheid voorftond , en daardoor zich zeiven zeer veele vyanden op den hals haalde; en die, eindelyk, eerst» aan zyne discipelen , en vervolgens meer openlyk, verklaarde te zyn de Christus, de Zoon van God! Wie kon dit gelooven , dan die afftand deed van zyne zinnelykheid? —~ De waarheid wierd echter door hem zo voorgefteld en bekrachtigd , dat, wie aandachtig op het leven, op de daaden , op de lesfen , van dien grooten en merkwaardigen perlöon, acht gaf, die moest,vooreerst, tot die belydenis komen, wy weeten dat Gy zyt een Leeraar van God gezonden: en geloofde hy dit, dan moesten hem alle aanmatigingen van Jezus geloofwaardig zyn dus ook die navolgende aanmatiging ik ben de Christus. Het wezenlyk groote en verhevene in den Verlosfer deed hem *het geringe en armoedige, 't welk by hem plaats greep , hoe. ftrydig het ook met zyne denkbeelden van Meslias was, over het hootd zien. Dit was het geval met de Discipelen van Jezus , wanneer zy die welmeenende belydenis doen; Heere tot y/ïen zullen wy gaan, by U zyn de woorden des eeuwigen Levens wy hebben bekend en geloofd, dat Gy zyt de Christus, de Zoon dts levendigen Gods. Joh. VI: 68, 69. Matth. XVI: 16. Oudertusfchen, ook deze houden in veelen opzichte 'ook vast aan hunne vooroordeelen: zy, de Apostelen van Jezus,waren tot de erkentenis van, en het gelove aan,den Mesfias gekomen; ea, met dat al, de aardschgezindheid , de zinnelykheid, blyft. Blykt dan hier uit niet ten vollen, dat de geringe geboorte van Jezus biet in ftaat was om deze zinnelykheid te verdry ven, dat dit middel dus met Rr 3 krach.  584 onderxoék; krachtig genoeg was ? — — Deze zwarigheid fchynt in den eerden opflag van veel gewigt te zyn. Dan men neeme in aanmerking, dat ik niet beweer, dat Jezus geringe geboorte volftrekt de denkbeelden van een aardsch Koningryk geheel en al moest uitroejen, maar alleen, dat zy dat denkbeeld van het begin af aan moest te keer gaan. Die verwachting van een aardsch Koningryk wierd eerst geheel afgefneden door de Leer en door de Lotgevallen, vooral door den Dood, de Opftanding en de Hemelvaart, van Jezus: maar, naa den afloop van dit alles, zouden deze, te zamengenomen , ook krachtig genoeg zyn ter bereiking van dit groot en verheven doeleinde, by elk die geloofde. Wanneer men dan ontdekte, dat de Mesfias van 't begin af als de onwaar digfte en verachtte onder de Menfchen, en als een die noch gedaante noch heerlykheid had , zo dat men hem zoude begeerd hebben, in de oogen der menfchen geweest was , en dat deze geringheid van zyn aardfche leven met hemelfche Grootheid was verwisfeld, dan zou hier door het befluit ras worden opgemaakt, Hy is een Koning , maar zyn Koningryk is niet van deze Waereld; daar, omgekeerd, indien hy met aardfche Grootheid verfchenen was , de aardschgezinde Jood hierin voedzel voor zyne zinnelykheid zou gevonden, en de belydenis van Jezus, ik ben de Mesfias, voor hem de oproerkreet tegen de Romeinfche Opperheerfchappy zou geweest zyn. Hoe duidelyk draalt dus de Goddelyke Wysheid in deze befchikking door. Dan 'er zyn nog meer redenen voor dezelve: eene daar van is tot den Perfoon des Verlosfers zelve betrekkelyk. 't Was zeer nuttig voor 'sWaerelds Heiland, dat hy tot de laagfte rangen der menfchen vernederd wierd! Het werk van Jezus en van zyne Apostelen gedoogde, geenzims, dien omflag, die met aardfche Grootheid verbonden is. Was hy van eene hooge afkomst geweest, en in een hoogen ftand geplaatst, had hy uit dien hoofde een ryk deel in dit leven gehad , dan zouden de beflommeringen van dezen tyd , die aan aardfche Grootheid en bezittingen altyd verbonden zyn, Hem tot een grooten hinderpaal verftrekt hebben in de uitvoering van dat Werk, waartoe de Vader Hem hier op deze Waereld gezonden had. 't Was, uit dien hoofde, eene wyze befchikking, dat de Zoon des menfchen kon zeggen geen fteen te hebben , waar Hy zyn hoofd op kon nederleggen. Daar  ONDERZOEK. 5S3 T>anr en boven , ter bereiking van die groote oogmerIre? vvTartoe Hy op deze aarde gezonden was wierd ken , waartoe ny"t d moeiiyMeden en voornamelyk geeischt , dat 1y d°°* ^ verbonden niet dan door geduurige oefeningeni kan kome,. deze SSr' woKTmetch n! oekwa",n gemaak., om de on^,£rfén«W»eta fee» levens en „e r»pe„ en ken H -" „teen °ou behangen, die nooit eene zwarigheden,die bemmd*"'n„ütee„ V^le Pevaaren kloekmoeS^^^r^liSSÜ^ en wreedlte lydSTndSeSSrtediod, gewillig, en uievr^e AW*"* gen gehoorzaamheid, moest on ergan « * opz £ £ «BWiS&S?* de Lel aar zyner broederln hefoffet- voor hunne zonden, en de algemeene be- den- ï bedoelIe lydzaamheid en het vertrouwen ; verRr 4 11 >»  5^4 ONDERZOEK. hy, te midden in den bangften ftryd, kon zeggen - Vader niet myn wil, maar de uwe. gefchiedde (*> Ook met betrekking tot ade menfchen, zo wel die zyne tydgo.iooten waren, als die naderhand leefden, was het nuttig, dat Jezus m dien geringen Jtand geboren wierd, en leefde. Arme en geringe menfchen moesten niet afgefchrikt worden, om tot Jezus te naderen, en hem tot het voorwerp van hun vertrouwen te ftellen. ' 't Is waarlyk aanmerke- I a\ • Z0ÜN VAN GOD' by zy»e komst op aarde, de geltaltenis van eenen dienstknecht aanneemt. Nooit 'kon liy ook de heiper van hulpeloze, de trooster van troosteloze, en de toevlucht van ellendige, geweest zyn, bvaldien hy met aardfciien luister was te voorfchyn gekomen. Deze zou de menfchen , in plaats van hun vertrouwen in te boezemen , veeleer afgefchrikt hebben, om tot Jezus de toevlugt te neemen. Onderfcheid van rang en ltaat gedoogt geene vertrouwelyke vrinéfchap. De arme ziet altoos tegen den ryken cp , en is met ichroom vervuld, wanneer hy het een of ander van hem begeert. Ln wat zou dan, met betrekking tot Jezus, het gevolg hiervan geweest zyn? Dit, dat zyne uitwen! dige Grootheid eene groote menigte van hem verwyderd ten muitten den toegang tot hem bezwaarlyker gemaakt hebben en vooral die liefde en toegenegenheid tot hem ten minden zeer verminderd hebben. Geheel anders was het nu. De armen konden hem befchouwen als vol komen aan hun gelyk , niet dechts daarin , dat hy gelyk ais zy, des vleeschs en des bloeds deelachtig was',.maar ook daarin, dat hy in zulk een' armcedigen, en voor het oog der waereld verachtelyken, ftaat leefde, en dus aan de behoeften en moeilykhedcn der armoede, gelvk als zy, onderworpen was. Zo Ion hy een Roogeprfes. ter zyn, die tn ahes was verzocht geweest, gelyk als wy en die dus m ftaat was om medelyaen met onze zwakheden uit te oefenen. flebr. IV: 15. Deze geringe Stand , waarin Jezus geboren wierd, en leefde, fteide hem daar en boven te meer in ftaat, om eejt <2Zan"e£riemand ,eenige zwarigheid mogt vinden-in deze gezegden, ea dezc-ive hem toefchynen ftrydig te zyn met de grootheid en verhevenheid van Jezus, befchouvvd als de Zoon vVe" o?ht wierd?ge£Ve ^ ^ rede ' Wa3rom Christlis d«  ONDERZOEK. J8j een algemeen voorbeeld te zyn van zodanige deugden, die niet Hechts in een enkelen kring van menfchen, maar meer algemeen, moeten worden uitgeoefend. In een hoogeren ftand zou zyn voorbeeld Hechts voor weinigen van dienst geweest zyn, daar het getal der geenen, die in dien kring leeven, veel minder is , dan dat van hun die in een- minderen lïand zich bevinden. Jezus kon daar en boven voor den ryken en aanzienlyken veeleer ten voorbeeld verftrekken in dezen ftaat, dan hy, in een hoogeren kring levende, voor de armen zou hebben kunnen zyn; dewyl hy, wel is waar, als mensch, de geftalte van een dienstknecht had aangenomen, maar met dat al boven alle creatuuren, naar zyne Goddelyke Natuur, verheven was ; zynde niet alleen bet affchynfel van Gods heerlykheid en het uitgedrukte beeld zyner zelfjtandigheid , maar ook dat woord , waardoor aVes gefchapen en voortgebragt, en alle dingen gedragen worden. Hebr. I: 3. Joh. I: 3. Leerde hy dus aan de eene zyde den armen door zyne geringheid wel te vreden te zyn in hunnen ftand , hun vertrouwen op God te vestigen, hunne vermogens ten nutte van hunne medemenfchen te befteeden , en met geduld en lydzaamheid de moeilykheden der armoede te verdragen, hy leerde, aan den anderen kant, den ryken de groote deugd van Nedrigheid, en het fchandelyke eener verwatene verheffing, op fchatten en bezittingen, die vergangelyk en kort van duur zyn. Door zyne armoede boezemde hy hun eerbied in omtrent armen en geringen , en wraakte het verachtlyk nederzien van den ryken trotsaart op zyne mindere medebroeders, en heiligde dus, als het ware, den ftand der armen en geringen. Eindelyk. Hoe gefchikt was niet deze befchikking, om ons overtuigend te doen zien, hoe veel God wilde doen ter bevordering van ons geluk. Niet dat Jezus waardiger, beter en gelukkiger, zou geweest zyn, indien by geleefd had in een aanzienlyken ftand; maar deze zyne geringheid leverde meer moeilykheden op, en was voor 't oog der menfchen veel onaanzienlyker. Tot zulk een. geringen ftand gaf God zynen Zoon over, en deze, die alle fchatten van heerlykheid en gelukzaligheid in de onbegonnen eeuwigheid by den Vader bezeten had , nam. deze moeilykheden gewillig op zich. Gy weet, zegt daarom' Apostel Paulus, gy weet de Genade van onzen Heere Jezus Christus, die, daar hy ryk was, arm wierd, op dat wy door zyne armoede zouden ryk worden. Rr 5 En  556 ONDERZOEK. En dus moest de komst van Gods Zoon, in zulk eene geringe Gedaante, in allen opzichte medewerken ter bereiking van die oogmerken, die God met zyne Zending bedoelde. Zie daar, 't geen my gewichtig en belangryk over dit onderwerp voorkwam ; de God der waarheid doe ook dit weinige ftrekken ter bevordering van zuivere ikennis en ongeveinsde Godsvrucht. Hy leide ons allen voortaan in alle waarheid. p. BEETS,PZ., Leeraar der Doopsgezinden. waarneeminc van eene gelukkig herstelde herzen-waterzugt , (Hydrop's Cerebri.) Door .... Med. Dr. Mejuffr. A. G. , oud omtrent 36 jaaren , van eene lömbere waterachtige gefteldheid, daar by zeer aandoenlyk van zenuwen, en roosvallig, doch voor het overige vry gezond, had reeds voor eenige jaaren , nu en dan, aan eene geweldige hoofdpyn gelaboreerd, welke meest altoos de linker helft van het hoofd aantastte , en doorgaans volgde, zo dra zy, in het een of ander, haaren gewoonen goeden leefregel te buiten was gegaan ; dezelve ging dan teffens vergezeld van een onleschbaaren dorst, een gevoel van zwaarte in de rechter zyde,. en gebrek aan ftoelgang. Voor eenigen tyd wierd zy, op nieuw, door eene zoortgelyk geweldige hoofdpyn overvallen , welke , fchoon zyne zitplaats , volgens het gevoel, aan de linker zyde des hoofds was, nogthans eene aanmerkelyke uitpuiling van den rechter oogbol veroorzaakte; vergezeld wordende door eene fterke zwelling van het geheele hoofd, eene ongevoeligheid aan de rechter zyde van den hals, en van den rechter arm : doch zonder eenige koortsachtige beweeging. Daar men te voren deeze hoofdpj'n , door zagte laxeeren zweetverwekkende middelen, verdreven had, beproefde ik weder dezelfde geneeswyze , en hield daar mede den tyd van zes dagen aan; dan de toevallen verflimmerden trapswyze; 'er kwamen van tyd tot tyd ligte, vervolgens zwaardere, ftuiptrekkingen en ylhoofdigheid by,die my  WAARNEEMING WEGENS EENE HERZEN-WATERZUCT. 5S7 my eindelyk voor het leeven der Lyderesfe bedugt maakten- en daar alle de toevallen een waare Herzen-Waterzu^t (Hy drops Cerebri) aanduidden (*), zo gelastte ik een eroote Spaanfche Vliegpleister tuffchen de Schouderbladen , In Zuurdeeg, door Mostert, Zout en Azyn, verfterkt., aan de kuiten te leggen , waar by ik tefiens de volgende Pillen voorfchreef: % Therebinth. CoSlce Gummi Ammoniaci d 51. Sal. Vol. C. Cervi Sapon. Hierof. d Pulv. Rad. Valeriance Silv. 5Ü. M. f. pil. gr. IV. N. LXXV. Pulv. Cinam. Confperg. d. in Vitro. van welke alle uur drie met een weinig water en wyn gebruikt wierden. De uitwerking hiervan ging alle myne verwachting te boven : 'er ontftond eerst eene zagte uitwaasfeming, die vervolgens tot een fterk zweet overging ; uit de oogen vloeiden eene menigte traanen; de neus ontlastte eene groote hoeveelheid dun llymachtig vogt; het hoofd begon te Hinken; het oog en de verlooren gevoeligheid aan den hals en arm herftelden zich, terwyl de pynen dagelyks minder wierden, en de ylhoofdigheid, benevens de ftuiptrekkingen , reeds op den tweeden dag , na het gebruik dier pillen, de Lyderesfe verlaaten hadden; flegts agt dagen deeze pillen , zonder andere verandering, dan dat ik 'er, tusfchen beide, om den ftoelgang te bevorderen, eenige pilletjes uit de Masfa pilul. Ruffi byvoegde , gebruikt hebbende , was de geheele ziekte weggenomen. Hierop liet ik, ter herftelling der zeer afgenomen kragten, van de volgende pillen, viermaal 'sdaags, vyf gebruiken: Ui Extr. C. peruv. 5«ïSal. vol. C. Cervi z\: M.f. pil. N. LX. Arg. obd. d. in Vitro. en eindigde met haar, noch eenigen tyd, van dit laatfte voorfchrift, driemaal 's daags, vyf te doen neemen. ï£ Extr. C. peruv. ?>ü. Tartari Vitriol. Tach. 3'n. Pulv. Squillce marines 9d. M.f.pil. N. LX. Arg. obd. . (*) Zie hier over, inzonderheid, morgagni , de Sedib. et Caufis Morb. Epist. prima. NA-  538 NATUURLYKE HHTOniE natuurlyke historie van de rosse-eend. (Volgens deu Heer de buffon.) De Rosfe- Eend in t Latyn Anas fere fufca, vel me> t \jf°?, Pene °Pe, » 111 't Engelsen Pochard , in 'p Fransch Milloum , in 't Hoogduitsch Rot-hals en Mittel ent, heef:, overeenkomftig met den naam van G»»« « tfc rowx/e, of Eend met een rosfen Kop, zo als belon dezelve opgeeft, den kop, en een gedeelte van den Hals, ros bruin, of Kastanje bruin; deeze kleur loopt aan den Onderhall kringswyze om, en wordt gevolgd van zwart of donker ïpn!?p'. TSlf( ?Vu -du Borst en tot den RuS oploopende; de Vleugels hebben een graauwe zwartagtige tint zonder weerichyn; maar de Rug en de Zyden zyn aar. tig gewerkt; over een parelkleurden grond loopen fyne zwarte ftreepjes by kleine zigezaagen. Volgens schwenckFeld, is de Kop van het Wyfje niet ros gelyk die van het Mannetje, en heeft alleen eenige rosagtige (treepen van grootte is de Rosfe-Eend als de Brand-eans m maar zyne geltalte veel lomper; de al te ronde gedaante geeft een logge houding aan deezen Vogel die ook met moeite en zeer onbevallig loopt, en , om op den grond in evenwigt te blyven, noodig heeft, van tvd tot tyd, met de vlerken te flaan. y . Het geluid, dat de Rosfe-Eend flaat, gelykt meer op het gefchuiffel van een grooten Slang, dan op de ftem va„ een Vogel Zyn breede Bek is zeer gefchikt om in de,™ modder te (lobberen, Wormen te vinden, kleine Viscliies" en Schelpvisfchen te vangen. J Twee Mannetjes deezer Vogelen, door den Heer baillon s Winters op een Vogelplein gehouden , waren bykans altoos in t water ; in 't zelve betoonden zy zich fterk en moedig, en heten niet toe, dat andere Eenden naderden ; (lagen met den Bek waren de middelen ter verwydennge; maar de andere Eendvogels namen hun beurt waar als de Rosfe-Eenden zich op den grond b=.vonden, en alle verdeediging der laatstgemelden beflondt als (*) Zie de Befchryving van den Brand-gans, hier boven,  VIN UE ROSSE-EENS» 58$ alsdan in na het water te vlugteh. Schoon zy getemd, en zelfs vry gemeenzaam geworden waren, kon men ze niet lang houden, dewyl ze niet kunnen loopen, zonder de pooten te befchadigen: het zand der wandelpaden in de tuinen hindert deeze Vogelen zo zeer als de grond van een Vogelplein; en, welke voorzorge de Heer baillon droeg, zy leefden niet langer dan zes weeken in den gevangen ftaat. „ Ik geloof," fchryft deeze keurige Waarneemer, ,,dat deeze Vogels tot het Noorden behooren; de myne bleeven 's nagts in 't water , zelfs wanneer het fterk vroos ; zy maakten 'er genoeg beweegings om te beletten dat het rondsom haar niet digt liep." „ Voor het overige," voegt hy 'er nevens , „ eeten de Rosfe-Eenden veel, en verteeren het voedzel zo vaardig als de andere Eenden; in den beginne eeten zy niets dan geweekt brood, vervolgens droog; doch kreegen het 'er met groote moeite door, zy moesten bykans elk oogenblik drinken; ik heb ze niet kunnen leeren Graan te eeten." De Heer hebert, die, als een oplettend en vernuftig. Jaager, in de jagt, andere vermaaken, dan dat van doodichieten, heeft weeten te vinden , fcbenkt ons over deeze Vo« gels, gelyk wegens veele anderen, zeer gewigtige waarneemingen. Hy fchryft: „ De Rosfe-Eenden fchynen my , naast de Wilde-Eendvogels, d,e talrykfte in de Landen, waar ik gejaagd heb. Zy komen tot ons in Brie op het einde van Oclober, by benden van twintig tot veertig; zy vliegen veel fneller dan de Wilde - Eendvogels, en het gedruis der vleugelen is geheel onderfcheiden : de Vogelbende vormt in de lugt een geflooten Peloton, zonder een driehoek te maaken , gelyk de Wilde-Eenden. By derzelver aankomst zyn ze onrustig , zy ftryken neer op groote poelen, oogenbliklyk daarop vliegen zy weder weg, vliegen veelmaalen rond, gaan heenen, komen één uur daar naa weder , en houden geen langer tyd ftand. Wanneer ik ze gefchooten heb, is het altoos by geval geweest, en met zeer zwaar lood. Als zy haare veelvuldige wendingen in de lugt maakten, ftaken zy alle | uit door een dikken rosfen Kop , welke by ons in Bourgogne deezen Vogelen den naam van Rougeot heeft doen verwerven. — Zeer ongemaklyk vallen zy te naderen ; en het is alleen in de Eenden-Kooijen van Picardye dat men ze veelvuldig kan dooden ; des niettegen ftaan de zyn ze zeer gemeen in Bourgogne , en men vindt ze te Dijon in de Vogel-Koopers Winkels bykans den geheelen Winter. Ik heb  590 natuurlyke historie van de rosse-eend. heb ia Brie 'er een gedood, in de maand July, op een heeten dag. De Vogel kwam my voor op de oevers van een poel, te midden van het houtgewas ,'op eene zeer eenzaame plaats. Hy was vergezeld van eenen anderen, 't geen my deedt vermoeden, dat het een Paar was, en dat eenige Paaren van deeze Vogelfoort in Frankryk in groote moerasfen broeden." Wy voegen 'er by,dat deeze Vogelfoort ook zeer verre van onze Landen verwyderd voorkomt: want wy hebben uit Louificme een Rosfe-Eend ontvangen, gelyk aan de Franfche. Daarenboven, men herkent denzelfden Vogel in de Quapacheanauthli van fernandes (*), die den Heer brisson daarom de Millouin da Mexiqae tytelt (f). » "Wat de verfcheidenheid in de Franfche Rosfe-Eenden betreft, door deezen laatstgemelden Vogelbefchryver opgegeeven , onder de aanwyzing van Millouin Noir; wy kunnen, deeze verfcheidenheid ons onbekend zynde , niets anders doen dan ons houden aan 't geen hy daar van zegt (|). (•) Anatis fera genus, capite, collo, peólore ac ventre fiavo ... 'Alis cum dorfo e fusco filvoque transverfis taniis variis. Fer.fMND. Cap. 194- P- 52' Cf) Ornithologie, Tom. VI. p. 390. (\) Oruithol. p. 389. Anas fera fusca alis. Aldrovakd. Avi. Tom. III. p. 221. BRIEF VAN DEN heer de luc AAN den heer delameTHRIEJ berigtgeevingen behelzende over ZEKER viervoetig dier. Windfor, 18 April 1792. MYN HEER, Ik zend u het antwoord van Dr. smith, aan wien ik bekend gemaakt had uw verlangen , om zyn gevoelen, en dat van den Heer pennant, te weeten over het nieuwe viervoetige Dier, hier te lande gekomen, onder den naam van de Lion Monjter, of dc Monfteragtige Leeuw, waar van gy eene befchryving gegeeven hebt in uw Maandwerk, Journal de Phyjique, Fev. 1792. (*). Hy (*) Wy hebben hier boven bl. 420, enz. de Befchryving van  urief over zeker viervoetig dier. ^ 59I Hv fchryft. my: „ Ik vind my zeer vereerd met het , verzoek van den lieer delamethrie, om myne geoag' ten over dit Dier te mogen weeten, — Wat de FiZ guur betreft, dezelve is zeer wel afgebeeld door den ! Heer charlks catton, in zyn Werk, getyteld Firn, res of Animals, waar hy 't zelve noemt, jun Dier. ' van het Beeren - gejlacht, en zegt, dat het van Patna ? in Beneale (en niet uit Africa) komt. Ongeluk- ?! kig zvn de Figuuren niet genommerd, en dus kan ik ! u deeze in het Werk niet aanwyzen. De meeste der \\ Figuuren van den Heer catton zyn wel getroffen, eu , inzonderheid de Afbeelding van dit Viervoetig Dier: " maar zyne Befchryving is met btelzelkundig; de Schry?! ver merkt alleen met rede op, dat de Huid van d:t rjier van eene te verbaazende dikte is, om uit neete ' Gewesten te komen. Myn Vriend, Dr. siiaw, Lid van het Bntfche Mu' 'hum en een onzer bekwaamfte Dierkundigen, heeft ?! een Stelzelmaatige Befchryving van dit zelfde Dier ?, gegeeven in No. 19 , (PI- 58 en 59) van het Natura' hts Miscellany; waarin hy, eenftemmig met den Heer ?! pennant,hetzelve brengt tot het Genacht der Bradypus (der Luyaarden), en noemt Bradypus - Urjinus, en nader omfchryft Bradypus niger, hirjütisfimus, nqfo elonsato nuio. De Figuuren van Dr. shaw zyn ontleend „ van die van den Heere catton ; doch volgens de „ natuur gekleurd. >< ' ' U het gevoelen van deeze twee Natuurkundigen opgegeven hebbende, is het myne van weinig aanbelangs; ondertusfchen kan ik 'er byvoegen, dat ik het zelfde oevoelen koesterde, naa een herhaald onderzoek van dit " Dier Het is een waare Bradypus in zyn geheele ?! maakzel, en zulks blykt byzonder uit de Tanden en , Klaauwen. Ook behoort het tot dat Geflacht, uit hooide van de voorkeuze, van voedzel uit het Plantenryk, " de zagtaartigheid van character en van zyn voorkomen; " alleen betoont het meer werkzaamheids, dan andere " foorten van dit zelfde Geflacht. Het heeft geene over?! eenkomst met de Beeren of Dasfen , dan in 't geen ! linneus habitus noemt; en ten deezen opzigte zelve „ is yan dit Dier, met eene Afbeelding, daar uit ontleend, gegeeven.  504 BRIEF OVER ZEKER VIERVOETIG DIER. i, is de overeenkomst grooter met den Bradypus tri5> 'daStilus. „ Ik hoop, dat deeze ophelderingen van eenigen dienst s, zullen kunnen weezen voor den Heer delamethrie, 9, en zal 'er alleen byvoegen , gisteren uit den Heer s, pennant vernomen te hebben, dat hy, in de nieuwe j, uitgave zyner Historie der Viervoetige Dieren , eene „ breedvoeriger Befchryving zal geeven van den Brady„ pus-UrJïnus, waarover ons gevoelen, voor 't overige, „ volllrekt hetzelfde is. „ Op dit oogenblik verflaa ik, dat 'er eene zeer groote „ onzekerheid plaats heeft, over het Geboorteland deezes „ Diers; en ik kan my op geenerlei wyze verbeelden, dat „ het weezenlyk uit Bengale komt (*)." (*) » Ik heb," voegt de Heer j. c. delamethrie, in eene Aantekening, hier nevens, „ in- de Openbaare Boekery.de Wer„ ken van de Heeren catton en shaw , waarvan de Heer ,, smith fpreekt, gevonden. Ik bedank hem ten hoogften voor de Opbelderingen my medegedeeld, als ook den Heer de „ luc. De Afbeeldingen, in die Werken gegeeven, weinig „ verfchillende van die ik in het Journal de Phyfique heb ge,, geeven, ben ik ontflaagen van eene nieuwe te leveren. Het „ eenig aanmerkenswaardig onderfcheid is, dat zy niet fpree„ ken van de Bulten op den rug. „ Geen Snytanden. „ Twee Hondstanden in elke Kaak. „ Drie Maaltanden of Kiezen aan elke zyde in de Boven* kaak. „ Zes Maaltanden aan elke zyde in de Onderkaak." De volgende Brief, wegens hetzelfde Dier, ons laater ter Iiand gekomen, gunnen wy gaarne hier nevens eene plaats alzo de een kan dienen ter Qphelderinge van den anderen. De'i  besghryv1ng van den ueer-LUYAARD. 593 Den Heeren Scliryveren der Algemeene Faderlandfche Letteroefeningen. wel edele heeren! In het 10de No. van Uw Ed. geaeht Maandwerk, vind ik eene Befchryving van een onbekend Dier , het welk, in Engeland , voor geld vertoond , en door den eigenaar liet Lion-Monjter genaamd, word. By het Hot van die Befchryvinge wenscht men , dat een of ander Engelsch Natuurkundige eene volkomener Befchryving daar 'van wilde geeven dan men thans in ftaat ware te leveren , en doordien ik een juist en naauwkeurig verhaal van dit zogenaamde Monjterdier, van de Heeren pennant en shaw , voor myne Natuurkundige Befchouwingen bekomen heb , meen ik het publiek geenen ondienst te zullen doen, Uw Ed. het zelve mede te deelen. In verwagting dat Uw Ed, het eene plaats zal geeven, ben ik, met alle achting, wel edele heeren '. Uw Ed. D. W. Dienaar, 'i Hage, 10 November 1792. r. wilding. beschryving van den bradypus-urs1nus, of beer» luyaard. Dit Dier is uit het binnenfte van Bengaaien (n\?t uit het binnenfte van Africa , gelyk de Heer de la methrie verkeerdlyk opgeeft) in Engeland gebragt ; cn is omtrent vier jaaren oud (in het jaar 1791.) Toen , het eerst gevangen werd, had het, zegt men, omtrent de grootte van een Baccoon, en blafte gelyk een Hond; maar thans heeft het de grootte van eenen Beer, en geeft, wanneer het getergd word, een' foort van brullend geluid: in zyn algemeen voorkomen heeft het ook veel overeenkomst met dat Dier , en is zelfs door eenige Natuurkundigen daar onder gerangfehikt; dan zyne tanden, het byzondere maakfel van zyne pooten, en verfcheidpne andere omftandigheden beletten ons het als eenen Bier aan MENG. 1792. NO. 14» 5 s &  5J4 UESCHRYVÏNG te merken (*); en, hoewel men het den naam van Ltnaard heeft gegeeven, heeft 't nogthans niets van den luyen aart dier Dieren, het is zelfs eerder levendig in zyne beweegingen; zich geduurig omdraaiende, gelyk een Hond, die zich ter flaap wil begeeven. Men zegt, dat het uit den grond gedolven is geweest, toen het gevangen werd; ent nog fchynt het eene geneigdheid te hebben om geduuri* in den grond te delven. ö Het gantfche lyf van dit Dier is met lang, ruw, zwart hair bedekt, dat op den rug veel langer is dan op het overige van het lighaam. Op het voorfte gedeelte vaii het lighaam valt het hair naar vooren ; doch op het agterfte gedeelte naar agteren. De oogen zyn zeer klein: het voorhoofd is met kort zwartachtig hair bedekt doch lichter dan het lyf-hair: door het midden van het voorhoofd loopen twee lynregte ftreepen , die eenigzins donkerer zyn dan het grondhair ; het onderfte deezer ftreepen is donker zwart, en maaken een' byna regten hoek even boven de oogen, en vervolgens met eenen boog boven de oogen loopende, maaken zy twee zwarte wenkbraauwen uit : het overige van het gezigt, beneden de oogen, is van eene bruinachtige vleeschkoleur. De twee Hondstanden, in de bovenfte kaak, ftaan omtrent twee duimen van eikanderen, die in de onderfte kaak ftaan nog verder van eikanderen af. Aan elke zyde van de bovenfte kaak het ft het drie Molares, of Maaltanden, waarvan de twee agterfte dubbeld zyn, en de voorfte enkeld. In de onderkaak heeft het, aan elke zyde , zes Maaltanden Cf) waarvan het agterfte enkeld is, de twee volgende dubbeld, en de drie overige enkeld. De tong is glad, en heeft niets byzonders in haare vertooning. De fnoet is eenig» zins langwerpig, en fchynt een dwars lid of inwendigkraakbeen te hebben, dat eene byzondere beweeging van dit deel toelaat. b ° De nagels aan de voorfte pooten zyn vyf in getal, zeer 'fterk, (*) Het verbaazend hairbosch, dat dit Dier, volgens Uw Ed overgenomene befchryving, van de Beeren onderfcheid, kan ik noch m de befchryving van de Heeren pennakt en shaw noch in de afbeeldingen van de Heeren catton en kodder 1 befpeuren: waarfchynlyk heeft de verdeeling van het rug-hair tot dit gevoelen aanleiding gegeeven. , ln„Fw Ea* befchryving ftaat verkeeitilyk, „ in elke kaak aes Maaltanden."  VAN DËN BEER-LTDYflARD. 59$ fterk, geboogen, en fcherp ; die van de agterfte pootert zyn korter en ftomper. Het aast greetig op tuingewasfen en melk, en eet graag appelen ; doch het fchynt eenen tegenzin voor vleesch te hebben , ten zy het zelve van een zagten aart is , gelyk merg, dat het greetig uit een been zuigt; honig, suiker , en andere zoetigheden , fcbynen voor dit Dier een lekkerny te zyn. Verder is de Befchryving, door Uw Ecu van dit Dier medegedeeld, zeer naauwkeurig; WAARNEEMINGEN OVER DEN INVLOED VAN DE WINDEN , EN VAN DEN OCEAAN, OP DE HETTE. (Ontleend uit de Experiments ttpon Beat, by Major General Sir benjamin Thompson, in de Philofopkical Transaeiior.s. Part. h for 1792.) Hoewel de deelties van de Lugt afzonderlyk, of elk op zich zelve , in ftaat zyn om Hette te ontvangen en over te brengen, is nogthans de Lugt, in een ftaat van rust, of als eene Vloeiftofre, welker deelen ten opzigte van elkander in rust zyn , niet bekwaam om de Hette te geleiden , of daaraan een Doortocht te geeven ; met één woord , Hette is onbekwaam om door een klomp van Lugt heen te trekken, gaande van het eene deeltje tot het andere , en hieraan moet derzelver niet overbrengend vermogen voornaamlyk worden toegefchreeven. - 't Is ook aan deeze omftandigheid, in een groote maate , dat men hebbe te erkennen , dat derzelver niet overbrengend vermogen, of fchynbaare Warmte, wanneer men eenig dekzel gebruikt om de Hette te bepaalen, zo merkbaa/toeneemt , als ze vermengd wordt met eene kleine* hoeveelheid van eene zeer dunne, ligte $ vaste zelfftandigheid, als Zyde, Bont, Eiderdons en dergelyke ; want, fchoon deeze zelf Handigheden, in.de kleine maate, waarin zy gebruikt werden , naauwlyks j op eene aanmerkenswaardige wyze, zouden hebben kunnen beletten , dat de Lugt de Hette geleidde, of daaraan een Doortocht geeve, was dezelve bekwaam geweest dm door te dringen, nogthans veel belemmerings konden geeven, in de werking van dezelve over te brengen. Doch daar is eene andere omftandigheid, w&lke wy S s a flooo»  59ö WaARNEEMINGEN noodzaaklyk in aanmerking moeten neemen , en deeze is" de Aantrekking, welke plaats heeft tusfchen de Lugt en de bovengemelde Lichaamen, en andere dergelvke zelfftandigheden, die een natuurlyk of kundig dekzeï uitmaaken. Want, fchoon de onbekwaamheid der Lugt om Doortocht aan de Hette te geeven , op de wyze, als vaste Lichaamen, en niet veerkragtige Vloeiftoffen, dezelve doorlaaten, ons in ftaat Helle om reden te geeven van derzelver Warmte , in zekere omftandigheden, fchynt, egter, het enkel toeftaan van dit beginzel niet genoegzaam om reden te geeven van de zeer buitengewoone graaden van Warmte, welke wy ontmoeten in Pelteryen en in Vederen, en verfcheide andere Stoffen tot natuurlyke of kunftige kieedjng dienende; noch zelfs van die, welke wy in Sneeuw vinden ,• want, indien wy veronderftellen , dat de Lugtdeeltjes de vryheid hebben om de Hette weg te voeren, welke men denkt, dat deeze Lichaamen bepaalen , zonder eenig ander beletzel of hinderpaal, dan die ontftaat uit derzelver vis inertice, of de kragt, noodig om ze in beweeging te brengen , doet het zich als waarfchynlyk op, dat de toevloed van verfche deeltjes koude Lugt, en het daar uit volgend verlies van Hette , veel fchielyker zou toegaan, dan wy het met de daad bevinden. Dat 'er eene Aantrekking , en wel eene vry fterke Aantrekking, daadlyk plaats hebbe tusfchen de Lugtdeeltjes en het fyne hair van Beesten-huiden , Vogel - vederen, Wol enz. blykt door de verkleefdheid, met welke deeze zelf? Handigheden de Lugt, daarin beflooten, vast houden, zelfs wanneer zy in 't water geworpen , of onder den ontvanger van eene Lugtpomp gebragt worden ; en dat deeze Aantrekking weezenlyk tot de Warmte deezer Lichaamen behoort, denk ik dat gemaklyk te bewyzen valle. In Vagten, by voorbeeld, de Aantrekking tusfchen de Lugtdeeltjes, en de fyne hairtjes, in welke dezelve beilooten is, grooter zynde dan de vermeerderde veerkragt of afftooting van deeze deeltjes,, met betrekking tot el? Itander, ontftaande uit de Hette aan dezelve medegedeeld door het dierlyk Lichaam , wordt de Lugt in de Vagt fchoon verwarmd, niet ligt verplaatst; en dit dekzel van bepaalde Lugt is het daadlyk befchutzel, welke het dierlyk Lichaam voor de uitwendige koude beveiligt. Deeze Lugt kan de Hett« des Diers niet wegvoeren, dewyl de- zel-  OVER DEN INVLOED VAN DE WINDEN. &7 zelve bepaald is door de Aantrekking aan het Hair of de Vagt, en ze zeer bezwaarlyk, indien eenigzins, doorlaat. Hieruit blykt, waarom Vagten , die fynst, langst en dikst zyn, i desgelyks de warmde bevonden worden; en waarom de Bever- en Otterhuiden, en van andere derge'yke Dieren, die zich veel in 't water onthouden, alsmede de Vederen- van Watervogelen , in ftaat zyn om de Hette van deeze Dieren in den Winter te befluiten , ondanks de verregaande Koude en het groot afleidend vermogen des waters, waarin zy zwemmen. De Aantrekking tusfchen deeze zelfstandigheden en de Lugt, welke derzelver tus fchenruimten vervult, is zo groot, dat die Lugt zelfs niet door de aanraakiag van Water wordt uitgedreeven ; doch, op haare plaats blyvende, het Lichaam van het Dier teffens bewaart voor nat en voor het beroofd worden van Hette, door de omringende koude Vloeiftoffe. — En het is mogelyk, dat de drukking van deeze Vloeiftoffe op het dekzel van Lugt, beflooten in de tusfchenruimten van de Vagt, of van de Vederen, ten zelfden tyde de Warmte, of niet overbrengend vermogen, in zulker voege vermeerdert, dat het Dier, met de daad, niet meer Hette verliest in het Water dan in de Lugt; want het blykt, uit gedaane Proefneemingen, dat, in zekere omftandigheden, de Warmte van een dekzel vermeerdert, door de deelen, waaruit hetzelve beftaat , nader aan elkander te brengen, of door digtheid te doen toeneemen, ten koste van de dikte. Beeren, Wolven, Vosfen, Haazen, en andere dergelykeviervoetige Dieren , Bewoonders van koude Gewesten , die niet veelvuldig te water gaan , hebben de Vagt veel dikker op den rug dan aan den buik. De verwarmde Lugt, de tusfchenruimten van de hairen des Diers vervullende , uit den aart genegen om opwaards te ryzen, ingevolge_ van de vermeerderde veerkragtigheid, zou veel gereeder uit d& ruggen dan uit de buiken deezer viervoetige Dieren opklimmen, hadt de Voorzienigheid niet wyslyk tegen dit onheil zorge gedraagen , door de hinderpaaleu in deeze deelen te vermeerderen; deeze houden de Lugt te rugge, en bepaalen dezelve tot het Lichaam van het Dier. ——■ En dit, dunkt my , levert bykans een voldingend bewys op, voor de beginzels, aangenomen met betrekking tot de wyze waarop de Hette weggevoerd wordt door.de Lugt, en de oorzaaken van het niet geleidend vermogen' der Lugt, of derzelver fchynbaare Warmte, wanneer zy.» Ss 3 met  §08 WAARNEEMINOEN met andere Lichaamen vereenigd zynde , als een dekzel werkt om de Hette te bepaalen. De Sneeuw, die de oppervlakte des Aardryks, in den Winter , op hooge Breedten bedekt , is , ongetwyfeid, door den albehoedenden Schepper, beftemd als een dekzel om 't zelve te befchutten tegen de fnydende Winden, uit de Poolgewesten , die geduurende het koude failben heerfchen. • Deeze Winden behouden , niettegenftaande de groote ftreeken lands , over welke zy heenen waaijen , derzelver fcherpfnydenheid, zo lang de grond, waar over zy gaan, met Sneeuw bedekt is: en het is niet vóór dat zy, den Oceaan ontmoetende , door de aanraaking van deszelfs Wateren , de Hette verkrygen , welke de Sneeuw belet aan te neemen van de Aarde , dat derzelver fnydende Koude afneemt , aliengskens vermindert, en eindelyk geheel verdwynt. Altoos worden de Winden veel kouder bevonden, wanneer de Grond met Sneeuw bedekt, dan wanneer dezelve daar van ontbloot, is. In 't algemeen veronderftelc men, dat deeze Koude door de Sneeuw aan de Lugt wordt medegedeeld; doch dit is eene dwaaling; want deeze Winden zyn doorgaans veel kouder dan de Sneeuw zelve. -— De.Winden behouden derzelver Koude , dewyl de Sneeuw belet dat ze verwarmd worden , ten koste des Aardryks ; en dit levert een treffend bewys op van de nuttigheid der Sneeuw, om de Hette der Aarde, geduurende den Winter, in koude Gewesten, te bewaaren. Het is opmerkenswaardig, dat deeze'Winden zeldzaam van de Poolen rechtftreeks. na den Equator, maar van het Land na Zee, waaijen. Aan de Oostkust van Noord-Amerie-a komen de koude Winden uit her Noordwesten, doch op de Westkust van Europa blaazen zy op uit het Noordoosten. Dat die Winden blaazen na deeze gedeelten , 'waar zy de Hette , welke zy zoeken , gereedst kunnen vinden, heeft niets zeldzaams ia zich; en dat zy altengskens af? neemen en ophouden , verwarmd zynde door de aanraaking der Wateren van den Oceaan, is desgelyks over-< eenkomftig met de natuur en oorzaaken van derzelver beweeging ; en, indien ik de vryheid mag gebruiken om eene gisfing in 't midden te brengen , ten aanzien van den voornaamen dienst die de Zeeën toebrengen, o£ reden te geeven waarom de evenredigheid van Water, met de ui{-  OVER DEN INVLOED VAN DE WINDEN. 599 nlteeftrektheid van het Land op onzen Aard- en Waterkloot zo groot is, zou dezelve hier op neder komen, dat zulks dient om eene meerdere gelykmaatigheid ra de ondorfcheidene Lugtltreeken te onderhouden, door de. Winden , die , op zekere tydperken , van de groote Vastelanden waaijen, te verwarmen, of te verkoelen. Dat koude Winden veel zagter worden door over Zee te waaijen, en dat heete Winden verfrischt worden door de aanraaking des Waters, gaat zeer vast; en het gaat even zeker, dat de Winden van den Oceaan, onder alle Lugtftreeken, veel zagter zyn dan de Landwinden. 'Er valt geen twyfel aan, of de groote zagtheid der Luetsgefteltenisfe, in de Eilanden van Groot - Bnttanje, en Ierland, moet geheel en al toegefchreeven worden aan derzelver afzondering van het nabuung Vasteland door zo wyd eene Zee: en in alle gelyke liggingen, in alle deelen des Aardkloots , ontdekt men , dat foortgelyke oorzaaken foortgelyke uitwerkzels te wege brengen. De koude Noordweste Winden, die , geduurende den Winter op de Kust van Noord-America heerfchen,waaijen zelden op meer dan honderd Mylen van 't Strand, en men vindt dezelve altoos min geweldig, en min inydend, als zy verder van het Land af zyn. Deeze ep zyn tyd wederkeerende Winden van de Vastelanden van Europa, en Noord-America, hebben meest,, plaats omtrent het einde van February, en m de maand Maart. En ik begryp,dat ze, met de daad, zeer veel toebrengen, om eene vroege Lente en een vrugtbaaren Zomerlian te voeren, bovenal, wanneer zy zeer fterk zyn in Maart, en indien op dien tyd de grond wel met Sneeuw bedekt is. De geheele Dampkring van de Poolgewesten, door deeze Winden, als t ware, na den Oceaan Pebragt zynde, wordt daar verwarmd, en met Water vervuld; en, eene groote opeenhooping van Lugt boven de Zee het noodwendig gevolg zynde van de lange aanhoudenheid deezer koele Winden van het Stranu, beginnen de warmer Zeewinden, by derzelver ophouden , noodzaaklyk te worden, en, zich verre en wyd over het Land verfpreidende , bieden zy der wederkomende Zonne hulpe in de Aarde te ontdoen van de overblyfzelen haarer Winterkleedin.? , en leeven te fchenken aan de menisvuldtee fchoonheden van het herbooren jaar. Die verwarmde Lugt, welke uit Zee komt, haare warmte o-ekreegen hebbende door de gemeenfchap met den . ö ö Ss 4 Oce'  6eo V/AArNEEMINGEN Oceaan , is , ingevolge daarvan, verzadigd met Water i vanhier de zagte Rcgenvlaagen in Aprif en Mayi zo noodig tot een vrugtbaar failoèn. Met regt mag de Oceaan aangemerkt worden als de groote verzamelplaats en gelykmaaker der Hette. De hedzaame invloeden daarvan, tot het bewaaren van eene gepaste gelykmaatigheid in den Dampkring, werken in ■alle: Jaargetyden, en in alle Lugtftreeken. • De verlchroeiende Landwinden onder de verzengde Lugt11 eek worden verkoeld door de aanraaking des Waters van den Oceaan, en, by beurtwisfeling, brengen de Zeewinden , die op zekere uuren van den dag imeest Se|gi*',i S«™d komen, verfrisfing mcS; D erSe Ïn r S A Weai;e' 6611 "ieiW leeVe" aa» ^ door d, h?rrp !i°e,,i"deJSc,ieppinS' kwV^de en dorrende door de hette der brandende Zonne. vrnltLn^ g/°0t, "j^'^theid Lands , thans het vrugtbaailte op den Aardbodem, zou volflrekt dor en on- ÏSe^TT^ ' 1-* °°rZaake van de oniaa ivke ïn : i ? ■ dezdve die verfrisfende Zeewinden derven? 1-n is het niet meer dan waarfchynlyk, dat de uiterften van Hette en Koude in de onderfcheide Saifoei en onder de gemaatigde en koude Wftn^^ffit onverdraagelyk zouden weezen , indien de invloed van oSerhS? f gel*kmaatiSheid van LugtsgeEtenlle Tot deeze zo heilzaame einden is de Oceaan wonder gefchikt, niet alleen uit hoofde van het gVoTve mo4n des Waters om de Hette op te flurpen * en de Toom o£&cf\in\t i én Z0mei" °féén VVinter bezwaarlyk o.idultdd kan worden, eemg merkbaar uitwerkzel re hrh ben in het verwarmen of verkoelen van Tezrbaazen de hoeveelheid van Water) ; maar ook ter oorzaakevan den aannoudenden omloop, welke in den Oceaanzelve plaats heeft, door middel van de Strooi ren onder de verzengde Lug/ftreek, door deeze Stroomen na de Poolgewesten gevoerd zynde, wordenf daar ver koeld door de aanraaking der koude Winden en E de zeiver Hette medegedeeld hebbende aan deeze on gastvrye Oorden, keeren zy na den Equator wederverfnsfing voor die verbroeide. Landen Z^Stude De Wysheid en Goedheid der Voorzienig f i V men menigmaal in twyfel getrokken,, tï^p^S^Sj ver-  !' OVER DEN INVLOED VAN DE WINDEN. 6©I verdeeling des Lands en Waters op de oppervlakte onzes Aardkloots; men hieldt de groote uitgedrektheid van den Oceaan voor een bewys van de weinige zorge voor den Mensch in die verdeeling. Maar hoe veel meer lichts wy krygen , wegens de weezenlyke gefchapenheid der dingen, en de veelvuldige nuttigheden van de onderfcheide deelen der zigtbaare Scheppinge, des te minder zullen wy overhellen om ons zeiven toe te geeven in het maaken van zulke beuzelagtige vitteryen. WAARNEEMINGEN OVER HET CHARACTER, DEN GODSDIENST, DE WYSBEGEERTE, EN DE WEETENSCHAPPEN DER ARABIEREN. Door Sir WILLIAM JONES, Voorzitter in de Sociëteit te Bengalen. (Getrokken uit de Ajïatic Refcearches, or Transaclions of the Society inflituted in Bengal, for inqniring into the History and Antiquities , the Arts, Sciences, and Literature, of dfia. Vol. II.) Den naam van Arabie geef ik, even gelyk de Arabifche Aardrykskundigen dikwyls doen , aan dat wyduitgeftrekt Schier-eiland , 't welk de Roodezee van Africa affcheidt, de groote Asfyrifche Rivier van Irdn, en van 't welk de Erythrefche Zee het benedende gedeelte befpoelt, zonder eenig gedeelte van de Westzyde uit te fluiten, die geheel aan Zee zou liggen , indien 'er geen Landengte kwame tusfchen de Middellandfche Zee en de Zee van Kohom; met één woord, ik noem Arabie dat Land, waarin de Arabifche Taal en Letters, of die 'er eene zeer naauwe gemeenichap mede hebben , zints onheuglyke tyden, in gebruik geweest zyn. Arabie dus van Indie gefcheiden door een grooten Oceaan, of ten minden door een breede Baay, kon bezwaarlyic eenige gemeenfchap met dit Land hebben, vóór dat de Zeevaart en Koophandel merklyken opgang gemaakt hadden: dewyl, nogthans, de Hindus, en het Volk van Temen , beiden , in zeer vroegen tyde , handeldryvende Volken waren , heeft men ze waarfchynlyk te houden voor de eerden, die, der Westlyke Wereld, Goud, Yvoor , en Reukwerken, uit Ir.die bezorgden , zo wel als het riekend Hout, in de Arabifche taal Alluwwa, en in de Sanscritifche Agaru, geheeten ,'t welk allerbest groeit in Aëam, of Cachinchina. 't Is ook mogelyk , dat een gedeelte Ss 5 van  602 WAARNEEMINGEN van de Afgodery der Arabieren uit dezelfde bron voort* vioeije als die van de Hindus; maar zulk eene geuieenfcltap kan niet anders befchouwd worden, dan gedeeltlvk en alleen toevallig. ° 3 » De Arabieren zyn nooit te ondergebragt, noch heeft men op hun geen inbreuk gemaakt, dan alleen aan de grenzen; waar, met de daad, de Pheniciers, Perfiaanen , mtopters, Egyptenaar*, en, in laateren tyde, deüthmdnl lariaaren, verfcheide Vastigheden verkreegen hebben • doch, met deeze uitzonderingen, hebben de Inboorelingen van Hejaz en Temen, eeuwen lang, alleen de Heerfchappy behouden van hunne Woestynen en Weidlanden van hunne Gebergten en vrugtbaare Valeyen; in deezervoege van de rest des Menschdoms afgezonderd, heeft dit zeldzaam Volk de oorfpronglyke Zeden, Taal, Wee* zenstrekken en Characler, behouden, zo lang en zo on- derlcheiden als de Hindus zelve. Alle de oorfprong- lytó en egte Arabieren van Syrië, die ik in Europa kende, die van Temen, welken ik op het Eiland Hinzudm zag , waar er veelen van Maskat gekomen waren om hanoel te dry ven, en die van Hejaz , die ik op Bengalen ontmoette , leveren een treffend verfchil op met de Hin«B-lnwoonderen deezer Landfchappen. Hunne- oogen itaan zeer leevendig, hun fpraak is ras en onderfcheiden hun voorkomen manlyk en agtbaar; aandagt en tegen? woordigheid van geest is op hun gelaad te leezen, en vryheid ltraalt door in het weezen van den minften onder hun. -— De Menfchen zullen altoos verfchillen in hunne begrippen van Befchaafdheid , elk dezelve afmeeter.de naar de gewoonten', en vooroordeelen, van zyn eigen Land ; maar, indien Heuschheid en Beleefdheid, een zu?t voor Poëzy en Welfpreekenheid, een juister maatfvdt van eene volkomene Maatfchappy opleveren , heb. ben vvyeeri uitmaakend bewys, dat het Volk in Arabie zo ren Platten Lande als in de Steden, in Republicainfche en' Monarchanle Staaten, in groote maate befchaafd waren, veele eeuwen vóór hunne bemagtiging van Per (ie De Taal der Arabieren , gelyk dezelve'ongetwyfeid een der oudlten des Aardbodems is, zo behoeft zy voor ?ee11e te wyken in aantal van woorden, en juistheid van uitdrukking; doch het is- zo waar als bewonderingswaardig, dat dezelve, noch in woorden, noch in woordfehikfcmg, de minfte gelykvormigheid heeft met de Sanfcrit Of de groote moeder der Indiaanfche Taaien. Twee in 't oog-  0VER HET CHARACTER, ÉNZ. DER ARABIEREN. 603 oogloopende byzonderheden wyzen dit uit; de Sanfcrit beeft veel op, gelyk de Griekfche, de Perjifche en Duit* Me , Taal/doch in eene veel hooger maate, met zamengeftelde woorden ; terwyl de Arabifche met alle Zusteiïaalen van zamengeftelde woorden afkeerlg is, en onveranderlyk zeer zamengeftelde denkbeelden door omfctaryving uitdrukt : zo dat , wanneer men een zamengefteld woord aantreft in eenige taal van het Arabisch Schiereiland 't zelve vrvlyk. mag geteld' worden onder die van vreemde herkomfte. Ten anderen is het;eene eigenkhap van de Sanfcrit, en van andere Taaien van denzelfden oorfprou- dat de wortelwoorden meest- altoos Tweeletteng zyn,&en die der Arabifche Taaie Drielelteng. , Men beweert, vry algemeen, dat de oude Godsdienst der Arabieren geheel Sabeïsch. was ; maar ik kap zo weiïiig onderfcheiden berigt geeven van «et ^e*f*™ loSf, of zelfs van de meening des woords, dat la nog met geen vertrouwen over dit Huk durf fpreeken. Dit gaat althans vast, dat de Terhen zeer■ vroeg vervielentot de algemeene, fchoon groove, dwaaling. van de Zon en hetUitfpanzel aan te bidden: want zelf de derde onder de afttammelingen van yoktan , die gevolgfyk zo oud was als nahor, nam den bynaam aan .van' ab dus ham , ot DienZ ïer Zonne, en z|a Grfac^^S^atto kerd bewees byzondere Eere aan dit Hemellicht; andere Stammen vereerden de Planeetenen vaste Starren; maar de Godsdienst der Dichteren fchynt ^em/^ geweest te zyn, |dit weeten wy met zekerheid; devyl fvArabifche Verzen bezitten, van. .eene ontwyfebaae oudheid welke Godvrugtige en verheevene gevoelens beheizen over de Goedheid, Regtvaardigheid Magt en Alomïetenwoordigheid van allah, of de: god. Indien een Opfrhrift 't -een men zegt op Marmer in Temen gevpn* 2ïte zySS, dan bewaarden de oude InwoonS van dat Land den Godsdienst van eber , en belecden him "doof in Wonderwerken en een Toekomenden Staat. Men verhaalt ons mede, dat 'er zich eene groote over. eenkomst opdoet, tusfchen de Godsdienften der Heiden2Arabieren en de Hindus; maar, fchoon dit waarheid zvn moge, zal nogthans eene overeenkomst, in het ver2ren vin de Zon en de Starren, geene verwantfehap tusfchen de twee Volken bewyzen : de Vermogens van God vertoond als vrouwlyke Godheden, de- afbidding van Steenen, en de naam van den Afgod Wtdd, mag ons  \ 6o4 WAARNEEMlNGEtf doen vermoeden, dat eenige van de fffoda-byaloovfeheden toegang ini Arabie gevonden hebben: enffchoou wy , in de Arabifche Gefchiedenis, geene voétftappen ont dekken van zulk een Vermeesteraar b0f Wetgeever als de E?n ?ET ' 'i-  612 s E L I c O. tydllip, en de eerwaardige farulho, haar Vader, die de Egt* verbintenis goedkeurde, beloofde, onder omhelzing, dat hy, binnen kort, de Liefde van dit Paar zou beloonen. Eindelyk naderde dit zo lang verlangde tydperk. De Dag was bepaald; de Moeder van selico en de twee Broeders hadden de Hut gereed gemaakt , om het jeugdig Paar te ontvangen, wanneer de berugte truro audati, Koning van Dahomai , het gerugt wiens fcliielyke overwinningen zelfs tot in Europa klonk, in het Koningryk van Ardra viel; de Inwoonden verdelgende: aan het hoofd zyns verfchriklyken Legers optrekkende , werd hy alleen te rug gehouden door de groote Rivier, op de grenzen des Konings van Juida. Deeze een zwak en vreesagtig Vorst, beheerd door zyne Vrouwen en Staatslieden, was niet bedagt om zyne Krygsmagt te verzamelen tot wcderftand des Venneesteraars. Hy geloofde, dat de God* heden des Lands 't zelve genoeg zouden befchutten voor eenen inval, en liet, aan den oever der Riviere, alle de heilige Slangen brengen, welke hy kon magtig worden. De Vorst van Dahomai, verwonderd en verontwaardigd, dat hy niets dan Slangen te beltryden vondt, wierp zich met de zynen in den Stroom, bereikte den tegenovergeftelden oever, en welhaast werden deeze Goden, van welken men wonderen verwagtte, in ftukken gehouwen, op 't vuur geroost, en door de Overwinnaaren opgeëeten. Hierop verliet de Koning van Juida , denkende dat niets anders hem kon redden, zyne Hoofdftad, en haastte zich om fchuilplaats te zoeken op een afgelegen Eiland. De Krygslieden van audati verfpreidden zich allerwegen, woedende te vuur en te zwaard. Zy brandden Koonivelden, Steden en Dorpen af, en vermoordden alles wat zy aantroffen. Schrik verltrooidc de weinige Liwoonders , die de flagting ontkwamen. De drie Broeders hadden, op de aannadering des Vermeesteraars, de Moeder op de fchouderen genomen, en zich gehaast na het diepst van een bosch. Selico wilde datuna niet verlaaten, terwyl zy zich aan het minst gevaar vondt blootgefteld: doch, op het eigen oogenblik, dat hy haar buiten gevaar rekende , vlood hy, beevende voor het Lot van bebissa, na Sabi, om haar te behouden, of met haar om te komen. Sabi was door de Dahomiaanen ingenomen. De ftraaten droomden van bloed; de huizen waren geplunderd en verwoest; het Paleis des Konings en de Tempel der Slange leverden niets op aan zyn oog dan fmeulend puin , bedekt met Lyken, welker hoofden de Barbaaren, volgens hunne gewoonte, afgekapt en weggevoerd hadden. De ongelukkige selico waagde zich, in wanhoope, menigmaalen onder de Soldaaten:, dronken van brandewyn ea bloed! Overal ging selico, door deeze jammertooneelen, berissa en farulho zoeken, derzelver naamen uitfchreeuwende; doch kon, onder zo veele rompen, de lichaamen. deezer waarde Panden niet onderkennen. Naa  SELICO. 613 Naa vyf dagen in deeze fchriklyke naafpeuring gefleeten te hebben , niet twyfelende of berissa en haar Vader waren de flagtoffers geworden van de woedende Dahomiaanen , beflooc selico aa zyne Moeder weder te keeren. Hy vondt haar in 't bosch, waar hy deeze Vrouw , met zyne Broederen, gelaaten hadt. De kommer op 't gelaad van selico diep ingedrukt, zya voorkomen en verwilderde houding, verfchrikten het ongelukkig Gezin. Darina beklaagde zyn ongeluk, en voerde troostredenen aan; doch voor alle was haar Zoon ongevoelig. Hy weigerde allen voedzel, en fcheen bellooten te hebben zich. uit te hongeren. Guberi en teloa deeden geene pooging om hem door redenen over te haaien • zy weezen alleen op hunne Moeder, die noch huis, noch brood, en niets dan haare Kinderen, hadt. Zy vroegen hem, „ of hy op dat gezigt geen „ moeds genoeg bezat, om te leeven?" Selico beloofde dat hy zou leeven, en pynigde zich zeiven om aan niets anders te denken,dan om de zorg voor eene dierbaars Moeder met zyne Broederen te deelen. Zy toogen dieper het Woud in, verwyderden zich verder van Sabi, bouwden een Hut in een afgelegene valei, en dagten door de jagt te vergoeden, het geen zy aan Maiz,en andere mondkost,moesten misfen. Van boogen en pylen , en alle andere noodwendigheden , welke zy geen tyd gehad hadden om mede te voeren, beroofd, voelden zy welhaast het uiterfte gebrek. Vrugten vondt men weinig in deeze bosfchen , waar het verbaazend groot aantal van Aapen de inzameling geftadig aan de drie Broederen betwistten. De aarde bragt niets dan gras voort. Zy hadden geen werktuigen om den grond te ontginnen , noch zaad om te zaaijen. De Regentyd kwam, de verfchriklykheden des hongernoods omringden hun. De arme Moeder, op een bed van drooge bladeren liggende , zieltoogde ; doch klaagde niet. Haare Zoonen, door honger verzwakt, konden niet langer in de bosfchen omzwerven , die overal door 't water 011toeganglyk werden : zy hadden ftrikken gefpannen voor het klein gevogelte , 't welk naby de Hut kwam ; als zy 'er een vingen , 't welk zeldzaam gebeurde , want het ontbrak hun eerlang aan aas , bragten zy het tot hunne Moeder ; zy ontving het met een lach; doch wilde 'er niet van eeten, of haare Kinderen moesten 'er een gedeelte van neemen. Drie 'maanden verliepen 'er, zonder eenige verandering in hunne omftandigheden te wege te brengen. In 't einde, gedrongen eenen ftap te doen, hielden zy raad, op het verzoek van darina. Guberi fteide eerst voor, dat zy tot de kust zouden doordringen, en één hunner verkoopen aan den eerften Europeaan , die zy tegenkwamen ; om voor dit geld maiz^ brood, en de noodige werktuigen tot den Landbouw, te Tt 3 koo.  014 SELICO, koopen, ten einde daar mede hunne Moeder te onderdennen,' De Broeders namen hierin genoegen,- doch toonden zulks door een droevig ftilzwygen. Het denkbeeld, om, voor altoos, yan elkander afgefcheiden, en'Slaaven der Blanken te worden, maakte bun-als bysterzinnig. „Wie zal verkogt worden?" Vroeg teloa op een hartbreekenden toon. —- ,, Het lot moet dit i, bcllislen," fprak gublri, „ laaten wy drie fteenen van ver,, fehiliende grootte in dit aarden vat doen, dezelve doorfchud„ den, en hy, die den kleinften trekt, zal de ongelukkige Man ,, weezen." Seuco viel hem in de rede, neen , myn „ Froeder, het lot is reeds getrokken. Ik ben de onge- lukkigfte van allen: gy vergeet, dat ik berissa verlooren heb, „ en dat gy alleen my wederhouden hebt van om te komen , ,, door te zeggen , dat ik, myne Moeder ten diende, moest „ leeven. Bekragtig 't geen gy gezegd hebt, ——. dit is de ,, gepaste tyd, —-. verkoop my!" Guberi en TtiaoA poogden te vergeefsch zich aan te kanten ttgen het edelmoedig voordel huns Broeders. Selico wederilrcefde alles wat zy bybragten, weigerde 't aan het lot over te laaten, en dreigde zelve heen te zullen gaan-, indien zy hem niet wilden vergezellen: in 't einde gaven de twee oudfcen toe. Men kw.,rn overeen, dat gvberi by zyne Moeder zou blyven, dat telüa sllico na het Hollandfche Fort zou.brengen, daar den prys voor zyns Broeders vryhéid ontvangen, en onmiddelyk met de zo zeer benoodigde leevensmiddelen wederkeeren. . Toen dit beflooten was, kon sülico, alleen, zich van traanen wederhouden ; doch hy vondt het allermoeilykst dezelve te bedwingen, toen hy zyne Moeder zou verlaaten, haar voor eeuwig vaarwel zeggen, haar voor de laatfte keer omhelzen, en, wat meer is, haar misleiden, door de belofte van Ipoedig met teloa weder te zullen keeren; zeggende, "dat zy alleen ten oogmerk hadden hunne voorgaande wooning te gaan opzoeken , om te zien of zy 'er zich weder zouden kunne* nederflaan. De goede Oude Vrouw geloofde hun; nog¬ thans kon zy bezwaarlyk haare Zoons uit haare klemmende armen loslaaten ,- zy beefde voor de gevaaren , welke zy mogten loopen ; en , door eene onwillige beweeging, liep zy selico na, op 't oogenbliK, dat zy hem uit het oog verloor. De twee Broeders , van welken niet kon gezegd worden wie de ongelukkigfce was, bereikten in konen tyd Sabi. Da moordende Oorlog hadt uitgewoed , de Vrede begon haar lachend aangezicht te vertoon en, de Koning van Dahomai, ongeftoord liezitter des Grondgebieds van Juida , wenschte den Handel aan te moedigen met de Eurepeaanen , die hy in zyne Stad iloodigde. Veele Engelfche en Franfche Kooplieden tterden ten Hove des Konings ontvangen, die aan hun zyne vesl-  SELICO. ÖI5 veelvuldige Gevangenen verkogt, en onder zyn Krygsvolk de Landeryen der Overwonnenen verdeelde. T.loa vondt welhaast een Koopman, die hem honderd Kroonen voor zynen Broeder boodt. Terwyl hy in twyfel hing, alle zyne Leden beevende , en over den 1'chriklyken koop handelende, hoorde men een trompetgelchal, en een Omroeper maakte bekend , dat de Koning van Dahomai vier honderd Oneen Gouds beloofde aan ieder , die lecvend tot hem zou brengen een jongen Neger, die, 's nagts te vooren, het hadt durven be ftaan om het Serail van den Monarch te ontheiligen, en, Oostwaards vlugtende , de Wagters ontkomen was. • Selico hoorde dien uitroep; gaf teloa een teken, dat hy de koop met dien Koopman niet zou (luiten; en, zyn Broeder ter zyde neernende, voerde hy hem te gemoet: „ Gy zyc hier gekomen om my te verkoopen, en ik wenschte dat gy ", het doen zoudt om myne Moeder te onderfteunen; doch de „ geringe prys, welken deeze Blanke u biedt, kan niet veel baateu; vier honderd Oneen Gouds zou u en darina voor ,", altoos buiten behoefce ftellen. Gy moet die verdienen, myn ,, Broeder ! Bind my op dit oogenblik , breng my tot den „ Vorst als de fchuldige Perfoon, dien hy verlangt. Vrees „ niet; ik weet, zo wel als gy, welk eene ftraffe ik te wag', ten heb. Ik heb berekend hoe lang dezelve zal duuren: la:i'„ ger dan een uur zal dezelve niet aanhouden, en toen myne Moeder my ter wereld bragt, leedt zy langer." Tsloa,. beevende, kon hier op naauwlyks antwoorden: geheel van tederheid vermeesterd, viel hy neder aan de voeten van selico, omvatte zyne knieën, en bezwoer hem, in d«n naam zyner Moeder, in den naam van berissa , en by alles wac hem dierbaar was, van dit fchriklyk oogmerk af te zien. Van wie fpreekt gy," ving selico aan, met een verfmaadende glimplach op 't gelaat, ,, ik heb bekissa verlooren; ik wensch haar weder te ontmoeten,- ik behou het leeven myner Pioeder door myn dood; ik maak myne Broeders voor altoos ryk, en ik ontkom eene Slaaverny, waarin ik veertig jaaren lang zou kunnen zugten. Myne keuze is it gedaan. Dring my niet verder, of ik gaa my zeiven aan„ klaagen ; gy zult dan allen voordeel, anders uit myn dood te wagten, verliezen, en elende veroorzaaken aan haar, aaa „ welke wy ons leeven verfchuldigd zyn." Verfchrikt door de wyze, en den toon , op welken selico deeze laatfte woorden uitte, waagde teloa het niet, te antwoorden , gehoorzaamde zynen Broeder , wist koorden te krygen, bondt de handen van sllico op den rug, bevogtigende de knoopen met zyne traanen, en ging, hem voor uit doende treeden, na 's Konings Paleis. Door de Lyfwagten opgehouden, verzogt hy gehoor by den Koning, en werd, aangediend zynde, toegelaaten. De Koning T t 4 vau  6l6 SELICO. van Dahomai, met Goud en Edelgefteente als overdekt zat op een Sopha; leunende met het hoofd tegen een zyner bundelingen , gekleed in met goud geborduurde zyde doffe; doch naakt, van den middel na boven. Zyne Staatsdienaars en Officieren, heer yk uitgedoscht , lagen op een afdand van twintie voeten geboogen. De dapperlten daken uit door een halsband van menfchen tanden, .waarvan ieder ter getuigenis drekte eener behaalde overwinning. Veele Vrouwen , met Vuurroers op de fchouderen , bewaakten de deur der Gehoorzaale. Groote Gouden Vaten met Palmwyn, Brandewyn, en andere fterke Dranken, donden in 't rerfchiet ; de Gehoorzaal was gevloerd met harsfenpannen der verflaagene vyanden Vorst „ der Wereld! " riep teloa uit, zich op deu grond'nederwerpende, „ Ik kom volgens uw geheiligd bevel, om in uwe handen over te leveren Hy kon niet meer uitbrengen, zyne dem bezweek op zyne lippen. De Koning ondervroeg hem; doch hij kon geen antwoord geeven. In 't einde ving selico aan: ,. Koning van Dahomai! gy ziet „ voor uwe oogen den fnoodaart, die, vervoerd door eene „ misdaadige drilt, in den laatst verloopen nagt in 't binnenst „ van uw Serail drong. Hy, die my hier gebonden brengt, „ was zints lang myn Vriend, en ik fchroomde niet hem myn „ geheim te openbaaren. Yver voor uwen dienst heeft hen „ bewoogen , die vriendfchaps verbintenis te fchenden. Hy „ verrastte my in mynen flaap , heeft my gekneveld, en komc „ de aangebodene Belooning eifchen: geef ze hem; want de „ ongelukkige Man heeft ze verdiend." De Koning, zonder hem met eenig antwoord te, verwaardigen, gaf een teken aan een zyner Officieren, die, den Gevangenen overneemende, hem in de bewaaring der Vrouwlyke Wagten delde, en aan teloa de vier honderd Oneen Gouds betaalde. Deeze het Goud , met eene ziel vol huivering en) wederzin ontvangen hebbende , vertrok , kogt leevensbehoeften, en fnelde, de Stad verlaatende, zich tot zvne Moeder. Reeds was men bezig met, op 's Vorden last, alles gereed te maaken ter fchrikbaarende drafoefening, tot welke zy °-edoemd worden, die Overfpel met de Vrouwen van den Souverain bedreeven hebben. Twee diepe kuilen waren op een kleinen afdand van elkander, gedolven. In den kuil,' voor de iclnildige Vrouwe gefchikt, binden zy de ongelukkige aan een teak , en alle de Vrouwen van het Serail , in de keurigfte pronkkleederen gedoscht, brengen groote vaten met kookeud water aan, treeden, op 't geluid van trommelen en fluiten, nader , om dit water op haar hoofd uit te gieten, tot dat zy derft. De andere kuil bevat een houtliapel, waar boven een yzeren ftaaf geplaatst is, onderfchraagd door twee dutten. Aan die yzer  SELICO. tl? yzer wordt de elendige vastgemaakt , het vuur in brand geltooken , en hy komt dus om, naa de ysfelykfte pynigingeu te hebben doorgetlaan, daar.het vuur hem naauwlyks raakt, en fchroeit. De Strafplaats was vol volks; de gewapende Krygslieden doaden in orde gefchaard ; de Priesters. in hun ftatiegewaad gekleed, wagtten op de twee Slachtoffers, om 'er de banden op te leggen, en dezelve teri dood te doemen. Zy kwamen van onderfcheide kanten, bewaakt door de gewapende Vrouvv«n. Selico, bedaard en geheel onderworpen aan zyn lot, tradt te voorfchyn met opgedeeken hoofde. Toen hy by den brandflaak kwam , kon hy niet naalaaten het oog te flaan op zyne Medegenoote in de ftrafoefening. Hoe greot was zyne verbaasd, heid en fmerte als hy berissa zag! Hy gaf een fterke fchreeuw, «n wilde tot haar naderen; dech de Geregtsuitvoerders hielden hem te rugge. Welhaast week zyne eerfte ontroering voor verontwaardiging. „ Ongelukkige, die ik ben," riep hy uit, „ terwyl ik den dood in den mond liep , hoopende haar we„ der te zullen ontmoeten , bevondt zy zich onder die laag,, hartige vrouwen, die om ftryd yveren ter voldoening van de „ lusten eens Tyrans. 't Was haar niet genoeg trouwloos in de „ liefde te weezen, zy was ook ongetrouw aan haaren Mees* „ ter! Zy verdiende den naam van Overfpeelfter, en de ftraffe haars misdryfs. Ach, myne Moeder! Voor „ u voor u alleen , fterf ik! Om u —— om « „ alleen, kan ik denken 1" Op dit oogenblik herkende berissa haaren selico, en gaf een gil. Zy riep de Priesters, en verklaarde hun overluid, dat de Jwngman, dien zy gingen dooden, de Indringer in het Serail niet was. Zy zwoer dit by den Hemel, by de Bergen, by den Donder, en de heiligde onder de heilige Slangen. De Priesters, bevreesd, bevalen het uitftellen der Strafoefeninge, en gingen het den Koning, by de ftraffe tegenwoordig, boodl'chappen. Verontwaardiging en woede greep den Monarch aan, toen hy berissa naderde: „ Slavin!" voerde hy haar toe, met een fchrildyke ftem, „ Slavin: gy, die de liefde ,, verfmaadt van uwen Meester, gy , die ik tot den raug „ van eeifte Sultane zou 'verheeven hebben; en die ik , ,, ondanks uwe weigering, in 't leeven fpaarde , wat is uw „ oogmerk met het voorgegeeven lochenen der ftraffchuldig„ heid van uwen Medepligtigen ? Wenscht gy hem te behou,, den? Indien deeze uw Minnaar niet is, noemt hem my; lever den fchuldigen aan 't Geregt over, en ik zal de» „ onfchuldigen ontdaan 1" Berissa, reeds aan de paal vastgemaakt, fprak: „ Koning van Dahomai ! Ik kan uw kart niet aanneemen, ik bezit myn ,, eigen niet. Ik 1'chroomde niet zulks u te verdaan te geeven. „ Deukt  Clt s2lic0. „ Denkt gy, datzy, die niet wilde leeven om in tiet draagen „ eener Kroone te deelen, eene leugen zou fpreeken in het oogenblik des doods? Neen. Ik beken alles, en herhaal myne „ weigering. Een Man kwam laatstleden uagt in myn ,, vertrek; hy verliet het niet voor den morgenftond. » Maar deeze was die Man niet! Gy vergt my af, hem „ te noemen. Dit moet, dit wil, ik niet. Ik ben „ gereed om te fterven: ik weet, dat niets my kan redden, en „ ik vertraag alleen het noodlottig oogenblik om u te weder„ houden van het pleegen eens misdryfs. Ik zweer u, ander„ maal, Koning van Dahomai! dat het bloed deezes onfchuldi- „ gen op uw hoofd zal komen. Ontlla hem! en „ ftraf my! Ik heb niets meer te zeggen." De Koning ftondt verfteld over deeze woorden van berissi , zo wel als over de wyze , waar op zy dezelve voortbragt. Hy gaf geene bevelen; maar zyn.hoofd afwendende, ftondt hy verwonderd over den wederzin, dien hy gevoelde, om op dat oogenblik bloed te ftorten. Maar zich herinnerende, dat deeze Neger zichzelven befchuldigd hadt, en het belang, 't geen berissa denzelven toedroeg, aan liefde toefchryvende, ontvonkte al zyn woede op nieuw. Hy gaf een teken aan de Uitvoerders der ftraffe ; de Brandftapel werd aangeftooken, en de Vrouwen traden toe met vaten vol kookend water; wanneer een oud man, geheel buiten adem, bedekt met wonden en met ftof begruisd, door de menigte heen drong, cn zich voor 's Konings voeten nederwierp. „ Hou op! " riep hy , ,, hou op ! Ik fmeek het u , ik al„ leen ben de fchuldige, ik heb de muuren van het Serail be„ klommen, onderftaande myne Dogter te verlosfen! Ik was „ eertyds de Opperpriester van de Godheid hier aangebeden. „ Zy rukten myn Kind uit myne armen , en bragten het te „ deezer plaatze. Zints dien tyd, heb ik met allen ernst na „ eene gelegenheid gezogt om haar te zien. Voorleeden nagt „ kwam ik in haar vertrek te vergeefsch poogde zy my te ,, volgen: want uwe Wagten ontdekten ons. Ik ontkwam al„ leen, niet tegenftaande de pylfchooten, welker wonden gy „ nog ziet. Ik kom u uw Slachtoffer aanbieden! Ik kom, om „ met haar te fterven, voor wie ik alleen verlangde te leeven;" Naauwlyks hadt hy uitgefprooken, of de Koning beval den Priesters de ongelukkige Gevangenen los te maaken, en ze voor hem te brengen. Hy ondervroeg selico,• wenfehende te weeten, welk een kragtdaadig werkende beweegreden hem kon overgehaald hebben, om vry willig zulk eene verfchriklyke Strafoefening te zoeken. Selico, wiens hart van vreugde verwyderde, om dat hy zyne berissa weder, en getrouw, vondt, fchroomde niet alles aan den Monarch te ontdekken. Hy verhaalde hem zyne 011- ge-  selico. 615 gelukken, den verlegen toeftand zyner Moeder, en het beduit, e der Iranfche Omwenteling voorgevallen. 5öfJ B. f}airs, (Waarneeming, wegens >. de fchadelykheid van) zon1 der ontdoening van derzelver Ingewanden, te kooken. .Balzemboom , een eigen voort; brengzel van Arabie, 116. Be• fchryving van deezen Boom, en ! de bewerking om 'er Balzem : uit te haaien ,ald. Hoe men de . Opo-bahamum vervalscht, 117. Hoe men dezelve kan beproej ven. 11 .Barden, bezielden de Menfchen met Godsdienfligheid en Hel, denmoed. 287 .Bamfteen , op welk eene wyze 1 oudtyds verzameld, 233. Nieuwe wyze om denzeiven in veel '. grooter hoeveelheid magtig te 7 worden, ald. Putten en Gaan:. deryen , op de wyze der Myn- werkeren, op zekersn afdand \7 y van  BLADWYZER. van Zee, gemaakt, 234. Hoe zich de Barnfteen daar voordoet , ald, Gisfingen wegens de herkomst, ald. Het Zout van Barr.lleen zweemt, in zeer veei opzigttn, naar het Zuur der Flantgewaslen, of Azynzaur. 235 Barometer, welke voordeelen dit Werktuig tot vermeerdering on. zer kundigheden toebrengt, 15, Verdere voordeelen daar van te wagten, byzonder omtrent de Wcêrvoorfpelling, 16. Waarom die aankondigingen niet altoos doorgaan, M. De grootfte veranderingen in het daalen en ryzen van de Kwik kunnen voorvallen op plaatzen zeer wyd van een gelegen, in zeer horten tusfcbentyd , 17. De afwykingen der Kwik van ds gemiddelde hoogte zyn vesl menigvuldiger en uitgeftrtkter by de Poolen, dan by de Middsglyn, 18. Buiten de Keerkringen zyn de Barometer-veranderingen veel grooter en veelvuldiger in den Winter, dan in den Zomer, ald. De Barometer-veranderingen zyn veel minder op zeer groote hoogten.dan op gelyken grond met de Zee, ald. De gemeene hoogte van den Barometer is op alle plaatzen, waterpas met. de Zee, bykans gelyk of omtrent 30 duimen. Vier Waarneemingen over het verband j tusfchen de Barometer-veranderingen en de wisfelingen van het Weêr, 19. i\an welke oorzaaken men deeze ver-1 fchynzels heeft toegefchreeven, ald. Aanmerkingen over den Invloed der Lugtgeftetteniafe ,i ao. Over den iuvloed der Winden, 23. Over de» Invloed der Dampen, 65. Over de ongelykheid der hoogten van de Kolommen des Dampkrings. 69, 109 Barometers, (Schielyke Daaling des^ op Breedten tusfchen de Keerkringen , tot nog de éénige aanwyzing van een naderenden Orcaan. 423 Bafalt, (Voorbeeld van een) die klaar uitwyst door het Vuur gevoimd te zyn. 463 Basedow, wat hy gedaan hebbe tot het veranderen der Kweekfchoolen.en het voortzetten van den geest van vry onderzoek in den Godsdienst, 389. Byzonderheid zyner Leer wyze, ald. Zyn afkomst en opvoeding, 390. Te Hamburg ter Schoole belield, ald. Gaat na de Hoogefchool te Leipzich , 391. Twyfelt aan den Christlyken Godsdienst; doeh wordt weder een Geloovige in denzelven, ald. Eerst Pedagoog , naderhand Hoogleeraar teSorde, 392. Na Altona beroepen, 393. Hoe om zyne begrippen vervolgd , ald. Staat pal, en verdeedigt zich, 394- Regt te Desfau eene Academie op, onder den naam van PUlantropine, ald. Zyn Dood en Characler. ali. bedenkingen. (_Zedelyke) 2*3, 268, SU. 355» 401, 442, 487, 0 • ,n 574. 619 iedienmgen,(Bur£erlyke) het uitfluiten daar van om Godsdienftige begrippen als een Vervolging aangemerkt. 274 iiANCiiiNi, Waarneemirgen door hem te Rome gedaan, 513. Bovenal op de Maan. ali. Her~t.zyn mtt Boter , een Ge« neesmiddel tegen de Dolle. honds  BLADWYZER. honds beet, 102. Hoe die Ge néeswyze in *t werk te Hellen. ;, 10£ eoehmen, Of BÖHM, (Jacob . zyne afkomst, 452- Wegin zy ner Geestdryverye, ald. ^ Cjeet zyn Werk , Awora, in t licht Gefchil met de Godgeleerden ■ a« Zyn verwilderde verbeel dingskrant, ald. Onmogelyk heid om een beknopt beng van zyn Stelzel te geeven trekken daar uit , 454- Wai veele Naavolgers. 45 Braakwynfteen, Voordeehge uit werking in eene moeilyke Vei losfing. '■ . 3r! Bradypus Ut [mus, ofBeer-Lmaard befchreeven. 59 Brandgans (Reden om te denke dat de) de der Grit ken, en de Pulpanfer der Lal" ' nen, is, 464. Naamen in d Noordfche Taaie aan deeze Vogel gegeeven, 465- Geftai te , Pluimadie; bet onderlchei tusfchen het Mannetje e Wyfje, ald. Beroemdheid va derzelver Vleesch en Eijerer als een lekkerny, 466- N; tuurlyke geaartheden van dei zen Vogel,467- Van derzelv broedenden het oppasfen df Eijeren,ald. Hoe zy de Jong* befchermen, 468. Is traag het verkrygen der Volwasfe heid, en Langleevend, al Paart in den opgeflooten fta met een gewoone Eend, 46 Voedzel der Wilden en d Tammen, ald. Aan een zo d«rlinge Ziekte in den op? fboten ftaat onderhevig, 4; Waarom wenschlyk ware e Ras van Tamme Brar.dgani te krygen; bezwaarlykhetd d: van. 4 .Büffon, (De) de Schilder de£ Natuure, foms te fiout "in zyn vlugt. 20a Bypeloof, is niet altoos onnut, 216. . Doch wordt nutloos en fcha- ■ delyk by meerder lichts, ald. C. '' falip'u (De beftrafte en ver\y, beterde) 486 .Cannay. (Berigt van een Zeil* : fteenberg op het Eiland) 543 ^Carel- emmanuel i'erdinawd 1 marfa , Prins van Pkdmond, ■ Erf- en Kroonprins van Sardinii; \ Schets van diens vooitrefFelyk . Charaftsr. 523 iCesi, (Frederic) Grondvester van de Academie der Lyncei \ te Rome; wat deeze Man in 1 't vak der Natuurkunde gedaan - hebbe, 509- Had een Natuur* r. kundig Kabinet. 5H 2 Chatterton , ongeregelde Drifn ten, geen Vernuft, oorzaak van . zyn "ongelukkig einde, 398. 1 Hoe hy, door Zelfmoord zyn n dood niet verhaast hebbende, n geholpen zou zyn geweest. 399 Chriitenen (Geene Maatfchappy '. van) heeft het minfte Re^t, om ■ • anderen door eenige geweld!r daadiste middelen tot Medegeir nootfchap te dwingen. 276 n Christina , Koningin van Zweein den, hoe zy by Starrekundige 1- Waarneemingen het hoofd van 4. den grooten cassini dekte. 511 atCiAMPiM, vestigr te Rome de 9. Academie Phyfico Mathematici que, sii. Zyne veelvuldige n- verrigtingsn, 512. Hadt eene e- Verzameling vanNaturalia. 514 o.Claubius, of de teleurgeftelde =n Geleerde. Eene Vertelling , 'en gefchikt voor de Gunftelingen ar van Vernuft en Geleerdheid. 71 2S? V v a ®m'  BLADWYZEÏU' D. T\a «pen (Aanmerkingen over den invloed dei) op de Barometers , 65. Onderfcheide foorten van Dampen in overweeding genomen. 66, log Dampkring , (Bedenkingen over de Ongelykheid der Hoogten van de Kolommen in der) 69, ico. De verdunning in de Poolgewesten , toegefchreeven aan de Noorder- en Zuider. lichten. u4 Del/Jiof'kundigen, aanbelang hunner Reizen, 203. Waarop zy te letten hebben. 204, Weik een plan zy moeten vormen tot het doen hunner Waarneemingen aan de Kusten, 206. Wat hun te doen ftaat als zy gelegenheid hebben om de Bergen te beklimmen, of met de inwoonders te verkeeren. der. (Befchryving van een groot Viervoetig, tot heden by ae Natuurkundigen onbekend,! 420. Voor geen Beer , of Das, te houden, 421. Ophelderend Berigt deswetens , 590. Behoort tot het'Geflacht der Bradypus, of Luiaard, 591. Nadere ophelderingen. 593 Doddridge, (Philip) diens Afkomst, 425. Bykans dood ter wereld gekomen, ald. Zwakheid van gefteltenisfe, 4*6. Opvoeding en vroegfte Studiën, die hy zonder de edelmoedigheid van eenen Vriend niet zou hebben kunnen doorzetten, ald. Bybeloefening, ald. Genegenheid tot den Predikdienst; en ongezindheid tot den dienst der Kerk van Engeland, 427- Op een Academie der Dis-D Jenters belteld,aW. Wo-dt Leeraar te Kibworth. Zyne te vredenheid over die geringe Standplaats, 428. Opent een Academie der Disjenters te Harborough, 429. Verplaatst die na Nrthampion, 430. Zyn gevoelen over het gebruik maaken der Hartstogten iri het prediken , ald. Litfdefchoot door hem opgerigt, 431. Hoe veel Leeraars hy op zyne Academie kweekte, ald. Eerfte Werk en Leerredenen door hem uitgegeeven, 479. Wordt Doctor in de Godgeleerdheid, 480. Vrugt zyns. Werks over de Baarblyklykheid van het Euangelie, ald. Aanvang van zyn groot Bybelwerk, ald. Andere Schriften,en derzelver lof, 481. Ontwerpt en bevordert het plan van een Lands-gasthuis te Northampton, 482. Wordt aldaar Lid van een Wysgeerig Ger.ooifchap, en vaart voort met Werken uit te geeven, ald. Aanmer» kingen op zyn Leeven van den Colonel gardiner, 483. Hoog gevoelen van newton, 485. Werk,over den Huislyken Gods. dienst, ald. Ziekte, 517. Zyn laatfte openbaare Dienstwerk, ald. Gaat na Lisfabon tot herftelling zyner gezondheid,513. Zyn dood, en begraafenis al« daar, 519. Gedenkteken voor hem in de Gemeente van Northampton opgerigt, 520. Graf. fchrift, ald. Algemeene hoogachting hem toegedraagen,52i. Zyn Character, ald. Edelmoedigheid omtrent het verlooren Jaargeld voor zyne Weduwe, dewyl hy buitens lands ftierf, 522. Zyne Kinderen. ald. rukpers, (Anecdote van den tegenwoordigen Kroonprins van Vecnsmarken, wegens de Vry. heid  BLADWYZER. heid der) door hem voorge-l ftaan. 4CE. Tfchtenjiand. Zegenrykheid van denzei ven befchreëven. 219 Eend (Langftaartige) van Terreneuve. Pluimadie en geftalte van deezen Vogel, 64. Waar dezelve voorkomt. 65 —— (Rosfe) Naamen deezes Vo-, gels, 588. riuimadie, Geftalte , Stem,'en Lcevenswy/.e ,] ald. Hoe zy zich in den gevangen ltaat houden, 589 Hoe veelvuldig in Frankryï , ald., In welke vergelegene Landen dezelve voorkomt. 590 Eer, zugt tot een algemeen werkend beginzel by den Mensch, i. De Godsdienst leidt ons tot Eer op , 2, Welk een Godsdienst dit voorregt toekomt, 3. Eer komt niet voort Hit Rykdorn, ald. Ontftaat niet uit de Waardigheden en Ampten, welke hy bekleed, 4.' Wordt niet gebooren uit het verrigten van fchitterendei daaden, ald. Nog hst bezit van uitfieekende bekwaamheden, 5. Ontftaat uit 's Menfchen Zielsgefteltenis en Deugd, <5. Deeze Eer is onafhangelyker en vqlkomener, dan die door eenige andere middelen kan verworven worden , ald. Steu )t op het algemeen gevoelen des MenschJoms , 7. Is Godlyk en Onfterflyk. 8 Engeland (Hoe groot het daad lyk inkomen der Kerk in) is. 272 F. Jfhrence (De Academie del Clmento te) geftigtjaan een üitnein haare eerlte poogingen, en het welgelukken; verfchu!. digi. . 515 pludd , (Robert) diens Afkomst', 450. Zyne Letteroefeningen, en Reizen. Wordt Lid van bet Collegie der Geneesheeren te Londen, 451. Byster vreemde Stellingen ooor hem geopperd en beweerd, ald. Wysgeerige Werken door hem-gefchreeven. Tegen fchry vers. 451 '''luistering. (De ongelukkige) Eene waare Gefchiedenis. 139 ?ontenelle , wat hy van de Veelheid der Werelden geleerd hebbe. 3*7 France , (Isle de) aan welke fchriklyke Orcaanen dit Eiland onderhevig is,422 Hoe zommige Zeelieden die weeten te ontwyken, ald. Schrikbaarer,de uitwerkzelen daar van , 423. Een buitengewoone verandering in den ftand des Barometers, op Breedten tusfchen de Keerkringen , tot nog de éénige aan wy zing van een naderenden 0; caan; treffend ophelderend voorbeeld. ald. fRANct-c-us oe I , de Me.lkis, diens Bygeloovigheid, om zich met Water dér fordjane te laat.m doopen. 83 Frankryk, (De Staatsomwenteling in) gefchikt om 't zelve — een Regterlyk Onderzoek door Gezwoorenen — een HibeasCor. ptu Aüe — en ongekreukte handhaaving des Regts, te bezorgen , 270. Veranderingen daar door in de GaUicainjfchi Kerk te wege gebragt. Vmt i . De vermindering der verbaazende inkotnften van eenige Kerkhoofden , en de venneerdering der fchraale Bezoldiging van anderen,27:. Ten?* De Affchaffing der Kloosteren , 272. Ten 3. Da volkoaiene Verdraagzaam .eid. 273 Vv 3 Ga-  BLADWYZER. G. {TJalaten III: is—20, ver» klaard. 97 Galileo , welk een prys hy fteide op zyn LiJinaatfchap van de Academie der Lyncei, 511. Hoe weinig de verwyten zyner Vervolginge te Rome ge» grond zyn, 548. Op zyne eerfle Reis derwaards wel behandeld. Waarom op zyne tweede min gunftig bejegend, ald. De derde maai in het Huis der Inquifitie gebragt, uit hoofde van zyn onophou» dalyk fchimpen , 549. Hoe daar minzaam behandeld, en 'er uit ontilaagen , 550. Zyn flclzel niet, maar zyne hoedanigheden daar, mijpreezen. ald. Gardiner, Aanmerkingen over de Bekeering diens Coionels. 4^3, 454 Gedagten, (Leerzaame) en Gelykenisfen. 528 Geestdrift, of Vuurigheid van Cliaraiïer. Aan welke menfcheH onbekend , 405. Wie daar voor niet vatbaar is, 406. Hoe de daar mede bezielde handelt, 407. Dit Charucter, gelyk het zyne byzondere uitileekenheden heeft, ftaat ook voor byzondere gebi eken bloot, 408. Welk eenu behoedzaam-! heid zulks vordert, 409. Oor. fprongen van dit Character, ald. Hoe te vormen, 410. Of zulk een Character wenschlyk is? 411 Geleerden. (Veelvuldige voorbeelden van mishandelingen der) 547 Geneesmiddel, (Voorbeeld van een gelukkig uitgevallen misflag van twee zeer verfchillende Lyders, van welken d<* een het) den anderen voorgefchreeven, ge-" bruikt hadt. 195 Graf. (Het) Zedelyke Befchouwingen. 44Q Graveel, waaruit oorfpronglyk. 501 H. ï-Iammond, waarom deeze Liefdezanger by zyne Minnaares niet Haagde. 40a Handel. XXVII: 23, opgehelderd. 141 Haring. (Gevaarlyk toeval, veroorzaakt door het afzuigen des Reuzeis van een nieuwen) 231 Harpyen der Ouden, zyn waarfchynlyk Sprin^haanen geweest. 285 EIeLMONU , (JOAKNES eaptist4 van) zyne Studiën; bedekt, onder het vertoon van Nederigheid, eene fmaadende ver. agting van alle kundigheden, buiten zyne eigene ; zyn waan, 489- Wordt een Dweeper, en Chymist, 490. Zyre Geneeskunde , Wysgeerig Stelzel, en Dooi,ald. Zyne Schriften. 491 (Fsanciscus van) treedt in zyns Vaders voetitappen, ald. Herzen-waterzugt, (Bydrops Cerebri) gelukkig herfteld. 586 Hette (De Lugt op zich zelve geleidt de) niet, of geeft daar aan doortocht. 595 Hindoos, Aanmerkingen over hunne Geaartheid, 29. Voorbeelden van onverfchrokken dei dood te ondergaan, 30. Wag, ten in groote bedaardheid den dood af, 31. Treffend voorbeeld van hun daadlyken en lydenden moed, 32. Blyken van hunne Beleefdheid , 73. Li» chaams- en Zielsvermogens, komen.  BLADWYZER. men by hun vroeg tot rypheid, 73. Van de gewoonte der Vrouwen , om zich nevens hunne Mannen te verbranden, ald. De Wet pryst zulks eer aan, dan dat ze het beveelt, 74. 't Oogmerk deezer barbaarfche gewoonte, ald. Befchryving van die Plegtigheid, ald. Voorbeelden van eene ten uiterst fterke gehegtheid aan die gewoonte. 75 5 enz* Hindoojtan (De uitgeftrektheid van) veel bepaalder, dan men in Europa doorgaans begrypt, 561. Hoe veel plaats dit Ryk, in vergelyking met de Ew opijciie, bellaar, 562. De benaaming Indie van Hind af komftig, ald. In de oude Volkstaal werd Hindoojlan Baharata geheeten, 563. Oude en Tegenwoordige verdeeling, 565- Bezittingen van Gmt-Brittanje in dat Gewest. M Home. (Henry) Zie Lord ka mes. Homerus, op welk eene-wyzt zyne Zangen volmaakt gewor den. 2S: Honds (DoMe-) beet, geneezci door Bierazyn met Boter, 102 Hoe deeze Geneeswyze in werk te Hellen. 10, Howard, (John) Omftandig be rigt van diens laai.fte Ziekte 161. Aanmerkingen daar over 164. Cfcaractertreliken deeze Mans, 2 44' Was vuitrig i het vormen , en werkzaam i het voitooijen, van zyne on werpen , ald. Kon voor la! gen tyd zyne gedagten öp éét zaak gevestigd houden, 24 Was niet koel en gevoello van aarc, 246. Bezat onve fchrokkenheid en moed, -a Vastheid van zynen aart, Zc derling middel van hem aan* gewend , om wel gediend te worden, 247. 2.48. Geest van Onaf hangelykheid, welke hem bezielde , 248. Nooit gedreeven door een zugt om ryk te worden, ald. Strengheid zyner Leevenswyze, en gefteldheid op reinheid, 249. Hoe gehard om vermoeien!sfen te verduuren. Zyne wyze van reizen, 250. Zyn Character als een verffondig Man, 251. Een voorftander van Vryheid , 252. Niet zo afkeerig van Gezelfchap , als men veelal dogt, ald. Hoe hy zich omtrent de Vrouwen gedroeg , 253. Op de verkeering met dezelve zeer gefield, alt Zyne kieschheid, 254. ZynGods- , dienftig Charafter, ali. Of hy aan de Leer der Voorbefchikking geloofd hebbe ,255- Hadc hoogagting voor alle Biaaven , in alle Godsdienstbelydenisfen, 256. Zyne Huis'yks verkee- ! ring, 382. Hoe hy,die ronds. om hem woonden, gelukkig i maakte, door Woonin«en ts 1 bouwen, en de Kinderen te . doen onderwyzen, 383. Zyn [ gedrag omtrent de Armen. 38,4. \ Uitgebreidheid zyner Liefddaa- digheid , 386. Zyn vastbelloo, te wederilandbieding aan On, regt en Geweld, 387- Zyn s zugt voor Orde en Geregeldn heid, oW. Hoe zeer op het n aankweeken van Veld- en 'JPuint- vrugten gefield. 388 )• Huigeks , wat deeze van de Veele heid der Werelden geleerd hebbe. 3-7> 319 ^ Hyder aly, diens Afkomst, 344* r- ' Zyn Krygskunde, aW. Zyne dt- Krygsverngtingen, 345- ^n n. dwader. 3+6 Vv 4 Bf  BLADWYZER. Hymen. (De Tempel van) Een Droom. 352 J. en I. *V.*ar (Gedagten by den aanvang J van hei) 1792. 45 jericho (Befchryving der Planten , in de Vlakte van) groeiende. 116 Jehoivimus, (St) Kerk aan dee2en toegewyd in 'tHeilig Land, 369. Over de Schilderyen, welke gezegd worden aldaar gevonden te zyn. ald. Jesus GHKistos, waarom hy in eenen onaanzienlyken flaat in de Wereld kwam, 577. Dit itrekte, om, reeds van het begin af, het denkbeeld van een, Aardsch Vorst, en zigtbaar Ko-' nir.gryk op Aarde, met kragt tegen te gaan, 578. 't Was nuttig voor 's Werelds Heiland, dat hy tot de laaglle rangen; der Menfchen vernederd wierd," 582. Ook met betrekking tot alle Menfchen , zo die zyne^ Tydgenooten waren , als die naderhand leefdtn. 584 Indie, van waar het den Naam ontleent , 562. Hoe breed, fprsakig men dien Naam gebruikt hebbe, 563. Waarom, van alle tyden een voorwerp van Onderzoek, 564. Hoe het voorwerp der Overwinningen, ald. Oude en tegenwoordige \'erdeeling, ald. Opgave der Lroa- Brittannijche Btzittingen in dat Gewest. 5155 Joanna , een der Camera-Eilan- , den, waar gelegen , 2cg. Befchryving der Stad, waar de Koning zyn verblyf houdt, ald. Deszelfs Bewoonders , 210. ^anzienlyk onder de CamoraEilanden, ald. Gefchenken die de aankomende Schepen doen, *n. Zonderlinge gewoonte der Inboorelingen , om den naam van Engelfchen aan re neemen, ald. Hoe Zy hunne Koopwaaren aanpryzen, 212. Welk Vee men 'er aantreft. 213. De Inboorelingen zyn door de Arabieren overweldigd, en ombelzen den Mahometliaanfchen Godsdienst, ald. Van de Vrouwen, 214. Van hunne Godsdienftigheid , ald. Aart der Inwoonderen, en Vrugtbaarheid van den Grond, 215. Schoonheid des Lands. ald. Eerdienst aan wilde Eendvogelen toegebragt. ald. fonia, (De op- en voortgang der Letterkunde en Kunsten in) naagefpoord, 287. Dichters en Dicbteresfen, 290. Schilders en Beeldhouwers. 291 tonden, welk ten Aardsch denkbeeld zy van den mess ias vormden. 575 'ordam, Reis derwaards befchreeven, 79. Bygeloovigheid der Grieken, om zich in het water dier ftiviere ie dompelen. £0. Naamsöorfprong, langte en breedte, 81. Jacois - Brug over dezelve, 82. Loop en geweldigheid des Strooms, ald. La;:dstefteldheid aan de Oevers, 83. Bygeloovigheid van franciscus de I, de Medkis, om zich met Jordaan-water te laaten doopen. ald. K. r£alkjleen,v.'&t dezelve,ten ainziene der vorminge onzes Aardkloots, leert, 204. Van welk een aanbelang te onderzoeken of dezelve op de Zuidzee- Eilanden, en op de Landen digt aan de Zuid. pooi, beftaat, ald. Wat men, by het ontdekken van deezen 'Steen,  BLADWYZER. Steen, in aanmerking te neemjn hebbe. 24ï Kames, (Lórd) henry home , zyne Afkomst, 552. Zyne Opvoeding en eerfte Studiën , ali. Advocaat, en een derRegteren in 't Hof der Zittinge, 553. Regtsgeleerde Schriften, ald. Hoe zeer op Bovennatuurkundige Befpiegelingen gefield , ald. Hoe veel opziens zyne Leer, wegens de Wysgeerige Noodza Mykleid, baarde , en mistasting daaromtrent , 554. Wat hy in 't vak der Fraaije Letteren deedt, en t. welk een roem hy daarin behaalde , 555. Werken in dit vak uitgegeeven , ald. Hoe naarftig by zyn tyd befteedde , 557. Zyn Character, 558. Zyne gezellige verkeeiing , 559. Staatkundige en Godsdienftige gevoelens, 560. Zyn Dood. ald. Kanker, niet onder de Smetziekten te tellen. 5°4 Keizer, Oorfpronglyke betekenis van die Benaaming, 165. In welk een zin vervolgens gebezigd, ald. Over den rang en het vermogen der Keizerlyke Waardigheid, ali. Wat die tytel in 't Oosten betekent, i6<5. Beloop van het Westersch Keizerryk, ald. 't Zelve van Erflyk in verkiesbaar veranderd, 167. De Keizerlyke Voorregten eertyds uitfteskender dan tegenwoordig , ald. Voorregten daar aan toegekend, 168. De Koningen van Frankryk en Engeland hebben voortyds den naam van /toergedraagen. ald. Kiekens , twee uit een dubbele Dooijer voortgekomen , en in elkander gegroeid. 497 Kinderen, (Over de onzekerheid der tekenen van Doodflagin het geval van Onegte) 413, 456. Wat by de beoordeeling al üaat in agt te neemen , 458. Hoe verre men, in gevallen daar vermoedens plaats hebben , indien • de Longen op het water dryven, daar uit bt> Üuiten kan, dat het Kind leever.d gebooren, en waarfchynlyk door zyne Moeder vtrmoord is. 459 Kinderpokken, eene Smetziekte, 505. Doch 'er fchynt iets aangeboorens zomtyds onder te fpeelen. ald. Kircherus , wat hy van de Bewoonders der Planeeten Üelt. 316 —— de Jefuit, heeft een Kabinet aangelegd , 't welk nog beftaat. 514 Kleist , (Eduard christiaan van) zyne Afkomst', Letteroefeningen , 607. Begeeft zich in den Deenjchen Ktygsdienst, ald. Voorts in Pruis/ifchen. Vertoont zich als Dichter , 6c8. Gewond in den Veldflag by Kunersdorf, ald. Hoe behandeld; zyn Dood. 609 Soppe , (Juhan benjamin) Verftands- en Zielshoedanigheden van deezen Godgeleerden, 293. Zyn Afkomst, ald. Huislyke en Geleerde Opvoeding, 294. Academifche Oefeningen, ald. Wordt op de Hoogefchooi te Göttingen Theologisch Repetent, 295. Vertrekt als Leeraar derGiiekfche Taaie naM.rc.is., 296. Wordt Hoogleeraar in de Godgeleerdheid ts Göttingen, 297. Zyne verrigtingen in die post, ald. Wordt eerfte Academie-prediker, 293. Uit. gegeevene Schriften , 299. Wordt na Got>a beroepen, 300. Vervolgens na Hanover. 301. Hoe veel hy daar vetrigtte, 302. Zyne vrye wyze van denVv s ken,  BLADWYZER. ken, 302. Zyne Ziekte en Dood, ald. Zyn Cnaraóter. ald. L. 7 eeuw. (Byzonderheden aangaande de Natuurlyke Historie van den) 365 Leibnitz, hoe hy fpreekt over de Planeetbewoonders. 359 Leopold de II, langs welke trappen hy ter Keizerlyke Waardigheid opklom , 168. Talryk. Naakrcost deezes Keizers. 169 Leshos. Zie Metelino. Longen, (In hoe verre men, uit het op 't water dryven der) befiuiten kan dat een Kind leevend gebooren , en waar. fchynlyk door zyne Moeder vermoord, is. 459 Lucia, (St.) befchryving van een Vulcaan op dat Eiland. 159 Lugt.op zich zelve niet bekwaam om de Hette te geleiden , of daar aan doortocht te geeven, 595. Hoe ze, bepaald zynde, Warmte geeft , ald. Wat 'er do Aantrekking der Lichaa-j men, die eenig dekzel uitmaaken, aan toebrengt, 596. Dit opgehelderd door de Vogelvederen, en deVagten der Dieren. ald. Lugtgejleltenisfe, (Aanmerkingen over den invloed der) op den Barometer. 22 M. jl4~am, (De) als bewoond aan- ^ gemerkt, 315. Het tegenovergefteld gevoelen. 358 Mahemetliaaneri, (Vreemd begrip, by de) over de onreinheid van Zyde Kleederen. 28 Mahiuab - Boom, eene onbekende foort, tot de Pelyandria Monogyda behoorende, 196. Rloejsem en Vrugten, als mede de Olie, welke men daar van maakt. 197 Man , elendige Wooningen op dit Eiland ., 124,. Luie en werklooze aart der Inwöbnderen . 125. Kloek en vlytig ten tyde der Haringvangst, ald. Voedzel, 127. Voordellen tot verbetering dier Eilanderen , ald. Zeden der beter gefielde Inwoondcren, zo Mannen als Vrouwen. 12S —— (De) naar fmaak. Een Character. 309 -— (Gemeene) aanbelang van hem onderwys te geeven, 533- Hoe het zelve in te rigten, 535. Aanpryzing derZondagsfchoolen , 538. Ontwerp van eene Sociëteit ter verfpreiding van Kennis in 't algemeen. ' 539 Melaatsheid, een aansebcorene, geenebefmetlyke, Ziekte, 501. Uit het Oosten overgebragt in Europa, en daar verzagt en veranderd in onze bekende Klierziekte. 504 Welk, (Zuiker van natuurlyke) op welk een wyze de Mongolifche Volken dezelve bereiden, 198. Alle plaatzen tot het vervaardigen van dezelve nietgefchikt, 199. WelkeMellc daar toe best gefchikt is. 200 Mensch, (Befpiegeling van den) alshetbehoeftigfte , en te gelyk het voortrefFelykfte,Schepzei, in dit ondermaanfehe. 131 Mercati, (Michel) een vroeg Natuuronderzoeker te Rome. 5iS Metelino, op 't zelve erft de oudde Dogter , 304. Familie - ongelegenheden daar uit oorfpronglyk, 305. Hoe men met deZjonen handelt, 306. Geaartheid der Vrouwen; zy hebben het meest te zeggen , en gedraagen zich als in andere Lan-  BLADWYZER. Landen de Mannen, 307. Geftalte, Gedaante en Kleeding, der Vrouwen. 3°8< Microscoop, (Enkelvoudig) befchf eeven. . 331 Myfore, befchryving van dat Gewest, 343. Inkomften des Sou-< verains, 344. De Krygsmagt. ald. N. JVTardtts Indica , of Oostindifche ^Nardus. Ontdekking era befchryving van deeze reukgee-* vende Plant. 13 Neptuniste en Neptunisme, wat' men door die benaamingen te verdaan hebbe. 463 Nieuwsgierigheid. (De geftrafte) Eene waare Gefchiedenis. 310 Newton , (J.) als een Bybelvriend gepreezen. 48s Noailles, (De) Bisfchop van Chalons, liet het gewaande oveiblyfzel, de heilige Navel van jesus Christus , in 't vuur werpen. 217 Noorder- en Ziriderlicken, in de Poolgewesten, aangemerkt als eene verbranding der ontvlambaare Lugt, veroorzaakt door de Eleclriciteit. 114 O. r\ceaan, verwarmt de fnydende Poolwinden, 598. De veelheid des Waters onderhoudt eene meerdere gelykmaatigheid in de onderfcheidene Lugtftreeken, 599. Aange merkt als de Verzamelplaats en Gelykmaaker der Hette. 600. Wysheid der fchikkinger van de Voorzienigheid ir deezen. ald Odin, of woden, de God da Scandinaviè'ren , 375. Well eene geaartheid de Eerdienst aan die Godheid toeeebragt hun inboezemde, 376. Over levering aangaande opiu's verlakten deeze aarde. 377 )lyph~dntstanden, h;is dezelve in Toscaanen, Siberië, en America, in den ^rond bedolven kunnen aekoiiieu zyn. 239 Inderzoik, (Vry) in den Godsdienst, by de Staatslieden in 't algeméén , en by veele Geestlyken, raet een ongunftig oog aangezien, 277. Oorzaaken hiervan. 278 Oorlog. (Befpiegeling van den) Een Fragment. 129 Drcaanen (Welke fchriklyke) op Isle de France woeden, 422.' Schtelyke Daaling des Darometers, het éénig zeker Voorteken eens naderenden Orcaans. 423. Dtwaï , zyne armoede niet toe te fchryven aan 't verzuim, waar mede de Wereld zyn Vernuft bejegende. 399 Duierdom. (Voorbeelden van hoogen) 189 Dxygene. (Prosven over de Verwandfchapstafel van den Heer lavoisier, omtrent het zogenaamde) 150 P. paard , (Befcbouwing van het) 526. Van de zorgvuldigheid der Arabieren, om het Ras zdver te houden , ald. Onderfcheide loorten, 527. Aart deezer Dieren , ald. VeelvuJ. dig gebruik, 't welk de Tartaaren van dit Beest maaken. 52.8 Palmboom, befchryving van denzelven, 117. Van ho3 uiifteekenden en veelvuldigen dienst, 118. Verfcheide foorten, 119. ■ Voortplanting en Eigenschappen , ald. Waar toe in 't zin, nebeeldige gebezigd. 120 Pandora, (Authentique byzon• derheden, betreklyk het verlies  BLADWYZER. Mes van h?t Engelsen Fregat de) gecommandeerd door Captein edwards. 337 Paracelsus, (P. a..theopjik ) wordt door veelvuldig reizen een Wysgeer en Geneesheer op zyn eigen hand , 447, Wordt Hoogleeraar in de Geneeskunde te Bazel; krygt veele vyanden ; verlaat die Stad, 448. Eindigt zyn leeven in het Hospitaal tq Straatsburg , ald. Verfchillende en tegenftrydige oordeelvellingen der Geleerden over hem, ald. Verflag van zyne Schriften, 449 Berigt van de Paraceljifchu School. 450 Phlogiston, waar voor men het te houden hebbe. 148 Flineetbeivoondsrs, zwaarigheden, tegen derzelver beftaan, aaigewend, 361. Opgelost. 362 Poiret, (Petrus; zyne Studiën , Leeraar te Tiveebiugge, en een Carthefiaansch Wysgeer, 491. Wordt afkeerig van deeze Wysbegeerte , en, door Madame boumgnon , in een Myftik GoJgeleerden hervormd, 492. Zet zich in Hvlland neder. Schriften door hem uitgegeeven. Hoofdfom zyner Myftike denkbeelden. ald. Potaarde, Waarneeming daarop voor de Delfftofnundigen van veel belangs. 239 PredikUientt in ons Vaderlandonder de oorzaaken, dat een 30 klein getal zich djar toe overgeeven, komt, in de eer- • fte plaats, de A/keer hun daar van ingeboezemd, 49. Ten tweeden , de hoogere Kosten tot de Studiën vcreischt, 51. Ten derden , de geringe Bezolding, 52. Ten vierden, de Grilligheden in de Beroeps, 54- 1'en vyfden, de Kostbaar, der Leevtnswyze, ald. Ten zesden , de onverdiende Ver"tfitlgi 55. Ten zevenden, de Vrygeestery van onzen tyd, 57. DuRmotten der Predkanten by de Omwenteling, 58. Middeler tot herftel in deezen aangeweezen. 58, enz. Putnam. (Treffende blysen van moed en onverfchrokkenheid des Americaanfchen Generaals) 5^5 Pylflaart, Naamen deezes Vogels , 63. Pluimadie en geftalte > ald. Oiiderfcheid fchen het Wyfje en Mannetje , 64. Waar dïeze Voijel voorkomt. ald. R. J^aai eens Vaders aai zyn Zoon. 448 Heyn 'lds, Qoshua) zyne afkomst, 471.Eerfte blyken van zyn Kunstvermogen. Zyne Leermeesters in het Portraitfchilderen , ald. Voert een beter fmaak in , 472. Zyn verblyf in Italië, ald. Wordt, wedergekeerd, een groot Portraitfchikler, 473. Wordt Voorzitter in de Koninglyke Academie der Schilder- en Beeldhouwkunde te Londen , Rid. der, en Lid van verfcheide Sociëteiten, als mede Doétor in deRegten, ald. Krygt ongemak aan de oogen , en wordt ziek ; zyn gedrag in zyne ziekte, ald. Zyn dood, en aanzieniyke begraafenis, 474. Ali^cmeene ror. ve over hem , 475. Onderfcheide Pry^en op zyne Portraiten geftsid, aU. Zyne Naalaatenfchap, 47 6. Hoe zeer hy aan Engeland den roem der Schiide"kun»c fchonk,  BLADW?ZEK. fchonk, en in hoe verre een Naavolger te a^ten , ald. Gebrek van beftendigheid aan zyne Verf, 477. Niet alleen een Portrait-, maar ook een Hisiorie-fchilder, ald. Door de Keizerin met haar Portrait befchonken, 478 Zyn Character en begaafdheden. ald. B-icci , ( Michel-ange) hoe groot een Natuur- en Wiskundige. 51S Rome, (De Natuurkundige Weetenfchappen te) niet verwaarloosd ot vervolgd, 508. Aldaar was d'e Academie der Lyncei de eerfte , die , ter voortzetting der Weetenfchappen , niets dan Waarnesming, en Proefondervinding , aanwendde, 509. Verflag van den Grondvester frederic cesi, ali. Voortreflyke Mannen , die tot deeze] Academie behoorden , 510.] Wolk een prys galileo op zyn Lidinaatfchap aan deeze Academie fteide, 511. Opgevolgd door de Academie PhyJico Mathsmatique , ald. Beroemdheid van dezelve, 512. Welke Mannen zyne Medeleden waren, ald. Hoe zy zich in de Natuurkunde bevlytigden, 513. Kabinetten der Natuurlyke Historie , 514. Vroege Kabinetten te Rime aangelegd, 515. Wiskunde daar vroeg beoefend, 545. Groote Siarrekundigen aldaar, 546. Hoe men zich daar, omtrent galileo, gearoeg. (Zie galileo.) Nog worden 'er de Weetenfchappen , tot de* Natuurkunde behoorende, vlytig beoefend. S5ii Roos vm Jericho, befchryving van die P«int, 123. Bygeloo- vigheden deswegen gekoesterd. 123 Rojacrudaanen, hebben hun naam niet ontleend van de zamenvoeging Rofa & Crux; maar van het woord Ros, Dauw, en -f. dat by hun Licht betekent, 450. Verdere befchryving deezer Broederfchappe , als afftammende van zekeren Dxtitfcher, rosencreuz geheeten, 493. T-.vee Boeken, deezer Broederfchappe toegefchreeven ; Wat dezelve inhielden, ald. Hoeveel gerugts die ontdekking maakte , en tot wel. ke gisfingen zy aanleiding gaf, 494. Die geheele ontdekking voor een listige vond gehouden, om de Wereld te bedriegen, en aan joannes valentinus amdrea toegefchreeven. ald. Lozette. Herdersvertelling. 170 Iuth , Oorfprong van de benaaming deezes Bybelboeks , 185. Te regt geplaatst agter het Boek der richteren, en voor die van samuel , ald. Onderwerp van dit Boek, 186. Aangelegenheid van 't zelve, 187. Zwaarigheden , in de Geflachtlyst van davids Huis, hier voorkomende, ald. Wegen ter oplosfinge ingeflaagen, 191 en 225. Gisfing na den tyd, waarin, en den Schryver van wien, het gefchreeven is, 229. Welke nuttigheden men uit het leezen deezes Boeks kan haaien. 230 S. Sanfcrit, of de SanfcritfcJieTAü], voorheen een geheim, thans ■ bekend. 562; aturnus , vroege vermoedens wegens de dubbelheid van dea Ring dier Planeet,  BLADWYZER. • heet, 235. Door herscbell volzeker ontdekt , 237. De vyfde Satellit wentelt, even als o:;ze Maan, om zyn as, in dien zelfden tyd , welken hy tot den omloop befleedt. ald. Sauvage , niet door zyn Ver. nuft, maar door zyne onvoor zigtigheid en ondeugden, ongelukkig. 398 Sca?idinaviërs , eerden odin , of den God des Oorlegs, den Vader der Slachtïnge , 375. Welk een invloed zulks hadt op hunne verrigtingen , 376. Hoe het hun aanzet om in den Kryg te fneuvelen , en een zagten dood te vermyden , ald. Zei hun aan tot Godsdienftigen Zelfmoord, 378. Welke vermaaken zy zich in de Valhalla, of de Noordfche Elifeefche Velden, voorftellen. 379 Schouman, (Aart) zyne Afkomst, 433- Is eerst een Por traitfchilder : vervolgens van Planten, Dieren en Vogelen, ald, Zyn vlytbetoon en naauwJkeurigbeid, 434. Vondt een middel uit , om in Waterverw, op eene wyze die men tusfchen gedekte Verw en Sappen noemt, te fcmïderen, 435. Voordeel deezer Schildermanier, 436. Schilderyen op deeze wyze gecopieerd, ald. Zyne Kunstbekwaamheid in het navolgen, 437. Een groot Vogelfchilder , 438. Munt uit in laag verheeven Beeldwerk, 439. Welke Leerlingen van hem nog in leeven zyn. ald. Scorhulus, waarin deeze algemeere kwaal der Zeevaarenden beftaat, 280.,Welke verfchynzels dtz;lve Oplevert, ald. De oorzaak deezer toevallen Phy fiologisch verklaard, 281. De oorfprongen der Ziekte zyn af te leiden uit de gefteld'ieden der Lichaamen, en de bykomende omflandigheden, 282. Voorbehoedingen tegen deeze kwaaie op een Schip , 283. Geneeswyze. ald, Seuco. Een Africaansch Vertelzel. 610 Shenstone , waarom deeze Liefdezanger niet gelukkig in zyne Liefde daagde. 400 Slokdarm. (Waarneeming wegens een vaneen gefcheurden) 320 Smetziekten , veelal verkeerd begreepen. 499 Sneeuw , welk een dienst dezelve doet aan het Aardryk. 598 Spelde, (Een doorgeflokte en in de maag nedergezonken) door welke middelen uitgedreeven. 11 Springhaanen, een voedzel in het Oosten, 285. Waarfchynlyfi de Harpyen der Ouden. ald: Steen, by de Menfchen, waaruit oorfpronglyk. 500 Succin. Zie Bamfteen. T. HTeering, in welken zin befmettelyk. 499 en 500 Theofophisten , Algemeene befchryving van hun Character, 4.45. Wat zy zich al aanmaatigen, 446. Opgave van verfcheidene , ald. en 489- In welk een licht men deezen Aan. hang hebbe te befchouwen, 495. Vyanden van Rede en Open. baaring, en hun Stelzel, op Bedrog gegrond,nadeelig voor Wysbegeerte en Godsdienst. ald. Eirpoo sultan , uitgeftrektheid zy-  BLADWYZER. zyner Heerfchappye , 34L Gefteldheid zyns Lands, 342. Inkomften , 344. Krygsmagt, ald. Zyne Krygsverrigtingen, 346. Zyn Character. 347 Tot-ham , (Thjmas) een voorbeeld van verbaazende Sterkte. 4<=3 Toverkringen, (Berigt wegens de . zogenaamde) op den grond.) 286 V. Tfalhalh , het Paleis of de Zetel der geen en die eenj geweldigen dood ftierven by de Scandinaviers; welk een denkbeeld zy zich hiervan vormden, 378. Hoe dit tot' Zelfmoord aanleiding gaf, 379. Welke vermaaken zy zich daar) voorftelden. 380 Venusziekte , dat Kinderen daar mede gebooren worden, gelochend, 502. Schuilt in de Lymphatique Deelen , 503. Verkeerd behandeld; gemaklyk te geneezen. 507 Verlosjing. (Voordeelige Uitwerkingvan Braakwynfteen in eene moeilyke) 363 Vernuft, (Mannen van) niet noodwendig ongelukkig, noch in 't algemeen verwaarloosd, uit hoofde hunner Talenten. 396 i Verzweering. (Waarneeming, van\ eene ongelukkig uitgevallene Operatie, in eene vermeende) 6il>, Volcaniste en Volcanisme, wat men door die benaamingen verftaat. 463 - T rouwen, die zwanger, zyn, zonder haar toeftand te durven bekennen , over 't algemeen , voorwerpen van het grootfte medelyden, 415. Niet altoos, wanneer baar Kind dood is, van Moord te befchuldigen, 416. Zeldzaam voorbeeld hier-, van , 418. Hoe zeer men voorzigtigheid in oordeelvel. Iingen van deezen aart te gebruiken hebbe, 456. Wacmen uit het op 't .water dryven der Longen van zulk een Kind benutten konne. 459 'ulcaanen, (Uitgeblus.:hte) van' hooge oudheid, moeilyk waar te neemen , of zelfs derzelver beftaan te bewyzen. 243 'uurighe'ul van Chtratter. Zie Geestdrift. W. J^T7~atervrees, onzeker hoe lang een tyd dezelve verborgen kan blyven. 105 Verelden , (Veelheid der) door de oude Wysgeeren geloofd, 313. Opgave hunner denkbeelden , 314. Laater Wysgeeren , die in die begrip ltonden, 316. Wat FONTEnelle en huigens Op dit ftuk leeraaren , 317. Wat wolf , martin , saverien, du- Tems , 319. Welke Wysgeeren de Veelheid der werelden wederfpraken , 358. Zwaarigheden tegen het Stelzel van de Veelheid der werelden, en 'der Planeetbewoonderén, 361. Oplosfing derzelvcn. 362 Wilkins, de eerfte Emopeaan, die de Sanfcritjcke Taal leerde kennen. 563 'finden, (Aanmerkingen over den invloed der) op den Barometer, ia 3 uit de Poolgewesten waai- jende , niet verzagt vóór dat zy den Oceaan ontmoeten, 598. Over de ftreek , die deeze Winden houden, en de> natuurlyke reden hier van, ald. Wat dienst de Oceaan in  BLADWYZER; BERIGT VOOR DEN BINDER. Het Plaatjt, van een Onbekend Dier, te plaatzen tegen over bi. 42». in dit geval doet, 599. Onderfcheid tusfchen de Zee- en Landwinden hier. 600 Winter. (Tafereel van den) 93 WispeUuw igheid, Characlerswyze befchreeven. 134' Z. ^accon, of Zaccum, eene foortvan Pruimenboom in de vlakte van Jericho, befchryving. van denzeiven , 120. Zaccon-. olie daar uit gemaakt, en ten welken gebruike dienftig. 121 Zanden, aan de Kusten waar te. neemen, voor den Deifftofkundigen van groote aangelegenheid. 207 Zeüekunde, te weinig gepredikt, 139 Zee, (Doode) onderfcheide naamen daar aan gegeeven, 370. (Jitgeftrektheid eu omgelegen Land , ald. Gewaande Üverblyfzels der verdelgde Steden, daar niet aan te treffen, 371.. Over de ontlasting dier Zee, ali. Geen Vhch onthoudt 'er zich in, 372. Bezit de kragt . niet om Menfchen en Dieren op de oppervlakte te doen dryven, ald. is niet doodlyk voor 't Gevogelte, of van 'li zelve gefchuwd, ali. Jooden-i lym aldaar overvloedig, waar toe men 'f gebruikt, 373-• Putten, die dezelve uitleve. ren, als mede Zoutputten, aldaar te Vinden , ald. Steenk'omp, die men zegt de Zoutpylaar te weezen, waarin de Huisvrouw van lot veranderde, 374- Appelen van Sodomfi een verdichtzel , ali. Steen, welke de Bergen daaromftreeks voortbrengen , en 't gebruik daar van. ali. Zeevaart , in dezelve tragten de Hollanders volgens het waare Compas te ftuuren, hoe zy dit verrigten, 336. Hoe zy den voortgang van het Schip berekenen. 337 Zcilfteenberg op bet Eiland Can«ay. 545 Zelfmoord (Godsdienftige) by de Scandinaviers. 375 enz. Heken, (l'ligten der) 139 tiekte, (Engelfche) wanneer eerst bekend geworden , en waar aan toe te fchryven. 504 Ziekten, (Erf- of aangebooren) welke, 496. Waardoor veroorzaakt, ali. Niet uit een ingebeeld fmetvogt, maar door een eigenaartig .vaatgeftel, of de vaste deelen van Vader of Moeder, op de Kinderen overgeplant, 498. Verder bevestigd , sco, 501. Geneeskundige gevolgen uit deeze befchouwing afgeleid. 506 '.on- Microscoop, (Werkingen van hetj 325. Het Werktuig zelve, 327. Hoe men moet beginnen, om de werkingen van dit Zon - Microscoop te beftuuren, 328. Voor hoe goedkoop een prys te bekomen. 332 ïuiker van Melk. Zie Melkzuiker. 'usteis. (De Twee) Eene Aandoenlyke Gefchiedenis. 174 lyde (Hoe onvolkomen en verkeerd een begrip de Ouden hadden van de wyze waar op' de) voortkwam, 27. Vreemd begrip der Mahometiiaanen over Kleederen , van Zyde gemaakt. 28 '.ydewormen, door twee Perjifche Monniken in Ewopa eerst overgebragt, 27. Welk eene verandering in den Handel daardoor veroorzaakt werd. 28  ■