LETTER ■ OEFENINGEN, VOOR 1797*  ■  ALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTEROEFENINGEN, WAARIN DE BOEKEN en SCHRIFTEN, DIE DAGELYKS IN ONS VADERLAND EN ELDERS UITKOMEN , OORDEELKUNDIG TEVENS EN VRYMOEDIG VERHANDELD WORDEN. BENEVENS MENGELWERK, tot Fraaije Letteren, Konften en Weetmfchappen, betrekkelyk. eerste stuk. VOOR 1797- Met Plaatcn. Te AMSTERDAM^ ty A. van der KROE, en by J. Y N T E M A.   A LGEMEENE VADERLANDSCHE LETTE R-OE FE NI N GEN. De Bybel vertaald, omfchreven, en door Aanmerkingen opgehelderd. Twaalfde D/el. Ie Utrecht en Amflerdam* hy G. T. van Paddenburg en Zoon en J. Allart, 1796. In gr. 3vo. 644 hl. Met uitzondering alleen van de twee Brieven, aan de Thesfalonikers gerigt, loopt de tegenwoordige ar* beid des Eerw. van vloten over de elf overige Brieven , welke algemeen aan den Apostel paulus worden toegefchreven. Meer dan eens hebben oudheid- en oordeelkundige Uitleggers aangemerkt, dat de Brieven des doorluchtigen Kruisgezants niet in die orde van tyd zyn opgelteld en verzouden, als dezelve in orde van rang* fchikkinge in de gedrukte uitgaven der Schriften van het N- Verbond geplaatst zyn. Onze geleerde Uitlegger ltaat insgelyks in dat gevoelen. Zie hier, welke orde men» volgens van vloten, behoorde te hebben in.agt genomen. De Brief aan de Galatiërs de twee Brieven aan de Corinthiërs - de Brief aan de Romeinen — aan de Efeziërs - aan de Colosfers (of, gelyk van vloten fchryft, Colasfers) - aan de Filippiërs aan Filémon-* de cerfte Brief aan Timotheus - de Brief aan Titus —de tweede Brief aan Timotheus. ' Naar gewoonte wordt ieder Brief voorafgegaan Van eetie Inleiding, handelende van den fchryftyd, het onderwerp, oogmerk, den toeftand der perfoonen, aan welke het gefchrift gerigt was, en *t geen löortgelyke algemeene voorbereidende Aanmerkingen verder gemeenlyk behelzen. Al" leruitvoerigst is de Inleiding tot den Brief aan de Romeinen. Behalven verfcheiden andere zaak en, behandelt al* daar van vloten het vermaard gefchil over de Regtvaardiging des Zondaars by God. Zeer omflagtig wordt dit gefchil behandeld. Doch wy hebben 'er niets ontmoet, 't geen niet, meermaalen, door anderen, ter verdeediginge van het dus genaamde rechtzinnige gevoelen, was voorgedraagen. Dit gevoelen is algemeen bekend, en mogen lett. 1797. no. 1. A wy.  » VAN VLOTEN wy, daarom, ons ontflagen rekenen van de moeite, om* uit de veelheid der woorden, in welke het Systema is omkleed, s Mans gedagten en voortellingen in een kort begrip zamen te trekken. Liever willen wy , Van de Overzetting, Omfchryvinge en Verklaaringe, eeni dat de argeftorvenen geene vervvagting op eene verryzenis Iiebben, wat betekenis kunnen wy dan hegten aan den doop, die inwying in de gemeente der verflikten, maar ook herleevende; elk die trek had om door den dcop in nader betrekking te ftaan tot afgeftorven gedoopten, en daarom daar te eerder toe overgingen ; waartoe zou dat dienen, andien men dan eindelyk met de vergadering van gansch gevoellozen afgeftorven lieden daardoor verbonden was » " Om reden te geeven van het bovengaande, voeet de geleerde Man de volgende Aanteekening daar nevens „ vs. 29. De verklaring van MiciiAëLis heeft dit vooruit" dat ze het naaste by den text blyft; 'er waren eenipe in de gemeente die zich voor de dooden lieten dopen,°die dooden zyn volgens stosch in Co;np. Archmlogia, martelaren op wier graf zy gedoopt wierden, die anders zonder doop geftorven waren, dit word door een verhaal van epiphamus geftaafd; doch jammer is het, dat wy buiten epiïhanius en eenige weinigen, die men hierin niet zeer vertrouwen kan, geene fporen voor zulk een gebruik vinden; . dit gevoelen, oorfpronglyk van gjiotius herkomftig, is door velen gevolgd; andere gedagten, die zo me- ulg -zy,n' vind raen het best door heuman behandeld; net is by my zeker, dat het eene ongewoone wvze van uitdrukken is, waarin eene fpeling is op eene omitandigheid, die 111 de Corintifche gemeente plaats hadde; huiorifchc berichten geven dit volgende, dat 'er om dien tyd te Connthe eene zwaare pest gewoed had, waaraan een groot getal menfehen ftierven; de vrees had velen mogelyk fpoediger tot den doop doen befluiten, dan zy anders zouden gedaan hebben, zy waren evenwel geftorven i  Ven; —— niemand hunner was buitengewóón gered £ —* om deze zo rasch weggerukten hadden velen het betluit ge* nomen zich op de lyst der Christenen te itellen, om hun in het doodenryk te zekerder weder te vinden." Wy twyfelen, of veelen, met het dus ftellig verzekerde in de Verklaaring, zich zullen laaten te vrederi itellen. Over 's Apostels woorden, in dat zelfde Hoofdftuk» vs. 50, ontmoeten wy de volgende, onzes oordeels, gegronde Aanmerking: „ vs. 50. Ik weet wat bernoully van de Stamina; wat bonnet Contcmplation de la Nature hierover gefilefophecrd hebben; wy mogen die vrugten van het vernuft met dankzegging bezien, maar moeten die in de uitlegkunde *niet invoeren , dan toch zyn wy altyd verpligt de wysgeerige bedenkingen der gewyde Schryvers, fchoon onfchuldig, vry te pleiten." De plaats , 2 Kor. V: 4 , wordt aldus vertaald i vs. 4. Nogtans zo lang wy in deze tent leeven, zugten wy bezwaard; wy zagen ons liever overkleed, dan ontkleed, zo dat het fterfelyke voor het leeven verdween." Zie hier daar van de Uitbreiding : „ 4. Wy willen niet ontveinzen, dat wy, zo lange wy dit tentleeven leiden , niet gerust zyn ; en niettegenftaande het ongenoeglyke van dit leeven nogtans al veel bezwarende gedagten hebben over het verlaten van eene woning, waaraan wy nogtans, in weerwil van alle de moeijelykheden, gewend zyn; rnogt de tent van ons lighaam, denken wy al veel, blyven ftaan, niet van gordynen beroofd, maar het gefcheurde, het afzigtelyke door nieuwe overtrekken vergoed worden, dat zou ons behagen, waardoor dan 't verganklyke van het leeven, het welk wy hief leiden, als uit het oog verdween, gansch onzigtbaar wierd, dat zou in zulk een beftaan het best ons voldoen." Ter verdeediginge, zo van Overzettinge als van Omfchryvinge, heeft van vloten noodig geoordeeld, het volgende in eene Aanteekening daar nevens te voegen: „ vs. 4. MlCHAëLis : by het uittrekken van dit lighaam wilden wy niet gaarne naakt blyven, anders : wy wilden niet gaarne ons kleed uittrekken, maar een ander daarover aantrekken; doch de vraag is , of hier op de tent in hét geheel, dan wel op derzelver bekleedzel, in het byzondei, gezinfpeeld word; het is geen onge- woone zaak, onder Grieken , den huid by de gordynert van eene tent te vergelyken; doch ook dit baat ©ns weiA a tiigj  4 van vloten nig, 'er zyn hier merkelyke donkerheden; is de tent-wo» ning hier en het huis by God van den anderen onderfcheiden ? is het laatfte nog daarenboven onderfcheiden van het bekleedzei ? is 'er onderfcheid tusfchen bekleeden en evcrkleedcn? Dit zyn gewis zwarigheden, die de Uitleggers op verfcbillende wyze hebben zoeken te ontduiken ; de gemakkelyktle wyze van verklaren is die van swavina, dat hier niet alleen op het iterven, maar op het fterven door eenen geweldigen dood, gezien zou worden, doch ook dit heldert in de hoofdzaak weinig op; pauïms zou alleen in ftaat zyn, zo als het my voorkomt, zyne denkbeelden te verkiaven; hy vèrgelykt zyn lichaam by een tent-huis, dat vallen zal, maar dan vind hy eene andere woning, grooter en vaster; in die woning zal hy, fchoon geen iighaam hebbende, evenwel zonder iets, of zeker verblyf, niet zyn; met dat iets wilde hy liever overkleed dan wel ontkleed worden, om dat dit iets onfterfelyk was , en zyn tegenwoordig Iighaam zeer bros, veragtelyk door den dood, hierom zag hy 'er tegen op, eene woning, waarin men zo lang verkeerd had, nogtans op zulk eene wyze door den dood te zien verteeren, dit mishaagde hem: menschkundige, wysgeeiige denkbeelden ! doch te weinig gekend om ze te kunnen ontwikkelen ; semlek heeft de zwarigheden gevoeld , maar heeft zich met eene veronderltelling , die mogelyk paulus inden grond, maarniet op zynjoodsch, geloofde, tragtcn te redden." Tot ilot zullen wy hier nog overneemen de vermaarde plaats, Rom. V: 12, welke aldus vertaald isr: „ vs. is. Hierom, zo als door één mensch de zonde in de waereld is gekomen, en door de zonde de dood; even zo is de dood tot alle menfehen doorgegaan, door wien allen gezondigd hadden." Deeze gedagte des Apostels wordt, door eene Omfchryving , nader ontwikkeld: „12. Ik moet die wyze , waarop wy in het genot geraakt zyn tot de volkomenfte zekerheid, u nog een weinig nader ophelderen, gy kunt uit de tegenftelling dat het'best bevatten, naar de Jeerwyze die ons eigen is; één mensch, en wel de eerfte van ons geilagt, heeft veroorzaakt dat het overtreden zich onder alle menfehen over de waereld uitgebreid hebbe; zulks had ten gevolge, dat de dood als een ftraf duidelyk cn algemeen bekend is geworden onder allen; de ervaring leert hierin klaar, dat het fterven, zo als dat algemeen in de waereld heerscht, niet als een gevolg  de bybïl. 5 volg van de natuur befchouwd moet worden, maar met omftandigheden zo treurig vergezeld is, welke wy algemeen opmaken kunnen, alleen by dien eerften mensch zyn aanvang genomen heeft, waarvan ook niemand uitgezonderd is, dat wy de eerfte oorzaak van dat droevig verichynzel ook by hem zoeken moeten." Op het een en ander flaat deeze Aanteekening : „ vs. ia. Zeer wel zegt morus : de conclufie word hier in de comparatie gemist : zo is de bevryding van de Jlraf door tenen gekomen ; ik fta hem toe, dat dood hier wel de fcheiding van ziel en Iighaam is, doch niet als een gevolg van de natuur, maar wel als eene ftraf, het geen altyd in het oog moet gehouden worden, en dan kan het laatfte niet anders dan in dezen zin genomen worden: in welken; alles zou anders tegen de ervaring, en tegen de redeneering van paulus , inlopen, hoe men het draait en wend, het moet de oorzaak verbinden waarom alle zondigden ; dit zal wetstein zelfs overnemen: al volgt men de conjtruêtie, en al leest men met venema op de brais Comtn. i om dat, of hierom , die dit door voorbeelden uit de beste Griekfche Schryveren ftaaft; olevianus maakt de vergelyking zeer duidelyk, in zyne nota in Epiftol. ad Romanos, pag. 197, door eenen Christus , door zyn dood namentlyk, is de regtvaardigheid in de waereld gekomen, en word zo toegekend, dat het leeven van christus in ons eeuwig zal heerfchen; dit zyn twee ftammen, de eene alles vergiftigende, zodat het zich door al de takken verfpreid, doch een andere tak, niet volgens de natuur daarop ingeënt, brengt alle de afgerukte takken weder op zich over." Verklaaring van den Brief aan de Hebreen, door g. bonnet, DoStor en Profesfor der H. Godgeleerdheid, en Academie-Prediker te Utrecht. Etrfte Deel. Te Utrecht, by W. van Yzerworst, 1796. In gr. Svo. 358 bl. Behalven het Voorwerk. In een kort Voorbericht noemt de geleerde en werkzaame Schryver dit zyn Werk eene uitvoerige Verklaaring, en, waarlyk, niet te onrecht. Dit eerfte Deel behelst vooreerst eenige Voorbereid-zelen tot Verklaaring van den Brief aan de Hebreen; waarvan ftraks nader. Dan volgt eene Verhandeling over het Oogmerk en Redenbeleid van A 3 ïau-  g. bonnet paulus Brief aan de Hebreen, welke 38 bladzyden beflaat. De overige 3*20 behooren tot de eigenlyke Verklaaring. En hoe ver wordt die in dit eerfte Deel ge bragt? Niet verder, Leezer, dan het eerfte Hoofdftuk van den Brief zeiven. Zodat, naar alle waarfchynelykheid, het geheele Werk verfcheiden Deelen zal uitmaa* ken. De Profesför geeft, in het reeds gemelde Voorbe-» richt, te kennen, dat hy, zedert veele jaaren, aan de Verklaaring van deezen Brief heeft gearbeid. Wanneer men hierby voegt de bekende geleerdheid des Schryvers,dan mag men, met reden, hier, behalven des Profesfors eigene aanmerkingen, eene volledige Verzameling verwachten van het beste, dat door de bekwaamfte Uitleggeren over dit gedeelte van de gewyde Schriften der Christenen is aan het licht gebragt. Weinige aanhaalingen ontmoeten wy nogthans. Ook fchynt het oogmerk van den Schryver niet zo zeer geweest te zyn eene Letterkundige Uitlegging te geeven, als wel eene zaakelyke Verklaaring, gefchikt tot gebruik der zodanigen inzonderheid, welken de Leerftelhngen der Hervormde Kerke zvn toegedaan, Deezen vooral fchynt hy een ftichtelyk Huisboek te hebben willen bezorgen. Sommigen zullen, misfehien, oordeelen, dat een beknopter Werk , dan dit hel ooft te worden, ruim zo gefchikt zoude geweest zyn tot bereiking van zulken oogMerk, Het is waar, een veeljaarige arbeid, gelyk deeze, wordt natuurïyk uitgebreid ; nieuwe denkbeelden doen zich van tyd tot tyd voor , worden op het papier gebragt , en al vsrder ontwikkeld. Maar hiertegen ftaat over, dat men ook, by het dikwyls nazien, gelegenheid vindt om de voorgoftelde zaaken meer in een te dringen, de voortelling zelve te bekorten, herhaalingen, welke by het eerfte opftellen natuurïyk inlluipen, uit te wisfehen, al het onnoodige wech te neemen, en niets meer te behouden , dan hetgeen ter weezenlyke opbelderinge vereischt wordt. Na dit alles blyi't het onbetwistbaar, dat de waardy van een Werk niet gefchat moet worden naar de menigte der bladzyden, of het getal der Boekdeelen , maar veeleer naar den aart der voorgedragen zaaken, en de wyze der voordragt. Het belangryke ligt in den inhoud , niet in de meerdere of mindere dikte des Boeks. Over den inhoud nu van het Werk, waarvan wy thans ipreeken , zullen de gedachten verfchillende zvn.  over de hebreen. 7 Die der leerftellingen van de hervormde Kerke zyn toegedaan, zullen denzelven voortreffelyk vinden. De Schryver geeft alleszins blyken van zyne beftendige aankleevinge aan die leerftellingen, vooral, waar toe het begin van den Brief, volgens zyne begrippen, hem natuurïyk moest leiden, met betrekkinge tot een Godlyk Weezen, onderfcheiden in drie Ferfoonen , en tot de verzoening der zonden. Anderen, welken hiervan verfchillende gevoelens koesteren, zullen in dit opzicht 'er minder over voldaan zyn. Het lust ons niet hier in een gefchil te treeden , betgeen, zedert zo veele eeuwen , de Christenheid in onderlcheiden partyen gefplist heeft. — Doch hoe men hierover ook denke, algemeen zal men moeten erkennen, dat de Hooggeleerde bonnet zyne gedachten over dit duistere ftuk zo duidelyk voordraagt, als met den aart van het onderwerp en van zyn gevoelen beftaanbaar is. Ook moeten wy tot zynen lof betuigen, dat hy doorgaans gemaatigd is in zyne uitdrukkingen omtrent anders denkenden, en zich geene dier heftige bewoordingen veroorloft, welke dikwyls maar al te gemeen zyn in Godgeleerde ftrydfchriften. De taal is befchaafd, eenvoudig zonder plat te weezen „en kenmerkt den ge»efenden man, die zyne woorden wel weet te kiezen en te fchikken naar zyn onderwerp. Wy zullen, by het uitkomen van volgende Deelen, wel gelegenheid vinden om van de Verklaaringe zelve onzen Leezeren eenig ftaaltjen mede te deelen, en tegenwoordig alleenlyk iets zeggen van è&Voorbereidzokn, welke wy in het begin van dit uittrekfel genoemd hebben. In dezelve, ftelt de geleerde Schryver zich deeze Vraagen voor ter beantwoordinge: „ I. Of het regelmatig gezag van dezen „, Brief genoegzaam zeker zy? II. Wien men voor deszelfs Schryver te houden hebbe? III. Aan wie dezelve gefchreven zy? IV. Of hy oorfpronglyk in het Grieksch *' gefchrpven zy? V. Van waar, en wanneer, deze Brief '„verzonden zy? VI. Wat den Schryver aanleiding ge„ geven hebbe, tot het fehryven van dezen Brief, en „ derhalven, welk deszelfs-hoofdoogmerk zy?" Op de eerfte Vraag is het antwoord, gelyk men denken kan, bevestigende. De redenen, hiervoor bygebragt, zya de ge woon e,c gelyk ook, op de tegenbedenkingen, de cewooné'oplosfingèn worden gegeven. \a antwoord op de tweede Vraag wordt Apostel fauï,üs als de Schryver van den Brief opgegeven, terwyl A 4 de  ii G. BONNET de HoogTeeraar nogthans eikent, dat het in vroeger en later tyd niet ontbroken heeft „ aan kundige lieden „ die oordeelden, dat men paulus voor den Schryver „ van dezen Brief niet houden kon; en zulks om rede„ nen, die vry wat fchyns hebben CD" Die redenen worden vervolgens voorgedragen en wederlegd. Tot een itaal van des Schryvers wyze van voorftellen en redenkavelen zullen wy het volgende, met eenige verkortinee overneemen. Na eenige andere bedenkingen beantwoord te hebben, zegt hy: „ Maar, veel grooter zwarigheid „ ontftaat er, uit het verfchil van ftyl, tusfchen dezen „ Briefen die Brieven, welke wy zeker weten, van paua, lus gefchreven te zyn. „ Het bewys hier uit ontleend, tegen het meer alge„ meen gevoelen, rust op eene, dus ver niet getraafde, „ onderftdhng, dat, naamlyk, deze Brief, oorfpronelyk, „ in het Gneksch gefchreven zy. Doch hier van in het „ vervolg. „ Intusfchen, deze onderftelling al eens tocgeflaan zyn„ de, wordt echter, naar het oordeel van geleerde Uit„ leggers, uit het verichil in ftyl, dit beüuit te onrecht „ opgemaakt: De Brief aan de Hebreen kan zeen Brief „ van den Apostel paulus zyn. ... „ Om het onwettige van dit befluit te doen zien, „ hebben niet allen hetzelfde geantwoord. „ Sommigen hebben gedacht, dat paulus de ftoffe „ van dezen tfnef hebbe opgegeven aan eenen anderen, „ die dezelve in zynen eigenen ftyl heeft overgedragen„ en dan denkt men het naast aan den Euam>elist lu„ kas; zoo dat de zaaken hier van paulus,0 maar de „ woorden van luk as, zouden zyn; die, gelyk bekend „ is, uit zyne andere fchriften, het Euangelie en de „ Handelingen der Apostelen, onder de Heilige Schrv„ vers moet geteld worden: Dus dacht origenes voor „ het naast, en mannen van oordeel, in later tyd, heb- ben dat zelfde gevoelen aangenomen. „ Volgends deze opvatting, is alle moeilykheid, we„ gens het verfchil van ftyl, weggenomen; doch men •» moet tevens toeftaan, dat hier alle zekerheid ontbreekt - „ Anderen merken, te recht, aan, dat hy, die uit d?ri „ fiyi wil redeneeren, eerst moet aantoonen, dat tau- LUS ' (*) BI*dz. XI,  OVER DE HEBREEN. 9 u lus niet in ftaat was, om, in zulken ftyl, als wy hier gebezigd vinden, eenen Brief te fchryven: of konde " hy dit doen, dan moet men bewyzen, dat hy geene „ reden gehad hebbe, om zich van zuiken ftyl, in de- zen Brie;, te bedienen. Ook kan niet ontkend wor' den, dat de ftyl, in denzelfden Schryver, zeer ver„ fcheiden kan zyn, gelyk in de Schriften van salomo, „ van jeremia, en van joannes, blykbaar is." Vergt de Schryver hier niet wat veel i Het verichil van ftyl, in onderfcheiden Werken, geeft zekerlyk reden om te vermoeden dat zy niet van denzelfden Schryver oorfpronglyk zyn , zo lang men geen bewys heeft van het tegendeel. Daarby kan de ftyl van eenen Schryver zo charafteriftiek zyn, dat het wel niet onmogelyk, maar echter zeer onwaarfchynelyk, moge gefteld worden, dat hy, over onderwerpen van gelykfoortigen aart fchryvende, denzelven geheel zoude veranderen. Het is waar, fommigen hebben hunnen ftyl zo zeer in hunne magt, dat zy denzelven naar welgevallen kunnen verwisfelen. Maar deeze zyn enkele.voorbeelden, waaruit men geen gevolg kan trekken. Wanneer wy by denzelfden Schryver , in onderfcheiden Werken, groote verfcbeidenheid van ftyl ontdekken, ontftaat dit of uit den verlchillenden aart der onderwerpen, welke hy behandelt, of uit den ve fchillenden leeftyd, waarin hy het eene en het andere Werk opftelde. Maar geene van deeze beide redenen laaten zich op het ftuk, waarvan wy nu handelen, gevoegelyk totpasfen. Onze ruimte laat niet toe dit verder aan te dringen. En wy erkennen gereedlyk, dat verfchil van ftyl geen bewys levert, hetgeen de zaak afdoet. Doch laat ons den Schryver verder hooren. „ Verder zegt men, dat het verfchil op verre na zoo „ groot niet is, tusfehen dezen en andere Brieven van „ den Apostel paulus, als men wel voorgeeft. Inte„ gendeel, dat 'er zeer veel overéénkomst is, in bewoor„ dingen , in redeneerwyze, in kracht van zeggen, in „ uitweidingen, in tusfehenredenen, in volheid van za„ ken, en wat dies meer is. „ En, eindelyk, dat het verfchil, hetwelk men, na „ zulke blykbare overeenkomst, nog aantreft, moet toe„ gefchreven worden aan het byzonder oogmerk van den „ Apostel, aan het onderwerp, dat hy behandelt, aan „ de perfonen, welke hy zich voorftelt, en aan zyne A 5 * ge-  ïo 6. bonnet, over de hebreen. „ gemoeds-aandoeningen omtrent de Hebreen, als zvn» „ namaagfchap." ' £Jn* Vervolgens worden eenige nadere bewyzen byeebra«n hoofdzaaklyk afgeleid uit des Schryvers kundifhcK den Joodlchen Godsdienst, doorzicht i„ de geheimen de? Euangehe-leere, kracht van zeggen in ondeiwys in verï maaning, in beftrafhng, m vertroosting, enz. terwyl ook de geleerde bonnet oordeelt, dat Apostel P,Z i de bekende plaatze 11 PeT IH U Tf zPn Rrt/'i 1 doelde hetgePen hy ^^c^S^^ £ Op de üerde Vraage ls het antwoord: De Brief is gefchreven aan de Joodfche Christenen te Jerufalem en fn S^FS? ™« °ül d001' deezen 00k "nJhunne Vroede" ren in de verlh-oojinge te worden gezonden; gelyk de Apostel ook wilde, dat zyn Brief aan de Coloslenfers zoude medegedeeld worden aan die van Laodicea .iciLl Tïd^ OO^Pwaglyk in het Hebreeuwsch, zo als het toen by de Jooden in gebruik was, etfehreven is het antwoord op Jde vierde Vraag. De oplosling der bedenkinge, hiertegen afgeleid uit heb. IX,i6lord? verfchoven tot de verklaaring dier plaatze ; en eeSigê andere zwaangheden op eene andere wyze wecl-eSf of 5| jaar der gemeene tydrekeninre. Eindelyk worden wy tot beantwoording der zesde JeJgLgn7ZQ\i(* ÏC/T\S,§emdde vlrhandelfng, de Hebreen — Doch hier kunnen wy den Hoogeer, waardigen Schryver niet volgen, "uugee** ««««, feyfca* ^ «i^j» Overdenkingen; door % T"/S T rEYK' Derde Stokje». Te if/r:tz\si^rms van HuIst en Zoon'^ De Eerw. van evk levert, in dit derde bundeltje, een aantal van vier Overdenkingen. De eerfte Over- den*  J. VAN eyk, ledige uur.en. II mnkths» naar aanleiding des Verbaals Gen. III: 16-20, heeft ten onderwerpe, een onderzoek , of men de moei1vbheden des leevens, en met naame den dood, adam en eva aldaar aangekondigd, hebbe te befchouwen als ebenlyk gezegde flrafen, tot welke zy door een rech- terlvk vonnis verwezen worden, of alleen als ge- voleen hunner zonden, die hun aangekondigd worden, als voor hun onvermydelyk, niet uit kragt van Gods rechterlvke rechtvaardigheid, maar volgens zyne wyze en vrve vaderlyke befchikkingV De Burger van eyk verklaart zich voor het laatite gevoelen, als best ftrookende met den draad des Verhaals van Mozes, en met het denkbeeld van God, als den liefderyken Vader der menfehen, ondanks hunne gepleegde ongehoorzaamheid. Breedipraakig weidt hy uit over de belofte van eenen eeestlyken Verlosfcr aan het eerfte paar, over het duideIvk onderfcheiden denkbeeld, welk adam en eva van deszelfs verrigtingen vormden, cn door het geloovig aantremen en toepasfen van welke zy van fchuld ontheven wieden „ God (fchryft van eyk) verfchynt m al den luister zyner heerlykheid, maar met geen ander "oogmerk, dan om hen (Adam en Eva) tegen alle " vrees volkomen gerust te Hellen door de heer- " lvke verklaaring, dat hy zynen Zoon ten borge heeft aan*efteld, om in hunne plaats door lyden en gehoorII zaamheid aan zyne gerechtigheid te voldoen • en eeuwi<* te zaligen. Adam en eva gelooven, en dit r aeloove wordt hun gerekend tot rechtvaardigheid. — be godlyke gerechtigheid rekent hun in hunnen borg, "en zy bei'chouwen zich zelve, door het gelowe, 111 " hem geheel onfchuldig, volmaakt, heilig. Wy hebben deeze gezegden wel willen overfchryven, 9111 te doen opmerken, tot welke ftout beflisfende Hellingen de vooringenomenheid met een fystema kan vervoeren. — De tweede Overdenking loopt over Gen. III: 22-24. alwaar zich van eyk onder anderen met ernst verzet tegen de opvatting der woorden, de mensch is geworden als onzer dén, kennende het goede en het kwaade , volgens welke dezelve, als in een fpottenden toon, door het aanbiddelyk Opperwezen, gefproken, zouden moeten verftaan worden. De woorden een weinig anders vertaalende, leest hy aldus: De mensch is geweest, enz. welke woorden eenen zin zou-* den opleveren, overeenftemmende met adams toeltand, als die, vóór zynen afval, „ Gode gelyk geweest was, v> ge"  12 j. van eyk, ledige uuren. „ gefchapen naar de gelykenis van zynen Schepper, tot ,, een beeld yan den onzienlyken op aarde." Versheiden aanmerkingen bevat deeze Overdenking, welke, hoewel alle duisterheid niet wegneemende, over de vermaarde plaats nog al eenig licht verfpreiden. De derde Overdenking heefc ten oogmerke om aan te toonen, dat chkistus, niet, gelyk gemeenlyk wordt onderfteld, alleen niet zyne uitgelezene Discipelen, maar met nog veele andere geloovigen, het laatüe Pal'cha en het eerfte Avondmaal gehouden heeft. In de bedenkingen, ten dien einde aangevoerd , hebben wy niets meer gevonden, dan eene aanwyzing van mogehkheid, dat, behalven de Twaalven, ook eenige andëren op dien maaltyd tegenwoordig hebben kunnen geweest zyn —- In de vierde Overdenking ontvouwt van eyk dén waaren t^ tll VJ?g\™n den Heidelberger CatecSuï Ons beftek gedoogt geene ontleedende opgave van den mhoud deezer Overdenkinge, hoewel dezelve voor de hoogschatters van dat boeksken verfcheiden byzonderheden bevat, welke hun niet onaangenaam zullen weezen als dienftig om bepaaldelyk over de gemelde Vraag aan merkelyk licht te verfpreiden. Een denkbeeld van s Mans gevoelen kan de Leezer afleiden uit den aanhef der laatfte aideehnge. „ Ik meen dus (fchryft hy/aan „ myn beftek voldaan, en met genoegiaame gronden „aangetoond te hebben, dat het verichil, wie te „ Avondmaal gaan mag, en wie niet, by de verklaa„ ring van deze vraag niet behoorde in aanmerking te „ komen, maar dat ze alleen aanleiding geeft om voor „ zich zelve te overweegen, en aan anderen voor te ,, draagen, hoe men ten Avondmaal gaan moet." Geene kleine eere doet aan het verftand en hart van den Burger van eyk de volgende flotbctuiging, doelende op de gevolgen, welke zommigen uit hun&Avondmaalhouden- afleiden. „ Wy moeten de waarheid niet toetfen „ aan onze beoeftening en bevinding, maar onze beoef„ rening en bevinding aan de waarheid, en, overtuigt „ dezelve ons van verkeerdheid, van gebrek en nalat„ ügheid, dan moeten wy het aan de waarheid ae„wonnen geeven,_en niet langer ten kosten van de- wfiien SS^ beoefFeni»g - Lyk-  d. c. van voorst, lykrede. 1$ Lykrede over wylen den Hoogleeraar ewaldus hollUbeek, gehouden uit Optnb. XIV: 13. den 30 Oiiober 1796. door dirk cornelis van voorst. Te Leyden, h J. van Thoir, 1796. ïtt gr. 8vo. 49 bl. De hoogagting, welke wy, in vroegere jaaren, voor Profesiör hollebeek hadden opgevat, om 's Mans meer dan gemeene kimde en gemaatigdheid, deedt ons deeze Lykrede met eenige gretigheid ontvangen. Wy onderftelden, eene Gedagtenisviering, 's Mans yerdientte waardig, te zullen aantreffen. In deeze onderltelling ZVn wy teleurgefteld. Zo wel 1 de eigenlyk genoemae Leerrede, als de Karakterfchetze des Overledenen, is oppervlakkig. Misl'chien wierdt het een en ander, by den ftemmelyken voordragt, met genoegen aangehoord. Maar iet anders is het, dat eene Leerrede van den Kanzei wel bevalt; iet anders, dat dezelve, by eene aandagtige leezing, de proef kan dooritaan. Naar ons be«rrip, behoorde geen Opftel door den druk te worden semeen gemaakt, ten zy het zich, door eene of andere voortreffelykheid, aanpryze. En deeze vereischte hebben wy in deeze Lykrede niet gevonden. Aanmerkingen over de Stelling van den Heidelbergfchen Katechismus: „ Wy zyn van Nature geneigd. God en „ onzen Naasten te haten," by gelegenheid dat da Burser Reprefentant j. h. floh heeft kunnen goedvinden deze Stelling te verklaren als Jlrydig met de Broederfchap en verderflyk voor de Maatfchappy, door ewatdus kist, Predikant in de Hervormde Gemeentete Arnhem. Te Am fier dam, by M. de Bruyn, 1796. In gr. 8vo. 44 bl. BV de Discusfien, over het verbroederen der Tooden, ter Nationaale Vergaderinge voorgevallen, hadt de Doopsgezinde Kerkleeraar en Reprefentant floh onder andere° beweerd, dat men niemand , en dus ook de Tooden niet, de burgerlyke voorregten ontzeggen kan, uit hoofde van Godsdienftige gevoelens, ook dan niet, wanneer men, by regelmaatige gevolgtrekking, als mogelvk konde berekenen, dat daaruit eenige onheilen 6 J voor  *4 E. KIST, AANMERKINGEf?i yoor de Maatfchappy konden voortvloeien. Tot bewys daar van hadt feon gezegd: „ Wilde men vol«aftf groten handejln, wie zou dan een " Si Te" aandeh™den, datzy, (de Roomsch„ gezinden) die alle andere gezindheden, die niet in " S^iwS fek,G°^ aanbidden> ^ zaligheid betwis" Snm? g>"b !,k ^nden geduld worden in eene Maat" menSlH 9 Guüdsdien«ge Genoodlchappen fa- „ mengefleld? En hoe gevaarlyk, hoe (trydig met "word TfrfCRP^ ff Ri^het leer'tuk' dat gevondS " IZt v C °' Heidclbe^chen Katechismus, die nog ie„ deren Zondag, 0p vele Predikftoelen in Nederland, " ™rdvei'hande;d' volgends welke wy menfehen van " I,d en Sïïg Zyn ' P?d e,n1°nzen evenmensch te haten" „ Indien men de mogelyke fchromelyke uitwerkièls, die "dènZwgeen oncerbiedig leerftuk, dat beide VÓer " Si SchePPer, en, werk , zo als het ligt, ontee„ rend is, zouden kunnen berekend worden, angstvallig „ wilde in aanmerking nemen, wie zou dan net Kè? „ pen: weg tut ons midden met zulke ellendieen " dfe „zulks waarlyk geloven, zo als hier onvoorS Z- ^ i teVC", ftaai- AIs ecn beredeneerd VooSdér van del eere der Hervormden , verzet zich de LeeraarVt?Ï egen d:e uitdrukkingen, welke hy, in de hoelanifihe d n welke dezelve door den Spreeker wierdei vóS ?ngv TT ^ie van RePrefèntant van het geheele Volk van xNederland onverlicht, onbefcheiden, fniaatkundi* «n ongeoorlofd noemt, zo als by, in de SSSS deezer aantygmgen, nader tragt te ftaaven ; eS naar S feH; m? T C,en °"geI"kkigen uitflag vSor » veel ook ons, by het kezen van des Reprefentants uitgebn' Advis, het wanyoegelyke en onbetaamelyke daaf Tn vooral op het Nationaale Spreckgeiïoelte, £s inVSg Üep' UP deeze aJgomeene Aanmerkingen laat Burger kist een. Vertoog volgen, behelzende eene ver- w Xfd ^nW1f Stelh'"g ~ een bet0°g van d^eVVer 11 ^ 1^ by, mamer van toepasfin|e, een bewys, dat uit die Stelling de gevolgen niet voonvloeien, 3e door floh daaraan worden toegelchreven. Hoewe7 l ier en daar nog al iets op dit Vertoog zou kumiei aarïe merkt worden, moeten wy, nogthans, den Stel er den lof van gemaatigdheid en kunde Veven m h „ voegen ons "leedweezen Tdat ^i^Z™™ in alle opzigten, het vertrouwen der Natie belioorde te bei  E. KIST, AANMERKIXCÏSNi tg bezitten, zich aan regtmaatige tegen fpraak heeft blnotgefteld, door de hitte van onberedeneerden yver, tot welken hy, in een oogenblik van onbedagtheid, zich heeft laaten vervoeren. Iels over de tegenwoordige Vacature , en het al, of niet aanneemen der beroepen Lecraaren in de Gereformeerde Gemeente te Amflerdam. Door een Lid dier Gemeente. Alomme te bekomen. In gr. 8vo. 31 bl. Veel gerugts verwekte, in den jongstvoorgaanden Zomer, niet flegts te Amfterdam, maar ook elders, de Remotie van vyftien Predikanten der Hervormde Gemeente in de gemelde Stad, ingevolge hunner weigeringe van het doen der gevorderde Verklaaringe, of belofte van onderwerpinge aan de Conftitutie. Naar gelange der onderfcheidene denkwyzen, wierdt die Amptsverlaating uit verfchillende oogpunten befchouwd , en , dienvolgens, ook het vervullen der daar uit ontftaane Vacaturen. Verfcheiden Leeraars , ter aanvullinge der opengevallene plaatzen van elders beroepen, hebben, van tyd tot tyd, bedankt anderen het opgedraagen beroep aange¬ nomen. Zyn 'er, voor het gedrag der eerstgemeiden, redenen, „ gewigtig genoeg om eenen Dienstknegt van „ Jefus Christus, die over de rekenfchap, die hy van al„ les, zyn Ampt betreffende , eens zal moeten geeven, „ rechtfchapen denkt, in gemoede te voldoen ? Zyn „ 'er geen redenen die hem behooren over te haaien , „ zich der belangen van dit gedeelte van'zyn Kerkgenoot„ fchap aan te trekken, en, zo 't eenigzins voor hem doen„ lyk zy, deszelfs roepftem ook thands op te volgen?" De Schryver van dit Vertoog, die allerwege blyken vertoont van gezond verfland, hoogagtinge voor den Godsdienst en befcheidenheid, verklaart zich voor de bevestigende zyde van deeze Vraagen. In de eerfte plaats, tragt hy aan te toonen, uit het gedrag der vyftien geremoveerde Leeraaren, zo vóór als naa hunne Remotie gehouden , dat de daar uit ontftaane Vacature als wettig móet befchouwd worden, ftellende het regt der Amfterdamfche Gemeente, tot het vervullen der Vacante plaatzen, buiten alle bedenking. De bedenking, alsof de bewuste Predikanten niet kerkelyk beoordeeld, veelmin veroordeeld of ontflagen zyn; en eene andere, alsof de Kerkenraad, met  X6 IETS OV£R DE TEGENWOORDIGE VACATURE. met de nieuwe beroepingen, te voortvaarende zou tfeweesï 2yn worden alzonderlyk overwogen, en te keer $ gaan met redenen, welke, naar ons begriP, zich bezwaarlyk laaten wederleggen. Vervolgens ftaat onze Schryver ftüopdezwaangheden, welke den nieuw beroepene Leerjaren, waarlchynlyk , zouden kunnen wedervaaren; omtrent welke hy tragt te doen zien, dat dezelve van «een genoegzaam gewigt zyn , indien zy anderzins geene voldoende redenen hebben, om hen van het aanneemen van het Amlterdamsch beroep te rug te houden. — Naa aldus de gemoedszwaarigheden tegen het aanneemen van het Amlterdamfche beroep re hebben uit den weg geruimd,' voert de Schryver eenige reden, n aan, welke zu ken , op wien de keuze ter vervuüinge is gevallen, behnoren over te haaien, om zich de belangen der gcdeeltelyk herderlooze Gemeente aan te trekken. Schoon deeze redenen niet allen van evenveel gewigts zyn , verdienen ze, nogthans, m het verband beVchouwd. dè opmerking der daar by belang nebbenden. Het gewigt, 't geen wy in de handhaavmg der Openbaare Godsdienstoeflenifige, onder alle Christlyke Genootfchappen, feilen, doet ons wenfehen, dat de aangevoerde bedenkingen en> ftig zullen overwogen worden f door godvrugtipfen beÏZa™e,Lteer,aarslw.en dezelve meer" byzoiïderlyk raaken, opdat, door hunne bewilliging in de uitaehraete keuze, de waare belangen eener Gemeente, zo talryk als die tZiï?V°l?t? -C Amfierdam' tydig mogen "behartigd woiden. H« edanig ook het gevolg moge weezen, de on- fS"? tHYlei ?al' door zynen verftandigen yver en ge^kttbeben.by ^ zich alt00s Natuur- en Redekundige Befchouwing der Aarde en van haaje Bewoondercn. Gevolgd naar het Hoogduitse/, van 1; T f J' S' LANGE' IXde Deei: Te Campen, In gr^èvo. 3$o T' Cn ^ Amflerdam-> h M. de Bruyh. Tyet dit Negende Deel vervolgen de geagte en dikwyls 1*1 door ons gepreezene Schryvers de Inleiding tot de ve heeft I S ff116?1 vult' ,s daar toe belW- '* 2&? vc neert tot Hoofdonderwerpen: De Ouderlyke en Kinder-  Beschouwing der. aarde, enéi tf tlerlyke Liefde —— Liefde tusfchen Naastbejlaanden 1 Vriendfchap Geflachtsdrift • Vaderlandsliefde — Wraakzugt Partygeest en Menfchenhaat Drift naar Eere, of Eerzugt Van de Temperamenten ——— Over de Vryheid van Wil Over de Oorzaaken van de Verfcheidenheid in het Karakter der Menfehen Het Deugdzaam Karakter. ' Ongelyke breedvoerigheid en uitgewerktheid hebben dee* ze twaalf Afdeelingen ;. en moeten wy, ten opzigte van de laatfte, de Aanmerking, door ons op het VlIIfte Deel breeder gemaakt (*), onzen Leezeren hier kortlyk herinneren: te weeten, dat de Schryvers, met te weinig tusfchenpoozens, door voeglyke Tusfchen - afdeelingen, te geeven, den weetgraagen Leezer afmatten; immers loopt deeze Afdeeling van bh 199 tot 340, Een Werk van die uitgeftrektheid, dat zich zo wel ftaande houdt en op den duur gelyk blyft, is tot herhaalde aanpryzing .geregtigd , welke wy ook dit Deel zó min als alle de voorgaande willen ontzeggen; fchoon dié uitgebreidheid foms misfehien gelegenheid geeve , om 'er zaaken , op een breedfpraakiger trant, dan de aart deezes Werks vordert, in te behandelen. Deeze gedagte bekroop ons by het leezen der Afdeeling over de Temperamenten handelende , als waarin de Schryvers de Leer der Griekfche Wysgeeren ophaalen; de vier onderftelde Hoofdvogten van hippocrates behandelen ; dè beuzelaaryen der Sterrekundigen blootleggen; wat paracelsus deswegen leerde, en het gevoelen van stahl, bybrengen, en daar aan toevoegen de Leer van platner , iri 't breede ontvouwd, als welke den Schryver „ zeerzinryk „ toefchynt, en ten minften den waaren aart der Ver„ fchynzelen , die men gewoon is aan de temperamenten „ toe te fchryven , beter opheldert dan eenig ander aari „ hem bekend Stelzel." Op een en ander gedeelte zouden wy foortgelyke aanmerking wegens de wydluftigheid kunnen maaken; doch het heeft, ondanks het, onzes oordeels , niet geheel inltemme met den aanleg en 't oogmerk deezes Werks, misfehien zyne nuttigheid. Tyden en omftandigheden geeven niet zelden aanleiding tot keusbepaaling. De Afdeeling, Vaderlandsliefde ten opfchrift voerende, trok des onze aandagt meer byzonder. * Niel (*) Zie hier boven, bl. s3p. LETT. 1797. NO. I. B  lil BESCHOUWING DER AARDE Niet om het geheel over te neemen, dit duldt onze ruimte in geenen deele ; ook niet om 'er Aanmerkingen op te maaken, die 'er in ruimte op zouden vallen, aangemerkt de Schryvers, met hunnen Koning, naamlyk fredrik den grooten, ingenomen, het Monarchaal Ryksbewind vry hoog in top verheffen, en aan de Republikeinfche Regeeringsvorm een vry bepaalden lof, ten aanziene van Vaderlandsliefde, toemeeten. Onder andere, fchryven zy: „ Een der fchitterendfte „ verfchynzelen van Vaderlandsliefde vinden wy in de „ Gemeenebcsten, wanneer zy nog om hunne Vryheid wor„ ftelen. De gronden, waar op dezelve als dan berust, „ kunnen, gelyk feder wel te recht aanmerkt, ten min„ ften voor een gedeelte, even zodanig weezen als welke „ by de wilde en onbefchaafde Volken plaats grypen; te „ weeten minder doorzicht, en minder behoeften, bene„ vens meer eenvoudigheid van zeden. Nogthans ontftaat „ de kracht deezer Vaderlandsliefde wel voornaamlyk uit „ de voorregten en voordeden , welke de Burger van „ eenen vryen Staat bezit, of ten minften meent te bezit„ ten; als, by voorbeeld, aan alle de rechten, aan de „ hoogfte macht, mede deel te hebben, en aan geen „ menschlyke willekeur, maar alleenlyk aan wetten, on„ derworpen te zyn, die men zelve maakt. Maar wanneer, in Monarchaale Staaten, dat geen plaats heeft „ waar van ik zo even heb gefprooken (*j, dan kan het „ onderfcheid tusfchen den Onderdaan van den Alleen„ heerfcher en den Republikein niet dan zeer gering wee„ zen. Indien nog daarenboven, gelyk het geval is met het nieuwe Wetboek in de Pruisfifche Landen de „ Wetten, volgens welke de Natie zal behandeld 'wor„ den, voor derzelver invoering, aan eene algemeene be5, oordeeling worden onderworpen, dan verkrygt daar door j, een Monarchaale Staat eene der wezenlykfte en eigen- „ aar- (*) De Schryver doek hier op zyne even te vooren bygeferagte aanmerkingen, om aan te toonen , dat eene weezenlykc ■overtuiging van zekere Voorregten, de byzondere genegenheid die uien den Regent toedraagt, benevens eene nationaale of eigen aangenomen denk wyze, zeer veel kunnen toebrengen om het hart met Vaderlandsliefde te vervullen , bi. 56. Waar hy de voordeelen van een PruisfïscA Onderdaan ten breedften uitmeet. &ant, van de Rtdaftsurs.  van j. f. zöllnër ent j. S. lange. 19 „ aarriefte voorrechten der Republieken, zonder de ge' breken te ondervinden, waar aan dezelve ond^heI Vifi zyn. Wat van Republieken geidt , dat I, naamlyk de liefde voor het geheel aldaar eerder kan ' plaats hebben, geldt mede van welgeregelde kleine Staa„ ten, die van een fouverein Hoofd geregeerd worden. „ Men kan zich het geheel, benevens alle deszeüs atzonderlyke deelen, gemaklyker als één voorftellen, en i, wordt door weezenlyke kennis, door gewoonte, door „ eigenaartigheid van zeden, taal, denkwyze, en andere „ banden, nader daar aan verknocht." Wy fchryven geene Aanmerkingen , waar toe anders dit ontleende gedeelte ruime ftoffe zou geeven. Alleen ter loops valt ons in 't ooge , hoe de één- en onver deelbaarheid in een wyduitgeftrekte welgeregelde Republiek* waar aan de Schryvers geene kennis lchynen gehad ot 'er niet aan gedagt te hebben, juist die zelfde voordeden medebrengt,'welke hy aan de Monarchaale Regeering en de kleine Republieken toekent. Dan wy hebben, om het afgefchreeven gedeelte, deeze Afdeeling niet genomen , maar om het merkwaardig en alzins nuttig flotgedeelte, -f geen wy nu gaan plaatzen, beftemd tot de opgave der Middelen om de Vaderlandsliefde by de Burgeren aan te kweeken. ï. „ Over het algemeen zou men trachten moeten een Burger zyne betrekking tot den Staat en deszelfs Ledert „ zoo duidelyk als mogelyk aan het verftand te brengen, 1 Wanneer men dikwyls hoort klaagen, over openbaare „belastingen, al zyn dezelve nog zoo billyk, nog zoo „ wyslyk verdeeld en gemaklyk op te brengen, dan kan zulks welligt alleen daar uit voortkomen , dat de Bur.,, sers van den Staat niet behoorlyk onderregt zyn aanI, gaande de noodzaaklykheid om het algemeene welzyn, „ door gemeenfehappelyke bydraagen, te bevorderen. 2. „ Men moet zorgen om de Natie algemeen bekend tg „ maaken met haare Voorrechten. Het is niet alleen de „ weldaadige denkwyze van den Monarch [men bedenke uat een Onderdaan van fredrik. den grooten hier de pen „ voert] welke in een klaar daglicht moet gefield worden 5 maar het geheele Volk behoort ook nadere kennis te heb„ ben aan de verdienden van afzonderlyke Burgers* Een „ lyst van uitmuntende naamen,waar mede de Gelchiede„ nis van ons Vaderland pronkt [dit Haat in volle kragt ook op die van ons Nederland] is niet alleen een fpoorüag Ba m tot  SO ïip.Sf!HOtfWlNG DER AARDÊ „ tot navolging; maar boezemt ook meerder genegenheid ,v m voor de Natie, welke deeze Mannen heelt uitgelee„ verd, en veroorzaakt by ons eenen geheimen edelen „ trots, waar mede wy deeze Mannen de onzen mogen " ^w'a ?0t dat e,Ilde behoorde de Vaderlandfche „ Gelchiedeni.s een aanmerklyk gedeelte van het onderwvs „ der jeugd uit te maaken, niets [dit moet zeker mits wee„ zenj uit dezelve Hechts dat geene worde uitgekipt, wat „ meest gefchikt is voor de onderfcheide Volksklasfen „ Men moest de Vaderlandfche Gefchiedenis, voor zo „ verre dit ondervvys betreft, telkens uit een ander oog„punt opftellen voor den toekomenden Landman, voor „ den aanftaanden Ambachtsman, en ook voor den toe„ komenden Soldaat, enz. (*). Een droog register van „ Naamen, yan Veldflagen, en Vredeverdragen" zal nim„ mer aan het verftand voedzel geeven, nog het hart „ verbeteren kunnen. ö > " EY, alle gelegenheden zou men met vcrach" SJl afk^er moete? fPreÈ*en van de eigenbaat, die " ï gu ret algeme,en belang aanwerkt. De geduurige „ herhaaling van dezelfde befchuldigingen verwekt niet „ alleen de vrees van zich daar mede te befmetten; maar „ prent het gemoed ook allengskens die grondbeginzelen „ m, waar uit het oordeel over den onpatriottifchen Bur„ ger wordt afgeleid. „ Andere hulpmiddelen om de Vaderlandsliefde te ont„ vonken en aan te kweeken, moet de gefteldheid van eiken „ Staat aan de hand geeven, en men zal niet ligt eenert " Maat..vinderJ, die dezelve niet kan opleveren. £ Alle,de.^t hier toe opgenoemde neigingen, die uit „ goedwilligheid jegens anderen haaren oorfprong neemen, „ kun- (*) Men zou 'er mogen byvoegen, voor den minvermogenden Burger. Wy vinden ons tot dit Byvoegzel opgewekt, daar wv onlangs ons bevonden in het Folhonderwys binnen Haarlem thans voor het derde Mneerfaifoèr, gehouden, waar men week! lyks voor de zodamgen Voorleezingen houdt, loopende. bv 5fUS Zedekunde, ^Natuurkunde en de Gefchiedenis, r»r ^; -aatfte deC2?r dr,le Sroote Vakken de Vaderlandfche Gefcfoedems geen gering deel heeft. Dit Folksondenm worde gegeeven door Leden van de Maatfchappy tot Nut van '/ AL gemeen. Er is ook door dier bezorging een Leesbibliotheek, tL'a. a t het Wel onthouden heb , tusfchen de vyf en zes. honderd Leezers en Leezeresfen heeft. Aant. van den KtdaSeur.  VAN J. F. ZÖLLNER EN J. S. LANGE. 3t kunnen, natuurlykerwyze, zich niet anders ontwikke' len, dan in den gezelligen toeftand der menfehen, en " verkrwen tevens eene onderfcheidene gedaante en nch" ting naar maate van den verfchillenden toeltand, waar :; ngdie maatfchappy zich bevindt. Hoe meer deeze m befchaaving toeneemt, te meer vermenigvuldigen zich " ook de gelegenheden om van de goedwillige neigingen blyken te geeven,en te ruimer doen zich de middelen op, „ die dezelve onderfteunen, en tot vaste grondbegmzelen " %twe«enrvan den Staat kunnen de Burgers wel , niet rechtftreeks noodzaaken, zich onderling liefde toe te draagen, maar verhinderen nogthans, op menigerlei wyze, de uitwerkingen der vyandlyke hartstochten; en veranderen veele dienstbewyzingen, die, volgens de wet ' de namur, van een vry befluit afhangen, in phgten Wanneer het huis van mynen Medeburger brandt zal het gevoel van deelneeming my wel oproepen, om hem »" Ve hulp te fpoeden; doch zonder eene gezellige ver"binteZ tusfchen hem en my , heeft hy geen recht my ' tot deeze hulp te noodzaaken. Hier treedt nu de wet » tusfchen beiden; deeze beveelt wat ik doen moet, en '" noodzaakt my daar toe, ingevalle van weigering. By " S hoogeren graad van befchaaving herneemt het ver' lland ook zyne rechten. Het. toont den Staatsburgeres ; aan , hoe naauw hunne vvederzydfche voordeelen aan eikanderen verknogt zyn, hoe dwaas daarentegen elke "wSteStoS is l en hoe noodzaaklyk de een" 5rl vlènlfchap, de dienstvaardigheid en wel' daadisheid, zyn voor het algemeen belang, en tot byzondef voordeei van ieder afzonderlyk Lid der Maat- " !f DePverlichting des verftands alleen verzwakt alreeds „ het hartstochtlyk gevoel, waar mede onbefchaafde men- fchen elkander vyandig kunnen worden, en wordt uit " dien hoofde weldaadig voor de Maatfchappy; waar te" gen nogthans ook dezelfde verlichting het vuur der driften van goedwilligheid verkoelt. Deeze zyn altoos " m nder hevig by een befchaafd Volk dan by onbe" fchaafdei Mtien. De Vaderlandsliefde van het eerst" genoemde is, by voorbeeld, ongelyk hartstochtlyker, ' dan waar een hooger trap van befchaafdheid heerscht ",, Eindelyk komt ook de Godsdienst de Staatswet„ ten en de redeneeringen des Verftands te hulpe, ten • B 3 " ein*  4* BESCHOUWING DER AARDE , ENZ. i, einde by befchaafder, Volken de neigingen van goed„ willigheid te vermeerderen, en aan dezelve nieuwe fi kracht by te zetten. De Godsdienst yan een onbe„ fchaafd Volk gaat altyd gepaard met zekere woest„ heid, gemerkt de verhevener leerftellingen , welke de Godheid affchilderen als een goedertieren > liefdenryk en „ weldaadig Weezen, dat ook van ons goedwilligheid ie- gens onze natuurgenooten eischt , niet alleen voor ru„, we menfehen onverftaanbaar zoude zyn, maar waar in „ zy ook weinig belang kunnen ftellen. Hierom kan de „ bekoorelykfte, menschlievendrte Godsdienst, by een bar„ baarsch Volk ingevoerd, nimmer zynen oorfpronglyken „ geest van liefde langen tyd behouden; en de Gefchie„ denis leert ten overvloede, dat het Christendom, 't welk „ niets dan zagtmoedigheid en liefde ademt, by die on„ befchaafde Natiën, die hetzelve omhelsd hadden, zo „ kwaalyk begreepen en uitgelegd wierd, dat zy daar in „ een voorwendzel tot geweldige bekeeringen, tot wreed„ heden jegens de ongeloovigen, tot woedende Kruistoch. „ ten na het geloofde [zeker moet dat beloofde zyn] land, „ en tot duizenderlei andere barbaarfche handelingen ineenden te ontdekken. „ Is in tegendeel de geest van een Volk eerst genoeg„ zaam voorbereid om een edeler onderwys te 'kunnen „ bevatten ;: is het hart genoeg gelenigd om door het „ onderwys der Rede beftuurd te worden; heeft de harts„ tocht haare blinde woede verboren; dan is 'er voorze„ ker geen beter middel, ten einde de neigingen van „ goedwilligheid in den mensch te bevestigen, en deeze „ te verfterken, dan een Godsdienst, die de Godheid „ onder het beeld van eenen Vader voorftelt, en de na„ volging zyner liefde als het eenig middel aanwyst, om 4, hem welbehaaglyk te worden. Zodanige aanfpooringen „ heeft de mensch wel degelyk noodig, zal hy edel, „ goed en menschlievend, handelen." By-  SVVOEGSELS TOT BE VADERE, HISTORIE. *3 Éyvoegfels en Aanmerkingen voor het Agttiende Deel der '1 Vaderlandfche Historie van jan wagenaar. Dóór Mr. h. van vvyn, Mr. n. c. lambrechtsen, Mr. ant. martini, e. m. engelberts, en anderen. 1c Am tc?Tm, by% Allart, i795- fn8* Dezelfde voor het Negentiende Deel, 1796. i23 Voor het Twintig/Ie Deel, 120 bladz. TTet Achttiende Stukjen, beantwoordende aan het Achtrl tiende Deel van wagenaarV Historie, looptvgeivk dit, van het fluiten van den Utrechtfchen Viede tot op het Verdrag van Seville, in den jaare 1729- Terftond, op dl 3de bladzyde, ontmoet ons hier eene recht hartige taal der Algemeene Staaten over de behanSg welke den Ingefetenen van het Netolandsch Gemlenebest wedervoer 111 Denemarken. De Staaten lkten Czegt onze Schryver) den Heere van aeefeld, : Deenfchen buitengewoonen Gezant in den Haage, verzoeken zyne goede dienden aan te wenden, ,, ten ein! de haer Hoogh Mog., daer door gediff en/eert mogten worden eenige verdere Refolutien te nemen, die acn haer Hoogh Mog. leet en , - den Koning, \ ,, niet aengenaem [ouden kunnen zyn, ende van welken f ' haer Hoogh Mog., evenwel, zieh niet /ouden kunnen " pasfeeren, indien* de voorfchrevene hare Onderdanen l iilt klachteloos wierden gefield " V Zo dorst men toen nog fpreeken! Maar hoe veele toonen laager is men na dien tvd wel gedaald? En vanwaar was den Staaten het recht aangewaaid om de Ingezetepen hunne OnderdaanTl Jemen? — Doch het .indMtyde» niet noodig hierop verdere aanmerkingen te maaken. M^leelweezen moeten wy hier weder eene zeer zmftoorende druk- of fchryffeil .aanwyzcn, welke op reg. |der aangehaalde bladzyde is ingefloopcn. „ Zy de Staatenf hielden by dit Hof niet minder aan." Het yervoïS toont duidelyk, dat 'er ftaan moest by het Decnfche H f zo als de woorden nu liggen, zoude men ze opvatten van het Zweedfche. Het fmart ons, dat wy, m d t nutdgS Werk , zo dikwyls diergelyke misftelhngen ontmoe en. Dus vinden wy, om Hechts één voorbeeld te nomen, óp bl. 61. r. 6, overeen/lemming m plaatze van ZStA Waarfchynel|k ontftaan veele deezer tg .  S4 BY VOEGSELS lat daaruit, dat de Schryver of Schryvers niet in , een gansch anderen draai aan 't gefchil te geeven „ Zy yerfpreidden, in gedrukte Boekjes,... hoe'er ag„ ter dit werk een geheim van Staat ftak, en dat de „ leer der went mg, wel voorgegeven wierdt, te moeten „ ltrekken, om 't ligchaam te beveiligen,.... maar dat „ zy, in der daad, op niets anders zag, dan op het „ eens vooral, invoeren, en dus inenten, van vreemde „ Troepen, met naame van Nederlandfche, in het Ryk • „ waar door de Britten in 't grootfte gevaar ftonden te „ geraaken, die, midlerwyl, niet vergeeten moesten „ zyn, hoe wrang hun het noodigen der oude Saxen in Engeland, voorheen, bekoomen was." Zie bi. 81, 82. Het Negentiende Stukjen begint met eene vry breedvoerige aantekeninge over de alhier opgevatte vreeze voor het uitberften van eenen oorlog tusfchen de Koningen van Grootbritanniè' en van Pruisfen, aan welken de Staat, uit hoofde van zyn belang en verbindtenisfen, zeer denkelyk, deel zoude hebben moeten neemen. „ De twee „Vorlten, zeggen de Schryvers, fchoon Zwagers en, „ byna, t'famen opgevoed, konden, van hunne eerfte „ jeugd af, den anderen niet zetten, verguisden zelfs el„ kaör met fpotnaamen (*), en die perfooulyke haat gaf » ge- (*) Zie ook de Nagelaten IVurktn .van fredzrik den II. D. I. bl. 100.  TOT DE VADERL. HISTORIE. M gelegenheid tot onderlinge oneenigheden." De Opbeller van dit Artikel herinnert zich ergens gelezen te heowEter dat hy meer kan zeggen by welken Schryver dat" omtrent deezen tyd, de beide Vorften zelfs elkander tot een tweegevecht uitdaagden ; waarvan, evenwel, de volvoering, door tusfehenkomst der wederzydfche Staatsdienaren, wierd voorgekomen. — De twist, Svan A«r gefproken wordt, liep over des Komngs var Pruisfen willekeurige handelwyze in het MeckelenWfche, en over het geweldig ophgten en tot den kSienst noodzaaken van elkanders onderdaanen, hetgeen? van den kant van Pruisfen begonnen, door Koning ('forge den II, als Keurvorst van Hanover, na het doen van vruchtlooze klachten, op gelyke wyze beantwoord werd. Plet gefchil werd, nogthans, zonder oorfo° of bloedrtorting?, bygelegd. Onze Schryvers tekenen aan (bladz. 7) dat de Vereemgde Staaten diergeIvke redenen hadden om over Pruisfen te klaagen FrenPTiTic de II geeft, in zyne Nagelaten Werken (*;, den "fof van gemaatigdheid aan zyns Vaders behandeling van deeze zaaken. Men kan dit den Zoon niet ten kwaade duiden; maar die gemaatigdheid vertoont zich niet zo duidelyk in hetgeen wy ter aangehaalde plaatze en eldrs n dit Stukjen kezen Ct)- Het is ook algemeen bekend, dat ereberik willem geene zwaangheid maakte'van, door allerlei middelen fchoone en welopgeeroeide mansperfoonen onder zyne krygsbenden te fteetën; dat, ten zynen tyde, voor vreemdehngen van meer dan gemeene grootte, het reizen door de Brandenburgfchefanden ten hoogften gevaarlyk, en zelfs het verbbyf rM-ntrpnr de trenzen niet zeer veilig was. ° Wagf'naIi;had \vaderl. HistTp. XIX, bl. 30) aancetekend, dat de Rusfifche Keizerin anna ivanowna mst te wege te brengen, dat de voorwaarden, op welken L de regeering aanvaard hadt, gelyk als op verzoek van 't Volk? te niet gedaan werden. Hierby voegen onze Schryvers, bl. 12, deeze opheldering: ,, De Baron „ osterman, de Prins trubetskoy en de Knees alex' ander ozerkaski , hadden omtrent vierhonderd Edel,, lieden overgehaald, om op de vernietiging der boven- (*) Deel 1. bl. 98(f) Zie bladz. 45, enz.  BVV0.RGSELS „gemelde voorwaarden. en de aanvaarding der alleen. „ heerfcbing, by de Keizerin, aan te dringen. Zv dee „ den dit, ten getale van driehonderd negentig, zLeen. de, dat zulks het verlangen der t^tfche NatKas „De Vorftin, na den Raad in ditVrzoek te hebbeS ,, doen toeftemmen, nam, daarop, dien voordrag? eun- " |1m!Se1n%anden-teUfo1S'der ,WftrekteJ al&nfeerïcninge m handen. Zo gemakiyk was het in Rusland eene omwenteling te bewerkenl En zo word" ibmtyds aan ae begeerten van weinige menfehen we d* naam van WMjiein gegeven door "de hoS "van eene partye, welke mets minder bedoelen dan der weezenlvke volksftem gehoor te geeven. wcc^myKe Ter gelegenheid dat wagenaar melding maakt van iiet fterven van den Raadpenfionaris van «t^Jt\ l«P7Pn otv v,;„r 1-1 fi„ aQ *1 , . an slingeeand, leezen wy nier, bl. 83, eene aanmerking, waaruit wv het volgende zullen overneemen : „ Dit klein beftek laaf niet „ toe veel meerder, dan 't geen ik, voorheen, reeds aan „ roerde, en onze wagenaar alhier, zeerkon , maar * ^''ft ™n,dCeZCn gl'00ten man verhaalt, te zeg4n „ Hy is het, die ons, nog na zyn affterven in™* „ doorwrogte en te weinig5 geleezen' Gefchriften , den „lakke toereikt, by wiens zuiver licht, men niet als, leenlyk den vvaaren aart van ons vroegere eï tot ir. „ zynen tyd volgend Staatsbeftuur kan Tel/en kennen „ maar ook veele wyze en voorzigtige lesfen vinden tot r Verbetering van hetzelve. Hoe Vog 00^ BuTteSland„ lehe Staatkundigen van hem dagten, kan blyken uit " IercaeHeiigre,ykt-ydig SchfVver' bv * overYyS\^ „ den Raadpenfionaris, getuigt, uit den mond van den „ beroemden Portugeelchen Gezant by de Staaten1 d'a" bvNHA,^%hebbe^aa"Seteekend. f, De ów/z?4 „ hy, ,, heeft zyn Hoofd verhoren, en zal, misfehien „ „ zo lang als fagee leeft, zig ftaande houden, maa?! „ „ als die fterft of zynen invloed verliest, zal het niets* „ „ anders zyn dan oneenigheid en warring"» | Wagenaar fpreekt (*) van een vermoeden, hetgeen, in het jaar 1741, by het Franfche Hof huisvestte? als-' of george de lf een oogmerk zoude gehad hebben om' eenen inval te doen ,n de Staaten des Konings van Pruis,en, en fchynt zelve niet vreemd te zyn geweest van die (*) Vadert. Hist. D. XIX, bl. 31a.  tot de vaderl. historie* . &9 jL «dachten. Onze Schryvers hellen (bladz. 95 en 96) mLr over tot het gevoelen, dat de oogmerken des GrootbSannifGhen Konings enkel waren zich te. dekken Sen de gevreesde onderneemingen van Pruisfen en Skrvk. r rederik- de II, daartegen befchuldigt , in zvne Nagelaten Werken (*), de Koningen van Pooleï en vfn Engeland van niet minder dan van het Sn van een aanvallend verbond, waarby zy de Prui* fiffiffiTonder zich verdeelden. Doch hy brengt neen bewYs by. Wien moet men hier gelooven j g Gaarne zouden wy onzen Leezeren iets mededeelea. „it deeïe Aantekeningen aangaande de raadpleegingen S bSen der Staaten overeet verkenen van onderftandaÏÏ de Koninginne van Hongarye , hetgeen, toen door Holland fterkst aangedrongen, alkngskens het GeSiebest inwikkelde in eenen hoogstyerderflyken oorwaarin Engeland, ten onzen opzichte, zyn groot nolmerk beïeikte, t. w de herftelling.van het StadhoudeflbhaP eT de verbaazende vergrooting. van de magt des Stadhouders. Doch hetgeen wy hieromtrent ontrnoeten op bl. 97 enz. en elders , is te breedvoerig om SSomïn; en inoet in het Werk zelve gelezen worden gThet'algemeen komt ons voor, dat, m deeze laatfte Stukiens; de Aantekeningen en Byyoegiels minde■ talryk, maar daartegen over. verfcheidene belangwke onderwerpen weder dies te uitvoeriger zyn. YRbdz S4 reg. 14 is weder eene van die zinftoorende en latytchrylïeikn. Men leest 'er Stokhotm * en 'er m^d%TtoZX'™ het Twintigfte of laatfte SSn d-zer Byvoeg'felen, waarvan wy ook nog kor ivV ipts dienen te zeggen. Men vindt ook nier ver fetódene ophdderendf Aanmerkingen over de onderlcheiden trappen, langs welken het Gemeenebest allengskens in den oorlog tegen Frankryk gewikkeld en op dert o verindes onderga!gsgwerd gebragt^^erwyl de voorftan'ders van Oranje alles aanwendden om d n ween te baanen tot de verheffing van willem den IV, es de toenmïalge Ariftocratifche Regeering haatelyk te. maaken bv d- Gemeente. Men bediende zich daartoe met enkel vL het^n billyk tegen zulk eene Regeering, of tegen (*) D. I, bl. 123.  3a byvoegsels yeeïen der geenen, welken derzelver posten in dien tvl bekleedden, konde gezegd worden; maar ontzag zich me allerlei vallche uitttrooilels te baat te neemen , of gebeurde zaaken ten ergften te verdraaien. Merkwaardig is hieromtrent de Aantekening, welke ons voorkomt on bladz. 55. uf Wagenaar had gefproken (*) Van een uitftrooifel nakende eenen verderflyken . toeleg der Regeeringe om een Verdrag van Onzydigheid aan te gaan met FranT ryk, en den Koning Staats - Vlaanderen f tot een onderpand, over te geeven. „'t Gerugt," zeggen hierop onze Schryvers, , nopens eenen voorgenomen afftan'd „ yan Staats-Vlaanderen,, bleek, federtf een boosaaitige „ logen te zyn, uit de hitte van misnoegde en muitzu-„ tige harfenen gelyk het, in woelige tyden, gaat , op„ geichooten. Maar 't geen men zeide van der Staaten " 1°-^' T? tóet,™ryk, een Verdrag van onzydig „ heid e fluiten hadt, mooglyk, zyn beginzel, uit de, „ aan de Engelfchen en Oostenrykfchen , by geheime v Relolutie , gedaane Verklaaringe , zo der AlfaSe „ Staaten, als, byzonderlyk, der Provintien van Gelder„ land en Holland, door my, hier boven, aangehaald, „ en houdende , hoofdzaaklyk , dat hunne Hoogmogend? „ heden, by t langer toeven dier Bondgenooten, lo in „het toezenden der verpligte Hulptroepen, als in het „ doorzetten des Vredehandels te Breda, zklzelvenjoor „ andere wegen en middelen, uit het gevaar zouden tras„ ten te redden: woorden, die, blykens ook het gezegde „ der, yerfchillende, Frovintien, Zeeland en Overvsfel „ beteekenden, dat men, des noods, tot een afzonder-' „ lyke Vredehandeling, met de Franfche Kroon, wilde „overgaan. En, zo het hier toe, werklyk, gekoomen „ en, door eene Verbintenisfe van onzydigheid f aan der „ Staaten zyde, gevolgd was, zou zulks, op zig zelven „ nu, niet min onberispelyk geweest zyn, als in deiï „jaare 1733, toen wy gezien hebben, dat het Land, „ langs dien weg, uit eenen gevaarlyken Oorlog : 8»o. 48 bl. -rTTesrens den aanleg en de voortzetting deezes Werks, en de W w.arde ot welke bet gefchat moet worden, hebben wy onT, iïS LW van den voorleden Jaare £) , breedvoerig genoeg uitgelaaten, en 'er met. aan to te voe 11 Lt deze'fde lof en blaam ook op IS10. $ va le. frSte^nt^de iU»f" De La|gUW is 'er ° den3 noch de "yverheid der Bewoonderen, fchuld daar " 'Het is de einddlooze uitgebreidheid der vlakten. " De' Landman heeft eene weezenlyke reis te doen om zyne " velden te bereiken. Hy komt 'er dus een uur te laat, en " móet dezelve een uur te vroeg verlaaten ; dit is reeds zo " van zyn arbeid verlooren. Daar by is ,.>T^» " lankomst- reeds vermoeid; dit vermindert zynen yver, en de " SS"an den lust'is noodwendig van eenen nadeel.gen invloed op de werkzaamheid van den geest. Zo hyhier m m onze mm, M*m <** 221 cn 425'  4* DOOIl 1>E DKPARTHMJïNTlN „ den geheelen dag over blyft,biedt hem de uitgetlrekte vlakte „ geene Ichmlplaats voor de brandende middaghitte aan; ver„ volgens bevordert hec ongemak, dat hy lydt,zeer den tegen„ zin j en de tegenzin is aitoos eene hindernis om eenigzins yaa den gewogiien weg af te gaan. Voeg by deeze natuur„ lyke nog andere zedelyke redenen. Het fchynt wel, als „ het eigendom even groot is, dat dan het fl.uk land, waar over „ gy uit uwe huisdeur het gezigt hebt, meerdere waarde in «' nv heefr • dan 'c geen gy veraf moet gaan opzoeken. „ De gewoonte van 't zelve te zien brengt eene meerdere „ zucht voor t zelve voort; men bezorgt het, men doet het „ met meerderen aandrang wel. Van den vroegen morgen onder„ vindt het onze eerfte zorgen , en tot den laaten avond deeic „ het in ons genoegen. De nabyheid, eindelyk, van de vader„ lyke wooning wiscbt all' het onaangenaame van den arbeid iut,-terwyl de afgelegenheid van het andere te veel tyd over„ laat om de kosten der vermoeijing te berekenen, waar ou l " °nï. k01nt «e ftaan." Dit wordt vervolgens op de geIteUlheid deezes Depai temen ts toegepast. * Van den aart der Inwoonderen treffen wy dit berigt aan: „ net volk in het Departement van de Somnie is zeer eefchikt * ITa] Yrv!l,eidA Zo° braïf en ^elmoedig als het is, zoo ,, hadden ook de Romeinen eertyJs ondervinding van deszelfs dapperheid, gereed om zyn belluit te vatten, verheft het „ zich boven de hmderpaalen ,• maar ook ftaudvastig in zyne „ voon.eemens , is het niet ligt van zyne denkbeelden af te „ brengen. Over t algemeen hqofdig, en zelv onverzetMvk, ,, vergoedt het zyne gebreken door eene zeldzaame oprègc3, heid, ongekreukte trouw, en meer dan gewoone braafheid. „ Het verraad, de geveinsdheid en de dubbelhartigheid, zvn hier „ alle even zeer onbekend. Zy zyn meer welmeenend clan be„ fenaafd, meer minzaam dan vleiend, en de menfehen van „ dit Land behaoren tot dat foort, wier geest zomtyds h« „ hart van anderen bedriegt; doch wier hart nog nimmer den „ geest van eenig mensch bedroogen heeft. Met deeze hoe„ danigheden vereenigen zy een zeker foort van Wysbeseene d.e aan hun gellel eigen is , en die hun zonder moeite „ deugden djMt, yerkrygen, welke aan anderen duur te ftaan „ Komeu. Uit iiefde tot de rust min of meer onverichillijr „ zjwde, bevinden zy zich altoos en overal wel, waar het loc „ hun plaatst; van daar is hei dat zy noch aan eerzugt noch „ aan.gierigheid, noch aan eenige der gebreken,welke deeze ,. driften naa zich fleepen, onderhevig zyn. De hemel plaatst , hun daar, en zy blyven daar; een kleine toets meer, dan ,, waren zy luiaarts; eeu kleine toets minder, dan waren zv wysgeeren." w * Burgerdeugden worden , naar deezer Schryvers gewoonte , uit de vergetelheid opgehaald. Vorftengebreken mei veragcini ten toon  VAN FRANKKYK. *f toon eefteld. Priesterbedrog uitgejouwd : en troffen zy hier toe overal gelegenheid aan; hier een allerlchoonfte, in het Kerkeefchil over de lange Uairen, en nog meer in het Beest der Ezels. Een Feest, welks befpoilykheid ernftiger pennen bezig hield: men zie robertson's Bist. van carel, den V. II. D, bl 6i. Schoon wy alle zydelingfche befchimpingen des Christendom*, in dit Werk maar al te veel voorkomende, ontftaande uit de deerlyke verwarring van het Christendom met de daar aan toegevoegde Dwaas- en Verkeerdheden. hoogst wraaken, willen wy, om der Schryveren trant |in dit vak te doen kennen , van dit Feest het medegedeelde opgeeven. Het Feest der Ezels kwam door zyne meerdere vrolyiheidf de fombere fchaduwen uitwisfchen, welke het gefchil over de lame Hairen over de Catkedraale Kerk ymAtntm yerfpreii hadt Een Ezel van Venna in Itatien hadt zich n» t hoolcf "gehaald, dat hy de gelukkige: Ezel was, op welke Jesus voorheen zyne intree in Jerufalem hadt gedaan. Hy hadc " pok makkers gevonden , die infchiklyk genoeg waren on een Eed te doen , dat hy droogvoets door de Adrtatifaie " Zee van Paleftina was gekomen, en dat de weide , waar " nu hv graasde in de velden van Verona, hem door zyn hei" lieeu beryder gemaakt was. De heilige Ezel, die echtec " niet onfterflyk was, ftierf eindelyk , buiten twyfel van ouder. " dom; want hy moet ten minften zeven a achthonderd jaare* " oud zvn geweest. Men verzamelde zyne asch , en ftelde " die ter bewaaring in een naargemaakten Ezel, die vervolgens " twee of driemaalen 's jaars in Procesfie werd omgevoerd. — " Dit heilig eerbewys van den Ezel kwam ook tot over der " Alben en de Hoofdftad Amiens nam ook deeze nieuwe " wyze 'van begroeting aan. Op den dag van t Feest bragt " m-n een iong Ezeltje aan de deur van de Kerk. Di mm" dere Geestlykheid kwam 't zelve aldaar haare opwagting " marken , en men omhing het met een kostbaar kleed. De " versreestlvkte Ezel naderde met groote deftigheid tot op hec " Choor, nam plaats ter zyde van den Bisfchop, en maakte aU " daar ook eene goede vertooning. Vervolgens verkondigden " de Priesters in't Latyn deszelfs aankomst, en erkenden, ter " goeder trouwe , dat zy hunne Rykdommen aan Ezelagtige " hoedanigheden te danken hadden. Op 't einde der Mis be" eon hyfdie dezelve hadt uitgefprooken , te balken, en alle " de omftanders antwoordden op denzelfden toon, uitgezonderd " alleen de Ezel, die, wyzer dan de bedrieglyke Priesters en " 't ligtgeloovig Volk, alles met epn medelydend fliizwygen " aanzag en toehoorde " . In de Aantekeningen fchryven de Reizigers, opzigtlyk du Feesr, dat het insgelyks te Parys, te r>utun, en in andere Hoofdkerken van Frankryk, gevierd werd en fchoon de Ezel van Veronne een Fabel is, is het egter geen Fabel die door de Las-  4* ïiets door de departementen vak FRANKRVbV teraars van t Christendom verzonnen is ; men liet in deeze Eeuw de heilige overblyfzels van deezen Ezel nog zien in bet Klooster van Notre-dame da Orgues, te Vertmne Schoon robertson, ter aangehaalde plaatze,van de* herkomt deezes Ezels zwyge, tekent hy daaromtrent op, uit du cange, Voce fatum, Vol. III p. 434. „ iD verfcheide Kerken van „ Frankryk werd ter gedagtenis der vltigt van de Maret miria „ naar Egypte een Feest gevierd, welk het Feest van de Ezih „ werd pcheeren. Een jonge Dochter, ryklyk uitgedoscht, met „ een Kind in haare armen, was op een Ezel gezeten welke „ met een kostlyk kleed gedekt, in een plegtlgen ommegang' ii na het altaar geleid werd. Het Dier was geleerd op zekere „ plaatzen te knielen ; een lofzang, niet min kindera^ti» dan „ godloos,werd te zyner eere gezongen;en de Priester bv her 3, eindigen dier plegtigheid , in plaats van met de gèwoone „ woorden van het volk te fcheiden, balkte driemaal als een „ Ezel, waarop de Vergadering, in plaats van, naar gewoonte „ Deo gratias te antwoorden, driemaalen op dezelfde wvze' „ wederom balkte." Wy hebben 'er dit willen byvoögen om te toonen, hoe anders ongelooflyke dwaas- en verkeerdheden, in deeze Reis in groote menigte,op de rekening der Pries. teren gelteld , niet verzonnen , maar daadlyk gebeurde zaaken zyn. De wyze van Voordragt en de Inmengze!s,ter befpottingl van het Christendom, zyn hoogst te wraaken; doch leveren het doorflaandst bewys op, hoe Priesterbedrog daar toe aanleiding gegeeven, daar van de fchuld hebbe. Voorts treffen wy , in deeze No., verflag aan van Abbevil/e, Aimens, Peronne, Doulens, en de Haven van St, falen te regt Dieppc in 't klein geheeten. ' 6 Nieuw Fransen Woerdenhoek, waarin zoodaanige TVoorden en Uitdrukkingen, die aan de Franfche Staatsomwenteling hun beftaan te danken hebben; of, in betekenis door dezelve merkelyk veranderd en uitgebreid; ef, nog in geene Woordenboeken te vinden zyn; Lctterlyk en Zaaklyk verklaard worden. " Ver fa. meld door v. a. gödicke, te Kothen. In ? Nederduitseh ver. taald, en met verfcheidene IVnorden en Spreekwyzen vermeerderd, dotr ernst Willem cramerus. Te Haarlem, by Ernst Willem Cramerus, Junior, 1790". In gr. Svo. 155 bl., behalve» het Voorbericht. De breedvoerige titel van dit Werkjen ontvouwt duidelyk genoeg de-zelfs oogmerk en voornaamen inhoud; de nutügheid der onderneeminge zal niemand in twyffel trekken , dien Hechts eenigzins bekend is , hoe eene menigte van nieuwe woorden en fpreekwyzen , of nieuwe betekenisfen van reeds gebruikelyke woorden, zedert de Franfche Staatsomwenteling, in  A. GÖDICKE, FRANSCM WOORBEfJBOEK. 4$ 6n dat Geraeericbest ontdaan zyn; en de uitvoering is zodanig, dit zv lof verdiene. De eerfte Opfceller, f. a. gödicke, te Kothen heeft het Werkjcn in het licht gegeven . zonder "er eenië Voorbericht voor te plaaizen. ... Intusfchen," zegt de Nedertfuitfche Uitgeever , „ kan men verzekeren , dat hy het nut en genoegen der Leezeren fteeds in het oog heek ge" houden Hy heeft de nieuwe Franfche woorden niet Hechts " letterWk vertaald; 't welk echter met veelen niet doenlylc " was- maar ook zaaklyk verklaard, en de gelegenheid aange" wezen by welke zy aan die betekenisreu gekomen zyn." Om van de waarheid deezer verzekeringe overtuigd te worden, behoeft men het Boekjen Hechts op te (laan , en men zal een aantal van voorbeelden'vinden. Zie dus Ariftêcratie, Ariftocrate, As. f°mblée Primaire, Asfembiée Electorale, Asfemblée d'Admimjtrattve, Atfenat Bar. Brisjbtinisme, enz. Doch de Leezer zal zelve genoeg 'aantreffen , dat hier op te noemen overtollig zoude W EerTwerk van deezen aart is moeilyk, en nooit tot volmaaktheid te brengen. Het kan niet anders of 'er moeten misdagen influipen Door deezen te verbeteren doet men dienst zo wel aan den Opfteller als aan het Gemeen. Wy denken dus eenige opheldering te kunnen geeven aan het woord chouan, Op dit woord leezen wy: „ Met deezen naam Worden betekend de roovers en muitelingen van de Vendee. Zy hielden zich " eerst in het departement la Vendée, een gedeelte van het " oude Poitou, in de rotfen en ontoeganglykfte wouden en " oorden van dat gewest op; maar, naderhand,voegden zy zich. " bv de koningsgezinde troepen aldaar, en vereenigden zich " met hun in den opftand tegen de republikeinl'che regeeiing " des lands." Onder het Artikel vendóen wordt hier nog bygevoegd , dat de Chouans „ zoo genaamd worden, of, naar hunnen eerden aanvoerder chouan, of, gelyk anderen bë" weeren, naar zekere nachtvogels, welke men Chouans heet, *l die zich' over dag niet laaten zien, maar des nachts op roof " uitgaan " In het Franfche Tydfchrift VEsprit des Joumaux wordt, in een der nukken van het jaar 1-95, hiervan een uaauwkeuriger verllag gegeven. De Chouans moeten van de Vendèers onderfcheiden worden. De laatften behooren tot het oude Poitou, de eerden tot Normandye. En de naamsoorfprong is deeze. De drukkende belasting op het zout , de Gabelle genoemd, had onder de oude regeering geene plaats in bretagne, (uit hoofde van de bedongen voorrechten, toen dat hertogdom met de kroon vereenigd werd) maar wel in het naast daaraan gelegen Normandye. Het gevolg hiervan was, dat eene menigte zout uit de eerstgenoemde Provintie ter duik wierd ingevoerd in de andere. De duikers wuren in grooten getale, vereenigden zich veeltyds in gewapende benden, fterk genoeg om tegenftand te bieden aan de marechausfóe, en afge-  ** F. At GÜDICICE, FRANSCH WOORDENBOEK. richt in het gebruiken van 't geweer. Zy namen den nacht te baat toe het uitvoeren hunner fluikpartyeu, Itelden posten u"* op bfctwaame plaauen, welke van aftand tot aftandi e f^deï door tekens waarfchouwden , indien 'er eenige hindérnsfën Zich vertoonden, welke de onderneeming te gevaarlyk S e> OnJcr die tekens was het nagebootfle geluid van de:£ da n het ft.iie van den nacht op eenen verren afitamf konde gehoord worden. De Franfche naam van den Kat -Jl te leezen te geeven, is voorlang dienftig gekeurd. Men heeft het, bovenal in deezen laatften tyd, niet laaten ontbreeken aan nieuwe Bydragen tot dien voorraad. Deeze Gefprekken vermeerderen dit aantal, en onderfcheiden zich van de meeste Schoolboeken van deezen aart, door de Vaderlandfche Gefchiedenis meest uit het op den Tytel gemelde oogpunt te befchouwen. Dat het niet gefchiedt om de Jeugd öp de Stadhouders te doen verlieven, laat zich gereedlyk bevatten uit den naam der Uitgeeveren. Hoe zeer tot de laatere Gefchiedenisfen deeze Gefprekken zich bepaalen , kan men daaruit afneemen , dat op bl. 48. willem karei. Hendrik friso reeds te voorfchyn treedt. De Gefprekken eindigen met de Vlugt van willek den V. na Engeland.  ALGËMËENB vaderlandsche LETTER-OEFENINGEN. Beginsels der Kantiaanfchc Wysgeerte, naar het Hoogduitsch vryelyk gevolgd, en met Aanteekeningen, en eene Voorreden uitgegeven, door paulus van hemert, laatstmaal Hoogleer aar by de Remonflr anten, te Amjlerdam. Tweede Deel. Te Amjlerdam, by de Wed. j. Dóll, 1796. In gr. 8vo. Behalven de Voorrede, 264 bl. Van den inhoud van het eerfte Deel deezes Werk» gaven wy, in No. 3 des voorigen Jaargangs deezes Maand werks, een vry uitvoerig verilag, met by voeging van eenige Aanmerkingen , welke wy , tot onze grocte verwondering, in het ilot der Voorrede, voor dit Deel geplaatst, gezien hebben, dat door van hemert zeer euvel zyn opgenomen , even alsof wy daardoor eenen aanval op zyne reputatie in de geleerde wereld gemaakt hadden; *t geen toch geheel bezyden ons oogmerk geweest is. Wy dagten dan, deeze zo gevoelige uitdrukkingen leezende, of wy, buiten bedoeing, ook daartoe aanleiding gegeeven hadden. Wy herlazen ons opftel, en vonden niet anders, dan dat wy van deverdienden en arbeid des Uitgeevers met lof gefproken hebben. Oordeelt van hemert zo laag over onzen arbeid; zulks is buiten onze Jchuld. Wy konden ons, met meer regt, beledigd achten ; doch willen daarom de wet der billykheid niet fchenden , maar hiermede openlyk betuigen, dat wy groote achting koesteren voor de Geleerdheid, Schranderheid en Arbeidzaamheid, van v van hemert. Het fpyt ons, dat ltgtgeraaktheid hem zo fchielyk doet opftuiven, terwyl drift de oogen benevelt, en hem belediging doet zien, alwaar geen ander ze opmerkt. Zou de befchnldiging van Waanwysheid, welke hy den Recenfent aantygt, ook meer op hem zeiven toepasfelyk zyn? Op de geringfte tegenfpraak in drift op te ftuiven; waaraan toch zullen wy dit anders toefchryven, dan aan den Waan, dat men boven dwaaling verheven is? Tegenbedenkingen op, of oplosfingen lett. 1797. no. a. D van9  50 WiGÏNZELS- van, de Aanmerkingen, door den Recenfent voorgemeld* zou deeze gaarne gezien hebben, indien zy met die befcheidenheid voorgefteld waren, waarmede Recenfent dezelve meent voorgefteld te hebben. Maar wat kragt ligt 'er in het bewys, na ons van Onwectendheid, Oppervlakkigheid, Onbefchaamdheid en Waamvysheid (iierlyke hoedanigheden voorwaar.O befchuldigd te hebben, ons voorts meesterachtig af te zetten, met te zeggen, dat het beter is te zwygen dan te antwoorden? Wy oordeelen niet, dat van hemert verpligt was, op onze bedenkingen te antwoorden; want 'er is geen wet, dat een Autheur elk Recenfent moet te. rede ftaan. Hy kon dus, zonder krenking van zyne Eer, zwygen, en hadt ze, onzes achtens, dan beter gehandhaafd , dan nu. Onze Aanmerkingen toch betroffen noch zyn perfoon , als Uitgeever , noch zo zeer de Kantiaanfchc Wysgeerte in 't algemeen; maar flegts eene en andere byzonderheid. Of zyn de Kantiaanen en derzelver Wysgeerte boven alle bedenkingen verheven? De Autheur des Werks, eorn, wiens naam wy uit de Voorrede, voor het eerfte Deel geplaatst, leerden kennen, zet den beroemden Wysgeer eberhard, een Antikamiaan, ook vry bars af, waarvan wy een ftaaltje zien op bladz. 178 en 180. Is dit niet fegt fchrander 1 Behoorde men zig niet te fchaamen tegen kant op te treeden met zulke vaïfche en ongerymdc JchynbewyzenP Doch wy willen onze Leezers hiermede met langer ophouden ; maar wenfehen, ten befluite, dat Geleerden in hunne twistgedingen vooral mogen indagtig zyn het ingenuas didicisfe fideliter artes emollit mores. Wat onze Aanmerkingen betreft, wy willen met eene nadere ontvouwing de Leezers niet lastig vallen. Hadden wy kant's onderfcheidingen al eens niet wel gevat, dit fchynt grooter Mannen gebeurd; ten minften, naar de uitipiaak van van hemert, „ toonen de Vraagen, welke „ hulshoff in zynen Zeno over de praktifche reden „ heeft voorgefteld, duidelyk , dat hy kant nog niet „ wel begreepen hadt." Zie de Voorrede, bladz. 17, in de Aanmerking. Dit weinige achtten wy noodig ter verdediging van onze bedoeling met het voordraagen van onze Aanmerkingen, als die geen oogmerk hadden om te beledigen, gelyk wy ook niet hebben met de Aanmerkingen, welke m het beloop der tegenwoordige Recenfie zullen voorkomen. Wy hebben niets tegen den Nederduitfchen Ver.  öer kantïaansche wysgeerte." êl Vertolker van kant^s Wysgeerte ; . maar achten ons *ereUi"d, daarover zö veele en zo weinige Aanmerkingen te maaken, als ons goeddunkt. . De Voorrede behelst voorts eene aanpryzing der Kan» tiaanfchè Philofophic, als hebbende de gewigtiglte Vraacen ten onderzoek : Wat kan ik kermen P Wat moet tk foen? Wat mag ik hoopen ? „ Zo gevvigtig deeze Vraa- gen zyn'5 r^egt de Voorredenaar) „ voor het menfche" lvk hart, zo vereeringswaardig behoort ons die Wyze • e weezen, die dezelve het allereerst, tot voldoening der Zelfdenkeren, beantwoord heeft. Lri wie is die " Wyze anders, als (dan) de wydberoemde kant van " Koningsberg? Bef hy het licht ontftoken hadt, was l aZ%stgernisr (VeeleWftanders van de wydbe ^emde Mannen eeibnitS, locke, en anderen, zullen dcez- taal voor te overdreeven houden, en daarop nog niet kunnen befluiten, het geleide van deeze Lichten geheel te laaten vaaren.) * Van plato tot amstoteles> 1ia van den aanvang der Bovennatuurkunde aan* tot het air 1781 toe, wanneer 's Mans Kritik der reincn Ver- * &/té voorfchyn kwam,waren de genoemde Vraagen " de onderwerpen der eeuwigduürende Twisten der Wys- f „eeren " - Wat is het dan eigenlyk, waardoor kanT Se van zyne Voorgangeren in .de. Bovennatuurkunde onHerfcheidtV Welke nieuwe waarheden heeft hy ontdekt # — Dit zyn zeer natuurlyke Vraagen. „ De Vraag, x$ het antwoord des Voorredenaars, „ verraadt buiten twyfel Tmisverftand, en kan niet, dan na eenige beichaaving ondergaan te hebben, beantwoord worden. De Bovra" natuurkunde immers kan onze kennis met uitbreiden y ' maar wel onze begrippen zuiveren en verduidelyken. " ZV bearbeidt flegts de form, niet de /lof, onzer ken: "nis. Bovennatuurkundige waarheid is den eenvoudigerr Landman zo goed bekend , als den diepdenkenden Wvsgeer." Intusfchen wordt gezegd * dat kant waarïvk iets scheel nieuws geleerd heeft, naamelyk, ,, debe„ oordeeling der zuivere reden zelve door de reden, zvnde dit het eenige middel, om de Bovermatuurkun2 de als eene Wetenfchap voor ons, menfehen, rnoge% lvk te maaken." Den invloed der /{anttaanfche Wysgeerte op onze praBifche belangen zal men uit het 3de Deel nader leeren kennen. Voorts bengt de Uit- geever, dat hv, in dit Deel, tenopzigte der na volgmgy lig. veel meerder vryheid veroorloofd heeft, dan m rieeï) 3 voo»  5* BEGÏNZELS voorlge. Ook heeft hy 'er veele Aantekeningen bve«voegd, door welke de zaaken, in den tekst vervat, meer licht wordt bygezet, of misverftand voorkomen ; door al en welken arbeid hy zig by de Liefhebbers van dergelyke ftudien verdiend maakt. Wy gaan over van het Werk zelve verflag te geeven. Dit Deel handelt over den Omvang van het Gebruik der bronnen van de menfchelyke kennis; en behelst twee Hoofdftukkeii. Het eerlte toont het Gebruik der zuivere Zinnenlykhcidmdeszelfs omvang; het tweede, het Gebruik der zuivere Ver ft andsbegrippen; en bevat twee Afdeelingen; welker eerfte handelt van de Afleiding der zuivere Verflandsbegrippen; de tweede van de Grondbeginzels des zuiveren Verftands- Eene opgaaf van den doorgaanden verkorten inhoud Tnet de vereischte klaarheid te doen voor Leezers , die met de Kantiaanfche taal niet van elders bekend zyn, is geen gemakkelyke taak. Wy zullen echter , tot eenige hoofdzaaken ons bepaalende , zo klaar tragten te zyn als ons mogelyk is De Helling, in het eerfte Hoofddeel vervat, zal, zo wy ons niet bedriegen, in klaare woorden, hierop neder komen, dat de zinnen, of de zinnenlykheid, dat is, de kennis, die wv door de Zintuigen verkrygen, ons eigenlyk geene denkbeelden geelt van de dingen zelve, maar alleen van de Verfchvnzels, zodanig als zy zig aan onze zinnen vertoonen Men is dit anders gewoon uit te drukken, dat alle onze'zin-nenlyke kennis verward is, zodanig, dat wy niet kunnen beiluiten, dat de dingen ivaarlyk zo zyn, als wyze zien, voelen, enz. Born doet zeer wel opmerken/dat zulk! afhangt van den aart of gefteldbeid onzer Zintuigen; al het welk goed uit elkander gefteld is. Schoon de School van leienits de denkbeelden van Tyd en Ruimte op eene andere wyze ontwikkelt, dan de Kantiaanfche fzie onze voonge Recenfie bladz. 120 O komen beide toch daarin overeen, dat het flegts formen van voorftellingen zvn waaraan het niet beweezen is dat alle weezens op dezelfde wyze zouden gebonden zyn. Men kan zig 70 ^ voordellen, dat 'er andere Weezens, eener zinlyke natuüre deelachtig, zyn konnen, die echter, by hunne zinnenlyke waarneemingen, dezelfde formen van Tyd en Ruimte niet kennen, onder welken alleen ons de Verfchvnzels 2egeeven vvorden. Voorts kan niemand zig borg ftellén dat de dingen, welke wy nu door middel onzer vvf zinnen kennen , behalve de waargenomene eigenfehap- pen.  der kantiaansche wysgeerte. 5,3. »en, ook nog niet andere bezitten, die wy door onze SuigS niegt kunnen ontdekkeri (J £O waarvan de magnctifchc, ckktrifchc en attertfeheJtoSm tot voorbeel den (bekken. Het denkbeeld, derhalven, t welk wy van de zinlyke Wereld vormen , hangt af van de ge-, fteldheid onze/Zintuigen. Waarom zouden » lyke toeftanden der lichaamen van vastheid en vloeibaarëeid, hardheid en weekheid, buigzaamheid en onbuigzaamheid, gedaante en uitgebreidheid, ja de ondooi dringbaarheid zelve, meer dan coleur, ™x^WmK* koude, van de byzondere inngtmg onzer natuur onathÏÏlvk zvn' Uit al het welk CS- 81O beüotcn wordt, Ke zinnen ons eigenlyk niets leereu konnen aangaande de vonkte eigenfchappen of weezenlyke bepaalun een der dingen. (Dit zelfde beweeren dus verre ook de TJülaanel; doch zy verfchillen, ^^ tot dea 'wrft-hils wel vatten, hierin van de navolgers van kant, ^fde eerften (tellen, dat wy door het verdand'ig nadenÊn en ontleden deezer verwarde voortellingen kunnen Smentotde kennis van den grondflag deezer zinnenlyte'vSrtellfien ; terwyl "de jütfln dit ontken ?en als naar wier gevoelen het Verfchynzel niet kan Saan in eene verwaarde voorftelling van dat geen, wat deszelfs grondflag uitmaakt , daar wy, al zetten wy de SSng ook nog zo verre voort, nooit kunnen geraaken tot de eerde grondbeginzels, als welke geheel buiten S gebied der zinnenlykheid liggen; zodat het. altyd ru 7.1 wHvwn Y Zeet men, myn verdand kan ^SSffiP\ £% deeze eerde grondfla" ten de^rSy«z«/f zig aan myn verdand laaten den" Pen of voorltellel" Hier zyn "de Kantiaanen gewoon te ondeïfchefden tusfchen denken en kennen; \net eerde be. eft af£n het mogelyke, het ^£^&S'n& berustende enkel op ervaarmg; ^^^^^gffl mer waare kennis ontdaan kan, (§. 14 des eeittcn/Te,,,,j' wlarrit men befluit, dat wy niets, hoegenaamd, kunnen kennen van hetgeen de dingen op zigzelve zyn. Dat ?v werkeïyk benfan, dat zy eenvoudig zyn, dat zy Sïfdandrgheden zyn, enz. dit alles zyn dingen, die wy dSnS?kennen.' Zy, die zaame reden Qprimipium rattoms fuficmtltyf WD^J meenen dellig te mogen befluiten, dat de verfchynzels niet "nnen fonder 3ingen, waarin zy J^™*'^ ben. Doch de Leerlingen van kant beweeren, dat deeu 3  £4 8EGINZELS ze redeneering als zeker vooruitftelt, dat het beginzcï der genoegzaame reden ook kan worden toegepast op dingen, die niet zinnenlyk kunnen worden voorgefteld, Zy oordeelen, zo als in 't vervolg, inzonderheid nr en na, te zien is, dat de grondffelling dei genoegzaame reden alleenlyk betrekking heeft tot de veranderingen der 'verfchynzels, en dus' alleen toepasfelyk op voorwerpen van ervaaring. Het komt echter Recenfent voor , dat, fchoon hy de onderfcheiding tusfchen denken en kennen, waarop de Kantiaanen zig telkens beroepen, niet ontkent, deeze ftryd tusfchen hen en de andere Wysgecren niet vry is te fpreeken van woordcnftryd. Niemand zal beweeren , dat hy eene duidelyke kennis heeft van de dingen, die buiten ons zyn. Maar de vraag is eenvoudig, of wy, volgens het beginzel der genoegzaame reden, niet noodwendig uit de Verichynzels tot het daadelyk beftaan der dingen moeten beiluiten ? Elk uitwerkzel toch heeft een oorzaak , en het begrip van oorzaak brengt ons op het begrip van kragt, en dit wederom op het begrip van zelf/landigheid, iets dat cp zigzelve aanweezig is. —— Wil men nu beweeren, dat wy de dingen ilegts 'denken of kennen, ons komt voor , dat men daaromtrend vry onverfchillig kan zyn; en wy zien niet, dat deeze zaak door de aanmerking des. Uitgeevers, bladz. 1%, veel licht wordt bygezet : „ De critiefche Wysgeerte geeft „ daarom aan de dingen op zigzelve den zeer voegzaa.„ men naam van Gedachte-dingen, of dingen, die men en„ kei denkti, — dat is zulke begrippen , die alleen pro„ blematisch zyn , en geene Tegenzeggelykheden bevat„ ten , doch echter door ons, . op geene wyze noch yan s, Voor en noch van Achteren kennen gekend worden." - Wy zullen naderhand gelegenheid hebben, daarvan nog iets te zeggen , en willen nu liever den draad deezes Boektitels vervolgen. Aanfchouwing is de onmiddelyke Voorftelling van eenig Voorwerp, welke aanfehouwing eene menigvuldigheid van voorftellingen in zig vervat Q\ 49). De zinnenlykheid neemt dit menigvuldige op, doch is als een lydelyk vermogen niet in itaat dit menigvuldige te verbinden. Daar toe wordt een werkend vermogen vereischt. (Recenfent kan niet voorby, ter ftaaving zyner voorheen gemaakte aanmerking, by deeze gelegenheid, in 't voorbygaan, op te merken', hoe 'er telkens van de zinnenlykheid als een geheel lydelyk vermogen gdproken wordt, in tegenftelling yan  DER KANTIAANSCHE WYSGEERTE. 55f van het werkend vermogen des verftands. Van hemert (zie het (lot deezer Voorrede) ftaat toe , dat hetgeen volfirekt lydelyk is geen krast of vermogen kan hebben. Dus achten wy het in de zaak eens te zyn. Doch dit zo zynde, hoe kan dan de zinnenlykheid door kant by een fpiegel vergeleken worden, die, geheel lydelyk zynde, zi volmaaktfte verftand, zonder zinnenlykheid , onmiddclyk aanfchouwt, zonder het veelvuldige tot eenheid der bewustheid door eene byzondere daad te brengen, fchoon wy ons daarvan geen begrip kunnen maaken/) In 't breede wordt 'er voorts gehandeld over den fche. matismus van het verftand. Naardien ongelykfoortige dingen onder eikanderen niet kunnen worden opgenomen, zo kunnen ook de zuivere verftandsbegrippen niet betrekkelyk gemaakt worden op de verlchynzels, zonder eenig middel, 't welk met beiden gelykfoortig is, en dit middel is de voorftelling van tyd; want deeze is als zuivere, onmiddelyke voorftelling overeenkomftig met het zuivere verfhndsbegrip, en ook gelykfoortig met het verfchynzei, als zynde deszelfs form. Hierdoor dan worden de zuivere Verftandsbegrippen verzinnelykt; welke verzinnelyking genoemd wordt het fchema van een zuiver verftandsbegrip. Hierop volgt (§. 95) een Tafel van de fchema. ta; welke evenveel in getal zyn als de Catagnriën, welke wy in de Recen/ie des eerften Deels hebben opgegeeven. De Hoofdclasfen zyn: Hoegrootheid, Hoedanigheid, Betrekking, Modaliteit, benevens de onderdeden. Uit al hetwelk ($. 98; het gevolg getrokken wordt, dat alle oordeelen en grondftellingen , welke wy uit de zuivere verftandsbegrippen zamenitellen, volkomen ledig zyn moeten, zo dezelve niet op verfchynzelen betrekking hebben, en zonder tydsbepaaling zyn. Als men zegt, ieder ding heeft zyn oorzaak, zegt men waarheid , mids men niet meene een ding op zigzehen. Meent men een ding op zigzelven, dan is dit beginzel van geen gebruik. Recenfent meent, dat ieder, die flegts de woorden ver. flaat, dit geredelyk zal toeftaan. Doch zou men zig niet klaarder en eenvoudiger uitdrukken, wanneer men zegt, dat zulks van een wcrbclyk heflaand ding moet verftaan worden? Want een ding, dat niet beflaat, begrypt elk, dat geen oorzaak behoeft, ten zy eene denkbeeldige oorzaak, even gelyk het ding, 't welk ik my voorftel. Het verwondert ons dus , hoe de Autheur klaagt, dat men het tegen deeze Leer zo fterk geïaaden heeft, „ dewyl wy ons," zegt hy, „ door den ruimen omvang onzer zuivere verftands9, begrippen, natuurlyker wyze, vervoeren laaten, en bo„ ven alle mogelyke ervaaring willen vliegen. Ons ver„ ftand, — zegt de groote Hervormer der Wysgeerte — „ bouwt, ongemerkt, aan het huis der ervaaring nog zo „ gaarne een veel ruimer gebouw, vol met loutere ge- „ dag-  dek kantiaansche wysgeerte. 57 daetenweezens," enz. Deeze vermaaning is op zigVelve zeer nuttig. Alles komt hier maar aan op de toemsfine, wat wy door enkele veiftandsbegnppen te verK lebben. De toepasfing is deeze. „ Gelyk de ver, fchynzels," zeggen de Tegenftreevers van kant, ,, de -innenlyke wereld uitmaaken, zo moeten 'er Verft andswee" zens zvn , die de grondflagen der zinlyke wereld zyn. " Wv ontkennen niet, dat wy nooit kunnen ooordringen tot de werkelyke dingen zelve. Hieruit volgt wel, dat " wv niet alles konnen weeten : maar wy kunnen met " reet zeggen, dat 'er werkelyke dingen zyn, waardoor Z wv zulke voortellingen verkrygen , zonder ons te be!* kommeren , wat deeze dingen , buiten betrekking tot " ons, zvn. Wy neemen dus eene wezenlyke wereld " aan; my neemen het beftaan van God aan, hoewe dit " geene zinnenlyke waarheden, maar blootelyk refultaa" ten zvn,"enz. De Kantiaanen beroepen zig hier weder op het onderfcheid tusfchen denken en kennen,, waarvan boven reeds gefproken is, en beweeren, dat de zuivere verftandsbegrippen geheel ledig zyn. Doch wy vraa6, hetzelfde in deeze bewoordingen vinden voorgefteld. „ Daar, volgens de grondftelling der duurzaamheid, de duur" zaamheid,, de zelfftandigheden in de Verfchynzelen „ noch ontftaan noch vergaan ; zo moet hieruit volgen, „ dat  60 BEGINZELS „ dat de Schepping, als zyade eene daad, waardoor bet „ ontftaan eener zelfftandigheid bewerkt wordt, en de „ vernietiging, waardoor het vergaan eener zelfftandigheid „ veroorzaakt wordt in de zinnenlyke waereld, of oy de „ verfchynzelen, als voorwerpen van mogelyke ervaaring „ volftrektelyk geene plaats konnen vinden: dewyl daardoor „ de zamenhang van alle waarneeming verbroken wordt „ Ik fpreek (voegt hy 'er by,) van de zinnenMe „ waereld : want met de intelligibcle waereld en zelfflan„ digheden, als dingen op zigzelven aangemerkt, is het „ geheel anders gelegen. Daar kan en Schepping en Ver- „ metiging plaats hebben." Dus komt, indien wv wei zien, al het voorig beweerde eenvoudig neêr op het geen men anders pleegt uit te drukken, dat'er bv alle veranderingen in de wereld, die als oorzaaken engewrocten famenhangen, niets ontftaat of vergaat, terwyl de zelf Handigheden zelve blyven voortduuren; zynde dit de i?ewoone ftellmg der Wy?geerte.) ° Breedvoerig is de Autheur in het aantoonen van het onderfcheid tusfchen de logifche mooglykheid en de weezenlyke, als „ het verwarren van welke," gelyk aezesd wordt, „ veel misverftand in de Wysgeerte veroorlaakt, ,, en ook tegen de Leer van den Koningsberger Zelfden„ ker veele belagchelyke tegenwerpingen heeft doen ee- „ booren worden." (Hoe verre fommigen dit mogen verward hebben, weeten wy niet te bepaalen; wel echter , dat foortgelyke onderfcheiding , fchoon met andere woorden, reeds lang m de Schooien geleerd is. Logisch mogelyk is, dat geene tegenzeggelykheid influit, 't geen denkbaar m zigzelven is. Dit toch zal, onzes ach- tens, weinig verfchillen van 't geen anderen inwendige mogelykheid (interna posfibilitas) noemen , gelyk de uitwendige mogelykheid (externa posfibilitas') toegefchreeven wordt aan iets , tot welks werkelyk beftaan genoegzaame kragten voorhanden zyn. En deeze zal nagenoeg overeenkomen met het geen by de Kantiaanen genoemd wordt weezenlyk mogelyk, „ als 't welk wy in zo verre aan de „ begrippen kunnen toefchryven , als dezelve zig op de „ voorwerpen der Ervaaring konnen laaten betrekkelvk „ maaken. Vanhier wordt gezegd, „ dat alle begrippen „ derhalven met dan bloote verdigtfels of harfenfehimmen „ zyn, m zo verre naamelyk de ervaaring zelve dergelyke verbindingen niet werkelyk kan aanwyzen." Dus fpreeken ongeveer de Wysgeeren in kwaad Latyn a posfe ad  DER KANÏlAANSCHE WYSGEERTE. 6*ï 6'd èsfe non valet confequentia. Men kan van de mogelykheid tot de daadelykheid niet bejluiten. Zekerlyk kan men dit nog iets naauwkeuriger of nader bepaalen, gelyk dit door den Autheur wordt ingefcherpt, dat wy naamelylc niet dan door de Ervaaring kunnen weeten, of iets, b. v. een gevleugeld paard, weezenlyk mogelyk is, dat is, of de uitwendige mogelykheid, zo als wy dezelve zo ftraks befchreeven, daarop kan worden toegepast; en dus blyft het vraagftuk (§.123.) problematisch,oï het veld der mogelykheid grooter is dan dat der werkelykheidP De kundige Leezer merkt weldra , in welk een bepaalden zin het woord mogelykheid hier genomen wordt. Doch wy zouden te lang vallen, dit ftuk breeder te ontvouwen.) Voorts komt de Schryver ten derden maale terug op het Idealismus, (§. 125.) om de Kantiaanen daarvan vry te pleiten, en hy geeft' zig daaromtrend veel moeite. Het lust ons niet onze Leezers daarover wederom bezig te houden, daar wy 'er reeds boven over gefproken hebben. Vraagt men, vanwaar toch alle die aanvallen ? De oplosfing vindt men ligt in de te onbepaalde uitdrukkingen deezer Wysgeeren betrekkelyk dit onderwerp, waarvan wy mede boven eenige ftaaltjes hebben bygebragt, welker lyst wy zouden kunnen vermeerderen. De Uitgeever heeft 'er mede eene groote aanmerking ter wederlegging der befchuldiging bygevoegd. Op het flot vraagt hy, na het voordraagen van verfcheiden goede aanmerkingen , of kant's Idealismus onvoorwaardelyk of voorwaardelyk mo:t gehouden worden P welk laatfte door n. jenisch gefteld is. Van hemert meent, dat, daar kant zegt, dat de dingen op zigzelven voor ons een onbekend en onkenbaar iets zyn , hy eigenlyk niets beflischt of bepaalt omtrend* het al of niet — en zo ja, het in hoe verre — overeenkomen der dingen op zigzelven met de wetten van ons denken. Weshalve hy zyn transfcendentaalidealismus problematisch noemt. Maar hoe kan men dit nog vraagen, daar wy kant ftellig hoorden betuigen (bladz. §8): Ik ftaa volftrektelyk toe, dat 'er ligchaamen buiten ons zyn P — Overeenkomftig hiermede wordt in de volgende §. gehandeld over de onderfcheiding tusfchen verfchynzels eri verjlandsweezcns (noumend), zo als ze door 't verftand begreepen worden, en beflooten, dat een Noumenon flegts een problematisch begrip is, zynde een problema een begrip, waarin geen tegenftrydigheid plaats heefc. Ia de laatfte plaats wordt gehandeld over de JmpM- bo-  6*2 begjnzels der kant iaansche wysgeerte,, coke der Reficxicbcgnppcn, en het onderfcheid getoond tusfchen logifchc en transfccndentaale Reflexie. welke de voorftellingen op de voorwerpen zeiven betrekkclvk maakt* waaruit gebooren wordt de transcendentaals Topica\ volgens welke de plaats bepaald wordt, welke de voorwerpen in ons gemoed hebben. Overeenkomfti> hiermede is er wederom , (volgens den leiddraad der Catagoriën) een Tafel der Reflcxwbcgrippen bygevoegd, „ weike Ta* „ fel, van den vereeuwigden kant ," volgens eene aanmerking van van hemert, „ ons, in dit opziet, kan ,, vrywaaren van dooling." Doch wy worden te uitvoerig, om dit in zyne byzonderheden te vervolgen; achtende nu genoeg gezegd te hebben , om de Leezers vaa ons Maandwerk met den voornaamen inhoud van dit D-ei bekend te maaken, over welks waarde ieder naar zvne mzigten kan en zal oordeelen. Van hemert lukt de geleerde Genootfchappen, in zyne Voorrede, uit, om te vraagen: Welke voordeden heeft de Critifche Wysgeerte aan de Bovennatuurkunde toegebragt , en welke vvezenlyk nuttige waarheden zyn daardoor in het licht gefteld ■ welke, vóór de verfchyning van dezelve , onbekend of onzeker waren ?Hy doet zulks, by gelegenheid, dat hy zig herinnert, hoe de Hollandfche Maatfchappy, eenio-en tvd geleden, vroeg, welke voordeden de beoefening der Meta* ■phy/ica aangebragt heeft, enz. daar hy meent, dat die Maatfchappy, ter bekoming van een voldoend antwoord, meer gronds gehad heeft, om te vraagen: Welke nadeden heeft de beoefening der Metaphyfica (te weeten, "gelvk dezelve vour de Kantiaanfche omwenteling <*efcbaoen waO aan het menfchelyk geflagt toegebragt, enz. Leerrede over de Onfterflykheid der Dieren, door t w statius muller , Lccraar der Christenen by de Lutherfche Gemeente te Haarlem. Te Haarlem, bv T T Beets, T79Ó. In gr. Bvo. 39 bl. J' J' Velen zullen by het zien der aankondiging van deze Leer. reden zich waarfchynlyk verwonderen over de keuze yan het onderwerp, en hetzelve als liggende buiten den kring der nodige onderzoekingen eens Kristens, en uitdien hoofde voor den Predikftoel weinig gefchikt achten. Dan der zodamgen tegenbedenking, verzekert ons de fcerw. muller, iprmt alleen uit vooroordeel, en te wy-  j. \V. SXAïIUJ MULLER» LEERREDE. 6% wynig Cweinig) inzicht in het onderwerp zelve. Hy acht de toekomende beftemming der Dieren ons nadenken en onderzoek ©verwaardig, en houdt derzelver Onfterflykheid voor ene waarheid van het uiterst belang. Wy willen den Prediker daarover gaarn zyne denkwyze laten; maar achten het geluk, dat wy dezelve op zyne algemene, onbepaalde, uitroepingen niet voor de onze kunnen aannemen, wyl anders zyn ellendig betoog ener ftelling van dit vermeend gewicht ons met reden gevoelig zou fmarten. Geheel van mening blyvende, dat het gemisch der overtuiging van de Onfterflykheid der Dieren den eenvoudigen Kristen aan zyne deugd en gelukzaligheid weinig kan fchaden, was nu de aandoening, welke ons by de lezing dezer Leerreden bemagtigde, meest zekere onwilligheid tegen den Schryver , die zich met volle verzekerdheid op de oppervlakkigfte redekavelingen grondt, welke hy aan zyne goede Gemeente als onwedeï'legbare bewyzen heeft willen opdringen. Daar de Godlyke Openbaring, welker hoofddoel de zedelyke volmaking der menfehen is, over de beftemming der Dieren niet had te fpreken, moest het den Eerw. muller natuurïyk zeer moeilyk vallen, een voegzamen tekst voor zyn geliefd onderwerp te vinden. De verftandige Prediker zal waarfchynlyk achten aan zynen ambtspligt, welke hem verbindt zyne horers met de Uitlegkunde des Bvbels bekend te maken, en hun Bybelfche waarheden voor te houden, meer te voldoen, door vooraf, eer hy zvne ftoffe geheel bepaald of bearbeid heeft, zyn tekst te kiezen , en dan uit deszelfs eigenaardige verklaring zvne Verhandeling te laten vloeien. Valt hem eens ene aangename ftofTe in, tot welker behandeling gene plaats der H. Schrift volkomen aanleiding geeft, en welke hy evenwel om genoegzaam - gewichtige redenen zyne Gemeente niet wil onthouden, dan, fchoon dan ook alleen, heeft hv vryheid zeker algemeen Bybelsch gezegde voor te lezen , en hetzelve als een motto voor zyn ftuk te olaatfen. Hetzelfde had de Eerw. muller , nadat hy zich toch eens bepaald had over de Onfterflykheid defc Dieren te prediken , kunnen doen met de plaats, welke op het titelblad voor zyne Leerreden te lezen ftaat: „ De „ Heer is allen goedertieren, en ontfermt zich over alle zyne werken." Dan dit fchynt hem met genoegd te hebben. Hy wilde pogen zyne mening door enig Apostolisch gezag te ftaven, en poogde dit met het zeggen vaa  6*4 J. W. STATIÜS MUttElt van Paultis , Rom. VIIJJ vs. 19, 30, 31. Nóóit kort muller, van zyn bekrompen oordeel en valsch vernuft ene bellisfchender proeve geven , dan door zyne verklaring van deze plaats. Het woord Schep/el, daar voorkomende, bragt hem op den gang om den zin van 's Apostels woorden naar zyn onderwerp te draaien. Schepje l neemt hy voor Dieren, voor alles wat buiten den mensch op aarde leeft. „ Van de dieren, (zegt hy, en „ hoe fchoon is dit gevonden!) ten mindften van zeer „ veelen, kon Paulus in den eigentlyken zin zegen, dat „ zy angstlyk haakten na hunne verlosfing, dat zy zucht„ ten en beangst waren, wegens de ellende en veelvul„ dige mishandelingen, waaraan zy onderworpen zyn, en „ waarvan Roome , toentyds , door meenigerly dierge„ vegten , de gruuwlykfte voorbeelden opleeverde. En „ wanneer hy nu van deeze fchepfelen verder zegt, dat zy „ wachten op de openbaaring der Kinderen Gods, en dat „ zy eens zullen vry worden van den dienst des ver„ ganklyken wezens: dan voorönderftelt hy ook voor de „ dieren eene toekomende belooning voor hunne tegen„ woordige ellende; een leven naa dit leven, in welk zy „ op eenen hoogeren trap van volmaaktheid zullen ko„ men." Na deze vernuftige verklaring van het woord Schepfel te hebben laten voorafgaan , omfchryft muller, de troostryke herinnering, waarmede Paulus de Kristenen tegen de wederwaardigheden huns levens wilde bemoedigen, op deze wyze: „Het lyden van deezen tegenwoor„ digen tyd , komt met 't groot geluk en met de heer„ lykheid van geene andere waereld in geene vergely„ king; naa deezen tyd, zal alles in eenen veel beteren, „ en boven alle ellende verhevenen toeftand gebragt wor„ den. Zelf voor de dieren is zulk eene gelukkige ver„ andering beftemd; en zy fchynen reeds thands, zuch„ tende onder den last der ellende, na dit tydftip uit te „ zien, op welk zy in een beter leven zullen overgaan. „ Zy wachten op de openbaaring der Kinderen Gods, „ d. i. zy fchynen reeds te verlangen na dat leven, in „ welk de Kinderen Gods, d. i. de Christenen, zullen „ geopenbaard en verheerlykt worden , want de dieren „ zyn niet door eige keuze, maar, door den wil, en de „ inrichting des Scheppers, in hunnen tegenwoordigen „ kommerlyken toeftand gebragt. Maar God heeft hen „ daaraan onderworpen op hoop, d. i. niet, dat zy al„ tyd in dien toeftand zullen blyven; maar voor hun is „ hoop,  leerrede. °"5 „hoop, dat zy van dien last, onder welken zy thands , j m dit verganklyk leven, zuchten,zullen bevryd worden , ia ook zy zullen vry worden en in eenen toeftand komen, „ die, naar hunne vatbaarheden en vermogens, eene gelyk„ vormigbeid zal hebben met dat geluk, t welk, m het toekomend leven, den Kinderen Gods, aal ten ded| , worden." Hoe gedwongen en valsch! Het zou cr waarlyk met de Kristenen te Rome zeer flecht hebben uitgezien, wanneer de verlichte Paulus hun geen beteren troostgrond had kunnen geven, dan dat de Dieren onfterftvk zvn, en na hunnen dood mede in ene zalige lowerwisfeling zullen delen. Moet niet ieder oprecht Bybelminnaar zich bedroeven, dat een Leeraar der Kristenen zelf op deze wyze de gezonde taal der tl. bchritt niet alleen van hare verheven kracht berooft, maar zeits befpotlvk maakt? Wanneer men de woorden, Hom. VIII' vs. 19, 20, ai), neemt in dien natuurlyken zin, waarin groïius, griesbach, jacobi, en andere oord-elkundip-e Mannen, dezelve verklaard heoben, dan voldoen zv geheel aan het oogmerk van Paulus. De Apostel had het groot voorrecht der Kristenen geprezen , en hun in een verheven zin Kinderen van God genoemd. Te*en dit gevoel van waarde en geluk moesten de verdrukkingen,"welke zy leden, gene zwarigheid maken, üm dit voor te komen, herinnert hy hun, „ uat zy oe gelukkige ontwikkeling huns lots meest na dit leven te Z wachten hadden ; dat zy hierin gene uitzondering op het gemene lot der fterveüngen maakten ; dat tteeds. " de vromen van alle tyden aan vele beproevingen warén onderworpen geweest , en voornaamlyk door de vleiiende hope op een beter toekomende waren gederkt " en gezaligd geworden. Het groot voorrecht der Kns" tenen belfond dan daarin , dat zy in dit toekomende "klarer inzien hadden, en daarop meer dan ene loste " hoop, — een vast vertrouwen, konden ftellen.' Zulk ene herinnering behield zeker voor de Kristenen een vry wezenlyker troost, dan de verzekering, dat de Dieren cnfterflyk zyn.-De Schryver fchynt dit gevoeld te hebben. Fn hv komt 'er daarom in een Noot voor uit, dat hy zvne verklaring niet voor de énigst beste (hoevele beste verklaringen maakt hy over éne plaats?) wil opgeven. Verftaat Iemand door fchepfel liever de ganfche wereld, inzoverre naamlyk het woord wereld de menfehen in de wereld betekent; en dan, daar het fchepid den Kinletx. 1797. No. fl. E de-  66 J. W. STATIÜS MULLER deren van God, den Eerftelingen des Geests, d. u den Kristenen , wordt tegenovergefteld , daardoor alle óii volken en menfehen, die Joden en Heidenen, die nog buiten de Kerk van Jefus 'leefden ; hy mag dit wel lyden, en kan ook in deze verklaring niets ongegronds of onwaarfchynlyks vinden. Evenwel volgt hy zyn vooroordeel, verdraait zyn tekst op de lompfte wyze, en verzekert zyne horers , dat dezelve, alzo verdraaid, geheel overeenkomftig de bedoeling van Paulus, een natuurlyken zin hebbe. Men kan ligt zien , dat 'er van dezen Prediker voor de Uitlegkunde des Bybels niet veel te wachten zy. Tot zyne Verhandeling gekomen, houdt hy zich eerst bezig met, gelyk hy het noemt , enige hinderpalen uit den weg te ruimen , die het geloof aan de Onfterflykheid der Dieren konden in den weg ftaan. De eerfte hinderpaal, welke hy noemt, is het gedagte: „ dat de mensch het middenpunt der gantfche fcheppjng „ is, en by gevolg, al het andere buiten hem, dus ook „ al de dieren, alleenlyk om zynent wil, aanwezig zyn." Hetgeen hy tegen dit gedagte zegt, is zeer oppervlakkig en uitgerekt, en kan elders veel beter en beknopter gelezen worden. Ene twede voorlopige aanmerking is, dat Wy geen recht hebben onszelven alleen, met uitfluiting van alle andere levende wezens buiten ons , ene toekomende beftemming toe te eigenen. Dit acht hy ten hoogfte vermetel, en hy declameert fterk om ons dezen waan te ontnemen. Daartoe gewaagt hy van de grote waardy der Dieren, en laat hun, aangemerkt den fchakel, welke, volgends zyne (telling, all' het gefchapene onderling verbindt, met de Menfehen als 't ware flechts één geflacht uitmaken. Wist muller dan niet, dat verftandige Mannen dezen fchakel reeds lang verbroken, en overtuigend bewezen hebben, dat het verfchil van aanleg tusfchen het vernuftigst Dier en den minst - befchaafden Mensch al tyd ene wyde tusfehenruimte laatblyven? In ene derde aanmerking werpt hy zich evenwel dit verfchil van aanleg tegen; maar daaruit te willen befluiten, dat de Mensch toch het verhevenst en voornaamst wezen op aarde zy, en uit dien hoofde enen meerderen grond hebbe om voor zich de Onfterflykheid te verwachten, houdt by hem geen fteek. Niets, zegt hy, om dit gevoel van de verhevenheid der menschlyke natuur te verzwakken, is by God gering of veracht. Alles is in zyne foort volmaakt. Wie ial dit ontkennen? Maar wat bewyst het hier ter plaatfe? Niets  LEERREDE. 67 Niets anders, dan dat hy zich op gezochte uitvluchten en ipitsvindige drogredenen verftaat. Tot de eigenlyke bewyzen voor zyne Helling overgaande, verzekert hy vooraf, dat die juist dezelfde zyn, die wy voor onze Onfterflykheid hebben; zodat iemand, die het beftaan der Dieren na den dood lochent, daarmede tevens ook de bewyzen voor zyne voortduring omverwerpr. Spreekt men zo van den Leerftoel der Kristenen? Wanneer ons hart zich aan gene dier gronden kan hechten, waardoor de rede ene voortduring na den dood waarfchynlyk maakt, hebben wy niet dan nog ene vaste verzekering alleen op de gezaghebbende uitfpraak van Jefus ? En is niet dit het grote voorrecht van het Kristlyk geloof? — Het eerfte bewys , 't welk muller voor de Onfterflykheid der Dieren bybrengt, is, dat de Dieren ene ziel hebben. Met de Onftollykheid van alle zielen neemt hy tevens derzelver Onfterflykheid aan. Ergo .... Maar, eens toegegeven hetgeen hy van de verftandlyke vermogens der Dieren zo ftout nederftelde, zou hetzelfde vermogen, dat enig wezen , hetzy dan itoflyk of onftoflyk, het beftaan verleende , datzelfde wezen niet weder in het Niet kunnen brengen? Berust het voortdurend aanzyn van alles niet eindlyk alleen in den wil van God? — Het twede bewys is, dat de Dieren hier zo min als de Menfehen alle hunne krachten ontwikkelen, en niet tot die volmaaktheid komen , waartoe zy volgends hunnen aanleg beftemd zyn. Hetgeen de Prediker hierover zegt is duidlyk valsch, althans veel te verr' getrokken, en duldt daarom geenzins dezelfde toepasfing , welke wy daarvan op den Mensch maken. — Een derde bewys is van de Godlyke liefde ontleend. Deze acht muller, niet volmaakt te zyn, wanneer aan de Dieren flechts zulk een kort tydperk van beftaan, als dit aardfche leven, vergund ware. Eindlyk "trekt hy nog een bewys1 uit het onfehukiig lyden dier ïchepfelen; welk lyden hy, zonder ene toekomende vergelding voor hun aan te nemen, met de Godlyke rechtvaardigheid niet kan overeenbrengen. Deze beide laatfte bewyzen kunnen genoeg wederlegd worden met het zeggen van Paulus: „ Zal ook het maakzel tot den genen, „ die het gemaakt heeft, zeggen, waarom hebt gy my „ alzo gemaakt?" Het derde deel van de Preek bevat enige gedagten over de beftemming der Dieren in 'het toekomende leven , waarvan het vooruaamfte is, dat zy E 2 den  f53 J. W. statius muller, leerrede. den Natuuronderzoeker een gepast voedfel voor zynen navorfchendcn geest zullen geven, en dat het zien van hun geluk, van hunne verlosfing uit het lyden, noodwendig onze vreugde zal vergroten. In de toepasfing vermaant de Prediker zyne horers tot meerder menschlykheid omtrent de Dieren. „ Elke vreugde, zegt hy hun , die „ zy, door u, hier op aarde, minder genieten, elke moed„ willige berooving van één hunner genoegens, is ftraf„ baare wreedheid , is onverantwoordelyke onrechtvaar„ digheid, jegens welke hun Schepper en Verzorger niet ,, onverfchitlig is." Volgends deze zyne overtuiging vertróuwen wy, dat de Leeraar zyne Gemeente wel het loflyk voorbeeld zal geven van nooit enig ongediert te doden , en geen vleesch te eten. —• Dan wy flappen 'er af. En hebben 'er alleen nog by te voegen , dat de Eerw. muller verklaart over dit onderwerp meer dan een jaar gedagt te hebben; en noemt het een rype vrucht van een onpartydig onderzoek en lang nadenken. Redenvoering, over den Invloed der Hedendaagfche Scheikunde, op de (Economifche Weetenfchappen en Artznejmengkunde. Opentlyk uiigefproken in de Groote Kerk te Rotterdam, door h. w. rouppe, M. D. enz. By hitplechtig aanvaarden van het openbaar Leeraar - Ambt in de Schei- en Arlzneymengkunde, den 17 van Herfstmaand 1796. Te Rotterdam, by J. Bronkhorst, en anderen. In gr. Svo. 56 bl. Hoewel dit fchoon Onderwerp eener Redevoering, of Verhandeling , reeds meermaalen, in Redevoeringen en Voorredens over het Nut en den Invloed der Scheikunde, gebezigd is, kan het egter niet te dikwerf herhaald worden, voornamenlyk in onze dagen, in welke de Scheikunde zulke verbaazende vorderingen, gelyk onze Redenaar met regt aanmerkt, gemaakt heefr. De Invloed der Scheikunde op de Artzneymengkunde word algemeen erkend; dan derzelver nuttigheid in de (lïconomTe Fabriquen, Trafiquen, enz. word door veelen uit enkele onkunde en onbedreevenheid niet ingezien. Wanneer wy de dikwerf dwaaze en wonderlyke Voorfcbriften in zommige Fabriquen, befchouwen, en de onberedeneerde aankleeving der Fabriqueurs zelve hier aan , moeten wy ons verwonderen, dat de een of ander ieverig en kun-  H. VV. ROUPPE, REDENVOERING. 69 kundig Scheikundige in deezen geene verbetering had. gemaakt, zoo wy niet wisten, hoe zwaar het valt, Onkundigen van dwaalingen te geneezen. Hoe nuttig zal het dus voor veelen zyn, wanneer ook in de Technifche en (Kconomilche Scheikunde Onderwyzingen aan derzelver Beoefenaaren gegeeven worden. Om deeze aan te moedigen, en van deeze Lesfen gebruik te maaken, heeft onze Redenaar deeze zyne Redevoering in 't licht gegeeven. En zy fchynt ons allergel'chiktst tot dit oogmerls te zyn. De Redenaar begint met den Akkerbouw. Dan , op de beoefening van deezen, als zynde meest in handen van Lieden, voor een dergelyk Onderwys ongelchikt, zal, naar ons inzien, de Scheikunde niet ligt van veel nut zyn. Maar in de Fabriquen, waarvan hier verfcheiden aanmerkelyke worden aangehaald, is derzelver nut en invloed onberekenbaar groot. Wenfchelyk ware het, dat alle aanzienlyke Steden het loflyk voorbeeld van Rotterdam in deezen mogten volgen! De Bleekery met het overzuurd Zeezoutzuur wil hier , zo ver wy weeten, niet regt voort. Ook zyn wy uit Frankryk en Duitschland ernftig gewaarfchuwd voor het fchadelyke, by deeze bewerking, voor de gezondheid der Arbeiders ; het welk men geenzins voorby zien, maar zoo veel mogelyk verhoeden moet. Over het algemeen behoort het tot de Scheikundige Onderrigtingen , te waarichuwen voor de meestal fchadelyke dampen by veele Scheikundige bewerkingen , en de middelen aan de hand te geeven , hoe ze te vermyden, en derzelver invloed op de gezondheid te verzwakken. Korte op ondervinding rustende Thermometer - Befchryving , door j. A. UILKENS , Meester der Vrye Konften, DoStor in de Wysbegeerte, Proponent in de Godgeleerdheid, en Honorair Lid der Haagfche Natuur- en Geneeskundige Correspondentie. Te Groningen, by J. Oomkens, 1796% In gr. 8vo, 124 bl. Dit Werkje hadt de Schryver, in den voorleden Jaare, tusfchen zyne Academifche Bezigheid, meest afgewerkt ; dan de tydsomftandigheden, en de vrees om in de geleerde Wereld te voorfchyn te treeden, bewoogen hem E 3 'tot  70 J. A. uilkens tot uitftel. Niet langer, egter, dan tot nu, heeft hy zyn arbeid kunnen by zich houden. In de volgende XIX Hoofdft. verdeelt hy zyn Ge- fcbrift: I. Over de Warmte. II. Over de Vloeiftoffen voor Thermometercn 'dienflig, UI. Over de Buizen en derzeher toebereiding. -— IV. Over het Glasfmelten — V. Over de verwydingen der Buizen. VI. Over de evenredigheid der verwydingen tot de Buizen. VII. Over den Wyngeest, Salamoniakgeest en derzelver kleur. Vil I. Over het vullen der Thermometer en met Wyn- of Salamoniakgeest. IX. Om den Wyngeest-Thermometer in te richten, dat hy de hitte van koekend Water ondergaan kan. X. Over het Kwikzilver. XI. Over het vullen met Kwikzilver. XII. Over Proef-Thermometers. XIII. Over het bef aaien der vaste Punkten. XIV. Over het onderfie vaste Punkt. XV. Over het bovenjle vaste Punkt. XVi. Over de Schaalen. • XVII. Over de vergelyking der Wyngeest-Thermome- teren met die van Kwik. —-~ XVIII. Over de gevoeligheid van Kwik- en Wyngecst-Thermometers. — XiX. Over de plaatzing van den Thermometer, en tyd der Waarneemingen voor de veranderingen van Warmte in den 'Dampkring. De inhoud der opgegeevene Hoofdftukken wyst genoegzaam uit, dat het goeddeels gefchikt is voor hun, die zich met het maaken van Thermometers bezig houden. En zou de Schryver, gelyk hy verklaart, „ hadden wy „ in onze Taal eene volledige goede Thermometer-be„ fchryving, naar welker handleiding men in ifaat was in „ 't vervaardigen van denzelven gelukkig te flaagen, zo zou deeze van hem nimmer zyn voortgebragt." Wy weeten zeer wel, dat, hier en daar verfpreid, in onze Taal, dit Huk betreffende, veel gefchreeven is. Wy herinnerden ons een Werkje, in Het XXXVIII jaar deezer Eeuwe, in 'sGravenhage, by gerard block, uitgegeeven, onder den Tytei : Verhandelingen over de Barometers , "Thermometers en Notiorncters of Hygrometers, door den Heer D * ** *, uit het Fransch vertaald. Waar in men , voor dien tyd, veel keurigs vindt, en met voeglyke Afbeeldingen is opgehelderd. Dan onze Schryver toont beleezenheid te bezitten in de laatere Schriften, dit onderwerp beneffer.de, blykens zyne veelvuldige Invoegzels cn Aanhaalingen. Vlytbetcon, in het opzamelen en uit- dee-  THERMO METER-BESCHRY VING. deelen deezer, ft'raalt het geheele Werkje door, en kan het voor de zodanigen, als het voornaamlyk, volgens het, even bygebragte, beftemd is, van veelvuldige nuttigheid weezen, en zullen eenige gedeelten althans, ook doof anderen, met genoegen geleezen worden. Des Schryvers "voorneemen is, om, zo deeze Belchryving eenigzins voldoet, eene tweede Verhandeling over de andere Meteorologifche Werktuigen , inzonderheid over de Barometers, Hygrometers en Eudiometers, voor te draagen; en als dan eene volkomene Befchryving van onzen Dampkring, zo wel Phyfisch als Chemisch befchouwd , met in denzelven nlaats hebbende veranderingen, op te ftellen, en hier over de hier en daar verfpreide ftukken van de beste Wysgeeren , inzonderheid van onzen tyd , te verzamelen. . Wy zien deezen arbeid te gemoete. En de jonge Schryver houde ons ten goede, dat wy hem een min fnipperende Afdeeling zyns volgenden Werks aanraaden. Onze Leezers zullen, uit den opgcgeeven Inhoud, zien, hoe zeer het Werkje gefmaldeeld is, waar door zeer wel byeenvoegende zaaken van elkander gefcheiden zyn- Wy vinden ook zynen ftyl te wydloopig, en zyn voordragt te omilagtig, fchoon hy hier toe foms genoodzaakt geweest zy door" mangel zmPlaaten, in een Werk van deezen aart hoogst te verlangen. „ Van der jeugd „ af aan eene verkeerde fpelling gewoon gelyk hy fchryft, „ valt het bezwaarlyk die te verlaaten, „ en verzoekt hy verfchooning, zo hy hier of daar „ tegen de reeels onzer Nederduitfche taal gezondigd „ mogt hebben." Zyne zonden zyn veele. Eene Lysfi van Verbeteringen doet wel voor eenige boete ; doch nog veele ontcieren het Werkje. Wy hoopen in het volgende beloofde Gefchrift, dat, blykens de opgegeeven fchryfftoffe, van een veel grooter bevang-zal moeten weezen , blyken van 's Schryvers vordering, en verbetering deezer aangeduide gebreken, te zullen vinden. È 4 F*-  ' J. KOK ^S^J^Wf verzameld door In gr.iZ 35o1/.V~W- TaAmA^-> h J- Allart. Ditz-Ïefe^°0r?ge DeeI deezes Werk*> van 't welk wy iebber^willen f,00rdee!s'. SePaste aanmerkingen gemaakt Ê|e^ ^-der 'er Voorn woL°T V??* de ko"e' vermelding van ^ IS^ontS.* eene^Havez^t, in Gelderland, in het " ^cnoutampt van Zutphen. Het nraeriV Huis M BnNjfr11 ft^V0 °P ko"<* van^oningwrS v™ AL^iLgeb0UWd-' ,en d00r hem aan de» Graave , ïeboutd SUi, VeiSCTd- Het is al]eszins Vorstlyk ef d ï Vtó,ff het HulI;S, Zelf van witten Hardde™, haald nKÜ". §ebakke" «een zeer fierlyfc opgeWfrkliedén waren voorbedagtlyk uit Ensc* SSSS'^SS^ Wyze, v£n lchikkün en verderen Suis voor ™r i " ^'Bouwkundigen houden dit ProvinS Vh ?et müle La"«'H»'s der Veréenigde ^SSdSSde-1^ "!et uit in kostbaare „ er' van 't fvn'r f i5*i gn]aaCt EngeIsch Zilverwerk, « de fiaanl-LT Sakjlsc.h PoK^- Men vertoont 'er " f-?. "tapkamer van Koning willem ben III die 7es .5; bfnU^hÊ?UR-nS va* Wileeren zou gVkcfsf hebl * h,st Huis zyn fraaie Bofchadien, en een neiie " den 'metUlKD£ het Iesven van Sihg wrriE x £iïLf?de de ?raaf veei &u» dit Lust. ft r 0 te doen uitm™i. Jb* *// zelfs, dat *fi ^°^ ^^%:L^^ om lyden moe : tSffant?™e,Graa£,Z1,cl? van huil land bediende, om ÏTglg^ ^ zvne Piaats te maaken. Ook -f^ SThS"i*het rer .°mleiden deedt- °*-« 3S -i ; ~ ; , V3n ^°"teineTn van te bedienen. ^ ' f; j v*? 5?* ^§' naa het jaar 170a rukten de Land„ heden 's Óraaven fcheidpaalen uit'den grond, en om- " PSonr2!?^' Ce$e toc^n ,ia het Hui™ „ /'owrf om te fpnten. Het water wierdt ook afgeleid „ zo dat het groot Fonteinwerk agterblyven moest" Schoon  VADERLANDSCH WOORDENBOEK. 73 Schoon het deezer Befchryvinge aan een Onderfchrift ontbreekt, ten blykc waar uit dezelve genomen is, twyfelden wv geen oogenblik dezelve in den Fegenwoordigen Staat van Gelderland te zuilen aantreffen. Men wil — zegt men — wat hier van zyn mag, duidden ons den omzigtigèn Schryver deezes Werks aan, als het VorsthkePerfoonen en hunne Gim/lelingen betrof: en den beflisfender toon, weiken hy aanneemt als het ilegts Landlieden goldt; hoewel de eerfte Hukken niet min volkomene zekerheid hadden, dan de laatfte. En wy vonden het daar uit ontleend, of liever afgefchreeyen. Onder de zonderlinge Belastingen in ons Vadenand, dat des krielt, is 'er in Friesland eene, onder den naam' van 'de Vit'-Speciën bekend, van welke wy, op dit Woord, het volgend berigt aantreffen. „ Deeze belasting is op de Hoofden, Schooriteenen, Paarden, Koenen en " Bezaaide Landen gelegd. Het Hoofdgeld bedraagt drie Guldens jaarlyks voor ieder Perfoon boven de " twaalf jaaren oud, van elk huisgezin, waarvan het " hoofd aan geld, vastigheden, of anderszins, zeshem?' derd Guldens of daar boven gegoed is; die minder be', zitten kunnen met de helft daar van volflaan. —r- De Belasting op de Schoorfteenen bedraagt desgelyks drie " Guldens van ieder Haardftede, welke gebruikt kan wor" den- want van de Schoorfteenen, die digtgemetze d, " of anderzins onbruikbaar gemaakt zyn, behoeft met b|- " taald te worden. Van ieder Paard, jong of oud, " uitgezonderd alleen de Zoogveulens, t zy het tot ee91 nk b"drvf of voor vermaak worde gehouden , moet " zonder ondësfcheid van waarde alle half jaaren betaald ''worden zeven Stuivers. - De Belasting op■ de+hoetjen is onselyk, naarmaate der onderfcheidene Diftnkten, die " in hooge en laage verdeeld worden. Van ieder Koe, " drie iaaren oud en daarboven, moet ieder half jaar be" taald worden één Gulden op hoog, en tien Stuivers op laa", land; doch die in broekige of andere dergelyke ", fleste landen ter weide loopen, zeven Stuivers. Van ieder beest van twee jaaren oud wordt flegts de helft betaald, van de Bullen en Osfen wordt geen Belasting " eeheeven - Voor de bezaaide Landen, emdelyk, "zonder o'nderfcheid met hoedanig eene foort van Zaaden moet betaald worden van ieder Pondemaate (zyn" de 'twee honderd veertig Roeden) ieder half jaar vyf Stuivers en zes Penningen: bedraagende alzo voor ieE 5 "  74 J. KOK „ der Morgen Lands dertien Stuivers en zeven Périfim. „ gen.. Iets minder, egter, bedraagt deeze Belasting tea „ aanzien van de laage Landen en min vrugtbaare StrS " Wil' men meer van deeze Vyf-Spccicn weeten, als mede van derzelver inning, en veele byzonderheden, de sSrv ver van den Tegenmoraigcn Staat van Friesland, die ge lylc wy , dit Werk beoordeelende, opgemerkt hebben veele kleinigheden afdaalt, VK^g^^S^^SL derheid, en is zulks, om den wille der fchernhpSn deeze Geldhefling g^ebruiklyk, nog af de n atzlnge waardig; men treft het aan in het IVde Deel, bï X en vervolgens. ' Ui' 3öv In het doorleezen viel ons oog op het getal der Inwoonderen van het Eiland Urk, volgens eene telling irl den Jaare 1750, op drie honderd en negenentad "gP^ foonen gefield. Dit zeldzaam E^Ï^T^ rykhcid toegenomen: want,volgens de jongde Volkstelling m den Jaare 1795, wordt het getal vanövyf honde den vyf en zeventig opgegeeven. y "U1JUUU Ln 't Geen wy meermaalen wenschten in een Woordenboek van deezen aart aan te treffen, by zeer veele b eedfï ! kige Berigten van allerwegen bekende en overal te vin. dene Perfoonen en zaaken, tot den ouden tyd behoorende, ontmoeten wy hier op het Artykel Utrecht, daar de Opitellcr of Vermeerderaar ons een Verfla? geeft vin d^ laatere en zo belangryke Gebeurtenisfe die grvz° Stad overgekomen, met overwyzing na het Beroerd Ne&rland tot de verdere Byzonderheden. In de daad men moes' dus een Werk zo naby mogelyk op onzen tyd brengeh Veel van het elders bekende zou kunnen ingekort en dus meer plaats gevonden worden voor 't geen nu wel m veder geheugenisfc berust, doch, met den tyd oud wordt, en t geen men in een Werk naa die Gebèurtenisfen uitgekomen, met reden verwagt verhaald ten min ften aangeftipt, te vinden. ten min" Ten flotte van het Berigt deezes Deels, fchryven wv fcög af t geen wy van de Watergeuzen vermeld vinn«<& lvfc,:^en, eene zeer bekende benaaming in de „ Gefcluedemsfen van ons Vaderland, geduurende de „kommerlyke dagen, in welke onze Voorouders het grootmoedig befluit nameïl om het Graaflyk juk van „ Ziels- en Lichaams-dwinglandye van den hals te fchud„ den, of zich onder s Lands puinhoopen te laaten be- „ graa-  vaderlandsch woordenboek. 75 (rraaven Als de voornaamfte hoofden derzelven, vin* den wv genoemd, adriaan van bergen , Heer van " Dolhain, nevens diens Broeder Jonkheer lodewyk van bergen; voorts Jonkheer albrecht van eg'•' mond, jonkheer lancelot van brederode, adri- " aan menning, tan broek, nicolaas ruikhaver, " barth0ld ENTTiS van mentheda, willem VAN " 1mbise , dirk van breemen , kornelts gerlofsz roobol, fokke abelsz, egbert en juriaan, Wj- " brandszooncn: tan klaasz spiegel, dirk duivel, " tan VAN troye, jaccb simonsz de ryk, dl nog an- " ueren, onder welke wy niet mogen verzwygen den dapperen Admiraal willem van blois VAN treslong, " wiens reselrechte Af [lammelingen, nog heden ten dage, " met lof en eere bekend zyn, en zommigen van welZ ken, even als bun dappere Voorvader, zich zeiven " aan den dienst van het Vaderland ter Zee hebben toe- " ^'Tv^'meeste zo niet alle de opgenoemde Vaderlandfèhclfleiden waren uitffeweeken Edelen, Kooplieden en V anderen, welke, om dat zy de geregtigheid en het Vaderland beminden, in den haat des Opperdwmglands, Hertoge van alva, wrxen gevallen, en daarom elders " ter lyfsbehoudenisfe eene fchuilplaats moesten zoeken. " T> meesten voerden het bevel over een eigen bchip, "en zoeten daar mede 's Lands Vyand alle mogelyke afbreuk toe te brengen. Van daar ontleenden zy dert " naam van Watergeuzen ; hoewel het tevens bekend " is dat hunne werkzaamheden zich met zo zeer aan " de'Zee bepaalden, of het gelukte hun insgelyks, om " den Spaanfchen of Spaanschgczindcn menig eenen ge" voeligen neep te Land te geeven. Aldus vindt men aangetekend, hoe zy in Friesland, en op de Eilanden X Ameland en ter Schelling , eenen [inval deeden , en aldaar veelerhande verwoestingen, ten nadeele van * 's Lands Vyand, aanrigtten. Als hunne meest gedenk* ' waardige verrigting ftaat in 's Lands Gefchiedemsfen vermeld, de bemagtiging van de Stad Bnele, als waar " door de eerfte fteen aan het gebouw van 's Lands " Vrvheid werd gelegd. Zy waren ftouter geworden in hunne aanfla°-en en onderneemingen, zmts de Prins van T, Oranje beftellingen ter Zee hadt uit gegeeven, en dit „ hun eene zekere maate van gezag haat bygezet. Va>  76 VADERLANDSCH Vaderlandsch Huisboek, of de Verklaar ingen, Betuigingen en Belofun, van den Stadhouder der Verfenigde NeSfZ den , vergeleeken met zyne Daaden , meestal letroktm uit echte ötukken, en verrykt met de Charakrs de t t naamfte Perfoonen, die in de Staatsgefehillen den byzonder/ten rol gedeeld hebben. Door ten Genootfchap van Liefhebbers der Vryheid. Vierde Deel, "|V7y hadden ten oogmerk van de Vvf Deel™ rW™»* te doen; doch hebben het niet verder dan tot het Serie Deel kunnen brengen. Dit verwyl maakt het nood f dat wy onze Leezers berinneren f aan de voori °e Aalkunchgmgen, en bovenal aan die des Eer/en D^eelsA). In deezen tusfehentyd hebben wy gelegenheid gehad, om kri"g' ne verneeme«' welk feen opgang dit Wei k gemaakt en welk een vertier het dus lange gehad hebbe Wel hadden wy grond om te denken, dat de gelyktv dige uitgave der Vyf Deelen, den prys van 14 Guldens teloopende,, het vertier niet groot zou maaken; daar men thans meer dan ooit, of alfhans in langè ooziet egen zulk eene uitgave m ééns voor een gansch Werk ende Leesgraagen, by aannoudenheid, uitglnoodigdIwÓrden om geld en tyd te befteeden aan de kleine Stuk?es van den dag ; maar het daadlyk vertier was zo S onze kennisneeming zich uitftrekt, nog geringer, d«Tri? ons hadden voorgefteld. Des niettegenilande mogtï wv yerneemen dat zy, die 't zelve zich aangefchaff eS S gSe rieet' fflyfê^ °vJ de Wy gaan, derhalyen, voert, om, door onze Vermelding, 1lV,Sd •fÜ£idJ deezes ^enootfehaps van Liefhebbers der Vryheid verder te doen kennen, en den hoofdinhoud deezes Vierden Deels op te geeven De aanvang toont ons het verband waar ia dit Deel met het laatstvoorgaande ftaat, en wat wy in het tegenwoordig voor ons liggende te wagten hebben. „ Thans," dus (*) Zie, wegens het I Deel, onze Kadert. Letteroef. van 11%. v*vau hec 11 Deel' bl-ïS7'ea vaa hcc MixZ  HUISBOEK. 77 fe. rirnklcen de Schryvers zich uit, » thans worden wy teroepen om verllag te doen van de Middelen, welke " de Souder met de zynen tot handhaaving van alle die " Gebreke^ én Misbruiken, die wy in het voorige Deel " n heeft in het werk gefteld. Geen rotsiteen is r ffinzLS^ld7om het Irootfte geweld der heme ' hofaé baaren°eener woedende Zee, ot van kogels, uit de z\vaarfte kartouwen geworpen, onbeweeglyk af te «n! en van zig te doen afltuiten, dan het hart van " den Stadhouder, op zichzelven koppig en onverzette?W.'5ïS^ door de arglistigheid van.zynen S///5LLeermeester, en de trotsheid zyner HuisvrouS ÏTZm^ST^ voor de Vertoogen zyner Me* dere£enten, en vereeld voor de kiagten zyner Medeuur" S — Wy zullen nu niet meer het. oog vestigen " Sn die fchandeiyke aanftookmg van allerleie oproerighe"c?ePn, zo door het Gemeen, als door omgekogte Ofhcie" ren en Soldaaten, gepleegd, hoe zeer wy, onzes on!' aanks , maar af è veel nieuwe ftaaien van dien aart op li onzen w™g ontmoeten zullen. Maar wy zullen ons bfr. naaien tot de zogenaamde Politieke en Geregtelyke mid" E«? waar mede men de Item der Burgeren, door zo onUaare misbruiken ™ zo«t te fmooren, en den fchyn van regt by te zetten aan daaden, die op zichzelven de grootfte onregtvaarI' dieheden waren, en die de magt in handen der Regee" Se gefteld, tot afweering van alle rampen, en geI' Sen van der Ingezetenen Perlbonen, Regten en BezittiSen, deeden misbruiken tot nieuwe en hemelterg ndeggmwelen, onder den fchoonfchynenden naam van % Hand/Lving der Conflitutic, goede Order en Open- " ¥f dee-S" gelegenheid laaten de Schryvers zich uit over het teder ftuk, de Volksftem, het gebruik en misbruik S van gemaakt. Zy deelen hunne over 't algemeen tSJSJeüatgQdagL mede over het Regt en de BevoLS om te requeftreeren in *t algemeen; over de TeTei eten van een waare Volksftem, en over den Phst der Overheden om daaraan gehoor te geeven, om emdelyk te onderzoeken of 'er eene Volksftem geduurende de Smtssefchillen geweest is, en zo ja, welke. Dit is een ter S kleine Verhandelingen, welke wy meermalen in dit Werk aantreffen. Doch, hoe klem ook.  5$ VADERLANDSCH te uitvoerig om door ons overgenomen te worden H?t begin egter willen wy affchryven. " aan de Burgerye» van alle Landen een Ren „ toebehoort, om over het openbaar Beftier aan hoogere „ of laagere Overheden Verzoekfchriften in te Ieeveren „ zal niemand ligtelyk ontkennen , die overweegt, dat „ alle Regeering om des Volks wil beftaat, dat het Volk „ belang heeft by 't Beltier, dat het niet verpligt is om „ zich blindelings en ftilzwygende door zyne Overheden „ ten verdcrve te laaten brengen, en dat 'er geen ander „ gefchikter of befcheidener middel is, om zyne hegeerte „ te kennen te geeven, als dat van requefheeren.* . „ Dit is vooral waar in alle Gemeenebesten, die vry hee„ten, en door Vertegenwoordigers geregeerd worden. „ Want, indien het doen van Verzoeken over het open- " 1 he/ ,in allerlei Regeeringsvormen niet vrv „ itondt, zoude het althans aan geen Volk ooit geoorlofd „kunnen zyn, om zich met daadlykheden tegen het " °P.e"baar Bet vertoonden. De kronkelende oever der Rivier en de°hooge uit, fteekende voorgebergten ontvouwden weder nieuwe tooneelen van grootheid en verhevenheid. De diepe bosfehen en /' de  REIZEN'. b5 de verwvderde bergen weergalmden van het vrolyk üezelli" geloei der tamme kudden. De lucht was vervuld met het luid en fchel gefchrei van den fchuuwen Icherpzigtigen Kraanvogel. Ziet ginds op dien vervallen en ontbladerden. Cypres den eenzaamen Bosch • pelicaan ( j ■> treurig op den hoogden top zittende ; daar plaatst hy zig «elvk een oude eerwaardige wyze, als een voorwerp van beftotting voor de veiligheid van de benden van zyn genacht. De Schreeuw vogel, een andere getrouwe Wagter in het duister lommer fchreeuwende, waarfchuuwt het pluim-gedierte voor het aannaderend gevaar, eni de pluimadie van de fnel zweevende benden Spaanfche Wulpen (zoo wit als het vlekloos kleed der onlchuld) fchittert in den blaauwen hemel. . , Dus dreef ik veilig en gerust, en peinzende over de wonderbaarlyke tooneelen der oorfpronglyke natuur, nog onaangeraakt door 'smenfehen hand, zachtjens den ftillen ltroom af, op welks gladde oppervlakte de yeranderlyke fchaduwen van den hangenden oever gefchilderd ttonden, terwyl millioenen van fchubbige bewooneren in deszelis doorfchvnende wateren fpeelden. . '•*"*. , De heerlyke Vorst van den dag, m fchitterend licht gekleed, fpoedde zich na de Westerfche Ryken, de craauwe ftüle fchemering waarfchuwde ons nu de_ aannaderinc van den duisteren nagt; ik moest dan uit zorg voor my zeiven eene plaats gaan zoeken om veilig te kun, nen rusten, eer de donker zou vallen. Naar den hoogen oever vaarende, klom ik op den fHlen wal, daar ftondt een eerwaardige Eik. Een oud Indisch veld, groen met fappig gras bevloerd en bont gekleurd , met kreupelhout van welriekende heesters, vertoonde aan myn oog de (f) waschdraagende Gagel, de blaauwbladige Magnolia, de Bentoinboom, den rooden Karolinifchen Laurier, den Vuilboom, de Chicafaw-Pruim, de Laurierkers en andere. Het was byna omringd van een open bosch van ftaatige pynboomen (|) , door welke zig het uitgeftrekte drasland vertoonde, de veilige baan van m [Tantalus Loculator, linn. Vertaaler.] f+) Mvica Cerifera , Magnolia Glaum , Laurus Benzom , L. Bor&onia, Rhamnus Frangula, Prunus Ghkafaw. P. LaureCerafus, &c. (n Pinus Paluftris. F 3  86 w. bartram's den fnellen Rheebok. Vlak over myne landingplaats, en recht Oostwaards, had ik een fraai geziPt over de Rivier en laage Landen aan elke zyde, aie trapswyze na de Zee verbreedden, en my een onbepaald uitziet gaven, terwyl de Zeekust-eilanden in het verlclriet als een kroon, den gryzen gezigteinder bepaalden. " „ Myn febuit wel vastgelegd, de omringende boschjes doorzogt, en brandhout verzameld hebbende, fpreidde ik myne huiden en myn deken by myn vrolyk vuur, onder de befchermende fchaduw van den gastvrven altvd groenenden Eik, en legde myn hoofd op myne harde maar gezonde hooidpeluw neder. Ik luisterde ongeftoord na de Godlyke zangen van de gepluimde zangers in de boschjes, terwyl de zagtlyk züizende windjes verflaauwdeu en langaaam ophielden. b „ Nu was de Zon beneden de Westlyke kimmen gedaald, en de Maan ging ftaatlyk in het Oosten op, wan, neer de welluidende Vogelen wederom tot zingen aangelokt wierden; hoe aangenaam zingt de gezellige Spotvogel » de boschjes weergalmden van het onophoudelyk gefchreeuw van den Virgimfchen Geitenmelker, of WhiP-pour-will De Maan was omtrent een uur boven den horizont, wanneer een donkere ekhps haar heerlyk licht langzaam kwam verduisteren; eindelyk was zy flegts als met eenen zilveren rand omgeeven ; op deeze verandering heerschte 'er wederom eene aangenaame ftilre, „ Thans vermoeid zynde, begaf ik my te rust ■ de nagt ging voorby ; de koude morgendaauw deedt'mv ontwaaken; myn vuur was byna uit; de blaauvve rook rees nog ter naauwer nood boven de vogtige asch- allewas duister; de hemel, te vooren zoo helder van ftarren fchitterende , maar nu met dikke wolken bedekt waarfchuuwde my op te ftaan, en te vertrekken De blaauwe purperen wolken verdikten zig in den donkeren morgen; de itormagtige Oostenwind oefende zyn geweld o Vreedzame Alatcimahnl zoo ftil uit den aart! hoe wierd gy beroerd! Uwe golvende oppervlakte mismaakte alle voorwerpen, vertoonde dezelve duister aan het geziPt en ein delyk verdweenen zy in 't geheel, terwyl de woedende winden en de neerflaande ftortregen de hooge boschiens deeden buigen , het beevende gras nedeiftoeg, en de verfchrikte Dieren naar hunne holen en fchuilhocken gedreeven wierden „ Nu bedaarde de ftorm na uitgewoed te hebben en daar kwam langzaarnerhand eene ftille kalmte ; op 'den mid-  reizen. ®7 ■aa™ rv^Vpn de wolken, de blaauwe hemel vertoonde S^^d^^oSeftmlen fpreidden haar albezielend Hrbt uit, en de geltadige Westewind begon weder vreedzaam "e heerfchen. De wateren waren gezuiverd , de golgn™\£vm de fchoone Rivier herkreeg haare aan- ^Wanneer"eene naauwkeurige opgave den Heer bartram nfetvan fehilderen terugge houdt, oam^iDsn^lümóa Boom- en Plantbefchryvingen des trekken. Zie hier zyne befchrvving van den Virgimfchen Cypresfcnboom (•), die tot den eerften rang der Noord- Amencaanfche Boomen behoort „ Deszelfs majeftueufe geftalte is verwonderïvkTen al men hem nadert wordt men door eene foo t van eerbied getroffen, als men de ftaatigheid van den ftam befchouwt, die zyne zwaare kru.n na den he2 Sekt, en de wyde fchaduw op den grond verfpreid, Ss een donkere tussenbeide hangende wolk, die, voor eenen tvd, de ftraalen van de zon onderfchept. De kieschhéid van de kleur en van het zamenweefzel der bladereni gaat alles te boven in het groeiend ryk Hy groeit clmeenlvk in het water, of op laage vlakke landen, aan fe oS van groote Rivieren en Meiren, die het grootlte aedee te vaS het jaar met twee of drie voeten waters bedirzyn, en dat gedeelte van den ftam, dat onder wa♦pt ftaa: én vier of vyf voeten hooger op, wordt 1195 leer ve d'ikfdoor ontzagchelyke ftutten of pylaaren, die, fn volwasfene boomen, aan alle zyden tot zulk een aflland uitfteeken, dat verfcheiden menfehen zig gemaklyk in de holten tusfehenbeiden zouden kunnen verfchuilen. Flke pvlaar eindigt onder den grond in een zeer grooten, fterkeffironkelenden wortel,die naar alle kanten uitfpringt, ?n takken uitgeeft even onder de oppervlakte, en jut deeze wS^rSfcn houtachtige kegels, Cypresfenkmecngenaamd, vier vyf en zes voeten hoog, en van zes tot achttTenduinren en twee voeten middellyns aan hunne grond- (Uü ken. De groote zyn hol, en dienen zeer wel vopr Byenkorven; de boom is van onderen hol, omtrent tot de hoogte van de ftutten. Van deeze plaats neemt de boom, als het ^re, een ander begin, en vormt een groote regte kolom tagtig of negentig voeten hoog, wanneer hy zig overal in de rondte in een wyde platte.honzontaale kruin, Ss een zonnefcherm, verdeelt, waar m de Arenden vea- (•■) Cupresfus diftieka. 'y F 4  88 w. bartram's reizen. lig hunne nesten hebben, en de Kraanvogelen en Oievaa™ hunne rustplaatzen verkiezen, en, dat eene nog -tootfcher vertooning doet maaken, zyn de wimpels van fang mos die van de hooge takken hangen en in den wind wapperen. Dus majeftueus vertoonen zy zig als zy alleen fta-m in groote rystplantagien, of dun geplant op de boorden'van groote Rivieren. Over derzelver kruinen zweeven en vvarjperen gemeen yk Parkieren ; zy fcheppen behaagen in de ballen te fclullen, naardien het zaad luin geliefd voedS is. De ftammen van deeze Boomen maaken, als zv uitgehold zyn,groote en duurzaameBeniaugers f*) en Kanos en leyeren uitmuntende planken , deelen en ander timmerhout, goed om te bouwen Als de Planters deeze zwaare boomen vellen richten zy een ftellaadjen rondsom nn dit ü^-T u°g dat heltot boven de ftutten reikt" op dit ftellaadjen klimmen acht of tien Negers met hunne bylen, en vallen aan 't werk rondsom in den ftam. Ik l eb ftammen van deeze boomen gezien, die acht, tien of twaalf voeten middellyns waren, en die veertig of vvftig voeteni regtopgaanden ftam hadden." 7 S Blykt onze Reiziger tot de Kwaakers te behooren; fpreekt by foms van'den Qodtjken Vermaaner SSTSj is; treilen wy,.te deezer oorzaakc, wel eens fcbietgebeden en uitroepingen aan ; dit moge zommigen ftooten; maar zy zullen zich welhaast weder met hém Weigen die blykt bet opregtfte en mensjchlievendfte hart te bezitten, waarvan zich treffende voorbeelden opdoen Dat het vertaaien van een Werk , als dit, elks werk niet is, blykt ten vollen ; gelukkig dat het gekomen is L d handen van den bekwaamen pasteur, die 'er foms "ene korte opheldering aan den voet der bladzyden byyoegt Een Kaart van de Kust van Qóst-Ftórida, van de Rivier dit' WeA, Zuidwaards' tot by KaaP Camveral, verderf (*) Eene foort van Vaartuigen, daar in gebruik.  J. LUZAC, SOCRATES ALS EURGER GESCHOUWD. 8^) Socrates als Burger befchouwd, door Mr. johan luzac. In ene ' plechtige Redenvoering, uit ge f proken op den 21 February 1795, by het nederieggen van V Rectoraat der Hollandfcw Umverfi. ieit Door denzelven uit het Latyn vertaald, met byvoegmg van' enige Aanmerkingen en Ophelderingen , byzmder ener korte Schets van 't Atheemch Staatsbelluur, en ener kerhandeUns over de betekenis en V gebruik van '/ woord Ariftocratie tot op onzen tyd. Te Leyden , by A, en }. Honkoop, 1796, In gr. Svo. Deze Redenvoering verzekert den letterkundigen luzac de goedkeuring en den lof van allen, die bekwaam, en tevens onpartydig genoeg, zyn om 'smans verdienften te erkennen. Dezelve Helt de burgerdeugd van den verdienstlyken i>ocrates in het verhevenst en bekorendst licht, en is gewichtig voor een ieder, die de ware Volksbelangen behartigt, en over zyn eigen burgerplïgt ernftig nadenkt. De deftige ftyl dezer Redenvoering is juist geletrikt voor het onderwerp, en draagt geheel de kenmerken ener manlyke welfprekendheid. Dezelve is overal zaakryk en krachtig, en vertoont ons duidlyk den man van waren fmaak en zuiver gevoel. Wy kunnen derhalve dit fchone ft uk niet genoeg ter lezing aanpryzen, byzondet nog om de aanmerkingen cn ophelderingen, welke, ais een toevoegzei van uitfteneude waardy, achter de Redenvoering zelve zvn geplaatst. Deze aanmerkingen getuigen niet flechts in het algemeen van de belezenheid , oordeelkunde en ftaatkundige inzichten des Schryvers , maar zyn vooral daarom van gewichr, omdat zy de toepasfmg van de voorbeelden der vroegere gefchiedenis op den hedendaagfehen tyd zo duidlyk maken. Het is wel te vawachteu, dat het oordeel over dezelve van verfchillende lezers verfchillend zal wezen, en wel naardat zy gewoon zyn over de gebeurenisfen van den tyd, en in het al. gemeen over ftaatkundige onderwerpen, te denken. Evenwel zal elk , die maar door gene driftige partyfehap is vooringenomen, zelfs fchoon het hem moge toefchynen, dat luzac zich fomwyle wat fterk hebbe uitgedrukt, het door hem aangevoerde de ernftigfte overweging waardig vinden. Lezenswaardig vooral is de korte, maar uitmuntende , en in meer dan één opzicht leerzame, fchets van het 'Atheemch Staatsbeftuur. Hartlyk wenfehen wy, dat dezelve onze Vertegenwoordigers by hunne gewichtige raadplegingen over een plan van Conftitutie voor het Nederlandfche Volk moge voorlichten en behoedzaam maken. Hartlyk wenfehen wy , dat dezelve den burger, die eerlang zyne item over zodanig plan zal geven , aangaande de voordelen van een geregeld bewind, en het gevaarlyke ener F 5 - on-  £0 j. luzac, socrates als burger beschouwd. ongetemperde Democratie , door de gefchiedenis zo zeker ge? ftaafd , volkomen moge overtuigen. Lezenswaardig ook , en gefchikt ter hoognodige verlichting van zeer velen, is de ver-? handeling over de betekenis en 't gebruik van 'c woord Ariftocratie tot op onzen tyd. Lezenswaardig, ter waarfchuwing van ieder Volk tegen de doemwaardige ftreken van hun, die men Demagogen of Volksleiders pleegt te noemen , zyn de aanmerkingen onder het opfchrift: Socrates als Folksopper hoofd befchouwd. Hier en daar ziet men, dat luzac zyne gevoeligheid niet ktfn verbergen over de grieve, door hem, in zyne ivaardigheid als Hoo .> leeraar aan Leydens Hogefchool, onlangs geleden , en welke hy en velen met hem menen, dat hem door miskenning of partyfchap zeer ten onrechte is aangedaan. Wy willen over deze zaak geen oordeel vellen, maar uiten alleen den hartlyken wensch, dat aan een man van zulke uitftekende begaafdheden fpoedig weder gelegenheid mag kunnen gegeven worden om voor de Jeugd en voor zyn Vaderland openbaar tot nut te werken. In acerbum Funus kicolai bondt, M. D. et Botanices Pro« fesforis in illuftri Athena?o Amfteltedamenfi , 'dèfunéli die 17 Augusti 1796. Ad Socios Sodalitatis Amftelaj.lamenfis, Libertatis & Concordia nomine infignitte, & in diem Veneris inltitu;». Amfteiodami , apud ƒ, Uilenbroek , 17915, In 8vo. m. f. 13 pp. Op het treurig Jffterven van nicolaas bontjt , enz. Het was van alle tyden ene ware behoefte voor edele en gevoelige harten de gedachtenis van verdienstlyke mannen te vereeren, en hunne namen op enigerhande wyze der vergetelheid te ontrukken. En elk, die met het uitmuntend verftand en de verheven zielshoedanigheden van den Hoogleeraar n, bondt flechts enigermate is bekend geweest, zal ongetwyfeld zyne gedachtenis, boven die van vele anderen, deze eere wel waardig achten. Hy werd in den zomer des vorigen jaars, ii zynen nog zeer jeugdigen leeftyd, der geleerde wereld, der jeugd, en der lydende menscnheid, ontrukt. De billyke rouwklagt over zyn treurig affterven, welke wy hier aankondigen, is van den naarftig»n beoefenaar der oude Schry veren, en in de Latynfche poëzy zeer ervarenen , hieronvmus be bosch. Dezelve is opgedragen aan de leden van het Arallerdamfche Genootfchap Libertas & Concordia, die in bondt een waardig kunstgenoot, en geacht vriend, verloren. De bosch had, om de gevoeligheid zyner medeleden op te wekken , niets meer nodig, dan hun de nuttige bekwaamheden en bemin-  IN ACEHBIM FUNUS NICOLA.l BONOT. 5»! mtalvke zeden van den geftorvenen voor den geest te Hellen. yvn* verfen blyken de oprechte uitboezeming van z>n getroffen hart te zyn, en de eenvouwdigheid, het grote fieraal van bondt , geven dezelve een wezenlyk fchoon. In de overzetting van everhardus engelen , naast het oorfpronglyk Dichtftuk geplaatst, is de kracht van hetzelve, zoveel moogIvk, ook wél behouden. Beide Hukken verdienen van de beminnaars der letteren, en hoogfchatters van verdienften, galezen te worden. Oden en Gedichten van Mr. rhynvis feith. Eerfte Veel. Te Amfterdam, by j. Allart, 1796. In gr. ivo. 199 ol. De met regt beroemde, en in ons Vaderland alom bekende, r feith geeft ons in deezen bundel twintig Dichtftuk. ken, die allen zyner waardig zyn, en, by ons, te meer, om dat het hoogvliegende, dat wel eens in zyne andere Schriften voorkomt, hier minder doordraait. Dit Deel behelst yier vakken , (rubricquen.) Codsdienfiige Gezangen; waar in 1) Aan God. 2) Aan den Mensch. 3) De Voorzienigheid. 4) De Onfterflykheid. 5) Lofzang der Schepping en 6) Aan den Verlosfer Vaderlandfche Gezangen. 1) D± Ruiter. 2) Aan de Vryheid. 3) Aan myn Vaderland. 4) Washington en Necker. 5 Aan de Vyandeu van Nederland. 6) Volkslied fin den fmaak van Tyrteus.) Mengelzangen. De Vriend- fchap , de Eer, (in den fmaak van Haller) aan de Onthuld aan eene Roos aan Amintas —— aan de Eenzaamheid. Gedichten. Lofdicht op de Ruiter, en Karei de Vyfde aan zynen Zoon Philips den 1 weeden , by de Overdtap-t van de Regeering der Nederlanden. In hec Voorbericht doet de Dichter zynen Leezer.met regt, opmerken, dat hy acht moet geeven op de Jaartekening onder ieder Vers geplaatst , opdat 'men over zyne voordragt mee verkeerdelyk oordeelehet toen, naar licht en omftandigheden, sefchreevene zou, in den tegenwoordigen tyd, ligtelyk misduid kunnen worden;'t geen hy op deeze wyze tragt voor te'komen. De Gezangen en Gedichten zyn ons allen by uu.tek wel bevallen, hoewel (ieder heeft zyn fmaak,) het een beter dan het ander. — Elk onzer Leezeren geeve de voorkeur aan het geen met zynen fmaak meest overeenkomt; de twee laatften, onder het vak van Gedichten, fmaakten ons het best. ■ Wy geeven hier onzen Leezer, ter proeve, om over het geheel, waar in, naar ons inzien, dit evenwel het beste niet is,te kunnen oordeelen, het VOLKSLIED  $>* &hynvis feith volkslied in den fmaak van tïrteüs. Zyt gy niet Bato's edel bloed, Een roemryk ILidenkroost ? Nog fchenkt u God dien eigen moed a Vindt in dien moed uw1 troost. Is 't aantal, dat u toegrimt , groot Beeft voor geen flaaven - hand} ' Grypt naar V geweer en zoekt (*) den dood, tn valt voor V Vaderland. Lacht u een kruipend leven aan In fchande en ftaverny? Op Belgen! op de gloriebaan , Uw Foorgeflacht op zy'! Niet waar? dier Eedlen magt was kleen, Jbn arm dit laag gewest, En toch hun moed heeft afgeftreên VuUr, water, honger, pest l * De Dood of Vryheid l was de kus} Daar zwierven ze op de zee. ' En toch het was de Watergeul Die Spanje fiddren dec. ' Gew's een Bloodaart derft gefiaég Op eenmaal alle kracht; Bern wyt zyn Folk hun nederlaag, Hem vloekt het Nagefacht. S Welk een fchande, welk een fmaad, dis nog in V bloedig dof De diepgewonde rug verraadt, Waar hem de kogel trof! Hy trof hem vluchtend Neen, de Held Maat vaster op den grond, Rukt onverfchrokken in het veld, En byt zich in den mond Cf); Heft ( f) Zou dit niet heter zyn, en tart den dood? (T \4Kh in din mond te byten, maa dichterlvk ™n ^„„i. >. i. ons met natuurïyk voor. o/de lip 3 Heft woedend (*) 't fier musket omhoog En werpt het aan de borst, En mikt op hem, wiens vlammend oog *'t Meest naar zyn (j) Vryheid dorst. Baar brandt hy op den fnoodaart los, Met ov.weêrftaanbren klam; In tusfchen wenkt (I, de vederbos Ontzaglyk over hem. Nu trekt hy moedig U fiikkrend zwaard En worfte'lt voet aan voet, En drenkt op nieuw de heilige aard1 Met onverbasterd bloed. Triumf! de Zege lacht hem aan! Hoezee i Hoezee ! Hoezee ! Of zou de Zege een Held ontftaan, Wien Vryheid ftryden dei? Zyn Wyf, zyn Kind, V juicht alles meê, Door hem zo vry , zo bly! / V Roept al: „ Triumf! Hoezee! Hoezee! Ons wacht geen ftaverny!" Heel 't Vaderland, aan hem verpligt, Roemt hem met ééne ftem. Zyn grootheid wordt een Zuil ge/licht, En 't Nakroost zegent hem. W« dies meer zy',1 is ons bekend, doch in den mond te lyten byna ondoênïyk, of 't moest op de long tfta zyn, mede een goede (preekWys. Doch laat het, om 't rym, pasleerëlU (*■) Als 't hier awer fier ftond, was 't dan met beter? ft) Belialven 44t dorflen zeer onejgenlyk aan de o.gen toegerchreeve» kan worden , zo is dit zyn bier zeer dubbelzinnig; ten minften kwam liet ons hy de eerfte leezing zo voor. ( i) Wenkt, wy denken dat bet wankt zou moeten zyn. Het waare genot des levens. In Brieven. Met Plaat en. Te Amfterdam, by J. Allart, 1796. I» ër- 8vö- 3°i hl. Schoon op den Titel de naam van den Schryver of Schryffter deezer Brieven niet gemeld is, blykt het echter uit de ondertekening van den Brief aan henriette . die hier de plaat» van een Voorbericht bekleedt. dat dezelven gevloeid zyn uit de pen van |ufvr. e m. post, nu overdokp. —Wy ontvangen bier een negentiental Brieven, over verfchil-  5*4 HiT XVaar GENOT DES LEVENS". lende gewichtige en meer of min verhevene ondernemen duordagt en behandel zyn* K'sctryfi^uSS ^ en aangenaam voor den Leezer, en dat de In ,«„h ? ' leerzaam en ftigtelyk is. ~ Wy zuUerLI \ °Ud alz,ns ondienst doen met'het mededeel vT^^ZS en onderwerp hfbbende? ?it^£** „ Ken Vrouw, die veel leest om veel te fc-h;,,»™* let «> van een /We alles te beo0 dee«T 'J^ 20 hatelyk wezen, als et-n petit mmtre ,Z\\ ev^n filetten door zyn fraaije kledlns'ëZn 'z/'Lf'g» «j£ belang met, zy zoekt hoogachting; doch 4krygC SflS m fchyn, om in haar afwezen beipot te worden „ Maar eer. Vrouw, die, door de belchaving en verrvklne van haar verftand, tevens zoekt te vorderen tade waa7e ?LI?a. the des levens , die haar, in welke omftandigheden zv ook geplaatst mag worden zal te pas komen, en du door^aare verzamelde kundigheden, het nut van haar huisgezin wee e bevorderen, is een zegen voorden man, die haar dè zor van zyn huis, en eens, dat meer zegt, 'de opvoeding lyfer Kinderen, zal toevertrouwen. r " zyner „ Zy zal niet alleen eene lieve Vrouw, eene trouwe huisver zorgfter, maar ook eene aangenaame gezellin des levens zvn aan wie de man zyne zorgen en gedachten kan mededelen v..er raad hy kan innemen, by wie hy troost in zwarigheden' en uitrustende verkwikking, naa zynen arbeid v2 ka • zyne zinnen, zyn belang, worden niet alleen door haar vól-' daan maar ook zyn geest vindt in haar een fch«, d?e hem bevredigt en rusten doet. 'v"*1» <"= ü-.m „ Dit geoefend verftand zal haar het huisfelyk bellier l.Vrer en voordeel.ger maken. - Oiiafhankeryk van vooroordeden: of ftyve zetregels, vry van flaaffche volgzucht, zal zy haïï'eedrag in alles regelen naar de voorfchriften van ordentelyke & nige Oeconomte; zy zal alle dingen beproeven en hl J' behouden; de kleinlte bezigheid , he^noodza'kelyk beufelen eener Vrouw, zal onder haare handen een zeSgraad van waarde verkrygen, die de hoogmoedige mannen, wflken verbeelden, dat het verftand een erfgaaf van hunne six fsS za befchaamen en overtuigen, dat de tot kleiner leve^szor' Kg w 00k voor waare grüotheid rs? „ Daar zy een bron van vergenoeging in zich zelve heeft haaren geest altyd aangenaam kan bezig houden, zal zv nie' behoeven altyd her- en der waards te zwerven! om ukfpi" nin>  het waar genot des levens. . , $$ turen te zoeken; zy zal dus minder uithuizig zyn» dan veele andere Vrouwen, en haar grootst vermaak, na haaren «feedaanen huistaak, zal zy vinden, in een boek. En wordt zy moeder, hoe voordeelig wordt dan haar verftand voor haar kind, en zelfs voor de geheele maatfchappy, aan welke zy eens welopgevoede burgers zal geeven ! Kinderen wel op te voeden, is geen zo ligt werk, als dit fchynt; h°t koesteren en opkweeken der kleine zwakke ligchaamtjes is* het minfte werk , en voor de goedhartige tederheid der Moeder ligt uitvoerbaar; maar het zieltje, het onnozele, met verkeerde neigingen geboren zieltje, moet geholpen, geleid, ontwikkeld worden, het verftand moet opgehelderd, de opkiemende driftjes geregeld worden , 't natuurlyke geftel moet in agt nenomen, het karakter gevormd worden, en de deugd, door verftandige belooningen en bedreigingen aangedrongen, 111 dat weeke hartje geplant worden; om hier in wel te flaagen wordt een waare wysheid, een fterkte en gelykheid van geest, die zeldzaam het deel van een ongeoefend Vrouwenverftand kan wezen, vereischt. Ongeliadigheid en grillige luimen der ouders, onberedeneerde ftrengheid, of ontydige flapheid, verwoesten dikwils de beste plannen, en bederven het karakter. De wyze Moeder heeft minder gevaar om hier te dwaalen, terwyl een der vrugten haarer oefening is, dat zy altyd zoekt te heerfchen over haaren eigen geest. Gelukkig kind, dat reeds aan de borst zyner Moeder wysheid indrinkt! dat op het moeifelyk levenspad by zyne eerfte waggelende fchreden reeds in haar een verftandige leidfter vindt.' Gelukkig kind, dat, nog verborgen agter de fchermen van het tooneel der menfch^lyke bedryven, zo wel onderricht en geleerd word, dat het eens, voor 't oog der wereld, zyn rol gelukkig met glans fpeelen ,'en goedkeuring verdienen zal! ) •■■ En ook gelukkig man! die, zonder bekommering dat zyn kind zal bedorven worden , deszelfs geheele ontwikkeling aan zvne lotgenoote kan toevertrouwen; en op zyn tyd het knaapje ivp voor mannelyk onderricht uit haare handen ontvangt!" Het doet ons leed , dat Jufvr. tost reden van misnoegen fchynt gevonden te hebben over de beoordeeling van haare Gezangen der Liefde , te vinden in onze Algem. Vaderl. Letteroefen, voor 1794. No. 13. (niet 3, gelyk de aanwyzing by Tufvr. post abulivelyk luid.) Immers zy fchryft in haaren vooriberigtenden Brief, ten aanziene van onzen Recenfent. „ Dat vry de eene Recenfent, op den fatyriquen toon van een koud ", gevoelloos wezen , dat nooit de kragt der tederfte harts- togt ondervondt, de gevoelens myner Liefde, en derzelver '' openhartigheid (die my zeker , zie de Voorreden , niet by verrasfing ontfnapt is) in een befpottelyk licht plaatze; dat een ander, enz." Wy hebben met aandacht die beoordeeling nog eens geleezen, en moeten betuigen, dat wy 'cr niets be-  HCT WAAR GSNOT DES LEVEKS. ledigeads, voor do Dichteres, in hebben kunnen vinden, 't Is waar, Recenfent fchynt in een vrolyken luim geweest te zyn, toen hy zyne beoordeeling fchreef. Een wie kan ernftig biy' ■veu , ais hem de zagte en verrukkende fchildery van warme en tedere Lisfde, op de meest vertederende wyze, zo, door eigene ondervinding, in eene reeks van ftreelende Gezangen Word voorgehouden ? ? ' Catherine , of ie fchoone Pachtfter; Tooneelfpel, gevolgd naar het Franseh van julie candeille , door p. g, witsen geys beek. Te Amfterdam, l/y P. J. Uylenbroek, 179S. In %ve, ïii bl. Dit mag met regt een uitmuntend Toneelftuk heeten. De Charaéters zyn fchoon getrolïen , en fteeken zeer natuurïyk by elkander af. Catherine. de Hcrofdperfouaad- ]e, is een jonge Wed uw , die, ongelukkig gehuwd geweest zynde, met eenen d'Orneville , naa den dood haars Echte*, noots befloot, in een afgelegen oord, een Haat beneden haaren voorigen toeftand aan te neemen, en op eene Landhoeve van de Marquifin d'Armincourt, als Pachtfter, te gaan wöonen. Het tegenfpoedige van haaren Echt had haar een tegenzin tegen 't fluwlyk en de Mannen ingeboezemd: haare ichoonheid, echter, tro'-: de aandagt van Lusfan en Fierval, beiden Gebuuren van de Marquifin ; en verwekte by hen liefde, voor Catherine: doch die van Lusfan, die, zo wel als Fierval» naar de hand van Elize, Dochter der Marquifin, gedongen had, maar van gedagten veranderd was, was deugdzaam; die van Fierval wellustig. De eerde, zynen flaud ontveinzende, wist zich by Catherine belangryk te maaisen, door zich, kwanswys, a's bezorger haarer zaaken, hy haarj onderden naam van Charles, in dienst te begeèven: terwyl Fierval, tot Bruidegom van Elize verkooren , haar, desniettegenstaande, op eene min eerlyke wyze, tragtte te bezitten. De vermomming van Lusfan , echter, wierd , toevalliger- wyze, ontdekt, zo wel by Catherine als by de Marquifin, en kwam by de eerfte in een voor haare rust en eer nadeelig, en by de laatfte in een voor Catherine fchmdelyk, licht voor; zo dat de eene befloot, de Landhoeve, op 't fpoedigst, te verhaten , de andere haar dan af te zetten. Intus- fchen komt Bonifacius, de Vader van d'Orneville , en Broeder der Marquifinnê , naa lange Zeetogten, als een Ichatryk Man terug. Hy ontdekt zyne Schoondochter: Fierval wordt van zyne laage oogmerken overtuigd; de Marquifin, en haare Dochter, gered uit de langen van eenen Snooden; en ' Lusfan met Catherine vereenigd. De Burger p. g. w. geysbeek heeft, met het overbrengen van dit Stuk in onza moedertaale, den Liefhebberen van 't Toneel zeker plaifier gedaan.  ALGE M EENE VADERLANDSCHÊ LETTEROEFENINGEN, Gedagten en Gevoelens van een Christen. Deer JACOii van loo , Predikant te Ootmarfum. ijle Stuk. Te Utrecht, by W. van Yzerworst, 1796. In gr, Byo. 293 bh Onder de nuttige Schryvers van den tegenwoordigen tyd mogen wy den Eerw. van loo wel rangichikken. Herhaalde aankondigingen van 's Mans lettervrugten zuilen onze Leezers daar van overtuigd hebben. Nieuwe aanfpraak bekoomt hy op dien titel, door den thané afWeeven bondel van ZedekundigMengelwerk: e'eflnaami rnetbhet hoogfte regt aan deezen bondel voegende, aiS hebbende, immers over *t geheel en in de meeste byzonderheden, eene omniddelyke «rekking ter verpeteringe van het hart, eh om in hetzelve de zaaden van ueugd en goede zeden te planten, en vrugtcn te dpen voortbrengen. Een aantal van tweeëntwintig meer of min uitgebreide Stukjes heeft van loo thans afgegeeven, allen van eert ernftigen inhoud, gelyk blykt uit de Opfchnften, van welke wy de lyst hier nevens voegen : Iets over Menfchcnbehoeften. Lasterlyke gedagten. Be liefde tot God; De Zaligheid der Vervolgden om de Geregttghetd. kinderzin Derlyke Twyfelary. Aan Christus. Opwekking tot hoser deugd. Ik moet leeren wagten, Jezus, onze Broeder Gedagten onder hei lezen van Luc. Alll: Onverfchilligheid omtrend Waarheid en Dwaling. DagelykCche herinnering.. Zielelyden; uit een Brief aan M.. Myne eerüstftellihs by de Verborgenheden des Geloojs. JAWSi ons Voorbeeld. 1 Onze Verlosfmg is naby. Simeon. Slegte troost, of het kan niet anders. Wat is geduld f Gods liefde in Christus. Dé hoge waarde _ onzer' Verzoctitni met God. De manier Van behandehnge deezer onderwerpen zal blykeri uit de- volgende aankondiging des Schryvers ih het Vöorberigt. „ Het geen ik u m dit ,, Werkje aanbied, Lezer! is'eene mengeling van gedag„ ten en gevoelens, meestal in my gewekt door de ge^ XETT. 1797. tfo. j< *» ^  9* • J. VAN tOO „ legenheid. Een toeftand waarin ik myzelven bevond, „ of anderen zag, een gefprek, eene ontmoeting, eene „ gebeurtenis van den dag in de verte of nabyheid, eene „ vraag, het lezen van den Bybel, enz. maakten ze „ by my levendig. Het zyn (vervolgt by) meestal groo„ ter of kleiner fragmenten ; volledige Verhandelingen „ moet gy hier niet zoeken. Gansch vry, ongedwongen, „ fchreef ik ze ter neder, zoo als ik ze in myne ziel „ vond, en zorgde meer voor het natuurlyke, dan voor „ het kunstmatige. My dunkt (merkt van loo niet te „ onregt aan) zulke ftukken, zoo geheel uit het hart op„ gefteld, of nagefchreven, hebben eene zekere waarde „ voor ons, als wy in foortgelyke toeftanden met den „ Schryver komen , of foortgelyken zin en behoefte heb„ ben. Wy vinden 'er meer, dat voor ons berekend, „ naar onze manier van denken en gevoelen ingerigt is, „ meer overeenftemming met onze behoeften in, dan in „ andere fchriften, die voor het groot en wyd en won„ derbaat famengefteld publiek gelchreven zyn." Eene en andere proeve willen wy nu opzamelen. In het Stukje, betiteld Dagelykfche herintïerins , ontmoeten wy, onder andere, de volgende alleenIpraak : „ Ik „ heb dorst naar kennis, dringende begeerte naar waar„ heid, en fchuw geene moeite, geene opofferingen, geen „ arbeid, om dien dorst te ftillen. Maar wat is het? „ Over de bekendfte dingen hoor ik twistredenen, en de „ uitgemaaktrte zake» hoor ik tegenfpreken. Over alles „ zyn vericheiden gevoelens, die niet de erootfte drift en „ de hoofdigfte onverzettelykheid worden voorgeftaan en „ verdedigd. Ik zie een doolhof van ftelfels en gevoe„ lensomtrend degewigtigfte,de belangrykfte, aangelegen„ heden voor het geheele menschdom, waarin duizenden „ zig verward hebben. Dat doet my lyden. Ik begeef „ my tot onderzoek, maar wel ras ontdek ik de eii^e „ perken, binnen welken het menfcbelyk verftand zig „ hier bewegen moet; wel ras word ik gewaar, dat il „ vooroordeelen heb, die my hinderen; wel ras word ik „ mistrouwend, agterdogtig en genegen tot twyfelen „ Pynelyke toeftand! wie heeft dien ooit gevoeld en „ weet met, dat dit lyden der ziele veele andere onaan„ gename gevoelens overtreft? Het is waar - ik ben „ een Christen, en neem den Bybel aan als een boek „ Cods, dat licht ontfteckt in den nacht der menfche» lyke onwetendheid. En had ik deze overtuiging niet, « ik  GEDAGTEN VAN EEN CHRISTEN. 99 ik zou myn vermogen van denken, en myne drift naar waarheid als geene groote gefchenkenaanmerken, neen — „ de dieren, die naast my grazen, en boven my vliegen, „ zou ik benyden. Ja veel geeft my deze Open- „, baring, maar niet alles; veel ontdekt zy my, maar zy " verzvvygt cok veel. Terwyl zy myne begeerte naar „ waarheid gedeeltelyk voldoet, zo wekt zy mynenieuws2 gierigheid op naar de kennis der dingen, over welken „ zy een iluier werpt. Die moet ik beteugelen; dat kost ,, zelfsverloogchening, en alle zelfsverloogchemng is — „ lyden. En dan nog hoe dikwyls word ik door twyfelingen befprongen aangaande die waarheden, van „ welker gewisheid ik op de beste gronden vast over., tuigd ben! hoe veele uurcn en dagen dikwyls zonder ,', eenig levendig gevoel van de heilzaamfte waarheid! dit „ opent nieuwe bronnen van lyden. Ook ben ik „ menfchenvriend genoeg, om niet zonder innig lmart„ gevoel te kunnen aanzien, hoe de waarheid mis„ kend , mishandeld , befpot, gelasterd , en voor dui„ zenden onbruikbaar gemaakt wordt ; om my niet te „ bedroeven over de pogingen van de kinderen der duis„ ternis, ter ondermyning of vervalfching van de leere „ des Euangeliums, die zoo toegejuigd, zoo bewonderd, en zoo onderfteund worden van dwazen en zwakken. '„ Ik weet wel, dat dit alles zoo gaan moet, indien de „ Schriften zullen worden vervuld, maar -—- ik blyr. „ toch mensch, en lyde, als myne medemenfchen lyden „ voor zig bereiden, en vreugd voor zig verminderen. Hoewel zommigen, in de toepasfmg op byzonderheden, het, veelligt, met den Burger van loo niet zullen eens zyn, verdienen, evenwel , over 't geheel genomen , de volgende aanmerkingen een opmerkend nadenken. Zy zyn , met bekorting, ontleend uit het Stukje, betiteld: Myne «ernstflelling by de Verborgenheden des Geloofs.- „ Wat f, weten de grootfte Wysgeeren, de kundigfte navorlchers „ van de Natuur, de vertrouwdfte kenners van hare verfchyniëlen, wat weten zy toch van de natuur der „ dingen ? Zy zyn daarvan even zoo onkundig, als „ pasgeboren zuigelingen. ■ De Natuur is vol van „ raadfelen, vol van geheimen. Het wezen van een ,-, zandkorrel is een geheim. Geen eene enkelde zelrttan„ digheid kennen wy in haar wezen, en het hoe harer ,, werking. Wat is de kragt der zwaarte ? Wat is „ is leevenskragt ? Wat is het magnetisrnus? Hoe dringt Ga s» öet  100 j. van loo ,, het vuur in het yzer, en maakt het vloeibaar? Hoe „ gaat het toe, dat het ltaal, door eene kunstmatige be„ handeling, veerkragtig wordt ? Laten de Wvs^eeren „ hierop antwoorden , zoo zy kunnen. £n wat we- „ ten wy van ons zei ven? Hoe ik denk, hoe ik mv „ beweeg, hoe ik fpreek , hoe ik verfcheiden toonen „ voortbreng, gefchikt naar den aart der zaken, en mv„ ne gemoedsaandoening, hoe ?ik denkbeelden in anderen „ verwek, hoe ik zie van dat alles, en van dui- „ zend dingen meer, weet ik niets. Wie der Wvsgee„ ren heelt het wezen van onze ziel verklaard, hare krasr„ ten berekend, en de wyze opgegeven, hoe zy zig van „ dezelve bedient ? Welke theorie is 'er no* uitge" „ vonden, om den invloed van ons ligchaam op de 2iel „ en van de ziel op het ligchaam, te bepalen ? Od „ welk een wyze teelt de mensch zyn geflagt voort? H<£ „ ontwikkelen zich alle ledematen ? -— Ik heb' eene „ redelyke natuur, geweten, gevoel van regt en onregt „ ïii ben voor liefde en haat, voor vreugd én droefheid' „ voor toorn en gramfchap, voor vreze en fchrik , enz' „ vatbaar, en alle deze, zoo verfchillende hartstogten ' „ met hare duizendvoudige veranderingen en wvzisinaen' j» gevoelt hetzelfde ondeelbaar ik. Mensch ! won' „ derlyk Ichepfel! m u zyn uiterftens vereenigd , be„ mellche en aardfche kragten werkfaam, gy zvt zo „ veel en zoo weinig zoo alles en niets —- ev kent uzelven niet. 6' „ Als ik (dus vervolgt van loo) over deze onloog„ chenbare proeven van myne, en aller menfehen onkunde „ -— want m die ftukken hebben lemmts en kant „ niets boven my vooruit regt diep nadenk, dan „ word ik zoo overtuigd van het klein vermogen der „ menichelyke rede, dat ik het haar alken niet eens durf „ toevertrouwen, om over de betrekking, die 'er is tus„ 1'chen God en den mensch in het zedelyke, vaste bepa „ hngen te maken. En, hoe meent gy, dat ik dan de „ buitenlpoorige vorderingen van onze Vernufthelden aan„ zie? Hoe meent gy, dat my dan de eifchen voorko„ men, dat er niets in den Godsdienst zal zyn, 't geen „ de rede niet bevatten of bereiken kan ? Inderdaad ik „ weet niet, of ik het ligtgelovigen twyfelzin, of onge- „ lovige hoofdigheid, zal noemen dat men niets, on „ gezag van een Goddelyken aart, in den Godsdienst „ aannemen, en alles doorzien, bevatten en hairklein ontl „ le-  GEDAGTEN VAN EEN CHRISTEN. IOÏ leden wil. Men kent zigzelven niet, geen ding rontom „ zig, en men vermeet zig over de Natuur van den „ üneindigen te philolöpheeren, te bepalen wat in God ,, zyn en niet zyn kan, hem voortefchryven, hoe hy „ handelen en niet handelen moet, en wat en hoe hy zig „ aan menfehen zal openbaren. Wat is dit? Welken „ naam verdient dit ? 'Er is zoo veel in den Bybel, dat ,, wy volftrekt niet doorzien, met onze Alwetende rede „ niet bevatten kunnen, en daarom zal onze Alwyze re,, de het onvervreemdbaar regt hebben, om den ge„ heelen bundel van Bybelboeken voor eene verzame* „ ling van Oosterfche Vertellingen te houden, in welke „ zy eerst gezond menfehenverftand moet brengen, wan- neer zy nog tot iets nuttig zal wezen. Wat is dit? „ Hoe noemt gy dit ? Neen 1 voor die belagchely- „ ke philoibphilche neuswysheid bewaart my het diép „ gevoel van myne onwetendheid. Welk een wezen ,, moest God zyn, zo ik hem begrypen kon ? Nog veel „ kleiner en beperkter dan ik, geringe worm, want ik „ ken de kragt niet, die in my denkt. Veel liever „ belyd ik -— en deze belydenis wordt dan gevoel „ dat ik gaarn geloven wil , waar alle menfche-- „ lyke rede over ongeloofbare dingen fchreeuwt, zo het „ my maar klaar blykt, dat ik op goede gronden geloven ., kan. Het verborgen, het geheime, het"ondoorgronde„ ke in God en zyne werken ergert my niet, dewyl God „ de hoogtte ondoorgrondelykheid zelf is, en zyn moet, „ zal hy God wezen. „ Met dat al" (men vergunne ons nog deeze aanhaaling; wél zullen veelen zich bevinden by eene verftandige en doordagte toepasfing van den voorgeftelden regel) „ 'èr blyven zwarigheden over, maar die hin- „ deren myne rust niet. Van eene zaak zoek ik maar „ al meer en vaster en inniger overtuigd te worden, en „ daartoe ontzie ik geene moeite, daartoe gebruik ik alle hulpmiddelen , die ik kan gebruiken , daartoe bedien „ ik my dankbaar van al het licht der waare wysgeer„ te, gezonde uitlegkunde, enz. daartoe houde ik niet op, „ God om zyn byftand te bidden en dat is te „ weten, of de verborgenheid, die men my als eene ge,, openbaarde leere voordraagt, waarlyk van God geopen„ baard zy. Dit is eene hoofdzaak, waaraan ik alle myne „ oplettendheid en zorgvuldige naauwkeurigheid, met ter „ zyde ftelling van alle vooroordeelen , poog te befteG 3 „ den.  loa J. van loo, gedagten van een christen. „ den. Heb ik nu dat gevonden , ben ik tot zekerheid „ omtrend dit fruk gekomen, dan bekreun ik my aan gee„ ne zwaarigheden, geene bedenkingen. God zegt het „ my in zyn woord, en dat is de grond, waarom ik het „ aanneem voor waarheid, met alle de zwarigheden en be„ denkingen aanneem. En dat zou ik doen, al waren „ de zwarigheden nog talrykcr, de bedenkingen nog groo„ ter. Is dit onverftandig, onredelyk, gehandeld'? Het „ tegendeel is waar. Tegen één bondig, onwederleg„ baar, bewys voor eene zekere ftelling gelden geene „ zwarigheden. Het bewys blyft bondig, blyft onwe„ derlegbaar, onafhangelyk van alle zwarigheden. Ver„ Handige menfehen handelen, in alle menfehelyke we„ tenfehappen, naar dezen regel van het gezond veiitand, „ en wie keurt dit gedrag af, die cenigzins weet, hoe „ het met de menfehelyke kundigheden gelegen zy ? „ Maar nu komen 'er eenige zogenaamde wyzen voor den „ dag, die ons tragten wys te maken, dat men in de „ wetenfehap van den Godsdienst dezen regel niet mag « 'aten gelden die ons verzekeren, dat wy geene „ ftelling als waarheid mogen aannemen, tegen welke „ onze rede onoplosbare bedenkingen maken kan. „ Wonderlyke philofophie ! zeldfame Logica! Wie zoo „ iets voor de Logica van het gezond verftand kan hou- n den, hy doe het! Myn gezond verftand zegt „ my: , neem geene ftelling als waarheid aan , verwerp geene ftelling als onwaarheid, dan alleen uit hoofde , van goede en proefhoudende bewyzen; weeg de be, wyzen , en laat dan de zwarigheden blyven 't geen » zy zy«- Volg gy koen en ftout alleen de waarheid.' Wy moeten eindigen, met aanpryzing van eenaandagtig leezen van het vervolg deezer Verhaiidelinge. Naar gelange van bet Godgeleerd Zamenftelzel, welk iemand is toegedaan, zal hy den Eerw. van loo byvallen, of , in de toepasfing, in zommige Hukken van hem verfchillen. Leer-  B, C. VAN VOORST, LEERREDE. lOJ Leerrede over Matthaus V: 43-46, by gelegenheid van het aanvaarden van het Leer aar ampt in de Hervormde Nederduitfche Gemeente te Amjlerdam uit ge f proken door dirk cornelis van voorst, op Vrydag avond den i6dcn December 1796, in de llres.'er Kerk. Te Amjlerdam, by P. van Dorth en O. Okk.es eu Zoon, 1797. In gr. 8vo. 55 bl. In den gewoonen trant is deeze Intree-rede ïngerigr. Zy bevat, naa eene oordeelkundige Verklaaring van den Text, eene uitvoerige ontvouwing van de Liefde tot de Vyanden, met aanwyzing der mogelykheid van deezen pligt, en de onderfcheidene drangredenen tot de getrouwe waarneeming. Hoedanig van voorst , als Mensen en als Leeraar , de leden , in hunne onderfcheidene betrekkingen, in die pligtsbetragting, zich hebben te gedraagen , is , nevens gepaste Aanfpraaken , de inhoud der Toepasfinge. Waardige gevoelens, inderdaad, voor eenen Verkondiger van het vredeademend Euangehum ! Zo gunftige denkbeelden dezelve aangaande 's Leeraars verftand doen opvatten, even voordeelig mogen wy over zyn hart oordeelen, uit 's Mans eigene betuigingen 111 hetVoorberigt, daar hy zich aan de navorfching, by menfehen van allerlei politieke denkbeelden , op zyne voorige ftandplaatzen onderwerpt, „ of hy ooit anders dan vrede en „ eendracht ftichtede, of niet allen hem hartlyk bemin„ den 'er nevens voegende: „ Ja ! Had ik de be„ geerte opgevolgd ook van die geliefde Leiderdorpers „ r's Mans laatfte ftandplaats was te Leiderdorp) welke „voor de vorige Conftitutie zyn, zy hadden my door ,, liefde voor altoos aan hen verbonden." Hartlyk wenfehen wy, in den tegenwoordigen ftaat der Amfterdamfche Gemeente, dat van voorst , naar het oordeel van lieden van allerlei denkwyze , waardig moge geagt worden, dat hem ook te Amfterdam zulk een gelukkig lot wedervaare! G 4 Brief  ?®4 S' BAKKER, BRIEF. Brief jtéin den Wel Eerw. zeer Gel. Heere ewaldus kist, Predikant in de 'Hervormde Gemeente te Arnhem, betreklyk zyne onlangs uitgegevene Aanmerkingen tegen den Burger Reprajentant floh, enz. Door jan hak^ ker , Predikant, en Pneceptor der Lalynjche Schooien te Amfleldam. Te Amjlcldam, by A. B. Saakes, 1706. In gr. 8vo, 23 bl. -r TTet veel gerugtsmaakende zeggen van den Nationaalen AJ. Repreientant floh afkeurende, gewaagden wy onlangs met goedkeuring van de daarop gemaakte Aanmerkingen van den Arnhemfchen Leeraar kist. Dien Leeraar zyne eenftemmigheid in gevoelen te betuigen, en het offer van hoogagtinge toe te zwaaien, is al wat de Predikant en Praaceptor lakker in deezen Brief verrigt, indien men uitzondere eene korte nadere ontwikkeling der Aelfkenms, door den Leeraar kist ter loops aangeroerd, p -c omwikkeling js zo nieuw noch zo uitvoerig, dat zyn Lnei, welke niets meer dan een goedkeurenden weerklank van zynen Autheur behelst, uit dien hoofde door den druk behoefde gemeen gemaakt te worden. De Broederfchap der Pemonftranten, aen alle de Leeraren cn Opzieneren der Protejlantfche Gemeenten in Nederland. Ie Haerlem, by J. van Walré, 1796. In gr.8vo. 16 bl. A 1 2ints geruimen tyd was ons iets ter ooren gekoomen, ff wegens een overleg by de Remonllrantfche Broederlcliap, ter beraaminge van een plan van Vereeniginee der geheele Nederlandfche Proteftantfche Christenheid. GretioIazen wy daarom den thans aangekondigden Brief. Aan onze verwagting heeft dezelve niet beantwoord. Ten aanzien van de wenfchelykheid der zaake, dat, naamelvk, onder de belyders van éénen Heere en diens Godsdienst! meer liefde en eensgezindheid heerfche, zvn wv het volkomen eens met de Broederfchap. Wy vereenigen ons met verfcbeiden bedenkingen, dat onderwerp betreflende, hier voorgedraagen. Wy betreuren en veroordeelen met r,aa; het onchnstlyke van liefdelooze fcheurinee. Doch, daar de Remonflrantfcht Broederfchap zich dus voordoet als bemiddelaar en bewerker van den Vrede, ware 'er dan geen  DE BROEDERSCHAP DER REMONSTRANTEN. I05 geen grond om te verwagten , dat de mogelykheid eener Vereeniginge by de Hukken zou beweezen zyn? en 'dat daartoe een gefchikt plan, minder of meer uitgewerkt, ware aan de hand gegeeven ? Nu bepaalt men zich tot bloote algemeenheden, inderdaad niet geichikt in de wyd uit een loopende verfcheidenheid, om de anders denkenden zo kragtdaadig uit te lokken, dat zy daar door zullen ge, noopt worden, om by de Broederfchap, zo als het verzoek luidt, uit eigen beweeging, zich ter onderhandeling aan te bieden. Be Voordeelen van de Vereeniging der Kristenheid. Naar aanleiding van Pf. CXXXUI: vs. 1 K Zïct hoe goed en hoe lieflyk is het, dat ook Broeders t'zamen wonnen. Eene Leerrede, uitgefproken den 27 van Slachtmaand 179Ó. Boor c. rogge, Kristen-Leeraar by de Gemeente der Remonfiranten te Leyden. Te Lcyden, by D. du Mortier en Zoon, 1796. Het tweede Jaar der Bataaffche Vryheid. In gr. 8vo. 24 bl. TJoe lieflyk zyn de voeten der geenen, die den vrede ver±1 kondigen, der geenen, die het goede verkondigen, is de uitroeping van Apostel paulus, maar hoe weinig dikwyls by de Christenen in acht genomen! Terwyl hierendaar van tyd tot tyd zich eenige voorftanders van vrede en eendracht opdeeden , de verdeelde gemoederen zochten by elkander te brengen,de icheuringen te heelen,werden nunne edelmoedige en liefderyke poogingen tot nog toe telkens verydeld door blinde' vooroordeelen , woelende driften, trotzen heerschlust en bekrompen eigenbaat. Waare menfehenvrienden en verftandige eerbiedigers der leslen van tesus verdienen nogthans allen lof, wanneer zydoor het ongelukkig ilaagen 'van vroeger aangewende moeite zich niet laaten affchrikken. Men mag, men moet hoopen, dat eene geduurig meer doordringende verlichting omtrent het waare weezen van den Godsdienst eindelyk ' de nevelen des verftands zal verdryven ; vooral dan , wanneer redenen van byzonder belangzucht haar niet langer in den wech ftaan. Tot bewerking van dit laatfte is een proote ftap reeds gedaan, door de Kerk geheel van den Staat af te fcheiden: komt 'er nog een tweede by, eu wordt de bezorging der Armen met meer der byzordexe Gezindheden opgelegd, maar van wegen, den j' g 5 *taa£  ic-S c. rogge Staat' zeiven op eenen eenpaarigen yoet gedaan, zonder aanmerkinge van Godsdienftige gevoelens of belydcnisfe, dan zien wy niet wat, van deezen kant, de vereeniging d^r Christenen in ons Vaderland meer zoude kunnen verhinderen. Het is waar, vooroordeelen van eenen anderen aart zyn 'er nog; maar het is te hoopen, dat die vooroordeelen ook door den tyd vry wat van hunnen invloed verloren hebben, en fteeds meer zullen verliezen Zekerlyk worden de gefchilpunten, welke de Proteftanten verdeeld houden, nu by veelen niet meer voor zo pewichtic gehouden, als wel by het eerfte ontftaan der icheuringen , wanneer de driften natuurïyk heftiger woedden, en rechtmaatige denkbeelden van den Godsdienst- z^ldzaamev en minder ontwikkeld waren. En welk een fteunlel verliest daarby het vooroordeel, wanneer het niet meer door belang onderfchraagd wordt! De Remonftrantlche Broederfchap, den tegenwoordiren toeftand van zaaken in aanmerking neemende, heeft geoordeeld by deeze gelegenheid eene pooging te moeten doen, om dat gedeelte der Christenen, hetgeen bekend is onder den algemeenen naam van Proteftanten (als eene vereeniging met de Roomschgezinden onmogelyk houdende, zo lang deezen de onderfcheidende Leerftukken hunner Kerke blyven vasthouden) uit te noodigen tot vrede en eendracht. Van den Brief, van wegen die Broederfchap ontworpen en aan de Gemeenten van andere Gezindheden verzonden, hebben wy boven verflag gedaan. Vooraf werd dezelve nogthans aan de Remcnftrantfche Gemeenten zelve voorgedragen, en dit gaf den Eerwaardigen roggê aanleiding tot het uitfpreeken der Leerreden, waarvan wy nu eenig verflag moeten doen. De Vooraffpraak behelst eenige redenen , waarom de Leeraar niet eenig ander onderwerp gekozen hebbe uit verfcheidene, welke hem voor den geest kwamen. Het Voorgebed is kort, en gefchikt naar de omftandipheid. Dan volgt de Leerreden zelve. Van zyne tekstwoorden zegt de Schryver: „ Op onze tegenwoordige omrtandig-. „ heden betrekkelyk gemaakt, bevatten zy deze ftelling, „ — dat de vereeniging der Kristenheid eene zeer nut„ tige, en uit dien hoofde hoogst wenfehelyke zaak is. „ Wanneer wy het alien "daar in eens zyn, komt „ het eerst in aanmerking, het onderzoek, of die veree- „ niging mogelyk is: en dit uitgemaakt zynde , kunnen wy ook het best de gefchiktfte middelen tot haa- w re  LEERREDEN. lc7 • re bevordering nafporen. Ziet daar de drie hoofd- ^ voorwerpen, waartoe wy thans uwe aandacht willen f Owr^hèt eerfte merkt de Redenaar in het algemeen 'aan, dat niemand , die niet geheel bedorven van hart is, vrede en eensgezindheid niet ver weg verkiest, boven " twist en tweedragt:" en weidt vervolgens uit in deeze bvzonderheden dat het t'zamen woonen van broederen rtrekt ter bevordering van eensgezindheid, van welwillendheid, en alle de deugden des gezelligen leevens, ook in maatfchaplyke betrekkingen," — dat grootlyks zoude dienftig zyn „ voor de uitbreiding van de Kristelvke Leer," — dat die zamenwoomng veel zoude toebrengen „ om eindelyk eens de waarheid te vinden en haar ryk overal uit te breiden." Waar uit dan zoude voortvloeien „ eene yveriger en getrouwer be ee„ ving. van onzen Godsdienst." - Hierop, volgt eene leevendige befchryving van de hartlykheid, vuurigheid en oprechtheid der Godsvereeringe in de vergaderingen van broederen, die, „ hoe zeer ook m begrippen yerichillend, zich in den dienst en de aanbidding van éenen God en " Vader, door Kristus, vereenigen." Eindelyk wordt dit gedeelte befloten met de gewichtige aanmerking, waarvan de hoofdfom is: „ Godsdienst is de grondflag van maatfchaplyk geluk. Maar zal hy dit immer wor- * den ; dan motten deszelfs aankleevers zich vereem- " Se mogelykheid dier vereeniginge te bewyzen , was de tweede hoofdzaak, welke de Redenaar zich voorftelde. _ HierViderftelt by vooraf, dat men die vereeniging hartelyk wenscht; en merkt met reden aan, dat alsdan de hinderpaalen en beletzelen, waar voor men vreest, n ydelen damp moeten verdwynen - dat.de eensgezindheid der Christenen de wil is van onzen eemgen Meester — dat de zwaarigheden, welke voor deezen uit de vermenginge van den Staat met het Kerklyke voortfprooten, thans vernietigd zvn: — dat, misfehien, het weezenlyke verfchil van gevoelens, by een vredelievend onderzoek van zaaken, veel geringer zoude bevonden worden, dan men zich vèeltyds verbeeldt: dat de vereeniging, in al¬ len gevalle, niet afftand van begrippen, maar alleen onderlinge liefde, vordert: - dat de bedenking van tydelyk belang te laag is om hier in aanmerking te komen, en  *°3 C. ROGGE, LEERREDEN. w?Jin affcheidinf van Kerk en Staat alle kracht heeft verloren: - en dat, indien iemand vraagen wilde lan de mgehfde, wie de inleende Kerk zSzyT^lk t nootfchap de naamvoerer voor allen wee-,,, f Lrv 6 .van zeer verfchiilenden aart, inlytng Ï^JËSK lyk met elkander zoude verwarren: terwyl o^k* nlemarH ZSëlu ?fidenaar» » de macht of het^gt nlft, omlu "ven w" JESUSHzich e™ byzondeiln mam'tege „ven .... Wy zyn alle kristenen, en mogen eeen ™ „ deren naam voeren." "*ugcn geen an- Over de derde hoofdzaak is de Schryver kort' H«trreeI, houding^ beh°°rden t0t ^^fe Godsdielffti^tïLanger hebben wy ons by deeze Leerreden ooeehnuden dan de grootte van het Stukjen fiw2S£5K£ Dan wy hebben geoordeeld meer op het gewicht deson' derwerps, dan op het getal der bla^yden, te moeten lé ten, en ons wel eens te mogen verlustigen me? d?llree lende hoope en den hartelykln wensdi (hoever de vet vulling daarvan, misfehien, nog mo*e te zoekeri 7vn\ rfl eenmaal de. dag moge aan breekt f waariS (m£lt£ Jv^SeSSS^ fit Uittrek^ ^lyk deEerw^ge X I» " ^ ^ verder, ven op den gamfchen berg van Gods heiligheid: wam de Zdt éaf6n ***** waterendel Leer-  J. KOPS, LEERREDEN, I09 j Leerreden over den algemeenen Grond van Vereeniging onder de Christenen. Gehouden by eene gewone gelegenheid, op den 20 van Lentemaand 1796, door jan kops, Christen-Leeraar te Leyden. Te Haarlem, by J. van Walré, 1797. In gr. tivo. 19 bl. Behalven heS Voorbericht. TTet is niet de Remonftrantfche Broederfchap alleen, X J. welke gaarne de Vereeniging der Proteftantfche Christenen op den breeden en alleen beftendigen grondflag van liefde en infcbikkelykheid zoude vestigen. Ook onder het Kerkgenootfchap der Doopsgezinden Cen van andere mogen wy hetzelfde vertrouwen) ontbreekt het niet aan Mannen, welken, door denzelfden geest gedreven, reikhalzen na het tydftip, waarin de zo ergerlyke en verderftyke ïcheuringen onder de Christenen zullen ophouden, en deszelfs toekomst, indien mogelyk, wenfehen te verhaasten. Onder deezen behoort de Eerw. j. kops. Deszelfs Verhandeling over het onredelyke der onverfchiUigbeid omtrent Godsdienflige waarheden, enz. gaf daarvan reeds blyk voor etlyke jaaren, en de Leerreden, welke wy thans aankondigen, verftrekt tot een nieuw bewys van 's Mans edele en onbekrompen denkwyze. Zy werd uitgefproken op eenen tyd, „ welke gefchikt was om de „ plegtigheid des Doops te verrigten , indien zig daartoe voorwerpen hadden aangebuden," bl. 3, zonder oogmerk om ze immer uit te geeven, gelyk het Voorbericht meldt. De gelegenheid der Uitgaave kan men ook daar leezen. Zy was , met één woord, het bywoonen der Leerreden van den Eerw. rogge , waarvan in het naastvoorgaande Artikel is gefproken. De tekst is genomen uit ï Corinth. III: 10, 11. Na eenige aanmerkingen ter ophelderinge der tekstwoorden, veryolgt de Schryver, op bl. 6: „ Apostel Pau-* „ lus verklaart ons in den tekst, dat het voornaamelyk in „ het Christelyk geloof aankomt op het leggen van het „fundament, 't welk geen ander is, of zyn kan, dan „ Jefus Christus. Dit, zegt de Leeraar, zal eerst „ onze nadere overweeging verdienen. Het is eene zeer gewigtige vraag, die ons te beantwoorden ftaat: „ wat maakt eigenlyk een Christen uit ?" Het antwoord is, naar zyn begrip (*), „ dat die geene een Christen „ is> l*) Bl. 8.  110 J. KOPS „ is, welke gelooft , dat Jefus een volftrekt goddelyk „ afgezant is. Ik zeg niet opzet, volftrekt goddelyk, om „ dat veelen het woord goddelyk hier alleen opvatten, „ in dien zin, zo als men alle gewrogten in de natuur, „ alle uitfteekende verftandelyke gaaven en vermogens, „ waarmede voortreflelyke mannen bedeeld worden, sod„ delyk kan noemen. Deezen houden Jefus voor eenuit„ muntend, groot en verdienftelyk mensch, doch erken„ nen in zyne leer en daaden geene meerdere goddelykheid „ dan in het geen de groote en braave mannen der oud„ heid in deeze en geene der volgende eeuwen geleerd en „ verngt hebben. Hoe zeer men nu altoos huiverig moet „zyn, om iemand den naam van Christen te ontzeg„ gen, men zal dien egter, onzes bedunkens, aan lieden „ van deeze denkwyze niet dan ten onregt kunnen gee„ ven." De Schryver toont vervolgens, dat de wonderwerken van Jefus, in het byzonder zyne Opftanding, ten jnaauwften met zyne goddelyke zending verbonden zyn: en befluit, bladz. 9: „ Die Jefus wonderdaadige Opftan„ ding gelooft, gelooft ook zyne goddelyke zending, die " \\ e5n Chnsten Dit grondbeginfel is onontbeerlyk. „ Verdere bepaahngen den Christenen voor te fchryven, „ is ondoenlyk, zonder dat men de Christelyke Vryheid „ krenke," bl. 10. „ Dan hoe zeer wy .... geen . . . „ regt hebben om onze ... Medebroederen het ri. Geldmiddelen, en de Generaale Staaten magtigden hun„ nen Ihefauner de jjie deswegens, om van ieder Lid „ alzonderlyk te ontvangen, gelyk gefchiedde van de „ Ommelanden en de Stadt, de Aclen van Conftnt om de „ middelen als in Holland te heffen. Maar de uitvoering „ van alles was moeilyk, voor dat de Stadt de Heeren „ alting en wyfring , en de Ommelanden den Heer „ rengers, als ^Gezanten na den Haag zonden, die, zon„ der als nog Stem en Zitting in eenige Vergadering „ te hebben, de Leedfche belangens by de Staaten Ge„ neraal waarnamen." Te midden van dit alles, „ werd aan de zyde der „ Ommelanden ftaande gehouden, dat zy eene afzonder „ lyke_ Provincie by het Bondgenootfchap moeste zyn, „ die m het Burgerlyke Beftuur,- cn in de behecring der „ Geld-  van het tractaat van reductie. ii? „ Geldmiddelen, met de Stadt niets gemeen hadde, maar „ afgezonderd blyven moeste. Deeze hoofdzaak was „ dus verre niet onderzógt, of na verhoor van partyen „ bepaald, en moest gevolglyk onbepaald blyven." Ingevolge van een hier bygebragt Staatsbelluit van 17 Sept. 1594, „ werden aan den Stadhouder toegevoegd „ drie kundige Mannen, aebertus leoninus, losen en „ witten. Het is zeker, dat deeze Gedeputeerden, „ zo als ook blykt uit hunnen brief aan oldenbarnüveld, „ zich van den beginne af alle moeite gaven, om de ge„ fchillen te overweegen, en de Hukken daar toe. betrekke„ lyk te onderzoeken , zonder veel te vorderen. Het „ eerfte, dat zy noodzaaklyk oordeelden, was zo zeer niet „ de bepaaling van het ftemmen en compareeren ter Genera„ liteit, als wel de daadlyke en inwendige vereeniging ,, der Provincie zelve, waar door te wege gebragt wier„ de, dat 'er één Collegie wierde daargelteld, het welke, „ als het waakende oog, en luisterende oor, der Staaten „ zelve, de kragt^en het vermogen hadde om de bevelen „ uit te voeren, en voor diens uitvoering te waaken in „ Kerklyke, Burgerlyke en Militaire, zaaken, zo wel als „ in 's Lands Schattingen en Inkomften. Maar ook deeze inftelling ging met moeilykheden gepaard, daar de „ gefchillen over den rang, over het gebruik der Klooster„ Goederen, over de magt des Stadhouders , daar by „ moesten bepaald worden. En dit niet alleen; maar de „ voornaame zwaarigheid was, dat de Commisfarisfen „ wel geregtigd waren tot deezer Provincie Generaliteits „zaaken; maar geen-zins tot de verordening eener Pro„ vinciaale Regeeringe. Hierom ftelden zy aan de beide „ Staatsleden voor, om zich aan hunne Uitfpraake ten „ deezen opzichte mede te onderwerpen. En na dit be„ komen te hebben, bepaalden zy, op den 17 Feb. 1595, „ de eerfte inftellinge over het weezen deezer Provincie, „ en deszelfs hoofdzaakelyke Regeeringe." De uitfpraak, gelyk wichers aanmerkt, by weinigen gekend , en door bor in Jt oorfpronglyke niet gezien, verdient, als de grondflag der volgende bepaalingen, nader peltend te worden; waarom hy ze aan den. voet der bladzyden 'er byvoegt. „ Door deeze vastftellinge," dus vervolgt hy, „ waren twee zaaken van het grootfte belang „ te wege gebragt. Ten eerften, dat de Provincie hier „ door bevoegd wierde hunne Gecommitteerden ter Gene„ raliteit Zitting te doen neemen ; en ten tweeden, dat H 3 » 'er  lift h. l. wichers „ 'er eene Plaatsbekleedende Vergadering werd aangefteld, „ dewelke de belangens der Provincie, ongeagt de twee,, dragt tusfchen de beide Staatsleden, konde behartigen. Maar voor dat ook deeze bepaaling haar volko- „ men beflag erlangde , waren "er nog veel oneenigheden „ voorhanden, die de uitvoering binderden, en denvryen „ loop deezer fchikkingen ftremden. „ De Stadt hadde deeze Uitfpraak wel aangenomen ; „ maar de Ommelanden gingen niet verder , als dat zy „ toeftonden, dat het Collegie van Gedeputeerden, om alle „ confufie te vermyden, eenen aanvang nam. Beide had- den zy zig deeze Uitfpraak wel gefubmittecrd, maar „ de laatfte meenden daar by te zeer benadeeld te zyn, ,, en zogten verandering, op grond, dat by het flot ge„ meld was, dat de Generaale Staaten die tot meerder „ bevestiging corroboreeren zouden. De Commisfarislèn „ doorzagen zeer wel, van welke nadeelige gevolgen deeze „ tegenkanting konde zyn; en zy fchreeven daarom de reden deezer tegenlpraak aan den Heer van olden„ barneveld , niet aandrang, dat deeze bepaaling goed„ gekeurd wierde by de Staaten Generaal. Aan deeze „ zonden de Commisfarislèn ook de Uitfpraak zelve, „ met nog een provifioneele fchikking van 27 Feb. 1595, „ en zy kreeg eindelyk haar bellag langs deezen voigen- den weg. „ De beide Leden, hadden voor de eerftemaal, op den „ 25 Maart 1595, in de Vergadering van H. H. Mog. „ gecommitteerd de Murgem. joachim aeting en johan „ rengers,. Hooftling te Helium. Deeze Heeren hun„ ne Credentiaalen in de Vergadering overgeevende , „ wierde hun gevraagd, of zy ook gelast waren de con„ finnatie te verzoeken van het Accoord v. d. 17 Feb. ,, 1595 1 zonder welk aan hun geen Zitting verleend zoude worden. Dit verfchil liep aan tot 10 May, wan„ neer deeze twee Heeren verklaarden, Stem en Zitting te verzoeken, onder aanneeming van dat accoord, tot zo lange „ by de Staaten Generaal anders was geordonneerd. De. Staa„ ten Generaal ftonden op deeze verklaaring het verzoek „ toe, mits de Generaale Middelen onder de beheeringe „ der Raad van Staaten bleeven , ter tyd de Provinciale „ Quote was gereguleerd, en dat by de Generaale Mid„ delen van Confumtie ook de Landen en Huizen zou„ den belast worden tot ftuur van den Oorlog. „ Men moet erkennen, op dit tydftip, dat de Collegien n van  van het tractaat van reductie. 1-9 van Regeeringe deezer Provincie, van toen af, een begin * namen, daar ook de oudfte Staats - Registers mtwyzen, dat de aangeftelde Gedeputeerde Staaten eerst den 6 " Tuni i bI« 31» e11 l796> bI- 355« H 4  120 TAFEREELEN VAN DE STAATSOMWENT. ' " De uitvoerigheid belet ons een geheel Tafereel voor 't nr?J??$ ieèzereh °P te 'hangen. Uit een en ander neefer StS ^ gedeelte' of een hoofdbeeld, over. i^nr *?et0ög^ Leezers, op de algemeene Schildery van de X voelingen des Adcls. „ Veelen derzei ven waren zy, „ me, m noogen ftaat gebooien, de gewaande rechten „ van pen Add veel te hoog bereekenden, veel te grond„ wettig keurden, dan dat zy die immer zouden afftaan " Aa!leen'nin hua 00g ,aag' gepeupel, hetgeen, door de „Natuur alleen tot arbeid en onderwerping verordend, „ door de _ Maatfchappy, alleen uit genade, tot het genot „ van eenige geringe verkwikkingen was toegelaaten. Be„ ledigde eer, gefchonden trotsheid, en teleurgeftelde „ neozuent, waren de gronden, waarop zich de geducht. " m ,zamenfPanning vestigde. En , offchoon niet alle „ Melen zich even dwaaslyk op het aangebooren trots a, verhieven , offchoon zommigen liever hunne gewaande „ voorregten vaarwel zeiden , dan het ganfche Land aan „ loutere wraakzucht of te offeren, veelen echter waren " ItltJl Z£er ve!:ba«terd om niet van eiken tegenftand „ eenige hoop op herttel te vermoeden. Deezen voeg„ den zich gereedlyk met hun, die eerst onlangs, by „ eenen gekogten titel , uit den tot hier toe verachten " ourger-kring tot den adeldom waren verheven. Zy, „ de onhandelbaarften van alle Grooten , vervloekten on' Er" ffiit Omwenteling, om dat, by haaren voort„ gang,.de titels hunnen fchyn verliezen, en waare ver„ dwnlten , de phgten vun een rechtfehaperi en nuttig " uS5gev 111 de,Piaats zouden gefteld worden. Zy waren " i v f aanhoudend fchreeuwden van het gevaar in „ üe Kerk, van oe vernietiging van den Godsdienst,van „ de ontbinding van den Staat, van eene volflaagene Kcgeenngloosheid, waar by de mindere aan denmeer„ deren gehoorzaamheid weigert. Met deeze begrippen „ poogden zy den afkeer aan te ftooken tegen eene „ nieuwe orde van zaaken, welke de gelykheid van " w g en Pjigten tot haaren grondflag leggen zou. „ Van hunne zw;:kheid bedienden zich allen, die in „ verwarring alleen de bereiking zogten hunner onzuiver„ fte oogmerken. Niet Hechts binnenlandfche oproe„ ren ; maar ook buitenlandfche aanhitzingen van aller» leijen aart, waren hier toe bevorderiyk." Trek-  IN FRANKRYK. 121 Trekken van Menschkunde doen zich by menigte op, en behaagen,om de zaak zelve, en den fchoonen voordragt. Men leeze, ten ftaavenden voorbedde, de afmaaling der uiterften van den Algemeenen Geest der Vryheid. „ De be,, daarde Vaderlander geeft iigtlyk gehoor aan voorftellingen „ van gemaatigdheid en uitftel; de min verlichtte alleen wil „ uitwerkzel daar hy oorzaak ziet. Alleen geleid door het „ onbedrieglyk gevoel van regt, dat tot zyn hart fpreekt, ,:, ziet hy 't gewigt over 't hoofd, dat Staatkundig be- „ leid in eene trapswyze herftelling vindt. Hoe „ Iigtlyk zyn dan ook die uiterften te verklaaren , die, „ midden in de ontwaaking van den edelften geest, de „ beginzelen der Franfche Staatsomwenteling zoo jam„ merlyk hebben bezoedeld ! De min verlichtte Burger, „ de ketens affchuddende , die hem zoo lang gekluisterd „ hielden, vloekte een noodlot, dat hem nog langer tot „ Uaaverny mogt doemen, umnnga van onaeraruKiang „ en onderdrukkers, haastte hy zich, om zelf zyne kes, tenen te verbreeken, zyne vyanden te ftraffen. Hoe „ fcbierlyker zich het bezef zyner verongelykingen ont„ wikkelde , zonder dezelven te zien afgeweerd , des te ,, geduchter en fchriklyker was ook het oogenblik van den „ opftand. De edelftevan alle driften, welke den mensch „ tot zyne eigenlyke waarde verheft, barstte welhaast in „ eene volle alles verwoestende vlam uit, wanneer zy, „ aan zich zelve overgelaten, het geleide van den Staats„ man miste, wiens wysgeerte de dwaaling te regt brengt, „ den doolenden tot zyne goede beginzelen menschlie„ vend te rug voert. Daar haare werkzaame kracht on„ voldaan blyft, ftaat zy bloot voor allerlei uiterften. „ Het beledigd gevoel ontlast zich in wraak, zoo dra het „ zich op den duur onbevredigd vindt. Tegenftand ver„ heft haar tot woede, en hy, in wien zich de vryheid „ en het regt eenen manmoedigen verdeediger voorfpeld „ hadden, wordt, met de waardigfte gevoelens , derzel„ ver openbaare wederftreever. Zyne woede barst los op „ alles, wat hem tegenftaat!" — Voorbeelden, treffende voorbeelden, hier van worden ten toon gehangen. En daar op deeze zeer overneemenswaardige Staatsies gegrond: „ Dat vry het menschlyk hart voor deeze boosheden „ gruuwe, zy zyn en blyven eigen aan eiken onverlichten „ hoop, die, getergd door onderdrukkingen, en de flap„ heid van het openbaar beftuur, eindelyk tot het woeste „ recht van den fterkften zyne toevlucht neemt, om zich H 5 m aan  122 TAFEREELEN VAN DE STAATSOMWENT. „ aan een verraad te ontrukken, waarvan het denkbeeld „ zelfs m elke vrye ziel ondraagelyk is! Aan zoo groote „ tegenftrydigheden blyft de menfehelyke natuur dikwerf „ onderhevig, dat het edelst gevoel aan den eenen kant „ door de onwaardigfte handelingen aan de andere zvde „ wederfprooken wordt! De wysheid alleen van het „ Staatkundig bewind is hier vermogend, om deeze uiter9» ften afte keeren. Aan haar ftaat het, de misdryven te „ verhoeden, door de kloekzinnigfte befluiten. De zaak „ der Vryheid, zonder aanzien van.perfoonen, handhaven., de, -—de bloedzuigers en ftaatsverraaders ftraffende, „ waar het behoort, toegeevend in kleenigheden, om „ naderhand, m zaaken van belang, ftandvastig en onver„ fchrokken te zyn, — eindelyk, eiken ftap zorgvuldig „ afmetende naar de gevolgen, die, volgends hetgewoone „ beloop der dingen, onmisbaar te verwagten zyn • deezen „ zyn de vaste gronden, waar op zich de Bewindsman ,, alleen verlaaten kan, om de allereerfte weldaad der „ vryheid, de openbaare veiligheid voor ieder Burger „ onfehendbaar te handhaven, wanneer duizende belemme' „ ringen haar belaagen Van u, derhalven , die in „ tyoen van Staatsomwenteling in 't bewind geplaatst »• zyr -—.va,n u hangt het af, om, met bevreediging „ van de eifchen der menfehelyke natuur aan de eene '* a^V- tegenovergeftelde geweld te ontwapenen !'* Misfehien maaken wy ons door deeze aanhaalingen aan hetyerwyt fchuldig , dat wy Staats-en Regeeringsïesfen , by het vermelden deezer Tafereelen, uitdeden, 't Zy zo Deeze komen 'er in voor, en zy hebben, nevens veele* andere , ons getroffen. Zo is ook de fchets der lafhartigen, die, ten tyde der Omvventehnge, in de uiterften, welke 'er plaats greepen , een fchynbaaren grond aantroiFen om hunne werkloosheid te regtvaardigen. „ Zwakke zielen, aan eenzelvigheid, " vooroordeel en gemak gehegt, bejammerden reeds den „ doodflaap der dwinglandy, uit vrees, dat ook de on„ lusten, die van elke Staatsomwenteling onaffcheidbaar n fy"'^01 hunne ftille wooningen mogten naderen. In „ hun flakkenhuis op de gewoone wyzè langzaam voort„ kruipende, haaien zy fchierlyk het hoofd te rug, zoo „ dra flechts een ongewoone fchok hun teder beftaan „ fchynt te bedreigen , en roepen liever den ouden flen„ der, hoe wanordelyk, in, verklaaren zich liever voor„ ftanders van het oude, dan, met eenen moedigen ftap, „ éé-  IN FRANKRYK. I!i5 Hbm fteen bv te draagen tot dat gebouw, bet geen al^"en S volftandigen yver en medewerking van alleen , door .vol"anai|end >v uit hurme lafhartigheid l len, voltooid worden uit onzal5g(i;eSaan„ neemen juist ^y™™** tweedragt, het'fchynbaar " £o"Sa$,^ ^ zf ^iven fticbten, " Sïflefch^ Ï2to, wier verlichting.en ernst met 5 |f/^f| ^verfne^nSSg^n heldenmoed, ^ ^"g^1tCirannen , nog geftadig " ^n ftwtKundig flakken-beftaan zeer verre verheven. Zy " kendede le?der ondervinding, dat 'er geen geluk is, " het seen niet de fhaverny vergiftigt, geen onheil, dat „ het geen iuci a(!t^ dat de wanorden, offchoon M dC S de mei schlykhe d doen beeven , flechts een „ Zy 0°k..de,nrareennscnX ongelyk zyn aan den ftortg S die rSoo^ hc? graan Ie neerwerpende, de ? IS'van haare dampen op eenmaal ontlast, om daarlld^»» -S 38 datVne 'zeveï eigen woede.vernielt. uitpeputte.rchatkiSt te fty- De de Tafereelfchilder volgen: yeD'och™le;w»^ vrugtloof üe vermogenden alleen door » DocJ1 * ,5 ^irecven , en geleid door handeldryyende „ winzu. i t f dr^ven^ ca;i(fel. doei hebben, dan zich te „ woekeraars, dte geen aio ^ ^ » JfeïS mnne SS&èffi ™df OTïffi „ muuyi 1J" onVpihaaren «rond, waarop de Geld hefiing " beLtï ^oïSonwïllièieid, verkreeg het natio- " naa vertrouwen eenen fchok, waarvan de geheele vol- " Sde Sc iedenis ons het nadeehge ten vollen zal be- " lessen! Dus bleek de fchadelykheid van het verzuim i T, feSe oogenblikken, om zich van de heerfchende " ïeestdrift van deezen, van de vrees van geenen, van " Ie goedwilligheid van anderen, ten gepasteri tyde te be- " diefeterwyl deeze vruchtbaare oogenblikken, in "eene"aak aVdeezc. nimmer wederkeeren, zoodra de ** 95 wei*  ï&i tafereelen van de STAatsomwent. „ eerfte drift bekoeld'is, zoodra het zich zelf zoekend „ belang eene veilige fchuilplaats in de verS ï " PTt^-611 de^noed der Bewindslieden , om 1 et fanf V fehtdaafe herftellen, zich van eene twyflelLS „ zyde heeft doen kennen. Zoo bleek het, dat rj? „ in de algemeene Staatsbehoeften te voorzien, niet enkel „ eene . befpiegende geldbereekening, maar beofeSe „ kennis van alle de deelen des Bewinds, niet entel èen „beroep op de edelmoedigheid, maar ook de werking „ van perfoonlyk belang, in aanmerking komen; dat n et „ de zwakheid, maar de moed, van het Beftuur, in zaaken „ van deezen aart, vermag; en dat niet een enkel gedeelte „ der Staatkundige huishouding het fchranderst toeziet „ vordert; maar dat alle de raderen van het gebouw, zoo „ wel eene zorgvuldige richting der huishoudkunde , als de " ff JderweJt' 200 wel de'wysheid der Hoofden, as de „ Vryhe,d-m.n der Vaderlanders, zoo wel de zwakheid van , ■onedelmoedigen , als de onwilligheid van Staatsvvan„ den , gezamenlyk tot één cenpaarig doel behoorï *e „ wyzigd te worden. Z ,o gevaarlyk , in de daad, £ „ deeze vrugtlooze onderneeming, dat van haaren uitK „ reeds het inwendig verraad zich maar al te veel goed! „ belooven kon, en' dat zelfs alle vestiging der VrVheid „ van dat oogenbhk verlooren fcheen, zo niet de Sta* s„ regeling zelve zich gegrond had op de eeuwige Rech. „ten van. den Mensch en Burger, die hunne voo?. „ fbraak vinden m ieder eerlyk hart, dat niet geleerd s „ de xvaarheid moedwillig te verguifen " s""w 13 ial^Sfc&Sf °VZf™genQ Tafereelen niet Sm m erfchetzen. Wy zouden kunnen ophangen die van Mr. chapelier, van Mr. ee- camus, van sieitfsdoch wy hebben geen plaats ; alleen kunnen my dieJ in' ruimen voor de korte van tean rewbell. Aanfrhn,. t hem dus afgebeeld : „ Ooigy, edeSige revvIei l " i'nVru" hildQl' VCrlland' waarheL1 ^an dwaalliig,' " tin yn Var het weezen der dingen , wist af te zon, "f™ ! die, boven allen vooroordeel verheeven , „ de uitfpraak van het gezond verftand , de waarde' de? „menschheid, ten allen tyde eerbiedigdet , omvang de „vereeuwiging der kunst, door uwe-alh er geplaïtfte „ beeldtenis ^wy'hebben reeds, de Plaaten in ft Deel * llmïmTnLTTm ide'-he^ Portrait van ™beÏÏ „gemeld,; omdat gy, de vriend van waarheid en rest. „ haare eilcnen manmoedig voorftjndt, omdat gy, de ge' v> lyk-  tN FRANKRYK. lüj ,, lvkheid van regten en pligten tot eenen grondflag leg' gende van Staatkundige hervorming, de praktyk zoo , na mogelyk aan het befchouwelyke verbondt, en geen I, grooter genoegen fmaaktet, dan m vrye Burgers gelukkig te helpen maaken, dan in vrye Volken te verbroederen. Ook uw naam zal, in de Gefcbiedboeken !! van Frankryk, en van het Bataafsch Gemeend est, altyd „ met luister praaien , omdat gy met eenen vasten tred „ de loopbaan vervolgdet, waar op de ftem uwer Mede„ burgers u te recht geplaatst hadt, omdat gy, menfehen „ kennende en waardeerende, hunne waare belangen altyd „ leevendig. hadt voor uwen geest, en, offchoon aan den „ dwang der tyden en onjftandigheden moetende toegeeven/de eerfte gelegenheid waarnaamt, om alle grie„ ven te herftellen, en de billykheid te doen zegevieren. ja , deeze uwe gevestigde menfchenliefde, door | echte Staatkunde gewyzigd, zal, by de verlichting der Natiën, uwen naam met edeler roem verkondigen, dan „ immer de grootfte helden op het flagveld hebben kun„ nen verwerven." . Alle Tafereelen zyn niet vatbaar voor dezelfde fchildering ; dat van de Werkzaamheid der Nationaale Vergader ing mag gezegd worde» eenige min treffende partyen te hebben. Dan het wordt vervangen door het zeer leevendise , 't welk ons de zesepr aaiende Terugkomst van & _ a. cc—j„ ..„,~„ i>>v,;i^o..i- NECKER op eene ucuciiuc wjfic ivmwv»». Reizen door Zwitferland, Italicn, Sicilien en de Griekfche Eilanden, naar Konflantinopolen, en van daar te rug door een gedeelte van Griekenland, over Ragufa en3 de Dalmatifche Eilanden, in de Jaaren 1787, 1788 en 1789. Door thomas watkins, A. M. Uit het Engelsch vertaald. Vierde Deel. Te Haarlem, by, F. Bohn, 1796. In gr. 'óvo. 151 bl. Zeer afwisfelend en vol verfcheidenheids is dit Boekdeeltje der opgemelde Reizen. Sicilien. eerst bezogt, wordt in dit Dee] (*) in den ouden en hedendaagfehen ftand befchreeven. By 's Reizigers wederkomst te Napels, waar hy eene Uitbarfting van den Vefuvius, in den Jaa- (*) Zie ons Verflag van het III. Deel, in onze Vaderl, Lett voor ii$6. bl. 421.  lab TH. WAT KI NS jaare t?88, bywoonde, die egter niet onder de ontzet-* tendfte te tellen valt. Te Rome wedergekeerd, her¬ haalde hy de bezigtiging van Schilder- en Beeldhouw-, ftukken, en befchryft de doorgereisde Steden en Plaatzcm op den tocht na Venctien; waar zich een nieuw tooneel 1 opent voor Gefcbied- en Staatkundige befchouwingen „ doormengd met eigene ontmoetingen. Voorts neemt: zyne Reis eene andere wending, daar hy den Vcnetiaanfeiten Gezant te fcheep na Konftantinopolen volgt en vergezelt, de fchaars bezogte Eilanden van den Archipel'. deels bezoekt of in 't gezigt krygt, en 'er eene befchry-ving van oplevert, uitwyzens den Inhoud der Brieven. Landftreeken doortrekkende, Plaatzen bezoekende, byr de oude Romeinfche en Griekfche Schryvers dikwyls aan-getoogen, herinnert hy zich deezer vermeldingen, en verge- ■ lykt ze met den tegenwoordigen ftaat. Dit maakt de: Aanhaalingen uit dezelve vry veelvuldig by eenen in die: Schriften doorleezenen, en die zyn Rydtuig „ een volkomen i „ rollende Boekery" noemt. Ouden, welke hy ter verge-' lyking vaak raadpleegt, en veelal gelukkig te pasfe brengt. Dat Latyn en Grieksch, 't welk, te deezer oorzaake, niet fchaars voorkomt, behoort voor den Nederduitfchen Lee- ■ zer geen fchrikbeeld te weezen; dewyl gelukkig getroffene Vertaalingen aan den voet der bladzyden hem ten Tolk ftrekken, en deel doen erlangen in kundigheden, welke dikwyls van aanbelang zyn, en ons of de geiykheid des tegenwoordigen ftaats, of het verfchil van dien met den ouden , treffend voor den geest brengen. Als een Bewonderaar der Ouden, valt de Reiziger menigmaal in verrukking, die hem voornaamlyk bevangt aan de Kust van Troijen. Van Venetien fpreekende, kan het niet misfen, of het Venetiaansch Staatsbeftuur, zo geweldig Ariftocratisch, krygt zyn befcheiden deel; doch dit bepaalt zich, volgens watkins, tot vroegere dagen. Immers, dus vangt hy den XXIX Brief aan: „ Van alle plaatzen, die druk be„ zogt worden, is 5er geene, waar aan de Vreemdelingen „ zo weinig kennis hebben, als Venetien. Zy meenen, dat „ 'er alles nog tegenwoordig in denzelfden ftaat is als„ voorheen, en uit dien hoofde vertellen zy juist het te„ gendeel van 't geen "er thans plaats heeft. Men be„ fchryft de Regeering als de jaloerschfte en willekeu„ ngfte op de geheele aarde , om dat zy eenmaal zo„ danig was. Ondertusfchcn kan ik u verzekeren, dat 'er weinigen meer gemaatigd en toegeeflyk zyn." Veel  reizen. 127 Veel fchrikbaarends hadt hy 'er van gehoord; bovenal eene Historie, welke hy vermeldt, aan welke hy geloof flocg : maar die hv, uit het geen hy thans van Venctien weet, voor valsch houdt, als geheel onbegaanbaar met de infehiklyke Charafters van hun die aan het roer zitten. Laaten wy hooren hoe watkins zyn tyd te Venetien doorbragt, hoe wel hy daar onthaald en getoefd werd, en wy zullen ons over het gunftig oordeel der Venetiuanfche Grooten geen oogenblik verwonderen. — „ Ik „ was," fchryft hy, „ hooit zoo onvoorzigtig om het „ Venetiaansch beduur met ronde woorden te berispen; „ maar ik fprak, dikwyls, openhartig daarover, zelfs met „ die van den Adel, welken de voornaamfte Regeerïngs„ posten bekleeden: en ik bevond, dat zy vry over het „ onderwerp fpraken. Maar de verkeering in Venetien „ munt, in de daad, zoo zeer uit boven die van alle „ andere plaatzen , en de vermaaken zyn 'er zoo ver„ fcheiden en aangenaam, dat men zelden in ftaat is, om „ over een zoo ftaatig onderwerp, als het politieke, te 3, redeneeren. Wy hadden brieven medegebragt aan den „ Ridder giacomo foscarini, en aan den jongen Graaf „ luigi martinengo. De eerfte is Lid van denVencti„ aanfehen Oud-raad ; doch van hoe verheeven rang „ ook , uit dien hoofde , en fchoon van een Geflacht, „ zoo oud als het Gemeenebest zelve, heb ik nooit zulk „ een welgemanierd en ongemaakt man ontmoet. Zyne gelprckken en daaden leveren blyken op van zyn „ doordringend verftand en ongemeene goedhartigheid, w Martinengo is van myne jaaren, en een man naar myn „ hart. My dunkt het is onmogelyk deeze bcminnelyke „ perfoonen te kennen, zonder hen hoog te agten : be„ gryp dus, welk een gunftig denkbeeld deeze indruk „ ons van den Venetiaanfchen Adel moet gegeeven heb„ ben. Zy bragten ons in de Opera (volgens de gewoon„ te alhier) met zoo veele bevallige lieden in kennis, „ dat wy, om ze te onthouden, hunne naamen en de nom„ mers van hunne logies moesten optekenen; dit ech5, ter was niet noodig, om ons de Dames sagreoo „ en venier, de twee grootfte fchoonheden van Venc~ „ tien, in het geheugen te doen bewaaren. Aan „ de eerfte heb ik de byzondere verpligting, van de eer te „ hebben, my onder haare befcherming te bevinden. „ Zy is niet alleen de fchoonfte, maar ook altyd de „ fraaist  Ï28 TH. WATKINS „ fraaist gekleedde vrouw in Venetien, en haare ma„ nieren en gefprekken zyn nog bevalliger dan haar „ perfoon. „ Ik kan u geen juister fchildery geeven van de gewoon„ ten deezes Lands , dan door u te vernaaien, hoe wy „ onzen tyd doorbrengen. Wy ftaan ten elf uuren op, „ en ontbyten; tegen twaalf uuren wandelen wy naar de „ plaats van St. Markus, waar al wat vertooning maakt „ by een komt. Wy neemen het middagmaal om half drie, en gaan dan een flaapje neemen tot zeven uuren, „ wanneer wy ons aankleeden, en ons in een Gondel naar „ de Fresco laaten roeijen. Om deezen tyd van den „ avond ontmoet de beau monde van Venetien eikanderen „ op de Guidecca, of Zucca de wydfte van de ftads „ gragten. De Gondeliers beflaan terftond een kring, en „ roeijen onophoudelyk in 't ronde, zoo dat het gezel,, fchap eikanderen, in 't voorby vaaren, kan zien en ,, groeten. Het duurt zomwylen een tyd lang, eer een „ vreemdeling de onderfcheiden manieren verftaat, op „ welke zy gewoon zyn met de hand te groeten, en waar „ van ieder eene byzondere betekenis heeft; maar po„ cock (dus lang de Reisgenoot van watkins) is , in „ de kunst, een Venetiaan door en door. Tusfchen negen „ en tien uuren bezoeken wy de Koffyhuizen de „ Vergaderplaatzen van alle fatzoenlyke lieden, zelfs „ van de Dames, die 'er zoo drok verfchynen als de Hee„ ren. Deeze gewoonte is byzonder aan Venetien eigen. „ Wel is waar, dat zy onder een verbod van de Regee„ ring leggen, om in de koffykamers ,te komen; maar „ men laat ze in de beneden vertrekken, die altyd vol „ van vrouwen zyn. Ten elf uuren beginnen de Ope„ raas, alwaar wy den tyd doorbrengen met van de eene „ loge in de andere te gaan, tot dat zy uitgaan, 't geen „ doorgaans tegen drie uuren gefchiedt. Zy zyn, onlangs, .,, voor dit faifoen, geflooten geworden, en, federt, be„ zoekt men de Casftni. Casfino is een fraai verkort „ woord, in 't Italiaansch, dat een klein huis van ver„ maak betekent. Alle Venetiaanfche Edelen , die ryk „ zyn, hebben hunne paleizen, maar flyten hun meesten „ tyd in deeze Casfini, die meestal ftaan in den omtrek „ van St. Markus plaats. Het fchynt vreemd aan een „ buitenlander, dat zy deeze kleine krotjes den voorrang „ geeven boven hunne groote en heerlyke huizen; maar 9) het is zoo. De kamers boven de Gaaneryen van  REIZEN. I29 St. Markus plaats zyn alle tot zulke publieke Casfini gemaakt. Onder deezen is 'er een van St. Samuel, die verre de meest lciutterenue is iu reneimt. ^ !, zyn alleen Intekenaars; ieder van welken een Heer van haare kennis mag medebrengen. Van alle gezellchapf pen, die ik ooit by woonde, zyn deeze de aangenaamlte Men vermaakt 'er zich met praaten, kaartlpelen , " enz , en het onderhoud eener Venetiaanfche vrouw , t in haaren eigen bekoorlyken tongval, is zeker een onthaal. Eenige avonden geleden, zondt zekere Dame 'een Heer, van de overzyde van de Casfino-kamer, "naar my toe, om te verneemen, welk ongeluk myne Natie was overgekomen, vermits ik zoo Meen ( een f woord dat men van ons te Veneiien heeft overgeno" men, fcheen te weezen. Een ander ding, 't geen deeze " bveenkomften zoo aangenaam maakt, is de gemaklyic" heid der Venetiaanfche kleeding. Op Feestdagen draa" oen de Heeren zwarte zyden Dominos, en, op andere " tvden, witte, die voor vol gekleed doorgaan. Ik fchry" Ve het gunftig onthaal, 't geen wy hier ontmoeten , daar " aan toe, dat wy hunne taal fpreeken, en ons fchikken " naar hunne kleeding en gewoonten, 't geen voor eene 7 onoemeene hoflykheid gehouden wordt , inzonderheid " vermits weinige Vreemdelingen een van beiden verkie" zen te doen. 'Er wordt in Veneiien weimger Fransen " «efprooken, dan in eenige Stad v?n [taliën-, weshalven " 3e kennis van het Italiaansch onontbeerlyk is voor " iemand, die aldaar eenigen tyd wil doorbrengen. _ FfouV. wens ik houde bet voor onmogelyk, om in eenig land " met vermaak te weezen, zonder in ftaat te zyn, om J met de Inboorlingen , in derzelver eigen taal, vlot te „ rpgeken.^ - hxQXig&n nzen 'tvd door in deeze Stad der golven; deezen gelukkigen " 7etel van veelvuldig en onophoudelyk vermaak; -— op den tyd dat de opfchorting der publieke zaaken den Patriciërs gelegenheid geeft om in de Vtttagatures te eaan, dat is, zich op hunne landgoederen en lusthuiten op Terra Firma ?het vaste land) af te zonderen. Dezelfde lecvenswyze, eenigzins in een anderen vorm gegoten, wordt hier gehouden, gelyk watkins, Deelgenoot deezer vermaaken, des verflag geeft. . Wat_ Mildzugtig. liEXT. 1797. NO. 3. i  13° th. watkins Watkins Zeetocht geeft, naa de vermelding vag Padm, gelyk wy gezien hebben, eene aangeuaame vericheidcnheid aan zyne Reis, die hy voortzet; het hem zo lustig omhiald hebbend Vcneiïen zo lang niogelyk in 't oog houdende, Aan boord van 's Ambasfadeurs Transportlchip geen plaats voor watkins zynde om na het Eiland Corfu ie vaaren, ging hy rfzonderlyk derwaards. Te Corfu wagtte hem de Ge^ zant, om met een Oorlogfchip van vier en zevend? Hukken de Reis aan te vangen. Hier was het ver blyf van onzen Reiziger het gemaklvktte niet. „ Dage. „ lyks zitten 'er," fchryft hy, „ niet minder dan zes en „ dertig Gasten aan 's Ambasfadeurs tafel, die, ichoon „ op zee, met lekkernyen bedekt is. Zyn kajuit is ryk a> gemeubileerd, gelyk ook zyn kleedkamer en flaapver„ trek; doch ik kan niet zeggen zoo wel gehuisd te zyn. „ Tegenwoordig zit ik te fchryven, ter zyde van een „ twee en dertig ponder, die met zyn roöpaard byna „ myn geheel klein hokje vult; de gel'chutpoort is myn „ vengfter, een hangmat myn bed, eenige weinige kaar-s „ ten maaken myn behangzel uit, en een oude bank dient „ my tot een fofa. Kunt gy u aangenaamer toeftand ver„ beelden ?. onmogelyk; dat verzeker ik u : want wy „ brengen den tyd zoo vermaaklyk als ongevoelig door „ met leezen, Ichryven, bezoeken , eeten en drinken , „ kaart- tn fchaakfpelen, fchermen op het halfdek, en met „■ Italiaanfehc Dichtkunde." Met genoegen zal men den Reiziger op deezen Scheepstocht vergezellen, en daar hy op 't een en ander Eiland aan land ftapt, en waar hy zich met het bloot gezigt, zoms van verre, moet vergenoegen; te zyner veraangenaaming de oude Schryvers raadpleegende, en hunne berigten met den tegenwoordigen ftaat vergelykende. Schoon'dit gedeelte, in 'toog van het gros der Lcezeren, een voorkomen van Geleerdheid hebbe, zullen zy, door gemelde Vertaalingen, des niet worden afgefchrikt, en niet zelden iets veraangenaamends aantreffen, buiten het genoegen, 't welk de, vergelyking van zo ouden tyd met den hedendaags 1'chen heeft. " Toen.ik," ^ foekke ten blyke van watkins teergevoeligheid voor het oude , „ des morgens van onze aan- komat op Zantc, opftond, zag ik een voorwerp, naar -> welks befchouwiiig ik wel het meest verlangd hadde. „ Ik  reizen. I3I ^ Ik za«, ach! laat ik het met curcyf letters fchryven het vaste land van Griekenland, den Peloponne" 7us ; en nooit befchouwde ik eenig land met meer vermaak. Terwyl ik tuurde op de kust van £ln-, mtt " veele mylen van die heilige plaats, alwaar de Olymnifche Spelen, die kweekfters van Gnekfche Deugd * en Onverzaagdheid, gehouden werden, maakte de treurige bedenking van diaar _ verwelkten roem vooi: de ' vreugde plaats, welke ik in 't eerst gevoelde Onder het onbeweeglyk ftaroogen kreeg myne droefheid, op Sie overdenkl/g, geheelde overhand, en * bom uit in traanen. Niemand had ooit kenn-s aan de U> teken, " die hen niet boven alle andere Volken bewonderde; " hoe kon ik dan hun land befchouwen, zonder te wee- nen over het verlies van zulke bewoonderen i "Overeenkoraften met het oude aan te treft en , moet by watkins zeker eene aangenaame aandoening verwekt hebben Met fmaak althans gewaagt hy van de Vrouwen op Melos Hy fchryft: „ De Vrouwen zyn op dit Eiland, i i 't alaèmeen, welgemaakt en Ichoon. Heur hair is " bruin, en zy hebben groote oogen; fchoon ze meer " kwvnènd dan leevendig ftaan. Zy zyn buitengewoon "zwaar en vol van boezem; 't geen my aan de uitdruk"kina van homerus ten haaren opzigte, die ze " fiJL*r.4 (vol geboezemd) noemt, ennnert ; en " haare luchtige en losfe manier van kleeding doet deeze " wellustige vertooning, waar door zy altyd onderlchei" den waren , nog mier in 't oog loopen. De Lucht" fheek heeft op haar denzelven invloed als op de vruchten, door haar naamlyk tot rypheid te brengen op " een trap van jaaren , die in Engeland op verre naa " niet als huwbaar befchouwd wordt. Zy trouwen reeds " in haar twaalfde of dertiende jaar; immers omtrent dien " leeftvd heb ik ze met kinderen aan de borst gezien. " Schoon zy vroeg vervallen, worden zy doorgaans zoo T, oud als elders," I 2  «f*3* ÖÜVERNÈ"? Gefchiedenis van de Sorbonne, behelzende den Invloed van dé Godgeleerdheid op de Maatfchaplyke Orde. Door den Abt Duvernet. Uit het Fransch vertaald. Ijle Deel. Te Dordreclt, by de Leeuw en Krap, en te Bergen op den Zoom, by van Riemsdyk en van Bronkhorst, 1794. ï* gr. Ivo. 310 bl. Men kan van deezen Tytel niet zeggen dat dezelve uitlok, kend is, fchoon het gevoegde by den naam van de Sorbonne iets van dien aart hebbe. — Wanneer men de Voorreden inziet, zal men meer genoopt worden om 't Werk te leezen. Immers wordt daarin vermeid, dat het reeds vóór vyftieti jaaren voltooid was; maar dat de tydsomftandigheden de uitgave toen 011 traaden hebben dat eene bedoelde uitgave in Holland mislukte dat het, uit Holland met moeite te rug ge- kreegen, in handen van de Poiitie geraakte, en de Schryver na de Baftiïle — daL het drie jaaren in de Griffie van den Gonü taisfaris chenon begraaven bleef, en uit die Griffie in de handen der Politie overging, daar het den tyd van vyf jaaren opgeflooten bleef. By de verovering van dit affchuwelyk Kasteel kreeg men dit Werk weder. Een Werk,'t geen, om de woorden des Voorredenaars te gebruiken , ., aan onze Jaarboeken ontbrak. Deeze Gejchiedenis „ der Sorbonne vervat, van de Regeering van lodbwyi; den VII „ af gerekend , de Gefchiedenis der Godgeleerdheid en der „ Godgeleerden in Frankryk. Zy is een fchets van den iu„ vloed, welken de gevoelens dier School op de Maatfchaplyke ,. Orde hadden." Men heeft aan dit Werk dien Tytel gegeeven, „ om dat deeze School algemeen in Europa bekend „ is; dewyl zy 'er eenigen roem in genooten heeft . toen dat „ gedeelte van onzen Aardbol nog met het floers der onkunde „ en ongerymdheid overdekt was; om dat het uit deeze School „ was. dat de meeste onweders gefprooten zyn, die in onder„ fcheidene tydvakken Frankryk het onderst boven geworpen „ hebben; dat daar uit alle die fiormen gebariTen zyn , die de „ zaaden der waarheid verdroogden, naar maate zy begonnen te kiemen." Dit alles zal vry algemeene teeitemming vinden ; ook zal men goeddeels kunnen onderfchryven de hier gemaakte onderfcheiding tusfchen Godsdienst en Godgeleerdheid. Men wordt tot het leezen uitgelokt. Dan,den Inhoud der XXXVII Hoofd.(lukken van dit Eerfte Deel nagaande, zal de opgevatte verwagting reeds eenigzins afneemen. Het Werk zelve ter hand flaande, is men flegts op bl. 2. ge^ vorderd, of men leest, naa dat de Schryver iets v;,n f.ucudes van Megarc vermeld hadt: „ Eyna omtrent diea zelfden tyd ver- ,, kóu-  CESCHIPDENIS van de sorbohne. 13? kondigden eenige arme Hebreeuwen, aan onderfcheidene " Volken der «de. de Gefchiedenis van Jefus van Nazareth, " le valken de meesten hunner in verfchillende vlekken va* ?' we^ebedeld hadden: de Heilige Geest die hen fteeds de ^ vïheid ingaf, bemoeide zich ^ ■ zv die moesten verkondigen ; hy fchonk hun de gaveoer " overtuiging, die verre boven de menfehelyke weirpreekenhe.d " verheeven is ; maar hy leerde hun noch redentw sten noch " w l f hr ven:'vTn daar komt het, dat het Evangelie en een? se Zendbrieven, in de oogen der taalkundigen,, in zulk een " fenfeenen ftjl gefchreeven&zyn; zy verdienen met te minder ,, gemeeneu iiyi g j j gn pnder- " Commif an d'e Poo ten van Capernaum; en daar vindt men dCe°7areenS Neueubreiders, die%m zyn bettaante vinden in het Meir van Nazareth paling vischte. /-o l™&> veraetlvk laag , als deeze Schryvers hier nedergezet wo 5 nfzo zeeriordt paolus, om hem voorts te vernederen as Sigzi'n» verzwaard, door eene hand, die deerlyke onkunde, »T$^Xc$A, der W^elve betreft Dat de GeesUvkheid, die hier ten tooneele treedt, veele der hekelendeaal«kingeti dubbel verdiend hebbe, ftaan wy ten volentoe! doch het Werk is met eene verveelende langdmd.g. Wl veelal "efchreeven. Drie Hoofdftukken , onaer welke men geetlt f worden'aan jea,ne d arc , de bekende üta^ ^ÏÏS&S^/ deeze, Werks is ons rer hand gefteld; en , dit reeds ia 1794 uitgegeven zynde, beginnen wy te vermoeden da?dèveruaHnïalthans het drukken, is blyvenfteekens zo teek genoegzaam Vertier de verdere uitgave getornd hebbe , Verheugen wy ons deswegen. Het ftrekt onzen Landgenooten ter eere. De Puinhopen, of Befchoumng van de Omwenteling der Sta». Pten TdooT"olNL TeAmflerdam, by M. Schalekamp , ntf. In 'gr. %vo. 213 bl. TTTanneer wy, van deeze Vertaaling der Puinhopen, nevens W eene andere, onder den tytel van Ruïnen, in den voorleden Taare berigt gaven, en vermeldden dat de laatfte het gehele Werk ta lénï leverde, terwyl de eerfte het te daar aan^  volkev, vu fuiniïoopen. *A of de VertaaJing, by schXlékaMp , wel verder zou worden voortgezet, dewyl 'e/van geen Frvolg eenfwoord ti fv^neT? H h" dk verv0'§ vo"»rt of ^erag- lb,,"n Jl'en Godïdienst nog volkomener aan den dag bragt, ea G fchi^, ?"^^^ °nder de 8edMDte d« Oudheid, en Gefchiedkunde , veld te doen winnen, en allen Godsdienst Z'tlïZ^n™ By"enWaange,00f enp*$*^f Onze twyfeüng, 'die aan den kant van het niet verwasten Vvervo,f overlloeg, wordt weggenomen, nu dit Vervolg deezer Vemalmge ons in handen komt; en dient deeze Aanknrrd.grag dan voornaamlyk ten berigt, dat men volney's S hoopen,zo wel als geheel en volledig, by chIILamp, nis by LEFuwcsTEiNen rojlofswaert, bekomen kan. _ Da onze twyfeling egter niet allen grond derfde, kan bivken uit het Bertcht aan den Leezer, vóór dit laatfte Stuk geplaatstwaarin , of Venaaler. of Uitgeevér, of beiden, het iif het Nel 1,Cht brengen ee"s Werks van ««geduide ftrek* kmg verfehoonen ; met eene verfchooning, die lansch we n& afdoet, en meest geplaatst fchynt om wat te zeggen, dalr è! geheel zwygen euvel zou kunnen geduid worden. bl.(6or.ZiC °"Ze Vadn!' Lta*nef- V^f den jaare 1796, J' 2 • "UILER * aan h<* folk van Nederland. MDCCXCV7 en aki ' h A' V* d" Kr°e' V> d* BurSh m B^'» ^ iet noodig vinden wy het, in een verflag te treeden van ichtftrPPkrr^Urte?'S[en'Waar toe, deeze Ve>-dediging deels eene recntflreekfche , deels eene zydelingfche, betrekking heeft. breTó!:rhoüd".Dagverhaalen hebben ons daarover De Burger huber , den toedragt der zaake, omtrent zyn Per. d4att yK aat!gefliPt "«bb«de. betui^: »Alles raadt my, „ dahalven, Dlets houdt my terug, om aan myn plfeï „ te voldoen, door my zelf te zuiveren, en de Burgers Rg„ prelentanten van het Volk van Nederland fnaamlyk gorter" „ KUIKEN, borgrirk, VAN beyma, van LOENKN, ALTüKA. eil „halbes) van hunne dwaalingen te overtuigen, en alzo de „ Nationaale Vergadering en het Volk van Nederland in ftaat te „ lre len om rechtvaardig over deeze zaaken te oordeelen ,, Dit alles hoopt hy.te doen, met die befcheidenheid, die " de,ted,erhe,d der vordert met dien ernst en vrymoe- „digheid, waar op de mishandelde onfchuld aanfpraak heeft „ e»  J. L. HUBe'r, AAN HKT VOLK VAN kédjuuasd* Igff 1 L „ en met die eenvoudigheid, die het kenmerk der waar- „ heid is. , i ï De regelmaat, welke hy volgt, is, „ dat hy naa een koft .4 verflag van zyne handelingen, zo Voor als naa de noodlottige Omwenteling van 1787, en zyne verrigtingen in en ' naa de laatfte Omwenteling in 1795 openlegge , zyne daa- „ den doe fpreeken , en alzo de ongegrondheid de on- „ mogelykheid der Befchuldiginge aanwyze." Daarna» Helt hy zich voor, (zonder, gelyk zyne eigene Woorden luiden, „ als nog de oorzaaken , toedragt en gevolgen der rampzalige Staatsftormen in Friesland te ontdekI ken en aan te roeren," 't welk hy tot een meer gefchiktea tyd verfchuift) „ het geweldige en het wederregtlyke in de , tegen hem gehoudene handelwyze aan te toonen, en als daa '„ niet alleen een ieder te overtuigen , dat gemelde Burgers „ Reprefentanten hem verkeerdlyk betrokken hebben: : „ 1. In de verfchilleu over het al of niet daarftellen der Nationaale Vergadering. 1. In de handelwyze der Reprefentanten en het Hof van Tuttitie jegens de Muniopaliteit van Leeuwaarden. 3. In het gebeurde der drie op elkander volgende Revoliitien, in January en February laatstleden; en eindelyk „ 4. In het verhaten van den Post als Reprefentant. Maar „ ook'te bewyzen, dat alle overige redeneeringen op hem geen* „ zins toepasfelyk zyn." Wy worden niet opgeroepen om ons oordeel over de zaait te vellen: wy beoordeelen Schriften,• en als de zodanigen zouden wy den Schryver deezer Verdediginge een lydig onregt doen, indien wy hem niet rangfchikten onder dezulken, die de pen zeer wel weeten te voeren : 't geen de leezing, ook. van grootdeels bekende ftukken, veraangenaamt. Voorts vinden wy, in een aantal Bylagen , de oorfpronglyke Stukken en Papieren, tot dit hoogloopend Gefchilftuk betrekkelyk, hier byeen ; 't welk gewis zyne gevalligheid heeft voor Verzamelaaren van Stukken van deezen aart , die niet kunnen ontbeerd worden oai 's Lands Gefchiedenisfen toe te lichten. 14 Ca«  IS» *>• j« van le3nnep Davidis iacobi van lennfp , Academia; Batava; Civis RvlHcatio Manpadica. Accedunt Carmina varii arguinemi.' Lmd Bat. apud I. van Thoir, 1796. In 8vo. 111 pp. Deze bundel Latynfche Verfen bevat uitmuntende fchoonheden, en verzekert den jeugdigen Burger van lennep algemeen de hoogachting en den lof, welken zyne Vrienden aTs .ene verdiende fchatting zyns edelen vernufts, hem reeds lans gefchonken hebben. De Dichter heeft niet alleen de beroemde voortbrengfelen der Ouden , die de aandagt van den echten Kunstkenner immer opgetogen zullen houden , met fmaak gelezen , naauwkeurig beoefend , en derzelver uitftekende raden volkomen opgemerkt; maar ook hy bezit een eigen verheven, fcheppend genie. Hy heeft zich, met oordeel'en te recht, de beste Voorgangers tot leermeesters en leidslieden verkozen, en denzelfden weg genomen, welken zy voortyds met roem bewandeld hadden. Hy heeft van zyne beminde en kiefche lectuur een gepast voordeel getrokken, een fchoon gebru'k gemaakt. Zyne geoefendheid in de fraaie Letterkunde heeft zy» kunstvermogen verfynd, zyne vinding verrykt, en een' edelen zwier aan zyne beelden gefchonken. Nogthans is hy als ene nieu•we, helderflonkereude, Ster aan den letterkundigen Hemel opgedaagd. Nogthans draagt hy het volkomen kenmerk van een oorfpronglyk Dichter. Hy behoudt overal zyne eigen gedachten' en zyne wyze van uitdrukking geheel. Het voornaam onder! werp der meeste Zangen , in dezen bundel voorkomende , is het eenvoudig en edel vermaak van het zachte buitenleven zo als dat de Dichter zelf op zyne vaderlyke Landhoeve fmaakte. In de eerfte Llegie wordt de aangename ftreek , waaruit ziel deze Landhoeve verheft, omfchreven, en poogt de Dichter met nadruk zyne Lezers met zekeren heiligen eerbied voor deze ftreek te vervullen , uit aanmerking van de heldendeugd der Voorvaderen, welke aldaar, in den hagchelykrten ftryd tegen een' uitheemfchen dwingeland, de loflykrte overwinning behaalde. Van de gelegenheid tot dezen ftryd, en de wyz<» hoe dezelve werd begonnen en voleind, geeft hy in een kort Voor. bericht beknopt verflag. Een ander gevecht viel in de¬ zelfde ftreek (omtrent het Mannepad) voor, op het einde der vorige eeuw, toen de verenigde Verdedigers der Vryheid ene poging waagden om Haarlem van de belegering der Spaniaarden te bevryden. By dit gevecht was barkeveld , toen nog maar een Jongeling van 25 jaren , als gecommitteerde te velda tegenwoordig. Zyne gloeiende vaderlandsliefde drong hem in hetzelve yveng deel te nemen. Hy werd gewond . en met veel moeite uit levensgevaar gered. Zyne verdienden, en de zegen van zyn behoud voor het Land, worden door den Dichter.  RUSTICATIO MANPADICA. Ï37 feW. IKtóMI. Sf^f. ïje zebuc, _ » tippende. Amatoris Rusttcatio geti- hebben alle hare byzondere fchoonheden. LVaar zuüte befli'sfende blyken van den kieschften fmaak, van het fynst en ïerhêwnst gevoel; zulke ongemeen fraaie wendingen, als voor- S eden te doen beS Eindelyk befluit hy zyne Rusticam die ook all'hunne waarde hebben, doch waaronder evenwel &&S£. -e RouwkUgt^, het ^ G^oorz^l der LeidcheVademie OTenlTh^f^uiSerprokeu. Tot ene bevestigende proeve voor hetgeen wv ons verp'igt geacht hebben in het algemeen van de. LTvóonrefl^ zeggen, geven wy, uit den „en. den Zang alleen de volgende dichtregels. Na van der menfehendwaasheS in hunne* afvvylring van het eenvoudig land e. vïu hunne natuurlyke beftemming; van het agemeen verderf der Steden, en byzonder van de weelde, welke, als ene vu Stelende pest, n derzelver midden heerscht, gewaagd te hebben St hyPzyne gezegden met het voorbeeld van ous eigen Vaoenand, op deze wyze: En, p nulla fides diSlis, ft falfa locutum Fortè putes , uilasve diu fi fimplice viclu Ptsfe vigere, probis & vivsrc moribus urbes,  IjS D. J. VAN LEKTNEP, RUSTICATtO MANPADIC4, I nutte & cafu monitus mihi ere Je tuoruml Scilicet We vetus Pelago dominator, Iberum Qjd Jolvit cervice iugum, fórtisfimus ar mis. Europa atque Afia olim ftupor cif cura , Batavus, llle iacet, maris oblitus regnique prioris. Nempe tot heroüm fuboles, florentibus annis , Spes patrne, ( jinat ipfe.) diem traducit inerti Luxurie invenis; confumit inutilis tevüm, Nil lawlis patriave memor. qua fiïta voluptas Nulla datur . p,riisfe fibi mifer autumat horam, Femineum variis jolers imitatur amiétum Fe/li bus. hac , gaudet ,fi quem fuperaverit arte, Mollitieque nova ft Laïda vicerit ipfam. Nempe vides, Bittere, vides; tua nempe propage, Debilis it, metuitque pedem ne ojfendat eundo ! Ergo ubi nunc cdebrata fiies; ubi prifca decoris Cura ? dies fomno, teritur nox toia choréis. Hac tarnen , {heul memorasfe piget.) hac arte puellis lam fold placuisfe poies. venit alter, honeftis Jmbutus ftudiis, at qui fallacibus uti Blanditiis non novit, amans; minus illeperitus Ad cithara fait are modos, minus We protervus : Infelix ! certam properas quid obire repulfam ? Plura feil indé kilaris celebrantur commoda vita , Quls, nip? in urbe , frui nulli datur: accipe, dicam, Inftruitur nimio regalis menj'a paratu, Menclicosque iubens fecum cccnare clientes Bives adulantis dominus praconia rnrbc Godsdleii ftig, verftaudig, Volklievend en onbaatzugtig, Charaftervan den braaven Samuel, ais Regeer in Ifraël befchouwd, contrasteert hier, ten ftcrkften, met de laffe, onedelmoedige en baaczoeken de, geltemheid zyner Zoonai, die, zonder gevoel van Godsdienlugheid, het goede, dat nog in hun hart mogt huisvesten , verlokken, en door den invloed, dien zy hunne Huisvrouwen, die als trotsch en heerschzugtig , of gierig en wellustig, vvorderï voorgefteld, over hen haten gebfüiken, gintsch en weder worden geflmgerd , zich dc fchreeuwendfte onregtvaardHieden veroorloven . en hun en hunner Vrouwen geluk , of voorfboed. ten koste van het welzyn en het regt des Volks, tranen te vestigen: doch dat alles op hunnen eigen ondergang uitloopt, en met hun verderf eindigt. Eene fchiiderye, die zeker verdient geftadig voor het oog te hangen van aileu, die met een.g bewwd, over Lands- of Volksbelangen, verwaardigd wor- Wondcrlyke Ontmoetingen van jerome sharp, op zyne Reizen door Frankryk en Engeland. Te Harlingen, by V. van der Plaats. In gr. %vo. 176 bl. Het zal ongetwyfeld veelen , die dit boek gekogt hebben ol 111 handen genomen, om het te leezen , gegaan zyn ' gelyk ons; wy dagten 'er eenige, zogenaamde, avontuuren , en gevallen van eenen meer of min koddigen aart, in te zullen leezen: eu ziet daar, wy vonden een Natuurïyk Toverboek zo als men zulk foort van Schriften gewoon is te betitelen ' . De Opfteller geeft het ook als zodanig op, terftond in zvn Voorbericht en vent het ook dus uit, biykeiis eene uitflaande Plaat, niet figüuren, ter opheldering van kunstjens, of, zo men t liever wil, proeven, op welke hiei en daar in het Werk zelf ge weezen word. Nieuwigheden; öf nieuwe waarheden, ol / geen nog nooit in 't Nederduitsch is gedrukt, hebben wy zo verre onze kennis aan foongelyke boeken ftrekt , 'er niet 111 ontmoet; ondertusfehen verdient dit Stuk eene plaats onder Werk.end van deezen aart.  ALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN. fy O. Wanvars, 1796. /» «v», 3*7 «• Txit laatfte Tiental der uitgegeven ftokely^Red^ Ij voeringen van den Eerw. hulshoff is var aderen ~ Stolfe des Oordeels CMattb. XXV: — ,r^.„V;l„ 't «ifde Onderwerp O Kor. V. 10., ; Tweede Vervolg <^&|&« ^ 'TT 7-10) É»« Voorfpraak; ter &ug des*H. Waterdoops (Hand; I; 37-39-; Slanfe een g=<1^^ H,^) MeesterlyJ wordt, w ^ /Jf in haaren ^^.^^^«^ |°wt|l„^^ftg5e Deugd,-in haare S?eV„mvoor1eder SSgfAS a-een. TV Stellingen, welke hulshoff in de drie voigenoe Kedenvoerrnfen Stoft des OordeeIs ten opfchnft hebSe, poog? te ftaaven, ^^3^^^- LETT. 1797- NO. 4.  i42 a. hulshof p alleen afgezonderde, maar ook overgeftelde, Toeftandeir' overgefteld als in en buiten het heerlyk Koningrvk, over-' gefteld als Leven en Dood, als Behoudenis of Verderf als Zaligheid of Verdoemenis, (bl. 379.) " ,3. De grondflag en het richtfnoer deezer Hoofd verdee-■ Uns in Behoudenen en Vertoornen; de zaak, waar vani wel tri wee zal afhangen deeze zaak is, die deni naam draagt van — geloof, (bl. 392.) 3. De beweegredenen om de Zonde' te vlieden, en deHeihgmaaking na te jaagen, behouden, intusfchen, haare: heilzame krachten. Zij die verloren gaan, om hun ongeloof (of het met bezitten des waarcn geloofs) kunnen 1 nimmer voortgaan in zonde, zonder zich zelve grootliiks te befchadigen; want, behaiven het algemeene van den rarnpftaat, hebben zy nog te vreezen voor afzonderlvk ltraffen , zodat in den Staat der Verdoemenis bvzondere • trappen zullen plaats hebben. De Gerecht vaardigden door : het geloof zullen, als Erfgenaamen van het eeuwige leeven, nog daarenboven byzondere vergeldingen ontfan«en naar maate van wel doorgeftaane beproevingen, naar de veelheid en grootheid hunner goede werken. Deeze vergeldingen komen niet, enkel als natuurlyke eevolgen van ruimere vatbaarheden, op Aarde verkreegen , door meerdere vorderingen in Heiligheid, vóór hunnen overgang; maar zy komen als Heilige weldaaden, enkel afhangende yan den bepaalenden wil des Almagtigen, die behaagen fchept in alle goede, Ichoon gebrekkige, werken der Geloovigen, m zoverre die werken voortvloeiien uit de zuivere bronnen van wederliefde, dankbaarheid en onrechte zucht om den Schepper te verheerlyken, veraangenaamd wordende door Christus zeiven, die de gebeden der Heiligen met zyn eigen reukwerk voor God doet opklimmen, (bl. 430—436.) De eerfte Stelling wordt behandeld in de Redenvoering over Matth. XXV: 31-46. Op den Text wordt in zo verre fhl geftaan , als dienftig is om hunne misvatting aan te wyzen, die zich, op de befchryving, daarin vervat, beroepen, om te beweeren, dat 'er ten dage des oordeels niet zal gezien worden op regtzinnigheid of onregtzinnigheid van geloof en leerbegrip, maar alleenlyk op de werken , op het daadlyk gedrag en leven in deeze tegenwoordige waereld: en ten dien einde veronderftellen, dat 111 den Text bedoeld wordt, de laatfte en algemeene dag des Oordeels, waarop alle menfehen, . uit alle eeuwen  kerkelyke redenvoeringen. 143 wen en gewesten, gezamentlyk moeten voorgefteld WMetndeeze veronderftelling fchynt, volgens hulshoff, te ftSden de gelegenheid van dit onderwys, de plaatzing hv dfv"rS«^ gelykenisfen, de betragtmg en vetwaar- loozing aaup^ „eheeie menschdom in twee Stan* ^t^^heïSn8^!. Maar of ft.lt ma. dat he gezegde zin den Text toepaslyk ^ op het aanttaande Oordeel zo kan hetzelve, volgens hulshoff, met be eunftisen het gemelde gevoelen der Beftryderen. ■-■ » De f7f — 'o" Srbepdaa?dVS^ der lettel de meSn niet kunneS gefcheiden, wog STn twee hoopen van geheel bermhartigen en geheel & SnSl^;de n?aar ft woord e U.7 is hier niet redengevend, maar £ s^eft alleen te kennen, dat het reeds vooraf gezegde, weoSf de verdeeling in twee foorten, nu nader verklaS en opgehelderl zal worden, gelyk wy 't ook we bv een gevolg voegen, wanneer wy zeggen: „ Het is ythans wintertydr want fneeuw en ys liggen op de " HieSdë St ÏulIISf "de tegenwerping der zulken, A^TTerzcenLg niet waardeeren, opgelost, m zo verre die eie ver^"'\'&, fteunen op de woorden van den ^1VmarSayal 'hy ItZghkhfid aantoonde van eene ' La voorgeven geenzints begunftigt, C Het tornt ons voor,dat hulshoff, in de veAlautag; der hpfchrvvine, door hem zeiven befchouwd als^nnebeet. dt enveel zweemende naar eene gelykenis, den uitlegkunaigen'egel niet hebbe in agt genomen; volgens welken in gelykenisfen, meer na het groote doel, dan na de SekSis van alle kleine omkleedzelen of byzonderhed&n, St gezocht worden. Wy kunnen het met den naam geeven van gezonde Uitlegkunde, wanneer men «ojp  r4+ A. HULSHOFF zift, en zo alles buigt naar opgevatte gevoelens, als in de aanmerking op het woordje want blykbaar is, 't welk geen eenvoudig Bybelleezer naar hulshoff's uitlegging zal opvatten hoe vernuftig ook het voorbeeld ter opheldering door hem verkozen zy. Verders verbeelden wy ons, dat de Beftryders de mooglykhetd van eene andere en goede verklaaring misfclnen met ontkennen zullen, fchoon zy die van hulshoff onder de aanneemlyke niet rangfchikken , om dat dezelve , gelyk nader zal aangewezen worden , zo men het grootst gedeelte des menschdoms buiten fchuld niet uit wil fluiten van de zaligheid, tot dezelfde onaerymdheid leidt, welke hulshoff beftrydt. Zy zullen zich ook met kunnen overreeden, dat in de moogfokhcid eener andere uitlegging de onwaarde van de hunne opeefloten ligt; en zullen, ten minften, als geen afdoend Êezwaar tegen hun gevoelen aanmerken , 't geen hulshoff oppert, als hunne hoofdftelling, van welke hy het onbeltaanbaare aan 't licht brengt op deeze wyze: „ Zo de werken de regelmaat des Oordeels zullen uitmaaken, dan moet alles in de war loopen. By allen is en blvft een mengzel van goed en kwaad , in oneelyke evenredigheid ontelbaar zyn de foorten, van den aller- flegtften tot den allerbesten op Aarde Zy gren¬ zen zo na aan elkander , dat men, tusfchen de naasten , byna geen onderfcheid kan befpeuren. Hier mede moeten de Clasien der vergeldingen overeenkomen, die ook even na aan elkander paaien. Men neeme nu, dat het zedelyk goed en kwaad, door een, na genoeg, even groot is in de waereld. Het gevold is dit : Naa de uitvoering van het Vonnis, ftooten de gelukkigen en ongelukkigen in het midden aan eikanderen. Ware de minst booze (gefteld 'er waren duizend ioorten) een dmzendfte deugdzaamer, of de minst vroome een duizendfte ondeugender, of gebeurde dit allengs- kens dan zouden zy het Koningryk veiwisfelen nier het gewest der Verdoemenis; zo onmerkbaar wordt hier «et ondedcheid, dat zommigen zeer zouden twyffelen of zv zich in de Hel dan inden Hemel bevonden, enz. (bi. 564) " V ,M,et .de ongeveinsde vyanden der Openbaaring, wier belydenis voorgefteld wordt (bl. 365 en 366.) wil hulshoff hierop met in het ftrydperk treeden. De andere tegenftreevers, die nog wat meer ontzag aan Godswoord zullen betoonen, ipreeken, ter wegruiming van 't bezwaar we-  KERKELYKE REDENVOERINGEN. ï*5' wegens duizenderlei ftanden, veel van Gods foegeeflykSq — doch, Hoe zy 't ook maaken, hoe zagt de behandeling gefteld worde in den dag des Oordeels — die toegeeflykheid Gods moet naar vaste regelmaat wer1^1 'er zal toch een ftrafvonms worden uitgebragt, over' eenigen , in den text by Bokken vergeleken , en dus £het üot mets anders, dan dat men wederom tot de vorige onïrvmdheS vervalt van menigvuldige aangrenzende ftlflTm dit rnoet loszinnigheid by Hoogmoedigen — vrees vooi rampzaligheid by waare Godsdienfligen voort- brengDe H. Schrift, intusfchen, geeft opening, uit dien doolhof, lor te wyzen oP twee ftaaten, zo togen elkandej over gefteld, als leven en dood — behoudenis or verderf, zaligheid of verdoemenis (bl. 367- 37 jO Knrfheidshalven, moeten wy het tnans aan net iw* dcnkS^^ ier onder'zoekhevenden overlaaten om te beno deekn in hoe verre de doorgaande voorftelling tel V. %JhrS wegens twee afgezonderde en overgetelde ftan*ï vinbefrving, nameiyk, en ontbeering ofmtilui mg nn 'de eeestlvkc voordeelen des Mesfiaanfchen Ryks, moge toeS t worden op het toekomend algemeen OorTF c^de verwachtingen der menfchenkinderen ? Wv'merken het volgende aan: zo men die voorftelling Sn toeSslvk maakt aan den eenen kant op de waare relnovSeS en aan de andere zyde op Naamchristenen, op SJ2 en die de oogen voor het licht des Euangehums S f dan bfyft toch de zwaarigheid van memgerïei aan, mer door dat lich omi^"!^^^^^ blee- deel kunnen t^enjan Jen^eHo^^w ^ eigendom en erfdeel, van> Christus gewordent — Maar /dit de ^^^^Z^^SiS^ ^S^^^^^t hadden kunnen SïffU.,; geloovigen ft % Christus hier gekend handen 1 ol alleen, om oarzy  I4J. nok iri 'algemeen gefproken van Rechtvaardigen en OnrSSvïïrfflgenT^nder dat wy daarom gedrongen wor. dÏÏflecht i aan twee clasfen te denken; terwyl de bepaa, Sn" der grens lyn tusfchen deezen, door het geloove,^ts melr dLg eene aangenomen doch onbewezen veronderftelw i Wy, die hier als dóór een duister glas zten. tn tïï?aanzienvan het toekomende, «i JCT «!» *«£ /?« Jeenï bepaalde openbaaring hebben,, zullen, voorSèrf nooit uï den doolhof vin verwarring gered wor. Sn wanneer wy ons verbeelden de handelwyze Gods, tu eenTScK , die door berekening van alle goede boeSSheden en bedryven tegen de verkeerde en zondil 5Sni naa aftrek of by voeging, eindlyk de fom ten g nr o? nadeele: vindt. - Maar waarom zouden wy ons Tn vermoeien^met deeze dingen fyn uit te. pluizen, wcfl u^vTin deeze zyde des grafs nimmer diep genoeg^ul,ke dnnSronden% Kunnen wy dus, met behulp eener goede mSu^^geeHy weïschten, niet volledig op losfen, wy\ ten miniton, geene willekeurige^paahngen maTto, om ons uit de zwaarigheden te redden, zo die K. 4  H8 A. HULSHOFF, KERKELYKE REDENVOERINGEN. bepaalingen, in andere opzigten, ?ich met t*a* baaring geenzins laaten vefee^en E ™t w °p-"' toepasfen 't eeen miT*»™» g • Ylag nien bier nier . ha4n, nopefds de^^£Lv6> %*^Leerreden voor- „ moedig zwygen. De fcSef ze te S'rS?. °0'" (Het Slot deezer Kecenfie hierna.*) /« jr. 8W. 6. bl. è^.%.^^'va^ff- nachtofïer v^degeSen !w k naderiand mede een 37«7 geworden kKh\ ° burgerlyke onlusten van nieente, (waaraaV 5? f ne Rotterdamfche Gewedergegeven 0 immel ° by^gilot deT^'^ mS vee e anderen niet «,ei «7^1 T- £, deeI derzelve, en nen voorllag tot vereeniS oi g m \om den ?edaa' ïyk, en (bVmrtS^I volftrekt onaanneemete wyzen. Y S e" geest van het Christendom , af vervolgends ,taten? rfadSfn^Ti W#« Ivken mhoud, bewTerd S • ll^'e ing van de° za#* terpen der ^^g^*^^^.^ tyen en gevoelens, In ingenopen?S^fSS fö-  j. j. I/E SAGE TEN BROEK, KERK. REDENV. 149 foneele zwakheden en gebreken, waaromtrent men echter nog eenige nadere bepaalingen,.als daar is deeze , dat die zwakheden en gebreken niet ftryden moeten met de zuivere Genadeleer van Jefus Christus, noch met de zuivere beoeffening van alle onze Christenplichten, zoo als die ons duidelyk en uitdrukkelyk in Gods Woord geleerd wordt, behoort in acht te neemen. Daarop volgt eene breedvoerige beoordeeling van het voordel der Remonftrantfche Broederfchap , waaromtrent deRedenaar zich, bl. 38., 39,dus uitdrukt: lkverklaar openlyk, nelberaaden , vrymoedig, oprechtelyk en zonder eenige geveinsdheid, voor God en zyne Gemeente, dat ik. tot luik eene vereeniging, m eeuwigheid, myne toeftemming niet geeven zal. Die zelfde verklaaring verwagt ik, met alle reden, van alle myne waardige en geliefde Ambtgenooten, en van alle onze Eerwaarde Ouderlingen, en ik mag,, ik moet ze verwagten, van alle eeriyke Leeraars en Opzieners der Hervormde Kerk, die zich niet geveinsdelyk onderworpen , maar, met volkomene overtuiging van de waarheid , de leer van ons Genootfchap beleeden en gepredikt .hebben, en dus die leer, van aanfeher harte, zyn toegedaan. De gronden, waarop de Eerw. ten broek deeze zyne verklaaring en verwachting bouwt, zyn de volgende: 1 De leer der Verdraagzaamheid, zoo als die te voren verklaard is, laat geen vereeniging toe, dan met zul ken, die in de waarheid zamenttemmen. a. Allen , die at wyken van de waarheid, zoo als die in de kostelyke Formulieren van Eenigheid is uitgedrukt, waaraan de Gereformeerden , ook m weerwil van alle burgerlyke veranderingen , verbonden blyven, kunnen van hun niet voor broeders in Christus erkend worden 3. Men kan, en moet, de welvaart en den bloei der Kerke van Christus trachten te bevorderen, zonder allerhande keringen m t Genootfchap, waar toe men behoort, toe te laaten, t geen dezelve integendeel tot groot nadeel zou vertrekken. 4. De Leeraars zouden ftrydig met Gods bevel, van wien zy tot den dienst beroepen zyn , en met hunne verbintenis aan de Gemeente, handelen, byaldien zy met een Genootfchap, waarin dwaalingen geleerd worden , zich vereen i 2 den. Over deeze en geene byzonderheden heeft zich de Leeraar, in eene uitvoerige Voorrede, nog eenigzms nader verklaard. Hier brengt hy de^ zuivere Leer des ChristenK 5 doms  Ï5<3 J. J. tE SAGE TEN BROEK doms tot eenige voornaame hoofdpunten, die erkend moeten worden van allen, welken hy de hand van broederfchap zou willen toereiken, bl. 7—14. 't Geen da-r wordt opgegeven, is, naar 's Mans oordeel, alleen de waare, door God zelf duidelyk geopenbaarde, Leer Daarvan wyken'de Remonftranten af, en men kan zi'ch des te mmder met hun vereenigen, om dat zy zoo wel in d<» beoeitemng van Jefus Godsdienst , als in de leerbegrip"pen, van de Hervormden verfchillen. Men mag het zuivere met het onzuivere niet vermengen. Indien nu alle Leeraars der Hervormden de gefchilpunten, die hen tot hiertoe van de Remonftranten en andere Chnstelyke gezindheden afgefcheiden hielden, zoo *ewigtig keuren, en het wezen van den Christelyken Godsdienst zoo naauw, als in deeze Kerkelyke Redevoering gefchiedt, bepaalen, en indien alle Leden van 't Hervormd Genootfchap, even als ten broek zegt, bl. 30, dat zy gedaan hebben, aan hunne Leeraars de bewaaring en verdeediging van Jefus Genadeleer, overeenkom/lig de bezaaiingen van hun Genootfchap, de bewaaring, aankweeking en bevoordenng van hunne eensgezindheid en vrede, in'die Leer gegrond, blyven toebetrouwen, dan mag men vastftellen, dat althans de Hervormde Kérk, gelyk de Redenaar ook van zyne Gemeente verwacht (bl. 61), niet ligt in 't minde tot de voorgeflagene vereeniging zal toetreden Doch welhgt zullen allen, die uit overtuiging van hun hart gereformeerd zyn, maar zich door geen menfchelyk gezag laaten verblinden, niet zoo aanflonds aan alles, wat fh deeze Leerrede ter neder gefteld is, hun zegel hangen Ervarene Schriftverklaarders , van naby bekend met de waare bronnen eener gezonde taal- en uitlegkunde der gewvde Schriften, en geoefende Bybeileezers, die onderfcheid maaken tusfchen 't geen de woorden kunnen en moeten beteekenen , zullen nog al zwaarigheid maaken, om dat alles,wat de Eerw. ten broek, in de Voorrede, op een bcfiisfenden toon, als de van God geopenbaarde, en wel duidelyk geopenbaarde Leer doet voorkomen, (b. v. dat Jefus Christus in de plaats der Zondaaren alle 'ge'hoorzaamheid der wet vervuld, en alle vloeken der wet gedragen ^heeft, dat 't gantfche leven, lyden en fterven van Jefus Christus geheel en alleen daartoe gediend heeft, en dat daarin eene eigenlyke, waare en volkomene, genoegdoening aan de Godlyke gerechtigheid voor Zondaars is aangebragt, dat God door 't Euangelie aan Zondaars verklaart ,  kerkelyke redenvoering. 15* klaart, dat Hy hun de gerechtigheid van Jefus Christus lü toerekenen , dat God >t geloof niet in fommige menfchenvoorzien en vooronder/leid, of het zelve als eene voorwaarde geëischt heeft, welke de mensch van zyne zyde, en dtor zfne vermogens, met de hulp van Gods Geest volhrenél mest; maar dat God van .alle eeuwigheid die Sonen, die'zalig zullen worden, in zyne liefde gekend S ten eeuwigen leeven verordineerd heelt, en in hun door Ivnei Geest dit geloof werkt, enz.) om dat alles zoo ontwvfelbaar daarvoor te houden, en niet zoo ftreng oordeelen over anderen, die, wanneer zy, zonder aangenomenfchoolbcgrippen vooraf te raadpleegen, de BvbeUeer onbevooroordeeld nafpooren, dezelve met zoo gekunfteld Sen, en hunne byzondere leiding van gedachten over de geopenbaarde Leer, hoe gegrond zy hun ook mogen toefchvnen , van de Goddelyke Leer zelve, zoo als zy m Gods Woord geopenbaard is, altyd zorgvuldig onderfcheiden Vrede- en vryheid - bevende Christenen zullen nog altvd blyven meenen , dat de meeste verfchillende. Ge^nntfehaonen der belyders van éénen Heer, door ieder ïïï zyS kant"wat meer toegevendheid en edelmoedigheid te gebruiken, nader by eikanderen zouden kunnen komen, en zich innig bedroeven, wanneer zy deeze ftreelende lioop, door zlodanige vereeuwiging.van ontftaane Kringen, als deeze Kerkelyke Redevoering begunftigt, voor een groot deel in rook zien verdwynen. . Nu nog iets van den kunfteloozen, maar hartelyken tnVJ van des Leeraars voormaaiigen Ambtgenoot t.scharp, dien wy voor deeze Kerkelyke Redevoermg geplaatst vinden, waarvan men alleen deeze volgende regels behoeft te leezen Dat noem ik heldenmoed, dat noem ik onverfchrokken, Ten tvde van gevaar, in Sions bres te ftaan; De list der Rabfakees, die ons ten afval lokken, £n 't half Asdodisch plan van Gefem af te Haan. men behoeft, zeggen wy, maar deeze regels te leezen, om^vefbaa d te forden over de harde en onchnstelyke oordeelvelling van een Christen - Leeraar, over eene mosevk ontvdige, doch, zoo 't fchynt, welgemeende fo|ng d?r Remonftrantfche Broederfchap , die zeker niets minder verdiende. Hoe veel beter had scharp gedaan, door, in den tweeden druk, deeze lastertaal, a s de  igtS J- J- LE SAGE TEN BROEK, KERK. REDENV. vrucht van een onbedachtzaam oogenblik, te ru* te neemen, dan, door zich, m eene noodwendige aantïckcnïn* de SÏShS^S^^^-^ StafiS |™£z^^^^^ FS* Brieven aan enen Vriend, over den Brief der Re monftrantfche Broederfchap, aan de Leer aar en en 0% zteneren der Proteftantfche Gemeenten in Nederland Door dirk cornei.Is van voorst, Predikant ndr m. ae muyn, 1797. In gr. 8vo. $8 bl. Tn zynen eerften Brief maakt de Eerw. van voorst 1 eenige aanmerkingen op het Adres en het Onderfchrift van den Brief der Remonftrantfche Broederfchan Sl meent, dat men het fchryven niet flegtsaan' de EierSïs en Opzteners, maar aan de Proteftantfche GmSmSS ve, hadt moeten mngten, als welke, over de"vóoSa-enê Vereeniging, hadden moeten gehoord worde™ ëmli fs dit met eene gezogte zwaarigheid ? Immers mag niet van de Remonftrantfche Broederfchap onderfteld wollen met haare eigen begrippen zo verre overhoop te le^èn dat zy 111 de Beftuurders van Kerkelyke GenootfchSn een gezag zou erkennen, waar tegen zy zTch,ten fan Z1en van het burgerlyk bewind, volgens^e e"cn "eken tems van van voorst, zo ernftig aankant. ÊSne GeméeS ™™SÜ^at * Re&SSd ot-meernen ze ve voorat hadden moeten gekend p-pu/pmizyn , en het alzo b yken, of de Leden , over*t geheel »1 de aangebodene Vereeniging bewilligden. Op het tvdlyk belang van Leeraaren van Gezinten , die zich met fJte?°f\™tm l°udJ willen verbroederen ^ wordt deeze bedenking gebouwd. Van voorst , eene Contn revolutie als mogelyk onderftellende, meent, da zul e Leeraars, me door hunne Gemeenten tot de VercenSff niet gelast waren onder verbintenis van hen tXI onderhouden, wat 'cr ook 't eenigen dage voorviel S de flagtofters van hunnen onberaaden ftapgZOuderTkum eg, worden, indien zy geene verzekerin* had^n v», » S monftrantfche Broelerfchap dTnS^^M zullen vinden. Deeze kennisgeving is «pM^T. ^ i Brief, eer hy verzonden .iS^"dfgSHfe$ Ker-  d, c. van voorst, vier brieven. 15J 1 Kerken voorgeleezen. Ten aanzien der jongstberoepene Hervormde Predikanten te Amtterdam hebben wy,meer dan eens, na genoeg dezelfde bedenking hooien opperen, raakende het gevaar, hun tydlyk beliaan van eene mogelyke Tegenomwenteling dreigende. Gelyk wy van heeler harte wenfehen, dat Do. van voorst voor dat mogelyke gevaar moge behoed worden, vertrouwen wy tevens, dat de voorgeüagene Vereeniging, indien zy ooit tot ftand koome, niet op zo losfen voet zal worden aangegaan, dat eenig Leeraar daar door van zyn tydlyk beftaan zou kunnen ontzet worden. Op het Adres des Remon- ftrantfehen Briefs , maakt van voorst in zynen volgenden nog verdere aanmerkingen. Volgens dezelve behoorde de Briet niet aan de Gemeenten geaddresfeerd geweest te zyn , maar, volgens den aart der Kerkelyke inri^tingen by de Hervormden, het bewuste Voorftel, in de eerfte plaats, by de Synoden, en van daar, wanneer het aanneemelyk wierdt geoordeeld, tot de Clasfen, en vervolgens tot de Kerkeraaden en Gemeenten, gebragt te worden: invoege, dat, indien, buiten zulk eene wyze van doen, eenig Hervormd Leeraar zich tot Vereeniging inliet dezelve niet alleen trouweloos aan zyne verbintenis zou'worden, maar ook, in de plaats van'Vereeniginge, eene Scheuring zou bewerken. Wyders ftaat van voorst ftil op het ontydiqe van dit Voorftel. Zou men, vraagt hy wel ongelukkiger tydftip kunnen uitdeuken, dan het tegenwoordige, om zodanige Vereeniging te willen bewerkftelligtn ? Te meer nog, daar de Schriften van den Remonftrantfchen Leeraar c. rogge, in welke, fchryft van voorst , ons Kerkgenootfchap in 't geheel met in een gunftig daglicht wordt geplaatst, zeer veele gemoede- ' ren vry ongunftig doen denken over de bedoelingen dier Broederfchap. Het doet ons leed, dat een Leeraar des liefderyken Euangeliums van christus, in een oogenblik, vertrouwen wy liefderyk, van onoplettendheid, zich deeze uitdrukking heeft laaten ontvallen. Hoe! de Remonftrantfche Broederfchap zou eene algemeene Vereeniging voorilaan — en zy zou, op dien zelfden tyd, bedoelingen hebben, die tot ongunftige denkbeelden, wegens haar, aanleiding geeven! Door welk eenen Bril moeten die arg- denkenden rogge's Schriften geleezen hebben? In den derden Brief antwoordt van voorst op de Vraage, wat het gevolg zou geweest zyn, indien de Remonftrantfche Broederfchap zich rechtftreeks aan de Gemeenten * hadt  Ï54 D. C. VAM VOORST, VIER BRIEVEN. hadt vervoegd. In 't algemeen is hy van oordeel, data de Broederfchap, dus de Gemeenten buiten de Leeraars si onderfteld wordende te kennen, niet in ftaat is, tégen tl de eerfte regels van Volksvertegenwoordiginge zo re^el-J recht aan te handelen. Doch zulk een ftap, zegt vani voorst, is onnoodig, dewyl het elk eenen vry ftaat, zichi by de Remonftranten aan te geeven: waarby hy, evenwel, den raad voegt, dat alwie aan zulk een aanzoek het oor leent, vooraf, zyne Leeraars behoort te raadpleegen. Voorts betuigt van voorst zyne verwondering hoe men thans , in deeze dagen van Vryheid, met zo i veel yver op eene Vereeniging kan aandringen: temeer daar de ondervinding leert,hoe, ten allen tyde, elke pooging ter Godsdienftige Vereeniging oly in het vuur was Ook dit, zegt hy, zou nu het geval zyn, indien de Broederfchap meer poogingen tot eene Godsdienftige Vereeniging aanwendde. 't Geen, eindelyk, de Eerw. van voorst in zynen laatften Brief aanmerkt, over de Vereeniging der gemoederen, door de Broederfchap insgelyks bedoeld, ademt den Geest van den Euangelisch-Vredelievenden Christen. En wy zyn van oordeel, dat, indien alle de Leeraars en leden der onderfcheiden Gezinten eveneens dagten, aan eene nadere Vereeniging naauwlyks zou behoeven gedagt te worden. Ook zyn wy het eens met den Leeraar, dat de Remonftrantfche Broederfchap, eene nog nadere Vereeniging fchynende te bedoelen, het niet moest gelaaten hebben by de bloote uitnoodigino- tot eene Onderhandeling. Daar eene nadere dan broederlyke Vereeniging, wat de wyze, ja zelf de mogelykheid, aangaat, aan veelen bedenkelyk voorkomt, immers in den tegenwoordigen tyd, zou men, omtrent het een en ander, eenige nadere inlichting met reden mogen verwant hebben. ö Andwoord op den Brief der Remonftrantfche Broederfchap, aan de Proteftanten ; door een Leeraar' der Hervormde Kerk. Waarin beweezen word: Dat de bedoelde Vereeniging van alle de Proteftanten, in dit Tydftip, onuitvoerelyk is. Te Amfteldam , by M. Schalekamp, 1707, In gr. Uvo. 18 bl. * * „ Tïyaldien iemand den Seftegeest haat, byaldien ie* „ JJ mand de fchcuringen in de Kerk van Jefus Chris- „ tus  ANTWOORD OP EEN BRIEF. 155 i tas afkeurd, en zich over dezelve bedroefd, byaldien iemand de eenigheid des geloofs, door den band des • vredes, wenscht herfteld te zien , byaldien iemand de " waare en hartelyke verbroedering, zo mogelyk, var» - alle Christenen, als de zegenpraal van den waaren " Godsdienst, die niet in woorden maar in kracht, ui " ^loof, hoop en liefde, beftaat, befchouwd — zo ben ik hef" dit getuigenis van hem zeiven geeft onze ftervormde Leeraar, wiens hart, als zodanig, de Remonftranten „ Broeders, zeer verongelykte Broeders noemt* Naa eenige aanmerkingen omtrent het onbepaalde der eisenlyke^bedoelinge van de voorgeflagene Vereeniging, hert hv daaraan den zin van eene zamenfmelting van het aeheele Proteftantendom in ons Vaderland tot een eenig Kerkgenootfchap. Hoe wenfchelyk m zich zelve, als onuitvoerlyk, in den tegenwoordigen ftand van zaaken, befchouwt onze Leeraar zulk eene Vereeniging. Het bewys daar voor meent hy te vinden in de gefteldheid waarin zich St Hervormde, Lutherfche en Mennonietfche, Kerkgenootfchap thans bevinden, waarvan hy eene beknopte Ichets Seeft Het tafereel, welk hy van zyn eigen Kerkgenootfr'hao ophangt, is zekerlyk • voor eene Vereeniging met berekeiT , Byaldien Gyl. (fchryft hy) van oordeel 7vt dat de verdraagfaamheid in het Hervormde Kerkge" nootfchap een heerfchend gevoelen geworden is, dat men " daar over het algemeen rekkelyker denkt, dan;n L' vroegere tyden, misleid gy U! — de geest van KetS temfakery is noch in het zelve heerichend , en het zyn, " in verpelyking van het overgroot getal die den ouden " flenter voïgent flegts weinige Leeraaren en Leden dier ' Kerk, die verdraagzaam en rekkelyk zyn.' — Enel!te£? Leest de Llmmata van elke Chnstelyke Synoi„", _ daar zult gy u en de Mennonieten, met heicl Sr en rocx, enz. op de lyst der Ketteren gepletst " !:inden. Gebruikt uwe oogen en ziet , en Gyl. " zult overtuigd worden, dat de wegen tot bevordering " in het Hervormde Kerkgenootfchap (met weinige uit" zonderingen evenwel) zyn, oyejdreeven Ortodoxie, dweeper? en onverdraagzaamheid." Wy hoopen, dat deeze fchets eenigzins overdreven zyn zal ; waaromtrent wy evenwel ons geen bellisfend oordeel kunnen aanmaa ieen Bv de Lutherfchen vertoont zich insgelyks geen zeer gunftig vooruitzigt op de voorgeOagene Vereeniging; waarvan het onlangs voorgevallene te Amfterdam getui- ge-  antwoord op een brief. gems kan draagen. Een weinig gunftiger ftaat de kans omtrent de Mennomten, immers omtrent zeer veelen vin dezelve. Maar ook hier is het niet volkomen helder: „ lk erken, (fchryft hy) men heeft onder de Mennonie„ ten gehad, en noch, de uitnemendtte, de verlichtfte „ de Ichinerendfte Leeraaren en Redenaaren; maar weet „ Gyl. niet (voegt hy 'er nevens) dat de zucht voor de „ Urtodoxie juist tegenswoordig bezig is, met maatre^e„ len te beramen tot bewaring en herftelling der gezonde " 7?ïe u~7 dl handelwyze. ^nkA TSch^riie?voorbeeld gegeeven hadSenDvan gelyke befcnïïfiiheid en welgemanierdheid! Het SJ ïedeelte der Aanmerkingen van den Eerw. kist opgevat, „ ™x™'™h™*totL, aan ons zeiven eti „ de ? 2tór v*fa voor zyn, „ dit ons bedeit overgelaten, li even_ ligtelyk toe^ffheUen, Qm vfsz^r\htid in eene wel waardag zyn. Het S^w klem, « ^ genoegen leezen. ~ voegen^ ler n | aan den UitIchryver, die zich E. D L^noer«etK , Eerw. K,sT geever de vryheid heett gegeeven, »nP= weeten, aan. eeni« belang mogt Hellen in zynen iNaara ie wc=«. , deeze begeerte te voldoen. cht« JU 3  l6° p- J- KASTE LEYN, ENZ., Chemifche en Phyfifche Oefeningen, enz. enz. Door p t kasteleyn . Na deszelfs Over lyden vervolgd door n. bondt , Med. Doel. en Hoogleeraar in de Kruidkunde te Amfterdam, en j. r. deiman , Med. Doti. te Am/Ier- few-^ Stf ' Te Lcïden> h Honkoop en van liflelen, 1797. /« gr> gw> IOg bL v TAoor een te groeten overvloed van doffen, van een meer algemeenen fmaak, zyn wy maar al te dikwyls yerfitnderd geworden, om van de zo nuttige en wel uiigeEriSn a ]v dC1' Cheraifcbe en Phyfifche OeffeninwnrrTf , Heer^KA^TELByN, naar hunne waarde, gewag te maaken. Met alle hoogachters van kunde en vfvt beaeurden wy den , voor den voortgang der Scbe dkunde m ons Vaderland, zo noodlottigen dood van kasteleyn; wy hoopten, echter , dat de Heeren bondt n?-r w«ian §emSu$ verlies door het vervolgen zynt Weiken zouden heelen. Doch, tot onze waare droefJoMnV v°°k ds ëeleerde en werkzaame Hoogleeraar Semk??,^ °n?frwaStst, door een ontydigen dood weggerukt, terwyl Dr. deiman zich door zyne menig- ï lPr e^hren 10 de ^mogelykheid bevond, om een Weik van dien aart verder te vervolgen. Hier door neemen deeze Oefeningen thans, met hètf^%"if£ waar mede het Derde Deel voltooid is, een einde. in dit Muk vindt men, in de eerlle plaats, eene Verhandehng van de Heeren deiman, paats van troostwyk, ™TT ?!» lauwerenbltrg , over de uitwerking desKwiks op het leven der Planten. In deeze Verhandeling word met een aantal Proeven beweezen, dat de Kwik, !,v een plantgewas geplaatst, hetzelve door zyne uitwaaslemmg binnen weinig dagen doet omkomen; terwyl Kwik, met de aarde, waar m eenige planten groeiden, gernsngd, tPtV% ïï" ,hin°«de. Deeze toevallige ontdekking deed deeze Geleerden verder eenige Proeven neemen, aangaande de vermenging der zogenaamde Oxides, of Metaalkalken, met gewoone aarde, en derzelver werking op den groei der gewasfen ; wanneer zy ontdekten, dat*het roodPreci- ClyanrK^rf £had?yk was voor den groei; terwyl Menie, Goudghd, Koperkalk, enz. geen kwaad deeden Hier op volgt eene Verhandeling van den Heer kirwan over de verfchillende zoorten van Mist? voor de verfchillende Landeryen. Dit Stuk is zeer uitvorii^S wTl uit-  CHEMISCHE OEFENINGEN. 1^1 2SS3S SAS W-annC/mnf vuu? onfdusTeel koolftoffe en weinig asch UltgClK d?e eeni-e gevallen uitgezonderd, geene zo te maaken, dl\'^™^-f k„n geeven. Ook toont de ge?lgT^hrwei d£a^koSl^ta^derhcid.de aarde leerde Schryver, dit aeliU" u verdeelden, en in wabevrucht wanneer zy, £grond S gebragt; waar ter oplosbaren, ftaat, m den g ^ ^ ^ wo£St uit men ziet» waarom eea»a^ voortbrengt: na, m&Kezogene vaste lucht, en de %aê^^» ^ee^eene^rr „ j0n Hppr uriignaïelli , over oe unj^ handeling van den ^cr mvg™ Zout - zuurom te fchiktheid van het Gedephiogist ^ - de dienen tot ^j^gS^^SS-, in evenredigsaussure, 02tdttlrl0m i,>ht welke het opflorpte , zuiheld ^S?^^^^ ,PdatPhetzelve vere lucht deea A kunnen dienen. Doch gevoegelyk tot een J^cbtnwetojo u£ o^elyke fterkte van onze Schryver betoogt ' g ^ f^^ deezen grond vatbaar zyn. L Ae eerile Beeinzels der ElecJriciteit, gefchiH S.T.^tL^T, Ata. .797- * i iaïma verhandeling, over eene ftoffe, die Deeze zeer kleineVe gf^J brdden aart is, vervan een zeer g^gtigen en ^ Eergt_ dient mg»£> ÏFK^bkXuS 1eere,der Ekftriciteit, volgen.  ïo* h. lugt, onderwys. de Frankliniaanfche begjnfelen, vraagswyze voorgedragen. Zonder nadere opheldering kan dit Stukje van weinig dienst zyn Ban;, daar de Schryver zelve betuigt, dat dit Weme alleen is ingericht, om te dienen voor zvne bvzondere Leslen, kan _ het, by eene zodanige plegenheid, mooglyk toteenig nut verftrekken. Kort Begrip der Algemeene Gefchiedenis, voor 'Vohge. Lieden. Door j. g. schröck. Uit het Hoogduinen. Met Planten. Ijle Deel. Te-Amfterdam, by T. Allart, ifqè In gr. Qvo. 456 bl. ' J Een zo nuttig als aangenaam toevoegzei ontvangt onze lchat van Werken over de Algemeene Gefchiedenis, in het vertaalde V\ erk, welks Eerde Deel thans liet voorwerp is, waarmede wy ons eenigen tyd onledig hielden. Volgens onze gewoonte, by het aankundigen van Werken van eenen eenigzins langen adem, moeten wy den aanle" , den aart, de llrekking, daar van vermelden. Hier toe Helt ons de Schryver, in Duitschland onder de beste Gefchiedkundigen met roem bekend, ten vollen in ftaat, en hebben wy, daar zyne opgave met de waarheid en den inhoud des Werks overeenftemt, niet meer te doen dan uit des Schryvers Voorreden te ontleenen wat ter 'volle kennisfe daar van noodig is. Met voorbygang van eenige byzonderheden, geeven wy dan het voornaarnfte op De geleerde schröck laat zich in deezer voege hooien. „ Twee myner Vrienden, welken Duitschland kent „ en hoogacht, en ik my niet zal vermeeten te pryzen, „ de Heeren weisse en reich , deeden my, voor 0111„ trend vyf jaaren, den voorllag, om zulk een Boel: te „ fchryven, als wy hier het publiek aanbieden. Zy meen,, den, dat het der jeugd, welke zich in de Gcichiedenis„ fen wil oefenen, van nut zou kunnen zyn, -wanneer ik, „ behalven een Leerboek der Algemeene Öe/chiedenis, „ welk ik toen niet lang geleden had uitgegeeven ook M een meer uitvoerig Werk van dergelyk een inhoud, „ een foort van Leesboek over de Algemeens Gefchiedenis „ fchreef, waarin de belangrykfte Gebeurt enisfen om' „ ftandig verhaald, en de beroemdfte Mannen volkomen „ gefchetst wierden." Tot het bearbeiden eens zouanigen Werks liet de Heer schröck zich beweegen \ en geeft hy het volgend verflag  j. G. SCHRÖCK, ALGEMEENE GESCHIEDENIS. 163 „ ^oc7Plfq aart „ Dit Werk is dus , noch een HS^S^^A Gefchiedenis, noch eene hbo" ^ verzameling van verhaalen uit dezelve, noch een * RnJk viTzakkundige voorheelden ; maar zekere aan" B«„L?nakdd7 Algemeene Gefchiedenis , waarin ver" fchf de Perfoonen naauwkeuriger befchreeven , en " leelè Gebeurtenisfen, en byzonderlyk de zulke,.welke " Sr iotige Lieden meest inneemend en leerryk zyn, " vee wvaloopiger ontwikkeld worden dan m een kort " Letboeï verdscht wordt. De fchyn als of daar door " ift Boek meer volledig zou zyn dan een eigenlyk " Leerboek,"eldt alleenlyk flegts omtrent een gedeelte " van deszelfs inhoud. Verfcheide Perfoonen en G> " heurteSslen, die uit een Leerboek niet konden wegge" Seworden, mogten hier agterblyven, andere, daar " en tegeT, wïke in een Leerboek flechts twee bladzy" j fflian nf zelfs in weinige regels konden voorge" feSSSi^^Sihte geheele bladzyden, of wel " Sche blTden. - Het oogmerk is, den jongen heden " gerJooiïLamlykhet vruchlbaare gedeelte, dar-Ge chie" s«s« fa eenige voorbeelden te toonen; treflyke Mannen " SlanerVke veranderingen der Wereld geheel te leeren " overz f eYn dus in het "algemeen aanleiding te krygen " nm te leeren , waar en waarom men m het veld du " refchiedenTsfen byzonderlyk ftil moet ftaan. Deeze " ^STzullJ, echter^ niet als enkek afgebrooken " ftnkken worden nedergeworpen; maar altyd nog m het " Seel der Wereldgefchiedenis blyven ingev logten, op " lï het algemeen In zamenhangend denkbeeld van de" 1 i «ïJÏ tf 7eer zou verduisterd worden. " 'eyeeS5 verSdrmen, dat dit Werk op dei gmVlen vJr mvn Leerboek gebouwd is- In de daad neb. "wanne r hit tgenwoordige den Nederlmdfchen W be; " Et zullen wy hem ook het bedoelde Leerboek m een '„ derduitsch gewaad aanbieden. \u 4  J. G. SCHRÖCK „ het hoofdontwerp zyn zy van elkander onderfchei- " fcSlt fï£tr 'igf,lyk dne!wit aanmerklyk ver. " H, u f] Leerboek zyn de Gebeurtenisfen gelvk„ tydig verhaald, en met eikander verbonden. Hier waar „ eene vryere en minder leerflellige wyze vai verhaa „ len vereischt werd, is de Gefchfedenil van iedebe „ roemd en merkwaardig Volk , van den oorfpr™ tot* „ aen ondergang van 't zelve, of tot eene van de 2Cifs se „ wigögfte veranderingen, afgezonderd var? de oierfcë „ Volken, voorgedraagei,. Defze afwisfeling van fchrv? „ wyze kan beiden des te beter vereenden en Si " JE ge?ru? ™eer êemaWyk niaaken. gBedrfeg1k1nV „ «iet geheel , dan is het zeer aangenaam de canfche » Gefchiedenis van een Volk onafgebroken door te „ oopen, en al het groote en nuttige van deszelfs ve ri? " oöf %%fva? -°Ver te zien- °P ^eze wyze kagn ,, ook de Gefchiedenis gemaklyker in 't geheugen hf " ï^l?01^? ZOndei daar toe zelf* vefle tygd "eken! „ kundige middelen noodig te hebben. Daarom heb ?k " SE beh?,orende JTydrekenkundige Tafels, verkor? naar vSnden'ezyn"'ln ** ^ Uitëave van ^SSi* Daar dit het oogmerk en de aanleg dee7P<; Sh'uiS-r1 kUnn£? felyk oTze^Sc, ryS zien uitJiukt , „ veelen zullen h er het een of JuEl „ met aantreffen , dat hun zeer gewigt g voÓrl-Lt ™ ., verfcheide dingen ontmoeten, die zy\tniez wte» " S ^ df ,kmy zelven ten njinftcnovénuiid 1 ield „ dat verhaalen van uitvoerige KrvgsbedrwenLla 1' „ Staatsveranderingen, beruchte wïïbedryïïï'Seï Grof * aan de /^/^M^ de'plaaTs niet misgun" j, nen  ALGEMEENE GESCHIEDENIS. 1 vShaalboeken verhandeld vinden. Maar, uit hoofde I van derzelver famenhang met de overige WereldgeI SedeS kon zy onmogelyk wegblyven. Ondertus" fchen is dezelve zoo kort mogelyk voorgefteld " NaSemaal van de wyze der Inkleeding en Uitdrukking veel afhangt, bovenal in een Werk van deezen aart en doe , geeft de Schryver op, waarom hy niet by Vraagen ra Antwoorden gefcbreevcn noch zich van de vertrouwe Se , praatendc en zelfs zomtyds fpeelende, kinderS bediend hebbe. Hy heeft gepoogd, „ minder een Verhaal voor Kinderen alleen, dan wel eene aanwyzing I om met hun over de Gefchiedemsfen te fpreeken, te fchryven Zyn twyfcl, of hy die gemaklyke en bevatrvkê wyze van verhaalen, welke hy zich voorftelde te volgen, en die in de daad, hoe eenvoudig ze ook fchvne, moeilykheden heeft, durven wy ten zynen voordeel" opïosfen , en kunnen wy zyne verzekering onderfchrvvra „ Nergens heb ik iets, wat ter opheldering • van 't'gefielde kon dienen, met opzet voorby gegaan, " en my van alle zoogenaamde geleerde woorden en kunst- termenl^oowel als van geheel raadzelagtige uitdruk- F op: „ De Zedeleer mort uit zulk een Boek niet weggelaaten worden. Zelfs t "s zy met de overige hoofdbedoelingen, naamlyk het " eeën der Gefchiedemsfen en eener goede wyze van i; Saaien , onaffcheidelvk verbonden. Doch ,. daar niets een kind zoo fpoedig lastig kan worden, als het " zèdeo^ediken , heb ik zulks met alle voorzichtigheid li S e vermyden. Ieder afdeeling met een zede-, fSfuk te beginnen, of uit iedere gefchiedenis eene"of meer leeringen te trekken, is omtrent hetzelfde als ,;' den weTbaanen om het kind van de Gefchiedenis met de Zedeleer tefFens afkeerig te maaken Hier moet men voor den Meester en den Leerling ze f veel overlaaten Is eene gebeurtenis zodanig verhaald, dat de oor!! zaaken en gevolgen voor oogen liggen, en dat men met . den handelenden Perfoon reeds genoegzaam bekend is, ! Szalde Leerling, meestendeels, zelf daar uithetbefluit kunnen afleiden, welke waarde men aan deeze handeing hebbe toe te fchryven. Daarom heb ik my toegelegd, om de Zedekunde volftrekt met, of ten uiterL 5 "  ÏÖÓ j. G. SCHRÖCK „ Hen zeldzaam , als zedekundige befpiegeh'ng, vermaa„ mng of iets dergelyks, te doen voorkomen; maar wel „ ,als- verklaaring van de oorzaaken en werkingen eener „ geoeurtems, als de natuurlyke gedachten, welke bv „ dezelve terftond in ons kunnen opryzen, wanneer wy „ er Hechts eemgzms over nadenken ; in 't kort als „ een daadlyke voortgang in de Gefchiedenis, en 'niet „ als een plotslyke overgang uit eene bloemrvke weide „ tot eenen banen zandweg. Hieruit immers ontftaaï „ byna geheel de afkeer van de Zedckunde, waar toe „ men kinderen brengt, wanneer men hun in 't midden „ van een verhaal te dikwyls Iaat bemerken, dat nu een „ zedekundig betoog zal aanvangen/' By het vervaardigen van eene nieuwe Hoogduitfche Uitgave, in den Jaare 1786, was,den Schryver, die de eerfte in 1779 gegeeven hadt, een Tytelverandering voorgekomen , en wel deeze : Algemeene Gefchiedenis roer de Jeugd en andere Liefhebbers der Gefchiedemsfen. Een 1 y tel verandering, waar toe hy niet heeft kunnen 'beiluiten om door hem opgegeevene redenen; die egter, onzes bedunkens, weinig klemmen. Het Werk is waarlvk van dien aart dat Liefhebbers der Gefchiedenisfe, der kindschheid of Jongehngfehap reeds lange ontwasfen , daar in niet alleen behaagen, maar ook veelvuldig nut, kannen vinden. 0 Het Deel, thans voorhanden, behelst, naa eene Algemeene Inleiding, in zeer voegelyke Afdeelingen en Tvdmerkende Onderfcheidingen, de Algemeene Gefchiedenis, van s Werelds aanbegm tot dat Rome ophieldt een Gemeenebest te zyn. Volgende Deelen zullen ons ftoffe bieden, om ons gunftig oordeel, over dit Werk geftreeken, te ftaaven. En, om deeze aankündiging niet geheel voorbeeldloos te laaten alloopen verkiezen vyy de kenfehets des Romeinfchen Volks. „ Dit Volk hadt zich, geduurende veele agter„ eenvolgende eeuwen, als rechtvaardig, edel, groo'mo»„ digen dapper in denk- en handelwyze doen kennen. Eene „ menigte van wyze wetten hadt het by zich ingevoerd „ en daar op een zeer verftandig Staatsbeftuur gebouwd' „ De zachtheid der Romeinfche Regeering werd vaak een „ weldaad voor overwonnen Volken. In den oorlog wa„ ren de Romeinen eene der beroemdfte en ze^enrykfte; „ in vrede eene der arbeidzaamfte en maatigfte Natiën' „ Eerst laat volgden zy de Grieken na in de kunften en wee- „ ten-  ALGEMEENE GESCHIEDENIS. 167 tenfchappen; maar met des te meer fpoed bereikten 1 zy daar in, voor een gedeelte, met hun dezelfde hoog, i tl De opvoeding, welke zy hunnen kinderen gaven, was ganschlyk ingericht, om hun zeer vroeg liefde 1 voor S Vaderland, voor deszelfs Wetten en Godsdienst, in te boezemen, en tot het naitreeven der deugden van voortrelfelyke Mannen aan te moedigen. In " hunne zeden blonk iets openh.rtigs en braafs uit: en, £ naa dat zy hunne eerfte ruwheid hadden afgelegd» " we-d dezelve vervangen door eene befchaafdheid en " welgemanierdheid in den ommegang, welke met flechts, " vollens de hedendaagfche mode, in gekunüelde woor* den en gebaarden beftond; maar waarby het voor" naamlvk op bevalligheid in 't ganfche georag , en befchaafde, verhevene gezindheden aankwam. De Adel " was by de Romeinen oorfpronglyk uit die hoogere " Staatsampten en waardigheden , waar door zekere ge" nachten waren vereerd geworden. Maar zelfs de hoog" fte eereposten waren verkrygbaar voor lederen Romein, " die daar toe de vereischte bekwaamheden en deugden " toon 'e te hebben. Het was zeer roemryk zulke groote " waardigheden het eerst in zyne familie gebragt te heb" hen ■ maar zv, wier voorouders reeds eene menigte " derzelve bekleed, en alzoo het recht hadden, om der" zei ver afbeeldzels in hunne huizen ten toon te Hellen, " en bv plegtige gelegenheden te doen ronddraagen, " werden ckardSor alleen niet hooggefchat, wanneer zy " niet tevens den edelen roem van hun gedacht, door " eisene deugden, ftaande hielden of vergrootten.. De " vfoSwen , die by de meeste Afiatijehe Volken in ze" Lre Saavemy, en van de menschlyke famenleeving " Afgezonderd leefden, die by de Grieken, we1 is waar, " nünder bepaald waren, doch zich evenwel flechts " zeldzaam zien lieten, genooten by de Romeinen meer " vrvheden, fchoon geene andere dan betaamlyke. Men " verboodt haar zelfs ten ftrengften het wyndrmken, op " da de goede zeden door deszelfs misbruik, waar toe " men zoó ligt kan vervallen, niet lyden zouden. Voor " het overige werden de Romeinfehe Vrouwen (of wilt " sv haar liever , naar haaren eernaam, Matroonen hee" ten ^ als voortreflyke voorbeelden van vrouwlyke " deu-den aangezien, daar zy niet alleen veel toebragten " tot de verfundige opvoeding haarer kinderen, maar " Sch dikwyls door waare Romeinfehe gezindheden en  IÖ3 J. G. SCHRÖCK, ALGEMEENE GESCHIEDENIS. „ deugden van vryhef'sliefde, ftand vastigheid en moed,, „ beroemd maakten , gelyk zy ook deeze deugden bv „ hunne Mannen wisten te onderhouden. Alle deeze soli „ de hoedanigheden bleeven den Romeinen> ein-  OVES DE CONSTITUTIE, ERZ. VAN WESTZ* AKEN. IJ7 He Ingezetenen die telkens te herinneren, wordt dezelve, 4 1 g/te ~ de ganfche Banne, vroegtyd.g zo dat 't zelve voor den middag afgedaan is , groepen. Van ouds Schiedde dit. door het flaan| -et een hou n ham op ,)P Deur of Vengfter van ieder Huis, en het daar Dy » " ten en 'èzonden, niet weetende wat 'er gebeurde, dood- ' is afgefchaft, en door het flaan op een Koperen Bekken, met !! denzelvden uitroep, vervangen. , Ingevolge de' oude ufantie — kan de eene Burger zeive „ den fnde?,doch geen Buitengezeten eenen Burger en geen Rurtrer eenen Buitengezeten, over fchuld of net ,atüoe" v„ " een? verfchil , tegen dien dag voor Schepenen dagvaa den " nf vrvwi'liff e Vamen, ten dien einde aldaar compareeren dan, "LdSg7 s costumier, dat de dagvaardingen uuerlykdes " dïes te vooren, door den Schout, als Geregtsbode, of door tTVdl van Schepenen, welke 't zelvevolgens. zyn iuftnxft,. «Dermitteerd is, uit naam van den liifcher of Aanlegger , ge " faan èn daar voor by denzelven 12 Huivers genooten worden, " 1 moe en Eifcher en Gedaagde zelve in perfoon vennen, " pTworden «ene Gemagtigdens, veel min een Praflilyn, toe. " «lS t — hooren Schepenen de Partyen en geeven von" ni of verwyzen de zaak , niet gefchikt zynde om dezelve " ftaande Po 5 af te doen, ter Ordinaris Rolle ten Regtdage* " worden veelal de zaaken, byzonder wanneer dezelve best " hTfchSg u? de wereld te helpen zyn, door Partyen ge" ta.r« ..n Schepenen, als goede Mannen, welke dan, niet als " S^J^ÏA^fdwWW^Ï welk tXrtvbe-" " fchiedt met compenfatie van kosten, en voor ieder Paty be- " dSaS 12 ftuivers? wordt de Gedaagde, niet compareeren- " de n den eisch , wanneer de Schepenen dezelve gefundeerd " vfndeu, gecondemneerd met de kosten; doch compareerende, " S de Èifcher. zonder de onmogelykheid om te kunmn com" pareeren doende blyken, abfent blyvende, van deeze mftan" He Sfolveerd, en de Eifcher in de kosten gecondemneerd " !l!f wordende de Gevvysdens, 't zy als Regters of als Ar" bTteTsTgebragt , als alle andere Vonnisfen van Schepenen, ^ ^?elooveenS„letg,dit onzeLeezers meer flaaHies; van^den Styl en Taal deezes Schryvers verlangen; althans wy hebben geen lust om hun 'er meer te geeven,- reeds moede van zo veel m den Nttariaak» Styl afgefchreeveye hebben. ^  J- HA2EU, C. ZOON *ÏSk£ doZVTh' c ??er/a$h< voor Vliet «, HfeX i L?^*? * V» Zedenkundige en Godsdien. ™eg bekenf ««-landgenoten ge- wr en zyne drie Kinderen. Achter fpdor r^l, ■ J de a gemene leringen ,);« \i„f ■ , ■ Ge(Prek vindt men nuttigst acht du to\iw^m\Vl0eiea' eU wdke a*ZEÖ „ ferek rZ'nt u • e ?/de Seizen worden. „ leder Ge- ïuJk «.n,S ea„ ook genoegzaam voor een' avond , of löodradiS5eP8all.ng' 8lS 3311 hetZ*,ve «rgunt wordt. — tarlyke p,„yz„ch! of bir.crt j t ,„£!' T^" Ö,"* P«'ï« veilif km unprytw. Met Ar .1? t,;« n„Qj y vragen , welke de drie Kinderen doen. is nnt met fleed. genoegzaam op de kiaderlyke vatbaarheid gelet, eï zy  HISTORIE DER OMWENTELINGEN. !;r) zy komen dikwyls zo oneigen voor, als ware des Schryvers oogmerk mee hun dezelve in den mond te leggen eniglyk geweest om voor zich ene gefchikte aanleiding tot het volgende te vinden. Deze en gene bedenkingen, welke wy tegen de byzondere denkwys van hazeu over fommige merkwaardige gebeurtenisfen of handelingen, welke hy aanhaalt, onder hec lezen van zyn Werkje gemaakt hebben , willen wy, om niet wydlopig te worden, liefst verzwygen. Alleen kunnen wy niet voorby iets te zeggen omtrent hetgeen hy aanmerkt over den inhoud van het 5de art. in de afgekondigde Verklaring der Rechten van den Mensch en Burger. Dit art. verklaart: „ dat „ ieder Mensch het recht heeft om God zodanig te dienen, „ als hy wil, en niet wil, zonder daarin op enigerlei wyze ge,, dwongen te kunnen worden." Hierop geeft Wazeu deze . aanmerking: „ dat iemand een vrye wil heeft, om God al of ,, niet te dienen , in zoo ver hy voor zich zei ven leeft, is „ waar ,• maar of men een die God niet wil dienen , onder >„ een Christelyke Maatfchappy kan inlyven, komt my zeer bezwaariyk voor; maar dit is zeker, (naar myn gevoelen) „ dat geen een Christen geestlyk perfoon, dit Artikel kan be„ zweeren, wyl hy, met eenen Eed , aan zyn Gemeente ver„ bonden is; om wel toe te zien naar de grondregels dier ,, Leer en Gemeente, dat zyne leden zoo , en niet anders, God „ dienen , en dus verpligt is hen ernftig te vermaanen, zoo „ zy daarvan afgaan." Hoe gebrekkig is deze ganfche redenering ! Vooreerst wordt in het art. niet eens gefproken van God in het geheel al of niet te dienen, maar alleen het recht bepaalt van een ieder om God op zodanige wyze te dienen, als hy daartoe al of niet verkiest. En hoe duidlyk bewyst verder het denkbeeld van inlyving in ene Christlyke Maatfchappy, dat 's mans geest met het oude ftelzel der vereeniging van Kerk en Staat ge*, heel is ingenomen. De Christen heeft, als zodanig , ene afzonderlyke betrekking, welke met zyne burgerlyke betrekking gene rechtftreekfche gemeenfehap kan of mag hebben. De grondregels van den Staat verbinden ons ais burgers, niet als belyders eii aanklevers van byzondere Godsdienftige beginfelen. Laat de Godsdienstleeraar voor het ftelzel zyner Kerk vry waken ! Laat hy naarftig toezien, dat de leden zyuer Gemeente zich houden aan de gedane belydenis huns geloofs. Maar kan hy daarom niet erkennen het recht, (de zedenlyke vryheid) aar» ieder mensch als mensch, aan ieder burger als burger, toekomende, om God naar het licht van zyn geweten te dienen? Zonder ene ftrafbare zucht naar overheeilching van het gemoed, of een zeer gebrekkig inzien in het wezen der zaak, achten wy, dat niemand dit onvervreemdbaar recht zal kunnen ontkennen, w— Na den afloop zyner Gefprekken en algemene leringen, geeft hazeu nog ene afzonderlyke verklaring van de woorden Tryhcitl, Gclykhtid, Broederfchap,'welke , fchoon niet geheel M 4 wys-  iSo J. HAZEU, C. ZOOST, JII5T. «ER OMWa»T£LINC£H. wysgeng, evenwel voldoende is om de grove en overdrevem denkbeelden, welke daarmede maar al te zeer verbonden worden, te zuiveren. Voorts heeft zyn ftyl gene in 'c oog vallende gebreken , maar hy begaat onnauwkeurigheden in zyne fpelling, vooral omtrent de genachten , gelyk reeds uit onze; kleine uittrekzels genoeg gezien kan worden. GERARDr davidis jordensii Jofephus, Carmine Heroïco celebratus. Daventria; apud L. A. Karfenberse, i79<. In «vo ra. f. 2op pp. \ TT7y twyfelen niet, of onze geachte landgenoot jordens zal T rZl,T% dle vveinigeu ' die in ftaat zy» en lust hebben Latynlche Verfen te lezen , door de uitgave van dit zyn Heldendicht veel goedkeuring en lof verwerven. Dat het Heldendicht het edelfte , maar ook tevens in de bearbeiding het moeiIykfte, van alle Poêtifche werken zy , is algemeeen erkend. „ Een verhaal op te Hellen, (zegt daaromtrent de oordeelkun„ dige blair; waarin alle lezers vermaak vinden en belang iVI„ len zullen, door dat het te gelyk aangenaam, gewigtig en 3, eerzaam, is; aan hetzelve door gepaste voorvallen ene be " kwame., 'engte ^ geven; door verfcheidenheid van karakters „ en befchryvingen hetzelve te verlevendigen ; en in een werk „ van zo langen adem die gepastheid van gedachten, en die „ verhevenheid van flyl, welke de aard van het Heldendicht „ vordert, beftendig ten einde toe door te houden is buiten allen twyfel de hoogfte vlucht van het dichterlyke genie." Deze moeilykheid van het werk in aanmerking nemende, zal men m hetzelve veel te pryzen vinden. Het verhaal is doorgaands aangenaam, overal leerzaam en gewigtig Omtrent het onderwerp, welk jordens zich voor hetzelve heeft uitgekozen zal hy met bevoegde kunstrechters weinig verfchil hebben Het« zelve is edel, belangryk, en geheel voldoende voor het oostmerk van het Heldendicht , om door beichryvingen van heidendaden en deugdzame bedryven het hart te roeren en met gevoelens van verwondering , hoogachting en eerbied te ver vullen. Jordens gevoelde te recht, dat men den waarlyk groten man niet alleen aan de fpits van magtige heirlegers moet zoeken. Hy wilde ons den Held geenzins fchetzen in den eerzuchtigen veroveraar, maar in den belangeloozen vriend en weldoener der menschheid , die zich edelmoedig de zwaarfte opofferingen getroost, geduldig de grievendfte teleurftellingen lvdt. en onveranderlyk in voor- en tegenlpoed op zynen God vertrouwt. Wien, die het eenvoudig en treffend verhaal van mo. ses immer met aandacht en onbevooroordeeld gelezen heeft kan het dan verwonderen , dat de edele Hebreeuwfche Jongeling, de godvruchtige Jofef, zich voor het genie van onzen Dlch.  c. d. jordensii josephus. ï8l Dichter aanbood. In acht Boeken heeft jordens het fchoon onderwerp zyner Zangen verdeeld. Het eerfte befchryft de Wt van Tofef in Egypten , zyn gedrag als (laaf, en hoe hy Edoor de gunst en vriendfchap van zynen meester verwierf. Aan het emde van dit boek horen wy den Jongeling zelve fpreken met Potifar, deszelfs huisvrouw en enige Egypufche Groten over de grote werken van den énigen Schepper des Heelaïs' OP verzoek van het aanzienlyk gezelfchap wisfelt hy Jyne leden af met een verhaal van de merkwaardige loeien en doorluchtige daden zyner voorvaderen. Dit verhaal, dat in het gehele twede en derde boek voortgaat, fchynt ons tol der.lezer wezenlyk te lang op te houden , en is misfehien ook minder gefchikt de aandacht te ftrelen alleen wyl het, hoezeT vele fchone , echter zozeer bekende, zaken behelst. Het vierde boek, misfehien het fchoonfte van het f heel, geeft ene zeer levendige befchryving van den hartstocht yken gloed, welke Po flrs huisvrouw * nadat zy den beminlyken Hebreet . gezien heeft, verteert, en van den edelen wederftaud, welken de deugdzame Jofef aan hare listige en verle.dlyke aanzoeken biedt; waaruit dan ook zyne onverdiende veroordeling tot den kerker volgt. Het vyfde fchetst Jofef. gedrag en ontmoetingen in zvne gevangenis; en deze fchets is door de verfieringcn des dicluerlyken vernuft, zeer aangenaam en belangryk gemaatt. Het zesde geeft verflag van ene hemelfche verfchyn.ng, welke den Held de lotgevallen zyner nakomelingen leert kennen en met bemoedigende hope vervult. Het zevende en achtfte boek behelst dan de ontknoping van het geheel, en vertoont on. de deugdzamen , na lang met het lot geworfte d te hebben , eindlvk f door den invloed der Godlyke Voorzienigheid tot de hoo-fte ere verheven, gelukkig - werkzaam voor de beogen van een geheel volk , en in de gunst van een Vorst die fe Vader is zyner onderdanen, in den eerbied van alle braven , in den vrede des huislyken geluk., in de bewustheid va" zvne deugd, alle heil genietende. By de verfche.denhe.d welkendDichter, zoveel hem mooglyk was, ge tracht heeft in de enkelde delen van zyn ftuk te brengen , heeft hy noghans de eenheid van bedryf genoeg bewaard. Voorts is zyne verd chting geheel in den geest der tyden. De Epifoden worden™ urlyk aangebragt, ftaan met de hoofdzaak in genoegzaam verband, en gaan nooit geheel buiten het waufchynlyke Stoute figuren heeft jordens niet vele, maar in zyne verge v km gen is hy dikwyls zeer gelukkig. Zyn ftyl, welken het fn ' algemeen aan gene fterkte ontbreekt, zou evenwel op fommige plaatfen voor een Heldendicht wat zwak kunnen fchynen Deze en meer andere aanmerkingen van geen groot gewist welke ons beftek niet toelaat aan te roeren, kunnen daarom niet beletten , dat wy het Werk van den verdieustlyken jordens zeer ter lezing blyven aanpryzen. ^  J82 nieuw geschenk voor de jeugd. Nieuw Gefchenk voor de Jeugd. Te Amlierdam, by T. Aflan 11<)6. In \ behoren.• wdke dan ook op zichzelven redenen « 8^™^^%^ dÜ Werk uitmaken. Woleen ^oot^b^n^ uitkomt, doet zich demar, die m alles ais oe »'» £ , jongeling van een voor als een oorlpronglyk denker als ^.J^ uitmuntend verftand e„ het ed e har , .^ luimen, en vooral ene neii* ,en> Dfin d waarvan hy fomwyle wt « uue Iten o y ^ IS hSM^ÏSÜSv fgy -lt my. veranderd vindenmyn lieve Bidenhai..'— Vele en gew.guge ondervin>> °en' y, , ;I n-pdurende de zes aren onzer vaneenfcheiH Srge^'Dfar'Tkt'u. over liet algemeen, iets koeler „ amg , geuddu. r\. Irent mvne verandering van " r-wy". d 'fleThts^oo^ad"zegjen, dat ik van den " men di in het algeméén, van zyne natuur deels een " veel uoger, deels een .veel geringer, begt.p vorme, dan voor" maal'Ér kan niet* zo fchoon , zo groot uitgedagt wor" ?en dat niet in den mensch lag , dat men ook met hier of " daar zo zuiver als de Hemel , uit hem opkomen zage;hy " is flechts in al zyn doen , heiaas ! zo veranderlyk zo hier r en stadse , zo ontoereikend een door en door dub- " belzimiig, arm, nietig wezen. Hy kan overal te veel en te " «w. Vaarnm niets eeheels, niets doorgaands blyvends.... JÖPfetffiïKjSS lezers naar het Werk zelve verzendenT welks aart ook niet wel ergends een voldoend ui trekze oelaat. De eigen lezing en herlezing van dit boek zal hun toch best in ftaat Hellen over het ongemeen karakter van Woldemar vruchtbaar na te denken. Voords durven wy hun ver^keren dat ieder beoefenaar en vriend der menschheid, leocr Sfhebb'er van waarheid, gezond verftand en ene voor het hart weldadige wysbegeerte - ieder, die wezenlyken fmaak heeft voor het zachteeT verhevene, ieder, wiens hart, met den edelen ÏSed ener reine Vriendfchap bekend, voor eene innerlyke oeelnennng en liefde recht vatbaar is, overal leerzame fchoonheden zal vinden. Fruiten van mynen Geest, of keur van verfchillendeBloemen. Door c. l. van der wevde; Schryfer van de Henry en Louize Niet vertaald. (Utilitate & gaudio Sacrum ) Je Leyden, by L. Herdingh , 1797. fc gr. ivo. 317 */• Een aantal verfchillende zaken worden in dit boek verhandeld. Waarheidliefde en onpartydigheid deen ons geredelyk erkennen , dat enkelde blyken van geest , enkelue loede aanmerkingen en nutte lesfen . in hetzelve gevonden worden. Nogthans is het belang van du Werk, in zyn  I84 c l. v. d. weyde, veugten van mvnun g3est. geheel befchouwd, zeer gering. Metgeen van enfo gewigt mag geoordeeld worden is te weinig , te zeer veripreid eu ook te oppervlakkig voorgedragen, om daarvoor een boekWl van die dikte door te lezen. Hèt aantal nietigheden , laffe invallen en aanftootlyke gezegden, is daartegen zo groot' dat wy geen mensch van enen zuiveren en kielchen fmaak deze Vruchten durven aanpryzen. Bovenall' heeft de SchrvH Her ons. zeer mishaagd in fommige fchaamteloze uitdrukkingen en dubbelzinnigheden , welke haar Werk in onze o°»n eehen onteren. Hare twee gefprekken tusfchen Alexis en Doriméne' waarin zy hare fexe weinig verpligt, en welke wy ons onder het lezen naauwlyks konden vertöTifcien door ene vrouw van Hechts gemene kieschheid gefchreven te zyn , ergerden ons zeer, en bleven ons ergeren , zelft ,;nadat wy hetgeen zy, tot hare verontschuldiging, omtrent .4t«*elve in haar Voorbericht zegt, gelezen en herlezen hadden. Wel mogt de Schrvffter onze Jongelingen by hunne intrede' 'in de grote wereld Ieren op hunne hoede te zyn tegen de fvrie toquetterieën en gevaarlyke verleidingen van dartele en' wellastige vrouwen. "Maar zo dit mdedaad haar doel zy geweest, heeft zy in de keuze van het middel zeer gedwaald. Doriméne is gene listige coquette , die hare oogmerken kundig verbergt, altyd met zekere ïieschheid handelt , en daardoor recht gefchikt is om den onfchuldigen te verflrikken. Wie door haar verleid zal worden moet eerst zelf door zyne eigen' wellusten reeds zyn van 'c rechte fpoor gebragt. Te fpoedig doet zy zjch als een, ten uiterfte onbefchaamd , geheel eerloos en ondeugend vrouwmensch kennen,'om niet aanllonds in hare affchuwlykheid ontdekt te worden. Het is waar, de Schryffler fchetst daartegen haren Alexis als een zeer onnozel fchepfel; maar indedaad ook zo onnozel, als het in onze dagen ligt moeilyk zou zyn onder duizenden van zyne jaren één te treffen. Wy zouden, derhalve hare verontfchuldiging voor deze vuile gefprekken niet in hare bedoeling, maar in haar weinig oordeel en gebrekkige menschhunde, moeten zoeken, zo zy niet de aanfpraak op verontfchuldiging geheel verloor door de laffe dubbelzinnigheden , welke in haar Werk verder voorkomen. Die op bl. 138, 26i en 062 gevonden worden zyn van dien aart , dat zelfs' alle kiefchheid ons verbiedt, dezelve, tot flaving van onze beoordeling, hier voor onze lezers over te fchryven. Jufvrouw van der weyde vergeve ons dan , dat wy het Kind, dat zy met zo veel zorge aan alle weidenkenden beveelt, tot geen Voedftervader kunnen wezen, ja dat wy ons zelfs hebben moeten beyveren het getal zyner befehermers en vrienden zo klein te houden, als in ons vermogen is.  ALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN. Kerkelyke Redenvoeringen van allard »ulSHOFF> A L M & Phil. Doel.; Lid van de Hollandjehe Maat fehappy der Weetenfehappen, en Leeraar der Doopsgezinde Gemeente, vergaderende by den Toren en het iam, te Amfterdam. Vierde Tiental. Te Amflerdatn* by G. Warnars, 1796. (Twetde en laatfte Recenfte.') De Inleiding der tweede Redenvoering, over dit onderwerp, (Stofe des Oordeels getyteld) loopt over het gebrek aan eenftemmigheid, in. het aantoonen van het voornaam oogmerk derVerfchyning onzes Heeren, en van de eigenlyke* Hoofdzaak des Christlyken Godsdienst* , zoo als dit gebrek plaats heeft onder dezulken, „die „ de Verlosfing des Zondaars door het bloed van Cnns„ tus geheel van de hand wyzen." Schoon wy van alles geen breedvoerig verflag geeven, kunnen wy ons echter niet onthouden van de volgende herinnering. Bvaldien hulshoff zo wel in deeze Inleiding ais ei defs, „ onder de Bende der Beftryderen," allen heeft gerangschikt, die niet, met Hem, de Verlosfing des Zónlaars; door het bloed van Christus, tut het ffd\°fgpunt befchouwen , en het Geloof niet op denzelfden voet ftellen tot de eigenlyke Hoofdzaak van den Christlyken Godsdienst, dan heeft hulshoff zeer veele voortreflvke Godgeleerden van voongen en deezen tyd onrecht gedaan. Zy, immers, die met eenen taylor inftemmen, om deezen flechts ten voorbeelde te noemen, zullen „ het N. Verbond niet trekken buiten verband „ met het Oude niet alle Voorzeggingen doen ver- Z dwvnen, met alle voorbeeldende fchaduwen -—- otfchoon zy in ieder aanhaaling der Euangelisten of Apostelen, uit het O. Verbond, geene Voorfpellmg vinden, en niet ophebben met het kinderagtige eener overdreevene Typologie. Zy zullen,, deBedeeling des O. Testaments in l»tt, 1797. no. 5. N r> geen  i8e iaatften ontvangen niets dan vloek, de eerften mets dan zeeën. „ Geen fterveling wordt onberisplyk in dit aard„ fche Leven. Sommigen , nogthans , zullen namaals I voorgefteld worden, als onberispelyk en onbefchuldelyk. ' Zv ftaan zo afgewasfchen en volkomen gereinigd , als of zy altoos onbefmet waren gebleven, enz. Byzondere " ftraffen,op byzondere werken gedreigd, zullen daad yk ,, worden uitgevoerd, byaldien de Bedryver mogt ko, men in de Clasfe der veroordeelden, en anders met. Zo ook omgekeerd. Buiten de werken der Belyders moet dus no? iets wezen, 't welk ten Rigtfnoer dient " tot de groote Verdeeling in Behoudenen en Verbomen. Dit Rigtfnoer is het geloof , waarvan deeze de !! HoofJfömme is: Wy geheel onwaardig in ons zeiven. ! Alles't geen wy, buiten Christus, uit de Natuurkrach' ten kunnen verrichten, ontoereikend ter Hervorming. 1 Gods liefde fchonk den Eeniggeboornen om de Zon„ daars te verzoenen, en geheel te herftellen door lyden „ en gehoorzaamen. Christus heeft genoeg gedaan voor „ allen, maar niemand, aan wien dit Euangclium wordt „ verkondigd, heeft daarvan toepasfinge en gunst, ten !, zv hv zelf dit ten vollen homologeert, dat is geloovrg , aanneemt. Deeze groote zaak ichynt ligt, doch is zwaar voor de natuurlyke gefteldheid des Zondaars. „ Hv verlochent, vernietigt zich zeiven , geeft van alles H de Eere aan den Schepper en den Verlosfer, onder' werpt zich alzo aan de orde des Heils, brengt diepe „ wonden toe aan den ouden mensch der zonde ? krygt , een gezigt van zyne Geestlyke Elende, moet zich ver' legen vinden buiten dit middel, en hetzelve ontvanI, gen met eerbied, met aanbiddende dankbaarheid, ' met vreugde en vertrouwen. Dit gelooye is, dus, H gevestigd, niet op Leeringen of Waarheden buiten ' den Zaïigmaaker zeiven, maar op den Perfoon van !' Christus, op zyn Perfoon in vernedering en Heerlykheid. De Geloovige neemt den geheelen Christus aan, Na w lteunt  ï88 A. HULSHOF» ,, fteunt op den Verlosfer, als de oorzaak zyner Zalig- ■ „ heid, en geeft zich zeiven over, om geheel voor Hem i „ te leeven. Aldus wordt hy, uit genade, in^elvfd en „ vereemgd met den Verloslër , komt in eene nieuwe „ betrekking tot den Schepper, wordt geregtvaardigd „ van alle fchuld , een kind Gods aanvanglyk geheihgd, en verkrygt het regt ten eeuwigen Leven.'" (bl. 390—395.) 0 Wat ons aangaat, wy kunnen niet dan met een 002 van mededogen nederzien op de Christenheid, indien dit geloove, en op deeze wyze werkende, de eenige Grondflag zyn zal van de Zaligheid. Befchouw het gedeelte der Christenen, die, naar eisen, de genoegdoening van Christus gelovig aanneemen; zonder af, allen, die, omdat de Kerk het leert, gelyke begrippen ontvangen hebben, doch eigenlyk met gezegd kunnen worden te gtlooven; zonder af, allen wier Geloove niet uit waare zelfverlochemng, maar uit dweepery, ontfpringt; zonder af, het groot getal der zulken, die in alle oprechtheid meenen dat voor de aangevoerde. Stelling geen grond is in de Heilige öctatten, die de voldoening van Christus, of vicaire Jatisfadtie, in goeden gemoede ftrydig agten met de denkbeelden, welke de Rede en Openbaaringen nopends God inboezemen, en met de begrippen, welke in 't algemeen, wegens den dood van Christus, in de gewyde Bladeren verlpreid zyn; zonder deezen af, om nu van alle anderen, die nog geen moedwillig ongeloovigen zyn, niet te fpreken — hoe gering zal dan het getal moeten zyn der eigentlvke Uerechtvaardigden ? J Doch, zonder aan dergelyke Befpiegelingen meer toe te geeven, vraagen wy eenvoudig, of zulk' een Geloove, zo als hulshoff en anderen als de kenmerkende Hoofdleere des Euangeliums opgeeven, genoegzaamen grond K?!? ?chnften? De Leer eener plaatl-bekledende Voldoening van Christus, hoe is zv te verdeedigen tegen alles, 't welk, volgends de Regelen eener goede Uitlegkunde uit de H. Schriften zelve, tegen haar wordt aangevoerd ? De Schriftuurlyke Leer der Verzoening, Verlosfing en Reiniging, door het bloed van Christus, kan nimmer verwisfeld worden in het denkbeeld van toerekening 'des Lydens en der Gehoorzaamheid van Christus in onze plaatze daar de Offeranden, Losfmgen en Wasfchingen onder de Wet waarvan de uitwerkingen des doods van Christus de ge! mei-  KERKELYKE REDEN VOERINGEN. {melde benaamingen ontleend hebben,nimmertófW^S mlaatsvervangende Voldoening de gedagten des Ofleraari «opleidden; maar befchouwd werden als zinnebeeldige loe SriS; om den eerbied des harten te betoenen, op idat alzo de bedreven zonden van onkunde, en onagtzaam\h>ii in hu plestige , bedekt of verzoend werden. De bok Idve, die, op den grooten Verzoendag, de zonden wechJroeg C ü het midden wechnam) in de woestyne, gaf S geen0 aanleiding tot het denkbeeld van het veronderflelIe equivalent der ftraffe. Daar door werdt aan gods gerechtigheid niet voldaan , maar de hoogfte Wysiieid i begeerde dus zinlyk de Israehten gerust te i len, wegens hunne reinheid van zulke overtredingen die: op het llegtige reatftreekfche betrekking hadden, zonder dat Syf&or vinden by de Israëliten van denkbeelden waar «it blvken zou dat zy de Offeranden of het wecn- dfaagendeZonde door den Bok, aanmerkten.als voor Saduwende de volmaakte Offerande van Christus, als plaatsvervangend , of borgtogtlyk lyden en men. De Schriftuurtexten door hulshoff aangenaaid, Mark XVI- 16. Joan. III: 14, 15- ^. Joan. III. 3 'VI-lo VIII* U. XVI: 9- 1 Joan. III: aS. V: lU ia. fnrekén allen vïn 't Geloove in Christus; doch p eiten, SS?SridÏÏ,^eenrints voordat kenmerkende Geloove, 't welk hulshoff bedoelt. Verre is het van ons te ftellen , dat het voor aen Christen, in den dag des Oordeels, 't zelfde zou zyn, of hKg ïacf geliefd in de verfchyning des Heeren dan niet. Maar kan men dezelve met recht hartlyk her neo1 ben dan od die wyze welke hulshoff opgeeit i Zullen dan allen moeten verwezen worden tot den ftaat waarin zv niets dan vloek ontvangen, allen , die zo op. Sr df verlichting des verftands en de gerustftelhng des harten geheel dank weeten aan de genade van God S, doordrongen van hunne i rilheid Hellen tot het beg nzel hunner daaden? Zullen alèKeten lerwezen woroen , wier gemoed vol s van erkenteni? der Liefde Gods en des Verlosiers voor de befteln^%n uiTvoering van het groote .plan der.™f^ van een ftraffchuld g menschdom uit de kluisters der zonde en des doods?"die r^^^^Jg licht der waarheid en gerechtigheid, als zy dit overtellen tesen de duisternis der voorige eeuwen. -- by wien > Ket hetzelfde is, of God zynen wilj alleen liet aankon, N 3 Wr"  19° a. hulshoff digen, zyne beloften toezeggen, op de aangewezen wor- vaarden en of Christus dit alles met zyn dierbaar bloed verzegelde, tot den dood gehoorzaam werdt zyn leven voor ons ftelde, en naar 't voorzegde door de Profeeten leed, en alzo ter heerlykheid inging, van waar Hy eenmaal zal wederkeeren als Rigter. Nog eens; zullen zy verwezen worden tot de gewesten der rampzaligheid, wien het ernftig napeinfen over dit alles ontlteekt in dankbaarheid, enz. en by wien het erkennen van en vertrouwen op dit alles, of het geloove is en moet zyn een ryke bron van gehoorzaamheid,"enz., en welke, door Zulk een geloove door de Liefde werkende, als Christe* nen, in deeze betrekking, onder het licht des EuangeJiums, en onder Gods hulpe en genade, hoopen eefchikt te worden voor 't Koningryk der Hemelen? Doch hulshoff was 'er ook verr' af den rykdom der Godlyke genade zo eng te beperken. In 't vervolg deezer Leerreden fpreekt hy van het lot der waarheidlievende Onderzoekers der H. Schrift, die in alle oprechtheid betuigen dat zy de leere der Verlosfing (zo als zv door fiULSHOFi- wordt voorgefteld) als zeer ongegrond belcnouwen als ook van dat der uitmuntende Heidenen. Dit gefchiedt op eene wyze waar door de Schriftuurlyke Leer van twee ftanden, zo als zy door hulshoff opgevat wordt, geene volftrektalgemeene toepasfing fchynt te lyden. Want zy worden in een middenftand geplaatst; doch waar door wy tevens oordeclen, gelyk wy boven aanmerkten en toonden, dat hulshoff in dezelfde ongerymdheid moet vervallen , welke hy agt gelegen te zyn in de duizenderley aangrenzende ftanden of trappen in het toekomende. Andere vraagen zyn het: Maakt d»eze Leer geene zorgelooze menfehen ? Is zy niet gefchikt om de oanaen van pligt los te maaken? — deeze vraagen worden, in de 3de Leerreden over dit onderwerp, ontkennend beandwoord. „ Indien de geloovige vernam " Ku-42°) dat zyne hoop van verzoend te zyn, door „ Christus, hem onverfchilliger maakte omtrend zonde en heiligheid, dan zou deeze bevinding een allerfterkst getuigenis zyn tegen hem zei ven, een duidlyk, een vol„ dingend bewys dat hy niet behoorde onder het <*ctal „ der waare geloovigen." ,,De Geloovige, onder den invloed van den H. Geest geheel Veranderd in denkwyze en gevoelen, wordt tevens Vernieuwd om zyne verpligting en kragt te verneemen, en eene  KERKELYKE REDEN VOERINGEN. ^9* digden, zeggen zy , zuUenm^|:,^n 0 ' aarde. Daarom verfchillen , naar hunne vordeimgen op aaruc. ^ Z %Teeven een voorbereidende oeffemng. ■ Dit is, van natuurlyke werkmgen , kan vio^gitervena verheerlykem De^ ^^e blyven over inwoonende zonvruchtigen nullen klaagende o yw de ™S"dSre by hem d„ ™fg"£^^,gS  ■9* A. HULSHOFF maate van weldoorgeftaane beproevingen en hunne werken , doch n et om de w^diS 1. e gocde voortbrengzeïs, als een loon nlar den leiden gevolgen hunner ruimere vatbaa,heden n ' ? met,als gen door rneetdeKZ^S^t^-v op aarde verkre- doelen dan alle de plaatzen der H Schrift' j • p mende Mfm behelzen, " Korf IX- J nS TK~ dat zy deS tógeï^M^^^'T^r' den hoop der üafcfa 2'g■Kh5er onder sas? srjtoiS&S2^- men, toch nimmer Hen h»™^ öFaave Heidenen kozulle'n genaaken wdefT1^ ChristCnen anderen nog veel raver^yk^ir^v^-1" ^ Toorne als een fchat vergaderen — S,Jy? ' d,e *lch dan vloek te ontvangen™? een beïedhS r'n^^' mets deelend Richter, is Hit «>w «»»,- i7 g • G9,d en veroorIpoeds, •, geënte,5 AhTnl^&'T&A", die DvPlvk Jn lrJ2 -0f ^iekte» de ander fteedsgewel«g pynljk en krank «y dit meerdere eD minder/komt  kerkelyke reuen voeringen. IQS hen toch over, naarmaate zy in wanorders en eerloosheden, enz., boven hun ongeloof, uitfpatten (bl. 433). Maar hoe ftrookc dit met het voorige , of zullen ook deeze Toevoegzeis moeten aangemerkt worden als ft el. lise Toevoegzeis, niet opgelegd om het zedenlooze hunner handelingen, niet als loon naar arbeid, maar gelyk: de Toevoegzeis der Gerechtvaardigden, fchoon in een omgekeerde reden, waarvan wv zo even melding maakten? Alles overweegende, kunnen wy het gevoelen van hulshoff niet vrypleiten van dat willekeurige, en onbeftaanbaare met de eenvoudige uitfpraaken der Rede en Heilige Schrift, 't welk nooit gefchikt is ter overreeding van nadenkenden. Wy zyn 't, over 't geheel, eens met de gevoelens van hulshoff ten deezen opzigte, door hem opengelegd in de 3de Redenv. 1 Tient. over de Hemeltche Zaligheid, in welke Redenvoering geleerd wordt, „ dat 'er, uit hoofde van 't verband tujfchen het toeko„ mende en tegenwoordige Leven , zeer ongelyke ftan„ den of trappen zullen zyn. Onbekeerden en Bedorve„ nen zouden verlooren gaan, maar alle overigen, onno„ zelen, kleinverftandigen, zouden, even als de vroomen ,, die geheiligd zyn geworden door veelerley ftryden „ (van het geloove, als bepaalende de grenslyn tusfchen Be„ houdeneu en Verloornen, wordt in deeze Redenv. niet „ gelprooken) vroeger of laater gewaar worden de „ uitwerkzels van 't Alvermogen bezield door de hoogfte „ goedertierenheid. Niet alleen de voldoening der „ weetlust, maar de genoegens der Godsvrucht, der ge„ zelligheid, der verhoogde bezigheden, maakten daarom „ het gefchenk deezes levens, des ^ verftands der openbaa„ ring, onwaardeerlyk voor allen." Aan foortgelyk eene redeneering willen wy gaarne ons zegel hangen, en fchoon wy de Toekomende Genadegiften befchouwen als iets, 't geen wy eigenlyk niet kunnen verdienen, zo houden wy het daarvoor, dat Goede Werken, of Zedelyke Deugd, voortfpruitende uit zulke beginzels, als ieder, naar 't licht 't welk hy ontving, in oprechtheid kan aankweeken, moeten geagt worden als zo noodzaak lyk , dat wy, zonder dezelve , de beloofde Zaligheid niet zullen deelagtig worden. De Redenvoering, over de Heerlykheid des laatflen Tempels, heeft ten oogmerke, de Opgave en Beoordeeling der aanneemlykfte en minbekende Verklaaringen van Hagsai's woorden, welke zeer vermaard zyn geworden in de N 5 Ge-  194 a. hulshoff Gefchilleo met die Jooden, welke ongeloovig zvn gebleven, naa de laatfte verwoesting van Stad en Tempel De korte inhoud der drie opgegeven Verklaaringen is deeze: Volgens de eerfte, is het uiterlyk Gebouweer ialomon opgetrokken, de eerfte Tempel; en het gerbger Huis, onder Zerubbabel geftigt , de tweede fempflwelke laatfte heerlyker zou worden dan de voorige,door' de Verfchymng van Christus in denzelven. 6c»UOür De tweede Uitlegging Helt, dat 'er maar één Huis des Heeren is onder het ü. Testament, zynde heerlyk in de vroegfte lyden, minder heerlyk naa de Babylonilche Gevangenis ; maar zullende meer dan ooit verheerlykt worzettên Y $ m hetZdve zyne voetftaPPen zou Naar het derde Gevoelen, is het woord Huis figuurlyk op te vatten , als zynde de Godlyke Inrichting van Genade en Zaligheid, beftaande, eerst, in de Huishouding der Beloften en der Schaduwen , en ten laatlten in vulling Huishouding van het Euangelium der vcr- Deeze drie Uitleggingen verfchillen in eenige byzonderheden , doch in Kder van dezelve blyft de Hoofdzaak m zo verre behouden, dat ze allen ikmenftemmen, om te bewyzen, dat de uitterïykc Eerdienst der ïooden onmiddellyk zou overgaan in eene ruimere en meer volmaakte Bedeeling,welke blyven zou tot de voleinding der Eeuwen. —- Gevolglyk moet de Mesfias verfchenen zyn met of voor de laatfte verwoesting van Jerufalera ; en de Jooden heboen geenen grond voor hunne verdere Verwagtingen. (bl. 503, 504.) En hiermede agten wy genoeg gedaan te hebben, om den Leezer bekend te maaken met den inhoud van dit Jiental, t welk, om dit nog in 't voorbygaan te zes. gen, eene Doop- en Avondmaal;■ Predikatie 'bevat, met de Aanfpraaken en Gebeden, by die gelegenheden gebruikt - welke Avondmaals-Predikatie, naar wy hooren, de laatfte Leerreden geweest is, door den Eerw. hulshoff van den Doopsgezinden Kan zei uitgefproken. Dit Tiental bevat onbetwistbaar de meeste Leerredenen, waarin doorgaande blyken voorhanden zyn van hulshoff's veranderde denkwyze - terwyl zyn laatst aangenomen lyfterna , vooral in de Avondmaalspreek en Aanfpraaken, uitfchittert. Uit de Recenfien, van tyd tot tyd, ia deeze Letteroedemngen, over hulshoff's Leerredenen, ge-  KERKELYKE REDEN VOERINGEN» 195 cpgeeven, heeft de Leezer opgemerkt, dat wy in meer dan fën opzigt in denkwyze van hem verfchdlen. Wy hebben gepoogd befcheiden te zyn, en der oprechtheid hulde tp doen Het fcherpe, hier endaar doordraaiende, uitgezonderd , moeten wy betuigen, de Stukken als Stukken , ook die 't minst met onze begrippen inftemden, met genoegen geleezen, en, in alle de Leerredenen, kortheid, klaarheid en fcherpzinnigheid, opgemerkt te hebben. Als Redekundige, was hulshoff ongetwyffeldveel^ grooter m onze oogen, dan als Uitlegger der H; Schriften, vooral naa dat hy alles infpande, om zyn geliefd fyftema daar uit te verklaaren. Uit alle de Leerredenen blykt , dat hulshoff, doordrongen van Godsvruchten ernst, aller asting verdiend heeft, en nog waardig is. Hy heeft als een regtfchapen eerlyk man gehandeld, zyne veranderde denkwyze onbewimpeld aan den dag te leggen; dat wy nu uit partydigheid zyne Redenvoeringen met ter zyde leggen, noch, uit vooringenomenheid met den Sam van hulshoff, alles, wat hy fchreef, goedkeuren, dn wv deeze en andere Stukken, door hem gefchreeven, met waaren Godsdienstyver onderzoeken, dezelve verdandig beproeven, en het goede behouden. De Gefchiedenis van het laatfte Lyden, den Dood en d& Oplianding van jesus Christus, door leonard meister Uit het Hoogduitsch vertaald. Tc Leyden , by A. en J. Honkoop, 1796. In gr. 8vo. 164 bl. Een zeer dichtelyk opdel, dat men tevens eene Overeenflcmming en eene Uitbreiding der laatfte Hoofdftukken van al de vier Euangehen zoude kunnen noemen, met tusfeheningevoegde zedekundige lesfen en leerdame aanmerkingen van den Schryver. Die aanmerkingen draagen allezins het kenmerk van gezond verdand en verlicht oordeel, zodat dit kleine Werkje met reden door den Hoogleeraar muntinghe , te Harderwyk, die 'er, evenwel, de Vertaaler niet van is, den Nederlandfchen Leezer in eene korte Voorrede worde aange- pr6De'Inhoud is verdeeld onder de volgende Titels : I. Moorddadige aanftag tegen den Heiland. 11. Laatfte Paaschmaaltyd, en eerfte viering van het Avondmaal. III Vothvasfching der Discipelen. IV\ Verdere plechtige  T<.$ f MEISTER Voorbereiding der Discipelen tot den dienst der Godlyke waarheid V. De Meester en de Leerlingen met tikander verenigd gelyk de wynflok met de ranken. VI. Treurige doch tevens gerustftellende uitzichten voor Jefus belydtn. Zn d odh%mbed?Vr i¥US ter ^bereiding val zynen dood. VIII. Ziele-lyden in Gethfemane. IX. Jefus gevangenneming X. Verhoor van [voor was beten\ den gooien Joodfchen Raad XI. De Ver lochen ing vauJetru?. XI . De wanhoop van Judas. XIII. Verhoor en ver™: ^msvoor den Rtchterft^l des Romeinfchen Landvoogds. XVI. Je%frofStng. XV' M <« In het begin kwam ons eene en andere uitdrukking voor, we ke. eenig vermoeden verwekte, of de SchryvIrTok eenigzins mogt overhellen tot den fmaak van*sïeinLrt bahrdt, en anderen. Doch dat verleden vervfel by' de olartzïrea.nTg ! en Wy ,f hten daarom onnoodif ryzen WyZCn ' Wdke het eerst deeden rtiI0tXMfr^jrvw\T -Wy eene korte ""breiding van luc. XIII (want XXIII is eene drukfeil) «-*f, bl. 115, en het flot van het Werk, overneemen. 6 ^ De eerfte luidt : „ Voormaals had Hy (t. w tesus) „ reeds aan Herodes, als deze Hem onder dehanduit " vVe?klfaerbd-d ^ ' d?°r de, ^ndene Vharizeen „ verklaard. Gy geeft geen' acht, noch op mvne „verfchymngen en openbaringen, noch op myn weldï ü,g leven; ook ziet gy opöde uitkomst myner volein„ ding met: gy noodzaakt my om verder voort te reizen; " E,ve™aakVl met re en houdt hefvoor „eenfynen ftreek,. dat gy my ui[ Qalilea verdryft. „ Gy doet wel; niet in ene afgelegen Provincie, niet voor „ ene kleinere rechtbank , nfaarloor de ïoog'fte m l?et „ land, zal ik (ge yk zo vee) andere Propheten en Leer„ aars) de waarheid met myn bloed verzegelen " i . 'abIadZl 162' is: » 0.n dl Euangelisten „ l»ng uit het oog verhezen. En deeze hoofdbedoeling SXgfrS„met e"e volkomene levensgefchiedenis im „ Jelus te geven. Waarom zouden zy &dan alle andere „ gebeurtenisfen en handelingen van Tefus tot on V™ „ demgfte jaar (ene enkele° uitg^LS)ver?weg3 „ hebben. Hun oogmerk was alzo de bekendmaking va," „ zyn Euangelie, dat 1S zyne leer en de verordeningfn tol » der«  over het lyden van jesüs christus. I97 .. derzelver voortplanting. Zy nemen daartoe vooral die omftandigheden in aanmerking, welke over zyne leer, een helder licht verfpreiden , en hem a s den Mesfias kentnerken. Zegt niet Johanncs zelve (XXI: 25) r v 2yw «c& vee/£ ««//«re , die Jefus gedaan " heeft, welke zo ze alle zouden befchreven worden, tk achte ', dat de wereld de gefchreven boeken niet bevatten zoude. Dit ' leid ons tot drie gewigtige aanmerkingen: 1) Wy be- Sten van Teius gefchiedenis alleen een uittrekzel, dat " echter tot onze lering en tot bevordering van onze geluk,, zaligheid genoegzaam is. 2) Wy mogen uit het ftil- zwygen der heilige gefchiedfehryvers geen gevolg trek, ken, dat alleen dat gebeurd is, wat zy hebben ppgete- kend O Wanneer wy dus in hun verhaal zwarigheden "ontmoeten, die wy niet zonder aanvulling van zekere ! omftandigheden uit den weg ruimen kunnen, zo hebben ' wv vryheid deze omftandigheden aan te vullen. Mits, zouden wy hier by voegen, dat men dit aangevulde enkel als eene gisting, niet als eene gebeurde zaak, opgeeye. Doch wyggaen voort. „ Het is duidelyk, dat de hei ige gefchiedfehryvers zich by hun verhaal van ene klare " en onopgefmukte, van ene eenvoudige en gemeenzame 1 voorftelling bedienen, en zich daarby om de kunst wei' nig bekommeren. Ook weet men, dat de fchryfwyze dn Hebreen, gelyk ook die der Euangelisten, met " vïv is van herhaling en verzetting van woorden. By hen komt het op angstvallige naauwkeungheid met 1 aan. Deze aanmerking is gewigtig 5 zy bevrydt. ons , ! aan de ene zyde van de moeite , om elke zwarigheid der vrygeesten op te losfen, en aan de andere zyde, ' herinnert zy ons , dat niet elk woord en elke geringe r, omftandighéid ene met de uiterfte naauwkeungheid «rokende* uitlegging vordert. Dus ver j. a. tur- " tSwvI wy aan dit Werkjen en deszelfs Schryver gaarne den verdienden lof geeven moeten wy tevens aanmerken, dat, onzes oordeels, hierendaar eenige gewaagde ftellingen voorkomen, en onzekere gisfmgen, zonder waarfchouwinge, als erkende waarheden voorgefteld worden. Bladz. 15, reg. 6. wordt gezegd , dat jesus „ aan Simon den melaatfchen de gezondheid had we* dergegeven." Het is zeer mogelyk: maar waar ftaat het gefchreven? Werd de melaatsheid nooit anders genezen dan door een wonderwerk? Bl. 18, reg. a  198 L. MEISTER v. o. ftaet, dat Judas Iscanot „ de zoon van Simon fdea 8, melaatfchen] den Gastheer" [van jesus] was. Euangelist Joannes noemt deezen Leerling eenige maaien Tudas èimonszoon Iscanot. Meer wordt niet gezegd. Maar was aan Simon de melaatlcbe de eenige Jood, welke dien naam voerde? lwee Simons waren onder de Apostelen, en behalyen deezen vinden wy nog Simon den Pharileeuw, Simon van Cyrene, Simon den lederbereider, om van Simon den toveraar niet te fpreeken Bladz o-> reg 9 v. o ftaet, dat de overige leerlingen „ den 'pra,, lenden Ichimp van petrus [wanneer deeze,tot zynen Meester, zeide: Al wierden zy ook allen aan u■ geer Lr d, ik zal nimmermeer geërgerd worden] „ ootmoedig en lief„ deryk verdroegen." Maar ftrookt deeze onderftelling wel recht goed met de eerzucht der Apostelen,welke zy nog dien zelfden avond aan den dag gelegd hadden, Luc. XXII. H< Of met hetgeene Matthsus aantekent, dat, wanneer petrus zyne betuiging herhaalde, at de Leer- hngen desgelyh zeiden? Is het zo volkomen zeker, hetgeen de Schryver, bl. 118, zegt aangaande de huisvrouw van pilatus? Eenen enkelen, naar ons inzien , duidelyken misflag hebben wy ook hierendaar opgemerkt. Op bl. H wordt gezegd, dat „ de .Priesters, niet als Rechters, maar als „ zaamgezworenen, een befluit namen [t. w. om iesus te " H?-' Wilkstu^p^ ei'genlyk alleen het verzamelde , Sanhedrin der LXXÜ Oudften toekwam." Nu wordt bl..83,. te recht gefteld, dat het Sanhedrin beftond uit „ de Priesters, de Schriftgeleerden, en de Oudften." Men vergelyke hiermede Matth. XXVI: 3, en dan blvkt dat niet de Priesters alleen, maar het geheele Sanhedrin, dit befluit namen. _ Volgens bladz. 121, reg. 7. v o was het reeds middag toen jesus ter dood wierd overgegeven; dit befluit de Schryver uit Jo. XIX: 14 Mircus zegt nogthans XV: 25, dat jesus ter derde uure, datis des morgens ten 9 vuren, volgens onze rekening, gekruifigd wierd. Hoe dit overeen te brengen zy, behoeven wy hier met te onderzoeken. Maar zekeriyk had de Schryver er iets van moeten zeggen. ■ ">vCi Achter het Stukjen is eene lyst van eenige drukfeilen, Z^tIL°g Wa W3t Z0^e kunnen vergrootwoorden. De Vertaaler verltaet waarfchynelyk het Italiaansch niet. De 2^eSenti,weeti,er- 00k Juist niet veel van. Maar zoveel kan hy toch zien, dat de Aantekening aan den voet vaa  over het lyden van jesus christus. I99 van bladz. 2 niet wel 'gefteld is. Misfehien moest 'er ftaen fenza Arijlote, en de meening is zonder Ari/loteles zouden wy niet veele geloofs- artikelen hebben, zegt Paoh Sarpi. - - Op bl. 7, r. 4 moest zekerlyk juist het tegendeel ftaen van hetgeen 'er nu gelezen wordt. Het moest zyn daar zyn onzichtbaar geestelyk gezag hunne viterlyke achtbaarheid verdonkerde. Bl. 11, r. 4 ftaet Zacharias 1. Zacchaus. Bl. 23, r. 7 v. 0. zyn huis wilde 1. hunne huizen wilden. Bl. 113 in de Aant. non 1. una, en Op. II. 1. Ep. I. -—- Bl. 125, r. 12. v. o. fterfjaar 1. geboortejaar. Bl. 128 in de Aant. irt Nerone 1. in Tiberia. . . Wy bedoelen met deeze aanmerkingen geenzms de waarde van het Werkjen te verkleinen. Het is en blyft een nuttig Stuk, dat met oordeel is uitgevoerd. Maar indien 'er een tweede Druk van mogt opgelegd worden, zullen de Uitgeevers van het aangeftipte gebruik kunnen maaken. Ook mogt men dan wel eene grootere letter neemen: voor eenigzins zwakke of verouderde oogen is de nu gebruikte ruim klein genoeg. Be Armen, Kinderen van den Staat. Of onderzoek nopens de verpligting van het Gouvernement, om de Armen te verzorgen; en Ontwerp van een Plan, daar toe (trekkende. Door c. rogge. Te Lcyden, by D. du Mortier en Zoon, 1796. In gr. 8vo. 73 bl. Thans daar het beftuur zich aan alle bemoeijingen met het Kerklyke onttrokken heeft, en de regten der " volkomenfte gelykheid onder alle Godsdienftige Ge11 nootfehappen wil eerbiedigen, valt natuurïyk de vrage, hoe moeten de Armen van alle Godsdienftige Genootfchappen, zonder onderfcheid , befchouwd worden, en welk eene handelwyze fchryft omtrent hen eene wyze 11 Staatkunde en ftrikte Regtvaardigheid voor?" Zie daar het belangryk onderwerp, waaromtrent de waardige Burger en Kerkleeraar rogge, in dit kort gefchrift, zyne bedenkingen mededeelt. Het hoofdzaaklyk beloop daarvan willen wy kortelyk zamentrekken. Naa den tegenwoordigen ftaat des Armenbeftuurs vermeld te hebben, volgens welken het Lidmaatfchap by eenige Gemeente regt geeft tot onderhoud, onderzoekt hy daar van den Oorfprong, en meent dien te vinden in de blin-  409 C. ROGGE, DE ARMEN, blinde naavolging der eerfte Christen Kerke, welker toeftand het verzorgen der behoeftigen tot eenen pligt maakte, en die hieromtrent fchikkingen beraamde, welke vervolgens door de Vorrten wierden aangenomen, naa dat deeze het Christendom omhelsd hadden. Dit hielde ftand tot aan de Hervorminge hier te Lande, zedert welke alleen de Lands Kerk \eiwisfeld, doch alle het overige, het Armenbeftuur betreffende, op den ouden voet gelaaten wierdt. Nu gaat rogge over tot eene opzettelyke overweeging der tegenwoordige wyze van Armenbeftuur, volgens welke ieder Gezinte verpligt is, haare eigen Leden te onderhouden,en hetBurgerlyk Bewind daar nSde niets te doen heeft. Vooreerst befchouwt hy het als onbillyk,^ Lid te zyn van eenig Kerkelyk Genootfchap regt geeft om oni^iVl^a: °m-reden dat zulk ee" Lidmaatich?P £ JSr f VKgr ÏÏD, -eiget] keuze - maar veelaI bevallig 31' a Ï de ^chlkking der Ouderen ontftaan ; als me «.1' ue b^deelj"g tusfchen leden eener zelfde Maatichappye hier door zeer ongelyk wordt, naar gelange van het meerder of minder vermogen der byzondere ArmenKasfen; en verder, dat de lasten, om die Kasfen te fchraagen , zeer ongelyk gedraagen worden. Uitvoerig worden hierop gefchetst de nadeelige gevolgen voor de zeden, uit de tegenwoordige wyze van onderhoud voortvloeiende , daar dezelve de luiheid, baldaadige weelde, laaggeestigheid, bygeloof,huichelary en andere ondeugden, klaarblykelyk ni de hand werkt. „Zolang, zegt rog!Ï „ de deur tot de bedeelingen voor den arme onverhinderd „ geopend blyft, zal deze altyd even arm in burger,, deugden als in waereldsch goed blyven." Van de nadeelige gevolgen, welke, de tegenwoordige inrigting op het algemeene welzyn heeft, wordt eene andere bedenking tegen dezelve afgeleid. Uit dit alles befluit rogge , dat de Armen geene eigendommen van Kerkgenootfchap. pen, maar Kinderen van den Staat, zyn; een grondregel zegt hy, zonder welken de Nederlandfche Conftitutie een monfter zal worden, „ waarin de woorden Vryheid, Ge„ lykheid en Menfchcnregten, flechts klanken zyn. Het „ Beftuur alleen is hun Vader, Verzorger en Opvoeder„ dit alleen kan en mag zich met de zorg belasten, om* „ in hun nooddruft te voorzien." Twee gevolgen leidt rogge uit het bovenftaande af, welke hy vervolgens nader overweegt. Het eerfte is, „ dat het Beftuur aai, « aue benoettigen, die nog tot den arbeid bekwaam zyn, „ werk  KINDEREN VAN DEN staat. SOI werk en brood verfchaft;" het ander, „' dat het „>de geheel onvermogenden op eene voegzaame wyze on„ derioudt." Op de gronden , op welke alle befchaafde Maatl'chappyen zyn opgerigt, warden deeze beide ftellingen gebouwd, en, over 't geheel genomen* naar ons ■inzien, onwederlegbaar betoogd. „ Dt.ec het Beftuur in de „ bezorging van werk en brood aan zyne kinderen (zegt „ rogge) niets meer, dan hun regtvaardigheid te bewy„ zen , niets meer dan zich van zynen Vadèrpligt te „ kwyten omtrent zodanigen , die niemand dan hetzelve „ Vader mogen noemen , het bezorgt ook hier in de „ welvaart der geheele Maatfchappy." Gaarne wilden wy de gronden , op welke onze waardige Vaderlander bouwt, voor onze Leezers openleggen; doch ons beftek gedoogt die breedvoerigheid niet. Antwoord op den Brief der Remonftrantfche Broederfchap aan de Proteftanten, door >m. eppens, Leeraar in de Hervormde Kerk te Leeuwarden. Te Leeuwarden , by C. van Sligh, 1797. In gr. 8vo. 37 bh De Eerw. eppens, tot hiertoe als Schryver onbekend, en mogelyk ook minder gefchikt, dan anderen, om in eene openbaare correspondentie met het Remonftrantsch Genootfchap te treeden, heeft echter niet van zich kunnen verkrygen, om de beantwoording des meergemelden Briefs aan anderen, die men wel kon verwachten, dat zouden opkomen, geheel over te laaten. Gevoelig over de verkorting der uitwendige voorrechten van 't Hervormd Genootfchap , en vast verkleefd aan alle leerftellingen dier Kerke , die hy voor de eenige waare leer van het Christendom houdt, deelt hy, in dit Antwoord, zyne gedachten over de uitnodiging der Remonftranten mede, op eene wyze, die men van zoodanige vooringenomenheid met aangenomen leerbegrippen en verachtelyke beoordeeling van allen , die de eenvoudige Leer van Jefus eenigzins anders begrypen , verwachten moest. Hy doet zulks, zoo hy zelf zegt, (bl. 2), vryj moedig en befcheiden , fortiter in re, fuaviter m rnodo, ! anderen zullen de geheele voordracht plat en plomp, en I met ftoute niets ter waereld afdoende machtfpreuken I opgevuld vinden, en zich bedroeven, dat een openbaar I Leeraar het nog in dezen tyd waagt, in dien trant, ter XiEtt. 1797. no. 5. O ver«  £04 M. EPPENS verdediging van het verachte Zion , ,t geen men ver* trouwt, dat de Heere niet tot een puinhoop zal overgeeven, (bl. 29) te fchryven. Na den waaren zin van het gedaane voorftel, en het eenig doelwit, in den Brief der Remonftranten beoogd, opgefpoord te hebben, 't geen de Schryver meent daarop neer te komen, om een algemeen Christendom, uit Luthevaanen, Mennoniten en Gereformeerden, onderling verbroederd , in te voeren , voortaan onder één dak te prediken , over en weer Leeraars te beroepen, enz., maakt hy daarop hoofdzaaklyk de volgende aanmerkingen. O Het voorftel is te onbepaald. 2) Het bewyst, dat men zeer laag over de Hervormden denkt, en moet daarom voor hun eenigzins aanftootelyk zyn. 3) Eene onderlinge verbroedering zou voor de Remonftranten zoo wel, als voor de Gereformeerden, gevaarlyk zyn. 4) De tyd is daaitoe zeer ongunftig. 5) Men mag zoodanige vereeniging , waarvoor het menschdom nu nog niet ryp iswel wenfehen en hoope» , maar niet, dan nadat "er eenige dingen voorafgegaan , en het menschdom nader verlicht zal zyn; wanneer namelyk, 't geen de Leeraar verwacht, dat eens zal gebeuren, alle Christenen het Hervormd Leerftelzel zullen omhelzen, (bl. 28, 29O De Eerw. eppens wil evenwel- nog wel, op zekere voorwaarden, de hand van broederfchap toereiken. De Remonftranten moeten vooraf hunne leerbegrippen nader kenbaar maaken. Men kan ihtusfehen op middelen bedacht zyn, om nader by eikanderen te komen. Men zou op eene nieuwe manier te famen tegen het ongeloof kannen opkomen , en zich gemeenfchappelyk door gepaste middelen tegen het algemeen zedebederf kunnen verzetten. Maar, zoo lang de Remonftranten hunne overeenftemming met de Leerbegrippen der Hervormden niet aan den dag leggen, kan 'er, naar 's Mans oordeel, van eene nadere verbroedering met hun niets komen. Treu- 4 rig uitzicht, wanneer, zoo niet alle, ten minften zeer veele Hervormden even ftyf op hun ftuk ftaan , zonder ook van hunnen kant iets in *t minfte te willen toegeeven, en alles, wat in hun Genootfchap geleerd wordt, even ontwyfelbaar en even noodig te weeten tot zaligheid oordeelen ! . Dan mag men, helaas! uit het voorftel der Remonftrantfche Broederfchap, veeleer eene grootere verwydering , dan naauwere vereeniging , tusfchen een groot deel van 't Hervormd Kerkgenootfchap, en alle de  antwword op een brief. 202 genen, die over eenige, door kerkelyk gezag vastgestelde , leeringen niet eenftemmig met hun denken , en t weèzen van het Christendom niet zoo bekrompen durven bepaalen , te gemoet zien. Men moge dan met eppens verlangen, dat^alle ingezeetenen van ons heve Vaderland, me aflegging van twisten, zoo in den burgerlykcn als kerkelyken ftand, één lichaam mogen worden; maar wat beteekenen alle zulke wenfehen , wanneer men tei gelyker tyd van allen , die ter goeder trouwe eene andere leiding van gedachten volgen, onverzetlyk wil aigefcheurd blyven. Men laate dezelven liever Verzefd gaan van eene Nauwkeurige en onpartydige naJr^nog der waare Bybelleer, en waage het, om het refultaat van rype onderzoekingen, die zoo veele kundige en godsdienstlievende mannen , met ter zyde ftelling van. menfchelvke bepaalingen , daaromtrent van tyd tot tya oe proefd hebben, onbevooroordeeld in bedaarde overweePing te neemen, en met gemoedelyken ernst m verlbtnaigtSftSfig te brengen. Wierd dit door de ftrydende mrtven van weerskanten meer m acht genomen, men zou Seker, zoo wy ons niet geheel bedriegen, meer to gemaatigdheid in 't oordeelen overhellen elkandeieii allengskens nader komen, en op de onderlinge uitoefSg van Christelyke liefde, die altyd de naauwfte band van vereeniging zal blyven , hooger prys ftellen. T. t. plenck, Natuur-en Scheikundige Verhandeling over 3 de Vochten des Mensehlyken Ligchaam. Uit het Latyn vertaald, en met eene Verklaaring der daar in voorkomende Scheikundige Konstwoorden vermeerderd , door h. a. rake , Med. Doet., PrxeStor m de Verloskunde, en Stads Vroedmeesier te Lef den. Te Dordrecht, by A. Blusfé en Zoon, i797-r /» ff- 8vö' 200 hl' Behal' ven de Verklaaring van XXII bl. TSe voortreffelyke Schryver van dit Werkje heeft hetIJ zelve ingericht volgens die kortbondige fchrytwyze, van welke hy, in zyne meeste zeer nuttige Schriften, heeft gebruik gemaakt. Bezwaarlyk valt het, van hetzelve een algemeen denkbeeld te geeven, dewyl het in eeen Hoofdftukken, enz. is afgedeeld , maar alleen afloopt volgens eene Phyftologifche orde: zodat m de eerfte plaats wordt gehandeld over de beginfelen, uit wel-  204 J. J. PliENCK, OVER DE VOCHTEN ke het Menfchelyk Lichaam is zamengefteld; voorts over de algemeene Vochten van hetzelve ; als bloed, zenuvvyocht, enz. en daarna over de Vochten die in alle afzonderlyke deelen 'des lichaams worden gevonden. Alpmjne in dit Werkje heeft de Schryver gebruik gemaakt van de nieuwfte ontdekkingen der Scheidkundigen , het geen den kundigen Overzetter eene bekwaame gelegenheid heeft gegeeven, om de voornaame konsttermen, wier kennis tot dit oogmerk volftrekt noodzaakelyk is, op eene korte, doch zeer naauwkeurige, wyze, in zyne voorafgaande verklaaring uit te leggen. De meeste befchryvingen en aanwyzingen van den Schryver fteunen op zeer goede en proefondervindelyk heweezene gronden: dan daarentegen worden 'er ook dingen ftellig in verzekerd, die niet alleen twyftelachtig zyn, maar zelfs ftryden tegen de beste bepaalingen en waarneemingen. Dus onderftelt hy, p. 38', een dierlyk Gaz ia het bloed, ondèr welken naam hy doet doorgaan den Damp, die uit alle warme vaste deelen en vochten uitgaat , en zich onder een klok in waterige druppels verzamelt : doch een Damp kan nooit een Gaz genoemd worden, dewyl het laatfte, zo lang het zich niet met eenige andere ftolfe vereenigt, altoos onder de gedaante eener Veerkragtige Juchtltoffe beftaat. Voorts wil hy aan dit Gaz, onder anderen, toefehryven, die uitgezetheid,welke aan alle de deelen van een leevend lichaam ei "-en is en die hetzelve zo merkelyk van een lyk doet verfchillen' Dan hiertoe hebben wy zodanig een Gaz niet van nooden I de vermindering der uitgebreidheid der deelen, vooral der vochten, door het verlies der dierlyke warmte, lost dit voldoende op. Volgens de thans algemeen aangenoomene zeer wel heweezene leere, leidt de Schryver, op p. 41, de oorzaak der dierlyke warmte af van de ontbinding der levenslucht in haare beginzelen: dan om dit te verklaaren, ftelt hy, dat die lucnt onmiddelyk, en in haaren veerkragtigen ftaat in de longevaten wordt opgenoomen ; 't geen vólkomen ltrydt met de proeven dienaangaande door halier en anderen, genoomen, welke ten klaarften doen blyken,' dat 'er geene luchtfoort, in haaren veerkragtigen ftaat, in de vaten kan doordringen. Op zommige plaatzen had de Schryver wel wat naauwkeungcr mogen zyn in zyne uitdrukkingen: by voorb: op  DES MENSCHLYKEN LIGOHAAmS. Op p. 40, alwaar hy de drukking des dampkrings op een volwasfen lichaam gelyk ftelt aan 2000 ponden; daar dezelve, volgens de beste waarneemingen, by halleh, (El. Phyftol. T. III. p. 191.) verzameld, meer beloopt dan qo,oco ponden. ".. . Gaarne zouden wy ook eenige Stellingen nader opgehelderd hebben gezien. Dus zegt de Schryver, p. 125* „ Het voornaam nut der gal is , dat dezelve de chyl uit " de in den twaalfvingerigen darm voortgel tuuwde, chvm ontwikkelt; het is daar doch, dat men de chyl het eerst gewaar wordt." Het laatfte is zeker, doch zulks bewyst niet, dat eene zekere ontwikkeling , door middel der gal, daarvan de oorzaak is. Ook hadden wv dan gaarne eene nadere verklaaring van de wyze , op welke zodanige ontwikkeling zoude worden volbragt. . Schoon de Schryver over het algemeen van de ontdekkingen der nieuwere Scheidkunde een naauwkeurig gebruik heeft gemaakt, heeft hy zomwylen noch wel iets aanmerkenswaardigs overgeflaagen. Dus ftelt hy, p. iod, dat de rottende lucht fchynt te ontftaan uit eene verbinding van met koolftoffe gevulde lucht en ftiklucht: zonder te fpreeken van de ontbinding des zwaVels en van den Phosphorus in brandbaare lucht, welke laatfte,. ge. lyk thans genoegzaam bekend is, den ergften rottigen flank veroorzaakt. . . . Ondcrtusfchen hebben de aangevoerde aanmerkingen seenzins tot oogmerk, de waarde van dit Werkje te doen verminderen: wy pryzen. hetzelve integendeel aan als een zeer nuttig en wel gefchreeven Stuk. Verhandelingen ter Nafporinge van de Wetten en Gefieldheid onzes Vaderlands: waar by gevoegd zyn eenige Analecla tot dezelve betrekkelyk. Door een Genootfchap te Groningen Pro excolendo Jure Patrio. IVde Deel ïfte Stuk. Te Groningen, by J. Bolt en J. Oomkens, 1796. 346 en XXX bl. in gr. Svo. Vier Stukken maaken dit Boekdeel uit, waar in de Leden des Genootfchaps hunnen arbeid voortzetten. Het eerfte is een Onderzoek of de Germanen, oudlyds* Halsftrafen Uitgeoefend, en Men/chen geofferd hebben, door den Heere jacob de rhoer, Hoogleer aar w de Gefchiedenisfen en Oudheden te Groningen. „ Het lust ' dien O % Hoog-  -°6 verhandelingen Hoogleeraar, gelyk hy zich uitdrukt, „ te onderzoeken, „en, zo veel hy kan, te betoogen, dat men in de oud„ ite tyclen onder onze Landzaaten van geene eigenlvk „ zogenaamde halsftrafien geweeten heeft, In, fchoon het „ waar is, dat eenige misdaaden onder hun des doods „ waardig gehouden zyn, Zy echter dezelve uit een an„ der oogpunt, dan menschlyke ftraffen, gewoon zyn ae„ weest te befchouwen." J to tPI?ÏLdeeZe" <;inde gaat hy» 't geen by de Germaanen ' « r^o°,pZiChte, piaat? SreeP' na' en viRdt in hunnen HalÖfn' dlG 10 yredenstyd gebeld was, geene ; Halsttrarïen. Tacitus geeft dit ook, gelyk hy opmerkt, •: öf£terkennT- ,Hy fpreekt va" geeneyMisdaa§en, diê i aoodwaardig gehouden wierden-, dan alleen in 't Krygs- 'v*?u °?k/ fcbrvft » heeft de Heer 1%: : " „i? j ^ ? YJr d°orzien, en is van oordeel, dat zy „ alleen de doodftraf hebben uitgeoefend aan de verbree- ! " Leo'S rru1'^' ,die 25' het Vaderland, als het in oorlog « was, verfchuldigd waren." • rJ^Jn Phnde£% van dit Stuk' worden verfcheide j plaatzen der.Oudheid toegelicht, en de daar tegen fchy- ] Cv^/nVaang.heduen weggenomen. Breed is de Hoogleeraar over de betwistte woorden by tacitus, corporc \ nïT? h d°A°r H00FT vertaald ' '"hozen van lichaam. ünaei die den gewoonen Text houden, welken hooft SrhnVndt "len. "«leggers, „ die dit van Bloodaarts „ veritaan, die zich den duim of ander lid affneeden: „ om niet genoodzaakt te worden de wapens tcdraasem " ,°!trom-> 20 ais ze van de Franfchen, zo men \ „ meent, hierom genoemd worden f> pollke truncatofy „ zyn uit de Historie genoeg bekend ; doch ik weet ' " ULt\ da|,I1?en van deeze gewoonte eenig befcheid on- der de Duitfchers vindt." Door eene andere lee- a?Sn a d,e Germ^ancn zoeken vry te pleiten van • rnriS^l kder d^mwaarde Wulpsheid, welke anderen i ««™ w hewoordingen meenden begreepen te zyn; dan : S„Hoogleeraar wil de Germaanen hier van niet vry- P S//,,w*Py °Udt het,daar VOor' dat door de Ignavi " affe'J l°rp0rA Hfn6l hier dIerlei Woodaarts, " £a in Te™yfde Kareis worden aangeweezen , „ zo dat wel het crimen nefandum niet rechtftreeks . « of i C) Veftig, Jur. Germ. Ant. p. 70S.  van het gr0ning. genootschap. 207 „ of eigenlyk bedoeld, maar ook niet uitgeflooten 1 Daifde Hoogleeraar saat vervolgens verder voort, en beweert dat men in het Krygsweezen om geen eigenlvke zogenaamde Straffen te denken heeft, maar het fhik uit een geheel ander oogpunt befchouwen moet, en van Opofferingen veritaan. Wat hy des bybrengt, en van «genwerpingen zoekt te ontheffen, is voor ons ter overneemins te breed. „ , ,,. Zo treeden wy ook met enkele Tytel vermelding voorbv het tweede hier voorkomende Stuk, de Jure Liberlrum Naturalium, van Mr. G. w. van oosten de bruyn, 't welk, in een Neder duitsch Werk, de onvoeglvke lengte van 148 bladzyden beftaat. yHet derde Stuk voert ten Opfchnft: Vertoog over de Veenen, derzelver aanleg, en invloed op de Vaderlandfche 'Rekten door a. t. de sitter , Lid der Nationaale Vergadering, reprefenteerende bet Volk van Nederland. Dit Stuk , als verreweg het belangryktte, heeft onze aandagt fterkst getrokken, en moeten wy die onzer Leeren daar over breeder onderhouden. „ De Burger de sitter heeft eene Stofte verkooren, waarin hy geen V vreemdeling behoorde te zyn, dewyl hy, ten tyde des fchryvens van dit Vertoog, Rentmeester was der Vee" nen, toebehoorende aan de Stad Groningen. In de daad, hy betoont zulks niet te weezen, cn zou de gemaakte verfchooningen in den aanvange , „ wegens zyne , onbedrevenheid in 't fchryven," wel hebben kunnen aeterwege laaten. Wy rangfchikken dit onder de Complimenten, die wy zo ongaarne zien maaken: want fchoon zvn Stvl zich niet boven het middelbaare verheft, dat ook het Onderwerp niet vordert, „ hoopt hy m de nuttig„ heid der Stofte een tegenwigt te vinden yoor het " zwaare en verveelende eens onbefchaafden Styls. Waarop hy voortvaart: „ Eene Stofte bovendien, waare zy wel befchreeven, die zig door haare bekoorelvkheid aanpryzen zoude, als uitmaakende eenen aanzien" Ivken rang in de onderfcheidene verdeelingen van net Na" tuurryk , en haaren oplettenden befchouwer aangenaam " weifleepende in eenen ftroom van nutte befpiegelmgen. I! Eene Stofte vooral, die den Burger deezer Stad mmI' mer onverfchillig kan zyn, daar, buiten het voordeel „ van goedkoop zig uit dezelve te bezorgen eene beichut!, ting tegen de onguurheden en ftrehge koude des WinO 4 •>•> ter*>  208 . VERHANDELINGEN „ ters, hy in dezelve ziet den oorfprong, en, onder Gods „ verderen zeeën, de geduurzaamheid der welvaart en „ bloei van de Scheepvaart deezer Stad, en bygevolge „ van derzelver Wonders. Slaat men daarby „ net oog op de Veencolonien, hoedanig zal men niét „ verwonderd worden , herdenkende dat eene allerbarfte „ wildernis, doorbrooken niet de akeligfte meiren en poe„ len, geenen overgang van mensch of beest duldende, „ in den tyd van 100 of 150 jaaren veranderd zy in een „ allervoortreffelykst landfchap , alwaar duizenden dage„ lyks hunnen kost winnen in allerlei zoorten van werk; „ en «aar het. laggende, het zindelyke, van byna ieder „ huis oen ruimeren ftaat des bewooners te kennen geeft. „ Laat men de oog.:n over de velden gaan, men ziet de" f lv,e.vf onvrugtbaare uitgegraavene turvputten veran„ deid in keurige klaverweiden, of veel beloovende koorn„ velden van rogge, haver, boonen; ginds lagt u toe de „ aangenaame bloei van het digtftaande zomerkoolzaad „ en boekweit; en hier biedt u het forsfe loof der nooit „ bedriegende aardappelen eene veilige verzekering tegen „ de woeden eens hongernoods. „ Dus ziet men wat de Landbouw vermag, indien zy „ onvermoeid den arbeid voortzet, en begunftigd wordt „ met de goedkeuring en hulp der Overheden. - On- „ dertusfchen is dit wonder, door den Landbouw verrigt, „ een aangenaam fchouwfpel voor bet oog van den wvs„ geengen en waaren Menfchenvriend, ja het treft zelfs „ den doortrekkendenReiziger, zo dat die te huis als van „ iets buitengewoons verhaalt, hoe dat een akelig moe„ ras veranderd zy in eene fraaije lustplaats , geboord „ met duizenden van huizen, verfierd met kostlyk land, „ verlevendigd door eene fterke Scheepvaart, daar alles „leeft, daar alles werkt!" ' ,5',dit getuigenis leezende, moet, ondanks het ondericheid der plaatslyke omftandigheden , en het verfchil van grond, geen hoope fcheppen op het welflaagenvan het gebruik der■ Hollandfehe Duingronden, ten dien/le der Vaddandfehe Fabrieken, indien het Landsbeftuur de behulpzaame hand biedt (*) l De Burger de sitter ftelde zich voor, in dit Vertoog deezen voet te houden, dat hy eerst opgave wat het Vees (*) Zie onze Faderl. Letteroef. voor 1796, bl. 544,  VAN HET GRONING. GENOOTSCHAP* 2©9 Veen is, waar het gevonden wordt, en hoedanig deszelfs oorfprong zy hier te lande - daarop eene korte befchry ving te geeven van de wyze van Turfgraaven, en hoe men de woeste Veenen aanfteekt om het gevoeglykfte daar uit 1 uri te kunnen graaven, en, byaldien het hooge Veenen geweest zvn, hoedanig de overblyvende dallen of leyings tot goed en vrugtbaar Wei- en Bouwland kunnen gemaakt worden (*) en verder open te leggen het ge- fchiedkundige der aanleg hier te lande , benevens den invloed, dien het gehad heeft op onze Vaderlandiche Reévereenkomftig met dit algemeene plan , handelt de Schryver, in het Ifte Hoofdft. der eerfte Afdeeling, over den aart en de hoedanigheden van het Vem. Dit gedeelte wvst uit, hoe hy alle Schryvers daar over met alleen geleezen, maar met oordeel geleezen, en zyne eigene opmerkingen met hun voordragt vergeleeken hebbe. liet ïlde Hoofdft. toont, op welke plaatzen de Veenen gevonden gorden. In het lilde Hoofdft. onderzoekt hy, of het Veen uit de Zee is aangefpoeld, of door eene Over/troomtns op de tegenwoordige plaatzen gebragt. _ D^t Hoofdltuk is vry breedvoerig, en wel uitgewerkt. Wy neemen 'er uit over 't geen hy ter wederlegging van het denkbeeld van een Noordvvestlyken Storm, die een groot aantal boomen hervvaards gedreeven of oragefmeeten zou hebben, aanvoert; het verfchynzel dier Boomen, wil hy, ter bevestiging van zyn tegenovergefteld gevoelen, doen dienen. , Men vindt, by het afgraaven der Veenen, onder op het zand eene menigte van ftammen der boomen; maar " nog meer hunne wortelftobben met een geknotten ftam, " van i tot 3 voet. De Stammen liggen meest in de" zelfde (trekking van het Noordwesten, of Westen, naar " h-t Zuidoosten, of Oosten. Deeze boomen zyn gedeel" telvk fpane- of denneboomen, meerendeels eiken, veele " elz-n en barken; ook wel eens een ander zoort, gelyk. I'rruimeboomen en diergelyke. De laatfte drie zoorten • zvn hy de eerfte ontdekking vry week, gelyk ik in de Wildervank van elze- en pruimeboomen gezien heb, dat zig met den fchop lieten fpitten; weezende hoogrood " 6 „ van (*) Deeze tweede Afdeeling, ali te uirgeftrekt voor dit Werk, is. op verzoek d«s Schryvers, agtergelaateu. O 5  210 VERHANDELINGEN # van kleur, doch welke zy, aan de lugt blootgefteld „ ras verlooren, en daarby iprokagtig hard wierden. Al „ dit hout wordt by de Landlieden Kienhont genoemd, „ en is voor den boer op eenige plaatzen van nut: dewyl „ het, veel van het harsagtige behouden hebbende, tot „ kleine Hokjes gekloofd en aangcifooken zynde , zeer „ helder brandt, en geen vonk laat vallen; zo dat het „ by veele Boeren in IFesterwolde en Drenthe voor licht „ gebruikt wordt „ Veele deezer itammen en ftobben zyh gefchroeid „ door brand, veroorzaakt door verzuim of voorbedaat „ opzet van doortrekkende heirbenden of jaagers, of ook „ door bhxem als anders. Voorbeelden uit de oudheid „ daarvan by te brengen is onnoodig. De overblyfze„ len deezer brand zyn ruim een halven duim oo de „ bovenkorst 'zigtbaar, fchoon van zommigen ten on„ regte gehouden voor onvolmaakt Joodenlym (f). „ Dit alles leverde een akelig tooneel uit, mén za» „ uitgeftrekte velden , welker boomen meest om verre „ lagen, veele even boven de wortelllobkn o-eknot, daar „ by overblyfzelen van brand , welk laatite, toege„ fchreeven aan hemelsch vuur, het denkbeeld van ver„ fchrikking vermeerderde; men herdagt de verbaazende „ akeligheid van zulken woedenden ftomi, gemengd „ met de hevigfte donder en blixem. Verbeeldingskragt „ hep vooruit, en bepaalde den tyd deezer verwoesting „ op denzelfden dag, op hetzelfde uur. „ Eene nadere herdenking maatigde egter de kra°t „ diens ftorms; niet dat men dagt dat deszèlfs géwèld de „ boomen niet konde ontwortelen of breeken, maar men „ ftemde dat uitwerkzel niet toe op de binnenfre gedeel„ ten van het digtftaande bosch ; het Veen intusfehen „ dat men voor oogen hadt, eenen oorfprong moeren„ de hebben , wat dan natuurlyker ? dan tot hu'p te „ roepen eenen vervaarlyken hoogen Vloed, die d-ze y> Veenen aanbrengende de verdere boomen omgefmert^n „ en begraaven hadt; fchynende de takken en bladen „ dier boomen gefchikt om de Veeniloffen te "kunnen „ ophouden en te doen bezakken. „ Dit getuigt mede van de Saxifche Boeren, agricola Lid II. de natura eorum quee ejfltiunt de terra. (t) Schook, Cap. 12, p. 95.  VAN HET GRONING. GENOOTSCHAP. £11 Dit was genoeg om zich die Schildery voor te ftelSPiën als eene gebeurde zaak, en. ze dus aan anderen 1 op te dringen: men gaf zich geene verdere moeite, en i' onderzogt niet , of zich ook vertoonmgen opdee1 den, die d>e geliefde veronderftellmg dwarsboomden. " Want de doorgaans gelyke ftrekking der ftammen i met het dunne eind naar het Zuidoosten, maar nog C meer hunne ligging by de wortels en ftobben , tot , welke zy behoord hadden, verbande immers de waar, fchynlykheid eenes Watervloeds. Verbeeld u eens I, de boomen , het zy ze door den wind omgewaaid op „ den grond liggen, het zy ze nog overeind ftaan; op dee„ zen nu komt te vallen de woedende kragt van eenen „ heftigen Watervloed; zoude het dan mogelyk zyn, „ dat die ilegts over de liggende ftammen kon heen ,, loopen zonder dezelve vlot te doen worden , of de !„ ftaanden even omftooten, zonder ze verder me1 de te fleepen ? Stemt men de vlotwordmg toe, hoe & ware het dan moogelyk ? dat alle deeze dryvende M boomen, door den Storm vreeslyk geflingerd, en dus „in honderd fuekkingen, by den afloop der wateren , L die zeker fterk geweest is, zig konden ophouden en 1 fchikken, om in hunne nederzakking eene algemeene : „ orde te volgen ? Alle de geenen, die eenigzins kun„ dig zyn van de woede en kragt der voortgedreevene „ wateren, zullen my toeftaan, dat de daar in medege„ voerd wordende ftoffen in zulk eene fterke bewee] „ ging en gisting zyn, dat zy in ftrekking,mets gemeen „ nebben, dan alleen dat zy door den wind, die den I ftroom des waters voortdryft, naar zekeren oord ge„ voerd worden, doch de eene dus, de andere zo, dwars, „ test, enz. Zie by voorbeeld, of herdenkt u, een vlot „ balken, dat los en driftig wordt, laat de ftroom der „ rivier nog zo fterk zyn, ze worden wel in 't gemeen „ de rivier afgevoerd; maar ieder balk heeft eene ver„ fchillende ftrekking, de een dryft dwars , de twee„ de fcheef, de een heeft het dun, de ander het dik „ einde voor, en welk ieder ogenblik verandert door „ het minfte, waar aan de balken ftooten: zouden nu „ wel alle deeze by eene onderttelde plotzelyke wegzak„ king van het water op den grond gekomen eene ge« , ,, meene rigting hebben ? Zouden zy niet eer in honderd verfcheidene liggingen gevonden worden ? „ De boomen geeven nog eene andere opmerking, ,, die  4la VERHANDELINGEN „ dienen aandagtigen fterk tot ons gevoelen moet over„ haaien ; men vindt deeze ftammen dikwyls vry «aaf • „ doch nooit met eenige merkelyke zytakken, alleen ,, met geknotte ftompen van 2 voet op het hoogst. Men „ kan met wel veronderftellen, dat het overige als „ dunner zynde, geheel vergaan is, om dat men bv „ menigte vindt kleine fyne takjes van allerlei zoort „ van boomen, die op het oog vry gaaf gelyken , te „ meer daar het hout onder water eigenlyk niet verrot „Myne gedagten hieromtrent zal ik met een leeven,, dig voorbeeld ophelderen; men gaa naar het nabuurig „ Uavcltc m het Landfchap Drenthe, aldaar vindt men „ veele lchoone en zwaare eikenboomen; doch die onver„ koopbaar zyn geweest om de verafgelegenheid van het „ water; deeze boomen eindelyk ftervende, is niets over„ gebleeven, dan de opgaande ftam met de korte einden „ der takken. En wie uwer heeft niet verfcheidene maa„ len zulke doode boomen, ontbloot van merkelyke zvs, takken, gezien? ,, De jaarlykfche val der bladen, en der ondergroeien.„ de heesters en plantgewasfen, leveren hier op den duur „ eene moerasfigheid; de vogtigheid en aart van dit af„ val Iteeken eindelyk den ftam een voet of anderhalf „ boven den grond aan, en doet hem allengskens zoo „ vervuuren, dat hy de kragt der Stormwinden niet „ meer kan uitftaan, maar daardoor voorover gefmee„ ten wordt. Indien men nu herdenkt, dat deez''ftam „ reeds beroofd is van zyne zytakken, en dat de omftaan„ de boomen meerendeels mede in dien ftaat zyn, dan be- " ^yv} ^en ' -hoe dat hv vry en onbelemmerd naar de „ ltreek des winds kon vallen, even bezyden zyne voo„ nge wortels: daar anders zyne takken, vallende op de „ volle takken der naaste boomen, hem daar in beletten „ moesten, of zo hy al door zyne zwaarte, zig uitfehui„ vende , eenen weg ter aarde baande, zou die egter „ afwyken van de ftreek des winds. „ De Weste en Noordweste Winden nu onze meeste s, Stormwinden zynde, kan het niet anders zyn, of de „ omgeworpen boomen liggen met de koppen naar het „ Oosten en Zuidoosten , en dit leert de ondervinding „ van alle jaaren. Egter vindt men die boomen wel eens „ in eene andere ligging ; ik zelf hebbe aan het noord„ einde van de Pekel, tegen de uitftrekken der Omlander „ Compagnie, in eene ligting , die om dc deugd der „ Turv  VAN HET GR.ONING. GENOOTSCHAP, filj Turv zeer zuiver op het zand uitgegraaven was, ge1 zien een ftam liggende zuid , verder een westlyk , en i eenSet byna noord, de overigen hielden hunner, I gewoonen loop. Deeze drie boomen lagen bovendien I lo ver van eikanderen, en van de overige boomen , dat " zv dooi- den val van anderen in die ftrekking met kon- den geraakt zyn, ten zekeren bewyze, dat, toen die l boomen gevallen zyn, de wind noord, oost of zuid, ge- f BrÏÏi^beredeneert en ftaaft de Burger de sitter dit ftuk; dan wv vergenoegen ons met dit voornaamfte te hebben over^nomeli. Met het IV'Hoofdft. gaat hy voor om het ^gevoelen der Jaarlykfehe Ophoogmg der Veenen, zo uit de natuurlyke gefteldlmd van ons Land, als uit daadlyke voorbeelden op zommige plaat zen voot gevallen , nader op te helderen, en aan te dringen. De Tweede Afdeeling, volgens het hier boven aangemerkte, ovérgelïaagen lynde, handelt de Derde, over het Gefchiedkundtgc der aanlegging van de Veenen hier te lande voorat in deeze Provincie. Hier ontmoeten wy veefgefchiedkundigs, uit onverdagte bronnen geftbept. En leidt dit den Schryver, om, in de Vierde Afdeeling, te fpreeken van den invloed, dien de aanleg der Veenen op de Groninger Provinciaale Regten heeft, en hoe zeer de kennis daarvan by derzelver uitoefening noodzaaklykis. Behalven dat wy ons reeds lang genoeg met dit Vertoog hebben bezig gehouden, is alles hier zo yolftrekt plaatsSvk en reetskundig, dat wy tot het Werk zelve moeten wyzen Waar'mef 'ook eene in deeze Afdeeling verwerkte Bylage vindt, zynde een Lyst van Plakaaten , Reglewenten, en Willekeuren, relatie hebbende op de Veenen, wyze van Turfgraaven, en verdere gevolgen in deeze Proyincie; deeze loopt van 1403 tot 1786. - Als AnaleSt vinden wy ten flot. een Stuk getyteld StatuTa Terre Fredewolt , of de Willekoeren van Fredewold, uit een oud Handichrift overgefchreeven, en met andere vergeleeken. Va*  ai4 VERVOLG Vaderland'fche Historie, vervattende de Gefchiedemsfen der 1 Verecnigdc Nederlanden, zints den aanvang der NoordAmericaanfche Onlusten, en den daar uit gevolgden i Oorlog met Engeland en deezen Staat, tot den tegen- ■ woordigen tyd. Uit de geloofwaardig/Ie Schryvers , en i egte Gedenk/lukken, zamengefteld. Met Plaaten. Ten Vervolge op wagenaar's Vaderlandfche Historie. XVde \ Deel. Te Amfterdam, by J. Allart. In gr. %vo. Op welk een voet de Schryver deezes Vervolgs van wagenaar's Vaderlandfche Historie zich voorftel* de het gedenkwaardig Jaar 1787 te behandelen, hebben ben wy in de Aankondiging des laatstvoorgaanden Deels, welks twee laatfte Boekeu tot dat Jaar behoorden, onzen Leezeren ontvouwd (*). Overeenkomftig hier mede wordt. dit Werk voortgezet. Het XLI Boek, waar mede dit XVDeel aanvangt, geeft: een breed Verflag van het Aanhouden der Prinfesfe van Oranje. Eene Gebeurtenis , welke aan den geheelen loop 1 des Burgertwists, tot eenen Burgerkryg aangegroeid, eene wending gaf, niet min onverwagt dan verbaazend. Wat desby de Algemeene Staaten, by de Staaten van Holland' en der andere Gewesten, voorviel, wordt hier geboekt, met de rol die de Pruisfifche Afgezant thueemeyer daar in fpeelde. De gerustfteliende verzekeringen van Frankryk en het daar op gegrond vertrouwen der Hollanderen wordt niet vergeeten. Het onverwagt vertrek des Franfchen Afgezants, in 't einde deezes Boeks vermeld, „ veroorzaakte,", op dat wy dit affchryven, „ verflaagenheid by allen, die meenden te moeten vastftellen, dat gewigtige redenen hem daar toe bewoogen, en dat waarfchynlyk, ja genoegzaam zeker, het vast voorneemen des Konings van Pruisfen, om het niet by Vertoogen te laaten berusten, maar den klem der Wapenen daar aan by te zetten, den Franfchen Afgezant moest bekend en de oorzaak van zyn vertrek zyn. Stofte van vreugde fchonk dit heenengaan aan de Party in den Lande, die Frankryks invloed gewraakt, en bew&erd hadt, dat hoe zeer ook de Koning van Frankryk, of diens Staatsdienaars, de Geftel- te* (*) Zie onze Vader l, Lettereef. van 1796, bl. 406,  ov TO VABERLANDSCHE HISTORIE. -is van dit Gen^^^^« „en, ichoon zy dezelve eer van v ^ n |iet den vinger aanweezen, vm ^ fchryft hun. dan men vermoedde t;. * gemengd vondt, en „er , die zich diep m ót^™fr°„kryk? byltand, zo bemigt dat zyn veruouw^' ^Sb^aldVas, w alHeilig en by herhaaling totgezega, ^ dat - tyd eene waarheid blyven, ^at, naderde , daar {; eene vreemde Moge»heid^^'^«keringen van men zo plegt.g,i^totS, wfiaard had, nimmer te , ons met te ™lkn verlaaten^v Mogenheid ?1ch met , zullen ge^SjASR^büek zou bemoeien ;, dat , „ den inwendigen ^J*?ferfaiiUs aan den Engelfchm , zeg ik, toen het Hoi van rW™ tWyfelen, men den Jpruisfifchen ^t meer kon wy . , flag ,d% ons vf ^e|ldzehef wei de mogelykheid van S SS tWlT^A* een oogenblik te " KetlSfi^den wy een zeer leezenswaardig Javulling van voormalige■ Jetoften by onI Raad van Frankryk aandringende. ,,Ve i d aan. „ voorgegaan, en hebber. ons den Weg o ^ ^ geweezen. Wy zyn g^'^f df /W'*"» nebben u de Pruisfen te v«^.?„n* ^ ' verraaden. Ik word fchaam^' *«nef was de daad van " maar wyt zulks met aan de; Natie, n BEUENne-, ;;Sn trouwloos Mimstene van eenen her. doch de tyd ntóe"/"nEidnb"gu planten zullen." Hsft. bi. 33*'  si(5 vervolg «t ss? r^-tffis zamenwertmg met den SMdbouder en ipSS^SJg breedvoerig befcbreeven, als mede de berSrSCÏÏ Patriotten, te midden van dft Xfn ^W^vigheid der «raar lochende dezelvirfTtnSt van" p%tWvfeI' die verklaarden , deeze krvesmarS fL Perfot)"en , aantocht gezien, tehebber^ 7^ d?f / ontmoet, en in ooggetuigen tSStËftST otten, konden verdenkingen en l,,,™™,fJ , Fatm ontgaan Van den andere? kant^^6^^^ • ooren vo van FranCchr hn\™ ,i„ • uien, eilander de tocht maar daadlyfof'sï& fdenl? en'vondt'zu^ geloof by de vooringenomen meniate n n ! *U,ks van die dagen kunne! nog tot vSmg^d?bewÏSpfl2? ken, hoe men, zo van dt Pruhfen tw ^J^A^ 'hek' dagt en fprak (*).» als van der veel waarheids in 't 2een de Heer capet.len tot de marsch lcnïyit» Inmiddels hieldt men zich, als naar gewoonte, ter V Staatsvergadering van Holland bezig met dcltbereeren, terwyl"het perfoneel gevaar, en vooral de toeneemende vrees voor hetzelve, waar over men het Gabinet varx Ver-failles met ruim zo veel nadruks onderhieldt, dan over de weezenlyke belangen van De andere, de ftoute flappen te Heusden gtnorneri om 's Volks Invloed in de Amftellin» der Stadsregeeringe te doen gelden , over w lke, gelyk wy naderhand zien zullen, zo veel in Hollands Staatsvergadering te doen viel. —- Ons is, vart eoederhand, verzekerd, dat de Penfionarisfen eem* Ier voornaa.ne Steden, over dit belangryk onderwerp lamengekomen, een Voorftel van zo algemeenen aart noodig oordeelden , om zich uit den maalftroom veeler byzondere verzoeken, op eens, te redden , en eene vastftelling te maaken , die overal ten Maatregel diende- waar uit dan dit Haarlem fche Voorftel geböoren» en 'in verband met dat van Amfterdam voorgedraagen wordt (t)." • Iti (*) Zie onze Vaderl. H0. XI D. bl. 38tf. C+ Een Schryver van dien tyd laat zich, Wegens het 06werkaemgen dier beide voorwagen , In deezer voege hooreii. „ Vooral zal het noodig zyn, dat het Volk op zyne h«ede P % »l*  220 VERVOLG In dit Boek breedfpraakig verhandeld zynde wat 'er in 's Hage te doen viel over de Commisfie tot het onderzoek en het bepaalen der Uitvoerende Magt, en eene opgave, met eene beoordeeling van de Concept-Inltruftien voor den Stadhouder en den Capitein Generaal en Admiraal Generaal van Holland, worden de Handelingen over het Voorftel van den Volks - Invloed, met de daar toe betreklyke Adresfen, ontvouwd. Het daarftellen van den Volks-Invloed te Haarlem, wanneer dit lang betwiste ftuk Stedelyk verklaard was, vinden wy hier in alle byzonderheden voorgedraagen , en met zeer veel reden, dewyl Haarlem de éénige Stad in Holland was, waar dit werk tot ftand kwam ; doch binnen kort door den Inval der Pruisfen verydeld werd. Wanneer de daar op de Markt vervaardigde Vry/ieids - Tempel afgebroken, en die voorbeeldelyke Stad in het Patriotisme bykans ten voorbeeld ftrekte van het fchriklykst Oproer. Het algemeene by de Omwenteling voorgevallen vermeld hebbende, vaart de Schryver voort: „ Dan dit was niets'in vergplyking van het oproerig Geweld, waar mede het Gepeupel, op de hervormde Schuttery verbitterd, de Geweeren eischte, van zommigen haalde, aan anderen ontweldigde, met woede in 't water wierp, of in (tukken lmeet. Losbandigheid holde daar mede langs de ftraaten en Jongens liepen met ftuk gefcheurde Grenadiers Muizen en uitgetoogen Houwers. Wyven, Kareis, dreigden de plundering van eenige Huizen. Hooger zou het geloopen en tot het uiterfte van verwoesting overgeflaagen zvn indien met de getrouwe Schuttery, aangevoerd door moedige Bevelhebbers, op het luiden der Alarmklok, en het «aan der Trom, ylings in de wapenen gekomen, die ontzinde menigte in den dollen loop gefruit, en , door ontzag te verwekken, te wege gebragt hadt, dat in den avond van een gevreesden nagt zo groot eene ftilte op de «| *v en daar op aanhoude, dat het Eerfte Lid van Haarlems „ Propofitie niet buiten het Tweede: maar het Tweede vóór „ of ten minften gelyktydig met het Eerfte worde afgedaan; „ want de Artftocraat, zynen Zetel ziende beftormen, zal zich door allerlei listen ftaande zoeken te houden, en van „ het Stadhouderlyk juk verlost zynde , en daar door meer „ magts in handen gekreegen hebbende, des te moeilyker tot bl °g|rgaVe W dwiD«en ZVBf»» van den Neder. Rhyn, XI D,  OP DE VADERXANDSCHE HISTORIE. 21E de ftraaten heerschte als of de Stad in de diepfte rust gebleevenwas, en 'er niets wat naar Oproer zweemde gebeurd ware Zo veel vermag een welgewapende en in den wapenhandel afgerigte en met kloekberaaden moed bezielde Burgery, en hadt Haarlem, waar op dien dag de ftille Burger verbleekte en beefde, eenigen zich ter vluat gereed maakten, anderen die daadlyk namen, aan deeie te danken, dat de plunderzieke Bende verftoof ; daar het anders, in eene Stad als deeze, gefchapen ftondt de deerlvkfte tooneelen van tweefpalt te zien yertoonen, en dat Burger tegen Burger, in losgelaatene woede voorthollende, onboetbaare nadeelen wederzyds berokkende." Het Leven , de Gevoelens en de Bedryven van CAVVYti. Een Leesboek voor het Algemeen. Uit het Hoogduitsch vertaald, door g. h. reiche, Luthersch Predikant te Zutphen Met een'Voorrede van h. muntinghe , Hooeleeraar in de Godgeleerdheid, Kerklyke Gelchtedenis, en Heilige Uitlegkunde, te Harderwyk. Ta Utrecht, by W. van Yzerworst , 1796. behalven het Voorwerk, 156 bl. in gr. Svo. Ïa den voorleden Jaare heeft een onzer Medearbeideren, in het vervaardigen des Mengelwerks, onzen Leezeren, in naavolging eener Engelfche Leevensbelchryvinge des erooten calvyns, een Leevensberigt van hem vervaardigd, gepaard met een Aanloop, ftrekkende om de waarde deezes Mans wel te leeren waardeeren (*). Partyzugt miskent zodanige billyke verzagtingen, Onpartydigheid neem* ze gaarne aan. Welkom was ons derhalven de Voordragt van het Leeven, de Gevoelens en Bedryven, deezes Hervormers, welke wy m het Werk voorhanden aantroffen, fchoon 'er de Vergielyking foms misfchien te verre in loope. De onbekende, onder de Letteren j. F. W. T. verborgene Hoosduitfche Schryver vondt zich door het leezen van calvyn's Brieven opgewekt om zich meerder met dien Man bekend te maaken. Voordeelig hadt hy over diens Charader niet gedagt, „ en niet gewenscht dat er te« (*) Algem. Vaderl, Letteroef. voor 1795 , Ut D- hl. jpf. P 3  222 HET LEVEN, ENZ. tegenwoordig nog veele calvyns leeven mcgten." Dan het geen hy van liet hart deezes Mans in die Brieven ontdekte deedt hem verbaasd ftaan. Hy vergeleek daar mede alle de Leevensbefeuyvingen diens Hervormers , en waar hy anderzins berigten van hem kon krygen, en bevondt „ daar den Man niet volkomen zóó gefchilderd „ gelyk hy waarlyk was. Overal werden maar zyne „ verfchillen verb iald, en de zyde van zyn hart fcheen „ hem in den achtergrond te zyn geplaatst. Hy geloofde „ bovendien, dat zyne verdienften nog niet volledig ont„ wikkeld , en zommige omftandigheden vergeeten wa„ ren, die op zyn leeven en daaden eenen grooten in„ vloed hadden." — Dit deedt hem het befluit neemen om calvyn's Leeven op nieuw te befchryven. „ Heb ik " voegt hy, zulks vermeldende, 'er nevens , „ heb ik hèt „ mis gehad, dan is het zekerlyk met het menschïievend „ oogmerk gefchied, om den Man, die zich, werkelyk, r> by de waereld zoo veele verdienften heeft verworven, „ van een vonrdeeliger zyde aan hun voor te ftellen, „ welken de bronnen der gefchiedenis zelve niet kunnen „ of willen leezen. — Men verwachte echter niet, in „ my eenen dweepagtigen Verdeediger, of Lofredenaar, „ van calvyn te zullen vinden. Want zelfs zyne Brieven leerden my zyne fouten kennen; maar ik zag ech„ ter ook hier de manier en wyze hoe hy in dezelve gevallen was." ^ Hier uit kunnen wy reeds eenigzins opmaaken wat wv in deeze Leevensbefchryving te wagten hebben De Voorreden van den liarderwykfehen Hoogleeraar mtjntinghu, die, fchoon kort, zoveel gezond verftands als befcheidenheids ademt, fpreekt zeer gunftig van deezen Schryfarbeid diens Duhfcliers, en van de moeite der Vertaalinge daar aan befteed door een Leeraar van het Luthersch Kerkgenootfchap. Zeer inftemmend met den hier boven aangeduidden Aanloop onzes Medearbeiders Jaat die Hoogleeraar zich in deezer voege onder anderen hooren • „ Wat calvyn betreft; zo 'er iemand geweest is, wiens' „ karakter , verdienften en daaden, in veele opzichten 9, verkeerdlyk beoordeeld zyn, dan is Hy het Zvne „ geloofsgenooten verhieven hem telkens ten hemel toe .„ daar zy zyne deugden onmaatig vergrootten , en zvne „ fouten, of geheel verzweegen, of ten minften irie-r „ dan de waarheid gedoogde verontfchuldigden: zyne w» » anden.i u» tegendeel, en zeer veelen onder de Proteftanten « zei-  VAN CALVYN. . ^"3 *P1ven die niet behoorden tot het zogenaamd Gere" fo mee'd Kerkgenootfchap, zyne groote en .goede hoe" SJheden uit het oog verliezende, zagen in zyn hart " S n zvne daaden byna niets dan het geen benspens" V.^was: hielden niet zelden de fouten van zynen " S vd ^ e W met de braaffte Mannen van dat tydvak " Seen hadt, voor byzondere vlakken van zyn perfo" £3 karakter, en herinnerden zich doorgaans veel te „ neel KaraKier , c ontfprooten " uiteeVwfalyf edefbeginzel, namelyk zyne liefde tot „ uit ecu w* j „,P]hp liefde tot de waarheid oy wem, „ de wafh"d4e"^ e„ andere uitmuntende Mannen " v°anWdide algemeene denkwyze van " dien tv'dfd™, vooral ten opzichte van het zedelyke, " no? zeer onzuiver was, of ook door zyn tot driftig" hefd overhellendtemperament, wel eens eene verkeer- ^SefS'L dit Leevensberigt, 't geen ook F^aS doSeS des lof verdiene, en, fchoon in ahnyde^e voorbygein of onaangeroerd gelaaten 't welk dee^ing^lzms onderhoudend maakt, ook voor hun die van elders deezen Hervormer kennen. De stuk£ van dien aart zyn te veelvuldig om ze op tellen, en door alle de Hoofdafdeelmgen verfpreid Byzonder belangryk zyn het X en ^ eersfgemelde ten SS É^e^^l neemt h| den hier " dknften van een MafnieTbfhoorlyk waardeeren, wan" neer men zich niet geheel verplaatst in de tyden waar " ?n hv leefde en de hinderpaalen zich leevendig veregenWrdtgt, welke de vorming van zynen geest en " è^fe nfet t nMf IZ " onkunde en bygeloof. §De geest van verftandig on^dTr'oek eSnreSeering kon tien nog niet ogtom». Dan laaten wy, ter proeve van s Mans fthryt^ze , het voornaamfte overneemen, 't geen hy «1 t * 4*  424 het eeven, enz. van calvyns Karakter vermeldt; 't geheel, hoe overichrv venswaardig ook, is voor ons beftek te uitvoer,^ 7* ,, Ik houde een manlyken moed, en eene onderneemen„ de ftandvastigheid, verbonden mef oprechte waarhSds ' „ hefde, voor een uitrekenden trek in calvyTsKak„ er Dit was het, het welk aan het geheele fchilderv „ licht en fchadmve byzette! Dit was het patroon S „ het we k alle zyne handelingen gevormd wierden ' lis „ verdediger van de erkende waarheid, abtefchêrmer " l*l%VQTWëd? ,eere' was onverfcnrokkenheid zyne „ bd endige geleidsvrouw. Het gevaar is geel verlnt „ Jchuldigmg om van zynen pligt af te wyken • dit olafft „ hv anderen te zeggen , en dit toondeJ hy' ook zelf " vlroo^zWaSt emnf.aatlykf-d-an gevei«^heidydoor vree e „ veroorzaakt. De overtuiging van pligt en recht bezuurde alle zyne overige wenfehen In geneiSden " derdamVnei ï menfche°' laaSc vleijery, frui^nae Z „ derdanigheid,,waren hem zo vreemd, dat een van zvne „ bekenden van hem dit oordeel velde: dat h y in l 7n „ leeven nimmer vreeze hebbe gevoeld. "} nÏTp£e -gr°nd Van deeze onverfchrokkenheid kon niet »» alleen in zyn temperament liggen. Dezelve vvas veel„ meer het geyolg van zyne overtuigingen en van zvne „ grondbegmzelen. Ik meene dit te kunnen zeggen zonS „ zyn lofredenaar te zyr. Wie zoo, gelyk hy f van vveï » voor het goede doordrongen was,'en zoo dïwyLme " iTgJ°0V d% goede zaak Sleeden hadt, bydien L Sfe^T"**' WaMeer gCen gevaar h™&*'"er! ,, Befchroomdheid maakt voorzichtig en toegeef! vk Het „ laatfte was hy minder, om dat hy het eerfteSTeeheel „ met was. Hy fprak niet alleen zóo\ gelyk hv dachr maar „ hy kon ook volftrekt geene berisping verzwygen En " SHh'nVln\deugd ontbrak> dan was Sg5oórzich: 3, tigheid en bedachtzaamheid, vermids hy zelfs dan vver a, de, wanneer hy zich geen goed gevolg daar S^knn „ belooven, Tydsomftandigheden en8gefe|enheld Sta ? waXid" ennTHking-,Hy W1'ei'd dWg wannee? hj „waarheid en godsvrucht zag veragt. Hv 790 h/t„ naauwlyks, of hy wreekte het ook, het kostte "ft het „ wilde, al zou hy hier door het kwaad nog emer p? " BS? 1fi™- 0at d£ te b^ennen, noit my dfzelnv „ liefde tot de waarheid, die hem bezielde. Ik SS M by, dat hy mmder vyanden en tegïnuai/d zo? ge- „ van*  VAN CALVYN. 225> „ vonden hebben, wanneer hy ieder keer den behoorly- ken tvd in acht genomen hadt. " ,Geftreïg tegen zichzelven , was hy ook geftreng tegen anderen. Maar meer tegen de Ondeugd zelve • " dan tegen de Menfehen by wien dezelve gevonden l Serd Zyne drift beleedt hy zelf op meer dan eene nlaats ODenlvk. Hy betoonde fomtyds eene toe- I' &h?id / welke meï zyne gewoone drift geheel Irvdi- was En deeze deugd was by. hem te ver',; dienstlyker, hoe meer dezelve hem overwinningen heer' fchappy over zichzelven kostte. • rcLïh Het geen hy ééns als waar erkende, hier by bleef „ hv met zekere hardnekkigheid, echter zoo, dat hy ook Mannen waardeerde, die niet altyd met hem overeen" Hemden. Slechts dan, wanneer de gevoelens van ande, ren hem beledigingen van God en voor het Christendom ,, nadeelig fcheenen te zyn, kwam hy in drift, die hem ! fomtyds zóó verre misleidde ,, dat hy de verfpreiding van dezelve zelfs met den dood-Wilde beftraft. weeten. fdit zal hebben moeten weezen] De ongelukkige seiv ! Ut moest van dit grondbeginzel de droevigde onder! vinding hebben (*). Met dit alles echter zou men hem zeer miskennen, indien men hem de kunst wilde bc;', twisten, om berisping en tegenlpraak te kunnen ver- " „ Berisping ook moest hy kunnen verdraagen, wanneer ,. wv heni nederigheid en befcheidenheid willen toefchryI Ve. Hy had, wel is waar, eene foort van geoorlofd ' zelfgevoel, het welk van zyne meerderheid boven veele ', andlren zich bewust was. Maar zoude dit by eenen ,, Man niet verfchoonlyk zyn, die zo veele talenten bev zat, en zo veel goeds ftichtede? Nogthans gebruikte hy ' zvne meerderheid meer ten voordeele van anderen, dan dat hv dezelve gevoelde. Hoogmoed was de ondeugd, I welke hy juist het meest berispte. Hy ging met den ' geringften Man op eene wyze om, welke vertrouwen , ëu liefde inboezemde, en hy onttrok zich met, wanneer ,, hv tyd hadt om met hem uuren lang |over zyne aan, gelegenheden te fpreeken. Ik fiichte hier meer nut, plagt hy te zeggen , dan wanneer ik een boek fchryve.^ v> Hy (*) Het geheele VIII II. is aan die gebeurtenis gewyd, met hoe veel huiverings de Schryver 'er ook toe kojne. P 5  WET LEVEN, ENZ. „ Hy ftreefde naar niets minder dan naar roem en eere. „ Toen hem iemand, wegens zyne Predikatiën, buiten„ gemeen prees , viel hy hem in reden : Tot lof „ hebt gy nu^ zo veel gezegd; maar nog geen woord tot „ dankbetuiging. Ik begeer geen lof, maar dank: want „ in het laatfte geval weet ik dat ik goeds ftichte. Daar„ om yverde hy ook tegen zulke Predikanten, die enkel „ door cierlyke welfpreekenheid boven anderen wilden uit„ munten, en hier in hunne eenige verdiende zochten. „ Hoe zeer hem ook deeze kunst eigen was,wilde hy 'er „ echter niet mede pronken. „ Even zo min behaagde hem uiterlyke pracht. „ Voornaamlyk hadt hy daar van een afkeer by be„ graafnisfen. Ik bid u, fchryft hy , ten minjlen in den „ dood allen pronk en liefde tot de pracht te vermyden, „ op dat men in ons de echte en wyze vereerders van „ God herkenne, die in zodanige aardfche ydelheden geen „ vermaak fcheppen. ,, Gelukkig voor hem, dat hy zóó gezind was. Want „ hy was arm, en wilde, volgens zyne grondbeginzelen, „ ook niet ryk worden. Eer hy na Geneve kwam, moest „ hy dikwyls van de weldaaden van anderen leeven, waar „ van hy echter flechts in den uiterften nood gebruik ,, maakte. Het is my aangenaam, fchryft hy, dat men „ zich. myner wil aanneemen. Want ik zie dat men my bemint. Maar ik heb voorgenomen, om ''er vooreerst „ geen gebruik van te maaken , ten zy dat ik in nog „ grootere verlegenheid geraake. Ik zal een gefchrift aan „ eenen Boekverkooper overgeeven, en ?nogelyk zal deeze „ my daar voor onderjleunen. Ook te Geneve hadt „ hy naauwlyks zyn toereikend beftaan. Vyftig Daalders, „ twaalf fchepels Koorn , twee tonnen Wyn, en vrye „ wooning, dit was zyn beftaan, en vergunde hem juist „ niet verkwistend te zyn. En echter nam hy de aan„ bieding van den Raad niet aan, om hem opflag te vcr„ leenen: dewelke hem zo dikwyls gedaan wierd. Hy „ verzekerde by eede, dat hy geene Predikatie meer zou „ houden , wanneer men niet ophieldt om hem zodanige „ aanbiedingen te doen. Ik arbeide, plagt hy te zeg5, gen, wegens het voordeel, maar niet het geen ik van „ anderen, maar 't geen anderen van my zullen hebben. „ Op zekeren tyd, toen de Raadskas te Geneve niet in den „ besten ftaat, en men reeds van begrip was, om nieuwe „ belastingen op te leggen gaf hy zelfs van zyne Jaar- „ wed-  VAN CALVYN. aa7 • «,Pdde twintig Daalders 's jaarlyks te rugge ,om het volk w vïf^nS drukkenden last te bevryden. En zyn voor^ beHet ooltk^taardfche bezittingen ftelde hy enkel " Wamt ^iS^fcïSvS. WeTdaadigheid was eene van | lyï K^lSgS; hoe zeer men dezelve dxkwyls * m mnikZvn hart was ook voor vriendfchap en liefde Vö?ïefchikt, dat niemand het beklaagde kennis met " hem femaiVte hebben. Wie ééns zyn hart hadt ge„ ïicui s „„„„.. ,,PPi lnneite doen om net weaer te «:roezen' — Men heeft hem verweeten, dat zyne " enden'hem in alle Hukken hadden moeten toegee„ vrienden nem w vrienden adt, gelyk „ ven. m\™%™^M*zich deeze befchuldiging " CiwanNZèlvey ^^ShSan me» het, in't algemeen, " rTok welSrt noSfen.waimecr een man van gewet en aanooic werriKi * h ft Zvn aandeel in alle open- " ^rl^aZ^S&^ groot,nogth.ms zóó, „ baare verriuitnigcii,1 ^ ' j k lk andere, onderl dat by geduung f/voorbeeld , moesten • W°rpe7nn wel «^fiïeerf wïdiï, als de boeken van " eJVCU Zo, UrvVeis?a men noodzaakte hem, fom"tvd;; om SSTbatzA daat in te veranderen. En " hTfnmtvds meer invloed, dan hem toekwam, „ hadt hy tomtyd« meer Jnv , w „ dan was zulks het oner, * niet ondank- J verdienften bragt En hwastaer^ „ baar. Hy vergom: n« t c laat_ " fe TalTkllegStf ianSl^dït6 h?, toen men in - „ te, zaï ik negtó i b belegering te Geneve vreesde, : "Sn JdTl«r5föitog vSS^erken zelf mede de " ha W«te?yné Werkzaamheid betreft. Hy bepaalde_der, t' he tl danken, dat calvyn werkelyk by zyne zwakl-dyke Samsgefteltenis zoo veel kon uitvoeren-^ Zyn  228 HET LEVEN, ENZ. VAN CALVYN. „ geftadig' bleek en inager voorkomen was het gevolg* „ zyner onophoudelyke infpanning." ö1 Onze Leezers die deeze Characlerfchets naagegaani! hebben, en m calvyn's 'Leevensgefchiedenis niet onkun-1 dig zyn, zullen onze reeds gemaakte aanmerking billyJ ken, dat s Schryvers Vergoelyking foms misfehien te verre\ hope; en dat hy bovenal de Heerschzugt teveel bemantelt. Met genoegen hebben wy het geheel geleezen. Maart) hoe de naam een Leesboek voor 't Algemeen op' den tytel1 daar aan voege, kunnen wy niet wel vatten; fchoon de; Schryver betuigt, aan calvyn's Geloofsgenoten een Lees-\ boek in handen te hebben willen geeven. Wy hoopen en vertrouwen dat de Calvynistifche dagen voorby zvn hoewel wy herhaalen, met genoegen dit Werk, dien Her• vormer betreffende, geleezen te hebben. Taferee/en van Armoede en Tegenfpoed, door Mevrouwe m. g. de cambon, Geb. van der Werken. Met Plaaten. In den Haee by. J. C. Leeuweityn, 1796. In gr. 'ivo. 235 bl. ■Wevrouw de cambon geeft ons hier zeven TafereeJen, die ±\± of de verhardheid van menfehen, die, met grooten óver- ï vloed gezegend , gevoelloos, hunne medemenfehen kunnen • zien gebrek lyden ; of de menslievendheid van warme ded- S!?n " °mïk hunner Na""»eenooten, keurig « treffend fclietzen aan de eene zyde,en, aan den anderen kaïn, het treurig toneel van elende, en den boogden nood, zó ' roerend afmaaien, dat hy, die flegts eenig gevoel heeft van menschlykheid. dezelven niet zonder deeluwSu en1 aandoe. knnLnT," k"D j**?^ alZ° 1 die °y weidenkenden niet L kunnen nalaa en, het haatelyke der onmededogendheid, en h-t ' loilyke en beminnenswaardige van 't medeiyden , in hun waar licht te doen befchouwen, eu de mededogendheid van alle welgeplaatfte harten op te wekken, en die alzo alle aan- \ pryzmg ter ieezing en overdenking verdienen. Hier ach ter zyn gevoegd, drie Verhandelingen, die, als eene toepasfina ■ op de voorafgaande TafereeJen , gevoeglyk kunnen aangemerkt worden: als, Raad en Leefregel van Nabi Efcndi ... aan zyn Zoon. Maximes: en een Vertoog over Wellevendheid en goe ■ de Opvoeding. Wordende alles beflooten met een Dichterlvk Vers over de pligt der Bezigheid, 't geen niet ongepa Dit eeheele Deel behelst het vervolg van den Roman, waarvS St begin, in 't laatst gedeelte van het voorgaande Wv kunnen van deezen breedvoengen Ro- „ n niet anders dan een kort uittrekzel geeven, en.moeten voorts den Leezer na bet boek zelf wyzen. Alexis was de vruet van een gehe.m Huwelyk, werd door zynen Vader ff werd hv in de droeve noodzaaklykheid gebragt, wiltf hv 't geJreeJde gevaar niet loopen , de hand van zynen 7ooï af te tretken f en hem aan zich zelf over te laaien. Dus ver ie en Vader en Leermeester Alexis, in eenen hoopeloo- «n ÏS Dees trok daarop al dwaalende de wyde w rJd ", zonder te weeten, waar te belanden,, of waar door Z hlVm Op zynen weg, ontmoette hy een jonge Juffer en 16 T*'n 'wr.Lt die hv 't geluk had uit een groot gevaat TrX ; uit Irkentnis "namen dee,en hem mede, en J» ,en hem óp eene Landwooning, gelegen imdden m een Bosch rl-r Hnhie in 't Bosch i. De bewooner van hetzelve, Candor genaamd,"Imving'henf^ voornaamlyk na 't beticht van '««j. Q») Zie Algim. Vadert. Lttteroef. voor i?i!5« Ut 35<«  23° MAGAZYti VAN GESCHIEDENISSEN. beurde, met aüe hartelykbeid. De verkeering met den onJ den Landor , en de hoedanigheden van de%eredrie iouï vrouw, Kiaartje óenoemd; verbonden hem ras aan t mi g" blyf, en de liefde verbond ras de beide har der %£ jH den. Evenwel bleef voor eenkeii tvd de «7-,-.™, Vv j 1 Candor's omftandigheden en Küg* IT^ZtVooV Alexis. —- Op 't laatst na dat de oude -nan, op aUeileve wyze, Alexis had beproefd, ontdekte hy hem 't voornaSI geheim en bezwoer hem, zynen dood Vnd . dieTem £ zyne Vrouw , welke hy teder beminde, op de gevSfte plaats beledigd had, oP te zoeken, en hem «a z/ne w aak daar hy hem vond, op te oiferen. Daar nu de edele en ZZX' afgryzen deeden befchouwen ,die nog meer moest vermeerderen om dat uit het verhaal van den Ouden bleek, dat Klaan e S L ïg T deeZ£n Zyne" yyand was' befloot Aleï s zich aan die anders voor hem zo zeer aangenaame , iSeWnï te onttrekken, en trok heimlyk weg, om op n euws als 'f ware op de genade aan , op den*aardbodem om te zwerven. Op deezen togt ontmoette hy eenen Italiaan die ZTrh ais onutolen had aan een bende Rovers,d,hem, 'zynes ón. danks, by zich wilden houden; dees bood zich aan zvn dienaar te willen zyn , en hy vond in hem een vermaa^lvken Reisgenoot en getrouwen Vriend. Na vee'erlevTomml tuigen en wederwaardigheden, welke hy, en zyne KlaattieX hem opzo^ onderging, ontmoette hy haarenVader,"vond ook zyne Ouders, en braaven Leermeester, zelfs zyn' beminde Klaartie, weder; alles vereenigde zich thans, om den Sn Ca dor te bezoeken de verzoening werd gein «, 1zaa. Kreeg een.u gelukkigen en gewenXn ffi^ll? £ tusfehenverhsa en de ontmoetingen e„ omftandigheden, in dee! zen Roman ingevlochten, vallen, wel is waar, nu en dan we' >n 't wonderbaar* doch echter niet in 't onmoog^ke of onwaarfchyniyke, ze.fs zyn ze, veelal, natuurïyk. —^ch het g.en deezen Roman 't meest aanpryst, zjn de zedekua dige Aanmerkingen , die, in het Werk verfpreW, zeer dien" ihg yn, om nuttige Lesfen, met toepas!in* nn dV fcheidene omftandigheden deezes le^S^'de ÜS tl glS K%Tt "rI3J5 a^backer- Te DM>» j- ***.\ P,c"e,fvier akieine Toneelflukjens verdienen onze aanpryzin* braave Vrouw fs V hoogst gefehenk van God, is de HoofbW fonaadje een braaf en eerlyk Koopman, 'd!e, dooi? K»  J. 4. BACK EB, KAMERSPELEN» 23* - i „«« A.r>nr Banqueroeten, door wanbetaaling , en 't ait* bedf0g J.n veVwïïie retouren , zich in de droeve omftandig. ^r\.vind ™ te zullen moeten ophouden met betaalen , h61l,f bankbreuk g te worden. In deezen toeftand word hy TJrLtmS"bfediteuren , die echter zyn vriend is, aan. ïfcrokS om de betaaling van reeds geprotegeerde, en met ï Sl te rug gekomene, Wisfelbrieven, ten zynen laste. Verzïek om üitftel kon hem echter by deezen zelf om ge, f «fpiH verleaen, niet baaten; echter zoude hy zich te vreXrd& ftelfemet een pand der minne. De eerlyke FerdïSd noch SSlSg doen of pand kunnende geeven , moest f ,fSea dit hy gedagvaard werd en alzo overhoop gedUn^ïrgIn deeze verlegenheid, bied Conftantia, die alzins als ïï? edeldenSeVen liefhebbende Echtgenoote voorkomt ' Tnfchuldeisfcher grootmoedig haare Juweelen ten onderpand Sn - ditb vk van Huwlyksliefde treft den houder der W.srelbdeven zodanig, dat hy het pand weigert en 't gevraagde S ftèf zelfs met belofte van befcherming, verleent. Doch op het oo/enbik ontvangt Ferdinand de gewichtige tydmg.dat twee zSr Schepen behouden ter beftem de plaatze , en wel • JKLr derzelver Laading, gunftig tydlhp, zyn aangekoin een, voor jerzeive *>J> h tW££de Stukjen bety. ^'^AderS^^ goed bloed ontaart niet, fchetst ons tCld' Z d -pfte armoede gedompelde, huishouding van eeDe ' srhilder Segend alleen met een allerbraaffte Echtge'ZZ en drie'nfet minder braave en ouderlievende Kinderen. Brood' 'ebrek en h0nger hadden den Vader, Pallet geheeten, ?en denre Sgejaagd, om, ware het mogelyk, by eenen ryken v «nmnn eeniV geld op hand te vraagen, voor een fchilderff dat' hy öndfr handen had ; doch werd van deezen afge1 ' jsp rfaar te boven , in zyne afweezenheid , zyne dogrefrad^oek'en te verleiden'; doi fchandelyk voor hem werd beweezen Intusfchen had de droevige moeder den jongften zoon in den uiterften nood, uitgezonden, om te beproezoon, in vraagen van aalmoestén, iets konde ver¬ yen, or ny , huis2ezjn van noodzaaklyk voedzel te voorSngenDanmmidrwyl Tom: de oudfte wed'er te huis, brengt hrnod en bier. tot voedzel en Iaafenis, maar , om dit te verWen had hy zich oP ieder arm doen aderlaaten, voor geld ^nnf eèn leerling in die kunst. De jongfte zoon was door eenen waa dTgen3, vermogenden, menfchenvnend aamechtig a „t rfln honger, voor zyn deur gevonden , en dees kwam SStaT om zTch , in perfoon , van de waarheid des jongen Siaaps verhaal te verzekeren, vond het huisgezin in den deerSaardTgften toeftand, voorzag in den bytenden nood, en nam hetzeWe voorts in zyne befcherming en bezorging. — In het derde Toneelfpel, onder den tytel: De ParfheSchoenmaaker, of Natuur i,i Dengd, word een niet minder behoeftig en m  «3* J..A. BACKEB, K-AWHRSPELSH. de uiterfte armoede gedompeld huisgezin ten Toneele eevo»rrT Picard, de Man en Vader deszelven , neemt het wanhoopia befluit, om zyne Vrouw en Kinderen brood te verfchaffen om met het piftool in den vuist, den eerften den besten zvn beurs ai te eifchen. Hy ontmoet eenen aanzienlyken Parvzenaar, dArgens, eischt zyn goudbeurs, en na 'er zo veel uit genomen te hebben, als zyn tegenwoordige nood vorderde geeft hy. dien te rug , en koopt daar brood en kaas voor ' t welk hy zyne uitgehongerde Vrouw en Kinderen te huis brengt, en voorlegt. d'Argens had den ongeiukkigen op den voet Juten volgen, en begaf zich naderhand zelf in perfoon na het verblyf der elende deezes gezins, en den akeligen toeftand deszelfs ziende , en den toedragt der zaake vernomen heqbende ontfluit hy, ter daadelyke redding in den teren woord.gen nood, zyn beurs, en neemt het op zich, na een vriendelyke beftraffing des eerlyken misdaadigers, voortaan te bezor- «Üüln ~~T Hoewe' V7 ,'C ons uic hec h00fd kunnen Hellen de twee laatfte Stukjens, elders, 't zy in den Spelt*, tortaaien Schouwburg, of op zich zelf gedrukt, reeds voor lenigen tyd, evenwel onder andere tytels, geleezen te hebben ' merken wy echter dit niet aan alsof de waarde deezer twee brukken daar door verminderd wierd. Het vierde Ka merfpel heet Brunon, of niemand is gelukkiger, dan die geluk, kuren maakt. Brunon was in 't geheim gehuwd met den Heer Winziek, den zoon van eene ryke Mevrouw van dien naam; deeze, zeer op haaren zoon geftoord , en nog meer opgezet tegen Brunon , die men haar als eene eerlooze en als van een laage geboorte had voorgedraagen. befloot haareu zoon te onterven, en eene Nige van haar, Edeling genaamd, tot haare Erfgenaame te-benoemen Brunon, ondertusfehen , was by deeze oude Mevrouw als Kamenier in dienst gekomen en werd van haar uitfleekend bemind: haar Gemaalzworf in den omtrek van het Kasteel van zyne moeder, als een Taager, werd door Jufvr. Edeling, doch onbekend, ontmoet, en tegên den overlast van de Jaagers haarer Tante befchermd ; onvoorziens vind zy Brunon en Winziek te famèn, ontdekt haare verbintenis, befluit tot het bewerken van verzoening tusfchen den zoon en de moeder, en de aanneeming van Brunon, waarin zy ook gelukkig flaagde fchoon tan koste van de haar toegedagte erffenis; hoewel Winziek haar, met toeftemming zyner moeder voor zuster, en deelgenoote zyner toekomende bezittingen! SSjïïa!' H" Toneel d« «'Wikkeling irf dit  ALGEM EENE VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN. Verhandeling 'ten betoogc-, dat God eigenlek gezegde StrafV%n7p de0vertredtng zyner ^JfftfJ?^ dat hv, als Richter , de zonde dadelyk ftraft. Door tohannes van voorst, Theol. Doü. Hoogleeraarder H Godgeleerdheid en Kerkelyke Gefchiedenis, en Académie-Prediker te Franeker. Aan men de gouden Ee>fn is toegewezen door het Genootfchap tot Verdedy Kil. van den Christelyken Godsdienst, opgericht tn % HaeZ Voor het Jaar 1794- Te Amfterdam, en m 4 Haege\ by}. Allart en B, Scheurleer, 1796. /? gr. De Verhandeling van den Hoogteaar van voorst, waarvan wy hier verflag zullen doen, draagt alleszinrSen van een geoefend verftand en van eenen befcheiden geest. Geene bitterheid jegens de voorftanderf van andere gevoelens dan de zyne hebben wy gevonden Zv zelfs , welken hy opzettelyk tegenfpreekt, wordïï ml alle heusheid behandeld. Hunne. meening wordt duidelyk , hunne bewyzen en tegenwerpingen onmrtvdiglT, voorgefteld. De fchryftrant is doorgaans IS de ftvl deffig, zonder noodeloczen opfchik, en door hef gSe ftuk heersent eene geregelde orde. Over •het laatfte vooral zal de Leezer turnen oordeelen uit het „if-trpkfel rietseen wv hem aanbieden. ^vScrf'gS6^ Uiding en voorbereidende Aanmerkin«en De eerfte paragraaph (bl. 3) toont, w/fe begnp■ li in deze Verhandeling, ter toetje gebragt worden. ' fteeze zvn de begrippen voorgefteld door dippel, eger?arü steinhaiit, bahrdt en anderen, welke hier op : uitkomen , dat hetgeene men doorgaans godlyke flrafen ^ ïoemfniet anders "zyn en beste der menfehen. „ Eigenlyke ftial, zegt een Ener is alleen zoodanig kwaad, het welk van een richter om de overtreding der wet, wordt toegezon;; den Zoo ftraft God geelzins. Het geen .men-onei- lett. 1797. no' ö. NÉ PfrT  *34 J. VAN VOORST „ genlyk goddelyke ftraf noemt, is het wys en weldadie „gebruik, het welk God, als een wyi en lYefSrk „ Vader, van het kwaad, dat van zelfs op de Kï „ daad volgt, maakt ten beste der menfehen, enz " 7v wil en, dat „ God nooit ftraft als Richter, maar als een „ Vader zyne kinderen ten hunnen beste." Tegen dee zen bedoelt de Schryver te betogen , dat God^eigenhk heeft, en dat Hy, als Richter, de zonde dadelyk ftraft. den ftaat des gefchils, waarin onderzocht wordt wat denk" Kimen eigrlyk aan he;woord ftr*f* A l u ,r\ ~~T , eCIle voorloopigc opheldering van den bybelfchen /preektrant over de goddelyke ftrafen (bL &) ücS^%rVCh%Vf' heim{t^ het ^nkbeeld van richterlyke ftrafFen, fchoon ny ook fpreekt van kastvdingen. A s aanmerkelyke verklaaringer. daaromtrent worden, onder andere, bygebragt j Cor! XI: 33.TS. Vervolgens komt (bl. 18) de Vraag : Of men zich God mag voorftellen, als den algemeenen Wetgever en Richter der menjchen. Deeze Vraag wordt volmondig niet ja beantwoord, en de gegrondheid van dat antwoord uit de Keden zo wel als uit de Schriftuure bewezen , verdedigd tegen zwaarigheden en tegenwerpingen, en getoond, dat de handhaving der godlyke Wetten door bedreigingen en ftrafoefeningen geenzins een blyk is van willekeurige ftrengheid. Na deeze voorafgaande aanmerkingen treedt de Schrvyer nader ter zaake, en ftelt zich (bl. 34) voor, twee punten te onderzoeken. F Het Eerfte is: Of God waarlyk eigenlyk sezegde ftraffen op de overtreding zyner wetten bedreigd hebbe (bl qc) „ De Schryver van de Apologie der Vcrn. loochent ronduit „ dat men in den Bybel zulke bedreigingen aantreft'. „ behalven 111 Mofes wetboek , het geen men als eene „ verlamelmg van Staatswetten voor'het Joodfche volk „ moet aanmerken." Om de valschheid van dit voorgee. ven aan tef toonen, fpreekt de Schryver (bl. 36 env.) van de Goadelyke bedreigingen van ftrafen in het N. T Veele plaatzen worden hier aangewezen uit de Schriften des N. V., welke men geweldig moet verwringen om ze eenig ander voorkomen te geeven. Ten overvloede wordt nog aangetoond, dat het voorftellingen van iets kwaads.  2rysveriiandei.ing» fff kwaads, en'waart bedreigingen van eigenlyk gezegde Jlraf* fen zyn (bl. Uit hetgeen de Hoogleeraar hierover? zegt zullen wy tot een ftaaltjen van zynen fchryftrant het volgende met eenige verkortinge ontleenen. Het is te vinden op bh 39, env. „ Men ftaatoe, dat het kwaad, 't welk God op de zonde bedreigd heeffi* en jl 'er daadlyk op laat volgen, altyd met veel goeds ge2 mengd, en fomtyds zoo beftuurd wordt, dat 'er tevenS Z de weldadigfte einden, zoo niet altyd voor den overtreder zeiven, ten minften voor anderen, door bereikt wor* den. Maar 't geen Voor de geheele maatfchappy tot een " zegen ftrekt, kan wezenlyk kwaad, onaangenaam en " nadeelig, zyn voor een byzonder lid. Door het weldadig oogmerk, waarmede iets kwaads wordt toegezon1 den, en door het goede , 't welk 'er ter eemger tyd uit voortfpruit, of waarmede het dadelyk doormengt! T, is, kan, het geen van eene kwade natuur is, niet goed ,, worden. . . , Maar zyn het echter wel waare bedreigingen Vatl eigenlyk gezegde ftraffen? Ernftige waarfchouwingert t voor de nadeelige gevolgen van kwade daden zyn, on!' der de menfehen, juist altyd geen bedreigingen vatl ftraffen, hoewel zy onder die gedaante voorkomens Een verftandig vader zal zyne tot ... . ondeugd over^ ,, hellende kinderen niet alleen met zyn billyk ongenoegen ... 4 dreigen; maar ook ... alle andere nadeelen* 11 die geenzins van het vaderlyk gezag- afhangen , doch , met zodanige overmaat van bedorvenheid natuurïyk; verbonden zyn , op foortgelyken toon .. * voor oogen houden , en rekenen zyn doelwit gelukkig bereikt te „ hebben, wanneer zy 'er flechts door verbeterd of ïngeteugeld worden. Eveneens, zegt men, moeten wy des goddelyke bedreigingen en derzelver uitvoering, verftaan .... Gods oogmerk is bereikt, als de menfehen |» dezelven flechts zoo aanzien en gebruiken* God waar\, fchouwt ons alleen voor de natuurlyke gevolgen ohzer „ dwaasheden, die geen ftraffen mogen heeten (*).". De Schryver antwoordt hierop onder anderen : „ Eens ge-5 „ fteld zynde, dat alle . .. goddelyke bedreigingen niets „ meer behelzen, dan het geene natuurïyk en noodzake» „ lyk met de zonden verbonden is, dan is échter de ver„ gelyking van zulke goddelyke bedreigingen met de! » dreig- (*) Apot. der Vent. S. 50, 54., $6, $f* Q *  *3<5 J. VAN VOORST „ dreigtaal van een vader omtrent het geen niet in zyne macht ftaat, geheel onvoegzaam, om 'er uit te beflui;, ten, dat het geene bedreigingen zyn van eigenlyk ge„ zegde ftraffen. Immers Gods oppermacht ftrekt zich „ veel verder uit. Hy is de eerfte en volftrekt onafhan„ gelyke oorzaak van al het geen aanwezig is. . . Hy heeft alle natuurwetten zelf gemaakt, aile dingen in „ die orde geplaatst, en in dat verband gefchikt, waarin •., wy dezelven geftadig en geregeld zien afloopen. Alles „ hangt onophoudelyk van zynen wil, en van zyn hoogst „ wys beftuur, af. Van die zelfde hand , waardoor de „ gantfche natuur haar beftaan heeft en behoudt... komt „ ook alles, wat ieder mensch immer bejegent. Ook „ het kwaad, dat ons overkomt, moet . . tot de uitvoe„ ring van het allesomvattend plan van den grooten s» Wereld-Schepper behooren. God doorzag zoo wel « de natuur van vry werkende wezens, als van alle » overige gewrochten zyner almagt, eer zy aanwezig •,, waren. Alle aaneenfcbakelingen van om-zaken en uit?, werkfelen, en zoo ook alle natuurlyke' en noodzakelyke „ gevolgen van goede en kwade daden, waren Hem van eeuwigheid reeds bekend, en zyn door Hem zeiven „ even zeer bepaald, als de wetten, naar welken redely?, ke fchepfelen werken. Nimmer kan ons derhalven „ eenig kwaad, ook langs natuurlyke wegen, wederva» ren, ten zy God het ons heeft willen laten toekomen. n Maar zou het beste Wezen, wiens gelukzaligheid ook in „ weldoen, ja in de uitgebreidfte welwillendheid en wel„ dadigheid, gelegen is, wetten bepaald hebben, volgens „ welken ons eigenlyk gezegd kwaad .... moet overko„ men, zonder dat wy het verdiend hebben? Indien 'er „ dan werkelyk met zedelyk kwade daden ook natuurïyk „ en noodzakelyk, zonder tusfchenkomst van andere „ oorzaken , onaangename gevolgen verbonden zyn, dan „ zullen daarin even zeer eigenlyk gezegde ■ftraffen moe„ ten erkend worden, als wanneer de Richter der wereld ,, overtreders zyner wetten, op andere wyzen, zyn billyk „ misnoegen doet ondervinden. Het zyn onaangename „ gevolgen der zonden , die God zelf, naar vaste en in „ zyne oneindig volmaakte natuur zelve gegronde regels „ van de ftiptfte rechtvaardigheid 'er aan heeft verbon„ den. Byaldien dus alle voorgeftelde bedreigingen al„ leen op de natuurlyke en noodzaaklyke gevolgen der „ zonden konden betrekkelyk gemaakt worden, dan nog n zou-  PRYSVERHANDEEÏNG. a37 zouden zy daarom nog geenzins ophouden ware bedrei„ gingen van ftraffen te wezen." . r, , ? De volgende aanmerking (bl. 44) 18 ' if/$J w_ dreigingen van ftrafen] in verband ftaan Gf' Öf Rechtvaardigheid. Hiertoe worden eerst eenige S£«£ der Sehrlftuure bygebragt, yervdgens getoond 5 t r.pt- tpn allen tvde, onder allerlei volken, me eene dViSVtevSM^eid «kenden, een algemeen gevoe- ftraffen der Godheid verdienen; dat de bcniinuur un. bevoelen bevestigt; dat „ verkeerde begrippen rakende g Gods goedheid . . fommigen het gewoone denkbeeld van " Godrechtvaardigheid febben doen verwerpen ,, en 'mar die begrippen den Bybel uitleggen; dat ondertusS£ndrShwSSSeid, zovJel'als goedheid, eene byzondere wyziging is van Gods Volmaaktheid; welke wyngmg Set enkel is wy» goedheid , maar „ hierin rs ge leger1, dat aft Gods hfndelingen omtrent redelyke fchepfe" len in de volkomenfte overeenftemming met de be" ïkkiïg, waarin zy tot God, als hunnen Opperheer, " Wetgever 3Richter, ftaan, en met ieders byzondere " Sr rvafbaS [vatbaarheid, zal dit moeten zyn] en " Svke eefteldheid, ingericht worden" (bl. 44-56). " Heroï. word het denkbeeld van eigenlyke en reeh aardigvXd" ftrafen door andere bybeljche ^r^ngen . tfUF^^ -ivf ie de 'f pX'&f^ÈMng [worden daarna} uit den W%!rvS^VSoJelyl bedreigingen in het O. Testa- ,BneChatfte5 rfSeiing van dit eerfte gedeelte heeft tot ootehriS DeoZeenftemming van de griften des O. en tr% dit %^«r^«tX twyfelingen ^±Sic^v^^i^-. „Hebben ^'[f w^de ApoSdS^S ekeurd [de^vj " ïlfus a s ftrafdreigende voor te draagen] moeten dan de " Kaars van onzen tyd hun in dat oogmerk [om de menichen af te fchrikken van zonde en ondeugd] bin-  J- VAN VOORST „ deren? Het kan nu even goed bereikt worden door „ allen, die deze Leer weten te gebruiken, en niet ver„ waand genoeg zyn , om Jefus en zyne Apostelen in „ wysheid te willen overtreffen. Men komt . . door deze „ onderilelling [dat de bedreigingen alleen gefchiedden „ om fchrik aan te jaagen] tot de aanmatiging van een „ recht, dat niemand toekomt. Men veroorlooft zich de 9, vryheid, om uit de Euangeliefchriften dat alleen aan te „ nemen, het geen men met een aangenomen wysgeerig „ leerftelfel kan overeenbrengen, terwyl al het overige, „ onder het voorgeven , dat hetzelve niet tot de Leer, « niaar tot de leerwyze, behoort, wordt uitgeraon„ fterd, enz." De Schryver gaat hiermede over tot het Twee le Deel der voorgeftclde Vraage, naamelyk: Of God ook, als Richter, de zonde dadelyk ftraft (bl. 81). Het vermoeden, of voorgeeven, zo als men wil, dat God de gedreigde ftraflen niet daadelyk zoude uitvoeren, wordt hier wederlegd; vooreerst : Uit de bedreigingen zelve, die anders „ op den duur geen indruk maken, en eindelyk met de „ wetten zei ven ...... alle hare kracht verliezen, en 9A iin DSeenen deele aan het oogmerk beantwoorden" (bl. 82, 83). Ten tweeden: Uit de ondervin-ding van natuurlyke, en uit de noodzakelykheid van ftcllige, ftraffen. Ten opzichte van deeze laatfte merkt de Schryver te recht aan, dat ftellig vooral niet met willekeurig moet verwisfeld of verward worden. ,, De afzondering der „ vromen, zegt hy, van alle gemeenfehap met ondeu„ genden zal, m de toekomende wereld , voor de laatst„ genoemden eene rechtvaardige ftraf wezen. Maar wie „ zal 'deze wyze fchikking willekeurig durven noe„ men, die veeleer tot de volkomenheid en beftendigheid ,, van den gelukftaat der hemelbewooners noodzakelyk ,, fchynt vereischt te worden?" (bl. 84-90). Vervolgens wordt de zekere verwachting van flellige ftra fen bevestigd uit verfcheidene bybelfche keringen, als dé Leer van de Vergeving der zonden de Leer van Gods Langmoe- digheid de Leer der Vergelding uit de Bcfchry- vingen der bedreigde ftraffen voor "het volgend leven „ in ,, verband met de Leer van het toekomend oordeel" (bl. 90-95), By dit alles voegt de Schryver nog een bewys, ont< kend van de ftraffen door Jefus geleden. Voor de ftelImg dat Jefus inderdaad ftraffen geleden hebbe, brengt hy de  PRYSVER.HANDELING. °39 de Schriftuurplaatzen by, waarmede toMgji*^ cttitis verdedigd wordt, en onderhielt, dat aezeivc wde Onverdraagzaamheid, befchouwd ais een Vloek voor het \ Menschdom. Door g. ryk. Te Amfterdam , by j. Allart, 1797. In gr. 'óvo. 47 bl. In de Maatfchappy Felix Mérites wierdt deeze Verhandeling voorgedraagen. Het Voorberigt leert ons, dat dezelve onder de Toehoorders tegenftrydige uitwerkingen \ deedt: by zommigen ontmoette de voordragt eene meer dan gemeene goedkeuring — by anderen haalde de Redenaar zichzelven fchande op den halze; 'er waren lieden onder 't gehoor geweest, die zich bitter geërgerd hadden. Voor geen van beiden kunnen wy redenen vinden,en vooral niet voor het laatfte. De Verhandeling behelst, inderdaad, verfcheiden bondige aanmerkingen ; doch zy zyn niet nieuw voor de zulken, die met het zo dikmaals behandeld onderwerp eenigzins bekend zyn. Wy zeggen dit niet tot minagting van het Opftel; maar veeleer, omdat wy uit de ongemeene toejuiching meenen te mogen befluiten, dat zommigen van ryk's Toehoorders weinige ledture zullen bezeten hebben. Wat, voorts, de zulken aangaat, die, onder het hooren, ergernis gevoelden, en naderhand op den Spreeker hunnen vuilen zwadder uitfpoogen hoewel ryk met eene koele gevoelloosheid dezelve zou hebben kunnen veragten, in zo verre hy een openbaar Karakter bekleedt, en dus belang heeft by het gevoelen van het Publiek ten zynen opzigte, heeft hy, onzes'oordeels, eene welberaadene keuze gedaan , door zyne Verhandeling aan het algemeen oordeel te onderwerpen; iets, 't reen hy veilig doen kon, naardien dezelve , zo wel omtrent zyn ; ver- •  g. ryk) redenvoering. 34a verftand, als omtrent zyn hart, de gunftigfte vermoedens inboezemt. Op de bepaaling, wat men door Onverdraagzaamheid te veritaan hebbe, laat ryk eene fchets volgen van den nadeeligen invloed, welken zy op het geluk van het Menschdom eertyds heeft gehad, en ook nu nog heeft, om, ten befluite, de ongegrondheid der onverdraagzaamheid aan te toonen. Aan 't einde fchildert ryk, m eenige,niet ongevallige,Dichtregels, het gelukkig tydperk, om't welk te doen aanbreeken de Voorzienigheid, zegt " hy, werkzaam is," waarin de Verdraagzaamheid algemeen wordt uitgeoefend. Zie hier het laatfte Couplet: „ Triumphl dan zal de Godsdienst hloeijen! „ Dan zullen menlchen harten gloeijen! „ Van liefde Gods en menfchenmin. „ Triumph! dan zal 'er flegts eene orden, „ Van het verbroederd menschdom worden. ' „ een , EDEL VREEDZAAM HUISGEZIN." De weg der Vereeniging voor alle Christenen geoopend, op redekke voorwaarden aangedrongen; de bedenkingen deswesens opgelost en verder ter vriendelyke overweeging voorgefteld aan de Leeraaren der Remonftrantfche Broederfchap. Door b. s. sinkel. Te Amfterdam , by F. T. van Tetroode , H. Gartman , W. Verraandel, P. van Buuren en J. Weege, 1797. I» gr- 0V0.54M. Een getrouw aankleever en yvrig voorftander der Roomfche Kerkleer treedt, in dit Stukjen, ook ter aannrvzinee en bevorderinge van de zoo zeer wenlchelyke vereen?ging van alle Christenen te voorfchyn. Het moge vreemd fchynen, uit den fchoot van dit Kerkgenootfchap, bv de veel geruchtsmaakende uitnodiging der Remonftranten, hoe ruim en onbepaald anders gedaan, geheel uitgefloten , de ernftigfte voorftellingen tot eene algemeene verbroedering te zien voortkomen; deze verwondering zal weldra ophouden, wanneer men zich ml verledigen, om den weg van vereeniging, door den Schryver aangewezen , en de voorwaarden, ter bereiking van zooaanig doelwit voorgeflaagen, in oogenfehouw te neemen. De Burger sinkee begeert geen vereeniging, waar by men van de leerftellingen zyner Kerk zou moeten afgaan, bl. 3. 'Er behoort, naar zyne gedachten, zoo wel eenheid  24& B. S. SIN KEI/ van geloof en gevoelen,, als van liefde, plaatste hebben* bl. 44. Hy wil geen onbepaalde vryheid omtrent beIchouwelyke zaaken toeftaan, 't geen toch ten laatften op eene ontkentenis van alle Godgevvyde Schriften en geopenbaarde Waarheden zou uitloopen, bl. 43. 't Geen de Remonftrantfche Broederfchap alleen voor het fundament des geloofs erkent, en alleen als noodzaakelvk wil behouden hebben, naameiyk Jefus Christus, dit" is, in zyn oog, geenzins het eenige, waar aan de Christenen verbonden zyn, bl. 51. Zy moeten» naar des Apostels vermaaning, houdt de inzettingen, die u geleerd zyn, het zy door [ons] woord, het zy door onzen Zendbrief, ook deze inzettingen behouden, bl. 51. De Schryver houdt zich inzonderheid bezig met eene breedvoerige beoordeeling en wederlegging van den grondregel, by de Proteftanten algemeen aangenomen, en ook door de Remonftrantfche Broederfchap op den voorgrond geplaatst, dat naameiyk de H. Schrift, met uitfluiting van alle menfehelyke voorfchriften, voor den eenigen regel van ons geloof en leeven moet erkend worden. Deze grondregel zal, volgens de eigen beginzelen der Proteftanten, zonder nadere bepaaling, geenzins den toets der gezonde rede kunnen doorftaan. Men kan denzelven, naar de eigen leering der Remonftranten in hunnen brief, niet onder de noodzaakelyke leerpunten rekenen, en ze behoort derhalven ook geen rede tot onderlinge verwydering te geeven, bl. 12—19. Hy zelf is ondertusfehen van de verkeerdheid van dien ftelregel zoo vast overtuigd, dat het hem onmogelyk toefchynt, wanneer dit" tot een vasten regel wordt aangenomen, het gezag der Goddelyke Openbaaring ftaande te houden, en zich van den waaren zin der Schrift vastelyk te overtuigen. Is men hier toe in ftaat, dan verklaart hy ook het gezag van Rome te willen affchudden , en durft zich vleien, dat dan zyne Geloofsgenooten, in grooten aantal, bereid zullen wezen de gewenschte vereeniging te fluiten. Men moet hem dan, zonder eeniec inklamping of byvoegzel van bepaald menfchelyk ge^ag, kunren aan wyzen , i°. De H. Schriftuur in haare egtheid, zuiverheid en volkomenheid. 20. Het middel, om een egt affchrift daar van , met "t oorfpronkelyke behoorlyk vergelceken en wettig geauthentizeerd, te bekomen, ten einde hy alzo verzekerd mag wezen, een in den eigentlyken zin van V woord genomen Heilige Schriftuur te hebben voor den regel van  DE WEG DER. VEREENIGING. 247 fan geloof en leeven. 30. ,t Middel, om hem, des noods, van den waar en zin dier H. Schriftuur, op eene onfeilbaar e wyze, te kunnen verzekeren. De redelykheid van deze geftelde voorwaarden tracht de Schryver vervolgends ,' door onderfcheidene betoogredenen, aan te toonen, waar mede ruim dertig bladzyden gevuld worden. Deze arbeid zal welligt anderen, als gegrond op een verkeerd begrip van den voorgeftelden grondregel der Proteftanten, geheel overtollig toefchynen. Men wil voorzeker het regtmaatig gebruik van alle menfehelyke voorfchrifteu, getuigenisfen, en andere lbortgelyke hulpmiddelen, ter beoordeeling van het gezag der H. Schriftuur, en den waaien zin der Bybelleer, geenzins vaarwel o-ezegd hebben. Deze behooren ontwyfelbaar tot de bronnen, waar uit de noodige kundigheden, om de gewyde Schriften, met voile overtuiging, tot een regel van geloof en leeven behoorlyk aan te neemen, en, over al 't geen den Godsdienst betreft,een juist oordeel te vellen, moeten afreleid worden. Het komt 'er flechts op aan, hoe wy ons, tot dat einde, van zoodanige hulpmiddelen bedienen, en welk gezag wy 'er aan toefchryven. In zaaken, die, alleen, of voornaamelyk, op 't getuigenis van anderen kunnen aangenomen worden, gelyk de echtheid van uit de oudheid tot ons overgekomen gedenkftukken, en wat meer van dien aart is, mag en moet men zich op 't gezag van anderen verlaaten, wanneer de getuigen flechts de vereischte geloofwaardigheid bezitten. Om den waaren zin der H. Schrift te verftaan, en zich daar van, op de best mogelyke wyze, te overtuigen, mag en moer, men, even als by menfehelyke fchriften , zekere uitlegregels te hulp roepen, en deze overal met omzichtigheid raadpleegen en volgen. Het is geheel iets anders, behalven de Bybelfche Leer , alleen op 't gezag van menfehen, andere Godsdienftige Leeringen blindelings aan te neemen en op te volgen, en den zin der Bybelleer, alleen op 't gezag van anderen, zonder eigen onderzoek, te bepaalen. Dit is onredelyk, en zet een wyde deur open voor 't domfte bygeloof, en de verfte afwykingen van 't waare Christendom. De Bybel alleen heeft een onfeilbaar gezag. Elk mag en moet voor zich den zin der H. Schrift, omtrent al 't geen zy ons gebiedt te gelooven en te betrachten, nafpooren. Geene uitfpraaken van feilbaare Paufen, Kerkvergaderingen , en Overleveringen, en geen menfchelyk gezag, hoe ook genaamd, mag  248 B. S. SïNKEI/ mag 'het eigen onderzoek, waar toe elk en een iegeïyk recht heeft en volftrekt gehouden is, onderdrukken of belemmeren. Ons oordeel moet altyd, in zaaken van zoo veel aangelegenheid, vry blyven. Wy kunnen evenwel niet nalaaten, ons genoegen aan den dag te leggen over de edelmoedige gevoelens jegens anders denkende Christenen, die in dit Weikjen, gins en elders, doorftraalen, en de openhartige en over 't geheel befcheidene wyze van behandeling van een der gewigtigite gefchillhikken , die tot hier toe de verwydèring van -de grootfte menigte der Christenen doen in ftand blyven. Tot een ftaaltjen van 's Mans fchryfwyze, en regt.fchapene gevoelens, moge de volgende ontboezeming van overeenftemming met den wensen der Remonftrantfche Broederfchap dienen: ,, Wy zyn aangedaan over uwe vredelievende gevoelens, wanneer gy uwe zugt betoont, om alle welmeenende vrienden van Jefus weder famen te brengen, en de wonden der onderlinge verdeeldheid, die} te langen tyd, tot finaad van onzen gezegenden Heer, en tot het beklagenswaardigst nadeel van zyn Ryk, en van het geluk des Menschdoms, gebloed hebben, te heelen; dat gy,tot aat oogmerk, wilt handelen met alle belyderen des Chris tendoms, zonder onderfcheid, en alzo toetreeden ter bevorder Inge van de zoo zeer wenfchelyke vereeniging van alle Christenen. Ja, Broeders , aandoenlyk was -het voor ons, deze taal te vernoemen van hen, die, hoe zeer in het Kerkelyke van ons afgezonderd, ons fteeds dierbaar waren, van hen, voor wien wy nog dagelyks onze gebeden florten , en die •wy hoof en eerlang weder te zien. Gave God, dat wy alle, die, zoo als gy zeer wel aanmerkt, tot dén Heer, één Geloof, één Doop, één God en Vader, geroepen zyn, een en dezelve belydenis deeden, tot een en dezelve Schaap/lal, en onder een en denzelven Herder kwamen ! Hoe zeer zouden wy als dan niet verheerlyken deze taal des H. Geests, die wy immers wederzydsch in onze lofzangen aanheffen: Ziet hoe zoet en aangenaam ,t is, wanneer Broeders byeen woonen." Hy verklaart, bl. n, in, zich met de Proteftanten welmeenend te willen verbroederen. Zoo gy, zegt hy tot de Remonftranten, bl. ia, zoo gy ons, benevens uwe Medeproteflanten, ten mmften aanziet voor welmeenende belyders van Jefus naam, waarom nadert gy dan ook niet tot ons? Eenige onheufche verwytingen omtrent de befchreiens* waar-  DE weg der vereeniging. H9 waardige verdeeldheden en den allezins beklaaglyken toeftand der Proteftantfche Gemeenten, ais of,die de nood: iakeSe gevolgen waren van het gewigtig werk der ïoornaaUge8 Kerkhervorming, bl. &-IO, willen wy lieve Sn overyling en misvefftand, dan aan een verbitterd en haatdraagend'gemoed, toefchryven. De onzachte beSn ine: der Nederlandfche Bybelvertaalers, (die, door Rabb Se Tasfchenfpeelers begoocheld , als Tbedogitche Alchimisten , Gods zuiver woord , buiten het ^bnsten dom uit onzuivere mynen zullen opgezocht, en, om ons vom-al e overtuigen, dat de II. Schriftuur,op zich zelve, zeei Waar is, en 'er geenerlei menfehelyke Voorlchriften of Byfchriften toe noodig zyn, zich van mi invlechtin?en * tusfchen [ 1, of wel ftoplappen, gelyk'hy ze gelieft fenoemen, beulend hebben,) had de Advocaat ook wel achterwege mogen laaten.. Van alle zul ke en dereelvke aanmerkingen zal men zich wederzyds, byaldief het waarlyk ernst is, om zeker foort van yereeni£ ot ftand te brengen, zorgvuldig moeten onthouden, floe Sarne wenschten wy, dat ook de Proteftanten, door Setnfflg van hunne katholieke Medechristenen , en door HefdeTooze beoordeelingen van derzelver Leer en Eerdienst, niet langer aanleiding gaven tot vereeuwiging van eene fcheuring, die, wat men zeggen moge, tot oneer van hl cSendom ftrèkt. Men. gaa, aan dezen en genen kant, uit van zulke regtmaatige gevoelens, als onze Schrvver hier en daar heeft tan den dag gelegd,dan zullen S ook, onzes inziens, voor edelmoedigepProtetonten nog wel termen te vinden zyn, om met het Roomsch Kerkgenootfehap nader in onderhandeling te komen, en alzoo langzamerhand den boven aangetogen wensch. des Schryvers,' wa™raede zich geheel ons hart vereenigt , vervuld te krygen. Verhandelingen bekroond met den Prys van het Legaat van dcn.Heerl■ joh/ynnes monnikhoff. Tweede Stuk. it Jmfterdaml by L. van Es, W l* g'> 8w- ^ bl' Tn onze Letteroefeningen voor 1795 •> p& 373) l een kort bericht van het eerfte Stuk deezer Jerha*. delingen. Thans ziet insgeiyks het tweede Stuk derzelve »t licht, 't welk bevat het. Antwoord op de Vraag t „ De aart en verfcheidenheid der waare Breuken bepaald lett. 1797. no. 6. h ^  25° j» logger " jynde'Tls de,Vraag: welke zyn daarvan de onderfcheï-' ,, dende Kentekenen, door Waarneemingen bevestigd H door j. logger, Stads Heelmeester te Leiden, wiens arbeid met de Gouden Eerepenning is bekroond. Deeze fraai je en uitvoerige Verhandeling bevat drie Afdeelingen, wier eerfte aanwyst de algemeene tekenen der üreuken, die ons den aart der BreukgezweHen doen kennen, en van andere gezwellen onderfcheiden. Eene zaak vooral van groot gewigt, dewyl de deelen in de nabyheid dier plaatzen gelegen , op welke Breuken kunnen ontftaan, zomwylen toevallen kunnen verwekken, die, met geene genoegzaame kunde en voorzichtigheid behandeld, en verkeerdlyk als Breuken befchouwd, aanleiding kunnen geeven tot gewigtige toevallen. En vooral niet minder, wanneer waare Breuken, voor andere toevallige gezwellen op die zelfde plaatzen, worden aangezien. De tweede Afdeeling ftelt de onderfcheiden kenmerken voor, die de verfcheidenheid, afhangelyk van de plaatzen, daar de Breuken voorkomen, genoegzaam kenbaar maaken. Daar nu deeze plaatzen grootendeels uit de .Ontleedkunde zeer ivel bekend en onveranderlyk zVn, zo is deeze leere vry zeker, en aan weinig duisterheden onderworpen; t welk geenfins het geval is der derde Afdeeling, in welke alle die kenmerkende Verfchvnfelen worden opgegeeven, door welke de Heelkundige de verfcheidenheden kan beoordeelen, die gebooren worden uit den byzonderen aart, of uit de toevallige gefteklheid, der deelen, welke het Breukgezwel omringen of daar in oevat zyn - in zo verre naameiyk als de kenmerkende Verfchvnfelen dier verfcheidenheden, door ons bekende Waarneemingen, bevestigd worden. Deeze laatfte Afdeeling is zeker allergewigtigst, en de daartoe betrekkelyke onderfcheiding der Breuken dikwyls allerbczwaarlykst; naardien verfchillende deelen, op verscheidene wyzen uitgezakt, in den Breuk wederom door zamengroeijing vereenigd, enz. toevallen kunnen veroorzaaken, die op eene zeer aanmerkenswaardige wyze kunnen verfchillen. Hierom is ook deeze Afdeeling verreweg de uitvoerigfte, en wederom verdeeld in drie Onder, deelen, wier eerfte handelt over de tekenen van de vericheidenheid der deelen buiten den Breukzak, en in de nabyheid van het Breukgezwel. Het tweede gedeelte bevat de befchouwing der verfcheidenheden, die zich aan den Breukzak zeiven opdoen. Het derde deel handelt ein-  Verhandeling» a$* \mmk over de verfchillende tekenen, die uit de verfchèidenheid der deelen, binnen deh Breukzak begreepen, S aan. Deeze Afdeeling is van allen verreweg de :Soerigfte, en ook zekerlyk de bezwaarlykfte, om volLdoerde te worden afgehandeld; dewyl een verfchillende izametdoop Van omftandigheden verfchynfelen kan doen SbSrS^worden, in ftaat, om de beste kenners, in : deezen tak der Chirurgicaale Weetenfchappen, m de ' WHe\e gewiS onderwerp deezer Verhandeling is met 1 eene zeer groote naauwkeungheid uitgewerkt, en draagt nuprvloediae tekenen van befchouwencfe kennis en onderSTfo irwy niet twyfelen, of dit yoortreffelyk [ StukTe zal van eene zeer wezenlyke nuttigheid zyn, voor ti: geene onzer Landsgenooten, die zich op de zo ge* tigtf^kennis en behandeling der Breuken willen toe^ ieggen. Werken van de Maatfchappy der F/is-, Bouw-, latuurU t Tekenkunde; onder dï Spreuk: De^Wiskunde is de Moeder der Weetenfchappen, te Leydem Eerfte DeeL fe Leyden, by J. Meerburg. In gr, Svo. 104 bh Tanige iaaren geleden werd te Leyden het Genootfchap , E ter foreuke werende: Mathefis ScienUarum Gemtnx, o^erigtTeen Gefchil, in den Jaare 1794 tusichen de T eden gereezen, baarde eene verwydenng, zo groot , dat eeneScheiding, en vervolgens ^ne Oprigting van een an d»r Genootfchap, daar uit voortfproot. De geweezen VnorS, op wien het gereezen gefchi meest doelde, yn00inZdee nieuwe Maatfchafpy tot die zelfde post^verheet ven p. van campen, opende den 28 Nov.i794 ^ pröote Vergadering des nieuwen Genootfchap; en bekleelt de Aanfpraak te dier gelegenheid gehouden, in de Werken deeze/ nieuw geboorene Maatfchappye, de eerfte ^Het'gefchil, oorzaak der breuke, Wordt hief van den eenen kant voorgedraagen, met alle de gevoeligheid van eeneS die zich hoogstbeledigd agtte, en dit d.ep g ofa • moet hebben; aangemerkt Lieden met zicnzelven wat veel fnSnomen, en zotden wy, onder deezen., rtdenvog venden Voorzitter niet mogen rangfehikken i in geraaktneia boven Sen uitteken.6— Troost vindt de Redena r Ra 1  252 werken van de maatschappy in de Oprigting der Nieuwe Maatfchappye niet alleen,maar ook daar in, „ dat," gelyk hy verklaart, „ binnen den „ korten tyd van drie maanden, deeze Maatfchappy luis„ terryker geworden was, dan het ander Genootlchap in „ meer dan drie jaaren, — dat de leergierige jeugd haa„ re klagten over het metsbeduidend onderwys der Leer„ meesters van het zelve Genootfchap voor hun open- „ lagen, dat binnen weinig weeken het getal der „ Leerlingen van deeze nieuw gevormde Maatfchappye, „ dat, waar op het ander Genootfchap ooit hadt mocen „ roemen, overtrof en de dagelykfche aanwas der „ Leden voorfpelde, dat zy eerlang die van Mathcfis „ Scientiarum Genhrix verre zou overtreffen." Op dit zelfde onderwerp komt de Redenaar van campen weder in eene Redenvoering, den 123 Juny 170c ge. houden; en iaat zich, met genoegen , dus hooren : „ Onder„ vonden hebbende tot wat graat van grootheid en aan„ zien die Maatfchappy, uit welke deeze geboorcn is, „ door eendragt en burgertrouw, binnen weinige jaaren „ gelleegen is; maar hoe plotslyk haar heerlyk Gebouw „ inttortte, toen de vernielende heerschzugt in derzelver „ beftiering de overhand kreeg , verfoeit zy die helfche „ aandrift van jaloersheid en overheerfching, en verkiest „ de allesbefchermende Geregtigheid, die de voorfpoed „ der Volken beftiert, de onfchuld behoedt, en de deugd „ beloont. Billykt dan, waarde Medeburgers! dat ik u „ deeze Maatfchappy, welke binnen den tyd van Tien „ Maanden eene nog grooter vordering gemaakt heeft, „ dan die, waar aan wy ons moesten onttrekken, bin„ nen Negen Jaaren gebeuren mogt, thans aanpryze'" Zo veel oordeelden wy dienftig te vermelden van 'den Oorfprong deezer Maatfchappye, die ter Zinfpreuke voert den verduitschten Tytel der voorige ; De Wiskunde is de Moeder der Weetenfchappen. Wy mengen ons niet in het gefchil, waar uit die fcheuring ontdaan is. Van den eenen kant wordt het in eerstgèmelde Redenvoering opgegeeven. En moet 'er, blykens dezelve, in Juny des Jaars 1794, een Stukje van de andere zyde in 't licht gegeeven zyn (zie bl. 9.), 't geen ter rechte kennisfe van dien twist dient geraadpleegd te worden. Het tweede Stuk, 't geen wy in deezen Bundel aantreffen, is eene Verhandeling ever Hollands Water ftaat, door p. van campen. Dit wordt in de vierde hier voorkomende Verhandeling agtervolgd. Beide Itrekken zy  DER WISKUNDE, ENZ. 253 *v om voor de Vergadering open te leggen," gelyk de %~A»™r 7\ch uitdrukt , « den betrcurenswaardigen Retodtand, w ar iï, door' cmbedreevenheid onzer Voor ouderen in de Wiskunde, dit Land en deszelfs Water" ftaat gebag? is - hoe menige nadeelige uitwerkzelen, " 7n voor deeze Stad ([Leydenj en ons vrugtbaar Rhyn" Tand k voovAmfterdamen Rotterdam, daar uit geboo" en zyn ; en de^ middelen op te geeven, waar door . " die helaas' te lapg beproefde nadeden zyn al te vyeeren. " ^ Mans denkbeeld komt hier op néder: „ Het is nood, zaakWk, wil men Hollands Waterftaat herftellen, het " Haarhmmcr cn Leydfchc Meer droog en tot vrugtbaar ' " ffnd re maaken - de Waal by Pandcren, den Ouden ; " jfS/ bv Soort, de Lek by IVyk te Duurftede, de ! " Vegt ly Utrecht, de Vaart tusfchen Woerden en de - wirikerfchans, als mede de Gouwe , door Damman | n RSK den Rhyn af te fchciden , en zynen ' mond by Katwyk te openen. 'Er zoude een welbedykte M Vaart door den drooggemaakten grond moeten gemaakt " worden, die. tot HaaPlem loodde, met het ópaarne, " Yn van daar met het Te, gemeenfchap hadt De Zeyh " de Does, 's Molenaars en zelfs de Vaart tusfchen Woer" l,en de Wierikerfchans kunnen onverhinderd blyven, " dewv zy allen omtrent de Oude Wetering byeen ge'' St en in voornoemde iV7«nw Vaart met elkander " gemeenfchap konden gegeeven worden. De mond van het " ITmÓes men vernatuwen, om de Scheepvaart in de " Zuiderzee voor Amfterdam gemaklyk te maaken, door " de affchuuring der bedding te bevorderen. -— Ue " MÉTS ouden en natuurlyken ftaat herwinnende, " Setzeer veel land tusfchen Hemden en Dordrecht " bedvkt en droog gemaakt worden; terwyl, dooi. dien " arbeid, haare bedding vernaauwende, ook haar Mond " eene geregelder en behoorlyke diepte zoude verkrygen. " f ehtlven de opgenoemde voordeden voor Hollands " T^nhandeK zouden de Over- en Neder-Betuwe, de en i0;i/mi^^, de AMmferwfard, het " SS vS 8**i. en. meer andere gedeeltens van " C l erland en Holland, tegen overftroommgen, of, by " ?waare Ygangen 's Winters, tegen gevaarlyke DykM breuken beveiligd worden ; vermids de Maas, noch " S oveSpping van het bygebragte ^«^ noch * de Rivieren, door de aan haar verkeerd gegeeven loop, % Dyken konden fchadelyk zyn. _ Bovc»! zoude.  354 werken van de maatsch. der wiskunde, B1W, s, door liet aangewonnen Land, het »pm1 rW t„,»„ ^ *' ^merkelyk vermeerderen ï de? eetbaren n eS' uf nier overvloed Stedpwaards gebragt -Snvveï?wïïk" " hTftlfIegenheid ' °m,van zv»e f«be?e te „ beftaan, gegeeven - 'sLands Schatkist met rvke? in „ komften dan te yooren gevuld _ en deezeTuiSynende v Stad (Leyden) tot de heerlykfte Woonplaats van geheel 3, Europa gemaakt worden " ' ' y &eflcei ,,^\Pht- aJS dit drukken zeker zwaarigheden; deeze lerSe' uit'de™ *edenvoe™S <*it Imlerwèrfbg Salm' vS voordTefcn6 'plan ^ T5?* vSon^^ Zyn3 °°rdeeIs< twee Hollands Waterftaat betreffende , vindt men in dit u r Aa,dr^kunde, en eene Verhandeling ovir L beste Leerwyze in de Wis- en Redekunde, rfèidévan denzelfden . Voorzitter vapj campen , die tot dus ver xe de eenige Schryver js van dit Stukje der Wertln van gedagte Maatfchappy; * welk bSen worï mS eene zeer wel opgeftcide Verhandeling over den ƒ/yE der Fr aatje Weetenfchappen en Konften op de Telenkunde y-f e JliT" deI 6erftC ^Scmeene jaarlykfche Vertaler vttgefprooken, door pieter kikkert. - * orgaaermg Romeinfehe Gefchiedemsfen, door m. stuart Mei Kaar ten en Plaaien. Vide Deel. Behelzende J, C r^- T ' van het Gemeenehest , vau Carthaagfchen Oorlog tot aan d n DoZ vTn forti meao. Te Amfterdam , ^ Allart! 8vf Hl^eTte,H°0fc!ftuk des Vierden B°eks, waar me- *u*t, ,, de verovermgsgeest 'zonder eenig f5 ontT  M. STUART, ROMEINSCHE GESCHIEDENISSEN. *55 «, nergens in geheel Italië eenen yyand te ^ Oorlogs te fluiten. v , t aanraerkt, 2° ^"ede L.'gS^gÊ^SSSSS S -SS? v?0VfÏÏnden néder te leg- „ onwillig dei-We voor een gs d Iond " TvoS ZX£ï% SgeSè »ing L RyUs " %££gSSu van W^ven dan ™ kortftondige, mag de Leeze: zich uit dit ie g ied. beloov.ii; en ^l^^^^d, of tot het befchry ver weder: op he■W'gjJ^ virjd'en. fehouwen van Z«togen *pdo^ rs stuarts Niet ongepast plaatzen wy mei ^ Romeinen, Algemeene Aanmerking over de Oorlogen Oer „ ten een Volk te öel"ad&c" ' hetzelve als raazende fchiedenislen van dit Volk oplet en zal moeten erkennen, dat s^0sf voorëde /furgers, , alle die rampen v~r S"aJÏ Vredelievende mensch 5 naa zich ^f^™™e*heefti maar veeleer . , zo dikwyls de wapraen f we de hng. „ aan beiden zulke vooiucci belooven. duurigftejredj; ^n mmmer had Min ^ ^ Het kleen beflag varfeI\f der Stad, eVen zeer „ drong hun, van de vroegue^ s dj d om " als de krygshaftige roofaicke gees y ^ ^ g ^385»JpÜ* eigene krachten; ' tv 4  S5Ó M« STUART „ en het veel edeler genot van den buit, dan van den roof, „ deedt hun naar den kryg verlangen, als naar eene ge„ legenheid, om, zonder fchande , 's vyands koorn in té ,, oogften, en zyne kudden te dry ven. Een uitgeftrekter „ grond mogt de behoeften nu al vervullen, hy had de „ oorlogszucht geprikkeld , en derzelver voldoening is iii' 3, geene uitgeftrektheid van bezitting te vinden. „ De kortduurende Veldtochten, die, in den beginne. ,, veeleer naar een dagelyks uittrekken geleeken, en in 5, 't vervolg meestal binnen de zes Zomermaanden Peëin„ digd waren, onderwierpen den Krygsman geenziifs aan ?, de vreeslyke ongemakken der overwintering, en zeer zelden kon fchaarslieid en gebrek in hunne Legers drjq„ gen , die, op den vyandlyken bodem nedergeftaagen „ alzins het goed geluk en de zege in hunne veldbame3, ren voerden. „ Moed ep beleid werden in hunne wyze van vechten, „ zeifis by den geineenden Krygsman, kennelyk, die, waar „ hy ook ftond, altyd lauren voor zyne verdienften zap „ groenen. De eerzucht, welke by de Romeinen alle „ voldoening vond, werd zelfs door eigene belangen naar ' „ het veld gedreeven, die anders gewoon zyn de burgers „ aan de verdediging des Vaderlands te onttrekken. De 3, buit der fteeds overwinnende Legers, daar by nog, in s, laater dagen, eene geregelde bezolding, eindelyk eenig deel aan de Landeryen door den Staat gewonnen"1 „ maakten by hun den Wapenhandel tot eerie kostvvin„ ning, waar aan het gevoel, van als vrye luiden voor „ het Vaderland te vechten, al het vernederende eener „ bezoldigde Menfchenflachting benam. „ De Staat zelf, die meestal de meerderheid zyner „ manhafte en vrye Burgers deedt gevoelen, werd nim5, mer uitgeput door de langduurigfte oorlogen; maar „ trok van de veelvuldige veldtochten den weezenlykfteri „ dienst. Dezelve breidden meer en meer zyne grenzen uit, maakten zyne onafhangelykheid, door een Helden„ volk verdedigd, onwrikbaar, vermeerderden door de gemaatigdheid der overwinnende Legers onophoudelyk „ zyne burgers of bondgenooten, verwyderden telkens dei „ onrustigfte menigte van zyn beftuur, verydelden menig„ een aanflag tegen 2yne inrichtingen , en voldeeden „ alzins aan dien overwinningsgeest , die denzelven boven alle andere Staaten eigen was. —— Men vera, oordeels nu die zucht om overwinningen te maaken n vrye^  ROMEINSCHE GESCHIEDENISSEN. 357 vrvelvk, het gehouden nadenken neemt ten minden *' S?e^ verwondering weg, hoe dit Volk den onophou" delvken Kryg van geheele Eeuwen verduuren, en "uezelfs hervatting voor volgende Eeuwen verlan.- " in kon " Slegts weinig maanden bleef de i empel van tanus by dit ftrydbaar Volk geüooten. De Krygs.bedrvven, door 't zelve naa de opening van dien Tempel ■Sevoerd, beflaan het overige , van mt HoofoftuK. fc Het Derde Hoofdfluk des Vierden Boeks, 't welk voorts dit Deel vult, befchryft het woelig tydvak , vol afwisleSnss, van het begin des Tweeden Carthaagfchen Oor logt lof aan den Dood%an Koning HiëRO. De Burger stuart vangt dit gedeelte te recht in deezer voege aan. „ 1 hans zvn wy tot eenen Kryg genaderd, die onder de mcrk"waardigften, welke ooit gevoerd zyn, altyd gerekend "is, den tweeden Kryg tusfchen Rome en Larthago Een twee -en- twintig jaarige Vrede, wederzydsch als "een enkele Wapenftdftand"befchouwd, hadt de beide " mededingende Gemeenebesten de. ontzettendtte krachten doen verzamelen voor eenen nieuwen wedftryd ?! der heerschzucht. Welk een genoegen voor de overdenking, de afmeeting, de Ipanmng , da wending " en werking, dier krachten, oplettend gade te flaan; maar ! welk eene taak voor het oordeel en de verbeelding, de 1' berekening en aftekening daar van te onderneemen! ■ Gedagtig aan het zeggen van den Atheenfchen Redenaar Socrates, dat geringe zaaken Iigtlyk by derzelver voordragt winnen, maar dat het groote en Ichoone by I de kunltigde lofreden zelve doorgaans verliest, mogt vonrzekerzulk eene taak door ons onaangeroerd blyven, *! indien de tyd ons hier de Schilderdukken van home s Lotgevallen door de hand van livius niet gefoaard , en de voortreffelyke polybius ons ter beoordeeling van " derzelver waarheid in daat gefteld hadt. - Hy zeil, de Z wedergevonden Gids, dien wy door een gansch tydvak van drie-en-zeventig jaaren misten, zal ons op het tooneel van dien ontzettenden wedftryd brengen , en , " als 't ware, met eigene oogen eene worfteling doen zien, " waar van de Eeuwen tot op den huidigen dag gewaagen, " en wier befchouwing voor de Staatkunde, Wysbegeerte. I', en Krygskunde, altyd hoogstbelangryk zyn zal ' Wilt gy, Leezers, in een beknopt Tafereel dit belangrvk Tydperk afgemaald zien, stuart geeft net ons op met de woorden van livius. „ Nimmer beftreeden f R 5 •>•> elk-  $5% M. STUAItT „ elkander ooit twee magtiger Steden dan Rome en Car* „ thago, nimmer waren zy beiden ooit vermo-ender of Z' „ duchter dan thans; de eene hadt geene vreemde kiv-s " SneEeSenntK-"e * rT^V zy^nden eïkander Ifn " °f Le ft™ KlTg- De oorlogskans hing tusfchen haar „ lang onbeflist, en was zo weifelende, dat de ovwS „ ning haar ten deel viel, welke eerst naast aan Sn „ ondergang geweest was.De S^SStl^J^ „ nog lchier de wederzydfche krachten, AeRoZZeT „ verbitterd zynde over de ftoutheid der owVwSin „ gen tegen hunne overwinnaars, de i , ov inhaahge trotsheid, waar mede'menZ hun öo^, hun „ de onderwerping had willen doen gevoelen ™ ë De grpotlche verwagting, welke men uit deezen aanvang zeker vormt, vindt zich niet te leur gefteld bv de leezmg deezes Boeks Met verbaasdheid volg men Lrl nibal op zyn Tocht over het ^^(Jebergte A) Gepast is des Gefchiedboekers Aanmerking;overhanni-' «al s Onderneemmg. „ De verwondering1 zelve wordt, „ by de herinnering van dien Overtocht, twyfelagtig, „ werwaards zy zich het meest door haare veiTukkilg „ zal laaten vervoeren, het zy om de geringe fchief „ met noemenswaardige, krygsmagt te ovfrdenfen, waar „ mede uannibal de verovering0 van Itali, ei de on„ derwerping van Rome durfde onderneemen" het zv om „ de ftoutheid te berekenen van zulk een vérren en 11 „ vaarlyken togt - _ Bekrompenheid van Lees?" o?- " T^V^^J^CU^ Van den ^lïzaamlt n „ veldheel, noemde dikwyls togt en onderneeming beide „ eene onbezonnene roekloosheid, en deed den grcotften „ krygsman van zynen tyd als den zotften laaghals „ voorkomen, wien, het geluk veel meer , dani zvne wv " wv oof inar£k/°0r R0m£ maikte' — Hofweg ji wy ook in ftaat mogen zyn, de diepe inzichten van »> ^anniiiai. s zeldzaamcn geest te doorgronden, veel min „ nog om de vlucht zyner verbeeldinf te agtervolgen „ en de du.zende hulpmiddelen te berekenen fweïkfhV „ in aller eije voorbedachte of meer verrasfende gevaaren „ wist uk te vinden, de geboekte gefchiedenis van zy „ nen optogt, en onze kennis aan de gelteltenis; van „ gansch Sl}VyA beS?.«iiu °"s Mtaniverk des voorieen Taars , dit gedee.te der Cefchiedenufe tragten toe te lichten, bl. 4S9 en 54 1.  rqmeinsche geschiedenissen. EJQ >:,,. gansch Italië ten zynen tyde, bewaaren ons echter !; voor zulk eene lastering tegen hannibal's geest. „ Hoe veele voorzorgen gebruikte hy niet voor zynen „ optocht ? De rust in Carthago en het behoud van -,, haare veroveringen ontgingen zyne oplettendheid niet k by de ontwerpen zyner nieuwe onderneemingen. Schran„ der beleid beftuurde zyne keuze in de krygsbenden, „ welke hy aan deeze en aan geene zyde van Hercules „ zuilen wilde agterlaaten. Naarftig onderzoek der ge„ aartheden en kunftige wendingen van de neigingen ,, der Volken, wier landen hy door zou trekken, gingen zyne eerfte ïchreden zorgvuldig vooruit. Geen de „ minfte dwang gaf hem onwillige krygsknegten, maar „ de vleiendfte overreeding deedt zyn ganfche heir uit ,, blymoedige togtgenooten beftaan. De kleeding en ver„ zorging zyner ganfche krygsmacht, welke als. eene op„ eifching de Volkeren zou verbitterd hebben, wist „ zyne fchrandere Staatkunde in blyken van erkend„ tenis te verkeeren, welke een brancus zich verheug„ de aan den Carthager te kunnen geeven. De ovcr,, tocht eindelyk over de Alpen, zonder doorgaand mis„ noegen, zonder algemeen wantrouwen , zonder wree„ velig gemor , zonder eenpaarig verwyt, zonder vol„ flaagene ongehoorzaamheid zyner vermoeide, afgemat„te, gewonde, en zomtyds mismoedige, krygskneg„ ten, zal altyd in het oog van elk, die de moeiiyk„ heid van het leiden der menfehen , in welke om„ Handigheden ook, kent, het beflisfendst bewys blyven „ van eenen geest, wiens belchouwing de oogenblikke„ lyke Verwondering tot eenen weidoordachten eerbied „ verheft." De tooneelen, die Rome oplevert, by het aangrimmen des krygsgevaars, zyn belangryk. Hoe veele en hoe onderfcheiden Characl-ers in den Raad, onder het volk en in 't veld! Welke afwisfelingen en wendingen ! als wy den Diclator fabius met zynen Onderbevelhebber minucius, by voorbeeld, tegen hannibae in den kryg zien. „ Van wiens," gelyk onze Gefchiedboeker optekent, „ter„ gende listen fabius geen zwaarer proeven hadt te ver„ duuren, dan van het voorbaarig ongeduld van zynen eigen „ Onderbevelhebber minuchjs , wien de ondergefchikt„ heid alleen wederhieldt van het volflaagen bederf van den „ Staat. Onbezuisd in alle zyne overleggingen, en toomloos in zynen mond, fchroomde hy niet, eerst onder i „ wei-  269 M. STUART „ weinigen, daar na in 't openbaar, zynen Veldheer dent „ naam van Draaier (cunctator) te geeven, dien "hy „ naderharm als eenen eernaam behieidt, deszelfs voor-„ zigtigheid voor bloohartigheid uit te kryten, en alle„ deszelfs voortreflelyke hoedanigheden als zulke on-^ „ deugden voor te dellen, waaraan derzelver redenlooze„ overdryving het naast zou gegrensd hebben, met oog^ „ merK om zich zelf ten kosten van zyns Veldheers got-. „ den naam te verheffen : een verfoeilyke kunstgreep,, " te zyn " °m "iCt algemeen in zwang Met deelneeming zullen wy, op zulk een afftand van i tyd, de nederlaag leezen die de Romeinen by Cannai leeden , die hannwal meester maakte van geheel Groot Griekenland en aan Rome, naa de voorige veroveringen, lchier geheel Italië betwistte; den jeugdigen scipio bewonderen; en de vernedering gevoelen, die te Rome plaats greep, wanneer de leede maare in de Stad klonk: „ Rome „ heelt geene Lonfuh, geene Legers, geenen Veldheer, „ geenen Krygsman meer: hannibal is meester van „ Apuhe, Sammum, en weldra van geheel Italië'" Mago, de Broeder van hAnnibal, mogt in den Carthaagfehen Raad van diens Overwinningen en roemryke verngtingen dit verflag geeven: „ Mee zes Veld heeren „ is hannibal aan den llag geweest, waar van 'er vier „ Con/uis, de twee overigen een Dittator en Onderbe„ velhebber, waren; meer dan tweemaal honderdduizend „ yyanden heeft hy doen vallen; meer dan vyftig duizend „ heeft hy^ gevangen gemaakt. Van de vier Confuls fneu „ velden er twee , van de twee anderen was de een „ zwaar gewond, en nam de ander met eenige weinigen „ de vlugt, de Onderbevelhebber zag zich geheel ver" ?;ia^?n' de PiStator alleen verdiende den "naam eens " yel^heers' door zorgvuldig allen treil'en te ontwyken; „ de Brutticrs, Afuliërs, gedeeltlyk de Samniten, en de „ Lucanicrs, zyn tot onze zyde overgegaan. Capua zel„ ve, de hoofdftad niet flechts van Cawpanie, maar „ na Rome ook voorzeker van Italië, heeft zich aan „ uwen Veldheer onderworpen , wiens veelvuldige en „ grootiche overwinningen den grootften dank aan de „ Goden waardig zyn." Gaarne zouden wy hier tegen over plaatzen de Ranieinfche taal, die hanno in den Carthaagfchen Raad wegens deeze overwinningen deedt houten;, doch wy heht'. ben  ROMEINSCHE GESCHIEDENISSEN. ü6l i*n ons reeds, door 't veelvuldig aangeftipte fchoon, byKns ove ons gewoon beftek laaten voeren. Dan kunnen Kans ovti v fa b t voegen, dat hannibal, by S Sereffv"nhdennWin7er^ na èapa te rug trok Aan dit verblYf der weelde wordt door de meeste GefchiedrXZverTdz vermindering van hannibal's Krygsge uk n ïï/rfoeKfctaSven. ,, Zyne benden , welke allerleie ^l^m^S^kwyl» en zoo lang verduurd hadden, wiln geeneftormen van rampfpoed hadden kunnen ne" dèdlafn, waren geduurende een groot gedeelte van den " wfnter alhier onmaatig in het ongewoon genot eener 3 nog onbekende weelde, en werden ontzenuwd door den f ïer^fdften wellust. Het ongeftoord genot van den " flfaï; den wyn, keurig voedzel, ontucht,ge vrouwen, " warme baden en een werkloos leeven, bederf hunnen " moed en krachten tevens, en deedt hunne veiligheid V Xen beftaan in den roem hunner voorige overwmnin" Jen - 'Er was, volgens livius, geen overblyfze meer " dervoorige krygstucht;veelen, die zich met vrouwluiden " haddeS ilgelaaten, keerden terug; anderen kermden en r klaagden als weeke nieuwelingen, toen zy weder onder " dkrenbufden moesten vernagten, en de bezwaaren van " den Krvg gevoelden ; en geduurende den geheelen veld" St haS het fchandelyk verlaaten van bet Leger, zon" der 's Veldheers verlof, geen einde, terwyl het wellustig Cntua dp algemeene fchuilplaats bleef (*). " T?reet merkt onze Gefchiedboeker hier aan: „ Schoon rdemaSd de nadeelen eener overdreevene weelde kan " nnSnen voor 's menfehen moed en hchaamsfterkte, " en elk het duurzaam verblyf van rechtgeharde krygs" hnden ter Plaatze, waar dezelve heerscht, voor derzel" Ier voSomene ontzenuwing moet houden, is het ech" te■ blvSr uit de volgende krygsbedryven der Car" Z^ers in Italië, dat zf in deezen éénen winter geen" S zoo volflaagen bedorven en verzwakt zyn gewor" den als wy hier boven, volgens livius, opgaven. " Het groote bederf van hannibal's onderneeming „ ■ nCL „ was r*i Liv. Lib. XXIII: c. 18. Volgens valeriusiu*wvs V/i!' , ex ext. O gaf hannibal zelf zich aan de • " (L DJn; Hnmisf^en over; zoodat men hem meermaalen : y ff«!2n£?Snch« in Capua , dan in het Leger by l, Cafilinum, aantrof."  M. STUART, ROMEÏNSCIJE C ES C Hl E DE NI33 E Ui *> Jas etl W?ef nog alzins de verdeeldheid van den Staat. » dien hy diende, waar van het eene gedeelte Sen on„ delfland aan hem weigerde en ftrerade, terwvl het „ andere, ach op zyn goed geluk en behaald voordeel „ verharende, hem te traag dien bylland bood, dien des „ zelfs meerderheid m den Raad als nog toeliet hem te „ bewyzen. Tot nog toe overgelaaten aan zyn dgen „ lot, was zyne magt, welke onder zyn beleid overwhi" IZf? h3d- kunne« ^haaien en veroveringen nlaaTen, „ veel te gering om de behaalde voordeden te bewaaren ,, Elke nieuwe Bondgenoot te verzorgen , in elke ver„ overde Stad eene bezetting te leggen /verfcheide S „ buurige Steden te befrryden, en ^l^s^enï „ vyand het hoofd te bieden, die thans niet langer des „ zelfs geheele magt op ééne plaats in het veld bragt, „ maar verfcheidene heiren aanvoerde, waren allen te „ zamengenomen zoo veele duchtige redenen voor de „ wending of weifeling van hannibal s kryesgeluk, dat „ wy veeleer den Veldheer moeten bewonderen, die het „ vervolgens nog zoo veele jaaren in Italië uith eldt met 2 kreegf*? °nderftand ' dien «y uit CartrSga ' Voor dit Stuk treffen wy de Afbeelding des Schrvvers aan, en, behalven de Plaaten, is 'er agter eene Kaart van hannibal's Tocht in balie. ° " n j, Montesq. dt la grand. Ch. IV. Schoon wy met deezen Schryver niet gelooven, dat haskibal's Heir thans overal Sua zou gevonden hebben ; ora dat wy met hem nog niet denken kunnen dat de overvloed reeds in hetzelve zoo aannierkelS heerschte, en om dat niet overal in Italië ZUik een verw?eï tieid Lapua was..—.- Zie voorts dampmart. Bijl. de la Riv de Cartk. T. II: P. 231. hooke Ram. Hifl. Tom. ivf p JL Rollin Htft. Ram. T. V; p. 153 155." p 3 Een  G. li RU IN ING, NIEUW ©Ë VOELEN. 263 Een nieuw gevoelen, aangaande de Grondvesting der Asfyrifche Heerfchappy , op Aigypufche, Phcmififche, Hebreufche en andere naarigten geboud; der Geleerden voorige Stelzels onderfcheidenlyk beoordeeld, en de kunstsreepen van ctesias , met die geenen, welken het gemeene gevoelen noopens Romes Opkomst hebben voortgebrast, ver geleeken, door gerbrand bruining. Te Rotterdam, by J. Meyer en A. Danferweg Wz. 1796. In gr. 8yo. De Schryver, die op de rugzyde des Tytels deezes Werks over de Asfyrifche Gefchiedenis de woorden o'aatst uit eichhorn's Inleiding in het Oude Testament, III D bl. 350: „ Ik weet dat wy niets van dezelve weeten. Tot heden toe zyn geene zekere gebeurtems" fen van onzekere, geene berigten der Tydgenooten van laater vertellingen, geene droomen van Systhematici oor" deelkundig onderfcheiden van verzamelingen van Cqmpi" latores. En als wy ooit eene draaglyke Asfyrifche Gefchiedenis zullen bekoomen, zoo moet zy een werk der ïlrengue Oordeelkunde worden," wyst daar mede aan de moeilykheid der taake, welke hy op zich neemt; „ en hoopt hy ," blvkens zyne Opdragt, gerigt.aan ae Nederlandfche Hoogleeraaren in de Algemeene Qefchtedkunde, en teevens den Hoogleeraaren, wien de Aerklyke Gefchiedkunde en wien de Heilige Uitlegkunde, op Nederlands Univerfiteiten, Illustre - Schooien en Kweekfchoolen., ts aanbevolen , „ in zommige opzigten aan eichhorn s begeerte voldaan te hebben," dan volgt, dat hy denkt, althans eenigermaate, een werk van de ftrengfte Oordeelkunae Serd, en, in dit Stukje, den Leezeren geleverd te heNaa'eene Inleiding over het vermogen der dwaaling om den Mensch tot andere en vooral tot gelykfoortige dwaalingen te doen overhellen, beltaat dit Stukje uit acht Afdeelingen. ï. Over hel gemeen gevoelen aangaande de Opkomst van Rome. II. Gisfing aangaande de Opkomst van Rome. III. Kunstgreepen des Uitvinders en der Voortplanters van het gemeene gevoelen, aangaande de Opkomst van Rome. IV. Over het zaamenjlel van Ashril'che Gefchiedemsfen, dat van ctesias van «nidus afkomftig is P V. Verfchillende gevoelens der  204 . BRUlNING Tydrcckenaaren. • VI. Over de jcmgjlc verdeedigiug van ctesias , beoordeeling van denzelven en zyne kunst- greepen. * VIL Twee plaatzen van hekodotus ver* efend, en zyn gevoelen, aangaande de Grondvesting der Asfyrifche Heerfchappy, daar uit opgemaakt. — Vlii. Herodotus gevoelen, aangaande de Opkomst der Asfyrifche Heerfch'appy, bevestigd door den Bybel, enz. Het heeft een vreemd aanzien , dat de drie eerfte Afdeelingen van dit Werkje hefteed worden om het gemeene gevoelen, wegens Romers Opkomst, te beftryden; een Stuk 't welk geen het minfte verband heeft met de geheele Asfyrifche Gefchiedenis: dan de Heer bruining brengt dit m verband op 't einde zyner aangeduide Inleiding; fchryvende : „ Vooral vreezen wy dat het ge„ meene geyoelen, aangaande de_ Opkomst van Rome, ,, ons magtige hmderpaalen zou in den weg ftellen, in „ de overreeding van zulke Leezers als by wien dat ge,, voelen mogt gevestigd zyn. Hierom moeten wy de „ zulken daar van tragten te ontdoen. En wy worden „ te meer genoopt om dat gevoelen aan te tasten, eer „ wy _ overgaan om den aanvang der Asfyrifche Gefchie„ demsle te behandelen ; naardien het zelve nog onlangs „ in een Werk , dat anders voor den ongeletterdcn Ne„ derlandcr zeer verdienstlyk is, als niet zo onwaar„ i'chynlyk voorgedraagen, en daar door zekerlyk door „ veelen , wien dat gefchrift in handen zou kunnen ge- „ raaken, is aangenomen. Daar dus een groot deel „ der geenen, die wy hoopen, dat wel een oog op on„ zen arbeid zullen willen vestigen, door de omhelzing „ van dat gevoelen zouden kunnen worden ingenomen , „ ten voordeele der begrippen, welke wy ftraks moeten „ beftryden, meenen wy vooraf het volgende aangaande „ de Opkomst van Rome te moeten aanvoeren, om die „ vooringenomenheid te weeren ; en om den Leezer ook „ in andere opzigten tot aanneeming van ons voorgeno„ men betoog voor te bereiden/' De Bleiswykfche Remonjlrantsch Gereformeerd'Predikant, gelyk de Eerw. bruining zyne Opdragt ondertekent, doelt hier zeker op zyns Amfleldamfchen Amptgenoots m. stuart's Romeinfehe Gefchiedemsfen, die, in het V Deel van dat Werk, zich niet ongevoelig toont over deeze Aanmerking hem betreffende: immers hy fchryft, bl. 336. „ Het „ is onnoodig, dat wy alle de Volkeren, welken' Rome van „ tyd tot tyd buiten Italië ftond te beftryden, van der- „ zei-  nieuw gevoelen". ^5 zeiver vroegfte afkomst kennen , welke toch meestI, al met zoo veele verdichtzelen omgeeven is, dat tiet „ fchranderfte oordeel zich vergeefsch uitput om overal het waare van het valfche te onderfcheiden, en dikwyls „ den gevaarlyken dienst der verbeelding aanneemt, om ,, in de verafgelegenfte Eeuwen eenen nieuwen Oorfprong „ aan Volkeren te geeven, om welke de oudfte Schry„ vers zelve niet gedacht hebben,," ter ftaavmg^ hiervan den Leezer wyzende op des Eerw. bruining s £«fins. over de Opkomst van Rome, in diens nieuw gevoelen over de Grondvesting der Asfyri/che Heef- ^Schoon een Penneftreek geene Wederlegging is, fteekt 'er in deeze van stuart veel waarheids; en moeten wy, naa het Werkje voorhanden geleezen te hebben, betuigen, dat wy 'er veel in vonden, bovenal in de Aantekeningen, 't geenwy 'er zo min in verwagtten, als de geheele twist wegens Romes Opkomst. De beleezene bruining begraaft als 't ware zyne Schryfftoffe met alles het geen er ilegts toegebragt konne worden, om, gelyk hy, in de drie eerfte Afdeelingen, diocles peparethius zyns oordeels uit het veld geflaagen hadt, zyn eigenlyken vyand ctesias van cnidus mede den laatften flag te geeven, en hero* dotus te handhaaven. Veel moeite geeft zich de Schryver om twee plaatzen van deezen hem zo geliefden Schryver te vereffenen, en diens gevoelen , wegens de Grondvesting der Asfyrifche: Heerfchappy, daar uit op te maaken. Dit Gevoeien van herodotus door den Bybel bevestigd hebbende, komt hy op de Grondvesting der Asfyrifche Heerfchappy, en om zyn Gevoelen, des betreffende, meer omkleed, en in verband met andere Gefchiedemsfen van dien tyd, op te geeven. „ ... Wy kunnen ons tot geene'breede ontvouwing inlaaten. Alleen geeven wy het volgende plaats; en dit zal ons des Schryvers ftyl, en Vocaalryke fpelling, tevens, doen kennen. . , De verbaazende zegepraalen der Romeinen in hunne oorlogen aangeftipt hebbende, vervolgt de Eerw. bruihing: „ Jaa naulyks is eenig Fabelfchryver ftout ge„ noes geweest om iets te verdichten, dat de uitbreiding „ der Romeinfehe Heerfchappy, oover den geheelen aard„ boodem , in grootheid en wonderbaarheid eevenaarde. „ Een ctesias alleen ftaapelde zoo lang ooverwinmng op lett. 1797. no. 6. S « oom f * \ '  ZÓ6 G. BRUINING, NIEUW GEVOELEN. „ ooverwinning, dat de ftigting der Asfyrifche Heerfchappy „ onder zyne handen eindelyk tot eene hoogte fteigerde, „ welke den aanfchouwer zeekerlyk ten uiterften verbaazen „ moet: te meer daar ctesias dat wonderftuk op eene „ waereld plaatfte, welke flegts korten tyd te vooren.door „ eene algemeene ooverftrooming, was ontvolkt en ver„ nield „ Dan dit was het buitenfpoorig gewrogt eener Griek„ fche verbeeldingskragt. De Grondvesting des Asfyri„' fchen Gebieds oover Afia was in de daad geene zoo be„ wonderenswaardige gebeurenis. Zy was flechts een „ gevolg der oovermagc van moedige, teegen ongemakken „ geharde en door ichrandere Opperhoofden beftuerde „ natiën op nabueren , die door roof en plundering van „ eigene wingewesten of aangrenzende landftreeken ver„ rykt, toomloos dartel werden." Wy fteeken ons niet in deezen twist der Oudheid 'en Tydrekenkunde, en onderfchryven ten flotte onzer Aankundigmge de woorden van livius. Al het geen , wat vóór de Stichting van- Rome, of vóór dat men die Stad dagt te jlichten, veel meer met de cieraadm der dichtkunst opgefmukt dan door onvervalschte Gedenk/lukken aan ons is overgeleverd geworden, wil ik noch bevestigen noch ook wederleggen. Men heeft het naamlyk der Oudheid niet euvel willen duiden, dat ze met Godlyke en Menschlyke duigen onder elkander te vermengen den oorfprong der Steden als heilig doe voorkomen. Wat deeze eh demelyke zaaken belangt, 'er ligt my niet veel aan gelegen, hoe men «r over denke, of hoe men dezelve opneeme r\j. (*) Hier heeft de Schryver eene tweede Aantekening, waarin van die algemeene overftrooming, enz. gehandeld wordt. Wy zullen op dezelve geen aanmerking maaken. Misfehien vinden wy daar toe beter gelegenheid, als de Schryver, by eene nadere gelegenheid, over de ftelling vanbernardin de saint pierbe die Eb en Vloed afleidt van de fmelting van het Ys aan de Poolen, en ftelt dat ten tyde van den Zondvloed al het Ys langs den geheelen aardbodem gefmol'ten zy, zal handelen, als mede over den Zondvloed. (f) //; Prefat.  JbS FRIESSCHE VERICLAAI ïNÖ. 88? De Friefche Verklaar ing of Staatkundige Gelooft-Belydenis op eene befcheidene wyze beoordeeld door een Beminnaar van zyn Vaderland, Waarheid en Gerechtigheid. Alomme te bekoomen. In gr. 8vo. 30 bl. ITet Voorberigt deezer Brochure onderrigt ons1, dat, X om de graagte, waarmede dezelve in Friesland wierdt gezogt, hier mede thans een tweede Druk wordt af>e"eeven. De Schryver heeft zich tot eene taak gefteld0, de beoordeeling van eene Verklaaring, welke, in de Provincie Friesland, volgens het Concept-Plan van Provineiaal Beftuur van 5 Mey 1796, van alle Geregtsleden der Steden en Diftriften , alle Amprenaaren en Bedienden , geene uitgezonderd, behalven Profesforen , Predikanten , en Rektoren, immers van deeze wordt geen gewag gemaakt, voorts van de Burgers, die, in de Grondvergaderingen, van hun Stemregt verkiezen «rebruik te maaken, wordt afgevorderd. Die Verklaaring, misfehien aan veelen onzer Leezeren, in Holland en elders , niet bekend, is van deezen inhoud; „ Ik. verklaar vrywillig, en op myn woord van eer, eert " Voorftander van de Rechten van den Mensch en Burf ger; een Vyand van het Stadhouderlyk, Ariftocratisch !' en Eenhoofdig Beftier te zyn ; goed ert bloed veil te hebben, om, op gronden van Vryheid en Gelykheid, 1 het Volks - geluk te helpen bevestigen ; en nimmer iri een verkiezing van Kiezers, Vertegenwoordigers of !' Amptenaars, mynftem te zullen geeven aan Perzoonen* " die ik oordeel nog Begunftigers of Aankleevers van de zoogenaamde Oude Conftitutie te weezen; maar alleeri '', zoodanige zal verkiezen, welken ik, in gemoede, vertrouw Voorftanders van de Rechten van den Mensch 1 en van het waar geluk des Volks, en tevens de eer* ' lykfte en kundigfte te zyn, zonder my om lief of leed, door gunften of gaaven, daar in te laaten geleiden." In de beoordeeling van deeze Verklaaring * tï-agt de Schryver, in de eerfte plaats, verfcheideii onbeftaanbaarheden in dezelve aan te wyzen: van hoedanig eenen aart, onder andere, zyn, dat iemand, Welke deeze; Verklaaring weigert, -geftraft wordt, door het ontzetten van" zynen post of ampt, om het niet verrigten van eene daad, welke aan zyne vrye keuze wordt overgelaaten ; 3 3 dat  ^68 DE FRIESSCHE VERKLAART.^ dat dezelve meer en dieper kunde vordert, dan by veelen in waarheid kan onderfteld worden , enz. Vervolgens wordt onderzogt, of de GeconiHtueerde Magt het vereischte gezag hebbe , zulk eene Verklaaring van de Burgers af te vorderen, en, om het weigeren van dezelve, van hun Ampt, Post en Stemregt, te ontzetten. Die magt wordt door den Schryver ontkend, onder andere, om dat de gevorderde Verklaaring de heerfchappy, over de gevoelens van het hart en over het Geweeten, influit; terwyl, intusfchen , geene Regenten, geene Volksvertegenwoordigers, het gezag hebben, om eene over het Geweeten heerfchappv voerende Verklaaring af te vordeten, en de Waereldlyke Magt zich alleen tot de daaden van het Volk uitftrekt. üp deezen grondflag wordt, in de derde Afdeeling, de Vraag, of een waar Patriot deeze Verklaaring doen kan, ontkennende beantwoord. De uitwerking en gevolgen der gevorderde Verklaaringe , ten aanzien derzulken, die dezelve weigeren, zyn het onderwerp der laatfte Afdeelinge. Verfcheiden be¬ denkingen, in dit Gefchrift aangevoerd, zullen, twyfelea wy niet, ginds en elders gereeden byval ontmoeten, vooral in de zaak der afvorderinge van Politieke Geloofsbelydenisfe, hoedanige, in deeze dagen, in welke het woord Vryheid aan de orde van den dag is, zo min als eenigerhande verbindende Godsdienftige Geloofsbelydenis, niet behoorde genoemd te worden. In gevolge van de ingevoerde bepaalinge, levert Friesland een akelig tooneeï op van misnoegen en verdeeldheid. Eene wenfehelyke zaak ware het, naar ons inzien, indien verfcheiden bedenkingen , door onzen Schryver aangevoerd, ernftig overwogen , en, in derzelver eigenaartige ftrekking, in praktyk gebragt wierden, door de Hoogst Geconftitueerde Magten, van dat, in veele opzigten , gezegend Gewest , welks bloei en welvaart aanmerkelyk zou bevorderd worden , door de onmiddelyke medewerking van eerlyke en kundige burgers, welke, door de tegenwoordige orde van zaaken, van deelneeminge in het bewind» nu, dikmaals huns ondanks, zyn uitgefloten. Rei*  W. BARTIAM'S flElZEN. ±fy Reizen door Noord- en Zuid- Carolina- Georgia, Oost' en West' Florida ; de Landen di .' lusco- gulges, of het Creek-I! . ' . tfchap, d der Chactaws. Door william UARTR \ i- Engelsen vertaald, door j. t>. pasteur, ade Stuk. Te tiaar' lem, by F. Bohn. In gr. 'f . 2-3 W, Voortduurend en gelykblyvend is de Aanpryzingsftof-, fe, welke wy vonden, het Eerfte Stuk deezer Reize' beoordeelende , zo wat het oorfpronglyk Werk als wat de Overzetting betreft , en daar wy te gemelder plaatze in ons Maandwerk het reeds in druk zyn deezes Tweeden Stuks vermeld hebben, Helden wy de leezing niet uit, noch ook de fpoedige plaatzing. De overige Hoofdftukken van het Tweede hoek, en vier: van het-Derde Boek, zyn in dk Stukje begreepen, welker Inhoud wordt opgegeeven, en zeer veele byzonderheden aanduidt, die men elders vergeefsch zou zoeken: dewyl onze Reiziger, gelyk uit de Aankondiging van het Eerfte Stuk genoeg is af te neemen, oorden bezogt, van welke veele niet meer dan in naam by de Europeaanen bekend waren. Tot eene naauwkeurige Plant- en Dier- befchryving , inzonderheid wanneer het voorwerpen zyn elders niet ontmoet en nog nimmer befchreeven, verledigt zich de pen des Reizigers, wiens talent in cierlyk en fchilderagtig Plaatsbefchryven wy onze Leezers, in een voorig berigt, leerden kennen. Wy troffen, in den beginne deezes Stuks, daar van, onder andere, dit overneemenswaardig voorbeeld aan. — „ Wy zagen, terwyl wy de-zandheuvelen overtrokken, de holen van de groote Land schildpad ; dit zonderling Dier is nog door geene Natuurlyke Historie-Schryvers of Reizigers befchreeven. De eerfte tekenen van het beftaan van dit Dier, als men zuidwaards trekt, vindt men onmiddelyk na men de Savanna Rivier is overgetrokken. Men ziet het alleen op hooge drooge zandheuvelen. Als het volwasfen is, is het boven-fchild ten naasten by agttien duimen lang en tien of twaalf duimen breed; de rug is zeer hoog, en het fchild is van eene zeer harde beenac'nige zelfftandigheid, beftaande uit veele regelmaatige afdeelingen , die door naaden vereenigd zyn, op dezelfde wyze als by (*} Zie onze Fadcrl. Lttterotf. hier boven bl. 82, S 3  W. BAR-ïRAu's by andere foorten van Schildpadden, en met dunnê hoornachtige plaaten bedekt. Het onderst of buikfchild js groot en overdwarsch regelmaatig in vyf vakken verdeeld ; deeze vakken zyn niet te zaamen vereenigd gelyk de naaden van 's menfehen hoofdfchedel, of het ruggefchild van de Schildpad; maar zyn aan elkander vast door een zeer verheeven hoornachtig kraakbeen , dat hem als hengzeis dient, om zyn lichaam, naar goeddunken, in zyn ichild op te fluiten. Het voorfte gedeelte van het buikfchild naar het einde is omtrent van gedaante als een fpade, fteekt ten naasten by drie duimen na vooren uit, en is omtrent anderhalve duim breed ; deszelfs eind is een weinig gekloofd ; het agterde gedeelte van het buikfchild fteekt ook aanmerkelyk naar agteren uit, en is diep gevorkt. „ De pooten en voeten zyn met platte hoornachtige ichubben'bedekt; zy fchynen niet gekliefd, noch met toonen te zyn, maar bezet met lange platachtige nagels of hielen, eenigzins naar de nagelen van 's menfehen vingers gelykende, vyf aan de .voorpooten ; de agterpooten of voeten fchynen als geknot of als ftompen van voeten, rondom gewapend met platachtige, fcherpe, flerke nagelen, welker getal onbepaald of onregelmaatig is; de iop is van eene middelmaatige grootte; de opperkaak wat .gekromd, de tanden hard en fcherp; de oogen zyn groot; 2e neusgaten ftaan digt by eikanderen en zyn zeer klein; de algemeene kleur van het Dier is ligt asch- of klei3dcur, en van verre zou men het over't hoofd zien, als een Heen of een ouden ftomp van een boom, ten zy het in be* •weeging is, Het is verbaazend welk een gewigt deeze TJieren kunnen draagen; zy kunnen gemaklyk een mensch draagen, die op hunnen rug ftaat, als de grond vlak is. Zy maaken groote en diepe holen in de zandheuvelen, «en werpen ongelooflyk veel aarde uit. Zy worden voor een uitmuntend eeten gehouden. De eieren zyn grooter dan een fnaphaan-kogel, volmaakt rond en de fchaal hard." Der meer en min bekende menigte van Dieren, in dit Stuk opgegeeven, en naar eisch van derzelver zeldzaamheid of byzonderheid in 't een of ander opzigt breedfpraaIdger befchreeven, is groot, en zal den Liefhebberen van dit gedeelte der Natuurlyke Historie ftoffe ter Aantekening opleveren. Geen Ryk in de Natuur of het trekt des opmerkenden Reizigers oog en aandagt. Niet ongemerkt mogen  REIZEN. *H 0ea wv zo min als hy voorbyftappen een vetfchynzel in het Rvk der- DelfftofFen, 't geen, gelyk hy met reden aanmerkt overvloedige ftoffe tot wysgeenge redenkayehngen V weetgierigen Natuurkundigen kan opleveren. SS berigt desgwegeön luidt. — „*Aan de Gcorglafche Woe van de Savanna Rivier, omtrent vyftien mylen beneden Silver Bluf, loopt een groote weg dwars door eene ftrook van oploopende heuvels van eene ongemeenc hoogte en misfehien zeventig voeten hooger dan de opperIhkte dei rivier. Deezt heuvels beftaan van drie voeten onder de algemeene oppervlakte der groei-aarae, tot de diepte van twintig of dertig voeten, geheellyk uit bedolvenP OesterfchulPen, die van binnen van de kleur en vastigheid van wit marmer zyn. De Schulpen zyn van eene ongelooflyke grootte, gemeenlyk van vyftien tot ïwintS duhlen lang, van zes tot agt duimen breed, en wn twee tot vier dik, en de holte groot genoeg om. een Swoonen menfehenvoet te kunnen bevatten; zy fchynen Inrgeopend geweest te zyn vóór den tyd der verfteemnVi eene verandering die zy baarblyklyk fchynen onfergaante SS»; ay zyi/ongetwyfeld zeer oud, of < Shfen van voor den Zondvloed. De inwoonders daa rffieeks branden dezelve tot kalk om te bouwen, tnP 7v zeer goed zyn, en zy zouden zeker eene Sr goedeymesdn| oplevyerèn,alsy hunne landen zulks noodig hadden, afzoo deeze heuvels nu aanmerkelyk vmSbaar zyn. De hoopen Schulpen liggen op een bed van eene geelachtige zandachtige aarde van verfcheiden voeten diepte , op eenen grondflag van zagte witte rot! die Pvan buiten hef voorkomen van aiduuifteen feeft- maar die, als men haar naauwkeung befchouwt, Ke' daad eS 'fchulpachtig zamengroeizel of mengehng van zand en fyn gewreeven zeefchulpen is; in t koit, Sze fcnulpachtige rots koomt in hoedanigheid en voorkomen naoy de Bahamafche of Bcrmudifch* wtK Rots." bStraÏ's gemeenzaame verkeering met de Inwoonderen dS fchaars bezogte ftreeken geeft hem gelegenheid om het groot voorwerp van eens Reizigers befpiegewen den Mensch, niet onopgemerkt en onbefchreeven te laaten , "n lust het ons van. hem het een en ander daar tni» Vietreklvk over te neemen. , r . V?Nedlkreeks, of Siminoles, geeft hy deeze befchryvin. van: „ Zy zyn een zwak volk in getal. Zy zouden Shun alle, denk ik, nog niet talryk genoeg zyn^m  *7* W. BARTRAM'S eene-van de Steden der Muscogulges te bevolken, bv voorbeeld de Stad Uches aan den vVnaamften ï vaï de Jpalachuka Rivier, die alleen by de twe^ duizend in woonderen bevat Egter bezit deez^Uandwf vX 4iS uitgeltrekten grond geheel Oost - Plorida en het groot fte gedeelte van IVest-Florida , die, door de natuurin duizenden eilandjes en heuveltjes en hoogten doorfneden zynde , door de ontclbaare rivieren, meiren, griemen" groote dras-velden en plasfen, even zo veele veHige verJlyfplaatzen maaken, daar zy zich voor eenigen tyd mn der woon onthouden kunnen, en die hen zeer goed kun nen befchutten tegen alle onverwagte invallen ff aanval- in%euvPhTtf,V,yan?den'iea "ï1 2ulk een ^zlüg en heuvelacht g land is, levert het zulk een overvloed en 5fi&5$ Va" f^middelen. tot voedzel van VrïinTl.diere^ dat )!jugerust kan verzekeren, dat ei gum ftiee* op den aardbodem is daar zo veel wild dL worden t0t V°C V'Jn de" nJCnsch dienen' §evo11- «''lïÏÏSrS?^ ?Y overvloed van de noodwendigheden ep gemakken van het leeven, met veiligheid van hunne perfoonen en eigendommen, de twee voorwerpen van de zorg van het menschlyk genacht. Met deP huideï van. herten, beeren, tygers en wolven, gevoegd bv dê honig, wasch en andere voortbrengzelen van den giond Sïkm'S, ^f «itruftingen huisraad0 San de Bian.en Zy fchynen vry van gebrek of begeerten te zyn. Zy hebben geenen wreeden vyand te weezen daar is mets dat hun ongerustheid kan verwekken dan de trapswyze inbreuken, welke het blanke vXop hm and doet. Dus vergenoegd en ongeftoord, fchynen zv zoo vrolyk en vry a s de vogelen des hemels en zoo ~vluaeh werkzaam, zoo luidruchtig en zingende, als zy HefjS laat, de handelwyze , en de gang der Simitlhs vormen Jet treffendst tafereel van geluk in dit leeven; b Xhan te vredenheid, liefde en vriendfchap zonder wm brof bedrog, fcnynen hun eigen te zyn, of heerfchende m hun leevensbegmzel: want zy verlaaten hen eerst me den laatften leevensfnik z/ fchynen zelfs hunne oude Opperhoofden en Raadsheeren den dwang op te leggen om an hunne raadsvergaderingen eene noSdzaaklyke defti™ en heetnvS!,g?fd * beTaaren; * zelfs « dfzwakhefd en het verval van eenen hoogen ouderdom niet genoe* om deeze. jeugdige vrolyke eenvoudigheid uit hun gelaat uit  REIZEN. 275 uit te wisfchen; maar daar blyft, even als in den graauwen avondftond van eenen helderen en ftillen dag, eene verblydende en vervrolykende blos op den Westlyken horizont, na dat de zon onder is. Ik twyfel niet of zommigen van myne landslieden, die" deeze berichten van de Indiaanen zullen leezen, welke ik naar waarheid heb getragt te verhaalen, ten minften gelyk ze my voorgekomen zyn, zullen my van party digheid of vooringenomenheid voor hun betcnuldigen Ik zal egter nu daartegen hunne ondeugden, de zedenlyke gebreken en onvolmaaktheden, naar myne eigene waarneemingen en kennis, zoo wel als volgens de berichten van de blanke handelaars, die onder hen woonen, tragten aan den dag te leggen. . . „ De Indiaanen oorloogen tegens hun eigen genacht, dooden en vernielen hunne medemenfchen : hunne beweegredenen daartoe fpruiten .uit dezelfde verkeerde bron als bv andere Natiën van het Menschdom, dat is, uit zugt om hunnen medemenfchen een hoog denkbeeld te leeven van hunne perfoonlyke nationaale dapperheid, en lich daar door onfterflyk te maaken, door hunne naamen met eer en luister tot de nakomelingfchap te doen overgaan, of uit wraakzugt tegen hunne vyanden, om openbaare of perfoonlvke beledigingen, of laatstlyk om de grenzen of omtrek van hunne landen uit te breiden. Maar ik kon, op het naauwkeurigst onderzoek, met vinden dat hunne bloedige oorlogen, in deezen tyd , met fterker vlekken van onmenschlievenheid ot wreedheid 'bezoedeld zyn, dan men onder de befchaafde Natiën kan waarneemen; zv villen, 't is waar, hunnen verüaaeen vyanden de hersfenpan af; maar zy dooden vrouwen toch kinderen van beiderlei Kunnen. De oudfte handelaars, zoo onder de Neder- als Opper - Greeks , verzeker-, den my, dat zy nooit een voorbeeld gezien hebben, dat zv hunne manlyke gevangenen verbrandden of pymgden, fchoon men zegt, dat zy voorheen gewoon waren zulks te,d°iek'zag in elke Stad,by de Natie en by de Siminolc;, welke ik bezogt, meer of min manlyke gevangenen, van welke fommige zeer oud en vry, en m zoo goede omftandigheden waren als hunne meesters, en alle blaaven krygen hunne vryheid, als zy trouwen,dat toegelaaten en aangemoedigd wordt, als wanneer zy en hunne kinderen a S 5 °P  &74 w. bartra^m's op een gelyken voet met hunne overwinnaars zyn. Zy zvn hoerery en overfpel overgegeeven; maar niet meer denk ik dan andere Natiën. Zy ftraffen de overtreeders, zo mannen als vrouwen, eveneens , door hun de ooren af te fnyden. ' Deeze is de ftraf van den Echtbreuk. Eerloosheid en' fchande wordt voor eene genoegzaame ftraf gehouden voor hoerery in beide de Sexen. „ Zy zyn verzot op fpeelen en dobbelen, en vermaa. ken zich als kinderen met het vertellen van fabelachtige gefchiedemsfen , om verwondering te verwekken en te doen lagchen. „ Zy voeren 'een eeuwigen oorlog tegen herten en beeren, om voedzel en kleederen, en andere noodwendigheden en aangenaamheden, te bekomen , hetgeen misfehien tot eenen onredelyken en misfehien misdaadigen graad wordt uitgeftrekt, zedert de Blanken hunne zinnen met vreemde overtolligheden begocheld hebben." Wegens de Siminok Meisjes hadt hy voorheen opgetekend, „ dat zy geenzins ontbloot zyn van bekoorlykheden, om de ruwer Sexe te behaagen, en de blanke Handelaars weeten zeer wel'hoe voordeelig het voor hun • in zaaken van den koophandel is haare liefde en vriendichap te winnen, en als hunne liefde en achting voor eikanderen opregt en wederzydsch is, zyn 'er maar weinig voorbeelden , dat zy de belangen en voorneemens van mannen , die zy voor een tyd huuwen, verraaden; zy werken en zorgen onophoudelyk voor hun byzonder belang, en ontdekken en voorkomen alle aanflagen en booze oogmerken,welke hunne perfoonen mogen dreigen,' of hunnen handel of hunne zaaken zouden kunnen*nadeel ig zyn." Gunftig vinden wy onzen Schryver meestal voor de Kunne, en was hy, fchoon een Quaker, voor derzelver bevalligheden niet onaandoenlyk. Een fchilderytje hiervan zal onze Leezers ftnaaken , en bartram in een punt vertoonen , waarin wy hem op de geheele Reis niet ontmoet hebben. Op eene anders reeds befchreeven betoverend fchoone plek gronds, „ huppelden gezelfchapjens van jonge onfchuldige Cherokeefche Meisjens, of waren druk bezig de welriekende vrugt [Aardbeziën] te plukken, of, haare korfjes reeds gevuld hebbende , onder de fchaduwen van bloemryke en welriekende natuurlyke prieelen van Magnolia en  REIZEN. 275 Cn welriekende Kelkbloemen, zoete geele jasmynen en £nSS heesterachtige Kruipboomen , nederlaïerf Se fchoonheden °voor het flodderend wind•gl nnt-hlnotende en haare ledemaaten in den koelen itodSto ^ baadende,-terwyl andere benden , tSer en dartelder, nog Aardbeziën plukten, of haaxegez linnen dartel naaüepen, en ^SSTtiSR haare wangen en lippen, met de ryke [rypej vrugt, tG b D7tWboschtooneel van eerfte onfchuld xvas betove. Lnk en misfehien te verleidend voor wakkere Jonge£en, om ang ledige aanfehouwers van hetzelve blvven Eindelyk de natuur over de reden de overhand Kende wenschten wy ten minften een daadlyker deel LnTaarè ïangenaame ftoeijeryen te hebben Eensklaps dit beïuft neeSde, floopenwy voorzigtiglyk, zonder ontdekt te worden, tot byna op de plaats van het too1 «ïu* Naardien wv nu niets anders in den zin I^a eeneonfchuldigevrolykheid met dit dar- ïef ïezdlthaoC van W^ëSymphen ' laaten wy egter SlleCehe mensch oordeelen/hoe verre onze driften, ÏÏ;rgzv dus verre aangevoerd [aangevuurd] en opgewekt wierdën, ons zou°den hebben kunnen vervoeren, Sïen 'er geene nydige oude vrouwen by geweest, die X MnderlafS lagen, en, ons merkende, by tyds genoeg Saarichuuwfen \ dat de Nymphen zich konden verzamelen Wy vervolgden egter een troepjen van haar, dat ^wooVzièdïlvk wat verder van haare bewaakfters was ■ Ï33S Ï onderhaalden haar. Zy,. zich van de andefeXemeeden ziende, verfchoolen zich in een klein Ï ^Sn en ziende dat zy door ons ontdekt waren , Meevnzy Saar zhten en loerden door de takken; maar ïïlSe dat wy hun naderden, kwamen zy gerust voor den dag , en traden ons in eene betaamelyke houding te eemoèt; haare bloozende aangezigten, waar op 1 maasdWke fchaamte in vuurig rood te leezen ftondt , Sgontdekkende , en booden ras, met eene aangebooïene ^Auld^i vrolykhdd, haare korfjens aan; ons vrdyk zeggende, dat haare vrugten ryp en gezond wa- Ten" Wv namen een korfjen aan, zetten ons neder en vergalden ons op de lekkere vrugt, terwyl het geheele gS SSp van deP onfchuldige dartle Bosch-nymphen in  ^76 w- bartram's reizen. een kring rondsom ons ftondt , en de verfchillende troepjens, onder geleide van de oude Matronen , zich in gezelfchapjens op de groene grasryke oevers geplaatst hadden. ° r „ Myn jonge medgezel, de Handelaar, de zaak door verontfchuldigingen, en door het verzoeken van verfchoonmg voor onze Itoute verrasfing, met haar in het vriendlyke afgedaan hebbende, noopte haar haare geplukte vrugten voor eenen bedongen prys bv hem aan huis te brengen; waarop wy vriendlyk van elkander fcheidden, en nu affcheid neemende van deeze Elyfeefche velden reeden wy de bergen weder op , trokken die fchuins over derzelver bloemryke vloertapyten over, en kwamen m de koelte van den avond in de Stad." Schoon onze Reiziger foms angffige en kommervolle oogenbhkken hadt, gaven de Ontmoetingen van Gastvryheid, en het Onthaal hem aangedaan, hem ruime vergoeding. Naa een derzelven roept hy uit: „ Geduurende myn verblyf alhier genoot ik de volkomenfte en aangenaamüe Gastvryheid van deeze gelukkige menfehen Ik meen gelukkig m hunne geneigdheden, in hunne denkbeelden van deugd, met opzigt tot ons maatfehappelyk of zedenlyk gedrag, ö Godlyke eenvoudigheid en waarheid! o Vriendfchap zonder valschheid of bedroe' 6 Belanglooze, natuurlyke, onbevlekte, gastvrvheid** door geene konftige verfyningen bedorven!" Kleine Dichterlyke Handfchriften. Agtfle en negende Schakee. rtng. Te Amfieldam , by P. J. Üylenbroek, 170=; e„ 1296. In gr. ivo. 167 en 136 bl. ' De Handfchriften, in de twé bovengenoemde Schakeringen geplaatst, zyn var\ Jan Lugt, Dirhz., C. Outhuys, B. Trakranen O CF. Hf ham , A. L. Barbaz, B. Nieuwenhuizen , A. . P. V. T., A. C. Schenk, P. Boddaers, Jun., P G mtfen Geysbeek, C van den Berg, P. J. Üylenbroek, 4. M. Moens, IV. Haverkorn, IVz., A. J. Zubli, f n Do-nik C. Loots, J. Croon, T. D. P. , R. R A. , iv'Bilderdlk ' ï>. N. A G. H, V. Tsfelftein, en M. fVestlrman. £ & dus, welke waardige Vernuften aanhoudend bydrajren om deze Verzameling van belan» te maken. Alle hunne Stukjes zuUert den kunstminnenden Lezer genoegen, vele zullen het volte gevoel zyni harte In beweging brengen, z-yn#n fmaak aller,  KLEINE DICHTE SLYKE HASDSCHailTTKN. S/2; aangenaamst voldoen. Vooral vindt men in deze twé Schakeringen vele fchone Vertalingen en vrye Naarvolgingen van oude en nieuwe Dichters ; waarvan het volgende, zynde ene vrye naarvolging van Horatius, door G. Outhujs, tot eaa proeve kan ftrekken. HORATIUS EK LYDtAt Horatius. Toen myn min u niet mishaagde, Ik-alléén uw hart bezat, Liever minnaar om uw1 boezem Nooit zyn" arm gejirengeld had, Toen benydde ik d Oosterkoning Diadeem , noch troon , noch Jchat. Lydhu Toen geen vreemde vlam u blaakte, Gy me om Cloë niet verliet, Meende ik , door myn fchoon verheven In Diones ryksgebied, Dat myn roem, ten top geftegen, Ilia beneén zich liet. Horatius. Cloë knelt my in haar boeien , Cloë , die, by 't fchoonst gelaat, Met heur tedre rozenvingren De elpenbeenen cythe'r plaat, 'h Ben bereid myn bloed te plengen , Zoo dat bloed heur 't leven baat. Lydia. *A Blaak in onderlinge liefde Foor den fchoonften jongeling» 'k Schroom geen tweemaal zelfs teflerven- Rekte dit zyn' levenskring, Zoo hy flechts den vegen adem Kusfchsnd van myn lippen ving.  878 jxeih? EICfiTEBLYKE handschriften. Horatius. Zoo de hand , waar eens de liffdt Ons meê voerde in zegepraal Al te zeer van een gereten, IVierd vefhieuwd uit hecht metaal, CM uit myn hart gebannen, Gy de myne als de eerfte maalt Lydia. Schoon myn vriend den glans der /lan en Boor zyn fchoon verdwynen doet; Gy den kurk fteeds evenaarde, Dobbrende op een" woénden vleed, Ntets zal immer weer verdoven V Blaken van myn' liefdegloed. In de negende Schakering vindt men verfcheiden kleine gees.ryke Stukjes van Bilderdyk, waarvan het volgende tot uog ene proeve kan dienen. voigenae tot L YKVAERS. DertTe/r7Uï WaS een?are^ &root van waarde: WafZ'/t- am haar Eem ah 7 kleinood. H Lam ze 2 Sh ™g #4 geAee/ ***** ™n de ™rde > oTzee'enZlW dat haar baarde , urn ze eenmaal t Ënglendom te werpen in den fchoot. Bl%ntÏÏBTmPh fdS Z'ame^ering op Kamtfchatka, Tooneelfpel. In vyf Bedryven. Gevolgd naar het Hoogduitsch van t^T^Xo * Amfteldam'* p'J~ üyleobroek' W'Ip,-^ T WTlen van den vemaa^en kotzebue geVV lezen heeft, zal hem gaarn voor een vernuftigen Schrvver willen houden. In alle geeft hy blyken van geest TL fomwyle zeer ter zaak komen, maa? ook fomwyleSzeer ve keerdlyk zyn geplaatst. Zyn Graaf Benjowsky levert ook genoeg vernuftige trekken op, maar maakt, in zyn geheel be- SS,' 61,6 fleChte ,h°^ding- Een hoofdvereLhi tot de fchikking van een goed Toneelfpel is onbetwistbaar, dat 'er zekere éénheid van bedryf voorhanden zy, en a? het overige z.ch daartoe bepale In de Stukkeu van kotzebue , en vS * fcynen Benjowsky, wordt deze éénheid dikwyls geruist, pa  de öxaae benjowbkï , T00NEELSPEI,; Sfö en onder de bykomende omftandigheden als 't ware geheel verloren. Voords is zyn zedclyk oogmerk, zo hy 'er zich by de bearbeiding van die Tonee'fpel een heeft voorgefteld, moeilyk te vinden; waarom wy oordelen, dat hetzelve, op onzen Nationalen Schouwburg , voor zovele betere , nog zeer wel ontbeerd kan worden. De Gevarelyke IVeddingfchap. Eene kleine Roman , in twaalf Hoofd/lukken. Te Amfleldam, by P. J. üylenbroek, 1796". In gr. üvo. 119 bh Deze Roman is mede van den vernuftigen kotzebue , en op dezelfde wyze ontftaan als zyne Gefchiedenis van tnynen Vader. Kotzebue, zegt ons het Voorbericht, had zich dikwyls met zyne Vrienden vermaakt door de opgave van eindrymen, maar was nu op den inval gekomen om deze fpeling van het vernuft verder uit te breiden, en niet tot enige regels te bepalen. Tot dat einde werden, op zyn verzoek, hem de twaalf woorden opgegeven, waarover hy deze kleine Roman vervaardigd heeft. De woorden zyn: Schoenmaker. Ring. Snuifdoos. Portrait. Orkaan. Brand. Knevel. Rendezvous. Baadkuip. Toren. Gelagch. Rechter. Duidlyk ziet men op vele plaatfen,vooral in de twé Hoofdftukken, getiteld: Knevel, en Gelagch, dat de Schryver moeite gehad hebbe zyne gedachten met de opgegeven woorden in overeenkomst te brenfen.' Het geheel, nogthans, draagt de blyken van den vindingryken geest, welke kotzebue fteeds kenmerkt, en maakt dit Stukje van genoeg belang om in. een uur van uitfpan- niug gelezen te worden. ■ Lagen , voor legden , is ene taalfout, welke wy op bladz. 27 der Vertaling gevondsa hebben. Verzameling van Vaderlandfche Spreekwoorden , opgehelderd door j. f. martinet. Ten gebruike der Jeugd en in de Schooien, Te Amfierdam, by j. Allart, 1796. In ivo. 112 bh Men vind in deeze Verzameling twee-en-zeventig Spreekwoorden, die getrokken zyn uit een Werkjen, door wylen martinet, en v. d. berg, uitgegeeven, onder den tytel: Ge- fckenk voor de Jeugd. Dat de overl. martinet zich nevens den Eerw. van den berg , aan de Jeugd, in meer dan één opzicht, verdienftelyk gemaakt hebben , en daar door aan de Nederlandfche Natie , en vooral aan het minst kundig gedeelte, en het opkomend Geflagt derzelve, zal niemand ontkennen. , Ook dost deeze Verzameling geen oneer aan de As-  S8a j. f. MARTINET, vaderl. SrRKBKWOOXDEN. Asfche van martinet , of de achting aan van den berg verschuldigd. Doch, men neeme het ons niet kwalyk, veele der bier verklaarde Spreekwyzen worden uit haaren oorfprong opgehaald maar ook by veele vind men daar of wei- jiig of niets van; doch deeze hebben toch haare nuttigheid om dat de zedelyke betekenis derzelven, in 't vatbaarst licht' der Jeugd word voorgefteld. Evenwel kan dit Stuksken geoordeeld worden, veel te kunnen bydraagen, om de Ba. -taaffche Jeugd , en kennis aan de Gefchiedenis van hun Land, en Godsdienftige en zedelyke beginzelen, in te prenten. Lees - oefeningen voor Eerstbeginnenden. Ten dien/ie der Schoolen welke ingericht zyn naar het oogmerk der Nederlandfche Maatfchappy: Tot Nut van 't Algemeen. Te Leyden bi D. dn Mortier en Zoon, 1796. In 2vo. 32 bl. "TuTJ iemand, die weet, dat een goede grondflag een hegt GeJ-^l bouw maakt, zal het, hoe kundig ook, een vergeeffchen arbeid rekenen , zich met de eerfte en eenvouvvigfte beginzelen tebemoeijen, om der Jeugd het leeren gemaklyk en vennaaklyk te maaken: en daar het Werkjen, voorhanden, deeze beide eindens beoogt, zal zelfs de meest ervaarne hetzelve verwelkomen: maar, daar, in de eerfte beginzelen, aan de Jeugd, de Zinfnydingen, met haare tekenen, zo wel moeten worden ingeboezemd, als de Letters, in haare verfcheidene gedaanten, heeft het ons niet voldaan, dat door het geheele Stukjen daar op zo weinig acht geflaagen is. Adres aan den Titel, enz. Wy zeggen dit niet om te berispen ,• maar om, by eene nieuwe oplage, of iets dergelyks, daar op acht te doen liaan.  ALGEMEENE VADER LA NDSCHE LETTER-OEFENINGEN. De Bybel vertaald, omfchreven en door Aanmerkingen onehelderd. XlIIde en laatfte Deel Te Utrecht en Serdam - by G. T. van Paddenburg en Zoon en J. Allart, 1796, In gr. 8vo, 714 Ph Zo heeft het dan den kundigen en arbeidzaamen vaw vloten mogen gebeuren, zyne taak af te P™en. Heil zy het Bybelminnend Publiek met de volvoering van die uitgebreide taak! Meer dan eens onze gedagten ever de wyze der uitvoeringe gezegd hebbende, behoeven wy daar toe niet te rug te keeren. Van hetgeen dit laatfte Deel des Werks bevat, zullen wy eene hoofd* zaaklyke opgave doen. De Verhandeling voor de Hebreen rdus betitelt van vloten den gemeenlyk genoemden Brief aan de Hebreeuwen) beftaat hier de eerfte plaats, Dezelve wordt voorafgegaan van eene Inleiding tot ae brewws?h?ToS door Lukas in. het Grieksch ver» -tS. HièrSvolgt eene korte Verhandeling over den inhoud en de bedoeling van dit uitmuntend gefchnrt, die veele fchoone aanmerkingen bevat, en waar var,wy de leezing aanpryzen. De dus genaamde Eerfte Bnet van jannes dunkt va* vwten pp zyn best .een frag?  van vloten ment van een Brief te zyn, eer dan een volledige. Niet vreemd is hy van het gevoelen, dat dit Stuk lis een Aanhangsel op het Euangelie van Joannes moet be-ï fchouwd worden, waarin de Schryver niet zo zeer tem oogmerke hadt, leerftellingen te behandelen, als ter ver-betermge van het hart te fchryven. „ Die dit Stuk"' (dus fchryft de geleerde Man) „ met de meeste vrugt „ lezen wil, denke aan geene valfche gevoelens, welke i „ iner zouden beftreden worden; maar bewonderde fbe„ wondere) de eenvouwigheid , de fchoonheid en de ■ „ kragt dier grondbeginzelen, waarop het beoeffenend „ Christendom gevestigd is, grondbeginzelen die de „ Itrengite proef van een wysgeerige en egt menschkun„ dig onderzoek zeer wel kunnen doorftaan, maar ook „ grondbeginzelen, die men door een fchakel van be„ weegredenen niet behoeft aan den gang of in werkin°„ te brengen , maar die oogenbliklyk , zo als dat aan „ grondbeginzelen eigen is, in werking geraken, als de „ gelegenheid maar daar is.; in alles door te dringen en », alles te bezielen, terwyl met dit alles de warmte van s, net nart, hoe zeer verfpreid, daar door niet vermin" derd ; ne?n de neiging der grondbeginzelen in het „ naityan den Christen geplaatst, geven geftadig daar„ aan nieuw voedzel, en hierom zyn ook de daden van den Christen, naarmate zy uitvoeriger zyn, te nader aan „ de volkomenheid, daarom evenwel niet minder harte, s, lyk, regtgevoeiig; zulke reine, zulke kragtige eenvou„ wig werkende waarheden is het Vestaalfche vuur dat 5, altoos brandende gehouden word, edoch ik be- ïwf ?yne gedachten." Den tweeden en derden £>riei houdt van vloten voor echte voortbrengzels van joannes; terwyl hy den grond der twyfelinfe van zommigen daar in zoekt, dat zy, aan byzondere perfoonen zynae gefchreven, met dan naa verloop van tyd algemeen bekend zyn geworden. Hoog loopt onze Schryver met den Brief van jakobus, als zynde 'er, naar zyn oordeel, geen Stuk onder de Bybel - Gefchriften, „ waar „ in zo veel karakteristieks is, dan (als) in 'dezen beknopten „ tfrief gevonden word." Zyn model zou het boek van jesus sirach zyn. „ Het is my zeer zeker (fchryft Van „ vloten) dat jakobus dat gefchrift in zo verre ge„ volgd heeft, als zyne aanmerkingen konden dienen om „ het met meer applicatie in zyn tyd te lezen; het kan „ ook zeer wel zyn, (vervolgt hy) dat dit gebruik het welk  de byeee, «wik TAKonus 'er van gemaakt heeft» dè naaste oorW S geweestk, dat men, in den bladenden flaat der 1 Christenheid, dat Gefchrift als een Handboek voor de I' leusd gehouden heeft." f Od de twee Brieven van petrus en dien van judas , volgt, ten1 laatfte, de Openbaaring yan Johannes. Allerukvoèriast is van vloten over dit vermaarde gefchrift; ,meer dan de helft des Boekdeels beftaat hergeen hy daar . Ser heeft by een gebragt. Alleen de Inleidipg bevat Sentig bladzyden. Doorheen, m de Vertaalm* en Uitbreiding , ontmoet men, by manier van Ophelderingen, uitgewerkte Verhandelingen. Niet ond.enftig oordeelen wv, de titels dier Verhandelingen hier af te fchryven , tót narigt der zulken, die over de vermaarde Onderwerpen, aldaar behandeld, 's Mans gedagten wenfehen te verneemen. Zie hier dezelve. Over de zeven Iru* Zn als Opdragt tot dit Gefchrift. Hoofdeieelll, III. ïf— Over de Zeven Zegels. Van Hofdd. IV J tot VTTT. 2 . ' Over de Bazuinen, het kleine Gefchrift en de Donderftagen. Van Hoofdd. VIII: » tot XH. -—Over het Beeft, den Draak, het Lam , den valfchen Profeet, het beeld des Beestes, de hoert yan Babel, hun ot, (vaarfehuwer.de 'tekens daarvan in de oordeelen of Fioolen,. hunne ftraf, de gevangenis van den Draak , hslattng * andermaliie ^ cn verryzems. Van Cffl y i tot XX- vs. 10? — Over het Oordeel, by %th}dVn^e opflanding en over het Nieuw %erufalem. Ploofdd. XX: n tot XXII. — Over de iee Jrtheid der ftLdverwisfelingvan %r overige naiiin der waereld. — Op dit alles volgt een Tafel van de Rangfchikking der geheuremsfen tn de opvolging der Gezichten door Johannes geboekt, wordende vfortfgegaan van eene Schets tot opheldering van de Ta& Boeksken zouden wy moeten fchryven, indien, wf de geleerdheid , welke onze kundige Uitlegger, inde onderfcheidene Verhandelingen, ten toon fpreidt, en denkbeelden, over de veil al duistere onderwerpen effen ontwikkelen. Indien hy niet altyd .de waarheid letroffen hebbe indien hy, nu en dan, op onder- lellïen bouwe,-welke aan zommigen losgewaagd mogen voorkomen; de duisterheid van het Gefchrift, aan de eene zyde,\T, aan den anderen kant, het moeilyke, ,om Set teyzeggen verdrietlyke, der poogmge, om overheen  ÜÜ4 VAN VLOTEN Boek , 't welk by de meerderheid der Christenen voor Kanonyk wordt gehouden , eenig licht te verfpreiden moet den Burger van vloten regt geeven op eene be' fcheidene behandeling, daarhy, naar de meening van anders denkenden, mogt geagt worden gedwaald te hebben. Met eene aanpryzing ter aandagtige leezinge aan de zulken, welke fmaak vinden in de bovengenoemde Apokolyptifche onderwerpen, moeten wy, derhalven, ons versenojgen. ' ë , Om evenwel onze Aankondiging niet plotzeling af te breeken, zullen wy, naar gewoonte, eene en andere proeve inededeelen. Uitvoerig, zo als ligt te voorzien was, is de Aanteekening over de vermaarde verdagte plaats, ■ ijoan. V: 7. Dezelve vereischt, zegt van vloten , eene uitvoerige behandeling; „ niet (fchryft hy) dat wv „ ons vermeten durven in dit geval iets beflisicnds oni„ trent deze plaats te geven, maar alleen om lezers te „ doen oordeelen over de verfchillende gedagten, en hen „ eenigzins te hulp te komen , om ware het mogelyk „ zyn eigen gedagten te bepalen. Smaak voor bondige ,,• geleerdheid" (dit zullen wy uit deeze geleerde Aanteekening overneemen) „ en aan de andere zyde wer „ voor regtzinnigheid , zyn de oorzaken van den geduu„ rig zich hervattenden ltryd over deze woorden , zo „ lang men m de eeuwen der onweetenheid leefde, dagt „ niemand aan de egtheid of onegtheid dezer woorden ; „ de Latynfche Overzetting, in aller handen en van alge! „ meen gezag, waarin zo gelezen wierd, als wy lezen „ in de onze, verninderde het hierover verdere beden„ king te maken; toen evenwel de herftelier der weten„ fchappen erasmus, zich zeer verre boven de dom„ heid en het vooroordeel vereven had, kon het St „ misfen, of hy, een geestelyke zynde, moest het ver„ langen hebben , het N. T. in 'deszelfs oo IprongTyk " £S?2 H^r/6 geve"'J'y deed zulks, zll\s " uVi i a Handfchriften vond, dan deze Handfchriften 5, hadden de betwiste woorden niet; het baarde evenwei „ by hem geene bedenking alles te geven, zo als hv ,, het gevonden had." Vervolgens eene opgave gedaan hebbende, wat vóór, wat tegen de Echtheid plaatze pleite, leidt hy, uit lat aïles 7 me? eVe lof waardige gemaatigdheid, dit gevolg af: „ Zo la s wJ „geen nader historisch benefit hebben ; "hoe^e kom „ dat veele Latynfche Handfchriften, zelfs Sden, deïe „ woor-  DE BYBEL. -%5 woorden hebben, en deoudfte Grickfcheniet, daardoor f kinnen wy met het CritiscA gezag hier niets uitwerken, " maa? wy moeten de geheele zaak onbclhst laten, .ter" wyl de overhelling aal de zyde van eene l^hu^ng, r bv velen ongegrond of onbedagtzaam , met terftond " behoo t afgekeurd te worden." En in het flot der AanteekeningB : „ Vraagt men, waarom de woorden in den text gelaten? hierover denke ik eenvouwig zo: t eenVgryzf gewoonte heeft in dit geval een zeker ge" ï, het welk de oudheid altyd toekomt, tot dat men " ftellig ziet dat het ergens in nadeebg, is, of tegen de waarheid inloopt, dan is men verplicht 'er van af te " zien Zodra men gefchiedkundig zal kunnen bewyzen, "hoe* en waarom? en wanneer? deze betwiste woor" den'hie ingekomen zyn, zal ik, zal niemand een oo" gSblik aarzelen om ze 'er uit te hgten; voor het mis. briük hebben wy genoeg gezorgd, en kunnen derhalven " ïïï1 geene bygeloovige verkleefdheid aan het oude ver- ^^.^v^^Aa^tetó hebbende geleezen linneri onze «edagten eenige Verzen vooruit, na den met ?L vefmaaiden text in het zelfde Hoofdftuk, vers 20. ïïfthooi, !befcSenheid, welke wy ook hier mee Genoegen opmerkten, willen wy ons de moeite des overKwens van des geleerden Uitleggers arbeid wel geJroïsten Van vloten vertaalt den text aldus: „ Doordfen óns bekend is, dat de Zoon van Elohun gekomen " is en ons vatbaar gemaakt heeft voor het erkennen " van den Waaragtigen, wy nu hebben overeenftemming " m"t dien Waaragtigen Zynen Zoon jesus Christus; " deze i de waare&E%him, het eeuwig leeven." . Aldus worden deeze woorden uitgebreid: „ Indien wy, in weerwil van dit alles , wantrouwende zyn omtrent ons " oordeeK wy hebben nogtans zo veel eerbied, zo veel M eSoof omttent het geen ons de Zoon van God geW Saard heeft , aangaande de belofte van Hem die " nimmer faalt"in het leen Hy toezegt, zo min als in de " S i g door Zyn'Zoon jesus chuistus; leeven wy " Stadig in die erkentenis, hebben wy 'er de ervaring " S dan hebben wy gewis gemeenfehap met hem die " waarheid toezegde en die ze daarftelde,in hem zien wy " Sles Sat God toezeide bewaarheid, wy zien hem met l een in het genot van eeuwige gelukzaligheid, maar " die is ook door hem oorTpronglyk ons eigendom, al  a$6 van vloteu, jjé isybee, veel gefchreven? en SVer^ „de gedagte van venema doorgaan, in ZT%<ïtrT „ üe Divinhate ïesu chutstt ™ L yu ^^'f' > » in vertaalden i^Zynen Zoonast] ll^Ttl wdT*Sf* Sponden;"edoch ik'wï rieïïSÊto*1' " en hefLf n VemIing VOor mTt den nvl „ flaandite proeven yan onfaa&arhe d, da in Zvnen Zoon * d 1T S?*^ in God is ™ volkomen vervuïdl- eï „ lyiv tustcnen ons en den Waaragtigen in 7vn 7nnn „ en dus kunnen wy nu veilig belluifen, dafüsrf, hI' " fë%8*i iS' di0- alles v°lkoma^ bèwaarhefd da r ■i, hy reeds het eeuwiVe leeven mui*.* a„ ~T ' r .r " SLS^BSS» , Cr ^ HsndfchnWtfe zulk eeie vëfUirug het allermeest besunftiren daar\,, „ onderfcheiding in het vorige lid v^ln da" fs de » in Garf en in Zyn Zoo^ffsr • ^ ,USteIoos,: wy zyn - is, ^^^^^ „ in een ander opzicht niet veel meer verïeïn 1„' j, wy ia ftaat zyn ooit weder te herftellen/' * AVr-  , j. LE sage ten broek, kerk. redenv. fl8? ■ /C/Sawc». 5T x; l DereKend' kon maar thans', SEfi^^?SJ^W. bezig, !^it^^ yoornaamelyk woorden , de waare b re&l^ ÜS ln de verklaarde behoort te miskenner rllVi,? Godsdienst geenzins had kumtoffiffi-|„S^ CGI? UItgebreider nut fel der tóS^ieSf^n^ S b&2°£der Leerfld|Be .by dat Genootfehap' ondeïlcheKL^f aÜ"g Van leerbegrippen, zoo al? Sï^ SOKIf^LveT"0"16" met meer a gemeen erkMrfp n aezc.lve begrypt, den van hetg ChStoSff wSï ™arheworden, Men oo deeTl w ondereen gemengd geVerderen sfe»eSfe^teffg VM dCn hy verkrygt, door de Reder? ^5 ^^aaï 15' en we,kc heeft/' Be'^X ?s , da? 'natuurt em gCgeevea God-aan den mensch pegeeven ÏS y J^1^60 'rdat mende dingen, en 5e SeSe^Ö^S^ Voolko?die dingen tot malkandrren 4aar, Detr.ekklngen, waar m zekerheid daar overTe oorlel weI te beva«en, raet overeenkomftig den eekeï/en I?rr en nuaar dat oordeel, dingen, zynevrvwihW daVn L ?n Rekkingen der en in te rigten."'1 0p feze ahSn^T1^/6 bePaaIen fchryving, volgt ewe onfrlHnï MneuhePaahnS' °f be" fehappenVdie daar toe S van byzondere weetende/Weezenkund,Lern^T w ielk,li?de', RedenkimGodgeleerd groo.  kerkelyke redenvoering. 289 groote nuttigheid eener goede Philofophie voor den redefyken mensch, en voor net ganfche menschdom, wordt afoeleid; en wel inzonderheid, nademaal zy ons de natuurlyke en zedelyke betrekkingen leert kennen, waar in wy tot God en onzen evenmensen Haan , en hoe wy ons , overeenkomftig dezelven betrekkingen , hebben te gedraagen. Maar zoodanige Philofophie kan men, door de bedorvenheid der Reden , zonder eene Godlyke Openhaaring nu niet meer machtig worden. Deze heeft, door de ontdekking van de eenige grondflagen van waaren Godsdienst en Gelukzaligheid, voor zondige menfehen, in Jefus Christus, de Philofophen onder de Christenen op den weg gebragt, die, dus geholpen, zoo lang gezocht en gewerkt hebben , tot dat zy in de beginfelen der Reden zelve de grondflagen gevonden hebben, om een volledig famenftel van Reden- en Zedenkunde op te maaken, bl. 31-33. Deze Philofophie moet nogthans, hoe nuttig anders , met de uiterfte voorzichtigheid gebruikt worden , terwyl men , met door te redeneeren, lj[gt gevaar loopt, de geopenbaarde Leerftukken , (van de Heilige Drieëenheid, van de bovennatuurlyke menschwording van Gods eigen Zoon uit eene Maagd, van de eeuwigheid der Godlyke befluiten, van eene bepaalde voorverordineering, van 's menfehen onmagt ten goede en geneigdheid ten kwaade, van den eigenlyken aart, en de é énige genoegzaamheid van Jefus borgvoldoening, Van de krachtdaadige genadebewerking van den Godlyken Geest, van de verzegeling en bewaaring van dien Geest , en dergelyke,) zoo niet regelrecht tegen te fpreeken, ten minften naar zyne aangenomene begrippen te ploojen en te verbasteren, bl. 33—40. Van eene geheel andere natuur is, volgens ten broek, de xalfche Philofophie, waar tegen elk Christen Leeraar zich yvrig behoort te verzetten. „ Eene Philofophie, Welke niet op de zuivere grondbeginfelen van R.eden en Openbaaring gegrond is, waar in men niet alle die waarheden erkent, welke ons de Reden, in overeenftemming met de Godlyke Openbaaring, duidelyk leert, maar de meeste en gewigtiglre van dezelve verwerpt; en welke dus ook niet gefchikt noch ingericht is, om den Godlyken oorfprong, het Godlyk gezag , de waarheid en de Leerltellingen van den Christelyken Godsdienst te onderi'chraagen en te verdeedigen, maar veel meer, om die T 5 te  *9° ï' J- *.E SAGE TEN EROEIC te ondermynen , te bcnadeelen, en tegen te foreefcen Eene Philofophie, welkers ydelè verleiding -zichTok met fchyn redenen van wysheid in eigenwillig Godsdienst, onder de grootfche naamen van vryheid van denken,, van verlichting, Jlcrkte van geest, gezond ver/land en derjrelyke aanpryst. Waar in men de deugd fneer tot zekere pligten, en het geluk der menfehen meer tot z^re rechten en voordeden der maatfehappyelyke famenleevinpdan tot de waare liefde en vreeze Gods, en tot de fckere hoop en yerwagting eener zalige onfterfelykheid bepaalt. Waar m men, naar zyn willekeurig goedvinden die waarheden overneemt, welke ter bereiking van zvn oogmerk dienen kunnen , by voorbeeld, dat God de Schepper en Vader is van alle menfehen; dat God ^oed is, verdraagt en weldoet ; dat God ons voor de maatfchappye gefchapen heeft; dat we malkanderen daar in moeten bevoorderlyk zyn, en daar toe malkanderen verdraagen en beminnen ; dat de één zich op geenerleie wvze boven den anderen moet verheffen; dat de mensch zyne waarde kennen, zich daarom met alle anderen selyk achten , en zich nooit aan anderen onderwerken moet; maar waar in men nooit hoort fpreeken van Gods hoogst en wetgevend gezag; van 's menfehen duure verpli*. tmg, om God in alles en boven allen, te gehoorzaamen, en den naasten om des Heeren wil te beminnen; van de Godlyke algenoegzaamheid, als de eenige bron van alle wenfehelyke zegeningen; van den werkzaamen invloed der Godlyke voorzienigheid op alle de daaden en het seluk der menfehen; van zyne rechtvaerdigheid in het ftraffen yan alle ongehoorzaamheid; veel min van de noodzaaklykheid en geloofsomhelzmg eener genadige fchuld-vergiffenis m den Godlyken Borg en Zaligmaaker." Zulk eene onchnstelyke , Christus en zyne Leer verloochenende en onteerende, Philofophie aan te prvzen en te ver, fpreiden is ook, naar des Leeraars oordeel, de hoofdbedoeling van het genootfchap ter bevordering van waare Godsdienst, deugd, kunst en weetenfchap, by deszelfs uit nodiging onlangs aan alle waarheid- en deugdlievende menfehen gedaan ,n een klein blaadje, 't welk men door geheel Nederland heeft uitgegeeven, en waar van de Franfche vertaaling binnen kort door geheel Eurona zou te bekomen zyn. En welligt heeft deze Leerreden wel voornaamelyk ten oogmerke gehad, om den nadee li-  KERKEI.YKË K.EDENVOERING. È$t Ü&n indruk van het daar mede aan den dag gelegd ontwerp voor te komen, en elk te waarfchuuwen , ora 'er toch geen deel in te neemen. Vooral gaat wederom eene uitvoerige Voorrede vart A8 bladzyden, waarin de Eerw. ten broek het groot gevaar van verleiding tot afval van het Christendom , fn wel byzonder van de Hervormde belydems, m dezen tvd, zeer breed uitmeet, en vee werk maakt,- om de voortplanting der byzondere Godsdienstbegrippen van Sn i3^fchap./eft daarmede verbonden Sectenwer, aan'te pryzen. Hier van verfchilt, zyner erachtens, haatelyke partyfchap en Settenhaat, cue hy verfoeit', en mLtdoor gefchikter middelen, dani door de opleiding en aanfpooring tot onverfchilhgheid, te kunnen v! myworden, waar toe hy de volgende aan de hand leeft? bl 37-44. (O * Dat men den kinderen, zoo Sa zy daar?voorVatbaar zyn, by de beginfelen der Godgeleerdheid, ook de beginfelen eener goede redenkimdè Se aanleerèn, op dat zy de gebreken van het menfchevk verftand, de oorzaaken van die gebreken, en de gefchiktfte middelen tot verbetering van dezelve kennende, ook daar uit doorzagen, dat dwaalen menfchelyk is, dat St noodig is, in het onderzoeken van belangryke waarheden, onzydigheid te gebruiken , dat men waarheden, zoo tot overtuiging van zich zeiven, als van anderen, nooit anders, dan met bondige redenen, ftaaven moet, dat men dwaaiingen nooit anders, dan met befcheidenheid, tegenfpreeken en met gegronde bewysredenen wederleggen moet, enz." (2) „Dat men de waare oorzaaken van den Seftenhaat, zoo veel mogelyk, nafpeure en die tragte wee te neemen." (O » Dat elk Genootfchap omzigtig en huiverig zy, om tot leden, en vooral tot Leeraars, aan te neemen / die in eenig ander Genootfchap gebooren en oorevoed zyn, of ook daarin het Leeraarambt bekleed hebb?n, zo men niet op zeer goede gronden overtuigd i4, dat die verandering alleen ontftaan is, uit gemoedelyke overtuiging van, en hartelyke inftemming met,de eigenIvke en oorfprongelyke grondleer van dat Genootfchap, Sr ïy nu toe ogve?gaan&" C4) v Dat elk Genootfchap zorJe / dat de aankweekelingen van hetzelve tot het Leeraarambt daar in behoorlyk onderweezen worden. Ook daar door zou men minder van eikanderen beginnen te verfchillen, en zulke ftellingen vermyden, die de oorzaak  «92 J. J. LE SAGE TEN BROEK ,van den feftenhaat vermeerderen, en on v-irrh» truvl itunae geoouwd zyn." r ^""-g- I^fe^^i^ den nog al moeie- en fectenhaat m^auwkeü ig C Tor hT^1 neemen van fe^nhn,, ,°, J?.!?aalen\ Tot het weg- grippen van hun behooren, <ƒ«, * ^ inwerkbar ze.ring, prediken , bl. 40. Men mag ze niet in KpM* piooi en nerde, met waare Chr stelvke deujxd verriprJ en gene gezegden al zouden leiden , zvnen feSvve? zoo verre zal wi en drvven w„ „n y lectenyvet niets vuurio-er Hat, X fj ■ y voor ons wenfehen nieu vuunger,dan dat de vermaanmg van Tacobns hvpp«c dwi & btMrcn ,,,J, „, ni,tsierishcid hebt in L»  KERKELYKE REDENVOERINtt. 293 harte zoo roemt en liegt niet tegen de waarheid. DecIfis'de lysheid niet, die van boven afkomt : maarts Lrdsch, natuurïyk, duivelsch. Want waarnydentwistmrifhlidis, aldaar is verwarringe, en alle bopze^nMaar de wysheid, die van boven is, die (S ten Zullen zuiver, daar na vreedzaam, befcheiden, gezeggeW vol vin barmhartigheid en van goede ^ehten , niet lar\Tdeli oordeelende, en ongeveinsd. Ln de vrucht der \^h\%aVrdigheid wordt in vrede gezaaid- voor de geenen, 'die vrede maken. „ . r- t t t p Sare ten Broek , Meester der Vrye BrtnTen hnl\ waart de"ongezondheid en verkeerdheid ' gAV Sr& des B?iebfs van de KemonjlrantrZ nZderlchaP aan de Proteftanten, m zyne KerMlfrtieZv^ov^de waare éhristelyke Verdraagzaamtid wordt beweezen; de ongcrymdheid en bedenkelyk* hidvan zyne begrippen wegens dien pligt des Chnstenheia van ~-y"e ™S rf %chtmaatisheid van dat ge&V%^ CMt^ Verdraagzaamheid welk Te lelZftrlnten altyd omhelsd, en onlangs m hunnen Kr Taan de Proteftanten uitgedrukt hebben, gehand- 1797. In gr. 8vo. 163 bl. ■a* Mior\ Brief, van wiens veel bevattenden M£Xud de ukïoerige 'titel reeds een kort overzicht ieeft een yvrig voorftander van de grondbeginfelen dér £eett' 1"! »M verdediging des meergemelden Bnefs dn\efSedegging der heftige tegenfpraak des Rotm> inneemenden fch^foant, ^ fevo ^ de Stenen omtrenf SSeren moeien oefenen en tracht rgeg?oendSa en rechtrnaatigheid van dat begnp met ' ïodganige bevvysredenen te üaaven, dat het, onzes tn-  294 . P. LOR Ié ziens, aan ten broek niet gemakkelyk zal vallen, zyfla hier van zoo verre afwykende denkbeelden tegen deze' met zoo veel fchranderheid , beredeneerde wyze van voorftelling, tot voldoening yan onpartydigen, ftaande te houden. Nergens heeft hy, naar het oordeel van Loiué, zvne demiwyze over de eigenlyke en naaste voorwerpen der Christelyke verdraagzaamheid, het geen echter het voor» naame punt van verfchil uitmaakt, behoorlyk verklaard en bepaald, en nog veel minder gegrond op den text, waar uit hy ze heeft willen afleiden. Hy neemt, naar willekeur, losie en onbeweezene vooronderftcllingen aan, en bouwt daar op voort, met gebrekkige redekavelingen en Ichoollche beuzelaaryen, valfche gevolgtrekkingen en ongerymde befluiten. Hy is geduurig in eene handtastelyke wederfpraak met zich zeiven, zoo dat men zich iomtyds naauwlyks kan ontdoen van het vermoeden v?n kwaade trouw, en bedrieglyke kunstgrepen i en dat wel voornaameiyk by de opgave en beoordeeling van het voorftel der Remonftranten, in den bewusten Brief, waaromtrend hem ten eenemaal valfche aantygingen, en de haatelykfte uitleggingen hunner woorden en bedoelingen te laste gelegd worden. De Briefichry ver ontkent ftyf en fterk, dat de Remonftranten van de Leer hunner Voorvaderen zyn afgeweken, terwyl deze zoo min, als zy het nu doen, hunne verklaaring over de vyf bekende artykelen ooit voor zoodanig gehouden hebben , dat de belydenis daar van volftrekt gevorderd moest worden van allen , die zich tot hunne gemeenfchap wilden begeeven , maar integendeel altyd geoordeeld hebben , dat het verfchil omtrent die gevoelens het fundament des geloofs, en den weezenlyken inhoud der genadeleer, niet onmiddelyk raakte, dat men zyne begrippen omtrend die leerftukken wederzydsch wei, met zagtmoedige wysheid, mogt voordraagen, maar niet met heeten en verwaanden yver dryven, en dat het derhalve geen reden van verdeeldheid en fcheuring behoorde te zyn; dat het, integendeel, tot verheerlyking van Christus zou ftrekken, indien wy onderling elkander daaromtrend verdroegen, en elkander aannamen niet tot twistige faamenfpreckinge daar over, maar om elkander daaromtrend, met alle zagtmoedigheid , te leeren, en van elkander geleerd te worden, in de Christelyke verwachting, dat God allen ook dit openbaar en zoude, wanneer wy in dat geen , waar  AAN J. J- LE SAGE TEN BROEK. «95 vaar toe wy onderling gehotnen zyn , naar den zelfden resel wandelden, en het zelfde gevoelden. f Hv tracht inzonderheid zyne Kerkgenooten, met veel ernst, te ontheffen van de harde en kwaadaartige befchul. diging van onverfchilligheid omtrend de Leer van het Christendom, als of het 'er by hun niet op aankwam , hoe de belydenis, dat Jefus is de Christus, en hethartvke geloot, dat God Hem uit de dooden heeft opgewekt , die zy willen dat de grondflag van vereeniging van alle Proteftantfche Genootfchappen zyn zal, verftaan worde, en hoe zy met de ovrige leerftukken van de onderfcheiden Genootfchappen, en vooral met de beoeifening van Euangeliefche Godzaligheid, vani Christelyke deugd en pligt, famenhangen. De Remonftranten hebben nimmer zoodanige onverfchilligheid willen mvoeien „ Dit blykt uit de lydzaamheid, waar mede zy zich veel liever allerley harde behandelingen, verachting, uitlluitin^ van alle burgerlyke voorrechten, en fchadens hebben willen getroosten, dan de in hunne oogen zoo dierbaare vryheid, van daaromtrend naar hun inzien te denken en te handelen, als eene onverschillige zaak, op te geeven, en te laaten vaaren. Dit blykt zelfs uit de voorwaarde, welke zy by alle verééniging vóórbedingen, naamlyk, dat allen, welke ziehi me hui veréénben, de vryheid moeten hebben, om , behouder» het fundament des geloofs, welk is Jefus Christus, Gods woord uit te leggen, en te verklaaren naar hun inzien? en de maate der gave, die hun gegeeven is Al wat derbalven tegen zoodanige onverfchilligheid, ?ls het voor. naame grondbeginfel der Remonftranten, is m t nnddea gebragt, is volftrekt ydel en nutteloos , en moest alleen dienen, om het voorftel, dat 'er mets gemeens mede heeft, verwerpelyk en haatelyk te maaken. De Remonftranten beminnen wel verdraagzaamheid, maar geen onverfchilligheid. De eerfte willen zy met alleen tot alle Proteftanten , maar tot alle Christenen uitgeftrekt nebben. Allen, die den naam van den Heere Jelus aanroepen, willen zy erkennen en aanneemen als broecieis. Maar hier uit volgt geenzins, dat zy het voor eene ot. verfchillige zaak houden, hoe de overige geloorsftukken, door de onderfcheiden Proteftantfche Genootfchappen omhelsd, of hoe de beoeffening van Euangelifche Godzaligheid met de fundamenteele waarheid , met den wezeniy-  &g6 ?. LORlé ken inhoud der Genadeleer van Jefus Christus, faamenJ hangt. Zy befchomven dat als eene zeer gewigtige zaak doch zy oerdeelen, dat de Christenen, dat de Protefhn-ten, daarom niet gefcheurd behoorden te zyn, die bett toch allen in de fundamenteele waarheden eens zvn, die; om die rede ais Broeders behoorden te leeven, daar toe» duur verphgt zyn, en als Broeders zouden kunnen lee-: yen, wanneer zy zich flechts bepaalden, om elkander in zulke, hoewel gewigtige , nochthands niet we-. zenlyke, niet fundamenteele, Hukken te verdraagen, niet alle ootmoedigheid , zagtmoedigheid en lankmoedig- • heid , houdende het onfeilbaar woord van God voor den i eenigen regel van hun geloof en leven, hetzelve onderzoekende en doorzoekende met allen eerbied en naarftbheid, en, zoo veel mogelyk, met ter zydeftelling van al?evooroordeelen en menschlyke voorfchriften en formulie ■' ren , welker opftellers toch altyd feilbaar waren, en wel-. Ker inhoud toch nooit met overtuiging vertrouwd, aangenomen, of geloofd kan worden, als op Gods woord gegrond, door eenig mensch, in zulke zaaken, welke hef bereik van zyn verftand, of zyn inzigt in Gods woord, te boven gaan. Dit is, zoo zy meenen , de Leer van laulus, t geen door een korte opheldering der textwoorden, in derzelver verband befchouwd , en vooral door eene nadere ontvouwing van des Apostels leerwvze in den eerften Brief aan de Corinth. H. I-IIL Galat H. I. en Rom. H. XIV, XV, breedvoerig betooS wordt, en verdient nageleezen te worden, bl. 54-106b Maar nu is de vraag , welke zyn die fundamenteele waarheden, waaromtrend allen het moeten eens weezen 2 Ten uroek had beweerd, al wat wy , met overtuiging, gelooven m Gods woord gegrond te zyn , is bv ons weezenlyk en noodzakelyk." Hieromtrend maakt xfoiiié deze bepaaling: „ Gy hebt, zegt hy, in zekeren zin ge yk , al wat gy, naar uw inzien, met overtuiging, ge- I looft, in Gods woord gegrond te zyn, is wezenlyk en noodzaaklyk voor u; en zoo is alles, wat ik, met overtuiging, in Gods woord meen te ontdekken, wezenlyk en noodzaaklyk voor my; maar, al het geen ik meen te ontdekken , mag ik daarom van u niet vergen , dat gy dat alles, ais wezenlyk en noodzaaklyk vooAi, zult befchouwen; en zo moogt gy dan van my niet vorderen, dat ik al dat geen, welk gy denkt te vinden, als wezenlyk en noc$- I  aan j. j. ee sage ten broek*. 20? noodzaaklyk voor my zal aanzien. Al het geen iemand in Gods' woord meent aan te treffen 4 kan dan niet wezenlyk en noodzaaklyk voor allen zyn." Vraagt men verder, „ welke zyn dan evenwel die waarheden , waarin allen moeten overeenftemmen, en die dus wezenlyk en noodzaaklyk zyn, niet zo zeer voor u, of voor my, maar voor allen, om voor een lidmaat der Christelyke Broederfchap erkend te worden ?" De Schryver antwoordt s . „ Daarover behoeft men immers niet te hairkloven; want uitdrukkelyk verklaaren zich de Apostelen omtrend die wezenlyke en noodzaaklyke waarheden, door welker erkenning en belydenis iemand een Christen, een Lid van het Genootfchap der heiligen, wordt: en zy zyn geene' andere dan deeze : dat Jefus is de Christus, of de Zoon Gods, of, het geen het zelfde is, dat Jefus is de Christus, en dat God Hem uit de dooden heeft opgewekt. Dit voorftel, welk niemand erkennen kan, zonder tevens te gelooven in den Vader, die den Zoort, die Jefus Cnristus, gezonden heeft, en in den Heiligen Geest, waar door Hy krachtiglyk is beweezen de Zoon van God te zyn, en welks erkenning ieder mensch van het genngfte verftand gemaklyk begrypt, dat in zich fluit de verphgting tot dankbaare gehoorzaamheid aan Jefus, waar van de liefde de hoofdfom bevat; en tevens het vertrouwen op zyne duidelyke beloften van vergeeving van zonden, van zaligheid en een eeuwig leven na de opftanding uit den dood, zonder welker geloof ook niemand rede kan hebben om te belyden, en met zyn hart te erkennen , dat tefus de Heer is; dit voorftel, zeg ik, vervat, zo als het ligt het wezenlyke en noodzaaklyke, om als een lid van de Kerk van Christus aangenomen, en voor een Broeder in Christus erkend te worden : en het is aan niemand geoorlofd, hem, die zulks eenvouwiglyk belvdt , te weeren." Hy beroept zich vervolgends „ bl iqi —op eenige gezegden van onzen Heere Tefus zelve, en van zyne Apostelen, die het weezen der zaligmaakende genadeleer, het fundament des Christendoms, welk onveranderlyk is, ook op deze wyze zullen verklaard en daar op hunne geheele leer en handelwyze in de grondvesting van het Christendom ge-^ bouwd hebben. „ Zoo weinig algemeen wezenlyks* en noodzaaklyks," zegt hy, » zulk een eenvouw.ge bely* ■ denis komt u wel wat fchraal voor ; en zeekerlyk, hy 4 die niets meer weet, is een kind in het Christendom 4 hy &ett. 1797. no. 7, V heett  P. LORlé heeft de eerfte melk nog maar geproefd; en daarom is het de pligt derzulken, om, nalaatende het beginfel der leere, tot de volmaaktheid voort te vaaren , Hebr Vf V. I; maar nogthans mag men dezulken, welken Gods woord zo uitdrukkelyk voor Christenen en Broeders in £S;ll!lk aartVeï Iloedanigen de Apostelen tot de Bioedeilyke gemeenfchap aangenomen hebben, niet uitfluiten: men mag van hen niets meer, als volftrekt noodzaaklyk, afvorderen, men moet alle dezulken als Broeders aanneemen en behandelen." Wy hebben eene bedenking , die wy, zonder ons anders in dit gefchil te mengen, met kunnen nalaaten den Schryver in overweeg??* tt geeven. Eerst was beweerd, dat al 't geen ieder loot- d£™™CZCI] yke C- noodzaaklyke Leer, befchouwt, daarom van anderen niet mag gevergd worden, om 'er ook. zoo over te oordeelen. Malr nu wordt evenwel toegeftaan, dat men toch iets, als volftrekt noodzaaklyk. mag afvorderen. Byaldien nu een ander die volSê noodzaaklykheid niet kan vinden in *t geen gy meem de ChKSPn°fdig iS,°m T" Lid van < Gelootfcliap W*7*Tn W01'den,' by voorbeeld daar in, dat 5 1 t"",' 200 hy eens beweert, dat het genoeg is Jefus te gehoorzaainen, en te doen, wat Hy |ebiedt, zonder iets omtrent zyn Perfoon te benaalen dat het denkbeeld, Jefus is de Christus° niet tof de te? maar tot de Leerwyze van die eerfte tyden behoort , en ons met raakt; zult gy, hem dan des wegens van de Broeder yke gemeenfchap uitfluiten? Zoo ja, handelt gv dan heid MedfvTJC Sr°"dbfinfelen der verdraafzW ■-V . F-.,be-bt verdedlêd? Is dat niet u zeiven meer ■ onfeilbaarheid, m de verklaaring der Schrift, toe te fcK ven, dan anderen, en u ten minften eenig meesterfchan aan te maatigen over hun, die .ook ter goeder trouvv? ■ Sef^SfTtenTleZyn? En hebben adderen dan ook niet dezelfde vryheid ten uwen opzichte, zoo gy dat geen Ecwf tn modz™kpk oo'de&t, 't 'welk fy 'er foor 1 houden? Zoo neen, dan zyn 'er, om geene onverfchil- ! hgheid , omtrend al wat Ieerftellig is, toe te laaten,noS nadere bepaalmgen noodig, op da! mlnwTÏÏ^Ïrtg. i fn rl °S T V001' de h0?f^> voor het weezen van het Christendom, moet gehouden worden, en wat die zv»> waaromtrend allen moeten overeen»emmen. Wel verre van met deze aanmerking de tegenovergehelde denkwyze van ten »rü*k te willen S- di- -  AAN J. J. EE SAGE TEN BROEK. ^99 éigen, zoo onderfchryven wy van heeler harte de natuurlyke gevolgtrekking, die zyn Tegenfchryver er uit afleidt Volgens ten broek is alles , wat hy in den Bvb»fvindt, en tót de Genadeleer, of, gelyk hy anders fbreekt- de zuivere Leer der waarheid, den weezenlykert inhoud der Genadeleer, brengt, ook noodzaaklyke Leer voor anderen. Hy kan geen verdraagzaamheid oefenen omtrend alle dezulken , die 'er maar een hairbreed van verfchillen. Maar deze ftelling is, volgens LOMé< niet alleen ten uiterften gevaarlyk , voor t Christendom in 't algemeen, maar ook voor die Gemeente zelve, wier zaak hy zoo ernftig wil fchynen te bepleiten.. Wie dart maar iets meer of minder in den Bybel meent te vinden, en maar een of ander ftuk, 't welk, naar het inzien van Ten broek- en allen, die met hem overecnftemmen * tot de Leer 'van Jefus betrekking heeft, anders begrypt< die heeft, al is hy het voor het overige m alles eens, evenwel op geen Broederliefde te rekenen. Een gevoelen, dat nergens meer toe zal ftrekken, dan om het lichaam van Christus , hoe langs zo meer, te feheuren, ja eeheel te verfcheuren. Want, daar misfehien geen twee belvders van het Christendom volmaaktelyk, in alles, wat elk hunner, met overtuiging * in Gods woord gelooft gegrond te zyn , overeenftemmen , zullen allen uit elKanderen moeten loopen, en de Kerk van Christus , het huis Gods, tot op den laatften fteen toe, gefloept en ver- ^Een^clfrlft van dezen aart, Waar in de Tegenfchryver' zvnen Voorganger van ftap tot ftap volgt , bygebragte redenen met tegenredenen wederlegt, en daarom buiten ftaat is, om zyne eigen denkbeelden, naar een juist plan, in eene geregelde orde voor te draagen, is met gefchikt voor een meer byzonder uittrekzel en naauwkeunger verflag van alle de byzonderheden, die daar in voorkomen Al wie in dit gefchil belang ftelt, zal hetzelve4 al volgt men ook eene andere leiding van gedachten,' met graagte, en, zoo wy meenen, niet zonder nut, door- ^Het was ons aangenaam, hier en daar % 't yoorbygaan, en vooral bl. 125- 127, omtrend het bepaald oogmerk der Remonftranten, by het rondzenden yan bunnerf Brief, die, zoo als wy te voren aangemerkt hebben-, bloote algemeenheden bevat, eenige nadere inlichting .te ontvangen, en wy willen, uit aanmerking van den ma Va vloea j  303 p. lor i é aan j. j. le sage ten ur0ek. vloed, die zoodanige opheldering, by de nadere overweeging van den gedaanen voorflag, zou kunnen hebben, wel de moeite neemen, om, 't geen Dr. Loiué ons daaromtrend, hoewel alleen als zyn eigen gedachten, mededeelt, ter neder te fchryven. „ Daar nogthans deeze zwakheid onder de menfehen zo algemeen is, en daar de onderfcheiden partyen des Proteftantendoms, fchoon hun verfchil van gevoelens op verre na zo groot niet zy, als het veelen wel voorkomt, of in de hitte des gefchils menigmaal as opgegeeven, evenwel in eenige opzigten van elkandeien verfchillen, zo dat het misfehien eer te wenfehen dan te verwachten zou zyn , dat zy, by eene ineenimelting van hunne onderfcheiden Genootfchappen , terHond zo vreedzaam en zo ftichtelyk zouden laaraenwoonen, als dat wel behoorde; geloof ik ook, dat, althands vooreerst, het best zou zyn, dat zy wel eikanderen, met oprechtheid des harte, de hand van Broederfchap toereikten ; elkander als Broeders befchouwden, en in alle gevallen met warme broederliefde behandelden; de armen met onderling en gemeenfchaplyk overleg bedachten ; en aan eikanderen den vryen toegang tot de tafel des Heeren openflelden; maar dat ondertusfehen de byzondere Genootfchappen, voor het overige , in haar geheel bleeven; en elk, tot zyne llichting en verdere onderwyzmg in de leere der Godzaligheid, in dat byzordere Genootfchap bleef, of zich tot dat byzondere Genooticnap vervoegde, waar in, naar zyn begrip, de Leer van Jefus en zyne Apostelen met de meeste zuiverheid wierdt voorgedraagen." Oratio bernardi meulmannx V. D. M. Hardenbergenfis de Theologo Exegetico-Philofophico ad Conditionem Christianorum Hodiernam conttituendo. Suollis Typis F. Clement, 1797. In 8vo. m. f. Wfaar, en by welke gelegenheid, de Eerw. meulman W deze zoogenaamde Oratie gehouden heeft, of nog vroeg of laat hoopt te houden, en wat foort van Auditor-es het zyn, die hy zich voorftelt, hebben wy nergens uit kunnen ontdekken. Men moet een groote maate van geduld oefenen, om dit Stuk, 't geen van den eerden tot den laatftcn regel, zonder een enkel rustpunt, doorloopt, cn waar van men de bladzyden al zuchtende  b. meülmanni oratio. S01 de moet tellen, (want het Stukje is niet gepagineerd,) om tusfchen beiden te weeten, hoe veel men nog heelt door te worftelen , ten einde toe geheel te leezen. Hebben wy te voren, by de aankondiging eener Nederduitfche Verhandeling van denzelfden Schryver C ; •> te kennen gegeeven, dat de Burger meulman de gave Set bezit, om zich klaar en helder uit te drukken, hy bezit die nog oneindig minder, om m de Latynfche taal, wv zullen met zeggen zuiver en fraai, maar duidelyk en Xgzins regelmaatig, te fchryven. De allereerfte begin, felen der Latynfche Grammatica, zoo hy ze ooit wél gekend heeft, zvn hem geheel vergeeten. Iedere bladzyde krielt van 'de lompfte fouten tegöen de bekendfte taalregels, door drukfeilen, zoo 't fchynt, merkelyk vermeerderd Men moet dikwyls naar den zin en de meemng raadên. Hier en daar moge den Schryver eene goede gedachte voor den geest gefpeeld hebben, men zal mets San dien aart, 't geen niet door anderen veel beter gezegd is, en voorts niets minder, dan een geregeld-afloonend plan , maar wel een vreemd mengelmoes van onbepaalde, dikwyls kwalyk verllaane, en doorgaans ongelukkig opgehelderde, uitlegregels ter verklaanng der H. schrift, en overal de verveelendfte wartaal, aantreffen, en den Birger meulman beklaagen, dat het hem aan den laad van een kundig -vriend fchynt ontbroken te hebben, die hem van deeze gewaagde onderneeming ■ had kunnen ^Hv^KeTóns, zoo wy hoopen, wel ten goede houden dat wv het ditmaal by deze algemeene aanmerkingen laaten, en hem, om zynent wil, allerernftigst raaden, !rn toch ni'et meer,'vooraf niet in de taal der Geleerden, te fchryven. (*) Zie onze Algem. Vaderl. Letteroef. voor 1796, bi. 533- Historie en Gedenkfchriften van de Maatfchappy, tot redding van Drenkelingen , opgerecht binnen Am/Ierdam , MDCCLXFII. Twaalfde Stukje. Te Amflerdam, by de Erven P. Meijer en G. Warnars, I796- * i6' heel 131 bl. in gr. 8vo. De voortreffelyke Maatfchappy, tot redding der Drenkelingen , vaart in dit Stukje voort, met verflag te  8p3 HIST-, ENZ. VAN Ï)E MAATSCHAPPÏ geeven van haare zeer heilzaame verrichtingen, en van de omftandigheden , onder welke een groot aantal van in het water gevallen perfoonen van verfchillende jaaren door gepaste hulpe, uit een fchynbaar doodelyken toeftand, tot voorige gezondheid zyn herfteld. In de Voorrede geeven de Beftierders der Maatfchappye verflag van den Huishoudelyken toeftand haarer Inrichting, en van haare Correspondentie met verfcheidene Collegien en perfoonen. Hier op gaan zy over tot het vernaaien der gevallen van herftelde Drenkelingen, die, van den 16 Tanuarv Ï793 tot den ió December 1795, in het geheel een getal uitmaaken van honderd vyf en dertig perfoonen. "Schoonde berichten deezer gevallen, gelyk uit den aart der zaake volgt,veelal van een gelykfoortigen aart zyn bevatten echter zommige derzelver aanmerkens waardige 'omftandigheden, die de aandagt onzer Leezers dübbeld waardig zyn. Dus wierd, volgens Geval V, eene Vrouw uit liet water gehaald , na dat zy daar een half uur lang had ingeregen, en bekwam echter, fchoon het noch wel een half uur lang aanhield, eer de vereischte middelen konden worden aangewend, met welke men een uur'lang aanhield eer 'er zich eenige tekenen van leven opdeeden. Voorts komen er noch een aantal van gevallen in voor, in welke de geredde perfoonen een haif uur lan? of daaromtrent in het water hadden gelegen, en niet, aan na een aanhoudenden arbeid van een uur of langer, door behuln yan Tabaksrook, warmte, wryyen met Brandewyn enz zyn herfteld, 't geen een ieder, die zulke gevallen mogi komen by te woonen, tot eene heilzaame waarfduiwirf" kan verftrekken, om in dezelve den moed niet te fPo<° dig op te geeven, maar, met het aanwenden der repas~e middelen, fteeds een uur of drie aan te houden, eer men de hoop geheel verlooren geeft. Noch blykt uit pag. 31, 72, 75, 89 en 102 9 dat perfoonen, wier aars geheel open'ftaat, en wier ooganpelen op eene wanhoopige wyze verwyderd zyn, echter ook noch weder m het leven kunnen worden herfteld i geen opmerking verdient, dewyl die beide omftandigheden, door veele Geneesheeren, voor oiuwyHbaare tekenen van een reeds aanwezenden dood word-n gehouden. Edoch het oaderfcheid tusfchen het allerkleinst , maar toch weder herftelbaar leven , en den waaren dood , is zo gering, dat het voor onze zintuigen ^merkbaar is; waar uit genoegzaam volgt, dat alle arbeid,  tot redding van drenkelingen. 3°3 h*id om ontwvfelbaare tekens van onderfcheid te vinden'tusfchenwaaien en fchynbaaren dood, (het lang &oP van tyd en de waare verrotting uitgezonderd) ^VSTSS^l ^t de Maatfchappye zal I,! Li van tvd tot tyd haare nuttige WerkffleTwSSil tot kennis van het Publiek brengen om daar door de Verlichting, omtrent dit ftuk, onze Natie verder uit te breiden, en dus tot een SddelTvStokkS, om een groot aantal Drenkehngen, die anderzints onfeilbaar zouden omkomen, te doen herleeven. Proeve over de Memchmogelyke Voonvetenfchap en de al- SjXr. Te Rotterdam, by N. Cornel, 1796. /* * ge/iee/ 487 W. i» gf. 8vo. Tn het Taar 1795 werd door den Hoogleeraar krom eene I Vcrhandelinain het licht gegeeven, tegen de gewaande Weitenf?hapdi!Aftrologieof welke wv voorheen een bericht hebben gegeeven (*) Hoe Sr wv nu dagten, dat niemand de pen zoude opvatten nm hS door den Schryver gegispte Bygeloof ernftig te verdedigen" zo zagen wy echter, tot onze verwondering, voor weinige maanden een uitvoerig Vertoog voor den dag komen, gefchreeven door den Heer convenent, m S? welk niets minder beoogd wordt, dan de waarheid ^S^^^^c^ Weetenfchappen op een Jasten grond te ftellen.b Gaarne erkennen wy, dat de dwaasheid nooit met een fraaijer opgetornd en de wysheid Sotlend gewaad is ten toneele getrceden, dan in deeze V^delinl; doch geene der dringendfte redeneeringen yan oSzen Schryver hebben ons eenigzins kunnen doen TnSn in ol geloof, dat de Voorzegkunae uiteen (*) Zie Algtm. Vadtrl. Lettertef. voor 1795 ■ bl. 444' V 4  S84 f. J. CONVKNENT AnrLrZJïnfn zyeen^ ingebeeldeWeetenfchap, eene dochter van bedrog en onkunde. Om het gezegde eëmgzms te ftaaven, zullen vvV kortelyk eenige der yoornaamfte gronden van den sThrvver TÏÏ dl™ f ZyT gGliefk°osde WeetenfSap, nSSr Ten dien einde redeneert hy van S 78 tot S ik uit £ Oudheid der Kunst en de Wysheid cler Volkeren welkï deeze Weetenfchap hebben beoefend; te weeten de vermaak 1C, Mtlfc5.e' üosi(-'rfthe en Griekfche/volkeren die tot den hoogften top van befchaafdheid en kunde Sesen waren. Zodanig eene redeneerwyze Ichynt noch al iet? an den eerden opflag te betekenen, doch is"eei beiach lvk in haare toepa.fmg. Moeten wy namelvk aan dé Aftrologie gelooven , oln dat zy door de wyze Egvote ITV: f °efend :JWe,aan' da" m°eten TyinSyS Sen? " geWydM S"er en de Krokodille? aVnDan mogelyk zal de echtheid der Voorweetenfchan uit de Sterren meerder grond bekomen uit dat geen hel welk de Schryver beweert van S ft-, tnt g ëj ' et Jyk de Auroloygifche ^teftSh^ln^vi ^SJn Stïvrf <3at zy niet hebben kunnen ontftaan, dan uit Saste Waf/ jwaarigheid ^AïflijSjSS fchap te erkennen; doch wy houden tot hier toten waar neemmgen en hypotbefen beide voor zaaken vadSf de waarde, te weeten vcor voortbrenglèls van*gekSte Wenen, of voor uitvindingen van bedrieger" & W looven niet dat de Knoopen van de Maanflf 'Capl^en iftf^Tf' h Z°ede Pl^n van eenegoedTen 2 looze Hemellichten van eene booze betehenh t, &aZ 5 J om dat wy even weinig aan eenig SS&3d*SiSj 1 b°don,. Vemellichten gelooven' ^ ™ om door het werpen van een weinieie l^i < pay rl/ rum eene kroes vol gefmohen lood «V• ,n P fhkflphH vpranrt^r«« u a VU1 è-umonen 'ood, of zilver, m goud te om da, „y met onze Geboorte en Lotgevallen te doen h^ft n Schryver redeneert in dit Betoog, ge yk men het noemt mctreulum, en houdt dat geen voor Liezen \ wSk lyGePnge^aHtyders V00r volrtrekt valsch hoSn Geen pander vertrouwen fteit de Schryver op zyn be-  OVER. BE STERREN-VOORZEGKUNDE. 305 ta„, afreleid uit de algemeene overeenftemming der K\'£gl^U(Harm^oniaMundij, en uit de oude ftel Sel! L en derzelver deelen m K^TnenenJI^ flaan ; en dat wie die over Uenftcmming kon SSmmSg tusfehen' de byzondere Hemelfche lifemendie ons Zonneltelfel uitmaaken, onder welke wfS onïn Aardkloot tellen, dewyl wy geene reden Sn waarom wy denzelven niet even goed in den He-^elmogen plaatfen, dan de Zon en de verdere Dwaalferren Deeze lichaamen werken alle op eikanderen , JS e ' de onkreukbaare wetten der algemeene zwaarte, wafuit wymeenigvuldige verj^g^Jg; lïv.snen befoeuren, d e men zelfs* Sterrekundig kan oerekenen Doch da daar uit zoude volgen, dat die lichaamen eenige betrekking hebben op onze lotgevallen, daat Kafef^ mS« deeze leer aan te drSen uit de leere van leibnitz , aangaande de SeleSd volkomen zeker was,kunnen wy noch niet begrySn hoe men 'er door eene regelmaatige wyze van redeCèlerde Voorweetenfchap uit de Sterren uit zoude kunSrKgen. ï^^nSSS ge^lyke ïeleneemX' eene" bloote Wysgeerige onderfte l ngte willen gebruiken, om daar uit de waar1 heid eerer Weetenfcbap te betoogen. 1 Edoch kan de Schryver ons niet overtuigen met ge1 woone Redeneeringen, hy zal zulks mogelyk kunnen verrichten door de magffpreukige Vraagen, welke hy in § ]. ES oneenftapelt. Zou het dan niets te beduiden hebben, l^lTftandzieh het Heelal op dat oogenblik (dat der Ge1 Lnd) bevind, en in wat ftand zich die voomaame en \ ZTjige ftippen , zo als Zon, Maan en Sterren zyn, SSf opdoen ï Zyn die ftanden voor het gebooren menjeke- \ Mflpf^l onve'-fchillig? Weg dan vry met de vol- foeüe tde van den ftand des ^llXfeZiil^ 1 deren dinss. Weg dan met de algemeene Uveretnjtemming. 1 Peg zWn^'en gOeelcnJtom return; en dan ook  3°^ p. J. convenent weg met de orden van het Heelal, het voornaam/te betoon % met alleen der Goddelyke Wysheid, maar ook van deszelfs Beftaan! Wy erkennen met den Schryver eene wonderbaariyke orde en overeenftemming in het Heelal, wy gelooven met hem dat dezelve zy eene der beste bewyzen voor het beftaan en de volmaaktheid der Eeuwige Wvsheiddoch wy gelooven, dat die overeenftemming haare paaien nebbe, en geenzms moet worden uitgebreid tot zaaken, tusfchen welke het gezond verftand geenerlyen zamenxiang kan ontdekken; als daar zyn de geaartheid en lotgevallen van een denkend wezen, en de verfchillende ftand van verre afgelegene Hemelfche lichaamen. Indien de onderlinge ftand van lichaamen, die het eerstgebooren kind omringen , deszelfs rotgevallen moet bepaalen , waarom juist de voldoende redenen van dit alles by de verre afgelegene Dwaalfterren en oneindig verre afaele. gene vaste Sterren gezocht? Waarom zich niet bepaald tot de kraamkamer, om in dezelve te onderzoeken den onderhngen ftand van ftoelen, tafels en andere meubelen? Waarom met naauwkeurig gemeeten de onderlinge hoeken dier zelfstandigheden, om daar uit gelukkige of ongelukkige Adfpeften te berekenen? Ten minften zo °er eenige kragt ligt in de drangredenen des Schryvers, voor de gegrondheid der Hemelfche Aftrologie, kan men dezelve met even goed recht tot het bewyzen der ge^rondSn^en^CkTheid *>danig eene Kamer-Horoskoop. ïrnf ftUlkC^ a° ,de )Hnfchtl'ng der waereld in het groot, tn deszelfs ftand, een getuigenis moet geeven aangaande de toekomende lotgevallen des eerstgeborenen , zo moeten het noen meerder doen die dingen , welke b-m riet naast omringen. * Wy kunnen niet ontkennen, of de Heer convenent heeft veele zwaarigheden tegen de Sterrenwichelarie, met groote behendigheid, opgelost. Onder anderen, ook deeze, welke getrokken wordt uit het verfchillend lot van hen, die-op een tyd en plaats gebooren zyn, en. uit het verfchillend Character van Twlelingen : by Voorbeeld van Jacob en Efau. De voornafme oplosiïne van deeze belemmerende zwaarigheden (zie p. 174 > tteunt hierop, dat 'er zeer weinig kinderen op dezelfde plaats op één tydftip gebooren worden , dat in de fo°msch Catholyk Pastoor. Te Haarlem , by ] van Walré en Comp , 1796. In gr. 8ve. 68 bl. Behalven een Berigt van XXVIII */. Tndien wv wel onderrigt zyn, heeft dit Werkje een ee1 nigzins hooger oorfprong dan de Heer middelwaert aan den Leezer te veritaan geeft, als hy, m zyn kort Voorberigt , hem wyst op eene Waarfchuwmg m de Leydfche Courant, van ao Jan deezes Jaars. Waar in £e gezamenlvkc Koomsch Catholyke Priesters der Stad  S«8 T. VAN MIDDELWAERT Haarlem hunne bevreemding en verontwaardiging betu» gen, over het plaatzen der Naamen van x. van Mini delwaert en diens Kerkmeesteren , in een Naamwv/er door j. Enschede en zoonen onlangs in 't licht gegeeven, midden onaer hun, even of deeze Luiden ton de Roomsch Catholyke; Gemeente behoorden; waarom ZVj m gemoede zich verphgt oordeelden, openlyk te verklaa-' ren, „ dat zy t. van middelwaert en de zvnen' „ met anders, dan als afgefcheurde Ledemaaten van hun! „ ne Kerk konden befchouwen, en niet konden of ver-. „ moeten te gedoogen,dat men hen deeze Luiden, op eene» „willekeurige wyze, als Ledemaaten van hunne Kerke opdnnge." —- Ik fchryf, dit Werkje heeft een hoo~ ger oorfprong. De gevoeligheid naamiyk, die den Heervan middelwaert vervulde, toen, by het afneemeni tl Verklaanng voor de Municipaliteit te Haarlem, in het trekken der Briefjes voor de onderfcheidene Gez r>d-' heden,wegens de orde, volgens welke zy zouden binnen ftaan, het met wel uitkomen van 't getal der gereedgemaakte Briefjes gelegenheid gaf, dat een der R%omsch Catholyke Pnestors dit zogt goed te maaken, door van middelwaert, als met tot hun behoorende, af te zon deren, en goedvondt hem met den naam' van Jan/enist te beftempelen. 't Welk aanleiding gaf aan den Heer van middelwaert om zich daar tegen te verzetten en then naam voor een Scheldnaam te verklaaren; betuigende, dat hy met hun, die zich Roomsch Catholyke pfhl ^ noemden, moest binnen ftaan, gelyk ook gefchieddezonder dat de Roomsch Catholyke Paster zich wegens het geeven van dien Naam verdeediode we^ns Het Werkje dan aan deeze vroegere geraaktheid of aan gemelde Aanmerking in de Leydfche * Courant den oorfprong verfchuldigd zynde, is door den Burger middelwaert ingengt, „ om/' gelyk hy zich uitdrukt „ de gezamentlyke R. C. Priesters te doen zien dat rtn „ zeer wel een Lid en Herder der Catholvke AnrSr, „ lyke en Roomfche, Kerk kan zyn,Xwel A ' „ hen niet erkend word voor een Lid, die zy noemen „ hunne; Kerk, die maar een gedeelte, ja zelfs maar een „ zeer klem gedee te, is van de Groote Catholyke Kerk, „ in welke de Clerefie van Utrecht en van Haarlem „ andere aanhangers heeft, die tegen hen zeer wel op- weegen. , Voorts herinnert hy hun aan een ver- looren Proces, door hun, in de Jaare 1786, voor de Reg',  historisch bericht* 509 Regtbrnk der Schepenen van Haarlem verlooren; en de bewyzen in 't zelve bygebiagt. „ En ftelt ze," gelyk , hv voortvaart, en zyn Voorberigt doet afloopen, „hen op « nieuw in dit Werkje voor, met dien zelfden geest van vrede en liefde, met welken het opgefteld is door den 1 achtbaaren Italiaanfchen Schryver ter geneezinge van ieI mands gemoed, 't welk met dezelfde ziekte als dat . I der sezamentlyke R. C. Priesters , enz. behebt was. I Indien de vooringenomenheden en partyzugt by hen I niet ongeneeslyk zyn, moetik hoopen, dat dit hen tot 1 een geneesmiddel zal verftrekken. Ik wensch zulks " van ganfcher harten, en bidde God dat het mag vol. bragt worden." Zeer leezenswaardig is het Bericht des Franfchen Vertaalers, 't geen XXVIII bl. beftaat, en de herkomst van dit Werkje aanwyst, met een verflag der Handelingen de Hollancifche Kerk aangedaan. Zich byzonder verzettende tegen den Ex-Jefuit mozzi. Schoon in den Styl dei j> Kerke gefchreeven, die den Proteftanten veelal vreemd is', ontmoet men 'er fraaije waarneemingen en fchoone gezegden^rn^ zejve treft nien aan. jr-erkorte Gefchiedenis yan de Scheuring der Nieuwe Utrechtfchc Kerk ... aan den Huosw. Heere Bisfchop yan door D. A. D. C. door- mengd met zeer fcherpe aanmerkingen, die eenige in zich zelve andere op beginzels in die Kerk omhelsd, zeer gegrond'zyn, en vry meer betekenen dan de fcheldnaamen, waar mede men de Bisfchoppen van Holland en hunne Clerefie uitmaakt voor wederfpannigen, fcheurmaakers , kinderen des on^eloofs en des verderfs Jialflarrigen, muitzieken, fiout* I moedigen, verdorven menfehen zonder fchaamte, voor een blinkend rioel van verworpelingen , bezoedeld met misdaaden die zich overgegeeven hebben aan den Satan , verI dwaasde, roekelooze, bedriegers, hardnekkige vyanden van ■ den vrede der Kerke, werkers der boosheid, voor de Kerk '• yan den Satan, roofzieke wolven met fchaapenvagten bedekt. I CZie 't Berigt van den Franfchen Vertaaler, bl. XIII.) Naa de ontleeding van deeze Gefchiedenis, gaat de Schrvver voort, om den Leezer meer byzonder voor oogen ; te leggen, de hoofdgebreken, welke men daar m aantreft. Dit is op een nog fchorder toon geftemd. Het Brevet van Paus nus VI, Aan zynen zeer Geliefden Zoon aloyx mozzi, Kanonnik van Bergamen, den Schryver van de Korte Gefchiedenis oyer de zaaken van tracht j  3*° T. VAN MIDDELWAERT Utrecht, ingelascht hebbende,vindt men daar bV de voteert de aanmerking : „ Men konde, in de daad, geen gunftS „ ftuk voor die van Utrecht en hunne zafk in 't 1 cht „brengen Indien Rome fchriften billykt,' waar inde' „ partyoigheid en de leugen zig zo openlyk ten tooni „ lpreiden- indien zy 'er breedvoerig eene o^enbaare lof" „ reden van doet ; indien zy zulkl Schryvers door bi. „ loften bemoedigt en aanfpoort , dan is bet wel zeker • „ cn klaar, dat in dat middelpunt, alwaar de gere voor te lichten. Ten deezen einde kunnen wy dit gedeelte aanpryzen aan die de Gronden der KoomfchT Kerke om. helzen En ftemmen wy geheel in met den grondregel in •tflot bygtbxzgt Eenheid in ^Noodzaaklyke, in tly/2 agttge Vryheid, in alle dingen Liefde. JI 1 Wy hebben te langer óns by dit Stukje opgehouden, dewyl wy 't zelve aanmerken als eene Bydraage tot een  historisch bericht* 311 eedeelte der Kerklyke Gefchiedenisfe van ons Vaderland, fchoon wy anderzins met die KerkgefcMlen weinig op en 'er niets mede te maaken hebben, dan in zo verre onze Gefchiedkundige kennis 'er door verrykt, en, t geen nog duister was, opgeklaard wordt. Tafereel van de Gefchiedenis der jengfte Omwenteling in de Vereenisde Nederlanden, door curnelius rogge. Met Plaaien* Te Amfterdam, by J. Allart,. 179Ö. In gr. 'óvo. 633 bl. En denTvtel,en den Naam des Schryvers, in de Nieuwspapieren leezende, werd onze nieuwsgierigheid kragtia ontwekt. Onmiddelyk vielen ons m, de Tafereelen •van de Staatsomwenteling in Frankryk , waarvan wy, zo dikwyls 'er een Deel uitkwam, met wel vermenden lof ïevvaagden; en dagten een foortgelyk Schi derfchnft, ten. fwiene onzer eigene Omwentelinge, te zullen ontvangen; Sth?ns! a« Bet, even als >t Tafereel der Algemeene Gefchièden sfen van de Vereenigde Nederlanden , van den Heer 1 m. cerisier, in een voeglyk beftek, deeze groote en, hooTStaedenkwaardige Gebeurtenis met de leevendigfte kleurendzou maaien , de gewigtigfte Gevallen, Handelingen Byzonderheden, en Charafters der Hoofdbedryveren , in zodanig een licht en gezigtpunt plaatzen, dat ze de ooaen op het fterkst en naar eisch der zaaken treffen. Dit denkbeeld gaf ons het woord Tafereel zeer eigenaarte, en verheugden wy ons in het vooyuitzigt; daar wy den Burger rogge, in verfcheide kleinere Werkjes, aan welke wy onze goedkeuring met weigerden, de pen, of om bv het Tafereel te blyven, het penfeel hadden zien hanteeren, op eene wyze,die ons in opgeroeide verwagtinfveXkte. — De byvoeging van Plaaten deedt Sc het haare om onzen geest met dit Tafereelagtige te VeGrUeètb floegen wy, by de ontvangst, het Werk open. Doch ons denkbeeld van Tafereel daalde; wanneer wy in de Voorreden lazen, dat de Schryver, „ naa veel overweegens, zich waagde aan eene onderneeming, die ' hV wel zag boven zyne kragten verheven te weezen,; optelling van daadlyke zwaarigheden gedaan hebbende, Phuive?de hy op het eerfte denkbeeld om eene volledige ,; Gefchiedenis van deeze Omwenteling te fchryven.  3ïa O. ROGGE, TAFEREEL Dan, om zyne eigene woorden te bezigen, „gevoelde hy* „ van den anderen kant, een grievende ïpyt, als hy zich „ voorflelde, hoe veel verlooren zou. zyn, indien eens niemand zyne krachten in deeze loopbaane wilde be• „ proeven." Wy vermeeten- ons niet over iemands aandoeningen te oordeelen; of ze gegrond zyn, dan ongegrond, is iets anders; wy denken dat het niet zou ontbrookeri hebben aan de zodanigen, die deezen arbeid zouden onderneemen, eerst naa het verloop van een aantal jaaren ; wanneer by ons de drangreden wegvalt, die de Burger rogge vermeldt hem voornaamlyk tot fchryven porde. Wat hier van zyn moge: „ Deeze drangredenen over„ woogen zyne, op het gevoel zyner zwakheid gegron„ de, bekommernis, en hy waagde het althans een Tafereel „ van die Gefchiedenis te fchetzen." 't Geen de Schryver 'er byvoegt, dient om ons te leeren welk een foort van Tafereel wy hier zullen zien ophangen. ,, Men kan dus hier geen vol'edig Gefchiedverhaal verwachten. „ Myn oogmerk is alleen voor den laateren Vaderland„ fchen Gefchiedfchryver bouwftoffen te leveren, wenken te geeven, die hem in Haat kunnen Hellen iets volko„ mens den Nederlander aan te bieden. —— Naarftig„ heid en naauwkeungheid hebben myne navorfchingèn „ beftuurd. Moeite heb ik niet gefpaard om de echte „ bronnen na te fpooren, en ik betuig by deezen myne „ oprechte dankbaarheid aan hen, die door de mededeeling „ van echte berichten mynen arbeid onderfleund hebben. „ Boven alles heb ik my den heiligen pligt des Ge„ fchiedfchryvers, flrikte onzydigheid, zo veel mogelyk, „ voorgefteld. Men zou my dus onregt doen, indien „ men, uit eene of andere uitdrukking , myne byzondere „ denkwyze wilde opmaaken. Reeds in andere Gefchriften „ kan men dezelve vinden; hier zoeke men niets dan een „ Tafereel van Gebeurtenisfen, gelyk ik ze gevonden „ heb , en men vraage alleen , is dit getrouwlyk afge„ beeld?" Het Werk heeft dit beloop. De Inleiding gaat over de Aanleidingen tot de Omwenteling. Voorts is het verdeeld in twee groote Tydperken. Het eerfte Tydvak is dat der Voorbereidzelen tot de Omwenteling. Het tweede , de Omwenteling zelve. Beide deeze Tydperken zyn in Boeken afgedeeld. Het eerfte Boek des eerden Tydperks fielt ons voor oogen, de Uitwendige Gebeurtenisfen. Het tweede Boek, de Inwendige Gebeurtenisfen- — Het  BER JONGSTE OMWENTELING. 313 Het derde Boek, de maatregelen der Gemeenebestgezinden tot bewerking der Omwenteling. Het vierde Boek fchetst den Inval der Franfchen, en gaat gepaard met een Kaart van Nederland, op welke de voornaamtte Marfchea der Franfchen, by hunnen inval in 't zelve, afgetekend ZYn Dit Boek behelst ook het vertrek van willem den V, vergezeld van eene treffende Afbeelding dier Gebeurtenisfe. . ' ••; , _ . , Het tweede Tydperks eerfte Boek voert ten Opfchnft: De Verandering van het Beftuur. De Aftekening vaa den Vryheids - Boom op den Dam, te Amfterdam, fchetst ons dit toen overal opgerigt Vryheids - teken. Het tweede Boek ontvouwt de Voortgangen der Omwenteling. Te midden van dezelve werd de geweezen Raadpenfionaris Mr. l. e. van de spiegel, op de Gevangen-Poort, m *s Haage, gebragt,kunstkeurig in eene Plaat vertoond. — Het derde Boek befchryft de Vereeniging met de Franfche. Republiek. Het vierde Boek betreft de Nationaals Vergadering, en het geen 'er te doen viel om dezelve tot ftand te brengen; onder dit laatfte maakte de Algemeene Centraale Vergadering geen. gering Figuur , en wordt deeze, zo als dezelve in 'i Haage, op de 4aal van den Ouden Doelen, gehouden werd, lraai afgebeeld j en niet min keurig is de Afbeelding van de Nationaale Vergadering zelve. -\ Meer dan deeze hoofdopgave van den Inhoud zullen wy den Leezer niet geeven ; dewyl deeze genoegzaam IS om denzelven te herinneren aan de gebeurtemsfen ondergefchikt aan deeze grootere, op welker fpil alle de overige draaiden. Ook agten wy het overtollig tot de verhaaiende opgave van de Voorvallen te komen. Dit algemeene zy genoeg. Meestal zvn ze natuurïyk bekend; weinig aangelegens of het is elders verhaald. Voor de meerdere en mindere uitvoerigheid van foortgeïyke gebeurtenisfen was genoegzaame reden; en eigenaartig krygt Leyden, als de Stad van 's Schryvers inwooning, m de vermelding een dubbel deel. Het laatfte gedeelte is mm uitgewerkt dan het eerfte; misfehien om dat het Boek reeds tot eene aanmerklyke dikte begon te zwellen, en zou het reeds nog dikker geworden zyn, indien de Schry-r ver', op veele plaatzen, oorfpronglyke Stukken met met een kleinder letter aan den voet der bladzyden geplaatst hadt. Voorts vinden wy ze, in 't lichaam des Werks, uitvoeriger dan ons toefchynt dat in een Tafereel, hoeda, lett. 1797. no. 7. X juj»  3r4 c. rogge, tafereel nig de Burger rogge bedoelde te vervaardigen, té nasfe kwam i ook daar, waar de kieschheid der zaake het gebruiken der veelal wydloopige S taatstermen , derzelfer woordlyke mlasfing, niet noodzaaklyk maakte. Veel kan veel behoort, onzes inziens, in een arbeid van deezen aart, anders en meer omgewerkt te worden. Cerisier, van w,ens Tafereel wy fbraken, heeft zich, in de eerfte Deelen des Franfchen Werks, voor dien m sflag gewigt; frZli- t hyi S^ooddrmeen door den Boekhandelair, fchreef, m volgende Deelen zyn Werk door lange inlaskhingen zeer doen bezwyken; hy zelf erkent het. De Nederdmtfche Vertaaler heeft deezen wanftal meest verholpen, en meer eigen werk dan eene Vertaaling van 't geheel, en bovenal van dat gedeelte, geleverd. Doch dit in 't voorbygaan. De Burger rog'gI zal zich, zo wy hoopen, deezer aanmerkinge niet belgen. Wv erkennen het verdienstlyke in zynen arbeid. ë y erkennen Schoon het Tafereelfchilderagtige het Werk door ontbreeke, ook op plaatzen die alsVware des uitnoodden, ll r^?' he£4ve"reft des Prinfen van SchevenTgen\ en veele andere, die droog verhaald worden, fchooii he ?PniS«(lvf £l e" pClI,van d^n vollen en def«gen Gefchiedenisltyl daale, zyn "er gedeelten waar in het Penfeel eensTafereelfchddersuitkykt, als mede gedee ten waar in de trant der Gefchiedenisfe zich laat vinden Om iets ten ftaale van de fchryfwyze in ons'best voorgekomene gedee ten aan te voeren. Y De oSruimtog^Sn Nymegen verhaald hebbende, vaart de Schryver voort • „ Het is hier de gepaste gelegenheid om gewag te maa„ ken van eene byzonderheidl die in dl Gefchiedenis „ der Umwendmg eene gewigtige plaats bekleedt ik „ meen het gehouden gedrag élAngclfche Troepen' De " gCny|eTonnfCheen by ?°g weinig aan hmdoorlo- „ gen gewoon, geringe vorderingen gemaakt te hebben. „ Verregaand waren de ongeregeldheden,waar door zy zich „ overal, waar zy zich bevonden , gevreesd en gehaat „ maakten. In het begin van Odober, vaardigde déf Her„, tog van York eene waarfchuwing uit tegen alle daaden van geweld, roof en plundering. [Deeze wordt aan „ den voet der bladzyde vermeld.] fn'dien akeligen nacht, " förim°nt5Uiming van Nyme8'»> onder het hevigst bom„ bardement, waren zy woest en ontmenscht genoeg, " 2S»i-w ° f7 een vYandlykö Stad verlietenf de on,» gelukkige en beangfte Stedelingen, die naauwlyks eene „ fchuil-  DER JONGSTE OMWENTELING. 1*5 „ berooven. Waren ^ f^^rloozen manmoedig inde Boeks van het eerfte Tydperk : „ Z " d£*a^n geUdron. dikwerf do odlyk wm • rf Jrt °P denrgd ™ ^ L dergang bragt, s thans «^S 6^ wederhou- AandJn ^kandrnZieh ^^^ den door de Maas, die,'^h vanae ^ V«i/ die Nymegen be; " f**?* De oeve dier Sieren zien zy bezaaid met " pTvie^enfv r6 ^kkS^Si' nog zien zy hun ''v^t^h^doS den ffiagtifen il«boorf „ door den isfel en andere ™cri- kk; het ove- i; geenlns de belooning van ^voleindigden arbad. ^ ^  W§ ffi. ROGGE, TAFEREEL Uit deezen ftaat van werkloosheid werden zv vering op het gewigtig en altyd gedenkwaardig tvH(fin lo* van in de Jaarboeken, van o% Vad^Tg en voorleid wordt gevonden „ waarin een vroeglJmende buh'n gewoon ftrenge en lang aanhoudende VoSfde RivS „ bevloerde, en dus voor de indringende sSuSn S * open en veUigen weg baande om de glorie^wS fe'draa gen, die zelfs den grooten looewyk is JSLS „ worden, van tot in het hart van Holland door te «li „gen. Hier baaten noch „ dingen van dyken, noch verhakkin-ren n£h rUT „ wegen, noch kunftig aangelegde? elffier SïtSPJP „gelyk llagveld geworden; men kon den i u „ liaan , noch wederhouden, dan in het onen^w mCk „ doorhem eene magt tegen te■zendendi^i •Id ' m „ beleid en talrykheS,IvSaïd?'^' ^ hcm in moe^ lNiet zelden neemt de aanvano- van wn r>„ i een Hoofdftuk een TwSSS5^?^£^ffiSS leeze den aanhef van het eerfte RrUi? V?j. * a? * ^Ier) perks. „ Meermaalen fe^S^uSFJa ^ „ gevaarte door eene gering fchvSde fS ^ gr°üt „de onkundige ^^Swa^^^S^;?*^-' „menschlyksete aanfchouwen Swyf^e SieiSv „ aanfchouwer van het verborgen radeert ,0fmei^nue " men ^SS** ^fiv^d^ £ Sehn^aa&flK1 «* f& „ als reeds bekend met zommige Seine veeren d^**' „te verbaazing niet kunnen verffiK^ hy. minder kunde, zou bevanjéb ' m' » der Omwenteling in Se Sf&t Men^ïbeeldf „ magt van haar Opperhoofd verhaten &t^iyl- ' « nifi de, ontbpopmg yan het werk, die „ lyk  1 SER. JONGSTE OMWENTELING. $i? lvk gewagt werd, zou weezen; terwyl de öntftélde verSi beelding by veele angstvalligen de akeligtte tafreelen s, van wanorde, oproer, bloedftorting en burgerkryg» „ fchikkrde; — Onder zodanige vooruitzigten, verwagtingen en gemoedsbeweegingen, zag men de Omwen44 teling in Holland daarftellen en afloopen, in het korte „ tydsverloop van weinige- dagen , met eene orde, bew daardheid en ftilte, dat in zommige plaatzen het eene „ gedeelte der Stad naauwlyks wist, dat de^Omwente- „ ling in het andere reeds haar beflag hadt." De onderfcheidene bewerking zo in de Landfchappeh als Steden verfchaft eene verfcheidenheid van tooneelen, diö eene anders eenzelvige zaak eene afwisfeling geeft welke het leezen veraangenaamt. . . Ten Hotte voegen wy by dit alles, om geene der minfte tafereelagtige gedeelten over te neemen, de fchets van. de aefteltenis van Nederland op dit tydftip. „ Nog nimmer l, werden de teugels van het Beftuur aanvaard in hachlyker omftandigheden, dan waar in het Vaderland zich L ten tyde der Omwenteling bevondt. Van de eerfte verrukking der blydfchap tot zich zeiven gekeerd en de oogen rond weidende, zag de Nederlander overal het ,, betreurenswaardigst verval, dat hem een geheelen ondergang bedreigde, Merkwaardig zeker is de Omwenteling zelve in alle haare omftandigheden geweest; maar nog „ merkwaardiger het vermogen om tegen een vloed van 4- rampen te worftelen, die onoverkomelyk fcheenen. —• „ Beklaaglyk was de toeftand der Landen, waar dö „ fakkel des Oorlogs onmiddelyk gewoed hadt * gelyk „ Gelderland, Overysfel, Groningen, Utrecht, de grenzen - w van Holland en de Generaliteit. Eerst uitgeput door s, de huisvesting van vreemde troepen, Engelfchcn, Hano„ verfchen en Keizerlyken, werd het weinige overfchot der; 4, berooide Ingezetenen nog door de Franfchen, die hen 4, vervolgden , verteerd. De buitengewoon ftrenge win,, ter bedorf veele eetwaaren, ftremde allen arbeid, en » verteerde den voorraad. By de ontlaating van het wa„ ter werden de doorbraaken in de Dyken, opzettelyk 4, bedorve'n en verzwakt, om den Franfchen den toegang 4, moeilyk te maaken , zeer menigvuldig, en voltooiden 4, op verfcheide plaatzen de ellende; „ Niet zonder een traan van deerenis kan een gevoelig 3, hart de akelige tafereelen aanfchouwen van die gedeelten „ van ons Vaderland, waar de Inundatien te werk geX 3 » ftrii  i C ROGGE, TAPEREEE. „ OM waren. Het Land van Altena, na twee faaren aan „ den anderen geïnundeerd geweest te zyn, zonder eeni„ ge fchavergoedmg, beproefde dien geesfel ten derden " mln üfleP^,Ae, Jaars ^ toen de arme Land„ man flegts een gedeelte van zyn Oogst binnen hadt. *'£V1deri,mi0eSt zyn £oorn Cbekwaam of niet) van „ het veld haaien. — De Aardappelen, nog niet kun„ tiendegerooid worden, moesten in het veld Övven, het „ Vee moest drie maanden vroeger na de ftallen dan se* w°£^Twee doorfnydingen hadt men gemaakt; mtar " ^noeide»n geeine v°orz,orge gebruikt, om, by ysgang, of „ hoog water, den Landman te kunnen dékken. 6De se„ volgen hier van waren allerjammerlykst. Des mns „ tusfchen der.17 en 18 brak eindelyk de tweede couu pure door. Niemand kon vluchten, alzo het y7?e zwak " YeV^n" ?enSCh, te draa§en' en te dik °» door „ te breeken, en veelen moesten hun behoud op de zol„ ders en daken zoeken, terwyl een groot gedeelte van „ het Vee omkwam. Zommige" huisgezinnen8 zaten drie" „ maal vier en twintig uuren, zonder brood of vuur, eer u men hen kon te hulpe komen. In Woudrickem zelve „ waren de meeste Aardappelen, genoegzaam nog de eenige „ voorraad, of bevrooren, of bedorven door het water, of „ door een Guarmfoen van drie maanden verteerd De „ vermogende heden zeiven leeden gebrek aan alles. Door „ alle de verhakkmgen was 'er geen brandhout meer te be* }°TTrlrl f-eCn de dyken™s, was reeds lang door " h T l Guarmfoen weggehaald. — De gefieltenis „ yan Gelderland was met minder deerniswaardig ; de „ Landman , door de roofzugtige Engelfchen uitgeplun„ derd, en zyne wooningen verbrandt alle Ingetetenen „ door onophoudelyke inkwartieringen verarmd, en od zommge plaatzen door afpersfingen en brandfchattingen „ tot de uiterfte ellende gebragt & de Eigenaars der „ Landgoederen in de noodzaaklykheid, om, wilden zv „ met alles verhezen, voor hunne berooide Boeren, Paar„ den, Beesten, Zaaikoorn en Bouwgereedfchappen aan „ te koopen: waar by dan nog kwamen alle de fchaden „door de belegeringen en bombardementen, door Dvk- " STtILS HVfr?r°?rmin^en geIeden5 «fa d^ar. „ het Tafereel dat de Vertegenwoordigers dier Provincie „ zelve hebben opgehangen. Befchouwt men den „ toeftand van Overysfil, door haare Vertegenwoordiger» „ mede gefchetst, dan moet dezelve het ongevoeligst oog n ee«  Bff JONGSTE OMWENTELING". 3*9 „f„prft„ _ ne Evselfche Arroée [dus fpreeken r, groot f^^^fSS^Kvergdaaten, was door , de fWM* Armee genea | fpoedige voor- » dan ^KafaitS^ds een prooi des woeden- I te uU^T8drordien^ I ^S1?t£S«bSdei en deeze nog niet ingewis- I de penningen ^^^S^J^ii^&tisa en I ftondt ^^^^^^^^M&^^tat I Lasten geheel ftil,i "tlg^ral was gebrek aan Paarden ?>? ^der'? Sndbouwf aan Zaaikoort en Aardappelen | voor denn^anapr7 'erden deeze rampen nog dagelyksI om te ? "dooi de^Sdenaryen/overheerfchingen I vermeerderd door g gew ^ vwfcheid Cora. ■ en ^f^Y^^ op den ge- E mis arisfen en Officieren ^ gedaan w^den, en „ biedenden toon v^ °S™' nimmer met eenig antI waarvan de dnngendfte ktocüten m d- /wer. I woord, men, zwyge meteenig ied es^, v doch deelde I to-ln'^^'^Sg der Troepen." P toch ook in den last van dein^a» ë ftaat* ora %Zt»eCo^^ A. van Aken, i797- & ^ 8vo' 21 ** ö dervindinge, de e We ««e oeoag ^ ^  !« H P. SEOOÜ, OEDACffTElT, TSLEÏÏrs-* s«j-„™»'» - <~ <» J duuizaamen voet te vestten 1 ontwerPen, en op eettt ten meer rechtdraad' de^nnfihP n/^-Tf zyner Gedag": egter, de meesten van eene ïlK,ekrtó°e,en' ^'1 met vrugt hier te Lande in KvTi,toeP*süaS^ en zouden:'} 't Geen hy omtrent de beiLKL """f w°^enJ den in Y midden brenw ™i ^ aanSaai^e de StemgeregdgJ fcoedmiddelen te "ehe zen ' £°°Ly Wyu 2eer heiizaameM J buiten het bewind houdên S^nbeTOeSde voorwerpeJ geen verftand. No-thans 7vn ^'^dommen te bezitten geeftl gels, door meer' SÏ?v^nd« bSSS' dat d* ™H genomen, meer zullen flrooken m« 1. ■ md' ov« t geheeLll die der zulken, welke nïetfte vtóiiVn'fr611 beiaDg ' daal van aken's oogmerk, in de VenaalS ^w' Wy Pry»«-I van wegen de ftrekkin* die*rZ"S deezer Gedagten bedoeld;] «nders dan nuttig voor dgen ZntSzen!"" °ogmerk »»« ^KSv/tS %on&m ***** »<* *• der Nationaale 1 ^fle Prefident Nederland. OyerlkeifSnTffZZ^J^ Volk Va» maand ï?g6. Het tweede ?L a^B^^r^ LeMe' s Haêe, by J. Raat. In g^Zo. ^M. ^ /(* I nit, den lof van dezen Held^heS^**"1"1*™* Dichters van hunnen geest toe te zenden ' M hem de vruehtea | bundel uit te geven De h 1^ T d'e «««nentlyk in énen E daarin voorkom*»*> vSïen Sn éTr *« W d! ken en onbaatzuchdgen bemlnnïl zvn v'd' ,di5 den hartlvharten vereren, en niet gefchroomd hX™Vader,ands j« hunne paulus als den zodanigente °nZe" "'Muntenden kunnen gelezen wordf, /chooï ^ Mig «BBoe«» innerlyke waarde over 't S a"ders om h™ fommige ftukken enkelde fraaie r JJZ aanPryzen- Men mag in van wezenlyke poëzv , oS^ac^ enkelde fchoonheden geheel niet vinden. Veel in \ f ™eesce 2al men die declamatie, en weinig mee dan b,oS IS,0Verdreven, wild* een aantal Verfen zeef 535 00, °°te 7melary- Ook hebben van taal en fpeliing. Het heeft Z} jnde.on?aauwkeurighedem dat onze beroemdfte Dichts aan Lr"8 ff daad getroffe». Plaat zo weinig fchy„en'?e bebbT°2 ^ ^ b°rgef uit de voorhanden zyndeVerfert nnl i '-Wy zvu verlegen, te bieden. De ^m ^LTl^TJ^ ter proeve aa" * lang, en te zeer aaaëargefthakeldf dt i  lykcypressen voor pieter paulus. 321 de overige van te weinig belang, om daarvan iets over te nemen, De vulgende regels van d. s. swaving , een kind van 12 jaar, pullen , voor dien ouderdom, mislchien enige aanmerking verliepen. Treurt burgen', want by V lieflyk daagen Der Vryheid wierd hy ons ontrukt, Hy hilp (voor hielp) kaar rechten onderfchraagsn t Hy heeft voor geen tyran gebukt; —«• f Neen ! — zyn hart was vry gebooren , Hy was het land in alles nut, Maar ach! hy is voor ons verloeren, Al was hy 't Vaderland een flut. Maar nu, nu zult gy eeuwig leeven, Gy, braave Burger l Vryheidszoon ! Schoon u de dood zo vroeg deed fneeven, Een eeuWge roem bl^ft fleeds uw1 loon. flieine By dragen, tot bevordering van PVetenfchap en Deugd, toege. zonden aan .... door Mr. h. van alphen. In 's Hage, by ]. Thierry en C. Menfing, 1796. In gr. Svp. 214 bl. Volgends hetgeen wy in den aanvang van dit Werk lezen,' moesten deze Bydragen van Mr. van alphen dienen: „ om „ de aandagt op te wekken, den geest aan het denken te helpen, het gevoel voor het edele, het groote en fchoone, in de ,, natuurlyke en zedelyke wereld, zo nuttig als aangenaam be„ zig te houden,- en dus, in den egten wysgeerig-godsëienltigen ,, zin , te ftigten." Overeenkomftig deze heilzame en loflyke bedoeling, fchynt ons de geachte Schryver zyne onderwerpen niet alleen wel gekozen, maar te gelyk met den vereischten fmaak behandeld te hebben. Hoezeer dan ook zyne byzondere gevoelens, zo als hy die op enkelde plaatfen ontwikkelt, mee veler denkwys niet geheel mogen inftemmen; zyne Bydragen ïiogthans zullen, om derzelver algemenen inhoud, menfehen van fmaak en gevoel aangenaam bezig houden, en vooral behagen aan hun, die gaarn zodanig voedfel voor hun verftand ontvangen , dat tevens hunne harten verfterkt en verkwikt. De onderwerpen , die hy verhandelt , zyn , fchoon niet zonder onderling verband, echter verfcheiden, zodat ons beftek niet wel gedoogt dezelve afzonderlyk te noemen. Een groot deel zyner aanmerkingen is vooral gefchikt om het verband tusfchen kennis en deugd te doen opmerken , en aan te tonen, hoe wy de uitbreiding van ons denkvermogen en de beoefening dec wetenfehappen aan onze ware beftemming kunnen dienstbaar maken. Byzonder behaagde ons hetgeen hy over Dichters en Diflnkunde aanmerkt, in ene lange afdeling, aan dit onderwerp toe-  iS* U. VAN ALFHEN toegewyd. Zyne aanhalingen en beoordelingen van enige k jplaatfen uit Milton's Paradys verloren getuigen by uitnemend-1 heid van zyn juist oordeel en kiefchen fmaak. Aan het einde | dezer afdeling maakt hy ook nog ene vergelyking tusfchen dei Dicht en Schilderkunst, waarby hy dit van zichzelven zegt:ï| „ My werd eens vertoond eene copy in miniatuur, van een ij Ecce Homo van correcgio , uit de gaandery van Dusfeldorp,} welke my, door het veelbeteekenende, dat'er in was, zeerj „ trof. Ik verzogt het ftukje te mogen beftudeeren; lag hetl „ voor my; zat eenzaam, op den grootften lyder nadenkend,,[ „ te tuuren op deze beeldenis; nam vervolgens de pen op,, „ en fchreef de gevoelens en denkbeelden , welke by my,, „ door middel van dit fchilderftukje, opgewekt weiden." Wy • willen de uitdrukking dezer gevoelens en denkbeelden, tot ene i proeve, voor onze Lezers overfchryven. „ Zedige fchoonheid en eenvoudigheid ligt op het geheel ,, „ en veelbeteekenend, gelaat. Het is, dit ziet men , hoe bene-! „ veld door het lyden, waaronder het ligt, egter, gelyk de zont „ agter de wolken, in zig zelf vol licht en warmte. Men ziet; ,. 'er op, geregeldheid zonderftyfheid, zagtheid zonder lafheid,, „ ftandvastigheid zonder eigenzinnigheid. De vermoeidheid tee„ kent zig in de neervallende, fchoon niet toegefloten, oogleden., „ Hy blyft niet te min torsfen; hy is niet uitgeput. Als 't wa„ re tat dulden en lyden gefchapen, is hy niet zwak genoeg,, „ om tebezwyken, of te ongeduldig, om den moed op te ge- ■ „ ven; en egter befpeurt men niets van die fterkte, of liever van i „ die hardvogtigheid. waardoor eenige pylen der fmarten vrugt„ loos op hem gefpild, of verftompt terug gedreven worden. ,, Zo kan 'er geen lydende, maar door Apathie verhard gewor„ den, ftoicyn uitzien. Geen Wilde, die, om de eer van Ca„ cique te verkrygen, zig welgemoed , voor fmart ongevoe» lig, laat martelen, en zyne beproevende pynigers nog tergen „ durft, kan zulk een gelaat hebben. Zware fmart zonder angst; zonder ontevredenheid, ongeduld of wrevel. Verre „ verwyderd van wraakzugt, verlangt hy geen oogenblik eer. „ der, en op geene andere wyze, de verlosfing, dan zyne be„ ftemming medebrengt. Den drinkbeker, dien hem de Vader „ gegeven had, zoude hy dien niet drinken? Hy lydt onfchul„ dig, doch niet zonder oorzaak. Zyn doelwit is iets groots, „ zyn plan wyduitgefrrekt en diepliggend ! De ziel , enkel „ aandagt, en geheel gevoel, ledigt den dtinkbeker uit met in„ nige, met volledige, bewustheid. Geen droppel ontvalt hem. „ Niemand neemt iets daaruit tot zyne verligting. Hy treedt „ de persfe alleen. Maar ook hoger kan , en moet het, voor „ als nog, niet gaan. Geen bloot fchepfel zoude in die mate „ kunnen lyden, zonder dat het werktuig ontbonden werd; en „ het Iydend onderwerp , bezw»k«n, magteloo» daarlag. Op „ «eeA  KLEINE BYDRAGEN. 3*3 reen gewoon menfchelyk gelaat kunnen de vooren van ! het lvden zo geteekend worden , of de worftelende natuur ?' verbergt zig, gelyk by Agamemnon-, of vertoont zig in haren heftigen en ftuipachtigen wederftand, gelyk by Laocoon: " maar deze, men ziet het duidlyk: Hy zal het uithouden, en den laatften penning betalen: Hy kan, en wil en zal " niet anders doen. Nog meer: Hy heeft een ft.lberuscend zedelyk welvallen in zynen toeftand, om dat hy in den weg * van God en tevens in zyn eigen is. Hy weet, 'er zal loon zvn voor zynen arbeid; en hy zal niet befchaamd uitkomen. Men ziet reeds het zaad, dat in overwinning op waard fprui" ten zal, van verre, in de hoge ruste zyner ziele. De overtte dezer wereld , welke deszelfs plan dagt te verydelen , zal "Jzvn eigen doel misfen, en, verre van hetzelve te bereiken, integendeel, door hem te vervolgen, te martelen en te dooden , " hem in de gelegenheid Hellen, om in het openbaar, voor het " oog van Engelen en menfehen , een beflislend bewys te ge" ven, dat hy zynen Vader boven alles bemint; deszelfs eer " onvoorwaardelyk bedoelt; en alles verritten kan , wil en zal wat hem door dezen beminden en beminnenden Vader " ongeleed, en door hem .vrywillig aangenomen is. _ Maar hoe " befchaamd zal: dan deze overfte der wereld , binnen kort, " hem dien zy dagt te hebben verbryzeld, horen uitroepen: " Het is volbragt! Zyn zulke gedagten (vraagt van " alphen) niet onnatuurlyk; en kunnen zy door de kunst "opgewekt, verlevendigd, verfynd en vermeerderd worden; " in welk eene naauwe betrekking ftaat dan niet de fchilder" kunst, zowel als de poëzy, met deugd, godsdienst, chns" tendom en menfchenvolmaking ? en hoeveel is er dan niet " te zeggen, over deze betrekking, wanneer men die uit den " 2rond zoude willen ophalen; en uit welgelegde menschkun" dige beginfelen dat alles afleiden , wat 'er natuurlyK uit " voordvloeit. Uit welk een verheven oogpunt zoude men ook daar door eene kunst bezien, welke maar al te dikwyls " alleen als een middel tot bezighouding of zinnelyk genoegen " wordt aangemerkt." Onze Lezers mogen uit deze aanhaling ë'niszins oordelen over de denk- en fchryfwyze, die zy in van alphen's Bydragen zullen vinden. Nog moeten wy hun zegten dat in dezelve enkelde Dichtftukjes in den bekenden fmaak van onzen Schryver voorkomen , die zeer verdienen ge. lezen te worden. Verafheid, op bl. 102, is een woord, dat wv in onze moedertaal niet kennen. Toelag, voor toelegde, op bl. 72, is ene andere taalfout, door ons opgemerkt. 9f*  3*4 MARÏANNfi EN DUMONT. 1LTSPEL. Marianne en Dumont. Blyfpel. Uit het Fransch vertaald. Te Haarlem, by J. van Walré en Comp., 1706, /» 2vo. 83 bl. fyjarianne was, met volkomene toeftemming van haaren Va. der, verloofd aan Dumont, den Zoon van een Boezemvriend deszelven. Maar de Heer Dubois, zo was de naam van Mariannes Vader, fchoon van boeren - afkomst, was door den Koophandel zeer ryk geworden , en had in zyn hoofd gekreegen, na daar toe aangezogt te zyn van de zyde van de Marquilin de Hautecour , voor haaren Zoon, om van zyne voorige verbindtenis af te flappen, en zyne Dogter, door dit Huwelyk, tot den ftand eener Marquifmne te verheffen. De Mar«juifinne de Hautecour, eene buiterifpoorig trotfche Vrouw, vlamde alleen op het geld van Dubois, en zogt daarom haaren Zoon aan des Koopmans Dogter te koppelen; doch tegen zynen wil, alzo zyne liefde reeds elders geplaatst was. Geduurende de onderhandelingen over deeze zaak, onder welken ook des Koopmans Broeder , een eenvouwig doch eerlyk en veEflandig Landbouwer, ten voorfchyn komt, ontftaat 'er in 'thuis > -yan Dubois brand, die tot in zyn Cabïnet overfloeg ; waarin, zo als hy waande, ook zyn Portefeuille, waarin al zyn vermogen was opgeflooten, verbrand werd. Doch de Marquis had gelukkig de Portefeuille gered; en dit was niemand bekend dan Blaife, die het echter verzwygt: inmiddels komt Dumont, die Marianne,zonder dat zy 't wist',uit de vlam gered had,en verzoekt haar, volgends voorgaande verbindtenis, van haaren Va. der ten huwelyk, met edelmoedig aanbod van zyne hulp ter herftelling van zyn fortuin; en, op voorfpraak van den' Marquin, die hem zyn vermogen, in de geredde Portefeuille , weder ter Tiand ftelt, verkrygt Dumont zyne geliefde Marianne. — De Tonèelen loopen allen zeer natuurïyk af, en leveren eene aangenaame verfcheidenheid op , die het Stuk met vermaak kan doen leezen , en leeren de zotheid der rang- ca eerzugt, de laagheid van alleen eigenbaat zoekende zielen, den edelen aart van weldenkende, te regt zo genaamde, Edele Lieden, en de eerwaardigheid van eenvouwige rondborftige braa*. heid. Wat doet htt Lot niet! Blyfpel. Door M. westerman. Te Am^ fteldam, by P. J. Üylenbroek, 1797. In 8vo. 56 bi. Dit onderhoudend Blyfpel verdient, om de kieschheid der gevoelens , welke het voordraagt, en de zedenleer, welke het predikt, mede ene plaats te vervullen voor die laffe en zedenbedervende Kluchtfpelen, die wy hopen dat een gezonde fmaak van ons Nationaal Toneel fpoedig geheel zal verbannen hebben.  ALGEMEENE VADERLANDSGHE LBTTER-OEFENINGEN. De Spreuken van Salomo uit het Hebreeinvsch vertaald , met Aanmerkingen, door herman mu^xinghr. Te Leyden, by A. en J. Honkoop, 1796. In gr. 8vo, met de Inleidinge en Aanmerkingen, 450 bl. w/at rheri ook twisten moge over het zedelyk gevoel J „ W dit is zeker, dat 'er in het algemeen in de men» „ fcfien ene geneigdheid is, om alles, wat grootmoedig» „ wat liefdadig, wat edel is; om alles, wat onze natuur „ verhoogt, wat onze waarde, als menfehen, verheft, wat „ belangfyk is voor het algemene nut, wat ftrekken kaft „ om ons zeiven te volmaken, of om anderen, overeen„ komltig hunne behoeften, door raad en daad by te „ ftaan, te helpen, te onderlteunen; met één woord, om alles wat betaamlyk, wat edel en deugdzaam is, goed „ te keuren en te pryzen. Die maar enige geringe „ bedrevenheid heeft in de gefchiedenis der menschheid* „ kan dezen trek , ter ere van onze menschlyke natuur, „ ondanks de duidelyke fporen van het zedelyk verderf, die hy overal zal aantreffen , zelfs by de onbe* „ fchaafdfte volken niet miskennen." Met deez"e mensenkundige en God- en menschvereerende aanmerking opent de Hoogl. mtjntinghe zyne geleerde Inleiding, tot de Vertaaling en Opheldering van een der dierbaaifte Gedenkftukken der gryze Oudheid ; waar mede wy het ongeletterd, dat wil zeggen verre weg het talrykfte, gedeelte onzer Landgenooten van heeler harte gelukwens fchen. Herhaalde klagten zyn 'er uitgeboezemd , over het toeneemend verzuim omtrent het leezen der gewydo boeken. Aan meer dan ééne oofzaak moet dat verzuim worden toegefchreven. Eéne van die is, veelligt, het harde, het~ ongevallige, der aangenomene Overzettingen welke, zints de befchaaving, die onze taal ondergaan heeft, den hedendaagfehen kiefcher fmaak kwetst, en alzo (want de menfehen zyn niet anders) veelen, onder het leezen , eene foort van tegenzin doet opvatten. Waar nevens wy, als eene andere oorzaak., wel mogen voegen» iBTT. 1797. no, 8, Y <*e  32Ö h.' muntinghe de duisterheid van veele Schriftuurtexten, uit een te woordlyk volgen van het oorfpronklyke geboren. De waardye Onzer Nederlandfche Overzettinge van den Bybel, over 't geheel genomen, zoeken wy hier mede niet in kleinagting te brengen ; — volgens het getuigenis der taalkundigfte mannen onzer eeuwe, kan dezelve met de beste Overzettingen in de taaien van andere Landen vloot houden. Maar, evenwel, niet veelen onzer Leezeren , vermeenen wy, zullen met de Vertaaling, die wy bezitten, zo hardnekkig zyn vooringenomen, dat zy dezelve voor verbetering onvatbaar zouden keuren. De vervaardigers daar. van waren menfehen van de gewoone foort, niet hooger bedeeld, dan met menfehelyke hulpmiddelen; ontbloot zelfvan menig hulpmiddel, welk nu, door de toegenornene verlichting, verkrygbaar is voor eenen ieder, die geene moeite ontziet om aan den brandenden fakkel zyn licht te ontfteeken. Over 't geheel genomen heerscht 'er onder de menfehen laauwheid, omtrent het verkrygen van Godsdienftige kennisfe. Elke pooging, om die laauwheid te weeren, is eene weldaad. Hierom zyn wy van oordeel, dat, indien, i' eenigen tyde, op hoog gezag, eene meer befchaafde, meer hedendaagfche, Overzettinp der Scbriftuure, ten algemeenen gebruike, wierdt ingevoerd^ de leeslust omtrent dat nuttigde van alle boeken opgewekt en gevoed, en, gevolglyk, de Godsdienftige kermis, Uit de echte bron gefchept, zou vermenigvuldigd worden. Men neeme ons ten beste deeze invallende gedagten , ter gelegenheid der aankondiginge van muntinGHifs Vertaalinge der Spreuken. De uitvoering daar van gaan wy nu ontleeden. In de Inleiding handelt, vooreerst, de Hoogleeraar over den oorfprong der Zedefpreuken. „ Zy waren" (gelyk hy zich met de woorden van eichhorn uitdrukt) ,, aan„ merkingen over enkele en weinige gevallen des levens; „ zy ontftonden niet in de fcholen, noch door lang nate„ denken en befpiea;elingen, maar werden geboren uit „ osienbliklyke invallen by voorwerpen en gevallen uit „ den gewonen levenskring ; zy waren niets dan voorlo„ pers van wetenlchaplyke kundigheden, en flechts kie„ men en eerfte monaden der Filozofie. Zy ontftonden, „ wanneer men op de ftemmen en uitlpraken van enkele „ Wyzen opmerkzaam werd, en dezelve als onwaardeer„ bare fchmten der oudheid en van zeldzame wysheid „ onophoudlyk herhaalde." Zodanige Spreuken waren al-  DE SPREUKEN VAN SALOMO. S27 l algemeen onder alle Volken; en zy, die dezelve voort< bragten, wierden voor Wyzen by uitneemendheid gehou■i den, gelykook.de zodanigen, welke diergelyke gezegden, hier en daar verfpreid, byeenzameluen; 't geen mun- tinghe niet onwaurfchynlyk oordeelt, door Mozes, Daj vid en anderen, verrigt te zyn. Zulk een verzamelaar van uitftaande Spreuken was'ook sai.omo, welke hy voorts, j door zyn eigen vernuft, kan vermeerderd hebben. Want, 't geen, aangaande deezen Vorst, i [ij Kon. IV: 32, wordt j verhaald, dat hy drieduizend Spreuken gefprokcn heeft, f dunkt muntinghe gevoeglykst aldus te kunnen veritaan worden, „ dat Salomo, als een Wyze, niet alleen ene zeer | „ uitgebreide kundigheid zal gehad hebben van de van j „ ouds overgeleverde, en misfehien ook ïeeds.voor een J „ gedeelte vergaderde Spreuken van voorgaande Wyzen, „ zo wel als van de Wyzen van zynen tyd maar f „ dat hy ook tevens, door zyne eigen, door Godlyk on1 „ derwys verhoogde , genie, veele nieuwe Spreuken en I „ gedenkwaardige gezegden heeft voortgebragt, welke l „ hem zyne ervaring, zyne menschkennis en zyn na- „ denken, opleverde , en dat het getal van alle deze „ door Salomo gebruikte Spreuken drieduizend geweest 1 „ is." Zelf meent muntinghe, dat de Verzameling naI derhand ook door andere Wyzen is aangevuld, gelyk hy i meent te kunnen afleiden uit de tegenwoordige verdeeI ling van het Spreukenbock, als zynde zodanig ingerigt, { dat het gevoeglyk in drie deelen, Spreuken en Gezegden I van Salomo behelzende, met eenige aanhangzels, kan ge1 fplitst worden ; loopende het eerfte deel van Hoofdd. I I tot IX het tweede van H. X tot XXIV -— het 1 derde van H. XXV tot XXIX; terwyl H. XXX en I XXXI als afzonderlyke aanhangzels moeten belchouwd | worden, hoewel van even vroege herkomfte als alle het I overige van dit Bock. Vervolgens eenige algemeene eigenfehappen v211 de Heel breeuwfche Leergedigten vermeld hebbende, gaat munI tinghe over tot eene meer byzondere behandeling, I vooreerst, van datgeen, waardoor vooral de Oosterfche, I met naame de Hebreeuwfche Spreuken, of kortere Zede- f1 ipreuken, zich onderfcheiden om, vervolgens, nog I iets te melden van hetgeen deeze en de andere loorten I van Poeziën, die in dit'boek voorkomen, onder elkander \ gemeen hebben. In dit alles vertoont zich de man van ! fmaak, en van jrrondige ervarenheid in de Oosterfche Dicht. Y 3 kun-  3* h; muntinghè kunde, die in den geest des boeks, welk by zich ter bearbeidinge hadt verkozen, tot in de afgelegenfte hoeken was doorgedrongen. Een doorloopend verflag van 's Mam r.rbeid gedoogt de aart der zaake, en ook óns beftek, niet. Alleenlyk zullen wy, van 't geen de Hoog), wegens de Profopopueïc, of Perfoomyerbeelding, meldt , iets overneemen. „ Eik weet, (dus fchryft hy) dat ene perfoonsver„ beelding dan plaats heeft, wanneer men of werkelyke „ perfonen als fprekende voorftelt, of van zulke dingen, „ die geen perfonen zyn, even als waren het perionen, „ fpreekt. Van het eerfte foort van perfoonsverbeeldin,, gen vindt men enige voorbeelden in de grotere dicht„ ftukken van dit boek, naamlyk I: 11, enz., waar de ,, bozen, den onervaren jongeling trachtende te verlok„ ken, als fprekend worden ingevoerd; IV: 4, enz., waar „ wy de woorden van een' Vader, zynen Zoon onderwy„ zende, voorgefteld vinden; V: 12, 13, 14, waar men „ de taal aantreft van iemand die zich te laat over zyn „ ongeregeld leven beklaagt ; VII : 14—20, waar de „ vleitaal van ene ontuchtige vrouw, waardoor zy een' „ onbedrevenen jongeling tracht te verftrikken, zeer le„ vendig wordt uitgebeeld , en XXIII: 35 , waar een „ dronkaart, in zyne dwaze zorgloosheid, fprekende „ wordt ingevoerd. „ Dan ook (vervolgt muntinghe) het ander foort „ van perfoonsverbeeldingen, welke van zulke dingen, die „ geen perfonen zyn, even als waren het perfonen, fpre„ ken, is in dit boek niet ongemeen. Hetzelve nu heeft „ plaats in tweërleie gevallen; te weten, of wanneer men „ zulke dingen, die geen perfonen zyn, even eens als „ perfonen , laat fpreken, of wanneer men van zulke „ dingen, even eens als of zy perfonen waren, fpreekt. „ Beide gevallen komen in dit boek voor; van het eerfte „ vinden wy een fchoon voorbeeld in de redenen, wel„ ke gelegd worden in den mond van de, als ene per„ foon afgebeelde, Wysheid, I: 20-33, VIII: 1- 36, IX: „ 1—12, en der daar tegenovergeftelde gepcrfonificeerdc „Dwaasheid, IX: 13-17." Op het laatfte gedeelte deezer aanhaalinge flaat de volgende Aanteekening, ingerigt ter voorkoominge der ergernis fe van zommige Godgeleerden , die by elke andere uitleggirg van eenigen text, dan zy van hunne Pythagorasfen geleerd hebben, ligt den kreet van Onregtzinnigheid aanheffen. „ Nie- „ mand  de spreuken van salomo. 329 mand fwaarfchuwt muntinghe) zal 'er zich, hoop "fk-aan ergeren, dat ik deze plaatfen, niet van on" zen Godlyken Verlosfer, maar van de geperfuntficeer" ^Wvshëid verklaar. Na het onpartydigst onderzoek, " m by aller, eerbied, welken ik hebbe jegens de Schnf" tLlvke leerftellingen , welke men in deze woorden " meent % kunnen vinden, heb ik daartoe niet kunnen " Sn. Alles, wat men in dit boek van de Wysheid " virdt overtuigt my, dat wy louter aan ene perfoonsï verbeeldingte denken hebben; immers, in alle de LX eer•' le^Hoofddelen van dit boek, is het voornaam yk des S S?hr^SfdSJit, om de wysheid in tegenftellmg van de dwaasheid aan te pryzen; gelyk II: 10, enz. III: 13, pL tv- r enz VII: 4, enz. en wel zulk ene wysl S, die5verwisfeld wordt met de kundigheden van l verftand, Meid, tucht, f, £ " iaarïeVen de dwaasheid regelrecht wordt overgefteld " p Si dPe ook zelve als een perfoon uitgebeeld wordt ty r\ 17" Met eenige aanmerkingen over de Ze, delPer van het SpreukenbocTc loopt dq Inleiding ten eint Aster de vertaalde Spreuken ontmoet men tweeder?ri Aanmerkingen : de eerfte , ingerigt ter ophelderingq van toS uitdrukkingen of gezegden - de andere, KarakterfchetsP eener deugdzaanie Echtgenoote, Hoofdft, XXXI: 10-31, x. 10 , Wie vindt ligt ene brave vrouw? " Zy overtreft zelfs peerlen in weerdy» u Haar echtgenoot vertrouwt op haar gerust. '„ Geen winst kan hem ontgaan. 3- I2 Zy doet hem goed, en nimmer leed, " Haar ganfche leven door. \' De wol en 't vlas, waarvan zy zich voorzie, ' » Bewerkt haar hand met vreugd. Y 3 "  33° H. MUNTINGHE 5- 14 „ Gelyk een koopmans fchip , „ Bezorgt zy zien het onderïjoud van ver. 6. 15 „ Zy ftaat reeds op voor 'r krieken van den dageraad; „ Geeft haren huize brood, en haar flavinnen fpy,. 7- S$ " ll tfl°P iand/bezit'- te™yl ze een' akker koopt; „ En van haar handeowinst legt ze enen wyngaard aan. 8. f7 » Zy gordt haar lendenen met kragt »i En maakt haar armen üerk. ' 9- »8 „ Zy fmaakt, hoe goed haar handel zy 1 „ Haar lamp gaat 's nachts niet uit. 10. *9 » Zy fteekt haar hand uit naar de fpil; >. Haar handpalm vat het fpinwiel aan. 11. so „ Zy opent voor behoefdgen haar hand; M Nooüdruftigen teikt zy haar armen toe. 12. •1 „ By fieeuwtyd vreest zy vóórhaar huisgenoten niet „ Wyl t ganfche huisgezin dan dubbel is gekleed. 13. ia ,. Zy maakt voor zich tapytcieraad, n En klederen van purper en van zy. 14. S3 •> Haar man is openlyk geacht; „ Terwyl hy by 's lands groten zit. 15- *4 » Zv maakt )iatoene hembden, die zy weer verkoopt, * Ea levert gordels aan den Kanauiet. P ' 35 „ Haar  DE SPREUKEN VAN SALOMO, £3* 16.' Haar kleed is roem en eer; 5 " Zy lacht den morgen te gemoet. 17- •S „ H.»r kind,» gtpelën^Pt **«g*< Haar echtgenoot vermeldt geitaag 20. .„ Veel vrouwen leven braaf; W ; i;.M«r^f gJ overtreft haar faam. 21. , . j - r u„„ «n fchoonheid niets dan damp; 30 Stouw, dle^od^eer^verdient den hoogltenlof, 22. „ Men roeme haar om harer handen wérk , 3 " En pryze haar gedrag by al het volk. Op vs. *4 flaan ^ze «rnffiS£ lange katoenen onderklederen, die: men1 uv r, ghaam droeg, en waann men ook fliep tiet^ „ handel met de Kmmöen, ofol\en^n'rSden aardbodem, voomaamfte «el£y;^ £e'naakt' 5 De g°rd^'/f°°^ zyn, wyl ze „ moeten zeer .fraai en beroe> b locd van fchone zelfs aan de bemciers, cue, Zy worden ook klederen hadden , verkoc^\^^-cht L Hebreeuwdies onder de Halenvan de ^erpracM oe v fche vrouwen geteld Jef. 111. 33»ws dgQ£  ss* h. muntinghe, de spreuken. „ door onze Overzetters niet naauwkeurig door bindfeUn %rttiinST ruVAC,0BEs, slopen, Predikant te Utrecht le Utrecht, by w. van Yzerworst, 170? 5 1797- ?i zamen 112, bl. In gr. 8vo. ° Tn onze aankondiging voegen wy ihands deeze beide L ?TS te die' bv ^ voorgaanden gevoegd een bekwaam Boekdeel uitmaaken. In eene Voof rXl^Hp' tuigt: HiNLdPEN de onzekerheid, in wellïfhy vetten of hy, van wegen zynen ouderdom, zynen arWverder zal kunnen voortzetten, waartoe het hem, ander^s aan fv rien1Uf Z°U rbreeken- Van heeler'hane wenfchei" wy den eerwaardigen en godvrugtigen Grvzaart verlen gmg van dagen, en de noodige llchaamSSen ï wenfXn'Vi,,Kl0ftV^rdigen iUst te ^nnefvSe'n.0^' weniche 1 zulks van harte, om dat wy 's Mans fchrïftm xarigfchikken onder de nuttigfte en mees gSiikïï voo? die klasfe yan Leezers, welke ftigting g g goede en ÏSer&gr°^ beWStiging der ™ GoJzalifhefd/be oogen. Zyne natuurgenoten op te leiden tot eenen ftaat „ 1.welken zonden, gebreken f nyd, tooiTj, tSit en „ onzinnigheid opftand tegen en verfmading vaGod In 9' fny^ngeZaifden Zoon' onbekendenamen lullen wezen" " rSr^ S d1 ^WgfeW, en, met dezelve, de S" wPdpVf CprIyk,ng va?1 God' de onderlinge liefde e„ ?' yiedC' wo"en'„en eene bron van altydduurend genoeg „ wezen zullen j" zulke pooeineen verdiener en aanmqediging; te mei, wafneerzy ' 0™ n ? wyz ë paar de gewoone vatbaarheden berekend, worde! te werk t««'d. Eo d;c mogen wy, aangaande Vader hinlópfn»* 0 .net volle ruimte getuigen. - S O ver ¥> deeze twee ftukjes afgegeeven Twee 5 : ; , ' " ' ,5 ™C1' van Verhandel ngen gdleld voerrn £ 1 >P' > rift; 0 £in het goeddoen 'en fl ■ ■> 9nlrtcfd& tot den Naasten. De acht nvpn<^ |vn t>ndf ad Ulf de volgende Schriftuurtme%; SXg jö* m\Wh Yr?"vai' ^ XII: 11. Ram ilh m MA11H' HP? s6. 1 Johan. V: 3*,4. JOHAN. III:  J. HINLÓPEN, OVERDENKINGEN. 333 flï- 8. en 1 Corinth. II: 15. Allerwegen ontmoeten wy. hier den Gereformeerd - Rechtzinnigen, maar tevens gemaatigden, Godgeleerde , wiens hart in goedwilligheid en liefde over alle zyne Natuurgenooten is uitgebreid; zynde vervuld met diepen afkeer van allen Sektenhaat, en daarentegen gloeiende, om alle menfehen door onderlinge liefde jegens elkander, en hen gezamentlyk aan hunnen al°emeenen Schepper en Zaligmaaker, ten naauwften te verbinden. Ter liefde van zulke Christlyke gezintheden, zullen zy allen, welke in den godvrugtigen Schryver eenige misflagen of dwaalingen des verftands meenen og te merken, dezelve, door den geest der befcheidenheid, over 't hoofd zien en verfchoonen. De kleinmoedige Kristen getroost en ver/lerkt in zyn Geloof aan de omvankelbaare Vastheid van Jezus Godsdienst en Gemeente, by alle de Woelingen en Omwentelingen derVolken. Door enen Vriend van het Menschdom tn den Godsdienst. Te Amftcrdam, by J. Allart, 1797. In sr. 8vo. ios bl. O De verftandige Opfteller deezer Verhandelinge, hy 2y wie hy zy, kondigt de aanleiding en het oogmerk, in het Voorberigt, in deezer voege aan: „ De „ jongfte jaren, welke wy beleefden, hebben zulke zonderlinge gebeurtenisfen, ten aanzien van de gefteldheid „ der burgerlyke Maatfchappyen, en der Kristelyke Ge' meente, in dezelve, opgeleverd, dat vele ongeveinsde belyders van Jezus naam en leer, ter goeder trouwe, en uit zuivere beginfelen; begonnen hebben te vrezen, " dat de Kristelyke Godsdienst, uit hoofde daarvan, ge" vaar lope, om nu of ver volgends, wanneer deze woelingen der Naatfiërt zig nog verder mogten verfprei' den, geheel en al overweldigd, uitgeroeid en vernietigd te worden van den aardbodem. De gewaarwor,', ding daarvan bewoog my, om, ten behoeve van alle ,, zulke kleingeloovige'en vreesagtige Kristenen, in deze „ bladeren, zo kort en duidelyk, als my mogelyk was, „ de volflagene ongegrondheid dier vreze aan te tonen, „ en klaarblykelyk te bewyzen, dat, wat 'er ook ge„ beurd zy, of verder gebeuren moge, de Godsdienst en „ de Gemeente van Jezus Kristus nooit door menfehe„ lvke woelingen en gevveldenaryen kunnen uitgeroeid " 3 Y 5 »wor-  «34 DE KLEINMOEDIGE KRISTEN „ worden van de aarde." Op een zeer geleidelyken trant, in een klaaren en befchaafden ftyl, gaat de gea^te Schryver voort, in de bewerking van zyn plan. 'rTLust ons, om het gewigt des Onderwerps, met de mogelyke beknoptheid, dit plan te ontleeden. Hy vangt aan met eene bepaaling, wat men door Jezus Godsdienst en Gemeente te verftaan hebbe. Dien Godsdienst heeft men zich voor te ftellen, ten eenemaale afgefcheiden van alle menfehelyke leervoorfchriften, leerbepaalingen, leerftelzels, leerwyzen en leerbegrippen, door de befluiten en verordeningen van deeze of geene Kerkopzieners of Kerkvergaderingen vastgefteld, als die, naar gelange der uitwendige omftandigheden, dikmaals lynrecht te°en elkander over ftonden; als eenen Godsdienst, derhalven, geheel en al onafhankelyk van byzondere Sekten en Genootfchappen, enkel en alleen naar zyne oorfpronklyke bybelfche zuiverheid en onbepaalde eenvoudigheid, en in opzigt tot deszelfs weezenlyke hoofdzaaken of voornaame grondwaarheden. Van den Godsdienst van Jezus, als zodanig, volgt nu eene korte fchets; welke, hoe zeer zy aan zommigen , op het leerftellige gezet, misfehien niet zeer zal "behaagen , nogthans , naar ons inzien, een bybelsch voorkomen heeft. Diensvolgens beteekent de Gemeente van Jezus de menigte der geenen, in alle landen der waereld , die deezen Godsdienst kennen, aanneemen, belyden en beleeven. De vastheid en duurzaamheid van Jezus Godsdienst en Gemeente heet, overzulks, „ dat., zo lang 'er menfehen, menigten en „ maatfehappyen van menfehen, hoewel niet in alle, maar „ tog in zommiee landen des aardbodems gevonden wor„ den, die den Kristelyken Godsdienst niet alleen kennen „ en aanneemen, maar ook belyden, bekendmaken, ver„ breiden, aankleven en beleven , zo lang ook de Gods„ dienst en de Gemeente van Jezus ftaande zal blyven en „ voortduren op aarde;" behobrende aldus tot deeze vastheid niet, de voortduuring van zekere byzondere Kerkgenootfehapoen en zogenoemde heerfchende Godsdieniten; even min als de onafgebrokene bewaaring der Gemeente by haare uitwendige rust en luister. Integendeel, wat 'er ook, ten eenigen "tyde , van en onder de Christenen afvalle, uitgeroeid worde, of verloren gaa, eene Christlyke Gemeente zal 'er altyd op aarde blyven , en de Godsdienst van Jezus nooit geheel onder de menfehen worden weggenomen, nooit in algemeene vergeetelheid ver-  GETROOST EN VERSTERKT. 335* vervallen, maar, wat den grondflag en het weezen betreft , ftaande blyven op aarde , en op allen aanval en tegenftand zegepraalen. Nu gaat onze geagte Schryver over tot het aanvoeren der bewyzen, met welke hy zyn gevoelen, aangaande de dus befchreevene vastheid en duurzaamheid van Jezus Godsdienst en Gemeente, tragt te ftaaven. Van die bewyzen zullen wy flegts de titels of zaaklyken inhoud mededeelen, omdat ons beftek eene doorgaande ontleeding van dezelven niet gedoogt. Zie hier de gronden der onwankelbaare vastheid : De Godsdienst van Jezus is in Zig zeiven enkele klaarblykelyke waarheid, en daarom onuitdelgbaar. De Kristelyke Godsdienst ftaat in een zeer hegt en or.affcheidbaar verband met de ware menfehelyke gelukzaligheid. De Godsdienst van Jezus is van ene inwendige geestelyke natuur, en kan dus door geen uitwendig geweld vernietigd worden. De Kristelyke Godsdienst is naar gene menfehelyke wyze van doen, en tegen alle menfehelyke pogingen aan, gegrondvest; en daarom ook door geen menfchelyk geweld wederom uit te roeijen. De Godsdienst van Jezus heeft met de gefteldheid der burgermaatfehappyen, en hare omwentelingen , niets te doen ; noch ook van derzelver akelige omftandigheden enig wezenlyk en duurzaam kwaad te vrezen. De Kristelyke Godsdienst is van ontwyfelbaren Godlyken oorfprong, en zal daarom over allen menfehelyken tegenftand zegepralen. De grondvester, het hoofd en de befchermer der Kristelyke Gemeente, is de verheerlykte en eeuwiglevende Zoon Gods zelf. Al wat der Kristelyke Gemeente wedervaart, gefchiedt naar Gods eeuwig wys regeringsbeftek, en altyd werkzaam voorzienig Waereldbeftuur. Wy vinden uitdruklyke beloften van de beftendige voortduring des Kristendoms, in de heilige Schriften. De ervarenis aller tyden laat, tea aanzien van de onwrikbare en altoosdurende vastheid van den Kristelyken Godsdienst, geen den minften twyfel meer over. — Ziet daar eenen reeks van Aanmerkingen , met welke de Schryver zyne ftelling, indien niet betoogd, immers tot dien hoogen graad aanneemelyk heeft gemaakt, dat wy geenzins fchroomen als ons gevoelen te verklaalen, dat overal,daar eenige welmeenende en gemoedelyke fchroom of twyfel omtrent het toekomftig lot van Jezus Godsdienst en Gemeente op aarde huisvest, dezelve door ccne bedaarde en oazydige overweeging der aangevoerde be-  33<5 £>E KLEINMOEDICE KRISTEN GETROOST, bedenkingen ten eenemaale zal verdreven worden. Aan alle Vrienden van Godsdienst, Deugd en gezond Verftand, moeten wy de aandagtige leezing deezer Verhandelinge ten ernftigfte aanpryzen. Meer dan door fyh gefponnen Dogmarifche Godgeleerdheid zou hebben kunnen gefchieden, heeft de Schryver zich verdienftelyk gemaakt by het Nederlandsch publiek. Bedenkingen op den Briev, dien de Broederfchap der Remonftranten aan - alle de Leeraars en Opzienders der Proteftantfche Gemeenten in Nederland gefchreevcn, en '• door den druk uitgegeeven heeft, ter aanbiedinge en be- ] vordertnge van onderlinge Kristelyke Vereenigiu. e,, door joh. jac. serrurier , Emeritus Predikant in Hags. Te Amfterda?n, by J, Allart, 1797. In gr. 8vo. 55 bl. Tot hier toe was niemand, van den kant der Hervormden, ter aanpryzing van den voorflag der t Stmrnigen der anderen zyn ons niet genoeg bekend" MaTr behTde'S 5iffi£" A ™ Op bl. 30 is in de aanhaaling van milton een misflaowelke naauwlyks in eene Engelfche Vrouw van beTez L' heid fchynt te kunnen vallen, en die daarom waarfchynelyk op rekening van eenen der Vertaaleren moet gefteld worden. En ftaat deeï vrouw niet ver benede«g luidt de tweede regel. In het paradis* lost, b? VlJl', $81 f. waaruit de plaats genomen is , fpreekt adam niet van zyne eva, maar van de dieren desvelds, onder welken geene hulp voor den mensch gevonden werd, eer de Vrouw geicnapen was. Zie Gen II Rn5/)2ï!len Wy ,?nzen Lee^ren de titels opgeeven £L^Sn,kken' Wdk-e d t,eerile Deel uitmaak?!, n! eene Inleiding van veertien bladzyden, volgt: J. BeMouWtng van de rechten van den mensch , en de daar telen cverfiaande p igten. II. Het heerfchcde gevoelen , als 0 f er een jezenlyk onderfcheid van. karakter ty de beide l ei plaats hadt, ter toet ze gebragt. III. Vervolg van h zelf- tr7nfrT:h lV' i»m*M4" *>ver denftalt van vernedering, tot welken het vrouwhk geftacht , door verfcheidL toevallen, gedaald is. V. IVederle^inf ZJ f SrJur*u*r, ,..„77.„ j„ merieggtng van fommiee yjpvvs, weke de vrouwen, als voorwerpen van' medetyden aan verachting grenzende, voorgefteld hebben VIL trakte? 4** karakter. Vil. Modestic _ m haare geheele uitsellrekt- fieid, en met enkel als eene Vrouwlyke deugd bSluwd yill. De heerfchende denkbeelden der Vrouwen , om ent tlJT^™ eeoe" goeden naam, ondermynen de zedelynneia. ia. Uver de fchadehke «nnatuurlyk, m onze Burger - Maatfchappyen, ingevoerde onderfcheid van rang en ftaat, onder de menfctenyolrivlocijen. X. Ouderlyke Liefde. XL Gehoorzaamheid n pligt jegens ouders XII. Over de Nationale Opvoeding. ZSuJfT V00rbeeIdm v™ dwaasheden , welke de onwetendheid der vrouwen voortbrengt. Tot ftotaanmerking °IrJC Zfljke rW^' «* «** omZnt Ün, der vrauwelyke zeden, natuurïyk, te wachten is. semum& fcer wy eindigen, moeten wy nog zeggen, h-toeen men reeds u,t de opgegeven aanmerkingen in g sfen/da" Mrs. wollstonecraft eene warme voorftanderes der vry-  DE RECHTEN DER VROUWEN. 349 . -, !e p„nP «wandin van alle willekeurige heerfchap. iTen ille^yS afkeurt. Omtrent het laat Ëid^ Hoogduitfehl Vertaaler niet met haar eens. Dit, zal deVezer zeggen, is met vreemd! ofirfsr «ï ««» r bAU, Burger van IZSf ttZ1&*è& r< * B J. Morks. ƒ» 8vo. 188 tod m»ken C> g^fSr onze8 Landgenooten Gmteffchet W'&tr Dieeve , hoogstaannee- «jtt ^or^ö^»y«- Mnmerkin?en op te Scteyvets Werken,,»fi taal te kezen, en « vinden, te kunnen naagaan. . . , . ft at p-efteld, wat zyne veel Hier toe rÏJVe7^ vtrmdd' be' gemgts maakendeJeih^dehng, ^ p tre?n pPelkeTde Oorfprong der Ongelykhetd, welke er gefteld: Weiae i oe ^yr s . ^ ^oor ^ . ?„*r Arf MwcWm» Pb™ ™f if By deeze zelfde 031 *r 2Va*««r V behaald, met eene keademie hadt ^^^^^Str?-*.' — Verhandeling over de JSacleeien cic? j rr ^ (♦) Zie ^*». V00r 1796 * bU W*  35° J. J. ROUSSEAU beurte' °P dC evenSemelde VraaSe die wederom te Niemand zal kunnen ontkennen, of dit Stuk, 't welk geen min gerugts maakte dan de evengemelde Verbande mg, door welke hy eerst by de Geleerde Wereld bekend werd, is even als het voorige vol rtoute grondHellingen, en zonderlinge denkbeelden, die aan het buitempoorige grenzen, of daadlyk gezegd mogen worden daar toe te vervallen. Om met weinig woorden de hoofdinhoud deezer Verhandelinge neder te fchryven- Rovs. au zet zich om re bewyzen, dat alle Menfehen gelyk zyn, dat zy gebooren waren om in eenzaamheid te leeven; en dat zy, zich by elkander in Maatfchappyen zamenvoegende, de Orde der Natuur hadden omgekeerd. Hv yerfneedt zyn fchoon fchryvende pen om den Wilden Man te verheffen, en den gezelligen Man te vernederen yo«,v,Z™S "Iet verveelen>en veelen onzer Leezeren , zo wy vertrouwen, aangenaam weezen, dat wy, in ftede varl een enkelen op zichzelven Maanden brok over te neewiu da^Z,ene Van den °?rfProng en den aart deezes Werks! verkort, overneemen de Aanmerkingen deswegen medegedeeld door den Hoogleeraar gras die ouder de bewonderaars behoort van het groot vernuft deezes Ge neeffchen Burgers, die de vlugge verbeelding en de betoverende kragt van deezen zonderlingen Man bewonder; „ De ontzettende hindernis, om in de eerfte kindsheid der wereld den oorfpronglyken Mensch te aanfchouwen, ^£c/°,us^u,niet afgefchrikt,of liever zy heeft hem der Sl/gefhn^' dat-hy'd00r de onoverkomelyke zwaa^SnlVer,baasd en .misraoedig, ^t befluit nam, om den moeilyken knoop, met door bedaarde nafpooringen voorzigtig los te maaken, maar door eene ftoute vercierinjr van 2yne vuurige verbeelding in eens door te Eken* Door zyn weelderig vernuft, door welks vuur en leeven dit byzonder mensch alle zyne tydgenooten overtrof ge" helpen, ondernam hy alle hindernisfen en tegenftand vhngs op te ruimen en ter zyde te werpen, en door vlugge Srhnizkch in eCns denJweS tot de« oorfpronglyS mensch te baanen; een middel egter, 't welk meer de ken- Dce?, Z^ftf nYLER'S Q°dgtktrd G<™M«P> XiJÏ  OORSPRONG DER ONGEL YKHEID. 35* fpronglyke gedaante ^^^Sképïge invalpaar waarheid , maar cnl e na" ee* middel len en leevend.ge^verbc*ding, keu ve to^ ^ ^ g -'wanneer hy zyne aandagt vestigde oj iclnllende burgerltaaten, ue vc , fchei Hy ook nu' ivmf^vlJgt tof afoverTOjende den, zo ook nu, JgJJsgg vernuft , bekwaam om VrUgtb,ne hette ve%eeldlng atoleye voorwerpen te veraan zyne heete va&eeiomg y beeldhouwer gewoon toonen. Gai,scn anafrs w er zo veei ftofs en onge. ïs, die aan het ruwe ftuk marmer zo veei  35a j. j. rousseau fchikte brokken afbeitelt, tot dat eindelyk een fchoone Apollo of bevallige Venus te voorfchyn treedt, oSm m tegendeel rousseau met zyne gedagten en verbïïK aan den befchaafden mensch alle zyne beTchaafdheid, al zyne cieraad en bevalligheid van zeden, alle zyne rvkdommen, pragt, luister, magt, aanzien, gezag/alle letterkunde , weetenfchappen en geleerdheid T„ «„tIa zich een Mensch veerwoester dfn ïrchtenides by de» Dichter, vxrgilius wordt afgefchilderd (*\ En dus verre niet ten onregte, indien de vernuftige Man" hier was blyven hl daan. Maar eens den losfen teugel a£ K«ÏEfegeïierd hebbende'' overich&Sed"e ny ane maat en perk van wysgeer ge omzigtigheid en r?^nden nie,,SCh teugdyk al'e verftand! ga kcrdee" en reden; hy ontnam hem alle zugt tot gezelligheid en zelfs het groot hulpmiddel dier gezelligheid de ƒbmk met één woord, hy ontkleedde Sden mensch gchee zo J i1/' <£? zo je ipreeken,) bloot en naakt ftondtevS als een dier, en 'er mets meer van den geheelen mensch rig wasaiÜ WOestfchePzel' een^nmensch, ove: „ En deeze geheele naafpooring van den natuurlvken mensch heeft de vernuftige rousseau met d erTvlèd van 353dVb/d VeT°gCn Van betoverenden ftyrvoorïï fteld, dat hy daar door meer de weelderigheid van Jtn vernuft, en de kragt zyner verrukkende welSeekenheld en toon fpreidde, dan wel de ingetogene SSheid van eenen Wysgeer n 't oog hieldt. En niet alle! nheeft dfnf IJ? Va" 0ndcrzoek' deeZe ftoutheid van veroee ding, aan rousseau geenen weg hoegenaamd tot het vinden van de waare gedaante van den fuiver oorSrong lyken mensch geopend ; maar heeft hem in tegendeel £ zo veele ftnkken van onoverkomelyke zwaarigheden ver Tt' df hSrRen uitwe§ meer konde vmoei , en in zyne andere fchnften wederom genoodzaakt was ZVne eigene denkbeelden en vercieringen te laaten vawen' Y * „ Ik ftaa nogthans gereedlyk toe, r0p dat ik mVt fchyne omtrend eenen man, in zo veeleorSten Jef dienstlyk, te mm gunftig te gevoelen,) ikPbeken dani (*) Aeneid. Lib. III. VS. 590 & feqq. ^ voorha.fden hïi'n2™ U'C het Werkje Van ^eau hier  OORSPRONG DER ONGELYKHEID. 353 i zeg. ik, gereedlyk, ^^^^M^ danige ^gA^nJSr beftaan heeft; dat zyn geals hy die beichrytt , muni louter verdlgtzel is; , heel vertoog, d«W4-gen '^f^y niet hét geheel vermogen : maar met dat al, hoe ze;k &veronderftellini van verbeelding, niet■ al bet gc:Muik eenen Wys- ,: gen afkeuren, zolast ^ dat^ ^ ^ |eer, eene zeker' tosfcnfcbimmlge invad», , maar naar zyne Xerb,epe;d!"°' ee7en , dat ligtelyk vallche , verderen, dan J^^^t , |ee/zeker niet ï grondbeginzeis gelegd worden, uit \\ . S lan vall£he.gevolg^unnm^d^a^l^ ^ i vaar van mis te tasten is hier_zo vee £ dat net Leezers dikwyls ^JB^^Sg^lSSiVwelke de ' hèeft UitgCdagt j en onbeweezen aang^™5n'ardia toe, dat zy zeer ver van „ Ik geef ^Xdwaaïd die St: onzen belchaafden lee- . den weg zyn a^dwaald^ vensrtand, onbedagtelyk, den n ^ de uiterftens , hy op te lpooren ; maar hy m) d hebben en j rooest zo wel Scylli als ~ny ^ na lyke„ voor den befchaafden mensen, , hebben fa de j mensch, maar geenzins eer^loos^.^ oorfpronglyk plaats gefteld. Want ™a.rpe" „eweest, dan immers hadniets anders dan ™te dwa^geweest ^ ^ den zy g^ne Regten ot Fligten ™ GdykMd 0f 0«'er geene oorfpronglyke geene eigauy j hebben Plaats gehad. ^ Ja men ^ voor een oogenblik dat de menjenen^ y wy woeste en redelooze dieren war , ^ die thans noemen; moe. behtlven den Mensch, Hemmen , dat de overige uic , redelooze dieren zyn tot op den hu.digen dagwareri? En gebleeven, die .y ree^av" wat toch de oorzaak zy , mogen wy dan niet vraagen , ftelling, met dat de "«^^'^"f^hans tot die fyne bedan woeste dieren waren , n B e vrugtbaarheid van. fchaafdbeid vat, v^^f^iS hoogeS trap van volvernuft, en, in 1 algf™^"' dat wv onder hen eenen komenheid ^^^s%Zl sockates, eenen homerus, eenen pyt™ s demosthenes, ci- Sr^r»8^'».!^ vOTuf,e„ te  354 j. J- ROUSSEAU, OORSPR. DER ONGELYKHEID. oudheid, eerbiedigen; en, in iaatere tyden, eenen m» cartes , eenen huvgens, eenen de Loot, newton van het 'dom Vee ÏÏgS^j&ffi hebfen 'Xt' den mensch ideeds zodanige natuur, aart k™?' nfV men 't ook anders gebefte ^^SavSL*^ ?S?et tCr tyd-die ""bekende volkomenheid van s Menfehen geest, d e rvkheid van «Pr„ f i\ van wikkeld wordëen? ' ja zeffs, inS w"tkel eïalleen willeb tanT^ou" enf5 t' dSrfflSi ? g3ain en eenen ongeoefenden Daglooner veel "roote" h™™" ** i<<™ veihg, met vermaak en nut, kunnen, leien. gr. 8vo. 94 £ƒ. * J J' ■allart 5 1797- l\ïataYft' W3ar °P d{t: ten ^nhangfd dient ten naf dien m/h Xerg,adennSeVen Rondere Gefchriften, naa dien tyd uitgekomen, fpoorden hem aan, om te (*) Zie, hier boven, bl. i°o°o°fJ Veergeld. . . . S00S Posteryen. . . . 7ooooo faa§- • • • 500000 Konde Maat. . . . i-eoooo Lastgeld der Schepen. . . j 000000 Inkomende Regten. . . 1,500000 Te zamen 39,300000 Dus, volgens deeze begrootinge, ruim het benoodigde Het verder beredeneeren van deeze Inkom (ten, en het' ontheffen van daar tegen gemaakte zwaarigheden, moet' de Leezer in dit Aanhangzel zelve naflaan. 't Welk behalveö Grondbeginzelen en noodige Aanmerkingen over'de Belastingen, een Plan . van Algemeene Belastins' opgeeft. ö De Belasting op Vreemde Obligaticn, waar op de Bur- ■ ger zillesen fterk aandringt, brengt hem tot eenbe ■ fcherpe aanmerkingen ten aanziene der Vreemde Effecten , en derzelver Voorftanderen. Onder anderen fchrvft hy; „ Ik weet wel als hier het Advies der Makelaars ! „ in vreemde Effeéten over ingenomen moest worden „ zulks dechnatoir zou zyn, om dat zy zouden oordeelen „ dat dit nadeehg is voor het debit dezer Effecten en „ Negotiatien welke vervolgens de Oorlogende Mogend„ heden zullen genooodzaakt zyn te doen , om hunne „ uitgeputte Fmantien, indien mogelyk, te herftellen „ Negotiatien, die voor de Handelaars in Effecten klei„ ne goudmyntjes zyn. Doch het'is te hoopen, dat, daar „ byzonder Holland, door de Plannen der geforceerde „ Geldligtinge van die Negotiateurs, zo veel fchade gele„ den heeft, men vervolgens zich wagten zal voor Advi„ leurs, die niet dan hun eigen belang zoeken !" Kor-  KORTE SCHETS. 35? 1797. In gr. 8vo. 30 bl. Anen den Opfteller van dit kleine Stukje niet te W/v ooen ae «PllL11v1 » , n t deeze weinige kei op zyne Vaderlandlievende bedoeling. n ^ Jtr»m van eni«e, by voorkeur uitgezogte, Fa» De nieuwe O^ff der Schooljeugd, hier in «è beien "«» Efi£"*; L niteegeven, en met AanmerKtngen vermoedertaal gebrag en~. mtgegt . der Latynfche. ttll ^De^ ^De^er, gedrukt by J. Ph. de Lange1797 In 8^. ^kalven het Voorwerk , **» bl, V in lang ""t °nd« onze «n^g g « lezen , en by herhaling wed er mf™ z 1 b!ykt uit mec ons oordeel daar ^"«ker fonds van ge- hetzelve genoegzaam, dat er meer c fchryVen. leerdheid, wordt ^ ^Jh^ gene belezenheid, Het ontbreekt den Coweftor "«de ^ . ^ ^ qor. maar het onAie?kt Jen ge«ek is 3S£ gebruik te mv deel om van zyne V ^n. „'i« ' twvfelen, of 'er n et nog ken. ; ^^l^AS^^^ W boo^\wenets meer aan napere. iU £ *h t ook op een aantal zonderling,, cn zyn gefchryf, hoezeer n y h££ plaatfen veel waa^e'dm^^v^n%S?v^^. Grootlyks bealgem^eS reed bf den" eefften opflag de Opdragt, we vreemdde ons, reeas "y . perfte Egtgenote. Ene ke hy van zyn Werk doe aan zyne . ^ zonderlinge keuze voorwaar , me , bewyzèn, nogthans 2yner liefdedrift voor de 0™*°f^™8|y hem in leven is, voor zyne twéde Vrou w,» e"S. Na deze Opdragt „iet zeer vleijend kan ge*f^memeer dan éne ongeVolgt ene verwarde , duistere, eu me lett. 1797- N0* 8'  35' PH. LINDEN HOF rymdheld opgevulde Voorreden, waarin de Schryver zyn plan i en het oogmerk zyner overzetting en uitgave dezer , door hem by voorkeur uitgezogte, Fabelen van Efopus, zo gebrekkig opgeeft, dat wy aangaande zyne eigènlyke bedoeling nog twyfelende zyn. Na eerst, door enige weinige voorbeelden van geen groot verfchil, de waardy zyner Overzetting boven de gemene voorhanden zynde Vertalingen te hebben willen ftaven, verklaart hy zyn werk, als éniglyk ten diende der Jeugd gefchreven. Met dat oogmerk heeft hy de kortlle en hgtfte Fabels fteeds voor de langile en zwaarfte gerangfchikt. „ Om dus eens op een' vasten voet , zonder verdriet, zonder „ bezwaar, den leerling enkel trapsgewys en ongevoelig voort „ te krygen , en dus, noch door 't langwylige, noch 't on„ gemakiyke van dien , ooit te behoeven af te fchrikken." Had de Conrector volgends deze orde ene nieuwe uitgave bezorgd van enige Fabelen in 't oorfpronglyk Grieksch, wy zouden da kracht zyner reden gevoeld , zyne keuze gebillykr. hebben. Maar wat doet deze fcnikking in ene Nederduitfche Overzetting ; wat doet deze gehele overzetting om aan de Jeugd de Griekfche taal te leren/' Geven de Vertalingen der Schryveren, op de Scholen in gebruik , zodra die de [eugd ongelukkiglyk in handen komen, haar doorgaands niet de gereedde aanleiding, om, gemakshalve, flechts gebrekkig van anderen over te nemen het geen zy door eigen' vlyt en werkzaamheid zelve had behoren uit te vinden ? Alleen voor Nederlanders, die tot het oorfpronglyke niet gaan kunnen, zouden wy ene Nederduitfche Overzetting der Fabeien van Efopus, om derzelver gezonde zedenleer, van enig belang kunnen houden. Maar voor hun diende daii nog gene zo ftyve duistere, onyerftaanbare , onaangename Vertaling als die van linde«ho:f, die (zegt hy) zich te zeer gebonden vond aan de letter om losfer en zoetvloeiender te fchryven, als fchryvende flechts voor de Jeugd, die hy begreep, dat toch maar zo bleef hangen aan de letter, niets wetende te geven of te nemen Na voorts vericheïdsn redenen genoemd te hebben, waardoor by was bepaald geworden liever ene Nederduitfche dan Latynfche Overzetting te geven , laat hy , op het einde zyner Voorreden, het oordeel , hoe hy geflaagd zy, aan den lezer over; „ die echter, (zegt hy) zal hy hier een grondig oor„ deel vellen, vooraf dient onderrecht te zyn , dat ik dit „ fchreef in tyd van druk , toen ik gansch neergeflagen la«s, door een zwaren flag, den dood, helaas! van myn Beminde* „ en 't grievendst leed verkroppen moest, van my, in het „ Jaa* 1791 door ene , zeer geringe , meerderheid van Re„ genten van myn Ambt afgezet te zhn , onder 't frivoolst » pretekst: (wie heeft zulks ooit gehoord?; dat ik op my„ »e floep een pyp te rooken ftaande , voor twé, daar „ vporbjgaande, doch ^een' acht op my flaands, Heren, myn „ hoed  faielen van esqpus. 359 " Socht uil ei. inlands* geweld, MM» < """"^A Lme.Wnjen, onder de oeerzeums geptal*'.■ W "^'Ub- sw?sï Sm"«h. wh k»;rs—h ons niet aangeftipt worden. 7>wö«/ Vryheid, in drie Zangen, door den Burger a. l, £BA?2 R SS* , ^ P- J. Üylenbroek , ,796. Bet tweede jaar der Bataafse Vryheid. In gr. ivo. 8, tl. Dir Zinbeeldig Dichtftuk is , even gelyk de Vaderlandfche Lie zangen van denzelfden Dichter, inzonderheid vervaar*,H ter Shtenis van onze roemryke Staatsomwenteling m d.gd ter «wac«enw v ' u de verdienstlyke ^rb£ in zfnVoo bericht, getuige, dat in de Jaarboeken der V tot de wolken 1 Wit felle drift tot moord beweegt alom de volken ? Fan waar dat flavenheir, zo talloos ah het zand, Dat aanfpoelt uit de zee, langs 't Afrikaanfche ftrand ? De koningen der aard', door fchrik en toorn1 gedreven Belust om V Franfche Folk ah /laaf de wei te geven , * Ferzaamlen al hun magt, en dtoven haar in 't veld En zyn floutmoedig op hun faaStfyi eend geweld; " Doch aan den andren kant, doen de aehtbrt Fryheidztnen« Dees fterflyke aardfche goón belagchende op. htm tronen Het Menschdom fiddren door de vreeslyk/le oorlogsmagtl Die immer in een kryg te velde wierd gebrag». De aard' davert op den tred der faamgerukte benden; Zy tqrscht met tegenzin, op haar gekneusde lenden, Al V moordtuig van metaal, dat in. de verte brult , En de opgepakte lucht met vuur en damp vervult. ' De minnclyke Vree. heeft zich van hier begeven; Want reeds heeft de oorlogsgod den moordgalm aangeheven. De woedende Belloon' ver fchynt uit 's.afgronds kolk: Zy zwaait haar helfche toorts, haar' gladge/lepen dolk. En ment het woest gefpun van Mavors yzren wagen; Men ziet ze en fchrik en dood ftraks voor zich lenen ja^en. Natuur, die 't fchouwfpel ducht, dat haast wordt aangericht.. Dekt met een treurig flters haar vrolyk aangezicht ; Zy klaagt, met fiormgehuil, nu zy haar vruchtbre velden, Waar Ceres en Pomone elkander bly verzelden, Jen pro.oif ziet aan den hoef van 7 hollend oorlogsros; Terwyl het krtost van Mars, van alle banden los. ' Den zwangren halm vernielt, de onrype vrucht doet jlerven Fermaak Jchept, om den boom, belaên met ooft, te kerven \ Te  DÉ TEMPEL DER VRTHEID. té vellen tot den grond; daar V, door geen Magt geraakt, l^nTlaSmans vruchtbaar hout verheven fchansfen maakt. De kmt Z"moorden, du krygskunst word geheten, Doetwerzyds V oorlogsvolk. haar helfche les/en weten ; n Jh dat hun beider woên niet even gruwzaam fchyn: Het èenfftnd voor goud, en t andre om vry te zyn. Daar vangt de flachïing aan! daar dringen Vrankryks fchartn fn^t hart van ie oorlogsmagt der aartsgeweldenaren! Daar vliegt de blïkfetn der verdelging «ft en zyd. 't Is of de dondergod het reuzenheir beftpd. Sints % eerst de dolle twist den vloekpool « ontvlogen, m'rd nTmmerzo veel bloedt doer 't aardryk ingezogen, Dafin deeTwreeden kryg, *« flachting zonder end, Die tallooze ofers naar den diepen afgrond zend. Hei lot der aarde is aan dit ttyto vast geketend: Z-t t aart 'er üddrende op. en is daartn voorwetend : fo^Jreherblk verwint, dan wórd zy éénmaal vry, Maar zo het word verdelgd, dan blyft ze inflavemy. De dood die, nverzaad: hier rond/pookt allerwegen > viltlaar en Vrskeidzoon, die, op elkaêr gezegen, . jl/ervende , aangezet tot helfche uitzinmgheen, ien k yg noch voeren, en noch woelen ondereen: De e n , fel verbitterd, om zyn vruchtelooze ^ede Vervloekt het oogenblik, dat hy ziek ftrydwaart fpoedde; stander noch door f^J^ffg^, ViaZn^^Z l^tn bonden Vermorsten hoofd ei been van *» En rollen door het bloed, dat elks tt* Het vloeit langs beek en vliet en verft het züvren nat* De liroomgoón opgewekt door Mavors dol gefchater, VeSn, uit het lies, hun kruinen boven t wate, De zege Weet noch niet wat zf zy dient te kiezen, % ziet hoe fier de Cal zyn wettig recht verweert ; Maar , is ^rechtvaardigheid, die eeuWtg triomfeert* Ai S  ÈIENGELINCES Mengelingen iet Nut en Vermaak, te Haarlem, by F. Bohn. A« Foorberigt, ,a4 ft i»V« 8w7 eene aankondiging te doen van een Werkje, 't geen trezegd mag worden in het vak onzes Mengelwerk? te vallen, (trouwens hoe veelen hebben dit reeds voorlang met wisfelenden uitflag gedaan!) zou een Egoïsme, waar van wv ons gaarne zouden willen vry houden, verraaden Laae ,?™AZeif lf fpreeken om het, van onzen kant, zo veel mogelyk, den kop by de geboorte in te drukken, eene laagheid van geest aanduiden, welke wy te meermaalen in at verdienften en gevoelig, zo wy meenen, gegispt 7u r v LrZr eene, a3fhe-d V3n geest' die een 'J weelingS van het,, Egoïsme mag heeten, en haar in afzit vél, ftfeefr!001 °°g deS Menfchenkea"<^> "og verre te bo- fnrrekcnChr0Oln V VM ^ aanSeduid= Werkje te ipreekcn. _— Wy twyfelen niet het aan te pryzen. Schoon geen Maandwerk je als het onze, of aan geene Sepaaling zo verre wy uit de Voorreden kunnen ojmaaken, gSS \ Cgtn gtf e" 8i h«™°*°*eii van eert dusdanig Vnra , Der Schryveren verklaard oogmerk is, „ in de „ eerfte plaats, hunne eigene denkbeelden te ontwikkelen en „ zichzelven te verlichten, en fris een natunrlyk gevolg daaï „ ran) zich al meer en meer zedelyk te volmaakefi, en kunU «en zy dan, m de tweede plaats, daar toe bydra.gen, ol „ ook anderen te verlichten en te verbeteren, dan hebben zv i, hun oogmerk bereikt." • * Niet veelvuldig zyn de Artykeis, in dit Stukje begreepen en voeren zy deeze Opfcbriften : Brieven uit Ltschlanden Switzerland gefchreeven na Nederland. Oost West fhlis best. Eene Vertelling. Naauwkeurig berigt aangaarde FA™ en *J*« Lotgenooten, door een Americaan Xfidel rende te Weenen. — De Geheime Lastbrief. Eene waare Cefchtedems. — Wat raaden het heil van den Staat en het belang van den Godsdienst, omtrent de Bezoldiging der Leeraa- 'ZcdTte " £yêei°°f m &»e waare Deels zyn deeze. Stukjes oerfpronglyk, deels vertaald Het eerfte dat omtrent de helft van Sic s^è be£t?behoórt "o geleezenf"1 C f°°rC' hcbbe° Wv 'c 2elve ^et genoegen Het andere uitvoerig en oorfpronglyk Stuk over de BetaaIing der Geesilykheid heelt ook veel verdienften. De Schry. ver betoont opgeklaarde, vrye en ruime, denkbeelden te bezit- ten.  TOT KUT EN VERMAAK. 3^3 ten Hv kant zich aan tegen de algemeene Betaaling, en ceeft, naa duchtige bewyzen voor dit zyn gevoelen gegeeven te hebben eene overwinnende oplosfing van veele daar op inaebraete zwaarigheden. > Daar dit Stuk zeer onlangs in de Nationaale Conventie , in zo verre overeenkomftig des Schrvv-rs denkbeelden, beflist is, zal de leezing deezes Ver. tocas "by zo veele andere des gevoerde Aanfpraaken in de Dagve'rhaalen voorhanden, kunnen ftrekkeu om de regtmaatigheid deezes befluits te billyken. _ Het Slot deezer Verhandelinge Hellen wy hier te neder, onx iets uit dit Stukje te ontleenen. „ Zeer zeker is de uit- voering van het befluit, van 5 Aug. en de volftrekte ilaI king van alle banden, die de Kerk aan den Staat verbonden, vooral der zilvere koorden , waar mede zommigen dezelve ',' nog zouden willen vereenigen, voor den Godsdienst nood- „ zaaklyk. , ..... , Niets is immers fchadelyker voor de uitbreiding der waar; heid en der verlichting, niets nadeeliger voor de ontwikke' ling des menschlyken geests; niets ongerymder, m de daad, ' dan een bevoorrechtte Lands-Godsdienst; gezag, vooroor" deel gemak , eigenbelang, eerzucht, en geest van navol- ging verleiden den Mensch zo iigtelyk om zich maar by " bet oude te houden, en de gehechtheid van verre de " mee ten aan den Lands-Godsdienst beftaat doorgaans in hec van buiten kennen eeniger leerftellingen, meestal in eenen „' fchoollchen vorm begreepen, en op het doop- en ledematen',' boek behoorelyk bekend te ftaan. ■• ;r - Daarentegen, wanneer «u eenmaal de Godsdienst, in de daad, geworden zal zyn, wat zy weezen moet, eene zaak. ï tusfchen den Mensch en zynen God; wanneer zyn dienst " eindelyk eens geheel zal bevryd worden van die pohtteke * fuperintendentie, welke de gedagten, de gevoelens en de me- ninsen, onder haar bedwang houdt, zal de lust en moed tot " onderzoek (by zo veelen onderdrukt,) herleven ; vrymoe" dielvk zal men voor zyne gevoelens durven uitkomen, zon" der zich in gevaar te Hellen; en in het volle genot eener l volkomene Godsdienstvryheid zal men zelfs erkennen, dat het denkbeeld van Verdraagzaamheid zelve, hoe pligtmaatig " en beminnelyk anders ten tyde eener bevoorrechtte Kerk, " ftrydig is met dat der rechten van den Mensch en Burger; de" wyl het reeds eene aanmatiging eener onwettige macht is, " wanneer ik mynen Medeburger in zyne gevoelens verdrage, " even als of ik hem ook niet verdragen zoude kunnen, terwyl " ik echter geenzins over zyne wyze van denken en gevoelen '„ befchikken of bepalen mag. intusfehen fpreidt de verlichting haare heldere Itaalen over 'de oppervlakte des aardbols, en doet ook over dat gedeeU ,, te van 'denzelven, 't welk wy Nederlanders bewooaea , van A a 4 * »> lvd  364 Mengelingen tot nut en veemaak. „ tyd tot tyd, een fchooner licht opgaan; langzamerhand en van „ lieverlee wyken voor dat licht de vooroordeelen , eelvk de „ fchadmven des nachts voor het morgenrood: de Godsdienst „ blyft met meer voor het oog van den verblinden ftervelimr „ zich opdoen onder alle die tegennatuurlyke gedaanten, wel„ ke hy zelf haar leende; maar zy vertoont zich langs hoe „ meer in aile haare beminnelyke eenvoudigheid. Het fchool„ fche kleed valt haar van de geprangde leden. De vreemde „ kinderachtige vercierzelen , waar mede zy was omhangen . „ ontgleijen haar met hetzelve. Zy vertoont zich in alle haa! „ re eenvoudigheid, fchoonheid, waardigheid en beminuelyk„ heid. algemeen erkend voor de vriendin , de beste „ vriendin des ftervelings, worden haare uitlpraaken en les„ len minder onderwerpen van geleerde twisten en fvne .„ hairkloveryen , dan een licht voor het verftand , een art„ zeny voor het hart, en de veiiigfte regels voor het lee. „ ven. w" „ Allengs verkrygt zy dus meêr en méér invloed op da „ verlichting, op de zedelyke verbetering des Volks en met „ waare Vryheid, als haare lieve Zuster, ten naauwften op den „ duur vereenigd, en door de Wet befchermd , bevestigt zv t, her geluk, den bloei en den luister, des Vaderlands" Het zy zol I! BeScyten, Treurfpel, gevolgd naar het Franfche van Voltaire ooor a. l.barbaz. Te Amfteldam, by Helders en Mars, 1706.' In %vo. 93 bh ' 'y Geen waar liefhebber der Toneelpoëzy, of hy is met de fchitrcreude verdienften van voltaire in dit vak bekend, en heeft dezelve dikmaals bewonderd. Wat de kunstbewerking belangt, is ook zyn Treurfpel de Scyten geenzins onder zvne minst-waardige voortbrengfelen te noemen. Het beloop van dit ftuk is gansch natuurïyk , en de uitdrukking in hetzelve /eer treffend. Op het onderwerp, dat om deszelfs verheven eenvouvvdigheid door den Vertaler met reden geprezen wordt, zon nogthans deze aanmerking kunnen vallen: Het verwekt, wel is waar, aandoenlyke hartstochten, en brengt van vele zyden het gevoel in volle beweging. Maar het kan twyfelagtig ichvnen of men vryheid hebbe aan de aandoeningen toe te geven, web ke fomtmge tonelen gereed zyn te maken. De voorname handelende perfonen vorderen alle de fterkfte deelneming van ons. Zelfs de ondeugende fchynt in zyne vermetelheid alleen beklag en medelyden te verdienen. In de daad, kan ook de ondeugende door driftvervoering hoogst - beklagenswaardig zyn. Maar is het voorzichtig hem alleen zodanig ten tonéle te vertonen? Dit zou zeer betwist kunnen worden. Wy althans vrezen, " of  br scyten, treurspel. 36? . , Ac nnhpnden liefdedrift van Athamar be- den. Dwaaling zonder B^J^ee^ f^S^ van hunbich beck. Door F. v. a. ie ^mj^,u j Erve W. Houtgraaff, 1796. In Bvo. 114 SrWti wv zeer wel weeten, dat de opgave van den inhoud reenz ns dèn naam van eene beoordeeling verdient kan het ShTs fomtyds te pasfe komen,« dien mhoud mee, £ min breedvoerig op te geeyen, zo ora den leesmst 1 gffi'. "S»t« * q> jbj-jt^s© nen Zoon aangenomen. De losie en arittige j 1 tvnP Moeder zeer tegen hem ingenomen , en gat haar Sem dis oogenfe.ynlyk bo.er, y"» l»|óeJ l 1de f*Ö Sfcjtot moeders-kindie was , .e meer .>»,e. e om he v er Mst,ge„ lehoolvo, nier ..leen ™» «»»e "Jf J ïn 't vuur ftortte: daar de Oom , f^^af^tl deez* ' . 7ich fteeds. als de voorftander van Gujtaaf, tegen qcca3'en veïeueT 'c geen, door 't gantiche onbelangryk contrast verfpreidt. _ -^ffL een Secre„-„ onm bevel aekreegen, om, ter DeKommg vu >Sspïs, 25, bydJopperhofmaarfchalk, oP een bepaald  3Ó"6" DWAALING ZONDER BOOSHEID, TOONEELSPEL. uur, te laaten vinden: doch hy verzuimt dit niet alleen; fflaa, door fkchi gezellchap verleid, raakt hy aan 'c lpeelen, vertot alles, en krygt geiend met den Zoon van eenen Prefident d,> netn voor eenen fchoft uitmaakte; vegt, en wondt zyn party Dit wordt door den Heer Blume overgebriefd als of Cu/laaf ' deezen doodlyk gewond had. Het denkbeeld van eenen moordenaar in zynen geheFden Guftaaf te vinden doorgrieft den Oom dte zich hem reeds als op 't fcha.ot geftraft verbeeldt: doch, door een brief van den Prelident, die zelf zvnen Zoon ak fchuldtg en geftrafc befchouwt, hierin gerust VepfeW vShy Guftaaf, als een waar boeteing, voor JViendal, die hem niet flegts. naa eene ernftige bellraiSng, zyn m.slhp vergeeft? maar zelfs een kostbaare doos , hem , als eene gedagtenis aan zyne over edene Vrouw , zeer waard , prefent doet! Kort hierna komt Tnomas, een geweezen Tuinier van IVkndal doch op T.Llf^ befduiiai^ van diefftal, door Hulfen,uit'zyn dtenst gezet en nu met zyn Huisgezin in de uiterfte armoede gedompeld, by Guftaaf, en klaagt zyn nood. Deeze door gevoelers van menschiievendheid ten fterkften geroerd, en niets hebbende om hem ter redding te kunnen geeven d n de doos, geeft hem die, onder beding van die „iet te verkoö ioesfe'nmaar tÊ SïïSft iD TVie eer,an^ by wien Thomas de doos verpand had , dezelve gebragt wierd , werd hy geheel ver- CuZj e" Ver,f;0ütte' fa„ *: J*« van zyne grmnfchaj , ü& f\r,7JPn rfv wendt,z":,h' in zynen raadelooztn toe' ftand, tot den Barbier van 'c Dorp , verzoekt en verkrygc ™ iTS ' V0°r ééne" aW> dwr zynde, (o£ yan de tusfcbenkomeflde ronselen aldaar niet te fpreeken, Ichoon zy 'c ftuk zeer verfraaijen; krygt hy bericht dit zvn Oom zeer ziek «. geworden', «ochbe»! inzyne'zieke droomen by herhaahng noemde, en om hem riep; dit doe: hem befluiten weder te keeren , om zynen weldoener op tè pasfen, en dan de wyde wereld in te —- Daar zynde,.  DWAALINO ZONDER BOOSHEID , TOONEELSPEL. 3^7 de, komt Thomas, de weggejaagde Thomas , en geeft aan «>• !/ / i,»,!^hr vin den waaren toedragt der zaake , waar ^ofh t to ee geheef verandert, en dftaaf niet alleen ge- «° tvaaSgd! 00k in zvne Waar° gr0J°thld ' ,zelfs,van «r ^ Moeder , befchouwd en erkend wordt. De kwaadaar. Sheid ï W», ^ zyn verraderlyk gedrag omtrent Tao. las den Tuinier, dien hy van diefftal befchuldigd had, fchoon hv zelf he gelloolene heimelyk in zyn kas geflopt had, wordt aan den dag gebragt. Huift* wordt verflooten i &Tweder aangenomen; en Guftaaj< verkrygt de achtmg en liefde van zyne Moeder en Oom weder. —— Ziet daar een (wy bekennen het) wydloopig verflag : maar de men chenkenniT die 'er in doorfiraalt , de menigvuldige zedelesfen voo- de driftige jeugd , de ongerymdheid van partydige uitzondering, en de'wysheid eener oP goede gronden gevestigde ei. welgeplaatfte liefde, maakten het, door de verfcheidenheid der welaangevoerde en uitgewerkte cnarafters , al te beïangryk vow onf, om onzen Leezeren tot het leezen van dit en dereelyke nukken , en het maaken van, in veele gevallen des kevens, nuttige opmerkingen, geene aanleiding te jeeven. De Weduwe, of de Zeden van onzen tyd, in een reeks van Brievin ; door Mistrisf ***** Vit het Engelsck vertaald Te Amfteldam , by de Wed. J. Dóll , 1797- * ST- 8v«. 215 bl. By de menigte laffe en zedenbedervende Romans, die zeker, finds jaren, niet het minst hebben toegebragt om debatten onzer, vooraMeugdige, landgenoten in den ftroom ener gevaailyke ligt.innigheid voort te rukken .s het niet zonder een wezenlyk genoegen; dat wy 'er fomwyle éne m handen krygen, Se wy het lezend publiek met een ruim hart kunnen ïnpryzen: Immers het is bekend , met hoeveel graagte deze boeken, boven vele andere voor een groot aantal lezers gefchikt, doorgaands ontvangen worden, en dat. zy, vernufug en nie finaak opgefteld , altyd enige , niet zelden de fterkfte en onuitvvischbare , indrukken achterlaten. Mogt dit inzonderheid het gevolg zyn der lezing van het Werkje, dat vvy hier aankondigen Hetzelve is, in zyne foort, voortrtflyk gefchreven. I Zelden hebben wy ten boek in brieven doorgelezen, dat ons I zo geheel niet verveelde, zo aangenaam bezig hield. De pe.I Jonen, die de verdienstlyke Schryffter ons voorftelt, ontdek< ken zich in hunne brieven geheel. «are fchildenng van kat rakters is naar waarheid, uitvoerig en treffend Zy mad ons !. het bederf van onzen tyd , vooral het affchuwlyk gedrag veler J Groten, hunne blindheid voor het natuurïyk fchoon, hunnen  38 KOSINSÖN, DE WEDUWE. verbasterden fmaak, hun bekrompen gevoel, hunne verlagine van geest en overgegevenheid aan de fchandelykfte vermaken met de Iterkfte kleuren. Tegen dit alles maakt de Weduwe* de heldin van haar ftuk, een verheven kontrast. Haar kiesch' gevoel, hare ongelukken, en de wyze, waarop zy dezelve draagt, maken haar in elk oog eerwaardig. ., De opeenftape„, ling harer rampen en haar zegenryk einde behelst, in de „ daad, (gelyk de Scbryffter aanmerkt) eene voortreflyke zedekundige gefchiedenis; en ftrekt tot een overtuigend bea, wys, dat, hoe luisterryk de loopbaan van lage en kleine J} zielen ook moge zyn, de edele en verlichte altoos moeten ■„ zegepralen! en dat,gelyk de zon met nieuwen glans haar ftraa. „ len ichiet door de fchemering van een onftuimige lucht, zo 0, ook de ztel een grooter luister bekomt, nadat zy de orkanen }, van dit leeven heeft doorgedaan in de oeffening der plichten „van Menfchenliefde , Ëer en waare Wysbegeerte." Hart3yk wenfehen wy, dat ieder, die deze Roman leest, daaruit deze lertng zul aannemen, en het gewigt van dezelve gei voelen. b Voor Kinderen. {Met twaalf Plaatlens.) Te Leyden, by M. Cvfveer, Jz. Bast. form. 173 hl. In dezen bundel vindt men twaalf Dichtftukjes voor KinderenPdie , hoezeer zy, wat het naïve en het eigene voor kinderen belangt , met de Werkjes van een' van alphen niet in vergelyking komen, evenwel hare nuttigheid kunnen hebben. Behalve deze Dichtftukjes levert dit boekske nog drie Avondgefprekken van enen Vader met zyne kinderen over Godsdienst en Deugd, en een Toneelfpel voor kinderen onder den naam van het Goede en het Boze Kind. De Avondgsfprekken fchikte de Aufteur voor kinderen van meerder' jaren. Gefchikter nog ayij zy misfehien uit haren aart , enkel tot ene handleiding voor Ouderen, hoe met hun kroost over dergelyke onderwerpen te fpreken. De twaalf gecouleurde " Plaatjes zyn niet voor •den kunstkenner of liefhebber, maar voor het oogmerk om den leeslust gaande te houden ligt goed genoeg,  AL GEMEENE VADERLANDSCHE LETTEROEFENINGEN. Het Godsdienfiig Huisgezin, in aangenaame en leerzaarne GefprelJ tot Vordering IfMgtt jJ^St vr Jvt, door s. van emdke, Predikant te l^entn Z Lid van de Zeeuwfche Maatfchappy der Wetenf happen , Correspondeer-end Lid van H Haagsch GenootJjt$m Verdelging van ^^^^^^ enz Derde Deels tweede Stuk. Te Utrecht, vv. vanYzerworst, 1796. In Svo, 265 bl. ^M1oe ffiet zyne koénfte , vlugfte „ ve beelmng zeifs, op die foelie reize door de wyde „ velden des Hemels, bezaaid met Zonneftelfels, die om „ itryd de grenzenloze Magt des Schepoers verkondigen „ wat dagt, wat gevoelde Gy, by het gezigt van „die onmetelvke gewrogten der Godlyke kunst? Van », den eenen ftralenden kring der Zonnen Gods fpoedde >, Gy u voort tot den anderen. Ontelbare waereiden wer- " °en tot ftof «"der uwe voeten. De oudfte Zoonen „ des lichts, de eerfte Vorften van de Stad Gods haas„ teden zig, om hunne hulde aan u optedragen , en u " le geleiden , onder famenftemmende feestgezangen, tot „ het Allerheihgfte der Schepping, waar 'God wSont, in „ een ontoegangbaar licht. fo dit paleis des Heé- „ ren fcmtterende van heerlykheid , wier ftraalen ,, alleen uw oog, Koning des lichts en des levens' kon „ verdragen m dit paleis des Heeren, nimmer be- „ treden door een menfchelyken voet, wagtte u de Va„ der, om u den loon te geven, dien Gy waardig waart, „ den toegezegden loon uwes werks. Maar hier „ zinken myne gedagten weg — hier overftelpt mv het „ gevoel myner fterfelykheid en onmagt. My dunkt >■> ,'e^S^t eene ftem uit van den troon Gods, als „ een donderflag. „ Gy zyt myn Zoon ! myn „ „ Geliefde! m wien ik myn welgevallen heb. Heersch „ „ over alles wat het myne is , is het uwe Ik „ „ geef u magt m Hemel en op Aarde."" De ftem „ wordt gehoord van tienduizendmaal tienduizenden der „ Hemelmagten, en van alle de geesten der volmaakte „ regtvaardigen —-_ heilige fidderingen van aanbidding „ en vreugd vervullen hen. -~ - En Gy, Eerfte! Laat„ fte! Groote Beginner en Voleinder van het werk uwes „ Vaders ! Gy neigt uw hoofd, en ftapt 0p den „ troon t der Majeftezt, die aan uwes Vaders regtcr„ hand is. 5 „ Myn  op het hemelvaartsfeest. 373 Mvn God en myn Heiland! vergeef het my, zo „ myne, uit ftof gevormde , lippe des doods van uwen ,, ingang in Uw Koningryk onwaardig heeft geftameld. Twee. Brieven van wylen johann david michaölis ,Ridder van de Noordfler ■ Orde, Hoogleeraar der IVysbegeerte te Göttingen , enz. aan Jac. Fried. Aurand, Predikant by de Gereformeerde Gemeente te Neuwied, e», Secretaris, van de Neuwiedfche Vereenigings-Akademie, in het Jaar 1758 gefchreeven, behelzende Gedachten over de Vereeniging der Proteftantfche, bepaaldlyk van de Lutherfche en Gereformeerde Kerken, en derzelver Zwaarigheden; ter onzydige beoordeeling van den Brief der Remonftrantfche Broederfchap aan de Proteftanten m Nederland, thands uit het Hoogduitschvertaald. Ie Amfterdam, by J. Weege, 1797- In- ër- 8vö' 56- bL De aanleiding tot het vertaaien en uitgecven der Brieven van den Ridder MïCHAëLis blykt genoegzaam uit den titel. ïn de Voorrede geeft de kundige Vertaaler verflag van de poogingen, van tyd tot tyd aangewend ter bewerkinge van eene Vereeniginge, zo tusfchen de Proteftanten en Roomschgezinden, als tuslcnen de' Proteftanten van onderfcheidene benaamingen onder elkander, met nevensgaande, vermelding , hoe dezelve telkens mislukt zyn. Hoe zeer hy eene Vereeniging der Christenen, en vooral der Proteftanten, van harte wenfche, fchynt hy, wat het daarftellen van dezelve betreft', vooral in den tegenwoordigen tyd, nog zwakken moed te hebben. Behalven het bezvvaarlyke der zaak zelve, verklaart hy , met de woorden van den Kantiaansgezinden Hoogleeraar ammon, eene onderneeming daar toe als onnoodig : eerst, omdat juist deeze verscheidenheid van Gezinten tot het vormen der waarheid behoort; verder, omdat men het over de hoofdzaak in den Godsdienst onder de meeste Partyen al eens is ; en deeze, eindelyk, by ft?eds toeneemende befchaaving, van zells hoe langer hoe nader tot elkander komen. Hierom betuigt de Vertaaler te wenfehen, dat men flegts vooïtgaa, om de waarheid van haare menfehelyke bekleedzels zagtelyk te ontdoen, de hoofdzaak van den Godsdienst (Pred. XII- iO langs zo fterker aan, te. dringen, en zo doende alle Christenen in die denkwyze te brengen, waarby eene Bb 3 *>er#  §74 J- E. MÏCHAëLÏg Kerkelyke Vereeniging van zelve volgen moet yreezendg hy voorts, dat, zo lang de gemoederen der menfehen aldus niet voorbereid zyn, de poogingen der Remonftranten niet flegts vrugtloos zyn zullen, maar ook, terwyl men de Voorzienigheid fchynt vooruit te loopen, de tegengeftelde werking, de Vertraaging der Vereeniginge* gullen veroorzaaken. Wat de Brieven van MiciiAè'us aangaat; zy zyn hun> ften oorfprong verfchuldigd aan den letterarbeid van een Gezelfchap Geleerden te Neuwicd, in 1754, vereenigd om de zwaarigheden, tegen de H. Schrift en den Godsdienst ingebragt, te beoordeelen en te vereffenen , en zedert, door den Graaf van wied , onder den naam van vrye. 'Akadcmie ter vereeniging des Geioofs en ter bevordering van den Godsdienst, in befcherming genomen. Deeze geleerde Mannen, een Ontwerp beraamd hebbende ter Ver* eeniginge van alle Godsdienften, deelden hetzelve aan MiCHAè'Lis mede; welke vervolgens, in zyne verzogte bedenkingen op hetzelve, de onuitvoerbaarheid , in de hier vertaalde Brieven, met opzigt, bepaaldelyk, tot de Gereformeerden en Lutherfchen , tragtte aan te toonen, In den eerften Brief koomt des Hoogleeraars redekaveling, hoofdzaaklyk, hier op neder. Tusfchen de twee gemelde Gezinten heerscht een aanmerkelyk verfchil van leerbegrippen. Veele leden, aan beide zyden, zullen, ia, dit verfchil over 't hoofd zien, elkander in liefde verdfaagert, en zich vereenigen. Maar zulk eene gemaatigdheid heeft rhen niet van allen te vervvagten ; zo wel aan de eenö als aan de andere zyde zal men 'er aantreffen, die aan geene Vereeniging het oor zullen willen leenen. „ Maar „ (vraagt michaclis) wat zal dan de geheele vrucht „ der poogingen tot Vereeniging zyn? wat anders, dan „ dat wy, in plaats van twee Èuangelifche Gezindheden, „ nu drie krygen , die ik Vereenigden, hardnekkige Lu,, therfchen en hardnekkige Gereformeerden, wil noemen? „ Deeze,'(voegt hy 'er nevens) vreez' ik', zouden zicli 9, vry heviger onder eikanderen gaan verketteren, dan te;, eenwoordig gefchiedt." In den tweeden Brief behandelt MicHAèlis de drié volgende Vraagen: vooreerste „ of men niet volgends de, Wetten van Christus, welke „ een' Ryk op aarde wilde 'oprechten, verplicht zy, om „ het niet flechts by eene liefderyke Verdraagfaambeid te „ laaten berusten, maar zelfs de daadlyke Vereeniging: van beide Kerken te zoeken?" —— Voorts, „ waarin » in5  TWEE BRIEVEN. 375 I in dien gevalle de hoogde en liefderykfte Verdraag* Samnrid tusfchen beide" Kerken van haare daadlyke " Veïeen gin- onderfcheiden zyn zoude? " - Eindelyk, " of dan leeDze Scheuring, die nu, ongelukkiger wyze , wsfehen twee z00 na met elkander verwand zynde " Kerken ontftaan is, tot aan het einde der waereld " ^,,,™ lnete ?" Uit het aangevoerde uit den SSbS2is m OP te maaken, in hoedanigen zin deeze Vraagen beantwoord worden. Vnmoedisc Gedachten over den Brief Se Broederfchaf aan de Proteftanten m N^laf' Voorgefteld aaneen Leesgezelfchap in Friesland, door Jn Gereformeerd Leeraar. Te Rancher, h ^ ^k Sar, 1797. In gr. 8v0. Eerfte Stuk, z5 f Tweede Stuk, 43 rwerr verfchillend van alle tot hiertoe uit de fchool Z der aJwrmde Kerk openlyk aan den dag gelegde ^voelens, over het voorftel der Remonftrantfche BioefenT Sn de vrymoedige gedachten , die een Gereformeerd Leeraar in Friesland*, in deze Stuk3ens, aan t 11 De voMgéflagen vereeniging is , in zyn oog , van den kant de HervSrmden, allerwenfchelykst, en het tydftip SSeïSiStTSi dezelve tot ftand te brengen. Men beïeert eeene opoffering van byzondere gevoelens, of gefeenmSngTan fon'dfen. 'Er zullen altyd verfchillende bSper blyven, en het kan zyne nuttigheid hebben, Se verfcheiaenheid van openbaare V*»»* maar met befcheidenhexd .gefchiedt, toe tc laaten. ieder fipnootfchao kan zyne eigene Godshuizen, eigene j-eci Srs , hu houdelyke fchikkingen en wetten, voor zoo verre die de verbroedering niet beletten, houden. Men mo t zièli flechts vereenigln door f^^f^ïÈ heden liefde. Remonftrantfche, Lutherfche, MennoniSe en Gereformeerde Leeraars mogen wel -eens over en weer prSen. Men behoort niet langer te vragen , of een aevoelen Gereformeerd of Remonftrantsch zy. Elk heeft d! vryheid, om, zonder aan Theo og.fche Samenftel en of Kerkelyke Formulieren van Eemgheid meer gebonden te zvn , zyn gevoelen openlyk te zeggen en met redenen te?5&2den. Allen /die de algemeene grond. Bb 4  37# vrymoedige gedachten. regels, waarop de Reformatie rust, aannemen, moeten met ongenegen zyn, om , in weerwil van eenige ve?. hn, \t?deHgevoelens , gezamentlyk het Avondmaal te ïeóf aS L-^ V^den VVaterd°0P'0f ^n volwasfenen, ot aan kleine kinderen , naar goedvinden te laaten toedienen. Als dus de verdeeldheid der gemoederen'" Sfnk„nen'Zal 00k'rder o^erlchefdrnS efkan! veriïriZ " ver,gaderen °nder één dak. Door zoodanige dertït ™g Za ,de,nU byka,ns uifgedoofde yver tot cl ?ra«"gewakkerd , en alzoo 't ryk der waarheid, k, £e"kenms> onbelemmerd uitgebreid worden. Staat! tiShfn hJ pg' Wak medebl'a^' om de verdeeldheden, tuslchcn de Remonftranten en Contraremonftranten, gaan- óerSJZ^ fton-d deze 200 zeer wenfehelyke vêrbroeSbi nnnT,1" .denJweS^ Zy wieid belet door de £u\ïÜ« onderteekemng der Dordfche Canons, de For. g£^e"'5" de" Heidelbergfchen Catechismus, door poïmeke macht onderfteund en bekrachtigd. Deze zwaa- ïSnH" T^T" de §ezeSende omwéfdingfo ons Va™ïi „ a'reJde we.ggenomen, of kunnen verder uit den weg geruimd worden. De Rechten van den Mensch SrdrJlmeerd-'-te Kerk/geiden van 'den Staat! waardoor alle politieke macht in 't Kerkelyke reeds is opgehouden, vooral in Friesland, daar alle in vorige tvden gearrefteerde politieke refolutien , over kerf §Ykè zaken, buiten effect gefteld zyn. Maar men moet een St Zrkliï™?- PC Rekening der FornSteS moet werkelyk ophouden, gelyk ze reeds van zelfs, door iMïSELH KlitiekriderzeIver verbindende £^ iw^D ïebben' Dlt vorderen, naar het oordeel PrK ! ' d° VOürnaïme grondregels, waarin het hinSblfilante" naameiyk de erkentenis van ïel van infr/fZag der H* ?C,hrift' a's de" eenigen regel van ons geloof en wandel, die voor elk klaar en duidelyk genoeg is, in die ftukken , welke volftrekt ter zaligheid te weeten , te gelooven en te betrachten? noodig zyn, en van het onbetwistbaar recht, welk ieder der H °? \T Z'? iZdV£n 0Ver den zin en de meening derH. S. te oordeelen, zonder dat iemand 't recht ? om,aan z5'ne medemenfchen een regel van geloof voör te fchryven , of hen met gezag daarfan te vf rb£ ft^hP,S;Lf vojgen'geruit afgeleid, en de voornaamfte bedenkingen, door den Eerw. eppens, ter verdediging  « — «■t\AriTTTp\T '5*7'? L'ne en in ftandhouding der Formulieren, te berde getrant, meestal met de woorden van den , zoo t fchynt, fronzen Schryver wel bekenden Aucteur der Vry moe Uise Gedachten over de zoogenoemde Formulieren van {Menigheid, voor korten tyd, zonder naam cn jaartal uitÊseeven, beantwoord te hebben, deelt hy ons een concept-plan, tot onderlinge verbroedering der Proteftanten fn Nederland, mede. liet beftaat uit 8 artikelen, alilen gegrond op de genoemde grondregels der Hervorming;, en bevat hoofdzakelyk het zelfde, welk wy reeds, als het kort refultaat van des Schryvers denkwvze! ter nedergefteld hebben. . Of nu het Gereformeerd Kerkgenootfchap tot zoodanig plan gemakkelyk zal toetreeden, vermeeten wy ons biet, zelfs by gisfing, te beoordeelen; maar kunnen met nalaaten den Schryver , zoo hy voorheeft hierop nog leer te laaten volgen, en zyne medebroeders verder (voor te lichten, nog wel eene meerdere mate van bedaardheid van geest, en befcheidenheid omtrent verfchiliflend denkenden, toe te wenfehen. XSeBen-Geest, gevolgd naer het Hoogduit sch, en opgedra\ Te" aen T. Scharp, Leeraer der Hervormde Gemeente 1 van Rotterdam, thands buiten bedieninge, ter gelegenheid van zynen inval, voor de Kerkelyke Redevoering van den Hoogleraer J. J. Ie Sage ten Broek, ter beoordeelde van den Brief der Remonftrantfche Broederfchap aen de Proteftanten, door adr. sTolker , Remonflrantsch Leeraer te Rotterdam, en een van de Gelastigften der Remonftrantfche Broederfchap. Te Rotterdam, by T. Bronkhorst, E. van Wolfsbergen, C. van den Dries en J. van Santen-, 1797. In gr. 8vo, 75 bl. Met het welmeenend oogmerk, om alle ongemaatigde vveraars voor de byzondere Godsdienftige begripleen, waarin zy ftaan, en voor de Genootfchappen1, waarvan 'zy ledenyzyn , en wel inzonderheid den Leeraar t scharp, die door zynen zoogenoemden kunfleloozen, lïJar hartelyken inval, en niet minder door deszelfs ïdaarop gevolgde verdediging, in eene noodwendige AantecXkenins, zoo veel opfpraak en ergernis gegeeven heeft, ware^^rmoogelyk , tot betere gedachten te brengen , beeft de Eerw. stolker de moeite genomen, om een 1 «_ ^ B b 5 oor"  37* 8tol2 oorfpronglyk Hoogduitsch Stukjen van den BreemfcheA' Kerk leeraar stolz zoo verre het op de tegenwoord 2< gefteldheid van zaaken in Nederland toepasièlyk is fn onze taaie over te gieten, en in dien vorm, met eene teleev°eïêe P Cht aa" Senoeraden Leeraar,' in 4 S3 De Remonftrantfche Leeraar, een der Gelastigden dl Remonftrantfche Broederfchap, betuigt in deze Opdicht! welke verontwaardiging en toorn, zoo wel als d10ef| heid, er by hem verwekt zy, door de onrechtvaardig^ en kwaadaartigfte misduiding van de welbekende onK neeming der Remonftrantfche Broederfchap , door hef rondzenden van den bekenden Brief, gepaard met den! gruwelykften hoon en laster der ondenfeeme s, waaraatff zich scharp heeft fchuldig gemaakt, als of zv hetl heilloos ontwerp gefmeed hadden, om het geheele ChrSl tendom, zoo moogelyk, uit de wereld te helpen, en datf met de huichelachtigfte geveinsdheid en gevloek fte list j onder de bednegelykfte voorgeevens, zogten tot ftand Jij brengen waarvan hem de ongerymdhefe en openbaart! valschheid,_ gelyk ook de nietigheid der bygebragte veSl ontfchuldiging, waardoor de aangedaane beltediging ver. 1 nieuwd, en tevens nog ruwer en kwaadaartiger gemaakt I is, zoo overtuigend en nadrukkelyk onder 't oog ge-f bragt, en tevens de noodzakelykheid van zachtere, enl meer Cariste yke gevoelens, zoo ernftig en liefderyk, opl 't hart gedrukt wordt, dat wy om zynent wil wenfcneS I dat hy zyn begaanen misflag liever 'in ftilte zal betreu'{ ^n\,?«nt?°^c°^nbaa^ be^yzen van beter inzien trach-f ten uit te vvisfchen , dan zich zeiven , door op nieuw ( jets tot verfchoomng en verdediging op te zoeken, nog I "£° f«' e» "og meer vlrbysteren. Wa'artof wyhem, en allen., die met den Seften-geest, zoo als I die, m het gefchrift voorhanden, door stolz gefchetst I wordt, nog meer of min bezield zyn, de aandachtige en bedaarde leezing van dit, met verftandige gemaatigdheid 1 en mneemende befcheidenheid gefchreeveVwerkjen ten : ernftigften aanbeveelen, waarvan wy den hoofdinhoud, I zoo veel ons beftek toelaat, kortelyk' zullen opgeevem Secten.geest beteekent, naar de bepaaling, die de Schry- i m?t ïlnSf' '?dJen geest vanvoormgenoom^nheid l met de party, of gezindte, waartoe men bthoort, welke ' 1?aI»TÏ deZdve leert en voorfchryft, zoodanig doet I goedkeuren, en voor zoo onfeilbaar doet houden, dat p men fc  SECTEN-«EEST, 379 Sen, te luisteren , of ze « /J™™ Joelens van de aangeest van v0^;^ als enge- genoomene vctlchiller.üL , «'^ verwerpen, en derfymd, valsch, gevaar'f'^J^eïf'Efter., üegte Welver vourftanders , »'« PjJJX^'zelft verfmaden, menfehen, enz. doet .™cmen , drfft ofl_ haten en veroordeelen, — en dien g ft wel te doen. rvrledipnftise gevoelens toe» Dit wordt vervolgens op Godsdrenmge gev gepast,- en nader opge gee ven .^J^J^y toeftaat, lien Seéten-gees altoos, kan ^^^^1,-geest dat alle "PiSemelde kenmerken van ae ^6 denzd_ niet altoos, in gelykei) * g , edelmoedig ven" beheerscht wordt,• vWeern"d^|aa„s nog wel mede serioeg, om bet goed , dat ^ ^ k be. gepaard gaat, te eiKtnnen y men fang voor de waarheid, en gecütöaa^ B ^ Waarlyk braaf nart Het Ff ons^eerdoor den £e(ften. genegen hart, ook jegens zullen befchei_ f XidTbehanderen OmSt 't hun geheel aan bevaaI* it 'eS veel waars onder , dat weezenlyk  I 38° ST0I.Z draagen. Men moet hen verftandiger en - redelvker ttmï ten te maaken, waarop men maa hnn^i, rc\ie'VKer "aen- de tastbaare verkeerdheid aanban den Sen^vvl? wïï men,,eiëen beiriPPen voor een toeteWT n waaE heid houdt en anderen wil opdringen Hp Ji , u % van 't menfchelyk verftand, ef ffook va'n^e foori kunnen beflisfen, en 5a? wel dïwV ' ZOndérS1 al-  SECTEN-GEEST. 38I allerwege onrust en verwarring, en hier en daar zelfs gruwelen, aangericht worden. Alle denkbeelden, die geenzins nieuw zyn, maar zy kunnen niet te dikwyls ingefcherpt worden ; vooral, wanneer zulks gefchiedt op dien oordeelkundigen en ernsthaftigen trant, die dit Gefchrift allerwege kenmerkt, waarvan men by nadenkende Leezers, die voor overtuiging niet geheel onvatbaar zyn, eene heilryke uitwerking mag verwachten. Mg Vereeniging der Christenen aangeraden, in een vriendeI hk Antwoord op den door de Broederfchap der Remonftranten rondgezonden Brief, en wclmeencnd voorftel, ' aan alle Christenen in Nederland, door eenen Leeraar ' onder de Gereformeerden. Te Rotterdam, by N. Cornel, ■ 1797. In gr. Qvo , 23 bl. De Schryver van dit Antwoord op den Brief der Remonftrantfche Broederfchap , een Leeraar onder de Hervormden, wel verre van voor zich het gedaane voorftel af te keuren, of als ontydig van de hand te wyzen, verklaart rond uit: „ Uwe puogingen, zeer Gelierae Remonftrantfche Broederen, ter vereeniging der Proteftanten, moeten ten fterkfte worden toegejuicht door allen, welke lust hebben in het welzyn van Jelus Kerf, en Uwe fterke verzekeringen laaten geen twylehng over, omtrent derzelver oprechtheid." „ Laat ons,' zegt hy elders, „niet luisteren naar hen, welke de wenichelykc vereeniging der Christenen tegenwerken, door die , oi geheel onmoogelyk te ftellen, of de tegenwoordige tyden 'daartoe ongelchikt te noemen." 0 ™ . Maar de groote Vraag is, waarin zal die beftaan i Dat wv die byzondere wys, waarop wy over fommige godsdienftige waarheden denken, anderen met opdringen; dat wvheh, die anders, dan wy , gevoelen omtrent eenige artikelen,daarom niet minder als Leden van 't lichaam yan Christus, en als onze Broeders befchouwen,. en hen niet veroordeelen; dat wy niet yveren voor een naam, voor eenipe party, of byzondere begrippen; dit alles, en wat meer van dien aart is, veroordeelen reeds alle weldenkenden, in de onderfcheidene Kerkgenootschappen der Proteftanten. Met het afleggen van de onderfcheidene , - tot hiertoe gebruikelyke naamen , van Remonftranten, Li:-  $32 ÜE VEREENïGÏN^ Lutberfchen, Mennoniren, Calvinisten, enz. zouden torffl verfchillende begrippen blyven. Alle deze opgenoemde wegen en middelen kunnen wèl eene meerdere uitwendige,\ en nadere burgerlyke vereeniging uitwerken , en dus deè Christelyke Broederfchap tot een fieraad zyn, maar zy| kunnen geene naauwere Godsdienftige vereeniging te we-'f ge brengen, welke de Remonftranten begeeren, en alle* regtgeaarte Christenen begeeren moeten, bl. 7—12, Zoodanige Godsdienftige vereeniging is, zynes er ach» | tens, ook thans niet onuitvoerlyk. Elk kan zyne byzon-| dere begrippen over de Geloofsleer behouden , zoo hy\ maar niet vastftelt, dat zyne begrippen alleen waar eiif onfeilbaar zyn. De waarheid is flechts een. Deze m vervat in 't geen Jefus en zyne Afgezanten ons geleerd ! hebben, en niet in onze dikwyls zoo wyd uit een lboi pende verklaaringen en uitbreidingen van dezelve. 'Er: moet dan, en dit is het plan tot vereeniging, het Welk; hy vervolgens voorftelt en aanraadt; 'er moet alleenlyk: een eenvouwig, duidelyk, doch tevens voileedig, voor— ftel van de Leere des Geloofs, en de plichten, welke: wy omtrent God, onzen naasten, en ons zeiven, te be— trachten hebben, zoo als dezelve in de Heilige Schriftt, ftellig en uitdrukkelyk, opgegeeven en gebooden wor- • den, en met de eigen woorden van die H. Schrift genoemd, vervaardigd worden. Zulk een opftel, dat aam allen voldoen zal , acht hy geenzins onmoogelyk. 'Er mooge verfchil zyii over de echtheid van deze of geene: plaats; maar die kan men zonder nadeel weglaaten. Men, mooge hier en daar verborgenheden ontmoeten, die fommigen niet tot de Christelyke Leer willen brengen; geen 1 zwaarigheid, 'er is verfchil tusfchen gelooven en bevatten, en de wyze, hoe dezelve, naar ons inzien, begrepen moeten worden, behoort niet tot dat Bybelsch voorftel ; dit vordert alleen te melden, hoe die verborgenheden in de H. Schrift geboekt ftaan. Het moet geen' Theologisch , maar Bybelsch famerftel zyn. Maar wie i zal ons dat geeven ? Deze eer komt, haar zyne gedachten, t ie aan de Remonftranten, d*e eerst het voorftel tot vereeniging gedaan hebben. Men kan van hun, volgens hunne eigene betuigingen, een zuiver Bybelsch faroenftel, zonder byvoeging van hunne byzondere'opvattingen, wachten. Zy zullen de Bybelfche gezegden flechts af- ! fchryven. Men behoeft niet bekommerd te weezen, dat i zy de hedendaagfche Hervormers zullen in de hand werken J  DES. CHRISTENEN, 3^3 ken, of de geloofsleer in die a artikelen bevatten, dat Wm is de Christus, en dat God Hem uit de dooden opbeeft. Zoo het anders bedenkelyk mogt fchynen, fu k een voorftel van de Geloofsleer aan een byzonder Genootfchap te verzoeken , dan ftelle elk Kerkgenootfchap, 't welk daar lust toe heeft, zulk een voordragt op, en zende het aan de reeds gevolmagtigden, of noch te magtigen gecommitteerden. Men kan uit elk GenootfchV zulke gemachtigden benoemen die met de gemachtigden der Remonftranten m onderhandeling tre5Ï- vervolgens moet alles door den druk bekend gemaakt, en dit opftel of die opftellen, ter beoordeeling van elk Lid der Gemeente, overgegeeven worden. Gaat men dan nu hierin getrouwelyk, zonder inmenging van byzondere begrippen over, of uitlegging yan de Bybe fche leerftukken, te werk, dan zal 't_ blyken, dat alle Proteftanten, ook de Roomfchen, het in het weezen der zaal eens zyn. Elk mag dan evenwel, daarenboven, zoo hy het niet volledig vindt, 'er bydoen tot verklaaring, wat hv noodig oordeelt, doch die byvoegfels en verSaaringeï behaoren niet tot de Bybelleer, maar tot het fyftemïtifche van ieder Kerkgenootfchap. Elk derzelven Kin die voor zich houden; dit zal de vereeniging niet hinderen. Hoe zou men, over het weezen yan het Chiisfendom eens zynde , openlyk over bv^^^ kunnen twisten? Maar die iets van de Bybelleer affnydt die fnydt zich ook af van de vereemgde Christenen. Men moet alleen medelyden en verdraagzaamheid met hen oefenen ; maar hen niet als geloofsbroeders erkennen, wyl men de waarheid aan de vereeniging mmmer mag op- ° zie' daar een plan tot eene nadere vereeniging der Christenen, zeker wel eene bedaarde overweeging waardig, Men neeme ter goeder trouwe (dit kunnen wy met nalaaten 'er bv te voegen, om dat ons verfcheiden gezegden in dit antwoord hebben doen twyfelen, of de Schryver met alle vertooning van vriendelykheid en infchikkelykheid iegens de Remonftrantfche Broederfchap , en met de ïtèrkfte verzeekering van .zyne overtuiging_ omtrent de uitvoerlykheid van zyn voorftel tot vereeniging , wei al■ les zoo gemeend heeft, als hy wil fchynen,) men neeme zeggen wy, ter goeder trouwe daarvan de proer. Onze Schryver is de eerfte, die te dezer tyd zoodanig plan tot vereeniging vpoiilaat, en zou dus, naar  3^4 de vereeniging der christenen. zien, 'er de naaste toe weezen , om ons zoodanig opfteH te leveren. Elk draage hier het zyne by , op dat wy\3 eenmaal, zoo 't moogelyk is, een zuiver Bybelsch fa| men (lel, of dat 'er 't naaste by komt, moogen erlangen.' Te vergeefsch hebben wy tot hiertoe zoo iets van het-: Haagsch Genootfchap, welk reeds voor ettelyke jaaren eenet duidelyke en volledige opgave van de Leer van Christus i en de Apostelen, afgeleid uit vergelyking van hunne; eigene voorftellingen in de Schriften des N. T., gevor- ■ derd heeft, te gemoet gezien. Maar noch deze noch andere mislukte poogingen moeten ons affchrikken , om hett onze ter bereiking van het wenfchelykfte einde toe te brengen. Of het evenwel voldoen zal, Bybelfche gezegden,, zonder eenige uitlegging of verklaaring, af te fchryven [ en byeen te verfamelen, en of men daar mede veel ver- ■ der zal komen, willen wy aan het oordeel van bevoegde: richters , die weeten, wat 'er toe behoort, om den By- ■ bel met verftand te leezen en te verftaan, en die ook: niet onkundig zyn van 't geen men, in vroegere en laa- • tere tyden, voor Bybelfche famenftellen heeft willen doem doorgaan , gerust ovcrlaaten. Non oportet in re feria i ludere. V^handelingen uitgegeeven door de Maatfchappy ter bevordering van den Landbouw, te Amfterdam. Xllde Deel. Te Amfterdam , by J. C. Sepp en Zoon, 1797. In gr. 8vo, 143 bl. TTXit Deel der Verhandelingen van de Amfterdarafche SlJ Maatfchappye, ter bevordering van den Landbouw, bevat het bekroond Antwoord van den Heer j. g. ejjerhard, op de Vraafge: „ Welke zyn de aart en onder» „ fcheidende kentekenen (zoo wel by het leven, als na „ den dood, by het openen, waar te neemen) van eene „ ziekte, die gemeenlyk het Bloed, het Vuur, of het „ Darmvuur, genoemd wordt, en die inzonderheid de „ Schaapen, doch ook andere, voor den Landbouw nut- „ tige, Dieren, aantast; waar door wordt deeze ziek- „ te veroorzaakt; — en hoe kan men dezelve voorkomen „ of geneezen?" De Schryver heeft deeze Vraag volledig en uitvoerig beantwoord, en geeft zeer naauwkeurig verflag van alle de kentekenen en toevallen, welke deeze Ziekte ver-  yER'I- VAN DE MAATSCH. VAN DEN LANDBOUW, 335 Vergezellen, welker veele eenige overeenkomst hebben met3 die der befmettelyke Veepest; 't welk ook niet vreemd is, dewyl dit Vuur, even als de Veepest, eene foort eener. kwaadaartge Rotziekte is. Ondèrtusfchen zyn Jer geaoegzaame tekenen . van . onderfcheid , om deeze kwaaien niet met eikanderen te verwarren dewyl. dit Vuur, zoniet de Dieren in den eerften aanval omkomen * zeer kenneiyk is, uit aanmerkelyke,. met bedorven wey gevulde, Gezwellen. Voorts bepaalt deeze kwaal zicri niet, gelvk de Veepest, by het Koejengeflagt, maar tast insgelyks aan, de Paarden, Schaapen, Z.wynen, Honden< en zelfs het Pluimgedierte. De Veepest .loopt .at binnen elf dagen; doch het Vuur is meestal veel eerder doodelyk. Een'Dier, 't geen van de Veepest .is herfteld ; •wordt 'er niet weder door aangetast; doch het Vuur keert wel eens weder, enz. , ■ Slegt voedfel, eene belette uitwaasfermng t georek aan beweeging, en eene verhitting door bedorven lucht, enz.zyn, volgens des Schryvers oordeel , de voornaame afgelegene oorzaak deezer Ziekte 4 die wel van een ontltooken, doch teffens van een roosachtigen, aart is, en daardoor ligt tot verderving, en niet wel, gelyk in eenis waare ontfteeking zo menigmaalen gebeurt, tot verettermg overgaat. Wat de befmettelykheid deezer Ziekte aangaat? de Schryver ftelt dezelve veel geringer dan doorgaans gefchied; doch ontkent dezelve echter niet ten vollen. Óp p. gaat de Schryver over tot de Geneeswyze deezer Ziekte, en raadt, in de eerfte plaats,zo het Dier ieu*di<* en volfappig is, zo 'er eene merkelyke verhitting is°voorafgaan, en de Ziekte noch in haar begin is* eene Aderlaating van drie of vier ponden bloed, voor een groot beest. Zomtyds herhaalt hy de Aderlaating, zo de aanwyzingen, die dezelve vorderen, dringend zyn. Doch zo de omftandigheden van een tegengeftelden aart zyn, vooral zo de Ziekte reeds een tyd lang heeft geduurd, en de zappen reeds tot bederf overhellen, dart keurt hy, met,reden, de Aderlaating nadeelig. Na het aderlaaten raadt de Schryver het overvloedig pebru'k van een Drank uit een aftrekfel van Maluwenbladen, enz. met Salpeter, Azyn en Honig; hoedanig èen Drank hy ook gebruikt tot verkoelende clyfteeren. Mét den vierden dag der Ziekte, doch niet eerder , vindt hy een gepast afgarigverwekkend middel noodig; dit bereid hy , door twee of drie oneen Vaarenwortel, LitTx. 1797, NO. 0. Cc «et  S'üö VERH. VAN DE MAATSCH. VAN DEN LANDBOUW, met een pond beste Pruimen, met eene genoegzaame hoeveelheid water te verkooken tot U pond colatuur, waar na by daarin noch infundeert a oneen Senebladen, en by het afgictfel noch voegt 8 oneen Honig en % greineni Braakwyntteen. Dit is een middel voor een Koebeest of Paard Een Schaap en andere kleinere Dieren moeten maar hebben de helft, of minder. Wat de Gezwellen aangaat, door welke de ffoffe der piekte zich naar buiten tracht te ontlasten, deeze moeten door gefchikte uitwendige pappen, zo veel mogelyk, tot rypheid worden gebragt, en, zo de toeltand eenig! zins bedenkelyk is , worden geopend, met eene kruislneede; voorts worden verbonden met goede ettermaakende en bederfweerende middelen, en eindelyk weder tot heeung worden gebragt, na het afloopen der Ziekte, welke nu verder met bederfweerende middelen moet worden tegengegaan, als daar zyn Ammoniakzout, CamPher, Koortsbast en Wolverley QArrdcaj. Ook bewyst de ienryver, uit een aantal zeer gelukkig gefWde proeyen dat m deezen toeftand doorgaans niets nuttiger is, dan het koud bad, en het overgieten met koud water. Slegt voedfel, en gebrek aan levenskragten , doet een ander foort van Vuur ontftaan, van een GaUrifchen aart, en dus met tekens van groot bederf in de ftoffen der eerfte wegen. Het aderlaaten is hier nadeelig, en men moet zich tot gepaste bederfweerende en ontlastende middelen bepaalen , ten zy een bykomende ontrtooken toeltand eene gemengde behandeling vorderde. In een kwaadaartig Vuur, van een rotachtigen aart, pryst de Schryver, behalven andere bederfweerende en opwekkende middelen, niet weinig den geest van Hanshoorn. Voorts geeft hy eenige zeer nuttige regelen op tot v-virbeh .cdïng, en eindigt zyn Werk met een Aantreffende eeltige plaatfen der Ouden, die betrekking hebben op deeze Ziekte. ™* geheefe Stuk is gefchreeven met zeer veel kunde en oordeel, en kan in zyn vak tot groot nut verftrekken. De Geheimen der Voortleeling en het waar genot der OmhelUr HoogduitscA, 1797. ƒ» gr. 8vo. 307 bh Dit Werkje bevat, in twaalf Af deelingen, eene uitvoerige Verbandeling over de Teeldeelen, de Bevruchting, en  fe& GEHEIMEN EEK. VOOR.TTEELÏNG. $W ën alles wat daartoe verder eenige betrekking beeft. Over bet al>erneen,is dit Stukje met kwalyk gelchreeven, en uit de°beste bronnen byeen geraapt; doch door een Verzamelaar, die geene genoegzaame kunde bezit, aangaande 5 zaaken, die hy behandelt, waar door verfcheiden lomne fouten zyn ingefloopen. Dus vergeet hy by vooroeeld, 6 de befchryving dei-Ballen, de Schedenrok (funtca Vaéinalii), en verhaalt ons, dat die deelen, voor derzelver foorzakking door de buikringen, in het Darmnet leggen, het aeen hy mtt het Buikvlies fchynt te verwarren. De Latynfche Kunstwoorden , noch al veelvuldig door den Schryver in dit Werkje gebruikt, zyn insgelyKs, volgens het •loflyk gebruik der halfgeleerden, deerlyk verminkt. Daar bovendien, over de hier behandelde zaaken, reeds zo veel gefchreeven is, gelooven wy dat dit Boek zonder eenige hoodzaakelykheid in de waereld « geduwd. ?» wv eaan een ftap verder, en houden dit Werk mtt alleen voor overtollig, maar voor zeer nadeelig ; dewyl de bvzondere Titel, die 'er voor is geplaatst, en de vry zedelooze Advertentien, met welke het in de Nieuwspapieren vvordt aangekondigd, genoegfaam te kennen geeven, waarom men dit Werkje heeft in 't licht gegeeven, om namelyk seld te bekomen, door de nieuwsgierigheid der jonge Lieden van beide Sexen gaande te maaken, en hen dit Werk te doen koopen; zonder zich te bekreunen over de naueelige gevolgen, welke , uit de ontydige opwakkermg der ontluikende driften, in de Jongelingfchap, kunnen ontftaan. Mooelyk hebben de Uitgeevers zelve dit ook begreepen, om dat 'er geert naamen van Schryver of Drukker, maar \ leen van Uitgeevers, voor zyn geplaatst, t geen hun gedrag noch onverfchoonlyker zou maaken Onzes bedunkens behoorden ftoffen van deezen aart alleen verhandeld te worden in de taaie der Geleerden t kunnende , zo wy tienen , het gering nut eener meer algemeene bekendheid, van het geen tot deeze zaaken betrekking heeft, eeenzinsopweegen tegen het gewigtig nadeel, t welk de lamenleeving lydt, uit de ontydige aanvuuring der vleefctatyta dn%en 5" de Jongelingfchap, welke daarvan een noodwendig gevolg moet zyrt, en aanleiding geeven tot allerleye dwaasheden en euveldaaden, Cc» &<*P"  38§ RAPPORT , WEGENS DE LEYD5CH5 Rapport over den Staat en de Middelen ter Verbetering der Laagere Schooien, door eene daartoe benoemde C'ommisfie, by den Raad der Gemeente van Leyden, ingeleverd 28' Juny 1796. Het tweede Jaar der Bataaf, fche Vryheid. Te Leyden , by fierdingh en du Mortier, 1796.' In gr. 8vo. 156 bl. Het moet, buiten fwyffei,- onder de voórnname voordeelen en zegeningen der Maatfchappyen geacht worden, dat de redelyke Mensch daarin gelegenheid yinde ter ontwikkeling zyner verftandige vermogens Dus hebben wyze Wetgeevers zig aan de openbaare Opvoeding der Jeugd fteeds- ten boogften laaten gelegen liggen. IMiet alleen hangt hiervan af het byzonder geluk der individucelen, maar ook de meer zamengeftelde welvaart der geheele Maatfchappy. Alleen zy, die den yzeren Scepter der dwmgelandy over hunne medemenfchen traeten të voeren,konden het achten, ter bereiking hunner godlooze bedoelingen, hunne zaak te zyn, het volk-dom te houden, om het, even als redeloos vee, naar hunnen wil te doen buigen. In omgekeerde reden zyn algemeene kennis, befchaafdheid en deugd, de eenige vaste fteunfels der waare voiksvryheid, welke zonder deeze hoedanigheden fpoedig m losbandigheid en onderdrukking zal ver- keeren. Zedcrt lang heeft de openlyke Oovoeding en het Schoolweezen de aandagt van hun,' die zig om de algemeene welvaart boven anderen? bekommeren, tot zig getrokken ; waarin zinds eenige jaaren heeft uitgemunt de lopjyke Maatfchappy Tot Nut van V Algemeen. Dan het voorig Beftuur deezer Landen hadt dusverre niet kunnen goedvinden van deeze voorgeflagene Verbeteringen gebruik te maaken, fchoon andérzins onze Voorvaders , ten opzigte van het Schoolweezen, alomme veele heilzaame Inftellingen gemaakt hebben. Dan dit alles vereischte herziening , en verandering zo 'in vorm van Beftuur als in Onderwys , waartoe eene geheele omwending in het Staatkundig ftelzeï van ons Vaderland icbeen vereischt te worden. Gelyk andere Gemeente Beftuuren, zo heeft ook Leydens Raad , van het gewigt der zaak doordrongen, zig" dezelve aangetrokken, en, reeds vóór een jaar, daartoe eene Commisfie benoemd van de Burgers J. VAN SEÜ*NS, IC. DE PECKEU, J. KOPS, J. DE FREMERY, A. «. SWART, J. DE KRUYFP, J. TEN BRINK ï wet-  laagere schoolen. 389 welke daarover een Rapport hebben uitgebragt, ondertekend 28 juny 1796; welk Rapport tweeledig is. 't Eerfte Lid betreft den tegenwoordigen ftaat der Arm- Weesen Burger-Schooien; door welke laatfte verftaan worden, de Afzanderlyke Schooien. Het Tweede Lid bevat de Middelen ter Verbetering der Schooien. Voorloopig weidt uit de byeengezamelde Rapporten, betreffende het eerfte, een geheel gevormd door t. ten urink, terwyl j. van geuns zig bepaalde tot het ftellen van een Ontwerp ter Schoolverbetering; uit welk ftuk, vereenigd met het eerfte Opiteï , en met .de aanmerkingen der Commisfie verrykt, eindelyk door laatstgemelden dat geheel ontworpen is, 't geen thans den Raad wordt aangeboden. ' Vooraf bepaalt.zig de Commisfie tot het Vraagftuk , wat 'er op de publieke of Volks fchonlen dient geleerd 3 te worden, waartoe gebragt wordt, behalven het Leezen, i Schryven en Cyferen, kennis yan zaaken, waaromtrend ': het onderwys, huns achtens, zodanig behoort ingerigt te worden, dat men de kinderen tot eigenlyk gezegde MenI fchen, dat is, tot redelyke fchepfelen vorme, zonder hen | tot eigenlyke Geleerden op te leiden. Voorts meenen zy 1 tot deeze kennis van zaaken te moeten brengen GezondI heidkunde , Zedekunde, Natuurïyk Recht, Vader landfcho ] Gefchiedenis, Natuurlyke Historie, waartoe de voorhanden zynde Leerboekjes van martinet, faust, zwildens, enz. worden voorgefteld; Ligchaamsoeffeningen; terwyl zy het eigenlyk Godsdienftig Onderwys, behalven algemeene, en by alle Gezindheden erkende, waarheden (*), tot de Onderwyzers van elke Gezindte willen gebragt hebben. Volgens Inhoud des Rapports is de ftaat der publieke Schooien algemeen zeer gebrekkig, 't geen in zyne byzon' derheden ontvouwd wordt, als hoofdzaakelyk te zoeken in de te naauwbeperkte Schoolplaatzen, onbekwaamheid der Schoolmeesters, welke de Commisfie denkt, dat tot iets anders moeten gebruiks worden, en in de than,s gebruikelyke boekjes, enz. Als middelen ter verbetering worden voorgeflagen, vooreerst ruimere School vertrekken, waarin fchuifraamen, die (*) Ouder de veele Leerboekjes, ons, van tyd tot tyd, onder bet oog gekomen, kennen wy geen beter, tot dat oogmerk gefchikc, dan het Godsdienftig Onderwys voor jonge Kinderen , by den Drukker deezes , yntema , voor de vierdemaal reeds auge;reeveii. In 8vo, Ds Prys is si Stuiv., Cc 3  393 rapport,' wegens de leyb3che die op Mn as draajen, zo als, b. v. te Amfterdain 11$ bet Werkhuis plaats heeft; twee ruime Schoorftéenen', om alle itóoven , als fchadelyk voor 'de gezondheid, te weeren. Zy ftellen ten dien einde een geftrcnger onderzoek voor ten opzigte van de nieuw aan te ftel'lene Leermeesters. —— Dit ftuk komt ons voor als van het uiterst gewigt; doch tevens zeer moeilyk te verkrygen, vooral jn den eerften opflag, daar men dusverre meer gezien heeft op het eentoonig of galmend leezen, het fchryven van.'een: goede hand, en het cyferen naar een bepaald Rekenboek, terwyl 'er zekerlyk te weinig gezien worde op goed verftand, kennis van zaaken, en vooral gefchiktheid tot het. opleiden der Jeugd; om niet te Ipreeken a dat veele Onderwyzers ontbloot zyn van eigenlyke fpraakkundige kennis der Nederlandfche taalé, ftyl van fchryven, en wat daartoe meerder behoore. 5 Wie verwondert zig niet over de onkunde van den man, die zig bevoegd adii tot den gewigtigen post van Onderwyzer der Jeugd, wanneer hy op ftyl en fpelling acht geeft van den brief (in de Bylaagen tot dit Rapport te vinden), welken hy daarover gezonden heeft aan Leydens Raad? „ tnedebuf- ,, gers daar de dagen van verdrukkinge onder den h fehein varTGodsdienst ophouwde, en de vryheid en ge,, iykheid deszelvs plaats vervullen , zoo dat het ook aan de roomsch Catholique vryftaadenz» Voorts flaan de Rapporteurs voor, het aanftellen van een SchoolCommisfie, welke, onder anderen, zorg te draagen heeft, dat, ten minften ééns ter weeke, elk der Stadifchoolen door één of twee hunner wierden bëzogt , yoor wie ook de Meesters telkens op bepaalde dagen te verfebynem hadden, om verflag te doen van het getal van de Leerlingen, hunne vorderingen, enz. door welke alle halfjaar een openlyk Examen gehóuden werdt, gepaard gaande met het uitdeelen van Fryzen, ter belooning van naarftigfSè'id , en bevordering van de Leerlingen tot hoogere Claslen, in welke de Schooien behooren verdeeld te :-,yn. Tot Leerboekjes worden, behalven de reeds genoemden, voorgeilagen de Schriften van van den berg, van alphen, perponcher, loosjes, basedow, c.'AMPË , salzman , Wed. bekeer; voorts de genen, die ten dienfte der Schooien door de Maatfchappy* pd Nuf-van '4 Algemeen, zyn uitgegeeven. Onder de W£nfchelyke Schoolboeken behoort, huns achtens, nog eene oordeelkundige Verzameling van nuttige Spreuken, zó uit  laagere sch00len. 39* de Ouden, als uit cats , tuinman, en anderen. S k LSfde Commisfie een waakend oog. over de voorV, .,■ .„ n;ia1. te fchrvven, en draagt mcae zuig» S^eenekle me Scnoolniblio'theek voorleden *y *> wel tot het dagelyks gebruik op de Dagfchoolen, als rP vïlSns in de Avondfchoolen voor de meergevori/rdH Sfen — De Commisfie fielt voor, cmemaa daag' fcSÓ te"houden, van 9 tot n, van n of 1 tot daags n-iiuji vu en wil, overeenkom (tig hier- a;^rlhooli^^ verdeeld hebben. an die kuno ?ne(?ui , Schoo tyd wordt be- S ^frhik fte zvn De Middagfchool van 1 tot a uuren, ^61?/ ] 1 leSen en fchryven gefchikt is , komt ons welke vooi leezen en \cn^ve f en ftelt men dezelve *S dan heeft zulks eyene andere onwelvoeglykSl dSr ïa uur voor het werkvolk de tyd voor het misfie hetm^st'^"fnvolgen nog verfcheidene byzongbeSK^dTdï ord|,e in/ Schooien in acht te neénfen De Gebeden, in het Kweekfehool voor de Zee TaiïTle Amfterdam , en$n het Bepartememsfchool der MÏatrLpPi Tot Nut van '< Algemeen, in gebruik, worffalfeoede modéllen aangepreezen, en wordt voorts den ais gouiu aagd van de goede Inngtmgen, in SS ScTooleï pfaS^bende. £ De ftellige Straffen funnen by opklimining beftaan, vooreent m eene mondelinge beftraffing door del Meester; ten m het ftaan » 0 Cc '4 in  39* RAPPORT, WEGENS DE u5ydsch& £ndderfC^ndIl0ek; te" in ee"e beftraffing door een der Schoolopzieners , ten vierden, voor de gewonS Vergaaenng ; ten vyfden, in het plaatzen van d? naï op het fchandbord, en eindelyk, n hét 'met Tchindr het fchoo jaagen voor ten langften Sta* r tyd Li?' chaamelyke ftraffen meenen de^ftellers Van hetRannöm geteel te moeten ' afkeuren ; en van de fckSffi Tofl^Sf^ fbrUlk Smaakt Ivo den. ± lot Leesboekjes voor het Avofidfchool,'welke door eeni der Schoolleren - overluid' zouden' geleezen worden ter wyl de Meester daarover 4tf*fteFv52fe^E kinderen vogelt, worden aangepreezen, .1^ vSeelaen Amertka door campe; dtVaderlandfkeHmorïe A% A\ %**smus der Natuur door martinet. - ToT liffcSaml oeffenmpn worden voorgefteld het Wandelen ' Stad, des Zomers, onder de noodi-e voörbehoedzeIs £ S& he?Swr en^ » overeenkomftig dè 'belooning ^yn lal ^da'ar e MeeJter zo als hier gezegd wordt, voof een paat^ duiten t hel uur, of ook Wel voor drie in de Wee u uren een zogenaamd onderwys in het fpellen en leezenS hiï komt geeven. ' De byzondere Schöohn kunnen SSi Sf onder het eigenlyk beftuur vïïSopfnb^^Ld gebragt worden. Doch, daar zy zeer nS offchadelvk voor het algemeen kunnen worden meenen 7V ^7 Ly gevestigd BeW opdat'niet SaKSeSé bebï te zorgen, dat niet eik onkundig, öngefthikt m5«% z»g tot een Onderwyzer derJeugd opwfrpe, everF*§3 er wetten zyn of ■behooren V zyn, ómP denf Smf lt bekwaame Geneesmeesters ett'.Vro^vroöw^.^i^ en de onkundigen te wee ren "Men wil %voojzien» te ftellene SehW*mmfe^ digheden en vereischten dér zie aanveM^nHn nl - un* en voorts gevoegelyke SdêES^ 5 GodsdieS, ^^^s.^^3 Jen moer geweerd worden, S3S alleen aiJïel' Ëfagg  Ï.AAGEB.E SCH00LEN. S93 en rekenfchoolen onder het Publiek Bewind ftaan. — Wv' zvn echter Van de noodzaakelykheid van deeze ilaatfte bepaaling niet overtuigd, daar het elk een behoort forv te ftaan in dusdanige zaaken te onderwyzen , als hem goeddunkt. Den Ouders immers is de vryheid selaaten, om 'daarvan al of geen gebruik te maaken. I Daar de Opvoeding der Jeugd van zo grcot een aanbelang is, kunnen wy niet nalaaten dit zo uitvoerig en wél gefteld Rapport ten fterkften aan te bevetlen aan allen f welke met de bezorging van het Schoolweken belast zyn, . Hiftoire Chronologiquc des Operations de V Arm ie du Norj de eelle de Sambre & Meufe, depufs les mots de Germinal de Pan II Qfins de Mars WftmW même mois de Fan lil 0795-) ttrée des Ltvres d ordres de ces deux Armées. Par le Citoyen DAVIP, temom de . * la plupart de leurs exploits. Numquam flygias fertur ad umbras ïnclyta Virtus. "\?ivite fortes; Nee LetWos feva per amiies ( Vos fata trahent. i senec. Trag. A Paris, de Vlmprimerie. de Guebart, &c. rnerwyl wy, met een oog vol verbaasdheid, op het ' 1 tooneel vin Europa, door de Franfchen de verbaazendfte rollen zien fpeelen in den voortgezette?i kryg , nu zo wy hippen , welhaast voor eenen Vrede op _ t V4stelanryverwrsfeld is de pen der Gefchedkunde bezig om die Krygsbedryven te boeken. Wy zouden veel werks vinden?indien wy alles, hier toe betrekkelyk, m het Franfche Gemeenebest uitgegeeven, wilden aankondigen. Veel is 'er onder, 't geen ons Vaderland of geheel niet, of flegts van zeer verre, raakt; veel, 't welk de kenS ken van8 verhaasting; veel, 't geen de lidtekens; van Partvdigheid draagt. Nu en dan komt ons een Werk voor, da"mèfrbetrekküigs heeft tot ons Land;, van dten aait is het Werk van den Burger david, m t hootd deezei Afdeelinge aangeduid. Eene tydordelykc Gefchiedenis van de Kn&ïverrigtinsen der Noord-Armóe, en van die aan cle Sambre en Maas, van het. einde van Maart 1794 tot Mn hei einde yan die zelfde Maand VJ^, ontleend uit m c c 5 de  394 KISTOÏRE CHRONOLOGÏQUE de Bevelen aan die beide Legers gegeeven. Door den Bur. ger da vip, ooggetuigen van de meeste dier Krygsverrigtingen. Zyns ondanks verliet die Burger zyn Vaderland op; dien tyd toen de veiligheid daar verre te zoeken was;' hy zogt en vondt die in het Leger, om 't welk te volgen zyne geneigdheid zich geenzins uitftrekte. Van den aanvang des op den tytel aangeduidenj Veldtochts ving hyy aan alle de werkzaamheden, der beide Legers op te teke-: nen. Hy vervoegde zich na de Slagvelden, ging de ftanden van de Franfche Legermagten en die des Vyands: naa; maakte van dag tot dag aantekeningen. Wanneen hy, ten kryge niet opgebragt, des geen volledig begrip) kon vormen, vondt hy pichegru, reunier en anderen, gereed om zyne nieuwsgierigheid te voldoen. Hier door: was hy in ftaat om de Gefchiedenis van deezen Veldtocht op te maaken. Hy vondt 'er zich by tegenwoordig,, en verkeerde dagelyks met hun die de hoofdrollen fpeel-den, en hem verpligtten met de onderrigtingen op zyne: Vraagen, Wil men des Schryvers denkwyze in het Staatkundige weeten, hy geeft die in 't Hot der Voorreden, 't welk op i deezen zin loopt. „ De Partyzugtigen, die dit Werk zul-. „ len leezen, zullen niet afzyn van den Schryver alle „ thans gebruiklyke bynaamen te geeven. Dewyl het 'er „ zeer verre af is dat hy hun Medeftander zy, zullen zy hem fchelden voor een Ariftocraat, een Royalist, een „ Chouan, enz. Dan hy wil het Publiek voorkomen met „ aan te merken, dat geen deezer tyteis op hem pasfen; „ hy is een Patriot, en ftaat 'er voor bekend by allen, „ die hem kennen. Maar indien men, om dien Naam te „ behouden,'de ftoutheid van een Roover, van een Moor„ denaari móet bezitten, zal hy het zich altoos een pligt „ rekenen, dien tytel te verffnaaden. Hy verfoeit even „ zeer de zodanigèn die de Arijlocraaten vermoorden als ,,_die de Excluffs van kant helpen. De woede van St. dominicus tegen de Albigenfen is even min van „ zyn fmaak als die van marat, robespierre en hunne „ Medeftanders tegen de Franfchen:'' In zeer gepaste Afdeelingen is deeze Gefchiedenis uit een gezet. Een daar van gegeeven Inhoud brengt ons zulks onder 't ooge. Zy is doorvlogten met aanmerkingen over Plaatzen en Perfoonen. Deeze laatfte, die buiten het Gefchiedkundige omlooperj , zyn deels zeer gegrond en  gAR DAVIB» 395 • u* .wie draaien zv de kenmerken van,die oordeelvelnngen, weutej =, ' an„ matin. Voorts vindt men FS£fi2?wSl dit Werk voor allen, die verOnmisbaar oordee^n wy ur v beichrvven, ven va» (kezen oogsetutgn,^naar ons m« ^ ^ I êftó«Sg*S* Voordeden, d» ?' vvSden De beide Sicilien, Toscane, Portugal. Span" IY Sto ten Zuiden; Oostenryk en de magttge me^M RySeibondelingen ten Onsten ; Engeland, V ^fnJT Pruisen en Rusland ten Noorden : en die % i&i^M&m der Menfehen, de Vendee ge- " heAUe dfSèn'Van Europa hadden zich verbonden „ Alle de ïnagten v l de-S nog onSevangen beers onderling at „ kander te betwisten: en men mag vrylyk verzekeren „ dat hunne fchandlykc hebzugt, en hunne zotte gefchÜ" „?n' onsrki;ySsgeIuk voorbereid , en onze overvvinnin" ÏÏÏïmÏ,-a °Pecnvolgend gemaakt hebben. De nood"™^n yt r ' om,onze ei'gene haardfteden te befcherH men> öeeft onze kragten doen infpannen. Wy hadden » geen  PAR DAVID. 397 geen Soldaaten, maar een brandend Patriotisme deedt, 1 als van onder den grond, eene ontelbaare menig*, voortkomen. De fchrik- deedt hun voorttrekken ; de geestdrift der Vryheid maakte hun onverïchrokkcn ; ! ',' de zegepraal vormde Helden. Geen Volk heeft ooit 1 zo veele gevaaren geloopen, geen Volk' heeft dezelve ! met zo veel onverfchrokkenheids het hoofd geboden, (' geen Volk 'er zich met zo veel eers uit gered.'' Dit is de aanvang eens Hoofdftuks. wiar in dit alles mner ftukswyze ontwikkeld wordt. Het vertaalde kaa ons eenigermaate den ftyl en trant van den Burger david doen kennen. Schreef hy dus het gebeurde, het tydvak zyner gefchiedenisfe op t oog hebbende ; hoe veel heeft dit zelfde Volk zints dien tyd gedaan, zodanig, dat dit ilegts de beginzels van nog veel grooter daaden mogen heeten! Het laatfte Hoofdftuk, met byzondere Anecdotes-, laat zich met groot vermaak leezen , en fpyt opvatten, dat de Schryver, door het ontfteelen zyner papieren, er ons niet meer van geeft. „ Het fmert hem bovenal, ichrytt hv dat hy alkn 'niet kan opnoemen, die daaden van braafheid volvoerd hebben; want, Ichoon ik DapperH heid bemin, geef ik den voorrang aan Regtvaardigheid Homerus fchildert alle zyne Helden als Kloek, fterk, en onvetzaagd; dan hy maakte 'er zyn werk niet van om ze als regtvaa'rdig af te beelden. Me* " bewondert deeze Helden; maar de eerlyke Man bemint ze niet. Wy mogen van Helden ipreeken die „ Regtvaardigheid met grooten Moed za-menpaarden, Dee„ zen zyn myne Helden!" Het Werk op de Drukpersfe zeer verre gevorderd zynde , deedt men den Schryver opmerken, dat hy er wel eenige Aantekeningen mogt bygevoegd hebben. Deeze vinden wy agter aan gevoegd. Zy beftaan uit korte berigten , de volgende Perfoonen, die hier en daar m het Werk zelve voorkomen, betreffende, als valetau ; pichegru; souham; moreau; macdonal;de winter; tourdan ; reunier j jardon 5 daendelsj bonneaui saem en duverger. Alle deeze. berigten zyn kort; doch dienen om ons gemelde Perfoonen eenigermaate ia afkomst, aart en krygsbeftaan, te doen kennen.  %t$ ke levensgeschiedenis . De Levens gefchiedenis van robespierre , behelzende fajf omjlandig en echt Verhaal vttn den Opkomst, Voortgang j Daling en Ondergang van den Invloed en Vólks-ge- ■ negenheid van dien buitengewonen Man. Uit 't Énge/sch. Te Amfierdam , by J. van Gulik, In gr. 8vot < 98 bl. In drie Hoofdafdelingen ftelt ons de Opfteller vafl dit: Stukje-deezen wydberugten Man voor; en vermeldt — • Kerst , diens Opkomst en Voortgang — Ten tweeden, zyne : Daaling Ten derden , zyn Ondergang. De Schryver erkent, in den aanvange, de onvolkomenheid zyns Werks; doch fchryft zich onpartydighcid toe,-. Geene narigten van eenig belang, het onderwerp deezer' Leevensgefchiedenis betreffende, voor dat hy zich ten 1 Staatstooneele by den aanvang der Franfche Staatsomwenteling vertoonde, vinden wy hier geboekt; alleen zyn Geboorte-Jaar 1759, te Arras, vermei \, en dat hy voor de Balie was opgevoed, Voorts, uit de Franfche Dagpi.pie* 1 ren van dien tyd, zyne Verrigtingen, en het voornaamfte wat omtrent hem voorviel, in de opgegeevene drie Tyd* perken, opgehaald. Nieuwe toelichting omtrent deezen Man, wiens naaeedagte is gevloekt wordt, zal men te vergeefsch hier zoeken. „ Tot nog tne," zegt de Schryver in 't flot, „ zyn wy te na aan de Gebeurtenis van robespierre om bekend te zyn met en bekwaam tot het formeeren van „ een oordeel over de middelen die den val van een zo „ berucht Man bereidden en voltooyden, die vyf jaaren „ lang de gunst des Volks genoot, en die veertieh maan„ den lang byna zonder eenige tegenwerpinge regeerde, „ Zelfs tor in zyn laatfte oogenblik was de magt van . zyne verkreege reputatie zö groot , dat hy niet be-. „ fchuldigd werd gelyk hebert , danton , als de aan„ Voerders van alle de voorige partyen , van beoogd te 1 van den Koning te hebben willen herftellen, „ of de gccoalifeerde Magten in de hand werken, Met „ geen men als een wild praatje verteld heeft, omtrent m OMI «gel met Leliën, in de Commune gevonden, »♦ valt van zelve weg. In de Zitting, waar in "zyn arrest pe..:crre-.cc:j en ten uitvoer werd gebragt , werd hem „ niet anders te laste gelegd dan Onderdrukking en Ty„ ranny. c Zelve was in de Zitting van den 59, waar i, in  VAN ROBESPIERRE* 399 in ieder een wenschte eenige trekken tes voegen, by 't Schüderv van zyn Despotismus: en m de Zitting van 1 Tacobvnen op den 30, toen collot d'herbois en billaud de varennes de byzonderheden van de omwerpen van robespierre inleverden, fchreeven zy hem ambitieufe en tyrannike oogmerken toe IbSEÖSiS daaden, door ^bespierre en diens SSeftanleren uitgevoerd, roepen onsjd gen de franfche Republiek voor den geest, „ waar in, op dat W «is hier van de woorden van boissy d anüeas beILT zo dikwerf de onfchuld gellagt, de huisgezinnen vèkrooid , de eerbaarheid gefmaad , de bezit mlen ter plondering overgegeven , al e gaven en deug 1 den in misdaaden herfchaapen wierden, en de vei te fes d«? $ss iyt I \eg hP g noprenblik te gemoete zagen , wanneer zy f laf hunne bK d? uiterfte ftraife zouden verwel zen worden (*)." \itul yoor de Franfche Republiek, door boissy d aNGLAs , II. 16. 'Sf fe » ****f> J. van Thoir, 1797. 8vo' aa8 W' ^en vreemde, den aart ^/^^_lis_^_^9S» K duidende, Tytel; terwyl de naam des Schryvers ons Sran doen opmaaken, welk Antwoord wy op die vraagc  s™«i,»iens hoogmoed, dwingland». En l.oou' Leb, ,o, «... ajn ktygstoem ynlI be,dek.ken. 1796. /« %vo. 7% bl. 2& «&g«^W» Wt^ on.  W ïimoleon/treobspbu ten verdiensdyken landgenoot doormir- ,™ ** vaa op zich te nemen/ „ In zee^.w'ft ^/er?,ioe da3i>' ,i ^ zyne lezenswaardige Wedenn v L Cfchryft hv' „ en eenvouwdige, daf J^bewondS , S* ™yk|! „ bewonderd in de voortbrengt der GdekÓ-L T g ,Wor4 1 „ teren , zo fterk ah in rf»n r- 7 ^rieiucne foonee d ch- • , ftrekte éénheid v n daaï S,ndS",™? Kene ' „ gevallen (epifodes) zon^r eenSn S gB de'ninfte 'nsfchen- ■ „ geeft aan dit Treurfpel £eee^vlS- '"""^ liefdeha°del, „ heid. Deeze ééne &ttooTZnSS ^ fchoon! „ ««der door l^gwylighei^Tn^eX Leü ÏJe? f „ fchouwer te kunnen verveelen S S 1? f of aan' „ bezig gehouden door verhevene dLlf??wht alt°°S Word „ republikeinfche taal , altoos Tuist in j° f.f T en waare geen die fpreekt.» M-t dezf 1 ,kaKlkter *an den den Vertaler ftenn ons oordeel over f r P11^™ van Dit fchone ftuk kontrakert ieheel mï^ -Ia" geheei infamenftellen van een aan al rif • de WI,de el' verwarde liefde, Dramafchryvers S ffifhe' th«ns a!^™en ge- gevoel. Hetgeen wy als ene h'JZa»udrukklDf 15 ede' en vol fen, den choorzang V„ Ve"Volkod h^-^ hïemn aanmerbedryf, kunnen wy ons n[et ™JA ^ C!nde Van het ^de af te fchryven. Sldat men h-7?m "de? V°°r onze Lezers om het opperbewind aTn énen ?n Tnl^ Zaamgezwoornei1 en metaffchrik verworpen h?eft hïfk V^gCWn ^hoord» Timoleon, de acbtbre R,y aldufaan: ' ? ' V00rfteI van Dat vorst noch ro^ZT^fS-dftZ ïïü?*' Zo lang uw eeuwig licht fckmt Z i. ' hoetjen, Wy vloeken v alf0K t^ffyg? f\«,, l . m dit gemeenebest. Ons kroost den pp,1 nnit » c JZ r V verienend haare golven, Geheel Lor int ke zy bedolven En dryve in d oceaan , J afl°lr% van V heelal! *™esZ22%I1S*l f°g*L Ó'ie Cde,e het horen van zulle mi* M™/ ?m Va" ^'gch, op derlander bewegeri en IL 8 e^lve ook den "«ff™ Ne brengen! £ ' £n tot zvner Vaderen deugden kunnen De  J. tl. MILLEB, G0DÏRIED WALTHEfi. 40? De Gefchiedenis van Godfried Wakker den Schrjnwerker, en van het Steedje Erlenburg. Een Boek voor Handwerken en Burgerlieden. Naar het Hoogduitsch van J. M. mille». U Deelen Te Utrecht, hy G T. van Paddenburg en Zoon, 1796. In Zvo. te famen 396 bl. Vlet oogmerk van den Schryver, in dit Werksken, is volH eendf het Voorbericht, om aa,i ie toonen, dat naionaale ïndeuïd, en vooral ook heerfchende verkwistmg onder den m w Zoe fden Burgerftand in het einde lot een zeker verderf bren*£ _ Dit oogmerk heeft de Schryver ten vollen bereikt. _ Hv fchetst ons, om van de beide op den titel gemelde voorworpen iets te zeggen, het Steedie Erlenburg eene 'weinig „7e., kleine Stad in Duitschland; alwaar in 't begmdee ze eeuwe, goede trouw, braafheid en naartbgheid, gepaard «et eenTeènvouwige en onkostbaare levenswys onder de Buiin 'tTgemeen, heerschten. - Doch ongelukkig trokken ger bv gelegenheid van eenen loenmasligen Oorlog, eerst ReJutendoor, en naderhand kwam'er Inkwartiering ideezen maaktn de Inwooners bekend met de Coffy en Anys: naderhand kwam'e een zeker foort van Hofhoudingi deeze bragt Mode, iSeid en pracht, mede, die, door de Inwooners gevolgd onlr l en de onmaatigheid deeden «angroeijen , en de weeftq overal verfpreklden: dit ging zo verre , dat 'er eindelyk zelts de Con edL ipeelen moest f doch ongelukkig bragt de brand die ' gèfpeeid wordend ftuk moest vertoond worden, den brand werkelykta het Steedje, en verkeerde hetzelve werkelyk m Sn puinhoop, terwyl de Burgers, door de weelde verarmd niet in ftaat waren zelfs eene hut aan te bouwen, en al be- dèlaars overal moesten rondzwerven. GodfT ^ in dit Steedje gebooren, omtrend 1720, was de Zoon van braave eodv ugLe Ouders , en werd van hen in alle deugd Sraf", en opgeleid by het ambagt van zyn Vader die «fSèrmans-baas was: in dit werk oefende hy zich zo XiJ, dot hy binnen kort knegt werdi doch eerlang moest h? u t vreeze van geprest te worden, zyns Vaders huis velaaten en ging (volgends de gewoonte in Duitschland) a. W op zyg ambagt reizen. Op deeze togten bleet hy we meest getrouw aan de in hem gelegde goede beginzelen ; maar bezweek "ok wel eens voor de kragt der verleiding , die hem endeyk in merkelyke ongelegenheid, met gevaar zelfs van een fchandelyken dood te moeten ondergaan, brag ; doch , hier uit gered, was hy eindelyk arm en beroo.d, en keerde ,n dien tolt na zvne Geboorteplaats terug. — Hier vond hy alles verin, d rd "zyn Vader,naa den dood zyner eerfte braaveEgtgenoote, ï trouwd aan eêne ryke , doch weelderige eu heer.chzugt.ge,  1 4°S J. M. MILLER, GODFRIED WALTHËR. vrouw. Doch hy vond zyne Roosje, aan welke hy vóór tA itandigbeden, alzo zyn Vader, op 'c aauftaan van cl /1 Stiefmoeder, haar uit zyn huis, waar in hy haar arm doek deugdzaam zynde, had opgenomen, bad moeten verftóoetij en hulpeloos aan haar lot overlaaten Niet zonder SS a ii Z^r^T' die,hem £ene ryke WedSlft^dtq ^dagt, trouwde hy met deeze, en leefde, zo hng hv haarJ ter Vrouwe had, gelukkig met haar, om dat zy Wzaamenl deugdzaam leefden; docli, ongelukkig voo- hem li riTv □ t tweede kraambedde, en liet hem ééneu Zooffwant h t [aatll fle was dood ter wereld gekomen) na. Hoewel in 't eer t n yTtdaaard°Vzev„ddiC hv' de d^"id d- "| ïe «,« i y ' overgenaa|d °<" een tweede huwelyk aan te gaan, met eene vrouwe, die wel ryk, doch geheel door feldWlfwebPM0rr7aS'-en haare" Manmedeneep^en zT. ffnl a de dod ver- Eindelyk moest hy, op haar aanraaden, na een Regentsplaats ftaan;werd Scheepen, en daar- Te^TZu'nVZkT HZyn «*» vermogefvèrkwist"te tastte hv ook de hem toevertrouwde kerkelvke pen-, mngen aan, en toen hy daar van rekening doen móest was hy, geldeloos, daar toe buiten ftaat; zo da? hy op aadaaden \ van zy„ ondeUgend Wyf, zich icbuldig maakte'aan huÏÏrS waar op hy gevat en ter dood veroordeeld werd. De goede firoud-' zyne gevangenis , een waar berouw in hem gebooren worden • doch zyn vonnis was geveld; hy werd ter ftrafplaats gefeid en ' fi? S d- 'yken flag; maar in dat ogenblik*ve kreeg ny pardon. De kmderen, die hem uit zyn laatfte huwe lyk gebooren waren , en in alle dartelheid opgevoed ver. vielen tot alle losbandigheid, en daar door in 'f verderf • ^ j^°m' d£ VrUgt van zvnen eerftM ecl"> bkef der deugd ' christen. Maar van myn tweede vrouw liet ik my tot ydel- I heid verleiden. Ik wou boven myn ftand zyn , en toen begon myn ongeluk. Het weelderig leeven ileepte my vóórt: I - vÓo^^eVnlnllgdaa^G0D^Ve^iieC hem gehe^' engerd daarom voor een tyd ook van hem verhaten. Daor ftrafoeffeuingen heeft hv my nu wéér tot hem terug gebragt." >eirenlu^n %hnlv'Tof M,heeft dU ™erk'ken opgedraagen aan de Maaticnappy Tot Nut van V Algemeen; en daar behoort het ook aWaÏÏyzing.hU,S » M meC het regt haïï en onze  ALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTER-OËFENINGEN. De PTalmen. Naar hei Hebreemvsch. Door ysbrANÜ vanSÏÏklsvi,ld. feymjterMtn by M de Bruyn. 463 W, afe /to«c Aanmerkingen, 455 Wt a an het publiek , zo wel als aan den geleerden vat* A haÏuveld, moeten wy verfchooning vraagenvoor riP zints e-nigen tyd, opgefchorte aankondiging var1 dit JerdienrtelYk'^ Bybel we k.^Bezigheden, die met de Le SB ot onmiddelyk verband ftaan , verhinder£n onzei seagten medearbeider in het volvoeren der d „n2 Thans gaan wy dat verzuim, op da ^fmïelykf wyzJ'Terloedein'door kort op een vol, geHet ïedeeïê des Bybelwerks, waar mede wy den af«ebroken draad onze/ aankondigingen zamenknoopen, levat net Boek der Pfalmen. Zie hier het kon beloop van hamelsveld's gedagten over dat Boek,,by? — van Inleidinge , aan het hoofd der korte Aanmerkingen V%Q%tt\lellT,\S Lofzangen, of Lofliederen\ m Jvpr rlnnr wien sefchied, beftaat uit twee Afdeehnonzeker doo wien g^ie , de ^ ovfi. fS' Pfalmeï beva,NaÊLd zyn ze in vyf Boeken vefdeeld, in overeenkomst met de Boeken van moses, op de volgende wyze. Tweede Boek . Pf. ^Vierde Boek, Pf. XC-CVII. — Vyfde. boek , t>r rvilT-CL. Het getal van 150 is met juist, ue Ste Pfalm is flêgtt eSie Inleiding.. Verfcheiden Pfa 1; men komen, met eene kleine verandering, tweemaal voor, .LETT.-I797. NO. 10* »e  410 ~ Yi VAN hamels VELD, Eene juiste tydorde is door den Verzamelaar niet in m genomen , hoewel zulks over veele Pfalmen groot lief zou verfpreid hebben. Hamblsveld beeft fff S ^ffe' du mangel , zo veel doenlyk, aangevuld De Wchtifan* aan het hoofd der meeste Pfalmen Je-" plaatst, meestal, hoewel niet altyd, juist, leeren ons len Dichter de Zangers, de Muzykinlh-in/enVn a" wyzen op welke de Liederen in Muzyk gebragt waren en de' «anleidende gelegenheid. David, hoewel val,"de meeste alle Sen^V10026' W3S' Cgter> de Dichte? det van alle ruimen. Van zommigen zyn als OpftelJers bekend uoSs E' *™«><*]*°vthvI sIlomoten mosbs. David, van der Jeugd aan een beminnaar van zang- en fpee kunde , zal / hjogstwaarfchynhSTtoen hv m Bcihkhems landsdouwe het herdersleeven leide Pfal men gedicht hebben. Wat hiervan zy f , Zvne o' „gevallen, rfchryft hamblsveld;) zedêrt zvnï komst „ aan sauls W, zyne omzwervingen , op lyn vlucht „ voor dien Vorst, zyne Oorlogen f en andere merk « ZIZ-F ^uremsfen , gaven 'hem menfgvSd ge „ aanleidingen aan de hand tot het opftellen varP«San „ gen; maar byzonder de toneelen,Telke doEd „ van zynen zoon absalom voorgingen en vergezelden „ Deze roerden het aandoenlyk hart van dezeri wïïrltt „ grooten man zoodanig, dat "geen onderwe^iSbÏÏS „ geweest is voor zynen Dichtgeest. — Zyne liefde „ wor de edelfte der kunften, Poëzy en Muzyk, deedt „ hem den troon beklommen hebbende, byzondere zor " Ën iï&i Vü°r de Müzi'k' by de Plegtigheden van „ den Godsdienst, ten welken einde hy zelve verfchS „ den voortreflyke Liederen opftelde, terwyl verfctóSe * andere Dichters, op 's Konings voorbeeld, zich verèe „mgden om den Godsdienst f door hunne gezangen „ ftaatlykheid en luister by te zetten. ~ Het fs ef ter „ (Vervolgt hamels veld) door hen, die fmaak hadden „ zeer wel opgemerkt, dat david meer in het roerende* „ uitmunt, zei s ,n die Pfalmen, in welke hv zich meer „dan gewoonlyk verheft, houdt hy dat vuïrf die°S' „ hevenheid, met gaande tot het einde toe ; èn konden „zyne gezangen daar hy 'er zoo menigvuldige heeft „ gemaakt, wel doorgaands verheven zyn ? Doch met dit " ffT' zy ' .ovcr het &h^> fchoon en voeren „ den Lezer met zich, ,m tl klaagen, daar^ deiDichte? „ klaagt,  DE PSALMEN. 41* klaast, met hem te bidden in zyne wederwaardighe" denT met hem te juichen, wanneer hy juichte; met " hem de ftille, of de geduchte, Natuur te befchouwen, " en zich te verheffen tot den lof en verheerlyking van " den Vader der menfehen." De waarde ter Pfalmen ftelt hamels veld boven alle tegenfpraak: deels als Dichtftukken van een der oudfte Volken, doorgaans eenen «eest van verhevene Godsvrugt ademende; deels, en byzonder, wanneer men overweegt, „ dat david, door hooger «reest gedreven, dikwerf van zynen grooten Zoon, den " messias, en deszelfs lotgevallen, en koningryk , geSen heeft, zoo dat hy&de eere van eenen Propheet " ?e zvn, welke de Ouden aan hunne Dichters toeken! den, in waarheid verdient. - Jammer is het, (fchryft l hamelsveld te regt,) dat men, in dit punt, nog met tot vaste arondttellingen en bepaahngen gekomen is, en dat men hier, aan den éénen of den anderen kant, " gewoon is, te verre te gaan. Ik kan my, zegt hamelsveld wyders, zonder wydlopig te zyn, hier met breeder verklaaren. Dit zy genoeg, het komt my voor, ", dat men hier alles als een geheel behoort te befchouwen en den messias doorgaands aan te merken in " zvne betrekking tot zyne verlosten, zyn ryk en on"lerdaanen, en Tien weder in betrekking tot Hem Voorts erkent onze Geleerde Schryver zyne verphgtintt aan den arbeid van de Hoogleeraaren muntinghe g van der palm, vooral aan den eerstgenoemden, \&zo verre „ dat ik (fchryft hamklsveld) toen de Heer I-muntinghe zy^e fchoone Vertaaling der W™»™ 't licht gaf, aan het /aarzelen gebracht werdt , om" dat ik byna wanhoopte, hem zelfs eenigzins op " zvde te komen. Evenwel," (voegt hy 'er nevens, tot blydfchap van alle hoogfehatters van 's Mans werk) kon ik in myne ondernoomen Bybelvertaaling n et wel " eene zoo groote gaaping overlaten, anders zou ik misl Sen verlozen hebbV, myne Lezers tot taalde PTalmen te verwyzen.' lot liot deezer mier dingelaat hamelsveld Sg volgen eenige, Uit egkundige Relels, door Prof. muntinghe voorgefteld, en het gebnukdaarvan door hem gemaakt. Ziet hier de ReS • I WH men de Pfalmen ver/laan, en derzelver Woon gevoelen, men zy dan vooral voorzichtig m het ge{ru k Lr Uitleggers. II. Men zoekeby eiken Plalm, voor aU dingen, welke deszelfs Schryver, en de gelegenheid zy.  4*3 Y. VAN HAMELSV5LD, ' by welke hy gedicht is. III. Men verplaatze zich met zyne gedachten tn den tyd, wanneer, en het land, waarin, de Heilige Dichters fchrceyen. IV. Men behandelt deze gedichten , als werken van jmaak en genie. Om een algemeen denkbeeld te geeven van de uitvoering deezer Vertaalinge, moeten wy, 't geen hamelsveld omtrent het gebruik, welk hy van deezen Regel heeft gemaakt , berigt , overncemen. „ Geheel doordrongen (fchryft hy) ,i van de waarheid van dcz:n regel, heb ik het gewaagd, „ om de Pfalmen , fchoon tevens genoegzaam woordfyk „ by het oorfpronglyke blyvende, in myne Vertaaling, „ in gebonden, hoewel rymloze, Verzen over te bren„ gen, van-verfcheiden voetmaten en fchikking, naar ma„ te het onderwerp derzelven my fcheen te verëifchen. *> " Gevoelende, (vervolgt hamelsveld) hoe Hout „ deze onderneming was, heb ik 'er aan Kunst - vrienden „ eenigen van voorgelezen , en hunne goedkeuring en „ aanmoediging heeft my opgefpoord, om dezelve te ver- „ volgen. Myne ongeftudeerde Lezers zullen daar „ door ook eene beste gelegenheid krygen, om den zin „ der Pfalmen, en derzelver waare gellcldheid, te kun,, nen vatten." Een gelukkige inval, voorwaar, als daar door met Ilegts de zin van veele Pfalmen verduidelykt, maar ook het leezen aanmerkelyk veraangenaamd, wordt — Nu volgen nog deeze Regels: V. Men koude tevens wel in t oog, dat de Pfalmen oorfpronglyke Dichtftukken zyn, en dus niet naar nieuwe Theöricn moeten beoordeeld worden. VI. Men denke in het lezen, uitleggen, bebordeelen van de Pfalmen , vooral, dat zy Oosterfche Diehtftukkon zyn. Niet onopgemerkt mogen wy voorbygaan , dat hamelsveld aan het einde deezes "Werks geplaatst heeft een Tafel der Pfalmen , de naamen der Dichters, indien zy bekend zyn, benevens de gelegenheid, waarby ze gedicht wierden, vermeldende. Een zeer nuttig Aanhangzel tot beter verftand van veele Pfalmen. Uit de Vertaaling en Aanmerkingen zullen wy! nu nog iets ter proeve voordraagen; waar omtrent wy, evenwel, om het reeds medegedeelde, ons zullen moeten bekorten. Tot het eerfte valt onze keuze op den fchoonen negentienden Pfalm , volgens hamelsveld één dier Gezangen , door david in zyn Herdersleeven gedicht, op een aingenaamen morgen, by het ryzen der Zonne, toen hy z ne verlustiging vondt "in de befchouwingen der fchoone Natuure; maar nog meer in het overdenken en betragten van  DE PSALMEN. veld, in de volgende Vertaahng. 2. „ Ta de hemel meldt Gods glorie! f, 't Luchtruim roemt zyn Almagts-werk. ?. , D'eene dag roept aan den andren, Nacht aan nacht die wysheid toe! *. „ m *« geen taal, dit zyn geen woorden,. ' . Onverftaanbaar voor den mensch ! < Neen, die toon klinkt over 't aardryk. 5' " /Wordt door 't gantsch Heel-al gehoord! , Zelfs, daat hy de Zon haar lente 6. „ Heeft gefpannen; waar nu zy, „ Als een bruigom uit zyn flaapzaaJ, , Treedt te voorfchyn, om haar baan., „ Als een held ten eind' te fpoeden. 7 ' Daar z', aan 's hemels oosterkim, 7' 's Morgens ryst, tot daar zy i avonds " Haaren ommekring voltooit, 'is 'er niets voor haar.e ïtraalen, " Niets verborgen voor haat gloed, a. , Noir volmaakter is jehova's Wet die hart en ziel verkwikt* „ Gods getuig'uis is onfeilbaar, Scheukt eenvouwigen veritana, o. ., Billyk zyn jehova's rechten; 9 , Blydfchap Horten s' m het hart! Zuiver is jhhova's voorfclrntt, , Het verlicht ons duister oog! ,n Heilig is jehova's Godsdienst, % ' '? Eeuwig blyft die Godsdienst ftaan 1 „ Waarheid is jehova's uitfpraak, ' Gantsch en al rechtvaardigheid II. , Meer zyn zy dan goud te fchatten ' , Meer dan 't fynfte goud op aard 4 Zoeter zyn zy zelfs dan honig, "' Lieflyk meer dan honigzeem. Klaar leert hier uw knecht zyn phgten, "* " Die ze houdt, wordt ruim be oond. rt Doch, helaas! wie kan hier merken, n' " „ Hoe by lig; en dikwyls dwaalti ^ be 3  ^ VAN HAMELSVELD " A(*! Xf»»eef m\ o God! die zonden. L"ie ik, zonder weten, plee,' i 14- ii Maar, wil uwen knecht behoeden ,, Voor opzettelyke euveldaên! „ Laat die over my niet heerfchen, , Dan blyf ik u (leeds getrouw/ „ Dan blyf ik van grove feilen Zuiver, rein, en onbeftnet! i&r „ Dat myn zang u wJgevalle! ,, Dat myn zielszucht u behaag'! „ o'jehova! myn Verlosfer.' » Gy» gy zyt myn toeverlaat.'" Choorzangen zyn in de Pfalmen niet ongemeen; dochdeeS ™°Jmn 318 het onder^heid van voetmaat, laaten 7?ch in onze gewoone Overzetting niet opmerken HamS veld heeft het een en ander zeer gelukkig uitdrukt öaavolgmg van andere Schriftverklaarders fot een on üifrJ i gf i ht H êelegenheid van eenen Veldtogt, op welken de fchaare der Priesteren aan david de over! winning toewenscht, by het Aagten van S of?rs St merenff?°mnhglZ0 Wel aIs dwr het *Wsvc$, wordt' g JU-'C^ ^antwoord, en door het volk al ze^enende bevestigd. Dus luidt dit kunstmaatig Zangftuk.0 de PItlESTEHSCHAP. a. In tyden van gevaar, verhoor Joiiova ! uw gebeden! „ Dat u de roem van Jacobs God „ Beveilig' in het ftryden! %. „ Hy zend' u hulp uit 't Heiligdom! „ Uit Sion onderfteuning! 4- „ Hy wil, in gunst, all' uw fpys-offeren gedenken i? ,, t Brandoff.r, hem gebracht, neem hy genadig aan C bis- 5- „ Wy Ichenk u, wat gy wenfehen zoudt! ..Doe all' uw plans gelukken! 6. „ Dsn juichen w' ééns om uw' triumf, ,. Daar zegevaanen wappren ! „ En zingen d'eer van onzen God! „ God fchenk u al' uw wenfehen. d£ koning. 7. „ Ja, ik weet, ja , ik gevoel, „ Dat jehova zyn gezalfden D'over»  Ï>E FSALMEN. 4T5 D'overwinning fchenken zal.' ' „ Dat hy hem hoort, ook uit den hemel, „ Üit zyn heilig rykspaleis'. ,, Dat zyn hand, door alvermogen, „ Hem zal zegevieren doen! HET KRYGSVOtK. j, , Laa: deze op wagens, die op paarden " ,» Vry roemen wy op God! M Wy roemen onzen God, jehovaI „ Zy zyn alreeds verfcbrikt; Zy zyn gevallen; wy, heldhaftig, „ Wy trekken uit, vol moed. al het VOLK» is. „ jehova! fchenk den Koning zegel ,, Verhoor ons aller beê!" Volgens belofte zullen wy nu nog iets uit de Aanmerkingen mededeelen. Daar toe bepaalt zich onze keuze tot den vermaarden Pfalm C1X , omtrent welken hamelsveld tot eere van david , en van den Bybel, het volgende fchryft. „ D-ze Pfulm is doorgaands geheel verkeerd do >r de Uitleggers verdaan, en even dit mis- verdand heeft veroorzaakt , dat men de zwaarlte en " zwartfte bei'cauüiginjen tegen david uit denzelven ontleend heeft; uit hoofde van die vloeken en verwen" fchin^en, w-lke vs. 6 19 voorkomen, en die men hem,&als Dichter van dezen Pfalm, te laste heeft ge- leed — Die voorftanders van den Godsdienst, welke " dezen Pfalm in den Profeetifchen zin den messias in !,' den mond hebben gelegd , maaken de zaak van veel ! erger natuur, en hebben den geest yan den zacht1, moedigen jesus miskend. Maar, gelukkig heeft de ver- lichting van onze eeuw de laater Uitleggers op het \' fpoor geholpen; zy, zich van vooroordeelen ontdoen' de , hebben ligtelyk gezien , dat die vloeken, wel „verre van door david uitgefprooken te zyn, vloe- ken zyn, die zyne lasterende en fnoode vyanden " te<*en hem hebben uitgebraakt, en die zyne oprechte en gevoelige ziel, welke, in de daad, menschhevendheid " bezat, niettegenftaande al de ruwheid van zyne ty-. den, en de verleidingen, voor welken de troon is bloot11 gefteld, zoodanig treffen , dat hy deswegens zyne " Ee 4 »kiagt  415 f. VAN HAMELSVELD, DE PSALMEN. „ klagt tot jehova brengt,wien hy zyne zaak aanbeveelt „ wiens Voorzienigheid hy met bedaarde onderweS " nïeft? f" WkUS hu,P alJee«zyn toevlucht i": ™/Pó^ " aS tC ZyV Cvervolgt hamels vee d) dat deze " t?uCr>m* rechtmaafig en gegrond is , behoeft mS " Piful\t& overwee^ dat davxd, daar hy in dezen " Pfalm.,van zYne vyanden fpreekt, het meervouwi* Sal " voS^' Wl * komt het enkelvoS K „ vooi, ten blyKe, dat één man daar het onderwerf s „ tegen het welk die vloeken worden uitgefpï en ? en „ wie dan anders dan david? Het zal niem™ i h£ „ eenige kennis heeft aan de ftfl«ii^S& £ „ Heoreeuwfihe Dichters, ftooten, dat david dezê vloe" vferb^" 2yi!e vvand?n.W hem dus afgebroken, in„ vlecht, mets ,s toch in de HebreemvfcÈ Dichtkunde „ meer gewoon. Ik heb intusfchén, in myne véïaaiiïf fny naar den Westerfchen fmaak gefchi ft,doorhet' „ invoegen der woorden : Dit is hln vloek!— Noe „ meer-, wanneer david vs. 23 zegt: Dat zy vry vlo*. „ ken - geeft fly duidelyk te kennen , dat niet hl Z£L « vyanden, maar,, dat zyne vyanden hem eevloeE ïï> ? 5 t~7™ , 1s- de iniloud van vj. =9, 30, eene dui„ delyke terugkaatzmg van hunne vloeken, vs 6: 1 ö to „ welke geen' zin noch kracht zou hebben', mgevSe „ w, 6-19, vloeken waren, door david uitgèiproken Door dit bygebragte vertrouwen wy den lust ™i " 11e Godsdienstvrienden te zullen opgewekt hebben,om in de Vertaaling van den geleerden In befchaafden van hamelsveld nader bekend te worden met dn ^ViLll' Gedenkftukken der Oosterfche D&unde^n^X^t Verhevene met de waare Godsvereering zich zaSaarf' en zo wel het verftand, ter aankweekinge vaSvïen fmaak, als het hart, ter.eerbiediging van het alvohnaaS Het  ¥. haack, leven van paulus. 4^7 Het leven van Paulus den Apostel, in Kerkelyke^ Reden-, mJS^^Jgïw^ ™J< Hervormde Gemeente ■ van Breda en Amjlerdam. Door petrus haack e voor en, S. S. Theo. en Hist, Sacr* Profesfor ,en Predikant te Breda, daarna Predikant te Amjlerdam, en Lid van het Zeeuwse» Genootfchap der Weetenjehappen, We Deels ifle Stuk. Te Amflerdam, by J. AlliM&j fm. In gr. 8vo. 328 bl., behalven een Voorbericht yan 12 bl. Txe Eerw. haack, ook een dier Arofterdamfche Leer13 aaren, die niet langer hunne voormalige Gemeente Zn den openbaaren Leerdoel kunnen {lichten, tracht dit eeni-zinsTe vergoeden, door de uitgave van een aantal Selyke Redenvoeringen, voorheen in de Hervormde Gemeenten van Breda ?n Amfterdahi|«2SdS«)ïS bvvoeging van eenige aantekeningen, tot meerdere opnei deYhV van voorgcftelde gevoelens,of aanwyzmg van Schryve en" by welken men daaromtrent kan te regt raaken Het geheele Werk , bepaaldelyk tot dat einde ingericht om door de befchouwing van de voornaainfte byi'rhpXn van het leven van Paulus den Apostel, de. on wv^ Öfel ™ den Christelyken Godsdienst, ter ondetwyzing en verHoosung die" in de Godzaligheid is, voor te draageng aal beftaan in drie Deelen, en elk ^ fie^ceg^ a twee Stukken uitgegeeven worden In hetee lte ueei, waarvan nog maar het eerfte Stuk het licht ziet, wii ue. Swer Paulus voorttellen, als Mensch, als Christen, en lis Apostel, en,dus zyne woedende vervolging, buie^gewofnf bekeei ng, e\i hemelfche roeping tot een Ann«pl van den Heere Tefus Christus. ——: in net twee iP zal gehandeld worden over de grootheid van zynen. reest en verheeven Charadter, kenbaar uit zyn Godverheervkend gedïagTo^der de voornaamfte lotgevallen zyne* Ens — Eindelyk in het derde Deel over zyne uitïemende vorderingen in wysheid en heiigheid, » ver, irbeidene sewigtige gedeeltens zyner brieven. In di\ egerftegDeefs eerfte Stuk ontvangt men vyf vry. nitvoerise Leeredenen. De eerfte over Hand. VIII: 1, 3heeft tel oSift: Paulus een verwoester der Gemeente;, deISe ovS IX: x-4- Jaulus blaazende dreigingen Ee 5 tn  4l8 ï. HAACK en moord nahv Damascus , door een groet licht uit den hemel emfcheenen; de derde over IX: 5, 6, de nadere ontdekX hing van den Heere Jefus Christus, aan den ontroer denl Saulus, op den weg van Damascus, en zyne eerbiedisel on denverping, aan den Heer der heerlykheid; de vierde3 over XXVI: 16, 17. Saulus de vervolger krachtdadig geroepen tot een Apostel van den Heere Jefus Christus ;\ de vyfde over XXVI: 18, het heilryk oogmerk en heerlyk ] *inde_ van Saulus roeping tot het Apostclfchap, ter zyner on-\ derrichtmg en bemoediging, aan hem bekendgemaakt door \ den Heere Jefus Christus. I Tot eene proeve van de wyze van behandeling moge I eene korte opgave van den hoofdinhoud der eerfte en vyfde Leerrede verftrekken. [ In de eerfte Leerrede geeft de Redenaar eerst verfiV I van t geen gewyde en ongewyde Schryvers ons, omtrent I den naam , afkomst en hoedanigheden van den Apostel Paulus, berichten. Hier wordt gehandeld over de naa, men Saulus en Paulus, over de plaats zyner geboorte, I zyne geftalte , opvoeding, geleerdheid, en uitmimtendè floedanigheden Vervolgens6 befchouwt hy de gefteld! heid van zyn hart, en gedrag in het bloeien zyner jeu»d, toen hy blaakte m vyandfehap en vervolging tegen dó eerfte Cnsten Kerk en de yverigfte belyders van den verhoogden Zaligmaker. En hieruit worden dan de volgende Leeringen afgeleid. „ r. Dat in Saulus, reeds in het bloeien zyner jeugd, eenen grooten yver uitblonk voor den Godsdienst zyner Vaderen f dien hy, tot dien tvd toe, als den eenigen waaren eerdienst van den hoogen God erkende, en verdeedigde. a. Dat 'er, in geen tydvak van het menfchelyk leeven, meer gevaar is, om in de fnoodfte zonden, en grootfte buitenfpoorigheeden, te ver, vallen, dan m de drift der jeugd, s Dat alle A* t,,n digheeden, die het verftand,J alfe de'goede hlidanigh den, die anders den besten geest verfieren, niet in ftaat zyn, den toomeloozen , door valfchen Godsdienst-yver, £' en. verblind, in te teugelen, in het begaan* van bloeddorftige en wreede vervolgingen, daar in de zulken onbezonne driit, omtrent Goddienftige begrippen, meermaal alle betrekkingen tot Volk en Vaderland, ja alte S. voel. der menfchelykheid, verdooft. 4. Dat 'er hier op aarde niets moeilyker is, dan het beoordeelen van Gods hoog én wys beftuur; daar hy door zyne magt en wysheid menfehen dikwerf m hunne jeugd; naar allen uitwendige  leven van paulus. 4*9 Ln oosenfchyn, daartoe ongefchiktst, lang* onverwachte In onSene wegen vormt, tot de gezegendfte werktui|en o het heil'van Kerk en Vaderland 5. Dat m len tyd, waarin de Kerk van Christus in bloei, en uister PSmt, zomtyds de grootfte bjaaauwdheid en beang, ifte vervolging naby is , die God echtei , naar zyn feeuw| plan-, doet medewerken ten goede van zyn I In "de vyfde of laatfte Leerrede worden drie hoofdzaaken in werweeging genomen, 1. Het heilryk oogmerk Can oe zending van Paulus, om hunne oogen te opeten, en hen teVkeeren van de duisternisfe tot het licht, En de magt des Zatans tot God. 4. Het Gidverheerfvkend einde, dat hy daardoor by Joden en Heidenen fcerdken zoude, opdat zy vergeeving der zonden ontvanEen en een erfdeel onder de gebeil.gden, door het geloof in Tefus. 3. Hoe gepast de voordragt dezer zaaien voor den Ko'hing Agrippa', door den gevangen AposÊl gSed is. De twee eerfte byzonderheden zyn eiEenlfk gezegd alleen de hoofdzaaken, waarover m> deze feeSe^S gehandeld ^-3^^ katfte Iwordt maar met een woord gerept, bl. 3ÏO—S1^ ^ven" K wS tS (lotte, daar dl Leeraar ter toepasfmg overKt gezegd , ziet daar de drie gewichtige hoofdzaaken Inzer verkïaa ring toegelicht, wy kunnen uit deze woorKn, drie voornaame waarheden, in onzen hervormden feodsdienst erkend, afleiden, en die ter onzer leering, betóuurin- en vertroosting, met toepasfing op ons zeiven, KrcSken Zoogenaamde toepasfelyke leeringen zyn Era MeTdé drie volgende. „ i. Gelyk elk mensch van KaLre geesuyk blind, en onder de magt der duisternis E zoo bezeït hy zulks niet, hoe duidelyk dit ook fep'HeiHee Sctóft leert, voor dat God hem de oogen Kent ef hem bekeert, k Zal iemand van de duisternis LT het Scht, en van de magt des Zatanstot God = hen overo-ebragt, hy moet den Heere Jefus Christus door Ëef geloof leefen kennen, als den eenigen en volkomen Izalilmaker. V Zy alle, die van God bekeering en verISSg £ zonde ontvangen, zullen , van alle duisternis Sost , eens deelen in de erve der heiligen in het licht Wykunnen niet gelooven, dat Paulus by dezew«n^ Jdat alles gedacht heeft, het geen haack er mede: ve rIhindt Zou derzelver zin, overeenkomftig den ltyl en leertrant des N. T., niet eenvoudig hierop neerkomen.  4S0 *. haack, leven van paulus. Ik zal u gebruiken, om onder dit volk, en onder d,  H. VAN DEN HESPEL,GODS LlEEDER- BESTIER. 4** \ods liefderyk Bejlier, inde ^f^M^È^ aan"cweczen: om deszelfs bewoners, ter eerüteaiging yarfzynenWil, daarin zichtbaar, te beweegen door van zynen rr " HESPJiL , Predikant te Westzou- 7n te Vlisfmge. Te Middelburg cn Amjlerdam, by *W. A. Keel en J. v. d. Burgh en Zoon, l796. In gr. 8vo. &53 w- -wnder de menigte Politieke Schriften en Verhandelingen waar mede wy, zints de Omwenteling, overatdegn wieden, was het* Werk van dén«Bg „,PFL onzer opmerkinge ontfnapt. intuslcnen is net teenzins een der* minstverdienstlyken, over de OmwenFS in on" Vaderland handelende. Van hier, da wy, • K afa het ons onder het oog kwam, ons ter nederzette oï ''ToS^^^^^i^ Hnen Het hoofddoe van onzen Schryver is, ne urn sSêline in den aanvang des Jaars 1795» in 0115 GeCeneleft voorgevallen, in zulk een lichtte doen voortSn^d.tT&erk«den daarin kunnen ontwaar wor. Ken de wcldaadipe hand eener oppermogende VoorzieÊfdicid het gehele Werk beftuurende, om uit hetzelve tXoèd en geluk, over 't geheel genomen, te doen ge- I aÜbans Ut niet, met Gods verheven doel kunnen overI êe&4ï — Hct §aat doorgaands zo, dat wy in f de be^rdeeling van groote gebeurenisfen, 111 het be" Pin omtrSt Gods wegen, in veele opzichten dwaa" fen' en dat aHes , althans veel van het geen 'er in " Wft «laats gehad, hoe verkeerd wy 'er te vnoren ook I ^n&SSken" dat dit in volgende tyden ons zo " voorkome, echter alles zodanig en met anders wezen ^moesf, om het hoofdoogmerk, hetwelk de opperfte  tfil H. VAN DlïN HESPEIi „ wysheid zich hier in had voorgefteld, te bereiken; en li'1 „ zo zal het ook gaan (zegt hy) met deeze omwenteling-'!! „ tyden, lange tyden hierna, zuüen wy nog veele liefde^ „ ryke beftieringen van het Opperwezen, en byzonderhe-: „ den 'er van, welke ons nu nog duister voorkomen „ duidelyk zien en bewonderen. Denkelyk £zo als' „ hy zich elders uitdrukt) zullen 'er nog jaaren moetem „ verloopcn eer 'er vrugten van genooten worden; mis.;, „ lemen heeft God dezelven niet voor ons, maar voori „ een volgend geflacht, gefchikt." Ongetwyfeld zullendeeze aanmerkingen [de toeftemming wegdraagen van allen , die van de zwakheid van het menfchelyk doorzi°tt in het uitgebreide plan der Godsregeeringe een pligtmaatig gevoel hebben; doch te gelyk het met den Schryven eens zyn omtrent de heilzaame bedoelingen , voor Land! ' fi"ten °lk' ^ dC Nederiandfche Omwenteling opgeDe hoofdzaaklyke inhoud des Werks gaan wy nu korft en beknopt voordraagen. Het is verdeeld in zes Hoofd-Hukken. Het eerfte Hoofdftuk behelst eenige bewyzen, dat de Omwenteling in Frankryk door Gods hand is be- • werkt, met beandwoording der bedenkingen, welke daartegen kunnen worden ingebragt. Het tweede Hoofdftuk I itelt Gods hetderyk bellier voor in de aanleidinge tot onze > Omwenteling. In vier Afdeelingen, de ftelling ontvouwen- ■ de, m dit Hoofdftuk gefmaldeeldd: De eerfte bevat ■ wigtige aanleidingen daartoe, in onze Nederlanden Het: gebeurde in Frankryk wordt vervolgens befchouwd als de I voornaamfte aanleiding tot onze Omwenteling. De uit-, werk zelen deezes Oorlogs worden wyders voorgedraagen als aanleidingen tot onze Omwenteling op Gods tyd De laatfte Afdeeling teekent den Overtogt der Franfchen over onze Rivieren door de vorst, als de naaste aanleiding tot onze Omwenteling. In het derde Hoofdfluk wordt de Staatsomwenteling van ons Nederland zelve — en in het volgende, de bevestiging dier Omwenteling voorgefteld; terwyl, in het vyfde Hoofdftuk, de bedenkingen beantwoord worden , welke men gemeenlyk te^en onze Omwenteling aanvoert. Het zesde of laatfte Hoofdftuk dringt aan. op de eerbiediging van Gods wil, in de Omwenteling zigtbaar, of op de waarneeming der Plinten, welken 'er uit voortvloeijen. Deeze pligten zyn: dat in geen Nederlander zich ooit tegen deeze Omwenteling k mag verzetten. — Ieder Nederlander moet God in deeze e Om-  (ïods liefderyk hestier. 423 bfflwenteling vereeren. Wy moeten ons overeen- komftig de wyze van Gods bellier , in de Omwenteling Uitgedrukt, gedraagen. . I Uit deeze opgave blykt genoegzaam de verfcheidenjieid van fchryfïloffe , hoewel tot het zelfde doelwit beirekkelyk, in dit Werk voorhanden. Van hier dat wy P een uitvoeriger verflag, dan die opgave van den hoofdzaaklyken inhoud, ons niet kunnen inlaaten. Den Beminnaaren der Vaderlandfche gebeurtenisien kunnen hry dit Werk ter leezinge aanpryzen , als waarin hy ten aantal merkwaardige byzonderheden zal aantreffen ; erwyl de Godvrugtigen ftigting zullen ontmoeten in des Schryvers aanmerkingen, door welke hy dit merkwaarlig lotgeval te rug brengt tot de eerfte oorzaak van ales, de Alregeerende Godheid, welker opperbewind door illen, die gronden en beginzels van Godsdienst bezitten, 10e wyd zy voor 't overige in ftaatkundige begrippen nogen veifchillen, moet erkend worden. 'Enige Vragen aan de Misnoegden in de Nederduitfche Gereformeerde Gemeente van Amfterdam. Door dirk cornelis van voorst , Predikant te Amjlerdam. Te Amjlerdam, by J. ten Brink > Gz., 1797. In gr. 8yo. 16 bl. De Predikant d. c. van voorst, door verfcheiden uitgegeeven Gefchriften, by het kezende PuUiek niet Inbekend, en een der Leeraaren, welke de plaats der ïyftien Geremoveerden te Amjlerdam , om bekende relenen , hebben vervangen, voert hier de pen , om de lanhan geren dier oude Leeraaren onder het oog te brenfcen, het onpligtmaatige en nadeelige van hun gedrag, Boorftraalende in het onttrekken aan de openbaare GodsKienstoeffeningen , wanneer een der nieuw beroepene Leeraaren het woord voert, of ook wel, by zommigen, In eene geheele verwaarloozing van dien Christlyken fcligt. De bedenkingen, ten dien einde aangevoerd, zyn legoten in de vorm van Vraagen, veele van welken, Kaar ons inzien , indien ze onpartydig overwogen wierlen, de misnoegden in eene engte brengen, uit welk zy Èich op geene andere wyze kunnen redden, dan door den l/raager het ftuk gewonnen te geeven, en, even als te *ooren, de openbaare Vergadarplaatzen te bezoeken. In-  4^4 d- c' van voorst, eenige vraagen. tusfchen koomt het ons voor, dat Ds. v. voorst, zonde! de hoofdzaak te benadeelen, zyne Apologie van zyn eiJ gen gedrag zou hebben kunnen agtervvege laaten. Ooll ciders hebben wy den Man, genoegzaam ongevergd, ij zyne zaak in de bres zien lpringen. Verdediging van de zaak der Hervormden, tegen zeket advys en conjideratien, welke die van Overbetuwe, dom den Burger j., glover , op den Gelder/eken - Landdag hebben doen voorlezen , betrekkelyk de Kerklyke en Ar1, . mengoecleren. Door de Gedeputeerden van de Synode det Hervormde Gemeenten in Gelderland. Te Am/lerdam'i by M. de Bruyn, 1797. ƒ« gr. 8vo. 136 bl. De Roomschgezinden in Gelderland hadden eenige Re-1 quesren, over de Godsdienftige Gebouwen, Kerken! en Armengoederen , ten landdage ingeleverd. Deze in handen der Gedeputeerden van de Gelderfche Synodi der Hervormde Gemeenten , op derzelver verzoek, ge< Held zynde, om 'er op te berichten, had het daarop M gekomen antwoord, ter verdediging van de betwiste redt ten en eigendommen der Hervormden, aan de Gecommitteerden ten landdage , uit het Ambt van Overbetuwe,: zoo zeer mishaagd, dat zy daartegen niet alleen een uit-t voerig advys en confideratien ter Landfchapsvergadering uitbragten , maar ook vervolgens te raade wierden, dh ftuk, als behelzende, naar hun oordeel, eene volkomene wederlegging van het bericht der Gedeputeerden , dooÉ den druk gemeen te maaken. Door de openbaare uitgavel van dit advys, welk, door de Burgers j. glover enl j. v. r>. bosch onderteekend, in het verleden jaar is ir! 't licht verfchenen, zeggen de Gelderfche Gedeputeerde?! zich genooddrongen gevonden te hebben, om de Adv* ieurs te volgen , en de noodige aanmerkingen, op derzelver opentlyk uitgegeeven advys , ook in openbaars druk uit te geeven. Deze, in een geleidelyke orde, en, zoo t lchynt, met meer dan gemeene kennis van onze Vaderlandfche Kerkgefchiedenis, opgeftelde aanmerkingen 1 maaken den inhoud uit van deze verdediging van de zaak" der Hervormden, en mogen der aandachtige overweeging. van allen, die op de zaak in gefchil meer of min betrek-' king hebben, wel aanbevolen worden. Men zal hier deze en geene, ten tyde der Hervorming , plaats gehad I heb- I  verdediging der hervormden. 4»5 hebbende gebeurtenisfen nog al in een ander Ként, dan men zich dezelve gewoonlyk voorgefteld had, geplaatst vinden, en niet wel kunnen loochenen, dat voor het goed recht der Hervormden , of wel der gezamentlyke Proteftanten, op de geestelyke, kerkelyke en armengoederen, waarvan zv, federt het einde der zestiende eeuw, m het ongehinderd bezit geweest zyn, vry wat kan gezegd worden. I( Gedeputeerden van 't Geldersch Kerkgenootfchap -trachten daarin te bewyzen, dat niet de eerfte Rehgievervöfcina van Nederlanders tegen Neoerlanders door de Geretornieerden is aangerecht; maar dat de Roomschgezinder hfeï te lande ,°van het begin van de elfde eeuw af en wel vooral in de zestiende eeuw, ter zaake van den Godsdienst, dc wreedfte vervolgingen in t werk gefteld hebben tegen allen, die eene blinde gehoorzaamheid aan het gezag van den Paus en de Geestelykheid weigerden, eiidie men toen goedvond Ketters te noemen, da? ve het grootfte getal der genen, die den oorlog tegen de Spanjaarden voor de zaak der vryheid gevoerd hebben , Onroomfchen geweest zyn, met welken zich maar eenige weinige Roomschgezinden vereemgden, en S nen wel degelyk ter zaake van den Godsdienst oorloogde, niet alleen tegen de Spanjaarden, maar te gelyk Sn allen, die het, zoo in 't leger, als anderzins, met Sn Welden; dat allen, die eene hervorming m leer cn zeden verlangden, welke in deze Landen de meerderheid u tmaaiïten, zeer 'zeker tot de Katholieke Kerk behoorden, en dus een onbetwistbaar recht hadden op de kerkelyke eoederen, waarvan zy, in weerwil van veranderde gevoeKÏTSi de minderheid weigerde zich met hun te vereenden, de wettige eigenaars zyn gebleven; dat alle deze goederen plaatzelyke en privative eigendommen zyn vangdie Gemeenten, waaraan zy gemaakt zyn tot Godsdienftige einden, waartoe zy derhalven alleen moeten gebS worden; dat de Onroomfchen de Kerken en allen aan dezelve toebehoorende Goederen, met uitfluitmg der Roomschgezinden, hebben na zich genomen, om dat het bleek, dat zy gevaarlyke famenrottingen maakten , om l et Land weder in 'svyands hand te leveren, en zich met geweld tegen den religievrede, en het eerst gemaakt plan, om over en weder de Kerken te gebruiken, zochten aan te kanten, waardoor de Gereformeerden genoodzaakt wierden te neemen, 't geen hun met met recht wierd gegeeven. ~ lett. 1797. no. 10. r 1 wie  42Ö verdediging der hervormden* - Dit alles heeft men met daadzaaken trachten-te be< vestigen, en zich vervolgens veel moeite Reeeeven, om op veele mgebragre bezwaaren over de veronlelykingen die de Onroomfchen in vroegere en laatere tvden den Roomschgezinden gezegd worden aangedaan te hebben, ter verdediging der eerstgenoemden te antwoorden , en alles, wat hieromtrent moet toegeftaan worden , in zoodanig licht te vertoonen , dat het alles met noemenswaardig fchyne, tegen al 't geen zv eeuwen lang van de Roomfchen hebben moeten ondervinden. i !Wy/- ^SFhtn nie» meer, dan dat vriendelyke en bilJyke lchikkmgen een einde maaken aan het geduurie mhaalen van gebeurtenisfen, die wy liever, tot herAn» en bevestiging van den zoo hoognodigen vreede, en ver* eeniging der harten voor de gemeene allerbelangrvkfte zaak van den Godsdienst , onder alie Christelvke Genootfchappen, aan de vergetelheid zagen overge- Verhandehng over de Waterbreuk , over de Vleeschbreuk of Kanker, en andere gebreken der Ballen, door Ti. bell, Lid der Koninglyke Maatfchappy, enz vertaald en met eenige Aanmerkingen en eene Voorre de vermeerderd, door j. de vries hofman, Med* Doc% te Rotterdam. Met Plaaten. Te Leyden hy L. Herdingh , 1795. ƒ„ 't geheel groot 190 bh tn gr. 8vo. 0 y HeLU^Tnrd ,Yan den, k«ndigen bell, over «.„ //-?ebiek? der,Ba11^, bekend onder den naam van valfche^ Breuken , 't welk eene Vertaaling overwaardig was, is verdeeld in vier Hoofdltukken; Het eerlte handelt over de zo algemeene en bekende Waterfcreuk, te weeten, zo wel over de waterzugtige onzetting van den Balfak als over de eigentlyke Waterbreuk, of intftorting van vogt tusfchen de binnen- en buitenbekieedfels der. Ballen ; waar na gehandeld wordt over de Waterzuchtige Waterbreuk van den Zaadilreng en over de Zakwaterbreuk van denzelven. Onder andere zeer nuttige Aanmerkingen, welke in dit Hoofdituk voorkomen, munten uit de bedenkingen van den Schryver , aangaande de gedaante der Troicam, die gewoo- .t ï .oh .v . l . 05- 1  B. BELL, OVER. DE WATERBREUK, ENZ. 427 üelyk tot het aftappen der Waterbreuken worden gebruikt, en die, daar zy vóór deezen driekant waren, door den Schryver in eene platronde lancetswyze gedaante zyn veranderd, 't geen hun gebruik voor de Ly:ders veel gemakkelyker maakt. Voorts befchryft hy de verfchillende* manieren om eene volkomene Geneezing van dit ongemak te bewerken, en na de voor- en nadeelen der verfchillende wyze van werken, met het Brandmiddel, de Seton, enz. overwogen te hebben, verklaart hy zich ten voordeele der enkelvoudige Inlny■ding: zodanig namelyk, dat eerst de algemeene bekleedfels, aan de voorde zyde van het ongemak, zeer ruim •worden opgefneeden, daar na de fchcdenrok, voor aan den bovenkant, iets beneden derzelver vereeniging met den Bal, worde geopend; en deeze fneede, na 'er den 'vinger ingebragt te hebben , worde vervolgd, tot aan 'den bodem des gezwels. Door welke behandeling de geheele zak, zonder dat 'er iets behoeft te worden weggefueeden, het geval eener aanmerkelyke ontaartmg uitgezonderd, met den Bal zal te zameu groeijen, en dus de uitftorting nooit kunnen wederkeeren. In de drie volgende Hoofdltukken handelt de Schryver over de Bloedbreuk: de Balzak-Ader; Zaadftreng•Ader- en Windbreuk: ten laatften over de Vleeschbreuk , by welke gelegenheid hy zeer veele nuttige Waarneemingen mededeelt, aangaande de zo gewigtige Operatie van het wegneemen des Bals. In hun natuurlyken ftaat zyn namelyk de vaten der mannelyke teeldeelen zo klein, dat zy wel, zonder veel voorzorg, > zouden kunnen worden weggenomeh ; doch in het gei val van een Vleeschbreuk, die weggefneeden moet wor1 den, heeft geheel iets anders plaats. Alsdan zyn niet '1 alleen de vaten der Ballen ongemeen vergroot ; maar Ê de anders niets betekenende ilagadertjes van den BalI zak zyn zelfs zodanig verwyderd, dat zy, zo zy niet 1 geduurende de bewerking gedrukt, en naderhand wierI den afgebonden, alleen in ftaat zouden zyn , tot het I veroorzaaken eener doodelyke bloedftorting. Had men ï voorts in den Zaadftreng alleen met vaten te doen, dan I was deszelfs verzekering zeer gemakkelyk, en eene I wel zamengeknoopte band kon ons van dien kant geil noegzaame zekerheid geeven. Dan in dien ftreng looI pen ook zenuwen, welke, door een knellenden band ' £e geweldig gedrukt, zo ligt een doodelyken KaaksFf 3 klem  428 b. BELL, over ï)e waterbreuk, enz. klem (Trismus} kunnen veroorzaaken. Tot voorko-i ming van welke onheilen de Schryver ons raadt, dem ftreng eerst met een platten breeden band te omvatten, dan _ boven denzelven de zenuwen van de vaten tei fcheiden, de laatfte alleen ter degen op die plaats te< binden, en den benedenften breeden band tot een waarborg maar zeer losjes geknoopt te laaten leggen; kunt pende men denzelven , in geval van noodzaaklykheid „ altoos nader aanhaalen. Noch neteliger is het geval, door den Schryver, bl. 15B, voorgefteld; wanneer namelyk de ziekelyke ftreng, op eene hooge plaats afgefneeden, niet genoeg bezorgd is, maar naar binnen wordt opgetrokken, 't geen veelal eene doodelyke bloedftorting ten gevolge heeft De Schryver fluit zyn Werk met een Bericht, aangaande den Kanker des Balzaks en der Baljen, welke: in h,ngeland zo menigmaalen wordt waargenomen bv de Schoorfteenveegers , en by die geene! welke iiii fabrieken werken, in welke roet wordt gebezigd Dit ongemak is wederfpannig tegen alle zagte middelen;; doch zo lang de Ballen met zyn aangedaan is de kwaal! geneezelyk, door het uitfnyden der kwaadaartige ver-, zweering: terwyl, zo de Ballen reeds zyn aange-. boodigls ontmanning tot behoud des levens volftrekt: Voor het overige heeft de Heer hofman zyne weluitgevoerde Overzetting verrykt met een aantal van nuttige Aantekeningen, gelyk ook met eene Voorrede, welke, onder anderen, bevat een Gefchiedkundig Verhaa aangaande de Troicarts , die doorgaans in de Buikwaterzucht, en in de Waterbreuk, worden ge- Hand.  f, w. GAüDI, HANDLEIDING. WLdlötdini , ™r de Officieren der Infantery, zo van de W^dêiimee, als vL de 8™!™**"^^°% i %raande V^^^JIüJ^^^ ScheÏxe Es». Ingenieur f^gJg^ Republiek. In den Hage , by J. C. Leeuwe.tyn, x/y/« ƒ« gr. 8yo. 173 T^e Heer de la rochette heeft zich by zyne medeD vaderlanders zeer yerdienftelyk gemaakt met het wwen deezer nuttige Vertaahng, welke hy, tot opneiac " riD^KaSSobitó, enz., met verfcheidene vvelgepla^ f ÏÏeSteekeningen heeft v«meodcrf. ZSZ^lX ^wylVM^ 5* Weetenfchap der Ingenieurs tot hunne Hoofflttoge». maaken, waar toe het den meesten aan tyd, ]ust> ge'e£e^ he\f enz ontbreekt. Thans vinden zy m dit Werkje alkshet géén^ hen ten opzichte van den Velddienst te p a 4n komen, met de grootfte klaarheid en kortbondigheid v eScle , en teffens met alle mogelyke eenvoudige ^ffi^bew^kingen, welke zy anderzins met zouSeri1 kunnen uitvoeren, zonder eene grondige kennis, der MHetUWerk van den dapperen en bekwaamen gaudi ! WS zo als hS door den uitmuntenden Schryver wierd S het licht "eaeeven, reeds een zeer voortreflyk ftuk San^r van^d tot'tyd de hoeveelheid en hetgebruik aer Artillerie is toegenomen, was er in veele zyner on welpen noch al iets te verbeteren ; om namelyk de Verfchanfingen beter tegen.den aanval van het: Gefchut tP vpr/ekeren, welke gewigtige taak met veel baeio, lofden Heer belair is volbfagt. Niet minder gewig^z^^l^ïSleAioS^ In Verbeteringen ten op, zichte der Verhakkingen, der Fladdermynen, enz. Het geheele Werk is afgedeeld in Negen Hoofdftuk. Ken. D? vier eerfte derzelve handelen m het algemeen i11 ó  +3Ö V. W. GAUDI over de verfchillende Werken, die in h*t v*u /• • komen; de manier om dezelve af te toefen £ MPa^ waa? doorU1?Pendt,' <• geen daar niet neoe vforzien ¥ SI vP%«de anderzins op de best mogelyke wyze "n-e £ik%£^Tg V3n eenvoudiS muurwerk in ee oogen"i-i . Trden onnut gemaakt, men zich niet veel feïa Forrte°nWen °P WVer- aafdeTanï'^nï «oofdft^ke,n, geeveH de be^e wyze Sf»Sn^ defmWr» f« v n ^wk£B Jan ^genoemde G& * St tlZl l\dorS ^l dez'-lve, van wegen de groote menigte van buskruid, waar mede dezelve als overKn 3s, naar evenredigheid zyner diente -X d uitwerking doet op* de Wrt^hite^*™? remen kan gebruikt worden , welke maar r.V» nf ? £' Voeten boven het Zomerwater Sn od wS,!^ SeT fc? gCT ^'05 kaTwrwagten, dan door dezelve geweldig te vemenigïuï- wefkeddey \l™KïZnï> ï befchr^"^der i'to, weiKe de Heer zjelaik by die van den Generaal caum. heeft  •' handleiding." 43* •heeft gevoegd; in welke, fa de eerfte plaats, wordt af|ebeeldg eene zogenaamde Redoute en CréMÜlere,, d e eene zeer uitmuntende uitwerking moet duen. Vooits eeni-e Profden, onder anderen om aan te: wyzen, hoe men van de Vertakkingen, enz. gebruik kan maaken St hét verdeedigen eener Verfchanüng , zonder dat de vvand ini de mogelykheid is , om dezelve met zyn GeEtf^ Terwyl de laatfte Plaat dient tot ooheldering der begrippen van den Schryver , ten op Stevan het plaatzen der Fladdermynen en Globes ae Compresfwn voor'eene Verfchanfing. Kerkelyke en Waereldlyke Gefchiedenis der Tyden *Zondvloed. Door s. van emdre, Prefkant te Wagemnoen , Lid van het Zeeuwsch Genootfchap te Vl sjm%n , Correspondeerend Lid van \ Godgeleerd Genootflap in V Hage, enz. Met Plaaten Te Jmfierdam, by f. Allart, 1796; êr- 8w- 3*»3. t^e Kerkleeraar emdre behoort onder de onvermoeide D Schryvers gerangfehikt te worden. Menigmaal viniden wv, in onzeBoekaankondigingen, den naam van deeS Man , eThebben wy hem vaak over zynen yver Sreezen. Deezen heeft hy gemeend, op nieuw , te Sten betoonen in het verVardigen des aangeduid» Werks: waar toe hy betuigt, „ eenige jaaren geleden, „door een der beroemdfte Geleerden m ons Vaderland wSn^lf bukken deelt hy .zynen arbeid af. Het I gaat over de Bronnen, waar uit men deeze Gefchiedenfs Lalen kan. - Met II befchryft de Scheppin| in 't algemeen. Opgemerkt hebbende, dat de Gefchiedenis des MenTchdoms; van de Schepping tot den Zondvloed, SoegWk in drie Tydperken kan worden afgedeeld bevat het III H. het Eerfle Tydperk, van apam tot de Sorte van s*t„. Het IV H. ftelt ons het Tweed; beginnende met de Gebc^ «n «t^ de weeaeeming van enoch en het V H. geicmia om Derde Tydperk te ontvouwen, begint van enoch* , weeneeming tot het einde van den Zondvloed. "TSt ontvouwing vinden, wy het Aftggg^g meer in den ouden trant, dan wy verwag. hadden, be, handeld; niet dat wy alles wat oudkejiraj,. vero  432 ï. VAN EMDRE yan daar; 'er is zeer goed ouds, maar ook veel verflee. . Uns en vee van dit laatfte, 't geen uitgezogt en wegge: worpen verdiende te worden, vinden wy hie'r nog we der • verzameld. Met voorbeelden, ter ftaavinge van deeZe aanmerking by te hengen, zouden wy eerfige bladzyden kunnen vullen. - Deels komen zy nogmaals t onder eene andere gedaante en fchikking, voor, in het VI Hoofdftuk? beftemd om eenige Leevensbyzonderheden op te geeven van voornaame Mannen en Vrouwen, vóór ten Water- of üiu?^"00* fchryft' Zondvloed, 't peen' ê S tSJCh7Fr tG 2*1 ?Pmerkt' " niet aanduid ',1re! „ lyk men uit het eerfte Lid des woords zou opmaaken, „ is met Watervloed; alzo het woord Sont of in 't ,, oud Dmtsch, Water betekent." Van het VII Hoofdftnl- 3>Jï dJ ^J^f' ^S^crdheld, GoS^enstt Zedekunde_ der Menfehen vóór den Zondvloed. Van G l en zyne Eigenfckappcn. Het beftaan van het Godlyk wei, JJe Schepping en Voorzienigheid. De Mensch in den 'laat eter Kegtheid, en van het Verbond der Werken. Eerde zonden der menfehen. Erfzonde en daadelyke zonde. Str fen der zonde Verbond der Genade en deszelfs Middelaar. De Roeping, t waar Zaligmaakend Geloof, en de Kak. VIL daaden des Verbonds, Regtvaardiging, Heiligmaking, enz. Wetten Gods, waar na te leeven. Sacramenten of Bondzegelen. Staat na dit leeven. Openbaare Godsdienst. Andere Zedephgten. Hoe veel, hoe gansch veel, van het Syftema, hier te pasfe gebragt en ingeweeven' Hc~ veel daar van op eene wyze voorgefteld, die naar dat ouüe nekt, waarvan wy zo even een woord gemeld hebben» Te regt is het eerfte woord deezes opfchrifts, Godgeleerd', heid-, want des is het vol, en wel van die Godgeleerdheid, welke niet den Dordrechtfchen Stempel gemerkt is' Uit veele diene het geen de Eerw. emdre van de Sacra. menten fchryft, om dat het kort is, ten voorbedde. ,, Men vraagt, zyn 'er vóór den Zondvloed SacramenV ^ oïBondzegelen geweest? Voorzeker ja, zo in den „ ftaat der Regtheid als na den Val. De eerfte noemt „ men Sacramenten van het Verbond der Werken, waar ,, toe zommige verfcheiden brengen (*). Het voornaam- (*) Als *t Paradys, de Sabbath, de Boom des leevens" en de Boom der kennis des goeds en des kwaads. Zie wix« Huishouding der Verbonden, VI Heofdfl. §. a, en volgende  kerkl. en werelde. geschiedenis. 433 1 fte Bondzegel was de Boom des leevens, die aan onze f <1° Oudfrs verzeilde 't eeuwige leeven. Na den Iv4 had men & O&den, deeze0 waren Sacramenten V vfn't vertond der genade, en buiten twyfel. van eene [' GodlUrffliDg, want hoe zou het ooit iemand in 1 de Tdachten hetben kunnen komen van.dierenoï veldvrusten te verbranden om aan God eenen aange I SamenSdienst te doen? en hoe kunnen dan ook menË Sri anders gezegd worden daar door aan den Heer I e behaïSi, en in 't geloof te hebben geofferd? Zie EHebr ff- *-S Men heeft ook verder, m die OfferISn, Cvoor zó ver die als fchuldofferen kunnen aan^gemeV worden, gelyk vervolgens - mos.s tyd ) Ë alles wat tot een bondzegel behoort,, met alleen eene Godlyke Inftelling , die niet onwaarfchynlyk- terftond £ na den zondenval heeft plaats, gehad, toen onze eeilte Ouders bekleed wierden met de vellen. de: diuer , een I zichtbaar teken 't ofTerto ; ^ f ^de zaakj j„ toekomend zaad der Vrouw , ajs oe "<£s» , zondaaren te eeniger tyd zich m dei ^ « treeven, mitsgaders .-ene zekere fcbaduwagtige overeen fomst3 beiden, waarvan 't menschdom door ''Oodlvk onderwys zal .onderligt ontvangen hebben, i He: VIII Hoofdft. handelt over Handwerken, Kunjlen LCwJenrclmppen: Landbouw; Veehoedery ; maaken van Wle^n^Sinde; Tzcr- en ^f^thUflntÖ Weseeritlssvorm; Dicht- en Speelkunst; Schryf- en leken IZeT&flachuen TydreketJnde; ^gS?Sdoïï rykskunde;Scheepsvaard; Natuurkunde. D~eze onderwer pen wordén kort behandeld, en laaten , door &ebrek aan volftrekte befcheiden, veel plaats tot gisfingeovei, n kan men het niet verder dan tot waarfchynlykbeden brH?ftóeneemend verderf der Aardbewoonderen vóór den i ZondvloedSmaakt het IX Hoofdft. uit Wy ftemmen met den Schryver in, omtrent veele misdryven, der Eerfte Wereld toegefch -eeven ; doch hy legt 'er hun , onzes Sens eenige ten laste, waar mede wy de "reeds groote Ivst hunne? Overtreedingen niet zouden verbreeden ' *MehetX Hoofdft. geeft de Schryver eenige byzon* derheden betreffende de^Oudheid der Aarde; de SchepS der Engelen ; of 'cr Menfehen vóór adam geSt SnT fwelk Jaargetyde de Aarde is gelchaaJ pen - d7 Taal der eerfte Mjnfchen ; of zy Vleesch heb-  434 s. van emdre, kerkl. en wereldl, QBSCH. ben geè'eten ; de reine en onreine Dieren • dP t ^n^dder Menfehen; de Be^lktofder Aa^deê 0f de aanvallen van de vyandeZdér Godfyfcópenljaag?" welke voorgeeven . dat 't r^uïdT.„ T. ^ aann§'1 zwakt. In niet houbTe^üS rken fcheÏÏlfe"f rS verfchoone deeze uitdrukking) de VerdeXe? £ er badt hy gedaan met dezelve op te geeven en de vfS g VyfLfSmJwnkinffen' VUlt,hGt ^ Hoofdffi1 ««»uJ vercieren dit Werk. Bedriet ons het geheugen niet, dan hebben wy ze wei mg Jaaren geleden , gezien , als Proeven van de P la Jen tot een begonnen, maarniet volvoerden, druk: des Bvbet laaten, heeft de Uitgeever waargenomen. Gefchiedenis der Middel-Eeuw, door eobaed toze- «fer, ! meene MU^izS^rS fM^ f S&Z^^%^§ % H duistere genaams en eoed m dit tydvak, de door deeze verfchil" Sn «In" "0g te^enwoordig gefprooken wordende „taaien, welke men de bevende pleeg te noemen, en „ die door eene trapswyze befchaaving tot dien trap van „ volkomenheia gebragt zyn, waar in dezelven zich tot „ nog bevinden. M?f ide" .xyd¥\nS • welke de Gefchiedenis der 5, Middel-Eeuw in zich bevat, behoort niet alleen de „ grondvesting en opkomst der thans bloeiende Ryken; „ maar ook de meesten van dezelven verkreegen ook in „ dit tydperk derzelver nog thans in werking zynde Staats„ gefteltenis; ten minften laat zich deeze, dewvl zy haar „ grond in de voorgaande had , niet genoegzaam beoor„ deelen en verftaan, wanneer men niet met geene, en " dedaa.r-.m van {yd tot tyd voorgevallene veranderingen, * S- a1SS die ?cht?r al,een door de Gefchiedenis van „ dien tyd kan geleerd worden. Ook nog in onze tvden „ mangelt het niet aan voorbeelden , die de iuistheid „ deezer aanmerking bewyzen; en het zy myj geoorlofd, „ maar één derzelven a hier by te brengen. onlangs „ ontftaane en nog niet bygelegde twist tusfchen den Ko„ ning der beide'.Steilten en den Paus, over de leenroe„ ngheid deezer Ryken (*), zal men niet kunnen bevat„ ten, wanneer men zich niet de trapswyze opkomst van " ?eZG R)?en ln,de Middel-Eeuw, en de in de elfde „ Eeuw gedaane Ieenverlyding van deeze Landen aan de „ Normannen, herinnert. Ook is de oorfprong der aanzien„ lyke voorrechten, die deeze Koning insgelyks in het „ gees- Augismf" V°°rrede drMSt de JaaN en Maandte keHinS ï?ï* 55  CESCH. DER MIDDEL-EEUW. 437 I geestelyke bezit, al mede in dit tydvak te zoeken. De Z oorfprong van het Engehch Parlement, de vergunning 1 van het groot Charter, het welk nog tegenwoordig de i voornaamfte Ryksgrondwet van Engeland, en, in een 5 woord, de grond van de hedendaagfche EngelfchtRegecrmgsvorm uitmaakt, is in den omtrek der Middel- Feuw te vinder. Eene Gefchiedenis dus, die de " vestiging en opkomst van de hedendaagfche bloeijende ! Ryken en Landen, als mede den oorfprong hunner Re! geeringsvorm aanwyst, zonder kennis van welke veele fn dezelve nog heden ten dage voorvallende Gebeurtenisfen niet kunnen begreepen worden, moet voorzeker „ onze aandagt verdienen. . . .«.,.., ,, Bovendien is ook de Gefchiedenis van de Middel„ Èeuw niet zo ontbloot van groote en merkwaaruige , Gebeurtenisfen, als men gemeenlyk gelooft Dit bewyst reeds de boven aangevoerde verdelging van het Romeinfehe Ryk, en de daar op gevestigde gronding-der , nog thans in weezen zynde Landen en Staaten. Men ziet beftierders, den throon waardig, zodanige befchkkingen maaken , waar door hunne, tot dien tyd toe " weinig geachte en onderdrukte Natiën tot eenen aanSe trap van magt, van aanzien en invloed op de beüisiing der Waereldgebeurtenisfen van dien tyd verheven wierden. Men ziet ontwerpen vormen, waar door veel^ten nadeele van het Menschdom ingefloopene ', wanordes weggenomen, of ten minften verminderd wierden; en ontdekkingen doen, die op het welzyn van ,, het menschlyk geflagt merkelyken invloed hadden. ' „ Het is waar, dat&de woestheid en onweetenheid tot „ èene aanmerkelyke hoogte gefteegen was, doch door J dit alles heen wordt men echter een fchrander en vernuftig man gewaar, die ook eene opgeklaarde Eeuw 'niet tot fchande zou verftrekt nebben, die door de „ hem omgeevende duisternis zogt heen te breeken, en, 'door het weldaadige licht der Weetenfchappen, ge„ lukzaligheid onder zyne medemenfchen tragtte, te ver- t Ipreiden. Byzonder ontdekt men op het einde der „ Middel-Eeuw, hoe de met de gelukkigfte gevolgen ver ! gezelde Gebeurtenisfen tot de verdry ving der groote ! woestheid, en de herftelling der Weetenfchappen, heb„ ben medegewerkt. De verovering van.Ko nftan t™°Jf»> „ door de Turken , dreef veele Grffche Vlugtelmgen t naar hallen , die als toen de beoefening der klasfifene  43$ b. T0ZE „ Schryvers wederom aan den gang brasten «i *«-, „ door den eerften grond lagen totle Sdl ng de? zo „lang verloorene weetenfchappen. Deeze voordeelen „ Boekdrukkunst nog vermeerderd, en toen Eeeon h« : „ menschlyk verftand zich van de boeijen dei §o vvee " hïd b?aaJschheid i waar onder het zo ang ' :,' alToÊenaardlofdee SM*»- ^nSonde „ uc voiKeren, door de uitvinding van eenen nieuwen ï eïio/de^V7^ l3ngS £ Kaap TaJ^op] „ en door de ontdekking van een nieuw Waerelddeel m ;;IegeevirK"mWe"din« Va" ZMk™ -«nf;èri ;: fistel „ kragten, of door dezelve te boven gaandeondernee' „mmgen, van het toppunt haarer hoogheid ter neder i:^±LS\!tZflT a,ndere Uit «^eetorL3na£ 2 T„ een verwonderenswaardig vermogen ge" ï.4 'pa f mfrde/ der^lyke overwegingen zal ons ftordi/CnyfryK?JS' fchoon niet cier'yk, egter niet Sr L ü ,fchlkking' die zeker moeite* in hadt, zodaS'd tot het anXng ?efchied^isfe van het eene Juanu tot net andere meestal natuurïyk en treffend , zo dat  gesch. der middel-eeuw. 439 Jat men onder het leezen de verplaatzing van het een in het ander Land op eene gevallige wyze ontwaart. jToze bezat die kunst, en deeze kwam m t bewerken van dit vak der Gefcbiedenisfe byzonder-te pasle, ont Hen Leezer met den geest der Gebeurtenisfen gemeenzaam ke maaken. Zyne fchikking in 't verhaal eener merkwaardige Gefchiedenis, waar in meer dan één Kyk. keelde f maakt, dat men het geheel te gemaklyker en op leene onafgebrokene wyze overziet. Hier door worden bok de afbreekingen en langwylige verhaalen vermydt. I -Het Deel, thans voorhanden, vervat Vier Boeken,welite [deeze Opfchriften en Tydaanduidingen op het voorhoofd tóraagen. I Boek. Van de groote Volksverhuizing hot op het eindigen der Morovingifche Stam. Zedert de fcyfdè Eeuw tot den Jaare 75^ EeJ? Jydvak van omtrent jaaren. II Boek. Zedert het eindigen Ider Morovingifche Stam tot den Veld/lag by Fontenay, \die tot het verval des Franfchen Ryks aanleiding gaf. Van het Taar 7« tot 841. Negen en tachtig jaaren. IlII Boek. Van den Veldflag by Fontenay, en het daar \door veroorzaakte verval van het Franfche Ryk , tot aan [het uïtflerven, in het Mannelyk Geflacht, van de Saxtfche ÏK'izerlyke en Koninglyke Stam in Duitschland. _ Van bet "laar 841 tot 1024. Honderd drie en tachtig jaaren. — llV Boek. Zedert het uïtflerven der Mannelyke Saxifche I Keizerlyke en Koninglyke Stam in Duitschland tot op den \dood van Keizer lotharius den II. Van het Jaar 1034 Itot uw. Honderd en dertien jaaren. I Tot een klein Haaltje van de fchryfwyze in dit Werk Igehouden, want volgende Deelen (*) zullen ons wel Igelegenheid tot uitvoeriger opleveren, diene t geen hy Ivan 'sPaufen opkomst fchryft. „ De Spaanfche en Fran|„ fche Kerken bleeven vry, en van de Romeinfehe onaiI' hangelyk. Doch het in Europa wyduitgebreide Chris\Z tendom gaf gelegenheid, dat zo wel de meuwgeftigte |r, als oude Kerkea van de Romeinfehe afhangelyk wier- „ den. {*•) De Jaartekening der Uitgave van dit Eerfte Deel is 1702 en dewyl wy geen tweede tot nog ontvangen, ol iets deswégen vernomen hebben, bekruipt ons de vreeze , dat misfehien mangel aan vertier de verdere uitgave heeft doen blyven fteekin. 't Geen oas zou fpyten.  440 E. TOZE, 6ESCH. DER MIDDEL-EEUW. „ den. Rome, de voormaalige Hoofdftad van hei Aard»! „• ryk, hadt, met den ondergang van het WesterfcheJ „Keizerryk, deszelfs Heerfchappy, magt en frootte,] „ verlooren. -Van haar nog overig gebleeven aanzien was" „ zy door den Keizer justiniaan, na de vernietiging „ van het Oostgothifche Koningryk, geheel beroofd géi „ worden, en zy, benevens halten, tot een Landfchapr „ van het Oosterfche Keizerryk gemaakt. Doch in „ deezen toeltand van haare vernedering plaatfte zichi „ daar in ongemerkt, en in ftilte, eene nieuwe Heerfchap-» „ py van eenen gansch anderen aart, die zich allengskenas „ over alles, wat magtig en aanzienlyk in de waereld „ was, verhiel, en alles aan haare Wetten onderwierp* »» ~r~ .ls.' ™ de daad, de grootfte en zonderlingfteu „gebeurtenis m de Gefchiedenis der Middel-Eeuw,err „ het opkomen van dit nieuwe Ryk verwekt eene des* „ te meerdere verwondering, dewyl het niet door mid. „ delen van Oorlog en Overwinningen isgeftigt; maar or* „ Leerltellingen , Meeningen en Woorden gegrond isl „ welke voornaamlyk hier op nederkoraen; % petrus' „ door Christus tot een Vont der Apostelen, en, door< „ mededeelmgvan het gezag om te binden en te ontbinden,, „ tot zynen Plaatsbckleeder op Aarde gefteld is ■ dat »k- ■ „ trus de eerfte Bisfchop m Rome is geweest', en dati „ zyne Opvolgers 0p den Bisfchoplyken Zetel in zyne: „ Rechten getreeden zyn. Dat alles, offchoon het deels = „ zeer twyfeiagtig en deels zeer ongegrond was, wierdI „ in dien tyd yan de algemeen heerfchende woestheid en i „ onweetenheid als zeker en waarachtig aangenomen En i „ op deezen grond rust het wanftaltelyk Gebouw der' „ Pauslyke Heerfchappy en Gezag." Een Ryk in de duisternis der Middel-Eeuw opgekomen, t welk, in de tegenwoordige Eeuw der Verlich-■ ting, na den ondergang helt, en door den Held buomaparte een flag is toegebragt, waar van het, zo te denken is, nooit zal opftaan. Amb-  AMBTEN ZYN LAST-POSTEN. 441 Ambten zyn Last-posten, aangetoond in eene Redenvoe* rins-, uitgefproken in een Gezelfchap van Vader lanalieveude Ambtcnjaagers. Magister Artis, ingenuque largitor venter. In Holland, I7?7- ^ §r- 8w- 29 Eene niet ongeestige Satire op het groot aantal, zich noemende, Vaderlandlievende Burgers, welke der Revolutie om geene andere reden zyn toegedaan, dan voor zo veel zy hen in de gelegenheid ftelt , om, doo het verWen van een gemaklyk en voordeelig Ambt, n gemaK en weelde hunne dagen te flyten. Men ontmoet hier, t geen aan foortgelyke Opftellen dikmaals ontbreek ,, de Redenaar houdt voet by ftuk , en weet de fchimptede togaans vol te houden! Aan fterke en geestige fiagèn ontbreekt het niet; en de Spreeker laat duidelyk zien, dat het fchryven in eenen befchaafden ftyl hem met oneigen i! Zie hier een der nutte gevolgen, welke hy uit zyne bétonde Stelling afleidt: „ Zyn de Ambten Lastposten, dan handelen wy niet berispelyk , maar integendeel " P vslyTen rnenscyhlievend, wanneer wy 'er ons onop" houdelvk op toeleggen, om deezen of geenen Mede' bureer van zyn ambt te ontzetten, ten einde wy het- "K voor ons verkrygen. Wanneer wy ons " das en nacht op het removeeren toeleggen, en in onze " Clubs- en Volks-Vergaderingen ons heesch en paarsch " fchreeuwen tegen eenige Ariftocraaten en Oranjevrien" den welken nog een ftukje brood door hun Ambt beI' Souden hebben, zyn wy altyd in ftaat, om ons tegen " het verwyt van eigenbaat en wraakzucht te dekken. " Zoeken wy iemand te removeeren, wy zoeken tevens, " hem het leeven aangenaamer en genoeglyker te maaken; " hem te ontflaan van die lastige en vermoeiende bezig" heden, aan welken hy, uit hoofde van zyn Ambt , on- " terworpen is. Dat dan de laster ons aangrimme " en ™^ zwadder op ons werpe allen die door het " nieuwe licht, welk wy ontftoken hebben, geleid vvorden, en de zaaken befchouwen , gelyk wy wenfehen, dat ze befchouwd zullen worden , zullen aan onze re'„ moveerzucht den naam van deugd en menslievendheid „ geeven." LETT. 1797. NO. IO. G g %e'  4* 2 BEDENKINGEN, ENZ. — ^ZV^fsT^T^ Belf5tinê ê de l V» , bataafsch Gemeenebest, door B. B. Te Lellen h D. du Mortier en Zoon, i79>. ffQ*%fc\ %Z7ê1ikïd/fr ^"Svan eene Algemeene Be. fgWg op de h.knmften; en de noodzaakhkheid om d, U ver beleren JkchtS in ™hzelvc van BR \1 wederlegging van .zckere Eedenki van h. li,, voorgedrongen aan den Burger RefirJer aa HAt;Nj/°°r deszelfs Medeburger t .van manen t>y J. L. Leeuweftyn, 1797. In gr, 8yo> ^ bJ. odSS êt,,?y,hadt hCt t0t Zyne byzondere inlichting geeven P ™ rust' gelegenheid ta/r^ dan gemeene moeite gegeven heeft l lu .™e,er taak , die hy ondernK^ÏWwaSen Hv'ÏÏf „ getragt," gelyk hy zich'uitdrtffa"deV^ „ alleen niet omnogeïyk behoorde in^mH ^ daaïom „ Dan, hoe het ™ it ™" , genoemd te worden. „ uau, nqe i,et zy, iij geeve -'t zelve flee^s pp™. „ruwe lchet», waaromtrent de vraag niet ts fis d« 2 plan.  BEDENKINGEN", ENZ. 443 . plan, zoo als het daar ligt, goed? Zyn daar in niet t veele misrekeningen ? Kunnen daartegen niet veele bedenkingen en zwaarigheden geopperd worden? Neen, " dit is de vraag : Is deeze ruwe, by loutere gisfing gècafculeerde, lchets iets goeds? Kan er by nte bewerking iets bruikbaars van gemaakt worden ? En " kunnen zy, die hunne rekeningen kunnen grondvesten ' op zekere kennis en volkomen weetenfchap , geput "uit onbedrieglyke bronnen, 'er een) goed werk van r maaken ?" Voorts geeft hy de gronden zyner Berekening op, als mede zyn gevoelen over de wyze van Inzameling. Het een en ander moet in het Stukje, dat aiw overweeging waardig is r nageleezen worden. De Burger van manen, wien de Burger hahn, Cnaar atterifchVn, bet Lid der Nationaale Vergadering, Sn wien de Burger B. B. zyn Stukske hadt toegezonden ^ een Exemplaar van de gedrukte evengemelde BetnkïJenhadt toegefchikt, heeft de pen opgevat, en zal3 voldaan rekelen, „ indien hy den ««genoemden Schrvver kan beweegen om de zaak nog eens m nader " overweeging te neemen of hun, die met het " Sft der algemeene Belastingen, door de Nationaale " ^readerine, gechargeerd zyn, of anderen, die over 'de'zflve "ontwerp, zullen moeten oordeelen,. eenige " niéuwe oog- of ftandpunten kan aanwyzen, uit welke . zulk een gewigtige zaak behoort bezien of doorzien " De leiddraad, door van manen gevolgd, is deeze, dat hv in overweeging neemt het door den ongenoemde hsychryverVvoor|eflaagen middel van Belasting op de totaale Inkomften van alle Ingezetenen. — ^ de^e beoordeeling brengt hy ter toetze eenige Middelen, welkef hy onregtmaatig en ongefchikt oordeelt, - en Sfdelvk, met ten woord, fpreekt van de Financieele Enomie, of wyze van Heffing en Inzameling van In- k°Naaendat de Burger van manen de BelasUns op de Inkomften befchreeven heeft, -,,'als de haatlykfte, onv flVtiefte, kostbaarfte en onzekerfte, en voor den Staat en°het relatif vermogen der individueele Burgers, " welke men zou kunnen uitdenken , en dus het aller" ongefchiktst voor eene vrye Republiek, _ en een Land " van zo veel onderfcheiden foorten yan mduftne, be"ftaan en inkomften," tegen welke uufpraake de Bur» G g a g£r  4*4 BEDENKINGEN, ENZ* ger B. B ongetwyfeld veel zal in te brengen hebben-1, maakt hy dit befluit op, 't welk wy zullen affchryven; voorts de gemelde Bedenkingen, en deeze Tegenbedenkin-gen, der leezinge onzer Landgenooten aanpryzende, als ; hunner overweegmge dubbel waardig. „ Om uit al l „ het aangemerkte het befluit op te maaken zo moet " t i Wei crke,n»en> dat het Plan van Belasting op de ; „ Inkomften alleen, wel theoretisch het beste, zekente „ en natuurïyk evenredigfte, is,voor zodanige Volksmaat„ ichappyen, waar ééne doorgaande wyze van beftaan,. „ en wel inzonderheid alleen de Landbouw, plaatsheeft: ^, welkers uitgeftrektheid zich eng beperkt; en waar, over „ t geheel, de bezittingen niet zeer ongelyk zyn;'zo „ wel als de leevenswyze op een naby eenpariïen voet; „ doch dat het geenzins in te voeren of met vrugt werk„ zaam kan zyn, in een Land, van zo onderfcheiden foor„ ten van hanteennge , induftrie, middelen van beftaan " ^eeven6Wyze» 20 wel als uitgeftrektheid, gelyk het „ Dat daarenboven al het zelfde, wat men door 2u3k i, eene Belasting op het totaal der Inkomften bedoelt, ge„ effeélueerd wordt, - en op eene veel evenrediger wyfe, „ — door de Belasting der onderfcheiden middelen; en „ dat, dienvolgende, de middelen zelve, zo 'er gebreke 1 „ in plaats hebben , in zichzelven moeten verbeterd, en „ derzelver inrichting en heffing over de geheele Repu„ bliek - m het eene gedeelte , gelyk in 't andere — " w?rdengC rdatif Selykvormig gemaakt " - Dat, dienvolgende, in den ftriktften zin, geen geheel „ nieuw Plan van Belasting , voor onze één en onver„ deelbaare Republiek, noodig is ; maar dat uit alle fub„ fifteerende en vigeerende middelen, over alle de Ge. „ westen, flechts die geene, welke best met het principium „ yan relative gelykheid overeenkomen , tot™S „ lasten behooren aangenomen, de min nuttig! verwor"den''en ombreekende noodzaaklyke. ingevoerd wor- Brief  brief van phiealethes. 445 ■Brief van Philaiethes aan zyn Vriend Authophilax, over twee zeer aanmerkelyke Bedenkingen; wegens het executeeren van de Provinciën , door de Nationaale Vergadering; en over het aanneemen of verwerpen der Lonjtuutic. Alom, in gr. ' en weinig beduidende fchryfwyze over Onderwerpen, die, de gezetfte aandagt en oveiweeging vereiicrien. Praadvis van den Burger a. j. verbeek, Prefident van ^ hU Provinciaal Be/tuur van Holland, over het verfchil tusfchen de Municipaliteit en een gedeelte der Bur gery van dln Haag, alngaande de fchikhng en oproeping der Grondvergaderingen. Te Dordrecht, by H. de Waas, In gr. 'èv,o. 17 bl. De reden van de uitgave van dit Preadvis geeft de Burger verbeek, met deeze woorden, op. » Myn oogmerk was geenzints myn Prsadvis in de bekende I Sgfche zaak fin openbaa/en druk te doen verfchynen — ook is hetzelve daar toe met gefchikt — dan daar '! de kwaadwilligheid heeft kunnen goedvinden myne eer deswe^ens openlyk aan te randen, meen ik zulks aan " mv zetven en aan het Volk van Hollandverfchu digd "t?weezen - de onzydige wereld oordeele, wie in l deeze zaak het meest Weiden, en meest overeen- komftig de billykheid, gehandeld hebbe. *? Uk de toeHchtende korte Inleiding moeten wy den Burger verbeek, in zyn gehouden gedrag ten aanzien,? yan dit onaangenaam verfchil, geheel billyken. Gg3  j. carver's ™L Landen van Noord- Amerika, doof jonathan carver ,Schildkn., Kapitein varr cer.e Com. P$?l P?ovvllmale Troepen, geduurende den Oorlog hcA Frankryk Naar den derden Druk uit het Engelsen] vertaald door j. d. pasteur. Met Plaaten. Eerfte Deel h,h J 'J u ? rP A- f" J' Ho"koop , 1796. In gr. Xvo., behalven het Voorwerk yan XXVI. 248 LI. ^eer onlangs maakte ons w. eartram bekend met ^ een gedeelte America en de Bewoonders van dat nog ivemig inwendig bekende Werelddeel C*), 'hans vmden wy ons, door de pen van j. carver, in ffaat ge- eenpn u °?ZC Jcund]gheden van deszelfs Gefteltenisfe in eenen geheel anderen oord uit te breiden Schoon het oorfpronglyke, waar van twee Drukken, m den Jaare 1781, in het tydsverloop van twee jaaren, reeds uitverkogt waren, en dit eene derde noodzaakiyk maakte, naar welke deeze Vertaaling vervaardigd is, eenigzms een oud Werk moge heeten, zal dit, gelyk hl Xfn^ J , W\ aanTmerkt',êeen afflag aan de waarde by den Nederlandfchen Leezer baaren. „ Indien," fchryft • (*) Zie onze Alg. Vad. Lettcroef. hier boven, bl. 82, enz.  REtZE. , 447 ander veifcheenen is, dat de zeden, gewoonten, regeering, God' d en t , van de natuurlyke Inwoonderen van het vaste land van Noord-Amerika zoo naauwkeurig en omftandig Sfchiyft, « dat zich geen pisbelchryver heeft opgedaan die zoo diep landwanrds in geweest is, en naar zolang' met hef Volk verkeerd heeft als de Heer fACteA redenen om geene .verfchoonmg te vraagen voor de laate Nederduitfche uitgave , die de burger Vermler reeds voor eenigen tyd zynen Landgenooten bSSfte^eni doch waar in hy door andereibezrg- hpiïrn eenip-e iaaren, verhinderd werd. Veele ve.taa hngï: en ifzoSerhèid Reisbcchryvingen , zyn wy;.«{ deezes Burrers vlyt verfchuldigd; wy zullen deni lot, hem leïeeven by het vermelden van bartram's Eerfte Deel med van zyne hand, niet herhaalen Maar hier Jneldèn dat hv ioms meer doet dan vertaaien, en ook ' an dit Werk gedaan heeft. Zyne kunde in de Natuurlyke Storie der Sieren , waar van hy meermaalen blyk 1» Sr deedt het hèm nuttig en noodig vinden, om tt deeeReS de Natuurlyke Historie der Dieren met Se-AaStoingen op te helderen en te verbeteren , S ïrbeid, we!kegdenPLeezer niet dan aangenaam kan 7vn en dè waarde des Werks zal vermeerderen, dewyl h??de Leezers, die in de Natuurlyke Historie onbedreeven Ivn voor eenige misflagen van den Schryver, die wel een "oed KÏygsSige, maar geen Natuurkundige, fchynt Nvï ê at^Sfe^ het Leeven van carver, dit ook verfchynt voor aan n deeze Vertaaling, en is zeer leezenswaardig. Ongelukkig lev£ hv een voorbeeld op van miskende verdienften, die Srf anders beweert dat l Engeland vergo den worden. Ondanks de gunftige Geloofsbrieven voor zyn Cbaradter, S d ëerftebontmoetingen toen hy in Engeland kwam, en zyne opgevatte hoope , dat zyn «béid ten minften zo zou beloond worden, dat men hem de gelden zou goed, doen he hy ten 'dienfte van den lande hefteed hadt, zag hy ziel/verwaarloosd. Naa zyne bezittingen uitgeput te hebben om den Lande voordeel te doen, zag S met zyn Huisgezin verhaten, van-ftenn beroofd. Smeer veroorzaakte0 zwakheid van lichaam , vergroot door armoede en gebrek aan de gemeene noodwendigheden des leevens. Welk alles, gelyk zyn LeevensbefchryvS,dft in 't breede vermeld hebbende, verklaart, „een G g 4 G  44§ j. carver's einde maakte aan het Leeven van een Man, die, naa 7vn Land, ten kosten van zvn goed en gezondheid™ aa zvn vaar van zyn leeven," ^le^ewi^dfcnto hebben, in de eerfte Stad der Wereldi r/„,b5 \ gebrek verging." reJd' (Lo»d™) van In de Inleiding legt carver zyn wvdftrekkend nlan gevormu. hen plan, ichoon niet volvoerd epter e? r. gzins volbragt, van welk alles hy de reden cfnfeefr * «Kwoordl, Zd^Sè« fes1*;, ï ?2t Lortl 2y byna voor de Pe„!.~l^™el!hi'',tlcla?r;doc" «■ en die over te geeven. Ik rtt h,w e kü0Pen, de rekening gevK teW?Jfgl fn?lt.,nieuw ""fthot by ftaande ik in het verkond! Ï?J a^ulaa^en' niettegert. komftig het ^oP^SSSA?^ papieren overeen' Kaad faI^ „ diaanfche natiën tot hier toe van hun verkeering met I „ die zich Christenen noemen ontvangen hebben" ï „ niet zeer ftrekte om myne liefddaadige oogmerken aan [ „ te moedigen; doch daar egter veele, fchoon niet alle, f „ eenig voordeel zouden kunnen ontvangen van de invoe„ ring der Europcaanfche befchaafdheid en godsdienst „ als zy met ilegts alleen de dwaalingen en Pebreken " ove1'0™6"' dle Ult verdorvenheid en verkeerdheid van „ deszelfs bclyders ongelukkig daar mede vergezeld „ gaan, befloot ik in myn oogmerk te volharden. „ Ik kon my nimmer vleijen, dat ik in ftaat zou wee„ zen, dit groote oogmerk alleen ter uitvoer te brengen „ doch ik was egter begeerig, om, zo veel in myn ver' „ mogen was , daar aan toe te brengen. Wilde ieder „ een dit in alle openbaare onderneemingen doen cn „ met yver zyn byzonder aandeel leveren , welke verbaazende oogmerken zou men niet al ter uitvoer brengen ! „ Het is eene waarheid, dat de Indiaanen niet zonder „ eenig gevoel van Godsdienst zyn, en wel zo eenen, die „ bewyst dat zy den grooten Schepner eeren met eenen f „ graad van zuiverheid, onbekend by volken , die groo„ ter gelegenheid hebben om verbeterd te worden; maar „ hunne godsdienftige beginzelen zvn verre van zoo cn„ bevlekt te zyn, als een geleerd Schryver die heeft op„ gegeeven, of van onvermengd te zyn met gevoelens en „ plegtigheden , die hunne uitneemenheid in dit ftuk „ grootlyks verminderen, zo dat, indien de leerftellingen „ yan het# waar en leevendig Christendom onder hen \ „ konden ingevoerd worden, zo zuiver en onbefmet ais „ het van de lippen van den Godlyken Infteller vloeide,  REIZE. 45* het zeekerlvk (trekken zou om dien bygelooyigen en *aSod?fchen nevel, door welken de redèntykheid van I hunne eodsdienftige Hellingen verduisterd wordt, op te I hddSen? Deszelfs zagte en liefddaadige voorkbriften 'zouden ook toebrengen om hunne onverzoenlykheid 1 « bevredigen en hunne wilde zeden te be chaaven, 1 eene allerwenfchelykfte gebeurtenis! en gelukkig zal ik 1 SS achten, als dit werk een middel zal werden, om pad aan te wyzen, langs welk hun heilzaame onI derrïï ingen kunnen toegebragt worden , en ilegts de I bekfring van eenige weinigen het gevolg zal wee- I Na'a'met deeze betuiging het Reisverhaal geëindigd te hebben, vangt carveh het wyders voorgetelde werk aan om van den Oorfprong, de Zeden, Gewoonten , Godsdiensten Taaien, der Indiaanen van Noord-Au,'enea te handelen? Het eerfte Hoofdftuk onderzoekt den OorJbroM deezes Volks. De onderfcheidene gevoelens, des be- Sffïldtworden bygebragt en t^Jgj'^Sb? minder dan betoogd zeker voor, dat America xsxt Apa De volkt is Hy houdt zich zo volkomen overtuigd van de zelerheid van dit gevoelen, en had zulk een lust om het Soa verder te ftaaven, „ dat hy eens een gezelfchap van Heeren'die veel-werks van zulke nafpeunngen inaak% ?en , en'welken hy zyne gedagten omtrent drt ftuk hadt medeeedeeld, de aanbieding deedt, dat ny, zoo zy E hem laf het noodige verzorgen wilden, eene reis onder& SeemS zou door de Noordoostlyke deelen van Europa " en Ma, "aar de binnenlanden van America en van \ Zr üi Engeland-, terwyl hy, op zyne reis, alle waar- neemingen zou doen zoo omtrent de taal als de zeden ' van de volkeren, met welke hy verkeeren zou, die I Suden kunnen ft ekken, om de ftelling, hier opgegeeli venfop te helderen, en de nieuWsgierigted %g**** en onderzoeklievenden te voldoen. Dan, voegt ny er nevens ^ naardien men oordeelde dat zulk eene onder- neeming eerder door de Natie dan door byzondere, ',; PerSen'behoorde bekostigd te^worden werd ze niet ter uitvoer gebragt." Carvlr was met ge- 'ukkig in Begunftigers Ivner Plans te ontmoeten. Hy moest zich te: vrede houden met het genoegen, van te vinden dat zyne befluiten ftrookten met de gevoelens |S den grooTen en geleerden Gefchiedfchryver ro- ; ¥EHet3Ctweede Hoofdftuk handelt over de Perfoonen^  45*3 j. carver's reize. Afding, Tenten, en het Huisraad, der Indiaanen, opge* belderd door aartige gekleurde Afbeeldingen van dè vool naamfte deezer Vul ken. Het derde Hoofdftukonï vouwt hunne Hoedanigheden en Zeden. — Het vierdl loopt over de Tydrekening der Indiaanen. ' Schoon deeze Hoofdltukken ons veel ftofs tot mede-, deeling van zeer veel byzonder merkwaardige zaaken zou. opleveren, heeft het algemeen verflag ons zo veel plaaS ruimte ontnomen, dat wy 'er van moeten afzien, 't geel wy te eerder kunnen doen, daar het Tweede Deel V welk wy onverwyld hoopen onderhanden te neemen ,'ons, daartoe gelegenheid zal verghaffen. ' Reis door de Departementen van Frankryk; door een GezelPcbai,') \ZJ»fifma'l "? ¥kefden' ^Kaartel, en PlS lAfpeft d un Peuple Libië eft fait pour 1'Univers T ri VALLeE, Centenaire de la Liberti , Adtf I. _ N £ fit rys, by Bnon Buisfön , 1'Efclapart , Defenne, °* % DirSL ieurs der Drukkerye du Cercle Sociai. Te Gouda U H l van Buma en Coinp. I» gi-. Zvo. 4» bl. '' y ' ■ ' Cchoon dit Stukje min opgevuld is met die aanllootelvkhe- ■ , den> welke WV, »n een ander der voorgaande rieti ondef.t mlaaten op te merken en te berispen, heefhêt^S £ genoeg, en tragien de Schryvers hun , die 'er fiLkin moer deeze aanmerking zoo miS „ aan de Wergeevers , als aan de Onderwvzers, ontglippen. „ Het is zeker dat, overal waar het Volk in verlichting bV ,, de tegenwoordige Eeuw noch ten achteren is , men fterker ' " TZerë \ "k .f" ™onZ™ë der Opvoeding zal moeten . " L PP^naÜeUe"- Zl Zal meer «genftand"ontmoeten M „ het eene Departement dan in het andere. In het eene • " S £2! m66"! Kindeftn f VOrraen hebben5 in andere: " IL ? Moeders en Kinderen beide hebben! men zal daar „ mogelyk te vreezen hebben, dat de opvoeding denzelfd-ri „gang als het werk van Penelope zal gaan; en dat het Kind, „ des daags door de ftraalen der waarheid verlicht des ' „ avonds door de hand der vooroordeelen zal in flaap «-ewie.nl „ worden! r ö*->«i>-öii De eerfte Stad, hier befchreeven, is Bapaume, eene k'etne n.are Stad Hier oP volgt, en des trefièn wy meer aan, Arras. Voorts de Abtdye van St. fVast; aldaar was de Cardinal van kohan voorheen Abt. Men denkt ligt dat hy den fcherts deezer Redigeren niet ontgaat ,• dan te midden van die fcherts leeren zy ontzettende waarheden. Men luistere' , Het lot ,, der Komngryken, even zoo als dat van byzondere Perfoo„ nen, hangtzomtyds van zeer geringe gebeurtenisfen af. In„ dien men in de zaak van de Coltier nog maar twee dagen „ gewacht hadt om den Cardinaal te vatten, zo had hy eene f „ Geldleening bekomen, die hy in dit Land geopend had, " v" b6taald geweest' en de geheele zaak „ gelbld. Vervolgens zou het oog der Natie niet geilen " 5y" °£ •? lbte" en de verkwistingen van het Hof; op „ de veilheid van een Parlement, waar van de omkooping „ aan de Grooten in allen geval de onfchuld verzekerde ; " °p , t .°nfelykheid d« Konings aan zich zeiven, wiens „ zwakheid denzelvden Man met ballingfchap ftrafte die de „ wet op zyn bevei pas te vooren hadt vrygefprooken. De  VAN FRANKRYK. 455 h D» behoefte van met elkander om te gaan, het verlangen [ om te onderzoeken, de noodzaaklykheid ora dieper in zaaL ken in te dringen , zyn aan het geval van den Cardinaal da P'geboorte verfchuldigd. De drift, om zich in byeenkomften £ te verzamelen, werd eene hebbelykheid. Alle de punten der ! nieuwsgierigheid werden op nieuw gefleepen, dezelve fcheur- den eerst het buiténfte bekleedzel open , daar naa hec [ tweede en het derde , en zo vervolgeus tot het laatfte toe. [ Alle de geheimen der dwinglandye zyn van den fnoer losge' maakt even gelyk de Diamanten van de Cellier; men heeft ' tot den laatflen caraat toe de Publicque zaaken gewoogen ' en naargegaan: men zag toen den afztentigen en uitgeleerden I hals van het oud beftuur in alle zyne affchuwelyke naakt- 'heid . en de wil des Volks trof denzelven. Het hoofd van ' de Tiranny viel af, de Omwenteling wierd gebooren , en ' de verdorvenheid van éénen Grooten deedt de waarheid ' in ééne minuut meer wegs afleggen dan veertig jaareu ; zorgen en moeite der Wysgeerte in ftaat waren geweest te ITDe Staaten Generaal, tot eene Nationaale Vergadering ï gevormd, hebben aan deeze eerfte drift des Volks beften- diflieid gegeeven, en deeze befteudigheid is het t geeir ' men de Vryheid mag noemen. Want de Vryheid is met ' het geheele Volk zo-lang het in driftige beweeging is, maar ' wel bet geheele Volk, als het wel beftuurd wordt. Het ' eenige kwaad is misfehien, dat de wensch van sully , ' over het zamenftel der Staaten Generaal, niet verhoord is. ' 't Was goed, (zeide hy) dat allen, die dezelve uitmaak' " ten, met gelyke kennis bedeeld waren, in de goede en K* waare'Staatkunde , of ten minften dat de Onwetendheid , , en de Ondeugd zweegen, in het byzyn van die weinige „ eerlyke en verlichte perfoonen, welke zich zomtyds al. ,. daar bevinden." " De Lykftatie van de Maire van Etampe, de Geboorteplaats van damiens , geeven den Reizigeren aanleiding tot fcherpa lanmerkiugen en het doorloopen van vroegere Koningly.te lydrakken vol fcherts en fteekeligheid. De kleine aamge Steden Montreuil, Bethune , Aire en Heldin , worden in t yoorbygaan sefchreeven, en leveren ftoiTe tot vryheidlievende aanmer- lmit.nOmer houdt hun langer op. Calais, eene kleine aartige Stad, befchryven zy in het hier bov.n aan den voet des ■tads aangeduide Jaar, „ als meer een Herberg tusfchen . Franktyk en Engeland, dan wel eene grensfcheiding tusfcien I de beide Ryken. Hier is het dat de zeden deezer beide , Volken zich vermengen en vereenigen, en van deeze aange', naame Stad een Engelsch ■ Framch -volk maaken. De beide Taaien zyn daar gemeen. Men lacht en danst er op zyn „ Framch; men leevt en denkt 'er op zyn Engelsch. De f „ Bour.  4S6" REIS , DOOR DE DEPARTEMENTEN VAN FRANTtRYIT. „ Bourgogne - Wyn t'roomt 'er ter yde van de Thee, ea ,, de vette Hoenders van Mans vergezellen de Rssbeaf van a „ Ierland.'"' De laatst bezogte Stad is Boulogne fur Mer. Hier treffenï wy deeze overfchryvenswaardige aanmerking aan. „ De laaiilell ,, Bisfchop van Boulogne was een Man uit het Volk. 't Zouu fmertelyk zyn , om te zeggen, indien de waarheid iets aana „ een Schryver kon wysmaaken dat deeze Man by de om-i „ wenteling een der grootlïe vyanden van dat Volk, een; „ der heetfte tegt nltreevers van deszelfs herftel in zyne vry--; magtige rechten geweest is. Kwaadwilligen hebbene „ van dit voorbeeld gebruik gemaakt , om dit volk te las-s teren , en te zeggen , dat hetzelve , tot grooteren ftand op-r, ,, klimmende, niet vry zou zyn van dien zelvden hoogmoed,!; „ waar over men zoo veele verwytingen doet aan hun, diei „ voorheen daar in gefteld waren. En waarom wil men2 „ dan, dat een Man uit het Volk verheeven zou zyn bo«c ,, ven alle menfehelyke zwakheden en dwaalingen ï Gy on„ regtvaardigen , wilt gy dat allen in deeze Clasfe volmaakt.» ,, zouden zyn ! bedenkt dan , dat , indien dit zoo was, 'er< ,, volftrekt geene verontfchuldiging zou overblyven , noch: voor uwe hardnekkigheid , noch voor uwe vervolgingen. , ,, Zy zyn echter daarom niet min fchuldig, die, uit heti Volk voortgekomen , deszelfs deugden vergeeten op dea drempel van het beftuur; zy zyn in tegendeel dubbele verraaders', en'het is om hunnent wil dat men in onze taal het woord Derogér (afwyken) moet behouden. Men heef{ ,,' Boeken wier vreemde ftyl door 't gemeen niet kan ont* „ cyfferd worden, zonder dat Geleerden hunne aantekeningen op den kant fchryven. Zo is de mensch een Bock, en zyne daaden de kant der bladzyde." Ten flot merken de Reizigers aan. „ Wy hebben , in dit „ Departement, die Canaalen voor den Handel gevonden, wel„ ke in Frankryk ongelukkig maar al te zeldzaam zyn , —» „ en waar van Holland beter dan wy het voordeel kent. — „ Dit zyn de Vaarten, 't Is niet genoeg dat de Franfchen ,, zich tot de hoogte der Revolutie verheeven hebben ; di „ grond, dien zy bewoonen, moet ook nog dien trap van ,. luister bereiken, die aan het Land der Vryheid voegt. Al-I „ les gaat met de jaaren voorby; de Koningryken hebben „ hunne begraafplaaizen , even gelyk het geringfte wormpje; „ maar 't Land blyft, en op deszelfs oppervlakte moet een: ,, Volk voor deszelfs Naakomelingfchap het verhaal van zyna „ Grootheid en van zyne Magt aantekenen." Dit No. is opgecierd, behalven de Kaart des doorreisden Departements,.met de fraaije Ge.igten vwArras, Mentreuil fur Mer, Calais, èu Boulogne fur Mer.  ALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN. h. van herwerden over het Euangehevan Joan, nes Eerfte Deel. Te Amfterdam, hy j. Allart, 1797. lngr %L 329 hl., behalen eene Aanfpraak van o4, en Inleiding van 5$ bl. by efke ftoffe ter toeëigemng gezegd was, u ook ach ter^fkent' de'denkwyze en den fchryftrant van van Men kent de ohi& j uitgeseevene Verklaa- herwerden jg^JI^K* »^ en va« Leeraar zegt vergoed te hebben, 't geen hy, over dit t Euangehe predikende, niet zoo zeer had voorgedraagen, , en echter, tot recht verftand van dit Euangehe in 't alge- • meen, moest geweeten worden. Daarin wordt gehandeld over Joannes, op wiens naam het ftaat; de echtheid van 1 dit gefchrift ; het verband tusfchen hetzelve en zynen eerften brief, als t'zamen een zeker geheel uitmaakende; over de plaats, waar, den tyd, wanneer, de perfoonen, | voor welken, de aanleiding, by welke, en het oogmerk,! waartoe hy dit Euangehe fchreef; over de wyze , op ij welke het, overeenkomftig deszelfs bepaald oogmerk , is i ingericht, en dieswegens, in verfcheidene byzonderheden, van dat der voorige Euangelisten verfchilr, over den fehryfftyl; de orde en het beloop der zaaken; en eindelyk het belangryke van deszelfs inhoud voor de Christen Kerk, ook in volgende tyden. De Verklaaring zelve loopt, in dit eerfte Deel, niet verder voort, dan tot aan het einde des tweeden Hcofdd. De Leeraar gaat daarin met oordeelkundige oplettendheid te werk , en verfpreidt over dit Bybelfchrift, zoo wei door eigen nadenking, als door naarftige gebruikmaaking van al 't geen hy, tot dat einde,by anderen heeft aangetroffen, voor dat foort van Leezers, waarvoor hy bepaaldelyk gefchreeven heeft, vry wat licht. Men ziet hem ook nog wel hier en daar, in de vertaaling en uitlegging der fpreekwyzen, van den gewoonen weg afgaan. In 't leerftellige, waarvan wy de meeste Bybeluitleggers, als zoodanig, doorgaans losfer wenschten, moet men hier geene' merkelyke afwyking van meest aangenomen begrippen over de Euangeliewaarheden, en derzelver naauwe bepaaling, wachten. Wy willen, tot eene proeve van den fchryftrant, en de wyze, waarop van hek werden het Euangehe van Joannes behandelt, 's Mans aanmerkingen over de woorden van Joannes den Dooper, die na my komt, is voor my geworden , want Hy was eer, dan ik. (Hoofdft. I: 15S. hier, met eenige verkorting, ter neder fchryven. „ Die na my komt, of de na my komende, is de Mesfias. Hy fpreekt dus van Jefus, als de na hem komende, dewyl hy de Vooïlooper van Hem was, als Ifraë'ls Koning,  OVER JOANNES. 459 ftïng, die na hem komen zou, of na dat hy den weg, wor zyn aangezicht bereid hadt. Op dat nu de Joden ïan den geenen, die na hem kwam, verhevene gedachten mogten voeden, zoo getuigde hy : die namykomt,ts voor my geworden; want Hy was eer, dan ik. IK gaa voorby de misvatting van hun, die de woorden vertaakn Hy is voor my gefchapen. Ik kan my ook met voe- £n bv hen , die de woorden vertaaien; Hy is voormy feloLTlls of de Dooper zou bedoeld hebben 's Heilands eeuwige geboorte van den Vader. —- Wy houden het met hun, die de woorden vertaaien: Hy ts voor Hy is boven my gefteld , of verheven ; want - dan is er overeenkomst met het getuigenis , zoo als de voorige Euangelisten het opgeeven: Hy, dtenamy komt, isfter %n ik. Dan vloeit de volgende reden: Hy w£ eer, of meer dan ik, zeer natuurïyk. En dan wykt men niet af van het gebruik van het woord voor , by de Schryveren des N. T.; die het nooit met opzicht tot een tyd gebruiken ; maar met opzicht tot een afftand van pSttf; offchoon het by de LXX Overzettereni ook me betrekkin^ tot een tyd genoomen wordt. -— UQ zin aer borden lomt dan tóiit uit, „Hy, die na iny komt, en mv, als Voorlooper, opvolgt; maar die , om dat ny ^bediening nog niet heeft aanvaard, m eenen minderen rang of achting onder u is, is evenwel, naar het worne4n Gods , boven my gefteld; en zal, eerlang verfchynende, my, Ichoon hem nu voorgegaaa, op eenen grooten afftand achter zich laaten." —- De grond, ol re 3en van het gemelde onderfcheid, lag m de oneindige Joortreffelykhlid van Jefus perfoon, waarom de Dooper zegt: Die na my komt, is voor my geworden , Mant ny Ss eer dan ik. - Het grondwoord beteeken eerfte; doch hetzelve wordt] dikwerf in eenen vergelykenden SVSSSi.en gebruikt, of van eenen voorrang in waardigheid: - of van eenen voorrang in tyd. -. Zoo dat men de woorden kan overzetten: Hywas eer, oiHy Was meer dan ik. Het is beide waar, Christus was eer, en Hy was meerder, dan de Dooper; en het eeni is ook met het ander naauw verbonden, het laatfte echter zal bedoeld zvn; want — de Dooper zou met te zeggen, Hy waseer X'ik, Jefus voortreffelykheid niet hebben onder het oog gefteld. Het zou wel kunnen toefchynen, dat, daar Jeluf na hem gebooren was, hy nu, met te: zeggen, dat die eer was dan hy, zyn eeuwig en Godlyk beftaan Hh a aan*  400 h. van herwerden, over joannes. aanwees ; doch het eerfte zal aan weinigen zyn bekend feweest; en het andere was niet ligtelyk uit die wooren op te maaken. Wy vertaaien ze dan: Hy was meerder dan ik; dit geeft een klaarder en vollediger denkbeeld van de waardigheid van den Verlosfer boven hem, dan dat hy Hem verklaard zou hebben eerder geweest te zyn, dan hy. Daarenboven blykt, uit vergely- king vnn vs. 27, dat hy Jefus grootere waardigheid boven hem heeft willen uitdrukken, alwaar hy, met verwisfeling, zegt: dien ik niet waardig ben , dat ik zm fchoenriem ontbinde. Wanneer hy nu zegt , dat Christus meerder was, dan ziet hy op zyne Godlyke natuur en voortreffelykheid. Wy kunnen uit het groot getuigenis, 't welk hy van Jefus gegeeven heeft, en aangeteekend wordt, Hoofdft. III: 26-36, opmaaken , hoe zeer hy van de Godlyke heerlykheid van den Verlosfer overreed was, en ook zyne hoorders daarvan zocht te overreeden. Trouwens, zy was de grondflag, waarop de heerlykheid van Christus , als Middelaar, ruste; waarom zy ook hier als de reden inkomt, dat, hoe groot een perfoon de Dooper ware, Christus verre boven hem gefteld 'zou worden ; als kunnende het ampt van Middelaar en Verlosfer niet, dan door een Godlyk perfoon, bekleed worden. Het is ook daarom, dat hy, in den voorledenen tyd, zegt: Hy was meer dan ik; de Godlyke natuur aanmerkende als den grondflag, waarop de hertelling van Christus Middelaars heerlykheid rustede, en dus in deeze orde voorging." De Betrekki ng van den Godsdienst, tnet de Zeden en den Staat. Naar het Hoogduitsch van villaume , Hoogleeraar te Berlyn. Alom te bekomen. In gr. êvo. 219 bl. Hetgeen den geachten Schryver de gelegenheid en aanleiding tot dit Opftel gegeven hebbe, en hoedanig zyn oogmerk met hetzelve zy geweest, deelt hy zyne Lezers in een kort Voorbericht mede. „ Daar zyn, zegt „ hy, in een en hetzelve tydftip, twee Werken verfchee„ nen, die, elk eenan, weiken het geluk van het Mensch„ dom , de Zeden , de Deugd , en de Godsdienst ter „ harte gaan, niet onverfchillig kunnen zyn." Het ene dier bedoelde Werken is van ne€ker : de rimportance dis  VILLAUMB, OVElt DEN GODSDIENST. 461 1een m^f? gevallen. Het plan van villaume werd :deSvef vooraf het ongerymdl en fchadelyke nitPrftpn aan te tonen, en dan verder op het miücien te . wvzen waïrin hy meent de waarheid gevonden te hebhJu^ ToT dateinde geeft hy van den inhoud van het Weri' van neckTr , gelyk mede van dat des ongenoemdï eeTst S ïï A .Tusfchen hetzeIvc, voghy zyne eigen aanmerkingen, die den verlichten Zelfdenker waren Wvsgeer genoeg aanduiden , en net naaen ke-i v n veSSge beminnaars der deugd en van den Sdsdienst zeer vfel verdienen Dan komt villaume tot , een nader onderzoek van de Vraag zelve, f. Is de Godsdienst noodzaaklyk ^d££e^ II. Moet hy als onnuttig en ichadelyk vei worpen WTlieZo hy noodzaaklyk en W*&^J&A*gl moet hy dan gefteld zyn, om zyne ichadelykheid te ver- ' ucnÏ vooraf ene nadere bepaling omtrent de Vraag zelvef zo aTs die voor zyne onderzoekingen noch,^ was, gegeven en daarin verklaard te hebben, dat hy het van fw t^t niet acht over de waarheid van dezen of geïSeby&Sn God'sdS te beftisfchen maar het woord VTe doen en^ laten der menfehen §heeft; of zo gefteld " is dat zy zulk enen invloed konde hebben;" leidt hy hV uit zynye eerfte afdeling het gevolg af, dat de GodsdTenst to'de zedelykheid niet Ktel^flykg vinden . zegt villaume, in den mensen een ze " dclvk «voel, ene rede, die het goede goedkeurt, en " t / kwadeverfoeit." Uit dit aangeboren gevoel verklaart hv den grondflag der zedelykheid Dit gevoel moe dan verdef, om den mensch tot deugdzame ïiandeEn te benalen door opvoeding, inzicht van liet goede enge3e e,^Srri door Poefcning in de beheerfchmg der driften gevormd worden. In zyne twede afdeling beweert"hy nog hans, dat men den Godsd ent.met als; onï en fchadelyk moet verwerpen. In deze afdehng  46i VILLAUME worden door hem kortlyk ontwikkeld, en niet onaanneemlyk geftaafd , de vier volgende Stellingen : (I) Dat de Godsdienst aan en voor zich, en over het algemeen genomen, tot de zedelykheid wel niet noodzaaklyk is, daar doch de zedelykheid by den mensch op zyne eigen gevoelens rust. (IQ Dat men echter een Volk , dat nu eens enen Godsdienst heeft, en by welk de zedelykheid nu eens met den Godsdienst is verbonden, den Godsdienst niet zonder de grootfte voorzichtigheid zoude mogen ontnemen. (III/) Dar, een onbefchaafd mensch, welks gevoel niet ontwikkeld, en welks verftand ongeoefend is, enen Godsdienst, als ene vervulling van zyne vorming, nodig heeft} voornaamlyk, als hy reeds gewoon is om enen te belyden. (IV) Dat de verdrukte enen Godsdienst moet hebben. Tot 'ene derde afdeling gekomen, ftelt villaume de Vraag voor: „ Zyn de vastgeftelde Godsdienften, zo als „ zy zyn, de zedelykheid en deugd meer nadelig, dan „ dat zy dezelve zouden bevorderen?" Hier geeft hy, helaas, maar al te zeer naar waarheid, ene zeer affchrikkende fchets van de rampzalige gevolgen, welke alle Heilige Godsdienften, die tot hiertoe, overal, onder byzondere Volken geheerscht hebben, hebben voortgebragt , waaronder hy evenwel uitdruklyk, en met reden, verklaart , 'de meer gezuiverde leer der Proteftanten niet te willen betrokken achten. Wie deze fchets gelezen heeft, zal, hoezeer hy het anders wenschte, misfehien niet verr' meer afzyn van met villaume tot het nadeel der algemeen - vastgeftelde Godsdienften te befluiten. In de vierde afdeling vindt men een uitvoerig antwoord op de Vraag : Hoedanig moet de Godsdienst gc„ fteld zyn, als dezelve een nuttige en werkzame grond „ tot de zedelykheid zal worden ?" De Schryver veronderftelt hier dat een nieuw volk zyne Volksvergadering houdt, om over zyne burgerlyke inrichtingen te handeien, en dat de rye van Vragen juist gekomen is aan de Vraag van eenen in te voeren Godsdienst. Het volk, dat hy aanneemt, heeft tot nu toe genen Godsdienst gehad, zo dat ieder gereed ftaat den redelykften en bekwaamften te omhelzen : doch het volk heeft nogthans het geluk niet ene ware openbaring te kennen. De noodzaaklykheid van den Godsdienst eerst in 't algemeen vastgefteld zynde, wordt dan de Vraag: ,, Welken Godsdienst „ zul-  ©ver den godsdienst. 4°3 ' infl-ellen?" En, daar men geen Godlyk ^«lS,^"fP^ deze natuurlyke bepa- lin(I)De Godsdienst mig niet in den naam van God fpr(IlT"Hy moet in den naam der rede tot den mensch fPCnO De Godsdienst kan met geen gezag fpreken, hy m0Av?Uif d'ezen grond kan geen Godsdienst dwang gebruS om zyne hellingen ingang te doen verkrygen, fet^onderftelde volk verder ,flïfT a» te nemen leerftellingen maakt, zyn, iTle VS, , dat zy weinige vry van a e dulster ï. ;a mnren zvn, en voornaamlyk beftaan in de leer hCn Pod als den Algenoegzamen en Algoeden, van de ni"l5" N^Te^ggen, dat God dezelve eischt of gebo, de(IIl)e Gene wet daaruit, noch van den Godsdienst, noch ^IV^GeTn'menS'naar zyne waarneming of verzuim, ^H^e^^^ deling over de byzondere ,nrkStmnen voor de openbare Godsverering, en over het im\ ! Oodsdienstleeraren , gezegd wordt, is, vooral fn"1 deze da'ef, ene" aandafhtige overweging waarL Wv menen, derhalve, gronds genoeg te hebben om'dit WeTk va'n den Hoogleeraar villai/me , waar IZ de Vertaling, uitgenomen enige Germamsmi, ook vr? wel is, den vèrftandigen ter nadere toetang aan. * pryzen. ... . , - - -.1 ■ - ■ " Hh4 4**  464 w. de koning Aanmerkingen van willem ne k0nmr t In gr. Bvo. 43 bi. * iUaaëe* h J. Bouvmk, 1797. TV Haagfche Kerkleeraar de koning dn™ 4 maaken van deze A^ÏS • ebrcnSen' door '{ Semeenvan zynen Ambfge^^ Bedekkingen gen, om den gedaanen vnn2fi D ad kunnen verkrypryzen, ter tfetlè SraT ^ ?f Rem?nftranten aan te verre weg gewojpe^ woSn gehed onaa™eemelyk ken Wj^Jftf^^ hoofdtrekvoornaame punt van-vprf&.i - . ' die te V0OTen het nes erachtcnPs "wel de™ vk tot1 behooren' zy ftukken van Chtis tus if e f 'Er tJufm^ leerken, die daarvoor uftkomen fi °f -mag met dez"l- worden. Dit zou nZoZ^Sn^^1^^^ waartoe de Leeraaren hv 1 !?me m-et de belofte, lieren van eenighe^ dei' ^mu! met de Gereformeerde Leer iï vZfV^^ 0m alIe ftaan, te wederleggen1 en ï I f dwahngen tegen te kende erondbeSinfiTpn ». 11 .in hunnen Brief er- ÏMten^i^^16^?^ ot hun Genootfchap toeken afwykern0 Die ffic^*F$#* geloofftukGod aanbidden, de gehe-IeLeer Sr 1Whtigeii heizen, en zyne aaS^bfachrï■ V™ ?r Dneeenheid omflag der Zaligheid h%,ïn 1Verzoem"S voor den grondgrondwaarhe 3 teïeïrSShèn T™" tWken. die deze gelyke ftukken' &^1g3^^Ü£ lin-  AANMERKINGEN. 4<% L«e liefde en (richting geenzins bevorderen. 'Er mag Leene vereeniging, dan in eenigheid des geloofs, plaats F Wv'hebben niet kunnen bemerken, dat Do. de koK/nieuw licht over de zaak in gefchil verfpreid of jSge afdoende aanmerkingen ter wederlegging van de vooiilagen zynes Ambtgenoots te berde gebragt heeft, look is hy het bewys, clat de vyf bewuste Artikelen de grondleer van het Christendom raaken, waarover hy zoo ftellig beflist, fchuldig gebleeven. {■Brief aan de Geëerde Schryvers der Vaderlandfche Letter■■ oefeningen, ft rekkende tot Oplosfmg van zommtge Bedenkinsent in 't 6de Nommer van dat Maandwerk, tegen den onlangs aangeweezen weg eener algemeene Lhrtste• lyke Vereeniging, voorkomende. Door B. s. ■M^l. te Amfterdam, by F. J. van Tetroode, H. Gartman, W. Vermandei, P. van Buuren, en J. Weege, 1797. In gr. Svo. 23 bl. De Burger sinkel, niet voldaan over onze Recenfie van zyn onlangs uitgegeeven Werkje , waarin hy leen weg van vereeniging voor alle Christenen had aangewe\e7,&antwoordt, in &dezen Brief, met be cheidenheid eenige door ons ter nedergeftelde bedenkingen. Wy 1 houden, om 'er onze gedachten over te zeggen, onzen Tegenfchryver van ftap tot .ftap moeten volgen. Hier I toe is ons Maandwerk geenzins gefchikt. Men heeft nu I nnre Beoordeelino- en des Schryvers Tegenbedenkingen by een Wy voor olis hebben in "dezen Brief niets, tot merI kelvke opheldering van 's Mans denk- en redeneerwyze, j L wederlegging van 't geen wy, m 't voorbygaan, Irover^SSfny kunnen ontdekken Kundige en onpartydige Leezers mogen zelve oordeelen , wat best I fteek houdt. Voorts dienen wy het antwoord de1 Re3 monftrantfche Broederfchap, tegen welke 't Gefchrift van 1 Snkel , als voorfpraak van 't Roomfche KerkgenootS fchap, bepaaldelyk is ingericht, over het voornaame ge1 fchilpunt ai te wachten. Hh 5 Bric-  460 BRIEVEN Brieven van Chnstianus Sincerus , voorin gevondem Wordt: Eene volledige en naauwkeurige Opgaaf vam alle de Stukken , relatief tot de fusfenfie en dimisM van de meerderheid der Amfterdamfche Hervormde Pre.; tlikanten, en de redenen en motiven voor het weiseren van het onbepaald afleggen der Belofte, gevorderd doon het Provinciaal Beftuur van Holland, in 1796. Bena yens de beoordeeling der bedenkingen, hier over gemaakt* met de daartoe behorende By lagen. Uitgegeven onderde zmfpreuk : Uwe beicheidenheid zy allen meiifchem Lekend. Waar agter gevonden "wordt de Publicatiei van den 17 February 1797, van den Raad der Gfi-J meente te Amfterdam, waarin ook aan die PrediA kanten het houden van Godsdienftige Byeenkomften verbom eten , en aan den Aanbrenger daarvan eene prcemie; van Duizend Guldens beloofd wordt, benevens eenise Aanmerkingen daarover. Alom te bekomen. In gr. 8yenfie en dimisfie van 15 Amfterdam* icne Gereformeerde Predikanten, de toedracht dezer veel geruchts gemaakt hebbende zaak leeren kennen. Christianus Smcerus, die door de geremovcerde Leeraaren' ^ ,tn„ Van -el Vfy "aauwkeurig fchynt geinformeerd: te zyn, en zich derzelver belang, 3!s het"zyne, aantrekt , geelt daarvan nog een meer uitvoerig Verflag in 1 £1™' waaruit *en opk eenig nader bericht l Kiygt van de redenen en motiven voor 't weigeren vam 't onbepaald afleggen der gevorderde Belofte, door ge-! melde Leeraaren voorgegeeven, waarin de Brieffcbrvver : zoo veel genoegen neemt, dat hy bh 43 zegt: „ Niets ™S£ idan- waarheid e" eerlykheid, hulde doende,, moet ik betuigen, dat het my voorkomt, dat hun wel fE,™ Jhu,n,ne betrekfcïng als Dienaars van den Sri JQlT- m,de HervJormde Kerk, overeenkomftig hunnen phcht in dezen gedraagen hebben.5' * Het relultaat van derzelver herhaalde overweegingen in geduunge Byeenkomften, telkens met gebeden tot God aangevangen, is hier op neergekomen: de gevorderde Belofte duldt eene dubbelzinnig! uitlegging, en beval, zoo als ze daar ligt, eene politieke Geloofsbelydenis, en da»  VAN CHRISTIANUS SINCERUS. W$ few*feés sé£ pf. legeermgsvorrci beter kernen, verklaaren, met zon- van den zin-waann men ze i^^.rfBf^S^hWft zich met de bloote opgaChrtsttams ómcf^pnnemotiven niet kunnen vergenoerevan deze redenen en motiven me en en Zn; maar derzelver verdediging op z | | tg zich veel moeite gegeeven, om alles voo WandelEken. Wy^g^fte. fchroomwvze der Amfterdamlche Jg"1 vrypleiten. Een valügheid en ^l^ch^^ii&a^ ^ ook denu^f lantal andere HoUandfcte «^^«ife, Ueden be* van verftandige, eerlyke: en . en breed verichil ben, en echter, in weerwil van y gereedelyk gelende politieke gevoelens deze Belo^^g daan hebben, o^Jtenm B altoos gemeend, veel zwaangheid met. wy neo ook dg dat dezelve door elk braai burgt , kan fgdegd tegenwoordige orde van zaaKen kmand party •worden; maar wel verre van ons g^ met te ftellen, willen wy 11""1"cookëde Publicatie van Sle derzelver ™k ^ Gods¬ den Raad der Gemeente ' "vc k eenige Aanmer- dienftige ^f^S^^S^O ter verantwoorkingen acnter aan Sevoega ^ ven, en ^r^SeVia gefpgeeld hebben, overlaaten. Hif  468 j, SCHARP Histofifche Brieven van den Predikant t. scharp J Rotterdam, over den zien noemenden Frederik Oerarl Meijer, Geëxecuteerden binnen die- Stad T„ «Ta fcjaa-B, r« RuierAm, b, J. Hofhout en Zoon" i3t tot eereposten en waardigheden waarval Door losfe begrippen en valfche voorftellingen ?™J zoogenaamde PhSofophie, was en bleef hy ' S oo^ door den Leeraar werd aangewend, tegerde waarhSi van het Christendom allerfterkst ingekomen Hv door geene bcwysredenen overtuigen. Altoos wL ui fofisterlfen de, vvysgeerige tegenbedenkbgen el lottbteryen, meestal ontleend uit Franfche en fS.W beftryders van den Godsdienst, te beteben êSi i dTlTtó? tf 31 ktS ^«'te hSn^wSraSl WvkYnïï h >V°nge te-rug' en bleef dezelfde Het SC*? ènf waïn^estT ""hT W«S| zegt hy in 't llt van d£ faaXn Brief H°W^f 1 zou het my nu vveezen 'ei byte voegen dat if "^1 kenV^I^^^^ troost in de v^ruSen?^ zaam genoeg tegen zelfverleirimrr ' waaK- | ^^r*^1?31' ei1 te hooYmoeSg om te leloS noodzjdyken ernst hinderden?ten minften ze§ Men I  historische brieven. 47* t Pp«ar den lof geeven, van ten Men moet aan den ^a^S timing, buitenbeste van zyn patien^ t w fa l kheid, veel gedaan, gemeen geduld, en*-111,1**'» t_ hebben, wat hy meende In niets onbeproefd gelaaten « hebben , wa ^ te kunnen dienen , om ™°nf§lT*l*fct beter gedaan Maar wy voor ons ^f^Mn Ke& van had, met de byzondere Jeerbegr-ppe y felaar eerst de hoofdzaak waarvan de ^^^ Verfcheiden, moest overreed worden, Z0^W" ,t HervormcJ f °l% "S ToteftTane tegffi van hoogachting Leerftelfel, UltJ^11} ^ en zyne zedeleer, en derge- S ëSy^ -= a„»ere ücMng had moeten geeven. di e'ene uitgeftrekte be- Omtrent de /^S^S^^ aanmerken, dat leezenheid vertoonen, zullen wy toefchynen, en de meesw ons voor. dn Boek | dan tegen dat hierby althans mets gefyk de hedendaagfche vrye,^Ssneverkie3t te noemen, in de ^»t^ÏSd^?ft« moest ook wat meer onhetftrydperk te «eeden. £ sj?in0za, voltaire, derfcheid gemaakt tóbben ™ kennicot, da- ïriestley, 8™lNBA^T'dSeCnH,Adie S ons verwonderd the, wchhorn , en anderen, Men houde toch heeft bier en daar by een te viL" j Voorftanders Eenmaal op, met "^dWare bybelftudta van het Christendom, om dat zy de ^ di- en beoefening derbehandelen, op den ger, dan gewoonlyk plaatsneti^, Qodsdienstbeftryders, Ietterlyst,en » J^^^fetei wy aan dit Éoek , te plaatfen. Des ™e«emin e gebreken, ook m ons dat, in weerwd van deze en ge g ^ ^ S S Ö?, dkS S niet zeer veel nut van kun. nen bedienen. Ver-  472 S. 1ELL taIw DruiPer ™ Pokziekte. Door BEJ JAMin bell, yö« «fe Koninglyke Genoottchapul der Heelkunde in Ierland en Edtnburg, HeiSt l van het Konmglyk Edenburger Hospitaal\ en Medeli van de Koninglyke Maatjehappy aldaar. 61 het Rn, SÉtViï'?Mrï d°°r J-f-^vskkns, OudChirurgy, fiereentgae Nederlanden; thans Profesfor in de HrrT, kunde en Heelmeester te Gend. Te Gend by A. cSkr m de Brug/lraat, Vier Stukken; in gr. ivo. ' Gaarne willen wy gelooven, dat de Heer kluyskens behoorlyk is voorzien met de vereischte HeelkSe bekwaamheden om een Werk over de VenusSefe vertaakn; doch zo hy ten dien einde van de NedeSuit! fche Taaie verkoos gebruik te maaken, zoude hv zeer wel gedaan hebben, zich vooraf wat beter in de^kemS van derzelver aart en eigenfehappen te oefenen, dewW door de onkunde des Vertaalers in dit vak her aS ,!' waardig Werk van bell thans in een zbont VhaS ^m^t^ m sfe *&, Hoofddeel, waar mede het Werk aldus begint - OverfeZ ging der twistreden, dan of de Druiper endePokzTekie uit liet zelve gif oorfpronklyk zyn? re-Kzieüte, Wat het Werk van den Heer bell zeiven betreft hetzelve is zeer.uitvoerig, en bevat een groo a'mtaï keurige Waarneemmgen. Gaarne zouden wy 'ei een algemeen uittrekfel van mededeelen; doch alles ftaat hier fn een. zodanig verband, dat de konstbegeerige Leezer da r weinig nut van kan hebben, dan met allefin zygehee > te leezen, terwyl wy veele onzer Leezers met bluit voerig behandelen deezer morsfige en fchandelyke ziekte zouden verveelen. Om echter een proefje van^heT geheel mede te deelet>, zullen wy een kort verflag geeven S de V en VIII Afdeeling van het Eerfte Deelf 'tgeen han delt over den derden en vierden ftand van denSiSe? om teffens te kunnen dienen tot eene waaifchWhïTor de losbandige Jeugd, om haar onder het oog tebrfngeS hoe droevige rampen het gevolg kunnen zyn eeÏÏ wel-' lus-  OVER de p0khekte* 473 lustige levenswyze. Doorgaans naameiyk vleit men zig, dat een Druiper eene kleinigheid is, die, onder eene gemaatigde levenswyze, door eene goede behandeling, fpoedig verdwynt. Zodanig is zekerlyk veeltyds het geval, doch niet altoos: eene kleine misilag in de behandeling of levenswyze kan niet alleen de tweede zoort des Druipers, die in de Cowperiaanfche Klieren haare zitplaats heeft, en ook al niet zeer gemakkelyk is, te wege brengen ; maar ook de derde zoort, in welke het Vergif wordt overgebragt tot de zogenaamde voorftaande Klier of Pro> ftata, die het begin van den Pisbuis omringt, en welker zwelling een bezwaarlyke en zomwylen een geheel verhinderde pisloozing ten gevolge heeft, zodanig dat men niet eens in ftaat is, met Catheters, enz. in de blaas te komen. Een vroegtydige herhaalde Aderlaating en andere gepaste middelen neemen dit kwaad wel dikwyls weg; doch zomwylen is alle dergelyke hulp te vergeefsch, en 'er fchiet, van wege de zwelling in de bilnaad, mets over, dan de gevaarlyke blaasfteek boven het fchaambeen, die, door het veroorzaaken van blaasfistels , de elendige Lyders dikwyls, na eene zeer pynelyke en langduurige afmarteling, doet omkomen. » Wanneer de vierde zoort des Druipers gebooren wordt, door de ontniddelyke opklimming des vergifts tot in de blaas, zoude men denken, dat de toeftand des Lyders nog gevaarlyker moest zyn , door de groote gevoeligheid en tederheid van dat deel; doch zo de Proftata in dat geval vry blyft, is het gevaar van fterven merkelvk minder; maar geenzins dat van eene langduurige zukkeling, die dikwerf nooit volkomen kan worden weggenomen. Deeze kwaal, die voornaamelyk uit het voorgaande, en den nog aanwezenden Druiper, gekend wordt, is allerpynelykst, en gaat met dezelfde verfchynfels genaard, welke by den Steen in de Blaas worden waargenomen ; waar by zich nog voegt de ontlasting eener lvmige ftoffe, die zodanig aan de vaten kleeft, dat zy 'er naauwlyks van kan worden afgefcheiden; terwyl, zo die ontlasting zeer overvloedig is , de kragten des Lyders zodanig worden uitgeput, dat de fterkfte daar eerlang onder moet bezwyken. ■ - - • In zodanig een zorgelyken toeftand bevindt men in de eerfte plaats het aderlaaten en de geheele verdere ontfteekingweerende geneeswyze zeer nuttig, terwyl,ook olyachtige en verdere verweekende infpuitingen hun nut jlett. 1797. no. 11. li doen;  474. &• beul, over be tokziekte. doen; doch in een verder gevorderden toeftand, in welker? de meeste ontfteeking geweeken is, en de hoofdkwaa nu v^filf- 1 dC Pynelyke en verzwakkende ïlvmvlo ijmg, moet men zyne toevlucht neemen tot verwerkende middelen , en dus tot den Koortsbast, die gevoegelyk meteen weinig Aluin wordt aangezet, terwyl ook de Canadafche- en Copaiva-Balfem nuttig worden Avonden Dan inzonderheid heeft de Schryver b deeze om ftandigheid heilzaam bevonden de UvaUrft, driemaaïn daags gegeeven, eerst tot de hoeveelheid yan een fc upel en naderhand tot die eener halve drachma, wanneer rnin lSemlge ^ ê dC Pyn d°°rgaans ver* Zomwylen wordt, door eene dergelyke omfteekinnde Blaas zodanig verdikt, dat zy het grcoifte deel Ser ruimte verliest en de Lyders dus, even als de Honden' alle oogenblikken moeten wateren. Zomwylen Iaat zich die inkrimping eemgzms ontfpannen door Kwik en andere ontbindende middelen ; doch dikwyls blyft dit ha", telyk gebrek den Lyder by, geduurende zyn geheels Natuur- en Zedekundsge Befchouwing der Aarde en van haare Bedonderen. Gevolgd naar het Hoogduitse/, van j. f zollner en i. s. lange. Tiende Deel. Te Cam- ' &nJ JvA' de Cïialmot, en te Amjlerdam, by M. de ■ Jöruyn, 450 bl. tn gr. 8vo. " Elfde neel-> zynde het Registerftuk, 240 bl. Zo vatten wy dan het Slot oP van een Werk 't peen wy, over t algemeen, met veel welverdienden lofs van tyd tot tyd, Deel voor Deel, aankundigden. £ Werk, t geen, in de op den Tytel aangeduide vakken" gezegd mag worden eene Bibliotheek te bevatten, voor dien rang van Leezeren, ten wier dienfte het oorfprongiyk gefchreeven , en in onze taaie overgebra maakt by de Leezers en Gebruikers deezes Werks. Het"Tiende Deel, waar over wy nu nog fpreeken moeten, is in drie Hoofdftukken begreepen. Het XXV heeft ten opfchrifte Iets over de Wysbegeerte des Levens — - XXVI. Korte Inleiding tot de Befpiegelende Wysbegeerte — Het XXVII. bevat deeze Afdeelingen. Algemeen. Tafereel der menschlyke Kundigheden — Syfihema of Suizel der menschlyke Kundigheden -~ Gefchiedenis - Wysbegeerte of Weetenschap , Weetenfchap van goh, Weetenfchap van den Mensch , Weetenfchap der Natuur -- Dichtkunde, Historifche, Dramatifche, Parabolifche. Dat zelfde algemeene en veel bevattende m de opgeseevene Afdeelingen, 't welk te meermaalen onze aandagt trok, treffen wy hier weder aan. Eene te gemoetkoming vinden wy by den aanvange van het tweede , in dit D-el, aangeduide Hoofdftuk , begreepen m deeze Vraagen- Wat is Wysbegeerte, en van waar neemt zy haaren torfprong? — IVat nut brengt de Wysbegeerte aan? —  476 BESCHOUWING DER AARDE, ENZ. Hoe verkrygt men die? — Hoe zal men de doolpaden vermyden, op welke men by de beoefening der Wysbegeerte zou kunnen geraaken ? — Welke is de toetsJleen om de Wysgeerige Waarheid daar aan te beproeven? „ Deeze Vraagen," vervolgt de Schryver, „ zal ik „ trachten te beantwoorden, niettegenftaande my zeer wel „ bewust is, dat ik daar by twee groote zwaarigheden zal „ moeten overwinnen,naamentlyk, in de eerfte plaats, te „ zorgen, dat ik voor ieder een verftaanbaar blyve, en „ ook, ten anderen, myne Leezers niet verveele door „ eene aaneenlchakeling van drooge naafpooringen. Ten ,, aanziene van dit laatfte, is het veld, dat wy te famen „ bewandelen zullen, op zich zelve reeds vercierd met „ meenigen bloem, en de Schryver behoeft geen groote ■ „ konst aan te wenden om die te plukken, of de plaats „ waar zy bloeijen, aan te wyzen. En, wat het overbe „ betreft, hoop ik, dat het de Leezers, die my tot hier ,, toe gevolgd zyn, zoo weinig aan de noodige opmerk„ zaamheid, als aan genoegzaam denkvermogen, ontbree„ ken zal, om ook over onzinlyke onderwerpen met my „ te fpreeken; te meer, dewyl wy,bv onze nafpooringen, „ geen zoo hooge vlucht behoeven te neemen, om den „ grond, dien wy dagelyksch betreeden, daar by uit het *, oog te verliezen." Met genoegen hebben wy be¬ vonden, dat hier woord gehouden wordt. Proeven deswegén by te brengen, duldt onze ruimte niet. Het XXVII Hoofdftuk, of het Algemeen Tafereel der menschlyke Kundigheden, vangt de Schryver aan: ,, Wy „ zyn van begrip,dit werk niet gefchikter te kunnen eindi» gen, dan met deeze Verhandeling over de menschlyke „ Kundigheden 'er by te voegen; Vooraf merken wy hier op aan, dat, ten aanzien van de hoofdzaak, de door ons zo dikwyls en met het hoogfte recht aangepreezen ,i Voorreden tot de encyclopedie , ou Didtionnaire rai. „ Jonné des Sciences, &c. gevolgd is; doordien dat mees„ terftuk even zoo zeer in fchoonheid van ftyl als in „ vruchtbaarheid en bondigheid van inhoud uitmunt: „ om die reden is het ook, dat het geen wy daar uit „ overgenomen hebben byna altoos letterlyk is vertaald, „ met byvoeging van onze gedachten en aanmerkingen; „ echter die vryheid aan ons voorbehoudende, om ons daar van te verwyderen, wanneer wy begreepen, dat „ de Schryvers meer den geleerden Leezer , dan eene „ minkundiger klasfe van menfehen, op 't oog hadden; ; i, of  VAN J. F. ZÖXLNER IN J. S. LAN6E. 47? c, of wanneer nieuwer ontdekkingen , ten aanziene van Kunften en Weetenfchappen , en misfehien ook herF dwaalingen van ?den menschlyken geest, eene " meer of min veranderde bepaaling der verhandelde ftoft " fe , of eenen wenk ter waarfchuwmg voor onze lee" 7pnde tvdgenooten, vereischt wierd." , "H?t HoKuk, getyteld: Las over ^ Wysbegeerte d^ Levens, vloeit over van de beste Leevensleslen Laaten wv, ten affcheid van dit keurlyk Werk, nog eene Zedeles X? hetzelve ontleend onzen Leezeren verhouden e wei de treffende fchets, dat naa den Arbeid het Vermaak oen gesf meest kan b'ekooren. _ „ Het is den^ werkzaaë men reeds aangenaam , wanneer hy , naa yoibragten arbeid, flechtS&de eene of andere uitfpanning vindt , want zelfs de tusfehenpoozing alleen, weU J« J I breeken van zynen arbeid hem vergunt, fchynt. hem " reeds eene weldaad te weezen, en daarom wordt hy nnk zoo list met eenigerhande vermaak te vreae ge" fteïd. Zyn? zinnen zyn aan hevige fchokken niet gewoon, noch daar door onbruikbaar geworden; hy beV hoef" derhalven ook geene konftige hulpmiddelen , om " deze ve aan te prikkelen , en voor hem ftaat voorzeker '■' altoos een bron van genoegen open. Laaten het weer S en z^ne omftandihedln fllchts toe om. eene wandeling ? ïta, dan vetfehaft deeze aan hem reeds een wee" zenlvk vermaak. In plaats van de naauwe perken» "binnen welke hy zyne bezigheden verrigtte, heeft hy V, E den groeten Tempel der Natuur voor zyne oogen ; in plaats van de bedompte lucht in zyn vertrek, ademt " bv hier de zuivere hoofdftoffe in, waarmede hy tevens " verkwikkende geuren influrpt. Zyn oog vindt zicb li ve St d00r den aanblik der versch groene beemden, "en het eenvouwig gezang der vogelen ^ voor hem ' het bekoorelykst muzyk. Met één woord, hy voelt een "genoegen, dat zamengefteld is uit eene menigte van "enkele gewaarwordingen, welke de wellusteling jmst daarom buiten ftaat is te ondervinden , om dat het " eenvouwige daar van te veel affteekt tegen zyne ge! woone , gedwongen en alleen door konst bewerkte " vermaaken. In deezen opzichte is het met het geheel , gevoel eveneens gelegen als met den fmaak Een maatig Man , die zyne lichaamlyke gezondheid door arbeid " bevordert * finaakt de eenvouwige kost zeer goed, hy vindt 'er zyn voedzel in , en wordt, daar door volko-  #78 BESCHOUWING DER AARDE, ENZ. „ men verfterkt om zyne krachten op nieuw te kunnen „ mlpannen, en vervolgens wederom verkwikking te ge„ meten. Maar voor den zwelger , wiens fmaakdeelen „ door de kruideryen reeds verdoofd zyn, fchynt de » eenvouwige fchotel laf; hy eet niet om den honger te „ lullen, en daarom kan ook dat geene hem niet vol„ doen, wat alleen den honger zal bevredigen; hy ver" J.eert de voedende fappen, welke de fpyzen hem ver„ fchaften, niet door arbeid, en hierom is hy ook nog „ halt verzadigd, wanneer hy zich op nieuw aan ta„ fel zet. " De. arbeidzaame Man neemt deel aan de waereld. „ Het is onmogelyk, dat alle zyne natuurgenooten hem ■' ,, al te zamen zoo onverfchillig kunnen weezen, als zy „ voor dien zyn, die door geenen naauweren band met ?, eemgen derzelven nader wordt vereenigd. Wie het ge„ zclfchap van anderen alleen tot zyn vermaak trekt, moet „ noodzaakelyk denken , dat hy de verbintenis, welke ,, hy heden heeft geilooten, morgen wederom vernietigen ,, kan. Deeze voortduurende vryheid mag, aan den eenen s, kant, wel iets aangenaams opleveren; doch, aan den „ anderen kant, is zy voorzeker ten hoogden nadeelig voor het genot der gezellige vreugden. 'Er is maar „ één middel om in de waereld vrienden te verkrygen „ en dezelve te behouden, te weeten, men moet hunnen ?, Vriend weezen. Iemand kan eene waare en oprechte „, genegenheid voor on.s hebben ; doch die neiging zal „ nimmer duurzaam zyn, zo hy dezelve niet wederkee„ rig by ons waarneemt. Zoo lang wy iemand alleen „ als een werktuig van ons vermaak befchouwen, zul„ len wy hem ook als zodanig behandelen; hy zal zulks ontdekken, en ons nimmer met geheel zyn hart toe„ gedaan zyn. Een arbeidzaam man berekent de waardy „ van den mensch volgens eenen geheel anderen maat„ Haf, dan alleen naar het genoegen dat zy hem bezor- ' ,, gen, en die waardeering openbaart zich in geheel zyn „ gedrag, zonder dat hy noodig heeft zich de uitdruk„ kmg daar van te bevlytigen. De man, die van hem „ geagt wordt, betaalt gaarne met dezelfde munt, en „ daar uit ontftaan betrekkingen, welke misfehien al het „ bevallige der opwellende jeugdige vriendlchap niet hebben, maar tog voor het hart weezentlyk dierbaar „ zyn, en juist daarom door elke luim niet vernietigd kunnen worden. 5» Het  VAN J. r. ZÖLLNER EN J. S. LANGE. *79 Het voornaam doel, 't welk de arbeidzaame man zich bv zyn vermaak voorftelt, is Itecds, om nieuwe "krachten tot den arbeid te verzamelen. Hy wordt, 1 door de herdenking aan dit oogmerk, ongetwyfeld, van " zuïeVemVaken terug gehouden, welke zyne: jm " geesten te veel in beweeging brengen,zyne hartstochten " bSocren, zyne ' krachten verteere.i, en het gevoel van " Séïè onbehaagelykhcid terug laaten, terwyl de bly" ntoedUeid! waar mede hy, van de eenvouwiget: ver" „ri wederkeert tot den arbeid, hem volkomen " S », oliftaandc uit het denkbeeld dat hy " heden u n3°dc moeite vergolden, welke ik eertyds of « i?wlttS? m^wfrkt io/een Charafterfchets Het is zeer te beklaagen, dat men den Kinderen niet ernfti' Tenoeg inboezemt, hoe aangenaam het zy, de eene „ ernltig genoeg 11 u , een of ander be. » fp°°& de noodfge infPannhigy van krachten gaarne op " nemen "«eind/ dü genoegen by herhaaling te „ zich .e nemen , w«OT«r i* rfi* volbragt heb, „ gemeten. Hst «najetia , ^,v«,, «,/ « » "T^ j* ,T * fa J r my zeiven voldaan kunnen. „ aj» 'a!!e*m0e te gemakkelvk, en brengt de noo- " b-Xen aan zelftot zodanige bezigheden, welke. " ÏS n e s o^idd aar nuttig befchouwt; doch waar toe 'jS zien, in een werkzaam leeven, menigmaal» geneed|' zaakt vindt." Ii 4  4^6 beschouwing der aarde, ENZ. aan te pryzen. louocneek> 10 dit vak, by herhaaling ÊTJng£rrnVer de Natuur en Oorzaaken van den RykZrfl^SZ"" S^olgdnaar het Engelsch Tan & TEN J Yf\rd00r,Mf;- £IRK H0^ VAN NOO- ^x'ÉntTL^tV™*'"* Provinüaal Genootfchap lelind oZ n Weetenfchm>^ cn, onder het voorig ren Me ld\f"gemcester en_ Raad der Stad Schoonht Eerde Delh ,lZ f\ Gt£hledkundise Aantekeningen, k< f ^ Sttik- Te Amfterdam, by W. BraVe voor Rekening van den Autheur. Loopt tot bl m ï' halven een Voorrede van LXll bl. 0 * ; Hl/li0' heef?" voorARek^»g ^n den Ju- s&s sis cé^s? jsr* ffisS len Rykdom ontdaan zyn. In dit alleTrfnfw i>atl0naanaamlyk de voetftappen van colnLf* ^SeÏo Te* MN, CAMPOMANES, VAN DEN HETTVpr £ Zz ï" E" flemmende Schryveren; enTomt to^dit Beflu« dTt £ „ dTOme Rykdom van eene Natie altyd «ï a/han »5 gen  A. SMITH, OVER DÉN RYKDOM DER VOLKEREN. 4** oen van de voortbrengzelen van deszelfs -grond,, en F fan den arbeid van deszelfs leden, en dat eene Natie, „ van uu" t naarmaate dat de 1 tóiUgïïe5 vS ffift grond en van den arbeid " Ïand5fileden uitgebreider zyn, en dat men alle : IZAe^n om|r ftoot, ^«^g F ÏS meT, dat" het^ellt'zynen oorfprong alken " E- een teken van den Rykdom is, maar bovendien " m v ♦ 11 «reheel uit het oog , dat dit teken der " iSriS^ Set^de s « bekomen is, dan wanneer men :wïï?Sw2rdyen zelve bezit. ^ voortbrengzelen „ eerst oe „„V* en van den arbeid eener Natie, ! " Tn waardyeï 'wel'keVarlyks op. nieuw t=£n " fyi«n • maar het Geld is op zigzelve onvrugtbaar, "en kan'nk anders dan door glftadige verwisfehng 1 " J5 voortbrengzelen en arbeid verwisfeld worden. : " SfLenboven zyn 'er geene Geldfommen , welke met " [MSiStw *y rr de, gdïezv " verwoesting van een Volk niet naa zig fleepen) dat zy ; " Seenlangereeks van jaarlykfche voortbrengzelen ' " van de Landeryen, en den arbeid van eene befchaafde " Natie met weder allengskens zouden kunnen herfteld 1 " «raden — Daar dus de duurzaame Nationaale Ryk' " X in'de voortbrengzelen van de Landeryen , en den ' " «beid van eene Natie, beftaat, zo kan zy geenen an! " deren ootfp?ong hebben dan de ylyt en naarftigheid : van de byzondere Leden van de Natie.' Sfc alles werkt de Voorredenaar bréeder uit, en.ftaaft k dien opite gekoesterd, zeer veel toebtagten, om den teezf utetto pven aanleiding tot bet doen gebooten worden der Occ«,omk Mttfu, oi Suathmd.ge Hm,ES, t« zich twee ondetfeheide voorwerpen voor-  a. s mi th ftelde. In de eerfte plaats om een overvloedig beftaan t aan het Volk te bezorgen, of liever om het Volk in ftaat i te ltellen, om zichzelven zodanig een inkomen en be-ftaan te verfchafFen; - en ten tweeden om den Staat off het Gemeenebest van een genoegzaam inkomen, ten be-. hoeve van de gemeene zaak, te voorzien. Den welvaard I zo van het Volk als van den Staat bedoelende Broeder werkt de Voorredenaar deeze denkbeelden uit.. De Staatkundige Huishoukunde leert, gelyk hy met de ■ woorden van iselin aanmerkt, „ dat een Souverain al dat: „ geene moet doen en bevorderen , waar door de meest „ mogelyke menigte van Natuurlyke Voortbrengzelen en „ van Kunstwerken , tot genot van het grootstmogeivk „ aantal yan menfehen, onderhouden wordt; en al dat „ geen verhoeden en nalaaten, waar door de menigte van „ die goederen,en der menschlyke genietingen,verminderd „ raaken kan „ Doch (voegt hy 'er nevens) „ haare grootfte en voornaamfte les is Vryheid:'' Waar op hy aantoont, dat alle dwang in Landbouw, in Fabrieken, m Koophandel, en in welke hedryven of ftanden men wil , zo lydelyke als daadlyke , volmaakt tegen haare bedoelmg ftrydt. Waarom hy ook in het Werk tegen bilden en Monopoliën zich in eene en andere Aantekening aankant. Veele Schryvers, by onderfcheide Volken, hebben zich toegelegd om dit gedeelte van Staatkundige Weetenfchao op te helderen. VVie in Italië, in Zwitserland, in Sportte, Duitschland ,Irankryk, Holland en Engeland, daar aan de hand geftaagen, en 'er over gefchreeven hebben, worden hier opgeteld, met aan wy zing hunner Werken, deels in 't Nederduitsch vertaald. Hiermede komt de Voorredenaar tot bet Werk van adam smith, het hoofdvoorwerp in deezen. t Geen hy 'er van zegt, als mede van zynen arbeid daar aan hefteed, moet hier breedfpraakiger plaats vinden, ichoon wy, om plaats te winnen, den voordrast eenigzins zullen bekorten. s Boven alles, wat tot hier toe over deeze Weetenfchap gelchreeven is, verdient, zyns oordeels, de eerfte plaats An Inquiry into the Nature and Caufes of the Wealth of Nature, van Dr. adam smith. 't Zelve kwam, in den Jaare 1792, eerst in Engeland uit, en heeft men 'er reeds een zevende Druk van. Twee Hoogduitfche Vertaalingen werden er van gemaakt, een door den Breslaufchen Hooe- leeraar garve, met Aantekeningen. Twee franfche Ver- , I  OVER DEN RYKDOM DER VOLKEREN» 4&S krertaalingen ten minften heeft men van dezelve ge- FCVnr' smith '* dit zyn 's Voorredenaars eigene woorden , [ heeft zich geen^ moeite ontzien om over deeze Wee- Llen overtuigd , dat Je jnketó ' fd bevatj L voudige waarheden, we ke ueezev d/en ver. ¥ all£^ ïmffiffo?« vSheide onderwerpen geleL warde denkbee^en over vc ^ eer hy ter Lm denW'/f"ef Heer v§an noIten hem, op te leggen; ^"pt^" dve{dSieti doch hier mede met de best ^f^^/S'^Sdl voordragt, zonder bewegneemt, dat Dl. «T» ^ ae ; hebb|n kunnen zyn. lemmering der.hlaaAeid,korter zou^üebb Voqj> In eene Aantek. (bh^aSrafs dat smith niet meer ^^de^mS^hS opgegeeven, waaruit hy ^dft-alles ^J^nX wgr/a/S niet te hoogals hy- fchryft ,, ln™ntch van de I „ Staatsman met alleen de geneeiew allerfchoonfte Staatkundige Huishoudkunde:, op^^.f^andeling I wyze,opengelegd vinden, maar tevens ^n b \ van eene memgte van tot deeze we ^s ', leidende zaaken ontmoeten welke hyt^ ^ I „ in dien fmaak zal zo^ken/lpvvoordeeiigae lesfen haaI ; Standen kunnen hier de ^vomüceng de len - de Rentenier . ^ Koopman, de * Landm Rechtsgeleerde, de ^^Zgniyk belang leeren ken„ zullen in dit Werk hun weezem> * ontelbaare • £ sr^'^sss- ^ ss * ** g.  4*H A. SMITH " ktSe" keel?Ch m^te" ^wonderen over de mauj " lgeu c 18 ' welke deeze Schryver van alle did „ zaaken heeft getoond te bezitten." m •t geen h7met°^TAOOTEN biedt thans dit WerM teng7an Men kS aM noem?' 2vnen Landgenoohet eeen if ir ' ^ hyu' «WW zynen arbeid. »' net geen ik er aan verngt heb wel geene Vertaalin* „ noemen, het is veeleer eene NaavoJgit - ZZt bt * onder het bewerken zo zeer getroffen feweSt door dd " toi SchrvVrandelk^dlr g4akelde SSStoiS "dSze lk- byna durf verzekeren, dat ij 'denkbeef vf/C? WVe geen éen oorfpronglyk! ik fcSh , va,n len Schryver zal gemist worden, * „ Ik heb den laatflen Engdfchcn Druk gevolgd en s Haage, by M. van Daalen Wetters, 1797. In gr. 8vo. 464 bl. ^ ri^waalf jaaren moeten wy terugzien, om den Aanvang I en Voortzetting deezes Werks , 't geen nu nog onvoltooid1 verfchynt * naa te gaan. Met ^^totof , hebben wy van dien arbeid gefprooken (*)• s Schryvers p n heef7intusfchen niet geheel. gerust:, daar zy ons Rerinen omtrent Groot -Brittanmen en Ierland mededeelde & en naderhand Berigten leverde omtrent de Prutsrrl Gostennkfche en Siciliaanfche Monarchen (|), £mn dfSiyver in zyne Voorreden gedenkt. Met ; ftSwvecn gaat ny voorby een meer opziens baarend WaS%ede vanyhem , in dien tusfehentyd, en met zyn /mm 3 Ji?egeeven : De Burgerlyke Vryheid m haare heilT*a ne en^Volksyryheid in \aare fchadelyke gevolgen geirhZ waar over wy zo gunftig niet hebben kunnen f^\^%^^?^ met veel behoedzaamheids des "^d'vjoeger" thans verfchynt hadt deeze Voorzetting van Koning willem s Gefchiedenis I in 't licht kunnen treeden, en zy was, gelyk Mr. meer. I Lan ons berigt, „ in de daad, reeds ter perste befteed, I toen niet vóór hef afloopen van 1794 het voonge I " beftuu deezfr Landen tot twee herhaalde keeren grond f T, mTende te hebben op een Vrede met Frankryk,^ (*} Zie onze Algem. Vaderl. Letteroef. VI D. 1 St. bl. I Nieuwe III D. 1 St. bl. 589. f ~ JgFad.Lett. voon79+. bl-459- Voor 1795, I bl. 73 en 562, ea voor J75ö' bl I ■ $ : ■ voor 1794 > Wf l7°>  4^8 j. meerman „ door geen inval van deszelfs Legerbenden werd voorj „ atgegaan , eenig vertrouwen meende te kunnen ftellen i " • ?. ,het aan eene lteeds aanbiddelyke Voorzie* „ nigheid behaagde deeze uitzichten te verydelen; toerJ „ het ys door hem gezonden werd , die ook dan, wand „ neer hy eene Natie onderwyzen wil, over alle de krach„ ten der Natuur bevel voert, en die gebeurtenisfen zichl „ dicht opeen drongen, die de laatfte bewoonder deezetl „ Gewesten nog met verwondering aan zal hooren — toeöl „ veranderde ik, gelyk niemand vreemd zal vinden, vanl „ belluit. Om de uitgave van een Boekdeel te bezorgen ,1 „ tot welke eene meer dan gewoone oplettenheid en eed „ nige maanden tyds gevorderd worden, moest men tenl „ minden van de Stad, van het gebouw zyner wooning.r „ van zyn eigendom , van de vrye keus zyner bezighed „den, eenigermaate verzekerd zyn; en wie tog in diöï „ dagen hadt kalmte genoeg van geest, wie opgewektheid,! „ om de gewoomens van voorige Eeuwen te befpiegelen; „ daar ïedet■ Nederlander, naar zyne verfchillende denk* „ wyze, of treurig uederzat by de puinhoopen van het' „ Vaderland, ol zich over den triumf zyner Partv, over i „ aanftaande jaaren van genot, in verrukkende gedachtenil „ verloor (j). a „ Voor 't overige," betuigt de Schryver, „ heeft geen! „ verandering van tyden zich op myn verhaal eeiïigeni „ invloed verworven, dan flechts in minder weezentllkel „ byzonderheden, of daar de invoering van nieuwe denk-I „ beelden my ook, om niet misvat te worden, tot eenel „ meuwe_ wyze van voorftellen gedwongen heeft; en ikl „ levere m de Hoofdzaak alles gelyk ik het eenige iaa-fe „ ren vroeger geleverd zou hebben. Tot het virzwv. „ gen of yerdraaiien van gebeurtenisfen, om eenigeri „ Staatkundige ftelling wille , hoop ik buitendien doort „niemand bekwaam geagt te worden; en waarlvk hetfe „zou omtrent voorvallen, fchier zesthaJf hondert iaarent „ oud, flechts eene armoedige kunstgreep zyn 1 Wat fc „ ook zou my^ te rugge heiden de eerfte kiemen vanf „ de ontluikende Vryheid m den Burgerftaat, die ik in fi „willems Eeuw meende befpeurd te hebben, mynenfe „Land«j (*) Wy zullen hier op geene aanmerkingen maken ; maar l »^lie.n«C,hryrer 5eruDgga °P/-yne eië™ bedenkingen in het aangeduide Weritje, de Burgtrlyke Vryheid, enz. bl. 8i—9o.  6ESCH. VAN GRAAF WILLEM VAN HOLLAND. 4&9 T nncbenooten met genoegen te doen opmerken? Ik f héb mydoo? alle myne Gefehriften heen als den VerI ëerer eener waare en wettige Vryheid , van de Ne* Serlandêhe vooral , onveranderlyk en zonder wankerfcn be oondl doeh my tevens nooit zoo ; wrnedSen",' nooit in/die verachtelyke>g™^ Vnnnen deelen , van dat edele woord daar te erKennen ** of we te Sten, waar buitenlandfche onafhanglyk" heid met binnenlandlche veiligheid voor Perfoonen ;',en voo? eigendom, en met regeering, naai. eene I vastgettelde Staatsvorm, oorlpronglyk op den Wil der Nafe gebou.vd, zich niet zusterlyk yereenigde — " w?ï DwinSandv en Overheerfching, in wat voor ge" Ste ook gegooten, achter wat voor een masker ook li verborgen , heuren verwoestenden ftanderd geplant had- " Wjf hebben deeze Staatkundige Geloofsbelydenis wel willen affchryven, die wy geheel ^.^^jf^ geverantwoording laaten, en waarop niet weinig, nat ^ heel buiten ons bedek valt, zou zyn aan « meiken. Wv moeten nu verflag van den Inhoud deezes WerKS Sen Het hem nog overfchietende. aan de taak der fSedenisfe van Graaf willem is bevat m Tien Ho„Men - den Staat van het Land en zyne Voort- gen - var. de Financien en Mum, ^ d betreft Koophandel; alles, voor zo veel net ^ . ontleend uit oorlpronglyke S'1(SSge LETT. 1797- NO. XI. ê  49° J. MEERMAN gevonden de Dm overige tot een Vierde Deel te fnaa- . ren; waar m hy ook eene Naleezing zal mededeelen van i t geen hem, zedert de uitgave der voorige Deelen, ten i opzigte van verfcheide Daaden en Lotgevallen van Komag willem , nog is voorgekomen, en met alle de nog ' ongedrukte Handvesten en Brieven, die tot zyn Tydvak ' betrekking hebben Dit Deel, belooft hy, zal binnen \ weinig maanden volgen. Wat de Stofte, in" dit Deel verhandeld, betreft, en derzelver oearoeidmg, willen wy gaarne onderfchry ven 't geen Mr. meerman 'er zelve van zegt, met terugziet op de voorige Deelen deezes Werks: ,, Dat'er in aangenaam* " £™ Zü? weI, ais m. ,Sem:lk een bemelsch breed ver„ fchil: zichi opdoet.tuslchen bet daarftellen eener aaneen„ gticna.ielde Gefchiedenis, waar van alie byzonderheden „ uit hoe veele Schryveren ook faamgeleezen, haare na' „ nmriyke orde, haare onderlinge uitéénvloeiiine van „ den tyd ontleenen , op welken zy zyn voorgevallen „en tuslchen het lfchikken van veele'honderden losfè' „ door geen gemeenfchap aan elkander verbondene ge?e»! „ den, verhaalen of daaden, onder zekere Hoofdvlrdel„ imgen, en by ieder van deezen wederom onder menig „ een ondergeneelte; zoo dat uit dit alles, ten laatften „ een draagchelyk geheel kon ten voorlchyn gebrast „ worden.' J fc'-LUtlsl In de daad, voor verre de meeste Leezers, zal deeze moeilyk bewerkte ftoffe tekenen draaien van S arbeid, dien wy willen gelooven, dat de Schryver „niet ,, gaarne voor cte tweede reize op zich zou laadeni » i i?eiyerr0Ver hef^ Mr' M£ERMAN' om, wegens de Schryfftoffe, te verklaaren : „ Men verwyte my niet te „ zeer de droogheid, van myne ichryfftoffe, en de oogen„ blikken van verdriet, die de doorleezing van dit Werk „ misfehien aan veelen verwekken zal. Het is niet aan " ?rn] Td,er ffeve? ovei' de dorre gronden van het ,, Kerkelyk of het Leenrecht, van bedens, belastingen „ en dergelyken, bloemen te ftrooijen; en ik vond nv „ maar al te dikwyls geftingerd tusfchen de noodlottig „ keuze van of by 't Algemeen verveeling te doen ge„ booren worden; of een onderwerp, 't geen zommiaen „ liever in zyn geheel zouden behandeld zien" onvoTlS „ voor te itellen. bchoon robertson niet gezegd kan worden bloemen over een dor onderwerp glftroSid te hebben m zyne Historie van karel den V, heeft hy be-  CMCH. VAN GRAAF WILLEM VAN HOLLAND. 491 beter raad geweeten om de verveeling in het leezen van eene de%elvke Ituffe voor te komen. Vroeger dan bl. Hï, nadfde Schryver , en menigmaal vervolgens , mogen > en ,n ;t voorby St £ het flot des* Hoofddeels, 't geen van Fryen, Ede. nprk der Franfche Omwenteling neeme, is een treK, aie Fne onr-theid en waarheidsliefde niet in het bes.e ™vhStT Veel berispelyks, veel-^^^\ menswaardigs, heeft die groote gebeurtenis vagezei^ rlorh deeze eebreken moeten niet alleen in aaniuiuuw Een he^lyke tyd voorwaar voor de Burgeren, wanneer SS,TS i«s zonderlings, ten W «J «le g Irikzccfche Burgeren aanmerkte, dat zy gelyk geiteid wierden aan Zeewfche Edelen , en dat deezen J „ te beledigen den misdaadigen aan dezelfde ui at onoer " Éunftig, dan de Adelftand, doorgaans, is de: behan■ dehng die dlGeestlykheid ontmoet, ™™f^Z\™£ lyst zoude kunne? W^;^^e vmh.ghei^te roeren lust ons met. Alleen orengen wy, „iefren<; de uit dit Deel .te ontkenen, het vol^^egen^de " PrimisIaus ottokar, die toen zoo even den Eónecm, " rehel Throon beklommen hadt, verbondt zich met den i\ ark-raaf van Brandenburg, om de ongeloovigen door " wapenen tot het Christendom over te haaien. Met een " K het land gedrongen, was 'er geene buitenfpoo° Kk a " "s"  493 j« meerman „ rigneid, die zy zich ongeoorloofd rekenden jegens al „ wie zich niet goedwillig liet doopen. Noch oud, noch „ jong, wierdt gefpaard, en wat hun flechts voorkwam „ ter neer geveld. Onder allerlei gedaantens verfcheen ,, de dood aan dat rarapfpoedig volk. Het land werd „ verwoest; het rooven, plunderen en brandftichten wa„ ren dagelykfche gebeurtenisfen. Twee Hertogen van „ Pruisfen en de andere Overwonnelingen muesten einde„ lyk toelaaten , dat men hen in de Kerk inlyfde. Een „ Boheemsch Gefchiedfchryver (*) verhaalt ons dit geval „ met de volgende woorden: ,, „ Ottokar opent den „ „ Hemel voor de Pruisfen ; en daar de geweldigers dien „ „ Hechts inneemen, dreef hy de overwonnen Volkeren „ „ door overmacht derwaards, hy liet allen die gedoopt „ „ wierden naar zynen en Ottoos naamen noemen ; zoo dat „ „ zich de Hemeliingen moesten verwonderen, dat 'er „ „ zoo veel ottokars tot hen kwamen , die de waare „ „ ottokar vooruit zondt, om hem eene goede plaats „ „ te bereiden." " De geheele bekeering van dit volk „ beftobdt ondertusfehen alleenlyk daar in , dat men hen „ in twee hoopen rangfehikte , en onder tweederlei naa„ men doopte. Allen moesten zich ten zelfden tyde des „ doods fchuldig verklaaren , indien zy weder van het „ Christendom afvielen (f). „ Zoo men het haateiyk Karakter der Euangeliedie. „ naars van deezen tyd nog met nieuwe trekken ge„ fchetst wil zien, zal ik my genoodzaakt vinden hier ecni„ ge vloeken op te tekenen, die zy met onnavolgbaare „ vaardigheid op de geenen uitllortten, die aan hunne „ begeertens niet beantwoordden. Die, in zeker eigen „ goed van het Ouedlinburgfche Sticht, onrechtvaardige „ afperfingen deedt, hadt de wraak yan God en zyne „ Moeder en den vloek af te wagttn; die zekere andere „ goederen dier zelfde Kerke aanviel, moest met den Ver„ raader Judas naar het eeuwig vuur verzonden wor„ den Qj. Een Bambergsch Kanonnik, of Vafal, die „ zyne toeftemming gaf om zommige Domeinen van „dat Sticht, welke tot des Bisfchops tafel behoorden^ „ te vervreemden , begeerde deeze Kerkvoogd , dat „ met (*) Bai.bini Mifcell. Hift. Regiti Bok. (t) Baczo I. 2p8. (|j Cod. Dipl. Qitedl. iSo, 183.  GESCH. VAN GRAAF WILLEM -VAN HOLLAND. 493 {„met Dathan en Abiram leevend verflonden zou wor- KEen^Bylaage, bevattende de lyst der Hfandfehetn welke den Schryver «^ll^ Regeering zyn voorgekomen , volgens de eerlte netter Ser Geüachtnaamen, befluit dn Deel, (*) Chrou. Erford apud schannat Vind. Lilt. Coll. II. j p. 122. Reizo door de Binnenlanden van Noord-Amerika, door JONATHAN carver , Schildkn., Kapit» Lgnie Provintioale Troepen, geduurende den Oorloè\ ™f Wankryk. Naar den derden Druk uit ^ ^Deel ■ vertaald, door j. D. pasteur. Met Plaaten. Iweede DeeU Te Leyden, by A. en J. Honkoop, 1796- /» f-8v°' TTet tweede Deel van carver'. Reizen beloofden wy tl onverwyld onder handen te zullen nee men C > {« ^^worden de Berigtgeevingen van het door hem HnSrisdT eedeelte der Nieuwe Wereld voortgezet. Het vaS aan Set het V Hoofdftuk. Van de Verdeeling der J^dtaZtZ Stammen; van hunnen fö"™^» Maaityaen a.t /u ^ IrJiaanen. — Indiaanen. vin. ^f" j „ > Je dS Teictoyvingen ontdekten wy den «ly.igen bS^Sb^iïnde^i onzes Aardbols Dee»ï onder, werpen zyn alle niet met gelyke breedvoerigheid behandeld. f*") Zie hier boyen, bl. 44^ V Kk 3  494 J. CARVER's Dat van de Oor/ogen der Indiaanen is zeer breed en Iaat t zich met zonder yzing leezen. De Heer carver hadt t er proef van, die het medelydend hart met de gevoeligfte • deelneeming zal leezen. Onverbeeldlyk geweldig zyn de i wreedheden, welke de Indiaanen pleegen tegen die van hun i eigen gedacht, hun in handen vallen;en even onverbeeldlyk ■ de hardvogtigheid, met welke zy die folteringen doorftaan Dan egter hebben, ?elyk onze Reiziger aanmerkt, „fommi- ■ „ ge Stammen blyken gegeeven van groote gemaatigdheid „ jegens gevangene Vrouwen uit de Ëngelfche Volkplantin„ gen, die zy by geval gevangen kreegen. Dikwyls zyn 1 „ er zeer fchoone Vrouwen door hen weggevoerd, die,i „ geduurende eenen tocht van drie of vierhonderd mylen,] „ door hunne afgelegene bosfchen, naast hunne zyden „ gelegen hebben, zonder beledigingen van hun te on„dergaan, en haare kuischheid is onbevlekt gebleeven. I „ Daar zyn voorbeelden voorhanden van Vrouwen, door „ hen gevangen, die, terwyl zy zwanger waren, in het 1 „ midden van eenzaame boslchen, doof de baarensweeën „ overvallen zyn , terwyl de Wilden hun eenigfte ge- i „zellchap waren, en egter ontvingen zy van deezen, ! „ hoe wild zy waren, allen byftand, welken hun toeltand n " t0ci?t,-Je!1 wierJen ffict eene kieschheid en menschlic- I „ vendheid behandeld, die zy weinig verwant hadden ,, Deeze onthouding," voegt 'er de Heer0carver'nevens, „koomt, dit moet ik erkennen, niet aeheel uit »* hun karakter voort; maar wordt alleen by die gevon- i „ aen, die eenige gemeenfchap met de Franfche Zende„ Rngen gehad hebben. Zonder te willen, dat hunne na„ tuurlyke vyanden, de Engelfchen, het voordeel van bun,, nen arbeid zouden genieten , hebben deeze Vadeis „ groote moeite gedaan, om de algemeene beginzels van „ menschhevendheid in de geesten der Indiaanen in te „ prenten, die zich door hunne Zeden verfpreid hebb-n „ en van algemeen nut geworden zyn." " ' \ Aangemerkt hebbende, dat de Indiaanen geen denkbeeld nebben om de verwoestingen des oorlogs te maatigen door hunne krygsgevangenen te fpaaren , en met de ben- 1 de, van welke zy genomen zyn, tot eene uitwisfeling in ondeïMndehng te treeden ; uit welken hoofde allen die van wederzyden gevangen geraaken, of ter dood gebragt , of aangenomen, of tot flaaven gemaakt worden, vervolgt hy: „ De Gevangenen , die voor Slaaven gehouden „ worden, worden gemeenlyk onder de Opperhoofden ver- „ deeld,  REIZK. +95 1 deeld, die dikwyls de Europifche Gouverneurs van de f buitóntS«ffl%fde Superintendenten, of Commisfarisfen h vafdS^i zaaken, eenige ten gefchenk geeven " Tk ben ónderrigt dat het de Jefuiten en ZenE* delineen S die eerst den invoer van deeze ongef' iS^Sgraen in de Volkplantingen veroorzaakten, P eni zö doende de Indiaanen leerden dat ze van waaide " „Hunne oogmerken waren, wel is Waar, ,;; tóSfe £4^ - i, lyke drift gevoerd wierien. tol als wv ten e nde van dit Hooidbuk lazen . ,, ^ 1 j Z Kpfrlmuwen elk overwonnen Volk als in een " ™W en men overeengekomen is zig op zeKere „ gebragt, en meur * & • de gew0onte, dat de „ ««iSTi'MI ftaat van on- r tó&ftïfSKk» de'wyv™moeKn gerrag- Voftsbéltayving ons «««ISÏïWiSwSSiSl zere, (wam voor onateW«*«1> h" fe z eVolken te '5; van het temperament ^JrifirtN» gegeeven, yven-  49<5 j. carver's „ ge Priesters van Venus worden. Den jongen Oorlogs» „ helden, die daartoe overhellen, ontbreekt het zelden „ aan gelegenheden om hunne driften in te volgen , en „ naardien de wyze, waar op zy zig by deeze gele, „ genheden gedraagen, eenigzins zonderling is, zal ik die „ befchryven. „ Als "een van deeze jonge ligtmisfen uit het gedrag „ van het meisjen, dat hy voor zyne meestres verkoo„ zen heeft, oordeelt dat hy niet te veel tegenftand by „ haar ontmoeten zal, gaat hy dus te werk. Ik heb „ reeds aangemerkt dat de Indiaanen geene overigheid „ erkennen, en dat zy geen denkbeeld hebben van on„ derhoorigheid, uitgezonderd in de noodige fchikkingen „ van hunne oorlogs- of j.igttochten : zy 'leeven dan in „ eenen ftaat van gelykheid, ten naasten by overeenkom„ ftig den ftaat der Natuur. De Minnaar vreest dan „ ook niet in de vervulling zyner wenfehen belemmerd „ te zullen worden, als hy flegts eene goede gelegenheid „ kan vinden om die ter uitvoer te brengen. Naardien „ de Indiaanen ook voor. geene dieven of verborgen „ vyanden behoeven te vreezen , laaten zy de deuren „ van hunne tenten of hutten, geduurende den nagt, on„ gegrendeld, zo wel als over dag. Twee of drie uuren „ naa zonneondergang rekenen de IJaaven of de oude „ lieden het vuur in, dat gemeenlyk midden in het ver„ trek brandt, en begceven zig ter rust. „ Wanneer het dus duister en alles in rust is, treedt „ zulk een zoon der wellust, digt in zyn mantel ge„ wouden, om onbekend te blyven, in het vertrek van „, het meisjen, dat hy voor zyne minnaares begeert; hy „ ontfteekt aan het ingerekend vuur een ftukjen hout, „ dat als een zwavelftok dient, nadert de plaats daar zy „ligt, en, zagtkens het dek van haar hoofd ligtende, „ fchudt hy haar tot zy ontwaakt. Als zy zig dan op„ rigt en het licht uitblaast, heeft hy geene andere be„ kentenis noodig dat zyn gezelfchap niet onaangenaam is; „ maar als zy, na dat hy zig ontdekt heeft, haar hoofd „ weder onder de deken fteekt, en geen acht op hem „ Haat, kan hy verzekerd zyn, dat alle verdere verzoeken „ vrugtloos zullen zyn, en dat hy maar fchielyk moet „ vertrekken. „ Geduurende dat hy in het vertrek is, verbergt hy 9, het licht, zoo veel mogelyk, met de holte van zyne „ hand, en, naardien de tenten en vertrekken der Indiaa- „ nen  R.KÏ.ZE. 497 nen gemeenlvk ruim en breed zyn, ontfnapt by zonder T, bekend te weezen. Men zegt dat de jonge meisjes, die op deeze wyze haare minnaars ontvangen, groote zorg ' draagen, door het inneemen van zekere kruiden, met, '! welker kragten zy wel bekend zyn, dat de gevolgen van deezen verboden liefdehandel niet zigtbaar worden; I want zoo die gevolgen heeft, dan moeten zy altyd onI getrouwd blyven." Overipel, tekent onze Reiziger op, wordt onder dit Volk voor eene verfoeilyke misdaad gehouden, en met A» grootfte geftrengheid gèftraft. „ Als dit geval gebeurt, byt de Man de Vrouw den Neus af, en daar op volgt , eene onmiddelyke Echtfcheiding. Ik heb eens een voorbeeld gezien dat deeze ftraf geoefend werd, terwyl ik onder hun was. De Kinderen worden dan verdeeld, * gelyk by andere Natiën plaats heeft, eik krygt de 4 helft." , , -■ ,. Plaatsgebrek verbiedt ons meer byzonderheden, die veelvuldig zyn, op te geeven. Het voornaamfte uit het Hoofdftuk, het beknopt Charafter der Indiaanen fchetzen3e, willen wy, uit dit gedeelte, nog plaatzen. Het Karakter der Indiaanen beftaat, gelyk dat van ' andere onbefchaafde Natiën, uit een mengzel van woestheid en zagtheid. Zy worden in eens door narts- togten en neigingen beftierd , welke zy met de wildfte ' Dieren uit hunne boslchen gemeen hebben, en bezitten ,' deugden, die de menschlyke natuur eere aandoen. „ Dat de Indiaanen van eene wreede, wraakzugtige, „ onverbiddelyke, inborst zyn, dat zy geheele dagen op de loer zullen liggen , zonder aan de behoeften der " natuur te denken ° en zig eenen weg door ongebaande en uitgeftrekte bosfehen zullen baanen, terwyl zy en., kei beftaan van het weinige, dat zy opleveren, enkel „ om eenen vyand te vervolgen, en zig aan hem té „ wreeken ; dat zy koelbloedig het doordringend gegil „ aanhooren van de geenen, die ongelukkiglyk irt hunne „ handen vallen, en een helsch vermaak fcheppen in de „ folteringen , die zy hunnen gevangenen aandoen, ftem }) ik gaarne toe; maar laaten wy dit verfchnklyk tafereel „ eens van eenen anderen kant befchouwen, en wy zullen ,, bevinden , dat zy maatig zyn in eeten en drinken, „ (men moet zich herinneren , dat ik van die Natiën „ fpreek, die weinig gemeenfchap met de Europeaanen ,, hebben,) dat zy, met onverbeeldelyk geduld, de aanKk 5 „ val-  49ö J. CAItVER's „ vallen van honger, of de onguurheden der raarsetwal " ook zienP d t £ aanffieiking k°™t. üan zullei w ,>oLf ^ Zy gemeenzaam en menschiievend z™ " win ,n ff6"' die^ ais hunne vrienden Sfchoïï „ wen, en zelfs jegens hunne aangenomene vyanden ei „ gereed om het laatfte ftuk met hun te deden of hm „ leeven tot derzelver verdediging te waagen ' %t tCgen het ze^en van veele andere Schryvers „die alle met vooroordeelen bezet zyn, verzekS " ft, meUeSenftaande de fchynbaare onvèrfchS „waar mede een Indiaan zyne Vrouw en Kinderen 2 ^&Tf afwe4«eid,U wederzietf een^ , hSe Hnrni; ^ ^ êewoonte d™ ongevoe-: „ ngneia ïpruit, hy egter met gevoelloos is vonr M „ aandoeningen van huwlyks- en kinderliefde. * ,, Van hunne jeugd af aan, aan ontelbaare vermoeie* „ mslen gewoon, worden zy wel ras verheven bo™n he „ gevoel yan gevaar, of de vrees voor den dood erï „ hunne kloekmoedigheid, door de natuur in^nlant ' eï " lt0ff°eefteLVOÜrbeeId' door lesfen e» gevoed, „ begeeft hen geenen oogenblik. gcvutu, „ Schoen zy lui en werkloos zyn zo lans hunne „ voorraad van leevensmiddelen niet uk™ ^en hun „ ne vyanden verre af zyn, zyn zy egtlrOnvermoeid en " Sïft,g in?et volgen van hét wi?™™ £he „ misleiden van hun vyanden. „ Zyn zy listig en vol kunftenaaryen, zoeken zv mer „ alles hun voordeel te doen, zyn zy koel en tedawd Si " Junne.raadpIeegingen' en uiterften voorziSig inhit " Sn Va" ^ Sev°elen, of in het verzwygen van „ een geheim, zoo kunnen zy zig ook op hoedaiSheïn „ van eenen Ieevendigen aart beroepen , otdefchrm „ derheid van den hond, op het doordringend gezLt va„ „ den los, de listigheid van den vos, de vlugheid lm 2 tygerPnngendei'hee' e" de ontei"baar'e fierheifvan den " ]?den, van eene maatfchappy bezitten zv een* „ verkleefdheid aan die bende, tot iwelke zv bebooren " bSSdi dVnwoondere" van alle ^7^^ . " bezSd tSnVe;eem§en/lg' als fle§ts met eene ziel hnnnin'.i fg /e vyanden van hunne natie, en ver- Z*X£j3?gedagten'die daar ;  heize. 499 Zv rasdpleegen zonder onnoodige tegenftribbelingen, of zonder voor de aandrift van nyd ot heersc hzugt te rwvken,over de maatregelen, welke het noodig.is te 9 vol cn tot verdelging der geenen, dw zig hun misnoeK op den hals gehaald^hebben. Geen e.genbaatige I fnz ^en hebben immer invloed op hunnen raad, of ftremmra ooit hunne raadpleegingen. Ook is W iifiiaorSyk, dool? omkoopingofWigingen, de helde te verminderen, die zy hun land toedraagen. » vXee Cvan hunnen ftam, en het welvaaren van de Na'tie is het eerfte en heerfchende beweegmiddel van hun ' hart en daar uit fpruiten ook grootendeeis alle hunne "d"u"den en ondeugden. Door deeze bezield , braveeren " zv alle gevaar, verduuren zy de uitgezogtfte pymt eLen! en fterven al zegepraalend in hunne koekmoeI' i "heid , niet als eene perfoonlyke hoedanigheid, maar Ss een Karaktertrek van hunne natie. Hier uit fpruit ook dieonverzaadelyke wraakzugt tegen de geenen , met welke zv in oorlog zyn, en alle de daar uit volgende " fchandelïkheden , ciie^hunnen naam fchande aandoen. " nSSrhun onbcfcbaafd verftand niet in ftaat is over " de^bSïame Ikheid van eene daad, ftrydig met hunne " harmocrtSf, teoordeelen, welke geheel onvatbaar-zyn " ioor he bédwang van de reden en de menschlykheid, " weeten zy ci ïunne woede niet binner, eenige gren" Ten te bepaalen , en gevolglyk ontaart die dapperheid en Moekmoedigh'eid, d!e hun anderzins tot eer verftrekken zoude, in eene wilde woestheid. Van de overige Hoofdltukken is dit de korte Inhoud. XVIII. Van de viervoetige Dieren, die in dehtnnenfte deelen van Noord'- Amerika gevonden worden. - MA. r*n Je VoZen. — XX. Van de Visfchen in de Rr^rMts%;;tXXI. Van de kruipende Dieren Be£ _- XXII. Van de Boomen en Heesters. ■ XX111. ran de Wortelen, Planten, Kruiden en Bloemen. De gebrelck gheS van carver-s kunde in de Natuurlyke Historie komt de kundige Vertaaler in een aantal ve^rendeg ophelderende Aantekeningen te gemoet , en fteekt hier door de Vertaaling boven het oorfpronglyke uit. Een Aanhangzel des Reizigers gaat over de yoordee. den die men vfn de Rivier Misji/ippt zou, kunnen trekken , en geeft een beknopt verflag van de hoeaanigheid der Landen aan de Oostlyke oevers gelegen. Lie-  j. van its liederen voor den Landman, door jan van eyk, Predikant 1 %*tr?tiustuhje-TeAmfttrd™>*>h^uiiZ De Liederen, in dit bundeltje vervat, zyn getiteld: „ Aa». „de Land- en Akkerlieden. Het Wieden. De Moestuin „ De Bloemhof, Het Misgewas. Op de Droogte Op den „ Regen. De YVind I. De Wind II? De Sneeuw! gj d3 „ Hagel. Het Onweder. De Rups. De Honig- De Mi«J „ ren. Naarftig Bybelleezen. Viytig te Kerk gaan In 'T „zondheid. In Krankheid. Het gehoorzaam Kind.' Getrout " T, Dl™S,tb°den-„ «« Kersfeest. Paasfghen. Hemelvaart^ 'Jn f' a t,e-en\ u^etSeen wy voorheen nopends het eerfte • en twede Stukjen hebben opgemerkt, mag ook, zonder dn- iets van belang daar weten by te voegen, oenoe-zaam Z Jieel op dit derde Stukjen worden toegepast! SeD°et>zaara Se" Tot ene proeve moge het volgend Ued verftrekken > De Moestuin. " Hu0(r/root zvn uwe wertau; ó Heeri gy hebt ze alle met 'k.Clvl 24gemaakt ' hec aardfy,? is vo1 van uwe goederen.'' Wyze: Augustinus ging eens ziften. L?'°m,'C Tgan?'yk ,eeven' Hon?er ftillen, ziekten weeren ' Als een molm de aarde wroet , Brenrt deypIFrff. uZtJL > Be aandagt wordt toch , onder \ wer- E?^g*^ w™"e Opgeleid tot hooger goed. ZaiKl' dk Zyn eiSen ^ 'k Mag Gods grootheid en zyn g0eJ- 'k Zie het, en aanbid den Schepper u Voelen, als myn geest bedenkt, -k Ro' "hof Loof ZvTr^"gtHoe veele onderfcheiden «roemen werken' ër00tZyn' Heer! uw Ons de vruehtbaare aarde fchenkt. Hoe verbazend is uw magt | Seldery Spina^ zuuring, luStUSOSft Knolraoys , Comcommers, Spargies , ó ! Dat ik , terwvl ik arbp.M En zoo vee. J&ttfg^1 ^iffl^vMüEwV Zoo veel kruiden en gewasfen V£ VS^J " vreezen' Die in kleur, en fmlak e„ a,« U mvn'Cm 7 g"UK' En gedaante, zoo verlch tien ' i? ™„£lf" Heer te r°emen' Bijvoor 't menschdom zöovëêl waard, V " 6" Vol-  LIEDEMN VOOR DEM LANDMAN. £oi Volgends de belofte van den Dichter, wachten wy in een yoigenab uc 2elvUf00rtige Liederen , maar eigenlyk T^bZ^ gffcSS Hartlyk wenfehen wy, dat da erw. vani etI in dezen , enigzins nieuwen, arbeid, gelyk tot iettoe, moge flagen! )Ver Eigenbaat en Ondankbaarheid, door den tph" ™ knigge. Uit het Hoogduinch. In den Hage, by J. C. Leeuweftyn, 1796. In gr. 8vö. 273 Dit bv uitfteekenheid wel gefchreeven Werk. ('f. welk, volgendsde? «kei tot eene Weergade van WryheenWerk Ver deArTring met Menfehen, kan «rekken,) is voor geen Kekzevaib«f, ze uit hoofde van deszelfs uitgeftrektheid, is om dat des Schryvers redeneeringen zo famenhangende Er,datmen, om 'er, in een uittrekzel, den Leewej^ Igeld denkbeeld van te geeven de paaien, die wy ons 1e reeven van uittreksels en beoordeebngen voorftelden , verre S moeten overfchraiden, en dan nog gevaar zou loopen, m 'ssXyvers bondig en overtuigend betoog te verlammen; evenwel onzen Leezeren in ftaat te ftellen,om over s Mans £«^- en fchryfwyze te kunnen oordeelen, achten wy met het Sende Steend uit eene door knigge doorlopende bechouwing' van aüerleye Standen in de Maatfchappy, en den ingoed der Eigenbaat op dezelven, geen ondienst te zuLen doen! De opmerkende Leezer zal, denken wy, onze keuze, bydeOn^ani,e°fiWbilzyounmen misfehien den Kooplieden he't' m nft verwyting van eigenbelang moeten doen Hun geheel burgerlylt beftaan berust op geldwins , en zyworden van de i»u/d afgewend, om de dingen m de waereld meer naar Se ver gereeden cours , dan naar derzelver «nnerlyke Wp rde^te fchfuen. In den grond, en daar toch ieder, d.e «i4 door erfenis ryk is, op de eene of andere wyze , indien hf wil Teven naa win t en voordeel moet ftaan, is het geen hy wil leven, naar vviu5 dienften van eem- ;^CÏÏc ïnA?gd$ d?^5»«. en andere ftanden in den St" dit doen of tegen Waaten gelyk de Koopman. En 1« het vooideel betreft, welk deze ftand den Staat aanbrengt, d kan nle ontkend worden. Zo lang de menfehen natuur. Ske en huislyke behoeften hebben, moeten « heden fö. die hun'de middelen tot voldoening dezer behoefte bezorgen. Dat deze lieden voor de zorg , welke zy dra gen ,S öm zulke middelen te verfchaffen , weer zo veel lillen daar tegen nemen, dat zy nu ook in hunne behoefS « dié Sn de hunnen kunnen voorzien, is zeer b.l.yk.  5*2 KNIGGE Wrat zo billyk is het, dat zy 'er naar Kaan , om dii voordeel op de gemaklykfte wyze deelagtig te worden eï dat zy voor hunne moeite en zorg zo veel tragten te bek 20 al • wegens het blykbaar overure! te vwn. g ' ' "°SChanS ten h°°gfte dwaas en ""gerymi; De bezwaaren tegen de gedwongen Celdleening, Tooneelfpel. Naar J\it. Toneelftuk heeft de onmiddelyke ftrekking, cm aan 1 e" het onvold°ende en fchandlyke ener menigte VS vluchten vooral van ryke beden, te/en den van hu, gevö i derden opbrengst >n geldleningen welkende dringende behoeft2 des Vad,riam s noodzaaklyk maakt. Het zou des ook, hoezee? de omftandigheden by ons „iet in alles dezelfde zyn me d3 hope van enig nut, op onzen Nationalen Schouwburg kunneS gegeven worden. De Vaderlandfche taal,welke het gehele S uS door uubkakt, is wel gefebikt om de harten van^TgehS verbasterde burgers te roeren, en der Patriotten geestdrift weder | op te wekken. En of wy in dezen tyd de/gelyke opwekkTngen behoeven, hieraan zal „iet ligt iemand met reuen euijen twyfl  ALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN. Verhandelingen, raaiende den Natuurleken en Geofenbaarden Godsdienst, uitgegeeven door teVler s Godseleerd Genootfchap. XVlde Deel. Tö Haarlem , ky Joh. Enfchedé en Zoonen , en J. van Walre, 1797. In gr. \to. 236 bl. Onder de Mededingers na teyler's Gouden Eereprys op de Vraage , Is het Inwendig Bewys, afgeleid uit de Goedheid en Godebetaamelykheid, of wel uit de ^ Strekking der Christlyke Leere , ter bevordering van s Menfehen Gelukzaligheid, genoegzaam ter overtuiging, dat dezelve waarlyk Godlyk, dat is, met de daad, op Godlyken last, door jesus en de Apostelen, verkondigd is, of moet 'er, om eene gegronde en volkomene overtuiging desweSen voort te brengen, het Uitwendig Bewys, ontleend uit de Euangelifche Gefchiedenis en de Wonderwerken , door de eerfte Predikers verrigt, bykomen , troffen wy den Eerw. brouwer aan, en zagen hem met den eerften Zilveren Eereorvs, als den behaalder van den Gouden het naast bykomende, vereerd (*). Thans zien wy hem als Overwinnaar te voorichyn treeden, met een Antwoord op de Vraag: Kan men met grond beweeren, dat de Menfehen immer alleen door middel hunner eigene Rede of Redenkavelingen , zonder behulp van eenig rechtflreeks of meer onmiddelyk Godlyk onderwys, tot de rechte denkbeelden van God, en Godlyke zaaken, zouden lebben kunnen k°"ïü een kort Voorberigt aan den Leezer, door den Schryver, naa dat hy bekroond was, gezonden, en, op zvn verzoek, geplaatst, geeft hy te kennen, dat de naauwe verwantfehap tusfchen laatstgemelde Prysvraag en de voorige, in wier beantwoording hy by het Genootlchap niet (*) Zie onze Vadert. Letteroef. 1796, bl. 309, en hebben wy van zyne Verhandeling een verüag gegeeven, ald. bl. 389. LETT. 1797. NO. 13. LI  5°6 VERHANDELINGEN niet onbekend gebleeven was, tot eene bykomende rede verftrekte om weder de pen op te vatten. Hier van geeft hy zyne oplosfing. By dezelve voegt hy een woord - 't geen hV noodig agt ter afweer nge eener mogelyke ergeilis van zom2 gen zyner Christen-broederen - een woord, 't werk w naa het doorleezen der Verhandelinge, geenzins overtollig of ongepast gevonden hebben, en noodig agten hier te plaatzen als aanduidende den fchryftrant- in mee dan eer. gedeelte deezes Antwoords gehouden; by fchrvft ■ „ Na de vereerende uitfpraak van het Genootfchan ' „ wensch ik met allen ernst, dat myn ftuk, 't welk nu' „ ter wereld intreedt, tot ftichting des Naasten, zo wel ,, als tot bevordering van redelyken Godsdienst, gedyen I „ moge. Het zou my dus hartïyk grieven, wannier dit ,, myn verlangen door de ongelukkige verdeeldheid des " t ï! ste,nd0!;,is fa,a,de' en eenige nfyner uitdrukkingen „ te bard gekeurd , weinige vergelykingen aanftootelvk „ geacht werden Men boude daarom in°liet oog, dat?k „ fc.ireef aan Mannen, wier fpreuk voor lange geweest' < „ is: ~ Waare Godsdienstkennis bloeit door vrySeid : en „ dat.meer is, in eenen tyd, waar in het Volk van Ne-' „ derland deeze Leer aan de orde van den dag gefteld „ en het juk der Staatkunde en Bygeloovigheid ver. „ bryzeld heeft, weshalven ik rondelyk gemeend heb „ my te moeten uiten, en, wat myn verftand afkeurt, „ onbewimpeld met zynen naam te mogen noemen, ja in „ zyne herkomst bloot te leggen. Men vereelte „ verders met, het geen ik plegtig betuige, dat ik nïe„ mand, veel mm eenig Kerkgenootfchap, bedoeld heb „ te beledigen in eene zaak van zo tederen aart als de „ Godsdienst is. -~ Ik heb zo veel doenlvk getracht ,, waarheid te vinden, en haaren leiddraad ook in mvne „ bewoordingen te volgen. Men beoordeele my des „ naar dit nchtfnoer, niet naar de ftem van eenig hoe„ genaamd vooroordeel , en zo iemand na deeze toetze' „ goed vondt met my in redentwist te treeden , zou mv „ niets aangenaamer zyn dan overtuigd te worden vin ,, dwaaling: Eiemm homei fum , humant'nihil a malimum „ puto. Reeds hadt hy het fcherpfnydende van eenige zyner uitdrukkingen gevoeld onder liet fchryven e er Verhandelinge. Eene Aantekening , bl. 116. draaot des getuigenis. ö ' aafat Alleszins toont de Eerw. brouwer , dat hy zyns Onder-  van tetler's godg. genootsch. go? derwerps geheel meester is, en 't zelve wel doordagt heeft; fteeds bedient hy zich van de hulpmiddelen , die Geleerdheid en Beleezenheid hem in het behandelen deezer Stoffe konden bieden. Wy kunnen niet dan een zeer verkorte fchets des Inhouds opleveren: doch zal deeze genoeg zyn om het gewigtige deezer Verhandelinge te doen voelen. De naauwe verwantfchap tusfchen de Vraag voorhanden, en die des Stolpiaanfchen Legaals voor 1779, door de Geleerde Heeren wyttenbach en manger zo mees* terlyk beantwoord, opgemerkt, en tevens het onderfcheid aangeweezen te hebben , gaat hy voort om de beide in de tegenwoordige Vraag voorkomende uitdrukkingen, Rede en Redekaveling, te onderfcheiden; en bepaalt voorts de uitdrukkingen, God en Godlyke Zaaken, tot deeze vyf: — I. Het Beftaan eener eerfte Oorzaak aller dingen. -—t II De Leer eener Onderhoudende en Beftuurende Voorzienigheid. III. De pligtmaatigheid en wyze yan den Gode welgevallige!) Eerdienst. IV. Meer by¬ zonder het denkbeeld eener Opperfte Goedheid en Genade omtrent den Boet vaardigen , en eindelyk V. de groote Waarheden , de Onfterflykheid der Ziele en het laatfte Oordeel. _ In drie Hoofddeelen vervangt hy de ftoffe door hem op deeze gronden verwerkt, en onderzoekt in het Eerfte, of eenig Mensch, door het licht der Rede alleen geholpen , rechte denkbeelden van God en Godlyke Zaaken , hier boven aangeduid, zou kunnen opvatten. Veel geeft hv, in dit Onderzoek, toe; hy vertegenwoordigt zich geen Mensch in den ftaat der Onbefchaafdheid en als buiten de Maatfchappy leevende; geen Mensch die met de Voor^ oordeelen eener Afgodifche Natie vervuld, of met de Bygeloovigheden, daar geëerbied , als doortrokken is; hy neemt, om zyn ftuk ten kragtigften voor te ftellen, eenen Wysgeer, toegerust met alle menschlyke weetenfchappen in deeze Eeuw verkrygbaar ; doch verftooken van de kennis der Godlyke Openbaaring. Voor zulk eenen oordeelt hy het wel mogelyk tot het denkbeeld van eene Eerfte Oorzaak, of eene Godlyke en Ongefchaapene Natuur, op te klimmen ; doch beweert, dat by den zodanigen altoos eenigen twyfel moet overblyven wegens de Geestlykheid en Eenheid des Opperften Weezens, en gevolglyk ook wegens de overige Volmaaktheden der Godlyke Natuure, zo Natuurlyke als Zedelyke; dat deeze WysLl 3 geer  5°8 verhandelingen geer desgelyks zal twyfelen aan de Leer der Godlvke Voorzienigheid. Niet min bezwaarlyk oordeelt hy het voor den veronderftelden Wysgeer, dat hy zich rechte denkbeelden vorme wegens de Vereering aan den Maaker verfchuldigd; dat hem de rechte denkbeelden van gods Vergeeflykheid zullen ontbreeken, als mede van een leeven naa dit leeven. Het Tweede. Hoofddeel is ingerigt om het boven vernielde en beredeneerde door de uitfpraak der Gefchiedenisfe en der Ondervinding te ftaaven. In dit Hoofddeel fpreidt de Schryver zyne Geleerd- en Beleezenheid ten toon, fchoon niet op eene kwistige wyze. Hoewel hv blykbaar overhelle tot het begrip, dat de vroegfte Openhaanngen eenen invloed op de Godsdienftige denkbeelden gehad hebben, laat hy dit gefchilftuk oribeflist. Het gedrochtlyk ftelzel des Veelgodendoms , met den bygeloctvollen Eerdienst daar aan verknogt, van vroeg af', bykans onder alle Volken des Aardbodems, heerfchende draagt hy voor. Hy toont, hoe het gelocf der verstgevorderde Volkenx onder het Heidendom, van alle Eeuwen , uitkwam op het geloof in een harsfenfehimmig Weezen, met den naam van de Ziel der Wereld betyteld ; dat hun begrip, wegens eenen Toekomenden Staat, even harsfenfehimmig was, en op eene bloote Zielsverhuizing uitliep. Meer byzonder vestigt hy zyne aandagt .op de vorderingen des menschlyken Vernufts, ten aanziene van zaaken van Godsdienst, in Griekenland, t welk gezegd mag worden, in dit ftuk, boven alle uit te munten; dit geeft hem gelegenheid, om aan te toonen, het duistere, het dubbelzinnige, het dwaalende en ftrvdige, in de Stelzels van de vermaardfte Wysgeeren deezes Lands, gelyk thales en pythagoras en hunne Opvolgers, hoe dit zelfs heerfche by socrates, wiens Wysbegeerte, naar 's Schryvers meening, het hoo°-fte toppunt beklommen hadt, waar toe de door geene Openbaaring geholpen Rede kan opklimmen. Hier aan hegt hy een zeer vernederende fchets voor Volken door den glans der Openbaaringe verlicht, Jooden en Christenen, die,'ondanks deeze hulpe, tot de grootfte doolingen en verkeerdfte begrippen, in zaaken, god en Godsdienst betreftende, vervallen zyn. Hier vallen de feberpe aanmerkingen, waaromtrent wy, in den beginne onzer Aankundiginge, melding maakten. Het Derde Hoofddeel gaat over de Onmogelykheid, om door  van teyler's godg. genootsch. S°9 door enkele Redenkaveling , buiten tusrchenkomst •van eenig Godsdienftig Onderwys , de wereld tot reen e denkbeelden van God en Godlyke zaaken te brengen. Teregt merkt de Verhandelaar op,.hoe 'er gevonden worden, die hooger dan hy over de kragt.van der Stervelingen doorzigt, als mede over de vorderingen door de oude fc/«A/wysgeeren gernaakt denken; als mede clat er gevonden worden die geen geloof aan deri Bybel. uaan, In van eene Wereldverlichting,uit eenen anderen hoek op dagende, fpreeken. Dit fpoort hem w^g^J^ vermeende hervorming, door een verder Betoog,.tegen te fpreeken, en het laatfte gedeelte der Vraage, op den invloed der Redenkaveling doelende, opzettelyk te be amwoorden. In deezer voege laat de: Eerw^™ eeen punt ongeraakt, en behoeft dit laatfte gedeelte zym fntwoords in geen ^pzigt voor de andere deelen e wyken Dit meer beredeneerd gedeelte is met wel voor ukgevoerde Veïhaldeling, fchoon wy in eemge begrippen met den Opfteller verfchillen. . De Styl in deeze Verhandeling is deftig , op het onderwerp pa fende , foms cierlyk en aan ^et zwellende Senzende. Onze ineengedronge opgave van den Inhoud wft ons belet iets van den Styl te laaten blyken. En ^^^N^^ Schryver zich daar p tjelegg, gelyk dit duidelyk het geval van den Eerw. brouwer 6 mag het bykans een ongelyk heeten , als er m de aankundiging des niets voorkome. Wy vergoeden het d0MSS onzefaak voS^d-hebbende, kunnen wy niet ''ÏÏ, °"f aafimerking der nu beweezen zwakheid der "ES^'ÏSSSHiSd onzer Redenkavelingen tot " Srvorming der Wereld, ons hartlyk daar over.te ver" ïr dit de Zonne der Waarheid over ons ts opge" Sïf, aan wier wddaadig fchynzel, geenzins aan eigen " foem of vdele zelfsverheffing, wy onze vordennjen " in Godsdienftige Wysheid dankweeten , en van wier " verdlïvoothting wy de verbanning der dweepery ;;e«r bygeloof, de opbeffine der vooroordeelen, en^de LI 3 "  Sla verhandelingen ' .Vpln^otra.^ "°g Verbasterde Zeden' aIlee'"; maar veeleer „ taamt het ons, Deezen, wier toeftand en fchuld wv te " vannHem °r dl" d/v ,de .Barmh«tigheid te bevelen t? , n * e de Vader ls van a,le zyne fchepzelen „ Ja zullen wy eenmaal het tydftip eener afieVne' „ hervorming zien opdaagen, de Geest van Vry S d „ thans ach.vestigt, moet dan alvoorens de Schaare der „ Geloovigen door eensgezindheid en den band des vre„ des vereenigen. Maar zullen zy immer hier toe komen „zo lang zy met aan afgetrokken BefpiegelingenT en "SC?-,0* ^ Nav°richingen, bronwel alle? „ twisten, vaarwel zeggen, en ftichtinge poogen voort te „ brengen die uit het geloove is, of hunne onderzoe- " onSvZf t P;ia,e" van M.enschlyke Weetenfchap 3' ™ i By ons toch 1S het uitgemaakt, wat wy „ met eene kleene verandering der woorden van horas, tius ten fpreuk deezer Verhandelinge aanneemen: „ Sant eerti denique fincs, „ Qiios ultra citraque nequit mens cernere verum." De éénfee Mededinger, wiens Verhandelino- jredrnkt en met een Zilveren Eereprys door Diredeure/van Ïey ler's  VAN TEYLER'S.CODG. GENOOTSCH. gft Sefegen « , «Is S«TaeWctai onder de Chnsf ^hooïd'Se Verhandeling in verfcheide opzigten voor brouwer moot wyken, zal niemand de. ! * ve*eeSrVSTe"tennen,ydato„k die Schryver ÏS-^a^St^TaaïermS Geleerdheid op Je HooaefSen opgedaan, en een, die, deeze voortel» SSde" door Igen oefening en een begrensder onderwvs zvne kundigheden hadt verkreegen. Een onderzoek ' -naVn "Lieg dier heide Leeraaren heeft ons ten. vollen beve5gd°n"de gemaakte B««>™ heeft alle  51* VERH. VAN TEYLER's GODG. GEN. de voordeelen eener Academifche Opvoeding genoot™ bruin is zyne vorderingen aan eene mindert ffiiTm eigen oefening verfchuldigd. Ingevolge hier van is iun? wer's Verhandeling mee? voor de Gdeerae Wereld en" die van bruin meer voor 't algemeen i, t r 'j verdienen zy de toegekende Eefep'yzen f£ konden wv" mefnal^ & ^'-Stórt^SK d°o°okr der Godsdienftige Verlicht^, ^t^T^lVlZ ZT Letteroef. voor 1796, bl. 277. ^hallka.jp, 179.,. Specimen Hermeneutico - Theologicufti , de dodtrina & didhone Johanms Apostoli ad %fü Magiftridoftrmam dat is Uitlegkundig - Godgeleerde Proeve over de leer ,* * , £wb™< r«i den Apostel Johannes f gM iZettht naar de leer en den /preektrant van Jerus *Zen Leermeester; onder voorzitting van denlZsleeraar J. heringa, te Utrecht, den ± Mal i797, 0l7n%kZr dedigd door c. w. stroncic. o/xw/jtf: ver- pene lofwaardige proeve van de arbeidzaambeiH Pn meer dan gemeene kunde eenes veelbeiSveÏÏe,, Tm gehngs, die zoowel zynen hooggeachten iSSSS/ïs" hem  C. W. STRONCK, SPECIMEN. 513 hem zeiven, veel eer aandoet, en getuigenis geeft van den edelen leertrant, waarmede de Hooggeleerde heringa de Godgeleerdheid onderwyst. . - Het onderwerp voor dit wel uitgewerkt Academisch Strydfchrift gekozen, en met veel blyken van fchranderheid en een goeden fmaak behandeld, is der aandachtige overwecinge van allen, die de leer en de leerwyze van Jelus ■en zyne Apostelen meer dan oppervlakkig gewoon zyn ■'na te fpooren , overwaardig. De Apostel Tohannes was onder de eerfte Volgers van Tefus, en tot het laatfte ogenblik van deszelfs leeven altyd oorgetuige van zyn onderwys. Hy werd zelfs boven anderen tot een zeer gemeenzaamen omgang, en meest vertrouwde vriendfchap, met den Zaligmaker toegelaaten. Geen van 's Heilands Leerlingen toonde ook zoo veel overeenftemming van geaartheid en karacter met Tefus. Hy alleen maakte ook meer werk, dan alle anderen , om verflag te geeven van 's Heilands gehouden gefprekken. Deze door den Schryver bygebragte redenen laaten ongetwyfeld reeds van voren vry wat overeenkomst in de leer van Jefus en zynen Apostel Johannes, gelyk ook in be,ider fpreektrant, verwachten. Deze merkwaardige overeenkomst wordt vervolgens, zoo ten aanzien der leere, als van den ipreektrant, breedvoerig aangetoond, en in 't helderst daglicht gefteld. Èerst wordt de geheele omvang der leere van Jelus, omtrent den eenigen waaren God, zynen Zoon Jefus Christus onzen Heere, en den Heiligen Geest, omtrent het doel der Euangehe - prediking, de natuur en de noodzakelykheid van het geloof aan Tefus, en veele andere byzonderneden, doorgeloopen , en door vergelyking van menigvuldige, meestal in het voorbygaan meer of min toegelichte, plaatfen, uit het Euangehe en den eerften Brief van Tohannes, de in het oog lopende overeenftemming van Leeraar en Leerling aangewezen. Niet minder gelykvormigheid doet de Schryver vervolgens in den fpreektrant opmerken, zoo in byzondere woorden en fpreekmanieren, die Johannes met den Zaligmaker gemeen heeft , waarvan vervolgens verscheidene niet kwalyk gekozene ftaaltjens in _ t midden gebragt zyn, als in de geheele wyze van uitdrukking, die te gelyk aan de redenen van Jefus en den fchryrftyl van Johannes zoo byzonder eigen is, en beiden,  SH c. w. stjronck, specimen. door haare buitengemeene eenvoudigheid , klaarheid, bevalligheid en nadrukkelykheid, voornaamelyk kenmerkt»! Ervarene, en met het gemeen fpraakgebruik in het i_ i ',en *aaleigen van alle byzondere Schryvers, niet onbekende, Leezers zullen mogelyk, tegen deze en gee-> ne , tot bewys en opheldering bygebragte, aanmerking gen en verklaaringen van byzondere plaatfen, no? wel eenige bedenkingen overbehouden ; maar desnietteminr verdient de betoonde vlyt en bekwaamheid van de-, zen jongen Geleerden allen lof en de grootfte aanmoediging. ° De Leer van de Onfterflykheid der Dier en,in haare SeSrond- ■ heid en belangryfheidgetoetst. Of Brief aan den Weleer-, vaardigen}. W. Statius Muller, Leeraar der Chris-, tenen by de Lutherfche Gemeente te Haarlem , belangende zyne Leerrede over dat onderwerp. Door t scxïef. per , Cateckifeermeester by de Lutherfche Gemeente : te Hoorn Te Hoorn, by F. Swidde, 1707. In er. ovo. 64 bl. ö T\e z°nderlinge Leerreden van den Eerw. Muilen a 0^er^lke wj in No- a- van °ns Maandwerk geoordeeld hebben, heeft algemeen niet weinig gerucht gemaakt Niet flechts was zy , gedurende een' geruimen tyd, het onderwerp van veler gefprekken, maar menigeen kon mede zyn' lust niet bedwingen om zyne aanmerkingen op dezelve het lezend publiek mede te delen 'Er is er dan ook onder die tegen Muller gefchreven hebben, wier ellendig en zot geklap, zo wy onze Lezers daarmede hadden willen ophouden, nog zeer veel ongunitiger uitfpraak verdiend zou hebben , dan wy zyn verpligt geweest over Mullens Leerreden zelve te geven Het tegendeel heeft, ten aanzien van den Catechifeermeester scheffer , en zynen Brief aan den Lutherfchen Kerkleeraar, plaats. Dezen Brief durven wy aan allen, die Muiter s Leerreden gelezen hebben , en nu begerig mogten wezen , zyne gronden eetoetst, en door de rede en het gezond verftand geheel omvergeworpen te vinden veilig aanpryzen. Het tegenfchrift van scheffer br>eft' by ons, jn weerwil van het algemeen vooroordeel, dat tegen heden van zynen ftand heerscht, en hetgeen wy gaara  j. SCHEFFER AAN J. W. S. MULLER. 5I5 ■Li wmfchen dat eens met recht mag kunnen worden föe^T^-ASden lof. Hy volgt Muller voet Koet , draagt 's mans ftellingen en bewyzen met de Een woorden voor, en geeft dan daarop zyne aanllr inSn, waarin allerwegen kunde' en belezenheid looSfen. In gene zyner tegenbedenkingen heerscht KSfe of bitterheid/en, fchoon hy foms met kou Ifzyn harde waarheden te zeggen, kan men hem evenLel niet befchuldigen van enige de mmfte onbefchetBenheid. \vVtromvlyke Gefprekken , Ulftfèndt de ^"g&P*** f denverpen van onzen tyd, Verlichting, Vryheid, GelykI heidXz- Te ^fleÜam, by M. Schalekamp. In gr. I 8vo, 124 bl. EPn Katechizeermeester, een Schoolmeester en een Leeraar , zyn Wer de drie fpreekende perfoonen, DerlelverkaTakte/ en manier van denken worden m het la^^ aft ,Tdt mTee "bS E SS^SkS en vooroordeel, tegen de Verlicht mg " i nsenomen, en in den Schoolmeester iemand, die, "me hefSde braave hart, uit misbegrip, zomtyds " ï al te ver gaat, men zal in Do. Denker den man I vinden die den misten middenweg bewandelt, en de vefwoXringe, moeten wy zeggen Jjd«te tegennofnrpt 7irb met genoegen laat leezen, en m LT/elve opPeen iSSn&W veele vooröordeeler., ^S^dTvfrlichting, beftreden, en de verwarde denkbeelden welke veelen daar omtrent voeden, opgehelderd ?n omwiS worden. Aangaande den. goeden imaak rnze^NatieboezImt dit geene8 iin Want hoe weinig wy ook op hebben met eene ovei drevSe" tefteT fcVe"de, Verlichting , zyn wy, egter van oordeel, dat*de befchaaving van het verftand, Iï^'Jïedeneerde gronden, gefterkt, wat het GodsdienftigP STSom W-te Schriftuurkennis, met te fterk  5lS vertrouwxyke gesprekken. kan bemoedigden aangeprezen worden. „ Verlichting'^ Czo als wy hier, met de woorden van moses mendels zoon , leezen; „ is eene verftandige kennis van, en eeit „ yerftandig nadenken over, de dingen des menfchelyJ „ ken leevens, naar evenredigheid van haar gewigt er3 „ van haaren invloed op de beftemming van der] „ mensch. Elke pooging, om zulk eene Verlichting! voort te planten, verdient aanmoediging; en, naar oniï inzien , zullen de tegenwoordige Gefprekken daar toe ietj kunnen bydraagen. Vervolg van Aanmerkingen over de Stelling van den Hei4 delbergfchen Katechismus: Wy zvn van "Nature geneigd God en onzen Naasten te haten", tot Antwoord op den Brief van den Eerwaardigen jan brouwer, Doopsget zmd Leeraar te Leeuwarden. Door ewaldus kist Predikant in de Hervormde Gemeente te Arnhem (thanl te Dordrecht.) Te Amfieldam, by M, de Bruyn, 1707; In gr. 8vo , 37 bl. 1J' Iets tot Wederantwoord aan den Eerwaardigen ewaldus kist, thans Predikant te Dordrecht. Door jan brouwer , Doopsgezind Leeraar te Leeuwarden. Wordt uit. gegeeven te Amfterdam, by j. Yntema, en verder alom, 1797. In gr. 8vo, 62. bl. * Met zo veel genoegen als de twee voorheen aangekondigde , hebben wy ook deeze Brieven der geagte Kerkleeraaren kist en brouwer geleezen. Twee bv- zonderheden , welke in Twistfchriften niet altyd L. zelden veeleer worden in agt genomen, baarden,, onder andere, ons dit genoegen: befcheidenheid en voet by ftuk houden. In hoedanigen zin de uitfpraak: des Heidelbergfchen Katechismus, naar de meening van 1 den Eerw. kist, moet worden opgevat, bleek uit onze ■ voor ;aande Aankondiging; als mede, wat de Eerw brouwer tegen de juistheid dier verklaaringe hadt voorgedraagen. Het doel , door den eerstgenoemden in zyn Vervolg van Aanmerkingen beoogd, is, te bewyzen, dat zyne opgegevene verklaring in de daad de mening, van den Onderwyzer is. Ten dien einde beroept kist zich, in de eerfte plaats , op de natuurlyke beteekenis der woordcii zehe, die, verre van den harden zin, welke gemeenlyk aan dezelve wordt gehegt, noodzaaklyk tc vorderen, 1 in- fe  K. KIST AAN J. MOUWER. 5J7 integendeel voor geene andere uitlegging, dan de zagte dol hem daarval gegeeven, vatbaar zyn . Vervolgens trast kist zyne meen ng te ftaaven door ursinus. zelveif /den voornaamen opfteller van den Katechismus ; werende, ten dien einde , eenige gezegden aan van dien Sdeerde, in welke de woorden haat s\ftTooringenomenheid met het fchryven van «  5lS J- BROUWER AAN E. KIST. hunner met regt geagte Leeraaren, maar om de innerlv* ke waarde en kragt van zyn fchryven , door 't welk zv hgt zullen vermoeden, dat zyn tegenfchryver, meematen, in t naauw zal gebragt zyn- Terwyl yengemelde_ redenen, de aandagtige en onVevZooï deelde leezmg deezer beide Stukjes aanprvzen, kunnen wy, intusfchén, niet nalaaten onzen hartlykenTwensch te betuigen, dat aan deezen penneftryd hier mede eet en? de zal gemaakt worden. Van 't geen over b? onde-wel kan gezegd worden , is het hoofdzaaklyke over en wé? der aangevoerd Door verder fchryven zou lig het hoofddoel uit het oog verloren worden, en de Ichrvvers gevaar loopen van den lof te verliezen , wei hebben? m* V™ weerskanten > met regt, behaald. D'J;;v?SKAMP,i)ö6If ln f6, Gemes- Heelkunde en WysA fenev^ l"' Natuurl^ en Ingeente Kinderpakjes.,, t, v wyztrom ztg voor dezelve te behoeden en \ voorbereiden Te Amfterdam, by de Wed. J. Dolf! I/97- In gr. 8vo. 94 bl. "V Vfl "Dk„üerkieav:m d(?n kundl'gen en naauwkeurigen osJ_> kamp beftaat uit twee Redevoeringen, geduurende den voorleden Winter, door den Schryver, op verfchillende tyden, m het Letterkundig Genootfchap, Col cordia & Libertatc, voorgeleezen. De eerfte deezer Redevoeringen bevat een naauwkeurig bericht aangaande tl .°orfP^on§? ,de" voortgang en den aart, deezer verfchnkkelyke Ziekte, en vooral aangaande de beste wyze, om zich voor de befmetting derzelve te bewaaren, of ten minften derzelver aanvallen, door eenige gepaste voorzorgen, zo gemakkelyk als mogelyk is tl maaken. De tweede Redevoering handelt in het byzonder over het beste van alle de bekende middelen, om de woede der zo geyaarlyke Kmderpokjes te beteugelen, te weeten, over de Inenting der Kinderziekte. De Heer oskamp rïrïl teu dl?de efn beknopt maar naauwkeurig be¬ richt, hoe deeze konstbewerking het eerst in het Oosten «h£? n« d3alnaar Engeland en elders ^overffi.ê 1 3 gaat hy over tot het melden der verj;S e ^en, op welke deeze konstbewerking, op verfchillende tyden en plaatzen, is in het werk gefteld, met  d. ti. oskamp, over de kinderpok jes. 519 Let of zonder Voorbehoeding. Terwyl hy zyne Verhanfeline fluit met eene bondige aanwyzing der voornaamfte Èdemen, welke de zo heilzaame, doch teffens de tot hier be by ons zo zeer verwaarloosde, Inenting ten fterkften f Onder "andere drangredenen, ten dien einde door den Ledenaar met veel oordeel aangevoerd, vinden wy ons ferpligt de volgende als zeer overtuigend over te nee- U Thans weeten wy, (zegt de Redenaar bl. 74-76) volgens de laatfte telling, dat het getal der Inwooners [ van deeze Stad (Amfterdam) ver boven de 220,000 beloopt, en dat hetzelve omftreeks de helft van deeze l Eeuw, gelyk uit de tafelen van karseboom kan blyL ken, boven de 350,000 heeft bedraagen, zo dat men [ derzelver getal dus veilig , geduurende deeze geheele [ Eeuw , op 200,000 ftellen mag. Wanneer men nu ï aanneemt, dat 'er vyf van de 100 perfoonen de KinI derziekte niet krygen, zo zyn 'er van de 300,000 maar l io,coo welke van deeze ziekte bevryd blyven; terwyl I iyo,oco door dezelve aangetast worden : van deeze E rekenende, dat het zevende, of een van de zeven, die [ de Kinderziekte natuurïyk bekomen, fterft, zp beloopt t bet getal der overledenen aan de natuurlyke Kinderpokï ies van de 200,000 menfehen 27-14?.- , ,, „ f J, Indien 'er nu van de ioco ingeenten één, (t welk L na de voorige berekeningen, zo veel als mogelyk, geIfteldis) fneuvelt, zo beloopt het getal der ingeente | overledenen van 200,000 ilegts 190; derhalven is het l verfchil van overledenen tusfchen de natuurlyke en t ingeente Pokkenlyders 26,952, welke 'er meer aan de l natuurlyke Kinderziekte fterven. \ Voorts vastftellende, dat het geflacht der menfehen 1 öm de qo iaaren vernieuwd wordt, zo leefden er zet derd het Jaar 1700 in Amfterdam, volgens deeze bei reekening, 600,000 menfehen, van dewelke 81,426 aan 1 de'natuurlyke Kinderziekte zyn omgekomen, en 570aan Idl Inenting zouden geftorven zyn ; weshalven er in 1 onze Eeuw, indien de Inenting geduurende dezelve al1 gemeen was vastgefteld , 80,856 menfehen alleen ,n I deeze Stad meer by het leven behouden waren, behaU I ven het talryk nakomelingfchap, dat uit dezelve, door E drie achtereenvolgende geflachten, had kunnen geboo£ ren worden." Rap.  520 S. J. BRUGMANS Rapport wegens den fiaat der Veeziekte , waargenomen! tn de Maand December 1796 , in de Landen tusfchen Maas en Waal, cn den Lande van Cuyk. Door s. j. brug-j mans , Profesfor in de Genees- en Kruidkunde, aam 's Lands Hooge School te Leyden. Uitgegeeven op last dtm Nationaale Vergadering. Te Leyden, by A. en J. Hon^ koop, 1797. fn gr. 8vo. 49 bl. De geduchte Veepest, die, geduurende het afgeloopent jaar, de nabuurige Duitfche Staaten zo deerlyk teiss terde, wierd naauwlyks in eenige Diftriélen des BataafiE fchen Gemeenebests befpeurd, of de Nationale Vergadering was 'er np bedacht, oin middelen uit te denken , om de? woede deezer kwaaie, zo veel zulks den menfehen moge-: lyk is , te beteugelen. 1 en dien einde wierd ook de beroemde Hoogleeraar s. j. brugmans verzocht , zich! naar die plaatzen te begeeven, alwaar de Ziekte heersch-i te, om den aart deezer Ziekte te onderzoeken, het geen door denzelven wierd volbracht, en het thans voor ons leggend Rapport ten gevolge had, uit het welk wy eeni-i ge der voornaamfte Waarneemingen van den Hoogleeraac zullen overneemen. Na alle toevallen der Ziekte, gelyk ook de verfchvnfelen, die by de ontleding der geftorven Dieren zyn waar-i genoomen, wel te hebben overwogen, befluit de Hoog-> leeraar, dat deeze Ziekte wel over het algemeen van een gelykfoortigen aart is, als de Veepest , die voorheen; heerschte, en die door de Heeren camper, vinck en anderen, zo naauwkeurig befchreeven is. Hy befchouwt? dezelve beide als zogenaamde Catarrhale Koortfen; docb met dit onderfcheid, dat de Ziekte voorheen veel meer* der, dan tegenwoordig, gepaard ging met die algemeenei onderdrukking van het levensbeginfel, waar uit wy de» zogenaamde Rotziekten kennen, en waar door eene enkel-i voudige Catarrhale Koorts in eene kwaadaartige rottige verandert. Waar uit de Hoogleeraar befluit, dat deeze9 Ziekte minder kwaadaartig, min gevaarlyk, en ook zal befmettende niet zy, als die geene, welke voorheen heeft» gewoed. Het is ons niet onbekend, dat alle berichten"aangaandej den aart der tegenwoordige Veeziekte niet overeenkomen,! en dat anderen de tegenwoordige Ziekte niet minder be-J den- 1  rapport. 52* Idenkelyk, dan de voorige, befchouwen. Dan uit de waarineemingen, op verfchillende plaatzen gedaan, heeft zeer wel een merkelyk verfchillend befluit kunnen worden [opgemaakt, zonder daarom de naauwkeungheid van een der Waarneemeren te verdenken; dewyl deeze Ziekte, gelyk alle Epidemien en Epizoölien , door den zamenloop van doorgaans voor het oog verborgen omftandigheden, op verfchillende plaatzen, hoewel gelyktydig, zeer veel in hevigheid, en dus, in den aart der tekenen en toevallen, merkelyk kan verlchillen. Daar men intusfchén thans in 't geheel niet meerder van den voortgang deezer Ziekte hoort, fchynt men te moeten denken, dat de Leydfcne Hoogleeraar, over het algemeen, nader aan de waarheid is gekomen, dan wel anderen, die de tegenwoordige Veepest, als volkomen overeenkomftig met de voorige, hebben befchouwd: dewyl dezelve alsdan, naar alle waarfchynlykheid, reeds alomme, in dit Gemeenebest, zoude zyn uitgebrooken; daar men integendeel thans van dezelve niet meerder hoort fpreeken. m Onder andere aanmerkelyke zaaken , welke in dit Bericht voorkomen, verdient onze byzondere aanmerking dat geen, het welk door den Schryver, aangaande den aart der befmetting deezer Ziekte, wordt voorgefteld; zynde Z H Gel.van gevoelen, dat de befmetting van kwaadaartiae Zinkingskoortfen, Rotziekten, enz. alleen maar door levende , en niet door doode, lichaamen kan worden medegedeeld. Tot ftaaving van dit gevoelen beroept zich de Schryver, in de eerfte plaats, op de menigvuldige ontledingen van menfehelyke lyken, die door diergelyke kwaadaartige en befmettelyke ziekten waren weggeüeept, door hem en door zyne leerlingen volbracht, zonder dat hen I daar door ooit iets kwaads is overgekomen. Dan in t byzonder ten opzicht der Veepest deelt hy mede de bevinIdingen van een aantal lieden, die, fchoon zy in de naby1 heid hunner wooningen de vellen en afval van verftorven I Hoornvee verzamelden, echter hun levend Hoornvee geIzond bewaarden. Onder anderen verhaalde een Schoent maaker, onder Wychem, dat hy in de voorige Epidemie I veel huiden van verftorven Vee in de nabyheid zyner i levende Koeijen had gewoogen, en ook dagelyks met I dezelfde morsfige en bebloede Kruiwagen, met welke de I vellen wierden weggebragt, het groen voeder voor zyne I beesten had aangevoerd, zonder dat 'er iets nadeehgs uit I was gevolgd. Nog verhaalt de Hoogleeraar het geval lett. 1797. no. 12. Mm van  522 s. J. brugmans, RAPrORT. van een nydigen nabuur, die zyne geftorven beesten, zo| na als mogelyk, en zonder 'er byna aarde op te doen, begroef in de nabuurfchap der ftalling van zyn nabuur, welke met gezond Vee was vervuld, cn op welke men het, door den onverdraaglyken flank dier krengen, byna niet kon houden, zonder dat echter de Ziekte aan die ftalling wierd medegedeeld. Hoe waarfchynlyk intusfchén deeze waarneemingen het gevoelen van den Hoogleeraar maaken , fchynen 'er nog al meerdere proeven! noodig te zyn, om den tegenftryderen den mond te ftop-i pen. Van harten wenfehen wy, dat deeze leere ten vol-; len gegrond moge worden gevonden , dewyl men dan veele voorzorgen, tot groot gemak en voordeel van een aantal perfoonen, zou kunnen nalaaten. In het Hot des Rapporti geeft de Hoogleeraar onsf hoop, dat hy, zo de Ziekte aanhoudt, alles verder zal' trachten na te fpooren, het geen hy tot derzelver nader verftand zal kunnen verzamelen. Ten hoogften moedigen wy hiertoe Z. H. Gel. aan, en vertrouwen, dat hy daar door aan zyne Landgenooten geen geringen dienst zal doen. Vergelykende Aanmerkingen der Waarneemingen, door kundige, onderzoeklievendc Mannen in de voorige Vcefierften geboek/laaft, tegens die, welken in het Rapport ■wegens den Staat der Veeziekte, zyn waargenoomen, in de Maand December 1796, in de Landen tusfchen Maas en Waal, en den Lande van Cuyk. Door S. T. Brugmans, Profesfor in de Genees- en Kruidkunde 'aan i Lands Hooge Sc/wol te Leyden. Uitgegeeven op last der Nationale Verg ader ing. Thands vry moedig beoordeeld ' door j. le francq van berkhey, M. D. en Pralector in de Natuurlyke Historie aan dezelve welgemelde Hoge Schoot. Voor Rekening van den Autheur, 1707. In gr. 8vo. 66 bl. Deeze Verhandeling van den Heer van ïerkhey bevat een aantal Aanmerkingen op jhet zo even oerecenfeerde Rapport van den Heer brugmans , waar van wel eenige gegrond , doch andere geheel verkeerd zyn. Dus weidt de Schryver, p. 9, breedvoerig uit over het gezegde van den Hoogleeraar: „ Om dit oogmerk te „ bereiken, is, onder andeien, door het Bureau van Ge„ zondheid over de Arrnée en Hospitalen deezer Repu„ bliek, eene Correspondentie geopend met alle Officieren ; • .0.: .,. „ van  J, LE FRANCQ VAN BERKHEY, AANMERK. 53$ L van Gezondheid, welke door verfchillende Gewesten j„ overal verfpreid zyn." De Heer van berkhey beichouwt dit als een zeer kostbaar en byna onuitvoerlyk werk; doch heeft waarfchynlyk niet geweeten, in hoedanige betrekking die Ollicieren liaan tot het Bureau van GeIzondheid, welke iets van dien aart zeer practicabel maakt. Niet dat daar door onnut zouden moeten geacht worden Ide overige voorzorgen , voorheen in de Veepest genoomen, jen door den Heer van eerkhey op nieuws aangepreefzen, dewyl dezelve buiten dien met groot voordeel kunjnen worden in 't werk gefteld, en de eene zoort van sBerichten tot volmaaking en opheldering der andere zal (kunnen dienen. Nog meerder Haat de Heer van berkhey den bal mis fop p. 22, in zyne Aanmerkingen op het zeggen van den IHoógleeraar, dat de pols der zieke Beesten in de voorige Ibefmetting van den aanvang reeds ras zwak en ongeftaIdig was, doch in deeze Epidemie niet zo zeer zwak, maar \in zommige beesten zelfs eenigzins hard. De Heer van Jberkhey fchynt in zyne Aanmerkingen op deeze plaats ïniet gelet te hebben op de zo zeer verfchillende eigenifchappen van een rasfen en een harden pols ; want hy ffpreekt, op p. 24, van polfen, zo hard, dat ze fchier \niet te tellen zyn. Waren de termen van hard en fnel, ften opzichte van den polsilag , woorden van ééne •beteekenis , zo zoude men voorzeker moeten belluiiten , dat de Heogleeraar op de voormelde plaats zich ':zelven tegengefprooken, of ten minften zeer verward gefchreeven had. Dan daar de harde pols geheel iets landers is dan een rasfe of fnelle, en alleen beftaat in tieene byzondere gefpannenheid der flagader, eigen aan Dontfteekingen , en ook eenigzins aan zuivere Catarrhale iKoortfen, doch niet aan eene waare kwaadaartige Rotziekjte; daar verder deeze eigenfchap zo wel met een langzaaismen als met een rasfen pols kon beftaan, blykt het, dat I,alle de Aanmerkingen van den Heer van berkhey over ijdit ftuk vervallen. Hebbende de Hoogleeraar niets anders jimet deeze Waarneeming beoogd, dan het meerder ftaasven van zyn gevoelen, dat de door hem waargenoomene ^Veeziekte van een meer goedaartigen Catarrbalen aart, iïen dus minder gevaarlyk en befmettend is, dan de voojirige. Op de fchryfwyze en zommige uitdrukkingen van iden Schryver zoude ook veel kunnen worden aangeïmerkt; doch wy laaten het hier thans by berusten. Mm 2 V Ont-  524 OVER DE CONSTITUTIE. Ontwerp van Conftitutie voor het Bataaffche Volk, door ■ de Nationaale Vergadering ter goed- of afkeuring aan 1 hetzelve Volk voorgedraagen. In den Haag ter 'j Lands s Drukkerye, 1797. 194 hl. Beocrdeeling van het Ontwerp van Conftitutie voor hetk Bataaffche Volk, door de Nationaale Vergadering terk .goed- of afkeuring aan hetzelve Volk voorgedragen M door eenige Burgers, zynde Reprafentanten van het Volk'k van Nederland. Te Leyden , by P. H. Trap, I797.| In gr. 8vo. 20 bl. Wederlegging van eenige der voornaamfte, zo in 't open-i baar als bedektlyk aangevoerde drangredenen van Ontwerp van Conftitutie, door eenige Burgers, zyndek Reprccfentanten van het Volk van Nederland. In den i • Haage, by J. de Groot en Zoonen, 1797. In gr. "èvo.-fx 19 bl. N. van staphorst aan zyne Landgenooten. Alom. Rapport van de Burgers j. goldberg, a. j. Verbeek : en c:. scheffer, uitgebragt in eene Vergadering van') de Sociëteit voor Eenheid en Orde in den Haag, over < het Ontwerp van Conftitutie, zo als hetzelve, door de* Nationaale Vergadering , reprefentterende het Volk'ï van Nederland, aan het Bataaffche Volk ter goed- óm afkeuring is voorgedraagen. In den Haag, by I. van 1 Cleef, 1797. In gr. 8vo. 80 bl. Het eerstgemelde deezer Vyf opgenoemde Stukken is eigenlyk geen Voorwerp onzer Boekbeoordeeling. | In de 126 Diftriéten van Nederland, uitmaakende 3761'J Grondvergaderingen, zyn opgekomen 136716 Stemgèreg-' tigde Burgers, waar van 108761 Neen, en 27955 'la, , geftemd hebben : zo dal dit Ontwerp van Conftitutie I met eene Meerderheid van 80816 Stemmen verworpen isr l en dus een Nationaale Recenfie ondergaan heeft. Toen dit Stuk ter overweeginge hing, vloeide het in f den Lande over van Schriften vóór en tegen, van allerleien aart, en van zeer onderfcheidene waarde. Alle zyn fc ze ons niet ter hand gekomen, en zouden wy ook noch I tyd, noch lust, gehad hebben om ze te leezen en te be- | oordeelen. Geheel bleeven ze egter niet door ons onge- i lee- I  OVER DE CONSTITUTIE. 525 ileezen, en onder de geleezene kwamen ons de opgeinoemde wel de aanmerklykfte voor, en zullen wy 'er tefjfens eenig verflag van plaatzen: van eene wydluftige iontleeding en ftukswyze beoordeeling ons ontflagen agjtende , vermids deeze Stukjes alle te over bekend zyn, en bet onze zaak niet is in dit gefchil beflisfend te jfpreeken. De Beoordeeling van het Ontwerp, door Twaalf Representanten van het Volk van Nederland, te weeten, h. l. (van altena, h. midderich, j. nolet, p. vreede, Im. h. witbols, h. quesnel, l. c vonk, j. koene, fe. van zonsbeek, s. j. van langen, c. l. van beyma jen b. bosch. Zeven hoofdgronden voeren zy daar in laan, waarom zy het Ontwerp meenen te moeten afkeuIren; de andere menigvuldige gebreken, huns inziens, in jhet Plan voorkomende, kortheidsha'.ven, niet aanroerende. I—— Hier aan hegten zy een Grondfchets, volgens welke jzy oordeelen , dat een goede Conftitutie zou behooren l:te worden uitgewerkt. Dit is Ilegts een geraamte. De Wederlegging, door gemelde Burgers ReprefenItanten ondertekend, en die met het zelfde of nog meer Ivuurs gefchreeven is, heeft eene wyder ftrekking tot het Izelfde einde. Immers zy fchryven: „ Dezelfde beweeg:j„ redenen , dezelfde bedoelingen , Bataven ! doen ons L thans wederom tot u fpreeken. De deugd van het „ Ontwerp van Conftitutie wordt door niemand aan|„ gepreezen — niemand is 'er, die u aanraadt, dezelve ï„ aan te neemen, om haare innerlyke waardy — in tegen„ deel, ieder betuigt volmondig, dat dezelve gebrekkig L, is — en evenwel woelt en Vroet men, zo in 't openbaar |„ als in 't geheim, om u tot het aanneemen over te haaien |„ — men gebruikt hier toe drangredenen,'welke men niet !„ uit de voortreffelykheid van het Ontwerp , maar van ;„ elders, ontleent. Zouden wy dan, naa de gebreken i„ der aangeboden Conftitutie te hebben aangetoond, ook „, niet de nietigheid aanwyzen der drogredenen, welke E men aanvoert, om de Bataaffche Natie te beweegen ,, tot het aanneemen eener erkende flegte Conftitutie ? ,„ . door dit niet te doen, zouden wy rekenen, onzen |j„ pligt ilegts ten halven, en dus onzen pligt geheel niet, jj„ volbragt te hebben." '. Het kleine Stukje van den Reprefentant n. van stapI horst is tegen de twee voorgemelde zyner MederepreI ftntanten ingérigt, die meergedagte Ontwerp niet alleen Mm 3 als  5i6 OVER. DE CONSTITUTIE, als een. gebrekkig Stuk, maar als een Ontwerp van eenti flecht en Tyranniek Gouvernement, poogden te doen voor., komen. Het draagt, hoe welmeenend ingerigt, alle blykent van een verhaast opftel. Van een bekookter en meer betekenenden aart is het I Rapport der drie Burgeren, waar van wy in 't hoofde deezer Afdeelinge het laatst melding maakten. De drie; Burgers, op den Tytel vermeld, toonen den last, hun op-, gelegd, wel begreepen te hebben; terwyl zy denzelven i met eene bedaardheid en rustigheid volvoerden, die bunji eere aandoet. Geen veroordeelende Magtfpreuken, geen!, zwellend gebrom vult dit Boekdeeltje; maar bedaarde? overweeging met de ichaale des oordeels, in de hand van i welverlichte Vaderlandsliefde gehouden, 't Is, onzes ag-j tens, verre het gewigtigfte van de Stukjes, het Ontwerpt betreffende, in deeze Afdeeling aangeduid, en misfehien 1 heeit men rede om zich te bcklaagen, dat het niet eerden bekend geworden is, en onder 's Lands Ingezetenen ver-,fpreid; misfehien, fchryven wy, dewyl het geheel niets) heeft van dat, 't geen zo veele Vertoogen, Aanfpraakenl en Staatsftukken, waarlyk geenzins ten cieraad ftrekt, en i eer gezegd mag worden te verblinden dan op te helde- ■ ren; waar in men een toon aanneemt, die op het Volk,, *t geen meest op klanken aast en zich met wind laat yoeden, den bedoelden, en foms zeer ongelukkigen , in- • druk maakt. Doch genoeg hier van! Aanpryzend hebben wy van dit te laat bekend ge-. worden Rapport gefprooken. Het beloop van 't zelve zal eenigermaate kunnen ftrekken, om, daar de uitvoe- ■ ring aan het plan beantwoordt, onze Leezers , die het : niet mogten kennen , te doen begrypen wat zy in dit: over leezenswaardig Stukje te wagten hebben. In de eerfte plaats draagen de Opftellers voor, hunne gedagten i over ieder Titul van het Ontwerp van Conftitutie. — In de tweede plaats trekken zy hunne aanmerkingen op die ■ byzondere deelen van 't zelve zamen, en tragten die op den geheelen zamenhang toe te pasfen. Ten derden I deelen zy hunne gedagten mede, of het meergemelde Ont- werp, zo als het ligt, zou behooren te worden goedgekeurd, en daar door als eene vaste Staatsregeling voor i het Bataaffche Volk worden aangenomen — dan wel of : hetzelve zou behooren verworpen te worden. Ter- \ wyl zy eindelyk, ten vierden, als een middelweg voorftel- I len eenige middelen , door welke de mogelykheid, en \ zelf, ï  over de constitutie. 527 zelf, als het ware, de zekerheid, zou kunnen geoooren worden, om nog veele gebreken , welke uit den aart der zaake in het Ontwerp (om voorheen cpgegeeven redenen) moesten zyn ingefloopen, te vernelpen; en de deelen van 't zelve, welke aan de grondbeginzelen niet getrouw of beantwoordende mogten zyn, tot dezelve 'Te? de^apporteurs tot de laatstgemelde Afdeeling toelreeden, komen zy, naa de opgave en zamentrekking der beweegredenen, die met alle bedaardheid, welke door het geheel! Stuk heerscht, worden voorgedraagen, en fc verband met het te vooren beredeneerde moeten geleezen worden, tot dit befluit: „ Het is dan, na eene rvpe overweeging van alle deeze en te vooren door "ons opgenoemde bedenkingen, en van alles, wat wy tot hier toe tegen of voor het Ontvyerp van Conftitu" tte hebben aangevoerd gevonden , dat wy , voor ons " zelven, en zonder ons gevoelen aan iemand ter waereld " twillen opdringen, volkomen zyn geconvoceerddat het Ontwerp van Conftitutie, zo als hetzelve door de Vertegenwoordigers van het Bataaffche Volk gearre" fteerdf en Ter goed- of afkeuring aangeboden is , zou " behooren goedgekeurd en als eene Staatsregeling voor hetzelve Volk aangenomen te worden. . " Zich met cordaatheid voor de Aanneeming in deezer voege verklaard hebbende , weegen de gebreken welke in 't zelve gevonden worden, hun zo zwaar op t harte, dat zy de Verhelpings- en Verbeteringsmiddelen opgeeven; Sie ook nu, naa de Verwerping, te ftade kunnen kotnpri om een ander Plan te vormen. Zv efndï'en met de herinnering aan eene Raadgeeving van denooien erankein , een der meest beroemde en meest oplnftartige Republikeinen en Unitarisfen van onSen LeeFtyd, welke wy onzen Leezeren met willen onthouden — „ Deeze zeide in de Staatsvergadering van America, toén de ontworpene Conftitutie door alle de H Leden lfondt ondertekend te worden, tot zyne Collegas, * t fuhftsmie- dat 'er verfche de zaaken in de Conftim" de gevonden wtrden, die hem niet fmaakten; dat zulks w ook6zeker het geval zyner Medebroederen zou zyn; " ^far dat hv oud genoeg geworden was om te weeten,, "dat men niet te gZeer 6aan zyne eigene denkbeelden moesf geheet zyn, en aan de omftandigheden weeten " Se te ieeven - dat by daarom zich voor de aanntemmg " ° M m 4 •>•> oer  OVER BE CONSTITUTIE. „ der Conftitutie verklaarde , en van alle zyne Mede„ burgers verwagtte, dat zy niets onbeproefd zouden laa„ ten , ten einde het Volk tot de Acceptatie aan te „ ipooren. Dit gezegde werd eenmarig toegejuichd — „ deeze les van dien achtingswaardigen Grysaart ge„ volgd, en de Americaanfche Staat door eene by" na eenpaange aanneeming van de Conftitutie geves„ tigd (*)." 6 Van nog eene Byzonderheid, in dit Rapport voorKomende, moeten wy melding maaken. Dezelve betreft „ de wyziging van het onvervreemdbaar regt, (gelyk zv „ fpreeken,; der Maatfchappy, om, ten allen tyde,wan„ neer zy het nuttig en noodig oordeelt, haare Staats„ regeling te veranderen en van gebreken te zuiveren. — „ Deeze wyziging, wy hebben het voor u niet verbor„ gen, is het grootfte, het meest in 't oog vallende, ge„ brek in het Ontwerp 't geen u is aangeboden , en „ boe zeer wy, zo als wy reeds te vooren gezegd heb„ ben, dit recht voor zo heilig en onvervreemdbaar hou„ den, dat het ééne gedacht voor het andere , of de „ ééne mensch voor den anderen , hetzelve niet mag " WfSchenken, zonder zich aan eene willekeurige daad „ Ichuldig te maaken, en derhalven de gemelde wyziging „ in het Ontwerp van Conftitutie, uit hoofde vooral 'van „ de manier van ftemming over hetzelve, niet verbindende „ kan (*) Franklin's geheele Aanfpraak, te dier gelegenheid, welker Hoofdinhoud hier wordt opgegeeven, verdient geleezen te worden, en komt dezelve voor in het I Deel, bl. 905 210, van g. dumear's de oude en nieuwe Conftitutie der Perejenigde Staaten van Amerika, uit de beste Schriften in haare gronden ontvouwd. Te laatstgemelde bladzyde vinden wy opge¬ tekend : ,, Het is hoogstwaarfchynlyk. dat veele der Le„ den op dezelfde wyze als Dr. franklin over de zaake „ gedagt hebben. Althans is dit ons ook nog gebleken ten aanzien van den Generaal washimgton. die, in zekeren Brief „ (te vinden in het Amer. Mufeum , Vol. II, p. 76,) niet „ lang naa het fcheiden der Conventie aan eenen zyner Vrien. „ den gefchreeven , volmondig belydt, dat de Conftitutie in „ zyne oogen niet vry was van onvolmaaktheden ; doch te„ vens betuigt verzekerd te zyn, dat dezelve de beste was die „ men kon verkrygen, en dat veele der gebreken, die dezelve ,, te last gelegd werden, In de daad niet beftonden." Aant. van den Reaacleur.  over de constitutie. 539 kan geagt worden , wanneer de meerderheid der Stemü geregtigden zulks door den tyd anders mogt noodig " oordeelen ; zo hebben wy ons echter verpbgt gevon- den , ook hieromtrent een middenweg aan UI. voor l, te flaan." . , Deeze middenweg beftaat in de ondertekening van een Declaratoir, agter het Rapport gevoegd, hoofdzaaklyk hier op nederkomende, „ dat zy openlyk aan de Vertegen, vvoordigers des Bataaffchen Volks, en dus vour het oog ' der geheele Natie,verklaarden, dat, in geval het gezegde Ontwerp voor de Conltitutie des Bataaffchen Volks I! werd aangenomen, zy voor hun, door die daad, met wilden gerekend worden aftland gedaan te hebben van y het onvervreemdbaar Regt eens vryen Volks om zyne ' Conftitutie te veranderen en te verbeteren, zo dikwyls i het nuttig en voor het algemeene belang noodzaaklyk oordeelt — dat zy door hunne toeftemming tot de aan" neeming der Conltitutie zich geenzins verbonden wilden " rekenen, om dezelve geduurende den tyd van vyf agter. 1 eenvolgende jaaren te moeten behouden, ook zelf, wanneer die by de uitkomst mogt blyken onbeltainbaar i" te zyn met de Vryheid en het Geluk des Volks." l" Ondertekenaars, weeten wy, heeft dit Declaratoir ge> kreegen; wie, of hoe veel, is ons onbewust. Wy oordeelden deeze byzonderheid te moeten melden ; dewyl wy vernomen hebben, dat juist dit Stuk een zeer algemeene ifteen des aanftoots was. \Misfive van Mr. 'antoni martini, Oudpenfionaris der Stad "s Plertogenbosch, aan de Nationaale Vergadering, reprefenteerende het Volk van Nederland, om Ontflag, ah verkoozen Reprefentant, in de Tweede Nationaale Vergadering, uit het Dijlricl van Biesbosch en Maas, in dato 21 Aug 1797, met de Gevolgen van dien. In den Bosch, by H. Palier en Zoon, 1797. In gr. 'óyo. De gryze Oudpenfionaris martini, die zich in vroegere jaaren, in veele opzigten, wel verdiend maakte i by de 'j Hertogenbosfchenaaren , in het verdeedigen van derzelver Regten , wiens pen htèrin onvermoeid bezig was, waar van, om van mindere Stukjes, in den Post van [den Neder-Rhyn hier en daar te vinden, niet te fpreeM ra 5 ken'  53° MISSIVE ken, het Request, den 26 April 1786, aan hun Hbosi Mog. geprefenteerd, over de veragterde Service Gelden, I tot Inlogeering van het Guarnifoen in 's Hertogenbosch ,| ten laste van 't Gemeene Land; mitsgaders eene Memorie* yan AdftruBie, met By lagen, te 's Hertogenbosch 1786,! in Fol. 226 bl.; als mede zyne Verzameling van Stuk-l ken , rnakende de Adresfen , door de Magiftraat der\ Hoofd ft ad 'j Hertogenbosch , aan de Hooge Collegien ter\ Generaliteit en de refpeStive Bondgenooten gedaan, tot in- \ roeping der Brabandfche Landwetten en Privilegiën om-trent de Begeeving van Ampten aan gebooren Brabanders;; op goedvinden van gemelde Magiftraat , in bVo. 357 bl.. ui:gegeeven, beide in den Jaare 1786, tot gedenktekens: ftrekken (*), die in de berugte Plundering in 's Herto- ■ genbosch deelde, en op eene hem vereerende wyze zym Ontflag bekwam (f), werd, op 't onverwagtst, uit zyne: zints ftïlle rust opgeroepen, om in de tweede Nationaale : Vergadering des Volks van Nederland zitting te neemen , door het op den Tytel vermelde Diftricr., waar; hy genoegzaam geen mensch kende. Aan deeze: Kiezers zondt hy in druk, en deelt dus aan 't alge- ■ meen mede, zyn Adres om Ontflag, ter Nationaale Ver- ■ gadering ingezonden. Waar in hy zich op zynen zeventig-jaarigen ouderdom, , zyne gedaane werkzaamheden, en zynen verkoozen ftillen 1 leevensftand zints 1787, beroept; en ook aanvoert dat hy ■ jn het oude ftelzel is grys geworden. „ Van zodanig „ een, fchryft hy, wien de wetten en gebruiklykhedeh der voorige Regeeringsvorm als eigen zyn geworden , „ wiens zinnen door die lange behandeling van zaaken „ zyn vervuld, ftaat het te vreezen, dat hem daar van „ te veel zal blyven "aankleeven, en weinig nuts kunnen „ aanbrengen. Daar ook het ganfche Staatsgebouw ge„ noegzaam is afgebrooken, en op geheel andere gron„ den wordt opgerigt." Verder gewaagt hy van Poinlen, reeds beraamd, die hem in de vooruitzigten zeer drukken, en met zyne denk- beel- [ (*) Men flaa naa wat van diens werkzaamheden getuigd wordt in de Vaderl. Hist. ten Vervolge van wagenaar , by 1 j. allart, XIV D. bl. 10, enz. q) Zie de Verzamel., by de chalmot, IX D. bl. 9 —16.  van mr. antoni martini. 53* *-aMmi in peenen deele ftrooken. Hy noemt ze niet; doetin leFkonFooMgt aan die hem gekoozen haddrn zïït w, hier mede genoeg te kennen gegeeven dc ' l guVI J £Pn doorziet te hebben in eenige ge„ te hebben, geen cioorzigt te i«- & wde gronden, veelmin dat 2y^t0t, acn II vfderland zullen uitloopen. En hoe zou ik dan, ^« pen eerlvk Man , kunnen verklaaren , dat ik die " ttofweieTiaa een lang onderzoek met myne " Kutain» niet kan overeenbrengen, zou aanklee- li ven,, gêcnSIs afn niet «Wkj maar aan met to- " ïïTtmMÊ martini hadt naamlyk, toen de beweegredene?, ioorTem bygeb.agt, niet genoegzaam wara, WaTn dit Stukje vertoont zich martini een oud braaf de! andere ten grooten ongenoemden Struikelblok: gerwvfbebhen Doch wy btpaalen hier niets; 's Mans oprlltlïefd Tydt nieJandP, die hem kent, eemgea twyfel. Rei-  53 a VV. COXE, REIZEN Reizen door Switferland, in een reeks van Brieven, «e. fchreeven aan William Melmoth, Sehildkn., door w?r. liam coxe, M A„ Predikant te Bemerton; Lid van de Leizerlyke Occonomifche Maatfchappy te St Petenburg , en van de Koninglyke Akademie der WetenA fchappen te Koppenhagen, benevens Kapellaan van den Hertog van Marlborough. Naar het Enselsch Ilde Deel ifte Stuk. Te Utrecht, by B. Wild enT All heer, en te Rotterdam , by J. Meijer. in gr Z'bL14 ' ~~ DeZelfde Ude Beel ^ Stik, yan het Eerfte Deel deezer leezenswaardige Reizen is vïrilï ïeda^aaAd7ernreedS ^°°r eenf" turnen tyd veruag gedaan Door eenig toevall g beletfel ?vn wy verhinderd dit werk ?o fpoedig te vervolgen , a£ eerst wel ons oogmerk was; maar zullen onTfu haa ! geevem" °Ve"êe C£n beknoPt bericht ^ denHYYY\merntUkn ™? \\? Tweede Deel met den XXXVIIJften Brief. En deeze heeft tot opfcbrift: Togt naar de kruin van den cotjverclf l>P7f.n tocht heeft de Schryver zelve niet gedaan, dóór een ongemak aan zynen voet verhinderd zynde. Het verflag dat hy mededeelt is getrokken uit aantekeningen van eenen zyner vrienden. In zichzelven is het zeer leezen " waardig. Doch, daar, zo in de uittrekféls uit andere Werken, als in het Mengelwerk onzer LetteroSngen CD , meermaalen diergelyke befchryvingen zyn gegeven, zullen wy 'er ons thans niet by ophouden Eéne aanmerking, welke wy, „p bl. 3, ontmoeten, is ons zonderhng voorgekomen. „ Wanneer wy," zegt de Schrv ver, „ ter deezer plaats" [onder eene afhangende rots alwaar het gezelfchap voor een onweer fchuildei , ovér„ woogen , dat wy genoodzaakt waaren om in "het tertio „ keeren denzelfden weg te neemen, en op nieuw deSde „ moeijelykheden te moeten herhaalen, waaren wy niet » ge- W^blÊS": Fad6rl' Le"er0ef' V°°r 1793' U' "4. en de'Aantekening 179S' bl' «1  boor switserland. 533 I • geheel zonder ongerustheid 5 doch in aanmerking neemende dat het de pligt der menfehen is om eenige 1 ïevaaren te waagenP, fen einde zulke luisteryke [luisZ terrvkel toneelen te befchouwen , verbanden wy ook 1 van dat oogenblik af aan alle denkbeelden van gevaar" Zyn dan alle menfehen verplicht na Zwitferfand fóf waar anders iets ongemeens te zien is) te reizen* Zyn zy verplicht , of liever is eenig mensch verplicht, zynen hals, ten minften zyne armen en beenen , te w agen, enkel om voor weinige oogenblikken het gezicht van eene grootfche en heerlyke vertooning te hebben? vooral wanneer dit gefchiedt uit enkele nieuwsgierigheid, en niet met eenig bepaald oogmerk om iets nuttigs en wor de weetenfchappen of kunften heilzaams te ontdekken 2 En wanneer onze plicht ons roept tot het ondergaan v-m eenig gevaar, gebiedt hy dan wel alle denkbeelden yan Doch dit laatfte is, misfehien, hechts eene onnaauwkeurige uitdrukking van een rechtmaatig denkbeeld: en het minder juiste der geheele aanmerkinge moet niet zo zeer op rekening van coxe, als op die van zynen vriend, gefteld worden. . XXXIX Brief Verfchillende pogingen om de kruin van den mont-blanc te beklimmen. Gelukkige togt van jaques balma en Dr. paccard. — Van den Heere de saussure. — Zyne Natuurkundige Waar nee minsen Van deezen Brief behueven wy hier mets te zegfen , daar van den tocht des Heeren de saussure en deszelfs Waarneemingen reeds een breedvoeriger bericht voorhanden is .in het Mengelwerk. der Nieuwe Ahemeene Vaderl. Letteroefeningen (*). Alleenlyk merken wy aan, dat men hier, op bl. 18 reg. 4 v. o., leezen moet ^5, in plaatze van 45. XL Bedenkingen over de vorming en den ftaat der 2V- De Schryver is het niet eens met hun, die beweeren, dat deeze Ysvelden geduurig in grootte toeneemenden zich allengskens verder uitbreiden — Sok niet met hun, welken meenen, dat zy beftendig in denzelfden ftaat blyven. Zyn gevoelen, op ondervinding* en waarneeniingen fteunende,is, dat zy, door verfchillende omftandigheden, fomtyds op de eéne plaats afneemen, en op andere grooter worden ; maar dat de gantfche hoeveelheid na genoeg dezelfde blyft. ^ (*) Zie de boven aangehaalde Aantekening.  534 w. coxe, reizen XLI. Befchryving van den bouquetin of berggeit. Een zeer goed uittrekfel uit de beste Schryveien , weiken over dit, thans in Europa zeldzaame, Di<*r iets hebben te boek gefteld , en voornaamelyk uit de beicbryvmgen van Dr. girtanner en den Heere van berchen. XLII. Reize naar geneve. Pays de vaud — Lausanne. Felix den Vyfden. Vevay' Grafplaats en CaraSier van den Generaal ludlow - Clarens. — Meillerie. Raakende Geneve vinden wy hier mets aangetekend ; de Schryver ftelt zulks uit tot eene andere gelegenheid. Van het Land van Vaud fpreekt hy uitvoeriger: tekent iets aan over eenige ongemeen groote en zwaare lindeboomen, welke men in Zwitferland ontmoet. —_ Laufanne is onder de befcherming en opperheerfchappy van het Canton Bern, maar wordt beftuurd door zyne eigene magiftraatsperfoonen, heeft zyne eigene Gerichtshoven, en de Burgers, die huizen in de voornaamfte ftraat bezitten, oenieten het voorrecht van in lyfftraffelyke zaaken vonnis te vellen. Eene onpartydige leevens- en character- lcbets vinden wy hier van amadeus den VIII, Hertog van Savoie, ook bekend op de lyst der Pausfen, onder den naam van felix den V, die, zo als de Schryver het uitdrukt , „ tweemaal de praal van het oppergezag „ atgeitaan, en tweemaal zich tot een afgezonderd leeven ,, vervoegd heeft." - Ook heeft men hier etlyke byzonderheden raakende edmund ludlow , eenen der Rechteren, welken karel den I in Engeland ter dood veroordeelden. Altoos getrouw aan zyne beginfelen, niet minder zich aankantende tegen de overweldiging van cromwel, dan tegen de willekeurige maatregelen van karel den I, uitgefloten van de vergiffenis, welke karel de II verleende, vestigde hy zich te Vevay en ' eindigde aldaar zyne dagen, na onder de Regeeringe van willem den III eene vergeeffche pooging te hebben aangewend om in zyn Vaderland zyn verblyf te neemen Boven de deur van het huis dat hy te Vevay bewoonde"' vindt men dit opfchrift: Omne folum forti patria eg I euta patris. Waarvan de zin dus wordt opgegeven' Het geheele aardryk is het Vaderland van den kloekmoe', ettgen man , omdat hetzelve aan den hemelfchen Vader toebehoort. XLlIl.Het Kasteel chillon. — Villensuve. Aigle.  door switserland. 535 , Aigle. — Zoutwerken te isex en aisle. „ Het kasteel „ Chillon ... is eene ruime fterkte ... ftaat op eene rots „ in het meir [van Geneve], en heeft door eene ophaal„ brug gemeenichap met het vaste land.... Dit kasteel „ wierd in het jaar 1536, aan karel den III, Hertog van ,„ Savoyen, door het Canton Bern ontnomen, het welk ,„ daarin door de Geneveezen onderfteund wierd „ In eene diepe gevangenkelder.. . vonden de overwinnaars bonivard, Prior van St. Vi&or, den onvertfaag„ den tegenftander der Hertogen van Savoyen, en den „ grooten voorftander van de Genöefiche onafhanglyk„ heid. Hy was geduurende zes jaaren door de Savoy|„ aards gevangen gehouden, en door het geduurig heen ! „ en weer wandelen in zyn bepaald verblyf, had hy !,„ eene holligheid in de rots gemaakt." —— De beffchryving van de zoutgroeven en zoutbronnen (want i beide fchynen 'er te zyn) van Bex en Aigle is niet 120 uitvoerig , als wel fommige andere aantekeningen van onzen Schryver, en de betrekkelyke hoeveelheid j van zout, welke het water der bronnen uitlevert, wordt, j volgens eene aanmerking van den Vertaaler, by anderen geheel anders opgegeven. | XLIV. De Valley en het Meir joux. Orbe. ' St. barthelemi. Yverdun. De inwooHders van :deeze valei draagen, voor het grootfte gedeelte, den toeinaam Rochat, en men verzekerde den Schryver, dat zy i uit een en hetzelfde gellagt' hunnen oorfprong hadden, 'en hunne voorouders uit Frankryk afkomftig waren. — In de Stad Orbe heeft een kundig Heelmeester, de Heer venel, „ eene inrichting gemaakt, die de aandagt van „ den menschlievenden en onderzoekenden reiziger [wy „ voegen 'er by den lof van eiken menfehenvriendj ver, „ dient ... een ziekenhuis , om de zulken inteneemen» „ die met verminkte ledemaaten geboren [zyn] , of de„ zeiven by toeval gekreegen hebben." Eenige byzon1 derheden , welken wy moeten overflaan , worden door 1 den Schryver opgegeven. XLV. Granson. Neuchatel. ——Weldaadig-* heid van den Heer pury. Te Neuchatel was, volgens ■ onzen Schryver, bl. 103, „ in het begin van deeze eeuw „ de koophandel byna geheel en al vreemd, dewyl de „ belachelyke trotschheid , dat zy te vernederend was „ voor lieden van aanzien, .. . onder de inwoonders de ., overhand had. Dit dwaas vooroordeel is nu echter » ge-  536 W. COXE, REIZEN „ genoegzaam uitgeroeid." Van den bloei des Prinsdoms getuigt, onder anderen, de fterk toeneemende bevolking. Daar het'getal der ingezetenen in den jaare 1752, maar beltund in 28017 onderdaanen, en in 4313 vreemdelingen, beliep het, in 1784, 31576 onderdaanen, en 9704 vreemdelingen. Met verdienden lof wordt hier geiproken van de weldaadigbeid des Heeren pury , burger van Neuchatel, die, van geringe beginfelen opgekomen, zynen, door vlyt en naarftigheid verzamelden, fchat, zo by zyn leeven, als by uiterften wille, bykans geheel befteeude tot bevordering der welvaart van zyn Va-, der land. XLVi. Togt naar locle en chaux de fond. Deeze zyn twee kleine Steden of Dorpen, bevattende, met hun; onderhoorig grondgebied, omtrent zesduizend inwoonders.Zy dry ven een u tgebreiden handel in kanten , kousl'en, mesfen en andere waaren van hun eigen maakfél; doch munten inzonderheid uit in alles wat tut het maaken van uurwerken behoort, en leveren, jaarlyks, omtrent veertigduizend oriogirs. Hunne ny verheid heeft valleijen, die voor weinige jaaren byna niets dan bosch bevatteden, in vruchtbaar land veranderd. De kunst van het orlogiemaaken is hier in het laatfte der voorige eeuwe eerst begonnen , door daniel jan richard , die beproefde een orlogie na te maaken, het geen een der inwoonderen met zich uit Engeland had gebragt. Tegenwoordig telt men , in het Dorp Locle alleen, omtrent 400 oilogiemaakers , en by de 600 kantewerkfters, volgens eene aantekening van den Vertaaler , die 'er byvoegt. Bit zyn de gelukkige gevolgen der vryheid in dtn handel, v/elke door geene gilden of andere beletfelen geftremd wordt. In liet algemeen geeft de Schryver grooten lof: aan het vernuft en de zeden der inwoonderen van deeze ftreeken. XLVII. Regeering van neuchatel. Men weet, dat de Koning van Pruisfen de Souverain is van dit kleine Prinsdom. Deszelfs afgelegenheid, en ligging in het midden van Zwitferland, zyn waarfcliynelyk de redenen,, dat het zyne bedongen rechten ongefchonden heeft behouden. De Schryver geeft eene tamelyk uitvoerige befchry ving van de Staatsgefteldheid en Regeeringsvorm; welke wy niet kunnen overneemen. XLVI1I. Reize van pontarlier naar neuchatel. DeValley travers. Leevensbyzonderneden van ROUS"  DOOR SWITSERLAND. 537 ROUSSEAU. —p- Het eiland. st. pxeter in het meir van bienine. De leevensbyzonderheden van den vermaarden burger van Geneve, over welken men zo verfchillende i heeft geoordeeld , en die zekerlyk in veele opzichten een groot man was , in andere een voorwerp van mededogen , maaken het grootlte gedeelte van deezen uitvoerigen Brief. XLIX. Omliggende ftreeken van morat of murten. Be berg vuieey. Te Morat werd, in den jaare 1530, de hervorming ingevoerd by meerderheid van ftemmen. Hetzelfde gebeurde in veele andere Steden. van Zwitferland, en de minderheid berustte, met volkomen toeI ïlemming, in de uitfpraak der meerderheid. De Schryver meldt dit als een opmerkenswaardig blyk van den geest der Zwitferfche Vryheid. Maar is het niet eerder een blyk van onkunde omtrent een der allerweezenlyklte en onvervreemdbaare rechten van den redelyken mensch, die l;zyne Godsdienftige gevoelens, belydenis en eerdienst, nooit mag of kan onderwerpen aan het gezach van even ' feilbaare medemenfchen? . «fitti ~. L. ("Door eene mislyke drukfeil ltaat hier XLX.J De veld/lag van morat. Oorlog tusfchen de Switfers en karel den Stouten y Hertog van bourgondien. —— Deszelfs gevolgen, Karel de Stoute is in onze Vader\ landkhe Gefchiedemsfen zo wel bekend, dat wy er hier I hiet van zullen ophaalen. De trekken van deezen dolle| man, welke men in deezen Brief ontmoet, zyn ook meestal I bekend genoeg. . Li. Oudheden van avenches. Avenches is het oude , Aventicum van tacitus, en bevat nog verfcheidene t overblyffelen der oudheid , waarvan men hier melding j vindt. „ . „ . LIL De Stad en het Canton eriijurg. — Bevolking. — \ Regeeringsvormi — Geheime Kamer. De Bevolking was, i in den jaare 1785, niet meer dan 57^9- , De Re- S ceering is Arittocratisch en bepaald aan een zeker getal j-van gedachten: dat zekerlyk geen denkbeeld geeft van s zeer ruime vryheid. De Schryver geeft 'er een vry uiti voerig verfi-ag van. - . LUI. Oorfprong en demping der jongfte onlusten tn net \ Canton frihurg. — Veranderingen in de reöeeringsi' vorm. De Schryver erkent, bl. aoo, „ dat het beftier ,; L [van Friburg] trapsgewyze maar noodwendig tot eene lett. 1797. NOi is-.- Nn ,?vo£'  53^ w- COXE, REIZEN ,, volftrekte oligarchie of regeering van weinigen moest „ overhellen." Hieruit, en uit de knevelaaryen van foramige Beampten, ontftond eerst gemor, toen een opftand. De drie Cantons, Bern, Lucerne en Solothurn, booden zich aan ter bemiddeling, of liever namen ze op zich. Zelve eene Ariftocratifche Beltuuring gewoon, kan men Iigtlyk denken, dat zy de meer of min democratifche begeerten der misnoegde Friburgers niet zeer begunftigden. Zy rieden, evenwel, de regeering tot eenige toegeeflykheid, en verbetering van fommige allergroffte gebreken of misbruiken ; deeden een manifest afkondigen, waarby de eifchen der misnoegden ongegrond verklaard werden, met byvoeginge, dat de drie Cantons de in weezen zynde regeeringsvorm zouden befchermen , en droegen zorg dat de voornaamfte hoofden der geenen , die hier niet mede te vrede waren , „ gebannen en hunne protesten „ met verachting behandeld wierden, waarmeede (zegt de „ Schryver bl. 205) de rust in het gemeenebest herfteld „ was." —— Wat is dan, immers in fommige Cantons, de Zwitferfche Vryheid ? LIV. Kaas van gruyères. — Hermitage in de nabuurfchap van friburg. LV. De Stad en het Canton bern. Met deezen Brief begint het Tweede Stuk des Tweeden Deels. Hy behelst eene inneemende befchryving van de fraaiheid der Stad. Het Canton bevat in het geheel 381,000 ingezetenen. Het is het tweede in rang, maar het eerfte in magt onder de Leden van het Bondgenootfchap. De inrichting van het tuchthuis is te Bern uitneemend , volgens de befchryving, welke hier gegeven wordt. — De pynbank is door een openbaar Staatsbefluit vernietigd. — „ De openbaare Boekery beftaat in eene kleine „ doch wel uitgekoozene verzameling, en bevat so,ooo „ boekdeelen, een kabinet van Switferfche munten en „ gedenkpenningen, beneevens veele zeldzaame hand„ fchriften," bl. 223. Volgens een Nafchrift worden 'et de Konften en Weetenfchappen meer aangemoedigd, dan voordeezen. LVI. Regeer ing van bern. „ Het opperfte gezag be„ rust by den Grooten Raad van twee honderd, die, „ wanneer zy voltallig is, uit twee honderd negen en ne„ gentig leden beftaat , die uit de burgery gekoozen „ word, van wien die ook gerekend word deszelfs magt „te  BOOR SWITSERLAND. 539 „te ontleeneti," bl. 226. Men denke, ondertusfchen , niet, dat de goede burgery hierin iets te zeggen hebbe, het zy middellyk of onmiddellyk. Neen: de Groote Raad beredt alles zelve. Doch de wyze hoe moet in het Werk zelve gelezen worden ; zy is te zamengefteld orn ze hier aan te haaien. De Vertaaler merkt in eene aantekening Op, dat alle poogingen door het Volk aangewend, om eenig deel in het bewind te krygen, altoos ongelukkig zyn uitgevallen. Nog behelst deeze Brief een zeer kort, maar duidelyk, bericht van de inrichtinge der Landmilitie in het Canton. LVII. Leevens- en Letterkundige - Byzonderheden van haller. Zeer leezenswaardig; maar niet vatbaar voor een uittrekfel. LVIII. De Heer sprungli's verzaamling van Swit/er- fche vogelen. De gebaarde Giervogel. „ Een der „ merkwaardigfte vogelen in de verzaameling van den „ Heer sprungli," zegt de Schryver, ,, is de vultur „ barbatus van linnjeus,. de vultur aureus van gesner, „ of de gebaarde Gier." Van denzelven wordt eene vry uitvoerige befchryving gegeven. De vogel , welken de Heer sprungli bezit, „ is van het vrouwelyk gedacht ,, .... deszelfs lengte van de punt van den bek tot aan „ het einde van den ftaart beloopt zes voet en zes duim „ Franfche maat, en van het ejnde van den eenen vleugel „ tot aan die van den anderen, wanneer ze uitgedrekt zyn, „ agt voet Deeze, fchoon altoos de Gier genaamd, „ .... heeft meer betrekking op den Arend, als hebbende „ het hoofd en de nek met vederen bedekt: terwyl een der „ onderfcheidingstekens van de Gier .... da"ar in beftaat, „ dat het hoofd van vederen ontbloot is." Linn^eus fchynt hem „ onder de Gieren te rangfehikken, zo uit „ de overeenkomftige geftalte van het ligchaam , als uit „ de gedaante van den bek. ... De Heer sprungli is van „ gedagten, dat hy tusfchen den Gier en den Arend kan „ gerangfehikt worden , en stor wil daarvan een 'nieuw \ gedacht vormen, onder den naam van Gypaëtus. .. . ,, Hy bewoont de hoogfte gedeeltens ... der Alpen „ die Switferland van Italien fcheiden , hy maakt zyn „ nest in de klooven der rotzen, die voor den mensch „ ongenaakbaar zyn, en gewoonlyk brengt hy drie jongen „ óf fomtyds vier te gelyk voort. ... Zy leeven van de n dieren, die de Alpen bewoonen .... en inzonderheid Nn 3 „ lam-  540 w„ co xe, reizen „ lammeren, waarom hy lammer -geijer. *. word genaamd. „ Indien het algemeen gevoelen geloof verdient, dan zou ,, dit roofzugtig fchepzel zelfs menfehen aanvallen en „ kinderen wegneemen. De Heer sprungei ... is ech„ ter .. . nimmer in ftaat geweest om een . . . bewezen „ voorbeeld hier van op te ipooren, en derhalven befluit ,, hy liever dat het een vercierfel is door de boeren uit„ gevonden om hunne kinderen vrees aan te jaagen (*)." Verder worden nog verfcheiden byzonderheden gemeld , maar te breedvoerig om door ons te worden overgenomen. Twee moeten wy met een woord aanftippen: de eene op bl. 289, „ dat de boeren den naam ,, van lammer • geijer niet . . tot deeze foort bepaalen , „ maar tot allerlei groote roofvogelen uitftrekken, waar, ,, uit eene groote verwarring in de benamingen , en veel „ onzekerheid in de befchryving van deezen vogel ont„ ftaan is:" de andere, dat, volgens onzen Schryver,' „ buffon de vultur gryphus van EiNN.a:us, en de con„ dor van Amerika, verkeerdlyk voor den lammer-geijer „ of de Gier der Alpen gehouden heeft," bl. 291. Verder eenige aanmerkingen , waaruit blykt, dat men ook de vermaardfte Schryvers over de Natuurlyke Historie met omzichtigheid moet leezen. LIX. Verzaameling van den Heer wyttenbach. —> Befchryving van Heuvels en Alpen , die men in den omtrek van Bern ontwaar word. De Verzameling des Heeren wyttenbach beftaat uit veelerlei fooiten van onderwerpen voor de Natuurlyke Historie, welke Zwitferland oplevert. Hy heeft ze „ byeengebragt, met een „ bepaald voorneemen om de Natuurlyke Historie van „ Switferland in het algemeen op te helderen; ook om ,, eene plaatze!yke en delfftofkundige befchryving van „ het Canton Bern in het byzonder te ontwerpen ; en „ om de oorfprongelyke vorming der bergen te verklaa„ ren, het welk het begunftigd voorwerp zyner nafpoö- „ ringen is, enz." bl. 295. Hy vereerde onzen Schryver ,, eene aftekening en befchryving van die ry „ Alpen, welken men van Bern ziet, alsmede van de tus„ fchen gelegene landftreek," bl. 296. En het overige van deezen Brief beftaat voornaamelyk uit een uittrekfel daarvan. LX. (*) Bl. 285, env.  door switserland. 54* LX. Togt naar thun, worbk en mndeieaxk. ], Grafplaats van Mevrouw LANGHAM*. Dc li-lchry- \ ving van deeze laatfte zouden wy gaarne overneemen * t indien dit Uittrekfel niet recJs te lang ^worden i voor ons beftek. LXI. Bezoek by michacl sciiuppach , Gtnasheer te Langenau. „ Deezt: vermaarde kwakzalver (zo l noemt hem de Schryver ineen Naffchrifi, iMar, irideri daad, volgens den brief zei ven te oordeelen, verdiende [ hy dien fmaadelyken naam niet) „ overleed in Maart . „ 1781 ; en Langenau ... is niet meer de zamelplaats ! „ van zieken, ongezonden, nieuwsgierigen en leeg- „ loopers." LXII. Paijerne. Moudon. Geneve. i Calvin. De gemelde Hervormer wordt in deezen Brief kortlyk, maar befcheiden, beoordeeld. LXIII. Over den ftaat der geleerdheid te G'.iNEVE. „Daar is," zegt de Schryver, bl. 327, „ misfehien „ geene ftad in Europa, alwaar kennis en wetenfebap meer ; „ algemeen verfpreid is." Hy geeft eenig bericht van de aanleidende oorzaaken deezer, de inwoonders van Geneve zo zeer vereerende, onderfcheidinge, van den oorfprong der openbaare Boekery, en van de Geneeffche Geleerden sennebier, bonnet, de saussure, mallet, en de | luc , gelyk ook yan des laatstgemelden kabinet van jSlaturalia. LXIV. Regeeringsvorm van Geneve in 1770. üladz. 340 bevat eene zonderlinge list der onrechtvaardige heerschzucht. LXV. Verhaal van de jongfte omwenteling te geneve. — Oorfprong en voortgang der inwendige beroerten. • de ftraf aan Harderwyk volbragt, foremige inwoners van den toreni al helpen , en de overige toeroepen, dat zy zich haastig' rut hunne huizen begeven moesten, om niet aanttonds onder' puin en Hof begraven te worden. Dergelyke fifties mogen} den Dichter vryftaan omtrent de duistere voorvallen van den i lang-voorleden tyd; hoe weinig zy voegen by het verhaalt van gebeurenisfen, die vair het levend gedacht gezien, en wel-, ker omftandigheden en aanleidende oorzaken dus ten volle bekend zyn , dit laten wy aan het gezond oordeel onzer Leze. ten over. De twede Tartufe, of de fchuldige moeder. Tooneelfpel. Naar liet branjche van de beaumakchais. Te Amfleldam, by 1. Hel. ders en A. Mars, 1797. In 8vo, 135 bl. Dit toneelfpel is zeer kunftig bewerkt, en beeft een aantal interesfante en aandoenlyke tonelen. Vooral is het karakter van den doorliepen intr.guant, die, onder het dekkleed der vroomheid verborgen, op ene listige wyze het zaad van twedragt ftrooit, in hetzelve uitnemend gefchetst. Dit karak ter door een bekwaam akteur te zien uitvoeren, moet voor den liefhebber der toneelkunde ene wezenlyke uitfpannintr • wezen. Voorts wenfehen wy, dat de fchuldige moeder velen mag doen merken op de waarfchuwende les, door de ondervinding reeds zo dikwyls gegeven, dat naamlyk éne misdadigé Zwakheid, door bykomende omftandigheden , welke niet ifl onze magt ftaan , het geluk van een geheel leven gemaklyK kan verwoesten. 6>='u«*jy«  ALGEMEENE VADERLANDSCHE Letter-oefeningen. We Schriften van salomo. De Spreuken, Prediker, en \ het Hooglied. Naar het Hebrceuwsch Door vsbkand van hamelsveld. Te Amfieldam, hy M. de Bruyn. In gr. ivo, 336 bh L^etrouw aan onze onlangs gedaane belofte, fpoeden VJ wv ons met de aankondiging van des kundigen en arbeidzaamen hamelsveld's hooggefchatte Bybelwerk. Met de afgifte van salomo's Schriften fluit onze bcmyver het Derde Deel van het Ou Je Testament. Naar gewoonte, volden, op de Vertaaling, Korte Aanmerkingen IT Ónvelefrdcn. Aan het hoofd van deeze ontmoet meJ tSéSk, eene algemeene Inleiding tot ieder ld?r b'oveSenoemde Boeken. Die tot de Spreuken bevat ï veel overeenkomftigs met het geen wy, onlangs, uit P10. lïïtoTKSoHK. dat Boek8 betreffende, onzen Leeze5 ren mededeelden. Noodlooze .herhaa mg van t hoofdzaaklyke fchuwende, gaan wy iets raakende denPiediker len het Hooglied melden. „ Is salomo, in de daad, de f, Schryver van dat Boek, of heeft een laater Wyze zy' nen perfoon aangenomen, om aan zyne lesfen en waarï 9' nemingen te grooter gezag by te zetten , omdat de " ™ van salomo's Wysheid zoo vermaard isgeworT den, gelyk wy, trouwens, in het Boek der Wysheid, \ " onder de zoogenaamde Afocryfe Boeken, een voorbeen ''vinden, dat men in laater tyden wezenlyk den naam en perfoon van salomo met foortgelyke inzichten heeft aangenomen?" Deezen twyfel oppert hamels) 'veld , aangaande de echtheid van dit Boek; twyfel, - echter, die by hem niet zwaar genoeg weegt, om salomo ; de eere des opftellens te ontzeggen. Salomo, oud van dagen, zat van waereldfche grootheid, ter neergeflagen ;, do<»r het vooruitzigt der aanflaande fcheuringe van zyn j Ryk; kon hy, met meer gevoel dar, iemand der ftervcliiien, van de ydelheid des inenfchelyken leevens fchry, ven: met een gevoel, cn op eenen toon, die zommigen, J.ETT. 1797. no. 13. U 0  554 y. van hamelsvelb geleerder dan salomo , doch in het vak der ondervin. dinge van waereldlche zaaken beneden hem, hebben doen denken, dat'by, zo niet de hoop op een toekoomend leeven opgaf, althans tot Twyfelaary overhelde. „ De " u , 1S. deze, fchryft hamelsveld; men heeft dit „ Boek zelden verftaan, omdat men het niet menschkundig „ genoeg, en met te veel geleerdheid heeft behandeld/' en deelt vervolgens zyne gedagten in deezervoege mede Hy verzoekt vooraf den CXXVIIlten Pfalm, aan salomo' toegeichreven, als de hoofdfomme van den Prediker bevatjende, te leezen, eer men zich aan het leezen van dit Boek begeeve; voorts, op te merken, dat, volgens H AU: 13, 14, de hoofdzaak van alles, wat men omtrent het groot onderwerp, het menigvuldig kwaad, dat zich aan den beichouvver des menschlyken leevens op aarde voordoet, leeren kan, is : Eerbiedig God, cn onderbond zyne geboden, en dat de Schryver telkens tot deeze hoofdzaak wederkeert. Wyders herinnert hamelsveld, dat, even als yan bet üoek Job, ook de bedoeling van dit Boek is, te leeren, dat eenerlei lot den goeden en kwaaden beiegent, en dus de uitwendige toeltand geen vaste regelmaat der beoordeelmgevan 's menfehen zedelyken toeltfnd is; terwyl, evenwel, de Deugd haare waarde behoudt, en in 't einde zal zegepraalen. „ Te weten," dus fchryft van hamelsveld, „ dit Boek maakt een geheel uit, en be„ handelt, met ééne hoofdbedoeling , één onderwerp , „ welk onderwerp vervat is , in deze uitfpraak: Tdelheid ,-, (Ier ydelheden \ alles is enkel ydelheid! Met deze ftel„ mg begint het Boek, hoofdst. I: 2, met deze ftel„ hng eindigt het, hoofdst. XII: 8. De zin dezer ftel„ hng is^blykens het geheele beloop: Het menschlvk „ leven , s menichen voornemens, werk en arbeid, en „ zyne lotgevallen, zyn ongewis, niet in zyne magt, aan „ tyd en toeval onderworpen, volftrekt afhanglyk van „ de voor den mensch onnagaanbare Voorzienigheid van „ God, en dit heeft plaats zoo wel in het byzonder le" ™" r ur menfchen..- als in hunne betrekking tot de „ Maatfchappy; overal is kommer, verdriet, kwelling en „ verkeerdheden , welke de bronnen van zielskwelling „ zyn, en dit alles vermeerdert zich , orndat de toekom„ ftige lotgevallen, die den mensch hier op aarde betref„ ten, zoo wel geduurende zyn leven, als na zynen dood, „ hoe het dan,naamlyk, met zyne kinderen, bezittingen, „ de gevolgen zyner ondernemingen zal gaan, voor den ,, mensch  BE SCHRIFTEN VAN SALOMO. 555 „ mensch verborgen zyn. De bedoeling van dit „ Boek is dan, gaat hamelsveld voort, deze ervaring „ te doen opmerken, door de waarnemingen te bevesti„ gen, die de Schryver , naar zyne wysheid en men„ i'chenkennis, gedaan heeft, en den mensch aan te wy„ zen, hoe hy, onder zoodanigen toeftand, zyn vast en „ waar geluk ftellen moet, en vinden zal, in den Gods„ dienst en deszelfs vertroostingen," enz. Uit dit alles meent hamelsveld te mogen afi.iden, met hoe veel regt het Boek der Spreuken onder de heilige en Godlyke Schriften des O. Testaments geplaatst is geworden. In de Aanmerkingen op het Hooglied betuigt hamelsveld, meer dan ééns, eene huivering gevoeld te hebben, op de gedagten, in zyne Vertaaling des O. Testaments eens aan dat Boek te zullen komen , van wegen 'de menigvuldige oordeelen, door geleerden en ongeleerden over . dat Stukjen geveld: zodat zelf de groote MiCHAë'Lis niet verkozen heeft, zynen Landgenooten daar van eene Vertaaling mede te deelen : een voorbeeld , egter, welk van hamelsveld niet heeft willen volgen ; hebbende hy zich veeleer bevlytigd, om, voorgelicht door liefde tot waarheid en eenvoudigheid, tot het eigenaartige en doelmaatiga van dit Stukje door te dringen. Zie hier eenige van 's Mans algemeene Aanmerkingen. Hy verfchilt van de zulken, die hier een zamenhangend geheel meenen te vinden , zynde hy van oordeel, dat hier eene Verzameling van kleine Dichtftukjes is, tot twaalf in getal, ieder een onderfcheiden onderwerp bevattende, fchoon allen op één hoofdonderwerp , de Liefde, uitloopende: „ Deze liefde, fchryft hv, wordt op eene bevallige wyze, „ en met de t*l der matuur bezongen — zoo bevallig en „ natuurïyk, dat het naauw geloofbaar is, dat een Dichter van zoo hoogen ouderdom zoo veel fyn vernuft en „ goeden fmaak zou hebben kunnen ten toon fpreiden , „ indien het niet zeker ware, dat de natuur en de liefde „ door alle eeuwen dezelfde zy, zoo dat een Dichter der „ natuur en der liefde in alle eeuwen bevallen en be- ,-, haagen moet. Hoe het zy, voegt hy Jer nevens, „ men leze in myne Vertaaling dat twaalftal Anacreön„ tifche Versjens , en men verwondere zich over den be„ valligen Hebreeuwfcben Dichter." Op het onwelvoeglyke ftaat voorts hamelsveld ftil , dat de natuurlyke liefde zou bezongen worden in een ftuk, 't welk een gedeelte O o a uit-  556 Y. VAN HAMELSVELD uitmaakt der Boeken, welke de Jooden als heilige Boeken eerbiedigen , en door de Christenen van hun zyn overgenomen. Terwyl onze Schryver, toen hy zynen Bybel Verdedigd fchreef, overhelde tot den Allegorifchen of verborgen zin van dit Lied, volgens welken hier de liefde van christus jegens zyne Kerk wordt bezongen, doet hy hier eene pooging ter oplosfmg der zwaarigheden, in de onderftelling dat natuurlyke liefde hier het onderwerp is, en alzo "het Lied in een letterlyken zin moet worden opgevat. Daartoe merkt hy vooreerst aan, dat het een Oostersch Dichtftuk is, en de Oosterlingen viver en losfer over dit onderwerp fpreeken, dan onze zeden toelaaten. Vervolgens moet men op de hoedanigheid en betrekking der fpreekers agt geeven , als zullende het aanftootelyke hunner gezegden daar door merkelyk verminderen. Eene der aanftootelykfte plaatzen is Hoofdft. VII, hier het IX Gezang, behelzende duidelyk de taal eens listigen verleiders; wiens aanzoek, egter, moedig wordt te keer gegaan door de kuifche herderin, in het flot des Lieds, hier vertaald: „ Ik behoor alleen „ Mynen Minnaar toe ; „ Zyn genegenheid ,, Blaakt alleen voor my." Van hamelsveld Jaat hier op deeze Aanmerking volgen: „ Zeker, indien al in een dartel gemoed, op ,, het lezen van de taal der verleiding, onzuivere von„ ken zich verfpreid mogten hebben, zy zullen geheel„ lyk gedoofd worden, door deze wending, die het ge„ zang zoo treffend neemt, en fchaamte zal de plaats ,, der"dartele gedachten vervangen." By dit alles wil van hamelsveld inzonderheid hebben .opgemerkt, dat, daar liefde eene behoefte , eene zaligheid voor het menschdom is, het beftuuren van dezelve, ter voorkoominge van dartelheid en wellustige gezindheden , eene der voornaamfte bezigheden der Zedeleere is. En dit, zegt hamelsveld, gefchiedt in deeze bekoorlyke Zangltukjes: „ De edele en zuivere liefde wordt in haar we„ zenlyk fchoon gefchilderd ; haare aandoeningen, haare ,, kracht, haare beften digheid, bezongen; de verleiding „ wordt befchaamd, en de zorg der kuischheid aanbevo„ len. — Dus wordt de Dichter van deeze Zangftukjens „ een  BE SCHRIFTEN VAN SALOMO. 557 een Zedeleeraar; een Zedeleeraar, die, in de taal der r bevalligheid fprekende, zich by de lieve ieugd veraan„ genaamt, en haar zoetvoerig tot haaren pligt, dien Na„ tuur zelve infcherpt, aanfpoort." Van hier dat hamelsveld de leezing van dit Lied der jeugd niet wil onthouden hebben, als kunnende deeze (hekken , om haar, den leiddraad der zuivere liefde volgende, aan haare waare beftemming te doen beantwoorden. Tot flot voegt 'er hamelsveld nog deeze aanmerking nevens : „ Wil „ dan iemand , zonder een' ander, als ongodsdienfhg, te , veroordeelen, hier zynen geest hooger verheffen, voor „ zoo verre het huwelyk zelve door paulus aangemerkt ,, wordt, als eene afbeelding opleverende van de naauwfte liefdebetrekking tusfchen Christus en zyne Kerk, ,, wie zal hem zulks ten kwaade duiden? Doch, voegt ' hy 'er nevens, dat letterlyke blyft altyd het naast Z bedoelde, en de grondflag van dit laatfte." Niet ondienflig hebben wy geoordeeld, van des geleerden Schryvers algemeene bedenkingen over de twee vermaarde Gefchriften het hoofdzaaklyk beloop onzen Leezeren onder het oog te brengen. Kunde met edele waarheidliefde en onpartydigheid gepaard, zullen hier de goedkeuring wegdraagen, ook der zulken, die t met hem niet eens zyn. Zie hier nu iets ter proeve van Vertaalinge en Korte Aanmeikingen. Tot het eerfte diene , uit de Spreuken, de fraaie befchryving der Wysheid, ■by manier van perfoonsverbeeldinge dus haaren eigen lof vermeldende, Hoofdft. VIII: 22-31. 22 „ Jehova baarde my, van ouds, voor all' zyn werken, ,. 't Begin van zynen weg. t%. Ik ben, van eeuwigheid, gezalfd als Komnginne, ' Van eerften af, lang voor des werelds oudften tyd. 24. ,,'ïk ben, eer d'oceaan gefchapen was, geboren, .. Voor dat 'er ooit een bron van water zwanger ging. 2<. „ ï'k ben voor 't vestigen van berg en rots geboren, 26 , Lang eer God 'taardryk, en woestynen hadt gemaakt. Voor dat hy nog het ftof der wereld hadt berekend. 27 Toen hy den hemel vonud'. was ik daar tegenwoordig, Toen hy den cirkel trok voor d'ongemeten zee; 28. „ Toen hy in 't luchtgewest omhoog de wolken vestte; Toen hy omlaag de bron des oceaans befloot; 29. „Toen hy aan d'oceaan zyn paal en perken ftelde, Op dat het water zyn bevel ïiooit overtradt; . Toen hyden grondflag legd* van het gebouw der wereld; Oo 3 30.  558 Y. VAN HAMELSVELD 30. ,, Toen was ik by hem zyn vertrouwde lieveling; 'k Was a tyd zyn vermaak, daar 'k altyd voor hem fpeelde; 31. „ Ik Ipeeld' op 't wereldrond, dat hy gefchapen heeft; „ Vond mjn verlustiging in adams nageliacht." Geen fpoor ontmoeten wy in de Korte Aanmerkingen, dat van hamelsveld, met veele Godgeleerden, hier een bewys voor de Eeuwige Generatie des Zoons van God, den verheerlykten Verlosler, zou gevonden hebben. „ Die wysheid, merkt hy op 'vs. 22 aan, welke de rege-' „ len van Godsdienst en deugd voorlchryft, is dezeif„ de, die de Godlyke wysheid is, door welke hy alles „ gefchapen en daargefteld heeft." En op vs. 30: ., God, „ als 't ware, verlustigt zich in zyne Wysheid,'en die „ Godlyke Wysheid vermaakt zich in het gelukkig ma„ ken van zyne fchepzelen." De plaats Hoofdft. III: 2 vertaald hebbende: 3 „ Dat waare deugd en trouw n nimmermeer verlaren; „ Bind ze als een Amuleet zorgvuldig aan uw hals; „ Ja fchryf ze duid lyk op de tafel van uw hart." flaaf daaropTdeeze Aanmerking, uit michaölis ontleend ,, Een Amuleet.] Het beeld is van Jmuleten ontleend, „ die in het Oosten zoo gebruiklyk waren. Men droeo-, „ dan eenig juweel, dat allerhande verborgen krachten „ zou hebben, maar dat ook tevens tot fieraad diende, „ dan/eenig ander, gelyk men waande, betooverd of „ heilig beraad , oorringen, of wat dergelyk meer was „ met of zonder opfchriften , als ook cedels met op„ fchriften , die grootendeels onverftaanbaar, en een „ waar Abrakadabra waren; van dezen verwachtte men „ dan du, dan dat gced, gezondheid, lang leven, veilig. „ heid voor vergif, toovery, en fchielyke overvallen, „ eere, gunst van Goden en menfehen. Met deze Amuh„ ten vergelykr salomo in dit geheele hoofdstuk de „ deugd: Deze doet indedaad , hetgeen het Bygeloof „ des bedrogen volks vergeefs van genen verw-cht „ Haare regelen, doch niet op papier" gefchreven , of „ m edele fteenen gegraveerd, maar op de tafelen van „ het hart geprent, dat is, getrouw in het hart ge. „ vat en waargenomen , zyn het , die gezondheid „geluk, eere, rykdommen, lang leven, veiligheid in « ge-  de schriften van salomo. S59 „ gevaren , gunst by God en menfehen geven. - " Dit beeld komt in de Spreuken meer dan éénmaal " In dé fraaie befchryving van den Ouderdom, Spreuk. XII. vertaalt hamelsveld vs. 6 aldus : „ Voordat „ de zilveren keten ontketend wordt , en de gouden „ lamp aan Hukken valt eer de waterkruik aan „ den bornput gebroken, en het rad aan den put verbryzeld wordt;" en maakt daarop de volgende Aanmerking: . , C J„„ , vs. 6] Veel uitleggers, die zich salomo , of den „Schryver van dit Boek, verbeelden, als eenen man, , in de inwendige famenftelling van het menschlyk lig; „ chaam niet onbedreven, hebben uit de Ontleedkunde „ dit vers met geleerdheid opgehelderd. —— Ik geloove , dat men eenvouwiger moet denken: In de huizen „ der Oosterlingen , hangen by de vermogenden gouden „ lampen aan ketenen van goud of zilver; wanneer die „ ketens losgaan of breken, moet de lamp noodwendig „ vallen, zy breekt, en het licht gaat uit. Dat het le„ ven by eene brandende lamp wordt vergeleken , en dat de fpreekwyze, de levenslamp wordt uirgebluscht, „ voor fterven, vry algemeen is, behoeve ik niet te ' Tot Hot voegen wy hier nog nevens, eene algemeene Aanmerking op Hooglieds Hoofdft. II, van deezen Inhoud: TTr . vs i.l Van hier tot hoofdstuk 111: o, een uitnemend fchoon Dichtftukjen, fcbilderende de natuur der r, waare en kuifche liefde, welke zich ook in den flaap ' met haar geliefd voorwerp bezig houdt. De Dichter ftelt de minnende Herderin voor, als onder " gedachten aan haaren minnaar, en het gevoel yan haare liefde voor hem in flaap vallende, en de fchoonen I! van Jerufalem biddende , haar in dien zoeten en ge! noeglyken flaap niet te ftooren , waarin zy zich yer„ beeldt haaren minnaar te zien, en, op zyne nodiging, " met hem door den wynberg te wandelen , daar het ' denkbeeld van Vosfen, die voor denzelven zoo vet„ derflvk zyn, haar doet ontwaken, vs. 15, 16, niet die ' geliefkoosde gedachten, dat haar minnaar de haare, „ gelyk zy de zyne is, en met den wensch, dat zy hem „ fnoedig mogt wederzien. - Weder ingeflapen, droomt „ zv op nieuw van het geliefde voorwerp, doch , met " 3 r Oo 4 », eem-  5&3 Y. VAN HAMELSVELD, SALOMO. ,, eenige verandering van toneel, gelyk het in het „ droomen gaat, zynde nu het toneel in de ftad ver„ plaatst ; daar zy , eindelyk , zich verbeeldt, haaren „ minnaar te vinden, en in haars moeders huis te bren- „ gen wordende dit gantfche lied beflooten met „ eene betuiging aan de ftads meisjens, om haar in haaren „ droom met te lïooren, daar het eigenlyk inflaapen ook „ mede begonnen was, vs. 7." Veel aanftootlyks zou 'er wegvallen, indien het Hooglied naar de meening van van hamelsveld opgevat, en zyne Vertaaling van hetzelve wierd aangenomen; in welke het tedere en bevallige van een Liefdeliea, met veel oordeel, kieschheid en fmaak, is in agt genomen. Wy Kunnen met nalaaten, het leezen van 's Mans Vertaalinge, ook van de Spreuken en den Prediker, ernftig aan te pryzen. b J. Scharps redenlooze bitterheid tegen de Beftryders deiFormulieren uit deszelfs Brieven over Meijer aangetoond door gerjjrand BltutNiNG. Te Rotterdam, by J. Bronkhorst , E. van Wolfsbergen, C. van den Dries en J. van Santen, 1797. In gr. 8vo. 30 bl. Het ongunftig oordeel door den Eerw. Scharp , in deszelfs uitgegeevene Brieven -wegens Meijer, en daaronder geplaatfte aanteekeningen, hier en daar geuit over de zoogenaamde Neologen , en wel byzonder ook over de Remonftranten, als het meest gewoon tegen de Formulieren , en voor eene onbepaalde vryheid van gevoelens te yveren, en die men dus als voornaame medewerkers aan de verbystering van den deerniswaardigen Meijer , en diensvolgens als mede oorzaaken van zyne fnode flappen, en derzelver rampzalige gevolgen , kon aanmerken; dit ongunftig oordeel, of wel deze, in 't oog van den Remonftrantfchen Leeraar g. bruining, redenlooze bitterheid tegen de beftryders der Formulieren wordt, in dit ftukjen , met veel drift en heftigheid gegispt. _ Men moet, zynes oordeels, alle zulke Geloofsformulieren en banden van eendracht, waarin ook de byzondere leerbegrippen der verfchillende Genootfchappen ten allernaauwften bepaald zyn, onnoodig, en geheel ftrydig met de vryheid van denken en fteeds toeneemende verlichting, rekenen. Wy hebben niet kunnen bemer. ken, .  «, BRUINING TEGEN J. SCHARP. 561 ken, dat, door deze brochure, eenig nieuw licht over deze zoo menigmaal betwiste Hof verfpreid is. üok is de fchryftrant van bruining niet zeer gefchikt, om anders denkenden in te neemen en te overtuigen. Men oordeele uit 't geen hem, by 't leezen van Scharps beruchten inval, ook ingevallen, en alhier mede in druk gegeeven is. Bat noem ik euvelmoed! dat noem ik fckaamtloos fchelden! Ten tyde, wen men zelf genadig wordt verfchoond, Die vyandsliefde met ondankbren nyd vergelden! 'k Zag daar juist al het vuil der laage ziel vertoond; 'k Zag hoogmoed, vol van fpyt, by dien vermeetlen dryver Van 't ligt verleid gemeen, welks kommer hy belacht, Juist werken naar gewoonte: Ik zag, dat roeklooze yver Voor dweepziek onverftand den vrede fteeds veracht. Wie kan de onwraakbre fpreuk nog aan een zyde fchuiven, Dat braafheid wordt gekweld, als boosheid wordt gefpaard? Kan nog toegeeflykheid, befiuitloos, flingrend wuiven? Duurt nog dat zoet gezang: bedaard'. Bedaard'. Bedaard! Gevoelens vryheid zy voor elk de vreugd des levens; En niemands denkwys worde aan ketens ooic geboeid: Maar dat een valsch Propheet de nodige eendragt tevens Zoo onverhinderd weert — dit wordt door my verfoeid. Wat baat het voor 's Lands heil, dat hem geen fchaar van hoorders , Die, luistergraat, verrukt, aan zyne lippen hing, Meer op den kanfel ziet? Hy ftyft de tweedragt voorders, Met proos en poëzy, in haar verbittering. Hy Het flegts voor een wyl de luipende ooren hangen , «k Maar wrokte dies te meer; offchoon verdraagzaamheid, In ftil genoegen , mer de tranen op de wangen , Zorgvuldig waakte voor des fnoodaarts veiligheid. Laat die goedwilligheid 's Lands vryheid toch niet krenken —i Dien laatften fteun des itaats, gekogt voor zoo veel goud! Laat menfchenliefde toch voorzigtiglyk bedenken, Waar ftrengheid nodig is, tot 'sLands en 's Volks behoud! O o e Leer-  5Ös j. scharp Leerredenen en Verhandelingen , ter verdediging van den Christelyken Euangelifchen Godsdienst tegen deszelfs hedendaagfche beftryders, uitgegeven door den Predikant j. scharp , te Rotterdam. Eerfte Deels eerfte Stukjen, behelzende eene Leerreden over de grootheid van Jefus, uit Luc. I: 32". Te Rotterdam , by J. Hofhout en Zoon, 1797. In gr. 8vo. 116 bl., behalven de Voorrede yan 18 bl, De Eerw. scharp had in 1793, by de uitgave van eene Godgeleerde Historifche Verhandeling, verflag gegeeven van de inrichtingen en 't oogmerk van die Godsdienftige Genootfchappelyke verbintenis eeniger Leden der Hervormde Gemeente te Rotterdam, om, in zes jaarlykfche Kerkredenen, de Leerftellingen van het Pro. teftantsch famenftelzel te laaten verdeedigèn tegen deszelfs hedendaagfche Beftryderen. Het was tot hiertoe by deze voorbereidende Leerrede gebleven. Thans meer tyd kunnende vinden, om gedaane Leerredenen, ter verdediging van het Proteilanbch famenftel, uit te geeven , dan te voren, toen hy zyn dienstwerk by de Rotterdamfche Gemeente ongeftoord kon vervullen, vond hy zich verplicht, het herhaald aanzoek daartoe, in te willigen, Het Werk zal beftaan uit Leerredenen, nu en dan afgewisfeld met Verhandelingen, of door hem zeiven opgefteld, of uit andere Taaien overgezet. Dit eerfte Stuk behelst maar, eene enkelde Leerrede , op nieuw uit de bewaarde fchets uitgewerkt, en, gelyk de Leeraar erkent, eens zoo uitvoerig, dan hy dezelve in één gewoon predikuur behandelen konde. In de Voorreden wordt in het voorbygaan een hartlyk woord gevoerd tegen den Remonftrantfchen Leeraar Gerbrand Bruining, over wiens onbefcheidene aanranding de Schryver zich zeer gevoelig toont. Het is in de daad zeer te bejammeren, dat 'er, over het al of niet voorrtaan van verdraagzaamheid omtrent Godsdienftige begrippen, en de voorgeflagene onderlinge verbroedering der Christenen, zoo haatelyk getwist wordt. Het onderwerp der Leerrede betreft de grootheid van' Jefus, naar aanleiding van de woorden des Engels by Lucas, deze zal groot zyn. Men treft hier eerst eene naar 's Mans fyftematifche begrippen ingerichte befchryving  LEERREDEN. 563 iving van de grootheid van Jefus, befchouwd als Profeet, ■ nisch uitdrukt, en ons hierdoor meermaalen in de onze- ■ kerheid laat, of hy wel meent het geen hy fchynt te te willen. Voor het overige is deze Opdracht te veel ' met perfoneele haatelykheden doormengd, om 'er een goede uitwerking van te verwachten. Na zoo verre :c rug gekomen te zyn, als scharp, on- • zes inziens, met alle vertooning van zich gelyk te willen blyven, waarlyk doet in dit Verdedigfchrift, zal het voornaame punt van verfchil, tusfchen hem en zyn Tegenfchryver , neerkomen op de bepaaling, wat men voor ontegenzeggelyke waarheden van 't Christendom, en wat daarentegen voor byzondere meeningen, en niet zoo onbetwistbaar^ Systematifche begrippen, te houden hebbe. Zou men hieromtrent niet over en weder, met meer zachtzinnigheid , befcheidenheid, en erkentenis van menfehelyke feilbaarheid , zyne gedachten kunnen zeggen, zonder die aan anderen te willen opdringen ? En hoe veel  de pligt van christen - leeraaren. 567 veel nader zou men, door een weinig meer wederzydfche en allerbillykfte toegeevendheid , toe eikanderen kunnen komen. De voortreffelykheid van het Leeraarambt ge fchetst in eene Kerkelyke Redevoering over 1 Timoth. III: vs. 1 , en uitgegeven, ten dienfie van Jan Scharp, door gerbrand bruining. Tc Rotterdam, by J. Bronkhorst, enz. In gr. 8yo, 18 bl. behalven het Voorbericht van 8 bl. De Remonftrantfche Leeraar g. bruining meende, naar den inhoud van het weinig beduidend Voorbericht, uit eene magtige gaaping in de Brieven van den Predikant Scharp over Meijer, ontdekt te hebben, dat hy in de ftudie, welke voor een hedendaagfehen Leeraar noodig is, eene voornaame zaak, welke, by het Academisch onderwys in de Godgeleerdheid, nog niet opzettelyk genoeg pleeg behandeld te worden, over het hoofd zag, en dus geene volledige fchets van den pligt eenes Christen Leeraars, die hy beloofd had, zou kunnen leveren, en werd des wegens te rade, deze Kerkelyke Redevoering, ter bevestiging van W. H. van Mazyk, als Leeraar by de Remonftrantsch Gereformeerde Gemeente van Bleiswyk, uit te geeven, en daarvan een exemplaar aan Scharp te zenden. Na opgemerkt te hebben, dat de woorden, dit is een getrouw woord, tot het voorige Hoofddeel behooren, laat de Leeraar een korte en oppervlakkige fchets van de voortreflykheid van het Opzieners- of Leeraarsambt, zoo als dat onder de eerfte Christenen werd waargenomen, volgen, en toont vervolgens aan, dat het Lceraarsambt ook thans nog even treflyk is, als in de Apoftolifche tyden, en dat wel byzonder uit aanmerking van den arbeid en de moeite, die 'er aan vast is, en de uitgebreide kundigheden en onderfcheidene bekwaamheden, die 'er, voornaamelyk in onze dagen, toe vereischt worden. Daarop volgt eene Aanfpraak aan de Leden van onderfcheidene Remonftrantfche Gemeenten , die by het uitfpreeken der Leerrede tegenwoordig waren, met aanmaaning , om geene volmaaktheid in hunne Leeraars , en vooral niet in een jongen Leeraar, te vorderen, maar zich derzelver genoeg toereikende bekwaamheden ten nutte te  568 g. bruining, kerkel. redevoering. te maaken. Alles wordt met een zeer korten wensch over des Leeraars aanftaanden Ambtgenoot en alle Christen Leeraaren belloten. Redenvoering, over eene Handleiding ter bevordering eener bestmogelyke Bybelverdediging. Door b. mel'lman , Predikant in den Hardenberg in Overys/el. Te Zwolle, by H. Hoogop, 1797. In gr. 8vo. 144 bl. De Burger meulman fchynt, in weerwil van het min gunltig onthaal van de onrype vruchten zyner werkzaamheid , nog al niet te kunnen (tilzitten. Het geen ons hier, onder den titel eener Redenvoering, wordt geleverd, zyn, gelyk hy zelf zegt in een voorafgaanden brief, twaalf zeer korte, doch treffende Redenvoeringen, dat is, in de taal van meulman, Redenwisfelingen oi Gefprekken, ten huize van zynen Neef, die zich tot Deiltifche gevoelens had laaten verleiden , met denzelven, 'smorgens, wanneer zy pas waren opgeftaan, en 's avonds, •wanneer zy getoupeerd hadden, over de Goddelyke Openbaring, met tamelyk goed gevolg V gehouden. Taal en ftyl, en de geheele inhoud van deze zoutenlooze morgen- en avondredenen , beantwoordt aan 't geen men uit 's Mans vorig gefchryf kon verwachten. Wy beklaagen gemoedelyke twyfelaars over het gezag van den Bybel , wanneer zy geen verttandiger onderricht bekomen. Ligtzinnige en fpotachtige Vernuften moet men deze Redenveering, over eene Handleiding ter bevordering eener bestmogelyke Bybelverdediging, vooral niet in handen geeven. Adres en Vertoog ter verbetering van hel Genees en Heelkundige, enz. in ons Gtmcenebest , den 27 April 1796 aan de Nationale Vergadering over gegeeven, cn thans met eenige Byvoegfels vermeerderd, door david heilbron cs., Med. Doctor in ^sHage, Lid van de Hollandfche Maatfchappy der Wetenfehappen te Haarlem, van het Bataafsch Genootfchap der Proefondervindelyke Wysbegeerte te Rotterdam , Correspondeercnd Lid van het Genees- en Heelkundig Genootfchap pro ./Egrotantibus te Brusfel, enz. In den Haag, by I. van Cleef, 1797. In gr. 8vo. in H geheel 130 bl. Dit ftuk bevat, behalven het Adres van den Heer heilbron zelve, vier Bylagen, te weeten, 1. onder  adres en vertoog van d. heilbron. §6<) ;der letter A, een Rapport aangaande dit ftuk, door eene ■ daartoe benoemde Commisfie gedaan aan de Nationale Veri aad. in 's Hage. s?. Onder letter B, het Rapport van den Burger Reprefentant styl cum loc. aangaande de wyze, op < welke eenige bepaaling, ten opzicht van het bevorderen i der Algemeene Gezondheid, by de Afte van Conftitutie • zoude behooren |te worden gemaakt. 3Ü. Onder letter L, ! Berichten aangaande de Genees- en Heelkundige ZiekeI ftichting te Jena; benevens eene vergelyking van de Klii nifche en Hospitaal - ftichtingen over het algemeen. Env » delyk, onder letter D, een Fransch Uittrekfel van een boekje, te Parys uitgegeeven, onder den titel : Plan General de PEnfeignement, dans PEcole de Santé a Parts, &c. _ Het ftuk van den Heer heilbron zelve beftaat uit \ een Adres , door denzelven in Grasmaand 1796 aan de ' Nationale Vergadering overgegeeven , om te dienen tot geleide van een kort Vertoog, over de veelvuldige en met minder fchadelyke gebreken , die in ons Gemecnebest plaats hebben, ten opzichte der Genees- en Heelkunde, en andere tot dezen betrekking hebbende Konjlen en Wetenfehappen; als ook over de middelen ter verbetering derzelven, en de 'hier uit ontflaande noodwendigheid eener Geneeskundige Dit Vertoog, fchoon in geene Hoofdftukken of andere r gefchikte Afdeelingen gefplitst, bevat eigentlyk vier ver- 1 fchillende Hoofddeelen. Het eeifte behandelt de gebre- I ken in het Genees- Heel- en Vroedkundig onderwys, • benevens de, naar het oordeel des Schryvers, best gei fchikte middelen, om daar in te voorzien. Het tweede I bevat de Gerechtelyke Geneeskunde. Het derde de ! Staatkundige Geneeskunde, en het vierde de Volksgenees- ' kUWat de eerfte Hoofdzaak betreft; de Schryver meent, 1 dat het onderwys op de Hooge-Schooien veelal gebrek| kig is: fchryvende hy het gebrek der noodige vorderingen der jeugd voornaamelyk toe aan het te weinig beftui deeren der Ouden; het verzuim der Geneeskundige Litteratuur; het gebrek van de noodige Ziekenhuizen, enhetveronachtzaamen der Disputeer-Collegien. Voorts is hy van oordeel, dat men, om goede leerlingen te vormen, met alleen Hoogleeraaren, maar insgelyks vaste Repetitores, van nooden heeft. Waar by hy dan nog eenige aanmerkingen voegt, betrekkelyk tot de wyze, op welke de Geneeskundige Promotien zyn ingericht; zynde hy van meelett. 1797. no. 13. Pp ninS'  57° ADRES EN VERTOOG ning, dat 'er veel meerder proeven van kunde moeten worden gevorderd, dan doorgaans plaats heeft. Niet minder klaagt de Schryver over het gemis van den waaren Geneeskundigen yver, waar door eene doodelyke werkeloosheid onder de Konstbewerkers gebuoren wordt, die onder anderen het verval der Haagfche Geneeskundige Correspondentie - Sociëteit heeft veroorzaakt. Na het afhandelen van het eigentiyke Geneeskundige Vak, gaat de Schryver over tot de befchouvving van het Heelkundige. Hy ichetst ten dien einde de wyze, op welke die Konst hier te lande wordt enderweezen, die over het algemeen zeer beklagenswaardig en gebrekkig is; waarna hy opgeeft, welke gefchikte wegen men zoude kunnen inilaan, om de noodige verbeteringen in dit vak daar te Hellen. Op denzelfden voet handelt hy over de gebreken van het onderwys in de Vroedkunde, de Artzenykundige Scheikunde, enz. en over de beste wyzen van verbetering. De tweede hier behandelde Hoofdzaak is de GerechteJyke Geneeskunde, die namelyk bevat de berichten der Geneesheeren aan den Rechter, aangaande de fchouwing van doodgevunden Lichaamen ; het onderzoek van teegebragte Wonden ; de vermoedens van Kindermoord of Vergiftiging; de bepaaling ofwel de vcrfchooning van de Pynbank of lichaamelyke ftraffen; de natuurlyke redenen van EchtJcheidtng; de bewyzen van Verkragting, enz. Het gewigt van alle deeze en dergelyke zaaken is voorzeker zeer aanmerkelyk, en de aanmerkingen van den Schryver, om dit veelal verwaarloosd vak meerder te doen beoeffenen, zyn zeer gelchikt en uitvoerbaar : als hoofdzaakelyk beItaande in een algemeener onderwys in deezen tak aan de Hoogelchoolen; een naauwkeuriger onderzoek naar de bekwaamheid der Lands of Stads Genees- en Heelmeesters in dit vak, by gelegenheid hunner aanrtelling; het vertaaien van eenige der beste in het Hoogduitsch gefchreevene Werken over deeze HofTe, &c. In de derde plaats bandek de Schryver over de Staatkundige Geneeskunde, welker voorwerpen zyn: de Luchtzuivering in Steden , Gasthuizen , Schooien , Kerken, Schepen, enz.; het opzicht op Voedzels, fpys en drank; de voorzorg tegen noodlottige gevallen, die niet alleen bittere rampen, maar zelfs den fmertelykften dood, kunnen veroorzaaken ; gelyk daar zyn de beeten van verlcheurende dieren, en inzonderheid de Hondsdolheid; de voor-  VAN D. HEILBRON. 571 voorzorgen, die in acht moeten worden genoomen, aangaande Drenkelingen en andere fchyndooden; de behoedmiddelen tegen de befmetting der Rotkoortzen, Persloop, Kinderziekte, enz. eindelyk de middelen, om het onteeren der konst door Piskykers en andere Kwakzalvers te beletten, eb daar en tegen ook te bewerken, dat de Geiieesheeren hunne plichten behoorlyk volbrengen. Zaaken, die al-Ie ten hoogden de oplettendheid der Hooge Overigheid verdienen, en omtrent welke door den Schryver veele nuttige aanmerkingen aan de hand worden gegeeven. In de laatfte plaats befchouwt de Schryver de Volksgeneeskunde , onder welke benoeming hy bevat eene Geneeskundige Zedekunde, die de waardy eener opgeklaarde Genees- en Heelkunde algemeen doet erkennen; welke voorts aan de hand geeft, en, zo veel mogelyk is, doet eerbiedigen , eenige algemeene regelen aangaande een goeden leefregel ter opzichte van Spyzen, Dranken, Kleeding, enz.: terwyl zy alle fchadelyke gewoonten en vooroordeelen, welke op de algemeene Gezondheid een aanmerkelyken invloed hebben, tracht uit den weg te ruimen. De verbetering in dit vak meent de Schryver, dat onder anderen het bést zal worden bekomen door de medewerking eener verftandige en wel onderrichte Geestelykheid, gelyk ook door het mededeelen van algemeene Gezondheidslesfen aan het volk, door de daartoe gefchikte Geneeskundige Almanakken. In het Adres, voor het gemelde Vertoog geplaatst, dringt de Schryver inzonderheid aan op de noodzaakelykheid van eene Geneeskundige Staatsregeling, of Opper collegium Medicum , aan welke het beraamen der nuttige voorzorgen , tot verbetering der gebreken in het geneeskundig vak, en derzelver inftandhouding, zoude worden toebetrouwd. Gaarne erkennen wy, dat zodanig een Collegie veele nuttige zaaken zoude kunnen ten uitvoer brengen. Dan van een anderen kant komt het ons ook voor, dat, indien men alles, wat aan frank en anderen, die in dit vak voornaamelyk crediet bezitten, in de hersfenen is gekomen, wilde doen uifvoeren en met wetten bekragtigen,men, onder den titel van Geneeskundige Voorzorgen, eene ondraagelyke dwingelandye zoude invoeren, en den - Bataven een juk opleggen, erger, dan 'er ooit door eenig Volk is gedraagen. De Commisfie, tot Onderzoek der ftukken van den Heer heilbron benoemd , is hierom Pp 2 ook  57^ ADRES EN VERTOOG VAN D. HEILBRON. ook zeer huiverig geweest, om dit Gerechtshof van Medicinale Inquifitie aan tepryzen, en zommige der verlichtite Leden der Nationale Vergadering hebben hetzelve , als fchadelyk, verworpen. Rapport der vereenigde Commisfie, benoemd door de Municipaliteiten van Oost- en West- Zaandam, en door het Departement Zaandam , der Maatfchappy: Tot Nut van 't Algemeen; ten einde een Ontwerp ur verbetering der Schooien aan beide plaatfen te vervaardigen. Te West ■ Zaandam, by H. van Aken , 1797. In gr. 8vo. 60 bl. Met genoegen verneemen wy, dat men , federt geruimen tyd, vooral zints de jongde verandering van Regeeringsbeftel in ons Vaderland, meer algemeen bedagt is, om daadelyk hand aan 't werk te flaan ten opzigte van de Verbetering van het Schoolweezen ; eene zaak, zekerlyk, van het uiterfte aanbelang en van de hoogfte noodzaakelykheid, zal immer de zo zeer gehoopte algemeene verlichting en verbetering van zeden, de wensch van alle braaven, tot ftand gebragt worden. Wat ook de uitflag van het werk zyn moge, de Opvoeding der Jeugd , waarop het Schnolweezen zo groot een invloed heeft, is van te groot een aanbelang, dat zulks in deeze dagen, alwaar men naar middelen tot herftel van al het vervallene omziet, geen voorwerp van ernftige opmerking zyn zou ; en de welingerigte poogingen zullen , onder den Goddelyken zegen, niet misfen door eenen goeden uitflag bekroond te worden ! De loffelyke Maatfchappy, Tot Nut van 't Algemeen, fteeds nuttig ter Verlichting, toont zig hierin ook byzonder werkzaam. Nog onlangs gaven wy hiervan eene proef in ons Maandwerk C*j. De bovenftaande Titel van dit Raport geeft genoeg te kennen, dat de voorgeftelde Verbetering van het Schoolweezen te Zaandam ook aan die loffelyke Maatfchappy, met medewerking der Municipaliteiten, haare herkomst verfchuldigd is. Een kort verflag zal toereikend zyn, om de Hoofdtrekken van de, in dit Raport voorgeftelde, Verbetering op te geeven. Het Raport is Tweeledig; doet vooreerst verflag van den (*) Zie boven, bl. 388.  RAPORT WEGENS DE SCHO0LEN, ENZ. 573 den tegenwoordigen ftaat der Schooien in gemelde Dorpen, en geeft voorts op, de middelen ter Verbetering. — Het eerfte gedeelte bevat de gewoone klagten over de plaats hebbende gebreken ten opzigte der Gebouwen ol Schoolvertrekken, als te klein en te fomber. Meer eenter klaagt men over de ongelykmaatige yerdeelmg van het aantal der Schoolieren in de onderfcheidene Schooien, dan over het aantal zelve, terwyl dit in t geheel beloopt te Westzaamdam 495, te Oostzaandam 491; t geen de Commisfie voorkomt voor een plaats van 5000 zielen verbaazend weinig te zyn. Het is, buiten twytrei, een algemeen gebrek, dat de Ouders, vooral de benoeltisen, hunne kinderen te. vroeg van School neemen, om dus het Schoolgeld te befpaaren, en, door de kinderen op eenig handwerk te ftuuren, daarvan eenig voordeel te genieten. Wat flegte gevolgen ook zulks in t algemeen hebben moge, kan, onzes oordeels, den min gegoeden Uuderen zulks niet zo zeer ten kwaade geduid worden, daar eene noodzaakelyke bezuiniging hen daar toe verpügt. •Het komt Recenfent dus voor, dat daarop wel voornaamelyk de aandagt moet gevestigd zyn, en hy is van o-edagten, dat de oprigting van algemeene Schooien, alwaar het onderwys niet alleen van kinderen, wier ouders bedeeld worden, maar van allen, zonder onderfcheid, g ratts gegeeven wordt, gelyk in zommige Steden, b. Amfterdam, plaats heeft; Avondfchoolen, alwaar zy, die dagelvks op eenig handwerk zyn, kunnen onderweezen worden, of het aanleggen van Liefdefondfen, ter goedmaaking der onkosten voor min vermogenden, het intrekken der gewoone Bedeelingen aan behoeftige Ouders, welke hunne kinderen dit onderwys onttrekken, het best zouden gefchikt zyn, om deeze gebreken te verhelpen. De verdere opgaaf der gebreken , als bykans overal dezeltde zynde, gaan wy ftilzwygend voorby. Ter Verbetering verlangt de Commisfie betere Locaalm, voorzien van een ruime plaats, alwaar de Schoolleren vooral de kleinen, onder opzigt kunnen lpeelen. Ons komt dit minder noodzaakelyk voor in Schooien, waarin de kinderen, even gelyk in Kostlchoolen, niet den geheeelen dag opgefleoten zitten. Men moet den Schooltyd maar niet te lang ftellen, 't geen voor Schoolhouders en Schoolieren te verdrietig is. Drie Schooltyden eiken dag, ieder van ongeveer twee uuren , zal toereikend zyn. De School - Commisfie ftelt voor, 111 Pp 3 elke  574 raport wegens de schoolen élke School, meer dan vyfo'g of zestig Leerlingen bevattende , eenen Ondermeester aan te ftellen, en voorts eenen tweeden, zo het aantal Leerlingen boven de honderd ftygt. Tot het Schoolonderwys wil men ook gebragt hebben de Aardrykskunde, vooral des Vaderlands, en ftelt daartoe voor, eenige Kaarten, als des Aardkloots en der vier Werelddeelen en van ons Vaderland , in de Schooien op te hangen ; om daardoor de kinderen, by wyze van gemeenzaam gefprek , volgens aanleiding van de Aardrykskunde van paff , hierin te onderrigten; 't geen, onzes achtens, wel algemeen ingevoerd mogt worden, als zynde deeze kennis hoogstnuttig, zo in het dagelyks leeven, als in het leezen van gefchiedemsfen en goede Reisbefchryvingen, welke zo zeer den algemeenen leeslust uitlokken. . Aldus wil men ook Algemeene Tafelen ontworpen hebben, waarop de merkwaardigfte gebeurtenisfen des Vaderlands gefteld, en naar de voornaamfte Tydvakkcn gekleurd zyn, om naar zulk een modél in de Historie des Vaderlands eenige bandleiding mede te deelen. Indien dit, zelfs eenigermaate , wel zou flaagen, zouden de Schoolmeesters veel kundiger moeten zyn , dan zy in 't algemeen gevonden worden, daar de gewoone kundigheden de maate van Lezen, Schryven, Zingen en Cyfferen niet overfchryden. De Regten van den Mensch en Burger by du Mortier, martinet"s kleine Cathechismus der '"Natuur, en andere, worden voorts als nuttige Schoolboeken voorgefteld. Over het geheel komt ons voor, dat de Commisfie te veel kunde en gefchiktheid vooronderftelt in de Schoolmeesters, wanneer zy willen, dat deeze zaaken, gelyk ook de Zedekunde , den kinderen door gemeenzaame gefprekken Cof overfpreekingen , welk woord van nieuw maakfel en duistere betekenis men daartoe gebruikt heeft), en met aanwyzing van charakters van braave menfehen, zullen geleerd worden. Ten opzigte der Christelyke Pligten, zegt de Commisfie, is haar dusverre geen boekje voorgekomen , zo als zy het wensebte; zy heeft echter de kenmerken niet orgegeevcn. Wy beveelen intusfchén haare aandagt het Godsdienftig Onderwys voor jonge Kinderen. Voorts wil men elke School in drie Clasfen verdeeld hebben , en een rangfehikking naar de vorderingen; 't geen in een welgeregeld School zeer nocdzaakelyk is. Het Hoofddeel over de Belooningen en Straften is in ee-  van o. en w. zaandam. 575 eenen waarlyk Diclatoriaalcn ftyl gevat. Grootsch klinkt reeds de aanhef: „ Elke School is eene Maatfchappy in 't klein. Een Schoolwetboek, met by voeging en !', bepaaling van algemeene belooningen en ftraffen, is een „ behoefte voor een welgeregeld School." Ons dunkt, dat zulk een Wetboek wel in een klein blaadje zou kunnen bevat worden, ten zy men verkiest, in plaats van juiste bepaalingen, het Wetboek te vullen met algemeenheden. Alles zal, onzes bedunkens, hier bykans alleen afhangen van het oordeel en beleid van den opleider der jeugd. De ftellers van bet Raport fchynen geheel vergeeten te hebben, dat de Burgers, welke in hunne Maatfchappy worden opgenomen, knaapjes van 6, 7 of 8 paren zyn. , Bv de intreede," leest men, „ in het School moetende wetten aan den Schoolier byzonder worden voorgenou- , ' den; en NB. deeze moet aan den Onderwyzer flegttg bell looven (wy dagten of het ook zweer en hadt moeten zyn; ', gehoorzaamheid aan de Wc* " Men hadt hier wel den, Regel van viiigilius mogen plaatzen : fic parvis componere masna Jolebam, , De inrigting zal den Leezers vry zonderling voorkomen*, „ waarby de oudfte, meestgeoefendfte en braaffte, Leerlingen tot beoordeelaars verkoozen wierden, die " volgens de^Wet ftraf diSteeren moesten , en waarby ' aan den Onderwyzer alleen de goedkeuring van het ', vonnis of het bewyzen van gratie overbleef. Uns komt voor, dat deeze kleine Vreederegters het, buiten de School, zwaar by hunne makkers zouden te yerandwoorden hebben. Dat men toch eens alle Pedanterie leere ter zyde ftellen! Wy moeten echter niet nalaaten te zeggen, dat wy 'er, ten befluite van deezen geleerden voorflag, zeer wyszelyk vinden bygevoegd: „ Wy zu . len niet beflisfen, in hoe verre zulks reeds uitvoerlyk zy." Dit reeds fchynt hoop te geeven, dat 'er eerlang èen wvzer geflagt van kinderen zal opftaan. Doch dan zullen ook de flrafwetten misfehien wel onnoodig zyn. Onder de flrafwetten ftaat: „ Uitfluiting voor eemgen ,, tvd van deeze of gene Lesfen of onderwyzingen. Dit zou een heerlyke ftraf voor de luie jongens zyn. Pp 4  576 TH. ERSKINE Befchouwing van de Oorzaaken en Gevolgen des Tegenwoordigen Oorlogs van Engeland met BYankryk. Door Thomas erskine. Naar den Vyf en - twintigflen Druk, uit het Engelsch vertaald. Te Amfterdam, by J. Yntema, 1797. ƒ« gr. 8vo, 147 bl. Mank, gelooven wy, gaat fomwylen de gevolgtrekking, om uit het vertier van eenig gefchrift te befluiten tot deszelfs innerlyke waardy, of den heerlchenden geest der Natie, die alzo haare gretigheid aan den dag legt. Buiten eenig ons bekend voorbeeld intusfchén is het ve'rfchynzel, 't geen Tytelblad en Voorreden ons hier aankondigen. Thomas erskine is welbekend als een der meestberoemde onder de Engelfche Rechtsgeleerden. Te meermaalen verzettede hy zich , met kracht van redenen en met den besten uitflag, tegen aanklachten en befchuldigingen, ftrekkende om de Vryheid, iederen Engelschman toebehoorende, te fmooren of te fnuiken. En als Parlementslid behoort hy ongetwyffeld tot die Tegenparty, welke by elke ftemming de fmartelyke vernedering gevoelt, van te ontwaaren, hoe zwak haare tegenftribbelingen zyn tegen die minilteriaale maatregelen , welke alomme bekrachtigd worden door de goedkeuring der beide Huizen, waarin het ganfche Britfche Volk wettiglyk wordt vertegenwoordigd. Met den aanvang deezes jaars fchreef erskine het Stukjen 't geen wy nu voor ons hebben , als een gcesfel voor de Raadslieden des Konings , en als een allervinnigfte aanval op hunne verderfelyke eigenbaat en onbegaanbaarheid met zich zeiven. Die aanval intusfchén trok derwyze de publieke aandacht tot zich, dat, binnen het beloop van negen maanden, het ongehoorde aantal van Een-en-dertig nieuw opgelegde Uitgaaven in omloop geraakte. Eene daadzaak voorwaar, welke ten allerlterkften den geest der Natie fchynt te kenmerken , als zich ganfchelyk voegende by de in de Parlements-debatten altoos zo gehaatte en belasterde Oppofitie s party. De aangeroerde omftandigheden moeten op zich zelve reeds de weetgierigheid onzer Landgenooten uitlokken , om van den inhoud eens zo veel gcruchtmaakenden Staatkundigen Gefchrifts onder onze Nabuuren en tegenwoordige X'yanden niet onkundig te blyven; en dank zy den  BESCHOUWING. 577 \ den Vertaaler, die deeze moeite wel op zieh heeft gelieven te neemen, en zyne taak getrouwlyk volvoerd Wat den Inhoud belangt; ter gelegenheid van zyns Majefteits Boodfchap van 16 December 179^ wege"s de toen afgebrooken Onderhandeling met Frankryk , en de openlegging der byzonderheden daar van aan het Parlement, ftelt de Schryver zich voor, het gehouden geurag van Engeland, van den aanvang der gereezene onlusten at, naauwkeurig te ontleden, en zich daar in bovenal te bedienen van zulke Hukken, als door het Miniftene zelf, by het overleggen hunner verrichtingen aan de Parlementshuizen, boven allen tegenfpraak gewettigd zyn. -— Dit doet hem aanvanglyk te rug treeden tot de voorheen altoos zo overboodige jaloersheid des Engelichen Volks op zynen Regeeringsyorm; byster contraiteerende met de nu zo geringe deelneeming en volkoomenfte onverfchilligheid. Het doet hem het oog wenden op den Amencaanlchen Oorlog, als de kiem van den tegenwoordigen; op de overeenkomften en verfcheidenheden van deeze beide twisten, en inzonderheid op de gedraagingen van den eerften Staatsdienaar PM; zo als hy, in het eene zo wel als in het andere voorval, een aanmerklyken, maar wydverfchillendcn, hoofdrol heeft gefpeeld. Vervolgens omwikkelt hy inzonderheid de flappen des Engelfchen Beftuurs, van den vroegften aanvang der Franfche Omwenteling af, zo als eene in Engeland opgerichte Sociëteit, onder 1 den naam van Vrienden des Volks, en uit een vyftigtal Lieden van rang, bekwaamheid en goed gedrag, beftaan. I de, en verbetering bedoelende in de verregaande ongelyke Vertegenwoordiging des Volks in het Huis der Gemeenl ten, aanleiding hadt gegeven tot 's Konings Proclamatie van ai May 1792; om met opfchortmg der Acte van habeas corpus de alarmkreet te verfpreiden tegen alle Franfche beginzels , en tegen allen die op de geringfte I verandering in de Vertegenwoordiging des Volks in het I Parlement loerden. Het hoofddoel des Schryvers in deezen is, niet om Frankryks gedrag ie verdedigen; veel min om het beruchte Franfche befluit van 19 November 179a te rechtvaardigen ; of te willen zeggen dat Engeland zich veilig op de oprechtheid en duurzaamheid der branfche daaden zou hebben mnogen verlaaten ; maar het ftrekt inzonderheid daartoe, om te beweeren, dat 'et tegen p p 5 Frank-  5?3 TH- ERSKINE Frankryk meer gezondigd is, dan hetzelve zondigde; dat het door de faamverbonden Mogendheden vroegtydig gedreeven werdt tot maatregelen van buitenfpoorigheid, welke anders zouden zyn afgeweerd, en dat het reeds gebeurde, tot na den dood des Konings zelve, geen weezenlyken grond gaf aan Engeland, of tot een oogenbliklyken oorlog, of ter afwyzing van minzaame onderhandeling, tot welk laatfte in het Engelsch Parlement meer dan ééne vruchtelooze motie werdt gedaan, en waartoe de Franfchen, zo ten tyde des Konings, als by het Republicains bewind, alle wenfchelyke gelegenheid gaven, met nadere uitlegging zelfs des Decreets van 19 November, als nimmer toepaslyk op eenige Regeering, door den algemeenen wil des Volks met de daad bekrachtigd. Sterk koomen dus hier op den Voorgrond de minlyke ftappen en de vriendlyke houding althans, fteeds door den Gezant Chauvelin in acht genoomen, zo voor als na den dood des Franfchen Konings, om een Vredebreuk te vermyden; hoe men van den kant van Engeland dit met weinig heuschheid beantwoordde; alle handeling ontweek, en eindelyk den 24ften January 1793 hem gebood Engeland te verlaaten; wordende dit bevel uitdruklyk gezegd gefchied te zyn, om reden van het jong/ie fnood bedryf te Parys gepleegd ; en omdat geenerleye onderhandeling op eenige voorwaarden kon ingewilligd worden. Tegen het zwakke en onftaatkundige nu van deezen eerften aanvanglyken grond des Oorlogs voert de Schryver meesterlyk aan, veele bedenkingen , die gezond verftand, Historiekennis, en Engelands eigen waar belang hem aan de hand geeven ; het ingemengde voorgeeven, als ftrekte de Oorlog om de zaak des Christendoms te handhaaven, wordt hier niet vergeeten; en alles inzonderheid aangedrongen door eene fchets des welvaarens 't geen Engeland door behoud des Vredes zou hebben kunnen genieten, in tegenoverftelling van het in 't oog loopende en dreigende gevaar voor kapitalisten en eigenaars van fondfen , ontftaan uit de tegenwoordige voorbeeldelooze geldverfpilling , waar voor de Raadslieden des Konings in allen gevalle zich door hunne ongeneigdheid tot eenige poogingen ter bemiddeling , zyns oordeels, verantwoordelyk gemaakt hebben. Den oorfprong van den Oorlog dus opengelegd hebbende, gaat de Schryver verder voort om de blindheid en hardnek-  beschouwing. 579 neKKigneiu aau ie wytv.ij, waamn.», •—*-&-r— is, in weerwil der gunttigfte gelegenheden om dezelve in den aanvang een"einde te doen neemen, en niet tegensftaande veele gebeurtenisiën klaarlylc beweezen hadden ■de onbereikbaarheid der oogmerken, waarom 'er in volïhard werdt. Dit gedeelte vervolgt naauwkeurig den loop 'der Britfche Staatszaaken ten opzichte van Frankryk 'door de jaaren 1793 tot het flot van 1796. Het i vertoont hoe de Hr. Grcy in 1793 reeds in het Lagerhuis 'een Adres voorfloeg aan den Koning tegen het wangedrag zyner Staatsdienaaren, de Natie zonder eene evenredige 'noodzaaklykheid in den Oorlog dompelende, met verzoek laan zyne Majefteit om de eerfte gelegenheid waar te | neemen tot het maaken van een einde aan de vyandlykiheden; hoe hy dit in 1795 herhaalde; hoe tastbaar dubbelhartig Pilt en de zynen dit lteeds verydelden; hoe fer voorts in 1796 door Wickham met Barthclemi gehandeld, daarop de zending van Lord Malmesbury naar Pa. rys gevolgd, en in dit alles door het Britfche Ministerie een gedrag gehouden zy, 't welk hunne ernfhge begeerte om den Vrede te zoeken duidelyk genoeg logenftraft, en openlyk aan den dag legt de meenigerlye kronkelingen, waar in zy zich hebben moeten draaijen, terwyl zy i daar door geheel waggelend en ltrydig zyn geworden 4 met zich zei ven; en de fchynbaare gehoorgeevingen aan )! Verdrag enkel ondernoomen werden om tyd te winnen voor de Geldnegotiatien; zo dat, op het flot van 1796, Jde Natie, als in vollen tegenfpraak met den aanvang des krygs, moest gezegd worden in Oorlog te zyn om Belgium, 1 of de eertyds Oostenrykfche Nederlanden. Is de ftof van dit gefchrift zo belangryk voor elk die ide groote gebeurtenisfen in Europa van verfchillende zyiden onpartydig wenscht over te zien , niet minder heeft 1 de manier der uitvoering aanfpraak op de ernftige over\ weeging van allé onzydigen. De naam van erskine . verheft hem reeds verre boven den gewoonen zwerm der - Verdedigers of Antagonisten in Staatsgefchillen. Wat ■ men ook gevoele van 's mans denk- of betoogwyze, men • map- hem den lof niet betwisten van zyne nafpooringen ; aim°het publiek te hebben medegedeeld met kalmte, met I deftigheid, met bedaardheid, en, fchoon wel op een ernfligen en nadruklyken toon , geëvenredigd naar het 1 belang der zaake , echter zonder eenig inmengzel van die : perfoneele bitterheid , waar door maar al te vaak de  g8o th. erskine beste voortbrengzels van deeze foort jamvnerlyk bezwalkt : worden. Van hier dat zelfs aan Pilt en Burke de wel- • verdiende lof hunner fchranderheid en uitfteekende be- ■ kwaamheid in meer dan één opzicht rykelyk wordt toe- ■ gezwaaid; hunne tegenkanting tegen den Nationaalen wel- • vaart wordt door de natuurlyke zwakheden van het: mcnschlyk hart, hier misfehien beter dan ergens, ver- • goelykt, en van zekere zyde als verfchoonbaar voorge- ■ draagen, zo lang zy alleen worden aangemerkt in hum burgerlyk karakter. „ Op dit burgerlyk karakter (zegt i erskine, en hy houdt 'er ten vollen woord in) doe i „ ik geenen aanval. Het ftaatkundig beftaan des Minis- ters is de zaak waar het hier om te doen js. En ik „ gevoel eenen pligt tot het toetzen van zyn gedrag in : „ die hoedanigheid. Myne openbaare onderneeming „ om hem te keer te gaan ftaat even open voor de : „ beoordeeling der waereld. Onder de openbaare be- i „ gunftigers in het Parlement van de maatregelen, ivaar 1 ovar ik klaag, en onder de hoogere klasfe van Men„ fchen, die dezelve met gelyken yver begunftigden, , „ ken ik 'er veele , zeer veele perfoonen van den hoog- < „ ften rang, van onbefprooken eerlykheid , en van een „ helder verftand , hoe zeer ook in dit byzonder onder„ werp misleid. Het verftrekt my ftof van groote ver- ■ „troosting, te gelooven, gelyk ik in opregtheid doe, „ dat, niettegenftaande de hooge vlucht van weelde en „ bederf, de Natie verlicht en deugdzaam is. Perfoon„ lyken hoon of verwyt zoek ik inderdaad op niemand „ in het byzonder te laaden, het zy dan amptenaar of „ burger. . Eens ieders byzondere beweegredenen laat ; „ ik aan zyn geweeten over, en aan Hem die ze alleen „ kan doorgronden. Doch deeze gevoelens, welke by,, zondere eer en openbaare welvoeglykheid gelykerhand „ van my vorderen , laaten my echter in het volle bezit ,, van het voorregt eens Britfchen Onderdaans, 't welk ,, zich onbevreesd zal blyven uitoefenen, door de vol,, komene uitfluitende en Conftitutjoneele verantwoorde„ lykheid voor alle de gevolgen op die Staatsdienaars te „ laaden, welke, amptshalven, de maatregels aangeraaden „ en volvoerd hebben , welke die gevolgen daarftel„ den." Van de echte Britfche Conftitutie verklaart zich de Heer erskine een driftig bewonderaar te zyn, en ongezind om daar van een hairbreedte aan andere beginzelen  BESCHOUWING» 5"1 on te offeren; willende altóós de eerfte zyn tot derzelver verdediging, al» die door Opvoeding derzelver waarde beterd! n veele anderen heeft leeren kennen. „ Maar de ' deugdlykheid dier inzettingen, (zegt hy) de gemeene ^Sterns der Natie by eene zuivere aankleving aan dezelve, en het openbaar crediet van den Staat, overtuigen my, dat onze'behoudenis volftrekt moet afhingen0van een fpoedigen en opregten Vrede , gezoet ! in den eeest des vredes , en gebouwd op zuiver vreedzaame beginzels. De Natie zou daar by geene verne" S ïylen, hoewel de Staatsdienaars m ongenade " zouden vervallen. Zonder Vrede, en eenen Vrede op "duurzaamen grondflag, kan deeze Natie, met a den " Koophandel welken de waereld kan opleveren, haare bezittingen niet handhaaven, en moet, naa een nationaal S oef, in de klaauwen eener Revolutie vallen Beuzeiachtig en verachtlyk daarom zyn alle de begaafdheden deT Britfche Staatsdienaren tot het voeren van ' bewind in het groot of klein, vergeleeken met die welke hen bekwaam maaken tot den post van VjetouJeM, en tot Voogdyfchap over denzelven na dat hy zal ge" ifoo en zyn Loosheid en trotsheid zyn geene deelen " van die bevoegdheid. Tot hunne eigen yerhooging ' hebben onze Staatsdienaars hun Vaderland diep genoeg vernederd. Laaten zy van ftand wisfelen, en, op dat ' hun Vaderland nu verhoogd worde, z.ch zeiven verne1 MdSn Daar'toch de Vrede alleen Groot- Britanme ''niet behoeden zou in den tegenwoordigen ltaatder waereld, zo als de Oorlog dien heeft daargefteld; maar het bovendien onvermydelyke aanftalte moet maa! " ken om zich te ontheffen van zyne lasten, en van ' "dat Serf,% ?een dezelve veroorzaakte, door de ' " edelfte daaden van klpekmoedigheid en zelfverlocher, ning, en door het ftrengfte voorfchrift van fpaarzaam- ' " ï£Kan zyn dat aan eenige Nederduitfche Leezers het Gefchrift als te droog en niet populair genoeg toefchyne: als gefchreeven voor het denkend Gemeen, vervalt echter, onzes oordeels, alle klacht over gezochte duisterheid; inzonderheid wanneer alles berekend wordt naar de geïïrtheid der Britfche Natie, onder welke zo veelen der ïringfte Ambachtslieden wel geftemd zyn om over zulkeStaatsgefchillen bondig te oordeelen, en den draad te volgen van dat gezeten aaneengefchakeld redeneeren (clofc  533 th. erskine, beschouwing. reafoning) waarmede alle overweegingen hier aan hunne ërnftiglte oplettendheid w rden voorgedraagen. Stelt dus de Nederlander 'er eenig belang in, om te weeten, hoe onder onze vyanden, zelfs door eenige der verftandigften, over den tegenwoordigen toeltand van zaaken geredenkaveld wordt , of wil hy als deelhebber in de Engelfche Fondfen ingelicht worden, of en in hoe verre hy zich over derzelver vastheid met reden bekommere, of 'er alle befchroomdheid over mag wegwerpen ; in beide gevallen zal hy hier een aangenaam en gewenscht onderricht bekomen kunnen , en zich der hier aan befteedde moeite in het minfte niet beklaagen. Nu de berichten wegens den getekenden Vrede tusfchen Oostenryk en Frankryk ook naar Engeland zyn overgebracht, op het eigen tydftip dat het Parlement vergaderen moet, en na den nederlaag der Bataaffche Vloot, wenfehen wy hartelyk, dat de in dit Gefchrift verfpreidde gevoelens hun heilwekkend zaad verder ontwikkelen moogen, en dadelyk vruchten geeven tot zulk eenen Vrede, waar van alle bewooners, van Europa de lieflyke vruchten plukken moogen; eenen Vrede welke als geheel gefchept kan worden uit deeze eene en allereenvoudigfte waarheid, die wy hier nog ten flot met de woorden van erskine affchryven: „ Frankryks toekomftige meerderheid in „ de fchaal van Europa (hoedanig ook de eïndelvke „ voorwaarden des algemeenen Vredes moogen weezen) „ moet ten allen tyde van zo veel gewigt zyn uit ,', hoofde der vrugtbaarheid en uitgebreidheid van des„ zelfs grondgebied, zyne onmeetelyke bevolkinge, en „ den werkzaamen aart der bewooneren, dat deszelfs be„ trekking tot Engeland nooit onverfchiilig zyn kan. Al„ tyd moet het een allerwenfchelykst bondgenoot of een „ allergeduchtst vyand weezen. Indien wy, inderdaad „ vrienden op eerlyke beginzels waren, de oorlog moest „ eene eeuw lang van de aarde verbannen zyn. Indien 8, wy uit verachtelyke vooroordeelen blyven over hoon „ leggen, moet de aarde in bloed verzuipen." Veel fchoons zouden wy uit dit Werkje nog kunnen ontkenen; doch ons Bericht is, onder de hand reeds breeder uitgeloopen, dan wy ons hadden voorgefteld.  c. zillesen, wysgeerige beschouwing. 583 Wysgeerige Befchouwing over de Reprefentative Regeeringe, ter beoordeeling over de aanftaande Bataaffche Confiitutie. Door c. zillesen. Te Utrecht, by G. T. van Paddenburg en Zoon, 1797. In gr. 8yo. 100 bl. Een Schryver, die, binnen een zo kort tydsbeftek, over een zelfde of foortgelyk Onderwerp, zo herI haalde keeren gefchreeven heeft, als de Burger zillesen, en meer of min zyne ftoffe in een wysgeerigen vorm ge; gooten; moet zeker menigmaal tot dezelfde en foortge* lyke denkbeelden wederkeeren. Dit is ook hier met de ; daad het geval. De Verwerping des Ontwerps eener Conftitutie door de Natie heeft hem uitgelokt, ,, om te „ beproeven of deeze Stofte niet langs de grondbeginzelen „ van eene proef - ondervindelyke Wysbegeerte te behan„ delen was, ten einde het Volk een des te beter deuk„ beeld van eene Reprefentative Regeeringsvorm te gee, „ ven." De uiterften der Democratie merkt hy aan , van het Reprefentative afwykende, ftellen ons bloot voor aanhou: dende verdeeldheden, en daar uit volgende regeeringloosj heid; daar een al te groote en onbepaalde Magt aan het / Wetgeevend, en wel byzonder aan de Uitvoerende Magc ten gegeeven, niet zelden misbruikt wordt ter onderdruki king of overheerfching; doch, omgekeerd, deeze Magten al te naauw beperkt zynde, maakt zulks hun magtloos , t om het hoogst mogelyk goed uit te werken, en het kwaade i te weeren of voor te komen. Te zeer ftaat deeze Befchouwing, volgens de Schryf«. wyze van zillesen, in verband, om, voor ons beftek, des ; Een kort begrip te geeven. Op het Finantieele was des d Schryvers aandagt in voorige ftukken byzonder gevestigd, c en zo ook hier; hy fchryft deswegen: „ Het is te verwon' „ deren geweest, dat daar 'er zoo veele aanmerkingen op ,, het voorig ontwerp van Conftitutie zyn geweest, weinigen „ haar aandagt tot het Finantieele bepaalden, daar het ,, nogthans het gewigtigfte van de Conftitutie was; en „ daar in (gelyk hy agt aangetoond te hebben) de groot„ fte dwaalingen waren ; want een gebrekkig bewind ; kan door braave Vertegenwoordigers nog zodanig be„ ftuurt worden , dat het gebrekkige geen zichtbaare ,, nadeelen doet; maar is het Finantieele liegt, dan is „ het  584 C' ZILLESEN « het zedelyk Staatslichaam, even als een mensch, die „ al deszelfs omkopende vochten bedorven zyn , om dat , het geld in dis Staatslichaamen is, als het bloed m de natuurlyke lichaamen, en thans laboreert onze zedelyke •„ Staatsperfoon aan een Geldteering, een ziekte, die, zon„ der de rechte middelen te gebruiken, doodlyk zal wee„ zen. In ons gansch Finantieweezen is niets goeds, i, alles is onevenredig, en de meeste belastingen, vooral „ by talryke Huisgezinnen, komen neder op den armen „ burger, en braaven middelftand, die inde Steden woo„ nen." , „ Was, voegt 'er de Burger zillesen nevens, het voo„ rig Ontwerp van Conftitutie gebrekkelyk in het Fi„ nantieele, in het Departementaale waren nog zo veele „ overblyfzelen van het voorig Bewind te vinden , dat „ veele zaaien maar in naam veranderd wierden." Neen!" laat hy 'er met een penneftreek op volgen, „ ons ganfche Staatsgebouw moet tot den grond toe af„ gebrooken, en niets ouds daar in gelaaten worden, of, „ het nieuwe word 'er daadlyk door aangeftooken en „ bedorven." Welk een wyd verfchil, dagten wy, dit kezende, tusfchen deeze zet en die weleer uit de pen van aitzema vloeide: „ De groote Gebouwen, welkers Fundamenten „ men uitgraaft en ondertusfehen op fchroeven of andere „ ftutten gefteld moeten worden, komen dikmaals te cor„ rueeren ; immers veeltyds meer fchade door confufie „ te lyden als de nieuwe Fundamenten voordeel aan„ brengen." (Aitzema zaaken van Staat en Oorlog, XIV D. bl. 242.) , • In al het dus overdragtlyke kan men fpeelen; dan de zaak is te ernftig om hier over uit te weiden. Wy onderIchryven het flot van dit Werkje. „ Het is Neérlands Volk „ hun zaak, om in eens zo na mogelyk hun Conftitutie de „ beste volkomentheid te geeven , ten minften dat ver„ volgens aan de Fundamenten niets verandert behoort te „ worden — met korte woorden , deszelfs Staatsrege„ ling diend eenvoudig en wys — deszelfs Stedelyke en „ Plaatslyke Beftuuren overeenkomftig de aart en natuur „ haarer middelen van beftaan — elk huisgezin werk„ zaam — en ieder mensch naar de voorfchrilten van „ Godsdienst, Zeden en Wetten leevende, dan zal on„ ze Bataaffche Republiek, op die onwankelbaare grond„ zuilen gevestigd, beftand zyn voor de zwaarfte Staats- ,, or-  WVSttEERIGE BESCHOUWING. 5% L orkaanen, en otis nageflachte, gelyk oök wy, de Stig'j ters van ons nieuw Staatsgebouw, zegenen tot aan den mond des grafs." • .. Nimmer hebben wy den veelfchryvenden zillesen onder de zeer nette en regelmaatige Schryvers in onze Taaie g'erahg'fehikt ; doch de haast, waar mede hy zyne Schriften thans ter wereld brengt, doét dezelve beneden de peil daalen, tot welke hy anders was opgeklommen. Wv zouden des veele voorbeelden uit de laatite Gefchriften diens Burgers kunnen byhaalen; doen de weinige, daar toe gansch niet uitgezogte, aanhaalingeH draagen des genoegzaamen blyk. Beknopt Tafereel van het Schrikbewind, .voorgefield m de belansryke Qedenkfchriften van den Franfchen burger HONoné rouffe. Te Amflet-dam, by J. Allart, 1797. In gr. üvo. 90 bl. TT^en dik Boek van Staatsmartelaaren zou de Franfche ÏL Staatsomwenteling ten tyde van het Schrikbewind van eenen robespierre kunnen opleveren. DedJag- en. Gefchiedeuisbladen van en om dien tyd verfchaften daartoe ruime ftoffe. Dit kleine Boekske levert eene. bydraage Het behelst een kort verflag van alle ysfelykhederë van het Schrikbewind, met gegronde wysgeerige aanmerkingen, wegens derzelver oorzaaken, doormengd., ,x. z-y zvn°" gelyk de Nederduitfche Vertaaler in zyne Voorreden berigt, „gefchreeven'door den Burger HONORé roufÏÊ welke deeze ysfelykheden zelf van naby befchouwde ,< en meestal op het eigen tooneel, in en by zyne gevangenis, naar het leven fchetfte. Zy draagen de onbetwistbaarlte kenmerken van den waaren Repubhkeinlchen geest van den Schryver. Zy brengen tevens met zich de onwraakbaar fte blykeh van de ontwyfelbaare echtheid der gebeurtenisfen. Een byzondere gedrukte Brief van hem, naa zyn ontflag uit den kerker, aan den waardigen Burger ioseph souque, thans Secretaris van bet Fransch Gezantfchap in den Haag, aan wien hy en zyne lotgevallen volkomen bekend zyn , ftrekt ten waarborge tegen alle vermoeden van eenig verdichtzel. Eindelyk maaken de fraaije flyl en wyze van behandeling dit ftuk, voor den man van fmaak nog . meer belangryk." En mogen; wy 'er by voegen, dit Werkje heeft eenen Vertaaler aangetroffen, die 't zelve eer aandoet. , -x L$fT. 1797. NO. 13. 0,4 J31i'"  HONORé RCUFFE B1^e,ns.,zyne,Voorreden,is het ingerigt om den Bataaf ten af fchnkkenden fpiegel te verftrekken; en af te maanen van alles, wat, ten eenigen tyde, by ons een dergebyk Schrikbewind zou kunnen invoeren. Niet ongepast merkt hy op : „ Welligt zal de naakomelingfchap vraagen, hoe was het mogelyk, dat een edelmoedige, een heldhaftige Natie zulke gruwelen, onder haar oog bedreeven, zo lang kon dulden ? Hy, die 'er ooggetuigen van geweest is, zal gemaklyk deeze nadenkelyke Vraag beantwoorden. Het was eene fchandelyke Onbezorgdheid, eene misdaadtge Onverfchilligheid, van dat gedeelte der Natie, het we k, door deszelfs bezittingen , juist het meeste belang hadt om niet te ilaapen, maar met alle waakzaamheid te zorgen. Het was de misdaadige en ontydige neiging tot het najaagen van hunne gewoone vermaaken, genietingen en uitfpanningen, welke hun van de bemoeijing met den loop der Revolutie te rug hield. Zy weigerden door hunne medewerking tot redding van het lchip yan Staat iets toe te brengen, en zy begreepen met (die ongelukkiger! O dat zy juist daar door de eerlten zouden zyn , die fchipbreuk moes-en lyden. Zv begreepen met (die onbedagtzaamen!) dat zy, door zich aan hunnen phgt en post te onttrekken, het ruimfte veld overlieten aan de vyanden van orde en rust ; aan de zodamgen, die, met berekend om in eene geregelde Maatfchappy , en onder het ryk der wetten, eenigen rol te ipeelen, even daarom voor het herftel van orde en re°t' in de Maatfchappy denzelfden rillenden fchrik gevoelen, welke de watervrees op den dollen hond voortbrengt. Zie daar het fchandelyk verzuim, het welk het bewind 111 de onwaardigfte handen bragt, en Frankryk zo veel bloed en traanen heeft gekost. „ Zodanig fchynt het met den mensch gefteld te zyn, dat de klaarfte redeneeringen, de meest afdoende betöogen , weinig of geen indruk op hem maaken, althans zyne tiaaden met dan zeer zelden bepaalen. De verftandige denker in Frankryk voorfpelde, ja betoogde zelfs, de vreeslyke gevolgen , welke deeze onverfchilligheid omtrent de gemeene belangen noodwendig moest voortbrengen. Hy voorfpelde het; maar hy werd niet geloofd. — Men begon allengskens wel te zien, dat, door het wegblyven van het notabelfte gedeelte der Stemgeregtigde Burgerye, de verkiezingen ten prooije van weinige Intnguanten gelaaten wierden. Men zag wel dat de posten aan de laagfte aan de veragtlykfte foort van Volk werden  tafereel van het schrikbewind, 587' ifléri wëggefchonken; maar berekende nog het verfchrik;jvk gevolg niet. Men lagchte en fpotte met deeze waarlyk belagchlyké verkiezingen: maar welhaast zag toen bittere traanen fcbreijen over een verfchynzel, waar ibver men kort te vooren hadt gelagchen. Men befchulÖigde en vervloekte zichzelven , over zyne ftraf waardige bnverfchilligheid. Men voegde zichzelven deeze verwyitende taal toe: het is onze Onbedagtzaamheid^önze Zorgïoósheid, welke het Vaderland heeft bedorven!" ' Veele van elders bekende fchrik- en moordtooneelen {worden hier op nieuw opengefchooven, met vermelding rvan naamen en characters der ongelukkige flachtorters; terwyl de Characters der hoofdbedryveren in dit bloed[Vergieten, waar van de Menschlykheid te rug beeft^ Woit maar met ysfelykë trekken, gefchetst worden; 1Wy neemen 'et ilegts dit Van over: „ Mar at deedt 'den eerften en grootften ftap, in de verb'aazende tusfchentuimte , welke de monarchaale van de volksregeenng jfcheidt, en zogt het eerfte de wet der gelykheid, (de kemeenfchap van goederen), en juist du gaf hem veel ^T^Dantön, die altoos vreesde, dat de zegekoets der Revolutie niet genoeg voortfnelde, fpande 'er zo veele ipaarden voor, dat zy met hem in den afgrond holden, en iby zelfs onder de wielen verpletterd wierd. • . „ Robespierre was erfgenaam van beiden, en bednmde zich ook van dezelfde middelen; maar deeze middelen iwaren uit den aart verderflyk, en deeden hem omkomen,; /Hv zelf bedacht niets nieuws; heimlyk aanbrengen en ■befchuldigen, bier aan hadt hy al zyn invloed te danken Marat fpeélde dé rol van een Gemeensman, danton van een belhamel, robespierre van een verklik- keWy hebben onder 't leezen al den af keer gevoeld , die zulk een Schrikbewind moet verwekken; maar tevens niet kunnen nalaaten te denken, hoe eene tegenovergeftelde overmaat van Slapheid, waar toe men, in uiterftetf loopende, zo ligt vervalt, der Maatfchappye groote onheilen kan baaren; hoe deeze in Frankryk onlangs bykansdeit ■weg weder openzette voor de onbeë'edigde Priesters, geleed om de rol der Dweeperye met al derzelver fchnkgevolgen te fpeelén. tiri. £ .Krvgs-  585 krygsbedryven Krygsbedryven van den Generaal buonaparte. Uit het \ Framch. In den Hage, by J. C. Leeuweftyn , 1707. In gr. 8vo. 131 bl. De naam van buonaparte is op elks tong; geen Nieuwspapier, zints eenigen tyd, of men vindt dien in 't zelve. Onder zo veele Helden als het Franfche Gemeenebest uitleverde, heeft hy, door zyne Krygsbedryven en andere verrigtingen, eenen roem verworven, die alle zyne Tyd- en Lotgenooten in den bloedigen en langduurigen Kryg overtreft. Een welopgefteld verflag van zyne Krygsbedryven, waarin die Heldenwonderen geregeld voorgedraagen worden, moet een welkom ge-;, fchenk weezen; dit vindt men in deeze weinige bladeren; en meer , te weeten een berigt van zyne Afkomst, Aanleg en Chiracter. Met genoegen hebben wy het geleezen. Gaarne vullen wy eenige bladzyden, niet met 't. ophaalen van 's Helds Krygsbedryven, maar om hem van eenen anderen, uit de Nieuwstydingen min bekenden, kant te doen kennen. Wy bepaalen ons tot eenige Hoofdtrekken, en met die bepaaling zullen wy nog veel moeten agterwege laaten — veel bekorten — veel enkel aanftippen, fchoon 's onbekenden Schryvers toeleg alleen 1 is, eene korte fchets ,, van 's Mans leeven te geeven, en 1 „ uit de daaden, die hy in naauwlyks één jaar verrigt : „ heeft, als Mensch en Held , te leeren kennen." Dit Werkje loopt tot het Tydperk van het tekenen der Vredesvoorwaarden : waar toe zyne Krygsbedryven de Oostenrykers noodzaakten. Neopoeem buonaparte is een Corficaan van geboorte, Speelkind van den Marquis van morboeuf , die, als Bevelhebber der Franfchen op gemelde Eiland, de Moeder yan deezen Held leerde kennen. Zy en zyn Oom saliCetti kweekten in hem vroeg de zaaden van Vryheidsmin; zeer vroeg voerde hy dien Oom toe, als deeze in h een vlaag van gramftoorigheid tegen het Despotismus uit- p voer: ,, Oom\~Corfica zal vry zvn! Men moet iets waa- i „ gen, wanneer men iets wenscht!" Dit zeggen zyner | jongheid mogen wy aanmerken als een grondregel zyns volgenden gedrags. Eene gepaste opvoeding maakte hem i gemeenzaam met de Werken van julius caesar , salus- e tius, tacitus, polybius en homerus. Zyn 1  VAN BUONAPARTE. Zyn Vader bragt hem in Parys in de Artilleryfchool, de kweekfchool der groote Ingenieurs. Hier oetende buonaparte zich niet alleen in de Meet- en Krygskunde; maar ook in de Gefchied- en Zedekunde. C/esar en alexander waren zyne meest begunftigde Helden, zo lang hy enkel hunne kloekmoedige en groote daaden befchouwde ; maar de aanblik hunner ongeregtigheden en wreedheden deeden de bewondering daalen, welke hy hunnen heldenmoed gefchonken hadt. Hy beoefende machiavelli, rousseau, MONTESQUiEU, en meerandere Franfche Schryvers, die over de wetgeevmg lchreeven. Cor/ica hadt zyn gevoel voor onaf hanglykheid opgewekt , America hadt het gevoed , en het leezen yan Staatkundige gefchriften leerde hem, hoe men de Vryheid kan veroveren en handhaaven. Teugdig moedbetoon was te meermaalen het voorteken van een groot Man; met woord en daad liet buonaparte dit blyken. Vervuld met het denkbeeld om te reizen, beantwoordde hy de bezorgdheid zyner Moeder: , Met myn degen op zyde, en met myn homerus m den ' zak, hoop ik door de geheele wereld te geraaken. Moederlyke raad deedt hem van 't reizen afzien. Hy was het die zich bezwaarlyk liet wederhouden om met blanchard in de Lugtbol op te gaan. By -het uitberften der Omwenteling in Frankryk bevondt zich buonaparte in het zuidlyk gedeelte, en was hy een der eerfte werklyke deelneemers; doch met om wanorde te verwekken ; maar om de Vryheid van zyn Vaderland te redden. De Omwenteling van America hadt hem fteeds met het grootfte belang vervuld ; ny agtte FRANKLiN hoog, eerbiedigde Washington, en yerblydoe zich over den toeneemenden welftand van America. Zyn Regiment hadt den Veldtocht in America mede gedaan, en de Vryheids - denkbeelden van over Zee medegebragt. Buonaparte deedt veel tot de oprigting van Volksfocieteiten; want hy vertrouwde, dat door dit middel eene menigte van nuttige waarheden konden verbreid worden. In 't eerst bezogt hy dezelve vlytig; maar zo dra onzinnige fchreeuwers zich alleen het woord aanmaatigden, en niemand , die met goede gronden fprak, wilden aanhooren, verfcheen hy zelden in dezelven. Vervolgens vertoonde hy zich op het Krygstooneel, en maakte zich waardig, dat in 1796 het Opperbevelhebberfchap over het Leger in Italië hem werd opgedraagen. - Q q 3 Wei-  krygsbedryven Weinig dagen vóór zyn vertrek na het Leger, trouwde hy9 pn fteide uit het Bruidsbed na het bloedig Veld van Mars. In Italië zou een Man de hoofdrol Ibeelen wien wy dus gecbaracterfchetst vinden: „ Kloekmoedig en bedaard in gevaaren, onderneemend en volhardend in „ zyne genomene befluiten. Nooit verlaat hem de tegen„ woordigheid van geest, hoe groot dp gevaaren ook „ mogen zyn die hem omringen, en nooit wanhoopt hy „ aan eenen gelukkigen uitflag zyner onderneemingen, hoe ,, moeilyk en netelig de omftandigheden ook mogen zyn, m welken hy zich bevindt. Hy handelt even als ware „ hy boven het noodlot verheeven, en doordenkt zyne „ ontwerpen zo ryplyk, even als waren het enkel toeval„ len, die elke onderneeming hinderden. Het geen hy ondernomen heeft voert hy ftoutmoedig en vaardig uit, „ en met kloekmoedigheid en doorzigt ontwerpt hy oogen„ bhklyk het geen elke voorkomende gelegenheid vor„ dert. —— In groote kringen is hy ernftig en ftil, maar „ m vnendelyke gezelfchappen en vertrouwelyke byeen„ komften lpreekt hy met bevalligheid en duidelykheid. „ Geleerde, wysgeerjge en ftaatkundige gefprekken heb„ ben veel aanvalligs voor hem." Wat zyne geftalte betreft: „ Hy is klein van geftalta en mager , bleek van aangezigt; maar zyn aanblik „ is kloekmoedig en zyn gelaat krygshaftig fj*\ Hy heeft eene ouwrikbaare moedige ziel, een grootmoe,, dig hart vol gevoel, en een geoefend verftand, ryk „ in kennis. Eindelyk, hy is een deugdzaam Zoon, „ een teder Egtgenoot, een getrouw Vriend, en een goed :, Burger. ö Buonaparte's Bedryven, in dit Boekdeeltje befchreeven, bevestigen die Charactcrtrekken. „ Hy befteedde „ al zyn tyd met met den verwoestenden oorlog,'maar ,, trachtte onder het gedruis der Wapenen de Kunftcn te ,, bevorderen." Wat hy te Milaan en Pavia gedaan heeft, zie men op dit ftuk na. Vry was onze Held van Familie-bevordering D;t afgefchreeven. ~ „ De Moeder van buonaparte wooii„ de met haare kinderen te Toulon, alwaar ook een Broeder van hem koophandel dreef. Deeze hadt niet „ zo (*) Spreekend voor dit Charafe is de Beeldteiiis die van hem 111 t groot uitgaat, als mede de kleine voor dit Werkje geplaatst; 'er zyn "er die zo niet fpreeken.  VAN BUONAPARTE. 59T zo dra de setukkige vorderingen van zynen Broeder in * Italië vernomen, of hy was bedagt zich deeze gelegenbeid om iets te verwerven ten nutte te maaken. Hy " fpoedde zich dcrhalven na Italië , vervoegde zich by " zvnen Oom salicetti, die Commisfaris by het Leger " in Italië was. Salicetti bezorgde hem zonder ver" oef eenen zeer voordeeligen post. Maar zo dra buonaparte dit vernam, ontboodt. hy zynen Broeder, en \' vraagde hem of hy geld noodig hadt? A s gy dit noodig hebt, vervolgde hy ftaat ten allen tyde de helft van " het myne ten uwen dienfte; maar ik verzoek u, uwen " nn«t neder te leggen en het leger te verhaten ; want fk wü het ve?wyt niet hooren, dat myne Familie " door mynen invloed aanzienlyke posten bekome. Ik Verzoek u na Toulon te rug te keeren , en gy kunt u '', altyd van de voldoening uwer vorderingen verzekerd •* &en , Tevens beval hy den Commisfaris sali- " cftti den post van zynen Broeder aan eenen anderen " te geeven, en deezen van het leger weg te zenden. " Doch de Broeder van buonaparte ging met weder mTmlon; maar begaf zich na Parys, alwaar hy zich " tót eenen der Ministers wendde, en eenen aanzienlyken " post verkreeg. Zo dra de Veldheer dit vernam, fchreef " hv aan den Minister en verzogt hem zynen Broeder " na zyn Vaderland te doen te rug keeren. " Hoe veel zou ons af te fchryven vallen , indien wy alles wilden opzamelen, wat buiten de bekende, en hier on eene niet verdrietende wyze van zyne Krygsbedryven inP deeze weinige bladen vermeld wordt. Maar mogen wv niet onovergenomen laaten, hoe buonaparte altoos S°t om de bedrukten te redden, de ongelukugen by te ftaan, en vervolgden eene fchuilplaats te bezorgen. Toen hy vernam," vinden wy opgetekend, „ dat een " Fransch uitgeweeken onbeèëdigd Priester, dien hy , " éigens de wetten van zyn Vaderland, voor de regtbank hadt moeten doen betrekken , zich by eene weduwe " ophieldt, welke hem uit medelyden by. zich genomen h en hem onderfteunde, bevool hy uitdruklyk, dee" zen uitgeweeken geen leed te doen ; want hy hieldt "hem voor eenen verdwaalden, die met in ftaat was " fn te zien dat Staat en Kerk geheel van elkander ^ verfchillen en op geheel verfchillende gronden, ge- ',bzïnedSgttrouwe, zyne Vriendfchaps-verknogtheid , 13 Qq 4 wor-  £93 iCR.5rGSBEDn.YVEM worden in een heerlyk daglicht gefteld. Roe Veele zynetf bemoedigende Aanfpraaken, hier vermeld, draagen blyken flat hy zynen geest geoefend heeft in de Gefchiedenis der oude Helden. Eenige deezer draagen zo zeer de kenmerken van die der beste oude Griekfche en Romeinfehe Veldheeren, dat men, dezelve leezende, zich eeuwen te ruggeplaatst oordeelt. De nieuwspapieren hebben ons reeds eenige doen kennen; in deeze bladen treft men de meeste, althans de voornaamfte, aan, en vindt ftoffe van verwondering. Zyne briefwisfeling met den Paus is een blyk van zonderlinge afgerigtheid om zyn geest in den voor den tyd' noodigen vorm te gieten. Is het een zwak, heeft het iets van het dweepende Voor de Oudheid, dat buonaparte Pietole, de geboorteplaats van virgilius, met onderfcheiding beiegent, en met wil , dat zy eenige Contributie betaalen , dat hun geen het minfte leed gefchiedde, en hun zo veel mogelyk de ichade, welke zy geduurende de belegering van Mantua geleden hadden, weder vergoed wierde , wy kunnen hem dat zwak gereedlyk verpee ven. — Zyn zugt Voor de Oudheid, voor Gedenktekenen , voor Kunrten en Weetenfchappen., vormt van buonaparte den befchaafden Held ; wiens Krygsbedryven wy onaangeroerd gelaaten hebben. • fa Eén trek, de Franfchen in dien Krygstocht, en tevens buonaparte's oordeel over hun, ichetzende, mogen wv niet onvermeld laaten. De ÖMenrykers geheel uit Italië verjaagd hebbende, fchreef de Veldheer aan het uitvoerend Beftuur eenen Brief, waar in by zich dus over het Krygsvolk laat hooren: „ Onze Karabiniers en Grenadiers „ fchertzen met den dood. Zy zyn thans de Kavallery „ gewend, en fpotten met dezelve. Niets evenaart hunne 5, onverfchrokkenheid , uitgezonderd hunne vrolykheid, ,, met welke zy de hardfte togten doen. Zy bezingen „ bcurtlings het Vaderland en de Liefde. Men zou den„ ken , dat zy ten minften zouden flaapen, als zy in „ hunne tent komen; maar neen, elk doet dan verflao- 0f „ ontwikkelt zyn ontwerp van verrigtingen voor den"dag ,-, van morgen ; en dikwils vindt men 'er lieden onder „ die zeer juist oordeelen. Eens zag ik een halve Bri„ gaae voorby my defiléeren; een laager naderde myn paard. —-Generaal, zeide hy tegen 'my, dat en dat „ moet gefchieden. Rampzalige, antwoordde ik hem , V mk êY wel zwygen? En op het zelfde oogenblik „ ver-  van buonaparte. 593 \ verdween hy; te vergeefsch deed ik hem naderhand ,, zoeken. Hy zeide juist het geen ik befloten had „ te doen." , . Het Leeven en de Krygsbedryven van buonaparte , zo als bet hier voor ons ligt, leezende, neemen wy deel, met genoegen deel, in eenen Held „ die, gelyk in den „ aanhef van dit Werkje gezegd wordt, voor eene zaak ,, ftryd, welke even zo groot als regtvaardig, en even ., zo ryk in de gevolgen als moeilyk is, die traanen ' ftort, als hy zyne gewonde wapenbroeders ziet, en !' die het noodlot vloekt, dat de invoering van eenen ', wettigen regel, welke voor alle ftervehngen een pligt „ is, met de bloem der jeugd en met de beste gaaven „ van den geest, welke tot vredelievende verrigtingen „ beftemd zyn, moet gekogt worden ; een HeldI, die „ den oorlog vloekt, welke hemin.de ry, der oniterfiy„ ken plaatst." Heuchlyke Vrededag derhalven voor buonaparte , welken wy, onder het affchryven van dit blad, bekeven ' Wv hadden wel gewenscht, dat dit fchoone Werkje in handen eens anderen Vertaalers gevallen ware. Het is zich zeiven zeer ongelyk; eenige plaatzen zyn treffend vertolkt, andere kwynen. Het is ons voorgekomen dat de Vertaaler onder het bewerken geleerd hebbe. Belangryke Brief van een Vriend te Delft, aan zynen Vriend '' te Rotterdam , betreffende de aan/lelling van zeker befaamd Perjoon in de Direüie van de geabandonneerde Goederen van den Vont van Nasfau, en generaalyk over 't misbruik, dat thans plaats grypt, in de begeeving van Ampten en Penjioenen aan onwaardige voorwerpen. Alom te bekomen. In gr. 8ve, 1 bh Indien de tytel niet fprak van een Vriend te Delft, zouden wy den Brief aanzien voor van den Zaankant komende ; aangemerkt de Perfoonen, daarin tot voorbeelden aangevoerd, alle meest in dien Oord,in zeker voege, t'huis hooren; fchoon de Hoofdperfonadie in deezen, uugo alexander zwaanshals , ook te Delft een flinkfche rol gefpeeld hebbe, is zyn hoofdbedryf aan de Zaan geweest. Wy herinneren ons, 's Mans naam mèt zeer zwarte letteren geleezen te hebben , in een, in den voorleden Jaare uitgegeeven. Stuk van simon jonghwaard Jurjor , getyteld: Iets over de Conftitutie en het Beftuur van de Banne 'en Atubagtsheerlykheid PVestzaanen , vóór de Omwending. Qq5 in  594 belangryke brief. in den Jaare 1755. Wy (liegen dit naa, en bevonden dat ons geheugen ons niet bedroog. Hy komt daar in voor als gewe»zen Notaris en Procureur te Delft, in den Jaare 1788 Secretaris aan de Zaan „ doch in den Jaare 1794, uit hoofde „ van het kwaad gebruik dat hy van 's Lands en Bans pennin„ gen gemaakt hadt, 't welk de Banne eene aanzienlyke Ibinrae ,, kost , gedemitteerd" bl. 79. Voorts vinden wy hem te zyner fchande, onder andere, vermeld, bl. 107. 130. 211. 212. Aan diens fchurksheid valt dus geen twyfel. De twee andere Perfoonen, in dit Stukje met naame genoemd, hooren aan de Zaan in zo verre t'huis , dat de Burger g:ukbma , een Penfioentrekker, aan geen onbemiddeld Zaandamsch Misj getrouwd is en willem i.ygeman wel¬ eer Leeraar was in de Hervormde Gemeente te Oostzaandam, en hier befchreeven als een Ryk man, die, nog geen vyftig jaaren bereikt hebbende, Emeritus verklaard is om voorgewende Lichaamszwakheid, en, ondanks zyn Rykdom, het Staaten Traa^ment uit het Geestlyk Comptoir trekt. Wat hier van zy weeten wy niet bepaald te zeggen; wel dat hy thans te Haar. km als Lid der Municipaliteit fungeert; dit doet hy, naar het Stads Regeerings-Reglement, Gratis. Toevallig hebben wy deeze toelichtingen kunnen geeven aan een Brief, die anders den bynaam van Belangryk wel zou hebben mogen agterlaacen ; dan alleen in zo verre, dat het van bhilaletks, zo tekent zich de Schryver, wel gedaan is, dat hy een Man als zwaanshals in zyne onwaarde en fnoodheid doet kennen. Redevoering en Aanfpraak, gedaan ter gelegenheid van de Op> richting en Inwyding van het Leer- en Kwekfckool des Amfier dam fchen tweeden Departements der Nederlandfche Maatfchappye: Tot Nut van 't Algemeen, 1796. Te Amjlerdam, by H. Keyzer en H. van Munfter, 1797. In gr. 8vo. 90 bl. Voor deze Redevoering en Aanfpraak gaat een uitvoerig bericht van de werkzaamheden des Amfteldamfchen tw:jden Departements der Maatfchappy: Tot Nut van V Algemeen, in de oprichting van deszelfs Leer- en Kweekfchool. Eikverlicht menfchenvriend, die met deze loflyke werkzaamheden nog niet geheel bekend mogt zyn, zal dit bericht met veel goedkeuring en genoegen lezen. Het departementsbeftuur kon zich, in zynen edelen yver voor de welvaart van het toekomend gedacht , niet vergenoegen met den onzekeren uitflag af te wachten van het gebruik, dat anderen , hier en elders, zouden verkiezen te maken van de gefchriften tot verbetering van het onderwys, door da Maatfchappy van tyd tot tyd in 't licht gegeven. Het kwam dan  REDEVOERING EN AANSPRAAK. 595 Au OP de gedachten zelve een verbeterd onderwys daar te feilen zelve ene Schooi op te richten-, en daarin, onder her. Spertoeverzicht van ene Commisfie, uit Befturers en Leden SSDepartements gekozen, een aantal van 50 Jo»8j»ng» te laten onderwyzen , tevens met oogmerk, om, zo er onder E gevonden werden , die den natuurlyken aanleg tot der, Pos? wn Schoolleeraar vertoonden, hun daar toe op te leiden En bekwaam te maken. Zodra had niet het beftuur van dit Plan een voorftel aan de leden gemaakt, of derzelver algemene toeiuigching gaf den wenk tot ene daad.yke bewerkSing Zo klam dit fchone werk fpoedig tot ftand by welke gele-enheid de Voorzitter van het departementsbeftuur, w wagte^dorp eekman, op den 31 Augustus des vorigen Zm , de Redevoering hield , welke met de Aanfpraak van den Voorzitter van het Schoolbeltuur , a. jamsCH, by de inwyding van het School, in het Schoolhuis, op den .de* Sept. daaraanvolgende, gedaan, met hunne toeftemming, op befluit van het departement is gedrukt geworden. De Redevoering van den Burger eekman handelt over de waarde en het gewigt der opvoeding, en de vereiscnten, die Tot ene goede opvoeding nodig zyn. Eerst gaat hy deze vereischtel na, zo als zy in den opvoedel.ng, naderhand zo Ss zv in den opvoeder, moeten plaats hebben waarbv bv evenwel , overeenkomftig de tydsgelegenheid , zich voornaamlyk tot de vereischten van enen goeden Schoolleeraar bepaalt. De Aanfpraak van den Burger tonisch, welke , voorï voo een man , zo weinig gewoon in het Nederduitsch te fchryven of openlyk te fpreken, over 't geheel zeer wel gefteld is , gaat over den invloed, dien een welmgench School ol de vorming van het hart der kinderen heeft. Na dezen invloed in enige byzonderheden te hebben aangewezen , be. fluit hy met hartlyke toefpraken en wenfehen, naar de gelegenheid des tyds gefchikt, Pmsverhandelingen ever de natuurlyke Opvoeding der Kinderen , in de twee eerfte jaaren van hun leven. Uitgegeven door de Maatfchappy: Tot Nut van 't Algemeen. Te Amfleldam, hy H. Keyzer, C. de Vries, en H. van Munfter, 1797. f» %vo. . TT7elke is de beste wyze,om kinderen, van het tydftip der W geboorte af, tot den ouderdom van een of twee jaa!' ren, wat het Iigchaamlyke betreft, op te voedenV Deze Ivus de Vrcag, tot welker uitfehryving de Maatfchappy tot Nvt van 't Algemeen, in hare Vergadering van den Jare 1795, befloot, en dit haar befluit werd toen ongetwyfeld beaamd door allen, die het groot belang ener wyze opvoeding, in het al-  59$ PftYSVfinHANr>ELINOr:N» lereerfte tydperk van 's menfehen leven, kennen, en de verregaande misbruiken, welke daaromtrent, vooral in ons Vaderland, plaats grypen, hebben opgemerkt. De Maatfchappy had het genoegen uit negen Antwoorden, haar op deze gewillig» Vrage toegezonden, de keuze te kunnen doen. Zy bekroond» met den gouden erepenning de Verhandeling van c. bakker , Med. Doftor en Stads Vroedrneester te Enkhuizen, en met den zilveren die van juliüs vitringa coulon , Med Doftor te Leeuwarden. Wy achten het ons tot een' wezenlyketr pligt, de beide bekroonde Verhandelingen der aandachtige lezing en nanuwkeunge overweging te bevelen»van allen, die of ouders zyn, of in de blyde verwachting leven van die te zullen worden. Om hun enigzins te doen oordelen over da menigte en aangelegenheid der onderwerpen , waar over zy door dezelve een vry volkomen onderwys kunnen ontvangen , laten wy hier de lyst der hoofdltukken volgen, waarin bakker zyne, geheel uitmuntende, Verhandeling verdeelt. 1 Van de ligebaamelyke opvoeding ia het algemeen. 2 Van het wasfehen der kinderen. 3 Van de kleeding. 4 Over het beftuur van warmte en tkoude in het algemeen. 5 Van het voedfel. 6 Van den flaap. 7 Over de ligchaams- houding en beweeging der kinderen 8 Van het uitkomen der tanden. 9 Van de ziekten der kinderen. jo Van de inenting der kinderpokjens. Met de behandeling dezer verfcheidenheid van ftorfe ontwikkelt hakker zyne denkbeelden over de natuurlyke opvoeding der kinderen, gedurende de twe eerfte jaren van hun leven. Dezelve Hemmen met het gezond menfehenverftand volmaaktlyk m, en worden door de algemene uitfpraken en ondervindingen der fchranderfte mannen genoeg gelhafd. Voorts zyn de oovoedingsregelen , welke hy voorfchryft , hoogst - eenvoudig, ên wordt derzelver beoefening , door zyne aanwyzin? , zo gemaklyk als onkostbaar gemaakt. De Verhandeling van Doftor coulon bevat, voor het merendeel , dezelfde zaken, fchoon niet zo ontwikkeld, en niet in ene even zo fchone orde voorgedragen. Dezelve heeft de houding van een gemeenzaam gefprek tusfchen Ouders en een Geneesheer. De overeenftemming der gevoelens van den mede zeer kundigen en zeer verdienst- : lyken couxon met die van bakkir is allerfterkst, en zodani', dat zy foms letterlyk hetzelfde zeggen. De verftandige Lezer moge hieruit ene nadere bevestiging voor de waarheid hunne? voordragt nemen.' Dt I  mibciek's güsch. van een luthersch meisje. 597 De Gefchiedenis van een Luthers Meisje , door mercier. Uit het Fransch vertaalt. II Deelen. Met Platen. Te Utrecht, by G. T. van Paddenburg en Zoon, 1796. In gr. %vo. 380 bl. T^e Heer mercier, genoeg by onze Landgenooten bekend Jj door andere zyner vertaalde Schriften, als een Man van vUing, juistheid en fmaak , en als een keung fchetzer van Chara|ers, levert ons in deezen Roman etn nieuw bewys van zvne uitmuntende bekwaamheden. ZYJeZZZours, eigenlyk de Held deezes Romans was van eene hem onbekende geboorte, en werd, door zynen Doopvader * la Hogue , in zyne kindsheid ter Mtnne belteed, en vervolgend tot aan zyn tiende jaar, aan het opz.cht verbouwd van een dommen Landpriester, die, in ftede van hein eene befchaavende opvoeding te geeven , zyn geheugen ■vo Propte met fchoolfche kundigheden , zo m de taaloefening als het Godsdienftig, en hem met eene ruwe geltrengheid behandelde — Tien jaaren bereikt hebbende, werd hy overZ n het jefuiten-Collegie te Straatsburg, alwaar Vader %7 Hogue Regent was. De geltrengheid, met wek e hy hier behandld werd, de onverdraagzaame grondbeginzelen, die men hem hier zogt in te (lampen, en de onmenfehelyke en cruw^me bedreigingen van hel en verdoemenis, waar mede m^en zyne tedere en gevoelige ziel geftadig in fchnk en, vrees brast vervulde zyn hart, dat van dit alles het tegengeltelde gevoelde met afketr tegen het bedwang, waar onder hy gehotiden werd —- Hierby kwam, dat hy fmoorlyk verliefd werd op een braaf, maar Luther's (Luthersch) Me.sje ; zyne HefdV werd met vuurige wederliefde beantwoord en hy beflnnt zo om de Orde, waar toe men hein voorbereidde, en waa 'van hy in zyne ziel den grootiten afkeer had, as om Tan hunne onderlinge liefdedrift eenmaal te kunnen voldoen met het voorwe.p zyner genegenheid te vlugten. Men bragt dit befluit ter uitvoer; doch tot hun ongeluk werden zy op hunne "eis overvallen , geplunderd , en van elkander afgefcheurd, door een troep Husfaaren. die, Suzanna, zo heette het Luthersch Meisje, medefleepende, hem, naakt u.tgekleed aan eenen boom gebonden . agterlieten: in deezen akehgen toeftand werd hy gevonden door zekeren Monval, by wten het zien In verlosten van zulk een deerniswaardig voorwerp het werk van hetzelfde , Ilegts van één oogenblik was. — Deeze Monval was een fchatryke Parysfche Pagter, d.e hem , in zvnen rampfpoed , met. alle belangneemmg koesterde . en hem voörds in zyn huis nam, en met alle opletienhe.d behandelde. Deeze Man (want d« Leezer moet hem kennen, om.  Si e n c i e r s dat hy zulk een voornaame rol in deeze historie fpeeft,) was van een gedienftig, zachtaartig, menfchelyk en mild chkrafter; doch, behalven dat hy de fterkfte vooroordeelen bezat tegen die denkbeelden, die het meest gefchikt zyn , om dë deugden, die hem natuurïyk eigen waren , te vestigen , was hy, daarteboven , een Wellusteling in den hoogften graad; maar het haatelykfte in hem was , dat hy 'er 't grootst vermaak voor zich in ftelde, de onlchuld te verleiden, en den deugdzaamen te doen vallen. . De zedige , ftrikt deugd- zaame, en tevens verftandig - ivysgeerige , Jezennemours, had dus^het ongeluk, om, onder alle betooningen van vriendfchap^ cu 't genot zyner weldaaden, het doel te zyn zyner verleidgraage aanflagen. Aan Jezennemours j beftand tegen Monvafs zedebedervende gefprekken, en onbezweeken in een aanval van de wellustigfte verzoeking, werd door deezen deugd vernieler een ftrik gefpannen, waarin hy, onverhoeds, en zyns ondanks, verward en gevangen Werd. Fhrimonde, een verleid , doch in den grond van haar hart deugd/.aam, jong mensch, werd,, door den fnooden Monval, tot het werktuig hiertoe verkoorem Ouder den fchyn dat zy een vervallen Landgoed bezat, 't welk een kundigen en naarftigen opziener" behoefde, vertrok hy, met haar, ter herftelling van 't vervallene, derwaards. Gemeenzaam met haar verkeerende, zag en vereerde hy de deugdzaame, verftandige, en weezenlyk kiesfche , hoedanigheden , welks zy : niettegenflaande zy voor dé verleiding bezweeken , en tegen dezelve niet beftand was, waar van hy echter fteeds onkundig bleef,) bezat; en in eene overyliixs van het jeugdig hart bezweek hy : hy viel! ™~— Doch de gedachte aan zyne voorheen geliefde Suzanna, dé liefde tot welke wel verdoofd , doch niet uitgebluscht was,' kwam weder, en ontrustte hem, zelfs in 't midden der weelde) die hy by Fhrimonde fmaakte : eene toevallige ontdekking hiervan, door de deugdlievende Florimonde gedaan, en hem bekend gemaakt, bragt zyn geest geheel in onrust; hierby' kwam, dat Monval. met zyn fpooreloos wellustig gezelfchap y op de Hoeve, zogenaamd, van Florimonde verfcheen, om aldaar de zegepraal der ondeugd, boven de deugd, als 't ware te vieren. Dit opende zyne oogen geheel, en op eenmaal. Hy be. floot te vlugten, en ontweek, met de daad, de voor hem zo noodlottige plaats; zich fteeds de ongelukkige Suzanna, van welker lot hy niets gehoord had, voor oogen Hellende. Geheel aan zichzelven overgelaaten, werpt hy zich,op de grenzen van Zwitferland, in 't woud ter neder,wordt in een ongerusten flaap bemerkt, en na zyn ontwaaken, zich in naare jammerklagten uitboezemende, gehoord, van een achting waardigen,' hoogbejaarden, Krygsman, die in dien omtrek welgezeten was. By d«ezen,de Heer deChaterbaune, die hem opnam, om, volgends zyne begeerte, by hem met zyner handen werk zyn ei-  GESCK. VAH EEN tUTHERSCH MSISJE. S99 Ljgen brood te eeten , ileet hy eenigen tyd een genoeglyk leIven , en ftichtte eene boezemvriendfchap met deszelfs Zoon. [Maar hoe groot was zyne verbaasdheid, toen hy naderhand bemerkte, dat deszelfs Echtgenoote zyne Suzanna was. Dit Ibrak nogthans den vriendfchapsband tusfchen den eerlyken Je. Izennemours en den Echtgenoot van de kuisfche óuzanna t,iet. > By toeval ziet Jezennemours het pourtrait van de IHuisvrouw van den ouden Ckaterbaune, en vindt daarin zo [veel gelykheids met Florimonde, dat dit den ouden beweegt, [zyne Dogter, eigenlyk Cecilia genaamd, op te zoeken; men [vindt haar by Monval, en deeze ontmoeting doet den yader |zo zeer aan . dat hy, op 't oogenblik dat hy zyne Dogter (ziet, fterft. Florimonde befluit daarop in een Klooster te gaan, lom boete te doen ; en Jezennemours, tot den jongen Chater\baune wedergekeerd , en aan deezen van 'r voorgevallene (bericht gegeeven hebbende, had het verdriet, van deezen (zynen Vriend , die wel de hand , maar nooit, volgends üiaare bekendtenis, het hart, zyner Vrouwe bezeten had, (te zien vertrekken , en zyne Vrouw te verlaaten. jezennemours vertrekt, om den vlugtenden Ckaterbaune op Ke fpeuren ; fleekt zelfs, ten dien einde, over naar America; (treft daar den Exjefuit, Vader la Hogue, aan, die hem ontdekt, füiet Ilegts zyn Doopvader , maar Natuurlyke Vader , te zyn. ii Hy vindt, zeer toevallig, den jongen Ckaterbaune, Jdie in zyne armen fterft; en dit geeft hem , in Frankryk [wedergekeerd , de gelegenheid , om met Suzanna, het Lu«hersch Meisje, te huwen. Uit den beknopten inhoud van deezen Roman , ziet de jLeezer, dat wy reden hadden , in het begin van dit uit«rekzel, Jezennemours den eigenlyken Held deszelven te noefmen : en , in de daad , het heeft ons , onder het leezen , fdikwils verwonderd , waarom men dit Verhaal beftempeld iheeft met den naam van de Gefchiedenis van een Luthersek ÏMeisje ; want Suzanna behoort zeer zeker wel degelyk tot Wen inflag van ditStuk;doch is, wel verre van eene werkende, Elleen eene lydende perfonaadje in hetzelve. Of mercier Izelf, dan de Vertaaler of Uitgeever, 'er deezen titel aan geageeven hebbe , is ons onbekend; doch wy kunnen niet naipaaten te vermoeden , dat , wie ook dit Werk dus benaamd iheeft, hetzelve alleen gefchied is om het vertier daarvan ke bevorderen. Voor 't overige kunnen wy den Leezer ■verzekeren , dat de redeneeringen en gefprekken , hier voortkomende, alzins leerzaam, en de fchakeeringen der tusfchenlinkomeiide gevsilen vry natuurïyk en aangenaam zyn ; fchooa liet misfehien eenigen ftooten zaj, dat 'er zo veel aan V Lot, fen Lotgevallen , wordt toegefchreeven , 't geen echter, door t'er het denkbeeld van Voorzienigheid aan te hechten , genmakiyk kau vergoed, of ten minften verholpen worden. Vyf  «soo huisiïiga 3akkeh, ytf klinkdichten. Vyf Klinkdichten, door huisinga bakker. Te Amjleldam, hf_ L. van Hulst en Zoon> 1797. In $to. 8 bl. Deze Klinkdichten getuigen van h. bakker's Vaderlandfchè gezindheid, vooral van zyne edele geestdrift tegen onzert' natuurlyken vyand , den alouden benyder van onzen voorfpoed; en roem. Wy vinden daarin de kracht der hem eigene uitdrukking , en achten dezelve uit dien hoofde der lezing, wel waardig. Tot ene proeve van des Dichters fmaak, fchryveii wy hier zyn vierde Klinkdicht voor onze Lezers ©vef. aaw england. Hebt gy dien woesten aart gezoogd uit beesten /pieren? Getoogen uit dat vleesch, uw dagelykfchen beet, Dat gy, met bloed met al, als Cambaalen vreet, En woest verflindt , verfcheurt, als havikken en gieren ? Het gras en veldgewas voedt vree ■ gezinde dieren, Vleeschvraatzugt maakt den wolf en tyger woest en wreed, Het rund graast in de wei, doet niemand fchade tf leet, tTEen ylt naar roof, daar die veel zagter zeden fleren. Naar wie toch zweemt ge V meest, 6 Britten! van gemoed? Gy fteelt, als dieven doen, der Bondgenooten goed , Verbreekt, verfmaadt, als niets, beloften en verbonden. Uw Vreede is dies een vloek , uw vriendfchap huiglaaryi Zo vloeit der Staaten ramp uit uwe maatfchappy, Zq wordt de goede trouw gefehandvlekt en gefchonden.  ALGEMEENS VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN. Verklaring van den Brief aan de Hebreen, door g. bonnet, Doctor en Profesfor der H. Godgeleerdheid, en Academie - Prediker te Utrecht. Tweede Deel. 'Te Utrecht, by W. van Yzerworst, 1796. In gr. 8vo. 403 bl. 1 Derde Deel, 378 bl. Het geen wy in ons Bericht aangaande het eerfte Deel deezes Werks voorzagen (*) , blykt ons by de uitkomst. Het tweede Deel deezer Verklaaringe loopt enkel over het tweede Hoofdftuk van den Brief aan de Hebreen. In een kort Voorbericht zegt de Schryver: „ Eenige belangryke byzonderheden, in het „ tweede hoofddeel dezes Briefs voorkomende, welke, „ (wegens de verfchillende gedachten van voorname „ Uitleggers over dezelve,) eene meer uitvoerige behan„ deling fcheenen te verëifchen, hebben veroorzaakt, „dat 'er, in dit Deel, niet meer is afgedaan: in een „ volgend hoop ik .. de verklaring van , ten minften , ,, twee hoofdstukken, ... mede te deelen/' De doorgaande gewoonte van onzen Schryver is eenig gedeelte van den tekst te neemen, van één of meer verfen, hetgeen, naaf zyne gedachten, een bekwaam geheel op zichzelven maakt, en dat geheel, genoegzaam van woord tot woord, breedvoerig uit te leggen, zowel ten opzichte der byzondere uitdrukkingen, als van de zaaken zelve, doorgaans met bygevoegde wederlegginge der gevoelens, welke van de zyne verfchillen. Dus loopt zyne verklaaring der vier eerfte verfen deezes Hoofddeels van bl. 4—94: die van het 5de vers van bl. 95 —12.1: van vs. 6, 7, 8, 9 van bl. 123—180: van vs. 10 van bl. 180-226: van vs. 11 van bl. 226—249: van Vs. 12 en 13 van bl. 250—296: van vs. 14, 15 van bl. 297—346: van (_*) Zit Algem. Vaderl. Letterttf. voor 1757, bl. 6. mtt. 1797. no. 14. Rr  602 G. SONNET van vs. 16 van bl. 346-376: van vs. 17, 18 van bl. 377-403. De Leezer begrypt hieruit gemaklyk, dat wy geene deezer afzonderlyke Verhandelingen (want zo mogen wy ze wel noemen) kunnen overneemen, indien wy niet geheel buiten de gewoone paaien onzer berichten willen zwerven. Wy wenfehen, evenwel, met den aart en de fchikkinge deezes Werks hem eenigzins nader bekend te maaken, en zullen beproeven of wy aan dien wensch voldoen kunnen. Het Werk is verdeeld in paragraaphen, welker noemers door alle Deelen fchynen te zullen heenloopen. Ten minften in het eerfte Deel zyn 169 zulke Afdeelingen, en in dit tweede loopt het getal van 170 tot 448. De korte inhoud van elke afdeeling is op den rand der bladzyden aangetekend. Deeze is, gewisfelyk, eene zeer gevoegelyke fchikking. De Leezer ziet daardoor, met eenen opftag van het oog, wat hy, in elke afdeelinge, mag zoeken en verwachten, en wordt in ftaat gefteld om gemaklyker na te gaan, of een Schryver inderdaad voldoe aan zyne belofte, en bewyze hetgeen hy voorhad te bewyzen. Voor den Schryver zeiven heeft het ook zyne nuttigheid , dat hy diergelyke korte ftellingen opmaake, en aantekene, eer hy zich tot het breedvoeriger uitwerken begeeve. Het raadpleegen en nazien derzelve kan hem veehyds behoeden tegen noodelooze uitweidingen, welke doorgaans meer duisterheid veroorzaaken, dan licht over de onderwerpen verlpreiden. Deeze Kanttekeningen geeven tevens bekwaame gelegenheid om eenig. denkbeeld van des hooggeleerden Schryvers wyze van behandelinge mede te deelen. Wy zullen daartoe uitkippen het nde vers, als zynde de verhandeling daarover de kortfte van alle. Het vers zelve luidt dus: Want hy, die heiligt, en zy, die geheiligd worden, zyn allen uit één; om welke oorzaak hy zich niet Jchaamt hen broeders te noemen. Deeze zyn de kanttekeningen, of de korte inhoud der paragraaphen gefchikt ter ophelderinge van de tekstwoorden. „ § 314. „ Het welk [naameiyk, dat het gode betaamde den „ Overften Leidsman der zaligheid door lyden te heili- ,, gen] de Apostel vs. ir nader bevestigt. 315. Hy „ die "heiligt, is de Overfte Leidsman der zaligheid; zy die geheiligd worden, [zyn] de kinderen, die, enz. „ 316. De betekenis en het gebruik van het woord, „ hei-  OVER. DE HEBREEN. 603 „ heiligen , wordt onderzocht. 317. Heiligen in 'i „ gemeen. 318. Hier wordt eene inwendige heili „ ging bedoeld. 319. Deze is noodzaaklyK. „ 320. Alzoo de mensch eene inwendige verandering moet „ ondergaan, zal hy zaligheid genieten, 321. Waar „ van de waare natuur verklaard wordt. — 322. De „ verandering des menfehen moet plaats hebben, in zyn „ verftand. 323. Wil. 324. Geweten. 325. „ Zy moet ook uitwendig zich vertonen. 326. Deze „ verandering is hier flechts ten deele. . 327. Die „ den zondaar dus heiligt, is God de Vader. — 328.De „ H. Geest. 329. Maar, als de verdienende oor- „ zaak, de Heere christus. 330. Het geen x^au- „ lus van beiden [t. w. van hem, die heiligt, en van „ hun, die geheiligd worden] getuigt, is; zy zyn allen uil één. —— 331. Dat is, van dezelfde natuur, — ,, 332. Dit was volftrekt noodzaaklyk, 333. En af- „ gèbeeld, door den Hoogepriester. 334. De eerfte- „ lingen. 335. En byzonder, door de eerstgebore- T} ren. 336. En wel zegt paulus, zy zyn allen uit 55 één. 337- Deze betrekking blykt daar uit, dat ,, christus hen , voor zyne broederen , erkent. „ 338. Christus noemt hen, die geheiligd worden, zyne „ broeders. _ 339. Dit fchaamt hy zich niet. „ 340. De reden is, om deze oorzaak, dat is, om dat hy, „ met deze allen, uit één is. 341. Deze woorden „ ftaan in verband, met het onmidlyk voorgaande vers.'* — Wat dunkt u, Leezer, is dit niet eene recht uitvoerige Verklaaring ; 28 paragraaphen, welke 23 bladzyden beftaan, over een enkel vers! Zo is ook de Schryver zeer uitvoerig in zyne bedenkingen over het woord, dat door de Engelen ge/proken is Hebr. II: 2 (*). Na gezegd te hebben, dat men hier eigenlyke Engelen moet verftaan , en niet de oude Profeeten, welken, als Gods Gezanten, ook dien naam zouden kunnen draagen, merkt hy aan, dat het woord door de Engelen ge/proken niet alles betekent, wat ooit de Engelen , op Gods last, den menfehen verkondigd hebben, gelyk fommigen willen , maar bepaaldlyk de Wet van Aiofes. Dit volgt, zyns bedunkens, duidelyk uit de verge- (*) Zie bl. 17, env.  604 * g. bonnet gelykinge van hand. VII: 53. Gad. III: 19. cn heb. X: 28» 29, met de plaats, waarover hy handelt. „ Doch , „ zegt de Hoogleeraar (*), hier doet zich eene merklyke „ zwarigheid op. Moses verhaalt ons, in zyn tweede „ Boek, zeer uitvoerig, de gefchiedenis der Wetgeving, „ maar, hy fpreekt geen woord, van den dienst der En„ gelen. Ik antwoorde: Het blykt, genoegzaam, dat 'er „ meer byzonderheden, moses zeiven, en de Wetgeving, „ betreffende, by de Joodfche Kerk , door getrouwe j, overlevering, zyn bekend geweest, die wy niet be„ fchreven vinden. .. Op gelyke wyze, zal moses deze „ byzonderheid , van den dienst der Engelen , by de „ VVetgeving, wel niet aangetekend, maar echter, by monde, aan de Ifraëlitifche Kerk, overgeleverd heb„ ben." — Maar wordt op deeze manier niet eene wyde deur geopend voor het gezach van de overleveringen der Vaderen , van die mondelinge berichten van den ouden tyd, waarop de Pharifaeè'n en Joodfche Schriftgeleerden zo zeer boogden, doch waartegen de Zaligmaaker zo nadruklyk zich verklaarde? Strookt dit wel met de algemeene handelwyze der Proteftanten in hunne gefchillen met de voorftanderen der Roomfche Kerke ? Was 'er geen ander middel om de zwaarigheid wech te neemen ? Wy hebben thans geene andere oude Joodfche Boeken, dan de weinige, welke den Bybel uitmaaken, maar weeten, dat oudtyds een veel grooter aantal beftaan hebben, ook van de vroegfte eeuwen, welke nu verloren zyn. Sommigen van deezen waren, hoogstwaarfchynelyk, nog aanweezig toen de Apostelen fchreeven; en deezen kunnen daaruit wel die byzonderheden getrokken hebben , aan. gaande fommige voorvallen van vroegere dagen, welke in hunne Schriften aangehaald worden , maar elders niet voorkomen. „ Ondertusfchen ," dus vervolgt de Hoogleeraar na nog eenige aanmerkingen (f), „aan moses zyn veekrhie „ wetten gegeven. Sommigen , op den berg Sinaï, „ anderen, naby dien berg, in die tente, welke moses, „ buiten het leger, zich gefpannen hadt .. eindelyk , een „ groot deel der wetten zyn aan hem gegeven, in den Tabernakel .. ..eerst wel, terwyl Ifraël zich nog legerde «by (*) Bl. sa. (t) BI. 24. i  OVER DE HEBREEN. 605 9, by Sinaï ... Daar na heeft God, in de reizen van „ Ijraèl, door de woestyn , meermaalen, uit dat zelfde „ Heiligdom, eenige wetten gegeven. „ Nu is de vraag; ten aanzien van welke wetten, de ,, Engelen dienstbaar zyn geweest ? Buiten twyfel, ten „ opzicht van die wetten, welke, op den berg, gegeven „ zyn." Dit leidt de Schryver af uit vergelykinge der bovenaangehaalde plaatzen met deut. XXXIII: 2, en vervolgt daarop. ,, Maar, welke wetten, zyn 'er al, op „ den berg gegeven? Vooreerst: de wet der X geboden: „ vervolgends, die wetten van Godsdienst en burgerlyk „ beftuur, welke wy befcbreven vinden, exod. XX: 21. „ tot het einde van liet XXIII Hoofddeel. Eindelyk de „ wetten, rakende het voorbeeldig Heiligdom, deszelfs „ oprichting en bediening. ... Nu komt in overweging, „ tot welke van deze wetten de dienst der Engelen moet „ bepaald worden? " In het beantwoorden deezer Vraage verwerpt de Hoogleeraar eerst het gevoelen van hun, die hier de Wet der Tien Geboden, "het zy geheel, het zy gedeeltelyk , willen verftaan hebben. Even' weinig behaagen hem, en met reden, andere uitleggingen , welke wy hier voorbygaan. Hy verklaart, eindelyk, als zyne gedachten dat men „ door dit woord, het welk, door de Engelen, „ gefprooken is" moet verftaan, „ in het byzonder die „ wetten , welke op den Levitifchen Godsdienst, en het „ aardfche Heiligdom, de naaste betrekking hadden." Ter ftaavinge van deeze verklaaringe befteedt de Schryver nog ruim twaalf bladzyden. Doch hier zullen wy hem niet volgen: het is ons genoeg het bovenftaande bygebragt te hebben tot een ftaaltjen van zyne wyze van voordraagen, welke wy, nogthans, zo veel bekort hebben als eenigzins in ons vermogen was. Ter gelegenheid van de woorden, hoe zullen wy ontvlieden, indien wy op zo groote zaligheid geen acht neemen? fpreekt de Schryver van de onverfchoonbaare fchuld des zondaars , en van de zekerheid , dat dezelve eenmaal zal geftraft worden ; en doet by die gelegenheid (f) deeze vraagen: ,, Hoe, hoe zal deze mensch ontvlieden? Is „ 'er iet , ter zyner verfchoning, in te brengen? Of, ontbrak het deze leere aan genoegzame duidelykheid?- ,, ... Of, (*) Bl. 32. (t) Bl. 91, Rr 3  6ofj G. BONNET „ . . * Of, ontbrak het deze leere aan genoegzaam ge„ zag ? ... Of, ontbrak het deze leere aan genoegzame „ zckerhcidV Van dit alles toont hy het tegendeel; maar, , waarom voegde hy 'er niet nog ééne vraag by : O/, ontbrak het deezen menfehen ook aan die krachtdadige roepinge-, die inwendige werkinge van den H. Geest, zonder Welke niemand de uitwendige rcepingc kan gehoorzaamen ? Wy willen ons niet bemoeien met godgeleerde gefchillen: maar een voldoend antwoord op de gemelde, of eene diergelyke, vraage zouden wy toch gaarne gezien hebben; te meer daar" de hooggeleerde Schryver, in het Derde Deel (*), over hoofdij. III: vs. i onder anderen lzegt : „ Op dat nu ellendige ftervelingen . . . dezrr „ [door christus] verworven zaligheid zouden deelach„ tig worden , laat hy [god] aan hun, door de predi„ king van het Euangehe, zyn genadig voornemen be„ kend maken, en hen nodigen, om, door geloof, dee-1 „ te nemen, in het heil, dat de gezegende Verlosfer , „ door lyden en gehoorzaamheid, verworven heeft. „ Dan, hier toe zyn zy, van natuur, onvermogend, niet „ alleen , maar ook onwillig. Hun ontbreken zelfs toej, reikende natuurkrachten, om zich , op eenigerhande „ wyze, voor te bereiden , tot de genade. God moet, „ door zynen geest, hun hart, krachtdadig, openen, op „ dat zy achtgeven, op de leere der zaligheid, met zulk „ een gevolg, dat zy waarlyk geloven, in den naam van „ zynen Zoon." Misfehien zal de Schryver zeggen, dat de zwaarigheden, tegen deeze leere, door de voorftanderen der algemeene genade, ingebragt, menigmaalen dooide verdedigers van de ftellingen zyner Kerke zyn beantwoord. Het zy zo. Maar zekerlyk heeft de Hoogleeraar zich niet willen bepaalen tot het fchryven van zaaken, die te vooren niet gefchreven waren. Zyne Verklaaring 1 zoude dan niet tot zulk eene lengte zyn uitgedyd als nu 1 gebeurt. Veelmeer brengt hy uit zynen fchat oude en f nieuwe dingen voort, en, misfehien , wel meest de eerst- 1 genoemde. Zoude dan eene voldoende beantwoording \ van eene zo gewichtige, eene zo natuurïyk , by den 1 nadenkenden, opryzende vraage, hier niet wel gepast j hebben , al ware zy ook duizendmaal te vooren gege- f ven ? En veroorzaakt het achterlaaten van die vraage niet eene foort van onvolkomen optellingen Het ! C) Bl. 6.  over de hebreen. 6°7 Het iode vers van het II Hoofddeel wil de Hoogleeraar, met fommige anderen, liever vertaaien (*): Want het betaamde hem, om welken alle dingen zyn, en door welken alle dingen zyn, dat hy hem, die vele kinderen tot heerlykheid leidt, den overjlen leidsman hunner zaligheid, door lyden zoude heiligen. Hy oordeelt, dat m de gewoone vertaalinge „ zich eene letterkundige zwaariaheid opdoet, om dat het woord leidende (\), mei, I eenen anderen naamval heeft, dan het hebben moest, als het flaan zou op het eerfte het betaamde hem (+> Wel erkent hy „ dat eene famenvoeging van veiichülende naamvallen, omtrent hetzelfde onderwerp, by Gnek' fche en Latynfche Schryvers, gantsch niet ongewoon is" Maar dit merkt hy aan als eene uitzondering op den 'algemeenen regel, waarvan men zich met „ moet bedienen , wanneer men, volgends het regelmaatige, I, eenen goeden zin behouden kan, gelyk het is m dezen Tekst, alwaar het woord, leidende, denzelfden naam',' val heeft , met het woord, overjle leidsman , en zeer , wel daar mede kan faamgevoegd worden. Dit allerlaatfte is ons twyffelachtig. Onzes bedunkens zoude dan het lidwoord moeten herhaald zyn om de woordvoeging recht regelmaatig te maaken, en 'er zoude, moeten ftaan 7. r. Z En alle zwaarigheid tegen de gewoone vertaaling verdwynt, zonder dat men eenige afwyking van het reaelmaatiaè in de woordvoeginge behoeft te onderttellen, wanneer men enkel in aanmerking neemt, dat, volgens de taal der Grammatici, hier de accufativus met den infinitivus gefteld wordt, in plaatze van den nommativus met het verbum finitum, eene zeer gewoone en regelmaa- %rZlrïi^n« Tweede Deel deezes Werks is reeds zo verre uitgedyd, dat wy van het Derde alleenlyk zullen zeggen , dit hetzelve , op denzelfden uitvoerigen want, evenwel, de verklaaring van Twee Hoofddeelen, het Derde en het Vierde, bevat. Verhinderde de zo evensemelde reden ons niet, dan zouden wy gaarne den Leeler iets mededeelen raakende 'des Schryvers verklaaring (*) bladz. 186", env. (|V «M, ™müP » naar des Schryvers gedachten, zoude moeten volgen «.ycyUn. R r 4  6. bonnet van heb. III: 14. waarop nog al eenige aanmerkingen zouclenj te maaken zyn; vooral in de onderftellinge , welke-de Hoogleeraar is toegedaan , dat deeze Brief oor«prong'yk in het Hebreeuwsch gefchreven wierd. Maar eer wy afbreeken moeten wy nog den Leezer verwittigen , dat de hooggeleerde Schryvex duidelyk verKlaart het gevoelen te zyn toegedaan, dat deeze aarde, inaar vernieuwd, en tot veel groote're volmaaktheid gebragt, namaals, ten minften gedeeltelyk, de verblyfplaats der gelukzaligen zal uitmaaken. Spreekende over heb. II: 5. zegt by ( ) : „ Na veel onderzoeks, is ons niets zoo „ aanneemelyk voorgekomen, dan , door de toekoomende „ wereld^ te verftaan , de nieuwe aarde en nieuwen he» „ mei, in welke gerechtigheid zal wonen, volgens t, 0, peth. III. . . . Nemen wy nu deze verklaring ,, aan ... het onderwerp is dan, hier, de eigenlyke aar,, de, die, na haare vernieuwing, in de voleinding der „ eeuwen, ook de verblyfplaats der gezaligden zal zyn.... „ Dat (f) hy nu, hier van ... het toekomend aardryk , „ ipreekt, en dat, elders, van den Hemel, als de plaats „ der gezaligden, gefproken wordt, zulks is, in geenen " £eu .? ftrydlS raet eikanderen. Wy weten niet, onder„ icheidenlyk, hoe het zyn zal, in de toekomende eeu„ we, maar, zoo veel kunnen wy afnemen, uit vergely„ king van verfcheiden plaatzen in des Heeren woord, „ dat aarde en hemel naauw met den anderen zullen ver„ ëenjgd zyn, en , dat ook deze benedenwereld de ver„ blyfplaats der verlosten zal wezen." Elders (D leest me7n:rr ",Denken wv' mer, dan, onder het woord , heer„ lykheid, aan dien gelukkigen ... ftaat der verlosten, na „ den algemeenen oordeelsdag; en aan alle ... die zalig„ heden , die zy, niet alleen , in den hemel, maar ooit, „ by aangename verwisfeling, op deze aarde, eindeloos „ genieten zullen." Ook de Dieren fluit hy niet uit van' deeze toekomende waereld: „ In (£) de vernieuwde we„ reld, zal geen overblyfzel van vyandfchap . . . plaats „ vinden; het zal een ryk des vredes zyn, waar in het „ redelyke, en redeloze ichepzel, elk, in onderfcheiden „ rang, aan het einde zyner fchepping zal beantwoorden, « tot (*) b1. m. (f) bi. 113. (i) BI. 197. Z. 0. bl. 117. 13*. i3y0i • 226 bl. Een nieuw Leer- en Leesboek voor hun , die de waarheden van den Godsdienst onpartydig, en met een godvruchtig gemoed, willen onderzoeken, door den fcerw. Schryver, ten dienfte zyner Leerlingen en tot zyn eigen jremak in het byzonder onderwys, in druk gegeeven: waarvan men zich ook elders met vrucht zal kunnen be* dl!n£Niet het fchryven van een Godgeleerd famenftel^ of uitgebreide Zedenkunde," zegt de Eerw. brink , m het Voorbericht voor het grootere Werk, „ maar kort eti eenvoudig de»waarheden van onzen Godsdienst te benandelen, zoo te behandelen, dat men overtuigd Worde, hoe belangryk dezelve voor ons zyn, is het doel, t weiK ik my heb voorgefteld." En een weinig laager. De ondervinding heeft my geleerdI,.dat fommige. menfehen veel weten te fpreken van gefchillen, welke m en buiten onze Kerk plaats hebben, daar zy dikwerf met in ftaat zyn , om de eenvoudigfte waarheden van onzen gezegenden Godsdienst grondig te bewyzen. De ondervinding heeft my geleerd, dat fommige menfehen vervuld zyn met Godsgeleerde kunsttermen, waarvan zy de klanken alleen bevatten, terwyl zy daardoor verhinderd worden , om de zuivere waarheid in het rechte daglicht te befchouwen. De ondervinding eindelyk heeft my geleerd , dat zeer weinige menfehen een recht denkbeeld nebben van den invloed, welke elke waarheid van on"en Godsdienst op ons hart en waddel moet te weeg brengen. Dat ik deze gebreken heb trachten te vermyden , zal elk onpartydig Lezer rasch bemerken Men zal reeds uit deze erinnering, met zonder grond, opmaaken, dat de wyze der behandeling van godsdienftige  6ur a. brink, eenvoudig onderwys, enz. waarheden, door den Schryver gevolgd, van de meeste tot hiertoe, uit den fchoot der Hervormde Kerk , gemeen gemaakte Onderwys boeken eenigzins afwykt. Het geheele onderwys loopt in deze orde af, dat i. ee. handeld wordt over den Godsdienst. 2. Over den Bybel. 3. Over de Schepping en Voorzienigheid. 4. Ren fiader onderricht van God. 5. Over de Engelen en Menfehen. 6. Over de Verlosfing door Jefus Christus. 7 Over net Geloof, de Bekeering, en de Heiligmaking. 3. Over onze verpligting omtrent God. 9 Over de zorg voor zich zeiven. 10. Over de pligten, welke wy aan anderen verfchuldigd zyn. 11. Over de Kerk den Doop, en het Avondmaal. 12. Over den toekomenden ftand; Hoofdltukken over den Raad des Vredes de Voorverordineering, het Werkverbond, Genadeverbond en anderen, die men nog al geduurig, ook in nieuwe Leerboeken , vindt, zal men hier te vergeefsch zoeken. En evenwel is dit Werk, uit naam der E. Clasfis van Leeuwarden , gevifiteerd en geapprobeerd door M Eppens en C. Jongsma. Aan de rechtzinnigheid des 'eerstgenoemden, die door deszelfs antwoord op den Brief der Remonftrantfche Broederfchap is bekend geworden (*") zal ten minften niemand twyfelen. Men zal 'er ook het gezond verftand, en den warmen, doch altyd gemaatigden, godsdienstyver des Eerwaardigen Schryvers wyd en zvd 111 zien doordraaien. Het eenvoudig onderwys bevat zoo ï 'r-iA1,, hct 6envoudiS onderwys verkort, ook twaalf Hooldltukken, waarin eerstbeginnenden, door Vraagen en Antwoorden , kortelyk over dezelfde hoofdzaaken Snderhouden worden, die de Leeraar, in de Handleiding voor wat meer gevorderden , (een nuttig Leesb0ek) , op een eenvoudigen trant, bepraat met zyne Leerlingen. (*) Zie Alg. Vad, Letteroef. 1701, bl. 201. Be Behandeling der Ingeente, op de Natuurlyke Kinderpokjes toegepast ; door ss. tersier. Te Haarlem, by t. Bohn, 1797. In gr. 8vo. 76 bl. D^raSt^Hit11^?111?^ Genee*heer, b. tersier, JLS tracht in dit Stukje te bewyzen, dat de Ingeente en Natuurlyke Pokjes volkomen van denzelfden aart zyn, dat de redenen door hufelanb en anderen aangegeeven! om  E. tersier, OVER de kindersokjes. 015 óm een wezenlyk onderfcheid, tusfchen de beide zoorten van Fokjes, tebetoogen, ongegrond zyn, en dat, zo men in de natuurlyke Pokjes, van detzelver eerfte begin, maar gebruik maake van eene geduurige vernieuwing en vervrisfching der lucht, men derzelver menigvuldigheid en kwaade toevallen zal kunnen voorkomen, en ze zo gunftig en gemakkelyk maaken, als de Ingeënte. Tot bevestiging deezer leere beroept zich onze Schryver op de proeven door bimsdale en buchhave genoomen; en voegt daar by, op pag. 47: „ Althans heb is „ zelf in een vry aanzienlyk getal van voorwerpen, „ waarby ik de behandeling der Inenting, aanftonds na „ de gelegenheid der natuurlyke befmetting , of na het „ eerfte vermoeden van dezelve, heb kunnen in acht nee„ men , wel beftendig een gewenscht gevolg daar van „ gehad, maar tot nog toe geene zamenvloeijende pok„ jes waargenoomen; *t welk met verfcheidene voorbeel„ den van stoerk inftemt, die eichel bybrengt, en „ tevens verzekert, dat hy nimmer enige natuurlyke za„ menvloeijende Pokjes, in lyders, die, van het eerfte „ begin der ziekte af, in de opene lucht verkeerd had„ den, heeft zien ontftaan." Hoe zeer wy het gebruik der vrisfche en dikwyls vernieuwde lucht in de natuurlyke Kinderpokjes hoog fchatten, vreezen wy echter, dat de gevolgtrekkingen uit de tot hier toe genoomene proeven te gunftig zyn berekend. Het tegenwoordig zo ruim gebruik der vrisfche lucht in deeze ziekte is het eerst aangepreezen door de Suttonianen; vóór dien tyd was hetzelve, zo in de natuurlyke als in de Ingeënte Pokjes, zeer fpaarzaam, en wierd in beide ziekten op denzelfden voet in het werk gefteld. Met dit alles was echter, ook in die tyden, de ziekte, door de Inenting bekomen , veel gemakkelyker, en aan veel minder gevaar onderworpen, dan de natuurlyke Pokziekte , het geen genoegzaam doet zien, dat de beide ziekten merkelyk in haaren aart verfchillen. Wanneer wy verder overweegen , dat in de Ingeënte Pokjes het vergift zeer langzaam in het bloed wordt gebragt, na dat hetzelve door de werking der Axelklieren eene merkelyke verandering heeft kunnen ondergaan: terwyl hetzelve in de natuurlyke Pokjes onmiddelyk de geheele inwendige, zo tedere, vaatryke en gevoelige oppervlakte der Maag of der Longen, of van bei-  fTlü IJ. tersier, over de kinderpokjes» beiden , kan beroeren; zo fchynt 'er ook nog al zee? veel reden te zyn , om een verfchillende uitkomst van deeze beide zoorten van befmetting te mogen ver"wagten. Voorts is de Heer tersier van oordeel, dat het groot nut der geduurige ververfching der lucht niet beftaat in derzelver koude; dewyl men, zo wel in heete Jaargetyden en Gewesten, de Inenting met de gezegendfte uitkomst heeft in het werk gefteld, als in koude luchtftreeken en z.izoenen. Met reden klaagt Zyn Ed., benevens veele andere door hem aangehaalde Geneesheeren „ over de groote nadeelen, welke door eene te koele behandeling van veele lyders der Kinderziekte zyn veroorzaakt. Zynde hy daarentegen (zie pag. 37 en 58) van gevoelen , „ dat het pokfmet na de"huid gevoerd „ wordt, dewyl het aldaar Pokjes doet uitbotten , waar „ in dit fmet voorhanden is; dat dit pokfmet zich door „ de huid, dat is door alle de bekleedzels des Iichaams, „ die gemeenfchap met de lucht hebben, op .eene on„zichtbaare wyze ontlast, en door de lucht, misfehien, „ gelyk haygarth beweert, Scheidkundig ontbonden „ of opgenoomen wordt, zo als de befmetting door die „ lucht duidelyk aantoont, enz." Het gewigt der 2aake verdient voorzeker nadere vergelykende proeven, en zo de lucht in dit geval waarlyk werkt als een Scheikundig ontbindmiddel, moet die kragt voorzeker alleen worden toegefchreeven aan derzelver Gcdephlogiftizecrd gedeelte. Dan daar dit voor de Ademhaaling en het leven eeniglyk gefchikte deel des Dampkrings maar ongeveer een vierde van het geheel uitmaakt, is het te vermoeden, dat de inademing van Gedephlogistizeerde lucht , of eene overvloedige ontwikkeling van dezelve, in de nabyheid der lyders, in. de Kinderziekte niet zelden zeer nuttig zoude kunnen zyn.  BEDENKINGEN. 617 Bedenkingen voor en tegen het Rapport van Pr of esfor s. J. brugmans, wegens den /laat der Veeziekte, v/aargenomen in de Maand December 1796, in de Landen tusfchen Maas en Waal en in den Lande van Cuyki Iti Holland, Vtfjfj In gr. 8vo , 87 bl. Uit den titel van dit naamloos Werkje, onder het welk niet eens de naam van den Drukker vermeld ftaat, zoude men verwagten, dat deeze Bedenkingen behelsden een onpartydig vertoog, aangaande de aanmerkingen, welke men ten voordeele of ten nadeele van het Rapport van den Heer brUgmanS zoude kunnen maaken; dan het behelst niets dan een Hekelfchrift, opgefteldom, gemelde Rapport, en deszelfs fteller, belachelyk te maaken, waarom hy ook zyne Verhandeling fluit met de bekende fpreilk: Ridtndo diccre ver urn , quis vetatl De. eerfte achttien bladzyden van dit Werkje behelzen een fchértzend vertoog, over de noodzaakelykheid, om, tot het opmaaken van zodanig een Rapport, een Prolesfor, en wel inzonderheid den Profesfor brugmans, uit te kiezen, met eenige belachelyke aanmerkingen , over de Profesforale deftigheid, en de uitfteekenheid van Hoogleeraaren boven andere Geneesbeeren. Met recht kon men iets van dien aart verwagten van iemand die de Profesforale plak wat te ras ontloopen is; en dus wjI zoude doen, om, in plaats van zulke aartige Satyr a; op te ftellen, nog eens een ziektekundig Collegie te hooren, blykens het belachelyke het geen hy pag. 19 meent te Vinden in de ftelling van den Hoogleeraar, dat zeer dikwyls in Epidernien derzelver aart met de J aar f aijoenen verandert.. Stellende de Schryver der Bedenkingen, dat, daar het Miasma, of Smetgift, altoos hetzelfde blylt,.de aart der ziekten, door eenig Smetgift voortgebragt, ïnsgelyks altoos dezelfde moet blyven. Had de Schryver in zyne Pathologifche leerjaaren zo veel eerbied gehad voor de hooge Profesforale wysheid, als thans fchynt plaats te hebben, mogelyk zoude hy dan naauwkeuriger hebben opgemerkt, de gewoone leerftellingen en onderfcheidingen, ten opzichte van de Oorzaaken der ziekten in t algemeen , en van het onderfcheid der Voorbefchikitende en Verwekkende Oorzaaken der ziekten Cfauftx) Pradtfponentes & Occafionales'); mogelyk zoude hy dan hebben fcETT. 1797. NO. 14. SS *ï">  bedenkingen. kunnen begrypen, dat eene bepaalde toevallige oorzaak* alhier het Smetgift, op verfchillende wyzen met verfchillende voorbefchikkende oorzaaken , als het verfchil der Zaïzoenen, enz. verbonden , in aart merkelyk verfchillende ziekten kan voortbrengen. Het fmet der Kinderpokjes, by voorbeeld, aan iemand, onder de gunftigfte omftandigheden, medegedeeld, verwekt tien of twaalf pokjes, zonder eenig onaangenaam toeval, hoe genaamd; hetzelfde vergift aan een anderen medegedeeld, onder een zamenloop van de ongunftigfte omltandigheden, veroorzaakt kwaadaartige zamen vloei jende pokjes, die hem met een reeks van geweldige en verfchrikkelyke toevaflen ten grave fleepen. Zal wel iemand , die zyn gezond verftand bezit, kunnen ftaande houden , dat de aart of hoedanigheid dier beide ziekten dezelfde is geweest ? ° Veel zoude men kunnen aanmerken, aangaande he£ geen, na het oordeel des Aanmerkers, gerapporteerd zoude zyn geweest, zo men de Commisfie had opgedraagen aan een gemeenen Boer, of aan een gewoonen Hoftor in de Medicynen , niet voorzien met de hooge Profesforale Wysheid 3 doch om ons met zulke niets betekenende uitweidingen niet op te houden, gaan wv liever over tot pag. 26, alwaar hy den Profesfor van ongeleerdheid be1'chuldigt, om dat hy, een wezenlyk onderfcheid tusfchen deeze en de voorige Veeziekte willende aan toonen , geene andere dan flechts toevallige byzonderheden opgeeft, die alleen uit bykomende oorzaaken ontftaan. Heeft de Schryver deezer Bedenkingen, zo als wy even toonden, het Pathologisch onderwys nog . hoognoodig , niet minder dienftig zoude voor hem zyn het hoogwys Onderwys, van den een of anderen Hoogleeraar, in de Semeiotica, of\ kennis van de Tekenen der ziekten. De Heer brugmans zegt immers, dat de Pols in deeze ziekte niet zo zeer zwak was, dan in de voorige Epidemie, ja zelfs zomwylen eenigzins hard. Had nu onze Aanmerker zyne Semeiotica tichtig geleerd, hy zoude de eigenfehappen des Polsflags met gebragt hebben onder de toevallige byzonderheden, dewyl de Polsflag in de Tekenkunde der ziekten de hoofdrol fpeelt, en vooral in de Catarrhale ziekten wel vooraaamelyk den meerderen of minderen graad van kwaadaartigheid moet beflisfen. Verder redeneert de Schryver der Bedenkingen vry omflagtig over de eigenfehappen der Catarrhale ziekten, £0  ! éh fpot geweldig met de ftelling van den Heer brugi mans , dat de Veepest eene Catarrhale ziekte zoude zyn. 1 Inzonderheid beroept hy zich, om die leer te wraaken, ; op twee omftandigheden. i. Dat de Veeziekte kan worf den ingeënt, 't geen niet het geval is eener Catarrhale ziekte: 2. Dat de Veeziekte eenmaal geneezenen niet ï wederom aantast, terwyl de Catarrhale ziekten dikwyls i wederkeeren. De Schryver verwart hier wederom met ; eikanderen de goedaartige en de kwaadaartige Verkoudj beids- en Zinkingskoortzen. Het is wel niemand in de hersiens gekomen, eene goedaartige Verkoudheid in te eni ten, doch is het daarom onmogelyk? in tegendeel, zoude l in aanhoudende Èpidemien niet zomwylen eene door m« j enting aangebragte befmetting gunftiger kunnen zyn, dan i eene natuurlyke, en zoude men dan niet befchouwender| wyze weldoen, met zodanig eene ziekte, door het fpog, ; enz. gelyk men de Mazelen kan doen, in te enten? Het ] tweede kenteken doet ook weinig af. Schoon wel de 1 ordinaire Verkoudheid geduurig wederkeert, zo is dit toch niet zo ligt het geval der kwaadaartige Zinkingsj koortzen. Waarom kan 'er ook geen merkelyk verfchil 1 zyn in den aart van verfchillende Catarrhale ziekteftof1 fen ? Waarom zoude de eene zoort niet veel gefchiki .ter kunnen zyn , om het lichaam wederom te beledigen* ; dan de andere? Van pag. 47 tot pag. 64 handelt de Aanmerker over ■ bet gevoelen van den Heet brugmans , aangaande de I tyaarfchynelyk geringe gefchiktheid der lyken van geftpr| vene beesten, en hunner gedeelten, om de befmetting I voort te planten. De Aanmerker ftaat in een tegengei ;ileld gevoelen, en betoogt, dat in veele ziekten eene befmetting na den dood plaats heeft ; doch aangaande de ! zaak in verfchil beilist hy niets volkomens. Niet weinig fpot de Aanmerker met de hoop, welke 1 de Hoogleeraar uit zyne Theorie heeft opgevat, om eene bekwaame geneeswyze voor de zo verderffelyke Veepest uit te denken. Het is waar, alles, wat tot bier toe ten dien einde is in het werk gefteld , heeft weinig gevolg gehad ; doch dit bewyst niets voor het toekomende. Dan inzonderheid vindt de Aanmerker het onvoorzichtig en gevaarlyk, dat de Leidfche Hoogleeraar de tegenwoordige ziekte heeft opgegeeven, als minder befmettelyk jèvi verwoestend, dan de voorige Veepest. Nader zoekt S s 2 hy  620 BÉDENKINGEN. hy zulks aan te dringen in een Postfcriptum , ih hetwelR by den hoofdzaakelyken inhoud van de Memorie det Harderwykfche Medicinale Faculteit, ten opzicht van deeze zaak , mededeelt/ waar uit blykt, dat de Harderwykfche Hoogleeraaren hebben geoordeeld, dat de tegenwoordige Veeziekte wel degelyk dezelfde was, als die geene, die voorheen zulke groote verwoestingen heeft aangerecht. Wy willen de Harderwykfche Hoogleeraaren in deezen geenzins taxeeren. Doch de meerdere kragt van den Polsflag, en andere omftandigheden, door den Heer brugmans waargenomen, fchynen toch zyne ftelling , aangaande de mindere kwaadaartigheid, niet weinig te "begunftigen. En wordt dezelve niet allerwaarfchynelykst gemaakt door de uitkomst ? Voorige befmettingen der waare Veepest hebben immers niet opgehou^ den , voor dat zy Jaaren lang alomme de geweldigfté verwoestingen hadden aangerecht; terwyl de tegenwoordige zich maar geduurende eenige Maanden by ons beeft doen gevoelen, en daarop van zeiven is ver* dweeneni Verhandeling o^er den voordeeligften Hoek, onder welken men de Punldeuren eener Sluize kan zaamenvoegen ; door c. ürunings junior, Oud-toeziener van Rhynlaifd in het Kwartier van Spadrndam, DireEteur - Generaal der Droogmaakerycn van Nieuwkoop en Zevenhoven , Lid van de Hollandfche Maatfchappy der IVeetenfchappcn en van het Bataafsch Genootfchap der Procfondervindelyke IVysbegeerte. Te Haarlem , by J. van Wal ré en Comp., 1797. In gr. 8vo. 59 bl. met een uitjlaande Blaat. De Conceptvraagén Van de Hollandfche Maatfchappye der Weetenfchappen voor het jaar 1796 gaven den Heere brunings aanleiding tot het uitwerken deezer lloffe, waar in dezelve meesterlyk geflaagd is. Het "Werkje is ten dien einde afgedeeld in drie Afdeelingen, wier eerfte bevat eene Analytiïche ontleding der werking van Itilftaand water op Sluisdeuren, en de daar uit afgeleide bepaal ing der beide uiterften , tusfchen welke de voordeeligfte hoek ncodzaakelyk liggen moet. De tweede Afdeeling bevat de Theofien van bèlTbor , lecchi en anderen, over deeze ftofte. Terwyl de Schryver in da laat-  C. BRUNINGS, verhandeling. ls-l ïaatfte Afdeeling uit zyne beginfelen den voordeeligften boek opmaakt, dien Puntdeuren met eikanderen maaken kunnen. Hy bewyst ten dien, einde in § 48, dat de hoek, die, volgens de beste Wiskundige beginfels, aan dit oogmerk moet voldoen, zy een hoek van 150% en dus éen veel ftomper hoek, dan men tot hiertoe had gemeendj dewyl belidor den besten hoek der fluiting had geoordeeld dien van 135®, en anderen ten dien einde zelis een hoek van 1090, of daaromtrent, hadden verkoozen. Daar nu de zogenaamde fprong der Sluis, die, volgens belidor, een vyfde deel der wydte van de Sluis zoude moeten uitmaaken, volgens de leere van brunings, tot op een zevende van dien afftand wordt verminderd, bekomt men een merkelyk voordeel, doordien de deuren thans veel kleiner en dus ligter en minder kostbaar •worden, dan volgens de ftellingen van anderen plaats zoude moeten hebben. Eindelyk bewyst de Heer brunings zyne ftelling niet alleen Wiskundig, maar bevestigt dezelve ook Proefondervindelyk, met het voorbeeld der groote of Sehoutsiluis te Spaarndam, die nog veel kortere fprongen en dus nog veel ftompere hoeken van aanflag heeft, dan'de beste Sluis, volgens de Theorie van den'Heer brunings, zoude moeten bezitten, en desniettegenftaande, geduurende meer dan twee Eeuwen, de zwaarfte ftormvloeden ongekrenkt beeft yerdraagen. Romeinfehe Gefchiedenis fen, door m. stuart. Me t Kaar ten en Plaaten. Vilde Deel. Behelzende de Gefchiedenis van het Gemeenebest, van den Dood van Koning Hier» tot aan de Nederlaag en Dood van Hanmbal's Broeder. Te Amfterdam, by ]. Allart, 1796. In gr. bvo, 571 bl. In twee Hrofdftukken van het vervolg des Vierden Boeks ïreezes uitgebreiden Werks (*)' wordt de Romeinfehe Gefchiedenis,,in het Tydvak op den Tytel aangeduid, voortgezet. Krygsverrigtingen by Krygsverngtingen. Nu en dan afgewisield door Belchryvingen van Plaatzen entreifende Charaéters. ' , - ' „ r,. Zónder ons met den welbekenden draad der Gefchiedenisfen hier voorkomende op te houoen, zullen wy het 1 CO Zie hier boven, bl. 254» Ss 3  een en ander van onderfcheide foort, uit dit Deel, onzea Leezeren ter proeve aanbieden. " Eerst valt ons hier onder 't oog de ftrengheid der Venjors. „ In plaats van hun beftuur, naar gewoonte, „ met de ambefleeding van 's Lands Werken te beginnen, „ wyl de ledigheid der Schatkist dezelve geenzins toe-' „ liet, maakten deeze Schatmeesters terftond hun werk, „ met als Zedenmeesters tevens het gedrag der onderfcheid " deni ^rSeren * beoordeelen, en derzelver wangedrag „ te ftraflen. Zy, die na den flag van Cann. Dezelfde ftraf werd door £ hun gefteld op de zulken, die even als één dertien „ Romeinfehe Krygsgevangenen, dien hannibal eens na „ Rome had gezonden , zich door flinkfche wegen van j, hun woord, aan den vyand gegeeven, zouden willen „ ontftaan. Voorts onderzogten zy de naamlysten dec „ geenen wier ouderdom hun reeds tot den Krygsdienst „ geroepen had, vonden over de tweeduizend naamen, „ die zints vier jaaren niet op de oorlogslysten ftonden, „ zonder dat ziekte of eenige andere wettige reden voor „ derzelver verlof kon bygebragt worden , en verneder,, den alle derzelver perfoonen tot denzelfden ftaat vatl „ bloote lastdraagers." * Strenge maatregels, in de daad, door de tydsomftandigheden gebillykt, en volgenswaardig in gelykfoortige gevallen; maatregels, die niet alleen voorgefteld, maar uitgevoerd, werden; want, vervolgt onze Gefchiedboeker, » de (*) „ Men is het niet eens onder de Oudheidkundigen over de eigenlyke vernedering tot bloote Lastdraagers van den Staat Het komt my voor, dat dezelve daar in beftondt, dat men zvne ichaiting in evenredigheid zyner inkomften bleef opbrengen, zonder den Rang dier Clasfe te behouden, waarin men ia gevolge van die inkomften gefteld was geweest. Zie voort» beauf , Rep. Rom. T. III. p. 89."  8.0meinsche geschiedenissen. «Ss* de Raad, wel verre van deeze ftrengheid der Cefifors ! af te keuren, nam tegen allen, die door hun dus ichandelyk getekend waren, het befluit, dat zy als voetkne waar  U. STUART „ waar van het grievend gevoel eene eeuwigduurende „ vyandlchap en wraakzucht voortbrengt tegen derzelver „ verwoesters. —— Goud en Zilver te vervoeren had „ eenen geheel anderen grond; hunne heerschzugt moest „ de magt van anderen fnuiken, die by gebrek aan geld „ hunne oorlogszenuwen misten , en moest zelve zich in 9, ltaat houden om het verkreegen gezag te bewaaren en „ uit te breiden; maar alles, wat geenzins ter onderdeu„ ning, maar veeleer tot verzwakking, van zulk een gezag „ gediend had, moest diezelfde heerschzugt den overwon,, nenen hebben laaten: behouden ,' daar toch de 'roem s, huns Vaderlands1 geenzins van fchilderyen en beelden, ,, maar van de deftigheid der algemeene * zeden en van ,, hunne byzondere grootheid van geest afhing. » Marcellus mogt door zyne invoering van Griekfche, „ Kunstwerken, zegt plutarchus, der menigte behaa2, gen, gryze Staatsluiden keurden het gedrag van fabius „ beter, die, twee jaaren daarna, by zyne herovering van „ Tarentum, geene hand aan dergelyke Kunstwerken „ iloeg; alleen het Goud en Zilver vervoerde, en zelfs „ verbood het geringde Standbeeld weg te haaien; zegs, gende, laat ons den Tarenters deeze vertoornde Goden s, laaten!"" By Geldgebrek in Rome, door het voeren der kostbaare Oorlogen veroorzaakt, by het gemor des Volks over den last der Opbrenginge, en de verlegenheid des Raads, bragt men vry veel in voor de gegrondheid van 's Volks beklag; doch beweerde men tevens, dat den byzonderea Burgers die billyke of onbillyke last behoorde opgelegd te worden; dewyl de Schatkist uitgeput, en eene welbemande Vloot eene volftrekte behoefte was om Sicilië te behouden, philippus in zyne eigene Staaten op te fluiten, en de kusten van Italië te dekken. Terwyl de neteligheid deezer zaake goeden raad zeer duur maakte, en eene raadelooze verlegenheid fchier elk bevong, liet zich de Conful l^evjnus in deeze te recht vereeuwigde woorden hooren : „ Munten de Overheden boven den Raad, de ,, Raadsheeren boven het Volk, in aanzien uit, ook moe„ ten zy hetzelve voorgaan in alles, wat hard en moeilyk „ valt. Volbrengt gy met de uwen zelve het geen gy uwen „minderen wilt opleggen, en elk zal u gehoorzaam zyn. „ De last zal een iegelyk ligt vallen, waar aan hy eiken. „ Raadsheer vrywillig de hand ziet flaan. Willen wy „ dus welbemande Vlooten hebben vbor den Staat, ea 5, dea  &OMETNSCHE GESCHIEDENISSEN. Öif den Burger ons gebod niet zien wederftreeven, dat '? wy dan onszelven bet eerst onderwerpen aan dien ?' last. Laat ons, Raadsheeren, morgen al ons goud , ?' zilver en gemunt koper, in de fchatkist Horten ; be?' houdende alleen de ringen van ons en de onzen , hei \ halgcieraad onzer jonge Zoontjes, en eene once gouds, ' voor den opfchik onzer Vrouwen en Dogters. Zy s ?' die reeds den yvoiren zetel bekleeden, kunnen het " zilvertuif hunner paarden en zo veel zilvers te rug hou?' den, als zy noodig hebben, om daar van een zoutvat '' en ofïerfchaal voor den dienst der Goden te doen, ?' vervaardigen. Alle de overige Raadsheeren behouden " voor zich 'één pond zilvers en vyfduizend gemunte ftuk> " ken kopers voor bun huisgezin. Laat ons, voorts, al het " ander goud, zilver en kopergeld, 'zonder eenig verder ' voorafgaand Raadsbefluit, by 's Lands Penningmeesters ?' brengen, om door deeze vrywillige gift geheel onver* ' wa met^ gemeenfchaplyk overleg , hadt moeten te " voorfchyn komen en opgebouwd worden. — Uecze ftukken nu niet aan elkander hangende, zullen minder " voldoen, ia zommige zullen befchouwd worden als on" Sig en overtollig, en als niets afdoende, of geene Z genoegzaame befchuldigingen tegen de Regenten en Ministers van het voorig Beftuur inhoudende, of aan " den dag leggende ; doch welke ftukken echter door "ons moesten aangevoerd worden , om niets over t hoofd te zien, eft het Committé van alles grondig te 3 onderrigten, 't welk daar uit zyne gevolgtrekkingen en  63° Éti t* ÖötrwÉNl » befchuldigïngen tegen dezelve Regenten en Ministens „ had kunnen haaien." De Hukken,- waar toe de Cortfmisfïe, in 't eerst, haar onderzoek oordeelde te moeten bepaalen, waren, op dat wy dezelve verkort cpgeeven, (x) Het nalpeuren wie da oorzaaken waren van en opftookers der oproerige beweegingen in den Jaare 1787. (a) Wie de Perfoonen waren, die demrukking der Pruisfifche Troepen bewerkten. (3) Na te gaan met hoe veelerlei foort van Belastingen en Geldafperfingen men de goede Ingezetenen bezwaard hadt; (4) Te onderzoeken, wie de geenen waren * die, door de zaak van den Stadhouder de hunne te maaken, en den oorlog met Frankryk te voeren, het Land op zodanig eene enorme uitgave van Penningen gejaagd hebben , en (5) In 't algemeen eenige bedenkingen op te geeven, betrekkelyk de verdere politieke gedraagingen der Leden van het voorig Beduur, in verfcheide voor den Lande zeer gevvigtige opzigten, zo het binnenlandfche als het buitenlandfche betreffende. Waar by zy vervolgens meenden te moeten voegen alles wat maar eenigzins°betrekking hadt tot eenigerlei aart of foort van bezwaar, en dit aan de Natie te moeten openbaaren. Breedfpraakig is het onderzoek omtrent het gebruik van s Lands penningen, geduurende het bekende Tydvak van zeven jaaren; fterk de aanwyzingen van gepoogde len deels gelukte verdonkeringen in deezen , 't welk op den voorgrond komt, en naderhand nog meer byzonder aan den dag gelegd wordt in de ontvouwing der aangeduide hoofdzaaken. Veel bekends komt 'er noodwendig in voor; de Verzameling der Stukken by de chalmot, de Zaaken van Staat en Oorlog by allart , bragten reeds veel aan 't licht, en de Schryvers van het Vader* landsch Huisboek hebben, wat ten bezwaar des Stadhouders en diens Partye kon dienen, goeddeels opgezameld. Meer zouden deeze Onderzoekers hebben kunnen leverenindien geene Papieren voorbedagtlyk verdonkerd, of hun by het doen des onder'zoeks onthouden waren, waar ovef herhaalde en gegronde klagten in den loop deezes Rapports worden uitgeboezemd. Met dit alles komt 'er veel in voor, 't geen of geheel onbekend, of niet zodanig ontwikkeld was, als wy het hier aantreffen; de overvloed van ftoffen van deezen aart is zo veelvuldig, dat wy het optellen en aanwyzen niet durven onderneemen, vooruitziende, dat  aan zyne committenten; 6^7. dat wy tot eene verveelende lengte zouden vervallen. Met ftilzwygen kunnen wy niet voorbygaan de Annotatien uit de Papieren van den geweezen Griffier fagel, de gedraagingen ontvouwende van den Raadpenfionaris van de spiegel , van den Griffier fagel , van weladeren, «rantsenuurg, van lynden van j3litters- wyk, en andere Staatsleden. Zy loopen van 8 Dec. 1787 Itot 18 May 1788. In deeze ten eigen gebruike en herinnering opgeftelde Aantekeningen komt zeer veel voor 't welk toelicht, zeer veel 't geen men 'er niet in zou jverwagten. . . . Hoe zeer ons de lust bekruipt om er met weinig ijüit over te neemen, moeten wy ons tot een enkelen jtrek bepaalen. 1 January 1788, fchryft de jonge Griffier fagel. „ Niet lang geleden zeide de RaadpenfioL naris (v. d. spiegel) tegen myn Grootvader, dat ^er L twee partyen aan 't hof waren, de eene van den Prints fe, en de andere van de Prinfesfe; en dat men zich „ moest wagten van de eene zo wel als de andere te E, mishaagen; dat dePrinfes zeker eene Vrouw van verftand i„ was, die fermiteit bezat, en orde hieldt in de zaaken, E welke zy behandelde; maar dat, met dit alles, men L zich wel wachten moest haar te verheften op de puinhooL pen van den Prinfe;en dat deeze, niettegenftaande alle L zyne gebreken en zwakheden , moest gehandhaafd en 1 onderfteund worden; want eindelyk, voegde de .Penfioij, naris 'er by, is hy toch altoos de geene die Prins van L oranje is, het Volk bemint dien naam, en eene Prinles E van Pruisfen moet ons niet regeeren. Het is op- ij», merkelyk dat eenige Patriotten geduurende een tyd lang j„ dezelfde taal gevoerd hebben." . Laag zette van de spiegel hier zyne Hoogheid; doch In een Gefprek, op 31 Maart 1788, vinden wy iets meer luit den mond van dienzelfden Raadpenfionaris, die, als er van den Prins en diens CWaracter gefprooken werd, zetÈe4 „ Hy is al een zeer raar Heer, en die geenen, die [t zich verbeelden dat hy geen fyfthema heeft,zo als vee„ le menfehen denken, bedriegen zich zeer; hy heelt wel „ degelyk een fyfthema; maar het is een fyfthema van , verwarringe en desordrc. Zyne Pohtique is van de „ dingen ^zo veel in de war te helpen als maar doen- I InkdeSdaad, een Vorst, die door de hand zyner Vrien-  8 278873787-17-8 i C Misbruik van 's Lands Penningen * 7260022-18-2! D Onkosten der Pruisfen . * 1915025- Ö - óf E Onkosten van Willem den V » 40748770-10-: j F Staat van de O. I. Comp. . * 92221525G Subfidie aan dezelve tot 1794 * 8275000- : -: ' H De Onkosten der Admiraliteiten * 75902320-14-3.1 I Het beloop van eenige Onkosten 9 • 2852532- 3.6 K Op Ordonnantie van Gecomm. Raaden betaald . '* 22994035-17-ij| . . TT f5797o6i3i- 6-li De geheime Uitgaven . • « 20002562-11-3 De Petitie voor de O* I. Comp. « 30000000 - : -: / 629708693-17-3^ Hier by 't geen door Willem den V is medegenomen, 'tgeen volgens publieke gerugten zou zyn geweest ' eene fonima van . . ƒ 24000000-: -fl / 653708693-17-31 Ten aanziene van de fom door wileem ben V me» degenomen , vinden wy 'er by aangetekend; „ docr£ „ waar aan wy weinig of genoegzaam geen geloof kun-, „ nen flaan, da,t het zo veel zou hebben kunnen beloo'. pen; aangemerkt de uitgeputheid en den Hechten ftaat» ,, waar in 's Lands kasfen zich bevonden, zö als wy| » uit de Refolutien, te dier tyd genomen, hebben kun* 3, nen ontwaar worden." Aattk  J. van der roest, aanspraak. 633 Aanfpraak van j. van der roest, Leeraar der Hervormden te Haarlem , aan fyne Kerkgenooten. Gevolgd van eene Leerreeden over Jeremia II. ys. 31, 32. In gr. Qvo. 24 bl. Uit de Nieuwspapieren zyn genoeg bekend, de Adresfen , door Leden van het Hervormde Kerkgenootfchap ter Nationaale Vergadering ingeleverd, betrekkelyk de Kerkelyke goederen. De vreeze, dat het daaromtrent bepaalde in het onlangs afgekeurde Plan van Conftitutie , in het Plan, waaraan thans wordt gearbeid, mogt herhaald worden, gaf aanleiding tot die Adresfen. Over de waarde of onwaarde, het tydige of ontydige, dier Vertoogen zullen wy ons niet uitlaaten, maar alleen aanmerken, dat.de Aanfpraak van den Eerw. van der roest uit haaren aart gefchikt is, om zeer veel te hebben -kunnen toebrengen om het getal der Onderteekenaaren tot het aanzienlyk getal te doen aangroeien, welk wy onlangs openlyk vonden aangekondigd. Gemaatigdheid, ernst en wegfleepende fchryfftyl wedy veren hier met elkander. Zo wel de zulken , die het oude, als die het tegenwoordige, Beftuur zyn toegedaan, indien hun de zaak van den Hervormden Godsdienst, en de ftandhouding daarvan, ter harte gaa, tragt hy hunne verpligting op het hart te drukken, om niet ftil te zitten, maar aan den opgeworpen maatregel deel t - neemen. Van der roest begeert niet het geheel, maar een gedeelte, der Kerkelyke goederen voor de Hervormden ; waaromtrent hy zich aldus uitlaat: „ Veel is te zesgen voor 't recht der hervormden op alles, dan !' ik erken, 't geen naar de beginfelen der Rechtsgeleerd • „ heyd het hoogst recht is, is foms voor de vierfchaar „ van 't geweeten het uiterst onrecht. Het waaren, vervolgt hy, zoo wel de Voorouders van onfe in den ' Godsdienst van ons verfchillende Landgenooten, als de „ onfe, van welke de meeste goederen der Kerk afkomftig zyn, en indien den Hervormden de helft dier goederen wierd toegeweefen , fou dit wel niet toereykend „ zyn om alles by hen in dien ftaat te doen blyven , „ waar in het nu is , maar (zegt hy) 'er konden ook „ verfcheydene veranderingen gemaakt worden, en men lett. 1797. no. 14. T t „ be-  634 j' van dei'- roest, aanspraak. „ bezat dan een fonds , 't welk, onder den Godlyketl „ zeegen, van tyd tot tyd kon vermeerderd worden." Om den fpoed, welken , naar de mcening van den Eerw. v. v. roest , het werk vereischte, heeft hy deeze Aanfpraak afzonderlyk afgegeeven ; niet oorbaar agtende, daar mede te toeven, tot dat de Leerrede was afgedrukt. Tot nog toe is deeze ons niet ter hand gekoomen. Request voor Gecommitteerden der Doopsgezinde Gemeente te Leeuwarden , ingeleverd by de Nationale Vergadering , repréfentecrende het Volk van Nederland. Alomrne te bekoomen. In gr. 8vo. met de Rylasen , 52 bl. T?enig in zyne foort, voor zo veel wy van de GefchiedeJL/ nisfe der Doopsgezinden kundfehap draagen, is het hoofdonderwerp van dit Gefchrift. Zeer bekend, by veelen, is de naam van Abraham Staal, zints meer dan elf jaaren. Het Leeraararnpt in de Doopsgezinde Gemeente te Goes, in Zeeland, bekleedende, fpeelde hy, in den Jaare 1786, een aanzienlyken rol onder den Patriotfchen aanhang van dien tyd, en liep dermaate in het oog by de Vrienden van Oranje, dat deeze, in een geduchten opltand te dier Stede, hem na 't leeven Honden. Zeeland verlaaten hebbende, beriep hem vervolgens de Doopsgezinde Gemeente te Leeuwarden tot haaren Leeraar. Vuurig van aart en driftig Patriotsgezind, nam Staal van nieuws ryklyk deel inde openbaare zaaken, naa de Omwenteling van den Jaare_ 1795, niet Ilegts als werkend Lid eener Volks-Sociëteit te Leeuwarden, maar ook als Afgevaardigde in de Centraale Vergadering in 'j Hage. Hoe zeer ook, voor verre het grootlte gedeelte, de nieuwe orde van zaaken toegedaan, vatte, egter, de Gemeente merkelyk ongenoegen op over het gedrag van haaren Leeraar. Door meer of min èrnftige maatregelen tragtte men hem daar van te rug te brengen. Vergeefs. Zedert tot Raad in het Provinciaale Hof van Jurtitie verkozen, groeide de verwydering tusfchen Staal en zyne Gemeente, alzo deeze van oordeel was, dat de dienst, welken hy aan haar verfchuldigd was, daar by merkelyk nadeel leedt. Het gevolg was, dat men, eindelyk, te raade wierdt , Abraham Staal van zynen post, als Leeraar der Gemeen-  REQUEST. 635 meerite, vervallen te verklaaren, volgens befluit van 18 April deezes jaars. Thans wendde zich Staal tot den Raad der Gemeente, met een Verzoeklchnft, waarin hy, zyne remotie niet op rekening der Gemeente, maar van den Kerkenraad, ftellende, verzogt, dat het gedrag, ten zynen opzigte gehouden, van onwaarde verklaard, en by in zyn werk niet mogt geturbeerd worden. Een gunib> verhoor vondt dit verzoek, en wierdt overeenkomltig daar mede een befluit genomen. Nog al, evenwel, konde Staal zyn oogmerk niet bereiken , om den Predikftoel te beklimmen. Andermaal moest hy daartoe den Raad der Gemeente in den arm neemen. Het zonderling Appoinftement, om het by geen anderen naam te noemen, welk hier op volgde, willen wy hier overlchry ven: „ De Raad auctorifeert den Executeur deezer Stad, ' C. Setl>, om den Suppliant 't effect te doen genieten „ van haar Dispofityf in deezen voorkomende , de dato ,, den 14 July 1797, op des Suppliants nademiddags„ dienst, den 24 September 1797 aanllaande, en vervol„gcns, des nodig met middelen van Executie, en adlum„ tie van de noodige adfiftentie, den Kerkenraad van de Doopsgezinde Gemeente alhier te conftringeeren, ten „ einde de Deuren der Kerke, en den toegang van dien, „ behoorlyk, anders Via FaSti, geopend werden," enz. Dit gewelddaadig openen der Kerke gefchiedde ook met 'er daad op den genoemden Zondag, en wierdt alzo aan Staal de weg na den Predikftoel gebaand, voor welken, alzo de gewoone Voorzanger zynen post hadt nedergelegd, een Man in Burger Sergeants Uniform, met den Houwer op zyde, zich piaatfte, om dat werk te verrigten; onder 't welk hy, egter, zyn zydgeweer afleide.. Op den 1 October wierdt het aanftootelyk, gewelddaadig, Kerkfchenden herhaald. — Zie daar het hoofdbeloop der veel gerugts maakende gebeurtenislë, om welker verdere heillooze gevolgen te voorkomen , Gecommitteerden der Gemeente noodig geoordeeld hebben, in een uitvoerig en bondig beredeneerd Request, zich te vervoegen by de Nationaale Vergadering, ten einde de Doopsgezinde Gemeente by haare Regten gehandhaafd, aan Staal bevolen worde, zich naar het befluit der Gemeente van 16 April 1. 1. te gedraagen, en aan den Raad der Gemeente van Leeuwarden , om de gemelde Gemeente ongemoeid te laaten. Bezwaarlyk valt het voor ons, in deeze zaak, een vonnis op te maaken, dat in allen deele met de waarheid overeenftemt. In de Tt a boofd-  65ó kequest. hoofdzaak fchroomen wy niet ons voor de Reouestranten te yerklaaren, De beoordeeling van de handelingen van den Raad der Gemeente en van Staal aan de eene zyde, en de verdeediging van hun eigen gedrag aan den anderen Kant, doen ons die party kiezen; nog meer daartoe bewogen door eenige Getuigenisfen en Verklaaringen, welke wy onder de Bylagen aantreffen. Reizen door Zwitferland', /tallen, Sicilien en de Griekfche Eilanden, naar Konftantinopolen , en van daar te rug door een gedeelte van Griekenland, over Ragufa en de Dalmatifche Eilanden, in de Jaaren 1787, 1788 en 1780 Door thomas watkins. Uit het Engelsch vertaald'. Vde Leel. Te Haarlem , by F. Bohn. /n gr 8vo 144 bl. Niet dan noode verlaat men -eenen onderhoudenden Vriend, niet clan noode dien bovenal wanneer hy ons zeer weetenswaardige berigten mededeelt van Reistochten in door ons onbezogte Landen, en die hy met het oog eens menschkundigen, en in allen opzigte toe°erusten, Waarneemers doorkruiste. Dit viel ons in by het digtdoen van het laatfte Deeltje deezer Reizen van watkins , door de op den Tytel gemelde Landen. Een Reiziger, die ons, van tyd tot tyd, eerst by een en ander Stuk in het Mengelwerk onzer Vaderl. Letteroefeningen, en vervolgens by het beoordeelen der Nederduitfche Vertaahng van de geheele Reize, menig aangenaam en onderwyzend uur verfchafte. De eerite vyf Brieven, in dit laatfte Stukje r*), loopen naa eene onderhoudende Befchryving van de Reize derwaards, over Conllantinopel, en de omliggende Landftreeken,door den Reiziger bezogt,en op zynen bekenden onderhoudenden trant befchreeven; met aanmerkingen over het Character der Turken. De Nederduitfche Vertaaler, ten wiens opzigte wy reeds aangemerkt hebben, dat hy overvloediger werd met zyne Aantekeningen, is het ook in dit Deeltje, en fchynt in de gelegenheid geweest te zyn om eenige byzondere naarigten, de Turken betreffende, op te doen, welke hy te deezer gelegenheid mededeelt, en tot (*) Zie ons verflag van het IV Deel, bl. 125 hier boven.  TH. WATKINS, REIZEN. tat verbetering deezes Reisverhaals (trekken. Watkins Serkfoo- ,,'Ër is geene Natie in Europa, welker zeden zo barbaarsch zyn, als die der Turken. Dit moe men " toefcbryven aan hunnen Godsdienst, die, om zich ftaan" £ te houden door de onkunde van deszelfs belyderen , hen leert, dat het afwyken van de gewoonte f hunner Verouderen afval, en het omhelzen van d.e der Sstenen zonde is. Men verfmaadde de befchaafdheid " der Grieken, toen men deeze overwonnen en in flaa" verny gebragt hadt, zo dat de Turken nog even ruuvv " en on geletterd zyn als in de éagen van othman. Hun" ne befe e hoedanigheden zyn geenzhis toe te lchryven S aan eene6 redelyke "overtuiging of een beze.van zede yke deued; want alhoewel zy de regtvaardigheid en lieidE dLdigheid voor noodzaaklyke deugden houden, bepaalen zv derzelver uitoefening alleen tot de hunnen; ge" oovende, gelyk gy uit hunne gefchiedenis z,en zult , Z dat geen overeenkomften met -Ongeloovigen voor hun " van fen" verbindende kragt zyn." - Op deeze laatfte bvzonderheid vinden wy deeze, den Turken, tot eere (trekkende. Aantekening desVertaalers: „ Dit wordt ons verzekerd dat 'er zo verre af is, dat de Turken, zelfs bo" ven veele Kristenen, in goede trouw uitmunten; in zo " verre, dat zy nimmer in gebreke blyven, de door hun ', opgenomene penningen promt te verintresten, en op zyn „ tyd af te losfen, fchoon zy 'er geen handfchrift van " Sr na, vervolgens door den Reiziger bezogt, wordt belchreeven, en in die befchryving aangemerkt: ,, De Pest heeft in den laatstvoorleden Zomer, Cdeeze Brief " is eedag- en gejaartekend vo. 82. bl. •pvit Leesboek voor Kinderen, hetgeen wy van den burger jLJ DELtKBARfUï uit zyn Voorbericht niet genoegen vernemen, dat, in het oorfpronglyke, in onze Nederduitfche Scholen vry algemeen gebruikt wordt, is geheel da moeite waardig, welke ï t s de  <»42 J. P. DELLEBARRE, LIVRE DE LECTOKE. de Franfche Schoolleeraar aan zyne Venaling van hetzelve beneed heeft. Het behelst naamlyk een onderwys der zeden door voorbeelden, dia allen naar de kinderlyke behoeften en vatbaarheid zeer wel zyn uitgekozen. Het is dus evenzeer geichiit om den leeslust op te wekken en gaande te houden als om het jeugdig verftand en hart voor zyne pligcen te vormen. Om ouze lezers over de wyze van voordrage en ook enigzins over de waardy der Franfche Overzetting te doen §e°tiSd"' S£Ven Wy hU" tüC e"e pr°eve hec volSend' «ukjen, On ne croit plus celui qui manque & fa parole. Un enfant qui manque d fa parole, a beaucoup de resfem* Uance avec celui qui ment: FMfloire fuivante fuffit pour prouver cette ven te, f r r Jcan, fik d'un payfan, voyant que fon camarade avoit deux tommes , lm promit un liard, slil vouloit les lui donner: ce bon gargon y conjentit & lui donna les deux pommes ; fur quoi wekkende inboezemingen ; en naderhand berokkent hy het ongeluk van den burgerlievenden Moorland, do r eerst denzelven, by den Minister, wiens Geheim-Secretaris hy was, in verdenken te brengen , van ontwerpen te fmeeden , die de burgers tegen de belangen van den Vorst zouden ophitzen; en vervolgends (by toeval gewaar wordende , dat de Vrouw van Moorland van het duistere van den nagt gebruik maakte , om een ongelukkig huisgezin by te ftaan.} den Minister in 't oor te blaazen , dat Mvorland, des nagts, hei. melyke byeenkomften hield , en aanllagen, voor de rust van den Staat nadeelig, fmeedde: terwyl hy den Syndicus diets maakte , dat zyne Vrouw geheime fanienkomften met den Vorst hield. Het gelukte hem , om , een bevel tot Arrest van den Syndicus vèkreegen hebbende, denzelven tot het befpieden van de gangen zyner Huisvrouw te beweegen, en hem by die gelegenheid gevangen te doen neemen ; op dac hy gelegenheid hebben mogte , zyne Vrouw , in zyn afweezen, tot voldoening zyner onkuisfche liefde te beweegen. Doch hy werd, op 't einde , door de trouwhartigheid van eenen vermomden Engelfchen Lord, die Moorlar.d's Zuster beminde, ontdekt, en de Syndicus ontflagen , en in eer, en 't vertrouwen van den Minister, herfteld. Het laatfte Stuk, de Onbekende , of het overwonnen Voor. oordeel, is van collot d'hkreois. De Onbekende, on¬ gelukkig de Broeder van eenen befaamden Roover, Craus, die door het Geregt veroordeeld en geftraft was, vond zich in de noodzaaklykheid, om de fchande en eerloosheid, door het  ZEDELYK seuOUWTOONEKL. 6 , j het vooroordeel, op hem, als Bloedverwant, nederdaalende, te ontwyken, zyn Vaderland te verlaaten; ontmoette, toevallig , op zyne reize, een op het Land, met zyne Dogter , ftil levenden Baron , die hy uit de handen der koovers verlost : de dankbaarheid voor deezen dienst verbindt den Baron en zyne Dogter, by welke ook de liefde in 't fpel kwam , ten (terkften aan hem ; en hun fterk aandringen , oin by hen te blyven , brengt hem in de noodzaake , om zyne maagfehap aan den gellraften Roover te ontdekken : doch dit verhindert nogthans niet , dat het edeldeukend Huisgezin, zich boven allen vooroordeel verheffende, hem te fterker perst , om by hen te blyven ; en hv wordt de Echtgenoot van des Barons Dogter. Mogt eenmaal het denkbeeld , dat de eerlooze Deugniet alleen zichzelven , en nooit zyne braave Bloedverwanten , die geen deel hebben in zyne fnoodheid, fchande aandoet, boven het vooroordeel , dat ook deezen in zyne eerloosheid betrekt, zegepraaien ! Rondenftein, of het Vaderlyk geluk; Tooneelfpel; door m. westerman. Te Amflddam, hy P. j. üylenbroek, 1797. In 'èvo. 121 bl. Rondenftein is in het bezit van zyne beide kinderen, Sofia en Ferdinand, een gelukkig Vader. Bovendien had hy nog, op de dringende bede zyner Dochter, ene, haai waardige, Vriendin onder zyne weldadige zorge opgenomen. Paulina (zo heette deze Vriendin) was een arm, maar deugdzaam, meisje. 1 Door hetgeen zy met vele zorgen en moeiten van harer han« n den arbeid laamvergaarde, had zy een gernimen tyd in de daaglykfche nooddruft harer Ouderen voorzien. Na dezer Ouderen : dood was zy , ten einde zich een ruimer beftaan te bezorgen, ; naar Amfteldam gekomen. Aldaar verwierf zy door haar* gevoeii ligen inborst de vriendfehap van Sofia, met welke zy, door i voor haar te werken, bekend werd, fpoedig zozeer, dat deze, het byzyn van hare Vriendin niet kunnende omberen, eerlang I de inwoning in haars Vaders huis voor Paulina verzogt en i verkreeg, fn het huis van Rondenftein verwierf nu Paulina I metterhaast elks achting en genegenheid. De goede Vader open; de haar geheel zyn hart , Sofia befchouwde en behandelde ïiaar ? niet anders dan als ene tederbeminde Zuster, terwyl haar de I jeugdige Ferdinand fpoedig de oprechtfte , de vurigfte liefde I zwoer. Daar het meisje dezen Jongeling met dezelfde drift beI minde, vervielen zy in ene misdadige zwakheid, welke het j jonge paar in de uiterfte verlegenheid, en Paulina byna tot I vertwyfeling, bragt. Ferdinand had bezwaarlyk moeds genoeg 1 ora zyas Vuders item tot een ongeiyk huwiyk te vragen, terwyl  646 KONDENSTIÏIN , wyl evenwel de bedenkJyke toeftand zyner beminde hem daartoe ten iterkfte verpligtte. Hoezeer Sofia met den hartlykften drang en het edelmoedigst aanbod om een gedeelte van haar aauzienlyk erfgoed voor hare Vriendin af te ftaan zyne bede onderfteunde , Rondenftein achtte zich nogthans in het eerst gehouden een afwyzend antwoord te geven. Hy vermaande zynen Zoon met moed zyne har:stocht te beftryden, wyl hy verpiigt was het heerfchend vooroordeel te ontzien , en de gevaren te vrezen , welke zyne vereniging met een arm meisje hem en zyne, nu beminde, Paulina ligt eerlang zou kunnen doen lyden, wanneer de bedwelming der liefde voor bedaarde redenering zou hebben plaats gemaakt. Midden onder deze gefprekken laat zekere Vreemdeling, Bergval genaamd , zich by Rondenftein aandienen. Bergval was vóór vyf jaren naar Amerika venrokken. Nadat hy aldaar vruchtloos zyn fortuin in den handel had beproefd, had hy het geluk gehad een' Vriend te vinden, die hem , onder beding van voordaan zynen naam te voeren, zyn geheel aanzienlyk vermogen had nagelaten. Het verlangen naar ene brave Zustér, die hem en zyne behoeftig geworden Ouders weleer de daadlykfte liefde bewees, had hem, na den dood zyns Vriends, weder naar het Vaderland gevoerd. Dikwyls , maar altyd zonder vrucht, zyne Zuster gefchreven hebbende, hoopte hy haar nu zelf te vinden, en zyn' verkregen' fchat met haar te delen. Bergval had even dit verhaal aan Rondenftein gedaan, wanneer Sofia op het toneel verfchynt, en hem door hare eenvoudigheid en onfchuld derwyze bekoort , dat hy aanftonds befluit zyn hart en hand haar aan te bieden. De edele Sofia weigert dit aanbod niet, maar onder volftrekt beding , dat Bergval zich het lot van hare Vriendin zal aantrekken , het zyne doende om 's Vaders tojftemming voor haar en haren Broeder te bewerken. Ten einde hy, om daartoe met vrucht te werken, het voorwerp, waarin zy zoveel belang ftelde , vooraf enigzins zou leren kennen , zend: zy hare Vriendin by hem, hetgeen gelegenheid geeft, dat Bergval in Paulina zyne Zuster , en deze in hem haren Broeder , wedervindt. Deze herkenning is door den Auéteur allertreffendst uitgedrukt. Op het ogenblik , waarin dezelve voorvalt, verfchynt Ferdinand , en ziet Bergval en zyne beminde in elkanders armen. De achterdocht maakt zich eensklaps meester van zyne ziel, en hy (laat tot de gevaarlykfte woede over. Deze omftaiidigheid brengt in het ftuk menig aandoenlyk en belangryk toneel. Ferdinand gaat in zyne dwaze drift zove'rr', dat hy Bergval uitdaagt tot een twégevecht, waarvan de fmartlyke gevolgen alleen door een gelukkig toeval worden voorgekomen. Eindiyk fchikc zich alles ten beste. Bergval vraagt en verkrygt van Rondenftein de hand van Sofia. Te gelyk fmeekc hy heai, terwyl hy hem nopends den  TOONEEL'FEL. 647 den eigenlyken toeftand van Paulina onderricht, dat hy ook in haar huwlyk met zynen Z0011 bewiilige. Nadat hy deze bewilliging voor het arme meisje verkregen heeft, ontdekt hy zich eerst als Paulina's ryken Broeder, die zyne bezitting ook geheel de hare acnt. Deze ontdekking van maagichap maakt, dat Ferdinand zich in het diepst zyner ziel over zyne dwaasheid moet fchamen. Hy ontvangt Paulina van haars Broeders hand tot bruid, en Rondenftein , die zich in de blyde uitkomst, en het geluk zyner kinderen, hart* ]yk verheugt, gevoelt daardoor zyn eigen vaderlyk geluk volmaakt. ' Wy hebben dit Toneelfpel met aandoening en met genoegen doorgelezen. Hoe wenschlyk ware het , dat de heerlenende toon van hetzelve, welke ons zozeer aan het vaste karakter en de deugd onzer Vaderen herinnert , nog in vele Nederlandfche huisgezinnen heersen te. Wat de kunstbewerking aanbelangt, hierover zou veel tot roem gezegd kunnen •worden. De Schryver verftaat zich de kunst om aandoenm-, gen te verwekken zeer wel, waartoe hy duidlyk blykt de natuur en de ondervinding geraadpleegd te hebben. Gene zyner handelende perfonen zyn overtollig , aan alle heeft hy enige inttresfance verleend. Zyne tonelen lopen zeer natuurïyk en geregeld af, en, niettegenftaande de menigte tusfchengevallen , welke aan zyn ftuk ene gepaste en aangename verfcheidenheid geven , heeft hy de eenheid van het geheel zorgvuldig bewaard. Wy vinden dus alle reden te berusten in de aanmoediging, welke wy den jongen Schryver reeds by zynen Eerfteling gegeven hebben. •Het Vaderlandsch Huisgezin. Burgerlyk Tooneelfpel in drie Bedryven. Te Rotterdam, by J. Meyer, 1797. In Svo. 144. bl. YT7y hebben dit Vaderlandsch Stuk met genoegen doorgeleW zen. Hetzelve is voor yverige Patriotten, echte Voorftauders der Vryheid en van de Rechten des Burgers, gefchikt. De zodanigen zullen 'er ook zeker veel vermaak in vinden. De karakters, die uit den tegenwoordigen tyd genomen zyn, en waarvan de meesten zich van ene edele zyde vertonen , zyn allen natuurïyk gefchetst. Goedman , de Vader des huisgezins, is een braaf mensch, een best Vader, een rechtfeha. pen Patriot. Zyne Vrouw bezit met hem gelyke beginfelen. Uitgenomen één Zoon, wiens ziel, geheel aan het Korr.ptoir en Koopmansleven verflaafd, daardoor voor zachte , gezellige aandoeningen min vatbaar is, geven alle zyne Kinderen blyk en van de uitftekendlte braafheid en een edel gevoel. Vooral maakt zyn Zoon Jan door zyne onbedwingbare zucht voor Vryheid en Vaderland een allerbeminlykst voorkomen. Hy  648 het vaderlandscii huisbe2in, tcoxeelspel. Hy is een oprecht en gul Jongeling, van een allerlevendigjt geitel, daardoor een revolutionair Patriot; dit wuord in den besten zin gebezigd. Niet minder fchittert in dit Toneelfpel het karakter van een' verlichten Turk , die zich met de Nederlandfche Patriotten over hunne verkregen Vryheid hartlyk verheugt. Zyne dankbaarheid en edelmoedigheid omtrent Goedman , die hem voorheen door weidaden had verpligt, kunnen den indruk verlevendigen , welke de overtuiging bewerkt, dat onder alle Natieën en Godsdienften mannen gevonden worden, die zich door hunne uitltekende deugden de achting hunner natuurgenoten waardig maken. Be Hu.vlyksgift, Tooneelfpel. Naar 'ƒ Hoogduitsch van a. w. iffland. Door G. J. I lammius. Te Amfteldam, by P. J. Üylenbroek, 1797. In Svo. 159 bl, „\T7at mag de reden zyn, (vroeg de Nederduitfche Vertaler W van dit Toneelfpel aan zichzelven) dat vele Toneelftukken van iffland onvertaald blyven >" Wanneer de meeste Hukken van dien Autheur met zyne Huwlyksgift gelyke waarde hebben , had hy waarlyk grond voor deze vraag. De goede fmaak vordert dan van hun, die zich bevlytigen door het geven van Venalingen voor het Toneel werkzaam te zyn, dat zy op de werken van iiflawd zozeer als, ja ligt meerder dan op die van kotzebu;- , of menig ander Duitfcher , hunne aandacht vestigen. Iffland vertoont ons in zyne Huwlyksgift ene alleraangenaamlle verfcheidenheid van karakters , die allen interesféren. Dit Ihik draagt zovele blyken van zyn vernuft en fmaak, 'er heerscht in hetzelve zoveel zacht en fyn gevoel, dat het boven vele anderen op ons Nationaal Toneel ook ene plaats verdient. Het Gefckenk, of de Gelukkige Misvatting ; Blyfpel. Naar het Framch van patrat ; door H. Ogelwight, junior. Te Amfteldam, by P. J. Üylenbroek, 1797. In 8vo. 46 bl. W> y hebben uit dit Blyfpel den zeer vluggen en vindingryken geest van den Autheur Ieren kennen. Hetzelve verdient by uitftek den naam van een geestig ftukjen , dat met veel vermaak kan gelezen worden, en by welks vertoning de toejuiching der menigte ongetwyfeld in een luid gefchater beftaan zal. Vermids dan ook dit ftukjen niets onzedelyks bevat , en wy het eens zyn met den Vertaler daarin , dat velen in dezen tyd het lagchen hoognodig hebben , moeten wy hetzelve den Beltuurderen van het Toneel aanpryzen.  ALGEMEE NE VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN. Kristelyk Leerboek voor de Jeugd, door• j. g. ROSENMüller. Uit het Hoogduitsch. Te Amfieldam, by W. van Vliet, 1797. In üvo. 430 bl. Met het uiterst genoegen hebben wy dit Leerboek in onze moedertale ontvangen. De wezenlyke gebreken,in alle, zelfs de beste, proeyen opgemerkt, bevestigen, dat het zo moeilyk als gewigtig zy enen Kristiy ken Katechismus voor de Jeugd te fchryven. Rosenmueler, die dit gevoelde, heeft daarom zyn Leerboek, wSoe hy reeds W vele jaren het plan ontworpen had, niet eer ter drukpers willen geven, dan nadat hy hetzelve herhaalde reizen had nagezien en verbeterd. Deze ï esclrheid is dan ook ongetwyfeld de oorzaak geworden, dat wy de juistheid, volkomenheid en naauwkeungheid, van zyn opftel hebben kunnen bewonderen. Daar dtt Leerboek niet gefchreven is voor eerstbegmnenden, maar voor zulken, die reeds ene genoegzame kennis van de eenvoudigfte Godsdienstwaarheden hebben , zo als die in des Schryvers eenvoudig onderwys voor Kinderen , t een Werkjen, dat ook reeds in 't Jaar 1793 vertaald is; zyn voorgedragen, is het ook veel uitgebreider, dan een Katechismus voor Kinderen moet wezen; bevattende hetzelve een geheel geregeld famenftel der Kristlyke Godsdienstlere. De orde, waarin rosenmuller dit famenftel voor de Teu^d gebragt heeft, zullen wy volgends de lyst der HoSuklen kortlyk opgeven. Na in de Inleiding van den Godsdienst in 't algemeen gefproken te hebben, handelt hy in het eerfte Hoofdftuk van God en de Schepping, van de Voorzienigheid en van Gods Eigenfchappen. Het twede Hoofdftuk gaat over de goede en kwade Engelen Het derde, over den Mensch, befchouwd in zyne natuur en beftemming, naar zynen oorfpronglyken en tegenwoordigen ftaat. Het vierde, over Jefus Kristus, * lett. 1797. no. 15. VV de*  65° VAN J. G. ROSENMULLER. fv^G?L°Zen- In het zesde Hoofdftuk gaat ^verdTenstlyke Schryver over tot hetgeen wy op Gods eiser.X trachten moeten, indien wy"zalig\^f^J^r^ In het zevende handelt hy i het breTe, en zee? S00n ^ i • t. Cht gebruik der genademiddelen Eindlvk wordt in het negende, zoveel ieder Kristen daarvS 8? hoort te weten, gefproken over het onderfcheid déï Godt ten n,f tTk t r°rnaamfte Kristen SdiSf^: ten. Dit Leerboek bevat alzo ene menigte belanWvkf» geiieei zeer lcnnltmatig worden voorgedragen Tnr h<* cu ïevenspiigten itelt, heeft hy achter iedere Afdelino- cm ettV^ ie gevanen duidlyk zal blyken, dat zvne lere nn dp ™M^^*ïïm ^> en aIIee" bybïfcie6 waaineia zy. Um onze Lezers met rosenmuller's piVpup voordragt enigzins bekend te maken , willen wv hun het geen hy m de vierde Afdeling van he zesckHoofdK^ de bekering der godloze» ze|t hier totene^ proevt gevT „ Wanneer 'er van de bekeering van godlooze meffchen „ gefproken wordt, zo wil bekeeren zo veel zeSals ., van hart en leeven te veranderen, en een bete! mensch * worden, dan men te vooren was Het woSd be • „ keeren en bekeering is daarvan afkomftig, daT het lee „ ven van een mensch in de Heilige Schrift by een' we? „ wordt vergeleken, die ons tot zekeren eindpaal breng? " rTt e Sod!(?oze bevindt zich od een' weg, die hem „ tot het rampzaligst verderf brengt: Indièn bv dS „ te regt gebragt zal worden, moet hy van deezen wee „ te rugge keeren Deeze kristlyke bekeering wS " ft0Lfn0hmd dC vfrlichtinS d. i. de opklaaring lesTer„ ftands, de waare kennis van het goede en kwaade -1 „ Dus wordt de bekeering genoemd, omdat waare Gods„ dienstkenms voor de bekeering den weg baant _ „ Z.y wordt anders ook genoemd" de wedergeboorte „ Deeze naam wordt aan de bekeering gegeeven, 'omdat  KRISTELYK LEERBOEK. ^O1 'er bv eenen godloozen, die zich bekeert, zulk eene " verandering plaats heeft ten aanzien van zyne denk" wv/e en levensmanier, dat hy niet meer het voonmaar een gansch ander mensch fchynt te weezen. " Daarvan worden bekeerde Kristenen genoemd ^'^de^fe wordt gevorderd , dat de god, looze zyne zonden kenne, vermyde en betreure. Hy ' mSet naamlyk erkennen en inzien , dat zyn tot hiertoe gehouden kevensgedrag niet goed ., maar fchanoe yk In ftraf baar geweest zy. — Niet goed, omdat by " Godwetten overtreeden heeft. Schandelyk, om- dat hy de weldaaden van God en den Verlosfer met ! de grootfte ondankbaarheid beandwoord heeft. — Strafbaar, omdat hy zichzelven en andere menfehen ? op meeïigerld wyze^chade gedaan heeft, en die fchal Se of geheel niet, of ten minften zeer ™eilyk, ver- hoeden kan. Hy moet tevens erkennen, dat hy fch door het aan de band houden der zonde meer I', fr-hade doet , en de zaligheid geheel verwaarloost, en ', dat hy zichzelven op deeze wyze voor eeuwig on' gelukkig zal maaken. Wanneer hy daar eens regt , fan, overtuigd is, zo 'zal 'er eene groote verandering ta zyn hart plaats grypen. Hy zal zich over zyne zonden Ichaamen , zich over dezelven bedroeven, , en vuurig wenfehen, dat hy beter geleefd mogt heb"Sn — Doch hy zal ook wenfehen, dat God zich «over hem erbarmen, hem helpen, zyn hart gerust ' ftellen, en hem weder op den weg der deugd en des oeluks brengen mooge. Wanneer deeze wensch op- " fegf s , zogmag df zondaar een vast vertrouwen op God hebben , dat God hem alle zyne begaane zonden om Tefus Kristus wil vergeeven, en hem weder ", kTgZdl aanneemen zal. Want God heeft het beloofd, dat hy allen zondaaren, die in opregtheid des harten voorneemens zyn, zich te beteren, en te be" keeren, vergeeven wil, zonder va» hun eenige boetvaardige werken of genoegdoeningen te vorderen. —Hieruit volgt dan , dat elk mensch, die zich bekeert, ! hoop heeft om zalig te worden , en zyne bekeering ' niet vruchtloos zyn zal. Dit vertrouwen op God, dat hy ons alle onze zonden om Jefus Kristus wil vergeeve, wordt in 't byzonder ook het geloof in ; SÖTffawemd. Dit geloof, of dit vertrouwen.  J. G. R0SEN MULLER „ is een weezenlyk ftuk der bekeering , en is da?rorri „ noodzaaklyk , wyl het den mensch met zyne bekee „ ring nooit in waarheid ernst zyn zal, wanneer h"m „ dit geloof ontbreekt. Want byaldien hv den „ goeden God niet toevertrouwt, dat hy hem alle zvne „ begaane zonden vergeeven, en hem in genade aannee„ men zal , zo kan hy in zyn gemoed niet gerust wor" °en'wvl hy altyd nog vreezen moet, dat God hem eens „ itralien zal of hier of m eeuwigheid. En wie „ eene ilaaffche vreeze voor God heeft, die bemint hem „ met opregt en kinderlyk : by gevolg heeft hy óok „ geen lust of geneigdheid, om hem eenige gewillig „ en kinderlyke gehoorzaamheid te bewyzen. Zonder " gewillige en kinderlyke gehoorzaamheid jegens „ God kan toch geene waare bekeering plaats grypen. „ Wie daarentegen zeker gelooft, dat God hem „ zyne zonden vergeeven heeft, die zal ook het wrk „ zyner bekeering met moed en yver by de hand vatten •» ~— Deeze weldaad der zonde-vergeeving wordt an„ ders genoemd de Rechtvaardiging • en fluit veel in „ zich. ~ God heeft my myne zonden vergeeven, wil „ zo veel zeggen als: God zal my wegens myne begaane ,, zonden niet meer ftraffen. Hy zal lis een genadig en „ wys Vader in dit tegenwoordige leeven voor mVne „ weezenlyke welvaart zorgen. Hy zal my het Ivden, „ t welk ik my voor een gedeelte door myne te voo„ ren gepleegde zonden heb op den hals gehaald, en 't „ welk my voor een groot gedeelte nog bejegenen zal „ verzachten en draaglyk maaken , en my eindelvk de „ door Kristus beloofde eeuwige zaligheid zeker deelach- „ tig doen worden. Al wie dit alles opregt van „ ganfeher harte gelooft, zal zynen God ook regt lief„ hebben,en 'er zich met allen yver op toeiegpen, om zvne „ dankbaarheid en liefde jegens hem door eene gewillice „ en kinderlyke gehoorzaamheid in het betrachten van zvne " feubod,en openlyk te toonen. Hy zal alle heer- „ lchende en bekende zonden myden, ten einde hy de „ genade van God en de zaligheid niet weder verbeure „ en verroeklooze. Hy zal zo veel goed doen , als „ m zyn vermogen is, naardien hy weet, dat zyn vvef „ in het goede met vruchtloos is, maar dat hem de„ zelve van God uit vaderlyke genade op het heerlvkfte „ 10 de eeuwigheid zal vergulden worden." Hoe geheel infteminend met de eenvoudige lere des By- bels  KRISTELYK LEERBOEK. 653 bels is deze voordragt! Hoe uitmuntend is dezelve gefchikt voor het oogmerk van den Schryver en dat van ieder verftandig en rechtfchapen Leeraar, om naamlyk het opkomend geflacht tot verlichte en werkzame Kristenen te vormen! Hartlyk wenfehen wy dan, dat dit Leerboek by velen fpoedig de plaats vervulle dier fpitsvindige Godgeleerde famenftellen, welke de Jeugd meestal zo nutteloos bezig houden, haar dikwyls ellendig verwarren, of ook wel een volkomen afkeer van all', wat haar verder onder den naam van Godsdienftig onderwys voorkomt , inboezemen. Hoezeer ook dit Leerboek, met een wys oogmerk, niet gefchreven is in den gewonen trant van Vragen en Antwoorden , durven wy hetzelve nogthans niet alleen aas Predikanten , maar ook aan min ervaren opzieners der Jeugd, aan Ouders of Schoolleeraars, tot een leiddraad aanpryzen, vermids de fchrandere Opfteller, om het gebruik daarvan gemaklyk te maken , zichzelven de moeite heeft gegeven, om de Vragen, die natuurïyk uit iedere Afdeling vloeien, achter dezelve te plaatfen. De Toets-fleert der Waarheid, of Proeve , waarin men ten duidelykfte tragt aan te toonen, welke de eerfle ei$ voorname oorzaak der verfchillende gevoelens en de daaruit ontftaane twist en oneensgezindheid kan geweest zyn, en thans nog is , en — hoe de oorzaak dezer twisten zouden kunnen worden weggenomen, op dat de haat en vyandfehap, die uit dezelve zyn ontflaan, vermindere of geheel aphoude, ten einde, de Menfehen verdraagzamer omtrent eikanderen wierden. Alles toegepast op de verfchillende denkwyze in het Godsdienftige, En eindelyk twee Stellingen getoetst, faamlyk; De Godsdienst is de grondflag van alle deugd en goede zeden. En de mensch is van nature geneigd God en zyne naas- . ten te haten. Te Rotterdam , by N, Cornel, 1797. In gr. Svo. 100 bl. Tn het eerfte gedeelte dezer Proeve, die bet voorkomen X heeft van een Toetsfteen der Waarheid, wordt onderzoek gedaan naar de oorzaaken der gefchillen , verdeeldheden en twisten , over Godsdienftige waarheden, die de Schryver meent te kunnen vinden, door de waarheid ih Vv 3 drie  654 DE TOETSSTEEN DER WAARHEID. drie Clasfen te verdeelen, en de kenmerken dezer waarheden ieder afzonderlyk op te geeven, en door voorbeelden aan te toonen. Hy onderfcheidt volftrekte en opzichtelyke waarheid, en ver ftaat door de eerfte de onver ander lyke en beftendige waarheid van eenige zaak, die men voor fielt; .en die dus altoos maar één is. b. v. God is geen mensch, en een mensch is geen God. Goud is geen koper, en koper is geen goud. Een vyand is geen vriend, en een vriend is geen vyand. Men noemt dit anders axiomata, die elk moet toeftemmen. „De opzichtelyke waarheid is," zegt Jry, ,, even zoo menigvuldig, als 'er gezigtpuncten zyn, waaruit men een zaak kan befchouwen. Deze laatfte foort van waarheid kan nog tweezins zyn. i. 'Er zyn opzigtelyke waarheden , die in veele opzigten kunnen worden befchouwd, maar waarvan nogthans één gezigtpunct. de volftrekte waarheid is. a. Dezulken , die uit alle hunne gezigtpuncten opzigtelyke waarheden blyven. De opzigtelyke waarheden, zoo van de eerfte, als tweede foort, worden, by de geleerden, ook genaamd betrekkelyke, or ook wel fchyubaare waarheden; zy zyn, of fchynen de volftrekte waarheid te zyn, met betrekking tot een zekere plaats of gezigtpunct," b. v. opzichtelyke waarheid van het eerfte foort zyn, „ God houdt zig verre van de godloozen. De maan fchynt niet altoos met vol licht. Iemand, die een fchuit voortduuwt met een haak of boom, gaat voort." Van het tweede foort, „ het minfte getal der menfehen zyn uitverkooren. In den dampkring hangt een zwaare donkere wolk. Het is een groot kind." Een volftrekte waarheid kan te gelyk geen opzigtelyke waarheid zyn. Twee opzigtelyke waarheden van de eerfte foort van eenige zaak kunnen, in woorden, regelregt tegen elkander ftryden. Alle opzigtelyke waarheden van de tweede foort kunnen , in woerden , voorftellingen of uitdrukkingen , merkelyk van eikanderen verfchillen , nadat de gezigtpuncten of betrekkingen verfchillend zyn. Deze onderfcheiding van drie Clasfen van waarheid wordt vervolgends, in het tweede gedeelte, toegepast op de Godlyke Waarheden van den Gereformeerden Godsdienst. Volftrekte waarheden zyn, „ 'er is een God. God is een volmaakte en oneindige geest. Gods befluit gaat over alle dingen. De Drieëenige God is de Schepper van 't heelal. De mensch is zcdelyk bedorven, en wordt in dezen ftaat van verkeerdheid geboren. Jefus  DE TOETSSTEEN DER WAARHEID. 655* fus geboorte, lyden en dood, is alleen de verdienende oorzaak van des menfehen eeuwige gelukzaligheid." In het derde gedeelte wordt een aantal bybelplaatien te berde gebragt, die zeer vele opzichtelyke waarheden van de eerfte foort zullen bevatten. (De gewoone fyfthematifche bewysplaatfen , en daaronder ook dezulken , die reeds lang door de kundigfte voorftanders der leerftellingen, die 'er uit afgeleid worden , zyn opgegeeven) Alles wordt befloten met eene zonderlinge toetfing van twee betwiste ftellingen, die op den tytel vermeld worden. De Autheur mag wel lyden , dat men dit zyn gefchrift, waarvan hy zich anders nog al veel goeds be-, looft, flechts by een kaarslicht vergelyke; „ in vergelyking namelyk ," gelyk hy zich in de voorrede uitdrukt, „ van het licht, welk grootere verftanden zouden kunnen verfpreiden, welke als zonnen aan den hemel der wetenfehappen zouden kunnen praaien , maar die nu, door de driestheid der tyden, hun licht niet laten fchynen, terwyl het glansryk licht van eenige enkelde der thans nog fchynende, of voormaals gefcheenen hebbende, nu bezwalkt wordt, door een bedwelmenden damp , welke als uit eenen onderaardfehen kolk van den afgrond opryst, of welker licht geeklipfeerd wordt door de duistere zyde van het maanlicht der rede; waarby nog komt, dat, de minfte menfehen geftudeerde of geleerde lieden zynde, het algemeen te zwak van gezigt is , om de heldere glans van een groot zonnelicht te kunnen verdragen ; terwyl een kaarslicht verdragelyker voor zwakke en teedere oogen is. _ Wy beklaasen allen, die zich met zoodanig kaarslicht moeten of althans willen behelpen. Wy, die er niet aan gewoon zyn, hebben 'er ter waereld geene opheldering omtrent over en weder betwiste leerftellingen, noch de minfte aanwyzing ter wegneeming of vermindering van daaruit ontftaane oneenigheden, door kunnen verkrygen. Vv 4 Lof-  S56 LOFZANGEN IN PROSA, & A^^VT Naar den derden Druk W-Jyt&Wpc* vertaald. Ten gebruike van Sejwolen Te Middelburg, by H. van Oscti%« J. T. van de Sande, 1797. /„ %vo. g2 bL J' J' Vdn D^ï6^0*?^^ 36VOeI' om deszelfs onmischbaJL^ renen krachtig-werkenden invloed ten goede reeds vroegtydig m de harten der Kinderen behoeft te wSi opgewekt, is algemeen, en met reden, erkend. VaThTer tv\°ï ? ze^/jW gevolgtrekking, dat het onderwys in den Godsdienst in de Scholln niet mae ver zuimd, maar alleen naar de behoeften van het SdSyk ÏS den zien daanii'e? dat alle Kriste" SSfcSS cien zien daarmede kunnen verenigen , moet inowiHh* worden Naarmate het getal der uitgekomen Sf die aan deze nodige verdichten varKSricffi onderwys wezenlyk beantwoorden, n^g zeer gfrin?Ts ontvangen wy met meerder, graagte ieder boekske dar ^misiled " 8rote"dfel« .voldoet, h'etgeeïtn'w'eï nige mislchien met zoveel recht, als van de Lof zin kelens5, ^zïfl"' ^ ^^T^ Lcvociens, in deze Lofzangen vervat , zvn ?n diiirU WlS ï^ir1' g£Srond' dat ^ ongètwyyfeld de £e Ich ktheid hebben.om op kinderzielen te werken Zv zvn rrb°zhmenn vaVn0^ u' f h^l ondër^het^Sc ftige gezindheid zich met den minften fenyn van recht" zou kunnen ergeren. Onze lezers mogen uft dS deSen Lofzang, welken wy hun tot ene proeve geven over het een en ander nader oordelen. s^ven, over bet ,, Aanfchouwt den Herder van de kudde , hv „ draagt zorg voor zyne fchaapen, _hy geleidt M „ aan klaare beeken hy breng? ze in vericli Sen ; " Z—i 20 de J°"Se lai"meren moede zyn , draamhv „ Maar wie is des herders Herder ? Wie draagt » zorg  VOOR KINDEREN. ■ 65? „ zorg voor hem V Wie geleidt hem in het pad. „ dat hy moet betreeden? En zo hy afdwaalt, wie „ zal hem te rug brengen? „ God is des herders Herder ! Hy is de Her- „ der over alles ; Hy draagt voor alles zorg; — „ de ganfche aarde is zyne fchaapskooi: wy allen zyn „ zyne kudde ; en ieder groen kruid, en elk groen „ veld, is de weide, die hy voor ons bereid heeft. „ De Moeder bemint baar kindje; zy kweekt „ het op haare knieën; zy voedt het lichaam met „ voedfeli zy vervult het gemoed met kennis : — wan,, neer het ziek is, past.zy het op met tedere liefde; — „ zy waakt over hetzelve als het flaapt; zy ver- „ geet het geen oogenblik; zy onderwyst het hoe „ het zoet moet zyn ; zy verheugt zich daaglyks in het „ oppasfen van het wichtje. „ Maar wie is de Vader van de moeder? Wie „ voedt haar met goede dingen, en waakt over haar met „ tedere liefde, en denkt aan haar, ieder oogenblik? — „ Wiens armen omringen haar om haar voor kwaad te „ bewaaren? — En, zo zy ziek is , wie zal haar ge„ neezen ? „ God is de Vader van de moeder; —— Hy is de „ Vader van alles , want hy heeft alles gefchaapen. ; „ Alle de mannen, en alle de vrouwen, die in de wyde „ waereld leeven , zyn zyne kinderen; Hy bemint „ ze allen; ? Hy is aan allen goed. „ De Koning regeert zyn volk ; hy heeft een „ goude kroon op zyn hoofd, en de koninglyke fcepter „ in zyne hand; hy zit op een' troon, en zendt zy- „ ne bevelen uit; ■ zyne onderdaanen vreezen voor „ zyn aangezicht; wanneer zy goeddoen, befchermt „ hy dezelven voor 't gevaar; en zo zy kwaad doen, ,, ftraft hy hen. „ Maar wie is des Konings Opperheer ? Wie gebiedt hem wat hy doen moet? Wiens hand „ is uitgeftrekt, om hem voor 't gevaar te befcher- „ men ? En, zo hy kwaad doet, wie zal hem „ ftraffen? „ God is de Opperheer van den Koning; Zyn „ kroon is van ftraalen des Lichts, en zyn Troon is „ tusfchen de Starren. — Hy is de Koning der Konin- „ gen, en de Heer der Heeren: wanneer Hy wil, „ dat wy leeven, dan leeven wy ; en wanneer Hy Vv s " wil'  658 LOFZANGEN IN PROSA, VOOR KINDEREN. „ wil, dat wy fterven , dan derven wy; Zyne „ heerfchappy is over alle waerelden, en het Licht van „ zyn aanfchyn is over alle zyne werken. „ God is onze Herder, daarom zullen wy hem vol- „ gen: God is onze Vader, daarom zullen wy hem „ beminnen: — God is onze Koning, daarom zullen wy „ hem gehoorzaam zyn." Wenfchelyk ware het, dat deze Lofzangen , op ge» maklyke wyzen geftemd, alzo ook daadlyk tot een gemeenfchaplyk - godsdienftig Gezang voor Kinderen bruikbaar konden gemaakt worden. Zulk een Gezang, wanneer het, wel onderwezen zynde, met eerbied en gevoel wierd aangeheven, zou op onbedorven kinderzielen zeker ene treffende werking doen. Prys^erhandelingen, over den invloed der Naarftigheid, Uitgegeeven door de Maatfchappy; Tot Nut van 't Algemeen. Te Amfterdam, by H. Key'zer, C. de Vries cn H. van Munfter, 1796. In 8vo. 226 bl. Onder de menigvuldige Vragen, welke de loflyke Maatfchappy: Tot Nut van 't Algemeen, aan hare kundige Landgenoten , die tevens hunne talenten ten algemenen nutte wenfehen aan te wenden, van tyd tot tyd ter beantwoording voorftelt, verdiende zeker gene geringe aanmerking de Vraag, door haar in den Jare 1793 opgegeven : „ welken invloed heeft de naarftigheid, zo op den „ voorfpoed en het waar geluk van ieder mensch in 't s, byzonder, als op het welzyn der Maatfchappy in 't „ algemeen ? En welke zyn de meest gefchikte midde„ len, om dezen pligt, door lieden van allerleien rang, „ meer en meer te doen betrachten?" Van de vier ingekomen Antwoorden op deze Vraag werden twe Verhandelingen , die thans in énen bundel het licht zien, op den nden van Oogstmaand 1795, door de algemene Vergadering bekroond. De eerfte Verhandeling, aan welke de Gouden Ereprys werd toegewezen, was gefchreven van wylen wiltetus kernardus jelgersma; eertyds Phil. Doctor en Predikant te Boxum en Mlesfum, in Friesland; naderhand Secretaris der Reprefentanten van Friesland; doch vervolgends, tot fmart van allen, die hem m zyne uitgebreide kundigheden, in zynen werkzaraen aart, en in zyn edel karakter, enigzins kenden, op den  jrysverhandeung van w. b. jelgersma. 65$ den aaften van Sprokkelmaand 1796, te Amfteidam overleden. De Verhandeling, met den Zilveren Penning bekroond, is van den Amfteldamfchen Burger johannes van laar. Beide Verhandelingen hebben wy met veel senoegen en goedkeuring voor onszelven gelezen. By vereelvking nogthans fchynt ons de eerstbekroonde het verr' te winnen , zodat wy de keuze der Prysuitdelers in dezen zeer moeten billyken. Het Antwoord van jelgersma is waarlyk een geheel voortreflyk Stuk. Het bevat zovele vruchtbare waarheid, zodamgen rykdom van luiste en treffende denkbeelden, in zulk ene fchone orde, zo net en naauwkeurig, en tevens met alle die duidlykheid en op dien echten toon van overreding voorgedragen, welken de behoefte van den minvermogenden Burger volftrekt vordert, dat wy niet weten , in welke van de genoemde opzichten hetzelve den meesten lof verdient. De Verhandeling zelve is in drie Hoofdltukken afgedeeld. In het eerfte geeft de Schryver, volgends de orde, welke hy zich in de behandeling zyns onderwerps had voorgemeld, de nodige opheldering van den pbgt der naarftigheid Om zyne lezers aangaande den aart en de uitgeftrektheid van dezen pligt bepaald en juist te leren denken, ftelt hy enige voorbeelden, zeer gefchikt eensdeels ter waarfchuwing voor de gemeenzaamfte misvattingen omtrent denzelven; anderdeels om het onderzoek der naarftigheid zo niet geheel te voldingen, ten minfte gemaklyk te maken. De gevolgen, uit elk dezer voorbeelden afgeleid , kortlyk byeentrekkende, bepaalt jelgersma zelf de naarftigheid in dezer voege: „ De naarftig„ heid beftaat niet alleen in eene geduunge infpanmng , van onze ziel- en ligchaamsvermogens, met in eene „ bloote rusteloosheid , en zorgvuldige vermyding van „ een lui en ledig leven , maar in eene vlytige en vol„ Handige beoefening van die pligten, tot dewelken de „ mensch op aarde verbonden is. Hy, die zynen yver „ flechts aan een gedeelte van zyne roeping befteedt, en dien aan de overige deelen onttrekt, komt, omtrent „ het voorfchrift der naarftigheid , veel te kort ; zyne „ tekortkomingen zyn groover en gevaarlyker, naar„ maate de pligten, welken hy dus opoffert, van meer„ dere aangelegenheid zyn. Eene verkeerde drift, uit „ misverftand omtrent onze pligten geboren , moet met „ de deugd der naarftigheid nooit verward worden ; zy „ is, of bloote onbezonnenheid, of fnoode verftoktheid. „ De  66o PRYSVERHANDELING $ De naarftigheid heeft, zo wel als elke andere „ deugd, haare maat en perken ; zo rasch zy deeze „ te buiten gaat, wordt zy meer of min gevaarlyk , „ en het duurt niet lang, of men ontdekt aan de eene „ zyde nadeelen, die de winften, welken zy aan eene ^ andere zyde veroorzaakte, rykelyk opweegen kunnen. „ Dit echter belet niet, dat zy in verfchillende gevallen „ ook een' verfchillenden trap van levendigheid moge „ hebben; wy behoeven, by voorbeeld, niet zo naauwge„ zet te zyn op onze uitfpanningen, als op onze Gods„ dienst - pligten: de natuur en het gewigt der zaaken, „ waar mede wy ons bezig houden, moet de maate en „ de werking der naarftigheid bepaalen. Waarheid en „ liefde vorderen, beiden, onze meeste oplettenheid en „ vlyt. Wanneer wy deeze van eikanderen affcheiden, „ en in het benaarftigen van de ééne boven de andere „ de voorkeuze geeven, wordt onze naarftigheid ftraks „ misdaadig, en niet zelden, gelyk wy in het laatfte „ voorbeeld (dat van Paulus vóór zyne bekering) zagen, „ eene bronwel van de wreedfte mishandelingen. — Zonder „ dat een mensch zyne geheele beftemming overdacht „ hebbe, en van de natuur en het aanbelang der plig„ ten , tot wier vervulling hy geroepen wordt, behoor„ lyk onderricht zy, kan hy den pligt der naarftigheid „ met naar vereisch volbrengen ; hy zal dikwyls of op „ de onrechte wyze yveren, of zynen meesten yver aan „ de onrechte voorwerpen en bezigheden befteeden. „ Uit alle het bovenftaande (gaat de Schryver voort) „ blykt dan, dunkt my, zeer klaar, dat de naarftigheid „ van den mensch en Christen beftaan moet : „ „ in „ „ eene algemeene bereidwilligheid en bevlytiging, om „ „ alles, wat onze hand op aarde vindt om °te doen , „ „ vaardig en gelukkig ten uitvoer te brengen."" Om voorts aan zyn voorftel alle mooglyke klaarheid te geven, eindigt hy dit deel met de befchryving van een huisgezin, welk den pligt der naarftigheid, zoveel de menschlyke zwakheid gedoogt, naar den eisch volbrengt. Gaarn zouden wy, zo ons beftek dit maar enigzins toeliet, deze uitvoerige , maar keurige, befchryving voor onze lezers van hem overnemen. — In het twede Hoofdftuk komt de Schryver tot het eigenlyk onderwerp , welks opzetlyke behandeling door de Maatfchappy van den Dinger naar den Ereprys was gevorderd. Hetzelve handelt over den invloed der naarftigheid op het mensehlyk geluk. Om dezen  VAM W. E. JE L GER SM a. é6l zen invloed aan zyne lezers duidlyk voor te ftellen, achtte jelgersma het nodig, hun vooraf van het byzonder geluk van elk mensch en van het algemeen welzyn ener gehele Maatfchappy rechte en regelmatige denkbselden te verfchaffen. Hy llelde zich daarom voor, eerst het waar geluk van elk byzonder mensch duidlyk te befchryven, in de twede plaats over de welvaart ener gehele Maatfchappy te fpreken, en eindlyk het vermogen aan te tonen, welk de naarftigheid ter bevordering van deze byzondere en algemene welvaart der menfehen bezit. In zyne befchryving van het wezen des menschlyken geluks vermydt hy met opzet een te ingewikkeld betoog. Uit de onlochenbaarfte, en voor elk gezond menichenverftand duidlyke, waarheden alléén trekt hy dit algemeen gevolg: „ Het waar geluk der menfehen beftaat in het genot van „ zulke vermaaken , welken met eene juiste kennis en „ vlytige vervulling van alle onze pligten beftaanbaar „ zyn , of daaruit onmiddelyk geboren worden." Deze ftelling wordt , ten Hotte , met het treffend voorbeeld van Felix ook weder zeer naauwkeurig opgehelderd. In zyne befchouwing van de algemene welvaart van een geheel Volk of Maatfchappy bouwt jelgersma evenzeer enkel op algemene, bevatlyke en onbetwistbare, waarheden. „ Het komt my voor, (fchreef hy) dat de befchry„ ving, welke boven reeds van het byzonder geluk van „ elk mensch gegeeven is, ook over dit ftuk veel lichts „ verfpreiden kan. Immers, even gelyk eene Maatfchaps, py of Natie uit een grooter of kleiner aantal van af„ zonderlyke menfehen is te famengefteld, zo beftaat ook „ het waar geluk der ganfche Maatfchappy in de geheele „ fom van aangenaame gewaarwordingen, welken het we„ zenlyk geluk van elk haarer leden uitmaaken, en die, „ uit kracht van de nieuwe vereeniging en den wederzyd„ fchen invloed, welken tusfchen alle leden plaats vin„ den, als het algemeen en onbetwistbaar eigendom van „ de geheele Maatfchappy mogen aangemerkt worden. „ Het algemeen geluk van veelen is dan van eenerlei „ aart met het byzonder geluk van elk byzonder mensch. „ Een geheel Volk en een enkel burger kunnen beiden, „ Hechts op dezelfde wyze, langs dezelfde wegen, en in „ dezelfde genoegens, hun waar geluk vinden. Intusfchén „ hangt de grootheid van de welvaart eener Maatfchap. „ py eensdeels af van het aantal der waarlyk gelukkige „ leden, welken zy bevat, en anderdeels van de ver- „ fchil-  66*5 prysverhaneeling „ fchillende betrekkingen, waarin zy tot andere Maatfchappyen ftaat." Deze denkbeelden worden vervolgends nader ontwikkeld, en voor alle enigzins opmerkende verftanden aanfchouwlyk gemaakt. Om nu elk een'» als in een ogenblik, den invloed te doen kennen, dien de naarftigheid op het byzonder geluk der menfehen en op het algemeen belang der Maatfchappyen heeft, behoefde jelgersma zyne lezers Hechts de opgehelderde denkbeelden nogmaals te herinneren. De deugd der naar. ftigheid, volgends zyne bepaling, gelegen zynde „in eene „ algemeene bereidwilligheid en benaarftiging,om alleplig„ ten , tot wier vervulling wy op aarde geroepen worden , „ vaardig en geregeld ten uitvoer te brengen," terwyl het hoogst geluk van byzondere perfonen en ook de meeste voorfpoed van gehele maatfchappyen beftond ,, in „ een overvloedig en aanhoudend genot van zulke ver„ maaken, welken met eene ftipte pligts-betrachting be„ ftaan kunnen of verbonden zyn," trekt hy uit deze beide ftellingen dit rechtmatig gevolg: „ Een mensch „ en Volk zyn dan gelukkiger, naar maate zy zich meer „ beyveren om de geneuchtens en voorrechten der ver„ lichting en der deugd te bezitten, en naar maate zy „ tegen alle overmaat der zinnelyke genietingen, —— tegen eene fchadelyke verfyning van fmaak en zeden, „ en tegen het heilloos genot van onftuimige hartstoch„ ten, zorgvuldiger op hunne hoede zyn. Maar deeze „ yver en behoedzaamheid zyn echte vrugten der naar„ ftigheid; zonder haar verflauwt of feilt de mensch in „ beiden fpoedig; luiheid en averechtfche bemoeijingen zyn voor der menfehen deugd en welzyn even doode„ lyk; de naarftigheid is dan voor beiden volftrekt nood„ zaaklyk, en heeft op het geluk van menfehen en maat„ fchappyen eenen zeer wezenlyken invloed. Naarftig„ heid en welvaaren zyn altyd en overal elkanders ge„ zellinnen, gebrek aan naarftigheid fleept alom verval „ en rampfpoed naar zich." Dit kort en duidlyk betoog hebbende'laten voorafgaan, ontvouwt hy verder den weldadigen invloed der naarftigheid in de volgende byzonderheden. 1. De naarftigheid bevordert de ontwikkeling en volmaaking van 's menfehen ligchaams- en zielsvermogens. 2. Door naarftigheid trekt de mensch de meeste winften uit zyn onzeker en kortftondig leven. 3. Door naarftigheid wordt de deugdzaame man ge- vormd,  VAN W. B. JELGERSMA. 66% vormd, en door haar verkrygt zyn Characler die vastheid en waarde , waarvan de mensch en ook de maatfchappy zich, billyk, de grootfte voordeden mogen belooven. 4. Door naarftigheid worden de bezigheid en geneuchtens der onfterflyken vervroegd; de naarftige man verheft zich, reeds aan deeze zyde van het graf, tot den rang en het genot der Hemellingen. In het derde Hoofdftuk, dat over de hulpmiddelen der naarftigheid handelt , maakt de Schryver aanftonds de aanmerking, dat deze hulpmiddelen , in 't gemeen befchouwd, van tweërleien aart zyn. ,, Zommigen, zegthy, ,, liaan haare belangen met daaden voor , anderen zyn „ haar flechts met woorden behulpzaam. Die van. het ,, eerfte foort behelzen alle zulke voorfchriften, inrich„ tingen en gewoontens, welken in eene welingerichte „ Maatfchappy kunnen plaats vinden, en van dewelken men eenen gewenschten aanwas van naarftigheid by „ haare burgeren mag verwachten. Het laatfte foort be,, ftaat enkel in redeneeringen of beweegredenen, ingericht „ om lieden van allerleien aart op de naarftigheid en haaj, re winften te doen verlieven." Onder de eerfte, de daadlyke hulpmiddelen der naarftigheid , betrekt hy 1. Zulke wetten , waardoor de naaryver ontvonkt, en de naarftigheid tot eenen onvermydelyken burgerpligt gemaakt wordt, terwyl luiheid en beuzelaary daardoor, op de nadrukkelykfte wyze, worden te keer gegaan. 2. De opvoeding en het onderwys der kinderen door hunne ouderen en leer meesteren. 3. De openbaare feesten en verlustigingen der Natiën. 4. De waare verlichting. Eindlyk deed de verdienstlyke jelgersma zelf ene treffende poging om zyne lezers de kracht dier hulpmiddelen , welke hy woordlyke noemt, te doen gevoelen, en aan dezelve enen gewenschten invloed op hunne harten te fchenken. De nadruklykfte voorftellingen en vermaningen ter betrachting der naarftigheid, zowel die algemeen voor ieder mensch gefchikt zyn , als die meer byzonder voor de verfchillende betrekkingen voegen, waarin hy zyne lezers , in onderfcheiden klasfen afgedeeld, befchouwt, geven een uitmuntend flot aan zyne fchone Verhandeling. Het  66 j. prysverhanbei.ing Het twede. Antwoord, dat van den burger johannes van laar, is in vier Hoofdltukken verdeeld, waarvan het .eerfte befchryft : „ wat in het gemeen naarftigheid is; „ waarin de hier bedoelde naarftigheid niet , en waarin „ die al, beftaat." Het twede Hoofdftuk handelt, „over „ den invloed der naarftigheid op den voorfpoed en 't „ waar geluk van ieder mensch in 't byzonder." Het derde , „ over den invloed der naarftigheid op het welzyu „ der maatfchappy in het algemeen." Eindlyk bevat het vierde, „ de meestgefchikte middelen om den pligt der „ naarftigheid door lieden van allerleien rang meer en „ meer te doen betrachten." De befchryving van den pligt der naarftigheid , welke van laar tot zynen grondllag legt, is deze: „ de naar„ ftigheid is die werkzaamheid, waardoor men in alle zyne „ verrichtingen den toeleg heeft, om, zo veel mogelyk, „ bevorderlyk te zyn, zo aan zyn eigen belangen, als aan „ het algemeen belang der ganfche maatlchappy der ,, menfehen." Om het duidlyk te maken, v/at de bedoelde naarftigheid niet , en wat die al is, bedient hy zich mede van enige, waarlyk gepaste, voorbeelden. Met de bepaling van den voorfpoed en 't waar gelu'c van ieder mensch houdt hy zich niet lang op. ,, Als uwe kinderen, „ (zegt hy) gezond zyn en wel groeien, dan zegt gy: ze „ zyn voorfpoedig; als gy uw werk, of uwe ondernee,, mingen, wel ziet gelukken, tot uw voordeel, dan zegt „ gy terecht: 't gaat voorfpoedig. Maar (vervolgt van „ laar) wat is waar geluk? of liever: wat is het, hier, „ in de Vraag, bedoelde waar geluk ? Dit is, in ver- band met den voorfpoed, en in opzicht tot de naarftig„ heid, in betrekking tot de geheele Vraag, myns achtens, „ tydelyk geluk, 't welk daarin beftaat, dat men zich „ in zynen ftaat, ftand en beroep, oprecht, eerlyk, braaf „ en yverig gedraagt, en tevens te vreden leeft: of, met „ andere woorden : Het waar geluk van een mensch is „ gelegen, in naar pligt te beftaan, te handelen, „ vergenoegd te zyn." Na voorts den invloed der naarftigheid op de verkryging van aardfche goederen, als daar is geld en goed, ere en achting, gezondheid en vergenoegdheid, kortlyk te hebben aangewezen, fchetst hy dezen invloed breder en meer byzonder door zyne lezers voor hunne aandacht te brengen de voorbeelden van een naar ft ig Huisvader, ene naarftige Huismoeder, een naarfiig Jongeling, een naarftig Meisjen , een Dienstknecht, een  van j. van laar. OÖ5 een Ambachtsman , een Landman , een Veeman , een Winkelier, een Koopman. Deze perfonen met daartegengefielde karakters vergelykende , geeft hy hun gelegenheid daaruit het eigenaardigst befluit te trekken. Daar van laar den invloed der naarftigheid op het welzyn der maatfchappy in het algemeen befchouwt, fpreekt hy bcpaaldlyk met opzicht tot ons Vaderland. Hy fchetst deszelfs wonderbare opkomst, fpoedigen aanwas en vroegen bloei, als vruchten, uit den voorbeeldigen vlyt der ingezetenen grotendeels voortgefproten. Hy toont aan, da° alleen door de'verenigde werkzaamheid der onderfcheiden ftanden dit Land weder in zyn' vorigen bloei geraken , en alzo kan blyven beftaan. Tot de meest- gefebikte middelen, die van invloed kunnen zyn op de betrachting der naarftigheid, brengt van laar de opvoeding der jeugd tot werkzame en naarflige burgers, het bezorgen van wezenlyk eigendom aan allen, zelfs aan den geringflen inwoner, de bevordering der huwleken, en eindlyk dat vermogenden aan eerlyke en werkzame behoeftigen, 't zy ambachtslieden of handelaars, die, by gebrek aan een genoegzaam fonds, niet voort kunnen komen , voor niet, of voor ene geringe intrest*, het nodige geld lenen. De aanwyzing van het eerfte middel geeft den Schryver in het byzonder gelegenheid tot lchone uitweidingen, nuttige bedenkingen, en het doen van voorflagen, die zeer verdienen in aanmerking te komen. Voorts befluit hy met het loflyke der naarftigheid en het verachtlyke der luiheid voor zyne lezers te fchetfen. Wy wenfehen hartlyk, dat erie algemene lezing en behartiging dezer beide Verhandelingen aan het edel doel der Schryveren, en dat der Maatfchappy tot Nut van 't Algemeen, zeer moge bevorderlyk zyn. Verhandeling over de Ziekten der Kinderen, en derzelver Natuurkundige Opvoeding , door christoph girtanner, DoBor in de Genees- en Heelkunde, Lid van de Koninglyke Maatfchappye der Wetenfehappen te Gbttingen. Uit het Hoogduitsch. Te Leyden , by A. en J. Honkoop, 1797. In gr. 8vo. 57U bl. Schoon wy het uitmuntend Werk van den Heer rosen van rosenstein, over de Ziekten der Kinderen, ook in onze taal overgezet, bezitten, fchynt echter de Verlstt. 1797. no. 15. Xx taa-  666 CU. GIÜ.TANNER taaling van dit Werk van girtanner niet geheel overtollig , dewyl in hetzelve nog al veele nuttige waarneemingen, uit laatere Schryvers byeen verzameld, voorkomen, die in de beoellening der Geneeskunde van nut kunnen zyn. Voor 't overige is het oorfpronglyke Werk in de Duitfche Journalen zeer verlchillende 'beoordeeld; zynde hetzelve, door zommige , met de grootfte loftuitingen verheven, en door andere, als van geringe waarde, verworpen. Onpartydige beoordeelaars zullen voorzeker hieromtrent een middelweg kiezen , dewyl 'er wel; veel onzekers en overtolligs, maar ook veel nuttigs, in dit Werk gevonden wordt. Schoon de Vertaaler zyn naam niet voor dit Werk heeft gelieven te plaatzen, fchynt hy echter een man van bekwaamheid te zyn, en tot de uitvoering eener zodanige taak zeer wel berekend. Om de manier van fchryven, zo van den Steller als van den Vertaaler, te doen kennen, zullen wy als eene proeve mededeelen een gedeelte van het elfde Hoofdftuk, 't geen handelt over de Vondelinghuizen. „ Van ioiooo Kinderen, (zegt de „ Schryver p. 98—100) die, zedert den Jaare 1774, in „ het Vondelinghuis te Parys wierden opgenoomen , wa„ ren 'er in den Jaare 1790 flechts 15000 overig. „ By veelen van deeze Kinderen vertoont zich, kort na r> de geboorte, het Venerisch gift, van hunne Ouders over„ geerft. Voor Kinderen, by welke zich Venerifchetoe„ vallen ver toonen, heeft men, te Vaugirard , by Parys, „ een byzonder Hospitaal opgericht, waar in zy behan„ delt worden, maar met een flegt gevolg. Zedert tien „ jaaren zyn in dit Hospitaal 19059 Kinderen ingebracht, „ en van dezelven zyn niet 'er niet meer dan 440 Kin„ deren genezen geworden. ,, De ziekte, welke in het Vondelinghuis te Parys het grootfte getal van Kinderen wegraapt, is de Vondeling„ huis-ziekte (k Muguetj eene zoort van boosaartige „ zweeren. Men befpeurt eerst roode vlakken aan het ,, verhemelte en op de tong; vervolgens verfchynen kleine „ puistjes, die in korten tyd den geheelen mond en het „ verhemelte inneemen , en van daar in de keel komen, „ en het Hikken beletten; zy planten zich zelfs tot in de „ Maag voort. De Kinderen teeren uit, en fterven, de een ,; vroeger , de ander laater. Voegt zich daar een buik„ loop by, een toeval in deeze ziekte zeer gewoon, zo fterft het Kind reeds op den derden dag. „ De  over de ziekten der kinderen. 667 „ De puisten zyn of wit, of graauw van couleur. De „ laatfte worden weldra naderhand zwart, en 'er voegt „ zich een doodelyk' vuur by ; de witte puisten vallen „ als fchubben af, en gaan weg. „ De Kinderen, die in het Vondelinghuis blyven, „ wanneer zy deeze ziekte hebben , fterven alle, maar „ van die geenen , welke alsdan uit het Huis op het „ Land gebragt worden, geneezen 'er veelen. „ Alle Kinderen, die in het Hotel Dieu te Parys ge„ booren worden, krygen deeze ziekte.' Zomtyds reeds op den derden dag na de geboorte. De Minne, welke „ een Kind, met deeze ziekte behebt, zuigt, fchynt met „ befmet te worden. 'Er vertoont zich wel eene bgte „ ontfteeking aan de borsttepel; doch deeze laat zich, door „ een 'omflag van warmen Wyn , gemakkelyk geneezen. „ Daarentegen word een gezond Kind, 't welk alsdan ,, te gelyker tyd de Minne zuigt, befmet. Ja, men wil ,, zelfs opgemerkt hebben, dat zulk eene Minne, nog een „ geheel jaar naderhand, een gezond Kind' zoude kunnen ,, befmetten. . „ In andere Vondelinghuizen is de fterfte met minder „ groot, dan te Parys. Te Perpignan worden van hon„ derd Kinderen, in het Vondelinghuis opgekweekt, „ naauwlyks twaalf of vyftien Kinderen vyf jaaren oud. „ In een aanzienlyk Duitsch Vorftendom, het welk „ omtrent zedert twintig jaaren een Wees- en Vondeling„ huis in zyne Hoofdftad heeft opgericht, is tot nu toe „ flechts een enkele Vondeling tot mannelyke jaaren gc„ komen. Dit mensch alleen heeft dus jaarlyks aan den „ Lande ten minften soooo Ryksd. gekost: eene fomme, welke de opvoeding van een Erfprins niet gekost zoude „ hebben. , ■ „ In het Vondelinghuis te Kasfel wierden, van den Jaare „ 1763 tot den Jaare 178 r, in 't geheel 740 Kinderen „ ingebragt. Van dezelven ftierf de helft onder de acht „ jaaren , en naauwelyks tien derzelven bereikten het ,, veertiende jaar, enz." Over de Kinderziekte handelt de Heer girtanner zeer uitvoerig, en ook in het byzonder over de Inenting der Kinderpokjes, welke hy voor zeer nuttig houdt en verdedigt , hoewel met minder vuur dan doorgaans by de hedendaagfche Schryvers plaats heeft. Onder anderen, merkt hy aan, dat hoewel de Inenting oneindig minder kinderen ten grave ileept, dan de natuurlyke Pokziekte, echter X x $ dit  668 ch. girtanner dit voorrecht zo groot niet is, dan doorgaans door de driftige voorftanders deezer konstbewerking wordt voorgegeeven. Verder, dat fchoon de bewerking voor de ingeente voorwerpen zelve zeer voordeelig is, zy echter, over het algemeen genoomen, veel meerder nadeel dan voordeel voor de zamenleving bewerkt, en zal blyven bewerken, zo lang deeze konstbewerking niet algemeen is aangenoomen, dewyl de herhaalde Inentingen de ziekte in de groote Steden, door het fteeds doen voortduuren der befmetting, als altoos duurende maaken. Deeze ook door andere Geneesheeren gemaakte aanmerking deunt op de fterflysten, die in ^de groote Steden , en vooral, te Londen , jaarlyks worden opgemaakt, volgens welke het getal der jaarlyks aan deeze ziekte geftorvene perloonen op eene ontzettende wyze is toegenoomen, met het meer en meer algemeen worden der inenting. Want vóór de tyden der Inenting ftondt het getal der aan de Pukjes geftorvenen tot het geheel jaarlyks getal der dooden, als twee en zeventig tot duizend, dat is, van de duizend dooden rekende men, dat 'er twee en zeventig aan de Pokjes waren overleden; doch naauwlyks was "men met yver begonnen in te enten, of deeze evenredigheid veranderde op eene verbaazende wyze, zo dat dezelve eerlang wierd, als van acht en negentig, en zelfs van honderd en negen, tot duizend. Waarlyk een bewys , dat niets van meerder nut voor de vermenigvuldiging van het menschdom zoude zyn, dan het beraamen van middelen, welke de algemeenheid deezer heilzaame konstbewerking zouden kunnen ten gevolge hebben , 't geen echter meerder te wenfehen dan wel te verwagten is. Het is bekend, dat de Heer girtanner een liefhebber is van veelerlei gewaagde ftellingen,, met welke hy, na het oordeel der bezadigdfte Geneesheeren, veel te hoog loopt, en door welke hy, in de beóelfening der Geneeskunde, tot zeer ongunftige gevolgen aanleiding zoude kunnen geeven. In de Duitïche Tydfchriften meermaalen over deezen trek tor nieuwigheden gehekeld, heeft hy dezelve in dit Werk fpaarzaamer voor den dag gebragt, dan wel elders. Hy heeft met dit alles zyne geliefkoosde begrippen niet alle kunnen achterwege laaten : blykens het ne» gende Hoofdftuk , p. 78 en volg. in het welk hy de ongegrondheid der ftelling beweert , dat de melk in de eerfte wegen der Kinderen zuilr verwekken, en dat dit zuur de oorzaak van veele Ziekten wezen zoude. Tot her  OVER DE ZIEKTEN DER KINDEURN. 669 het valsch verklaaren deezer algemeen aangenoörnene leere, op welke een zeer aanmerklyk dee! der Kinderpraktyk gebouwd is, beroept hy zich, onder anderen, op eene verzekering van navier, zonder ons echter te zeggen, waar men dezelve kan vinden, volgens welke vrouwen-melk drieënveertig dagen lang zoude kunnen werden bewaard , zonder zuur te worden. . Doch wie ziet niet het dwaaze van eene zodanige Helling: een zo lang bewaarde vrouwen- of andere melk zoude immers al lang vóór het einde van dien tyd tot verrotting zyn overgegaan. Tot meerder ftaaving van dit gevoelen , beweert hy, dat de vrouwen-melk door geene middelen tot ftolling is te brengen: doch deeze (telling is onwaar, want, volgens de waarneemingen van arneman , en anderen, dolt deeze melk, binnen den tyd van achtenveertig uuren, in eene warmte van honderd graaden van fahrenheit , gelyk ook, door' het bydoen van hoogst gereétiftceerden Wyngeest. Vooral moet dienaangaande ook worden aangemerkt , dat, fchoon gezonde vrouwen - melk niet ligt zuur wordt, het tegendeel in ziekelyke melk plaats heeft, hetgeen dus ook in de gezondfte Vrouwen , door ieder geweldige hartstocht, of een ongepasten leeftrant, ligtelyk kan gebeuren, gelyk maar al te veel door de ondervinding wordt bevestigd. Om andere redenen van minder klem voorby te gaan, beroept de Schryver zich eindelyk op de geringe uitwerking, welke doorgaans by de Kinderen , tegen het onderftelde zuur, door het gebruik der zogenoemde zuurtemperende middelen , wordt waargenoo. men. Zomwylen is voorzeker de geneigdheid tot verzuuring in de maagen der Kinderen zo groot, dat de middelen dezelve bezwaarlyk kunnen overwinnen, Dikwyls worden ook die middelen in eene veel te geringe hoeveelheid, tot dat oogmerk, of met te veel zoete en anderzins wederom tot zuur overgaande middelen vereenigd, voorgefchreeven. Wanneer' dezelve daarentegen in eene behoorlyke hoeveelheid, en met de vereischte niet zuur wordende zeepachtige en ontlastende middelen véreenigd, worden gebezigd, helpen zy de Kinderen dikwyls zeer fpoedig, en bewyzen dus ten klaarden , dat de Leere, aangaande de verzuuring der melk in de eerfte wegen, en de daar uit voortvloeijende Ziekten der Kinderen, geenzins een herfenfehim,, maar wel zeer wezenlyk op de waarheid en ondervinding is gegrondvest. Onder andereu , heeft de Schryver zeer wel gedaan, Xx 3 van  670 CK. CIHTANNER, ZIEKTEN DER KINDEREN, van meermaalen aan te tekenen, welke verfchvnfelen 'er in de lyken der Kinderen , aan de door hem befchreevene Ziekten gcftorven, zyn waargenoomen. Dus zegt hy, onder anderen, p. 347, ten opzichte der Kinkhoest: „ De inwendige deelen zyn ontftooken, en gedeeltelyk „ met koud vuur; de Lever is groot; de Galblaas met „ eene witachtige gal opgevuld; in de Long befpeurt „ men veele kleine knobbels. De overige deelen zyn „ gezond, en fchynen zich in den natuurlyken toeftand te „ bevinden." Zodanig eene befchryving verfpreidt voorzeker veel licht over deeze geweldige Ziekte , en bewyst _ ten klaarften, dat zy van een waaren ontftooken aart is', gelyk ook, dat haare zitplaats niet in de maas, gelyk veele willen, maar zeker' in de longen en derzelver zo gevoelig inwendig vlies moet gezogt worden. Het Werk eindigt met een Aanhangzel van negenendertig Geneeskundige Voorfchriften, tot welker nummers men, daar zy te pasfe komen, in het Werk zelve,wordt geweezen. Dezelve zyn alle zeer eenvoudig, en beftaan uit de kragtigfte middelen.' Onder anderen, komt daar in Voor, het geroemde middel van Percival, tegen de kwaadaartige Mazelen, 't geen wy, om zyne zonderlingheid, zullen mededeelen. T$£. Lixiv. Tartar. giij. Succ. Limon. q. f. ad faturat. Aq. Cinnam. Ten. §ij. Elix. Paregor. Vin. Anti/non. ffuxaam.Z^ip.. Extr. Cort. Peruv. Glycyrrh. a 9iv. M. S. Aan een kind van vier tot zes jaaren, alle twee uuren een eetlepel vol in te geeven. Va-  vaderlandsch huisboek. 671 Vader landsch Huisboek, of de Verklaaringen , Betuigingen en Beloften , van den Stadhouder der Vereenigde Nederlanden , vergeleeken met zyne Daaden , meestal getrokken uit echte Stukken, en verrykt met de Characters der voornaamfte Perfoonen, die in de Staatsgejchillen den 'byzonderft en rol gefpceld hebben. Door een Genootfchap van Liefhebbers der Vryheid. Vde Deel, 1793, In gr. 8vo., 741 bl. Dit Vyfde en grootfte Deel deezes Werks (*) behelst by den Aanhef een korte en treffende Schets van de Omwenteling in den Jaare 1787. De Schryvers onderzoeken, of door de weldenkende Leden der. Hollandfchp Staatsvergaderinge ; door de Staats-Commisfie te Woerden; door de Commisfie ter Verdediging van Amfterdam, alles gedaan is om den ramp der Omwentelinge van de Repuohek af te weeren? Een onderzoek, waarin alles, wat ter verdediging dienen kan , wordt bygebragt. In 't byzonder wordt beweerd de regtmaatigheid dat deeze Party geene Omkoiping heeft in 't werk gefteld. Ten deezen aanziene vinden wy het volgende vermeld. Dikwyls heeft men de voornaamfte Staatsleden hooren " befchuldigen, om dat zy zich van het middel van Corres" pondentie en Omkooping, zo binnen als buiten 'sLands, "niet bediend hebben. Dan, gefteld eens, dat zy , het middel van Correspondentie aan de vreemde Hoeven, zonder Omkooping, niet beproefd hebben, volgt „ dan daar uit nog, dat zy daar toe in de mogelykheid , geweest zyn ? Of waren niet alle onze buitenland', fche Ministers , behalven de braave d. van lynden, door toedoen van den Stadhouder en zynen Aan,, hang by hun Hoog Mog. of onverfchillig omtrent onze „ waare Vryheid , of meest allen verkogt aan de ver„ dervende hand: en hadden zy geene werktuigen genoeg ,, aan die Hoven, alwaar zy zig bevonden, om de onder- han- (*) Waar onze Beoordeelingen der voorgaande Deelen te vinden zyn, hebben wy opgegeeven aan den voet des blads 76. hier boven, ter gelegenheid der Aankundiginge van het Pierde Deel; en moeten wy ook hier, gelyk wy meermaalen gedaan hebben, onze Leezers herinneren, dat dit Werk in 't Jaar 1793 gedrukt is. Xx 4  ^7* VADERLANDSCH », handelingen, door de Patriotten, het zy met het zv " tTPten90mnp0pi-g? beg?nen' te ontdekkera en te veriT !i 0f, wie 15 zulk een vreemdeling in de Staat* „ kunde van de Hoven , vooral van die, alwaar onze », weldenkende Staatsleden werken moesten , dat hy niet r Sn LP"' redC!yk? vert00Se"> of zelfs aanbieV ïnBnhoe/root o°k' by de Staatsdienaars dier Mo» genheden , dat zelfde zouden hebben kunnen uitwerken, bet welk zy, zonder de minfte omkooping, gaarne zouden gedaan hebben voor de kabaal, door welkers » boosheid te onderfteunen zy ook des te meer de dwing»• landy of alleenheerfching hunner eigene meesters , en " tl?f VT- fuiven , die op naam hunner meesters »> regeeiden, hielpen ftaande houden? En wsren niet de " i p " Hanover en Brandenburg voor hunne eige" A7 ^^"helangen te zeer op de hand van dat van " ™Z(?"a da"udat zy ziS' het ZV da» door eenen wei- » Ministers, zouden hebben laaten afbrengen van het „ voorneemen om dat heerschzugtig Huis te handhaaven? » — van binnenlandfche omkoopingen kon onze Partv zi°" nTr"?'g ,S°eds beIooven5aïs van buitenlandfchet om dat fchurken om te koopen voor eene goede zaak on« eindig moedyker valt dan voor eene kwaade zaak : vermids zy voor de laatfte terftond uit eigene bewee» ging party kiezen , maar hunne omkooping voor eene » goede zaak flechts korten tyd werkt, en hunne vriend» icnap m tyden van nood nog gevaarlyker is, dan „ hunne vyandfchap. Hier komt by, dat dit mid- „ del voor openhartige en edele zielen byna altyd te » laag is , om er aan te denken , veel meer dan , om „ er aan iemand een voorftel toe te doen. Eindelvk zou onze Party zigzelven daar door hebben fchuldig ■>•> gemaakt aan die zelfde godlooze middelen, welke zv zo „ zeer, en te regt, aan de kabaal verweet. Om niet te „ zeggen, dat die zelfde omkoopingen, met nalaating van „eerlyke middelen , waar van de Patriotten zig ongev twyfeld bediend hebben, en die hen by de kabaal nu »» als dwaasheden heimlyk verweeten worden, juist aan,, leiding zouden gegeeven hebben, om die verzonnen leu» gens en opzetteiyke lastertaal te wettigen, die men » niet flechts in de gefprekken der Oranjevrienden, maar „ zelts openlyk in. zoogenaamde Staatsbefluiten , na de „ omkeering m het licht verfcheenen, ongeftraft moet „ zien  huisboek. \ 673 zien voorkomen; doch alken toepasfelyk zyn op de tegenwoordige overheerfchers en hunne werktuigen. ' Even ongegrond keuren deeze Schryvers de verwyting aan de voornaamfte Staatsleden , dat zy zich met op de belofte der Franfche hulp hadden moeten verlaaten , en, zo zv die gewantrouwd hadden, in tyds het oor hadden moeten leenen aan fchikkingen. „ Want omtrent het eerfte konde men van vooren niet anders, dan de voldoening van die belofte, verwagten, vermids (om met „ te fpreeken van de voorige allerfterkfte toezeggingen ,, dier hulp,) de Heer he bourguin nog op Saturdag den 15 September, de vervulling daar van, uit naam van zyn Hof, aan de Staatscommisfte te Woerden kwam I' bevestigen; vermids de Koning van Engeland door zynen Minister aan het Hof van Brusfel, op 24 Sept. en in zyn aanfpraak aan het Parlement op 25 November ,' daar na, aankondigde dat de Koning van Frankryk /fc kennis gegeeven hadt van zyn voornoemen , om het verrock van by ftand hem door Holland gedaan in te willi,' Zen • en vermids eerstgem. daarop eene Vloot deedt ,- uitrusten, en zyne Landinagt vermeerderde , door een ' Verdrag te fluiten met den Landgraaf van Hesfen Lasfel (*). Of de voldoening aan deeze belofte des Ko" nings van Frankryk, door vrees voor een dubbelen oorlog met Engeland en Pruisfen, of door inwendige ka, baaien , of door onvermogen en ongereedheid, verhinderd zy , zal altyd wel een 'geheim blyven voor het " Publiek (f> Maar, al hadden die Staatsleden de toeV, zegging dier hulpe niet gehad, of zig daar op niet willen verlaaten, zoude het immers de Burgeryen ner' gens te beduiden geweest zyn, dat men,,uit eenen of anderen hoofde, zig in zulke waarlyk vernederende "fchikkingen, ais 'er geëischt werden, moest inlaaten, " daar de honp der meeste Ingezetenen op Franfche hulp V, het wantrouwen aan dezelve voor openbaar verraad „ zoude hebben doen houden." . " .' Fraai, (*) Verzameling van Stukken by J. a. de chalmot , I D. bl. 181 —183 en III D. bl. 54—56. , ; , (t) Men ilaa hier over na,'t welk eenig licht geeft, de Memorie van capellen tot de marsch, bl. 91 en 92, en de Vaclerl. Hift. ten vervolge van wagenaar , by allart , XV D; bl. 114. Aant. van deu Redacteur. Xx 5  VADERLANDSCH Fraai, mensch- en gefchiedkundig, is de Schets, in \ breede opgehangen, hoe het by Staatsomwentelingen veelal toegaat; de opgave der oorzaaken van het niet llaagen veeier welbedoelde Omwentelingen; en hoe de Oranje Party zich ten onregte beroemt de in 1787 volbragte Omwenteling door wettige middelen daargelfeld te hebben. „ Men zou," fchryven de Opftellers, naa dit afgehandeld te hebben, „ nog naar aanleiding van het geen men, „ nu en dan, van zommigen hoort, kunnen vraagen of " rl!ïiet wenschIyker geweest was, dat onze Volksge„ ichillen geen plaats gehad hadden , dan dat dezelve op „ eene zo treurige wyze, als wy verhaalen moeten, geëin„ digd zyn? Indien men deeze vraag enkel befchouwde „ van den kant der bejammerenswaardige flachtoffers van „ de Revolutie, zoude geen menfchcnvriend, of rechtge„ aart Nederlander, kunnen nalaaten te wenfehen, dat die „ Staatsgefchillen , indien ze tot zo veele rampen moes„ ten uitloopen, nimmer voorgevallen waren. Maar be„ Ichouwd men de zaak- uit het wezenlyk peziatspunt „ waar uit alle gebeurtenisfen van die natuur behooren „ bezien te worden, dan kan en moet men, behoudens „ een billyk afgryzen van de gepleegde ongeregtigheden, „dezelven aanmerken, als die donderdagen, blixems „ en ftormwinden, die de weldaadige Voorzienigheid zo „ dikwyls op den aardbodem zendt, om de lucht" te zui„ veren van fchadelyke dampen, die aan een groot ge„ deelte van het menschdom anders het leeven kosten „ zouden, hoewel zy voor deezen en geenen rampzalige „ ipooren agterlaaten. Misfehien behaagde het aan „ het alwys Opperweezen, dat thans geene wonderwer„ ken meer doet, om door eene aaneenfchakeling van „ Staatsomwentelingen, waar van de onze ilegts een klein „ gedeelte uitmaakt, het menschdom voor te bereiden tot „het verdry ven der vooroordeelén van allerleien aart, „ die de ondeugden der Volksbeftierders, en de onkunde „ en bygeloovigheid van den grootden hoop der Natiën, „ in eene reeks van eeuwen, voor eeuwige waarheden „ wilden doen houden en aanzien, en om in de Nieuwe „ Wereld een voorbeeld te dellen, naar welks modél „ Europa zig eenmaal vormen zal. —- Misfehien moest „ ook onze Revolutie dienen, om de afgryslykheid der „ heerschzugt, waar van het Huis van Nas/au met zyne „ ka-  HUISBOEK. 675 kabaal fteeds zyn hoofdwerk maakte, buiten alle tegen" foraak e ftellen, om zelfs by zyne eigene voorftandeis " afte ^rêbooning voor zyne misdryven weg te neemen, " Lnsomeennoot gedeelte onzer Natie grondig te " ïeneezen van dieë ilaaffche liefde voor een Huis, waar r, SeTeelen vóór en in onzen tyd * ^™eg^ " dlSudfgroKI " nndoen dat wy, of onze nazaaten, de vrugten van alle - ^geleden en nog fel drukkende. r^Pg^™£ f™ •faken zullen, dan wanneer, met het niet plaats neo " ^teXwüwtea* ook derzelver gevolgen zouden " ,vn alteraebleeven. In deezen zin behoort nog elk " Xheiffiend Nederlander met zekeren Poolfehen " yandbSe ÏKSgen: Mahpericulofam Libertatem, quam „ Lan^boa^j;f^ r*,, _i_ Men houde dan voortaan " SS openden, en aan die Natiën ze ven, die niets te S hJn wedeitend tegen billyke h=rvo™ngea , o£ 3 Sehr^S 2SSSS s " frhuldis ^ zvn, daar wy hun voor de netten wilden 7, SS die voor alle waare Vryhgd van alotn gefpannen worden; daar wy hun een afkeei wilden 1n hnezemen van alle Vaderlandsliefde, die in ïedcl ge r, Seuw" beftaat, dagelyks yan W*^^^? verandert, en alle menschhevenheid, en net waai ge Z yurndeTvoll"en,verfmaadt, daar wy hun hunne waar" agdgf Vrienden 'van hunne valfche vleijers wilden leeren " Skmnen ; daar wy eindelyk de mogelykheid wili'^iSoSen cSvr/te wo'rden zonder manen en „bloed van onfchuldigen, en zonder zelfs 111 nog^on- (•) Ik begeer liever eene gevaarlyke Vryheid, dan eene ge* ruste Slaaverny!  ^ VADERLANHSCH „draaglyker bqeijen gekneld te worden. Mogrer, „ onze oogen dit ons Vaderland op die wyze eens vr? „ zien, hoe vergenoegd zouden wy ze fluiten, en rXZ zfi^L7ndZ d,eZS aM™«^n«eo en beaenkingen wel difwff^ niet zelden ontmoet in dit VVeik, en dezelve den anders eenigzins vreemden Tv tel van Vader landsch Huisboek regtvaardiaen ylll vinden.wy hier, met veele byzondefëden^vïmeld de verrigtingen der Pruisfifche Troepen. S van^t aan met Overysfcl,tn toont, hoe dit Gewest 1^ den Intocht deezes Krygsvolks wel had kunnen vermyd worden S er egter m moest deelen. Hoe Gelderland niet vrv'b eefdan wel inzonderheid hoe het Holland ve rZo^Go^H chems lot. Hier vinden wy opgetekend „ datbde eerfte ,, daad van geweld tegen dat Frontier van Holland door toSdenweTd" *° voo«reffelyk S^SJatï „ bcvonaen werd, dat zy aan eenen van hoey nffirirr ., m Nederlandsen dienst, en zoon van den GornkSm. „ /cferj Burgemeester van dien naam , een goud HoSe „ tot prelent gaf, om dat hy, zich onder de -, gemengd hebbende , het genoegen verzogt had Toni „ den eerften yyandlyken kogef van eene PmiïrJZ Wy treffen hier een omftandig Verhaal aan van het beurde te Rotterdam, Gouda , Schoonhoven, inAlphen var, s Hertog* verblyf aan den Overtoom, varf dffe betuigingen en Eerpenningen den Hertog gefchonken Breedvoerig fchetzen de Schryvers deMmwenteliï» onSn /Sw°0rga ,ldf ha"deIinSen ter Stta^gMr van Holland, mal derzelver onregtmaatigheid afgemaald De byzonderheden van het belet der Stad AmSrdam worden met vergeeten. . De begeerde Satisfactie vin haare Hoogheid in een fterk licht gezet. Hoe 'der5SS Heeren, daar in vermeld, met lof ontflagen weK hoe CARBAsrus te 7/ om door ae „ dikfte nevels heen te breeken , en het aardrvk door „ dampen verpest, haare zuiverende warmte mede te dee„ len, zo moest ook het Lichaam der Verte-enwoordi „ gers zynen weldaadigen invloed tot den eehSïïmt „ overbrengen, om denzelven , zo min aan f e TosbandL „heden eener regeringloosheid, als aan ■ de woede van " ,d0 2:nnig ve"aad, ten prooi te geeven. Na eeïeï „ uikdonkeren nagt, waar mede het leenroerig ftelzel de „ ganlche oppervlakte des Ryks overdekt hie dt, had » m reeds gelukkig, de vervaarlyke nevels weïaev'iaSd "7,1gefadig uit den ^°nd waren%ge,S: » w-iha,lds nioest W de gtonden daarftellen, waa op „ het gebouw eener verbeterde Staatsregeling gevesti-d „ en naderhand, door eene behoorlyke zfmlnvoegin^ " den """PT} °Pgfr0kkenVen voltooi/zou kSTJS „ den. Reeds had zy aan het Franfche Volk de weldaad „ toegezegd om de Rechten van den Mensch Vn BurZ " A^IebefcSflf vaa"k0"diging> inbaar te maata?-' „ Alle belei „arde Volken van den aardbodem Haarden „met verrukking, op het verfchiet van den vro ykèrl „ dag, die thands zou aanbreeken. De verkondiging vaS „ zulke regten , midden in eene gevestigde AlBir " He1!1"! lS°t 3lIer Tbiedige vtrwonoering tofzfc? " S-i,beefrhaare verheve"e taak, aan deeze wyduitge „ ftrekte verlangens te voldoen Zoodanig wer - „ niets anders, zo het fcheen, dan de ontvouvK \Z „ eeuwige waarheden , die op den onverander Xn aart „ der dingen berusten, .en flechts naar de tvdsomftandf" „ gereedlyic, door zyne eenvoudigheid. Eeuwi4 waarbe' " SernevSetm^ ^ ™ ^^n, „ onderhevig te kunnen weezen. En echter bevestig „ de ondervinding, dat geen arbeid%an meerdere zwaa „ ngheden omgeven was. Eene NnJfSSJ*aan „ de  IN FRANKRYK. 679 „ de flaaverny van veele eeuwen, en daar door van yeele „ regten en pligten der gezelligheid ontaart eene „ Natie, als't ware,grys geworden in de onderwerping „ aan éénen tevens, en van veelen, — uit haaren ilaap „ op te roepen, haar den bygeloovigen eerbied voor „ gewoonten, haar het vooroordeel omtrend de gevestig„ de wanorde, haar het gezag van den ouden dag te be„ neemen, en, met het vuur eener prille jeugd, een an„ der leeven te willen fchenken, bleef in het oog des „ nadenkenden meer de droom van eenen Menfchen„ vriend, dan een waarfchynlyk uitwerkzel, zelfs der beste „ Staatkunde. Welke ftruikelblokken zouden niet eigen„ liefde en baatzugt in den weg werpen! In welk een „ tweeftryd geraakte, welhaast, de waarheid en de voor- „ zigtigheid de eerfte , om niets te verzwygen wat „ 's menfehen adel verhoogt de laatfte, om enkel te „ verlichten, niet om te verblinden, en geen opening aan „ een nog niet genoegzaam verlicht Volk te geeven , „ waar door de menigte haare wapenen tegen zich zelve „ zou keeren ! En hoe eigenaartig was, zelfs , niet de „ vrees van den moedigften Staatsman , daar hy , de „ Regten van den Mensch verzekerende, aan alle Ty„ rannen van den' aardbodem eenen openbaaren -oorlog ,, verkondigde! „ Deeze zwaarigheden, gevoeld by allen, die de tegen„ woordige gefteldheid van zaaken naauwkeurig beoordeel„ den, hadden geenen geringen invloed op de onderhan„ delingen, wegens dit belangryk onderwerp. Van daar „ de menigvuldige ontwerpen wegens eene verklaaring , „ welke gewis aan het hoofd eener verbeterde Staafsor„ dening moest geplaatst worden. Die van la fayette, „ van sieyes en van mounier, onderfcheidden zich by„ zonder door hunne volledigheid." Deeze drie worden vervolgens beoordeeld , en naar derzelver waarde gefchat. Gelyk wy, niet lang geleden, over dat eigen onderwerp in ons Vaderland de verfchillende oordeelen deswegen zagen , zo ook had dit in Frankryk plaats; doch derzelver bepaaling greep ftand, en lag den grondflag eener Staatsordening , van welke de algemeene Welvaart haaren fteun, de inwendige Verdeeldheden en geheime Verraderyen haare teleurftelhng, zouden ontvangen. Van' de ontwerping eener ABe van Conftitutie, op die grondflagen gebouwd , geeft voorts dit Tafereel eene  68o TAFEREELEN VAN DE STAATSOMWENTELING fchets, als mede van de gefchillen , over de wyze van ontwerping — en merkt te recht op : „ Met zodanige „ verlchillende begrippen kon het geenzins misfen, of het „ werk der Staatshervorming zelve had den hevigften „ tegenftand te duchten. Juist in denzelven vondt het „ verraad zyn gereedfte voedzel. De verwydering tuslchen „ de Leden der Vergadering zeiven zo veel mogelyk te „ vergrooten , haare magt daar door te verdéelen, de „ partyfchappen te vermeerderen, en door het vcrfterken „ van eiken afzonderlyken aanhang het eene begrip boven „ het andere , door geweld, als 't ware, te doen zegevieren, 11 —— zie daar het heilloos oogmerk, van welks berei„ kmg de Staatsvyanden zich de voordeeligfte uitwerkin„ gen. belooven konden. — Van deeze onzalige gefchillen „ begint de dagtekening van alle die geweldige orkaanen, „ die bet.Franfche Gemeenebest, in laater dagen, zelfs op » zyne hegtfte grondflagen , hebben doen daveren, en „ wier rampzalige gevolgen nog zullen voortduuren tot in a de laatfte Naakomelingfchap." Het gebeurde te dier gelegenheid en de gereezene Partyfchappen worden afgemaald ; welk een leerzaam Tafereel ! dat de Nederlander 't zelve in zyn geheel befchouvye ! Hoe zeer ook onze gefteltenisfe van die der Franfchen verichillen moge , is 'er voorbeeldlyke leering uit te napen; en zal deeze het gemis van het fchilderagtige in dit gedeelte kunnen vergoeden hoewel het ook in dit Tafereel niet aan fchilderagtige Vertooningen ontbreekt. Hiervan kan de afbeelding van de Opofferingen der afzonderlyke Burgeren ten voorbedde ftrekken. „ Geene zitting der Nationaale Vergadering liep voorby, „ zonder het eerwaardigst getuigenis der edelmoedigfte „ opofferingen ter reddinge van den Staat. Noch ftand, ,, noch rang , noch leef tyd , noch kunne , maakte hier „ uitzondering. De kindsheid gaf haar fpeelgoed , de „ grysaart zyn geliefdften fchat, van overoude tyden „ hem by erfenis aangebragt, en door het vooroordeel der „ oudheid geheiligd, de jeugd en de fchoonheid haare „ yercierfelen, de ryke van zynen overvloed, de behoef„ tige van zyne armoede , ten gemeenen beste. Hier, „ offerde de gegoede honderd duizend Guldens op het „ Altaar des Vaderlands. Elders, dwong eene arme „ Vrouw de Afgevaardigden van haar Diftrict, welken zy, „ op hunne reis na Verfailles, toevallig ontmoette, om ook „ de helft van haare geheele bezitting, die in vier en „ twin-  IN FRANKRYK4 681 , twintig ftuivers beftondt, als het offer van haaren Bur' gerp at, by hunne verzamelde *hattmgte voegen. " Seenbetoog, dat zy het haare zoo vo ftrektlyk be" hoefde was in ftaat, om haar te bedwingen. Met " Sen'in de oogen, 'beroept zy zich op haaren hoogf ften ïïigt, en belooft zich van haare volvaardigheid, * nd"enP lfechts door anderen naagevolgd, den besten zegen vooi het Vaderland. Huisbedienden, Daglooners, maak ten een onderling verdrag, waarby zy een evenre d% gSeelte hunner geringe inkomften voor den Staat " AtmSdst is de Schildery van Vaderlandfche Gefchenken door eenige Vrouwen m de Nationaale Ver^ «aderin? r doch te onzer overneeminge te breed. S3%M wy niet voorby ten Tege^g^vttjg 7l,en peolaatfte af te fchryven. „ Dan 00K aeeze Self a^en, hoe welmeenend aangebragt, waren geenzins " wimoVend genoeg om het plaatsgrypend gebrek te " ïemdTen. Duifenden volvoerden wel hunnen burger" Wken pligt, daar bet de redding van den Staat betrof. " DuchVok duifende anderen, en wel de vermogend' ften , bekreunden zich aan denze ven zeer wemig. Waa " het han door geenen inwendigen en zuiveren g oed " verwarmd wordt! heeft het geenen phgt te vervullen, rj nin zich zel'ven De ^Zt^nt%bS p-enoegen , dan in het opeenftapekn zynei lehatten. " De Ryke aan weelde overgegeeven,. weet geene an" dere bevrediging , dan die haar ten voorwerpe heeft. " gè dwaaze verbeelding hecht hem aan het denkbeeld, " dat hv reeds alles gedaan heeft, wat zyne betrekking * vadert warneer by de dienstbaarheid ten zynen beSSt^SS^cn l bepaalde ten bereidwillig vol- ' daan heeft. Geen bezef, dat, in dagen van oud-ade- * lvken trots, de belastingen oneenpaarig- geheeven, J' S«Tuist aar den eerwaardigften ftand, den werkzaamen " BuSrin", zyn opgeleg!, is in ftaat om hem boven " de"gewoonte te verheffen.0 Ieder voorflag van verandeII ring, waar door hy flechts meer zal moeten mededee- le tot de algemeene behoeften, noemt hy onregtyaar' dis. Geen denkbeeld van Gelykheid kunnende dulden, verzet hy zich tegen alles wat zyne weelde beperkt* " Vry willige bydraage .... boven deeze acht hy zich verheven Hy houdt zyne handen t'huis, daar zy al!', leen weldaadig konden en moesten werken. En, zo MJTT. 1797. NO. 15. * y •> nog  «8ï TAPIR. VAN BE STAATSOMtV. ,N FRANKRYK. " [ten *2V hem1be™"St. *t de ftm 2y„er inkora. „ de Uitkomst , voor hem even voordeelic werken mnX „ als voor zyne Medeburgers " UIULej,S weiken moet ," sZi™ r™111* ontwerp, om het geheel™ , V emen vcragierdïn opbrencst vï „ de arbeid de reddiig ahee'n *fVacW™ d/Sogde"- „ verdienae aan moest het zeker die van den Sm van „ Wynmaana zyn, als welke ook aan de tedere Sexe ™2 „ onze dagen , hoe warseh anders va k^ „ moeijingen, bet edelst getuigenis reeft %ff tn „waar het Vryheid en erkende Repten irpfX » „ den heldenmoed haarer Z^Sf „flfhoSe'bldhS „ Cde Amzomcn) geenzins behoeft te zwigtef."  bauthelemy's reize., 683 Reiz- van den Jongen Anaeharfis door Griekenland. Uit KZ'Fransen val den ^»f*THE,W Vierde Deel. Te Amjlerdam, by J. Allait, 1790. i« gr. 8yo. 382 bl. i-wmrinsd met zo veele Tooneelen van den Tyd, als O z\chS ftaae, by afwisfeÜng, aan ons oog opdoen, en o7s in onzen Letterkundigen en°Boekbeoordee enden^arbe d voorkomen, willen wy niet ontveinzen, dat elk Deel van de fchoone Vertaaling der Reize yan *»J™g"£n; char/is, 't welk vertaald ons ter hand ge^ld wordt , ons hoogst welkom is ons uuren v anawwielende Teezino- niet alleen, maar van Leeruig, lcheniu. met o^Sïln leeêen wv iets anders, dat niet dringende is, fe z#d of ons te verlustigen in de befchouwing van irocler Eeuwen, van de Volken, van de byzondere ^m&of pSfoonen, die in dezelve leefden, die GnekSand, de Moeder der Wysheid, bewoonden. Dit genoegen verleende ons het vierde Deel, thans net voorwerp onzer Aankundiginge, op nieuw C > . ^e Hoofddukken, die ons gemelde voldoening jonken , voeren de volgende opfchnften. Reize door B^tie, /U Hol van throphonius; HlïSIODUSi PINDARUS. De AmphWijonM de Toveresfen; de Komn^ wn.jgja^ en het Dal van Tempé Reize door lus^cau™ nip en /Etolie. De Godfpraak van Dodona. De Leucz d fche Ërong Reize na Megara, Corinthus, Sic on ,i Achaje. — Reize na Elis. De Olympifche Spelen H Vervolg der Reize door Elis. Xeno»«on te Sctk luT-~ Reize door Mesfenie. ■ Reize door Lacon e _ De toonders van Laconie. ^TZ/ vl 7e7IVetgeeving van lycurgus. — Het Leeven van LYStaDGvoor ftap deezen Reiziger te volgen, zou ons te wyd^enen voeren. Hier e/daar met hem me^rekkende, een Bloempje, voegende aan onzen I^fj^e'd' tf plukken, is alles wat wy doen mogen. De Dichters C») De Beoordeelingen van het I D. is te §d£ <»g Vadirl. Letteroef. voor 't Jaar ,795. bl. 34» - « «g«' be II D. in die voor 't jaar 1796, bl. 28» — en het uwe f«.  barthelemy hv^reeln11 p*NDARUS-kunnen Wv niet ongemerkt voorby treeden. Ten aanziene van den eerften vinden wv onder andere vermeld: „ Hy reisde niet; maar beoefen^ " lnde Dlchtk"nsi tot » "«ogen ouderdom. Zyne be„ vallige en welluidende ftyl ftrtelt het oor op eenï aan „ genaame wyze , en heeft den fmaak dier oudeenvoï '^;nïeitdKf^lkeIniet ai,derS is' dan ^ne juFste betrek 7/uS!rS^het °nderWeip' de denkbee,den - de Muntte hesiodus uit in eene Dichtfoort, welke jrer.W verhevenheid vordert, pindarus deedt zul™toj££ dere, welke zeer groote eischt. Pindabus cn de llhoonê corinna waren beide Kweekelingen van myrtis door kunstmin op 't naauwst verbonden: „ Pin™s' veel „ jonger dan corinna, maakte zich haare raadJSne^n „ pligt. Van haar geleerd hebbende, dat deSffist zich met de verciering der fabel moet verryken be„ gon hy een zyner ftukken in deezer voege - Zal ik d% „ vloed ismenes bezingen, of de NympZ^l,CAD„ mus, hercules o/«ACCHus ? Aan elk dier naarr^ „ hadt hy oynaamen gegeeven. Corinna voegde Tem „ om een Ruk Lands ie bezaaijen, en in plaats fan ml „ de hand teftrooijen, hebt gyf -fa uwe errffr ZLJl f ,, geheelen zak ui/gefchudr Hvefk eene "envoSS mS veel betekenende Les voor jonge Dichters' ö „ Pindarus oefende zich in allerleije Dichtmaaten " Tenf^nL,V0°^aan5lyk ZVnen roem verlkuYdfgd aaTdè „ Lofzangen, die men van hem vroeg, het zy ter eere van „ gepiaaien in de Spelen van Griekenland. . Niets " Lmn t? moeiIyker dan zulk een taak. Het lofoffe? „ des Dichters moet op den bepaalden dag gereed zvn • „ hy heeft telkens dezelfde tafereelen af fe mSen Yen " t°X JlJd |eVaa5 2iCt te ver bove» zyn onderwerp 5 „ verheffen, of te diep beneden '% zelve te daalen - maar „ pindarus was vanWn dichtgeest beziel die net „ een dier kleene hindernisfen kenle, maar hem bftkken " emecdi'tWerP7^er ,bui[Cn de grei4"< waai-c^ns gezS „ eindigt. - Zyn fterke koene geest Iaat zich niet dan „ in regelloozè trotfche en ónftuimige beweeg!gca " uï ïtn ?T d\G!icn de voorwerpen zyner za fen ^ „ Hy fnelt als een Adelaar tot aan den voet hunner thioo „ nen. Zyn zy menfehen? Hy ftort als een bSlfhend „ rosch  reize van anacharsis. 685 „ rosch ter renbaan in. In de hemelen zo wel als over de „ aarde, wentelt hy, als 't ware, eenen ftroom van ver„ hevene beelden, ftoute leenfpreuken, krachtige denk„ beelden, en hel fonkelende zedelesien." _ _ Dit alles wordt breeder ontwikkeld , en beflooten met de aanmerking: „ ondanks de diepte zyner gedacli„ ten, en de fchynbaare ongeregeldheid van zynen ityl, , draagen zyne Vaerfen by alle gelegenheden de goed„ keuring weg. De menigte bewondert ze, zonder ze te ' verftaan, om dat zy genoeg heeft aan het voorby vlie„ gen der leevendigfte beelden als weerlichten voor haare „ oogen, en aan het treffen haarer ooren door de ver„ dubbelde flagen van zwellende en hoogdraavende woor„ den. Bevoegde Regters wyzen hem den eerften rang ' onder de Lierdichters toe, en de Wysgeeren haaien „ reeds zyne Grondlesfen met eerbied voor zyn gezag " Voorbeelden van de edele gevoelens, in zyne Gedichten doordraaiende, vinden hier plaats; en in de daad, pindarus verdient , van de zyde zyns Harten befchouwd, zo wel onze hoogagting, als onze verwondering, van de lyde des Vernuftrbekeeken. Wy voegen -er met wellust eenige trekken hier by uit zyn Leeven en Charadter JJe voornaamfte, fchryft de Abt barthelemy, heb ik ontleend uit zyne eigene Schriften, waar in de Incbaanen verzekeren, dat hy zich zelf heeft afgemaald. , 'Er was een tyd, waar in het vuil belang de taal der Dichtkunst niet bezoedelde. Dat anderen thands ? de zonder van het voordie eerfvt J ' my V.rveIvk te uite» °ver zaaken, „ die eer yk of oneerlyk zyn. Met zulk eene gefteltenis ver „ wacht ik gelaaten den ouderdom;geSf5eerik " 5Sr> nnder deezen van de Molos/en, net ouuuc °U LYnSte van geheel Griekenland, die zints negen S.ÏÏ^viC't zelfde huis hebben gehoornd Wvsgeercn," dus laat zich onze Schryver hoo- ™ fchTweT de duurzaamheid van dit Ryk aan de " ï™el• ïh het Volk in een der Hoofdlieden, en, naa " H v™? £ van Godsdienftigvoprgefchreevene: pleg- * ^ tÖ* wSÏlfSe voorige eeuw i— wanneer6 eene aanmerkelyke omwenteling m het Staatsw K en de zeden der Molosfers plaats greep. Een "hS£ KoningS hadt by zynen dood flechts eenen " 7 non, aetergeltaten. Het Volk, overtuigd, dat het al" |meen gwe?zyn het hoogst belang by deszelfs opvoe " ff hadt droeg de zorg daar voor aan wyze mannen " ™ g die het ontwerp beaamden, om hem ver van ver" maaken en vleiiery op te voeden. Zy bragten hem naar " Athmen et" alzoo leerde hy in een Gemeenebest de we" itvdfche pli ten van Votften en Onderdaanen kennen. ^^«S&st myzyn Vaderland gaf ^een  689 BARTHELEMV „ grootsch voorbeeld ; tot zyn Volk zeggende • Myne " UxLeFms ik wilzeh^len! Hy voerde eené i t&W^Sr^W^ WelïraTloefdST , BlSx,,^ dli0r Zyne zorSe en voorbeeld. visig ^rderheid -* : &s ras; s^b^W^' £*3£', al See^ ; d°ch „ menides en de School nam ^ PAR" „ vlucht tot het afgetrokkene, eenen meeJiV°e' „ en doorgaans ontoeganglykèni, weinees'aJ ê^^yken, „ komen genoegzaam V^dfe" ^Ïlato^v^S „ beweerde dat het waare goed één aln ,? iLï«„y „ zien, den' bell ydf die e„7de°" f a,s „ter nederwierpen. WeldraP„nSï. T gSval,was' „ en  REIZE VAN ANACÏlARSIS. 6»9 en de ionge kweekclingen zoogen in de fchoolen niet fi n den geest van bitterheid en tegenfpraak m. !!Ü Zou 'er thans , viel ons dit affchryvende te binnen , niet wel iets daar op gelykende in de Wys* céeriae wereld plaats vinden? Hoe gepast eene geleISidTot vergelyking; maar wy fchryven eene Boek- beDedo1f5V^ Spelen worden op eene treffende wyze befchreeven ; men is 'er als by tegenwoordig, en de trant voorgefteld worden doet ons deelen in het lot der overvvinnaaren en der overwonnehngen. Doch wy bedwingen onze zugt ter overneeminge. — gaarne zouden wy anders ook iets ophaalen uit de drie Klaaghederen totde Mesfenifehe Oorlogen hetrekkelyk , kunthg Sd in den mond van eenen na Libye gevlugten MesfeSir die, zich de rampen.van zyn Vaderland herinnerende deeze Klaagliederen aanheft, over de drie Oorlogen, die hetzelve ten ondergang hadden gebragt. Waann hy def boofdbedryven mei Ide meest mogelyke naauwkeurig£id behandelt, en voorts eenige verdichting bezigt, over welke hv geene toegeevenheid behoeft te vraagen, gelyk de Schryver doet in eene zyner Aanmerkingen agter aan gCHet3ontbreekt in dit Boekdeel, behalven deeze: wydluftiger behandelde ftoffen, geenzins ^ ^orte tusfchenwfc lende nuntfpreukcn en geestige gezegden. Wy lcniyven S twePe tot voorbeelden af.° „&De Jonge anacharsis ontmoette een Ionicr, die, met middelmaatige bekwaam, " heden, wel gedaagd was in eene kleene onderhanden 3 S, waar mede liem zy* Vaderland belast had. Hy voedde thans voor zich zeiven al die achting , welke " de zotten den gelukskinderen bewyzen. Een zvner " Vrienden verliet zyn gezelfchap, om my in te nuis" teren: Ik had nooit geloofd, dat het zo gemaklyk was \\ een groot Man te worden /" Hoe veele lonten wandelen op de ftraaten van ons Gemeenebest! Van de Eurotas, die Laconie doorftroomt, gewagende, tekent de Schryver op. „ Deeze Rivier is altyd vol van zeker ïliet" 't welkfterk gezogt wordt, uit hoofde yan r, deSelfa rechtheid, hoogte,%n Wcheidenheid van kleu' ren. Onder ander gebruik, 't welk de Lacedatnomers ,, van dit riet maaken, vervaardigen zy er matten van ' en bekroonen 'er zich ook mede op zommige feesten. Yy 5 « iK  600 ÏARTHELEMÏ „ Ik herinner my by deeze gelegenheid, dat een Athcner* „ tegen den hoogmoed der menfehen uitvaarende, my „ eens zeide: Men behoeft, Jlcgts eene zwakke Riet/taf. „ om hun te onderwerpen, te verlichten, en te vertederen „ Ik verzogt hem nadere opheldering; hy gaf 7e my in* „ deeze woorden : Van deeze brooze jlof maakt men py. „ len, fchryfpennen , en fpceltuigen." De twee laatfte Hoofdltukken, der naagedagtenisfe van den Wetgeever lvtcurgus tóegeheiligd, geeven ons een algemeen Verflag van zyne Wetten en van zyn Leeven. Oudheid- mensch- en oordeelkunde voeren hier het woord, en in een beknopt begrip ontmoeten wy daar m, wat van deezen Man en diens hooldbedryf verdient geweeten te worden. Ten flotte vinden wy vermeld, dat zyne Bloedverwanten en Vrienden eene maatfehapoy uitmaaken, welke nog beftaat, en van tyd tot tyd byeenkomt om aan zyne deugden te gedenken. Eenmaal, wanneer deeze vergadering byeen was in den tempel, richtte euclides tot den Belchermgeest dier plaats de volgende reden. ° „ Wy vereeren U , zonder te weeten , welken naam „ wy U zullen geeven; pythia twyfelde of Gy meer een „God, dan een fterveling waart; in dien twyfel noem„ de zy U een vriend der Goden, om dat Gy een vriend „ der menfehen waart. „ Uwe groote ziel zou verontwaardigd zyn, wanneer „ wy 'er iets groots in U van durfden maaken, dat Gy de „ kroon niet kocht voor eene misdaad; zy zou neg rnin„ der gevleid zyn, wanneer wy 'er by voegden, dat Gv „ uw leeven waagde en uwe rust opofferde om wel te „ doen. Men moet geene offers pryzen dan die „ duur zyn. „ De meeste Wetgeevers dwaalden van 't fpoor door „ het volgen van den gebaanden weg: Gy oordeelde, dat „ men, om een Volk gelukkig te maaken, het langs on„ gewoone wegen moet leiden. Wy pryzen U, dat Gy „ m den tyd der onweetendheid, het menschlyk hart be„ ter kende, dan de Wysgeeren in deeze verlichte „ eeuw. ,, Wy danken U, dat Gy het gezag der Koningen, „ de onbefchoftheid des Volks , den waan der Ryken „ onze driften en deugden zelve, beteugeld hebt ' „ Wy danken U, dat Gy boven ons hoofd eene Op- „ per-  REIZE VAN ANACHARSIS. 691 „ eenen mensch op den Rykszetel^en die ;; ES» ^g^fSSB»^ l^TS^&Ü&^S- g* * dan " Pwv tofcf&rSGyö»' flechts een Heen „ Wy danke.na^',',^hpL(Jen adaaten, en verhinderd » &, dan onze be- "h°^y StaU. dat Gy hoog genoeg.van ons heb, " zulks zyn moet. grootheid en fchoonlieid „ vreugde, aar,. diva^ net upp Q „ maatig zag volvoeren aan weldaaden. 'rSkF, warneer wy , ze ons bettendïg herinneren" f^US VrhTevraTonverminderd voor onze naneer, ven ktneifaïeSen, als wy dien van onze Vaders „ontvongen!" „ioot7pn dit Deel hebben wy, veelvuldae aanhaahngen agteiwege 6""*^. b te vormen. opheldering van dit SlelW^St-dStót o»en Boeken-  barthelemy's reize. ftapel 'er een opvatten, waar uit wy ons zo veel voldoeBel60 de" LeCZer 20 VCeI weezen'vk "WsJdurven be Reize in de Binnenlanden van Afrika, Jdnds de Kant, Zïïï r^"' d°°r LE saillant, fe* Beei r/rZJ- Di I>ASTEVn- ^ Ulde 2ï, V^n8i.1^p' - - ^* WTeerdsdnheefrnS Se,"°eglyk « ?eerzaam »« iemand noot fi ï? ' VerJie"SC men z,ch' dus eenReisgenoot, ichoon het lang daar naa zy, aan te treffen Genoegen fchiepen, leerzaam onderhoud hadden wv in ^^\^^*kf? T , zeulde avonZren i. • i Y"4"' vergezellende anes de OMtmi van de Kaap landwaard* in O- Thans worden wv óiwe noodrgd om hem langs oe mahu KMSt Land E vaillant van zyn eigen werk geeft. Eenen uitftan £ daan hebbende, verklaart hy (bi. 83). Hoe men dL" " £ uyn?r ^erk , 00k noemen wil . diar "bfhoefrieenï „fchoolfche orde in te heerfchen, en het is hier Se '»5°?iV,duie.Jlk.vertoonen wil' maar het is waarfSd " tld" yk^eidu; ? praat met mv"e vrienden, en bln fn a lpeeien* ^n (bl. 329.) eenige byzonderheden van 7vn Aap vermeld hebbende, fchryft hy: „De?zbvzon „ derheden zullen mislchen beuzelagtig voo/l cYnen aa7vee „ le myner Leezeren, die my„ werk Ilegts leezen om het „ te berispen, als zy het nog eerst leezln; maar mo"elvt „ zullen zy voor veele anderen nuttiger zyn dan SevIS „ vee- F&f^LÏÏLSr** Wege"S h6t Eer(l£ Deel' in 0B« ^gem.  le vaillant's reize. ^93 „ veelende befchryvingen, die omftandigheden zonder „ eind, waar mede men hen maar al te dikwyls ophoudt ' by gelegenheid van een.Infect, van een gedeelte van ,, een Infect, van de ontelbaare afmeetingen van een Dier. Het is voor my zeer aangenaam myne Reis „ dus andermaal aan te vangen , weder te denken ,, en te gevoelen alles wat ik gezien, gedagt en ge" voeld heb. Ik laat het voor groote vernuften over „ die beuzelingen te veragten, en ik fchep 'er des te meer ' behaagen in om dat zy my juist op myne eigenlyke „ hoogte houden. Ten minften zodanig is altyd myn „ plan geweest ; wat zeg ik, ik heb geen plan; ik heb „ zelfs geen denkbeeld van de weetenfchap, welke in t „ maaken van een boek gelegen is; maar myn boek, als „het een boek is, zal altoos, dunkt my, een groot ., voordeel hebben , dat is dat het niet met opzet ge« maakt is, en dat is ook de reden dat ik er zelfs met 'eens aan wil denken. Ik heb myne Reizen zo dik„ wyls verteld , dat het my niet moeilyk valt die te ,, fchryven , en iemand onder myne Vrienden , die een „ goed geheugen en het verhaal van my gehoord hadt, „ zou dezelve gemaklyk op dezelfde wyze in myne plaats „ kunnen fchryven; dit is al wat ik 'er my op laat „ voorftaan." Nederig genoeg waarlyk. En zou die nederigheid den Hèere le vaillant beter ftaan, indien dezelve niet gepaard ging met verfmaadmg van anderen, in het vak der Natuurlyke Historie, op eene andere wyze, ten algemeenen nutte werkzaam. Dit laat de Vertaaler niet onopgemerkt aan den voet van blDanI'des genoeg. De Inleiding is belangryk door de byzonderheden de Kaap betreffende, en het gedrag der Franfchen aan dien uithoek. Wie onthoudt zich van lachen als hy van de oefening der Houentotien in den Wapenhandel leest. „ Heeft iemand op een kermis aapen gezien, die onder de zweep van een hansworst de " exercitie verrigten, zich door verkeerde beweegingen ' ftooten, verkeerd draaijen, fpringea of op hunne hur' -ken gaan zitten als zy marcheeren moeten , of eene be- , weeginr moeten ter uitvoer brengen , dan zal hy een ' denkbeeld hebben van de krygsoefeningen van onze halve Wilden. Naardien geen hunner zyne regterhand " van zyne flinker kon onderfcheiden, kan men denken ' hoe zv aan het commando van den officier gehoorzaam" ' „ den.  694 vaillant „ den. Alle hadden zy met een mal gezigt de oogen „ fcrak op hem gevestigd ; maar naauwlyks°gaf hy een „ commando, of het was of zy alle te gelyk een ftuip „ kreegen , en elk deedt eene verfchillende beweging „ Alles wat men hun leeren kon was in eene linfe eti „ digt tegen eikanderen gefchaard te blyven ftaan. Mis„ fchien hadden zy, als zy dus in een lichaam en van „ een zekeren afftand uit zee gezien werden, voor eenige „ oogenblikken voor het Engelsch Esquader eenige ver„ tooning kunnen maaken ; maar die dwaaling zou niet „ lang geduurd hebben. Op den eerden kogel , en zelfs „ flegts op den eerften flag van het kanon, zou de troep „ als eene vlugt fpreeuwen uit een gevlogen zyn „ en nooit zou men hen weder hebben kunnen verza„ melen." Een daad van onverfchrokkenheid door onzen Nederlandfchen Zeebevelhebber staring, op de Kaapjche reede het commando voerende, kunnen wy niet nalaaten hier af te fchryven. „ Daar was een fchip onder Deenfche „ Vlag jn de baai van de Kaap komen ankeren, en men „ had meer dan eene reden, om te vermoeden, dat het „ of een Engelfche Spion, of ten minften een Transport„ fchip met Oorlogs - ammunitie voor den vyand was Staring , die het commando over de ree voerde, meen„ de, dat het, in die hoedanigheid, zyn pligt was zulks „ zelf te gaan onderzoeken, en met dat oogmerk beman„ de hy zyne floep, en ging aan boord van het fchip om „ het te onderzoeken. Dat was juist het geen de Deen. „ vreesde. Naauwlyks zag hy den Kapitein in zyne „ magt, of hy gaf bevel om het anker te ligten, gong on„ der zed en wilde zee kiezen. Maar staring , die dit „ verraad voorzien hadt, had ook, voor hy de haven ver„ liet, voorzorgen gebruikt om het te beletten. Hy gaf „ van het verdek van het fchip een afgefprooken fein, en „ op 't zelfde tydftip gong de westlyke battery, die hv „ hadt laaten aanleggen, en die zynen naam droeg, los, „ en vuurde op het fchip. Te vergeefsch vaart de Deen „ tegen hem uit, en dreigt hem , als hy geen ftrydig te„ ken geeft, en het vuur van de battery doet oohouden „ hem aan de groote mast te binden , en heni bloot te „ ftellen om door het kanon , dat hy doet afvuuren, dood „ gelchooten te worden; niets maakt hem vervaard, en „ verre van het lafhartig voorftel in te willigen her„ haalt hy zyn fein, dat een verdubbeld vuur veroor- „ zaakt.  reize. 695 „ zaakt. Op dit gezigt wordt het fcheepsvolk woedend; „ men valt op hem aan, men mishandelt hem, men bindt „ hem aan de mast; maar staring fteekt in het midden „ der gevaaren nog den fpot met zyne moorders. Gy „ weet niet wat gy doet, zeide hy hun al lachende: „ Hoe ! ziet gy dan niet dat die kogels op myn last „ komen, dat zy my kennen, en my geen leed zullen „ doen? „ Zyne fpotterny werd gelukkig bewaarheid. He ko,, gels vloogen rondsom hem heenen, en hy werd niet „ geraakt. Maar het fchip werd zo gehaavend, dat men „ het welhaast zag ftryken, en fchandelyk komen anke„ ren onder de battery, die het befchooten hadt. Onder„ tusfchen deedt deeze onderneeming, die byna in een „ oogenblik beftist was, den Held, die haar beftierd hadt, „ veel eer aan, naardien het in de daad een fmokkelaar „ was, die goede prys verklaard, en, zoo ik geloof, ten „ voordeele der Maatfchappy verkogt werd. Men fprak „ geduurende eenigen tyd aan de Kaap niet dan van de „ onverschrokkenheid van staring" wiens volgend lot en dood hier vermeld wordt. Voorts meldt ons deeze Inleiding eenige belangryke Waarneemingen de Natuurlyke Historie betreffende, met welke le vaillant zich eenigen tyd aan de> Kaap onledig hieldt. By den aanvange der Reize zelve vinden wy een verflag van de Bezorging zyns Kabinets ten huize van den Heer boers, in een Mufeum veranderd. Naa het vermelden van eenige byzonderheden, zyne voorigeHottentotfcheRtisgenooten betreffende, doethy eerst een klein Tochtje rondsom de Kaap, door Hottentotscft Holland en den Franfchen Hoek. Hoe treffend is de befchryving deezer Franfche Afftammelingen! en hoe naleezënswaardig op welk eene wyze het in dien oord met de Landvergunningen toegaat! Dan wy kunnen 'er ons niet by ophouden. Plaats moeten wy inruimen voor de befchryving der ftreek van de Vier - en- twintig Rivieren, volgens 's Reizigers getuigenis, „ zonder tegenfpraak, „ de aangenaamfte van geheel de Hollandfche Volkplan„ ting. Zy is haaren naam verfchuldigd aan de meenig„ vuldige beeken , waar door zy befproeid wordt ; men „ kan aan den overvloed van haar water gemaklyk oor„ deelen hoe vrugtbaar en aangenaam de grond is. Nog „ meer, de voornaamfte kanaalenbrengen, door fchrander „ aan-  696 I.E VAILLANT ,, aangelegde aftappingen , den overvloed en de vrugt„ baarheid tot op de beploegde landen van alle de boe„ ren-wooningen in den omtrek ; de boeren weeten met „ veel beleid de hoeveelheid van dat water , dat zoo „ goed is voor het veldgewas, te vermeerderen of te ver„ minderen. Nergens in de Volkplantingen vertoonen de „ weiden zulk een fchoon groen; daar heerseht eene „ aangenaame frisheid , welker gezigt alleen, in dat ver„ zengd land, het oog van den reiziger (heelt, zyne ver„ beelding bekoort en zyne vermoeienisfen wezenlylc doet „ ophouden. De Vier - en ■ twintig Rivieren zyn het Pa„ radys van Africa; men wandelt 'er door boschjes van „ oranje- citroen- en pompelmoesboomen ; de geur der „ bloemen doet den reuk op eene aangenaame wyze aan; „eene ligte fchaduw noodigt-tot rust, tot mymeiing, „ tot overdenking. Alles, wat die betoverende tuinen omringt, vermeerdert nog de beguicheling ; het oog „ weidt van verre over een pragtig verfchiet; een kring „ van heuvelen verfraait en verleevendigt die verfchillen„ de vakken, die eindelyk bepaald worden door hooge „ bergen, welker kruinen zich in de wolken verheffen. „ In 'die betoverende ftreek ontmoet men alles wat tot „ de behoeften en aangenaamheden des leevens dient. „ Naauwlyks doet zich de aanloklykheid dier plaats ge„ voelen of men zou 'er wel voor altoos zyn verblyf „ willen vestigen: de wooningen ftaan 'er digter by „ eikanderen ; het wordt 'er ongevoelig vol van ; en ik „ heb hoop dat zy welhaast eene tweede Stad in de „ Volkplanting vertoonen zullen, en dat eindelyk de „ Valei der Vier ■ en-twintig Rivieren nog eens het ryk„ fte en meestbevolkte land van de ommeftreeken van de „ Kaap zal worden." Op dit onderwerp komt onze Reiziger vervolgens weder, en brengt redenen by,die zyn hier uitgeboezemde hoop doen zinken. Hy fchryft: „ door den overvloed van wei„ den in de ftreek der Vier-en-twintig Rivieren zou „ men 'er eene groote menigte Vee kunnen fokken. Dat „ vrugtbaar en door de natuur begunftigd land zou ook „ veel timmerhout leveren, aangezien de boomen in die „ ftreek zoo veel niet te lyden hebben van de hevig„ heid der Zuid Oosten Winden, en dus zeer wel zuilen „ groeijen, als men Ilegts de moeite nam om 'er goede „ plantiöenen aan te leggen. De Saldanha- baai zou ook tot „ ftapelplaats kunnen dienen voor het geheel gedeelte van „ het  reize. 697 ,", het Zwarte Land, dat 'er aan grenst, en zou te verre van de Berg Rivier afzyn om de graanen m dezelve " te doen afzakken; deeze ftapelplaats zou zelfs, behal" ven het nut, dat zy de Volkplanters van de binnenlan" den zoude aanbrengen , tot een weezenlyk voordeel " zvn voor de fchepen van alle natiën, die, door de win " den gedwongen , de Tafel-baai niet kunnen bereiken, "en de Salddnba -baai aandoen zouden; verzekerd " zynde van 'er de noodige ververfchingen te zullen ,, vinden. , , ,, De wensch, dien ik hier vorm, tot gemak van de Volkplanters en het algemeen voordeel van alle zeeL vaarers, zal zonder twyfel nog lang nutloos zyn ; ' want heeft de handeldryvende ftaatkunde der bevoor- rechte Maatfchappyen ooit haar byzonder belang met " het belang van alle geweeten te verbinden, daar die " brandende goud • dorst,die de kooplieden van alle natiën " zo fterk bezielt, hen zo kragtig beveelt hun eigen be? lang alleen te behartigen, en zich te verzetten tegen V alles wat niet ttrekt om de voordeden te vergroo, ten, welke hunne greetige gierigheid verwagt ? Het ïs dan zeer waarfchynlyk dat de Maatlchappy nimmer " de hand zal leenen tot deeze inrigting." Hoogst characteristiek is vaillant's befchryving van de Volkplanters of Boeren van (Je Kaap, door hem in drie clasfen verdeeld — die in den omtrek van de Kaap tot op een afftand van vyf of zes mylen woonen — ' die verder af en in de binnenlanden gezeten zyn -— en die, nog verder af leevende, zich op de uiterfte grenzen der Volkplanting onder de Hottentoiten bevinden ; dan het moet in het Werk zelve geleezen worden. Men zal, het geleezen hebbende, met ons uitroepen: Menfehen! overal Menfehen ! inzonderheid by het opmerken van den beurtlings elkander vervangenden gezwollen trots en kruipende laagte by de eerstgemelden. De beraamingen om den Heer boers met zich na het Kaf er land te krygen, het aanvangen der Reize, het wederkeeren, het fcheiden van boers by diens vertrek na 't Vaderland, levert alles belangryke Tooneelen, en onder deeze zeer aandoenlyke. Op dit alles volgt de Tocht na den Tafelberg; onder veele andere door hem waargenomene byzonderheden, hadt hy het geluk om getuigen te zyn van een belangryk Ver- liETT. 1797. no. 15. Z z fchyn-  LE VAILLA.NT fcbynzel, dat de nieuwsgierigen dikwvls getragt hebben op den Berg te zien, doch zich niec altoos met dezelfde pragt aan het oog der waarneemeren vertoont; de vorming, naamlyk, van eenen van die Zuid - Oostlyke Stormen, die voortgebragt worden door de opftapeling der wolken op de kruin van den Tafelberg, en die men gewoonlyk de Farmk noemt. De bei'chrvving is treilend, en wordt bet verichynzel wel beredeneerd. Zvne onderrigtingen wegens den Leeuwenkop, en den valfchen Leeuwenkop, zyn voor de zeevaarenden belangryk. Op deezen Berg,,, mis„ fchien, gelyk hy fchryft, op de gunftiglte plaats van ,, de aarde voor de grootfche tooneelen, die de natuur ,, oplevert, geplaatst, had ik aan myne regterhand den „ Atlantifchen Oceaan, aan myne flinker de Indifche Zee, „ en regt voor my de Zuidzee, die, met gedruisch voor „ myne voeten breekende, de keten der bergen fcheen „ te willen floopen, en geheel Jfrica fcheen te willen „ mzweigen. Om de verheeven uitwerking van dat tafe„ reel nog pragtiger te maaken, had ik nog maar eenen ,, wensen te doen, naamlyk van getuigen te mogen zyn ,, van eenen dier Stormen, die het voorgebergte zynen eer„ (ten naam (van Storm- Kaap-) deeden verkrygen. Ik had „ er eenige uuren hoop op, op hetzien van die firooken ,, mist, welke de wmd van de oppervlakte der zee deedt „ opryzen ; maar ik wierd welhaast in myne verwagting „ bedroogen , en de lucht wierd zo zuiver en ftil , dat „ ik aan de Oostlyke punt van Baai Fah zeer duidelyk „ die vermaarde Kaap slguillas onderfcheidde, die de „ Stuurlieden, als zy het ongeluk hebben zich in de reke„ ning van hunne Lengte te vergisfen, aan eene zekere „ fchipbreuk blootftelt." Dan de dille lugt gaf hem gelegenheid tot andere hier geboekte waarneemingen. Welke hy voortzette op zyn reisje na de Barak by Simonsbaai, die_ hy vol vermoeienis, doch niet zonder nutte waarneemingen, volbragt. : Dus verre deedt onze Reiziger Ilegts kleine Tochtjes. Nu bereidde hy zich tot den grooten. Alle de toerustingen, waar in hy met vee! bereidvaardigheids van allen werd geholpen, moeten ons verbaazen. Hy hadt, om van den verderen Reistoeflel, hier breed befchreeven, niet te reppen, by zich „ negentien Perfoonen, dertien „ uitgezogte Honden, één Bok en tien Geiten, drie „ Paarden , drie Melkkoeijen , zes en dertig Osfen, als : „ voor-  REIZF. 699 „ voorfpannen voor zyne drie Wagenen, „ ieluslen. en twee 0111 het goed van zyne Hoaemottcn " Wymof ten wegens den optocht en voortgang, van den beginne af met ongelukken vergezeld, tot het Weik zelve wyzen , waar van de Reis na den mond van de OlyplantlKivier het overige gedeelte tem frg» Nimmer verloor onze Reiziger, onder veele moedbenee mende omftandigheden, het hoofddoel_zyns Tocbts1 ,, de uitbreiding der Natuurlyke Kistone uit hei. ooge; telkens als hy eenig nieuw voorwerp aantrof was hem zulks een fchat, gefchikt om zyne verzameling te Wy zouden te lang worden met alles van dien£art ovei te neemen; doch willen, ten voorbedde zyner Dierbefchrvving, het berigt plaatzen van een fraaijen dooi hem nieuw ontdekten Vogel. „ Deeze was omtrent drie voeten hoog. Zyn kSp en zyne keel, geheel vederloos, waren bedekt met eene "huid van het . fchitterendst rood, omzoomd met eenen band van fraai atroengeel, die het kaal van het gepluimd gedeelte aficheidt;de dek" vederen der vleugelen! met. breede ftreepen van eene f," fchoone paerfche kleur, die fraai gewolkt is, geftreept, hebben eenen band van witte franje, welker dikke zyd" achtige baarden, afzonderlyk van elkander ftaande, vol* maaktlyk eene ryke franje vertoonen : de pennen der " vleugelen en de ftaartpennen zyn groenagtig zwart, met " een paerfchen of purperen weêrfchyn , naar zy het " licht min of meer fchuinsch ontvangen; de overige ve! deren zyn fraai wit; de bek is lang, wat krom, en gee van kleur, gelvk ook de pooten. Deeze Vogel behoort " tot het gedacht van de Ibisfen." , T ■ r* • Eene onderneeming, die vaillant zelve hutten/poortg noemt, om de Olyphants Rivier over te trekken, doet ons voor 't verlies van 's Reizigers leeven vreezen , en wordt, fchoon in 't eerst grappig, in 't vervolg met alle de akeligheden befchreeven, en verheugt zich de Leezer in de ontkoming des dreigenden gevaars van den waagzieken Reiziger, by het verlies van zo veel Vees , en een reeks van bedroefde voorvallen, die hem noodzaakten drie wagens te verlaaten, en zyn Volk met bet hem nog overgebleeven Vee in 't veld agter te laaten, om te midden van veel ongemaks , en fteeds vol vrees voor Boschmannen, ergens een verblyf van Menfehen, en wel Z z 2 018  7°° le vaillant die van klaas baster, in deezen verlaaten oord te vinden. In 't einde, naa het uitftaan van veelvuldige moeilvkheden en gevaaren, jtreft hy de half Hottenmfchc Holianaen, broeders, klaas en piet baster, aan, die hem gul ontvingen, Hollandsch ipraken, en op zyn Hollandsch de hand gaven, door een vriendelyk onthaal bet "voorie Ky.erZ'l7rten' en ter batting zyns tochts in ftaat ltelden. Met genoegen zullen wy het onthaal leezen, hem door onze Landgenooten aangedaan. Natuurïyk verlangen wy tè weeten, hoe deezen daar in eenen zo afgefcheiden oord kwamen; als mede haare Zuster, die op 't onverwagtst hier ook op 't tooneel komt die nog eene Vryster was, en in eene Horde verre van die baarer Broederen woonde, en, door deezen verwittigd van vaillant's aankomst, na die haarer Broederen Hielde geheel op de wyze der Hottentotien gekleed. Hy beIchryft haar in deezer voege. „ Zy zag 'er zeer fraai „ uit; zy had, wel is waar, noch die" losfe geftalte „ noch die eenvoudige openhartigheid van narina fdiè „ het voorgaande deezer Reize geleezen hebben is deeze „ üchoone nog niet vergeeten); een weinig lyvigheid hin„ derde de vlugheid haarer beweegingen. Maar zv „ had in Coquetterie en aanvalligheid alles wat de be„ wustheid van eene hoogere afkomst geeven kan; want ,, zy was geen wilde van geboorte, en zy dagt onge,, twyfeld dat zy van eene oneindig veel verheevener ,, natuur was." Eene verdere befchryving ftelt haar, die vaillant op allerlei wyzen aanhaalde, en hem, zo zy zeide, fraaijer vondt dan den fraaiften Hottentot, in deezer voege voor: „ Ik vond haar zeer fraai „ voor het land daar wy waren, en zv was in de daad „ de Ventis van de landftreek : haare wat dunne kleede„ ren lieten een groot gedeelte van haare fchoonheden „ bloot; maar zy gebruikte niet meer onbetaamelykheid in ,, dezelve te toonen, dan zy fchaamte zou gefteld hebben in dezelve te verbergen. Een man, minder ingetoogen dan ik, zou geene gunst hebben behoeven te vraagen „ en zou ook voor geene weigering hebben behoeven té „ vreezen." — Vervolgens meldt hy eenige trekken van haar verftand en geestigheid. Natuurïyk, fchreeven wy,verlangen wy te weeten, hoe deeze half Hottentotfche Hollanders daar kwamen. Vaillant  REIZE. lant geeft dit berigt. „ Hun Vader was een Europeaan, „ die in zyne jeugd na de Kaap was overgeftoo.ten, en „' die, eerst een Boerenknegt, vervolgens in dienst oer „ Maatfchappy, door arbeid en ny verheid zo verre gekomen was, van zich vyf - en • twintig uuren verder, „ aan den oever der Groene Rivier, eene vry aanmerkelyke wooning te ftichten. Eerst had hy met eene „ Hotientotfche Vrouwe huisgehouden , en bet was uit deeze vereeniging dat klaas baster, piet baster en „ hunne Zuster, gebooren waren. Maar trotsch geworden „ zynde naar maate hy ryk wierd , had hy zien over „ zyne Vrouw gefchaamd, en zich van haar gelcheiden „ om eene Blanke te trouwen. Deeze had hem ver„ fcheide kinderen gegeeven, onder welke twee Jongens, die , de een twintig en de ander twee en twintig , jaaren oud zynde, met hunnen Vader op zyne wooning ' woonden, en die, zo wel als hunne Moeder , zyne " vyanden geworden zynde , hem het leeven ongelukkig , maakten. Deeze jonge lieden hadden zich met „ alleen gefchaamd, dat zy Broeders hadden, die Mu' latten waren; maar zy hadden hen zelfs zoo vervolgd „ en zoo gekweld, dat die ongelukkigen genoodzaakt ge? weest waren te vlugten. De Zuster-had zich onder !, de Hottentotten van de Horde van haare Moeder oe' geeven. De twee basters , door vriendfchap aan elkanderen verknogt, en die elkaêr niet wilden verlaa„ ten, hadden zich meer zuidwaards in de vlakte ter neder' gezet, Zy hadden reeds twee zeer goede gronden, den „ een na den anderen, ontgonnen, en telkens waren zy door hunne Ouders met openbaar geweld yan daar gejaagd, die ook een gedeelte van hun Vee gedood hadden ; ,, zy hadden zelfs verfcheiden reizen de wreedheid gehad " klaas te flaan, want het was voornaamlyk op hem dat ' zv gebeeten waren. - Om zich aan hunne woede te ' onttrekken , was hy zich met zyn Broeder in het hoog ! gebergte komen nederzetten, daar hy zich vleide gemaklyker verborgen te zullen kunnen blyven. Beiden met Houentotfche Vrouwen getrouwd, maakten zy met hun ' gezin, en het volk dat zy by zich hadden , en die alle I hunne nabeftaanden waren, eene Horde uit, beftaande uit vvftien of achttien Hutten. Klaas leefde egter in eene eeftadige ongerustheid, altoos vreezende door zyne wreede Broeders ontdekt en verrascht te zullen H worden, 't welk de oorzaak was van de verlegenheid, " Z z 3 »» die  7°3 le vaillant's reize. genaderdta^" t0en ik *** bende enHOu(Sb|r,d ,v" Saillant, om hun met de Broeders en Ouders in Numero, waar hy door moest trekken, te verzoenen, wees klaas geheel van de hand , en verzogt hem, geheel niet van hun te reppen, en te verbergen dat hy hun gezien hadt. vcioergen Geuoeglyk was het verblyf by deeze Broeders; een Olyphants-m en vangst gaf een heerlyke uitfpanning , en vaillant gelegenheid tot Aanmerkingen ïver le Olyphantcn hier en op Ceylon , en wel byzonder over ï?J^PTkW£n noemt' ecn l<™ dat geen flagtanden heeft. Doch wy moeten, de breedheid van ons verike uit het verlokkende des Werks gebooren, bemerkende, dfs even mm overneemen, en ook de anders door ons bèoogS„Pnw'ng Va" den f^ringer, een nergens befchrefven Dier , agter wege laaten; met de betuigde hoope van eerlang in ftaat gefteld te zullen worden om weder Reis" genooten van le vaillant te weezen. Reizen door Smtferlarul, in een reeks van Brieven, gefchreeven aan William Melmoth, Schi/dkn , door WtLLïAM coxe, M A. Predikant te Bemerlol; Ud vande keizer lyke Qlconomifche Maatfchappy te St Pc tersburg , en van de Koninglyke Akademie der Wetenfehappen te Koppenhagen, benevens Kapellaan van den Hertog van Marlborough. Naar het Engelsch. lilde Deel ijle Stuk. Te Utrecht, by B. Wild en T. Altheer en te Rotterdam by J. P. ^an Heel. In gr ivo * met den Bladwyzer. ^ i^raauwbunderland, by de Franfchen le Pais de, Grifons geheten, waarover het Derde Deel deezer Brieven van den achtenswaardigen coxe handelt, beftaet uit drie Bundten, het Graauve Bundt, het Godshuis-Bundt, en het Tm Genchten Bundt. Ieder van deeze is verdeeld in etlyke hooge■ Gerichtsbannen , en deeze bevatten elk ^fnA-flmeeli p'™e»te** zonder dat hieromtrent juist de ftiptfte gelykheid of evenredigheid fchynt bewaard of bedoeld e weezen. Eene Tafel deezer verdeelinge is het eerfte dat wy in het Eerfte Stuk des Derden Deels aantreffen. Hierop volgen de Brieven, en eerst LXVII.  w. coxe, reizen door switserland. 7a3 T XVII Como - mendiusio Het meir co*?0 LX vu. ^um" > , fufntes — Laghetto dt chiam» * ^0?f/4 /L graauwbundIrland. to, venna —— Komst tn nu u plinius den oudtyds Comump is J ggomg BailÜuwagien, ï?^^^/^?^^ twaag"cantons (Appenzel die m het Jaar i3ia aan ae ™«00tfchap) door maxiwas toen nog met in het Bondgenooucn ^ n miliaan sforza ^m*™*™- be^telings vloeiende Como ügt Plfana, aJ^^A^flJ1Vs befchreen ebbende fontei* ei°snfcbap behoudt (*J>. veYxVn^ eemv door het galia (t> v> tlurs , , °P(rt. ae Schtvver, dat „ Stad." ^^^^Vp^S^'IhSïSta. be" & b^^^pS5^?l is5,begrypen wy niet ft**f ^3^^ dSrr vTi vS was Weinige ruinen yn aU s wat ^ vindt (O- —" V\l rhchuh- Bundt , en beftaet uit Gerichtsbannen van het g^tagfvorm is democratisch, twee Gemeenten. Haai regeeiingsvui " recbters kunDe ftraffen zyn ongemeen, zwaa , ^^f^^en, nCn ?\6C£ aSen^ daad ger de& ondergaet, welke rryke af\orPt,Todgensgde„ ouden regel, out non habet in aere, luat in pclle. ■ LXIX. tof^^T^W^Ï-* Het Meir siLXX. Togt over den maloggia ne ftond daarop ffP™ken van den fiusn .q ^ "Sl'Vtóe wyze werd le. oude Hlkja verwet. Zie Zz 4  ?°4 W. coxe gi.10 ■ selva piana en st. morezzo TTitff^ naar de ^Haanfche colommen - ï ï üTTogSfnf de Juhaanfche Colommen , welke , volgens 2 ™ door julius c^sar zouden „ zyn'opger cl t/Sn Se " b klnen2 rerwinninSen aan^deeacn kant af te „ ^akencn, Zyn van eene ronde gedaante . . oo den „ afftand van omtrent 4o voeten den eenen van der. an„ deren geplaatst Derzelver hoogte is van omtrent vier „ voeten boven den grond .. Zy ïcheenen omtrent eene " S d7Ptl lï te he!?ben' de omtrek is omrent vvf „ voet. Zy hebben noch veetftukken noch kapiteden Y „ Zy werden door de konst, doch ruw en !C > *Z maakt." De Schryver konde geen de minl-'ovfr £ ^«fc^^*^. vv^toof anderen aaaryan gezegd hebben. Zodat 'er voor de ftraks "cmeldp overlevenng ten minden geen bewys is. b LKKl. Opper- engadina - bevfr - ztttz — vddrenue. iNaoy Zutz, de hoofdplaats, vertoont men Hf» overblyffclen eener legerplaatze van drusus zhetheet TvdVweezeï11 "Tc van Veel laveren tya te weezen. le Scampf maakte de SchruvM- ms met den geestelyken der pllatze, fen%feerden Lor" ta, welke zich, behalven andere Werken f heeffberoenfd gemaakt door zyne Gefchiedenis der Hervorminfe onder 1 Graauwhmders, in twee Deelen in quarto ö LAXll. Neder-engadina — cernlt? ut,t^t campel - tuasp _ remus - SKSSS - santa maria. Neder. Engadina, een andere ar»«to6M van hetze fde A«A, wordt door eene bruV over eene vervaarlyke diepte gelegd eT/w g' ES?'. -va" °PPer-E^fna fShèiJen^ ?„ bevat drie Gemeenten; de reoeerïn^unrm ;* • 47^' mengedeld ; de Schry'vei tracht"e^noïthans eenffdenk' beeld yan te geeven "(bl. 57O De voSSÏSfc^S^" zyn die van de saus en pi.anta en r„erX,„ ^ dg ■ het land verdeeld in twee pSyenVbl ?S n. 1$ ders zyn 'er minder befchfafdfm^ tSnaK^« geeft  reizen door £wit?erland. 7°5 geeft 'er eenig bericht van; want hy vond een exemplaar in de Boekverzameling des Heeren planta te Cemetz, m drie groote folianten, en „ befteedde het grootfte gedeelte ,, van eenen morgen" om daaruit uittrek (els te maaken, waartoe hem te Milaan in eene andere Boekery de tyd ontbroken had. . r„„n LXXIIL Tost over den berg bralio — Het Graaffchap en de Stad bormio. Deeze Brief behelst eene belangryke befchryving van de regeeringswyze van net Graaf fchap Bormio, dat, te vooren een gedeelte van net Milaneefche uitmaakende , in het Jaar 151a onder oe beheering der Graauwbunders kwam, maar nog zcer aanzienlyke voorrechten geniet, „ uit welken hoofde de ïn„ woonders van de knevelaryen, die door de landvoogden ', der Graauwbunders in de andere onderhoonge land.„ fchappen zo (traffeloos worden uitgeoeffend , bevrya vzyn" fbl 71). De Schryver noemt de voornaamfte dier voorrechten op, en verzwygt tevens niet,. zeerjmmerkelyke gebreken, vooral in het ftuk van lyfftraflelyke rechtspleeging. , , ... ,.. .„ LXXiv! Tirano — Korte fchets der gefchiedenis van valteline. Leezenswaardige voorbeelden van de ellenden, welke ftaatzucht, bedrog, gierigheid, knevelaary, onderdrukking, wraaklust, verkeerde godsdienstyver, onder welke benaaming ook, en andere harpyen over net menschdom brengen. Maar eene korte jchcis is niet vatbaar voor een Uittrekfel. LXXV. Regeeringsform van valteline. zo yeei zullen wy hiervan zeggen , dat Valteline verdeeld is in vvf landvoogdyen; dat de landvoogden door de Graauwbunders * die hier het oppergezacb voeren, worden aangefteld; dat deeze bedieningen genoegzaam openlyk aan de meestbiedenden verkoft worden; dat de Landvoogden altoos Graauwbunders zyn; dat zy hunne Voornaame belolding krvgen uit de boeten in crimineele zaaken; dat zy, door ingeflopen gewoonte, genoegzaam de geheele KchltrJ^ ke magt alleen in handen hebben, en daar by nog het recht om de by vonnis opgelegde „ ftraf kwyt te fchel„ den of te verminderen , uitgezonderd 111 hoogverraad^, ' voorbedachten moord, of diergelyke zwaare misdaaden De Leezer brenge deeze byzonderheden byeen , en gisie bet overige! Hy loopt niet veel gevaars van zich grovere buitlnfpoorigheden te verbeelden, dan hier geboekt 11 LXXVI. Teglio — sondrio — Byzonderheden omtrent Zz S de,i  706 w. coxe - £ «sssssw «gé „ geeven %rdr X I aan aie volmaaktheid te sj feccvcM, waar toe hv anders in ft^i- t„o„ ™ deelio-jJ?-;^/ ö g ett de Schryver een zeer voor- hef fchil5 r'en EIfS ver,vo,gens' dat' » behalven in --^VArrS^^rr Voo"br'HW ~ Bevolking bXaT fn S ;„ " ?e meeste uitvoer van ^t land n Kaït ITndï e^Kb^^e^g fe/effiriSk« Bt1iaaIven.deeze zaake" voert het fJ„ teucnjuie planken, kaas, boter en vee uit de ue 5, heele bevolking is 6*000 inwoonders. . . Moeefrk " fedff^ EmT "?eer vrugtendes Syg „ voort dmValselme, en echter is 'er geen land bekend „ waar in de boeren armer zyn. ... Öe eerfte eï vS' „ naamfte oorzaak is in de regeeringsform gelegen „ Eene andere oorzaak lnmner° ellende fpruit uit den'tê: „ genwoordigen ftaat der eigendommen, [zynde door ?wS „ eeuwen onderdrukkkige dl goederen allLgskens U^T. „ By de bovengemelde oorzaaken .... kan men no« voï " aeszeÈ SÏV°rge^heid vanVrvSfk,V°en" LXXVIII. Chiavenna _ Valley van st. giacomo - Kapel van st. gulielmo. „ Het Graaffchao Chia „ ^ geraakte onder de opperheerfchappyder „ op dezelfde wys en ter zelfder tyd als S- voW "hervindt daarvan Leifte ge¬ volgen. „ Digt by Chtavenna is eene rots van asbest" (bi.  reizen door switserland. 7°7 rhl 146 ") „ De valley van St. Giacomo is een gedeelte van hét Graaffchap"chiavenna ... maar bezit verichei- " den voorrechten, die de inwoonders voor de onderdmkking bevryden, welke hunne nabuuren moeten ver- " fxXlX ^PLuSn fli* gr a au we bundt - LXX1A. Ö1LUGE1 mcolaas rusca. . ...bellaar cie geheele Oost," telvke ftreek van dit bergachtig landfchap .. [en] 1; .. " zo in uitgeftrektheid als bevolking ver het aanzienlyklle " van de drie Bundten. . De betekena van het woord Prioia oïGraauw ... is ... onzeker' O1- '530 Dt Schrvve? tekent aan , dat de naam van zeer hooge oudheid^t zyn , daar men 'er reeds fpooren vaR vindt hy Tacitus en by ammianus marcellinus (*> Vooi d^eze™ werden de Graauwbunders door hunne Opperheedeezen wciuui uc y aeolaagd, ftelden zy zich m vrvhddder O^hunne beSt Slken zy nu hunne on deSaaten, de inwoonders van Valteline Zoude d. niet wel vroea of laat, dezelfde gevolgen kunnenheboen? SieoiTAsgrusca was in he! laatfte der lóde ceuwe een aeSd Roomsch Priester in Valteline een yveng voo - ^R^^iSn aan tot h* gruwzaanu, wrmoorden van alle Proteftanten in Valtehne. Zie Blief LXXiY. I XXX De Valley tomliasca - retzuns ~ reichfRetzumis een oud Kasteel en Baronme, waarvan ^e \^Awx(^^^Z ^ Keizer) uit hoofde van ytoe^SvSfflften eenen aanmerkelyken invloed heeft Sp het Staatsbeleid der Graauwbunders LXXXI. Het godshuis-bundt - De Stad en net nu dom cnvk" Het Klooster van st. lucius. ^Godshmsilüt, dat weleer onder de heerfchappy des Bisfchops Zlchur behoorde, „ ontleent deeze benaamingja^de (*) [Te vergeefs hebbe ik na de bedoelde, maar niet aangehaalde, plaats van tacitus gezocht, zo by d.en Schryver zeï n, a'.sPby c^vs. Deeze hatfte ****** verklaart onze Schryver, en fcZZfs 5a" SouxT Pla3tS Uk dS b™»^ zero^^;/^ tien - gerichten - bundt _ fatpretitat"j mat alvenevv ~ davos - Falley van ÏfeÏfers ~DiTrir ~, maye™ld - Baden U M« w n .T\Tien-Geri^n-Bimdt heeft tegenwoorn fin^n^ 7'ChtSbannen' maar beftond bi' de eerfte veree"choofi édn Srïïrm het de" behouden he ft, £^%dS£j322Sranaderhand in twee verdeeId ,. , . ilcl"0.p rat zerol, Ichoon ?eer £rprin XV. coxe „ Bundt... Dit Congres koomt,doorgaands, in February, „ of Maart, en altoos te Chur , byeen. . . . Deszeifs ,, werk is het verzamelen der ftemraen van de ... ge„ meenfchappen, met betrekking tot de zaaken, die, op „ den laatften Landdag, aan derzelver beflisfing zyn over„ gelaten. ... Als het antwoord dubbelzinnig is, doet de „ meerderheid- van 't Congres uitfpraak over deszelfs „ meening, enz." (bh 216.) ,, De drie Opperhoofden vergaderen gewoonlyk drie„ maaien sjaars te Chur... De voornaamfte Vergadering „ wordt in de maand Mey gehouden, wanneer rondgaan„ de brieven aan de onderfcheidene gemeenichappen wor„ den gefchreeven, over de punten, die aan den gemee„ nen Landdag zullen worden voorgefteld" (bl. 218 5 De Schryver beweert, dat omkooping en verkeerde invloed onder de Graauwbunderen meer openbaar werken dan in het Engeilche Parlement, en bedient zich van deeze ftelling tegen zulke „ Staatkundige befchouwers, „ welke zoo veel op hebben met het ontwerp, om het „ Huis der Gemeenten m Engeland te hervormen, door „ aan het volk de verkiezing van deszelfs vertegenwoor- dJP's in, het Parlement volkomen toe te ftaan." Doch het bewys, waardoor hy zyn gezegde tracht g°ed \e iiiaaken, moet men by hemzelven zoeken. EaaXV. Valley van sopra seeva ilantz r.T,R"NS,~ msE-NTis - tavetsch. De voorgaande Brief heeft ons zo lang opgehouden , dat wy hier, en vervolgens, ons moeten bekorten. Te Truns werd de „ onafhanglykheid van het [Graauwe] Bundt allereerst erkend," en wordt nog jaarlyks de Landdag van dit Bundt gehouden , op welken het Huis van Oostenryk , als Baron van Retzuns, ook zitting heeft. „ Ter deezer „ zelfder plaatze vergadert ook een Hoogen Raad, be. ,, ftaande uit zestien gemagtigden [welkers afzenders in „ eene aantekening worden opgegeven] met den Land„ richter, die eene beflisfende item heeft" (bl oo(j) Dit is, in burgeiiyke zaaken, het hoogfte Gerechtshof. De Abt van Dijentis had voormaals het opperge- zach over dit deel van het Graauwe Bundt, en behoudt 'er nog zeer grooten invloed. LXXXVf. Algemeene fchets van de gerichtshoven den godsdienst — de inkomsten — de hevolking Van de Gerichtshoven der Graauwbunderen en de wyze' van rechtshandel wordt hier maar geheel geen gunftig bericht  reizen door svvitserland. 711 richt gegeven : in het byzonder niet van het zogenaamde Straf-gericht, eene buitengewoone rechtbank , die, „als „ de gemeene rust verbrooken is, en de zaaken in gevaar ,, zyn, met toeltemming van den algemeenen Landdag, „ wordt ingefteld , en, geduurende deszelfs zittingen , rechtfpraak heeft over alle drie de Bundten'''' (bl. 236.) De Schryver haalt aan wat burnet en paschal 'er van zeggen; waarover de Vertaaler met recht uitroept:' „ Ziet daar een echt Trihunal Revolutionaire, met alle „, zyne verfoeilyke en verfchriklyke gevolgen !" Het is, evenwel, thans genoegzaam geheel in onbruik, Ichoon niet uitdrukkelyk afgelchaft. ,, Ten aanzien van den Godsdienst zyn de Graauwbun- ders verdeeld in Roomsch Catholyken en Hervormden, „ de twee eenigfte gezindten, welke onder hen geduld „ worden" (bl. 237.) De laatften maaken omtrent twee derden van de Inwooners uit. De algemeene inkomllen zyn niet groot, en „ het getal „ der lnwoneren zal bezwaarlyk het getal van 200,000 te „ hoven gaan" (bl. 245.) LXXXVII. Koophandel der Graauwbunderen Waterleiding der adda. Koophandel en fabrieken worden in dit land niet begunftigd, onder voorwendfels, welker nietigheid de Schryver duidelyk aantoont. Ondertusfchen vermoedt men de waare reden te zyn „ de vrees, dat, wanneer het volk welvaarend wierdt door den handel, „ het niet zoo vatbaar zou zyn , om door invloed be„ ïluurd te worden, als thands, en dat als dan de vermo« gende familien , die nu de zaaken des lands regelen, „ haare meerderheid zouden verliezen" (bl. 247.) —^ De befchryving van de waterleiding der Adda is niet vatbaar voor verkortinge. LXXXVIII. Verbindtenhfen der Graauwbunderen met de Zwitferfche Cantons Vrankryk Venetië en het Huis van Oostenryk. LXXXIX. Talen der Graauwbunderen -— inzonderheid het romansch ■ deszelfs oudheid -. oorfprong en twee voorname diale&en. „ De taaien der Graauw- „ bunderen zyn het Italiaansch, Hoogduitsch en Romansch" (bl. 265.) Het laatfte „ verdeelt zich in twee voornaame „ Diaïeëten, waar van het ééne wordt gefproken in het ,„ Graauwc Bundt, en het andere in het Godshuis ■BundV' (bl. 269.) Over den oorfprong en aart deezer taaie heeft de S chryver zeer fraaiie aanmerkingen, welker hoofdfom hiel  713 W. COXE hier op uitkomt : Dat de Rkaetifche of Romeinfehe taal afkomt van het Latyn , waarvan de bewyzen ontleend worden uit de gefchiedenis van het land, uit de naamen veeier plaatzen,die onbetwistbaar van Latynfchen oorfprong zyn, en uit de gelykvormigheid met het Latyn. De naamen zelve der taaie , Romansch en Ladin of Lady», zo als men de Dialect van Engadina noemt, (trekken om dit te bevestigen. Men beweert hiermede niet, dat deeze taal voortkomt van het zuivere Latyn, zo als het de Auc tores Clasfici fchreeven, maar veeleer dat het afltamt van het geene in den dagelykfehen omgang, en wel onder het gemeen, of ten platten lande, werd gefproken, en veel van het andere verlcbilde. Zulk een verfchil tusfchen den fchryftrant van goede Schryveren, en de uitfpraak in de verkeeringe, vooral onder hen , welken geenerlei taal regelmaatig geleerd hebben, vindt men by alle beïchaafde Volken. En dat het ook by de Romeinen plaats had , wordt getoond uit gezegden van cicero , suetonius en anderen. „ Voor de invoering der hervorminge „ onder de Graauwbunderen, werdt het Romansch voor "., zulk een onbefchaafd mengelmoes gehouden, dat men het geheel ongefchikt oordeelde, om aan vaste taalregelen onderworpen te worden" (bl. 281), en voor de zestiende Eeuwe poogde niemand in die taal te fchryven. De eerfte, die het ondernam, en met lof uitvoerde, „was ., tan de travers, een man," zegt de Schryver, „die, de hoedanigheden van Krygsman, Staatkundigen, Wys„ geer en Godgeleerden, in zich vereenigende, aan zyn ,, vaderland de wezenlykfte dienften gedaan heeft, door ,, zyne dapperheid, zyn beleid in onderhandelingen, zyne aankweeking en zynen voorftand van geleerdheid, en zyne begunftiging en bevordering van de invoering des hervormden Godsdiensts." Eenige leevensbyzonderheden van deezen waardigen man worden opgegeven. Zyn voorbeeld volgden verfcheidene anderen. In hetgeen van eenen deezer, philip salutz, gezead wordt, is eene zonderlinge misftelling, het zy van den Schryver, het zy van den Vertaaler , volgens welke hy , onder anderen, het Geloofsformulier van athanasius NB. uit het Hebrceuwsch"' in de taal van Neder - Engadina zoude overgebragt hebben. In het flot van deezen Briefis een Nafchrift, bevattende eenige woorden van het Romansch, zo als het in Opper■ Engadina gefproken wordt, en de Titels van de oudfte Boeken en van de Bybels in het Ro-  reizen boor switserland. 7r5 Romansch gedrukt, uit een van welken de Schryver, tot eene proef, het zogenaamde Symbolum der Apostelen opgeeft. „ XC. Over de italiaansche öailluwagien van zwit* ferland — Re's van den top van Sint Gothard naar Milaan — De lëvanxynsche valley — bellinzone — locarno — Stad en Meir van lugano — ubo maggiore — boromeaansche eilanden. Deeze Bnet is niet v?n den Schryver, maar van david pennant aan denzelven, en welke hier is bygevoegd om de belchryving van Zwitferland volkomen te maaken. De Eorromeefche Eilanden fchynen deezen Reiziger met zo goed behaagd te hebben als wel aan anderen. Doch ieder heeft zynen fmaak. Dien het lust kan met hetgeen tennant zegt vergelyken volkman's Reisboek door Italien, D. I, bl. 347, env. Op de Brieven volgt eene faunula helvetica, gerancfchikt naar het zamenftel van linn^eus , en vermeerderd [waarfchynelyk door den Vertaaler, die daarmede zvnen Landgenooten dienst heeft gedaan] met de naamett en verwyzingen naar Dr. houttuin's Natuurlyke Hts- Z° Hierachter is gevoegd een Aanhangfel , beftaande uit eene Tafel van den tegenwoordigen rang der dertien Cantons , en den tyd van derzelver aanneeming in het Zwitfersch Bondgenootfchap — eene andere van het getal der Manfchappen , welken elk Canton tot het gemeenfchap- pelyk Leger leveren moet een Bericht wegens de Landkaart, by dit Werk gevoegd, en de Kaarten» welken men by derzelver vervaardiging gebruikt heeft (*) en eenen Dagwyzer van vier Reizen door Zwitier- land, in de Jaaren 1776, 1779, 1785 e", 786- Allcs wordt befloten met eenen vry uitvoerigen Bladwyzer voor de drie Deelen. Fa* (*) [Deeze Kaart is, zo veel wy kunnen oordeelen, ongetwyffeld veel naauwkeuriger dan eenige andere, welke wy gezien hebben. In de meeste fchynt de tekenaar of plaatfnyder hier en daar, om het zo eens uit te drukken, maar eene handvol herpen geftrooid te hebben; in deeze wordt de loop, het afneemen en toeneemen der gebergten naauwkeurig aangewezen ; alleenlyk zoude men kunnen vraagen , of door de uitvoerige fchaduwing der bergen de Kaart niet wat vol, en daardoor de gedrukte naauien van Landen en Plaatzen fomtyds bezwaarlyk te onderfcheiden zyn'-'] lctt. 1797. no. 15» Aaa  714 j. kok Vaderlandsck Woordenboek; oorfpronklyk verzameld door jacobüi kok. Met Kaarten, Plaaten en Pourtraiten. XXXI en XXXII Deel. W. Te Amfterdam, by J. Allart. Eet een 336 en '/ ander 359 hl., in gr. 8vo. Met het verflag deezes ftaag voorrgezetten Werks zyn wy eenigzins ten achteren geraakt. Wy zullen dit agterweezen eenigzins inhaalen, en ten dien einde twee Deelen te gelyk neemen. Een voortzettenden ftap, dien wy te eer kunnen doen, daar wy in de Letters des Woordenboeks tot de W gevorderd zyn, en wel tot die hoogte waar op wy willemen aantreffen, en onder deezen Graaven en Pr in ften , van welken veel gezegd is, en weinig nieuws te zeggen valt, en die zich hier in volle lengte vertoonen ; doch geen hunner in een nieuw gezigtpunt. Zo is het ook met de de wittün , die geen ge,ring gedeelte van het XXXI Deel beflaan. Onder andere, zommige breede, Geflacht vermeldende ArtykeJen, is ons het meest opmerkenswaardigfte voorgekomen, het Verflag van piETiiït Adriaanszoon van der werf, waaromtrent wy aan dén voet der bladzyde vinden: „ Met dankbetuiging aan „ den geëerden Zender plaatzen wy dit oorfpronglyk Stuk, zo „ als wy hetzelve hebben ontvangen , zonder eenige verfchik„ kïng of verandering in taal of ïpeliing. Om redenen ons daar „ toe beweegende, hebben wy zulks dienftig geoordeeld." Schoon des dubbel waardig, is het ons geheel ter overneeminge te lang. Wy moeten 'er eene en andere byzonderheid uit aanftippen. Van 's Mans Vader wordt by den aanvange dit berigt gegeeven. „ Deeze was bekend met den Naam van adriaan ,, vermler, wiens Vader was laurens martensz. Hy was een ,,, Zeemtouwer te Leyden , en onder de Proteftanten, volgende de „ gevoelens van menno simonsz. meer dan wel anderen van die ,, Gezinie geoefend zynde in den Christlyken Godsdienst naar „ de leidraad van menno , by welke Gezinte men voorheen niet zodanige vaste Leeraars, dan wel in deeze dagen, vondt, nam hy dikwyls den Godsdienst by die Gezinte waar als ,, Vermaancr, welken naam men eertyds gaf aan dezulken van ,, die Gezinte, die zich daar op totleiden, om hunne medebroeders door eenige Leerredenen of andere Godvrugtige oefeningen, ook catechifatien , en gepaste gebeden, te onderwy„ zen en te ftichteu, en ook wel de Heilige Bondzegelen te ,, bedienen , terwyl zy egter hunne burgerlyke Neeringen of ,, Ambachten bleeven waarneemen , en zich dezelve geenzins „ fchaamden, en dit gebruik heeft nog zeer langen tyd in de „ Gemeente der Doopsgezinden (immers te Leyden) plaats gehad, „ naardien ik zeifs meer dan eenige zodanige Vermaaners te „ Leyden heb gekend, welke of het Ambagt van broodbakker, „ of  vadehlandsch woordenboek. 715 of het Ambagt van Blikflaager, of eenige andere Burgerlyke ,* Neering, exerceerden (*); onder dewelke egter een of an\ dere in 't vervolg hunne neeringen lieten vaaren, en zich gemeenlyk in 't openbaar op de Itraaten met Mantel en Ra,' bat of Bef (de gewoone kleeding onzer Proteftantfche Leer' aars) als Leeraars vertoonden, daar een Ftrmaaner ander- zins die kleeding alleen gebruikte op zodanige tyden als hy zich by de Gemeente vervoegde in haare Vergaderingen , V om dezelve te onderwyzen en te nichten , zo als gezegd is. ' . , Men heeft doch onder de Doopsgezinden het gebruik " van geftudeerde en in de Taaien onderweezene Perfoonen toe ,', Leeraars onder die Gezinte op te kweeken en aan te ftel\\ len , eerst in laateren tyde naar het voorbeeld van andere Proteftantfche Gemeentens ingevoerd , en daar mede is ook „ de naam van Vermaaner verdweenen. ' „ Onze adriaan LAüi ens martensz. vermeer, wanneer hy , zich als wel meermaals na Haarlem hadt begeeven, om al" daar voor die van zyne Gezinte te prediken, of op eenige " andere wyze zyne Chtisilyke Medebroeders te ftichten , werd " aldaar in 't Jaar 1537 in de furie tegen de Doopsgezinden, en " dus ter zaake van zyn geloof, onthalst, naalaatende eene " Weduwe en vier Kinderen." Deeze hebben naderhand den naam van van dek weef gevoerd , gelyk het voorwerp van dit Artykel, ook wel voorkomende onder den Naam van pieter adriaansz. of pieter adkiaansz. zeemtouwer , naar het beroep 't welk hy hanteerde. In den Jaare 1568 ontweek onze van der werf de Vervolging van alba na Embclen: doch kwam in dat zelfde jaar in ftilte weder na Bolland, om met Jonkheer adriaan van zwisten (wien Prins willem van Oranje eene geheime Commisfie liadt vertrouwd) iets ten nutte van de algemeene zaak te verrigten ; doch 's Prinfen toeleg niet üaagende , begaf van der werf zich weer uit den Lande, alwaar hy niet zeker was, want de Bloedraad hadt hem uit den Lande verbannen, by Vonnis van 31 Aug. 1568, met verbeurtverklaaring van alle zyne Goederen. 3 Ver. (») De Opfleller van dit Leevensberigt moet reed3 oud , of hetzelve van eene ons onbekende jaartekening zyn ; dewyl de Leydfcht Gemeente «Ier Doopsgezinden, reeds in 'c midden deezer Eeuwe,eenen Leeraar gehad hebbe, in bet Kweekfebool te Am!terda>n, by den eerlten Hoogleeraar onder die Gezindheid, tjerk kieuwenhuis , oaderweczen. Jets it,eliclitends omtrent de aankweeking van Leeraaren onder de Doopsgezinden, uit de Broederen verkoozen, treft men aan in het Leevensvcrbaal van den Eerw. auri\an loosjes , door petruj loosjes Adz. geplaatst vcor de Befchryving der Zaanlandfche Dorpen , in den Jaare 1794, by v. bühn en a. loosjes Pz. te Haarlem uitgegeeven. Aant. van den Redacteur. Aaa 2  ?IB jf. KOE Vervolgens werd hy door dan Prins, die op hem veel vertrouwen ftelde , met de noodige Commisfien voorzien, om verfcheide zaaken van aanbelang, hier breeder omfchreeveu , in Holland te verrigten; als het verzamelen van Penningen tot vordering der gemeene zaake , en het fpreeken met Regenten , der goede zaake toegedaan, en uit Holland gevl'ugt. In (Vezel, waar hy zich in 't Jaar 1570 met zynen Broeder hadt nedergezet , was zyn huis de Vergaderplaats van veelen, ten diende van den lande af- en aanreizende. Wanneer alle Hollandfche Steden, {Amfterdam uitgezonderd,) zich onder het Stadhouderfchap van willem den I hadden begeeven, was hy dien Prins behulpzaam in den aanflag op Zutphen; en vondt zich voorzien met eene breede Cominislie van den Stadhouder, om overal, waar zulks vereischc werd , en inzonderheid in Holland, de zaak der Vryheid te bevorderen, „ als mede de noodige Contributien en gelden „ te ligieii en te ontvangen , met byvoeging dat allen en een „ iegelyk aan hem pieter adriaansz. in alles wilden geeven „ zodanig geloof, als men aan hem Pritife, zelf tegenwoordig *, zynde , geeven zoude." De gewigtigfte en geheimfte handelingen werden hem toevertrouwd, hier breeder vermeld. Van al dit verrigtte den Prins te Dillenburg verflag gegeeven hebbende , zondt deeze hem weder na Holland af: „ om by de Regeeriugen van Dordrecht , Leyden Gouda, „ en andere Steden, uit te werken, dat de Staaten van „ Holland toch wilden Staatsgewyze vergaderen ; en voor„ zag hem verder van eene zeer breedvoerige Inüruftie, om „ aan die Regeering en de Staaten veele zaaken van het ui„ terfte gewigt open te leggen. Schoon deeze Commisfie „ aan veele kwaalykgezinden niet zeer behaagde , en hy „ ook in de uitvoering hier en daar fterk werd gedwars. „ boomd, zo benaarftigde hy zich nogthans met allen vlyt, „ om dezelve naar 's Prinfen genoegen te volbrengen, waar door „ hy ook dikmaals in gevaar zyiis leevens geraakte." Pit gevaar dreigde hem in het hier befchreevene geval, toen hy, by de Zandpoort, den Colonel lazarus mulder, door zyn yver en beleid, van eenen gewisfen dood bevrydde, - toen hy , in 1572, van de Staaten uitgezonden werd, om het Volk onder den Graaf van der mark , tusfchen Sas/enheim en Haarlem gelegerd, te betaalen: ,, want," meldt onze Leevensbefchryvct, „ omtrent Hillegom gekomen zynde, wierd het „ Volk , 't geen hem escorteerde, overvallen door een party „ Spanjaarden , die het Legertje onder den Graaf van der „ mark hadden verflaagen , wanneer het hem medegegee,. ven geld byna was verlooren geraakt , alzo de Voer,. maa der Wagen, op welke zich onze pieter adriaansz. bevondt, doodlykgekwetst werd, indien niet 'sMans prompti- » tu<  vaderlandsch woobdesboek. 717 tnde en eordaattaeide en der geenen, die hem secorteerden met beloften en dreigementen hadc gedwongen om het leidzel dcc " Paarden aan te tasten en de wagen te mennen : waar door " ht met het Geld te Leyden aankwam. Alwaar het verl.es van het Geld wederom naby fcheen, aangezien het Volk van mulder by de Zandpoort geflaagen, en ach na Leyden ge" Seetd hebbende, dit Geld ziende, eene volle betaaling; van ' hunne asterftallige leening eischten, eu zulks met zodanig " Sn drift en woede, dat niemand tot hun durfde gaan om "hun neder te zetten, waar toe zich nogthans onze pieter " adriaansz. aanboodt; doch het Volk hoorende het woord ' van Uitftel werd zo verbitterd dat ze op hem aandringende ' zvn leeven dreigden; zo dat hy ter naauwernood uit hunne ' handen werd gered door den Colonel mulder, die hem in " "yne handen nam, en het Volk voorhieldt dat hy pieter " adriaLsz. de Man was, die hun leven by At Zandpoort hadt behouden. Dit zeggen bragt het Volk tot bedaaren, te meer toen daar by eenig Geld ter rekemnge werd beloofd, zo dat zy met een klein gedeelte genoegen namen. Onze van der werf werd in Mey 1573 aangefteld tot Burgemeester der Stad Leyden , waar hy met zyn Broeder adriaan , zo door hun voorbeeld als door hunne aanmoedigingen, verfcheide Leydfche Burgers en Ingezetenen overhaalden tot het opbrengen van geen gering Rmtergeld ; dan wel inzonderheid Oak zyn gedrag in de beide belegeringen dier Stad uit; daaden, door veele hier opgetelde Schryvers ver- eeUWinddeeze benauwende omftandigheden," merkt de Leevens. beriüter op, „ kwamen hem zeer wel te pas , behalven alle de andere deugden en bekwaamheden , waar mede de goe" de God hem had begaafd , byzonderlyk zyne groote " kloekmoedigheid en zonderlinge bedaardheid van geest., " welk laatfte hy zonderling deedt blyken, wanneer hy de " drift van Secretaris jan van hout (een alzins groot, en der " goede zaake met alle mogelyke trouw toegedaan man; gaande " geraakt, wegens de zeer geftrenge en gansch ongepaste uitdrukkingen van de Predikanten, tegens het O.nfchrift van " het Papieren Geld, zeer wyfelyk te nederzette: daar anderzins de uitvoering van die ontfteeke drift van bittere gevol. "gen (immers zeer waarfchynlyk) zou geweest zyn. -—Terwyl ook zyne kloekmoedigheid inzonderheid doorttraalt " in dat zeer bekende antwoord aan de muitende Burgers , ' hem Brood afeifchende geduurende de grootfte benaauwdheid der Belegeringe, wanneer hy tot hun uitgaande zyn " eigen Lighaam ten fpyze aanboodt. In dit beleg ook: , ftak van de werf uit in het manmoedig voorftaan van onze , Vryheid en des zuiveren Godsdiensts tegen de listige aanflaeen der zich in de Stad bevindende Spaanschgeunden , " A a a 3 ver.  /is j. kok „ verre boven het laffe en fchandelyke gedrag der drie andere „ nevens hem regeerende Burgemeesteren, en der meeste Le„ een van den Raad en Vroedfchap, onder welker veertigtal in „ die benaauwde dagen naauwlyks zeven Perfoonen vvierden „ gevonden, die , volgens Eed en Pligt, de Stad wilden hel„ pen bewaaren, daar zommigen, welker harten , (fchoon ze „ een uiterlyken fchyn van Godsvrugt en yver voor de Vry „ heid , en voor de Gereformeerde Leering betoonden 0 met „ flaaffche en Pausgezinde denkbeelden waren vervuld , door „ allerhande listen en heimlyke verwekte muiteryen , alles trag„ teden te vervaaren , en dus de Stad by een Verdrag aan de ,, trouwlcoze Spanjaarden te doen overgaan ; terwyl anderen „ omtrent den Godsdienst en de Vryheid geheel indifferent 99 zich der gemeene zaak niet bekommerden." Naa het opbreeken van het beleg betoonde zich van der werf een yverig Voorftander der Regten en Privilegiën van de Stad , volgens den pligt van een braaf, Magiftraatsperloon. Dit betoonde hy : „ Wanneer de Prins, als Stadhou„ der, in 1574 de Magiftraat wilde veranderen, en het getal „ der Leden van de Vroedfchap verminderen , protefteerde „ hy , nevens dirk gi.rritsz. smaling, op het fterkfte daar „ mondeling tegen , 't geen hy naderhand voor de Nakome„ lingfchap in gefchrifte ftelde." Ten blyke welk een vertrouwen men in deezen Vaderlander ftelde, werd hy door Staaten van Holland benoemd, en by opene Brieven van den Stadhouder in den Taare 1574. aangefteld, tot Commisfaris Generaal van de Vivres ten diende van 's Lands Krygsvolk zo te water als te land. En daar men zich op zynen yver en trouwe geheel kon verlaaten, werd hy, zo wal door 's Lands Staaten als door de Vroedfchap en Magiftraat der Stad Leyden, van den Jaare 1575 tot 1580 gebruikt ten welzyne van de gemeene zaak,- het zy in het opneemen en ligten van benoodigde Penningen; het zy in het handelen en verdraagen met de kooplieden, wegens aan den Lande geleverde, en by gebrek van penningen onbetaald gebleeven graanen; het zy in het uitvinden en bezorgen van middelen dienftig ter bylegging van Kerkelyke twisten , tot voorkoming van te duchten fcheuringen ; het zy in het verkoopen van eenige' Lands Domeinen en aangeflaage Geestlyke Goederen ten dienfte van den Lande, enz. Zyne bekwaamheden en goede trouwe deeden hem in 1585 plaats krygen in het CoIIegie van Gecommitteerde Raaden. Met veel nadruks verzogten 's Lands Staaten dien veel betrouwden Man, om met Prins maurits te trekken na Geeriruiienberg, en aldaar den Prins met raad en daad te on:derfteunen in het doen van een Exploift tegen de Landen, ■Dorpen en Huizen in Brabant onder 's Lands vyand gelegen. Twee jaaren laater werd hy door 's Lands Staaten af-  yad2rlandsch woordenboek. 7*9 afgevaardigd om binnen de Stad Delft en het Quartier dier Stad te* helpen op te neemen en fchikken de Capitaa e zetting , en de aanftaande Verpagting der Gemeene Middelen ^Zo'veel deedt die trouwe en werkzaama Man in en buiw ielden. Schoon hy in de Regeering d!er Stad bleef tot den laare 1572, werd hy in 1574 , wanneer de Prins de RegeerYng, felyk vermeld is, veranderde, en hy daar tegen Senëerde, op zyn verzoek van de pon van Burgemeester oSaïen fchoon hy naderhand nog tien maaien het BurgemeesSap bekleedde, en tusfchen beiden het Schepensan.pt %§T^™W* Man was te Ley$en in het Jaar 15,9 eebooren, en overleedt in zyne geboorte-Stad ,n 1604. Hem is fen Marmeren Gedenkteken in de Hooglandse Kerk door zyne Zinkinderen opgerigt. Twee Gedagtenis - penningen zyn te ^Sef^fS^ onze Schryver op: „ Van d* weTf's kloekmoedigheid heeft veel toegebragt tot behoud der Stadig, en ook tot verkrygmg van die gelukk." Je Vryheid in dm Burgerftaat en den Godsdienst: want m" dienLeyden voor het geweld der Spaanftche Wapenen hadt moetenbukken, zo was waarfchynlyk geheel Holland^. hooren en onder de magt der Spaanfchen vervallen ge" aakt zo dat men deezen pipter adriaansz., wiens naam in de harten aller braave Leydenaaren eeuwlg zal leeven , r en nooit dan met den uiterften eerbied kan worden genoemd, niet ten onregt met den naam van vader des vaderlands *' moeen vereeren." Dubbel verdiende hy het open- Ï-^gSSHmS^ de Leydfche Magiftraat by 't welk IT™Ta erkend te zyn ., een vroom en eerlyk Man , die \l gemeene welzyn des Vaderlands en deezer Stad Ley " den, en inzonderheid de zuivere Leer des Euangel.ums, s' „Wr zyn uiterfte vermogen hadt helpen handhaaven yz Wy namen gaarne deeze gelegenheid waar, om dien BmL- aan onze Medeburgeren te herinneren; en kunnen, op fem rugwaards ziende, ons der aanmerkinge met onthouden, D7 LiedenTuit den Burgerfland, die kundig en braaf zyn, den Lande Tan onbefchryfiyk grooten dienst kunnen weezen , fchoon zy oorfpronglyk geenen aanleg hadden om in Ss- oi Staatsposten van zo veel gew.gts bevorderd te W°Noe"'leeven 'er Naazaaten, fchoon de Naam is uitgeftorven, van dién%*uve*, Mogten 'er onder gevon en worde, de zvne voetftappen drukten! Mogt het den Lande nooit aau vjln der wlrven in de daad ontbreeken! Lier»  C. BRENDER £ BRANDIf, LIERZANG, ENZ. Lierzang aan de Burgerde van Amfleldam. Door ó. „sfn™, a . brand.s. Zfy gelegenheid van den Zee/lag tegem de En fel ^ 1' " W^fW»*/, 1797, voorgevallen f en ij hei' geeven van twee Repr«fentatien , ten Foordeele van de Nederlandfche Gekwetften en de Weduwe en Kinderen der g A«i Mag overledene Vlootelingen , in den Nationaalen Stads Schouwburg den zöften en giften van die maand, door den Burger S. Cruys, Junior, uitgefprooken. Gedrukt ten Foordeele van genoemde Gekwetften , Weduwen en Kinderen. Te Amfteldam, by j. Helders en A. Mars. pen fchoon Vaderlandsch Vaers, dat den betoonden heldenJLj moed onzer dappere Vlotelingen naar waarde verheft, ene blakende zucht voor dtyi roem en het heil van Nederland in lederen regel uitdrukt , en in 't geheel zeer gefchikt was voor de gelegenheid, voor welke de verdienstlyke Maker het vervaardigde Wanneer hetzelve met den vereischten nadruk is intgefproken , waaraan de bekende talenten van den burger Cruys ons verbieden te twyfelen . heeft het zeker niet kunnen nalaten vele harten te roeren, en ene edele geestdrift te verwekken. ° " Welkomstgroet, aan den Vice- Admiraal j. W. de Winter. Met Zang. Door g. brenüer a brandis. Te Amfteldam .' by T. Helderst A. Mars, 1797. J J Tjet is uit de Nieuwspapieren bekend, dat de Raad der i J. Gemeente van Amfteldam , op de aankomst van den ViceAdm.raal de winter in die Stad, zich fpoedig gereed maakte dien He,d in 't openbaar te huldigen, en entg^ié™ bïy! ken van hoogaentmg en erkentenis te fchenken. Onder de plechtige veroraeningen, welke dezelve tot dat einde maakte, behoorde mede dat op den Nationalen Stads Schouwburg het bekend Vaderlandsch Toneelfpel 'Jacob Simonszoon de Ryk vertoond , en de Admiraal tot het by wonen dier vertoning zoude genod.gd worden Na het affpelen van gemelde Stuk, ontving de winter deze Welkomstgroet, ten dien einde door oen burger brekder a brandis vervaardigd Het toneel verbeelde toen ene opene plaats , hebbende in 't verfch.et een dorp , by de zee gelegenf Een Rei van mannen en vrouwen, waaronder verfcheiden Matrozen en andere zeevarenden, opende hetzelve; komende, met een' ftatigen tred uit het dorp tot vooraan op het toneel , onder het fpelen! van de Bataaffche Marsch. De Aanfpraak aan den Admiraak en in hem aan zyne Togtgenoten gedaan , werd voorgegaan door een beurtgezang, en gevolgd van een Cfioor. Daarna keerde de Rei, met denzelfden ftatigen tred , onder h« fPe. in" ^Lf ü;refcbtrche Marsch ? ™d« terug naar het dorps en emdlyk volgde een groot Matrozen - Baliet. Wy verheel! ti ?S ' C d,eze fchikkinS °P het toneel een goed effecT: gedaan, en aan het oogmerk zeer wel zal beaatwoord hebben  REGISTER VAN BOEKEN en SCHRIFTEN, Die in dit Stuk oordeelkundig tevens en vrymoedig verhandeld worden. Met derzelver Pryzen. A. Alphen, (H. van) Kleine Bydragen tot Bevordering van Weetenfchap en Deugd, 's Hag. by J. Thierry en C. Menjïng, in gr. 8vo. ƒ i - 8 - o 321 Ambten zyn Lastposten, aangetoond in eene Redenvoering. In Holland, in gr. 8vo. ƒ 0-5-8 441 Antwoord op den Brief der Remonftrantfclie Broederfchap aan de Proteftanten, door een Leeraar der Hervormde Kerk. Amft. by M. Schalekamp, in gr. 8vo. ƒ 0.4-0 154- B. Vacker, (J. A.) Kamerfpelen. Dordr. by J. Kleton, in & 8vo. ƒ 0-12-0 230 Bakker, (J.) Brief aan E. Kistt betrekkelyk zyne onlangs uitgegeevene Aanmerkingen tegen den Burger Reprefentant Floh. Amft. by A. B. Saakes, in gr. 8vo. ƒ 0-6-0 io4 * (P. Hüifmga) Vyf Klinkdichten. Amft. by L. van Hulst en Zoon, in 4W. ƒ 0-5-8 600 Barbaz, (A. L.) De Tempel der Vryheid, in drie Zangen. Amft. by P. J. Üylenbroek, in gr. 8vo. ƒ i-io-o 359 — .... De Scyten, Treurfpel, gevolgd naar hec Fransch van Voltaire. Amft. by Helders en Mars, in 8vo. ƒ 0-8-0 36+ Barthelemy , Reize van' den jongen Anacharfis door Griekenland. iVde Deel. Amft. by ^. Allart, in gr. 8vo. ƒ 3-12-0 683 lett. 1797. no. 15. E b b Bar-  REGISTER. Bartram, (W.) Reizen door Noord- en Zuid ■ Carolina Georgia, Oost- en West - Florida, de Landen der Cherokees en Muscogulges of het Kreekbondgenootfchap, en het Land der Chaclaws. Uit het Engelsch, door J. D. Pasteur, ifte Stuk. Haarl. by F. Bohn, in gr. 8vo. ƒ i -16 o 82 2fje Stuk. ƒ 1-16-0 269 Beaumarchais, (De) De tweede Tariuffe. Amft. by J. Helders en A. Mars, in fivo. ƒ o-fj-o 55a Beek , (H.) Dwaaling zonder Boosheid. Tooneelfpel. Door F. v. A. Amft. by de Erven W. Houtgraaf, in 8vo. ƒ o-8-o 365 Bedenkingen over eene Algemeene Belasting op de Inkomften voor het Bataaffche Gemeenebest, door B. B. Leyd. by D. du Mortier en Zoon, in gr. Svo. ƒ 0-7-0 443 r voor en tegen het Rapport van Profesfor S. J. Brugmans, wegens den Staat der Veeziekte, in gr. 8vo. ƒ 0-12-0 617 Bell, (#.) Verhandeling over de Waterbreuk , over de Vleeschbreuk of Kanker , en andere gebreken der Ballen ; vertaald en met eenige Aanmerkingen en eene Voorreden vermeerderd door de Vries Hofman. Leyd. by L. Herdingh, in gr. 8vo. ƒ i-8-o 426 Verhandeling over den Druiper en Pokziekte. Uit het Engelsch vertaald door J. F. Kluyskens. 4 Stukken. Guid.by A. Colier, in gr. 8vo. f 5-4-0 472 Beoordeeling van het Ontwerp van Conftitutie voor het Bataaffche Volk. Leyd. by P. H. Trap, in gr. Svo. /°-3-° 524 Berkhey, le Francq van) Vergelykende Aanmerkingen der Waarneemingen tegen die, welke in het Rapport van Profesfor Brugmans zyn waargenomen. Voor Rekening van den Autheur, in gr. 8vb. ƒ o-8-o 5S2 Blanken Jansz. , (J.) Verhandeling over het maaken en aanleggen van zogenaamde Drooge Dokken in de Hollandfche Zeehavens. Rott. by ~D. Vis, in gr. 410. ƒ i-o-o 35 Bonnet, (G.) Verklaaring van den Brief aan de Hebreen. Ifte Deel. Utr. by W. van Yzerworst, in gr. Svo. ƒ2.8.0 s Ude en lilde Deel. ƒ 4-16-0 601 Bosch, (H. de) In acerbum Funus Nicolai Bondt, M. D.  REGISTER. D. ö* Botanices Prof. Amft. apud P. J. üylenbroek, in Svo. f 0.5-8 9° Bosch, (H. de) Ad Buonaparte. Vertaaling. Aan Buonaparte, door Pieter Pyptrs. Aan Buonaparte , gevolgd naar het Latynfche, door Cornelis van hennep, in 8vo. f o-6-o 549 Jor/z, Historisch Berigt, wegens de Catholykheid van de Kerk van Utrecht en andere Catholyke Kerken der Bataaffche Republiek. In 't Nederduitsch overgezet door T. van Middelwaert. Haarl. by J. v. Wake en Comp., in gr. Svo. ƒ 0-12-0 3°7 Bouwens, CR. L.) Lid van de geweezene Commislie van vier en twintig, tot onderzoek na het Politiek en financieel Gedrag der Leden en Ministers van het voorige Bewind, aan zyne Committenten. Amft. by L. N. Guerin en W. Vermandei, in gr. Svo. ƒ 3-16-0 62H Brender a Brandis, (G.) Lierzang aan de Burgerye van Amfterdam. Amft. by J. Helders en A. Mars, va 8vo. ƒ 0-4-0 , _f. 72° _ — Welkomstgroet aan den Vice- Admiraal J. W. de Winter. Met Zang. Amft. by Dezelven, in 8vo. ƒ 0-4-0 72° Bretzner , (A. G.) De Geestenbezweerder Treurfpel. Uit. het Hoogduitsch door P.Boddaert. sllag. by ƒ. C. Leeuweftyn, in 8vo. /s-n-o Ai5°3 Brief van Philaletes aan zyn Vriend Authophilax. Alom, in gr. Svo. ƒ 0-3-O 445 . (Belangryke) van een Vriend te Delft aan zynen Vriend te Rotterdam. Alom, in gr. 8vo./o-a-o 593 Brieven van Christianus Sincerus, waar in gevonden wordt eenè volledige en naauwkeurige Opgaaf van alle de Stukken, relatief tot de fuspenfie en demisfie van de meerderheid der Amfterdamfche Hervormde Predikanten , enz. Alom, in gr. 8vo, ƒ 1-5-0 „ ... 460 Brink , CA.) Eenvoudig Onderwys in den Godsdienst. Leeuw, by C. van Sligh , in 8vo. ƒ o- 3-0 613 , Het Eenvoudig Onderwys in den Godsdienst verkort. By Denzelven, in Svo. ƒ o- a-o 613 „ Handleiding voor myne Leerlingen. By Den¬ zelven, in gr. Svo. ƒ 1-5-0 6l3 Broederfchap (De) der Remonftranten, aan alle de Leeraaren en Opzienderen der Proteftantfche Gemeenten 111 Nederland. Haarl. by J. vanWalrê , in gr. 8vo./0-5-8 i©4 B b b 2. %mk ■>  REGISTER. Broek, (J. J. le Sage ten) Kerkelyke Redenvoeriüg over de waare Christlyke Verdraagzaamheid , uit Eph IV- 2 Rott. by J. Pols, in gr. 8vo. ƒ o-ij-o i43 1 ■ Kerkelyke Redetivoering over de nuttigheid der waare en de fchadelykheid der valfche Philofophie. Uit Colosf. II: 8. Rott. by Denzelven, in gr. 8vo. ƒ 0-14-0 ;87 Brouwer, Q.) Brief, den Eerw. Ewaldus Kist, Predikant te Arnhem, toegezonden. Am 11. by J. Interna, en verders alom, in gr. 8vo. ƒ 0-4-0 I50 ——* Iets tot Wederantwoord aan E. Kist. Amft. by Denzelven, in gr. Svo. ƒ 0-11-0 516 Brugmans, (S. J.) Rapport, wegens den Staat der Veeziekte. Uitgegeeven op last der Nationaale Vergadering. Leyd. by A. en J. Honkoop, in gr. Svo. ƒo-6-o Bruining, (G.) Een nieuw Gevoelen ,aangaande de Grond? vesting der Asfyrifche Heerfchappy, op yEgyptifche, Phcenififche, Hebreeuwfche en andere narigtea gebouwd, enz. Rott. by J. Meyer en A. Dan/er weg, ingr.8vo /I'2'° ,v 2ö3 —— —— J- Scharp't recienlooze bitterheid tegen de Beftryders der Formulieren, uit deszelfs Brieven over Meyer aangetoond. Rott. by J. Bronkhorst enz., va gr. Svo. ƒ o 6-0 56o 1 De voortreffelykheid van het Leeraarampt gefchetst in eene Kerklyke Redenvoering: over i Timoth. III: 1, en uitgegeeven ten dienfte van J. Scharp. Rott. by Dezelven, in gr. 8vo. ƒ 0-6-0 567 Brunings Junior, (C.) Verhandeling over den voordeeligften Hoek , onder welken men de Puntdeuren eener Sluize kan zamenvoegen. Haarl. by J. v. Walrê en Comp., in gr. Svo. ƒ o-18-0 ' ö20 Byvoegzels en Aanmerkingen voor het XVIII, XIX en XXfte Deel der Vaderlandfche Historie van J. Wagenaar, door Mr. N. C. LambrechtJen, Mr. Ant. Martini, E. M. Engelberts en anderen. Amft. by j. Allart in gr. Svo. ƒ 3-6-0 . ' C. 5 jambon, (M. G. de) Tafereelen van Armoede en Te^ genfpocd. 's Hag. by J. C. Eeeuwejïyn , in gr. Svo. f 2-'ö-0 22f> Candeills, (J.) Catherine, of de fchoone Pachtfter. Too- neel»  REGISTER. neelfpel. Gevolgd door P. G. Wit/en Geysbeek. Amft. by P. J. Üylenbroek, in 8 *o. f o -10- o 9° Carver, (J.) Reize door de Binnenlanden van NoordAmerica. Naar den derden Druk uit het Engelsch vertaald , door J. D. Pasteur. Ifte Deel. Leyd. by A. en J. Honkoop , in gr. 8 vo. ƒ 2-10-0 44" . Ilde Deel. f 2-10-0 493 Chênier , CMarie Jofeph) Fenelon, of de Karneryktcae Kloosterlingen. Treurfpel. Vry gevolgd door P. J. Üylenbroek, Amft. by P. J. Uilenbroek, in 8vo. ƒ o -11 - o 45 —_ . . Timoleon. Treurfpel. Gevolgd naar t Fransen door J. G. Doornik, Amft. by Denzelven, 111 8vo. /o-8-o 4°5 Convenent, (P. J.) Proeve over de Menschmogelyke Voorweetenfchap en de aloude Sterren-Voorzegkunde, enz. Rott. by N. Cornel, in gr. 8vo. ƒ 1-16-0 303 Coxe, (W.) Reize door Zwitzerland, in een reeks'van Brieven aan WilUam Melmoth. Ilde Deel. Utr. by li. Wild en J. Altheer en Rott. by J. Meyer, in gr. Svo. ƒ 2-16-0 332 IUde Deel. ƒ 3-18- o 1^ David, Hilloire Chronológique des Operations de V Armee du Norcl & de celle de Sambre 6P Meuje. a Par. chez Guebart, &c. in gr. 8vo. ƒ 1-16-0 393 Dellebarre, (Jof. Pb.) Livre de Letiure , a l ujage de la Jeunesfe Hollandoife, traduit du Hollandois en trancois. a Leyd. chez D, du Mortier en Fils, in 8vo. ƒ o 5 - S 641 Dorvigny, De bezwaaren tegen de gedwongen Geldleening. Tooneelfpel. Amft. by P. J. Üylenbroek, in Svo. ƒ 0-7-0 5o4 Duvernet, Gefchiedenis van de Sorbonne, behelzende den Invloed van de Godgeleerdheid op de Maatfchappylyke Orde. Ifte Deel. Dordr. by de Leeuw en Krap , enz. in gr. 8vo. ƒ 2-0 o 132 £mdre, (S. van) Het Godsdienftig Huisgezin, in aangenaame en leerzaame Gefprekken, tot bevordering van Bybelkennis en Godsvrugt. lilde Deels 2de Siuk. Utr. by W. van Tzerworst, in Svo. ƒ 1-12-0 369 , Kerkelyke en Waereldlyke Gefchiedenis der Tyden vó.ór den Zondvloed. Amft, by % Aüart, in gr. 8vo. ƒ 3-1.2-0. 431 Bbb 3 £?-  REGISTER. Eppens, CM.) Antwoord op den Brief der Remonftrantlche Lroederfchap aan de Proteftanten. Leeuw, bv C yan Shgh, in gr. 8 vo. ƒ o - 6 ■ o 20 [ Erskine, (T.) Befcbouwing van de Oorzaaken en Gevolgen des Tegenwoordigen Oorlogs van Engeland met Jbrankryk. Naar den vyf - en - twintigiten Druk uit het Lngelsch vertaald. Amft. by J. Tnttma, in gr. 8vo. f 1"2*° 576 Eyk.» ($> van) Ledige uuren, befteed tot nuttige Overdenkingen. 3de Stukje. Amft. by L. van Hulst en Zoon , m gr. 8vo. ƒ 0-18 -o 1o T~ 7T~ Liederen voor den Landman. 3de Stuk. Amft. by J. Allart, in i2mo. f 0-5-0 ïoo _ F. Tfeith, (R.) Oden en Gedichten. Ifte Deel. Amft. by J. Allart, in gr. Svo. ƒ 3-12-0 gi G. f^amas , Cange, of de Kruijer van het Lazaret , eene waare Gebeurtenis. Tooneelfpel. Naar 't Fransch gevolgd door D. A. van de W&rt. Amft. by P. J. LV lenbroek, in Svo. ƒ 0-6-0 jo~ Gawdi, (P. JF".) Handleiding voor de Officieren der Intantery, zo van de ftaande Armée, als van de Gewapende Lurgermagt, enz. Uit het Fransch vertaald door D. L. de la Rochette. 's Hag. by J. C. Leeuweflyn , in gr. 8vo. ƒ 3-0-0 \ ' Gedachten, (Vrymoedige) over den Brief der Remonftrantlche Broederfchap aan de Proteftanten in Nederland Fran. by D. Romar. ifte en 2de Stuk, in gr. Svo. J 0-13-8 0 „- Geheimen (De) der Voortteeling en het waar genot der Omhelzing. Alom, in gr. Svo. ƒ 1 -16-o 3«5 Gefchenk (Nieuw) voor de Jeugd. Amft. by J. Allart. m iamo. ƒ 0-18-0 ^ Gefprek tuslchen den Predikant Regtzinnig en den Burger Joost Welmeenend, over den VIII Titul van het Plan yan Conftitutie. Door Philanthropos. In Nederland . 111 gr. §vo. ƒ 0-6-0 I54 —— (Toevallig) van twee Leden der Gereformeerde Kerk over de vier Brieven van D. C. van Voorst. Arnft. by ƒ. van der Burgh en Zoon, in gr. Svo. ƒ 0-4-o ™9 Gefprekken (Nieuwe Winter-avond) tusfchen twee Boeren , zynde de een van den Gereformeerden en de andere  REGISTER. dere van den Roomsch Catholyken Godsdienst. Amft. hv G. Roes. in gr. Svo. ƒ o-n-o 31 Geforekken over de voornaamfte Gebeurtenisfen in het Vaderland, byzonder ten tyde der Stadhouders, in gr. 8vo. f o 0 4" J fVertrouwlyke) betreffende de belangrykfte Onderwerpen van onzen tyd Verlichting Vryheid , Gelykheid, enz. Amft. by M. Schalekamp, in gr. 8vcu Girta'nnlr^CChr.j Verhandeling over de Ziekten der Kinïïen , en derzelver Natuurkundige Opvoeding. Leyd. bv A. en f. Honkoop, m gr. Svo. ƒ 3-12-0 005 Gödicke (F. A.j Nieuw Fransch Woordenboek, waar m zodanige Woorden en Uitdrukkingen, die aan de Franfche Staatsomwenteling hun beftaan te danken hebben In 't Nederduitsch vertaald en met verfcheide Woorden en" Spreekwyzen vermeerderd, door RW. Cr omerus. Haarl! bv E. W. Cr omerus, 111 gr. 8vo. ƒ 1-4-° 4» H. TTaack (P.) Het Leven van Paulus den Apostel, in /2aSelykeJRedenvoeringen. Ifte Deels ifte Stuk. Amft. fl^^^^Üi?^"^- en Heelkunde inschriften ^Ifte Deel.' Amft. by J. B. Elwe^n Hfmel8sveld{or\Val) De Pfalmen. Naar het Hebreeuwsch. In 2 Stukken. Amft. by M. de Bruyn, in gr. Svo. f d. - 6 - o ^ °^ J 4" _ j)e Schriften van Salomo ? de Spreuken, Prediker en het Hooglied. Naar het Hebreeuwsch. Amft. Haa^^8^^?^ en Negende Schaïeering. Amft. by P. J. Üylenbroek, m gr. 8vo. ■Jazeu Cornsz., (J.) Historie der Omwentelingen, in VaderLdfdie Gefprekken , voor Kinderen. Amft. by van Vliet en Hazeu, in Svo. ƒ 2-8-0 ; *7* Heilbron, (D.) Adres en Vertoog ter verbetering van het Genees- en Heelkundige , enz. m ons Gemeenebest 's Hag. by J. van Cleef, in gr. 8vo. ƒ 1- 5 - o 568 Hemert (P. van) Beginzels der Kantiaanfche Wysgeerte naar het Hoogduitsch vryelyk gevolgd , met Aantekeningen en eene Voorreden. Ilde Deel. Amft. by de Wed. J. Dóll, in gr, 8vo. ƒ 1 -10-o 49 B b b 4  REGISTER. tete' SftT3 PV'6X;het EuM^e-van Joannes. Ure Deel. Amfr. by J. Allart, in gr. 8yo, ƒ 2-14-0 Hespel (tl. van den) Gods liefderyk Bellier , in de Onwending van Nederland, aangeweezen; om deszelfs Bewoonders , ter eerbiediging van zynen Wil, £ in zigtbaar, te beweegen. Midd. by W. A. Keel en Aml\ by J. van der Burgh en Zoon, in gr. Svo. f l6 c, 2r a.) Overdenkingen.' 2 Stukjes/ TJti. bvV van Tzerworst, in gr. Svo. ƒ o-12-o Y 0L' Historie , (Vaderlandfche) vervattende de Gefchiedenisfrn der Vereemgde Nederlanden, zints den aanvan»3e!Noord Amencnanfche Onlusten, en den daar u t gevoSen ol' log tusfchen Engeland en deezen Staat. Ten VeïvX 7U TTrl Ftaderhndf^ Historie. XVde Det Amlt. by J. Allart. in gr. 8vo. ƒ3.12.Q " , ,.eiï Gedenkfchriften van ae Maatfchappv der ƒ o-16 o ' 111 gr* 8vo- Haf„b«r0ek' ^rlandsebi of de Verklaaringen, BeS gingen en Beloften van den Stadhouder der VereeSe Nederlanden, vergeleeken met zyne Daaden ; Stal getrokken uit echte Stukken, enz. Door een Genoor Svo?/ri6 o I£bberS ^ Vryhdd' 1VdeS, ni gr. TT- '—- 1 Vde Deel. 76 Huisgezin , (Het Vaderlandsch) Burgerlyk Tooneelfnll Rott. by J. Meyer, in 8vo. ƒ o-io.0y I00neeHpeI. HAmif b^^?61^6 ^denvoe"ngen. Vierde TienS Amlt. by G. Warnars, m gr. Svo. ƒ 1 -10 - o jTr —— Tweede Berigt. f I. en f. 15 Tets over de tegenwoordige Vacature, en het al of niet ?a4eetnen ö«= poepen Leeraaren in de Gereformeerd? fe r, tf fow:-5.?oor een Lid dier G« 7Jató (^. W) De Huwlyksgift. Tooneelfpel. Door ■?ï gr*. ^V/^'?^ ffte Deel' HaarL b* * ^"8. ^ 182 >2-  REGISTER. Jongewaard Junior, (S.) Iets over de Conftitutie en het Beftuur van den Banne en Ambagtsheerlykheid van Westzaanen , vóór de Omwending van 1795. Westz. by W. Bruin , in gr. 8vo. ƒ 1 -16-0 173 Jordenüi (G. D.) Jofephus, Carmine Heroïco celebratus. Dav. apud L. A. Karfenberge, in 8vo. m. f. ƒ 1-6-0 180 Julia Arnoid. Tooneelfpel. Amft. by de Wed. J. Dóll, in 8vo. ƒ o - 8-0 47 K. JT'asteleyn, (P. J.) Chemifche en Phyfifche Oefeningen. * Laatfte Stuk. Leyd. by Honkoop en v. Tiffelen, in gr. 8vo. ƒ o-15-0 160 Kinderen. (Voor) Met Twaalf Plaatjes. Leyd. by M. Cyfveer, Jz. Bast. Form. ƒ 0-18-0 363 Kist, (£.) Aanmerkingen over de Stelling van den Heidelbergfchen Katechismus : „ Wy zyn van Natuure geneigd God en onze Naasten te haaten." Amlt. by M. de u yn, in gr. 8 vo. ƒ o - 8 - o 13 «— Vervolg van Aanmerkingen over die Stelling. Tot Antwoord op den Brief van J. Brouwer, Doopsgezind Leeraar te Leeuwarden. Aailf. by Denzelven , in gr. Svo. ƒ 0-8-0 516 Knigge, Over Eigenbaat en Ondankbaarheid, 's Hag. by J. C. Leeuwejtyn, in gr. Svo. f -1 • 16-0 jol Knoop, (G.) De Val van den Toren te Harderwyk op den 28 van Louwmaand 1797, in twee Gezangen. Hard. by E. Tyhof, in gr. Svo. ƒ 0-8-0 551 Kok,(J.) Vaderlandsch Woordenboek. XXXfteDeel. V. W. Amlt. by J. Mart, in gr. Svo. ƒ 3 - 12-0 72 XXXI en XXXIlfte Deel. ƒ 7-0-0 714 Koning, (W. de} Aanmerkingen over de Bedenkingen van Joh. Jac. Serrurier, op den Brief der Remonftrantfche Broederfchap. 's Mag. by J. Bouvink, in gr. Svo. ƒ o - 8-0 464 Kops, (J.) Leerreden over den algemeenen Grond van Vereeniging der Christerien. Haarl. by J. v. Walré , in gr. 8vo. ƒ o - 6 - o 109 Kotzebue, CA. von) De Graaf Benjowsky , of de Zamenzweering op Kamtfchatka. Tooneelfpel. Amft. by P. J. Üylenbroek, in 8vo. ƒ 0-12-0 278 Kristen (De Kleinmoedige) getroost en verfterkt. Door een Vriend van het Menschdom en den Godsdienst. Amft. by J. Allart, in gr. Svo. ƒ 0-16-o 33S Bbb 5 Krygs-  REGISTER. Krygsbedryven van den Generaal Buonaparte, 's Hag. by J. C. Leeuwejtyn, in gr. Svo. ƒ i-io-o 588 Tedeboer, (A) Nederlands Zedebederf, de bronnen van 't zelve en de middelen tot verbetering en hervorming voorgefteld by wyze van eene Bededags Redenvoering! Amft. by M. de Bruyn, in gr. Svo. f o-'i2 -o 600 Leesoefeningen voor Eerstbeginnenden. Ten dienfte der Schooien , welke ingericht zyn naar het oogmerk der Nederlandfche Maatfchappy; Tot Nut van 't Algemeen. Leyd. by D. du Mortier en Zoon , in Svo. ƒ 0-1-S Lennep, (D. J. van) Rufticatio Manpadica. Accedunt Carmina varii argumenti. Lugd. Bat. apud J. van Thoir in Svo. ƒ 0-18-0 Leven , (Het) de Gevoelens en de' Bedryven van Calvyn. Een Leesboek voor 't algemeen. Uit het Hoogduirsch, door G. H. Reiche, met eene Voorreden van den Hoogleeraar H. Muntinghe. Utr. by W. van Yzerworst, in gr. 8vo. ƒ 1-2-0 221 Levensgefchiedenis (De) van Robespierre. Amft. bv J. van Gulik, in gr. 8vo.70-14-0 ogjj Lindenhof, (P/j.) De nieuwfte Overzetting van eenige by voorkeur uitgezogte Fabelen van Efopus. Ten dienst der Schooljeugd , hier in onze Moedertaal gebragt en uitgegeeven, en met aanmerkingen verrykt. Dev. by f. Ph. de Lange, in 8vo. ƒ 1-5-0 oj7 Lofzangen in Profa, voor Kinderen. Naar den derden Druk uit het Engelsch vertaald. Ten gebruike der Schooien. Midd. by H. van Osch en J. J. van de Sande, in Svo. ƒ o- 6-0 6-q Loo, QJ. van) Gedachten en Gevoelens van een Christen, ifte Stuk. Utr. by W. van Tzerworst, in gr. 8vo _ . Theophilus op het Hemelvaardsfeest. Utr. by Denzelven, in gr. Svo. f o - 12-0 071 Lorié , (P.) Brief aan J. J. le Sage ten Broek. Rott. by c. v. d. Dries, enz., in gr. Svo. ƒ ï-o-o 293 Lugt , (//.) Onderwys in de eerfte Beginzels der Elektriciteit. Westz. by H. van Aken, in gr. 8vo. ƒ 0-5-8 Luzac, (J.) Socrates als Burger befchouwd, in eene plegtige Redenvoering, uitgefprooken op 21 Feb. 1795, by 't ne-  REGISTER. *t nederleggen van het Reeloraat der Hollandfche Univerfiteit. Leyd. by [A. en J. Honkoop, in gr. Svo. ƒ 1-16-0 J9 Lvkcvpresfen, gevlochten ter onfterflyke Nagedagtenis van den verdienstlyken Burger Mr. Pieter Paulus. 's Hag. bv % PiMt, in gr. 8vo. ƒ 0-16-0 320 y J M. Magazyn van Gefchiedemsfen , Romans en Verhaalen. Vide Deel. Rott. by de Wed. J. P. van Heel, in gr. 8vo. ƒ 3-16-0 229 Manen Adz. , Q. van) De Onmogelykheid der Invoering eener Algemeene Belasting op de Inkomlten , enz. 's Hag. by J. C Leeuwejtyn, in gr. Svo. ƒ o - S • o 442 Marianne en Dumont, Blyfpel. Haarl. by J. v. Walré en Comp., in 8vo. ƒ o-11 -o 324 Martinet, (J. F.) Verzameling van Vaderlandfche Spreekwoorden. Ten gebruike der Jeugd in de Schooien. Amlt. by J. Allart, in 8vo. ƒ o-8-o . 279 Martini, (A.) Misfive aan de Nationaale Vergadering, reprefenteerende het Volk van Nederland, s Bosch, by H. Palier en Zoon, in gr. 8vo. ƒ 0-5-0 529 Meerman, (J.) De Gefchiedenis van Graaf Willem van Holland, Roomsch Koning. lilde Deel. 's Hag. by M. van Daalen Wetters, in gr. Svo. ƒ 2-10-0 487 Meister, (L.) De Gefchiedenis van het laatfte Lyden, den Dood en de Opftanding van Jefus Christus. Leyd. by A. en J. Honkoop, in gr. Svo. f 1-5 - o „ Mengelingen tot Nut en Vermaak. Haarl. by t. Bohn, in gr. Svo. ƒ 0-16-0 • Mercïer, Gerard van Velzen. Amft. by W. Holtrop, in Svo. ƒ1-10-o . . IT 44 — De Gefchiedenis van een Luthers Meisje. 11 Deelen. Utr. by G. T. van Paddenburg en Zoon , in gr. Svo. ƒ 3-0-0 597 Meulman, (B.) Redenvoerkig, over eene handleiding eener bestmogelyke Bybelverdediging. Zwol, by H. Hoogop, in gr. Svo. ƒ 0-18-0 „,.,,- , Oratio de Tlieologo Exegetico Philojophico ad Conditionem Christianorum Hodiernam conltituendo. Suollis, Typis F. Clement, in 8vo. m. f. ƒ o-6-o 3°o Michaelis, (J. D.)Twee Brieven aan Jac. Fried.Aurand, behelzende Gedagten over de Vereeniging der Proteltantfche, bepaaldlyk van de Lutherfche en Gereformeerde Ker' r ken,  REGISTER. ken , en derzelver zwaarigheden. Amft. by J. Weese in gr. Svo. ƒ o-10-o u ° Miller, (J.M.) De Gefchiedenis van Godfried Wakker den Schrynwerker, en van het Steedje Erlenburg. Een Boek voor Handwerkers en Burgerlieden. II Deelen. Utr bY G. T. van Paddenburg , in 8vo. ƒ i -16 . o 407 Muller, (J. W. Statius) Leerreden over de Onfterflykheid der Dieren. Haarl. by $. J. Beet!, in gr. Rvo. ƒ 0-8-0 62 Muntinghe, (H.) De Spreuken van Salomo , uit het Hebreeuwsch vertaald, met Aanmerkingen. Leyd. by A en 3. Honkoop, in gr. Svo. f 3.12-0 ,,c ATepos, (C.) De Leevens van Doorlugtige Mannen; op * * nieuw vertaald. Met eenige Aanmerkingen uitgegeeven door E. M. Engelberts. Amft. by % Allart , in gr Svo. ƒ 2-8-0 % \ O. /"Viafhanglykheid (Over de Staatkundige) van Beijeren. ^ s Hag. by J. Plaat , in gr. Svo. ƒ 0-3-0 34 Ontmoetingen (VvonderJyke) van Jerome Sharp; op zyne Reize na Frankryk en Engeland. Harl. by van der Plaats . m gr. Svo. ƒ i-ic-o ' Ontwerp van Conftitutie voor het Bataaffche Volk , door de Nationaale Vergadering ter goed- of afkeuring aan hetzelve voorgedraagen. 's Hag. ter 's Lands Drukkerye, m gr. 8vo. ƒ 0-8-0 ,2, Oskamp , (D. L.) Over de Natuurlyke en Ingeente Kiuderpokjes, benevens de wyze om zich voor dezelve te behoeden en voor te bereiden. Amft. by de Wed. f. Dóll, in gr. 8vo. ƒ 0-14-0 \t§ P. J T>atrat, Het Gefchenk , of de gelukkige Misvatting. Blyfpel- Naar 't Fransch door H. Ogelwight 'junior. Amft. by P. J. Üylenbroek, in Svo. f %. 6-0 643 Plenck, (,?• 3-) Natuur- en Scheikundige Verhandeling over de Vochten des Menschlyken Lichaams. Uit het Latyn vertaald , en met eene Verklaaring der daar in voorkomende Kunstwoorden vermeerderd, door H A Bake. Dordr. by A. Blusfé en Zoon , in gr. 8vo. ƒ 1-10-0 0 Post,(E. M.)nnOverdorp, Het waare genot des Leevens. In Brieven. Amft. by 3. Allart, in gr. Svo. ƒ 3-0-0 90 Proeve van Betoog, dat het den Gereformeerden mogelyk en  REGISTER. en raadzaam zy, om hunne Leeraaren zelf te falarieeren , en in de kosten hunner openbaare Godsdienstoefeninge te voorzien. Door E. V. V. G. Leyd. by D. du Mortier en Zoon, in gr. 8vo. ƒ 0-6-o 111 Prysverbandelingen over de natuurlyke Opvoeding der Kinderen , in de twee eerde jaaren van hun leeven. Uitgegeeven door de Maatfchappy Tot Nut van 't Algemeen. Amft.by H. Keyzer, enz., in 8vo. ƒ 0-9-0 595 . over den invloed der Naartligheid. Uitgegeeven door dezelfde Maatfchappy. Amlt. by Dezelfden, enz. in Svo. ƒ 0-9-0 658 R. Raad , (Welmeenende) aan myne Landsgenooten van beide Partyen, om, door vereenigde poogingen , een einde aan de Revolutie te maaken ; gevolgd van eene korte Aanfpraak aan Philippus Verbrugge. In Holland, in gr. Svo. ƒ 0-4-0 4°* Rapport , over den Staat en de Middelen ter Verbetering der Laagere Schooien , door eene daar toe benoemde Commisfie, by den Raad der Gemeente van Leyden, ingeleverd 28 Juny 1796. Leyd. by Herdingh en du Mortier, in gr. Svo. ƒ 0-12-0 38S van de Burgers J. Goldberg, A. J. Verbeek en C. Scheffer, uitgebragt in eene Vergadering van de Sociëteit Eenheid en Orde in den Haag, over het Ontwerp van Conftitutie. 's Hag. by I. van Geef, in gr. Svo. ƒ o - n - o 524 «—. der vereenigde Commisfie , benoemd door de Municipaliteiten van Oost- en West- Zaandam , en door het Departement Zaandam van de Maatfchappy Tot Nut van 't Algemeen. Westz. by H. van Aken, in gr. 8vo. ƒ o-10-o 572 Reden voering van W. W. Eekman, en Aanfpraak van R. Janisch , gedaan ter gelegenheid van de Oprichting en inwyding van het Leer- en Kweekfchool des Amfterdamfchen tweeden Departements derzelfde Maatfchappy. Amft. by H. Keyzer en H. van Munjler, in gr. Svo. ƒ 0-4-0 594 Reis door de Departementen van Frankryk, door een Gezelfchap van Kunftenaars en Geleerden. No. 5. Parys by Biron , enz. Gouda by H. L. van Buma en Comp., in gr. Svo. f l - 5 ■ o 39 -— No. 6. ƒ 1-5-0 452 Pve-  REGISTER. Request voor Gecommitteerden der Doopsgezinde Gemeente te Leeuwarden , ingeleverd by de Nationaale Vergadering, reprefenteerende het Volk van Nederland. Alom in gr. 8vo. ƒ o-8-o ö„! Robwfon, De Weduwe, of de Zeden van onzen tyd, in een reeks van Brieven. Amft. by de Wed. J. Dóll, in gr Svo. f i-io-o °c' Roest, (3^ v. d.) Aanfpraak aan zyne Kerkgenooten. Gevolgd van eene Leerreden over Jeremia II: 31 , o2 in gr. 8vo. ƒ 0-4-0 0 96„n Rogge, CC.) De voordeden van de Vereeniging der Christenheid. Naar aanleiding van Pf. CXXXIII; 1 K Leyd by du Mortier en Zoon, in gr. Svo. ƒ0.4.0 j0l De Armen Kinderen van den Staat. Leyd. bv Dezelfden, in gr. 8vo. ƒ o -12 - o 199 Tafereel van de Gefchiedenis der jongde Omwenteling in de Vereenigde Nederlanden. Amft. bv ? Allart, in gr. 8vo. ƒ 5 - 15 - o ,*!! Rofenmuller , (J. G.) Kristlyk Leerboek voor de Teugd. Amft. by W. van Vliet, in gr. 8vo. ƒ i-y-o 649 Rouffe , (H.) Beknopt Tafereel van het Schrikbewind. Amft. by J. Allart, in gr. Svo. ƒ 0-14-0 5S5 Rouppe , QH. IV.) Redenvoering, over den Invloed der jtiedendaaglche Scheidkunde op de dïconomifche Weetenfchappyen en Artfeneymengkunde. Rott. by f Bronkhorst, enz. in gr. 8vo. ƒ 0-8-0 ö8 Rousfeau, (j. J.) Pigmalion, Dichterlyk Tooneef. Haarl. by J. v. Walré, in gr. 3vo. /o-S-o i39 Verhandeling betreffende den Oorfprong der Ongelykheid , welke onder het Menschdom plaats vindt , en de gronden , waar op dezelve rust. Dordr. by B. J. Morks, in gr. Svo. ƒ 1-5 - o 349 Ryk, (G.) De Onverdraagzaamheid befchouwd als een Vloek voor het Menschdom. Amft. by f. Allart, in gr. Svo. ƒ 0-11-0 J ' S. ^ S^'^H- de la) 0ver de Herftelling der Staatkundige •-'Onafhanglykheid van Poolen, 's Hag. bv f. Plaat in gr. Svo. ƒ 0.4.0 J Saltzman, (C.G.) Koenraad Kiefer, of Aanleiding tot een verftandige Opvoeding van Kinderen. Een Boek voor het Volk. Amft. by de Wed. J.Dóll, in Svo^i-io-o 643 Scharp ,  REGISTER. Scharp, (J.) Historifche Brieven over den zich noemenden Fredrik Gerard Meyer, Geëxecuteerde binnen Rotterdam, den 26 Mei 1796. Rott. by J. Hofhout en Zoon, in gr. Svo. ƒ 2-2-0 468 Leerredenen en Verhandelingen , ter verdediging van den Christlyken Euangelifcben Godsdienst, tegen deszelfs hedendaagfche Beftryders. Ifte Deels ifte Stukje. Rott. by Dezelven , in gr. Svo. ƒ 0-12-0 562 De Pligt van Christen - Leeraaren, gevolgd naar het Hoogduitsch, en opgedraagen aan Adr. Stolker, Remonftrantsch Leeraar te Rotterdam. Rott. by Dezelven, in gr. 8vo. ƒ 0-18-0 564 Schasz, (J- -^0 De Kwakzalver van Staat, of de Dood van Hansworst. Zynde dit het derde Stuk van 'sMans nagelaaten Schriften, 's Hag. by J. Plaat, in Svo. /o-io-o *39 - Samuel de Propheet, of de Joodfche Regeering, hoe langer hoe erger. Zynde dit het vierde Stuk van 'sMans nagelaaten Schriften. By Denzelven, in 8vo. ƒ o-to-o 139 Scheffer, (J.) De Leer van de Onfterflykheid der Dieren , in haare gegrondheid en belangrykheid getoetst. Hoorn by F. Swidde, in gr. Svo. ƒ o-8-o 514 Schets (Korte) van den voorigen Bloei en het tegenwoordig Verval van den Koophandel, Zeevaart, enz. der Bataaffche Republiek. Amft. by W. Vermandei en Zoon, in gr. 8vo. ƒ o - 6 - o 357 Schouwtooneel (Zedelyk) der Menfehelyke Hartstochten en Daaden, of Tooneeiftukken van Vernuft en Smaak. Ilde Deel. Amft. by de Wed.J. Dóll, inSvo. fi-12-0 643 Schröck, (J. G.) Kort Begrip der Algemeene Gefchiedenis , voor jonge Lieden. Ifte Deel. Amlt. by J. Allart, in gr. Svo. ƒ 4-16-0 162 Segur, den Ouden, (L. P.) Staatkundige Gedachten, uit het Fransch vertaald door D. van Aken Hendriksz. Amft. by A. van Aken, in gr. Svo- ƒ 0-4-0 319 Serrurier , (Joh. Jac.) Bedenkingen op den Briev van de Broederichap der Remonftranten. Amft. byj. Allart, in gr. Svo. ƒ o - 10 - o 336 Sifikel, (S. S.) De Weg der Vereeniging voor alle Christenen geopend, op redelyke voorwaarden aangedrongen, enz.  REGISTER. enz. Amft. F. J. van Tetroode, H. Gartman, enz. ia gr. Svo. ƒ o-8-o 24? Sinkel, (5. S.) Brief aan de Schryvers der Vaderl. Letteroef. ftrekkende tot oplosfiog van zommige Bedenkingen in de 6de Nommer van gemelde Maandwerk. Amft. by F. J. van Tetroode, enz. in gr. 8vo. ƒ 0-4-0 4Ö5 Smith, QA.) Nafpeuringen over de Natuur en Oorzaaken van den Rykdom der Volkeren , naar 't Engelsch gevolgd door Mr. Dirk Hola van Nooten. Met Staat- en Gefchiedkundige Aantekeningen. Ifte Deels ifte Stuk. Amft. by W. Brave, in gr. 8vo. ƒ 1-4-0 480 Staphorst, (N. van) aan zyne Landgenooten , over het Ontwerp van Conftitutie. Alom, in gr. Svo. ƒ o-a-o 524 Stavorinus, (J. S>) Reize van Zeeland over de Kaap de Goede Hoop en Batavia, na Samarang, Macasfer,Amboina, Suratte, enz. gedaan in de Jaaren 17741011778. Ifte Deel. Leyd. by A. en J. Honkoop, in gr. 8vo. ƒ 3*0-o 542 Stolker, C\Adr.) Seéten - Geest , gevolgd naar het Hoogduitsch , en opgedraagen aan J. Scharp, ter gelegenheid van zynen inval, voor de Kerkelyke Redenvoering door den Hoogl. J. J. le Sage ten Broek. R>.>tt. by J. 'Bronkhorst, enz. in gr. 8vo. ƒ 0-11-0 377 Stronck, (C. W.) Specimen Hermeneutico Theologicum, de doEtrina diEtione Johannis Apostoli ad Je/u Magiflri doSlrinam diStionemque exacle compofita. Traj. ad Rhen. ex officina O. J. van Paddenburg, in 8vo. m. ƒ. ƒ 1 -10 • o Stuart, ( M. ) Romeinfehe Gelchiedenisfen. Vide Deel. Amft. by J. Allart, in gr. 8vo. ƒ 4-5-0 254 — Vilde Deel. ƒ 3.16-0 621 T. Tafereelen van de Staatsomwenteling in Frankryk. lilde Deel. Amft. by J. Allart, in gr. Svo. ƒ 4 - 16 • o 119 IVde Deel. ƒ 4-16 0 677 Tetjier, (B.) De Behandeling der Ingeente op de Natuurlyke Kinderpokjes toegepast. Haarl. by F, Bohn , in gr. Svo. ƒ 0-12-0 614 Toetsfteen der Waarheid, of Proeve, waar in men ten riuidelykfte tragt aan te toonen , welke de eerfte en voor-  REGISTER. vodrnaame oorzaak der verfchillende gevoelens, en daar uit ontftaane twist en oneensgezindheid, kan geweest zyn , en thans nog is , enz. Rott. by N. Cornel, in gr. gvo. /o-n-o 653 Toze, CE.) Gefchiedenis der Middel - Eeuw; uitgegeeven door K. P. Voigt. Ifte Deel. Utn by B. Wild en J. Altheer, in gr. Svo. ƒ a-4-0 434 U. TJilkens, (J. A.) Korte op ondervinding rustende Thermometer - Befchryving. Gron. by Oomkens, in gr, 8vo. ƒ o -16-0 öp V. JTVaillant, (Le) Reizen in . de Binnenlanden van Africa, ' langs de Kaap de Goede Hoop , in de Jaaren 1780 tot 1785 gedaan. Uit het Fransch door J. D. Pasteur. lilde Deel. Leyd. by A. en J. Honkoop, en Amft. by 3> Allart, in gr. Svo. ƒ 3-12-0 69a Verbeek , (A. J.) Prseadvis over het verfchil tusfchen de Municipaliteit en een gedeelte der Burgery van den Haag. Dordr. by H. de Haas , in gr. Svo. ƒ 0-4-0 445 Verbrugge, (Ph.) Verhandeling, over de Vraag, welke is het beste en zekerde middel ter beproeving, of de gronden, waar op onze tegenwoordige Staatsloots rust, ftand houden en dus van duur zal zyn ? enz. Leyd. by J. van Thoir , in gr. Svo. ƒ 1-14-0 359 Verdediging van de zaak der Hervormden , tegen zeker Advys en Confideratien van den Burger 3. Glover. Amft. by M. de Bruyn, in gr. Svo. ƒ 1-2-0 424 Vereeniging (De) der Christenen aangeraaden, enz. Rott. by N. Cornel, in gr. Svo. ƒ0-4-0 381 Verhandelingen ter Naafpooringe van de Wetten en' dé Gefteldheid onzes Vaderlands ; waar by gevoegd zyn eenige Analecta tot dezelve betrekkelyk. Door een Genootfchap te Groningen : Pro excolendo Jure Patrio. IVde Deel ifte ftuk. Gron. by J. Bolt en J. Oomkens, in gr. Svo. ƒ 1-16-0 205 mtt—— bekroond met den Prys van het Legaat van den Heere Johannes Monnikhoff. 2de Stuk. Amft, by L. van Es, in gr. Svo. ƒ 1 -16 ■ 0 249 —— uitgegeeven door de Maatfchappy ter bevordering van den Landbouw, te Amfterdam. Xïïde Deel. Amft. by J. C. Sepp en Zoon, in gr. 8vo. ƒ l-2-o <*R4 lett. 1797. no. 15. C c c Ver-  REGISTER. Verhandelingen van Teyler's Godgeleerd Genootfchap. XVIde Deel. Haarl. by J. Enfchedé en Zoonen en $. van Walré, in gr. 4to. ƒ 2-4-0 505 Verklaaring , (De Friefche) of Staatkundige Geloofsbelydenis, op eene befcheidene wyze beoordeeld. Alom, in gr. 8vo. ƒ 0-6-0 267 Villaume, De Betrekking van den Godsdienst met de Zeden en den Staat. Alom, in gr. Svo. ƒ i-io-o 46o Vloten , (Van) De Bybel vertaald , omfchreeven , en door Aanmerkingen opgehelderd. Xïïde Deel. Utr. by G. T. van Paddenburg en Zoon , en Amft. by J. Allart, in gr. 8vo. ƒ 3-12-0 l — * XlIIde Deel. ƒ 4-6-0 281 Volney, De Puinhoopen, of Befchouwing van de Omwenteling der Staaten. 2de Stuk. Amft. by M. Schalekamp, in gr. Svo. ƒ 1-5-0 133 Voorst , (J. v.) Verhandeling ten betooge, dat God eigenlyk gezegde Straffen op de Overtreeding zyner Wetten gedreigd heeft, en dat hy, als Richter, de zonde daadlyk ftraft. Amft. en 's Hag. by J. Allart en B. Scheurleer, in gr. gvo. ƒ o-15-o 233 —— CD. C. v.)Lykredenoverwylen den Hoogleeraar E. Hollebeek. Leyd. by^. van Thoir, in gr. Svo./0-8-0 13 — Leerreden over Matth. V: 43—46, by het aanvaarden van het Leeraarampt in de Hervormde Gemeente te Amfterdam. Amft. by P. van Dorth en O. Okkes en Zoon, in gr. Svo. ƒ 0-8-0 103 Vier Brieven aan een Vriend, over den Brief van de Remonftrantfche Broederfchap. Amft. by M. de Bruyn, in gr. Svo. ƒ o-8-0 152 Eenige Vraagen aan de Misnoegden in de Nederduitfche Gemeente te Amfterdam. Amft. by J. ten Brink, Gz., in gr. Svo. ƒ 0-3-0 421 W. TT/ratkins, (T.) Reizen door Zwiiferland', Italien, Sicïlien, en de Griekfche Eilanden , naar Konftantinopolen, en van daar te rug, door een gedeelte van Griekenland, over Ragufa, en de Dalmatifche Eilanden, in de Jaaren 1787—17S9. IVde Deel. Haarl. by F. Bohn, in gr. Svo. ƒ 1 - o o • 125 - Vde Deel. ƒ i-o-o 636 Weddingfchap. (De gevaarlyke) Eene kleine Roman, in twaalf Hoofdftukken. Amft. by P. J. Üylenbroek, in gr. Svo. ƒ 1-5-0 279 We-  REGISTER. Wederlegging van eenige der voornaamfte, zo in *t openbaar als bedektlyk aangevoerde, Drangredenen van het Ontwerp van Conftitutie. 's Hag. by J. de Groot en Zoonen , in gr. 8vo. ƒ 0-4-0 524 Werken van de Maatfchappy der Wis- Bouw- Natuuren Tekenkunde ; onder de Spreuk : Be Wiskunde is de Moeder der Weetenfchappen. Ifte Deel. Leyd. by J. Meerburg, in gr. 8vo. ƒ 0-16-0 251 Westerman, (M.) Wat doet het Lot niet? Blyfpel. Amft. by P. J. üylenbroek, in Svo. ƒ 0-7-0 324 . Rondenftein, of het Vaderlyk Geluk. Tooneelfpel. Amft. by Denzelfden, in Svo. ƒ 0-12-0 645 Weyde , (C. L. van der) Vrugten van mynen Geest; of keur van verfchillende Bloemen. Niet vertaald. Leyd. by L. Herdingh j in gr. Svo. ƒ 1-16-0 183 Wichers , (H. L.) Verklaaring van het Traftaat van Reductie der Stad Groningen aan de Unie van Utrecht. a Stukken. Gron. by J. Dikema en J. van Groenen- berg, in gr. Svo. ƒ 3-la-o 113 Willmet , (J.) Oratio de Ingenio Hebrceorum, ai Poejm inprimis compofito. Publice habita die XV Junii 1796. - quum Magijlratum Academicum deponeret. Hard. apud E. Tyhof, in 410. ƒ 0-16-0 240 Wolljlonecraft, (Maria) Verdeediging van de Rechten der Vrouwen. Met Aantekeningen en eene Voorreden van Ch. G. Saltzman. Door T. van Hamelsveld. Ifte Deel. 's Hag. by J. C. Leeuwe/tyn, in gr. Svo. ƒ 3-0-0 343 ^illefen, (C.) Wysgeerig Onderzoek , wegens Neörlands ^ Opkomst, Bloei en Welvaart, enz. Amft. by J. AU lart, in gr. Svo. ƒ 3-0-0 168 — Aanhangzel op het Wysgeerig Onderzoek* Amft. by Denzelfden, in gr. 8V0. ƒ ó- 16-0 354 ■ —. Wysgeerige Befchouwing over de Reprefentative Regeering, ter beoordeeling over de aanltaande Bataaffche Conftitutie. Utr. by G. T. van Paddenburg 4 in gr. 8vo. ƒ o-16-0 5^3 Zöllner , (J. F.) en J. S. Lange, Natuur- en Zedekundige Befchouwing der Aarde en van haare Bewoonderen. IXde Deel. Camp. by J. A. de Chalmot, en Amft. by M. de Bruyn, in gr. Svo. ƒ 2-4-0 rö X en Xlde Deel. ƒ j-6- o 474 Ccc 2 BLAD-  BLADWYZER DER VOORNAAMSTE BT ZO ND ER HE D EN, in de Letteroefeningen voorkomende. A. Aarde, ('t Gevoelen, dat deeze) ven ieuwd , de verblyfplaats der gezaligden zyn zal, beweerd. 608 Aardryhkunde, hoe op de algemeene Schooien in te voeren. 574 Adel, (Woelirgen van den) in Frankryk, by den aanvang der Omwentelinge. 120. Alatama'.a , Befchryving dier Riviere in America. 84 America, (Oorzaak van de gebrekkelykheid der Landkaarten van) 449. Hoe eerst be-1 yolkt. 451 AmptetifSh Lastposten befchouwd,! fchimpend doorgeftreeken. 441 Amfterdam, wegens de Oprigting ven een Leer- en Kweekfcbool, tot het vormen van Schoolmeesters, door hét tweede Departement van de Maatfchap.. py: Tot Nut van 't Algemeen. 594 Amulet, was men daar door te verftaan hebbe; hoe in 'tOos-j ten in gebruik. Zinfpeelmg van salomo daar op. 558 Apostelen, (Brieven der) hoe intydopvolging gerangfehikt. I Armen, (De) als Kinderen van den Staat aangemerkt. ippi Astrologie, vindt geen genoegzaamen fteun daar in , dat del xvyze Egyptennaren dezelve beoefend hebben , 304. Noch ook in den ftand der Sterren, 304. Noch ook uit de Harmonia Mundi, 305. Noch uit de Leer der Harmonia Prcellabüha van leibnitz , ald. Magtfpreukigc vraagen ten dien opzigte kragtloos gemaakt, ald. Behendige Oplosïïng van de zwaarigheid uit de geboorte vart Tweelingen ontleend. 306 Menen , (Het hedendaagfche) befchreeven , 639. Charaéterfchets der tegenwoordige Bewoonderen. 640 ^artram, (W.) zyn Charaéter als Reiziger. 83 Iastür , (Klaas en piet) half Hottentotfchs Hollanders, hoe zy vaillant onthaalen, 700. Befchryving van hun Zuster, ald. Verflag hoe zy daar kwamen. 701 sekeering, (Schriftmaatfó denkbeeld van de) 650. Wat dezelve van den Mensch vordert. 651 ielastingtn , (Schets van) genoegzaam voor deezen Staat. 355 — op de Inkomften, voorgeftaan, 442. Gewraakt. 443 Urn, Boekery aldaar, 538. Regeeringsgefteltenisfe. ald. Sonivard, Prior van St. FiBor, byzonderheid zyner gevangenisfe- 535 Bv  BLADWYZER. Euonapahte , diens lof bezon-1 gen, 549. Diens afkomst, 588.Zyn vroege Vryheidsmin, ald. 2 Zyne Opvoeding en vroege Ge- C leerdheid en Moed, 589- Cbaraftertrekken, 590. VryvanFamiliezugt, ald. Goedhartig, 591-1 Zyn zwak voor de Oudheid verfchoond. 592I Bürke , diens Charafter, hoe zeer vergoelykt, in zeker punt laak j baar. 580 C. i falais, als een half Engelfche, half Frunjche, Stad befchreeven. 453. Calvyn , veeltyds te laag gefteld, o£ uitbundig gepreezen , 221. Overzig't van diens Character. 224 Carver, (Jonathan) een voor-, beeld, van in Engeland miskende verdienften, 447. Diens wydftrekkend plan, 448. In hoe verre, en hoe, volvoerd. 44° Christenen, (De mogelykheid van de Vereeniging der Proteftantfche) beweerd. 107 Christus, diens aankomst in den Hemel afgemaald. 372 Chur, Verflag van 'sBisfchops in-, komften, en de bepaalingen onder welke hy ftaat. 7°8 Conftitutie (Aanbelang voor Ne. derland, om eene goede) aan te neemen, 171. Het den Nederlandjchen Volke voorgeftelde plan, door hoe veel fteminen aangenomen , en door hoe veel verworpen, 524. Zwaarjgheid gemaakt wegens de bepaaling om in zeker tydsverloop' geene verandering daar in te mogen maaken, 528. Hoedanig dezelve moet weezen. Corinna, haar Les aan den jongen Dichter mndabus* 684 Cor.XV: 29. (Verklaaring van) z —-—« 50. (Aanmeiking over) 3 ' V: 4, opgehelderd. 3 'ypresfenboom, (De Virginijché) befchreeven. 87 D. anton. (Korte kenfehets van) 587 )avid , (Koning) als Dichter befchouwd. 41° 'Msmus , het denkbeeld daar van te brééd uitgebreid. 610 lokken, (Drooge') aangepreezen, 35. Aanmerkingen tegen dezelve. 36 Drenkelingen, in dezelven is het openftaan van de aars, en de wanhoopige verwydering der oogappelen , geen bewys van volftrekten dood. 302 Druiper , onderfcheide en meer en min gevaarlyke ftanden dier Kwaaie. 47a E. Pcce Homo. (Gedagten by het befpiegelen van een) 322 Eigeman , (W.) aanmerking hem betreffende. 594 Eigenbaat, hoe dezelve pp onderfcheide Standen werkt. 501 Engelands Handelingen omtrent den Vrede met Frankryk gefchetst, 577. Hoe noodzaaklyk voor dat Ryk de Vrede. 581 —— (Aan) een Dichtftukje. 600 Sngelfchen , (Schets van het gedrag der) even vóór de Omwenteling hier te lande. 314 ïuclides , van Megara, voordragt van diens duistere Wysbegeerte. 683 Ezels, (Het Feest des) vieripg van 't zelve fpottend befchreeven. 4* F. Vladdermynen, de Globe de Compresficn van behoor daar in aangepreezen. 43° Ccc 3' Frank-  BLADWYZEK. Franklin, diens zeggen wegens ( het aanneemen der Amerkaanfche Conftitutie. 527 Frankryk (Aanmerkingen over de oorzaak, dat) zich aan de NeA derlanden , in 1787, orttrok. 214. Handelwyze van Engeland omtrent den Oorlog en Vrede met Frankryk gefchetst , 577 Onbezorgdheid en Onverfchilligheid als de oorzaaken van het Schrikbewind in Frankryk aangemerkt, 586. Onderzoek van het verwyt, dat de Staats-» leden in Holland zich op beloofde Franfche hulp niet hadden moeten verlaaten , en , zo zy die gewantrouwd hadden, in tyds het oor aan fchikkingenhadden moeten leenen. 673 Franfchen, derzelver Inrukking over het Ys, in deeze landen , ( befchreeven, 315. Ongelooflyke voordeelen in deezen Oorlog door hun behaald. 395 Fkedrik willem , Koning van ( Pruisfen, diens Gefchil met ceobge den II, Keurvorst van( Hanover, 26. Hoe zeer op groote Mannen in den Krygs. dienst gefteld. 27 Friesland, ('t Gedrag van de Meerderheid der Staaten in)( berispt , 80. Over de Verklaa- • ring aldaar, den 5 May 1796, in de Grondvergaderingen ge-C vorderd. 267 G. geldmiddelen van den Staat, oorzaaken dat ze dikwyls ongered biyven. 123 Geloof in christus als de Borge , als het eenig behoedmiddel, aangepreezen, 187. Aanmerkingen hier over. 188, enz. Geneeskunde, Oorzaaken van derzelver gebrekkige beoefening ( hier te lande. " 569 Jen. III: 16-20. Bedenkingen daar over. 11 —. III: 22-24. Aanmerkingen deswegen. ald. liervogel, (Gebaarde') befchreeven , 53y. Van waar dezelve den naam van Lammergier draagt, 540, Het wegneemen van Kinderen geen beweezen ftuk, ald. Buffon en linnïeus hebben den Condor van America verkeerdlyk vcor den Lammergier genomen. ald. jodsdienst, (Christlyke) wat men door deszelfs inftandhouding op deeze wereld te verftaan hebbe, 334. Gronden op welke die inftandblyving rust. 335 •'' van deszelfs betrekking tot de Zeden en den Staat. 460 loederen, (Kerklyke) in Holland, welk eene befchikking v. d. koest 'er op wil gemaakt hebben. 633 •ordds, (In het maaken van) ftaken de Hebreen uit. 331 romichem , (By het beleg van) door de Fruisfen , de eerfte kogel daar op gefchooten door den Zoon des Burgemeesters dier Stad, van hoey, 676 rouïz. (Aanmerkingen wegens het in hegtenis neemen van den Baron) 24 'raauwbunderiand , (Algemeen verflag van) 702. Oorfprong der benaaminge , 707. Hun Landdag, 709. Congres, ald. Van het Straf 'gericht, 711. Getal der Inwoonderen, ald. Koophandel daar niet aangemoedigd, en waarom , ald. Aanmerkingen over de Khattijche. of Romanfche, Taal, daar gebruiklyk. 712 hondvaaarheden des Geloofs, Aanmerkingen des wegen. 296 H.  BLADWYZER. H. fjomriem , Volksondenvys en f' Leesbibliotheek te dier Ste-, de. 20 > Hannibal , Aanmerkingen over diens Tocht over het Alpisch Gebergte, 258. Aanmerkingen over diens verblyf te Capua. 261 Hebreen, (Brief aan de) onder, zoek wien aezelve tot Schryver gehad hebbe , 7- Door paulus in 't Hebreeuwsch gefchreeven.— li: 2 verklaard, 603. Aanmerking daar op. 604 —— Ih 11 ontvouwd. 602 . , III: 1. Aanmerking op eene verklaaring van dit vers. 6c6 , li; 10. Iets over de ver- taaling van dit vers. 607 Hebreers, hunne Gefchiktheid tot de Poëzy, overwogen en beweerd, 24" Hervormden, iets wegens hitn Regt op de Kerklyke Goederen in deeze Landen. ■ 425 Hervorming, te Morat, in Zwitztr land, by meerderheid van ftem men ingevoerd. 53; Hesiodos , als Dichter be fchouwd. , «58/ Hoky, (Van) Zoon eens Gorni chemfchen Burgemeesters, fchie het eerst van de Pruisfifch zyde op die Stad, en kryg van de Prinfesfe een Goui Horologie voor die daad te] gefcherke. 67 Hooglied. Zie salomo. II en IJl tot vers t ophelderende aanmerking hie over. 55 Ho:tentotten , derzelver Wapen oefening geestig befchreevei ÓS J. en I. Iacobus, (De Brief van) heeft I jesus syrach ten modél. 282 'bis, (Een nieuw ontdekte Vogel aan de Kaap, tot het Gedacht vanden)behoorende, befchreeven. 699 [esaia BH: 23, voor Bindzelen Gordels te leezen. 33 * Indiaanen , (Wilde) in Noord' America, onthouding van Vrouwlyke Kryg^gevangenen, 494Waar aan toe te fchryven, ald. Hoe en van wien Zy den Slaavenhandel leerden, 495- Hoe zy de overwonnelingen Vrou. wen - rokken aantrekken , ald. Wellustigheid der jonge Oorlogslieden , 496. Strenge ftraf op't Overfpel, 497- Algemeene Schets van hun Character. ald. Inenting der Kinderziekte, hoe ten eenigen tyde als een geheim van Staat voorgedraagen, 26. Berekening van het voordeel, dat de Inenting, in het verloop deezer Eeuwe, in aantal van Perfoonen voor Amjlerdam zou heb- • ben te wege gebragt , 519. Derzelver niet algemeenheid ■ verfpreidt de ziekte , en houdt . zeleevendig in groote Steden, • 667. Zie ook Kinderpokjes. ijfoana, groote voordeelen welke °. deeze Refidentieplaats geelt, t 544. Waar uit en hoe ge\ haald. 5*5 1 Joannes, de eerfte Brief diens, 5 Apostels, als een Fragment of Aanhangzel op diens Euangehe . aangemerkt. 282 rui 1 1 m h 15, verklaard. 458 9, . V: 7. Aanmerkingen over deeze plaats. 284 V: 20. Opheldering 3 hier van. 28S (Ds Leer en Spreektrant CCC4 van)  BLADWYZER. van) geheel naar dien v christus ingerigt. e K. j£aap de Goede Hoop , hoe mi cfaar over Hottentotsck Hollm befcbikte, 544. Geval van et «P zyn Wyn agtgeevend Pr dikant, ald. De landftreek, < vier - m ■ twintig Rivieren g< naamd, befchreeven, 695. Waa om men Vr alle voordeelt niet v.in trekt, 696.'t Gezigt 0 den Tafelberg aldaar, befchrei ven. 69 Kaarten, der Compagnie, van d Indifche Vaarwaters, zeer g< brekkig. 54 Kant , groote ophef van dien Wyfgeerte gemaakt, 51. Waa in zyne Wysgeerte van dit van leibnitz omtrent de Vtr fcbynzels vcttchilt, 53. Beden king over 't geen hy Aanfchou Wing noemt, 54. Over hei Schematismus des Verftands . 56. Vreemdheid der uitdruk kingen door hem gebezigd, 59 Over de Logifche en de wee zenlyke Mogelykheid, 60. Wegens het Idealismus, 61. Over de Amphibolie der RefleBieBegrippen. 62 Kinderpokjes, (Hoe zeer verfche en verfriste lugt, in de Natuurlyke) hoog te fchatten, 615. Ingeente, verfchil tusfchen dezelve en de Natuurlyke gelo-j chend,en dit tegengefprooken, ald Zie ook Inenting der Kir derpok jes. ] Kinkhoest, deeze kwaal ophelderende verfchynzelen, inde ontleede kinderen, daar aan genorven , waargenomen. 470D Kolommen, (Juliaanfché) Verflag van dezelve in Zwitzerlatid. 704 Xoolflqf, nut derzei ve tot den il groei der Planten. j6o mKvnk, in welk geval fchadelyk 2 voor Plantgewasfen. 160 L. 'v £and. Schildpad , befchreeven. 4 r . 26» n Lastdraagers van den Staat, by de 2- Romeinen, welke Perfoonen men Ie daar door te verftaan hebbe. 622 '■•Leeraaren, (De) die de Verklaat' ring niet nebben afgelegd, vern dedigd. 46 als Regter de zonden daadlyk - ftraft, beweerd. 233  BLADWYZER. T. sjrempe. (Schilderagtige befchr ving van het Dal van) 61 Tilly , (Graave vajsj) diei wydftrekkenden eisch afgefl gen. s Travers, ([abt de) eenig berij van dien bekwaamen Man. 71 Turken, (De) ontheeven van de blaam des Ontrouws jegens d by hun Ongeloovigen. . 63 Vaderlandsliefde, hoe deeze eene Monarchaale. hoe een Repubiikeinfche, Regeerin werkt, 18. Middelen om deze veby de Burgers aan tekwet ken, 19. Tot een Mom va Inhaaligheid by de Romeine foms gebruikt. 62 Vaillant, (LE)oordeel 'tgeei hy over zyne eigene fcbryt'wy ze velt. 6p Valteline, in Graauwbunderland zonderlinge Regeeringsform al daar, 705. Staat der Bevol ' king , en Armoede. 70c Veencohnien, in Groningerland , aanpryzend befchreeven. 207 Veenen (Het denkbeeld, dat een Noordwestlyke Storm een aantal Boomen in de)herwaards zou gedreeven of omvergefmeeten hebben, wederfprooken. 200 Veeziekte,waai in, die thans geheerscht heeft, van de laatstvoorgaande onderfcheiden is , 520. Beweerd dat de Befmetting alleen door leevende en niet door doode Lichaamen wordt medegedeeld, 521. Over de Pols• flagen der zieke Beesten. 523 Venetië, de Regeering aidaar niet zo drukkend befchreeven, als ze doorgaans afgemaald wordt, isf). Verkeering en onthaal te dier Stede, 127. Gewoone Leevens wyze der Grooten. 1281 Verhand, {Schriften van het Oude\ y- voor den Christen niet over- 6 t0lll£- is Verborgenheden des Geloof't', Ge 1^ rustiteJling by dezelve gefchetst. ;t Verbrugge, (PfI.) opgaye vg 2 sMans woelige Schriften en rr Lotgevallen, 400. Zyn flegt e Character ontleed. 402 7 Vermaak, naa den arbeid alleen weezenlyk. 477 n Verminkten, (Ziekenhuis voor de) n in de S tad Orbe, door den Heer g venel opgerigt. S3S -Vleeichbreuk. (Waarneemingen - wegens het wegneemen des 3 Bals in de) .2, 1Volksinvloed, (Wat efeenlyk aan5 leiding gegeeven hebbe om den) 1 in Hollani, op de Regeerings• beftellinge tot een voorftel ■■ y.in Staat te maaken, opgehelderd. 2Jp Volkslied van r. feith. 92 Volksftem, hos men met dat woord ' 'peelt, 28. Aanmerkingen omtrent dezelve, en hoe te begrypen. -g Vondelinghuis, (Groote fterfte der Kinderen in het) te Parys, oorzaaken daar van, 666. De ziekte Muguet genaamd, daar heerfchende, befchreeven, ald. Groot aantal van Kinderen, 't welk in die Huizen over 't algemeen fterft. 667 Voorst, (De Havezaat) in Gelderland, befchreeven. 72 Vrouwen, (Aanmerkingen over de Lectuur der) 94. Derzelver waarde ontvouwd, in vergelyking met die der Mannen , 345- In welk eene betrekking zy tot de Mannen ftaan. 346" Melk, aan zuurworden f onderhevig. 667 'ryhsid., (De ujcertfen van den Al-  BLADWYZER. Algemeenen Geest der) afgemaald. I2* Vuur, eene kwaal onder de Beesten, ook het Bloed en Darm- U vuur geheeten, waar in het beftaat, en onderfcheiden van de Veepest, 384. Waar uit het ontftaat, 385- Geneeswyze van V die kwaal. alliVyf-Specien , eene Belasting in Friesland ; waar in dezelve beftaat. 73 W. V TTSaarhedcn, (Godsdienftige) op eene zonderlinge wyze onderfcheiden. 654* Washington, diens oordeel over het aanneemen der Americaanfche Conltitutie. 5*8 Waterbreuken, de Infnyding, tot' derzelver geneezing , aange-" preezen. 427 Watergeuzen. (Verflag van de) Werf , (Pieter adriaanszobn^ van der) Byzonderheden van' diens Vader, een Vermaner'. onder de Doopsgezinden, 714. Zyn vertrek uit den Lande, om de vervolging te ontwyisen, 715. Is een vertrouwde van! Prins willem den 1, 716. Bedryven door hem als zodanig uitgevoerd, ald. Burgemeester te Leyden, 717. Een Voorftan- der van de Regten en Privilegiën der Stad , 718. 'sMans welverdiende lof. 719 rerkloosheid , ten tyde der Omwentelinge, in Frankryk , hoe men die zogt te regtvaardigen. 122 Willem de V, hoe door van de spiegel gekenfchetst, 631Welk een fom hy gezegd wordt medegenomen te hebben by zyn vertrek. 632 /iuter, (J. w. de) Vice-Admiraal, van Amftels Schouwtooneel begroet. 720 •/ysheid , (De) in het Spreukenboek Perfoonsverbeeldlyk ingevoerd. 328 en 558 Y. V>svelden , op het Alpijche Ge[ bergte, zyn niet in een geduurigen ftaat van aanneeming. 533 Z. ymdvlotd, zegt hetzelfde als " Watervloed. 432 luw (Het) der Kinderen, waarom zo bezwaarlyk dikwyls te verhelpen, 669. Hoe tegen te gaan. ald. Zwaanshals, (H. a.) als een flegtberugten befchreeven. 593 Zvo itzer land, (Wat men van da Volksvryheid, in eenige Cantons van) te denken hebbe. 538