ME NG E L WE R K9 VOOR 1797*   ALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTEROEFENINGEN, WAARIN DE BOEKEN en SCHRIFTEN, DIE DAGELYKS IN ONS VADERLAND EN ELDERS UITKOMEN, OORDEELKUNDIG TEVENS EN VRYMOEUIG VERHANDELD WORDEN. BENEVENS MENGELWERK, tot Fraaije Letteren, Konften en Weetenfchappen, betrekkelyk. TWEEDE STUK. VOOR 1 7 97- Met Plaaten. Te A M S T E R DU M, by A. van der KROE, en by J. Y N T E M A. 1797-   j N H O U D VAN HET MENGELtVERK, tot Fr aai je Letteren, Konjlen en Weetenjchappcn, betrekkelyk. Winstdoen , der Menfchen algemeen heerfchende Drift. . bL 1 Natuurkundige Berigten wegens Mexico, en eenige aldaar heerfchende Ziekten. * ,7 Verilag van het nog beftaande oorfpronglyk Schaapenras. Door Dr. pallas. . *5 Twee Waarneemingen, ftrekkende om opheldering te geeven aan het verfchynzel, hier te Lande bekend onder de benaaming van Opdoemen der Zee. Door a. elli- coxt Breedvoerig Verhaal der Uitbarfting van den Berg Vefuvius, in Zomer- en Hooimaand des JaarsMDCCXL.lv, in eenen Briève vari w. hamilton , K. B. t. K. aan j. banks, Bart. F. R. S. in de Komnglyke Sociëteit voorgeleezen, den 15 Jan. 1795. ï9 Schets der Regeeringe en des Charaders van Keizer maxi- miliaan den II. Door n. w. wraxall. Belangrvk Verilag eens nieuwen Wegs na de Oost - Indien, over Aleppo en Bagdad; veele byzonderheden van de Gewoonten en Zeden der Turken ontvouwende. Door d. campbell. . 33 De Beleefdheid als eene zedelykè hoedanigheid befchouwd. Zedelykè Bedenkingen. # ,.„  'NHOUD. Hiskia's Godsdiensthervorming befpiegeld Naar'^ni-i dmg van a Kon. XVül: LÏ?PJ .\^Xx\x^ Phsficus te Stettin ' ' Profes/oren Stads Natuurlyke IJi.torie.van de Cochenille, doormer-d n5? . Gdchiedkindige byzonderheden. Door Cgon Behngryk Ver/lag eens nieuwen We™ na de ,63 iten, over en *™X r&L . °°" fo" Cr«K>4| v„„ « 41 V D0C" CAMPUMi. Iets ver de *<«■ C*WS Kadeuud hekman sgheeee , befchonwd als Regent*?? Leer-  INHOUD. Leeraar der waare Vryheid. In een.e Redenvoering, uitgeiprooken in een Gezelfchap Vrienden van Vryheid en Orde, 1797- _ . _ 5°3 De Mensch van zyn Wieg tot aan zyn Graf. Fragment. 5*4 Brief van den Burger j. lublink, de Jonge, Reprelentant in de Nationaale Vergadering, wegens het Ontwerp van een Pa/igraphisch Woordenboek van Profesfor wor.ke, aan de Schryvers der Vader l. Letter oef. 510 Een waare Anecdote. . , , 5aI Iets over het agtflaan op Kleinigheden, in den dagelykfchen Ommegang. In eenen Brieve aan een uitgelachen Vriend. 5aa Algemeene Befchouwing van de Natuurlyke, Zedelykè en Euangeïifche Blykbaarheden voor een Toekomend . Leeven, en een ftaat van Vergelding in 't zelve. Door b. porteus. (Vervolg van bl. 491.) 5-5 Kort Verilag der uitfteekende Geneeskundige Vermogens van de Calx Antimonii Sulphurata Hofmanni — of Sul/ure Calcairc Antimonié. Door den Heer h. w. roüppUÏ M.D., enz. (Vervolg en Slot van bl. 495.) 532 Verilag van de Tumuli, of Hoogten, door den Hooglèelaar pallas in Kamtfchatka gevonden. 537 Byzonderheden, wegens Endvogels. 539 Iets naders, wegens den Engelfchen Landman r. bakewell. 54° Lefevensberigt van adam smith, L. L. D. Lid van da Koningl. Maatfchappyen te Londen en te Edcnburg. Door dugald stewart, F. R. S. E. 54* Befchryving van Buda , de Hoofdftad van Hungaryen. Door townson. 549 Brief van den Buiger thouin, Fransch Commisfaris in Italië, over de aldaar bekomene Kunstftukken; gefchreeven uit Livorno, 17 Jun. 1797. 55" Aan Aristus. Dicht/luk. 5Ó1 Algemeene Befchouwing van de Natuurlyke, Zedelykè en Euangeïifche Blykbaarheden voor een Toekomend Lee« ven, en een ftaat van Vergelding in 't zelve. Door b. porteus. (Vervolg van bl. 53a.) 5^9 Gemaklyke geneezing van een Slymprop in den Neus, (Polypus.y Door ficker, M. D. te Paderborn. 576 Nieuw Hulpmiddel tegen de Ontfteekingen. 578 Berigt van een vertoon van Licht, gelyk een Star, on. langs gezien op het donker gedeelte van de Maan, door  INHOUD. door 'Thomas stretton , met Aanmerkingen od die Waa'neeming, en die van Mr. wihuns, opgefteld, en aan ae Koningi. Sociëteit te Londen medegedeeld dour n. MAsivh.f.yne, D. D. F. R. S. *7q Verhaal van eenige zeer opmerkelyke Spelonken in het Voritendurn Biyreuth, en van de Beenderen, aldaar, bv het uitgraave.i, gev. nden. Getrokken uit een Beri*t deswe-en gegeeven door zyne Hoogheid den Markgraaf van Jnjpach, enz. & 7 is de trek orri de Leevensndodwendigheden te . verkrygen ; deeze verkreegen zynde., ié de begeerte, om in de geneugten dèr A 9 3*"  4 WINST - DOEN , zamenlcevinge te deelen, geen onvoeglyke dryfveer om meer dan het noodige te verwerven. Tot dus verre gevorderd zynde, wordt allesgevaarlyk, duister, en onbetreeden grond; en, lchoon wy nimmer de eerlykheid van begmzel uit het ooge mogen verliezen, kunnen wy niet nalaatcn, op de meerderheid, het gezag, de eerbetooningen, aan grooten Rykdom toegebragt, het oog te flaan- wv kunnen met nalaaten, als wy het groote Huis, het lustig Buiten, en den weidichen toeftel, onzes ryken Nabuurs belchouwen, te zeggen: „ Wie onderlcheidt ons*?" Dit is een gevaarlyk oogpunt. Die belchouwing, te verre voortgezet,kan ons tot gevaarlyke dwaaling, tot ilegte ftanpen, brengen; en, zo deeze de heillooze gevolgen niet zvn ontltaat daar uit, niet zelden, te onvredenheid over ons lot, en nyd, die de bron der genietingen, welke, in de daad, voor ons, in onzen kring, openttaan, vergiftioen; of ons uit die beroerde bron teugen van misnoegen en kwelling doen drinken. Ondanks de heerfchende zugt na Winst, is het, mvns bedunkens, eene der troostrykfte bedenkingen dat de meerderheid des Menschdoms te vrede is met het fchraale lot hun ten deele gevallen ; dat zy, fehoon gebooren met dezelfde neigingen en driften als hunne rvfedemenfchen, zich bepaalen tot leevensbezigheden van zulk eenen aart, dat het zedelyk onmogelyk is, met de aller- uiterlte bevlytiging , Rykdommen te verkrygen Deeze overdenking dunkt my zo waarlyk troostvol voor een welgeteld hart, dat wy veel van de dwaasheid en inoodheid des Menschdoms moeten vergeeven,en op deezea gunlHgen kant van de Menschlyke Natuur,voor eene wyl, het oog vestigen. In meest alle handwerken, zyn 'er duizenden, die nooit kunnen droomen, dat zy ooit Meesters, en, lan?s dien weg, ryk zullen worden! Slaat het oog op die Millioenen, die, door alle eeuwen heen, te vrede geweest zyn met het lot van arbeiden, en anderen dienstbaar te weezen; onder hun moge men llegten en onwaardigen aantreden, verre, wyd en verre, de grootfte meerderheid beitaat uit eerlyke, vlytige en maatige, lieden. Hoe veelen deezer zetten zich tot bezigheden van den gevaarlykden en fchadelylciten aart ; hoe veelen winnen hun dagelyks brood in de morsfigfte bezigheden ; hoe veelen zyn 'er m de Mynwerken als begraaven; hoe veelen ftellen zich bloot aan de ontzettendfte Zeegevaaien, aan den wisfel- beiir-  DE ALGEMEEN HEERSCHENDE DRIFT. 5 beurtigen Oorlogskans; bykans met eene volftrekte zekerheid kunnende vooruit rekenen, dat zy in de diepte des Oceaans, of op het Slagveld, hun graf zullen vinden? De voordeden, door de meesten deezer te behaalen, kunnen niet wel met den naam van Rykdommen beftempeld worden; zy zyn gefchikt, en niet meer, om hun de lcevensnoodwendigheden, en foms eenige aangenaamheden van 't leeven, te bezorgen; en, doen zy dit, dan hooren wy zelden de weeklagten van te onvredenheid en het morren des misnoegens. Aan zulk eene ongelykheid van Staat en Lot onderwerpt zich de Mensch, met eene grooter gelaatenheid dan wy vooraf zouden berekenen. En fchynt het volItrekt onbegryplyk voor iemand in den zagten ichoot des overvloeds gezeten, hoe zo veele Menfchen zich kunnen fchikken tot eene leevenswyze, in de beste van welke hy zich elendig zou agten ; en de veelvuldige voorbeelden van wanhoop en krankzinnigheid, veelal het deerlyk lot der zodanigen, die een groote lotwisfeling van rykdom tot armoede ondergaan hebben, wyzen ten vollen uit, dat dit denkbeeld niet van grond ontbloot is. Misfchien — want gisfing mag verfchoond worden ten aanziene eens onderwerps, uit zynen aart zo vatbaar voor veelvuldige befpiegeling misfchien heeft de God- lyke Voorzienigheid in de harten van de meerderheid des Menschdoms (ên deezen, van welken ik gefpiooken heb, maaken verre de meerderheid uit,) zo een ligt bovenkomend bezef ingeplant van de gevaaren en de verzoekingen, aan welke zich de Ryken op deeze wereld blootgefteld vinden , dat hetzelve die Weltevredenheid baare, welke wy in de laagere leevensftanden zo vaak ontmoeten. . Een bezef van deezen aart kan zeer ligt fterkte ontvangen door ondervinding van de waarheid der (tellingen eens welfpreekenden Schryvers , „ dat, van de veelvuldige kunlïen om Ryk te worden, de meeste, in den „ eerften opflag zelve, onovereenbrenglyk zyn met de j, voorfchriften van deugd; eenige zyn openbaar fchurks „ agtig, en worden gepleegd, niet alleen met verwaarloo„ zing, maar roet uittarting, van alles wat goede trouw. „ en regtvaardigheid mag heeten; en de overige zyn aan „ alle zyden dermaate omringd met geftaage verzoekin„ gen, dat zeer weinigen, zelfs van de zodanigen, die niet als geheel aan de boosheid overgegeeven befchonwu A 3 « m~  $ WINST-BOEN, DE ALGEMEEN HEERSCHENDE DRIFT, „ mogen worden, zich in ftaat bevinden om hunne on,, Ichuld te bewaaren." Het mag, derhalven, als een byzonder merkteken van de gunst des Hemels gehouden worden, wanneer een Mensch geene. ongeregelde zugt na Rykdommen in zyn harte gevoelt; geene jaloufy opvat omtrent de zodanigen, die, ten deezen, opzigte/zich in voordeeliger omftandigheden geplaatst vinden; en geene van die zwakheden ontwaar wordt, waar door de Mensch zich laat vervoeren tot alle ftappen van eerloosheid , 'om dat geen te verkrygen, 't welk zy niet weeten hoe te gebruiken; en waar van het eemg voeglyk gebruik.zou weezen, dezelve te bekeeren tot draden van vergelding en boetedoening. Onder meerandere onheilen,welke Rykdommen, langs een onvoegiyken en oneerlyken weg verkreegen , en niet tot oorbaare einden aangewend, te wege gebragt hebben, mag, met het hoogfte regt, gerekend worden, het ftaag toeneemend gebrek van vertrouwen tusfehen de Menichen, t geen de bron van alle onze gezellige genietingen vergif ngt. Dit kwaad onder de zonne zullen wy ook het meest en fterkst heerfchend vinden, waar de Winen Hebzugt het gelukkigst geflaagd zyn. Dit levert een ander bewys op om ons te overtuigen van het meerder geluk der zodanigen, die de zoetigheden niet gekend of gelmaakt hebben van welgeilaarJe Gierigheid. " In^iert wy,"- om de woorden des zo even aangetoosenen Schryvers te gebruiken , „ deu tegenwoordigen ftaat „ der wereld befchotrwen, zal men ontwaar worden, dat J5 alle vertrouwen van onder, de Kinderen der Menfchen ,, verbannen is; dat geen Mensch, in gevallen by welke „ Geld gewaagd wordt, het laat aankomen op de goede „ Irouw. van zynen Medemensen. Het, is onmogelyk, ,,de breedvoerige Papieren, waarin elke Verbintenis s, begreepen wordt, met alle de daar in te nedergefchree„ vene betuigingen, met alle de daar aan hangende Zegels, „ te zien, zonder' zich te' verwonderen over de verdor„ venheid dier weezens, die van het verbreeken der ge„ daane beloften moeten te rug gehouden worden door $ dusdanige openlyke bekragtigingen, die zulke middelen ,, noodig hebben, om dubbelzinnigheden en uitvlugten „ te voorkomen. Onder alle befchimpingen, door de. ,, dwaasheid of fnoodheid der menfchen veroorzaakt, is „ er geen fterker en fteekeliger, dan dusdanige Verbinte■y nis-Papieren."- ; ■ NA-  BERICHTEN WEGENS MEXIKO. 7 NATUURKUNDIGE BERICHTEN WEGENS MEXIKO, EN EENIGE ALDAAR HEERSCHENDE ZIEKTEN. (Uit het Hoogduitsch.) ■\V7anneer men van Panama tot Californien, van daar W naar Sonora, en weder van Carthagena tot aan de Misftfippi-rivier, een lyn trekken wilde; zo zouden deeze Spaanfche bezittingen veele duizend Quadraat - mylen uitmaaken, en, volgens deeze groote uitgeftiektheid en verfchillende ligging, moet ook de geftcldheid des Bodems en van het Climaat zeer verfchillende zyn. Een groot gedeelte hier van heeft ten Westen hooge bergen, welke, met de Cordilleras vereenigd, echter niet zo hoog zyn; ten Oosten grenzen deeze landen aan de Golf van Mcxiko; zyn zeer laag (*J , en naauwlyks boven de oppervlakte der Zee verheven; dit geldt voornaamlyk ten opzichte van de Honduras, Jucatan, Carthagena, en meer landen alle zeer aan overftroomingen blootgefteld ; poelen en moerasfen zyn hier meenigvuldig , voornaamlvk by Vera Crux; ook zyn 'er veele zandige ftreeken, in welke beftendig een fyn ftof door den wind omgevoerd wordt. Aan vruchtbaare gronden is 'er geen gebrek, en op zommige plaatfen groeijen allerley foorten van vrugten zeer wel; ook brengt dit land veele uitmuntende Geneesmiddelen, als de Jalappa, Mechoakanna en meer andere, voort. Eenige boven den Keerkring geleeen landen hebben gebrek aan regen, en zyn daarom zeer dor; daarentegen worden de naby den Golf gelegen landen iaarlyks met vreeslyke ftormen, overftroommg, onweders en regenbuijen, bezogt, en dan begint het ongezonde Jaargety. Eene menigte groote (t) roofgierige Zeehonden, welke in de haven dringen, en een dikke duistere wolk, die met donder en blixem langzaam uit het Zuiden koomt, zyn de fchriklyke voorbooden der vreeslyke overftroomingen en regenvloeden, welke, weinig dagen daarna, als 't ware, van den Hemel ftorten, en de geheele oppervlaken Ulloa Phyfik. und liifl. nachrkhten von füdlkhen und nord'óstlkhen Amerika. (t) ]. lind Ferfuch über die krankheiten , denen Europaer in heiifen Climateti 'mtemorfen find. Leipfia 1773- f- i°5A 4  S BERICHTEN' vlakte des lands met water bedekken. De Rivieren zwellen hier door dermaate op, dat het Zeewater tot op verfcheiden mylen ver daarvan verzoet, en bvna 10 mylen van de kust noch ilykerig is. Het is daarom niet te verwonderen, dat de meeste aan de Zee en Rivieren gelegen Steden en Havens niet alleen ongezond, maar den Europeaanen zelfs doodelyk zyn , terwyl eenige van de bergen zodanig zyn ingefloten, dat hun alle toegang der winden ontbreekt. Aan deeze plaatfen zou het Zeewater in korten tyd bedorven worden, en den Visichen een waar vergif zyn, als het niet door zekere tl !\-\a eT fterke beweeging gehouden wierd. Van deeze ftilftaande en bedorven lugt worden de lieden, als zy zich hier eenige dagen opgehouden hebben, eensklaps, met hevige braakingen, hoofdpynen en rillin°en, aangevallen, en in a of 3 dagen gaat het geheel lichaam in bederf over, en het opgeloste bloed dringt door a le de zweetgaten naar buiten. Niet alleen zyn de kusten zo ongezond, maar men heeft ook opgemerkt, dat de telkens wederkeerende regens, en de daarmede verzelde rv'fofndH ZjKekt,Cn' ?P fe heete' moerasfige, boschryke of unbearbeide, plaatfen op het vasteland veel heviger zyn, dan op de omliggende Eilanden f *) Zelfs de regen heeft aan eenige oorden nadeelige eigenfchanjen (D , dewyl hy hef lichaam uitterbaaten SS, en, als zwaare hagel, b. v. in Guaxaka, op de huid nedervait. Indien verders allerhande foorten van ongedierte een ongezond Climaat betekenen, zo kan men" 25 van de menigte derzelven, aan de fchadelykheid van deSë andftreek met meer twyfelen ; want, Vaar men zich wendt, vind men ze m. eene ontelbaare menigte Pa»ÖÖ m Slagen; Carthagena van Vleermui- fen, m Portobello krielt het van Padden, en in Guatimala van Haaged.sfen. De hitte is in deeze landllreekS, eeïe praatfen uugenoomen, waar geene winden kooroen ffi «en, geheel met onverdraaglyk! Want daar 'er, béhalven $ % WInden' 33et ""*sr de O. winden waaijen, zo brengen (*) Lind, ter aaugeh. plaatze, iÜRg 'Trir m M9?ionLLe W mci '« ^ & .^12 PE rpe'v\ Wytgeevge beri«en over de Efrvptenaarem « Cmneefen. Deventer 17,-3. üi/het Fran.ch 3 pf 155. ^  WEGENS MEXÏKO. $ een zv echter, offchoon door het heetfte Van JEthiopien fetrokken zynde, geene zeer groote hitte mede , wyl tv door de Atlantifche Zee reeds fterk verkoeld zyn; daar bv koomt noch de nahyheid van de groote Zeegolf, en de menigvuldige regens, welke alle ter verkoeling zeer veel afdoen. Deeze (treek lands is dus zo heet met, als men,-volgens zyne breedte te oordeelen, wel denken, zou. Volkryk kan men dit land tegenwoordig ook niet noemen. Want het geen hier door de ongezonde lugt niet weggerukt word, gaat, helaas! door de SpaanfcheRedering verlooren. Het volk word hier geweldig onderdrukt , en men ftaat hun niet toe , van alle die middelen gebruik te maaken, welke hun door de Voorzienigheid gefchonken zyn. Een enkel voorbeeld. Te Jucatan (*) groeijen de Cocosnooten zeer menigvuldig; zy zyn den Inwooners niet alleen ter voeding, maar zy bedienen 'er zich ook van, in plaats van geld. De Regeeihi"- heeft echter op de voortteeling deezes zo nuttigen booms een ftreng verbod gelegd. — Indujtric te bevor^ deren, ftrydt met Spaanfche wysheid. Men zoekt bever den inwooneren de waardy van hun land te verbergen; weinigen kennen daarom ook hunne eigen producten. Te Vera°Cmx, b. v. vond de monoville veel Jalappawortel; dit was hun echter onbekend. Men liet die wortel, niet zonder groote kosten,van Xalappa koomen; ook wisten veele Inwooners in N. Spanjen niet eens recht, waar de Cochenille groeide. By zodanige omftandigheden ontftaat in het land des overvloeds niet zelden eene hongersnood. Het is noch maar weinige jaaren geleden, zegt de zo even aangehaalde Schryver, dat, uit hoofde van honger en elende, byna 40,000 menfchen te Jucatan om 't leven geraakt zyn. Rekent men hier by de op veele plaatfen zo ongezonde lugt, en de elende, welke zo veele duizende menfchen in de bergwerken ondergaan moeten, zal men ophouden zich te verwonderen, dat op deeze uitgeftrekteoppervlakte van den aardbodem, over 't algemeen, van Spanjaarden, Indiaanen, Mestizen en Negers, niet meer dan één millioen menfchen woonen (t). Ten tyde van montezuma was de bevolking zekerlyk veel grooter; daar van daan koomen ook tegenwoordig meer door (*) T. de monqvh.i.e , ter aangeh. pi. (I; ibidem*. A 5  f° BERICHTEN fut/, onT^ gieriSbeid' *» wel door de ongezonde Na deeze algemeene berichten 7nli™ plaatfen zelve napier befchouwen De ËSfi&Vg zond (*), daar integendeel te Vera Cr, r £ SgNhB7tt; 16 ^r^^JSS^X f; V/ vS *]aar 1780 wilde» de Engclfchen deeze Spaanfckc Vesting veroveren. Men zond 'er ten dien einde mt Jamaika 1800 man troupen heen • MiaAnttjTt. deeze te laat; het regenagSg J^?ÖF*J^ zo als m alle onder de Keerkringen seleWn 1 V heeft, verydelde het welberaamde eft» &2 deeze geheele onderneeming opgeeven na dat ^- ^ man door ziekten omgekooinen^aren; in 't geheel SF men 'er maar 300 weder te rucr w«t .fe kwaadaartige tus^chenpoo/ende Kfórtfe^^nTelkelS zeer voorzigtig met de A^W moest omgaan (f). De Engdfche bezittingen in de baai van #4/«r*i en aan de kust van Momauiije, zyn,wel is ivaar niefzeer gezond, echter ten opzichte van die aan de foSS «vier en M,rtó, of Dood- rivier, gezond te SS Deeze laatfte word van de J/^wL dus genoemd wegens het weglterven van alle die geenen vfnTunbe Natie, weke op verfchillende tyden zich daar getrast hebben neder te zetten Glayaauilis,u t ffide zyner poe en , moerasfen en menigte van Infeften, vol ™ nadelige dampen CO Op veele andere plaal fen dringt fiet Zeewater in de dyken en groeven van het vasteland vermengt zich me/het zoete" water, en gaat tot bederf over : men gebruikt een groot aantal menfchen , om dit water door Kanaalen af te ]§den, en onder dit werk vervallen veele in de hier onder befchreeven Koorts CD- - Het Climaat van GuLSfs met ongezond, wyl'er niet veel moerasfen zyn ; de nachten zyn er echter, vergeleeken met de hitte van den dag, zeer koud: als men zich hier 's avonds i» de open lugt (*) Lind , ter aang. pl. (tJ Moselit Abhandlung von den Krankheden zwifchen den Wendectrkeln. Nurnberg, 1790, f. 03. *wj<-nen aen CO Abt r[CHürd's natürlkhe Gefchichte der Luft. oter Th rrankr. und Leip^ig, 1773. J (§) Chappe d'autüroChe Reife nach Californien.  WEGENS MEXIKO. II lugt nederlegt, worden alle leden ftyf en onbeweeglyk; ook de regen, die als hagel neder valt, verwekt eene zeer trevoelige koude, en doet ligt nadeel 0, Eene der groottte onaangenaamheden van het Climaat van Mexiko veroorzaakt eene foort van Vloo (Pulex penetrans,) welke men hier Nigen noemt, Zy houden zich het meest op in moerasfige plaatfen, waarom men ze ook menigvuldig in den omtrek van Vera Crux vindt, Gewoonlyk dringt dit Mekt door de huid der handen en voeten tot in het vleesch, waar het een hevig jeuken verwekt. Dit Dier wikkelt zich in eene kleine ronde blaas, ter grootte van een erwt, en legt daar zyne eitjes. Men moet door eene infneede de blaas geheel wegneemen; drukt men het echter op eene ongefchikte wyze'in Hukken, dan word de geheele blaas met eijeren, en de naderhand daar uitontftaande Infekten, aangevuld, waar uit gewoonlyk een doodelyke brand gebooren Word. In dit geval is men dan gedwongen, het geheel Huk vleesch weg tc neemen. De Indiaanen worden hiervan , wyl zy met ontbloote voeten gaan, het meest gekweld; getuigen zyn de menigte van lidtekenen, welke zy aan de voeten hebben. Zy zyn ook tot de operatie de geichiktfte, en vullen oogenbliklyk de opening-met talk, om het indringen van het water, welk, volgens hun zeggen, van doodelyke gevolgen is, te beletten (£). Fii-EZiER zag deeze Nigen ook in Peru. De Inwooners van Mexiko onderfcheiden zich niet alleen door hunne armoede en onweetendheid;want in Guaxafci weet men naauwlyks, zo als reeds aangemerkt is, dat hier de Cochenille gevonden word ; maar ook zyn ze wegens hunne morsfigheid beroemd, welke zy in hunne fpyfen, wooningen en kleeding, duidelyk aan den dag legoen • __ van daar huidziekten, welke met de zogenaamde melaatsheid eenige gelykheid hebben, en die men te Orisfava, en meer andere plaatfen, vry algemeen aantreft(j). Moogelyk zyn ook daarom de Koortfen 'er meer kwaad- aartjg. i Want aan de zo even genoemde ongezonde plaatfen zyn de Koortfen en Buikloopen niet alleen menigvuldig, maar ook 'voor de Europcaanen zeer gevaarlyk; voornaamlyk echter zyn de zogenaamdegeele Koorts, waar (*) T. de MONoyiLLE, ter aang. pl. (t) Chappe d'auterochi; , ter aang. pl. C|; T. de monoville, ter aang. pl.  ïs berichten waar aan ook chappe d'auteroche ftierf en de nek zwarte braakingen , welke in de landtaal Mala Juaït genoemd worden, de geesfels van Mexiko. Deez^Sk/a heeft men hier 't eerst in i736 befpeurd, toen zv ' der Inwooners wegroofde. In 1761 ftierven V, ,,nrl 3 aan Alleen in de Stad ^L^g^eJ^L^ de Kinderpokken , 25000 menfehe? C*) Dee"è riekte caradtenleert zich voornaamlyk door eene fchiefvke ont binding van het bloed, welk uit neus en moXririT en waar mede zwarte braakingen verzeld Z 5 g t' noch door andere doodlyke tolVaV?Te Sen geloof de men, dat deeze Koorts het eerst met een S~h,v2* .Sfc» naar de West-Indien gebraa was waa™r?iPrtU ' da™nr+d,e Be&md woS" dT beroem¬ de lino (O, echter, ,s van gevoelen, dat men denTronrf hier van m de natuur van het Climaat, en in de kevenswvÏÏ veeier nieuw aangelande Europürs, op ï ffS - Het zwarte braaken maakt niet zo zeeï de natuur der ziekte uit, maar is veelmeer als een toeval derzel ve aan te zien - Alle ontlastingen van dikke voSL den zyn hierby zeer gevaarlyk, en men heeft voorbedden, dat zy, die, uit hoofde van een ander toevah eene purgatie gebruikt, of zich eene ader hadden moeten laaien openen , in deeze ziekte vervallen zyn m. \n xtko » verders de Waterzugt, waar van ook dampier aangetast wierd, vry algemeen C§3- R Men zegt, dat in dit land het lichaam niet die kragt Van het voedzel êeniet' die men 'er van ver. wagt. Thomas; «age verzekert, aan zich zeiven ondervonden te hebben, dat men, in Mexiko, 3 uu S het gebruik van eene goede maaltyd, uit Schaapen - Osfen- of ander vleesch _ begaande, reeds weder honger heeft en «vaar loopt in eene flaauwte te vallen, % men nier ipoedig chocolade, befchuit of iets dergeljks, van nieuws ge- £'iam; d'^wterocfie, ter aang. pl. ft) Ter aang. pl. f. 108. >-!■) CHArPE d'auteroche , ter aang. pl (S) TmtRY's Erfithrungenf, 35."  WEGENS MEXIKO. *3 gebruikt (*). Dus is het waarfchynlyk in het biiinenfte drooge gedeelte des lands niet gefield ; want de Wilde MeMkaancn, welke verder landwaarts in woonen,zyn meest alle flerke en gezonde lieden; en, daar zy veel en dikwyls raauw vleesch eeten, zyn zy zelfs wreed (f). Hunne kinderen worden, reeds van de vroeglte jeugd af aan, llreng opgevoed, en moeten altoos blootshoofds gaan. Men le in warme baden, waar door veelen het leven verlooren. In 't algemeen fleiven van deeze JNatie de meesten aan pokken en mangelen, en de oogziekten zyn 'er, van wegens het menigvuldig zand en itol, zeer algemeen. to Onder de Inlandfche Geneesmiddelen behooren teüaa* gedtsfcn, welke by de Indiaanen te Guatiml^tnWvnldig m gebruik zyn. Zo wel die op de boomen als aan ,? 2Ü W°rden' zond« benige dieet daar by in acht te neemen, ten geneeskundigen gebruike aangewend; zy eeten ze zelfsf noch warm JSg&% ^sln4^f%Éè?m Spmnsch Geesteiykë wL " £^ttAattf?l> een DorP ™by Guatemala gelegen , zag, hoe de daar woonende Indiaanen een Meisje, in den boogften graad Venerisch zynde, alleen door 5.Lftei\Va£ ri3Te H™ëedisfen genazen, en hy zelve redde naderhand door dit zelfde middel een Vriend welke van alle daar ter plaatfe woonende Geneesheeren reeds voor ongeneesbaar verklaard was. ue51'euen Op den 3den dag, toen hy noch maar eerst drie Haase. ^«/« gebruikt had, gevoelde hy eene algemeene hine zweette zeer Iterk, en had een overvloedigen geelag gen nfezerï nee^r^a/er5g,ebrUikt tehetól< wasïly fe neezen. De Haagedtsfen worden, na dat 'er de ingewanden uitgenomen zyn, en het vel afgetrokken is, de kop £lt en pooten afgefneden, en de romp van r tot 3 ftukken dagelyks raauw en noch warm gegeeten. 21t Ve?fcheide landen van Europa heeft men naderhand hiermede proeven genomen, en men verzekert, dat de Heer Ü til $rS£rT nUti" fCÏrrheufe en **#«A. veU,L^-*tklyTl r-y ^JP^uanha, de Contrajer- Sabadellen-zaadi te Cochenille; de Liquid - Ambar; de •Store* de Tacamahacgom; de Gom Caranna ZTVr™' Uk dC ^™ koomt ^CalpeXl iiï&ttff:*0"*en Ult de Provimie ro/«'de n MlCHAëLIS, Afcrf. ƒ>,-. 2?#/. r Th. f. 320. VER-  verslag VAN EEN SCHAAPEN-RAS T£ verslas van het nog bestaande oorspronglyk. schaapen 'r.as. (Ontleend uit Dr. pallas Specilegia Zoologicai) TVTeinig denkbeeld hadden wy, dat van het hoogstnutW tig zeer oud Huisdier, het Schaap , 't welk door dien Huislyken ftaat eene groote menigte van veranderingen ondergaan heeft, nog heden ten dage ergens in den wilden en oorfpronglyken ftaat zou voorhanden weezen. Ondertusfchen blykt het, dat 'er thans eene foort vaa Schaapen gevonden wordt, in den volkomenften ftaat vaa Wildheid, niet in ééne plaats, maar op verfchillende plaatzen, en wyd van den anderen gelegene Gewesten. Aan den zo vlytigen als naauwkeurigen Nalpeurder der Natuurlyke Historie, Dr. pallas, zyn wy de Ontdekking verfchuldigd van het Dier, door hem Ovis fera, of het Wilde Schaap, geheeten. 't Welk wy thans onzen Leezeren, op voorgang deezes Schryvcrs, nader willen doen kennen; ons egter bepaalende tot eene algemeene Befchryving van dit Dier, welks Afftammelingen , de wyde Wereld door verfpreid, zo veele gedaantverwisfelingen, als wy in dit Dierenfoort aantreffen, ondergaan hebben. Dr. pallas vondt dit Wilde Schaap , in al deszelfs aangeboorene fterkte, wakker- en ftoutmoedigheid, als een Bewoonervan die ontzaglyke Bergketen, welke door het midden van Afia tot de Oosterzee loopt, en zich uitfpreidt tot Groot Tartaryen, China en de Indien. Het Wilde Schaap, 't welk de Heer pallas houdt voor de Mufimon van plinius, en de Ophion der Grieken, draagt by de Inwoonderen van Siberië den naam van Argali, zo veel als Wild Schaap; de Rus/en noemen het Kamennoi barann, of 't Schaap der rotzen ; dewyl het zich doorgaans in de rotzen onthoudt. Dit Wilde Schaap fchept vermaak in de barre rotzen van de evengemelde Afiatifche Bergketen, waar men het fteeds aantreft, zich in de zon bakerende; het vermydt de met bosfehen begroeide bergen, en alle plaatzen, waar zich voorwerpen opdoen, die het rechtftreeks ontvangen van de ftraalen der zonne onderfcheppen. k Het Voedzel deezer Wilde Schaapen beftaat in planten en  Verslag en heestergewasfen, welke het in de zo geliefde rotzen aan* tieft. Zy geeven de voorkeuze aan eene gemaatigde Lugtftreek, ichoon zy die van het Afiatisch Siberië f& verïmaaden; dewyl zy daar de by hun zo hoog beminde barre rotzen , onbelemmerden zonnefchyn , en Planter? vinden die op hooge Bergen groeijen. De Wilde Schal pen treft men zelfs aan op den kouden Oostlyken uithoek van Stfew en Kamtfchatka. 't Welk ten overtuiglyken blyke ftrekt, dat de Natuur aan het Schaap, intleft wilden ftaat, een zeer ruim perk heeft opengefteld; een perk, dat in ruimte evenaart de groote uitgebreidheid welke zy aan den Mensch den Heer der Sch^Jnge, li fchonken heeft. Zulks dient ter wededpraake van de telling, door veelen beweerd, dat het Schaap een plaats- Üodem SeJÜlï ^ t0t » to rd" De Argali of Wilde Schaapen, beminnen de eenzaamheid, of misfchien volftrekte vryheid; uit deezen hoofde fchuwen zy de alles aan zich onderwerpende Menfchen* en verhaten al engskens een land naar maate het meer bevolkt wordt, indien geene onoverkomelyke hinderpaalen de vlugt beletten. Dit gaat zo verre, dat Dr. pallas ge ooft, dat niets, dan de omringende Zee, reden kan opleveren, waarom men Wilde Schaapen op een bl woond Eiland, gelyk zomtyds het geval is, aantreft Voor het fmelten der Sneeuw brengt het Wyfje' ion* gen voort. Het Lam gelykt veel op een jongen Geit uitgezonderd dat het een plat vooruitwekend vSorhoofd, in flede van hoornen, heeft, en dat het bedekt is met kteur kronkelend hair van een donker groene Geea Dier is zo fchuw als de Wilde Schaapen: het is bykans onmogelyk dezelve te agterhaalen op zulk eert grond als zy hefst en meest bewoonen. Naage/et, loopen zy met rechtuit weg ; maar maaken wendingen , even als een Haas; ten zelfden tyde opklimmende, en, met Stelde."2' v!ugbeid' de hooêfte bergtoppen be. In dezelfde maate als de oude Wilde Schaapen ontembaar zyn, wordt het jong gereedlyk getemd eerst met melk gevoed, en voorts met het zelfcle voedze a andere Schaapen. Hier van heeft men herhaalde proephatfe?0111211 10 R*sfifch6 Vas.dSheden te gemelde? Dit  VAN ÈËN SCHAAPEN-RAS. t? Bit Dier bewoonde eertyds, in grooten getale, de gewesten omftreeks de Boven - Iriisch , en eenige andere oorden van Siberië , waar men het niet meer aantreft, zints 'er Volkplantingen in deeze ftreeken aangelegd zyn. Het Wilde Schaap is veelvuldig in de Mongalifche, Songarifche en Tartaarfche, Gebergten , waar het de zo geliefde eenzaamheid en vryheid vindt. Men vindt de Wilde Schaapen desgelyks aan de oevers van de Len, tot de hoogte van 60 gr. Noorderbreedte, en zy teelen voort in Kamtfchatka. Desgelyks treft men de Wilde Schaapen' aan op het Gebergte in Perfie. Van deeze verfcheidenheid is een opgezet Dier in het Mufeum van de Academie der Weetenfchappen van de Keizerin, daar gezonden door den Heer gmelin , die omtrent gelyktydig met den Hoogleeraar pallas reisde. Men wil ook, dat dit Wilde Schaap, op de Kuril-Eilanden , zeer groot van geftalte , en zeer fchoon, voorkomt. twee waarneemingen, strekkende om opheldering 'te geeven aan het verschynzel , hier. te lande bekend onder de benaamin© van Opdoemen der Zee; zynde een ExtraÈt of a Letter from andrew ellicott to david rittenhouse, Esq. dated at Pittsburg Nuv. 5, 1787, containing Obfervations at the Lake Brie. Ontleend uit de TranfaStions of the American Philofophical Society , held at ' ► Philadelphia,forpromoting ufefulKnov/- ledge. Vol. III. 1793. 's \ vonds den 12 van Sept. 1787, hadden wy een fraai J\ Noorderlicht. Den volgenden dag was de lugt betrokken; doch zonder regen. Omtrent den middag kon men het laage Schier-Eiland, Presque- Isle genaamd, 't welk, daar het op een afftand van vyf en twintig mylen ligt, doorgaans van den oever des Meirs Eric niet kan gezien worden, van daar befchouwen, als verre boven den Gezigteinder verheeven. Zag men na hetzelve door een acromatifche Telescoop, dan kon men de boomtakken duidelyk onderfcheiden. — Zonderling was het, by dit meng. 1797. no. 1. B Ver-  Ia OVER HET OPDOEMEN DER ZEE. Verfchynzel, waar te neemen, dat men het Schier.Eiland dikwyls dubbel zag; de onderfcheide beelden, boven elkander verheeven, herhaalde keeren zich van een fcheidende en weder zamenvallende. In den avond ftak er eene frisfe koelte op, die de volgende dagen in een lchnklyken ftorm veranderde. Deeze Waarneemingen veiTchaffen eene handleiding ter nafpeunng van een zonderling Verfchynzel, 't welk onze Zeelieden Looming noemen, ('t Zelfde, 't geen, althans in Noordholland, onder den naam van Opdoemen der. Zee bekend is (*)). Men zou van 't zelve, tot verklaaring, 't volgende kunnen aanmerken. Het valt gereedlyk te begrypen, dat, 't geen toegefchreeven moet worden aan de opeenvolgende toeneeming van de ylheid op onderfcheide hoogten in den Dampkring, de Lichtftraalen, van eenen afftand komende, onveranderlyk geboogen worden na 's aardryks oppervlakte en, uit deezen hoofde, aan de Voorwerpen eene fchynbaare opheffing byzetten. Indien deeze toeneemin? van ylheid, door eenige toevallige oorzaak, vermeerderd wordt, zal de Straalbuiging, en het uitwerkzel daar van voortkomende, naar evenredigheid, grooter weezen. - Dit nu grypt daadlyk plaats in het evengemelde geval. De bleekheid des uitfpanzels, en de ftorm, die gewoonlyk volgt, wyzen beide uit, dat op geene zeer groote hoogte de lugt met vogtigheid vervuld is: deeze verfchaft aan die vloeiftoffe zulk eene elasticiteit, als dezelve in ftaat ftelt, om, met eenen minderen graad van digtheid den daar op rustenden Dampkring te draagen. ■ De dubbele vertooning, boven vermeld, mag toegefchreeven worden aan twee dryvende lugtbeddingen, met eene onderlcheide maate van vogtigheid belaaden, en waarfchynlyk veroorzaakt door tegen elkander overrtaande lugtftroomen. ° (♦) Zie de Waarneemingen omtrent het Opdoemen der Zui. derzee, door j. F. martinet , ia orjze Vadert. Lettereef, VII D. » St. bl. 305. * BREED-  VERHAAL DER UITBARST!MG van DEN VESUVlUSi 1§> breedvoerig verhaal der uitbarsting van dei* BERG VESUVIUS, in zomer- en hooimaand des jaars MDCCXCIV; in eenen Brieve van den Heer william hamilton, K. B. F. R. S. aan den Heer joseph banks , Bart. F. R. S. in de Koninglyke Sociëteit voorgeleezen-, den 15 Jan. 1795* „ TTet is de zaak der Nieuwstydingfchryveretf, dé „ iJL Gebeurtenisfen, zo die in de Natuurlyke als die „ in de Zedelykè Wereld voorvallen, te vermelden; het „ is de taak der Wysgeeren, die Gebeurtenisfen op 3, te merken, van naderby te befchouwen, en deswe„ gen hunne gedagten by een naauwkeurig Verhaal mede „ te deelen. De laatfte Uitbarlting van den Fe- fuvius was niet alleen de geweldigde van welke wy „ berigt hebben, behalven die van den Jaare 1779 en „ 1631; maar ging gepaard met veele wonderbaafe ver* „ fchynzelen, waarvan het volgende een naauwkeurig en, „ omltandig berigt behelst. Naardemaal de Heer wil„ liam hamilton den tyd van dertig jaaren zich in „ de nabuurfchap van deezen Berg onthouden, en zo „ veele oordeelkundige berigten van de werkingen diens „ Vuur bergs by voorige Uitbarftingen gegeeven heeft, „. dat men hem den naam geeft van de Natuurlyke His,, tor ie Schryver van den Berg Vcfuvius (* _), zal dit „ Verhaal, zo wy hoopen, beiangryk weezen voor het „ weetgierig gedeelte onzer Leezeren in dat vak, en „ aan anderen ook geen ongevallig onderhoud opia* „ veren." # ■& Napels, August. 45. 1794, myn heer ! Elke dag brengt eenig nieuw Gefchrift iri 't licht* bt* C*0 Met veel vrugts zal men , dit Verhaal leezende , ter vergeïykinge en beteren verftande, raadpleegen , de tVaarneevangen over de Vuurbergen, in Italië, Sicilië, en omftreeks den Rbyn ; als mede ever de Aardbeevingen, voorgevallen in Italié * 1779 en 1783, door william hamilton, by dsu Drukkerdeezei> J. Yktema, in 1784, uitgegeeven.  VERHAAL DER UITBARSTING betreklyk de onlangs verfchriklyke Uitbarfting vafi den Vefuvius, zodanig, dat de veelvuldige verfchvnzels, welke dezelve vergezelden, in een of ander deezer veelvuldige Gefchnften zullen vermeld weezen, en geen gevaar loopen van over 't hoofd gezien en vergeeten te worden, gelyk dit, wegens voorige, gebeurde, toen de Beoefening der Natuurlyke Historie, of geheel vetwaarloosd, or op zulk een trant behandeld werd, dat ze geheel den grooten Maaker der Natuure onwaardig mogt heeten. ° ° Het fmert my, te moeten fchryven, dat, zelfs zo laat als in de Bengten der Aardbeevingen in Calabrie, in I7d3, gedrukt te Napels, de Natuur als boosaartig beIchreeven, en afgemaald wordt als op den rand haars ondergangs. In een gedrukt Verhaal eerier andere groote Uitbarfting van den Berg Vefuvius, in 1631, doof antonio santorelli, Doclor in de Medicynen en Hoogleeraar in de Natuurlyke Wysbcgeerte op de Univerii- «" ?pckf leest men' aan het hooïd des vierden lioolddeels, deeze woorden: Se questo incendio fia opera dedemomi? „ Of deeze Uitbarfting het werk der „ Duivelen zy?" Het Verhaal eener Uitbarftinge van deezen Vuurberg, in den Jaare 1737 te Napels uitgegeeven, door Dr. sERho, is van eenen anderen (tempel, en ftrekt zyner naagedagtenis ter eere. Alle groote Uitbarftingen van Vuurbfaakende Bergen moeten natuurlyk bykans dezelfde Verfchynzels opleveren, en 111 serao's Boek zyn bykans alle Verfchynzels, waar van wy getuigen geweest zyn geduurende de laatfte Uitbarfting van den Vefuvius, wonder wel befchreeven en opgelost. De clasficaale Verhaalen van d& Uitbarfting deezes Bergs, welke de Steden Herculaneum en Pompen verdelgde , en veele van de voorhanden zynde Verhaalen der groote Uitbarfting in 1631 rfchoon de laatstgemelde met kinderagtigheden doormengd zvn), zouden kunnen gaan voor een verflag van de laatfte Uitbarlting, door alleen de jaar- en dagtekening te veranderen, en het agterwege laaten van de omftandigheid van het afwyken der zee van de kust, welke by beide deeze groote Uitbarftingen plaats greep, en niet by deeze. Overzuiks zou ik my kunnen vergenoegen met op deeze Vernaaien te wyzen, en u teffens te verzekeren, dat de laatlte Uitbarfting, naa deeze twee, blykt eene der geweldiglte geweest te zyn, inde GefchiedenisfeH vermeld; en  van den berg vesuvius. 21 en zeer veel ontzettender dan de Uitbarftingen van de Jaaren 1767 en 1779, van welke beide ik de eer gehad heb een byzonder 'verilag aan de Koninglyke Sociëteit te geeven. Nogthans oordeel ik het myn pligt, eer het gevaar te loopen van my fchuldig te maaken aan herhaaling, dan aan verzuim, om u alle voldoening, welke my mogelyk is, te geeven van de laatfte ontzettende werking der Natuur by deezen zo veel wonders opleverenden Berg. Gy weet, myn .Heer! dat ik, door den vriendlyken byftand van Vader antonio piaggi, behoorende tot de Orde van de Scole Pie, die veele jaaren zich met 'er woon onthouden heeft te Re/ma, aan den voet van den Berg Vefuvius, en 'er het volle gezigt op heeft, in het bezit gefteld ben van een naauwkeurig Dagboek, deezen brandenden Berg betreflende, van den Jaare 1779 tot he'den; vergezeld van Tekeningen. Het is openbaar, uit de aanmerkingen in dat Dagboek, dat, vóór deeze Uitbarfting , eene zeer zwaare werd te gemoete gezien, en dat wy reden hadden om te duchten voor het onheil, 't geen waarlchynlyk het inftorten van den Crater of Vuurmond zou vergezellen. Deeze hadt zich, in 't verloop der twee laatfte jaaren, zeer vernaauwd, door het veelvuldig uitwerpen van Scoriaj en Asch, van tyd tot tyd, 't geen dus de hoogte van den Vulcaan hadt doen toeneemen, en bykans den Crater opgevuld. De veelvuldige kleine uitftortingen van Lava kwamen van digt by den top, en liepen, langs enge kanaalen, in onderfcheide rigtingen, langs de zyden des Bergs neder; en, daar zy door overdekte kanaalen liepen, hadden zy dikmaals het. voorkomen als of ze onmiddelyk uit de zyden van den Vefuvius kwamen. Maar dusdanig foort van Lavas hadden geene genoegzaame kragt om de bebouwde deelen aan den voet des Bergs te bereiken. In den Jaare 1779, de geheele hoeveelheid van de Lava in gefmolten ftaat, op éénmaal, met geweld, uit den Crater van den Vefuvius geworpen zynde, en een groot gedeelte daar van op den Kegel vallende en bekoelende , deedt zulks niet weinig tot de vastheid der wanden of zyden van deezen ontzettenden Natuurlyken Schoorfteen (indien ik den Vefuvius dien naam'mag geeven), en heeft, in de laatfte jaaren, geene genoegzaame ontlasting van Lava toegelaaten, om die gisting te doen bedaaren, welke, door het onderaardsch gedruisch, van tyd tot tyd gehoord, B 3 en  3$ verhaal der uitbarsting en door de uitwerping van Scoriae en Asch, bleek te befhan m de ingewanden van den Berg; zo dat deUitb?rftin VERHAAT, DER UITBARSTING en eene halve myl in de lengte, 't welk bleek uk de! hoeveelheid van brandende doffe en zwarten rook die onophoudelyk uit bovengemelde nieuwe Monden opiteegbefloot ik , dat te Napels alle vrees voor Aardbeevingen , welke my het ergfte hadden doen duchten, geheel verdweenen was, en keerden wy na onze voorige Handplaats te St. Lucia, te Napels, weder. Deezen ganfchen tyd zag men geen het minfte blvt Tan vuur, of rook, uit den Crater op den top van den Vefuvius; maar de zwarte rook en asch, fteeds voortkomende uit zo veele nieuwe Monden, of Craters, vormden een verbaazend en dik lichaam van wolken over den geheelen Berg. Deeze wolken begonnen tekens te geeven dat ze vervuld waren met Electrieke ftoffe , door zigezaagfche blixemftraalen uit te fchieten, welke, in de taal deezes lands, Ferilli genaamd worden, en altoos de ge- weldigfte Uitbarftingen vergezellen. Uit het geen ik gezien en geleezen heb, blykt my ten klaarften, dat het rechtmaatigst oordeel, 't geen men kan vormen, wegens de maat of kragt der gisting in de ingewanden des Bergs, geduurende de Uitbarfting, beftaat in het waarneemen van de grootte en de meerder of minder verheffing van deeze pylaaren rookwolken, die uit de Craters opklimmen, en in eene reusagtige verhevenheid zich daar boven verheffen, doorgaans in de gedaante van een Pynboom; als mede uit de grootere of mindere hoeveelheid der gemelde Ferilli, of Vulcanifche Elektriciteit, waar mede deeze wolken blyken belaaden te zyn. Geduurende de dertig jaaren, welke ik te Napels gewoond heb, in welk tydsbeftek ik ooggetuigen was van veele Uitbarftingen van den Vefuvius van eenen en anderen aart, zag ik nimmer de zo ontzaglyk groote Wolk met Eleclriek vuur vervuld, uitgenomen in de twee groote Uitbarftingen van 1767 en 1779, ™, geduurende deeze, nog veel verfchriklyker. Het Electriek vuur, 't welk, in den Jaare 1779 geduurig fpeelde in den verfchnklyken zwarten Wolk boven den Crater van den Vefuvius , en maar zelden afliet zich daar te vertoonen, geleek zeer veel op dat, 't geen, in eene veel mindere maate, voortgebragt wordt door den Conductor van een Electri-> feer-machine, gemeenfehap hebbende met een glasplaat, dun overftrecken met ftreepen van metaal, enz. wanneer de Electrieke ftoffe 'er fteeds zigezaagende op blyft fpeeIen, zonder die oppervlakte te verlaaten. Is  VAN BEN BERG VESUVIUS, fi? In den Taare 1779 bemerkte ik geen geluid altoos, die werking vergezellende; terwyl de loslaating van Eletoeke ftoffe uit de Vulcanifche wolken, geduurende deeze Uitbarfting, en byzonder op den tweeden en derden dag, Hagen veroorzaakte gelyk aan den zwaarften Donder. En, in de daad, het Onweer, blykbaar alleen door de werking des Vuurbergs verwekt, geleek, in alle opzigten, alle andere Donderbuijen ; de Blixein alles, waar op dezelve viel, verwoestende. Het Huis van den Marquis berto, te St. lorto, gelegen aan den voet van den Vefuvius, werd, in een deeler Vulcanifche Donderbuijen, door den Büxem getroffen, die, veele deuren en venfters en huisraad befchadigd hebbende, eenigen tydeenfterken zwavelftank naabet ter plaatze waar dezelve doorgegaan was. Uit deeze yerbaazend groote Vulcanifche wolken , heb ik, behalven den Blixem, zo in deeze Uitbarfting als in die van den Taare 1779, nevens veele anderen , Vuurballen gezien van eene verbaazende grootte, die, in de lugt losbarftende bvkans dezelfde werking deeden als de Lugtballen in de vuurwerken; het Eleclriek vuur, daar uit komende, maakte dezelfde vertooning als de ferpenten, waar mede die Lugtballen in de vuurwerken menigmaal zyn opgeld _f _ De dag, op welken Napels het grootfte gevaar'liep van de Vulcanifche wolken, voegden zich twee kleine Vuurballen zamen, als met een dunne keten aan elkander vast; zy vielen neder digt by myne Cafino te Pofilipo Zy fcheidden zich van elkander; de een viel in een wyngaard hooger dan het huis gelegen, de ander in zee, zo naby dat ik den plomp in 't water hoorde; maar, dewyl ik zat te fchryven, miste ik het gezigt van dit verfchynzel, gezien door eenigen van myn gezelfchap, die my het bovengemelde verhaalden. De Abbé tata gewaagt, in zyn uitgegeeven Verhaal van deeze Uitbarfting , van dusdanig een verbaazenden Vuurbal, welke uit den Crater van den Vefuvius kwam, terwyl hy aan den kant van denzelven ftondt, en welke in de lugt, op eenigen afftand van den Berg, borst. Kort daar op hoorde hy een geraas, gelyk aan den val ^ener menigte van fteenen, of aan een zwaare hagelbiy. (liet Vervolg hierna.) schets  #« &egeering en character schets der regeeringe en des characters vam keizer maximiliaan den 11. (Ontleend ui: nathahibl william wraxall's Hifion of France firn the Aceesfion of a«A* the Third to h V DVt h 0 f louis the bourteenth. Preceded by a View of *he Civil, Military and Political, State of Ewope be tween the Middle and the Clofe of tht- Sixteenth Century.) Tndien Europa ooit den Keizerlyken Throon bekleed ceX zien heelt met een waaren Wysgeer 't wa7 mm maximiliaan de II op denzèlyen zat. In GoedS digheid en Menschhevenheid vergeleeken zvne Tvdï nooten hem by titus ; zyne eenvoudigheid van Zederi %?*™\fluV™ ^i-maak, en itrikte waarneming van alle zedelykè verphgtingen, herinneren ons aan marcus antomnus. Voor den Vrede gevormd, poogde hy da Catholyke Geloof, en gedoogde niet, dat de Protellantm de beperkingen overtraden, ëdoor zyne Voorzaag aan derzelver verderen voortgang gefteldf Zyn zagte e,, goederneren aart door overdenking verlicht, bewoog hem om allen ge weid,,n zaaken, het Geweeten betreffende as onregtvaardig en onftaatkundig aan te zien In dèei byzonderheid levert hy een volkomen tegenbeeld op vS philips den II, Koning van Spanje, wilns By geloof en Onverdraagzaamheid den Opftand der Nedfrlanderen hervoortbragt ; daar hy de Kettery, Zll 1 Tr Hertog van Saxen Gothl, aan ku^S^.^! daadigheden reeds eene algemeene wmntim, f" wektWn onder de RefeSg vanTeTdÏÏS Vff Hertog, Zoon van den êo^^^^SkSl Keurvorst van Saxen, door caree Sn V Sd^ffi by Muhlbcrg afgezet, volhardde, ondanki Iret KeTzf-rlv^ bevel ten tegenleele, om een verblyfplaatsen bdcher ming te verleenen aan deezen Verftoorder van"de'oien baare rust. Door medelvden en vrienHf>wP n waarfchuwde de Keizer Lm" wl^ZST^ hem de gevolgen voor oogen, en maande hem aan £ anders onvermydelyke ftraffe te ontwyken , door gruÏ bach over te leveren. Maar tdham grum" die, by een klein verftand, df wiUe^ gees d™ ^ de verregaandfte ügtgeloovigheid VoegdegvoEHL i« grumbach eene wykplaats in zvne HnnfiïKJ • a faleis te verleenen. U^i^J^^^^ nood-  VAN MAXIMIUAAN II. Q$ noodzaakt, om hem, fchoon met wederzin, in den Ryksban te doen; en augustus , de regeerende Keurvorst van Saxen, voornaamlyk met de volvoering belast, belegerde hem in de Stad Gotha. Hy werd tot overgave genoodzaakt, gevanglyk na Wunen gevoerd, en, nas voor het volk ten toon gelteld te zyn m een ftaat van verfmaading en fchande, werd hy tot zyn dood gevangen gehouden. Grumbach verloor, nevens verfcherde Ivner Aanhangeren en Medeftanderen, het leeven door beuls handen. Eenige kleine opfchuddingen m het Keurvorftendom van Trier, en in het Hertogdom van Mecklenburg, waren, behalven de gemelde, de eenige jtoorenisièn van de 1'tille rust, door Duitschland onder de Regeering van maximiliaan genooten.^ Bemoedigd door zulk een gunftig aanzien der Landszaaken, en botvierende aan de goedaartigheid zyner gefteltenisfe waagde hy een ftap, die de verhevenheid er» SoS3d\ïi zyne ziel in het fchoonfte daglicht zet. De bedingen , begrecpen in den eed by zyne Ivrooning, toen hy tot Keizer verkooren was , zo wel als de Artykelcn van den zogenaamden Godsdienst-Vrede, van welke alleen de vastheid en ftandhouding des Cathor Ivken Geloofs afhing, bepaalden hem m zyne hoedanigheid als Keizer, en gedoogden met dat hy eenigen inbreuk maakte op deeze punten. Maar, als Aartshertog van Oostcnryk, bezat hy het vermogen, om de ftrengheid der Wetten, die de Geweetens-vryheid aan zyne Proteflantfche Onderdaanen weigerde,te verzagter,. Niettegenftaande de tegenverklaaringen des Spaanfchen Afgezants, in den naam zyns Konings philips den II, en in weerwil der bedreigingen van rrus den V, die toen den Pauslyken Stoel bekleedde, gaf maximiliaan het eerfte vrywilbge voorbeeld van Verdraagzaamheid m het GodsdienÜWe aan Europa, door aan den Adel en de Ridderorde ra Oostenryk te vergunnen, om openlyk de plegtigheden van hunnen Eerdienst, in hunne Kasteelen en Huizen , zo wel als in hunne Staaten, te volvoeren. Deeze vryheid was, egter, ftrikt bepaald tot de twee gemelde Rangen, en ftrekte zich niet uit tot het Volk in 't algemeen, noch ze fs tot de Inwoonders der Steden, die vergeeffchen aanzoek deeden, om 's Keizers bepaalingen, ten aanziene van dit ftuk, te doen wankelen, of zyne waakzaamheid te ont- "ind'e tegenwoordige Eeuw, nu der Menfchen verftand door  3a REéEERING EN CHARACTER door de Wysbegeerte opgeklaard is, en zy gemeenzaam s» worden zyn met de denkbeelden van VerdnSz"aS,f nu de bygeloovigfte Volken in Fnrota 7P^,? 7- ? ' Godsdienslvryheki toedaan , iJSgf^^SSS^g ™ 20 beperkt een aart, als die van maximi r r a ATg groote loffpraakichynen te verdienen Ma "5e dafda? der Menfchen moeten niet alleen beoordeeld en eewS deerd worden naar de eeuwige Wetten r»ig f heid en billykheid; men aan de denkwyze, aangenomen by hunne KEoten S ten hunnen dage algemeen omhelsd. -J^gAlIeSeVS zag maxïmiliaan het onverdraagzaamst bygeloof hefr SS pen de bitterde en bloSigde'vya^hTS 5 ats^S verbanning van alles wat naar onderlinge Uefdé zweemt Servetus werd te Geneve ten vuure gedoemd door?a7' vyn, wegens het verfchil van be«pp terYlLSSZ? afgetrokkene Leerftellingen in den Godsdienst; en 3e Lu iher.aanen zagen met affchuw neder op de Leeiifelhnprtn" door calvyn en zwinglius gepredikt - lueiiin£en» Maximiliaan verklaarde, in eene zö Vervolg, „nll* Godsdienst, en gaf het als zyn onwankelbaar gevoelen or> dat het aan het Opperweezen alleen toekwam,H,de C$ wetens te oor deelen Hv liet hpt nL\ uf , alleen dit beginzel te beweeren; zvne w,2J?fUSten bï willigheid zette hem aan tofhet ffilyTfeft getroffen door de^mer^tenT'|-/gemkt en dieP ligde hy zynen.Br^l^^J^^ ^ Burgerlyke als Godsdienftige. Schoor f V20 DE  van maximiliaan II. 33 m m Koning Frankryk , in zyne Vlugt uit Poolen Sa zyn eigen Land, door Weenèn trok, maande ae keizer hem aan, om zyne Regeering aan te vangen volgens de beginzels van Verdraagzaamheid Het zou voor konfng Hendrik en zyn Volk beide gelukkig geweest zyn, indien hy deezen raad hadt opgevolgd. belangryk verslag eens nieuwen wegs na de qost-1ndien, over aleppo en bagdad j veele byzonderheden van de gewoonten en zeden der turken ontvouwende. (Ontleend uit uon&ld camibell's Jmrney over Land t» K India.) De Heer donald campbell verliet Aleppo, onder de bezorging van een Tartaarfchen Gids. Deeze Man, was hy verzekerd,was een uit het groot getal, die in het gebruikt worden om boodfchappen van tS%Hof na vlrfcheide Onderkoningen en Bashas te tongen Sp de trouw deezer Lieden kan tnen zich yolkoS ver aaS. Deeze Gids, inzonderheid, hadt een uitfteekend Character; en hy kwam met den Heer campbell Sereen, dat hy hem veilig te Bagdad zou brengen mits Sze zich onderwierp, om het gewaad van ^ Tartaar ter vermomminge, aan te neemen, en voor zyn Slaat door ™^an. Hy moest, daarenboven, hem en zyn Kne^t dfe voor Tolk ging, van allen voorraad op den wes verzorgen: van Paarden zou hy verwisfelen zo dikwvfs het- den Heer campbell behaagde; en zo fchielyk oFiangfaam reizen als hem gocddagt. Voor deezen dienst zou hv 120 Ponden St. ontvangen. ; Deere Man, fchrvft Mr. campbell, was een dier charSmerkende Perfoonen, tyjmgg&J^ gaarne een fchets zou neemen. De Partaar was kennelvk te leezen in eiken weezenstrek , en m de_ geheele houdhV Hy was kloek van geltalte, welgefpierd, en 7waar van gebeente. Zyn geheele voorkomen duidde SgheT, ferkte en leevetóigheid, aan ; de laarzen konden het vast en gefpierd maakzel zyner bcenen niet geheel verbergen. Zynefchouders ftrekten zich tot eene verbïzende Éreedte uit; hy was ^^^„f"^* hoofd , fchoon grootendeels onder zyn tulband bedekt, meng. I7S>7« no. i. <-  |t verslag eens nieuwen wegs f i , eu,eli ' Yel,ke' zwaar met Poniade beftreeken enkel blad geleeken en die hy, by elk woJS 't geen bï fprak, bewoog, gelyk een loerende kat de wenkbraTuwen zetten eene vreemde woestheid, die alIeSTfS boven gaat, by aan-zyn gelaad, belcmyving te Hy bekeek my met veel oplettenheids — oo-nde zvr, mond, twee of drie maaien, als een gaapend- exÏÏ ÏÏ te Ipreeken, en ftreek zyne wenkbraauwPen «fc^ ]' v ! - einde yk verklaarde hy , dat hy het op zfch 2 myn Geleider te weezen , en voegde 'rL „"„ * zwart hair en bruine kleur doeHe, dat flf' nïer dïï leek^wtie S T** °P WfiM^ ieeK. Jrly wilde, dat ik myn ha r kort zou affnwW my van een 2^,^, lading mSS"^ van maakzel, voorzien; met by voeging, WW&^SÊ betonden tyde, zou opwagten; en vertrok. J Y' loen ik gemeenzaamer werd met myn Gids Wnnd ik, dat zyn Charaéter beter trekken aan den £ hdan het eerde voorkomen my hadt ingeboezemdïéMjJS hem met den tyd te houden voor een S£ö knafn Bemerkende dat ik zwaargeestig was, en diS£ • *?p* pe gedagten toonde hySde dtidl?kfe tó^S,^ ïf" delyden. Bedenkende dat ik op een grooten afdlnd ver" wyderd was van myn gedacht en vrienden Cl hJ daar over als iemand die deel nam in deeze £ 3J doeningen, en op eene wyze die oer dsSt hart Om de waarheid te heggen , hy deedt al es S liy kon , om myne zorgen te lenigen • ™7 r troïl'r 'n^mm 5^?3S£df?1ee: Jwgua franca. Hy verzorgde alle myne behoeft en overvloedig op de vriendlykfte wyze; verwisfr lende van paarden, zo dikwyls het my \S$8t" h2gde°f IangZ3am rydCnde' W ™ ty% jJSSfe onderlinge gemeeWliap ^^iee^f^^ aan  Na de oost-indien. aan als perfoonen van aangelegenheid voor den Staat. Dewyl de aanzienlyke Perfoonen , in wier dienst zy zich laaten gebruiken, hun het gewigt huns gezags laaten gevoelen, en hun met de grootfte kleinagting behandelen, worden zy hebbelyk laag kruipende voor hunne meerderen, en, by een natuurlyk gevolg, onbefchoft en ondraaglyk omtrent hunne minderen, of die zy begrypen als de zodanigen te mogen aanzien. Als overbrengers van boodlchappen, is hun gezag en magt, waar zy komen, in eenige ftukken , onbetwistbaar; zy kunnen leeftogt, paarden en bedienden, als zy het noodig oordeelen, krygen; en durft niemand hun het regt betwisten, om een paard van onder iemand weg te neemen, om 's Keizers zaak te befpoedigem , hoe zeer de eigenaar 't zelve ook noodig hebbe. Naardemaal wv ftil hielden op veele pleisterplaatzen, om andere Paarden en Leeftogt op te doen, hadt myn Tartaarfche Gids zeer veele gelegenheden om zyn aanzien , te laaten gelden , en groot gezagbetoon te gebruiken. Zo ras hy by eene Caravanfera ftil hieldt, nep hy onmiddelyk, in den naam des Sultans, op een dreigenden toon, om andere Paarden, fpys, enz. met eisch om het oogenbliklyk te leveren. De fchrik voor deezen grooten Man werkte als eene betovering; niets kon de werkzaamheid der Mannen, de vlugheid 'der Vrouwen , en den fchrik der Kinderen, overtreffen; want by de Caravanferas zyn fteeds een menigte lieden uit de laagfte foort van volk ; maar geen fpoed in het vervaardigen, geen vlytbetoon, hoe groot, kon mynen Gids voldoen; hy wilde my zyne magt op eene nog treffender wyze toonen , en floeg de werkzaam bezigen met zyn zweep, uit al zyn magt. Ik moet bekennen dat ik my zeer ergerde aan dit verregaand misbruik van aangemaatigd gezagbetoon, en was twee of driemaalen in den wil om 'er tusfchen beiden te komen; dan, gelukkig bedagt ik, dat ik buiten myn charaéter zou treeden, dat het geen goede uitwerking altoos kon hebben, en dat, als "ik het my onderwond een woord ten beste dier lieden te fpreeken, myn Gids verpügt zou weezen, om, te myner verdediginge, my flagen toe te tellen, om allen vermoeden te voorkomen. Op den zesden dag naa dat wy Akppo verhaten hadden, bereikten wy Diarbckcr, de Hoofdftad eens Land- fchaps van dien naam. Wy waren eene uitgeftrekthcid C si lands  $6 VERSLAG EENS NIEUWEN WEGS lands tusfchen de drie en vierhonderd Enselrche 3vTvï™ doorgetrokken , meestal aezeffenr) ^nseiJc"e/Vlyicn vrugtbaarheid;in SSftgSSSdeteÈ Sfv* ten van allerlei foort, ?yd?S o^fö^^S?' fchejde foort, voortbrengende: Weidlanden Vo frhl " fen^fsïeeilherp?1"11^231"5^ d°Ch de koude viel Niettegenstaande de uitdeekende vrugtbaarheid deeze, iS\ïS.?etiflegte StaatsbeftUur,zamenw2kende met de traagheid der Inwoonderen, oorzaak, datneflchaarbe volkt en liegt bebouwd is. Uiarbeker ook geheeten , uit hoofde van te \ï^^c£/otTla groote Rivieren, de Tiiris en rie f ?eQ baar Mrie , wordt vprnnrWfl-«u ^» fc-b1-11 nci v, ugt- Zondvloed zich daar hebben nedergezet Hoe weinig beduidend deeze omltan'dighedcn ook mo waar abraham wandelde; waar nahor Z v„t ' feEBECOA, reefde; en wair lapan ^ van vloodt om zyns Broeders *esau^' w^ed^ te ontwl^en1' woonde; waar die Aartsvader hem veertien iaa™ ffi' om zyne geliefde rachel ter Vrouwe e ™n wï voor my eene onhandigheid, welke in iffi ™5 genaame gewaarwordingen deedt ontdaan. L -vlaïe non k gfIegen in eene aangenaame vlakte, aan den oever van den ftarh mW ..„I J oorfprong Deeze Stad is cïn de> ve,™ endfte zö S als handel-, volkrykfte en fterkfte,Steden ifJ)%f^f MgÖ ^a^^e^l& T voorheen een Christenkerk ê aaiJ° Mos1u^ A^£rE ^ndfehappen op den aardbodem overtref i-n de,  NA DE OOST-INDIEN. 3? de, my nu en dan een poot en vleugel te ge even, tot dat ik de lekkerfte maaltyd , die ik immer deed , geeeien haMen rekent, dat 'er, ia deeze Stad, nietminder dan 2o,ogo Christen -Inwoonders zyn ; eenige behourcn ^ de Koomfche Kerk. Misfchien is het aan deeze vemen ging S'té fchryven, dat de Schoone Sexe ^pieer Iryneids heeft, en dat de Minnen -Jefchaate f^P™*: zaamer zyn, dan in eenige andere Stad des lurk fchen gebieds. De voornaame bezigheid, te dier S.ede, is het bereiden van het zogenaamde Turkfche Leder Verbeeld umyn Tartaarjchen Gids, dtt^M».S£kS lyk goed Acteur was , in eene Caravanfera ftaat yk aan zyn middagmaal gezeten, de keungfte Vogels ,. hu leg Sst Vleesch, en de beste Vrugten, als een Basha eetende; en, om, ter bereiking van het_oo merk myner vermommingc, den fchyn van gezag over my E betoïïen, my, die opmenen afftandl zeer nedeng nederrj-«- Pf.n «edeelte van zyn overvloed toereikende, auc de ocSnocn der verbeelding fchieten te kort,om de gedaame^e wyze, de woorden, den oogflag en de gebaarcn van oeSn Tartaar te befchryven; nu eens nam hy een veïagtend medelyden, dan een trottche meerderheid aan; nu eens eene norfche geftrengheid, dan eene zagthdd, de kenmerken draagende van zyne meerderheid , en dit alles op zulk eene meesterlyke wyze in dL volvoe ring, dat ik twyfel, of garrick, met al zyn vermogen vSi nabootsing, hem zou hebben kunnen overtreffen Hoe hachlyk het ook voor my ware, de hoogte, waar toe hy dit alles opvoerde, won het zomtyds v** myne voorzigtigheid, en dwong my tot overluid lachen, üy zulke gelegenheden hief hy een dreigende hand op trok zyne wlnkbraauwen tot zyn tulband op , haal de dei hoeken van zyn mond op de veragtlykfte wyze mi beneden , en gaf een luide grom; de dreigendfte oogen op my ncderflaande; tot dat ik, geheel door een vlaag van; lachen yermeesterd, daar onder als bezweek , myn aangezigt met myne handen bedekte, en, zo goed ik kon, boog, ten teken van leedweezen en onderwerping : wanneer hy my zwaar bedreigde, en tefFens klaagde*, dat hy vreesde bedroogen te zyn, en een gek gekogt te hebben. Onder dit grommen gig'hy na buiten, In beval my de paarden gereed te^ maaien , onder bedreiging van zwaare ftrafle, en ontelbaar herhaalde Hagen met de zweep over myn hoofd. ^ C 3  3§ VERSLAG EENS NIEUWEN WEGS Toen wy onzen weg vervorderden van Diarbeker m Bagdad, vond ik dat de lugt allengskens warmer wierd, en nam waar dat het volk meer en meer in ruwheid toenam. Het gedrag van myn Gids (want hy kende de lieden des lands door en door,) werd 'er naar ingerigt, en ik moest my nog onderwerplyker gedraagen. Ik nam waar, dat zyn gezagbetoon 't zelfde bleef, dat hy het met meer gestrengheids uitoefende, en blinde gehoorzaamheid vorderde; als mede dat hy blykbaar met meer omzigtigheids te werk ging-, want, in eenige ftrecken, vermyddehv, door eenen omweg te neemen, kleine dorpen, of reedt 'er door met allen fpoed, terwyl de gaapende menigte ons hield yoox Gezanten, met een allergewigtigfte en geen toeven lyclende boodfchap belast; dan weder vervoegde hv zich m de Steden, en fcheen het op 't geval te laaten aankomen, or wy ontdekt zouden worden, dan niet. In eenige Caravanieras bejegende hy my met een gemaakte onverichi ligheid, in andere liet hy my met hem eeten en wyn drinken; deezen doeg hy op deeze plaats ruim en ryklvk m, op andere onthieldt hy 'er zich zorgvuldig van. Nu eens bleeven wy den geheelen nagt over in 't open veld, daar wy zeer wel in eene Stad, of Dorp, zouden hebben kunren vernagten; wy vonden de nagten alsdan zo bytend koud, als de dagen verveelend heet. Daar myn Gids tot een &fcal en Dwingland tevens was opgevoed, kan ik veronderstellen, dat eenige deelen zyns gedrags niets dan grilligheid en willekeur ten oorfprong hadden; doch, daar hy natuurlyk goedaartig was, en veele deezer afwykingen van de gewoone reiswyze vergezeld gingen van moeilykheden, zo wel voor hem zeiven als voor my en den anderen Tartaar, moest ik veronderftellen dat hy gelyk hadt, en gelooven, dathy, over 't geheel, handelde Saar de beginzelen van gezond verftand en ftaatkunde. , Dikwyls maande hy my het lachen af, zeggende, dat ']e* .niet inanlyk, onvoeglyk, en onbeftaanbaar was met de gevaarlyk' ^ andig man Pasfende, en boven dat alles Op eenen avond kwamen wy, naa 'een heeten das doorgeftaan enlterk gereeden te hebben, in eene Caravanlera. Of het grilligheid, geemlykheid over de vermoeiienis, of een ftreek van ftaatkunde was, welke hem aandreef, weet ik met; maar wel, dat hy, meer dan ik immer za°, gezind was,de rol eens dwinglands te fpeeJen. Hy floeg den man, die de paarden van ons afnam ; niemand, die hem ont-  NA DE OOST-INDIEN. 3# ontmoette, ontging deeze mishandeling; het huis daverde van zyn grommende ftem. Hy beval, dat het avondeeten in alleryl moest gereed zyn; hy at morrende, vondt alles onünaaklyk; en, onder voorwendzel van een wel toegemaakten fchotel fmaakloos te vinden, gaf hy dien aan my over, zeggende: „ Hier, jimmel" (dit was myn aangenomen naam) ,, hier, neem deeze vuilig„ heid, en wring dezelve door uw ruwe keel; zulke ipys is alleen goed voor een Frank!'''' Ik aanvaardde deeze fpys met het teken van de diepfte onderwerping welke ik kon aanneemen; het vleesch met myne vingeren hukken fcheurende, terwyl ik die ook tot een lepel gebruikte om ryst te eeten, en at hartig: hy keek my al dien tyd fterk aan. Geè'eten hebbende, gaf ik hem een beduiding in de Franke taal, dat ik wel wyn zou verlangen om die ipys door te fpoelen; doch hy wilde my niet verftaan. Het avondeeten gedaan zynde, beval hy een knegt, water te brengen, en de voeten te wasfchen. Terwyl dit get, fchiedde, zag hy elk der omftanderen met een dreigend I oog aan. Myn medeknegt, die naast my zat, vertolkte ! my alles wat hy zeide. ,, Ja, gy llaaven!" dus drukte hy zich uit, op zyn kusfen zich omkeerende, „ ja , ik „ zal den besten uwer myne voeten doen wasfchen; want i „ wie zal weigeren de voeten te reinigen van hem, die i ,1 den Sultan der Wereld verbeeldt, den Zoon van mai hometh, den Gezondenen des Heeren?" — De arme 1 knaap volvoerde het vernederend werk; hem alleen in de I reden vallende met te zeggen: „ Gezegend zy myn Heer J de Sultan! Eere zy den Heere onzen God, en maho- I „ meth zyn Propheet!" ,, Ja, ja," vervolgde myn 1 Gids, „ zegen God en den Propheet, en bid voor zy1 „ nen Knegt, onzen Sultan, en allen, die hem verte1 ,, genwoordigen, gelyk ik; om dat zy flaaven, als gy | „ zyt, laaten leeven. Ja, gy zult deezen Frank de j „ voeten wasfchen." Hierop zich mywaards wen- \ dende met de houding van een meesteragtige tederheid. I „ Jimmel ! fteek uwe voeten uit, en laat dezelve wasfchen j „ door deezen Leerling van ali. Ik zeg, fteek uwe } „ voeten uit!" Zeer bezwaarlyk kon ik my van lachen onthouden op het hooren van al dit gezwets, en het meesteragtig uitI; deelen zyner bevelen. Ik deed laarzen en kousfen uit. M De knegt haalde fchoon water, en ging myne voeten C 4 was-  40 verslag eens nieuwen wegs wasfchen niet alle goedwilligheid en nederigheid • terwvl hy egter betoonde zo veil gevoels te Een van de vernedering, m dit bedryf opgeflooten, dat ik liever dee^ voetwaslching, fcfaoon dezelve voor my eenwdÏÏst was zou gemist hebben. J wtm.sc was, ftoïdt SS^E SVPSJSSfe in 7 kusten op en twee of S^aaïel.^^k^ neer gewandeld hebbende,' nam hy de tabakspyo ui?deS mond, met de belachlykfte houding van alfgevod zyner aangelegenheid, en op een toon, dfe eer gdeek naar de ftem van eenen raaskallenden, dan van iemand zehvoyido\SCf1"""1 bcT h? Uit in deeze vlaag van zelfvoldoening . „ Dit is het als men zich in de be„ fcherming van een groot Man bevindt! Een Muful„ man wascht hem de voeten'" iviuiuiDe buitenfpoorigheid van dit denkbeeld, de ongeremdheid der toepasfmge, en de houding waar mede dit werd voortgebragt, beving my in zulklr voege, dat ik L 1Y i, Va? aIle ^^ngen ten tegendeele, my nie van lachen kon wederhouden y hnf Pfnceel van hogarth, de pen van shakespeare, of de gaave van garrick, dan zou ik het mv mogen onderwinden, om eemg denkbeeld ?e geeven van zyne houding, toen de Gids, zich omkeerende, myTn een vlaag van lachen zag. Ik mogt in zulk een geval, zeg ik, het onderneemen: maar ik zou aan het onderwem belaqhlyke uitdrukking zag ik nimmer. Het waf, in de £fwnnP(^T,bTlV?in alIe laage menschlyke driften. Woede hadt de boventoon; doch het was belachlyke woede _ 't was woede die eer grimlachte dan het aangezigt fronzelde. Onder dit alles zag mS fohaamte en kweling, befchroomdheid en gevoeligheid, trots en vernedering, laagheid en gekwetften hoogmoed Want eenigen tyd ftondt hy als op de plaats vastS klemd : zyne oogen glinfterden ; zyne gepunte knevek volgden de trekkende5beweegingen zyner^en; m en dan deedt hy den mond een weinig open. — Buiten ftaat was hy om zyne aandoeningen te uiten : en hv bleet met alleen m dien ftand tot°dat myn lachen be- naateedenTean * tyd had °m hier 0Ver emftiS Eindelyk keerde hy, zonder een enkel woord te fpree- ken,  NA DE OOST - INDIEN. 4? ken, zich om, deedt zyne muilen uit, zyne laarzen aan, en i'chreeuwde tot dat hy al het volk in de Caravanfera hadt zamengeroepcn ; en beval dat de paarden oogenbliklyk zouden worden gereed gemaakt. Dewyl de volbrenging der bevelen van zodanig een perfoon geen uitltel gedoogt, ftonden de paarden onverwyld gereed. Ik zag dat ik moest, voortgaan, of met myn Gids breeken. Dan, bedenkende dat "ik zelf fchuld had, dat een gefchil ongelukkig kon afloopen, en dat het in allen gevalle llegts een fchielyk overwaaijende vlaag was, deed ik desgelyks myne laarzen aan, en was gereed om te vertrekken, fchoon ik my beter gefchikt vond om twaalf uuren te flaapen , dan om één uur te paard te ryden. Wy fteegen onmiddelyk te paard \ en het was myn goed geluk dat ik het beste paard had. Hy zette het op een galop: de maan fcheen zo heider als of het dag was. Ik fpoorde myn paard aan, en hield het voor hem uit; dit plaagde hem derwyze, dat hy zyn beest ongenadig floeg. Eindelyk, naa acht of tien EugelJ'che Mylen gereeden te hebben, riep hy halt! en zeide dat hy hier den geheclen nagt wilde blyven. Ik zag, dat dit alles gefcniedde uit loutere wraakzugt: maar,weetende dat alle tegenfpraak vrugtloos tegenfjpartelen zou weezen, deeg ik ook af. Oordeelende, dat de beste wyze, om hem, op myne beurt, te kwellen, beftond , in een gemaakte goedkeuring aan zyn plan te geeven, keerde ik my tot den knegt (wel verzekerd, dat hy, als een Tolk, het zou overbrengen aan den Tartaar), en zeide , dat ik verrukt was over de fchoonheid van den nagt, met byvoeging, dat te liggen in eeh gezonde open lugt veel beter was dan te itinken in een bedompte en morsfige Caravanfera. Zo ras dit myn zeggen aan den Tartaar was over* gebragt, merkte hy op, dat de open lugt de beste plaats was voor de beesten des velds, en daarom ook zeer wel voegde voor een Frank : maar dat, wat hem betrof, hy veel liever op een zagt kusfen rustte, en dat hy zulks zou gedaan hebben, hadt hy zich niet door myn vervloekt lachen genoodzaakt gevonden tot dit onaangenaam nagtverblyf. Hierby bleef ons gefprek, en wy vielen in ilaap. Qffit Vervolg ter naastkomen.de gelegenheid.') SS  Az OVER DE BELEEFBHEID. DE BELEEFDI1EI» ALS EENE ZEDELYKÈ HOEDAMOHEID BESCHOUWD. (Naar het Engekch.) THeleefdheid is de uitdrukking van Nederigheid en ZagtaartisJL> heid in onze verkeering met onze Medemenfchen. Deeze Deugd vertoont zich in de gefprekken van den Bezitter. Zy weierhoudt hem van alle harde en firenge uitdrukkingen van alle berispzugt en liefdeloosheid. Een beleefd Man, wel verre van daar door een laage kruiper en vleijer te worden zal altoos van en tot zyn Naasten fpreeken met alle heuschheid. Hy zal nimmer iemands misdagen ophaalen, of aan den dag brengen, dan wanneer zulks noodig is. Zelfs dan, 't zy dl Perfbon, die een misflag begaan heeft, tegenwoordig of afweezig is, zal hy hem op eene wyze behandelen, welke geen iechimaatige ftoffe tot aanftoot geeft. De beleefde Man zoekt altoos te behaagen, waar hy het kan doen, beftaanbaar mee braafheid en 't algemeen welzyn des Menschdoms. Hy is alloos gereed om genoegen te neemen, cn de beste uitlegging ie geeven aan de poogingen, ten dien einde aangewend. Vaïi hier zullen de zodanigen , die hem wenfehen te verpligten hoe ongelukkig zy ook mogen flaagen, of hoe gebrekkig zy zich uitdrukken, zyns oordeels, hem onder verpligting brengen. De zodanigen ook, die ten oogmerke hebben hem te beledigen, zullen ondervinden, dat zyn toorn of gevoeligheid geleenigd wordt door Beleefdheid, en dat hy tot geen verdere uitcrften zal komen, dan Rede en Mensenliefde gehengen. By zommigen is deeze Beleefdheid eene Natuurlyke Geaarcheid, zo fteik, dat het hun bykans onmogelyk is, eene taal te voeren, of een gedrag, daar mede ftrydig, te houden. By anderen wordt deeze Beleefdheid door overdenking en oefening verkreegen. De eerstgemelde is doorgaans het bevalligst eu beminnelykst; doch de laatstgenoemde ten minften even verdiensdyk: de eerfte zal een zekerder weg ten toegsnge tot liet menschlyk hart vinden ; de laatfte het verfland en oordeel tot zyne zyde overhaalen, en de overwinning , welke liy op zichzelveu behaald heefc, doen toejuichen. De opregte betuigingen van deeze Beleefdheid, 't zy dan uatuurlyk eigen of zich hebbelyk gemaakt, verdienen goedkeuring en liefde ; doch het naamaakzel van Beleefdheid ('t geen men zo vaak ontmoet) heeft geene waarde altoos. Geen l.eevensftand is 'er, waarin men deeze beminnenswaardige zielsgefteltenisfe niet kan betoonen. Waar is de Man, die het niet, ten eenigen tyde, in zyne magt heeft, deezen of geeneu zyner Naasten te kwellen, te benadeelen? Hy kan,  OVBIt DE BELEEFDHEID. JJJ pverzulks , de edelaartigheid van zyn hart aan den dag leggen , door fteeds en eenpaarig zich te onthouden van altes wat beledigend mag heeten. Hy kan tevens de goedheid zyns harten betoonen jegens de zodanigen, die hy in zekeren zin gelegd mag worden niet te kunnen fchaaden, door zorg te draagen , dat hy hun niet, buiten noodzaake, mishaage, en door fteeds zodanig een gedrag te houden als ftrekt om hun genoegen en voldoening te verlchaffeti. Langs deezen weg kan eert Kind, een Dienstbode, zich beleefd gedraagen omtrent zyne Ouders, omtrent zyn Heer of Vrouwe. Dit werkt even zo in alle de Standskringen, van minderen tot meerderen, in de Maatfchappye. Dan zy , die in booger Leevensftanden in de Maatfchappye geplaatst zyn, hebben het ruimfle veld voor zich tot het uitoefenen van deezen tak der onderlinge goeddaadigheid. Het is een dier Liefdepligten , welke met den fchoonften luister fchitteren by de zodanigen, die het meest in de gelegenheid gefteld zyn om 'er rechtdraads ftrydig mede te handelen. De Vader des Huisgezins, in wiens boezem deeze Deugd huisvest, zal zyn gezag fteeds, maar altoos met gemaatigdheid, uitoefenen. Hy zal niet naalaaten de misdagen zyner Kinderen op te merken , en alle middelen gebruiken, welke voorzigtigheid hem aan de hand geeft , om derzelver herhaaling te voorkomen; doch fteeds blyfe hy het Apostolisch vermaan in« dagtig, verwekt uwe Kinderen niet tot toorn. —— Behandelt hy zyne Kinderen ooit met geftrengheid, hy zal, zo ras zy zich daar door vernederd vertoonen, hun aanmoedigen door zyne wederkeerende teerhartigheid en liefdebetoon , en hun overtuigen dat hy geweld op zichzelven doet, wanneer hy eeuige andere taal voert , eenig gedrag omtrent hun houdt, dat de zigtbaarfte kenmerken niet draagt van de hoogfte liefderykheid. — Het gedrag eens Heeren omtrent zyne Dienstboden , door deeze zielsgefteltenisfe geregeld, zal den ftaat der Dienstbaarheid voor hun de gemaklykfte maaken, en het denkbeeld van afhangelykheid het zagtfte voor hunnen geest. Hua eene juiste vergelding toe te leggen voor hunne dienften, overeenkomftig met de gemaakte aftpraake, is niets meer dan den eisch der algemeene bülykheid volbrengen. En zal een Mensch van die zielsgefteltenisfe, welke wy op 't oog hebben, niet naalaaten eene byzondere oplettenheid omtrent de Dienstbaaren te betoonen in ziekte en ongefteldheid; hier op hebben zy aanfpraak. Hunne misdagen en gebreken zal hy beftrafFeii op eene wyze, gefchikt om hun tot het betragten van hunnen pligt te doen wederkeeren, en hun ftaat van onderwerplykheid zo gemaklyk te maaken als eenigzins befwair kan met den aart en het oogmerk der onderlinge betrekking tusfehen die Leevensftanden. • Het uitwerkzel deezer zielsgefteltenisfe, by hoogere Standsperfoonen , laat r:ch gereedlyk bevatten, en behoeft, naa het reeds bygebragte, niet bree-  44 OVER DE BELEEFDHEID. breeder befchreeven te worden. De invloed daarvan op de verkeering tusfchen Gelyken en Vrienden, en de zo welftandige als bevallige rigting, welke dezelve geeft aan hunne daaden, om elkander ten dienfte te ftaan , loopt, naa het byge« bragte, elk genoeg in 't ooge. ZEDELYKÈ BEDEKKINGEN. Wreet de mensch altyd wel, wat hy het nuttigst voor zich wenfchen zal ? Het is 'er ter van daan. Maar al, te vaak ftrekken zjch onze wenfchen" en begeerten uit tot voorwerpen, .ten hoogften fchadelyk en verderfelyk voor ons zeiven; en fchoon wy al dikwils het fchadelyke daar van zelve zien en ontwaar wordenv blyven wy nochtans veelal op dien verkeerden voec voortgaan, en keeren niet eer terug voor wy door het gewigt van het nadeelige, door het fchadelyke, natuurlyk belet worden. Dit is eene onvergeeflyke wreedheid, ■welke men tegen zich zelveu begaat. Zulke dwaasheden ziet men nochtans dagelyks plegen, dwaasheden ten hoogften misdadig ; en zou men niet mogen vastftellen, dat elk mensch, de een meer en de ander minder, aan het plegen van zulke dwaasheden fchuldig ftaat? Ziet den Nydigaart aan, en gy zult uit de trekken van zyn gelaat belpeuren, dat hy elk van zynen naasten het geluk en den voorfpoed misgunt, 't geen hy hem ziet genieten. De Kydigaart kan niet dulden dat het zynen evenmensen welgaat. Indien het in de magt van den Nydigen Hond, niemand was gelukkig dan hy alleen, niemand zou hy boven zich in voorfpoed zien uitblinken ; maar gaarn alle menfchen ver beneden zich verlaagd zien. Want niets is in Haat om zyne rust meer te ftooren , dan het geluk eu den voorfpoed van zynen naasten. Dan voelt hy in zynen Jsoezem eenen worm knagen, welke hem fchynt te verteeren »—- een knagend hartzeer , dat alle zyne genoegens vergiftigt. Dan het hart van den Nydigaart is eene galbron van bitterheid — die niet toelaat eenige zoetheid des levens te fmaken : en terwyl hy elkeen benyd het goede dat hy bezit, volgt de veragting van alle menfchen, en verzelt ham ©p alle zyne fchreden. Heeft niet eene kwalyk geplaatfte eigenliefde den grootflen invloed op onze verkeerde handelingen ? De Luiaart gaat met eenen langzamen tred ; doch met rasfe fchreden haast hy tot zyn bederf. De arbeidzame man zal men zelden of nooit gebrek zien lyden: maar de Luiaart vergaat door enkel gebrek. Voor den mensch is 'er geen zwaarder, geen moeielyker werk, dan zich zeiven in 't ougelyk te Hellen. . Zich te veroordeelen , is het zwaarfce wat wy ons kunnen opleggen.  MENGEL WE R K, tot fraaye letteren, könsten en weetenschappen, betrekkelyk. hiskia's godsdiensthervor.ming i5espieüel0. Naar aanleiding van 2 kon. XVIII: 1—17, en skron. XXIX en XXX. Aan de Schryvers der Algemeene Faderlandfche L etteroefeningen. Medeburgers l Indien gy, door het fpoedig plaatzen der nevensgaande Befpiegeling van hiskia's Godsdiensthervorming, üwe goedkeuring betoont over deeze wyze van Schriftuurbefchouwing, zal zulks my aangenaam zyn , en ten. fpoorilag ftrekken, om, binnen kort, UI. nog het een of ander Stukje, op gelyke leest gefchoeid, toe te fchikken* Inmiddels tekene ik my, UI. Begunjiigeft # # * # Eenzelvigheid van Gezigten verveelt het oog j éëiïzelvigheid van Onderwerpen ter befpiegeling den geest; en beider zatheid ontwaart men des te eerder en te fterker, wanneer die Gezigten en Onderwerpen op zich. zeiven, wel verre van iets aangenaams en uitlokkends te hebben, veeleer iets onbevalligs en afllootlyks met zich brengen. De waarheid deezer algemeene aanmerking ondervindt elk, die, in de Gewyde Gefchiedenisfe, hetbedryfder Koningen leest. In een volgreeks van Vorlten, ten Throon van Juda en Ifraël gezeten , werd Godloosheid en flegt Rvksbeftuur fchaars, zeer fchaars, afgewisfeld door Godsvrugt , eene goede Regeering, en daar mede gepaard Volksheil. , . Leezers deezer gewyde Oorkonden, mogen zich derhalmeng. 17074 no, a, JQ tut  46 iiïskia's godsdiensthervormino ven gelukwenfchen, telkens als 'er eene Verwisfeling vaa Voorwerpen ten goede opdaagt; als hun, te midden van zo veel llegts en boos, iets draaglyks voorkomt; en groeit dat geluk aan, wanneer die Voorwerpen niet flegts draaglyk goed, maar uitlokkend ichoon, zyn, en by de andere op de voordeeligfle wyze affteëken. 't Is een heldere dag, naa een donkeren en akeligen nagt. Den Naam van hiskia te leezen; deezen als de Hoofdperfonadie der Gefchiedenisfe te hooren vermelden, beurt den geest op van elk, die geen Volflaagene Vreemdeling is in de H. Gefchiedverhaalen. De Aanvang van het Ryksbewind diefis Vorften ; de daar mede gepaarde Herrtèlhng van den waaren Godsdienst, door dien Vorst te wege gebragt, behelst een treffend en uitlokkend voorwerp van Befpiegeling. Wy willen, naar aanleiding der opgemelde Verhaalen, onze Leezers des onderhouden. —— Wy zullen daarin niet verklaarender-, maar fchetzenderwyze te werk gaan; alleen, zo wy'iets aantreffen, 't geen eene korte ophelderende aanduiding behoeft, zullen wy deeze in onze Befchouwing invlegten. Ten tyde, dat de Ifraëliten, ter ftraffe hunner Afgoderye en verharding in dit gruwzaam Staatsmisdryf, hun Ryk door salmAnezer verdelgd zagen, en gevanglyk na Aspyrien weggevoerd waren, wisfeldë het Ryksbewind in Juda. Hetzelve ging van den flegtflen Vader op den besten Zoon over. Dus ontmoeten wy hier een dier afwykingen van den algemeenen loop der zaaken, fatjlegt* Ouders een nog Jïegter Kroost naalaaten. De bevreemding, daar uit natuurlyk gebooreh, zal verminderen, op de overweeging, hoe fnood- en boosheid, ten hoogden getyde gewasfen, dikwyls aan *t ebben flaan. Men voege hier nevens, hoe het in Jjtda niet ontbrak aan Propheeten , die, te midden der verregaande Godsdienst- en Zedeverbastering, de belangen deezer dierbaare panden voorilonden. Men herinnere zich flegts, dat een jesaia ten dien dage leefde; en voege daar by, dat die Godsman deel hadt in het vormen van deezen aanftaanden Throonbeklimmer hiskia, die, met een kloek verftand en een wel gefield harte , by het rypen zyner jaaren, niet kon naalaaten een grooten wederzin op te vatten tegen de opeengeftapelde Verkeerd- en Godloosheden zyns allen waaren Godsdienst verdelgenden en ongelukkigen Vaders. Zulk een Zoon kon 's Volks toeneemcnde elende niet zien,  IlESPIEGEEti. 47 2iefl, zonder te wenfchen , om ééns voor dat Volk te worden , 't geen Godsdienftige Vorften weleer voor 't zelve geweest waren ; en het zyne toe te brengen om de donkere dagen van Volksramp voor de heldere van Volksgeluk te verwisfelen. Een wensch, verfterkt door de lesfen en ondenïgtingen der Propheeten, en bovehal door. die van eenen jesaia. De vervulling van dien wensch fcheen zich op eenen grooten tydsafftand te verwyderen. Zyns Vaders jaareri mogteil dien onwaardigen Tbroonbekleeder en Ryksbederver eene nog lange Heerfchappye belooven: dan , in de kragt zyns leevens afgefneeden, werd hy opgevolgd door zynen vyf - en - twintigjaarigen Zoon hiskia , die abia , de Dogter van zacharias , tot Moeder hadt. , . , . Hiskia fteeg tenThroon, in die leevensjaaren, wanneer edele Driften, welbeftuurd , op het vuurigst en best werken. De Volks- en Vaderlandsliefde, reeds vroeg in zvnen boezem ontftooken, en, door wederhouding om uit te werken, onder het daar mede ftrydig Ryksbewind zyns Vaders, te fterker geworden, vertoonden zich te deezer gelegenheid in volle kragt , en baarden eene werkzaamheid, over welke wy ons ook op deezen tydsafftand moeten verbaazen. . . De Gefchiedboeker vermeldt, in't algemeen, met de altoos by hem gebruiklyke bewoordingen om een goed Vorst te befchryven, hiskia's waare Godsdienftigheid, betoond in het verdelgen der Afgoderye, en van al den toeftel tot het pleegén van dit Staatsmisdryf. —- In die befchryving ontmoeten wy eene byzonderheid i welke wy niet onopgemerkt mogen voorby flappen; daar zy ons een Chara&crtrek in hiskia aanwyst, die eene meerdere Verlichting aanduidt, dan voorheen plaats vondt, ert tefferts eene Kloekheid van Geest om naar dat meerder licht te handelen. . . • • Niet genoeg was het hiskia , Afgodsbeelden by Afgodsbeelden te verbryzelen; niet genoeg, door andere gedeeltlyk hervormende Koningen gelaatene Hoogten weg te neemen. Hy doet meer ; hy verdelgt wat 'er aanleiding toe geeven kon , of mogelyk reeds deedt , onder den fcherm van een Oud Volks -herinner ings-Teken. - • Zulk een was de Koperen Slang, door mozes in de Woes-, tyne opgerigt^ waar aan men thans eene aan Afgodery grenzende, of daadlyk daar toe overflaande, Eere bewees.— 6 D * Pee-  4?> hiskia's godsdienstiiervorming Deeze Koperen Slang fpaart hiskia niet; deeze, hoe zeer by 't Volk geliefd, moet, volgens last van den Vorst, het lot der verbryzelinge, even als de andere Afgodsbeelden, ondergaan. Met alle tekens van verfmaading wordt dit vereerde Slangenbeeld den Volke ontnomen , en, onder den fmaadnaam van nehustan , 't geen zo veel zegt als koperen god, aan het lot der verdelginge, nevens alle de Afgodsbeelden, overgegeeven. Vry bewondere men hier de koenheid, de rustige vrymoedigheid, van hiskia , die veele gedeeltlyke Hervormers van laater tyd, van onze dagen, bel'chaamt. Hy durft de verkleefdheid aan het oude, by de Ifraëliten zo fterk, daar deeze tot Bygeloof ontaartte, en tot Afgodery neigde, kloekmoedig wederftreeven ; een zo oud, en zo lang met eerbied befchouwd, Gedenkteken weeren, nevens de onwaardigst geoordeelde Afgodsbeelden verdelgen. Welk een voorbeeld voor allen die zich als Ver lichters des Volks voordoen , om dan het Vooroordeel niet te fchroomen of te ontzien, wanneer het ftrekt om tot dwaalingen te leiden, of die onder den Volke te doen ftand houden. Om in den ftyl van den dag te fpreeken, zou men mogen zeggen, dat hiskia, de Koperen Slang, nevens de andere Afgodsbeelden, verdelgende, Revolutionair te werk ging. In al dit kloekmoedig bedryf, ter uitrooijinge van rechtftreekfehen Afgodendienst, en wat 'er een zweemzel van hadt, „ vertrouwde hiskia op den god Ifraëls; en „ overtrof daar in allen, die den. Rykszetel van Juda „ ooit bekleedden. Hy kleefde den heere aan; en alle „ de Geboden, die god door mozes gegeeven hadt, waren „ hem heilig/' Dit beginzel van Godsdienftigheid, zo grootsch, zo edel, zo veel vermogend, zich dus boven alles verheffende, Helde hem in ftaat om kloek te handelen, en niet te zammelen daar het op doortasten aan. kwam. Bleek dit uit het reeds befchouwde, als een verder bewys hier van mogen wy aanvoeren, dat hy, naar luid des Gefchiedverhaals, afviel van den Koning van Jspy- rien, ,, dat hy hem niet diende." Hiskia's zo laffe als fnoode Vader hadt zich aan tiglath pileser llaafsch onderworpen, was diens cynsbaar geworden ; aan deeze vernedering onttrok zich de moedige, de Volk- en Vaderlandlievende , Zoon; dien men den eernaam van Volksbevryder niet kan weigeren. Schoon  bespiegeld. 49 Schoon hiskia, in de volgende Leevensbedryven, minder een Held dan een Goed Forst vertoone, mag dit als een zegen aangemerkt worden, in den toermiaaligen aana des Ryks , v5or een Volk, uitgeput door opeenvolgende ongelukkig gevoerde Oorlogen; voor een Volk, dat koesterende rust, ter bekoming van kragten, noodig hadt. Welke het ook bekwam, geduurende hiskia s negen - en-twin- tigDeaTfgodeegreyerw!s verdelgd. Hiskia, de Godvrugtige hiskia, brak niet alleen af, hy bouwde ook op. h.n zuilen wy dit zyn bedryf uit de gewyde Oorkonden, zo veel noodig, ontvouwen. By 't zelve zullen wy tooneekn zien openfchuiven, op welke volyvenge, maar tevens verlichte, Godsdienst de noofdrolle lpeelt. Uitvoerig is hier het Verhaal des Kronykfchryvers, t geen onze Leezers allen kunnen naflaan Wy zullen alleen eenige ftandpunten neemen, van welke wy dit bedryf, zo grootsch en heerlyk, overzien ; terwyl wy he oog ™eer bvzonder zullen laaten valle* op die gedeelten, waarin^ïe gemelde volyvenge en verlichte Godsvrugt deezes Vorften zich meest ten toon fpreidt, en hy zich Sonta\s ^ Hervormer, die de zo zeer bekrompene denkbeelden zyns Volks rustig , maar voorzigtig tefiens, wrïbyftapt. Zaak- en belangryk zal dit, zo wy hoopen, m^&^S^M^ lifflF, nedergedort bv den aanvang van hiskia's Ryksbewind , in de eerSe maand in 't eerde jaar zyner Regeennge ; en was dft ook het Tydperk vin het herftel des waaren Gods- diD?beuren des Godgewyden Tempels, door den waar-^«K«it verdelgenden achaz toegeflooten, werden Sfr"d?taïd zySs Godsdienst herltellenden Zoons geopend™ aan het bouwvallige en gebrekkige Haat men onverwvld de verbeterende hand. , «SS '>L«tó ÏÏjS^vSK: krine het woord voerende, Hoe gepast, hoe vol-  £?o hiskia's godsdiensthervormïng Konings. „ Hoort my, gy Lcviten! Heiligt u, hei» „ iigt den Tempel van jehovah, den god uwer Vade» „ ren ; doet alle onreinheid uit het Heiligdom weg. ,i Gedenkt aan het gruwlyk bedryf uwer Vaderen; „ zy hebben kwaad gedaan voor de oogen van jeho„ vah onzen god, Hem verlaaten, hun aangezigt van „ zyne wooning afgewend, en Hem den rugge toegekeerd, „ Zy hebben zelfs de Poort van het Voorhuis toegefloo„ ten, de Lampen uitgebluscht, opgehouden Reukwerk „ aan te fteeken, en den god van Ijraël in het Heiligdom „ Offeranden toe te brengen. Daarom is jehovah „ zeer vertoornd tegen Juda en Jerufalem, en heeft het „ tot een fchrik, verwoestinge en belpottinge, gemaakt, zo „ ais gy thans voor uwe oogen ziet. Onze Vaders j, zyn door het zwaard gevallen, onze Vrouwen en Zoo- „ nen zyn daarom in flaaverny weggevoerd. Ik heb „ thans voor, een Verbond te maaken met jehovah, den god van Ifraël, op dat Hy zynen toorn weder van ons „afwende. — Myne Kinderen! zyt niet traag; want „ jehovah heeft ulieden verkooren, om voor Hem ,, te daan, Hem te dienen, en Hem Reukwerk te bren„ gen!" Eene Aanfpraak, zo dringend aangeheven, zo kragtig voortgezet, zo vriendlyk beflooten, deedtop de luisterende Leviten de bedoelde en gewenschte uitwerking. Een aantal wordt met naamen door den Kronykfchryver genoemd , en tot hun welverdienden lof daan hunne naamen vereeuwigd. Zy verzamelden hunne Broederen; zy heiligden zich, om het aanbevolen Werk der Tempelzuivc finge te volvoeren. In deezen vaardig op zich genomen arbeid, waren hun de Priesters behulpzaam. Ook ging dit werk met zulk een fpoed, dat, in zestien dagen, de hun opgelegde taak afgedaan was, en zy des een voldoenend verilag aan den leikhalzenden Koning deeden. Zonder marren maakt zich hiskia 's anderendaags vroeg op , en fpoedt zich , door de Overften der Stad vergezelfchapt, na den gezuiverden en tot den pïegtig te hervatten Eerdienst gereed gemaakten Tempel. De Varren , Rammen, Lammeren en Geitenhokken , ten Brand- en Zoenoffer reeds zamengebragt, werden gedacht, en daar mede volgens het Voorfchrift der Wet gehandeld. Niet te flerk kon de indruk deezes ftaatlyken bedryfs wee-  BESPIEGELD. 51 weezen. Wat oudtyds immer diende om 'er alle ftaatlykheid aan by te zetten, doet hiskia volvoeren; Speelmiaen van allerleien aart, toen in gebruik, moesten zich, ais in david's tyd, laaten hooren. De Levtten hadden ze in gereedheid gebragt. De Priesters Honden met de Trompetten, om gefchal te maaken, en de andere gemengde Muzyk te vervangen. Dit Gezang en Spel ving aan op een ontzettenden en verrukkenden toon, ten oogenblikke dat de Koning het aanfteeken des gereeden Brand- en Zoenoffers beval — Diepe, gansch diepe, vernedering der Volksmenigte veitoonde zich by dit plegtig bedryl - de Koning en zyn Hofgezin boogen zich neder. Een herhaald bevel des Vonten, om Lofzangen aan te heffen , en, met blyden harte, den Heere te juichen, werd volbragt -—Het Volk „ verheugde zich met beevinge, m dit ontzet end oogenblik. Onbefchryflyk waren de aandoeningen der Vroomenen Godsgezinden, die langen tyd gezugt, In het verval van den waaren Godsdienst, met heete traanen, betreurd hadden; hun geween veranderde in vrolyke gezangen van bevrydinge. 8 Het Offerwerk werd voortgezet. Naa dit volbragte Inwijings-Zoenoffer, beval hiskia de Slacht-, Lof- en Brandofteren, en gaf gelegenheid tot het toebrengen van Vrmillis Offer. — Welk een verbaazend getal Offerdieren ' Zeventig Runderen , honderd Rammen , twee honderd Lammeren, door de Gemeente aangebragt — vrywillige toebrengingen, wel ten offer gefclnkt, maar mogelyk dien eigen dag niet gedacht — zeshonderd Runderen en drieduizend Schaapen. Uit deeze laatfte byzonderheid valt op te maaken de algemeene Volksgezindheid tot het herftel van den Eerdfnaan jehovah. Om dit veelvuldig en opge¬ hoopt Offerwerk toe te Hellen, fchoot der Priesterengetal te kort. De Leviten , die zich yveriger betoond hadden tot het herftel des waaren Godsdiensts, dan de veelal cansch bedorven Priesterfchaare, leenden hun m dit Utferwerk de hand , fchoon dit niet recht Wettisch ware. Met deezer hulpe,werd de drukte van dien belangryken dag ten einde gebragt, en zo volkomen, dat hiskia met het Volk oenoegen fchiep in de volvoering eens zo haastig beraamden Herftellingswerks van den Eerdienst des eénen waaren gods. ,_. . . , Bemoedigend begin voor den Godvrugtigen hiskia — D 4 IpOOE»  HISKIA'S GODSDÏENSTHÊRV0RMING fpoorflag om dit werk voort te zetten. Het thans verrigtte bepaalde zich tot Jerufalem. in vvyder kring wil hiskia werken , de Hervorming van alle zvne Onderdaanen daarlïellen. Ter volvoering van dit grooter plan waren de verruimde Hooge Feesten des Volks allergeichiktst, en booden zich aan. Dan de gewoone, door de Wet voorgefchree, vene, Tyd des grooten Paaschfcests was verftrceken, en, om dit te vieren, buiten zulks, veel toeftels noodig. De welverhchte Vorst befchouwt de Maand, daar toe by de Wet beftemd, als eene Byzaak, en dat, om dit verloop", de groote Zaak niet meest agterblyven. Ruimte neemend was dit Voordel ; doch het vondt overreedenden ingang by de Overften en het Volk van Jerufalem. In nog uitgeftrekter,in den wydst mogelyken, kring wil hiskia zyn Hervormingsplan laaten werken; daar in begrypen de afgefchcurde Broederen, naa de gevanglyke wegvoering der Tien Stammen, in het te ondergebragte en verwoeste Ryk van Ifraël, overgebleeven. Booden by Booden, aan alle de Stammen van Ifraël afgevaardigd, brengen Uitnoodigingsbrieven rond, die de broeders in de verdrukking ter Bekeeringe aanmaanden ; en , by de herinnering van het deerlyk lot hun overgekomen, met troostryke denkbeelden van verzat, tmg des drukkenden Onheils ftreelden, Gods Barmhartigheid en Vergeeflykheid jegens Zondrouwigen moest hun ten prikkel itrekken, om dit Volks-, gode cewvd, Feest, naar de Vaderlyke Inftelling, te onderhouden. Dan hoe wydverfchillend was de uitwerking deezes volernftigen en vriendlyken fchryvens. In eenige der bedoryenfte Stammen werd deeze Aanzoek ter Paaschieestviermge , met hoe veel aandrangs gedaan, met fpot en belaching bejegend. Bykans onbegryplyke loszinnigheid! doch die den Mensch, dat met zichzelven zo dikwyls fïrydig handelend Schepzel, ook in omftandigheden bevangt, welke daar toe allerongefchiktst zyn. Dit, nogthans, was aller byster geval niet. Men vondt er, onder deTien Stammen, die, door dit aanfehrvven diep getroffen, zich verootmoedigden, en op het voor imn zo onverwagt uitgefchreeven Paaschfcest te Jerufalem verfcheenen. J 1 iJS'J^'S^^^' fchym het'dat H0SEA' de laatfte der Ifradttifche Koningen , de Uitnoodiging tot het vieren van dit Pafcha te Jerufalem niet verhinderd, en \ zich  BESPIEGELD. 53 5dch ten dien opzigte anders gedraagen hebbe, dan zyne Voorzaaten, zints de dagen jeroboams; doch was die Koning, ten tyde deezer Üitnoodigingsbneven, gelyk ons uit alle onhandigheden toefchynt dat het geval ware, reeds onttbroond, dan heeft hy geene verdienden van Infchiklykheid of Meewaarigheid altoos. Maar dit in t voorbygaan. ^ ^ ^ Hart en één ^ het Gebod des Konings en zyner Raaden wegens het ELchfeest te volbrengen. Na Jerufalem krielden de wegen S Feestgangeren; die Hoofdftad werd 'er mede °PStd''er een Tempelzuivering plaats gegreepen; 'er viel nu meer te doen : de geheele Stad moest van DrekSeï! en alle daarop zwelmende Overblyfzclen, ontleS worden. Bevel en volvoering was hier zo mi moeelvk gelyktydig. Niets in 't oog vallends, tot den AlffidB betrekkelyk, bleef in de dus lang ontheiligde He? PafclwSn ving met de gewoone, door de Wet voor'efchreevene, Heiligingen der Feestgenooten aan De Prielter ,agterlyker in de Reiniging dan de Leviten, moesteT deefer laatiten onderfteunende en helpende hand %ï Volksrenge en de kortheid des Tyds bragten te wese , dat de Reiniging, volgens bet Voorfchrift van mozes Wet, aan elk niet ten vollen kon verrigt worden. Dit mangel verwekte twyfeling, verwyl en gemor. -— Hiskia die, zo welberedeneerd, zich aan den vastgeftelden Dag des Feests niet geftoord , maar dien, daar nood wet brak, wyslyk verfchikt.hadt, treedt met zyn wvs beleid en veel vermogenden invloed tusfchenbeiden; en bellist de voor den Wettifchen IJraëhet netelige zaak, S eene wyze, die een Letterknegt in den Godsdienst met Sn goedkeuren \ maar de hoogde voldoening fchenkt aan ^l^tl^t^ uit, welk den echten en w?Eds, KdTeeesgis rm«eSsv^ " die zyn ganfche harte gerigt heeft om god den hee-, we den god zyner Vaderen, te zoeken; hoewel met " naar de Reinheid des Éeiligdoms; ofYchoon hem de Wet% Se Reinheid ontbreeke! " „ Hoe verre, hoe ede \ " D 5 vcr"  54 hiskia's godsdiensthervorming verheft zich deeze Vorst boven de Letter, als de Ziel der Wet wordt in 't oog gehouden, en in agt genomen' 's Komngs Gebed, waar in de Volksmenigte deel 'nam vondt Verhooring. De Feestftremmende huivering, over het gemis van iets byplegtigs, was weggenomen, door deeze bedaarde , verftandige en welberaamde, tusfehentreeding des Konings. Met vryer harte kon nu elk Boetvaardig en Zondrouwig Ifraèller tot het Feest der Ongezuurde Brooden toetreeden; de zeven dagen, daar toe beftemd, met verheuginge in god, en blydfchap, vieren. Rechtfchaape Godsdienstkennis, en een Hart daar aan beantwoordende, juicht op dit Feest met volle ruimte. Men verbeelde zich de onderlinge Gelukwenfchingen der Godgezinden' Het fleurige, 't welk anders veelal Godsdienstfeesten vergezelt, en door de zigtbaarfte tekenen van onaandagtigheid zo zeer ontluistert, hadt hier geen plaats; alles is geveste aandagt, by allen klimt de aandoening tot verrukking op' De gehoudene handelwyze des Konings in de'Dagbe* ftellmg, of Dagverftrekking, des Paaschfcèsts; zyn welbedagt en gelukkig gehaagd middel om het onverwylden voortgang te doen hebben, met voorbyftapping van de Letter der Wet, en het welflaagen van dit allesfgaf ruime ftoffe tot aangenaam Onderhoud tusfehen den zo fchranderen als Godvrugtigen Koning, en de zodanigen onder de Leviten, die, nevens hem, verlichten Godsdienst bezaten, en hem in het Hervormingswerk veel meer diensts gedaan hadden dan de fammelende Priesters; die nogthans eerlang zich in menigte heiligden ; waar toe de verzogte en bewilligde Verdubbeling der Feestdagen gelegenheid Hiskia, die den Volke dit verdubbeld Paaschfeest fchonk, droeg een goed deel der verbaazende Kosten. Duizend Varren, zevenduizend Lammeren, geeft hy tot de Offeranden en Offermaaltyden. De Hovelingen volgen 's Vor- ften voorbeeld, niet een gelyk getal van Varren ,en drieduizend Lammeren, boven 't getal van 's Konings Gefchenk, daar aan toe te voegen. Woriten tegenwoordigheid by deeze verdubbelde en blydichapvolle Feestviering; zyn verftandig , menschkundig en menschlievend, Gedrag, door den Godsdienst veredeld, maaken hem 'sVolks Lieveling; het ziet in hiskia, fchoon nog in den vaag zyner leevensjaaren, een Va-  bespiegeld. 55 Vader zvner Onderdaanen. Alles loopt, alles werkt, oVereenkonittig met zyn doel, zamen , om den dus lang, S« vSSi wyzen, verfmaaden en verwaar oosden EerSfenst aS ééuen waaren gods, by zyne Ondcrzaaten, en d e zich verder op de Uitnodigingsbrieven ter Feestvierde vervoegden, hoogst geagt en begeerlyk te maaken Eene Omwenteling , ten voordeele van den waaren Godsdfenït; en ook van den Joodfchen Burgerftaat, daar mede op het naauwst verbonden, te wege gebragt, in een S» kort tydsbeftek, en op eene wyze die Verftand en Moed kenmerkte in den Hoofdbewerker , kon met naakaten, den Gefchiedboeker, wiens ftyl zich anderzins tot een louter en droog Verhaal bepaalt, te roeren, en, ten flotte, te herinneren aan de luisterrykfte dagen van de vSorvad'erlyke, lang verfmaade , doch nu Jerftelde, Godsdienstviering. Immers hy vermeldt: „Geheel^ was blyde, en nevens 't zelve de Priester en dtLeytt; " ook alle dè Jooden, die uit Ifraël ter Feestvieringe " ra het iuichend Jerufalem opgekomen waren. M- " ?es ademde vreugde : blydfchap woonde in Jerufalem. " _ ■- Zints de dagen van salomo, was 'er te dier Ste" niets dergelyks gezien of gehoord." " Te? befluitf van al het met zo veel toeftels verrigtte Godsdienstwerk, met Volksvrolykheid afgewisfeld, t geen te gader veertien dagen geduurd hadt, Itonden de LevttifchtTPriesters op, en gaven , ten affcheid, den Volke den welmeenendften Zegen; hunne uitgeboezerade wenfchen fteegen ten Hemel, en erlangden verhooring. Dus, Leezers! hebben wy u een Tafereel gefchetst van eene belangryke Gebeurtenis, en, zo veel ons mogelyk was, den overvloed der zich aanbiedende ftoffe ineengedrongen. Veel moest ik met een losfe hand overloopen; doch heb ik C althans dit is myne pooging geweest) de belangrvkfte Beelden op den voorgrond gebragt, en in zulk eenen da* gezet, als kon ftrekken, om ons deeze groote Godsdienst-Omwenteling van eene den Hoofdbedryver gunftige en welverdiende zyde te doen befchouwen. over  56 OVER DE WERKING VAN EEN TINCTUUR, over de werking van df 7w? n r , ■ koepin, Pro/cs/l en ^ads^yfi^^J^' CZie hüfeland's Journal der Prakiifchen Heilkunde, Ver S ¥ei /. 570.) Ingevolge de aanleiding;, door den Hw»r n,^ - j berg, in de ^iJ^Sid^^^^^ p. 146, gegeeven , heb ik gelegenheid J^T ' ■ 9 Waarneemmgen te doen over dlw^^^J0^ /oqw/A. Ja», fa Verlammingen, en wélke lt & f" leerryker houde, daar, volgens de hnndioJ.S-te van den.genoemden,fchrandfren Geneestfr de^Sh? tifche Ziekten, daar ter nlnntG» r» "e paialy- middelen weêrftaan P dlkvvyls de gewoone' Het eerde Geval van deeze mumr w -i l. Predikant van deeze Plïts , to n öïlaaren ^„^ welke op den 4den Febr. 1786 voor \ ™r ? d 9 moeilykheid ondervond in h beweeL v eMIge ter voet; den 5den echter noch Sïte ^5' naauwlyks op den voet &«&^&8S12dï volkomen onvermogend was denzelven £ uf ds Het gevoel bleef onaangedaan. AderStïnln ewe¥en' lende en ontlastende middelen" deed^n n,' VeTrkoe- gendeel befpeurde hy, op den i'odeMaart? fn den HnkS arm ook een gebrek aan beweeeinp- »t ™JE r tot den regterëarm overgingT ef mi' zS^veTg fdd was, welke zwelling men ook reed* aan ^„ vergezeld voet vóór de Verlamming, bemerk Tij" XET losfende en ontlastende middelen, SnaanfH^ p" deaangedaane deelen, en meel Slere^^ zonder eemg merkelyk voordeel, aangewen?* Teïno' het einde van Maart kwam 'er een gfr nge graad gv?n beweeging in de knie te rug, welkeëhy, weMs waar buigen, doch niet, zonder hulp, weder iiitftrekken konde. aus*ueSd.Ze TinaUUr WOfd' V°IgeDS de Zweed™< Apotheek, 8£. Pom. Colocynth. Unc. Sem. Aniji^ dr. ij. Spir. Vini Gallici, Unc. XX, (Kg. I. a.  IN VERLAMMINGEN. 57 de Ik liet hem, met het nu begonnen aangenaam weêr, daaglyks,in de Middagzon, zo wel uit- als inwendig, met de genoemde oplosfende en ontlastende middelen voortgaan, waar by allengskens, reeds op den 6den April, de beweeging van den voet toenam. Op den I3den begon ik met het gebruik van de T. Colocynth. Ph. Succ. alle 2 uuren 12 droppen, met water. Hy verdroeg deeze Tinctuur mtx. alleen zeer wel,maar had 'er ook tweemaal daags eene goede ontlasting van. Den aiften nam hy 14, en den "Iden 15 droppen , waarby hy zich daaglyks aan de Zon blootftelde, en de kragtcn in den voet zodanig toenamen, dat hy zich reeds eenige maaien m de Kerk had kunnen laaten draagen. De werking van deeze dofis was eene driemaalige daaglyklche weekc, maarniet waterige, ontlasting Tegens het midden was men van tyd tot tyd reeds tot 25 droppen gefteegen; de werking hier van was als boven, en de kragten aan de te vooren verlamde plaatfen namen nu zichtbaar toe, zo dat hy zich eiken Zondag in de Kerk liet draagen. Eindelyk klom men tot 30 droppen, zonder het minde ongemak. De kragten in de verlamd geweest zynde deelen namen dermaatetoe, dat hv tegens het einde van July , met behulp van een ftok alleen door 't huis kon wandelen. Op den i7den Aug. had hv voorgenomen , na den middag uit te gaan, wanneer hv eensklaps op het middaguur door eene beroerte aangetast wierd, waar aan hy den volgenden dag ftierf. Offchoon deeze patiënt zyn leeven aan eene beroerte verloor, zo dunkt my, echter, is het toch blykbaar, dat hy van de T. Colocynth. in de Verlamming groote hulp ondervonden heeft. Het tweede Geval was van een meer gelukkig gevolg. Een man, omtrent 40 jaaren oud, had zich op den 25ften Sept. 1786 zeer verhit, en terftond daarop weder verkoeld, waardoor hy eene hevige Rheumatismus in den nek kreeg. Aan deeze Ziekte laboreerde hy den geheelen Winter, wierd van verfcheiden Kwakzalvers behandeld, en was, in het begin van April 17517, daar door in dien ftaat gebragt, dat hy geen enkel lid van zyn lichaam beweegen konde. Daarby leed hy zeer aan eene hardnekkige verftopping. De Urin liep hem zomwylen onvrvwillig af, zomwylen konde hy niets loofen. Van den navel tot aan de fchaamdeelen was de geheele onderbuik gezwollen, vertoonde dan eene kegelvormige dan weder eene langwerpige gedaante; om welke te verdeden mets  58 OVER. DE WERKING VAN EEN TINCTUUR, zo voordeelig bevonden wierd , als daaglykfche antithkgntzfche laxeermiddelen. Na dat deeze c4n -eru^A tyd gebruikt waren, konde hy de Urin wederom na u il lekeur, loofen of by zich houden. Op aen iaden M v was de onderbuik wederom week, maar, behalven dl onbeweeglykheid der bovenfte zo wel als onderfte ledemaaten , wierden de onderfte, voornaamlyk aan de reeter zyde, zomwylen door onwillekeurige krampagtige beweegingen aangedaan, welke telkens ontftondenf zo dia het 5™ ™n den Patiënt opgeligt, of van iemand aangeraakt wierd. _ Na het gebruik van' allerlei middelen , om de beweeging m de verlamde leden , volgens willekeur van den Lyder, wederom te herdeden , zelfs de SiZi/bhe Sneeuw-roos en de EieBriciteU niet uitgenomen, begon men op den 29ften Jiily met het gebruik van de Tinei enkfftot ;?&TalIe "iet water en klom tot 18. Tegens het midden van Augustus befpeurde men voor y eerst eenige beweeging in den regter arm, en tegens het einde van die maand tok in den linker In het begin van September ondervond de Lyder naT& middag en savonds, eene onaangenaame jeuking met een daarop volgend zweet, waarna ook in de onderfte leden de beweging, langzaamerhand,wederkeerde, welke echter i,7°t\a^meei Zi,chtbaar Was' dan geduurende en dag. In t midden van deeze maand was men van tvd tot yd reeds tot 30 en tegens 't einde tot 50, droppen opgeklommen. In Oftober moest men deeze V,/Pwedeïom verminderen wyl 'er te fterke ontlastingen op volgden^ echter keerde men tegens 't einde deezer maand wederom tot 50 droppen te rug; nu befpeurde men ook eenige bS rittfn" ^T.' r\d£ mk be§0n 2vne voetenSvoo?t te zetten, als het lichaam gehouden wierd. In Nov klom men tot Go, en tegens 't einde was de do fis reeds van 70, droppen. De beweeging der leden wierd kvendiger, na dat 'er een fchurftagtig uitflag te voorfchvn gekomen was In Dec. gebruikte hy 75 droppen , en 1 on toen met behulp van een ftok, zich vin SFfto'elopaten, en door het vertrek wandelen. In Tan. 1788 ftmfd en gmg hy zonder ftok In plaats van hefnu verdvveenen uitflag, kwamen 'er, onder beide armen, en op meer plaatlen van het lichaam, gezwellen te voorfebyn, Sïï ISleonnDeener InnïaStt-en-' „ ^/°fis Was ^ d^e maand 60 droppen. In de uiteinden der vingeren bleef, echter, noch altoos eene zekere doofheid en onbeweeglykheid ove-  in verlammingen. 59 overig, tot dat ik eindelyk , op den i4den Febr.,, het ^genoegen had, deezen patiënt in zyne werkplaats, al.SpooSkr met een herfteld gevoel, en de by zyn handwS^oSaSyke beweeging in zyne vingeren te iVn atbdden. Zedert dien tyd heb ik van deeze TincÏÏur menigvuldig gebruik gemaakt, en, onder behoorlyke fSchtlS, altyd goedl werking, maar nooit nadeel, tht ik volkomen reden heb "m met heToordeel van den bovengenoemden voorfrpffplvken Geneesheer in te ftemmen: Dat de Coloqumt'^^^n^d^oorstaamfte Geneesmiddelen behoor.cn, JKtot hi r toe ontdekt geworden zyn, en inlangduurigï Ziekten verder verdienen onderzogt te worden. natuurlyke historie van de cochenille , door." mengd met geschiedkundige byzonderheden. r (Ontleend' uit Dr. bascroft's Exberimental Refearchez conterning the Philofopliy of permanent Colours.) De Cochenille, of Coccus CdSti, .is een zeer klein Infe£fc, 't geen zich , misfchien met mtfluiting van alle andere Planten, voedt met den CaSus, doorgaans de Indtaanfche S n in Engeland^eg^s de fcherpe punten, Pnckly Pear geheetenfüe foort, die men Cochemlhfcr, of Nolal noemt , wordt alleen tot het voeden dier Infec{en Aangekweekt! Deeze Nepal is byzonder eigen aan ^Wannéér de Spanjaarden aan de vaste kust van Amer/^kwamen, zagen zy, dat de Mexicaanen de Cochenille gebruikten, om een fchoone kleur te geeven aan hun SSad , aan hunne Cieraaden, en katoenen. Kleederen. Het gunftig en uitlokkend berigt, des m ^«^gegeeven, Koorde: het Hof van Madrid aan, om, in den Jaare 1523, aan den beroemden cortes last te geeven tot het vermenigvuldigen van die Verf ftoffe. Ondanks deeze vroege aandagt, befteed tot het bezorgen van Cochenille, bleef Europa meer dan eene Eeuw lang onkundig wegens den waaren aart. Men hield het voor een Zaad. Dit begrip vinden wy het eerst wederfprooke?, in den Jaare 16^8, door eenen ongenoemden SPchryver die deswegen een Stukje gaf m de P^fophtcal Tramattiom. En blyft 'er wegens den dierlyken  • 6° NATUURLYKE HISTORIE oorfprong deezer Verfftoffe geen twyfel meer over. Dee7* is door de proeven der Natuurkundigen geftaafd De Cochenille is een ituk van Koophandel en weJ van zeer groot aanbelang. Volgens de beste befcheiden bedroeg de invoer van de beste en fynfte foort, in Spanl geduurende de Jaaren 1788, 1789'en 1790, el? fid Zakken, ieder van soo Ponden. Groot-Brittanjctt bruikt sjaaryks 1200 Zakken , die gefchat worden 180,000 P. St. m waarde te bedraagen s wuraen Geen wonder, dat men den Spanjaarden dit rvke Vonrf brengze zoekt afhandig te maaken, en de waakzaamheid" deezes Volks op dit ltuk te ontduiken. Eene Sr toe aangewende pooging is meldenswaardig. In de maand January des Jaars 1777 verliet de Heer thiery L m nonville het Eiland St. Domingo, met oogmerk om eenige leevende Cochenille-Infeóten in Mexico te: verzï m,eleil?.1va" daar te voeren, en ze vervolgens op de FranEilanden m de Wen - Indien voort te tefilen; tot goedmaaking der reiskosten, waren hem door het Gouvernement vier duizend Livres toegedaan. Hy ging na Vera Crux, waar hy berigt kreeg, dat de beste Cochenille-Inlecten gevonden werden te Guaxaca, omtrent zeventis mylen van daar gelegen. UUfi De menonville , ongezondheid voorwendende, verwierf verlof om zich in de Rivier Magdaleen te baaden • maar, in ftede van derwaards te gaan, toog hv, ontelbaare gevaaren en. reisvermoeienisfen uitftaande , zo ras mogelyk, mGuaxaca, waar hy, naa het doen van zvne Waarneemingen, en het verkrygen van de noodige onderrigtingen, voorwendde, te gelooven, dat de CochenilleInieóten zeer nuttig zouden weezen 0111 een fmeerzel uit te bereiden, ter herftelling van zyne voorgewende kwaal f l^Cht°^Hy W^Qn dlen einde verlcheide Nopals, bedekt met deeze Inlenen, van de beste foort. Deeze deedt hy 111 doozen, ter verberging overdekt met andere Planten, en hy vondt gelegenheid om die doozen weg te voeren, als vervuld met kleinigheden, welke geene aandagt verdienden dan alleen voor de Plantkundigln Nï derhand door een geweldigen ftorm in de Baai van Cam' peachy gedreeven, vondt hy daar, en voegde by zvne verzamehng, een leevende CaBus, van die foort/welke se lchikt was om de beste foort van Cochenille te voeden* Van daar na St. Domingo vertrekkende, kwam hv, op den 25 Sept. van het zelfde jaar, te P«n au Priucc, hy ter-  VAN DE COCHENILLE. 61 terftond eeüe Plantery van Nopah aanving, en alles aanwendde1 om de twee löorten, of verfcheidenheden, van CoES'aaS te kweeken; te weeten de Cochenille^ men /) «Ï/LJ, of de Fyne, en de andere die men Sylvejlra * Tte Wilde\ noemtwelke laatfte hy te f Domingo vondt kort naa zyne wederkomst, natuurlyk leevende up r,B^Pererhia Maar, ongelukkig voor deeze ond ?neeS, ftiShy in den'jaafe 1780* Teleurftelling en vertóet knaagden hem het harte, daar hy zyne VaderkndlTevëndeoogmerken zo weinig onderfteund, en zyne Sen zo fpaarzaam door het Gouvernement beloond, Sr Des Heeren thiery de menonville's arbeid dus Sfndigd zynde , heeft de Koninglyke Maatfchappy der Kunften eriWeètenfchappen te Cape Francois zyno pa. Seien bveen verzameld, en uit dezelve eene Verbande, ftagvervaardigd over het aankweeken der Nopah, en het ^^I^^St Mexico twee verfcheidenheden vm Nopal groeijen. De eene wordt de waare Nopal ,Tt den Tuin van Mexico geheeten; en de andere draagt, u hoofJe van de zonderlinge fchoonheid, den naam van de S iLanfche Nopal. ^Deeze Nopah hebben eene hoogfcf a baa/e eigehfchap, welke de verzameling dier Se I feaen gemaklyker maakt; met bezet zynde met de harde en fteekelige doornen, anders eigen aan de Cactusplanten. Zy verfchaffen, daarenboven, bet best geSkte voedzel voor de Cochenille; want het in t wilde voorkomende Infecl, of de Grana Sylveflra, gevoed cp ^Sbi^Nopals, verliest, allengskens, de draad. 5d2? wolligheid, en wordt bykans zo groot als de Syke of tamme foort. Een ftuk, 't geen uitwyst , dïde laatstgemelde haare verbetering verichuldigd s aan het warme dekzel, en den overvloed van best voedzel. Dit denkbeeld wordt wyders geftaafd door de handelwyze, in Mexico gehouden, om Plantadien aan te leggen tot het vnortkweekln van deeze twee foorten van tamme of huislyteS&Top zekeren afftand van elkander, ten n Van deeze heeft de Heer bertholet een Uiurekzel eeaeeven in het vyfde Deel van zyne Annales de Chymie, met ten verHag zyner eigene Proefnecmingen, om de xmwerkzel. ^bepalen van de Grana S^efira op St. Dommgo , vergeleeken met die van Mexico, in het verwen. MENG. 1797* N0' z' E  natuurlyke historie einde derzelver gemeenfchap een gekruist geflacht voort^v?et ?f^a verkiest ee"e voor zich bekvvaame rdaats aan zwe&df iS C,ln kleLne ^harlakenvïw ge yvfief" S A111' volbrengt het werk der paaring , en £ onmiJdelyk daar naa. Het Wyfje overleeft he? Man netje eene maand,en brengt haare Jongen voor doorga" 'i Sdersynnik li?"' ^ °PefcnSe»ooPt onder WvfiVnorn^eVn^hfe"n^atVan zwa»gerheid, dat de vvyrjes, om er Cochenille van te maaken , uitgekoozen zXï'n e^nemïykt ™ T **/*opal tïr -1 n mes; zv vallen "eder op Kleeden 'eronder gefpreid om ze op te vangen. Daar op i, een zak 5 ltooken worden ze heet gemaakt in kookend water ?« m de Zon te droogen gelegd ' «„2f „ryke,k'eur va" de Cochenille heeft men in 't algemeen toegefchreeven aan de roode vrugt van den CaMT Dochledw en veronderftelde dat het Infeït zicn voedde' £?.? % Waarneem"igen van den Heer de menonvS?e hebben de ongegrondheid van dat begrip beweeze^ Naa den dood van dien Heer, liet men de aankweekfng var. fyne Cochenille, in den Tuin te Port au i>Sfvermenfgdigd, door verzuim verboren gaan. De wilde foor h£ der zynde, bleef in leeven, en kwam onder de K; van den Heer brueey, die, in de Jaaren 1787 en i788S eene zeer groote hoeveelheid na Paryï zondt. De Commïfa risfen van de Academie deeden 'er de vereis^t?Proe ven mede ; waar uit bleek, dat de GramsSra^ü f} D°m'»e°. volkomen dezelfde kleur gaf alTdf fw« Eenige weinige jaaren geleden, verbeeldde zich Dr taST?^S0Ni ,Van Madras, dat hy het waare Cocht £/'n/eéï ?mdekt hadt' huisvestende op zekere Gras tl \ltCh hy Tdt zich in deeze zVne verwagt ng deer Oost tTrTni da" Zyn ,0flyke vver wees teEÏgemc Oost-indtfefc Bezittingen aan, als zeer gefchikt om Sa? zo veel  van de cochenille, 6*3 Véél opbrengend Infeö voort te teelen. Men zondt daar; op eenige Planten van de waare Nopal, in den Jaare 1788^ uit den Koninglyken Tuin te Kew, na Madras; waar die Plant verbaazènd fterk vermenigvuldigde. Maar, door de onagtzaamheid van de Beftuurders der Oost-; Indifche Compagnie, heeft men nog geene poogingen aangewend om het Cochenille-Infect uit America te krygem breedvoerig verhaal der uitbarsting van de$ berg vesuvius, in zomer- en hooimaand des jaars MDCCXCIV; in eenen grieve van den Heer william hamilton, K. B. F. R. 04 aan den Heer joseph kanks , Bart, F. R. S. in de Koninglyke Sociëteit voorgeleezen, den 15 Jan. 1795. (Vervolg van bl. 27.) Geduurende de Uitbarfting van den vyftienden Juny, waadden het weinigen der Inwoonderen van Napels te be^de te gaan, uit vrees voor Aardbeevingen. Het gemeene Volk was of bezig met Godsdienftige Ommegangen langs de ftraaten te doen, of fliep op kaaijen en open plaatzen; de Adel en aanzienlyke lieden lliepen, de paarden van voor de rydtuigen hebbende doen fpannen, in dezelve, op markten en ruime plaatzen, of op den grooter} weg, even buiten de Stad; Verfcheide dagen lang, terwyl de Vulcanifche OnWeeren van Donderden Blixem duurden, werden de Inwoonders aan den voet des Vuurbraakenden Bergs, zo aan den Zeekant als aan de zyde van de Somma i dikwyls eene fchudding in de aarde , en eene ongemeene beweeging in de lugt, gewaar; doch te Napels zelve werden de Aardbeevingen van den twaalfden en vyf tienden Juny alleen onderfcheiden en algemeen gevoeld. Die fchoone Stad zou het zeker niet lang hebben kunnen uithouden» indien deeze Aardbeevingen gelukkig niet van eenen korten duur geweest waren. Staande deeze Uitbarfting, welkem Volle kragt omtrent tien dagen duurde, kwam de koorts des Bergs , Ca]s & my zo mag uitdrukken,) even gelyk ineri by andere Uitbarftingen waargenomen hadt* eemgE 3 zm»  ^4 VERHAAL DER UITBARSTING zins op gezette tyden weder, en was doorgaans het geweldigst by het aanbreeken Van den dag, op den middag en te middernagt. °' Omtrent vier uuren 's morgens, van den zestienden Juny, begon de Crater van den Vefuvius tekens te vertoonen, dat dezelve open was; door een zwarten Rook, welke 'er uit opging : by het aanbreeken des dageraads vertoonde zich een andere Rookkolom, eenigzins roodverwig , opgaande uit eene opening naby den Crater , maar aan den anderen kant des Bergs, en tegen over de Stad Ottaiano; deeze wees aan, dat zich aldaar een nieuwe mond geopend hadt, uit welken , gelyk wy. naderhand vernamen , een geweldige Lavaftroom voortkwam , en met groote fneiheid door een bosch liep, \ welk geheel afbrandde. Daar, in weinig uuren , omtrent drie mylen wegsgefpoed hebbende, hieldt dezelve op, eer zy aan de Wyngaarden en bebouwde Velden kwam. De Crater, en het geheele kegëlagtige gedeelte van den Vefuvius, was als toen fchielyk met dikke Wolken oingeeven, en bleef zo verfcheide dagen lang; maar boven deeze Wolken, fchoon zeer hoog, konden wy menigmaalen nieuwe Rookkolommen, uit den Crater komende, ontdekken, die met geweld opwaards fteegen, tot dat de geheele Rookkolom de gewoone gedaante van een pynboom aannam. In deezen verbaazenden hoop zwaare Wolken, zag men dikwyls de Ferilli, of Vulcanifche Blixem, zelfs by dag. Omtrent vyf uuren 's morgens, op den zestienden Juny, konden wy onderfcheiden bemerken , dat de Lava, die eerst uit verfcheide nieuwe monden gebrooken was, aan de Zuidzyde des Bergs , de Zee bereikt hadt, en daar in nederltortte, naa het grootfte gedeelte van Torre del Greco overftroomd, verbrand en verwoest, te hebben; de voornaamfte droom van Lava hadt den weg door 't middelpunt der Stad genomen. Wy zagen van Napels af, dat, toen de Lava den weg nam na Torre del Greco; en in de Wyngaarden kwam, dikwyls, uit verfcheide deelen'daar van, een helder bleeke vlam opging , zeer verfchillende van de donkerroode vuurkleur der Lava; dit ontftondt uit de verbrande hoornen, die de wynftokken onderfchraagd hadden. Kort naa den aanvang deezer Uitbarfting, viel de Asch diep en digt aan den voet des Bergs , den ganfehen weg over, van Portici tot Torre delGreco; en, 't geen opmerk- lyk  VAN DEN riERG VESUVIUS. 65 ïyk is, fchoon men op dien tyd geene Wolken aan de lust zag, dan Rookwolken des Bergs,was die Asch nat, en met groote waterdruppelen bezet, die, gelyk ft u t bevoegde getuigen verftaan heb, zout fraaakten; de ltraatw?g zelve8 was zo nat als of 'er een zwaare regenbui pevallen ware. Deeze Asch" was zwart en grof, gelyL het zand aan den oever ; terwyl de Asch, die daar, en eenige dagen naderhand te Napels, viel, ligt graauw van kleur, en zo fyn als Spaanfche Snuif, of geftooten Kina, was. Veele zoutdeelen waren 'er in; dit befpeurde ik, toen ik na de Stad Torre del Greco, op den zeventienden 7a«v ging; de Asch, die op den grond aan de konne bloëot|edeld lag, hadt een korst van de all«tte poeder boven op, deeze was op de proeve f e f ut en prikkelende. — In het gedrukt Verhaal wn deeze laatfte Uitbarfting door emanuel scotti, «oeglew* aar in de Geneeskunde en Wysbegeerte op de ümverfr teit te Napels, veronderftelt deeze Geleerde 11 g&*ja Sogstwaaffchynlyk voorkomt,) dat het Water, t welk het nedervallen der Asfche, by den aanvang oer Uitto ftinff vergezelde , voortgebragt was door een mengzel ?fonwLSÏe'en gelphlogifteerde Lugt vorens de Proeven, genomen door Dr. piuestley en den Heer la- V00PEdén tyd, dat de Lava de Zeekust bereikt hadt, tusfehen vyf en zes uuren, 's morgens, van dtn zestienden, was de Vefuvius zo geheel en al met duisterheid omzet, dat wy niet meer de geweldige werking der Natuure, daar aan den gang, konden waarneemen ; en dit meldt verfcSe dagfn tan; maar het verfchriklyk geraas, 't «een wy , van tyd tot tyd, hoorden, en de roode gloed der Wolken boven den top des Bergs, ftrekte» tot gewlsfe tekenen van de geweldige werking des vuurs be- neDenLwa ftroomde flegts zagt na Torre d,l Greco, naa dat dezelve de Zee bereikt hadt. In den morgen van den zeventienden Juny ging ik, met ^^dlJXf * lukkige Stad bezoeken. De loop der lM uitgenomen dat, by tyd en wylen, een kleme ftroorn van vloeiend vuur te voorfchyn kwam van: onder de rookende Sco.rU in de Zee, 't welk een zisfeod geluid en een witten damp veroorzaakte; op andere tyden werd eene hoeveelheid van groote Seerif van de oppervlakte der Lava in Zee géftortj ter aanduiding drenkend,, dat L 3  $6 Verhaal der uitbarsting dezelve gloeiend heet was onder die oppervlakte ; ërj zelfs tot deezen dag toe (*), behoudt het middelpunt van de Lava, die de Stad bedekt, deeze gloeiende hette. De breedte van de Lava, die in Zee Hortte, en daar een nieuw Voorgebergte gevormd heeft, naa het grootde gedeelte van de Stad Torre del Greco verwoest te hebben, vondt de Hertog della torre, by eene naauwkeurige meeting, 1504 Engelfche voeten. De hoogte boven de Zee is twaalf voeten, en even zo veel onder het water.; weshalven de geheele hoogte vier-en-twintig voeten haalt, daar ze zich tor 626 voeten in Zee uititrekt, ; Ik Mrn waar, dat het Zeewater kookte als water m een ketel, ter plaatze waar 't zelve den voet van dit nieuw Voorgebergte raakte; en , fchoon ik my ten minden op den afdand van driehonderd voeten van daar bevond, ftak ik , waarneemende dat de Zee rookte, aan de zyden van myn boot myn hand in't water, en werd deeze, eigen ïyk gefprooken, gebrand. Op deezen tyd merkten myne Roeijers op , dat de pek aan den bodem van de boot begon te fmelten en op Zee dreef, dat de boot lek wierd. Wy voeren, derhal ven, fchiclyk van daar, en traden op eenigen afftand van de heete Lava aan land. Torre del Greco. telde omtrent 18,000 lnwoonders, die allen, (uitgenomen omtrent vyftien, die, wegens ouder, dom o[zwakheid, niet konden vervoerd worden, en, dooide Lava overftort, in hunne Huizen omkwamen) het gevaar ontvloden, of na Castel-a-mare , het oude Stabia, of na Napcis. Maar de fnelle voortgang van de Lava was zodanig , naa dat dezelve den koers afgewend hadt van Retina, welke Stad de Lava eerst bedreigde, en 'er een nieuwe Lava was beginnen te vloeijen uit een nieuwen mond in een Wyngaard, omtrent ééne myl van de Stad gelegen, dat dezelve als een Stroom over de Stad Torre del Greco heen liep; den ongelukkigen Inwoonderen naauwlyks tyd laatende om hun leeven te bergen. Hunne goederen en bezittingen moesten zy geheel agterlaaten. Verfcheide Ingezetenen , wier huizen omringd waren met de Lava, terwyl zy 'er zich nog in bevonden, ontkwamen er uit, en behielden bun leeven, den volgenden da^ Uit de daken klimmende, en gaande over de Scoria, tip de oppervlakte van de gloeiend heete Lava. Zes oude (*) .Dseze Brief is van den 25 August, daar ep volgende.  VAN DEN BERG VESUVIUS. 6? Nonnen werden, op deeze J^^^t»^ SS&Ê« R«S? S bv bevonden te hebben; en, fchoon nu van hetdrei K^Sli^s^ -va» So» ^ite' hSe Tv eïnfgGeld haTdden agtergelaaten; dit maakS by'te krygen? fee Nonnen bevinden zich thans in loen ik op uc weinige lnwoonders der- SederSceerd ^poogden hunne goederen te Een ukl^ïïuSntdie fgPni|t waren om^rgefmeeten of geheel en al onder de Lava bedolven. .Maar, helaas lists ö dat deeze Klokken, fchoon zy noch giften,noch ge V^ebotó £ zyyifdo°^ d"e wSking dlfzuure en vitriolifche dampen ^Zomm'igen der Inwoonderen van Torre del Greco ^- L 4  68 vermaas, der uitbarsting dit inzonderheid het geval was, wanneer twee punten van Lava elkander tegenkwamen, en water tusfehen zich beknelden, als dan werd het water met groot geweld ongeheeven, en ging zulks gepaard met een groot geraas. Desgelyks verhaalden zy my, dat, op dien tyd, als mede s volgenden daags, eene groote menigte visch, die als 't ware gekookt was, op de oppervlakte der Zee dreef; en naderhand is my verzekerd door veele Visfchers van Porttci, Porre M Greco, en Torre delP Annunziata (alle plaatzen aan den voet van den Vefuvius gelegen,) dat zv verfcheide dagen geduurende de Uitbarftingf geervisch hoegenaamd konden vangen, binnen twee mylen van de kust, door de Visfchen blykbaar verhaten y Wanneer deeze Lava genoegzaam bekoeld is, 't geen nog wel eenige maanden zal aanloopen, zal ik gaarne onderzoeken, of het middelpunt, of He vaste enfeflootene deelen, van de Lava, die in zee Hortte, gelyk waarfchynlyk is, de kamzuilagtige gedaante van ^Bazaltkolommen aangenomen hebbe, zo als veele andere Lavas, in ÏTater nedergeftort. De uitwendige gedaante van deeze Lava biedt, gelyk van Sr%LaVa' dr^°?gen nietS da" een verwarden hoop van losfe Scorta. De Lava boven de Hoofdkerk, en oy> andere plaatzen in de Stad, is veertig voeten dik de a gemeene, hoogte van de Lava, geduurende den geheelen loop, is omtrent twaalf voeten, en heeft, op zommige plaatzen, de breedte van eene myl y ^imu^t, IJ doorwandelde de weinige overgebleevene ftraaten der Stad, en klom boven m een der hoogde ftaande gebleeven huizen, met Lava geheel omringd. Van die Wte zag ik onderfcheiden den geheelen loop, dien te LaV? genomen hadt; liet beste gedeelte derföaiSdSkSdS De toppen van de lunzen waren hier en daar even zigïbaarj het hout, van binnen nog brandende, deedt aan te oppervlakte een heldere vlam "opgaan; op andere p aarzen veroorzaakten de zwavel en de zouten een witten rook boven de Lava, vormende een witte of geele korst op de Scorm, rondsom de plaatzen waar die rook met het meeste geweld uit voortkwam. aJUSP^ w'-'rdeAik klöine ^hardingen, en zag, dat a ^Tn'/i k,e,ne< ^vnen' brokken v™ de ScorL en Cwlin ff °P'*ie,'Pen- lk veronderftel dat ze voort£- nf-'m idü dunncr ^worden lugt in de kel¬ ders, Oi mogèlyk door kleine hoeveelheden buschkruid, die  VAN DEN BERG VESUVIUS. 69 ontvlamden: dewyl niemand hier bykans zondag S ™ ppnieen voorraad van kruid, kelt. -—- jNaaiae- haani'^^ ^rkSsten hier doorgaans vergezeld gaan van ^ual detS^ Seen Vuurwerker te deezer Stede een Vuurwerken,. hadt een ™™ * nadci.end Rerk. IS^ÏÏuSiilSïPX was in zyn huis opgeüooleest, en een g kiu , gedeelte van dezelve ^SB^^^K^S^W nogthans hadt hy, was-1 ZSin dnarnaa alle zvne Vuurwerken en kruid ge%?^: van&vericheide andere vaten, weeten van dit k uid, ^ n een ander hu!S wa- die ten «Ifd« ty^ m kdder va ^ ren,^r vfouwerT die ze'op 't hoofd droegen over de Srfrvai^eLava, beneden'nog gloeiend heet, zonder 7rC ree, dezelve nog veel hooger. Maar 't geen my LaVVeze akelige pfaats deedt vertrekken was, dat een Xi&5Èi2?8ffi groote Bigge over zyne lchoudei Koovf„"' ",„rd door den Eigenaar, meteen vuurroer ^Tern^aifgekgd deSov« hëldt zich, tot zelfbehouSP fdSvVv i verzogt hem de Bigge weg te dems, digt by my. £ neeme£ hy deedt het, en de eiSar 'wel te vreïe met het herlïrygen van liet verloogenail'-J nrtdekte mv het gevaar, waarin ik my beien beest, & thans dieven in alle de Sdira/PWe3Ïeh bri/en waren. Ik oordeelde het, geftaande gchleeveP g^en^ vemekken, zo om volglyk, voor my hoog tjom bewerken, dat >er uit ^fffiïï& «ezrïïcnwierd, om befcherming ^^^SM& Bewoonders deezer zo ZeHie¥opei1eoeiedeSikd'terftond met myn boot na Napels, en cahV Stadsbeduur onmiddelyk kennis van 't geen en gat net^ s «« wedervaaren was. Ingevolge j& van werden terdond°te water eenige Soldaater. der- Jf r-pfphikt- de weP' over land was door de Lava geS5 on&SSn — Op mynen terugtocht ontdekte ik, een wel grooter hoeveelheid van Petroleum, dan gewoon'kl op lee dreef, en een zeer hmderlyken reuk vei- " 3 1  7Q verhaal der uitbarsting fpreidde: want ten allen tyde ziet men h** n-u deeze bitumineufe Olie, hte%r^a£iJg ™*1 . oppervlakte der Zee tusfehen Portici en SS d'rvverT De fyne Asch bleef deezen ganfehen te Natelt vallen : de Ve/uvtus geheel door dezelve veSoffid bleef onrust baaren, door herhaalde geweldig UiSrffin gen. De ftraaten deezer Stad waren op dtezen en den yo genden dag fteeds vervuld met Godsdienftige en boe tedoende Ommegangen, beftaande uit menfcl ef van aller' lei rang; en men hoorde, te midden van de dutoisfe mets dan den donder van het Gebergte en he,Sfl J era pro nabis. De 2^^^^^^^^ ker opblaazende, verloste ons vanVze Asl?heg Sor de! |Ïl%Sftr°0,jen °Ver Verfcheid£ ^elen van C,t Op Woensdag den achttienden Juny, ontdekten wv dewyl de wind, voor eenen zeer korten tyd, den dikken Wolk van den top van den Vefuvius weXef dat een groot gedeelte van den Crater,' byzonderaan dè Westzyde, tegen over Napels, was ingeïon. Dit se! beurde waarfchynlyk omtrent vier uuren 's mórgen Jn dien dag: dewyl men op dat tydftip een heSge fchok van een Aardbeeving gevoelde te Refina, en f andere gedeelten aan den voet des Vulcaans.7 De WoTkenvm Rook, gemengd met de Asfche, die, gelyk ik voorheen heb opgemerkt, zo fyn was als Spaanfche Snuif ?ia zo fyn, dat een indrukzel van myn zegel 'er onderfcheiden op ingedrukt bleef,) waren zo dik en digt, daf ze blvk baar met de grpotfte moeite een weg zo|ten door der nu zo zeer verwyden mond van den& Ve/üvius, dl ze ker, zmts het inftorten van den top, niet veel minder dan twee mylen m den omtrek haalt. De eene Wolk hoopte zich op de andere, en deeze, elkander zo fchïÏyk opvolgende, vormden, in 't verloop van eenbe weinige uuren, zulk een verbaazend groote kolom van de donkerfte kleur over den Berg, dat dezelve Napels met een onmiddelyken ondergang fcheen te dreigen od zekeren tyd boven de Stad hangende, en te zwaar fchvnende om lang m de lugt te blyven hangen. DeeL Wolken waren, daarenboven, vervuld met Ferilli, 0f Vulcanifche Bhxem, fterker dan de gewoone Blixèm , juist zo als plinius de Jonge dezelve befchryft in een zy-  VAN DEN BERG VESUVIUS. 71 Krieven aan tacitus, als hy zich ïn deezervoege S Mvorlulim & fimiksS majores erant. uitdrukt - fugf*™' dl^nytyd geheel overdekt, gelyk PtlKeoudf zwale fiva! let een dikke korst van S0k . fvne Set graauwe Asfche, reeds gevallen , welke deeze fvne,pj8f k voorkornen gaf; en, in vergelydaaI de £veSelTVenftaPeltag van Wolken, king met de bovengeme ^ P fcLe met ons denk- |ïè^"lemeeïln , meeT is ian drie duizend zes honderd V°i£n Abbé braccini , blykens zyn Berigt wegens de uSUÈ? v£ deii Berg Vfin en Jaa- «gj. xneette, met e^^ï^^SS,^zamelde boven hooping vani d*^^ Uitbarfting , en den Vefuvius , geduurenut & fó bevondt dat ^Ive meerman dertig ^y haalde. —- „Al TTitharftins, dat de hoogte deezer drei- Vand?eR0r§eii Xtfom van Na\cls .gemeeten , gende ,^olc_re" ldt hy niet) meer dan dertig Graaden ^•^^E\5iVv« kan zeggen is, dat, liaa tvTooo de afftand van den Crater van den voor myn oog, ac/u d w lk toefcheen vto< tot heSh0°S^e|fedetf £ZYn als de afftand van het ten naasten by dezelfde te zyn ais ^ EHa"d/ffn "doch 5fben'zo'zeS als iemandVrtW-mH landeonnauwkeurigheid eener meetinge van dien tmgd^de OTnaauw S Wolk zvn hoogst aart> ^„fclnr gatta, Opvolger van den kunst- S5ö^* eene naau wkeunge ^feftóKen^S^^P dit oogenblik, , i\moeL aevaar om begraaven te worden on- S^^AÏche*va£^dfS vulcaan, even als dit lot de Ste5Cr ^wÏ5J» en Pomp» overkwam in den Jaare 79den tlerculaiiaim ^ . „ederviel , was even De Asch , die toen * veraezelde. Dikwyls Ê f^SP^tï^ water genrengd  ^ VBRhaal der uitbarsting huizen ingedrukt bleef op deéil%ulS&^m^h4ei liet hout reeds voorlange verteerd S 7„ 2*"'>/ch°on bet geringde overblyfzel van kon vinten meVer geea as? L^assas firsss rby de SffWS. SiSn dS°-rf efbed^n 5 79, haalde l^^rfSï?^ t^fr^I ™ 2fc/*, 't welk het hoofd bedekte' tr i?ük Verharde heid af te neemen, mwr^^B^^^^^ oogen, die geflooten waren, van 3en ne-SS\ W*dS mond, en van eiken weezenstrek, g&Bd^dSftcT-É01 even a s in een afdrukzel in pleister Sn T?T Chei££n * aart, uit eebrap-r k we„„ ~ r ltuk van dien van zyne .$£5^ zich gevormd over de hom P 1 • /; Het hadt zich door deeze VulcanSeftrX nJ Vrouwe> die kreuk of vouwe vffluatt^^ £*» oedekte, is naauwkeurig afrete~nd£'w geen de borst ïn de Vulcanifche Tufo, die hetoiX tE*0 VOrm c«feft««j». vervulde , ziet nfen , ™ Theater van drukzel van een fc? ft3^f een ^auwkeurig afWaargenomen Sb^^^g» ^veg een overvloed u t dei rt-n,,,;,,, ^ ne ^ch, in zulk voorkomen heb ie van toZ en het ichoone gedaanten en kmlhnS ril K *f F"' die Rook doorgaans heef , 1 g'l d als de droo?e dyve krullek zo zuh g'y ™mfê ïgiï^d*ï*** toon my het lot van H??cula,Zn,™ gnlooven' .dlt dit ver- duisternis en gevaar '^Jeeite van Canpagna m tyd vergeeld Zt^SStS^S^^ ?ot gen, de verdelir-ndtte h^Jng ö n en aschftortin- modder veroorSen semenV^^" en 9 "J-vCU1 * gemengd met zwaare fteenen en boo*  VAM DEN BERG VESUVIUS; 73 boomen van den wortel gerukt; deeze hielden aan, in eerdere of mindere maate, de lnwoonders aan berde de Sn van den Vuurberg tot den zevenden July e onty «™ - wanneer de laatfte vloed van dien aart veele hon^AciS^ bSbouwd land, tusfehen de Steden Torre del Greco ^ Torre deW Annunziata, verdelgde. - Eenige van deele Stroomen, gelyk my verzekerd is dooi.geloof«r^vdiPe ooggetuigen, kwamen,zo aan de zyde van de SomZT als8 aaKnVekant, met een fchriklyk ruisfehend geluid, nederftorten. Eenige deezer Stroomen, den weg gehand hebbende door de naauwe openingen m t gebergI? reezen tot eene hoogte van meer dan twintig voeten, en'hadden bykans eene halve myl m uitgeftrektheid. De ^oddeTdeezer Stroomen, eene natuurlyke Kalk zynde, heeft eene^ duizend Acres van de beste Wyngaarden volkomen overdekt, en voor tegenwoordig bedorven; want deSe word binnen kort zo hard, dat men een houwee „Maheeft om dezelve te breeken: ik fchryf, voor het ^wo5ri?geT^yl * rny verbeelde, dat de grond hferTa,Sootlvks zal verbeterd weezen door de veel- i!r7r„Vnntdeelen, blykbaar begreepen. in de Asfche vuldige ^"t^elM, my s f ^ ^ S/^fte^M §een bak gevuld hebbende met de isfche op zynbalcon gevallen, geduurende de Uitbar£mr 7aaide: 'er eenige Erwten in, en verzekerde my, da?gze den derden dagg opkwamen, en veel fterker groeiden dan zy gemeenlyk doen in oen besten gewoonen Tuingrond. \Het Vervolg hierna.) BELANGRYK VERSLAG EENS ™« Slï* OOST-INDIEN , OVER ALEPPO EN BAGDAD, VEELE BYZONDERHEDEN VAN DE GEWOONTEN EN ZEDEN DER TURKEN ONTVOUWENDE. (Ontleend uit donald campbell's Journey over Land f v India.) (Vervolg van bl. 41.) TVTaa weinig uuren ftaapens , maakte onze Gids ons! wakN" "n wy zetten onze reis vooit. Naa een poos^ftd-  74 verslag eens nieuwen weg3 zwygens, begon myn Gids op den volgenden trant, 't geende iolk my onder het fpreeken vertaalde. Zeker, God maakte het lachen tot befpotting en be„ fchaammg des Menschdoms; hy gaf dit vermogen aan „ de Franken en aan de Aapen ; want des eenen Ha, „ Ha, Na s, en des anderen Hc^cHe's, zyn beide boos„ aartig, inood, tot mets dienftig dan om alles wat ronds„ om hun is te plaagen en te mishandelen." Hier zweeg de Gids, als wagtende eenig antwoord. Ik zweeg. Naa eene wyl wagtens, voer by voort. „ Dit is „ het niet al, met al hun lachen hebben zy de wysheid „ om wonder wel voor zichzelven te zorgen; want een „ half douzyn Aapen zal, onder het He, tle, He, een „ geheelen hof van vrugten ledigen, als of 'er een hon„ derd geweest waren; en een Frank zal, onder het „ Ha, Ha, uw voor- en toefpys opeeren als'een Wolf, „ en wyn zuipen met dezelfde maatigheid als een Kameel „ water drinkt." * * Ik dagt dat ik van het gefmoord lachen zou gedikt hebben; ik wilde hem egter niet in de reden vallen, en belykeniset Z°' ^ voortvoer met zvne aangevangen „ Maar met al hun He, He, t&t en Ha, Ha, Ha's „ gebeurt het zomtyds dat zy gevangen worden; de Aap „ wordt in een tok gevangen, opgeilooten of gedood, en „ de Frank in -een gevangenhuis opgeilooten? gekastvd „ of gehangen; en dan verandert de toon, en hef is S, „ ho, ho! Hier fpeelde hyzyn nabootzende rol zo meesterlyk, en tevens zo lachverwekkend, dat ik myn lachen met langer kon bedwingen y „ 111 agt, jimmel! Neem u zeiven in agt ! Gv kunt u „ niet bedwingen I' 'Er opeen ernftigen toon byvoegende" „ pen gelyk ik u gezegd heb. Neem derhalven u zel„ ven in agt, en vermy het lachen in de Caravanlè„ ras, of wy moeten fcheiden ; want 'er zyn plaatzen, „ en daar wy ons gister avond bevonden was zodanig. „ een, waar vermoeden uw gewis bederf zou berokke„ nen. En indien gy omkwaamt, wat zou ik, te Alep„po wederkeerende, tot myne verdediging ze»? Ha „ ha, ha zou mets afdoen. Neen, neen! zy zouden het „ met gelooven, en ik myn charafter verliezen." Hoe, voegde ik hem toe, lacht gy dan zelve niet? „ Zeer'  NA BE OOST-INDIEN. 75 , Zeer zeldzaam," antwoordde hy, „of liever nooit. „ Althans zou ik het- niet doen in tyd van gevaar. Neen, „ neen, geen dan Christenen en Aapen geeven zich aan \ lachen over. Turken en Tartaaren zyn wyzer." Ik beloofde hem, in het vervolg, voorzigtiger te zullen weezen ; en, om hem door eenige vleitaal wat te neder te zetten, zeide ik, dat hy zyn rol zo wonderlyk wel fpeeide dat het my onmogelyk was de aandoening tot lachen te bedwingen. Dan hy gaf my te verdaan , met een «arisch erntlig gelaad, dat zyn bedryf, in die gelegenheden van eenen al te ernttigen aart was om ftof van gelach op te leveren; en raadde hy my aan, dit m goeden ernst te gelooven. De bezorgdheid van mynen Gids voor myne veiligheid was de ersist van een Man, die, het geen hy op zich genomen hadt, ftipt wilde vervoeren; en zyn geheele gedrag droeg de blyken van eene naauwkeungheid om aan zvn opgenomen taak te voldoen, welke men zelden by de menfchin aantreft. Eer wy van Aletfo gingen, hadt hv het op zich genomen, my veilig over te brengen; hy was onvermoeid werkzaam om dit te doen. Hy hadt op zich genomen, my van fpys te verzorgen; dit deedt hy op de ruimde wyze - hy hadt beloofd te gaan zo als t my behaagde, langzaam of fchielyk ; hy hieldt zyn woord \ 8wy waren overeengekomen , dat wy van paarden zo dikwyls zouden verwisfelen als het my behaagde; hy volbragt zulks. Maar, buiten deeze byzonderheden, fcheen hy zich over my niet meer te bekommeren, dan hv zou gedaan hebben wegens eene Baal Koopwaaren, zvner zorge toevertrouwd. Hy was verpligt my behouden en in goeden ftaat te Bagdad te brengen; dit hadt hv bellooten te doen ; en hy dagt op mets anders. Ik had Voorfchryvings- Brieven aan eenige der Bashas van de Steden, door welke wy heen zouden trekken; maar, dewyl het overgeeven van een Brief, naar de gewoonte daar te lande, altoos vergezeld gaat van een Gefchenk, dagt ik het beter, het overleveren daar van te laaten, zo de nood het niet mogt vereifchen fchoon de ftaat des Lands in zulk eene onrust ware, dat wy te meermaalen eene wagt noodig hadden. • . ' Zo ras de gedagten van het behandelde onderwerp, het lachen, eenigzins verzet waren, begon de Tartaarir\i een goed humeur te komen, en met zyn gewoone drift te praaten; want hy was, naar de luim hem aandreef, ol droevig  |6 VERSLAG EENS NIEUWEN WEGS vig ftil, of bovenmaatig fnapagtig. Zyne tong; most aangemerkt worden als een Thermometer, op welke men de x warmte of koude van zyn geitel" kon zien; de uiterften van ftilzwygenheid of fnapagtigheid waren de merktekens Zyn onderhoud bepaalde zich egter in een naauwen kring, en beftondt voornaamlyk in vertellingen van zichzelven en van zyn paard; van de verbaazende reistochten, dour hem gedaan, en de dappere daaden, welke hy volvoerde. J Dat hy my, zo als ik even aanmerkte, in eenige op. zigten, als een ltuk van eigendom aanzag, heb ik reden om te gelooven; want ik nam waar, dat, by eenige Caravanleras, het volk zich rondsom my heen fchaarde en my met duidelyk Ipreekende aandoeningen van verbaasdheid en medelyden aanzag; wel is waar, eenigen floegen een bhk van veragtmg op my neder; maar geen, hoe laag en ongelukkig, fcheen my mynen toeftand te benyden In dit denkbeeld vond ik my re meer verftcrkt door een geval tusfehen IJiar beker en Moful. Op zekeren morgen was ik meer dan gewoonlyk afgemat door de vermoeienisfen van den voorigen dag. De Tartaar riep my en beval dat ik te paard zou ftygen. Bemerkende dat ik geen antwoord gaf, of eenig teken van ontwaaking, nam hy my tut het bedde in zyne armen, (want hy Was zo fterk, dat hy dit zonder eenige moeite kon doen) , en bragt my, zonder eenige pligtpleeging, buiten; en eer ik zo volkomen ontwaakt was, dat ik ten vollen begreep wat 'er gebeurde, hadt hy my op het paard gezet, eereed om weg te ryden. ° Eene behandeling, zo vreemd, zult gy wel gelooven dat my op dien tyd zeer verbaasde, en dat ik dezelve niet ligt zal vergeeten. Zulk eene menigte van vreemde, verwarde, en weinig zamenhangende, denkbeelden kwam my nimmer voor den geest, als op dat oogenblik; zy waren verdrietig, en verbaazend tenens j maar myn toeftand het my met toe ze naderhand te ontwikkelen. De hoofdbedenking, welke 'er uit voortvloeide , was, dat het menschlyk gevoel in een zeer laagen ftaat moet weezen, waar zodanig iets kan plaats grypen, uit het begrip, dat een Mensch zo veel was als een ftuk eigendoras; dat hy op dezelfde onaandoenlyke wyze kan behandeld en vervoerd worden als een Baal met goederen. Van de waarheid deezer bedroevende bedenking had ik kort daar naa eene akelige proeve, in een geval, 't welk,  NA de OOST-indien. 77 't welk, hoe fmertvol ook, vergezeld ging met zulke belachlyke omftandigbeden, dat ik met kan naa laaten er aan te denken zonder lachen - lachen, gelyk ik toen deed, met een hart vol medelyden. Od een möfgêri werd ik, vóór het aanbreeken van den die, uit den llaap gewekt, door een vreeslyk_geraas in on*e Caravanfera. Ik giste, dat de Tartaar ach gereed maakte om vroeg op reis te gaan Ik had in zo verre gelyk» de paarden ftonden gereed. Ik kwam buiten om te paard te ltygen , en ftond zeer verlreld, als ik eene menigte paarden voor my zag, belaaden met iets,oat recht overeinde op derzei ver ruggen ftondthet nog gebrekkig licht liet my niet toe te ondeneheiden dat het Menfchen waren. Ik hield het voor Baaien Koopgoederen, od eene zonderlinge wyze gepakt. Ik deed geene vraaeên altoos. Het aanbreekend daglicht ontdekte my dat het Menfchen waren, in zakken gepakt , en op de paarden gezet. 'Er was eene wonderlyke mengeling .van fchrik en grappigheid in het denkbeeld , 't welk my teffens met verontwaardiging, medelyden en lachen, vervulde. Ferstgemelde aandoeningen nogthans hadden de overhand , en ik vroeg met eenige drift aan myn knegt, wat dit. wilde beduiden^ i Hv gaf my ten antwoord., dat in die zakken jonge Vrouwlieden waren , die de Tartaar gekogt hadt. „ Goede god!" riep ik u,t, „ is het mo- lelyk, dat hy deeze ongelukkige Vrouwen gekost heeft U Snfdezelve met zo weinig menschlykheids te behande- " len9» „ Hy heeft ze gekogt," antwoordde myn knee^ „ als een Koopwaar, niet tot zyn vermaak " Veronderdel," zei ik hier op „ dat het Mannen waren en "-een ionge Vrouwen , hoe kan hy zich ver" Sin dat zy zulk eene behandeling zullen overlee" ven? In een zak geftooken, gebonden, op een paard ■^vastgemaakt, en voortgedreeven met zulk een fpoed fwant zy waren toen reeds weg, en een andere Tartaar " deedt niet anders dan de paarden daan om ze den weg V met alle moeelyke fnelheid te doen fpoeden,) hoe is V het mogelyk dat zy zulk eene mishandeling kunnen •' overleeven ? Zy moeten fmooren, - zy moeten zich " verzeeren - ontveld en dood gemarteld worden! " , Indien ik," voerde hy my te gemoet, „ u een goeden raad fchuldig ben, zou ik u raaden geene aanmer" kingen daar over te maaken. Zulks zou alleen kunnen l Sfl om deeze nog ueeriyker te doen handelen, meng. 1797' K0- 2« 11 "  7™ verslag eens nieuwen wegs „ en den toorn van den Gids tegen u gaande te maa„ ken." Om te befluiten , ik nam deeze raadgeeving in agt, en dagt by my zelve die mishandeling na. Die ongelukkige Vrouwen werden, in dien ftaat, ettelyke mylen verre gevoerd. Hier maakte de teerhartige Kooper befchikkingen om de elendigen te, bewaaren tot zyne wederkomst; wanneer hy, zo ik veronderftel, die ongelukkigen, weder in zakken geftooken, op paarden gebonden, en na Aleppo gevoerd, zal hebben, om ze daar aan den meestbiedenden te verkoopen. Dit geval boezemde my een fterken afkeer in van mynen Tartaarfchen Gids ; en geduurende eenigen tyd kon ik niet nalaaten hem met afl'chnk te befchouwen. Maar met den tyd Heet myne gevoeligheid, en de Rede, haar bewind van bedaarde oordeelvelling herneemende, zeide my, dat, fchoon dit een misdryf ware, ja een zwaar misdryf, hy deswegen zo verantwoordelyk niet ware als zy, die, beter weetende, aan zulk een handel een wettige békragtiging gaven, en in volle uitgeftrektheid een zeilde misdryf pleegden. Hy deedt alleen 't geen hy van zyne kindsheid af hadt leeren doen ; en overzulks niet moest beoordeeld worden.naar die wetten, welke een Brit in zulk een geval zou vastftellen. Een Brit! Ach! heb ik, dit fchryvende, de vin- nigfte fchimpreden tegen de Britten niet uit myne pen laaten vloeijen? Ja! Lieden eene deugd toe te fchryven, welke zy ontbreeken, is het zwaarst mogelyk verwyt. — Ik bedagt dit niet op dien tyd; maar ik"wil niet te rugge haaien wat ik gefchreeven heb. De Britten verdie¬ nen deezen geesfel ; want de handel in Menfchen drukteen afzigtig brandmerk van eerloosheid op den Raad. Hun Broeders bloed! het bloed van millieenen vermoorde Africaanen fchreeuwt, gelyk dat van abel , tegen hun ten Hemel, en het zal, vrees ik , niet te vergeefsch fchreeuwen. Groote god! Welk een verfchriklyk denkbeeld! welk een onuitwischbaar brandmerk ! Dat een Wetgeever, in koelen bloede van handelbedryf, eene berekening maake van het waarfchynlyk voordeel met menfchen - leevens te belnalen — handelvoordeel in de weegfchaal legt tegen moord — en Convenienten ter verlchooning van het gruwzaamst misdrvf bezigt ! Waarom mag een Roo- ver het niet desgelyks doen? Maar zullen Britten! — Brit-  NA DE OOST-INDIEN. 7(J — Britten, die zich op edelmoedigheid beroemen, die waanen, in' vryheid , menschlykheid en regtvamhgheid, all° Volken der aarde te overtreffen, — zullen zy uc oo-en openen, en zien dat mindere Volken een zo laakbaa?en harSel met fchrik ter zyde zetten, - zullen zy, door Gouddorst geprikkeld, o/misleid door eene verkee de Staatkunde, zich langer betoenen met het: b oed, t geen andere Volken hebben afgewiscbt, zullen zy voort faan met aan den eenen kant de vloek, en aan den anderen kant de fmaad, des Menschdoms te weezen ? De Hemel verhoede zulks! En och of die/eugdzaame Man, die , de kwaadaartige fmaadredenen der laaghartige* m bStzugtigen verfmaadende, ftoutmoedig te voorfchyn «eed: als een bepleiter van Menfchenregt en van zyn Vaderland, die, de eene Zitting vóór, de iriffMJ, g den zetel des gemaks, welk de rykdom hem aanb^ d ooftaat, om de banden en kluisters, ,welke,ln°S„ én" ierigheid gefmeed, en om den hals der medemenkhea rektonken hebben, te verbreeken, - mogt hy eenmaal flaaaenen de menigte zyner tegenftanderen doen bezwyS 0 Mogt de Regtvaardigheid zyns Lands zyn zegeS en roem zo groSt en zo zeker maaken, a s de RegtKdiSeid van dat Weezen, onder wiens beduur hy SeU hem zeker in eene andere Wereld zal doen on- d1ïinnaednerde nu fterk aan dat„ Ge^St , ^«gL$ Winden alle leevende Schepzels, daar door geöoiien , eenen oo^enbliklyken dood aanbrengen. Begrypende, dat ?k hoe meer fpoeds ik maakte om dien oord door te, komen, ik te grooter kans had om dit doodlyk onheil te onSaan. Ik reed uit al myn magt, en noopte, door myn voorbeeld, myn Tartaar [eken Gids, tot hy, w t einde. Ze verwondering en goedkeuring tellens te yerftaanga|, verklaarende, dat ik hem omtrent gelyk was m het mt daan van vermoeijenisfen; 'er by voegende, beduidenden glimplach, dat ik, naar alle waaikhynlykïeid onder de Franken ook een Overbrenger van Staats- be8f zefren6 dagT'naa dat wy omtrent vier mylen gereeten h dten vJ'eene Carava/fera, waat J Wden verwisfelden, bevond ik, dat een allerllegtó paaid my ten deele gevallen was ; het was ftyf,. zwak en kieupel, SevolgeTiier van ftruikelde het veel, en ik.agt ate oogenbilkken 'er mede te zuilen vallen. Ik ftelde daarom  80 verslag eens nieuwen wegs aan myn Gids voor, van paard te verwis fel™ • fö* '< hy my tot dus lang nooit hadt -eweiS• n' nu voor, dewyl het paard , door hem bef, er der beste was. Hy weigerde than? vóm i feden,.,een en, dewyl hy deezen daggbovenmaatL te milen; fchrecf ik die weigering toe aqn ÏÏn i? §CWeest was' lyken luim, en beilSot te by den ? geem' laaten berusten. Ik vërW SJZt?* aanzoek niet te my zulks behaagde, ik ons verd ,7 20 dlkma'i]s hield, indien hy'aan deeze mv^^g V0°? verbrooken deedt'; dat iP'^l^'T^^^ ^ vo1" ifchryven. 6 UjllluI te ale$p° over zou zer voege at. „ Gy wilt na y//^/0 föhnen 9r7 „ W.' zy zullen u niet mm^êloS^b^^ „ meth, het zou welgedaan 7,m ,,?i, ,v ma"o- „ van een öfczwervendS^ „ hassan, den getrouwen en iv tv7,hI ,ARTAZ - * tien jaaren en langer, dé Boh^I S ^ zedert * de vWw^^^ „ gen; wien nimmer de naam -h t ^JeilionmWie denkt gy, arme^miS^ e^R? ff*0* 1 „ befehuldiging, wegens het breeken mvner SoS UWC „ gelooven?" —- ik viel hem h £ redén .beio^ zou : hïVal^2^-« „ ibreeken van een baa/dTooS SS dKt Z 'V" tC „ onder my zal krveen Ik zoh C f <"t paard van „ der Gel&Vigen , was L „ f,-M' den Bevelhebber dJp «iet ovegSeven? ÜL."1 TO?M& °P- ft tyd" „ W & h het 2Jou het met doen , „ reden voor." en üi lieb er myne 4 lk WJI UCl Sd0°ven/' was myn antwoord, „ dat » ëï  KA DE OOST-INDIEN* Sr w gy 'er re Jen voor hebt; zugt tot uw gemak., en Vrees „ van uwe beenen te zullen breeken." Dit hoorende, werd hy geheel woede: — hy nep den naam van mahometh aan, als getuigen dat hy met wist ■wat het was iets te vreezen, hy verklaarde, dat hv zich verzekerd hieldt, dat een booze geest my heden vervulde - en ik wel gelchikt fcheen om met hem handgemeen te worden. Eindelyk, ziende dat ik hem met ver- fmaading aanzag, reedt hy my op zyde. Ik dagt dat het was om my een flag toe te brengen, en ichikte my ter zelfverdeediging. Ik tastte hierin mis. Hy nam de teugels uit myn hand, palmde die in tot aan den bek myns paards, waar op hy 't zelve uit al zyn magt floep-, zyn eigen de fpooren gaf, en ze beiden in volle galop zette. Hier by liet hy het met berusten; maar hieldt aan met myn paard te liaan, en 't zyne met fnooren te prikkelen ; heenrydende over alle beletzeis die ons in den weg kwamen, tot ik in het emde dagt dat hv gek geworden was, of ten oogmerk had my om hals te brengen. Verfcheide keeren was ik m den Wil orrt hem met myn zweep te treffen, en van zyn paard te doen tuimeien —— Dan geduld kwam my gelukkig te hulpe, en boezemde my in, te verdraagen en de uitkomst af te xva^ten. inmiddels merkte ik my zeiven aan als in groot gevaar: nogthans was het vermogen , 't geen hy ten bedwmtf der paarden hadt, zo groot, dat ik het onmoge* lvk vond eenige vertraaging je veroorzaaken. Den uitflag der Voorzienigheid aanbeveelende, liet ik hem, zon* der eenige tegenstribbeling, zynen gang gaan. In de Lirimia Franc» gaf ik hem allerlei fcheldnaamen : en hy, grommende, noemde my Dwnm, Jihash, BurluCósA is, Zmn, Ezel, Muilezelalles op den fchriklykften toon, met eene onverbeeldlyke fnelheid. Op deeze wyze reeden wy, eenige mylen, over een onbebouwden grond, hier en daar doorfneeden met kanaalen veroorzaakt door de watcrloopen in den regentyd» digt bezet met kreupelhout, en met afgebrooken heuvelen Zvn paard voerde hem rustig over en door alles heen, en, fchoon het myne alle oogenblikken druikelde, en bvkans viel, wist hy nogthans, met eene onbefchrytbaare handigheid , en kragt die even verbaazend was, myn paard op den toom te houden, en, ik mag zegsen, heerlyk over alles heen te voeren. Ik ftond des verfteld, en was, toen dit vreemde weg- p ^ lpQ£"  *"2 verslag eens nieuwen weg3 fpoeden een einde genomen hadt, zigtbaar verblyd. Myn Gids, dit ziende, riep eenige fceeren zegepraalende uit: „ O, la Frangi! Heli! Heli! Frangi!" In "t einde, de paarden ftil houdende, keek hy my fterk in 't aangezigt; va. de Lingua Franca uitroepende: „ Que clice, Frangi! „ Qut dice'i"' Eenigen tyd was ik buiten ftaat hem te antwoorden; maar bleef hem van het hoofd tot de voeten aanzien als het vreemdfte fchepzel, dat ik ooit aanfchouwde. Hierop ftreek hy zyne knevels met alle tekenen van zelfvoldoening en bedaardheid ; nu en dan knikte hy met zyn hoofd, als wilde hy zeggen: Ei, ei, het is zo' zie op my! ben ik geen bekwaame knaapV „ Ja," zeide ik, „ gy zyt een bekwaame knaap; maar ik wenschte „ wel van uwe my verlegenmaakende kunftenaaryen ont„ llaagen te weezen.1' Wy fteegen af op den top van een kleinen heuvel, van welken wy een volkomen en ruim gezigt hadden over het omliggende Land. Onze Tolk kwam by ons. Myn Gids riep hem, en begeerde, dat deeze my zou uitleggen, wat hy voorhadt my te zeggen. Ik zal het u zo na mogelyk met de woorden van den Tolk opgeeven. „ Gy ziet," dus fprak de Tüftaat, „ de ginds lig,-, gende bergen," (na het Oosten wyzende,) „ deeze lig,, gen in het Landlchap Khrdejlan , bewoond door een „ Inood geflacht Roovers, Jcfides genaamd: zy brengen „ eerbewyzingen toe aan hun eigen God tesid (jesus), „ en dienen den Duivel uit vreeze. Zy leeven van den „ roof, komen dikwyls van dit gebergte af, en den Ti„ gris over, welke tusfehen hun en ons ftroomt. Zy „ plunderen en verwoesten dit Land met groote benden „ van eene verbaazende Merkte; alles wat zy kunnen ,, vatten in flaaverny wegvoerende; wia wederftand biedt „ heeft een gewisfen dood te wagten. Dit Land is, der,, halven, op eenigen afftand in 't rond, hoogst gevaari, Ïyk voor alle Reizigers, wier veiligheid alleen in de „ vlugt beftaat. Nu was het deezen morgen ons „ ongeluk dat wy één zeer flegt Paard kreegen, waar „ voor ik, het zy niet kwaad in de oogen van alla! „ eenige ftokflagen zal doen toetellen, (hier haalde hy „ zyne knevels op.) Hadden wy een bende van „ die Roovers ontmoet, wat konden wy anders gedaan „ hebben dan vlugten? En indien gy, Frangi! dit Paard „ bereeden hadt, en ik het uwe; dan zouden wy nim- „ mer  NA DE OOST-INDIEN. 83 ïïïftff a*Tugt ft£Ckeud£: „ £«« Frangi! ond vei> Lï^en heb?^ ik ben aan «W 1* "glfaan hem vertolk;= ^™^SS$S uitwerking op hem , zyn gehad nam ^ plooi aan, en ^Sk™7geeven; doch, wanneer ik i «nu genoegen en gemak te ge™ ^ven _ hou u veWtag bemoedigde my. (Het Vervolg en Slot in onze naastkomende.) Aan de Burgers, Schryvers der Algemeene Vaderlandje Man s Letteroefeningen. MEDEBURGERS'. ■Een ionge Dame, alhier *«>^^?J £*Z E „/hebbende Je aldaar, verzoek , gebreklen Handel dryft , naü, op hunne Ys-  * iets ov£r de BBtólSdHB \ fchen, dat het.by onze LainI ! I &eoorcieeId, om te wen met welk oogmerk k UIi '\ ÏJZ ff™/™ bekeRd 'vi^i flemming der jonge Verw-lfcr d<7 Cfa bekomene «*« een plattsje inruimt iUtÏÏhirn Virf°*kende < dat Gyl. |lec het vriendelyk verzoek dl clT"d ,Maaildlv«k. Voorts i, te verbeterend Ik ^Al^? Rotterdam, fi. , Si Jan. 1707. UI- Dsitendigen Leezer, J. c. Le Jcuns. ZWen1 rZr «v» h • S rayM S^ea niet be- myne oogen ^r^ïTjf^ gCfn da^ks ouder (die evenwel thans od dP q^fi nktA,d" mec de koude graad onder o fta S^JS^Jf^L *™ «« dan, myne Waarde ik zit S ,k °1 r wyd,00Piï "': 1101i- Nu worden de fchoonfte Sleeden, Ar-  SLEEDE -HARDDRAVERY. 85 Arretuisen, enz., die men kan aanfchouwen, voor den dag getaald en fchoongemaakt. Elk. van den vermogenden toe den minvermogenden Burger, is thans, tot zweetens alzo isUttindwo°rd: ,y* Pmfr-pf ■ F, r% /> /// / , " gc/cnreevcH door den i rofcet EnGy, Bethlchem, gy land Judo, zvt veem?;** de mmfte onder de Vorften vair Judaf want uit$uzTd\ Leidsman voortkomen, die myn Volk Ifraël weTden zal Ter deezer plaatze geboren te zyn, was dus een hv aan^etfeendenitiV te bewyzen, beroep ik my flegts op eene ^aate wflke afnS jJÏ^ 7J°anrfS 111 het Ifte Hoofdd. het 46 vs. aan; Wr NatSanaet, en zeide tot hem, wy hebben dien Zreth t rlhi,™/ ^ Zo°» ™ Jozef, vm NL zarct.i, en Nathanael zeide tot hem, kan uit Nm&areth tets goeds zyn? Volgens de VemalinR* fwlvï: ik dl woorden aangehaald heb) heeft het S'^fnïda dk a^Sïïr*^ doch "iet va/i^/, ge'- mtr ?ou ^>£l J" ZCgP va!1 ^W niet S laitZ fc«'^dan dat wel d~ eerde, maar niet Ivk te zvn' S ^ ^Naaareth oorlprongezinniïbeid n,p, h 10 d£LgrondtaaI is deeze dubb^elzmmgneid met, en v*« Nazareth moet, vorens den aar der taaie, noodwendig op Jezus Haan V*) — TJh Jgtas plaats dan zeer dtndelyk blykt dat Filijpus^ Nathanael m het algemeene denkbeeld flonde, om rend de plaats van 's Heüands Geboorte; ten Snif St zeer klaar uit deeze en veele andere plaatzen un te maa ken, dat men vry algemeen geloofde, dat ïezu? uit nI zareth m Galilea herkomftig was. J .„K ,L.fzers. zulle» misfchien het voorgeftelde Vraag. k?n ""utpfn]gandergezigtsPunt befchouwen; en Jet f£?.~v ande/'S Zyn' of bv deezen is teseÏyk eene meuwe Vraag-opgekomen hoe het naamelyk wwtf. lioe het zy, deeze bedenkng hangt met het on derwerp waarvan wy thans fpreekfn , ^ na uw te fa men^dat wy. onze aandagt hiertoe voor eene wyTbep aten — liet moet ons immers ten uiterftcn verhaaTPn dat het Joodfche Volk hiervan heeft kunnen o?kimdi«r zvn ' wanneer wy acht geeven op hetgene ?r VoSflS tekeningen van Mattheus en Lukas by \ Heilands Ge- boor- GdekSCh «' rif boorte des Heilands fommigea in den weg;, er iehaiSn van Mattheus, ook door geboekt is , heeft r va t son in zyn Disharrnony befloofen, om ook dft CedeeT ™j>ui* Evangelie, anders by hem het eenigfteeclte opfrel, voor onecht te verklaarcn Aldnc u£ ■ , gemakkelyk buigen naar aangenomens ^rTppen Z,g ^ p deezen grond dan zullen wv over de twee vnnr vallen, m dn gedeelte van Matïbens VerLaTS)rX mende, de komst naamelyk der #W J;?„ n ? den *M*mort* Êetlehem,ToS » JSjg^fi StS^1^ raake0' Cene 6n ^«ere^Tnmerkiïg 1) Wat de «fer ^ Oosten betreft dit zekerlyk is een der duistere ftukken uit dé gamfSe Evan-  JEZUS DE NAZARENER. 95 E™,elifche Gefchie* „is «g£ Sfe legger j&^^g&HSfe* dit" voorval zulde verichulende vernaai"Jkc hjer ai een te len wy ons "»t°l*^t'hïïS^^!iiM zonoverweegen ftaat, boe ditJ^en " antiche Natie verder dat^/o^fKS^ÏgSgy hierdoor wekt heeft, dat Jezus Geboorte te fc; fte uitleg. een ieder kenbaar werdt. — W aanneemt y fche ging komt ons voor deezeMg^yr,^f^g ^rrewkhe- Wyzen Pa^-^g^n^vS^, waarmede foarj, waren, t gene ook ae naa. ö meu_ zy benoemd worden, fchynt aan « °uioe:«- . eu fchen uit de verfchyning dei Steden ac^ telin. 'dood van doorluchtige P«^^J'kiS Spellen; gen van Komngryken, ^eenden ^«g™^^^ laar welfe bygeloov^e^Jbegihaarer doeleinbeh-gd^zig te *«£ &en; en dl gefeerde B»op «j^jg^jS^ aantekeningen op deeze plaats ^toona' ^ ^ _ ee„ ^f^^g.&lC naam ^p)|leegerl kring, met denzeiUrcn o gebezigd is. — Uit te drukken, welke ^^^{J^^^st, Deeze ilf^.pf , dooi de ie^eien v en door het ^«^^^^^ Koning in het de op handen zynde g*^rJ ^chi|rop naar het JoodOosten, BTlS^^SSSSs. *B vertoond iche Land, ff Hoofdltad Jerufalem, in welke hadt, en we naar de. nooxa , Aiabieren op zlg volkryke Stad de komsi wi & zo zelfs niet veel opziei^^fqnko"dneneve^sederwaards bekend verre het oogmerk van hunne reis kennis des werdt. De Jooden, ^gewoon z »P dee. Hemels toe te eggen, bemerk en de^^ i, deezü ze Stee, rf^^W^^h^kSs^^rok welhaast vreemde Wysgeeren f S™?^ verliewederom te mete, nawdienzy ^^^fc^., 0f, ten, hunne reis weldlV°n?X ,a g volgens anderen, naar Na^ W v* dat dit eenen anderen weg naar Jg^J^jiSoïdec eeni- ^^^^ *» óatbyt.  9* AANMERKINGEN OP DEN NAAM, beginfelen van zulle tenen aanftaanden Vorst ftn»_ 2) Herodes, intusfehen, ziende zi» dnnr A. c* waarichvnlvk te vennn4™ 7 ,J, 1 gelteld , begon zeer natuSfvXl fa^en^Vornk™ ™™^ens vaardigen haat der LandzaateVSt op ttaï naain. — (jm f ,t n-evrepsrlp nullen »f - &c floot hy dit: b«d^?2Èlfl^if 5 den gewaanden jonggeboren Vorst H , ,n' ejl gemeen, ge-voelen', eïns den Sn df^fSfe aU zou,be,melyk van kant te brenS^enX*£ÜT^8 de, bevel, 0OT alk de ^S£S£fln gtmdg^vak jw*jï?£ftsïssisr ! geringheid op deeze wyze: Gy Bethlchem Ethrr „ duizend inwooners bevatten C*>; - ^ deTteokn (*) Vid. drotibm ifl loc. wer'  JEZUS DE NAZARENER. 97 P lffl^^^ geteld onder fari£^eZdie len du& ~7~ fea dezulke, die gee f ™Jf f h t het „een meerder aanBfe van den Zgg*»f .teg*^ B ft dat h t :zien gehad te^bten , J gc of mfo„ geteld [Van,S6 Suf Sn w?f bv Toannes, zal niet de Christus ; wordt. Dus leczcn wj, UJ ■> , ? rVII j Ver- Bethlehem ongeveer 30 Knide]en gebuien /y . fchien , in twee jaaren 60 Kinderen b^mgen. ^d vergisien wy ons niet ^gS.'&SS een derde die beneden de twee: jaaren «erve , Kinderen over, gedeelte aftrekken, blyvende « dus^^ k_ d°MenbeJ?vpll?° daï ilegts eenige weinige manfchap toSenW, oir deeze ^Sweldaad ter tutvo- te tengen; 't gene men ook 00fc de gï^e^^ beletten dat deeze aanflag veel 'g*«* ^fe^i^^ f*> Zie Exod. XVIII: 25. (« Diéüon. Phil. Art. Ckrishamsm. K J G 5  03 AANMERKINGEN Op DEN NAAM, pnmcnfchelyk bedryf, in onze tyden en in ons Land met zou kunnen nalaaten veel gerugts, en zulke diepe'! pdmkfels op de gemoederen der menfchen te maaken, dat dezelve niet gemaklyk zouden worden UZ. wisent. Dan, om een regt oordeel over deez^ za&ak te vellen, moeten wy ons in de toenmaalige omïïandij?heden verplaatfen. De Regeering van Herpes de Gr f' ^.CS-Jyk wy uit de gefchiedenisièn van den Toodfchen ' Ilisconetchryyer jozefus kunnen opmaaken/was een aaneenfQhakeling van geweldenaaryen, wreedheden en on- menfchelykheden ; onmenfchelykheden, welke den gcpleegden Kindermoord zeer verre te boven «ringen Om zig eenen weg tot den throon te baatten, meesten' Anti. gonus en Hirkanm, beide nog overig zynde Printen uit den huize dtf Makkabeërs, hun leeven boeten , en aan deszefs heerschzugt worden opgeofferd. Zyn fchoonbroeder Arijlobulus en zyne vrouw MariamnL benevens derzei ver moeder Alexandra, werden, op zyn bevel on ' eene verraderlyke wyze van kant gebragt. Hv fnaarde : zyn eigen kroost niet, en liet twee zyner zoonen in de gevangenis verwurgen, uit argwaan, dat dezelve naar huns Vaders kroon dongen. Zeer veelen uit de aanzien, lyklte Familien der Jooden werden om dezelfde redenen ter dood gebragt. Toen hy reeds met de bitterfte doodsangften wotftelde, moest zyn oudfte zoon Antipater dit zelfde lot ondergaan. Gereed ftaande , om deeze wereld te verlaaten, wilde hy nog een eeuwigduurend Gedenkteken van zynen wreeden inborst oprigten, en beval dat zodra de adem uit hem was, de aanzienlykften desRvks' reeds met dat oogmerk te Jericho byeengeroepen, terffond' \ ter dood gebragt werden, opdat, gelyk pzFFas T byvoegt , geheel Judea genoodzaakt werde by zynen dood \ rouw te bedryven; welke Schryver deszelfs leeven beflüit met aan te merken, dat "er nooit toorniger, mregtvaar- diger en %-reedcr, Vorst geweest is (*). Zulk een I munlter was Heredes, die nogthans uit eene niet on^e woone verachtelyke vleizugt jegens de Vorlten den bv- : naam verwierf van de Groote, welken hy buiten twvffel meer verdiende om de grootheid zyner gruwcldaaden,dan zyner yerdtenjïen. Nie- (*) Oudh. XVI: 10 , i : Zie de bovenftaancïe Verhaalpn 0"f 5Ï' V4r XV: i3!' 3' 6' *■ XVI' 6 XVII f V en Joodfche Oorl. I: 33, 6. »**■«*, 5-  JEZUS DE NA7ARENEU. 99 Niemand zal het nu meerder bevreemden , dat de moord? op bevel van Herodes te Bethlehem m ftilte ten uitvoer gebragt, onder zo veele wreedheden , welke rn wreedheid deezen moord verre overtroffen , met zo veel r oSens verwekte, dat het geruft hiervan den onderdaanen vin Herodes, deszelfs onregWrdigheden gewoon, als een doïdeSag in de ooren klonk; en misichien takten wy nie zeer mis, wanneer wy, 't zy de bedektheid, waar- i mede dit gruwelftuk ten uitvoer gebragt is, t zy de 3 veelheid der geweldenaaryen, door deezen Vorst geplpeo-d , ter oorzaake Hellen, dat de Joodlche Gefcmed- | fchryver van deezen Kindermoord geene uitdrukkelyke mtfvVymkomennu tot de deri omftandigheid die ech- ter volgens de orde des tyds, de eerfte is, welke de GeEortó & Heilands vergezelde, naamedyk de plegtige > bekendmaaking deezer Geboorte aan %^™^™ I den H Lukas te boek gefteld. ; Zekerlyic zal net • ge mgt van deeze zaak f van mond tot mond voortSant zig allengskens verfpreid , en meer of min ' geloof gevonden heWn naar de onderfcheiden gefieldE d der menfchelyke gemoederen. Misfchien werdt £ in den beginne van veelen geloofd, van veelen veiwcroen,welke hetzelve met de, ik weet met welke, herfenfchimmige denkbeelden van eene gantsch ftaate?yïe aankomst en luisterryke vertooning van den Mesfias Lheel 'niet wisten overeen te brengen. Deezen (te weeten Tezu<0 hooren wy hen naderhand zeggen, veeten wy van iaar hy is, maar de Mesfias, als die zal gekomen zyn, zal niemand weeten, van waar hy is Qoan. Vil: 27O Was de Mesfias, de groote Verlosfer en Koning der Jooden, tc voorfchyn gekomen, zo moest dit immers met aan Herders, maar aan de eerfte Staatsdienaars des Ryks, plegtig zyn bekend gemaakt, om den Vorst met luister tc Yuitfnngen. *, , Dan laat dit alles in den aanvang al eemg opzien by fommigen gemaakt hebben, 't gene 'er in 't vervolg gebeurde0 was natuurlyk gelchikt, om deeze flaauwe:mdrukfels wederom geheel uit te wisfcnen. Jozef en Ma-Tia weeken met den jonggeboren Jezus weldra van Bethlehem en Nazareth, zetten zig neer m Egipten, en kwamen niet dan na den dood van Herodes in Judea te rug, neemende hunne woon in Galilea, in het ongeachte Nazareth. Hier leefden zy van hun dagelyKS beroep, het  ÏOO AANMERKINGEN OP OEN NAAM, kind Jezus wies op, en 'er liet zig niets befoeuran v,n dien Luister en Majefteit, welke hem ilfd™ m' r B kenfchetfte. De ondervinding iprak du?d. voodVve!^ lingen aangaande de komst va&n den Mesfiï zTzef zaaken vertoonden "-een het minft« ui i j tüCltand van te» den Zoon van jozef^ fig niS Sf, fta^aff zX mg by de inwooners van Nazareth bekend Wanneer wy nu het tot dus ver verhandelde te Tarnen neemen, zullen wy wel willen toellia,, L • vreemd is, ais het*in den ee?ften°%Tag da de gelchiedenis van *s Heilands Geboorte "n etatemeen is bekend geweest, zo ten tyde, toen de^veSfchffi ak mzonderheid, wanneer Jezus dertig jaare! daarna ^vne bediening aanvaardde. ° ' ^ uaarna zyne Was dan gelyk wy gezien hebben, het ïoodfche V«lk omtrend s Heilands waare geboorteplaats in eene vï algemeene dwaalmg moest deeze dwaaling hetzdve 3 tuurlyk weerhouden Jezus als den Mesfias te Semen wat is dan toch de recten, dat onze Heiland de£?l?J ^rofALT/ df/e keer *SE fO^'f £«!<*£<*i ïïgL Was ? - Op welke Vraag wv ons verlwlrW %Z. 1 Andwoord zig nu gemakly^zal LTen vlïen d Hienoe b? hooren wij a leen acht te geevpn nn ri» «I* wenae öe* gene de'Heiland, ^o^S't^SgSgprediking, van zyne Toehoorders heeft afg d & S dienen we iets omftandiger te ontvouwen b ra' Dlt * Z^Crt Ia"g,et'n vry aJgemeene verwagtin- onder de Jooden, dat 'er een zeker dooWnrhfToonder hen zou te voorfohyn komeii, welke" Saivt h°et vervallene m den Godsdienst, ook ffiSdHSpJg deer-  JEZUS DE NAZARENER. IO* . deemiswaardieen toeftand van den Burgerftaat zou hetKei? £ het oogmerk zyner zending in al en deele Jirs het 'er niet zo zeer op aankwam, dat de Heiland Sandifr betoogde, dat de kenmerken van den Mesfiarfn h^levonden werden; zelfs waren 'er g gronde redenen, om zulks niet te doen, gelyk ik ftiaks : Sn» met een enkel woord zal aantoonen. ... 1 ft herzee dan, dat Jezus nimmer uitdrukkelyk geeischt «heeft d" de Natie hem als den Mesfias moest erken;ïen en hv z% deeze waardigheid nimmer openlyk heeft K^mif^ op het eind1 zyns leevens m «gj ; dte van &fias houden; doch die by de Jooden van ruim?beïkeni/was (*). Het karakter, 't gene de Heffand zig openlyk aanmaatigde, was dat van een Godlyk K ^ een zeer uitneemend Profeet, verre verheven bover^^ hefkarakter van alle voorige Profeeten, gekomen om de verloorene fchaapen van het huis Ifraels weder e vermelenDit was hit geloof, waarop hy openlyk aan- 1 ^-miiT • pn ak zcdaniff werdt hy ook van Hen, die ih tZg&elZdel\ befSuwd, fchoon by veelen meermaalen tepilw*Sprees, of hy niet de Mesfias zyn zou ; doch de levollensPbleeven hierover twyffelachtig en verdee d. Hie?uH laa zig de Vraag begrypen, welke Jezus by geleSnhed aan zyne Discipelen deedt: Wie zeggen de menfchen fat ilTbe™ Het Andwoord was: Sommigen Joannet de \ Dooier anderen JEfto* anderen Jeremias of een van TZheun lM^. XVI: 13.) verbiedende hy by ^Zxti^nUitlegk. Woordenboek desN. V. op het Woord zoo*.  IC2 AANMERKINGEN OP DEN NAAM, die gelegenheid zynen vertrouwde Discipelen fcherteM i zeggen, dat hy do Mesfias was (vs. o0 5 wr/wJ«» » De Heiland, gelyk ligt te denken is, hadt zeer wvze redenen voor dit zyn , op zig zelve zeer vreemd Tchy. nend, gedrag en aeeze redenen zyn niet moeilyk op te zoeken In het algemeen waren het de vooroordelen der Tonden, nmtrenr) Hm ,7^-.,.„,n„*„„ ^ uu'uui"(-i.«.a \ J l «^ivvagtcii iviesuas, omtrend rit» natuur van het Koningryk, door hem op te r gten welke hem beletten zich openlyk deeze waardigheid Sfé maatigen. Wanneer de waarheid nadeelig is, doet^S beter die te verbergen. Door de waarheid en S openlyk voor te ftaan, en de heerfchende vSeerdË den der iMatie tc beftraffen, hadt hy zich vee'e tv ^ gemaakt. Deeze wagtten flegts op^legeEd S S uit den mond van Jezus te verltaan, dat hy zig de w*£ digheid van den Mesfias, van den Koning der ronduit aanmaatigde, meenende dan voldoende Senén te hebben, hem als een oproermaaker die zig zei ven S Koning opwierp, by den Romeinfchen Landvoogd aanS klaagen: waarom ook de Hoogepriester terftond met zvne ondervraagingen ophicldt, zo dra hy uit den nTond van Jezus gehoord hadt dat hy zig voor den MeXs ut gaf; zeggende: Wat hebben wy nog ge(uigm vJ*„0QJe * wy hebben het uit zynen mond gehoord, Atth XX- % t Dus wagtte hy zig zulks rondelyk te veXïïn^t$i£ uure gekomen was, dat hy, overeenkomftig den wil ™™ Vaders zig aan de magt der boosheid vry willig o veSaf Zelfs by zyne Discipelen zou zulk eene belydcKok een fchadelyke uitwerking gehad hebben. Dcczm Tm mers zouden naar hunne verkeerde denkbeelden aan gaande l:et Ryk van den Mesfias, die zy met de Nade gemeen hadden, Jezus, zulk een openlykfbelydenis hoejende: doen , teri ond voor hunnen Koning 5 voS dS Heerfcherm Ifraël, hebben uitgeroepen, waartoe deTchaaie, welke hem volgde, by alle voorziening, die 2* hieromtrend gebruikte, nu nog fomwylen -ene'en "Wal het welk aanleiding tot groote gisïï^g'in^f SS* ren en oproerigheden zou gegeeven hebben ; -J± doch ik wil dit onderwerp niet verder vervolgen, maar het nu voorgedraagene op het onderwerp toepasfen *~\ vdlVaS «"a mg eig^nIyk een Pum van verfcuil geworden,, of de wonderdoende Profeet de eigenlykMesfias was; ten mm tien eischte de Heiland zulk een fi^nnF met van zyne Discipelen in 't algemeen al En dïis be^ g'ypt  JEZUS DE NAZARENER. i°3 srvnt men van zelfs, dat ook het vraagftuk aangaande de l/E/cTvner Geboorte eigenlyk met te pas kwam. Niemand SS hferdoor weerhouden worden in hem te ge' ? tv oroote menigte, welke m Jezus geloofde , ! iSïS'mSjmSd oTk |eene de minfti bedfnking te ^ SE ftfaSdt hem voor een Galileër, atkomftjg ; van Nazareth; en deeze dwaaling deedt geen nadeel , dewvl zulks geen beletzel was ot zyn kon, om Jezus g|j üewyi zu g Leeraar van God gezonden. Het ! e leer gaanvan deeze dwaaling kwam dus geheel met te ms of zou zelfs zeer overboodig geweest zyn by de zu ken die Jezus daadelyk geloof gaven, dewyl d£ bykans even zo veel gezegd was, als dat hy zich openlyk I ïnor den Mesfias uitgaf falie welke aanleidingen de HeiTand Svk wy opgemerkt hebben, zorgvuldig vermyd• om welke reden wy ook een en andermaal by de IVinSsS vitóen aangetekend, dat hy het verbrei£n zvner WonderwerkenVrboodt, ot wel de fchaare verte, Tegeevende zig naar eenzaame plaatzen ,wanneer hem tot Koning wilden uitroepen. Qoan. VI:14, W YOo deeïe wyze blykt het, onzes agtens, middagklaar, Vr niet alfeen geene reden was, waarom de Heiland H f £aHns opentlyk moest beftryden, maar dat E zdfs^chade°ykï uitwerkfels zou gehad hebben op dè imoede en van hen, die, door de bfyken zyner God' delyke Zending overtuigd, in hem geloofden als een L^ot^ti?ebbenge wy'e zaak befchouwd met betrek. kine tot 's Heilands Discipelen. Een geheel ander aanzien hadt dezelve ten opzigte van hen die Jezus geloof Se den, of zelfs den voortgang van deszelrs prediking Jolen te ltuiten. Het waren deeze laatften , en met ÏHdlands navolgeren, welke deeze zwaarigheid aangaande zvnegeboorte te berde bragten, en ronduit beweerden, Tï hv de Mesfias niet zyn kon, als zynde een Galileer. M sfcK zofrnenverwagten, dat de Zaligmaaker tegen Jij eeenwerning zyner vyanden zyn gezag zou verdeS hebSrielfk hy zulks in andere gevallen doorgaans g ™n« re doen — Dan men zou hier op wederom !e3deWkunnend aanmerken, dat, daar de gelleldheid der SS het niet gehengde zig openlyk als de Mesfias beien! e maaken f zulks eigenlyk nog geen punt van verS geworden was, en dus de Heiland zig hieromtrend met behoefde te verdedigen. - Daarenboven weet ik met, ot  104 AANM. OP DEN NAAM, JEZUS DE NAZARENER. de Jonden deeze tegenwerping ooit in de tegenwoordigheid van Jezus genmkt hebben; de Evangelisten hebben, zo veci ik my herinneren kan, hiervan geene voorvallen aangetekend, en kan dus ook niet beflisltn, wit e 7? Iigmaaker op zu k eene tegenwerping zou geandwooid hebben. Ten nnnften daar zy met deeze tegcnSS net openlyk voor den dag kwamen, was 'er ook S verdediging noodig. Ik weet ook niet, of zy, de FarifeW fche Leeraars, die dit tegenwierpen r/r ^t, ^ dwaalden, 'k Heb in het begin ZhZtL^l beweerd , dat het eene algemeene voIksdwÏÏfo gêwT doch daaruit volgt met, dat 'er niet deeze en gene wa ren die van de onhandigheden aangaande 's Heilik Geboorte beter onderrigt walen f Hoe dit ook t deeze tegenwerping kwam uit geen goed hart voort, was' flegts een bloot voorwendfel en gelne weezenlyïe oor zaak of reden van hun ongeloof, 't gene zeer duidelvk is op te maaken [uit hetgeen wy reeds gezegd hebben over het geloof, 't gene Jezus van hen afe^chte, tot bet geeven van welk geloof het volmaakt onwrfchillig WJS of Jezus te Nazareth of te Bethlehem geboren las. IX Wonderwerken welke de Heiland verratte, getuigden od eene alzms voldoende wyze , dat hy een GodlykJ ecria? was; meer e1Schte hy voor als nog niet, en die zie riïï? deeze bewyzen zyner Godlyke Zending niet Het overS gen, gaf genoegzaame blyken, dat hy een tTbSSS hart bezat, om Jezus en deszelfs Leer^höor teifeSS Wat zou het dan al gebaat hebben, ofjezus voofdeeze ongeloovige fcaaare beweerd hadt, dat hv, overeenVnmft?* de WpelUng, te Bethlehem (ptó&f^Sg&S? deeze hardnekkigen, die het niet om de waarheid te doen was, maar die flegts alle uitvlugten zogten, om hun on geloof, en de boosheid hunner harten, te bedekken zon den zulke menfchen zig hierdoor'laaten ovenui^ De Geboorte des Heilands, reeds meer dan dertig Sn geleden, was eene zaak van veel meer duisterheid en moeilyker naarvorfchmg, dan de Wonderu erken, welk! zy voor hunne oogen zagen. Dit waren Ipreekende be wyzen. Die zig h.erdoor niet lieten overtuigen, dat Te zus waar yk een Leeraar was, van God gezonden Vv zy hem dan de waardigheid van Mesfias al of niet mo4t worden toegekend) zouden zig ook niet laaten overïee den, fchoon het hen ten vollen blykbaar was , dat Te zus waarlyk te Bethlehem was ter wereld gekomen. MÏD-  middel tegen de rupzen. ÏRS middel, om de rupzen uit de vrugtboomen te weeren. (Medegedeeld aan de Society fir ^/^^XS/n^' &c door william hampson , Esq. van Dewjnop uiuy Manchester.') T-ret zal niet vreemd geagt kunnen worden van het hunVigt hebben; zy zullen eene voeglyk.f^J^ lleeden bv het medcdeelen der Middelen , nier umuc tot vooiSming van het Verderf en de Verm hlg, ^ takken van een anderen Boom, om ïangs ureu gapg ^^Sto^^offnetk hebbende een groot door de Rupzen werden algeknaagd, a^ ver ren, ging ik op deeze wyze wei • ™$£mos van a °„f m;ot (Wrt leeven; waar op ik, met oen uit, vou ftroo, ot mist, üeea feggcuj> ™ os met welke de een fnoeimes, alle oude verdroogde .mos, met_v takken geheel omgroeid ware»,affchg ^men 't geen my verwonderde, en waa op ik fSierftlWgmoV aan dlt Sadies hingen, naa het daeten , dat ze tot eenige bitjes 01 nji^ c & boQ* meng. 1797- N0- 3-  I0 MIDDEL , OM DE RUPZEN Jaarfaifoen, myne opgevatte meening ten vollenbewsti? geaeelïnieTïchS^ melde wyze gezuiverd waren, bleever vat'dfd?nlis" IcnaagdUPZen ^' die der Deeze daadzaaken vastgaande, zullen wv de volrendr Aanmerkingen ^er uit mogen afleiden. l^yFZeVf t Sggfnf ztll-eRSiengedTrende WtoSr^&S ^|*£»1ïa bast zsn^isi' m de ho hgbeden door dit gebrek'oveSaafen; eeneSbv' zonderheid van welke ik naderhand, doof behulp v n een S™|s'm)' verzekerd heb; doch, de Eitjes niet beS i £tr if% nTWèt^t te bezien, Sn ik ïSïwfSZ? ?5i,vf £ltjea hct waren; c1°ch dit |oon?blSenfM * Ten anderen , dat de gefchikte tyd, om dez? v! te ve7 merd overal zweeven, vordert de aart der zaake dat- «Sn faaflyks onderzoek doet op alle plaatzen dif men SfriSS oordeelt om te dienen tot het leggm der Èitfes Men zÏÏ ovS denPztfe°CiVrmCVfeen' dat^ -eSke l ïï^ 5 de P*& der zonne niet toelaaten om behouden, floa voor tante? bloot, en om nesiSn te !e. ve-  uit de vrugtboomen te vveeren. I<57 veren tot uitbroeden van Infetoi, die ze vervolgens be- de['-endeel deeze Aanmerkingen enkel mede als wenken om«ent^nOenderwerP, geichikt om W^riget en nut♦Ar inwerkt te worden door de zocumgen, cue " SeSrds hebben ter nafpeuringe, en meer bekwaamfSdTttm te onderrigten, dan my ten deele is ge vallen. Tn de vemSting hiervan deel ik deeze weinige regels mede SntneTocïtelt, welker Leden 'er het meeste voordeel, ten algemeenen nutte, mede kunnen doen. breedvoerig verhaal der uitbarsting van den «TrG vesuvius, IN zomer- en hooimaand des jaars MDCCXCIV; in eenen Br leve van den Heer william hamilton, a. h. t. K. o. aan den Heer joseph banks , Bart. F. R. S. in de Koninglyke Sociëteit ' voorgclcczen, den 15 Jan. 1795. {Vervolg van bl. 73O ■» «-vne nieuwsgierigheid, of liever myne begeerte om M voldoening te^fchenken aan die onzer hooggeagte Sociëteit , zette my aan om na den Berg Vefuvius te gaan , zo ras ik dagt zulks eenigermaate met voorzigtigheid beftaanbaar te mogen doen ; dit was niet eerder dan od denTdertigflen Juny, en toen nog ging zulks van eLig gevaar vergezeld, gelyk zal blyken uit het volgend VeneSCrater van den Vefuvius was, uitgenomen eenige kleine tusfehenpoozen , fteeds verdonkerd geweest door Vulcanifche wolken, zints den zestienden, en was het nog od deezen dag, met veelvuldige blixcmftraalen, fpeelende inP deeze woÈn, en vergezeld van het- gewoone geluid als dat des donders: de fyne Asch viel nog op den Vefulius dan nog veel menigvuldiger op den Berg Somma. Ik lloeg den gewennen weg op over Refina, vergezeld door myn ouden Cicerone deezes Bergs, bartolomeo Ïumo? met wien ik acht en zestig maaien op den hoogften ton vin den Vefuvius geweest ben. . lVn?m ïp mvn weg door Refina waar, dat veele fteenen van het mètzelwerk losgemaakt, en door de Aard-  loS VERHAAL DER UITBARSTING vanVd"enelïïï^T gewofPen waren, byzonder door die van den achttiend™, welke de inftorting van den Crater datd^ZPToVeFZelde; en zv verhaalden my daar, dat dezelve zo fterk geweest was, dat veele lieden omver gefineeten wierden, en de lnwoonders va'x Refina mol Sn Dai,ï? wedergeren dan nu zints twee dabnnd ï or I a ^va" ^ ^e Wakken waren ver?*r n , 01 de Asiche op dezelve gevallen , en veele der Wvnftokken zelve waren onder de Asfche l egraave; te? wyl de groote boomtakken, die ter onderfchfaagin"'dienf kon TnJs dTr6 dei;As^afgefcheurd Jaren In I , mets dan verderf en verwoesting vertoonde zich t£& dÏLn^f8 ^'rgS l3g de Aslchlomtrem tien of Kir t ™ k °P de? grond; doch> naar gelange wy liooger klommen, nam de Asch toe tot de booste van verfcheide,voeten ; ja, ik durf zeggen, h er eS daar tot ae ouae zeer bultige Lavas, die te vooren bvkans on. overganglyk was, nu veranderd ware in eene volkome denVlaDe'Xsci; w!kC *Y ^ * gf00tfte fwn ™ /V wa? van eene hgtgraauwe kleur en zeer fyn, zo dat wy uit de voctftappen daar in gedrukt, ewJ als m even gevallen fteeuw, ontdekten, dat eèïïe we? dè^lvk?r^Srden Berg ^mmen hadden! wfzagen desgelyks het fpoor van een Vos, die geheel verbvstefd moet geweest zyn, gelyk wy konden oordeden ukde veelvuldige wendingen. De blyken, dat 'er HaT^r™ en andere kleine Dieren ga^w^jt^STSSS? Vew0nd,e,n 2!ch °P deeze 20 fvne Asfche. lnleeten' Wy klommen op tot de plaats van waar de Lava on den vyf tienden eerst voortkwam, en wy volgden den loS daar van; nog was dezelve zeer heet, Kon bedekt met zulk een dik bekleedzel van Asfche) tot de Zee byTorre del Greco, 't geen meer dan vyf mylen vvegs is Een paar laarzen, aan welke ik, tot deezen Tocht, n euwc en dikke zooien had doen leggen , waren doorgebrand He? ZVom^elykA^n -gr00ten Cmer van den Vefuvius T^r» fXhrii i i r i memand zich zulks onderwonden Wét^S^Sk^ voortkwamen van de Set hm „ a! %C Uuoarftl"S begon, en die, in een rechte lyn na de Zee, twee mylen belloegen, gaan alle verheef ding te boven. • Deeze'vormden valeySmee d?n ïwi' honderd voeten diep, nu een heeJe dan een halve myl wyd,  VAN DEN li ERG VESUVIUS. IP9 wyd, en waar de fonteinen van Vuurftolfe, geduurende oe Uitbarfting, beftonden, zyn kleine bergen met diepe Craters, Tien duizend man konden zeker, in even zo veele jaaren, zulk eene verandering niet maaken in de gedaante van den Vefuvius, als de Natuur deed in 't kort verloop van vyf uuren. . . Uitgenomen de uitwaasfemingen van zwavel- en vitriooldampen , welke uit verfcheide deelen van de bovengemelde ftreek voortkwamen, en de oppervlakte van de As-» fche en de Scoria?, in deeze ftreeken, met een donker of bleek geele of roode oker-kleur, of een helder witte, bedekten, hier en daar afgewisfeld door; donker groen, en hemelsch blaauw , (al 't welk eenigzins zich als een Regenboog vertoonde) hadt alles het voorkomen van eene Zaïïdwoestyn. Wy begaven ons op den top van zeven der meest aanmerkelyke nieuw gevormde Bergen, en zagen in derzelver Craters, die op zommigen bleeken weinig minder dan eene halve myl in den omtrek te hebben; en, fchoon de uitwendige rechtftandige hoogte van een derzelven niet Weer dan twee honderd voeten haalde , was de diepte van den omgekeerden kegel van binnen driemaalen grooter Het zou voor ons niet mogelyk geweest zyn'op deeze nieuwe Bergen adem te haaien, indien wy geene voorzorge gedraagen hadden om een dubbelen zakdoek voor neus en mond te houden; en, zelfs met deeze voorzorge , konden wy het niet lang houden; de dampen van het vitrioolzuur waren dermaate doordringend , en van zulk eene verflikkende hoedanigheid. Wy vonden op een derzelven een dubbelen Crater, zamen vereenigd. In alle deeze was eenige rook, en zag men zetzels van zouten en zwavel van de bovengemelde veelvuldige kleuren, even zo als men gewoonlyk ziet aan den binnenkant van den Hoofdcrater van den Vefuvius. Twee of drie dagen, naa dat wy hier geweest waren, gefchiedde uit één van de nieuwe monden, in welke wy gekeeken hadden, eene groote uitwerping van Steenen, Rook en Asch, die zeker hoogst heilloos zou geweest zyn voor iemand, die zich, ongelukkig, op den tyd der Uitbarfting, daar bevonden hadt. Wy vinden een dergelyk geval vermeld, 't welk meer dan twintig perfoonen met den dood hadden moeten bekoopen, die de nieuwsgierigheid bekroopen had om te kyken in den Crater van H 3 Mort-  Ï.IO VERHAAL DER UITBARSTING 1 Monte Nuovo, digt by Pozzuoli, vyf dagen naa dat de» zelve gevormd was, in den jaare 1538. Op den vyf timden Augustus, zag ik een fchielyke uitbarfting van Rook en Asch, opgeworpen, tot eene verbaazende hoogte, uit den grooten Crater van den Vefuvius welke iemand, die zich binnen eene halve myl van den omtrek bevondt, zou verdelgd hebben; en nogthans hadden eenigen, op den negentiender, July, niet alleen dien Crater bezogt, maar waren ter diepte van honderd en zeventig voeten 'er binnen getreeden. Terwyl wy ons op den Berg bevonden, vertoonden zich drie Dwarlwinden, volmaakt gelyk aan die de Hoozen op Zee vormen; een deezer, die zeer naby ons was, maakte een zeldzaam ruiichend geluid; en eene groote hoeveelheid van de fyne Asfche opgenomen hebbende, vormde deeze een hooge fpiraale kolom, welke, met een draaijende'beweeging en groote fnelheid, na den Berg Somma gevoerd werd, waar dezelve brak en verdween. Dewyl 'er blykbaare tekens van een overvloed van Electrieke ftoï» op dien tyd, in de lugt waren , twyfel ik niet in 't minfte , of dit is mede eene eleótricaale werkin-r "-eweest. ö b Een myner Knegten, die bezig was met Zwavel of Sal Ammomac te verzamelen, welke cryftallifeert nabv de Fumaro/i, gelyk men ze hier noemt (en >t geen pjaatzcn zyn uit welke de heete Damp uit nieuwe Lavas voortkomt,) vondt, tot zyne groote verbaazing, dat een zeer koude wind voortkwam uit een fpleet zeer naby de heete Fumaroli boven vermeld, en hem in de zyde blies. Ik hield myne hand op die plaats, en voelde den wind.' Dit was voor my niets vreemds: dewyl ik te vooren op denBer«j,was het te Ca. fcr-  van den rSERG vesuvius. "5 - k, 'r epen vvftien mylen van Napels ligt, zo donker, £ de In^SndSs ^ den middag %rsien moesten ontlltTn oo zékeren dag, geduurende de Uitbarfting, verforeidde zierï de donkerheid over MMm, dertig my. felS*^?vaf^fchryrt, in eenen Brieve, Ë miï*en gedagtekend den 18 Jwr-- Wv vindln ons omringd van een dikke wolk fyne Vul" ranïfche Asfche, en wy vermoeden dat'er een geweldige " Uftbarfting moe weezen, of van den Berg Erna , of op rÏÏÏÏK* — De Bisfchop nam het met m zyne gedaS dit deeze Aschwolk kwam van den r^'usgm Wons desgelyks verzekerd, dat deeze wo ken vervuld waren met Eifctrieke ftoffe. Te Martino, met verre van SS^, werd een huis getroffen, en niet weinig befcha- •iv1 Inr een Blixemftraal uit een deezer wolken, m^v ïfde vShSlen van de groote Uitbarfting van den fi- IaJS in Si, vindt men ook gewag van de wydc verw deAsfche van den ^/«Ww, en de Ichade toe- ISSSPto^-JS, of Vulcanifche Blixems, welke ^^Sef^ig van eene zeer zeldzaame < nmftandinheid,wS te AenToscaanfcten Staat, voorviel: omt ent achttien uuren naa den aanvang van de Uitbarfting van den ^/«v«», op den 15 >fv ifchoor datverfchynzel geene betrekking moge hebSn S die UwSffifig. Het verilag hiervan is my 1 bl!v,e J met de volgende bewoordingen, door den %tlïtn3ris™ Bisfchól van Derry, in eenen Bneve fee^ ' " Vrouwen en Kinderen. De Steenen waren yan zulk een - " aart, als men niet vindt in eenig gedeelte van Sten' " na Zv vielen omtrent achttien uuren naa de verbaazende 1 " Uitbarfting van den Fefuvias ; welke omftandigheid ! I Slïïri& baart, om dit verfchynzel, zo zeldzaam ' on te Wen; of deeze Steenen zyn gevormd in den  IIÖ VERHAAL DER UITBARSTING „ Donder veroorzaakte, of, 't geen even ongelooflvk is „ zy waren geworpen uit den Vefuvius, op een ?flhnd vfn " pLT' e" T mylenc ?orded ov« Sit^rftS. De „ Philofophen hier ter Stede hellen over tot de eerfte „ eplosfing. Ik wensch, myn Heer ! uw gevoelen lï er „ over te weeten. _ Myn eerfte tegen we?Kwas te„ gen het Geval zelve; doch hiervanöZyn zo veeTe ooi 9, ge uigen , dat het onmogelyk fchyne de ba rhh/T l SÏ» te l0Chenen' Cn ™ ben ik ^ volmaïkt TwÏ: Het behaagde zyne Lordfchap, my een ftuk van een der grootfte Steenen toe te zenden; de geheele Steen was mS dan vyf ponden zwaar geweest. Ik heb een ander dier Steenen gezien, die, geheel, na Napels gezonden was cn om trent eén pond woog De buitenkant van eX Steen dien men gevonden hadt, en dien men verzeker™ dat Sit een wolk naby Stoma gevallen was, is blykbaar nieuw lings verglaasd, en zwart; draagt alle tekens, dat■dezelve door eene zwaare hette heen gegaan is; gebrooken zvnde vertoont zich de binnenzyde ™n eene rfgtgraauwe kfeïr' gemengd met zwarte plekken en eenige? blinkende deel' tjes, welke de Ge eerden hier bepaald hebben Pytlfeü te zyn; overzulks kan het geen Lava weezen, da? zou dezelve ontbonden zyn. ro.*rat, uan zou Steenen van denzelfden aart, ten minften zo verre men op het oog af des kan oordeelen, worden vee!vu[L Je vonden op den Berg Vefuvius; en, toen ik my 1 a ft^ denzelven bevond, zogt ik na zodanige Steenen nabv de nieuwe monden ; maar, dewyl de grond rondsom dezeïven bedekt lag met eene dikke bedding van fyne Asfche wf/ fo'Wat,de kragt der Iaatfte UftbarftingVewoÏÏen hadt, daar onder begraaven. Indien men dergelvke sfee nen met dezelfde verglaasde korst op den ^Vetvfüs aantrof , dan zou, gelyk ik den Graaf van Èristol fchreef het gefchil zich ten voordeele van den Berg SK flisfen - of men zou moeten kunnen bewyzenTTt 'er omtrent den tyd van den val dier Steenen, in he Grondgebied van Ssenna, eene opening in de aarde was voorge vallen, gepaard met de opgave van Vulcanifcheftoffe 't geen zeer wel kan zyn; naardemaal de Berg Radicofani VuTcaan LVyfUg ^ ™ Sle^^&^, zetfeen Ik vermeldde zyne Lordfchap een and^r denkbeeld n SeSn my trof. Naardemaal wyPbewy2e£ hebbS, datf 'ge, dun-  van den berg vesuvius. 117 duurende de laatfte Uitbarfting, eene groote hoeveelheid Asfche van den Vefimus tot op een grooter afftand is heen gevoerd , dan de Steenen op het grondgebied van Sicnna zouden gevoerd geweest zyn; dat deeze Aslche, zich mengende in een wervelwind , zamen vergaderd is, even als Hagelfteenen zich zomtyds in ftukken Ys vormen, en in die gedaante neder vallen; en zou niet de uitwendige verglazing deezer ftukken van zamengevoegde en verharde Vulcanifche ftoffe hebben kunnen veroorzaakt worden door de werking van de Electrieke vloeiftoffe op dezelve? De beroemde Vader ambrogio sol- dani , Hoogleeraar in de Wiskunde op de Academie van Sienna,"lazt daar eene Verhandeling drukken over dit zonderling Verfchynzel, in welke hy, gelyk men my berigt heeft, beweert, dat deeze Steenen in de lugt gevormd zyn, cnafhanglyk van eenige Vulcanifche medewerking. (Het Vervolg en Slot hierna.) reis ter ontdekking "VTa dat 'er, in deze eeuw, zo vele Zeetogten, ter onti\ dekking van vreemde Landen, ondernomen zyn, heeft de laatfte Onderneming van dit foort zoo weinig gerust gemaakt, dat ze eerst federt korten tyd is nekend geworden, en 'er zelf geen een Engelsch Maandwerk gewag van gemaakt heeft. Intusfchen kan het niet misfen , of de byzondere omftandigheden daar van moeten elks aandagt opwekken. " Een zeer pragtig Werk is tans te Madrid op de pers, behelzende een volkomen en omftandig Verhaal van alle de voorvallen dezer Reis, en door deszelfs uitgave zal men zich verrykt zien met eene befchryving van de Zeden en Gewoonten der Babaco-Eilanden; een keten van Eilanden , toen voor de eerftemaal door Europeanen bezogt. | De twee Sloepen, genoemd de Discovery en de SubtU \ le de eerfte gecommandeerd door Don alexander de I malespina , en de andere by Don joseph de hastaI mente, zeilden te famen uit de haven van Radix, den : qo ïulv 1789' met oogmerk om met de andere Zeemo! cendheden mede te werken ter uitbreiding van de menschi lyke kundigheden, en meer byzonder die der Zeevaart.^ (*) Lenden Chronkle van den 5 Jan. 1797*.  Il8 reis ter ontdekking. De Bevelhebbers van deze Schepen maakten zeer naauw-keurige Kaarten van de Kusten van Amerika en de nabv j gelegen Eilanden van de Rivier de la Plata af tot aan Kaan ' Hor-n, en van die Kaap tot de ver afgelegen Noordfvke • grenzen van dat gedeelte der wereld. Hun oogmerk*' n -dezen was alleenlyk om te herhalen de vorige onderzoek kingen van dezen aart, welken door Buitenlanders en hunï eigen Landslieden waren ondernomen, en dus een veel f uitgebreider kundigheid ten dezen opzigte te verkrygen 3 Op derzelver aankomst aan de Noordwestkust vani Amerika, op de breedte van 59, 60 en 61 gr, zoeten! zy, te vergeefs, naar een doortogt, door welken men in den Atlantifchen Oceaan konde komen : zy maakten der' halven het befluit op, dat de voorzeagingen van cook óp eene gezonde redenering gegrond waren, en dat de door* fnydmg, waar van maldanado, een oud Spaansch Zeeman , gewag maakt, niet dan in zyne herslëns beftaan had. In het begin van het Jaar 1792, voegden zich de Sub- \ üle cn de Galjoot genoemd de Mexicana, onder het be- j vel van Bon galeano en Bon cais de taldes, by het ; Engelsen Esquader onder den Kaptein van couver met Oogmerk orn den onmeetlyken Archipel te onderzoeken bekend by den naam van Admiraals Fontc en Juan \ de Fuca. j Zy vervolgden, geduurende het grootte gedeelte van ; het Jaar 1792, het bezoeken van de Mariannes en Philip, fynfche Eilanden, gelyk ook die van Macas, op de kust van Ch:na. Zy voeren vervolgens door tusfehen de Eilanden Mindanan en de Eilanden genoemd tsfóuntay en hunne koers voortzettende langs de kust van Nieuw Gul- j nea, pasfeerden zy den Evenaar. By deze gelegenheid ontdekten zy een golf van omtrent 500 mylen uitgeftrektheid, welke nog nimmer eenig Zeeman had doorgevaren; doch werden geftuit aan Nieuw ■ Zeeland en Nieuwland , II en ontdekten, in den Archipel der Vriendlyke Eilanden j de Babacos, een reeks van Eilanden, welken nog nooit door eenig Europeaansch Zeeman gezien waren. Na verfcheidene andere onderzoekingen in den Zuidlyken Oceaan, kwamen zy, in Juny van 1793, te Calloa. Uit deze haven deden zy nog eenige andere toevallige waarnemingen , en yder van deze Schepen onderzogt \ afzonderlyk de haven van Conception, en het overig o-edeelte van de kust van Amerika, welke zich uMrektözo tot J  reis ter ontdekking. Iiy tot de Zuidwest- als tot de Westkust van de Molukkes\ 7v kwamen vervolgens op de Rivier de la Plata, na alle de gevaren te boven gekomen te zyn, welke gemeenIvk oo de zuidlyke Breedten te doorworftelen zyn. 7icb van levensmiddelen en ververfchingen te Monteccdia voorzien hebbende, voegden zy zich by eenige Fregatten en Redsterfchepen, en zeilden met dezelven naar kadix, a waar zy, na eene reis van 90 dagen, aankwamen, met eene lading van omtrent agt millioenen aan geld en koop- m DeCzeaPRdzen hebben niet weinig toegebragt tot vermeerdering der Kruid-Mineraal- en Zeevaartkunde. In Se halfronden der Wereld, en in eene menigte van verfchillende hemelsbreedten, hebben zy een aantal proewn genomen op de zwaarte der hghamen, welken kunftrekken tot gewigtige ontdekkingen omtrent de onre- Ie ve hoogst nuttig wezen met betrekking tot het vastfle ïen van eene algemeene bepaling van het gewigt. Omtrent de Inwooners onderzoek doende, hebben deze Reigers alle de Gedenkitukken verzameld , welken eenig ïifh kunnen toebrengen zoo aangaande de verhuizingen H>rNatiën als omtrent den voortgang van derzelver befchaving. Gelukkig voor het belang van 't Menschdom, hebben deze ontdekkingen geen druppel bloeds, of zelf een enkele traan, gekost. In tegendeel, alle de Volken, Set welken zy te doen gehad hebben, zullen de geoagïenis zegenen dezer Reizigers, welken hen van nuttige Za* den vooSn, een groot aar.tal Werktuigen medegedeeld, en verfcheidèn Kunnen geleerd hebben van welken zy voorheen volflrekt onkundig waren. TVze Schepen hebben byna al hun volk te rug gebragt, dewvl geen van dezelven meer dan drie of vier man op de Reis verloren heeft, 't welk des te meer te verwonderen is , als men in aanmerking neemt de ongezonde lu"tftreeken, en de brandende hitte, aan welke zy zoo lan* zyn blootgelteld geweest. hon antonio de valdez , Minister van den Zeedienst, welke deze Onderneming aangemoedigd en onderSeund heeft, is tans bezig eene omftandige Belchryving, voor zoo verre het van een algemeen nut kan wezen , daar van op te ftellen. Dit Werk zal eerlang uitgegeven worden, en met Kaarten, Plans en andere Platen, die reeds bewerkt worden, venykt zyn.  130 VERSLAG EENS NIEUWEN WEGS BELANGRYK VERSLAG EENS NIEUWEN WEGS NA DE OOST-INDIEN , OVER ALEPP0 EN BAGDAD , VEELE BYZONDERHEDEN VAN DE GEWOONTEN EN ZEDEN DER TURKEN ONTVOUWENDE. (Ontleend uit don&ld campbell's Journey over Land to India.) (Vervolg cn Slot van bl. 83.) Op den avond van dien in zo veel kommers gefleeten en bedaard geëindigden dag, kwamen wy in eene Caravanfera, op eenigen afftand van een Dorp. Hier beval de Tartaar, wel te vrede over zyn gedrag, dien dag gehouden , en myne gegeevene goedkeuring, een allerheerlykften avondmaaltyd ; en niet alleen, gelyk dit by hem zeer gebruiklyk was, verfmaadde hy de beste fchotel, om my die voor te zetten; maar ook koos hy de lekkerfte beetjes voor my uit van al het opgedischte. Daarenboven beval hy dat men Wyn zou geeven, aanmerkende, dat de vermoeienis, door een Gezant uitgeftaan, het drinken van Wyn veroorlofde ; en voerde hy aan, eene bedenking, van my, by eene voorige gelegenheid, ontleend, dat de Propheet het den Reizigeren zo min als den Zieken zou kwalyk afneemen, als zy den Wyn voor Medicyn gebruikten. Wy kreegen diensvolgens Wyn , die zeer goed mogt heeten , fchoon dezelve niet haalde by den Wyn, dien wy te Dtarbeker dronken. Ik gebruikte 'er egter weinig van, en ds Tartaar verwonderde zich zeer over myne Ipaarzaamheid in 't drinken; opmerkende, dat hy nimmer te vooren een Frank gezien hadt, die niet, als een Zwyn, gulzig dien drank infloeg, als hy den beker aan den mond zette. Myn weinig drinken verbaasde hem te meer, daar hy den Wyn als Bier dronk. Eer hy te bedde ging, beftelde hy Paarden; de lieden in de Caravanfera bedreigende met de zwaarlle ftrafle , indien zy ons flegte gaven. Ten affchrikkenden voorbedde bybrengende den Man, die ons den voorgaanden dag het .flegte en ftruikelende Paard gegeeven hadt, en die hy verklaarde, dat, by zyne wederkomst, een Bastionade zou ontvangen, als 'er een Cadi in den omtrek van tien mylen  NA BE OOST-INDIEN. ISI fcn gevonden weid : en ik durf wel verzekeren, dat hy feoiSd^1^^ wy uitrekende Paar^^Blé^J£^ 38S? Dotp! GidS, ^aafte en ™?™?fcta,ffiy de ftraat voor m0nSnlPVo£S'zï ecïge dier lieden , lag ik, maakten °nS Tl ?i?ha?msbewfegineen ; één Man ftondt m/t Vr-£f^n ivn nchïm if allerlei vreemde bogten wnn- mmimm mmÊm S'tlr**4ÏS feXd, moed, goede trouwe delyk in zyne voordnp., enmmurlyk $0f ^eni hadt, daarenboven, m dit geyai , ^ uc^' voorzie- ^k' van Ivne beweegredenen, overleggingen , en da Wonderheid ftrekken om testoenen van hoe veelaa^ MENG. 1797' NO. 3,  122 verslag eens nieuwen wegs koenheids hy was. Onze Tolk gaf my in deezer v"'1"." mkanfc des Gemeenen. loovigheid ^^J^J^J^TeSé gevloekt, Volks — lcö£^ Turken Zy gelaaten zich tef ankdoor de ^fMZ&&*te ten groot-. SïgfÏSS: ffal^Slrafl maar zelfs met toejuiching. „a,„nrrn on den weg;, die fchee- De moeilykheden en f ^n °fvf nve,deV vorderden nen toe te neemen naar gelange wy verae deeden my na het einde van ^ ^J™ Gaarder daa val op den katstvoorgaa^ en dat iets tot nog ontmoet, hoe veel gevaarwy i dit Hond toe te neemen als wy v rder kzinni n Bywaards kwamen 5 waar de woede des Man * ^ gelooft ^^g"Sj^^toS^ —kt, SroSe»Cfdocd op hunne vleugelen omvoerden, ^ Ik  124'' verslag eens nieuwen wegs Ik verlangde daarom hartjyk , Moful te bereiken, waar ik, naar alle waarfchynlykbeid, ten minften de veel ee. maklyker wyze van reizen te water zou aantreffen; wtar ik my geheel en al zou kunnen herirellen van de vermodemslen , op deezen Reistocht uitgeftaan; en waar ik, zulks behoevende, befcherming kon inroepen, een Blief aan. den Basha by my hebbende, dien ik, naar welgevallen , kon overgeeven, of by my houden. Ik kon met nalaaten een droevig oog op mv zeiven te flaan in mynen tegenwoordige tolftana; Wvende?om ■ zo te lpreeken, alleen, elendig toegetakeld, door eene ongastvrye Landftreeke, en een nog ^gÏÏtviy^VoÏÏl waar het gevaar onder duizenderlei gldaamen my omringde, en ik geen ftap deed zonder kevensgevaar. mIi Vriend de Tartaar, myne verflagenhcid bemerkende, beë°nt^lïïiy tG b0Crtrn,; .feëgende: „ Jimmel! de San. " vrees niet U ee" Akhnk °P 1 Afgejaagd: —maar „ vrees niet hassan artaz is geen Kind: hy kan " l^ï gl00ter §'faa"en dan deeze' ™ d^ ons mogten „ overkomen, redden.' & ,, Maar," voegde ik hem toe, „ hassan! hoe komt „ het by dat gy, die in de Caravanferas zo veel te „ zeggen hebt, geen magt bezit om deeze fchurken van i sss sssapi-*het fchuim des s—iks Hier op gaf by my ten antwoord: „ Wat het Ge„ mcene Volk betreft, ik zou, wanneer ik alleen was, „ of geen ander dan een waar Geloovige by mv had „ hun van voor myn aangezigte doen vlieden als het kaf „ voor den wind — Maar, wat aanbelangt d -Santen, „ memand kan hun wederftaan. De Grooten die hun „ haaten, zyn gehouden hun ontzag te betoonen ; de „ Basha van slleppo , ja de Bevelhebber .der Geloovf„ gen zelfs , kon u niet behouden, indien één dier San. „ tem het Volk toeriep om u te iteenigen, of te ver" hiTien f m U igter Soeden ffioed; want, het be- " StJ^n uZal U V^ÜS en Sezond te Bagdad ,, brengen. Daarenboven zullen wy welhaast te Mo Pul „ zyn; wanneer wy de reis te water kunnen voortzetten: o dit zal yermaaklyk weezen! het grootfte gevaar zal " iLny"' jf3*. Wï- ons"poodzaakt kunnen vinden om te „ vegten ; doch dit is beter dan door de Santons ver- " SPS rLTIde?- rr Itldien wv 'm dit kwa- ,,.men, (en toen keek hy met opgefparde blikken, met al de  na de oost-indien. I25 l ^lTlafVtrf HeUigen^opheet! gy *uft FmS'^ WvoÏÏ^ wy de Stad ii». van vene ü1t gezigT deedt zeef aangenaame gewaamordmgen Tv n y opwellen. Ik bevond my op een grond, rnde Sthriftuur bekend; en kon niet nalaaten iets te gevoelen van den trots eens Reizigers, toen ik bedagt my te! bevinden in 't gezigt van Ninivo in de heilige Gedenkboeken vermaard ^ ^ zandi vlalue aanDdeSofversgvangden Tigris, «rfi^|k«*^«j: Gebouwen, zfch ftaatlyk verheffen. Hier zag jk.voor de elrfte keer eene groote Caravaane gelegerd, ^rustende nn den we^ van de Golf van Per fit na Armenië, Deeze "Pf" vg rzeker, eene heerlyke vertooning; vervuUenS^eSgte van groote voorwerpen, die, SeZonaangenaame l™**fi^%£g£& Sïf MaaT helaas! ik vond my te leur gelteld m myrlerwaSg want de Tigris was, door de groote het. ^Ve7on "leen'langduuriie droogte «gj^; ej ik moest het neemen, met opgehaalde lchouders, zo ais St^as en mv fchikken tot eene reis te paard, die,  ï2tT verslag eens nieuwen wegs de Turken den naam van Samiel, en wordt by TOB dén Oosten-wind geheeten. Deeze verfpreidt zyne verwoestingen den ganfchen weg over van Cambaya af tot Moful toe; vuurdeelen gaan 'er mede gepaaid, zo dun als zyden draaden; by, die dezelve inademt, valt terftund dood neder, en vergaat inwendig tot asfche; het vleesch wordt welhaast zo zwart als een kool, en valt van de beenderen af De Wysgeeren houden deezen Wind voor eene foort van £fectnefc vuur, voortkomende uit de zwavehatise uitwaasfemmgen , ontftooken door de werking des winds Het eémg mogelyk middel om de doodlyke uitwerking daar van te voorkomen belhat in vlak voorover op del grond neder te vallen, en daar door het inademen Te beletten. Om dit te doen is het nogthans noodzaaklyk, eerst enen Wind te bemerken; 't geen altoos niet geijkt Maar, behalven deezen doodlyken Wind, is de ee' woone hette des Dampkrings allergevaarlykst voor het bloed en de longen, en zelfs voor het vel, 't welk met blaaren oploopt, en van het vleesch afvalt; ook doet dezelve de oogen dermaate aan, dat de Reizigers genoodzaakt zyn, een doorzigtbaar bedekzel te draagen " ter voorkoming van oogüiitiïeeking. ö ' Dien avond zeide hassan , dewyl wy te paard na Bagdad moesten reizen, dat wy den nagt te Moful zouden blyven, om ons te verfrislchen fjv fwaf ' overige gedeelte van onzen tocht: wy haddeïbreeds Sc &en-l^a niet meer dan^yf voort ê trekken, daarenboven was het weer warmer; wy zouden meer by nagt weg kunnen fpoeden, en over dag S ten, op plaatzen waar hy zeer wel bekend was. lJ,Z f61^'?0^' myn Ta>laarfchc Gids fcheen hoogst belang te Hellen m myne veiligheid, en zogt op allerlei 3wyn lGed tü VerzaStcn- telkens iloot V zyne vooidragt met eene vermaaning teeen het lachen, die ik eS taal ^ *? * h°°ren ' nu verfto"d * Z?» fcl m„n' " Hf - P^» jimmel ! lach niet ,J' voegde hv, met groote deltigheid, aan 't einde zyner gefprekken ' Tusfchenbeiden merkte ik op, dat, wanneer hy in een goeden luim was, hy my altoos jimmel noemde, ree? naam dien hy zo ik vermoede, met behulp va, v, knegt, gevormd hadt uit de gelykklankisheid tusfK CAMPflEi, en Camel; by de Turken is de mam van den Kameel ■) in tin kwaaden luim noemde liy rny Ptangt-, met alle de Tttrkfche fchéldnaamen vergezeld Toen  NA DE OOST-INDIEN. I27 Toen wy dien avond in de Caravanfera zaten tradt 'er ee Man binnen, die met hassan. fprak , deeze fcheen zeer het oor aan ^^X^SSStti van welgemaakt Man.— iets lk fcnranderheid, Sicfen &ly^1«S£&* Hy ging ejndelyk loosneia env 3 t HASSAN ons op te itaan, en feCn f; voSn Hy ging na eene foort van openbaare hem te yolgen- f |el olks bevondt, zittende, ge- my onze iolk. gevestigd; en hy voer voort Aüer aandagt wop hem BPgg^^ van gebaa. met eene toonmen&mg , een ^ ^ nimmer ^ Z^L hlt^- z^ g^^ waren allerfchoonst. de wedergade noorae.. zyne b . d een S ^"da'nSin va^Vrouw, fprak j in welk Man,' d I^i- hv eene fchildery gaf van eene belachHtftö^ei?id^di?a1 lachfpieren van het geheele gelyke veilegenneiQ' uil u v ^ hassan; hy zelfchar, inAap ^ Frank , ïn Afie kon glimlachte zo lus'nu en dan, w« deeze doen. -7- ^iwt bemerkte ik dat het eene GefchieMan zeide. Welhaast bemet! Mgf- demSvWa/;7 cèwze had, fchoon eenigzins veranderd, en nöi Vtódler eenigermaate in een tood° mdkehe"vÏÏmd & Ik floeg ettelyke keeren het oog op neelttuk hei vorma m ^weder aan met een gelaad, waar op.'te'"leizen ftondugy ziet ik barst om dit alles niet uit in lachen, o^eVc,. tot een gedeelte waar- -^enC'Sid die |ntó -  1^8 verslag eens nieuwen xvegs gen van een been flikte. Hy wierp zich op zyn rag, wrong zich tot dat al het bloed in zyn aangeziet icheen zamengeloopen, zyne oogen, uitgepuild, rólden hem in t hoolci, zyne kmeen beefden, hy vouwde zyn lichaam als dubbel op , ftak zyn voorfte vinger en duim in de keel, en poogde, met allen geweld, 'er iets uit te wringen ■ in teinde werd hy zwakker , liet de armen hangen, trok de vingers agterwaards - fnakte, en bleef als dood liggen. Het is onmogelyk door eene befchryving regt te doen aan de volmaaktheid, waar mede hy de^ze rol ipeelde; en, 't geen dit alles nog te vreemder maakte, was, dat, lchoon dit het tooneel van Aerven en weluitgevoerd fterven, was, hy volhardde, met hefze'lve, in de omftandigheden, zo belachlyk te maaken, dat hv de aanlchouwers in een middelfland tusfehen lachen en fcbreijen hieldt. Dan deeze tusfehenftand duurde met lang; want hy fpreng fchielyk .op, en ving de droeve jammerklagt aan van eene Vrouw, en fpeelde de rol van grappige verlegenheid zo fchoon als ik immer zag. Ik alleen bleef, met voorbedagten raade, myn aan^ezigt in een ernftige plooi houden ; en de Speelder brak, naar sLands wyze, af, te midden van een aandoenlyk too- Toen wy na de Caravanfera terug keerden, boertte ik met den Tartaar, wegens zyn lachen. Hy gromde, en zeide: ,, Wie kon zich van lachen wederhouten? Waar,, om hebt gy met gelachen, gelyk gy gewoon zyt?" — 1 ffeeldeemaIse"va"tW00rd = Kr' h> Z° „ ïpeeicte als gy. „ Neen," gaf hy my te houden, „ maar om dat gy, Franken en Aapen , alleen lacht om „ liet kwaade, en waar gy niet moest lachen. Neen „ jimmel! gy zult my nooit zien lachen over een on^e„ luk. — „ Hoe," voerde ik hem te gemocte, „ niet als een arme hals bykans verflikt!" „ Ja,"fprak hy, „ik lach zelden; maar ik kon het toen niet weder„ houden ' —- Op dien eigen tyd werd te zelfder plaat- ze een Poppenfpel gefpeeld ; en myn ernsthaftige Gids lachte dat hem de oogen overliepen , en hy naauwlvka een woord kon fpreeken. Karaghuse was zeker grappig, fchoon morsfig ; en joeg een Kadi met een hoop Jamtzaaren vrees aan door een fchot of twee — a *ar. te post. Den volgenden dag fteegen wy te paard, en vervorderden, met vernieuwde kragten, de reis na Sa§d«a\ Hassan  na de oost-indien. 120 san kon niet weder de vryheid neemen om my over het lachen te berispen ; en , dewyl ik, in tyden van gevaar, daartoe geene neiging gevoelde , fcheenen wy zeer wel overeen te komen. Met één woord, wy vonden genoegenin elkanders gezelfchap; en, gelyk ik hem tot een grooter lacher maakte dan hy gewoon was, dagt hy my ern- ftiger dan te vooren gemaakt te hebben. Ik deed rnyn voordeel met zyne leslen. Het zou voor my verveelend, en voor u weinig onderhoudend, zyn, indien ik u, in 't breede, verhaalde onze geheele reis van Moful na Bagdad. Dezelfde algemeene voorbehoedzels werden in agt genomen, met dezelfde tusfchenbeide komende verzagtingen. Hassan volhardde met van zichzelven en van zyne paarden te praaten; ftilzwygend te weezen wanneer hy misnoegd, en praatagtig als hy wel te vrede was; de oppasfbrs in de Caravan!eras te liaan; de beste paarden te beitellen, de beste fpyzen te beveelen, en my het beste van beide te geeven. Eindelyk hadden wy onze aangenaam- en onaangenaamheden; maar ik andermaal de kwelling niet, van Vrouwen in zakken gebonden te zien, om dus een langen weg te paard af te leggen. - ' ' Onder het voortryden ontmoetten wy, verfcheide keeren, zwervende Caller,ders, eene foort van Mahomethaanfclie Monniken, die gelofte van armoede en groote heiligheid doen. Zy waren met gefcheurde kleederen omhangen, zeer morsfig; zy droegen een Waterzak, in ftede van een Vies —• ik vermoed, dat dezelve wek eens met wyn gevuld was. In hun hand hadden zy een langen ftok, met vodden en ftukken laken van allerlei kleur omhangen, 't Gemeene Volk waant, dat deeze lieden meer dan natuurlyke vermogens bezitten; maar hassan, die alle zvne begrippen van aanzienlyker lieden fcheen ontleend te hebben , zei 'er in 't eerst niets van. Hy wenkte die lieden, en gaf hun eenig geld. Vreemd genoeg was het, dat zy allen byeen waren, allen in Bedevaart na Mccca gingen, of, gelyk zy het noemden, na Hadfe. Zo ras wy ons buiten 't bereik van hun gezigt vonden, fchudde hassan zyn hoofd, en herhaalde Had je! Had/el verfcheide keeren ; hy gromde , gelyk hy gewoon was, als hy zyn toorn, fel ontftooken , bedwong. Wederom riephy, Hadjel Had je! Hadjel In 't einde vroeg ik hem, wat hy daar mede wilde zeggen? — Hy antwoord I 5 de:  13© VERSLAG EENS NIEUWEN WEGS NA DE OOST-INDIEN. det; V Pe^ze, knaaPe,n.gaan niet meer na Mecca dan cn „ Ik heb Callenders duizend- en duizendmaal op den wee „ ontmoet; altoos hadden zy het aangezigt va Mecca ge„ wend. Als ik zuidwaards toog, haalde ik hun altoos „ m$ als ik noord waards ging, kwam ik hun te gcmoet „ Op zekeren dag ontmoette ik een hunner , en gaf „ hem een aalmoes; hy zou my volgen, Iprak hy, daar " 5y, ua Mfcca ëulS: ik hield ee» dag onder den we" „ fti 1; hy kwam met opdaagen. Een Koopman, in de" „ zelfde Caravaniera komende, berigtte my, dienzelfden „ knaap vier mylen verder noordwaards ontmoet te heb„ ben; die hem dezelfde historie vertelde, en no°-het aan* M gezigt na het zuiden gewend hadt." Naa het doortrekken van eene zeer groote Landftreeke, door mets onderfcheiden 't welk zo veel kon opleveren om ten merkteken van onze dagreizen te dienen f alleen werd de weg van tyd tot tyd liever, naar gelange wy zuidlyker kwamen. In 't einde kreegen wy de Stad Baedad m t oog, op den zevenden dag naa dat wy van Moful afgingen, en op den achttienden naa ons vertrek van Aleppo. In deezen tyd hadden wy veertienhonderd mylen afgelegd, deels langs eenen weg, welke, zo als ik reden heb om te gelooven, tot dus lange nimmer door een Europeaan was betreeden. ORONDRIiGELS M BEDENKINGEN VAN DEM LAATST ONTTHROONDiïN STANISLAUS, GEWfifeZEK KONING VAN POOLEN. » T3ekend ftaat stanislaus voor een dier Vorften, welke een „ U beter lot waardig gekeurd worden, zelfs door de zoda„ ingen, die mec gekroonde Hoofden het minst ophebben; „ gelyk zy, dooreen genomen. veeleer de veragting dan de „ hoogagcing van het verftandig en verlicht gedeelte des „ Menschdoms verdienen. Wat hier van zyii moge, de Grond„ regels en Bedenkingen, welke wy hier onder mededeelen „ hebben haare waarde, ter oorzaake van derzei ver Bondig„ heid, en het Gezond Verfland, daar in doorftraalende, en „ niet min uit hoofde van de Goedheid des Harten, waar uit „ ze voortvloeijen. Vindt men ze alle niet van gelyke waarde „ van even groote juistheid, men bedenke dat ze door Hem „ m zyne Jeugd zyn opgelteld. Wy kunnen, dezelve leezende „ en nadenkende, zeer wel den Koning vergeeteu. en aan den „ braaven Man denken." Wan-  ORONDRESELS EN BEDENKINGEN VAN STANISLAUS. i3i ■& •© * & Wanneer de Waarheid niemand zal mistwagen, moet dezelve zo natuurlyk ten monde uitkomen, als wy met denzelveu de 1U ind^n ewy°' mec dé moeilykheden, welke wy in deeze wereld verduwen, op dezelve onfterflyk waren, wy zouden ond°r de ongel ukkiglten der gefchaapeue Weezens moecen geteld worden. Hec is, in den tegenwoordigen ftand der dingen , eene flieelende hoop , dat wy hier niet altoos zullen leeHec'fchynt, dat alles, wat wy hier doen, fchetswerk is, ea dat 'er altoos iets overblyfc om hec werk te voltooijen. Magt is niet altoos gecvenredigd aan den Wil. Dj eerfte zouden wy altoos vóór de laatfte moeten raadpleegen: maar de Menfchen vangen doorgaans aan met willen, en doen naderhand zo veel zy kunnen. . Gemaaktheid ontdekt fchielyker wie iemand is, dan dezelve openbaart wat iemand gaarne zou weezen. Luiheid is een vroegtydige dood. Werkloos te zyn is met Groote Behoeften fpruiten voort uit groore Weelde, en maaken den Ryken omcrenc den Armen gelyk. . ,' Wv ondergaan den Dood flegts éénmaal; maar hy, die den Dood vreest, fterfc telkenmaale als hy aan denzelvcn denkt. Ren zestiT-iaarige Gierigaart weigert Zidj de Leevensnoodwendietaeden , op dat hy ze niet moge derven als hy honderd is. De meesten maaken zich ongelukkig door te veel vooruit te zorgen• Van onze kindschheid af gewent ons de Natuur aan lyden; om dat wy ons leeven lang lesfen van Lydzaamheid noodig hebben. •. , , • Het is gelukkig voor de menschlyke natuur, dat er Begeerten zyn die niet voldaan kunnen worden; anderzins zou de meest haakende Mensch zich meester van de Wereld maaken. Hy, die zyn woord houdt, alleen ten zynen eigenen voordeele , is naauwlyks meer verbonden dan of hy niets beloofd hadt. Elke Belofte, op Belang gegrondvest, verdwynt zo ras het Belang ophoudt. Ik fchat hoog de onkunde van een Man, die gelooft en belydt dat zyne kennis bepaald is cot het geen hy weet. De Mensch is alleen zwak door de onevenredigheid, welke 'er is tusfehen *t geen hy kan en 't geen hy wil doen. De éénige weg, om zyne kragten te vermeerderen , is, veele van zyne Begeerten te beperken. Belangzoekende Weldaaden zyn zo algemeen, dat wy ons over de zeldzaamheid der Dankbaarheid niet behoeven te bevreemden. Wy  132 GRONDREGELS IN BEDENKINGEN Wy haaten de Snoodaarts alleen uit Belang. Indien zy ons geen kwaad deeden, wy zouden hun met een onverfchillig 0oS aanfchouwen. ° Menfchen, het meest aan het Leeven gehegt, zyn, bykans altoos, de zodanigen, die het minst weeten hoe hetzelve te genieten. ■ Het ongeluk van de meeste Geleerden beltaat daar in, dat zy niet weeten, wat zy niet kunnen weeten. Te veel Godsdienstpleeging geeft aanleiding tot Geestdryvery ; te veel VVysbegeerte (zo genaamd) tot Ongodsdienstigheid. De zorg, welke wy draagen, om niet te lyden, veroorzaakt meer kwellings, dan wy zouden ondergaan in het lyden van 't geen wy niet kunnen ontvvyken. Wy ontmoeten groote zwaarigheid in den Hoogmoed te overwinnen door 'er wederftand aan te bieden; hoe Iterk moeten wy dan niet weezen , wanneer dezelve gellreeld en gevleid wordt! Wanneer wy jonge lieden niet wederhouden kunnen van onbedagt te weezen, behooren wy te bedenken, dat zy flegts een korten tyd hebben om zodanig te zyn. De Gierigaarts zyn over 't algemeen , in zeker opzigt, een goed flag van Lieden; zy laaten niet af, Schatten op te Itapelen voor anderen, die om hunnen dood wenfchen. Het Leeven wordt alleen by Itukjes en brokjes genooten ; elk oogenblik bepaalt deszelfs uitgebreidheid; als het daar is, houdt het voorgaande op, en het volgende beftaat nog niet. Op deeze wyze mogen wy gezegd worden te fterven , zonder een oogenblik meester van den tyd geweest te zyn. De Geveinsde, die te vergeelsch de Deugd wil nabootzen kan dezelve alleen in Waterverwen vertoonen. Het is een teken dat wy eenig Vernuft bezitten , wanneer wy ons van het Vernufc van anderen weeten te bedienen. De vadzigheid van het meerendeel onzer Grooten en Aanzïenlyken grenst zeer na aan den ltaat van eenen Slaapzieken. Ik twyfel zeer, of wyze en verltandige Menfchen zouden begeeren weder jong te worden , op voorwaarde om hec Leeven weder op dezelfde wyze door te brengen. De Vooroordeelen der Jeugd gaan met dezelve voorby : die van den ouden dag blyven alleen; om dat geen ander Leevenstydperk ze uitwischt. De reden, waarom zo veele menfchen zo veel fpreeken, is, om dat zy alleen uit het geheugen opzeggen. De Arme , die zich genoodzaakt vindt in het zweet zyns aangezigts zyn brood te eeten, verwyt de Natuur de Ledigheid des Rykaarts; en de Ryke , gefetiokt door driften, of geknaagd door wanfmaak en veivceling, beuydt het onfchuldlg ver-  VAN STANISLAUS. Iji vermaak van den Armen. Niemand hier beneden vindt zich inTyn ei«en ftand gelukkig;allen verbeelden zy zich,het geluk in eens anders ftand te zullen vinden. Wv wenfchen geen kwaad toe aan de zodanigen dje wy. veragten; maar aan hun die wy vermeenen dat regt hebben om ons te veragten. Hoe veele Verkwisters zyn 'er met, die, ftervende, aan de Natuur alleen betaalen wat zy 'er fchuldig aan zyn. Langs v-rfcheide trappen klimmen wy ten Geluksftand op; doch één ftap" is 'er foms flegts noodig, om van de hoogte des Gtluks af te daalen. , , n. i '£r zyn Schryvers, die zo veel zorgs en vlyts befteeden om hunne Werken te befchaaven , dat zy aan de wereld niets mededeelen dan krullen en affchrapzel. j De eerfte Misftappen ontrusten en fchokken de Onlchuld; ae. volgende jaagen haar dien fchrik niet aan. Gelukkig die Onfchuld, welke niet geleerd heeft te vreezen; of haareu eerften fchroom behouden heeft. . Ik ken geene weezenlyke waarde, dan die beoaarde rustigheid van geest welke de gevaaren in pligtsbetragting het hoofd biedt , en'dezelve, zonder ze in dtn mond te loopen, we- ^Ik^heb minder medelyden met een onkundig Perfoon , die niets weet, dan met eenen, die flegts ten halven kent wat hv geleerd beeft. Het is veel beter iets door en door te kenr nen dan een gvöot gedeelte te weeten. De Man van Verftand redeneert alleen volgens 't geen hy geleerd heeft; maar de Man van Vernuft uit zichzelveu. Het past alle Menfchen niet , nederig te weezen; Groote Mannen .alleen moeten zodanig zyn. De Verdienften van Groote Mannen worden niet op den. rechten prys gefchat, dan door de zodanigen , -die gevormd zyn om zelve groot, te weezen. Vernuft waardeert alleea Vernuft. ' w Jt: i Te vergeefseh worden waarlyk Groote (Mannen fc.ediid» Hunne uitfteekende Bekwaamheden zyn genoeg om..hun. te wreeken. ',. . • • Veelpraaters gelyken op die Muzykanten , die , in , hunne ftukken , het veel geraas niaakende den voortang geeven boven het welluidende. • Wy mogen uit- de duisternis der.Onkunde geraaken, uit de fchemering van Vermoeden komen wy nimmer.- Wy hebben geleerd de Elementen dienstbaar te maaken aan ons Vernuft ; maar wy weeten onze Driften niet te beteu,gelen. Waare Dapperheid trotzeert gevaar , zonder te verwaarloozen na redmiddelen om te zien. Twee  Ij| cbondp.ecels en bedenkingen van stanislaus. Twee foorten van Menfchen zyn bedagtloos; de verfckrikten en de te voortvaarenden. De waare moed van den Held is, te vergeeten den Rang, dien hy door zynen moed verworven heeft. Rykdommen zouden weinig gesgt worden , indien zy den Hoogmoed niet ftreelden met het vermaak van te bezitten 't geen anderen derven. Schoon Regtvaardigheid niet gekogt wordt, kost dezelve Veel; en iemand moet ryk zyn om dezelve te verkrygen. Wy hebben ongelyk, wanneer wy Smaak en Driften met elkander verwarren. Smaak is min flerk, en vlugtiger; Drifc is heftiger en beftendiger. Onder de zodanigen, met welken wy verkeeren , moeten wy na onze Vyanden omzien ; anderen , die wy flegts kennen , denken niet om ons te benadeelen. Om met te meer zekerheids anderen te benadeelen, fchryven Wy aan dé zodanigen, die wy niet beminnen, of een overmaat van Deugd toe, of Gebreken , die het naast komen aan de Deugden die hunne verdienfleu uitmaaken. Ten nadeele te fpreeken van eene die met eene andere Da. me om den voorrang in fchoonheid of begaafdheid dingt, is een zekere weg om haar te pryzen. En hoe veele Mannen 2yn, ten deezen opzigte,-Vrouwen! Jaloufy wilde gaarne gaan voor overmaat van Liefde ; maar zy vörfchrikt, als zy van Liefde fpreekt. In hevige drift ontftooken te worden , is zichzelven ftraffen wegens de misdagen of onvoeglykheden van een ander. De Dood is altoos een verzekerde wykpiaats tegen de fnoéilykheden en ongeneugten deczes leevens. Een Zeeman, zeker van eene haven te zullen bereiken, fchroomt voor geen ftormen. Gaarne zou ik weeten , waarom de verkeerdfte- fmaaken altoos met de leevendiglle gewaarwordingen vergezeld gaan ? Het Woord van god bewyst de Waarheid van den Godsdienst; bet Zedebederf der Menfchen de Noodzaaklykheid daar van; en het Staatsbefluur des^elfs Voordeele»; Niets dan de Godsdienst kan Smert in Vermaak veranderen. Men hebbe zich niet te verwonderen , dat de Mensch zo zeer tot Ledigheid overhelt,- Ledigheid is 's Menfchen natuur» lyke ftaat ; de Arbeid is hem als ter ftraffe opgelegd. Om toegejuichd te worden over 't geen wy doen, moeten wy zorg draagen om onszelven niet te veel te pryzen. Zy, die zich het meest tegen Laster moesten beveiligd vinden, ftaan 'er zomtyds meest aan bloot.  200 ZYN DE MFNSCIIEN! Ï35 ZOO ZYN DE MEHSCHïH! {Fragment.) ja, het is groot, Mensch te zyn ; maar, wanneer \ 1 I men. met een aandagtig oog, gadeflaat, het doelwit van ons beftaan, de heerlyke einden, waar toe wy, door den wyzen Schepper, op dit waereldrond geplaatst zyn; einden en oogmerken, zoo zeer (trekkende om onszelven en anderen gelukkig te maaken, waar toe elk in een byzonderen kring, de een met kunde, de ander met fchatten naar de waereld, gezegend is dan is het, helaas! te bejammeren, dat da Mensch , dat voortreflyk Wezen, zoo weinig beantwoordt aan die uitmuntendheden, welke hem, door het wél gebruiken, de grootlte genoegens verfchaiten, en het leeven veraangenaamen. En wat is aangenaamer, wat ltreelt meer ons aandenken, dan .anderen wél te doen, en te zien dat het onzen Natuurgenooten welgaat? Maar neen; — en het frnert my tot in de ziel* te moeten zien en zeggen, hoe ontaard wy Stervelingen nasidelen. Wy maaken ons den fchnonen eernaam van Mensch onwaardig , en vergeeten die fchoone Spreuk: anderen zoo te handelen , als jgy gaarne wensckten behandeld te worden. —— Dan, de fmaak der waereld vordert niet, zich met de onfpoeden van anderen te kwellen: het is te laag, zich de omftandigheden van .zynen ongelukkigen Natuurgenoot aan te trekken; dit belemmert onze vermaaken te zeer. En, geraakt iemand in de engte, zo dat wy overvallen worden door de klaag§ntis aanzoeken van den ongelukkigen. dan weet men , onder alle; fchoonfchynende voorwendzeleu,, zich van hem te ontflaan; ea met veele beloften," en onder toezegginge van hulp en byftand, zend-.men hem, zo dra mogelyk, weg.— Zoo zyn de: Menfehen! jk fpreek by eigene ondervinding. Ja gy, Grooten naar de waereld , die het goud tot uwen god maakt , en op het zilver uw vertrouwen fielt ;, .wat baat u uw opëengeftapeld mantvnataal, als gy den armen en elendigen om hulp ziet fchreijen, en uwe oogen en ooren fluit voor hun geklagV Vervloekt zyt gy, met uwe fchatten! gy zyt dezelve geheel onwaard. God fchonk u dezelve, om ook anderen daar mede ten nutte te zyn, en tot heil van 't algemeen te vertrekken. Maar, helaas! veel liever maakt gy uwen buik tot uwen god ; en aan uwe toegereclite tafels , en by uwe volgefchonkene bekers, vergeet gy uwen Medebroeder , die door honger en gebrek vergaat. Zoo handelt gy, zoo weinig beantwoordt gy aan uwe duure verpligting , en maakt uzelven den naam van Mensch onwaardig. —■ Zoo zyn de Menfchen ! Zy zyn niet onkundig van hunne verpligüngen; neen, zy kennen, zy weeten, dezelve: en, met die  13° ZOO ZYN" DE MEKSCHEN ! dit alles, worden zy, vaak, pesten der zamenleeving ! Mefcl verftandige zielsvermogens begaafd, weeten zy zich, door vleije-ï ry, kunstgreepcnv en allerlei listige omwegen, ten throon te.i verheffen; bouwende hunne ivooningen op de puinhoopeti der;] ongelukkigen, daar hunne-poogingen altoos uitloopen in deni ondergang hunner Naasten te bewerken; (altoos in fchyn vanfl Vriendfchap:) uitvinders zynde van de fnoodfc vonden; in rusö bedroefd; in onrust bly; en listen te werk" Hellende, welkêa geen fterveling kan doorgronden. Dan , deeze valfchaüi handelingen beftempelt men met den naam van vernuft, 1 zyn waereld te vèrjhan , -■ by ae hand tc zyn , en groot tti weezen; terwyl de baldaadige e,n vleijende waereld dezelve roe* juicht: doch zy dingen .meer'naar "s Hemels wraak, dan naarï diens zegen; en ik vraage aan'alle. braaven en weidenkenden,, of het groot is, eri beltannbaar met het charaéter van eeni Mensch, dat heerlyk pronkftuk der Schepping, wanneer hy,, door list, gegrond op eigenbaat, zynen Natuurgenoot onder' het knellend juk van onheilen doet krommen en zugten? • ■ Of is het 'groot', 'door-gekunltelde indringingen anderen te benadeelen, en zichzelven te verhellen en behaaglyk te maaken,, en door flinkfche middelen, en vernederende toegeeflykheden ,, zyne oogmerken te bereiken ?' Weg met deeze laage: fnoodheid! -—- Eens, 'het zy vroeg of iaat, zal alle laaghartigheid door veragdng gevolgd worden. ': Doch veel! heerlyker is het. (hoe ook in het oog der \vaereld gewraakt,) edel van gemoed te zyn; zoo te handelen, in alle voorkomende gelegenheden, als men billyk wenschte dat men met ons handelde Zoo zult gy den eernaam van Mensch waardig zyn;, en elk zal ii, dankbaar, zegenen! Bat gy dus, vry van eigenbaat, • 'Eu vergenoegd met uwen ftaat, Der deugd uwe offers bied., in fpyt van laage fnoodheid.j ''Zie daar het wit vdn wv beftaan. Uw hart wyst u dat oogpunt aan. In deugd, in liefde en trouw, berust de waare grootheid. Je finirai par ceci.  MENG EL WE R K, TOT FRAAYE LETTEREN, KONSTEN EN WEETENTOT FRAA scHAppEN? BETREKKEI/YK. J. G. EICHHORN, OVER DE UITSTORTING VAN MN GEEST OP HET PINKSTERFEEST. Hand. 11. I-I3- MET EENIGE AANMERKINGEN CO- tpHk Christus had zich, geduurende zyn verblyf op deze «is «ffS^iSBJ^S verbeterde wyzevan^^6*^ * oorlallg geleerd hebben den fmak'Bw'"v° v^r, te behandelen, over deze eerwaardige andere oude Schryvers te » verfpreid wordt. Men gedenkftukken der oudhe d vee inch « P ^ deze en gaac we fotnwds, m de bepaii g ^ ^ ^ gene uitlegregels, min omzl^n-'S „ , . ' mi„der aannemeSen, in de plaats vangew^^^r^» Maar hgc lyke en zeer gewaagde "„Sfd moet deswegens niet beonpartydig onderzoek dei^ waarhe d mo g ^ ^ lemmerd, veel ^ ^ te Seid nalpooren, in een ha7elVWS ïpSS SSl^ "De waarheid zal altyd by zoodanige navorfchingen winnen. voorgefteide uitlegging van (RedaÜ.) ■ MENG. 1797' NO- 4- K  I38 J. G. EICHHORN van dien zwaarwietigen post, geheel te vormen. Niets was onbeproefd gelaten, om hun zyne leer zuiver en on? vervalscht in het yerftand en hart h te prenten %) Hv herhaa de iedere leerftelling dikwyls in hunne tegenwooiï digheid, dan eens in een kleinen kring, en dan wederom in talryke volksvergaderingen ; wist door de inkleedt en getto veranderde wyze van voorftelling, waarmede Hy zich naar hunne vatbaarheid wyslyk fchikte h zwakheid altyd te hulp te komen, V eeddein vragen en antwoorden, de denkbeelden, die Hy wilde inSrpen, en maakte gaarne en volvaardig zyn werk! om hunne twyfehngen op te losfen. Hy liet zyne lèerHnS, onder zyn oog, de eerfte proeven geven van *t leeraar ambt, dat zy vervolgens moesten Weden, envvs hunne eerfte fchreden in de wereld, door zynen vedvermogenden invloed, dan eens meer van naby/dan Jederom meer van verre, te beftuuren. Wat kon^Hy meer doen om van hunne tegenwoordige gefchiktheid tot het geen hun vervolgens te doen ftond kennis te nemen, en daar uit tot het geen men van hun, ter vervulling van hunne betten? bellemminë> & verwaciSnkondt"te Toen Hy evenwel, na zyne opftanding, nog met hun bleef omgaan bemerkte Hy, helaas! hoè zefr vooroordeelen en volksdwalingen zyn onderricht in den we* gedaan hadden, en dat zy nog die volkomenheid van gefst me bezaten, die zy als zyne plaatsbekleders op Se met konden ontbeeren Q). Zy zelve voelden zich Zen nog O Komt dit wel overeen met het geen TefiK mr i lingen zeide, Joh. XVI: I2. mg XJnWkTfe [T gen, doch gy kunt die nu niet dragen; en met de daaron S gende en meermalen gedaane beloften'van meercïre ver^hS en du.delyker inzien in de leer van Jefus , welke: eent na «Heilands vertrek, met het ontvangen van de. H. Geest fdiën Godde lyken Leeraar in 's Heilands plaats), zou ftandtrvnen? De uttkomst heeft ook daaraan volkomen beant vóL £ befpeurt. na de uitftorting van den H. Geest, de grootft^ om Wend.ng n, de begrippen , en geheele denkwyze der Apostelen' di zonder bovennatunrlyke tusfchenkomften , tf-JSuSSr vZtZXdZb a,tyd onverk,aarbaar zai b,yve"• <5ïïs Ivffi *iïLSrhlt ^ la"g }e voren eeweten, en liet hen wysÏyk in dien toeftand, tot dat tydftip toe, volharden, wanneer eens-  OVER HAND. II: I—13' 139 fA 7wav ter bereiking van hunne gewigtige beftemSLSom zv over het aanftaande gemis van hunnen S^ïden C*> Jefus troost hen met de hoop oSS anderen Leerai, Jden Heiligen Geest, die hun ï& Hv 1 uh^ bevel, om niet uit Jerufalem te gaan, F* Ll 1 Sdhe d hen met dezen beloofden byftand zou Sgïrusf Sofef Na verloop van ettelyke dagen,^ eensklaps de grootfte verandering in hunne■ ^gnppen zou be, fpeurd worden; eene veranderwg..te zoo n n g^ f ^ en zoo vruchtbaar in de verbazenaue ë^u's j gewoone ook zoo onverwacht, zonder Ög^J?^ middelen tot verlichting, zou daafSfft,e't^f ^droir-en vinden. e„ alle oplettende ^™™^^%^%t\* * om deze uitkomst aan eene bovennatuunyKe fchryven Het blykt niet, da *J^ ng, ^omtrent zich begrip hadden van hunne wa^_ ^Seuri» heeft uitgedrukt, deSchryver, mynes inz.ens mm nauwkeu»| ,e gelyk eene volgende Azteek, nader zal bevesuge , fa Dat gevoel ^gf^J? dïr Apostelen , de eenige in de Euangelien.nochi w de^öel-.Jcnari^t kunnen krygen, "wv'le^niTr ook ™van die treurigheid over bevestigd, wy it^cu uan .„„.«mror die zv voor het aanftaande gemis van ^^^Z'Jgl^^, 'S Heilands dood, wanneer Hy van (ch; en ™ gg f aan den dag gelegd hadden Veeleer «cn ,ü lands herleving , de verkeerde waan en y dat nu weinaast door hun"Xb He vrvheid aan de Toodfche opgericht, en daarmede te gelyk de _TC» " jJefus op- ling van het woord •> öf lef wat vaR dien beloof- XVI: 7, door »r, afgegaan. Alles,,wa: van den Plaatsbekleder gezegd wordt ftemtme het ^ een Leeraar beter famen. Dat het aalgebruut ^ SWi 'S^l • p. 153. (fie4«8.) ^ ^  14° J- Cr. EICHfiOIlN het Pinkfterfeest daar. 's Heilands Leerlingen zvn met andere Christenen te Jerufalem, om zich op eene Godsdienlhge wys te ftichten, in de uure des gebeds bveen vergaderd, en nu wordt de gedaane belofte vervuld Hoe ging het hun op dit plechtig oogenblik ? En wat bemerkte men aan hun? Wy willen Lucas hoeren, die daarvan een kort bericht geeft. . „ Op den Pinkfterda» waren allen aan eene plaats by een. Niet alleen de twaalf Apostelen, maar ook anderen, die met hun dezelfde leer omhelsden. Lucas vergenoegt zich hier wel, met in 't algemeen te ze Jen allen waren byeen, M f» 5»7»l, zonder . i?0 noodig gehad hebben te bewvzen, dat Joel reeds van zulke tyden had gefproken, wanneer over allerlei menfchen, zonder onderfcheid van Jaren, ftand en gefiacht, de Heilige Geest zou uitgeftort worden? 'Er moeten dan, behalven de Apostelen, meer eemeene Christenen van onderfcbeidene ftanden byeen geweest zyn, die hunnen Godsdienst te famen in één vertrek waarnamen (*). De r*1 Deze gevolgtrekking uic de aanhaling van Joëls Godfpraak gaat , volgens de Aanm. van stour, Disfert. Exeget. m LUrorum N.T. Histor. aliqmt loca,P. II. - geenzins door, Ten zy men wil beweeren.dat Petrus zyne hoorders heeft willen overtuigen, dat deze Godfpraak nu reeds, m alle byzonderhedln letterlek vervuld was, waaruit dan zou moeten volgen, dat ook op dat tydftip niet alleen bovennatuurlyke gezichtenen droomen maar ook alle die teekenen en wonderen, die vul?, fo vermed worden, reeds plaats gehad hebben, 't geen, hos men ook over het doel van Joëls voorzeggingen, en derzei ver inhaling door den Apostel Petrus, moge denken, volftrekt niet kan aangenomen worden. Hy wyst naar de Aameek. van clarius Tin Criticis ad M. H: 19], eengeliüs m Gnom. ad h. /.I, eckerman Theol. Beyir. II: 98, en michaSls Anmerk. zu Joel III. Doch wier uitleggingen zesr uit elkande- ,ewu°men, zegt hy, deze beide vsf. betrekkelyk maken toe he^gebe de ofdit feest, waarvan vs. a , 3 was ge proken San zal men zich ten minden met de melding van bloed zeer ïïiJên vinden. 'Er wordt niets genoemd, waarop Petrus d.c gedeelte der voorzegging zou hebben kunnen toepasten. Ook niets dat nu reeds beantwoordde aan de voorzegging, vs. 20. En waar was dan nog 't vuur, indien de woorden aan hun tierden gezien verdeelde tongen, of vlammen, als van vmr, met den Schrvver niet van eigenlyk vuur , maar van gemoedsbewegingen, die hen als 't ware in vuur en vlam zetteden, moetpn verftaan worden ? _, , , , Maar hierop is door den Gottingfchtn Hoogleeraar, m de Algen Biblioth. der Biblifchen Literat. III: 6, 10, 67, geam> 2 vooreerst, dat het moeielyk zyn zou te bewyzen dat ook in vervolg van tyd , toT grondvesting van het Christen  *4* J. G. EICHHORN De plaats hunner byeenkomst moet onbepaald gelaten worden , terwyl Lucas zich daarover niet ciuidelyk verklaart, en by de wyze, waarop hy zich uitdrukt, altyd nog de vraag overblyft, of zy tot hunne fameokomst een gedeelte van den tempel, of een byzonder huis, dat daar toe ruim genoeg was, plachten te gebruiken ? hoewel de laatfte gedachte het meest voor zich ichynt te heb- ben (*;. Dit is des te zekerer, dat een Godsdienftig oog. merk dom, Goddelyke openbaringen door droomen, en wat meer van dien aart is, zyn medegedeeld. Verder, dat het onnoodig is , en zelfs met de regels der uitlegkunde zoude flryrien , de aangehaalde woorden van Joël zoo letterlyk te verklaren. fropfieteren, droomen dromen, en gezichten zien, zal by Toël mets anders beteekenen , dan een vertrouweling der Godheid te worden, t welk, naar den fpreektrant van de vroegte tyden zoo veel zegt, als betere begrippen omtrent den Godsdienst te erlangen Volgens deze verklaring wierd te dezer tyd reeds de geheele Godfpraak van Joè'1 vervuld. En wat de melding van bloed, vs. 19, en den inhoud van net geheele aofte vers aangaat, daarop is, naar de gedachte yan eichhorn, ook gemakkelyk te antwoorden. Want Lucas kan deze verlen , (19-21;, 'er alleen bvgevoegd hebben omdat ze by Joël mu de voorgaandeu nauw'famenhangen, zonder er iets voor zyn tegenwoordig doel uit te willen afleiden, ( t geen dikwyls het geval is by aanhalingen, en ook in het IV I. meermalen plaats heeft). Of, zoo hy ze wertelvk op 1 geen nu gebeurde heeft willen toepasfen, dan zal hv het alleen met dat oogmerk gedaan hebben , om te kennen te ge ven , dat men door het aannemen van den nieuwen Godsdienst gelukkig wordt. Hy wil dan zeggen; „ De tyd van betere inzichten in den Godsdienst is daar. Alles is nu met den Geest van God bezield. Die God op-eene behoorlyk» wvze vereert, zal gelukkig wezen, en van Goddelyke ftraffen bevryd blyven. Het komt hem ook ongelooflyk voor, dat God, ter bevestiging van het Christendom, teekenen van den hemel in den eigenlyken zin van 't woord, zou gegeven, de zon ver duisterd, en de maan bloedrood geverwd hebben; dat Hv, m°t zoodanig oogmerk. Steden zou hebben laten in brand (te. ken, en rookpilaaren doen opftygen. Welk alles, volgens de gewoone uitlegging, dadelyk zou moeten gebeurd zvn {ticaacl.) (*) Met de andere gedachte laat zich evenwel het fcölelvk lamenvloeien van eene groote menigte, ter plaatze, waar zich ' En als zy gebeden hadden , wierd de plaats, in welke zy vergaderd waren, beweegd. En zy> ™rden \ alle vervuld met den Heiligen Geest , en fpraken het Woord God, tet vrymoedigheid. Zeer gelyk is ook de uitdrakkmg Hand. XVI- a6. En daar gefchiedde fnellyk eene groote aardbeving. alzo'o dat de fundamenten des kerkers beweegd wierden, en terftond wierden alle de deuren geopend, en oe banden van allen wierden los. K 5  J. ©. EICHH0RN uitdrukkingen zou men, naar zyne begrippen , aan de waarde en verhevenheid van dit plechtig oogenblik veel te kort doen. Liever zegt hy dan, in den geest van zyn volk, en van hunne landtaal en heerfchende begrippen" ,, verfcheidene vuurvlammen zweefden als 't ware over de genen, die hier byeen waren, en de Geest der Godheid het zich op ieder van hun neder (*) " Van vuurvlammen omgeven te worden, drukt in den mond van een Jood mets anders uit, dan geestdrift, verrukking, opgetogenheid, ontzetting. „Die in de wet gelezen heeft, zeggen zy, en van daar tot de Propheten In heilige Dichters voortgaat, rondom hem glinfleren vuurvlammen, dat is, hy gaat van de wet, met opgetogenheid en geestvervoering, en met een hart vol eerbied, voort tot de Propheten en heilige Dichters. „ Wanneer een verftandig en bekwaam Leeraar het wetboek verklaart, hem_ vuurvlammen," dat is, hy wordt daarby door deszelfs inhoud opgetogen , verlicht ontvonkt en als in verrukking gebragt (f). venicm' ontvonkt, Het {verjehenen „an hun). A,*^^ ^ " -J J\' "Jg mets and,-fS, dan vn-ftheidene* vlaZmetjens ^eteeke^n Men zag niet een eenig groot en aaneenhangend vuur! maar ver" Sn eiXfvk vuur"'1 (Verge'- & V; =4) H«waS geen eigenlyk vuur; maar iets gelyk aan vuur. Zoo flrvdt Lucas met woorden en vergelykingen, omdat hy de zaak S eigenlyk maar zinnebeeldig, wil voordellen. Of men by (de vlam ah van vuur),, of {de Geest), uit 't vólgen¬ de. ( t geen mogelyk ligter is) , dit maakt in de meening van den Schryver geen verfchil. Eiciihorn. DeTatfte^er. klar.ng komt my hard en gedwongen voor. Het is vee natuur, iï \ul /.eZe|de,t°.t ,ec Vl,ur> of & vuurtongen, te ben. & pl^f^P' Vergel. storr Notitt. f£fc£') 7" HeMST£RH' ad ^4f«. ^ vs. 503 , 566-. tcn^W/^ i» de Rabbynfche Schrif¬ ten ^fW™*^, /«U W, 2. fci Ruthrabba, rpV4f» » CöM> f«U87, i. Zie schoettgen. m ^ * /. Op zulke uitdrukkingen der Rab- Su let ri T VCh Ve"igSt, ber°epen • omdac z" **« nieïs u t het N. T. kunnen ontleend hebben. Anders zou men de P'aats van Jamblichus kunnen vergelyken de Myfler. Sect.  OVER HAND. II: I—Ï3> ^8 Het is ligt te begrypen, dat een bloot dichterlyk beeld, zoSer fnlk of diclfterlyk gevoel behandeld, de e*fe Seél ». c. 6. 'OfZ\m n ï°- *XV™ % Vn» ™ zichtbare verfchyning van zoodanig luchtverfchynfel , binnen hèt vertrek, waar zich dit eerwaardig gezelfchap bevond, het zv het dan alleen vuurvlammen geweest zyn , tiet zy nog iets meer bV iemand zwarigheden over, zou men dan niet liever met semler, Beantwortung der Fragmenteer. 418, en herder, t l V" aan een gezicht! aan de verbeelding der vergaderde Christenen , op het hooren van dien geweldigen wind, ver. toond en door niemand buiten hun waargenomen, dan aan oneigcnlyke uitdrukkingen en dichterbeelden kunnen denken? (Redail.) f) Matth. VII: 28, 29.  ï5° J. S. EICHHORN den, onweerftaanlyk mede; Hy doopte met een geest van vuur. De Dooper heeft daaromtrent zelf' gezegd: ik doope u wel met water tot bekeering. Maar, die na my komt, is fterker, dan ik. Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur doopen (*). Deze aanmerkingen bewyzen, dunkt my, onweerfprekelyk, dat in dat plechtig oogenblik van de uitlèorting des Geestes geen eigenlyke vuurdeelen werkelyk om de A- (*) Matth. III: ii. Volgens deze opvatting der woorden van Joannes den Dooper, die door vele Uitleggers gevolgd is. (zie glaesii Philol. S. ed. dath. I. p. 19. Wolfii Cur. Philol. h. I. Ernesti Theol. Biblioth. II: 145), zal een en het zelfde met twee woorden, en wel eerst meer eigenlyk, daarna zinnebeeldig, uitgedrukt wezen. Liever zou Ik , met MicHAè'us en anderen, den vuurdoop van den doop met den H. Geest onderfcheiden, en door vuur de rechtvaardige Itrafgerichten ver- ! Haan, die over de ongeloovigen zouden uitgeoefend worden. Van welk onder de Joden wel bekend zinnebeeld ook de Zaligmaker zich meermalen bediend heeft, om 'er de ftrafFen welke de verfmaders van den Mesfias boven 't hoofd hingen ' door uit te drukken , men zie Mare. IX: 43—48. Matth. XXV: 41, en vergel. de plaatzen uit Rabbynfche Schryvers, by WETsraN op de bovenftaande, en hier aangehaalde , plaatzen. Deze uitlegging wordt door het volgende 12de vs. zeer begunftigd, daar deze vuurdoop dus fchynt verklaard te worden , wiens wan in zyne hand is, en Hy zal zynen dorschvloer doorzuiveren, en zyne tarwe in zyne fchuur te famen brengen, en zal het kaf met onuitbluschlyk vuur verbranden. De dubdele zinfpeling, die hier plaats heeft, zoo op de kracht van den wind tot zuivering , als van het vuur tot verteering, zal ons veelligt ook vs. 11, op de oorfpronkelyke beteekenis van 5j-»£0«« (een geblaas of wind) wyzen , wanneer wy aan 's Heilands woorden dezen zin zouden kunnen geven , „ Hy zal uwe harten door den H. Geest zuiveren, en de ongeloovigen als door vuur verteeren." Degeleerde g.wakefield gaat nog een Hap verder, en vertaalt letterlyk, „ Hy zal u met een heiligen wind en met vuur doopen ," Sylva Crit. II. p. 56. [Cantab. 1789.) Maar dit fchynt van het gewoon Ipraakgebruik te zeer af te wyken. Stokr meent, dat'er gezien wordt op het zichtbaar teeken, waaronder de H. Geest op den Mesfias zou nederdalen, waarvan Joannes de Dooper, door eene openbaring, ken» nis zou gehad hebben, (Jo'u I: 33). Welk teeken dan van foortgelyke natuur zou geweest zyn, als 't geen nu by de uitltorting van den H. Geest op de Apostelen zich vertoond heeft, Disf. Exeget. I. in Libros Uister. N. T. p. <58. {Redact.)  OVER HAND. II: I—13» 15' Apostelen heengevlogen hebben; maar dat het vuur, 't welk hen gezegd wordt omgeven te hebben, zinnebeeldig moet verdaan worden , en niets anders geweest is, dan die fterke geestvervoering en verrukking , die, door da gedachte van de tegenwoordigheid of aannadering der Godheid, plotslyk in hun werd voortgebragt. Gelyk nu de Joden, in de boven aangehaalde plaatzen, het omgeven zyn van vuurvlammen, als men van het lezen der wet tot het lezen der Propheten en heilige Dichteren voortgaat, zelve zoo verklaren, dat het heet, geroerd, opgetogen , verrukt te zyn door den inhoud der wet Cignis circa eos flammavit], ei verba legis eos exhi. lararunf) (*) : zoo heeft ook Lucas zyne vuurvlammen om de Apostelen verklaard, door'er by te voegen ««ÓW (W;,"*) i«■ 'ïy.*!*i i, „ de geest ruste op een ieder van hun,'" en dit weder door de gelykluidende woorden, *«/ sVAiS^a» miin«ls «.yla, „ zy raakten in eene ver- rUIndien^d?t alles doorgaat, dan volgt, dat in de dus ver verklaarde woorden (vs. a, 3), naar den denktrant van die tyden, niets anders, dan deze eenvoudige daadzaak, ingekleed is: „ By gelegenheid van een geruisch m de ö lucht, (*) Zie de boven aangeh. pl. uit schoettgen. (f) Zoo zegt Paulus Ephef. V: iB , KtopSSe U mein*lit a*as»7e« UvIms , zingt Pfalmen met verrukking van geest. Justinus zegt van Delphi, Lib. XXIV. c. 6. „ In hoe rupis anfraftu ■ profundum terra foramen, quod in oracula pa- tet: ex qm frigidus fpiritus , vi quadam velut vento in fubli. mi expulfus, meutes votum in vecordiam vertif. impletasque \ Beo , refponfa confulentibus dare cogiti" Florus XL1II: 1. Eichhorn. Indien Lucas waarlyk dien Rabbynfchen I fpreektrant hier gevolgd is, dan is 't vreemd, dat, daar hy I zoo dikwyls de fpreekwys . vervuld te zyn met den H. Geest, gebruikt, hy evenwel nergens elders het denkbeeld van zinnebeeldige vuurvlammen 'er mede vereenigt, en alleen op deze plaats , daar hy nog een ander zinnelyk verfchyufel noemt , dat men toch letterlyk wil verftaan hebben , zich zoo oneigen heeft uitgedrukt. Paulus heeft 'er ook niets van, zoo min in de aangeh. plaats als elders. Of het genoeg zy, hierop , terwyl wy bezig zyn met den zin van uitdrukkingen in een eenvoudigen historifchen ftyl na te fporen, met eichhorn, t, a. p. f. 1070 , te zeggen , hoe vele fpreekwyzen komen I maar eens voor in den iïybel? moge elk ervaren Schriftuitlegger beoordeelen, (RedaS.)  Ï5* j. «. eichhorn, over hand. II: i —13. lucht, 't welk niet door eene eigenlyke windbui veroor- ■ Kaakt werd, en 't geen de vergaderde Apostelen en overige Christenen, terwyl zy hunnen Godsdienst uitoefenden, te gelyk met vele andere perfonen, hoorden, raakten zy, ■ door de gedachte, dat dit een teeken van de aannade-' ring of tegenwoordigheid der Godheid was, in de I1002fte verrukking." to (Jlet Vervolg en Slot hierna.) aanmerkingen over eenige eigenschappen der ademhaaung. Door a. ypey, A. L. M. Philof. & Med. Hoftor, Ltd van verfchciden geleerde Genootjchappen: voorheen Hoogleeraar in de Genees-, Ontleed- e-. Scheidkunde te Franekcr ; thans praStizeerend Geneesheer te Jmjlerdam. T>e volftrekte noodzaakelykheid der Ademhaaling tot inliet leven, de ernftige gevolgen der geringde wanorde deezer werking, en de gemakkelykheid, met welke de lucht des dampkrings haare gefchiktheid tot dat einde verliest, heeft van ouds de aandagt der Wysgeeren op deeze Vraage gevestigd: Welke is toch de noodzaakelykheid en het nut eener werking , die aan zo veele sevaaftoord?■ lg is' en die 20 gemakkelyk kan worden geTot oplosfing van dit gewigtig Vraagftuk vindt men niets voldoends by de Ouden. Doch de Wysgeeren, die omtrent het midden deezer eeuwe, en wat laater, bloeiden, gelyk haees, musschenbroek, haller, enz. meenden, dat zy het geheim der Natuur door hunne proeven hadden ontwikkeld , en dat de noodzaakelykheid der Ademhaaling tot het leven, gelyk ook de werking dier oorzaaken, welke de lucht tot de inademing onbekwaam maaken, konde worden verklaard uit de veerkragt van den dampkring, en uit de vernietiging deezer eigenfchap. ündertuslchen viel ook het gezag deezer leere door de laatere ontdekkingen, welke toonden , dat de Dieren, in de nieuwlings uitgevondene konstluchten, oogenblikkeJyk omkwamen , niettegenftaande dezelve in veerkragt ge-  aanmerkingen over DE abemhaalins. 153 gei£ r ezny s b^^ste^ E£^die3n«i^SS in d/ftikludtt 0**0 met WNlernWanffi meerder licht verlpreid over SeS, ^ SWtader voorgeleezen in eene Je gadering der Koninglyke Frahfche Academie der Wee- ^lE^wSSuigen niet hebfen, ongev^ denf den trap van warmte, met de vloeiftofte, in welke zy zien beï?Onder de heetbloedige Dieren zyn die geene de heetfte, welke, naar maate hunner grootte, de uitgebreid. ^Sn^uriyke warmte van eenig Dier llaat in even. red Jheid met deY hoeveelheid van lucht, die hetzelve m een Seien tyd tot zyne Ademhaaling bezigt. M^ontdekte vervolgens, dat de lucht van den dampkrmï op ieder honderd deelen, betalt uit twee en ze3 deelenftiklucht, en acht en twintig deelen levens, S g Dat deeze levenslucht in den het gedeelte van denzelven is, 't geen tot de Ademhaaïinl gkan dienen. Dat dezelve in de uitademing wordt veranderd Tdie vloeiftolFe,i welke men noemt vaste lucht ïrrMCwbonigué). Dat dezelve beftaat uit acht en twin§£ honderd ie7 deelen koolftoffe (Carbmiï, en twee ën ^venïe honderdfte deelen van den grondflag der levensSDat eindelyk de levenslucht, welke doo mSdde! deï Ademhaaling \. k~llhAlud^g«Jt, EXat uit eene groote hoeveelheid van vuurftoffe met het oSX^ve'eeSigd, welk vuur, in den overgang: der evenslucht in koolftofslucht, van het zuurmaakend begin, fei^ wordt afgefcheiden, en, zich door de nabuung:t chaamen verbreidende, eene aanmerkelyke hette veroor- ZftSewyl nu in de longenblaasjes eene groote■ ^veelheid van koolftoffe in de uitwaasieroende dampen dcrzelve aan Wïnc. 1797- no. 4» u  r54 AANMERKINGEN we/endc is, en het ter Ademhaaling gefcliikt gedeelte der lucht, daar mede vereemgd, uit de longen in de "edaante van koolftofslucht uitgaat? fchynt het thans zeker? dat de warmte van het bloed , ten minften voor het grootst gedeelte, moet worden toegefchreeven aan deeze ontleding der levenslucht inde longen, en de daar door verfpreiddl hetce. Ondertusfchen wordt thans de vraag, of de gemelde bewerking der lucht in de longen moet worden gehouden voor de eenige oorzaak der dierlyke warmte, dan of men die ook teffens in de werking van de uite nden ken ? Veele Geleerden zyn van het laatfte gevoelen Onder anderen, heeft de beroemde blumeniiach, in zvne Phyfio ogie, eenige redenen bygebragt,waarom mèn, zyns oordeels, m deeze zaak op de werking der kleine vaatïs heobe te letten. „ De gedenkwaardige verfchynfelen " }ï*AIaftAtiUi' Wl0l°S- §• 1663, door welke het „ zekei is, dat de dierlyke warmte (wanneer zy namelvk „ door middel van den Thermometer , en nïzt door het „ bedrieglyk uitwendig gevoel, bepaald wordt) over het „ algemeen fteeds dezelfde blyft, en byna niets vermeer„ derd wordt door de zomerfche hette, noch verminderd „ door de koude, geduurende den winter, ja door „ welke het ichynt te blyken, dat zelfs de dierlyke hette „ aangroeije, wanneer wy in koud water worden gedom„ peld , ichynen te bewyzen, dat 'er eene verf billende „ werkwyze der klemfte vaatjes plaats hebbe, evenredig „ aan t verfchil der warmte van de vloeiftofL waar n „ wy leeyen; zo dat dezelve, aan de koude blootgefteld „ (denkelyk door vermeerdering hunner fpanninfS eene „ grootere verwisfeling van vuur- en brandftoffe veroor„ zaaken, en dus eene meerdere hette verwekken* doch „ eene mindere, wanneer zy, door eene ontkragtende en „ verflappende omringende vloeiftofFe, werkeloos wordt „ gemaakt. Ondertusfchen fchynen deeze redenen mv van geen genoegzaam gewigt, om zo veel aan deeze onderïtelde werking derkleinfte vaten toe te fchryven. Want,wat het eerfte aangaat, de weinig verfchillende dierlyke warmte in eene heete en in eene koude lucht, kan gemakkelyk verklaard worden uit de vermeerderde of verminderde ei^naartige zwaarte des dampkrings. Zo ras immers de dampkring kouder wordt, verdikt zich dezelve, en dus komt 4r in ieder Ademhaaling meerder levenslucht, dan voorheen, in de longen. Hierdoor wordt de zich aldaar bevindende koolHof-  over de ademhaaling. *55 ftoffe kragtdaadiger ^^9^n^ m^^ffn de fette, door de iftPÖfcm^,ïï^r de zich ook verklaaren uit de genftf^„t^f"S 'in aanmeronderftelde werking der ^y^^timers de k ng te neemen. De uitwendige ™*- , 00t kleine vaten te zamen, en dryft het bl°g g eeI. der levenslucht blootgefteld, waar door ^ch d: v i dering der dierlyke warmte, met alle naare b ö gemakkelyk laat verklaaren. nood. Myns pordee s yo^^t , da^ dyj^ ^ w#s*&Jï » sas* by hen de voortbrenging van ^^Vvogten te veel houdt, beginnen zich het: bloedLM.tedie der te verdikken, om door de.kJem"fw^aJS'te loopen, terlongen en der hersfenen^ behoorlek Jmte, wylookde engfte vaatjes, dooi de vermin der aaumerkelyk samenkrimpen , waar door b ^ vogten in deeze edele, de£/Sftand derzelve, en dus haast,'t geen ras een volkomen "uit^i" « ten eevolse d n dood* door bezwyming, en> verft^"^^4 heeft. Zullende dit gevolg ten naast er»Y d zyn, hoedanig ook f oojaato des vermn ^ loV ^^f^ffite?;^S Semen eender lucht verworgen ; het verdrinKen , in eene plaats, die geen levenslucht Wjjtwtg gloeijende in welke de tevenslucht, door «den damp ^ kooien, en gelykfoortige ooizaaken^ wo ^ beroemde Het is my, mtuslchen, met onbMeno, bewyzen dat Engelfche Scbryver goodwin heeft trachten te y ,  aanmerkingen we^erftikLdngueen,g?V0,g isvan dc «"gefchiktheid van het bloed om het hert behoorlyk te prikkelen: zoekende hy door S/U8 f°eVe,n *f bet00gen' dat de verandering welke het bloed in de longen ondergaat, die aan het! Sri? hT™^ kIT ^orgt ginsgelyks "a„ 5' he\ vermogen, om het hert te prikkelen, en den omloop der vogten daar te Hellen. Dat het bloed, het geen de werking der longen niet ondergaan heeftfonge fchikter zy om het hert te prikkelen, dan bloed, % Si die werking heeft ondervonden, wil ik gaarne gelooven Zodanig een bloed heeft immers een veel TernllenS van hette; terwyl de natuurlyke dierlyke warltè een der vermogendfte middelen is, (zie beumLbach?^! £ ftokg.\ ui.) om door haare prikkeling de vleesch vezelen in werking te brengen. Doch de voLaame oorzaak des doods der geltikten blyft by my: i«. de ftHftanden Aolhng der vogten, door hunne verkleuming n de W lenen, die, hoewel in de lyken dikwyls niet zichtbaar van wegens de kleinheid der vaten, zich openbaar St' door den bedwelmden ftaat, in welken zy dieuk een bedorven lucnt, eer zy frikken, gered worden, doSrcraarS worden den . ^ ^ *ë üoümg T™ hetl fde aUuermaalen heb ik Honden en Katten, kort na het verdrinken, geopend, en fteeds de rechter holliïïeden des herts meerder opgezet gevonden, dan de flinke!; te? lens met longen , die ten klaarften toonden daf haare ontfteeking en daar door de ftuiting des oniloops den dood hadden veroorzaakt. . Voorts verdient hier over se ivg. Ub. VIII. p. 30.) alwaar hy zu ks, uit de Droeven Van j. f. gmelin, buttner, weber, de HaTn erifï zyne eigene bevinding, ten duidelykften betoog' Ult Niets bewyst hiertegen het geftolde bloed, 't geen doorgaans wordt gevonden in de linker holligheden de? herten van gelukte voorwerpen. Schoon mmers het llagaderlyk vaatgritel niets meerder doorlaat , bTyft zich onrias'tef en'f S in P?^' boezera ontlasten, en ltok aldaar eindelyk, zo ras het geene 2e. uoegzaame warmte meer heeft, en met geene gfnoeLS S Jul\ l f amentrekking te noodzaaken. Want het is tot z^n^vfn^ ™l bet bloed> 'l geen bet he r tot zamentrekking noodzaakt , maar wel voornaamelyk ee-  OVER DE ADEMHAALING. '57 eene genoegzaame hoeveelheid van hetzelve, om de Sligheden^des herts ter degen uit te ^^ffig fpiervezelen , door ze uit te fpannen, tot tegenweruna te noodzaaken. (Het Vervolg en Slot hierna.) ZONDERLING GEDRAG VAN OIJEVAARS. onlangs verhaalde my een by my bekend en geloofO Srdig Ferzoon een zonderling gedrag, dat Oije.TMwo gelegenheid, gehouden hadden, en waar- ik vond het aanmerkelyk genoeg, om hetze*ve. bydrage tot de historie van dien Trekvogel, meex algemeen bekend te doen worden ; niet twyfelende, of^vee en zu len 'er zich over verwonderen. Dc zaaK zen koiu hieI ff ""begin van 1780 was 'er te Schemer, in Noord'Ao and op een zekere Boeren - fchuur, een Pneyaars" Sc he Wyfie lei 4 Eijeren; op een oogenblik, dat " 7ioS EndlogelsVCdie, welftraks, naar hunnen aart, Joiffi^^Wen. en liepen ;> kon men zeer "duidelyk, de verwondering van het g » '>^stov?S^ " het Vreemd zoort hunner jonggebooren kinderen _ " eii delvk vloog, terwyl het Wyfje op het nest b eet, L< 0  I58 ZONDERLING GEDRAG van OIJEVAARï. „ haar, die zy, waarfchynlyk, van overfpel, of eenigen 1 „ onkuifchen handel, hebben verdacht gehouden, van het t „ nest, en gingen allen, vervolgens, op de vlucht, zon- . „ der dat men naderhand, op die Boeren-fchuur, die nu . „ voor hun verontreinigd fcheen, ooit weer een Oijevau' s„ nest gezien heeft" Als alle verboden , of onkuifche, handel, door de verandering der zoort of gedaante van de Vruchten, die 'er uit voortkwamen, kon ontdekt worden, en die handel wierd eveneens, als by de Oijevaars, — fchoon toen, by hun, ten onrechte, — geftraft, hoe veele Wyfjes zouden 'er dan, van tyd tot tyd, niet dood eebeeten worden! . Harlingen, j. c. metzlar, aen 25 Maart, 1797. pred. te Harlinsen. breedvoerig verhaal der uitbarsting van den jjerg vesuvius, in zomer- en hooimaand des jaars MDCCXCIV; in eeiien Brieve van (Jen lieer william hamilton, K. B. F. R, S. aan den Heer joseph banks , Bart. F. R. S. in cle Koninglyke Sociëteit voorgeleezen, den 15 Jan. 1795. (Vervolg en Slot van bl. 117.) Tot naa den zevenden July, Wanneer de laatfte wolk over den Vefuvius losborst, en zich een verbaalenden ftroom van Modder vormde, die den wes nam dwars over den grooten weg tusfehen Torre del Greco en lorre ded' Jnnunziata , en veele Wyngaarden vernielde, kon deeze Uitbarfting niet gezegd worden geëindigd te weezen , fchoon het geweld daarvan over was op den twee- en-twintigft cn Juny, zints welken tyd de Crater, naar gewoonte, zigtbaar geweest is. De Aantrekkingskragt der Bergen is welbekend; doch of de Aantrekkingskragt van een Vulcanifchen Berg grooter is dan die van eenige andere Bergen, is eene twyfelagtige zaak. Alles, wat ik 'er van kan zeggen, is, dat, geduurende deeze laatfte Uitbarfting , elke wateragtige wolk blykbaar door den Vefuvius werd aangetrokken] en de fchie*  VER-HAAL DER UITBARSTING VAN DEN VESUVIUS. 159 fchielyke ontbinding tekens van derzelver venieiena d| grondvlakte van op het gelaad des uhgcdelgd worden. d|n Kfuviu*,** met.f^^^^erwyd is, heb ik een Zints de mond van ^™uv™™£ niet alleen werd b^ïïi!^ SE»», en verdween . zen wy van onheilen, toegebragt do d ^ laage Damp, die, van ondei de oudeLav^ by de ^ plaatzen indringt, als de ^ Vu^caan. len, gelegen ^^^^-{S*^ van den Jaare Ik herinner my, dat, naa de u » beelden waren 1767, even als ^l^J^Z andere plaatzen daar van Lieden, die, tep°"™\dfas gaande, door deezen omftreeks gelegen, in hunne: 1 teiatrs g zoud Damp getroffen, nederviekn, en daar | had gegeeven hebben, indien men ze er1^ y Da£ hier felaald. Deeze nu en ^^^elfden^art, als %fete,otStMugt, geheeten,zjii v c^ die altoos blyvende Stikdamp in oe lt uit by het Meir vanJ'gnano, en gebweez ^ de vaste lugt te beftaam —gcheeten worden, canifche Taal deezes J.ands, r & uit laatzen zvn van eenen anderen aait, en kome" Deeze zyn Sr de nieuwe fflgg^heetó Uvatek^ b| zwavelagtis-en„^S, &li)8 worden, en dood nedaar over heen vliegende, mag voorbeelden, ftaan- dervallen; hier van hadden^ d ven vondt men de deeze Ui^ fg ^^Wii katen een korst dood op de Lava g&en ueez Saf^mmia, op de van zwavel of zout: naa , oov heenen dringen. De Scorix van de Lava, dooi weiKc ^> engefteld, zyn, kleine Cryfcdta.,waaik™ * f^lta kleuren dikwyls, donker of ^ekje,)laauw afgewisfeld. voieT^S^tffe, volkdI| gelyk aan ^^neiS  I6o VERHAAL DER UITBARSTING boven het Dorp Refina, m een naauwen dienen weg, viel de Ezel neer, en lcheen onmiddelyk te zullen ftfwende Boer ztlve werd de Stiklugt wel gewaar, en, de he?l looze uitwerkzels van dezelve kennende , droeP hv l et Beest buiten dten bedwelmenden invloed, en het bekwam fchielyk. Zmts dien tyd hebben deeze DamrSn verbaazend toegenomen, en zich uitgebreid Tot d elen dag toe, zyn 'er veele kelders en putten, den gebeden wï langs van PorUei tot Torre delf Annunziata, «rSlvk! daar mede beimet. Deeze zwaare Damp ryst, m^de oSn lugt, niet veel meer dan één voet boven de oppewlakt? der aarde ; maar in een bellooten plaats, als Sn keïdS of put, klimt dezelve op, en vervult ze even als elke S dere vloeiftoffe zou doen. Een put gedempt hebbende klimt de Damp omtrent een voet daar boven op, enzich dan omkrommende, valt ze op den grond ned?r, en ve£ fpreidt zich; altoos de gewoone hoogte houdende. ■ Overal, waar deeze Damp uitbarst, bemerkt men eene trilling m de lugt, even als die door het braiX v n houtskool te wege gebragt wordt. Wanneer deze ve voort komt uit eene fpleet naby eenige plant of kruid , ziemen de bladeren daar van lchudden&, even als wannècize Te woogen worden door een zagten wind. Het is zeldzaam dat, fchoon 'er geene vergiftige hoedanigheid fn Sn Damp blyke plaats te hebben* als die in alle odzS gelyk is aan vaste lugt, dezelve zo hoogst nadeell^s voor de Wyngaarden. Velden by velden zvn '£r «fnnr verwoest, zmts de laatfte Uitbarfting; wanneer dezelve aan den wortel des Wynftoks komt * word dwz ui uit gedroogd, en de Wynftok fterft. "eeze^uitEen Boer, in de nabuurfchap van Refina, veel geleden hebbende by de Mofae, die zyne Wyuftokkenin dfa faam 1767 verdelgde, toen waargenomen hebbende'da?diejJamo de wetten van alle vloeiftoffen volgde, maal te een fin ïle fleuve rondsom zyn geheelen Wyngaard, welke^gemeen fchap hadt met oude Lavas, en ook eendiSkefder oS der een derzelven Het gelukkig gevolg vi[ deezewe" beredeneerde werkzaamheid is geweest , dafchoon zyn Wyngaard tegenwoordig omringd wierd door dee" ze fchadelyke Dampen, en dteze altoos fpeekfeTLn de gemaakte fleuve , dezelve geheel niet in Kn WynSard kwamen, die, ten b yke van de gelukkige flaag^fdleS voorbchoeuze s zich in een aWeerlyklten ffaat S vindt; tervvyljdie zyner Nabuuretfdood z^!, ofkvSnem Meer  VAN DEN BERG VESUVIUS. ï6*I Meer dan dertienhonderd Haazen , een groote menigte Phail'anten en Patryfen, door deezen Damp overvallen , ^ heeft men dood gevonden binnen de omheining van de beflooten Tagt van zyne Siciliaanfche Majefteit, m de nabuurfchap van den Vefuvius. Veele Huiskatten , om te aazen op dien prooi, uitgetrokken, werden flachtofters van d Vemge^dagen geleden, bemerkten de Visfchers te Refina een groot fchool Visfchen , op de oppervlakte der zee, in groote beweeging, digt by eenige rotzen van oude in zee geftorte Lava; zy omzetten deeze Visionen met hunne nétten, en vingen ze alle met veel gemaks: naderhand ontdekten zy , dat deeze Visfchen getroffen waren door een Mephitiquen Damp, die, ten deezen tyde, met allen geweld van onder de oude Lava in zee opborrelde. , Veele Visfchers hebben my verzekerd, dat, geduurende het geweld der laatfte Uitbarfting , de visch de geheele kust verlaaten had van Porties tot Torre clell Annunziata, en dat zy 'er geen in hunne netten kreegen dan op twee mylen afttands van de kust. De Vislcliers, die hun werk maaken om Ancini (Zee - eieren), en andere Schelpvisch , te vangen, verhaalden my desgelyks, dat zv , op den afftand van een myl van het ftrand , zinti de Uitbarfting, alle de Visfchen dood in de fchelren gevonden hadden. Zy veronderftelden, dat zulks kwain, of van de hette des zands op den bodem der Zee, ( f veroorzaakt werd door vergiftige Dampen. De Visfchers te Napels klaagden ook, dat zy deeze SchelpvisIchen, of, zo als men ze hier met eene algemeene benaami ig noemt, Frutti di rnare, dood in de fchelpen vonden. Ik dagt, dat deeze weinige welgeftaafde daadzaaken iets zouden kunnen toebrengen om aan te toonen de groote kiMgt van de wonderbaare Scheidkundige bewerking der Natuure, hier binnen kort vertoond. De Mofete, of vaste lugt damp, moet zeker gebooren zyn door de werking \ a i het Vitrioolzuur op de Kalkaarde, beide zo overvloedig in den Vefuvius. De opgeheevene Stoften, welke zigtbaar bewerkt zyn door de Scheidkunde der Natuure, langs den loop der laatfte Lava, die uit den Vefuvius liep, en byzonder in en omtrent de nieuwe monden, dooide laatfte Uitbarfting gevormd op de zyden van den Vulcaan , nader onderzogt zynde door Signor dominico tomaso, een vernuftig Chimist te Napels, wiens Proeven, en derzelver uitkomst,thans het licht zien, heeft hy bevonL 5 den  16* VERHAAL der TJITBARSTINC den voornaamlyk Sal Ammoniac te weezen, gemengd met een kleine hoeveelheid Yzer-kalk; maar, om myne onkunde ten opzigte van dit onderwerp niet te verraaden, en op niets meer eisch maakende dan op den tyi-el van een naauwkeurig Waarneemer met het oog, wys ik u tot het Werk zelve , 't geen ik hier nevens zend. Veele honderd Ponden Sal Ammoniac zyn op den Vefuvius verzameld , zints deeze laatfte Uitbarfting, door de Landlieden , en te Napels verkogt; de overvloed deedt welhaast den prys tot op de helft daalen ; en hoe veel van dit Zout is door uitdamping in de lugt vervloogen. ,tde.jigging van den BerS ^fuvius, zo naby eene' Hoordttad , en de gemaklykheid om dien te beklimmen, hebben gewis meer gelegenheids verfchaft om de werkingen van eenen daadlyk brandenden Berg na te gaan, en des aanmerkingen te maaken, dan gefchied is"ten opzigte van eenigen anderen Vulcaan op den geheelen Aardbodem. Het Dagboek van den Vefuvius, 't geen, door myne beftelhng, nu, onafgebrooken, meer dan vyftien jaaren lans met groote naauwkeurigheid, gehouden is, door den verdienstlyken en fchranderen antonio piaggi, waar van ik in het begin deezes Briefs gewaagde, en *t welk ik ten oogmerke heb aan de Boekery van de Koninglyke Sociëteit te fchenken , zal desgelyks een groot licht over dit onderwerp verfpreiden. Maar, dewyl 'er alle reden is, om* te gelooven, gelyk seneca reeds deedt, dat de zetel van het Vuur, 't welk deeze Uitbarftingen der Vulcanos baart, geenzins oppervlakkig te zoeken is, maar diep in 's Aardryks ingewanden verhooien ligt, tot welke geen oog kan doordringen, zal het, zo ik vrees, altoos buiten het bereik blyven van het beperkt menfchelyk verftand, daar van met eenige naauwkeurigheid reden te geeven. Men vindt, heden ten dage, Wysgeeren, die met veel vertrouwen fpreeken van het oprigten van Conductors of Geleiders, om de heillooze uitwerkzels van Aardbeevingen en Vulcanos te voorkomen, en die zich zeiven , in dit ft.uk, het zelfde geluk belooven, 't welk franklin's Blixem - afleiders gehad hebben; want, gelyk zy fpreeken, alles ontftaat uit dezelfde oorzaak, de' Elecfriciteit. Wanneer wy in aanmerking neemen, hoe veele gedeelten van den Aardbodem, reeds bewoond, blykbaar opgeworpen zyn uit den bodem der Zee door Vulcanifche uitwerpzelen, en de waarfchynlykheid, dat zich een veel  VAN DEN BERG VESUVIUS. X63 veel «rooter gedeelte in 't zelfde geval bevindt, en nog Set omgeworpen is, fchynen my de .ydele voorgeevenS vS zwakke Stervelingen, om zodanige groote weikinren zeker met de wysite oogmerken van den weldaadifen'Oorfprong der Natuure aaargefteld, tegen te gaan, ^ÏSt1 wfoïsfderhalven, te vrede houden, met te zien, zo goed wy kunnen, 't geen voor ons zigtbaar is , en daarover redenkavelen zo%er onze bepaalde verftanden gehengen, wel verzekerd van den grooten grondregel, h^^iS^^L en zo deerlyk geleden hebben te Torre del Greco, fchoon zyne Sicihaanjche Maiefteit, met de goedaartigheid aan dien Vorst eigen, Sn3 veifer Plek gronds aanboodt om hunne Stad te herbouwen weigerden dit voluit, en befteedden het hun toSchiktc om de Stad te herftichten op de nog finouSe Lava , die hunne voorige woonfteden overdekt ; en 'er is geene ligging, meer blootgefteld aan de veelvuiS«e gèvaïien , die blykbaar zich opdoen m de nabyheid van een daadlvk brandenden Berg, dan die lorre del rllrn De Stad werd geheel verwoest in, den Jaare S en in ' Jaar 1737 Mep een allerfchrikbaarendfte Lavaftroom , op den afftand eeniger weinige roeden van d Stadi poorten. Thans ftroomde dezelve.daar midoen over heen! Desniettegenftaande, zo groot is de gehegtheid der Bewoonderen aan hunnen geboortegrond, aan Ju k een dreigend gevaar blootgefteld, dat van de 18,000 seenfén zyle fteli gaf om die gevaarlyke plek gronds fe veriaën — Toen ik my te Calabric bevond , ge. duurende de Aardbeevingen, in den Jaare 1783, befpeurde ik by die van Calabrle dezelfde gehegtheid aan hun geboortegrond; eenige van de Steden, door de Aardbeeiingen geheel verwoest, die in alle opzigten liegt gelegen waren, en in een ongezonde lugt, zou men herbouwd hebben , en het gezag des Landbeftuurs moest tusfehen beide komen, om "de lnwoonders te noodzaaken deeze verwoeste Steden te verlaaten, en hunne woonplaats voor een veel betere te verwisfelen. . Over het geheel vind ik my overtuigd, alle Berigten van vroegere Uitbarftingen van den Berg Vefuvius geleezen hebbende, dat deeze laatfte thans befchreevene Uitbarfting verreweg de geweldigfte was, die vermeld is naa de twee groote Uitbarftingen van 79 en l63i» die  1^4 VERHAAL DER UITBARSTING oneetwyfcld! nog geweldiger en verdelgender waren. Dezelfde Verfchynzels vergezelden de laatfte Uitbarfting als de twee bovengemelde; doch in mindere maate; ook ging er het afwyken der Zee van de kust niet mede gepaard Meer dan eens merkte ik, in myn boot zittende, op, dat er eene buitengewoone beweeging in de Zee was, geduurende de laatfte Uitbarfting. Od den 18 ?u ny , merkte ik op, en dit deeden ook myne roeiers, dat, Ichoon het volmaakt ftil weêr was, de golven Ichielyk reezen, en tegen den oever kletften; een witte fchuim veroorzaakende; doch die binnen weinig minuuten verdween Op den 15 dier Maand, in [den nagt der groote Uitbarfting, werden de kurken, die de netten ophouden van de Komnglyke Tonyn- Visfchcry te Portici, en doorgaans op de oppervlakte der Zee dryven, fchielvk onder water gehaald, en bleeven 'er een korten tyd. 't Welk uitwyst, dat 'er, op dien tyd, eene ryzing in het Zeewater, of een zinking van den grond, daar beneden, moet plaats gehad hebben.' Uit het geen wy hier onlangs gezien en geleezen hebben van vroegere Uitbarftingen van den Vefuvius, en andere in werking zynde Vulcanos, moet derzelver nabuurichap altoos gevaarlyk weezen. Wanneer men dit in aanmerking neemt, is de groote Volkrykheid aan den voet van den Vefuvius zeer opmerklyk. Van Napels tot Ca/lela-marc, omtrent vyftien mylen, is alles met huizen zo digt bezet, dat het bykans een aanhoudende ftraat fchyne; en aan de Somma-zyde van den Vulcaan liggen de Steden en Dorpen naauwlyks een Engelfche myl van elkander: zo dat, in den omvang van dertig mylen, ("de uitgeftrektheid des grondftuks van den Berg Vefuvius en Somma,) de Bevolking misfchien fterker is dan die van eenige plek van gelyke uitgeftrektheid in Europa, en dit in fpyt der veelvuldige gevaaren van dus eene ligging. Met behulp der Aftekeningen, welke ik by dit Verflag der jongfte Uitbarfting van den Vefuvius voege, en welke ik u kan verzekeren dat getrouwe Afbeeldingen zyn van 't geen wy gezien hebben, vlei ik my zeiven , dat ik 'eru een klaar denkbeeld van gegeeven heb; en tevens vlei ik my met het begrip, dat de mededeeling van zulk eene menigte en verfchcidenheid van wel bevestigde Verfchytizeien, ais deeze ontzaglyke Uitbarfrin-* vergezeld hebben, niet alleen aangenaam, maar ook nuttig, zul-  van den berg vesuviusv 165 zullen weezen voor alle Liefhebbers der Natuurlyke Historie. Ik heb deneer te zyn, enz. william hamilton. In een volgenden Brieve van Sir w. hamilton aan Sir toseph banks , gedagtekend Caflel-a-mare, oudtyds Stabiat, a September 1794, worden de twee volgende Aanmerkingen aan dit fchryven toegevoegd: 1. Binnen ééne myl van deeze Plaats werkt de Mof etc noo- zeer fterk, en byzonder onder de plek gronds waar de oude Stad StabU gelegen heeft. Op den 24 Augustus , werd een jonge knaap , by toeval geraakende 111 een drooge Wel, maar vol van Mephitiquen Damp, onmiddelyk verflikt: geen tekens van letzel, door den val bekomen , kon men befpeuren; ook was de diepte van geen beduidenis. Deeze omftandigheid bragt my voor den geest den dood van plinjus den Ouden, die hoogstwaarfchynlyk zyn leeven verloor door dezelfde foort van Damp, te deezer zelfde plaatze. Dampen, die kragt oefenen naa zwaare Uitbarftingen van den Vefuvius. a. Mr. james, een Engelsch Koopman, hierin de nabuurfchap woonende, verzekerde my, dat hy, in den avond van den 17 Juny , den derden dag der Uitbarftinge van den Vefuvius, zich in een Boot met een zeil bevondt digt by Torre del Greco, toen de fyne Asch , van welke ik in myn Berigt zo dikwyls gefprooken heb, zeer digt viel , en dat deeze in den donker een zwak licht van zich gaf als dat van Phosphorus; zo dat zyn hoed en die zyner Bootslieden, en het gedeelte der zeilen, met deeze Asfche bedekt, licht van zich gaven. Anderen hadden my gezegd, dat zy een Phosphoriek licht op den Vefuvius gezien hadden naa deeze Uitbarfting; doch, vóór het my bevestigd was door dit getuigenis van Mr. james, verkoos ik 'er niet van te reppen, GB.O0T-  i66 GROOTTE EN VOLKRYKHEID GROOTTE EN VOLKRYKHEID DER EATAAFSCHE REPUBLIEK. Dit Stukje is het voortbrengfel van eenige ledige uuren. De moeite, daar aan hefteed, gaf den Opfteller eenig genoegen. Mislchien, dagt hy, kan het ook denzulken, welke op dergelyke beichouwingen zomwylen hunne aandagt vestigen , eenig vermaak geeven, en belloot dus hetzelve het publiek mede te deelen. De Begrootingen van Volken, opgemaakt uit, veelal gebrekkige , Geboorte- Trouw- en Sterfiysten, in Aardbefchryvingen of elders voorhanden , zyn doorgaans zeer onzeker. De volgende Berekeningen zyn gegrond op geenerleië gisfingen; maar vooreerst op de bekende Volkstelling, welke, op hooge order, door de gantfche Republiek gefchied is, en ten tweeden op Meetingen, volgens goede Kaarten der afzonderlyke Gewesten , met de vereischte naauwkeurigheid gedaan. Den befchouwer der volgende vergelykingen behoeft niet ontvouwd te worden , hoe zulks verrigt zy. Alleen valt 'er te zeggen , dat daarin zeer weinig zal misgetast zyn; dewyl de Steller de moeite genomen heeft, om de ongelykmaatige lap gronds, even gelyk de Landmeeters gewoon zyn te doen, in zo veele Drie- of Vierhoeken te verdeelen als de voorgeftelde naauwkeurigheid fcheen te vorderen, dezelve arzonderlyk uit te rekenen, en voorts byeen te trekken. Dit zy nog herinnerd, dat, in de gezamentlyke optelling der uitgeftrektheid der gantfche Republiek, de Zuiderzee , gelyk ook in de afzonderlyke berekening van Zeeland derzelver Stroomen of Zeeboezems, niet medegerekend is, fchoon voor het overige de binnenlandfche Meiren of Wateren van meerder of minder naam mede onder de uitgedrukte Grootte van elk Gewest begreepen zyn. I. Volflrekte (abfolute) Volkrykhcid van elk Gewest. In proport. Getaleu. Bykans. 1. Holland 825996 20? 2. Gelderland 217828 5* 3. Bat. Brabant 210723 5} 4. Friesland 161513 4/5 5. Overysfsl 335OÖQ %i P.  DER. BATAAESCHE REPUBLIEK. 16? 6. Groningen 10691a s| 7. Utrecht 92904 Sj 8. Zeeland 82212 2/3 9. Drenthe 39672 I 10. Wedde en Westerwold 7743 | In de Lysten, uitgegeeven op last der Commisfie tot het ontwerpen van een Plan van Conftitutie voor het Volk van Nederland, ftaat Wedde en Westerwold, 't geen tot de Generaliteit behoort, niet afzonderlyk uitgedrukt , maar is by de Provintie Stad en Lande getrokken. Doch hier is zulks daarvan afgetrokken, om gemelde Provintie alleen te hebben. Zo iemand Wedde en Westerwold , 7743, van Groningen, ilaande in gemelde Lyst op 114555, aftrekt, zou hy 100 voor de Provintie Groningen minder verkrygen. Doch deezen zy herinnerd , dat, op bladz. 9 van gemelde Lyst, eene fout in de optelling begaan is, die achter niet is opgetekend; het moet zyn, 144655. Deeze zelfde fout is ook gebleeven in de generaale optelling, op bl. 69. Inde proportioneele Getalen is Drenthe gefteld op r. Dit geeft een gemaklcelyker overzigt over het geheel, om met eenen opflag te kunnen zien, in welk eene evenredigheid het eene Gewest ftaat tot het andere, ten opzigte der Bevolking; doch dit is abfoluut, zonder eenige betrekking tot derzelver Uitgeftrektbeid. Gelyk de waare Volkrykheid van eenig Gewest afhangt van het getal Inwooners, vergeléeken met de uitgeftrèktheid Lands, welke zy befiaan, zo volgt hier II. De Grootte, of Uitgeftrèktheid, van elk Gewest. In prop. Getalen. Byk. X. Holland 2*5 Vierkante Uuren gaans, jj 2. Gelderland 203 of 3. Bat. Brabant 163! 5\ 4. Overysfel 122 4r| 5. Friesland 92 3fj 6. Drenthe 74l 3ï 7. Groningen $j if 8. Utrecht 56 if 9. Zeeland 30 I jo. Wedde en Westerwold li }r Is  ï6S GROOTTE EN VOLKRYKHEID In de proportioneele Getalen, welke, om de te groote breuken te vermyden , ten naastenby zyn uitgedrukt, is Zeeland, als het kleinlte Gewest, (behalveii Wedde en Westerwold) op i geftcld. Vergelykt men deeze rangfchikking volgens de Grootte by die der Volkrykheid, zo ziet men daariri eene andere orde. Overysfel, in Grootte de 4de in rang, bekleedt de 5de plaats in de Volkrykheid; Drentne, de 6de in Grootte, is de 9de in de Bevolking, en levert, buiten Wedde en Westerwold, het kleinfte aantal Inwooners op. Daarentegen zyn Friesland, Groningerland en Zeeland, ten opzigte. der Volkrykheid , één rang hooger, dan zy naar de Grootte gerangfchikt zyn; terwyl de overige Gewesten hunne plaats behouden. Hieruit bemerkt men reeds , dat zommige Gewesten, derzelver mindere uitgeftrektheid in aanmerking genomen zynde, veel volkryker zyn , dan andere, en 'er, ten deezen.opzigte, een merkelyk onderfcheid plaats heeft. Het volgende geeft ons daarvan eene iuiste Maat: J III. Betrekkelyke (relative) Volkrykheid van elk Gewest; of, Hoe veel Inwooners elk Vierkant Uur oplevert. In prop. Getalen. 13yk. 1. Holland 3824 Inwooners in elk Vier- jl 2. Zeeland 2740,4 kant Uur« J' 3. Groningen 1875f 4. Friesland 17551 . « 5. Utrecht 1669 ,! 6. Bat. Brabant 1293 ^> 7. Overysfel 1107 «' 8. Gelderland i°75 V arï 9. Wedde en Westerwold 704 ït 10. Drenthe 533 Deeze bewerking heeft eene geheel nieuwe rangfchikking veroorzaakt. Holland behoudt zyn rang beftendig. Het bevat niet alleen het grootfte getal Inwooners, en is het grootfte; maar heeft ook nog met opzigt tot zyne Grootte verre de meeste Inwooners, Hierop volgt Zeeland, anders de kleinfte Provintie. Groningen bekleedt den  i- l' : DER BATAAESCHE REPUBLIEK. l6<) rteri *den rang, in plaats van den 7denj 'doch is merklvk minder volkryk, dan Zeeland, Friesland en Utrecht bevatten telkens 100 Inwooners in elk Vierkant Uur m nde^ Tusfehen Utrecht en Bataafse* Brabant is een proote gaaping. Overysfel en Gelderland zyn fchaarsch u IS f 1wv ze vergelyken by de overige Gewesten. dKVS u^eftiekJeid de Sde ,' ftaaf nu op den Sagflen trap, en is meer dan 7maal mmder volkryk, d Hi^voS nog eene Proef, wat de Gewesten ten opiïffte der Volkrykheid betaalen aan de Generahteits Kas. i Deeerfte de volgende kolommen behelst de Quotaas, zo Ss zv, voor de ordinaire Petitiën , vóór weinige jaaren, on nfeuvv zyn vastgefteld. De tweede. kolom toont aan, wat zv moesten betaalen overeenkoraftig de Volkrykheid van 2k GeS: waarmede echter niet te kennen gegeeven wordt, dat zulks tot eene waare regelmaat kon dielln- maar alleen, om te doen-zien, hoe veel de mwoonérTvan zommige Provintien meer opbrengen, dan Elk profiel «.Vo^ S^ SSdïl^&GemsJL, naar het getal hunner InwonSs hadden te betaalen, als zulks gelchiedde in evenredighèid met Drenthe. IV Volfirekte Volkrykheid van elke Provintie , vergtkeken met de Quotaas. ■ Guld. St. Penn. Guld. St. Penn.' i. Holland . 65 - 11 - 10 20 - ió - 7 a. Friesland 9.- 17 " ' 8 4 " 1 ? q. Gelderland .6-7-9 5 " - 9 .v.*3 . 2. Groningen 5 - 13 - 10 * "v ?. Utrecht ,4-15-3 2 *' ö - ]i 6. Zeeland 4 - - - 4 2 £ ' 7. Overysfel 3 - 13 - 5 3* >" ** "1. 8. Z>r««ffe 1 - - - - lig'.* q jW. Brabant 5 " * ïo. Wedde en Weiier». ----- - " 3 ' * + Welk een verfchil in de Opbrengst ! Als Holland ' beSde SereVenkom(lig 't geen Drenthe aan de Unie meng. 1797. no- 4- m  17» GROOTTE EN VOLKRYKHEID fourneert, zou het, naar zyne grootere Bevolking, nog geen derde gedeelte behoeven te betaalen van hetgeen het nu betaalt. De overige Gewesten verminderen ook, inzonderheid Friesland , Groningen , Utrecht, Zeeland: terwyl Gelderland en Overysfel, vooral de laatfte, weinig boven Drenthe betaalen. Brabant en Wedde en Westerwold konden niet vergeleeken worden , dewyl deeze niet naar de Quotaas betaalen. V. Wat elk Im/ooner der onderfcheiden Proyintien comparatief betaalt. 't Geen nu volgt, is eigenlyk niet, dan in de form, van het voonge ondérlcheiden. Echter kan het onze nieuwsgierigheid nader voldoen, en ons het voorige onder eenen anderen oogftand vertoonen. De vraag is, wat elk Inwooner van de afzonderlvke Gewesten comparatief nu daadelyk overeenkomftig de in gebruik zyhde Quotaas betaale. Aldus, b. v. 825996, de Inwooners van Holland, betaalen in de Quotaas ƒ 65-11-10 (of 20986 Penningen); wat betaalt dan ilmvooner? Om te groote breuken te voorkomen, is het getal der Penningen overal met 3 nullen vermeerderd. Aldus betaalt 1. De Hollander 25* 2. De Fries iq\ 3. De Groninger 17^ 4. De Utrechtfche 16* 5. De Zeeuw i<\ 6. De Gelderfche # 7. De Overysfelfche 8j o. De Drenther 8^ Men ziet met eenen opflag van 't oog, hoe verre de Hollander alle overigen in de Opbrengst aan de Generaliteit overtreft. Tusfehen den Hollander en den Fries is verre de grootfte afftand. De eerstgenoemde betaalt meer dan 3mèal zo veel, als de Drenth. Tusfehen den Fries 'en Groninger is-nog een afftand van 1; dat is, de eerfte betaalt nog ongeveer J meer dan de laatfte, en deeze meer dan het dubbeld van den Drenth. In Gelderland, Overysfel en Drenthe, brengt men, hoofdelyk , ver het minst op aan de Generaliteit. Is men begeerig te weeten , welk Land van de onderscheiden Gewesten het meest opbrengt voor de Unie, men ma het oog op de volgende Tabelie. Men begrypt ligt, dat zuiks  bes. bataafsciie republiek. 171 Luiks wederom eene andere rangfchikking moet gee- . Wen , dewyl dit in verband ftaat met de uitgeitrektheid jder Provintien , welke met de Volkrykheid met overt eenkomt. v VI De Grootte van elke Provintie, ver gekeken met de Quotaas; of, Wat elk Vierkant Uur proporttaneel opbrengt. 1. In Holland 97s >«2. — Zeeland 4!"1f 3. — Friesland 34ï 4. — Groningen 32 5. _ Utrecht ^7\ ($. Gelderland \o 7. Overysfel 9§ 8. _ Drenthe 4? Het verfchil is nu nog merkelyk grooter, dan voorheen dewvl in d«meest bevolkte Gewesten niet alleen Sn" Zeeland is nu 3 plaatzen gereezen; dewyl deeze Provintie zo weinig omtreks heeft, en, ten. dien opzigte, SKSSd-T het0 meest betaalt. De overige Provintien behouden hunnen rang. VII. De abfolute of geheele Volkrykheid der bliek is ^ * tv aeheele Grootte is 1024Ï Vierk. Uuren , of 7$8i Duif he Mylen. Dit geeft, de afzonderlyke Gewesten dVo elkander gerekend" zynde i835i }™°™™*nJ± Vierkant Uur, of 2446^ in elke Vierkante Myk DÏÏ S drclative Volkrykheid der Republiek dngeveet Sk aan de rclative Volkrykheid der ProvinmGwmnI een Czie d" sde Tabelle); de Inwooners van welke Piovmtie |SCtèn naLtenby iniet midden ftaan ten opzigte van Ide hoofdelyke Opbrengst, als beloopende 17; terwyl de 1 Hollander Wl» en de Drenther U betaalt. ^ ^ Ms ' FUAG*  17» FRAGMENTEN. FRAGMENTEN, OVER DE ONDERWYZERS IN EENEN BURGEIISTAAT, TOT HET VRY VERSPREIDEN VAN KUNDIGHEDEN : EN OVER DEN GODSDIENST. (Ontleend uit mercier's Fragmenten.') Eerfle Fragment. « ■ Ts het dan onmogelyk, Magt met Vryheid te paa- X ren, of die Magt, welke noodig is om op da Wetten eene eerbiedverwekkende Majefleit te drukken, te vereenigen met die Vryheid, noodzaaklyk tot het beftaan der Maatfchappye? Dit zo wenschlyk en gelukkig evenwigt kan alleen daargefteld worden door eene inneiiyke en naauwc overeenkomst tusfehen het Beftuurend en Onderwyzend gedeelte der Maatfchappye. Het is als dan, dat deeze Mannen , door hun vernuft, door hunne kennis, en door hunnen moed , een lichaam uitmaakende, eene zagte heerfchappye zullen bekomen over de begrippen en gevoelens. De Staatslieden, die de kragt van dit onzigtbaar lichaam bemerken, zullen, in ftede van 'er zich tegen te verzetten , 'er zich by vervoegen tot het bekomen van onderrigting. Het gedeelte eens Staats, 't welk beftuurt, moet eerbied hebben voor het gedeelte dat onderwyst; dit wil zeggen, agtflaan op alles wat door deszelfs arbeid voortkomt ; dit onderzoeken , en bovenal zich niet vermeeten in deeze byzonderheden wyzer te zyn dan 't zelve. Een Staat kan niet beftaan zonder Kundigheden. De bedekte vyand te worden van hun die na Waarheid ftreeven , hun te vervolgen, of zich te gelaaten hun klein te agten, is het betoon van vreeze voor openbaare Pligtvermaaners ; het is ftilzwygend erkennen , dat de werkzaamheden van hun , die aan 't roer van Staatsbettuur gezeten zyn , het onderzoekend oog der Rede niet kunnen verdraagen; het is den band verbreeken der vereeniginge , welke behoort plaats te hebben tusfehen hun die het Mcnschdom zoeken goed te doen. Het Lichaam, dat onderwyst, heeft fteeds den Staatslieden ten beste geftrekt, en hunnen arbeid zeer verkort. Na-  FRAGMENTEN. *75 Natuur, eene zorgdraa-j/ende Moeder, heeft altoos esnige denkende Weezens verwekt, te midden van den weinig of niet denkenden hoop; ook zelfs in de onbefchaaldlte wereldoorden. Deeze waren de bevoorregte Weezens, die het eerst de Kunften leeraarden , die het plan van eene opkomende Maatfchappy vormden, die Wetten voorfchreeven, welke, fchoon ruw, min heilloos waren dan de hedendaagfche verfynde Wetten, gefchikt om de Meerderheid voor de voeten der Minderheid te doeri kruipen. Wanneer zy, die aan 't roer van Staat gezeten zyn, seen hoogagting betoonen voor Verftandsbekwaamheden, Vernuft en Braafheid, zullen Mannen, met deeze uitfteekende begaafdheden voorzien, op hunne beurt, atlaaten eenigzins agt te flaan op de Regenten; die als dan enkel werktuigen worden van Trotsheid en Geweld: en de deugdzaame Man, deeze verwydering ziende, en den band' der Maatfchappye bykans verbrooken , herftelt het Zedelyk Wetboek , en verfmaadt den Wetgeever en zyne Wetten. . . Dit is 't geen tacitus gedaan heeft, m de fchoone «laats, welke ik, hoe bekend ook, niet kan nalaaten hier vertaald in te voegen. Deeze Gefehiedboeker wreekt de naasedagtenis van rusticus en senecio, „ Men heeft , met alleen tegen de. Schryvers gewoed, maar ook te- gen hunne Boeken, en aan de Driemans het bewind bevolen, om de Gedenkenisfender doorlugtigfte Geesten " in de zamening, en op de markt, te verbranden. Naamlyk zv waanden, dat, in dat vuur , de ftem des Ruom" fchen Volks, en de vryheid der Vroedfchappe, en 't , geweeten des Menschlyken Geflachts, gedempt werden, nevens 't uitjaagen, daarenboven, van de Leeraars " der wysheid, en het bannen van alle goede Konften * " op dat nergens iets eerlyks verfcheene. Wy hebben " voorwaar een groot bewys onzer lydzaamheid gedaan: _ en gelyk de oiide eeuwe gezien heeft, wat het uiterst , in de vryheid was; alzo wy, wat in de flaverny. Zynde* door de onderzoekingen, zelfs de gemeenfehap vart, „ fpreeken en hooren ons benomen. De heugenis zelf zouden wy met de ftemme ook verloeren hebben, wen het zo wel in onze magt ware te vergeeten als tö " Zodamg is de treffende Schildery, welke deeze groote Meester in het Gefchiedfchryven heeft opgehangen. ^—- XVI ■§ »» 3  374 .fragmenten. Wy leeven m een gelukkiger Eeuwe ; doch alles kaö binnen korten tyd veranderen. Het gezag f de Geïchiedems doet ons, dit fchryvende, beeven!) veraart ligt in l^vvinglandy. Duizend oorzaaken kunnen een Stawt in'» den dieplten poel van jammer en elende Horten Het beftuurend gedeelte kan zich verkeerd verbeelden', dat* •het alleen tot ontzagbetoon geregtigd is, en poogin: en aanwenden om het onderwyzende in een verachtlvk licl t te ftellen. J Dan het beftuurend gedeelte benadeelt zich ais dan I groodyksjwant de Wet moet voortkomen van het Volk dat is van het verlichte gedeelte des Volks, en haare' bekraghging by het Staatsbeftuur ontvangen. Dan is dezelve waarlyk goed, dan mag zy de Volksftem hee- ! Gemelde werking des Verfiands is , als 't ware, onzigt- I ™ar ». inzonderheid naa de uitvinding der Drukkunst* Men heeft het den G=est der Wysbegeerte genoemd; deeze zal elk, m Staatsposten gefteld, die dezelve voor zyn Raadsman wil aanneemen, byitand verleenen ; deeze hem bÈzielen, gelyk zy alle waare Menfehenvrienden 'bé- : zield heeft, van socrates af tot montesouieu toe. Deeze deedt den een zyn leeven opofferen voor de heerlykfte zaak, ooit voorgeflaan; deeze deedt den ander den zwaarlten arbeid doorworftelen, en een doornig nad bewandelen, t geen niemand in Frankryk vóór hem ooit betreeden hadr. Montesouieu, bedeeld met het klaarst en diepdenKendst yerftand, 't geen ooit onder ons fchitterde heeft de denkbeelden zyner Eeuwe veranderd , Staat! kundige vooroordeelen verdreeven, en het goed, "t geen hy zal voortbrengen, heeft flegts een begin genomen Waar toe dan de heimlyke Vervolgingen , door den trots der geenen, die aan 't roer van Staat gezeten zvn foms verwekt tegen Schryvers, die dierbaar zyn aan het Volk,en van groot nut kunnen weezen,zelfs voor de zodamgen, die hun veragten? Indien het, gelyk ze¬ ker Wysgeer aanmerkt, het waare kenmerk der Deu^d is, op alles wat uit Deugd hervoortkomt geen den minnen imaadvollen lach te werpen, waarom zullen dan Mannen, met magt bekleed, dit betoon van agting weigeren aan den arbeid der zulken, wier onvermoeide arneid Itiekt om de rampen des Lands te verligtcn ? Heb ben met zy die beftuuren, en zy die onderwyzen, het zelfde oogmerk ? Zyn zy niet verbonden tot het volbrengen  fragmenten. i?3 gen van dezelfde pligten ? Zullen zy allen niet door de Naakomelingfchap geoordeeld worden? — — Wie kan de kragt der baarblyklykheid wederftaan ? Kan de Mensch nalaaten zyne oogen voor de Zon te openen, 'en dit hemellicht, 't welk den geheelen aardbol zegent, te aanfchouwen? Hangt Waarheid van tyd, plaats, of omftandigheden, af? Zal de Waarheid , die van natuure onfterflyk is, den Mensch fpaaren, die een vergsnglyk leeven leidt? 's Menfchen Rede is het oog zyner Ziele, gevormd om onveranderlyke Waarheden te ontdekken en te verzekeren! De Vriend der Waarheid zou denken het Menschdom te verraaden, indien hy deszelfs zaak niet bepleitte, ten aanhoore der Staatsmannen. Dewyl hem dit misdaadig voorkomt, agt hy zich verpligt in dier tegenwoordigheid rustig te fpreeken. Waarom moet de Drukpers cn het Leezen vry zyn? Om dat het voorregt van fchryven ontleend is van de vryheid van denken. En daar god de uitvinding der Drukkunst toegelaaten heeft , is deeze een allerfchoonite sifte zvner Voorzienigheid. Ter voortplanting van kennis voecrt "men deeze beweegbaare en in 't oneindige verzetbaare Characters zamen, en het is boven het geweld der Dwinglandye , den invloed der Letteren te vernietigen; voor een tyd moge zy die belemmeren. Waarheid zal nooit fchadelyk weezen , hoe zeer dezelve t'*»en het heerfchend gevoelen van den dag moge aanloopen. Uit eene welgeregelde botzing der denkbeelden komt de vonk der Waarheid voort. Welk mensch op deeze wereld, van den hoogstverheven Sterveling tot den laagst in rang geftelden, kan zeggen: ,, Ik heb geen „ Waarheid noodig. Ik bemin de Waarheid niet L Tweede Fragment. Ik zal niet onderzoeken of het denkbeeld eener Godheid ingefchapen zy , of het gevolg is der overtuiging van een bovennatuurlyken ooriprong. Het be- ftaan der Godheid is beweezen door de befchouwing van de geheele Natuur. Alle de Volken des Aardbodems hebben een begrip gevormd van een meer dan menschlyk Vermogen, 't geen zy hebben doen huisvesten in één of in verfcheide' Weezens; met deezen heeft men de Elementen opgevuld , hier uit zyn de Verborgenheden geM 4 boo-  I7Ö fragmenten. booren. Elke Godsdienst, die eenige maate van volkomenheid bereikt heeft, betïaat uit drie deelen. Het denkbeeld welk dezelve ons geeft van het Opperweezen, — den Eerdienst — en de Zedekunde. Mogen wy niet te rugge komen tot den Grondregel van pascal: „ Het is gevaarlyk, niet genoeg te ge„ looven ; en het is niet onvoegelyk, meer te gelooven „ dan 't geen noodzaaklyk is." Het gaat-vast, dat de Wetten van eene volftrekte noodzaaklykheid , voor geheel het menschlyk geflacht gefchikt, uit den Godsdienst hervoortkomen; dat is te zeggen, uit het denkbeeld eener Godheid. Ik denk niet, dat men weet van het bellaan van Burgerlyke Wetten, zonder eenigen Godsdienst. Het verband tusfehen goede Volkszeden, met Godsdienffige begrippen, dunkt my eene Leer te weezen, welke de Gefchiedenis der Volken op elke bladzyde verkondigt. Wy hebben berigten van dertien honderd verfchillende Geloofsbegrippen; en misfchien zyn 'er zo veele als men menfchen op den aardbodem telt, als men in aanmerking neemt, hoe hoogstwaarfchynlyk het is, dat men geen twee menfchen zal aantreffen , die over alle onderwerpen juist op dezelfde wyze denken; maar dat geen te verwerpen , welk alle Geloofsbegrippen, met eene algemeene toeftemming, erkennen, dunkt my eene waanwvsheid zo ongerymd als vermetel. De volkomenlte zegepraal, waar toe de Godlochenaar het brengen kan, beftaat in twyfeien ; en twyfelen veronderftelt de mogelykheid van het betwyfeld ftuk. Een diepgaand gevoel van den Godsdienst te hebben dat is te zeggen, van het Stelzel, in welk de Menseh aanbidt, en zichzelven vernedert, is een verheven gevoeldaar door wordt 's Menfchen ziel opgebeurd, zyn aanwee' zen veredeld ; dewyl hy gebooren is om zich boven al het aardiche te verheffen, en het begrip eens Toekomenden Staats van Grootheid en Geluk te omhelzen. Lofzeggingen van dankerkentenisfe wellen uit den grond zvns harten op; verheffing van denkbeelden vergezelt elke nederige Aanbidding, welke hy uitftort; en het is in zich voor god te verootmoedigen, dat de Mensch zyn eigen verheven oorfprong leert kennen, en het einde waartoe hy gefchapen is! ECHT  ECHT VEBHAAL VAN EEK MOOR». «77 ÏCHT VERHAAL VAN EEN «OOK», BEGAAN UIT VALSCH. GOD*- blENSTBEOalfPüK. (Getrokken uit de origincele Men van H Gerechtshof te v Berlyn.) &£rs «e,,,» ^n»'^:„n7»!„'» rast hof In «M. »*• ^^ftar ta een e» -i tóf* hui, y.n den Hosftir "Vji" ,"'13 mes h,d om 'i leven se- ouders, beledigd, heelt met ae . , , leven ge- f^nzaame verkeering .gehjd , »«r tad jj «J^ ^ bragt me.sje zeer hef, t 'e j 'y^ > t nodl Zy is ook noch door bitterheid °verJ ,,en , noch door on. Senvertrvcen daar ik anders niet eens moeds genoeg had, kunnen verkryfaen , a« benemen." Sedert een vierendeels om een hen^J^yg^chtpyn in het hoofd gejaars was zy met oj11"^!'^"0 e !een Veinig was verzwakt blinkt' Dat ÏY krankzinnig, of zelfs maar van een zwaarS™ "mL ?v ffhyn. i.yd eene byzondere neigln? co. God. ^oo{Slm fpaarzaam, en oplettend op hare saken.  ECHT VERHAAL geweest te zyn. Haar man heeft haar geen fïördigheid of on achtzaamheid te laste gelegd, maar alleen gezegd, dat zv zich te zeer in Gods woord verdiept had, terwyl zy altyd gewoon was mchtelyke boeken te lezen, en geestelyke liederen te zin-en Sedert eenige weeken vóór Nieuwjaar, was zy, volgens hara eigene bekentenis , zeer neerflachtig geworden. Zy woonde toen eene preek van haren biechtvader by , die bepaaldalyk tegen haar gfeen ingericht te zyn , waartoe zy dan ook vaste!yk geloofde dat de Leeraar door haar man moest opgezet wezen. Zy had door fpaarzaamheid in flilte eenig reld zonder haar man daarvan iets te zeggen , by een verzameld.' Daar was hy, zoo zy meende, nu achter gekomen, en had daarover met den Leeraar gefproken. Eenige gezegden van den Prediker moesten , naar hare gedachten , op deze achterhoudendheid zien , en zy befchouwde nu zelve deze daad als eert groote trouwloosheid, ja als eene zeer zwaare ea onvergeeflyke zonde. Nu beleed zy voor haar man , 't geen zy gedaan had die haar hierover heftig bekeef, waarom zy echter naar hare eigene bekentenis, geen den minften haat of wraak* zucht tegen hem had opgevat. Maar van dien tyd af begon zy m ernst aan hare zaligheid te twyfelen. Zy bleef wel ak voren vlytig ter kerk gaan, en ging zonder ophouden voorr met ftichtelyke boeken te lezen ; maar zy kon , zoo als zv naderhand verklaard heeft, niet meer, gelyk voorheen , mec tranen bidden, en geloofde daarom wegens de hardigheid vaa haar hart verdoemd te zullen worden. De daad zelve wierd, naar haar eigene, in eenige panelen, door anderen bevestigde bekencenis, dus uitgevoerd, liet kind was in den namiddag reecis meermalen by haar gekomen en was mi alleen met haar in de kamer. Een half uur diarna valt haar deze gedachte in : „ fty hec kind den hals af, dan wordt het een Engel by God, en is alle gevaar van verleiding te boven. Maar terftond valt haar in, zy zou evenwel nier? door eene groote zonde begaan. Zy gaat daarop in een ander vertrek , valt op de knieën , en bidt het Onze Vader , opdar God haar die booze gedachte niet toerekene, en dezelve van haar wegneme. Evenwel dezelfde gedachte komt al geduuri* weder, en 'het was, zoo als zy gezegd heeft, als ef iemand haar toeriep: gy moet het doen. Zv gaat dan weder naar de kamer waar het kind zich bevond, fluit de deur toe, neemt een taf«Jmesuit de eetenskast, benevens een koord, en begeefc zich daarop weder in 't andere vertrek, flypt daar het mes, en roept nu het meisje by zich. Zy geeft het eenig züikergebak te eeten, neemt het voor zich, bindt haar het koord los om den hals en geeft haar een paar fteeken in den firot, zoodat 'er het bloed te gelyk met geweld uitftroomt. Zy ftond, terwyl zy deze affchuwelyke daad verrichtte , en het kind ftond ook. Maar m legt zy hec op den grond neder. Zy heeft gezegd, dat,  . vak ïen Moortn* 179 Jat aanflonds na de uitvoering, deze gedachte by haar is op, sek'omen, dat zy eene groote zonde begaan had, en dat zy ilch zelve maar moest aangeven. Zy ging in de kamer, wierp [je bebloede koord in een emmer, en wiesch daarin ook hec imes af, 't geen zy daarop weder in de eetenskast wegleide. 3Su keerde zy weder te. rug in het vertrek, waar het kind Weds zonder beweging lag, deed eene andere fchort voor, de., fwyl de vorige met bloed' was bevlekt geworden, trok ook eene Lndere rok aan, floeg een mantel om, en floot haar kamer, Selyk zy altyd by het uitgaan gewoon was. Voor de buitendeur ftond juist haar jongde dochter van 19 jaren, welke zy 'de fleutel van haar kamer overgaf. Deze, in de houding van Ihare Moeder eenige verfchriktheid en droefheid befpeurd heb» Ibende, zegt: „ Heer God! Moeder, waar wilt gy daH nog iheengaan ? blyf' toch t'huis." De Moeder antwoordt: „ ach lik kan niet t'huis blyven, ik heb iets gedaan dat niet goed ja." De dochter: „ wat dan Moeder?" De Moeder: „ ik Ihèb het kleine Doortje om 't leven gebragt. Roep maar uw IVader, en zeg 't hem. Ik ga naar 't Kalandshof." Zoo gaat zy jvoort; maar onder weg valt haar in, dat zy geen geestelyk Iboek by zich heeft, waaruit zy troost kan fcheppen. Zy gaat Idan naar haar oudfte dochter, die by een koopman, aan de ISluisbrug woonachtig, diende, en vraagt van haar 't oude gelzangboek. Haar dochter ziet haar verwilderd gezicht, krygt Ikwade gedachten, en vraagt haar, weenende: „ Moeder, wat Ihebc gy toch aangevangen? Wat wilt gy toch met dit boek? IGy hebt immers zelve boeken genoeg t'huis." De Moeder: geef 't my maar, ik zal 't u weergeven." Zy nam het boek,ging heen,en leverde zich in handen van't Gerecht over. ZEDELYKÈ 11 EB £ H KI K ö ES. T*ve Zedcfchryvers hebben op onderfcheidene wyzen de zeden IJL' der menfchen pogen te verbeteren; deze op een ern. ffii^en, andere op een boenenden trant. Dan is 'er wel Sets, dat de menfchen meêr aandoet, gevoeliger treft, dan dat fiy in een befpotteiyk licht geplaatst worden? Der zulkei; dwaasheden , welke, om voor zeer fraije Vernuften te willen doorgaan, op alles wat weten te zeggen, op alle zaken weten te vitten, en in de allerernftigfte zelfs iets berispelyks vinden, in een befpotteiyk licht te plaatzen,zal doorgaans oneindig meêt afdoen en voordeel aanbrengen, dan dat men ze ernllig beIkafFe , en overtuigend aantone , hoe verkeerd en uitfporig zy zig gedragen. Wie zich zeiven in een befpotteiyk licht geplaatst voelt, of overtuigd word van zyne belachelykheid, is doorgaans ongeiyk meêr met zich zeiven verlegen, dan hy 3 »»>  [89 zedelykè bedenkingen. is, wien, op een ernfh'ge wyze beftraft wordende, zyne dwaaró heden met veel nadruk en overtuiging onder 't oog wordeii'iJ gebragt. Befpot en uitgelachen te worden bevat iets geheel;! onverdragelyks in zich. Men zal het iemand mindert kwalyk nemen, uitgemaakt te worden voor een fchurk, dand dat men verdragen zal door hem in een befpotteiyk lichd geplaatst te worden. Het is zo , laaghartigheid en hoogmoed fchynen zo* ftrydig met eikanderen, als vuur en water — licht ertii duisternis. De hoogmoedige, zou men zeggen , heeft nietsi met den laaghamgen gemeen. Zou zulk een , die zichf verheft boven al de wereld, zou zulk een zich zo laag kun-i nen vernederen, dat hy voor zynen evenmensen in 't itofa zou kunnen kruipen? Nogthans is 'er niets zo zeker, dan datl een hooghartig mensch doorgaans de grootfte laagheden be4 gaat. Kruipende Haven in de Maatfchappy hebben het hartij: hoog geplaatst, zyn trotsch en opgeblazen; maar 't zyn lage» Zielen, ellendige en veragtelyke Wezens. Men had weleer zo veel ontzag voor de Grooten der Aarde, voor Koningen en Prinfen, dat men hen niet alleen meti ontzag, en de diepfte onderdanigheid, naderde, maar in hunne; tegenwoordigheid niets dorst beftaan te doen, 't geen mem maar vreesde, of dagt, dat hen beledigen of oneer aan zout doen. Dan Koningen en Vorften zyn flegts Menfchen , Wezens van gelyken aart en beweging als wy allen zelve zyn. Van deze waarheid fchynt men thans al veel meêr overtuigd te wezen, dan in vorige dagen,daar de Grooten der Aarde , Koningen en Vorften, op een lagen prys gedaald zyn, en mogelyk nog op veel lageren prys komen zullen; evenwel zyn i ze tot die laagte niet gedaald, of men zou nog in hunne tegenwoordigheid hun veel eerbied bewyzen, en zich op het zorgvuldigst zoeken te wagten, om hun geene reden van misnoegen te geven, of te verftoren. Ondertusfchen, hoe weinig is men bedagt, om zich te wagten, dat wy onzen Grooteti Maker, onzen Oneindigen Schepper, dien Koning der Koningen , dien Vorst der Vorften en Heer der Heeren, geene redea yan ongenoegen geven, met Hem zonder eerbied en ontzag te naderen. Hoe vaak onteert men zynen grooten Naam, mec. dien te misbruiken tot ydelheid, of valfchelyk in denzelven te zweren. Dit durft men doen zonder fchaamrood te wor¬ den , zonder blozen , offchoon men wete , dat de Heer niet ver van eenen iegelyk van ons is; dat wy ons altyd in zyue nabyheid bevinden, en Hy ons omringt in ons zitten en onsopftaan, in ons waken en flapen, in ons woelen en ftille zyn, in het vormen zelfs van onze vryfie daden, in het vorme* snzer gedagten. C. v. d. G.  MENGEL WE R K TOT FRAAYE LETTEREN, KONSTEN EN WE ETENSCHAPPEN, BETREKKELYK. j. g. eichhorn, over de UITSTORTING VAN oen GEEST op het ylNKSTERFEEST. Hand. II: 1 —13. MET eenige aanmerkingen. (Vervolg en Slot van bl. 152O En wat deden zy in dit ontroerend oogenblik van heilige geestvervoering? "ttpfyal» *»\s~» «??/>*<« viwif, ««Sis 7! «mS»«« «v7^7S «V.psiyy^«/. „ Ieder droeg zyne gewaarwordingen van eerbied en aanbidding in ander» talen voor , dan men tot hiertoe te Jerufalem by Godsdienftige vereeringen pleeg te gebruiken ; en ieder gat, aan het geen zyn hart hem opgaf, die vorm, tot welke hem zyne geestvervoering leidde." De een wierd dus tot een gebed, de ander tot aanheffing van een lofzang, een derde tot nadere ontwikkeling van dat geen, t welk dit plechtig tooneel ten oogmerke en ten doele had, en alzoo een ieder tot die uitwerkfelen van zyne' geestdrift op-ewekt, waartoe hem zyne eigen talenten beftemden. Maar niemand dacht 'er aan, om zich daartoe van de heilige taal, gelyk anders in Godsdienftige zaken gebruikelyk was , te bedienen : zoo zeer had die heilige geestverrukking hen bemeesterd. Men is 't daarover eens, dat de Mp*i (anaere talen) allerlei talen zyn moeten, die buiten Pah-ettina cefproken wierden. En wat kon men ook daarby ander* denken, daar de vreemde- Joden zelve, die uit allerlei oorden van Europa, Afia en Afrika, naar het hooge Feest te Jerufalem waren opgekomen , toen zy dit gezelfchap hoorden fpreken, betuigden, „ hooren wy ze niet in onze talen de groote werken Gods fpreken* Maar daarover is nog verfchil, of hiermede-aan de Apos* jvïeng. 1707, no, 5, ft  lE>2 J. O. EICHHORN telen, door een wonderwerk, de begaafdheid is medegedeeld, om talen, die zy nimmer geleerd hadden, het zv voor eenige oogenblikken, het zy hun leven lang, zoo te fpreken, dat zy van hun, wier moedertalen het waren, konden verftaan worden. Naar de meening van vele Schriftverklaarders was de gave der talen voorbygaande, en maar op den korten tyd van dien Pinkfterdag bepaald, om daardoor opzien en opmerkzaamheid op de eerfte Leeraars van het Christendom te verwekken , en alzoo den weg tot voortplanting van het Christendom te banen. _ Geen bedachtzaam navorfcher van de eerfte grondvesting van het Christendom zal daarvan wonderwerken geheel uitfluiten, maar ze veeleer toeftaan, als hebbende moeten dienen, om aan Christus en zyne Apostelen geloofwaardigheid en gezag by te zetten. Doch hier wordt niet alleen van Apostelen gefproken; maar van de geheele vergadering, waarin aich ook gemecne Christenen bevonden. Hier wierden niet alleen de Apostelen door den Geest ontvlamd, zy waren het niet alleen, die in vreemde talen fpraken, maar allen , die hier tegenwoordig waren. Petrus vindt het juist daarom noodig te bewyzen, dat deze zaak, hoe veel opziens ze ook mogt baren, evenwel niet verdiende om befpot te worden, daar reeds Joè'I van een tyd gefproken had, wanneer elk, zonder onderfcheid van jaren, ftand en geflacht, van den Geest der Godheid zou ontvlamd worden , om met eene geestvervoering te kunnen fpreken. En zouden ook gemeene Christenen zoodanig wonderwerk, tot bevestiging van hun geloof, wel noodig gehad hebben? Zou de bedeeling van zulk eene wondervolle gave der talen voor de Apostelen noodig geweest zyn, om by hunne tydgenoten opzien te verwekken, daar buiten dat reeds aller oogen op hen gevestigd waren? En hadden de Apostelen eenmaal door een wonder deze talen in hunne macht, waarom behielden ze toch deze gewigtige toerusting der Godheid tot hun ambt niet voor hun geheele leven? Het is toch blykbaar , dat het hun nuttig kon zyn, in Italië in 't Latyn, by de Parthers in het Parthisch, en elders in alle talen van de verfchillende volken, onder welken zy zouden verkeeren, te fpreken , terwyl zy zich dus altyd duidelyker, en voor elk meer verftaanbaar , dan in gebroken Gricksch mogelyk was, zouden hebben kunnen uitdrukken. Het zou immers buitenlands veel tot over- tui-  OVER HAND. II: I—1«. 183 tuiging van de waarheid van het Christeüdom toegebragt hebben., wanneer zy, die deze Leer in Griekenland, in Italië, en waar zy voorts kwamen, verbreiden moesten, hadden kunnen bewyzen, dat zy byna alle fpraken der wereld machtig waren. Uit aanmerking van hu^ne opvoeding, en het toenmalig gebrek aan gelegenheid, om zoo vele talen naar de kunst te leeren, zou men het gaarne op hun woord geloofd hebben, dat zoo veel taalkennis hun door een wonder was medegedeeld. Daarenboven, om de eenmaal ontvangen gave der talen te behouden, werd geen nieuw wonder vereischt. 'Er was integendeel eene nieuwe wondervolle werking noodig, om dezelve zoo plotfelyk te vernietigen. Zoo zal dan de Godheid iets door een wonder daarftellen, om het weder door een ander wonder te verdelgen ? Wie mag toch de Godheid met wonderen, gelyk een kind met zeepblazen, laten fpelen? • „ Zal dan mogelyk de gave der talen voortduurend geweest zyn, om het onderwys in de Christelyke Leer, de geheele' wereld door, te verligten." Maar ook dit ftaat deze vooronderftelh'ng, zon wel als de vorige, in den ■weg, dat niet alleen de Apostelen, maar allen, die hier vergaderd Waren , in vreemde talen fpraken. En waartoe hadden ook de Apostelen de talen der geheele wereld noodig ? Zy hebben immers niet de geheele wereld door gepre ikt. Z10 ver zy kwamen, was hunne moedertale, mét de Griekfche, die ook in Palaeftina door 't volk gebroken gefpnken wierd, ter vervulling hunner beftemming, tèn volle toereikend. Velen onder de Apostelen bleven zich alleen ophouden in plaatzen, waar zy niets, behalven deze twee talen, noodig hadden, gelyk Petrus, Tacobus en Joannes, zoo veel wv immers weten, gedaan hebben. Zoo heeft God dan ten minften aan dezen, door wondervolle werkingen, een overtollig gefchenk medegedeeld , en datzelve daarentegen aan den Apostel Paulus , die het Christendom in veel afgelegener landen over^ebragt heeft, onthouden: want hy was immers, by de uïtftorting des Geestes, niet tegenwoordig, en fchreef, ook in zyn brief aan de Romeinen, maar gebrekkig Grieksch. Doch gefteld, dat alle Apostelen ook tot zulke landen doorgedrongen zyn, waar esne van het Syro Chaldeeuwsch en Grieksch geheel verlchillende taal in 't gemeene leven werd gefproken, zoo zou toch dekennis van de landtale, of fchoon altyd nuttig, evenwel jvj a met  ï»4 J. g. EICHHORN niet zoo onontbeerlyk geweest zyn, als men zich gewoonlyk pleeg voor te Hellen. Zy waren, door hunnen Meester, tot Leeraars voor de Joden aangefteld, die zich naar zyn bevel niet eerder tot de Heidenen mogten wenden dan nadat de eerstgenoemden hun onderwys zouden verimaad hebben. Na dezen ontvangen last begaven zv zich ookin elke plaats eerst naar de Synagoge, en onderwezen daar te gelyk de Heidenen, die als Profelyten met de Synagoge verbonden waren. Hier fpraken zy, deels in 't Grieksch, deels in hunne moedertaal, die door alle Joden, welken in de Synagoge kwamen, konden verftaan worden. Met belm'p van deze talen, konden zy eenige van hunne geloofsgenoten, die de vatbaarlle waren, zoo ver brengen , dat door dezen ook de overige inwooners, die met meer dan hunne landtaal verftonden, in de nieuwe leer ko«den onderwezen worden. Mag men om deze rede met zeggen, dat de gave der talen, en het wonderbare daarmede verbonden, kon gemist worden? Ma? de gezonde rede God zulke dingen, die ontbeerlyk zyn door wonderen laten verrichten ? Ik wil daarby niet eens gebruik maken van die oude overlevering, dat Paulus zich van Lucas, als tolk, zou bediend hebben, gelyk ook Petrus (volgens Praxeas by eusebiusJ , van Marcus , hoedamge hulp zy, ten minden volgens de gewoone vooronderftellmg, niet zouden noodig gehad hebben Eindelyk, het geen de Godheid door een wonder verricht, dat doet zy niet ten deele, maar volkomen; en zal dan evenwel de gave der talen aan de Apostelen, maar op eene onvolkomene wys, door een wonderwerk, verleend zvn? Wy weten allcenlyk, hoe zy ééne fpraak, de Griekfche namelyk, gefproken en gefchreven hebben; maar fpraken en fchreven zy die niet zoo gebroken, dat een Athenienier of een Griek, uit eene andere Provintie, zoolang hv aan deze gebrokene wyze van uitdrukking niet gewend was, ze nauwlyks half kan verftaan hebben? Derhalven laat zich geene van beide vooronderfrellingen voor de vierfchaar der rede gemakkelyk voldingen, en willen wy ook hier hare item niet onderdrukken , zoo moeten de chw v**™^ talen geweest zyn , welke zy, die hier tegenwoordig waren, reeds te voren als hunne landtalen fpraken (*). Nu (*) Alle deze redeneringen doen weinig af, als men. met sïorr Disf. Exeg. cit. II. p. 77, noch het een, noch hét ander  OVER HAND. II: I—13* ï05 Nu is het bekend , dat Joden 'er niet ligt toe kwamen, om redevoeringen over Godsdienftige onderwerpen, in eene andere, behalven in de heilige, dat is, w falsftina gebruikelyke,taal, Coud ot nieuw Hebreeuwse^ te houden of aan te hooien: en, in 't oog van een Godsdienftigen Jood, kon 'er geen grootere afvvykmg van liet ccloof en van de zeden zyner Voorvaderen plaats hebben, dan wanneer hy moest hooren, dat zyne landgenoten zich te Jerufalem, over Godsdiemtige onderwerpen fprekende, van allerlei talen zonder onderfcheid bedienden. Zoo was hier het geval (*}. De vergaderde der gevoelen over 't fpreken in vreemde talen bytreedt, en dus zoo min inde Apostelen, als in anderen, wien dit te beurt viel, eene eigenlyk gezegde kennis van vreemde talen, die ot door een wonderwerk moest weggenomen worden, of.beftendig voortduwen, vooronderitelt, maar alleen aanneemt dat zoodanTge loffpraak , die zy fomtyds ter eere van het Opperwezen,, in eene hun onbekende taal, aanheften, of zoodanig gebed, ♦t welk zv op zekere tyden, in eene vreemde taal, ontboezemden, hun op dat tydltip woordelyk, op eene boveunatuurlyke wwe, door God is ingegeven, om de Leer en het gezag der Apostelen, die deze ongehoorde gave niet alleen zelve hadden, maar ook aan anderen mededeelden, te bevestigen, en deze grondleggers van het Christendom zeiven , door de gerustftellende verzekering, dat de beloofde hulp nu daar was , in de voortplanting der Christelyke Leer manmoedig te doen voortgaan en volharden. Men zie vooral de fchoone Verhand, van storr over de geestgaven der Corinth. Christenen in het Neue Repertorium fur bibl. und morgenland. Literatur UI 308 , ?39-354, en deszelfs Notitia Histor. tri Epp. ad Lonnth. F" EicH^'zegt wel , in de meermaal aangeh. pl. (UI. 6. 1072), dat deze gedachte niet hooger kan aangezien worden, dan eene hvpottaefc, (eene vooronderitelliug), die nergens mede kan bewezen worden; maar zou de wyze,waarop hy zich de zaak vooritelt, wel meer gronden van zekerheid voor zich hebben? Doch hierover wil ik,om deze aanmerkingen niet te veelvuldig en langwylig te maken, liever by eene andere gelegenheid eens opzetlyk handelen , om dan ook andere , in onzen tyd, over de gave der talen ter baan gebragte gevoelens ter toetfe te b7*!enTeg(enfïe1')gebruik van de Griekfche taal, by heilige dingen, yverden zelfs reeds Urenge Joden, althans deze taal alleen lieten zy op zyn hoogst vry voor Godsdienthge onderwerpen, en dan nog ongaarne. Strengere Joden, die aan hunne N 3 "ei"  ïoo* j. G. EICHHORN Christenen, door een heilige verbaasdheid opgetogen, drukten hunne heilige gewaarwordingen in hunne inoe. .. der» heilige gebruiken vasthielden, h*4i&), waren 'er geheel tegen. Ik zal eenige hiertoe behoorende plaatzen uit wft«tein by brengen op Hand. VI: i. Hieraf, fota f. „, ï »' K; 'f™ *vtt Cajaream audiensque eos recitantes letiianem, tS iZfc ?rfCe' l0lUi' "s Prokibere- Me id animadvcr. ™n\j£ïTrT* tCenS: qm, nm ?otest num omnino Z "«'f' tteorecttet ea llngua , quam intelUgit et fic officia Juo famjaciat." Strenge Joden zagen dan zelve het gebruik der Grrekiche taal voor ongeoorloofd aan. Toden va* e4e gematigde denkwyze flonden op zyn hoogst het gebruik der Gnekfche taal, maar geene andere, toe, b. v. fota IX f 40 , „ Tempor e Hyrcaniet Ariftobuli edixerunt, malediüum esfe, qui doceret fihos fuos fapientiam Gracorum. At qui dixit Rabus ■ in terra Ijrael — aut lingua faniïa aut lingua graca?' By anderen was de Gnekfche taal geheel gehaat. Mcdrasch Tehiliin- tul fiverunt R. Jofua f. L,vi: quoad docebit homo filiu n unm fa. ftentiam grtcam? refpondit eis: ea hora, quLequecft dLV, sZV'T'c n'T; -*-,D-" ï»urgenisfeS bew/zen vojen storr, 1. c. p. 75 niet, 't geen zy bewyzen moeien. Men dï onTdnHÏÏ rnfehaa,de Plf«enyby vim» ook zul e ! Ï L Z r y °i" ZMn ' dat velen het ^bmik der Griek' Idie taal, die men anders even zeer, als alle uitheemfche talen verachtte, toeftonden. In eene derzelven, doï-SSl^Sf tutgeichreren, wordt aan ieder vryheid gegeven, om die taal, die hy verflond, te gebruiken. Waaruit men lan bedui! ten, dat de Rabbynen het hieromtrent oneens waren order elKanderen. Daarenboven zou ook nog de genoegzame oud. te ,,te"n ïo,/eZag bvEebra«te gemigraisfen . om ze 1 e te laten gelden, moeten bewezen worden. Dit zal niet gemakkelyk , vallen, terwyl zelfs joodfche Schrv-ers by Tour Lex Talmud, p. 942, en wetstein 1. I. p. 4Z bf. richten , dat eerst ten tyde van den oorlog, door Tims Tevoerd eene bepaling gemaakt is , dat niemand zyne Linde, ren onderwys in de Griekfche Letterkunde zou geven en men daarenboven uit het verhaal van Lucas in Soek" (li. X7LU: vergeJ. met XXI: 28), kan otmuken , dat Jerulalemmers zelfs, hoewel zy liever hunne moedertï. hoor. den echter over het houden van redevoeringen in eene vreen . de taal, over Godsdienftige onderwerpen, geen verwonder!** of ongenoegen zouden getoond hebben. Men vergel! mra Aanm. » Hand. XXI: 40. Het is dan zeer vermoede -k du WPrrb05,,,°m VrP£mde ta!en tc fruiten, waarvan in da SïX I ; W°rd, rae!din/. gemaakt, en het denkbeeld vaa een heilige wal, van later tyd is, dan het geen hier by Lucas, H.  OVER HAND. II: I-rï.3. ïS? stalen uit, zonder te bedenken, dat dit eene nieuwig- iX voo? fen werk van Gods Geest aan, en meenden 'er een wenk in te vinden, dat men ook voortaan geen zwarïgheTd behoefde te maken, om, by het houden van rSeringen over de zaak van het Christendom, zich SSfSS talen naar goedvinden te bedienen, het geen 'z?ch een Jood al^Jool in bedaarde «ogenblikken, met welberaden opzet, niet ligt zou veroorloofd hebben. Kn S frSken zy dan ook vervolgens, toen dat eerfte vuur van gPee tveniking voorby was, ieder in zyne landtaal, over al 't geen hun Christendom betrof, voort. In dezen toeftand, vervoerd tot het gebruiken van onheihge fpraken by 'Godsdienftige verrichtingen, vonden, hen de Joden, welken het gerucht naar hunne vergaderSats had doen famenvloeien, en zy verwonderden zich F!fPT die nieuwigheid. Van Pafchen tot Pmklter was yd ï^oe? vSÖfim Joden uit verfchekkn landen, die, fe• bvwooning der hooge Feesten , naar Jerufalem gereisd waren voor den nieuwen Godsdienst te winnen O- i Wanneer nu de vergaderde perfonen, nadat zy uit de S verbaasdheid een weinig bekomen waren , elk afzonderlvk gelyk men in de Synagogen wel gewoon was optraden, om Christelyke redevoeringen te houden; I Vl men in die vergaderplaats ui allerlei onheilige ^^J^^^^ÓtnCbri^yisa Godsdienst H II vermeld wordt, en dat die getuigenisfen van oude Ral». bVnei waarmede dat verbod geftaafd wordt, geheel verdicht zvn gelyk vele foortgelyke anderen. Ik kan met zien, dat hef antwoord van eicbhorn , (f. 1070) „de zwarigheid, omtrent de oudheid der Rabbynfche getuigenisfen betreft alle ophelderingen van 't N. T. uit Rabbynfche Schriften en be£ du te veel, dat is, zoo veel als niets," tegen de by Sagte bedenkingen , die althans in dit geval het gezag der SSêSalde getuigenisfen zeer twyfelachtig doen worden, veel 1 omto fy°zlch daar eenigen tyd , en dikwyls vry lang, „«hielden, verdeelden zy zich in verfcheiden gezelfchappen of S?nagogen, waarin ieder zich met zyne landgenoten vereen.gde. Hand. VI: 0. N 4  *^ J. G. EICHHORN betreffende, hooren handelen. Daarom verwonderde ziet* de laamgcvtoeioe menigte, als ieder hier een landsman vond, die hem m zyne landtaal den inhoud van S nieuwen Godsdienst kon ontwikkelen. Verbaasd over dl? Vreemd verfchynlel m de keuze der tale, zeide de een tegen den anderen, „ Behooren dan niet allen dezen tot de feóte der Gahteers?" dat is, tot ons Joden, die het met die veranderingen in den Godsdienst van Molès houden, die uit Galihea oorfpronglyk zyn <*). Hoe komt het, 42/ Cf[T naam d6n 9ristenen eigen. Rtum in iV.i.Lar.tabr. ióp2, 8. Arriaivus lib. 2. büjertt. Epitlet.x 7. E«7* «** ,.«,,«, rls 'ivlu JMTidfoy raZlu »f. tS.v, *, r****n,. Eer de naam Christenen opkwam kon men nauwlyks in den mond van hunne vyanden een n' deren naam, d.e meer met hunne begrippen ftrookte, 'verwachten, daar de naam Gal^er toe„ een ich.mPnaam geworden was EICBHORN • De benaming Galilserszal dan ier met tot aanduiding van den landaart dienen, maar voor een^Kaam moeten gehouden worden. Dit fchynt echter, volgen*storT P. 74, met het verband niet wel te ftroken. Wanfvs ,' is geene te^enftelling tusfehen rechtgelovige en kêtterfcba Joden, maar tusfehen zulken, die, door huun. Vtnl", fpraak van de Galteer, onderfcheid eTwanPï!e\ï ook anders vs. 7 en 8 fameuhangen? Waren zy, die bier ft« ken heden, d.e tot nieuwigheden overhelden , dan was 'et mmder te verwonderen, dat zy zich ook deze Sw gl e d het gebruik van vreemde Ipraken omtrent GodsdS S zt* ken, veroorloolden. En echter komt dit, dat zv G-1'Im« waren en evenwel vreemde talen gebruik en , hil voor ak iets, dat we degelyk verwondering baarde. Deze verwonde! img laat zich l,gt begrypen , als wy GaliJaers v J «Sm verftaan, dje met gewoon waren zich op vreemd, talen en letterkunde toe te leggen. Vergel. H. IV- 1- a é £erne beden!f''"S ^'"woordt aemms (t, a. p. m. tJr , ' ," De W^""* draagt zich alleen dus toe en moet derhalven pok met verder getrokken worden- Toden „ïr veiichdlende uuheemfche landen&afkomftig , f njr „„« God.d enftige maxmien geene voordracht over G o d Vn ft 4 zaken ,n ongewyde talen verwachten , vinden hét weemd dar eene nieuwe (e,é« £i»a«/Js74), waren. Maar deze uitdrukking is, mynes oordeels, veel té algemeen , om 'er zoodanige nauwgezetheid , als de Schryver beweert, bepaaldelyk uit af te leiden. Het is veel natuurlyker, met michaêlis, in algemeener zin te denken aan alle zulke Joden, die, uit byzondere belangneeming in den vastgeftelden Godsdienst , zich te Jerufalem hadden neergezet, om des te nader by den tempel 'te wezen, en inzonderheid ook de plechtige jaarfeesten des te gemakkelyker en gezetter te kunnen bywoonen. (Redact.) N 5  19° J- G. EICHHORN de Parthifche en Medifche, ^Egyptifche, Latynfche en andere talen van alle hier (vs. 9, 10.) opgenoemde volken te gelyk over het Christendom is gefproken. De optelling van deze volken behoort maar tot de opfiering en inkleeding. Lucas had, tot het vervaardigen van zvn eefchiedkundig werk, niet meer dan algemeene bouwftoffen, waarvan hy zich, naar zyne wyze van denken en eigen fchryftrant, in het verhalen gewoon is te bedienen. Zoo wist hy ook met meer , dan dat toen in verfchciden vreemde talen gefproken wierd , maar niet bepaald, in welken? en hoe velen ? Hy telt daarom eene reeks van ïanden op, waar hy wist dat Joden woonden, en van waar men feestgangers naar Jerufalem kon verwach'en ; alleen om zyne Lezers op de gedachte te brengen, dat Joden uit allerlei landen, onder deze Christelyke Profelyten, landlieden aantroffen, die zich van hunne landtalen, tot het voordragen van Christelyke waarheden, bedienden. Dit volgt daaruit duidelyk , omdat hy ook inwooners van Juda;a en Mefopotamie zich laat verwonderen, dat zy hunne taal hoorden gebruiken, 't ge?n toch voor hun geen ftof tot verwondering kon geven, hoe men ook over deze plaats moge denken. Want in Judsa en Melopotamie was de landtaal de Syro-Chaldaifche, waarin men immers, m alle gevallen, te Jerufalem Godsdienftige redevoeringen moest verwachten. De meldin* van judsa en Melopotajnie heeft geen zin, zoo lang men bv de beteekems van ieder woord blyft ftillraan, en niet aanneemt, dat Lucas, door meer landen , daar loden woonden, op te noemen, niets meer heeft willen aanduiden , dan dat men zich van allerlei landtalen bediende (*')• Door (*) Deze zwarigheid valt weg, als men bedenkt, dat 'er waarlyk zoo wel in |uda?a, als Mefopotamie, een geheel ander dialeft, dan in Galtea , werd gefproken. Vergel. Matth. XXVI: 73. Mare. XIV: 70. Het moest by Mefopotamiers en inwooners van Judsea , wanneer zy plompe Galteers goed Syrisch of Chaldeeuwsch duidelyk en vaardig hoorden fpreken, zoo wel verwondering baren, als by andere uitheemfche Joden, wanneer zy die zelfde Galteers zich van andere hun geheel vreemde talen hoorden bedienen. MichaSlis maakt, by deze gelegenheid . melding van het verfchil, dat tusfehen dezelfde Duitfche taal hier cn daar zoo groot is, dat iemand, uitOpperfaxen geboortig, nooit het Nederfaxisch behoorlyk kan leeren fpreken. Welk Hollander zou ligt het boeren Friesch , of de  OVER HAND. II: I—13. *9r Door deze ontwikkeling van het verhaal van Lucas, die alle woorden neemt, zoo als ze ftaan,die geen denkbeeld in den tekst indrinet, *t geen 'er met werkelyk in liat, en waarop niets te zeggen valt, aan dat ze mogeIvk al te eenvoudig is, wordt 't geheel onbepaald gelaten welke veranderingen de verftandsvermogens der Apostelen toen ondergaan hebben, of waarin de invloed der Godheid op hunnen Geest beftaan hebbe. Lr wordt flechts in 't algemeen verhaald, wat allen Christenen toen overkwam , maar in 't geheel geen gewag gemaakt van 't geen de Apostelen alleen betrof. Andere plaatzen, waarin elders op deze plechtige oogen oliKken te rus gezien wordt, verklaren zich ook niet bepaald over de bvzondere gevolgen, die dit voorgevallene op dm geest der Apoltelen gehad heeft, maar geven^alleen te kennen, dat hunne overtuiging van de waaiheid^en de echte taal der inwooners van Hinlopen en Molquerum, vaardig leeren fpreken ? Veel minder kon men verwacnten, dat Lieden gewoon aan de Galilefche fpraak , (waarin men de klinkletters geheel anders, dan in Judea en Meiopotarme, en op eene onaangename wyze, uitfprak , en iommige letters m r. geheel niet noemen konde. ) in goed Chaldeeuwsch of bynsch seheele redevoeringen hielden. ... Het behoeft dan ook niemand te bevreemden, dat de inwooners van Mefopotamie en {udea , midden tusfehen andere ver afgelegene volken, genoemd worden. Allen ftonden daarm gelik d" hunne landtaal van de Galilefche merkelyk verfchilde. Er was geen noodzaak, om in de optelling de piste ligging van die onderfcheiden landen , waaruit zy afkoraftig waren nauwkeurig in acht te nemen. Lucas maakt eerst melding van volken , welke aan geene zyde van den Euphraat woonden Parthers, Meders, Elamiten en inwooners van M^opotamie', daarna van judea,.de vermoedelyke geboortegrond der meeste aanfchouweis , eindelyk ook van landen , die aan deze zyde van den Euphraat gelegen waren, Kappadocie, Pontus, enz. Zie de Aanmerk, van michaSlis. Mangey (ad Philonem, II. 587) wilde voor Judea Cthcte , anderen Indie of Uunuta gelezen hebben. Deze en meer andere eisfingen vindt men verfameld by bowyer , Konturen uber das neue Test. mit zus. von schulz, f. 240. Was er noodzaak, om den tekst te veranderen, dan zou ik veeleer overhellen tot de fraaie gisfing van hïmsterhuis en valckenafr, die, met zeer weinig verandering in de letters, Bithyme wilden gelezen hebben. V. valciun. Adnot. Crit. ad Libros N. I. p, 371. (RedaS,)  t9a J- «• EICHHORN, OVER HAND. II: I—13. den Goddelyken oorfprong des Christendoms 'er 'door is verfterkt geworden. Cornelius en zvne vrienden hooien de voordracht van Petrus over het Christendom, worden overtuigd, bewogen, en raken in verrukking-, -en dezen hunnen toeftand vergelykt de Apostel met den toeftandJer Christenen, die op 't Pinkfterfeest byeen waren ( En als tk begon te fpreken, viel de Heilige Geest op hun, gelyk ook op ons in V begin. 't Welk elders O) dus meer bepaald uitgedrukt wordt: God heeft hun getuigenis gegeven, hun gevende den H. Geest, selyk als ook ons. En heeft geen onderfcheid gemaakt tusfehen ons en hun, gereinigd hebbende hunne harten door het «e. loove. En uit deze meer bepaalde uitdrukkingen moefen de andere, waaraan die nadere bepaling ontbreekt, verklaard worden (£). Behalven deze plaatzen zyn 'er geene, zoo veel ik mv kan ennneren, waarin, na de uitltorting des Geestes van dit verheven tooneel wordt gelproken. De Apostelen verhaalen alleenlyk, dat zy, nadat zy, met de prediking van t Christendom , zich buiten de grenzen van PalaMhna begaven, van den II. Geest onderricht zvn sevyorden oyer de wyze, waarop zy zich, omtrent de toelating der Heidenen tot de maatfchappy der Christenen, hadden te gedragen; (D dat zy, op de bepaalde aanwyzing van den H. Geest , fommige reistochten ondernomen , andere nagelaten, en , door den zeiven Geest, de fterkfte aanfporing tot de yverige voortzetting van hun Apostolisch werk ontvangen hebben (ft). Zal men dan iets omtrent de natuur der werking, die toen in de zielsvermogens der Apostelen plaats had , bepalen, dit kan alleen uit de redevoeringen van Jefus, waarin Hy den Heiligen Geest am zyne Leerlingen beloofd heeft, eefchieden. Diar toch de uitkomst aan de beloften moest beantwoorden, mag men ook met zekerheid vastltellen dat de vervulling in die zelfde mate plaats had , als dè belofte inhield. Maar dit onderzoek ligt buiten de erenzen van deze Verhandeling. & C) Hand. XI: 15. (t) XV: S, 0. XI: 15, 16, 17. U) X: 10 -48. (**) XVI:  \t)K AANMERKINGEN ftallen, die door de uitwaasfemingen der op dezelve ge- 4 plaatfte koebeesten was vervuild: gelyk ook, dat de in- -I adcraing van ballemachtige uitwaasfemingen meerm aaien ij van groote uitwerking in deeze ziekte is geweest. WantfJ zodanige olieachtige en balfemachtige deeltjes beletten,! door hunne inademing , de te geweldige werking der le- -I 'venslucht op het half ontbonden bloed, of liever op des- -I zelfs koolftoffe, het geen de voortbrenging der dierlyke :| hette vermindert, en daar door zeer veel toebrengt tot de \ vermindering van den ontftooken toeftand, van welken il het gevaar der ziekte meerendeels afhangt. ' Dezelfde beginfelen leeren ons, waarom het bloed i| heeter is in den bloei des levens, dan in den afgeleef- I den ouderdom. In den eerstgenoemden leeftyd is bet :| meer prikkelbaare hert beter in ftaat het bloed voort te I ftuwen in de kleine longenvaatjes, waar door de levens- I lucht zich beter kan vereenigen met de deeltjes der kool- I ftoffe, die thans in een vryeren toeftand zyn, en met de:l uitdampingen des bloeds in de longencelletjes kragtdaadi- \ ger worden voortgedreeven, het ■ geen eene naauwere: vereeniging deezer deeltjes ten gevolge heeft, en dus de i ontwikkeling van meerder warmteftoffe, en derzelver op-tieeming in het bloed. Daarentegen beweegt zich het: bloed maar zeer traaglyk in den afgeleefden ftaat, en i vloeit niet door de longen, dan met zeer veel moeite, het: geen de werking der lucht op die vloeiftoffe geweldig; vertraagt. Het komt my zelfs vry waarfchynelyk voor,! dat men deeze vermindering der natuurlyke warmte wel móge tellen onder de oorzaaken des doods, die, in een zeer ver gevorderden ouderdom, een natuurlyk gevolg j is van de werkingen der dierlyke huishouding zelve. ' Er beftaat eene zeer aanmerkenswaardige betrekking; tusfehen den omloop des bloeds in de vrucht, vóór de' geboorte, door de vaten des navelflrengs, en tusfeheni de Ademhaaling des kinds, na zyne geboorte. De: laatstgenoemde werking is als de plaatsvervulling der i eerfte, en zy wordt zo noodzaaklyk door het ophouden der eerstgenoemde werking, dat , indien eene vrouw, Ha het uitvallen en het daar door veroorzaakte zamendrukken van den ftreng, niet ten fpoedigflen verlost: worde, zy voorzeker een dood kind ter waereld zal brengen. Welke is de zamenhang deezer werkingen, tusfchen welke zo weinig betrekking fchynt te beftaan? 1 liet komt my voor, dat de nieuwe uitvindingen , ten] Op- )  OVER DE ADEMHAALING. *99 opzichte der Ademhaaling, zeer veel licht hyzetten aan deeze ingewikkelde ftoffe. De Ademhaalirg is de oorzaak der dierlyke warmte, en de mensch, die niet langer ademhaalt, fterft, om dat zyn verkoeld bloed niet langer behoorlyk door de kleinfte vaatjes kan vloeijen. Op dezelfde wyze is het blykbaar, dat 'er fteeds een zeer warm bloed uit de moederkoek in het lichaam der vrucht overgaat, en dat dit bloed het voornaame middel is, om de dierlyke warmte in ftand te houden in de ingewanden en in de hersfenen der vrucht. Zo ras, derhal ven, de omloop des bloeds door den navelftreng niet langer beftaat, is insgelyks de oorzaak der dierlyke warmte in het kind veel verminderd, en dus moet het omkomen, ten zydaar voor een ander warmte - verwekkend middel worde in de plaats gefteld, welk middel is de Ademhaaling. Ook volgt uit deeze Waarneemingen, dat het inblaazen van levenslucht in de longen van een verdronkenen van oneindig meer kragt moet zyn, dan die van gemeene dampkringslucht. Het herftel des in fchyn geheel uitgebluschten levens moet immers, in dit geval, worden he« werkt, door het opwekken der verloorene dierlyke warmte , om het halfgeftremde bloed , 't geen in de einden der bloedvaten ftilftaat, te doen vloeijen. Doch de levenslucht is in ftaat, om driemaal zo veel hette te veroorzaaken, wanneer dezelve wordt ingeademd , als die van den algemeenen dampkring. Het is derhalven ten hoogden waarfchynelyk, veel grootere uitwerkingen var» de ingeademde levenslucht, dan van eenige andere, te verwagten. Jammer is het maar, dat het bezwaarlyk valt, het voortbrengen en aanwenden deezer lucht zo eenvoudig te maaken, als zoude behooren te gefchieden, om zulks, vooral ten platten lande, in een algemeen gebruik te brengen. De Visfchen hebben, in de plaats van longen, die hert in het water niet dienen konden, van den wyzen Schepper kieuwen ontvangen, die eene uitwerking doen, welke gelykvormig is met die der Ademhaaling der heetbloedige Dieren. Gelyk in de longen der laatstgemelden, dus is, in de kieuwen der Visfchen, veel meerder bloeds, dan elders in het lichaam, aanwezend. De aanhoudende beweeging deezer deelen ftemt overeen met de fteedsduurende beweeging der longen , om dus het bloed fteeds bloot te ftellen aan een nieuwen ftroom van water, gelyk in de Ademhaaling ons heet bloed fteeds ° Oi wordt  aao 'aanmerkingen over de ademmaalinö. wordt blootgefteld aan een by herhaaling vernieuwden ftroom van lucht. Dat intusfchen de lucht in deeze bewerking iets wezendlyks toebrengt tot de uitwerking des waters in deeze werkdaad, blykt daar uit genoegzaam, dat men, om de Visfchen op den duur in het leven te behouden , hen ververfcbing van lucht moet bezorgen. Ondertusfchen is het voortbrengen van dierlyke warmte niet het oogmerk der naar eene Ademhaaling gelykende inzuiging en uitwerping van water deezer Dieren, gelyk hetzelve, in de Ademhaaling der Amphibia, ook niet het hoofdoogmerk daar van is. By de Visfchen fchynt alleen eene uitgebreide applicatie van water, met adembaare lucht voorzien, op de meenigvuldige bloedvaten der kieuwen te worden gevorderd, op dat dus door die lucht zoude kunnen worden opgefiorpt de kleine hoeveelheid van koolftoffe, welke zich door de einden en de poriën hunner kieuwevaatjes ontlast. Dit koolftoflyk beginzel, 't geen, volgens den aart der meeste brandbaare doffen, zich niet onmiddelyk met water kan verbinden, en dus ook op zich zeiven niet behoorlyk uit de kieuwevaten kan worden ontlast, kan zulks gemakkelyk doen door het bykomen der levenslucht, dewyl het dan in vaste lucht, die in water ontbindbaar is , overgaat. Daar te boven doet deeze vereeniging noch een ander groot nut, zy geeft naamelyk aan het water iets bederfweerends , 't geen de rotting des waters, die voor de Visfchen zo doodelyk is, verhindert. De zuivering des bloeds van overtollige koolftoffe, die by de heetbloedige Dieren de tweede noodwendigheid of nuttigheid der Ademhaaling uitmaakt, fchynt by de Visfchen wel het hoofdoogmerk deezer bewerking te zyn. By de halffiagtige Dieren beftaat voorzeker een deel des nuts der Ademhaaling in dezelve gefchikter te maaken tot het zwemmen. Dan daar te boven fchynt, tot hun beftaan , ook volftrekt noodzaakelyk te zyn de wegneeming der overtollige koolftoffe uit de longen, en de vereeniging derzelve met de levenslucht, om in de gedaante van vaste lucht te worden opgefiorpt, en dus mede te werken tot verhindering des bederfs, tot het welk alle dierlyke lichaamen zo geweldig overhellen. aan»  BEDENKINGEN, WEGENS DE VORMING, ENZ. 201 BEDENKINGEN, WEGENS DE vorming van DE ZO ZEER ONGEREGELDE OPPERVLAKTE DER AARDE. Door ALBANIS IiEAUMONT. (Ontleend uit Traveh tkrougk the Maritime Alpes front Italy to Lyons, acros the Col de Tende, hy the JVay of Nice , Provence , Languedoc, &c. with Topographical and Hiftorical Defcriptions. To which are added fome Philofophical Obfervations on various Appearances in Minealogy found in thofe Cruntries. By ALBANIS EEAUMONT.) „ Tpve Heer beaumont, die, in vroegeren tyde, zyw \_J ne Reize uitgaf door de Rhatifche Alpen , heeft „ onlangs daar aan toegevoegd zyn Reistocht door ,, de aan Zee gelegene Alpen van Italië tot Lyons, langs „ den op den Tytel aangeweezen weg. Deeze Heer fchynt „ zich op de kennis der Alpen even zeer toegelegd te heb,, ben , als Sir william hamilton op de Vulcanos. „ Zyne uitgegeeven Werken zyn fraay en kostbaar; het „ hier boven aangeduidde, in den Jaare 1795 uitgeko„ men, kost 5 1. 5 f- Uit een Werk, 't geen dus voor „ allen niet, en voor deBoekeryen van Ryken alleen, ge„ fchikt is, agten wy het niet ongepast een opmerklyk „ gedeelte in ons Mengelwerk over te neemen ; een ge„ deelte, 't welk ons met eenen opilag onder 't ooge „ brengt des Schryvers Gevolgtrekkingen en Waarnee„ mingen, opgemaakt uit het geen hy in 't geheele Werk 0, vermeld hadt. Zie hier dezelve." ^ # fit In het denkbeeld, dat men veelligt van my verwagt, dat ik eenige algemeene Gevolgen zal afleiden uit de voornaamfte Verfchynzelen in myn Werk over de aan Zee gelegene Alpen, en wel inzonderheid met betrekking tot de Theorie van de vorming der ongeregelde Oppervlakte des Aardryks, ten minden van dat zonderlinge gedeelte, door my zo herhaalde keeren bezogt, heb ik bet gewaagd, 'er eenige Waarneemingen aan toe te voegen, welke my dunken de byzondere aandagt O 3 der  ÖÓa BEDENKINGEN , WEGENS DE VORMING der Wysgeeren te verdienen, als mede de Gevolgen , welke, rayns bedunkens , daar uit mogen afgeleid worden. Ik heb, nogthans, niet ten oogmerke te fpreeken van de eerfte en groote Omwenteling door onzen Aardbol ondervonden by de formeering van het Vasteland; dat is, op het tydperk, toen de wateren denzelven meer dan tweeduizend vierhonderd en vyftig Toifes overdekten, en welke bykans de tegenwoordige hoogte is van de Gra-» nithoopen der Alpen, als Mom Blanc, Mom Rofe , enz. Met één woord van den tyd wanneer zy geheel gedompeld lagen onder dat Element, en zichzelven vormden, of door Cryftallifatie, of door Precipitatie. Ik bedoel alleen te fpreeken van die Verfchynzels, welke betrekking hebben tot de laatfte overftrooming, door ons Vasteland ondergaan, en welke blykt gedeeltlyk geweest te zyn. I. Uit de verbaazende Landophoopingen, reeds gevormd, en die fteeds aanwinnen by den mond van de Pd", uit groote verandering of groote verfcheidenheid voorkomende in de onderfcheide beddingen van zand, gruis en groeizaame aarde, die thans de oevers van die zeïclzaame Rivier vormen . Uit het aantal beddingen van Zee- en Rivier-Schulpen , welke op zommige plaatzen van elkander gefcheiden, op andere verward ondereen gemengd liggen, van Cremona tot de Zee; eindelyk uit de toeneemende vermindering, welke hetwater van de Pó ondergaat, naar gelange de lange Valei van Lombardye verbreedt, en de Zee nader komt, leid ik deeze gevolgen af. Vooreerst , dat het gedeelte der Valei, 't welk ten oosten van Cremona ligt, den oorfprong of aanwas niet kan verfchuldigd zyn dan aan de aardagtige ftoffe, fteeds nederwaards gebragt en naagclaaten door die Rivier, welke, naar allen fchyn, in vroegeren tyde, veel grooter was, dan tegenwoordig. Ten tweeden, dat de Zee ten eenigen tyde deeze vrugtbaare vlakte overdekte-, en dat het grootfte gedeelte van Lombardye mag aangemerkt worden als een overwinst cp dat Element gemaakt, door eene menigte brokken afgerukt van de keten Bergen van de eerfte en tweede foort, die in 't eerst weggevoerd werden door de Zee by derzelver laatfte afwyking, en toen weggevoerd door het water van de Pó, welke eenigermaate nog voortvaaren met dezelve aan te voeren, als bo-  VAN BE OPPERVLAKTE BER AARBE. iO$ boven gemeld is, door middel van de veelvuldige overitrooSen veroorzaakt door het overvloei en van de Pó m de Ireeken van Fcrrara en Bologna, welke toeneemen dooi de drift der Inwoonderen deezer ftreeken, die oncdukkig het zich onderwinden, om de wateren van die StSglyke Rivier al te fchielyk door dammen en dyken te bedwingen. ^ ^ ^ ^ ^ Lombard^ en van alle de Valeien vaS den tweeden rang, welke daar m mïoooen ; uit het verbaazend verfchil in de hoogte van deezePValeien van den tweeden rang, gelegen aan den voet der Aten, als mede uit derzelver getal, m vergeving met die ten westen en zuidwesten van dezelfde STuit tolver ongeregelde gedaante, aanta en verbaazend groote afgebrookenheid, welke men desgelyks aamieff in de bergen van den tweeden en derden rang, Sn den Oostkanf der Granithoogten , in vergelykmg roet die van denzelfdenrang in 'tWesten; metéén woord St de kZgtige keten van heuvelen d.e geheel Lombar- J*r omringen ; denk ik te mogen afleiden. Voor- Sc, X de beweeging der Ze? in derzelver eerfte ver- &&k3ék i"in weIke de SnS V. Uit de ongeregelde hellingen of rigtingen, zo algemeen voorkomende in de beddingen derë Bergen van den tweeden rang, en uit de afgebrookenheid, fpleeten en de menigte van vreemde ftoffen in derzelver ho li"' heden, ben ik van denkbeeld. Vooreerst , dat deefë Bergen met geweeken of gezonken zyn, dan otT den tyd toen derzelver toppen ten eenemaale overdekt ware? met Zeewater; m de daad, deeze veronderftelling S nt ftoffe, overblyfzels van de Zee behelzende,welke doorgaafs de ledige ruimten vervullen , gevormd door de Scheide fpleeten ,n deeze Bergen, en welke men zomtyd ook op de toppen aantreft Ten anderen, dat zy in dee- zervoege met kunnen gebrooken of gefcheide/weezen dan door kragt van onderaardfche holten , gevormd "n het binnenfte gedeelte des Aardkloots, welker vemeif2cta, door allengskens overlaaden te worden door een fteeds  VAN DE OPPERVLAKTE DER AARDE. 205 fteeds toeneemende opeenhooping van kalkagtige. gedeelten, door de Zee agtergelaaten, bezweeken en ingezonken^ zyn.^ ^ a£mtaj van Bergen, gevormd van Zandfteen, Marl en Puddingfteen, welke liggen op andere van verfchillende foort, als Granit, Rots, enz. die desgelyks veranderen naar gelange van de hellingen der beddingen; als mede uit de ongeregeldheid en verregaande rechtftandigheid in de beddingen der Bergen van Schift, die zelfs een rechten hoek met den Gezigteinder maaken ; eindelyk uit de algemeene wanorde en verwarring, welke zich zo zigtbaar voordoen in de Bergen van den eerden, tweeden en derden, rang, gelegen aan de West- en Zuidwcstketen van de Alpen, word ik opgeleid om te gelooven. Vooreerst, dat de verbaazende veranderingen, welke onze Aardkloot ondergaan heeft, geheel zyn toe te fchryven aan de uitwerkzels van Vuur en Water, die, op onderfcheide tvdperken,of te zamen, of afzondei Ïyk, kragt; daadig gewerkt hebben. Ten anderen, dat de vaste landen desgelyks blootgefteld geweest zyn aan dergelyke omwentelingen, en, in 't kort, dat de laatfte groote omwenteling niet verfcheide eeuwen geleden, of van zulk een verre verwyderde dagtekening is als men doorgaans veronderfteld. heeft. . . VII Uit de zandige heuvels, welke een Valei uitmaaken (befchreeven het VIII Hoofdftuk), behelzende verfcheide foorten van Overblyfzels uit de Zee oorfpronglyk, die ingeflooten zyn in 't midden van hooge kalkagtige Bergen, welke 'er geene bevatten; uit de rigtmg van deeze Valei, welke van 't Noorden tot het Zuiden loopt; luit de verfteende Boomen, desgelyks gevonden, tien voeI ten beneden den grond van dezelfde Valei, in de omme! itreeken van Nice, rustende op kalkagtige beddingen , i welker wortels in derzelver vezelen eene menigte van Zeefosfilia bevatten, hel ik over, om te befluiten, vooreerst, dat de Zee, in derzelver langzaame en trapswyze voortgaande afwyking, eene uitgebreide Golf moet gevormd I hebben in de nabuurfchap van Escarene; als mede, dat de kalkagtige Bergen, waar op wy hier boven doelden, : tot een Oostlyke en Westlyke grensbepaaling dienden. iTen tweeden, dat de toppen der Zandbergen, welke thans het binnenfte van de Valei uitmaaken, zo naby mogelyk aanduiden de hoogte van den bodem des Golfs op dat itvdperk. En eindelyk, dat de Wateren, naderhand r Os dei-  506 BEDENKINGEN, WEGENS DE VORMING derzelver terugtred te dier plaatze van het .Noorden na het Zuiden gedaan hebbende, als 't ware de Valei uitgegroefd hadden, welke zedert voltooid is door het opdroogen van dat gedeelte der Zee, 't welk toevallig opgehouden geweest was in eenige der hooger gelegene Valeien, ingevolge van het verbreeken, door deszclfs zwaarte en werking, van het kalkagtige fchutzel, 't welk, voor eenigen tyd, het water ophieldt. VIII. Uit den afgebrooken ltaat der kalkagtige Bergen , welke de Kust der Middellandfche Zee van Nice tot Savona omzoomen; uit derzelver verbaazende hoogte; uit de diepte der Zee die den voet befpoelt; als mede uit I de rigting der Rivieren en Valeien van dat gedeelte der | keten, welke over 't algemeen van het Noorden na het I Zuiden ftrekt, en de groote menigte van Gipsgroeven, 1 welke binnen een of twee mylen van de kust liggen, ! word ik opgeleid om te veronderftellen. Vooreerst, 1 dat het grootfte gedeelte van de tweede en derde keten Alpifche Bergen nog bedekt blyven door de Zee. Ten tweeden, dat, naar allen fchyn, deeze Bergen zich uitftrekken tot de Eilanden Corfica en Sardinië. En eindelyk, dat een aantal deezer kalkagtige Bergen derzelver fteilte yerfchuldigd zyn aan de laatfte wegwyking van de Zee, die, door ongevoelig derzelver voet te ondermynen, een gedeelte in Zee deed plompen; dewyl zy, op dien tyd, , die maate van vastheid niet verkreegen hadden, welke \ zy thans bezitten. IX. Dewyl ik niet in ftaat geweest ben, om met alle zorgvuldigheid, en de naauwlettendfte nalpeuring, de minfte blyk te ontdekken van Vulcanifche werkingen van la Rouchette, by Genua , tot Mont Vifo in Piedmont J by welke twee Bergen de Zeebergketen eindigt, oordeel ik my geregtigd, om te zeggen, dat het niet blyke, dat "er eenige Vuurbergen in dat gedeelte van de Alpen beftaan hebben, uitgenomen in de Valei van Fontaine du |l 'femple , en waaromtrent ik op geene volftrekte wyze kan fpreeken; dewyl de gelegenheid tot de vereischte nalpeuring my ontbrooken heeft. üpgegeeyene befluiten trek ik uit het geen my is voor-I gekomen ; ik bied dezelve anderen aan, niet zondereenig wantrouwen, volkomen bewust van de zwaarigheden, wel-J ke alle Stelzels , wegens de Theorie deezes Aardkloots, vergezellen; maar, indien men oordeelt dat ik gemist heb in eenige myner gevolgtrekkingen, heb ik nogthans de  VAN BE OPPERVLAKTE DER AARDE. 20/ de voldoening van te weeten, dat ik, zonder eenige StelLtïiefde. getrast heb getrouwlyk te verzamelen en op te Se ven verfchyn zelen, welke de Natuur oplevert; daadzaken welke anderen misfchien beter zullen verwerken, Jen waar toe ik als dan de aandagt van in dit vak kundiger Mannen niet onnuttig zal geleid hebben. _ i Het is myne zaak niet, het uit te maaken, m hoe verre lik Haagde ; m?ar, gelyk het Sir william hamilton s hoofdvoorwerp geweest is, de werking van het Vuur m de daarftellinc van de omwentelingen in de Natuur door M zelve voortgebragt, zo is de myne geweest om de werEne des Waters onder 't oog te brengen; en misfchien zal wanneer de kragt deezer twee fterk werkende Elementen, naar eisch, overwoogen wordt, zich een groot Richt verfpreiden over een onderwerp, tot dus lange zeer {onvolkomen naagefpeurd. Tk zal mv gelukkig agten, indien myn arbeid, met de daar aan toegevoegde verfraaijingen, de eer heeft om eene üitnoodiging of inleiding te weezen tot het nader beoefenen ™dat gedeelte van het Alpisch Gebergte, waar de weinige bloemen en koornairen, welke ik verzameld heb, Imteen daal kunnen dienen van derzelver rykheid en I vmi«baarheid. In dit veld der Weetenfchappen moet ik den oogst overlaaten voor anderen, meer dan ik bedreeven 1 in het vak der Natuurlyke Historie. x,eevensberigt van ben eerw. anbrew kippis, D. D. F. II. S. & o. A. T7an tvd tot tyd hebben wy, in ons Mengelwerk, " V vertaalde Leevensbefchryvingen geplaatst , oor" foronglyk gevloeid uit de pen des Mans, wiens Lee" vensberigt wy thans aanbieden. Behalven dat Dr. ki?" pi?! uitdeezen hoofde, eenigzins geregtigd gerekend mag worden om eene plaats in dit eigenst Mengelwerk " te verdienen, zal in het verhaal zyns Leevens niet we> H nig voorkomen, 't geen weetenswaardig, leerzaam en H voorbeeldlyk, is." & & Andrew Kippis, een uitfteekend Godgeleerde en beroemd Leevensbefchryver, werd den 28 van Maait des  200 leevensberigt Jaars 1725, te Nottingham, gebooren. Zyn Vader, MÉ 1 abrueur te dier Stede, ftamde van Moeders zvde af van den Eerw. benjamin king, van Oakham, Hutlanthlure een der Leeraaren uitgeworpen wegens Nonconfomuty, of het zich niet vereenigen met de Episcopaale Kerk; en was de tweede van de drie hun Vader overleevende Zoonet, van Mr. andrew kippis, van Skaford, m het Landfchap Lincoln, die in den Taare 17^ ki den ouderdom van'vier-en-tachtig^ jaarenf ove ked; Zyne Moeder, anne ryther, was eene KleindoS van den Eerw. john ryther, uit de Kerk van Fcïrttf% üorkshirc, uitgeworpen. De Naamen van beide deeze eer" waardige Voorouders worden vermeld, en met byzondere hoogagting gedagt, door Dr. calamyV*) ^«naere By zyns Vaders overlyden, in den Jaare 17*0, werd vvfta^ • toe.? omtrent vyt jaaien oud, gelrdd onder het opz gt en de befcherming zyns Grootvaders, te Skaford. Hier onS hv het School- en Taal - onderwys; i hetzel^ beftSl hv zyne bekwaamheden met zuIk een yver en een zo aeluS kigen uuflag dat hy de byzondere opmerkin/trok van *P*?f W;AIr' ™IVALE' Leeraareen?rVergïderin.vm Frotcftantfche Disfcnters te dier Stede Deeze ïS ftak byzonder uit door zyn kiefchen fmaak en uitgebreide meen begrypt, dat op diens raad en aanmoediging ofe kip pis zich bepaalde om onder de Prote/lam^hi^f ten het Leeraarampt te bekleeden, ^S^d^vï van Letteroefeningen , waarin hy naderhand zo zeer SS ftak. In de daad, hy fprak daa? naa altoos van deezen tSS ',g * T Mr. kippis werd, in den Taare mr. toewlaatpn ^ Academie tot Onderwys va«J PiotffifcSföSe?»?. der Int f Umfmmt*> in ths **S* of Charles the ff.  VAN ANDREW KIPPIS. 2^9 der de Dis Penters te Northampton, onder het opziet van den Eerw. Dr. doddridge , wiens verwonderlyke bekwaamheden als Schoolopzigter, en onvermoeide werkzaamheden als Godgeleerd Schryver , algemeen met welverdienden lof bekend zyn. Deeze Inrigting was, op dien tvd, in den bloeiendften ftaat, en hooggeagt ; die Leerfchool bezorgde het Ryk een groot aantal van Leeraren niet min uitfteekend door hunne nuttigheid als Verikondigers van het Euangelie, dan door hunne Letterkundige bekwaamheden en voorbeeldlyk gedrag. Mr. kippi! bediende zich van de byzondere voordeden tot het maaken van vorderingen, welke hy te deezer Oefenplaatze Lrenoot De uitfteekende voortgangen, welke hy maakte, In zvn geheel gedrag, deedt hem de byzondere hoogagting verwerven van Dr. doddridge, dien hy wederkeeng met den diepften eerbied bejegende, en beminde; en aan wiens nacedaetenisfe hy vervolgens gelegenneid vondt de tol van dankbaarheid en hoogagting te betaalen, die eere aandeedt aan zyne eigene bekwaamheden als Schryver, en 'tevens aan zyne uitmuntenheid als Mensch. _ Toen Mr kippis den leertyd van vyf jaaren m dit hefenperk hadt afgeloopen , werd hy verzogt om het 'Leeraarampt te aanvaarden by eene Vergadering van Pro\teliantfcht■Disfenters te Dorchester; maar ten zelfden tyde verzogt, om zich te Boston, in Limolnshire, neder te zetten verkoos hy laatstgemelde Standplaats, en vertrok derwaards, in Herfstmaand 1746. Hier bleef hy vier jaaren. In Slachtmaand des Jaars 1750 nam by het Beroep als T eeraar aan in de Gemeente \eDarkmg,m Surry. Kort daarop eene plaats openvallende in de Vergadering der Vprotellantfche Disfenters in Prime's-flreet (toen LongYditch geheeten) in Wesminjler , door den dood van den Ferw Dr. obadjah hughes, werd Mr. kippis verkooyen tot zvn Opvolger, in Zomermaand des Jaars 1753. fn Herfstmaand des gemelden jaars tradt hy m den egt Irnet elizabeth bott, een der Dogteren van Mr. izaac bott een geagt Koopman, te Boston; en in Wynmaand daar on volgende zette hy zich in Weslminfter neder. , De verplaatzing na, en het verblyf van Mr. kippis in, de Gemeente in Prince's-f reet, Westminfter, lag den grondflae van de beroemdheid, welke hy vervolgens verwierf, en van het uitgebreide nut, 't welk zyn volgend Leeven kenmerkte. In gevolge van de Standplaats, die hy thans bekleedde, kreeg hy welhaast eene naauwe betrekking  SÏO LEEVENSJÏERIGT tot het Presbyter iaanfche Fonds, waaraan zyne Gemeentel flats lang ryklyk hadt toegebragt, en tot welks bevoll dering Mr. kipms vervolgens zich met zo veel vversil bevlytigde. In Zomermaand des Jaars 1764, volgde hJ Dr. benson op als Lid van Dr. william's Maaking; en] deeze post yerfebafte hem op nieuw gelegenheid, om, orij eene uitfteekende wyze, nuttig te weezen. ZVne verhing tems met het algemeene Lichaam der Proteftantfche DtU f enters, behoorende: tot de Steden Londen en WestminftM en tot het Vlek Smhwark, verfchafte hem veelvuldige! gelegenheden om zyne bekwaamheden te werk te ftellenJ tot bevordering van de eer en het belang der zaake ,1 aan welke hy zich volyverig toewydde, zo uit hoofde vanJ zyne gevoelens, als ter oorzaake van zyne bediening. 1 Met den Jaare 1763, volgde Mr. kippis den Eerw.' Dr jennings op als Onderwyzer in de Taalgeleerden n^f èCa?mie m O>**on Town, toen onderhotH den uit het honds van william coward, Esa In het Jaar 1767 droegen de Beftuurders van de* Hoo-i gefchpo te Edmburgeenpaarig aan Mr. kIPPIS de waardigheid op van Doctor in de Godgeleerdheid, op dei onverzogte aanbeveeling van den wydberoemden Hoog* leeraar robertson. aiuu&^ Wanneer in den Jaare 1772 de Proteftantfche Leeraars, onder de Disfenters, arbeidden, om eene Verbreedde tebewerken der Acte van Tolerantie, gaf Dr kipptteS zeer aanmerkelyk Stukje in 't licht (*). ' De Inhoud van dit Verdedigfchr ft betrof de Stofe, de Vy". en den Tyd der Vervoegmge by het Parlement; het was in! gerigt om ten antwoord te dienen op een Gefchrift toegekend, aan een Schryver, die thans een hooge Standplaats m de Kerk bekleedt. Eer het jaar ten einde' liep, verfcheen 'er een tweede Druk van dit Stukje met yeele en zeer belangryke byvoegzelen. De beroemde1 Deken tucker gat 'er een antwoord op in \ licht m Het onderwerp deezer gefcbilvoeringe was ongetwyfeld van groote aangelegenheid voor de Vryheid in den G odsdienst en werd niet alleen door Dr. kippis op Tene meestert ly- C*) A Vindication of the Proteflaxt Disrcntim Ministers With regard to the late Application to Parliameft.g  VAN ANDREW KIPPIS. 211 Ivke wvze behandeld, maar ia alle opzigten gelyk het eenen Christen - Leeraar voegde. En het zou onregtmaatW weezen, hier niet te vermelden, dat de Brieven van d°n IH'en tucker gefchreeven waren met eene maate van opregtheid, gemaatigdheid en befchaafdheid , welke men zeldzaam ■ m Godgeleerde Gefchillchriften aanstiet zal hier voegen aan te merken, dat Dr. kippis reeds vroeger de pen als Schryver gevoerd hadt, dan veele andere lieden van zyne jaaren, door het zyne by te draagen in de Magazyns van dien_ tyd. Vervolgens vervaardigde hy verfcheide Artykels in the Monthly Review, in den eerften tyd, te gader met niet weinig geleerde Heeren, byzonder wylen Dr. gregory sharpe, en den uitmuntenden Wiskundigen, den Eerw. Mr. ludlam, van Leicester. De Artykels, door Dr. kippis bearbeid, betroffen voornaamlyk Gefchiedkundige en Godgeleerde Werken, ook nu en dan Werken van Geleerdheid in t al2°meen (*\ Het aandeel, 't geen hy op zich nam in het fchrvven van dit oordeelkundig Maandwerk, bragt buiten twvfel niet weinig toe om meerder volkomenheids te geeven aan het byzondere talent,'t welk hy bezat, om den inhoud op te geeven en de waarde te bepaalen van de verdienften der Schryveren, die den meesten naam maakten en om hem te bekwaamen tot die groote Nationaale Onderneeming, welke hem verheven heeft tot zo booten rang onder de Geleerden van zyn Land , en 't "een zvn Naam , met onbezwalkten luister, zal doen Svergaan tot het laatfte Naageflacht. Het Werk, door ons beoogd, was eene nieuwe uitgave van de Biosraphia Britannica, verrykt met veele nieuwe Artvkelen en veelvuldige Byvcegzelen tot reeds gepiaatfte Ct). In dit groote Werk wordt de veelbevattenheid (*") Hy gaf in het Tydfchrift, The Lihrary getyteld, verfcheide gewigtige Vertoogen. Vervolgens ltg hy den grondflae van The New Annual Register, en gaf hec verbeterd plan op volgens 't welk dit Wede is voortgezet. The History of Knwtledee , Beaming and Taste in Great Britain , als mede The Account of the Domeftic and Foreign Literature of the Tear waren in den beginne deezes Weiks van zyne hand. ( + )'Het eerfte Deel werd uitgegeeven in 1778, he; tweede in 1780 , het derde in VH, het vierde in 1780, en hec vyfde in 1793*  ci2 LEEVENSBERIGT en uitgeftrekfheid zyner zielsvermogens, de juistheid zyns oordeels, de vvyde ftrekking zyner berigt-inneemingen de onvermoeidheid zyner nafpeuringen, zyn byzonder reeds aangeduid talent om het werk van anderen na te gaan en de verdienden der uitmuntendtle Schryveren te waardeeren, zyn oordcel in het uitkippen en opmerken van elke omftandigheid die kon ftrekken om talenten en chaxactors te onderfcheiden, zyne onkreukbaare getrouwheid en onpartydige beoordeeling der characters "van de uitileekendlte Perfoonen , op het fterkst ten toon gefpreid en algemeen erkend. Zyne van ter zyde inkomende aanmerkingen, over eene groote verfcheidenheid van tusfchenvallende onderwerpen, zyn veelvuldig en leerzaam • en muntte hy bovenal uit in op deeze wyze de nuttigde' aanmerkingen mede te deelen. Zyne eigene gevoelens wegens de uittnuntenheid en de veelvuldige voordeden der Leevensbefchryving, zo als hy dezelve opgeeft in de Voorreden des Eerden Deels , zullen wy onzen Lcezeren hier mededeelen : dewyl het misfchien geenzins het minde gedeelte van 'sMans lof uitmaakt, dat hy in het voortzetten des Werks die regels aankleefde. „ Het is," fchryft Dr. kippis, „ onze wensch, en het „ zal onze pooging zyn, deeze uitgave met daadlyke on„ partydigheid te doen. Wy meenen ons te verheffen bo> „ ven kleinhartige vooroordeelen , met getrouwheid en „ vrymoedigheid, de deugden en ondeugden, de uitm-n„ tenheden en gebreken,van Mannen van allerlei Beroep „ en Party, te vermelden. Een werk van deezen aart „ zou zeer veel van deszelfs nuttigheid verliezen, indien „ het met werd voortgezet met eene wysgeeri^e onbe. „ vooroordeeldheid. Maar wy begrypen, dat dusdani een  van anduew kippis. 213 „ een groot deel misfen van 't geen onderwys mag hee„ ten, en kragtloos worden. „ Wy weeten niet, of wy ons eénigzins behoeven te „ verdedigen, wegens de genomene vryheid om ons eenige „ aanmeikingen en bedenkingen te veroorloven op zo. „ danige voorvallen en onderwerpen als ons onder den „ weg voorkwamen. Naardien het Werk, 't geen wy in „ 't licht geeven, zo wel Oordeel- als Gelchiedkundig is, „ hoopen wy dat onze gehoudene handel wyze in deezen „ geene verdediging zal behoeven. Het is te over bekend, i 1 hoe zeer het groote Werk van den Heer bayle zich K aanprees door zyne vernuftige waarneemingen en ih„ gevlogtenc uitweidingen. Wy gevoelen ten vollen, hoe „ verre wy altoos zullen blyven beneden de peil van „ dien grooten Man, in de vakken waar hy zo zeer uit„ fteekt; en wy gevoelen geene neiging altoos om hem „ in zyne gebreken te volgen. Maar, terwyl wy zyne ., twyfelaary en tot losbandigheid leidende ftellingenv ' wfaaken, zouden wy ons verheugen dezelfde bekwaam„ heid te bezitten om de voorvallen op zo gewigtige „ einden toe te pasfen. „ De Leevensbelchryving kan uit twee gezigtspunten befchouwd worden. Dezelve is zeer aangenaam en " nuttig, wanneer zy niets anders bedoelt dan om en\\ kei berigt te geeven van de Leevensomftandigheden „ der uitmuntende Mannen, en een verflag van hunne „ Schriften. Maar de Leevensbelchryving kan men tot „ een edeler einde doen ftrekken. Men kan [die aan„ merken als ons eene verfcheidenheid van gebeurtenisfen „ opleverende, die, even als de Proeven in de Natuur, kunde, de ftoffe kunnen verfchaffen, uit welke men '„ algemeene waarheden en beginzels mag afleiden. ■ ' , Wanneer onze kennis in de Leevensgefchiedenisfen {trekt om den kring onzer kundigheid in de Mensch„ lyke Natuure uit te breiden, om in ons een edele eer,, zugt te verwekken, om onze vooroordeelen te vermin- deren , om onze kundigheden te zuiveren, en daar„ volgens ons gedrag te regelen , dan beklimt dezelve „ het toppunt van waare uitfteekenheid. De Leevensbe„ fchryving, daarenboven, iets vermaaklyks in zich heb! „ bende , en een regtmaatige fchatting zynde van hoog„ agting voor uitfteekende Charafters, beklimt de waar] L digheid van eene Weetenfchap, en van zulk eene I hknö. 1707. no. 5. P „ Wee-  sï4 eeevensberigt van andrew kïppïs. * \. nfêbap als men hoogst belangryk moet keuren, „ dewyl dezelve den Mensch ten voorwerp heeft." Op del iy an Maart des Jaars 1778, werd Dr. kippis tot Lid verkoozen van de Sociëteit det Oudheidkenneren, en, op den 17 yan Juny i779, tot Lid der Koninglyke Sociëteit. Hy was een Li I an den Raad dei u-Tiïe Sociëteit van 1782 tot 1784, en van de laatere van 1786 tot 1787. In elk deezer Sociëteiten was hy geregeld tegenwoordig , en een agtenswaardig en nuttig Lid. (Het Vervolg en Slot hierna.') beknopt en onderscheiden berigt, WEGENS DEN staatkundigen toestand in de vereenigde america ansche sta aten , met betrekking tot DE federalisten en antifederalisten. (Ontleend uit Some Information refpefling America, collefted by THOMAS COOPER, T?ftfO \17y hebben onder ons omtrent een half douzyn verW dagte Royalisten of Koningsgczinden, behalven eenige Engel/chen, in de groote Steden woonagtig , door de A;nericaa?ie?i aangezian als op eene onredelyke wyze bevooroordeeld tegen hun Staatsbeftuur, en beimet met eene foott van Maladie du Payï, of Landziekte. De overige Americaancn zyn Republikeinen ; maar van tweeërlei foort. De eene meer overhellende tot eene uitbreiding, dan bepaaling,van de Magt,aan het Wetgeevend en Uitvoerend Beduur opgedraagen ; meer gefteld op de Britfcke* dan de Franfche, Staatkunde; en genegen om de Fondfen, de handwerkende en Koophandeldryvende Stelzels, in te voeren en uit te breiden. Onder deezen rangfehikken zich meest alle de uitvoerende Officieren des Staatsbeftuurs , met den Heer Washington aan 't hoofd; de meerderheid van de Leden van den Senaat, en het grootfte gedeelte van de ryke Kooplieden in groote Steden. Deeze Party draagt den naam van Federalisten, deels om dat zy de voornaamfte invoerders en onderfteuners waren van het tegenwoordig Federaal Gouvernement, en de Conftitutie van Ï787, deels van wegen een reeks zeer fchrander opgeftelde Brieven ten voordeele dier  berigt, wegens de americ. staaten. 2ï5 dier Conftitutie, door den Heer hamilton, getyteld The Federalist. . .r , 7. De andere Party draagt den naam van Antifederalisten; niet om dat zy afkeerig zyn van het Federalistisch Gouvernement, of wenfchen, om, gelyk de Franjchen, eene Republiek te hebben één en onverdeelbaar; maar veeleer in tegenftelling der benaaminge van de andere foort Deeze Antifederalisten toonden, ten tyde dat de tegenwoordige Conftitutie werd ingevoerd, hunne te genkanting tégen de uitgeftrekte Magt, aan het Gouvernement gegeeven: zy wenschten om meer beroepingen op het Volk. Deeze Party heeft tegen de groote Jaargelden aan de Officieren van het Gouvernement; tegen den rang enonderfcheiding door zommigen deezer aangenomen, waar door zy andere Burgers op eenen afftand bejegenen: hier van fluiten zy zelfs den anders bewonderden Prefident Washington niet uit; daar diens zeden en leevenswyze, befchreeven als koel, afgezonderd en ftaatlyk , eenigermaate, zomen zegt, ftrekken om het uitweikzel van zyne uitfteekende bekwaamheden en tutfteekende dienften tegen te werken. De Antifederalisten hellen derhalyen meer over tot de Franfche Staatkunde, wat het befpiegelend, niet wat het beoefenend, gedeelte betreft (*),en hebben eenen bezetten afkeer van der Engelfchen alles na zich haa- ienden en trotfchen aart. Deeze geest van verbittering te*en Groot-Brittanje is verbaazend toegenomen door deöveronderftelling van het deel, 't welk Engeland genomen heeft in bet aanftooken van oen Oorlog der Indiaanen , in het verwekken van de vyandlykheden der Afrennen , in het opbrengen der Schepen en het belemmeren van den Handel der Americaancn, in het weigeren of verwaarloozen van de opgave der posten aan de Meiren, of vergoeding te geeven voor geftooiene Negers — Het o-edra" des ffofs van Groot-Brittanje heeft zeker veel toegebragt om de Antifederalistifche Party te verfterken, tot welke thans de Meerderheid des Volks, en de Meerderheid in het Huis der Reprefentanten, gerekend mag worden te behooren. Het is te hoopen, dat men binnen kort een middel zal vinden om deeze Partyen tot elkander te brengen. (*) Men bedenke dat dit Werk in i7p+ gedrukt, en dus vóór die jaartekening gefchreeven is. P a over, ten; met omüatzy ai -é *yu  OVER EENE SCMAÏJDELYKE" GEWOÖNTE. OVER EENE SCI-ANDELYKE GEWOONTE , BETREFFEND? UE « BEZOLDIGING BEli SCHOOLMEESTERS » EEJHOE STREKKEN VAN DUITSCHLAND. Tyie zou het kunnen gelooven, dat, ook nog in de>e, in VV veele opzichten zoo zeer verlichte, eeuw, dergelvke fchandelyke gebruiken, als 't geen hier onder volgt, h fd £re. hJ f " door een geloofwaardigooggetuige, die het onlangs, om de aandacht van allen, die iets tot ver betering van openbaare gebruiken en inrichtingen, kunnen toe. brengen, er op te vestigen , in verfcheidene HooStfchë Nieuwspapieren openbaar gemaakt heelt, was verzekerd „ ln verfcheiden ftreeken van Duitschland ziet men' te*ren Nieuwjaar, gewoonlyk de Schoolmeesters, met een Zot deel hunner leerlingen, van deur tot deur omgaan, Z hoort hen voor ,eder hu,s liedjes zingen, om dus al bedelende een klein IWtje op te haaien. Het weinige geld, dat zy, op deze laage manier, in een onaangenaam jaargetyde dikwyls in fnS en regen, en onder het doorftaan van dè felftf koude en gerta ongemak, zoo zuur verdienen, maakt aldaar een gïdee ca ^ft ? wyzen, en de beste ontwerpen tot verbetering, of allerlêT vv ^en, aanneemelyk te maaken. Moeten dan rnenfcbendié Z' der eerwaard.gfie en belangrykfte bedieningen voor de Maar fchnppy waarneemen , die het opkomend eeflacht mr»?«. nen, en tot menfchen en CM^^V^Si^S^' ophoudelyke, met zoo veel zorg en infpanninsr dL,vhfJ Z met veele verdrietelykheden en zwaare oJoEn™ver elde werkzaamheid, zoo karig beloond, ia zoo uggeacht en als voorwerpen van openbaare verachting behandeld warden? iLi^eemd,' daC 200 weini^ bek~e en edeldenl ende lieden er zich toe willen laaten gebruiken, en wel te veVwon «eren dat de weinige braave , en voor hunnen post aS« gefchikte. Schoolmeesters zoo weinig goeds ftiohrPi. « ï fchhapD;dreelrm de geringe «"^^ fifp^BS fchappy toedraagt, aan eerbied en vertrouwen bv hunne |£P li.ngen, deels om de meestal onbeduidende beloond die m/n hun iaat trekken, aan lust en moed ontbreekt, om heen voor *u.n ambt te leeven, 't geen niet zelden dóór de looL^e.  OVER EENE SCHASDELYKE GEW0ONTE4 2lf lykbeid. om te gelyk op andere middelen van beftaan bedachc te weezen, volftrektdyk wordt verboden» al,femeene wel- lo hc de? »tomeli»efcb«p! Voeg. Je tanden toen, e» veranderingen en verbeteringen te helpen tot ftand brengen. ZEDELYKÈ Ü ED E H KI N ü EN. DP tinnemoediee wil geëerd worden, het zy hy zulks yefdieuegTn£ Het wordt hem onverdraaglvk , dat andere menfch'n nevens hem ook voorrechten bezitteu , welke.hen fer eerètrekken. By elke goede eigenfchap en goede hande- eene ««^«ft^&f^e doornen! Hy laat niets zyns nM"en» h!°J^n he" £e verdrukken , terwyl hy ; weinig 10 ^„^scV e zien s oorbaar; dezelve met zagt; van zynen ^«^ft ' e verdraagen, is metisChlyk 5 r/ïd en SmSSJSSm bttsheid, ze hem «e ontdekken doet een we!mePenend vriend ; maar hem in de daad te ve*^n^TkS! het?oï den naasten te bedillen, en zyWeinig moe te kost bet, o ^ ^ onover, ; „ë gebreken te .en, naanet Ni zeWell hm, „elyke «beid om01izen te yerb ^ ^ jn önz£ Sen oogen Set bemerken. Wisten wy'allen duidelyk wat g,rP JEw/ ware , wy zouden niet zo fpoedig en overTnd ionder onderzoek en nadenken, den naasten en zyn* ylend, «^« "T, a „ wy meer f„ onszelven dan ' °PNietT'Uoög vaa ZichzelVeil V denken, ê» mi.trouwén^  SïS ZEDELYKÈ li BEWKINGEH. zyne eigen krachten te ftellen , kan den mensch zeer dikwyls voor veele verzoekingen en ongeluk beveiligen. Te veel te vertrouwen op de wisfelvallige goederen en de onzekere fchatten deezes levens, is zeer gevaarlyk, terwyl zy Jiooit de hoop van derzelver bezitteren vervullen. Dikwyls meent men gelnkkig te zyn, wanneer men ze bezitten mag; maar zy zyn wispeltuurig, ontrouw en onrechtvaardig — zo dra men aan dezelven gewoon is, verliezen zy meestal haare fchoon- en heerlykheid, haaien toegekenden fmaak en waardy —— in den fchoot van rykdom en overvloed kan ook treurigheid en ontevreedenheid huisvesten. Laag- en dwaasheid is het, om den Godsdienst enkel ftaatkun» de te noemen, daar hy zyne verhevenheid en Godiykheid door zynen majefteitfchen invloed op het btirgeilyke en zedelykè zo ftaatig en luisterryk zien laat. Een volk, het geen waarheid en deugd, vertrouwen en dankbaarheid, orde en ftaatkunde, oprechte Vaderlandsliefde en het heilige der Wetten, nog eenigzins weet te wasrdeeren , ziet den Godsdienst als een onwrikbaar fundament van den ftaat en zyn welzyn aan. Een eerlyk hart bezit juist niet altyd de grootfte kloekheid en 't vlugfte verftand. ——• Verfïaud en hart ftaan in eenen grooten afftand -~ niet weinigen hebben een gevuld verftand by een iedig hart. Steeds zal het myne verplichting zyn om aan myzelven getrouw te blyven; my niet te veel veroorlovende, zal ik myzelven geftreng beproeven, om geen zelfbedrieger te worden. In de dagen van voorfpoed en geluk valt het niet zwaar , ftandvastig, te vreeden en onverfiagd, te zyn; maar zeldzaam is het, aan zichzelven gelyk te blyven, wanneer men door eenen vloed van onipoeden overftroomd wordt. Hoe veelmaalen roemt en zwetst een winderige krygsman op zynen heldenmoed en maulyke dapperheid, wanneer hy gerust kan zitten en geeuen vyand te vreezen heeft? Een twyfelaar onderzoekt gaarne; neemt niet alles voor goede munt aan, weet het kaf van het goede zaad en fckm van 2j» te onderfcheiden, en kiest verftandig. Te onvreeden met zyn lot te zyn , verraadt maar al te dikwyls groot gebrek aan vertrouwen op het geducht en majefteitisch Opperwezen. Verkeerde begrippen, van den Albeftierer, en deszelfs wyze regeeringe, gevormd, koesteren dwaaling en onverftand , en willen zo gaarne het onnavorschlyk Godsbe ■ ftier aan de gebrekkige regeering van eenen kortzichtigen afhangeling in deeze waereld doen evenaaren. Men moet een Christen zyn, om, naar Gods zin, op hem en op zyne vaderlyke voorzorg gerust te vertrouwen. Een Christen is het, die, behalven dat zyn eigen waar en wezenlyk belang hem zulks als plichtmaatig voorfteJt en aanbeveelt, aan de menig, valdige vennaaningeji ea belofcenisfen Gods gaarne gehoor geeft,  ZEDELYKÈ EEnSNKINGEJT. aI9 jrcefc, wyl zy hem gronden genoeg aan de hand geeven tot een vuurig, levendig en geloovig, vertrouwen De verhevene en zuiver! begrippen, welken hy zich van, den' «Igenoegzaa. men gevormd heelt, en waarmede hy zyn hart fteeds onledig houdt, leeren hem zynen God als eenen alweetenden kennen, die alle zvne onhandigheden en onderfcheiden lotgevallen, m alle tyderi en in alle opzigten, weet, ziet en kent. Met eenen heiligen eerbied voor hem vervuld , bidt hy hem nederig als den alléén wyzen aan, die alle oorzaaken en werkiugun, alle betrekkingen, middelen en wegen, alle gevolgen en einden, ©p éénmaal mist en volmaakt overziet; die ze allen aanwendt tot den vrugtbaaren welltand van 't algemeen, en ter bevordering van het geluk van een iegelyk in 't byzonder. In waare vreeze ontziet hy den gedachten en almagtigen , vocw wien niets te groot, niets, te klein, niets te gering of te nederig, is, die al 't geen hy wil in den hemel en op aarde doen kan, op wiens bevel en wenk zowel de verheven Serapn als de nietige aardpier bereid (taan, wien alles vreezeu moet. Hy bemint eenen God, die Hefderyk en genadig is; die uit zuivere liefde vrymagtig en altyd onbaatzuchtig weldoet , en alom aan alle zvne fchepfeien zo veele weldaaden en gunstbewyzen fchenkt, als zv bv mooglykheid ontvangen, bezitten en gebruiken, kunnen. Hy vreest eenen God, die even zo waaragtig is, als «urne getrouw om altyd heilig te houden het geen hy belooft Met alle recht is hy fteeds daartoe bereidvaardig, doordien'hy zich fteeds zyne eigen onmagt vertegenwoordigt ; zyne afhanglykheid inziende, maakt hy geene zwaangheid ongedwongen en volmondig te belyden , dat hy, over het geheet genomen , enkel onmagt en geheel behoefte; dat hy als een nietig fchepfel en brooze aardeling gebrekkig is, en altyd hulp, genade en ontferming, behoeft. Het vertrouwen op den aigenoeszamen veradelt den Christen, verfchafc hem ryken voorraad van waare hartenvreugde en onbefchryflyke zielgeneugten en dit doet hem oprecht en kïnderlyk dankbaar zyn by zvn'e volle verzekering van Gods vaderlyke voorzorg, redding uk den nood, befcherming by dreigenden druk, verlosfing uit gevaaren en gelukkige uitkomst te midden der knellende onfpoeden, wyze leiding in zyn lot, liefderyke vryfpraak van alle zyne mistreden, en eene gerustftellende zekerheid eener geestely- ke overwinning. Zo leert de Christen dan , dat ftandvas- tige hoop en vertrouwen op God, zyne nooden, elenden en druk, verminderen, dat, buiten zynen by ftand, alle menschlyke hulp onnut is, en maakt hem onverfchrokken, en doet hem, onder den drukkenden iast van rampen en kruis benaauwd zwoegende, God,en zyne vaderlyke voorzorg,kinderlyk eerbiedigen en nederig danken. DB  »2 LENTE. DE LENTE. Herderszang. Tirfis. Is liet de lieve Morgen ftond, Amintas! die u zo vroeg irt het veld bragtV Het aangenaame, het verkwikkelyke, der velden, in deezen Liefde kweekenden Lentemorgen , zullen u uitgelokt hebben, even als my ? Amintas. Ja gewis, Tirfis; want noem my eens iers dat zo verrukkend is, als een fchoone morgen in de zagte Lente. Tirfis. Gy fpreekt waarheid, Amintas. — Maar is 'er dan ook wel iets gepaster, dan dat Herders in den vroegen morgen een Veldlied zingen ? Onlangs hoorde ik twee vermaarde Zangers, zy zongen, ter eere van de Liefde, eenen beurtzang. Ik heb „dezeïve veel afgeleerd. Willen wy onze kragten tens. beproeven , en te zamen eens een beurtzang aanheffen ? En laat ons dan om een prys zingen. —— De Herder Milon , die daar ginter aankomt, zal onze fcheidsman weezen. Ik heb hier in myn herderstasch een Kelk, nog door den oudenDamon befneeden. Ge hebt 'er op, hoe Siringa voor den Boksvoet Pan vlugt, en in een rietbosch veranderd wordt. — Deezen Kelk ftel ik ten prys, en zal dien u geeven, als Milon zegt, dat gy my overtreft in 't zingen. Wat ftelt gy daar tegen, Amintas? Amintas. Ik ftel daartegen deezen Staf, weleer door den ouden Menal- kas gedraagen. Hy was in een bosch , aan Diana ge- wyd, zonder dat hy wist dat het aan Diana gewyd was. Hier vervaardigde hy met eigen handen deezen Staf. Men verhaalt, dat de boom , van welken Menalkas deezen Herdeisftaf gefneeden heeft, eertyds een Nimph is geweest, welke, van de Satyrs vervolgd, in dit bosch vlugtte, en, Diana om byftand fmeekende, door deeze Godin in een boom is veranderd geworden. Deezen Staf ftel ik tegen uwen Kelk, en Milon zal onze Regter zyn. Dan Tirfis zal eerst aanhef* fen, om dat ik door hem ben uitgedaagd. Ttr-  ÖE LENTS. Tirfis. Welaan, dit weiger ik u niet, ik zal u voorgaan. Zv ainsen zamen Milon te gemoete;zyt gegroet Milon, zeiden Sv '_U Heden zult gy tusfehen ons Regter zyn; en zy verhaalden Milon , dat zy elkander hadden uitgedaagd tot zingen. Milon nam aan de fcheidsman te weezen, en Tirfis be- g0Wat'dis$de Liefde zoet! Hoe aangenaam, hoe ftreelend! , Niets is zo aangenaam als te bamiunen. Maar weder bemind te worden is verrukkend. De Liefde bindt de harten zaam, en kweekt onderlinge gemeenfehap Zy is het die de aangeboore natuurkragt door heimelyke werking doet aanwasfen. Zy is het, die de tedere harten in vlam zet en genegen tot eikanderen onderling doet blaaken. ■ De Liefde regeert alles. — De ganfche Natuur is van dezelve verVuld. Zonder Liefde zou alles kwynen. Zonder Liefde moest alles vergaan. Vleiende Liefde! bellier myne zangtoonen. Ik zing van u; ik zing ter eere van de allesr*. geerende Liefde, in deezen fchoonen morgen. Amintas. Bekoorlvke Velden ! waarin de zagte Lente heerscht. —— Hoe worde ik verrukt door al het fchoon, dat gy ten toon rDreidt! „ Welk een aangenaame en ftreelende aandoening verwekt gy in mynen boezem ! — Lagchende Lentemorgen , met welke Schoonheden verfiert gy de Natuur! _ Hoe verkwik- kelvk zyn de veldbloempjes! Zy itreelen de ziel door hunne verscheidenheid van kleuren , terwyl de geur, dien ze verfpreiden , de lugt met een edelen balfem vervult! Hoe warde myn ziel verrukt door de befchouwing van alle deeze Schoonheden! Hoe verrukkend ftreelt my deeze fchoone Len¬ temorgen! Ttr/is. Het is de Liefde, die my doet zingen — het is de Liefde, die alles regeert, en my ook opwekt in deezen lchoonen Len- tem0rgen. Is het niet de Liefde, die alles doet leeven en in ftand houd ? ■ 6 Welk een groot vermogen heeft zyi Aller harten worden door haar bewoogen. — Hui¬ zend verrukkingen brengt zy aan. — Zy fchenkt duizend ver- maaken, welke zonder haar niet genooten worden. IJoor haar is my alles aangenaam. Door haar is my Dons tot de ftreelendfte wellust! Amintas. Ruifchendel beekjes, golvende droompjes! >_Stille en fchaduwryke bosfehen, wier jeugdige bladeren en takken ov«r-  423 rtK LEK TB. al groene gewelven maaken. Hoe zoet zyn de verrukkingen welke gy in mynen boezem verwekt! Welk.een fchooneu glans s fpreidt deeze verkwikkelyke morgen alom op de velden! J . De weiden , en de wyde vlakten , verfierd met zo eene' verfcheidenheid van bloemen , doormengd met het jeugdig > Lentegroen, fireelen het gezigt, werwaards men het heeu I wendt. Tirfis. 6 Welke vermaaken doet de Liefde ons niet gevoelen, welke | aandoeningen in het hart opryzen, en met welk een vuurigen i gloed den boezem blaaken! Onlangs gevoelde ik vooral de kragt : van uwe werking , 6 onweerftaanbaare Liefde! wanneer ik met myne Deris , langs deeze vlakten onze Kudden dreef.' ' Hoe klopte my het hart, by elKén tred , dien wy deedeii — by elk woord, dat ik fprak! Stamelende bleef ik vaak in myne woorden fteiken — dikwils had ik het op de lip- pen, om te zeggen: Doris, ik hernia u! Maar dan dorst ik nier. Amintas. Met verrukking doorwandele ik deeze heerlyke, deeze ver- maakelyke, irreek. Met verrukking dryf ik myn Vee langs deeze bekoorlyke vlakten. Nu eens fcheeren de Schaapjes het malfe groen van de heuveltoppen af, en hangen aan de fchuinfche lleilte; dan weer vermaaken zy zich in de wyde vlakten. Dan beklim ik een zagtryzenden heuvel, en, op den top gezeten, overzie ik de wyduitgeltrékte ftreeken,' de onoverzienbaare vlakte der Zee. —Dan, laat ik het gezigt neder in de dalen, of overzie onmeetbaare bosfchen dan treft myne ziel een gevoel , eigen aan zulke hemelfche gewesten. Nu eens zet ik my neder aan den voet van eenen eerwaardigen Eik, wier takken een aangenaam gewelf maaken, digt by de hut eener vrolyke Herderin, die haare Kudde dryft door deeze ongemeen treffende Landftreek, en den , ganlchen Zomer door al derzelver aangenaamheden geniet, en die van geen mensch bezogt wordt dan alleen van haaren getrouwen minnaar — die van verre zyn Vee komt aandryven om haar te zien, en niets te zwaar valt om haare gunst te win» nen. Hier kan ik dagen aan elkander doorbrengen, en niy verlustigen in al die vermaakelyke. Tirfis. 6 Wat is de Liefde eene verrukkende wellust! Wist gy eens Doris hoe lief ik u heb! maar gy weet het niet maar kom in deeze vennaakeiyke ftreek.dan zal ik het u zeggen. — Hoe zou my het hart kloppen, als ik zei: Doris, bevallig meisje, ik  DE LENTE. 223 ik hemin u. Hoe zoet is de Liefde, zy fchenkt ons duizend verrukkende gewaarwordingen! Amintas. Hier in dit vermaakelyk oord bragten onze Vaders een vergenoegd leven .door hier zaten zy, als Burgers van de oude wereld onder de fchaduwe van het digt geboomte,en verzadigden zich met melk en kaas, terwyl hunne kudden weidden,die zich des avonds op het geroep en gefluit der jonge Maagden ter Stal begaven. Deeze levenswys volg ik na. Als onze Vaders, ilyt ik ganfche dagen in 't veld daar eet ik fmaakelyk myn melk en kaas daar zie ik de gulde Zon des morgens ry- zen en des avonds daalen daar aanlchouw ik het heer- lykst fchouwfpel dat Natuur kan opleveren, met eene verrukking van wellust die alles overtreft'. Tirfis. Door de Liefde leeft alles! Laat vry een ander zich vermaaken in het wild na te jaagen. My behaagt de Lief- ^ . zonder deeze verliest de Natuur alle haare Scnoonhe- den — zonder deeze verliest alles kragt en leven zonder deeze verkeerden de vermaakelykfte oorden in akelige wilder- nisfen. Hoe onweerftaanbaar is haar vermogen alles moet 'voor haare magt buigen , zelfs het wildfte, het ontembaarfte, maakt zy gedwee, en buigt onder haar alverwinnend vermogen! Amintas, Welke verrukkende-Schoonheden levert de Natuur ons op! 6 Aanminnig gezicht, als de gulde Zou ftaatig uit de kimmen ryst, en al't land vtrkwikt met haare koesterende flraalen wanneer zy eerst de toppen der heuvelen befchynt, en de daar op liggende dauwdruppelen doet glinfteren als kristal —■ of als zy op de zagthobbelende zeegolfjes haare glinfterende flraalen werpt,die,rustloos bewogen door zoele weste-windjes, de ontleende glans der Zon terug kaatzen, en in het oog doen fchitteren dan zie ik , met eene bedaarde verruk¬ king, de opgaande Zon langzaamerhand hooger ryzen, en alle de nevels, op het aardryk verfpreid liggende, opklaaren. Tirfis, My is boven alles verkwikkelyk het gezicht van Doris. i Niets in de wyde Natuur, dat daar by haaien kan niets zo aangenaam —— ó dit gaat alles te boven. De hartstogt van Liefde is zoet,en door haar wordt alles in ftand gehouden, daar de Natuur anders ten eenemaal zou verwilderen. Alles ging  S24 DE LENTE. ging verloren; maar door haar wordt ntt alles in (land srehn*; den. Ik zing ter haarer eer, en myne zangtooiez£ aan , haar geheiligd zy wekt op tot zingen -_! .1 y° "bar ' de oogenblikken zoet die men doorbrengt in 't gezelfchap eenerHerder.n. Zy doet my naar Doris verlangen 01 v e ' lustigen ia derzelver byzyn. y ver" Amintas. Als ik gezeten ben op een groen moschheuvekje, en mvna . Wp.egelmgen mag botvieren, dan worde ik waarlyk verrukt by eik voorwerp dat zich aan myne bezegelingenop*£ ^ Uier z,e ik het geboomte als zyne milde armen ffi5 I den, de tedere takjes door eikanderen (hengelen, en, aldus in I één gevoegd, hier en ginds groene geweiven 'vormen -daar geden de zagte zefirs met de fchommelende blaadjes _ Hier werpt de Zon door het digte loof op den zwarten CTOnd altoos beweegende fchaduwen daar zie ik he eKdS ïjtoof den ftaatigen Eik omhelzen. . Hier vertoonen fich de SSS^ Küdtr=?i^ e" da"e! huppelendrdoor de wy' de vlakten daar doen zich de velden op , belaadeu m»r ! haare goudgeele Zomervruchten. Bekoorlyke velden bhf altoos gezegend van den Opperzegenaar „den Heer der Natuur' —— Dat m u beftend.g zoete vrede en (lilie rust woonen - Dat !*• r Vm,"7 VAn\ap' word door de vernielende hoeven' der bnefchende Oorlogspaarden ; maar uwe vrugten , jaar op jaar i ©ngeftoord moogt voortbrengen , die geruft in de fcL^n worden ingezameld! icriuuren Dus hadden de twee Herders gezongen; de een over d* Schoonheden dar Natuur, en de ander S-eï! de r i^n- t ip.ak Milon: Waarlyk Herder,, gy fyt ^goede Zanger? Maar wien van u zal ik den prys toekennen? ± W-la'an li* w.sfelt van (lukken. Hy, die den Kelk heeft, fchenke denze ven voor dan Staf, en die den Staf heeft, dien voor den Kelt C. v. ». G.  MENGEL WE R K, \ tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk. manasse's afgodendienst en berouw. Naar aanleiding van a Kon. XXI, en a Kron. XXXIII. Aan de Schryvers der Algemeene Vaderlandfche Letteroefeningen. Medeburgers! „ TT^aar ey, dóór het fpoedig plaatzen van het onlangs yj door my gezonden Stukje, hiskia's GodsdienstherL vorming befpiegeld, getoond hebt, in deeze wyze van 1 Schriftuurbefchouwing -genoegen te vinden , volbreng ' ik mvne, by het zenden, gedaane belofte, om u nog het een of ander Stukje, op gelyke leest gefchoeid, toe te fchikken. Een Stukje, 't welk tot een weder- 2 ga kan dienen. Terwyl ik, in ft vervolg , nog wel 't een en ander van dergelyken aart zal onderhan- " den neemen, en UI. doen toekomen. Intusfchen blyf 11 ik, enz. O" UI. Begunfliger. Hoe treffend fchoon was de dag-der Herftellinge van den waaren Godsdienst, by den aanvange der Regeennge van Koning hiskia! Met welk een ftreelend genoegen zag alles wat Godsdienst mint dien aanbreeken _ aanbreeken niet alleen; maar ook een reeks van negenentwintig jaaren het Ryk befchynen! Een zo lang ftandhoudend Herftel van den Godsdienst, met welken, onder gods Oude Volk, het Heil des Staats on- (*) Bedoelde Stukje is hier boven , bl. 45 . te vinden. Den Opfteller en Zender diene tot narigt , dat wy, met veel genoegen, dergelyke Schriftuurbefchouwingen ontvangen, en gaaren plaatzen. Wy zien 'er meer met verlangen te gemoete. meng. 1797. NO. 6. Q  2l6 manasse's afgodendienst onmiddelyk verbonden was, 't geen Vrede en Waarheid in de dagen van hiskia gaf, zou ons ligt hoope doen fcheppen op eene volduunng van dien fteun des Volksgeluks hoope dat de Throonopvolger van dien waardigen Vorst, 's Vaders braave voetftappen drukkende, het Volksheil beftendig zou maaken. Maar, droeve wisfelbeurtigheid van het lot der Volken ! Gelyk hiskia , ten goede, het tegenbeeld was zyns in alle Godloosheid uitgeleerden Vaders, zo ftrekte dien? Zoon manasse ten tegenbeeld diens waardigen Vaders, wiens leeyensdraad zich niet lang genoeg rekte om hera ten waardigen Throonopvolger te vormen. Volgens het berigt des Gefchiedfchryvers , in het XXI Hoofdft. van het 2 Boek der Koningen, 't welk wy thans zullen befpiegelen, verloor manasse, flegts de eerfte kindschheid ontgroeiden ouderdom van twaalf jaaren bereikt hebbende, te vroeg den Man, die hem op 't fpoor van den Godsdienst, en 's Volks gelukkigmaaking, zou hebben kunnen leiden. In deezen ontluikenden Leeftyd, zo vormbaar ten goede en ten kwaade, vondt hy zich verftooken van zulk een Leermeester,van zulk een Voorbeeld, en viel ongelukkig meest in handen van Bedervers zyner Beginzelen en Zeden. Zo lang hiskia leefde, vertoonde zich Hof en Hofgezin, 's Vorften voorbeeld volgende, den waaren Gods. dienst toegedaan. ^— Afgodery met Zedeloosheid, haare onaffcheidelyke Gezellinne, durfden zich nergens vertoonen. Dan, ontbrak het ten Hove, en in het Ryk, niet aan heimlyke Begunftigers van dit Staatsmisdryf; aan lieden , die de dagen van achas wenschten herbragt te zien ; die den dag des doods van hiskia als een blyden dag aanfchouwden ; da^r dezelve hun gelegenheid gaf, om, van 't ontzag en bedwang diens voor den waaren Godsdienst yverenden Vorsts ontheven, het duslang gedwongen gedraagen masker af te ligten; en, met verfmaading van den éénen waaren god , tot de onzinnigheid der dwaasheid der verbanne Afgodery te vervallen , en dit wangedrocht, uit dwaasheid en boosheid voortgefprooten, weder in te voeren. Om in dit fnoode plan te flaagen, weeten de na die verandering ltaande Hovelingen het zo te beleggen, dat net Ryksbeftuur, geduurende 'sVorften nog eenige jaaren duu-  en berouw. 227 duurende minderjaarigheid, als mede de Opvoeding deezes ten Throon beïtemden Kinds, althans voor 't grootlte gedeelte, in hunne handen viel. • Men mag op gronden van Menschkunde, fchoon de Gefchiedenis des zwyge, vastzeilen, dat lieden van den boven aangeduiden ftempel niet onmiddelyk naa hiskia's dood het masker wcggefmeeten, en zich openlyk, als Verimaaders van den herltelden en in zwang gebragten zuiveren Godsdienst, vertoond hebüen. Wereldwyze Staatkunde, die altoos tykavelt, is te door- en omzigtig tot het doen van zulk een verhaasten, en eigen plan verpletterenden , ftap. . , ,, , Ondermijnd, dat ik my zo uitdrukke, gaan deeze fnoode Vorst- en Rvkbedervers te werk, m het boos hun Itreelend vooruitzigt", dat de volgzaarne manasse, meest door hunne handen gevormd, ten eenigen tyde, hunnen arbeid zal bekroonen, en het zegel van Vorstlyke Goedkeuring daar op drukken. Te deezer oorzaake mogen wy vrylyk. veronderltellen, dat, fchoon, naa hiskia's dood, de herftelde Godsdienst eenigen tyd in iland bleef, dezelve van lieverlede aan t verflaauwen en kwynen floeg, door het misien van voegelyken onderftand, en het derven van noodige aanrnoe- Si'gütó Verflaauwing, de heillooze Moeder van On- VerfchilKgheid, beheerscht de Hoofd- en Hofltad — dat liat befaiettend euvel breidt zich allengs over het KyK uit - het neemt toe - het krygt de overhand. ~-~ — OnverfchilUgheid, die vergevorderde fchrede tot Ongodsdienfligheid, vermeestert de harten - deeze worden vaten ontvangbaar voor het aanneemen van alle veranderingen, die eene onmiddelyke ftrekking hebben om op de zinnen te werken, en de laagere driften volop voldoening te verfchaffen, of althans deeze, in groote en opgehoopte maate, aan den zinlyken Mensch te belooven. De Ryksgrooten en Bewindvoerders , die deezerwyze het Volk ter vervvaarloozing van den Godsdienst en ten afval van denzei ven leidden, lieten inmiddels met naa liet Fer ftand te verdonkeren en het Hart te verpesten van hunnen Vorstlyken Kweekeling; althans eenen meerderen invloed op hem te verkrygen en te behouden dan anderen1, dan de Propheeten, die toen leefden, en met yolftrekt van 't Hoff of ook van zyne Opvoeding , vemyderd waren, en manasse tegenovergeftelde beg.nzels. poogden in te boezemen. Beginzels^ voor welke hy niet onvatbaar  2ü§ manasse's afg odendie'nsï was. i Beginzels, die wortel moeten gefchooteft hebben , ondanks alle werkzaamheden ten tegendeele: immers wy zullen dezelve zien boven komen, en vrust draagen. Zo veel oordeelde ik noodig te melden, ter aanvullinge van 't verhaal wegens den jeugdigen leeftyd des Zoons van ïjiskia en hephzi-ba, die, in het voor ons liggend I Gefchiedboek, onmiddelyk te voorfchyn treedt als de I Godvergeetendfte Vorst, die ooit te Jerujalcm ten Ryksthroon fteeg, en wiens Afgodifche Gruwelen van het 3 I tot het 7 Vers vermeld worden. De dag zyner Throonbeklimming was de dag van den I val des waaren Godsdiensts. Het begin zyns Ryksbeftuurs I levert een tafereel op volmaakt het tegenovergeftelde van I 't geen wy onlangs van dat zyns Vaders ophingen. Zonder ons aan eenige vergvooting fchuldig te maaken, I mogen wy zeggen, dat hy, niet te vrede met de haat- I lykfte der voonge Koningen, in boosheid, in Afgodeff, in heiligfchenms en dwinglandy, te overtreffen, alle zyne poogingen in- en zamenfpande, om het geheele Herftel- \ hngswerk zyns Vaders te bederven. Zo zeer als die goede Vorst, by het aanvaarden zyns Ryksbewinds, zich bevlytigd hadt om den Afgodendienst te verdelgen, en ; den Eerdienst des éénen waaren gods te herftellen, zo 1 zeer was manasse in de weer, om den waaren Godsdienst 3 uit te rooiien, de Deugd te verkragten, de oude verfoeizelen der Drekgoden te doen herleeven, en zelfs nieuwe daar aan toe te voegen. Dat dit geen grootfpraak of te zwaai- en te zwart ge- ] kleurd is, wyzen de reeds aangeduide Verzen, manasse's 1 gruwelen befchryvende, ten vollen uit. De Leezer zal my wel willen verfchoonen van eene ver- I klaaring te geeven deezer meest alle zo dikwyls in de Gewy- 1 deGefchiedenis vermelde gruwelen. — Hy zal zich, hoopen I wy, vergenoegen meteen korte voordragt, die deeze aan- I eenlchakeling van wanbedryven in hellen dag zet, en het verzwaarende daar van onder het oog brengt. Te meer I zal ik bier mede volftaan kunnen: dewyl de aart deezer voordragt niet gedoogt, dat wy ons inlaaten tot een Oudheidkundig Onderzoek van deeze en geene duistere byzonderheden , 't welk in 't einde tog op een enkel misfchien zou uitloopen. De gebruikte benaamingen hebben zo veel roests der Oudheid, dat de fcherpfte vyl der Oudheidkunde 'er verftompt op afftuit. Ma-  en berouw. 2*9 Manasse, 's Vaders werk verdelgende, voerde met*alleen de Afgodery van achas weder mj maar itreefde dien reeds zo fnooden Grootvader voorby in het pleegen van alle Heidenfche gruwelen , rechtftreeks ingengt om . den waaren Godsdienst, in 't Joodfche Land, te onder te i brengen, en op de puinhoopen van dien verdelgden Godsi dienst het gebouw der fnoodfte Afgoderye op te ngten. \ . Achas hadt alleen 's Heeren Tempel toegeilooten; i manasse maakte 'er daadïyk een Afgoden -Tempel van; j in het Heiligdom zelve plaatfte hy zyn meestgelieide Att godsbeeld; in beide de Voorhoven van dat Godshuis itonI den en rookten de Altaaren voor de Baahm, en al het | Heir des Hemels. Overheerlyk drukt onze Abtswoudfche Dichter dit uit, als hy zingt: Hiskias deugt en trou had Judaes erf geveiligt, Godts Kerk en Stadt geheiligt. Mana&fe, los vau zin , Haalt Baal, Astaroth en Dagon heilloos m; Hy voert der Goden beelt flux over Levys drempel In Godts gewyden Tempel. Een ftoet van Tovenaars, Waarzeggers en Bezweerders; een ftoet van de lhoodfte Bedriegers, Vorst- en Volkverleiders, omringden den Afgodifchen Koning, die niet fchroomde tot het verregaandst uiterfte der Afgoderye te komen, en zyne Kinderen, ter eere van Moloch, door diens gruwel-vuur te doen gaan. — Manasse s voorbeeld, en dat zyns Hofgezins, werkte zo fterk op de Jerufalemmers en de verdere lnwoonders van Judea, dat Stad en Land vervuld wierd met Offerhoogten, met Afgoden , met lichtfchuwende en der dartelheid oegewyde Bosfchen. Alle ftrekkende om geen gruwelen en ongebondenheden, den waaren Godsdienst en goede Zeden ten verderve, in onbruik te laaten; God-en redeloosheid, door geheel het Ryk heenen, niet alleen voet, maar ook wasdom en fterkte, te geeven. . Een bedrvf, in alle opzigten, zo ftrydig met gods oogmerken in de ten Throonheffing van david en diens Huis, als ons in het 7 en 8 Vs. wordt voor oogen gefteld, en beflootcn met deeze alles bevattende betuiging —-~ manasse deedt ze dwaalen, dat zy erger deeden dan de \ Heidenen, die de Hcere voor het aangezigte der Kinderen Jfraè'ls verdelgd hadt. ja  MANASSa's afgodendienst In deezen hoogstbedorven ftaat, ontbrak bet niet aan ifi&S^JÏÏ? V°Ik dk ^i«st veSe gSS iviisdryt onder t oog bragten ; en, van 's Hemels wve aankondigden, dat hierom* Jerufalem en Judefte ZSZTen^n ^ 77 R^-Pen van ztifkTer^ dat het 6Ten daarvan eik met de rgC ,Z0U vervu,Ilen ' aangeduid door de 7el Skin 2*8£5F1 - ^ ;r « * der dit voiftTkT l\"^f, ?,yn, de Figuuren, waar onaer ait yolltrekt Land- en Volksbederf wordt afreheeld Ut tü4s Ëmr^a %ekke?^als ** & Pasloot van l&d ltSufi^riZZr? zalJerufakm-> het verontheimen inschfze „iftmsfcien,Zdyk m™ een fchotel uitmscht; ^St-&Ê¥^ 'm de daad! doch- *™ ^SvSS v°0r .manasse «te ontzettend; ?ervolSu«t tl ver, lli0m n?Isnoegen' h^t, woede en vervoigzugt, te vei wekken, m een van Godsdienst ledig m1 >* r i5r" grreeP met de daad plaats. Prothertr-r die dit fpelden, lnwoonders van Jeruralen ^ Zi * Dat wy hier poot anderwerf hooren: Hy doopt en verft verwoed Zyn Godcvergeete hsnd in hun onfchuldig bloed- V'y£ig treedt °P 'c wa»delpad der vroomen Moet voor zyn wreedheit fcliroomea vroomen hn knielen voor zyn zwaert. Is zulk een Aertstyran den naem van Koning waert? Jerufalem wordt een bloedbad! — Evslvk MnnfW Manasse, gy hebt reeds betoond, daï ook de Si dendtenaar het lemmer der Vervolg nee kan V™ rfzg van onfchuldig martelbloed! _ Of ghv „ïï?n,rooken ïyk gezaagd heeft, kunnen wy met geel> ze-  EN BEROUW. S3X zekerheid altoos op de lyst zyner gruweldaaden aan- fCp7eeSen wy alleen raad met het berigt in het* Boek aJ S"en , dan zouden wy, naa het melden deezer den wy?tenetzynen opzigte, meer vermeld, en moeten der- W Wv Enïfdefgewyde Oordeelkunde aanbevolen, Wy> ini Pr™ ™ te ieeven de redenen waarom wy STvo^een övIrgSSvenen de/»» W-M » «T^miSTwilde ook hrWen Manasse , thans in het AAil }*ai {aaen vï|looze koitftondigeu tegenweer^overwonnen, en op de vlust gedreeven, zich in een i)oör«« zogt Je vïfclruilen; dfar hy nogthans betrapt werd^volge^ onze overzetting. Anderen denken, da,: dit bet er vertaald wordt % /toten hem « «^fe^^S^ T^id eene befootting , door de AJiatijcne vonten ic Smaakn aaneen Koningen by hunne wegvoe tincr penleeed. -—- Wat bier van zy. Zekei gaat nu, HtSw zwafr met ketenen belaaden, na Babyion gevoerd, en dus fchandlyk vernederd, essarhaudon overgeleverd en'in den kerker geworpen wierd. nawn van Vernedering, van Nadenken ! in aie treuriS SeSkken komen hem alle de gepleegde gruwefvo0o°rgden geest; en waaren, als om hem in den akehgen kerker. ïnans l erleeven iWnen geest de lesfen, hem in zyne vroegfte jeugd geQ 4 §ec"  èja ' manasse's afgodendienst geeven; en doen hem een berouwvol Gebed uitbetezemen. Of 't geen wy in de Apocryphe Boeken, onder den tytel van manasse's Gebed, vermeld vinden, egt zy, laaten wy aan zyne plaats ; dit alleen aanmerkende, dat het geftemd is op den toon eens zich vernederenden Boosdoeners, die, door overmaat van druk gepraamd, tot zichzelven komt, en in wiens geest langen tyd bedolven Godsdienftige denkbeelden weder opwellen (*> Zyn (*) 't Zelve luidde: „ Heere Almagtige god ! Gy god onzer „ Vaderen abrahams, izaaks en Jacobs, en huns Zaads; die a, den Hemel en de Aarde gemaakt hebt met al derzelver cie„ raad; die de Zee verzegeld hebt met uw gebiedend woord, „ en den afgrond beflooten en verzegeld hebt door uwen fchrik„ lyken en heerlyken naame, voor welken alle dingen fchrikken , en t zidderen voor uw magtig aangezigt. Want de Majefteic „ uwer Heerlykheid is onverdraaglyk , en het dreigen uws „ toorns tegen de zonde onduldlyk. „ Maar de barmhartigheid uwer beloften is onafmeetelyk en ondoorgrondelyk ; want gy heere zyt de Allerhoogfte, gy „ zyt langmoedig, van grooter goedigheid, en zeer genadig, en 3, het berouwt u over de Kinderen der Menfchen. L' 3\ 1,'EEIr5 diT naar de erootheid uwer goedertierenheid „ hebt beloold dat het u berouwen zal , en dat py vergeevea „ zult den geenen die tegen u hebben gezondigd ; en door de „ menigte van uwe ontfermingen, naar uwbefluit, geeft cv den „ Zondaaren boetvaardigheid tot zaligheid. ,. Gy HEÉR8! die een god zyt der Regtvaardigen , gy hebt „ de boetvaardigheid niet opgelegd den regtvaardigen abra„ ham, izaah en jacob, welke tegen u niet hebben gezondigd: „ maar gy hebt my boetvaardigheid opgelegd , die ik een Zon„ daar ben. Want myne zonden zyn meer dan het zand aan „ de zee; myne ongerechtigheden zyn zeer veele, en ik ben „met waardig dat ik den hoogen Hemel met myne oo^en „ aanzie, van wegen de menigte myner overtreedingen. Ik ben „ gekromd in zwaare yzeren banden , ik kan myn hoofd „iet „ opheffen, en ik heb geen ruste, om dat ik uwen toorn ver„ wekt en kwaad voor uwe oogen gedaan heb : dewyl ik „ uwen wil niet heb gedaan, en uwe geboden niet onder„ houden; maar heb Gruwelen opgerigt, en veele ergernisfen „ Nu buige ik de knieën myns harten, en bidde u om se„ nade. Ik heb gezondigd, ik heb gezondigd , en"ik „ be-  en berouw; 233 2yn Gebed vondt verhooring; en hy genade in 't oog zyns Overwinnaars. Manasse wordt, van de klemmende en zwaar vallende ketenen ontheven, uit de ge: vangenis geflaakt. Hy keert, naastdenklyk onder zeer ;, vernederende voorwaarden, na zyn Ryk en Hof ftad i weder. Hoe lang zyne Gevangenis duurde is niet wel te be1 paaien. Alle omftandigheden wyzen uit dat ze kort ge- : weest hebbe. Sebna, de fnoode sebna, een der I Verleideren van 's Vorften jeugd, met zynen Meester i gevangen, bleef 'er tot zynen dood toe. I Manasse , wedergekeerd, nam geheel andere maatregejllen; en was de voorheen, om des fnooden sebna's wille, i verftooten braave eliakim , van wien wy by jesaïa in f het XXII H. leezen, 's Vorften rechterhand. Deeze t braave onder de Hovelingen (een zeldzaam verfchynI zei!) was den wedergekeerden en nu Godsdienftig geJ worden Vorst behulpzaam in het verfraaijen en uitleggen 3 der Hoofdftad; dan nog veel meer in het verdelgen van 1 alle de Afgodsbeelden , die dezelve ontluisterden en ont« | eerden; in het herftellen van den waaren Godsdienst, wel* tke, naa die zuivering, met dank- en lof offeren daar werd i ingevoerd, en ook elders in het Ryk. In het meer aangetoogen Dichrftuk van poot vinden 1 wy dit treffend afgemaald. Godts goetheit voerde voorts den eertyds laffen Koning Te Salem in zyn wooning. Zyn Godtsvrucht kreeg haer loon; Hy fteeg ten tweedemael op Jüdaes hoogen troon, ö Wonderlyk tooneel van 's Waerelds wisfelingen £n Staetsveranderingen! Het „ bekenne myne misdaaden. Daarom bid en fmeek ik 11, ver» geef het my , heere ! vergeef het my, en vergeef my ,, myne zonden, en toorn niet eeuwiglyk over my. en be„ houd het kwaade niet tegen my, verdoem my niet in de „ onderfte deelen der aarde: want gy zyt god, een god d-er „ Boetvaardigen. Maar bewys in my alle uwe Goedigheid, ,, en behoud my onwaardige, naar uwe groote Earmhar,, tigheid. En ik zal u looven , alle de dagen myns lee,, vens. Want u looft alle de kragt der Hemelen , en u komt i „ toe de heerlykheid, in alle eeuwigheid!" Q 5  «34 manasse's afgodendienst en berouw. Het wankelbaer geluk Greep nu een vasten ftand, en troostte 's lyders druk. Men zag uit dankbaerheit de vorstlyke offeranden Op Godts altaeren branden. Manasfe zwom in vreugd En Juda vondt in hem 't verloren beelt der deugt. De dagen van hiskia herleefden. Manasse bragt den overigen tyd zyner Regeeringe in ongeftoordcn voot '■ fpoed door Langer dan een der Koningen die vóór of naa hem op den Ihroon van david gezeten hebben, bekleedde hy dien, voor eenen korten tyd verhaten, Rykszetel volle vyf en vyftig jaaren. Zo lang een Regeertyd, in zo weinig woorden befchreeven als de Gewyde Gefchiedenis die opgeeft, kan met dan zeer oppervlakkig vermeld zyn. — Wv hebons f aSelSCmaakt Wy vocëzaamst °°r^elderi voor vergelyking , ten opzichte van de DiagnoftS, tusschen de Petechia, febris petechizans; en Morbus maculofus Hozmorrhagicus werehofii. (Uit het Hoogduitsch van den Heere wiciimann.) Over de wezenlykheid Cidentiteit) deezer beide met uitflag verzelde Ziekten kan niemand meer onzeker blyven, die gelegenheid gehad heeft ze beide te zien Op de geheele oppervlakte des lichaams, voornaamlvk aan de bedekte deelen, het minst in 't gezicht, koomen naamelyk , zonder dat de opperhuid 'er in '\ geringlte door opgeheven word,roode, ronde vlekken, gewoonlyk ter grootte van een erwt, veel gclykende op een verfchen vloofteek, (alleen dat ze in 't midden geen beivys van een fteek hebben) te vooricbyn; eenige worden dikwvls grooter, bhauvvagtig, donker-rood, ja zwarta.o-tig; ze zyn ;echter, offchoon in de grootfte menigte voorhanden', altoos van elkaar afgezonderd, loopen nimmer in elkaar, veranderen zelden haare ronde gedaante, en worden daarom zeer gemaklyk by morsfige lieden met vlooftcek en verward, welke reeds eenige uuren zich vertoond hebben. Deeze uitflag jeukt niet, en verdwynt van tyd tot  van be petechien, enz. 235 tot tyd, of deszelfs kleur verliest zich weder in de natuurlyke kleur der huid, zonder het ininfte fpoor van affchilfering na te laaten. De toevallen koomen ook in beide Ziekten daarin over.een, dat ze zo wel kinderen als volwasfenen overvallen. Petcchien hebbe ik evenwel dikwyler by volwasfenen, en de andere Ziekt© meer by kinderen, waargenomen. Hier in zyn dus beide Ziekten volkomen dezelfde. Zeer wezenlyk echter wyken ze daarin van elkaar af, dat men 1. by de Morbus macuïofus. Hozmorrhagicus, zo als werehof deeze 't eerst genoemd heeft, gewoonlyk geene koorts waarneemt, veel meer de pols langzaamer is, dan in den gezonden ftaat. Dat 52. gevolgelyk de zieke ook buiten het bed kan vertoeven , en, uitgenoomen eene groote mattigheid, geen pyn gewaar wordt. Dat 3. in deeze Ziekte zich altoos zwart bloed in den mond verzamelt, welk, zo als ik eens by een man van 60 jaaren gezien heb, in één dag zomtyds tot 1 ponden bedraagt. En dit verfchynzel heeft tot de benaaming aanleiding gegeeven. 4. De vlekken verfchynen hier gantsch onverwagt, zonder zich te vooren door iets anders, dan mattigheid, en gebrek aan eetlust, aan te kondigen , en maaken de eigenaartige Ziekte uit; daar, by de gewoone Petechien, reeds eenige dagen eene zwaare ziekte voorafgegaan is, en de vlekken daar als toeval in den loop van eene andere ziekte, of als complicatie, verfchynen. 5. De verfchyning van deezen uitflag is over 't algemeen veel zeldzaamer, nooit epidemisch noch befmettend, of, volgens myne ondervinding, gevaarlyk ; daar integendeel de zogenaamde Petechien volmaakt het tegenovergeftelde zyn ; en daar door aanmerkelyk met deezen uitflag verfchillen, dat zy in Hospitaalen, Gevangenisfen, op Dorpen, enz. veele zieken te gelyk overvallen. Ten opzichte van de langduurigheid verfchillen ze weinig. 6. By eenen hoogen graad van de Vlekkoorts (Pete\cbict febris petechizans) vind men zomwylen aan de extremiteiten roode lange ftraalen of ftreepen (Vibices), ook iwel Sugillationes, Ecchymomata , waar zich zwart bedorven bloed onder de huid verzamelt, en te gelyk byna uit verfcheiden openingen van 't lichaam, ten minften met den ftoelgang en urm* zwart bloed ontlast wordt. ! czui-  &36 Van üe petechien, enz. (Zulke Sugillationes of Sufufiones, die men gewoonlvK'1 eerst na den dood aantreft, erinnere ik my echter ééns. by eene langduurige ziekte, reeds 5 dagen vóór den dood c gezien te hebben, uit'welke men, als men ze alleent maar gezien had', zonder te weeten dat de zieke nochi leefde, had moeten belluitcn, dat de zieke reeds eenigee dagen dood geweest was. Dit anders zo gewoon ieekenn des doods word dus door deeze Waarneeming onzeker.)) In de Morb. macul. Hazmorrh. heb ik nooit deeze ftraalen-i waargenomen - ook nooit met de urm of excrementen^ bloed zien ontlasten, maar alleen uit den mond, en éénsE by eene neusbloeding. Ook heb ik 7. geene andere dan ronde vlekken, en nooit die; groote zwarte gezien, welke anders by de Vlekkoorts zom-tyds ter grootte van een nagel van den vinger voorkomen,, en welkers toeneemende grootte altoos met een evenredig' gevaar verzeld gaat. Werlhof zegt, wel is waar!! maculas mgerrimas gezien te hebben, en duncan zag • 111 het door hem befchreeven Geval (Medicai Cafés 1778a P* 00k hvcf Motchzs, haying much the appearance'. of Vibtces; maar het zieke kind bad duidelyk koorts; en hy ■ zegt uitdruklyk, dat het op den 8lten dag na de koorts weder door het vertrek had kunnen gaan. Ook zyn door ' aikin (Mem. of the Med. Soc. Londr. p. qcu f0i /// ï donkerrooke groote vlekken aan de exïraiiiteiten, en in de Verhandeling van graef (de Petechiis fine febre. Gom. 1775) even gelyke groote Sugillationes belihreeven. Tot een meer naauwkeurige kennis van deezen zeldzaa. menUitJlag zzl ± er noch het volgende by voegen Werlhof is, zo ik my| niet bedriege, de eerite geweest, welke andere Geneesheeren daarop oplettend gemaakt neelt, dat er Petechien waren zonder koorts, of liever met oneindig minder gevaar verzeld ; hy heeft ze dus eenen anderen, meer charadteriftiken, naam g^geeven, offchoon reeds andere Geneesheeren vóór hem", zo als hv zelve volgens zyne gewoone befcheidenheid getuigt, deeze opmerking gemaakt hebben. Men zie zyn? Opera Medica,p.5Ao Wat hy daar, p.748, en behrens, p; £%fi% van deeze merkwaardige Ziekte zegt, bevat alles wat ooit ' hier over gelchreeven is. Naderhand hebben strack, in zyn Werkje Morbo euro Petechiis, de zo even genoemde I duncan, en meer anderen, ook gevallen van deeze natuur kelchreeyen, welke door eorsieri verzameld zyn JJy Kinderen zyn onderzoekingen naar de oorzaak \ y . ui. ui excrementen'.'-  van de petechien, enz. 237 «mim ziekte over 't algemeen zeer moeilyk; dus is het nnk bv veelen selaan, om de bron te ontdekken, Siïh hSuTSSSid ftroomende bloed te voorfchyn kwam tot ik gelegenheid had, het by een volwaslenen te vnVden 'er waf naamïyk onder het verhemelte, eene Jwarte vlek, ter grootte van een nagel aan den vinger, en Ynwendfg aan de wang eene noch grootere plek welke met zwart bloed bedekt was, en die, zo als by het waare koudvuur, opgelost of doorgevreeten icheen te zyn Hier uit kwam het bloed voort, verzamelde zich aan de tanden, en wierd zo van tyd tot tyd uitgeworpen. Ik Mderftelle hier door niet, dat juist aan diezelfde plaats altoos bloedvaten doorgevreeten zyn; maar de ooriprong der bloedltorting wordt 'er des te duidelyker door. Als men eenen z^ken met bloedend tandyleesch aantreft ^hebben wy gewoonlyk aanftonds de idéé van Scorbut; heeft hv bovendien nog vlekken, zo noemt men die gemcenlyk V h^iCrt vlekken Maar tot de waare Scorbut behoort BSfcQ?»*& deeze beide verfchynfelen. De ftinkende Idem! de zichtbaar ziekelyke kwaadzappige toeftand die de - vaste deelen van het lichaam, de gezwollen voeten, de meer groen - geelagtige dan roode vlekken en de ongèlvk grooter! langduurigheid van de waare Scorbut, oSderrSden deeze genoegzaam van de boven befchree* ven Ziekte. Maar het was eens de mode, (en deeze heeft zo als ik zie, noch met opgehouden) ^uitflag, welken men niet nauwkeurig genoeg kende, of onder eenezekere clasfe brengen konde , zelfs wanneer er geen bloedend tandvleesch by tegenwoordig was . met den naam van Scorbut te benoemenden zeer dikwyls heb ik te vooren, in Engelfche Hospitaalen, een uitflag even 7o kort weg Scurry hooren noemen, of by de Paryfchc GVeSkundïeen Ebullition de Sang, waar het te veel tvdTsiS, Tiet waare charaftej van den uitflag te onderzoeken; uitdrukkingen, welke men by de fechryvers van beide Natiën noch altoos aantreft. Wat de beroemde Waarneemer pringle, in zyne>Obf onAnm difcafes. Edit.6, p. 104, over het onderfcheid der Petechien zegt , laat zich door het van my boven gezegde gemakkelyk verklaaren; te weeten, die groote macuU purpure* en Petechien zyn met anders dan in praad van elkaar onderfcheiden, eene moaificatie van deielfde ziekte. Dat echter deeze Uitflag, zo als men voorheen geloofde, en toen men 'er regt zyne aandacht  238 van de petechien, enz. op vestigde, of het zogt uit te dry ven, van een crkè Jchen aart zy, zal wel tegenwoordig, ook zonder het renik er boven van gezegd heb, niemand meer aanneelen het minst by de vlekken zonder koorts; maar het fcSrnl i thans ae algemeene ftem der Geneesheeren te zvn, dat' deeze uitflag zo zeer overtollig als deszelfs verf^yniWgevaarlyk zy, en dat men veel meer reden heeft, denzei-' ven, daar het maar mooglyk was, te verhoeden. in X XI 2 bynaJ*? wat,B0"™ van de Petechien, t in t algemeen, onderftelt, dat deeze Uitflag eene eigen* aartige ziekte zy, welkers complicatie met de eene of' andere, op zich zelfs reeds zwaare, Ziekte, b. v. Pok je?' Koorts enz. het gevaar van dezelve vergroot, zo als" over t algemeen elke, ook noch zo geringe, Ziekte daardoor gevaarlyker worcit, als zy met^eene andere gecompliceerd is. Mogelyk is 'er dus geene eigenlyke^ Vlekkoorts, of eene koorts, by welke de Petechien] even als fokjes, maazelen, gierst-uitflag, de voornaamfte rol fpeelden, en by welke men even zo zeker de vlekken vooruit konde zeggen Coffchoon eorsieri het niet voor ongerymd houdt, een Vlek-koorts zonder vlekken, zo als ten Polieskoorts zonder fokjes, aan te neemen O maar wanneer 'er een zeker fpecifiek bederf van 't bloed (men mag het dan verrotting of oplosfing noemen, of een anderen naam geeven) gebooren wordt, zo ontwikkelt zich deeze Motbus maculefus Heemorrhagicus, en gebeurt dit ter zeiver tvd by eenen zieken,welke reeds koorts, pokken, enz. heeft, zo wordt deeze oorfprongelyke ziekte daar door erger, en er kan zich alsdan een eigenaartig, mogelyk befmettend, ^^ ontwikkelen. Waarom echter, of waardoor , in ^.tttBftdemten de neiging tot dit byzonder bederf van t bloed, en complicatie met andere Ziekten, voornaamlyk begunftigd wordt, ligt niet in myn plan om te onderzoeken; ook ben ik openhartig genoeg, hierin myne kortzigtigheid te bekennen. J De zieken, welke ik aan eene eenvoudige Morb. macul. Hxmorrh. gezien heb, heb ik, wel is vlaar, alle gered, waarfchynlyk echter zoude ik niet zo gelukki* leweest zyn, wanneer zich, geduurende den doop derzeive, eene andere ziekte 'er bygevoegd had; want, waar dit gebeurde, b. v. by Pokjes, heb ik veele zieken verlooren, en het grootfte gevaar was altoos daar, waar deeze vlekken zich vroeg by eene ziekte vertoonden , b. v. te tf voore? u,tbreeken def Pokjes, of ook wel even be-  beschryving van den americ. zing-lyster. 239 mschpyving van den mocking thrush, of ameiucaansciien zing-lyster of nagtegaal. (Ontleend uit het Mufeum Leverianum, by george shaw.) Medeburgers, Schryvers der Vaderlandfche Letteroefeningen f Met het ontluikend Voorjaar op een Buiten in een der houtrykfte gedeelten van ons Vaderland ge| zeten, voelde ik my, by herhaaling, getroffen door den zang der fchelle Nagtegaalen , die, boe menigmaal I gehoord en bewonderd, wanneer zy de verrukkende en 1 fn 't oneindige veranderde toonen weder verhelten, op I nieuw de luisterende aandagt trekken en boeijen; ter1 wvl men telkens verrukt wordt door den zwier en val 1 dernooten van deezen Boschzanger, by wiens gezang £ al het gezang der overige Vogelen te kort fchiet, weg- 1 Tin den avond, naa my verlustigd te hebben met dit Lente-onthaal, viel my m handen een Stukje van " The Monthly Kevies, van Jan. 1795. In 't zelve las ?' ik eene Aankondiging van het Mufeum Leverlanum, " coniaïnmsL feleSi Specimens from the Mufeum of the late " Sir ashton lever, Knt. mth Defcriptions in Lattrt ' and Enslish, by george shaw, M. D. F. R. S. pull blished by james parkinson,Proprietor of the above ColleStion, Vol. I. containing Ftve Numbers, conjifitng " of 6ï coloured Plates, 1. L. 1. f. each Number, en vond " in de aangehaalde voorbeelden een Verflag van the " Moekim Thrush, of Americaanfchen Nagtegaal, die , " naar hét hier voorkomend verflag, den Nagtegaal van " dit ons Werelddeel wyd en verre overtreft. Ik oor" deelde het Berigt wegens deezen Nagtegaal, waar van Z men ook gewaagd vindt in raii Synopf. p. 64, No. 5.p. " ifk, No. 13, in sloan. Jam. 306, No. 34, en in catesby Car. I. Pl. 27, en waar van houttuin, uit " deeze Schrvvers, by welken hy kalm Itin. II. p. 335 S voegt, (zie het I D. 5 St. bl. 488.) eenig verilag ^ geeft, niet ongefchikt voor uw Mengeherk. Ziete  BESCHRYVINC) „ 't zelve. De Geflacht- en Soort-kenmerken'laat ik aa-J „ tervvege." J s 3 <& .g. De Nagtegaal, zo eenpaarig bewonderd als de roerajJ der Europijche Bosfchen, en zints de vroegfte Eeuwen zo I beroemd wegens zyn alle andere Vogelen overtreffende Zangvermogen, droeg die eerpalm weg, en behieldt ze varjd de rest des gevederden Geflachts, tot de Ontdekking van'3 de Nieuwe Wereld. Ten dien tyde werd de ken| nis der Dierlyke Wereld in alle haare takken vermeer-1 derd door eene groote verfcheidenheid van nieuwe en zeerfj weetensvvaardige Soorten. De Buidelratten , zo byzonder! wegens de zeldzaame wyze, op welke zy de longen! met zich draagen , langen tyd naa dezelve geworpen tel hebben , werden toen eerst ontdekt; de Pipa, of Surl* rtaamfche Padde, die, op eene rechtftreeks daar tegen-I overgehelde wyze, de Jongen in veelvuldige celletjes op> den rug draagt, was een ander voorwerp van bewondering'! voor de Natuurkundigen in Europa; terwyl, onder de Vol gelen, de verbaazende grootte van den Condor, die Schaapen opvat en wegvoert, en zelfs op grooter Vee aanvalt,' tegenovergefteld aan het klein geflacht van Kolubrietjes, 'J onder welken 'er gevonden worden veel kleinder dan eenVe J Infeélen, en opgepronkt met kleuren welke geen naboot- i zende kunst kan uitdrukken , al die verwondering ver- ■ wekte, die wysgeerige onderzoekers, by alle nieuwe en- i zo zeldzaame ontdekkingen in de Natuurlyke Historie | moeten ontwaaren. Onder de Vogelen, met het zangvermogen bedeeld 1 vondt men eene foort vm Lystcr, voor welks gezano- men 1 oordeelde dat zelfs de dus verre nooit overtroffen Nagtegaal f onzer Bosfchen moest onderdoen. Het is opmerkenswaar- ff dig, dat veele van de overfchoon, hoog en flerk, pekleurde 'II Vogelen in America verftooken zyn van dat behaaglyk en l| treffend zangvermogen, 't welk, in den Voortyd, eene zo 1 groote bekoorlykheid byzet aan de boomryke oorden van | ons Werelddeel, en waar op men zich boven andere, 1 voor de ontdekking deezes Americaanfchen Zanders, be- I roemde. Immers een onzer Dichters laat zich dus 1 hooren: I Not \  van den americaanschen zing - eyster. W Not envy we the robes tkay lent Proud Moniezuma's realm , whofe legians cast A boundles radiance waving on the fun, Whil» Philomel is ours; white in our J bodes Thró'the foft filence of the listening night The Jbber-fuited fongftres trills her lay (> I Detoonen, die de Nagtegaal flaat, zyn egter altoos aangemerkt als naar het klaagende en treurende hellende, lood te kennen geevende f aangeduid in deeze regelen, (van virgiuus.) Flet nodem , ramoque fedens, miferabile earmea Integrat, & mceftis late loca questibus implet (t> . M.ar de zangen van den Americaanfchen Nagtegaal zyn rvan eenen vrolvker aart, ftouter toon, ryker en voller ■vaïverfSeiSS' Deeze zingt by dag. en nagt, doorvan veriujciuuiutiu. e n kiemen boom, van- Ba f™in en vallen vol verfcheidenheids, van onzen ^tegZT tfoSKvoor den alles overtreden %ifJZ^%^ ^ len overtreffen- •aJ?7Ïnadeezes Nagtegaals, bezit hy het vermogen orn ï^flfm In zane van meest alle andere Vogelen naa te !£oS jaT/brSgl deeze bekwaamheid en ne.gmg^zo , r*. Ik ben geen Dichter, anders zou ik eene Vertaaling ia Verfen geeven van deeze Engelfche Dichtregelen; de z,n komt ZZ n, nedPr- Wy benyden de vederpragt met, het Gevo^«^«fchlnkektaMomezunia's Ryk, daar de Vogels ,« *l fSpe^ eene oneindige verscheidenheid van Heujn fchu' .orpnTlp in de zon, vertoonen; terwyl de Nagtegaal ae onze " terwyl door dè »gte ffil« van den luisterenden nagt, oa, *' ze'bosfchen dien kweelenden Zanger hooren. r+ï De Nagtegaal treurt in den nagt; hy helt, op' «nea tïk gezeten , eenen droeven tooi! aan., en verwit *et jam, merklagten wyd en zyd de lugt." " MBNG. J797- NO. 6,  242 beschryving van een americ. zing-lyster. verre , dat hy de ftemmen van verfcheide andere rKe*« venSncxpt; 0 van eenige geluiden des huislvken m Zo min als de Europefclie Nagtegaal in de pluimadie! iets uitfteekends hebbe, zo min onderfchddt zich dé Anutricaanjchc in dit opzigt van de overige der gevederd* Bende. De algemeene kleur is bleek aschgraauvv f de wieken en de ftaart zyn donkerder, en hellen na het zwarte; het onderlyf is bykans wit; en de tweebuitenjl permen van den ftaart zyn van dezelfde kleur, me dril kerc randen; de bek en pooten zyn zwart; de dekvedereni der vleugelen zyn eenigzins met wit geftippeld, en eenU ge der klemdere vleugelvederen desgelyks wit, vormende een ftreep van die kleur op den vleugel vunnenuef Deeze Vogel, heeft. de grootte van een'gewoonen Zingt Lyster; maar is fraaijer van geftalte. Men treft orfdfrl deeze Vogelfo.ort eene kleine verfcheidenheid aan; deeze • heeft, boven ieder oog, een witte ftreep. Eenige Schrv- ■ vers (onder anderen linn^us) maaken liier van eene 011- ■ derfcheide foort. Mr. pennant, egter, heeft deeze fleg s als eene verfcheidenheid befchouwd. Men heeft 'ei ook ' SS l T\een hippelde borst: dan dit is waarlchynlyk de ftaat, waarin de pluimadie zich vertoont, eer dezelve volkomen is. 71. •»] De befchreeven Vogel is een Inwooner van alle de warmer deelen van America , en wordt zo hoo^ Noordwaards gevonden als de Vereenigde Staaten. Voornaamiyk onthoudt hy zich in vogtigl boschagtige phaïïn cn leeft meest van onderfcheide foorten van BeS > yanhi;er moge'yk de naamen van Indiaanfchen Klapper cl Spotvogel, aan denzelven gegeeven. w™, ^ uittrekzel eens briefs van Sir charles blagdeh. Sec. R. S. aan Sir joseph banks, Bart. P. R. S. eenig verslag geevende van de getyen te napels. Rome, 30 Maart 1703. Te Napels zynde, gaf ik my eenige moeite om benV . te krygen hoe het daar gefteld was met de Wat4getyen; doch koa niets voldoenends te weeten komen. De  VAN Dft GEïYEN TE NAPELS. £4§ T)e hoeveelheid van ryzen en vallen des 'Waters is vaa zo luttel betekenis, dat men deswegen geene goede Waar> ncemingen kan doen, dan alleen wanneer de Zee zeer ftil en bedaard is. . Eene der beste plaatzen om met zekerheid iets van die Verfchynzels te bepaalen, zou weezen ter plaatze, da Napolitaanen onder den naam van de Rivier Styx bekend: eene enge gemeenfchap tusfehen Porto di Mifeno en Mare Morto. Hier ontdekte ik duidelyk, dat het jWater zomtyds in- en zomtyds uitdroomde : doch ik kon jde tyden niet waarneemen. Toen ik my aldaar bevond, feroomde het Water uit. De beste Waarneeming; Idoor my gedaan was op den tweeden van Maart deezes Raars. Toen bleek het te Napels omtrent elf uuren Vs voormiddags hoog, en tusfehen vyf en zes uuren. hnaamiddags laag, Water geweest te zyn; met.een yerjfchil van zeer net ééne voet in de hoogte, De Wind Es-wam al dien tyd uit denzelfden hoek, en de Zee was [weinig beroerd. Op den voorgaanden dag was het Water omtrent twee duimen laager geweest. Uit deeze Waarneeming, zo wel als uit eenige andere Imin naauwkeurige, befloot ik, dat de tyd van hoog WaJter in de Baai van Napels, by Veile of Kwartier - Maan * Iinviel, tusfehen negen en -tien uuren. C. BLAGüEf}, leevensi5erigt van den eerw. andrew kippis, D. D. F. R. S. & S. A. {Vervolg en Slot van bh 214.) Als een Staatkundig Schryver tradt Dr. kippis, in den Taare 1783, te voorfchyn (*). Dit Stukje, waar toe hem de fchryfftoft'e bezorgd was door Perloonen van den leerften rang, ftrekte tot Verdediging van den Vrede, die dén [ongelukkig gevoerden Oorlog met America eindigde^ De-. i (*) Con/iderations on the Provifional Treaty With America. Und the Preliminary Af$ifles of Peaee v/itb Franse ani Spain. R %  S44 leevensberigt zelve fteekt uit in bedaardheid , klaarheid en bondig-i heid. De Schryver redenkavelt uit de beginzelen van al4 gemeene billykneid en Nationaale Staatkunde. Het Gq4 fchrift rust op den grond van Vryheid, en de bewyzen^l daarin aangevoerd tot onderfteuning van het doel, wor-ii den geftaafd door het beroepen op klaare en ontwyfelbaap] zekere daadzaaken. De naauwe Vriendfchapsverbintenis, welke plaats ge-a greepen hadt tusfehen Dr. kippis en Sir john pringle,] Bart., ten dien tyde agtenswaardig en nuttig Voorzitter: in de Koninglyke Sociëteit, en die zyn openbaare Gods-;] dienstoefening hieldt by de Disfenters in PrinceS-ftreet'A bewoog den Doftor kippis, naa den dood diens grooteni] Geneesheers, op nieuw uit te geeven diens zes Aanfpraa- ] ken, gehouden by het overgeeven van zes jaarlyks uitge- j reikte Medailles, volgens Sir godfrey copley's Inftel-J Ting. Voor deeze voegde hy een Leevensberigt des Schry-J vers, die zeker, uit hoofde van den aanzienlyken rang enJ hooge agting, welke hy in de geleerde wereld bekleed-1 de, een gefchikt voorwerp aan den Leevensbefchryver \ opleverde. De dienften, door Sir john pringle aan J de ïFpbegeerte gedaan, worden in dit Leevensberigt vry 1 naauwkeurig opgegeeven ; doch des Leevensbefchryvers : beroep ftelde hem mogelyk niet in ftaat, door 't gemis I van de daar toe noodige kundigheden, om 's Mans nog ] veel grooter verdienden, ten aanziene van de Geneeskunde; J naar eisch op te geeven; daar Sir j. pringle, zo in het i befchouwend als beoefenend gedeeite van dezelve , door zyne Proefneemingen groote veranderingen te weeë kragt. 6 fn den Jaare 1784 reezen 'er hoogioopende gefchillen tusfehen de Leden der Koninglyke Sociëteit. Om deeze by te leggen, en te vereffenen, fchreef Dr. kippts een Stukje (*); en dit zyn fchryven hadt de bedoelde uitwerking eener bevrediging. Dr. kippis fchonk aan de wereld, in den Taare 1788, het Leeven van Captein james cook CD, en in't zelfde jaar dat van Dr. nathaniel lardner. Twee jaa- [ ren laater gaf hy, een nieuwe Uitgave leverende van een i (*) De Tytel was Obfervations on the late Contests in the t Royal Society. (t) The Life of Captain james cook; dit verfcheen nader* hand in het IV D. van de Biographia Britannita.  VAN ANDPvEW KIPPIS. Ü45 een Werk van Mr. fqwnes (*), by eene Inleiding, een Leevensberigt diens Schryvers. Dr. kippis gaf, in den Jaare 1791, eenige zyner eigene Leerredenen in 't licht (f). In deeze Leerredenen , die wonder wel berekend zyn om dienst te doen aan ue i-groote belangen van Waarheid, Deugd en Godsvrugt, toont de Schryver ten vollen meester te weezen van elk t onderwerp door hém behandeld; hy redenkavelt met veel i juistheids, en verklaart op eenen duidlyken trant. Schitteren zyne volzinnen niet met een ryken voorraad van gelvkenisfen en leenfpreuken , zy geeven een bedendig 1 licht van gezond verdand, en fchenken die foort van I onderwys, welke berekend is voor de zedelykè behoer.: ten des Menschdoms (4). Met den Taare 179a eene nieuwe Uitgave leverende van ! Dr doddridge's Uitlegkundig Werk (§), plaatfte hy daar j voor eene Leevensbefchryving van zyn Leermeester en ' Vriend. Deeze Leevensbefchryving drekt zeer tot lot • van Dr. kippis, die met eene bekwaame hand de treki ken aftekende van zyns Vriends C'narader, en op de 1 fchaal der oordeelkunde afwoog de verdienden van de ï veelvuldige Werken diens Schryvers. Het Slot bovenal, ■ h treen wy menigwerf met vermaak herleezen hebben , i doet eer aan de goedheid van zyn hart. In de'daad, de I dankbaare herinnering en de dreelende voldoening, welke ' het opdellen deezes Leevens hem verfchafte, kan met s nalaaten gevoeld en bewonderd te worden door eiken Over 't geheel ,"wy fchryven het met herhaalde vol1 doening af, „ was Dr. doddiuuge niet alleen een groot „ Man, (*) De Tytel was Inquiry into the Principks of Toleratkn, (t) Onder den Tytel Sermons on Praftical Subjeüs. (1) Deeze Sermons zyn XVtl in getal. De laatfte, handelenI de over de Leer des NieuwenTesttiments wegens 'slleercn AvondI maal, is een der besten, immer over dit Onderwerp gefchree. I ven Reeds vier Iteeren was dezelve afzonderlyk uitgegeeven, i' en werd aan deezen Bundel van Leerredenen toegevoegd op I verzoek van een geleerd en hooggeagt Geestlyken van de Kerk \ van Engeland. Op" onderfcheide tyden zondt Dr. kippis I vyftien enkele op zich-zelve ftaande Sermons in t licht. (.§) Family Expofttor. Die Leevensbefchryving komt voor 111 j het V Deel van de Biographia Britannka. R3  24$ leevensberigt „ Mai, maar een van de uitmuntendfte en nuttig'fte ChrisJ „ tenen, en Christen Leeraaren, die ooit leefden. Del „ indruk van zyne veelvuldige en beminnelyke Deugden! „ zal niet uit mynen geest gevvischt worden, zo lansl „ dezelve eenig vermogen] van herinnering behoudej i, Zo verre is het 'er af, dat deeze indruk "by my zoid „ verlooren gaan , dat ik dien altoos met allen vlyt aan-il „ kweeke. Ik agt het geen gering gedeelte van het geluk \ „ myns leevens, dat ik m 't zelve gefpaard ben, omJ „ deeze betuiging van pligt, dankbaarheid en toegene-1 „ genheid, af te leggen aan de Naagedagtenis van mynJ „ Weldoener, myn Leermeester, myn Vriend, en mvnJ ,', Vader!" j Een der laatfte Lettervrugten van Dr. kippis was hettt ter Drukpersfe gereed maaken eener nieuwe Uitgave eens 3 Werks van dien hooggefchatten Leermeester r*j. Heti 3s bekend, dat de byzonderheid, welke dit Werk byuit-1 ftek nuttig maakt voor de zodanigen, die zich toeleggenJ op Metaphyfifche en Godgeleerde Nafpeuringen, beftaatl in eene groote verfcheidenheid van Aanwyzingen tot ge- .1 heele Werken, of tot byzondere Stukken, de verhandelde'! Onderwerpen betreffende. Toen . deeze Lesfen , in den il Jaare 1763, voor de èerfte keer het licht zagen, warenil die Aanwyzingen talryk genoeg; doch, zints dien tvd,,| waren 'er zo veele Schriften uitgekomen, dat men met reden E mogt verlangen om die lyst van Overwyzingen verbreed te» zien, ,door het ophaalen der Naamen en Schriften der zo-, danigen , die, naa doddridge's dood, over die Onderwer. , pen de pen gevoerd hadden. Niemand was beter rot het volvoeren van deeze taak gefchikt dan Dr. kippis niet alleen van wegen zyne uitgeftrekte en tot kleinighe' den toe gaande kennis van den voortgang der Letterkunde ! in 't algemeen, maar ook uit hoofde zyner bedreevrnheid 1 in de gefchiedenis der Godgeleerde Gefchillen. Hy nam, 1 derhalven, dit werk op zich, en het blykt, uit de ver-1 gelyking van deeze Uitgave met de voorgaande, dat de I waarde deezes Werks grootlyks vermeerderd is door veelvuldige Aanwyzingen in den Text ingevoegd, en door : de menigte van Aantekeningen, niet alleen gefchikt om ; de zodanigen, die zich op de Godgeleerdheid toeleggen byftand te verleenen, geduurende den tyd hunner Academie* iaa«! (*) Dr. poddridc-e's Ct>urft sf LHime^  VAN ANDH.EW KIPPIS. 247" iaaren; maar om hun zodanige bronnen van berigtgeeving aan te wyzen, als hun van dienst kunnen weezen in hunne volgende nafpeuringen. —- In het volvoeren van dit plan heeft Dr. kippis niet ten oogmerke gehad om algemeene ophelderingen te geeven van de behandelde Onderwerpen, noch ook om de gevoelens van Dr. doddridge te bevestigen, of tegen te fpreeken; zyn eenig oogmerk was, om met vryheid en onpartydigheid de Schryvers te vermelden, die de veelvuldige Geichillen van alle zyden behandeld hadden: ten einde de geest des Kweekehngs zich uitbreide, én hy in ftaat gefteld worde om met re meer vrugts en voordcels zyne nafpeuringen der Waarheid voort te zetten. Uit hoofde zyns veelvuldigen Letterarbeids, vondt ur. kippis zich in de noodzaaklykheid , om, in den Jaare 1784 zyne Verbintenis met de Academie van Mi-.coward te ftaaken , en de twee andere Leeraars traden het volgend jaar uit hun post; dus werden de Leslen op die Academie geftaakt. "Niet weinig Disfenters van aanzien bejammerden het ftaaken deezer Academie, en reden hebbende om te gelooven dat dezelve met .ligt weder aan den gang zou komen , vormden een plan van eene nieuwe Academifche Stichting, welke naderhand ftand sreep te Hackney, onder den naam van The New College. |)r kippis , die deeze nieuwe Stichting zeer ter harte nam, Het zich overhaalen om een der Onderwyzers te weezen, fchoon het hem zeer ongelegen kwam, uit oorzaake van zyn veelvuldigen Letterarbeid, en den afltand zvner woonolaatze van dit Collegie. Dit, gepaard met eenige andere omftandigheden, noodzaakte hem, naa het verloop van weinige jaaren, die post te verlaaten; dan hv bleef volharden met ten beste dier Inrigtmg te werken , door eene ruime Infchryving, en zyn invloed by ryke Vrienden. De Voorzienigheid hadt Dr. kippis met een mtfteekend gezond lichaamsgeftel befchonken. Hy hadt het onverzwakt bewaard door een geregelde en maatige leevenswvze. In de bezigheden, waaraan hy zich overga!, werd hy zeer zeldzaam geftoord door eenig hchaamsonwemak. Uitgenomen eene Koorts, die hem eenigen tyd onder hieldt, omtrent twintig jaaren geleden, en eene aanhoudende hoest, die hem eer voor- dan nadeehg was, genoot hy een ongemeen deel van gezondheid. — Maar de nuttigde bezigheden hebben haaren beftemden tyd-j/de R. 4  -1% tEEVENSBERÏGT dierbaarfte! verbinten is fen worden in 't einde verbrooken. Geeuwende laatstleden Zomer deedt Dr. kippis eene vrv lange reis,, .en keerde, zo als zyne Reisgenooten zich verbeeldden / weder met vernieuwden lust en herilelde kragL Gnxnlyks ftonden zy, te hunner bedroevinge, verwonderd, toen zy vernamen, dat een Koorts hem in hetziekbedde nedergeworpen hadt; eene Koorts die de aangewende tegenmiddelen van de bekwaamde Artzen te fterk V!e V?^ ee£ einde aan JsMans leeven maakte. De ongefteldheid, die Dr. kippis uit dit leeven wegrukte! was van zodanig eenen aart , dat ze hem ongenegen en onbekwaam maakte, om iets te doen, of zelfs ved te Twee" ken met die hem geftadig oppasten. Nogthans is 'er ree" TM ^looven' dat hy ? in den eerften aanvang zyner ongefteldheid, met buiten duchten was, dat dezelve zvnö ontbinding zou ten gevolge hebben. De laatfte openbaare Dienst, welken hy vernette, was op Zondag den io van Herfstmaand 1795. Op den 8 van Wynmaand ortwaakte hy, naa een genisten flaap van eenigen duur, en eene korte poos daar naa blies hy den laatften levensadem Uit, in zyn huis te Crownflreet, Westminfter ; den ouder" dom van één. en -zeventig jaaren bereikt hebbende. Muhis Uk btrnis fiebilis occidit. Op den 15 van Wynmaand werd het Overfchot de«*7e« waardigen Mans rouwftaatig ter aarde befteld od het Kerkhof in Bunhill-fields *De Begraafnis RedenvLing werd uitgefprooken door den Eerw. Dr. rees, die op de.? Zondag daaraan volgende een Lykreden deedt, over de woorden: Ziet naar den Opregten; het einde van dien Man zal vrede zyn (*). Uit het vlugtig berigt, 't welk wy gegeeven hebben van den Letterarbeid van Dr. KiPMS,%!lëzeei eigenaar" tig de. Vraag ontftaan, hoe hy, te midden van zo veele ?!r,r wefke"due verngtingen, tyds genoeg te zyner befchikkinge kon hebben, om zo veel werks af te doen zonder verwarring of verbystering? Het Antwoord op deeze Vraag zal eene zeer nutte Les ver/ehaffen voor alle Jongelieden, en wel byzonder voor de zodanigen die zich op de Studiën toeleggen, en nog geene hebbelvkheden ten tegendeele lieten wortelen. »wwy*"«5 (*) Pfalm XXXVII: %f. " , " Dr"  van andrew kïphs. M9 Dr kippis was," om de woorden van Dr. rees te "bezien , „ van zyne ieugd af gewoon vroeg op te 1 ftaanf hier door was hy0 meester van een gedeehe vds, waarin hy door geene afroepingen kon geftoord worden beezé^ gewoonte bragt niet mm toe tot zyne gezondheid dan tot het wel volbrengen van zyne BeZ roepsbezigheden en anderen Letterarbeid. — De nawuïlyke vermogens van zynen geest kweekte hy aan met eene volharding, waarin weinigen boven hem m " ftaken , en niet veelen zyne maate konden haaien. Ly , hadden eene vastheid gekreegen door eene geregelde en , beftendige oefening, en fterkte door.'t gebruik. — Nimmer was hy overkropt met, ot yerbysterd door, de , verfcheidenheid zyner Letteroefeningen. En, Jchoon ' hv zich in verfcheide betrekkingen geplaatst vondt, die zyne aandagt vorderden, en afriepen van zyne gehet„ de Letterbezigheden, fcheen het hem nooit aan tyd te ,, ontbreeken. Klke zaak volvoerde hy op haaien tyd , , door eene wel overlegde fchikking op zyne.Studiën^en , andere bezigheden, van welker aantal en verfcheidenheid hy nimmer eenigen ophef maakte; en door■zyne aandagt geheel te vestigen op 'tgeen hy onderhanden hadt, vêfmydde hy alle verwarring. Altoos bezat hy zichzelveii: en hy vondt tyd tot leezen , Ichryven en let, terbezigheden , zonder den tyd te neemen welke hy ,, moest belteeden tot het waarneemen zyns Beroeps en „ het voldoen aan alle de Maatfchappyelyke betrekkin„ gen, waar in hy zich geplaatst vondt ( ). Misfchien lazen weinigen ooit zo veel, en met zo veel voordeels voor zichzelven en anderen, als Dr. kippis. Wv hebben van een zeer geloofwaardig Geleerden veraftaan, die het van den Man zei ven hadt, dat hy eens, dn» jaaren lang, zestien uuren op een dag las; dat een der groote Werken, van hem geheel doorgeleezen, was: Lhc General DiBionary, X Deelen in Folio. Deeze leezmg, voegde hy 'er by, hadt den grond gelegd tot zyn imaak en bedreevenheid in Leevensverhaalen op te Hellen, tiy vormde een juist oordeel over de inwendige waarde van elk uitkomend Werk 't geen hem in handen kwam ; en 'er waren weinig Werken, in het vak der Letteren, waarin hv arbeidde, die, ftaande het verloop van veele jaaren, 1 * net C) Furieral Sermon, p. 36. R 5  25° •' leevensberigt het licht zagen, of hy wist 'er een oordeelkundig berigt \ van te geeven. °. Voornaamlyk lag Dr. kippis , buiten 't geen by zyn Beroep behoorde, zich toe op de Clasfïfche SchryversrJ de Praaije Letteren en de Gefchiedkunde (*). Bovenal wis hy bedreeven in de Gefchiedenis zyns eigen Lands, en de beginzelen der Britfche Staatsgefteltenisfe. Aan dezelve was hy verknogt, deeze verdedigde hy. Nogthans liep hy, als eenProteftanttch Dis/enter, niet geheel vry van het vermoeden, 't welk op bykans geheel het lichaam der Proteftantfche Disfenters kleeft, dat hy niet Wél voldaan was over de Engelfche Regeeringsgefteltenïsfe. _ Men vermoedde zulks ten onregte. Dr. kippis ! was, in de daad, een yverig Voorftander van Godsdienftige en Burgerlyke Vryheid; hy beklaagde, met veele van de wysften en besten, het beftaan van zekere erkende misbruiken ; maar hy was geen vriend van eene geheele omverwerping van het oude; over 't geheel hieldt hy de Ryks-Regeeringsgefteltenisfe als gefchikt om redelyke Vryheid te befchermen, en Volksvoorfpoed te wege te brengen. In zo verre mogt hy een Conjïitutionalist heeten. Als zodanig was het, dat hy zyn naam deedt uitfchrap. pen by eene en andere Politieke Sociëteit, waar hy landen tyd Lid geweest was , toen, zyns oordeels, de zaak te verre ging; dan hy liet nimmer de beginzels vaaren , op welke zyn eerfte verbintenis met dezelve gegrond was. i De veelvuldige Verbintenisfen van Dr. kippis deed«n hem nimmer de Studiën, en Pligten meer onmiddelyk tot zyn Beroep behoorende, verlaaten. Zyne bedreevenheid in Verfcheide takken der Godgeleerdheid, en kennis aan d* ; onderwerpen dienftig tot een oordeelkundige verklaarins der Gewyde Schriften, was zeer uitgeftrekt. Eiken daS las hy beftendig een gedeelte van het Nieuwe Testament irt het oorfpronglyke. Hy was een vast Geloover in den Christlyken Godsdienst, op gronden van het rypst onderzóék en de volfte overtuiging. Oorfpronglyk was hy opgevoed in Cahinistifche beginzelen; maar zeker toeval, door hem vermeld in eene Aantekening op het Leeven I van . (*) In zyne jeugd beïlondt hy nu en dan de foaar der Dichtkunst te roeren. Eenige zyner Lofzangen, en verfcheide Pialmen, zyn geplaatst in The New ColleElitn op Eymm for PuMie Worfhip.  VAN ANDREW KIPPIS, Sgï van elisha coles, in de Biograpkta Britanmca, bragt hem ter omhelzinge van ruimere Godsdienstbegrippen. ,Een Werk van coles over gods Oppermagt, (m den ftrengften Calvinistifchen trant gefchreeven,) werd hem, toen div veertien jaaren oud was, in handen gegeeven, door eenige volyverige Vrienden, om hem te verfterken in de daar in beweerde Leerftellingen. Het leezen deezes Werks hadt een volkomen ftrydige uitwerking. De Schryyer ftelde de Tegenwerpingen, wegens de Leer der volftrekte Verkiezing en Verwerping, als mede ten opzigte van andere Gefchilpunten, voor, om ze vervolgens op te losten: doch aan den jongen kippis kwamen de Tegenwerpingen kragtio-er voor dan de Oplosfingen. Derwyze, dat hy aan het leezen deezes Werks zyn eerfte verwerping van de Cahinistifche Leerbegrippen verfchuldigd was. —-- Jn t laatfte gedeelte zyns leevens helde hy over tot de onderfcheidende begrippen der hedendaagfche Umtansfen; doch hy was verre van alle begrippen, door zommigen hunner omhelsd, aan te neemen. Als cm Leeraar was Dr. kippis in zyn voordragt redeneerend en fchriftuurlyk beide, oordeelkundig en onder wvzend, fterk op de betragting in 't flot aandringende ; bY byzondere gelegenheden wist hy gelukkig het redeneerende met het hartroerende zamen te voegen. Zyn wyze van voordragt was natuurlyk , vry van alle gemaaktheid , en , wanneer de gelegenheid het vorderde , vol van klem en nadruk. Dr. kippis ftak niet meer uit van wegen zyne Zielsvermogens, zyne Letterkundige vorderingen, en uitfteekende Schriften , dan ter, oorzaake van de Deugden, die een Christen , een Geleerden , en een Mensch , ten cieraad ftrekken. In opgeruimdheid en vrolykheid van aart m zagtheid van zeden, in aangenaam- en leerzaamheid des orfderhouds, werd hy door weinigen overtroffen. Zvne Godsvrugt was gegrond op de verheyenfte gevoelens van de Godlyke Volmaaktheden en Voorzienigheid ; diens wil te kennen was zyne geftadige beoefening, en dien te betragten de wellust zyns leevens. Die ftugheid van aart, dat naargeestig voorkomen, die ftrengheid in gedrag, welke ontftaan uit verkeerde begrippen het Opperweezen betreffende, kende hy niet. De Chnstlyke Deugden, door Apostel paulus „ Vrugten van den Geest" geheeten, ftrekten hem ten cieraad. Deeze betoonde hy in alle zyne betrekkingen en handelingen j  352 LEEVENSBERIGT VAN ANDREW KïMM. deeze maakten hem bemind by allen, die het geluk had- , den om hem van naby te kennen; by deeze Se hv vSegSr!lgZaaine Ceriykheid' en edde onafhangelykheid Ter Vrouwe hadt hy eene verftandige, voorzigtige ea aangenaame, Leeyensgezeiiinne; maar,"op 't einle eener ?JE gf.lukklêe, -Bgtverbimenisfè, werd zyne tedere hefae gevoelig gelchokt door het lyden deezer dieibaare^ die eene kwaaie kreeg welke haar langen tyd kwelde, ea voor welke geene geneezing was. Gevoelig deelde hy 5 haare pynlyke ongemakken, en poogde dezelve te verzakten door eene vlytige oppasfmg. y De Godlyke Voorschriften van het Euangelie waren de loSrr?,.nïe/inZeIS gedrags; de uhlteekende Beloften de gronden zyner Hoope, Vertroosting en Vreug- ■ d-C Py-Jeufde met voor zichzelven alleen, maar zvn uitgebreid hart was fteeds genegen en werkzaam om het welvaaren van anderen te bevorderen. De uitflag hier- van was die voldoening, welke zelfzoekenheid nimmer kan verfchaffen; en, terwyl alles binnen in zyne zielek rust was en helder werd zyn geluk vergroot door de aangenaame bewustheid, dat hy bemind werd door zyne Vrienden, en dat hy, buiten dien kring, in aller hoo/ag ting deelde. - Ten befluite: geduurende den loopgVln een lang en werkzaam leeven, genoot mogelyk niemand op de proeve duidlyker en volkomener, dan hy, de waarheid der betu,g,nge m de Heilige Bladeren, „ dat de „ wegen der Wysheid wegen derlieflykheid , en alle ,, haare paden paden des Vredes, zyn." de voornaamste byzonderheden wegens de harem by de turken; en iets wegens de schoonheid der turksche vrouwen. (Ontleend uit The .Natural History of Alebpe, hy alexandeii MD. The feconcl Edition f revifed , enlargeal and ttlujtrated with Notes , by patrick russel , 'MD and F. R. S.) *' T^e,"d «nder onze Landgenooten is russel's Natuur„ \J lyke Historie van Aleppo, vóór veele jaaren ver„ taald uitgegeeven. De Schryver fchonk dit altoos ge„ agt Weck., omtrent veertig jaaren geleeden, aan zyne „ Land-  byzonderheden wegens de harem, ' 253 „ Landgenooten. Die keurige Waarneemer was reeds „ op eene Tweede Uitgave, met veele Verbeteringen en „ Byvoegzelen, bedagt geweest. Van dee2e zondt hy een „ Affchrift aan zyn Broeder patrick russel , die, als „ Doclor, te Alcppo was gebleeven, met verzoek om alle „ inogelyke aandagt toe te brengen tot het verbeteren „ der nog overgebleevene gebreken. Niets kwam hier s, van, geduurende het leeven des Schryvers. Maar „ Dr. p. russel, in Engeland wedergekeerd, vondt, onder * de Papieren zyns overleden Broeders, veel ftofs ver„ zameld tot eene nieuwe Uitgave. Deeze met eene „ groote verfcheidenheid van ftoffe, zints verzameld, heb„ ben eindelyk de zints lang beoogde nieuwe Uitgave „ te voorfchyn doen komen, die in grootte en prys het „ dubbele van de voorige uitmaakt, en dus als een ge- „ heel nieuw Werk mag aangezien worden (*). „ Onder de veelvuldige vermeerderingen en verbeterin„ gen, heeft de tegenwoordige Uitgeever, zich bedienen„ de van de gelegenheid , welke zyn Beroep als Arts „ hem aanboodt, zyne eigene en der Leezeren nieuwsgie„ righeid voldaan met een omftandiger Verflag te geeven „ van de Harem, of de Verblyfplaatzen der Turkfche „ Vrouwen, dan wy ergens aantreffen, en oordeelen wy „ den Leezer van ons Mengelwerk geenen ondienst te zullen doen met de voornaamjle Byzonderheden van „ dit Characlertekenende Voorwerp der Oosterfche Huis„ houding mede te deelen ; ten vollen verzekerd , dat „ deeze befcheiden, op getuigenis van eenen zeer geloof„ waardigen Man berustende, fchoon, in eenige opzigten, „ van veele andere berigten, deswegen gegeeven, verfchil„ lende, hunne aandagt overwaardig zullen bevonden wor„ den: zeer onderhoudend is het Verflag, waartoe wy, „ naa deeze noodige aanleiding, toetreeden." $ -#;'•#< # Wanneer de Turkfche Dames elkander in den voormiddag bezoeken , leggen 'zy by de intrede in de Harem den fluier niet onmiddelyk af: want bet mogt weezen dat eenigen der Mannen nog t'huis waren, en haar, in 't voor- (•) 't Zelve beflaat 2 Vol. in 4to, en Kost 3 L. ia S. enzag in den Jaare 17^4 het licht.  254 voornaamste byzonderheden voorbygaan, zouden kunnen zien; maar, zo ras 7v vertrek mtreeden van de Dame welke zy vooiSbS te bezoeken, is.een der jonge Dames, of eene Slaav n, te" ftond gereed om den fluier weg te neemen, die zorgvul dig opgevouwen en weggelegd wordt. Het ftrekt ten teken dat de Bezoekfter alleen, voorheeft eenef korte doo? te blyven, als zy in ftede van den fluie over re geeven, alleen haar hoofd ontdekt, en voorts den fluier !Sbos by de fchouderen neer laat hangen. DitTedrvf veroorzaakt gemeenlyk een vriendelyken ftryd tusfehen de Bezoekfter en de Bezogte; de laatfte dnWaan o» het wegbergen van den fluier, 'de eerfteï weiger? de ove£ gave. Een dergelyke tweeftryd ontftaat 'er by het e L digen des bezoeks. Wanneer aanhouden de Bezoekfter niet kan beweegen om langer te blyven, is de fluier wS de Dienstboden, des vooraf onderrigt, wenden voor overal 'er vergeefsch na te zoeken. Als zy dan op de' vqlftrekte noodzaaklykheid van haar heelngaïn Paan- Sgt^W°r5dt- h3ar te Verftaan gegeeven.dat dfAga, 0f Heer des Huizes, nog niet is uitgegaan, en houdt men ïiïïe gïaiï Tf' °fZV het f« 'iebb* om ongcüZd Tlirf rXyZC V-"u eII5ander te ontvangen betoonen de Turkfche Dames zich mm pligtpleegende dan de Mannen Haare verwelkomende aan&Sfen f fchoon'op^en zS mSvoor0.011 § ' nagen Zy r3sfer en gemeenïat De gewoone groete wordt volbragt met de reater hand op de. flinker borst te leggen, en lethoofd eeii weimV te buigen. Zomtyds groeten zy met een kus op den wang, de jongeJuffrouwen groeten de oudere Dames met een handkus. Zy worden op Koffy en Tabak ontnaaTd s Sherbet en Reukwerk komen alleen, by byzonderfgele genheden, te voorfchyn. y uuuclc &C1C De groote Heeren worden in de Harem opgepast door Slaavinnen, op dezelfde wyze als in de andere vertrekken door Knegts. Deeze blyven ftaan in eene nederige houding van oppasfen , met de handen kruislings op den gordel, en op den grond neergeflaagene oogen. De andere Dames, zo wel als de Dolers des Huf'gezins! brengen by gelegenheid, Pypenen Koffy; doch b^en niet n1f;^?VVuuden verz?gt te gaan zitten, of gaan heen. Di egter hebbe men van de Grooten te verftaan; want, m t gemeene leeven, ftaan beide,'Vrouwen en Dog™ s , den  WEGENS DE HAREM BY DE TURKEN. S55 den Mannen flaafsch ten dienfte. Lieden van -beiderlei Sexe zitten nimmer by elkander aan tafel. Zeldzaam worden alle de Dames van een Harem* door de Grooten, te zamen gezien, of het moet gebeuren, dat zy , in den Zomer, verrast worden, zittende in de Divan, waar zy zamenkomen om eene koele lugt te f'cheppen. Op 's Mans inkomen, ftaan zy alle op, maar, des verzogt zynde, herneemen zy haare plaatzen (eenige van de Slaavinnen uitgenomen), en hervatten haar werk. Hoe druk fnappende zy ook geweest zyn vóór des Heeren inkomen, volgt 'er een ontzagbetoonend zwygen op het oogenblik zyner verfchyninge: een bedwang, haar te minder lastig, dewyl zy daaraan van de kindsheid af, als 't ware, gewoon zyn. Het is verbaazend te zien hoe fchielyk het geraas der Kinderen ophoudt by de komst van den Vader; maar de Vrouwen klaagen zeer over haar onvermogen om ze te doen zwygen in diens afweezen, of de Kinderen , door dreigen of vleijen , tof bedaaren te brengen. Schoon de tegenwoordigheid van een groot Heer de ionsere Dames dit zwygen oplegge, vindt hy altoos eenige der oudere Matroonen gereed genoeg om hem te onderhouden, zo hy anders lust tot kouten hebbe. Op deeze wyze verneemt by het nieuws van den dag, 't geen , hoe zeer fchaars de ftoffe des onderhouds by de Mannen, zeer gezogt wordt by de openbaare Baden, en rond verteld door de Vrouwen die Waaren te koop veilen , Pecllers geheeten, en zy die den naam draagen van Bidoween Vrouwen, aan de Harem verknogt. De eerstgemelde , die meestal Joodfche of Christen Vrouwlieden lyn , verzorgen de Dames van Gaas , Neteldoek, Borduurwerk, Snuisteryen, en hebben daarenboven de kunst om geheime historietjes te verzamelen, en op te eieren; de laatstgenoemde zyn niet min fnapagtig , noch meer geheimhoudend ; maar bezitten daarenboven een vergund voorregt om vryuit met de Mannen te fpreeken, en zy lweeten volmaakt, op welk eene wyze zy deezen moeten onderhouden. Deeze vryheid ontftaat daaruit, dat zy dikwyls gehouden worden als Minnen, waardoor zy een i ftandhoudend verblyf in een Huisgezin krygen; de Zoogi zuster blyft in de Harem, en volgt met den tyd de Moeder op. De Grooten fpreeken, in deeze ledige uuren, ook i j geene Dame, dan die aan welke het toebehoort, het zal I waagen ongeroepen binnen te treeden. De Turken neemen, in de tegenwoordigheid hunner ■ Vrouwen, een trotfcher en agterhoudender houding aan 13 dan zy gewoonlyk betoonen, en, in hunne wyze van nj deeze aan te fpreeken, zyn zy min beleefd, en brusker, dan q onderling, of zelfs met Mannen die zy verre beneden il zich in rang fchatten. Naardemaal dit dikwerf is waar- \ genomen in Peïfoonen die uitftaken in heuschheid en il minzaamheid van voorkomen jegens de Marïnen, mag dit :1 veeleer aangezien worden als hunne gewoone handelwy- I ze, dan toegefchreeven aan de toevallige tegenwoordig- -I heid van een Europeaan : dit wordt Wyders- bevestigd I door het doorgaande gedrag der jonge knaapen, die, op I een bevelvoerenden toon, tot de Vrouwen fpreeken; iets I 't geen zy alleen uit de hun gegeevene voorbeelden kun- I nen geleerd hebben. De Mannen oordeelen het misfchien ftaatkundig, deeze houding en dit gedrag aan te neemen, j in een ftand waar men mag veronderftellen dat de hcerfchappy moeilyker valt te bewaaren , dan onder hunne manlyke afhangelingen; en daarom waagen zy het alleen in uuren van afzondering die beleefdheid te betoonen, welke zy, als iets aan hunne waardigheid ontneemende, voorzigtig oordeelen, in hun algemeen gedrag, te verbergen voor Perfoonen, van wier gehoorzaamheid zy gelooven zich alleen te. kunnen verzekeren door een voorkomen van ftug- en ftrengheid. De Vrouwen, inzonderheid die van rang, betoonen zich wederhoudend omtrent haare Mannen ; terwyl zy een aanhaalende en hartlyke genegenheid laaten blyken voor haare Broeders, fchoon deeze dikwyls beantwoord wordt met weinig meer dan een koel welgevallen; even als of der Vrouwen betooning van tederheid eene fchatting ware aan der Mannen meerderheid verïchuldigd. Nogthans zyn 'er tyden en omftandigheden, waarin de natuurlyke geneigdheid de overhand bekome op deeze koele onverfchilligheid der Jongelingen. De zugt van eene Zuster, die zich in ongelegenheid bevindt, of haar kwynen in eenen zieklyken ftaat, veroorzaakt dikwyls ' eene ontroering, voor welke zy, als men uit de algemeene fchynbaarheden Zou oordeelen , wel wenschten onvatbaar te zyn. Zich te gelaaten als of men onaaudoenlyk is, maakt een opmerkenswaardige trek uit in het Characler der  wegens de harem by de turken. Z$7 der Turken. Hier door zyn ze in ftaat, om , onder den last der knellendfte tegenheden, een voorkomen van rusjtigheid en welgemoedheid aan te neemen , veel grooter idan zy met de daad bezitten; en, by andere gelegenbeJden , fpannen zy hunne uiterfte poogingen in, om die kandoenlykheid te verbergen, welke in te volgen, by andere Volken, voor iets loflyks gehouden wordt. Der Tur\kcn uitwendig gedrag is over 't algemeen gekenmerkt jdoor deeze gemaaktheid ; de weezenlyke aandoeningen hunner zielen, die met de roerzeis der algemeene menschElykheid zamenftemmen, zyn meer bedekt voor 't oog der swaarneemeren. 1 Lieden van Rang, Mannen die Bedieningen bekleeden, iverlaaten de Harem 's morgens vroeg, en brengen, de twee auuren naa den middag uitgezonderd , den meesten tyd jdoor in andere vertrekken. Maar de zodanigen, die weijrn'g bezigheids hebben, de wellustige jonge Mannen van tellerlei ftand, houden zich veele uuren in de Harem op. ÉEenige toegeevenheid heeft hier plaats voor de jongen , «enige weeken naa dat zy in den Egt zyn getreeden ; Imaar een verwyfd character, 't welk in geenen deele fagting heeft onder de Mannen, is verre van gevallig te Iweezen by de Vrouwen. De tegenwoordigheid van den plan , op ongewoone tyden van den dag, brengt de geJheele Harem in bedwang, en hoe zeer de eene of andefre begunftigde in het Vrouwentimmer genoegen moge dcheppen in de byzondere aandagt, welke haar Heer ten diaaren opzigte betoont, beklaagen zich de overige VrouJwen, wegens het gemis van haare vryheid , door dit «veelvuldig en lang t'huis blyven. I De Grooten, indien zy eene ligte ongefteldheid hebi:ben, blyven gezelfchap zien in andere vertrekken; doch jwatmeer de ziekte ernftig wordt, begeeven zy zich in de ÏHarem , om opgepast te worden door hunne Vrouwen. |Te deezer gelegenheden kunnen, behalven de Genees«heeren, en zeer nabeftaande Bloedverwanten, geen men|fchen by hun toegang krygen, dan alleen in de dringendjfte gevallen. Zy doen eene keuze onder de Vrouwen ttvan de zodanige, die zy meer onmiddelyk by zich ter Joppasringe verkiezen; en ééne wordt byzonder gekoozen itom een berigt te geeven aan den Arts van 't geen 'er «s voorgevallen in den tusfchentyd zyner bezoeken, Som diens onderrigtingen te ontvangen, en toe te zj^n I meng. 1797. no. 6. S dat  25$ BE VOORNAAMSTE BYZONDERHEDEN dat alles, naar eisch der voorfchriften, worde in agtg genomen. Geneeskundigen, 't zy Europcaanen of Inboorelingen j hebben toegang in de Harem , ten allen tyde dat humli oppasfen vereischt wordt. De Arts , naa aangediend tet zyn, moet aan de deur wagten tot de baan klaar is (*);, .dat wil zeggen, tot dat zyn Patiënt, als het eene Vrouwe! is, haar gezelfchap en oppasfters , en andere die in ddj vertrekken zyn mogten, door welke hy heen moet, zicbj met den fluier gedekt hebben ^ of weggegaan zyn. <] Hier op wordt de Arts na het vertrek der Zieke gebragt door eene Slaavinhé, die voortvaart om met eene luidej] ltemme diens komst aan te kundigen; uitfehreeuwende i| Dirb\ dirb ! al hakeem Gia-yl „ Weg! weg ! de] m Doctor komt!" eene voorzorg, die niet altoos voorkomt,] dat ongefluierde Dames, die dit niet gehoord hebben, toe-] vallig het voorhof overloopen : in welke gevallen het eenen] welleevenden Arts voegt de oogen elders heenen te wenden.i| . De kamer intreedende, vindt de Doétor de Zieke be^l dekt met een los overgeflaagen fluier, en dewyl het een] algemeen aangenomen denkbeeld is dat de ziekte uit de] ïols kan gekend worden (f), is de Arts niet gezeten of] de bloote hand wordt ter polsvoelinge aangebooden (lj.\ Als dan befchryft de Lyderesfe haare kwaal, en indien] het noodig is de Tong te zien, wordt de fluier ten dien] einde opgeflaagen; terwyl de Oppasfters het overige des] aan*] (*) Wanneer men weet dat de Geneesheer komen zal, geeft] de Bediende, die de post heeft om de baan klaar te maaken,] hier van kennis , met te roepen: Amel dirb ! Atnel dirb \ \ „ Maakt u weg! Maakt u weg!" en, naa eenigen tyd weder- ] keerende, is het woord fi dirb , „ de baan is klaar." (f) De Turkjche Doftors geeven klem aan dit zotte denk-] beeld. Ik volgde, in dat opzigt, het voorbeeld myns Broe-] ders, die, uitgezonderd in koortzen, altoos de Zieke verzogti om een verhaal van haar ongemak te geeven, eer hy de Polgl Wilde voelen. O) Men heeft my dikwyls de hand toegereikt met drm I gaas bedekt. Maar de Dames te Aleppo lachen meestal om I <3eeze kieskeurige naauwgezetheid , en ik weigerde altoos I my te fchikken naar eene foort vari neuswyzigheid, door ge-1 ■woonte niet gewettigd. Tournefort vondt een ander I gebruik in de Harems door hem bezogt. Vmage. Tom. II; [  ■WEGENS DE HAREM BY DE TURKEN. $59 «aneeziRts, en byzonder de kruin des hoofds, zorgvuldig SdSt houden. De Vrouwen maaken geene zwaangheid altoos om den nek, den boezem, te ontblooten, mgevalle het noodig is die 'lichaamsdeelen te befchouwen; doch nimmer, dan met veel betoons van wederzin en weigering, S 'zy toeftemming om het hoofd te ontdekken. Dames, die ik van zeer jong af gekend hadt , en die, looTeene langduurige verkeering, geen zorg aUoos droeSn om haare aangezigten voor my te bedekken, verbonden zich nimmer zonder neusdoek, of eenig ander St bedekzel over 't hoofd geflaagen Zo verre ik uit dit zo zeer algemeen gebruik kon oordeelen, fcheen het, in 't ftuk van welvoeglvkheid, van meer aanbclangs gerekend te worden, het Hoofd, dan het Aan gezigt, te be- d£ Doorgaans wordt de Arts onthaald, op Tabak en Koffy; dit, als een betoon van agtmg aangeboden wordende, kan de Arts niet welvoegelyk afflaan; fchoon die beleefdheid aanleiding geeve tot een te ruim gebruik van beiden. Naa dat hy zyn Zieke bezogt en de noodige onderrigtingen ten haaren opzigte gegeeven heeft, verzoekt hy te mogen vertrekken; doch zelden ftaat het hem vry heen te gaan zonder de veelvuldige hlagten gehoord te hebben van alle zieklyke Bewaakfters deiKranke , die 'er zich tegenwoordig bevinden, of aireede sefluierd zitten te wagten, of fpreeken van agter een gordvn, te dier gelegenheid in de Ziekenkamer gehangen. Deeze Dames oordeelen zich altoos geregtigd tot het ontvangen van eene mondlyke raadgeeving, of ten minften om het gevoelen diens Doétors te hooren over de Geneesmiddelen haar door anderen voorgefchreeven Een voornaam gedeelte van de Geneeskunde by de Turkfche Doétors beftaat in de bekwaamheid om zich behendig te kwyten ingevalle van dusdanige tusfehenbeide komende, raadvraagingen. . In Huisgezinnen, waar men gewoon is een Autopa fchcn Arts te gebruiken, wordt hy, wanneer zyne Lydcresfe aan de beterhand is, zomtyds verzogt zyn Bezoek te rekken, en de nieuwsgierigheid der Dames te voldoen, die hem ontelbaare vraagen doen wegens, zyn Land en Volk. Bovenal betoonen zy zich nieuwsgierig na de Leevenswyze van de Vrouwen der Franken, derzelver Kleeding, Bezigheden, Huwelyken, Opvoeding der Kinderen, Vermaaken en Uitfpanningen. In vergelding van *V Sa het  tCo de Voornaamste byzonderheden' het onderrigt, op deeze ftukken haar gegeeve", zvn zv zeer aartig jpraakzaam , en fpreiden bekwaamheden ten i toone, die, zeer luttel te danken hebbende aan kunfti°e aankweeking, als 't ware, zich natuurlyk ontwikkelen onder eenen helderen hemel, en den invloed eener aller* ' gunftigfte lugtftreeke. De vraagen, welke zy voorftellen zyn doorgaans zeer gepast, en de aanmerkingen, die zv ' maaken op zeden en gebruiken zo wyd en verre van de Turkfche verlchillende, zyn dikwerf geestig, en vol blyken van oordeel. & 1 Wanneer de Vifite eindelyk is afgeloopen, wordt 'er weder kennis gegeeven om de baan klaar te maaken; de Arts gaat neen , even als by 't inkomen, door eene Slaavin voorgegaan. Doch het gebeurt zelden, dat hv niet meer dan ééns opgehouden wordt door eenige der tfedienden , die op zyne wederkomst wagten Want hoe gering derzelver ongefteldheid ook moge weezen l is de verzoeking, om des by den Arts te kfiaaen , onwederftaanbaar. Deeze Meiden hebben zelden eéhie ander hoofd- of aangezigt-bedekzel, dan een zakdoek over t hoofd geworpen, waar van zy een flip jn den mond vasthouden; maar, om zelfs deeze ,'moeite voor te ko men, plaatzen zy zich veelal agter een deur of venfterflag halt geopend, m welken ftand zy de hand uitfteeken om de pols te laaten voelen. Zomtyds gebeurt het , dat eene andere hinderpaal moet te boven gekomen worden, eer men de buitendeur bereikt! Deeze ontftaat daar uit, dat eenige der jonge Dames of Slaavinnen, die op het voorplein bezig 2Vnf voluit wegeren den fluier _ om te flaan, of te vertrekken Dt gefchiedt alleen uit boertery, om de geleidfter te plaa^en, en te noodzaakcn te blyven wagten. Te vemeef^h roept zy dirb! weg !" Te vergeefsch maaktzv beurtelings gebruik van fmeeken, dreigen en venvv en tot dat zy, alles vrugteloos vindende, eene heufche waarschuwing doet, en een hst gebruikt die nimmer faalt Zy treedt voorwaards, en verzoekt den Dador te voJsen JHier op volgt een algemeene vlugtparty. Zv vlieden allerwegen heen, en vatten alles aan wat 'er voor komt, t geen op eenigerlei wyze tot een fluier kan dienen, of tragten zy de een zich agter de ander te verbergen Dan het is alleen wanneer geen der Mannen t'huis is' dat deeze grap plaats grypt. Wanneer de Arts door den Aga zelve uitgeleid wordt, gaat alles met behoorlyke 'ftil-  . WEGENS EE HAREM BY 1)E TURKEN. 2ÓÏ ftflte toe, en in de Ziekenkamer is 'er niemand, buiten de oude of getrouwde Bloedverwanten, die zich in 't gefprek mengt. Dan het gebeurt zeldzaam dat de Aga zelve die moeite neemt, naa eenige weinige der eerfte bezoeken, uitgenomen wanneer de Doctor daar ten huize een vreemdeling is. De Turkfche Vrouwen , op dat wy 'er dit nevens voegen , zyn in haar perfoon eer bevallig dan fchoon. In de vroegfte jeugd mogen zy den naam van fchoonheden draagen, doch dit voorregt verdwynt als zy eenigzins in jaaren klimmen ; nogthans behouden zy altoos dat fyne doordringend oog, en veele ten einde toe de keurige weezenstrekken, fchoon zy de bevallige kleur derven. Zy draagen geen keurslyven, en neemen geene moeite altoos om haare geftalte te bewaaren. Over 't algemeen zyn ze klein van geftalte, en die eenigzins lang vallen, gaan meest bukkende. De Vrouwen van rang neemen een ftaatig voorkomen aan ; doch gaan onbevallig; en de houding haarer lichaamen heeft geheel piets van die losheid en zwier, aan welke herwoog, derEuropeaanen by de Vrouwen gewend is. — De Kleeding , in welke zy buiten verfchynen, is niet gefchikt om haar perfoon bevalligheid by te zetten; de fluier benadeelt het zien van haare geftalte ; de beene.n zyn onvoegeIvk bedekt door de laarzen; en zelfs zonder deeze is de beweeging der voeten niet zo bevallig en los als die der armen. Dit is de reden, dat de Turkfche Vrouwen zich op het allervoordeeligst. vertoonen, wanneer zy op de Divan zitten. De voorbygaande wyze, op welke de Turkfche Vrouwen alleen door Vreemdelingen kunnen gezien worden, maakt het bezwaarlyk, zo niet ondoenlyk, bepaald te fpreeken van haare fchoonheid, in vergelyking met die der Vrouwen by andere Landen, die men gemeenzaamer ziet. Haare kleeding en fluier, die zo veel nadeels aan de geftalte toebrengen, brengt mogelyk (de laatfte inzonderheid) iets toe om het uitzigt kragt by te zetten. , Ik heb gelegenheid gehad om veele Turkfche Vrouwen te zien, en keurde'dezelve in \ algemeen fraaijer dan de Christen en Joodfche Vrouwen; doch wel eens kwam de bedenking by my op, of dit gunftig oordeel niet eenigermaate moest toegefchreeven worden aan het deels befchouwen van het geheel, of, wanneer het geS 3 beei  2fj2 BYZONDERHEDEN WEGENS DE HAREM. heel ontdekt was, zulks gefchiedde op eene wyze, die iets tot het verheifen der fchoonheid toebragt. Dit gaat zeker, dat veele, wier gelaat ik, in den eerften opflage , als zeer fchoon aanmerkte, door een dunnen fluier bezien, niet weinig , by eene voller ontdekking, verboren. TWEEDE VERHAAL VAN EENE GRUWELVKE MOORD, BEGAAN UIT VALSCHE GODSDIENSTBEGRIPPEN. Deelden wy onlangs (*) een echt verhaal mede van eene zeer gruwelyke moord, in 1785 te Berlyn gepleegd , uic valfche Godsdienstbegrippen, wy willen daarop nu nog een tweede verflag laaten volgen, van een verfchrikkelyk geval, dat eenige jaaren laater* te Dresden gebeurd is, en, offchoon het anders, zoo ten aanzien der aanleidtnde oorzaak, als van bykomende omftandigheden, van het voorgaande merkelyk verfchilt , echter in zoo verre daarmede overeenfterat, dat de Moordenaar zich, door verkeerde Godsdienstbegrippen, daartoe heeft laaten vervoeren. Het geval, uit echte befcheiden overgenomen, heeft zich dus toegedraagen. Een Papiermaakersgezel te Dresden, die aan het fpeelea geheel overgegeeven was, verfpeelt vyftien ryksdaalders, die ' hy voor papier ontvangen had, en by zyn heer moest in rekening brengen. Deze omftandigheid maakt hem zoo verlegen en beangftigd, dat hy het ontzettend befluit neemt, om iemand te vermoorden, en alzoo uit de waereld te raaken, terwyl hy toch geen kans zag, om zich van de rampzalige verzotheid op 't fpel los te rukken. Zyne fpeelmakkers, aan welken hy zyn voorneemen openbaart, toonen hunne uiterfte verwondering over het ysfelyk opzet, om de handen te flaan aan een anders leeven, en vraagen , waarom hy dan niet maar liever zich zeiven wilde van kant maaken? Neen! zegt hy, als ik my zeiven om 't leeven brenge, dan kome ik in de hel, maar begaa ik een doodflag aan een ander, dan worde ik door een Leeraar behoorlyk tot den dood voorbereid, en heb hoop op een zalig einde. Met zulke gedachten gaat de ongelukkige mensch naar de Stad. Hier ontmoet hy op ftraat een kinderbewaardfter met kinderen. Een derzelven gevalt hem by uitneemendheid; hy pryst hetzelve zeer fterk, en vraagt,of hy het eens op den arm mogt neemen. Na eenige woordenwisseling wordt het hem toegeftaan. Nu grypt de onmensch het kleine onnozele wicht'by de voeten, flaat het hoofd tegen den muur van een huis, en treedt CO Z:c onze Letttreef. van dit Jaar, Meng. bl. 177.  VERHAAL VAN EENE GRUWELYKI MOORD. 2^3 rreedt het eindelyk met voeten. Toen men hem vraagde, waarom hy dat gmwelftuk aan een onnozel kind, en met aan Zvolwasfen mensch, uitgevoerd had was zyn ««woord, "adat hy van de zaligheid van zodanig kind vaster overtuigd was dan van een volwasfenen." Wat hebben Leeraars, en anderen, die valfche begrippen, over de zwakheid der menfchelyke natuur, over de eigenlchap. Pen eener waare bekeering, (of verbetering van hart en leeven) én over 't geen vereischt wordt om zich voor dea dood wei voor te bereiden en zalig te fterven, in één woord, over Godsdienst en deugd, voortplanten en begunft.gen, voor hunne rekening; Hoe verfchrikkelyk zyn dikwyls de gevolgen, tot onteering vaa het menschdom! Maar hoe verdienftelyk zyn zv■ inte-Mdfel, die aan de opklaaring van hunne medemenfchen wteiden , hen van min of meer algemeene dwaalbeIripïen geneezen, en zuivere gevoelens van Godsdienst , wyd e Pzyd, verfpreiden. Zulke gevoelens, voorzeker de belangrvklte van allen voor ieder mensch, en de aangelegenfte voor de geheele Maatfchappy, kunnen wy niet nalaaten by deze Jelelenheid, ook inzonderheid toe te wenfchen aan hun, de lich amptshalve geroepen vinden, om troost en godsdienftig onderricht toe te dienen aan ftervenden, en we inzonderheid aan ftervende Misdadigers, van wier voorgewende en iomtyda zoo loog opgevyzelde bekeering, op 't einde van een m ondeugendheid doorgebragt leeven, doorgaans zoo wemig goeds met"grond kan gehoopt worden. AANMERKINGEN OVER DE GENEIGDHEID TOT KLAAGEN, EN : DE AEKEERICHEID VAN HULPMIDDELEN. . Endlefl is the list of human ills And fighs may fooner ceafe than eaufe te ftgh. (Naar het Engelsch.) Dürwvls heb ik gedagt, dat, indien'er een Regtbank op» St wierd, beklee'd door eene byzondere Comnmfie totherftèf van alle de Rampen, Bezwaaren en Onheden , waar tot neritei van d"c b^ k, n oren uitftorten, de raees- teiT'der'KÏÏ^niïtiouïn vihoord worden , op den grond, Z 7v zich zeTven gedompeld hadden in den poel van ramyt; of niet aSs gedaan , wat zy konden, om dezelve af te WTkeheb het ongeluk van te leeven in eene Buurt waar alles gromt" onder een'menigte van Kennisfen diegommen cn moet huishouden met een grommend Gezin. Ik hoor niets ^dan  i£?4 OVER BE GENEIGDHEID TOT KLAAGEN. klagten , van den morgen tot den ayond; en, 't geen zeer zon* J derlingis, voor lieden, die hun leed zo dieptreffend-gevoelen '1 niemand biedt zich ter verligtinge aan, of doet zyn voordeel 1 zo verre met de ondervinding van eenig leed, dat hv zorg r draagt dat het hem niet ten tweedemaale overkome. in dl ]\ daad, het is my zomtyds in den zin gefchooten dat h»t on. dergaan van leed tot onze gelteitenis behoort, en dat een Mensch teleurfteUingen zo min kan misgaan als de Kin, . derziekte. Zomwylen hoor ik zeer emftige gefprekken over de veel vul- ; dige elenden, welke de Rykdommen medebrengen: dat ze een vloek zyn, in ftede van een zegen, en de oorzaak van veele kwellingen , teleurflelhngen, en betooningen van ondank waar van de Armen niets weeten. Nogthans ken ik geen een Rykaart, die zyne Rentebrieven verkoopt, en het geld daar ' van komende, aan anderen uitdeelt, om zich dus van dien last, waar over hy zo zeer klaagt, te ontlasten; geen Man ryk in Landgoederen, die, om zich van de zorgen,welke der zeiver beheer medebrengt, te ontdaan, zich van dezelve af. maakt. Neen, Rykdommen en Bezittingen zyn geen kwaad m zichzelven ; maar het is een kwaad, daar over tklaagen, en ze niet alleen te behouden, maar angtfig te zwoe* gen om ze te vermeerderen. Een ander foort van Grom uiers, die my niet zelden voor. komen , zyn de zodanigen , die fteeds klaagen geen grooter last te kennen dan het houden van een aantal Dienstbooden , Meiden en Knegts. Lieden , die zy befchryven, a s alleen ftrekkende om de een den ander ledig te houden nn 's Meesters Kelder te befteelen, het Porcelein ?e breeken en alles ten minften pryze te koopen, en ten duurden aan te rekenen. Wie, nogthans, is 'er onder deeze Klaa-ers die zyne toeftemming wil geeven, om die lyst van onheikn te verminderen ? Neen! Heer en Vrouw moeten dien lansen floet aanhouden; en fpreekt men, ondanks dat alles, niet zelden van denzelven te vermeerderen. Zo dwaas en met zichzelven ftrydend zyn de menfchen. Een derde foort van beklaagde Leevensonheilen ontwringt uit de bron , d.e het leeven moest veraangenaamen den gezelhgen ommegang. De verkeering is in hun oog zo verveelend, zo ondraagelyk, zulk eene verfpilling van tyd ea geld , daar toe behoort zo veel toeftels, men moet zo laat ?P^l,r?u'-/° vfeI.,onaa"genaams verdraagen, en zo veel infchiklykheids gebruiken om het elk eenigzins van pasfe te maaken, dat de last der verkeeringe den last van een daglooner, die een gehee en dag zwaar moet werken, verre te boven pat. De dwaashartige Mensch heeft geen vermaak in •t afgezonderd leeven ; hy kan geen oogenblik met zichzelven verkeeien , of eenig duurzaam genoegen in den fchoot zyn. G#-  «VER DE GENEIGDHEID TOT KtAAGES. Oezins vinden en nogthans heb ik niet bevonden , dat I zelfs de zodanigen, die de meeste klagten, in dit geval, uitj boezemen, hans of moeds genoeg hadden om eene Uitnoodigmg j af te 11a m, of eene gelegenheid te verwaarloozen om deeze zö l bejammerde onheilen over en over als in den mond te loopen. Men ontmoet niet zeldzaam eene vierde foort van Gromrners, zo onredelyk als eenigen der voorgemelden, en ik moet bekennen, dat ik met hun minder medelyden heb dan met de anderen. Deeze Heeren, zo getrouwden als^ ongetrouwden , die gezegd mogen worden nooit zo zeer-t'huis te zyn als wanneer zy zich in de eene of andere Herberg bevinden, en alle voldoening zouden betuigen, wanneer zy niet al te zeer «efchooren wierden, Doch, wat is het gevalV Zy klaa- gen eeuwig over flegten Wyn, gebrekkige Bediening, hoogloopende Rekeningen, en onbefchofte Herbergiers. En egter ver'draagen zy alle deeze onaangenaamheden met zo veel Philofophie, ik meen daadlyk uitgeoefende Philofophie, dat geen hunner de proef neemt om eeu hulpmiddel in een meer huislyk leeven te zoeken. ' Zeer na verwant aan deeze Klaagers is hier te Lande een talryke hoop van beiderlei Sexe, die my fteeds voorpraaten , welke elendige Plaatzen onze Gezondheids -bronplaatzen zyn; hoe duur'er alles, en hoe liegt de oppasfing is; hoe onbefchoft de Bron - herbergiers, hoe elendig de Bals en Kaarrpartyen zyn; met één woord , welke verveelende verblyfplaatzen de Bronnen opleveren. Zy fpreeken met zo veel gevoels eh zo treffend over alle deeze ongemakken, dat ik, als een natuurlyk gevolg, daar uit afleidde den geheelen ondergang van deeze' Verg:iderplaatzen, der Gezondheid en Vrolykheid gewyd. Maar het is 'er zo verre af, dat dit het geval worde, dat, met het wederkeeren van den Brontyd, die eigenfte klaagende Perfoonen,, die zo veel van de Bronplaatzen te zeggen wisten, de Hoofdftad verlaaten als of'er de pest heerschte, of 'er een aardbeeving te duchten ftondt. Ik moet niet vergeeten van eene andere foort van Klaagers te fpreeken. Zy zyn, in de daad, in een opzigt, zeer verfchillende van alle de voorige, maar vallen geen fier minder klagtig. Dit goed flag van lieden klaagt niet over eigen ongemakken; 't geen hunne ziel kwelt is de duurte van alles, in deezen tyd, inzonderheid van de eerde leevensnoodwendigheden. Over deeze onderwerpen fpreeken zy met eene wondere welfpreekenheid, en beklaagen zich ten hoogden , dat het buiten hun vermogen is, de drukkende behoeften, welke zy allerwegen rondsom zich zien. te verligten. Dan , welk I eene wondere tegenftrydigheid ! deeze over den duuren tyd )| hoogst misnoegden, zie ik, dat, ten eigen gebruike, om hun J finaak te flreelen en hunne lekkerheid re voldoen , de uitge>j zogtlle Spyzen koopen , de duurlle Wynen drinken, terwvl  ?<5ï> OVER DE GENEIGDHEID TOT KLAJ1GEN. zy, zich vergastende, niet denken om de hongerigen te voeden,!" de dorftigen te drenken. Ik kan niet nalaaten hier nog by te voegen twee foorten J van morrende Klaagers. Een deezer beftaat uit de zodanigen, ] die altoos zugten over ongefteldheid, en eene geheele lysc I van kwaaien, waar onder zy gebukt gaan , opleezen , en n dit'telkens, by alle gelegenheden, of het pas geeve dan niet, | .herhaalen. —- Geen grooter ondienst kan men deeze lieden doen, J dan met hun maatigheid in eetcn en drinken voor te preeken, 1 hun vroeg opfiaan en veel lichaamsbeweeging aan te pryzen. 1 Een deezer klaagde my dikwyls over de ongemakken , die j hem m gevolge van hebbelyk onmaatig drinken overkwamen.?] „ Waarom," vroeg ik hem, overeenkomltig met myne eenvoudütl ge wyze van denken , „ waarom laat gy dan niet af van dit on- J maatig drinken ?" Wat, voerde hy my brusk te gemoe-jJ te, wat wilde gy hebben dat ik doen zou ? Ik moet het een of \ t ander drinken ! En zo beftaat het geval met alle del Klaagers, van welken ik gefprooken heb ; de Klaagers moeien 1 altoos iets zeggen, iets doen, iets drinken. Nog een enkel woord, en zeer kort, over eene foort vanil Menfchen, en deezen worden in grooten getale gevonden, diel altoos jammeren over de kortheid des leevens, zonder ooit tel gelooven dat het eens zal ten einde loopen. Zy bevestigen l het bekende zeggen: „Alle Menfchen oordeelen alle Mea-1 „ fchen fterllyk , behalven zichzelven." Wegens dit flag van 1 Lieden zal ik alleen zeggen , dat zy talryk genoeg zyn om i allen de zodanigen te bevatten, die het leeven als een zaak i van aanbelang gefchonken is, en die, fchoon zy niet handelen i als redelyke weezens past , in 't einde zullen bevinden, dat t zy verantwoordelyke fchepzels zyn fchepzels, die een-. maal rekenfehap zullen moeten geeven. Maar ik zal niet langer ftaan blyven by een onderwerp van i zo hoog ernftigen aart; dewyl myn toeleg was, om , in een i eenigzins vrolykeu luim, over een daar mede ftrydig charaéter ■ tefchryven; en eenige wenken te gesven, die, kunnen zyniet; ter geneezinge dienen van de Lieden met deeze klaagkwaale; zo deerlyk behebt, misfchien kunnen (trekken om anderen te I waarfchuwen tegen een gedrag, 't welk de bron is van ontel-;baare ongeneugten; die, fchoon lastig voor de ongelukkige Naa-1 verwanten en Vrienden deezer eeuwige Klaagers, niet weinig' van het genoegen der Zamenleeving wegneemt.  ZEDELYKÈ BEBENKIJÏGEW. ÖCf ZEDELYKÈ BEDENKINGEN. Stelt den Yverigen tegen den Luiaard gy zult by den eerften alles in orde, en by den laatften alles in verwar- ring vinden. De eerde is werkzaam, altyd bezig de laattte zit vadzig zonder iets te doen , en laat den tyd verloo- pen en nutteloos verloren gaan. De nyvere man fchat de ogenblikken kostelyk en dierbaar en draagt zorg, dat er niet één nutteloos verloren ga. De dagen, zegt hy, die eens voorby zyn , komen in eeuwigheid met weer terug. — 'De tyd , eens verflonden, is voorby , even als eene hgte 'fchaduwe die verdwenen is , en geen fpoor of teken agcer- •laat. - De nyvere man rekent, dat hy over het tegenwoor- diee alleen de befchikking heeft, dat het voorledene voorby en weg is, en dat hy mogelyk over het toekomende nimmer eenige befchikking hebben zal. Om deze reden neemt ny met vlvt den tegenwoordigen tyd, die onder zyne befchikking is, Waar - Dan de Luiaard bekreunt zich noch over het voorledene, noch over het tegenwoordige, noch het toekomende. Dat voorby is acht hy zo veel als het ogenblik waar in hy leeft, en dit weer niet hooger dan het geen aanftaande is- dit is de reden, dat de Luiaard den tegenwoordigen tyd laat voorbygaan zonder iets te doen, dan te eten, te dnn. ken , flapen en vadzig te leven. De pogingen des Vlytigea worden gezegend; hy lyd geen gebrek: maar by den Lutaard word de zegen in een vloek verkeerd. Zyne bezittingen verminderen fchielyk, en alras word hy van de armoede overvallen. : Met weinig weet de yverige man veel te doen. Maar de Luiaard is ras met groote fchatten arm. De yverige man verwaarloost niets; maar met veele kleinigheden te fparen , en die te pas te brengen , vergadert hy zich rykdommen. —— De Luiaard verwaarloost groot en klein; hierdoor maakt hy zich fpoedig arm , fchoon hy zelfs rykdommen bezeten heeft. _ , De vlytige man doet winst met zyne geringe en vergaderde fchatten, door zyn yver en overleg. De Luiaard verliest met zynen overvloed alles , en word door zyne luiheid dood I Ta het is zo, dat de ledigheid luiheid , vadzig- ïriH srebrek en armoede , teelt, en dat de vlyt, de naarftig- S gov rvloed voortteelt. Ledigheid baart kwelling, en vver'i° de milde voortteelfter van vermaak en genoegen. fiaat den Vlytigen na, alle zyne zaken zy" geregeld zyn huis S 'toneTyk en net. zyn huishouden is altyd pp orde en gereLeld zin huisgezin doet alles zonder verwarring. Alle dingen fvn op zvn plaats, of, gebruikt zynde, worden zy weer fpoedig in orde op zyn plaats gefchikt. Maar treedt in «c  a vinden. Overal flordig en vuil, geen ding is op orde en niets i gaat geregeld. Alle huisraad vind men overhoop en van zyn i plaats , om dat de Luiaard te vadzig is, om, iets gebruikt heb- ■ bende, weer op de plaats te bezorgen waar het hoort Waar alles in wanorde is, aldaar gaat veel verloren, én waar geen overleg is , volgt onvermydlyk een fpoedig gebrek. - — De vlytige man is des morgens vroeg op , zorgt voor zvne zaken, arbeid vlytig, van dat de dageraad aanlicht, tot dat de avond valt en de dag gedaald is. Maar terwyl de Vlytiee werkt, ligt de Luiaard nog op zyn bed te ronken ; hy flaaot des nagts met flegts, maar brengt een groot gedeelte van den dag door met flapen. Den Luiaard is alles tot een last — de dagen zyn hem te kort of te lang de uuren gaan hem te fchielyk voorby of te langzaam. Het is hem te licht of ta donker, te heet of te koud. Nu verveelt hem de zonneIchyn ; dan is hem de donkere en de betrokken lugt lastig — met één woord, den Luiaard valt de ganfche natuur lastig en verdrietig. De vlytige man is in eer en aanzient het gaat hem wel, alle zyne onderneemingen gelukken! Voorfpoed verzelt hem allerwege waar hy zich bevind. Zyne onderneemingen gelukken. Hy geeft aan elk voorbeelden ter navolging door zyne haudelvvys , en die zyne voorbeelden volgen handelen verflandiglyk. Zyne vlvtige -pogingen worden met geluk bekroond, en zyn huis is het verblyt, de woning, van blyden welvaart. Dan de Lui- sard word van elk veragt en verfmaad ook loopt het» alles tegen, en du is ook bet gevolg van de luiheid. — Onderneemt de Luiaard nog eens iets, zyne ondernemmgen gelukken hem met, om dat hy in zyne voortzettingen veel te traag, veel te vadzig, is ïegenfpoed verzelt hem doorgaans op alle zyne paden , en vermeerdert , naar mate de zugt, om zich door vlyt uit dezelve te redden vermindert en verfiapt. Elk heeft afkeer van hem, en hy is de' yeragting van al de wereld ; al wie zyne voorbeelden navolg is een dwaas, en word ongelukkig zyn huis word eer". lang het verblyf van bedroefde naarheid. Zo veel ver- ichdus 'er tusfehen den vlytigen man, en hem die door zyne luiheid alles verwaarloost. Het karakter des eerften is beminnelyk by God en al de wereld; terwyl integendeel dat eene» Luiaards ui de uiterfte verachting is. I C. r. d. G.  MENGEL WE R K, TOT FRAAYE LETTEREN, KONSTEN EN WEETENSCHAPPEN, BETREKKELYK. IETS OVER HENOCH. *T7r wordt, in de gewyde gefchiedenis (*), van Henoch JtL gezegd , God nam hem weg , en dit hebben zeer veelen zoo verltaan, als of deze vroome man, zonder ftetven, ten hemel opgenomen ware, en zich ik weete al niet welke gisfmgen veroorloofd , om zoo wel de redenen, waarom hem zoo iets buitengewoons zy te beurt gevallen, als de wyze, waarop zich zulks toegedraagea hebbe, aan den dag te leggen. Men heeft m Henoch* aelvk ook in Elias, die men even zeker vastfte t, dat leevendig ten hemel opgenomen is, een voorbeeld van de hemelvaart onzes Heeren gevonden , en alzoo deze vooronderftelling in de Christelyke geloofsleer zelve msreweeven. Ze is nog ïleeds, zoo wel in de eenvoudigfte catechizeerboeken, als in de Godgeleerde famenftellen, voorhanden, en wordt, met veele anderen van dat foort, reeds in de vroege kindschheid, doorgaans ïnsreürent, en als eene onweerfpreekelyke waarheid vastgehouden De minden vraagen zich zeiven , of vraagea het anderen, zou het wel waarlyk gebeurd zyn? Het verhaal van Mofes , wel ingezien zynde , geeft seen grond ter waereld, om dit als eene ontwyfelbaare daadzaak aan te neemen. Henoch wandelde met God, is eene Hebreeuwfche fpreekmanier, die, m goed Nederduitsch, niets anders zegt, dan, hy maakte werk van. Jen Godsdienst (f). In het N. T. (I) wordt, het, in Navolging der Alexandrynfche vertaaling, dus uitgedrukt, % heeft Gode behaagd (§). Dit zal hy, in onderfchei- (*\ Genef V; 24. (O Vergel. i Sam: II: 35- Genef. XVII: 1. Midi. VI: 8. a) Veïgeif Genef. VI: 9. XVII: 1. XXIV: 40. XLVIII: 15. PT. XXVI: 3. XXXV: 14. CXVI: 9. ™ de Griekfcha Overzetting. MENG. I7y7. NO. 7' 1  270 IETS OVER. HENOCH. ding van de nieesten zyner tydgenooten, met zeer veels yver gedaan hebben. Daarom wordt dit van hem, ge-t ïyk naderhand van Noach , by uitneemendheid ge-; meld. En, gelyk de laatstgenoemde daarvoor eene aan-i merkelyke belooning, en openbaar béwys van Gods! goedkeuring, ontving, zoo wierd ook de buitengemeenei godvrucht van Henoch, op eene buitengewoone wys,, daardoor van God beloond, dat hy hem vroeg door den; dood tot zich nam; en wel, zoo 't fchynt, op eene; elk in 't oog loopende wyze, het zy hy door een blikfemftraal getroffen, het zy door een ander nog minden gewoon toeval, waarin elk Gods hand eerbiedigde, het: zy op eene wyze, die niemand wist, plotsling uit de: waereld geraakt zy: want zoo iets dient, om de onge-■ woone uitdrukking, terwyl men van alle anderen in dit . Hoofdftuk leest, en hy Jlierf, hier vooronderlteld te wor- ■ den. Het geen hier van Henoch gezegd wordt, Hy leefde vertrouwd met God; En, dewyl God hem lief hadt, Was hy niet meer; God hadt hem opgenomen, „ Dit verhaal, zegt Herder, over ■ de Hebr. Poëzy, Hde Deel, bl. 35, is de zachte nagalm wegens iemand, die vroeg geftorven was, die het getal der jaaren zyner vaderen en broederen niet bereikte. Terwyl kinderen nog geen begrip van de andere waereld hebben, zegt men hun; uw broeder is hy God.; God heeft hem zoo vroeg weggenomen, omdat Hy hem lief hadt, dewyl uw broeder zoo deugdzaam was. De eerfte waereld was nog in zulk eene kindschheidj men moest toen zoo fpreeken CiV' Ik kan niet zien, dat 't geen Jer die geleerde en vernuftige Schryver uit de verhaalen en fabelen van andere vólken, als gegrond op eene oude overlevering, ter verdediging van het gewoone gevoelen , heeft bygevoegd, voï- (*) Genef. Vf: 9. (t) Deze fpreektrant is echter ook in lastere Bybelfchriften overgenomen. Zie Pf. XLIX: 16. God zal myne ziel van 'f geweld des grafs vertos/en. Want Hy zal my epntemen. —— LXXIII: 24. Daarna zult Gy wy in heerhkhtid opneemen, (aeker niet zonder fterven.J  ïets over. henoch» 2?t l*4ïrtBöde redenen bevat, orn van de eerst opgegeevene, voldoeade reau uitlee^ïns van Motes woorden af te Z°°nZ nlt vroSef en Sater e Joodfche Schriftverklaarders, ■■^^rS^^l^^ andere menfchelyke By■ hel KtleS, lok het Mofaisch verhaal van eene hernelEar inder tusfchenkomst van den dood,verft aan ï rvie Fifenmenser, entdecktes Judenthum, I. p. p£en 'fgerMicHAëus daarover heeft aange\* KtSte Aanm op Hebr. XI: 6), doet even weinig VT^^ nS'dm brief aan de Hebreen, alwaar van deVe 4Peurtenif gewag gemaakt wordt , verdient hier Daar wordt (*) gezegd, doof 'tgeloof Wien en h^wierd niet gevonden, daarom dat hem God zien, en ng w * wegneemtnge heeft hy WeggenomenJad . ^v^od/èe/iaagL Maar wat zegt \ getuigenis gehad dat g. ft dit beloofd aan d\\lJec\Ji hem Ifooven/die toch niet allen, zonder Swèn ten hSi Opgenomen worden. Voorwaar , voor\trar zegtc ifT, zlo iemand myn woord zal bewaard * ?L, % ral den dood niet zien m eeuwigheid (f;. Eert hebben, dte zai am aooa ^ fierym m tegelyk, de leeft, en ini?y | y dan dat toSX van Henoch1 voor ten geef dood geen de opneeming g t is dat hy niet ophield je K'^nfa™ doof iSn vUg'tydige/dood/overging U'w; S/kafS u» de «y* ^ i,™ d£ »v in ^BSkicr »*» Cf aantreffen, Srin ook Vde geleideden» van Henoch fchynt ge- i leevende onder de' zondaarcn wierd hy weggenomen, ^ {*) H. XI: 5- 1 >f) Joh. VIII: 5i» (i) H. XI: 26. $_IV:7-H. T9  372 IÉTS OVER HENOCHj Hy wierd weggerukt, opdat de boosheid zyn verft'and'niei I zoude veranderen, of list zyne ziele bedriegen. Want de betooveringe der boosheid verdonkert het goede • • en omdryvinge der lust keert een gemoed om, dat zonder kwaaa is. In weinig tyds volmaakt geworden zynde, heeft hy lan"e tyden vervuld. ó Want zyne ziele was den Heere aangenaam, daarom heeft hy gehaast, hem uit het midden der boosheid weg. tc neemen. ° Waarmede de Ieertrant van Philo den Jood ook juist inftemt. Men zie de plaatzen, door Eichhorn aangehaald, Einleit. in die Apocryphifchcn Schriften, p 179 Bekend is ook de oude Griekfche zinlpreuk " "O» 01 9et) (pi^Sf', «s-öS^Vxé/ Wien de Goden beminnen, die fier ft vroeg. Cicero (*) maakt melding van een merkwaardig geval, ('t welk men by Herodotüs breeder verhaald vindt (f) ) van de zoonen eener Argivifche Priesterin, Gleobis en Biton, voor welken de Godsdienstige moeder , toen zy haar eens op eene zeer zeldzaame wyze behulpzaam Geweest waren, van de Godinne Juno begeerde, zy mon htin de grootlte belooning, die in de magt der Goden ftond\ geeven. En ziet den volgenden morgen wierden zy beiden dood gevonden. Iets dergelyks wedervoer, volgens denzelfden Schryver, aan Trophonius en Agamedes die een tempel ter eere van Apollo te Delphi gedicht hebbende, gebeden hadden , daarvoor tot eene belooning dat gene, 't welk het best was voor de menfchen, te mogen erlangen. Apollo gaf ten antwoord, dat hy hun binnen drie dagen het begeerde zou fchenken, en, met het aanbreeken i van den derden dag, wierden beiden dood gevonden Hv voegt 'er eindelyk nog eene vertelling by van Silènus i een half God, die, eens door Midas gevangen en weder •' losgelaaten zynde, hiervoor dit onderricht tot belooning kreeg, dat het voor een mensch verreweg het beste is, niet gebooren te worden, en, 't geen het naaste daarby 'komt, ' zeer vroeg te fterven. (*) Tufc. Quaft. L. I. c. 47. Cf) Hiftor. L. I. c. 31. BE*  BERICHT, AANGAANDE HET HEULSAP. «73 bericht, aangaande het heulsap en deszelfs werking by de oosterlingen ; getrokken uit een Brief van den Heer reinegg, Med. DoStor in Pcrfien, en Correspondent van het K~oninglyk Gezelfchap der Weetenfchappen te Gottingen, aan den Baron van asch , te Petersburg. Zo ik uwe Vraage, aangaande het Heulfap, naauwkeurig wilde beantwoorden, zoude myn Brief de gedaante eener uitvoerige Verhandeling aanneemen. Doch ik zal UEd. in weinig woorden het gewigtigfte melden, en de toevallen aanwyzen, welke wy in Afren dagelyks op het gebruik van dit fap zien volgen. In Klein-Afien is.Amafia, en in Perfien is Ispahan, de beroemdffe geboorteplaats van dit Hemelsch gelchenk, alwaar het Papaver fomniferum femine albo aut nigro , dat is de flaapverwekkende Papaver met wit en zwart zaad, met eene byzondere zorge wordt aangekweekt. Wanneer de Bloem haare volle grootte heeft bereikt, en tegen het verwelken aan is, worden alle bloembladen afgeplukt, en het zaadbuis, by gelegenheid van het ondergaan der zonne; van alle kanten met een klem krom mesie in de oppervlakte opengefneeden. Reeds op den volgenden morgen ziet men aan elke infneede een melk3 achtig fap kleeven, 't geen dagelyks in hoeveelheid toeij neemt, en eindelyk op den vyfden dag met eene bruirt% geele kleur opdroogt. Op den zesden dag verzamelt de I Tuinman dit opgedroogde fap, vult daar mede een dun | houten bakje, en plaatst hetzelve in ziedend heet water; I wanneer het Heulfap ineen fmelt, en in ballen, van één | tot twee oneen zwaar, wordt zamengerold. Men noemt i dezelve Afiun of Theriac. . I Andere wachten, tot dat de Piant geheel heeft uitgej bloeid, wanneer zy de flaapbollen affnyden : het fap, t i geen zich thans alleen aanzet aan het einde van deni afgefneeden bloemlleng, is maar een eenige drup, doch is ' zo veel te fterker en beter. Die geene ondertusfchen , I die gewinshalven gaarne veel inooglten, ftooten het zaad! huis tevens met het zaad, nadat zy de gezegde inzameling i reeds hebben volbragt, persfen het fap uit, en laaten het ; uitdampen tot een lievig uittrekfel, waar mede zy naderT 3 hand  BERICHT band den oprechten Opium vervalfchen. Dit bedroe .1 mtusfchen ligt te ontdekken. Het echte Heulfap isimi raers met zeer hard, en wordt in de hand, door de en., • kele dierlyke warmte, zeer week : voorts-is zyne kleun bruingeel, terwyl hetzelve, met fpeekfel gewreeven, over.' gaat in een wit groenachtig fchuim van een zeer onaan- • senaamen reuk. Het vervalschte Heulfap is daarentegen i harder, bruinzwart van kleur, en door wryving met t fpeekfel overgaande in een donkerbruin fchuim van wei-. mg reuk. De fmaak is inmiddels bitter, en gelyk aan i dien van het zuivere, zo dat daaruit geen onderscheidend l teken kan worden afgenoomen. De vervalschte zoort is die geene , welke in den omtrek van Damascus groeit, en meerendeels naar Europa wordt verzonden. ] Het echte Heulfap wordt weinig, of nooit, naar vreem-J de plaatzen verzonden, maar in het Land zeiven ver-1 braikt, Een groot aantal van Mahomedaanen, vooral Dervifen, en voorts Christenen, wier levenswyze niet veel verfchilt van die der Dervifen, eeten het Heulfap, ea Hemmen daardoor de luimen van hunne verbeeldingskra^t op een gdykmaatigen toon , van zulk eene uitfluitende iterkte, dat byna geene andere gewaarwording daar bv plaats kan vinden En deeze eenmaal daargefteldf wvziging der verbeeldmgskragt duurt in dezelfde ingefpannenleid voort, zonder dat iets, wat het ook zyn moge, in S 18 derzelver draad af te breeken ; tot dat eindelyk ver, flapping het gevolg is der uitgeputte kragt, en thans imert of verdriet een einde maakt aan fleèzen vergenoegden toeftand. vcige- j Hoe bekend ook aan UEd. 'moge zyn het eehinïfc I des Hculfaps, benevens deszelfs nut en nadeel, zo zal ik J echter, daar Jk dienaangaande eene langduurige en da-gelykfche ondervinding hebbe,en veele peiToonen naauvvkeurig kenne, die van hetzelve een beftendig gebruik of lip ver misbruik, maaken, die uitwerkingen verhaalen,welke door zodanig een genot worden daargefteld. Een TongeliiifT die zich door kwaade voorbeelden laat wegfleepen, en zich aan het onmaatig gebruik van Heulfap wil gewennen, om dus m het Genootfchap der Heulfap-eeter* té worden aan genoomen, wordt daartoe voorbereid opvolgende wvze Zyn Voorganger, of Meester, geeft hem eerst eenige- «x%ïnen van deeze zelfftandigheid in, met wyn of bran ' dewyn, en laat hem noch zo veel van deezen drank na drinken, tot dat eene fterke dronkenfehap hem van alle ge-  AANGAANDE HET HEULSAP. »75 .««voel berooft, en hem in een diepen flaap dompelt, la verloop van zeven of acht uuren, wordt hy door ?™«x£ fchudden wakker gemaakt, en, fchoon de overS lan defuaap hem noch boeit, genoodigd veel koud I water te drinken. Thans braakt hy, met veel benaauwd:Ed alles uit, en ftaart met traanende oogen op de ïSanders! zonder die te kennen,-of te weeten, wat Sfto ^getUum. Eindelyk geeft men hem eenige del ers warmen iyn met nootmuscaat Nu taato by m& meer doch huilt meemgmaalen halfin llaap, zoneter beUuSheid Wanneer nu het tydftip daar is, dat de C heS weder dreigt te overweldigen, geeft hem de Sfan eefer andermaal en wel eene dubbele gifte des mSs Tnans houdt men den Leerling door lachen, SSwen, Ken, en door het gedruisch der IpeéltUjS eenige uuren lang, in een bewust oozen toeftand. g^Vif rldekavelen, doch de werktuigen der Jraak Sten hem met open mond zitten , zonder te werken. Hy verricht een aantal zotte gebaarden, die de omftandeis Sn lachen" hy fteekt, by voorbeeld, zyn arm uit om een S te vat en, en vergeet in hetzelfde oogenblik zo wel Keiven ^ als den arm terug te trek- I kenf en wat meï van dien aart is, tot dat hy eindelyk pHefvSfekt den Perfiaanen tot een byzonder genoe■ Jr zich te vermaaken met allegorifche tekeningen van g A^Url Therialvs eelvk zv deeze Opium-eeters noemen. \ li foof Set hffi Pyrentverfamelingen beftaat in i dei gelvke naar het leven getekende Afbeeldingen, wier bvzondere en belachelyke houdingen, voor een gedeelte, het nenceel van hogarth waardig zouden zyn. Naï? de Lyder een uur of vier heeft gerust, wordt hv weaer ofgewekt, en met koud water begooten. ¥hans wordenP°hem de oogen met azyn UJtgewasfthen, «i alle moeelvke prikkelingen in het werk gelteld, om d"n uaap 1 verdryven. Ten dien einde trekt men hem uit het bed, en dwingt hem tot wandelen over het vertrek, het geen zeer gebrekkig toegaat, om dat de bee1 «en weigerachtig zvn hunne gewoone werking te veirfchten &De^Leerling ffamelt halfverftaanbaare woorden, en Saagt over eene geweldige koude. Nu geelt men hem wafmen wyn , hy bevindt zich beter, en verlangt ï c°Ten doch naauwelyks heeft hy, met langfaam klmwen^enige beeten dkrgcflikt, of de eetlust verlaat  876 BERICHT hem. Gaarne wil hy thans flaapen, doch dit wordt hemi met toegeftaan, dan maar eenige weinige uuren vóom het einde des tyds van werken der laatst ingenomen, gifte van Heulfap. Naauwelyks heeft hy, vervolgens geduurenae deeze weinige uuren geflaapen, of men wekt hem wederom op met geweld, en laat hem nochmaals; ^^ilteulfap neemen' als voorheen, waarna hy weden behandeld wordt op de befchreevene wyze. Met op deezen voet voort te gaan,wordt het lichaam,, van dag tot dag, meer aan dit middel gewoon, en reeds tusfehen den 8 en nden dag deezer behandeling ondervindt t de Leerling de door hem begeerde gevolgen. Thans; gaat hy zyn weg met opgefpalkte ftaarende oogen, en. byzondere veel beduidende gelaatstrekken, die he<- *e-voel van een uitfteekend inwendig vergenoegen te'ken-, nen geeven Ondertusfchen duurt deezt gelukkige toe-, ftand met lang, want zo ras het Heulfap heeft uitseJ werkt, t geen m ongeveer vier-en-twintig uuren Ie-, beurt , ondervindt de Leerling groote benaauwdheid, onrust , al erhande verfchrikkende verbeeldingen bee vingen en braaklust, welke onaangenaame aandoeningen niet verdwynen, dan nadat hy op nieuws eene voldoende hoeveelheid van bet middel heeft ingenoomen. Alsdan verdwynen. alle deeze toevallen, en % ondervindt pp duurende tien of twaalf minuten, eenfkaTmte, dIe'e?rlang eindigt in eene allerleevendigde voorftelling dier ^krep1lïkK.0P welke,hem ^ne'driften Sntep alen. Gelukkig zou zodanig een mensch noch genoemd kunnen worden, zo hy zich tot de tot hiertoe maSgave des middels (W betrekking na£neï$?ot de ftf kere) wist te bepaalen. Doch gtlyk zy, die zich aan den drank hebben overgegeeven, ëdagelyks 'eene melkte hoeveelheid van geestryke vochttn verzwelgen zo neemen ook, deeze Heulfap - eeters, van tyd tot tfd, meer! ,trplminT,innde hen ^^"genaame aanhoudende bedwelming te blyven: zo dat eindelyk naauwelyks een Joldoem 18 * °m hunne dagfcWhe behoefte te Dus voortgaande, worden deeze ongelukkigen eerlang deerniswaardige voorwerpen. De flaapreriaat hen. Hunne gedaante wordt geheel mismaakt. Zy verliezen alle denkbeelden van eerbaarheid , benevens hun geheel denkend vermogen. Onvernuftiger, dan het redenloosfte vee, worden zy den menfchen tot een affchrik, en  AANGAANDE HET HEULSAr. 277 en komen eindelyk elendig om aan de waterzucht. Zommige, met wien het noch niet tot het uiterfte is gekomen, maaken gebruik van fubtimaat, dewyl zy, voor zachtere prikkels , onvatbaar zyn ; dit vergift kaauwen zy, en laaten het met hun fpeekfel ten mond uit loopen, waar door hen de lippen en kin ras worden aangedaan niet ftinkende kankerachtige zweeren , die hen zo afzichtelyk maaken, dat men ze naauwelyks zonder walging kan aanzien. Hun, die zich eenmaal aan het misbruik des Heulfap hebben overgegeeven, valt het byna onmogelyk zulks weder na te laaten: zelfs, wanneer zulks onvoorzichtiglyk gefchied, komen zy veelmaalen door geweldige ïluiptrekkingen fpoedig aan hun einde. Eenige heb ik nochtans gekend, welke zich door een zeer overvloedig gebruik van Azyn van deeze plaage hebben verlost. Anilere verdry ven daarentegen den lust tot het Heulfap door een zeer gevaarlyk middel : zy rooken nameiyk, in de plaats van tabak, de groene gedroogde bladen van de hennip, by hen bekend onder den naam van Hafchifcha:. jDie geene, welke daar gebruik van maaken, geraaken, na het doen van eenige trekken, geheel bedwelmd en als in verrukking, en verliezen, door dit middel eenige reizen te herhaalen , den trek naar het Heulfap ; doch fterven eindelyk in een Haat van volkomen dolheid. Zommige, die reeds zo verre gekomen waren, dat zy dagelyks, zonder hinder, twintig greinen Heulfap by hun ontbyt namen , beflooten niet verder te gaan, en maakten ten dien einde gebruik van het volgend middel. Neem een'once faffraan, laat denzelven uittrekken in zo veel zoeten wyn als noodig is, pers het fap uit, en verdik het, door eene zachte uitwaasfeming, tot de zelf. ftandigheid van honig; doe hier dan noch by eene oncc fyn gefneeden Heulfap en eene once Amber de gris, en laat, na dat alles wel vereenigd is, dit mengfel in een dampbad uitwaasfemen, tot de grootfte dikte. Verdeel dan het overblyfzel in zestig deelen, om dagelyks één daar van in te neemen. De voortreffelykheid van dit mengfel beftaat niet alleen in de verminderde hoe. veelheid van Heulfap, maar ook hier in, dat deeze bereiding de kragt tot den byflaap ftaande houdt, en zelfs opwakkert: terwyl het Heulfap alleen, fchoon het in'den beginne hetzelfde doet, echter al fpoedig een volkomene mannelyke onmagt te wege brengt. T £ Nu  S7i> KEIUCIIT Nu zal ik UEd. eindelyk melden, mei hoedanigé! toevallen het Heulfap iemand doet omkomen. Een Perfiaan, genoemd Nafir Ullah Mirfa, die eent zeer aanzienelyke post in Georgië bekleedde, had een, groot fchelmftuk begaan, 't geen hy voorzag, dat eerstdaags moest uitlekken, en eene fchandelyke doodllraffet ten gevolge hebben. Hy belloot hierom zelve zyne dagen te verkorten, en liet een groot gezelfchap, op een: pragtigen avondmaaltyd, noodigen; hy at by die gele- ■ genheid veel, dronk noch meer , en zocht op alle; mogelyke wyzen zyne zinnen te bedwelmen. Ondert deeze vermaaken overviel hem plotfelyk eene pyneiyke: blaazenkramp , die hem tot dikwerf wateren noodigde ,, zonder dat hy veel konde loozen, dan eenige groenach- ■ tige druppels. Eerlang wierd hy overvallen door eene: hevige beeving, die gevolgd wierd door eene volledige: bedwelming , en in een gerusten en natuurlyken flaap i eindigde, met een zachten langfaamen polsüag, en eene: natuurlyke warmte des lichaams. Dewyl niemand wist, wat hy bedreeven had, hield een ieder deeze toevallen voor gevolgen van zyn on- ■ maatig drinken, waarom men hem, zonder verdere ach- ■ terdocht, naar bed bezorgde. Doch hoe geweldig waren wy alle verfchrikt, toen wy hem , den volgenden morgen, zagen liggen met knedende tanden, en ftuipachtigc trekkingen van alle de ledematen; terwyl zyne oogleden vastgeflooten waren, en hem het fchuim tot eene geweldige hoogte op den mond ftond. Wy hielden toen zyne kwaal voor een hevigen aanval eener volkomen i vallende ziekte , te meer daar zyn bediende ons verzekerde, dat zyn meester meermaalen, door die kwaal, was \ aangetast geweest. Alleen verwonderde het ons, dat wy zyn polsflag niets minder dan Epileptisch vonden, daar dezelve noch even langfaam en bedaard was, als op den voorigen dag. Ongeveer ten tien uuren vóór den middag hielden de ftuipen op, terwyl een overvloedige zever fteeds ten monde uitliep. De oogleden bedekten nu niet meer de oogen , welke gantsch verdonkerd waren door opgezwollene bloedige aderen. De pols wierd eindelyk lang- • faamer en kleiner, de ademhaaling zeldfaamer, en ten één uuren na den middag was 'er geen teken van leven meer te zien. De zever hield nu op met vloeijen, en daar en tegen liep het dun hoogrood bloed, druppelswyze, uit den ïïetis. Het lichaam wierd niet ftyf, en alle leden bleeven  AANGAANDE HET HEULSAP. «79 buigfaam, tot dat het Ïyk, op den derden dag na den dood, begraaven wierd. Weinige dagen laater ontdekte men het bedrog, door den overledenen gepleegd, de oorzaak van deszelfs dood, en ook de wyze,"waarop hy denzelven had bewerkt; hier jn beftaande, dat hy zich met twee brokken Heulfap, die met hun beiden, anderhalf once woogen, had vergeeven. De Vorst nam dit alles zo euvel, dat hy hem der begraavenis onwaardig oordeelde, en liet het lichaam weer .opdelven. Daar men , by deeze gelegenheid , met het Ïyk niet zeer hoflyk handelde, en een der opgraavers hem by den baard wilde trekken, hield hy denzelven, onder groot gelach der omftanders, in de handen. Ook wierden alle hairige deelen des lichaams, door het minfte trekken aan dezelve, van hair ontbloot. Het lynwaat en de windfels, met welken het lichaam ter aarde was belteld ge-, weest, wierden , door het ontbonden bloed , hoogrood geverwd gevonden. De geledingen hadden noch hunne voorige buigfaamheid. Ook was 'er aan het Ïyk noch geene aasachtige flank te bef/peuren. Het opgedolven lichaam wierd verder, met veel moedwil , door de Stad gefleept en in den vloed geworpen, door welken het, niet verre van daar, aan den tegenovergeftelden oever, wierd opgeworpen. De Honden verzamelden zich in menigte om het Ïyk: doch, hoe gretig zy anders ook mogen zyn naar menfchenvleesch, waagde het geen derzelve daar in te byten. De Havens en Roofvogels greepen alleen de beenen aan, welke zy geheel ka'al afaaten, terwyl zy het overige des lichaams aan de verrotting overlieten. NATUURLYKE HISTORIE VAN DE ZEE-PAPBEGAY. (Volgens BUFFON.) T\e Vogel, dien wy hier onder den naam van Zes\ J pappegay befebryven, voert eene menigte van Naamen. In Noorwegen en op de Eilanden van Feroé' is hy bekertd onder dien van Lund, Lunde, So 'è ■ papegay ; op Ysland Prau; in Kamtfchatka Tpatka; in Groenland Kilkngak; in de Noordlykfte deelen van Wales Paffin en Po-  -°° NATUURLYKE HISTORIE Pope; in de Zuidlykfle Guldenhtad, Bottlcnofe, en lik /egug; in York en omftreefcs Scarborough Mullet; ini het Noordlykst deel van Engeland Coultemeb; by dei *ranfchen draagt hy den naam van Macareux. De Bék, dat voornaam werktuig der Vogelen, en vani weiken de in 't werkftelling hunner kragten, van hun' viytbetooti, en van het meerendeel hunner vermogens, af-', liangt; de Bek, die beurtlings voor hun de mond eni Hand is, het wapentuig om aan te vallen, en het werk-, tuig om te grypen, moet gevolglyk het gedeelte hunss lichaams zyn, welks maakzel den meesten invloed heeft opi hun Inltind, en de meeste hunner hebbelykheden beflist;; en, dewyl deeze oneindig verfcheiden zyn in de ontelbaare Benden van het Gevederde Geflacht, dewyl hunne' wydverichillende neigingen hetzelve verfpreidt in de Lugt,, op de Aarde, en m de Wateren, heeft de Natuur, desgelyks, tot in het oneindige het maakzel van den Bek ini de vogelen veranderd. Een fcherpe en verfcheurende Snavel wapent den kop i der fiere Roofvogelen; de vleeschgraagte en bloeddorst,, gevoegd by de middelen om daaraan te voldoen, zyn i oorzaak dat zy uit de hoogte des lugtgewests nederltor- ■ ten op alle andere Vogelen, en zelfs op alle andere, zwakke en vieesagtige Dieren , die desgelyks hun tot: ilagtofiers ftrekken. Een Bek, in de gedaante van i een langen en platten lepel, bepaalt het Inftinéfc van een i andere foort van Vogelen, en verpligt dezelve om hun i beftaan in de diepte des waters te zoeken ; terwyl de kegelvormige korte en afgeknotte Bek aan het Hoender- • foort de gelchiktheid fchenkt, om de Graanen op den i grond te verzamelen, hun aanzet om van verre tot ons te komen, en die lpyze als uit onze hand te ontvangen., De Bek, die lang en buigzaam is, eigen aan de Rivier- en Moeras - vogelen, noodzaakt hun om zich te onthouden in moerasfige ftreeken,. om in den zagten modder en (Ïyk voedzel te zoeken. De fnydende Bek: der Spechten doet hun zich aan de boomftammen hegten, om het hout te doorknaagen; en eindelyk de kleine' Bek van de meeste der Veldvogelen laat hun niet toe I dan om Vliegen en andere kleine InfecTren te vangen, en \ ontzegt hun alle andere foort van voedzel. In deezervoege wyzigt het onderfcheiden maakzel van f den Bek het Inftincr, en noodzaakt de meeste hebbelykhe- \  VAN DE ZEE-PAPPEGAY. 2v?ï den der Vogelen, en deeze gedaante van den Bek is tot in het oneindige verfcheiden, niet alleen door zagte overgangen, gelyk in alle andere werken der Natuure, maar : met groote tusfchengraaden, ja 1'prongen. De verSi vaarlyke grootte van den Bek des Toucans , de gearogt| lyke opening van dien des Calaos, de misvormdheid van ■idien des Flamingos, de grillige gedaante van dien des \ Lepelaars, de opgewipte geftalte van dien des Kluïts, enz. toonen ons genoeg, dat alle mogelyke figuurenge}trokken, alle gedaanten gebezigd, zyn; en, ten einde 'er I niets meer in dit vak zou te verlangen ot zelfs te bedenken vallen, biedt de Bek des Zee ■ pappegay s zich laan. Men verbeelde zich twee zeer korte Mes-lemmet|ten^ met de fneede tegen over elkander gefteld, en men | heeft den Bek des Zee - pappegays voor oogen : de punt I-van deezen Bek is rood, en heeft overdwars twee 1 of drie kleine groeven; digt aan den Kop is de Bek j'blapuwagtig: de boven en beneden Snavel, zamengevoegd, 1 zyn omtrent zo hoog als lang , en maaken bykans een \ gelykbeenigen driehoek; de omtrek van den boven Sna* 1 vel is digt by den Kop met een vlies of beenagtige zelf1 Handigheid, in kleine vouwen, die, aan eiken hoek van I den Bek , als 't ware, een roos vormen (*). j Dee- f (*) De Heer geoffroy de valognes, die my toefchynt eer» >t goed Waarneemer te zyn, heeft my, ten opzigte van deezen I Vogel,de volgende aanmerkingen wel willen toefchikken: „ Men , ,, heeft" (fchryft hy) „my een Zee-pappegay gebragt, gevangen j in de eerfte dagen van deeze maand (May) als hy voorby ' ',' onze kust ging: men zag deezen Vogel met verbaasdheid; •f ' eene verbaasdheid die zelfs Perfoonen beving die zich veel I op de Zeekust onthouden , 't geen my gelooven deed dat 1 , de Zee pappegay vreemd is in onze ftreeken. .$•" „ De plaatzing der Pooten in deezen Vogel, digt by den 1 aars, deedt my denken, dat hy niet dan met moeite kan 1 " loop'en , en meer gevormd is om te zwemmen. Het asch1 V, graauwe, het zwarte en witte, fteekt zeer fterk af in de k Pluimadie; de eerstgemelde deezer kleuren vertoont zich op I " de kaaken en de zyden van den kop, en beneden aan den | ? hals, waar de kleur eenigzins zwaarder wordt de twee- j de kleur heerscht aan den kop, den hals, den rug, de vleuI " gels, den ftaart, en ftrekt zich over de keel uit, om een 3 breeden halsband te vormen , welke, te dier plaatze , hec „ asch»  aS-s NATUURLYKE HISXORBS Deeze gebrekkige overeenkomst met den Bek eens PapA pegays, die desgelyks een vlies aan het grondftuk heeftA en nog mindere overeenkomst van den dikken hals, en J rondagtige gedaante, heeft aanleiding gegeeven tot' denJ naam van Zee-pappegay. Onze Vogel heeft bykans geene Vleugels; in de klei-l ne en fcheerende vlugten, welke hy doet, behelpt hyJ zich met eene (lerke beweeging der Pooten, met welke..-! hy niet meer doet dan langs de oppervlakte des waters-s fcheeren 0y. dit geeft aanleiding, om te zeggen, dat hy, , orai „ aschgraauwe van het zuiver witte affcheidt, 'c' geen men'i „ alleen onder aan 't lyf vindt, waar de pluimen een graauW „ digt dons, 't geen den buik bezet, aan het oog onttrek-„ ken. Hst zwart, boven op den kop, wordt eenigzins lig ter by het begin van den hals, op de vleugelpennen en i ,, de einden van de rugvederen : boven op de vleugels i „ heerscht een witte band , die zich niet geheel vertoont dan i wanneer de vleugels uitgebreid zyn. „ De bek is minder lang dan breed, indien men van hec: „ grondftuk afmeete ; de gedaante bykans driehoekig; beide. ,, de deelen zyn beweegbaar. De yzerkleur, welke de bek; „ voor een gedeelte heeft, is, als 't ware, door een bal ven, i ,, witten cirkel afgefcheiden, van een helder rood , 't welk de i punt verft, en zeer ftrekt om den fnavel op te eieren. De; „ bovenkaak vertoont vier groeven, de onderkaak drie, welke: beantwoorden aan de drie laatfte in de bovenkaak ; alle: ,, deeze groeven vormen eene foort van halve cirkels; hec; „ bovenftuk is aan den grond voorzien van een witten wrong, , „ waarin men ongeregeld geplaatfte gaten ontdekt; uit elk deezer gaten komen kleine pluimen. De neusgaten (laan . „ aan den kant van de bovenkaak, en loopen, ter lengte van i „ drie linien , in de lengte van den bek. Ik heb boven in . „ den bek des Vogels verfcheide vleeschagtige punten waar- „ genomen, loopende na den ingang van de keel; welker „ doorfchynende en glinfterende uiteinden my eenigzins har„ der dan het overige voorkwamen. De oogen, met vermilioen ,, rood geboord, hebben dit byzonder, dat zy in het midden,, punt ftaan van een driehoekigen uitwas van een graauwe „ kleur. De korte fchenkels zyn helder oranjeverwig, zo ook de pooten; de nagels zwart en blinkende; die van den ,, middelden vinger is de langfte en verreweg de breedfte." Extrait (Tune Lettre de M. geoffroy a M. Ie Comte ds Buffon , daiée de Valognes , Ie 8 Mai 1782. (*) Si quando vel natat, vel aliter lecum mutare velit , ala* rum  VAN DE ZEE-PAPPEGAY. 2Sg i nm zich op te houden, het water geftadig met de vleul eelen Haat (*). De pennen zyn zeer kort, zo ook die , fan den Staart (f). De Pluimadie van het geheele lyf beftaat meer uit Dons dan uit weezenlyke Veeren. Wat de kleuren betreft, men verbeelde zich, fchryft gesner, een Vogel Pekleed met een wit kleed, en daar over een zwarten mantel geflaagen, en een muts van dezelfde kleur gelyk dit de .kleeding is van zommige Monniken, èn men zal zich den Zee-pappegay volkomen voor' ftellen ; om die reden heeft men ook aan deezen yoi'cel'den naam gegeeven van het kleine Meniiikje, F ra- U1-D&aZee-pappegay leeft van Zeevisch, Krabben, ZeeHarren, en kleine Schulpvisch, welken prooy hy vangt met zich in het water te dompelen , onder 't welk hy zich gaarne eenigen tyd onthoudt (§), en 't geen hem ter ontwvkplaats van gevaar dient. Men wil zelfs, dat hy de ito, zyn vyand, onder het water haalt C*>i d« bedrvf van kragt of behendigheid fchynt boven de lichaams. vermogens deezes Vogels, die in grootte een Duif met overtreft fff)- Men raoet zulks dan toefcl:iryven aan de wapenen waar mede hy voorzien is; en, in de daad, zyn Bek is zeer op befchadigen gemaakt door de fnydende kanten en het omgekromde einde. . De Neusgaten Haan digt by de opening des Beks, en doen zich op als twee langwerpige fpleeten. De Oogleden zvn rood, boven aan dezelve ziet men een kleine, driehoekige, uitwas; aan het beneden Ooglid is een dergelyk uitwas, maar van eene langwerpige gedaante. De i rum pedumqiit extremitate aqua nitem, celeriter, quafi prorepens, praterlegit. Gesner. f*l WlLLUGHBY. (f) Men telt 'er twaalf, fchoon de Heer edwards zegt ei zestien in een geteld te hebben. (J.) Gesner apud Aldrovand. Avi, Tom. III: p. 23°' (§) Recueil des Voyages du Nord, Tom. III: p. ios. f**j , De Zes pappegay heeft den bek één duim lang, en zo „ fcherpfnydend, dat hy deRaave, zyn vyand, weetje vermeesteren, en met zich onder water te fleepen." Hiji. Gen. det 3 'hyages, Tom. XIX. p. 46. (tf) Van den punt des- Beks tot het einde des Staarts I <én voet, ea dertien duimen van den Bek tot de Nagelen.  284 NATUURLYKE HISTORIÉ Pooten zyn oranjeverwig, voorzien met een vlies vat! dezelfde kleur tusfehen de vingeren. Geen achtervinger vertoont zich. De Nagelen zyn fterk en gekromd. D Latitat in cavemis. Gesner apud Aldrov. Tom. IIIP- "5- (|) Non pop tint nifi paccato mart viüum fibi parare aut item facere; quod fi proceiU in id tempus forte inciderint £? mare', turbidum fuerit, innumeri macilenti & mortui in littora ejeftii reperiuntur. Willughuy , p. 245. (§) „ De Noordewind heeft ons deezen Winter een zeen „ groot aantal doode en verdronkene Zee-pappegaijen bezorgd., „ Zy doen alle jaaren eene reis over Zee, omtrent het einde: ,, van February of het begin van Maart. Wanneer het ftorm-' „ agtig weêr is verdrenken 'er veele, en altoos valt een groot,; aantal in de klaauwen der Roofvogelen. Het is waarfchyn-'] '„ Ïyk dat deeze Reis voor hun zeer moeilyk valt, want alle| „ deeze verdronkene Vogels zyn by uitftelc mager. Men treft „ van deeze Vogelen nog aan op onze kusten van Picardie,\ in de maand Augustus; doch ze zyn dan min talryk- Het i „ Wyfje verfchilt niet van het Mannetje, dan dat het laatst je-f melde veel fterker kleuren heeft; by de ouden is de Bek1; .. veel grooter dan by de jongere." Lettre de M. ballon, datée de Montreuil-fur-mer, le 10 Avril 1781. De Zee-pap-■ pegaijen zyn bekend op deeze kust (de kust van CroijieW ofl.  VAN DE ZEE-PAPPEGAY. Meestal bewoonen de Zee-pappegaijen de Eilanden (*) en de Noordlyklle punten van Europa en en waar- fchynlyk ook die van America: dewyl men ze m Groenland en op Kamtfchatka aantreft (t> Hun vertrek van de Orcadifche en andere daaromftreeks gelegene Eilanden van Schotlandgefchiedt geregeld in de maand Augustus, en men verhaalt, dat in de eerfte dagen van April er eenigen te voorfchyn komen, als 't ware om de plaatzen op te neemen, en die naa twee of drie dagen vertrekken, om de groote Bende op te zoeken, welke zy met het begin van May aanvoeren (|> t . &> De Zee-pappegaijen maaken geen nest; het Wyije legt de eiieren op den blooten grond, in de gaten welke het vindt, of maakt. Niet meer dan een ey wil men dat zv te gelyk leggen, dit is zeer groot, loopt vry fcherp aan het eene einde toe, de kleur is graauwagtig met rood gemengd (§). De Jongen , die met groot ot fterk genoeg zvn om den hoop by het vertrek m den Herfst te volgen, worden verhaten (**;, en komen misfchien om. ... , , . w Ondertusfchen komen deeze Vogelen , by derzelver wederkomst in den Voortyd, niet tot de verfte Noordlyke ftreeken. Kleine Vogelbenden van deeze foort blyven op verfcheide Eilanden , of Inhammen, langs de Engelfché i kust Men treft ze met de Pinguïns aan op de Klippen by de Engelfchen onder den naam van the NeC(i/esN^ i onder deu naam van Gode; in alle Jaarfaifoenen komen dezelve d hier voor. ISykans nooit ziet men ze op t land , en dan nog j op p!/atzen zeer digt aan zee. Zy nestelen m de fpleeten der t rotzeil, bovenal digt by Belle-Isle, op de plaats onder den i naanï van le vieux Chateau bekend. Hy legt op den vlakken I croni drie graauwe eijeren. Men vindt deeze Vogels in de f geheèle Golf van Gascogne. Lettre de M. Ie Ftctmte ds f 'ouERNoëNT, du 29 ]an. 1781. (*) In infulis Móna. Bardrej , Caldey, Prestholm, Farna, ) Godreve Sorlings, alihque. Willlghby. rt (f) Oe Kamtfchatkaërs noemen deezen Vogel Tpatka. Wen I vindt denzelven op alle kusten des Schier Eilands. Hip. Gen. , des Voyages, Tom. XVIII. p. 270. Volgens cmeljn en ïtmakr* C4-) Zie willughby , p. 246. (**) — MBNG. 1797. NO. 7* V  286 NAT. HIST. VAN DE ZEE "PAPPEGAY. Naalden)i bekend, aan den westhoek van het FiJa»*, ttt'^ Hee™ARDS fleet verfcheide dagent de nabyheid deezer Klippen, om deeze Vogels waar te nee?' men en te befchryven ö nee ' C} DemHetr fDWAï™ befchryft ons dezelve als een der verbaazendfte werken der Natuur. „ Zomtyds (dus luidt zyne < „ befchryvmg) heb ik my verwonderd over de trotsheid ,W „ Koninglyke Paleizen; het grootfche van onze oude Hoofa „ kerken heeft my te meermaalen met een heilig ontzag „ troffen : maar wanneer ik uit zee dit verbaazend^öot werk t „ derNatuure zag, hoe zwak, klein en nietsbeduidend weX „ toen ,n myPe oogen alle die gedenktekens van menTchlyk „ vermogen ; Dat men zich verbeelde een hoop Rot- » 2.en Vrzesh°"dfd voeten h0°S' in eene lengte van omtrent • „ y*er (Engelfché) mylen, beftaande in ruwe Obeliak" en To ■ „ lommen die z.ch onmiddelyk uit zee fchynen te verheffen„ dat deeze atg^ fneeden zyn door zwarte iheepen en holen ' :,iZ? t°? dek'golven gegroefd: dat van deeze fombere „diépte het verbaasde oog zich veste op de afeebrookene „ zyden e afdeel.,gen aan den top dier Rotzen, Sr ov4 ' „de baaren uttfteeker.de gedeelten elk oogenblik den aan- r SS°v2l Ln" nedertr' " ^^-P^chynen^zullea „ aoen verzinken Dat men zich vervolgens een vierde „ van een myl verwydere, en in zee vaare, om een 2 men gez.gt te hebben van dit verbaazenTkotVvaarte en „alsdan een ftuk gefchuts affchiete; hierop worddelon „ verdonkerd door een zwarte wolk, veroorzaakt door „ fin- Vogel», die, met eenige Schaapen, de eenige bewoo*. „ ders vaa deeze Rotzen zyn." ë oewoo». IETS  IETS OVER H. DÜIFHUIS. aS? IETS O V E R HUIBERT DUIFHUIS, Eerst Roomsch Priester, naderhand Leeraar onder de Hervormden. votum PRO ECCLEbU. o Utinam terris pietas antiqua rediret, Simplexque & nondum licigiofa fides! Religio foret, non bella irasque fovere, Qua; Chrifti lacerant, hen fine fine! gregern Cesiaretque error, vanis' modo ritibus iilum , Et tantum externa fedulitate coli: Sed cordis probitas divini maxima cultus Pars foret, & recti non fimulaius amor: Et Chriflum puro & fincero corde vereri, Seque adeo tota tradere mente Deo. Chrilte ah delufis monftra, quid denique pofca* Cum tibi difcipulos pofcis habere Fidem! werenfelsius. Het is eene over 't algemeen zeer gegronde aanmerking, op Mensch--en Wereldkunde gebouwd, dat wy, in het beoordeelen van Perfoonen en Chara&ers, ons in de Gefchiedenisfen voorkomende, zullen wy rechtmaatig handelen, en niet meer van hun eifchen dan billykheid afvordert, ons te verplaatzen hebben in hun Tyd, in hun Land, in hunne Omflandigheden, en ons wagten, die Perfoonen af te meeten naar 't geen thans, in een bepaald Gewest, en by eenen anderen toedragt van zaaken, plaats vindt, en tot een maatllaf dient om Perfoonlyke Verdienden op de juiste waarde te fchatten. Zo gegrond en algemeen door alle verftandigen omhelsd deeze Regel is, zo zeer zal men reden vinden om eenen Man, een Charaéter, toe te juichen, en, als voorbeeldlyk fchoon, zich boven allen verheffende, te bewonderen, 't welk deeze verzagtingen, van Tyd, Plaats en Omstandigheden, ontleend, niet noodig hebbe. Schaars, ik beken het, worden de zodanigen gevonden. Doch moeten zy, naar maate van die fcaaarsneid, in V a waai-  iets over h. duifhuis. waardye klimmen, onze rechtmaatige bewondering, onze billyke hartgrondige goedkeuring , onzen onvermengde» lor, wegdraagen. ° Ik twyfel niet, of wy zullen dien fchenken aan eenen Vaderlander, over wien ik voorheb de Leezers kort- lyk te onderhouden. Een Vaderlander, van wien wy, met den grooten Byfchriftdichter g. brandt, mocea zeggen: ° Hoewel u Rotterdam, o duifhuis ! laater baarde Dan zynen Defideer, (één dag voor 't Taargety^ C*) 't Was vroeg genoeg om zyns gelyk te zyn op aarde,' Niet in geleerdheid, maar in deugd, zo groot als hy Gy tradt in reklykheidl op 't fpoor van zyne voeten • Zo 't Reformeeren op uw voet hadt willen gaan, ' Hoe zou het Christenvolk eikanderen ontmoeten, Die nu, van een gefcheurd, veifcheiden weg inflaan. Geene berigten «ellen ons in ftaat om een Leevensbefchryving te geeven van huibert duifhuis. Niets dan losfe brokken- doen ons hem kennen. Doch deeze zullen, zo wy hoopen, voldoen aan het oogmerk van myn plan in deezen. Duifhuis zag , in den Jaare 1531, te Rotterdam het eerfte leevenshcht Hy bereikte een vyftigjaarigen Ouderdom, in 15^1 dervende. .Een Tydperk in 's Lands Gefchiedenisfen bekend en uitgemerkt door den Twist tusfehen Roomsch en Onroomsch in deezen Lande. Duifhuis , tot Priester by de Roomfchen opgebraet, bekleedde dat ampt m zyne Geboorteftad Rotterdam Zagtaarttgheid was een hoofdtrek in zyn Charaéter en maakte deeze hem vroeg afkeerig van de tof-n heerfchende Vervolging ter zaake van Geloofsbegrippen : die ook haare woede, in deezen Lande, met afziet 12 geweld, vertoonde. & & & Amptshalven vondt duifhuis zich gedrongen de Ondervraaging eens Medeburgers by te woonen, die, te Antwerpen het zogenaamd Ketterdooden gezien hebbende des zyn gevoeligen afkeer betuigde. ■ Genoeg, in dien tyd, om hem van Kettery verdagt te houden en voor (*) Dat is één dag vroeger dan de Geboortedag van era*; *n* , den 37 van Wynmaand des Jaars 1531.  iets over h. duifhuis. voor de Geestlykheid te ontbieden, ten onderzoek zyner G£SE, -ptsbalven, de Ondervraaging dee- SS door de op Schuld aazende Onderzoekers op de fnfchuld aedaan. Duifhuis zvvygt. De Ge. daagde be&t zieh, in zyne benardheid, van een toen algemeen tweeregelig versje; zeggende: Ik geloot, gelyk De Kreupele zei tegen den Blinden, Die weldoet zal wel vinden. Zodanig eene taal der welmeenendfte °P«g*eid den dus lang gezweegen hebbenden duifhuis. Hy trekt rich dien Man aan j en , tot groote verbaasdheid zyner Medeg SofSerzoekeren, ftondt hy overe.nde lag. zya hand op 't hoofd deszidderenden Gedaagden, die onverwagt de fcherpe taal, dus lang tegen hem gevoerd, hoordegafwisfelenPmet de minzaame en bemoedigende van Priester duifhuis: Wel Zoon! gaa zo voort dat Geloof is goed; houd u daar by , en doe "er volgens p! —Vreemd klonk zulks in 't oor zyner Medegeloofsonderzoekeren ; maar by wist, door fchrander be eid, zvne redenen in zulk een vorm te gieten , dat het Geloofsonderzoek deezes Mans in "i, uPtferv eindigde. ■ Ligt valt te bevroeden , dat Twout Piuwf, zo was die Rotterdamfche Burger geheefen° den Priester duifhuis in zyn hart zegende, en hem voorts altoos als zyn Behouder aanzag. Van deezen reklyken aait gaf onze Priester een nog doSteSSS blylZ Eene Vrouw viel by hem klagtig over haare Dogter ; zeggende, dat deeze M fchap verkeerde. Duifhuis vroeg, tn welk Gezelfchap 3 " De Moeder antwoordde, met huivering, by Herdoo- un Duifhuis liet daar op de Vraag volgen, hoe % zich gedroeg ? Hier op gaf de Moeder tejer- (*) Eenvoudige maar fchoone gedagte, door pof* in twee regelen dus uitgedrukt: For modes offailh let gracelels zealots fight Hts carit be wrong, vhofe Ufe is tn the right. V 3  g92 ÏETS OVER H. DUIFHUIS. zeer om geld verlegen, zoekt het eerlyk hart, het onvefv mogen om het opgefchootene te vergoeden bybre^ende Hoe edel l&J» SjEUS»^ Eenigen tyd onth eldt hv zich te iZl; « , t\ i Piet zeker. Daar verloor hy zyïe Vro^wT oTdeTene ■ of andere wyze, ons onbekend rirh • V , ene daar veele Steden Prins wielemTr» r j%/W, vallen, voor een vA«^SS.D™iii^rM Huis en Have,«^StmJmlm^S^^ ^ die ook haare zwakke en zwarte St Zff'™rm*™* genoeg beviel om die zyde openlvk tom 1 e\met gisfing niet ongegrond, l M^&fttt^^JSf handelingen in aanmerking genomen zvnde v°1«c:nde leer en Kerkgebruiken. _ De nnre^L^ Kerk' kleed nf li<^ ».;*y^f S ' " dat G0D niet zag od 't „ kleed, ol het wit of zwart ware ; maar op het haft " in  S^ff SE VRIEND IN KOOI», zy het ft zich zelve en haare Familie oneer e aangedaan, door eetol verhaast en dwaas Huwelyk met iemand beneden haar ftaat •> 1 en dit is, gelyk men kan denken, op armoede en elende uitse • toepen. „ Ik verheug my," fprak de oude Zeeman, , dat' „ het niet flimmer isrwant, hoe zeer ik ongelyke Huwelyken t wraak, kunnen jonge Meisjes tot nog veel grooter kwaad„ vervallen; en waar geen misdaad is kan onmogelyk eenee „ onherftelbaare vriendfchapsbreuk, en fteeds duurende onge- ■ „ nade, plaats' vinden. Maar wie was de man ; en wat zei „ 'er myn Broeder van?" (Vel, myn Heer! was het be¬ deesde antwoord, dat kan ik zo juist niet zeggen; maar hetl was gedeeltlyk myns Vaders eigen fchuid ; want hy vendt i veel genoegen in dien Jongeling, zynde een Tekenmeester, die' in de Familie gebruikt werd; Vader wilde hem ons huis niett verbieden, naa dat wy hem onderrigt hadden van het gevaar '; eener Liefdensonderhandeling tmfchen hem en amelia. Zo dat: hy, toen het te laat was, in heftigen toorn tegen haar ontjtak t geen alleen ten uitwerkzel hadt, dat hy amelia , als 'tl ware, in de armen van haar en Minnaar wierp. Zy trouwden em vonden zich welhaast in groote zwarigheden gedompeld. — ■'■ Myn Vader wilde, ingevolge van dit alles, niets aan haar doenen, wanneer hy ftierf, onterfde hy haar niet flegts, maar dwong'' ons te belooven, dat wy amelia niet langer als een Zuster zou.'- den aanzien. „ En gy," viel de Captein haar op een i toon van verbaasdheid en misnoegen in de reden, en gy „ hebt die belofte gedaan!" JVy konden, hervatte de; oudfte Zuster, onzen Vader niet ongehoorzaam weezen; maarwy hebben, herhaalde Itecren, haar, tot verligting in haaren be-■ hoefttgen toeftand, het een en ander toegefchikt. ~ „ Ik bid u,"' hervatte de Captein , „ wat is in 't einde van haar geworden?' » Waar is zy tegenwoordig?" tVaarlyk. was hét. antwoord , 231 en haar Mat zyn zo menigmaal van Woonplaats veranderd, dat wy , zints eenigen tyd, niets van haar vernomen hebben. „ Zints eenigen tyd! hoe lang?'' vroeg de Oom. Het antwoord was: Misfchien een'half jaar of langer. - „ Arme verltooteling!" riep de Captein uit, met een balf ge-1 fmoorde ftem, „ik heb geen belofte gedaan om u te verzaa- . ,, ken. Het behaage a. Nigt," zich met een zeer ernftige houding tot de getrouwde wendende, „ my op te geeven het „ laatfte befchetd, 't geen gy hebt van uwe ongelukkige Zus- i „ ter.' — Zy bloosde, zag verlegen, en, naa een lange poos \ zwygens, fprak zy tegen haar Oom: Maar, myn waarde HeerVA gy hebt geen oogmerk om ons heden te verlaat en ? Myn knegt zal I alle nafpeuringen doen, op myne Zuster, welke gy begeert, en » I die moeite befpaaren. Op morgen kunt gy dan na de Stad ryden, 1 en doen wat u goeddunkt. „ Myn goede Nigt," zeide de 1 Captein, „ ik ben een flegte Slaaper, inzonderheid als my iets f 5# tó £ hoofd ligt te maaien. Daarenboven val ik wat onge- f .. du!.I  of de vex3tawdig weldaadice oom. 3^7 i Altist van aan, en doe gaarne myne zaaken zelfs. Gy zult Y' ml ditTel wil en veroorloven." Dit gezegd hebbende, zogt hv zvi hoed, ging, zonder veel pligtpleegingen, ten huue u t, 2 te voet na de Stad; zyne twee Nigten niet weinig in verle- rgènheiriaatende wegens de gevolgen van dit fpoedig vertrek I nna hpr onderhoud over amelia. Tn LX komende, ging hy terftond na de gemelde plaats, in een byto.5e niet verte van W De Lieden die Slaapers h elden onderrigtten hem,dat de Perfoonen,na welke hy vroeg, ÏÏËidïïun'den weg geweest waren en dat zy «e.:wwa wat 'er van die Perfoonen geworden was. Dit dompel de den C plein in groote verlegenheid; maar, terwyl.hy ftondt te ptinz^wat hemgnu te doeifftondt, herinnerde «"» van den huize, dat Mr. blakd (dus was de Teke imeester ge ïeeten ) Teken esfen gegeeven hadt in zeker Scnool, waar men nUfcMen onderrigt van diens verblyf zou kunnen geeven. Captein corNish fpoedde derwaards, en werd door den Kostfchoo&der onder/gt, dat zodanig e en Perfc«zpte zeweest was; doch eenigen tyd geleden by hem niet langer als SmeTster gediend hadt: de Meester voegde «by d« bland een weloppasfend bekwaam man was; dojch zich n zeer ten not 'er byvoegende: Ik deed zulks met veel aandoe'Tngs Itln'iki vLekeren, myn Heer! ™argy ^rypt leer wel, dat ik de zaak niet kon verhelpen. De Captem «/hem m« een oog vol verontwaardiging aan, en fprak: „Ik verondSftel dan, myn Heer 1 dat uwe gevoeligheid en aan" Snge" u niet toelieten, onderzoek te doen, waar de " arme man zvn verblyf nam, of wat 'er naderhand van hem " Xd11—% dit betreft, antwoordde de Schoolmeester e)k knt'zyne eigene bezigheden best, en ik heb mynjydjen vol. en noodt* En over 't geheel was de berekening van het jaar by alle oude Volken, ook die het naast aan eikanderen grensden , zeer verfchei- \ ^Neemen wy dan nu, in de befchryving van den leefI tyd der Aartsvaderen vóór den Zondvloed, de voorge- J (*) Men vindt denltelyk de oude naamen van deze 4 jaargotyden in de gefchiedenis van den Zondvloed bewaard, Oe- |*!n ,77, n zyn 146fte jaar. ^ voorbeelden vn„ «n «er hoogen onderdoodt men by HALLER ££f « u, o • S' Se£L 2- 6l6- <* Letterbode III w var,, Portraiten van oude lieden/door den Dee^fchen cïet. " ,dolr'ph°ro Vfa:7'Vn b£fch™. OuabtgTBiU^. ïnxDoaPH. p. 50. (Haft. ,789.) worden onder anderen so. 185 jaaren Zie Komt- en Letterbode, V. N. 120 bl 1,7 • Maar nun beeft rede om te twyfelen , of de/e onraven w I op geloofwaardige berichten fteunen. Zie nALLERTc! Voor (t; bi. 2. ^  DER AARTSVADEREN. S2* Maar nu blyft dan evenwel nog de zwaarigheid over in het geen omtrent Noach gezegd wordt, dat hy nog in zvn lootte, dat is dan nu in zyn ia5ftejaar, kinderen zou verwekt hebben, Genef. V: 3». De vraag is hier zoo zeer niet over de mogelykheid van de zaak zelve, maar of 't waarfchynelyk is, dat Noach nog zoo oud huwelyksvruchten zou gekregen hebben. Tot wegneemin" van deze bedenking zou men kunnen vermoeden, dat °hier een vergisfing der affchryveren in de talletters, waar van men zich oudstyds bediende, mag plaats gehad hebben. Men kan ook aanmerken, dat het Hebreeuvykhe woord, door de onzen vertaald, hy gewon, met altyd letterlvk van het verwekken van eigenlyk gezegde zoonen en dochteren behoeft verftaan te worden. Men kan ook' aan de verkryging van kleinzoonen en andere nakomelingen denken ; , Van meer gewigt zal eene andere zwaarigheid voorkomen, ontleend uit de kortheid des tyds, die, volgends deze vooronderftelling, van Adam tot den Zondvloed zal zvn verloopen, waarvoor dan, in plaats van 1656, die dé gewoone telling aanneemt, niet meer dan 414jaaren kunnen gevonden worden. Een tydsbeftek, zoo t Ichynt, ü veel te kort voor die aanmerkelyke vorderingen, die de 1 befchaaving van 't menfchelyk verftand, blykbaar door 1 de uitvinding en aankweeking van nuttige kunften en wee< tenfchappen, toen reeds moet gemaakt hebben. Maar wy ! zullen, by eene nadere gelegenheid, aantoonen, dat men I zieh uit eenige voetftappen, die in deze oude oirkonden 1 hieromtrent voorkomen, doorgaans veel te hooge gedacht ten vormt van de verlichting van die vroege eeuwen, en 1 dat 414 iaaren in de daad overvloedig genoeg waren, om 1 alle die kundigheden, die men met grond in die eerfte 1 menfchen kan voorondetftellen, langfamerhand te verkry1 gen Het fchip van Noach was veel kleiner en minder 1 kunftig, dan men zich gewoonlyk verbeeldt. De uitvinI dingen van Jubal en Thubal moet men met hooger aan1 z'en, dan als eerfte aanwyzingen van ruwe grondtrekken voor (*) MicHAëus heeft deze beteekenis uit het fpraakgebruik, I zoo wel der Arabieren , als der Hebreeuwen, ontegeniegsjelyk ort heeft zien wandelen op hunne twee beenen. Onder Lderen, zag hy 'er eene van het vrouwelyk geflacht, iie eene zekere zedigheid vertoonde, dewyl zy haar aanezigt met hare handen bedekte, wanneer haar iemand iaderde , met wien zy niet bekend was ; zy fchreidde, tastte, en fcheen niets van het menschlybe te ontbreken kn de fpraak (*). Menigvuldige andere verwonderlyke iedryven, welken onnoodig zyn te herhalen, om dat wy fr genoeg van weten, door ontwyffelbare getuigen, wor[en ons, door verfchillende Reizigers, van dit Dier medegedeeld. Fbe Graaf de bufeon meent, met zeer veel waarfchyn* fekheid, dat het geen men- breede en fmalle Orang Ouings noemt dezelfde foort van Dieren zyn, en dat die, ïelke men tot hier toe in Europa overgebragt heeft, feer jong waren, en de helft vaa hare gewone geftalte nog Iet verkregen hadden. ( De Orang Outang , zegt buffon , welken ïk zag , i wandelde altoos op twee beenen, zelf dan wanneer hy i zwaar gewigt droeg. Zyn voorkomen was droevig, zyne [bewegingen waren regelmatig, zyne houding ongedwon1 gen, en zeer veel verfchillende van die van andere 1 Apen. Hy toonde nooit het ongeduld van den Barba1 ryfehen Aap, de kwaadaartigheid van dèn Baviaan, of 1 de buitenfporigheid van andere Apen. Men zou moogÏyk willen beweren, dat hy het voordeel van onder\ wys had gehad ; doch de Apen , die ik met hem zal I vergelyken, hadden dezelfde opvoeding gehad. Tee■ kenen en woorden waren alleen genoeg om onzen I Orang Outang iets te doen verrigten; doch de Baviaan I vereischte een knuppel, en de andere Apen een zweep * I Want geen van de laatften wilde gehoorzamen zünder I flagen. Ik heb dit Dier de hand zien bieden om de \ menfchen te geleiden, die hem kwamen bekyken , en met I hen zeer deftig zien wandelen, even als of hy tot het d gezelfchap behoorde. Ik heb hem zien aan tafel zitten, f zvn fervet ontvouwen, zyne lippen 'er medeI afvegen, \ J » cea I /*) Jac, bontius Hist. Nat. Ind. Cap. 39.  333 aanmerkingen een lepel en vork gebruiken om de fpys in zyn mond q „ brengen, zyn drank in een glas fchenken, en klinkil' „ met den man, met welken hy dronk. Wanneer hy g „ noodigd werd om thee te drinken, bragt hy een kopje ej „ lchoteltje, plaatile zich aan de tafel, deed 'er imker i: „ 1 'chonk de thee, en liet ze koud worden, eer hy ; „ dronk. Alle deze daden voerde hy uit, zonder eeniiij „ onderrigting, op teekens of de woordlyke bevelen v:\] „ zyn meester, of dikwils uit zyn eigen zin. Hy de<£| „ niemand eenig leed. Hy naderde een gezelfchap alty] „ met eene zekere omzigtigheid, en vertoonde zich s „ iemand die verlangt geliefkoosd te worden. Hy wal ,, zeer gezet op de lekkernyen, die hem ydereen gaf, (1 „ dewyl hy eene bezetheid op de borst had, en gekweiJ „ was met eene teringachtige kuch, heeft die hoeveel „ heid van fuikergebakken hem waarfchynlyk het levei „ verkort. Hy leefde eenen zomer in Parys, en itierf dei „ volgenden winter in Londen. Hy at alles, maar vejl „ koos rype en gedroogde vrugten, boven alle andeü „ fpyzen. Hy dronk weinig wyn, maar was daartegd „ zeer gezet op melk , thee en andere zagte draw » ken (*;." De Heer de la ijrosse kogt van een Neger twel Orang Outangs, die niet boven de twaalf maanden oui waren. „ Deze ;Dieren, zegt hy , hadden het inftinrt „ om aan tafel te zitten gelyk een Mensch. Z\ „ aten allerlei voedfel zonder uitzondering. Zy gé „ bruikten een mes, vork en lepel, om het geen ofl „ hun bord gelegd werd te fnyden en op re neemerj „ Zy dronken wyn en andere geestryke dranken, wl „ bragten hen aan boord, en wanneer zy, aan tafel zitf „ tende, iets begeerden, wisten zy het aan den kajuit! „ jongen te beduiden; doch als hy hen weigerde te gel „ ven het geen zy begeerden, werden zy fomtyds boos! „ vatten hem by den arm, beten hem , en wierpen hem orj „ den grond. Het.mannetje van deze Dieren werd oa „ de reis ziek, en liet zich oppasfen als een Mensen! „ Hy werd tweemaal, op den regter arm, adergelateni „ en wanneer hy naderhand zich in dezelfde omftandigl' „ heid bevond, ftak hy zyn arm uit om adergelaten tq „ worden , als of hy wilde toonen, dat hy daar dooi . „ voorheen verligting gekregen had.". Fran-i O Bufïon, Vol. VIII, pag. 8tf.  over de leerzaamheid der dieren. 333 Francois pyrard verhaalt, „ dat, in de Provincie „ van Siërra Liotia. een foort van Dieren is, het welk „ men Bar is (Orang Outang) noemt, die tferk en wel(„ gefpierd zyn, en zoo vernuftig, dat, als zy wel beLhandeld en gevoed worden, zy gelyk knegts arbeiL den; dat zy gemeenlyk wandelen op de twee agterlte I, pooten; dat zy harde lighamen in een mortier ftarapen ; |, dat zy water uit de rivier halen in kleine kruiken, ■ en,vol zynde, op hun hoofden te rug dragen; doch dat „ zy, aan de deur komende, en de kruik hun niet fchie„ Ïyk genoeg afgenomen wordende, dezelve laten vallen; „ maar als zy zien, dat de kruik aau ftuk gebroken en „ het water weggeloopen is, gemeenlyk weenen en „ zich beklagen (*)." Met betrekking tot de opvoeding van deze Dieren, komt het getuigenis van schouten zeer wel overeen met dat van pyrard: „ Als zy, zegt hy, met ftnkken „ gevangen zyn, worden zy geleerd op hunne agterlte, , pooten te gaan, en de voorlte, als handen, tot allerlei „ bedryven te gebruiken , als glazen te fpoelen, den „ drank toe te dienen , het fpit te draaijen, en dergely- E GuAT^berigt ons, dat hy op Java een zonderlingen Aap van het vrouwelyk geflacht gezien heeft. „ Zy was, „ dus luid zyn verhaal, zeer lang, en ging dikwils regt „ overeind op hare agterfte pooten. Als zy dit deed, bedekte zy met hare handen de deelen, welke hare „ fexe onderfcheiden. Zy maakte daaglyks haar bed „ netjes op, fliep op haar zyde, en dekte zich zelve met „ dekens. Wanneer zy pyn in haar hoofd had, bond zy „ 'er haar neusdoek om, en het was vermaaklyk haar „ dus getooid in het bed te zien leggen. Ik zoude nog „ meer kleinigheden kunnen verhalen, die alle zeer zon„ derling zyn , doch die my zoo veel niet verwonderden „ als andere aanfchouwers; want om dat ik wist, dat „ men het voornemen had haar naar Europa te voeren, „ om haar te laten kyken , verbeeldde ik my, dat men „ haar eenige Apen-grimmasfen geleerd had, die het vólk „ hield voor natuurlyke trekken van dat Dier. Zy Inert ] „ in ons fchip, op de hoogte van Kaap de Goede Honp.* (*) Voyages de teancois pyrard, Tom. II, pag. 33' (t) Foyages de schouten aux Indes Qrisntalei. 1%  S34 OVER DE LEERZAAMHEID DER DIEREN. „ De geftalte van dezen Aap had een groote gelvkenk „ met die van den Mensch ff*) » & geiyicenw. Na dus opgeteld te hebben de voornaamfte byzondere heden, betrcklyk dit zonderling Dier, zoo als diedoor S> loofwaardige Reizigers, en door hen, die hetzelve in & ^ gezien hebben, verhaald worden , kunnen wy Se nalaten op te merken dat, in weerwil van de groote geS lykheid, die 'er tusfehen deszelfs geftalte en^intuigfr met die van den Mensch plaats heeft, derzelver verS gens en bekwaamheden zeer bepaald zyn. De gedaante van zyn hghaam ftelt hem wel in ftaat om alle Sn ch Ine^drJVÊr na1te1volSe»' "raar, fchoon het de zintuiJ gen tot de fpraak heeft , kan het egter geen woorden: uitbrengen. Ind en het evenwel in een Vis opgevoede3 de noodige moeite 'er toegenomen werd om het te onA derwyzen, zoude men het ontwyfelbaar het uitbrengend van woorden kunnen leeren ; dan onderfteld zynde T S men dit oogmerk konde bereiken, indien het onbekwaanl bleef tot overdenking, of niet in ftaat was om de mSS TrfJii1 W°°rden tetbeg.rypen, of door uitdrukkingen! een zekeren trap van begrip te toonen, het geen dat del wilde Dieren overtrof, het welk ik oordeel dat zou moei ten plaats hebben, zoude men dezelven nimmer, gelvki ST'ff ,Schl'yvers ,wlllen' ïf* den uitftekenden rang der' menschlyke wezens kunnen brengen. s i] (*) Voyages de franc, le güat, Tom. II, pag. p6-, (Het Vervolg hierna?) EENE NIEUWE EESCHRYVING VAN PETERSBURG DE HOOFDSTAD DES RUSSISCHEN RYKS. ' (Uit Letters front Scandinavia, kortlings in 't Ensehek uitgegceven.) (*). 6 De Stad f etersburg, met alle haare ftaatlyke Paleifen en fchitterende Daken, is te midden van een Wou gelegen, zo woest en dor als een in de Noordfche Ge wes (*) Deeze Brieven draagen het Jaartal van 1789. Dit Werk kwam m 1755 uit. ' J *  nieuwe jsesckryvïng van petersburg. 335 «P«!ten Dezelve levert eene bewonderenswaardige fchft■derv op van 't geen raagt en vernuft kunnen uitvoeren. Onafnanelyk van de hand der Kunst, is de Neva haar éénbr cieraad. Een doodsch, zandig, vlak, land, bedekt met "kreupelhout, omringt die Stad aan alle zyden. Een (klein aantal elendige Hutten, hier en daar verftrooid, vol- 't0^zaarhepETEReezag niet om na de fchoonfte maar de 'tiuttigfte plek gronds, om 'er de Hoofdfrad zyns Ryks M luchten. Handel te bevorderen was zyn eenig doeliwit Petersburg is de Koopmarkt voor den Zeehandel: t MÓscow voor 't geen de Landhandel oplevert. Het Rjusfisch Ryk, zich over een groot gedeelte van \ Europa enAfia uitftrekkende, moest in elk Ryk, waar fi? het beftaat, eene Hoofdfrad hebben. Tobolskyjs de Hoofdftad der Rusfifehe Heerfchappye onder de Noordüool, en grenzende aan China; Petro Paulousky van de Öostèrlyk gelegene landen, digtst by' America en Japan; \orenburg Vf de Landfchappen digt by fartaryc m Xlndie; Cafan en Aftrakan zyn de Hoofdfteden der Kyken van dezelfde benaamingen op de Perfijche grenzcn,! Icherfon van de Krim en de daar aan paa ende Ryken; en Kiof en Mohilow van de Ukraine en Klem en Wit Kus* \ land, liggende by Turkyen en Poolen. De Stad Petersburg is niet als 't ware opeengepropt , t zv foreidt zich uit als de vleugels des Keizerlyken Ade• laars Het voornaamfte gedeelte ftaat op 't vaste land en de zuidlyke oevers van de Rivier Neva. De tweede | afdeeling, Oud Petersburg genaamd, ligt op verfcheide Eilanden na den noordlyken oever _ De derde afdee. i ling, of Williams Eiland, m 't midden van de Neva, tusi fchen de twee andere. , . , , De Rivier de Neva, de geheele Stad m haarenloop /i omvangen hebbende, ontlast zich in den Ftnlandfchen Golf, \ onmiddelyk beneden de Stad gelegen. De oude Stad, oorfpronglyk op één eiland gefticht, 't welk dien naam ' droeg, ftrekt zich thans over verfcheide mindere uit. : Dezelve is zeer ongeregeld gebouwd, en beftaat meest , uit houten huizen. Hier egter treft men ^ voorwerpen t aan, die de aandagt meest trekken - de Citadel, waar I in de Hoofdkerk is, een fraai gebouw, met een vergui" den tooren , welks glinfterende grootheid het oog van : eenen verren afftand trekt, en den grond aanwyst, waar 3 het gebeente rust van peter den I en catharina de U " Z 4 üe  33ö nieuws bes'chryving de Keizerin,de Lyflandfche Dorpelinge. Dit mag het &M fisch Mecca heeten, en geenen, dan Ongeïoovigin, zullen', verzuimen derwaards eene Bedevaart af te leggen S hoïjêths fchitterend bedrog trekt na AWWivendéi lurken en Arabieren, by groote hoopen; maar Het Grafi van . peter den I lokt den Wysgeér zo wel als deri Krygsman, mt alle oorden van het verlicht Europa; de eerlte om den Wetgeever te bewonderen; de laatfte orai de beenderen van scanderbeg aan te raaken' rmTtnipC2vdie Czaar PETER hst dcnkbeeld inboezemde, om eene Scheepsmagt aan te bouwen, wordt zorgvuldig bewaard in een kleiri huis, digt by het Graf van dien: V%%^ d-fW den naam van ^ kleinen Grooten Heer, in £h 1Ck h-ler- gePlaatst werd, hadt 'er te Kroonftad) een Scheepsnaaziening plaats. Deeze Boot hadt de een van de Admiraals Vlag te voeren, en werd door de geheele Rusfifehe Vloot met eerefchooten begroet ?*> VOür' dat de Rusfifehe Natie nog nier beichaaid is,dat.peter alleen de befchaavine hit invoerenvan Kunften en Weetenfchappen, begol. Wdk een bekrompen-denkbeeld! Als het werk voltrokken zal1 ïeiVr,yvherC *e™™&* genaamd wo n ^r^sFundatie ,ïn 't klein, te zien de Werktuigen tot het vervoeren gebezigd, en zou dit beter worden uitgedrukt, ,, door middel van eene menigte yzeren klootcn, in houten fleuven " Sfchikt, te wederzyde van den weg." Wy aanfchouwdeu mei verbaasdheid deeze" werking in 't klein Wy moeter. Her nog byvoegen, dat de gedieuftige Uitleggers de Standbeelds zeker een grol vertellen, als zy vermelden, gelyk hier boven gefchreeven wordt, dat Czaar tan op die eigen Rots  34^ NIEUWE BESCHRYVINÖ Aan de rechterhand des Standbeelds, en ten Oosten va» t zelve, vindt men de Admiraliteit, de Dokken, en onmiddelyk daar agter het Keizerlyk Paleis. Toen ik mv daar bevond , werden 'er twee Oorlogfchepen van den eerften rang onder de venfteren van het Paleis gebouwd Van de Admirahteits Tooren loopen alle de ftraaten uit als de. ftraalen van een cirkel. De voornaamfte ftraat is die reeks huizen welke na de Neya ziet, tusfehen de drie en viei Mfe mylen lang. De wal, in diezelfde uitgeltrektheid, is bezet met Granitfteenen, met Baluftrades, en een voetpad van dezelfde ftoffe. Digt by d«« einden van deeze fchoone ftraat, de Groote Million geheeten, en die, den loop van de Neva volgende, een grooten ftompen hoek maakt, is een kanaal dwars door het land gegraaven, t geen tot een grond van deezen hoek ftrekt, en de Stad ten Zuiden aan het vaste land omringt: in zulker voege, dat dit Kwartier geheel is ingeflooten door de Neva aan den eenen , en door dit kanaal aan den anderen, kant, ter lengte van omtrent acht Enseltehe mvlen; de geheele waterkant is bezet met Granitfteen, met een Granitfteenen Baluftrade of yzeren leuning. Over deeze Kanaalen liggen draaibruggen. Het Kwartier buiten dit Kanaal mag eene Voorftad heeten: de huizen zyn meestal van hout; doch binnen het Kanaal meest van fteen, gepleisterd, en met allerlei kleuren gefchilderd. Binnen het Kanaal wordt het niet meer vergund huizen van hout te bouwen : welhaast zal al dir oude weg weezen. Te midden van deeze nieuwe Gebouwen, verheffen de Rusfifehe Kerken allerwegen de ouderwetfche toorens. De Rusten houden de voorige <*edaante hunner Kerkgebouwen zo heilig als de Godsdienstbeftelhngen, die er binnen gepredikt worden. De Daken zyn met iin bedekt, en veele derzelven verguld. „lïl Pftersèurg vindt men drie Keizerlyke Paleifen. Het Paleis digt by de Admiraliteit, waarin zich haare Keizerlyke Majefteit onthoudt, is een heerlyk fteenen Gebouw, van buiten bepleisterd ; aan 't zelve is een groote reeks Gebouwen gehegt, die na de Neva zien, waar men te daar gemelde gelegenheid zon geftaan hebben: dewyl dezelve half in een Moeras bedolven lag, 't geen catharina ter wegvoering van deezen Steen deed droog maaken. Aantek. van den Redacteur.  VAN PETERSBURtt. 34* hen ook het Hoftheater vindt. :Beï Marmeren Pa- £i? ?s ooShSld van den fteen, die 'er deezen naam Ïan Seft?8 De Bouwmeester heeft, 't geen de gevel Ifw wen , tot het front van dit gebouw gemaakt, ' ^ Sn zfeh over die gedaante fchynt te fchaamen. — l Hegtderde ofhet Zomer -Paleis is van hout, geregelder S fraaiS dan het Marmeren. Het is in de Zomertuinen : gepSt, aan' den oever der Riviere, en fchenkt een ' ZeSeX^EVdS ^ret, rL a nit in de fraaiheid hunner huizen. Vol- S SmSi ftyl % *e alle op vierkante pleinen la selegdf in\ midden is een open plein, waar men . aangeiego, iu M deezen jfla[lfchm ^T^Ïfê^ekfEeenie Italiaanfche gemengd j de C ltyl is ae , cieraaden zyn veel te kwis- I VfS*£t™ werk van fteen en Lister. De Pe' tlg f landen beter doen met hunne huizen op een ! Ser trantlbouwen, en die mindere uitgave aan JffiCï bft ftand te houden- NietS inude I d Ji maakt^ï iammerhartiger vertoon dan een vervallen ! lySr\ l? •^foi^by^S'Ridderlyk Standbeeld gebo?wd rvanKhet'fynfte MaW; en zal een a U whaarile en heerlykfte gebouwen op den aardbo- 1 dfm zvi De Graniten wallen van de Neva, het Standt ia Lptfrden I, en dit Kerkgebouw, zullen den bC^ van cIÏhaRina de II tot het laatfte naagellacht naaiuJnnpn Matr catharina is Keizerlyk in alles; en ^SoSn& Ml zelfi deeze Gedenkftukken over ïhoofd°zienfde aandagt vestigende op de groote daaden, wmlke zv fteeds ten toon fpreidt C). ■. Hrt Paleis , digt by de Admiraliteit, is gelegen aan de m,S van dèn'hoegk die de Rivier maakt: hier langs rolt TZa ï"are go^en, en omhelst de woonplaats baars m De Leezer bedenke dat een Engehchman in den Jaare 1780 fchrvft. Schoon een Nederlander haar zo min a s de Eu- 7lLll den naam van groot zal betwisten, als men dit woord fn den zin opneemt w«rin het vaak van Vorften gebezigd word " ' 1° hier dè plaats niet om op te haaien, welke ne. veis den glans dier grootheid verdonkeren in 't oog des Wysgeers, des Menfchenvriends! De Redacteur.  34* NIEUWE BESCHRYVIMö Souverains. Van deeze plaats heeft men het sroötscMla gezigt, 't welk men zich kan verbeelden. Voor u, aan de andere zyde der Riviere, ligt de oude Stad met haare Citadel en vergulden toorenfpits; de huizen zyn omringd of doormengd met geboomte. Williams Eiland'le¬ vert een gezigt op van eenen anderen aart; een bosch van masten is voor de ftraaten geplant. Ter rechter en flinker hand is de Groote Million , elk huis daarin is wel gebouwd ; hier woonen de Rusfifehe Edellieden en andere aanzienlyke Lieden. De Dokken der Admiraliteit ftaan welhaast verplaatst te worden na Kroonftad, een meer voeglyke plaats voor de Scheepsmagt. De ruimte, welke hier uit ontftaan zal, van het Paleis af tot het Ridderlyk Standbeeld, zal opgevuld worden met gebouwen; en de Groote Million zal een onafgebrooken reeks van fmaak en grootheid uitmaaken. Het moet bevreemding baaren wat Czaar peter "bewoog een zo ongunftige plaats te kiezen tot zyne Scheepstimmerwerven, van waar de zwaare Schepen na Kroonftad moeten gebragt worden over ondiepten, door middel van houten voertuigen, Kameelen geheeten: daar dit ongemak zo ligt hadt kunnen vermyd worden, door zyne zwaare Schepen te bouwen in de Haven tot derzelver legplaats getankt, waar men eene groote diepte van water, en alles wat tot den Scheepsbouw noodig is, gereed vindt. De Voertuigen, Kameelen genaamd, beftaan uit twee ftukken, of eene foort van halve Schepen, gebouwd op dezelfde wyze als andere Schepen, doch van eene zonderlinge Gedaante; ze zyn vierkant van onderen, aan de eene zyde*en de einden, de andere zyde is uitgehold en rond. Men laat deeze halve Schepen ter behoorlyke diepte zinken, ieder aan eene zyde van het Schip, 't welk geligt en vervoerd moet worden; de holle zyden worden digt om 't zelve geflooten; zy fluiten het fcheepgevaarte in, met zwaare touwen vastgemaakt. Dan pompt men het water uit de Kameelen; zy ryzen, en ligten het gevaarte op. Misichien zult gy u een beter denkbeeld van deeze Kameelen vormen, door u een langwerpige kom te verbeelden van boven tot beneden in de lengte doorgefneeden:' de holle zyden van elke halve kom gelyken volkomen die van de halve Kameelen. Voeg dan in uwe verbeelding die twee halven té zamen, en zy vormen de holligheid,, welke den last omvat. De Kameelen, met dien last  VAN PETERSBURGv 543 tast bezwaard, trecden niet meer dan acht of elf voeten die*£t^>wg* ik het boek van zekeren williams , over de ladetljke Upper \Lcht, in eene tweede uitgave had aan 't licht .gebragt,. begon Jen mv, in een Bristols weekblad, als een Anaan Sociniaan, Deist, ja als iemand die nog erger was dan een Deïst, zwart te maken. Door deze openbare befchimpins verminderde myn I nkomen van jaar tot jaar; en in het.laatue jtar daalde het merkelyk, fchoon ik met een talryk huisgezin bezwaard was. fn Stol las ik, in den tyd van vyf jaren met veel nauw^ keurigheid, de Griekfche Kerkvaders der drie eerfte Eeuwen. H, Grieksch was my, terwyl ik my vele ]aren achtereen S^rop had ToegJegdJzoo gemakkelyk , als het Franse, voor eer Engelscliman zyn kan. Ik had in twintig ]aar geen Woordenboek gebruikt. Ik begaf my, onmiddelyk daarna op, t verzoek van eenige vrienden, naar Londen en deed aanzoek om eene openrtaande plaats in het Britfche Mufeum. To mvn geluk kwam ik hiermede te laat; want een maand later Sierd ik in een voordeeliger ftand geplaatst. God weet dat Ik In 't minfte geen ongenoegen tegen de kooplieden en burLs te Br ol heb opgevat. Ik heb ze altyd als edele gastvive Heden eeVen kennen. Maar de lagere klasfe van menfchen! in die Stad, leeft nog in eene barbaarfche on- Sedert 't jaar 1772 «eb ik over 't geheel by uitnemendheid £relukki2 onder myne oude vrienden 111 Lonoen geleeid , terwvl ik my en myn huisgezin door letterarbeid genoegzaam rnderhoud'kon verzorgen. Ik heb meer dan een myner nfr cenoten , priestley alleen uitgezonderd , gefchreven ( J. Eer heb ik van de geestelykheii der Bisfchopale kerk kivaad gefproken, en veeleer in de beste verftandhouding, met fln Onder anderan IntroivMhn to the fiudy ani *W*»^C*f Test! 1767. A Hbeml Translalhn of the New Test. 176B, waarop verIcheldeae aaumerkingen gemaakt zyn door Prof. car. boe»s m des/euTlnauaurele Theolodfche Disf. 17M te Utrecht uitgtgeven, (Disj. S rS^i» ommuur» adnupera», *£ Test. coilaltd with the most appxovcd M. A. 6. mti, Ic.eA l\otes n glith , crüical and expluuatory ; and referena* cUl have hen illujlrated the facred vrnmgs, 1776, » lf'JXi%£s\„%\ Cim af the 'ivcf and charaBer» op Uit Greek and iwman Uasi.s , 17/'•* ; Sv'W? ml is, Mvfef ons bekend '»vW^«t«MW kkin Stukje: Verhaal der Wederkeer»;g ren een Deïst tot W O**»! lyken Godsdienst. Rotterdam by J. Bursvitet M#*i MENG. I7P7. NO. 8. Aa  34^ LEVENSGESCHIEDENIS VAN E. HAIiWOOD. derzelver medeleden, die my als een man van geleerdheid acht.t ten geleefd. Na vee! tyd tot onderzoek befteed te hebben verklare ik. noch Athanalianer, noch Ariaan , noch Sociniaan te zyn. maar te fterven met de vaste overtuiging van diés groote leenden des N. T., dat 'er namelyk eene Opdat', ding en toekomftigen [bat van Gelukzaligheid voor alle od-wchten etVaardige e" recht(chaPene Christenen is te ver-. . Aan de Schryvers der Algemeene Vader landfche Letteroefeningen . „ TT et volgend Stukjen beviel my onder het leezen zóó ,, li wel, dat ik het befluit nam, om het te verrsalen en „ u toe te zenden. Het is ontleend uit litzel's Befchreibung „ dtr bey Speyer ausgegrabenen Riimifchen Todten -tbpfe. Zo het „ nog met vertaald is, gelyk ik geloof, plaatst het dan in „ uw Maandwerk; doch zo het reeds in het Nederduitsch het „ licht ziet, handelt 'er dan mede gelyk ik u omtrent de an- dere door my toegezondene Stukjens verzocht heb. - „ Vaart wel!" Den 18 Juny i797. Uw beflendige Leezer. OVERDENKINGEN BY DE BESCHOUWING EENEtt URNE. Vertegenwoordig u eene Lykbus (Urne), met asch en doods- < beeneren gevuld, en eene Item zal, als 't ware, u toefluisteren: Hodie mihi , cras tibil Ik was een mensch als Gy ik ben geftorven, Gy zult ook fterven. Misfchien zult Gy antwoor- den : Dat weet ik zeer wel zoo is het geweest van den eerften ochtendftond der waereld, zoo zal het tot haar einde blyven; ftof ben ik, tot ftof zal ik wederkeeren, neque ulla. est aut parvs aut magno lethi fuga , iendtmus huc omnes metam properamus ad unatn. Gy (preekt wel, zeer wel; 'doch gedenkt Gy hieraan wel dikwyls op zullt eene wyze dat Gy daardoor verftandiger wordt, en 'er uw leven naar regelt? De groote Koning van Macedoniè'n, philippus , wist ook zeer wel, dat hy een Mensch was, nogthans gaf hy aan eenen zyner Hovelingen bevel, om hem op eiken dag driemaal toe te roepen: QiAikki mBpan-ti et. Philippus! Gy zyt een mensch' Hierdoor wilde hy zich laaten herinneren, dat alles , wat eenen mensch bejegenen konde , zulks hem ook te beurt konde vallen. Schat uzelven toch vóór den dood nimmer gelukki>, fchoon geluk uwe treden verzelt, ó! hetzelve kan in één enkel oogenblik veranderen. Zyt niet trotsch en opgeblaazen op uwe  overdenkingen Bf de BESCHOUWING eener urne. 347 ■uwe hoogheid; want dezelve beftaat dikwerf maar alleen in de bedding. Druk noch onderdruk eenen fterfling. Zoek uw ivoordeel to-h niet op de zuchten van anderen te bouwen leef,en laat anderen ook leeven. Gy zyt een mensch,en moet :ft™houw den brandftapel. hoe hy met den daarop li-genden dooden in vuur en vlamme ftaat, hoe hy zy.ie vonken hemXaards opzendt, en eindelyk in asch verdwynt. Vestig luweTaandacht op den lykzang, dien de aanfchouwers met eenen zielroerenden'klaagtoon aanheffen, inia e« vanitas! „ Alles - achl alles is ydelheid. Uwe ge, leerdheid.wysheid, verftand,bekwaamheid en kunst; uwe moeite om Vrienden, Begunftigers, Aanzien en Schatten , te verfameIZ, alles, alles, wateenen grooten g lans over ujeri preidd ï neemt af, en verdwynt als een rook by den dood. Al xanmr A Groote die de ganfche waereld byna voor zynen fcep?er deedT bukken, ftierffen wierdt in eene Kist begraaver, De zeven vvvzen van Griekenland gaven, ieder in liet byzonder, hunne gedachten hierover te kennen, zeggende: l Gy tiSe^Sti die Hechts weinige voeten lang ! en3bGy l^teZondernMedgezelle„, zonder Dienaareu, in het i fiille graf. 4. Een Kind zelfs vreest U nu niet meer. 5. Heden zyt Gy ftom. Gy zyt aftchuwlyk. r. Gv zvt een fpys der wormen. Toen Keizer seve.us zyn einde voelde naderen, zeide ifcv Omnia fui, & nihil mihi prodest, gloria mea evanesctt Yficutfumm. ,, Ik ben alles geweest, niets kan my nu meer tot W nut vèrftrekken , myne heerlykheid gaat als een rook Iverbv." Dit alles liet Paus martini» V, zeer verftandig m leene SchiMery aflcheuen. Hy liet eenen brandenden houtftalö^waarop de Pauslyke, Keizers en Voriteokroonen , CarKl en Bisfc'/opsmyters lagen, zeer Wieren 1 met dit byfchrift: Sic emnis gloria munds! „Zoo verdwynt I alle de heerlykheid der waereld." Zie' hoe klein het groote kan worden. Hy, wien byna. i de sanfche wyde waereld te klein was, moet by zynen doo J è met eenV ki^t of lykbus te vreden zyn. Gy bouwt en koop paleizen en huiden; Gy vergroot dezelve tot uw gemak als of Gv 'er eeuwig in woonen zoudt. Gy zoektze op te vol?en met «ld " goed en vermogen, met allenei fieraaden, dte uweTdelheid kaf uitdenken. Gy zyt met uw ryk en land met vSenoegT Gy wilt meer, Gy wilt de geheele waereld uwen Ser doen eerbiedigen, en dezelve als uw paleis bezit en. i Kdat Gy in den dood alles zult moeten achterhalen.  34' overdenkingen bï df. bïschouotno egner urne. Uwe wooning zal een kiein en donker huis van vier planken weezen, hetzelve zal fchielyk verrotten. Toen Keizer seveRus zyn eind met haastige fchreden voelde aanfnellen, liet hv het kleed, waarin men hem na zynen dood winden zoudeop eene fpiets door het leger draagen, en uitroepen: En ' ex ampltsfum regnt opibus hec unicum severus Imperator fecum aufert! „ Zie! dit is alles, wat Keizer sïverus van zyne groote ryksgoedercn mede uit de waereld neemt! " Hy liet voor zich ook eene Urne (Lykèus} van poiphyrfleen vervaardigen; toen hy dezelve aanblikte, en ze van buiten en binnen wel bekeeken hadt, fprak hy tot dezelve: Tu Virum capies , miem fotus terrarum orhis non cepit. „ Gy zult eenen Man bevat, ten, voor wien de geheele \vaereld te klein was.' Eindelyk. —— l„ den dood is geen onderfcheid meer tusfcnen Keizers, Koningen, Vonlen. Graven, Edellieden Bur gers en Boeren. Geen onderfcheid tusfehen eenen Bisfchon en Dorpsprediker. Geen onderfcheid tusfehen Heeren en Knechten, Ouden en Jongen, Ryken en Armen, Schoonen en Lelyken, Sterkeii en Zwakken. Daar, in het fti'le graf flrydt men niet meer om rang, kroonen, eer, waardigheid * geld of goederen. Daar woont geen nyd, hast of afgunst geene verachting, vervolging of onderdrukking. Daar, ja daar' worden de grootfte vyandeu de beste vrienden , en (luimeren zachtkens in de diopfte rust nevens elkanderen. Met één woord : daar zyn wy alle gelyk en vergenoegd. De heilige AüGusTiNt's'zegt : „ Befehouw de graven, en zie wie Knecht „wie Heer, W1e Arm wie Ryk, geweest is! OnderfchHdt „ eens, zo ge kunt, den Gevangenen van den Koning' den „ Sternen van den Zwakken , den Schoonen van den Lelv „ken, den Vriend van den Vyand!" Als diog.nes eens over de bcgraafplaatzen wandelde, vraagde hem al ex ander de Groote: „ Wat maakt toch de levende onder de doo„ den? Hy gaf ten antwoord: „ Ik zoek de beeneren van „ uwen Vader philippus, die de fchrik was van geheel Grie„ kenland. doch ik kan dezelve van andere beeneren niet on „ derfcheiden." Zie dus Leezer! op welke wyze deeze overdenking u tot deugd kan opleiden. Sterf de zonde af terwyl Gy nog leeft, opdat Gy na den dood by j«us, den geirorvenen en verreezen je>us, eeuwig leeven moagt. j>nk m alles, wat Gy doet, op uw einde, zoo zult Gy nimmer zondigen. * MEMENTO MORI ! BE  BE GEVOLGEN VAN EEN MISSTAP. 349 DE GEVOLGEN VAN EEN MISSTAP. Auecdote van 1786". (Uit het F/aitsch.) Een Dansfer van een der voornaamfte Theaters van Parys had zich, gebakerd in zyn' wyden mantel, op zekeren avond, in een der laanen van het Palais Royal begeeven, en wagtte aldaar, verveelend, het uur af in het welk hy het publiek deszelfs verveeling ftond te beneemen ; wanne r een arme Vrouw, met haar zoogend kind aan de borst, hem om een aalmoes vroeg, en wel door gebaarden , veel nadrukkjivker dan woorden. De nacht was niet duister genoeg om hem niet te doen onderfcheiden dat deze Vrouw jong en fchoon •was. Hy gaf haar een ftuk geld, 't welk zy ontving mec di» bedeesde ftilzwygenheid , welke misfchien de dankbaar, heid het gevoeligst uitdrukt. Zie daar eene eerlyke Lyderes zeide hy by zich zeiven , en hy gevoelde op dat oogenblik' , dat hem haar lot tec harte ging; want de Duisters , ho-wel uit veele Kerkgemeenfchappen gebannen , zya daarom geene vreemdelingen in de Christelyke liefde. Hy plaat, fte zich op een bank waar de ongelukkige gezeten was, en deed haar eenige vraagen, met al die behoedzaamheid , welke men aan ongelukkigen verfchuldigd is. Zy beantwoordde dezelven zediglyk ; en, na eenige tegenkantingen , bewilligde zy in zyne begeerte, oin hem het volgend geval te verhaalen. „ Myn Vader was, zeide zy, een der voornaamfte Herbergiers van een kleine Stad, op den weg tuslchen ", Parys en Lyon. Ik was zyn eenigfte Dochter. Myne " Moeder gaf 'my eene opvoeding met al die bezorgdheid , " welke de lieden der groote waereld ongeerne gelooven willen, dat in de opvoeding onder lieden van onzen rang " plaats vind. Ik wil hier mede niet zeggen, dat men ' my Meesters gaf; zy waren in ons Steedje niet te vinden: maar ik bewoonde een achterkamer in ons huis. Ik '„ bediende nimmer de Reizigers , en was verwyderd van derzelver ongebonden voorftellen. „ Deze voorzorgen beletteden echter niet dat veelen hunner ondernamen om my te verleiden. Een Koopman , ge" naamd deslandes , die geduuriglyk in ons huis zyn verbyf ' hield , en die niets minder dan beminnelyk was , werd de " gevaarlykfte van allen; ik zeg het tot myne befchaaming. '* Hy hield my in den beginne een ftuk goud voor oogen* 't welk my echter niet in verzoeking bragt, maar ten \ laatfteu vertoonde by my een ftuk Kant, en een ftuk zyAa 3 » de»  S5'3 T.S. cev0lgen van een misstap. „ den Stoffe, en deze verblindden my. Hy vroeg mv verlof; „ om ze m myne kamer te mogen brengen , wanneer de nacht „ genaderd zoude zyn. —- Ik maakte het hem gemakkely! " dfn e" bedrS?S fiene Moeder en eenen Vader die my aanba*d?zen"füp7 geVolgen ' «oede H«^l, va| ... 't Was in den Winter. Het ondier verliet my, na ver! „ loop van drie uuren, om zich aan den ayondmaaltyd te be- - „ geeven. Des anderendaags deed hy zyn Rytu> met t „ het kneken van den dag infpannen; maar, by het inpak-, „ken van zyne Koopwaaren, beklaagde hy zich dat hy be- ■ „ ftoolen was. Het geheele huis kwam in beweegin*. De > „ Re.z.gers flonden verbaasd. Men deed navorfchin- '. „ gen ; bet geveinsde geflolene werd gevonden in een kas .., in welke ik het gefloten had men overlaadde my mec '■ „ vraagen , op welke ik niet dan door traanen antwoordde. ' ** ~ DesL'.ndes nam onbefchaamd zyne zydtn StofFe en „ Kanten terug, en legde ze in zyn Rytuig , na dat hy een „ Procesverbaal had doen teekenen, het welk de Rechter „ der Plaats zich verpligt vond in alleryl fa.nen te (tellen „ en in het welk geen twyfel wegens den diefftal was over! „ geb eeven. Ik was te zedig opgebracht , en men zou my „ veeleer naar het Schavot hebben doen (leepen , dan „ my myne fchande, ten byweezen van zoo veele perfoonen. j „ te doen bel,den. r .1 " Df- R.ech,ter». «edrongen door beginzelen, welke het on- ' „ nooH.g i, dat ik u aan het verltand brenge, fchreef aan „ zynen Opperrechter dat dé algemeene veiligheid vorderde „ dat er Marec ausfées naar onze Plaats afgezonden wier " a ~7~ Wdhaast bekwamen wy vier Ruiters , die -e,. duurende meer dan tweè maanden wierden geherbergd „ onderhouden en bezoldigd, op ko ten van myn Vader' ! „ Het huis vv.erd verlaaten. De Reizigers vermydden het' „ als ware het een moordhol. Wy durfden geen voet " ueer,a°p ?raat zetten' De Schuldenaars van myn Vad-r I „ betaalden hem niet , en zyne fchukleisfchers vervolgden 1 „ hem. De dood onttrok hem aan zyn verdriet. Hv '1 „ floot my in zyne armen, en loosde de laatfte zucht Myne Moeder ftierf niet, en ik geloof dat onze onge„ lukken haare liefde voor my vermeerderden. Wy begaven „ ons in ft,lte naar Parys. Zy ontdekte my onderweg dat „ ik zwanger was ; en dit kind , 't welk wy fchier be„ hoorden te haaten, heeft noch de een noch de andere „ van ons kunnen doen befluiten hetzelve van ons te ver„ wyderen. Ik zal u niets zeggen van het geen wy zedert " °?ri aa"komst alhier geleden hebben. - Myne Mo»der is „ dagloonfter op een waschfehuit, en ik verligt haaren ar,, beid dagelyks geduurende eenige uuren, op welke zy myn „ kind  Dl GEVOLGEN VAN EEN MISSTAP. 35* kind houdt; maar het weinige , dat wy met dezen arbeid " verdienen , is niet toereikend voor onze noodwendige be" hoeften, en ik vind my genoodzaakt de verachtelyke broodl\ winning van bedelaariter by de hand te neemen , tot dat !.' myn kind gefpeend zal zyn." I De Dansfer ftak op nieuw een ftuk geld m de hand dezer ongeluk idge haar verzekerende dat hy alle moeite zou¬ de aanwenden om h<,ar en haare Moeder uit derzelver akeligen toeftand te redden en het is misfchien overtollig te verzekeren dat hy by haar aandrong te volharden in die eenyke gevoelens waar van haare tegenwoordige toefta.d blyken gaf. * Vervolgens ging hy danfen , hoewel hy 'er m t geheel geen' lust toe had. De gefchiedenis , welke hy vernomen had , trof zyn hart , en vervulde zynen geest. Ünder het maaken zyner pasfen , overpeinsde hy het kwaad , waar door het menfchelyk geHachi gekweld wordt. Hy maakte een 'uchtfprong op zes, daar zy op tien gedaan moest worden. Hy maakte een pas de bourrée voor een pas de rigaudon. De lieden in de Loges verzekerden elkander dat hy dronken was, en in 't Parterre wierdt hy uitgeflooten. ZEDELYKÈ BEDENKINGEN. TAe fterkfte band, welke de menfchen aan eikanderen verbind, ±J de fterkfte band eener Maatfchappy, die aan dezelve de grootfte kragten en tterkte geeft, is de trouw. Zy is de band der zamenleving, de zuil waar op een Gemeenebest zeker gegrond , onwankelbaar gevestigd word. Zo dra deze zuil word omgehaald , dan komt alles verkeerd uit 5 de orde word gertoord , in wanorde verkeert dezelve; allerlei kwaaa en nadeel fprua 'er uit voort. List, bedrog en misleiding nemen de plaats in van goede trouw en eerlykheid. —- Wie kart ftaat maken op zynen evenmen/ch, zal men niet ieder ogenblik vreezen bedrogen te raken ? Moet niet eene ganfehe. Maatfchappy kwynen , wanneer de trouw daar uit verbannen is? — De Godsdienst kwynt, en verliest al zynen luister, zyne fchoone gedaante - en word veragt en verfmaad. — Een Maatfchappy izonder Godsdienst kan niet beltaan, — en zo de trouw verbannen is , word deszelfs plaats vervangen door geveinsdheid en bedrog. Schyndeugd neemt de plaats in van Deugd. Ieder is het geen hy niet fchynt, en dat hy fchynt is hy m c geheel niet. Wanneer de menfchen zich overgeven aan de ondeugd van ontrouw, dan zyn alle hunne bedryven niets anders dan een aanleg- van listige geveinsdheid. —— Alle beloften zyn ydele klanken, zo dra de trouw onder de menfchen  35J ZEDELVKS BEDENKINGEN. geen plaats meër heeft. De band van vriendfchao word v verbroken, de heilige band des huwelyks verfcl eurd beloften zyn ,edel fchoon ook anders met de duurfle eed n beKragtigd _ alle orde verkeerd i„ wanorde , ën de m3 ichappy beliaat met, dan uit fchurken en bandieten. He ee • verfoeijelyk gedrag volgt op het ander voor goed word ï,r ni^rê°ldCn ' 611 °m eigen ™ordeel ontzietTen nietl alle nadeel aan zynen evenmensch toe te brengen , indien >„i maar winst mede te doen is voor zich zeiven. — Dn hol fchandelyk en misdadig is zulk een die zich aan de misdïad van ontrouw fchuldig maakt. Een beroemd Romein zSt:-i „ als men iemand ontrouw noemt, dan geeft men hem «»™ ,, groorften fcheldnaam.» Het is, om dat gfweta lig vaarc g de uomv verbreekt, geen zwarigheid zal maken , om al f ander, fhoodheden en misdaden te bedryven, indien hy ze i maar plegen kan buiten het bereik der taffen , door de wet- m tegen grove misdryven bepaald. Dan om de on- nouw word een gausca land gefrraft , en overgegeven in de banuen, in de magt en overheerfching, zyner vyrnden On l dankbaren wierden, als het menschdom onteerende, van onderI hetzelve uitgerooid. ' onaer ■ Het zyn niet anders dan lage geesten, kruipende zielen I wehte de verfoeijelyke ondeugd plegen ,'om Dankbaarheidtè vergelden met Ondankbaarheid. Nochtans is deze fnoode mis! I dl „Vher/an 81 te VeeI in 2wa,ig' bv 20 ^elen onder hen,i d e zich den naam geven van Kristenen. Hoe dikmalen ' ziet men menfchen . die hunne brave weldoeners nie iS ondankbaar behandelen; maar die dezelve vtvojen én onl " 't Ryksbewind * Genoeg oordeelden de Koningen der Ammoniten, Moabuen, Edomtten, Sidomërs, Tyriérs, en andere Volken, in dien ommekreits , zedekia verheeven, om hem niet alleen, met deeze Troonbeklimming, (hoedamV dan dezelve ook zyn mogte,) door Gezanten te begroeten en geluk te wenfchen ; maar om ook aan dien Vorst voorflagen te doen tot een Bondgenootfchap, niets minde ten doeie hebbende, dan om, met veréénde kragten, het gehaate Juk des Babyknifchen Konings af te fffiden en te beletten dat hy niet weder üi die Gewesten, met zyne overwinnende Legers, kwame "«ren, Een oogmerk , van 't welk jeremia "die Vorften zogt af te brengen. Hier toe dienden de zinnebeeldige Bandfn en Jokken, op Godlyken last, door dien Propheet gemaakt,  bespiegeld* maakt, en deezen Gezanten medegegeevett, ora hunne Meesters te vertoogen, dat god hunner allea Landen aan den Koning van Babyion hadt gegeeven ; dat zy hem, zyn Zoon, en Kleinzoon, zouden dienen; dat het hun by onderwerping aan dit Juk wel zou gaan ; doch dat het verbreeken deezes Juks van een gewis Volksverderf zou gevolgd worden. Voorftellen, tot dusdanig eene Onderwerping {trekkende, deedt Propheet jeremia aan den pas ten Throon gefteegen -zedekia ; en vonden deeze zo veel ingangs by den nieuwen Koning , dat hy , voor dien tyd, afzage van de hem voorgeflaagene VerbintcnisJè om zich der Opperheerfchappye des Babylonifchen Monarchs te onttrekken. Dit verftandig belluic was van geen duur. De zwakke Vorst liet zich eerlang, tot een Bondgenootfchap met de Egyptenaaren , en andere Volken in die Gewesten, inwikkelen, om zyn Volk, de onderdrukkinge der BabyUnifche Heerfchappye moede, des te ontheffen. — Eene Verbintenis, die ten grond van het bederf zyns Koningryks ftrekte; gelyk het vervolg zyner Gefchiedenisfe zal uitwyzen. De na Babel gevanglyk weggevoerde Jooden heten zich, door leugenagtige Propheeten, beleezen; en door valfche beloften van eene fpoedige Herftelling en Wederkeering in hun Vaderland, dermaate, inneemen, dat zy van alles afzagen wat zou hebben dienen om het leeven , in dien ftaat der Ballingfchappe, draaglyk te maaken. . , . Tegen dit weerbarftig gedrag, op leugenberigten gegrond, waarfchuwt Propheet jeremia hun ten ernftig» ften by eenen Brieve; en maant hun aan zich te fchikken na de over hun van god bepaalde zeventigfaarige Gevangenis. Terwyl hy den valfchen Propheeten , die het Volk op den tuil hielden, een fchielyk verderf en fchnklyken dood aankondigde; welke ook eerlang hun overkwam; toen nebucadnezar, ontdekt hebbende, dat zy door hunne toezeggingen het Volk van allen arbeid, om zich in zyn Ryk te vestigen en neder te zetten, te rugge hielden, hun deedt aangrypen, en op de deerlyklte wyze een einde aan hun leeven maakte. Weinig laater ftondt ook een valsch Propheet, hanania, te Jerufalem op; het Volk diets maakeude, dat, binnen twee jaaren, alle de Vaten des Tempels, met alle B b a de  35ö RE ONDERGANG DES RYKS VAN JUDA de Gevangenen, te rug zouden komen. ~ Een Leugen-' propheet, die, volgens gods beitel, lïierf, eer nog het: jaar , waar m hy gefprooken hadt, ten einde geloopeni Onder al dit bedryf van Leugen - Propheeten buiten ent binnen het Ryk, naderde het zevende jaar der Reo-ee-■ ringe van zedekia, en met 't zelve de tyd des heilloos-, ften dus lang opgefchorten Befluits van deezen Koning. In i t zelve fehikte hy Gezanten na Egypte, om me* den i Konmg hoera eene Verbintenisfe aan te gaan Heillooze Verbintenis! deeze hadt tén gevolge • dat hy eerlang den Eed van Getrouwheid, aan nebucad- : nezar gezwooren, fchendig verbrak, en zich dien rampzaligen kryg op den halze haalde, die een einde maakte van zyn Ryksbewind, en den ondergang van, den Staat Deeze noodig vermeldde voorloopige omftandigheden' brengen ons tot het Tydperk, in het opgemelde Hoofddeel van het tweede Boek der Koningen. Zedekia's trouwloosheid en weörfpanniaheid riepen Nebucadnezar tot wraake. Deeze Vorst verzarnelt rX^mg h£ïT Uit,de la",den zvns wydftrekkenden Oebieds. Hy trekt met dit Leger op. In Swie gekomen wordt hy yerttendigd dat ook^de Ammoniten den warenypt£naars in 1 zelfde B«Jdgenootfchap getree- Twyfel greep den Baiylonifcbéh Vorst aan, wie deezer beiden trouwioozen hy eersr zou aanvallen en ftraffen, wegens die ichennis. ' Om uit deezen twyfel gered ie worden, neemt hv Wichelaaryen van onderfcheide foort, welke het Bygeloof gereed by de hand heeft, te baate; en fchynt hy, volgens t geen wy by Propheet ezechiel (*ƒ opgetekend vinden, zich van èePylaanduiding bediend te hebben. Eene foort van Waarzeggen, gemeen in die dagen, als het•twyfelagtig was, welk Land of Stad eerst door de Wapenen zou worden aangevallen. Men fchreef, fop Vnlk^nfVS V0^bySaan melden,) de Naamen Vx nrSri, •SSTC1d?n' die men voorhadt te beoorloogen, op ?e?- k?ei5etpyien' e,n flak ze daar °P in eenen Pvlkoo^er, blindelings werd uit dien Pylkooker één Pyl ge- trok- C*) Hieronimüs Continent, in Ezech. Cap. XXI.  bespiegeld, 357 trokken, en het Volk of de Stad, welks naam op den eerstgetrokken Pyl ftondt, was ten eerften aanval gedoemd. De noodlottige Pyhrckking wees thans Judea aan, — Onverwyld trok nebucadnezar, met zyne Legermagt, het Joodfche land in, Uitgenomen Lachis,, Azeka en Jerufalem, vielen alle de Steden hem in handen. Eene fnelle vermeestering , die de Jerufalemmers voor het Beleg en 't lot der Hoofdftad deedt duchten. -—■ Eene vrees, welke eene vlaag van Godsdienftigheid baarde , en eene fchynvertooning dat. zy tot den heere hunnen god wilden wederkeeren, en alle zyne Wetten getrouwlyk gehoorzaamen. Ten blykbaaren vertoon hier van ging 'er een Gebod uit, dat ieder zyne Slaa-, ven en Slaavinnen van Hebreemvfche afkomst, volgens de Wet van god, Deut. XV: 12, zou vrylaaten. Een Gebod, in de eerfte ontfteltenisfe en benardheid door allen naagekomen. Doch , gelyk wy welhaast zien zullen, toen de roede eenigzins geweeken was, weder ingetrokken. , Het gedreigde en gevreesde Beleg van Jerufalem kwam. Vóór het einde van' dat Jaar, op den tyd in t eerfte vs. aangeduid, die met het laatfte van onze Wintermaand overeenkomt, floeg nebucadnezar zich, met zyne tallyke Krygsbenden, om Jerufalem neder, en floot de btaa aan alle kanten naauw in. By den aanvange des Belegs verklaarde Propheet je. remia, op Godlyken last, Koning zedekia, dat de belegeraars de belegerde Stad zeker zouden bemagtigen, met vuur verbranden; dat hy gevanglyk na Babyion zou pevoerd worden, en daar fterven. ° Eene Voorfpelling, door den Koning zo euvel opgenomen, dat hy den Propheet in de gevangenis deedt; werpen. ,. e De toedragt der zaaken nam een keer ^ die_ eene alwending van dit deerlyk lot fcheen aan te kondigen. De opbreeking des benarrenden. belegs, naamlyk, by de aankomst van farao hofra met een talryk Leger uit Egypte, om zedekia, den Bondgenoot, te ontzetten. Uit deeze benaauwdheid gered ,■ kreeg ook jeremia ilaaking uit de Gevangenisfe, en werd hy, op last van zedekia, door twee aanzienlyke Perfoonen aangefprooken, om den heere raad te vraagen, voor den Koning en het Volk tc bidden, Geen gunftig antwoord brag- B b 3 ten  358 de ondergang des ryks van juda ten deeze Gezanten den Koning. — Teremia jreefr hun te verftaan dat de Egyptenaar?, op wier ft?ydbaS arm zy vertrouwden, hun zeker zouden bedriegen; met hun Leger, zonder eenige hulpe te verfchafren, weder na fifflet* te rug zouden keeren: waarop de nu geweeke Vyand het beleg der Stad Jerufalem zou hervatten, dezelve vermeesteren, en met vuur verbranden. ™;Cn,itH,„°"ftondl§ mtze5 Saf gelegenheid om 's Volks wispeltuungen aart, en de onopregtheid van deszelfs BeïfenPê tot den waaren Godsdienst, te doen b'vken. — Het hieldt zich verzekerd , dat de geboode byitand der Egyptenaar en het hervatten der Belegeringe zou afkeeZ%n„?eSWe§rn berouwde hun het onlangs aangegaan verbond van Hervorminge. De vryheid, den Slaaven en blaavmnen korthngs verleend, werd ingetrokken, en elk weder in den voorigen flaaffchen dienst gefteld. 1- Eene trouwloosheid eene verbondsfehennis, door den zw. kken zedekia toegelaaten; maar die den onverfchrokken ProlnrflERuZA pleSenheid gaf om vryheid uit te roepen, Voor de Volksplaagen het Zwaard, den Honger en de Pest, om gods gedreigden toorn uit te voeren over die atkeengen, over hunnen Koning, over hunne Vorften, over gansch Juda en Jerufalem, tot eene eindelyke en volllaagene verwoestinge. Propheet jeremia, zeker van het hervatten des BeIegs, en weder op vrye voeten, zogt dit kwaad te Anaton, zyne Geboorteplaats, te ontwyken. Doch het gelukte nem niet ter Sradspoorte uit te komen. — De Krvgsoverfte deedt hem, als een die ten oogmerk hadt tot den vyand over te loopen, aanhouden. — Eene tweede sevanglyke opfluitmg was 's Propheeten lot. ë ,0HL;t,™n des bejegs van Jerufalem, en de aantocht des talryken welgeoefenden Legers der Chaldeen, was genoeg om de tot ontzet opgedaagde Egyptenaars met yreeze te vervullen, en volYchriks na hun Land te doen te rugge keeren, daar zy Koning zedekia eenen Oorden °P °' W3ar zy hsm ingewikkeld hadImmers nebucadnezar hervatte, van de belemmering der te hulp gefchootëne Egyptenaaren ontflaagen , mei ruune handen het beleg van Jerufalem. Een beleé. t welk omtrent een jaar duurde, naa dat hy voor lè tweedemaal de Stad berende, en met zyn Heir infloot Der leugendroomende Propheeten voorfpellingen verdwee. nen  bespiegelt). S?9 nen in ydelen rook. Die van den gekerkerdèn jeremia . krees aanvanglyk haare vervuiling, en dreigde geneel bewaarheid te zullen worden. ~ De benarde zedkkia laat hem uit de gevangenis haaien, om te verneemen ot dee- ze iets, van gods wege, ten opzigte van het tegenwoor- l dig dreigend gelaat der dingen, te zeggen hadt. De Koning ontving het zelfde troostloos beicheid, en de verltendiaing van zyn aanltaande lot, de overlevering £, de hldfn des Belegeraars. — Ondanks dit troostloos onderrigt, verwierf de Man Gods eene betere gevangenis dan die waar in ftank en vuiligheid hem met den dood dreigden. Hy verwisfelde dit akelig verblyf voor de Gevangenis des Konings,waar hy tot het inneemen der Stad bleef, en geen gebrek hadt aan de noodigfte leeNlauwl\°eennnaauwer werd de veege Stad ingeflooten. De lnwoonders, de Krygslieden, voelden het deerlyklot, van tyd tot tyd, verilimmeren, en mangel aan toevoer baarde deerlyk en hooggaand gebrek aan Leevensnoodwen dieheden. , Eene benaauwing, welke zedekia nogmaals de toevlugt tot den gevangen Propheet deedt neemen, in hoope van uit hem te verdaan, wat 'er nog, in deezen uiterften nood, te doen ftondt. — Het zelfde troostloos befcheid, - dezelfde aankundigmg, dat Vorst en Volk de ■ hand des Belegeraars niet zouden ontkomen. Pest, Hon* «er en Zwaard dreigden allen , die ter verdediging m r Oosten om iemand ter Regeeringe ongefchX te maa' ffi" TT , blindgemaakte zedekia, met koperen ketenen bekaden, werd na Babyion gevoerd ■ wairhv in t gevangenis ftierf. Zyn lot iantioorddê vo komen aa* de Voorzegging van ezechiee, dat hy na Bab}Z ir!f ï land  BESPIEGELD. 3 vn Omtrent het einde van onze Hooimaand kwam s Konings Hopman der Lyfwagt, nebuzaradan , in de verheeïde Veste. Al het kostbaare des Tempels, al het fcaardige in 's Konings Huis, en in de Huizen der Rykserooten en Inwoonderen, byeen verzameld, weggefchikt hebbende, deedt hy drie dagen daarnaa, op s * leestere bevel, St'ad en Tempel in brand zetten. Het verflindend vuur verteerde al het brandbaare m een hellen yslelyken leloed; het Tempelgevaarte (lort in met geweldige fchokfen; een vuurregen overdekt de Stad. Vervolgens worden m'iuren , toorens en fterkten , rondsom het uitgebrande Tempelrèvaarte, omvergerukt, .geflegt; en rustte men van deezen vernielenden arbeid met, dan naa dat er geen Ueenop den anderen gelaaten was. — Eene verdelging van Stad en Tempel, ödoor treurige Vierdagen by de Jooden in gedagtenisfe gehouden, en waarvan Propheet zaI chaiua in zyn VIII H. gewaagt. Alle de nog overgeblevene Bewoonders deezer deerI lvk gehaavende Stad maakte nebuzaradan KrygsgeI vaneenen. Uit deezen nam hy seraja, den Hoogepriester, en zephanja,. den tweeden Priester, met zeventig I anderen der voornaamften , waarlchynlyk Aanftookers .en Dpelgenooten des Afvals; zy werden, gelyk de Koning 1 en de nevens hem gevangenen, te Ribla by nebucadI jmezar gebragt, en allen gedood. , I Het eunftig lot, 't welk Propheet jeremia, in deezen I algemeenen ramp, wedervoer, moeten wy niet een kort . woord gedenken: Nebucadnezar, buiten twyfel verwittigd, dat deeze Propheet ZIch geftadig tegen de r Wederfpannigheid, welke deeze Volksramp baarde, aangekant en gefprooken hadt, liet deezen Godsman eene \ tllerheuschfte bejegening aandoen. Het Legerhoofd, ter , verdelging van Jerufalem gezonden, hadt last om nem ï ïn alleF opzigten Vel te behandelen, hem uit den Kerker Bb 5 te  36"a DE 0nöerg. des ryks van. juda BESPIEGEL». 1 te llaaken. Ook gaf deeze den Propheet de keuze, oml op zeer aanneemelyke voorwaarden., na Babyion te trekken! ot m t Land te blyven. Dit laatfte kiezende, krees hvl van nebuzaradan reisgeld , een gefchenk, en een* aanbeyeehng aan gedalia, den Zoon van ahikam, doori den Overwinnaar aangefteld om het opzigt te houden I over het geringe overfchot Volks in den Lande gelaatenjl LMd^dter verkryging van Leevensnoodwen-ife digheden en verkwikkingen te verrigten. Ziet daar de Voleindiging van een dikwyls bedreigd! en fteeds weaerfpanmg Volk ! Ziet daar letterlvkl vervuld het woord van moses : de Heer zalu, mitsgadersï uwen Koning dien gy over u zult gefteld hebben, doemt gaan tot een Volk , dat gy niet gekend hebt noch uwe Va- : deren C*jl j C*) Deuteron. XXVIII: 35. üericht van den Geneesheer brandis , te Drieburg, aan den Hoogleeraar blumenbach , aangaande de doodelyke werking van den taxisboom. Ti/fyne^ Waarneeming over de doodelyke werking van TVnT , Tax\sboom verdient alle opmerkzaamheid der SrtTron^rzoekers en Geneesheeren: vooral daar de tot hie; toe dienaangaande medegedeelde Waarneeminoen Vo duister en verward zyn. tk had voorgenomen " deeze fteHend00rde^ fntal/ro5ven in het heldere daglicht te worden' n h ben daa",n ^ dus verre verhinderd geSenmPd?P^W lCr-^k d!?le ik derhalven alleen dat geen mede, t welk ik tot hier toe heb waargenomen en wenschte van herten dat een of ander Student n dè Geneeskunde het nog ontbreekende door de noódige Proeven wilde aanvullen, 't welk eene uitmuntende ftoffe tot eene Inaugureele Disfertatie zoude kunnen opleveren , yP,™1 aan ons Gezondheids Collegie, aangaande het plotfelyk overlyden van eene jonge Maagd in S die van zwangerheid verdagt was, wierd my last gegeeven, de zaak op de plaats zelve te onderzoeken, en, zo ik het noodig mogt oordeelen, eene Gerechtelyke Ontlee«iing m het werg tc ftcllen. Ik vond aldaar heV Lyk van  DOODELYKE WERKING VAN DEN TAXISBOOM. S63 ivan een zeer Lenigüns roode wangen, en a^ « Mefsje was in den ;HetDreeds W^^^S^am geweldige be,voorgaanden nagt oyerva"cnd kt had haar flaapvertrek naaawdheid, die Op den benedenften te verlaatenden om^^f£hA^ geduurende trap was zy in °^^VS gelegen, eer men zulks onttwee uuren i" dlf" ^"wnSs haar een ader geopend, |dekte. Straks had een Wondarts naai e d ^k/mid. L een Apotheker haar wat Saljettj^en ^ delen meer, ^gegeeven, waar door y h en Üwgekomen; alleen met eenig d gebleeven. |„vi°ÏÏ. de Regeering het volgende Bericht. merk becedigden W™dartsmiddag ten vier uuren, van den Amp^cb™ L. m g de volgende ^htólyfce^ twfntigjaarig wel vol„ Het Lyk was dat van tm . d voongen dag, groeid fterkVrouwsperioon, t welkeen | ^ Ongeveer ten vier^uuren, na den mia g, p ^ eene I overleden• U^^'SSSSding ^ *et l^er °or ikleine . niets betekencnat v f£zins was ingedeukt. I bok ftond 'ei geen fchuun op den «™(^ melsch. | ^^iT^TJ^r^T,^ eenige «» >», Ty S'Ópenen Se £  3°4 DOODELYKE WERKING groote menigte van fterk opgevulde bloedvaten. Voorzichj tiglyk wierd dezelve geopend, en men bevond daar SSnl een onbefchadigde mannelyke vrucht, vani ongeveer lvt maanden ouderdom. De Lever was volkomef gezondl en de Galblaas aangevuld met eene maatige fceSI beid van natuurlyk geverfde Galle. - Aan dl Maa' bi l fpeurde men uitwendig niets tegennatuurlyks, dezelve bej vatte ongeveer vier oneen van een geelbruin v0-t1 geen m een byzonder glas tot een naauwkeurigi ifn^ derzoek wierd uitgeftort. By het openen bevond zichl de binnenhuid, voornainelyk naar den benedenmond SI Maag, aangedaan met vry aanmerkelyke ontftookeïe vlekd ken, terwyl ook de laatstgenoemde opening tegennamuSI Ïyk fcheen te zamen getrokken te zyn. Aan de duTnel darmen werden insgelyks hier en daar ontftookene S ien gevonden; doch waren voor het overige In O natuurlyke geileldhe,d. De dikke darmen waren gehel cnbefchadigd, gelyk mede de overige ingewanden des onderbmks. In de Borstholte waren dl beide: SedorSS lobben, ge yk ook de hovende linkerlob derLnS 3 weldig ontf ooken. Het Hert, met de nabuur^ dammen; der groote bloedvaten, was geweldig opgevuld niet ™? geronnen bloed , 't welk hier en daa&r als ini eenpohpem zamengroeifel was overgegaan. De «welgpyp ybnd meJ op twee plaatfen , ieder ter breedte vantwèe dwarSel plaatüe vingers ontltooken. Onder de afSmene^lel jneene bekleedfelen des Hoofds bevond men g£fide*t l'lt^T^P *TWyPl devaten van het harde He«ftn . bekleedzel onder ae afgenomen hersfenpan met Sronnen bloed waren gevuld. Voor het overige was noch i! dl obben der Hers(enen, noch in de holligheden no aanmerkelyke hoeveelheid grovelyk gekurvencgroeSJ ■ dlC ieCr Semakkeïyk voor AsblT^iï^ te kennen : derze ver hoeveelheid bedroeg ongeveer^S vierde lood, en uit haare donkergroene glinlterende kS ■ K lanUeine^Men' ^ ^omlTX,3 niet lange in de Maag waren geweest. Door een Che, misch onderzoek deezer vloeiftoffe vond men ook geenS ley  VAN DEN TAXISBOOM. 365 m fpoor van eenig metaalachtig of ander Vergift, het i geen door dit ondlrzoek zou kunnen te voorfchyn ge- Eragt zym eigenfchappen van dit in onze Tuinen ^"overvloedig voortkomend "bewas zyn m nieuwere tyden zo zeldfaam befpeurd , dat men veel ligt zou kunnen twyfe en , of wel de gevonde blaadjes de oorzaak Ides doods in de Overledene mogten zyn geweest , zo met Klle na den dood befpeurde onhandigheden zulks meer [en meer hadden bevestigd. De Overledene was immers, naaf het getuigenis der daar over verhoorde perfoonen, m den nacht, ten twee uuren, door eene flerke flaauwte hervallen , d e verfcheidene uuren lang had geduurd, en bv ae eeenheid van welke zy door haaren val eene kwetfuuf aan het oor had bekomen, waarna zy , ten elf Suien ïóór den middag, in eene dergelyke flaauwte, zo der eenige zenuwtrekkingen, kwam te fterven. Volkomen op dezelfde wyze befchryft de Engelfche Geneesheer pkrcival (Sammïungen auferlesner Abhandlungen zun Gcbrauch practifcher Acrtzc f. 710) den dood van dr e ionae^s afn welke de Taxisbladen, om tot een worm veSiyvend middel te dienen, waren gegeeven Kt, na eenige flaauwten, ftierven deeze, binnen den tyd van twaalf uuren, zonder pyn ot zenuwtrekkingen y Met betrekking tot de doodelykheid deezer Vergifti£in% laat zich, by gebrek van meerdere waarneemingen , aangaande de werking deezes Vergifts, mets naders be2en. Dan daar de Overledene , na den eerften aanval ?an flaauwte, ten vollen weder is herfteld geworden; daar he? Vergift nog geheel en al binnen de Maag was; daar voorts eene graoegzaame tusfchenruimte van tyd verliep ïShen datbbykomen en den dood, in welke gefchikte geneesmiddelen hadden kunnen worden aangewend, zo komt het my zeer waarfchynlyk voor, dat deeze Vergiftiging alleen toevalligerwyze, en door het verzuimen der elfchikte geneesmiddelen, doodelyk is geworden. Dat het bovenflaande door ons getrouwelyk en naar ons beste geweeten aldus is waargenomen, om tot eene, door ons verfchuidigde, onderrichting der Hoog Vorftelyke Regeering te dienen, betuigen wy by de ondertekening onzer Naamen, en de daar nevens geplaatfle Zegels, Hildcsheim , den s May 1789. D. BRANDIS, &C. Wat  3&> DOODELYKE WERKING : Wat nu, ten opzichte van het Fattum deezer VereiftJ ging, door de onvermoeide zorge van den Amotman vS3 der heeft kunnen worden ontdekt, zal ik U. H Gel Si de Afta mededeclen; want, fchoon het niets tot cie zaait zelve doet kan het echter tot waarfchuwing der Gerechten vertrekken De Overledene had zich Tal eenl Bakkerskneg die met haar in hetzelfde huis diende, ver™I loofd, en zich door hem laaten beflaapen. Niet £ daarna vindt die Jongman eene andere party, die herl voordeehger ,s. Ry feit hierom het Meisje voor, hoe oZ gelukkig zy beide zouden worden, met te trouwen° z™ der het noodige vermogen om hunne neering te bennen , en belooft haar een goed deel van de Bruidfcbat, die hy door het trouwen eener oude Weduwe hoopt tl bekomen Wat haar zederd eenige maanden we3e vene Stonden betrof, daar was geene zwaarigheid by; 'eri woonde in dien oord een ervaaren Veearts, die bekwaame middelen bezat, om die ontlasting weder aari den. gang te helpen. Hy fpreekt hier op rnet dien man, eï belooft hem eene aanzienelyke belooning, zo hv zvne' kuur naar genoegen volbrengt. De Veelrts begim hier; op zyn werk, met het ten platten lande zo gewoon proef-middel, den Witten Vitriool. Wanneer deezebraïSmV ^ veroorzaakt, geeft hy verdere middelen; doch SkefdS: SKtSï,de7rarh?d-nieJt?n V0llen ^ den dag' gebragt worden. Zo veel wierd door getuigen beweezen dat hy een tyd lang vóór den dood van bet ongSkig fchepfel, in een Adelyken Tuin was geweest, en aldaaf ' zeer zorgvuldig naar Zevenboom had gevraagd Eene eenvoudige meid had hem by een Taxisboom gebragt, en hy had daar een goed deel afgefneeden en in een buidel gepakt, onder yoorwendlel, dat hy zulks tot eene Vee artzeny zou gebruiken. Dit erkende hy; doch voegde daar by, dat hy, ontdekkende dat zyne bekomene middelen de regte met waren, dezelve yin het water had geworpen. Ook ontkende hy ten fterkiten, iet. van dezelve aan het Meisje gegeeven te hebben. Wilde de Rechter nu verder gaan, zo had hy alleenlyk keuze tusfehen den gevaarlyken Eed van Zuivering en de gruwelyke Pynbank. De fchuldige wierd liierom, van wegen het geen beweezen was, met gevangenis ge- £K*£? het 0venSe wvsfdyk a™ de vergetelheid ovlr. jjCL -t, ven. Kort daarop nam ik eenige Proeven op'jonge Honden, om  VAN DEN TAXISBOOM. 367 >m de werking van het Vergift van den Taxis nader te indekken. In den eerften opilag kwam het my met onvaarlchynelyk voor, of het Vergift van den Taxis zoude ■enige overeenkomst kunnen hebben met dat van de LauMerkers. Ik liet hierom door een Apotheker drie reizen ïecohobeerd water van Taxisbladeren bereiden , ; t welk eer kragtig was ; van hetzelve goot ik aan drie jonge Honden ieder vier oneen in den hals; doch ik befpeurde ieenerleve uitwerking. Even onkragtig was het waterig kxtra&\ en zelfs, tot de hoeveelheid eener once , hun ngegeeven, deed het geene uitwerking dan hun alleen Len overvloedigen afgang te verwekken. Wat de Bezien tangaat, dezelve worden, zonder eenig nadeel, door _de Hinderen, in eene ruime maate verflonden, en hebben mets ixaiftigs in zich. „ Ondertusfchen moet ik aanmerken , dat alle Dieren, e ik weet dat door den Taxis zyn omgekomen , het ad zelve hadden gevreeten. Op zadanig eene wyze herner ik my daaraan te hebben zien fterven twee Geiten, i een iongen Os. Uit mondelinge berichten is 't my be« nd, dat een aanzienelyk deel der kudde van eene namrige Schaapherdery door het gebruik deezer bladen is agekomen. Insgelyks is my verzekerd , dat er in de rtzenyfchool der Dieren te Hanover proeven zyn genoen, welke de doodelykheid van het Taxisblad voor Ie Paarden ten fterkften bewyzen. Uit dit alles wordt let my zeer waarfchynelyk, dat dit Vergift, gelyk veele ïndere uit het Groeijend Ryk, by voorbeeld Pabaksohe, kerkt, dat de fcherpe puntige bladen de maag kwetzen, en n die wondjes het eigentlyk zenuwenvergift inftorten. Eene reeks van onderzoekingen, die voor de Geneeskunde )n de kennis der Dierlyke Huishouding van het grootfte lut kan verftrekken, zoude dit verder moeten bevestigen ; fn U. H. Gel. heeft de beste gelegenheid , om daar toe jonge Geleerden aan te wakkeren. D. BR A NDIS , Hildesheimfchc Gezondheids • Raad. WAAR*  $88 OVER HET STAATSBESTUUR, ENZ. handelingen veroorloft. Ik wil dit niet betwisten; wanti Jk denk dat 'er luttel kan bygebragt worden ter beaunftiging van dit ftelzel van Wetgeving, 't welk ia ft nd gehouden .wordt door vrees voor lylftraffe, 't geen moet vernederen eer bet kan regeeren, en flegte menfchen maaken om hun goede Onderdaanen te doen worden. Maar, fchoon ik niet zonder afgryzen het Stelzel van Dwangregeenng, 't welk in dit Ryk plaats heeft, kan belchouwen, dunkt het my dat 'er onoverkomelyke zwaarigheden zyn om 'er fchielyk eene groote verbetering in te voeren. Het bederf der Volkszeden fchynt een gelvken tred te houden by elk Volk met de gebreken in de regeering. Misfchien brengt de Tyranny by het Volk onderling het een en ander voort; even gelyk, in zekere kwaaien, de hchaamsongefteldheid zwakheid van geest medebrengt, en deeze, op haare beurt, de zwakheid, waar uit.dezelve ontflaat, vermeerdert. Wat hier var ook moge weezen, de geest des Rttsfifchen Ryksbeftuurs en de /-eden der Rus/en zyn voor elkander gefchikt. Een vrv fetaatsbeftuur zou geen fmaak vinden by het Volk in den tegenwoordigen ftaat, en een meer verlicht Volk zou zich niet gereed aan zulk een Staatsbeftuur onderwerpen. Meermaalen heb ik van ltoute ontvverpmaakers gehoord, dat men, op éénmaal, alles wat verkeerd was in het Rusfisch Ryksbewind moest te regt brengen, en eene vrVe Staatsgefteltenis invoeren. Een Chirurgvn mogt met even goed regt een been afzetten, om de pyn van een dwangna^el weg te neemen. De geneezing mogt, in beide de gevallen, volgen; maar ik beken, dat ik niet zou verkiezen, myn perfoon aan zulk eene geneezing in den grond, of myn_ burgerlyke rust aan zulk een geweldig doorflaande befpiegeling, over te geeven. Zodanige lieden fchynen de Weetenfchap der Wetgeeving aan te merken als var. denzelfden aart met het werktuiglyke, waarin men, vóónf de kragt van elk deel weetende, met eene wiskundige zekerheid de uitwerking van het geheel kan berekenen. Maar Wetgeevers hebben niet te doen met werklooze ltofie , waar aan zy eene gedaante , naar welgevallen, kunnen geeven. Zy hebbqn te doen met weezens, die Zich tegen de hand des hervormers kunne i verzetten - onredelykin hunne vooroordeelen, verkiezingen en afkeeri»heden, die den oorfpronglyken indruk en' de neiging van Iran chara&er behouden met een geweld geëvenredigd aan ae kragt tot derzelver hervorming in 't werk gefteld. Het is  VAN RUSLAND» 359 is onmogelyk vóóraf te berekenen welk eene uitwerking 'er kunne voortkomen uit eene onderneeming om groote en fchielyke veranderingen te wege te brengen in de geftéltenis van een Volk uit zulke weezens beftaande; dewyl het onmogelyk is te voorzien , de veelvuldige toevallen, die kunnen en moeten ontftaan, om de beweeging, aan 's Volks geest medegedeeld, te verfnellen, te vertraagen, of te veranderen. (Het Vervolg en Slot hierna?) ïjyzonderheden betreffende de methodisten IN engeland, na den dood van john wesley. ITebben wy voorheen eenige Levensbyzonderheden van 1 den Eerw. john wesley , A. L. M. beroemd Prediker onder de Methodisten, medegedeeld, met Aanmerkingen over den oorfprong en de bedryven dezes aanbangs (*) , wy willen daarop deze en gene wetenswaardige byzonderheden , betreffende den toeftand dezer zeer talryke Godsdienstgezinte, na den dood van j. wesley, laten volgen. Sedert den dood van j. wesley zyn onder de Methodisten allerlei oneenighe'den ontftaan. Deze vredelievende en welmeenende man, die altyd werkzaam was om 't geheele Genootfchap by een te houden en te vermeerderen, was de aanlegger van het geheele werk, en men kón wel voorzien , dat zyn dood verwarring zou veroor zaaken. Hy had dria Medeleden van de Londenfche Methodisten-kapel, tot uitvoering van zyn testament, benoemd. De nagelatene papieren van den zaligen man waren voor zyne Aanhangers fchatten van groote waarde» Hy had ze met deze woorden aan de drie meest geachte Leeraars onder de Methodisten vermaakt: „ Alle myne Handfchriften geve ik aan thomas coke, aan Doctor whitehead en hendrik moore; zy mogen ze verbranden, of openlyk bekend maaken, zoo als zy het goedvinden." Th. coke had zich onder de Methodisten veel aanzien en vele verdienden, om de vermeerdering van het Genootfchap, verworven, welk zyne Amerikaanfche Journalen be- (*) Zie onze eigent. Vader!. Letteroef. voor i^oi, Meng, bl. 254, 303.  39°" ^zonderheden bewyzen. Hy hield zich in Amerika op, toen wesLe? itorr. Geduurende deszeifs afwezigheid droegen de uitvoerders van het Testament van wesley aan Dr. whitehead 0p, om eene Levensbefchryving van den Afgedioen""0"' UIt ZynC naSelatcne papieren, te vervaarMën ftond over 't algemeen in de gedachte, dat Dr wi-iiTEiiEAD, hoewel hy eenig voordeel, voor aangewende moeite, voor zich kon voorbehouden, echter dit Semen Melhodistifche Maatfchappy zou on- In een gefprek van den Methodisten Prediker rogers met Dr. whitehead, vroeg hem de eerstgenoemde, hoe veel honorarium hy wel voor de uitgave van het Leven van wesley begeerde ? Waarop Dr. whitehead antwoordde, „ ik diene wel 100 pond fterl. te hebben " Deze onderhandeling gaf oorzaak tot een twist, die zich zeer yerre uitgebreid heeft. Rogers beweerde, dat, 't geen de Dr. zich had laten ontvallen , moest aangemerkt worden als een gemaakt verdrag, volgens welk^hy voor het ontvangen van 100 pond fterl. zyn Handfchrift aan de JLeeraars moest leveren. Deze ontkende zulks, en hield iraende, dat hy dit niet als een verdrag had kunnen aanmerken, en ook aanftonds zyne niet genoeg doordachte gezegden door een vriend had laten te rug nemen Daarop werd met de Executeurs van het Testament het volgend verdrag geflooten: Hy zou de helft behouden van de voordeden , welke dit gefchrift in twee'iaren zou opbrengen, daarna zou het werk aan 't geheele GenootIchap m 'eigendom toebehooren. Dr. coke was ondertuslchen weder in Londen aangekomen. Hy en moorë namen eindelyk het befluit,Dr. whitehead onder deze voorwaarde zyn eisch in te willigen, dat zyn Handfchrift aan oe groote Vergadering zou voorgelegd worden. Men had Dr. whitehead dit befluit op eene aannemelyke wys weten voor te dragen, zoo dat de overeenkomst werd getroffen. Maar toen wilden de Leeraars het eerfte artikel des verdrags dus bepaald hebben, het Handfchrift van Dr. whitehead moet eerst doorgeleezen, en door het Committé goedgekeurd worden. Nt; viel alles .in duiden. \r' jy?ITt.EHEAD meende zeker te zyn , dat men zyn Handlcnriit zou misvormen of verminken, en wel voorriamelyk ten oogmerk had, om wesley, tot verdediging van zekere Leeraars, in een verkeerd licht te plaatzen. Zoo  WEGENS DE METHODISTEN. 39* Zoo geraakte men dan nog eindelyk, niet meer over »t geld? maar over de goedkeuring van t Handicnntt, verdeeld. Sedert is de oneenigheid openlyk uitgebarften , en de ilrvd met zeer veel bitterheid gevoerd. Dr coke is met de overige Leeraars m Londen zoo ver gegaan, dat hy, met hunne toeftemming, den iiden December 1701 , voor eene groote Vergadering m de Hoofdkapel gehouden, Dr. whitehead voor altoos den Kanfel heeft ontzegd: by welke gelegenheid hy zich veel tot nadeel van den Dr. in drift heeft laten ontvallen. Dr whitehead, daar en tegen, maakte nu zyne verbintenis met de Executeurs van het Testament van wesley, • en de Kerkbeftuurders der Hoofdkapel, des te vaster. Eene groote fcheuring onder de Methodisten is het gevolg geweest van dezen twist. In Maart 1792 gaf de eene party het Leven van john ' wesley, door coke en moore vervaardigd, aan t licht. Kort daarna kwam ook de Levensbefchryvmg van Dr. ■whitehead te voorfchyn. Van de eerfte kwam reeds fh July eene tweede uitgave, na dat men met minder dan 10000 exemplaaren had afgeleverd. De Leeraars der Methodisten in Engeland hebben alle iaar eene groote Vergadering, welke zy, by afwisfehng, te Londen, Bristol, of elders, houden. Hier wordt over de voortzetting van 't aangevangen werk , over het onderhoud der Leeraars en derzelver weduwen, als mede van de armen, over de icholen, het toeneemen van het Genootfehap, plaatsverwisfeling der Leeraars, belegging van ontftaane gefchillen, over de leerwyze, enz. beraadflaagd , en de ontvang en uitgave berekend. Uit 't geen daaromtrent in de maand Aug. 1792 gemeen gemaakt is, ziet men, onder anderen , dat het aantal der Wesleyfche Methodisten in Europa, Afrika en Amerika reeds tot 147067 is aangewasfen. Daarvan bevinden zich in Europa (ot eigenlyk maar in Grootbritanje en Ierland) 7534^, m Afrika te Siërra Leona 223, in Amerika, zoo ver het nog aan Engeland behoort, en op het Hollandsch Eiland St. Euftatius, 7624, en in de Vereenigde Staten van Amerika 63878, witte en zwarte medeleden. Dr. coke heeft in Aug. van het zelfde jaar een derde Reis naar Amerika ondernomen. Hy verbindt met den belangloosften yver, om het Christendom uit te breiden, veel ondervinding en groote ménfehenkennis. Hy behoort tot de niet geheel onkundige Methodistifche Leeraars, Dd 4 dl*  394 CBOKDBEOELS EN BTDEKKINGEN Een onverzoenlyken Haat te draagen is een veel zwaarder en ondraaglyker last dan men zich veelal verbeeldt. Onopregte Loffpraaken ons gegeeven zyn erger dan Schimpdichten. Ik geloof, in de daad, dat het loflyker is groote Onheilen te verdraagen, dan groote Daadea te volvoeren. Meest altoos zyn de behoeftigften onder de Menfchen de edelmoedigften. De Vriendlthapsbanden zyn bedendaagsch zo dun, dat zy van zelve breeken; zy trekken alleen de harten na elkander toe maar (hengelen ze niet zamen. Een ftuk hard en gepolyst marmer kaatst de voorwerpen, aan 't zelve voorgehouden, te rugge. 't Zelfde mag van de meeste Menfchen gezegd worden. De angften , kwellingen en ongerustheden, van anderen zweeven als 'c ware op de oppervlakte, hunner harten ; doch gaan niet dieper. Een Man, die zich boven zyne Ongelukken verheft, toone dat hy dezelve niet verdiende. De Moed , dien nayver inboezemt tot het beftaan eener on-^ derneeminge, vindt welhaast middel om te flaagen. Op te houden na een Snapper te luisteren is het zekerst middel om hem te doen zwygen. De begeerte om te behaagen is niet loflyk, dan in zo verre, als wy, ten zelfden tyde, aagten ons zeiven agtenswaardig te maaken. Om gerust te leeven , moeten wy niets moeilyks ons onderwinden ; doch eigenwaan doet ons alle dingen ligt agren. De onbeftendigheid en onvastheid van onzen Smaalt is oorzaak van de ongeregeldheden onzes gedrag». Geen andere Vorften, doorgaans , dan die een onfterilyken Naam waardig zyn, betoonen genegenheid om die gaven en bekwaamheden aan te moedigen , welke regt op een onfterflykea Naam geeven. Godsdienst heeft niets meerder te duchten dan niet genoegzaam vtrltaan te worden. Moet iemand ophouden van deugdzaam te weezen, om zich aan de pylen des Nyds niet blootgefteld te vinden ? Welk een onheil zou het weezen, indien de Zon met fchynen ophieldt, op dat zwakke oogen door het licht niet zouden aangedaan worden? De Natuur roept, met luider ftemme , de magtigften onder het Menschdom zo wel als den geringften toe, dat zy alle Leden zyn van 'c zeifdj lichaam. Het onfaalbaarst merkteken van Onkunde is Bygeloof. Wie onzer zou den Tyd in opmerking neemen, indien dezelve niet wegvloog ? Maar groot is onze misrekening als wy daar aan niet denken vóór het oogenblik dat dezelve ons enherroepbaar ontvliedt! Wel-  VAN STANISLA'JS. 395 Welbekockte Weetenfchap is niets anders dan Rede en gezond Verftand. Weinig Lieden zyn meer waardig dan de agtmg, welke men hun toedraagt; dan hoe veelen worden 'er niet gevonden, wier waarde, verre te kort fchiet, by de hun toegedraagene agting i afsemeeten? , . , Hoe groot iemands Gelukftand moge weezen, is er nog een grooter ; naamlyk waardig gekeurd te worden om dien Geluk; ftand te genieten. Den Tyd behooren wy af te meeten by onze daaden, en het !' overige te tellen als of wy niet geleefd hadden. Schoon de Hoop ons zo menigmaalen bedriegt, blyven wy e egter hoopen, en ons leeven verflyten wy hoopende. : De geluele Natuur is bewerking om te doen groeijen, en al1 les groeit tot rypheid en volgend fterven op. De Deugd, die Nyd verwekt, heeft ten minden dit voordeel, f dat dezelve, 't zy vroeg of laat, den Nydigaaart befchaamt. Zedigheid is de onaffcheidbaare Gezelliune van waare Veri dienften. . , . „ „„„ Het beste middel voor zommigen, om zich te troosten van wege hunne onkunde, is te gelooven, dat alles, wat zy met i rang niet hebben in alle gezelfchappen. Het is de modder,, die op de oppervlakte des waters dryft, tot dat dezelve, dftj beroering ophoudende, van zelve bezinkt. Nergens behoeft men meer in een goed humeur te zyn dam ten Hove, en nogthans treft men zulk» daar het zeldzaamst! san. Het is naauwlyks mogelyk een ander te verdenken, zonder in zich zeiven de zaaden van die laagheid te hebben , waar l aiede men eenen ander befchuldigt. Agting heeft meer betoverende bekoorelykheden dan Vriend- • fchap, ja dan Liefde zelf. Zy neemt de harten meer in, e* i maakt nooit ondankbaaren. Met al te veel vrees te betoonen van bedroogen te zullen|l worden, ontdekken wy menigmaal de wyze waar op men ons I kan bedriegen. Doorgaans kiezen wy ons eenen Vertrouweling, om géf'all gebrek te hebben aan eenen Bewonderaar. De Man, die gewigt hegt aan beuzelingen, zal veelligt wee. I zenlyke dingen verwaarloozen. Veele Gierigaarts ondergaan, uit (fchaamte van gierig te fchy. Ben, de fhafFe van zich verkwistend aan re (tellen. Een inhaalig Mensch wordt zeldzaam van de Speelzugt géM neezen. Behalven de hoop op winst, vindt hy daar la het voordeel, van zyne fchraapzugt, onder het masker van be'augloosheid , te bedekken. .  BYBELSCH TAFEREEL. ^3to*Stetefc& VOOr ^ ss: sro -ris ren dood. d,g e" borain'J opvolger tot aan ha. oP"0KS'4ee„of »,^5f f ? ^ «eoleo AANMERKINGEN OVER DE rTTum.Km,. OogleiS. ^J^vSSiTïS^ ciaalAnz, &c. te Petersburg. De etterende Ontfteeking der Dnal^n /e.« rnaalen voorkomend toeval; be|ÏÏJe 'mSi™ min hevige ontftepkino- 1 Jn eene meer of rand &B%^^tlS^&^ « ette™g> « den alleenlyk rood gezworen pynelyk zyn - doïhvT? gens eene etteragtige klecveirfr ' cn VCÏVolr wyls met bloed véfméngd ?" ^ ultwerPen, die dik- De naaste oorzaak deezer 7.'pW« ;* . van het natuurlyk affcheïS veSn Jn f"6 ontaaï,ti»g Kliertjes "Sr dS™ Izelve" SST* ^es gen , en vooral ziekelvken5K2^Sf ka"- be,ediander deel d-s lichaam/ nf Jl 1UluPe ,a°fft'n uit eenig der vloeien 3^ *S5S "fcf6/^ oorzaaken van dit ongemak L 2 ' yn de afë^gcnQ Zo ras het ongemak eenigzins is ingeworteld, gaat 'het  OVER DE ETTERENDE ONTSTEEKING, ENZ. 405 tiet verzen met eene menigte kleine zweertjes, die maar zeldzaam met het bloot oog, maar altoos - door middel Van een vergrootglas, kunnen gezien worden. Meer dan in veele andere gevallen, wyzen hier de aart en hoeveelheid der uitvloeijende Troffen de goed- of kwaadaartig: heid des ongemaks aan. Hoe geringer, zachter en reuki loozer, de uitvloeijing is, zo veel goedaartiger is de on! gefteldheid: doch hoe meer deeze uitvloeijeHde ftoffe van 1 haare natuurlyke hoedanigheden afwykt, zo veel kwaact•j aartiger is de Ontfteeking; zo veel bezwaarlyker en langwyliger de Geneezing. Wanneer deeze uitvloeijing zeer overvloedig is, korlI achtig, vol fchilfertjes en vezeltjes , miskleurig, en I kwalyk riekend, dan mag men vastftellen dat 'er eene Igroote fcherpte en ontaartmg, zo in de plaatfelyk aangeIdaane deelen, als door het geheele lichaam, aanwezende | is, waardoor men reden heeft, van te vreezen, dat de 1 bekleedzels der knersbeenige boogen , welke in de ran[den der oogleden geplaatst zyn, ja mogelyk die boogen [zelve, zullen worden wegge vreeten. In dit geval is het. (ongemak zeer bezwaarlyk te geneczen ; terwyl hetzelve [zeer lastig en gevaarlyk wordt voor den kranken, ten [opzichte der Oogen zelve , die 'er dikwyls veel door |kunnen lyden. ■ De Geneezing deezer Ontfteeking moet met alle moIgelyke voorzichtigheid, kunde en ernst, ondernomen |worden. Eene verkeerde aanwending der hulpmiddelen lis, in de ligtere gevallen deezes ongemaks, fteeds nadee[lig,en kan in de ergere zoorten zeer gevaarlyke ge volleen hebben. I De gevolgen der verwaarloozing, of flegte behandeling, Ideezer Ontfteeking zyn doorgaans eene omkecring of te jzamengroeijing der randen der oogleden. Voorts eene Ifteedsduurende uitvloeijing van fcherp water , 't welk Ihet benedenst ooglid en de oppervlakte der wangen aanlyreet. Waar door ten laatften het Gezicht zeer veel lydt, Ija geheel verlooren kan gaan. I Niet weinig wordt de Geneezing van dit lastig en Ihardnekkig toeval bevorderd door de kennis der afgellegene oorzaaken. Zo dat, indien 'er een algemeene be1 kende fcherpte der vogten aanwezende is, by voorbeeld ivan Venusziekte, Scorbut, Mazelen, enz. de geheele geipeezing daar na moet worden ingericht, en uitwendig weiE e 5 nig  405 OVER BE ETTERENDE ONTSTEEKINCï nig of niets worden ondernomen, eer de bekende afocuiil gene oorzaak is weggenomen. b Dikwyls ligt ondertusfchen de afgelegene oorzaak dee-ci zes ongemaks ten diepften verborgen in de algemeene] masfa der vogten, zonder dat dezelve genoegzaam kamt worden gekend, en dus uitgeroeid. Dan daarentegen isf ook dikwyls deT aanleidende algemeene oorzaak, die door 1 liet geheele henaam beftaan heeft, reeds verdweenen;! doen daar van is noch iets plaatfelyks overgebleeven I t geen zich in de thans beledigde deelen beeft neder'! gezet, in dit geval is de aanwyzing tot Geneezing be-i zwaarlyker, en de Geneesheer moet thans Empirisch te f werk gaan, en voornaamelyk werken tot het weeneemen* der dnngendfte toevallen. Voor alles moet men thans-! zyne aanaagt vestigen op de Ontfteeking en Verettering. < Doorgaans is het laatfte toeval een gevolg van het eerfbff en maar ze den moet het eerfte als een gevolg van het laatfte worden befchouwd. Derhalven is de vermindering of wegneeming van het eerstgenoemde toavaL te: weeten der Ontfteeking, doorgaans de hoofdzaak der Gel neeswyze. ^ - In eenige gevallen van deezen aart, die ik moest behanceien, vond ik het grootfte nut, wanneer ik, eenige da,, gen lang,zagte en weekmaakende ftoovingen op deüoge* deed leggen ; ten welken einde ik gebruik maakte van een afkoodel van Ileemstwortel , Maluwcnblaocren en Maankopzaad, m melk; 't geen meennaalen in het etl maal laauvvwarm wierd opgelegd. Na eene Penoe^zaa, i me ontfpannmg door de aanwending van dit middel te-] hebben bekomen , maakte ik gebruik van koele ontl fteekingweerende, voorts van zagt zamentrekkende el dffen C' e" eindel:,k van fterker opdroogende, midi Onder de eerstgenoemde middelen tel ik voornaa- ■ melyk de Witte Vitriool en het Extr. Saturni, bereid na de manier van Jannis, met een weinig Oohim. 1 ot een zagt zamentrekkend en verfterkend middel gebruikte ik, in de eerfte plaats, een afkookfel van Ys- ■ landifche Mos, en op het laatst een fterk afkookfel van , Koortsbast, met een weinig Loodzuiker. Wanneer, beide Ontfteeking en Verettering, geheel weggenomen zyn, dan durft men eerst gebruik maaken van fterker opdroogende middelen, onder welke ik het vermogendst bevond ,  DER OOGLEDEN. 4°7 vond het Ceratum Saiurni met wat poeder van Koortsbast. , r, | Edoch, wanneer alles geneezen en met een goed lidteken is overtrokken , zo is het ncchthans noodig, het ■aangedaan geweest Oog ten minden noch een maand lang rvlvfig met het afkookfel van Koortsbast te Wasfchen , 'dewyl dit ongemak ügtelyk aan eene wederinftortmg Underhevig is. . ■ Heeft de Verettering reeds zeer lang aangehouden, en is de etter zeer overvloedig, miskleurig, kwalyk riekend, en vrv diep in de oogleden verhooien , zo heeft men reden, om te vermoeden, dat de kraakbeemge boogen reeds zyn aangedaan, en men moet alle mogclyke moeite [aanwenden , om derzelver volkomene vernieling voor te komen. Tot bereiking van welk oogmerk men niets beters kan gebruiken , dan een mengfel uit Styfaxzatf, Extr. Saturiü, en Opium. Dan indien de knersbeenige boog reeds door de vuile etter bedorven is, dan moet men de aflcheidmg van het bedorvene zoeken te bewerken ; het geen. t best kan worden gedaan door middel van eene oplosfing van Kwikzilver in fterk-water (Mercurius Nitrofus, of Ltquor Belloftit). Na het gebruik van welk middel men, tot het wegneemen der te groote fcherpte, de aangedaane plaats, by herhaaling , met Eyerohe of Wascho.ie, of iets diergelyks, moet beftryken. Beide welke middelen het gevoeglykst met een penfeel kunnen worden aan» ^ïnu het bederf gefluit, afgefcheiden en gereinigd, dan zoekt men de wonde te heelen, en met een lidteken te overdekken. Dit gelukte my eenmaal zeer gemak1 kelyk door middel van een zalfje, zamengelteld uit JZvvwelbloemen, Borax en Cerat. Saturni. Wat voorts \ de inwendige middelen betreft , welke in zoortgclyke \ gevallen te pas zouden kunnen komen, dienaangaande valt | niets Heiligs te bepaalen. Dezelve moeten naar den aart I der aanwezende fcherpten veranderd worden , zodanig rechter, dat men fteeds by voorkeur zorge draage, o,n ij de eerfte wegen van alle galachtige, bedorvene en fcherp1 zuure, ftoffen wel gezuiverd te houden. VER-  408 VERHANDELING OV£R r)£N AART VERHANDELING OVER DEN AART EN DE WERKING DER ZOUTEN. ■ ta IjÉJSïS' hebben wy «« onder den Jam ™ tn»Vvë ftaan'Vbbe dubbel Waardig. ' telIe ^ zv onz= opmerking rf^Sï,'?' '" h,"",e natuilr befchouwd, zyn Wezen! «en k,„ ze ^/eeneWaVSde en'XS^anSe: onmerkbaar klein; terwyl weêr%,?£ ^ '* fch°0Ii 1 ook wel dohbelftegniW flguuren vertoonen in geenf voor "t bfc ° ' 'Ö 1 bare kleinte. Dit blvkt ten Xrldïï^ 9°é onmerfc", maat, in het Zuiker van Looif2** iTZet'T''' a twee druppels water, in welke hvrltT «ff- lu Een bonden is PPgeeft dezelfde kriMllS S de ffiXT't zelfde foort zich vertoonen die heel groo zvn ™ als. men m een groote hoeveelheid ontwaaf wordl-^n h menigvuldige malen ook veranderd, de aart ?R : verandert nimmer. In het groot a-eftriJS,,k r U-ur tallen van eene langwerpige* gédafn e È/de SeV^" punten, zeer gelyk aan fcheipe naalden - deze ont^k men ook op ge yke vvvze in 't klf>m n. ontdekt onnagaanbaarVn gefcherot dat ^ P72yn zö kunnen befpeurd worden l n „ ï f e fvnheid toch in hunne eige en natuurlyke grootte zvn^f061^ bloote oog geheel ^SSS^S&^\ daar- (n .0uk de fynfte deelt es veeier Zouten zo mvll fynfte Lugtdeeltjes; zo fyn, dat geene metalen, hoe hard! of digt ineengedrongen dat zelfs* niet de poriën van hel g as, tegen deszelfs doordringbaarheid en kragtdadi-e werd kitte, be ftand zyn. - Daar nu deze fcherppuntige Zouin J Weffcé ztch door alles, wegens öa^vtPSS^^M kmg,.eenen weg weeten te banen, zo fyn en fcherol zyn, is het ligt te vermoeden, dat dezelve, flens mStl eene geringe hoeveelheid gebruikt, in 's menfchen li I chaam een verbazende beweeging en oproer veroorza. moetenrwezeny " £? gTCr| mate VOlftrckt moeten wezen, - daar andere Zouten, geheel andere Gedaanten hebbende, ook wederom anderè heilzamwerkïgen moeten hebben; want uit de eigenfehaopeï der Zou ten ontdekken wy derzelver verbazende 'uitwerk ngen c.e het begrip en gcioof aller ftervelingen zou te bfvei gaan, wierden wy in het onderzoeken er. doorzoe-i ken van derzelver natuur en aart niet onwederle'baar I overtuigd. Zo veel onderfcheiden gedaantevormingen en 1 figuuren geeven zo veelerley foortin van kragt en wer 1 king aan de Zouten. Dan wat geeft* dit adleSï niet een overvloedige ftof van befpiegeliugen ! lede? Zout heeft zyne byzondere eigenfehappen, ieder zvne byzondere en eige werking. _ De Almagrige hééft zvna^SweiPWnd mThgt Plan' naar weIk tón plan1 zy ad. waken — de eene loort tot vernieling en verderf, terwyl weer een andere werkt tot behoud en bewaring. Zo groot zyn de werken Gods, zo ma-n,V vee e en wonderbaar, dat zy ons, en elk redelyk Wezen, in verbaasdheid moeten doen uitroeoen: Onze God i. far0debenyede0n f in, *?, tól boven'' en °P d" aarde beneden! . Ondertusfchen zyn 'er geen wezens, en  EN BE WERKINff DER ZOUTEN. 411 en bv gevolg geen Zouten, in de ganfche Natuur yoorhanSn, welke overtollig zyn, of tot geen oogmerk dienen en niet eenig nut aanbrengen kunnen. Alle wezens, m de naS Afkomende, «Ster welke ook de Zouten forteeren, Ce mogen ook andere gevonden worden, welke zeer beledigend en fchadelyk zyn, in te groote hoeveelheid ingenomen,) hebben eenter met dat al ook hunne nuttigheden en gebruik; en zommige derzelven zyn, in hardnekkige kwalen en ongemakken, den menfchen van een allerheili zaamst gebruik; terwyl zy daarenboven noch veele nut- Sneden hebben, hier niet alle op te noemen; doch welke ovWoedig bewyzen , dat de groote Schepper niets m de ganfche0 gefchapenheid heeft voortgebragt, dat onnut, ' te veel is of kan gemist worden. Welk een onnagaan1 baar verftand, welk eene ondoorgrondelyke wysheid, die ■ zW een welingericht plan in de Natuur gevormd, en in ■ e-ns geheel overzien heeft, op zodanig eene wyze, dat Blies fuist beantwoordt aan zyne einden en beftemming, rwairtoe het verordend is. ■ Dit alles met een ■ aardaetW oplettenheid overweegende, wie moet dan zyn>-\ oeest niet verheffen tot Hem, van wien alle dingen l'fvn " tot den Almagtigen , den alleen wyzen bchepper aUer' dingen™ dien grooten Zamentteller van de Natuur, •d e eeS de dingen uit Niet tot de Wording roept éven als of zy waren - en die Hemel en Aarde vervult, die in den Hemel boven op de aarde en onder de aarde alles vervult met zyne Magt en Wysheid ? Hoe verbazend groot is feod, de God der Natuur, uit wiens almagtige hand de waereld met al derzelver volheïd is voortgekomen! Hoe betaamt het ons, als kinderen der Aarde, maar tevens ook als Wezens van edeler namur dan de dieren des velds, als Wezens met verftan'delvke vermogens begaafd, hoe betaamt het ons, de■Sg fn hét ftof, uit welk wy genomen zyn, neêr te buigen, en met eerbied Hem te aanbidden en te looven di- alleen wonderen doet en onbegrypelyk is! Niets zou in ftand kunnen blyven,moest het Zout uit de Natuur gemist worden; geen ding kon beltaan, maar zou fchielyk, zeer haastig, tot verderf en ontbinding overSan Al het gedierte der aarde, en wy met hetzelve, al het gevogelte des Hemels, dat door de lugt zweeft, 8öes de weiden en vlakten, of dat zich m de wouden, bosfchen en wildernisfen , onthoudt a het. gedierte wik de diepe wateren en de onmeetelyke lutgetoekte  4*2 VERHANDELING OVER DEN AART Zeeën bewoont, al wat, niet één woord, al wat- 11 ven ontvangen heeft, zou vergaan, zouftemn en f,1 het Niet verzinken, indien dt Zouten Soestói' 'emisl worden De ganfche werking in de Natuur zou til ftaan ; de vorming der lichamen en der lichamelvk j deelen zou ten eenemaal ophouden. Van zSai len^deT ^a^ Z°UtCn' d£ ze hi het-' faftSSffl den der gelchapen wezens, of in het beftek deiJ *eiyk zyn, dat er zonder dezelve geen enkel wezen iiïl de Natuur kon blyven beftaan, of voortduuren De al I magtige en a wyze Schepper heeft het daarom, in zvnJ welberaamd plan vair Schepping , zodanig gefchikt Tri 'er geen enkel wezen onder dft^nmeetegIyf aaiuaVzS der dezelve immer beltaan heeft, of beftaan kan Alle de onderfcheiden werkingen der lichamen handen ook gXTdeïs af" dC Z°Uten' •deïzelver aart enÖmtuur! grootendeels, af, — -want wie kan met eenigen grondveronderfte len, dat zy volgens andere wetten ofgrofdbS' gin ds werken. Zy houden die overfchoon?ê?Jl SIgfnT^lnrSde Natrr' en in *lle derzelve/£ ken, m ftand. De aart der tegenftrydige Zouten henmrf i overal de middelmaat, de eveJredigïe f, en dat Se ee e f&M*! tC ?Êrkde and/Ie overbfetfchj, en alzo de ge!: lykl eid breeke , wanorde veroorzake, en ten bedt?- ■ tër^ilT^i WCZlnS' t0tuWier inftandhoudiSf zy ft n ,rï^ "A welke zy huisvesten. — Alle de. yerfcbynfels m de Natuur hangen af van de beweeging - ' dan deze beweeging wordt &veelal voortgeKt bdö!r ! de Zouten, welke, door de warmte, door den f art en werking der onderfchciden foorten, vèroorzaktde deeltjes, de onderfchciden deeltjes, in werking brengen en aldus de beweeging veroorzaken; en 't is juist deal bewecgmg, welke de inftandbouding der dingen bewerkt ' en het evenwigt in de Natuur ïn itani houd"en bewaart! Het ,s een lang bewezen, proef-ondervindelyk bewe/en"* waarheid, dat m de ganfche Natuur ajle de beweegen zouden ophouden, dat de geheele Natuur zou ftiffi ■ [ dat 'er geen groei geen. leven, noch in hefd elen^l noch inliet plantenryk, zonder de Zouten, zou plaats lebben ; deze brengen alles in werking, in bewEg 1 leven. Alle yerfchvnfels, welke men in de NafffónS waart, alle die verlchynfels hebben bunnen grond alleen in de Zouten; deze zyn derzelver, bewerkers. De ! damp- |  EN DE WERKING DER ZOUTEN. 4IJ dampkring, welke onzen aardbol omringt, en in welken wy leeven, en zonder welken wy geen oogenblik leeven kunnen; de dampkring is vervuld met Zoutdeelen, welke hem al die kragt en vermogens fchenkeh, om onzen aardbol op te houden , binnen zynen as doen omwentelen, maaken , dat hy niet buiten zyne looporde gaan kan, en bewerken, dat al het gedierte , het , ganfche planten- en mineraalen - ryk, door dezelve bellaar. Door de heele natuur heen, in alle wezens, welken in ftand gebragt zyn, heeft de groote Werkmeester, de Formeerder van 't Geheelal, de Schepper der Waereld, de Zouten zo verdeeld, dat 'er niets is in al het gefchapene 't welk geheel van dezelve ontbloot is, en derzelver werking is zo allernoodzakelykst in alle de onderfcheidene dingen, welke men in de gefchapen natuur ontdekt, dat zy onmogelyk kunnen gemist worden. De bewaring aller dingen hangt eenig en alleen af van de Zouten , van derzelver werkingen , aart, kragt en vermogens; terwyl het aHernoodzakelykst tevens is, om dit groot oogmerk te bewerken , de inftandhouding aller din* gen, dat de Zouten in aart, kragt en werkingen, verfchillen; want waar van 't eene te overvloedig is, en daar door het evenwigt zou worden weggenomen, zo noodzakelyk om de orde in de natuur te bewaaren en alle wanorde weg te neemen, daar fchiet terftond een ander foort toe, om de overheerfching te beteugelen, zo fchadelyk voor alles, zo vèrderfelyk voor mensch en vee, zo verderfelyk voor al 't kruid der aarde, — een Zout van eenen tegenftrydigen aart , vyandig met het overheerfchend Zout, geheel vyandig tegen een despotieke werking. Deeze twee vyanden vallen eikanderen met zo veel geweld aan, en rusten niet eer voor dat zy beiden fneuvelen, en uit hunnen ondergang een derde foort voortkomt, het geen 't volmaakt evenwigt in de natuur weer herftelt. Zulk eene werking heeft al de gefchapenheid door plaats, in ieder byzonder wezen zo wel, als door het ganfche heelal, en het eene foort van Zout kan niet verdragen , dat het andere te veel de overhand kryge , of het Helt zich aanftonds vyandig hier tegen, en altyd is het gevolg van dezen ftryd , de herftelling van het evenwigt, de herftelling van de rust, en dan trekt de ganfche natuur hiervan de heilzaamfte gevolgen , de volmaakte rust wordt overal gebooren. C. V. D. Ö. MENG. 1797. NO. 10. Ff AAN-  1 4r4 aanmerkingen aanmerkingen over de leerzaamheid der die--! ren ; getrokken uit w. smellie's Philofophy of Natural History. (Medegedeeld door den Heer r. arrenberg.) (Vervolg van bl. 379.) Naast den Olyphant fchynt de Hond het leerzaamftc _ van alle viervoetige Dieren. Een wilde Hond is een: driftig, wreed en bloeddorftig, Dier; doch als hy tot den i huislyken ftaat gebragt is, gaan alle die driften heen, eni worden vervangen doof eene fterke verknogtheid, en èene > altoosduurende begeerte om te behagen. De gewaarwor- '■ dingen en de natuurlyke bekwaamheden van den Hond'l zyn zeer fnedig, en wanneer dezelven , door onderwvs geholpen worden, verwekken de fchranderheid , d:e"hy! vertoont, en de daden, welke hy doet, niet zelden onze ■ verwondering. Wanneer deze Dieren door den Mensch 1 onder zyne onmiddelyke befcherming eenomen zyn, kun- ■ pen zy allerhande kunllen leeren, of derzelver natuurlvk inltinct verbeterd worden door drie manieren van onder- ■ wys; te weten, flagen , vergelding en navolging Hv it leerzamer van natuur dan meest alle de andere Dierende Hond is met alleen fchielyk vatbaar voor onderwvs! maar Ichikt ook zyn gedrag naar de manieren en gewoonten van hem , aan wien hy toebehoort. Hy neemt den toon aan van het huisgezin, waar in hy verkeert, en dewyl hy zyn meester en deszelfs vrienden altyd tracht te behagen, blaft hy woedend tegen bedelaars, om dat hv hen, uit hunne geringe kleeding, aanziet voor dieven, of die hem van zyn voedzel willen berooven. Schoon ydere Hond, zoo wel als yder Mensch, nattiurlyk een Jager is, word de vernuftigheid van beiden merkelyk vermeerderd door ondervinding en onderwvs De yerfchillendheid onder de Honden, door derzelver gedurige vermenging met die van andere lugtftreken, of misfchien ook wel met Vosfen en Wolven, is zoo groot, en derzelver mftinélen zoo onderfcheiden, dat, fchoon zv elkander voortbrengen, wy hen als verfchillende foorten kunnen aanmerken. Wat een verfchil is 'er niet tusfehen den  OVER DE LEERZAAMHEID DER DIEREN. 4*5 < den Herdershond, den Patryshond en den Jagthond? De .; Herdershond fchynt, zonder eenig onderwys , door de Natuur voorzien te zyn met eene innerlyke neiging om Schapen en klein Vee te befchermen. Zyne leerzaamheid is gcivklvk zoo groot, dat hy niet alleen leert verltaan de taal en het bevel van den Herder, en hein getrouw en gezwind gehoorzaamt; maar zelf, als hy buiten net bereik van zyns meesters Item is, dan voor- en dan agterwaards loopt om de goedkeuring of afkeuring van den Herder, die hy hem, door het zwaaijen met zyn hand, te kennen geeft, te verneemen. Hy ftelt zich aan het hoofd van ae kudde, en zyn ftem word verder gehoord dan die van zyn meester. Zyne wakkerheid en yvei bren gen orde, gehoorzaamheid en veiligheid, te weeg. >fccnapen en klein Vee zyn byzonderlyk aan zyn bewind onderworpen, en worden door hem, met voorzjgtigheid, geleid en beichermd: ook maakt hy nimmer gebruik van zyn magt over hen, dan in geval het noodig is omi de rust en goede orde te handhaven; doch wanneer de kudde, aan zyne zorg toevertrouwd, door Voslen, Wolven, of ander verfcheurend gedierte, word aangevallen, geelt hv doorflaande blyken van zyn moed en fchranaerhcid. In gevallen van dien aart, maakt hy gebruik van zyne natuurlyke en aangeleerde bekwaanineden. Drie Herdershonden , zegt men, zyn beftand tegen een Beer , en vier tegen een Leeuw. . Ydereen kent de leerzaamheid en het vernuft van die Honden, welken gebruikt worden door blinde Bedelaars. Tohannes faber verhaalt, volgens het berigt van oen Heer ray , dat hy een blinden Bedelaar kende , die, door een Hond van eene middelmaatige grootte, angs de ftraten van Rome geleid werd. Dees Hond, behalven dat hv, zyn meester leidende, hem voor alle gevaar wist te bevryden, had ook geleerd niet alleen te onderfcheiden de ftraten, maar ook de huizen aan welken zyn meester gewoon was, twee of driemaal ter week, een aalmoes te Sntfangen. Wanneer dit Dier in een ftraat kwam, welke hem bekend was, verliet hy dezelve niet, voor dat hy aan elk huis, daar zyn meester gewoon was iets te krygen, geblaft had. Als de Bedelaar begon een aalmoes te vragen, hield de Hond zich ftil, en ging liggen; doch zoo dra de Bedelaar afgewezen was , of iets onttangen had, rees de Hond, zonder eenige order of teeken, uit l aich zeiven op, en bragt hem weder naar ten ander *^ r Ff a huis  4:6 AANMERKINGEN huis van een zyner weldoeners. Ik zag , zegt hy, met vermaak en genoegen, dat, wanneer 'er een penning uit een venfter geworpen wierd, de oplettendheid en fchranderheicl van den Hond zoo groot was, dat hy 'er terftond naar toe liep, het geld met zyn bek opnam, en het zyn meester in de hand gaf; zelfs wanneer hem brood werd toegeworpen , nam hy het wel op, doch zonder 'er iets van te eeten dan het aandeel, het welk zyn meester 'er hem van gaf. — Zonder eenige onderrigting, enkel uit navolging, was een andere groote Hond, als hy, by toeval , buiten de deur van een huis gefloten was, daar zyn . meester ingegaan was, gewoon zoo lang aan de bel te trekken tot dat hy ingelaten werd. Honden kan men leeren met geld naar de markt te gaan, om by een bekenden Slager vleesch tc halen, en het veilig naar huis te brengen. Men kan hen leeren danfen op de muzyk, en het een of ander dat verloren is te zoeken en weder te vinden Daar is tegenwoordig een Hond by een Kruidenier te Edinburg, die een tyd lang, door zyne aartighëden, yder . een vermaakt en verwonderd heeft. Een man, die gewoon was, met een bel in de hand, langs de ftraten ftuivers pafteitjes te verkoopen, gaf, op zekeren dag, dien Hond een pafteitje; doch de man met zyn bel, den volgenden dag , wederkomende , fchoot de Hond uit, en Hield hem by zyn rok vast ; de man, die ligt begreep wat de Hond hebben wilde, toonde hem een ftuiver, en wees hem tevens naar zyn meester, die in zyn huisdeur ftond: de Hond, by zyn meester gekomen zynde, maakte -allerhande bewegingen, om aan te toonen, dat hy iets van hem verzogt, waar op hy den Hond een ftuiver in den bek gaf, die dezelve terftond by den Pafteibakker bragt, welke hem daar voor een pafteitje gaf. Deze Hartigheid is federt drie maanden begonnen, en duurt nog diaglyks» Honden, Paarden, en zelfs Varkens, kan men door belooningen en flagen, ja zelf door wreedheden, daden leeren doen , gelyk men dikwils in openbare vertooningen ziet,-die in de daad verwonderlyk zyn, doch met welken wy ons tans niet ophouden. Wat (*) Deze en andere voorbeelden van de fchninderheid en leerzaamheid der Honden, kan men vinden in de Synopfis Quadruptdum * joamnb raio, pag. 6,  OVER BE LEERZAAMHEID DER DIEREN. 417 Wat aangaat de Baarden, de fierheid van hun geitel en derzelver leerzame aart is zoo algemeen bekend, dat het niet noodig is lang by dit onderwerp te blyven .ftaan; dan om een denkbeeld te geven voor welk onderwys de Paarden vatbaar zyn in een huislyken ftaat, zullen wy eenige trékken opgeven vaa derzelver levenswys en manieren, wanneer zy buiten bedwang zyn. In Zuid ■ Amerika zyn de Paarden op eene _ verbazende wyze vermenigvuldigd, en leven in dat land in eene volmaakte vryheid. Zy vlugten uit de tegenwoordigheid van den mensch. Zy verzamelen, zich in troepen, en verllmden in onmeetbare velden, de voortbrenglèls van een altoos., duurenden zomer. De wilde Paarden zyn fterker, hgter, en beter gefpierd, dan die in het algemeen, welken in een huislyken ftaat gehouden worden. Zy zyn egter geenzins wreed. Schoon zy vele dieren in kragt overtreffen, vallen zy evenwel nooit anderen aan, hoewel zy, zelf aangerand wordende, hunnen vyand met verachting bejegenen, of met hunne hielen doodflaan. Door eene onderlinge verknogtheid verzamelen zy zich by troepen , doch voeren nimmer oorlog tegen andere Dieren,- of onder elkanderen. Dewvl hun eetlust gematigd is, zyn 'er geene voorwerpen , dié by hen afgunst of tweedragt verwekken, en dus leven zy altyd in vrede. Hunne manieren zyn edelaartig, en hun aart is maatfehappelyk. Hunne kragt en drift zyn dan eerst regt blykbaar wanneer hunne yverzugt opgewekt word. Zy zyn zeer vuurig om de eerften te wezen in een wedloop, om het gevaar te tarten in het overzwemmen van een rivier, en om over eene gragt of van eene fteilte te. fpringen; men zegt, dat die ïaarden , welken, in deze natuurlyke oefeningen, het onderneraendfte en bedrevenfte zyn, wanneer zy tot eene huislyke levenswys gebragt worden, de edelmoedigfte, zagtzinnigfte en handelbaarfte, zyn, Verfcheiden oude Schryvers maken gewag van wilde Paarden. Herodotus berigt, dat 'er op de banken van de Hypanis, in Scytien, witte wilde Paarden gevonden ; wierden. Hy verhaalt ons tevens, dat 'er in het noordlyk gedeelte van Thracie, boven den Dona.uw , wilde t Paarden waren , over hun geheele lighaam met hair baI zet, het welk vyf duimen lang was. De wilde Paarden i in Amerika zyn de afftammelingen van die tamme Paar> den, welken, door de Spanjaarden, derwaart uit Europa ) overgebragt zyn. D.e Schryver van de Historie der BoeFf 3' ka-  4ï8 AANMERKINGEN ianiërs (*) berigt ons, dat 'er dikwils troepen Paarden, , fomtyos 500 fterk, in het eiland Si. Domingo loopen, dat, , wanneer zy een man zien, zy allen blyven liaan, en dat : een van dezelven, tot op een zekeren afftand van hem 1 genaderd zynde, fterk uit zyn neus blaast, en de vlugt : neemt; wordende oogenblikiyk door den ganl'cben troep 1 gevolgd. Hy befchryft hen als hebbende zware hooiden i en ledematen, en lange nekken en ooren. De inwoners ; maken hen gemaklyk tam, en leeren hen dan arbeiden. Om dezelven te vangen, Ipannen zy ftrikken en touwen op de plaatfen, daar men weet dat zy het meest komen. Als zy daar met den hals in vast geraken, zouden zy z'ch verworgen, indien men hen niet fpoedig te hulp kwam: zy worden, vervolgens, met hunne lighamen en pooten aan de boomen vastgebonden, en in dien toeftand laat men ze twee dagen ftaan, zonder eeten of drinken. Deze manier is in 't algemeen genoegzaam om hen handelbarer te maken ; ook worden zy binnen kort zoo tam, als of zy nooit wild geweest waren. Zelf wanneer een van deze Dieren, by toeval, in vryheid geraakt, keeren zy egter nimmer weder tot hun wilden ftaat, maar kennen hunne meesters, en laten zich gewillig op nieuws gevangen remen. Uit deze en gelykfoortige berigten , mag men befluiten, dat de Paarden tam van aart, en natuurlyk gefchikt zyn om roet menfchen om te gaan. Na dat zy tam gemaakt zyn, fchuwen zy nimmer de verblyfplaatzen der menfchen, in tegendeel zyn zy fteeds geneigd om naar hun ftal terug te keeren. Het zagte van de gewoonte fchynt hun te vergoeden al het geen zy door de .flaverny verloren hebben. Wanneer zy vermoeid zyn,"is het ] ftal al hun verlangen ; zy ruiken het reeds op een I verren afftand; kunnen het in 't midden van een 1 volkryke Stad onderfcheiden, en fchynen gelykformig de j dienstbaarheid voor de vryheid te verkiezen. Door eeni- 1 ge oplettendheid en kundigheid word een Veulen eerst ] handelbaar gemaakt, en wanneer men, door verfchillende I wyzen van beftier, zulks meester geworden is, ziet men I duidlyk de leerzaamheid van het Dier, en het leert wel- I haast, om, met gezwindheid, den verfchillendèn arbeid te ' doen, waartoe men het beftemd heeft. Het tam maken van het Paard is misfchien de edelfte aanwinning uit de dier- ly- (*) L'Hift. des Avanr. Fiibuftiers, Tom. I, pag. no.  over. de leerzaamheid der dieren. 4*9 Ivke wereld, welke immer door het verftand, kunst en nvvSheid van den Mensch verkregen is. Men leert hem S te nemen in de vermoeijenisfen van den oorlog, S hy fchynt den roem der overwinning te gemeten. Hy fnont den dood met drift en fierheid te gemoet. Hy heef vermaak in het geklank der wapenen, en ryd fluks en ftoutmoedig op den&vyand aan; dan het is met alleen S pevaren en in gevegten, dat het Paard met het oogmert van zvn meester medewerkt, maar hy doet het ook S zvne vermaken en tydverdryven. Hy verlustigt zich op l iagt en^n het tournoyfpeï, en zyne oogen tanden SSnvver in een wedloop. Schoon ftout en onvertraagd, « eftYhy zTclfegte? niet aan het vuur van zyn driftover tfv voorvallende gelegenheden, weet hy in zyn loop ftil ?eYlS , en 3e natuurlyke drift van zyn aart te beteugeen Hy gedraagt zich'niet alleen aan de hand van zyn mééster, maar fchynt zich ook naar den zin van zyn Kder te fchikken! Altyd gehoorzaam aar. den, indruk dip hem gegeven word, loopt hy of ftaat ftil, en regelt f Ie zvne bewegingen alleen naar "den wil van zyn meester. De Heer ray Tchreef, in het laatst der vorige eeuw, dafnv een Paard gezien had , het welk op de muzyk Snfte en zfch, op het bevel van zyn meeiter , lam en doodhieW,^n metPuitgeftrekte leden ter aarde, lag, maa od een enkel woord weder opfprong (*). Gebeurdtenis fin ?an dezen aart zouden weinig geloof vinden, ind en de wonderbare leerzaamheid der Paarden, die door astSyTS andeS openbare vertooners der Paardekunften, op^voed zyn, niet aan een yder bekend was. Inl verwSgen van dezen aart verwekt de leerzaamheid en vaardige gehoorzaamheid van deze Dieren meer verSS-! dan de behendige kunstgrepen der menfchen. WDfDieren van het Ongedacht zyn in een tammen ftaat zwaar en log: derzelver aandoenlykheid en betoSJSSL fchynen zeer bepaald.; doch wy moeten nS den aart en vermogens van Dieren, welker opvoe5S in dit Land geheel en al verwaarloosd word,, geen Sast oordeel lellen. In alle de: zuidlyke J^g» van Afrika en Afia zyn zeer veel Buffels of gebulte Osfeï die long opgenomen en tam gemaakt worden: deze feen kerel fpoedig, zich, zonder tegenftand, aan ab l*\ Ray Swopfis Animalimn Qjiadrupedam, pag. i.e.  4*° AANMERKINGEN tal huislyken arbeid gewennen. Zy worden zoo k„„ delbaar, dat men 'er vle] gemaklyker mede k£^m.lt dan met onze Paarden. De (ren, van ™ elv™ S ach neemt verkrygen Zy eene gevoeligheid, erfbekwaam" heid tot zulke verdringen, dieVn anders wn hen nkt zoude verwagten. De Hottentotten voeren hunïeÖsftï S den oorlog In al derzelver legers zyn altyd groote trof pen van Oslen, die gemaklyk ^d?aXE^d*£ tegenheid zulks vordert, op bevel van hun Opperhoofd ios gelaten worden, in welk geval zy, met eeneWwr lyke drift, op den vyand inloopen. Zy ftootemet hunne hoornen, fchoppen, fmyten omver, en vertrappen Te» wat hun m die woede ontmoet. Zy vliegen Soldrtf/S tegen de gelederen van den vyand in c Wn i,P Terf ^Cene g6I?iakrlyker o™ÏÏnSg ™or Sne mets" ters CJ- Deze Osfen worden ook geleerd de kudde 4 bewaren, die zy met behendigheid geleiden, en tégen de aanvallen van vreemd volk eS wikf gedierte beveSgen Zy leeren vrienden van vyanden onderfcheiden fee' kens verftaan, en de, bevelen van hun meester eehrÏÏ" zarnen. Wanneer zy in de weiden loopen, keeren 4 od het minfte teeken van hun meester terug, na alvorens dl afgedwaalde kudde byeen gezameld te nebben. ÓD alle wm,d?,n-??n VaIIen z* met woede aa"< S? dat zy de ïv obCve,']gers ?vn ™™ dieven. Deze Bracke/eys, gelyk zy genoemd worden, kennen alle de perfonen, die tot de Kraal behoorenden toonen dezelfde achting voor dei mans vrouwen en kinderen, als een Hond doet fan alle de huisgenooten van zyn meester. Alle deze perfonen mogen derhalven vryelyk en veilig by de kudde komen j dfch t*) Foyage de Cap , par colise , Tom. I. pag. ifo. m'  4^8 over het staatss., enz. van rusland. rieuw Wetboek in te voeren, niet ter uitvoer <-ebra* ÏS' % e8,ter veeie. byzondere VasrftelhWen^gernfak;' ' veele Regelmaaten ingevoerd pefrhiht l &emaai\t> > SïS.d'lieSSS^ welfTto2"' h4 ! veele Eaellieden welk fst ÏSvoïgdtorde0; ' Eemge weinigen hebben reeds haar voe CCÊ-" ' en wanneer de goede uitwerkzels deezer vryheid de Staatkunde zich zigtbaar vertounen, valt'er nit aan' te twyfelen of dezelve zal algemeener' worden^^aangeno van Barbaarschheid, als hun voorheen zwaak ond "r?oóae Wil Vlekte onderwerping aan den Vorsthken Grafzerk uit", en hernam hy den RySafln zvneh^? delgde m£de hy' t6n Zynen ^ <-« verSchoon 'er, overzulks, in Rusland nog veel on^ed-,^* overfchiet om de Regeeringswvze van dit r,a gl S voet van billykheid en vrvhc d fe vatten ** 'er eenige fchreden toe gedaanT V^eeAnJ^, c? Regeering. V lfChllt Va° °"Ze teS«woordige ^ : CIR-  circulaire ^ief van de methodisten. circulaire brief van de opzienders der cezamentlyke methodistische gemeenten » engeland aan derzelver medeleden. -I-ene nieuwe en in meer dan een opzicht wetenswaardige E bydrage tot de gefchiedenis der Methodisten na den dood ?wK door de Natuur h« InJl f/ g0ud °P ken. Neen! gy X\°J°nze ^boorte, gefchoav uwe minderen _^emfgy^£„„e » «éll van broeèrfcKap:, door ben w^V^. * re,kc j11"1 de h«nfl minderbedeelden , die e«er in ,1 P jf06"'' e", de armen> d* len.u uankbaarlyk leJeS JÜÏf fflet- ^an, zuil «o bevordert gy ^^S''^ — Jioegen verfchalY, ën anderen gelukkis mL, ' U ge~ 1 muntende daaden zuilen tot 'd* i.ï™ i»m kt» en uwe uit" • gebragt worden, ten viorberidi ™ Natome!>ng'chap overvolgende Geflacht. V00rbeeIde ?n naarvolging voor he^ 1 h B- v, BrieUt 179J.  MENGEL WE R K, tot fraaye letteren, iconsten en wettenschappen, betrekkelyk. ALGEMEENE iieschouwing van DE natuurlyke, ZEDELYKii EN euangel1sche BLYKBAARHEDEN voor een toekomend LEEVEN, en EEN staat van vergelding in 't zelve. rUit het Engehck van den Eerw. beilby porteus, DD. en Bisfchop van Londen.) Te meermaalen hebben wy eene en andere Redenvoering van den Eerw. porteus , in ons MenZ gelwerk, geplaatst,cn dezelve gelaaten in de oorfpronglyke gedaante als Leerredenen, In dien zelfden Bun" del waar uit wy deeze ontleenden, kwamen ons drie " Leerredenen voor , van welke de Opfteller zelve in I', den Inhoud zegt, dat zy verbreed zyn uit drie Leerredenen gehouden over het gewigtig onderwerp in " het opfchrift deezer Afdeelinge aangeduid. —— In eene Aantekening aan den voet der bladzyde, by " de eerfte Leerreden , geeft de Schryver te verftaan , de onderwerpen deezer drie Leerredenen , hooldzaak" Ïyk, eenige jaaren geleden , behandeld te hebben. " Schoon 'zy niet van die foort waren , dat hy ze ter " uitgave in druk zou gekoozen hebben, bragt de voortgang dien het Mater ia lismus maakt hem op het denk" beeld, clat een kort overzigt van de bevatbaarfte Be" wyzen voor de Onftoflykheid cn Natuurlyke Onfterf" lvkheid der Ziele, zowel als van de andere voorn aam" fte Blykbaarheden voor eenen Toekomenden Staat , " ten deezen dage, noch ongepast noch onnut zou weezen. De jeugdige Leezer ten minften, ten wier dienfte " deeze Leerredenen voornaamlyk waren ingerigt, zal hier " vinden (en dit ook kan alleen verwagt worden in een ' zo kort beftek) eenige algemeene en handleidende be" einzels om zyn oordeel te beftuuren, omtrent een on„ derweip van zo veel aanbelangs ; om hem te hoeden meng. 1797- no, ii. H h » te-  jjOOR DOLLE HONDEN veroorzaakt. 449 j „, ^nro-pdroneen ; het vernielt dus ■ welke de wondwas«^f^^fcel op die plaats, I een oogenblik het opllorpena va k , * belet deKlkade opflorping. moest geschieden ^ telve dus volkomen thekom no| ï b tmiddd der Lmiddel, tot ^.^iSvalfzynde een volkomen Heelmeesters (Laps Caus^J * aanraaking in de dus Êiver vast tf^\&™#3ÏÏ. zamenftel als vernielt, Eemaakte korst,het geheel üieriy naar zich ioor het zuur, 't geen Y'n«7oin 't geen aldaar mogt e neemen, en het vlugge\^ogzouU gee fl| Eeftaan, uit te dryven, t geeyns bee j* deszeifs Lk tefïens het vergift der toegeDrag dat h£t q£ lamenftelling , .zodanig zal De telling -geheel vernietigd, o^d^tfelyk aangewend LoodMes Schryvers , ais 01 ecu f flflniei-,rast vergift zoude middel dl opflorping van ™^™^x Sgewaaëgd. Wy .kunnen hinderen, £hynt^ny aangaande het eigendomweeten voorzeker niet genoeg,a11 & florpend vaatge- Lin»°'dedio^ ffi^-'»*-? zouI den kunnen worden. ppn T andman, wiens naam der i TT> oeert «akeWELE , een■ ' worden, dan R vergetelnisfe ^^ï^dikwyls breed ver3ie van veelen, in de ^^^IMcestenhir,, in der. meld, werd gebooren te DtsW, hadden op het ï ffl» v»=7=n b—e Landlieden in de ^buu^clatide iaaren vóór zyns Va- Onze bakewele , verlcneiae ]« aeS dood het beftuur van he^ Landg^d^ J ge_ : Sn^  BERIGT hec grocfc vuorueel'» ^fef «I brengen ; en dat hv rl™ in I ,; te zulIen napl eenefenaauwiettendeJ^ "rg;n n5 d4 he.cn, en Saï^^S^^ fcheidene Rasfen de ^nÏÏTn E»&^nd, om de undel merken wllkThy be?f ïfcS^^S' die Ult te oogmerk , en onder dfe ril ÏÏJ • °°ndee).de v°or zyrji f ns kogt hy d?e waafhy'ze 1 n vinden f°ffi ^4 koozene Veefoorten hPm vinden. Deeze uitge< ding als dTh^^SÊl*^ veelwarige ondervm, zyn eigen aanteek Voorkomende> waren de beginzels vani voSnïeeenS fi&^j» ^ ^ Schaapen, twee of drie Guin es he° ffi êp V°°r met, meer d4 liet hy eenige S ÊLinS' vf ^lgeD tyd daar naaeenigen tyd lang, E meer VejJ^ure"' e» ontving,, lingè er? een Öui e vTor Wtf* Schel? roemdheid der Schaaperi hier 2?' ar' toen de be" doorklonk, verhoog l"; den prv ^^H' het landl kon hy voor eenige zyner rSÖ*J5\.1V Jaar ]es voor een faifben SiS zZZf l? tWm^ Güin'vermaardheid zyner Rammen tóe t tyd naro de zodanig, dat hv inriT '• met deeze de prys; voor een faifoeï 'v'hutdet^verSS?A™» prys van 400 Guinjes en meer verbaazend boogen aan zyn^luSi^vermnf iS f* min verfchuldiai MeestyegtefbdSfddr^ °P ^ ftuk. j lukk gften ui til™ nn ^» a?ndagt> en met den ge- ■33 mf%' Sf^ÏÏSB tershtre Schaapen • nn p,,„il JJlsniey °r New-Leicesen fterkeRvf ten dienlte des Legers ° Spaarden en bet aankweeken var 5e'best J Sf7,der Zwy«en, hielden zyne aandagt?n dïC f voor 1 Vee, hy zich verdienstlyk gemaakr Z £yd ^e21£' en heeft Weilanden in te voeiS het bevogtigen der Het  VAN MR. ROBERT BAKEWELL. 4?ï h,t Ras dei DitUm-SctajpM is bekend door de fynLm van derSlver beenderen en vleesch, de hgtheid van „ atal de rastlievenheid van aart, waar door zy tchieSS ên mèc minder voedzel dan andere Schaapen van ge- 4e «^LSdf™ zwarte Paarden, door age Se hy "T°y openbaare%erkooping, van maakte, WS»El?wt, .oen.hy, denrva,, Ofc.J». olfVWkt om die groote maate van behaaglykheid, welke VeSreSen ha^ te behouden. Zyne huishoude yke trl ni reï/en Men vertelt veele byzonderheden van ^^efeSSd tot de Beesten, en zorgvuldigheid om zyne gen4^imc'"r ctPPfi«: heklaaade hv zich, en voer S loorbeèlden; die hy van de leerzaamheid en goedaarügheid van zyn Vee "dagelyks ondervondt — Welk een Telukkig Landman voor zich zeiven ! Welk een ?egeng voor zyne Tydgenooten ! Voor hoe veelen ftaat  45* BERIGT VAM MR. ROBERT BAKEWttU ^J^J!it^^^^'' het hunne will J Kunstverbeteringen'aan3HaS ^gaanl' e" die door. AANMERKINGEN OVER I)F Tp™,..,,, R£Nj getrokken S w.SïT/^ BI? (Medegedeeld door den Heer r. aruenberg0 (Vervolg en Slot van bl. 421.) ^"^lèT^rX^^ verwonderlyke dauitvoer gebragt worden ft vier,voetige Dieren ter volkomener zyn TS, diè £, 'T ^zelver zintuigen dezelven bekwam % ondcSfle'n 18 eRtJ geen vm Wanneer zy SdierenIeSS* verwondering verwekt, de ftftatI()o^r-n2SiSW,Kföi,a!rva» lcert de PaPeSaai woorden en gezégden dl' behalven, n°g veelvuldige huisgezin, waSS'h^^f^yfe hooren van het bepaaldheid van derzelver verflS ihe,bbeu' Schoon de niet leert eenige woorden nn^ff* vermogens hun bet eigenaarde8 gebruik ™ Z ,eikandere" te hegten, of kennen"zy egter veeh de Ijtw hfteekenis der woorden, den en zake! Eene VroSw^S^ tUsfchen de W0OTeen vengfter gaande' voS"welk t? m°rgen' voorbv gaai geplaatst was , en °LT, V ! k°°' vin een PaPe" Papegaai zeer fchièlyk* ^^^'^ nooit zyn oog on de Vm,,,, &frocP nadoen ; doch floeg hoorde f het we^ nv dan JeS1 ÏTnne?r hv het geroeP andere dergelyké gevalleï hhW nan?- Uit dit en zaken «WrVaSbiS^^^-» J?« en föen^^ lyk te ^alenf ^ de'  OVER DE LEERZAAMHEID ÖER DIEREN. 45J dé Papegaaijen een aantal zelfftandige naamwoorden , en ook de eigennamen van gemeene zaken, leeren kan; doch het is nieer dan waarfchynlyk , dat deze bekwaamheid zich nooit zal kunnen uhftrekken tot het aanleeren van het gebruik der woorden, en andere deelen van deBfeha?ve"n de Papegaaijen, Spechten, en andereri,. welken onderfcheidentlyk woorden kunnert uitbrengen, is vr nog een ander foort van Vogels, wier leerzaamheid opmerking verdient. Zingende Vogels, die aartige en geestige Diertjes, kunnen het uitbrengen van woorden niet lieren; doch derzelver muficaal gehoor is-zoo keurig en onderfcheidend als hun gezang heflyk en aangenaam De levendigheid, de fterke ftem , en het navol"end vermogen, van deze fchoone fchepfels hebben van alle tvden de oplettendheid en toegenegenheid van het menschdom verwekt. Deze Vogels verkrygen weihaas , wanneer zy huisdieren geworden zyn, het vermogen, om, bchalven hunne natuurlyke nooten, aanmerklyke gedeelten van kundige deunen te zingen. Ik heb> vertooningen gezien, waarin Cysjes zich veinsden dood te zyn , en ïtil en onbeweeglyk bleven liggen, als 'er kanonnetjes, omtrent een duim van hun af, uit een hout fortje, werden Schoten. Deze kleine fchepfels had men zelf geleerd, die kleine kanonnen, met een zwavelftok, aan te fteeken enDe" kerzaamheid en fchranderheid der Dieren heeft men altyd als iets wonderbaarlyks befchouwd ; ondertusfchen is die verwondering eene uitwerking van onoplettendheid, want, fchoon de Mensch ontegenfpreeklyk de eertte is in de dierlyke wereld, komen de andere Dieren nader aan de fchranderheid en het vernuft van den Mensch, ot wvken van denzelven verder af, naar gelang van liet aantal van derzelver ingefchapen neigingen, of, dat het zeilde is, naar mate van de verftandelyke vermogens, met welken de Natuur hen begunftigd heeft. Het geheel is een opklimmende trap van kundigheid. Len Wysgeer, derhalven, befchouwt en bewondert het geheel, maar word nimmer overyld door de Vertoohing van een gedeelte van het alsemeen toneel van verftand en bezieling^ Wv zullen dit onderwerp befluiten met eenige weinige aanmerkingen, betreklyk de veranderingen, die er by de Dieren plaats 'hebben, als zy tam gemaakt en huisdieren geworden zyn. . _ MENG. 1797. NO. Ui 11 ^  Rf ' " A A N r. i E R IC ƒ X G E If ff 1 e 'an dsn aardbodem te ver/breiden - doch wanneer zy door nienfrhr-n of a^~ vclJPreiCiU1 » C vèSem,, l"> f' °"»«ï™ *y zulk eene aanmerkenl"™'' fra *«*«:* herkennen f™,"?01'' gebra8t ,,eeft' ra *■> '™Ptot wélken dê SSr&JBr* r£r=»IS heid van zyn oon , is liv niet alleen i„, «... '"'''y1'vyand ,e Jtvlugln', m»a,\»,emook det, deTteS ÓjSd^oM^T'* Difen wïn'erfoS hy egter zyne geftalte en zyn bair , *S df iftSS* zyne hoornen verminder,, 'fler Schaap Van . Egyp-  OVER DE LEERZAAMHEID DER DIEREN. 455 Esypten, Arabie, en Perfie, heeft nog grooter veranderingen ondergaan , en, naar gelang dat het een der Aspumen nadert, vermindert het in gettalte, fterkte, vlugheid en moed. Wat betreft den Mensch, die word in lömmige opzigten beter en in anderen erger; deszelfs zwaar hair ) verandert in fyne wol. Dan, met betrekking tot de naj tuur, heeft toeneeming en afneeming omtrent een en dei zelfde zaak plaats, en in beiden is het eene verandering i van derzelver oorfpronglyke gelteldheid. Op den Os heeft het voedfel meer invloed dan op i eenig ander Dier. In landen daar de weiden welig zyn, J-verkrygt hy eene verbazende zwaarte. De Ouden gaven i aan de Osfen van JEthiopien, en fommigc gewesten van | Afia, den naam van Olypbants ■ Os fin, om dat zy in ij deze landftreken de grootte van een Olyphant bereikten, ï Dit is voornaamlyk toe te fchryven aan den overvloed 1 van goede en fappige groenten. De hooglanden van J Schotland, en alle hooge ^noordlyke landen, geven door1 flaande voorbeelden van den invloed van het voedfel I op het hoornvee. De Osfen, zoo wel als de Paarden, 1 verminderen oogenfchynlvk in de meer noordlyke ge| deelten van Schotland; doch wanneer zy in weliger weiden worden overgebragt, worden zy vetter, en de hoeda1 nigheid van derzelver vleesch verbetert. De lugtltreek heeft gelyklyk een aanmerklyken invloed op de natuur I van den Os. In de noordlyke (treken van het vaste land, is hy bedekt met lang en zagt hair: ook heeft hy een breeden bult op zyne fchouders, en deze mismaaktheid heeft hy gemeen met de Osfen van Afia, i Afrika en Amerika ; doch die van Europa hebben geen 1 bult. De Europeaanfche Osfen niettemin ichynen het } oorfpronglyk gellacht te wezen, van welken de gebulte 1 Osfen afltammen door vermenging by de tweede of derde I voortteling. Het verfchil in derzelver geftalte is aanj merklyk groot. De kleine Zeba, of gebulte Os van Ara\ bie, heeft geen tiende gedeelte der grootte van een yEthio: pifchen Olyphants-Os. * „ , | De invloed van het voedfel op het Hondengeilacht 1 fchynt niet groot te wezen. In alle deszelfs Veranderini: gen en verminderingen fchynt hy de verfchillendheid der lugtftreken te volgen. In warme lugtftreken is hy naakt, en in de noordlyke is hy bedekt met lang dik hair. Iri Spanje en Syrië is hy vercierd met een fyne zyde rok, aiwaar de gematigdheid van de lugt het hair van de I i a mees*  '456* over be leerzaamheid der dieren. •meeste viervoetige Dieren in eene foort van zyde veraH-< dert. Behaiven deze uitwendige veranderingen, die door i de lugtsgeftéldbeid veroorzaakt worden , ondergaat de i Hond nog andere veranderingen, welken ontftaan uit zyn i toeftand, gevangenis, of den ommegang, dien hv met men- • fchen heeft. Zyne geftalte vermeerdert of vermindert, , door de kleinere foort zich met elkander te doen paren * , en het zelfde heeft ook plaats, wanneer men dit omtrent ! de grootere in acht neemt. De kortheid van het hair r en van de ooren hangt insgelyks af van het beleid van i den Mensch. Honden, wier hair en ooren, gedurende' eenige weinige voorttelingen, afgefneden is geweest, breri- ■ gen dat gebrek aan hunne afftammelingen over. Hangen- • de ooren, het zekerde teeken van huislyke dienstbaarheid en vrees, zyn genoegzaam algemeen. Van alle de ver- ■ ichillende K.as(en der Honden, hebben 'er maar zeer weinigen den oorlpronglyken lïaat van derzelver ooren behouden. Staande ooren vind men maar alleen by den Wolfshond, Herdershond en Nuordfchehond. De kleur der Dieren verandert aanmerklyk als zy huisdieren geworden zyn. De H.md, de Os, het Schaap, de Bok en het Paard, nemen allerlei kleuren aan. Het Varken verandert van zwart in wit, en wit zonder vlakken gaat gemeenlyk verzeld met eenige wezenlyke gebreken; Menfchen, die zeer fchoon zyn, rnaar wit hair hebben, zyn over het algemeen met een gebrek aan het gehoor behebt; ook zyn zy meestal zwaklyk, en hebben roode oogen. Viervoetige Dieren, welke geheel wit zyn, hebben doorgaans roode oogen en zyn hardhoorende. De verfchillendheid van de ooripionglyke kleur is zeer aanmerklyk in onze huislyke Vogels. In een broei van Kuikens ^ fchoon de eijeren door dezelfde Hen geiegd zyn, en de vrouwlyke door denzelfden mannelyken getreden is, heeft egter geen van hen dezelfde kleur. De dienstbaarheid verandert niet aïleen het uiterlyk voorkómen dier Dieren , maar matigt ook derzelver natuurlyke neigingen. De Hond, by voorbeeld , is, in vryheid, een verfcheurend Dier. jaagt en verllindt de zwakkere foorten; doch als hy ondér de beheerfching van den Mensch geraakt, verlaat hy zyne natuurlvke wreedheid, en word een zwakke, dienstbare, geduldige en onderdanige, flaafi Eek-  i,eevenshyzonderheden van V, collinson. 457 leevensbyzonderheden van peter collinson, ' F. R. S. # 'r?- -A' beroemd natuur- en oudheidkundige. De Heer peter collinson , die niet alleen een uit(teekend Natuur- en Oudheidkundige , maar een braaf Burger en voly verig Bevorderaar van nutte kundigheden, was , werd den veertienden van Louwmaand des hH^GMcfnT^n 't welk hy afdamde, hadt langen tvd in het Noorden van Engeland gewoond ; en zyri Grootvader-, die met hem den zelfden naam droeg, woonde op eenVaderlyk Erfgoed , Hugal-hall, ot of Hugal, geheeten, naby Wmdermere-lake, in de Parochv vtn &avely, omtrent tien mylen van Kendal in Weumorland. - Wat zyns Vaders beroep was ,, ol waar deeze woonde,kunnen wy .met geene volle zekerheid zessen; en wy vinden ons even zeer buiten ftaat, om te befaalen, waa'r de jonge collinson de eerfte begjgds zvner Opvoedinge ontving. Tot den Handel beftemd zvnde, fiykt het nergens3 uit dat hy veel opderngts m geleerdeTaaien gebadhebbe. De bezigheid, tot welke hy was opgebragt.wafeen Koopman, m t groot, in Krameryen; hy hadt een Broeder, james, tot dien zelfden, handel opgebragt, en men veronderftelt dat deeze ook 's Vaders bedrvf geweest hebbe. i •' De daar toe vo?glyke jaaren bereikt hebbende, vingen de BroedL coSon den Handel als. Deelgenooten aan! dk was voor beiden eene gelukkige omftandlgheid - dewyl zy in de grootfte eensgezindheid leefden, en hunne bezigheid beider tegenwoordigheid "iet altoos vorderde, hadden zy beiden tydruimre om «ch toe te, leggen op byzondere oefeningen, tot vermaak en uitbanning of tot leering, (trekkende. Onze pj^ter collinson betoonde, van zyne vroege ieusd, eene fterke genegenheid tot de Natuurlyke Histoiïe. In het befchouwen der Infeften, en het nagaan van derzelver veelvuldige gedaantverwisfehngen, befteedde ny veele van die uuren in zynen vroegen leeftyd , welke meBigmaal en maar al. te dikwyls verkwist worden in m n onfchuldig, min leerzaame, voorwerpen. Het Plantenryk trok ook vroeg zyne aandagt, en hy ving, nog zeer jong, 1 i 3 ntl  45$ ï-eevensbyzonberheden het vervaardigen aan van een Droog Plantenboek. Zo vlytig was zyne nafpeuring in voorwerpen van deezen aart, dat hy, nog een Jongeling zynde, kennis kreeg aan, en geagt werd van, de grootfte Natuurkundigen van dien tyd. Derham, woodward, dale, lloyd en Sir hans sloane, vereerden hem met hunne vriendfehap. Byzonder gemeenzaam was collinson met Sir charles wager , dien hy tot een Minnaar der Weetenfchappen vormde. ^ Op inboezeming van collinson, maakte Sir charles er zyn werk van, om, op zyne veelvuldige Tochten, eene menigte van zeldzaamheden te verzamelen, die niet weinig toebragten om de uitmuntende Verzameling van Sir hans sloane te verryken. Met het zelfde goede en loflyke inzigt fpoorde Sir charles wager de Scheepsbevelhebbers onder hem, na onderfcheide Wereldoorden fteevenende, aan , om alles, wat zeldzaam en bewaarenswaardig was in de onderfcheide takken der Natuurlyke Historie, te verzamelen. Onder het bykans onnoemelyk aantal van ftukken in de Schatkamer der Natuurlyke Zeldzaamheden van Sir hans sloane waren 'er weinige die collinson niet kende. Zyne gemeenzaamheid met dien Kenner en Voorftander der Natuurlyke Historie was zo groot, dat ten allen tyde de toegang voor hem openftondt, en dit volduurde tot diens dood. By de andere Vrienden, die collinson zich duor zyne kundigheden verwierf!, fchoon in laateren tyd, moeten wy byzonder vermelden john, Graaf van buxe ; een Edelman zints lang bekend wegens zyne bedreevenheid in de Plantkunde , de onderscheidende aanmoediging welke hy in dat vak gaf, en de befchermende hand wél3?e hy leende aan de vrye kunften in 't algemeen. Het was intusfehen de Natuurlyke Historie niet alleen, Waar toe Mr. collinson's kennis zich bepaalde. Zyne bedreevenheid in de Oudheden zyns Lands was groot. Hy was overzulks een bevoegd voorwerp om Lid te worden van beide de groote geleerde Inftellingen, waar mede Londen vercierd is. In Wintermaand des Jaars 172U, werd by tot Lid van de Koninglyke Sociëteit verkoozen, en van de Sociëteit der Oudheidkundigen. Hoe naarftig en nuttig een Lid hy was van de Koninglyke Sociëteit, blykt uit veele Deelen van de Philofophical Transaclions, waar toe wy de zodanigen wyzen die meer byzondere befcheiden verlangen van 'sMuns volftandigen yver 0111 de grenzen  van V. collinson. 459 zen der Weetenfchappen uit te breiden. Behalyen de ftukken van zyn eigen hand, die zeer fchoon cn belangrvk zyn, bevorderde en onderhieldt hy eene alleruitgebfeidlte Briefwisfeling met de Geleerden en Liefnebbers in alle Landen. Wy tekenen 'er alleen uit op, dat hy, in het LI Deel des gemelden Werks, in eenen Bneve aan t th klein , Secretaris der Stad Dantzig, het denkbeeld'van de verhuizing der Zwaluwen beweerd heeft tegen dien Heer, die llaande hieldt dat de Zwaluwen geen Trekvogelen waren; maar zich, ftaande den tyd dat zy z'ch niet vertoonden, in het water verichoolen. De Heer collinson houdt deeze ttelling als ftrydig met de natuur der zaake, en brengt het gezag van Sir charles wager , van Captein wright en Mr. adanson , by , als ooggetuigen van de reistochten der Zwaluwen De Heer collinson was niet min een volyveng i,id in de Sociëteit der Oudheidkundigen. Tot een enkel voorbeeld hier van ftrekke zyn Gefchrift over den ronden 1 ooren te Ardmore in Ierland. 'Er zyn in dat Ryk verfcheide dusdanige Toorens , en men heeft verschillende gevoelens gevormd, wegens het oogmerk van derzelver aanleg. Mr. chaiu.es smith beweerde, op t gezag van eenige lerfche Handfchriften, dat ze gebouwd waren tot gevangenplaatzen voor Boetelingen ; in dit gevoelen trad ook collinson. Volgens die Handfchriften, werden die Boetelingen in de opperlte verdieping van de" Tooren geplaatst; daar voor eenen bepaalden tyd, naar gelange van de zwaarte des misdryfs, zich onthou-, den hebbende, kreegen zy verlof om eene verdieping iaaser te gaan; dus daalden zy allengskens neder tot zy. aan de deur kwamen, die altoos tegen over den ingang der Kerk was, waar zy de vergiffenis van de Geestlyken en de geluk wen fching des Volks ontvingen (f). — Hoe veel waarfchynlykheids dit berigt deezer zaake moce hebben, is het tegengefprooken door owen Salisbury brereton, Esq., die gedagte Toorens houdt voor oude lerfche Gebouwen, en dat, uit derzelver plaatw bv de Kerken, en alleen een vloer en venfters aan den top hebbende , bet voornaamtte gebruik dee zer (*j Men zie over dit onderwerp de Uitgezogte Ferh. by Bouttuyn. II D. bl. 185 — 218. Ct) Arehxoltgia, Vol. 1. p- 3=5—3°7- I i 4  #ÉO _ tEEVENSBYZONBïRHEDEM zer Toorens beftondt om een Perfoon te huisvesten d,> jnet eenig Blaasinftrument het Volk ter Kerke rieD r^ De uitgeftrekte Briefwisfeling van colliS Wlde hem in ftaat om voor de Socitteh der• 'OtMdkundSSi Wöjs^rvan veeie ~ Waar Mr. collinson zich bevondt, in de fchvntaarst werkloosite oogenblikken, ontglipte hem nimmer iets t welk opmerkiqg verdiende; hy ïfchreef neder eïe opmerkenswaardige byzonderheid, welke hem onder he? leezen of m gezelfchap', voorkwam. Dusdanige wenken verfchafte hemde Ommegang misfchien meer dan de Boeken; want 'er was naauwlyks een man van geleerdheid of vernuft , in eenigen tak, in Engelml dien hv niet kende. Wat de Vreemdelingen betreft d e hier te' lande kwamen om kundigheden op te doen , of zich 5 vermaaken, werden allen, die uitftaken door 'hunne kern2 m de Natuurlyke Historie, Qf door hunne vordeSS h eenige kunst of Wee.tenfchap, fteeds hem aangeprlezen Onder deezen bevondt zich de beroemde un^us?mewien collinson , geduurende diens. Mans verblyf ÊS„d eene gemeenzaame vnendfchaps - verbintenis aangS^ gekoesterd door de gelykaartigheid van oogmerken, bevfstigd en vermeerderd door veelvuldige wedJrzvdiche dienstbetopmngen. Dee.ze Vriendièhap hieldt onvSakt ft>nd, tot dat de dood eene fcheiding maakte U0V^WaKt De veelvuldige aanbeveelingen van Vreemdelingen aan collinson waren het eigenaartig uitwerkzel van zvn? uitgebreide Briefwisfeling , en bragten niet weinig ml om dezelve nog verder uit te ftrekken. In zynè vCrnl£ tingen van deezen aart was hy zeer ftjpt. % Ken Geleerden en _ Weetgierigen in verfcheide deden des Aardkloots berigt van de ontdekkingen en verbeteringen welke ker gemaakt waren in verfchillende takkêïi van kundigheden; en 'er is naauwlyks een gedeelte'de? Wereld, waar u.n hy geene .herigtgeevingen van denzelven aart, m vergelding, ontving. Ter oorzaake deezer veelvuldige kundfchappen hadt hy het in zyne magt, in vericheide gewigtige opzigten, de eer en het voordeelzvns Vaderlands te bevorderen. " py»«w ? In 1*) Archaologia, Vol. II. p. 80— %%. \\) Ibid. p, 222 22$.  VAN F. C0LLINS0N. 49*ï ïn den T*ate 173° werd, by Infchryving, eene Boekery ttPMladelphia, \n Noord-America, aangelegd, aan welke collinson een aantal van kostbaare Boeken ten gefcLenke zondt, en andere van zyne Vrienden bezorgde. Naardemaal deeze Boekery-compagnie eene aanmerkelyke. lom 'sTaarlyks te belteeden hadt tot den aankoop van Boeken en een kundig Vriend in Londen behoefde om dit voor dezelve waar te neemen, nam collinson gaar-. 11e dit werk op zich, en volvoerde zulks meer dan derïïi iaaren agtereen. Hy hielp niet alleen in de keuze deVBoeïen f maar nani op "zich de geheele bezorging van ze te verzamelen en in te fcheepen , zonder ooit iets voor deeze moeite te vraagen. De gelukkige .opgang , dien deeze Boekery maakte, welke voor geen -erin'- gedeelte was toe te fchryven aan den raad en de hulpïeenende hand van collinson, moedigde het opngten van foortgelyke Boekeryen aan , op verlcheide plaatzen volgens het zelfde plan: zo dat, naa eenig tydsverloOT °ef meer dan dertig in onderfcheide Volkplantingen beftonden ; 't geen zeer veel toebragt om nuttige kundigheden in dat Werelddeel te verfpreiden. De boeken, & hem aangepreezen, waren alle van de belangÏSftefoort,en de Naamlyst van de eerfte Boekery werd S groot Sizten gehouden, en gevolgd by de laater op- ?eA?n'de Beflqurders van de Boekery te Philadelphia^ onder welken zich bevondt Mr. benjamin , (naderhand Se beroemde Dr. franklinO zondt oe Heer collinson . % vroegfte befcheiden van alle verbeteringen in Europa* den Landbouw en de Kunften betreffende, en van alle ontdekkingen in de Wysbegeerte. In den Jaare 1745 Cigde^hy derwaards af een verflag van de nieuwe Proeven in de Eleöriciteit, onlangs in Dmischland gedaan , vergezeld van een glazen buis , en de noodige. onderrigtingen, ten aanziene van de wyze . op welke de Proeven moesten genomen worden. Dit was de eerfte kennis, welke Dr. franklin kreeg van dit onderwerp; een onderwerp , '% welk hy , aangemoedigd door de vriendlvke beantwoording zyner Brieven, des betreffende, aan collinson gefchreeven, naderhand voortzette, met een zo gelukkigen uitflag, dat hy daar door den grootften roem verwierf in alle Landen van Europa,,en door de geheele befchaafde wereld. Welke onderfcheidene begrippen men ook' vórüie^ van frak-aiis's Staatkundig  leevenseyzonderheden volgend gedrag, het FrankliniaanjUe Stelzel van Eledri citeu zal zyn naam met agting doen noemen by de laat fte naakomehngfchap. y 1 Onder andere blyken van collinson's vyerkzaamen en onvermoeiden yver, om het voordeel zyns Lands te bevorderen, kunnen wy niet nalaaten te gewaagen van het verhaal,/t geen hy opllelde en uitgaf, wegens de Schaap! Jioedery in Spanje, ten aanziene van de verplaatzino- deezes Vees van de bergen in de vlakten , en uit de"vlakten, op de bergen Misfchien zal' dit verflag, in eenig volgend , tydpjrk, gerekend worden onder een der grootfte zegeningen, voortgefprooten uit zyne uitgebreide en nafpeurende Briefwislèling. Wanneer America bete? bevolkt is, wanneer de bergagtige deelen bewoonbaarder geworden zyn, wanneer de laage landen ontdaan zyn van de wydu.tgeftrekte boslchen,en naar eisch bebouwd, zul len de fchoonfte Schaapskudden van de wereld moWlvfc de vlakten van Carolina, Georgia, Oost- en Westflor'da m de Wintermaanden bedekken, en zich na het gebSSd vervoegen als de Zomerhitte begint, en de lan^i verfchroeit Ingevolge . der Americaanfche Staatsomvventeling, zal die verbetering dat voordeel niet aan Engeland be. zorgen, 't welk collinson beoogde; maar het is der wen, weeginge dubbel waardig, of & Spaanfche wyze van de Schaapskudden te behandelen niet met voordeel in EnZ frhf-j Lz°a kvnnen WOrd^n ingevoerd; met dit oridSlcheid, dat de hoogten verkoozen wierden tot verblvfplaatzen voor de Schaapen in den Winter, en de laaïera yogtige landen tot eene Weide in den Zomer fa Reeds in den Jaare 1740 hadt de Heer collinson groote agting verworven onder de zodanigen, die, in GrooZ Brtuanje , de meeste vorderingen gemaakt hadden in de Plantkunde en de Natuurlyke Historie. Zyne Verzame ling was zeer groot, en zyne ftukken welgekonzen. Hv hadt een Kruidtuin te MUI-hill, digt by Enfield, viïïr m men veele heerlyke Planten vondt, ten dien tyde in geen andere Plantverzameling te vinden; derzelver aantal nam fteeds toe tot zynen dood. De Verzameling, en Tuin door hem aangelegd bragt hem in kennis met veele* dnorT,?" f"" ,rang £,het Rvk' die zich onderleidden door hun fmaak in Planten en Gewasfen, 0f verlangden ver» (*) Zie Biographia Brittannica, Vol. IV. p. 36.  van p. collinson. 463 verbeteringen in den Landbouw te maaken. By zommipen deexer fleet hy dikwyls eenige dagen op hunne Landgoederen ; zyne goedkeuring geevende aan, of zyne tegenbedenkingen mededeelende over, de plans, welke zy ontworpen hadden; dit deedt ny met eene openhartigheid fen Imaak, welke tevens eere deedt aan de eenvoudigheid zyner zeden, en de juistheid van zyn oordeel. (?t Vervolg en Slot hier na?) waarneemingen over den oorsprong en het gebruik der scheeps - seinen , of signalen. (Uit het Engelsch.) W/anneer wy, cp ons gemak, t'huis zittende, het W verhaal leezen van een Gevegt , of eenige andere gewigtige verrigting eens Legers, is onze aandagt, over t algemeen, zo zeer gevestigd op de uitkomst, dat wy ilegts weinig agt Haan op de daar toe aanleidelyke beweegingen, en zelden vormen wy ons een onder fcheideq denkbeeld van het beleid op dien dag gehouden. ■ Maar een Man van Krygsbedryf, of gewoon over de zaaken" na te denken, en die zich niet vergenoegt met het enkel verzadigen zyner nieuwsgierigheid , volgt elk Leger in deszelfs beweegingeu, tragt derzelver verband te zien, en den invloed, welken zy gehad hebben op het lot van den dag , en tragt zich een algemeen begrip te vormen van het geheele tooneel des bedryfs, op de verfchillende belangryke tydftippen. Hy ziet met het, oog eens Veldheers , en gaat naa hoe de gegeevene bevelen gelukken, of mislukken. -ut Maar weinigen bemoeijen zich verder met net verhaal. De beweeging des Legers is bevolen, volbragt, en net lot van den dag bepaald. Weinigen denken hoe dit alles is bewerkftelligd; en als men hun vermeldt, dat, geduurende den geheelen Slag van Cu/lrin, fredrik de groote op het bovenvertrek van een Landherberg zat, van waar hy het geheele Slagveld kon overzien, terwyl zyne Aides de Camp, te paard, op het voorplein zyne bevelen aiwagtten, worden zy door verwondering getroffen, en kunnen naauwlyks begrypen hoe dit kan gefchieden ; maar by 113."  4,°f WAARNEEMINGEN nadenken ontdekken zy de mogelykheid. Hunne verbeel, ding vergezelt den Boode van het plein der Herberge tot het tooneel des Krygs; zy hooren de bevelen des Generaals overleveren, en wagten de volvoering af Do$' ils nyi °°genblik denken op den toeftand eens Vlootbevelhebbers , bepaald aan boord van één fcchip, en dat Schip zo zeer of meer dan eenig ander van de Vloot aangetast; en teffens in opmerking 'neemen,' dat er geen Booden zyn, gereed om zyne bevelen aan dikwyls wydverftrooide Schepen over te brengen, die onderfcheiden en naauwkeurig ter hand te tellenden dat, indien dit zelfs mogelyk ware door het afvaardigen van kleine Vaartuigen of Boots, de ongeftadigheid van wind en weder de overbrenging zo verwy lend kan doen worden, dat het gunftig tydperk voorby vliegt, eer het bevel kan worden medegedeeld. Wanneer wy, zeg ik, denken om alle deeze omftandigheden worden wy verlegen, en verbeelden ons veelligt, dat een Zeedag niets meer is dan een weinig zamenhWnd ?evegt.van Schepen tegen Schepen; en dat, wan°neer % Admiraal eens het beveelend woord tot den flag gegeeven heeft, hy alles gedaan heeft wat hy in zynt omftandigheden kan doen, en voorts het lot van den fla* moet overlaaten aan de kunde en dapperheid zyner Cal piteins, Zeelieden en Soldaaten. y Nogthans is het in deezen toeftand, fchynbaar de ongunftigfte, dat de bevelen des Opperbevelhebbers overgebragt. kunnen worden met een fpoed, in een Armee te lande niet te agterhaalen. Het tooneel des flags is onbelemmerd, zo dat het oog des Admiraals allés zonder hinder kan overzien. De beweegingen, die mogelyk zvn uit te voeren, zyn weinig en bepaald. Eenige woorden zyn genoeg om ze te beveelen, en dan moetin de enkel vegtende benepen altoos aan het bewind des daar od bevel voerenden Capiteins worden overgelaaten. Deeze eenvoudigheid in de te volvoerene pligt heeft den Zeekrygsman in ftaat gefteld om eene taal uit te denken, ten vollen genoegzaam tot de zaak voorhanden, waar door men verftandhouding kan hebben zo verre het oog kan zien. Dit is de taal der Tekenen, of Signalen; een taal die voor de oogen fpreekt, en geleezen kan worden door elk. Gelyk men, in het gemeene fchryven, overeengekomen, is om zekere klanken, in het fpreeken gebruiklyk, uit te drukken, of liever, gelyk men in da Hie-  ÖVER DE SCHEEPS -SEINÊH; 4Ö5 HSeroglyphifehe of Beeld-fpraak bepaald heeft, dat zekere •willekeurige tekens zekere bepaalde gedagten uitdrukken ,or de onderwerpen daar van voorltellen, zo maakt men rner eenige Vertooningen, omtrent welker meening men voorai is overeengekomen; de Scheepsbevelhebber, tot welken dezelve zyn ingerigt, verftaat ze; en alle Scheepsbevelhebbers hebben last om het oog gevestigd te houden op het Schip aes Oppervlootbevelhebbers, ten einde zy zynen wil verUaarn Het is naauwlyks mogelyk voor eenig aantal Schepen om gezamenlykerhand te vegten , zonder . eenige zodanige gemeenfchap tusfehen den Admiraal en de Capi- teins der andere Schepen. Wy hebben geen onder- fcheiden berigt hoe zich dit toegedraagen hebbe m de Scheepsgevegten der oude Volken, de Grieken en de Romeinen, Nogthans is de noodzaaklykheid van dusdanige Verkenningstekenen zo blykbaar , dat wy met kunnen veronderltellen, dat zulks nagelaaten zou weezen dooide vernuftiglte en befchaafdfte Volken, die ooit op het groot tooneel der wereld zich vertoonden; en wy houden ons verzekerd , dat een themistocles , een conon, en andere beroemde Zeebevelhebbers der Aihentenferen , Tekenen hadden, door welke zy de beweegingen hunner Vlioten regelden. Wy vinden aangetekend, dat, wanneer .eoeus zyn Zoon theseus na Creta zondt, men overeengekomen was, dat, indien het Schip den jongen Prins in veiligheid weder te rug bragt , een witte Vlag zou waaijen. "Maar de Schepelingen, verrukt door blyafchap,vanhun land, naa eenen gevaarlyken Zeetocht, weder te zien, verzuimden het afgefprooken Teken te vertoonen. De bekommerde Vader wagtte .eiken dag het Schip, 't welk zyn geliefden Zoon zou wederbrengen, en was na ftrand gegaan om te zien of het opdaagde. Hv zag het, doch zonder het afgefprooken leken, Waarop de oude Man zich in Zee wierp. Wy vinden ook, in de Gefchiedenis der Punifche Oorlogen, van polybius , verfcheide zinfpeelingen op zulk eene wyze van kennisgeeving; en ammianus marcellinus gewaagt van de Speculatores en Vexillarii aan boord der Schepen in de Adriatifche Zee. De Gedenkpenningen van Grieken en Romeinen vertoonen Vlaggen en Wimpels. Met éen woord, wy kunnen niet twyfelen, of de Ouden hebben zich van de Teken-taal bediend. Het is eenigzins vreemd, dat Lord dudlev, m zyn Areans del Mare. waar in hy zulk een weidseh vertoon maakt  46S waarnèemingem maakt van zyne kunde in alïes wat betrekking heeft tot den Zeedienst, geen onderfcheide melding maakt van dit zo weezcnlyk ftuk; fchoon hy,- door zyn langduurig verblyt » halte, he: Krygsweezen der Venetiaanen en Genucez.en,io<£ïi de grootfte Zeemogenheden in Europa, door en door moest gekend hebben. in de Zeedagen van het hedendaagsch Europa wordt zeer veelvu dig van Seinen en Signalen gelbrooken. in de daad, gelyk wy reeds opmerkten, het fchynt volftrekt onmogelyk voor eenig aantal van Schepen , gelykerhand te vegten, zonder eenige vastgeftelde wyze van gemeenfcnap en mededeeling van kundigheden. Üntelbaare gelegenheden moeten 'er voorkomen, waar in het onmoge3yk zou weezen door afgezondene Vaartuigen bevelen over te brengen van het een na het ander Schip. Alle Volken hebben zmts lang op de kusten Alarm-tekens yastgefteld. Het denkbeeld was derhalven gemeenzaam. Wy vinden meer byzonder °opgetekend',' dat Koningin elizabeth , by den KrygstochtT tegen Cadix ingerigt, haare Geheimfchryvers beval, Lastbrieven op te ftellln, die medegedeeld zouden worden aan den Admiraal , den Generaal en vyf Raaden van Oorlog; die dezelve zouden affchryven .en overzenden aan de verdere Scheepsbevelhebbers, om ze niet te openen dan op zekere ÏZTwau l1 W3S tC di? geleëe"heid, (fchryft onze Geichiedboeker guthrie) dat wy het eerfte geregeld r Vtr, S^,naIen en bevelen aan de Bevelhebbers der EngelIche Vloot aantreffen. Maar, tot dat de beweegin^en van eene Vloot eene loort van eenpaarigheid verkreegen hebben,geregeld en verbonden door daar aan eigenaanige begmzel^ en waaromtrent eene overeenkomst plaats heeft tusfehen Perfoonen gewoon een aantal Schepen te beheren ^ mogen wy met zeer veel vertrouwen zeggen, dat de Mgnaten niet meer zyn dan een deel willekeurige Tekens, gefchikt voor byzondere gedeelten van den Zeedienst; als het aanvallen van den Vyand; het landen der ' Troepen . enz. en dat zy enkel kunnen aangezien worden als betrekking hebbende tot den eindelyken uitflag, maar geenzins de wyze van volvoering aanduidende, of de beweegingen beftuurende om die daar te ftellen Het was j/vcoiius de II, toen Hertog van Tori-, die het eerst bedagt was om dit ftuk tot een ftelzel te brengen, en die het aanbelang daar van doorzag. Hv, zo wel als de koning zyn Broeder, hadden altoos betoond  over. be scheeps ■ seinen, 457 toond veel lust voor den Zeedienst te hebben;,ett,^tot Admiraal van Engeland aangelteld, zette hy zich geheel op alles wat ter verbetering der Zeemagt en Zeedienst kon itrckken. Hy hadt zich in de kunst des Oorlogs geoefend onder tÏrenne , 'er zich niet als op een ftuk van tydverdryf, m dea als mede met heE „iet welvne™' n^V6ef v^^r^'^ Artvke,s* en het maaken van onïervm^ Pn \ , ien zyner meening, waarvan hy zich toSfë?^ t%f^ ^tymologij zynen 'su.denfen in d IPestLtr WÜde »*nmer Scapula te maaken. ''Vestmwjier School toeftaan gebruik vaa de goede kloosterbroeder valt augsburg* Een zeer leerzaam Onderhoud. (Ontkend uit Mr. campeell's Journey over Land to India) f> etrofFen door de gevoelens namnrivb- »• VJ' Mensch die gaarne zvne mIh Y r ge" aan een ziet, breidde myn hart zich uit in i ^enfchen ffe,ukki3 fteizel van Vrede en EensêezindL h • befchoilwi»S van een reld uitlirekkende. Myn h wddè vaCnh °T Wyde We' fpiegeling der voordeek n en zcgenl Jn Tl * d«e ba" oorfpronglyk; cn een vlug" neen e'nde°'™/jlk fteizel uitvoeriykheid , tot vclke oh/p ,f. ,n de grenzen de? ikee/fchets van eene' Kj&ï tï»'"^ daad, geloof, dat in buitenfpoorighed X' Kf, ,k? met de ke de W^^A, Werkmeestefs ooit gevormd heh& ^ en verre overtrof. ë^-vormet hebben, wyd mende met de drift rnynïr tfjt J^6" t0enee' het bemerkte, binnen de d^rv.™b£V;°nd l!c ,,1V- eer * ■ Myne cwï g bemeSdtrï ttSfr: K!°°Ster- wanneer een Kloosterling ' di» Lf 1 w fck,elyk te rug«e:; hadt, reeds vry bejaardl m--\iea goeuaartigsc voorkomen de beleefdfle wyze mv ia "P^« ^ my ,oe,reed«Mde, op wyze, my ia t Framch vroeg, waarom ik zo ichie.  t>E COEDE KLCOSTIREROEDER VAN AUO;BUB myn Zoon ! en eer Madonna tien minuten verder wyst met haaren Schepter zullen het ook de uwe wee. zen." Onmogelykl „ Hoor my, myn Zoon! Is de dood geen afgryslyke „ afgrond voor het oog der Menfchen?" Zeker, zeide ik, het allerafgr\slyk(le. De menschlyke Wetten, tot den dood, als de uiterfle ftraffe, de toevlugt neemende, verklaaren zulks genoegzaam. ,. Wanneer dan," hervatte hy, ,, myn Zoon! daar wy zo zeer met ramp en elende omgeeven zyn, het verlaaten van deeze „ wereld iets zo oadraaglyks voar '«menfchen bevatting in. „ fluit,  van augsbuso. 475 fluit, wat zou dan het geval weezen, indien wy niets dut *' vréugde , vrolykheid en wellust, in dit leeven fmaakten , " Merk op , V" Zagnl" dus voer By voort met een ver'dubbelden yver, die eene uitdrukking aan zyn gelaat byzette SaS ik nimmer aanfcbouwde, , de rampen de elenden , h de kwellingen, de traanen daar uit opwellende , welke zo " door en door vermengd zyn , door den grooten Maaker, m " onze natuure, dat zy 'er niet van afgefcheiden kunnen wor. " deu zvn , in de eerfte plaats, ons eene waarborg voor een " To komenden Staat; zy dienen,vervolgens qm den weg voor " ons vlak en effen te maaken , en, door eene langzaam voortaande onze zielen in ftaat te (lellen om, met. eene " loon van kloekmoedigheid , die omzettende kloove te be"'fohouwen, welke tusfehen ons en dien ftaat — den dood „ icnouwen,, we derhalverli deeze elenden aan als daaden " van medelyden én genade van eenen gunftigen Schepper, " die door eiken ramp een fchakel wegneemt van die keten, " welke ons aan dit aardfche hegt. Ontvang zyne ze- " «„ingen en goedgunftigheden , als Hy ze u lm toeko- mén, met dankbaarheid; geniet ze in volle maate. -—" Omvang ook de onheilen, welke Hy u toefch.kt met dank" 'XSen, In deezer voege, en op geene andere wyze, " t ïv alle uwe Utopiaanfch verlangens een daadlyk be" Sn geevèai uit alles een grond van troost om kenen-, en " wel te vrede leeven met eene bedeeling , welke gy mec n kum veranderen, en die gy, het vermogen van ze te ver; anderen bezittende, zoudt vertimmeren. K,oosteiIIniE Ik zat verftomd in aandagt opgetoogen. — De Kloosterling voer ,eene kleine tusfehenpoozing, in deezer voege voort : Dwaalingen, voorspruitende uit eene deugdzaame gezind, " h^eTd des ha ten en liefde voor onze medemenfehen. hebben " Fet van de zielsgefteltenisfe waaruit zy ontltaan. , en mogen ''deugdzaam heften, Uwe wenfchen, derhal ven, mvn " Zoon ' fchoon dwaalende , verdienen belooning , en zullen * die vertrouwe ik, ontvangen van dat Weezai , 't geen de fchuilhoekeu van 't menschlyk hart doorziet. ■ tn in- " dMen de waarheden, welke ik u vermeldde, met gemist heo" ben ingang in uw verftand te vinden, laat dan het geep a ' on deele/ dag bejegende deezen grondregel wel diep m" ^enten: — Zo bepaald is de Menrcta zo onvolmaakt " zvne natuur, dat het uiterfle zySér Deugd aan Ondeugd li grenst, en de uitgebreidfte (trekking zyner Wysheid aan " Kgtlafhy door den geest gedreeven, fprak: en juist toen hy aan de laatfte zinfneede kwam, wees myn geheele houdmg uit, dat ik zyne woorden als indronk. Uamaru Mt Hv voer voort: „ 't Is wel, myn Zoon.! ik bemerk dat ,5„7yne leer by u'ingang vindt." — Hier op veranderde K k 4 '  48a BESCHOUWING VAN DE JILYKBAARHEDEN gen, dat, fchoon bevatting en denken mogelvk het natuurlyk uttwcrkzel van bloote ftoffe en beweepine niet kunnen zyn, god, nogthans, zekerlyk, als het hem behaagt, die hoedanigheden bqyennatuurlyk kan toevoegen aan een ftelzel van georganiléerde ftofie, gelyk de zelfftandigheid der harsfenen waarfchynlyk is. Nu zou het ongetvvyfeld vermetel voor een Mensch zyn, met volftrekte zekerheid te beflisfen, wat voor zyn Schepper mogelyk of niet mogelyk is te doen, en grenzen aan diens Alvermogen te ftellen; maar zo verre mogen wy jaan, dat wy vastftellen, dat de Almagt niets tegenftrydigs kan werken; en voor onze zwakke Wanden heeft het zeer het vorkomen van eene tege^trydigheid, zelfsbeweeging, werkzaamheid, verftand, wil, bewustheid , enkelvoudigheid en ondeelbaarheid, aan een -aardklomp mede te deelen; aan eene zelfftandigheid, die, indien wy geloof geeven aan onze zintuigen of aan de gevoelens der uitfteekendfte Wysgeeren, een vaste, uitgebreide, zamengeftelde, verdeelbaare klomp is, onbekwaam om zyn eigen ftaat te veranderen en wederftand aan beweeging te bieden (*> Want fchift en verfyn de Motte zo veel het u behaagt, dezelve moet nogthans haare weezenlyke en characleriftike eigenfchappen behouden; eii het is niet zeer gelooflyk, dat dezelve twee verlchillende loorten van eigenfchappen zou hebben, even (*) De Leezer zal ontdekken, dat ik hier, en in andere deelen deezer Redenvoeringe, het aangenomen denkbeeld omhels van de vastheid, ondoordringbaarheid en de vis inertie der Stoffe. Dan ik ben geenzins onkundig, dat dit gevoelen onlangs beftreeden , en een zeer verfchillend ftelzel omhel d is, door Mannen van veel bekwaamheid. Maar, niettegen. ltaande de groote vernuftigheid hunner bewysredenen. moet ik voor my zei ven bekennen niet zeer gereed te zyn om de beginzels vaarwel te zeggen van zulke Mannen als een locke , een clarke, een newton, een maclaurin, enz. enz. en misichien zal een kundig Leezer gereed weezen, om te denken, dat deeze gehegtheid aan oude gevoelens iets meer is dan. een oud^ vooroordeel, als hy met aandagt geleezen heeft Mr. de lucs Lettres Morales & Phyfiques. Tom. I. L. 10 . ir, 12, IS, 14; waar hy dit zeer afgetrokken gefchilftuk ontwik' tkeld, tn, myns oordeels, uitgemaakt zal vinden, met eene waarlyk Wysge.-rige fchranderheid , klaarheid en naauwkeurig. heid. 6  VOOR. EEN TOEKOMEND LEEVEN , ENX. 483 even weezenlyk daar toe behoorende en rechtftreeks tegen elkander over gefteld. Van zodanig eene vereeniging hebben wy geen voorbeeld in de Natuur, en is'er niets, waar uit wy by afleiding zouden kunnen befluiten, om het te verwagten, of mogelyk te oordeelen. Niets minder , zou men ligt denken , kan iemand tot zulk een veelgewaagd befluit brengen, dan de klaar/Ie en alles uitmaakende blykbaarheid, dat 'er met mogelykheid zodanig iets niet kan weezen als eene onltoflyke zelfftandigheid. Maar dit is zo verre af van beweezen te kunnen worden, dat het daadlyk beftaan van zulke zelfftandigheden eene waarheid is, welke op het hoogfte gezag rust, en onderfchraagd wordt door nog nimmer wederlegde bewysredenen. By den eerften dageraad der Wysbegeerte, ftelde men vast, dat'er twee foorten van Zelfftandigheden, weezenlyk van elkander verfchillend, bedonden, die men onderlcheidde door de benaamingen van ziel en lichaam. Deeze onderfcheiding werd uitdruklyk ftaande gehouden door plato , aristoteles, en meest alle oude Theisten, van thales af tot seneca toe. Veelen hunner beweerden desgelyks, dat het Lichaam, of de Stoffe, uit eigen aart, met de daad, lydelyk, log, en buiten ftaat is om zich zelve te beweegen, en dat de eenige werkende kragt in het Heelal de ziel was, of eene onlichaamlyke Zelfftandigheid (*). Dit groot beginzel veronderftelden zy verfpreid te weezen door elk gedeelte der Natuure (f); zy hielden 't zelve voor de onmiddelyke oorzaak van den groei, van het dierlyk leeven, van het verftand, en zy (*) UMalaja. ^ehulaj ipv^l rm irccvlat rrperSvluli . yt-iofum T£ x<»nr£«5. Pluto de Leg. Lib. X. p. 952. Ed. Fic. T))t f<£v uAijs to ■xpa.'T%in £f< *M ra xiHEierdae/ ra S~e xmis y.af r» -xHti* lltpxi hmfcmf. A .istotel. de Gen. & Corrupt. Lib. II. c. 5. p. 407. Zie ook Phyf. Lib. VIII. c. 5. p. 325, en Meta. phyf. Lib. XII. c, f. p. 741- F'n iu *yn Boek dc dnimal. L. I. c. 2, geeft hy di gevoelens op van verfcheide oude Philo'fophen , wegens de Ziel, van welken het meerendeel zamenftemt in dezelve tot het beginzel van beweeging te ftelien. (f) Men flaa het oog op de welbekende en fchoone Regels van vutGiLius , Principio coelum & terras, &c. iEn. Lib. VI. vs. 724, en wederom Deum namque ire per omnes, &c. Georg. IV. vs. 221. Lis  483 BESCHOUWING VAN DE BLYKBAARHEDEN gevormd worden werkt' t&S^ffi gLJ*^ groei; hoe eindige ftoffe tot in he?S en hoe twee lynen in de Wi&uJ» dedbaar voortgetrokken* dl ir ftSs kuten nader^en"^^ thans nimmer raaken (*> #1 ?li a ° ^-noS; j„ i i uyKai.s tiKen tak van weetenfrhcm in oit, deel der natuure vnori-mr™ ^, -a . ,clu,lu'ap5 m elk 't verftand ^^^^'^WL^^ vo°r. -nengedeTd g SruS * £/SS& is die in beiderlei aar, fchymTdeeta* dï =e,D\C'0rt re, de fthakel uitmaakt va, de teen 'tde Lé™zanien verknogt, en de tot beide beterende treSlf dmg uitmaakt tusfehen onbezielde ünSl Tn EcS- l l' STetffi'. £" die"yt Deeze vereeniging dan van de twee deelen , die den Mensch (*) Nous ne favons, ni comment nous recevons Ia »!a „•  512 *. H. SCHEELE, «ESC HOU WD ALS regent, kunde als deugd. - De vryheid tot de beoeffening van een onverfchillig handwerk/zegt hy, is aan leSren en het doen van een proef, verbonden ; m ïovTlmi dan de bezorging van de gewichtigfte belangen, de hand haaving van de Wet, kunnen oveërlaaten Sn de zulkïn bes'e iïilï™,^ van menfchen en zaakenfde bes e middelen met kunnen verkiezen, of getoond hebben zich aan de Wetten niet te willen onderwerpen ? Zoude wv 7VgnenHdWaaSheid J'yn? ~~ Hoe gel"kkig ztX V ZF-l Hooreis* indien wy de gevolgen van deeze dwaasheid alleen uit de Gefchiedenis kenden' ocheele zag zich, in den Jaare 1ó62 , naar waarde geeerd; terwyl anderen alle middelen gebruikten om zki in het opendaand ampt van Drosfaard van rff&Scn een der aanzienlykfte eereposten in Overysfel, tedrTngïï,' wierd zulks aan hem met eenparige ftemmen, feiten X%i?t°IangmS' °PSed,aagen' da^' hy overieèfde die Twee maanden daarna wierd hy door eene heete koorts aangetast, die een einde maakte aan zyn leeven pereikt bad. . Elke vriend van Deugd, Vrvheid en rSfrmenbeS6.,0^ dï ZWaar verlief;'voorÏÏwanbtn Centen' "JSoSSSSf ffi?hf°^ ^ de tolken van de algemeeneTroefS Xn'nSS SM geSs fn vUnga/' iby-tfÜ ^nhcid, uitmuntende g^tul- genislen van de huislyke deugden van scheele. - Deeze berichten van zyn Character, zo zeer opgehelderd door de zuiverfte Menfchenliefde en Godsvrucht maaken zyne nagedachtenis zo . wel dierbaar voor o«s han , aï het overige belangryk is voor ons verftand; en doen ons de vraag van gr^vius, waar mede hy eindigde, of men SetemmeiL ? k°"de noeraen ' g^edèlyk Zyne nagelaate Gefchriften kwamen door zyn Erfgenaam in handen van gooswyn Hogerhuis, insgelyks een waardig Voorftander der waare Vryheid, die, iTen na den Jaare 1672, om en met de Vryheid leed. Wy  en als leeraar der waare vryheid. 5IJ Wv hebben aan alle de Werken van scheele gedacht, behalven aan een uitmuntend Vertoog over het recht van Oppermacht gericht tegen de Verhandeling van clauwus salmasius, bekend met den naam van Kontnglykc Fenlfzf"& zvn pen verhuurd om de verdediging van den onthoofden Karei den Eerften op te maaken, en had zodanig uit de daaden der Koningen tot hun recht geredeneerd, dat hy alles aan de willekeur van den Alleenheerfcher onderwerpt, even als of de hoogheid van Gebieders beftaat in de vryheid om de rechten van het ceheele Menschdpm te vertreeden, m Scheele, oneindig ver boven salmasius m echte Staatkunde bedreeven, heeft deeze Slayerny-prtókrade taal zodanig ontleed, dat hy zich by het Menschdom in deezen verdienstlyk heeft gemaakt — Het moet een fcder verwonderen , dat men deeze Verhandeling, m onzen tvd, niet heeft vertaald en uitgegeeven. Het zoude veele Gefchriften tegens burke hebben opgewogen. Petrus burmannus , Secundus, heeft onzen edelen scheele de duurzaamfte Gedenkzuil gefticht, door eene vereenigde uitgaaf van alle zyne Werken. - Uit de fchoone Voorred! heb ik het gezegde meest ontleend, — Onlangs heb ik vernomen, dat scheele eene Briefwisfeling gehouden heeft, over Staatkundige onderwerpen, met den beroemden en ongelukkigen Engelfchen Geleerden en Vryheidsvriend algernon sidney , en dat véele Brieven van beiden, vóór weinige jaaren, in Engeland zyn in het licht gegeeven; dan ik heb te vergeefsch o-etraat om dezelve te bekomen, ö Na dit alles, Medeburgers, durf ik het gerustelyk aan uwe beüisfing laaten, of ik in den beginne te veel gezegd heb, door tevooronderftellen, dat onze scheele mogelyk een Washington zoude geweest zyn. Hebben, wy met alle de deugden, die wy in dien doorluchtigen Man , de roem van onzen leeftyd, bewonderen,ook in onzen scheele zien uitblinken Krygs- Mensch- en Staatkunde, Vaderderlands- en Vryheidsliefde - eerlykheid -moedyver en belangeloosheid, opgeluisterd door alle andeie Burger- en Christen-deugden ■ het onderfcheid in de ten toon ftelling van dezelve is alleen door ée omftandigheden des tyds veroorzaakt. Wv vinden, derhalven, M. H. in het opgehangen eenvoudig tafereel, een leerzaam voorbeeld m alle onze meng. 1797. no. 12. N " on"  514 R. H. SCHEELE, BESCHOUWD ALS REGENT. onderfcheidene- betrekkingen , inzonderheid de Regent Dat wy allen dan ons best doen om dit voorbeeld na te volgen; doch laaten wy vooral , by de vergelyking van de daaden van anderen met die van schfIle zo rechtvaardig zyn, om te overweegen, dat weinigen zo on. afhangelyk zyn als scheele ; de plichten van Echtgenoot en Vader raaden veelen tot eene wyze omzichtig- _ Hoe wenfchelyk was het, myne Vrienden, dat men zich meer beyverde om de verdienden onzer Voorouders m het waar hcht te leeren kennen ; de oude Gemeenebesten hadden hier aan gedeeltelyk dien lieren Heldengeest te danken, waar door zy verdienen, nog heden. als voorbeelden voor Volken te worden aangcpreezen. - Standbeel♦ iV", ^j^!nen, Peelden den Nakomeling geftadie tot Vaderlandfche deugden - en wy zouden hkr van, indien men dit met het oprichten van eenvoudige Gedenktekenen navolgde, mogelyk fpoedig de gewenschte gevolgen liepj * Zef ,zeker Z0llden zy vee!en met dankbaarheid doen gedenken aan Gods wyze Liefde, die zulke Mannen, als scheele, aan het Menschdom fchonk, om aan onze zwakheid te gemoet te komen, en door fmeekende bewyzen te leeren, hoe groot de Mensch zyn kaT m"'."V,-; :.;?... , ls.:'-'- ■ DE MENJCH , VAN ZYN WIEG TOT AAN ZÏN GKAF. {Fragment.) ' TV^"?.™",?, was 0,,ze WieS i het einde ons Graf! Welk een uitgeftrekt vak! Welk een aantal byzonderheden in deezen tusfchentyd, en hoe veeie onderfcheidene bedryven vertoonen zig, in deazen ftond, op het groot Toneel der Waereld, aan onzen geest, zoo wel goede als kwaade daaden en verrigtingen, die of ons geluk, of ongeluk, ten gevolde hebben. 6 ' - Nauwlyks is ons aanzyn daar , of onze teder klaagende Item geeft al weenende onze behoefte , de zoo nodige hulp van anderen, te kennen; hoe nietsbeduidend zyn wy als danen hoe ras zouden wy -onder de - zorgvuldigfte hoede bezwyken! Met de melk onzer moeder gevoed, dat heilzaam» voedzel — voedzel, zoo wys, 200 byzonder, gefchikt, door «en grooten Maaker, voor onze tedere lighaamen, klimmen wy lang-  DË MENSCH , VAN ZYN WlEO TOT AAN ZVN G«*T. 5«5 knrzaam op tot Harkte, daar zig van dag tot dag ontwik- SrabeideP ziels-, enfl "f ^^1^^ ade, ï« een nauw toevoorzigt ftaat de braave mot oer t zy ten voller.overtuigd"jZ^^^^ifa 'ontwikvereischt wordt tot een^eregeiae P * zi dat geen , kelen de vermogens : ~ '*nrdfaaBen ; al ftamelende , 't welk ons den naam van Mensca 4^et draacen^ hoort men den lieven naa™ van Vato^ J ~ermeerderen: Telgje voortorengen : kragten en «jeisvw«üë ^ gevt.stigden en hy vertoont , langzaam verkrygende eenen g s »W of kmtjk beftierde opvoed.ng de gezegend . P zaligde . gevolgen kan naar zig "e-Pen^CTd een onderwys, een verftandig , onderwys word f ^ ^ mAen d »y. waar van zyn geluk en beltaan , ra ■^ en nes levens, afhangt; plukkig, indiet ly onJerwe 5 platst wg** «*X«r/^gi™«^ Si «Ito parament gefchikt is; en wet, zoo o o f de dagen zyner jonge jeugd voort, hy ont ë vordert, en de Maatfchappyjetw^gt in hem e ^ „ der IVlenfchelyke zamenleeving, en . b'„^ voorwerpt daar, is hy bekwaam, om. als een Pry fchikt zy„ het het getal te vermeerderen vahun. dje « » hy hunne toe te brengen ten nuttevan aanvaart zyn beroep , ampt of bedienrng en^elt veele anderen , zynen rol , ui aynV aderita ^ Stadgenooten, of op de groot. W«eren di be. by zigzelven overtuigd wordende, door g féffende, dat de gezetheid ook aan on e INIU g , SChePePen a^S -ar° va'wy onder eene goede be- zield een aanann, p.evoeit hv eene zugt, om, ftiering gebruik mogen rn^en, gevoelt ny ft ^ even als andere zyner N«Wnooten me dagen, zo leeven; hy verlangt eene Wederhelft, ten euia y B t hy hoopt, te veraangenaamen; hy zo.k y welks Zyn hartenwensch vervuld en ™™£4fscbt. Thans in het «*/ uitvoering »«r wM, m%wbonden, ftaan hun Huwlyksgareel getreeden _ te uwa zoet en <^«»" by-n erhe n te wagten y zuur voor en omp uezeaend, v/ordt thans „ok v.n-Mn P'^f'if'^Sa .oUOTdai tyd eelukkig  5I<» DE MENSCH, VAM ZYN WIEO TOT AAN ZYN GRAF. waardige burgers, en ziet, onder dit alles, nadert langzaam de eerwaardige ouderdom, de cierlyke grysheid. Nu, nu zier W te rugge op de weggevloogen dagen zyner jeugd - OD d™ verloopenen tyd, —_ hy ziet te rugge op dezelve, in de aangenaame bewustheid, van zoo veel hem mooglyk was wel gedaan te hebben, of met een knaagend zelfverwyt van niet te hebben beantwoord aan die heerlyke vermogens, hem door den Schepper gefchonken; vermogens , zoo voort'eflyk zoo uitmuntend, en die hem de heerlyklle der Schepfelen doen zvn ihans oud, en zat van dagen, vol van onrust, vermin." deren zyne kragten; zyne denkvermogens, zyne aandriften ver ftompen — hy voelt zyne laatlre Honden naderen ! zier zyn rol ten einde fpoedeu. De ongemakken des ouder- doms vermeerderen hy wordt zig zelven een last — en zyn Hompelende gang maakt hem onbekwaam, om zonder hulp van anderen te zyn ; hy keert als tot zyne voorige kindsheid weder — ziet nog eenmaal ,e rugge oP zynln voorgaanden evensfland zegt bet laatst vaarwel aan de zynen de dood klopt- aan zyn laaide polsflag tikc hy blaast den adem uit en is niet meer. Zie daar, gebooren om te fterven, — kwam hy za* hy en genoot. Gelukkig hy die beantwoord heeft aan zyne verpligt.ngen, zynen rol met roem heeft afgefpeeld • hoe gerust ziet hy zyn einde naderen ; voldaan hebbende aan het einde waar toe hy hier geplaatst was. Hv fpotte dan wie hy zy ~- God ftelde ons geenzins hier, om enkel aan' onze driften den losfen teugel te geeven neen , hy deed ons te voorfchyn komen ter eere van onzen Schepper —welzyn"6 ^ " ^ beyorderinS va« *U eigen Brielle, 1797. j. Dl y. brief van den BuRCER j. lüblink , de jonce , Reprefentant in de Nationaale Vergadering, weczms HET ontwerp VAN een pasigraph1sch woordenboek van Profr. wolk li. Aan de Schryvers der Vaderlandfche Letteroefeningen. medeburgers ! Profesfor wolke , die zich reeds by het Philantropin, te Desfau , door zyn proeven en fchriften bekend maakte had al voor een geruimen tyd de aandacht van het Publiek gevestigd op zyn aankondiging, dat hy meende een Widdel gevonden te hebben , waardoor wy enne gedachten in  EEN WAARE ANECDOTE. 521 EEN WAARE ANECDOTE. "Cd iemand onder een ^^^if^S^ leerc hy, op eene buuengewoone kuns.n uge >Voorwendfelea daden bedekken, en ondede ™$™°?emliaA K vtoeg van te behalen, maakte: dath"™w^o:^1 rond te reizen , op de Kermisfen , of Jaermarkten, ge de jongeling , «et dobbelfpeleir, op eene, dier Jaermam è J , twee welgekleede knapen die een boer ee s ^ ge> om dit geheim te houden werd hem een, <^ , zdfde wyze geeven : Jongen houd B 01, en tragt P ^ ^ wy ; |eld te krygen; gy zyt knaP' " lraed! Hy waegt her, ickleed gaen, ja ryk worden.- R^J'fehet ld uit den zak |p eene Kermis, in het gedrang, een iroer^ne S van eetie te halen; en juist toen ^ hezi| wa**e\Ja % jaren oud boerin te ligten, word hy f^ff^1^11 gevangenis gezeten te hebzynde, was hy, na eenigen tyd rade ge™ b dat ben, tot nadenken ge komen b^|f a^nnenskamers werd dit zyne eerfte proet in het HaJ je- Regteren, dat dirr hy ligtelyk gegeezeld. Op de betuiging * aengedaen; Gsi »y ook vergeeven? Aenfchouwers, hoorda ai? .müt-- ss' »»4 iets  522 iets over eet agtslaan iets ome het agtslaan * kleurigheden in den dage* w*cib» ommegang. In eenen eriev£ aan EEN uitgelachen vkiend. Waarde Vriend l Gytee?^rhe£^y'rVaIyk tornen, gy befchuldigt my, en rpT 1 tg •' daC ,k mede ge«»chen heb, toen wy > eergiste." k L e fcïuM d^rH?r M * * * aa" tafel L en tLr L t ff ' W,e kon zich bedwingen, inzonderheid tiaar de Juffrouwen ons voorgingen ? «"ouaernem opneê"t6ydïtbsv ^T? ,ZCM- ge'yk' W8nneer gy dit 20 »»og fchsr, ^ilLgy y befchuldigt. als iemand, die de Vriend- den l?f w ef f" df., Wetten der Welleevenheid overtrëe- fachen heeft^r, ienrd,kWylS Z°"der te weeten waar™« Het wv ,,?„ • oyerfpruitends; en van alle bedryven, welke b7oz V ^' oncdt " fCn' rT6lk het "ft «» ^d» 5 ódrWA» ,i 8 01Kclekt', Dan gy zult my wel willen verSe™ W"' d".,UWe ve^gaande Styfheid en Onhan1f dat' X nPepnrgenbHk 3f daC gy in 'C geielfchap kwaamt, ••elke ikgLi I? gefiaaD Zyt ' alle h0°Pe te ,e«r ^lde J del'oog^ctorgfkomen"" ^ 1UStige" Kn™?> kersvers ™ len0^?^5' ÜCQu dk,is iang geIeden> hadden de Hoogefchoo- r„.„,.i „ j , vr'-1-CIU['c'u, nam ik het voor eene van 7plf<: Ef. naarheid, dat gy niet verzuimd zoudt hebben om Webeevenheid by uwe Geleerdheid te voegen. Hine eelvk de Geleerden fpreeken , mj-ö ^//. " ' gelyk ZieneinfPane ,Z ^T^' U 20 °!,geva'^ " bedremmeld te Zien in alle uwe beweegingen: en uwe pooging om voor te Jnyden zou myne kwelling voltooid hebben . bid °k ml daar van niet ontlast door een fchatereuden lach en gv " eet ik was de eerfte niet die denzelven aanhief. ëy C * verw^tinrderSen' myn Vriend! zyn «root- c>y hebt de yerwagtmg, die men wegens iemand van uwe jaaren hadt kunnen opvatten, verre overtroffen. C^d/zTe^oed — pryslyk, zeer pryslyk, in de daadf Het verheugt mv «root lyks,, du re z.en. dit te weeten, maar bedenk^ dat fy eene We- vïha'nS1' in/r'ke gy gee" kkin *#, zo noodig £„% verhandelen, medebrengt. Uwe Geleerheid is iets groots voor ëmoL fiLbyu6i00t? ge,^nheden „ te ftade komen; ma r groote gelegenheden komen ons niet al den dag voor. Ter. wyl gy aan den anderen kant, alle dagen geroepen wordt om hoedanigheden van eene tweede, derde, of van'nog min-  OP KLEINIGHEDEN. 23 „tinder foort, waar aan gy geen kennis fchynt te hebben , ren toon te geiden. attentkm ; de kleine in- Deeze, myn Vriend! zyn m>*manieren, die «ptneemingen, gebooren uit we geval .ghe^ ,^ zya overal gangbaar- zyn, J e overal fdie om ver. geene Voorregten , Staatkundige ot öp ger^ £ Man kan fehooning in d.e gebrek J^.jgg^ ria„ ir0et hy een het , t is waar, zonder clezeivt uc. mede waadyk Groot Man weezen ; en h« ^« Jn die, mits hy verkeert, hem voor een Groot Mm houie . bekreunen g zyne grintten aan dien kring betoow *ch n Vriend', hoe hy voor het ovenge beftaa. ■M-« 6Y - Lecyceroefenin. 2yt nog de Groote Man met en fchoonjgy fJ hebt fte Zie.sbekwaamheden de ve^ te komen, de middelen niet zyn om in gezeiicnapp Set dezelve begaafd zal^mer. .noge.,k. £flu|>ier zai ireedt, allen doen opftaan , en het algeme b ^ mede weezen: „ Dit is de geleerde Dr. „ met-zyne neemt alle belangftell ng een einde. ÖJ een Uaartje gedagten te zeer «f«f^.g'^S. zonder ftorten; SÏÏÏÜÏ ï ESgffi t^iTtXoudigtte gebak niet "^tfte Wysgeer van zyn jd ^-^JE heelen avond als een Standbeeld zitten , en p^,^ , moeid gelaaten worden , terWyl d Ovef*/a«»We[tJ6sl die niet weet of Europa een fcilana is ftaa uitmaakt, bet geheele ge^ch%^"\S van verwondering verwekt door zyne geestigneae » y beleefd. . Sent^de' ^aTdrK^i fbehaJen_ het on £ oTDatn ï SttSS do°ch ffjfal lJU- ■* „oV Liezen -k te geeven. g Mogelyk, myn Vriend! zult gy ny y u d n belieden voeren, dat de eenen Wys- de kennisneeming is van een yeittandig m , fe. den  3h IETS OVEE HIT AGTSLAAN Ot KLEINIGHEDEN. fchen on$, dewyl het oorfpronglyk doel op.» „„ ,r L ftaat in den geest van werkzaamheid te o r„gezeIfchaPs °«" 3 sar t?t,V"0r'ei f -" digheden in verfcheide takken tentoon /• r ' • °0r uwe kun' dige eere, te uwer vergenoeging , behaald^llf"* overv,oe" verzeker u. het zou in de wfre d zo al, H ?" Par * u tot grooter eere geflrekt hebben \Jït ?zelvs beftaa<: » Vogel 5 die Mejuffer n om voor 'té t /* h^ Ud van den troffen hadt. In de daad het fmert tl ?' ^ * Wél «e' „ Waar is uw geleerde Vriend! dlTnn. I r moeten hooren * „ deedt fpatten?" ' die ons de om de ooren wa?danS; gTJ^^S^-™ ~ *« waar gy u'bevindt."beef ^ Sgtde?^ Tfiedenk wel voorfuyden als fcherpzinnig reden,^ . Iieer 20 elke kamer, waar in gy den voet zet Zn .fnk' dat niec is , waar men zamenkomt on, r« ' f " ka?er der Academie zult my, hoop ik, é^llTnl^^^.— ,G* afneemen als myne zelfverdediging-in, 32? " kwalyfc; Brieft. _ wees verzekerd dÏTon^nleVkÏÏy"/ *™ Uw Welwenfcher  MENGEL WE R K9 TOT fraaye letteren, konsten en WEETEN* schappen, betrekkelyk. algemeene beschouwing van de natuurlyke, zedelykè en euangelische blykbaarheden voor een toekomend leeven, en een staat van vergelding in ,'t zelve. fÜit het Engehch van den Eerw. beilby porteus, DD^ en Bisfchop van Londen.) (Vervolg van bl. 491.) THwe Bewyzen, welke ik voorheen bybragt, zyn, myns StariigïeidT Vby gïvolge in te - J <* floooing des Lichaams te overleeven. Maar deeze, ge lvk lt reeds heb opgemerkt, zyn verre van de édmglte Z3ll Veenrt.TSiSfte plaat», in opmerking, de veelvn diie ui fteekende Vermogens van : Meniehen Ziel. te leggen; om die, naar welgevallen, daar uit: te aoen te vdorfchvn komen; om ze te vergelyken, te fcbikkenS^btaSn, te fcheiden, op zulk ee wyzen; om op te merken, te denken, en1 ovet jezeive te redeneeren; om zulk een verbaazend getal van ve* meng. 1797- N0' l*  5=6 BESCHOUWING VAN UE BLYKBAARHEDEN fehillende kunften' en .weetenfchappen te bevatten; om T*V!^elcez,ne fchoonheden der Muzyk- gfflfe * D el, kunde te doen gebooren worden; om, langs eeS ntgeltrekte reeks van elkander afhangende voorftellen , de afgetrokkenlle en . diepzinnigfte befbiegelingen vrSrt te zetten; om uit eenige weinige eenvoudige , van ze f ,aar^ Axiomatas een betoog af te kfidên van de verhevrofte en verbaazendfte waarheden; om door te dringen m elk gedeelte vaa de ftoflyke, de groeiende demerlyke en de verftandlyke wereld ;'om vfde wyzè en. heiizaamc plans uit te denken en te volvoeren ;om het oug inwendig op zichzelven te vestigen; om zyne eigene vemgtingen waar te neemen en te regelen ; om zv. ne aandoeningen te zuiveren en te verheffen; om zelfs door een gefchikt zelfbettuur met geduld de grooïfte Imerten en hevigffe fchokken te ver&Ln} om met o£ verfcbrokkenheid de grootfte gevaaren onder >t bol te z;ei]; a°m1 Kslwerkende driften te bedwingen ; om wederftand te bieden aan de verleidendfte verzoekingenom als de nood het eisehr, den grootften heldenmoed te betoonen; om geweetens- en pligishalven alles wat deeze wereld geeven kan te verzaaken; om zichzelven aan allen aardsch genot te onttrekken, en te leeven als of men uit mt lichaam was uitgegaan; om de uitzigten en hoop uit te itrekken tot het verfte toekomende, ei zich te veïhëfentotde belpiegeling en liefde van'Godfyke en Ses yke zaaken _ Overweegt nu, of het waarfchS rs< dat een Weezen , met zulke verbaazende vermogens t de evengemelde begaafd, zou beftemd weezen lom dft Leeven alleen ? Of het, zo ryk van bekwaamheden voorzien, op deeze wereld geplaatst zou zyn, enkel om eenige weinige jaaren niet zelden in kommer en elende te leeven, en dan, voor eeuwig, verlooren te gaan? Is het geloofbaar, dat de veelbevattende Ziel van eenen newton vn t zelfde lot zou deelen met her geringile Infect dat voor onze voeten kruipt; dat dezelve, naa de verborgenheden der Natuure ontvouwd, en do ontdekkingen om zo te Ipreeken tot de üiterfte grenzen des Heelal! voortgezet te hebben, op eenmaal geheel uitgedoofd zou worden,.om m eeuwigduurende duisternis en ongewaarwordelykheid weg te zinken ? Ten welken einde al die kwistrgé uitdeehng van Talenten, indien derzelver werkibg bepaa d is tot dit korte tydsbeftek van beftaan op otvzc wereld ? Waarom zyn wv zo zeer gelyk aan on- fterf-  VOOR. EEN TOEKOMEND LEEVEN, ENZ. 5^7 fterflvke Weezens gemaakt, indien fterflykheid ons lot is"2 Wat behoefde het, om zo te fpreeken, dat dit ons kleine Scheepje uitgerust wierd met een voorraad die tot in den Oceaan der Eeuwigheid zou kunnen ltrekken, indien de bellemde Reis bepaald was tot de naauwe Straat van dit Leeven? Inftind: zou, tot dat einde, even goed hebben kunnen dienen als Rede; zou ons met even veel veiligheids door dit leeven hebben kunnen heen voeren, en met minder fmerts, dan alle onze zo hooggeroemde verilandlyke bekwaamheden. II Een ander vermoeden, ten voordeele van eenen Toekomenden Staat, is de gejladige vordering der Ziele tot volmaaktheid; en haare eindlooze bekwaamheid tot verdere verbeteringen en wydftrekkender aanwinlten. Dit bewvs is in een zo iterk en fchoon licht gezet, door een onzer fchranderfte Schryveren (*), dat men naauwlvks aan 't zelve regt kan laaten wedervaareh, met andere woorden, dan hy bezigde, te gebruiken. „ Een ft Dier," fchryft hy, „komt tot een punt van volmaaktheid boven 't welk het zich niet kan verheffen. Bin" nen weinig jaaren heeft. 't zelve alle bekwaamheden, ! waar voor het vatbaar is; en fchoon het tien duizend iaaren leevens meer te goed hadt , het zou hetzelfde " Dier blyven. Ware eene menschlyke Ziel dus tot zeke" ren peil bepaald in haare vorderingen; waren haare yer" mogens volgroeid en buiten ftaat van verdere uitbreiding, " ik zou my verbeelden kunnen, dat zy ongevoelig mogt afneemen, en dan op ééns in een ftaat van vernietiging *' wegzinken. Maar wie kan gelooven, dat een denkend " Weezen, 't welk ftaag in een voortgaanden ftaat van " verbetering is, en van volmaaktheid tot volmaaktheid " opklimt, zou vergaan by het eerfte opkomen, en ge!' ftuit worden in het begin zyner nafpeuringen. De , dood overvalt hetzelve, terwyl 'er nog een onafmeetelyk voorui'tzigt van kennis - vermeerdering zich opdoet, !-! terwyl de vermeestering der driften nog onvoltooid is , en 'er nog zeer veel ontbreekt aan die volkomenheid van Deugd, waarop dezelve altoos het oog gevestigd ,, houdt, maar nimmer kan bereiken. Zou een oneindig wys Weezen zulke uitmuntende Schepzels daarftellen „ tot zulk een gering oogmerk ? Kan het voldoening ? t « fmaa- (*) Mr. ADDISON. O o e  5-8 BESCHOUWING VAN DE BLYKBAARHEDEN „ fmaaken in de voortbrenging van zulke verftandige „ misgeboorten ? Zou hetzelve ons Talenten fcbenken „ die nooit ten vollen kunnen te werk gefteld worden, „ of bekwaamheden, die nimmer tot volle rypheid ko„ men? Is het niet veel redelyker,te veronderftelien, dat u, de mensch niet alleen op deeze wereld geplaatst is ,, om zyn geilacht voort te planten, om zich een opvol„ eer te verfchaffen, en dan zyn post te verlaaten; maaf „ dat deeze kort leevende Geflachten van redelyke wee„ zens, welke opkomen en verdwynen in zulk eene fchie„ lyke opeenvolging, hier alleen de eerfte beginzels van „ min beftaan ontvangen, en dan, als 't ware, verplant „ worden in een gunftiger lugtftreek, waar zy zich uit„ breiden en bloeijen; waar zy voortgaan van kragt tot „ kragt ; waar zy voor eeuwig mogen fcbynen met „ nieuw aangroeienden luister, en van eeuw tot eeuw „ blinken." HL-Tan derden, huisvest 'er in 's Menfchen Ziel eene heftendlge en natuurlyke Jlrekking tot het toekomende. Onze gedagten ftreeven fteeds van het tegenwoordig oogenblik af, en zien voorwaards op iets dat naderhand plaats zal grypen. Hoe groot ons geluk ook moge weezen, het is niet genoeg om de Ziel te voldoen. 'Èr blyft altoos een Ledig over, 't welk niet vervuld kan worden dan door het toekomende te hulo in te roepen, dan door de vervroeging van iets meerders dan wy tegenwoordig bezitten. Wat ook onze heerfchende drift" moge weezen, 't zy zugt tot rykdom, magt, eer, of vermaak, wy vinden ons zeer zelden voldaan met dat gedeelte, 't welk wy genieten; altoos dorften en zoeken wy na meerder; fteeds vormen wy ons plans, uit vvelke wy ons grooter voldoening belooven, dan wy ooit ondervonden. Steeds heeft men een geliefd voorwerp op 't ooge, een wit, waar op men mikt, en wy zweeven, als 't ware, over zeker tydperk onzes beftaans, om te komen op eenige ingebeelde rustpiaatzen, waar wy hoopen dat vergenoegen aan te treffen, 't welk, tot dus lange, ons ontvlood. Wy bereiken deeze Standpunten; doch wy vinden „ geene ruste voor het hol „ onzes voets (*)." De ingebeelde gezigté'inder van ons vooruitzigt verwydert zich voor ons heen ,• als wy naderen ; niet zo ras beklimmen wy eene hoogte, of eene andere doet (*) Gen. VIII: p. .  van de Calx Antim. Sulph. Hoffmanni. 53? duwende den tvd van 14 dagen gebruikt te hebben namen de toevallen oogenfchynlykaf, de klieren Sden verdeeld, en, na 6 weeken tyds dus voortgegaan ?e hebben, genoot de lyder zyne Wge ge- Z0Vdehrder's kan men van dit middel zeer gepast gebruik maaken, wanneer men, by het toedienen van de kwik, de kwvlin > wil tegengaan. Zo dra zich de tekens van £ fetfte verfoonln, laat men den lyder■groote g£ ten Antimoniaal Zwavelwater inneemen , en de kwik ag£rlzïveè van meer andere Ziekten, in welke dit middel met Succes is toegediend, en befluite.dit Vertoog me fan te merken, da? ook dit middel, «^g^- k«,ibt dient aanseoreezen te worden. Uverneenytc ÏS d'esz elfs ufSingen in Chronifche huidziekten yweerenT fcherpe plaatslyke zweeting , vloeijing der owenTontlastingen van flym, als de nachtdruiper, witte vToed . en flym voortbrengende aanibeijen. Men dient dit middel toe by wyze van ftoovingen, omflagen ™ welk laatfte geval men hetzelve met iaS. en met melk, of Mucilago firn Cydomor. / f S vereenigr. Meer dan eens heb ik m ^£ÜÜ£SS&i van dit middel een goed gevolg Séh en nog nieuwlings diende ik hetzelve , met een Stmmtenden uitflag, in eenen verouderden witten vloed S — Te regt befluite ik des met de woorden van Prof hufeland, fpreekende van de opgenoemde infpui. tineen — , Ik kan, zegt hy, dergelyke infpuitingen £ den nachtdruiper en witten vloed niet genoeg aan,, beveelen. . Rotterdam. Sept. 1797- verslag van de tumuli of hoogten, door den hoogleeraar pallas in kamtschatka gevonden. (Uit anderfon's Esfays relating to Agrkulture, &c.) ■rroen, ettelyke jam-en geleden, Dr.pallas, op last en I befchikking van de .Beheerfcheresfe aller Rusfen^  538 VERSLAG VAN TUMULT. de Oostlykfte gedeelten vaa de Landen haarer Heerfchanpye m Afia bezogt, ontdekte hy, op het Schierëihnri »f„ Kamfchatka, verfcheide TuJuU of Vogte7,^\S fchyn droegen van door kunst opgeworpen0te zyn Doch de opwerping derzelven was zo lang geleden sefchied dat niemand der Inwoonderen , zelfs by %va\kveffng tets hadt ten opzigte van derzelver oorfprong o" dé bedoelingen met derzelver aanleg. s' DeaoeBegeerig om des eenig licht te bekomen, deedt hV een dier Tumult openen. In 't midden van den mond en op gelyke hoogte met het waterpas der oppervhktè waar op deeze Tumulus ftondt, vondï hy een langwerpi> raam, onderftut door houten ftaaken, zich met elkSbder n den top vereemgende, gelyk het dak van een huis, en zo digt aan elkander geplaatst, dat de aarde niet kon vallen op den grond onder dit raam. Te deezer plaatze hadden eenige menschlyke lichaameh in volle lengte ïu? geftrekt gelegen; zo als bleek uit de overblyfzels der geraaimen, nog voorhanden. Deze foort van roef hadt men tot eene zeer aanmerkelyke hoogte met aarde overdekt en deezerwyze de Tumuli, welker herkomst men daar' aJ^I met ™st< gevormd. Het Hout, ter toerusting Pn ft ^°gr,aa5pIaatS g^ezigd , was Lorkenbomen hom, en geheel onbedorven. Hoe lang het daar geftuan hebbe, kan met geene moge ykheid gezegd worden ; doch uit bykomende omftandigheden valt op te maaken, dat het tydsverloop op met minder dan verfcheide duizend jaaren moet gefteld worden Jd* . (*} n!Mer;UaIende' ^innerden wy ons de Belckryving van tl hf in n , 00r,P' VAN CÜYCK>'*« noodige Afbee dii feseeven " deezes' YI™ > "> den jaare f>8o uit- sr-  byzonderheden wegens endvogels, 539 byzonderheden wegens endvogels. Aan de Schryvers der Algemeene Vaderlandfche Letteroefeningen. Medeburgers! ITet Geval, in het Mengelwerk van UI. Tydfchrift, Ji No. IV-dezes jaars, geplaatst, betreffende de Onevairs, is my zoo zonderling voorgekoomen, dat ik, my eenigen tyd in de Schermeer ophoudende, geen moeite heb ont7ien, om by de Huislieden te verneemen naar het gebeurde , in den Brief van den Heer metzlar gemeld. Dan , tot myn leedweezen, heb ik 'er mets van kunnen ontdekken; zynde allen, die ik ontmoet heb, onkundig van dit Geval. Dan , welligt zyn veelen , met mv, misleid in de benaaming van te Schermer: dit kan zvn of de Meer de Schermer, of het Dorp Groot-Schermer, dat wel eens, by verkorting, Schermer , en dus te Schermer, wordt genoemd. Ik myne navorfchingen m de Meer gedaan hebbende, en aldaar niets van dien aart beltend zynde, ware het nog wel der moeite waardig, dat de Eerw. Heer metzlar ons daaromtrent nader berichtte. Van Endvogels kan men, als iets byzonders in de Natuurlvke Historie van dit Dier, aanmerken, dat my een Huisman, by wien ik onderzoek deed naar het Geval met de Oiievaars , verhaalde, dat, vóór eenige jaaren, de Zoon van zekeren Huisman Cby my met alleen bekend voor een allerbraafst en dus geloofwaardig Man, maar waar voor hy by ieder, die hem kende, gehouden wierd) eenige Endvogels had, waar van hy twee Enden en "een Woord, op aanftaan van de Maaijers uit Munfterland, in den Zomer overgekoomen, na hun Land mede-af; om welke'Endvogels zy fterk hadden gevraagd, eneindelyk verkreegen. Ten tyde van hun vertrek wierden de Endvogels in zakken gelloken, echter de halzen daar buiten, en zyn door hunne nieuwe bezitters, het zv van Hoorn of Amfterdam, over zee, na Zwol ot Hasfeit gevoerd, en vervolgens, naar de gewoonte van reizen dezer menfchen, te voet gebragt na de plaats hunner beftemming. Naa eenige dagen komt de Zoon van den Huis-  54P byzonderheden wegens endvogels. man, verwonderd en verheugd, zynen Vader kennis geeven, dat zyne drie medegegeven Endvogels wederom bv de overigen zwommen. De oude braave Huisman, niet gaarne vooreen veripreider van onwaarheden willende doorgaan, verbiedt zynen Zoon, van dit geval iets te zeggen: vrezende, dat het zoo on waarfchynlyk aan ieder zou voor- koomen , dat men het nooit zou willen gelooven . Dan, wat gebeurt 'er? Den Zomer daar aan volgende koomen dezelfde MuMerfche Burgers by hunnen ouden Huiswaard te rug ; zy herkennen hunne Enden; en het huisgezin wordt bevestigd in die waarheid, dat deze Endvogels uit het Muntterfche waren overgevlogen na hun. nen ouden Meester. Soortgelyk geval, fchoon van veel minder kracht, verhaalde my dezelfde Huisman , van een Endvogel , door hem in eigen perfoon verkocht, en des Zaturdags, van Alkmaar, in een korf, zeker met meer andere Endvogels, m een overdek Vautuig gevoerd na Zaandam; welke Vogel Zondags, des morgens, zwom bv zvne voonge makkers, in een Sloot in de Schermeer. Keurt Gyl. deze Gevallen van dat gewigt, om dezelve te plaatzen m het Mengelwerk der lig. Vad. Letteroefeningen ; het zou, misfchien, kunnen dienen , om , zoo er nog belyders waren van het Leerftelzel, dat de dwaraeidei°Utei'e MaMnes zyn ' te overtuigen, dat zy J. K. iets naders wegens den engelschen landman r. bakewell. i, langs O een kort verflag geevende van den En. „ KJ gelfchen Landman bakewell, die zich, van we„ gen verbeteringen in Vee- en Landbouw, by zyne „ Landgenooten verdienstlyk gemaakt heeft, verbaasde „ ons de prys, welken hy voor het verhuuren van Ram„ men, enz. bedong; wy gaven het op gelyk wy het in " EnSelsch zeer geloofwaardig Werk vonden : en „ fchoon wy vertrouwen dat onze Leezers het op dien „ voet wel voor waarheid zullen willen aanneemen, zul- (*) Zie hier boven, bl. 449, "  iets naders wegens r. bakewell» 54* len wy hun, zo wy gelooven, geenen ondienst doen, * met iets ter volledig! ftaavinge hiervan aan te voe" ren ontleend uit een Engelsch Werk, ten tytel voe* " TnL MinMes of Asriculturc, from the Reforts of th, " A%aUurmTBoafi In 't zelve deelt Mr. monk , % iSaanS van dit ftuk, de volgende byzonderheid " Onfhet verfchillend oordeel over de waarde van Vee aan te toonen, verhaalde my Mr. bakewell, dat hy, ecnVe jaaren geleden, op de Logbourough Tup-marchef Snde, een Ram hadt, dien hy voor vyf -en - twintig Sles verhuurde. Korten tyd naa het fluiten van elft beding kwam een ander Landman by hem, die deezen Ram wilde koopen. Mr. bakewell vroeg 'er, boertende, hel vyf-en-twintig (Engelfche) Schellingen voor. De Landman boodt hen? achttien ; en op het verlchil van twee Schellingen bleef de vermeende koop onaf- geikazelf zag op de verkooplng van Mr. itearce, by Northa%m\ een Hokkeling voor tachtig Guinjes verkoopen ; kort daarop dit Beest door Letcester ziende dryven, waardeerde een hoop Boeren, daar ftaande, dit Beest op omtrent acht Ponden St. Mv is berigt, dat Mr. bakewell een Stier aan een Heer, voor één faifoen, verhuurd hadt, voor vyf tig GumTes Deeze Heer ftierf in dien tuslchentyd. De Boedelredders, niets weetende van deeze huur, verkogten dien Stier, nevens ander Vee, in 't openbaar. Toen de bepaalde tvd vetftreeken was, zondt Mr. bakewell om zyn Stier Hy bevondt, de zaak onderzoekende, tot zyn groote verwondering, dat die Stier aan een Slachter voor omtrent acht Ponden verkogt was, die dit Beest daarop uitgebald hadt. Mr. bakewell vervoegde zich daarop by de Boedel redders, vorderde de bedongen vyfS Guinjes , en tweehonderd Gumjes voor het Beest. De Boedelredders weigerden aan dien eisch te voldoen, voorgeevende, dat de Stier, by openbaare opveiling Voor een groot aantal Landlieden , bevoegde waardeerders in deezen, voor acht Ponden verkogt was, en dat hy hun zcSt te verkloeken. Mr. bakewell was derhalven genoodzaakt dit ftuk nader aan te binden, om aan zyn geld te komen. In het pleit, hier over gehouden, verfcheenen 'er getuigen, die kennis hadden aart de Vee-foort van Mr bakewell, en onder eede verklaarden, dat die meng. 1797. NO. 13. -^P Land*  542 ïets naders wegens r. bakewell. Landman zyn Slier niet te hoog gefield hadt „™ nis werd, met de kosten, ten voordee e van *} VOns' uitgeweezen. vuuraeeie van bakewell De Perfoon, die my dit verhaalde, was zo verrr- „™ met dit lang-gehoornd Rundvee inèeZmenJ dat hy Mr. paget's Stier Cdie• ^f™^,"?*0* verkogt was voor vierhonderd GumjeO netwmI Ï*u ben, Ichoon men dien hem voor nfc wil£ *h' leevensberigt van adam smith, L L D TiA van de Koninglyke Maatfchappyen te Lenden en tc Fdenhurg. COmleend uk het Account of the Life and JVritims af adam smith, hy dugald sïewart, F. R. S. E.) -" \ dam smith , die zyn Naam, behalven door andere £Lm °nfterflyk fmaakt heeft door he° Werk! ïfnHhf*attons C), werd den vyfden van Zomer! maand des Jaars 1733, te Kirkaldy , m Fifeshire eebooren Zyn Vader was te dier plaa ze CoWrolieurS Tollen , en zyne Moeder van eene deftige FamSie S de nabuurfchap. Hy was het éénig Kind, uit dn Huwè" Ïyk gefprooten, en maar weinig mlanden oud, toenTvn Vader hem door den dood ontrukt werd Y Gelyk veele andere kloeke en eerfte Vernuften bra«t hy met zich tor wereld een zieklyk en zSaWeftel ^ welk de zorgvuldigfte oppasfing vo/derde van zy,S Moe der Zy behandelde dit Kind met zeer veel toegeevenheids, *t welk egter geene uitwerking ten nadeele hadt op zynen aart of gefteltenisfc; en haare moederlyke be zorgdheid, hem beweezen, werd, in den loop eenf Ïan een leevens, betaald door alle oplettenheid, welke kaderen? tige dankbaarheid kon voorfchryven. KinderpJig. In • ^,Va" dit belangryk Werk hebben wy de aanvanglyke Neder. dutfche Verta.'.nR, onder den Tytel: Narpeurinfl oZf jl natuur en oorzaaken van den Rykdom der Kitten levolgdnat het Engelsch van den Heere adam mith door Mr dirThoolI van koot.n, met Staat en GefchMkunage Za^ukJSSr' U onze Letteroefeningen aangekondigd. Zie hier bovea, b 480'.  leevensberigt van adam smith." 543 ïfï zvne vroege Kindsheid kwam hem een geval over van een zeer zonderlingen aart; Met zyne Moeder op, t Land een bezoek afleggende by haaren Broeder, fpecUe het Kind alleen aan de deur; het liep eenige daar zwervende Goedergelukzeglïers, of Gypfies, in 't oog , die het onge, merkt wegftalen. Dit toeval zou zyn leevenslot hebben kunnen beflisfen. De leeVensftand zou zyn zagt en buigzaam Charafter gevormd hebben; en de Wysgeer, wiens Scnrilten thans Europa verlichten, zou een zwervend Landlooper geworden zyn. Gelukkig voor de wereld werd dit Kind. welhaast geihrst. Zyn Oom vervolgde de Gypfies, agterhaalde die in een woud i en verloste den kleinen gevangenen. De jonge smith ontving de eerfte beginzels zyner Opvoedingeop de School te Kirkaldy, en trok welhaast de aandagt, door zyne zugt tot Boeken, en de verbaazende kragt zyne? reheugenisfe! Het zwaklyk Lichaamsgeftel, 't geen hy omdroeg, Helde hem buiten ftaat om te deelen in de werkzaame uitfpanningen zyner Schoolmakkeren; doch hy verwierf hunne genegenheid door de edelmoedigheid van zyn hart. Zelfs in dit vroege Leeyenstydoerk hadt hy zich aangewend de hebbelykheid om in gezelfchap, als 't ware, afweezig te zyn, en met zich telven te fpreeken; iets, 'tgeen, met toeneemende kragt, hem zyn geheele leeven lang bybleef. . , ■. •, . Met den ïaare 1737 werd hy gezonden na de Umverb> teit van Glasgow, waar hy , metonderfcheiden de toejuiching, de gewoone Lesfen in de Wysbegeerte bywoonde. De naamen van simson en hutcheson vercierden toen die Kweekfchool. Uit de dagelykfche lesfen en byzondere aanfpooringen van zulke bekwaame Leermeesters , kon zvn werkzaame geest niet dan een oogst van vrugten inzamelen. Nayver wekte zyne leergierigheid op, en beftuurde zyne eerfte flappen. Zyne geliefdfte nalpooringen waren, in,den beginne, Wiskunde en Natuurlyke Wysbegeerte; maar in deeze vakken was de beftemming zyns verftands niet: Andere onderwerpen booden zich aan, meer gelykaartig aan zyn fmaak; en voelde hy zich aangedreeven, door de fterkstwerkende geestdrift, tot het nagaan van de Menschlyke natuur in de volfte uitgebreidheid. Nogthans genoot hy het voordeel . zyner vroegtydig verkreegene bekwaamheden,- die zyn gezellig onderhoud verfraaiden, eh hem de gelukkigfte ophelderingen verlchaften in zyne befpiegelingen van den natuurlyken Voortgang van 's menfchen geest in' de nafpeuring. der Pp 2 / waar-  LEEVENSBERIGT VAN ADAM SMITH. en edele Familie van rochefoucauld ontving hv d* onderfcheidendfte beleefdheden. „ Het geregel, 'fgeS 'A^^1™ fmaaktem het gezelfchap van turgot fchryft Mr. stewart, „ kan men zich gereeXk ve'r„ beelden. Hunne gevoelens over de weezenlykübukken „ der Staatkund!ge Huishoudkunde waren dezelfde ■ bei" „ den waren zy bezield met denzelfden yver voo de beste „ belangen des Menschdoms. De geliefdfte LetteroS „.mngen van beiden hadden hun onderzoek gewenToï „ onderwerpen , waaromtrent de verftanden van de be„ kwaamften en best onderrigtften gevaar loopen van zeer " en drifT-'erPnftag geW°rpen tC Wrden door voSS ''^;n? - ', •Waaromtien,t gevoIS'yk eene overeenftem" &ri? beSr,PPen ee" byzonder genoegen verfchaft.» TT Met qussnay , den diepdenkenden en oorfprong. lyken Opfteller van de QLcmomifche Tafel, ging M? smith desgelyks eene naauwe vriendfchap aan; en, hadt" de dood van dien Wysgeer zulks niet belet, zou onze smith zyn meergedagc Werk over den Rykdom der Faken aan hem opgedraagen hebben „iVden ,he,-fst desJaars *766 kwam Mr. smith met zyn Kweekehng en Reisgenoot te Londen; en, na Schot, land wederkeerende, zette hy zich met 'er wopn neder ken van Mr. hume , om hem uit deeze afgezonderde leevenswyze te trekken , Haagden niet. Uitgenomen eenige weinige keeren, die smith na Edenburg en Londen gK? fleet hy de geheele tien volgende jaaren by zyne Moe der, „ fteeds, zegt zyn Leevensbefchryver, „ yverig in ' „ Letteroefeningen bezig; by tyd en wylen eene uitfmn„ning neemende in het gezelfchap van eenige z?ner „ oude Schoolmakkeren, wier niet wydftrekklnde lee„ vensplans hun fteeds in de Geboorteplaats hadt doen (Het Vervolg en Slot hier naj) BE-  BESCHK.VVING VAN BUDA.. 549 'rr^ ^è&S H0~ VAN <0— «ie —Jc^e«'"UOnlangS xret inkomen in » is Dtez°enS&\ogc?Po10" hl zich kan verheelden, ^eeze M^ci neen ten, noch Vestingwerken ; men gurwl^ ^ de Eungctryen in, even als n een aei ^» heb, ftrektheid. Uit den t>Q U1^' , A ad tusfchen drie of Herbe^g^f Mvleng la g m e t^^zenTdoch daar zy S vZf^X^\n het Kasteel aan de rechter hand heeft, is de Stad zeer naauw. ^ Wan.f ^e's'eïen1'0™ Sfdt StaSTftaat, "als één 5 gaans, de dlieJtevd^ndeWsteden Pest en als één be' fif Z°PnmfSt «zvn alleen gefcheiden door den Zfcfchouwen, w8"1 W Schipbrug ligt; en dan « m»», over welke Rivier een csemp4 -u*. |ftJ , h id als nen gebruikt, is lenoon en rui , gli"l ™ï"do* kS W ^taS'ïle^.beden,  553 «ESCHRYVINS VAN BUDA, ÏÏÏÏS^Z??^ SZ£FvoorbeeId' 'f gee« Omzwerven uit te flu en • n i \kem aanz,ette om deeze Volk een begiVize vanEer' W, 5Y We"uSChte °nder zvn aan te merken a s te verhev?n e|!d,g * houd^ door hun 'met dieven en landloopers hPr ? vermenSd te worden ^«/«rj; zy zouden daar dnS ^«T? «^rafter der ovlrhellen om te^ïïdeS g°e?yk TSS^L1^ een hoog gevoelen van yi^ói y n?nde,en ? en, door dwangs en minS ftraffe 1 e£en ,te, ,bewaaren, min beverrtandigerTniets nadeeli.er ,g Niet« is on- dat menëhet ukSagzel dfr ^ dan dienst neeme. Desgelyks lm A r?Pye '2 KrySs* het treeden in Xni^Ks' ?ra de Menfchen te fterker tot moeny\heden daar ÏIFv'T *™ te 2etten • en hll« de draagen,voor'zSïeengSï iSn te gedu'diSer, je d°e« leerd worden zvn oif g n' moet de Soldaat ge- Deez?SoldaaïnPrP « 5 e," eerpost te befchouwen. b ter voete eeven dan m? ^f6" my voor °P een be* foor hé? SS' Xe„ de.rt ff d«elS?; e™ O» elf uuren neerS Zv Sd'deó Twéé £ f5*0',1";,01 tels. Het Hosnita»! .m i. !w*e °f dne goede fc 10vry goldl iïtS'vT^r**** W«*>«°<1=. * was, dan ,„ flaap lag, my toevoegde „ó'rnyHér hv ,, .» dood genoeg!» Zeker, Amm'vIuS^I, zich  BE HOOFDSTAD VAN HUNGARYEN. 55* ffminlïSveSde^ post op zich neemen, om den ^&*^m% wordt het a f rlat ik-Schouwer was van dit verda£t w?d een derzelven in het perk losgelaaten, er» ™zelfbentvde een °^ eerstgemelde viel 1 iplrn aan en was dfe onmiddelyk overhoop gewornL onze Stieren zouden hem den grond be- fcr betwist hébffi Een Hungaarfehe Os en een Eos ferm ^VefvolgSfk^am 'er een Beer, een RaubeBeerger,^ T s een die verfcheide dagen lang zonder eeten 5 iVSe 5 jasses ÏÏ de Eendvogel dook, de Bier dook desgeyks; maar leVendvogel ontkwam door het vaardiger duiken.. d ]^ voïSe vertooning was een ftoute onderneeming van een der V?r ooneren, die zich met een Os in het worltelperk be"af Zc^ ras deeze'zich in het ftrydperk vertoonde, liep de&Os op hem aan. De Man, van geen meer dan middelbaarePgrootte, vatte zyn party by de hoorns , die hem van de eene zyde na de andere voerde, doch hem geen Ed kon doen. Naa dat deeze worfteling eenigen tyd leduurd ha°d , wist de Os zyn party .na eene zyde van het lïrvdperk te dringen, en zou nem in 't naauw gebragi h bbenyrPeenige byftanders fchooten toé, en redler J| Man uit die engte; gaven hem zyn dolk, welke hy on ^ddeïyj. ïïsfchfn de Wpierea inftak, waarop zyn par-  552 ■ESCHRÏVING VAN I>UDA , hun noodzaaken di/manier teXn? pit k°S,1»>»< tcneSn bly fda t w-dÏr'S hTn't", ""«^ ™ eenige kunst te din^ eenin neïë» m?gten' zonte Een der Dierenhouders toS* tfn |S„1 'e Va"i!en: ~ digbeid, met een Wild Z™ dat arfS' ^.Mien. ras het in het perk kwam ™ -™ 7P hel" »?nliep, 20 vangen. ' p y Zivynenfpriet te ont- uigen van de GW^Vir^ Ta Tv^, ftar/üt Edelheden leeven , selvk de Sw Ba? STSnS" rfSdf SS « afgezonderde plaatzen, vermaaklyk gelegSTwSiard? gr'beleeven" gSSP ?°h d'kwP?^\S |S f^r.,.^i 1 j , Koffyhl»zen zyn we n a bekend in het noordlyk gedeelte des Vastenlands ; maat in de zuidlvke zyn dezelve plaatzen van zamenkomst, van tyddoodin^ of  de HOOFDSTAD VAN HUNGAKYEN. 553 of ook van vermaak. In Buda zyn 'er verfcheide goede ; maarhetKoffyhuis, tegenover de Brug, kan, zo ik denk, Sn alle! Syhuizeifin Europa monitoren, Behalven eene groote wel gemeubileerde kamer, waar in drie Bilard - SS ftaan;, Ts een afzonderlyke Bülard-kamer voor de zodanigen, die geen tabak rooken : behalven deeze, tyn ?er tS'of drieëkamers tot het geeven, vangastmaaten ; men wordt 'er wel onthaald. In dit Koffyhuis mogenTSaar 's Lands gebruik, lieden van allerlei rang en beiderlei fexe komen: Pruikemaakers met hunne poedS aTfen, en Groenwyven , komen hier, er, neemen een kop koffy, of drinken hun rofoho , zo wel als Graa- VeinC!fi JrSooren onder de meest opmerkenswaardige zaaken de heete Baden. Het water fpringt, op verfcheide plaatzen, in groote hoeveelheid op, in de enge ftrook lands ! liggende tusfehen den Donau en de hoogte waar op het Kasteel ftaat. De Turken, die zo menigmaal deeze s?ad in bezit gehad hebben, konden niet nalaaten des f bru k tee maa!en tot hun geliefde tydverdryf Eenige van de Baden, en wel de grootfte, zyn overblyfzels van Ao Turken 'Er zyn groote algemeene Baden voor de faagïe klasfe van menfchen, In gemaklyke byzondere Hen voor de zodanigen die het kunnen bekostigen In een aVemeen Bad zag ik Jongelingen en Jonge Dogters, Oude Lieden en Kinderen, eenige m den ftaat der natuure, andere met een klein bedekzel over de verborgene deelen, door elkander fpartelende als de visch m, den looptvd. — Maar een Waarneemer moet regt döen. Ik zag geen der Vrouwen zonder Borstrok , fchoon de meesteg de rokken hadden uitgetrokken Eenige Mannen hadden Broeken aan, andere waren zonder; ongetwyfeld Sai gelige kunner kieschheid, en naar dat zy dagten door de natuur meer begunltigd te zyn, dan niet. Maar geene zeer wellustige denkbeelden wellen op m deeze Jerftikkende waasfemplaatzen; en, tot een verder bedwang, ziet men den^ Badmeester druk bezig met over- ^Sfee^^dat ik my in een der byzondere Baden vervoegde, vond ik het water zo heet, dat ik my verheugde 'er weder uit te kunnen gaan; doch dit was myn eisen fchuld. Men kan het water Van eene begeerde wfrnite krygen. Ik nam een der heetfte waar en bevond dat de Thermometer van keaumur. 3° Graaden tekende.  SS4 MSCIIRYVING VAN 1SUDA 9 te zien zwemmen in kookend warprs r« i Visfchen die warmte onopgemerktdoo^ann • 5 f ° Z°mer mogt gelegerd Sp Jen JLïïfJga^EïS?, ?ƒ■*. <™ voor een'rnTsflaï fcon V VM*'S 5 f? dit hou ik vangen; ik eelot,ïdat ,„ 1, LY sf?e^ z,en' niet »«.v behooref Zy t0t het «elhcht "*> den C^rf. of tien dagel. Veèl" Winklliïff°ra,Ven duLJr' '<■'!« dev£'VTlu -LLiT T ^nwoordige is den apollo uic hec BelvVderS ^t^ï *?--f«w5 en men op eerglsterea , in nog'beter flK Cl'js h,er Wgékoo. Niet fleqhts heeft «en °.Le ^-V . aan de eerfie bezending, gèbfezigd ,1 eemV «war J» d2men Karre" , hier toe ciekkieed/n ^^VkSS 1%°%*' « * ^j&&tt"1É gj *P befleed o» van ten, dalen e„ bru 7e„' v ,d° Wegen' "oeilyke Heilalles in gereedh gebrS Yei- Sfhlerfn zo goeden tiaat aankoomen als devoorigel Dit hoop Jfc met grond , want tot haare beveiliging zyn wederom dezelvde voorzorgen genoomen, als weleer. , . Wanneer deeze ryke fchat geheel in Frankryks beheer is, zal h^een ftuk weezen van nader overleg , welke van de dne oartven die zich hier voordoen , men zal willen kiezen. Zal men'dezefe de binnenlandfche Rivieren en Vaarten der Republiek doen opvoeren, om ze te Parys te doen koomen? Zal men ze in Zee-fchepen inlaaden , om alzo de Straat te pasteen te Havre in te loopen , de .Seine op te vaaren en te lo"f>n aan de Kaay van de Louvre? Of. eindelyk, zal men, L Ryiügen en kleine dagreizen, ze Frankryk doen doorben,eze alzo geleiden naar de plaats haarer be temming? Elk dier projecten heelt zyne voordeden en ongelegenheden. He eerfte is minst kostbaar, minst befchadigend voor de 2"-sSukken der konst, zekerst, maar ook het langwyi.g* • Qq 2 llet  5*> BUIJtr, WEGENS ITALIAANECHE KüNSTSTÜKKE». »et Engeland t!« «™often J„ ge 2ee'reiS: en 20 «e Vrede he.1 laacen vaaren K Af'enT ^ "ie denkbeeld gefield aan de enkele mLl! u/ • Fe>heerhhng, blootgegeplaatst Ie fiunnen wo?den> r?ir°? I" h^ Mufeum zuinigheid meer dan de ^7,^ aar°m' fchoon het de dient nadere overwéeging uft rlT ZiCh heeft' ver' die hec in Frankryk en Joorli t v der Semoeds-indruk, Win van vvftie K,,™ T L6 Parys' maaken 2<™- Een sou geeven van 1 ov«wi/ninS d£nkbee,d werkzaamheid des beltuirséng „ 1 "e.gerbenden, van de die geval zou men bukeTop de ™l^™^u?eht' Ia ven: de ^ö«//0 «,v het fliw "^'f^eien der kasten fchry. tot die overvoerm/vemardïrf ^n g gC hebben • «e van Frankryk ^ZlT^lT 'dieLf7 °z°ï ÏL^T" voorraad uic elkander neemen, en zal Te ml? jf°i ■ 'JC ze b^ ' ïwar-wat men °°k -«eS:^tttT/rh8ïï «^^^ y van hier zyn Jin onderhandeling ovtI""de ^2r?hepnweiden Wy is men tegenwoordig bezie me her Sf ' ? * eindelyk » van Vertteeningen ufc den LrTvaS W«fn, der,v™elinS der Natuurlykef Historie! Dus^vn wv a»n hSt ,Mufeu,n des te meer hoog te fchatten en te bSnnec: ' S^d AAN  AAN ARISTUS. 55i AAN ARISTUS. Arist' droom van geen heil in 't naderend verfcliiet, Zo lang gy by een Volk geen deugd en zeeden ziet. Om Neêrland aan zyn ramp en fmaad te zien ontheven. , Moet eerst der Vaadren deugd oP Neêrlands grond herleevet.. Zeg , dat naast de oude vlyt de fpaarzaamheid herryst, En zich verkwistend, Hechts voor 's Lands behoud, bewyst, Zeg , dat de weelde zwicht, en't goud naast de eer moet bloozeu, mt de oude trouw alom onze eeden komt verpoozeu, Dat elk zich zelv' by 't heil van 't Algemeen vergeet, Zyn waarde naar zyn nut en zyn verdienden meet. Ais Mensch en Burger al zyn pligten durft betrachten, Als Kind, als Echtgenoot, als Vader zich doet achten, In alles zynen roem in zyne deugden leest, Zvn' God oprecht, en dan ook niets oP aarde vreest; Ze* dit en 'k zal uw' droom gelyk een Godfpraak eeren, 'k Zal meer doen, * zal den nood, hoe wreed hy knel', braveeren. En grootsch op 't heerlyk bloed, daar 'k als Bataaf uit fproot. Nog groptsch. zyn op myne eeuw en op myn tydgenootl Gv lagcht misfchien, en zegt: „ uw taal wekt mededoogen. Die tyd, die zeeden, zyn voor altyd héén gevloogen; " Die eerfte eenvouwigheid, die onfchuld is geweest.^ " Een andre Maatfchappy vereischt een' andren geest" Dit zy zo; maar, Arist! wat ook verkeerd moog wezen, De Deugd blyft nog de grond van Volksheil als voordeezen. Waan niet, dat meerder licht ons meerder waarde leen'. Hoe groot was 't Voorgedacht by 'tjicht, dat hen befcheen! Al 't onderfcheid, dat hier myn oog vermag te ontdekken, Is dat hun feilen Hechts hunne eeuw tot fchand' verftrekken, Daar 't licht, dat ons beftraalt, onze eeuw, niet ons verheft, Maar 't eerlooze onzer daên ons zeiven «enig tref:. Q q 3 * Be'  $*4r AAN ÜUISTU?, De Reden leert liet, en de ervaarnis zal het fiaavcu, Men blyft, waar de ondeugd heerscht, ook zonder meester, ilaaven. De fchoonlre Vryheidsbooin, hoe ryk alom geplant, Gaf, zonder zeeden, nooit de Vryheid aan een Land. 't Is ydel, met den naam van Broederfchap te fpeelen, Zo lang het hart nog wrokt, en wraak de ziel kan ftreelen. Arist! hoe zeer een Volk de pooging zich verklein', Men wordt door kracht van deugd alleen Republikein! En nu, wat zal ons hart op nieuw voor haar doen blaaken, En ons, in haar bezit, de Vryheid waardig maaken ? Wat zal ons krachten tot een nieuwe fchepping biên, De weelde bannen, elk verachtlyk wit doen vlkn, Den losgeborlten Aroom van duizend driften ltremmen, Vooral den fnoodaart in zyn listig weeffel temmen, Die, voor 't belang des Lands gevoelloos als een rots, Zich ftout in 't kleed vertoont des waaren Patriots? In 't kort, dien grooten pligt eens Burgers doen betrachten: „ Doe aan uw' evenmensen, wat gy van hem zoudt wachten. „ Dat elk zo zeer niet zie op 't geen hem zelv' betreft, „ Als wel bedoel 't geen 't heil van 't Algemeen verheft?" Zal dit de Wet alleen , ook waar zy zich ziet eeren? Wat kan de beste Wet? Bewysbre daaden weeren. Wat zeg ik! weeren? ligt flechts itraffen, en misfchien Een' enklen door den fchrik aan 't misdryf doen ontvliên; Maar reikt zy immer tot dat aantal donkre daaden, Die, fchoon verborgen, 't heil eens Volks niet minder fehaaden, De veerkracht rooven aan de hechtlle maatfchappy, Den moed verlammen in het hart der Burgery, En elke pooging, die 't gebouw des Staats moest fchraagén, Tot fchandlyke eigenbaat en zelfbelang verlaagen ? Het beste Wetboek in het magtigst Ryksgebied Voorkomt altyd 't verval van deugd en zeeden niet, Kon fchaars de weelde, en nooit haar wis gevolg beletten. Ach! Rome, Rome zonk , ook by de fchoonfte Wetten! " En nu, waar eens die pest in alle (landen woedt, Wat kan de Wet? men trapt haar ürafloos met den voet. Zy  AAM AUISTUS. 5^5 Zy heet flechts willekeur, waar Burgren zich bekrygen. Een algemeen verderf van zeeden doet haar zwygen. Zy raakt by al haar magt geen fchandlyk doelwit aan; En nimmer reikt zy tot het roerfel onzer daên. Vriend» 't is 't Geweten Hechts, dat hier de Wet kan fchooren, Dat met de magt eens Gods zich aan het hart doet hooren , Den geest der Wet daar traaft, verheft, en klem verfchafc, Verborgen euvlen weert, geveinsde deugden ftraft, En, boven allen lof en valfchen finaad-verheven, Het grondbeginfel wikt , waaruit we een daad bedroeven; Dat in het menschlyk hart, waar 't ooit zyn kracht verfpreidc, Aan 't groote denkbeeld hangt van Gods Alwetendheid, Een volgend leven en den grooten dag der dagen, Die eens aan elk het loon van zyn bedryf doet draagen. Neem allen Godsdienst weg — 't Geweten is niet meer. Vervalsen Hem, en het dweept, of zinkt tot dwaaling neêr. Hergeef Hem by een Volk zyn zuiverheid en waarde, En 't wordt op nieuw Gods ftem, zyn vierfchaar hier op aarde. Zie daar, wat in een Land de Wetten kracht verleent, En waar de Reden fpreekt, zich met haar ftem vereent. Verfterk zyn' invloed, en het misdryf zwymt ter neder, De deugd verryst op nieuw, de zeeden bloeien weder ■ Dus Godsdienst, Christendom — zie daar wat ons ontbreekt' Vriend! t is verlichting, wat aan hun zyn toorts ontfteekt. Een heerfchend Kerkgeweld zy van den Staat gefcheiden, De Godsdienst moet den Staat zyn heclufte zuil bereiden! 'k Meen niet dat Christendom van 't menfchelyk vernuft, Waarby het hart verkwynt, en rede en oordeel fufc; Door valfche wysbegeerte omzwachteld en gefchonden, -Door fchoolgeleerdheid met een donker floers omwonden, Door Priesterlist misvormd, door bygeloof befmet, En door de Staatkunst tot een moordend zwaard gewet. Neen, 'k meen den Godsdienst, zo eenvouwig als verheven, Dien Jefus voorbereidde in zyn verdienstvol leven, En, na zyn' grooten ftryd en zege, op 't waereldrond Door zyne Apostlenfchaar geleerd heeft en gegrond j Die,  566 AAN ARISTt'S. Die, fchaamle Visfers en eenvouwig daarbenevens, Wysgeertloos, ongeleerd, en onftaatkundig tevens, S:aêg weerloos, zonder hoop op byval of gewin; Maar vol belangloosheid en eedlen waarheidszin- De zege op de overmagt der wrokkende Aard' bevochten , Vooroordeel, zinlykheid , en hoogmoed overmogten De Heerschzucht en * Geweld deen fiddren op hun''troon, in Volkren knielen voor de Wei ten van Gods Zoon Dien Godsdienst, die he. hart der deugd «en tempel heiligt, En in t verborgen 't heil der Maatfchappy beveiligt- Die waare Vryheid aêmt, Gelykheid bragt aan * licht, En elk, die hem belydt, tot Broederfchap verpligt. Die eedle Godsdienst, Vriend! moet onZe pooging fchooren, Of zelfs de flaauwfte hoop is voor myn hart verlooren. Arist! ons bygeloof nam Hechts een' andren keer Men dweepte als Godgeleerde en nu als Wy.geer we*r Eerst f.heen de Reden van de Deugd byna gefcheiden; Nu poo^t men heel een Volk door haar alleen te leiden. Eerst klonk men boei aan boei; nu weert men eiken band Ach! altyd ftelfels, Vriend: en nooit gezond verftand! Kom, dat men Wysgeer zy, een trotsch gezwets verachte En van zyn God alleen een duurzaam heil verwachte! ' Ach zo voor't men'chlyk hart, door zo veel noods geknaago, t Alleen met recht den naam van Wysbegeerte draagt, Wat hier zyn prys verheft, en, in een moeilvk leven, Ons by den minften ramp het reinst genot kan geven liet aanzyn z,gen maakt, jeugd, bloei, en kracht verlengt En ons ons groot verfchiet geduurig nader brengt; Dan juiche 't Mtnschdom, valle aan Jefus voeten neder En vinde 't waar geluk, zyn deugd en grootheid weder;' Dan lagcht in Jefus leer, bevat in luttle blaên, De waare Wysbegeerte ons van den Hemel aan! o Wie haar kent en volgt met een eenvouwig harte , Wat wint zyn ziel in rust, wat fpaart zyn geest zich fmarte! Hoe  AAN ARISTUS. 5°/ Hoe menige otiweêrswolk dryfc zyne cel voorby! Hoe kalm verryst zyn deugd, ayn heil, en zyn waardy! Hoe zorgloos kan zyn hart hier elk genoegen fmaaken! Hoe vreedzaam is zyn dood , hoe zalig zyn ontwaakeu! —— Wat troost bragt Wysbegeerte in duizend ftelfels voort? Wat biedt ze aan 't hart, dat lydt, en dan geen fchim bekoort? Een waterlooze wolk! een berg van donkre boeken! Is 't ligt, de waarheid in dien doolhof op te zoeken ? Wat al fpitsvondigheên zyn in haar leer verfpreid! Hoe luttel wysheid, en hoe veel onzekerheid! Hier wreed te leur gefteld, wordt daar ons hart bedroogen. Wat gistren waarheid fcheen, verklaart ze morgen logen. Ach! altyd met zich zelve in harden wederftand, Was 't eerst Descartes, toen weêr Leibnits, heden Kant! Al wat ze ons weidsch belooft, of we in haar fchriften eeren, Kan Jefus Godsdienst ons volmaakter, korter leeren. Hy mist eene ydle praal, maar treft altyd zyn doel; Verheft myn reden, ftaaft myn zedelyk.gevoel, En blyft, waar Wysbegeerte en trotfche grootfpraak zwichten, Myn nood verzachten, en myn eenzaam pad verlichten ! Vriend! deeze Godsdienst, ach, te lang een ydle fchyn! Moet eens de Redder der gezonken menschheid zyn, De dwaaling zwichten doen, op de ondeugd zegepraalsn, En in 't oorfpronglyk fchoon in aller oogen ftraalen. Ja! eens , eens blinkt zyn glans ons onbeneveld aan. Eens zal een fchooner eeuw door hem op aarde ontftaan. Na duizend fpoorloosheêu en ydle herfenvonden, Zal eindlyk 't Menschdom, door ellende half verflonden, Maar dan door rampfpoed wys, tot hem om byftand te vliên, En 't eind' van al zyn leed en zo veel traanen zien. Geen helfche Staatkunst zal de menschheid dan meer prangen, Maar Jefus Zedewet voor eeuwig haar vervangen, De fteun, en waarborg zyn, waarop zich 't Volk verlaat, En 't eenigst Wetboek voor den Burger en den Staat. Dan zr.1 de Vryheid, die wy aan de kim zien gloeien, Ons aanzyn koestren , en haar boom op aarde bloeien, Die,  568 ■AAN ARISTUS. Die, door de deugd gekweekt, aan Volkren zonder tal Zyn koele fchaduw en zyn vruchten bieden zal. Dan zal Gelykheid de Aard' naar 't heiligst recht bellieren; De menfchen waarde op goud en afkomst zegevieren ; Gezag hier zonder praal, verdienite zonder fchyn, En 't waarlyk nuttigst mensch altyd het grootfte zyn. Dan zal geen ydle klank de menschheid langer hoonen, Maar waare Broederfchap in aller harten woonen , En elk, door Godsdiensthaat, noch Volks:rots meer verblind, Het kroost zyns Vad.rs zien, waar hy llechis menfchen vindt. Ligt dat dan 't Menschdom op het bloot herdenken blooze, Hoe ver het redding zocht, hoe dwaas het middlen kooze, En naauw begrype, dat zyn oog de hulp niet zag , Die, eeuwen lang, verfmaad, aan zyne voeten lag. Arist! fchoon ik als nog uw heil een' droom moet achten, 'k Blyf niet te min met u een heerlyke uii komst wachten. Ach! zo ik traanen pleng, 'c is om ons diep verval, En 't naadrend onweer, dat ons eerst nog treftui zal. Genoeg, de redding daagt — dit blyft myn ziel gelooven. Dit troostryk denkbeeld kan geen noodlot my omrooven. 'k Zie , midden in den nacht, hoe Gods Voorzienigheid Het lydend Menschdom tot zyn jongfte grootheid leidt! Ligt zal de volle dag myn oog hier niet beftraalen, Maar 'k zal den morgen zien, en bly ten grave daalen, En met een' blik op 't heil, dat laater nakroost wacht, Me een leven troosten, dat my niets dan onheil bragt. In deeze zoete hoop zie 'k, zonder my te ontroeren, De Troonen fchudden en de Volkren zich beroeren; Verzekerd, dat de ftorm, hoe kort of lang hy woed', ïn 't einde een zuivre lucht aan de Aarde fchenken moet.  VOOR EEN TOEKOMEND LEEVEN, ENZ. 571 der Ondeugd onheil; en fchoorï, in 't algemeen, deeze uitwerkzels hier op aarde zelf ftand grypen, heeft dit egter , in veele gevallen , blykbaar geene plaats, zomtyds zien wy Menfchen van de Hegtfte beginzels en bedryven 's leevens ftroom afvaaren met een vol getyde van wereldlyken voorlpoed, onder het ruim genot van alles wat dit leeven fchenken kan , rykdom , eere, rang , magt, gezondheid des lichaams, en vrolykheid des hanen. „Z-Y f, vinden zich niet als anderen geplaagd, of in moeite ge" Ïyk andere menfchen (*)." Aan den anderen kant zien wy maar al te dikwyls, dat de besten en waardigften onder de menfehenkinderen , van hunne vroegfte jeugd al, met veele ongemakken en tegenheden worftelen ; armoede » teleurftelling , een weerbarftig naakroost, ongetrouwe vrienden, gellaagcn vyanden, verbitteren hunne aagen ; ook hebben zy menigvoud te kampen met fterke drüten, lichaams • ongefteldheden , en neerilagtigheid van geest, welke allen genot verbitteren, en den voordeehgften lee- vensftand ondraaglyk maaken. Desgelyks worden ook hunne beginzels en beweegredenen misduid, hunne zuiver fte en weldaadigrte oogmerken worden in een haatlyken dag gefteld; en zelfs die daaden, welke de goedkeuring en toejuiching des menschdoms verdienen, ftellen hun bloot aan kwaadfpreekenheid , vervolging en ^Wanneer de oude Heidenen voorbeelden als deezen zagen , riepen zy onverwyld uit: waar zyn de Goden ? Wie zal ooit gelooven , dat de Voorzienigheid zich der menfchen zaaken aantrekt? Wie, in de daad, zal dit gelooven, indien deeze wanordes worden toegelaaten, zonderdat 'er hier eene kennisneeming van hun plaats hebbe , of eenig oogmerk om het naamaals te regt te brengen? Is het mogelyk, te be;rypen, dat de wyze, regtvaardige en almagtige, Beftuurder des Heelals zal toelaaten, dat zyne Wetten met voeten getreeden, zyn Eerdienst belacht en befpot, zyne getrouwe Dienaaren gelasterd, belpot en onderdrukt worden, zonder dat hy ooit den arm uitftrekke om den ftouten zegepraalenden overtreeder te ftrarfen , en den onweerbaaien verdrukten regtvaardigen te beloonen; om dus zyn Eer in 't oog des menschdoms te verdedigen, „ zyne Regtvaardigheid te doen aanbreeken « als (*) Psalm LXXIII; 5. Rr *  57* BESCHOUWING VAN DE BLYKBAARHEDEN „ als de dageraad, en zyn regt als de middag," en hem ruime vergoeding te fchenken, in een ander leeven, voor de fmaadheden en onheilen , welke hy in dit leeven 1'maakte ? Dat 'er zulk eene Vergelding daadlyk plaats zal hebben , mogen wy met te meer gronds befluiten, als wy, in de VI. plaats, overweegen, dat de Gefteldheid deezer Wereld juist zodanig is , als wy met alle reden mogen wagten , indien dit Leeven van een ander ftaat gevolgd te worden. Veronderftellende dat een Toekomend Oordeel zeker zal plaats hebben, dan is het zeer natuurlyk zich te verbeelden, dat onze Staat hier zodanig zou weezen als eigenlyk een Voorbereiding of Beproeving is tot het Toekomend Oordeel. Dit nu bevinden wy dat daadlyk het geval is. Dit Leeven heeft alleszins het voorkomen van een Proefftaat, ingerigt om ons door veelvuldige oefeningen en beproevingen voor te bereiden tot eenen anderen en beteren Staat. De bekwaamheden, met welke wy ons toegerust vinden, de gefteltenis der wereld, waar in wy geplaatst zyn, beantwoorden volkomen aan dit denkbeeld, en aan geen ander. Goed en kwaad wordt ons voorgefteld, wy hebben het vermogen om te verkiezen wat ons behaagt, en wy kennen alle de gevolgen onzer keuze. Driften zyn ons ingeplant om ons tot werkzaamheid te noopen; eene verfcheidenheid van voorwerpen omringt ons om op deeze aandoeningen te werken; wy hebben gelegenheden om dezelve bot te vieren, en beweegredenen om ze te beteugelen. Wy worden aangelokt door vermaak, door belang, door hoogmoed, met geen ander oogmerk, dan om ons zelfbedwang, onze braafheid, onze onbaatzugtigheid, te beproeven. De tergingen, de bele. digingen, de onregtvaardigheden, welke "ons worden aangedaan, zyn zo veele beproevingen van onze geaartheid, van ons geduld, van onze verzoenbaarheid ; de tcgenheden en onheilen van veelerlei aart , die ons ten deele vallen, zyn alleen werktuigen in de hand der Voorzienigheid, om ons geduld, onze ftandvastigheid, onze nederig.heid, zagtmoedigheid en onderwerping, te beproeven. Welk een fpoor des leevens wy opflaan, hindernisfen en ongelegenheden, zurgen en moeilykheden, komen fchielyk voor. ons op, om onzen voortgang te fluiten, en het noodig" te maaken, dat wy al onze om- en voorzigtigheid, al  VOOR EEN TOEKOMEND LEEVEN , ENZ» al ons vlyt- en moedbetoon, te zatnen roepen. Zelfs die ongodsdienftige Schriften, die zo veel kwaads doen, geeven, ten zelfden tyde, gelegenheid aan Godsdienst: vrienden om hun yver en bekwaamheid te betoonen in het handhaaven en verdedigen van de gehoonde waardigheid der Godlyke Waarheden. — Die ongelyke verdeeling ook van aardfche zegeningen, welke een zo beftendig onderwerp van te onvredenheid en klagten oplevert, is enkel een gedeelte van het algemeen plan van zedelykè volmaaking en beproeving. De ryken en de behoeftigen, de in hoogen ftand verhevenen, en de zich in eenen laagen kring beweegenden, de magtigen en de zwakken, worden zamengebragt op het groot tooneel des bedryfs, om elkander tot het betoon van goede werken aan te zetten, en onderling werktuigen te zyn tot het te voorfchyn roepen der goede hoedanigheden , die elk in zynen kring kan aan den dag leggen. Op dezelfde wyze is het, dat, in den geheelën loop der menschlyke bedryven, de aanbotzing van tegenovergeftelde geaartheden, gefteltenisfen, belangen , driften en najaagingen, die fchinfteringen van deugden doen te voorfchyn komen , welke anders waarfchynlyk nooit zouden gezien zyn. Het is dan eene Daadzaak, welke geen gefchil lydt, dat wy hier weezenlyk beproefd worden —— beproefd worden bykans elk oogenblik onzes leevens. Wy zeiven noemen, in den gemeenzaamen ommegang, onze tegenheden Beproevingen, en wy voelen, ten onzen koste, dat ze het met de daad zyn. — Indien dit nu wordt toegedaan, dan volgt, dat deeze wereld eene erkende Proefftaat is; en het noodwendig gevolg hier van is geen ander dan dat 'er een Staat van Vergelding op zal volgen. Want het zou zo ongerymd weezen, te veronderftellen, dat wy beproefd zouden worden , zonder des belooning of ftraffe te ontvangen , als dat wy beloond of geftraft wierden, zonder eenige proeven te geeven dat wy een van beiden verdienen. Deeze beide' zaaken liggen in elkander opgeflooten, de een brengt de ander mede. 't Zyn blykbaar gedeelten van het zelfde oogmerk , het begin en het einde van een en het zelfde plan van wys beftuur, 't geen wy niet kunnen veronderftellen , dat onvoltooid zal gelaaten worden, zonder ons te vergrypen aan de wysheid of regtvaardigheid van den Godlyken Ontwerper. Het is hem niet eigen, zyn werk ten halven te doen. Wat hy R r 3 be-  574 BESCHOUWING VAN DE BLYKBAARHEDEN begint zal hy voleinden. Alles wat wy van Hem weeten, en van zyne handelingen, overtuigt ons dat by het zal doen, en hy zelfs verklaart aan al de wereld, „ wat ik „ begin zal ik voleinden (*)." VII. Hoe lterk deeze bewyzen voor eenen Toekomenden Staat pleiten, ftrckt het tot geene geringe bekragtiging van dezelve, dat 'er eene algemeene overhelling en neiging geweest hebbe, by bykans geheel het Menschdom, in alle tydperken en in alle deelen der wereld , om te gelooven in het beftaan der Zielen naa den dood des lichaams , en eenig begrip te vormen, hoedanig en hoe onvolkomen het dan ook mogt weezen, van eene toekomende vergelding. Ten opzigte der oude Heidenen hebben wy het getuigenis van een der grootfte Mannen onder hun (f), dat 'er eene algemeene overeenftemming by alle Volken der aarde plaats hadt, in dit groote punt; en hy maakt uit deeze overeenftemming een zyner fterkfte bewyzen op voor de Onfterflykheid der Ziele. En van zyn tyd tot den tegenwoordigen heeft men in alle de ontdekkingen, welke gedaan zyn, in alle wereldoorden, nog, zo ik geloof, geen één "enkel Volk gevonden, hoe woest ook,en onbefchaafd , of het hadt eenige begrippen of vermoedens van eenen Toekomenden Staat, van een in weezen blyven naa dit leeven. Zelfs de zodanige, van welken men gezegd heeft, (Tchoon op eene zeer twyfelagtige blykbaarheid,) dat zy geen denkbeeld hadden van een Opperweezen, en verftooken waren niet alleen van een Godsdienftig beginzel, maar ook, in zommige opzigten , van zedelyk gevoel , ftemmen nogthans alle zamen in 't gelooven, dat de Ziel naa den dood beftaat Q.). 't Is waar, men vondt onder de oude Heidenen eenige Aan- (*) i Sam. III: 12. (f) Cicero Tu/e. Qtiaft. Lib. I. (j) Zie locke Esjay on Hum. Und. B. I. C. 3. § 9. Rot bprtson's Bijt. of Americ. h. IV. p. 389. Account of Foya. ges to the Southern Hemisphere. Published by hawkeswoiiTH , Vol. II. p. 236—239,410. ifte Ed. Tillotson , Serm. 174. Hec is opmerkenswaardig, dat de Onfterflykheid der Ziele geloofd wordt by alle de Wilde Staramen van America, vaa het eene einde deezes wyduitgeflrekten VastenUnds tot het andere.  VOOR EEN TOEKOMEND EEEVEN, ENZ. 575. Aanhangen van Wysgeeren, die twyfelden aan eene toekomende Vergelding^ en anderen die dezelve ontkenden. MaToeezer aantal, in vergelyking met de menigte des Volks die zulks geloofde, was zeer gering. En behoortf'menniets te befluiten tegen het overwigt van een mïïurlT gevoelen, uit de verbeeldingvolle begnppen ïan éSiae weinige verdwaasde Drogredenaaren; wier tms beltaan heeft om hunne fchranderheid te Snen in het beftryden der eenvoud.gfte™teden .eikel om dat zy eenvoudig waren; en om de ftem dei: Kede eïïer Natuure te doen zwygen , door verlegenmaakende fcherpzinnigheden , en tot in het onverftaanbaare loo- PeMaafhPe\Uimeayk verftand, aan zichzelve overgelaaten, en vry van alle kunftige wending en overhelling, heeft eene fterke geneigdheid tot het geloof in een Toekomend Oordeel. En , fchoon in de begrippen, zo van de oude Herdenen, als van onze hedendaagfche: onbefchaafde Volken, veel duisters, onzekers en verwards heerfthen moge. ™t.een wonderbaarlyk mengze van ongerymde en ëfabelagtige verbeeldingen, zo dat weinig of geen uitwerking baaren op hun hart ot wandel Nogthans ftrekken zy alle om, ons te overttu S de natuurlyke ffaekking van 'i Menfchen Ziel fft dk denkbeeld. De gelukkige Gewesten der■ ThiaSn bi het zinnelyken lust volop verichafTend Paradys van mahomed ; het Èlyfium der G jken en de vJellustvolle Bergen, van welken de Indiaanen droomenfftemmen aglle'overeen in één algemeen beginzel, Volduuring van ons Weezen naa den Dood , en de ukdeeiing^van Belooningen en Straffen m een ander Leeven. (•) Zie herodotus , Lib. IV. P. 252- Ed. gronovii; (Het Vervolg hier na.~) Rr 4 GE-  5/6 gemaiu-yke geneezing gemaklyke geneezing van een slymprop in ben neus Door den Heer eickIk Med. Doêor te Paderboni. pen gezond Vrouwsperzoon, ongeveer, twintig jaaren •J^oud, wierd in 1790 door eene geweldige neu b eding overvallen, welke, door het aanleggen van koud water, en het infpuiten van Azyn , gefluit wierd Dit kSS Wlerd fvolSd door eeneghardnekk ge vS koudheid , verzeld gaande met fterke hoofdpu,: welke ongemakken met_ophielden, voor dat de zieke eène voS kornene verftoppiog van het rechter neushol en het aanwezen van een vreemd lichaam in hetzelve befpeurde , t went, by het in en uitademen, opwaards en neder! eTh^d^r^en,Wierd- /r be^waam Geneesheer en de%ltmn?,h-^ndarti °fdekte" dat een zogenaam. de Slympolyp de geheele rechter neusholte vervulde; waarop dezelve volgens de gewoone manier van werken' vznZVl wlfVV00rr de? dag gehaald, met een gedeelïe van he benedenlte fponsbeent e. Om verder het wederaangroeijen van den Slymprop te beletten, wierd in den neus ingefpooten.een afkookfel van Calamus Jromll met Aluin: terwyl inwendig, tot verbetering der Si, Kwikzilver en Spiesglas. berefdzels wierden voWelreeven, teffens met veeierleye andere oplosfendrcn tóeeï de Xrofizwgeongefteldheid dienftigeP middelen Nktte genftaande dit alles, was de Slymprop, na verloop van een half jaar, wederom zo groot, dat 'er al wedefeenS nieuwe fmertelyke konstbewerking noodig wierd Toen ook hier door de vernieuwde aangreeijing van het gezwel niet verhinderd werd, nam de Kranke hafre toevlucht to een beruchten kwakzalver, die, benevens den Slymprop, den geheelen binnenwand der Neusholte, door brandmSdelen, byna geheel vernielde. Ondertusfchen was deeze flegte behandeling geenzins van het gewenschte gevolg, de Slymprop keerde weder , de Lyderes nam wederom haare toevlucht tot den Heelmeester, die haar voorheen behandeld had, welke haar, op nieuws, door de Kons" bewerking, van haar onheil verloste. Daar intusfehen, na verloop van drie maanden, na de laatfte bewerking, het ongemak al wederom eene aanmerkelyke grootte had bekomen , begeerde de Kranke van my,  hulpmiddel voor de ontsteekingen. 579 SX!f™tTtedwe„ferh=n, dat sy aldaar zuilen kunnen groeijen en vermenigvuldigen. v^TPT van EEN vertoon van licht, gelyk een Sr^NLANGS GELn op het donker gedeelte ^r'maane, door thomas «trktto».^ Jolms Square, Clerkenwell, Londo,**ET mfrkingen op die waarneeming , van mr. wilkins , Esq., te Normch; of gefield en medegedeeld door den Eerw. nevil maskelyne, DD. F. R. S. en Koninglyke Starrekundige. (Ontleend uit de ^m^^f^f^^, Society ofLondon, for the Tear 1794» lH Het Verfchyrfzef, in 't hoofd deezes Artykels- vermeld, werd te Normch, den zevenden van Maart 1704• fchitterender dan het verlichte geaj^ tfd uitgeno- Hen Lifctvft%&PHedere wÏlkins & ophet 'oogenblik men, icnryit cie_ "eci de helderheid toenam; & dit W^rykheid duurde zeer £ ^gêuotueu hebben voor j-. t !«v» ni, Hp Sehvf der Maane worde m De '••'• Verfcheide omftandigheden wyzen uit, dat men zich van dit Hol, in tyden van onlusten, tot een wyk- en fchuilplaats bediend hebbe. . In dit voorportaal of eerfte Spelonk opent zich een donkere en naauwe gang in den hoek aan het zuidcmda, en leidt tot een tweede Spelonk, omtrent zestig voeten lang , achttien hoog en veertig breed. De zyden en het bovenfte gedeelte zyn bedekt met Dnnpfteenen, op eene verwilderde wyze; eenige hangen ai van het ver-  58a • VERHAAL welfzel, andere komen uit den grond op, en ontmoptm de gemelde in veelerlei vreemde gedaanten °ntmoeten « L g\ *deeze Spelonk, gelyk ook in alle de andere altoos koel en heeft men dezelve in 't best van den zomer altoos beneden maatig gevonden De be^tn™ deezer onderaardfche plaatzen2 heWSionT ft££tSïï zigt.g moeten weezen; want het is opmerkelyk, dat lie. den , die in deeze of in andere Spelonken eenieen tvd doorgebragt hebben, altoos, by het ui komen 2 bleek KKi3 welkde,els ™§ toegefchreever^? wo?den'aan de «MS* ^ de ^en bi* Een zeer naauwe , kromloopende en moeilyke, weg leidt tot een derde Spelonk, of Kamer,van eene ronda2 ^Lf tTrl OITm £en[Z voeten d]amete' hebbende0, geheel met Druiplleen bezet. Zeer digt aan den ingang doet zich een perpendiculaire nedergang op van oKt twintig voeten in een donkere en%ervaParlyke d epte Men moet een ladder hebben om 'er in af te daalen , en heeft men al e voorzigtigheid noodig in 't gebruik vaS denzetven, uit hooide van de ruwe en glibberige Druip" fteenen Beneden, komende, flapt men in een akelig hol van omtrent yyftien voeten diameter , en dertig voeten malendef y ***** "* Ó^ V™ de derde SpéfonkuitIn den doortocht na deeze derde Spelonk vindt mm eemge Tanden en Brokken van BeendeiSTmaar kor?en de in het diepst der Spelonke vindt men zich van aïe zyden omringd door een grooter hoop Dierlyke overblvfzels, De bodem van deeze Spelonk is gevloerd meeen Druipfteenen korst van bykans een voet dik; groote eS kleine brokken van allerlei foort van Beenderen vincï men allerwegen over den grond verfpreid, of kan mén dezelve gemaklyk haaien uit de brokkelige overblyfzels. De wanden fchynen vervuld met verfcheidene en oS baare Tanden en gebrooken Beenderen. Het druipfteenic SS f uan de 0neffene7zyden der Spelonke reikt niet geheel tot beneden toe Waar uit duidelyk blykt, dat deeze groote verzameling van Dierlyke overblyfzelen, eenigen tyd geleden , een grooter hoogte in de Spelonk vervulde, eer de groote menigte, door het vergaan, die- Deeze plaats gelykt in 't voorkomen zeer veel na een oreede plaats, waar uit men Zandfteen haalt; in de daad,  VAN EENIGE SPELONKEN. 5^3 daad de grootfte en fraaifte blekken van Beenagtige zarnengroe?zds zouden hier in menigte uitgehouwen kunner, woïden, indien 'er flegts plaats genoeg was om er by te knmen en ze uit te voeren. In deeze Been-rots heeft men £p^£d?ptaatzen gegraaven, en overal de onbetwist Sarfte blvken gevonden, dat deeze Been-bedding zich zeei verre uhftrflJ beneden en door de Kalkfteenen rots, fn en door welke die Spelonken gemaakt zyn, en men hoogst verwonderd moet liaan over het verbaazend aantal van hier beeraavene Dieren. T ar!S de zvde van deeze derde Spelonk zyn eenige naauweie openingen , die na verfcheide kleindere verS eS S welke men niet kan zeggen hoe diep zv loopen In deeze heeft men Beenderen van klemder Sieren gevonden , als kaakbeenen, ruggegraaten, fcheen- beSengi?ndgrvan Sfspelonk loopt na een doortocht, 7even voeten hoog en omtrent zeven voeten wyd,zynde dit de ingang tot een vierde Spelonk, twintig voeten hoog ea vvfticnwvd, rondsom met een Druipfteenen korst omgeelïn en allengskens afloopende in een andere diepte, waar men de laS andermaal noodig heeft, en die met dezelfde orazbtieheid, als in het voorige geval, moet gebruikt worden, om in een Spelonk te komen, veertig voeten hoog en omtrent twintig wyd. In deeze diepe en ruime holten, fn zeer vaste Rots voorkomende, ziet men wederom met verbaasdheid , een onnoemlyk groot getal Beenbrokken van allerlei foort en grootte, allerwegen in de zyden van deeze Spelonk uitfteekende, of op. den grond liggende. D^eze Spelonk is desgelyks omringd door verfcheide kleindere; in een derzelven ryst een Druipfteen van onsemeene grootte, vier voeten hoog, en acht voeten diameter, in de gedaante van een geknotten kegel. In een ander deezer zydgrotten, doet zich een Druiptaen-pyïaar op, vyf voeten hoog en acht duimen m diameter. De bodem van alle deeze grotten is overdekt met gruis van Dierlyke zelfftandigheden, waar uit men Beenbrokken iaBehalven de kleindere holligheden, van welke boven gefcrooken is,rondsom deeze vierde Spelonk, heeft men, m een der hoeken, eene zeer naauwe opening ontdekt. Zeer moeilyk valt het daar in te komen, en kan men het alken kruipende doen. Deeze ongevallige en gevaarlyke doortocht leidt tot een vyfde Spelonk, bykans dertig voe-  5^8 VERSLAG VAN HEETWATER - BRONNEN uit een Landhoevenaars Huis, d" wooninsen zvner Afhangelingen, en een klein Kerkgebouw. ö 7 Ai Betreffende de andere Heetwaterbron, door onze Reiggers bezogt, naby Haukadal, is het aanmeïLswïarïgIte, dat, wanneer zy de vlakte van Haukadal naderden hunne aandagt getroffen werd door, en bepaald ophei gezigt yan een aantal Dampkolomn en , tot eene ve -baa- iende, en door elkander wentelende tot zy zich in den dampkring verkoren. Binnen den omtrek van twee myien, omringd door eene ry van laage heuvelen, telipi^gen. ZCer onderfc^idcn, meer dan honderd WaterAm«^weg de berocmdfie deezer Waterfprongen draagt eenaamd T Gw f FonUin ' bv ^teekenheid zo 'f »fn ' naamsoorfprong van het werkwoord Geyfa* On ïZ7e zegt' als' W«*9>» voortbruijchen. up een afftand van ruim vierhonderd voeten, was een Hee waterfprong, door den Heer staneey den Meulel eS Seheeten, ter oorzaake van het ongemeen fterk S^laïtrbezogï deZdVC 111 WCrking *** terWyl h* .De Heetwaterbronnen by Haukadal eelvken, met ee- KlSf drrgCn' °P die Van Het watef wordt m allerlei ngtingen uitgeworpen , u t kommen van eene ongeregelde gedaante, envan verfchillende wydte De^?N ^^^^ en de tofchïn- poozen van vyftien tot dertig minuten; doch deeze tusfchentyden veranderen zeer veel. ■ Door eene langzaame bezakking van zelfftandigheden in dit water, ;n het lang verloop van jaaren, misfchien van eeuwen, heeft 'er zich een mond van eene verbaa zende hoogte gevormd; uit het midden van deezen komt de Geyzer voort. Het ryst door een rechtftandige cylinderyormige Pyp, of Schaft, zeventig voeten diep, achten Knm uUT• Wer hGt kï^ wyd' zich 0Penende in een S™' weJke neSfn en vyftig voeten haalt, van de eene tot de andere zyde geraeeten. ,„Jefe/0m «cirkelrond; de zyden van dezelve, zo IJL 71 de- Py? ' zyn ëeheel vlak gepolyst door de geftadige fchuunng des waters , en zyn beide met zulk eene wiskundige naauwkeurigheid gevormd , dat de kunst ze bearbeid lchynt te hebben. De fchuinte van den wond begint onnnddelyk aan den rand van de kom. De be-  01» ysland. 5^9 bekorftingen zyn, op zommige plaatzen, geheel glad geSSffSSt L'geSsiige.fthuuring Jes waters; op de meeste ryzen zy nogthans in ontelbaare tóe ne ^ftedtm de hoogten, en zyn overdekt, deor het vallen der tymte deeltjes van den Werfprong, met een cryftallyne omkorft 5, zo dun en teder dat dezelve naauwlyks eenige ïanraaëng kan dulden. Ongemoeid en onaangeraakt gelaaten , wordt dezelve allengskens harder , en blyft, fchoon het eerfte, zo keurig tedere, verdwynt, nog zeer 1C Deeze omkorftingen zyn van eene ligt bruine kleur , en ftrekken zich, in verfcheidenerlei richtingen, zeer vene tut buiten den rand van de kom. Noordwaards loopen ze tot den afftand van twee en tachtig, Oostwaards tot f^»J^ tig, Zuidwaards tot honderd achttien, en West waards tot htnderd vier en twintig voeten.. Ze zyn zeer hard en 'er is geen blyk, dat zy, in eenig gedeelte, afvallen of in ^ToenT^dfen ons eerst na de Geyzer bragten, was de kom met water gevuld tot op weinig voeten aan den rand. Het water was zo helder dor rfchynend als ciyftal, alleen rees 'er een dunne damp uit oP; de oppervlakte was alleen eenigzins oneffen door eenige weinige bellen, die nu en dan beneden by de pyp opborrelden. Wy Honden met ongeduld eenige minuten te wagten, elk oogenblik eene verandering op dit ftil tooneel te geraoete ziende Op een oogenblik kwam 'er een andere Waterfprong, onmiddelyk voor de plaats, waar wy ftonden, te voorSn en dreef het water meer dan honderd voeten hoog in de lugt, met de fnelheid van een afgefchoote pyl; en de Waterfprongen, op deeze eerfte uitbarfting volgende, bereikten een nog grooter hoogte. Dit was de Waterfprong, van welken wy hier boven fpraken, onder den naam van de Nieuwe Geyzer. , . ... Terwvl wy in ftiltc ,en van verwondering opgetoogen, dit onverwagt en treffend fchoon verfchynzel aanfchouwden, werden wy ontfteld door een fchielyken fchok van den grond onder onze voeten, verzeld met een hol geluid, liet ongelyk aan het gebalder van een ftuk gefchut, op een afftand afgeftooken. Welhaast volgde er eert tweede Aardfchok, en wy namen waar, dat het water m de kom zeer fterk beroerd werd. ■ De Tslanden, onze Gidfen, greepen ons fchielyk aan, Ss 3 en  59° VERSLAG VAM HEETWATER- BRONNEN noodzaakten ons ettelyke fchreden te rug te wvkert Het water kookte , in dien tusfchentyd , geweld? en' rees 0p, even als of zekere ontzettende krfgT vro b«ne den de zwaarte van 't zelve opbeurde; een gedeelte werd eenige voeten boven den ram! van de kom geleeven Ü Iwce of drie fchuddingen van den grondrSïd met herhaaling Van 't zelfde onderaardsch geluid Sden W opgcvu d met Dampkolommen, die, onder het onklim men , door elkander dwarrelden, 't welk een onbefthrvT Ïyk fchoon vertoon maakte, en door welke de£ ïïn" water, ,n damp veranderende, in eenfchielvke onvol gaste £fs ^tS vvateruithariöng, bepaalde onze Reisgenoot, Mr baynp door midde van een üuadrant, de grootfte Cte S toe deeze Waterfprongen opklommel, op %*2Rjffi fc-hfeTvkhe^to^n"8? gingen Pet eene onbegryplyke ven ffidS fc^^ïgeD»die onSeftuit zicVophie- m dè Set De ulttte^1 en Verlooren ^chzelven 111 oe lugt. oe uitbarftingen, elk oogenblik van P-pdaantp. veranderende, en zich, op onderfcheide wyzen, vennen gende met de wolken van damp, daar roErTme duu"* r^M^™als dan SSS De Uitbarftingen van de Geyzer volgden elkander met even geweld g, of van gelyken duur. Eenige hielden naauwlyks acht of tien minuten aan, terwyl rodere me? onafgebroken geweld, van vyf tien tot achttien minuten duurden Tusfehen de groote Uifbarftingen, ^ wïlTpyp keeren ïdpE'lr^"' htt ™ter ^rfcbeiS EiV o lugt' tot eene aanmerkelyke hoogte. Deeze "edeeltlyke Sprongen duurden egter zelden meer dan één minuut, en foms Üégts eenige weinige feconden De Pyp van de Nieuwe Geyzer is volkomen re-relmaatig zes yoeten in den diameter, en bykans vyft ^wS diep. Het water heft zich fchielyk op; dan een weinig zak-  OP YSLAND, dertig voeten. wi-vnen ■ dat deeze Water- Het laat zich gf^^y^^S'd'e uitzettende kragt fprongen veroorzaakt worden door de uit ^ ffiiSS^'S^oP ^/vertoont kentekenen van Vulcanisch vuur. veelvuldi„ op dit EiVan de Heetwaterfprongen, zo veewuaig p land, vinden wy eerst meldmg gemaakt door s ^ ^"«ï Jekerheid ftellen, tot eene zeer hooge oudheid op. _____ oudheid der tedegrap he. Wftg ^ «53-4 onze dagen, het ?oorko™rnpnS omtrent eene vinding; dan het is opmerkenswaardig a vm Eeuw geleden, in dat ze^.^f.ve,etXM. amonÏons, denzelfden aart p am W^^Sf^djge, bragt, door een vernuftig Wysgeer en vv c & na een foortgelyk Werktuig,nkrf ^Caf Pna°aV,een zyne uitvindoch hy Iherf kort daar^ naa, en Y _ ding geraakte m vergetelhe d Frankry* Tel aphe. Sn^M op dien Wysgeer. Ss4 ïxx*  *>^S LEEVENSBERIGT LEEVENSBERIGT VAN ADAM SMITH L T D T l van de Koninglyke Mam/chippen te Londen en' fe Ldenburg. (Vervolg en Slot van bl. 548.) sa* ^SuF De  van adam smith. 593 De weezenlyke en onverdeelde verdienden van Mr. smith rusten op eenen duurzaamer grondilag. Hy was de eerfte Schryver, die der wereld een klaare, welgerege de en veelbevattende, Verhandeling aanboodt over het belangryk Onderwerp, de Staatkundige Huishoudkunde; en de gelukkige volvoering dier taake alleen vei dient de dankbaarheid des Menschdoms. De Gevoelens der économisten bepaalden zich meest tot de weinige Leden van hun eigen Aanhang. In hunne Opftellen bevlytigden zy zich op eene kortheid, die aan duisterheid grensde; de taal,welke zy gebruikten, was dikwyls zwak, dor, kunstmaatig ; niets inneemends of uitlokkends behelzende voor den Student; maar het Onderzoek over den Rykdom der Volken is het modél van een grondwerk. Onderfcheide fchikking, gemaklyke en voortgaande ontvouwing, uitvoerige en belangryke opheldering, niet nu en dan°tusfchenbeide ingevlogte uitweidingen. Deeze zyn hoedanigheden, welke dit Boek verftaanbaar maaken voor elk mensch van gemeene vatbaarheid. De Schryver vergenoegt zich nimmer met enkel een bewys aan te roeren0; maar hy ftelt het in verfcheide gezigtpunten voor; zodanig, dat de domfte Leezer, om zo te fpreeken, niet kan mfstasten in het verftaan van "t geen hy beoogt. Nogthans, hoe zeer wy aan het algemeene opftel deezes Werks den verdienden lof geeven, dringt ons de onoartvdigheid, te erkennen, dat de uitvoering niet overal gelyk is , of allerwegen vry van gebreken. Verfcheide van zyne ondergefchikte befpiegelingen rusten op zeer zwakke en ongenoegzaame gronden. Zodanig is, by voorbeeld, zyne befpiegeling over den prys des arbeids, als verbonden met den voortgaanden val der Maatichappye. 's Schryvers begeerte, om elk onderwerp te vertoonen onder de gemaklykfte gedaante, doet hem zomtyds afwyken, van zich diêpdelvende nafpeuring te getroosten. De eebrekjykheid „ of drogredenkunst, voorkomende m de bewyzen, waar door de économisten tragten te betoogen hun groot grondbeginzel met betrekking tot de Rente en iuiste opbrengst, heeft Dr. smith op eene zeer eenvoudige en treffende wyze voorgefteld ; terwyl nogthans een naauwkeuriger en dieper inzien van het ftuk zou getoond hebben, dat deeze fyngefponne Leer, in den grond bezien, zo bondig is als dezelve wonderfpreukig fchynt. De uitpluizing hier van zou ons brengen tot een naauwkeurig onderzoek wegens den oorfprong en grond des EigenS s 5 doms.  $94 Ï.EEVENSBEIIIGT in aoontraait, en ten deezen oDzigte heeft het StelT-H^W ? e ndeJ van den l/w\Tften van een Staat moeten in berooving van de aigenS^^I^r^l: gaande en geregelde loop van Nationale Dwaasheid ftrekt" onveranderlyk om in den Staat het aantal van"eernut doende weezens te vermeerderen ; wier weeldS be ftaan moet bezorgd worden uit het zweet van het £ door 't geluk begunftigd gedeelte der Burgeren — Het ontwerp om éént groote Belasting vast te ftellen, in ftede van de veelvuldige kwellende en knevelende Belastingen is op regtvaardighcd en fpoed in 't afdoen gegrond Wat' kan men met meer drifts verlangen, dan df vSbaazende ï°StmJ? befPaaJen in liet verzamelen der In omften het afzetten van die onteibaare inzameharen zwair dn l kende lasten voor het vlytbetoon d\£ te^s™\£ü%' daadlyk voor de Belastingen opgebragY, is het geringe gedeelte van derzelver bezwaar? Hef ingewikkeldftd el van Fiscale Wetten belemmert alle SÏÏSeid des Handels, ontreddert de orde derMaatfchappye, e„ vergiftigt haare fappen. Met eenen door kunst gevormden ffi van phgten daar te ftellen, op welks inbreuk in hef duis-  VAN ADAM SMITH. 595 duistere gewaakt, en die willekeurig geftraft wordt, verftompt dezelve allen gevoel van zedelykè verphgting. Dit is de bron, uit welke wateren van bitterheid , in groote hoeveelheid, vloeijen. Het hart krimpt op het zien van het wyd verflindend verfchiet van jammer en elende ; zich in volle uitgeftrektheid vertoonende in Landen, die groot, handeldryvende en bloeiende, genaamd worden. De geduchtfte tegenwerping tegen het Plan van eene enkele Grondfchatting ontftaat uit de groote bezwaarlykheid om dezelve in te voeren, in reeds vergevorderde tydperken van Staatsbeftuur, zonder de eifchen van byzondere Clasfen te benadeelen; maar dezelfde tegenwerping grypt eenigermaate plaats tegen elke foort van heilryke hervorming. Schielyke en onbekookte verbeteringen, in allen haast aangenomen, veroorzaaken onmisbaar eene tydlyke ongelegenheid; en de menschlykheid vordert, dat de Maatfchappy herfteld zal worden tot het natuurlyk evenwigt, alleen door zagte en trapswyze veranderingen. Van deezen aart zyn de eenftemmige gevoelens der verftandige en gemaatigde Schryveren over de Staatkunde, die binnen de laatfte veertig jaaren te voorfchyn traden. Nogthans , hoe teder de Wysgeer nrnge wenfchen de fnaaren der Maatfchappy te roeren, hoe fterk hy moge vertrouwen op de volmaakbaarheid des Menschdoms, verphgt de ondervinding der verloopene Eeuwen hem , met een diepgehaalde zugt , te erkennen , dat dit troostryk beginzel nooit zuiver tot ftand gebragt is. ' ! Verbetering veronderftelt verfpreiding van kundigheden, en de verfpreiding van kundigheden is eene vrugt der Vryheid. Het bezit van magt is te zoet, om ooit zonder wederftreeving afgeftaan te worden. Onderrigting vordert, in ftilte , haaren weg onder de weinigen , die denken ; hunne begrippen beginnen invloed te krygen op het groot lichaam des Volks ; de gisting neemt toe, de uitbarfting grypt ftand, en het ruwe werktuig van geweld beilist het in 't einde. Deeze voorbygaande onheilen v/orden gelukkig vergoed door de zagte daar op volgende kalmte; een tydperk, waar in de uitkomften van byzonder onderzoek vereenvoudigd en onder den algemeenen hoop verfpreid worden. Dus is de natuurlyke vordering des menschdoms niet eenpaarig; maar komt, by onderfcheidene tusfchenvallen, op, als 't wate met geweldig fterke cpbruifchingen. Laat iemand bedaardlyk na¬ gaan  nieuwe verklaring en omschryvjng, enz. 613 nieuwe verklaring en omschryving van joh. V: i7-ao, a3, &r*$*, 36,37- Overgenomen uit eichhorn 's Allgememe Bibltothek derRiblifchen Liter atur, des feebenten Bandes fechft.es Stuck. W/annser Christus, VS. 19, zegt, de Zoon kan niets van W zich zeiven doen, 't en zy hy den Vader dat ziet doen, kan hy daarmede niet willen te kennen geven, dat hv niet door zyn eigen vermogen Wonderwerken verricht, want hy verklaart zyne meening zelf geheel anders, vs. qo, Ik kan van my zeiven niets doen. Gelyk m hoore, oordeele ik, en myn oordeel is rechtvaardig, dat is, door de grondregels, welke my God medegedeeld heeft, overtuige ik de wereld van hare dwalingen en zedeloosheid. Hy wil dan met de eerstgenoemde uitdrukking zeggen, dat hy niets uit zich zeiven, op eigen gezag, leert. "Deze uitlegging wordt ook bevestigd door t geen wy lezen Hoofdft. VIII: aö. Wanneer gy den Zoote des menfchen zult verhoogd hebben, dan zult gy verftaan, dat ik die ben, en dat ik van my zeiven niet doe, maar deze dingen fpreke ik, gelyk myn Kff^Jf1^ heeft: alwaar wy de eertte uitdrukking uit de laatfte moeten verklaren, zoo dat de zin is, niet, tk doe niets, maar ik leere niets van my zelvcn. En zoo verfta^ men dan ook de daarop, volgende woorden, vs. 39, p*fader heeft my niet alleen gelaten, want ik doe altyd, dat hem behaaglyk is, in denzelfden zin, ik leere , >:t geen Gode behaaalyk is En gelyk wy dus doen voor leeren. moeten nemen , zoo moet men dan ook door dc werken , waarvan de Zaligmaker fpreekt, de leer verftaan» Men vergelyke voor die beteekenis Hoofdft. XIV: 10, De woorden, die ik tot ulieden fpreke, Jpreke ik van my zeiven mett -maar de Vader, die in my blyft, dezelve doet de werken. Het werk Gods is dan de Goddelyke -Leer; werken, die God doet, of die Tefus en zyne Apostelen doen , de Leer, die zv in Gods naam voordragen. Een ander iets zien. doen, zz%i van hem geleerd worden; een ander tets toonen, \s hem dat leeren, enz, ' Nu ontvangt het geheele beloop van 's Heilands rede een nieuw en allerhelderst licht. Jefus verdedigt zich daarmede tegen de Joden, dat Hy zich in zyn geerrag. * meng. 1797. no. 15. v v nCJt  6l4 NIEUWE VERKEARÏNG EN OMSCIIRYVING detedeelT ^ grondreSels ' welke God Hem heeft me. ^uVs" -17* God' die ™y gezonden heeft, werkt federt de &„P1rn/ 5 We/eId t0t "u toe ' ponder SKSK in ™f Vt ™ak"0: zoo moet ik ook, (zonder dagen te cnzichr nm"!^6 dC J°den no§ meer in hun boosaartig K al een £nürlu ^nVe,he,Pen' Want nu had by een Gezant Sn PnH ^ gebr°ken f' maar zich ook voor een uezant van God uitgegeven en beweerd, dat hy God in zyn gedrag gehoorzaamde en volgde, vs. 18.) «it % i„ gaf daaroP dus voon : ik ontzie niet vry Uit te zeggen: het zou met de denk wyze van den Afgezant van God ten eenemaal ftrydenf grondltellineen te n God bewyzen , en, die het nndernYl^ van den Afgezant verfmaden, te gelyk de Sr ïan Pod verachten, die hem gezonden heeft. y V£m God 34. Ik fchroome niet vry uit te zeggen: wie mvn onderncht aanhoort, en hem gelooft, die my gezTndeXeeft die is reeds een gelukkig mensch: mefbeShlni' geen dwa hngen en zedeloosheid meer voor te houden want hy u reeds uit den ongelukkigen ftaat van onwe' tendheid en zede oosheid tot een beteren , een fE van^zuiverer mzicht™ en rechtfchapenhei'd , oveïge! 30. Het -n£)n°f Z?°„men, dv% (HÏÏ °P den Vader wil betrekkelvk maken , wat Hy wil voorgedragen hebben. oe jeii-eiy* gander, liep geheer^gen— verSnd^  VAN JOH. V: 17—20, ENZ. 615 30 Het zou tegen myne denkwyze aanloopen, maar tavn'eigen invallen voor te dragen: gelyk ik van God geleerd ben , zoo leere ik ook de wereld, en myne Leer is waarachtig; want ik volge niet myn goeddunken , maar den wil des genen , die my gezonden ht?i. Wanneer ik van my zeiven getuigde, dan kon de waarheid van myn getuigenis in twyfel getrokken W(?2.eMaar een ander, (God), legt een getuigenis van my af, en zyn getuigenis, (daarvan ben ik overtuigd), is ten vollen waar. _ , , *6. Ik heb een gewigtiger getuigenis, dan Johannes de Dooper voor my had: de Leer, welke God my toevertrouwd heeft, om ze weder onder de menichen te verbreiden; deze Leer getuigt, dat God my gezonden heeft 07' Zoo getuigt God, die my gezonden heeft, van my , offchoon gy noch zyne ftem gehoord, noch zyne gedaante gezien hebt (*). , • - - * 98. Maar dat gy op zyn getuigenis geen acht geelt, daarvan ftrekt dit ten bewyze, dat gy zynen Afgezant niet gelooft. (*) Deze Verfen, 32, 36", 37» fchynt de App. joh. onder 't oog gehad te hebben, ide Urief V: 0 , .o , daar hy zegt: Indien wy het getuigenis der menfchen aannemen, net getuigenisfe Gods is meerder: want dit is het getuigenisfe Gods, het welk hy van zynen Zoon getuigd heeft. Die indenZoone Gods gelooft, heeft het getuigenis in zich zeiven; die God met gelooft heeft hem tot een leugenaar gemaakt: dewyl hy met geloofd heeft het getuigenis, dat God getuigd heeft van zynen Zoon Vergel. stor* über den Zweck der Evangehfchen Gefchic'hte und der Briefe Johannes, f. «8. C. w. stronck m Specim. Bermeneut. Theol. de dotlrina & diSione J hannte Apostoli ad Jefu Magiftri doclrinam ditlionemque exaüe c»mpojita. Prsef. heringa defenfo 1797, p. 27, 33» 34- Vv ft  6l6 ^ 'T VERHAAL VAN DE WACHT of het verhaal van de wacht by het gr ah* van jesus (Matth. XXVII: 62-66. XXVIII: a—150 voor een verdichtsel te houden zy? T^ve beroemde Jenafche Hoogleeraar ff. E. G. Paulus had eenige bedenkingen tegen de waarheid, van 't geen door Matth. van de Wachteïs by het graf van Tefus £?SiZ°t' *£ Herde &bn&' £n daaruit befloten" dat dit geheele verhaal voor een verdichtièl, door de To' dnnr1!" ,Va" het Ch™tendom uitgevonden , en door de eerfte Christenen ter goeder trouwt, als een gebeurde zaak, aangenomen, en alzoo' ook in het Euangelie, dat op den naam van Mattheus gaat, geplaatst, moet gehouden worden ("*}. Het zal, vertrouwen wv! aan oordeelkundige Bybelleezers, dien het niet om 't even Bj wat zy voor waarheid honden, niet ongevallig zvn, dat wy van deze bedenkingen hier eenig verilag geeven! en er het antwoord , door een ichrander Man op dezelplaVzem Verdediging van dit beri^t, gegeeven, nevens *' Y?T™r?m wendt zich c'e Joodfche Overigheid om eene Wacht te begeeren, tot'pilatus, dieTofcalyk \T\,hi^ geZmd Was ? -En dat daar ^ zelve een dienen ? waarvan ZV zich naar goedvinden kon be- Antw. pjndat de voltrekking der ftrafoefening aan den Romemfchen Opperbevelhebber toekwam, en tv dus neemen"^ willekeur omtfent Jefus mogt onder- a. Waarom is Pilatus zoo infchikkelyk tegen de To'den, dat hy hun aanftonds de Wacht toeftaat? Jntw. Uit vreeze van aangeklaagd te zullen worden , zoo hy maar iets verzuimd had , 't geen dienen kon , om de voorgewende aanflagen van Tefus en zvri aanhang , ter verftooring der algemeene rust, te verydelen. ' 3. Waaren In een Progr. de cuflodia ad fcpulcrum Je/u dispo/lta, met nog een tweede nitj-egeeven, onder den titel: Meletemata ad histortam dogmath de refurredtiont mortuorum. Jena 1706"  BY HET GRAF VAN JESUS. $l7 3 Waarom plaatzen zy de Wacht buiten het graf, en VeS!eZydewisfttenn,?dat het graf, in een rots uitgehou- ^•^wT^Ê^K^y voorzegd, had, daf'Hv zou Saiii? Hy had dit immers maar, in ver«ouS,Z°aan°&ne Leerlijn gezegd, ten niet eens eene opftandmg van zyn geftoi ven licüaam. Xders zouden Jozif en Nicodemus het Ïyk met zoo bezorgd, en de vrouwen ,, die zondags naar era* gfngén, geen toeleg gehad hebben, om het Ïyk te bal- fCmXw. Men behoeft niet te voomndedtellen dat zy geweeten hebben, dat Jefus gezegd had te zullen opftaan. Zy vreesden maar, dat zyne Leerlingen het lykmlen, en daarna zyne opftanding verdichten zouden Het. ver haal legt hun woorden in den mond, zoo als de üpltelier zfch voSrSd?? dat zy waarfchynelyk zouden gebruikt he?Hoe*)ónwaarfchynelyk moet het voorkomen v BET GKAF VAN JESÜS 7- Hoe konden Romeinen zich zoo ligt van t™vï nlsiXr^ell^ de.r Pries,ters had het zeIfde vermoogen ais ander geld; en het ontbrak ook in dien tvd aan Romeinen, van welken men in dier^'alleTS vand^wïcht /iet de Priesters »ader^nd zich te geïigena ^ °m tegen sH<^nds Leerlingen opgtEn w?s"3t ^ WaCht Waarlvk geIoofd*> Jefus 9- Waarom begaven zich de Leerlingen van Tefus «W -o^t^ niet zou geweigerdgzyS" 1 W°fden • 1 Seen hun AKa^twft' De Wacht had worden w ?e'n , ef Srf"^^*1 °?geIoovig ^ konden inltaan, dJdïgekS>uh%l?"T V°°r te voorfchyn gekomen, f on men ^J^%SlS^ Jfiheid m een gerichtelyk onderzoek inwikkelen ? Daa?' enboven, was Jefus opgeftaan, en wilde Hv zich alleen* &*yffifc^« IÖ«7w^^ ganfchen Aardbodem word ' " Dieren van den •3ÖP6»!!SS I^fe tu°Terkba3r' °- in te prenten , £ word bezwaarlyk ontdek 'tordérr^'^ b6fliereri m- de gebyreke°„nttïde„rnïïrnS Zal een wys raan leeven na menfchelvke Wetten? 7,1 i verzadigd zynde,, onul.an „eër oo ni.Zf X '«! »«k «ïü.om welke ,e ™idW ™1 ÏSt '„>""" pogingen l„ kei wert Heli. '•. Menfcton 1 ?'e°ws pondelooze diep,e, een afgrond , dlfet p*£f't" '"1 minder te vervullen Is. —1 Even zo i, k„ ™ ' 08 men zich veel*) verheteririg; dan hoe vaak heb k den sf«ve l'^,,"3" merlrelyk zien verergeren. Indien da menfchen hunne natuuren konden veranderen, en van menfchen En£ worden dan was hette verwagten, dat zy e ndelvk Sen volmaakten ftaat zouden bereiken; dog zo lang^y blyien binnen den kring van menfchen, is 'er ook niets anders van fin ta C. r. d. G.  BLADWYZER DER VOORNAAMSTE BYZONDERHEDEN, in het Mengelwerk voorkomende. A. Aapen, voor onderwys vatbaar. 33° Aarde, (Aanmerkingen, wegens de vorming van de zo zeer ongeregelde oppervlakte der) opgemaakt uit de Befchouwing der aan Zee gelegene Alpen. 201 Aartsvaders, vóór den Zondvloed; natuurlyke oorzaaken voor derzelver hoogen Ouderdom, 314. Deeze geen dichterlyke grootfpraak, 315- Onderzoek van het gevoelen dat men onder de naamen adam, seth, enz. nu eens enkele Perfoonen , dan weder geheele Geflachten, te verftaan hebbe; getoetst , en gewraakt, 3r6. Die hooge jaaren voor misflagen der Schryveren te neemen gaat niet aan. 317. Maandjaaren te ftellen is niet aanneemelyk, 318. Voorgefleld begrip, om een jaar op een vierendeel jaars, of iets langer, te bepaalen, ald. Andere Volken hebben zich van zulk een tydkrins? bediend , 319. Dit op de Aartsvaders toegepast, ter oplosfing van de zwaarigheid, 320. Dit ter toetze gebragt. 32* Ademhaaling, (Beantwoording eener Vraage omtrent de) welke toch de noodzaaklykheid en het nut eener werking is, die zo gemaklyk kan worden gemeng. 1797' ko. 15. ftoord, 152. De ontwikkeling der dierlyke warmte een gevolg der Ademhaaling, 153De inftandhouding des leevens van heetbloedige Dieren moet voornaamlyk gezogt worden in de ontwikkeling der dierlyke hette in de longen, I5S- Wegens de opflorping van het 'Oxigène in het bloed , by de Ademhaaling , I95- Wyze fchikking der Voorzienigheid, omtrent de lugt, die wy inademen, 196. Aanmerkelyke betrekking tusfehen den omloop des bloeds in de vrugt vóór de Geboorte , en tusfehen de Ademhaaling des Kinds, naa zyne Geboorte. 198 Ademhaaling (Wegens de) der Visfchen. 195 America , (Berigt wegens den ftaatkundigen toeftand van de Vereenigde Staaten in) met betrekking tot de Federalisten en Antifederalisten. 214 hoe de Plantkunde daar bevord&rd, 499- Raad om 'er de Druiven tot den Wynoogst aan te leggen. 500 Apostelen (Aanmerkingen over het gedrag van christus met zyne) gehouden, 137. Van de verandering op het Pinxterfeest in hun gewrogt, 138. Zie verder Pinxterfeest. Appeïboomen, hoe van Rupfen gezuiverd. r°5 X X M  BLADWYZER. draavery. Q„ rl, ,V „aan, wellie herooes « Jïg Goed£ K1— SBSF* ft van) 4?2 b Mn de Herd£JS) .n ^ fiabaces een r:e]5S van nle»w^^,^^5rh,£Vj ^■ W- 20 geh-. bioei des ISjïTiï SS Ejuewell , (RO een ÏÏ3ÏÏ*Ê^^ Laruim.n; verflag van "diens met ftï vereéS • hoev *V iTZ'httJn h°e b0°S hdd der Inwoonderên , 549* huurd7 7n ag maakten en^ ■je ^ ^ te neemen, 534- m welk- ge ^ Verffloffe in £«npa vallen met vrugt gebruikt deeze, \ emt fc 535. Hoe uitwendig gebezigd, vormde hophandel gewor. en in welke gevallen. 537 «ua v > d Franflim Campbell, (D.) aanvaart de den, 6o. \ ^ en in de reis van ^ na Bagdad, on&tee\d, ald. Twee °Jdei H^Sd? 4 Be" oo en'vanV»//, op welke Tartaarfihm Gids 33. 11e onthouden, befchree- fchryving van diens zonder- zy Z1C£ 7eevensw' ze van dat ling voorkomen en CbaraOer, yen ,01. ^ y 62 «id? Hoe deeze Gidzen zich Mett. SLEÏ>S dooi ^i^-l'doi S2f \t de'^Samfte Leeraar onder gelegenheid;doen.gelden ,34 Methodisten. 39/ Komstt%^Gd 'over zyn Collinson , (Petek) diens Af;Va"hl 37. Zekl- komst, 457- Vroege ne.ging lachen beitratt, ii- de ■ Natuurlyke Historie, zaam gedrag van dien Gids tot de^totuur y^ ^ 38 Diens ^^f^3/" fte Natuurkundigen van zyn merkmgen over ne«. acnen , w Reclreevenheid daar 74. lüfop en vervoering jan yd, «jL «gj Vr°Urnn; Jan pïïriï ve Lid worden van de Koninglyke gert hem v^n Paar^ tó ver ^ dg g wisfelen , 79- Reden, waar uil Oudheidkundigen, flW.' die weigering voonfproo . 82 j °« § kennis. ?r,/Me' Ver'blvf aSar 120. Eleöriciteit, aW. Wat hy ter Catharina de II, Keizerin van van zyn Kruidtuin ald Zyn .wat zy ter vokooi- - ^ ^bet ^ « j,nge van he Plan .n Czaar fcWkunde in JVford- S£ Hoe in-^d£colo. g*«ï 499. Spoort de **  bladwyzer. rkaanen tot de teelt van veele Crh™ j x> 50.. Kinderen, S. GeaTrS ïï"f,fc"'»Sefcholden, .95. held en CMgé,. 502 «SS?! «? dS,L7! de leb,.?/ Siad v.m dien nl™ .ï '» ™) de Scboolmee,. Me,l6,e ran,isr i«'wo'o„: ™de„. „,„ ders aldaar. , *» ^^.(Aanmerkingen over deEm™°£etS> Voorbeelden van Leerzaamheid de?? tt ■ wf ^voerd, den weg na Doddridge , (DrY diens (iha ifi weder™nd«- 539 rafter! J " „ ' Elizabeth , Keizerin der Rus- Dood, (Een- vroegtvdi-el i's &I, r zeggen ,*"'het nie* een'zegen befchouw d 6 ° af* etner voorgenome- Duifhuis, (HuibbrtV Af%- a^ be'<-hMving. 422 te Rotterdam, ald Betui't ?mri „ « , 7 8 afkeer van Ketterdoffi X^ord^^s£3*? Hoe by eenen door 't Geloofs- n'-yonus. 3i<ï troost, ald. Verdagt van den wwrom » ™yteld> en SST^ft el J?*-^» Schipper gewaarfchuwd, öM.Franklin 2^5 Hoe hv de Geloofsonderzoe- e^ftP 3 ontvangt de kers te'leur ftelt, ald ffikt Zi Z t0t de Ek&ri' «P&Rn^K fc^G^. WrUBg over deed-« begaf, flW. Gééft te vTü .^f3'^ ^en Apostelen geftaan aan de Wethouder-Gene* V- o» u,,183 fchap, dat hy de Hervormden 3*' °P^Uerd. was toegedaan, ald. In welk— Viil- a . ,-3ur een gunst byby de Wethouder- 4' 5' toeiellcht- 323  BLADWYZER.' Gefprekken, (Aanmerking over 269. Wat de Spreekwyze weg. de) in de verkeering, zo verre neemen beteken:, 270. Het gezy in geen verband ftaan met tuigenis van den Schryver aan iemands Beroep of Leevens- de Hebreen overwogen. 271 bezigheid. 602 Herodes Kindermoord, Zie Beth- Qierigaart , (Een) in den ouden lehem. Lyst zyner Gruweldaatyd geheel anders dan een den. 98 hedendaagfche. 1 Heulfap, waar en hoe men t Godsdienst , van hoe veel nuts zelve van de Papiver bereidt, voor den Staat, 176. Welke 273. Hoe men veel vervalscht verhevene begrippen dezelve bereidt, en het zuivere fchaars inboezemt. ald. voorkomt, 274.. Waar aan het Creig, (S.) by de Rusfen ge- valfche van het waare te onhaat; doch door de Keizerin dcrkennen, ald. Gevolgen van, in befcherming genomen. 424 het veelvuldig gebruik , ald. Grondregels en Bedenkingen des Hoe men zich aan het onmaalaatst overleden Konings van tig gebruik daar van door Poolen. 130,393 kunst gewent, ald. Hoe verre Guaxaca, Lugtsgefteldheid aldaar, men het eindelyk brengt, 276. 10 Ellendige gevolgen, ald. Aan- H. gewende Hulpmiddelen, 277. ZJageiisfen, by de Indiaanen te Met hoedanige toevallen het n Guaümila , als een Genees- Heulfap iemand doet omkamiddel in gebruik, 14. Voor- men. 278 naamlyk in Venerifche Kwaa-Hiskia, Godsdienftig opgevoed, len; merkwaardig voorbeeld 46. In welk een leeftyd hy hier van. ald. ten throon klom, 47. Ver- Handel. II: 1-13- byzonder breekt de Koperen Slang, ald. gevoelen over deeze Pinxter- Onttrekt zich aan de Cynseefchiedenis. -Zie Pinxter- baarheid aan den Koning van ]Kit, Asfyrien, 48. G^en Held, maar harem (Byzonderheden wegens een gced Forst, 49. Hoe hy de) der Turkfche Vrouwen, den Godsdienst hervormt, ald. 252. Zie verder Turken. Wydt den Tempel in, 50. Zet Harwood, (Ed.) diens Opvoe- de Hervorming voort, en viert ding en Geleerdheid, 344. het Paascbfeest, zonder den Voor een Ketter en Deïst Dag, daartoebeftemd,in 't005 uitgemaakt, 345. Zyne Schrif- te houden, 52. Ook zonder ter. ald. de Wettifche Reiniging naauw Hebreen XI: 5. opgehelderd. 271 te neemen, 53. Draagt een Heilbron, (Brief van Dr.) aan goed deel der kosten. 54 de Schryvers van de Algem. Holland, Aantooning, hoedit GeVaderl. Letcerofff. 610 west, in aile opzigten, onder Hendrik den IV, (Grap van) alle Provinciën het zwaarst met een Boer. 480 door de Quotas gedrukt wordt. Henoch , 'net algemeen aange- Nty1 enz. nomen gevoelen van diens Hond, een der leerzaamfte DieHtmelvaart wederfprooken , ren, 414. Groot onderfcheid X x 3 »n  BLADWYZER. in de foorten 415. Wonder- cipelen , te zeggen , dat hy de ïnc lO0ïb,eeki varl den H°"d Mesfias was, 102. ZyYgedrï Van een Hond l M' ^0PziSte van 7~ vffi van een Hond te Edenburg, befchoutvd. ,0, 2ï^f aü'^M. v, 4l6jESUS' ^^rkingen °™r diens dere oorlH t ™ a", 1<5eTyi!e' met ^Apostelen, verander nt fn ^ bpT veeI Sed™de den tyd zyner Omte S 6 " de Rasfen der> wandelinge, gehouden , i36. Hondsbeet' rnnius u j tS5< oe naa zvne Opftanding. 138 inttro4^ I: 4ö- flaat * i ? J ***!#"e ^ «•* m« op joseph, maar op gen, en bet inwendig gebruik tesüs. 02 der Belladonna, geneezen. 447 V: 17 - 20 2 j middelen £lsmet™ Welke ^wS!^ffiw*. uitwerkingen dezelve baart. 433 S Wordt Onderwyzer in LeevensbefchryvinRen. lAanmc-rSftftïS£«.:%.^ngen van Dr. kippis over v8',; tSlverdSine ftetdê Graaf van) Characterfcbets van Sm^ tot C dïn vagn zo veel dien Man, ,98. Befchuld,gd 7-! in ftaat 2,0 Zyn roet het ombrengen zyner Vrou- arbeias in ltaar. , z^y- Trant eene tweede ,7Pplvn!diee en u tgettrekte be- we, 299- eene lwcc '° veelvuldige ei uiz . v ie vergeeven , 3°°- eezenheid, ald \»«^en z n. Kos*baar omha^ van Koningin ^^SSUÏliS A hak-, «* Behoudt de gunst heeten 2S0 lierst der Calvi- van zyne Meestresfe, ondanks S; Sppen toegedaan, zyn flegt gedrag m de NederTi Hoe hfdL van-verwy. , ald. Raadt het v«- der'd en een Unitaris wordt, giftigen van maiua, de Schot- oer Als Leraar befchouwd, fche Koningin, aan, ald. Ge- e,zyïè GodsvSt, «<* Alge- yeinsdheid hem eigen, 301 meS?Charaaerfchets. ^ Iets betreffende zyne Taal- fan futfdMen, 263Lwg£ , ïSAwm, in den Ommegang, Voorzienigheid, omtrent de) over het agtflaan op dezelve, die wy inademen. i?d over net ogu" v ^ (Leevens-) zuivere , in Knout (De ftraffe met de) niet zo welke Ziekten men van derTwa'ar als doordans befchrce. zeiver inademing voordeel zwaar al cioorb ^ yerw fn we^e „iet, len'^ddman toegebragt, 197. Voordeel van dezelve £ vo-ofo,— glhoudon. ^„^rvTvg; ±!-SbXilgeSeseld'2« " 3!  BLADWYZER. •fee^f^^ * ««e Cochenii/e-Plant mag„ dezelve boven de KftjS zLT^ e", °,vcrvoe™ ■ ™fteekt, 24r. PluimSe y "'g deds v™rioosd. JE?' gefta,te en woon!^ (T],pswyze wUJJ M 4 , 8v der Zielsvermogens van J/""», CBerigt van een verton» ' 328- Van zvne Lichaams- ^ van Licht, geTyk eenSta? vermoSens> 329. De Mensch j**^-s&"ya &xs? totaanr oS.579- daar (De)« ^ £4 MTie ' «?" Afgodendienï^SW (Z° ZyD de> £<" «8- Bedreiging» over zyn ™"^S ^ ' ' fch°°n in 230. Een Vervolg J def ï!£ f?"*'- Zi£ ö,ar^- Pheeten, Gevangen ino ^fT" [\Enë^nd- onee- »>en, 23i. Zyn cebed in dt n!8,'£den tlisfchen ^™ gereezen • pvangenisfeJ32g?;d„1end^ "aa de„ dood van w£stEy by zyne wederkeeriS S 389' Breftm,rlI5S van dit Kerk- haare tegenwSrffcffiB flT^', 391' rta"tal van by het Kruis treffend befSee- deelen « d^rfchfide Wereld- Tvyi Too San Hp' ' Rondgaa"de Krief Mattheus, de egtheid der twee IrLde ^^amentlyke Metó0rfü- - tit. u , ■ . 94 venswyze. 2-'5, overwogen £!* "IS ln d|pn ommeftreek , 7. Maximiliaan dj ft* Schs(s J J Ongezondheid dier Lugtftreeke, diens Regeen^ en ctrader Thans6 fchaars •ET*8" ' ^ 28. Zyne gemaatigheid in he ~/r w ? ev^lkt' 9* Hoe ftuk van den Godsdiens „ij ■ < " de verdrukking tot Zyne KrFg£bS~ f' * Wjjog* van alIe /,J^ Geeft het eertte wvwHiTpp ! 7 ' cW- In welk eene voorbeeld vaa VerdrEïm ? ° n' houdt van h»™e eigene I a»fi tFd te fchatten, en hoe af ï'f0"1' JI- Armoede Wel*  BLADWYZER. Welke goederen men van daar kend, 371. Goedaartlg, ald. wci^c &k ^Fynheid van gevoel, ald. Voor- MisËl' CDe gevolgen van een) ' naamlyk in den Snuit, 372. Mtsjtap. ^ue gcvui6C , Onderweezen, een gehoorzaam Mofete 'of Stiklugt, hoe dezelve Huisdier , ald. Veelvuldig geomft eeks denBfefvoius werkt, bruik van dit Beest gemaakt, omltreeks J 6 l6s 3?3. Verknogtheid aan hunne Montausier's zeggen tot den Geleiders, 374- Hoe oudtyda Dauph n,in eendendige hut. in den Oorlog gebruikt, "ld p ' 478 Hoe tot praal gebezigd, ald. Moord, begaan uit valfche Gods- Vef uldig dienstwerk door dit Hipn9tbeerinnen , 177. Een Uier vemgt, 375- noc z» Se G vd van dien aart. 262 zich naar zwaar dienstwerk MvtomHuUkiBrnml^, «M TlX'n 'ef^oe katen met de Fetechias , Febris pete- door beloften er toe laaten fhLns verseleeken. 234 overhaalen, 376. Straft woord- a w Qrhqan waar uit den, by het gevangen neemen, M°dt"ander1 ISên'afflam- belofte vfrftaan 378.V«men befchreeven" 454 ren het werk van Beulen uit. N- Onderwaters , (Aanmerkingen Naeteeaal. Zie Zinglyster. over de) in eenen Hurgerftaat, Nonly , of de Sentimenteele tot het vry verfpreiden van \t „ aio kundigheden. J7-4 ^rVernag van de^-O^^^^ N^Xifwelkenzin hy gezegd kan worden in hoogen ouder- by opdoen , 405- Wegens de ge dom Einders verwekt te heb- neezing^dj JfJJ^ Uitwee onderfcheide foorten 406. Zorgen na de geneezing ^hS^^ befchreeven^ «*r's Wvd verfebil tmfrh™ „ V bedenking over dit door bem ten^an O/el fCbe" de ^ S™"!^ St:indbeeId ' aUi' Ouderdom der Aartsvaderen vóór leizen aW w.fr"' S4°*Pa' den Zondvloed. Zie Xn™ k» ' j wac czaar petj5s <*er«i. Verzameling, bewoog deeze ongunftige plaats beelden!d "eet"! boo' ™ ^ Sch-Paimuie?wer. gen Ouderdom bereikt hebben vr de k 'ff"' 342> Bre?^ v uLUDcij. tr de Kameelen in gebruik p 320 ald. Aanmerking over dit voer- B^ ,™^0*^ !£d welkeëde VreénfJelingen en dienstbaar gemaakt worden, oorlofdheid om over Staats- Papaver, hoe men van dta Pilt f^lr tS fpreeken ' ald- Van Heulfap beS 27, i f" 3S2. voorts HeuliaT 73" Z'e Aanm.erlWi over de ftraffe Pat>t>en-nnt;e„ j , met aen Knout, ald. Niet zo p&d-nf= a^jsi handaa^m» fe'^5? V» Eef lier ISSt3d' 33*- ï SM Sar MM "°„f,ftedea van het waren, 142. Over het ge ïd Saff^4?k dieep,a«:arr " <8? T ^ Stad5' &S^rS* ^^^SSS^ HonfH^i B,e/Ch/yVlng der diSe befchïyving aangemerkt 1334°eV;?ngcrd;Voo8r: j&sssr xrl SigrooteSandheiÏÏ tWegeDS ï* WeIken de APosteien net groote Standbeeld ter eere den gefprooken hebben. 190 Po-  BLADWYZER. welk eene wvze men dit zou Poppus, to.jgjfc: over ToLn aanvangen 421. I* Priestleï , AanmeiKing ovoi « elizabeth Haakt eeB3 diens verhaten van Engelmd, ™™\*h^dien iMde, 4*z. 302. Valsch gerugt, da: hy '» P0°|lnf aanziene der Be- Jmerica nietnWel zou ontvan 1^ egte.r ^ ^ een weezen, geio^e iiiu«n ° Vreemde- jffH* HofeerfpS^ fS; £3'hunbefchaaven, de Scheidkunde, te Phüaiel lingen , ai tf* hem opgedraagen flaarhy nydg^-«. Bedrog af, 303- Zy" P!a" 0?n"Zy,!| mede *»*• Hoe vene AS Godsdienftige begrippen ■ e K^g daar is voortgezet, P^hoï men zich van dezel^ gS-^en op verdere R. S' Republiek, (Bataaffche} L Vo// ~ • , Refchrvvin* van dien cie , vergeieeken met d Quo &= ge^gc. ^ ,aS ' ^ 9'ne7'onderfcheidene rtaande Schaapen-ras, 15. Waar woonder der ona"'cn*' V „evonjen en Leevenswyze , F,0't"S ÏÏS «T Geaartheid, 16. Waar P^nd^^SS™* het voorkomt, ,7. Zie ook QÏÏÏÏ; of lat elk Vierkant J^fe^ van he0 hoe g «^«"^ ïïntnen hLie Volkrykheid d*;^*^, j ^ÏÏ'hoe gefield naa denjt- J^JJ-ffisS barfting van den Berg Vefumu^ waare Vry^ ^ ^ ^ Rupfen, (Middel om de) uit de des, tyds ^rugtboomen, tewee en. ros v°edin^cn°5ft >er zyn werk (Bedenkingen, totopte - 5°6. * y ^ dering hoe de) janzulk o ^ «q^ , ald. Vereen dwingend S»a"°"™" yest, wederkeerende, het ftille rervornggSik'S? Ï>P de Letteroefeningen over,  BLADWYZER, Cr«f* Fergaiering g^oS ^J**3*^ Stolen, en S08. Maalt de ooIzafSnTan ^ ' 543' Zvne den JE^cAm Oorlog af, «o ï^geleerdeopvoeding, aW. Wendt «h Ojj^il, Sta5a,s'. fedd/ n be" onweer, aW. Ontleedinc zvner ht, u!uu 544" , Beltfaft over Verhandeling over * J5J2S Ïp', r e,ren ,6ezen van ««' «S**., J Waar ff^ï « , 2d \Z ^ mu' 0^™f> 5,3. Hieldt^Brief- veSeX^ «*. a«. Alie zyne Werken zich &^fen' aW" LeSC door P. Burmannus Secundus aan d?M?^,0p ^ na" uitgegeeven. „w j , Manufacturen , Koop- &/W/memm, 0p welk eene Kr • ^ Financi^, 54ö. fchandlyke 'wyze , ,„ eS Jjff'„def e kundigheden. ftreeken van DuischlandTbT- Jfr u ï'f van een Soc«zoldigd. '( Kooplden, Schryft Seinen, (Scfops.) hoe noodig g 547 . RelïtT'' ,*f c^teelS iAn - ^ .dj in gedaï S^p^Vo? & SiccAai,, wat deeze aanwne Pa-' gen ^ Br;"gt eeni' ftgraphie gedaan hebbe osland, de Vaiei Rykum op 't •*- zelvebefchreeven, 585. Kookende Waterfprongen aldaar, ald. Die, de Kleine Geyzer ge. naamd, meer byzonder befchreeven, 586. Van de Lava daar voorkomende, 587. Verflag van het Dorp Rykum, ald. Berigt van de Heet water bronnen by Haukadal, 588. Bekorftingen te dier plaatze, 589. Ontzettende werking dier Waterfprongen, ald. Welke verfchynzels daar mede gepaard gingen , 590. Oorfprong van dit Verfchyn2el,en wiedes eerst gewaagde. 591 Z. ^edekia , aangezogt om met de Koningen der Ammonüen eene verbintenis aan te gaan, v/yst zulks af, op aanmaaning van Propheet jeremia, 354. Gaat eerlang daar toe over, 355. Valfche Propheeten ten zynen tyde opgeftaan, ald. Door nebucadnezar beoorlogd, 356". Zyn gedrag in het beleg van Jerufalem, 357. Byzonder ten opzigte van jeremia , 359. Gevangen, blind gemaakt, en weggevoerd. 360 Zeepappegay, (Natuurlyke Histo-. rie van de) Naamen aan deezen Vogel gegeeven , 279. Welke dienften hy van zynen Bek heeft, 280. Befchryving van dien Bek, 281. Heeft bykans geene Vleugels , 282. Pluimadie, 283. Voedzel, ald. Leevenswyze , 284. Woonplaatzen , 285. Voortteeling. ald. Ziel, (De Onfterflykheid der) van hoe veel aanbelangs het is deeze ook uit de Rede na te fpeuren, 438. Is iets onderfcheidens van ons Lichaam, 441. Dit is een algemeen aangenomen denkbeeld, 442. De werkzaamheden der Ziele ten bewyze bier van aangevoerd, 441. Of zelfbeweeging aan de ftoffe kan toegekend worden, onderzogt, 482. Het denkbeeld van het onderfcheid tusfehen Ziel en Lichaam zeer oud , 483. De werkloosheid der ftoffe het ftelzel der laatere Wysgeeren , 484. Uit het beftaan van onlicbaarrlyke weezens dat der Ziele afgeleid, 486. De vereeniging der Ziele met het Lichaam geene genoegzaame zwaarigheid , 487. Bevvys uit de vermogens der Ziele ontleend, 525. Uit de geftadige vordering der Ziele tot vol-  BLADWYZER. volmaaktheid , 527. Uit eene beftendige en natuurlyke (trekking tot htt toekomende, 528. Bewys , ontleend uit de befchouwing des Menfchen van den Zedelyken kant, 569. Uit aanmerking van gods Zedelyk Beftuur, 570. De gevleidheid der wereld duidt een Proefftaat aan, 572. Algemeenheid van het begrip der Onfterflykheid. 574 Zouten, (Aanmerkingen over den aart en werking der)' 408. Wonderbaare fynheid en fcherpheid derzelve, ald. Andere niet fcherp , 409. Wonder* baare fynheid der Zoutdeeltjes, 410. Onmisbaarheid van het Zout in de Natuur. 411 Zuikerriet, (Waarneemingen op het Oostindisch en ander) ingevoerd in de Franfche CaraïbiJcfie Eilanden , en op het Eiland Antigua , 368> Van het Bataviafche inzonderheid. 370      a9° iets 0ver H. DUIFHUIS. ftaan, buiten dat Jiuk, in alles gehoorzaam, ftil en zedig . Wees, hervatte daar op de Priester, wees in diè zaak met zeer bekommerd; daar kwam nooit goede Frwt' aait een kwaaden Boom! ö Deeze opgetekende gevallen- zyn zeker Haaltjes van meer andere van gelyken aart, die duifhuis voor een ten dien dage, overreklyk Man deeden kennen, en hem in kwaaden reuk moesten brengen by alle Gezindheidsyveraaren. — 'Er valt niet aan te twyfelen of in zyne Leerredenen ftraalde ook die reklykheid van Bep-rmpen door. ° "r Dit een en ander maakte hem verdagt, fchoon by, op dien tyd, by de Leer der Kerke bleef; zich aangenaam by de Gemeente maakende door zyn zedige en welbelpraakte voordragt. to Gerust zou duifhuis op deezen voet voortgevaaren hebben. Dan een Spaansch Priester, in zyne Landtaale, voor zyne Landgenooten in de Groote Kerk te Rotterdam predikende, het, in heeten yver, zich de woorden ontvallen: „ Ook deeze Kerk is met Lutheranery bennet, „ en de-oorzaak daarvan hier tegenwoordig ; doch het „ zal niet lang aanloopen , of men zal een vuur onder „ hem ftooken.' Gelukkig vóór duifhuis was, onder het gehoor deezes Spaanfchen Priesters , een Schipper tegenwoordig, die gewoon op Spanje te vaaren, den uitvaarenden en dreigen' den Prediker verftondt. - Het algemeen gerugt, 't leen er van duifhuis liep, deedt hem denken, ,dat dit op deezen Priester floeg. Hy vervoegt zich tot duifhuis, met kennisgeeving van 't gevaar, 't welk hem boven t hoofd hing. Tydig was deeze waarfchuwing ; want ten zelfden dage kwamen de Inquisiteurs, of Geloofsonderzoekers, ten 's Priesters huize. ' Onaangenaam en onheilfpellend Bezoek ! Gevaar niet ligt te ontw-yken! Duifhuis betoont zich gereed om met hun over de zaak in gefprek te treeden; dan ^ene gelukkige tegenwoordigheid van geest geeft hem den inval cm hun te verzoeken eerst by hem te eeten Niet afkeeng van een gul aangeboden onthaal, bewilligen zv — t Was avond -— Duifhuis rekt, met veel heusheids , het Tafelgefprek tot diep in' den nagt, en verzuimde met, overv ocdig wyn aan zyne Gasten te fehenken, dien zy fmaaklyk vonden en met groote teugen in- na- ;  iets over H. duifhuis, 29I namen; terwyl duifhuis zelve, zyn wyn met water aaSangd hebbende, geheel nugteren bleet, by het meer : S Seer toeneemen van de lugthartigheid zyner Gasten , d?e in een goeden luim kwamen, en 't oor leenden aan Ëeullen Gastheers gewaagden voorilag, om hunneBoodË£^ tot ' anderendaags'uit te .Hellen, om dan, met \ een bedaard verftand en nugtere zinnen, over eene zaak t van zo veel aangelegenheids te handelen. Duifhuis wagtte geen tweede Bezoek af deezer Gas- teil, van welken hy zich zo gelukkig ontflaagen hadt. : Schoon laat, gaat hy, naa hun vertrek tot ^Broeder, toen regeerend Burgemeester te ■ Rotterdam , die hem het : vlugten&, waar op hy bedagt was, aanraadde, en in ftilte \^kS&^% eenigen tyd tot. zyne ^plaats \ Dan hier bevondt hy zich welhaast in de• sterfte verle eenheid. . Duifhuis, fchoon Priester, was geen lénloopend Perfoon. Hy hadt, vóór eenige jaaren, reeds, zyne Huishoudller heimlyk getrouwd; haar met ^JV' % ale veele zvner Amptgenooten, begeerende te houden. i Bv'de%e had? hy Kinderen verwekt, Zy volgde hem i met defelve na Keulen en viel daar in 't ^bride. ' , Middelen van beftaan ontbraken. — Gebiek was ! liot deel des vlugtigen Huisgezms. En dit met te ve heipen door zyn Broeder, die, wegens de verleende hulp tot de ontkoming, zelve in ongelegenheid ge- rav0rgaepeinzen, met zyn oudfte Zoontje aan de hand , niet wettende wat te beginnen, en zich aan niemand durvende openbaaren , deedt hy een wandeling. De verSnheid was op 's Mans gelaad te leezen. Gelukkig Y^Tn Keulenaar, te, Dordrecht woonagtig , doch ter zaake zvns handels thans in Keulen zich onthoudende, die letteren van diepgaand hartenwee op het gelaad geprent vaneenen Manfdien hy herkende voor Priester duifwis , welken hy te Rotterdam meermaalen hadt hooïen nreeken. — Begaan met het lot des vlugtelings, fmeekt hy hem vriendlyk aan. — Onder 't redenwisfelS ontdekt duifhuis, met woorden, nader den nood, die zvn aangezigt zo droevig maakte. Mee? da" troostredenen fchenkt hem die gelukkig, ontmoette Menfchenvriend, die Befchermengel. Een Wisfelbrief , om 'ex terftond geld op te ontvangen, ftelt hy den vertegenen en bykans raadloozen ter hand. Hot V 4  IETS OVER H. DUIFHUIS. ^93 Tn blaakende gunst ftondt duifhuis by de WethouderfchaTrkort vóór deeze openbaaring zyner gevoelens St deeze hem met een allergunftigst getuigenis , alsPreKnV vereerd, en, ten bly£ van gedaane dientten, hem ISTS^i^»* * 'geld ter gemoetkommg van Izyiie nooddruft, toegevoegd, ééns 250 en nog eens PaS' het gemelde verzoek van duifhuis leende de Wethouderfchap te gereeder het oor, dewy hy eeiiLeermr vvaf die zyn Leer met zyn Wandel bekragtigde , en ïv in hem den Man meenden gevonden te hebben, geKlikt om de Hervorming op eenen voor allen draagïyken voe?te bevorderen. Want men vondt heden, die he? geweldig doorzetten der Hervorminge, fchoon zy deSvi voor tonden, tegen de borst was. — Lieden, die dl MiSdken, waar over de klagten algemeen reezen, Cel en de borst waren; doch het kwalyk namen, dat mei, gelyk zy het niet ongeestig uitdrukten, om de \KcrTl rfdgcnl niet alken de vulnis daar uit, maar W&*&*£» kon de Regeering het niet ééns . worden Deeze weigering mishaagde den Wethouderen. Zy ïfeten duifhuis S^^P?^,^^^ Lp dat 'er onlust uit mogt ontttaan, verzogt hy om zyn Sfcheid Men weigerde^ hem zyn volkomen ontllag ; en St hém toe, dat hy, zonder zyne plaats te verliezen, Sch eenSn vd by zyne Vrienden te Rotterdam zou ontWen Hy' begaf zich derwaards J naa het Pausdom BuSry verbeeldde zich dat men den Leüefden Leeraar, op bevel der Geestlyken, hadt doen Ivertrekken. Zy geraakte op de been, en eischte van I Schout en Burgemeesteren dat men de Minderbroeders Kak zou doen vertrekken. Om de rust te bevorueren Iwerd door de Regeering den Minderbroederen aangeIzegd, dat zy voor een tyd zich uit de Stad zouden be- FTctwvI hv zich te Rotterdam onthieldt, werd by, daar : ter Stede, en ook in 'j Gravenhaage, ten Kerkdienst beJ roepen; doch hy wees die Beroepen van de hand. Kort f daarop werd hy door de Wethouderfchap van Utrecht, , op zeer gunftige voorwaarden, tot het hervatten van zyne ■^Is^Leefa'ar der Hervormden tradt hy thans ten karsV 5 iel;  2-94 iets over h. duifhuis. fel; eu werd eenigen tyd de Eerdienst naar de wyzJ der Roomschgezinden en Proteftanteti in die Kerk vtxd ligt. De Misfe gedaan zynde, beklom duifhuis vood de hem reeds wagtende fchaare , naa het Kerkgezang] by de Hervormden in gebruik, den Predikftoel. 1 Misfchien zyn 'er onder myne Leezers, die verlahl gen te weeten, welke de gevoelens van duifhuis waren.i Kortlyk kwamen zyne Begrippen en Handelingen hier: op neder. Duifhuis leeraarde op den Predikftoel geen Catechist mus ; daar voor hieldt hy de H. Schrift alken. —, Om zwakken te gemoet te komen, hieldt hy zich aan hef verklaaren der Euangelien en Epistelen, op de gewoonët Zondagen. — Zedeïeerend waren zyne meeste Leerrede*: 5?n; ~ Hy onthieldt zich van de toen heftig gevoerd» GelchiKtukken op den Predikftoel. — Genoeg voor Ge'-: zindhetdsyveraars om hem den naam van Libertyn of Vrygecst te geeven. Een fcheldnaam dien zy des> te gereeder voor hem over en gereed hadden, dewyl hy den Doop volvoerde zonder den Ouderen of Getuid gen iets meer dan den Naam des Kinds af te vraagen.' 'Tot het Avondmaal liet hy een ieder, op eigen Beproeving, toe. Op het bezorgen der behoeftige Leden, door daar toe gefchikte Perfoonen, was hy bedagt, alsmedes op het Beftuur der Kerklyke Goederen; doch hy kende: geene op de Leer toeziende Ouderlingen. Kerkban en Straffe oefende hy niet. Broederlyk Vermaan was: de eene Christen aan den anderen verfchuldigd ; Straf) van openbaare zonden de zaak der Overheid. - Hartig drukte hy zich uit over de Tugt of Ban by de Calviniftifche Proteflanten in zwang, en hieldt dezelve voori eene Gewetensdwinglandy, een Overblyfzel van de Room- fche Kerk. Niets, wat naar Vervolging over verlcbei-' denheid van Geloofsbegrippen fmaakte, wilde hy dulden;; aan die tegen de Roomschgezinden wilde hy geen deel hebben. Daar gy vervolgt om den Godsdienst, was zyni woord tegen de Overheden der Stad, kunnen uwe zaaken\ met god niet beftaan ! Met deeze gevoelens bezield, betoonde hy zich in zynen ommegang een Menfchen vriend. Des verzogt, ging) hy by Zieken van allerlei Gezindheid. Agtingf Liefde; van alle weidenkenden, waren de Beloohingen van die Leer- en Handelwyze. De Beelden ter Kerke uitge-'. no-  ÏETS over h. DUIFHUIS. =95 nomen zynde, lag hy het witte dus lang gebruikte Choorkleed af, en predikte vervolgens m den langen Tab- |baiL»ie de Hervorming op den Genteffchen voet vooriftonden hadden nu ook een Kerk in Utrecht gekreegen. Zv zoeten duifhuis tot hunne Leer- en Tugtbegrrp;nen over te haaien ; doch hy kon hier toe niet verliaan en vondt 'er geen noodzaaklykheid m , dewyl zy onder eene Christlyke Overheid leefden, die ze aeide befchermde. . ' . r, u Dit fmaakte die heethoofdige Dryvers niet; men fchold de Kerk, waar in duifhuis predikte, voor een Libertynrche Kerk. Men wraakte het Beroep van duifhuis , im dat hv van de Hervormden niet op nieuw bevestigd was. Luistervinken zondt men by hem ter Kerke, om iets berisplvks in Leer en Doen te vinden. ..... Het ontbrak geenzins aan daar toe aanleidelyke gevallen, die wy niet byzonder, om niet te lang te worden, kunnen ophaalen. Dit veroorzaakte een en ander Sngenaam onderhoud tusfehen hem en die der andere Kerke! In een deezer onaangenaame gefprekken, vroeg een der Leeraaren duifhuis, of hy het boekje van besa, wegens de Magt der Overheid om Ketters met den dood te tlrafen niet geleezen hadt ? Deeze Vraag deedt den Chnstlvk denkenden duifhuis in deeze woorden uitbarften. 1— Is dit uwe meening , zo moet myne Ziele wt uwen Raad blyven; en ik begeer met de zodanigen geene G meenfchap te houden! Opftaande vertrok hy, vol verontwaardiging op 't anders heusch en minzaam ge- U Gebelgd was de Confiflory; men fchreef nabuurige Gemeenten Klaagbrieven over deezen , met alles wat afSwelyk wat betytelden, Man Onder de Raadgeevers was 'er een die de zagtheid hadt om onder andere te fchrvven; „ men moest de Overheid om hulp aanzoe, ken , om dien Hond, met haar gezag, te dwingen " en, dus niet vorderende, moesten ze den Prins van oranje aanzoeken om de Kerk te hulp te ko- v Geen gevolg ten nadeele van duifhuis hadt al dit woe- |~ C*~) Dit was de onheufche en vervolgzieke raad van eenen Imcnso altihg , Kerklceraar te Embdtn.  Sy6 IETS OVER H. DUIFHUIS. len dier Onverdraagzaamen en Vervolgzieken. AlleeJ maakten zy het leeven van het voorwerp huns GeestlvkeS haats verdrietig ; en zou hy den Dienst verlaaten liebJ ben, hadt de Utrechtfche Regeering hem niet on eenrf byzondere wyze in befcherming genomen , en den Dienstl verligt van een Man, hun, en geen gering gedeelte varti de besten m de Utrechtfche Burgery, zo waardig (*). ] YVei-l (*) Deeze verleende Befcherming, zo vereerend voor duif^I kuis als loflyk voor de toenmaalige Regeering van Utrecht ' willen wy hier geheel ta leezen geeven ; het was in de^zê"' woorden begreepen: „ Ten eerden, alzo de Regenten deezen Stad altyd van meeninge geweest zyn. en nog zyn, dat mal „ m St. Jacobs Kerk geen Conliltorie zal ophouden , noch gal „ doogen opgehouden te worden , en aan Meester hubkWi , uit hun zeiven, en zonder zyn verzoek, belast hebben,zicrr „ daar naar te fchikken , gelyk hy tot nog gedaan hoeft, zoj „ is 't,dat voorfchreeveRaad, zich houdende aan voorgaander»' „ last en bevel, beloofd heeft, en belooft by deezen den' „ gem: Meester duifhuis daar in te handhaaven, als hun'eigen: last en bevel hem gedaan ; aanneemeude overzulks alle „ zwaarigheden en moeijenisfen , die hem , te dier oorzaake ,, eenigzins opgelegd of aangedaan zouden mogen worden I te verantwoorden, als weezende hun eigen werk en zaake: „ beloovende overzulks den Kerkmeesteren der voorzeide Ker„ ke , in der tyd, te belasten en te bevelen, gelyk zy Sok „ mits deezen, denzelven belaften, zonderling agt te neemen'' „ dat de voorzeide Meester hubert, te deezer oorzaake bv/ „ niemand gemoeid worde: en zo zy des bevinden gedaan te „ worden, dat zy zulks de Magiftraat zullen aandienen, om I „ terftond daar in voorzien te worden, naar behooren. Doch „ zo zulks niet gefchiede, zal de voorzeide Meester uibert" „ met de daad, van zynen dienst ontflaagen zyn, en mo°-en „ vertrekken, daar 't hem belieft, zonder iemands bekroijen „ Daarenboven , of 't gebeurde, (dat god verhoede) dat 'er „ by bewilliging van de Magiftraat, eenig vervolg om 't Ge' ' „ loove, of der Confcientie wille, gefchiedde, dat, in zulken „ gevalle, de voorzeide Meester hubert ook zal mogen ver- F „ trekken, en zynen dienst, zonder andere opzegging, ver-f „ laaten , naardien hy verklaard heeft , geen vervolg om der \ Confcientie wille te kunnen toeflaan , op dat hy zyne ziele \ over een ander niet bloedig maake om der Confcientie wille \ „ tot god. „ Verder, alzo voorzeide Meester hubert zwak en met „ eenige Pasfie of Krankte belaan fchynt te weezen , zo zal j, hy niet geheel verbonden zyn precifelyk zyn week in 't » Pree- I  iets over. h. duifhui?. 20? Weinig tyds naa zyne wederaanftelling hadt hy het •genoegen om aan dien Prins te behaagen, wiens haat een i zyner vyanden, gelyk wy zo even hoorden, hem op den Ihalze wilde fchennen. Willem deI, zich binnen XVwecht onthoudende, gaf last, zyn onderfcheidende zitplaats gereed te maaken in die Kerk, waar de beste PreIdikant zou preeken. Die des de beftelling hadt , hoor;de duifhuis als zodanig vermelden; en's Prinfen zittplaats in diens Kerk vervaardigd zynde , hoorde hy [duifhuis prediken, en met zo veel genoegen, dat hy (betuigde, nooit beter Predikatie gehoord te hebben! \ Een betuigd genoegen,'t welk 'sbraaven Predikers vyanIden, de Leeraars der Confiitorie, zeer ergerde; daar ook fhet verfchynen van den Prins in die Kerk kon geduid ■worden als of hy aan de ruime by hun hooggewraakte GeIvoelens van duifhuis de voorkeus gaf. — Nyd, Nayver, Ise&egezindheid, dreef hun tot den Prins; met de vervolgd Izieke aanklagte, dat de Pastoor duifhuis niet zuiver in \de Leer was! En hadt die Vorst de laagheid, om, by 't Igeeven van de rede waarom hy derwaards gegaan was, len by t betuigen van zyn genoegen, te verklaaren, „dat I hv, van hun verfchil niets geweeten hebbende, op een r' anderen tyd, by hun te Kerk zou komen!" |" Hoe zeer ik de gevallen verkort heb opgegeeven, ben lik te breed geworden, om de eerst door my beoogde AanImerkingen te laaten volgen. I Ik twyfel niet of het, opgehaalde zal ter billyking dieIncn van myne Inleidende Aanmerking. Duifhuis, de 1 braa- preeken te houden , beloovende, dat ze overzulks zynen I" Medebroeder zullen verwilligen dan te vervullen ; hüopends r' nogthans, dat hy Meester hubert zich in zynen dienst 1" zeer zal kwyten als hem , naar zyne fterkheid, doen Ïyk zül zvn I Voorts heeft hem de Raad toegeftaan, en ftaat toe mits 1 deezen dat hy zich zomwylen één, twee, drie of vier.wee1" ken uit de Stad Utrecht zal mogen begeeven, om noodlyke ]" zaaken wille; dat hy voorts, om eenige prykelen wille, j hem btkend,niet zal verbonden zyn,by nagt iemand te gaan I" bezoeken in ziekte." Uit dit Hot mogen wy afnee- il 'men hoe zeer men het dien braaven Leeraar bang maakte, en 5] de Vervolgzugt, tegen hem in 't harnas 'gejaagd,het t»gen zyne ^ -veiligheid of misfchien op zyn leeven gemunt hadt.  20S iets over h. duifhuis. braave duifhuis, zou, op het einde der Achttfende Fpmi een waardig, een yerdienstvol, Man zyn. Wie wel, braï en Cnristlyk, denkt, moet zyne Naagedagtenis vereeren j en ik heb een wellust genooten, in dit, met dit /Sfter fchryven, te mogen doen. £e eenige byzonderheden, robert dudley, GRAAf'J van leicester, betreffende '■> geschikt om wen haatlyken man van nader by als een monster van wreedheid te doen kennen. (0"pf,v d flitf?ioS^P^al Sketches of .minent Perfons, whofM Poaraits farm part of the Duke of Dorfefs ColleZiT \\ at Knok; uitgegeeven in 1795.) HeLhSgnL% t,°nZe Vaderlj»^he Gefchiedenisfeni bvhnf zi f L L°PRtekende laaS" en Roodheden bykans zonder tal toegefchreeven aan eenen voortyds uit 1 A^W deezen Lande toegefchikten Man, die de Gun. fteling was van Koningin elizabeth, en de Tiey^imr'J van veele Geestlyken lier te linde" roberÏ d^dle^ Graaf van Letcester. Zyn Naam is een Vloek gewor ' m 'e beteirenSW00rd T■ ^ van VolkSdffl.. kaf mede aan Le$es*er i noemt duidt 3! tiaar mede aan lyden van Volksramp. difen HÏo^hS rei1|f?n Vai\de da§en deezes onwaar! riïaSchPK kundiS' onderfchryft del cnaracterlcriets, van hem opgegeeven, in het Tafereel Nederlandfche tycMeAtnhf^ van den Heere a. c. cerisier , waar wy hem met deeM ze niet malfche kleuren afgefchilderd vinden : ,, Hv ' „ vatte met veel vuurs eer- en ftaatzugtige denkbèeldeï , ,i op; maar hy hadt noch de hoedanighldfn',nochzelfs ' " tn nfdrJ 9m,ifr-,eeJl da^lykSbeftaan aan te gee- ■ „ ven. De Geveinsdheid ftrekt om gebreken te ver- "STp' Cn kan zoratyds de Braafheid misleide";, „ doch die van leicester bedroog alleen zwakke ver " nimmer uS^™™» ^«ieren; zy verkfoelfte „ nimmer Menlchen met oordee en doorzigt begaafd ■ " fevaarfvl?■»* ^ in ^ Sarafe om „ gevaarlyke ontwerpen uit te denken en te ondernee„ men; dan hy kende de middelen niet, om ze te vol- „ voe-  eenige byzonderh. wegens leicester. 299 voeren; en, wen het hem mislukte, hadt hy, te zyner ' verfchooninge, geene dan jammerhartige uitvlugten, l laage ontkenningen, en onbefchaamde leugens. Zyn I rustlooze en opftookende geest verzon , met weinig Ê moeite, plans van wanorde en omkeering; maar, moed ï en bekwaamheden dervende, nam hy de toevlugt tot I geringe en laage middelen, eer gelchikt om ze te doen l mislukken dan te doen flaagen (*)." Deeze trekken, hoe afzigtig ook, worden nog veel rerzwaard en zwarter door 't geen 'er ten zynen opzigte i'ermeld wordt in het boven aangeduide nu onlangs in Ameland uitgekomen Werk. Wy zullen leicester's Landgenoot laaten fpreeken, en daaden doen aanvoeren , iefchikt om dien haatlyken Man, dien Huichelaar, en tuiend veeier zogenaamde regtzinnige Kerklyken, in nog iaatlvker daglicht te doen. voorkomen ; ja zo haatlyk, fat hy, in deeze laatere tyden, naauwlyks eene wederik Robbert dudley, Graaf van Leicester, was de Zoon ! Van tohn, Hertog van Northumberland', gebooren in I den Taare 1532. Vroegtydig tradt hy in dienst, en kwam in gunfte by eduard den VI; doch, met de Throonbeklimming van maria , verviel hy, nevens de ' overigen zyner Familie, in ongenaae. Dan, zo ras elii zabeth ten Ryksthroon gefteegen was, werd hy ten Hove als den grootften Gunfteling der Koninginne 1' ontvangen. Binnen kort werd hy Stalmeester, Ridder h van de Kousfeband, en Geheimraad. > Hy werd door 1 elizabeth (fchoon waarfchynlyk met m goeden ernst) 1 voorgemeld als een gefchikt Egtgenoot voor de KoI ningin van Schotland; een voorftel, t welk men over ! 't algemeen denkt door elizabeth gedaan te zyn, I om een verfchoonend voorwendzel te hebben, ïnge1 valle zy zelve haare hand aan dien Gunitehng mogt I geeven. De.dood van dudley's Egtgenoote, omtrent f dien tyd, gaf aanleiding tot veele allerongunftigfte verf moedens. Zy werd door haar Man gebragt ten huize I van een zyner Bedienden te Cunmor in Berkshire, waar i zv, £?elyk het gerugt liep, naa dat eenige poogingen i' om haar door Vergif van kant te helpen kragtloos beI vonden waren, eerst geworgd, en naderhand van een hOQ- Cerisier , IV D. bl. 151.  §eO ËE.NI3E BYZONJDERHEDE** „ hoogen trap afgewdrpen werd, ten einde haar dood eêtl gevolg van dien val rnogt fchynen. „ In den Jaare 1564 werd r. dudley verheven tof „ Baron van Denbigk en Graaf van Leicester, en verj „ koozen tot Cancelier der Univerfiteit van Oxfurt. Om;i „ trent deezen tyd trouwde hy de Erf-Baronesfe van „ sheffield ; maar naderhand duchtende, dat dit Hui „ welyk hem zou ontzetten van den invloed dien hy op ,, elizabeth hadt, deedt hy alle poogingen om zynt „ Vrouwe te beweegen tot eene Egtfcheiding. Doch haa:; „ tot dezelve niet kunnende beweegen, nam hy de toei „ vlugt tot zyn weleer aangewend middel, het Vergiftigen 1 „ maar de lterke gefteltenisfe deezer Vrouwe ftelde dt „ werking van het ingegeeven Vergif in zo verre te leun „ dat zy 'er met het verlies van haar Hair en Nagelen „ afkwam. Zy hadt één Zoon , dien leicester der naam gaf van zyn Bastaardzoon; doch wien hy zynfl „ opgehoopte fchatten naliet. „ De Koningin maria gaf leicester, in den Jaare „ 1575' een bezoek te Kenilworth, waar hy die Vorftiri „ zeventien dagen onthaalde; een Onthaal, 't welk hem ., 60,000 P. St. kostte. Ten deezen tyde kwam 'er een Ge< „ fchrift in druk, getyteld: A Dialoguc between a Scholar, e, „ Gentleman, and a Lawyer, (een Zamenfpraak tusfeher „ een Student, een Heer, en een Regtsgeleerde) in welke „ het geheele gedrag van leicester ontvouwd werd „ met zo veel waarheids als bitterheids. De Koningiti „ zelve deedt, door den Geheimen Raad, Brieven fchry^ „ ven, (trekkende om de Befchuldigingen,op haaren Gunt „ fteling afgegeeven, te ontkennen, en diens onfchuld 1 ,, verdedigen. Gemelde Gefchrift werd egter niet min „ geleezen en geloofd. „ In den Jaare 1^85 werd hy als Generalisfimus m „ de Nederlanden gezonden. In deeze Gewesten was zyr „ gedrag zulk eene aaneenfchakeling van onbefchoftheic „ en grilligheid , dat hy terug ontbooden werd ; doet „ niets verloor van de gunst zyner Meestresfe, die hem „ raadpleegde in de netelige zaak van maria, de Schot; k. fche Koningin; en men verhaalt, dat zyn raad was de | „ toevlugt tot Vergiftiging te neemen (*). >5 LeïJ (*) Van deezen raad, om haar dus van kant te helpen, had| den de overige Raaden van elizabeth eenen afkeer. Zie Htr| me'jI.  WEGENS DEN GRAAF VAN LEICESTER. 3°' Leicester ftierf in Herfstmaand des Jaars 1588, naa door de Koningin tot Luitenant Generaal benoemd te " 7vn over het Leger te Tilburg verzameld. '',?Met eerdergfnoodfte en >deugendfte harten vertoonde deeze Man eene flipte geregeldheid m het 1 waarneemen der uitwendigel Godsdienstphgten. gy was welbedreeven in de Latynfche en Itahaanfche 1 aaien ( f Sak welI en fchreef^ten minften zo goed als iemand £ van zyne Tydgenooten." ME's Hist. ofEngl., Vol. VIII. Seft. 43- Aantek. van den Re- | ^"volgen, wagenaar, Faderl. Mt. ™ rorak' hv lest Latyn. Hy moet ook de Franfche Taal verftaan hebbef; "« in welke in den beginne de zaaken hier fe lande met hem verhandeld werden. Zie Aanmerk, op WA, «senaar's VIII D. bl. 67, byzonderheden, betreffende het lot VAN dr. priestley in noord-america. {Naar het Engelsck.') Alle byzonderheden, eenen Man als priestley betreffende , verdienen opmerking, en willen wy met in «ebreke blyven, om, wanneer ze ons voorkomen, en eenjzins belangryk zyn , des melding te maaken^en Vr onze Leezers van te verftendigen. _ Onder de Tegen^™fr, van paine's Age of Reafon is ook priestley [e voo ehyrgetïeedEen ff, in zeker geen hedendaagsch Schi-vver is geschikter om deezen Aanvaller des ChnstenS/diens onkunde, misduidingen, en^^dvan^ wyzen, onder het oog te brengen ; om de tegenwerpingen r*> T>e tvtel van het Werkje is: A Anfver to Mr. v wïs fJofRelrln-being a Continu at ion of Letters to Philofophers ifj PoM ials of France on the SubfeSl of Religion, and of Tkf Letier to a Philofophical Ur.believer. By toskph priestley, \ t D> F V. S. mth a Preface, by theophilus lindsey,, A. M. Printed ad Nvrthumberland Tom, America, reprtnted jet Johnfon, London 1795- jheng. 1797' no. 7. X  byzonderheden en zwaarigheden, met zo veel zelfs vertrouwen aangevoerd te wederleggen en te ontneemen. ^"gevoerd, i By gelegenheid der Engelfehe uitgave van 't gemelde, Stukje, heeft theophilus lindsey , A. M 'er eent< Voorreden bygevoegd. In deeze treedt die Vriend llnPriestley. te voorfchyn, om dien Man te verdedigen zonder eenigen fchroom voor de opfpraak en de E ! * een ondankbaar Vad"? land behandeld is; hy haalt op, de ftreelende blvkevan . hoogagting, welke die groote Man in Engeland omvhTs van alle verftandigen en braaven; hy ftort zlne kEtel I uit over die bekrompen denkende Latkunde en S Geest van Vervolgzugt, welke Engeland piuestley te ; benaauwd maakten, en dwongen, om, n een vrv tr^ vorderden ouderdom, den AtLtifchenb^^^^. ken, ten einde hy, in de Staaten van America die be daarclheid van geest mogt genieten, zo nood ftS net recht genot des leevens,. en die bedaardheid, wfll e veleisch wordt om vvysgeenge nafpeuringen voort Te Sta _ het" verladen SvÏT) W Wy y^°uwen%ullen net vei laaien des Vaderlands door zulk een Wvsp-eer als 't zelve - tot-oneere (trekkende, befchouwên Vwvd- fSfiehdIrSrtS gedaa,te" Voldoet alleen*™ de boot aartigneicl van laage zielen, wanneer het zwak huns ver-  BETREFFENDE DR. PRIESTLEY. Se3 „verblyfs te deezer Plaatze, zo zeer buiten , de wereld als gy denkt dat dezelve met de daad is. Doch, ?! waai t gy hier geweest, gy zoudt, denk ik, my met I geraaden hebben eene andere keuze te doen, dan Kik gedaan heb, hoe zeer verfchillend van myn eerfte " iNaa'een breed verilag der redenen, waarom hy het op"-draagen ^oogleeraurfchap in de Scheidkunde, te Philadclphia, hadt afgeflaagen, 't geen hem op de verpligtendfte wyze werd aangebooden, vaart hy voort : Wat myne nuttigheid in andere opzigten betreft, denk ik, met de daad, dat dezelve by de mtkomst, !, in 't vervolg, grooter zal weezen, dan indien men my „, terftond in een meer in 't oog loopende post. gefield hadt. Myne Schriften, die men te vooren met kende of 'er aan dagt, worden nu zeer gezogt en ge!' leezen : deeze zullen den weg bereiden voor. myne ' Prediking te Philadelphia, welke ik voorheb, m den !, naastvolgenden Winter, aan te vangen. In dien tusr * fchentyd zal ik hier eene kleine Gemeente hebben ; " alle eenigzins kundige Lieden hier ter Stede hebben „ zich vereenigd om voor my eene plaats ter GodgdienstL oefening te bouwen. Wy zullen eerst eene kleine Vergaderplaats gereed maaken, welke naderhand kan dienen tot een Woon" huis of tot een Boekery, over welker oprigting wy nu en dan fpreeken , en naderhand een grooter Vergaderplaats van eenige fraaiheid bouwen; den grond daar toe heb ik reeds befprooken. „ Deeze Stad zal niet alleen eene plaats van veel Volkstosvloed worden, maar is het reeds in grooter ' maate dan gy u verbeeldt. En, indien wy hier een Collegie oprigten, denk ik, dat ik my nergens voor,, deeliger zou "hebben kunnen nederzetten. Inzonderheid , wanneer men in overweeging neemt, dat ik „ hier meer tydruimte heb tot het voortzetten van myne „ bedoelingen, dan ik zou kunnen hebben in eene volk„ ryke Stad. Wat deLugtsgefteldheid betreft, deeze is, „ in veele belangryke opzigten, veel beter dan ergens 9, digt op de kust"" Dr. priestley kan een Man van een allernuttigst Chara&er in America worden. Godsdienst zo wel als de Weetenfchappen zullen voordeel trekken van zynen arbeid. Ên, dewyl in America het Ongeloof veld begon X % te  S04 BYZONDERHEDEN, BETREFFENDE DR. PRIESTLEY. te winnen C*3> , en het meergemelde Gefchrift vaar paine , waar tegen priesteey dé pen heeft opoevat. veele Leezers en Bewonderaars vondt onder de Bürgers s JLa ^er'et"Sde Staaten, mag men het eene gelukkige pmftandigheid agten, dat een Man van zyn aanbelang en i verdienden in het Gemeenebest der Letteren onffhS gekomen is, om de bewyzen voor den Geopenbaarden Godsdienst ten toon te fpreiden, hun ten aanziene van dit allerbelangrykst onderwerp te onderrigten , en de werkzaamheden van een volkbehaagend Deïstisch Schryver tegen te werken (f). ™u lcDe onverdraagzaame en vervolgzieke Staatkunde van vroegere dagen diende om Amerka te bevolken _ en S%ereiickeegr!nWÜOrdiSe EeUWG ^W om hetzelve (*) Dat deeze Staatsomwenteling, hoe veel voordeels ook aanbrengende , oolc nadeelige zylingfche gevold hadt ten opzigte van Godsdienst en Zeden f merkte delger1\1Z my te regt op, in zyne Gefchiedenis van de Noord- «mericaanfcheStaatsomwenteling. Zie onze Algem. fad. Letteroef. voor */95 , i Deel, bl. 472, enz. (p Naa dat wy dit afgefchreeven hadden, leezen wv PPn Bengt, m mlaMph; den l8 Feb> deezes'jS!ng^4ekend , waarby vermeld wordt: „ Dr. riUEs-rriv i,n^° f • V ter Stede' l»W Univerfiteits &R$*%ÏÏm£^ » °vfrTde gekunde en de voqnreflykheid der Hei ^ " &% Ye.eie L?den vail het tongres bevinden aidbl aanhoudenheid 0Bd de £al ke j 2y„ere\ochoor! DÉ VlilEDID IN KOOD, OF DE VERSTANDIG WELDAADIGE oom. CUit de Evenings at Home , by Br. aiein and Mrs. barbauld.) George cornish, een Inbooreüng van Londen, was ter Zea yaard opgebragt. Naa verfcheide Reizen na d■ Oost-L éten, als Matroos, gedaan te hebben, verkreeg hy het bevei over een Schip op dep binneninnen handel in de oJ vaarende. Veele jaaren bragt hy door in van de eene Com pagnies Vastigheid na de andere te zeilen, en by tusfehen" poozen zich aldaar aan land te onthouden. Y 'usicnen- Door deeze vaart een voor zyn fland niet onaanzienlyk Geld-  BZ VfilEND IN HOOP* 3o| Geldfommetje overgegaard hebbende , voelde hy, omtrent vvS Taaren bereikt hebbende, een fterke begeerte om na zyn Soo teland over te (keken, zyne Familie en Bloedverwante!» te aten, van welken hy , zints langen tyd, geen berigt altoos Jntvangen badt. Hy maakte zyn goed tot geld, maakte fchikEing op zyne zaaken, en vertrok na Engeland; komende, naa leen zestienjaarig afweezen, in Duim. ■ . Onmiddelyk begaf hy zich na Londen, en ging na het huil van een éénigen Broeder, die by zyn vertrek geen onvoordeehiï Arnpr bekleedde. Hy vondt dat deeze Broeder dood ea diens Gezin verftrooid was. Men wees hem na het huis van Len zyner Nigten. die getrouwd was, en niet verre van Londen woonde. - Zich daar bekend maakende, werd hy door die Letrouwde Nigt, en dier ongetrouwde Zuster, by haar inwoonende, met alle toegenegenheid ontvangen. Tot welk welkora onthaal zeker niet weinig toebragt het denkbeeld, dat hy uic Ihe, Oosten een fchat medegenomen hadt. Zy drongen hem < op het allerfterkst , om zyn verblyf daar te neemen, en fpaarden geene moeite om hem te onthaalen , en alles te doen wat hem kon verzekeren van hunne genegemieid tot een zo naLftaanden Bloedverwant. Van zynen kant vertoonoe hy zich [verheugd op het weder ontmoeten deezer naastbeftaanden; hy fchonk de Nigt en haare Zuster eenige Oost-Indfche kostbaarheden, welke hy hadt meri.egebragt. , ■ ^ I Welhaast viel het gefprek op de Familie - gebeurtemsfen „ Iftaande zyn langduurig afweezen voorgevallen. Men betreurde fs Vaders dood; de Moeder was reeds lang voorheen overleden, ipe Captein gaf, met een warm van Familieliefde kloppend Kart zvn voorneemen te verftaan , om goed te doèn aan de fcvergebleevene uit zyne Familie, en zyn. wensch om zyne tweede Nigt in zo goeden doen te zetten als zyne eerfte 'fC eeMaar!"eezeide hy, onder alle deeze Gerprekken, „zyt gy - beiden alleen maar overgebleeven ? Wat is 'er ge Worden van f' uwe kleine Zuster, met welke ik zo veel fpeelde; van dé f lieve amelia? Ik herinner my, alsof het gister gebeurd waI re hoe deeze agter myn ftoel kwam, my een tik gaf, dan " wegliep, opdat ik zou opftaan en haar riaaloopen om eet» L zoen; het zou^my hartlyk fpyten , indien het haar mec E. wel gegaan was." ,. . , „ Helaas! gaf de oudfte Nigt hierop te verftaan,, zy is oorizaak geweest van veel moeite en droefheid by de tamilte! iWas altoos een losfe Meid , en haar wangedrag heeft haar onge. mm gemaakt. Het zou gelukkig weezen indien wy allen haar ikonden vergeetenl — „Hoe dan " hervatte Je Oom, „ heeft 1 zv zich te fchande gemaakt ? Arm fchepfel 1 /* kan 'iliet zeegen, fprak daar op de oudiie Nigt, dat zy ztch te Mehande gemaakt heeft, in den flegtften *in van dat word; mar  314 OVER DEN HOOGEN OUDERDOM leeven geleid en de maatigheid in alles zorgvuldig in achJ genomen hebben, waar door zy zoo wel van fterke i,£ ipanmng als van heftige aandoeningen bevryd blevenwelk alles moest famenwerken, om aan hunne lichaamen' eene bewonderenswaardige vastigheid en zeer laiigduuriS leeven te bezorgen (*). &uu""S'a Mf,r ï* bï!5 WfVQ denkF' dat menfchen, die in derjJ grond het zelfde lichaamsgeftel, als wy, hadden, die, even1 als wy, uit vleesch en bloed famengefteld waren, 31 leeven tot byna duizend jaaren konden uitrekken? De| Phyfiologie brengt daar tegen onoverkomelyke zwaari*he-l den in. Zy befpeurt wel by ettelyke menfchen no« in 1 hooge jaaren geregelde lichaamsbeweegingen, maar verbaart zulken ouderdom, als men gewoonlyk in de Mo-1 faifche gekhiedenis meent aan te treffen, voor ongeloofJ % a§\ i 1S f aIleen overj'g aan te neemen, dat] God de hchaamen der Aartsvaderen, door buitengewoone] middelen, door een keten van wonderen, tegen de natuur- ■ lyke o :rzaaken van inftorting en bederf heeft beveiligd.. ZOnder toertaan, niet Maar welligt heeft die oude Schryver, van wien de opgave der leevensjaaren van de eerfte menfchen herkom- ' ltig is, dien hoogen ouderdom, ten gevalle zvner Hebreeuwkhe Iandgenooten, verdicht, om hen daar door hunne Voorouders, als waren zy by uitneemendheid gelukkige menfchen en byzondere lievelingen der Godhlid geweest, te doen bewonderen ? Dit vlrmoeden is ten ee- (*) Hoe veel de twee laatstgenoemde dingen tot een lani? eeven kunnen toebrengen, heelt de ervarems door vee'le voor beelden van menfchen , die in zekere Handen een hoogen ou^ Tv,TTi!it,.hebbe2' bevestisd- Zie HALLna Element. Phj. fiol. T VIII. ( 30. Sefl fl $ l8 , I9. Het klimaat kan ook veel uitwerken. In Medien, dat met Armenien, waar denkelyk de eerde menfchen leefden , byna het zelfde klimaat 1 heeft, worden nog hedendaagsch veele menfchen zeer oud Zie olearius Foyage en Pcrfe. I. 546. Ct) Bui-fon houdt het voor mogelyk , Hist. Naturelle, T. tv. p. 35 ,. Maar byna alle overige Natuurkenners denken anders. Ook haller , zeker een warm vereerer der Godlvke Openbaaring, waagt het niet dit te beweeren , en vindt hier een problema ab paucitatem datorum infolubile.  EER AARTSVADEREN. 3*5 -nemaal onbillyk, en.volftrekt onaanneemelyk. Het trvdt niet alleen met de waarheidsliefde en trouwe, die ie Opfteller van deze oude gedenkftukken, in al het geen lezefve bevatten, heeft aan den dag gelegd, maar wordt iok door den geest van deze eenvoudige verhaalen, en Ie °-eheele wyze van uitdrukking, weerfproken. Nergens fehildert de Schryver dien vroegen leeftyd met dichterïvke koleuren , hy weet niets van eene gouden eeuw. Kwalvk zou hier dan dit enkelde dichterbeeld, van zoo. ntnige tyden ontleend, pasfen. Men zou ook daaromtrent Ian het dichterlyk penfeel eene andere voorftellmg, dan /elke men hier aantreft, verwacht hebben. De Schryver on zich niet platter en meer profaisch uitdrukken, dan tv omtrent de leevensjaaren der Aartsvaderen gedaan eeft Het denkbeeld, dat tot eenen by uitneemendheid elukzali^en ftaat eene onoverzienbaare reeks van leeensiaaren vereischt wordt, fchynt ook wel eene Uitvin, ino van laatere tyden geweest te zyn, dan waar in dit roffel moet geplaatst worden. Hesiodus , die veel laater eefde, heeft 'er nog niets van geweeten. By hem is liet erfte menfchengeflacht zeer gelukkig; wanneer de eel/ensloop ten einde was, dan ontfliepen die gelukzalige Inerkhen zacht, zonder de zwakheden van den ouderdom bevoeld te hebben (*> Een leeftyd van eenige honderd laaien voor dezelven te verdichten, is hem in t geheel biet ingevallen. Van zulken langen leeftyd maakt hy feerst melding in de befchryving van de zilveren eeuw, itoen een clasfe van menfchen leefde, die zich door hun ifchandelyk gedrag het misnoegen der Goden op den hals Ihaaiden, en eikanderen door vyandlykheden ongelukkig fenaakteu. Maar het is niet zeker, dat de Dichter, wanineer hy fpreekt van honderde jaaren leevens, waarïyk de ■jaaren in den gewoonen zin verftaan heeft (i). ^ i f) 'Epy H3 — ÏI7' h) Hesiodus verhaalt, (vs. 13°, 13O» dat de kinderen van 5 hec tweede menfchengeflacht honderd jaaren, f>*7« «7f«), zonjder befchaaving , by de moeders bleven, en naderhand, vol«wasfen zynde, niet lang meer leefden. Wat die oude Zanger I hier van de verfchillende menlchengeflacbten zegt, behoeft niet v geheel en al voor een verdichtfel gehouden te worden. Algei meene Volksbegrippen en oude. Overleveringen , op eenen f dichterlyken trant opgecierd, zullen daar by ten gronde gelegd geweest zyn. Denkelyk was die bepaaling van honderd jaa-  3 I'5 OVER BEN HOOGEN OUDERDOM Gefteld zynde, dat in de befchryving van den höl gen ouderdom der Aartsvaderen eene waarachtige daadj zaak moet erkend worden, heeft men drie verfchillendc wegen ïngellagen, om dit bericht met gedaane waarnee mingen omtrent de gefteldheid van 't mensclüyk lichaam te vereffenen. Sommigen hebben gemeend, dat men onder de naamej;! Adam, Seth, Methufalah, enz. dan eens enkelde perfoo ' nen, en dan wederom geheele geflachten, naar hun geil noemd, verftaan kan*, gelyk Ifraël, Juda, Edom en Moabit l)zxi is b. v. de zin , van 't geen men Genef. V: leest, deze: als Adam 130 jaaren oud was, wierd hemH een nakomeling, met naame Seth, geboren; naderhand!; duurde Adams Stam nog 800 jaaren voort, en bragt eenifes groot aantal menfchen voort van beide geflachten. Ditur ïhtmhuis bleef tot in 't negenhonderd dertigfte jaar'over [;r: toen heeft dat zelve een einde genomen. Maar hier te^en' ooen zich van alle kanten zwaarigheden op. De zaak' e zelve en de taal wederfpreekt deze uitlegging. Gefteld 1 eens, dat een en dezelfde naam, in zoodanig verband U eerst een byzonder perfoon, en aanftonds daar op zyne nakomelmgfchap, kan beteekenen, dan is nog de vraagt 'i tioe kon de Stam van Adam of Seth, dat is, de men£- < te van menfchen, uit hun gefproten en naar hun be-; t noemd, in een zeker jaar een einde neemen ? Men zal >• toch met willen beweeren , 't geen tegen de waarheid! zou inloopen , dat zoodanige Stam toen is uitgeftorven hr blylt dus mets overig, dan dat men op zekeren tvd" 1 den naam van zulken Stamvader afgelegd, en een anderen ' daar voor aangenomen hebbe. Maar welke redenen Ij laa- t ren ook vaa eene zoodanige oude vertelling woordelyk over- ■ ' genomen. En kan dan het woord oudstyds niet wel iets I'' anders dan een jaar beduid hebben ? Mogelyk was toen by de 1' Grieken, of van welk Volk dan ook dit fprookje herkomfti* i' was, even als in 't eerst by de iEgyptenaaren , een maand de 1 hugTfte tydmaat, hier ï?.5 geheeten. Dan Iaat zich dit bericht 11 voegelyk uitleggen: de menfchen leefden toen geftadig in oor- ); log met eikander, hoewel zy een weekelyke opvoeding geno. jt l ten; want zy bleven, geheel en al ftrydig met de zeden ea Ij gewoonten der laatere Grieken , wel honderd tyden, dat is, tot 11 in 't negende jaar, by de moeder in 't Vrouwenhuis. Of wel- |< ligt is honderd jaaren , of tyden, flechts een foort van fbreek- \ 1 woord, om een langen tyd uit te drukken ?  DER AARTSVADEREN. 3*7 ïaaten zich toch voor zoodanige ^^^ÖSdl -En op wat grond zou men dan nog de telkens herhaalde fpreekwyzen! hy leefde en hy ftorf, in diejonbejgsbaae beteekenis, die men'er aan geelt, opvatten ? Een Volk , wordt wel eens , in een dichterlyken ftyl, gezegd te Cn, gelyk by Hof. XIII: i. Amos il: a,. wanneer hel^ onhoudt, als een afgezonderd Volk te beltaan, of, a£ zoodanig zich in een kwynenden toeftand bevindt ! Maar dit is geheel iets anders, dan 't geen hier, en dat wel in eenen eenvoudigen historilchen ftyl, uitgedrukt wordt. En hoe zal men eindelyk, naar deze vooronder, telling , zich een denkbeeld maaken van het einde van Henoch', wien God vroegtydig tot zich nam? Daar kan althans Henoch niet voor den Stam van dien naam genomen worden. Maakt men hier evenwel eene uitzondering , ren hoe zeer willekeurig is die wyze van uitlegging) dan is ten minften, in deze verhaalen, eenmaal een op»ave voorhanden van leevensjaaien, die, byakuea men door het woord jaar zonne- ot maanjaaren verftaat, door niemand kunnen bereikt zyn. »2£jLa£ ' &t Anderen hebben 'er dan.liever dit op uitgedacht, dat < de jaargetallen, welke aan de Aartsvaderen, toen zy.kin| deren verwekten en ftorven, toegefchreven worden, m de tegenwoordige uitgaven van Genefis door onvernuftige affthiyvers kwalyk uitgedrukt zyn. Het is zeer zeker, dat veelvuldige mistellingen van dezen aart in den gewoónen text van den Hebreeuwfchen Bybel zyn ingeflo! pen, en mogelyk talryker zyn, dan alle andere fchryfi fouten faamgenomen. Maar is het wel te vermoeden da in die lan^e rv van stallen, die men Gen. V en A aanSeft ahet ofwel verre de meesten, kwalyk gefchreven zvn? Door overyling kan men zich in zaaken van dien aart ligt en meermaal vergisfen ; maar is dat, in die maate, te veronderftellen in de affchryveren van dit boek, ; dat zy byna op iederen regel op eene verregaande wyze misgezien en hier alleen zoo veele fouten begaan hebben, daar zy anders blykbaar deze Schriften, met eene by} zondere zorgvuldigheid en naauwgezetheid, gewoon zyn : te bel andelen? Eene opzetlyke verhooging van de laargetallen kan men nog veel minder van hun verwachten. Wat oogmerk konden zy 'er toch mede gehad hebben, om den leeftvd der Aartsvaderen tot duizend jaaren te plengen ? hadden zy hunne vereerde Voorvaderen a s buiteïfemeen gelukkige menfchen, willen voortellen, * 3  318 OVER DEN HOOGEN. OUDERDOM dan moesten hun eer andere merkteekenen van zoodanige*! gelükftaat ingevallen zyn , dan dit; ten minften zouded zy 'er meer andere bygevoegd hebben. Maar die tyden| zyn gelukkig voorby, waarin men op de ten eene>| maal ongegronde vooronderftelling, dat de Jooden, na del geboorte van Christus, allerlei vervalfchingen van detr] Hebreeuwfchen text ondernomen hebben, goedkeuring eftl byval kon verwachten. 'Er is eindelyk ook nog een derde weg ingeflagen, orM den Mofaifchen text met de natuur der zaak te vereeni-i gen. Men heeft beproefd , om aan het Hebreeuwfchel woord, waar door anders doorgaans een jaar verftaa»J wordt, eene andere beteekenis te geeven, die eene kor^l tere duuring, dan die van een zonne- of maanjaar, zall bevatten. Wy kunnen evenwel onze tocftemming nieti geeven aan de gedachte , dat men elk jaar van dien tydJ alleen voor ééne maand zou moeten neemen Wantl dan zou men, om geen andere bedenkingen tc noewl men CD» moeten vooronderftellen, dat fommigen reedsi in hun zevende jaar kinderen geteeld hebben. Veelei zwaarigheden zullen wegvallen, wanneer men aanneemt,! dat door een jaar, in de vroegfte tyden vóór Abraham,;] Hechts ongeveer een vierendeeljaars, vervolgends eenJ eenigzins ruimer tydvak, en eerst, federt den leeftyd 1 van Jofeph , een jaar van 12 maanden verftaan werd. 1 Men zal alleen hier en daar eene andere leezing voor dé 1 gewoone- dienen te volgen, om alles, volgens deze voor-onderftelling, (hooger kan men deze gedachte niet aanzien, en wat zou men ook, in een zaak van die natuur -, meer vorderen?) inovereenftemnring te brengen. De eerfte menfchen konden niet'dan langfamerhand,; door van tyd tot tyd gedaane waarneemingen, en door meer of min dringende behoeften, tot de naauwkeurige bepaaling van zoodanigen tydkring, als men naderhand! alleen een jaar genoemd heeft, geraaken. Tot een grooter tydmaat, dan een dag of maand , die men weldra I noodig had , om den tyd van deze of geene meer genrigtige voorvallen te bepaalen, moesten zich in 't eerst van zelfs f*) Zie, onder anderen, cramer In Nebénarbeim: sotr Theohv. littcratur und Religioh, Zweytes Siuck , Dresden en Leii»i;ich 1787. J 1 Cf) Vergel. hamels veld Bybel verdedigd, IV'de Deel, bl. 159.  324 DE HOOOE OUDERDOM DER AARTSVADEREN. voor een rond getal neemen. Men Iran • andere oirkonde^n het 6oifte jïï i^eek n °A* ^ Bedenkingen over de kortheid des tyds , die 'ér vol gens de aangenomen vooronderflelling voor de grooS ïoï demigen van Noach tot Abrahams leeftyd zou c%lrhwlZ zyn hier althans van minder belang/ men tel"ffffiS tusfchentyd, volgens de Samaritaanfche leezing, U^m ren. Uit den Hebr. text kunnen naar de Soonf bere" kenmg niet meer dan 292 komen; 56i jaaren Sn toch wel geen merkelyk verfchil maaken. Cb houdt, u ^TS^oT^^u^ ^ *c^\t^AAJ!GAAND* BE ÜITWERKSEI.S EENER DOORGESLIKTE OMGEKROMDE SPELDE IN DE KEEL, SLOKDARM EN MAAG. DOOR A. V P E y, voorheen Hoogleeraar in de Geneeskunde te Franeker ' thans Praclizeerend Geneesheer te Amjierdam. ' en Wanneer zyn meester iemand kwaad wil V Inen vertelt hy het'den Olyphant, d.e terftond zyn ' Smet water en ilyk vult, en het werpt op het hoofd 1 "an den man, die hem aangewezen is. De Mogol gebruikt eenige Olyphanten tot uitvoerders van de ftraf 1 Sn misdadigers , die ter dood verwezen zyn. WantSeer hun geleider deze Dieren beveelt om die ongelukkigen^ tan kant te helpen, trappen zy hem w ooeSSiklyk met hunne voeten tc pletteren; doch, inw S hy wil , dat zy langzaam zullen fterven, bre" ken zv hem de beenen een voor een , en doen hem de1 Sdeywreede pynen lyden , als iemand die gerad£ braakt wordt." (Het Vervolg by de naaste gelegenheid.') bfiangryice byzonderheden, het staatsbestuur. S lll[ tegenwoordigen staat van rusland betreffende. (Ontleend uit Letters from Scandinavia.) ■r^P7Plfde SèhlvVé , wiens Verflag , wegens• Peters- »; £.T volpe™ onze, oordeel,, zeer plaatzen,. „ waardige mede,". WSMth s sits- Volk5 rille™oeXeWfen, gekleed naar hunne lalwyzeen omhangen me. de Wouwen Ridders, Heyduken en Loopers; de eerwaarai g'tt'cJu^'UeeJnde kleederen van Priesters, en (*) Zie hier boren, bl. 334*  3$9 OVER HET STAATSBESTUUR, ENZ. de dikbedekte hoofden en de lederen kleederen der Boe-J ren , te gader opleverende een der vermaaldvkfte en vreemdfte vertooningen , welke men zich^kan^verbeeï uS^^^?^ F00t in de verfchillende, Sr d^HnwonnH , 6 kleederdragN en in het voorko-. men, der Inwoonderen van deeze Stad. Vreemdelinge» r blyven doorgaans gehegt aan hunne' aangeboSe hebbe" onthaaSeninnSryk5eden' **p«"*"'e kaf mTzTch do^ , we al on dl VrZQ V3n elk Volk in ^ropa, zo j totden mLf der. van den Muur CAinal zl'ZnTai^lt °h" Ên Co^opokn tot de Vangen' ï^nie^ ^ £ «\rThS \ £g«e? vSkomef *g4 7* ^^ & .V S^L ^t^Tm^? ook! alle de wisfelzieke verandering der Mode voleen wil vvoCrdenmgaran ""^V * 5» een iStófe,"[■ Volk™ 2aWre. gingen. Niet alleen ziet gy de Volken te voorfchyn komen in derzelver eigene volks h t oogg' onneferiei ^ CU ™^ zondef dat zu k net oog, op epne buitengewoone wyze, trekt; maar dik wyls ziet gy,op.een Masquerade- avond , vee en 0Jonen baare plaatzen wandelen \ hunne MasmeradWeedïï" en omhangen met anderen grilligenzSdtt dat zulks eenige maate van verftoorende opmerking S An« y - e d,waas' en buitenfpoorighedcn, welke uit onze vrye ötaatsgefteltenisfe ontftaan, eerbiedigen, mer- &d^effif^rWgh?d aan als ee" bIvk vaf ded'oL. Heidde$ Kusftfchen Characters , en van de laasheid waar toe het Volk gebragt wordt, door de werkfng-Sn iet wille keurig Staatsbelluur. Het dunkt my nogthans nie nood zaaklyk zodanig eene veronderftelling aan te iieemen om oplosüng te geeven van dit verfchynze? hSfi Ryk beftaat uit verfcheide Volken, van elkander in ml kleeding en zeden verfchillende. De Hofkleedn g geheel en al eene vreemde zynde, komen 'er geene omftlndighe 1 SeTbovenadeeaenF Ueedin« de|Rvks ■ mteaerneid boven de andere geeven. Te deezer oorzaak*» behoudt elk zyne eigene, fin daar de aar-  VAN RUSLAND. 3^1 mtHü tot zich trekt lieden van elk Volk, waar uit de l^tr^n^vin bykans eenige. Stad. HebSheid heeft hi Rusland dezelfde uitwerking als overal elders Een Rus kan niet meer dan een Rngdschma* jorfl^M worden in vdele verwondering te ftaan SSS?Se\ Tooïvapen /welke hy alle uuren van dea HSil^ïSU. in dit Land eene zo. volkomene • vrvheiTin ftukken van den Godsdienst als in Kleeding SSeevenswvz-; en betoonen de ïnboorehngen geen groo- ' ter mal ^ vaii nieuwsgierigheid om de eene dan de andere ma te eaan De Engelfchen , de Franfchen , de Duit- \Thers triiollandersSL hebben Kerken te P^rsburg, Se zv bezoeken met de Vrouwen en Dienstbooden, behorende tot elks Gemeente. Zomtyds ziet men ook eenS"HeeSi in die Kerken;doch dit is, m yergelyking eenige "c"c" ,. Het is ook zeldzaam dat fettehngen doo nieuwsgierigheid uitgelokt worden, 5™ £ P Stilheden of Godsdienstoefeningen van eenig ° a vr ilg tl 7ian zien. In de daad, de wyzen van nnenbaïre^'GodsdSto fening der Rusfifehe Kerk zyn zo ?Sterend en zmnenbetoverlnd, dat zy, die 111 de waar- ! femtterena en a gevoed en gewoon ze te veree- "prTnSoSSidï nTverlLading moeten nederzien op de"'eenvoudlgtód van andere &Godsdienstvereenngen, 3 nnrWnot van dat aantrekkend uitwendige. Se vrvbdd nogthans,welke Vreemdelingen ten deezen flaSieï?eenieten, vindt een tegenwigt door eenige befS?£jS*\togen, waar aan zy zich, van eenen «Sn kantf blootgefteld vinden. Een Engelschman , bv voorbeeld dunkt het zeer hard, dat.hy geene vrybeid bebbe om vrylyk zyn gevoelen te uiten over Staatïnndiffi matreaelen, over Mannen en Vrouwen daar in I berokken - dtt hy niet meer dan een klein end wegs Wen de Stad mag gaan, zonder Pasport - dat hy S Man v?n aanzie/en rang mag voorby £S tan uit den weg te wyken. In dit ftul^aa^hy I «nathans met den Inboorehng volmaakt gelyk. -—■ zacn 3 S SLszaaken uit te laaten is bykans volftrekt verZVl Pn yv die het nog waagen over de StaatsïnngSn'te @A doeniet flLterend, eh niet. vóór I dafzy zorgvuldig 'rondgekeeken hebben, om te zien of  S8s over het staatsbestuur , enz. '£ °°m £ï Verda3t perfoon zich in den omtrek bevifrl de. Nogthans ziet men, dat, ondanks de gedraagcï voorzorge om de.vrye gefprekken over StaaSzX 1 voorkomea, zommigen de vryheid neemen om in Ruslal over die verbodene onderwerpen te fpreeken. In deel gevallen » 'er een byzonder gebod uitgevaardigd, ve« biedende allen gefprek over clusdanig een ondeiwern pynigmg en ftraffe dreigende tegen alle overtrïïSrT P] Welk eene uitwerking zodanig een Verbod in EnA land zou gehad hebben? behoeft men geenEngelSÏ te vertellen. Maar in Rusland zyn eenige dSende beweegredenen tot gehoorzaamheid , welke zeldzaammiM de bedoelde uitwerking te baaren. Een kragtdaadiT ver" ■ kende Leermeester van onderwerping in hit Staftkun" s dige, de Anoutmeester-Generaal sehetien, houdt zvn ver I b yf in deHbufdftad; die, fihoS | weetenfchap der Regtsgeleerdheid, door eenige weinig f proefondervindelyke flagen, een Staatsgebod bedwingen.> der maakt, dart al de redeneering vanille Wetgevers F die ooit beftonden. Deeze ontzaglyke Perfonadie\ door. 'i: gaans een Man van hoogen rang en nog hooger ontzÏÏl boezemmg, vernedert zich nimmer tot de zifterven v"n, regterlyk onderzoek, tot het nagaan van het onderfcheid der gevallen, tot het wikken en weegen van de omftandigheden, die zo veel vertraagings toebreneen aïni den fpoed der Regtszaaken in Engeland. Zondï eeniS andere formaliteit, dan die van een Order aan te kond? ■ gen zyner Meerderen , vangt hy onmiddelyk zyn werk aan, en volvoert het doorgaans met zo veel ernsts dat t^&ï?* CCne 1CS °ntvanSen heeft' zelden'eene Gy zult misfchien denken, dat iets, naar fcherts gelv- ■ we"™ ' Ete '/wS g?IaatSt iS by Cen 20 ernfti« Verwerp. De Engel/enen tog zyn gewoon van den Knout te fpreeken als van de fchriklykfte en vernederendfte ftrafffe die men zich konne verbeelden. Nogthans is dezelve' : met. wreeder noch vernederender dan lenige llraffen in ons Land. Overweeg de openbaare geesièlingen, welke! in eene menigte van gevallen, door onze Engelfche Wet! ten worden voorgefchrccven ; overweeg de nog ver. < fchriklyker fpitsroeden, welke onze Militaire ovemceders moeten ondergaan ; en gy zult zien, dat een der vrvfte en verhchtftc: Volken, tot heden toe, niet in ftaat geweest ia eenig voldoeuend middel uit te denken, om, buS ze- I  VAN RUSLAND. 3^3 Ikete maate,de ftrengheid van ftrafaandoeningen te yerzagÏÏ Ik wil d t in geenen deele derwyze opgevat hebben als Eik onbepaald de eene of de andere de^lb^orfen». en billvlcte. Ik wilde alleen u verzekeren, dat de fchiikIrekkende verhaalen, welke men ons memgvoud te leezen St van deeze ftraffe met de Knout, zeer oyerdreeven jvn • ten minften dat men ze met hebbe toe te paslen , E de wyze, zo als dezelve heden ten dage wordt aantewend, ïchootf ze geftaafd mogen worden door een> K aUerfchrikbaarendfte voorbeelden van vroegere tyden. P Re ziaers zyn of miSleid geworden door hunne eigene iH^Jei dit onderwerp, of zy hebben voorby Kk hunne Leezers zoeken te misleiden Wanneer ik ef woord Knout vertaalde door het woord Zweep, dat èr volmaakt aan beantwoordt, en u vermeldde, dat in fiLS? Perfoonen, van zekere misdaaden overtuigd, ge> tastvd wo ea door geesfeling, ik zou u de volftrekte Karheid verhaalen; en, nogthans, zou het u op geene ïmtencewoone wyze aandoen , dewyl.gy dezelfde loort afSoefening allerwegen in Groot Brtttanje tegen de feédaadigets ziel bezigen; maar, wanneer ik het Rusfisch ïoord behoude, en fchryf, dat, in dit ongelukkig Land, t kwriddoendèrs met den Knout geftraft worden, vult tSSing 'de plaats eener naauwkeurige betchryvmg S en uw bloePd begint te verftyven op het verwarde Skbeeld, 't geen -gy vormt van iemand aan t leeven tkom'n hem de tong uit te rukken, en op allerlei Lze het lichaam te mishandelen der elendigen, die zich ot deeze onmenschlyke ftraffe verweezen vinden. Veloof mv, hier in fteekt meer misleidings dan gy u noï vkkunt verbeelden. De Knoutftraffe is , in veele Sï en zo als dezelve doorgaans althans heden ten wordt uitgeoefend, in geenen deele fchriklyker dan e& Geesfelingen, in veele gevallen, door de Bngdfehe Wetten voorgefchreeven ; en haalt ra yerfchriklykheid Pet bv de fpitsroeden en dergelyke ftraften by ons KrWvolk in zwang. Een Rus, die even het gewoone ama van Knoutllagen ontvangen hadt, 't geen zelden Elf of Vyftien te boven gaat, heeft men hooren zeggen kfliv voo? een vies Brandewyn die ftrafoefemng nog S eeJ^adefgaari wilde. Gy zult mogelyk zeggen ft dit meer móet toegefchreeven worden aan gerke geipldheid oo den Brandewyn, dan aan de zagthcid der Iraffe? Mm ifc verbeeld my, dat de grootfte Dronkaart  3S4 OVEK. HET STAATSBESTUUR, ENZ. in het geheele Engel/the Leger, wanneer hy de pvn van vyf honderd flagen geleden heeft, zyne toeftemmingtot nosr andere vyf honderd niet zou geeven voor ai den Sterken Drank in Groot-Brittanje. Maar, fchoon, in het ftuk van Lichaamshdcn, de Knoutflagen m Rusland niet fterker zyn dan de Geesfel. flagen in Engeland, beken ik , dat ik aan de post van; Knoutmeester - Generaal niet kan denken zonder affchriki om dat , uit de wyze , op welke eene agterdogtige Staatkunde van Gunftelingen en Staatsdienaars dezel ve doet uitoefenen, de Knout een laag werktuig is vani verdrukking, te meermaalen te werk gefteld om del fnoode bedoelingen van byzondere wraake te volvoeren'] zo wel als om het misdryf van weezenlyke overtreedersi der Wet te ftraften. Niet alleen mogen Heeren last geeven om hunne Slaaven door den openbaaren Strafuitvoer-i der Knoutflagen te doen toetellen , zonder daar voor eenige andere reden, dan hun eigen welgevallen, by te; brengen; maar zomtyds wordt 'er een bevel uitgevaaj digd, op 't gezag des Beftuurs; last geevende, dat de Knoutmeester Generaal dezelfde ftrafoefening zal voI-J brengen aan lieden van rang , die het ongeluk gehad, hebben van onder verdenking te vallen; dat is, die aan-1 ftoot gegeeven hebben aan eenigen dier vergiftige'In fecten, die, onder den naam van Hovelingen of Gunftelia-i gen, fteeds het oor van haare Majefteit hebben. In deeze gevallen vervoegt zich de Knoutmeester -Generaal, met eenigen van zyn ftoet, ten huize van den ter ftraffe °e-' doemden perfoon, en volvoert, welke ook diens rangi fexe of ouderdom, moge weezen, den last, hem gegeeven* met onmedelydende hardvogtigheid. 1 Men heeft my verhaald, (want nimmer heb ik het gezien0 dat, wanneer deeze fchrikverwekkende Man bevel ontvangen heeft om zich na Moscow te vervoegen \ 't geen zomtyds gebeurt, daar de meesten der nie°t in ■ gunst ftaande of misnoegde Edellieden hun winterverblyf/ te dier Stede houden , zyne verfchyning werkt als het uitbreeken van de Pest. De openbaare plaatzen worden geflooten; alle gezellige verkeering houdt bykans op, en de geheele Stad is vol angftige verwagting waar de flag zal treffen ; want het is ten vollen bekend, dat deeze Amptenaar nooit eene vergeeffche reis doet. Gy betoont zeker uwe verwondering, hoe eenig Volk zich kan onderwerpen aan een Ryksbeftuur, 't welk zul-  van ruseanb. %»5 zulke fchriklykheden als de evengemelde wettigt. Dan Se verwondering zal ophouden als gy agtgeeft op de "nwendige Gefchiedenis deezes Ryks. De Jaarboeken van de Vo lten deezes Lands zyn met flegts zeer weinig uitzonderingen, opgevuld met daaden van de fchriklyklte 13S«mi rfilT de Bvl en de Knout waren de 34 werSu len hunsVsbefluurs. Te deezer Xaakf werd het Volk, fteeds de roede der dwingland? Sven hunne hoofden ziende zweeven, allengskens, verWI teeen dien indruk. Uit het onderwerpen aan den Wi huiS vSto werd eene hebbelykheid van onderSerDina bv het Volk gebooren ; deeze heeft hun willige Stoffel gemaakt vat eigendunklyke Magt, en de banden van willekeurige overheerfchmg vastgemaakt. Op weS tydperlf, of in welke onhandigheden., deeze n-S" eerst zili indrukte in den Volksgeest is; misfchien ikl nja te foeuren. De oorzaaken, welke aan de VoTken der aarde hun 01derfcheidend Charader .geeven, Wen veelal?myns bedunkens, buiten het bereik onzer wirïeemiige. Ik verbeeld my, dat het Staatsbeftuur, ^ welk doolgaans verondèrfteld wordt, de groote werkiS in dit geval te weezen, ruim zo zeer het gevolg Sfde'oorzaak is van het Volkscharaöer. Op zeker ? a£% m i de form des Staatsbeftuurs over een groot Xdeehe van jL^ bykans dezelfde. De Charaéters -der g rM Hlemle Europifche Volken waren , egter , op dat ^kf^ Stóllende als tegenwoordig.. De drie Volken, uit welken het Ryk van Groot-Bnttanjc b^u hebbe laïU tyd foortgelyke voorregten genocten; nogthans is het Engdsch Charafter zeer verfchillend van he^ tfche en te SdMfchc is van beiden onderfcheiden Het fchvnt, derhalven , dat de oorfprong deezer ChaS»r nn-irfcheidingen der Volken tot zeer vroegen tyde ookUm^ ïefSPÏtfclhcid zelve is, de oorfprongen daar vm op te fpeuren. Maar, wanneer de ftrekk.ng van Volksbegrippen en Zeden eenmaal gevormd is, valt het voor te Ttaatsbeftuur gemaklyk den voortgang daar van te-bevorderen, de uitwerking te voltooien en den duur beftendig te maaken. Overeenkomftig met dit Srio fchvnen de Regeringsvormen, die, van onheuch^KvdeftyaTin Rusland hebben ftand gegreepen, ten Jollen^Wike'nde om reden te geeven van de Opende OTdemerping, waar door de Onderdaanen deezes Ryk* aich onderfcheiden. z meng. 1797- no. 9' ua  OVER HET STAATSBESTUUR, ENZ. Zonder te rugge te treeden tot de barpaarscbheid van vroegere tyden,-verzoek ik u uwe aandast' teWf. tigen op peter den grooten, met vollen regte, in veele opzigten, de Vader deezes-Volks geheeten. Ik hebniet noodig u te herinneren aan de fchriklyke ftrafoefeningen, m zynen naam, en op zyn gezag, volvoerd. Gy S/A5 ^ °nkun^g weezen, en ik begeer, in geenen deele, m u te doen herleeven de aandoeningen van fchrik vervullen by het leezen derzelven. Czaar peter, 't is ™„"&"*Ve-ldzaam d? t0Icv!ug£ tot dJe byzondere foort van fttaioefening met de Knout; maar menigvverf ftrafte hy met eigen, hauden zulke overtreeders, als hv aan den openbaaren uitvoerder der itraflen niet wilde overleveren. De voorbeelden hier van zyn ontelbaar, en veelmalen vermeld. Ik kies flegts "één geval uit. De Czaar hadt een zamenkomst van zynen Raad, te welker byzondere gelegenheid herinner ik my niet, 's mor-ens "™ UUWO. befebeiden. iWhy ter R^ale intradt, ftondt hy verwonderd daar niemand te vinden yan de.door hem opgeroepene Periöonen. Toen hv ornSLS Tuten eewagt, en zich tot een hoogte van misnoegdheid opgewonden hadt, verfcheen de Prefident; 8& J«nde rllk C-en ftom hem over '« hoofd hing ; begon eene verfchoomng te maaken. Doch te vergeefse! Peter, wiens driften nooit na ingebragte verfchooÏT^n^lM"11' WSt hem °P eigen ooglnblik ruwlyk Seel^V i !nCT me,'^e van6flagen toe. Elk lid *t rL™J CC ,0t ^ ais hy binnen tradt' tot dat de Generaal oordon verlcheen. Die Generaal itondt niet S8 vm - °tT-r h£t Vert0on '£ weIk ^ Raadzaal opleverde. Maar .«Keizers woede hadt, op deezen tyd, vry " S!iH -y et ,iet op zvn tvd §ePast hadt> het zeer „ gelukkig voor hem was, dat hyVo veel over zyn tvd „ kwam; want ik ben," voegde hy 'er nevens, ,, re'eS „ zeer vermoeid van het ftraffen deezer SlegthoÓfden, en „ ik weet dat de Schotfche Regeeringsvora niet overeen" „ fternt met het geeven van ftokOagen." De heiinlyke toedeeling van Knoutflagen fchynt de e*te aframmeling yan deeze vaardige llrafoefening. De Ruft fche Scepter is , gelyk gy weet, zints de dagen van peter den grooten, alleen door Vrouwen gezwaaid Uitgenomen den korten Regeertyd van peter Sll, el de  VAN RUSLAND. 5*7 de weinige dagen, die peter de III zyne Moeije overleefde fchoon zommige der Vorftinnen, die Opvolgezesfen van peter den grooten geweest zyn, zich geSefin ftaaf betoonden, om den iykslcepter te zwaaifen fchvnt geen deezer de bekwaamheid gehad te hebben om zvnknfppel te voeren. Te deezer oorzaake is dit w?rkygeheeïP opgekomen voor den Knoutmeester-Genekt hoe verre het Volk by deeze verandering gewonnen of verboren hebbe, zal ik niet onderitaan te gislcn. Maar men fchynt aan den hoogen oorfprongj deezer wvze van tugtiging te moeten toefchryven, dat er minS ftSSd^S'Slenade aan deeze ftraffe gehegt is dan men zich veelligt Ion verbeelden. Het ^ bekend .dat de Tu»ti?ingen, welke peter de groote, met eigen hand, uitdS8 nimmer aangemerkt wierden as lets^ends of verlaagends te hebben voor den lyder. Wanneer een Hovelin" lustig wa- afgetouwd, of voor den neus geflaagen, oleenSi^ heden Czaar peter zeer was atgerigt 0 gevoelde hy alieaj de lichaamspyn dier bewerkinge. Zyne Eer leedr er niets in 't rainfte by. En daar het zelden gebeurde,. 5« de Czaar naa zulk een bedryf, min vertrouwen in hem ftelde dan Erheen, bleef het vertrouwen zo ongebonden als de Eer. Menzikoff vertoonde ^ zvne grootheid en trots, toen zyn gelaad de agtb^arite ^ktekëns droeg van 's Meesters op hem losgelaate SvotSk » Op dezelfde wyze wordt de heim yke ffiltng van K.?outflagen m^^M^ Edelman zo weinig te ontecren als een rottmgllag een SCOm,jïeeSzeen TedSlf die foort van Tugtiging min haS en verweS minder aflchriks, dan men zich veelligt zou verbeelden. Wanneer dezelve plaats grypt, danken de zoSnigen, die 'er van hooren, hun goed geluk, dat zv 'er 3eS flachtoffers niet van waren, en bejegenen den ?vd4 on dezelfde wyze als voorheen. Ik moet hier byvoegen f dat men heden zeer fchaars voorbeelden van. diN^gtSL!tefalle verzagtingen,welke ik kan bybrenPen fen ik-ben genegen alles aan te voeren, wat & Srhel? gehengOSzultSgy ^-^S^^ verfoeilyk moet weezen, 't welk zulke flnaadlyke g Da 2 w*Jr  392 byzonderheden wegens de methodisten. die nog eenige letterkundige wetenfchao beyirrm iw«. 1 mag hem voor 't hoofd der Methodisten beznItten* Mea i!: houden Hy heeft ook in 't voJSrlde"'«ivSfffij Vrankryk eene poging wedian n,»oJu J Cl790 m Men wil zelfs , d1,t hv ïi rèeS eeT /ntg te ■ mahy tot Leeraar onder Z uZl zekeren w*llem v Jiebben. "der de Meth°disten zou aangefteld 1 Schryvers van de Algemeene Faderlandfche Letteroejeningen! (*) HeZeSgeisedeWeALikk de Eer heb U'- W deezen toe re reling "„ komeïfrïj"tTlT.rT' ^ W V*"l wordende , onbSS ^?1„ " fdfche 0ud^den bewaard Aua:e ben rnagdggéwordén * Welken lk aIhier P»»1^ , gebüee,koSK0 tSi,^ ringen k, zo Anr,r har , * ,noelte welke nafpeu- vingen. ^ Lr^^S ^^ °udheid-^ry. «eren, gedaan heb nimmir ff gefprekken m« Oudheid-kenkomen , en ik heb' eSiV y Wt' t0t °Phe!dering voorgeflaaken. c"Iue'yK v«geefSch onderzoek moeten ik behoef UI. niet te zè^en Z v"^u"1611 nooit' Neen ! en is, die meer bewyzen S h yM geen wee^fchap moeijelykfte in de anders zo'nmr.L ^' e" dft is wel he< ologie. 6rS 20 nuttlSe en vennsakelyke Archa*. roZTflï?J:\iï£\l°l bW"' *» *° wel het fatmerken zy„ ^diïelfi o^d™ ^ ^ eenigfinCS ken' 5* deuiSanbreeVdan ^f1^? leer licht «wd £ieKd^' " 1duim dik> gebakken, en eeni W S ude' van e3n VlS™ ftoffe het midden van dÏÏ«lvL?r/™TCbtI,f'.of '"et gaa(jens- 1,1 «enzelven u een langwerpig vierkant indrukfe!, s^ri*i£.rw k^t*™den t-. a, n"S - «en. zonder eene Afrekerin? Sr^n V-I on»,«"W«W te p|3ac. alzo de Befchryvmg as„ hcf owmert « " er nevens ce voegen, de Op!osfln« er UitleMin» p vol!e" Vül''»et. Terwvï *iedeu fle /J «"se genoegen aan-  *AN BE SCHRYVEBS DER ALG. VAD. LETT. 393 draagende.in verbeevene, doch een weinig afgeileetene, Lette, ren, dit nochtans leesbaar Opfchrift: L V O L V SI P H A S I S. Aan /de kanten en van agteren fchynt eertyds een foort van talk of cement gezeten te hebben, doch ten deele afgefchraapt , waarmede® het waarfchynlyk in eenig oud. Metselwerk totW^*^^TnMto». nimmer heb ik kunnen ontdekken , of 'er eenig teeken van abbreviatie >n geweest is, dan wel een geringe tuslchenwydte tusfehen de eerlh. L. en V en de laatfte V en S van den bovenlten, en een duidelyke punft agter de 5«fte S van den onderften regel. Dit is alles wat Iza'dfhSÏÏ kenbaar was, misfchien zou de Opto.flng en Uitlegging der Infcriptie ('t geen de hoofdzaak u m.nder »oeHelykSzyn. En *™om *s het' dat ik dC vryb*fd UI de Befchryving en «ccuraate Afteekening , na de waare gróótte derzeTve, toe te zenden hoopende dat Gyl. my door het Mengelwerk van UI. geacht Maandwerk daaromtrent wel eenige inlichting zult willen geeven. Twvffele niet , of Gyl- zult daar door veele Oudheid - bemin. „aaS verplilien, aJook wel een byzonder guioegen willen ▼srfchaffen aan hem, die zig teekeut Uw beftendige hoogachter, Hage, den 26 Juny 1797- J: A: N' 080KDREGELS EN BEDENKINGEN VAN DEN LAATST OKTTHKOOH. DEN STAI-1I:LAUS , GBWBEZÏM KOOTM VA« POOLEN. {Vervolg en Slot van bl. 134O Wy behooren meer geftoord te weezeen over uitbundigen ons toegezwaaiden Lof, dan over Beledigingen ons aan- ^Hoë'kunnen wy een I.eeven beminnen 't welk ons geftadig : tot den dood leidt, langs eenen weg allerwegen met distóen '"o^uTmï^weezen is de gezondheid der Ziele; verveeliug De Rede toont ons onzen Pligt; hy. die kan maaken dat wy onzeniPligt beminnen, heeft meer vetmogen dan de Keae zelve." . Eefl  MENGEL WE R K, TOT FRAAYE LETTEREN, ICONSTEN EN WEETEN SCHAPPEN, BETREKKELYK. BYBELSCH TAFEREEL. Naar aanleiding van Joan. XIX: 25—27. T>e bovenaangehaalde plaats fielt den gevoeligen Mensck \J> en Kristen een Tafereel voor ogen van zulk ene bemin, lvke zachtheid van gevoel , zoveel ware grootheid van ziel, als waarop hy niet zonder de hoogfte verwondering én den zuiverften eerbied kan klaren. Het belangryke en aandoenlyke van dit Tafereel doet ons de taak opnemen om de aandacht der Lezeren van ons Mengelwerk, enige ogenblikken, op hetzelve te vestigen. Gelyk de goede Heiland, al vroeg , een vertrouwd gezelfchap van eenvoudige, maar oprechte, mannen uitkoos, die hem op zyne reizen en togten vergezelden, zo waren 'er ook enige waardige Vrouwen, die, door ene pryswaardige dorst naar kennisf''gedreven , het byzyn vari den groten Leeraar tot hare zahgfte verkwikking .maakten Deze Vrouwen verzorgden-, met den volvaardigften vvér, Tefus en zyne Apostelen van de noodwendigheden des levens, en fominigé onder haar, die met de goederen der fortuin meer ryklyk bedeeld waren, betoonaen, door ruime giften, wanneer de gelegenheid zulks fcheefl af te vorderen, de onbekrompenheid hunner harten op de edelmoedigfte wyze. Dienstvaardigheid, liefde, en ene Onrechte deelneming in het lot des naasten, deze grote üeraden van het teder geflacht, waren in ene ongemene mate haar eigendom. Geheel aan Jefus, haren braven Vriend, verknocht, was hem te dienen hare geliefdfte beziaheid. Deze deugdzame neiging bleef haar in alle de wisfelingeft van 't lot beftendig by, en, hoe groot de verandering van het wuft gemeen, hoe groot de twyfelinSen van duizenden, die, toen alles voorfpoedig fcheen* luidkeels Hofanna riepen, mogten wezen, hare ftandvastige aankleving aan den Meester wankelt met. In de vSlmaakte liefde, zegt Joannes, is gene vrees. De Vrien- MENG. 1797. NO. IO. &® £UU"  39* BYBELSCH TAFEREEL. dinnen van Jefus hebben daarvan een beflisfend bewvs gegeven. Toen alles medewerkte om angst en fchrik in 't hart te jagen, fteeg haar moed boven het gevaar, en gaf naar de liefde, de oprechte,- hartlyke, alles overwinnende heide, meer dan mannenfterkte. De Discipelen zelfs (uitgenomeni den énen, wien de tederfte vriendfchap begeleiudcO de Discipelen zelfs, wanneer zy hunne aardfche hope vervlogen, en de uitkomst geheel tegen hunne Verwachting zagen, vloden weg, of verftaken zich angftig onder den groten hoop. De Vrouwen hielden onbelweken ftand, traden, in het aanzien der gehele Natie, moedig voor, en gaven , zonder door enige vreze verzet te worden, aan de uitvloeïlels harer welmenende tederheid den vryen loop Met betraande ogen zagen zy haren lieven op het pad des lydens na. Mogt het haar niet gebeuren by ene zachte ontbinding zyne ogen liefderyk toe te drukken zy konden toch met hem den fmaad en de ichande verachten, zy wilden op Golgotha zyne laatfte zucht Paan horen. Dus drongen zy door de bloeddorftige bende"henen, en plaattten. zich, of mislchien dit teder blyk van liefde enigen balfem aan de gewonde ziel' moge geven, onuer s Heilands kruis. — By haar bevonden zich, in dien ftand, in het byzonder twe hooggefchatte perfonen , wier hart in Jefus en hetgeen met hem gefchiedde het uitüekendst belang flelde. De naauwe betrekking van Vriend had Joannes, die van Moeder, Maria in dezen krin«kW. Het is Uit enige aandoenlyke plaatfen der Euari? gehegefchiedenis genoeg bekend , hoi vertrouwd onze Heiland met zyn geliefden Leerling was, en hoe weerkerig de gehele ziel van dezen vvaardjgen Vriend aan het hait van haren heven Jefus kleefde. Joannes was, als een onbedorven Jongeling met den besten aanleg, nog niét verkleefd aan menigerlei foort van vooroordelen , onder het opzicht van den grootften Leeraar gekomen. Zyn» zachte zeden maakten een niet onbehaaglyk kontrast "by de meerdere ruwheid der overige Discipelen. Zeker had hv m den beginne de verwachting van een aardsch Ryk met hun gemeen, maar, hoezeer zyn deelnemend hart uit de vervulling van dezen wensch vrede voor de Natie hoppte, voor zichzelven had hy andere behoeften, behoeften, welker bevrediging hem, die deze gelukkige gefieldheid bezit, het volle genot der dierbatrite, der verhevenfte zaligheden kan fchenken. De reine ziel van Joannes wilde zich mededelen, en zocht ten dien einde haars ge-  BYBELSCH TAFEREEL* 399 gelyke op. Maar wie onder de weinige, die voor ene vriertdfchaplyke vereniging recht vatbaar zyn, zou zich tot haren vertrouweling aanbieden? Wie was in ftaat de zachte uitvloeiiels van het teder hart op te vangen, en dezelve waardiglyk te behouden? Jefus was die heilige man. Voor dit gedachte wyken alle inzichten van aardfche voordelen en genoegens. Jefus te beminnen — dit zou zyn pogen, dit zyn wellust, wezen. Aan hem draagt hy in nederig vertrouwen alle zyne belangen op. Hem wydt hy, uit de zuiverfte hoogachting, geheel zyn .leven toe. Uit zynen mond de leslèn der wysheid te ontvangen, zyn voorbeeld te beamen, en daardoor meer en meer die zoete eenftemmigheid van hart en neiging, welke de vriendfchap tot haren eeuwigen grondllag heeft, aan te kweken, dit was het werk , waarin hy volhardde tot hèt einde. Jefus zag dit, en hy, die zo wel gevoelde, moest deze hartlyke poging lonen. Hy ontfloot voor den Jongeling zyn gehele hart. Joannes was hem niet langer een bloot Leerling. Die edele werd zyn Vriend, zyn Vriend in den w.iren zin van dit veelbetekenend woord. Hoe groot moest de man wezen, die dezen zegen verdiende! Hoe vererenswaardig, hoe getrouw, gedraagt hy zich ook in zyne tedere betrekking! Hy alleen "maakt ene verheven uitzondering op de Voorzegging van Jefus , dat allen aan hem zouden geërgerd worden. Hy volgt den gevangen Heiland, onbevreesd, tot voor den Hogepriester, by wien hy als een zyner openbare aanhangeren bekend Hond. Hy treedt, gelyk de naauwkeurigheid zyner verhalen dit volkomen bevestigt , met zynen Vriend voor alle rechtbanken, gaat den bloedigcrt gerechtsheuvel mede op, volkomen befloten, indien zulks geëischt mogt worden, zyn leven met en voor hem te laten. Ja verbeelden wy ons, zoverr' onze zwakke verbeelding daartoe reikt, dit aandoenlylc, hartroerend toneel! Plaatfen wy, in betrekking tot hetzelve, onze gedachten op Golgotha , en de ftille treurigheid van heï mewarig gemoed zal beurtelings door bewondering , hoogachting , eerbied en liefde, vervangen worden. De grote Menfehenvriend lydt zyne langzaam dodende fmarten in de volkomenfte onderwerping aan 's Vaders wyzen wil. Duizenden omringen het fchriklyk fchouwtoneel zyns lydens, en, opgehitst door kwaadaardige lasteraars, moorden zy dubbeld door hun fpottend gelach. Onder deze duizenden komt het'verhevenst, het zeldfaamst konEe * trast  40G EYJiBXSCH TAFEREEL. trast uitblinken. De edele Joannes vertoont zich met de minzaamheid van een Engel op 't gelaat. Lans reeds had voor hem buiten den énigen Vriend, die geheel het leven van zyn leven was, de aarde gene bekoring meer Van dezen zal hy thans gefcheiden worden. En hoe? Verlcheurend gedachte !. Ach, kon hy maar met hem fterven! Voor het minst wil hy hem byblyven tot aan den laatften ademtogt. Hem in dit rampzalig ogenblik te verlaten, dit immers, dagt hy, zou ene hemeltergende ondeugd wezen. Neen ! hy wil met hem lyden Hv wil in zyn lot delen. Hy wil zyne fmarten mede gevoelen. Laten oe onzinnigen dit zwakheid of misdaad noemen, de genele wereld moet weten, hoe lief hy hem had. -—Vol van dit gevoel, plaatst zich de deugdzame Jongeling recht tegen over het kruis. Naast hem ftaat sHeilands voortreflyke Moeder, door ene ftomme droefheid neergebogen. Had de vriendlchap veel te lyden , geen minder flagen troffen het ouderlyk hart. Maria, de. gevoelige Maria, had niet opgehouden zich van dezen Zoon, niet Hechts den troost haars levens, den rteun van haren ouderdom, maar ook den roem van haren ftam, het heil zyns volks, den zegen der late nakomelingfchip te beloven. Zo immer enig moeder kon reden hebben de vrucht uit haren fchoot met ene levendige, dankbare, blydfchap welkom te heten, zy had die boven alle andere gehad Hare zwangerheid was haar, als een onmiddelyk gevolg van Gods wys beftel, onder de fchoonfte vooruitzichten aangekondigd. Zy zou den groten Zoon van David, den koning, die heerfchen moest, tot in alle eeuwigheid, op aarde brengen, en alle volken zouden haar om dezen zegen zalig pryzen. Uit aanmerking van dat geluk, had zy, in de volheid hares harte, den treffenden Lofzang aangeheven : „ Myne ziel maakt groot „ den Heer, en myn geest verheugt zich in God, mvnen „ Zaligmaker. Grote dingen heeft hy aan my gedaan „ Hy heeft een krachtig werk door zynen arm verricht" „ Hy heeft verflrooid de hoogmoedigen in de gedachten „ hunner harten. Magtigen heeft hy van de tronen », afgetrokken, en nederigen heeft hy verhoogd " —— Dan welk' ene vreeslyke ommekeer na zulke lui'sterrvkc verwachtingen' Die Zoon, die all' hare vreugde was dien haar aandoenlyk hart met ene ongemene mate van moederlyke tederheid beminde, dien zy zich gewend had van zyne vroegfte jeugd als de hope haars ftams , als den  BYBELSCH TAFEREEL. 401 den aangebeden Verlosfer van duizenden, aan baren boezem te drukken, die Zoon was thans op de wreedaardigfte, op de gruwzaamfte, wyze aan hare omhelzingen onttrokken. Hem, dien zy het leven gefchonken, op wien zich, na den dood van haren deugdzamen egtgenoot.hare raiegenheid onverdeeld gevestig-1 had,hem zag zv, in vreeslyke boeien vastgeklonken, naar zyne beulen henen Hepen. Hy, die door zyne zachte zeden voor de moeder zo beminnelyk was, die in zynen dertigjarigen huislyken ommegang telkens meerder liefde won; hy, die haar zo menige traan gedroogd, in hare bedroevende omftandigheden troost gegeven , en fteeas gewend naa op zynen en haren hemelfchen Vader te hepen jhy, de lieve Zoon, die met haar bad, wordt voor hare oren aan godslastering, heiligfehenms en oproerichu dig verklaard. Hoe kon zy moeder wezen, en met m het diepst harer ziel' deze flagen gevoelen? Waar leidden thans alle hare bekorende uitzichten henen? Hoe duister, hoe ondoordringbaar voor haren geest was thans het raadsbefluit van den Almagtigen ? Maria had wel geleerd op God te hopen, en was door haren waardigen Zoon m het geloof aan ene wyze en weldadige Voorzienigheid krachtig verfterkt geworden. Maar de fchoonlte waarheden, door het verftand begrepen, hoezeer zy voor wanhope bewaren, verdry ven nogthans, vooral m zulke om.Handigheden, het natuurlyk gevoel des harte niet. Maria had als Moeder veel, zeer veel, te lyden. In diepe verllagenheid hoort zy den eiscb der Joden , het onzinnig geroep, kruis, kruis hem, aan. Twyfelmoedig, met een angftig-kloppend hart, ziet zy den Landvoogd in zyne overtukng van het recht der onfchuld worftelen met ene laffe menfehenvrees. En wanneer eindlyk de zwakke Filatus zwicht, wanneer Jefus, vinnig befpot en deerlyk geteisterd, aan 's volks laatfte woede wordt overgegeven, dan heeft zy gene tranen om te wenen meer. Ziet, ziet haar, py moeders, die. de naauwe betrekking met uw kroost° waardeert en gevoelt, daar zy, fchoon met waggelende fchreden , en gebukt onder hare grieven, aan de zyde harer Vriendinnen voordtreedt, en, ondersteund door Joannes , op Golgotha komt. Hoe zou uw hart bloeden, wanneer uwe lievelingen in hunnen frisfchen bloei op het akelig ziekbed werden neergelmeten, of door een onverwachten flag uit uwe armen weggerukt i Maar hoeveel dan' moest Maria, de tederhartige Maria, E e 3 ge-  4oa BYBELSCH TAFEREEL, gevoelen! Zy zag haren deugdzamen Zoon, den bestsn den voortreflvkflen onder alle Zonen , door woeste fol' daten aangegrepen. Zy zag zyne handen en voeten met verfcbeurende nagelen doorboren, en de ontmen4t heid op alle mooglyke wyzen gefpitst om hem aaa hgchaam en ziel duizend, wonden toe te bren«" n Daar hing hy voor hare ogen, als de grootfte booswicht; tusfehen twe moordenaars, bloedend aan 't kruis 'Fr bleef dan gene hope, gene uitkomst, meer. Hy moest den langzamen, den pynlyken, dood van kwaaddoeners dulden; en niemand wilde of was in ftaat enige £2 toe te brengen. Zy zelf,'die moeder was, kon in den HÏrïr,bnterheid gcen druPPel ter verzachting geven! Haar hart floot toe van rouwe. Zy was in dit ogenb'ik van de gezegendfte onder de Vrouwen, de afreÖu*! kigfte, de beklagenswaardigfte geworden. Tef,^ de- yerhevenfte van alle lyders, za| haar van zyn kruis 'en! SnWClwenf },10°gte eigCn' fmarten wa™ opgeklommen, zyn deelnemend hart vergat de zynen niet. Verbazende grootheid ! zo eerbiedwaardig , zo bemirlyk > Wel mogt zeker gevoelig Wysgeer, na ene eemaakre verge yking tusfehe'n Sokrates 2 Jefus , Z o|getotn SmS^'^^^^^1^ van cfen ZooS . van bophroniikus dat van een Wyzen is, dm is het leven en fterven van den Zoon van Maria dat van een God Onze Heiland zag , te midden van de «wïkjoSte niartehng zyne moeder, en hy gevoelde zich gêiic g de betrekking van den tederhartigften Zoon. S i aan hetgeen , waaraan zy zelf niet konde denken Hv zorgde voor hetgeen waarvoor zy, in haren toeftand! niet konde zorgen. Ja, zyne eigen grieven "is 't S geheel vergetende, diong hy met de meeste harthykS n a le hare omftandigheden. Zy was behoeftig, cn bad to hiertoe, eerst door zyner en zyns Vaders ftand"n arbeid, naderhand, wanneer zy hem on zyne reizen verpezeide, door de milddadigheid van meer SroSe tótt. genoten hare verzorging gehad. Zy was ene verlatfa weduw, die troost, en in haren toenemenden ouderdom hulpe en onderfteumng behoefde. Zuivere verkwik -Tg' hemeliche blydfchap, fmaakte de reine ziel ™n onzen Heiland, nu ny den man kende, die in dit alles voor zien,die zyne plaats bekleden kon. Met een gehaï vo rederheid ziet hy naar beneden van zyn kruï haar J» die van hare zyde niet ophield de minfte veianderingln zy-  BYBELSCH TAFEREEL. 4°3 zvne gelaatstrekken opmerkzaam waar te nemen. „ Zie ^daar, Maria, (zo ontfliüt hy zyne ftervende lippen) zie " dfar , Maria, uw Zoon!" Terwyl hy , dus Ipre- , kende,'zyne ogen op joannes flaat vervolgt hy tegen devpn ' zie daar, joannes, uwe Moeder! Zou er wïoóit'in zo weinige woorden zo. veel fchoon. gelproken zvn i Welk Kristen van enig gevoel (maar wie ïrfoet ook dit niet gevoelen?) zou, daar hy deze ivoorTn iee°st, zich nifc vinden'opgewekt Jelus, dien hy als Gezant van God ontzag en eerbied jchenkt , tevns a s dS ui muntendften der menfchen te beminnen en hef te foBS ?Welk' ene zachte verhevenheid! Hoe edel' Hoe groot! Van dat kruis , dat zovelen tot en aanK ftrekte, verfpreidde zich ene heerWktaeid en luister, welke nimmer zodanig van den tiuon konden afdaalen. Hoe moet de tedere Moeder verrast eïVetroffenzyn! Op het ogenblik, dat zy, om het gruwfX gemis van haren dierbaren Zoon in ftille treurigheid verzonken, roerloos ftaat, wordt haar een ander Zoon S'even, die, om in de plaats van den Eerften op te ' tfefen, zo waardig als iemand was; Zy ontvangt d,en !S welke hand?. .. Daaraan gedenkende,konden weder Ce tranen vloeien. En Joannes . ...Nooit ^s hem ene- rbe"ïdngvahneiïtm W t^l^X^ tol ?kSfc êfi4to wil ftïptyk te vol. Sneren? Maria was hem ais moeder van Jefus altyd eerwaa dig. Maar thans door gelyke ongelukken aan eK er verbonden. Waar zou hy ene ziel vinden, die mcSder inftemde met de zyne ? Gaarn wil hy met haar Kn e™ wenen. Gaarn wil hy haar troosten zoveel hy kan. Gaarn wil hy haar op het doornig pad haars volo-cndén levens tot vader, tot helper en leidsman, wezeï Haar Zoon? Dien naam durfde hy zich met wel peven. Zy had maar énen groten Zoon gehad. Hoe Sn hv denzelven wenschte te evenaren, wat fchoot K ziJaklSd verre te kort? Maar hti wordt hy door Sneh heiligen Vriend zelve naast hem de waardigfte verklaard Nu wordt hy door Jefus, ten aanhoren van duizenden, opgeroepen om zyne plaats by de verlaten moeder tr he eden, en in de volkomen rechten van enen Zoon e tiÏÏem Noo t" kon zyne eigenliefde beter geftreeld worden. Nooit kon hy hoger blyk van goedkeuring , zaliger beloning, voor zyn hart ontvangen. Daarmede ver-  over de leerzaamheid der dieren. indien een vreemdeling, en byzonder een Europeaan, diezelfde vryheid wilde gebruiken, zonder door een van de Hottentotten verzeld te wezen, zou zyn leven in het uiterfte gevaar zyn (*)• (*) Voyage de Cap, par colbe , Tom. I. pag. 307. (Het Vervolg en Slot hierna?) belangryke byzonderheden, het staatsbestuur EN den tegenwoordigen staat van rusland betreffende. (Ontleend uit Letters front Scandinavia.) (Vervolg en Slot van bl. 389.) In de pooging om de inftellingen, de zeden, en den geest van een Volk te veranderen — althans van zulk een Volk als de Rusfen, is de eenige weg, dien men met veiligheid, of met zekerheid om het bedoelde einde te bereiken, kan inllaan, met alle voorzigtigheid te handelen ; en met langzaame fchreden tot zyn doeleinde te naderen , en van lieverleede de vooroordeelen en hebbelykheden die langheid van tyd in de gemoederen des Volks, als geheiligd heeft, te ondermynen. Men'moet het Volk' doen wenfchen om eene hervorming, vóór dat het 'dezelve zal omhelzen. Was de geest van Czaar peter den eersten min verheven en overmeesterend geweest, of was zyn Volk naauwer aan elkander vereenigd geweest door eene vrye onderlinge verkeering en eene kennis van het Volkscharacter, deeze groote Wetgeever der Rusfen zou den Gefchiedfchryveren alleen bekend geweest zyn als een Vorst, die een plaats vervulde in de dorre Jaarboeken van het Despotismus; of ten meesten genomen als een Vorst, die bezweek in de te voorbaarige, fchoon edelI aartige, pooging om de natuur te dwingen, en befchaafdfjj heid aan een Volk te fchenken 't welk geheel woest 3 en wild was. De pooging, welke eeizabeth deedt, d om eene geregelder Regtsoefening, en een beter ftelzel 1 van Regtsgeleerdheid , in te voeren, werd niet zeergunftig : ontvangen. Luidrugtige klagten hoorde me van alle kanFf 5 ten,  422 over het staatsbestuur, enz, ten, aangeheven door de zodanigen, die belang hadden i by de oude misbruiken ; klagten met veel klems terug j gekaatst door allen die onder de begogeling leefden van i eene blinde verknogthcid aan oude gebruiken, die geen i verftands genoeg bezaten om de (trekking te doorzien- i vaii de voorgeftelde wetten, noch gevoels genoeg om i het drukkende gewaar te worden van die merTzogt af te i ichaffen. ,, Indien zy," zeide daarom eeizabeth , , „ hunne toeftemming niet willen geeven om goede Wetten j, te ontvangeny-dat zy dan de drukkende zwaarte van de „ oude ondervinden!" en de pooging werd geftaakt. Wanneer ik Hukken van deezen aart in gefprekken bybragt, en nog by aanhoudenheid de trompet van Hervorming , van eene geheele Hervorming, deezes Volks hoorde opfteeken, kon ik niet nalaaten te denken om een bewys wel eens door de Godgeleerden aangevoerd — om de ongefchiktheid der Snooden voor de Hemelfche gelukzaligheid aan te toonen , als zy ten dien einde affchetlten, de onvoeglyke houding, welke de zodanigen zouden maa. ken onder weezens, voor wier gezelfchap zy niet gevormd waren. Ik verbeeld my, dat Rusland juist zulk een elendig vertoon zou opleveren onder de Volken der Aarde, indien het tegenwoordig Staatsbeftuur in den volmaaktften Republikeinl'chen vorm gegooten ware. Wat, ten deezen opzigte, zomtyds gebeurt met enkele perfoonen, zou, in dit geval, door een geheel Volk kunnen geftaafd worden. Ik heb een Rusfifchen Soldaat gekend, die met veel moehe, naa lang aanhouden, ontflag van den Krygsdienst bekomen hadt: doch weinig maanden daar naa tot zynen ouden Bevelhebber wederkeerde, met verzoek om weder in den Krygsdienst te treeden: hy wist niet hoe het te maaken als hy zyn eigen meester was. Ik geloof, dat de Rusfifehe Natie even ongefchikt is, om, op éénmaal, de oude voorqordeelen af te leggen, als de oude Soldaat, en even ongefchikt om de zegeningen der Vryheid te 1'maaken. Al te veelen hebben daadlyk belang, of zy meenen belang te hebben, in het volduuren der ftandgrypende misbruiken, om dezelve, zonder wederftandbieding, te laaten verhelpen. De eifchen der zodanigen, van het oude, inftemmende met de heerfchende Volksdenkb'eelden, zouden onvermydelyk een groot misnoegen baaren. De Natie is niet genoegzaam verlicht om te oordeelen over de beweeggronden , waarom veranderingen in het Regeeringsftelzel worden ingevoerd; of over die waarom an-  VAN RUSLAND. 4-3 anderen 'er tegen aandruifchen. U zulk een geding , S nou ik my ten vollen verzekerd , zou de Party, die de Volksvooroordeelen op haare zyde heelt, over üe ^^ffchorS^efS' onwaarfchynlyk moge weezen, tot Rusland een onderfcheidenden rang zal bekleeden onder de Volken, of door de zagtheid des Ryksbeftuurs, of de befchaafdheid der Inwoonderen, is Rusland egtei, in beide die opzigten, in een ftaat van vordering. En moet ik hier, ter eere van het Ryksbel uur, zeggen, dat dMe vordering te eenemaal aan het Ryksbeftuur zelw is tot te fchryven. Indien wy, ten deezen aanziene i de Beheprfchers en Beheerfcheresfen op dep\ Rusfifchen R4siroon, zints peter de eerste dien beklom, tot dai tegSSSi«digen tyd, vergelyken met de Vorften van eenia ander Land in Europa, in een even «lang tydsbeftek en in da*en wanneer het Volk even onverlicht was als de Rufen,°dan zal, des hou ik my ten vollen verzekerd peter en diens Troonopvolgers, by die verge ykingl het iene winnen. In Engeland zelfs hebben Volksverbeteringen zelden den oorfprong ontleend van de Opoermat. De Volksgeest hadt meest altoos den weg gebaandf en het Hof hadt alleen de fchraale verdienfte van ?e vo gen? Ja, in veele gevallen, is het Hof als 't ware SeriedeVn daar toe gebragt, en gedwongen om wettiging te geeven aan verbeteringen, welke het met langer h°hZhfn°Ri^and is de voortgang altoos juist het teo-enovergeftelde bier van geweest. By de Throonbeklimffl 5an Czaar peter den I, lag het Rusfisch Volk m de diepfte onkunde en barbaarschheid verzonken. Peter en d ens Opvolgers moesten niet alleen een voorbeeld van hpfchaavmg geeven ; maar ook de Onderdaanen als t T dwin|ef, om \ zelve te volgen. Het Volk over. eenkomftig met de begrippen van de meeste woeste Volken Sch zeiven verbeeldende het eerfte Volk op den Aardbodem te weezen in alle vorderingen, ftondt niet dan met den uiterftcn weerzin de verbeteringen toe, door de Oppermagt bevolen. De Vreemdelingen, van tyd tot tvd gebruikt om het Volk te onderwyzen, hebben van de Natie alle mismoedigmaaking ondervonden, welke onkunde, trotsheid en vooroordeel, hun in den weg konden leggen, en de Rusfen zyn doorgaans maar al te wel gedaagd om den toeftand deezer Vreemdelingen lastig  4"4- over het STAATSBEêTUUR, enz. en verdrietig te maaken Van de Engel/the Officiers, in 1 Kusjijchen dienst getreeden, heb ik, om zo te fpreeken er geen één gevonden, die geen berouw gevoelde over? de mislukkingen der droomen van grootheid , met welke hy zich geftreeld hadt. De Admiraal Sir samuee greig \ maakt op deezen regel geene uitzondering. Zyne braafheid was boven alle verdenking wyd en verre verheven. Zyne bekwaamheden, in de post voor welke hy fcheen kwam, leeden geen twyfel; en hy genoot de vriendfehan van veelen oer eerfte Ryksgrooten. Nogthans werd zvn i toe-tand onaangenaam gemaakt door de ialoufy der Rusten ten opzigte van Vreemdelingen, en de lastisre wederftreevmg van lieden die niet wilden onderweezen worden; dewyl zy niet overtuigd waren, dat zy eeni* onderwys behoefden. „ Het fmert my," voerde de Keizerin hem by zekere gelegenheid te gemoete, „ dat gy „ zo veele Vyanden hebt; maar ik weet de reden • % „ kunt op myne befcherming ftaat maaken." ' De Coloristen, die catharina de II uitnoodigde, om de onbebouwde landen, aan de Kroon toebehoorende te bouwen en de Inboorelingen te onderwyzen in de'onderfcheidene werkzaamheden des Landbouws, vonden een flegt onthaal. De bevelen der Keizerinne' te hunner begunftiginge, werden, 't is waar, volbragt naar den letter van de wet Elk Gezin ontving Paarden e Koefjen , a s mede Werktuigen tot den Landbouw, en Leevensmiddelen , zo als het voorfchrift inhieldt. Maar de Paarden en Koeijen waren of oud en onbruikbaar, of zo wild en ontembaar, dat het grootfte gedeelte weg lien, en in de bosfchen omdwaalde. De Werktuigen en Gereedfchappen waren de flegttle en goedkoopje, welke men kon bekomen ; en de Leevensmiddelen doorgaande zo flegt en bedorven, dat ze niet konden dienen. De ongelukkig Colomsten werden, door deeze fnoode en onmenschlyke kunftenaaryen, tot de uitertte armoede gebragt. Veelen deezer Lieden kwamen om door honger en gebrek; en niet weinigen, den ftaat, waar in zy zich gebragt zs^en ondraaglyk en hooploos vindende, maakten een eind* aan hun eigen leeven. —- Intusfchen pochten de voornaamfte bewerkers dier elenden, de Heeren betskoï en rutsky,op de dienften, welke zy volvoerden, leverden rekeningen in van uitlteekende Paarden en Koeijen, Gereedfchanpen en Leevensmiddelen, door hun verfchaft; zy voerden er veele pligtpleegingen by van eenen vleienden "aart J voor  VAN RUSLAND* 4^5 voor de Vorftinne, wegens de gelukkige gevolgen, welke Sesten voortfpruiten ^uit haare weldaadige on werpen St 's Landsverbetering ; dus ontvingen zy groote! geldfommen uit de Schatkist, ten behoeve dei Colomaen, behalven eer en geldbelooningen voor hunnen dienst daar i aan toezebragt. - De weimgbeduidenheid deezer Lieden mogt hun hebben doen rangfchikken onder die menigte van Schurken, wier naamen vergeeten worden, alshun. ne ondeugden hebben opgehouden nadeel te bewerken, indien de natuur hunner misdryven hun niet als t waie opriep uit de vergetelnisfe , waar we zy verweezen fcheenen, om hun ter algemeene vervloeking te Jellen. Bykans alle Plans, uitgedagt en ter hand geflaagen, tot verbetering des Lands, hebben met dergelyk een tegenk g I kampen gehad. De Kunftenaarsdie eemge weinige jaaren geleden genoodigd waren om uit Engeland over te komen , ten einde de Yzerwerken op eenen beteren voet te brengen, vonden zich belemmerd met zo veele hindernisfen, en onderworpen aan zo veele kwellingen , dat zv meest alle dit werk hebben laaten yaarem Te Petrazavedsky, waat zy zich voornaamlyk hadden neergeflagen, zvn 'er flegts nog twee overig; en , naar alle waarfchynlykheid,zal ook hun geduld welhaast uitgeput zyn. Zeldzaam hebben de Souverainen van Rusland Bedienden gevonden, genoegzaam verlicht om de nutheid hunner Plans van vlrbetering te zien, en teffens eerlyk genoeg om ter goeder trouwe mede te werkeu, om ze daaalyk tot ftand Te brengen. Lieden tot die einden gebezigd zvn in hun pligt te kort gefchooten, door Nationaal vooroordeel; devvyl zy niet wenschten, dat de zaaken, aan hunnezorge toevertrouwd,gelukten; of zy misbruikten he. vertrouwen in hun gefteld, op de oneerlykfte wyze, tot het voldoen van hunne fchraapzugt Catharina de II heeft veele betskois en rutskys gelild, om haare Plans, ter Verbeteringe ingerigt, het bedoelde en anders zeker bebereikbaare einde te doen misfen.. Nogthans, met alle die hindernisfen en beletzelen, heeft Rusland vry groote fchreden in vordering gedaan, zints den tyd van Czaar peter den grooten. Manufacturen van bykans allerleien aart zyn tot een veel hooger trap van volkomenheid gebragt, en veel meer in het groote ■voerd. Veele nuttige en ten cieraad dienende Kuntten hebben m«er en meer opgangs gemaakt. De Koophandel i« veel wyder uitgeftrekt. De Geleerdheid zelve is eem- ge  4l6 over het staatsbestuur, enz. ge fchreden gevorderd. Het is thans geene zeldzaamheid t meer, Slaaven te zien die kunnen leizen en fchrvven • : terwyl, ten tyde van Czaar peter den grooten, deeze begaafdheden zo ongemeen waren , dat zelfs Prins men- ! zikoff, des Czaars groote Gunfteling, en die naderhand, , onder den naam van catharina de I, het Rusfifehe Ryk behcersebte , in beide onkundig was. De Drukperien vm Petersburg en Moseow hebben het Volk eene groote verfcheidenheid van Boeken in de Rusfifehe taal geleeverd. De meeste zyn Vertaalingen uit het Engelsehli " efTtelr Ru^a"d ook eenige oorfpronglyke Schry- Deeze omftandigheden, gelyk zy ten vollen uitwvzen I den voortgang der Volksbefchaavinge, doen ons Tevens ' befluiten, dat de vooroordeeleii, welke zo langen tyd de poogingen der Rusfifehe Monarchen tegengewerkt hebben om hunne Onderdaanen uit den ouden ftaat van barbaarschheid en vernedering te redden, allengskens zullen yerdwynen. De Rusfen zullen regtmaatiger denkbeelden krygen van hun Volksbelang; zy zullen hunne behoefteï ontwaar worden ; zy zullen een beter Regeerin^ftelzel verdienen, om dat zy gevoelen 't zelve noodig Te heb- ïk vind my verfterkt in deeze opgegeevene uitzigten als ik overweeg, dat het Rusfisch . Staatsbeftuur veel;zag! ïw"^? ^oeriiig Seworden is dan in vroegeren tvdliet Ryksbeftuur van elizabeth was zeer veel zagter dan dat van peter den grooten; van menzhuJf, onder catharina de I, of van «iron, onder Keizerin ai?na. Elizabeth was uit den aart niet wreed. Zy ftondt zelfs na den lof van Zagtaartigheid. Nogthans verhaalt men, dat, by de Throonbeldimrning van peter den lï zeventien duizend Perfoonen, uit ballinglchap of gevangemsfen verlost, hunne vryheid herkreegen. Veelen deezer ftonden aan geen ander misdryf fchuldig, dan dat zv ' Bloedverwanten of Afhangelingen geweest waren vm aanzienlyke Perfoonen, aan Hofftreeken opgeofferd. Want, Zelfs onder de Regeering van elizabeth, hieldt het nog maar al te zeer ftand, om in den val vaneenig groot Man, die ten Hove m ongenade vervallen was, elk in te wikkelen , die veronderfteld werd met hem eenige verbintenisfe te hebben. ^ Geduurende de Regeering der laatfte Keizerinne, heeft men die ongerymde looit van Dwinglandy nimmer toege*  van rusland. 4G? eeftaan. Over het algemeen is de heerfchappy van caf haiuna de II zagter geweest dan de onmiddelyk voorgaande Dezelve heeft weinig treffende bjvken van gefirengheid opgeleverd. Die rampzalige Weezens, met welke de Mynen van Siberië nog ryklyk voorzien worden', beftaan meest allen uit de zodanigen, die volgens den algemeenen loop des Regts veroordeeld zyn, en op wier lot Hofflreeken geenen invloed kunnen gehad hebben Die foort van Overtreeders, welke de jaloersheid van voorige Rusfifehe Oppervorften. ten ftrengtten zou geftraft hebben, ik meen de zoaanigen , die men verdagt hieldt van de belangen der heerfchende Hofparty niet te zyn toegedaan, hebben doorgaande geen itren-'-er ftraffe geleden, dan dat zy verlof kreegen om in vreemde Landen te gaan reizen,, en, geduurende eenige iaaren, te hunner verbeteringe, uitlandig te blyven. Llizabeth verbande , om te voldoen aan de veete Lhaarer toenmaalige Gunftelingen, na Siberië, lestoc, wiens bekwaamheden en werkzaamheid de voornaamfte midde en geweest waren om haar ten throon te heffen; en zulks, öaa dat zv hem de volkomenfte verzekeringen gegeeven hadt, van nimmer het oor te zullen leenen aan de inboezemingen zyner vyanden tegen hem. -— Catharina de II liet, naa haare verheffing ten Throon, de Gravin elizabeth vorontzoff ongemoeid leeven, fchoon deeze de begunftigde Meestresfe geweest was van peter den III, om wier wille hy de befluiten tegen zyne Vrouwe genomen hadt, welke de Staatsomwenteling van 176a hervoortbragten. .... Met even dezelfde grootmoedigheid, en even zeer aangekant tegen den gewoonen geest der Rusfifehe _ Staatsomwentelingen , hieldt zy den Graaf munich in alle zvne posten en voordeelige bedieningen, fchoon hy de vverigfte der Aanhangeren van peter geweest ware, en alleen door de bloohartigheid zyns Meesters wederhouden was om haar van den beklommen Throon te bon- ZCDie zelfde geest van gemaatigdheid heeft haare Regeering gemerktekend. Onder vroegere Rusfifehe Monarchen was het ontneemen eens Ampts van eenen voorheen beeunftigden Staatsdienaar het voorfpel eener verbanmnge na Siberië. Catharina de II verwisfelde zeldzaam van Staatsdienaaren; en die, welke zy afzette, het zy met eere pn in rust leeven. Schoon haar plan, om een & ' nieuw  43S beschouwing van de blykbaarheden " SSJB'*1. t£ haastig verIaaten van het aangenotóJ ,5 denkbeeld, ten aanziene van dit (luk; en hemW „ bereiden tot een dieper en naauwkeuriger naShl t vvfnndelzeIve' indien hy zich daar tüe Sm mSt ,, By de leezing en herleezing deezer dus uitgebreide„ Leerredenen dagten wy die ftoffe ook, ten deezen tvde ,, waarin de Leerreden over de Onftcrfiykhsid fe^ " ^\L\TflX{S MULLfR' W « LeZoefZll „ dit Taai, bl. 6*,) zo veel ftoffe tot aefchrvf nv rHit „ onderwerp heeft opgeleverd, nuttig voor X LandS U nooten en ge ch kt voor ons MegouS* Wvzulkn „ de vryheid gebruiken , om 'er de gedaante vin Ier „ redenen aan te omneemen, en dit ondêrwern ?« , „ cm Mengelwerk gefchikte Afdeelingi S ftJen " X „ Texte hadt dé Opfteller 'er voor geVgd heTzeieS „ van christus: ZW* % 2F«L^3? «-£Mr * Regtvaardigen in het eeuwige Leefe^ Fn „ daaromtrent met een enkel woord, by den Sana? 3, opgemerkt: ' y ucn aa"vange, „ „ Dit zeggen Van Christus is een onder veele „ „ andere plaatzen, in de Heilige Schrift, Sn een „ „ Toekomend Oordeel, -en een&eeuwigduurend beftian „ „ h,er naamaals, ons klaar en ftellig wordt a^g^Sd „ „ En het is uit deeze Verklaaringen van df e2 ' „ „ heleere alleen, dat wy de zekert verwagting var fen „ ,, onfterflyk leeven afleiden." » „ Dit HerK „ bende vaart de Redenaar, dien wy%C alte," 3) doen fpreeken, m deezer voege voort." *>ens zulIen te beweeren, gelyk zommigen gedaan hebben dar Sènftegwïar1fei?nt/Hykhdd dCr ^ ^ie allerlang ï overboodig maake , iïlg d^Natuuf e fe ™dSe geeven, op welke zy in geenen deele rechtmaatigen e£ch heeft; en een betoon van ondankbaarheid wcgêfs d- onfchatbaare voordeden , welke wy, in dit en i and^e 3£g* ' °ntVangen hebben door de ChrSyke Op£ Maar,  VOOR EEN TOEKOMEND EEEVEN, ENZ. 439 Maar, nogthans, aan den anderen kant, ftaande te houden , dat de Natuurlyke Godsdienst ons geen den minlten grond van hoope geeft, dat wy aan den anderen kant des Grafs zullen leeven, en dat elk bewys daar voor bygebragt, uitgezonderd 't geen de H. Schuit ons verfchafc, geheel ydel en beuzelagtig, en alle opmerking onwaardig is , loopt zeker in een tegenovergefteld uiterfte, niet min van grond ontbloot, en in de gevolgen niet minder fchadelyk , dan het andere begrip (*> De natuurlyke en zedelykè blykbaarheden voor een Leeven naa dit Leeven, fchoon blykbaar minder, veel minder, in kragt en gezag dan die der Openbaannge, hebben, nogthans, haar eigen gewigt en nuttigheid; derzelver rechtmaatig toekomende waarde te verminderen, en zo laag mogelyk neder te drukken, m aanzien by de Menfchen, is geenen weezenlyken dienst doen aan de zaak des Christendom, (fchoon zommigen met een opregt oogmerk zulks mogen gedaan hebben): het Christendom heeft, in dit geval, zo min als in eenig ander, noodig gebouwd te worden op de puinhoopen der menschlyke Rede. In tegendeel, het verfmaadt geenzins de kede te ontvangen als zyn Vriend en Bondgenoot , en foms, zo haare Leerftellingen als Geboden, op te helderen en te ftaaven, door zodanige bykomende bewyzen als de Kede in ftaat is op te leveren. . In het tegenwoordig geval inzonderheid. De overweeging van een Toekomenden Staat is een Onderwerp zo vol troost en genoegen , dat 's menfchen geest noodwendig zich gaarne daar op vestigt, moet wenfchen het van alle kanten te befchouwen, in elk mogelyk licht te onderzoeken, 't zy natuurlyk, 't zy geopenbaard; de overtuiging van alle kanten te laaten inkomen; en met genoegen verneemen, dat een zo gewigtig Geloofsftuk, waarvan zo veel in dit en in een ander Leeven afhangt, volkomen zamenftemt met de natuurlyke gevoelens van het menschlvk hart en de rechtmaatigfte befluiten van het menschlyk J ver- (*) M*n heeft, met vollen regt , opgemerkt , dat eenige Schryvers, door het vermoffen der Rede in zaaken van den Godsdienst te hoog te verheffen, de Noodzaaklekken* der Openbaarinee hebben weggenomen; terwyl anderen, door dit vermogen te laag te fchatten , de Redelykheid der Openbaannge in de waagfchaal Helden. Biv. Leg. Vol. H. p. a6. Hh a  44° beschouwing van dé blykbaarheden verftand. Dit moet het geval weezen der opregtfte Geloovers en Belyders van het Christendom. Maar 'er worden , (gelyk maar te wel bekend is,) in alle Christenlanden eenigen gevonden, die niet gelooven. en nogthans belyden, op de beginzelen van den Natuurlyken Godsdienst, de Leer van een Toekomend Leeven, en een dag van vergelding te verwagten. Nu zal niemand, geloof ik, wenfchen deezen te berooven van hunne overtuiging, op welk eenen grond dezelve ook ruste, dat zy gefchaapen zyn voor de Onfterflykheid, en verantwoordlyk wegens hun gedrag in dit Leeven voor den regterftoel huns Scheppers in een toekomenden ftaat. — Men treft andere Ongeloovigen aan, (want deezen zyn in veelerlei Aanhangen verdeeld) die, fchoon nog niet overtuigd van een Toekomend Beftaan, gereed zyn om het oor te leenen aan de natuurlyke en zedelykè blykbaarheden voor denzelven, en aan geene andere. Voor deezen zeker is het van het uiterfte gewigt, zo ten aanziene van de Maatfchappye als van hun zeiven, hun, zo't mogelvk is, te brengen tot de erkentenis eener Toekomende Vergelding. Deeze erkentenis zal , zelfs volgens hunne eigene grondbegmzelen , hun verpligten tot eene leevenswyze, zeer verfchillende van die, waartoe eene overtuiging van het tegendeel hun zou aanzetten; deeze zal daarenboven, naar alle waarfchynlykheid, den weg baanen tot een volkomen Geloof in eenen Godsdienst, welke zv bevinden zo volkomen zamen te ftemmen met hun geliefde Godfpraak , de Rede , in dit alleraangelegenst ftuk en die hun het echtfte berigt geeft wegens die ongeziene wereld, het weezenlyk beftaan van welke zy reeds toeftaan dat beweezen is (*). Terwyl, wanneer gy, in tegendeel, met een oogmerk om den Ongeloovigen tot het Christendom te bekeeren en hem met een hoog gevoelen van deszelfs waardigheid' en aanbelang tc vervullen , eenen aanvang maakte met hem te verzekeren , dat de Rede ons geen de minfte fchinftenng van hoope op de Onfterflykheid geeft: dat volgens dezelve , Ziel en Lichaam beide in hét graf ver' * gaan; (*) Dat Grondleerftuk van den Godsdienst feen Toekomende Staat; zou, jreloofd zynde, de Zie! gefchikt en vatbaar maaken om ernftig te denken aan de algemeene bhkbaarheid van het geheel. Butler.'s Anal. c. i.  VOOR EEN TOEKOMEND LEEVEN , ENZ, 44* gaan j maar dat die beide weder ten Leeven zullen verwekt worden in de algemeene Opftanding, welke het Euanger belooft, lal hy waarfchynlyk het eerfte lid uws voorfels, zonderZeeniIen twyfel, ^K™™^™£' gehaald worden om aan het ander het oor te leenen, op het bloot gezag eener Openbaannge, welke hy vet- WHet'zal, overzulks, niet weinig kunnen toebrengen, zq tot voldoening van den Christen en de overtuiging van den Ongeloovigen, zo kolt en klaar als de 1 a,uur dee£ ondSoeï ö gehengt, eenige der eenvoudige en in Vooe loopendfte van de bewyzen voor een ToekoindSeSn , welke ons de Rede kan verfchafTen, by te dT eerfte Vraag, welke zich , ten aanziene van dit Onderwerp! voordoet, is; of dat bevattend, denkend werkzaam deefin ons,'t geen wy .^WeSi pnkel een gedeelte van het Lichaam is, ol iets geneei S^aTondïfcheiden J In het eerfte,^ -°et het v ftanJlyT^llichaim^yk'deel onzer geftel^ni sfe te gader moeten omkomen. Die eindelyke flag, we kyW Saam berooft van leeven en beweging,, kan dan op de Ziel geene andere werking hebben, dan dat dezelve iL ^nnr verbuist uit den tegenwoordigen aardfchen la. tLt,'erov^evoerd wo|t tot een'anderen ftaat van ^^.gS^S^k^ 'er ook mogen ontftian zvn bv befpiegelende Menfchen, zo ouden als heden^orc?en7weg?nsëden eigenlyken aart der menschlyke Ziele komen zy nogthans allen, met zeer weinig mtzonderin-en°hier in overeen , tot dezelve eene Zeljftandighetd KSfcK. daadlyk onderleiden en Meidbaar van WI in den ïegenw^rd^en ftaat, op het naauwst daar mede vereemgd. J^t™™^^ anderd begrip geweest van bykans geheel net ivienscn dom celeegrd of ongeleerd , befchaafd of onbefchaaf, Sisten oï Beiden, dóór alle eeuwen en onder alle Volk?n der wereld. Naauwlvks^ 'er eene waarheid, welke  442 BESCHOUWING VAN DE BLYKBAARHEDEN men kan opnoemen, die zo algemeen is aangenomen als deeze. Wy ontmoeten dezelve in de oudfte Schryvers voorhanden, Dichters en Gelèhiedboekers; ze werd ftaande gehouden door eiken Wysgeer onder de Ouden, (-uitgezonderd door anaximander , bemockitus , en dier Naavolgeren O,) zowel als door de vroegfte Christen» Schryvers, zonder, zo verre ik weet, eenige uitzondering. Zy zelfs, die de Ziel voor ftoflyk hielden, r't geen ongetwyfeld de veronderftelling was van verfcheide Beidenfche Wysgeeren , zo wel als twee of drie der Kerkvaderen onder de Christenen) ftelden nogthans eenpaang vast, dat het eene zelfftandigheid ws, onderfcheiden van het Lichaam. Zy hielden het voor Lugt, of Vuur, of een vyfde Weezen, of iets van een fvner, zuiverder , lugtgewestifche zamenftelling dan groove StoftrZff SuMerJ?ieJe" ^ Ziel, zehTals zodanig weezen V°OT onrterfl>'k' of in ftaat om onfterflyk te Ook waren het niet alleen de befchaafde en verlichte Volken van Griekenland en Rome, van Egypte en Afta, die den Mensch aanmerkten als een zamenaèfteld weezen beftaande uit twee onderfcheidene zelfftandieheden: maar" was dit ook het gevoelen der ruwfte en onbefcbaafdfte Stammen, yan welken de Gefchiedenis ons eenig fpoor heeft naagelaaten. — Het is wel bekend, dat* waar weetgierigheid, koophandel, of een geest van gelukzoeking, hedendaagfche ontdekkingen uitgebreid heeft, men fpooren van dit denkbeeld ontdekte. Men heeft het 't , heer» (*) Zie cudworth's Intellcctual Syjlem , Vol. I B [ c i üJ'(i ? * 5' P* ^~8*'- Cicero vermeldt '{Tu/c] U«*ft. L. I. c. 22.) : mc/e,n:cnus en aMstóxenüs , die beweerden , dat de Mensch geene Ziel hadt; en hy «eeft deeze l?2Z°°r,n ge/T°elen °p quia di^ilis 'rat mimi qu!d I J7 f Tel/,KTa:. Dit be§inzel ' uit onkunde van den aart der zelfiïandigheid ontleend , zou, geheel in ale mtgeftrektheid voortgezet, zo ik vrees, even goed beVyzen dat wy geene Lichaamen hebben; aaardemaal wy, zo als de uitmuntenden onzer Wysgeeren, néWoK, locke, en me* ar, deren, beweeren, en veelmaal» hebben llaande gehouden hec even bezw.arl.yk is de natuur te begrypen van eene Lichaam, lyke als van eene Otilichaamlyke zelfftandigheid. Nonhans ichynt dit beginzel geen gering gevvigt te hebben by de Voorftanders van het Matertalismus.  voor. een toekomend leeven, A\% heerfche«d Z ^nToïcl^ en in e«meen Se^Sin^an bykans hetgeheele MSchdgom, ten voordeele van dit gevoelen, baart eker Sn zeer fterk vermoeden voor de waarheid var t: zelve. Dezelve bewyst dat dit denkbeeld met mm■ Qvereenkomt met de eerfte natuurlyke bevattingen van het ongeleerd £rn,,r> dan met de gezondfte begrippen der Wysbevernutt, dan met oe gc * r fSï ftSte o^angen ïit de oJcrwelging van eenige der5 o^SaSSWigÖï werkzaamheden van de Ziel ZdHet is blykbaar, dat het Verftandig Deel on«r eeftelte- Eïêh l'SS geftel. Nu -erken 7, ;n an !wrWillen.OD, dat de beweegende kragt iets verr i ifnl k vin het werktuig daar door in beweeging £S Uit die overeenkomst worden wy geleid tot het & fit dat de Ziel zo onderfcheiden is van het Lichaam ^•^£&2?» of T ^du,urdTeerkdè ^ar ^"^Ö^di'e at het ^oer zit, van hefschhf dw deeze voortgèftuwd, en door geene be- ftur^rd';. 'a. daad d« Ziel geeft, in verfcheide gevallen, ^fc&faï&uS^ d'at dit daadlyk het geval is gat vermogen, welk dezelve zomtyds uitent wjnne* ?y in diep! gedagten verzongn ^ to ïïn doore"K oordeel opgemaakt; die gereed- en * * «*der Ziele inwa;ret f*ï 7ie alle de Reisbefchryvingen onlangs in deeze ftreeken tanda ejl. Tufc. Quseft. Lib. I. Hh 4  444 BESCHOUWING VAN DE BLYKBAARHEDEN wendende, en zichzelven belchouwenrte in ,n» u derbaare werkzaamheden, in RSJSJï «aare wonlegden voorraad van denkbeelden vormrW ?? den 0pSe" we foort van denkbeelden SS ï d eene nieu* zuiver, verftandelyken, Slsflvk r*V *m ei^en' de Ziel zomtvds betoom in aIT -Si',d e kra£f' welke feden, en zelft opTn oeSer'S^Mn>^gefteld. Lichaamlyk verblvf *pflhnnt p« doods, wanneer het weezenly/ onderfcheid ' L ,vf °n en wordt' het fmertlyke en genoS ke aK,p 'Ch °pdoet tUsfche« de op debiel; dfbeweéïfn^ ^an h« Schaam zonder uitwendigenTndn,kg h' dl$wyl-sjn ons verwekt, van groote en Sv^Mannr1 de . "fteekenie"egemia 1J" R d as toegebragt , W°"d? droo^e"n twyS of'er is waarlyk ver|ift terwyl ei ook geen twy , herhaaling is in de wonde mtgeftort, om dat dez-i y bloedfto%ög toegebragt gdykcg, j j« ^ .g ï" veT&reSS door myne aangewende geneeswyze voldeeze Lydeiesie dom m veeImaalen van dezellde, komen herfteld. W gevallëti, met de geze-  448 waarneeming, aangaande de wonden, gelmolten bytfteen, enz. vermvdde ik ui* „r~, j , pnkkeling van de watervaten £opflorpg^Thetvet fv hz°"de kunn«» beguoftigen.; Loodmiddelfn I£ zo verS *y het opflorpend vaatgeftel voor een tvd «wi^ Souden mogelyk dienltiger kunnen zvn Y Fdn/h I dit vergilt, gelyk zommige Geneesheeren wE' op zyne plaats blyft, en alleen werktSSzSj^Sg der zenuwen, zo zouden ook deeze middel™ Ï-W kunnen zyn, door mogelyk dit ve?gif?éeïi tvd fanïiSl 3? trekTk'v:- ^ Wlyk&ïïcS deïw^i BSto&Kttfit»^ liet voornaamlte. Doch hoe dlkwtlT^a §evaIIen' wel Aanmerking van den Redacteur. del de opflorping des LgiCteo?V^fetaS' taaangedaane deel ,„, «no gErf  over de scheeps • seinen. 4Ó9 dat, fchoon laatere Zeebevelhebbers het onderwerp verbeterd hebben door verfcheide ondergefchikte byvoegzelen, tot deezen dag toe, geene verandering gemaakt is in de, algemeene beginzelen en grondregelen. Tot dat 'er zodanig iets was vastgefteld, is het blykbaar, dat de Signalen niet anders of niet hooger konden aangezien worden dan willekeurige en niet zamenhangende Hieroglyphen , enkel door 't gebruik te leeren en in 't geheugen bewaard, zonder eenige oefening van het oordeel; en de verkryging van deezen tak der Zeevaardkunde moet een bezwaarlyker taak geweest zyn, dan het leezen van Chinecsch fchrift. Maar zulk een Zeewetboek eens vastgefteld zynde, worden de Charaérers, die de zaak uitdrukken, voorwerpen van redelyke nafpeuring. Overeenkomftig hier mede gingen de Voorfchriften van zeilen en vegten van den Hertog van york vergezeld van een reeks Signalen, om de voornaamfte en meest voorkomende beweegingen van de Vloot te beftuuren. Deeze waren met zo veel oordeels opgefteld , en in dezelve ftraalde zo veel oplettenheids, eenvoudigheids en eigenaardigheids, door, dat men het naauwlyks noodig gevonden heeft 'er eenige verandering in te maaken; en wor^ den zy by de Britfche Zeemagt tot nog gevolgd, als de gewoone Signalen, in alle gevallen, waar in men niet bcdagt is om de beweegingen der Vloote voor het oog des vyands te bedekken. Niettegenftaande deeze erkende verdienften der Signalen des Hertogs van york , moet men erkennen, dat 'er groote verbeteringen ten aanziene van dit onderwerp gemaakt zyn; 't zelve als eene Kunst befchouwd zynde. De Krygskunde is, in het verloop van eene Eeuw, bykans een byzonder beroep geworden, waar op men zich met byzonderen toeleg moet bevlytigen. De Fran• fchcn waren vroegtydiger, en meer gezet, in deezen loopbaan geplaatst, en de Staatsdienaars van lodewyk den XIV gaven zich, met veel oordeels, oneindige moeite, om hunne Krygsbevelhebbers boven allen te verheffen, door, mag ik het zo noemen, hun een Academifche Krygsopvoeding te verleenen. Een meer naar weetenfchap fmaa1 kende rigting gaf men aan de Krygsopvoeding, onderfteund door daar in volleerde Mannen, en alle de Volken, van Europa moeten aan hun de verpligting erkennen voor veel onderrigts in de Kunst des Oorlogs. Zy hebben, veel op dit onderwerp gedagt, het grootlyks verbeterd, meng. 1797. no. 11. Kk er*  470 WAARNEEMINGEN OVER DE SCHEEPS - SEINEN* en zelfs een nieuw beginzel te dier Kunfte ingevoerd. Door deeze middelen hebben zy het gebragt tot de allereenvoudigfte gedaante van overbrenging tot het Wetboek van Voorfchriften in 't zeilen en vegten; door de Signalen onmiddelyk uitdrukkend te maaken, niet van orders, maar van enkele getallen. Deeze getallen voor de verfcheide Artykelen van het Wet- of Onderrigting-Boek geplaatst zynde, leest de Officier, die een Signal, van den Admiraal gegeeven, verneemt, het getal, en brengt het over aan zyn Capitein, misfchien zonder te weeten waar toe het betrekking heeft. In deezer voege zyn eenvoudigheid en geheimhouding, met een onbepaald vermo- fen van verandering, vereehigd. Wy gelooven, dat de leer de la bouiidonnais, een kundig en dapper Zeeofficier, in den Oorlog des Jaars 1753, de Man was, die deezen vernuftigen vond bedagt. Schryvers van de Algemeene Vaderlandfche Letteroefeningen ! Ter voldoeninge aan UI. aanbieding , in UI. Maandblad, No. 9 van dit jaar, bl. 392, gedaan, zende ik UI. myne güfinge, kortelyk voorgefteld, hier in beihande, dat 't Opl'chrifc: L V O L V SI P H A S I S. niets anders te kennen geefc,dan den aart en plaats des Steens. Da plaats tog. daar de Steenen gevonden worden of groeijen , komt vooral In aanmerking, als "blykt uit isidor. Lib. 6. Cap. 4., pLiNius, en anderen. Ik verklare derhalven de Letters op deeze wyze; Lapis voluta pZnus Phajis. dat is Steen voluta van den boefem van Phafis. Door voluta verfta ik, niet, gelyk dit veele neemen, een krul of vercierfel van een Capiteel,maar,met baldus , een pulvikus , dat is , het zydelin?s deel van een kroonlyst. Ziet denzelven in zyn Lexicon Fitruvianum, op 't woord Voluta. Dat de Ouden vierkante fteenen gebruikt hebben , voorname.  AAN CE fCHILYVEM J>FR ALC. VAD. Ï.ETT. 471 "Z'eSktrook, ten op.lgte van dien Steen, eenig licht m& ëï kp, niet alleen fn Phafittos, maar, ook, zom- n^rl^Sa^i van een breedere en betere uic- leglf gSeeve dit weinige ter UI. volkome difpoficie, en blyve, piet agting, O. den 10 Sept. 1797- C' A* VERREGAANDE L E TT E R-D I E F ST A L. betoon in den Letterarbeid; rn^r te °°,"2a ,~am een uitbedryf van onopregtheid en bedrog, gepleegd tegen een uu flSSnd Ge.eerdPengvan de Zestiende Eeuwe Donr «^Y'r^S^^^^^- Toen hef! ï. ïï. oJSonglyk Werk , onder zyn eigen naam m 'toc'eerT.wïï'ta de wereld kw», -erfch.en he. Ui-  4& PR GOEDE KLC'OSTEïïBROEDIZR VAN MGSBmc. S.^wSfiM bTarndrSten Zy"e W****^ pen, en fchonk een ftZt A ~ M°°rdtn voorili' "4 van te veel te zullen drinken sin- hTZ yy*S bemSds vrees „ Vrees niet; het Biervan dlr^fJ7 tekfr > mer te zeggen„ nimmer." Va" dlt Klo°s™ bedwelmt het verftand, ik^ond^veeYtaakrin^it^;^ T het ™d^™*' lyks van den Kloo«e^ • dat * nW. lukkige mengeling van r„? afkomen: zulk eene ge- Emdelyk, de klok de, kwt had, S n,mmer gezien . vatte l7\; dke'tnde f*™** -dende rees ik op. Hy fte vermaaning: „ Gedenk 1 7P " tJ0on der ernfliSleeft, aan het Klooue dér ZmeZV ged?nkJ 20 lanS £ „ rampen en ongelegenheden Tr?^ en ln de ontelbaare * leevensweg o.u^noefen ^ To ^7?'^ W ™ ». den, welke gy uit den InnH 6y g leeft' aan de woor» Monnik gehoord hëbr en , v™a een ouden Aügustjnen » ge ftrekkln. " ' inogccn dezel^e u ter vertroosün- "agting zal doen verg eten en dl T gaitvr^e °P' tyner Monnik geweven Ik li my door cen ^lSus- welmeenende wenfchen 'over u TmT dom dan m^e van myn hér geweest hebben Zf ?""'* ' en ëem ^ui hoogagting vooru ln „f.^Ln6terlaat"1 • »mar dewyl myne fehen , dat ik h\ ^^LFJST^* ** *» (met trok ik een ring met JZ a •' za veem dit aan> myn vinger) en wanneer gy deezetlZ '5 , g6Werkt van doen gedenken aan een van die ik /'/ ' *"? dezelve u vallen, waar in a het u£ (fSgCH ontel^are, ge. geluksbevordering SASLffS *** * ***** " -nTgeSde my%I?eSr„.Zeer aa"gedaan ' D™ *<* ring fchen over my u^ en ve™ ^"-l ft°me de beste we/ na Engeland, weder te i op myne terugreize ^ een glas Kloosterb^ hem 20« ^zoeken, SPREUKEN. H« i. een „„„^ Je ^ ^ ^ on.  SSRBUKE5» 4/7 «mder welken wy leeven, te verwetven, en een goeden naam te erlangen. De minderen zoeken zich altoos in de gunst der Grooten te dringen, door flaaffche inwilliging van derzelver begeerten. üe Grooten der Aarde zyn niet min afhangiyk van de minderen , dan de minderen van de Grooten. . Veelen geeven zich over aan vermaaken, u'tfpanningen, het fpel, en veele ipoorloosheden, enkel uit zwakke toegeevendheid , en uit vreeze van uitgelachen te zullen worden van hunne medemakkers. Niets is van grooter belang voor de Jeugd, dan verftand, raad, en behoedzaamheid, te gebruiken, in de keuze hunner medgezellen. Weeg , met bedachtzaamheid, de Charafters wel , eer gy u aan iemand te naauw verbindt, die uw gezelfchap zoekt. De onbedachtzaame, losfe , Jongeling, die in alles zyne driften volgt, zeilt op een gevaarlyke Zee, vol Rotzen, zonder Compas om zyn koers naar te richten, en zonder Roer om zynen gang te beftuuren. De orde en het geluk deezer waereld kunnen niet beftaan zonder een geftadigen omloop van pligtan en werkzaamheden, die elk in zynen kring moet verrigten. Welk eene haatelyke rol fpeelt hy, die zyne ooren ftopt voor de noodwendigheden en behoeften van een fchreijend Huisgezin , dat hem om hulpe fmeekt. Weinig of geen nut brengen ons de zaaden van groote bekwaamheden aan , als wy dezelve 'onaangekweekt laaten. De dood verfchoont zo min den Monarch op zyn Vorftelyke legerkoets, ais den fchamelen Daglooner, in zyn bouwvallig hutje, op een handvol ftuivend ftroo. Gelukkig hy, die, op deeze waereld, de kunst bezit, om met Menfchen om te gaan ; zich naar hunne kundigheden, dwaasheden , grilligheden en vermogen, te fchikken. Weldaadigheid is- een der fchoonfte trekken in het Character van een Mensch: dan de ftille , ongemerkte, uitoefening daarvan heeft hooger waarde dan derzelver in het oog loopend vertoon. Waan niet, dat gy achting zult verwerven door vertellingen uwer inbeelding. Eenvoudige waarheid behaagt aan lieden van gezond verftand. Tragt uwe gefprekken met kundige Mannen altoos op die onderwerpen te leiden , welke voor u van 't meeste belang zyn. Zyt een vreemdeling in listen, laage kunftenaaryen, en vermommingen , en laat uw uitzigt en taal altoos overeenftemmen met uwe gevoelens , en laaten die gevoelens fteeds gevestigd zyn op Braafheid , Vryheid en Menfchenliefde. Indien 'er geen mensch zy, hoe hoog in rang verheven,  4 7 8 fPilKBKEN, • ' ven, of hy hééft menigwerf de goede dienflen zyner Vrienden noodig; kan hy dan denken, dat hy hun, ter vergelding niets verfchuldi^d is? *' Laagheid van denkvvyze en eene aangerr.aatigde grootheid zul^n zich by veele gelegenheden verraaden. Hoe merdgfi verdienfte blyft onbekend ; en hoe menig vernuft wordt , onder den «ruk der behoeftigheid, en uit gebrek a;n behooriyke aanmoediging, en gelegenheid om zich ie kunnen uiten, verftikt. Brielle, T. £). V.. pe HERTOG d2 MONTAUSIER, GüLEIDElN'DE den daufyn IN oe boïkenhuiten. OP zekeren dag treedt de Daufyn, verzeld van den Hertog d-; moa'tausier, buiten die pragtige Tuinen van VerfaiU les, ter voeainge van den trots des Konings door de Kunften gefchapen, en die het voorkomen hebben van eene overwiuninge zyner mogendheid, op de Natuur zelve behaald. 1 Jutten vallen hun in 't oog; deeze bedekken de ukgeftrtktheid des Koningrykis. Paleizen praaien ginds en elders ; en nog worden deeze aan alle zyden van Hutten verdrongen. Ach, vraagt de Pr.ns, wie mogen toch onder deeze akelige en afzigtige daken wooneu ?... Treed daar binnen, hernsrn de Hertog, en gy zult het zien. Thans, op het gezigt van vervallene muuren , van de geringe en ruwe huisgeraaden , van het flegt voedzel des behoefigen , voor zyne behoeften dikmaals niet tdéreiken. de, van het, door honger en arbeid, vermagerd huisgezin: Zie eens, myn Heef, roept de Gouverneur, 't is onder dit ,, dak, 't is in deeze elendige verblyfplaats , daar de Vader, „ de Moeder en de Kinderen woonen , die zonder ophouden „ arbeiden, om het goud te betaalen , waar mede uwe Paleizen ,, vercierd zyn , eu van honger fterven , om de kosten van s, uwen Tafel te helpen draagen." Zyne ziel, diep gegriefd van ceeze zedelykè wanorde der groote fvlaatfcbappyen. van dit ; Co;.tra t tuSchen het uiterfle van rykdom en armoede, kan hasre droefheid niet langer verbergen ; hy ontlast dezelve in : het ieugdig hart , door zo veele verfebeurende voorwerpen voor. het mededogen geopend; en, in eene heilige verontwaardiging onderhoudt hy hem over de voordeden , aan zynen rang verknogt, als eene foort van misdaad, met welke hy zyn Geweeten bekend maakt. Ach, 't is met geen fchroomvallig ontzien , msar 't is met zulk eenen nadruk , dat de Koningen over hx;ne fchulden aan de Onderdaauen moeten worden aange- fpro-  anicdoti. 4?£ I hMt T)9r deeze geduchte waarheid nogmaals hun in de fproken. Dat &ecic scu ,".„,,_ , j... 7V de valfche kieschtrotfche en kiefche ooren kUnke ™jyJe v ^ , heden der Hoven verftoore , en J h™n™. ,ro^ hen dceze In naame van alle elendel.ngen, ng «^«* 0Mer dit fchoone woorden^ » Z^^ verblyfplnats' daar de Va- E ft' 1 Moeder en de Kinderen woonen, die zonder op„der, de Moeder er « ivj betaalen, waar mede » reepaldz n'^rcierd ï n f °en van honger nerven om de kosten van u-wen Tafel te helpen draagen, (OU la CRETELLE.) hihï, of »■ sentimenteels vrouw. landoenlykheid by elke ttSïïS^f^^^^^^^SSS A gaande tederheid met ^«erni^ . gezegdens —- dit is iv*""J* * 'fchriften, die het aandoen«erk maakende van-jj» ^SySne llefden.gee.llen , kC V°toneeii^te? waar' dood en liefde de hoofdrol fpee.en beftempelt zy alen. d.e ™«/^n ïne,yevcn atS één ander, ™ V3,n Tffrid geb aad op haare tafel ziet, is het egter een weltoebereid f.e?raara °pro j.nden, Hoe zeer zy wreed, ^-„S ^d^^emt zy^KoetOer wreed, wanneer gaarne een toert] ryd, noemt. g toebrengt om fpoed.ger hy de paarden eenige ^«af e rdK,0th0ndje ^ , haare voort te loopei . _ Haar e r voorwerpen , by haar lieveling de kat , zyn na^_%e haar eliefd vogeltje haar tafel en op haar bed. »* \ daf uk haare hand del gefchonken door eenen^JfT™*^ aandoenlyke uuboeze- voor de kat; maar ^.jdk efflejg^eJj,- ] . ontdaan van zyne keene ingewande., i m ^ plaats vervullen met welr.ekendeJ f Vehoeden , en aan overgebleevene hghaam voor verderf aandoenlyk is ^Tefet iM-^ Sr ffii  48° NANNY, 09 DE SENTIMEKTEELE V«W. zig ook, wanneer hy de buitenlugt inademt men dan, om den duisteren avonSd 'di~l~ en ao«*t guit te naaken , weder naar de T,t' 16 lang2aa>n beJ rugge keeren, achi-_ü woelingen der Stad tel Jyk : wat is fchooner, £evo7ii7P, vftoefc zoo lang moog-3 wanneer een donker ü Jt ^tS^^ir1^ t0"^ ■ da»J jende Maan te voorfchyn kómt y ^ ' ^ de za§te *«H Uil is, en men de wzugtingen wn "TIT ?eer al,es ro"domJ men;-wanneer men niet whlnderH » V'?yk km «"boeze-l «COL. die geen ge^ef beziKf l^J*?** ruu«-] met een onverfchillig oog berTLCn' 6ed ^y!1' en ^ssl tusfehen voor Nanny, dn m iT" 0"ge!"^ig in-J eenvoudig charakter heeft en tfehP(.i ufZK die "egts een > doenlykheid, waarin 2y„ Vrouw ^ r"0/! U Van die toos lacht en fPot fweik ^ ftelt ' wVl hv il,, hooge opgeeven viCSe «moegHeTO!iiff Mensc»üVt d e den mond vol hebben vu veeffiT.''0?''^' die a"oos bezitten! veel 'J"10 gevoel, dan anderen, te 5 1797. V. . va» HEWDitiK „„ Iv, Koning yan Frankryh, MeT H1!?^^^^^^ « het te, eenigen tyd gereeden hebbende i^°0tV- ^'en omdek»t. „ Wat doet gy daar™ vroe^ i 2 by eenb°om zit hier, was het antwoord „f / ™orbyrydende honing. g«w. , Is d|a Z? ' den Koni"i zien vooral tow\*£™%JT*T?£ herva£te „ waar gy hem wel degelyk «lt knnnp„ ™ge.n °P eene Plaats terftond agter den Koning y,e paard S Z'e11, ~ DeBoer k,om ryden, waar aan hy den ^^Ch J",es ^oade'h^oon- » behoeft," antwoordde zynf^iefteh ., Gy „ dan hem aan te kyken! die zvn hAJ3 niet? meer te doen» terwyl 3ue de overimn zich „nH^L ed. °P C hoofd houdt» men zy by het ov«igfj?gtg^ kwa.' ten Hendrik. V vVel m, L'ƒ u!e de Heerei1 gfoet- J. wie is de Koning?» _ »',2e,de<.hv «gen den Boer, Ik moet de Konine Henkers { fprak de Boer, Gy of den op/ W£ efl> «™t wy hebben beiden onze Hot  MENG EL WE R K9 T.OT fraaye letteren, konsten EN WEETEN schappen, betrekkelyk. algemeene beschouwing van de natuurlyke, zedelykè en euangei.lsche blykbaarheden voor een toekomend leeven, en een staat van vergelding in 't zelve. (Uit het Engelsen van den Eerw. eeilby pokteus, DD« en Bisfchop van Londen.) (Vervolg van bl. 446.) Het is herhaalde keeren, door.eenigen der bekwaamiie Wysgeeren en Bovennatuurkundigen, aangetoond, dat de zamengeitelde natuur, de deelbaarheid en werkloosheid der Stofte geheel onbegaanbaar zyn met bevatting, denken , bewustheid , eigenwillige beweeging, en alle de andere werkzaame en enkele vermogens, die, blykbaar, dat gedeelte, 't welk wy 's Menfchen Ziel noemen, onderfcheiden; dat alle mogelyke fchikkingen, vereenigingen en wyzigingen, van gedaante en beweeging niets kunnen te wege brengen dan gedaante en beweeging; en dat 't even gelooflyk is, dat de vereeniging van ten fmaak en een kleur een geluid zou veroorzaaken, als dat eenig ding, zo geheel en al onderfcheiden van alle eelykvormighèid aan de eigenfehappen van een Lichaam, als Verftand duidlyk is, het gevolg zou weezen van de werktuiglyke werkingen eens lichaamlyken ftelzels, hoe kunftig bedagt, gefchikt en georganifeerd. Bewysredenen van deezen aart, in derzelver volle uitgebreidheid ontvouwd en voortgezet, zouden zeer voldingende bewyzen opleveren van een onlichaamlyk bevattend vermogen. Maar ik wederhoud my om u verder tot nafpeuringen van dien aart in te leiden; niet alleen om dat dezelve "aan deeze Plaats niet voegen , en ons zouden wikkelen in een onuitkomelyken doolhof van zeer afgetrokkene nafpeuringen; maar ook om deeze eenvoudige reden: dewyl men , naa dit alles, zou kunnen zeg. meng. 1797. no. 12. LI gen,  484 BESCHOUWING VAN DE BLYKEAARHEDEN zy fchynen het vcor onmogelyk gehouden te hebben, dat 'er ooit iets zodanigs, als beweeging, in de wereld zou geweest zyn , hadt 'er in dezelve geen andere Zelfftandie. heid, dan Stoffe, beftaan (*). & Dit denkbeeld, wel verre van gewraakt te worden door de waarlyk wonderbaare ontdekkingen en het meerder licht der hedendaagfehe Wysbegeerte, ontvangt, van die zyde, de voldingendfte verfterking. Het is elk bekend, dat een vastgefteld beginzel is deezer Wysbegeerte , 't geen ais een eerfte en grondwet der Natuure moet aangenomen worden, dat de Stofe, in zichzelve, volftrekt werkloos is, en buiten ftaat, om den ftand, waar in dezelve zich bevindt, 't zy beweeging of rust, te veranderen, en dat, gevolglyk, alle beweeging, welke nu in de wereld plaats heeft, (of men moest die van eeuwigheid ftellen.) den oorfprong moet ontkenen van een Onftofiyk Merker. Nog is dit alles niet. Eenigen van 'de uitmuntendfte Leerlingen der Newtoniaanfche Schoole bevveeren daar en boven, dat niet alleen de oorfprong der Beweeging, maar ook de volduuring van dezelve, eene geduurige werkzaamheid vordert van iets verfchillend van en verheven boven Stoffe. Zy houden, tot betoogens .toe, blykbaar, dat alle de groote beweegingen van het Heelal voortgebragt en gaande gehouden worden door de onaflaatende werkingen van zeker Onftoflyk vermogen,en dat het beftaan, als mede de werking, van zodanig een vermogen niet alleen waarfchynlyk is, maar zeker, en zelfs noodzaaklyk tot inilandhouding van den loop en orde der Na- tuu. (*j Op deeze beginzelen der oude Wysbegeerte is gegrond de Plastike Natuur van den diepzinnigen'en geleerden coi.'worth ; en ook de veronderftelling van de algemeene heerfchappy der Ziele; en het beltaan van een onderfcheiden, inwendig, werkzaam beginzel in elk deel der Natuure, (onbezielde zelfftandigheden niet uitgezonderd ,) 't welk beweerd wordt door den zeer fchranderen Schryver van een Boek , onlangs uitgegeeven , onder den Tytel van /mcient Metaphyfics. Dit ftelzel zullen weinigen, myns bedunkens , genegen zyn in volle ruimte aan te neemen; dan zullen nogthans*de Liefhebbers van oude Geleerdheid en Wysbegeerte 'er yeel keurig onderrigts uit kunnen opzamelen; en de Voorftanders van de I.eer der Onrtonykheid zullen 'er eenige nieuwe bewyzen voor de Lc.'re , hunner aandagt wel waardig, aantreffen.  VOOR EEN TOEKOMEND LEEVEN, ENZ. 4^5 tuure f*). De groote Veroorzaaker der Natuure zelve is zeker een onlichaamlyk Weezen. Hy werd voor zodanig erkend door de fchranderften der oude Bovennatuurkundigen CD i en de beroemdften onder rUrhedendaags fchen oordeelden niet alleen , dat de Onftoflykheid van het Opperweezen betoogbaar was; maar dat dit Weezen zelve zulks betoogde (|). Het, derhalven, als eene ontwyfelbaare waarheid aanneemende, dat 'er één onlichaamlyk Weezen ten minlten in de wereld zo volgt, dat 'er meer zyn kunnen. tn wanneer wy overweegen, by welke opklimmende en kleine trappen de fchaal van beftaan opkiimt van onbezielde ftoffe tot den Mensch, en welk een oneindig getal van fchepzelen van verfchillende rangen en eigenfchappen begreepen zyn binnen deeze paaien, valt het vry natuurlyK fè betluiten, dat, in de onzietbaare wereld boven ons , in den onafmeetbaaren afftand tusfehen ons en den vader der geesten, eene veel langer reeks en voortgang is van geestlyke Weezens, de een boven de andere opklimmende in zuiverheid en volmaaktheid , dan van ftollyke zelfftandigheden beneden ons. Dit denkbeeld van de on- zigt- C*) Zie clarke's Bern. p. 74. Evid. of Nat. & Rev. ReligioK, p. 14 en 22, 4th Ed. en maclaurin's Account of itr isaac nlwton's Pbilofopby, B. IV. c. 9. f. 12 , 13. P- 387- Men voege hier by, 't gsen beweerd, en, myni oordeels, beweezen is door Schryvers van de uitfteekendlte bekwaamheden, dat de eigenfchappen van lichaamlyke Aantrekking en Afftooting, merkbaar in alle lichaamlyke zelfftandigheden, en foms als bewyzen van derzelver werkzaamheid aangevoerd , geene vermogens zyn in de ze'fftandigheden zelve huisvestende , (welke in dat geval , ftrydig met eenen regel in de Wysbegeerte vastgefteld, werken waar zy niet tegenwoordig zyn, dat is op een ■ afftand van derzelver oppervlakten,) maar de uitwerkzels van zeker werkzaam beginzel, geheel en al verfchilfnd en weezenlyk onderfcheiden van ftofis. Sir ishac newton zelve fchynt eenig denkbeeld van dien aart gekoesterd te hebben, Opties, ad Ed. p. 376, 377- (f) Aristoteles" Metaph. Lib. XII. c. 7. p. 74*> en Zuv«p««, p. 044. Nee vero Deus ipfe alio modo intelligi po*test, nifi mens foluta qua:dam & libera. ïufi. Quaft. Lib. I. c. 27. (|) Mr. locke's Esfay on Hum. Und. B. IV. c. 3. f. 6. mts p. 167. B. IV. c. 10. p. 245 -250. LI 3  486" beschouwing van de blykbaarheden ScheoLs ?kn!,ï Pte^GMdheid' onzes almagtigen de^KtaSr ' Wdke de uitkomst is ™n dit onven worden bHinCn CCn Zeer naauw Perk omfchree. bew?e?nyniet allee?hef* g/°;nden zich °Pdoe" om te vatbaar^v?^1^8 Zfker' dat zelfftandigheden ftandSheS^^Ï Zien Wy ro?dsom ons zelfwv fflf'fT,/ '/f'1' verfchi»ende natuur, welke hZtf Sy hchaamh'kc noemen ; en die niet alleen blykbaar voor onze zinnen werklooze, Sdlvte ichaimen gen willige beweeging; maar die door de vl vei 4 e na fpoorders der Natuure verklaard zyn volftrekt onvatbaar te weezen voor deeze eigenfchappen, V0UtreKt onvatb^r Op deeze eenvoudige uitkomst moet het ftuk, voor on, eindelyk nederkomen. Wy haten het aan , «.n 7^1 ' datnaamlyk eener Onftoflyke Ziele. Maar ik■ selóWat ze, naar het begrip der meesten, niet te verJfvK ,V» Sdertllen «^Ta^'SJS derhiJre S-nSh,,M n-Chen Zid' met al,e haare Wü"" ouoaare eigenlchappen en vermogens, gevormd is ulr ftofle weezenlyk dezelfde met het gruis' 't welk wv nïr SïiEr betIeeden » e" dat een& ïïomp lood, wK orgamfeerd zynde, vatbaar is voor de hoogfte Vlugt cfer ver- C) Locke's Esfay on Hum. Und. B. III, c. 6. f. 13.  voor een toekomend leeven, enz. 4S7 verbeeldiööe, en alle de onderfcheidene vorderingen en werkzaamheden van het kloekst, fneedigst en meestoevat end verftand , is zeker ftrydiger met de natuurlyke Svatttageu des Menschdoms, en doet meer gewelds aan de eerfte beginzelen van 't geen men, tot heden toe, gezonde Wysbegeerte genaamd heeft , dan eenige zwaarigheden , welke de Leer van een onlichaamlyk vatbaar vermogen drukken. Locke zelf, die zeker geene onrede vke vooroordeelen tegen de vatbaarheid der Stoffe koesterde, en overzulks mag aangezien worden voor een zeer onpartydig zo wel akTbekwaam Regter m het ftuk Sans Sanden; locke zelf, naa de bewyzen en egenvvSpinSn van beide zyden ryplyk overwogen te hebben, erkent, dat het in de hoog ft e maate waarfchynlyk U dat 's Menfchen Ziel onjloflyk te agten zy Q ). Wy mogen, derhalven, vrylyk zeggen, dat dit gevoelen het melst zamenftemt met Rede en Wysbegeerte, zo wel als met de algemeenst aangenomene begrippen des Menschdoms. Het noodzaaklyk gevolg hier van is, dat de Mensch een zamengefteld weezen is, beftaande uit een ftoflyk Lichaam en eene onftoflyke Ziel, op het allernaauwst met elkander vereenigd, elk zyne eigene vermogens en hoedanigheden onderfcheiden behoudende, fchoon m volmaakte zamenftemming werkzaam. Op welk eene wyzl, en door wat middel, zy zodanig verenigd zyn, en hoe twee zulke ongelyke zelfftandighedenwederkeerigen invloed op elkander hebben en werken is, in de daad, meer dan wy kunnen begrypen. Sar dit kan nimmer, met grond, aangedrongen worden fe 'en de weezenlykheid eener zodanige vereemginge, of men zou het als een grondregel in de Wysbegeerte moeSn te nederftellen, dat de fterkte 0 zwakheid onzer bevattinge de maatftaf is van waarheid en valschheid^en (*ï Locke's Esfay m Hum. Und. B. IV. c. 3. f- Note, m iii en 143. Terwyl ik weet, door zien en hooren, enz. S« *er eenig liclmmlyk weezen buiten my beftaat, het voorwetp van die aandoening, weet ik nog zekerder , dat er eemg Zesthk weezen binnen in my is , dat ziet en hoort. Dit, moet ik my verzekerd houden , kan de werhng met zyn w ankel glvoelloozc fltftj j* *?e*te-'€I1 k"mp tegendaad dit (feïSffl.T^STy e" dat jH dC mineraalwater aantreffen w5e»n£# de "atuur 111 gee« beftaandeelen, onthikt is om in gd met de °Pgenoemde te, dan men gewoon i? ^^ "nf??e veei S^e gif. eerfte wegenfnerkeVkVan fe doeS "n^' zonder de wekken. „ ikVbbe £5h?fbraa«"gen te ver- „feland, hetzelve, di£èr? ?n zulkV^™-yk^ Hü' » diend> dat de lyder, in"eenen dag?'^-^^^ Z}3Siï:&lff ta-> ^ere?hïnb3tïï eeÏÏ TO^SSM ** het ^^t^AïtSg* J d* -iddel -en van *A-a^^ Jett^ blykt!t  van de Calx Anüm. Sulph. Hojfmanni. 49? 1 kalkaarde, zoude gebruik maaken, dus in het grootfte gei deelte der hardnekkigfte Chronifche Ziekten. Geenszins echter verbeelde men zich , dat dit middel, in alle gevallen, roekeloos kan worden toegediend; met rest brengt de' meergemelde Hoogleeraar HurUAND 't volgende by: „ Dit middel prikkelt zeer gevoelige „ geftlllen, in geen geringen graad , en kan of kolykpynen. buikloopen, en andere toevallen des darmcanaals, " voortbrengen; of algemeene Zenuwtoevallen veroorzaa" keS Verders kan het, by dezulken welke hier toe geneigdheid hebben , of de gewoonlyke bloedontlastinaSn vermeerderen , of nieuwe tegennatuurlyke bloed- vloeiiingen doen ontftaan. Verzwakking van de maag, vermindering van eetlust, ja wel eene algemeene verzwakking, kunnen 'tgevolg zyn van eene ongepaste Z of roektlooze toediening van dit anderszints zoo heilzaam. " ÏÏkïit laatst bygebragte blykt dadelyk, dat dit middel even als alle meest vermogende gefchenken der Pha macie, dient beftierd te worden door de voorzigtiae hand van een beredeneerd, en des middels kundig, Geneesheer: vooral dient hetzelve, met de grootfte omzi-tigheid, toegediend te worden, in zeer prikkelbaare, verzwakte, fcorbutique, of hectifche,.geitellen, enby die aeeneu,welke aan bloedfpuwing, of fterke maandehngfche ontlastingen, of vloeijingen der Aambeijen, onderhevig Sïn _ Ook worden 'er, by het gebruik van het Zwavel - lever - aartig Spiesglaswater , dikwerf verfterkende of pyn - ftillende hulpmiddelen gevoegd. Dit nu zy genoeg voorloopig van de beftaandeelen en eigenfchappen %an % bedoelde Geneesmiddel. Ik zal nu opgeeven de wyze, hoedanig hetzelve te bereiden, en op Se men het kan toedienen ; en befluiten met een kort verflag der Ziekten, in welke de Hooggeleerdë hufe- Uand dit middel met vrugt heeft toegediend, verrykt t met de door my gedaane Proefneemingen. (JAen verwagte dit in een volgend Stukje.) ibts,  496 iets, over schaapsbeenderen. iets, over „et gebruik, 't welk men van schaapsbeenüeren maakt. (Uit het Enge/sch.) Werkje dusdanig S dSor SU"* %*&k een minbekend gebruik , 't wflk v n d h V£nden WW gefmeeten deel deezer gansch fnüS e^Aanat!JS «'egwordt, vermeld. * mtu&Q Diere« gemaakt! Het beÏLiat hier in: Dr h^ptm, ÏHÏ'c' 1. de Beenderen der S l,aa'en , f bevonden, dat; nuttig en weezenlyk noS eed?elre vfb™>d , een, Helling van de f/ntte KiwmSè? ^dF&F de Zaraen-van Schoorfteen- ^WtJ^^^'^ bet vervaardigen . Dit nmengzel maakt ren van Schaapen, eT^-^^rf^ de Beendc' b een Molen om dezelv?tve rfefe onde3aan. Daar het vet en olieagtige uit te 12 ~' Cr>n Kftel 0!n '« gloeiend heet teifakenV een & Sn r°? 2ü verceeren; een plaats om de damnen ™ f 0t asfche te de brandende Beenderen. tot hef «^.»o ^ te VanScn van PAïS ÖjeVsn7e9sVfe ?i) Sch°°rftee" • <* Raamftraat, in der. Slag 'than, L T/6" huis in & ger d Thomassen a ?Hü^JKbewoond ÏÏor den Burjong door den val gedood -ff *in TT" Men Vond een gcaooa — een ander met een gebro- ken  aanmerken3w. isyzonderh. wegens ojevaars. 497 ken poot en vlerk, en een derde gezond; alle half volwasfen. Men bragt het Nest in den Tuin, tegen een muur, en verbond den gebroken poot en vleugel van liet ccnc ions» De beide ouden, intusfchen , met de meest zichtbaare tekens van droefheid en angst, op den rand van het overgebleeven deel des Schoorfteens gezeten, hadden alles befchouwd, en vloogen, toen de jongen in het nest gebragt wierden, met blydfchap naar den byftaanden muur; doch fcheenen niet op den grond te durven komen. —-— De huisknecht voorzag fteeds de jongen van het noodige voedzel; doch de ouden onttrokken dezelve echter geenzins hunne zorg: byna dagelyks bragten zy iets aan 5 nu voedzel, en dan moschplanten , of iets dergelyks, om de ligging voor de jongen gemaklyker te maaken : zy zorgden ook, dat het geen zy aan hunne jongen gaven door den val aan hen niet nadeelig konde zyn; maar lieten het altoos , digt by den muur, zachtjes afglyderu 's Nachts hielden zy op den muur boven het nest de wacht. De oplettende zorg van den knecht wierd.ook door hen erkend. Hy kwam nimmer in den tuin of jongen en ouden gaven eenig geluid, en inzonderheid deed zulks het geneezen jong, 't welk den knecht geftadig nainPAutfustus waren de ouden eenige dagen afweezig. Na hunne terugkomst deeden zy geftadige poogingen om hunne jongen tot vliegen te beweegen. Op den derden dan J pedra" Hv hadt geen grooter eerzug dan om zyne kundfehedVnten algemeenen beste dienstbaar te maaken, I zy binnen of buiten het beftuür van dien grooten en onfchatbaaren voorraad. Uitgenomen een ge aanvallen van Jicnt, genoot cou eene volmaakte gezondheid, en was fteeds opge• T ™ n^=r T)p teVnvallen deezes leevens droeg B^V5dSSpte, en* met mannenmoed. Dit doorband gelukk g leeven bragt hy tot den ouderdom van Kf engzeventfg jaaren; toen hy, een bezoek afleggende Mffiw, tsThorndön Hall, by Brentwaod, in EsZ feen*Hee,voor wien hy eene zonderlinge hoogagting «,V aangetast werd door eene volftrekte opftopping van water dié alle kunstbewerking, om hem ontlasting e bezorgen, e leur itelde. Op den. 11 Augustus 176\w& STzvne Huisgenooten , zyne Vrienden, en zyne LandgenoSteTbSoofd van eenen Mm, geheel ten hunnen voor- de^eTlTadre ™ was hy getrouwd aan mary, Dogter va^MrtniAEL^ rus^^lt. , ^j^. van MUI- hill ■> in de Parochy vZ Hendóf, Middlefex, eene Vrouw van een voorneeldlvcSfactèr, welke hy het ongeluk hadt in het Jaar iWteVerliezen. By dezelve hadt hy eenen Zoon verwekt mïchaeï. collinson, Esq, en mary , getrouwd S. tohncator, Esq. van Beekenham, in Kent en voor eenigen Vd Lid van het Parlement van Walltngford De Heer p li ter collinson hadt het genoegen, om in beide zyne Kinderen dezelfde neiging, te befpeuren, welke in wf herUchte en dat zy hem in zyne hef hebberyen de hand booden Hy liet een grooten fchat na van gedroogde Phnten Zyn hot was herhaalde keeren blootgefteld aan Sykê beroovingen, waar door hy veele der hoogstfchatbaarfte voortbrengzelen van zyne Kruidkunde en arbeid verloor. Veele andere werden, door die fnooden, by dit wegrooven, deerlyk gehavend. N,ettegenftaande dft Is 'er nog een kleine fchat van zeldzaame Planten voorhanden , en in eene grootere volkomenheid dan men SS "p eenige andere plek gronds kan aanfehou- Mm 3 Mr.  59a Ï/EEVENSBYZONDERHEDEN Mr. collinson's geftalte was iets kleinder dan middeloaar, en hy helde tot zwaarlyvigheid over. In zvne kleeding was hy zeer eenvoudig/en dit waarfchynlyk te meer, dewyl hy een Quaker van opvoeding was Zvn gelaad was behaagelyk, en droeg gezelligheid op 't voorhoofd ; zyn aart openhartig, en zyn tong fpraakzaam ■ kennis voor anderen te verheden hieldt hy'voor een ver^ raad aan het menschdom gepleegd. Schoon hy fpaarzaam leefde, was zyne ipaarzaamheid niet van die fnhaalise foort, vvelke hem belette een hart om te draagen dit deelde in de rampen van anderen, en de hand ter ver ligting van hunnen druk gellooten hieldt. 's Moreel vroeg op te ftaan was zyne beitendige gewoonte. Als hy zich op 't land bevondt, befteedde hy zynen tyd meestal m den tuin met de werkingen der Natuure waar e neemen or byftand te bieden, of zich, onledig te houden met andere gedeelten der Natuurkunde, welke beftrSen WaTen t0t Zyn Vemaak' °f t0t z*ne ë^ondheid *n,de" Laatften Wil van collinson vondt men een Gelchrift, behelzende zyne hoope , dat hy een góede Naam zou agterlaaten, dien hyhooger fchatte dan rvlc" dommen; dat hy getragt hadt niet nutloos te leevenl en alle de dagen zyns leevens gepoogd om een Vriend d-s Menschdoms te zyn. Dewyl "dit nu de wenscl was van dien braaven Burger, deeze Wereld te verlaate met eene goede naagedagtenis, zo verfchaft het, buiten twvfel het zuiverst genoegen aan allen , die het naan hem verbonden waren door Vriend- of Blocdverwantfchap dat deeze wensch ten vollen vervuld is. wdnticnap, Geen mensch is ten grave gedaald met fchooner Charafter, of algemeen meer betreurd, by zyn affterven, door Vrienden en Bekenden. In de daad, dit moest on vei mvdelyk volgen ; want zyn leeven was een aanhoudend betoon van loflyken vlyt, en alle zyne letteroefeningen en nafpeuringen hadden de eer en het geluk des Sch doms ten doele Het was ten dien einde, dat hy «oote en nuttige onderneemingen bevorderde, belang/ylfe be. ngten van verbeteringen in den Landbouw en de Natuurlyke Historie openbaar maakte, en de naagedaat?. ms der zodamgcn, die welverdiend hadden by hunne Medemenlchen, aan de vergetelheid poogde teomïul"- Zodanige waren de inzigten, zodanig was het gedrag, van  VAN P. COLLINSON. f)°3 vm Mr peter collinson. Zonder eenigen eisch op 't aPen in 't algemeen gaat onder den naam van Letterkunde g GdeerdhS ftakghy uit door veelvuldige w veelbe vattende Weetenfchap ; en zonder eenige openlyke post re bekleecknTwas hy een werktuig om Volksvoordeelen Sir te ftellen: Hy verwierf, by zyn leeven, eenen ntvloed welker rykdom niet kan fchenken; en zyn Naam i • ^nkhaire en gezegende naagedagtenisle weezen , wLdfgheden en brom- mende Eertytels vergeeten zyn. RADBOUD HERMAN SCHEELE, BESCHOUWD ALS REGENT, EN ALS LEERAAR DER WAARE VRYHEID. In eene Redevoering, uitgeffroolen in een Gezelfchap Vrienden van Vryhetd en Orde, 1797. MEDEBURGERS, GEËERDE HOORERS! -w-„ het eene treUrige waarheid, door de Gefchiedenis van Ts,; 'e| Volken en Landen beweezen, dat de beste 1 T£ n Innr?» °roote daaelen en edelmoedige bedoe- „elke hunne leeftyd wc,?rie? — He. eb.0», gS ïtE nTroïgen ,?ood °f gunaigen en geruste» teftyd , te5?yd Welven «oor de vervolgingen der boos- % Vriend SlSettSS Ten beWn loopbaan ,e vervo ge■ rn a, .« «« moeite verkiest) - overhc goeie » ;>kel mlst,  5°4 *. h. scheele, «eschouwb als regent, hy zich^ne" F*"* 'W ècflltvSa^ n1efef byeenkomst van Vrienden ik, by tetv& Zyn, derwerp verkies; en it ^7.1 pleekbeurte, zulk een onfflr gerPeedelyfiwe\^ dat G^ dienst, dien ik heden uiH^kf l"5" zuk tot den eerde nagedachtenis van u' dankbaarheid zal bewyzen aan Man &_ van een NederSdc^e"^!. WÖB* gekend leerde, als Regent, als L^r J vtt'80' aJs Ge" dediger van de eer 1 w v f ,Vr!iieid' en aIs Verheid, uitmuntte, f diï d™ Xa^ïaPd en der Men^ belangloosheid , de beste*h i Igheidc' nioed, kunde ei, overtroffen , en dimarfchvn ?" S,taatsmaMen heeft den geplaatst, een w?,h!m Yi y ' m^yke omftandighe- vers, naauwlyks genoemd is, - vm ^efc^ed^hry. radboud herman scheele. pooginf reeds vroeg n doch onder fie E0611?6' n^ner nog meer dan de beVstiging™ vSze^6" V°ndik Zyn^endd^ brekkige in myn we ge eed^lvKl^^ het aan gewichtiger^ beziVheden Tntr y ult yeifchoonen, en zwaafighedeleeS deeden ^d^e alsBetheT£n^ vermogens niet berekendi V™ . V00Vk weet dat myne Gefchriften van r. h. scheeie •lW», «ji af; maar denkt aa/de S^vS^Sve^ ^ Bet eenvoudige heeft het kenmerk der Waarheid, Rad  en als leeraar der waare vryheid. $0$ # Radeoud herman scheele wierd, in den Jaare 1602' £ Twenth* gebooren. Zyne Voorouders waren Bdert lang ónder den Overysfellchen Adel gerekend,, t welk wv alleen meiden, om dat hy het toevallig voorEl van aanzienlyke Geboorte fteeds uit het juisteoogpunt befchouwde; als een prikkel namentlyk ter betere ^« Letteroeffeningen gelegd te hebben,vertrok hy, ter voortzetting van dezel- VeHÏatrof fofdjt oogmerk een zeer gelukkig tydvak. yóns Vaderland was, wel is waar, toen nog in oorlog met Spanje; maar de wapenen waren wederzyds als ftomp geftreeden, en de rampen des oorlogs wierden Sdan aan de grenzen gevoeld - de Staat- en Kerktorren welke Nederland zo deerlyk inwendig gefchokt Eden, waren bedaard; doch hadden fpooien nagelaaten. tóf leering en vermyding de Koophandel en Zeelaart waren in den grootften bloei, en deeden de fchatten Sr Wereld als naar Nederland toeftroomen ; en deeze Woei, zÓ wel als.de gemaatigdheid in het beduur, lokte een iéder, die in andere Landen met vergenoegd, of ven ^a^ïïÏÏ&ii * Kunften en Weetenfchappen moesten in zulk een tyd van veiligheid en wel, ïaart bloeiien ; en alhoewel nog zommige vakken der r 'lirdheid ™n den nevel van Schoolfche verfch llen waSfaffidrwSd de beoeffening der oude Taaien, en daar oe betrekkelyke zaaken, dagelyks tot een meerderen trap van volmaaktheid gebragt, en de Nederlandfche beleerden gaven in deezen den toon aan Europa Onze scheele, begaafd met een fcherp. oordeel, en bezield met een blaakenden lust tot beoeffening der WerE van de beste Griekfche en Latynfche Schryvers, vond alhier de voldoening zyner wenfchen; door geknikte handen tot de zuiverfte bronnen der menschlyke wysheid geleid, wierd zyn verftand fpoedig door eene verftomSnde Geleerdheid opgehelderd; en, zo wel begunftigd Set een voortreflyk hart als geest, wierden zyne Leermeesters zyne Vrienden. Zyne verdienften veroorzaakten dathy ook eerlang in kennis èft ^cjtmg |Wakt?by riETERCORNELiszooN hooft, den Nederlandlchen Toe Mm 5 tus*  596 r. h. scheele, beschouwd als regent fiÖ^^iT35K*B zyn verfhnd *« Vaderland nuttige kennis od Te,,ïn ' l^ eene voor he< ^ad^ een Ilias V3n rarnrSn ^- blirge'lyken Hand met lykt in de vorfiSvfrhHH üPgÜW°gen' was nu verouvv- mar FloreneeVelokt — ïS*^*™ de 3atfte Vorftcn denis van deezfnÊ'hnT^™ „ I e" meuwc Ge/chiescheele nieïwe IqS^ Z^a- gaven J?a8elyks a™ ken van oud en nS?L^r ïlflg% overfchoo»e blyen de om™» kunsr befchaafden zynen fmaak - verder all£g g vooraaame Geleerden volmaakte ^USffS'JS' ^rk oZr * dien tyd met lof hnvmTii; > 0 /; ' 1 welk w wierdverëlrd en wSr Ln rken V-a,n veele Geleerden SSES, S SS- zyn naam by de uitgaaf ëere™tineid , öy ver2weeg ^STSSffi 1nrnrvnadekr?l hy' °™ bergen, by Steinfurtf ^J^J boeve, meer niitnV ,ïa« ki- i V g yk op zyne VriendenTleefde g bhnkend' °mrinSd Va" geleefde mumerzSrefiLIe[rcheidene 5*«*. waa' o"der uit- o^lïdtif. de^ÖX rS 5W-±.«SSS deedt  en als leeraar der waare vryheid, 5°7 Ë^r deezen bemerken, dat zy alleen de oorzaaken vva,deedt deezen wauw, j gloeiende ien V"n rftaLdr — Hy feert hefde waare Grootheid verwen almaalt. —-— n>' « hunner Medemen- ichen, en bezweert u zuiveren XeTvaiTaTle overhefS en dwinglandy doorftraaS feeën welke hy zich, geduurende zyn geheel leeven, moed verzette. -Deeze en andere poogm- !2 voo? hS ^11^er Medemenfchen veroorzaakten hv naar waarde bekend wierd, en, ten nutte van het Vaderland, S emde moest maaken aan zyn amptelooa leeFven min geneigd om zich aan den dienst van hetzelve 2^^^ Dan fpuedig ^ Kg IS»»., bekend welke ge. lefmenden aan vaneen jongen Vorst alles kwaads neemenaen *u Reeenten zochten, echter, delgen Tor deezen dood den Volke befchooren voor rlhnuderi; en terwyl men overal om het verdeelen der buit ?wSe, en 'er ain alle kanten botzingen plaats hndden wierd 'er door een der Gewesten voorgeteld, Sm in eene Grotf* Vergadering van de Staaten, te beraarS dat "ue Provinciën, ten minten in de. gewichtigfte 5 n n eenen gelyken voet behandeld wierden. 2 o1e%slfel bewillilde ten eerten in dit voorte , en benoemde scheele, om, aan het hoofd van de talryke be- "^rn» «sa zwaöw^i^ doch verwaarde vooraf, dat hy nimmer eenige belooning voor zvne moeite, of ter goedmaaking der kosten, zoude winen SneVemen maar ifeeds van het zyne wi de eeVen. - van welke gewoonte hy naderhand nimmer ^"S-^  $0ï3 r. „. scheele, beschouwd als regent, Elk uwer, myne Honrers, bewondm yphPr a„ van edele belangloosheid. Dan het: V deezen trek flaauwe fchets vin de grootheiden r ferT^e^ Even als Marcus Curius, voegde hv hv rtil™ V -» eene gelyke maatigheid , e'n leefde irï^enVaafzo "ef voudig als op zyne geringe Landhoeve. _ S ™ f'l' onverlchrokken als Fabrïcius ■ en in zich 7f>if I dee^vtkSêrinSZfLGR^ ^em ter gSSWS? ó»vdeer &53S^^ koopen van ampten , het vervreemden van, '« t gijgen, en de/elyke euveEen? - tehltt^Z dezelve noemde hy met naam en toenaam, - de musch wierd door hem geheel ontT^L^ • * deumizaimpn j fecucci ontmaskerd; maar de ueugazaamen vonden, daarentegen, n hem een edpimnT S."™"" gy modM ^ "uTbdoond tiiS" fe.'T1 vrucmc,0»s afloopen der Groote Verfde ring, keerde scheeie naar zyn Vaderlvk I anrl.SS . tezorgen gmvV ^t^- konde ' ee™'ge aflefding te bezorgen Van hier die geweldige eerfte Engelfche oor-  en als leeraar der waare vryheid» gOQ. „ t »nA die zo onrechtvaardig in den - neSeUiloop, enSon ZCgt ,,y> anderzins gaat de Vmm'7Z ^e VlS T * i Hy betoogt, dat de Wet voor alle ïw verlu0/enzyn, en gaat hierna over orn tl nnl U ?°rs ge,yk moét ken Regeeringsform dezegenVgent ^H0 .°nder wt* e"hf «Mg*! kunnen genoot2?^,Vryhad het best> nigen, en zuivere VolksregeerS gC' eï?lyke van wei" ttander van een gemenp-den * •—7 Hy ,s een voorrers voor een b^^^S^S^- °nder beftu"' van dezelve voor der,1 w4iïef 5?°zm ' en naa de« afloop Hy beoordeelt dS^-SS? ^a™*° n verfcheide taaien, hun eige( de onderfcheidene het verfcheide regeeren de' w«^°™n^id overlaaten. Wanphrafeologie en conftruftie, geen ^riegenne emmende : „eer dus zo wel voor het vol ed;Be »» °d kan zuUt een in de verfcheide taaien behoorlyk i ez - ^ Woordenboek in de begeerde "Jb£$che orde worden afgeduitschj volgens de gewoone alpjbea^ grammati. drukt, en achter elk ^^^^^^^e'ginnende ieder caal voorbeeld , een cy «l«t« ^ F ^ ^ f ^ > eerfte woord van.elke bW« ^ y ^ 0 dus einde de al te groote <-y.c } ,fa voorb. ,„ het in een Woordenboek in een fn«^k \» kunnen aanwyFransch) het begeerdeJ°«d °» ^yfer, z0 wel van de zen, behoeft men alleen den "ümi"er °Ver'der. Nu wordt b^ZSdLfFrahn^hWzu°lï èenVoorfenboe'k, volgens een alphaook in het Fransen zuik. cc q de zelfde hetifche orde vemard gj en ook m^^P d i wyze becyferd. UUI1 , cvf„rlett,ers van elke blad- dan eerst wordt het mogelyk, de cyt^ Nederduit. zyde en woord op den rand van het een i uitgaave,te fetae Woordenboek te fchryven , of, by een ™«J| u , drukken. Dit zelfde is ™^ (by vootb. Enge sch , Itahaansch ) en veele amie sch en zo omgekeerd. N n 4 Dus,  5=° o»i„„ ,w n«m„mm woo,„mt0M. D»s,i«'tNed.rd.so<»_8 Fn,,sd, „;_„ denhoek' door een cyfebrief fhS "f^ uit Zyn Woofvan het Fransch WooE£^ de ^yfers Zyn Nederduitse» Woorï,^ man, welke beide dee/a L , v nd; den Fransch- zodanig op den werbren^ dï Sp en/°or z''ch hseft» gen van die woorden en & cyfers, 5n ftaat is om de zelfdeSi\ gensJde üPSe«even ontvangen, welke de N^ederfmtfcher T denkbeelde» te maaken ; en op de zelfdf wv • 7 -raChtte bekend te behulp van zulk een Pa£pE Wn '< ï e,ke taal • ™E Het is wel waar da zufk?Z r, Wo°rdenboek, mogelyk. vooral met betrekking^TJ^* b^ °f opftel, vloeijenden ftyl zal opleveren'■dochSh COnflmaie> g«n* geenszins het oogmerk: is • ~„nP»■ 5 frypt oo!q' dac dit dige denkbeelden™ op die w^f»' de zaaken' de menfteller van he fcLft" dTeTet ^ Z ovf.erSebragt; de famen mag denken dat n zynTehren ,de .cvfers opmaakt, en Ïyk het ftootende in de con^fXL I*?™ is' kan JiSte' Ook komt het werk zeer 6 ftyl verheIPe»- beid een ongeloof!ke n'luwkeS m "j-en verelschc de aldoor oefening" wordt al.^ wërïvan^n 1 d'C ?'Y Z°' maar oo!< Nog vraagt men , hoe uiSeM , "ÏÏ gemakkelyker niet moeten worden f ïïSwï fzeVf W°°rdenboek tot so Alphabethen , of X bUdm -g Wi? • SchryV6r zeIf> *$ De groote vraag, daar het er-hrl ' !S ""^enzeggelyk; komt, is deeze!' is de uU oei ? nog K °P T~ doel, dat 'er mede bereikt zou kunnfn wonC l ]*> -IS he£ noeg, om 'er zo veel moeite en Se" aln i ^rPTgt'g rge" beantwoorden deezer dubbelde vraag behnL «• eede,D- Hec die ik my had vooreefteld tZZ i' beho.ort "let tot de taak, gelyk, myn landgeroo eni eenKnS ? °?' ^ he£ n'°! geleerden Schryvers te geeven d e ïn hPr h" de"Itvindinff des dit famenfteiden , de mogelvkL'iH £ ' i be?cht' waaruit wy bevlytigt de geöpperd^zwS lTder bet00gt> zi<* en hot vermoedelyk nut door S fZn i"" *m WCg te rulmeu » beelden en bewyzen , tracht aan t.Tn gte Va" pr0evefl' TOor! het een en ander, 'he oordeei IT,0"^1 hy' otmrent beid van bekwaame t a ken, ers 1 pub,lek ' eu -Mondei- te kunnen bellffen of zvn nnr -C t6 Weete,ï' ten ein^ onder de aangenaame' h„2*M? Wap prsayk «ebr»gt. of ding behoort ïSffif"!* ^ fpedende ^ KEN  VOOR. EEN TOEKOMEND LEEVEN, ENZ. 5*9 doet zich onmiddelyk op ; en deeze voorby zynde, bieden S andere, in een? eindlooze opvolging, aan ons; bewondea r,™ Tn App7py vnefie worden wy fteeds langs s leevens wel'heengefl^nder dczelfdeVhiegende verwagSergWy leeven in het toekomende, fchoon dit toekomende ons^aag bedriegt. Wy vaareti, voort met ntgguL op-eenen afftand te grypen, fchoon het fteedsn°feJ^ ontslipt. Wy vaaren fteeds voort met het oog op eenig Seeld goed, met dien zelfden ernst en vuungheid als ofgwy^ nimler eenige de allerminfte teleurftellmg m ons beiaa ondervonden hadden. ƒ KotvpfFen'Er zvn twee andere Driften, het Toekomende betreffende fo^'s Menfchen gefteltenisfe behoorende:, nnmrrkenswaardig. Ik meen de Liefde tot het Leeven, en opmeiken waar ig Eerstgèmelde is gemeen aan ïle M?nfchen. Een natuurlyke affchrik huisvpst in eiken menschlyken boezem. De Ziel beetSontroe"enis te rugge op het denkbeeld van V«me£ s;ng Zy kan het denkbeeld van in _t Niet weg te zim ken met Verdraagen , en dat de Ziel in 't zelfdelot zou dee e^n met dat Lichaam, 't geen dezelve pleeg te verleevendieen en te onderrigten. Daar mogen, 't is waar, eenigf menfche^ zyn, fo ftood, dat zy genoegen ^fcfaepnen in het denkbeeld van hun geheele beftaan in t grai Sndiadl te zien, en afftand doen van alle verwagting od herleeven. Maar de reden hier van is geenzins om S5t zv geen verlangen hebben om in weezen te blyven , mLr dfwyl zy niet befiaan min vreezen dan een elendtg TffLn \ geen zy, indien 'er een Toekomende Staat ff voor hunSgewis lot rekenen, 't Is deeze vrees, welke humie natuurlyke liefde tot het leeven overwint Neem deeze weg, en zy zouden zo afkeerig zyn van Vernietiging als de rest des Menschdoms (")• g Gclvkfoortig met dit verlangen om ons beftaan te doen VoWuuren is Ie begeerte om onze Naagedagtenis verder (*) Deeze afkeer van vernietiging en vuurige begeerte ten ,eev n fehynen met verbazende kragt gewerkt te tebben op de gemoederen der Ouden , en worden by hun Mijds m Te kraetizfte bewoordingen te verftaan gegeeven. Die berugte wenschf van" mienes , debilem facito manu, &c, welke se«ect oïe de^z'ewen aanhaalt, (en turP»jijnurn het eenig voorbeeld van dien aart met. Vide se ... W' V0\ ' en de Aantekeningen van lipzius over die p.aats. Oo 3  53» bochouwiko van de blymaajihedem gering S™e'£zë ITW^ P» aart, van gezond verftandl als" liefdéadTen^ ryk, als een eerlyk en getrouw, Burger Ell berkhof ^" geen wy zien, is vol van deeze klemi i™! ™' r eerzugt, om zich te yetteföJ^Sïïf^ S naahlyvende hoogagting * £eatctte van t£K«&kS4& gCdUUrende het oordeel, 't welk gdl^£J2SS ^^te^aa zal vellen. Maar egter deezen ÏSÏl^ S^ÏÏÏ punt ftaan om deeze wereld te verhaten, bttwoel^S zo bezorgd als iemand anders, om op te klaaren S i parafter betreft, en hunne NaagedaStSisme: alleVT te beveiligen tegen misduiding en laltertaa Schn^ g£ geen verlangen mogen hebbed na een fr'ootZ T *Y kunnen zy niet naalaaten te wenfchen om fe TsoJ^n^ thans geen flesten, te hebben: een doorflaand hltZ" Si zy verre zyn van onverfchillig teS tïBys,.dJt van hunne agting in het toekomende. üpZ'gte Wy (*) 2 Coiunth. V: I.  voor een 'toeuomf.no LlïF.vkn , enz. 53* Wv mogen, derhalven, WÜB* bevestigen, dat de zugt tot een goede Naasedag.cnis in dc eene of andere maaS aïemeen is. Wy worden hier dor* meest allen bewoogln om dingen te doen, van welke wy geen «ge* woOTd"g voordeel kunnen trekken , en waarvan de wereld misfchien niets zal wetten dan naa onzen dood WannèS onze eigen Leeftyd ten onsen pptfgtq onregtvaardig is beroepen wy ons op toekomende eeuwen, om Se V en wy hebben altoos een goeden Vriend aan wiens zorge wy de verdediging van ons gedrag overhalen, indien hetzelve die noodig mogt hebben, naa dat wv deeze aarde verhaten hebben. Mies derhalven, zamenneemende, wat gezegd is van deeze fterke overhelling der Ziele tot het Toekomende-, haar? beftendige onvoldaanheid over de tegenwoordige gen etingen en onaflaatende najaaging van afzynd geful"T haare We begeerte ten Leeven en ter Onfterflykheid, en haare gezindheid om de goedkeuring der Naafomelinafchao weg tc draagen ; wat zullen wy opmaaSuKeS opierkenswalrdige gefteltenis van 's Menfchen Geest? Heeft een wyze en goede god ons yeranaens ingefchapen, aan welke geene voorwerpen beantwoorden , en verwagtingen in onzen boezem opgewekt, me? geen ander "oogmerk dan om dezelve te leur te feilen* Zuilen wv altoos na geluk haaken, zonder daar toe te komen, öT in deeze of in eene andere wereld' Zvn wy gevormd met een hevige zugt na Unfterflvkheid, en nogthans beftemd om geheel te veraan naa dit korte tydperk onzes wereldlyken beftaans? fmdèn wy ons aangeprikkeld tot de edclfte bedryven enY geduurende ons leeven, onder het gevoel der zwaarst, drukkende rampen en onheilen, door de hoope op eene belooning, welke ydel is en hersfenfehimmig; door de van lot, van welken het volftreki: onmogelyk is, dat wy ooit eenig genot zullen hebben , ooit eenige kennis draagen <*)% Deeze veronderftellmgen C*1 Het was duidelyk het gevoelen van den Aardfbisfchop spckfr dat wy , in eenen 'Toekomenden Staat , bewustheid zullen hebben van de agting aan onze Charafters betoond door de zodanigen, die ons overleeven. Hy beeft, zo k vertrouw, reeds de waarheid van deeze zyne leerfte hng PPdervonden. . Weinig menfchen hadden 'er meer belangs by O o 4 aan  blykbaarh. voor een toek. leeven, enz. zyn geheel en al niet overeen te brengen met onze he grippen van gods Zedelykè Volmaaktheden, en zvne tt woone wyze van handelen met de MenfchenkTnderfS „ Het is zyn weg niet om ons te leiden door hegoaeS „ gen en bedrog. _ Hy heeft ons, in geen ander S „ natuurlyke neigingen gegeeven, vvelke hy, ten zelfden „ tyde , wist dat met voldaan konden worden , noch ons „ vervuld met onvermydbaare bevattingen v „ t 1! „ nooit te gebeuren ftondt (*)." te Waarom z >£ wy dan ons verbeelden, dat hy zo gedaan hebT In bet geval voorhanden, en in dat alléén ? Is het Set £r veel redelyker, te befluiten, dat onze begeerte ter On' fterflykhe.d, gelyk andere begeerten onSë ingefch'oen de eigenlyke middelen ter voldoening heeft; fat deF natuurlyke zugt en overhelling der Ziele eene duidlikè' aanwyzmg is dat de Ziel tot het Toekomende eene be? ftemming hebbe ; dat zy gefchikt is tot een ander Beftaan waar zy die voldoening, na welke zy hier te ver geefsch tragt zal vinden; en waar de hoop in 't einde Tn vol genot zal veranderen. ^ in t\ol UT' Zie zyne Sermon$' VoL VK Scrm' XVIII« (*) Clarks. (Het Vervolg hier na.) kort verslag der uitsteekende geneeskundige vermogens van dé Calx Antimonii Sulphura'a Hoffmanm - of Sul/ure calcaire AntinSii Medegedeeld door h. w. roufpe, Med. DoSt., Zeèlor ChemU & artts Pharmaceutices, te Rotterdam. (Vervolg en Slot van bl. 495.) De beste manier der bereiding van de Calx Antimonii Sulphurata Hoffmanni is de volgende (*) .• nn Men (*) Bremser op de aangehaalde plaats. Ook trow dokff Journal der Pharmacie, 4ter band 1 ftuk.  BE VERMOGENS VAN DE Calx Ant. Sulph. Hofm. 533 Men neerae 10 dragmen verfche wel doorgebrande Opsierfcheloen , 4 dragmen Zwavel , en 3 dragmen S w Spiesglas na deze zelfftandigheden zeer fyn «„/„„•L te hebben, vermengt men dezelve, en ftelt £. geduurende den tyd van één uur, in een' wel toe eeluteerden kroes, aan de werking van het vuur bloot, Z Na de gloeijing neemt het poeder eene ligt geele coleur aan, en weegt ruim 15 dragmen. Deze mS nu wordt in een glazen Vyfel fyn gewreeven, en bewaard in wel toegeflotene glaasjes: te weten, men ver. deelt de masfa in hoeveelheden, ten gewigte van één dragme, en doet dezelve in zulk een klein flesje, dat het geheel met de kalk aangevuld zy, welk flesje men zorgvuldig fluiten moet. - Best is het echter de Spiesglas bevattende kalk - Zwavellever versch te bereiden. Nu neeme men één dragme van de opgenoemde Spiesglas-kalklever, en laat deze hoeveelheid met 5 ponden waters, in een' aarden wel verglaasden gedekten pot, tot op 4 ponden inkooken; en men verkrygt, na doorzinking; van eenige onopgeloste deelen, een geheel helder naar Zwavelaartig wateiWgaz CZwavellever lucht) neK water, het welk de reeds bepaalde beftaandeelen in zich bevat, en het bedoelde geneesmiddel uitmaakt. Dit water nu giet men, nog warm zynde , in flesien , welke men dadelyk toeftcpt, en tot den gebiuike bewaart — te weten onder die voorzorge, dat binnen m Ten gevalle van hen, die een Scheikundig onderzoek van on, water verlangen, merke ik aan, dat de Heeren hufeland en preMser ichiyven, dat zy uk deze 4 ponden van ons water, door middel van koolenzuur., ^ gr. koolen/,uure; kalk en door vitrioolzuur 14 gr. fulphut auratum antimonii hebben afgefcheiden. Uit een middengetal myner proef- neemingen! hebbe ik afgeleid, dat uit de opgenoemde hoeveelheid waters, volgens 't boveuftaande voorfchnft bereid, dooi het koolenzuur, kunnen uedergeploft warden, 24 a sö gr. zuivere koolenzuure kalk-aarde. Deze bewerking echter moet voorzichtig verricht worden , om reden , dat het kooienzuur toeneemende niet alleen een gedeelte kalkaarde weder opgelost, maar ook de overige kalk - Zwavellever onC. leed word, waar door dan eerst eene ai'fcheiding van Zwavel, naderhand de geheele precipitatie van de SvJpnur auratum plaats heeft Ka nu uit het vogt de kalkaarde afgcfchei- den te hebben , druppelde ik in hetzelve wat zuiver Sa'peterzuur, door welk middel ik 15 greinen fulphur auratum anOo 5 tl-  534 kort verslag der vermqgens 4 a 5 dagen zulks plaats hebbe. Hier van nu drinkt men alle 3 of 6 uuren zoo veel, dat dagelyks een nlf één twee , ook 4 ponden genuttigd worden! ' é"' Indien de fmaak te onaangenaam valt, of het middel de keel te vee prikkelt, zo kan men hèt in me k of m een ilymaartig afkookzel, toedienen. ' Veroorzaakt dit middel, 't geen by zeer tedere eeftelen kan plaats hebben, fterk purgeeren, buikpvnen, brat kingen, als dan kan men de gifte verminderen of anti fpaimodica by hetzelve voegen; aldus geeft mjvLanb m, dit geval 10 gr. Es fat. Castorei, by ieder gifte n? Pillen van het ExtrHyofcyam, Ca/lor \ gr.X _ Oik wel liet ik, in tedere geitellen, op het water . èeniee droppen Spint. Lavendul. Compof. gebruiken g Extradt quaflia, dr. ij Solv. in Aqu. Cinamom. f. v. ?(? Adde Elix: viseer al. Klein \i Es/ent. Cort. Aurant. %g M. D. S. driemaal daags 90 of 100 druppels. Eindelyk kan het zelfde afgekookte water ook uitwendia tot omflagen , en tot wasfehingen, by verhardingen *f zwellen en uittogen, dienen, als ook zoo wel tot Jfaatslyke als algemeene baden; 'er is, zegt de Heer hufeland geen werkzaamer door kunst bereid Zwavelbad, alt een afkookzel van 1 tot 2 oneen dezes kalks met 50 of S ponden water, en verders met de noodige hoeveelheid kookend water verdund. "ucvceweia Nu zal ik kortelyk de Proefneemingen mededeelen , zuur; gelyk men zulks, door middel van de Suikerzuure Potas 'tVunoolzuur, de koolenzuure Potas, en ïdS Z. gentia, konde oncwaaren. ea  VAN DE Calx Antim. Sulph. Hoffmanm. 535 1 welke meestal door den Heere hufeland zyn opgegee* ^In rïeviichti en zelfs in een zeer verouderde, en hardnekkige, wierdt dit middel met goed gevolg toegediend; zelfs wanneer 'er jichtaartige knobbels en gezwellen aanwezend waren, in welk geval dit middel te gelyk uitwendig gebruikt wierd. — De Heer hufeland brengt hier van een merkwaardig geval by. De Schurft wierdt zeer ras, en volkomen, door dit middel geneezen, welke goede uitflag des te fpoediger volgde, wanneer men in- en uitwendig 't water toediende. Ook vind men onder anderen aangetekend een treffend geval van eene na binnen geflagen Schurft, welke verfchillende gevaarlyke toevallen veroorzaakte, en die door dit water verdweenen. In alle Ziekten van den Onderbuik,, gepaard met eenen ii vertraagden omloop der vogtef, verllymingen, yerltop:t pinden , opzetting van de levfr, en voornamenlyk by :: toevallen van aambeijen , uit de laatfte voortkomende, deedt dit middel een' uitfteekenden dienst. In de Engborfligheid, en fleependen hoest, wanneer f deze kwaaien van eene verflyming, verftoppmgen des onderbuiks , of verpiaatfing van Jicht, of bchurftaartige I ftoffen, voortkwamen, zag hufeland dit middel met goed i gevolg toedienen. , ,1 " Dat dit middel in Scrophuleufe Ziekten, voornamenlyk I by verhardingen der klieren, uitflag, flym - afgangen , s langduurige ontfteekingen, van uitwerking zyn moet, kun( nen wy uit de beftaandeelen van hetzelve genoegzaam I opmaaken. 1 De walgelvke reuk en fmaak laaten echter met toe, I om hetzelve by kinderen , welke het meest aan deze 1 Ziekte laboreeren, toe te dienen. — Doctor hufeland Lgaf aan een perfoon, oud ai jaaren, van een zeer Jcrophu\ leus geftel, welke laboreerde aan een' hardnekkigen diki ken kleverachtigen uitflag in het aangezicht, veele en , verfchillende middelen, alle zonder de minfte uitwert king; eindelyk fchreef hy hem voor, de terra ponderofa ' palita, met het Extr. Cicutce, en liet hem het Antimoniaale Zwavelwater gebruiken, en met hetzelve zeer dikwerf het (*) C. w. hufeland Journal der practifchen Heilkunde, <}ter ] band, pag. 32.  536 kort verslag der vermogens het aangezicht wasfchen. Reeds na verloop van 8 dagen, was er weinig van,het ongemak te zien, en in A dagen was hy geheel herfteld. ±- Ik zelve kan in dit geval een bewys van het vermogen van dit water bvbrengen: - Eenen lyder van een leer fcrophuleus gefteï, reeds lang laboreerende aan een fcrophuleufen uitllag en ulceraties der beenen, diende ik 't bedoelde water toe" met dat gewenscht gevolg, dat de opgenoemde toeval len zo. zeer verbeterden, dat de ulceraties dei beenen welke jaaren lang geduurd hadden , nu geheel zyn geneezen , en de lyder een volmaakten welftand geniet. lvk,Ddfttee Jheuma"q"e gebreken voldoet insgelyks dit- middel: Eene vrouw laboreerde aan eene lang. duurige zwelling en ftyf heid der onderfte ledenmaaten. fi: diende haar 't water toe, en liet 'er lauwe omflagen met hetzelve opleggen, met dat gewenscht gevolg, da" de lyderes, na ruim 14 ^gen hier mede voortgegaan te ffSfift!^" hCt Mk°™ *«* ^arerfeïenmaa? ZwaleeriwaeterniZy^ de "^zelen van het Antimoniaale itn IZ ™ i de ov?rblyrzeIs der Venerifche gebreken, het zy deze gevolgen zyn van een nog overblvvende gemodificeerde Venerifche ftoffe, of va.f de kw kfctiur zelve. - Bekendis het, hoe veele en verfchillende ongemakken 'er na eene Venerifche Ziekte overvver? ongemakken vvelke dagelyks toeneemengelyk onie Te'aafche Hoogleeraar met regt aanmerkt, naar maa?e men de geneezingen met de kwik oppervlakkig, als enkele genees wyzen der mode, zonder dieet, zonder aandatt en zonder behoorlyke opeenvolging der' miSSelen, beh¥ndelt. —-. Hier van daan de verfchillende toevallen, als flymgebreken, Chronüche keel-ontfteekingen , zweerén! verhardingen der klieren, uitftagen, rheumatique en S' aartige pynen, en wat meer is. Zeer leezenswaardig is, in dezen opzichte, het belangrvk verflag van den geleerden hufeland , dan te lang om hier ingevoegd te kunnen worden; genoeg is het, gfzegd te hebben, dat, m de opgenoemde gebreken, ons middel ï.VerNaC t!ng tC ,bTn Saande uitwerkzelen voortbrengt. Niet lang geleeden, hebbe ik dit middel toegediend aan eenen lyder, welke fterke opzettingen der klie3"e™ h?dt, gevolgd na een Venerisch ongemak, en voor L?£ - fay veïfchl"ende Venus-doctoren" zonder eenige vordering te zien, hadt geraadpleegd; na het middel ge- duu-  544 leevensberigt waarheid, „ Den invloed van zynen vroegen fmaak in „ de Geometrie der Grieken Cichryft de Heer stewar?> h kan men belpeuren in de klaarheid en volkoSËd „ zyner beginzelen, foms tot die langwyligheidTSl. „ lende , waar mede hy nu en dan*zyne ltaatkund ge „ redenkavelingen omkleedt." "«"«.uuuige Smith's Vrienden hem tot den dienst der Ense/fche Kerke beftemmende, verliet hy Ghsgow, en S t Burlaal van snell's Stichting in^Baliol College , ol%rd maar aan dien beroemden Zetel der Zanggodinnen en Moeder van zo veele Heiligen, Redenaaren en Helden betuigde smith maar zeer fchraale verpligting te hebben' De magere Lesfen, nu en dan gegee^f blSn deeze' Kloosteragtige muuren, waren luttel gefchikt om een tn meer ruimte werkende leergraagte te voldoen. — Maar" hy hadt reeds een vasten grondllag van kundigheden gelegd, en de onwaardeerlyke hoedanigheid van geXrfe en gezette Letteroefening zich eigen gemaakt. N?ardemaal ledig te zyn met volftrekt te O^r/gebooden wïï, zette hy zyne geliefdfte Studiën by zichzelven door, alleen daar van afgeroepen om aan de Wetten der Hoogèfchoole' te voldoen. Byzonder bevlytigde hy zich ombelend te worden met de belchaafde ^Taaien, zo oude als hedendaagfche; van het fyne en kiefche der EnJfehef^ verkreeg hy zulk eene maate van kennis, alamen, naauw S£ Z0M iUnne" TWagten van zvne Noordlyke Spvoe ding. Met oogmerk om zyn ftyl te verbeteren, wiffife hy veel, bovenal uit het Fransch; eene handelwyzeTwe ke hy gewoon was aan te raaden aan allen die in fchrwen zogten uit te munten. ^nryven Zyn zedig gedrag en heimlyke Letteroefeningen fchvnen egter de jaloufy, of het ongunftig vermoeden f bv de Op zienders dier. Hoogèfchoole gaande gemaakt te hebbe? hem werd niet vergund de Fluweel Kap te draagen door den Heer giubon, boertende, de Kap der Vryheid ll heeten. Men verhaalt, dat de Hoofden van hetSegie goeavonden zyn Kamer te doorzoeken, en onder zyne Boe! ken vindende humk's Treatife on Human Nature, toen eerst m t licht gekomen, namen de Bezoekers dat kef. ÖSpEg!'en gaven den jongen W^er ™ Niettegenftaande den raad zyner Vrienden, verkoos Mr smith na geene bevordering in de Kerk te ftaan Het" kwam noch met zynen fmaak overeen, noch met zyn Gewee-  van abam smith. 545 weeten, eenig byzonder Stelzel van Leerftukken te verkondigen. Naa zeven jaaren verblyfs te Oxford, keerde hy tot zyne Geboorteplaats weder, en leefde by zyne Moeder, fteeds in Letteroefeningen onledig; doch zonder eeni-r bepaald plan voor zyn leeven in 't toekomende. CeMget den JaaFe 1748 begaf hy zich na ^nbu^^t hy, onder befcherming van den beroemden Lord kames, t esfen eaf over de Redeneerkunde en de Fraai e Letteren Het plan was geheel nieuw, en de gefteldheid der tvdên fcheen geheel gunftig voor zodanig eene cnderneeK; want hit volk in Schotland begon te yerryzen uit dién ftaat van kwyning en laagheid, waarm hetzelve langen tyd gedompeld geweest was. Werkzaamheid vertoonde zich in alk leevenskringen; Mannen van Letteren durfden na den roem van hooge befchaavmg en fraaiheid dmgeT; en onze Broeders in het Noorden begonnen, onder bejegening van een gunftig .geftarnte , den loop in de letteroefenbaane. De Voorleezmgen van Mr smith hadden een doorfteekend blykbaaren invloed op het hervormen van den openbaaren fmaak. Edenburg werd, kotten tyd daar naa , een afzonderlyk Hoogleeraarfchap opgerigt voor de befchaafde Letteren ; en in de overige Schotfche Univerfiteiten werden de barbaarfche ftelzels der Redeneerkunde, in 't algemeen, verworpen, en de kinderagtiae optelling van Redenkunftige Figuuren maakte plams voor de verftandïge verklaaring der redelyke beginzelen van een goeden fchryftrant. Mr- smith zag fich, in 't Jaar 1751, gekoozen tot Hoogleeraar in de Redenkunst op de Univerhteit van Glassow, en in het volgend jaar bevorderd tot diewaardiahfid in de Zedelykè Wysbegeerte. Die hoogstbelangrvke post bekleedde hy, met het betoon van uitrekende, bekwaamheden, den tyd van dertien jaaren, welke hy altoos aanmerkte als het nuttigst en gelukkigst tydperk zyns leevens. Hy verdiende en verwierf de hoogagting zyner Amnt^enooten, en de bewondering der Jongehngfchap, aan 7vn onderwys toevertrouwd; zy waren aan hem met meer verknolt uit hoofde zyner uitfteekende bekwaamheden als Leermeester, dan wegens zyne beminnelyke hoedanigheden als Mensch. In het behandelen der onderwerpen zyns tegenwoordigen Hooaleeraarfchaps verliet hy vrymoedig en rustig het ülat getreeden pad, en volgde vry den wenk van zyn uitlteekend vernuft. Zyn trant van Onderwys mede te P p 3 dee"  leevensberigt deelen, fchoon niet uitfteekend gevallig, was kuiKtW en aanbindend genoeg. Hy vertrouwde het inS ?S rnondlyken voordragt, voor de vuist medegedeeld Elk Vertoog beftondt uit verfcheide onderlcheidfne voorlelJen, die m algemeene uitdrukkingen begreepcn, dikwvls een wonderfpreukig voorkomen hldden. Deeze poogde hy te bewyzen en op te helderen; eerst ging dit lamme- fSn'deTofS"^002"^ ¥ mMr voongaTnïe, ïcneen de Itof zien in overvloed aan te bieden - zvn voordragt kreeg meer ziels, werd vloeiendTen overS ■h^oA ^s^n behelsden het voornaamite van alles wat Jy naderhand m 't licht gaf over Zedekunde e Staal kundige Huishoudkunde CPolitical (Economy) ; en vïê „°|.y g bmten.sLaiKls verlpreid, fchoon in een onvol- Koophandel en Financie, welke*5 zo breedvoerig ontwik! keld en zo gelukkig beweezen worden in zyn onft"rflyk Êt^t Volken' dusdanige denk- De FranfchTm^ ^ ^W ' althans °P d'f Eiland. Ue tranjche (Economisten, 't is waar, hadder, vóór den Ske3dSdPe,n fyd' ee" d^V^™ zelfs'eVen wyd" ki 01 °^tn^'-> maar bunne byzondere Stel- hngen bleeven voor de wereld onbekend , tot het laar 1756, wanneer de febrandere en braave Staatsdienaar TÊncl^at. belan§ryke AnykdS Vervaardig^ Onze smith raapte, ongetwyfeld, het meeste voordeel mthet leezen van hume's PoliticalBi/courfes,in den Taare 1752 m t hcht gegeeven: welke zeer rec'htmaatipp en vrye beginzels behelzen, fchoon doormengd met gronddwalingen; want het is ten aanziene van dien diendenkenden Schryver opmerklyk, dat hy zelden voorS was inhet daarftellen van zyne beginzelen: en noethanf leidde hy uit die beginzelen gévolge/af, met eene jSeïd cn fchranderheid welke immer een Redeneerkundige ten toon fpreidde Mr. smith trok byzonder voordeel, in het opdoen zyner kundigheden, van eene Sociëteit van agtenswaardige Kooplieden te Glasgcy-, een der handelrvkFle en verhehtfte Steden des Ryks? Door hun kree^hy kenn? aan  van adam smith. 547 tagduuiige ondervroeg tn dar by gevo g r T Ede* ontving uit de verkeering met oournay , een U" WTange was Mr. smith niet als Schryver «« ffiSÜSj£ ~ » %tet faSeS takjes W^f^^Sii*?kS&M in dat X op e'en $, Sn buitënfndfehe Letterkunde al .= jremeenin Engeland verwaarloosd lag. geS ,J en Schafte welhaast groote agting aan den „ucceleuoh op diens Reue te vergezellen ^ ^ dige Staatkunde aes Franfchen Ryl s.—- van i y SS«l, ?n aXÏ Wysgeeren. Van de deugdzaame "P 4  56e AAN ARISTttt. n r fl' r StCr' di£ °ns boeide> verbroker, Be Gal heeft t Me,schdom op de DwinJ.ndy^„ H-r *agt „ afgeftreén . de f * Door Iroon en Kerkgeweld den vryen geest g 2e ' £ DeÏÏSS m0eSt iD 'C ** Z'Ch ~kke«, En ellt ói T '°r a" WgrktUig deed verflrek^» » in elk, die denken dorst, of aan den droom weêrdond Ha r ES?! °f Cen' k- von" ' Denk niet, dat my de drift hier van het fpoor verleide 1— Be'aat ;:::er of fëent-wie < iichc *■^ iïo~ Be, at, wat mom hem dckke, een' zedelyken moord. De drW3ar 1 G°dIyk L,'Cht "°0it door g-eld bedVeeden W a te?0:?Chh;id h3d die »»Pen "iet geleeden • ' Waar t door éen Vorst gevolgd en als Go H wtnk gevreesd Hoe groot waar deeze Vorst, hoezaüg 't Land g' * t onheil, dat ons trof, of in -t verfchiet doe ^ " S - » ^Gedenkboek Gods by dit verzuim En zelfs d,e tuimelgeest, wie heeft hem voorbereid ^z^!:j0^:rverieid * En ponder kunde en deugd L D,e, onder t fchoon vernis van Vryheid voor te Sn' Regeer.Dgloo.beid preekt met al heure euveldaen» ' Had Heerschzucht, eeuwen lang.de Voikren niet'bedroogen Niet kunft.g eik verfchiet met zwarten nacht omtoogen' * Had haar gevemsde hulp den Godsdienst niet befnj En zelfs der Deugd een glimp van Staatkunst bygezer Noo.t had dir wreed Gedrocht zyn donker hol ontdo'oken Het huig flangenhoofd in Neerland opgedoken • ' Nooit zich tot weerparty des echten Belgs verklaard, D,e by den kleenden ftap op recht en orde ftaart, Den Godsdienst eert en volgt, de zeeden fchat, en wette» Ter eeuwge baak voor 't oog der Vryheid poogt te zetten Op dat haar flingrend Schip, wanneer de Staarzee brand ' Regeringloosheid myde, en op die klip niec tand'.  AAN A&ISTtJS. Gy ziet, Atist! ik denk nog altyd als voordeezea. Wie Hechts beginslen volgt, zou hy veranderd wezen? Neen! 'k juich met u, dat hier Geweld en Heerschzucht zonk. Geen heil loeg 't aardryk aan, waar nog hun kluister blonk. Hy moest verbroken zyn, zou 't Menschdom, in zyne orden, Volmaakter, en in 't eind' hier door gelukkig worden. 'k Gaa verder nog; ik wyt met een gerust gemoed Aan 't voorig Staatsbeftuur al onzen teaenfpoed, De afzichtelyke ry dier laage zielsgebreken, Die, toen geteeld, nu vry het hoofd om hooge fteeken. Maar, Vriend! belet dit, dat myn oog nog in 't verfchiet Niets dan een' zwarten nacht, vol onweersbuien, ziet? Belet dit, dat myn hart van weedom dreigt te fcheuren, Daar ik myn Vaderland in diep verval zie treuren, En in de lauwren, die 't bederf van zeeden wint, Nog daaglyks nieuwe ftof tot nieuwe rampen vind'? Geen Ryk, fchoon vruchtloos door de magt der Aard' beftreeden , Weêrftond aan tweedragt en een lang verderf van zeeden. Het magtig Rome zelf, door dit vergif befmet, Ontving van elke horde eerlang de ilaaffche wet, En 't Kapitool, daar eens de Scipioos in blonken, Zag voor Vandaal en Hun zyn heerlykheid gezonken, En Gothen woeden, waar een Raad van Goden zat, Die eenmaal aan zyn' wenk 't Heelal geketend had. Bellis, wat voordeel trok ons Land van 's Hemels zegen? Lagcht u meer huislyk heil, meer rust, meer welvaart tegen? De Vryheid, die zo ligt geroemd wordt en verkracht, Wat nut heeft ons haar klank tot hier toe aangebragt? Ziet ge in ons Vaderland de Wetten meer vereeren? Meer die vanzelfheid in haar heimlyk trouw te zweere» ? Die ftrenge zeeden, en die grootheid zonder fchyn, Die haar verzeilen, en haar beste waarborg zyn? Ach, Vriend! men droomt van heil en blyft naar fchimmen ftreeven. •t Veranderde alles: llechts de menfchen zyn gebleeven. Ik zie een nieuw tooneel, Arist'. maar ook niets meer. Al de oude driften zyn nog Speelers als weleer! Qq4 De  MENGEL WE R K, TOT eraaye letteren, konsten en WEETENschappen, betrekkelyk. algemeene beschouwing van de natuurlyke, zedelykè en euangelische blykbaarheden voor een toekomend leeven, en een staat van vergelding in 't zelve. (Uit het Engelsch van den Eerw. beilby porteus, DB. en Bisfchop van Londen.) (Vervolg van bl. 532.) By de redenen voor een Toekomenden Staat, afgeleid uit de Bekwaamheden, de Vermogens, de Aandoeningen en Begeerten , die in 's Menfchen Ziel huisvesten, mogen wy, als een . IV. Bewys, voegen, dat het zelfde Befluit valt op te maaken , wanneer wy den Menseh van eene zedelykè zyde befchouwen. Die verfcheidenheid van bekwaam., heden, met welke hy begaafd, en de omltandighederi, •waar in hy gefteld is, wyzen duidelyk uit, dat de Mensch voor een vcrantwoordelyk Schefzel te houden zy. — Der Menfchen bedryven kunnen baarblyklyk in twee foorten onderfcheiden worden, tusfehen welken een weezenlyk en onveranderlyk onderfcheid plaats heeft. Eenige zyn natuurlyk Regt en Goed , andere natuurlyk Verkeerd en Kwaad. God heeft onzer Zielen een fterk inwendig gevoel ingedrukt van dit onderfcheid, gepaard, met eene goedkeuring van 't geen regt en eene afkeuring van 't geen verkeerd is. Hy heeft ons telfens bedeeld met het vermogen der Rede, om ons te beftuuren , waar dit natuurlyk inwendig gevoel mogt te kort fchieten; en, door de vereenigde werking van deeze twee beginzels, heeft hy ons. duidelyk aangeweezen, welk eene rigting hy wil dat wy'aan onze daaden zullen geeven. Hier uit ontftaat een duidlyke regel om ons zedelyk gedrag naar in te richten. Begeerte, drift, verzoeking, zetten ons aan om deezen regel te overfchreeden; inftipcl:, rede, belang en pligt, ftrek. meng. 1797. no. 14. Rr ken  573 beschouwing van de blykbaarheden ken om ons overeenkomltig daar mede te doen handelen, Wy bezitten onbetwistbaar het vermogen om te verkiezen wat ons behaagt; wy kunnen of botvieren aan ongeregelde begeerten, of dezelve beteugelen en beftuuren door verhevener befpiegelingen. Indien wy nu een weezen veronderltellen, met voordagt gefchikt om verantwoordelyk te weezen voor zyne bedryven, kan men zich geen gefteltenis verbeelden, beter totdat einde gefchikt, dan die van den Mensch, door ons hier boven befchreeven. En wanneer gy hier by voegt dat een hooger beftaat, die regt heeft om hem ter rekenfchap op te roepen — een Hooger, die hem een regelmaat gaf om daarvolgens te handelen, en dien het niet onverfchillig kan weezen, of hy dien regel opvolgt of overtreedt , wie kan dan twyfelen, of die god zal in eenigen anderen ftaat onderzoeken , welk een gebruik dit Schepzel gemaakt hebbe van zyne Talenten, in deezen ? V. Indien wy, van de overweeging des Menfchen, op. klimmen tot god, zal de blykbaarheid voor eenen Toekomenden Staat in aanbelang en fterkte grootlyks toeneemen. Indien god alle die Volmaaktheden bezit, welke wy doorgaans, en met regt, aan hem toefchryven, kan hy niet nalaaten de Deugd goed te keuren en een affchrik te hebben van de Ondeugd, en teffens de duidlykfte blyken te vertoonen, dat hy dit doet. Zyne Heiligheid moet hem aanzetten om de Goeden te beminnen en te begunftigen , om de Kwaaden te verfoeijen en te ontmoedigen. Zyne Regtvaardigheid moet hem eigenaartig opleiden om onderfcheiding te maaken tusfehen zyne getrouwe en weerfpannige Onderdaanen, en in zyne handelingen, ten hunnen opzigte, op eene zeer verfchillende wyze te werk te gaan; en een groot onderfcheid daar te ftellen in zyne handelingen ten hunnen opzigte. Zyne Wysheid moet hem aanzetten, en zyne Magt hem in ftaat ftellen, om de waardigheid van zyn Beftuur en het gezag zyner Wetten te handhaaven, door de Onderhouders derzelven te beloonen, en de Overtreeders te ftraffen, op zulk eene wyze, dat de geheele Wereld overtuigd worde, dat elk Mensch door gehoorzaamheid wint, en door ongehoorzaamheid verliest. Nu is het eene algemeen erkende waarheid, dat de Deugdzaamen niet altoos beloond, en de Snooden niet altoos , naar elks verdienften, geftraft worden. Want fchoon het natuurlyk uitwerkzel van Deugd geluk is^en dat der  van een slymprop in ben neus. 57? mv, dat ik aan haar de Konstbewerking zou in het werk ftellen. Edoch oveiweegende, hoe weinig nuts door de voorige Kunstbewerkingen was te wege gebragt, en voorts in aanmerking nêemende, hoe eene groote uitwerking de prikkeling van Wormen, in het darmkanaal huisvestende, op den Neus kan te wege brengen, ried ik haar, 's morgens en 's avonds, eene halve drachme van gemeen Wormkruid te neemen, en zomwylen tusfehen beiden een purgeermiddel te gebruiken. Teffens gaf ik haar het volgend voorfchrift, om uitwendig te gebruiken. k. Decocï. Saturat. Cort. Quern. §viij. ACum. Uft. Succ. Catechu aa gij. M. S. Hier mede dagelyks vyf of zesmaalen in den Neus te fP Na'verloop van eenige weeken bekwam ik bericht van de Lyderesfe, die op een grooten afftand van my woonde dat zy een groot aantal ronde Wormen door den Stoelgang had gelost, en dat zy den Slymprop by ftukken uitfnoot. Een jaar laater zond men my? eenige van die ftukken in wyngeest, welke een glas, t welk drie oneen vogt kon houden, opvulden: teffens met de verzekering , dat niet alleen de Lyderesfe ten vollen herfteld was, en niets meer van het aangroeijen van haar ongemak had vernoomen, maar dat ook eene andere Vrouw, die door een zoortgelyken Slymprop geplaagd wierd, en reeds tot het ondergaan der Konstbewerking hadbellooten, van de hier bovengemelde infpuiting gebruik had gemaakt, en daardoor, zonder eenige verdere moeijelykheid , van haar ongemak geneezen was. Aanmerking van den Redacïeur. Dat de Wormen , door de zamenfpanning der zenuwen, eene aanmerkelyke uitwerking op het binnenvlies van den Neus kunnen te wege brengen, is zeer zeker; doch ik geloove, niet genoegzaam om Slymproppen te doen gebooren worden. Door echter den loop der vogten derwaards te vermeerderen, zouden zy den aanwas van zodanige gezwellen kunnen bevorderen, en dus de worm verdelgende middelen in het belchreevea geval van eenig nut geweest kunnen zyn. Ondertusto R r 5 fchen  S?S ©emaklyke geneezing, enz. fchen twyfele ik niet, of deeze zo voorfpoedige en gemaklyke Geneezing van een anderzints zeer hardnekkig ongemak is voornaamelyk toe te fchryven aan de fterke inkrimping der vezelen, die in de ontaarte en verwvderde beursjes van het vlies van den Neus, door de geweldige zamen trekkende kragt van den Eikenbast &c., ii te wege gebragt. _ Hoope dat de Heelmeesters, die dit Tydfchrift leezen, in hunne Lyders de proef van deeze zo gemaklyke behandeling zullen neemen, op dat dezelve, zo zv verder door gelukkige uitkomften wordt geftaafd, in een algemeen gebruik moge komen. nieuw hulpmiddel voor de ontsteekingen. CMedegedeeld in de Medical Commentaries van a. duncan, Vol. IX.) T^oor den Heer chistholm, van Grenada, is ontdekt, JLS üat de Inwooners van Demerary, in de Ontfteekingen der Oogen, veelmaalen gebruik maaken van een zoort van £ignoma,, hierom door hem genoemd Bignonia Opthalmi* ea. Dit Heestergewas groeit in de Golonie van Demerary zeer overvloedig op de dorre zandige heidvelden, en is van wege zyne kragten zeer geacht by de Inboorlingen. Doorgaans gebruikt men het zap der Wortelen van deeze Plant, van t welk gewoonlyk viermaalen 's daags een droppel in de oogen wordt gedaan, met deeze gunftige uitwerking, dat daar door doorgaans de geweldigfte oogontIteekingen binnen den tyd van vier dagen worden geneezen. De Heer chistholm maakte daar van zelve tweemaaien gebruik, en genas dus binnen een zeer korten tyd die allerhardnekkigile ontfteekingen. In een derde geval gebruikte hy, by gebrek van frisfche Wortelen , een fterk aftreklel van de gedroogde Wortelen dier plant. Zes dagen lang het by alle morgens eenige droppels van dit vogt in de ontftooken oogen loopen, met dit gevolg, dat met den zesden dag de ontfteeking meerendeels was opgelost, en de Lyder ten volgenden dage geheel en al was herfteld. Het is aanmerkenswaardig, dat de Zieke, by het indroppelen van het verfche zap in de oogen, in zyn mond een fmaak befpeurt als van bitterzoet CDulcamaraj, die by het gebruik des aftrekfels niet wordt waar-  5^4 verhaal van eenige spelonken. ten hoog, drie en veertig lang, en van ongelyke breedte 1 er diepte van zes voeten heeft men in deeze Spelonk gegraaven, en niets gevonden dan brokken van Beenderen en gruis van Dierlyke overblyfzelen. Da zyden zvn fraai opgecierd met Druipfteenen van Onderfcheidene gedaanten en verfchillende kleuren ; maar zelfs deeze Druipfteemge overkorftmg ?s vervuld met daar in fteekende ftukken Been; men ziet dezelve tot in het eewelfzel Uit deeze zo aanmerkelyke Spelonk brengt eene andere zeer laage en naauwe doorgang den Onderzoeker tot de laatst ontdekte of zesde Spelonk, die met een Druiofteenige korst enkel overdekt is, in welke men egter hier es daar Beenderen ziet uitfteeken. Hier eindigt dee^e aaneenhangende reeks van alleropmerkenswaardigfte Beenfepelonken, voor zo verre men ze tot nog toe onderzogt heeft Veel meer mogen wy, uit het reeds ontdek"?'^^?ondcrftellen, dat'er van dien aart beftaat, en nog verborgen is, m dezelfde Bergreeks. ö De Heer esper heeft, in 't Hoogduitsch, deeze Spelonken befchreeven, en, by zyne beichryving, Afbeeldingen gegeeven van een groot getal der u tgegraavene Beenderen hier gevonden. "i^mvcub Het hier opgegeevene Berigt des Markgraafs van An- Cft.fIeepld«gegeeven aan de« Heer John hun ter, Es ff,, F. R. S., om zyne Aanmerkino-en Hiar over aan de Koninglyke Societeifmede £^eeSfwSS wy, 111 een volgend Stukje, zullen plaatzen. verslag van de heet water-bronnen, by rykum en haukadal, op ysland. STANLEÏ , Esq, AL p. F. S. A. LmcL md R R s Edinb., geplaatst in de TransaÜions of the Royat Society of Edinburg, Vol. lil.) Tn den Zomer des Jaars 1789 ging de Heer staniey, 1 aangedreeyen door eenen edelen yver tot het opdeun vin kundigheden m de Natuurlyke Historie, te Leith Ineen en ftevende, vergezeld van een Piantkenner en Starre kundjgen na Tsland. De naauwkeurige en uitgeftrekte Waarneemingen, daar gedaan, en de fchoone ftukken van Delf-  VERSLAG VA" IlEETWATER ■ BRONNEN, ENZ. 585 Delfftoffen, welke zy op dat Vulcanisch Eiland vonder» en verzamelden, verfchaffen den belangrykften voorraad ter uitbreiding onzer kennisfe van de ftotten, welke 's Aardryks oppervlakte oplevert. Met een verilag van het meest uitfteekende, in 's kundigen Reizigers verhaal oordeelen wy onzen Leezeren dienst te zuilen doen. ' Naa een vermoeiend en gevaarlyk ryden over eene dorre barre uitgeftrektheid van oude Lava , waar zich naauwlyks eenig teken van groei opdeed, kwamen de Bezoekers van Tsland in de aangenaame Valei van Rykum, die, uit hoofde van het tegenbeeld op te leveren der doorreisde dorre ftreeken , eene nieuwe bekoorlykheid ontving. Rondsom de plaats, waar zy zich bevonden lagen de brokken van Vulcanifche voortbrengzelen wvd en zyd verftrooid; de nabuurige Rotzen vertoonden zich pegroept in klompen, zo ongeregeld en weinig zamenhangend, dat ze de blykbaarfte bewyzen met zich droegen , van geweldige fchokken, naa derzelver eerfte vorming, ondergaan te hebben. De Valei van Rykum is omtrent eene halve myl breed , maar vernaauwt zich in haare ftrekking na het Noorden, en vertoont zich meer en meer overlaaden met hoopen van gebrooken Lava, van de hoogte derwaards gevoerd , en vormt als 't ware kunstmonden, waar uit talryke Waterfprongen by aanhoudenheid kootend water opwerpen. Eene algemeene ontbinding fchynt 'er beneden 's Aardrvks oppervlakte plaats te hebben ; de losliggende aarde en fteenen worden allengskens in Klei veranderd, die ichoon geaderd is, en na veelkleurige Jaspis gelykt. Waterfprongen kooken niet alleen op of naby deeze plaatzen; zy vertoonen zich in elk gedeelte. van de Valei en, in den omtrek van anderhalve myl, zou men er zeer gemaklyk een honderd kunnen tellen. De meeste deezer zy" zeer klein, en kan men dezelve even bemerken als wellende in de holen, waar uit de ftroom voortkomt. Dit opbruifchen by den grond veroorzaakt , op zommige plaatzen, een dun bedekzel van Zwavel. De veelvuldigheid hier van verfchilt; want naby eenige deezer kleine Waterfprongen is deeze ftoffe naauwlyks merkbaar, terwyl de kanaalen, door welke het water van andere uitloopt, daar mede ter langte van veele roeden bezet zyn. Noch het water, noch de ftroom, voortkomende uit de grooter Waterfprongen , laat ooit eenige zwavel meng. 1797. No. 14. Ss ia  586- VERSLAG VAN HEETWATER - BRONNEN Ue Waterfprongen, nogthans, uit vvelke het wat-r leefzuiv^^ ®%ffi^k«3Ufd,ei4 géraasinWeaeneWeirvïnn Plaats oltrTtrll gedaante, haaiende op de breedfte Seeïfpron^her in fT^' 0mtrem voeten. Uit trentelke m\mL n^fr ' ? zakle weder Ileder, om- fchüdervgavenTV urg?^ 6611 zwartcn Srond aan de ïcnuaery gaven. De Waterfprongen kunnen in het rm gaan geene andere dan eene fchuinfche riS neemen ter vanZadekwSkome %Ó?l *°Z* fteen?n lan^kan grond S 'ÏL ïrSf°fe" decze en den heuvel is de giona, Qtot op den afïiand van acht of negen voeten ï dee; ;edee ' zo: Kr 2™» ™«s. ToenS i'n de aaide, zo komt er terftond een damp te voorfchvn ■ TiTZivT^8 g,]'-°nd bedekt ^tTeneTn^ ne laag Zwavel, of, zou rfc lever zegden, eenise losfe d?E£3SÏ* ^ beZet °P ééntplaa?s w'as °op De Waterfprong viel na de Valeikant, en bedekte in the rigting den grond met eene dikke cWkorftingvah £ daar  Ol» YSLAND. 5^7 daar nedergezette ftoffe. Digt by deeze, en op ééne plaats zeer naby de Wel zelve, groeit het gras zeer tierig- Waar de grond heet werd , veranderde dezelve (gelyk in de monden) in Klei. Doch deeze was hier fchooner dan op eenige andere plaats. De kleuren hadden meer verfcheidenheids en waren leevendiger, de aderen kon men veel onderfcheidener zien. Desgelyks was de overgang van de eene zelfftandigheid in de andere blykbaarder en voldoender. Tot de diepte van eenige weinige duimen, beftond de grond uit ftukken Lava, gebrooken of zamengevoegd, blaauw, rood en geel, van kleur. De blaauwe Lava was de hardfte , veele ftukken van dezelve bleeven vast en onveranderd, daar wy de andere tot ttof vergruisden. De kleuren werden fterker en helderder naar gelange de ontbinding der zelfftandigheden verder gevorderd was; en wy vonden ze, ter diepte van negen of tien duimen, in Klei veranderd; uitgenomen nogthans de ftukken van donker blaauwe Lava, die nog hardheids genoeg overgehouden hadden om de drukking des vingers te wederftaan. --— Rondsom deeze, (die op zichzelve ftonden in 't midden van roode en geele Klei,) waren veele, aderen of kringen gevormd, van verfchillende fchaduwen en kleuren. —— Èenige duimen dieper maakten deeze ook een gedeelte van de Klei uit; doch fteeds, door derzelver kringen , zich onderfcheiden vertoonende van de rondsom liggende ftoffe. Het geheel vart deeze zo zeer verfchillende zelfftandigheid lag op een dikke bedding van donker blaauwe Klei , blykbaar op dezelfde wyze gevormd van eenige groote ftukken blaauwe Lava, of een bedding in ftukken gebrooken. Belangryk moet men deeze laatfte waarneemingen keuren ; naardemaal zy niet alleen de natuurlyke vorming van Klei aanwyzen, door de fteeds aanhoudende en voortgezette werking van hitte en vogtigheid ; maar ook eene zeer aanneemlyke theorie aan de hand geeven wegens den oorfprong van Jaspis uit verharde Klei. Eenige uitfteekende Mineralogisten , bovenal in Duiuchland, ftaan in 't zelfde begrip. Het Dorp Rykum, of Ryka, zo geheeten naar het Ttïandfche woord Ryk, dat Rook betekent, ligt in 't midden van de Valei, omtrent tien Engelfche Mylen van Oreback * eene kleine Haven aan de zuidzyde van het Eiland, bv waarneeming op de breedte van 04^, 4' 38". Het beftaat Ss a uit  596" eeevensuerigt C de ™iftandigheden, welke de drie gewigtigfte gèbeurtenisfen, in de laatfte twee duizend jalren f overwfevan %m 3TdVTlng V3n ^ Ctotondom , de opkomst van het Ma/iomthtsmus, en de daarftelling der Hervormini ge; en hoe zeer onderfcheiden hv de verfchillende veralïe feHenrdeert^ Zal ,hy Zekerlyk toeftemmen " dat zy te verbeirpn0v ?° ,,^'neenen f£aat des Menschdoms te verbeteren. Veele elenden brasten zy te wege, geduurende den tyd des ftryds; want fteedswas he?geweld , X welk de zegepraal behaalde. Dezelfde ftryd bepaalde SS26" Van dfrze,,Ver aa™eeniinge, en eeuwen zyn erverloopen, zonder er eenige veranderingen van aan°elegenneid in te maaken. De driften, welke ten deezen dage ferfnw;7i,rtgewe,dig,om met bedaardheid te oordeelen over verfchere gebeurtenisfen. Om tot Dr. smith weder te keeren. Het groote Werk, waaromtrent wy niet konden „laaten kt een en an! de bn.'w" fe hengen, zag het licht in den aanvang Snffl" l77 a ^e pnmerkmgeo, ten befluite daar by S ',,0'" de Stelzels der Volkplantingen, werden te veigeefsch voorgehouden aan eene doldriftige Natie, kryg weren» j lafZCHde',u De dagen van bitter be™w desZJ L welhaast, en het Boek werd geleezen £ v3ng * C*T °Pmerking en algemeene toejuichin|. Veewordfn VSSm be^pen fcheenen omhelsd te zullen len ™ ,1 • '\vn daadlyke uitwerking op het vastftellen van zommige Wetten , als mede in het ontwerpen van deeze en geene Verdragen maar deeze fchoone yooruitzigten zyn wederom te eenemaal verdweenen. Men ^?^ph°^delynk^en Schreeuw aangeheeven tegen alle Staatkundige Befpiegeling, en het beleid derzaaken is geC Volk°s?èïdersan ^ en SriIliSbeden van behendi- De twee volgende jaaren bragt Dr. smith meest te ,T,n w d00r,Vt,e midde" van de afwisfelende vermaaken l2t a ge^lfchap der Geleerden en lieden van Aanzien. Met den Jaare 1778 werd hy, door den invloed van den il.rtog van buscbleügh, benoemd tot een der Commisiansfen van den Tol in Schotland. Hy zette zich uit dien f ° v\ m EimlurS neder , vergezeld door zyne hoogbeSch nam M eene Nigt' die het huisbeftuLitop wPR^m-ëerderinC^n z?n Inkomen, door deeze nieuwe Bediening, fteld? hem in ftaat, om, in eenen veel wy-  van adam smith. 597 ftelde buiten allen twyfel, hy een ZC Jn? 4£Si?'io Dr. smith's leevenswyze, naa dat heid. ie ™  |M DE yERICPEBIMO. »°ï fuonen en to»J^7;n"'„.,„„« „iets mi-der «n een . s=?> ^rïï.?"«is t-fiJr.vs zouden nederzetten om eene uitipai S H h d ftaa£ konden gieten m^ onder, gemaakt op een Letteruunaig, ^ , gezond h'f °vS' S^y^ipSe? S > Wysgeers verftand. Vrylyk mogen wy van e,,nlge Ito»^^^^^^^ J goed hart gaven ^^^rmViè ***** te geeven, loc, waardig£>at iemand, die *» oP ■^eis begeeft om -ernde panden door te ^^hnl!SSSïS d'ai heedchende Zeden, op te ^W f J'SX i^ien hy, in ftede van is ongetwyield hoogst regtmaatig. h be. de zodanigen te ^^^Sed^s, hebbes, zich geheel reisd, en dus rechte kundigheden opgedaane > 6 overgaf aan zekere opvamngen «° el8enf^™,eurfte6uig op op geen grond altoos (leunende , dan, jeett hy b£ter ^ SrlStl6 -^ e'enig" vöSgaande kennisneeming of betfenking derwaards te rekken. dan!)>en die, het too- Dit geval is zeer gdg an g^J^^j^ vorneel des openbaare. letve»: opt orde> waaf. me„ van daar te zullen taq tcki ^ die digheid en z«lvei\el^ JV';\V zvn om de menschlyke natuur noegd, verdring grommend de ondervin - 0ilietJTe1e,TJfJ?ff & doorgaans zeer gereed, difig zelden voldoet zyn jonge lieden ^ e_ om zich te ver.eelden, dat de Mes be_ ken overeenkomftig met den roep^CharaftaïS vertoonen, '.velroepsbezieheden ""gaat; dat zy de CW totfchrvfi. ke Z\eaarzroor ak ontvingen wy, eer wy door de on, i '■ IL Z bedde dvkheid van dusdanige verwagen heb- dervinding de bediieb yKim uitnoodieing om een dag of ben l«^«^l2^l^J,5^ipB|ta» wy telavond te fiyten m het Sezeut-""v1 , .... . . het gelukkig uur len de langzaam tt»Peil^gS« luisteren komt, en bataten ons om met rewh.4icaf ^ hoort „adle Onkels, welker P»^» f ^Xr , hoe zeer be! of wier geestigheden elk toe jtcht., u Spcelkaarie„ de klaagt men zich, als men ziet, an r wyR_  Ö°4 AANMERKINGEN OVER DE GJtSEaEKICEN ^i^^^^^f» beerden doet ftands noodloos wordt- Shef fnrZl» • 66 Sezo,lden ver-' fpel, eene foort vare"^1 n? « buken hec ontdekt, dar de Talenten diede ™ ^ °°k. wanneer men wereld Verwekt hebbe" , 'zich aHeen ST^ eerbiede™ ^ welvoeglykheden in agt te neemen *n f houde,n met de tafel' ftig net voor te fcyden of ee? VnVVegekn' ,Det over te geeven. — Als men „i^ °ffy ^ bevalligheids dag, die men allerwegen kan h„n ,"n hoorc dan Praa' van den brengen in pligtpleeSen diZ V « de" tvd ziet doorfchaffen, èn *Jg VSStAt 2*5^21 ****** ^ gereezen, alfhnns iï ff htf?f ^ daar °ver Waarheid en van onzen Pih.r i „g , tü£ de kennis der vertoon, 't welk zv ma aken m overce"koui' met het deftig hun in 't bAZ^^v^^^: * wf gevallen, die men van anderen even .„S i voorkoraende als wy verneemen dut „ g cd of beter verneemt; tafel en keur Sn Wvnea fpreken 'o^rT™^ en lekkere en geene Dame verheffen P nf k' de fchoenneid van deeze eener wanbehaaglyke ' büeaen met de «altigheid dryvSe'Ten ^"^tó ^ ^ men daar de belam en de 1322 ? 6Z'gf' 1,eden' Ve™agt toe betrekkelvk tf verneemen of HS,nf\ ^^edenj daar bediyf oP te doen; 3!vertfs't zien deerivk Z T £ 3nder fmoorheete Zomers fehrildvb*rv, dGerly'" Koude Winters, p^^eiïn^ vo^Ge^ Lied-> d- verwagting. De rede ioV ll Yf bedroogen in onze eene fe.egWid Zbo og d ? LeteroS^ ff2^ * nen; om iets te verneemen van dda-e^ M °ntfpaHbeurecnisfen des tyds; dit is ,1 ï e,VWfvalleD en Se" vergeefse!, beloofde 0126 verwaS»»g °»* beloofde, te „ üiifpanning van den geest » zegt johkson ergens, ,, is noo«  iïl DE VEKKEER1NG. ^ , ftnnJi* Voor de gezondheid des verftands; en om vatbaar te „ noodig voor ae ge gteu die 7;lch aanbieden." — V ^TZTZv bevtaden"dat waneer het onderhoud van Hein ^ daad;wy bevinaL ^ ook u- . zich denj, die'f, Dïnf'velri«r de aandagt vermoeit, of by tegenop dat eene punt vestigt' ; - waar in Partyen zich fpraak uitloopt op een' «^,h,lv°f nvban' beide zegepraalt. Het 3fmre" opmerk n'aadS mehschkundigen bacón, dat Boekis eene opinerkin,, va f h van kündigheden verrykt; dat cSS&^S^s^^i^h fchryven den-"TT Gefprekken een va r è ü h daar mecte te verftaan keur^e%!fl £„5 deezer drie hoofdzaaken gefchikt if geeven, dat de f rf , n Waarlyk men vindt veelen te om een charafter te volmalem y ^ ^ . ?eï.ge.ni ^ei aanwelverzamelden cf in orde gefchikten voo^adT^nes^verwarren, oP de verveelendfte wyze on- dTkeznal'eernog deeze aanmerking by voegen: dat het waarfchynj voort te zetten, welke veelen bewoogen heeft, om, in ver- wagt voor een k^ kwaad, o onr£delyks in de Verwagkwaad, te: agten. — £r fmec hunne Beroepsbezigheden, drg', fL nSSen n het gezelfchap zouden komen. Dit of geliefde■Uitbanningen, g ^ ^ wa.uhdd > noemt men met "8;^™^^-" h'ebbeii aangetoond, wanneer zullen "°gjandse V0tSchSl d« verkeeringe icomen , klaagen ZV °erS ,rftir ïlsw in't gezelfchap van Lieden, die over teleurftemng , ais zy m 6 , in hunne ^ïtn Jt ffen ^'t geen hun als zodanigen kenmerkt, gefprekken »id g|uruiken, en bedenke, in zodanige Men leere Jchftlykta «gruia y d Z£lfchap foÏÏn óm hunne letteroefeningen voort te zetten, hun komen om n en maar Qm zlch [e on£. ?Pannena"op d« zy^meerder lusts en wakkerheids hun eigenlyk werk weer mogen hervatten. T t 3  BE MESfCH, DB MENSCH. Welk fchepzel is 't, dat, groot van waarde, Door t vuur van eng'Ien . drugden gloeit Dat teffens aan het ftof der aarde § ' Door grove lusten i; geboeid ? Uat op zyn vlugtig denkvermogen Door ftarren-kreitzen, hemelboogea ml? tfizjehtbaar geest'ryk zweeft, Maar, van die hooge vlugt bekomen, ' In dartle wellust, yd.,e droom^ Als een verachte maade leeft?! HwLS„de menSch' die aardfche honing, MetZl r,et eng'len- «lans ^rvuld, Het viee ch heeft rot zyn donk're wooning De 2r„ttT G°dS bee,d'"ls is °« De mensch , wiens geest, met ftof omwonden, De* Scheppers deugden kan- verkond,,, Daar hy ze ,n 't boek der fchepping'leest Door liefde en dankbaarheid gegeven Gods deugden mint, zyn' wetten vreest, ' V«neven fchepzel! fchoone trekken ötaan in uw' blanke ziel gedrukt, ■"ie u tot ed'le daaden wekken Door welke 't menschdom word verrukt; Voor 'S Hoogften's voet-fchabé! gebogen Slaat gy vol eerbied biddende oogen Op t Godlyk fchoon in 't grootsch heelal Gy roemt Gods magt in ftarreu - kringen, ' ™ he?z',en' die u hier omringen, Met Seraphynen lofgefchal. De glans des beelds van 't beste Wezen Blinkt m uw menfchen-min en deuard, W er^eelfte vrugten zyn te leezen m t heil, 't welk 't zuchtend hart' verheutrr• Gy wilt hulpvaardigheid betoonen S' * Zelfs hun, die uwe goedheid hoonen,  9H MENSCH. 60? En fireeft op liefde • vleug'len na Hem, die, met Adams kroost bewogeü , Dat fchuldig kroost met mededogen Sloeg in zyn Vaderliefde gae. Uw lust om rampen te verligten, Waar onder "t menschdom dikwerf zucht, Doet u de fchoonfte daên verrichten, En baart in 't eind' de zoetfte vrugt. In weldoen fmaakt gy zaligheden, Die 't rampvol leven in een Eden Herfcheppen ja! gy proeft de vreugd , Die, uit volbragten pligt geboren, In zaal'ger oord hun is bel'choren, Die hier getrouw zyn aan de deugd. * Gy kunt u boven 't ftof verheffen, En uw' beftemming gade (laan , Uw eindeloos geluk bezeifen, Wen 't levens-licht zal ondergaan; Van dat geluk fchetst gy taf'reelen, Die 't hart bekooren, — zinnen ftreelen, Met fcheppende verbeeldings-kragt; Gy fnelt langs fteile deugden-wegen 't Verrukkend heil der Eng len tegen , Dat u naast hun in 't geest'ryk wagt. • * "■ Js 't moog'lyk, dat dit treflyk wezen, 't Welk de êelfte kiem in 't harte draagt, Zich door de wellust laat beleezen, Zich tot den dierenftand verlaagt?! ó Tal in grove lust verzonken, Zyt gy, ó mensch! van vreugde dronken, Wen u 't vermaak der zinnen ftreelt; Gy durft de ftem der reden fmooren, Kaar 't toverlied der ondeugd hooren, Terwyl het kwaad uw hart' vereelt. * Voortreflykst Dier! herneem uw waarde, Verhef u tot uw waaren ftand, Vlie de ondeugd, die u boeit aan de aarde, Slaa 't oog op beter vaderland; T i 4 Streef,  " BE MERfCH. f f60!' 1 „ftreef ,an£s 'c Pad der deugd naar boveri Uw doel zy fteeds om Hem te looven, ' Die u t verheven aanzyn gaf, Betreed het fpoor dier ftervelingen, Die naar een' eeuwige eer-kroon dingen* Keeds blinkende in het donker graf. De glans-der deugd en reine zeden Straaie in u door met Godlyk licht, Voor haar moet in weldaadigheden Een altaar worden opgerichtHoe grootsch is 't, fchoon aan 't ftof gebonden-, Door daen , die 's Scheppers roem verkonden ie grenzen aan der Eng'len deugd; Op aard' dien glans ten toon te fpreiden , Die ftervelingen kan bereiden Voor Seraphynen hemelvreugd! •fc Wat troost! in deeze hoop te fterven' c Vooruitzicht op een beter lot Doet u gerust al 'c aardfche derven Gy ftreeft naar 't Godlyk heilgenot • Laat vry de dood uw lyf ontzielen Uw fterfelyk gebouw vernielen , ' Uw' ziel legt flegts den fluyer af, Waar mee ze op aarde was omwonden; Haar ftoriyk huis word flegts verflonden • Neen ! 't rust een poos in 't fomber graf. De Algoedheid zal de keen ontwinden ( Van dien tot ftof vermaalen leest, 1 VTerrezen 'ighaam eens verbinden met uwen afgeicheiden geest Hoe heerlyk zal uw heilftaat wezen Wen ge uit vergank'Jyk ftof verrezen in de englen reyen word gefchaard! Maar wie kan 't heil van Seraphs maaien, Waar naast ge in 't hemelryk zult praaien 11 Myn her is hier toe niet befnaard. Limmen, J ' ^7 J' den 9 Oétober i797. v. D. M.°H  zedelykè bedenkingen. 6o3 zedelykè bedenkingen. Het heil het welwezen, de voorfpoed, van een Volk of Gemeen ebe" hangt waarlyk van de Godsdienftige beginzelen v "dafvolk af? Een Maatfchappy waar in de Godsdienst verwaarloosd word, en wel zo verwaarloosd dat men op gee « Vroomheid of Zedelykheid agt geeft, kan "iet beftaan ; wanc daar deze gemist worden, daar word ook de handhaving der goede orde gemist. Zal het om 't even zyn, of men God verferinee oebrenge, dan of men Hem vergete, verfmade en asSre v Wet zal den mensch dan verpiigten tot eenig zedelyk goed- het zal hem waarlyk om 't even zyn of hy goed of kwaad verrlgte; maar welk een jammerlyk Gemeenehesr, alwa r de orincioes om kwaad te werken even hetzelfde zyn als die om Cd Pte doen en geen de minfte zedelykè verpligting om het een fe laten en 't ander te doen. Zo is het waarlyk met gelegen. Door de Vroomheid en Godsdienst eenes Volks word een Cemeenebest in ftand gehouden, en bevestigd. Dan deze Vroomheid "„ Godsdienst kan op geene betere wyze onderhouden en aangekweekt worden , dan door eene goede inr.gting eener beKyke en openbare vereering van het OpperwezenrtaJtae dan wel mogelyk, dat de Beftierders van een Volk zich on fSkên vangde inrlgting van zulk eenen oP^^^'fJJ aan God? Moet hunne zorge met vooral ga an om ,deze m ftand te houden, naardemaal het welZyn van den Staa: hier van ioornamelyk afhangt V En fchoon men "«mand omtrent de •wvze van dezen openbaren Eeredienst aan God dwingen moge, of zyn geweten in dezen geweld aandoen is het nogSausde pligt van de Vertegenwoordigers eenes Volks, zulk eenen Eeredienst, welke het gezond verftand leert het gefchfktfte en meest overeenkomftig te zyn mec de waardigheid van het Wezen dat men vereert, bovenal in een Volk te zoeken algemeener te maken, en vooral denzelven niet tegen te werken, of te bezwaren. Zulk eene handelwys kan en mag billyk gevorderd worden, om dat het heil van den Staat voornamelyk daar van afhangt; en, fchoon alle menfchen van we^ke Gezindheid , een |elyk regt hebben om befcherming te vorderen , zyn zulke daar nogthans de allernaaste toe . welke het meest toebrengen tot heil en voorfpoed van den Staat, en wTei■ gtondbeginzels dat ten doel hebben, God op eene redelyTe wyze te dienen , zich aan de Wetten te onderwerpen, en den bloei, den welftand, van den Staat te bevorderen. C. v. d. G. Aan  6i& brief van dr. heilbron de Schryvers der Algemeene Vaderland/the Letteroefeningen. myne heeren! TT et flot der anderzins niet geheel ongunftige Recenfie van AJ myn Adres en Vertoog ter verbetering van Genees- er. Heelkunde, enz. in het dertiende Nommer van Ui. Maand, werk; of liever de zeer ongunftige aanmerking, op myn Voarltel tot het oprichten van een Opper ■ Collegium Medicum is van zodanigen aatt, dat ik my genoodzaakt zie, om aan'hec geëerd Publiek myne teegenaanmerkingen bekend te maken, en Ulieden tevens te verzoeken, om dezelve in Ulieder eerst uitkomend Nommer een plaatsje te vergunnen. Gl. of wel de Steller dier aanmerking laat zich dan bladz. 571 dus horen: „ Gaarne erkennen wy, dat zodanig Col„ legie veele nuttige zaaken zoude kunnen ter uitvoer bren. „ gen. Dan van een anderen kant komt het ons voor, dat, „ mdien men ailes, wat frank en anderen. die in dit vak „ voornamelyk crediet bezitten, in de herfenen is gekomen, wilde doen uitvoeren, en met wetten bekragtigen , men on„ der den mul van Geneeskundige voorzorge eene ondraagelyke „ dwmgelandy zoude invoeren , en den Bataven een juk opleg» gen , erger dan 'er ooit door eenig Volk is gedragen. De „ Commisfi;, tot onderzoek der ftukken van den Heer heil„ bron benoemd , is hierom ook zeer huiverig geweest, 0111 „ dit gerichtshof van Medicinale inquifitie aan te pryzen en „ fommige der verlichtfte leden der N. V. hebben hetzelve' als „ fchadelyk, verworpen." Hierop moet ik nu op myn beurt aanmerken, dat i, of in de Conftitütié zelve m« wfer „ om werping onze medebroederen zich haasten, èn wier „ werkzaamheden of befluiten deze Vergadering door de ZZ re niet wil vooruitlopen, Zal daar voor eene gefchiktè plaats gevonden worden." En op dereelvke wW!« „, ° f f Commisfie voort tot op 'c einde van VIla^T D "ede benoemde Commisfie is de zaak nog wat nader gekomen! „Over de gantfche Republiek (zege1 dezelve (^fzalbe liaan een Opper-Collegium Medicum, te famengefteld uit eeni- ,, ge weinige perfoonen, enz." Wat grond is 'er nu om te zeggen, dat de Commisfie zeer huiverigkgm>eest *om myn Voorftel aan te pryzen? en ik geeve den Reeenfent teven7ia o*ve7Vlg hft' r n!et de gegr°ndfte redenen heb*" over a het tot hier toe gezegde even zo verwondert te zyn als over de laatfte periode , met welke hy deze aan! Bierkmg befluit ? Dat fommige (het waren «tusfchen maar twee Leeden van de 126) der verlichtfie Leden der N K het- Welk de Reeenfent al wederom doet voorkomen, even als of ^s.ir^„™r,emj;.Vertooe betoefd * *s °™ En dit achte genoeg ter wederlegging van de cemaakte aanmerking op myn Voordel, en ter bevestiging Tmvne bovengemelde vooronderftelling, dat de Reeenfent dl^ftukken met geene genoegzaame nauwkeurigheid .onderzocht heeft daar anderzins zyne gezegden my, niet gewoon alles aan kwaadwilhgheid en partydigheid toe te fchryven" een onoptosbaar raadfe! zouden fchyhen. onopios- Ik verwachte nu ook van Ulieder billykheid, dat Gyl mvn verzoek , om deze teegenaanmerking een p aa.sie in UI Maandwerk te vergunnen , wel zulf gelieven inJ te wiSgeu, en te meer zal ik alsdan overtuigd zyn vau UlTeder dfe 'iY ^ad?R?d*°Wnydigheid en liefde tot waarheid the in de daad den braaven Reeenfent kenmerken, en hem doen onderfcheiden van een zeeker foort van Recenfenten we™ ke waarheid of logentaal om 't even is, wanneer zv maar ^inhlrbe^dehesKed0,eIin/en M °°Smerken ku«"™ Selïcï En hier mede hebbe ik de eer te zyn Ulieder bereidwilligen Dienaar en Medeburger Indeuk Dr. heilbron. 16 December 1707. '*) Bladz. 103 in myn torloog.