BEKNOPTE / B E S € H R T V I N G der PROVINCIE van ü T 3SL E C H T, Bevattende: Een verslag van dit GEWEST in-het algemeen, betreffende desselfs LIGGING, LUCHT- en GRONDGESTELDHEID , GESCHIEDENISSEN, KOOPHANDEL, GODSDIENST, en REGEERING; benevens eene 'byzondere BESCHRYVING van alle de STEDEN, DORPEN, HEERLYKHEDEN, RIDDERHOFSTEDEN en 'andere LUSTPLAATSEN in dezelve gelegen. Alles uit ds befte Jutheuren, en andere Stukken, ten nutte van het Algemeen, by een verzameld, en met een behoorlek Register, voorzien. Te UTRECHT, ByPAULUS QU INT, MDCCLXXXXIX,   VOORREDE aan den LEEZER! heeft den Liefhebberen en .BeoefFenaars der Vaderlandfche Gefchiedeniffen, geen gering vermaak verfchaft, dat zy, niet alleen van tyd tot tyd, verfcheidene geleerde Mannen werkzaam zagen, in het famenftellen, en opentlyk in druk uitgeeven, van een groot aantal nuttige Werken, die 's Lands algemeene Gefchiedenisfen, van de vroegfte tyden, bevatten; maar ook, dat van de meefte Steden en plaatfen , eene opzettelyke befchryving in het licht gegeeven wierd; waar door niet alleen de cerstgenoemden , maar ook in het byzonder de Inwoonders van zulke Steden, eenen wezen tl yken en aangenaamen dienst heweezen wierd. Wie twyfft'ld aan de waarheid van dit gezegde? of wie heeft geen belang, om de Opkomst, Gelegenheid, Aanwas, Foorrechten, Regee rwyze, Lotgevallen, &c., te weeten, van die Stad, waar in hy zyne woonplaats heeft, en omtrent welke, hy althans niet onverfchillig behoort te zyn ? Is 'er eene Stad in deeze Republiek, die, uit hoofde van haare gryze oudheid, aanmerkelyke Lotgevallen, talryke Kerkelyke en Wereldlyke Gebouwen, Godsdienftige en liefdadige Geftichten; &c eene opzettelyke Befchryving behoefde, het is zonder tegenfpraak de Stad Utrecht, die met het grootfte recht onder de eerfte en voornaamfte Steden des Lands gerekend word. Het is te verwonderen, dat zulk eene opzettelyke Befchryving derzelve, tot nog toe ontbreekt, en een groot aantal Ingezeetenen ontzet blyft, van het genoegen, dat eene Befchryving derzelve, natuurlyk aan hun moet verfchaffen. De overweging van het een en ander, heeft den Uitgever dezes doen bedacht zyn, aan dit gebrek te gemoette te komen, door de Uitgave van deeze Beknopte Befchryving der Provincie van Utrecht, waar van het voornaame oogmerk is, om op eene onkostbaare wyze, Utrechts Burgery in de gelegenheid te ftellen, door dit Werkje eenigfints bekend te doen worden, met dat gedeelte des Lands, waarin zy hunne Wooning genoomen hebben, en uit dien hoofde niet * a on»  tv VOORREDE. ■onverfchillig of onkundig behooren te blyven; en hy vertrouwd dat zyaen arbeid, met hunnen byval vereerd worden zal. Wellicht, dat het by den een of ander eenige bedenking verwekken zal, dat niettegenftaande, het Em- en Ondeel. baar verklaren dezer Republiek, en de daar door noodzaaklyk gewordene vernietiging van alk Pruv'mciaale Souvsraimtei.en, Limiten, en Betrekkingen ,deeze Befchryving nog op den ouden voet ingericht is: ter wegneming van deeze bedenking zal het genoegzaam zyn, den Lezer te berichten, dat dk Werkje, reeds over eenige Jaaren opgefteld, en op weinige bladen naa, afgedrukt was, en eene geheele terughouding, van hetzelve, eene groote fchade zou te weeg gebracht hebben, aan den Drukker. En daar men geen oogmerk heeft om een, buiten gebruik gefteld Systhema, op nieuw bevorderlyk te zyn, zoo oordeelde men, ook dit Werkje alleen om die rede, niet aan de vergetelheid te moeten overgeven, daar hetzelve alleen'het Plaatfelyke betreft, en 'er boven dat, nog veele inrichtingen van vroeger dagen , op den duur gevolgd worden. Staatsmannen, Geleerden, en zulken, die uitgebreidde Blbliotheeken of Boekverzaamelingen hebban, kunnen dit Stukje zekerlyk ontbeeren, devvyle zy de Bronnen waaruit hetzelve gefchept is, reeds bezitten; doch om die rede, dit Stukje als onnodig te wraaken, zou zeer onbillyk geoordeeld zyn. Voor deezen is- het ook niet opgefteld; neenl zal aan het oogmerk van den Uitgever beantwoord worden, dan zal het dienen moeten, voor dat gedeelte zyner Medeburgeren, die om meer dan ééne rede, verftooken bleeven, van die kundigheden, die zy zoo gaarne wenschten te hebben, van eene Stad en Provincie, waarop zy zulk eene byzondere betrekking hebben, en welken zy nu op eene onkostbaare wyze kunnen voldoen. Wanneer dit oogmerk bereikt word, zal het een byzonder genoegen verfchafFen aan i7qo Den Uitgever. W9' BE-  I   BEKNOPTE BESC HR TFING DER PROVINCIE VAN UTRECHT. X^Jtrecht ontleend haar naam van de Hoofdftad; Gelderland, Groningen, Luxemburg, Liraburg en Artois hebben alle den naam van dc Hoofdftad aangenomen. Utrecht paalt aan Gelderland ten Ooften en aan Holland ten Zuiden, Wetten en gedeeltelyk ten Noorden, is een der kleinfte Provinciën, haar grootite lengte van de Grebbe af tot aan Kudelfiaart toe, bedraagt weinig meer dan 14 Nederlandfchc mylen, ieder op een uur gaans gerekend, en de breedte van de Zuider-Zee af tot aan de Zuidelyke grenzen van het land van Hagcftein toe, bcdraagd omtrent 7 mylen: den omtrek is zeer moeijclyk te bepaalen wegens de menigvuldige in en uitfpringende hoeken, voornamelyk aan de West of Hollandfche kant'; dit heeft altyd veel aanleiding tot fluikeryen gegeven. Wat aangaat de grondgejJcldh.id , deze Provincie heeft eene zoo zeer verichillendc gefteldheid van grond of bodem, die men in geen eene van de andere Provinciën, beha!ven Gelderland, vind, dat des te aanmeikenswaardig is, als men het klein begrip gadellaat; men heeft niet alleen een Bergjlreek, maar ook allerlei foort van vlakke Velden, eenige bekwaam gemaakt tot Koom, andere tot Weilanden'; een menigte Veengronden, en geen gebrek aan Boomgaarden. De Bergftreek (trekt zich ter lengte van ruim 7 • üüiïèn gaans, en ter verfchillende breedte, van een weinig bewesten .de Stad Amersfoort, Zuid-Oostwaard tot aan den lihyiï, een i uur gaans boven Rheenen. Men ziet daar niet dan Bergen, die nochtans in vergelyking met andere Bergen niet hoog zyn; deze hebben een zandige grond ; de heyachtige oppervlakte is bekwaam om • Schaapen en Koeijtn te weiden, op fommige plaatzen Rogge, Haver en Boekweit; doch deze hooge dorre grond is meest gefchikt voor Houtgewas. Ten Zuiden tusfehen de Bergftreek en den Rhyn of Lek, als ook na de kant van Montfoort heeft men een zwaare vette Kleigrond, cn om dat men hier zelden aan het ongemak van kwelwater, nog aan ondervloeijing door Dykbreuken onderhevig is, kan ze altoos tydi'g bezaaid worden, en dus een vroegeren oogst uitleveren: In den omtrek van Amersfoort en Rheenen wil de Tabak zeer wel greeijen. A Dan,  C 2 ) Dan, al'wat lager af,, aan Hollandgrens*, befhat meest uit Weilanden. Langs de Vecht in de nabuurfchap van Amflelland en Gooyland heeft men veel Veengrond. Niemand mag zyn Land tot Turf gebruiken danm alvorens Oftroyvan 's Lands Staaten ontfangen te hebben, en de Eigenaar is gehouden voor eiken morgen Lands 300 guldens in pand te ' 'eggen, waar van hy den intrest trekt zoo lang hy de Ongelden betaald, doch blyft hy in gebreke, word die fom ten voordecle van 's Lands Comptoïr aangeflagen: op elke morgen moet ook een ftrook grond ter breedte van eene Roede, opengelaten worden, en. dit gefchied, om dat die plasfen niet te groot zouden worden, en te veel afkabbeffflg zouden veroorzaaken. De Lucht in deze Provincie word by uitftek voor gezond geroemd, dit fchryft men toe aan de hoogq grond, die zoo veele ziltige en vochtige dampen niet uitleverd als in 'Holland en Zeeland. Vier en veertig jaaren geleden, beliep het getal van de Huizen in deze Provincie 19000 ; — Indien men nu ieder Huisgezin op 4 a 5 Perfoonen rekent, dan zal het op een 75000 inwooners uitko»ien. De Stlchtenaars hadden al van ouds de naam van Krygsdapperheid :■ en hebben er in de Oorlogen met hunne Nabuuren dikwijs blyken van fegevenin Zeden en Levenswys zyn ze veel al den Geklerfchen en Jullanders gelyk, naar mate hunne woonplaatzcn aan een en andere Provincie grenzen.. Deze Provincie is zeer gelegen tot den Koophandel: ter oorzaake vam de Rivieren die daar langs en doorvloeijen: de voornanmlle zyn de Rhyn of Lek: de kromme en de oude Rhyn: de Vecht en "de Eems. De Rhyn of Lek, ftroomende langs het Zuiden van deze Provincie, was eertyds. fmal en voerde, vooral in de zomer, zoo weinig water,dat men ze aan veele plaatzen met wagen en paarden doorryden kon: Zedert den aanvang dezer Eeuw, na dat het Paudersch Canaal gegraaven is, is deze Rivier ongelyk breeder en dieper geworden, en zelfs zeer gevaarlyk niet alleen' voor de Betuwe maar ook ten opzigte der laage landen in Utrecht en Holland, te meer daar het zand en ilibbedeszelfs Bedde langs hoe meer verhoogen : waar door deze Rivier by den geringften aanwas van 't bovenwater terftond tot een merkelykc hoogte tegen de Dyken ftaat; die egter by hunnen eerften aanleg, ter wederzyde dier Rivier r te naby elkander geplaatst zyn, dan om aan 300 veel water den onbelemmerden doortocht te willen toelaaten. Deze Dyken worden dus fehier alle winter, vooral by Ysgangen, met doorl&raaken gedreigd, verfcheidene- ontwerpen zyn er gefmeed om in dem toop dezer Rivier verandering te Weeg te brengen-    c .30 TJc kromme Rhyn ftroomt van Wyk by DuurpJe na W«ei*. Deze wis certvds de zogenoemde Middenkil des 7?/r)W, die, toen de Lek ik» niet in wezen was, @hmt die. is daar na gegraaven om de Stelen "aan de Maas met den Rhyn te vereenigen) met zyn volle üroom door Utrecht, Woerden en Leyden naar Katwyk vloeide, en ' diar m de "Noord-Zee uitwaterde: een Itroomend water loopt altyd. liefst langst den kortften weg, bvgevolg moest deze Middenkil van den Rhyn, door de afleiding van de 'Lek, genoegzaam al haar water verliezer1; En na dat de Lekdyk dwars door het Bedde van deze Middenkil gelegd was, zou zelfs de weg na Utrecht voor den Rhyn ten -ecnemaal zyn toerettopt geweest, ware het niet dat door een Sluis of Duiker oader dien Dyk by Wyk te Duurdede niet eemg water doorvloeide; dat tusfehen de Stad' cn het Kafteel zyn loop na Utrecht ueemt; dit water* in den beginne gering, ontvangt veel toevoer uit 4e Beeken van de hooge Landen, word met der haast vaarbaar, ten minften voor platboomde Schuiten. Te Utrecht vereenigd zich deze kromme Rhyn met den ouden Rhyn, die na Leyden loopt en zich ontlast in de Haarlemmer nmr. Dit water plagt, tot omtrent 1 uuren gaans van Utrecht zeerjondiep te zyn, doch in 't jaar 1530 is 't verdiept en kan van allerlei Schepen bevaaren worden; het word veelal de Leidfche Vaart genoemd. _ De Vecht neemt zyn oorfprong by het gewezen Klooftcr Oudv/yk een ï uur van Utrecht, eerst benoorden om de Stad en van daar langs de Dorpen Zuylerr, Maarfetr &c. tot Muiden, waar ze in de Zuider-Zee valt: deze is die Vecht alomme zoo beroemd door de voortreftelyke Büitenplaatzen langs haare beide Boorden dje met een geduurige verandering zich' voordoen, en op zommige plaatzen zoo naby elkander gebouwd zyn, 'dat de daar toe behoorende Plantagicti de eene aan de andere raken, het welk de vaart tusfehen Utrecht en Amfterdam ongemeen vermaaklyk doet zyn: By de Nieuw erfluifche Sctiaps is uit de Vecht een Canaal gegraaven1 naar den zoogenoemde kromme Am/Iel, waar door die beide Rivieren faam vereenigd worden. De Rivieren, waar van we nu reeds gewaagd hebben, ontfangen haar meefte water uit de Lek, by 't Dorp Vreeswyk, van waar reeds in het jaar 1373 een genoegzaam recht doorgaand Canaal gegraven is tot Utrecht, waar 't by" AcTolleJleegpsort zich vereenigd met den krommen Rhyn, daarna door de Stads Gracht langs de Westzyde vloeijende, met den ouden Rhyn, en eindelyk met de Vecht. Dit Canaal word de Vaartfche Rhyn genoemd naar 't Dorp Vreeswyk, dat door de wandeling meest met de naam van de Vaart bekend is. Aan den ingang van dit Water by dit Dorp zyn, twee groote Sluizen femaakt, die een ruime kom in 't midden hebben, door welkers behulp e Schepen alle uuren van den dag kunnen worden in en uitgelaten: A 1 ten  C 4 ) ten zy het water in de Lek tot een zekere hoogte gerezen zyndc, diezorgvuldig moeten gefloten blyven. Verregaande vcrwyderiugen hebben er plaats gehad over den aanleg van deze Sluizen en het graven van deze Vaart. Dordrecht en andere Hollandfche Steden leden hier by aanmerkelyk, daarentegen is dit Canaal van zeer veel belang voor de Stad Utrecht zelve, om dat de groote Schepen van Coblents, Keulen en andere Steden langs den boven Rhyn tot deze Stad kunnen naderen , die door de Vecht na Muiden en van daar over de Zuider-Zee naar Amflerdam vaaren kunnen. Het is ligt te begrypcn dat de Tollen van alle de heen en weervarende Schepen aan de Admiraliteit goede inkomften geeven. Men moet zich egter niet verbeelden, dat er te voren in het geheel geen Vaartfche Rhyn geweest is; een zekere grift moet er geweest zyn, waar door het water uit de Jionswyker en Sghalkwyker Wetering zyn lozing had, en deze waterleiding zul te dier tyd aanmerkelyk verbreed en verdiept zyn. Deze Provincie word ook bewaterd door den Hollandfche Tsfel, die haar oorfprong neemt uit dien zeiven Vaartfchen Ryn by Jutphaas door een Sluis, die de Door/lag word genoemd, van waar dit water door een Trekvaart in dezen Tsfel gebracht word, rtroomende langs Tsfelftein, Montfoort, Oudcwater en Gouda, en eindelyk in de Maas: als by hoog water de Sluizen aan om dat zy gedoopt waren van een Prieftcr die zyn tong niet wel na de Latynfche taal buigen kon, hy had gezegd: in nomine patria & ftlia & Jpirttut fanfii , in plaats van in nomine putris & filii & fpiritus fanBi; het gedrag van de Priefters hier te lande, die geen Pausfelyke zending hadden, moet Bonifacius, die zyn gezag van den Roomfchen Stoel ontleende, in veele opzigtcn geftooten hebben. Aangaande zyn handelwys in het bekeeren der Heidenen , vinden wy minder befcheid; alleen is er nog een brief voor handen, gefchreeven door Daniël Bisfchop van Winchejhr aan onzen Geloofs-prediker, waar in hy hem onderricht, op welk een wyze hy de Heidenen tot liet geloof moest overhaalen ; hy moest „ juist zyn werk niet maaken, om den ongeloovigen de „ ongegrondheid der gellachtrekening van hunne valfche Goden aan te „ toonem Hy moest hun toegeeven dat zy echt zyn kon; doch daar „ uit dan afleiden, dat deze Goden een .begin gehad hadden. Voorts „ moest hy hun vraagen of zy meenden, dat de Waereld een begin „ gehad had, of niet? zeiden ze ja; dan moest hy onderzoeken, wie „ dezelve gefchapen had? en aantoonen, dat meteen van hunne m „ der tyd geworden Goden, met grond, voor den Schepper der Waereld kon gehouden worden. Hy moest hen nog in verlegenheid „ trachten te brengen door het doen van verlcheiden' vragen, als: wie it de Waereld beftierde, eer er hunne Goden waren? wie den eerlten ' ., hun-    ( 7 ) hunner Goden of Godinnen had, voortgebracht f Of er nog Goden? voorgebracht wierden ? en zoo neen; waarom niet? zoo ja, of dan 't 4*} radtrt. HiSïoriï i deef pag; j££> nieuw druk.-  C .8 ) in deezen tyd, zeer dierbaar waren. Doch onze Bisfchop had vooral de Heilige Schriften en andere Boeken nodig om zich van zyn ampt behoorlyk te kwyten. Doorgaans fchreef hy hierom aan de Kloofters in Engeland. Ook verzoekt hy den bovengemelde Bisfchop Daniël, om zeker Boek, vervattende zes Propheeten , in kin are en volkomen Letters gefchreeven, alzo hv door ouderdom reeds merkelyk zwakker van gezicht, de kleine en in een getrokke Letters niet langer onderfcheiden kon. De Abtdis Edburg verzoekt hy voorttegaan, gelyk zy reeds begonnen had, de brieven van Fauj.us voor hem uit té fchryyen en met goude Letters te verderen. Hy bezat ook Verhandelingen over den brief aan de Romeinen en den Ec riten aan de Corinthiërs; doch zou er gaarne uitleggingen over de andere Brieven by gehad hebben. De drukkonst was noch niet gevonden, zoo dat hy veel moeite tot het bekomen der noodige fchrifcen moet gehad hebben, en met het uitfehryven verliep veel cyds. De Kfoolterlingen klaagden fomtyds over de felle koude, fomtyds over de jicht, dat^hen het fchryven belettede, fomtyds ontbrak het hen aan goed pergament. Veeltyds kon men het (legt gefchreeve fchrift nauwelyks leezen. Men ziet uit dit alles dat Bonifacius vlytiglyk arbeidde aan de bekeering der ongeloovigen. Pepyn, Zoon van Karei Martel, Koning Chiiderïk de III. van den troon geftooten en hem in een Klooiter hebbende laaten voeren', het ganfche Staatsbewind dus in zyn handen gefteld ziende, werd te Soisfons door onzen Bonifacius tot Koning van Fraukryk gezalfd, waar uit blykt, dat de Heiligen van dezen tyd niet gefchroomd hebben zich met de neteligfte Staatszaaken te bemoeijen. Men vind aangetekend, dat Bonifacius een merkelyk verfchil gehad heeft met Hildegarius, Bisfchop van Keulen, beweerende de laattte dat het Utrechts Bisdom aan dat van Keulen onderworpen moest zyn, dan alzoo ik de uitllag by geen der Schryveren verhaald vinde, ga ik het onaangeroerd voorby, zeker is het dat na de dood van Bonifacius de Utrechtjchs Bisfchops-Zetel aan het Aarts-Stift van Keulen onderhoorig geweest is. Bonifacius, nu hoog bejaard, vondt goed voor zyn dood, de Friefen, onder welken hy van tyd tot tyd het Euangelium gepredikt had, nog eens te gaan bezoeken. Men vind aangetekend, dat hy, omtrent den Vegtftroom, in eene plaats , Attingohen , misfehien Achtienhoven genaamd, voorheen reeds drie jaaren, zyn verblyf gehouden, en zekeren Gembert, tot zynen eerftenS Discipel gehad had. Ook had hy, ten Zuiden en ten Oosten van het Meer Almari, waarfchynelyk de Zuid&r-Zte, opmeer dan eene plaats, het Euangelium verkondigd, zich hier en daar een geruimen tyd ophoudende. Nu ondernam 'hy, den Rhyn afgezakt zynde, langs de West-Friefche Meeren, niet zon.    C 9 ) zonder gevaar, eeren togt over de Zuider-Zce. Behouden in het tegenwoordig Friesland aangekomen, predikte hy, met behulp zyner Reisgezellen, het Euangelmm met zulk een gewenschten uirflag, dat er veele duizenden van mannen, vrouwen en'kinderen gedoopt en een groot getal van Kerken gèfticht wierden. Eerlang 'begaf hy zich naar Dokkum, hier liet hy Tenten opflaan voor zich en de zynen, en hield er zich eenigen tyd op met prediken en doopen; doch op den 5 Juny 754, dag, dien hy gefchikt had, om den meuwlmgs gedoopten de handen op te leggen, ziet hy zich in den vroegen morgen van een groot deel ier cngeloovige Friefen overvallen. Zyne bedienden loepen terflond te wapen om geweld met geweld te keeren; men zag een vreeslyk bloedbad te gemoet, toen Bonifacius te voorfchyn komende, zyn volk tot liet afleggen der wapenen, de Geeftelykheid tot lyden vermaanende. Hy wierd nevens 53 van de zynen ongelukkig van 't leven beroofd. Onder deezen, was ook zekere Duban ol Eoban, dien Bonifacius te voren aangefteld had om hem in de beftiering van het Utrechts Bisdom behulpzaam te zyn, waarom hy by fommige SchryvêftS den naam van Bisfchop draagd. Te roofzieke Friezen vielen vervolgens in de Tenten des Predikers fleepten de kisten met boeken, die zy'waanden met geld gevuld te zyn, naai- de Schepen van Bonifacius, alwaar zy den voorraad van Wyn en Eetwaaren pionderden en te Ivf lloegen. De Boeken xvierden ten deele m een Poel gefmeeten, ten deele langs 't veld verflrooid; men wil, dat drie deivelven, noch tot deezen dag toe, overgebleeven zyn en m de Abtclye -van fa/da, in 't Aartsbisdom van Mentz, in t jaar 744 door Bonifacius gedicht, bewaard worden. De Dood van Bonifacius wierd door de Chriftenen van deezen oord ftrengelyk ot> de Ongeloovigen gewrooken. Zyn Lyk wierd over de Zuider-Zee naar Utrecht gebracht, en aldaar ter aarde befteld; doch kort daar na door de Geeftelykheid van Mentz, niet zonder tegenftribbeling van die van Utrecht, uit bet graf geligt, naar Mentz geveerd, en in de Abtdve vml'ulda, volgens zyn uitdrukkelyke begeerte, begraaven. Zulk een beklaagelyk einde had deze ieveraar ter voortplanting van het Chriftendom, waar van de waarheid rust op menigvuldige getuigenisfen; Ik heb van deezen beroemden man wat uitvoeriger gewaagd, om dat men er eemgnns uit afneemen kan, • hoe het in deeze tyd hier te lande met den Chnftelyken Godsdienst gelteld was. Willibrord en Bonifacius waren Aarts-Bisfchoppen, maar de vol°ende hebben zich met den titul van Bisfchoffen moeten vergenoegen • zv voerden inde beftiering der Kerkelvke zaaken het bewind^over alle de Nederland/die gewesten, dan het is zeer twyfelachtig of zv in den beginne zich eenig Waere/dlyk Gezag hebben aangemaatW: de groote goederen en ryke giften door Keizers, Koningen en andere vermogende B Lie-  Lieden aan den Bisfchoppelyken Stoel gefchonken, gaven hun de bekwame gelegenheid in handen, om zoo wel in het Waercldhke als in het Geeftelyke, bewind te verkrygen; nadien elk, wien de Eigendom over zekere Landeryen, Gehugten, Dorpen of Sloten wierd opgedragen, altoos begreepen wierd, te gelyk het Gebied of de Regeering over de Luiden, die op deze"Goederen woonden, bekomen te hebben. Deze Bisfchoppen fteldcn aan Landvoogden, Rechters, en andere Amptenaars. Zy voerden oorlog, zy maakten vrede, zy Üooten verdragen, zy oelfenden het recht der Munt, met één woord de Bisfchoppen van Utrecht hadden zulk een uitlleekend gezag als met een volltrekte Souverainiteit overeenkwam. Dan hoe groot het aanzien van deze Kerkvoogden was, waren zy Leenmannen van 't Duitfche Keizerryk, en zy hadden zoo draa het het Pallium of den Bisfchoppelyken Mantel van den Paus van Rome niet ontfangen, of zy moeften als Ryksvorst het Leen verheflèn aan het Keizerlyk Hof, gelyk nog by de Prèlaaten in Duitschland, die te gelyk Ryksftanden zyn, gebruikelyk is. Sommige hunner tekenden zich door Gods Genade Bisfchop van Ütrecht, ten bewyze dat zy geen Vafallen maar Ryksleden waren. Het Bisfchoppelyk gezag wierd door de tyd min of meer befnoeid, toen de verkiezing van een Bisfchop, niet aan éént enkele Kerk, gelyk in andere Bisdommen, maar aan alle vyf de Capittelkerken , namclyk van S. Maarten of den Dom, S. Salvator of Oude Munfter, S. Pieter, S. Jan en S. 'Maria gelaaten wierd : deeze kreegen allengs meer zeggen in het Waereldlyk Bewind over 't Sticht. Zy voerden 't hoog bewind als de Bisfchoppelyke Stoel door een fterfgeval ledig ftond ; de Bisfchop verkoren en ingewyd zynde bleeven de Kanonniken Bisjchops-Raaden ; zonder hunne bewdliging mogt hy* 'geen Goederen aankoopen of bezwaaren, veel min vervreemden. Oorlog mogt hy vooral niet aanvangen, noch iets doen, dat 'er de geringfte aanleiding toe geevenkon. De gevvigtigfteVerdragen wierden ten overftaan der Capitteien gellooten en door hun Zegel bekrachtigd. Naar maate de Oorlogen der Bisfchoppen tegen hunne Nabuuren vermenigvuldigden, hadden ze meer nodig de hulp van hunne eige Landzaaten, niet alleen van den Adel maar ook van de Borgers j'in de Steden ,van hun Bisdom: dat ten gevolg had, dat de Edelen en de Regenten van de Steden allengs meer zeggen kreegen in 's Lands Regeering, en dit is de eerfte grond van die drieërlei Standsperfoonen, die in het vervolg de Drie Leden van Staat hebben uitgemaakt, namelyk de Geejlelyken, Edelen en Borgers der Steden Utrecht, Amersfoort, Rhenen, Wyk en Montfoort, die elk hunne Gedeputeerden zonden ter Vergadering van 'a Lands Staaten, waar van de Bisfchop het hoofd was. Het    Het grondgebied van de Bisfchoppen was, wat het Waereldlyk beflier aangaat, eertyds belloten tusfehen de* Grebbe by Menen en Bodegraven ; dan de Rcomfche Geeftelykheid heeft zich altyd toegelegd om door allerlei konstgreepen. hun grondgebied uit te breiden. De Utrechtfche Bisfchoppen konden 40 duizend Man in t Veld brengen, dat alleen genoeg was om hun Rechtsgebied te vergrooten. Zy wikkelden zich dikwils in Oorlogen eerst tegen de Friefen, daar na tegen de Hertogen van Gelder, maar'vooral tegen de Graven van Holland, en alzoo het geluk der Wapenen hun dikwils diende, hebben zy ook eenige deelen van andere Geweften na zich getrokken. Van daar die uitfpringende hoeken, punten en ftrooken, vooral aan de kant van Holland. Zy bezaten de geheele Provincie Overysfel, daarom het Over/licht genoemd, en het welk daar mede vereenigd is gebleeven tot de fecularifeering in 1528. Zy voerden het bewind ook over een gedeelte van Gelderland, Friesland, Groningen en Drenthe, hoewel zy hun gebied over de laatstgenoemden, niet met rust noch zeer lang hebben kunnen handhaven, Acht en vyftig Bisfchoppen hebben dan eens met wat meer, dan eens met wat minder gezag gedurende de tyd van 924 [aaren dit Bisdom geregeerd. J. de Beka en W. Heda, twee Utrechtfche Kanonniken , hebben derzelver bedryven uitvoerig befchreeven. De laatfte Bisfchop Hendrik van Beyeren, wars van de kwellingen door zyn eigen Onderzaaten vooral door die van Utrecht, gelyk ook vyandclyk overvallen door'Hertog Karei van Gelder, die zelfs zyn Zetelftad had ingenomen, befloot in 1528 zyn Bisdom te doen jecularifeeren, of in een Waereldlykc Heerfchappy te veranderen. Hv l»nd af ten behoeve van Keizer Karei de V. eerst het Waereldlyk en daar na het Gcejlelyk bewind. Hy bedong alleen de Domkerk, het Bisfchop Hof en een Jaarlykfche Somme Gelds. De Graaf van Hoogftraaten ontving de hulde in 's Keizers naam. Deze Vorst had in 1523 Friesland, in 1536 Groningen en Drenthe verkregen, zoo dat hy in 6 Jaaren zonder veel moeite meefter wierd van vier Provinciën. Het Slot Vredenburg in Utrecht wierd om deze tyd gebouwd. Bisfchop Hendrik lleet zyn overige dagen in ftilte, doch zoo men wil, niet zonder naberouw. Willem van Enkevoord een Nederlander wierd door Keizer Karei tot Bisfchop benoemd, hy bevond zich toen te Rome, doch hy kwam niet en is geftorven in 1534. George van Egmond kreeg daar na de Bisfchoppelyke Waardigheid, gedurende zyn bewind begon zich de Reformatie te openbaren, hy beleefde ook die groote verandering, toen Keizer Karei in 1555 de B a re-  C ia ) regeering over de Nederlanden, en dus ook Utrecht aan zyn Zoon Filips d II. Koning van Spanje aflïönd. Fm rik Schenk van Tati.'enburg volgde eindclyk in T56"t. Deze Bisfchop is hier door aanmerkelyk, dat de Aartsbisrchoppelyke Waardigheid, vernietigd zcdert Willibrord en Bonifacius, in hem heeft begonnen te herleeven. De Reformatie brak meer en meer door; Koning Filips meende geen gerecder middel te konnen in 't werk (lellen als de vermeerdering; der Bisfchoppen, ter uitroeijing van dc zoogenaamde Ketteryen; Hy ondernam het getal der vier Bisfchoppen van Utrecht, Doornik, Atrecht en Kamcrik tot XVIII te brengen, en onder deze drie tot Aartsbisschoppen te verheffen, aan. welke de andere Bisfchoppen als derzei ver Sufragaaneti zouden onderworpen zyn; aangaande de vier eerstgenoemde Bisfchoppen ftond die van Utrecht onder den Aartsbisfchop van Keulen, en, die van Doornik, Atrecht en Kamerik onder den Aartsbisfchop van Khekns, bygevolg alle buiten deze Nederlanden, waar over Filips. niet te gebieden' had* Paus Pau~ lus de IV, Ifelde dus op 's KoningS aanhouden, aan, drie Aarts!isfchoppen, één te Mechelen, één te Kamerik, en één te Utrecht, die elk eenige Bisfchoppen van de naast by gelegen Steden onder hun opzicht hadden. Onze Utrechtfche Bisfchop had die van Haarlem, Middelburg, Leeuwaarden, Deventer en Groningers onder zyn" bewind. De fterk doorbrcekendc Reformatie ftremdc hem echter geduurig in de handhaving van zyn verkreegen gezag, zoo dat de geheèle Aartsbisfchoppelyke Waardigheid met zyn dood in i*;8o een einde nam. De Pauzen hebben daar na wel andere Aartsbisschoppen benoemd, doch zyn nimmer door 's Lands Staaten erkend. De Janfeniftcn hebben nog heden hun Opperhoofd, onder den Titel van Aartsbisfchop, dat mem als een fchaduwe der voortyds aan deze Stad verknochxe Aartsbisfchoppelyke Waardigheid kan aanmerken, doch word van de volftrektelyk Roomschgezinden niet daar voor erkend. Op zoodanig een wyze is dan het Geeftelyk met het Waereldlyk bewind verwisfeld. Als overblyfzels van dit Geeftelyk Rechtsgebied heeft men aan te merken eenige byzonderheden aan deze Provincie eigen gebleeven. De Gcèligeerden der vyf Capittelkerken maaken nog een byzonder Lid uit en wel het eerde in rang. Van daar zyn alle die Kerken, Kloofters en andere zoogenoemde Godshuizen, meer in deze als in andere Provinciën. In zodanige Heerfchappyen word de Geeftelykheid gemeenelyk boven andere met veele voorrechten begunftigd. Dit zal mogelyk oorzaak zyn, dat de Kapittelkerken binnen Utrecht fommige Dorpen als Heerlykheden bezitten, waar over de Prooften het hoog of ten minften middelbaar en laag Rechtsgebied oefenen , ja zelfs in fommige Dorpen het recht van Collatie, van Ap-, van Inprobatie in de beroeping der Predikanten behouden hebben. Na -    C 13 ) Na de overdracht van 't Sticht aan Keizer Karei verloorcn 's Lands- Staaten een groot gedeelte van't gezag, dat zy onder de Bisfchoppelyke Regeering gehad hadden. Zy waren zoo wel als de Bisfchop geheel afhangelyk Van den Keizer, van deszelfs Stadhouder en van den Raad of het Hof, buiten welks goedvinden zy niets vari belang durfden onderneemen. Zelfs mogt de Domdecan hen niet befchryvcn zonder kennis en verlof van den Stadhouder en Raad, die de redenen weetcn en goedkeuren moeiten, wanneer men hen dacht te ^doen byeenkomen, waar naar zy door den Raad of door den 'Stadhouder uit 's Keizers naam als Heer van Utrecht befchreevcn wierden. Ook moeiten zy hunne belluiten aan den Stadhouder'en Raade overleveren , die dan oordeelden of dezelve behoorden uitgevoerd te worden of niet. Zelfs hebben zy nu en dan geklaagd, dat zy om geringe zaaken, zonder dat men eenige befcheidenheid gebruikte, befchreeven wierden, ja dat men hen noodzaakte tegen de aloude gewoonte in de Cancelarye of het Hof by een te komen. Van ouds kwamen de Staaten by een in het groot Kapittelhuis van defi Dom, doch onder Keizer Karei en Koning Philips in deze Cancelarye of het Hof, dat toen by Vredenbnrg in het oude Weeshuis zat, fomtyds vergaderden de Staaten wel by een in de Wooning van den Stadhouder, doch na de verandering van de regeering in't jaar 1578 wederom in het groot Kapittelhuis van den Bom. De Vergaderplaats in de Cancelarye^ by Vredenbiyg was zoo onbekwaam dat de Staaten reeds in het jaar 1536 klaagden, dat zy aldaar in geen afzonderlyk vertrek , elk met zynen Staat, konden raadplegen, maar onder defi blaauwen hemel, in regen, hagel, wind en fneeuw ftaan moeften. (*) Zedert is een gedeelte van het Minderbroeders Kloofter verbouwd tot de Vergaderplaats der Staaten en de Staaten Kamer genoemd. Geduurende de troubleu wegens den Godsdienst bekleedde Print Willem de I. van Oranje het Stadhouderfchap van deze en van meer Provinciën, eerst inde naam van den Koning van Spanje, doet» daarna in den naam der Staaten. Deeze Prins werkte door zyn voorzigtig beleid uit, dat, deze Provincie zich geheel aan der Staaten zyde gevoegd heeft, en die vermaarde Unie tusfehen de Provinciën alhier gellooten is. De Staaten verklaarden in 1581 Filips II. vervallen van alle Heerfchappy wegens de inbreuk in hunne bezwoore voorrechten en vryheden, waar na zy de Souycrainiteit zelve aan zich getrokken hebben, en hebben gemeenelyk het zelfde lot met haare Bondgenooten ondergaan, en in derzelver voor en tegenfpoed gedeeld. De Regeeringswyze van deze Provincie is onderfcheiden van die der andere, dat de Edelmogende Heeren Staaten, by welke 's Lands Hoogheid berust, niet uit twee maar drie Leden beitaat, te weten de Geeflelyken, den Adel en den Borger/land. Dat (*) Utrechts Placaatboek 2 deel pag. 972. C  Dat de mcdedèelgenoodfchap der zoogenoemde Geeflelyken in 's Lands Regeenng af te leiden is van de Utrechtfche Bisfchoppen, die de Proojhn, Decans en Kanonniken tot hunne Raadcn hadden, is hier voormet een woord aangemerkt. En daar uit ontdekt zich de reden, waarom dit Geeftelyk Lid in rang 't cerfte is, in de Staatsvergaderingen, naar de gewoonte in de Roomfche Landen gebruikelyk, alwaar de Geeftelyken boven allerlei andere Standsperfoonen beftendiglyk den voorrang hebben. In deze Vergaderingen verfchecnen niet alle de Kapittelheeren, maar alleen de Proost of Decan met de twee oud ft e Kanonniken van elk Capittel, verbeeldende de geheele Geeftelykheid* van deze Provincie in de Staatsvergadering. Na de Reformatie, dieal het gezag der Roomfche Geeftelykheid vernietigde, fchcen dit Lid van zelf te moeten ophouden, gelyk het ook een korte tyd onder Leicesters bewind is afgefchaft geweest. Men zou in den aanvang vermoed hebben, dat deze Capittelkerken met'alle haare Goéderen gèconfiskeert en de inkomften tot andere eindens zouden befteed zyn geworden, dan dezelve- zyn zoo hier als te Amersfoort en te Wyk in ftand en de Goederen onaangeroerd gebleeven, gelyk ook de Kerkelyke Beneficiën van Proost, Decan, Scholaft er, Thefaurier, als mede der Kanonniken met de daar aan verknochte Prebenden op den ouden voet gehandhaafd worden : doch geen Perfoonen worden tot deze Beneficiën toe gelaaten dan die den Hervormden Godsdienst belyden of denzelven zyn toegedaan. En wat hunne gemeenfehap in 's Lands.Regeering aangaat, heeft Prins .Willem de I. al in 1582 vastgefteld, dat deze Kapittelheeren wel Kapiitelsvyze zouden mogen vergaderen, doch eeniglyk over zaken die de beftiering hunner goederen betreffen, zonder zich met 's Lands. regeering in -t minst te homoenen, doch dat door de Froedfchap der Stad Utrecht uit alle yyf de Kapittelkerken een zeker getal Perfoonen den Hervormden Godsdienst toegedaan, aan de Ridderichap zou worden voorgefla'agen om daar uit 6 of 8 te cligeeren, die zoo als van öuds het eer/Ie Lid in de Staatsvergaderingen vertegenwoordigden. Hierom worden de Heeren van dit Eerftc Lid nog de Geiligeerden genaamd. Door Prins Maurits werd in 161.0 bepaald, dat de Geiligeerden zouden beftaan uit VIII Perfoonen, de helft van Edellieden en de wederhelft van Borgers, en dat de Electie uit de door de Vroedfchap van Utrecht gemaakte Nominatie niet eeniglyk aan de Ridderfchap maar ook aan de vier kleine Steden dezer Provincie ftaan zou, hoewel onder approbatie van den Stadhouder. Gedurende de Stadhoudcrlyke Regeering van Prins Willem de III. ia 1674. is in de .wyze van aanltelling der Leden van dit eerfte Lid, die verandering ingevoerd, dat de Stadhouder zonder voorgaande Nominatie uit de. Kapittelheeren der vyf Kerken kon verkiezen die hy de bekwaamde oordeelde: Ook wierd te gelyk bepaald dat de Geiligeerden drie Jaaren na elkander zouden zitten en aan het goedvinden van den Stadhouder werd overgelauten om dezelve, noch drie Jaafen te doen vol-.    C 15 ) volharden of andere in hunne plaats te ftellen.. Dit Reglement is in 1747, 176Ó en 1787 op nieuw beveiligd-; Noch heden beftaat dit cerfte Lid'uit VIII Perfoonen, vier van den Adel en vier van den Borger/land. Betreffende den Adelftand of Rhlderfchap dezer Provincie , die het tweede lid van Staat uitmaaken; Een Edelman moet behalven dugtige bewyzen van Adeldom om befchrecven te kunnen worden bezitten een Ridderhofftede benevens eenige vafte Goederen ter waarde van voor t minst 25000 Guldens binnen de Provincie; op Stichtfen Boclem worden- veele zulke. Ridderhofjleclcn gevonden, ten bewyze dat den Adel van ouds hier talryk moet geweest zyn. Men teld thans 63 Ridderhoffleden, van welke fommige reeds voor zodanige erkend zyn in 1536, andere in 1537, 1538 en 1539 en. andere wederom later. De meeftc dezer Ridderhofjlcckn zyn Leenroerig aan de Provincie zelve, eenige. aan de Graaflykheid van Holland; eenige aan byzondere Huizen en Hecrlykhedcn, bezitten, het recht van vrye'jacht, over den grond, ter afftand van aao Roeden, rondom dezelve, - waar van de fcheiding door „wit geverwde "Paaien word aangewezen. Eenige. onder dezelve zyn echterin vervolg van tyd door verkoop vervallen aan Heeren van den Borger/land, die piet bevoegd zyn van 't daar aan. verknocht recht der befchryving gebruik te kunnen maaken. Het getal der Leden, die uit de Ridderfchap ter Vergadering befchreeven; worden is altyd.niet gelyk geweest, doch doorgaans op VII of.VIII bepaald, die het ganfche Lichaam der Edelen verbeelden,, en deze blyven hun leven lang gedurende in. dien post.. In de wyze der Befchryving is ook dikwils verandering gemaakt, en gaf ook fomtyds gelegenheid tot langduurende verfchillen, tot welke daar na de weg geheel is afgefcheiden, zcderd aan Prins Willem de III. in .1674 wierd-overgelaten om ingevalle van.afiyvigheid van een befchreeven Edelman, *eenen. anderen uit, de Edelen dezer Provincie naar welgevallen te verkiezen,. mits de vereilte hoedanigheid bezittende. Ook vermag de Stadhouder het getal dezer Heeren, met een of meer Leden te vermeerderen.. Van dit tweede Lid is de Heer Prins- Erfftadliouder. in der tyd de Prefideut.. Eindelyk hebben de. Heeren befchreeven Edelen dezer Provincie de beftiering over de Goederen van vyf gewezen Adelyke Jonkvrouwen Kloofters, te weeten van S. Servaas en dë Wittevrouwen, binnen en van Oudwyk, Mariendaal en 't Vrouwen Kloojler even buiten Utrecht. Deze Kloofters zyn voorlang verdweenen, doch de Goederen zyn aan.de Ridderfchap afgedaan,. en de inkomften worden gcdecltelyk ook wederom aan.adelyke Jonkvrouwen toegereikt. Het derde Lid van Staat raakt den• Borger/land en.beftaat uit afgevaardigden-der vy/ftem hebbende Steden.dezer Provincie, als Utrecht,. Amersfoort, Rheenen, ll'yk en Aloulfoort.. De Hoofdftad Ut recht heeft eerst en zelfs tot aan de 13 eti 14de eeuw alleen ftem in Staat gehad;, de vier andere waren- nog byzondere Hecrlykhedcn of nog met. geen, Stads Gerechtigheden voorzien;- dan deze Steden-wierden door de tyd vermogender, ontflocgen zielig van de gehoorzaamheid van hunne — C 2. _ eige-  C 16- ) eige Heeren, en hebben allengs, de een na de ander , deel ïn 's Lands Regeering gekreegen en hunne Gedeputeerden, nevens de Stad Utrecht ter Dagvaard gezonden, en zyn onder den titel van Stad en Steden als 't derde Lid van Staat aangemerkt. De Stad Utrecht brengt ongelyk meer in '5 Lands Schatkist dan de vier andere te [amen, beeft dus hier door ook meer gezag dan deze; ook vaardigd zy meer Gedeputeerden ter Staatsvergadering dan de vier andere te famen, want behalven de twee regeerende Borgermcefleren zyn ook daar by tegenwoordig eenigen der oudfte Leden van de Vroedfchap, gemeenlyk twintig, terwyl uit elk der vier andere Steden niet meer dan twee of drie ter Staatsvergadering verfchynen, ook zyn hier na ingericht de Commisficn ter bywooning van de Vergadering van de Staaten Generaal, Raad van Staaten enz. Behalven de luitengewoone Vergaderingen der Staaten, die onbepaald zyri, naar mate de voorkomende zaken van gewicht dezelve meer of min vorderen, gefchieden de gewoonlyke Vergaderingen tweemaal 's jaars, de eene in den Zomer begint den eerftcn Woensdag in July, en de tweede in de Winter den eerden Woensdag., in December. De Plaats der Vergadering is de zoogenoemde Staaïcnkamcr, een groot en deftig Gebouw, ftaande by 't Janskerkhof. Dè Stadhouderlyke Waardigheid is de aanzienlykfte van deze Provincie. Voor de opdracht aan Keizer Ka/el de V. was-deze Waardigheid hier niet bekend. De Bisfchoppen vertrouwden, iirhun afzyn, de regeering fomtyds aan een Momboir, fomtyds aan meer dan één perfoon,doch Keizer Kareifteldde in't jaar 1534 den Stadhouder van Holland en Zeeland Anthonis van Lalaing, Graaf van Hoogflraaten ook tot Stadhouder van Utrecht aan. Op hem volgde in 1540 Ren6 yan Chalons, Prinfe van Oranje en in 1544 Lodewyk van Vlaanderen, Heere van Praat en in 1547 Maximi'liaan vau Bourgondie, Heere van Beveren en Veere: Koning Filips de II. fteldde in 1559 aan Will e m van Nassau, Prinfe van Oranje, die te Delft doorfchooten wierd, in 1584 en opgevolgd wierd door Joost de Zoele, Heer van Villers, Veldmaarfchalk over 't Krygsvolk van den Staat beooften ,de Maas, die het Stadhouderfchap nog geen jaar bekleedde, hy werd in 1585 in een Gevegt by Amerongen gewond en gevangen genomen; de Staaten iteldden Adolph, Graaf van Nieuwenaar en Meurs aan tot Stadhouder, die in 1589 ongelukkig aan zyn einde kwam, onder het bezichtigen van Buskruid daar de vlam in üoeg. In 1590 wierd IVIaurits, Graaf van Nas/au en gebooren Prins van Oranje tot Stadhouder verkooren. Alle deze Stadhouders hebben deze Waardigheid op verfchillende Inft.ruct.ien bekleed, doch in het jaar 1618 klom het gezag van den Stadhouder Prins Maurits te Utrecht zeer, zyn Doorlugtighaid bragt zelf te wege verandering in alle drie de Leden van den Staat: Prins FreTjrik Heniuk is in 1625 opgevolgd, en vervolgens zyn Zoon Prins Willem de ïL in 1647. Na    C 17 3 Na dcdood van Ihllemdc I/.m 1tf50bIeefdeProvir.de meer danai ponder Stadhouder tot dat Prins Willem de III. tot Stadhouder S Utrecht yerkooren zynde, een gehedmeuw Reglement op deReSno in gevoerd had, waar by de Stadhouder veer^tótólSSSI? Voorzaten immer gehad hadden, Na de doodvildfzen^VogtM 1702, ¥erbondeiï zig de Staaten de Stadhouder looze Regeer/„, te SI ven,dat ftand gehouden heeft tot in 1747, toen door 'tënrariXSSS noegzaamgelyktydigmetde ^ère^cS©lS?S» fteld en opgedraagen wierd aan zyn Doorluchtte MoBeWaWSiSi Willem de iy. van Oranje en Nasj'au en wel met KlSStnW W S i*? Wölge liet Reglement van ïöSSe HS Waaid gheid bekleed had. En in dit zelfde geza* is //co ™^Z ™ gevolgd fa 1751 doordeszelfs toer. nog JSSS0SgSXmSü& DrY,' 1ie m I7f6 ^/^Vaardigheid aarTvaard hÜ^ïSdadcrvkSSd naaml^ der G^^f SI? Utrecht, een uit -dW,** en dc vierde uit eene der drie k éinc Steden beurtelings i naamelyk, een Heer der Regeering dan van Rh S ? / Jhk, dan vzn Montfoort, die e'Öbnttér&élkv'icraedeeliaai- verwan Streng ^auu en 111 t zelve Vei trek der Staaten en wel het n-cheele jaar rfn£r v : ■ i nns k'liradhom er Ent Prefidenr en hrftw *Tr tnovpZ,,«L 7 Behalven meer andere zaaken aan derzelver zor* Soceduurï? ê^V-" 7 H) ****** volkomen fcgaaidl ' 41C in de eerlte inflatie voor de Recht Ir V™ der Steden en Dorpen gewezen zvn Fn ;„ .^ecncDanken w rpcht nwr oiia • i bLVVl-^1-n zy1]- iin in t Lrimmeele oefenen P^Setn'ZeS^ ^'fe'> formatie maakte in deze SH£fvS oPS^g omtrent het jaar 1566. Huibcrt Duil voord nf S d^Stad Ï^SCja^ •** deszndfs had Het nno- «ow „ yoKwemng van de /V«?j van Or«7?/e eenomen had, liet mag cgter aan het gezag van de oude Bisfchoppen wel mede D toe-  C 18 ) toegefchreven worden, dat de Reformatie min algemeen in deze Provincie is doorgebroken als in de meefte der anderen, vooral binnenUtrecht, Amersfoort en Wyk, als mede ten platte lande, vooral in 't Óverkwartier en in 't Eemlande, alwaar zy 't getal der Hervormden te boven gaan; de Hervormde Gemeintens van deze Provincie worden door 81 Predikanten beftierd, waar van 24 in de Steden en 59 in de Dorpen hunne Standplaatzen hebben: deze zyn in 3 Ktasfen verdeeld, als die van Utrecht, waar toe 42, die van Amersfoort, waar toe 19 en die van Rheenen en Wyk, waar toe 20 Predikanten behooren. Ieder Clasfis zend 3 Predikanten en 2 Ouderlingen naar de Synode, die in de eerfte of tweede Weck van September in de Hoofdftad gehouden word; de Leden worden op 's Lands kosten onthaald. Ingevolge de Kerkenordening van Dordrecht in 1619 ftaat het recht van het beroepen van een Predikant aan dc Kerkenraden in de Steden, gelyk ook in de Dorpen, ten zy de Heeren dezer Dorpen het recht van Patronaatfchap hebben. De Kcrkenraaden oefenen dit recht met Correfpondentie der Overheden , als in het verkenen van Handopening, van Ap of Improbatie , dat in de Steden gefchied door de Magiftraaten Montfuort uitgezonderd , alwaar de Gedeputeerden de volftrekte Collatie hebben. Als 'er een Predikant op de Dorpen beveiligd word, word in deze Provincie een Inveftuurbrief door den Beveiliger van den Prediklloel voorgelezen, in naam van Hun Ed. Mogemie, waar door de beroepen Leeraar wettig verklaard word. Wy gaan over tot de Steden. Utrecht komt het eerst voor als de Hoofdftad', gelegen genoegzaam in het midden van de Provincie, aan de famenvloeijing van verfcheide bevaarbaare Stroomen, als de Kromme, de Oude en de Vaartfche Rhyn en de Vecht, door alle welke de af en aankomst voor deze Stad gcriellyker gemaakt word dan voor eenige plaats in gansch Nederland, waar by gevoegd de Landwegen bekwaam voor allerlei Rytuigen. Utrecht is hierom een plaats van ongemeene fterke doortocht, en het is aan deze voordeeligc ligging toe te fchryven» dat men uit dezelve binnen korte tyd een menigte van andere plaatzen bereiken kan. Rondom deze Stad leggen niet minder dan 50 Steden, alwaar men in eene dag komen kan. Dit wierd eens aan Koning Philips de II. in een Kaartje vertoond en beduid, dat alle die 50 Steden onder zyn Gebied behoorden, waar over deze Vorst verwonderd was en een groot genoegen toonde. Twaalf of dertien liggen zoo dicht by Utrecht, dat als iemand fmorgeris te voet de Stad uitgaat, hy in een van die Steden het Middagmaal kan neemen, en te rug gaande zyn Avondmaal in zyn eige Huis kan houden. Vafcheide Schryvers willen, dat de oudfte naam van deze Stad zou geweest zyn Antonia en dit heeft hen te gelyk aangenoopt tot het onderzoek, naar welken Antonius. als Stichter zy dus benoemd zyn ; in de Romeinfche Gefchiedenisfen komen verfcheide perfoonen voor die dezen naam draagen, fommigen denken aan zekeren Romein Antonius, die    C 19 ) die door Keizer Nero in baïlingfehap verzonden, ter dezer plaats een Slot zou geftieht hebben", en het zelve naar zyn eige naam Antonia zou benoemd'hebben. Anderen denken aan Marais Antonius, gehuwd aan Oclavia, de Zufter van Julius Cccfar, en bygevolg zyn Zwager. Antonius verzelde Julius Ccefar in alle zyne tochten door Gallie. Florüs maakt gewag in zyn Romeinfche Hiftorien van vyftig Kafteelen geftieht door den Roomfchen Veldheer Drufus, langs den llinker oever van den Rhyn ; onder deze Kafteelen was 'er een genaamd Antonia, welke naam men dan ontleend wil hebben van Antonia, dc Huisvrouw van Drufus, zoo dat dit Slot dan veeje jaaren voor Chriftus geboorte zou geftieht zyn. Wederom zyn 'er anderen, die de naam van deze Stad aan Keizer Antonius Pius toefchryven. In het jaar 1757 is 'er eene Befchryving van de Stad Utrecht in het licht gegeven door een ongenoemde Schryver, waar in men alle deze gevoelens vind aangehaald , dan latere Schryvers hebben al wat van de naam Antonia is opgegeven als een verdichtzel aangezien, om dat Heda en Beka, nog Buchel die zyn aantekeningen by derzei ver Hiflorie der Utrechtfche Bisfchoppen gevoegd heeft, daar voor geen een bewys bybrengen uit oude Schryvers , die den tyd van de ftichting dezer Stad zelf beleeft hebben. Het is waarlchynlyk toe te fchryven aan het vinden van eenige Penningen der Antonincn, by het beploegen van een akker in de nabuurfchap van de Stad, waarom men wil, dat Utrecht eertyds Antonia zou genaamd zyn. Van geen hoger waarde houd men thans het Vertelzel, aangaande de Wilten, een Volk zoo men zegt, uit Siavonie afkomftig, die daar ter plaatze, zich neergezet, het Kaftéel Antonia verwoest en op die zelve plaats een ander gedicht zouden hebben,'twelk zyïï'iheniurg noemden. Dit zou reeds gefchied zyn in het jaar 186 na 's IJeilands geboorte of daar omtrent. En deze naam wordt, zoo men wil, noch heden bewaard in de Bouwhoeve Wilicnburg,. eea halfuur gaans van Utrecht, dicht by Vechten. Ja dewyl de naam van dit volk by fommige ook Vutten word uitgefproken, zou daar van de naam VultrajeBum en UltrajcBum worden afgeleid, hoewel andere hier liever denken Ulpius Trajanus, die geduurende de regeering van Keizer Domitiaan het opzicht over geheel Germanien had, naar wicn zy eerst UlptrajeBum, en daar na alleen, zonder dep., Utiraje&im zou genaamd zyn. De hedendaagfche naam Utrecht word door verbaftering Uitert of Oitert uitgefprooken. Het woord Utrecht is zelf een verbafterde uitfpraak van de Latynfche naam TrajeBum. — TrajcStum betekent eea Veir, dat is een plaats van gewoonlyke overtocht van een rivier; en deze Stad zal dus, in de Romeinfche tyden, reeds genoemd zyn, ot» dat de gewoonlyke overtocht van de rivier den Rhyn hier was, toendie door deze Provincie, en langs deze Stad rechtftreeks naar de Zee ftroomde; om die reden, wierd zy ook Trcjeaum ad Rhenum,, dat is Trecht of Tricht aan den Rhyn toe genaamd. Het Latynsch woord TraTi 2. jeSum  C 20 3 jeêtum word in 't Nederduitsch onverfchillig 't zy Trtchi of Tricht uitgefproken, en dewyl 'er meer plaatzen in de Nederlanden zyn, welker naamen in Trecht of Tricht eindigen, zoo is die omfclnyving te meer noodig ter onderfclieiding van andere. Maaftricht word by voorbeeld Traje&um ad Mofatn QTricht aan de Maas) toegenaamd: Utrecht word ook van fommige Latynfche Schryvers benoemd Trajckam Inferitts, dat is Nedertrecht, ter onderfclieiding van Maaftricht oïObt'richt dat is Ovcrt richt, en zelfs by Latynfche "Schryvers Obtricum. Ileda en andere Latynfche Schryvers der Middeneeuw noemen dezelve Trajeclum Fetus dat is O tuit recht, dcnkelyk om dat het getal der Feiren om over den Rhyn te geraaken, door den tyd vermenigvuldigde en men daarom dit meest bekenden gebruikt Feir, 't welk reeds zedert de tyden der Romeinen by deze Stad geweest was, met die omfclnyving van Traject am Fel as, (het Oud Feir) heeft willen van de andere onderfcheiden. En op deze laatfle naam heeft men bèhoórïyk te letten, want Traj-.fium Fetus zal na de Friele Taal, welke in "oude tyden, toen de Friefen alhier het gezag voerden- de gemeenc Landtaal was, niet anders clan Oldtrcclu uitgefproken Zyn. Van daar fchynt by Latynfche Schryvers van later tycrde naam Ukrajciïum corfpronglyk. Van dit Obtrerkt zal by verzachting Ontrecht en daar na Utrecht voortgekomen zyn. Alfchoon men aangaande de tyd der (lichting, en van den Stichter zelf onzeker is, blykt het echter, dat de Stad van zeer vroege ouderdom geweest is. Het is waarfchynlyk, dat by het Slot Tra je iru m, dat zyn oorfprong aan dc Romeinen verfchuldigd fchynt, verfcheide Landzaaten zich hebben nedergezet , ter wederzydc van den Rhyn, meest ten Zuiden, ten einde onder deszelfs befcherming beveiligd te mogen wezen; en dat 't getal der Huizen door den tyd vermeerderende, daar uit eerst een Dorp of /-7&u*i r+er detjj%/f*£y vr*^es£jéi -?n suf duin itt^tét^/ /^^«/t.  C *7 ) onderzeer diepe Kluizen zyn. Haazenberg is ilerlyk van witten Ardumfteen opgehaald, en van tyd tot tyd verbeterd/hier in vind men de voornaamfte vertrekken als de Raad Kamer, waarin de Heeren van de Vroedfchap gewoonlyk vergaderen, en dit vertrek is daarom te merkwaardiger, om dat daar in de vermaarde Utrechtfche, Fr ede m 1713 gefloten is. Haazenberg is in 't Jaar 1645 volbouwd, gelvk "n *Y Jn m1 infldc/rontifPice ' boven ^ van de Stad Op de Daklyst ftondcn te voren fpitze Piramiden, dat een zeer bevallige vertooning maakte, ook plagt het toorentje van een niét onaangenaam ipeelwerk voorzien te zyn. Lichtenberg is zoo prachtig met , Wr door is echter de voornaamfte en algemeene ingang! zyndl een deftige witte arduinfteene poort, waarop dl gerechtigheid keurlyk ftaat uitgebeeld, en is ook voorzien van welgefchikte vertrekken Utrecht had dit in de Roomfche tyden gemeen met zulke Steden , over welke de waereldlyke en geesterykeregeerfaofa den perfoon van den Bisfchop vereenigd was, St de8 Stad8 als gnemelde van zoogenaamde Geeftelyken, en dat ze om zoo te fpreeken het Paradys der Geeftelyken was. Ja daïT dooi is re gelyk veroorzaakt, dat binnen deeze Stad een ongemeen groot getal van Kerken, Kloofters, Gasthuizen ter mvvooniS/en rykelyke onderhouding derzei ven wierden aangetroffen, tot geen m& bezwaar van de Gemeente. De Reformatil, welke zoo noodlot?f was, ten aanzien dezer Geeftelyken, heeft daar fa, wel een ™rd££ ge verandering gemaakt yoor 't gemeen, 't welk behalven beviyd van den last om zoo veel Geeftelyken te moeten onderhouden nu ïï*^^-* mefC Van d«e Wlyke gebouw^ X?bcveï van de Regeering gefloopt en de daar toe behoorende rvke goederen aangeflagen en derzelyer inkomften tot wezentlyke noodwenSedeï worden, befteed; des niette min zal het niet ondienftig zvï1 dat wï van de voornaamfte een beknopte befchryving geeven. 7 De eerfte van alle de Kerken was die van St. Thomas: Klaas Kalm een oude Nederlandfche Chronykfchryvcr, fchryft derzelvei üich ong toe aan Dagobert, Koning der Flanken, fa Sjawd^rfStf* na deFrtefen, die hunne heerfchappy tot hier toe hadden uitgebreid overwonnen te hebben; doch zou daarna door dc Friefen, faweer" meefter van de Stad zyn geworden, verwoest zyn. Men vind dc aftekening van deze St. lhomas Kerk in een oude grondtekening van de Stad zoo als zy zich bevond in het Jaar 690, in de befchrvving van Utrecht, door den Heer Bkndeel utgcg^ \ ^tTStlnZ F 3 eerfte  C o8 ) eerfte Kerk alhier moet geweest zyn, waar in der Chrïften geloofsleer gepredikt wierd. ' Naar mate de Stad in grootte en volkrykheid toenam , heeft men het getal der Kerken moeten vermeerderen, en men maakte tusfehen die alle, dit onderfchcid, dat 'er waren vyf Colkgiaak of Kapittelkerken, naamlyk St. Salvator, St. Maarten, St. Jan, St. Pietef en St. Maria. Vier Parochie Kerken , als de Buurkerk, Si. Jacobs, St. Nicolaas en St, Gcertruids; voorts de Kerk der Abtdye van Si. Paulus, dan twee Kerken , behoorende aan Commanderien der geeftelvke Ridderordens, naamlyk eene der Ridderorden van Si. Jan van Jerufakm, welke is dé St. Catharine Kerk, en eene der Duitfche Ridderorder, welke reeds gcllccht is, en eindelyk kwamen hier by een menigte van Mannen en Vrouwen Kloofters en Gasthuis Kerken of Kapellen . waar van eenige gedeeltclyk nog in wezen en andere geheel zyn weggeraakt. De Kerk van St. Salvater of ter eere van den H. Veriosfer was na die van St. Thomas dc oudfte Kerk, dan of zy door Willibrord geftieht is, is onzeker; het blykt uit oude Schryvers dat liillwrorct dicht by de plaats, waarde St, Thomas Kerk geftaan had, een ha peilt ter eere van den H. Veriosfer zou gebouwd hebben, welke Kaf elk ook die van 't H.. Kruis wierd toegenaamd, dewyl daar in bewaard wierd een beeld van Christus, hangende aan 't Kruis, en dat de groote Kerk van St. Salvator naast deze Capeile , die eenige tyd daarna is weggeraakt, gebouwd is door Bonifacius, opvolger van Willibrord; deze wierd ook de Oude Munfter genoemd , als behoorende tot het Kloofter der reguliere Kanonniken , die in deze Kerk den dagelykfehen dienst verrichten moeften. Deze Kerk, die te dicht ftond bv de St. Maartens Kerk, is in het Jaar 1587 afgebrooken, en de Gedachtenis word bewaard in het Oud Munfter Kerkhof, zynde het Plein ten Zuiden de Dom -Kerk; ook word de ftraat, waar door men van de Nieuwe Gracht na dit Kerkhof gaat , noch den Trans genoemd, welke naam gemeen is aan die vierkante gallenen of wandelplaatzén, die men aan alle Kloofters aantreft: alzoo aldaar de Trans of de gallerie van *t Kloofter van Oud Munfter was. Het •Kapittel van Oud Munfter, heeft haare Vergadering in de lakriltie der geweze Abtdye van St. Paulus, de Kanonniken zyn , met den Pr00% , Scholafter en Thefaurier fterk XXII. Aan dit Kapittel behoord het Dorp Vleuten als een heerlykheid, waar over de Proost als Ambachtsheer het gezag voerd, De    C *9 ) Dc St MaartemKerk gemeenelyk de Dom genoemd, is van Bisfchop milibrord geftieht' Men meent, dat de Kapelle van St. Salvator, wegens de menigte der nicuwbekeerden uit de heidenen, te klein was geworden en dat onze Bisfchop daarom te raade wierd, deze tweede Kerk te doen bouwen, die hy aan den II. Maarten, {_Martmus) Bisfchop van Tours in Frankryk, als Patroon toewydde, t welk zou gefchicd zvn in het begin van de achtfte eeuw. Zy word ook de Dcm genoemd *'t zv door verkorting van 't Latynsch woord Domimcum {lemfihmV't welk 'slherenhuis of Tempel zal betekenen, 't zy dat men deszclfs toeweijing aan 's Heeren dienst met deze Letteren D O M. dat is Deo opinio maximo of den allergoedft.cn en maclitigften Lrod, heeft te verftaan gegeven, waar uit zeer wel die benaming van Dom of Dom-Kerk kan gefproten zyn: Hierom worden de Proost, Decan en Kanonniken genoemd Domproost, Domdecan en Dom Heeren; deze Kerk plagt ook de nieuwe Munfter te worden genaamd, ter onderfcheidingvan Oud Munfter, dat de gemeenfte naam van de Sl.Salvators Kerk was. Dan deze naam zal wel meest in gebruik geraakt zyn zedert deszelfs herftelling na den brand van het jaar 1148, waar door deze Kerk ten eenemaal vernield wierd, alzoo die toen in tegenftelling van St. Salvators Kerk, die ftaande bleef, een. geheel nieuw gebouw geworden was. Zy pronkt met een ongemeenen hoogen en cierlyk o-ebouwden Tooren, die zich allerwegen van verre laat zien, hebbende de hoogte van meer dan 380 voeten. Zy is voorzien van drie ommegangen en met een ftompe kap gedekt, die men zegt eertvds fpits opreizende geweest te zyn. Ook heeft ze een fraai Klokkcfpel, en is voorzien van zwaare Luiklokken: deze Doms-Toren is begonnen geftieht te worden in den jaare 1301. en was niet dan na verloop van 80 jaaren, dat is in 1382. voltooid; de gedachtenis daar van is overgebleeven in deeze vier regels,' die in een fteen, aan de w'estzyde van den Tooren, zyn uitgehouwen: Dce men fclireef CI3CCC en een Leyt men van my den eerftcn fteen Daarna CIOCCC en twee en tachtigh Was ik volmaakt, zoo men ziet waarachtig. Deeze Kerk bezat eertyds zeer aanzienlyke goederen ; waar van men de bewyzen vinden kan in de Giftbrieven van Keizers, Koningen en andere aanzienlyke Perfoonen , die rioch voor handen zyn:_ dan door den tyd zyn veele derzelven verdonkerd, en zedert den mgevoerden hervormden Godsdienst weggeraakt. De Kerk vertoond van buiten en van binnen, behalven den ouderdom, een pracht en konst van bouworder die men weinig in -mdere Kerken van Neerland vm- G den  C 30 ) den zal en dit raag geenzints vreemd luiden, als men zich herinnen, dat deze als de eenige Bisfchoplyke Kerk, te MetnpoAtacgch*, en dé Hoofd-Kerk in alle noordelyke Provinciën van geheel Neerland wis Zv was eene der eerfte Kerken die zedert de verandering, in den'Godsdienst door de Hervormden wierd ingenomen en is na dien tyd door dezelve, als hunne Hoofd-Kerk, beftendiglyk gebruikt, alken uitgezonderd de jaaren 167a en 1673, geduurende die 17 maandS?, binnen welke de Franfchen van de Stad en geheele Provincie zfch meester gemaakt hadden , wanneer zy door de Roomsgezinder, zich aangeëigend en door den Kardinaal de Bouillon plecht.glyk wierd fngewvd Dan dit duurdeniet langer dan tot den 23 November des Sgmelden jaars, (welke dag. efn geheele Eet™.als eer.Dankdag in de Stad en Provincie is gevierd geworden), toen de Jongens deïer Stad de altaaren , beelden en andere vercierfelen uit die Ke k w-namen, en dezelve, benevens een menigte fchilderhuisjes door de Franfche bezetting gebruikt, voor 't Stadhuis verbrandden, tot geen kleine fpyt der Roomsgezinde inwooners. En de Dom-Kerk onderging faeen en dezelve dag die merkwaardige verandering; dat daar in den vroegen morgenftondonmiddelyk voor den uittocht der Franfchen, de S eï fe in dezelve bediend was, 's namiddags weder de eerfte PrÏÏicaie daar in gedaan wierd door den Predikant Gentman. Inden fvd waarvan wy fpreeken, was de Kerk nog in baar geheel , zoo Ss zy zich bevondefa had, zedert de laatfte vernieuwing door den Bisfchop Henrik van Vianden omtrent het jaar 1250. Doen al wat men nu daar van ziet, beftaat niet anders dan in \ Choor en de beide krüspanden. Want, het grootfte deel of eigenlyk het fch.p der Kerk fs defi 1 A ig- 1674 door een vreeslyke ftomwind ingeftort, waar door ook de meeste andere Kerken en Gebouwen lammerlyk befch digd wierden ; 't geheele kruiswerk is nu van den Tooren afo-cfchèiin en de tusfehen beide liggende open plaats is flegts met tenSe muur omringd. Sommige willen , dat na den ftorm niets van het ganfehc dak te vinden was , en dat het zelve geheel m de Zuider-Zee zou ^vlogen zyn. Men zag wel eer 111 deeze Keik de b^S^S viu^erfclide Bisfchoppen, ook ze fs van eemge Keizers van 't duitfche Ryk, ten minften wier ingewanden aldaar ter fardé befteld zyn, als van keizer KoenraadW. fa 1039 en van Keizer HenrikY dieyfa 1125 binnen Utrecht overleden is. Men ziet de Sastenls hie: van nog heden in de vloerfteenen gegraveerd, naamlyk &Sradi fecundi\m^t. 1039, en Exta Henriet Qmntt impe5t. iiaS Doch de meesje dezer graflieden zyn door dit^ongeval vaSe d geworden; het Choor pronkt nog met een prachtige Graftombe ^.l;! ™ wit Marmer ter eere van den Lieutenant Admiraal JW- JSffiV»*ïï&>diein een Zeeflag'tegen de vereen,iï    C 31 ) Engelfchen en Franfchen by Soulsbay den 7 Juny 1672. gefneuveld is. In een byondere Kapelle, aan de zuidzyde der Kerk is ook een fraaije Graftombe van Vrouwe Anna Elizabeth geboore Gravin van Falkenflein, die een tyd lang het Bisfcbopshof bewoond heeft en aldaar overleden is. En voor aan den ingang der Kerk van die zelve zuidzyde by het Choor, is dc marmere Tombe der Familie van NelIe flein. In de Confiftorie Kamer vergaderen ook de Clasficaale en Synodaale Vergaderingen. Het Collegie van Kanonniken van den Dom beftaat noch, gelyk van ouds uit 40 Kanonniken, den Proost, Decan, Scholaft er enThefaurier daar onder begreepen. Zy vergaderen in hun Kapittelhuis by de Dom-Kerk. De Dom-Proost heeft den rang voor de Proosten der vier andere Kapittel Kerken. Het Bisfchopshof is een groot Gebouw naar den ouden fmaak, ftaande by de Dom - Kerk in het zuidwesten, welker voorpoort dicht by den Doms-Tooren uitkomt: Het is door een groot voorplein van de ftraat afgefcheiden; de Utrechtfche Bisfchoppen hadden hier in hunne Hofhouding, en hierom is het na de Reformatie door de Regeering aan zich getrokken als een gemeen Stads gebouw, het is een tyd lang door de Gravinne van Solms bewoond, na wier overlyden het in het jaar 1707 verkocht wierd aan de Graavin Charlotta Emilia Douariere van Altenburg gebooren Tremoulle, Vryvrouwe van Doormvaart, na wiens dood het gekocht is door Jonkheer J. D. Baron d'Alblaing, Vryheer van Giefenburg, in welkers Familie het thans nog is. De St. Jans Kerk was de derde der Utrechtfche Kapittel-Kerken, ftaande noordoostwaard van den Dom, op een ruim met Lindeboomen beplant Kerkhof, 't welk van alle zyden met fraaije Huizen omringd is, en een van de bevalligfte wandelplaatzen van de Stad is. Bisfchop Bemulf, gewezen Priefter van 't dorp Oofterbeek op de Veluwe, zegt men, dat deeze Kerk in het midden der Xlde Eeuw geftieht heeft, en toegewyd niet aan den Apostel en Euangelist Joannes, maar aan Joanncs den D^oper toegenoemd, gelyk men zien kan uit het oude Zegel van dit Kapittel, waar op deeze Joannes met zyn hairig kleed word afgebeeld. Zy is tweemaal, te weten in 1148 en 1276 tot op de grond toe afgebrand, en telkens weder opgebouwd. Deeze Kerk, die onmiddelyk onder den Paus van Rome ftond, had een Kapittel van XX Kanonniken, onder hunnen Proost, die, naast den Bisfchop, eender aanzienelykfte Prelaaten van het Sticht was, ook voerde hy gemcenelyk een groote ftaat; Hy had een uitgeftrekt rechtsgebied , rondom zyn Kerk, binnen de Stad. Daarby bezat deze Kerk, .behalven veele vaste goederen, ook verfcheiden Dorpen , in het westelyk gedeelte van 't Sticht, waar over de Proost het hoog middelbaar en laag rechtsgebied oeffende, als vrye Hecrlykheden; het welk zelfs nog ftand houd: Deeze Dorpen liggen alle by elkander, als Mydrccht, G 2 Th or  C 3* ) Thamen, Uilhoorn, Kudelftaart, Wilnis en andere Heerlyldieden, dié "•een Kerk-Dorpen zyn, welke aanzienelyke inkomilen aan de Proost opbrengen. Van de aangelegenheid dezer bediening kan men daar uit oordeelcn, dat dezelve als niet min waardig aan een Vorst geldiat word, want de tegenswoordige Proost is Zyn Hoogheid Frednk PPillem, Erf-Prins van Nas/au Weitbarg; de Kerk zelve, die van.de JNederduitfche Hervormde Gemeente gebruikt word, vertoond zich niet zeer prachtig. Het Choor is merkelyk hooger als de Bak der Kerk , die de gedaante eenigermaate vaneen Kruiskerk heelt, en boven dit Choor Maat een kleine Tooren met een koepel gedekt : de Bak of het Schip der Kerk is van een laater maakzel dan het Choor, t welk uit het verfchil der bouworder zeer wel kan befpeurd worden. In dit Choor is de Stads Bibliotheek , ten diende der Hooge School, waarom zy tweemaal 's weeks Woensdag en Zaturdag namiddag voor een ieder openftaat. Het getal en de hoedanigheid der boeken is vry aanzienlyk, men heeft daar in zeer veele oude, niet alleen gedrukte maar ook met de hand gefchreeven boeken : de meeste zyn uit de kloosters na de Reformatie by elkander verzameld, voornamelyk uit het vermaarde Karthuizcrs Kloof/er dat aan de Vecht gedaan heelt. Zedert hebben 'er anderen hunne 'boekeryen aan gemaakt. Men heelt er ook eenige gefchilderde af beeldzeis van vermaarde Mannen, en eenige borstbeelden van Profesforen, door den konftigen Crejcaut gebootlee.rd, de oudfte Profesfor in de Literatuur heeft doorgaans onder den titel van Bibliolhecarius 't opzicht over deeze boekery, hy heelt eenen tuil os onder zich. '. ' , , Aan den noordwesterhock dezer Kerk is de hoofdwacht van t krygsvolk der bezetting, dezer Stad: welke plaats gevoeglyk geoordeeld is ter oorzaak der fchuins daar tegen overftaande Staaten Kamer. De vierde Kollegiaalc Kerk is die van St. Pieter. Bisfchop Bemulf, Stichter van de St.Jans Kerk heeft die in de XI Eeuw laaten bouwen, Haai- agter de Dom-Kerk, in 't midden van hoog geboomte, heelt ook tweemaal het lot van brandfehade ondergaan, te weeten m 1075, dus zeer kort na derzei ver ftichtüig en in n 48: ook wierd zy 111 1673 door dien zei ven ftorm, die toen AzDom-Kerk deed inftorten, van haar twee fpitzen beroofd, en deerlyk befchadigd, doch in 1675 weder herfteld. Ter Gelegenheid van deze herftelling vond men noen de gralltede van bovengemelde Bisfchop Bemulf, waar in naar de gewoonte dier tyden de Bisfchoppelyke ftaf, ring en beker nog ongefchonden waren bewaard gebleven : en dewyl dit graf toen moest worden weggeruimd, heeft Sn de overblyfzelen naar&een andere plaats verlegd, Men ziet hier van noch een graffchrift 'aan de muur. De Kerk die thans van een Koepd-Toorentje voorzien is, word van dc Waljche Gemeente gebruikt. De    C 33 i De Mark-Kerk is dé vyfde der Kollegiaale Kerker., Traande aan den anderen oord van de Stad, westwaards van den Dom, nabv de Sta£ wal en by eeni ruime plaats die daarom de Markplaatï genoemd word. Deeze Kerk is geftieht ten tyde van Bisfchop ^KoenraadZdó elfde eeuw: voornaamlyk uit een gift van Keizer Henrik IV die in t bemachtigen van Milaan in den jaare 1076 eene Kerk verdelgd haS van gclyke gedaante als deeze en cok aan Maria toegewyd, *t welk hem bewogen had tot het doen van een gelofte om een Welke Kerk te ftichten of hem door den Paus als een boete is opgeleid: men vind de gefchiedems op een pilaar in het Choor met I.atynfch? verfen De Kerk is van een grootfche Bouworde, rust van binnen op groote en dikke kolommen waar van een, zoo men wil, op osfen huiden gegrondvest w; in het plaatzen van de pilaaren ontmoette men een zwaanghc.d ter oorzaake van een Waterwelle, die zich by het graa ven onder den grond ontdekte, en ten eenemaal verhinderde dc fondamenten daar van te leggen: tot dat eindélyk een Bouwmeefter uit Inesland bedacht wierd cm die wellc te dempen door osfen 'huiden Snsch versjcT" zdven ^ c- «varte &r verbeeld, met dk Accipe pofteritas! quocl poft ma fecuki narres ' launms cutibus, fundo folitala colurnna est. ' dat is: Nakomeling.' vertel dit vry, tyd in tyd uil Deez zuilflaat hier gevest met osfen huid op huid. nnrf\Z°Cëd?Cn drarJby' hoewel 'er geloof aan geflaagen woid, dat aan hem, die deeze welie zou wecten te ftoppèn S i5 nen°oeS^tn deïlT? ^ ^ deeZe **** 'gte™ S C SS^^t&^^s^jfi i5lsfchop Krraat r yipnHp ir. vadei van die belooning zich verftoken aÏÏ deoratz^ 9 kind h;ld dood ê^gen; S n £ ?,^ l> Kerk Egt een grafzerk, waar op de gedaante van een kind is uitga ouwen, en daar zou dit kind begraven zvn an- SenbaarïS ^.n rtt^' *e d°01' beloften cn Siften het kil,d «* zonSXr*L^dl,t/ehe™ vervoerd had: desgelyks word onder by- teM°aSrl h^ *?rk h« hoorei van een onophou- ndsch mentSfrlLff P1'?1"' dlcht bv '£ geme,de grafzerk, welk den?r, nd vnf j Z ^ Water> dat raet Z ü * <*n geweld onder tweegronde tlrtS ?erk lü°pen Z0UJ de Marie,Kerk%zd eertyds ïïn L^XÏ et00f"Sj vanwelke de noordelykfte door ftorm «n va gelaakt is, de andere, die ook door ouderdom ten val neigde, H *  C S4 ) is in de voorgaande eeuw afgebroken; doch op het middendak ftaat noch een zeer oud Tporentje, en op het dak boven het Choor is de Keizer Henrik IV. met zyn Kroon en Scepter verbeeld. De Kerk is van binnen vervallen. Men ziet 'er noch eenige oude graflieden; onder anderen die van Bisfchop Koenraad. Men had reeds in het begin van de voorige eeuw beflooten de geheele Kerk, ten behoeve van de Stad te verkoopen; doch op fterk aanhouden van het Kapittel van St. Marie en voorfpraak van de Prins van Oranje, wierd dit beiluit niet ter uitvoering gebragt. Deeze Kerk word thans alleen gebruikt door de kleine Engelfche Gemeinte dezer Stad, waartoe pok Engelfche Studenten behooren; doch alleen het middendeel van de Kerk,, dat met een planke befchutzel in 't vierkant van 't overige is afge(looten. Het ruim der Kerk diend in de kermis tyd tot een plaats, waar de beste kraamen worden opgellaagen, en het Choor plagt tot een Schrynwerkers pand gebruikt te worden; doch diend thans tot een Muziekzaal, waar in eens 'sweeks, te weeten zaturdag avond een voortreffelyk Concert gegeven word , tot welks gehoor al wie wil, voor een Sesthalf worden toegelaaten. Het Kapittel van St. Marie beftaat uit 30" Kanonniken , waar onder ook de Proost , Scholaster en Thefaurier geteld word; in't Kapittelhuis by de Kerk, is een fraaije kamer, waar in de Heeren van dit Kapittel hunne Vergaderingen houden ; doch het geen deze Kerk meest merkwaardig maakt, is een boven vertrek, dat een.foort van Rariteit-kamer is, waar in men zien kan eenige oude kopere afgodsbeeldjes^ die bv de Heidenen als Huisgoden (DU Lares) plagten vereerd te worden ,/drie Hoornen, die men wil, dat ieder van een byzonderen Eenhoorn zyn van een ongemeene lengte; Vorften hebben zélf den eigendom hier van tragten te bekomen. Keizer Henrik IV. zon deze aan de Kerk vereerd hebben; dan ook het zwaard van den Apostel Petrus, waar van de weerga ook te B.ome gevonden wordteen rok zonder naai; van het maakzel als de rok van Christus, fommige Choorboeken, Bullen en andere oude .handfehriften. Doch het geen meest de aandacht naar zich trekt, is/een Bybel, zeer fraai gefchreeven op perkament, m groot folio, beflaande zes Boekdeelen, ieder deel van dezen Bybel zou aan affchryven gekost hebben 5000 guldens, dus ƒ 30000-: -: voor de zes deelen, dat in die oude tyden veel geld was. Toen de Franfchen > in 't jaar 1672 de Stad in hun geweld hadden, deeden zy, zoo men wil, veel moeite om deze Kerkfchat machtig te worden, doch hunne poogingen waaren vruchteloos. Uit de vyf Kapittelkerken gaan wy over tot de Parochie oï her spellerken dezer Stad, derzei ver getal is vier; de Buur-Kerk, en drie andere, die den naam, elk van zyn eigen befchermheihgen, waaraan zv toegewyd geweest zyn, tot heden behouden hebben. De Buur-Kerk ftaat tusfehen de Dom en de Marie-Kerk, de tyd der ftichting dezer Kerk is geheel onzeeker, het is een. oud enzeaf    C 35 ) ruim gebouw, de grootfte van alle de Utrechtfche Kerken; eerr gedeelte is alleen met ftoelen en banken bezet. Voorheen is zy echter noch veel grooter geweëst, dan tegenwoordig, dewyl het Choor tot aan het kruispand toe is afgebrooken om 'er een ftraat door te leggen, en daar in meer ruimte tot het bouwen van huizen te hebben: de aanleg van den Toorn was dus ingericht, dat hy ongelyk hooger opgetrokken zou geweest zyn: dan tot aan den eerften omgang is het werk blyven lteeken, waar op een achtkantige koepel gefteld is; zy wierd eertyds ook de Kerk van Maria de mindere toegenoemd, ter onderfcheidiug van de Marie-Kerk, men noemt ze gemeenlyk nu de Buur-Kerk of Buuren- Kerk, als willende zeggen : de Burger-Kerk, waar in de Burgers der Stad hunne Godsdienst oeffenden: waar uit men befluiten mag, dat deeze Kerk de oudfte en eertyds de eenige Parochie - Kerk van deeze Stad geweest is. In oude tyden plagt de Bisfchop vznUtrecht zig terftond naar zyn verkiezing allereerst te begeeven naar de BuurKerk, en aldaar zyn gewoonlyke kleeding tegen het Bisfchoppelyk gewaad te verwisfeleh. De Stads Banier wierd ook in deze Kerk bewaard. Het orgel is in 1773 weggedaan. De St. Nicolaas-Kerk in het zuiderdeel der Stad , genoegzaam onder aan de Stads wal is een tamelyk fraai gebouw, zedert eenige jaaren van binnen zeer verbeeterd en met nieuwe zitbanken vercierd , heeft twee Toorens, waar van de eene met een doorluchtig koepeltoorentje voorzien is, hebbende een fraai klokkenfpel. De St. Jacobs of Jacobie-Kerk ftaat in 't noordè'inde van de Stad aan de Oude Gracht dicht by de Waardpoort, is een ruim langwerpig Gebouw, zy had voorheen een hoogen Tooren, waar van het fpits door den ftorm in 1674, die de Dom-Kerk zoo zeer befchadigdc, afgcflagen is, zedert is zy met een laage kap gedekt. Wanneer deeze Kerk geftieht is, is onzeeker. Zy rust van binnen op twee ryen ronde pilaaren, en heeft een groot getal van venfterlichten: In de gefchiedenis der Reformatie is dezelve bekend geworden door Huiberi Duifhuis, welke Prielier dezer Kerk zynde, in fchyn van 't Pausdom te verlaaten, eene Leer begon te prediken, die van de Roomfche dwaalingen niet gezuiverd was, 't welk gelegenheid gaf tot veele onlusten. De St. Geertruids-Kerk, doorgaans de Geerte-Kerk genoemd, ftaataan de westzyde der Stad dicht onder den wal. Zy is laag'en gansch niet aanzienelyk gebouwd, nochtans is zy taamelyk lang, heeft drie daken nevens eikanderen, en eenen fpitzen Tooren, de tyd der ftichting deezer Kerk is ook onzeeker; doch het blykt, dat zy al voorhet jaar 1231 moet gebouwd geweest zvn. Ea Tam  C 3*5 ) Van -de geeftelyke Gebouwen gewagende, moeten wy geenzints voorfov gaan de twee Land Kommanderien van geeftelyke Rldderordtns, waar van de overblyfzels nog in weezen zyn , te weeten de Order van St, Jan van Jerufalem en die van de - zoogenoemde Duilfche Ridderorder. Het is bekend, dat in de XI, XII en XIII eeuw een zoogenoemde heilise Oorlog gevoerd wierd door verfcheide Chriften Mogendheden , die ten oogmerk had om het Heilige Land uit de handen van de Turken en Sar aceenen te rukken : by deeze gelegenheid wierden drie geeftelyke Ridderorden in dat Land opgerecht. Deeze Ridders verbonden zich onder anderen tot befchermmg van t H. Land, en in 't byzonder van de Pelgrims, of de Chriftenen., die: uit Europa jaarlyks in menigte overkwamen, om het Heilige Graf en andere hciMe plaatzen in en by Jerufalem te bezoeken. De eerfte van deeze Orders was die der Tempelheeren: de tweede van Jerufalem en de-derde van de Kruishceren of van de Duitjche Ridderorder • deeze Ridders hebben met hunne onderboonge ioldaaten zien in dat Land zoo lang gehandhaaft als mogelyk was, clan toen dit gaiifche Land in 't laatst der XIII eeuw weder verlooren ging aan de nneeloovi"en, waren zy genoodzaakt het zelve te ruimen, waarnaar zv wvd en zyd door geheel Europa zich verfpreid en veele goederen aangewonnen hebben, die Koningen, Vorftcn en andere aanzienelyke Perfoonen aan hunne order fchonken, desgelyks mede in onze Nederlanden. De eerde of dc Order van de Tempelheeren is om het ergerivk ^edrag der Ridders in 131a. door geheel Europa uitgeroeid; maar de L£££ andere zyn noch in wezen , en hebben elk hunnen Grootmeefler, aan welke verfcheide Land-Kommandeurs onderhoorig 7vn - die elk zyn eigen Kommanderie bewoonen, cn derzelver goederen 'bellieren ; welker inkomften zoo wel tot hun eigen onderhoud, nis tot onderhoud hunner Kommanderien der daartoe behoorende Kerken enz. hefteed worden. In de Landen, daar de Roomfche .Godsdienst de heerfchende gebleeven is , zyn de Ridders alle dien Godsdienst toegedaan, en leeven in den ongehuwden ftaat, naar den S van Aumftinus, bezweerende by hunne aanftellmg , de kuisheid gehoorzaamheid en armoede: dan in de Landen, waar de Reformatie is doorgebrooken , Verkreeg die zaak eene geheele andere Santé. In onze Nederlanden heeft men deeze goederen, den Ridlers ontrokken en aan den Adel, en andere aanzienelyke Heeren van deeze Gewesten, alle van de Hervormden Godsdienst overgclaaten: dk? dezelve onder den titul van Kommandeurs noch beftieren eemgermaate'naar de wyze hoe 't zich in de Roomfche tyden toegedragen had, en van die twee laatstgenoemde Ridderorders is de zetel noch heden binnen deeze Stad. De    C 37 5 Dc Ridders van St. Jan, dus genoemd, ter eere van Johannes den y~ Doof er, dien zij als hunnen Patroon erkennen, worden ook genoemd ^ Hospitalier s, alzoo zy in den beginne een Hospitaal te Jerufalem geftieht hadden om de Pelgrims te huisvesten: thans zyn zy meest bekend met den naam van Ridders van Maltha, dewyl derzei ver Grootmeefter op dit eiland beftcndiglyk zyn verblyf houd; 't welk zedert 1530, door Keizer Karei de V. in hoedanigheid als Koning van SiciUtn aan deze order gefchonken is : onder voorwaarde, dat de Ridders dc Chriften Scheepen , die de Middellandfche Zee bevaaren, tegen de Barbaarfche Zeeroovers van Algiers, Tunis en Tripoli, verplicht zyn te befchermen : de gahfche order is in VIII. Natiën, of gelyk zy ze noemen, Tongen verdeeld, die elk hunnen-Groot-Kommandcur of Balyer hebben., De Groot- Komman deur te Utrecht behoorde eertyds onder dc zoogenoemde Duitfche Natie of Tong, dan deeze is zedert de Reformatie daar van afgefcheiden, en nu onder de gehoorzaamheid van den Staat. Deeze Kommanderie, beftaande in een Klooster, met de .daar toe behoorende Kerk , word die van St. Katharina toegenaamd en bezat voornamentlijk in het Sticht van Utrecht veele aanzienelijke goederen: gelyk ook buiten dc Provincie , van welke zy • noch eenige behouden hebben. Deeze KomnanUerïe ftond te vooren op het Vreeburg en dus naby de Poort, die vx\n daar den naam van de Catharyne Poort ontfangen en tot heden behouden heeft: dan, alsKeizer Karei de V. in 1534 aanving, op deeze plaats het flot Vrcedenburg te ftichten, wierd die Kommanderie afgebrooken, en het Karmeliten Klooster op dc lang* Nieuwftraat wierd aan de Ridders toegewezen , welk zedert het Klooster van St, Catharyne genaamd wierd. Zy hebben echter zedert 1602 , na 't overlyden van den laatften H. van Berck, geen anderen Groot-Kommandeur of Balyer bekomen, om dat dc Staaten aan de byzondere Kommandeurs verboden hadden geenen anderen Balyer te verkiezen; na welken tyd de Staaten de zer Provincie de byzondere Kommandeurs zelfs gekozen hebben, tot aan de herttelling der Stadhouderlyke Waardigheid in 1747. De Ridders van St. Jan plagten oudtyds allen van adelyke geboorte te moeten zyn; doch in de veertiende eeuw of eerder wierden al luiden van burgerlyke afkomst in het Klooster van St. Catharyne ontfangen, van welken tyd af de Kloosterlingen den Krygsdienst lieten vaaren en een ftil leeven begonden te leiden, 't welk een andere gedaante aan deeze order gaf, dan die zy eertyds had en noch heeft in de Roomfche landen. De Goederen, waar van het vruchtgebruik te vooren van den Groot-Kommandcur genooten wierden, zyn thans onder de beftiering van een Rentmeester. De Kommandeurs der BaJye fan St. Catharina waren van ouds en zyn noch negen in getal: en ftaan ter begeeving van Zyn Hoogheid den Prins Erfftadhouder, I dee-  C 38 ) deeze" zyn die te Oudewater, te Wemelingen, te Kerkwerf, te Montfoort, te Harmeien, te Weerden, te 's Heerenloo, te /«^ot en te ifotóra?. In vroegere tyden plagten de Kommandeurs elk zyn eigen iTcwzmanderiehuis zelf te bcwoonen, dan deeze Huizen zyn veelal daarna verkocht of vervallen , en fommige geheel weggeraakt. Het groot Kommanderiehuis te Utrecht, tot welk men door een groote Poort van de zyde der Nieuwe Gracht ingaat, word thans gebruikt tot een Hospitaal of Gasthuis voor de kranken, zoo wel van 't krygsvolk als van de borgers, de daarbyftaande Kerk, een fraai en luchtig kruisgebouw draagd noch den naam van St. Catharyne Kerk, hebbende een net doorluchtig Toorentje. Zy word uit de goederen der Konmiandcrie onderhouden. Het ander geeftelyk Ridderhuis te Utrecht word het Duitfche Huis genoemd, als behoorende aan de order die den naam der Duitfche Ridderorder draagd; en waar in geene andere dan Duitfche Ridders werden aangenomen. Dit Huis ftaat op het Springweg by de Marieplaats, het is een oud en groot gebouw met een fraaije Tuin, die zich tot aan de Stads wal uitftrekt, boven de Voorpoort ziet men, ten kenmerk daar van 't Wapen der Ridderörder, beftaande in een zwart kruis op een zilver veld, Antonis van Leder fake van Prinshagen, een Land-Kommandeur ', ftichtte omtrent het jaar 1230 het eerfte Duhfchen huis buiten Utrecht aan de Wcstzyde op een ftuk gronds , dat door Sweder van Ringenherg aan de order gefchonken was ; doch dit Huis wierd door die van Utrecht zelve voor het grootfte gedeelte in den brand geftooken, by gelegenheid dat Willem de IV. Graaf van Holland de Stad belegerde in het jaar 1354. Bisfchop Jan van Arkel verkocht den Ridders in het vólgende jaar den grond binnen de muuren, waarop zy het tegenwoordig gebouw geftieht hebben. De Ridders>dezer order hebben mede hunnen oorfprong van een Hospitaal geduurende den zoogenaamde heiligen Oorlog, door een Duitfcher te Jerufalem geftieht, ten dienfte der zieke Pelgrims van zyn eigen natie: als mede van eene daar by geftichte Kapel, ter eere der H. Moeder Maagd Maria, welke zy tot haare Patroonesfe hebben aangenomen , waarom zy ook Ridders der H. Maagd Maria worden toegenoemd. Haar eerfte werk beftond om de Pelgrims te befchermen, en de zieken in dat Hospitaal op te pasfèn of liever om de bezorging over die oppasfmg te hebben. Na dat deeze Ridders in de XIII. Eeuw mede genoodzaakt waren het Heilige Land, ter oorzaak der overmacht der ongeloovigen te verlaaten, hebben zij zich in Duitschland^neergezet, alwaar zy met veele aanzienelyke goederen begiftigd wier den. Hun is daarna vergund de Landen, langs de Oostzee, als Pruisfen, Kourland enLjfiand, te dier tyd door de Heidenen ibewoond, te be- oor-    C 39 ) oorlogen , onder belofte, van al wat zy overwinnen zouden, &i eigendom te zullen behouden. Deeze onderneeming is hun wel gelukt zy hebben in die Landen, echter als Leen en van Poolen, het obperftê gebied geoenend, terwyl bun Grootmeester zyn zetel had te Marienburg m Prutsfcn Dan dit Pruisfin in het jaar 15ia gefecularifcerd en jn een waereldlyk Hertogdom veranderd wordende; zyn de'Ridders dit en de naby gelegen Landen kwyt geraakt en hebben met hunnen Grootmeefter Walter Kroouberg in 1527 weder zich na Duitschland begeeven, alwaar de zetel van den Grootmeefter zedert dien tvd geplaatst is te Mergentheim in den Frankifchen Krcitz. De Grootmeester is een der geestelyke Ryksftanden van Dvitschland, hebbende in de ryksvergadenng zitting na de Aartsbisfchoppen des Ryks. De goederen van deeze Riddcrördcr, waar van de meeste in Duitschland en in de Nederlanden gelegen zyn, waaren eertyds in XII LandKommandeursfchappen of Balyen verdeeld: van alle welke deeze éine die de Utrechtfche was, na de tyden der Reformatie is afgefcheiden, hebbende met den Grootmeester niets te doen, die anders placht te verkiezen de Kommandeurs en de Ridders, en deeden dan beloften van gehoorzaamheid, van kuisheid en afftand van alleH byzouderen eigendom. Zy Ichynen m t waereldlyke, den Grootmeester, in 't geestelyke den Paus voor hun Hoofd erkend te hebben. Doch toen het waereldlyk bewind over t Sticht aan Keizer Karei was afgeftaan, erkenden ze dien Vorst alleen voor hun Opperhoofd in het waereldlyke. De Hervorming en de verandering van de Regecring hier te Lande, heelt in dit alles nog meer verandering gemaakt. De Ridders deeden geen kloostergeloften meer, en 's Lands Staaten trokken zich het Opperbewind over deeze order en derzelver goederen aan, overeenftemmeiide de verandering der Regcermgwyze die zedert dien tyd in deeze Lalden is ingevoerd. De Staaten gelastten den Land- Kommandeur overteleyeren een ftaat der goederen, en geene anderen dan Riddermaaiigen in de order toe te laaten. Men bclloot zelfs eenige zulken in de order te doen ontfangen, hun deel aan de goederen te geeven, en hen in ftaat te Hellen om daar mede 't Land te bclchermen. Den LandKommandeur wierd naderhand gelast, blyfe van de riddermaatigheid der benoemden vooraf te toonen: geen verkiezing is 'er in het vervolg gedaan, noch iemand in de order ontvangen, ten zy vooraf voor aangenaam verklaard door Hunne Edetmogenheden. Men heeft zelf der btaaten toeftemming noodig geoordeeld tot het verkoopen van eenige goederen der order die volgens de oude ftatuten niet mogen ver- SirTv&H gelykr m 'l 1643' bv het verkoopen der Amïn6 tÜp Yt a van, hooZ en /aaS braven, en in dejaaren 1647 OnV h&kJ,1 l Verko.0Ppg van het Huis te Diereu geblceken is. Uok hebben de Staaten m 't jaar 1616 zich doen vertoonen de tater* I & dar  j-öris doch zy verklaardden, dat zy hier meede alleen beoogden hef welzyn der Order en den dienst van 't Land. De LandË™*S wofdwel uit en door dc Kommandeurs verkooren; dpch iTZet dóov te Staaten worden goedgekeurd, en als 'er een Land^riV buiten het Kapittel der Order verkooren.word, moe v. vnnvnf Oftroov van de Staaten verzocht worden. Uit neeit ook X bte? vei kiezen van een C^*** of Medehelper van f &/ Kommandeur 't zV hv uit of buiten de Order verferen^rdf X vVgemeenelyk de S oo W word vooronderfteld de oudfte te zyn , en deeze u doorgaans de Kommandeur der goederen van.^iW-.r hV behoeft aiTfan geetr goedkeuring van 's Lands Staaten De goederen die tot deTltahe van Utrecht bchooren, zyn onder de Ridders verdeeld en elk hunner heeft, behalven de Eer , de mkomften van . ™n aandeel en deeze goederen zyn noch voor het grootfte gedleltf dezelven, die de DuitfcM Ridders , welken te Utrecht bonden , vin óuds in gemeenfehap plagten te bezitten. Dc RidSnSfcën oudtyds vry te zyn van 's Lands gemeene Lasten , dochPnaS de Sering der Regeering zyn hunne goederer, gelyk die der andere ingezetenen , ook aan de gewoone en buitengewoo- Vef GeKfcht'SEt1 STan Land-Kommandeur en tien Kommamkurf. waar van een Coadjutor is , voorts twee jonkers Kommanaeurs, \ Kommanderie, bekomen, als K%tï'and.Ko,«ma»ia,r en de Corfjuut hebben de «^«gj H« &rJaS de Order gefchonken. Het wierd eerst door de Kamer van &JtGrootmeefter in Pruisften bezeten: in ^SgSSiS aan dc A»/vc van Biesften: doch i&rrna» w« Keppel kocht net: m t aan de mtye van j Utrecht om <*r/« W Rynle I?3^tóeS^v^d^lc^*^ bleeven aan de Order tot guldens. Degoedeicn van aceze « Oröw/V, dezelven Wer van trekt defc«*»«todfi renten, gelyk ook van verïcne:oen ess ssMisafias* ***** *"*"■«• Schelluynen, Middelburg en Selioonhoven, Tfi   BS*  C 41 ) Te Thiel heeft de Orde de St. Walburgs Kerk bekomen tegen verruiling voor eenig ander goed in 't jaar 1328. Het Huis , welk de orde in 't jaar 1270 te Nemers had doen timmeren, wierd toen afgebroóken en naai- Tiel verplaatst. Te Maasland en te Valkenburg had de Orde de Kerk bekomen by gifte van Willem de II. Graaf van Holland in 't jaar 1241. Zyn Zoon Fluris de V. voegde 'er eenig goed by aan den Hofdyk. Hier ftichtte de Orde een huis , welk in 't jaar 1365 afgebroken en te Maasland verplaatst wierd. Te Rheenen bekwam de Orde in 't jaar 1268 de Kerk van Graave Egbert van Benthem en Graave Otto zynen Zoon. Te Leiden is de St. Pieters Kerk door Flor is de V. Graave van Holland, in 't jaar 1287 aan de Orde gefchonken, die'er een Huis by geftieht heeft. Katwyk op den lilpn en Katwyk op Zee behoorden weleer onder de Kerk van Valkenburg, die in 't jaar 1241 aan de Orde gefchonken was ; doch in 't jaar 1378 vcrplaatfte de Land - Kommandeur Splinter Uiten Eng het Komniandeurfchap te Katwyk op den Rhyn, timmerde aldaar een huis, en zette 'er een Pastoor. Te S c 1100t e n in Friesland had de Orde in 't jaar 1299 veele goederen van Friefche Edelen bekomen, en 'er federt een huis geftieht. Te Doesburg bekwam de Orde in 't jaar 1266 de Kerk, die Haar door het reguliere Klooster van Bethlehem, welke tegen haar misdaan had, vrywilliglyk wierd opgedraagen. Te Schelluinen bekwam de Orde reeds in 't jaar 1220 de Kerk met een hoeve Lands, daar zij op ftond, de Tienden van het Dorp, de heerlykheid der Plaatze, een gedeelte der Visfcherij in de Giesfen, en nog drie hoeven Lands van Dirk, Heere van Altena. Ook moet de Orde nog tegenwoordig de Kerk te Schelluinen onderhouden en het brood en den wijn tot het Avondmaal bekostigen. Te Middelburg ftichtte de Orde in 't jaar 1317 een huis en een Kapel, « in de plaats van een huis en een Kerk, die te vooren buiten de Stad geftaan hadden, en aan welken door Floris de V. Graave van Holland en andere Heeren verfcheide goederen in IValcheren en in 't Land van Voorne gefchonken waren. De Kommandeur plagt uit hoofde dezer goederen ter linkerhand van den Graave van Holland'of dcszelfs oud-' ften Zoon te zitten, wanneer de hooge Vierfchaar te Middelburg gefpannen wierd; ter rechterhand zat de Abt van Middelburg. Te Schoonhoven kreeg de Orde in 't jaar 1390 de Kerk en eenig ander goed van Graave Guy van Blois. Zy verkoos de Kerk van Schoonhoven om haare aanzienelijkheid boven dia vm Gouda, welke zij zou hebben kunnen bekomen. Voorts heeft de Orde ook haar Beurt in de aanftelling van eenen Heemraad over den Lekkendyk bovendams. Ieder Kommandeur beeft regt om op de vergaderingen der Orde eenen Edelen Expeclant of Opvolger voor te flaan en in de registers der Orde te doen infehryven. De Land'-Kommandeur mag 'er twee voorflaan: en zelfs nog een, in de plaats van ieder der Ridders die verzuimen iemand voor te flaan: de vóorflag van ExpeÜanten, gefchicd K ge-  C 4* > gemeenelijk om de twee jaaren. Doch niemand mag tot Jonker aangenomen worden, dan die zyne adelyke geboorte en wel met vier kwartieren, twee van vaders en twee van moeders zyde, door eene verklaaring van befchreeve Edelen, welke door dezelver Secretaris of Griffier getekend moet zyn, beweezen heeft. Zelfs mo^en geene zyner kwartieren met baftaardy befmet zyn, ook mogen dc kwartieren, door vreemde Mogendheden edel verklaard , niet aangenomen worden, ten zy men bewyze, dat zulks gefchied is twee honderd jaaren voor dat men zich op dezelven beroept. De Kwartieren moeten bezwooren worden door twee Riddermaatige Perfoonen van onberispelyken huize, uit het gewest, van waar het huis, welks kwartier bezwooren word, oorfprongelyk is of waar het zig ter nedergezet heeft; of zoo 'er zulke perfoonen niet te vinden zyn door twee Kommandeurs van het Kapittel , die de Land- Kommandeur daar toe benoemd. Allen, die als Expeclanten in de Orde befchreeven worden moeten van de gereformeerde religie zyn en honderd ducaaten aan de Order betaalen. De oudfte Expe&ant word Jonker , wanneer by 't afflerVen van een Kommandeur de oudfte Jonker tot Kommandeur' bevorderd word: welk laatfte niet gefchied zonder dat daar toe de aggreatie der Staaten verzocht word: alzoo hunne Edele Mogendheden, eigenlyk Superintendenten of Opzichters der Orde zyn. Een Expectant, die Jonker word, betaald wederom zekere fom aan de Orde; doch noch Expeclanten noch Jonkers trekken eenige inkomften uit de goederen der Orde, de laatfte genieten alleen zekere rustgelden; zeer veele voomaame Perfonaadjen hebben zich als Expe&anten laaten infchryven, die nimmer Ridders geworden zyn, 't welk onder anderen wylen zyn Hoogheid Prins Willem de IV. vader van den tegenwoordigen Stadhouder te beurt gevallen is , deze Vorst wierd reeds in het derde jaar zyns ouderdoms, Expe&ant, doch is nooit Ridder geworden. De gebruikelykheden, met welken van ouds, een Ridder in de Orde ontvangen wierd en die naar de inzettingen der Roomfche Kerk gericht waren, worden nu allen agterwege gelaten. Ook draagen de Ridders het Ordensgewaad, welk wit was, met een zwart kruis beftikt, niet meer. Zy draagen thans tweederlei Ordens teekenen , eerst een goud kruis, zwart geëmailleerd, op een witten grond, voor op de borst, aan een zwart lind hangende; en ten andere een zwartkruis, op een zilver geborduurde grond, aan de ilinkerborst van hun kleed; doch de twee jonkers hebben eeniglyk het eerfte. En dan is tusfehen het goud kruis van den Land-Kommandeur en dat van de Kommandeurs en Jonkers ook dit verfchil, dat het kruis des eerstgenoemden iets langer is dan de andere. Het Duitsch Huis word thans alleen bewoond door den Rentmeester Generaal der Order, doch was in voorige tyden de woonplaatze des Lands-Kommandeurs en is nog heden de vergaderplaats der Ridders y    C43 ) ders, als 'er zaaken van aangelegenheid te overleggen zyn: en ih zoodanige- gevallen heeft elk Ridder, aldaar een bekwaame kamer, tot zyn intrek. Behalven deeze zyn 'er eenige andere vertrekken , die van een gemeen gebruik geweest zyn ; doch thans weinig cierlykheid aan zich hebben: als een groote voorzaal, een gehoorzaal en eene eetzaal, welke laatfte vercierd is met de Beeltenis/en, hoewel in zeer klein formaat, van alle de Land-Kommandeurs, die zedert den tyd, wanneer deze Orde te Utrecht gevestigd is , en voornamelyk zedert de ftichting van dit gebouw, in den jaare 1346, deeze waardigheid bekleed hebben, die rondom de wanden van dit vertrek, naar de Order hunner opvolging, hangen; en tusfehen dezelve is dit onderfcheid te zien: dat de eerfte, die noch van-de Roomfche tyden waren, als knielende voor een Altaar, en de laatfte, zedert de tyden der hervorming, als ftaande worden verbeeld ; de groote Kerk, die voorheen naast de Kommanderie geftaan heeft, is reeds in de voorige eeuw afgebrooken: waar van de plaats nog duidelyk zich laat kennen, aan eenige grafzarken, waar mede de grond belegd is. Dit zelve lot hebben mede ondergaan alle dc Mannen en Vrouwen Kloosters dezer Stad , die %'er in groeten aantal gevonden wierden; zoo verre, dat men nauwelyks eenige Order noemen kon , die geen Klooster of Convent, 't zy binnen of buiten deszelfs muuren, bezat. De daar aan behoorende goederen worden nu tot nuttiger gebruiken, inzonderheid tot onderhoud der Hooge School, hefteed. Onder de zoogenoemde Godshuizen zjyi ook te rekenen de Gasthuizen, en onder deeze munten uit, het Barbara en Laurentius Gasthuis, het Bartholomcus Gasthuis en het Kruis Gasthuis. Het Barbara en Laurentius Gasthuis, het grootfte van de drie, is een ruim en aanzienclyk gebouw. Het heeft zynen voornaamften ingang op de oude gracht by de kraan, en ftrekt zig van agteren uit tot op de neude. Het wierd, in 't jaar 1359 ten dienfte van arme zieken, geftieht door Gysbrecht de Bakker, naar wien de naby gelegen Brug den naam van Bakkerbrug gekreegen heeft. Ook was 'er eene Kapel en eene wooning voor geeftelyke Maagden om de zieken te dienen , bygevoegd. Het bewind over het Gasthuis plagt te ftaan aan een broederfchap van St. Barbara; doch tegenwoordig ftaat het zelvè aan 31 Regenten, twee van welken jaarlyks, by beurten, tot Huismee fiers verkooren worden, en het dagelyks beftier en de vervulling van de openvallende plaatzen hebben. Een der Regenten heeft ook den naam van Potmeefier, en het Kollegie heeft eenen Rentmeefter iri zynen dienst. Thans zyn 'er in dit Gasthuis 10 Mannen, 11 Vrouwen en 9 Proveniers die 'er hunnen kost gekocht hebben, 't welk in de meeste Gasthuizen gefchieden kan. Het Bartholomeus Gasthuis in de Smeeftraat-, dicht by de St. Geertruids Kerk wierd, waarfchynelyk ook in de veertiende eeuw geftieht en m t jaar 1407 merkelyk begiftigd door Wilhm, Heer van Alcou- & a de.  C 44 ) de. 't Gasthuis had, vanouds, een Kapel, waar in een Priefter, die ook verplicht was de zieken tc bezoeken, dienst deed; de Broederfchap van Si. Barlholomeus die uit 24 Leden beftond, had 'er het bellier over; doch thans ftaat het even als dat van het Barbara en Laurentius Gasthuis aan 31 Regenten, waar onder ook 2 Huismeejiers zyn: het gebouw van dit Gasthuis, welk met een klein tooi entje vercierd is, word zeer wel onderhouden, tegenwoordig zyn in het zelve 7 Mannen, 8 Vrouwen en 1 Proveniers. Het Kruis Gasthuis , ook het St. Sebastiaans , St. Adriaans en St. Juliaans Gasthuis genaamd , welk, insgelyks, voor een bepaald getal van oude Vrouwen gefchikt is , welker getal tegenwoordig is vierendertig, is een oud ruim gebouw met eene groote voorplaatsen een kleinen Kapeltooren, het ftaat buiten de Wittè Vrouwen poort aan de fteenftraat naar de Bild. De tyd der ftichtinge fchynt onzeker, fchoon dezelve van fommigen op het jaar 1407 gefteld word. In zekere ordonnantie voor dit Huis word Didtrik Kufche , Kanonik van St. Jans Kerke voor Stichter erkend. Het wierd opgericht voor arme ellendigen te herbergen , naamentlyk zulken , die te laat voor Utrecht kwamen. Het plagt eene Kapel te hebben, die nu niet meer in wezen is: ook heeft men in 't jaar 1579 en federt in overleg genomen om het gandche Gasthuis aftebreeken , 't welk echter door de Huismeeftcrs verbeeden wierd. De Broederfchap van St. Sebastiaan uit 12 geeftelyke en 35 waereldlyke Leden beltaande, plagt 'er van ouds het bewind over te hebben; doch thans ftaat het aan 5 Regenten uit de 5 Capittulen, die de 12 geeftelyke en 9 die de 35 waereldlyke Broeders verbeeldden. Onder deeze Regenten zyn 2 Huismeefiers, in ieder dezer drie Hoofd - Gasthuizen word beurtelings een der Regenten tot noodhulp verkooren. Behalven deeze Hoofd - Gasthuizen zyn 'er nog eenige mindere godsdienftige Stichtingen in en even buiten Utrecht, tot welker befchryving wy nu overgaan. Het Gasthuis van St. Antoni ftaat aan het einde van het Geregt, de Pylswaard, buiten de Waardpoort, op den oever van de Vegt. Het is een langwerpig gebouw, met een hoog pannendak en een klein fpits toorentje , van den tyd der (lichting vind men weinig aantekeningen. Alleen weet men, dat de Broederfchap van St. Antoni, aan welke de bellierjng van dit Gasthuis ftond, in 't jaar 1439 ingelleld en in 't jaar 1515 nader bevestigd wierd. Tegenwoordig ftaat het bewind, over dit Gasthuis aan den Hoofd-Officier en Burgermeefteren van Utrecht als Superintendenten en aan agt Regenten, onder welken twee Huismeeftcrs zyn. Hun is een Secretaris toegevoegd. Het St. Antonis Gasthuis diend zoo wel als de voorgemelden om oude en afgeleefde Luiden te huisvesten. Ook is 'er gelegenheid voor .eenige» om 'er hunnen kost in te koopen. Men teld 'er thans 2 Mannen, 6 Vrouwen en 5 Proveniers. 3 Het    C 45 ) Het Martini Gasthuis ftaat buiten dezelfde Waardpoort, in de bemuurde Waard. Het was van ouds en is nog tegenwoordig aanzienlyker dan bet St. /Intonis Gasthuis, fchoon het niet zeer groot van omtrek is. Het heeft een fpits toorentje, uurwyzer en llagklok. Het wierd geftieht in 't jaar 1454, door. Korfiyn Huisvrouw van Peter Ghcelcn en Jan de Wolf QiiMechteld zyne huisvrouw; doch de broederfchap, aan welke het bewind over het zelve plagt te ftaan, werd opgericht en bevestigd in 't jaar 147a. Voor dien tyd, fchynen de Schout, de Buurraaden en de gemeene Buuren van de Waard, het Opperbewind over het Gasthuis gehad en 'er drie Huismeeftcrs over aangefteld te hebben, die hun Jaarlyks rekening moesten doen. Doch na dat de Stad de Heerlykheid van de Waard in eigendom verkreegen had, zyn de Hoofd-Officier en Burgermeefteren in der tyd Superintendenten van dit Gasthuis geworden. De befticring ftaat aan 11 Regenten, onder welken twee Huismcefters zyn, en welken een Secretaris toegevoegd is. In dit huis worden alleen oude Mannen gehuisvest. Voorheen was 'er eene kapel by dit Gasthuis, die door Bisfchop David van Bourgondien in 't jaar 1480 tot eene Kerfpel--Kerk verheeven werd; doch de Stad, ligtelyk bedenkende, dat zulks tot nadeel ftrekken moest van de Parochie-Kerk van St. Jacob, waar onder de buuren van de Waard behoorden, kantte zig hier zoo ernftelyk tegen dat de twist tot hevige dadelijkheden uitborst. De Stad behield echter de overhand, de Kapel bleef eene Kapel; doch werd in laater tyd afgebrooken, tegenwoordig zyn 'er 12. Mannen in dit Gasthuis. Het Elizabeth Gasthuis, welk tot een Weeshuis gefchikt was, voor verlaate kinderen , zoo veelen als 'er van de inkomften konden gevoed worden , ftond niet verre van 't Catharynen veld, zedert het Vreeburg genaamd, nevens eene Kapel, zoo wel als het Gasthuis, aan St. Elizabeth toegewyd, het werd geftieht in't jaar 1491, door Heere Ever ard Zoudenbalch, Kanonnik en Thefaurier ten Dom en Heer van Urk en Emmeloord, onder beding dat het beftier daar van ftaan zou aan den Domdecan, den Schepen Burgermeeper van Utrecht in der tyd, en den oudften en naasten zyner Erfgenaamen, Vrouwelyken, by gebrek van Mannclyken. Bisfchop David van Bourgondien bevestigde deeze ftichting in 't volgende jaar; doch na de verandering van de regeering in 't Sticht, wierden de Weezen uit het Elizabeths Gasthuis, welk door het fchieten der Spaanfchen uit Vreedenburg zeer befchadigd was, overgebracht in het Regulieren Kkoficr op den Springweg , welk in en na 't jaar 1581 tot een Weeshuis verbouwd wierd. 't Geftieht is ruim en aanzienelyk, en ftrekt zich tot aan de Oude Gracht. Het heeft een groot binnenplein en veele zaaien en kamers. Dc Klooperkerk der Regulieren , die eenen vierkanten tooren heeft met een laagcn fpits, is nog in wezen en word tot Catechifatie der Weeskinderen en tot begraaving van dooden gebruikt. Het Opperbewind over het Weeshuis, met" het Elizabeths Gasthuis famenge- L voegd,  C 4* ) voeSd» gewoonlijk hetBorger-Weeshuis genoemd word, ftaat aan ^«Bewindhebbers ; doch deeze twee zyn tweeëndertig Regenten toegevoegd onder welken twee Huismeefters zyn. Het Collegie helft eenen Rentmeester tot zynen dienst. In t Huis zyn één Binnenvader, Binnenmoederen verdere Bedienden. Het getal der Kinderen word op ruim 90 begroot. Sn tf ™?\J^\l°% vrNyyrM heeft bv zvn beuoote* Testament van Hjuly 1660 het Weeshuis erfgenaam gemaakt met beding, dat uit de inkomften zyner nalatenfchap aan alle Weeskinderen, zoo knegtjens als meisjes, wanneer zy met goedvinden der Huismeeftcrs, uit het Weeshuis zouden gaan om eerlyke luiden te dienen, jaarlyks tien guldens zouden worden gefchonken, tot dat zy zich, met gelVk goedvinden in t Huwelyk begceven zouden, wanneer zy ieder vvftig guldens^ zouden ontfangen; de Wethouderfchap der Stad heeft wvders aan t Weeshuis 111 t jaar 1719 voor een zekere fomme gelds toegeftaan de bank van Leemng te mogen houden, die te vooren door byzondere perlooiien van de Stad plagt gepacht te worden. De inkomften van riet Weeshuis zyn tegenwoordig door aanzienlyke maakingen vrv aanmerkelyk. Het Gasthuis van St. Job, ftaande in de Voorftad buiten de Catharyne poort, is een langwerpig vierkant Gebouw met een hoog pannen dak en twee fchums opgaande gevels. Het heeft noch een Kapel, op welks midden een klein Toorentje ftaat, waar in een klok hangt. Ook worden de Buuren van St. Catharyne aldaar begraaven. Dit Gasthuis wierd aan den vroomen Job toegewyd, om dat het gefchikt was tot geneezing van melaatsheid of Lazarye en andere befmettelyke ziekten; doch thans worden 'er oude Mannen in gehuisvest, welker getal nu twaalf beloopt, behalven 1 Provenier. Men weet den iuisten tyd niet wanneer het geftieht zy; doch het fchynt niet lang voor 't jaar_ 1506 geichied te zyn, alzo de Broederfchap van St. Job in dat jaar ingefteld wierd. In 't jaar 1530 was dit Gasthuis zoo behoeftig, dat de Graaf van Hoogft raten Stadhouder van Utrecht, den Huislezorgeren en Huismeefteren moest toeftaan om twee jaaren lang door 't ganfche Sticht, aalmoesfen te mogen inzamelen. Naderhand is het wederom m beteren ftaat geraakt. In 't jaar 1577 werd in dit Gasthuis tusichen de Graaf van Bosftu en de afgevaardigden van de Stad en de Staaten ter eener, en de bezetting van Vreedenburg ter anderer zvde gehandeld wegens de overgave van dit Kasteel. De Hoofd- Officier en Burgermee/Ieren van Utrecht zyn Superintendenten van dit Gasthuis we k daarbenevens aan het beftier ftaat van vyf Regenten, onder welken twee Huismeeftcrs zyn. De Regentcnzaal in dit Gasthuis is een ruim en luchtig vertrek, vercierd met veele fchilderven; en met het af beeldzel van eenen Jan Kuiper, bygenaamd prahizeer , die den 13 April 1749 m dit huis in den ouderdom van ruim honderd en elf jaaren overleeden is. Het    C 47 3 ; üttLeeuwenbergs-Gasthuis, gemeenlyk het Pest-Gasthuls genaamd is een ruim , lugtig en met onaanzienelyk gebouw , waar toe no* zeventien vrye wooningen _ behuoren: Het ftaat aan de wallen der Stad, een ftuk wegs bezuiden de Maliepoort. Het werd geft cht bv eenen Uiterften W,l van i i Auguftus des jaars r564, gemaakt door Juffrouw Agnes van Leeuwenberg volgens opfchrift in den zyXevd fwintig Regenten onder welken twee Huismeefters zyn, neemen dé beftienng van dit Gasthuis waar; zy hebben eenen Rentmeelhrdie te gelyk Secretaris is : de hikomften van dit Huis Z™fSft menige nomen: * geCn pestziekten Sehecrscllt hebben, 'merkeiyk ^ , H|l/postelGasthuis zynde een ruim vierkant Gebouw, ftaat in de Juffpuwenftraat, digt by de Wittevrouwen poort. Het werd fticht ingevolge van den Uiterften Wil van den Heer en Meefter . Jacob Uit enen g, Deken van Pieter eedaotekend aL *Ó ber des jaars 1564; en de Biöed^jfS^^ werd in t ,aar 1573; opgericht. Tegenwoordig is de Dekenvin St. Pieter Superintendent van dit jToffirbr wmftV -^"cn van Regentcf, onder welkend ffi^^^fwSd1 Zy hebben eenen Rentmeefier onder zig. In dit jfcfr word?n Sf oude Mannen, naar 't getal der twaalfApostelen, onderhouden Beoosten de St. Nicolaas Kerk aan den Stads wal, Ed wel eer een Kloofter van Reguliere Kamnikesfen van St. Agniet weïinf? ]rT^l5rnrngeVOlgwan Cen be(Iui£ Vroedfchap^vïn den 23 Tu Iy 1675 tot eene Wooning voor ouderlooze Kinderen bekwaam ie Regenten levensgrootte worden afrphppU w\ï" ' • ■ ,n . de der voorgaande Eeuw, door oên I?on« 'S m 'if laa,st die ook Regent uit de VrïïfcS, wk- .IfS . C' ?öHan, yan lcr U"T Schilder fL Ma7rS^SrTi&&e^git ^"T L 3 Boek.  C 43 ) Boekhouder, zynde de oudfte in dienst, die het dagelyks opzigt op het Huis, voor den tyd van twee jaaren waarnemen, en jaarlyks rekening doen aan twee gemagtigden uit de Vroedfchap, door Burgermeesteren gefield. Voorts hebben nog vier der Regenten het opzigt op de kleeding en twee het onzigt op de Schooien eu Huis-Catechifatien. Den Regenten is een Secretaris toegevoegd, cn zy hebben een Deurwaarder in hunnen dienst. Ieder Regent is by beurten een maand Preh- dent. Men ontfangt in dit Huis alle Ouderlooze Kinderen, die in de Stad gebooren en in de Gereformeerde Kerk gedoopt zyn, mits derzelver Ouders , of geene Burgers of geene twintig jaaren Burgers geweest zyn. Wanneer zy uit het Huis gaan, krygen zy met alleen een uitzet van kleeding, 't welk grooter gemaakt word als zy eerst Ledematen der Kerk geworden zyn ; maar zulken Ledematen word ook op hun verzoek, het Burgerrecht der Stad, door de Vroedfchap gefchonken Eindelyk worden in dit Huis ook Kinderen befteed door het Burger-Weeshuis, door de Neder duitfche en Franfche Diacomen, en door de Aalmoesfenierskamer, al is 't fchoon, dat 'er geen blyk is, dat derzelver Ouders overleden zyn, 't welk de reden is, waarom het getal der Kinderen in dit Huis veel grooter is dan dat van het BurgerWeeshuis. , . „ , . Nevens het Amhachts-Kinderhuis is een prachtig Gebouw in 1757 begonnen geftieht te worden uit de inkomften eener aanzienelyke maaking van Vrouwe Maria Duyst van Voorhout, dc laatfte van dezen Stam en Douariere van Fredrik Adriaan Baron van Rhede, Heer van Renswoude, die in 1662 te Delft geboren en in 1754 geftorven is, welke Vrouwe haare gantfche nalatenfchap in ruim anderhalf Milhoen beftaande, by Testament in driën verdeeld en wel ter ftichtmg van drie byzondere Kweekfchoolen eene te Delft, eene in sllage en eene te Utrecht verordend heeft; in deze te Utrecht worden twaalf der vernuftiglle jongelingen onderhouden, die binnen dit Huis van bekwaame Mcefters het onderwys genieten in de Wiskunde, als mede in de Teken, Schilder en Beeldhouwkunst: — Het Steenhouwen, het Scheepstimmeren, het Moknmaaken, het Dyhverk, Ac Bouwkunde zoo m t burgerlyke als in den kryg, de Zeevaartkunde de Stuurmanskunst, de Chirurgie of Heelkonst, het maaken van Mechamfche en Aftronomifche Werktuigen, en Honlogien worden onder de vrye Koniten heareenen. Zelfs het Timmeren eh Met zelen van diergelyke Handwerken, zoo ver dezelve tot de Bouwkunde of eeuigen anderen der wemelde Konften volftrekt vereischt worden. Deze Jongelingen worden op onderfcheidene wyze gekleed , en van de erfenis , waar int dit alles gefchied, word afzonderlyk boekgehouden. He ftaat onder opzicht van dezelve Regenten, als die van het Ambachts-Kindchuis. Aaa  Ven YooimttZj dvyfttfïtiutKjj f*ft^Z/Zièth*. 4* SttMi Sy'^Jï/in hnrr> *Jjfmf AHthhn. i+) maq tlintyO 1?6-'t*-'tifo/?i -Brti/ti/ri*'. ^""fr '*^t7/i).dj '//////• u/a. P<'f, deA*£^creatyr 'rxart-. éianhjfa xuLkei>,iir'4c>i Xt v i>i>ni g a rtjtstèV^, &$J»v>1i>i Sla, Jati-i TT€4 da f de '/rtfornjfën, hi/Mut m 'hïJhlrvkn* '4i/*m *"\; <*i**1 **** wtói • "nA' * 'ncn rici/r-êrrhy yt/fatslefib, «üdta (Üptfyd ^> «\>nx«.', &fyfó»n \*umwf ■v/~, r/ie^j J^S»/c/ir^ ^ . Aet 7jtJln-.-1.iw, fdi UttimMu c/i S's-iluHtjtetM)' Kn, ■ïem Canier, die verfcheide oude Grielcfche Schryvers niet aantekeningen verlykt heeft: Joannes Cuyckius of van A ajk, die eenige oude Latynfche Schryvers heeft uitgegceVeti. Joannes Lensden beroemd omzyneervaareBis in de Oofterfchc Taaien; L amber t Veldhui Jen, die Se Geneeskonst geoefend en veel over Godgeleerde en Zedekundige Stoffen gefchreeven heeft: Gerard de Vries van wien verfcheide Godgeleerde en Philofophifche Werken voor handen zyn en zeer veele andererDe vermaarde Remonftrantfche Predikant Joannes UtttenboYaardïs ook te Utrecht ter waereld gekomen, en men zou gaarne eene der Èeleerdfte Vrouwen daar by willen voegen naamlyk die Vermaar, de Tonkvrouwe Anna Maria Schuurmans; by aldien men 111 t zeker daarop kon aangaan: danfommigen willen dat zy te heulen zou ge1 noren en ncch zeer jong zynde, met haaren Vader naar Utrecht ove &mei 1 garfden besten tyd haars levens is blyven wonnen tot dit zv cindelvk zich vervoegde by dc afgedwaalde kudde van den berSten Jan 'de Labadie, en te Winverd m Frieslanden^ is. Van de Utrechtfche Geleerden, die onlangs gebloeid hebben of nog keven, gaan wy voorby om niet te wydloopig te worden He is gewisfclyk aanmerkenswaardig, dat binnen deze Stad, welke geduurerile de Bisfchoppelyke en daarna Aartsbtsfchoppelyke regeermg, een1angen tyd de Hoofdzetel was geweest van 't Pausdom ten aanzien van alk de; Vil Noordelyke Provinciën dezer Nederlanden, in den iaare 1^79, door toedoen" van Prins Willem I. van Oranje het Ver\^n%nv9Verbond (Unie) tusfehen de Staaten dierzelve Provinciën, gTSfwerd; dieWgrondüag tot de vrye oefening tot den waare" hervormden Godsdienst leggen mogt. Vermoedelyk is deze Mad, ter ver icluing van dit heilzaam werk, beftemd geweest: dewyl zy, als te iridde der andere Provinciën, 't bekwaamst daar toe gelegen was. Do 1 deze VereehigMg (Unie) welke aan de VII dies yds veibon1 e Provinciën, beftendiglyk, den naam van Vereaugde Provinciën toegelegd heeft, is Utrecht zeer merkwaardig 111 de Nederlandfche Ge- rè|2e zaak v?Kdere natuur was't voorgevallene in den jaare 167a; ris Koning LodevykXlV., met zyn zegepralend leger, tot aan t dorp Zeht tot in het hart dezer Provincie doorgedrongen zynde; de Magiftraat van alle middelen van tegenweer zich ontbloot bevindende , AflevaardisdenX.ot den Verwinnaar zond, met aanbieding van onderweS & dnde hunne Stad en omgeleegen Landftreek, van verdere gewcldfdige mishandelingen, te doen yerfchoond blyven: gelyk dan Tz Hertog van örleans, verzetd van den Markgraave van Rochefot t denTTufv van deze Stad bezit nam, Hellende dien onder bewaaring van" omtrent tien duizend Man van 'sKonings Krygsbenden, waar na de Koning zelf den 5 dierzelver maand volgde. zy    C 61 > Zy werd zedert dien tyd, dcor den Hertog van 'Luxemburg a&Gouverneur^ en den Overfte der Franfche Zwitsers, Stoupa, als Commandant beftierd: Na dat de Wethouderfchap en Amptenaars van de Provincie den lied aan den Koning hadden afgelegd, vergdernien hun het Krygsvolk van den Staat, welk door de Provincie plagt betaald te worden, deïwaards te ontbieden ; de Staaten belastten dit by Placaat van den 20 Juny door uttdrukkeyk bevel van zyne Alkrchriftelykjle Majefteit, den Koning van frankryk. De Afgevaardigden ter Gtneraliteit werden ook terug ontboden tut den Haagc, en verfcheide andere Luiden van middelen en aanzien, die t gevaar ouwe-eken waren. Doch weinigen durfden zig veitrouwen in de Provincie, alwaar hunne Goederen, midlerwyl, beflaagen, hunne huizen door t rranfche Krygsvolk ingenomen werden. Men moest, eerlang den Intendant eenen Staat van 's Lands penningen en van de inkomden en lasten der Provincie leveren, en, onaaiigezien de herhaalde vertoogen van deszelfs armoede, aanzienlyke fomrnen opbrengen. De meeste Amoten werden met.hegeeven, dan met kennis van den Intendant, die er veeltvds perfoonen toe yooifloeg, en zelfs in February 1673 vorderde, darmen me opengeyalle plaatzen in 't Hof met perfoonen vulde, die den Roomicrien Godsdienst beleeden, en toen de Staaten hier mede draalden, Helde de Koning zelfs,- wat lanter, den lieer Kornelis van Wyker/Ioot, die Roomsgezind was, rot Raadsheer aan. De Staaten nettooien, na ryp beraad, m s Konings Wil te berusten, en deeden Wykerjloot den Eed afneemen. lJe srpeilingen van geld en de verdere oveiJast, welke de inwooners van Utrecht geduurende die Franfche inlegering geleden hebben, waren onbtlchryfjyk, en de Roomschgezinden hadden tegen hunne Verwachting hier 111 geen t mmst voorrecht, boven die van den hervormden Godsdiens-' a i^'",c, °?erheerfcl"ng d"urde omtrent 17 Maanden; Het opdekken der Uuitfche krygsmacht deed den Koning belluiten tot bet ruimen van de irovincie en andere overwonnen Plaatfen. De Bevelhebber Stoupa gaf den Staaten kennis, dat hy last had om de Provincie te verlaaten, te-plun- dnnrnrPtJLP?•* brf c^V °°k *TbeveI &eSeeven om den Lekkendyk 1pi h,«l a™^ cleJS,.lll^n aa" de. Vaa"te vernielen. Doch men vei ftond i^L Jf ï' dat de gedreigne verdelsir.g met geld zou af te koopèr/ zy», De wn NT vordIe'de vyf honderd duizend guldens van de Stad Utrecht alleen. Na veel handelens, beloofde men eindelyk voor de ganfcbe Provincie1 vier houierd en vyftig duizend guldens te zullen opbrengen, twee honderd en-vyftig duizend guldens in gsreeden gelde, en de overige twee honrXL -e]Ui- ^]]derns voor het eil,de van January aanftaande.' De VroedIJl E fng' 10 ler;ootl' door de Stad> om de gemeente te vwmaanen tot het opbrengen van haar aandeel in deeze fomrne, bv wege van Leïning tegen zes ten honderd in't jaar. De Bevelhebber Stoupa verzeker Ie I' dun waf TZl-en"me^gTn-' t0t dat hem heioöfde geld voltiaan was, t welk nier voor April des laars 1674 kon gefchieden Ondertusfchen hadden de Fxanlcheu de Stad Utrecht op dén «November 1673 ' ^ Vtï-  C 6-a ) uerhven. eerst het Voetvolk, en daarna delluitery, door de Wittevrout- wennoort ; bv welke gelegenheid de Kolonel Stoupa .aan de Heeren der ReSS dcwe korre aanbraak deed: Ik geef UI. de Sleutelen weer over,, 'bewaar ze beter, en. bid God,, dat wy nimmer wederkomen.. Geen kiene h-denkelvkheid baarde het by de algeraeene Staaren, vooral, die wegens Holland ter" dezer Vergadering waren afgevaardigd, om deze berc/en's de andere Provinciën wederom in de Urne aanenecmen. Zelrs fcheeu het in de i aanvang dat zv als een verwonne Landfchap, onder de freerfcHappy van Nederlands Genieenebest, ter zeiver wyze ais de GenerchVilein-Landen-, zon wotden aangemerkt en behandeld. De. Staaten van Holland wilden bet wistelyk gedeelte van 't Sticht, al wat lusTcbeq en ach'ter hunne eigen Provinciale Vestingen, Schoonhoven, Oudewater, lt oer* dén enz gelèg&n was, aan hunne ei;e Provincie trekken. Zonder de becu ifttato Aan VfmhWillem delll., aan wiens bellisfing het Lot dezerErt> vincis genoegzaam was oyergegeeveo , zou de uitkomst ongetwyfeld min voordeelia ten aanzien van dit gewest geweest zyn. Deez Prm> br cht h-t zoo verre, dat Utrecht weder als een Lid van Staat, cn wel in den zeiven rang, welken zy te voren bekleed had, in de Unie, mits diz.lve on nieuw bezweerende, zou worden aangenomen, zonder dat eetug deel van die Provincie wierd afgefcheurd. D )ch in 't verdrag van so April 1674, waar'door men Utrecht weder in de Unie aannam, wierdea eenige voorwaarden selte'd, welke men niet vermoedde, de Souveraimteit dezer lrovincie te benadeekn , nis den afltand van eigendom over zodanige Piaatzen op welke die van Holland, geduurende den jongstleden Ooilog, eemge Sterkten hadden opgeworpen, met den omkring van 1 co roeden1, biutm de^e've. Üe volle viijneid aan die van Holland, om, ingevale cc nood t vorderde, de Stichtfc'h- Landen te'mogen onderwater zetten i cie fcrkenterisle van 'c Hof van Holland als een Raad van Appél. Veifclmlei. over berbyk en Heemrecht, betreffende zoodanige wateren, die over den Hol% 'ndfche bodem hunne uitloozing hebben, enz. alle welke voorwaarden doof dl nieuiSings aangeftelJe 'leden der veranderde Regeenng, hoewel, niet zonder tegenkanting, zyn aangenomen geworden. De Oorlog ov?r de Spaanfche Kroon begonnen 1702, eindigde met eene Vrede, die te Utrecht in 1713 geflooten wierd: de vergaderplaats der afgezanten was de groote raadkamer op het Stadhuis, waar de Vrede, tusfenen M t de belanghebbende Mogendheden (den Keizer uitgezonderd) den 12 April !fcnachts getekend wierd, waar van de voorwaarden noch den volgende morgen naar 's.Hdge. aan Huj Hoog Mogende, ter ratificatie, wierden toegezonden.. Men.    C 63 ) Men zag in die tyd een groote toevloed van Ingezetenen en allerlei vreemdelingen op de zoogenoemde plaats of voorplein van 'c Stadhuis -, om inzonderheid by't fcbeidefi der b'jecnkoinften, .alk die Gevolmag igden tor dit Vredes-Congres, benevens derzelver koetzen e» prachtigen (loer hunner bedienden, te aaufchouwen. Gereedelyk kan men zich verbeelden, dat deeze Vreedehandeling, den ingezetenen veel voordeel toegebragt hebbe. waar door de fchade, 40 jaaren vroeger, door den inval der Franfchen geleden,, hun rykelyk vergoed wierd: niet alleen , ter oorzaake der veruering van levensmiddelen,"en andere koopwaren, maar allermeest van't verhunren der aanzienelyklle lunzen; welker veelen, geduurende dien tyd, zoo veel geld aan huur den Ëigenaaren toegebragt hadden, dat de waarde derzelver hun genoegzaam betaald was. Ze iert dien tyd heeft men ook befpeurd ,. dat deze Stad, ten aanzien der gebouwen merkelyk verbeterd is: Ine wel men daar uit geen verbetering zag gebooren worden, in de zeden der inwooners, die daarentegen van de pracht Qn weelde , welke zy dagel\ks gezien en fommigen zelfs bygewoond hadden, te veel overnamen, en zedert dien tyd in hunne levensmanier deeden blyken. Deze Stad is ten allen tyde met eenig krygsvolk bezet geweest, doorgaans een bataillon van een regiment, terwvl het andere baraillon naar Amersfoort gedetacheerd word, en behalven deeze ook een of twee esquulrons Kav dictie. De Paradeplaats is op de Neude en de Hoofdwacht der Infante,-ie op de zyde derjanskerk, fchuhis tegen over der Staaten Kamer: ten einde, in den tyd, als de Staaten der Provincie hunne gewoonlyke byeenkomllen hebben, (wanneer het Vendel mede optrek') telkens by het openen en tcheiden der vergaderingen te falüeeien en de trom re roeren. Wanneer 'er geen byzondere Gouverneur van de Stad is, bekleed de eerde Burgernieefter deszelfs plaats, en geeft in die hoedanigheid het wachtwoord aan hst Krygsvolk.. Behalven de Krygsbezetting is 'er te Utrecht ook een Schuttery, dan alhoewel dezelve zedert het Jaar 1787 ongewapend is, achten wy het echter niet ontlienllig een en andere byzondetheden hier van mede te deelen. De burgers van Utrecht werden in oude tyden voor een groot gedeelte aangemerkt als eene foort van Edelen of Knaaren van den Lande. Zy droegen hieiom den naam van Dienstmannen van St. Maarten of St. Maar-unsmanncn, en waren als zoodanig in de oudfte tyden, gerechtigd tot de Jacht, lchooh deeze hunne vryheid naderhand dikwils zeer befnoeid is gewórde: : /y mogten van hunnen dagelykfehen Rechter, zynde den Raad, als Hoef heer of Overheer der burgeren of de Schepeüsbank der Stad, P a niet  C 64 ) «iet af, en voor eenen vreemden getrokken worden, behalven, ttiVchten in eenige weinige gevallen, die de Bisschoppen alleen wilden beregten, of die geoordeeld wierden. tot de seeftelyke regtba k ie behooren. 't Stond niemand vry hen. tusfehen de Noode en Boodegraave , zynde de oude grenzen van het Ncoerlticht, dat is rn dfe gantfclie Provincie van Utrecht., en met naarne niet in de duiten geregten, on ter de vryh'-i1 der Stad behoorende, in perfoon of goedïren te bekommeien of te arrefteeren. Men mocht hen niet in de gevangenis leggen, winneer zy botg konden en wil* den (dellen. Zy waren niet verplicht den Bisfchop birten de Stads muuren ter heirvaart te volgen. Deeden zy 't, 'c gefchieddé vrywilliglyk. Zy nrieflen om de volkomen voorrechten van het Bnrgerfehap te genieren, binnen de muuren woonen. De inwooners van de Stads vryheid. buiten burgers geheeten, wiren dikwfls aan de kwcllaadjen van des Bisfchups Maari'chalken onderhevig, waar tegen de Raad der Stad hen niet zoo wei befqberm-n kon. De Molenaars alleen , die de Stad niet misten kon , wierden, fchoon buiten de muuren woouende, als binnen burgers aangemerkt. Toen de Jaarlykfche Regeering door de Gilden piagt verkooren te worden , en niemand Regent kon worden, die geen burger was, welk laatfte noch tegenwoordig plaats heeft; werd vasrgejteld, d3t niemand burger kon worden dan die het een of't ander Gild gewonnen had, hier ui', ontftond, dat veele Edelluiden in de Regeering zoekende te komen, genoodzaakt waren zich in 't een of ander Ambachrs Gilde te begeeven; 't welk aan deeze Gilden veel voordeel en aanzien gaf. Doch toen de aanfteHing der Wethouderfchap den Gilden onttrokken wierd, ftelde men regt het'tegendeeJ vasr, te weeten, dat niemand Gildebroeder worden kon, ten zy hy eerst burger ware. Die burger wilde worden, plagt zulks, van ouds . een Jaar van te vooren, te moeten verzoeken; Gereformeerde Predikanten en Profeiforen WO'd het Burgetfcfup vereerd. De Vroedfchsp oordeelt!, of iemands verzoek om Burger te worden behoord te worden aangenomen of afgewezen, Zy let vooral, of zulke», die 't Bwgerfchap verzoeken, of derzelver kinderen ook gevaar loopeti van'teenigen tyde ten laste van de Sta i te vervallen. Het Burgerfchap word niet rfaa om byzondere redenen verleend aan Roomschgezinden, behalven aan die binnen de zeven Provinciën gebooren zyn. Die zonder in 's Lands dienst te zyn, jaar en dag uit de Stad blyft, verliest zyn Burgerfchap, ten ware by zekere lasten bleef betaarjen, en eene wooning en vuur en licht in de Stad hield. De burgers van Utrecht genieten ook vryheid van verfcheidene tollen, en hebben noch anoere voorrechten , alle welken te wege gebragt hebben, dat het Burgerfchap alhier, van ou is zeer begeerd geweest is. Veele Edelen zyn tot bmgers van Utrecht aangenomen geweest. Paus Adriaan de VI. heeft het ?ich tot eere gerekend, da' hy een geboorr Utrechts purger was, en IVillem de II. Graaf van Holland en Roomsch Koning zelf, heeft zich als uurger van Utrecht haten infehryven. Onder    C °5 ) mder de BörBWV van Utrecht was van ouds een Genootfehap of Gilde Schutten, gelyk zv genoemd wierden. Hens onzeker van sciui i«tc oVericbt. Doch 't is er reeds geweest in het Sdende ?^ÖT^?82te Wulven hielp winnen Men nam SfgSÏ. dit Gilde aan: fomtyds ook Adelyke Perfoonen en T lulden [pooren [panden, >f derzelver kinderen ; doch ook zulken, die £jf?S5«Xï«»«^w» ^«genoemd wierden Niemand S ta het Schutters Gild aangenomen , of hy moe», 'f'>ms.h*&™ Z ''aar 1444 vasteelWd wierd ^ betttkn, en daarenboven aan 'U-üTtvcTpond Wasch en^aan den bade Wc fi™£™*™^$& H«.r Srhutteren is niet altoos oen groot geweest. In de oudtte ty.ien peiiey S,ÏS%, vierhonderd. Doch 't ^ff^^^Jl Raad het in 't fair 1408 wederom op vierhonderd bepaalde. v£ca J-J, ^jfe'S^^p' dii getal We\vyf honderd zestig en jyf ^rd en zeventig waarom de Raad belloot alle de Schu ters af czeaen1 en ZfStonderd aanteneemen , onder welken 'er g-^^ ^uden . die, binnen vyf jaaren , buiten bewilliging des Raads , ot Sc.hu ers wa %M faXWfO*er% Homansboven zich hadden. Zy wierden gebruikt ^J^vtU* burgers, doch fotmyds ook al een, ten Oorloge ™ Kuit nitreeaan Als zv nevens den Raad en de a'.aeie ouigeis, ^^T83^»« "an hun Gilde gefebaard wierden =ken Melden de Raad en Gilden met de Stads wimpel aan 't hoofd de vonhoed;, en de Schutters met de Schutters wimpel de agterhoede. Van dn, buit, 't zv deVelve in wapenen , vee of iets anders bellondt, kr.egen d<- Schnt tPrfhiS nande"l. Ook werd hun, als zy i'htiis kwamen, ecu mingelen Si denVffi^en^dlfcó Homan en twee Baniérdraageren twee m& Té^m^Shli^, gefchonken. Diergdyk gefchenk kreegen «y fis zy e papegaai fehooteu, óp St. Maartenmisfe en op ^rs-Avond. ^ft bunnen b?d? te kieeden, tot kaaien, en tot ^f^^^^ werden hun ., van Stads wege, zestienJonden toegelegd, die iade hand op na» de papegaafgefchooten werd, wordende hy, die ^ voor Koning verklaard, De Doele word geoordeeld omtrent ^ lohelteeg Jo°rt geweest te zyn , alwaar men nog tmce.-JUm vind de wyde en en Je Doele genaamd. Ook heeft de Stad m 'r jaar 1644 een werknus, agte  C 66 ) het Doelhuisken by de Tollefteegpoort ftaan Je, verkocht: veelligt het zelfde , welk uien in of omtrent het jaar 1588 in den Doelt van Manenburg had doen timmeren, 't Schynt dat deeze Doele oudtyds met geboomte bezet geweest is: alzo by zekere keur van den iaare 1444. verboden word geen wasfende Boom of hout uit den Doelen te houwen, dan alken rife van den wilgen die knoetbaar zyn. Het Genootfehap of Gilde der Schutteren fchynt in (land gebleven te zyn tot op den tyd van de verandering der regeering hier te lande. In 't jaar J578 vindt men reeds gewaagd van acht Burger-Hopluiden. Ook werd toen gekeurd, dat alle mansperfoonen, boven de 18 en onder de 60 jaaren, gehouden zouden zyn de Stad te bewaaken. \ Is dethalven te vermoeden^, dat het Schutters Gilde toen reeds afgefchaft eal geweest zyn; doch in *t jaar 1610 beval de Raad van Staaten dat 'er vier Burgervaandds of Schutteryen iu Utrecht zyn zouden, ieder van honderd en vyftig koppen, genaamd van de Voetbooje, van de Haaks, van de tJandbooge en van de Calibres, (Coluvres of Kolveniers),die nochtans niet met zulke wapenen, maar met wapenen, die toen in gebruik waren, gewapend moe6ten zyn. Een der Burgermeefteren zou Kolonel over de vier Schutteryen zyn, en de vier Hoofdmannen of Kapiteinen zouden ook uit de Wethouderfchap genomen worden. In 't jaar 1619 wierden deze vier vendels noch met vier anderen, oolc van vier honderd en vyftig man ieder, vermeerderd , en op deezen voet bleef de Schuttery tot in 'r jaar 1702 , toen de Vroedfchap verklaarde, dat de Burgery uit acht vendelen Schutters beffann zou, verdeeld naar de acht kwartieren en geuaamd Turkyen, Paapevaandel, 't Portuin, Bloedkuil, Zwarte Knechten, Oranjejlam, Pek/lokken en Handvoetboog. Ook werd toen vastgeüeld, dat de tweede Burgermeester altoos Kolonel der Schuttery en de acht Hoofdmannen Leden der Vroedfchap zyn zouden. By nadere bepaling iu 't jaar 1736 is verdaan dat de acht jongde Leden van de Vroedfchap Hoofdmannen zyn zouden. De Raad der Stad heeft veele ordonnantiën op de Burgerwagt gemaakt, die van tyd tot tyd veranderd en verbeterd zyn: de laatfte in het jaar 1783, doch deze fchynt geheel in onbruik te raaken; want de Burgery is zederd September 1787 ongewapend. De Koophandel en Handwerken plasten te Utrecht voor dezen meer te bloeijen dan tegenwoordig. De Engelfchen oragten'er, met verlof van den Raad, den Lakenhandel, omtrent het midden der vyftiende eeuw. Ook dreeven zy 'er handel in Linnens: zelfs werd hun, voor zekeren bepaalden tyd toegedaan, van hunne Waaren vrye markt te houden. De Lakenwevery, en 't weeven van eenige andere zyde en wolle Stoffen, heeft 'er ook naderhand gebloeid; fchoon de ftapel van Engelfche Koopwaren, al voor lans, naar elders verlegd geworden is. Doch thans is 'er minder weevery in Utrecht, dan voorheen. Maar men bereid 'er veele Lakens die elders geweeven worden; De Utrechtfche zwart-verwery is ook noch vermaard. Men heeft'er ook twee Suiker-Rafineerderyen. Ook word 'er ttUtrecht een fcort van koek gebakken, die nauwalyks wedergade heeft m fmakelykheid.    C °7 ) Wy hebben reeds bier voor gewaagd van de oprichting eener Maatfchappy vnn Koophandel in 't jaar 1720; door middel van welke, zoo wel als door het graaven eener vaart van de Stad tot in da Eem , men den Utrechtjchen Koophandel dagt te doen bloeijen. Doch 't graaven van de^ vaart is agter gebleeven; en de Maatlchappy, die zich voornamelyk door t opngten van Loteryen in ftand heeft gehouden , heeft niet beantwoord aan de verwagting, die 'er fommisen van gehad hebben, en in 'tjaar 1750 is beflooten dezelve te hcuitn voor vernietigd: In 't gemelde jaar i?ao had de Wethoudeifchap der Stad ook eene wisfelbank opgerecht, die haast te niet geraakt is. Voorts zyn 'tr nog tegenwoordig meer dan zeventig Gilden van Handel, Neering en Handwerken te Utrecht in wezen, over alle weikeu eenige Gemagtigden uit de Vroedfchap het opperopzigt hebben. Wy komen nu tot de befchryving van de Regeeringe der Stad, die veele merkwaardige veranderingen ondergaan heef: en welker aloude, en tegenwoordige gefteldheid wel verdiend te worden naargefpoord. Van de gefteldheid der Regeeringe te Utrecht onder de eerde Bisfchoppen , vindt men genoegzaam geen befcheid. Zeer waarfchynlyk is 'c egter, dar de Bisfchop groot gezag over dezelve zal gehad hebben, 't Welk naderhand, met het toenemen van het aanzien en de grootte der Stad a!lengskens zal afgenomen zyn. Men vindt, dat 'er in deachtde Eeuwe een Stadvoogd (Pra/cBus Urbis) te Utrecht geweest is, die, vernmedeiyk, door de-n Bisfchop, of veelligt wel door de Frankifche Vorflcn werdt aangedeld. Mlsfcbien is deeze dezelfde , dien men, in dien tyd en laarer Schout genoemd heeft. Waarfchynlyk heeft hy, al vroeg, eenige Schepenen xot byzitters gehad, die, nevens hem, het regt bediend, en de burgeilyke Regeeiing der Stad waargenomea zullen hebben. Immers , in eenen Brief van den iaare 1228, vindt men geene andere Regenten der Srad genoemd dan Schouten Schepenen. Doch 't blykt niet, wie de Schepenen aandelde. Veertien jaaren omtrent na deezen tyd , kwam 'er merkelyke verandering in de Regeering van Utrecht, ter gelegendheid van den opdand der Kennemeren, die, met Gysèrecht van Amftel aan t hoofd, voor Utrecht kwamen, de Burgery opdoekten tegen de Regenten, en dezelve bewoogen om de Edelen en Wethouders te verdry ven, en eene loort van Volksregeering op te regten. Buchelius verhaalt , dat de Genootfcbappen der Gilden toen werden hsgedeld; door en uit welken, in vervolg van tyd, tot het jaar 1528 toe, de Jaarlykfche Wethouderfchap verkooren werdt, zonder dat 'er de Bisfchop of iemand anders in werdt gekend. Docb het oudfte egte bewys van de verandering der Regetring;e is de Gildebrief des Jaars i",04. Uit denzelven blykt, dat de Oudermannen der Gilden jaarlyks vierentwintig Raaden delden, en dat deeze Raaden twaalf Schepenen verkooren: wyders, dat de Raad een Ouderman van de Schepenen kiezen zou uit de Schepenen, die zitting in den Raad zou hebben; waarin Schepenen niet zaren, dan geroepen zynde; en dat de Schepenen een Ouderman van de Stad kiezen zouden uit den Raad : welke twee Ouderman» federt Burgemeejlers genoemd zyn. De Schepenen die 'er in *t gemelde Jaar waren , bleeven egter Schepenen voor hun leven. Zy waren zeven in getal, Q 2 waar  ( 63 ) waar uit men egter zou mogen vermoeden, dat zy, tof dien tyd toe, niet Hi°er in <*etal geweest waren. Onder de Oudermannen werden federt ook laarlvks twee Sterfte Oudermannen gebooren, die. nevens de twee Bargemeekers en de twee Oterfte Oudermannen van 'c voorgaande Jaar, en lenigen uit den Raade eten engen Raad uitmaakten, welke zedert afgefchaft , doch naderhand , met eenige verandering , wederom ingevoerd werdt. De tyd der verkiezing was Jaarlyks op onzer vrouwen avond te Lichtmisfe, dat is den eerden Febtuary. Doch in 'tjaai 1483. werut aeeze tyd g*fteld op Maria-geboorte-dag, zynde den agtüen September, om dar de Stari zig. op dien dag, na een latigduung beleg, met Hertoge Maximiliaan van Ooflenryk, bevredigd hndt. Doch in 't Jaar 1510, werpt verftaan, dat de Raad wederom, gelyk van ouis, op den terüen l'eöruify vernieuwd zou worden. De Gilden welker Oudermannen den Raai verkooren waren in 't laar 1402, een en twintig in setal. Zy droegen den naam tan Hoofd - Gilden, in ondcrfcrieiding der Laage Gilden, die geen zeemens in de neftelling der Regeeringe hadden. Doen t genl dei HoofdGilden werd:, door den tyd, op veertien , en w/rf verminder**, Ook zyn fomtyds eenigen der Laage Gilden tot Hoofd-Gilden v ruecveu; gelvk zo, in 't har 1433 , At Brouwers, in de pl« ie der Vlceschhouwers, tot een Hoofd-Gilde werden aangefteld. De Gilden kopzeu ieder twee Oudermans by lotinge, welke Oudermans den Raad Helden bv meerderheid van ftemmen, waarna de Raad, op gelyke wvze. de Schepenen verkoor. De twee Burgemecfters en de twee Overfte Oudermannen, gemeen]vk dc vier Overften genoemd , daar na verkooren zy dc . werden de voornaamfte Ampten terlbmd vervuld: eerst dat van Overfte Kameraar of Thefaurier, waartoe vier Perfoonen, door At vier Overften, ben emd werden uit welken de Schepenen, Raaden en Ouderminnen , by ftemMinge door middel van Beonen, eenen verkooren; daarna, op dezelfde wyzê dat van Laagen Kameraar of Onder-Thefauricr, en voorts, eer de Raad van 't Stadhuis ging, de vyven, een van weiken Burgemeeftcr van de vyven genoemd werdt, den Heemraad wegens At Stad op den Lekkendyk Bovcndams,Ae Busmeefters van den Raade, en van ne Gilden, de Libclmeefters, A- Begynmeefters enz. Onder deeze beampten verdienen de vyven wat nader befchreeven te worden. Zy waren vyf, doch fomtyds zesm gerat? en werden fomtyds voor een jaar; doch doorgaans voor een halfjaar aangefield. Hun atupt bellondt in agt te geeven op allerlei ongeregeldheid en geweld, welk, by dage en bv nagi, in de Stad gepleegt werdt, tegen de wetten en keuren van den Raad: de overtreedingen van welke zy den Raad moesten aanbrengen, zonder dit het hun vryttondt de overtreding onder de hand aftemaken. Zy werden, hierom, in de oudfte tyden, ook blootelyk tot ten Quadien genoemd. Maar in 't Jaar 1462 werden zy afgefchafr, en zestien goede mannen tot ten Quadien, door de vier Overften, aangefteld; doch twee laaie 1 laater kwaaien de vyven wederom in 't tiewind, welk zy tot in 'tjaar 1548 behouden hebben, wanneer de Schout het grootfte gedeelte van 't bewind bekwam, welk zy te vooren gehad hadden. In    C «9 ) 'In de wyze van de verkiezing der Regeering , is tneermaalen •verandering gevallen; Doch de rechisoeffening bleef altoos by de Schepenen, en de regeering der Stad by den Raad, die, in gevallen van eenia gewigt, den Oud-Raad, die'r voorgaande jaar gediend hadt, famenriept wanneer de befluiten der Vergaderinge, op den naam van den Raad oud ende nieuw, te boek gefield en afgekondigd wierden. De srootfte verandering, voor de algemeene des jaars 1528 , viel in 't jiar 1491: wanneer de Schepenen en Raaden beide voor hun leeven werden aangefteld. Doch in '1 jaar 1493 , werden de zaaken wederom op voorgaande'voet gebragt. In 't jaar 1578, kort voor de Overdragt der Waereldlyke Regeeringe aan Keizer Karei, ftelde Bisfchop Henrik van Beyeren vier Auditeurs of Regters aan, die beide in Stads- en Schepenen-zasYen de hoogde regrlpraak zouden hebben; doch zy Weeven riet lang in 't bewind. Keizer Karei, kort hier na, het Waereldlyk Gebied aanvaard hebbende, deedt, door den Stadhouder, uit zynen naam, veertien Schepeus, van welken twee Rurgemeeders zouden zyn, en vierentwintig Raadui aaiftellen, ak jsailyks of vernieuwd ot in dienste»houden werden, naar 's Keizers welgevallen, zonder dat de Gilden of derzelver Oudermannen meer gekend werden in 't befteilen der Regeeringe , 't welk federt dikwils, niet eens door den Stadhouder, maar door den Schout van zynent wege gefchiedde. Op gelyke wyze, werdt ook de Regeering befteld ten tyde van Filips den II, tot dat, na c afzweereu van dien Vorst, de Regeering, by Raad van den Stadhouder, Joost dc Soete, Heere van Filler's, in den jaare 1584, befloot . eenen Erlraad van veertig Perfoonen op te regten, gekooreri_rfoor den Stadhouder uit de Wethouderfchap en uit nog veerttg anderen, door de Wethouderfchap beroemd: welker getal , by aftterven of vertrek, door de overigen en door Bursemecfiers en Schepenen , wederom zu worden volgemaakt. De veertig Raaden zouden, wyders, jaarlvks agt dagen voor St. Remigiusdas, die op den eerJlen October valt, vier perloonen benoemen, waar uit de Stadhouder twee burgemecfters kiezen zcu , zullende de twaalf Schepenen gekooren worden door den Stadhouder uit de twaalf dienende en uit nog twaalf andere Perfoonen, door de dienende Schepenen benoemd. De twee Kameraars zouden, daarna door Burgemeefteren, Schepenen en veertig Raaden worden gekoozen. De nieuwe fchikking werdt 111 t volgende iaar goedgekeurt door de Gedeputeerde Staaten. Doch in t jaar 1598," kwam er wederom verandering in, door het aanftellen eener Iroedjchap, gelyk zy genoemd werdt, van veertig perf onen, die al hun leeven dienen en jaarlvks vier perfoonen tot Burgemeejlers en vierentwintig perfoonen tot Schepens benoemen zouden; uit weik dubbel getal, de Stadhouder iwee perfoonen tot Burgemeejlers en twaalf tot Schepens zou kiezen. De Stadhouder bedong daarenboven in 't jaar 1619, dat aan hem ftaan zou eenigen der voorgaande Burgemeefteren en Schepenen in dienst te houden , al waren ze Biet benoemd geweest. Op deezen Toet is de Reveil nng  C 70 ) ring, waarin egter, voor dien tyd, by gelegenheid van verwekte Ibeweegingen onder't volk, meermaalen, buitens tyds, verandering gemaakt was, belteld geworden, geduurende de Stadhouderlyke Regeeringe der Prinfen. Maurits, Fredrik Henrik en Willem den TI.. Maar na 't affterven van denlaatften, werdt, den as May des Jaars 1651, beflooten, dat „ het „ regt van aanftellen van Burgemeefteren, Raaden in de Vroedfchap en „ Schepenen gekomen was , en ten eeuwige dage zou. verblyven by de „ Vroedfchap, die, by onverbreekelyke Refolutie, vastftelde , dit regt „ nimmer aan iemand aDders, geheel of ten deele, re zullen toeftaan." Op de wyze en tyd der verkiezmge, die op den eerften Ocliber werdt bepaald, werdt toen o jk orde gefield. Men volgde den beraamde voet van 't verkiezen der jaarlykfche Regeeringe , tot In 't jaar 1672; wanneer de dienende Wethouderfchap, by gelegenheid der Franfche overheerfching, in dienst gehouden werdt; gelyk ook in 'c volgende jaar gebeurde; tot dat in 't jaar 1674, onder de Stadhonderlyke Regeering van Willem den III., Prinfe van Oranje, het nieuw Reglement op de Regeeiing werdt ingevoerd: By hetzelve werd beraamd, ,, dat de Vroedfchap iaailyks of in „ dienst gehouden of veranderd zou mogen worden : 't welk, na de jaar„ lykfche verkiezing van Burgemeefteren en Schepenen ^ 't zy geheel of ,, ten deele, door den Stadhouder gefchieden zou. Dat de twee Burge„ meellers en de twaalf Schepens ook door den Stadhouder, uit een« no„ minatie van een dubbel getal, door Burgemeefteren, Schepenen en Raa,, den gemaakt, zouden gekooren worden; doch niet hxger dan twee jaa„ ren agter een dienen , en daarna ten minftea een j.iar Ril zitten. Dat de „ Schout of Hoofd-Officier der Stad voortaan ook door den Stadhouder „ zou worden aangefteld." De Regeering van Utrecht werd op deze wyze befteld tot na de dood des Stadhouders in 't jaar 1701, wanaeer zy herbragt werd op den voet, dien men voor 't jaar 1674, gevolgd had: en dien men toen wederom volgde tot in 't jaar 1747,. wanneer de verheffing van Prins Willem de Vierde tot Stadhouder, gelegenheid gaf, dat het Reglement ,van 1674 wederom werd ingevoerd; deeze Vors' wierd dus met bec zelve gezag bekleed als zyn voorzaat Prins lVillem.de Derde; Het Stadhouderfchap werd naderhand in deze zelfde hoedanigheid erfelyk verklaard in 's Prinfen mannelyke en vrouwelyke nakomelingen, en in dit zelfde gezag en met alsemeene goedkeuring is deze Prins in het jaar 1766 opgevolgd door Hoogstdeszelfs Zoon Prins Willem de Vyfde, die na de omwenteling in het jaar 1787 hier in op nieuw is bevestigd.geworden. De Regeering van Utrecht beftaat tegenwoordig uit eene Vroedfchap van veertig Raaden, en een Kollegie van de Wet, beftaaade uit een HoofdOfficier, twee Burgemeefters en twaalf Schepens, die te gelyk Raaden zyn. De Vroedschap beftaat thans uit Veertig Raaden, die de Stadhouder, Jaarlyks, op den tyd der gewoonlyke veranderinge van de Reegeeringe, zynde, federt het invoeren van den nieuwen ftylin 't Stigt, met den aar».    C 7i ) aanvang deezer ceuwe, niet n^ar den eerften maar den twaalfden Oclsber,. ©f ia dienst houden, of gk geere Kanoniwen of Vicaryeo bezitten. Den Raaden in de Vroedfchap zyn twee Sccretarhfm van de Politie toegevoegd, die twee Klerken onder zh hebben. De Hoofd-Officier of Schout werdt, van ouds, door den Bisfchop aangefteld, die 'er egter niemand dan die een gebooren burger ■was, toe kiezen mogt. £eifs zyn er genoeazaam altoos Luiden van Adelyke geboorte toe verkooren. De Raad hieldt, ten tyde der Bisfchoppen, zo veel gezags over den Schout, dat hy, misdoende, fomtyds by Raadsbefluit, ter liraft'e veroordeeld wierdt. Bv afwezigheid van den Schout worat het Schouts-Ampt door eenen der Schepenen, en nadeitad door den eerden of Schepen-Burj-aieLder wanrgenomm. 't Laatfte gebeurde ook, wanneer hei hci-outs-Ampt opengevallen w s. Reeds in *t jaar 1450 wetdt, by den Raau oud en nieuw beflooten, dat de Schou: niet ;o Raad zou mogen gekooren worde*, noch in de Raad der Stad mogen zitten, en in 't jaar 1610, dat hy z>g niet zou hebben te moeijen mtt zaaken van Regeeringe. Na de verandering der Regeering ten tyde van Philips den II. hebben de Staaten den Schout aangedeld voor zyn leeven , uit een Nominatie van drie Perfoonen, door de Vroedfchap gemaakt, tot in 't jaar 1659; wanneer de Stad, by overeeakomst met de twee andere Leden, de aanftellinst bekwam, Doch volgens het Reglement van den jaare 1674, werdt de Hoofd-Officier of Schout door den Stadhouder aangefteld, zonder eenige voorafgaande Nominatie. Ook diende hy toen voor zyn leeven. Maar na het aflkrvtn van Koning Willem, werdt, m 't jaar 1703, vastgedeld, R. a- dat .  C 72 ) Air her Schws-Arr.pt, voortaan, aan een Lid van de Vroedfchap zou wor«en óï-edraagen, voor den tyd van ^P^{ De tweede Burgemeefter ftemt eerst, wanneer er omvraag in de Vroedlchap gtfSi At eerfte Burgemeefter ftemt laatst, of maakt blootelyk het befluit op. üe    C 73 ) De Schepenen, die in de dertiende reuwe en eerder, teven in getal geweest zvn, zyn , in en na dien i\d, twaalf in getal geweest, waarfchynlyk om dat de Hoofdgilden, in 'r. êerst, gelyk naderhand in de vyftiende eeuwe , twaalf waren , en elk twee Raaden en eenen Schepen benoemden. Tegenwoordig worden de Schenenen gekooren door den Stadhouder uit eene Nominatie van een dubbel getal, gemaakt by Burgemeefteren , Schepenen en Raaden. Vader en Zoon en twee_ Broeders mogen niet te gelyk als Schepenen zitten. Zy mogen ook niet zitten over zaïken, hunnen nabeltaauden, tot agter broeders kinderen ingeilooten, betreffende. Zy moeten gebooren burgers, ofte" minden tien jaaren Buraers geweest zyn; Drie van hun reemen , week om week, als Kommisfarisfen, de weekelykfche rollen en kleine zaaken waar. Met Kollegie van den Geregtc, welk twee Secretarisfen toegevoegd zyn, vergadert des Dingsdags; en voorts alle cle dagen van de week door, des morgens ten negen uuren, midsgaders des vrydags 'snademiddags ten diie uuren, ingevolge eene Refolutie der Vroedfchap van den Maart des jaars 1711, Ook zyn te Utrecht zekere Sinds Kommisfien, welke door Leden der Vroedfchap worden bekleed, en jaarlyks onmiddelyk, na de verandering der Regeering verwisfelen : als 'vier Gecommitteerden tot de Wees- en Momberkamer, vier ter beftiering der Stads Finantien, twee der Posteryen, vier ter ontfangst der gemecne middelen en een tot de publieke verkoopingen. Voorts zyn 'er negen Ontfangers, die door de Staaten worden aangefteld, nis: 1,2. *i»' Uk het geen wy tot hiér toe van de regeering der Provincie te boek gefield hebben, blykt het, dat aan da Vorsten uit liet Huis van Oranje m deze Provincie een groot ge'.ar is ppgsdraagen , grooter dan in verfcheide andere Provinciën. Ingevolge h?t Reglement van 1674, ftaat het aan den Prins Erfftadhouder het verkiezen der Geëligeerden uit het ganfche lichaam der Proejlen,. Decanen en Kanonniken der 5 Kapittelen die na verloop van drie jaaren, van nieuws aangefteld of in de regeering gehouden worden. Hy begeeft of laat verkoopen de Proostdyen en Kanonniksplaatfcn, die iu de zes Prinfe maanden openvallen: waar van de gelden tot nuttige eifldens binnen deze Provincie worden aangelegd». Hy fielt eenen Rentmeeftcr. aan over de Vicaryen en geeftelyke goederen, welker inkomften nu tot onderhoud van arme Predikanten en derzelver Weduwen, of tot eenig ander godsdienftig gebruik gefchikt zyn. 't Vermeerderen van het Lid der Edelen ftaat insgelyks aan den Stadhouder. Ook befchryft hy nieuwe Edelen inde plaats der af_r,eftorvenen, mits hebbende de verëischte hoedanigheden van jaaren, afkomst, riddermatige en-andere goederen.. De Stadhouder doet jaarlyks de verkiezing van Burgermee/leren en Schepenen uit een dubbel getal. De Raaden worden jaailyks in dienst gehouden of vernieuwd. Hyftelt, zonder benoeming, aan den Secretaris der Staaten,. de Schouten der Steden, en de Maarfchalkcn der kwartieren.. Hy begeeft alle Krygs - Ampten. Allen die in de Gencraliteits Kollegien worden afgevaardigd, worden den Stadhouder eer.-t voorgelteld, en tioor hem aangenaam of niet aangenaam veiklaard. Hy fielt de Prefident, 'Oriinaris Raaden, Procureur Generaal en Grifier van den Hove, ui: een drietal, door de Staaten benoemd. Verfchillen, die niet by overilemming tot befluit kunnen gebragt worden, worden aan de beflisfma van den Stadhouder verbleeven. Ook hebben de Staaten aan Prins Willem de Vierde 40 174.9 cn '75° opgedraagen het hoog regtsgebied over zyn Hoogheids Heerlykheden Zoest, Baarn en ter Eem, met ontheffing van de betaaling der ongelden wegens 'sPrincen huizen en Landeryen, ten tyde van de opdracht bezeten, de uitfluitende Jacht aldaar en in de Leusdenfe Bosfchen, als mede het Hoog regtsgebied over de Heerljk'ieü van beide de Eemnesfen, Duist, de Baar-en Zevenhuizen:, met de uitfluitende Jacht, alle welke voorrechten en Vryheden, de hooge Heerlykheid van Duist, de Haar en Zevenhuizen nitgeuomen, ook door de Prinfe Willem de derde bezeten zyn. Door de Vryheid of het Rechtgebied van Utrecht Ioopen verfcheide Rivieren, als de Vegt, en de kromme en ouds Rhyn, dis door dykaadjen binnen haare Oevers gehouden worden. Ook legd, in deze Vryheid, de hooge en laage weide, welker eigendom wel eer aan de Stad plagt te belmoren en de gemeene weide der Burgery te zyn; Döch die zy in en omtrent den Jaare 1430 by Perceelen, aan byzondere perfoonen verkocht heeft, de Ambagtsheerlykheid van dezelve echter aan zich behoudende.    C 75 > Jh de hoedanigheid dan van Ambasitsheer over de hooge en laage weide, field de Vroedfchap een Weigraaf over dezelve aan, die, voor denafftand van 't waereldlyk eebieci aan Keizer Karei den V. een uit de Raaden, en onder de Stadhoude■loo/.e Reseerine, de eerfle Burgermeefter plagt te zyn,. Doch ten tyde van Keizer Karei en onder de Stadhouderlyke Regeering is dit ampt altoos aan den Schout van Utrecht opgedraagen geweest, die'took noch tegenwoordig bekleed. Hy heeft drie Heemraaden nevens zich, twee uit de Stad en een van buiten,, zy hebben een Kameraar, die te gelyk Gadermeefter en Secretaris is, en een bode in hunnen dienst. De hooge en laage weide beflaan , met de Stads ondiepten wel Achthonderd en twintig morgen-. De Scheut is oo'- Dyk en Wat er graaf, san de Dyken en Rivieren in de Vryheid der Stad, in welke hoedanigheid hem byzondere Gecommitteerden uit de Vroedfchap worden toegevoegd, die nevens hem de Jaarlykfche fchouwen doen.. Buiten de vier voornaame Poorten van Utrecht, léggen vier aanzienelyke Voorlieden, van welken die aan de Oost en aan de Westzyde, buiten de Wittevrouwcn en Katharyne Poorten gelegen,, wel de minden zyn: doch echter in Volkrykheid voor weinige dorpen behoeven te wyken: de derde buiten de Tolledeegüoort is zoo dicht betimmerd en Volkryk als een van de twee anderen. "Doch de Voorltad bu ten. de Waardpoort, die in verfcheide Gerechten verdeeld is, overtreft de drie anderen met elkanderen genomen, in getal van Huizen en ingezetenen; De Ambagtsheerlykheid dezer Voorlieden behoord ook gedeeltelyk aan de Stad Utrecht; Wy zullen ze kortelyk befchryven. De Voor ftad'hutten de Wittevrouwen Poort, ook groot Kovels-wade genaamd, beftaat met Abtftede drie honderd zes en twintig morgen Lands, de ArnbagtsheTlykheid of het GeYegt dezer Vonriad b Imort thans aan de Heer lan Balthafar Strick van Linfchoten Heere van Ryriau* wen, Nieuw Hellevoet en de Qiiack, die 'er Schout en Seaetaris aanflekl. . De Voorfiad buiten de Katharynepoort of het Lynpad beflaat Vier honderd Morgen: de Ambagtsheerlykheid derzelve is iu 't jaar 1715,, door de Stad aangekocht, Zy field 'er eenen Schout en Secretaris aan. De Voor ftad buiten de Tollefteegpoort ook klein Kovels-wade genaaamd is twee honderd twintig Morgen en 150 Roeden groot,, de. Ambagtsheer- Sa lyk-  C 76 3 ' ivkhpld dezelve is te aelvk met die van buiten Katharyne en't Lynpad, door de Stad voor twee duizend guldens aaiigukogt. Zy Held 'et uisgelyks eenen Schout en Secretaris aan. De Voorblad buiten de Waardpocrd in 't gemeen de Waard of Weerd genaamd om dat zy rondfom in 't water legd, h in vier eeregten onderfcheS; Pylfwaard of den Ouden Oord de Nyen Oord de bemuurde Waaraf en dV iVfcwrc 0W. Ouden Oord of ,s 'o Mr«» hond en dertig roeden grom. Ir, 't Gerecht van Pyljwaard &i de bekende Hofdede de Zyde baaien: de Ambagtsheerlykheid van Al/waard behoort aan de Heer Mr. Willem Engelen I and Dvk en "erichs fchryver des ryks van Nimwegen, als m huwelyk hebbende I roufe Laurenïia Clara Elizabeth van Dam, die dezelve van de proostdvevan S\ Jan ter Leen hond: de drie overige Ge-egtenbelmoren aan de Snd Van den Nyen Oord f Alt maar drie Morgen vier hond en tweeën Veertig roeden groot ,s, behoord de Ambngtsheer^Khe.d, die van^ de Staaten Leenroerig I, aan de Stad; die haaren H ofi-Officier de macht laat om Scbóut en Secretaris in dezelve aan te dellen. De Arnbagtsheerlykheden van de bemuurde Waard en de nieuwe Waard zyn reide leenroeng vaS At Domproostdye van Utrecht. De laatfte, die maar twaalf Morgei Soot is, word door de Stad, als Superintendenten der k oteren van > SS en Bethlehem, bezeten. Doch de bemuurde' Waard zoo genaamd om dat zy, van ouds, met eenen muur omringd en afgeflooun s ëweest, is ver de aanzienelykfte der buiten geregten: Zy plag van, ouds w-e poorten te hebben, en had de gedaante van eene kleine Stad op ach 7™ re. zlvervat noch een goed getal van huizen , die meest van w nkehers handwerkslieden bewoond worden. De bemuurde Waard ftrekt z.ch in At eïate van de Stad af, tot aan de derde Drug uit. De Wallen zyn, lerwederzvde van de Vegt, die de waard doorfnyd, met eene ry Linde^"\^™\&™& ^ad, legt eene zwaare SchutlUns nevens Se het Amderdamfche Trekfchuiten - Veer is. De Waard heeft, al van ouds, zyne Ambagtsheeren gehad, die geduuriglyk met het laag en m.dSaar Regrsgebied, door den Domproost verlyd werden. Doch in t £1616 heeft de Stad deeze Ambagtsheerlykheid tut den bezwaarden bord I van Johan Ruisch en Walravinne van ZoudenbaleP waar toe dezelve behoorde, voor agt en twintig honderd Guldens gekocht: zed rtfieldl de° Stad Schout en Secreta.i! van de Amb^sheetlykheid aan: ook bevestigd zy jaarlyks de verkooren Schepenen van de. Waard. Van de Ambachtsheerlykheden, in de Vryheid en in de Voorfteden van Utrecht, behoort het Hoog gerecht of de Hooge Heerlykheid aan de Stad UtK. Het hoog gerech? word 'er, uit haaren naam, gevorderd door den-Hoofd-Officiet. In    C 77 ) In de vryheid der Stad leggen wyders nog eenige Heerlykheden, van vvelke'er drie leenroerig zyn, van de Domproostdye, te weeten Blyenburg, Lauwenrecht, Hoogclande, behalven het Domproosten Gerecht, welk, door het zelve, niet ter leen uitgegeven is: maar aan de Domproost behoord. VanBlyenburg, welk zestien morgen groot is, behoord de Ambagtsheerlykheid aan de Heer Mr. Jan Carcl van der Muelen, Raad in de Vroedfchap der Stad Utrecht. Van Lauwenrecht, welk tweeëndertig morgen bellaat, word de Ambagtsheerlykheid bezeten door de Heer Aamoud van Weftrenen. De Ambagtsheerlykheid van Hoogelande, groot vierentwintig morgen, behoord aan de Heer Mr. Jan Boreel Jansz. Het Domproosten Gerecht bellaat wel agt en veertig en een halve morgen. Voorts legt 'er in dc Vryheid der Stad, noch eene kleine Heerlykheid van negen honelerd en zes roeden, Zoesbergen of de Gans/leeg genaamd, welker dagelyks Geregt leenroerig is van den Heer va» de Haar, die het van den huize van Hanen ter leen houd, de Heerlykheid komt den Heer Sebastiaan Francais Hyacinthe de Clcrcque toe. Doch in de Vryheid niet alleen; maar in de Stad zelve plagt men van ouds veele laage of dagelykfche Geregten, gelyk ze genoemd werden, te hebben; die echter met de verandering der Regeering, genoegzaam allen allengskens verdweenen, en aan het Gerecht der Stad gekomen zyn. Van deze Gerechten zyn langst in wezen gebleven het Burggraaffchap te Utrecht en de omloop van St. Marie die noch overgebleven zyn, en Thinsgeregten genoemd worden. Tot het Burggraaffchap te Utrecht behoorde, behalven verfcheide Landen, Tienden en Thinfen, een dagelyks of laag geregt over een gedeelte der Stad op de Vischmarkt en over de Zoutmarkt, welk Walraven, Heer van Brederoele, noch in de voorgaande Eeuwe, beweerd heeft hem toetekomen. Hy hegtte zelfs zyne wapens aan twee huizen in de Stad, die dit Geregt bepaalden; doch de Vroedfchap deedt dezelven op den 16 July 1674 door een Stads bode wegnemen; dc Thinsgocderen tot het Burggraaffchap behoorendc , zyn echter aan dc opvolgers van de Heeren van Brederode gebleevcn, als Heeren van lianen: en na dat de Heerlykheid van Fianen 'm den Jaare 1725 door de Staaten van Holland gekocht was, hebben deeze van tyd tot tyd eenen Sterfman aangefteld, die thans is de Hooggeb. lieer Willem Fredrik Hendrik van Wasfenaar Heer van Spanbroek &c. en door de Staaten van Utrecht in 1782 met het Burggraaffchap beleend geworden is. De omloop van St. Marie is een plek gronds, binnen de Zalieftraat en Boterpiraat tot aan AtSt.Mariekerk toe, die aan 't Kapittel van St. Marie plngt te behooren, waarom van al wat'er op dien grond gebouwd wierd, zekere Erfpacht of T Thins-  ( 78 3 Tftïnsrecht aan 't Kapittel betaald wierd. Een gedeelte van dezen grond werd echter, door de Stad en 't Kapittel, in gemeenfchap bezeten, waarom men, reeds in't jaar 1196, overeenkwam, dat het Kapittel de helft, en de Stad de andere helft der Tninsheerlykheid bezitten zou. Doch de Stad verkocht haare helft in 't jaar 1378, aan twee burgers, welker recht verkrygende, en opvolgers dezelve," tot in 't jaar 1700 bezeeten hebben. Toen kocht de Stad dezelve wederom van de Weduwe en Erfgenamen van Johan de Sandra voor acht honderd guldens vry geld, en honderd guldens tot een vereering. Wat laater in 't zelfde Jaar kocht zy 'er de andere helft van t Kapittel van Si. Marie by voor vyftien honderd guldens. De Vroedfchap befloot zedert dat de Thefaurier der Stad altoos Thinsheer van den omloop van St. Marie zyn zou, 't welk noch tegenwoordig plaats heeft. Hem zyn twee Thinsgenooten toegevoegd, die uit de ingelanden van den omloop verkooren worden. De Thinsgoederen onder dit Geregt gelegen, moeten voor Thinsheer en Thinsgenooten getranfp'orteerd worden. De Eerfte Secretaris der Stad is altoos Thins-Griffier. Dit Geregt heeft eenen Uitmaander der Thinsfen in zynen dienst. Allerwegen is de Stad omringd met fraaije lusthoven; allermeest tc wederzyde de Maliebaan. Buiten de Tollefteegpoort, langs den regter oever van den Rhyn ziét men Steenbakkeryen en Zaagmolens. Ook is'er geen gebrek van Buiteplaatzen: onder welke voornamelyk uitmunt, het Huis Zydebaalen buiten de Waardpoort, bchoorende aan de familie van van Mollum, die daar een Zyde-Fabriek heeft aangelegd. Dit Huis is een zeer fraai gebouw: en van achter voorzien van een Tuin, die zeer bezienswaardig is, om zyn welaangelegde Plantagien, kostbaare Lustpriëelen, fpringende fonteinen en meer dergelyke fraaiheden, waar van men hieromftreeks geen weerga heeft. De Stad bezit noch de hooge Heerlykheid van Vreeswyk of de Vaart, en de Ambagtsheerlykheid van Hoog en laag of Oost, en ll'estraven, waar van in de befchryving van het platte Land breeder melding zal worden gemaakt. Het Wapen der Stad Utrecht is boven zilver, onder rood, uit den regterhoek fchuins doorfneeden. Wy gaan over tot de Befchryving der vier andere Steden dezer Provincie, zynde in rang de volgende: Amersfoort, Rhenen, IVyk te Buur/lede en Montfoort. Wy beginnen met de aanzienlykfte van de vier. Amers-    ( 79 ) Amersfoort, in 't Latyn Amersfordia genoemd : vier uuren gaans noordoostwaards van Utrecht, en naby de grenzen van Gelderland "degen: aan dc Rivier de Eem, die daar dien naam t eerst aanneemt: ohtftaande uit verfcheiden Beeken, die in de Veluwe ontfpnngeir onder welke de Lunterfche en de Bameveldfche Beek de voornaamfte zyn, die binnen de Stad tot elkander famenvloeijen,cn, door deze Eem, ter lengte van drie uuren wegs, in de Zuiderzee zich ontlasten. En, gelyk zeer veele Steden van de Rivier, die dezelve befpoeld, haaren naam ontleend hebben; is ook de meeste waarlchynlykhcid daar voor, dat Amersfoort, vermocdelyk eertyds Eermfoort uitgefprooken, dezen naam aan gemelde Rivier vcrfchuldigt zy: want, Eemsfoort wil niet anders zeggen, dan Fort, of Sterkte aan-de Eem. ^ Op dien grond zal men verder mogen denken: dat die Stad, naar 't voorbeeld der meeste Steden, haaren oorfprong ontfangen nebbe, van een Slot, aldaar aan de Eem geftieht: 't welk alleen Riddermatig goed, aan een byzonder geflacht, 't welk naar 't zelve zyn titel voerde, in eigendom behoorde. Des te meer mag men dit geloven: dewyl in fommige oude handfchriften van zeer vroege tyden, meer dan eenmaal, van Heeren van Amersfoort word gewag gemaakt: welker titel van zodanig Slot ontleend was. Men twyfeld nauwlyks, of 't Stadhuis te Amersfoort, zal 't Slot geweest zyn, 't welk dooi* deze Heeren bezeten en bewoond werd: dewyl de plaats voor dit gebouw (welke nu de markt is,) noch heden den Hof genoemd word; zo veel gezegt, als den Voorhof of Voorplein, over' 't welk men naar dit Slot opging: waarby komt, dat ook de Straat, achter het Stadhuis, dc Vyverftraat genoemd word ; om geene andere reden, vermoedelyk, dan dewyl aldaar de Vyverbas, die naar de wyze der voorname Heeren Muizen, dit Gebouw van achter befloot. Ook draagt dit Gebouw, (hoewel 't door den tyd, eene aanmerkelyke verandering ondergaan heeft,) noch veele kentekenen van hoogen ouderdom. Deze Stad verdient met recht den voorrang, boven de drie andere kleindere Steden dezer Provincie: dewyl zy, in grootte, ongelyk de andere overtreft; zynde, in den omtrek haarer muur byna half zo groot als Utrecht: hoewel ze naar evenredigheid, noch zo dicht bebouwd, noch zo zeer vervuld is van Inwoonercn, dan de gemelde Hoofdftad. Het getal der Huizen word, namelyk, op 1700 en dat der Inwoonderen op tusfehen de 7000 en 8000, begroot: 't welk oauwlyks een derde deel der Inwoner en van Utrecht, (die op ruim 25000 gefchat worden) kan uitmaken. „ T 2. Eer-  C 8o ) Eertyds was zy van veel nauwer begrip; maar is daarna verder uitgele°t, en met eene nieuwe ringmuur omgeven. Daar door word zy, zedert dien tyd, in de Oude en Nieuwe Stad, onderfcheiden. Hoovftraaten (in zyn Algemeen Woordenboek, op 't naamwoord Amersfoort,) fteld dezen nieuwen uitleg niet gefchied te zyn, voor den Tare 1561: dan, hier mede is bezwaarlyk te vereffenen eene oude aantekening, welke gewaagd: dat, alreeds in den Jare 1455, de Invvoonderen van Utrecht, wegens een verfchil, ter oorzake eener dubbelde Bisfchops verkiezing, (naamlyk, van Rudolfvan Diephout en Zweder van Kuilenburg,) tegen die van Amersfoort, die den eerstgemelden toe vielen, verbitterd, den brand Haken in de Nieuwe Stad: en wel by de Utrechtfche Poort. Daar uit zou men moeten oordcelen: dat die vergrootinge eene meer dan eene Eeuw vroegere gcheugenisfe hebbe Hoe 't zy, deze Buiten Stad is niet zo dicht bewoond , dan de Binnen Stad. De Gracht, welke weleer om de muur der Oude Stad liep, is noch overgebleven; wordende de Cingel genoetad: en , aan derzelve binnenkant, waar de Oude muur zelve gellaan heeft, zyn daar na van rondom Huizen gebouwd; die daarom noch heden de Huurhuizen genoemd worden. En, deze zyn des te aangenaamer te bevvoonen; dewyl zy van achter genoegzaam alle voorzien zyn van kleine Tuinen, die op deze binnen Gracht uitkomen. Alhoewel de meeste Binnenpoorten, zedert dezen nieuwen uitleg, afgebroken werden, zyn echter noch twee derzelve ftaande gebleven, die de eene de Kamper en de andere de Bloemendaler Binnenpoort, genoemd worden. Zedert deze vergrooting heeft de Stad haare tegenwoordige gedaante ontfano-cn; die ongelyk verder in de lengte uitgeftrekt is, van 't zuidwesten ten noordoosten, dan, in de breedte van 't noordwesten ten zuidoosten ; zynde in haare ligging niet ongelyk aan een ovaal eirond. De ftraat, welke dezelve naar de lengte van de eene naar de andere Poort doorloopt, word daarom met recht, de Lange piraat genoemd- De Buitenmuur, gebouwd, verftrekte, naar de gewoonte dies tyds, die Stad tot verfterking; dewyl zy van twintig uitfprmgende Toorens is voorzien, en daar benevens door eene goede Buitengracht omringt is. Dan ingevolge de hedendaagfche Vestingbouwkunde, heeft ze geen zweem naar eene fterkte. Men heeft wel, na den Jare 1629, als die Stad door den Graaf MontekuLuli, zo ras vermeesterd was geworden, begonnen eenige Buitenwerken van aarde, die de gedaante van KavelynenolHalvemaanen hadden, rondom de Stad, voornaamlyk, voor de Poorten te leggen: dan, deze zyn daarna vervallen, behalven dat men aanmerkt: dat de legginge dezer Stad, in eene laagte, zo zeer naby den Amersfoorder Berg, vanwaar zy voor't gefchut geheel bloot gefield is, verhindert, om ooit tot een Vestingë van eemgen tegenweer gemaakt te konnen worden.    < 81 ) Amersfoort heeft meer dan eens zoo veele Poorten als Utrecht, naamlyk, elf: hoewel zes derzelven,' als de voornaamfte in aanmerking komen, welke zyn: i. de Utrechtfche Poort; door welke de meeste doortocht is: a. de Groote Koppelpoort: 3. de Slykpoort: 4. de St. Andriespoort: 5. de Kamppoort: en 6. de Bloemendalerpoort. De vyf andere kleindere Poorten worden genoemd: de Kleine Koppel- de Heeren - de Konings - de St. Aagte en de Varkenspoort. Behalven dat de Stad omringt is van fraaije Lusthoven, heeft ze ook een zeer aangenaam Ommeland; waar in een zeldzaame verfcheidenheid word aangetroffen: want ten noorden, naar de zyde van Bunfchoten, ziet men niet dan fchoone vette Heilanden, ten ooften, naar de Geldcrfche grenzen, Tabakslanden: ten zuiden, zeer vruchtbaar Bouw* land: cn ten westen eenigen Heigrond, met Kreupelbosch voorzien, en fommige Heuvelen; welke allengs ryzen tot aan den Amersfoorder Berg, die ter breedte van twee uuren gaans, zich zuidoost waard fbekt tot aan den Rhynjlroom. Niet verre van de Stad, aan den flinker oever der rivier de Eem, is een Glasblazery: in welke toch geen ander als grof glas, tot fiesfehen, geblazen word. De Koornmarkt te Amersfoort, omreden, hier voor gemeld, den Hof genoemd, is van groote ruimte in 't vierkant: en wordt daarom, ter onderfcheiding, van de Visch- Boter- en Varkenmarkten, die van veel kleiner begrip zyn, met recht, de Grootemarkt toegenoemd. Zes byzondere ftraaten hebben op dezelve haaren uitgang. De Landlieden van rondom zyn gewoon, op deze Markt, haar Koorn vrydags, (wanneer 't daar Marktdag is,) ter koop te veilen. Aan deze Markt ftaan niet alleen 't Raadhuis, maar ook de St. Maartenskerk: op welke men echter een vryer gezicht zou hebben; ten ware het niet dooide daar voorftaande zogenoemde Beurs, eene overdekte Gallerie, eenigermatc belemmerd wierde. Doorgaans, is deze Stad voorzien van goede Huizen; die echter, (wat't meerderdeel belangt,) meer, wegens haare groote ruimte, dan wel fraaiheid van bouworder, verdienen geacht te worden. En ondef de openbaare Gebouwen aanmerken wy de twee Kerken dezer Stad, die ter onderfcheiding van elkander, de eene de Groote en de andere Kleine Kerk, worden toegenoemd. De Groote Kerk ftaat aan de noordzyde der Markt, omtrend in 't midden der Stad. Na eenige jaaren daar aan gebouwd te hebben, V was  C 8a ) was zy, in 1:128 tot ffand gebracht: en werd toen door Otto III., den Broeder van Graaf Floris IV. van Holland, in dien tyd Bisfchop van Utrecht, in eigen perfoon ingewyd, en aan den H. George, QSt. Joris') als Patroon, ter befcherming opgedragen. In dien tyd was zy de eenige Parochie Kerk dezer Stad: dan, is omtrent 90 jaaren laater, namelyk in 1337, door den Bisfchop, Jan van Diest, tot eene Kollegiale of Kapittel Kerk, verheven, welker Kapittel uit een Deken, en XII. Kanonniken belfond; die met goede Prebenden begiftigd werden. Drie jaaren daarna, naamlyk in 1340, werd zy, benevens een groot gedeelte der Stad, door een Brand vernield: dan, binnen korten tyd, veel treflyker weder opgebouwd. Dit gebouw, dat 107 voeten breed en 202 voeten lang is, (behalven 't Choor aan de oostzyde, 't welk 67 voeten verder zich uitftrekt,) beltaat uit drie byzondere vakken, welker Daken van even gelyke hoogte zyn. De Tooren, die eertyds, gelyk die der meeste oude Kerken, buiten den Voorgevel, aan de westzyde der Kerk ftond, is , zederd de vergrooting der Kerk, in 1534, boven het Dak van het zuiderlykst vak geplaatst: en mogt, om die reden, van geene zonderlinge hoogte of zwaarte wezen. De Kerk is met een ongemeen fraai Orgel vercierd. En, zeer bezienswaardig zyn de gefchilderde glazen, welke door de Stads Gilden aan deze Kerk gefchonken zyn: welken fommigen, voor die der Kerk te Gouda, nauwlyks behoeven te zwichten. In het Choor dezer Kerk ligt begraven die vermaarde Bouwmeeller Jakob van Kampen, Stichter van 't Stadhuis te Amjlerdam: 't welk word aangewezen door een Graffchrijt, waarin ook de tyd van zyn dood, den 15 September 1657, te leezen is. Het Kapittel dezer -St. Joris Kerk blyft, gelyk die te Utrecht en te Wyk byDuurftede, noch ftand houden: zynde de Deken en Kanonniken, (die van twaalf nu tot vier, vermindert zyn;) van den Hervormde Godsdienst. Deze hebben onder zich eenen Rentmeefter, die de pittel goederen, waaruit deze hunne Prebenden trekken, beftierd. De Kleine Kerk is in de Nieuwe Stad, naby de Binnengracht, waar door de Oude en Nieuwe Stad van elkander gefcheiden worden. Zy was van ouds geen Parochie Kerk, maar eene Kapel: en werd de Lieve Vrouwe Kapel, toegenoemd, ter eere der H. Maagd Maria, waar aan zy toegewyd was. Ook werd in de Roomfche tyden, in deze Kapel, een Lieve Vrouwe Beeld bewaard, waar aan men de kragt van wonderwerken te doen, toefchreef: ter welker oorzake die Kapel veel bezogt werd, door vreemdelingen van rondom; voornamelyk in die H. Dagen, ter gedachtenisfe dezer Maria, in de Roomfche Kerk ingefteld, als: Lieve Vrouwe Ontfangenis - Geboorte - Lichtemisfe - en zogenoemde Hemelvaart; wanneer dit beeld, in Procesfie werd omgedragen:    C 8"3 3 gen: om welke reden, de weg, langs welke die omdragt plagt te gefchieden, noch heden de Heilige Weg genoemd_ word: voor welken de Roomschgezinde Inwooneren eene groote eerbied hebben. Het Gebouw beftaat uit een Kruiskerk; die van klein begrip is, maar praald met een zeer fraaije Tooren ; die ten aanzien der bouworder, veel gelykheid met den Domstooren.tc Utrecht heeft; zynde, gelyk deze, met drie ommegangen, en met een veel fraaijer kap voorzien. Zy heeft de hoogte van 354 voeten: en in denzei ven is een voortreffelyk Klokken/pel. Meer 'dan eenmaal, is deze Tooren, ter oorzaake van deszelfs hoogte, door den Blixem getroffen, en merkelyk befchadigt geweest. In 't jaar 1547 r werd de fpits door den Blixem aan brand gelteeken, en in 't jaar 1558 door den wind om verre geflaagen. In 't jaar 1623. werd dezelve, insgelyks door een onweder, merkelyk befchadigd, en op nieuw in't jaar 1651 dermaate door den Blixem getroffen, dat zy ter lengte van veertig voeten naar beneden ftortte. Hy wierd echter kort daarna fierlyker en hooger dan te voren opgetrokken; doch korte weeken voor de omwenteling in 1787 trof deze Kerk een deerlyk ongeluk. Eenige kanoniers waren bezig met het vullen van bomben, hebbende drie vaten buskruid by zig, terwyl aan bet ander einde der kerk noch 160 vaten ftonden: een der borabardiers had de onvoorzichtigheid met een mes de roest aan de buis van eene bombe aftefchrappen, waar door het ftaal vuur gaf; hier door fprong de bombe niet alleen maar ook de drie vaten kruid; door welken flag het gewelf der kerk inftortte: de 160 vaten kruid aan het ander einde der kerk werden gelukkiglyk onder de puinhopen bedolven. Zeven man zyn hier door om 't leven geraakt. De bombardier wierd nog levendig van onder de puinhopen gehaald, doch is naderhand overleden; de kerk isnoch in denzelven ftaat, en geheel en al ongefchikt tot openbaare godsdienstoefening. Voortyds bevond zich binnen Amers/oort ook eene Waalfche Gemeente, zedert den tyd der Refugié van 1685; aan welke de Kleine Kerk ter oeffening van den Godsdienst was toegewcezen: dan , die eerfte Vlugtelingen, gedeeltelyk uitgeftorven, en gedeeltelyk door huwelyken, den Nederlandfche Natie ingelyfd zynde; is die Gemeente als; verdweenen. De Luther/che Gemeente heeft hier ook eene Kerk; die door eenen; Predikant bediend word. Dezelve ftaat by de Vischmark: en werd! in de Roomfche tyden, de H. G&estkajpel genoemd. V a Et  ( H ) Er zyn te Amersfoort zeer weinige Remonftrantfche Huisgezinnen, •die echter ook een Predikant hebben. De Kerk ftaat achter het Stadhuis, op de plaats, waar eertyds het Beggynen Plof geweest is. De Roomsgezinden binnen- en in den omtrek dezer Stad, zyn des te menigvuldiger. Zy hebben zelfs vier byzondere Kerkhuizen ten hunnen dienst: en wel der beiden Gezindheden, in- welke de Roomfche Kerke in deze Landen, van elkander* gefcheurd is; twee der Janfenisten; en twee der zogenoemde Jefuitsgezinden; welke laatften, dus lan»,'elke door een geordeuden Priefter, een Kappellaan onder zich hebbende, bediend geworden zyn. De Janfenisten hebben aldaar een byzonder Kweekschool (Seminarium) al zedert den jaare 1726 opgerecht, ftaande dit Huis by eene hunner Kerken, naamlyk, die, in de zogenoemde Muurhutzcn. In dezelve is een toevloed van veele Jongelingen, die daar in de kost befteld worden, en het onderwys genieten van verfcheidene Lecrmeesteren, onder het opzicht van eenen Prefident; en even in allerlei wetenfehappen, dan, allermeest in de Godgeleerdheid, naar de grondbe"inzelen van 't Janfenistendom; ten einde tot waereldlyke Pnefteren, in de Gemeenten der Janfenisten, te worden bekwaam gemaakt. En deeze Leeraaren houden veel gemeenfehap met die Karthuizers, die voor een aantal jaaren, wegens hunne gekleefdheid aan de gevoelens van Pater Ouesnel, den voornaamfte Voorftander der fekte der Janfenisten, bet o-rondgebied vmFrankryk hebben moeten ruimen , en die de meesten,bbinnen het Sticht van Utrecht, zich hebber, neergezet. Dewyl ook het getal der Jooden door den tyd, fterk toegenomen was; heeft de Magiftraat hun, in 1726 vergund, eene Synagoge, binnen deze Stad te ftichten, welke zy behouden hebben: gelyk zy ook een afzonderlyke Begraafplaats, het Jooden Kerkhof genoemd, buiten de Bloemendaaler Poort, hebben aangelegt. In de Roomfche tyden is Amersfoort van een goed aantal van Kloosters voorzien geweest: welker cenigen, zedert de Reformatie; toen te jrelvk de daar toe behoorende goederen; door de Stads Overheid aangeflagen werden, geheel te niet geraakt, en andere, tot nuttiger gebruik voor't gemeen, gefchikt zyn. Het gewezen Kloofter van St. Agnes, diend thans tot de Latynfche School; 'die door een Redtor, en Praceptor word waargenomen. Va»    C 85 ) Van het Kloofter der Francisktmcn of Minderbroederen is daar na de Stads Doele of Schuttershof gemaakt. Het ftaat in het wesrelyk deel der Stad, naby de Binnengracht, anderzints genoemd de Cingel. Dit gebouw was, noch een Kloofter zynde, daar door aanmerkelyk, dat de onrustige Bisfchop, David van Bottrgonje, als 'them, binnen Utrecht, door den opftand der Burgers te bang gemaakt werd, naar Amersfoort vluchtende, binnen 't zelve , een tyd lang zyn verblyf genomen heeft: 't welk de reden is, waarom zekere Huizinge, daar by ftaande, en eertyds aan 't Kloofter hebbende behoord, noch heden, ter gedachtenisfe daar van, Davids Hof geheten werd. Tegenwoordig ftrekt deze Doele tot een voorname Stads Herberg. Het Kloofter der Regulieren Kanonniken, eertyds Marien Hof genoemd, is, zedert 161 i". tot een Weeshuis, voor Ouderloze Kinderen gefchikt. Het ftaat by de Binnengracht: en is een groot en aanzienelyk gebouw. Meer andere Kloosters, als dat van St. Jan (waar van 't St. Jans Kerkhof noch tot heden zyn naam behouden heeft,) St. Agatha, St. Barbara enz. zyn afgebrooken, en, "tot byzondere Woonhuizen, verkocht en vertimmerd. Aan andere zogenoemde Godshuizen is te Amersfoort, mede geen gebrek, onder dezelve munt voornamclyk uit, 't St. Pietersgasthuis; ftaande buiten de Binnegracht, by'tSpuy: waarin thans 24 oude Lieden, zo Mannen als Vrouwen, van elk de helft, hunne wooning en onderhoud hebben. In de daar by ftaande Kapelle, waar in, (gelyk voor den tyd der Reformatie, in alle Gasthuis Kapellen,) dienst gedaan werd, is voortyds ook door de Leeraaren der Hervormde Gemeente gepredikt. In het zogenoemde Sakr aji ent s-G asthuis, aan de Langeftraat ftaande, worden eeniglyk ia Oude Mannen onderhouden: en, is dus zo veel als 't welk men noemt, een Apostelhuis. Het St. Élïzabeth-Gasthuis is eigcnlyk een Ziekenhuis; ftrekkende eeniglyk om Zieken, die behoeftig zyn, te Huisvesten, en van voedzel en de nodige geneesmiddelen te voorzien. Het H. Geesthuis, eindelyk ook 't Pothuis geheten, ftrekt tot geene wooning; maar, uit derzelver inkomften word weekelyks eenig Brood en Boter aan behoeftigen uitgedeeld. Alle deze Godshuizen ftaan, onder het opzicht van zekere Regenten en Regentesfen: van welke, die van $t: Elizabeth-Gasthuis, geene andere zyn dan Roomsgczinden. Een voornaamen Handel der Amersfoorders beftond eertyds in 't Koorn, vocrnaamlyk Boekweit, die op 't naby -gelegen gebergte, en od de Veluwe weeldrig arocid. Dnn, deze is zedert eenige jaaren mcrF X ke-  kelyk afgenomen; van meer aangelegenheid was voor hun \ Bierbrouwen. De Amersfoorter Bieren waren, niet min dan de Delftfe, wegens hunne deugdzaamheid, alomme zeer vermaard: en werden niet alleen: in de naastbygelegen Provinciën, Gelderland en Holland, maar zelfs in Zeeland, Brabant cn Vlaanderen, zeer getrokken. Ter aanmoediging van dezen Handel , had Keizer Karei V. niet gewild, dat, in den omtrek van anderhalve myl rondom deze Stad, eenige Brouweryen wezen mogten. Ook hebben le Amersfoorter Brouwers een tyd lang vryheid van Tollen, in Holland genoten. Daar door was 't getal der Brouweryen binnen deze Stad zeer toegenomen: zo verre dat 'er in de voorige Eeuw, tusfehen 30 en 40 gevonden werden. Volgens een opfchrift op een der glazen in de groote Kerk , zouden 'er op eenen tyd, driehonderd en vyftig Brouwers geweest zyn. Het is echter nauwelyks geloofbaar, en wel dat die ieder een byzondere Brouwery zouden gehad hebben, maar het is denkelyk, dat deze 350 Brouwers tot het Brouwers gilde behoort zullen hebben, en alleen het recht van brouwen gehad hebben; ten minften tot hun eigen gebruik. Ook weet men nauwelyks wat men gelooven zal van het verhaal, dat men vind in de oude gedenkfehriften van Amersfoort,, van 300 Brouwers, die in 1427, toen de Stad door Philips van Bourgonje belegerd was, geheele brouwketels met kookend bier op de wallen bragten: 't welk zy den belegeraaren, als zy met ftormladders, de muuren beklimmen wilden, op 't lyf gooten: waar door zy zig genoodzaakt vonden, met groot verlies op te breeken. Wat hier ook van zy, dit is zeker, dat men noch heden aan het maakzel van zommige Huizen duidclyk befpeuren kan, dat die eertyds Brouweryen zyn geweest; ook moet men in aanmerking nemen, dat het Kojfy cn Theedrinken in die tyden, in deze Landen genoegzaam onbekend, en dc Wyn byna in geen gebruik was, dan in gevalle van ziekte: Het Bier was onder allerlei ftandsperfoonen de gewoone drank, de Koophandel in Wynen is eerst regt begonnen zedert de overkomst der Franfche vlugtelingen in 1685. deze Luiden waren zoo gewoon aan het dagelyks gebruik van Wyn, dat ze die zelf van haare vrienden en bekenden uit Frankryk ontboodden ; dit gaf aan fommige hunner natie gelegenheid om 'er een foort van Koophandel van te maaken, en wierd ras van onze Nederlandfcbe Koopluiden nagevolgd, waardoor den Koophandel in Franfche Wynen, (welker gebruik, by den aanwas van den overdaad en pracht, langs hoe meer, byna onder allerlei flach van Liedei, gemeen geworden is) een der voornaamfte en voordeeligfte takken van Negotie heeft beginnen uit te maaken; waar uit men dus gereedclyk befluiten kan, dat de Handel in Bieren verachterd en benadeeld moest worden; waarby kwam, dat de Brouw -neering ook in dc Hollandfche Steden beCTon verfpreid te worden. Immers waren de Brouweryen in den aan0 vang    C 87 ) vang dezer Eeuw reeds tot zes verminderd, en thans worden 'er niet meer dan twee gevonden. De Lakenweveryen, en de daaraan verknochte Handel in Wolle, werd in vroegere tyden, als de tweede Hoofd-neeringe der Amersfoorters aangezien: dan, deze is, (gelyk overal) mede zeer afgenomen: de Lakenfabriek in 1777 binnen deze Stad opgericht door de gebroeders Beaune maakte in den beginne veel opgang: een geldbeleening van drie maal honderd duizend guldens Helde hen daar toe in ftaat. De Staaten van de Provincie, zeer genegen ter bevordering van den binnenlandfchen Koophandel, gaven hen eene gifte van acht honderd guldens, eens, en van zes honderd voor de 12 eerstvolgende jaaren: eenige belastingen werden daarenboven verminderd, anderen geheel ontheft : Ook werd hun door de Regeering van Amersfoort eenige Stedelyke voordeden bezorgd. Dan, de geheele onderneming is te niet geloopen totaanmerkelyke fchade der geldgeevers. De Fabriek der Dimitten en Bombazynen, is noch in een taamlyken bloei. Doch, noch tot heden is de beste neering, de Tabaksteeld: eeneHandteering, die wel een groote.omflag"heeft, en die by min gunilig Hemelweer, deerlyk kan mislukken; maar, daar tegen, wel uitvallende, aan veele Menfchen, door het byna geheele jaar, zo in winter- als zomertyd, een bekwaame Kostwinning verfchaft. In den jaare 1636, telde men te Amersfoort reeds vyftig Planters: en in 1670 honderten twintig: welk getal, na dien tyd, fomwyle tot tweehonderd, vermeerderd is geworden; De Landeryen, in de nabuurfchap dezer Stad, byzonder oost- en zuidoostwaard, zyn by uitftek, ter aankweeking dezer planten gefchikt, wordende de Tabak, die daar groeid, beter gefchat, dan die in de nabuurfchap van Rheenen tnWageningen. De Akkers, welke daartoe gebruikt worden, zyn door heggen van hoog opwasfend Elzenhout, van elkander afgefcheiden; ten einde de Tabaksplanten daar door tegen de winden te befchermen. En hier en ginds ziet men overal groote Tabaksfchuuren van Hout opgerecht ; in welke de Planten, als zy tot volkomeft rypheid zyn gebragt, aan Houtenfpylen geregen en te drogen gehangen worden: 0111 welke reden de planken dezer fchuuren iets van elkander verwyderd, groote openingen tusfehen beiden laten, ten einde de lucht daar door te doen fpeelen. Voorheen was in de Tabak een veel grooter verzending dan heden, naar de noordfche Koningryken, Zweeden, Deenemarken en Noorwegen ; die daar met fmaak gerookt werd: dewyl men zegt „ dat zy over Zee gevoerd wordende, door de Zeelucht, die fcherpigheid, die anders aan de Inlandfche Tabak byzonder eigen is, grootendeels verliest, en zachter en aangenaamer van fmaak begint te worden.. Thans word dezelve te Amersfoort gefponnen, en in vaten gepakt, X 2 meest  C 88 5 •meest verzonden naar Duinkerken, St. Omer, en andere plaatzen, onder het gebied van Frankryk; daar zy tot Snuiftabak bereid, en dan in menigte naar onze Nederlanden word te rug gezonden. Elke Morgen Lands kan, Wanneer ze wel gemest is, met 10, n of 12 voeders Schapenmest, buiten onverhoopte tegenfpoeden, 4000 ponden uitleveren : en, men rekend, dat van alle de Landeryen, in den omtrek van Amersfoort, jaarlyks omtrent vier millioenen ponden gewichts gewonnen worden.- Ter vervoering der Tabak en andere Koopgoederen van Amersfoort, is de Rivier de Eem een zeer bekwaam hulpmiddel: en zyn van tyd tot tyd veele kosten aangewend, om dezelve in een bevaarbaaren ftaat te ftellen. Voortyds begon die Rivier by deze Stad, wat meer ten noordoosten: en, dewyl men deze tak te eng en ondiep bevond; is in den jaren 1555 en 1556 , de Nieuwe Eem gegraven , een half uur gaans van de Stad, tot aan de drie Sluizen; waar de Oude en Nieuwe Eem thans zich met elkander vereenigen. In 1587, is de Rivier merkelyk verbreed en verdiept: gelyk ook in 1613. En, noch alle jaren is men bezig, dezelve tot een eind wegs van de Stad, uit te baggeren, ten einde de ondiepten voortckomen , die 't zand en flebbe, dat met de Beeken uit de Veluwe derwaard word afgevoerd, zouden veroorzaken. Ook zyn , in 1662. en 1663 veele kosten aangelegt, om een Zandplaat, die voor den mond der Rivier zich begon te zetten, wegtenemen. Aan de Stad tot aan de Zuiderzee is hmgs den flinker oever der Rivier, een bekwaam Trekpad voor de Paarden, om dezelve by allerlei, ook by tegenwinden, des te gemaklyker te doen bevaaren worden. En, by den mond der Rivier, aan de westzyde, ftaat een Lantaarn, die alle nachten, in den wintertyd word ontftoken, ten einde dezelve te konnen inlopen. Het opzicht over deze Rivier, en al wat daartoe behoord, is aan een byzonder Kollegie toevertrouwd; beftaande uit een Watergraaf. zeven Heemraaden, en een Kameraar, die binnen deze Stad hunne byeenkomften hebben. De Rivier diend nu zeer ter bevordering van fcheepvaart, van Amersfoort, over de Zuiderzee, naar Amtlcrdam, en andere plaatzen: gelyk ook veele Duitfche waaren, met de zogenoemde Hesfen Karren derwaard gebracht, aldaar naar Amlterdam worden ingefcheept. De af- en aankomst te Amersfoort is te Land niet min aerieflyk: want, behalven dat de Postwagens, die tusfehen Amfterdam en Arnhem heen en weer ryden, door deze Stad pasleren; heeft men ook, viermaal 'sweeks, een Wisfehvagen, heen en weer op Utrecht; werwaards over het Amersfoorter gebergte, een recht doorgaande weg is aangelegt, tot naby de Bilt zich uitftrekkende ; daaromfreiït ter halver wege, by de Herberg, 't Huis ter Heide, de Paarden verwisfeld worden. In-    C 89 ) r Dat deze 'Stad, (om van Amersfoorts lotgevallen iets te melden) daar zy eertyds, door haare eigen Heeren, als eene Vrye Heerlykheid, was beftierd geweest, al zeer vroeg aan den Bisfchoppelyken ■Stoel van Utrecht onderworpen zy, is ontwyffelbaar, alhoewel men aangaande de wyze, hoedanig dit gefchied zy, zo min als den tyd, wanneer, eenig zeker naricht heeft. Vermoedelyk zal een der Heeren dezer Plaats, ten einde zyne Heerlykheid des te veiliger te bezitten, dezelve vrywillig, als een Leen, aan den Bisfchop hebben opgedragen. Een der gevolgen dezer Opdracht was, dat zy, in 1259, door den Bisfchop Hendrik van Vianden, met 't Stederecht begunftigt werd. Dan, niet lang daarna, hebben deInwooneren,meer dan eenmaal, de bittere vruchten der Bisfchoppelyke Regeering gefmaakt, door de verregaande twisten , waarin zy leefden, tegen de Bisfchoppen Jan van Nasfau, Jan van Vernenhurg en Frederik van Blankenheim ; waar door zy menige Belegering hebben moeten uitftaan. Behalven dat zy in de Oorlogen, door de Bisfchoppen tegen hunne Gebuuren naamlyk de Hollanders en Gelderfchen gevoerd, menigmaal werden ingetrokken. Meest hadden zy, in tyden van Oorlog, van de Gelderfchen te lyden: voornaamlyk, geduurende de Regeering van den Hertog Karei van Gelder; die zeer misnoegt was, wegens_ de verkiezing van Hendrik van Beieren, tot Bisfchop, in den jare 1524; dien die van Amersfoort, zo wel als die van Utrecht, in den beginne te zeer begunftigt hadden. Na dezen tyd, hebben de Gelderfchen verfchcidenmaalen een aanflag gedaan, op deze Stad ; welke hun eindelyk gelukte in 1543: als de Vcldoverft'e Maarten van Rosfum, na-eene korte doch'hardnekkige Belegering, van dezelve zich meefter maakte; die, ongelet de plundering voor eene goede fonf Gelds was afgekocht, tegen zyn gegeven woord, den Ingezetenen van hunne befte bezittingen beroofde. Daarna, was die Stad, beneven de andere Steden dezer Provincie, onder de gehoorzaamheid van Keizer Karei'V, niet zo dra gebracht; of zy moest de bittere gevolgen der binnelandfche onluften mede beproeven; wordende dan door het Staatsch dan door het Spaansch Krygsvolk ingenomen. En, dewyl de Burgers, zo wel als de Overheden, de Spaanfche Regeering, meer dan den andere waren toegedaan, ter oorzake van het groot getal der Roomsgezinden , konden zy niet belluiten , tot het aannemen der Utrechtfche Unie des jaars 1579, ^an na toorens door het Staatsch Krygsvolk daar toe gedwongen te zyn. Sedert dezen tyd is Amersfoort aan de Staatfchc Party beftendiglyk gebleven, en is eenige jaren van alle Oorlogsrampen bevryd gebleven geweest. Dan de Belegering van 's Hertogenbosch door Prins Fredrik Hendrik van Oranje, in den jare 1629 gaf aanleiding dat die Stad weder een Vyandelyk bezoek te lyden had: vermids Graaf Hendrik van den Berg, met een Troep Spanjaarden, onderfteund door eenig Keizerlyk Krygsvolk, onder bevel van Y den  ( 90 > den Generaal Graaf Montikukuli t tot geen ander oogmerk dan om eere afwending ten voordeele van 's Hertogenbosch te maken, door de Veluwe, in het Sticht van Utrecht drong; by welke gelegenheid, deze Stad, als eerst voor aan liggende, fchier zonder Üag of floot, in der Vyanden handen viel ; die daar een grooten voorraad van Koorn, 't welk, door de Landlieden van rondomrne naar die Stad gevoerd was, vonden: en dezelve bleven bezitten, tot dat de verrasfing der Stad Wezel, door de Staaten, hen noodzaakte, uit vreeze dat zy van achteren zouden worden afgefneden, 't geheele Sticht, en dus, ook deze Stad, na den Ingezetenen groote Geldfommen te hebben afgeperst, weder te verlaten. Als, in den jare 1672 de Franfche de inval deden, in Gelderland en Utrecht, kan men denken, dat, daar Arnhem, Doesburg, Nymegen en andere gefterkte Steden onder derzelver geweld moeften bukken; die van Amersfoort zich te zwak bevonden, om eenigen tegenftand te konnen bieden. De Markgraaf van Rochefort verzekerde zich , van deze Stad ; die, geduurende 17 Maanden , door zwaare Inkwartieringen, Brandschattingen en veelcrly gepleegde baldadigheden der Soldaten, jammerlyk geplaagt werd: waar tegen, de Roomfche Ingezetenen geen andere vertroofting genieten mogten, dan, dat de Groote of St. Joriskerk, hun, ter oeffening van hunnen Godsdienst werd ingeruimd. Behalven de Oorlogsrampen , Is Amersfoort, dikwyls met andere Plagen bezocht geweest: als, met Brand, Pest, en byzonder ook, met Watervloeden; die meest veroorzaakt we'den door het Rhynwater; 't welk, by Dykbraken, tusfehen Rhenen en Wageningen, door en langs deze Stad, den weg naar de Zuiderzee nam. Zodanige hooge Watervloeden zyn geweest in den jaren 1477, 1552,1570,1595,1645, 1651 en 1702: door welk ongeval, fomwylen geheele Poorten en Stukken der Wal zyn weggefpoeld. Voorts heeft deze Stad, van tyd tot tyd , zeer vermaarde Mee/Iers in de Zang- en Speelkonst voortgebracht. Desgelyks, beroemd zich dezeStad, |0p dien voornaamen Bouwkonftenaar en Schilder, jfakob van Kampen, die mede binnen haare Muuren gebooren is.. Ter zyner gedachteriisfe hangen in de Raadkamer van t Stadhuis twee fraaye Schildefftukken, 't een, 't Afbeeldfel van Prins Willem III, Koning van Groet-Brittanje, en 't ander, verbeeldende het Laatjle Oordeel; welke beide door deszelfs Erfgenaamen, aan de Stad vereerd zyn. Dezelve bezat in de nabuurfchap dezer Stad, eene Buitenplaats, Rand?broek of Rambroek: welke, in den jare 1629, tot het Hoofdkwartier des Keiferlyken Generaals , Graaf Montikukuli verftrekte ; die daarna afgebrand en ook weder opgebouwd is. Twee beroemde Rechtsgeleerden, Paulus Buis en Johan van Oldenbarneveld; die de een den anderen, in het Ampt van Advocaat van Holland, opgevolgd is; onwaar van, de laatstgenoemde, in 1619, als Misdadige van Staat in den    C 9i 5 den Haag werd onthoofd,, hebben mede binnen Amersfoort het eerfte licht aanfchouwd. De Burgery is van ouds met aanzienlyke voorregten belclionken geweest. De Bisfchoppen van Utrecht hebben haar Tolvryheid verleend door het Stigt. Hertog Albrecht van Beieren en Hertog Willem zyn Zoon, hebben haar van de Tollen in Holland vry verklaard. Ook is die van Amersfoort, in 't jaar 1490, Tolvryheid op de Veluwe gefchonken. Doch de Tolvryheid in Holland is hun in laater tyd betwist geworden. Keizer Karei de V beval dat 'er in Gelderland noch in 't Stigt geene Brouweryen mogten zyn op eenen afftand van anderhalve myl van Amersfoort. Ook onthief hy de Stad, in 't jaar 1532, van een nieuw Huisgeld van zes Goudguldens op ieder Huis, welk over t gantfche Stigt omgeüagen was. Men vindt, dat de Stad, omtrent dien tyd, den Keizer als Graave van Holland, jaarlyks, honderd tranjche Schilden van twee en veertig Stuivers voor de Tolvryheid betaalde^, van welken last zy vergeefsch zogt ontheven te worden. Doch in t jaar 1702 hebben de Staaten van Holland die van Amersfoort eenige jaaren agterftallen kwyt gefcholden, welken zy hun uit hoofde van den jaarlykfchen Biertol of Erfpagt van twee honderd en tien Guldens lchuldig waren, te gelyk nogtans verklarende dat de Amersfoortfche Bieren in Holland komende, gehouden zouden zyn, de Graaflykhcids-Tollen en den Impost op de buiten gebrouwen Bieren te voldoen. Voorts heeft men 't ook onder de Voorregten der Stad gerekend , dat haare Burgers met Honden mogten jaagen; als mede, dat zy, van ouds, op eigen gezag, Verbonden plagt te fluiten, Oorlog aan te vangen en Vrede te maaken. Men kan niet ontkennen, dat alle deeze dingen meer dan eens gefchied zyn; doch fommigen zullen mogelyk twyfelcn, of zy wettiglyk gefchied zyn, om dat zy zullen oordelen, dat 'er 't gezag des Bisfchops, die Heer van 't Land was, door gekrenkt werdt.. Met meer grond roemt de Stad op het voorregt, volgens welk niemand haarer Burgeren elders in regten betrokken mogt worden. Zelfs vind men, dat iemand, die dit ondernomen had in 't jaar 1437, voor jaar en dag, op zyn lyf gebannen geworden is. Doch 't is egter waarfchynlyk, dat zulks van ouds plagt te konnen gefchieden, in zulke gevallen, waar van de Bisfchop de kemm, byzonderlyk aan zig behouden had. Amersfoort heeft eindelyk na Utrecht de eerfte der vier Steden, de Vergadering der drie Staaten by gewoond, en is zelfs, nevens de Geeftelykheid, de Edelen en de Stad Utrecht. Heen fomtyds,en onder anderen in*t jaar 1482,aangemerkt, als reprefenterende en maakende de drie Staaten des Neder/lichts van Utrecht. De Regeering van Amersfoort beftaat uit twee Kollegien, dat van den Raad of Magiftraat, zynde een Schout, twee Burgemeefter s-t twaalf Schepenen zntwaalf'Raaden ;ta dat van de Wet of het Geregt, beftaande * Y a. uit  ( 9^ ) tuit den Schout, twee Burgemecfters en twaalf Schepens. Aan het eerfte Kollegie ftaan alle Regeerings,' aan het tweede alleen Rechtszaaken. De Burgemeefters, Schepens en Raden worden nog, gelyk van ouds, jaarlyks vernieuwd; doch in den tyd en wyze dezer vernieuwinge is meermaalen verandering voorgevallen. Eer Amersfoort nog met het Stigt vereenigd ware, zal 'er, vermoedelyk, de Regeering befteld geweest zyn do'or den Heer; wiens Schout, veelligt, de Regtbank hier, gelyk in andere Stichtfche Dorpen, met eenige Buuren gefpannen, en zelf het Burgerlyk beftier der Plaatfe waargenomen heeft. Toen de Plaats, in de dertiende eeuvve, onder de beheering des Bisfchsps van Utrecht geraakt was, fchynt 'er de Regeering op gelyke wyze befteld te zyn, als, in de oudfte tyden te Utrecht gefchiedde. Doch na dat Utrecht de Regeeringsbeftelling zelf aan zig genomen had, fchynt Amersfoort hier in het voorbeeld dezer Stad gevolgd , en de jaarlykfche Wethouderfchap gefteld te hebben, zonder den Bisfchop te kennen. De wyze , waar op zulks gefchiedde , verfchilde nogtans van de Utrechtfche. 's Daags voor drie Koningen, plagt de Wethouderfchap omtrent vyftig van de treffelykftc, rykfte, verftandigfte en vreedzaamfte Burgers te benoemen, die, op zekere boete, verpligt waren, den volgende dag, gelyk men het noemde, te lote te gaan. Men maakte naamlyk zo veele Bolletjes van Potaarde als 'er Perfoonen benoemd waren: onder deeze Bolletjes waren 'er dertien, in ieder van welke een Yzere Teerling verborgen was. De dertien perfoonen, welken de Teerlingen te beurt vielen, wierden beëedigd, waar na zy niet van *t Stadhuis gaan mogten, voor dat zy twee Burgemeefiers, twaalf Schepens cn twaalf Raaden gekooren hadden, die zy, na hunne befte vyf Zinnen, voor de Stad en Burgery allernuttigst en oorbaarlykfte dagten te zyn. De nieuwe Magiftraat vervulde, terftond na dat zy verkoren en beëedigd was, alle openftaande Stads-Ampten, daar en boven, het Officie van de Vyven aanftellende, welke uit drie Schepens en twee Raaden belfond, en, even als te Utrecht, kennis nam van alle overtredingen der Stads Keuren en op allerlei misdaaden onderzoek deedt, hunne bevindtenis de Raaden of Magiftraat aandienende. Wyders werden'er, uit ieder der drie Wyken van de Stad, eertyds de Lange, de Kromme en dc Kor'teft'raat genoemd, waar door volgends fommigen, de Kamp, de Bloemendaal en de Roode Toren gemeend werdt, zes, en dus te zamen agtticn Perfoonen gekooren, die Gemeentsmannen, of de Gemeente genoemd, en zo wel als de Raad, die het voorgaande jaar gediend had , in gewigtige gelegenheden, gelyk waren het opftcllen van Schattingen, het aangaan van Vrede, Oorlog of Verandering van Regeeringe, te raade geroepen werden. De Wethouderfchap werdt, op deeze wyze, en by Lotinge, gefteld tot in 't jaar 1^43. De Stad geraakte in dit jaar, in de magt der Gelderfchen.    C 93 ) En Keizer Karei de V. eerlang, by verdrag, meefter van dezelve geworoenzynde, vondt geraaden, den vorm der Regeeringe in 't volgende jaar, t'eenemaal te veranderen. Hy verklaarde dat dezelve vervallen was van haare voorregten, en dat Burgemeefters, Schepens en Raaden, welkeilaatften zestien in getal zouden zyn, voortaan jaarlvks op Nieuwjaarsdag , door hem, of door zynen Stadhouder en deszelfs Gemagtigden, uit zynen naam , zouden worden aangefteld, zonder dat die van Amersfoort hem dies onderwinden zouden. In plaats van de Gemeente, die te vooren uit agttien perfoonen beftondt, kreeeen Schout en Burgemeefteren vryheid, om, in gewigtige gevallen nog zestien perfoonen tc raade te roepen. Ingevolge van deze fchikking, is de Wet te Amersfoort befteld geworden, tot na 't fluiten der Gendfche Bevrediging van den jaare 1576. De Stad, zedert, gelyk andere Steden, met Willem den I. Prins van Oranje, in onderhandeling getreden zynde over de voorwaarden, op welken zy zig onder zyn Stadhouderfchap zou begeeven, vorderde onder anderen, dat zy haare eigen Wet beftellen zou gelyk voor 't jaar 1544. De Prins wilde haar dit toeftaan, mids hy t regt behield om tien perfoonen te voegen by de dertien, die de Magiftraat verkiezen zoude. Doch de Stad kon hiertoe niet verdaan. Dc Prins gaf hierop den Prefident des Hofs van Utrecht bevel om de Wet te Amersfoort te vernieuwen, op den voet der Ordonnantie van Keizer Karei. Doch de Stad kantte zig bier tegen, beweerende, dat die van Amersfoort, zo wel als andere Steden, behoorden herfteld te zyn in het gebruik van hunne oude voorregten. Eindelyk ftond zy toe , dat zyne Doorlugtigheid, voor deeze reize tien perfoonen voegde by de dertien, die uit de benoemden door den Magiftraat geloot waren. En op deezen voet werdt de Regeering in 't jaar 1577 befteld. De Stad vervoegde zich, in't volgende jaar, aan den Aartshertoge Matthias en aan de algemeene Staaten, "te Brusfel vergaderd, met een verzoek om in haar oud voorregt herfteld en gehandhaafd te worden: en dit verzoek vondt, naar 't fchynt, ingano-. Immers men vind, dat de Wet tc Amersfoort den 20 July des jaars 1578, by maniere van lotinge, veranderd geworden is.' Doch na de dood van Prins Willem, kwam hier in wederom verandering. De Magiftraat van Amersfoort werd door de Stadhouders, zyne ^opvolgers, aangefteld uit een dubbel getal, by de dienende Wethouders benoemd. Prins Maurits in 't byzonder werdt, by het XXV. Art. van zyne eerfte Inftructie van den jaare 1590, verbonden „ de Magiftraa„ ten in de kleine Steden, en derhal ven ook te Amersfoort te ftellen „ met advys en de believen van de Stalen, navolgende haar oude reg„ ten en gewoonten." Doch na de verandering des jaars 1618, heb- Z ' ben  ( 94 > ben de Stadhouders Maurits, Frcdrik Henrik en Willem de II. de verkiezing der Magistraten gedaan, ronder de Statten te kennen. Het overlyden van den laatften, in 't jaar 1650, maakte op nieuws verandering in de wyze der Magiftraatsbeftellinge , te Amersfoort. De Staaten zogten toen het regt tot de Magiftraatsbeftellmg aan zig te trekken ; doch de Stad ftelde 'er zig ernftelyk tegen. Men hcüoot, op den amften December des jaars 1651, „ dat dc Burgemeetters, Schepens „°en Raaden, jaarlyks, op den laatften December, zouden worden „ famengeroepen ; welke allen den tweeden of aanblyvende Burge„ meefter uitgenomen, uit hun Lighaam, by blinde lotinge van Vyf „ zwarte onder het vereischt getal van witte boonen, zouden verkie„ zen vyf perfoonen , die, op den eed by 't aanvaarden hunner bedie„ ning gedaan, zouden belooven, de bekwaamde cn nutfte perfoo„ neh tot Burgemeefters cn Schepenen te zullen kiezen." De vyf kiezers verkooren daar na een Burgemeefter, om twee jaaren te dienen, en zo veele Schepens, als 'er aan 't getal van twaalf te kort kwamen; alzo de afgaande Burgemeefter Schepen werdt, en de kiezers ook, zo zy Schepens waren, hunne ampten behielden. De overige Leden dér Regeeringe, die niet tot Burgemeefter of Schepen verkoren werden, bleeven dat jaar Raaden: en dus bleeven alle de Regenten, voor hun leeven in 't bewind. Op deeze wyze werdt de Wet te Amersfoort befteld, tot op de verandering, die by het Reglement des jaars 1674 gemaakt werdt. By dit Reglement werdt de jaarlykfche verkiezinge van Burgemeefteren en Schepenen, uit de Nominatie van een dubbel getal, wederom gefteld aan den Stadhouder, die de Raaden of Vroedfchappcn jaarlyks, of iu dienst houden, of geheel of ten deele veranderen mogt, naar zyn welgevallen. Dit heeft geduurd tot na de dood van den Stadhouder Willem den III., Koning van Groot - Brittanje, inden jaare 1702; wanneer de Magiftraatsbeftelling wederom aan de Regenten gekomen is , en gefchikt werdt volgens het Reglement van 't jaar 1651: 't welk ftand gehouden heeft tot in 't jaar 1747, wanneer het Reglement van 1674 wederom ingevoerd is, 't welk nog gevolgd wordt. De jaarlykfche vernieuwinge der Magiftraat door den Stadhouder gefchiedt op den laatften December. De Schout of Hoofd-Officier, die, volgends het Reglement van den jaare 1674, vóór zyn leeven , door den Stadhouder aangefteld wordt, heeft veel aanziens in de Regeering der Stad. In oude tyden was dit egter geheel anders. De oudfte Schouten van Amersfoort, want men vindt van deezen Amptenaar reeds op het jaar 1132. gewaagd, zyn naar alle waarfchynlykheid, door de Heeren van Amersfoort ,    C 95 > fftort, aangefteld geweest. In hater tyd fchynt hy door den Magiftraat, by de jaarlykfche verandering der Regeeringe, aangefteld, ca van denzelve afhanglyk geweest te zyn. Hy fchynt ook alleen ia burgerlyke zaaken gediend te hebben, ftaande de kennisneeming van. ftmfbaaren aan den Raad, die eerst, op aanklagte en eisch van 't Kollegie van Vyven, vonnis velde , en vervolgens, in den jaare 1524, den eerften Burgemeester tot Rigter aanftelde, ter gelegenheid dat de Schout Willem de Wyze, omtrent dien tyd, ondernoomen hadt in het Ampt van Burgemeefter te dringen, en het Rigter-Ampt te oeffenen. Doch, by de Ordonnantie van Keizer Karei van den jaare 1544,. werdt den Schout veel grooter gezag gegeven dan hy ooit te vooren gehad hadt. De Keizer zelf zou hem aanftellen, met magt om eenen. Onderfchout onder zig te hebben, die in alles zynen perfoon zou verbeelden. Hy kreeg regt om nevens Burgemeefteren, Schepens en Raaden, te zitten over zaaken van Regeeringe, en die de neering en welvaart der Stad betroffen. Geene Gilden mogten vergaderingen houden,, zonder zyn verlof, en niet dan over zaaken hun ambacht betreffende. Hy zou de fleutels der Stads poorten bewaaren. De Stads klok mogt niet geluid worden, dan met zyne bewilliging." Hy mogt by de raadpleegingen tegenwoordig zyn in gevallen, waar in hy geen belang hadt. Met een woord, zyne magt ftrekte zig, in verfcheiden opzigteh, veel verder dan die der Schouten genieenlyk gaat. Doch na de verandering der Regeeringe hier te Lande, ten tyde van Filips den II., is dit aanzien merkelyk verminderd geworden. ' De Schout werd toen. aangefteld door 's Lands Staaten: cn de Magiftraat beweerde dikwils dat hy niet nevens hen zitten mogt over zaaken van Regeeringe; waar te-gen hy zig egter altoos zogt te handhaaven in zyn verkregen voorregt. Het Reglement van 't jaar''1674, volgens welk hy door den Stadhouder moest aangefteld worden, herftelde 'er hem wederom in. Doch na dat dit Reglement, welk federt het jaar 1702 afgefchaft was geweest, in 't jaar 1747, wederom ingevoerd geworden was, zyn hier over nieuwe verfchillen ontftaan, die door den jongst overleeden Prinfe Erfftadhouder, by eene Acte van den twaalfden December des jaars 1750, beflegt geworden zyn. By deeze Acte werdt bepaald „ dat de Schout zitting en ftem behouden zou „ in den Raad van Politie of Regeeringe, aldaar plaats neemen „ tusfehen de twee Regeerende Burgemeelters, en helpen raadple„ gen over zaaken, de Politie, neering en welvaart der Stad betreffen.,* de, dat hy den Raad zou byeenroepen, tot het maaken der Nomina„ tie van Burgemeefters en Schepenen, waarin hy egter geene Item „ hebben zou; dat hy, na 't ontfangen der verkiezinge door den Z 3 „. Stad-  C 9ö D " ?,a„d5^der' dr verkooren Burgemeefter, Schepenen en Raaden „ den eed zou afncemen, en in hunne Ampten fteilen. Dat hv niet „ wegens de Staaten, of wegens den Stadhouder, of eenige andere » z™\ hebbende voor te fteilen, den Raad mogt doen vergaderen „ doch dat malle andere gevallen, de Politie en welvaart derStad „ betreffende de Raad door den eerfte Burgemeefter zou by een S- " n?e^n,.Wr'den'n°f Incd(;szelfs af2Y" «oor den tweede Burgémeeftfr, „ of door den eerden Schepen, die dan, zo wel als in de gewooné ,, weeklykfche Vergaderingen, de opening doen zou; waarna dfSchout „ de ftemmen zou opnemen Dat, als *'er Ampten of Commdsflen ?e „ begeeven waren de voordellen beurtswyze door den Schout en den „ eerden en tweeden Burgemeefter gefchieden zouden." De Schout hadt toen ook beweerd dat zyn Luitenant of Stedehouder in ?vn ïzvn zitting in den Raad behoorde te hebben, en alles te doen, v te genwoordig zynde, zou hebben mogen doen. De Magiftraat viel hW over klagtig aan zyne Hoogheid, in eenen brief van den eerften September des jaars 174?. En cfe Prins beval, by de gemelde Acte, „ dat de „ Schout een Luitenant of Subftituit fteilen en den Geregté aanbieden " Tgu'/lW^Y H' m desSchouts handen, den eed zou moeten doen; " doch dat deeze Luitenant, in 't afzyn van den Schout, geene Item „ of zitting m den Raad van Regeeringe of jn het Gerecht lou mogen „ hebben, welken hy ook niet zou mogen by een roepen; zullen„ de hem alleenlyk vryftaan, den perfoon des Schouts te vertonen, in eenige geregtelyke handelingen, als het verhoeren „ van gevangenen, het neemen van Crimineele Informatica, het „ doen van afkondigingen, het aantekenen van Huwelyksgebooden „ en het trouwen van Roomsgczindcn en anderen, bet fchouwen van „ Lyken, en het doen van huiszoeking, wanneer het Gerekt zulks „ noodig oordeelen mogt: over alle welke gevallen, hv,° zonder „ zig te laaten aandienen, in de Vergadering van 't Geregt zou „ mogen komen; wanneer men hem ook een ftoel zetten zou." Voorts werdt, by deze zelfde Acte, in Overeenkomst met de Ordonnantie van Keizer Karei, ook vastgefteld „ dat 'er geene Morgenjpraaken „ of Vergaderingen der Gilden zouden mogen gehouden worden, dan met bewilliging en in 't byzyn van den Schout." Hy heeft rang voor de Burgemeefters. De burgeréed wordt in zyne handen afgelegd, en zyn naam wordt gefteld in de tolbrieven: uit ai het welke klaarlyk blykt, dat dit Ampt, hier ter ftede, van meer invloed op het ourgerlyk beftier is dan in de meefte andere fteden dezer Landen. De    C 97 ) De Burgemeefters, die, zo ver men weet, altoos twee in getal geweest zyn, fchynen, in de oude tyden, rang na de Schepenen te hebben gehad, vermoedelyk om dat zy, hier gelyk elders, van laater inftelling geweest zyn. Met het toenemen van het vermogen der Stad, over welke zy 't bewind hadden, hebben zy egter, door den tyd rang voor de Schepenen bekomen, en zyn als de eerften onder de Regeerders aangemerkt geworden, tot in 't Jaar 1544, wanneer de Schout hun boven 't hoofd gefteld werd. Zy dienen twee jaaren agter eeu; doch jaarlyks gaat 'er een van hun af. Zy zitten nevens de Schepenen te regt over allerlei burgerlyke en ftrafbaare zaaken. Aan hun en aan de Oud-Burgemeefteren ftaat het bewind over de Kloofter goederen. De Regenten der Godshuizen worden, door den Schout en de regeerende Burgemeefters, verkooren uit een dubbel getal door de overige Regenten benoemd. Alle bcampten leggen den eed af in handen van den eerften Burgemeefter. By het laatfte Reglement van zyne Hoogheid is ook vastgeiteld, dat, in gevalle eenige zaaken mogten voorvallen, die geen uitftel konden lyuen, of die niet van dat belang waren, dat de Raad daar over behoefde te vergaderen, de nodige orders zullen worden gefteld door Burgemeefters, met voorkennibfe van den Schout. Ook hebben thans Burgemeefters, beurtswyze met den Schout, de begeving van alle de Stads Ampten en bedieningen. De Schepens zyn altoos twaalf in getal geweest; gelyk ook de Raaden; doch ten tyden van Keizer Karei, in 't jaar 1544, werden dc Schepens op agt en de Raaden op zestien gebracht; en zyn dezelven, eerst na de verandering der Regeeringe onder Filips den II., wederom tot het getal gebragt, waarop zy van ouds gefteld geweest waren. Volgens eene Refolutie van den elfden December des jaars 1654, mag niemand in de Regeering komen, dan een gebooren Burger, of die tien Jaaren in de Stad gewoond heeft, en in de Provincie van Utrecht gegoed is. Dtch die in de Provincie gebooren en gegoed is, behoeft maar vyf Jaaren burger geweest te zyn: en zq hy met eene burgers dogter trouwt, worden de tien en vyf jaaren nog tot op de Helft, en om byzondere redenen nog meer verminderd. Die tot Schepen verkoren wordt, moet, op denzelfden tyd, Raad worden, of volgends eene Refolutie van den Jaare 1705, reeds een jaar Raad geweest zyn. Ook moet iemant zes jaaren in de Regeering zyn geweest eer lry tot Burgemeefter verkooren kan worden. Voorts mogen Vader en Zoon of Zwager in den eerften graad, twee Broeders, ejfl drie aangetrouwde Broeders niet te gelyk in de Regeeringe zyn. De Schout, Burgemeefters, Schepens en Raaden maaken met eikanderen een Collegie uit van Schout en Zes en twintig Raaden in de A a Vroed-  ( 98 2 Vroedfchap, die van- ouds ook wysheid. genoemd werdt, en het gantiche Lighaam van de Stad verbeeldt. Zy maaken ook uit den Raad of Magiftraat, die opzigt heeft op het burgerlyk beftier, de Regeering en welvaart der Stad, en voor welken, of voor welks «j-emagtigden, de rekeningen der Stads Ontvangeren en die der Peimingmeefteren van fommige Godshuyzen gedaan worden. De Kaad ot Magiftraat vergadert gewoonlyk eens ter weeke des Maandags. Doch de Schout, de Burgemeefters en de Schepens maken nog een kollegie uit de Wet of't Gerecht genaamd, welk thans tweemaal ter weeke, op Maandag en Saturdag, vergadert, om Civile en Crimineele regtszaaken te hooren en te beflegten. Van de 'vonnisfen deezer Regtbank, m de eerfte foort van zaaken, valt appel of provocatie aan het Provinciaal Gerechtshof te Utrecht: doch in de tweede foort van zaaken, waar toe alle boeten en' breuken met het geene er aan vast is betrokken worden, beweert het Gerecht te Amersfoort te konnen wyzen by arrest, en zonder dat 'er eenig hooger beroep van vallen mag. Het Hof heeft de Stad dit regt dikwylf betwist; doch die van Amersfoort oordeelen „ dat zy, al voor veele eeuwen, en ,, eer zy aan 't ftigt van Utrecht gekomen zyn, hoog Regtsgebied „ gehad en geoefend hebben ; welk hun, niet by wege van opgedragen „ of aanbevoolen magt, maar in hunnen eigen naam door de Landsw »eeren vergund geweest is. Dat zy hierom nooit den naam van „ den Landsheer in hunne Sententie gebruikt, maar op eigen naam „ regt gefproken hebben. Dat zy ook den Geftigtc niet zyn in.o-elyfd, „ dan onder tutdrukkelyke voorwaarden, dat men hen by°hunne „ Privilegiën, vryheden cn Regtsgebied handhaven zou. Dat zy, „ emdelyk, van ouds, eene vrye Rykftad zyn geweest, en niemant „ dan een keizer boven zig erkend hebben, cn dat hun regt dik,, wils, door de Bisfchoppen, is toegeftaan geworden." Doch of deze redenen alle even gegrond zyn zullen wy ons niet vermeeten te befhsfen. De Vryheid of het Rechtsgebied van Amersfoort, ftrekt zig rondsom de itad, doch wel 't meest naar 't oosten en westen uit, beflaande eenomtrek van meer dan drie uuren gaans; zy grenst ten noorden en noordoosten aan de Geregten van 't Hoogeland cn Emelaar; ten oosten en zuidoosten gedeeltelyk aan Hoevelaken, of Gelderland, gedeeltelyk aan t Geregt van Leusden; ten westen aan de Geregten van Zeist en Zoest, en ten noord-westen aan de Geregten van Zoest en Isfelt. In V jaar 1750 werden 'tv twaalf honderd en tagtig morgens in de Vryheid opgetekend , daar Morgengeld van betaald wordt. Oudtyds fchynt zy zo groot niet geweest te zyn; en de oude Stad, van tyd tot tyd, eenige Geregten aangekocht, en aan dezelve gehecht te hebben, als, onder.    C 99 ) der anderen, het Geregt van Bloemendaal, 't welk voorheen een CVregt op zig zelfwas. Een gedeelte van dit Geregt ^ ee Sfe dt1 Raad" ?t *•* volgS «,nó, ï * c j Kaad' de Vryheid door negen paaien afrerjerkt E £g SW0?derPn» f d? W0-°rd,en f n&Jd&SF^ poon gezien woiden. De Landen m dezelve zVn van ouds tiendv™ KkbS a°ltnfvkUf ^ rdSOm f-V-"vr?dvaneS^ ™. neoDenae aileenlyk eene Gulden tien Stuivers, onder den mam van Vryheids-geld, aan de Stad te betaalen. In deeze Vrvheid S' men veele lommerige bosfehen en eenige voorname kisthuizen doch geene Riddermatige Hoflieden, 't Huis Randenbroek ft at half honderd roeden van de Stads buitengraft, in dik geboomte Wv net wapen ücezei Stad is een rood Kruis op een zilveren veld Rheenen, zeS uuren gaans van Amersfoort en zever.'van ï A' felegen' e"' ten aanzien van beiden omtrent ziddoostelvk £d£rdAun Ti?H onder de ftemmende Steden dezer PrlvS ^ Ontwyfelbaar heeft zy haaren naam, dien de LatynZ Rhena ,„> drukken van de naby ftroomende Rivier, den Rhyn? (bvde L£ de^tfdbef^ heeft dezelve nu ,™ bT dan'/en daar voor gefchoton Waard «ecu uezeive, nu, een eind wegs daar van verwvderd Fiwnlvihg de Stad op het hangen, of afgaande fchuinte van*-Gebéme 4 welk vm Amersfoort zuidoostwaard voortgaande, alSar bv deS/T^ eindigt. En, die verbeven grond doet de Stad van de overzvdf IZ Rhyns een cierlyke vertooning maken. ovcizyde ocs- 7/T'Kn was ee«Yds het gevoelen, dat Rheenen de zelve Stad zy, die by Tacitus, (Hiftor. Lib. V. cab. ao.) Grinnes ZIZTa word: en, dit zou vermoedelyk zo algemeen gebleven"™? ten wïerktrdoornrde/'e l3tere Sc%verenëniet hadfen gemeeïï uit vS tendat deze sl,7 aan#aa!lde ?™ opgegeven, te moeten beflul fpn'rtn ! of Sterkte> m het der Batavieren, en dus; S ***** gdegM hebbe' daar a- Zy was eertyds eene Vrye Heerlykheid op zich zelve even relvfc ti^Sde' li? e66" br°nf lAddV ^achte' dat "aa^ Sliet was de laatlte di,êHnd0,m ^hoorende. Heer Godefried van Rheenen was oe. laattte, die dezelve bezeten heeft: en deze, in den ia re n-A van Domproost &a Kathedraale Kerk tot Mfchol vïl dft Stift ver »n„ uecze zyne Heerlykheid , by Testament als een Domein P'oed toen met meer dan een ^ of Vlek geweest zyn: dewyl men weet A*.a. dat.  C ioo ) dat zy door Bisfchop Jan van Arkel, eerst in 1346 met een muur omringd, en tot een Stad geworden is. Er Uraan te Rheenen ruim 200 Huizen: welker Inwooneren op ruim 900 gerekend worden. 'Er zyn drie Poorten aan deze Stad: de Berg en IVestpoort, aan de Landzyde en de Rhynpoort, die haaren uitgang heeft op de Rivier. Het Raadhuis is geen groot, Snaar een fraai gebouwj, geheel vernieuwd geworden, in 1738: toen ook aan deszelfs zyde een Waag geftieht is. Rheenen heeft een groote en deftige Kruiskerk, die alreeds voor den aanvang der Xlde eeuwe moet gebouwd zyn : zonder dat men van derzelver ftichter eenig naricht heeft. Zy was toegewyd aan de zogenoemde //. Kunera : en werd daarom de Kunera's of Kuinerskerk toegenoemd : van welke Kunera in de Legenden zeer wonderlyke gevallen wordenjjverhaalt: zy zou, naamlyk, eene dier elfduizend Maagden zyn geweest, welke, in 1452 met de H. Urfela, uit Brittanje eene Bedevaart naar Rome gedaan hebbende, te Kruien in de te rugreis, door deHeidenen als Martel aresfen werden omgebracht; doch door bevel des Konings, was deze eeniglyk van den dood verfchoond gebleven. Die zelve Koning had haar naar,zyne zetefftad, (_die veronderfteld word, te Rheenen geweest te zyn,) mede genomen, en daar met groot gezach aan dat Hof bekleed. Doch, cindelyk, zou zy, door de Koningin, .die haare Kamenier daar by te hulp nam, uit een foort van minneyver, in afwezigheid van haren Man, met een ftuk van een Dweci geworgt en dus gedood zyn, en, veel meer andere omltandighcden. Haar lichaam, zegt men, door de H. llillebrord, eerften Bisfchop van Utrecht, naar deze Kerk overgevoerd te zyn, en in dezelve zyn rust plaats gevonden te hebben: en die Ihveel, door welke zy gezegd werd geworgt te zyn, is een geruimen tyd, als een Heilige Reliquie, in deze Kerk bewaard geweest. Men wist het onkundig Volk te begoochelen, met *l voorgeven, dat deze Dweel, dewylze den H. Kunera 's hals aangeraakt, cn haare Keel toegewrongen had, een heilzaam middel was, ter gencezing der kwaade Keelen. Om die reden dan, en om dat aan de eerbewyzing van haar ontzielde lichaam, door de kracht haarer voorbiddinge, meer andere wonderwerken werden toegefchreeven, gefchicde naar deze Kerk verfcheidene Bedevaarten; voornaamlyk, den 11 Juny, den dag, ten Feest haarer Gedachtenisfe ingefteld. En, of deze eene Kerk niet genoegzaam ware, had men ook buiten de Stad, naby de Bergpoort, op eenen heuvel, te hiïarer eere, eene aanzienelyke Kapelle geftieht; die daarna weder afgebrooken is: wordende de Heuvel, waarop zy ftond, die thans met boomen bezet is, noch aangewezen, en in eere gehouden by de Roomschgezinde In enOpgezetenen. Deze    ( ioi •) Deze Kerk te Rheenen was door eenen der Graven van Benthelm, die tot dezelve het recht van Patronaatfchap hadden, in 1277, aan de Duitfche Ridderorder algeftaan, die, federt cfóen tyd, eene Kommanderie daar by geftieht hébben, aan dc Land-Kommanderie van Utrecht onderhevig. Na de Reformatie is de Kerk daar van afgefcheiden: dan, dc goederen dezer Kommanderie ftaan noch onder de beftiering van een der Kommandeurs dezer orden: die uit derzelver inkomften zyne Prebende is genietende. Deze Kerk praald met een zeer hoogen toren die een konstftuk in dc Bouworder is: en naar de Domstoren te Utrecht fterkzweemd:hebbende, zo wel dan deez'drie ommegangen. Hy is veel later dan de Kerk, en daar by zeer langzaam gebouwd: zo verre, dat men 89 of 90 jaren daar aan gearbeid heeft; zynde begonnen in 149a, en, niet voor 1581, tot volkomenheid gebracht: 't welk te zien is aan eene inferiptie, in 't beneden deels des toren, in een fteen uitgehouwen; waar men leest: ANNO MD LX XXI, den XX VIII. Mey, is deze toren voltooid. Dewyl dees toren, federt eenige jaren bouwvallig begon te worden, heeft men ih de jaren 1772 cn 1773, veel kosten hefteed, om hem weder te herftelien. Hy is voorzien van een Klokkenfpel. De Gereformeerde Gemeente dezer Stad word, door twee Predikanten, bediend. Ten voornaamen cieraad dezer Stad, ftrekt 't Konings Huis; 't welk zeer naby de Kerk ftaat. Dan, om de gelegenheid ter ftichting en benaaming van dit gebouw wel te verftaan, behoord men eenige kennisfe te hebben van den dertig jarigen Religie-Oorlog in Duitsland, aangevangen in 1618, en geëindigd door de IVestphaa'fchen Vrede, in 1648: én, men behoord daar by te weten, dat FredrikV., Keurvorst van dén Paltz, een voornaam Voorftander des Protcftantcndoms, in deezen Oorlog zich inwikkelende, in 1619, door aanporring zyner gemalinne, Princesfe Elizabeth, de Dochter van. Koning jafab I. van Engeland, zich als Koning van Bodemen deed erkennen, maar na den flag by den Wittenherg, in 1620. waar in hy den neerlaag kreeg, verpligtwas, dit zyn Koningryk, en, na den over hem uitgefproken Ryksban, door Y^xztt Ferdinandll. in 192.1, te gelyk geheel Duitsland te verlaten. In dit droevig tydfiéwricht wist by geen veiliger fchuilplaats dan in de Vereenigde Nederlanden ; ter oorzake zyner bloedverwantfchap met Prins MAU RITS van ORANJE , die 'styds Stadhouder der meeste Provinciën; daar hy door 's Lands Staaten onder hunne befcherming genomen werd. Hy verkoos derhalven de Stad Rheenen tot zyn verblyf: alwaar hy dit Huis deed ftichten op eene plaats, waar eertyds geftaan had het Nonnen-Kloofter der zogenoemde Auguflinesfen; 't welk hy, beneven den grond van eenige andere B b daar-  daarby ftaande Huizen daartoe gekocht had. En dewyl gemelde Vorst uaamlyktot 1632, toen hy te Mentz, in zyn 36fte jaar geftorven is. ^°-01od,hlefC'idr,aagt ldaarvan, Wh heden den naam vin '/aW SStóSSf-ÏÏ^S^rï Wcdtxve' eene Moeder vanXI11 BnSf. eenige jaien na den dood van haaren Gemaal, in dit Huls is Mvven naat fo«tfe» vertrekkende, aldaar overleden is in 1662. Dit Am/mp Jfc«,is, naar den /maak van dien tyd, redclyk fraai gebouwd: en S deid. Men zegt, (en dlt 1S lets d d b Kr En KeS 0 *" r? Z°° Ve.d ™^ ^i^SJhSt. % "yn- D//'on' s ^onds van de west en noordS ya-in de* S—H'^^» ^ypaide, geeft daar door naar de A«/w, aan de andere zyde-der Rivier gelegen, eene fraaije vertoomng. Dit gebouw is na overlyden der Koninginne Weduwe aan 't Keu huis vzxu Hanover gekomen, door dc Prinéesfe Sophia , jongfte c lïatlt ÏS^toS&fSS" ?Zdrik V- e" is daar°»ten voorSe van t gemelde Huis, een tyd lang verhuurd geworden. Het word noch heden, heneven de daaronder hehoorende goederen"belfierd door een Rentmeefter des Konings van Groot-Brlttanje Wederik is, een half uur gaans buiten de Stad Meeneh- aan de oostzyde, op den Ileimcnbere, noch eene ande- TAgFEf teuif£r.e''^b!cren: ^am,yk dc ^oge/oemde Ko n A gs £h*t£ Jl grr°ïen ?een Semaakt, op welke 7^/ de Koning, S?.ï.y f de mbuurfchaP de2ei' Stad zich met de jacht verfustigdf dikwerf gewoon was, zyn middagmaal te houden Dezelve is be SeidS^ec,ek^^ ran a,ïerlei P^fooneB, die door nieuwl meligheid dezelve bezigtigd hebben. Zy is met banken omringt- en dewyl zy ook omgeven is van eenig geboomte, laat zy zich verre ÏÜÏÏÊJ^Ëff5 overVclke men ook, van deze ^ De voornaamfte Handel der inwooneren beftaat in die m de nabuurfchap zeer wel wil groeijen, en, die in 't najaar daar e Koop geveild en met fchepen den Rhyn op of afwaard vervoerd word Behalven den Landbouw en Fokkery van Schapen , geneeren zv zich ™w'/*yki dC A™rf?rt<" met-t Tabaksplanten: waartoe de^rond naby de Stad zeer goed is. Om die reden, ziet men daar ooï een Se loogd worden?" * ^ dC plante" aan *eilen §ehW enT Door    C 103 ) fcfc'Sfï Pas^eren de Postwagens, die ter gezette tyden tusu b!ïïfc$vr"hem hcen en vveer rydco-: gelyk mede die tu* ke\lnnZo-tV? cT de oudc Bisfchoppen van Efrrafr met aanzienlyvciCingtc:" befchon,kcn «eweest. Doch alzo de Brieven, hier van hïeft&hïl^^' door den brand vernield geworden waren, F^t^Srf^/^ Blankenheim Stad, by eenen brief van feiaS^SP?0^d?^-a? 1403' VVdken hY dcn twaalfden April wïSrtn&V^11^ '\Ceft' SeSund v 1. het beftellcn harer eigene " dito luf n , fP w Vl'yheid van Schattingen en dienst, behooren" ten ?1 Sn r ^ i Horst>?™ a"e burgers, en voor alle opgezetenen " beid! SSL tUsfche^ de Stad en de Grebbe> en aan de „ be dt zydep ces bergs: 3. Tolvryheid door 't ftigt, voor perfoo- " S b,fr°^ei'en; * Y.*??* Van Jaar- e» Weekmarkten: en*^ Dat da^elv^ ftbpn ^j*^fft- ^ ops Officiaal; maar alleen voor zynen ,, dagetyklclien Regter te regt behoort te ftaan." De Bisfcbonnen ExcvL Si- tiY" dieegter, t verhoogd en verlaagen van den StaTheéft L\ °°'re-n aan de St,ad ftondt> aan 2i§ behielclt. De stad heelt, leeds in t jaar 1351, het regt van 't (fruitgeld welk SS;xbmald weidt', de^'dders ^do& oSc LSg feTr f He Wvkfci»e Erfpagt van zes pondenzvar- Siven werd? vtt.^ ~te üok ee" to1 te welke SS S/w3le goederen , die langs den Ryn ^ Lek, naar Deneden gevoerd werden. Hy werdt, ten tyde van BisfchoD Davïd V&SSSSiïiï^ Haar ^ « »rJ$™ DochS^genfee^ wederom d,,™" ? ^ '477' tUsfchen dien BisfchoP «1 de Stad, IT„ d™«'ds gebragt, om aldaar te blyven: 't welk eeter eSwf ^Iro^r^ me" Vi"dt' dat die ^ in de vdgende SS Ts onk in geWee,St e" aldaar federt gcblevcn is. Te geweest. ' C veertlcnde e^we, eene Bisfchoppelyke munt Amersfoort, twee U^^ffii^^'^ae^g^ Schout*^ Eb£ noSg,  C i°4 ) noegzaam dezelfde veranderingen ondergaan als diepte Amersfoort, zo dat het noodeloos zyn zal, daar op hier ter plaatfe, van nieuws, byzonderlyk ftil te ftaan. Doch de Schout of Hoofl-Ojficier van Khenen heeft meer gezags in de Regeering, dan die van andere fteden ooit gehad hebben; want hy heeft niet alleen zitting en dc eerite ftem in alle de VroedfchapsVergaderingen, die hy, met Burgemeefteren, doet beleggen; maar Burgemeefteren, Schepenen en Raaden mogen zelfs zonder zyne bewilliging, geene Vergadering houden. Hy heeft dit voorregt verkreegen by de Ordonnantie van Keizer: Karei van den jaare 154Ó, cn hy is er, naderhand, door 's Lands Staaten, in beveiligd geworden. Onder de Stadhouderlyke Regeeringe van Koning Willem den III., heeft hy recht verkreegen, om, voor of in de plaats van overleeden of afwezende Leden van den Magiftraat, te mogen ftemmen tot de Nominatie van Burgemeefteren en Schepenen. Voorts doet hy, even als te Amersfoort, de Vroedfchap vergaderen, tot het maaken deezer Nominatie, en naderhand ook tot het openen der Verkiezingen, die de Stadhouder uit de Nominatie gedaan heeft. In beide deeze gelegenheden, voert, hy het woord, en neemt, op last van den Stadhouder, de verkooren Regenten in den eed, elk hunner in zyne bedieninge Hellende. De Schout wordt, ook hier, door den Stadhouder aangefteld voor zyn leeven. Hy heeft eenen Onderfcbout onder zig, dien hy zelfs aanftelt, en die, in zyn afzyn, zyne plaats in het Kollegie van den Geregte waarneemt; doch nimmer in .dat van de Vroedfchap. Van de twee Burgemeefters, die twee jaaren dienen, gaat cr jaarlyks een af, in welks plaats, de Stadhouder eenen anderen kiest, uit eene Nominatie van een dubbel getal. De zeven Schepens, die jaarlyks, vernieuwd worden, maaken, gelyk reeds gezegd is, met den Schout en de Burgemeefters, het Kollegie van het Geregt uit, voor welk Geregt alle regtzaaken, binnen de Stad en de Vryheid derzelve vallende, ter eerften aanleg, gebragt moeten worden. De Raaden, die agt in getal zyn maken, met den Schout, de Burgemeefters en Schepens, de Vroedfchap uit, die 't Lighaam der Burgerye verbeeldt, en de burgelyke Regeeringe waarneemt en handhaaft. De Raaden worden hier thans ook, naar welgevallen des Stadhouders, jaerlyks veranderd of in dienst gehouden. De verandering der Wethouderfchap van Rheenen, die op den eerften Auguftus plagt te gefchieden, gefchiedt nu op den twee en twintigften February. Het    C 105 ) Het Wapen van Rheenen is een roode burgt of flot, onder een zwarte fleutel, 'op een zilver veld, ten teken, gelijk men meent, dat zy het ftigt aan dien kant affluit. De Vryheid of het Regtsgebied der Stad Rheenen ftrekt zig, rondsom die Stad, uit over eene ftreek van omtrent twee uuren gaans lang, en, op fommige plaatfen, anderhalf uur breed, bevattende zestien hondert twee en dertig morgen £en vier honden roeden fchotbaar Land. Zy grenst, ten zuiden en zuidweften, aan den Ryn, ten ooften aan de Kromme Eem en de Veluwe, ten Noorden aan de vrye Heerlykheid van Renswoude, en ten weften aan de vrye Heerlykheid van Amerongen. Wyk de vierde ftemmende Stad dezer Provincie, ligt vier uuren gaans, westwaards van Rheenen, aan dezelve Rivier den Rhyn; die, daar langs de Walle verbyftroomd, en, by deze Stad, haaren naam, met die van Lek, vcrwisfeld: hoewel, een deel waters, uit deze Rivier, beneden de ftad, en maar even buiten de Poort, onder den Dyk, door eene fteene Sluis of Duiker naar binnen ftroomd; het welk den naam van Rhyn behoud, of wel van Krommen Rhyn, lopende verder naar Utrecht, daar 't zich met den Vaartftchen Rhyn vereenigt. Daar rondom ftreeks, is deze Stad met dien enkele naam van Wyk genoeg bekend, dewyl geene andere plaatzen, zo zeer naby, dien zei ven naam voeren: dan, dewyl Wyk, (oorfpronglyk, van't Latynfche woord Ficus, 't welk een Vlek of Dorp, ook wel een Voor ftad, die Dorpswyze bewoond word, betekend;) een gemeen naamwoord is, voor veele plaatzen, in deze Nederlanden, word, daarom, die omfchryvinge van Wyk, by Duurftede, of te Duur ft ede, of ook, kortheidshalve, Wyk Duurftede, daarby gevoegd, ten einde deze plaats, van alle die andere, te onderfcheklcn. Dit Duurstede, van welks nabyheid, de Stad dus word toegenoemd, is eigenlijk het daarby ftaande Slot; dat niet, dan door den zo eeven genoemden Krommen Rhyn, die daar zeer fmal is, van de Stad word afgefcheiden. Men denkt, in 't algemeen: dat, in de eerfte letter greep dezes naams, Duur, Duurftede, de naam van Batavodurum bewaard gebleven zij: eene fterke legerplaats der Romeinen waar van Tacitus gewaagt; (Hist. L. V. C. 20.) die 't plaatst, in het Eiland der Batavieren; (cle Betuwe,) welk Slot, zo al niet, door den bevolker dezer eertyds draslige Landftrcck, Bato, zelfs geftieht, ten minften, te zyner gedachtenisfe, fchynt genoemt te wezen. Dit zo zynde, zal dit Slot, als een der oudfte geftichten van geheel Neerland, zyn oorfprong, van voor 's Heilands Geboorte konnen rekenen. C c Het  C to6 ) Het is waar: de Stad Wyk, en ook het Slot Duur'iïede Keten thans aan den rechter oever der Rivier, dus, buiten 't Eiland der Batavieren; daar, echter, Batavodurum, in dit Eiland, door Tacitus geplaatst word : dan, hierby behoord men zich te herinneren: dat, toen de Rhyn, met zynen vollen ftroom, door Utrecht en Leiden, bv Katwyk in dc Zee uitwaterde, hcfflöt Duurftede, 't welk wy, eigenlyk, alleen, en niet de Stad. Wyk, voor 'Batavodurum houden, &aan óm flinker oever des Rhyns gelegen hebbe, en. mitsdien, geerrlinüs, buiten het Eiland der Batavieren: dewyl de Rhyn die beiden dus van elkander fcheidde, fat Wyh ter rechter- en Batavodurum ter ihnker zyde^ dezer Rivier lag. Dus, werd Batavodurum seplaatst, in de oude Kaarten die van deze Landen ontworpen zyn. En dit flot zou noch heden, aan den flinker oever liggen; byaldien men niet, door het graven der Lek, het water van den Rhyn rechtsftreeks naar Holland afgeleid , eri daardoor dit flot van de Betuwe hadde afgezonderd. Het is zeer vermoedelyk: dat, by 't Slot Batavodurum, ook ter flinker zyde der Rivier, eene Stad gelegen hebbe; 't welk, de naam Duurstede, die in de middel eeuw, Durodadum en Duroflatum uitgefproken werd, genoegzaam uitwyst: cn dat dit Duurftede, zelfs, de eigenlyke voornaame Stad, zal hebben uitgemaakt: waarvan, Wyk, daartegen overgelegen, die 's tyds, niet meer, dan de Voor ftad,(Vicus), was. Ook fchynt men, uit het bericht van dien zt\ven lacitus (L. c.) te mogen opmaken, dat die beiden, dooreen Brugge gemeenfehap met elkander hadden: want, hy verhaald: „ dat de Germanen, QDuitftchersj de Brugge by Batavodurum, die „ reeds begonnen was, hadden getracht te vernielen." Kan men dit wel begrypen, van eene andere Brugge, dan, die over den Rhyn was begonnen gelegt te worden, om Batavodurum, met deszelfs Voorftad, (Vicusj Wyk te vereenigen. Door behulp dezer Brugge, daarna voltooid, zal, daar ter plaatze, een gemeene overtogt der Rivier den Rhyn geweest zyn. En, daaruit, kan men niet onwaarfchynlyk de betekenisfe des naams Batavodurum afleiden: want, Taalkundigen hebben opgemerkt, dat Duur of Durum, in de oude Celtiftche fprake, in deze Landen zeer gebruiklyk, de overtogt eener Rivier betekend; en, dus, 't zelve met 't Latynfe woord Trajeclum. Batavodurum (eene verkorte uitfptake van Batavwum Durum) wil dan zeggen: der Batavieren overtocht: of de overtocht, uit het Eiland der Batavieren. De latere naam, in welke, dat woord Duur behouden is, komt hier mede overeen: zynde Duurftede zo veel, als eene Stad of Plaats van Overtocht. Mid-    C 107 j Middelerwyle, is daar in naderhand die merkelyke verandering: voorgevallen: dat Wyk, wel eer flegts de Voor ftad van Duurftede, nu de eigenlyke STAD geworden is: terwyl van Duur/lede zelve, nu niet meer dan't enkel slot, is overgebleven.. Uit de oude gedenkfchriften blykt, dat deze Stad, voorheen, van grqoten omtrek geweest zy; zo verre, dat in dezelve niet miy^dan 30 zo anderen zeggen, 50 Kerken flondcn: maar, dat de Noordmannen (Deenen) verfcheiden reizen na elkander, in de IXde Eeuwe deze Stad, alhoewel, die 's tyds, onder de befcherming der Utrechtfche Bisfchoppen; in de jaaren 834, 835 en 836, deerlyk verwoest hebben. Dit heeft vermoedel yk, allermeest het gedeelte der Stad, ter flinker zyde de Rivier, by't Slot ftaande, getroffen: dewyl, in de gedenkfchriften, daar van gewagende, niet Wyk maar Duroftatum, telkens genoemd word. Dus, kon men verflaan, dat, van deze Stad, daarna, niets meelis te zien geweest; dan, eeniglyk, het Kafteel, 't welk, 't zy ftaande gebleven, 't zij ten minften, weder opgebouwd is, en zyn ouden naam heeft behouden. Wyk zelve, aan de overzyde der Rivier gelegen, byaldien de plaats , voor die verwoefting, reeds bemuurd geweest is, heeft na die verwoefting eenige jaren onbemuurd gelegen, tot dat Gysbertxm Gaasbeek, Heer van dezeplaatze, in den jaare 1300. na verkregen verlof daartoe, van den Bisfchop Willem Bertout, van Mechelen toegenoemd, dezelve met een muur omgeven, en tot een Stad gemaakt heeft. Na deze gemelde verandering, is 'er altyd een onderfcheid gemaakt, tusfehen de Stad Wyk, en't daar by gelegen Slot Duursteden: wordende, in oude Giftbrieven, en andere handfchriften, onderfcheiden gewag gemaakt, (naar de fpellinge die 's tyds gebruikelyk,) van die Stede van Wyk, en, dat Slot te Duur (leden. Een geruimen tyd, had deze plaats, als eene Vrye Heerlykheid, hoewel, onder de befcherming van den Bisfchoppelyke floel, behoord, aan het Brabantsch geflachte van Gaasbeek; dat te gelyk bezitter was der Heerlykheid Abkoucle: en, toen, zal het Slot de verblyfplaats dezer Hcerén geweest zyn; echter, (zo als men dit noemde) als een open flot des Bisfchops; die, zo menigmaal 't hem geluste, aldaar zyn intrek neemen konde. Doch, in 1447, geraakte deze Heerlykheid aan 't Bisdom van Utrecht, in vollen eigendom, by plechtigen afftand van den laatften Heer Jakob van Gaasbeek; bedingende behalven 12000 Gulden, voor eenmaal, ook de jaarlykfche inkomften derzelver, geduurende zyn leen. Bisfchop Ruclolph; van Diepholt was de eerfte Kerkvoogd, die Wyk door dezen weg aan zyn Stift gebracht heeft;" die niet naliet, de Stad met eene Nieuwe muur te omringen; by welke gelegenheid, dezelve te gelyk vergroot, en met nieuwe voorrechten, daar onder ook liet recht van befchryC c 2. ving  C 10S ) ving tot 's Luids Staaten, begunftigt werd. Nadien tyd, is ook het Kafteel, dat, m tyden van onluften der voorige Bezitteren, met hun-_ ne gebuuren, menigmaal gelloopt was, herbouwd: en, ftrekte toen ten gewoonlyke verblyfplaats der Bisfchoppen, als zy in het Neder/lift zich bevonden; gelyk het Kaiteel van Vollenhoven door hen betrokken werd, als zy waren, in het Overftift, anders gezegt, Overysfel. Byzonder, echter, en meest tyds, namen zy derwaard hunnen toevlugt, als zy door de Burgerlyke beroerten binnen Utrecht, fomwylen genoodzaakt werden, deze hunne eigenlyke Zetelftad te ruimen: gelyk dan ook die twee Gebroeders, de Bisfchoppen, David van Bourgonje, en Filips van Bourgonje, die genoegzaam al den tyd hunner Regcering in onrust gefleten hebben, aldaar, de eerfte in 1496, en de laatfte in 1524, geftorven en begraven zyn. De Kromme Rhyn, die nu de fcheiding maakt, tusfehen Wyk en Duurftede voerde eertyds meer waters, naar Utrecht, dan daarna. Men kan zich zeer wel verbeelden, dat, als de Lek, 't zy door Korbulo, 't zy door Claudius Civilis, als een Kanaal eerst gegraven was, om de Rivier den Rhyn, met de Hollandfche lieden, aan de Maas gelegen, gemeenfehap te doen hebben, het Rhyuwater by Wyk omu-ent gelyklyk gedeeld zy; zo niet het meerderdeel, dat zyn vryen loop, door Utrecht naar de Noordzee, bleef behouden, meer waters, dan de Lek heeft afgevoerd: maar, vermits deze oude Kil, by hoog water dikwerf, in de Provincie Utrecht en Holland, zwaare overftronringen plagt te veroorzaken ; is men daarna genoodzaakt geweest, een Dam dwars door deze Kil te leggen, hetwelk ten gevolg had, dat al het Rhynwater voortaan, door de Lek, Zeewaard vloeide; eeniglyk uitgezonden, dat weinige, 't welk, door de fluis, onder den Dyk, word ingelaten. Hcda verhaald: CHistor. Epifc.Ultr. p. 181) dat, tusfehen de Utrechtfche Bisfchoppen, en de Graven van Holland', Gelderland en K/eve wegens dezen Dam, van tyd tot tyd, groote vcrfchillen gerezen waren; die, eindelyk, door Keifcr Frederik I. dus beïlist zyn dat dees' Dam, in den Rhyn by Wyk, ter plaatze waar dezelve van ouds gelegt was zou blyven liggen, en, in dien zeiven itaat onderhouden worden. Deze aanmerking is van des tc meer aangelegenheid: dewyl men, daardoor, de oorzaak kan ontdekken, waarom de oude natuurlykc Kil des Rhyns, (nu de Kromme Rhyn geheten ,) zo zeer verkleind geworden is, dat zy, by deze Stad, niet anders dan naar een Sloot gelykt, en byaldien ze, door verfcheiden Beeken, die van 't Amersfoorter gebergte daarin vloeien, geen toevoer van meer waters bekwam, in 't geheel niet bevaarbaar zou geweest zyn. De fleutel der gemelde Sluis is in bewaaring van den Hoofdfchout van Wyk. Wyk    C 109 ) Wyk is allerwegen rykelyk met Boomgaarden omringt: hetwelk veroorzaakt, dat men van de Landzyde, weinig daarvan zien kan. Zy is een Stad van middelbare grootte, doch naar gelang van haaren omtrek, niet dicht betimmerd. In 1748, bevonden zich aldaar 166 Huisgezinnen, die men rekend, ruim aooo Perfoonen te zullen uitmaaken. Zy heeft: behalven dc Waterpoort, die op de Rivier uitgaat; drie Landpoorten: waarvan, twee gemeenfchap hebben met den Dyk, die langs het water, aan de binnenzyde der Iteene muur, de Stad doorgaat: en een ten zuidweften der Stad; door welke laatfte, de weg naar Utrecht loopt; buiten welke Poort, een voornaame Pleifterplaats, voor de Postwagens die tusfehen Utrecht en Arnhem; gelyk ook Nymegen, heen en weer reiden, en die inzonderheid, 's Zomers, den weg gezetlyk door Wyk nemen. Ook, !is 'er een kleine uitgang, door welke men, over den Krommen Rhyn, naar het Kafteel gaat. De Huizen zyn doorgaans in een goede ftaat: onder welke, echter, weinige zyn van groot aanzien. Het Stadhuis is een nieuw en zeer rcgclmaatig'" gebouw; ftaande aan een ruime en in de lengte verre uitgeftrekte markt, en naby de Kerk. De Kerk is, naar evenredigheid der plaats zeer groot-: ftrékkende ten kenmerk, dat de Stad zelve, voor de verwoeltingen door dc Noordmannen, van verdere uitgeftrektheid moet geweest zyn: des te meer, dewyl zy eertyds noch grooter fchynt geweest te zyn dan jegenwoordig; dewyl 't Choor (byaldien men dit aan geene misbóuwinge, zou mogen toefchryven,) daarvan is afgebroken. Zy is een Kruiskerk waar van alleen 't Schip en de beide Kruispanden overgebleven zyn. Ook befpeurd men aan 't maakzel van den Toren, die van geweldige dikte is, dat hy, (by aldien dezelve ooit is volbouwd geweest.) tot eene ongemeene hoogte was opgetrokken, doch nu is niet meer dan deszelfs Homp overgebleven. Men weet niet door wien en wanneer die Kerk geftieht zy: maar wel dat zy tot haaren Patroon of Befchermheilige, Johanncs den Dooper hadde, naar wien ze de S. Jans. kerk was toegenaamd: ook dat zy een tyd lang geweest zynde de Parochiekerk dezer Stad, door toedoen van Gysbert van Gaasbeek, Heer van Wyk en Abkoude, tot een Kapittelkerk van twaalf Kanonniken, onder eenen Deken, geworden is: gelyk dan ook, dit Kapittel van S. Jan, beltaande thans uit den Deken en tien Kanonniken, met die verandering, welke de Reformatie in al het Kerkbefluur te wege gebracht heeft, alhier, (gelyk te Utrechten te Amersfotrt,) noch in wezen is. De Kerk word thans eeniglyk, ten dienite der Gereformeerde Gemeente gebruikt, ltaande onder het opzicht van twee Predikanten. D d 'Er  C "O ) 'Er bevinden zich, binnen die Stad ook veele Roomsgezinder); die daar een Kerkhuis hebben, 't welk door een geordenden 1'riefter plagt bediend te worden. Van dit Kerkhuis maken ook hun gebruik, de Roomsgezinde Inwoonderen der Betuwe c;i des Graaffchaps Buuren; waar, geene oeffening van Godsdienst den lieden dezer Gezindheid is toegelaten. Eertyds was te Wyk', een Kloofter van Regulieren Nonnen, als mede een Adelyk jongvrouwen Kloofter; welke°beidèn, federt de Reformatie weggeraakt zyn. 'Er is te IIyk een Gasthuis, tot onderhoud van bejaarde lieden geftieht. Dat Wyk, noch in haaren voorigen bloeiftand zynde, een voorname neeringryke Koopftad moet geweest zyn, blykt, uit den titel van Emporium, (Koopftad) die aan deze Stad, in de oude gefchriften, meenigmaal word toegelegt. Doch, het fpreekwoord, Neering is geen erf, of erfgoed, heeft ten haaren opzichte moeten gelden. Men meend, dat de verftopping van den mond des Rhyns, by Katwyk, welke de Vaart van daar naar Holland ftremdc, veelal den Handel dezer Stad verflauwd heeft: waar by kwam, de ftichting der fteden Thiel cn Dordrecht, die den Handel van hier naar zich trokken. De geheele Koophandel is, ten minften thans verlopen, cn, hebben de Ingezetenen hun onderhoud, meest, van de Wei- en Bouwlanden, als mede van de Boomgaarden, die om de Stad liggen. v. 'Er is in deze Stad een Tolkamer; voor de verbyvaarende Schepen» die daarom verpligt zyn, hier aanteleggen: van welke een der Burgemeefteren gewoonlyk de Ontfanger is. Natuurlyker, zou deze Tol, aan Rheenen, als de eerst vooraan liggende Stad der Provincie, o-ehecht geweest zyn: en, men weet, dat Rheenen dit voorrecht fn vroegeren tyd dadelyk genoten heeft. Doch Bisfchop David van Bourgonje, die op het Kafteel te Wyk meenigmaal zich onthield, ten einde, deze Stad boven de andere te begunftigen, heeft dien van Rheenen naar Wyk verlegt. 'Er was wel, door dc vertogen der Regeering van Rheenen, in 1477, een Verdrag tusfehen gemelden Bisfchop en die Stad gemaakt, uit kracht van welk, die Tol weder aan haar mogt herfteld geweest zyn: dan, in weerwil van dit Verdrag, is dezelve tot heden te Wyk gebleven. Bisfchoppen David en Philips van Bourgondien hebben ook eene Munt te Wyk gehad, waar naar zekere Straat de naam van Muntjlraat tot heden behouden heeft. Het Kafteel te Wyk vertoond zich thans zeer vervallen; zo verre, dat 't niet bewoonbaar zyn zou. Al wat daar van overgebleven is, beftaat in eenig Muurwerk, op de hoeken voorzien van Torens, die, naar    C in } naar de oude Veftingbouwkunde, deszelfs fterkte hebben uitgemaakt. Ook ftaat aan de eene zyde noch een ftuk van het eigenlyk gewezen Woonhuis, in de gedaante van een langwerpig vierkant, gedeeltelyk; 't welk blykt, aan de bouworder, van vroegeren ouderdom te zyn dan 't overige. Een dezer Torens, die noch iu zyn geheel en met een Kap voorzien is, moet op Stads kollen onderhouden worden; die daar voor het voordeel van de daar by gelegen grond geniet. Dit Slot, dat in de laagte ligt, is met een Watergracht omgeven. En, in de Spaanfchc tyden, is ook een Fortificatie, uit verfcheiden halve Bolwerken beftaande, daar om heen gelegt; waar van de vervallen overblyfzelen noch te zien zyn. De grond, daar binnen befloten, die van ruimen omtrek is, beftond eertyds in Weiland, 't welk door de Stad verpacht werd. Ook was op dezelve dc Juftitieplaats, dan in den jare 1769, is deze vlakte, die weleer zeer ongelyk en ongeregeld lag, geplaneerd en met geboomte beplant, tusfehen welk, fraaije Wandeldreven aangelegt zyn, in de gedaante van een Sterrebosch. Men ziet, eene afbeelding dezer gemaakte verandering, in platte grond ge tekend, door den ontwerper en uitvoerder van dit Werk, in de Raadkamer op 't Stadhuis hangende. De Regeering dezer Stad is, ten aanzien van derzelver gefteldheid van die der Steden Amersfoort en Rheenen zeer verfchillende: en faamgefteld uit den Schout of Iioogfchout en twaalf Raaden, alle uitmakende de Vroedfchap dezer Stad. Van deze twaalf Raaden zyn twee Burgemeefieren en zeven Schepenen in der tyd, die beneyen den Schout Leden des Gerechts zyn. De Schout blyft op aanftelling van den Heer Prins Erfstadhouder, geduurende zyn leven: dan van de Burgemeefteren, gaat alle jaren een en van dc Schepenen, gaan in 't een jaar drie en in 't ander vier af; naar des Stadhouders verkiezing, uit een genomineerd dubbeldtal, door de leden des Gerechts ontworpen; 't welk door den Schout, aan zyne Hoogheid overhandigt word. Doch in hoedanigheid als Raaden, konnen alle Leden der Regeering jaarlyks, 't zy gecontinueerd, Yjzy bedankt worden, naar Stadhouders goedvinden. Voorts zyn aan de Regeering een Secretaris en een Kameraar of Tnefaurier toegevoegt. Gemelde Regeering heeft 't bewind , niet alleen over de Stad, maar ook over de Stads Vryheid, die Oost en Westwaard, langs den Rhjn, boven en langs de Lek, beneden de Stad, zich uitftrekken. Het Wapen van Wyk te, Duurftede is drie zilvere Zuilen, op een Rooden fasce of band, in een gouden fchild. Men wil, uit dit Wapen a welk ook door het geftagt van Zuilen gevoerd wordt, afleiden D da dat  C na ) heeft" GeflaSt oudtyds de Heerlykheid van Jfy* te Duurftede bezeten In de Vryheid van Wyk te Duurftede, die zig, ter wederzyde van de Stad, langs den Rhyn en Lek, uitftrekt, Westwaards tot aan t Cxeregt van Amerongen, en Oostwaards tot aan dat van Schalkwyk, leggen verfchetden Polders en Landeryen: ook loopt de Ryn-en Lekdyk Zuid west waards langs dezelve. Het opzigt en de fchouwe over deze Dykaadje en Landen is den Schout van Wyk te Duurftede en twee Heemraden, een uit de Regeering der Stad en een van buiten aanbevolen. De Stads Secretaris is ook hun in deze hoedanigheid toegevoegd. Zy hebben eenen Molenmeeiter in hunnen dienst. Ieder Heemraad moet ten minllen vier morgen Lands in de Vryheid bezitten. Montfoort de vyfde en laatfte in rang, onder de Steden dezer Provincie gelegen aan den flinkeroever van den zogenoemden Nederys/el, tusfehen de Steden Oudewater en Tsfelftein, drie uuren wegs, ten Zuidvveften van Utrecht. Doorgaans denkt men, dat de aanleiding ter (lichting dezer Stad. gegeven zy , door het Slot, 't welk Bisfchop Godefried van Rheenen in 1170, aldaar deed bouwen. Ileda en meer andere Schryveren verhalen: dat gemelde Bisfchop, die met alle zvne Gebuurcn in onophoudelykc twiften leefde, vier zodanige Skaten (*) welke, naar de wyze dies tyds, het gebruik van fchier onverwinbare fterktens zouden hebben, aangelegt heeft, welker een, dit Slot aan den Ysfel was, waar aan hy den naam van Montfort, (in 't Latyn Monsfort/s,) dat is, Stcrkenherg, gaf; naar eene verbloemde fpreekmanier; dit gebouw, ter oorzake van deszelfs hoogte, als een berg, die fteil en daarom ongenaakbaar en onverwinbaar was, willende aangemerkt hebben: want de grond rondom deze Stad is zo effenbaar en laag, dat zy geen gelyk, naar eenen berg, hebben kan. Dit Slot ftrektc, in 't byzonder om de grenzen zyns Stifts, tegen de rtroperyen der Hollanders te beveiligen. Dit Slot is, als een deftig gedenkftuk der oude bouwkunde, lange jaren, in wezen geweest, hebbende geftaan in 't Zuiden der Stad: doch werd in den jare 1672 door de Franfchen voor hunne uittochtten eenemaal vernield: zo verre, dat daar van niet dan de Voorpoort, hebbende, ter wederzyde, een dikken Toren, thans te zien is. Dit (*) De drie anderen waren 't Slot ter Horst, te Follenkoven en te Woerden.    C 113 ) Dit Slot was altyd, aan een Slotvoogd, (gelyk men nu zou zessen een Gouverneur,) ter bewaaring toevertrouwd , die.de een dén anderen opvolgden, en, die telkens door den Bisfchop werden aangefteld : en , eerst Kasteleinen , (zo veel gezegt , als Kafteel Bewaarders,) genoemd hebben door den tyd den srootfchen titel van Burggraven aangenomen. En , dat met alleen. . maar, zy wisten ook deze waardigheid, erftyck , aan hun genacht te brengen: en , behalven de bewaaring van het *M, ook dc Borgerlfke Regeering, zo wel wat 't Hoog als laag Rechtsgebied betrof! zich aantematigen, over de daar by aangelegde Stad , cn derzelver Ommeland : des , die Burggraven ook den Geflachtnaam van Montfoort droegen , als Heeren ot vrjheeren dezer Heerlykheid ; van welke de Bisfchoppen , voortaan , niet dan 't Leenrecht , en 't recht van hejchermmg, behielden. Die zaak heeft , echter, ten allen tyde, tujicnen de Bisfchoppen van Utrecht , en de Heeren van Montfoort , groote verwyderingen , gebaard : geduurende welke , dit Mot, fneer dan eenmaal , door dc Bisfchoppen in der tyd belegerd en ingenomen is. Allermeest , betrof dit verfchü, het Hoog Rechseebied: en wat, dc Heeren van Montfoort, in dit Recht febeen te bevestigen, was, dat deze Heerlykheid, door de bisfchoppen Jan van Nas/du , in 1270, Zweder van kuilenburg in 1430, en, laastelyk, door Frederik van Baden, m aan de Burggraven in der tyd, voor zekere fomme gekis, was verpand geworden. Doch cindelyk, is dit vcrfchil, met welk ook de voorige Graven van Holland , fomwylen , mede zicli bemoeid hadden, onder de Regeering van Keifcr Kwel V, uit den weg geruimd, in 1545 > toen de fomme van 4000 gulden, voor welke de Hooge Heerlykheid , door Bistchop Frederik van Baden , in 1499 , was verpand geweest aan het geflachte van Montfoort , wierd teruggegeven. De laatlte ter Heeren of Burggraven van Montfoort , van dit geflachte was fan van Montfoort, welke ltcrvende zonder Kinderen, zyn Burggraaffchap, naliet aan zyne Zufté» mitfpO; welke, door haar buwelvk, met Jan van Merode dezelve tot het geflachte van Mende overbracht. Eene Dochter, uit dit huwelyk verwekt, Anna van Merode, trouwende met een Zoon uit een anderen tak van dat zelve Huis, Filips van Merode, Baron oi Baanderheer van Petershem; is dees Filips daar m'ede beleend, in Na dezen , is deszelfs Zoon, mede Filips genoemd , in 1628, en, eindelyk, deszelfs Kleinzoon, Ferdinand Filips genoemd, in 1640, bezitter dezer Heerlykheid geweest: dan, dees E e laat-  C n4 ) ^É&*tB&ê->H l6f' verkocht> 3an <««WW der Kerk vm Montfoort hadden, bene ven de begevhigder K*arydeat de'"?/? «ertrfylw benoficftfe, is daar'uk forfpfong' ^. z> /•/Gedepfcerde dezer Provincie, noc^ hl- den, de Predikanten, by wege van KoUatie aanftellen. ze?/ SStt*? ruim 3°n° aangetroffen; die men zegt, niet meer, dan omtrent uoo Perfoonen uit te leveren. De Stad is voorheen van eenige Vestingwerken voorzien geweest: dan, de iP^T£ ZJehh? d,eZClve£ iS x574» vernield; ten einde zich te ■Z„ ■ i f.CnS dc" hu01^ hun door 'l ontzet van Leiden wedervaaïen. by welke gelegenheid, zy ook de Stad zelve gedeeltelvk verwoest en uitgeplunderd hebben. Daar by, is dit Stefdje,in 't begin der voorgaande eeuw, door een zwaaren Brand bezocht; die, S?r widerISerk meer dan 70 Huizen verüond, en veele andere zeer belchadigde. 'Er zyn meer Steden, in deze Landen, door den Brand genoegzaam geheel vernield geweest; die daarna herfteld werden, In eene veel fchoondere gedaante, dan te vooren: dan, dit heeft aan MontmfadercÏÏs m°gen gebeuren' * wclk' na die ramP merkelyk ver- Zy^ heeft drie Poorten: welker twee, aan de Landzyde, en ren aan de Rivier den Isfel, haar uitzicht hebben. Buiten deze Poort die de Ysfe poort genoemd word, is over die Rivier een Brug selcet' Van daar, begint eene Binnenvaart; gaande door UnfehooUn, naar Weerden; welke diend, om den Tsfel, met den Ouden Rhyn of Leidfchevaart, gemeenfehap te doen hebben. Deze Vaart is door Filips van Merode in 1617 met toeftemming der Staaten der beiden Provinciën Holland en Utrecht aangelegt. In de Roomfche tyden, was de Kerk van Montfoort aan Johannes den Dooper toegeweid: en, was toen zen Kapittelkerk vzw Kanonniken Zy is een Kruiskerk van een fraai maakzel: en vercierd met een' konftig gebouwde Toren: hebbende, ook een kleindere, die op het Kruis    C 115 ) Kruis der Kerk ftaafi Binnen dezelve, ziet men de Begraafplaats der Oude Heeren en Burggraven van 't geflachte van Montfoort. De Gereformeerde Gemeente word, door twee Predikanten, die tot de Klasfis van Utrecht behooren, bediend. De Waalfchc Gemeente, die alhier plagt te wezen, cn door een Predikant bediend te worden, is door den tyd uitgeftorven. De Roomsgezinden hebben 'er ook een Kerkhuis, en een vvaereldlykcn Priefter. De St. Jam- of Malthefer Ridderorder, plagt, te Montfoort, eene Kommanderie te hebben: welk Huis noch in wezen is. Deszelfs onderhoorige goederen, worden noch heden, beftierd en derzelver inkomften genoten, door eenen Kommandeur; ftaande onder de Balye van St. Katharine, te Utrecht. Ook is 'er een Oude Mannen en Oude Vrouwen en een Weeshuis. De Landbouw verfchaft den Inwooneren, hunne voorname kostwinning: en, vermits, in de Ommelanden, veel Plennij) groeid: hebben veelen derzei ven hun beftaan, van het touw flaan. De Regeering dezer Stad beftaat, uit den Schout en twaalf Raaden: alle Leden der Vroedfchap. De Schout is te gelyk Maarfchalk van de Stad en het Land van Montfoort, en een der vier Maarfchalkcn van het Stigt; welk Ampt hem veel aanziens geeft in de Regeeringe der Stad. Het is eerst, federt het jaar 1668, met het Schoutampt van Montfoort vereenigd geworden. De Schout neemt hier, gelyk elders, Burgemeefters en Schepenen, by 't aanvaarden hunner bedieningen, den eed af. Ook gefchiedt, de Jaarlykfche rekening van de beftieringe der Stads goederen in zyne tegenwoordigheid. In geval iemant zonder erfgenamen overlydt, heeft de Schout regt om, als Maarfchalk, van 's Heeren wege, de erfenis te aanvaarden, de goederen te verkoopen, en de penningen, daar van gekomen, te doen bewaaren ten behoeve van zulken, die naderhand blyken zullen tot de erfenis gerechtigd te zyn. De Maarfchalk en Schout van de Stad en het Land van Montfoort wordt, tegenwoordig ook door den Stadhouder aangefteld. Van de Burgemeefters gaat 'er jaarlyks een af. De jongfte of tweede Burgemeefter in der tyd heeft, volgens het Reglement van den jaare 1708, het bewind over der ftede goederen en inkomften, waarvan hy, ren einde van het jaar rekening doen moet. Hy mag, zonder goedvinden der Magiftraat, geene Stads middelen of goederen verpag- E e 2 ten  C »6 ) ten of verkoopen, nog eenige nieuwe werken doen maken, of aanbefteden. De Schepens, die zeven in getal zyn, worden, zo wel als de Burgemeefters, jaarlyks, op den vyfden February, gekooren uit een dubbel getal, welk door de Vroedfchap genomineert is , en waar uit de verkiezing, na 't jaar 1648, plagt te gefchieden door de Gedeputeerden Staaten. Doch in 't iaar 1674 kwam hierin verandering. De verkiezing der jaarlykfche Wethouderfchap van Montfoort, zo wel als van de andere fteden van 't Stigt, werdt, by het Reglement van dat jaar, gefteld aan den Stadhouder, Willem den III., Prinfe van Oranje, na wiens overlyden, in 't jaar 1702, de Gedeputeerde Staaten wederom traden in het regt tot de Magiftraatsbeftelling, welk hun, te vooren, ongedragen geweest was, tot dat het. by wederinvoering van het Reglement van den jaare 1674, 'm 't jaar 1747, andermaal aan den Stadhouder gekomen is. Montfoort heeft niet veele beroemde Mannen voortgebracht. Doch Lambert Hortenfius of van den Hove is aldaar, in 't begin'der Zeftiende eeuwe,- ter weercld .sekoomen. Hy heeft te Naarden de Latynfche School beftierd, en is, niet lang na de verovering dier Stad, dooide Spanjaarden, uit welke hy het leeven ter naamver nood bergde, m 't jaar 1574, op den Hgogen Eng, buiten die Stad, overleeden. Hy was in zyne jeugd tot Priefter ingeweid geweest, en heeft, by eene byzit, twee Zoonen verwekt, Auguflinus en Hieronimus. De eerfte werdt, voor zyne oogen, te Naarden, vermoord, de andere is, naderhand, Predikant in den Haagc geweest. Lambcrtus zelf moet niet vreemd van de Hervorminge geweest zyn, om dat de Gooifche boeren hem de Luyterfchen Paap noemden. Van hem is, behalven andere werken, eene Hiflorie van de Utrechtfche Gefchiedenisfen in wezen, die agter Buchehus uitgave der Chronyken van Beka en Heda gevoegd is. De Schilder Blokland is ook te Montfoort ter weereld gekomen. Het oude Wapen van Montfoort was een Schaak bord, met ruiten van zilver en Sable of zwart. Doch Heer Hendrik van Rooyen, die eene erfdogter van Montfoort getrouwd hadt, bragt 'er, naderhand, drie roode molenyzers op een wit veld by, waar mede het Wapen gekwarteleerd werdt. In laater tyd, is het Wapen wederom verandert. Tegenwoordig is het eene roode burgt op een wit veld, met een rood molenyzer op het zelve veld, aan elke zyde. Wy    C "7 ) Wy . gaan over tot de befchryving van 't Platte Land dezer Provincie: dit word verdeeld in vier Maarfchalks Ampten of Kwartieren als i. het Overkwartier, a. Eemland 3. Het Neelerkwartier en 4. Het Land van Montfoort: Het eerfte beflaat het Ooftelyk, het tweede het Noordelyk, het derde het Weftelyk en het vierde het Zuidelyk deel dezer Provincie. Elk dezer kwartieren heeft zynen byzondere» Landrechter, of gelyk men die hier noemd Maarfchalk. Lang voor de inftelling van het Hof van Utrecht waren 'er reeds Maarfchalken over het Sticht. Doch het is onzeker, wanneer de eerfte is aangefteld; het is niet onwaarfchynelyk, dat zy, in 't begin, zoo niet in 't geheel, ten minften voor een groot gedeelte, het Ampt waargenomen hebben van de Advocaaten der Utrechlche Kerke, die, buiten de Stad, het hooge Rechtsgebied voerden, en gelast waaren de goederen der Kerken tc befchermen ; want na de aanltelling der Maarfchalken, is de magt en naam der Advocaaten allengskens buiten gebruik geraakt. In 't eerst fchynt 'er maar een Maarfchalk over het ganfche Sticht geweest te zyn. Doch Bisfchop Florh van Wevelinkhoven ftelde twee Maarfchalken aan, een over het Opper, en een over het Nederfticht. Naderhand is 'er een derde bygevoegd. Doch wanneer is onzeker, en eindelyk een vierde. Zy dienden in het eerst niet alleen ter handhaving van de rust ten platten Lande, gelyk de Schouten in de fteden, maar waren ook de opperften van s Bisfchops Krygsmacht. De Maarfchalk was verplicht den eed van getrouwheid aan den Bisfchop te doen, laatende op deszelfs naam regt wedervaareo aan alle ingezetenen van 't Sticht. Zy moeften echter ook aan s' Lands Staaten eed doen, van welken zy ook eerst moeften goedgekeurd en met behoorlyke Lastbrieven voorzien worden. Van ouds plagten geene Burgers der Stad Utrecht het Maarfchalk-Ampt te mogen bedienen, zo min als het Tollenaarfchap, doch in 1416 werd dit verbod door den Raad vernietigd, op deeze wyze, dat Burgers, die een van deeze Ampten bekleedden, geduurende dien tyd niet in den Stadsraad zouden verkoren worden. In 16'10 is by den Raad van Staaten eene uitfpraake gedaan, dat alle gcqu-imccèrde Burgers der Stad, fteden en Landen van Utrecht daartoe bevoegd zyn. De Maarfchalken waren aanklaagers der misdaadigen by den Raad, doch zy hadden "een regt, om niet alleen geen Burgers van Utrecht maar ook geen imvooners of die der voorlieden of derzelver goederen tusfehen de Node en £0degraaven aanteklaagen cf te bezetten, dan alleen voor derzelver dagelykfchen regter. Menigmaal hebben zy actragt inbreuk te doen op dit voorregt van de Stad, doch de Stad heeft haare burgers altoos voorgedaan en befchermd regens de geweldenaryen van deze voornaame Araptenaaren van den Bisfchop. Volgens hunne Inttructie F f by  C n8 ) by de Staaten in den KarH t/ê,:a - :4 {J« alle gevangens 'SySd!a^fte,d m^ten de MaarfchalHove Provinciaal en e^S ^T * ^'echt fte,,en voor den zeer■aanzien Jyk is, word veelal beld^V^"^dit An>Pl' dat cp de verkiezing gefchi£ 1 do ? f door den Adel der Provincie, Nominatie. ° *eicnieJ do°r den Stadhouder, zonder eenige Wy maaken een aanvanz m«t hot ru^i als tet opper Bovcnkifau* v;rkwarttsr> zoo veel gezegd, den gerekend, hoger Ii»d' V vfr, den IooP der Rivier ten Cteyfe», aan Gelderland tt\t'\ ^P N^rh>ar.tUr. Het paalt, 't ten Zuiden, van die zélve b.vz'.)nder,aan de .• gelyk afgefcheiden: ten IVestellL't vl/ TC,e' door den Rh", iord Eemland. Daar inoïtooetVerfd? t ' e1 Noorden aa* V g e n e n u A A L £ '"en Sont nn !Sende raerkwaardige plaatzen. Noorden van Rheenen. l"t g',^' anderhalf uur "gaans, ten w de Veenen hgd; welke ok de r^^T^ men' dat dit Dorp het zelve gegeven hebben V.ïr ^ï aarl^dmg ter llichting van zag men, dat niet ander ' dan?wvd°, d(£ XVIde ^e, aan de Stad Rheenen i„ eigendom7LWrekt, 't welk « ver grondgebied; eh oi^e reden hef ?/; a!s rf °P derhalve het Rheenfeveen wierd L^mV vA,'w'^fe of kortheicisheid der Tfcr/, die dees grond üSKb ?aaW ^ deugdzaamin die Veenen ettelvLi C ! ' f' denbaar wierd, zyn bv en te bearbeiden: en S/e d^dS^Tl' di° deZdve WonnS uit dit groot en aanziene vk D?reyl£,ge,'J'kS ^enemende, is daar mim Veïpendaal; zó,^raf ^i.8?^; • \weli me" ract <*e pelde, hoewel 't ^ammft%fkf^9,^n de beltem- het ook wó I h loot cl vb liet Vr/'fi ?ef*den In 1549, heeft men daa?een^jbrlheh,,ude,?-J aan de //. Veriosfer: en ni Vn tvl g1?fe d;1C toegeweid werd, vermenigvuldigt, dat dit Dom ónS 1 getal def Huizcn zeer bodem zich ukltrek. Gelderfchen het Geiderseh-VecnendaJ: W^ h" S.ichi.tch ,n gebied der Stad Rheenen, b!Kd ^ w ?U onder ^RcélKs, fmpt van Ede, op de Velule v a"der' °nder het Schout- die deze zeer- talr5;e gTmetnte^hte " ^> dat de is, een fomme geV v^net SS/dat dee! dat ^r*$ wég tusfehen ^«^/en /^'W■/>^,'' geniet- °P de" U£ 'Er, is bmn^hetDorpTSÊ'éS^A^-^ Af* eene heb«or^ ffiSföï^^ dtr tl dom    C "9 ) dom gelyks den grond reeds uitgevcend; weshalven ai de Turf nu moet gebaggerd worden. _ Om den gedroogden Turf uit dit Dorp te vervoeren, is, ten tyde van Bisfchop David van Bourgonje, een Grift gemaakt, die temidden door het Dorp loopt; en daarom de Bisfchops Grift genoemd word. Door deze Grift komt dezelve, in het water, dat door de (luizen by de Grebbe, zich met den Rhyn vereenigt; langs welke Rivier zy op - en af gevoerd word, naar de fteden van Gelderland. Tusfehen Veenendaal en Rheenen, naby de Gelderfche grenzen, la" weleer het Kafteel Ter Horst eene der vier fterktens, door den Bisfchop 'Godefried van Rheenen in 1176 gedicht, om zyne grenzen van rondom in veiligheid te fteilen: zynde., deze fterkte, in 't byzonder aangelegt tegen de Gelderfchen; die niet nalieten ter zeiver tyd, op hunne eigen bodem, een ander Slot daartegen over te bouwen'; het welk diende, om dit Slot Ter Horst in bedwang te houden: waaraan zy, daarom, den naam gaven van TartHorst: als ingericht, om dit Slot Ter Horst te lonen of te targen. Dit Slot Ter Horst is in 1527, door den Hertog Karei van Gelder ingenomen ; daarin, 't gebied voerende, zekere Ernst van Amerongen; die, tegen 's Vyands overmacht, zich niet beftand cordeelende, door de Achterpoort, dc vlugt genomen had: waarna de bezetting, zonder hoofd zich bevindende de fterkte goedwillig overgaf. In den volgende jare 152.8, is dit Slot gellegt: en, de puin verkocht; hebbende alleen de Duiffteenen 10000 gulden mogen gelden. Men ziet daar van thans niet meer dan eenige Heuvels: cn, op den grond van Tart-Horst, ftaat nu een Boerewooning. De Gr;-: bb ii is niets anders dan eene Buurt, gelegen onder den voet van den Heimenberg, aan de grensfeheiding, tusfehen Utrecht en Gelderland; daar 't Riviertje de Gelderfche Wetering, door een Sluis, in den Grebbedyk gemaakt, in den Rhyn uitvvaterd. Aldaar is de. doortocht der Postwagens, van Arnhem op Utrecht: en 't reizend gezelfchap is gewoon, aldaar hun middagmaal te houden: Die Sluis was eertyds eeniglyk aangelegt, om 't Rhynwatcr, by hooge Rivier, uit de binnenlanden te keeren: gelyk dan ook dc fchutdeuren naar den buitenkant, zodra 't water in den Rhyn tot zekere pyl begint te ryzen, van zelfs toevallen. Dan, federt den jare 1742, diend dezelve mede, om, door het fluiten der andere fchutdeuren, naar den binnenkant, 't water der Gelderfche Wetering en den Bisfchops grift, (die uit de Rhecnenfche Veenen komende , zich by de Grebbe, met dezelve vereenigt,) op tc houden, en al het laag land, ten ooften van den Heimenberg, te fnundeeien; wanneer dit, in tyden van Oorlog, noodzakelvk geacht word. En, ter bereiking F f a va»  C im ) Van dit oogmerk, zyn die 's tyds, aldaar eenige Vestingwerken aangelegt, ten einde deze Sluis te dekken: des die Buurt nu de gedaante van een Schans heeft. Dit geeft ons gelegenheid om iets te melden van de gefterkte Linie, die m de jaaren 1745 en 1746 aangelegd is tusfehen de Grebbe en Amersfoort om de Provincie Utrecht en Holland tegen den inval der Vyanden te beveiligen. Dit ontwerp was reeds gemaakt door Prins Fredrik Hendrik maar wierd tui eerst uitgevoerd, ter gelegenheid van den Oorlog, waar in de Republiek mede was ingewikkeld. Men was te dier tyd zeer beducht voor een vyandelyk bezoek der Franfchen, mgevalle de vyand onverhoopt over den Tsfel de Veluwe mogd indringen. De Linie, ter lengte van omtrent 6 uuren gaans, zich uitftrekkende, bellaat, in eene hooge opgeworpen aarde Wal; die men met volk bezetten en met Kanon beplanten kan: doch, welks voorname fterkte meest afhangt, van de daarvoor te maken Inundatie; (Overftroomingf) die niet alleen door te Gelderfche Wetering, by te Grebbe, maar ook inzonderheid, aan de Neordzyde, tusfehen Veenendaal en Amersfoort, moet gevormt worden, door het water van alle die Beeken, die in de Veluwe ontfpringende, by de genoemde Stad tot elkander famenvloeyen, cn daar zich in de Rivier, de Eem werpen: ten welken einde, by die Stad, mede een Sluis gemaakt is, dienende om al dit water op te houden. Dewyl, echter, tusfehen de Grebbe en Amersfoort, een groot verval van grond bevonden werd ; was men ook genootzaakt, om van afftand tot afftand, Dwars Dyken of Dammen aanteleggen , die, van de Linie beginnende Oostwaard ter lengte van 800 of 900 Roeden, voortgingen, tot aan 't Hoogland der Veluwe, om zo veel waters altycl te konnen behouden, als nodig was, om 't Hoogland te doen ondervloeijcn: hebbende elke Dam, ook eene fteene Sluis die men openen en fluiten kan; ten einde *t water van het een tot 't ander Land, te konnen overbrengen. Teneinde deze Dammen te verdedigen, en te verhoeden, datze door den vyand zouden worden doorgeftoken; werd, by eiken derzelver, binnen de Linie, eene fteene redout, gemaakt, door een Retrcnchement verfterkt; 't welk den geheele Dam beftryken kon. Naby de Grebbe, wat meer Landwaards in, ziet men de beiden Kafteelen, Heimerstein en Leefdaal. Het eerfte heeft zyn naam, van den Heimerberg, aan welks voet het ligt. En, 't laatfte is 't Stamhuis van het Adelyk geflachte van Leefdaal of Lcctdalc. Meer Noordwaards , tusfehen Rheenen en Vtnendaal, ligt 't Kafteel Remmer stexn, 't welk ook de Steenekamer toegenoemd word. De    T)e Manch is een zeer vrugtbaare Polder, groot 674 morgen Lands, aan de andere zyde der Rivier en rechtttreeks tegen over ^SrPofderdbevat drie of vier en twintig Huizen; en word de Marsch (dat is, Mcersch of Moeras) by Rhenen genoemd. De Dy*, dielanes den Rhyn, ten Noorden van deezen Polder legt, word de MtSdvk genoemd, en is dikwyls en laatftelyk in den jaaren 1751 «n T7« doorecbrooken geweest. Voor meer dan twee Eeuwen, is er rnffchen de Provinciën van Gelderland en Utrecht, verfchil geweest nver't Recbt van Opperbeerfcbappye over deezen Polder; beweercnTe Aie van Utrecht, met veel waarfcbynlykheid, „ dat de Rhyn oud- tvds, bezuiden den Marsch gcloopen heeft waaruit volgen zou, " dat dit Land aan de Provincie van Utrecht, en byzonderlyk aan " de Vrvheid van Rheenen vast gehegt geweest is. Ook hebben de " ingezetenen van de Marsch altoos onder het Kerfpel van Rheenen *' behoort; de Schout van Rheenen heeft aldaar regt gevordert, ge" lvk hv nog doet; cn Keizer Karei de V. heeft, in eene Ordonnantie " van den iaare 1531, de Marsch aangemerkt als Utrechtfche grond. Van de zvde van Gelderland, is hier tegen ingebragt „ dat ebt ge, west, zowel als Utrecht, hoog gebied voert over At Marsch; dat 'er ook een Gelderfche Schout is cn twee Gelderfche Heemraaden of " Schepenen, die, nevens den Schout en drie Schepenen van het " Stiet de Rechtbank uitmasken: dat dc twee Schouten de Boeten " deelen en dat de Marsch halve fchatting dat is, half zo veel als " de Neder-Betuwe betaalt aan Gelderland en byna niets aan 'c Stigt. Doch die van Utrecht fchryven dit alles toe aan dc vera«JerjDg van den loop des Rhyns, en merken daarenboven, aan „ dat de „ Gelderfche Schout, in de regtpleegingen al eenlyk hoort en ziet, en de'. Stïgtfche het woord voert, waarom deze fpreekende en de " andere zwygende Schout word genoemd." In 't jaar i6ai cn vervolgens is het gefchil, waarvan wy fprceken, tterk gedreeven tusfehen de twee seweften. De algemeene Staten werden 'er toen mede gemoeid, zonder dat zy 't konden vereffenen, De twee twistende Provinciën kwaamen in 't jaar 1653, overeen „ dat van de vonmsfen in de Marsch geweezen beroep vallen zou aan gemagtigden uit de ** Hoven van Gelderland en Utrecht beide." Naderhand, floeg men voor om het beroep, by beurte, aan het een en aan bet ander Gerechtshof te laten doen. En na dien tyd, heeft het gefchil weinig beweeging gemaakt: tot dat het in 't jaar 1755 wederom kyende geworden is, by gelegentheid , dat de Gedeputeerde Staaten des Kwartiers van Nieuwmegen eenen ingezetenen van de Marsch, om fluykery. hadden doen Hgten , en gevankelyk Baar JSkuwmegtn voeren. * F f 3 -De-  C ós ) De Staaten van Utrecht Wet over kiagtig gevallen zynde aan die yan Gelderland, zyn er, ter wederzyde, gematigden benoemd, die te //^ te Duur/leden, in onderhandeling gétrceaen zyn, alwaar wel eene overeenkomst gefloten is, doch of die van de Gelderfche zyde bekragtigd is, is ons niet gebleeken. Ondertusfchen, fchynt het, dat de Landftreck de Marsch bezwaarlyk als eeniglyk tot eene van beide de Provinciën behoorendc, maar veel gevoeglyker als halfheerig kan aangemerkt worden. De overige Dorpen des O verkwartiers, is men gewoon, ten aanzien van derzelver grond, te onderfcheiden in die aan den Bergkant en aan de Kleikant: anderzints, op het Hoog, en in het Laag uitgedrukt. Tot_ den B v. rgkant beboeren deze VI Dorpen; die genoegzaam ini een rechte lyn na elkander volgen: Amérongen, Leersüm, Dook n, Driebergen, Zeist en de Bilt. A m f. rongen is een groot en aanzienlyk Dorp; en veeleer een 1 lek tc noemen: vermits dekluizen, Stadswj^ze, rakende aan elkander gebouwd, en de ftraaten met keifteenen bevloerd zyn, het ligt tusfehen Rheenen en Wyk, op het hangen van den Berg, omtrent ecu vierde deel uur gaans van den Rhyn. Het heeft een groote Kerk, pronkende met een dikken en hoogcii Tooren. Reeds voor langen tyd, behoorde Amerongen, als eene gemcene Heerlykheid, aan het Adelyk geflaebt van Reede , cn wel door aankoop van het geflachte, genoemd, Borre van Ame'-ongen. Dan in 1676 wierd dezelve, door 's Lands Staaten, tot eene hooge en vrye Heerlykheid, verklaard, en aan den toenmalige bezitter de Heer Godart Adriaan Baron yan Reede Heer van Ginkel opgedraagen, in vergelding der getrouwe diensten, door dees Heer den Lande gedaan; door toedoen van Prins Willem III van Oranje; wien hy, daarna, in deszelfs Krygstochten in Ierland, in de jaaren 1690 cn 1691, gevolgd heeft, en, door denzelvcn, met den erflyken titel en waardigheid als Graaf van Athlone, (naar de Ierfchc Stad, Athlone, welke, in 1691, door hem flormenderhand veroverd wierd) begunftigd is geworden. Aan 't nagedacht van gemelde Heer, is deeze hooge Heerlykheid beftendig•lyk gcblceven: zynde de jegenswoordige bezitter, Jonker Frcdrik Christiaan Rynhard, Baron van Reede en Agrim' Graaf'van Athlone. Amerongen beflaat met de onderhoorige Veenen eene flreeks Lands van Duizend en Vyf- en feveutig Morgen: het is hier om flreeks vol van vermakelyke Lansdouwen Plantagien en Lustplaatzen. Ook vind men 'er verfcheide Ridderhoffteden onder welke uitmunt. Het Buis te Amerongen ftaande naby het Dorp ten Zuidweften: een zeer voortreffelyk Kafteel, op welk de Vryheeren deezer Heer- lyk-    c m i , «ai*» Muf zomerverblyf hebben. Het is gebouwd, op den grond, lykbeid liun 201 lu~r''Vmo«ere Heeren Borre van Anierong.cn, ^aar op bet oude S do Jgg*£*^ flMewJw* plagt te %^d*rifSKen-Dh^fd Slot, door de Franfchen, in maar daarna zyn uitgetorven• ™iè]d 'de; is dit nieuwe door ^XSSnJ** £ r - S in deszelfs plaats geftieht. S^fis meftoïf'"ttuvnen en PIantagien omringd, cn, te Cciyk He 1 - llJft/de die 't recht ter befchryving in s Lands Ê|f| ^SVW, tusfehen deeze" Heerlykheid en Staaten geen. u~. Waard genoemd: en be¬ den gelegen w.-ïd ^m^'^i ceoe ge- SS/ van W is 'er m ^£M^s*gk fte yf datZ7w3™*, Jonker O** ^fe^ ^ïgeweesf a^vanVSïuit het W** mj^<«g& SheïfPeen zeer langen ^toe^ Tnnst v«« Amcronpen belcmeevcn m k. ^r teal ilio«ft-Otó der Stad wierd er m J ftg mtde  beleend door de Staten van 't Graaffcbap Zutphen, waaraan het leenroerig is: thans behoort het aan deszelfs Zoon Jonker Gerard Leonard MaximïHaan Taais van Amerongen, die 'er in 1791 mede beleend is. Zuilest ein en IvEErsum zyn twee namen van eene en dezelve hooge Heerlykheid, die Noordwestwaard van Amerongen ligd: Zuileftein is eigenlyk de naam van 't Slot; en Leerfum is het Dorp, dat, met Zuileftein als eene vrye Heerlykheid vereenigd is. Prins Fredrik Hendrik van Oranje had inden jaare 1630 het Kafteel Zuileftein gekocht: aan welk de Staaten van Utrecht het hoog Rechtsgebied fchonken. En in 163a werd aan gemelde Prins, door die zelve Staaten, ook het Dorp Leerfum, als eene hooge Heerlykheid, opgedraagen: Waar door die beide famen eene Heerlykheid geworden zyn. Na overlyden van Prins Fredrik He nou ik, in 1647, is dezelve aan zyn natuurlyke Zoon vervallen; welke was Fredrik van Nasfau, Overften, in Staaten dienst, die, in 1672, voor Weerden gebleven is; waarna deszelfs Zoon Willem van Nasfau in deze Heerlykheid is opgevolgd, die door Willem de III Koning van groot Brittanjc tot Graaf van Rochefort verheven is, en deszelfs nazaat Willem Hendrik van Nasfau Graaf van Rochefort is derzelver jegenwoordige bezitter, wien mede toebehoord dc Heerlykheid Ginkel, tusfehen Amerongen en Ren sn<'oude gelegen: Het Huis Zuileftein legt ten zuiden van 't Dorp Leerfum en nader by Amerongen: Alhoewel van een ouwerwets maakzcl, vertoond het zich toch, zedert de verbetering door Prins Fredrik Hendrik daar aan gedaan, zeer deftig, en word van lommerryk geboomte omringd. Het grondgebied dezer viye Heerlykheid ftrekt zich verre Noordwaards uit, over het Amcrsfoorder gebergte; hetwelk, daar, eene groote kloóf heeft, die het zelve als in tweën verdeeld; en deze word het gat des Bergs genoemd. Doorn is een redelyk groot en vry aanzienelyk Dorp, anderhalfuur gaans westwaards van Leerfum, hebbende eene oude Kerk, welks choor voorzien is met menigte Wapen borden van Adelyke geflachtcn, die daar begraaven zyn. De Dorpelingen zyn 'er meest van den Hervormden Godsdienst, het behoord, als eene Ambagtsheerlykheid aan het Domkapittel van Utrecht, des de Domproost in der tyd Heer dezer plaatzc is. Zy bellaat eene .groote van 636 Morgen en 482 Roeden. Het Huis of Kafteel te Doom, waarop de Domproosten, in de zomertyd hun verblyf hadden, ftaat westwaard van de Kerk. Het is zedert 1530 een Ridderhofftad geweest, en daarna door verkoop van het Domkapittel afgefcheiden, is 't gekomen aan de Kleeffche Adelyke Familie van Diest en vervolgens aan die van Hamer ft ein, thans behoord het aan den Heer Herman Fredrik Richard Lynftager als Erfgenaam van de Vrouw van Hamerftein. in    c m ) in of by 't Rechtsgebied van Boom, noofdoostwaard van het V°rP' t oud Slot Maarsbergfn, 't welk ook den titel van eene Heerlykheid heeft. Dit Slot, met de daartoe behoorende Plant? de Ronde Bildt (zo heet het Dorp zelfs) toen deze, 's anderendaags het Slot ter Eem innam. In het zelvde jaar 1528, werd 'er brand * 1 ver-  C i34 5 verwekt door de Hollanders, wier Leger aan de Vaart lag. In liet jaar 1543, lag weder een deel Volks onder bevel van Jonker van Raasveld, aan de Bildt, doch ook flegts eenen korten tijd'. Ten einde des jaars 1545, kwam Keizer Karei, en, in het jaar 167a, Koning: Lodewijk de XIV. over de Bilt naar Utrecht rijden. Na de hervorming, werd 'er, wegens de toeneming in volk en huizen, een Kerkje gebouwd, dat, met toeftemming hunner Edele Mog., in het jaar 1Ó50, voor de eerftemaal tot den Godsdienst geopend werd. Ook hebben de Staten goedgevonden, dat hier de beroeping van Predikanten van tijd tot tijd, door de Gemeente (of den Kerkenraad) zoude gefchieden, overeenkomftig met de Kerkenordeningen dezes landfchaps, zonder dat 'er ooit iemand het recht van Patroonfchap zou mogen oefenen. Dus is 'er, in 1651, de eerde Predikant beveiligd, ftaande, gelijk de volgende Predikanten, onder de Klasfis van Utrecht. De kerk is klein en laag, langwerpig vierkant, met een klein fpits Klokken torentjen'er op, en ftaat aan het begin van het Dorp, ter linkerzijde, als men van Utrecht komt. Ook vond men, nog in het twintigfte jaar der voorige Eeuw, bezijden den Straatweg, bij digt geboomte, een klein ouderwets fteenen Huisje, St. Petronella's Kapelletje genoemd, waar van men thans niets meer, doch de afteekening bij Rademaker zien kan. De Nieuwe grift, die van Zeist af tot hier, de Zei fier Grift genoemd wordt, heet van hier Stadwaard, daar zij in de Stadsgraft uitloopt, de Bildfche Grift. In dezelve ligt, aan de Steenftraat een Schutlluis. Schuin tegen over de Kerk, wat Stadwaart, ftond eertijds een aanzienlijk Vrouw•enkloofter, van de Benediktijner orden, behoorende tot de Abtdye van Oostbroek. Het was geftieht voor Adelijke Jufferen, en deszelfs goederen en inkomften ftaan thans ter beheering en verdeeling der Ridderfchap. 'Er is nog een tamelijk goed Huis, Hof en Boomgaard, op die plaats overig, thans bezeten door Me vrouwe Maria Jakoba Kornelia, Gravinne van Efereu als Weduwe en Lijftogteresfe van Jonker Hendrik van Uienhoven, Heer van Amelisweerd, welke hertrouwd is aan den Heer Marquis de St. Simon. Het Vrouwenkloofter werd geftieht in het jaar 1113, door Ludolfus eerften Abt van Oostbroek, of van St. Laurenskerk in Nieuw Bethlehem, gelijk hij zigzelven noemt, die, uit Vlaanderen beroepen zijne halve Zufter, eene Nonne, mede bragt, en bij zig liet woonen. Doch, het getal der Nonnen, door den tijd toenemende, werd het één Kloofter tc Oostbroek, te klein voor Mans en Vrouwen: en de Abt vond goed op raad van het Kapittel, eene bijzondere plaats af te zonderen voor de Vrouwen , op een ftuk lands, dat aan zijne Kerke behoorde, en het Nieuwe Hof genoemd werd: zo dat hij, het Rechtsgebied, de Grove en * Sma.1- /    C i35 ) Smalle tienden, Molenwaters, Turfvenen, en alle andere regtcn, aan zig behoudende: egter aan de Jufferen een deel van het Veen afftond, daar zij zo veel Turf uitgraven mogten, als zij tot haar gebruik behoefden. Zij mogten eene Priorin verkiezen; doch deze ftond ter goed- of afkeuring des Abts. De Abt ftelde den Rentmeeftcr aan. Dc Nonnen moeften, na de ochtendmisfe bij eikanderen komen, om handwerken te doen, en zonder des Abts toeftemming, gcenen eigendom bezitten. Bisfchop Wilbrand heeft, in het jaar 1231 deze ftichting beveiligd. Voor eene Priorin, die 'er ook nog alleen was in het jaar 1375, werd naderhand eene Jbdisfe verkoren, die eene Priorin onder'zig had. Aan Eigendommen heeft het, in vervolg van tijd, deze Jufferen niet gemangeld, zij werden ook Nonnen van Oostbrock genaamd. Het Kloofter was aan de Maagd Maria cn aan den Heiligen Laurentius toegewijd, even als dat van Oosibreek. De Monniken en Abt van Oostbrock hebben een en andermaal hevigen twist gehad met de Vrouw en Jufferen van dit Vrouwenkloofter. Eerst, over het uitgraven van Veenen , waarin die van Oostbroek door de Jufferen meenden beledigd te zijn, door het uitgraven van te veel zwarte en te weinig witte Turven. Dit gefchil, dat al zeer hoog geloopen, en mcermaale van woorden tot dadelijkheden gekoomen was, werd, in het jaar 1277, door Jakob, dekan van het Kapittel van St. Jan, te Utrecht, bijgelegd. Daarna, over het regt des Abts bij de verkiezing, eener Priorin: waarover Bisfchop Frederik in het jaar 1322, uitfpraalc deed. Dit Kloofter had ook zijne bijzondere Kerk, met twee toressa ja, fommigen ngten dat de Bildtzelve haaren naam van het Beeld hebben zoude, dat, daar, eertijds geftaan had. Doch dit is gansch onwaarfchijnelijk, en veel eer mag men denken, dat de hooge cn bultige ligging, met belten en heuvels, deze ftreek dus heeft doen noemen. De verfcheidene Lotgevallen van dit Vrouwenkloolfer kan men lezen in de Jaarboeken van Vrouwe Hendrika van Frp, die 'er, van het jaar 1503 tot 1548 Abdisfe was. Eindelijk is het, in den jare 1548 afgebroken, op dat 'er de Vijand niet in nestelen zoude. Verder, had men, oudtijds, in dit geregt de Abtdije van Oostbrock, dus genoemd, dewijl zij regt Oostwaart van de Stad Utrecht, in een moerasfigen grond, gelegen was; een klein uur gaans van dezelve Stad, en een groot kwartier ten Zuiden van die plaats, daar thans de Bildtfche Kerk ftaat. Zij werd, in het begin der twaalfde eeuwe, ter' eere der Heilige Maagd, en den Heiligen Laurentius, door eenige Ridders, die den Krijgsdienst verlieten, geftigt, en, zo wel door de Keizerin Mach.'i/dis, gemalin van Keifer Hendrik den V, als dooiden Utrechtfche Bisfchop Godebald, beveiligd en rijkelijk begiftigd. De Monniken waren van de orde van den Heilige Bencdiktus, cn zo I i 2. ge-  C 136 ) geftreng in hunnen tug|, dat dit Kloofter de Kerker der orde genoemd wierd. Bisfchop Gsdebald zelfs begaf zig, tegen het einde van zijn levens, herwaart, nam het kleed der Orde aan; ftierf en werd 'er begraven. In het eerst woonden 'er zo wel Nonnen, als Monniken; doch, de toeloop te groot wordende, naar maate der Plaats, werd, voor de Nonnen, het Vrouwenkloofler geftigt, gelijk wij zo even zeiden. In de Kerk dezes Kloofters was ook, eertijds, het ligchaam van den Heer Willem, Grave van Renneberg begraven, doch werd na het afbreken des Kloofters, naar Zuilen vervoerd. Toen Bisfchop Hendrik van Beyereu in het jaar 1527, te Utrecht buiten de Stad gehouden werd, begaf hij zig herwaart, en vernagtte bij den Abt. in het jaar 1543, lïreeg hij een onaangenaam bezoek, eerst van eenige knegten onder Jonker van Raasvela, en naderhand voor twee dagen onder Jonker van Bnrmania. Voor het overige was hij, zekerlijk, een mari van groot aanzien, die zijn eigen Rechtsgebied, Thinsgeregt, en uitgeftrekte Landerijen had. Een deel der Landen onder Zuilen en Wilnis werd door hem te Leen gegeven. Men zegt, dat hij ook zitting had op de Staten vergadering. Zekerder is het, dat hij den voorkoop had der Landen, die onder het Geregt van de Bildt verkogt werden. Doch na 't doorbreken der hervorming, kwam hij, in het jaar 1580, overeen met de Regeering der Stad Utrecht, dat deze 't Kloofter tot afbraak verkoopen zoude. De voorftemmende Leden verzetten 'er zig tegen: doch de verkoop en afbraak gingen egter door. Sedert is te dier plaats een aanzienlijk buitenhuis opgebouwd, dat zig thans zeer wel vertoont als een deftig vierkant nieuwerwets Gebouw, voor en agter met Schuijframen, op het dak met vier gekapte Schoorfteenen, en een weinig uitftekend Torentjen in het midden. Behalven de gemelde, vervat dit Kwartier ook eenige Dorpen, in het laag of de Kleikant gelegen: naamelijk Overlangbroek en Neder-Lamgbroek ; beide ten Noorden van Wijk bij Duurftede, tusfehen den Krommen Rhijn en het Amcrsfoorder Gebergte. Zij hebben hunnen naam van de Broekfge, dat is Moerasfis>e Landftreek; welke, reeds voor de ftichting dezer Dorpen, het .Langcbroek fchijnt genoemd geweest: dewijl, 't ongelijk meer in de lengte, dan in de breedte uitgeftrekt is. . De daar in aangelegde Huizen, die meerendeels van elkander verftrooid liggen, zijn in twee onderfcheide Dorpen verdeeld; die elk zijn bijzondere Kerk en Predikant hebben, zij worden, het een, Over en het ander Neder Langbroek, ter onderfcheiding van elkander, genoemd, naar den alloop der Langbroek/bh e Wetering; die dit Broek te midden doorfnijd, en aan welkers noordzijde de beide Kerken ftaan. Zij    Zv behooren als Ambachtsheerlykheden aan bet Capittel van den Dom tc Utrecht. Overlangbroek is groot zeven Hmderd zes en Negentig Morgen en Honderd Koeden. Nederlangbroek is groot twaalf Honderd en drie en Twintig Morgen Vyfhonderd Roeden. Aan de Ingezetenen van'.Overlangbroek hebben de Staten in iöiö het Schepenrecht vergund. De Kerk te Nederlangbroek is echter ruim zoo aanzienelyk als te Ova langbroek fchoon het geen Kruiskerk is. Onder Overlangbroek vind men dc Huizen Zuilenburg en Dompfelaar: onder Nederlangbroek, Grocneftcin, Waalenburg, Sandeuburg, Lunenburg, Hinderflein en Weerdeftcin, die wy- nu kortelyk gaan befchry ven. Zcixenburg een Riddermatige Hofftad, heeft de gedaante van êen vierkante fteenen Huis, het is voor eenige jaaren nieuw opgehaald. In 1747 wierd 'er als een vry eigen goed bezitter van Jonker Frederik Chrijliaan Rynhard Baron van Reede, Graaf van Athlone en in 1785 Jonker Jan Diederik van Tuyl van Serooskerken, Heere van Heeze-Lecnde, &c &c. Het Huis Dompselaar, westwaards van de Kerk, is eertyds Riddermatig geweest, en bezeetcn door de gefiagten van Dompfelaar, Wyn bergen en Reede van Drakenflein: 't is thans een laag ouderwets gebouw, dat echter niet 011 vermakelyk in zynen Hof, Vyver en geboomte legd. Vooreen aantal Jaaren waren 'er drie Roomfche Huisgezinnen in het Dorp, een derzei ven was de Heer Arnoud Francois Schade van Weflrom die bezitter van dit Huis wierd. Groknestein ftaat tusfehen de Kerken der twee Dorpen: Het ftond voormaals op de Lyst der Riddermatige Hoflieden, doch by de Staaten niet erkend. Het is echter een vry aanzienelyk nieuw gebouw; Leggende in eenen Vyver, welk lang bezeten is geweest door het geflacht van de Ridders, die de naam daar van gevoerd hebben. Het plagt te behooren aan dc Heer G. Mom Heer van Maurik, thans is 'er deszelfs Zoon Eigenaar van. Waalenborgh een Riddermatige Hofftad ftaat aan de andere zyde van de Wetering: het was reeds in 1250 bekend, en is door de Prooflcn, die 'er den naam van voerden, bewoond geweest tot den jaare 1480. De Ridders van Waalenburgh hebben het daarna bezeten. Het vertoonde zich als een gebouw van eene zeldzame en onregelmatige gedaante, beftaande uit een bouwvalligen vierkanten fteenen Tooren, die vry hoog is en merkelyk uitfteekt boven het overige van het Huis welke uit verfcheide Trapgevels beftaat. Doch zedert den jaare 1785 door den Eigenaar de Heer Mr. Joachim van Vliet verbeterd , en tot 3 Kameren vertimmerd ter inwooning der Dorpelingen. Het legd in zyn Vyver, en men gaat tot hetzelve door een cierlyk hek, langs een welbeplante Alleé. K k Zan-  C 138 ) Zandenburö eertyds Zande ftaat fcliuyns over Waahnburgh, was reeds in 't jaar 1320 bekend, de gedachten van Zande, vervolgends dat van van Zyl, Pallaas, hebben het bezeten: Door Huwelyk is het gekomen in het hoog Edel gedacht van de Borres van Amerongen, die het wel anderhalve Eeuw bezeten hebben. Vier Huizen uit dit gedacht zyn wegens deze Hofftad in de Ridderfchap befchreeven geweest: De Luitenant Generaal Smis/aart heeft het een tyd lang bezeten. Vervolgens in 't jaar 1766. de Heer M. J, Singendonk, en in 1787 is 'er Jonker Barend Hendrik van Reede Lid der Heeren Geëligeerden mede beleend, en in 1793 Jonker Gysbert Kaf el Comelis Jan Baron 'van Lynden, befchreeven in het Lid der Heeren Edelen cn Ridderfchappen: Zandenburg is Leenroerig aan de Domprooftdye. Het was eertyds een aanzienelyk ouderwetsch gebouw, in een ruim water, en door eene fteene Brug, gehecht aan een Voorhof, die ook met water omvangen is, en, met een fteenebrug door een afgezonderd Voorgebouw, eene uitgang naar buiten beeft. Doch tegenwoordig is het Huis geheel vernieuwd. Buiten de Vyver is hoog geboomte. By dit Huis is een Bosch van een grooten omtrek. Lunenburg een Riddermatige Hofftad, ligt even voorby, en beweften de Kerk van Nederlangbroek, aan de andere zyde van den weg. Deeze Hofftad beftond eertyds in een zwaaren Vierkanten fteenen Tooren, met twee Windwyzers voorzien, waar by een bekwaam Heerenhuis van waar men met een Houtebrug naar den ouden Tooren ging die rondom met een ruime Gracht omvangen was, doch zedert den jaare 1793 en 1794 heeft de tegenwoordige Eigenaar het tot een prachtig Gebouw doen optimmeren, behoudende nochtans de Vierkante fteenen Toren met derzelver twee Windwyzers, in het midden, die uitfteeken met hun top boven het prachtig Gebouw. Het Fronte fpies is verciert met het Wapen van den Baron van Lynden Heer van Lunenburg, ook is 'er aan den weg een Heeren Buitenpoort. Deeze Ridder-Hofftad was reeds-voor den jaare 1340 bekend, en, als zodaanig in den jaare 1558, by de Staaten deezer Provincie, aangenoomen. Zy behoorde eertyds aan % gedacht van Procis, naderhand aan dat der van Zuilens, die, naar dezelve, den naam van Lunenburg hebben aangenomen. Arend van Lunenburg was 'er, in den jaare 1391, eigenaar van, en van hem is zy, door verfcheiden handen, gekomen aan Gysbrecht de Ridder, die, in 't jaar 1422, met dezelve beleend werdt. In dit geflachte bleef het Huis tot op Willem ie Ridder ter betaalinge van wiens fchulden, dezelve verkogt werdt. Martyn Schepper lus, toen ten tyde eigenaar van Lunenburg geworden, verkocht dat Riddergoed weder, in 'tjaar Ï580, aan Godard Ml,    C *39 > Boll, door wiens Dogtei hetrelve eindelyk kwam aan Daniël van den Berg. In 't geflachte van deezen Heeren is het Huis gebleeven, van *t jaar 1619 tot 1693, wanneer Maria Therelia van We ft renen, Weduwe van Daniël van den Berg, het den Domproofte van Utrecht, als Leenheere, opdroeg, ten behoeve van den Heere Jofeph Hoeuft, wiens eenige Dogter, in den jaare 170a, met Lunenburg, verlyd werdt. Naderhand, in den jaare 1737, is de beleening gefchied op Balthazar Konfantyn Rttysch, in dën jaare 1750, op Jonker Frans Godard, Baron van Lynden, Heere van Hemmen, en laatflelyk, in den jaare 1755 op Jonker Balthazar Konftantyn, Baron van Lynden, wegens'dit Hiiis, befchreeven in 't Lid der Edelen en Ridderfehappen van deeze Provincie. Hinderstein, ftaat anderhalf Honderd Roeden weftelyker, welk, als een Gaasbecks Leen, aan de Provincie van Utrecht Leenroerig is. Men meent, dat de ftigter van hetzelve behoord hebbe rot het geflachte der van Wulvens, uit hoofde der gelykheid van Wapenen, die alleenlyk in kleuren verfchillen, gelyk onder de afftammelingen in gebruik was; hebbende Hinderjlein daarenboven eene hinde tot een helmteken. De oudfte bezitter, welke van dit Hui* bekend is, is Ernst van HinderJlein geweest, die, in 't jaar 1436, den Verbandbricf voor Kudolf, Bisfchop van Utrecht, tegen Walraven van Meurs, mede zegelde, en, in 't jaar 1440, Maarfchalk van *t Sticht was. Zyn Zoon, IVtllem van Hinder jlein, Ridder van de Duitfche Orde, die in den jaare 1459, met deeze Hofftad beleend werdt, gaf dezelve, vervolgens, met verlof van zynen Overften, den Landkommandcur der Balye van Utrecht , wederom over aan Berndt Grauwert. Zyn Zoons Weduwe Geertruid van der Eem, was 'er bezitfter van, in den jaare 1538, toen de Staaten het Huis voor Riddermatig erkenden. Jonkvrouw Bernardiaa Grauwert, na den dood van haaren Broeder, die ongehuwd overleedt, in 't jaar 1567 met Hinder dein verlyd, droeg de Hofftad op aan haaren Zoon Frederik van Zuilen van Nyveld. Na zyn dood, gefchiedde de beleening, dewyl noch zyner Zufters, noch zyns Broeders kinderen ■zïg tot Erfgenaam fielden, op den Boedel redder, ten behoeve van den geene, die de nalatenfchap zou eigenen, welk, eindelyk gefchiedde, door den Heere Bitter van der Marjche, op wien het Huis, jn den jaare 1626, verlyd werdt. Naderhand kwam het, door het Huwelyk van Anna Kornelia van der Marfche, aan Adtdf van Oostrum, Heere van Gerverskep, die het opdroeg aan Megteld van Reede van Renswoude, Weduwe van Gysbert vau Hardenbroek, Gouverneur van Hulst, welke in den jaare 1682, daar mede verlyd werdt, en Kki het,  C 140 ) het, ten zelfden dage, overgaf aan haaren Zoon, Gysbert Johan yan Hardenbroek, om, wegens hetzelve, in de plaatfe van de RidderHofftad Groenewoude, wegens welke hy te vooren befchreeven was geweest, in 't Lid der Edelen van deeze Provincie zitting te blv ven houden. Ten tyde van zynen Zoone, Gysbert Filip Jakob vm Hardenbroek, die 'er in den jaare 1699 mede verlyd was, werdt het Huis Hinder(icin verkogt. Het kwam by die gelegenheid, in den jaare 1711, aan den Heere Mathias RomswinkeJ, die het,'in den jaare 1720, den Leenheere wederom opdroeg, ten belmeve' van den Heere Daniël Baron de Milan Visconti, Heer van Nyveld. Doch het werdt, in hetzelfde jaar, door dien Heere, wederom overgeoeeven aan zynen Jongde» Zoone, Gysbert Franco, Baron de Milan Vis conti die 'er toen mede beleend, in 't Jaar 1742 Secretaris van de Staaten en Gnljier van de Leenen dezer Provincie werdt. In het jaar 1781 is Vrouwe Johanna Jacoba Guitton hiermede verlyd. Weerdestein een Ridder-Hofftad ligt ten zuidweften van Hin derftetn, ruim Honderd roeden van den weg; is flegts een vierkantio-e fteenen Tooren, met eene Graft omringd. Waarfchynlyk hebben alle deeze Huizen, mag men uit de gelykheid der Toorens iets gisfen ftigters van een geflacht gehad. Immers Weerdeflein heeft ook' naar men meent, in vorige tyden, toebehoord aan de Preeisfen, waar van die van Weerdeflein zouden zyn afgedaald. Zy bezaten dit Adelyk goed, tot dat Willem yan Bokhout hetzelve, omtrent den jaare 1430, door koop verkreeg. Zyne Dochter braPt het, door haarhuwelyk, aan een der Heeren uit het geflacht der' Zotten* uit welk Huis wederom eene Dochter trouwde met Arent yan Tfel flein, wiens Zoon, Cornetis van Tsfeljlein, het Huis verkogt aan Roelof Grauwen. Deezes Zoon, van den zelfden naam, was 'er bezitter van toen de Staaten het, in den jaaren 1538, voor Riddermatig erkenden. Het heeft ook voormaals aan de van Wycken en Witten van Werejlein, en nog omtrent het jaar 1640, aan de Grauwerts behoord: Mooglyk is het hetzelfde dat door Hcda W reeden flein genoemd wordt, daar Bisfchop Jan van Arkel, in 't jaar 1351 zvn zetel veftigde. 't Is Leenroerig aan de Provincie van Utrecht' en in den jaare 1767, op Eduard Petrus Ram van Schalkwyi verlyd/ En in 't jaar 1785 is 'er met de ledige hand mede beleend de Heer Henrtcus dc Wykerfloot als in huwelyk hebbende Vrouwe Anna Caiharina Maria Ra/n van Schalkwyk. Ten    C 141 ) Ten Noordweften van Nederlangbroek ligt de Ambachtsheerlykheid Hardenbroek, die zigNoordwaards, tot aan bet Geregt van Daornuitftrekt; ten Noordweften aan de Heerlykheid van Sterkenburg paalt, cn, ten zuiden door den Krommen Rhyn, van Koten en Werkhoven geleheiden word. Zy heelt haare» naam naar het Huis Hardenbroek, waarvan wy ftraks lpreken zullen, en is ten gevalle van eenen der Heeren van Hardenbroek tot eene Ambachtsheerlykheid verheven. Zy bellaat de grootte van drie Hondert en een en Vyftig Morgen lands, en is Leenroerig aan de Domproostdye van Utrecht. In 't jaar 1792, is 'er de Heer Mr. joachim van Vliet mede verlyd. Deze Heer bezit 'er eene aanzienelyke Lustplaats, Leeuwenburg} en eene oude fpyker of Wooning, Molenftein 'genaamd. In deeze Heerlykheid heeft men ook het Huis Hardenbroek, digt aan een bogt van den Krommen Rhyn: hoewel men vindt aangetekend, dat het, in vier byzondere Regifters van de lyften der Adelyke Sloten in het Sticht, van den jaaren 1422 en 146a, onder Nederlangbroek; en jn een ander, van 't jaar 1522, onder Kolen gefteld word. Het fchynt in de dertiende Eeuwe gebouwd te zyn, en is in 't jaar 1280 al bekend geweest. Het is zyne ftigting verfchuldigd aan een Jongeren Zoon uit het hoog Adelyk gellacht vari Wulven, wiens nakomelingen den naam van Hardenbroek aangenomen hebben, gelyk te dier tyde onder de jongere Zoons gebruiklyk was. Het gemelde geftagt van Wulven is een vrugtbaare Stam geweest, uit welke veele aanzienlyke Takken, behalven deezen, ontfproten zyn, als de van der Horften, Slerkenburgen , Hinder-[temen, Oudcgeins, Heem•fteden, en anderen, wier Wapenen, alle, golven of baren vertooncn, eu alleen in kleuren onderfcheiden zyn. Men vindt in het Regifter, onder het oud Adelyk Ridderboortig geflachte van Hardenbroek nog beruftende, dat Heer Ernst van Wulven, Ridder, genaamd was Hardenbroek, en leefde in 't jaar 1250. Deeze was de Stigter van dit Huis. Zyn Vader, ook Ernst van Wulven, word-, in 'een egt oud ftuk, dat nog in het geflagte van Hardenbroek bewaard word, Baron Ridder (Baro Miles) genaamd. Deezcs Broeder, Oom van den ttigter van het Huis Hardenbroek, was Heer Gysbert van Wulven, Ridder, die men meent dat het Huis Stcrkenburg heeft opgeregt. Althans de Nakomelingen van gemekien Heer Ernst van Wulven; Ridder, genaamd Hardenbroek, hebben den naam van Hardenbroek aangenomen en gevoerd. Dus werd zyn Zoon, Heer Gysbert van Hardenbroek, Ridder, Heer van Hardenbroek genaamd in het jaar 1280, als te zien in de Wapenkaart en Regifter van de Riddermatige Huizen des Geftichts van Utrecht. Het Huis Hardenbroek, met zyne Visfcherye, Zwaanedrift, Leenkamer, en andere gerechtigheden, is, federt dien tyd, in het geflacht van dien naam L 1 ge-  C 142 ) gebleeven tot den jaare 1686. Jonker Joost van Hardenbroek, fchildknaap, wegens de Edelen en- Ridderfchap ter Staatsvergaaderinge verfchynende , tevens Grietman van Collumerland in Friesland, werd 'er door den dood zyns Vaders Gysbert den eerften December des jaars 1532, mede verlyd, cn was 'er bezitter van, toen bet, in liet jaar 1536, voor een Ridder-Hofftad erkend werd. Het was eertyds een Leen van den Huize van Slerkenburg, doch federt 139c, is het Leenroerig aan dat van Fiauen, 't welk het wederom houdt van 't Vorftendom van Gelre. Jonker Hendrik Gysbert van Hardenbroek, Overovergrootvaders-Broeders-Kleinzoon van den tegenwoordigen bezitter, Kanunnik van St. Jan, befchreeven als Edele in het eerfte Lid der Staaten 's Lands van Utrecht, Stadhouder van het Adelyk Jagtgericht, en Gekommitteerde ter Generaliteits Rekenkamer, verkogt het, in 't jiar 168Ó, aan den Heer Kornelis Ar ent z van Juchem. Deeze verkogt het, den 24 February deszelfden jaars, weder aan Jonker Adriaan van Rosfem Geëligeerde Raad ter Vergaderinge der Staaten 's Lands van Utrecht, die 't den 10 February 1687, opdroeg aan zyn tweede Zoon Jonker Pieter Godard van Rosfem , welke wegens hetzelve in de Ridderfchap is befchreeven geweest. Deeze ftierf in het jaar 173a, wanneer het Huis Hardenbroek verkogt werd aan den Heer Pieter Kerkring, wiens Weduwe, Anna Mocyaart, hertrouwd aan den Heer Raesveh, het wederom verkogt heeft aan jonker Johan Adolph van Hardenbroek, Luitenant Generaal van een Regiment Infanterie, XVde Heer van Hardenbroek van dien naam. Deeze Heer heeft het Huis, op de oude grondveften, weder opgebouwd, en veel vergroot, zo dat het zig thans vertoone als een aanzienelyk Gebouw, van voren geheel nieuw, doch in den antike fmaak, met twee Toorens ter wederzyde. Het ligt in eene zeer voordeelige en vermakelyke Landsdouwe, heeft ruime Vyvers van levende Wateren , en zeer uitgeftrekte aangenaame Plantagien. Vier Eigenaars zyn wegens hetzelve, federd het jaar ^536, in de Utrechtfche Ridderfchap befchreeven geweest. Jonker Joachim van Hardenbroek, Ridder des Duitfchen Orden ter Balie van Utrecht, in 't jaar 1597: zyn Zoon Pieter van Hardenbroek, in 't jaar 1607; en, in 't jaar 1695, de reeds genoemde Pieter Godard van Rosfem, eindelyk in 1793 Jonker Gysbert Carel Duco van Hardenbroek, die 'er in den jaare 179a mede beleend is. Ten zuiden van Nederlangbroek, en ten Noorden van de Vryheid der Stad Wyk, die twee Duizend en een en Tagtig Morgen, cn vyftig Roeden groot is, ligt de Ambagtheerlykheid van Koten, welke negen Hondert en negen en twintig Morgen Lands bellaat, en onder het Regtsgebied van den Domproost van Utrecht behoort. Uit een giftbrief van Karei den Gnoten kan men opmaaken, dat dee-    C 143 ) deeze Heerlykheid , en die van Doorn, reeds tegen het einde der agtfte eeuw, aan de Domkerke te Utrecht gefchonken is. Toen Bisfchop Godebald dezelve, rnet Amerongen en Doorn, uit nood, aan anderen had verkogt, heeft hyze den Domproost, op bevel van Keizer Lotharius, in 't jaar naö, moeten herftellen. In 't jaar 1Ó16, verkregen de Ingezetenen het Schepenregt in plaatfe van het Buurregt. Het getal der Huisgezinnen werdt op agt en Vyftig of zeftig begroot. . Hier heeft men het Dorp Koten, liggende een klein uur ten Noordweften van de Stad Wyk, en een groot kwartier uurs van Nederlangbroek, aan den Krommen Rhyn, die zyn aanvang by gemelde Stad neemt, en door deeze landftreeke loopt. Van de Langbroeker- Wetering, by Nederlangbroek, tot in de Krommen Rhyn, alhier by Koten, ftrekt zig een Gragt of Vaart, de Koter Grift genoemd, die tusfehen den jaare 162a en 1637 gegraven is. Het is een vry aanzienlyk Dorp van eene merkelyke oudheid. Men vindt het reeds gemeld in eenen brief van Adelbold, den negentiende Bisfchop van Utrecht, die in 't begin der elfde eeuwe leefde. Toen Hertog Willem van Beieren, in 't jaar 1355, met zyn Leger in 't Stigt rukte, ftoeg hy zig by Koten neer van waar hy 't Land afliep en plat brandde. In Oostmaand des jaars 1479, is hier een dagvaart der Utrechtfche Staaten gehouden. In 't jaar 1481, was dit Dorp den Bisfchop en den Hollanderen toegedaan, tegen de Steden Utrecht en Amersfoort, en heeft daarom aan de Stad Utrecht brandfchatting moeten betaalen, zo wel als andere Dorpen en Landen in Holland en't Sticht; namelyk, Ouderkerk, Diemen, Abkoude, Weesperkerfpel, 't Geregt van A/ynden , Oudhuizen, Nigtevegt , Oyermeer, Ankevcen, Loenerfloot , Demmerik, Hilyerfum, Loosdrecht,. Vinkevecn, de Buuren by 't Beuzekomfche Veer, Wykerfloot, de Dwarsdyk, Noordehos, Liesveld, Lopik, Kamerik, Zegveld, Rmviel, Kortryk, Breukelen, Leerbroek, Werkhoven cn Odyk. Zy, die eenige Koopmanfchappen of mangelingen doen, mogen in dit Geregt, zo wel als onder Doorn, Darthuizen, Langbroek, Leerfum en 'Zeist, binnen vier en twintig uuren na den gedaanen Koop of ruil, 'er uitfcheiden, mids den Wynkoop betaalende. Al van ouds had dit Dorp eene groote en aanzienlyke Kerk, doch de Tooren derzelve werdt eerst in 't midden der Vyftiende eeuwe voltrokken r en in 't jaar 1465, met leyen gedekt. Aan de Kerk, die door den Oorlog veel geleden heeft, doch federt wederom opgebouwd is, ziet men hier en daar nog eenigen duiffteen , en boven op 't Gebouw een fpits Toorentje. De i'redikant, die de Gemeente bedient, is Lid der Klasfis van Rhenen en Wyk. By de Kerk ftondt weleer het oud Adelyk Huis Rhyneflein, 't welk, in den jaar» 1396, door Bisfchop L 1 2 Ere-  C 144 ) Frr-driJt van Blankenheim verdelgd werdt. Men ziet 'er nog een ouden Tooren , en eenen voorburg van. Het nieuwe Huis, niet lang daarna geltigt, werdt, in 't jaar 1465, door Daniël van Nieuwaal, cn naderhand door het gedachte van dc Ridder bezeten , waarby daarna een nieuw Huys gedicht is, dat dien zeiven naam overgenomen heeft. Men vindt nog in dit Geregt een half uur gaans van de Lek, en even zo ver van Wyk te Duurllaïe, tegen over Kuilenburg, eene Lustplaats, Rojeflein, dat in zyn Graften ligt. Aan de Westzyde van Koten, naar den kant van Schalkwyk, ligt een Buurtje, de Dwarsdïk , of Nyendyk genoemd, welk, met zyn Regtsgebied, ter grootte van vier Honderd en een- Morgen, aan het Utrechtfche Domkapittel behoort. Wat den Ingezetenen in 't jaar 1481 overkomen zy, zeiden wy zo even. Voormaals plagt 'er eene Kapel te daan, waarin, op het jaar 1586, nog dienst gedaan werdt. Ook hield men'er, in de Roomfche tyden, op Sakramentsdag, een plegtigen omgang. Hierom heen zyn vrugtbaare Zaailanden, die veel Tarwe en veldvrugten uitleveren. In het geheele Ambagt teld men elf Huizen. Het heeft eenen Schout, die tevens het Sccretaris-ampt waarneemt. De Ambagtsheerlykheid van Werkhoven ligt ten Noordweden van den Dwarsdyk, en van 't Geregt van Koten. Zy paalt oostwaards aan Hardenbroek en Sterkenburg, Noordwestwaards aan de Heerlykheid Odyk, hebbende die van Schalkwyk ten zuiden, en die van DrieIergen ten Noorden. Haare grootte wordt gefchat op agttien Honderd en zeventien Morgen, Lands. Negentig Hoeven, (ieder omtrent 16 Morgen) onder dit Geregte zyn van alle ouden tyden af vry gehouden van te dragen in het onderhoud van den Lckkeudyk. Het is eene zeer vette en-kooïnryke Landdreek, voorzien met veele Bouweryen hoeven, en Hoflieden, gelyk ook met veele Karfe-Boomgaarden, die hier zeer vrugtbaar zyn. Daar is niet aan te twyfelen, of het is deeze ftreek, welke onder den naam van Werconden voorkomt in den Brief van Bisfchop Godebald van 't jaar naó, waar by 't Kcrkelyk Rechtsgebied van deeze Plaats en van Zeist, als hem toebehoorende, en aan het Broekland van Amerongen paaiende, te gelyk met dezelfde regtsoefening over het Broek- en Berg-land van Amerongen, voor altyd aan den Domproost afftaat. Die brief is, onder anderen, óndertcckend door eenen Wcremboldus de IVercundcn zelfs wordt nog de Parochiekerk van Werconde genoemd in een brief van den jaare 1436, waarvan wy by Odyk zullen fpreeken: In't jaar 1554, verkreeg men hier 't Schepenregt voor Buurregt. De Heerlykheid bevat omtrent zeven en tagtig Huizen.    C i45 ) In deeze Heerlykheid ligt het Dorp Werkhoven, omtrent in 't midden tusfehen de Steden Utrecht en Wyk te Duur [lede , doch een weinig verder van de eerfte, aan den gemeenen Ryweg. In 't jaar 1481, moest het aan de Stad U/recht brandfehatting betaalen. In 't jaar 1482 werd hier een Dagvaart gehouden tusfehen den Bisfchop en de Stad van Utrecht. Behalven de Parochiekerk, in welke thans gepredikt wordt door een Predikant, die tot de Klaslis van Rhcnen en Wyk behoort, ftondt 'er voormaals nog een Kapel. 'Er is ook eene Statie van Roomsgezinden. Ónder het Geregt van Werkhoven liggen drie Bruggen over den Krommen Rhyn: eene ten Ooften, de andere ten Noordweften en de derde ten Noorden van het Dorp. By deeze laatfte vindt men, aan de Noordzyde der Rivier, het Riddermatig Huis Beverweerd. Het is een over oud Adelyk Slot, alwaar men zelfs, in de voorige eeuw, een Gouden Penning van Julius C'afar, en, naderhand, veele zwaare Steenen Ballen, gelyk de Romeinen uit de Blyden worpen, gevonden heeft. Reeds in een brief van het jaar 1290", vindt men 'er melding van: fommigen willen, dat het eerst bezeten wierdt door een gedacht, dat eenen Bever in zyn Wapenfchild voerde: anderen denken, dat hier eertyds een Weerd of Tolhuis ftondt, alwaar men Bevers in den Rhyn gezien had, en dat hier van den naam zyn oorfprong hebbe. Doch dit zyn gisfingen. Zekerder is, dat het geflacht van Beverweerd reeds in 't laatst der tiende eeuwe bekend was. Men vindt dat Zweder van Beverweerd, in 't jaar 1304, fneuvelde in den Slag, dien Jonker Willem van Loon tegen de Vlaamfchen leverde. Doch't Huis was reeds in 't jaar 1294, na den dood van Ilildegard, deszelfs Vrouwe, door Willem, Bisfchop van Utrecht, opgedragen aan Niklaas van den Velde. Vervolgens kwam het, in 't jaar 1345, door Huwelyk van Vrouwe Magteld van Beverweerd, eerst aan den Ridder Otto yan Tsfeljlein, en naderhand aan haaren tweede Man den Ridder Zweder van Vianen, in wiens geflachte 't lang gebleven is. In't jaar 1465, werdt Jan van Boucholt, ten behoeve van Johanna van Vianen van Beverweerde, zyne Huisvrouw, met dit Goed beleend. Dus bleef het in het Geflacht van Ihucholt, of Boekhout, tot den jaare 1564, wanneer Filips Willem van Nasfau, Zoon van Prins Willem den I. en Graaf van Buuren, het bekwam, door het overlyden van zyne Grootmoeder, Maria van Boucholt, Vrouwe van Boulaar. _ Na 't Kinderloos overlyden van dien Prins, rees 'er, over den eigendom van het Huis Beverweerd, verfchil tusfehen Prins Maurits van Oranje, en zyn halve Broeder, Filips van Merode, welke uit eene jongere Zufter van gemelde Vrouwe, Maria van Boucholt, afftamde. Doch in't jaar 1620, M m ftondt  ( 146 > ftondt Filips van Merode al zyn regt op dit Huis, aan Prins Maurïts af, die het, by Uiterften Wil, aan zyn natuurlyken Zoon, Lodewyk van Nasfau, naliet; onder beding, dat, wanneer het ook gebeuren mogte, dat deszelfs wettige Afftammelingen uitftorven, de Heerlyke Goederen van Beverweerd en Odyk weder aan den Huize van Oranfe konen zouden. Jonker Henrik Karei, Graaf van Nasfau van Lek, befchreven in 't Lid der Edelen en Riclderfchappe en Luitenant Opper-Houtvefter dezer Provincie, Nazaat van gemelde Lodewyk van Nasfau, wierdt den 3 December 1734 'er mede verlyd en in 1781 Jonk vrouwe Henrietta Johanna Sufanna Maria Gravinne van Nasfau van de Leek, Vrouwe van Odyk. Het is Leenroerig aan het Geftigt van Utrecht, en wordt gerekend te behooren onder Werkhoven Het bezit uitgeftrekte Lahderyen, zo wel onder Werkhoven als onder Odyk en Driebergen: ook verfcheide Tienden, Tinfen, Geregten , Erfpagten en Leencn; waar voor het zyn byzondere Leenkamer heeft. Daarenboven heeft dit Huis aanzienlyke Voorregten: als de Visfchery en Zwaanedrift in de Minne tusfehen de Holenbrugge, by Koten, en de Hofftede de Kuil, weleer Pauwels Gullen geheeten, digt by de Stad Utrecht; den Tol op de Odykfche Brug en een eigen Molen. In het jaar 1527, werdt het ingenoomen door den Bisfchop Henrik van Beieren, en met Krygsvolk bezet, om de Utrechtfchen te beteugelen, en hun het uitloopen te beletten. In 't jaar 1536, is het door de Staaten van dit Gewest voor een Riddermaatige Hofftede verklaard, wanneer 'er Henrik van Heume, Erf burggraaf van St. Wynaltbergen, Zoon van Mdximiliaan, Heere van Gaasbeek, Bezitter van was, als in Huwelyk hebbende Maria van Boucholt, Vrouwe van Boulaar. Aan den Heere van Beverwaard behoorde van ouds, en behoort nog de Ambagtsheerlykheid van Odyk, welke zig over zeven honderd en twee en tagtig Morgen, en twee hondert Roeden Lands uitftrekt. Zy grenst ten Noorden aan den Krommen Rhyn, ten Zuidooften van Werkhoven, en ten Noordweften aan Bunnik en Vechten. 'Er is nog een Brief voor handen van Anna van Bosfu, Vrouwe van Bev'erweerde en Odyk, van 't jaar 1436, waar by zy een Kappellaan tot de Parochiekerk van Werconde, of Werkhoven, volgens haar regt, als Voogdesie van Jonk vrouwe Johanna van Beverweerde, aan den Proost en Eerstdiaken der Kerke van S. Salvalor te Utrecht ter bevestiging voorftelt. Deze Heerlykheid is Leenroerig aan den Huize van Vtanen, 't welk dezelve ter Leen houdt van 't Vorftendom Gelre; en, in 't iaar 1747, op Jonker Henrik Karei, Graave van Nasfau van de Lek, Heere van Beverweerd, verlyd, en in 't jaar 1781 op bovenge- mel-    C H7 ) melde Jongvrouwe Henrietta Johanna Sufatma Maria Gravil Nasfau van de Leek, Vronvve van Beverweerd. Het Geren beftond eertyds uit een Schout, zeven Schepen-, tyds had ook de Heer den Voorkoop der Landi ryen, die \ t : hoorden: als mede de aanftelling van den 1'rcdikam te Odyk, rclvk zulks gefchied is in den Perfoon van Johannes Rorfcfiuf, in 'i j»r 1638; doch is naderhand verzuimd, en gefchied thans door de Klasfis van Rhenen cn Wyk. De Tappers zelve waren'er, eertyds, ook vry van den Bier-accys. In deeze Heerlykheid, vindt men meer dan vyftig Huizen. Tot haar Wapen voert zv de afbeelding van S. Niklaas. & Het Dorp Ooyk, 't welk, omtrent twee uuren gaans van Utrecht, en drie van Wyk te Duurftede, in eene vrugtbaare en Boomryke Landftreek , aan een Bogt van den Krommen Rhyn ligt, is van eene hooge Oudheid. Reeds in Brieven van de jaaren 1164 en 1165, wordt gewaagd van Lubbert van Odyk, of Odeke, en, op 't jaar 1406, komt de naam van Odyck voor. In een Brief van 1564, wordt het Dorp Odewyck genaamd, en thans meest by verkorting Oyk. Het heeft, in den jaare 1481, nevens andere Dorpen, aan de Stad Utrecht Brandfchattingen moeten betaalen. In 't jaar 1547, kreegen de Ingezetenen verlof van den Bisfchop van Utrecht om een gedeelte der Kerk af te breeken en weder op te bouwen, en om dezelve, zo veel nodig te vergrooten. 'Er is nog een goede Kruiskerk, met een zwaaren, fchoon niet hooge Tooren , waar op een kleine fpits ftaat. Men vindt meest aan den Tooren, en ook aan de Kerk, nog veel Duiffteen. De Gemeente wordt bediend door een Predikant, die tot de Klasfis van Rhenen en Wyk behoort, van wiens aanftelling zo even gefprooken is. Aan de Zuidzyde van den Krommen Rhyn, omtrent een kwartier uurs van de Stad Utrecht, begint de Ambagtsheerlykheid van Bunnik en Vechten. Zy ftrekt zig meer dan anderhalf uur gaans langs en over den Krommen Rhyn uit, tot digt aan de Odykerbrug. Zy bevat veertien honderd en een en dertig Morgen, en agt en twintig Roeden Lands; en paalt, ten Weften, aan de Vryheid deiStad Utrecht; en Oostwaait, aan de Ambagtsheerlykheid van Odyk. De Heer Nicolaas Hendrik Strick van Linfchoten is thans Ambagtsheer van Bunnik en Vechten; men vindt 'er omtrent 70 Huizen In het Oosteinde dezer Heerlykheid, omtrent anderhalf uur gaans van de Stad Utrecht, en een groot half uur van het Dorp Odyk, ligt het Dorp Bunnik, aan den Krommen Rhyn. Het is niet zeer groot M m 2 noeb  ( 148 ) noch aanzicnlyk; maar heeft een ^^&f** ifu/deriSs Toren en een klein Koepeltorentje. De Piedikant is Lid der Klaslis v^xKhZnenlVyk. '£r is ook een Statie van Roomsgezinden. In he jfa- T^o, werd dien van het Dorp Bunnikvergund, om in de plaatfe van Buurrecht, Schepenregt te gebruiken, en bediend te worden door een Schout en zes Schepenen. Vechten is een Buurt, naar den kant van Utrecht een groot kwartier urn-I bewenen Bunnik. Men meent dat hier de Stad of Burgt Fethna geweest zy, die, met al haar toebehooren, door Karei Martel, aan6Bisfchop UVillebrord, in het jaar 7aa gefchonken werd Ook denkt men, dat hier het Slot Wiltenburg gelegen was, dat, door anderen? voor den naam der Stad Utrecht zelve gehouden wordt. Althans men vindt hieromtrent een hoogen Bouw-akker, die nog den nVani van IViltenburg draagt en, naar het fchynt, reeds ^enjaaTe 1160 onder denzelven bekend was. Dat hiei voor dezen, een der wft; Kafteelen, die Drufus langs den Rhyn liet bouwen, geÊn neeft is meer dan waarfchynelyk , wegens de yelerlem overSten vanRoomfche Oudheid, en de penningen der Roomfche Keizers die daar, van tyd tot tyd ontdekt en opgedolven zyn. Het fchvnt da die van Vechten, oudtyds, even als de Buren van de S in zekeren naauwe betrekking met de Stad Utrecht gc^n hebbe' AlAaS i" het jaar i479 beklaagden zy zig by de Stads Overheid, dat de Maarfchalk hen, by tflokflag, noodzaakte .op te komen, als 'ex regt gedaan werd. De Raad der Stad trok zig die zaak aan- verklaarde*, dat deze Buren, volgens oude geivoonte den klokftag niet behoefden te volgen; en beloofde, daar over met den ^È^^^^béa ***** is » Morgen ^, brengt zelf zyne laften ten Comptoir, ftaat onder Bunnik en behoort ^rSSSSi Se^trflrW^aan de Zuidzyde van ditvïn Bunnik en Vechten, in dat gedeelte dat Vechtens-Broek genaamd , wordt, en aan den Weiefchen Dyk ligt: zy, is zeven en zeven ig MorS groot, en behoort aan de Heeren Kanunniken yan St. Jan te Utrcit ' als Ambagtsheeren, en, uit dezen hoofden, is de Secretaris de Captoels tevens Schout en Secretaris dezer Ambagtsheerlykheid; en voor hem, met twee Kanunniken, als Schepenen, worden de transnórSn en vafte Goederen gedaan; doch de ongelden, zo Reëel als Ce , worden door den Schout van Oud Wulven gegaderd. Westwaard van Bunnik, ligt de Ambagtsheerlykheid van Reinauwen, Leenroerig aan het fticht van Utrecht, twee en dertig Morgen groot. In    C ï49 ) In dezelve is de Ridderhofftad Reinauwen of Rynouwen, ook aan liet Sticht Leenroerig, een weinig beooden Oud-Amelisweerd, en een kwartier uurs ten Weden van de Bunnikfche Kerk. Zy ligt in een bogt van den Krommen Rhyn, in een ruime Gracht, is redelyk groot, en vertoont zich, fchoon in den ouden fmaak, echter nog vry aanzienlyk. Zy werd lang bezeten door het Geflagte van Lichtenberg, tot dat Alyd van Lichtenberg trouwde met Johan van Renesfe, die in het jaar 1348 overleed. Hier door kwam zy aan de Renesfen, die zich, naar dezelve, den toenaam van Reinauwen gaven. In het jaar 1450 belloot de Raad der Stad Utrecht, dit Huis te doen afbranden, uit weerwraak wegens een aanflag door deszelfs Heer, Frederik van Renesfe, tegen de Stad ondernomen. De'Verbranding gefchiedde ook, doch het fchynt, dat de voorgegevene onderneming, of valsch, of niet bewysbaar geweest zy: althans, acht Jaaren naderhand, bekende de Oude en Nieuwe Raad, om dat het Huis buten den heer (dat is, buiten het Heir en dus in tyd van Vrede) verbrand was, en om dat Frederik van Renesfe, Saliger.gedachten, in oirveden flont, dat daar verfloringe van behoorde ie gaan, en dat, fo men qualike by den Gelde was , zynen Erfgenamen Dertien Honderd Ponden 's Jaars Lyfrenten op een Lyf, daar voor zouden betaald worden- In het Geflacht van Renesfe bleef het Huis tot den jare 1516, toen ftierf Jan van Renesfe, Ridder: dezes Dochter, Anna van Renesfe, was de Moeder van Anna Goorts, Dochter van Herft, die toen met dit Huis verlyd wierdt. Zy is getrouwd geweest met Willem van Rosfem, die, als haar Man, het bezat in het Jaar 1536, wanneer het voor Riddermatig erkend wierd. Naderhand 'kwam het in terfcheidene handen; werd lang bezeten door het Gedachte van Schoor dyk; daar na door dat van Goltflein; en eindelyk is 'er, in het jaar 1750, de Heer David ten Have, mede beleend, die het, naderhand weder verkocht heeft aan de Heer Johan Balthafar Strlck van Linfchoten , Heere van Nieuw Hellevoet en de Kwak, Deken van het Kapittel van St. Pieter, te Utrecht. Het is Leenroerig aan de Provincie van Utrecht. De Heerlykheid Ambliswebrd, anders ook genaamd Heer Amelis of Melis weerd, is honderd negen en twintig Morgen groot, en, als een Agterleen, aan de Proostdye van Oudmunfier leenroerig. Zy ligt bevangen in een Bogt van den Krommen Rhyn; paalt, Noordwestwaard aan dat gedeelte der Hooge Heerlykheid van Zeist, dat het Oever genoemd wordt. In het jaar 1767 werd 'er Vrouwe Maria Jakoba Kornelia, Gravinne van Efferen," als Weduwe en Lyftochterofe van Jonker Hendrik van Utenhove mede beleend. In het jaar 1748 vond men 'er vier Huizen. N n In  C 150 ) In deze Heerlykheid vindt men twee Ridderhoffteden van denzelfden naam als de Heerlykheid, doch zeer verfchillende van eikanderen. Dc eene wordt gemeenlyk Oud Amelisweerd genoemd, is Leenroerig aan den Huize van Ztitknburg, en ligt aan den ftraks gemelden Bogt van den Krommen Rhyn, fchuins tegen over den Knapfchinkel, dat een Huis is aan den Rvweg naar Wyk tc Duurftede , ruim een half uur gaans van de Stad Utrecht. Men denkt , dat deze Ridderhofftad haren naam verfchuldigd is aan eenen Heer Amelis van Weerde, of Ameltus de Inftula, die een der oudfte bezitters, of wel de Stigter derzelve zoude geweest zyn. Zy behoorde aan Jan van Heuesfte van Wulp, teen zy in den jaare 1537 en 1538, voor eene Ridderhofftad erkend wierd. In het jaar 1^97, \s ]6\\\&v Johan van Huchtenbroek, wegens dezelve, in dé Ridderfchap dezer Provincie befchreeven: hy was een Kapitein van een Stichtsch Regiment, werd gekwetst in de vermaarde belegering van Ooftende,en overleed daar,in het jaar 1601, aan zyne wonden. In het jaar 1649, kwam dit Huis, te voren ook lang bezeten door het Geflachte van Uitteneng, aan Jonker Hubert van Buren, wiens Zoon , Johan Frederik van Buren, m het jaar 1710, daar mede beleend werd. In het jaar 1724 werd ei' Jan Jakob , Baron van Delen ; in 1743 , Vrouwe Maria Clignet, Baronnesfe van Delen, en, eindelyk, in 1761, Jonker Gerhard Godard Taats van Amerongen, mede verlyd. Inhet jaar 167a, werdt het door de Franfchen verwoest, zedert was 'er alleen een Speelhuis aan den Rhyn, de grondflag van een Slot,en een Huis van weinig aanzien, tot dat de tegenwoordige bezitter, aldaar ia het jaar 1770, een Brug over den Rhyn floeg, en een aanzienlyk nieuw Huis zette, gelyk hy 'er, reeds te voren, eene fraaye Plantaadje had aangelegd. De andere Ridderhofftad, in deze Heerlykheid, wordt thans, gewonelyk, Amelisweerd genaamd, doch hiette eertyds Groenewoude, zynde by dat Geflacht ook bezeten geweest. Men denkt echter, dat de oudfte en oorfpronglyke naam Amelisweerd geweest zy, dewyl Amelis van Weerde, Ridder, als Bezitter van dit Huis, van den jare 1233, tot 1279, voorkomt. Naderhand geraakte'taan het Geflacht van Groenewoude, en, in de vyftiende eeuw, door Vrouwe Mabelia, Jaitt£.rDochter, van Groenewoude, die met BarendProeisgetrouwd was, aan dat der Proeisfen. Margriet Proeis trouwde met Hendrik van Leeuwenberg, wiens Zoon, Alben yan Leeuwenberg 'er Bezitter van was, toen het, door de Staten der Provincie in het jaar 1538 voor Riddermatig erkend wierd. Jonker Hendrik van -Utenhove werd , ia het jaar 1674, wegens het zelve, in de Ridderfchap befchreven; doch deed vry willig afftand van deze Waardigheid, in het jaar 1709. Vervol-   I.  ( i5i ) volgens was Jonker Reinier van Utenhove, in het jaar 1734; eiï naderhand deszelfs Zoon Jonker Hendrik vanUtenhove, Heer van Hecswyk, wegens het zelve , in dc Utrechtfche Ridderfchap befchreeven. Hy werd 'er, in het jaar 1745, en na dezes overlyden, eindelyk in het jaar 1767, deszelfsnagelatene VVeduween Lyftochteresfe Vrouwe Maria Jakoba Kornelia, Gravinne van Ejferen, mede verlyd. Het is, gelyk de Heerlykheid zelve, Leenroerig aan de Proostdye van Oudmunfter; ligt ook aan den Krommen Rhyn, die, voor het Huis, met een Brug heilagen is, een half uur gaans, ten Zuidooften van de Stad Utrecht; en is thans een cierlyk, nieuwerwets Gebouw, met vier gedekte Schoorlleenen 'er op. Het zelve ftaat nogthans niet op dezelfde plaats, als het oude Huis, dat meer voorwaard, tusfehen het tegenwoordig Huis en de Krommen Rhyn, geftaan heeft» zynde de grond van het zelve, vierkant in zyne Gragten liggende, 'nog in wezen. Het heeft een fraaye Hof, aangename Plantaadjen, en vermakelyke Wandelingen, onder welke het konftige en lommerryke Starrebosch , dat, voor het Huis , over den Rhyn, ligt, en zig tot aan den Rywcg naar Wyk te Duurftede uitftrekt, voornamelyk uitmunt. De Heer Marquis de St. Simon, met wien de Bezitfter hertrouwd is geweest, heeft de Hoven en Plantaadjen nog zeer aanmerkelyk verbeterd en verfraaid. Beooften Heemftede en Wuiven heeft men de Ambagtsheerlykheid van Houten en 't Gooi, groot zeventien hondert en vyf en twintig Morgen. Zy paalt, Noordwaards, aan die van Bunnik en Vechten ; Oostwaards, aan het Gerecht van Odyk en Werkhoven; en Zuidwaards, aan dat van Schonauwen en Schalkwyk. In het jaar 1530, werd aan die van Houten en 't Gooi vergund, Schepenrecht, in plaats van Buurrecht, te mogen gebruiken, zedert wordt de gemeene Rechtbank dezer Heerlykheid in het Dorp Houten gehouden, waar in, wegens Houten, vier, en, uit het Gooi, drie Schepens zitten. De Hoog Welgeboren Heer Geer lach Theodorus van der Captllen, Heer van Schonauwen, is thans Heer dezer Heerlykheid in welke men omtrent negentig Huizen teld, zeftig onder Houten en dertig onder het Gooi. Het Dorp Houten, eertyds Halten, ligt omtrent anderhalf uur gaans van de Stad Utrecht, Zuidwaards, en drie uuren gaans van Wyk te Duurftede, Westwaards. Over de Tienden der Parochie van Houten is, in de dertiende eeuwe, getwist tusfehen het Kapittel der Kerke van St. Maria, en den Graaf van Goye : doch , toen het Kapittel gereed was, om zyne bezitting en eigendom tegen den Graaf , met Eeden en Getuigen te beveiligen , berustte deze daar in, eh de Tienden werden, door Bisfchop Otto den Tweeden, in het jaar 1226, ten eeuwigen dage, der Kerke van St. Maria bevestigd. In den Beveftigingsbrief, komt, onder anderen, ook voor den Nn 2 naam  C 15a ) naam van We/icrhem , dat dus hieromtrend fchynt geleden te hebben, en kwalyk door anderen, in het Gooiland, dat onder Holland behoort, geplaatst te zyn. Men vindt, dat 'er, omtrent: liet jaar 1300, eene Ridderhofftede van dien naam bekend was. In het jaar 1421 , werd Houten , nevens Amerongen en Doorn , door de Gelderfchen uitgeplonderd en plat gebrand. De Parochiekerk deiLanden tusfehen den Rhyn en Lek, was hier ter plaats, ' en derzelver Paftoor werd aangefteld door den Proost van Oudmunfter. Toen de Utrechtfche Geeftelykheid, in het jaar 1426, den Bisfchop Zweder yan Kuilenburg gehoorzaamheid weigerde, en zich tegen hem, op den Paus beriep, liet zy daar van een plegtigcn Bewysbrief opftellcn, en dien aan de Kerken te Zeist, te Vreeswyk, te Houten, en te Utrecht aanflaan. Het Dorp heeft nog veel vertier en dooitogtj dewyl het aan den gemeenen weg ligt, die van Utrecht op Kuilenburg en den Bosch loopt, en hier de gewoone Pleifterplaats is. De Kei k is klein cn laag; doch heeft een fraai gebouwden dikken Toren, die echter wat kort is, naar zyne dikte. Zy wordt bediend door een Predikant, die Lid is der Klasfis van Rhenen en IVyk: en pronkt, van binnen met een fierlyke Graftombe, die voor den Heer Diderik yan Veldhuifen, Heer van Heemftede, in het begin dezer eeuwe, is opgericht. De Kerkenraad, met dien van het Gooi te zamen, beftaat uit drie Ouderlingen en twee Diakenen. Het Dorp '% Gooi, ligt een klein uur gaans van Houten ten Zuidooften, niet wel zoo verre van Werkhoven, en twee uuren gaans van de Stad Wyk. De Kerk van 't Gooi was eertyds maar een Kapel, doch is, naderhand, in eene Parochiekerk veranderd, wier Puitoor door den Proost van Oudmunfter plag gehuldigd te worden. Dezelve is klein en oud, en ftaat op een verheven grond, doch'er wordt geen dienst in gedaan, dewyl de Gemeente met die van Houten vereenigd is, en daar te Kerk gaat, beftaande ook maar uit omtrent zeftig Ledematen. Hier omtrent ftond, eertyds, het vermaarde Slot ten Goje, dat met Torens gefterkt, en, naar dat men uit de Singels en Overblyfzels heeft opgemaakt, vry groot en uitgeftrekt was Men vindt, dat hjt reeds in den jare 1126 als een Ridderhuis bekend was. Gysbert yan Goye was bekend in het midden der dertiende eeuw, en, van dien naam, was'er een Maarfchalk, in het jaar 1249. De Heeren van Goye bouwden het Huis Plettenburg, in het jaar 1300. Het is ook zeker, dat zy Burggraven te Utrecht geweest zyn. Jonker Jan, Graaf van Benthem, droeg, in het jaar 1307, het Burggraaffchap aan den Bisfchop op, ten voordcele van Gysbrecht, Heer uit het Gooi. En dus noemt hy zich zei ven Burggraaf van Utrecht, ineen Brief van 1316. De    C 153 > De laatfte Erfdochter uit dit Gedacht trouwde, gelyk men meent, aan Gysbrecht, Zoon van Henrik, Heer van Vianen., en bragt deze waardigheid tot dien (lam over. Deza laatstgenoemde Gysbrecht heeft, een en andermaal, erkend, dat de groote en kleine tienden in het Gooi toebehoorden aan den Deken en het Kapittel van de Mariekerk te Utrecht.. Doch andere aantekeningen melden, dat eene Erfdsgter van den Heer van het Gooy, aan Zweer van Vianen is getrouwd, en dit Slot in dat Gedacht overgebragt heeft, in het jaar 1330. Het kan zyn, dat zy , zo niet de Dochter, dan de Zufter geweest zy van dien Gysbrecht r van wien wy, op het jaar 1317, gewaagd vinden, en door zynen vroegtydigen dood aan de erfenis gekomen zy. Althans men leest, dat Gysbrecht van Gooi in dat jaar, een Jongelingwas, onder de Voogdy van Jan van Kuilenburg en Nicolaas van Kats: Bisfchop Gul cischte hun rekening af, of afftand van hunne VoDgdy: doch zy wilden geen van beide doen. Hierop belegerde dc Bisfchop, door Hollandfche benden onderfteund, het Slot, dat, by verdrag, werd overgegeeven. Doch denzelfden nacht, werd de Bisfchop fchiclyk krank en ftierf. De uitgedrevene bezetting kwam ftraks wederom, overrompelde de Bisfchoplyken, en bemagtigde 't Slot. Het is niet onwaarfchynelyk,, dat by die gelegenheid, de Jonge Heer van 't Gooi tevens omgekomen zy; althans, dat jan van Kuilenburg toen de Vöogdye over den Heer of Vrouwe van 't Gooi weder opgenomen, en 'er mogelyk, nooit rekenfehap van gedaan hebbe. Naderhand had wel Bisfchop Jan van Arkel zoo veel vertrouwen op jan van Kuilenburg en Hendrik van Vianen, dat hy hun , met nog veel anderen, toen hy, ten tweeden maal, buiten 'sLands trok, de zorg over het Sticht aanbeval: doch, weerom komende,, vondt hy, dat zy niet veel goeds gedaan hadden. Naderhand matigden deze zelfde zes. Heeren zig alle gezag aan in het Sticht; Gysbert van Vianen, Hendriks Zoon, nu. Heer van 't Gooi, had zyn. Vaders plaats vervangen, en zich ook, nevens Jan van Kuilenburg, en anderen, tegen Bisfchop jan verbonden, en ftroopte, dagelyks,, uit het Slot ten Gooi, in het dacht. Dit had ten gevolg, dat de Bisfchop, in het jaar 1354, het Slot belegerde, innam, en afbrak. Naderhand fpande Gysbrecht, Heer van 't Gooi, en Jan van Kuilenburg, en anderen/ wederom aan met Hertog IFillem Graaf van Holland, tusfehen wien, en den Bisfchop, na 't overgaan van het Huis te Nyveld aan den Hertog, de vrede getro!;en werd op die voorwaarde, dat elk in zyn vorig bezit herdeld zoude worden, en* Gysbrecht van Vianen het Huis te Gooi weder opbouwen mogt. Dit deed hy ep de oude plaats, doch zoo, dat hy door de Stad van Utrecht O o 'er  ( 154 ) 'er in geholpen, en door het geld van eenige verzoende ballingen, tot omtrent vier duizend pond, onderfteund wierd. Daarna, in 't jaar 137S, hield de Heer van \G00i het eerst nog met Bisfchop Amold yan Hoorn, die, reeds tot Bisfchop van Luik aangefteld, egter geern Utrechtfche Bisfchop daarby gebleven was; en vervolgens hielp hy zyn Broeder, Reinoud van Brederode, die door den Avignonfchen Tegenpaus, Clemens den Vil, tot Bisfchop aangefteld was, tegen Kloris yan Wevelikhoven: hy nam ook des Bisfchopstienden weg en bragt die in 't Gooi: Doch Floris, niet tegenftaande zyn ouderdom, belegerde 't Siot ten Gooi, cn dwong in het jaar 1380, beide dc Broeders, hem, voor Bisfchop; en Urbaan den VI. voor Paus, te erkennen. In het jaar 14Ö4, was Henrik, Heer van Vianen, ook Heer Van liet 'Gooi. Eindelyk, vindt men, dat Heer Jakob van Gaasbeek, in het jaar 1410, door Willem van. Beieren, Graaf van Holland, verlyd wierd met het Huis'ten Gooi, en het Geregte van 't Gooi cn Houten; welke daarna, met zyne andere goederen, weder aan het Sticht gekomen zyn: zoo, dat ook Anlony, Baftaard van Bourgonjen in zyn Brief van overdragt over, en afftand van die nnlatenfchap aan den Bisfchop en het Sticht, uitdruklyk melding maakt van het recht, dat hy zeide te hebben, op Rhenen, Amerongen, Woudenberg, Driebergen, Zeist, Leerfum, Koten, Langbroek, Zoest, Gooi en Houten. Ten Weften van Houten vindt men de Ridderhofftad Wulven, die van ouds bekend, en, langen tyd, zeer vermaard was. Men zegt, dat 'er, reeds in het jaar 1200, van gewaagd wordt. Zy fchynt haren naam niet van Wolven, gelyk Heda dagt, maar, liever van Golven ontleend te hebben : immers de g en w worden dikwerf met eikanderen verwisfeld: en dc Heeren van het geflagte van Wulven, en alle deszelfs afftammelingen, als de van der Hor ft en, Sterkenburgen, Flardenbroeken, Blinderfteinen, Oudegeins, Heemfteden, enz. hebben altyd golven, alleen met verandering van kleuren, in hunne Wapenfchilden gevoerd. Eertyds had dit Kafteel grooten toeloop, om aldaar dc Heilige Maagd te eeren. In het jaar 1346, werd het, door Bisfchop Jan va« Arkel, verwoest, om dat Heer Ernst van Wulven, met andere ftichtfche en Hollandfche Edelen tegen hem had aangefpannen. Het is nog een en andermaal verdelgd, doch telkens weder opgebouwd. In het jaar 1425, verfchool 'er zig Bisfchop Rudolf van Diepholt. Het fchynt toen reeds aan het geflagte der Renesfen behoord te hebben: dewyl men, ten dier tyde, den naam van eenen Frederik van Renesfe van Wulven gemeld vindt. Ook was 'er nog een Jan van Renesfe, de oude, bezitter van, toen het, ia    C i55 ) in den jare 1536, voor Riddermatig erkend werd. Eene andere Jan yan Renesfe verkogt het, omtrent het begin der zeventiende eeuw, aan Wouter van Oudshoorn, Heer van Krajeftein, voor de fom van zes en dertig duizend Gulden; en deze liet het Huis vernieuwen. Naderhand kwam het, by verkoop, aan de geflagten der Heeren van Tuyl van Serooskcrken, waarvan 'er in de Ridderfchap der Utrechtfche .Staaten zyn befchreven geweest. Vervolgens werd het, in den jare 169Ö, verkocht aan den Heer van Bonnefont, van wien het, in den jare 1719, aan den Heer Henrikus van der Graaf de Vapour is gekomen, die'er ook, vyf jaar later namelyk den 28 Ocbober 1724, mede beleend is; thans word het bezeten door Mr. Lodewyk van Toulon, als in huwelyk hebbende gehad Vrouwe Johanna Helena van der Graaf de Vapour. Het is leenroerig aan de Graaflykheid van Holland. Het Gebouw is wel onderhouden; doch is vry hoog en zwaar, en Haat in een ruime Graft, omringd van hoog geboomte. Ten Oollen van het overeind van Jutfaas, ligt de Ambagtsheerlykheid van Oud-Wulven en Waven, die, mogelyk, eertyds, in twee onderfcheiden Heerlykheden afgedeeld, doch reeds in den jaare 1545, onder eenen Ambagtsheer en Schout vereenigt was. Noord en Öostwaard ligt zy begrecpen in de Ambagtsheerlykheid van Bunnik en Vechten, waarvan zy door denWeyefchen Dyk wordt afgefcheiden. Deze Dyk heeft, waarfchynelyk, zynen naam van het eene deel dezer Heerlykheid, dat nu Waycr genoemd wordt, doch eertyds Weyde gefchreven werd. De Heerlykheid is drie Honderd'en twintig Morgen groot, en aan de Provincie van Utrecht leenroerig. In den jare"i545, verkreeg zy, van den Stadhouder en Raden van Keizer Karei, de vryheid, om, in plaatfe van Buurregt , Schepenregt te gebruiken, zoo, dat 'er door den Schout en vyf Schepenen, door den Ambagtsheer jaarlyks te kiezen, zoude Regt gedaan worden. Het getal der Huizen in deze Heerlykheid, te zamen met Slachmaatis voor eenige jaren geweest elf: de Heer Warnerus Curtius Heer van Nieuwaal is 'er in 17Ó6 mede beleend en in 1790. de Heer Mr. Jan Louis Teslas. Dit Oud-Wulven, is mogelyk, voorheen ook eene Ridderhofftad geweest, van het geflagte der van Wulvens herkomftig, doch niette verwarren met het Huis te Wulven waarvan wy hier voren gefprooken hebben. Dit Huis is, in latere tyd,gekomen aan eenen Heer Andries van Wasfenaar, wiens Zoons 'er in den Jare 1624 nog bezitters van waren. Het ftaat aan den H'eyefchen Dyk, by Slachtmaat, een half uur gaans van Vechten Zuidwaard; een groot kwartier van het Dorp Houten, Noordwaard} en een uur van de Kerk van jutphaas, ten O 0 2 Oos-  C 156 ) Ooften. 't Is een fraai Gebouw, met een Koepeltorentjen 'er neven, dat op een met groen bewasfen Bergjen ftaat, omgeven van net onderhoudene beplantingen. In de Heerlykheid van Over-Jutphaas, ligt de Ridderhofftad Heemstede, wier Huis over lang is afgebroken, hoewel inden jare 1536, voor Riddermatig erkend- Zy werd, ter dier tyde, bezeten door Jr. Godftchalk ym Winsfen:. in 1793 is Jonker Maurits CareJ van Utenhovc hier mede bekend: zy is leenroerig aan den Huize van Vianen, en moet wel onderfcheiden worden van het Huis te Heemftede, dat nog in wezen is, en onder de Ambagtsheerlykheid van de Heemftede ftaat, omtrent een half kwartier uurs van deze Ridderhofftad, die daarom, ook wel Oude Heemftede genoemd wordt. Ten Ooften van Jutphaas, een half uur gaans van de Kerk, en tenZuidweften van Oud-lVulven, ligt de Ambagtsheerlykheid Heemstede. Zy is Honderd en dertig Morgen groot; leenroerig aan heiSticht van Utrecht; en werd, in den jare 1793 op Vrouwe Maria. Catkariua Kancon Weduwe en L.yftogteresfe van den Heer Jan Hendrik Mosch verlyd. In het jaar 1748, waren 'er negen huizen, onder dezelve munt uit eene aanzienlyke Hofftede, 't Huis te Heemftede genaamd, die egter niet Riddermatig is. De Heer Diderik van Veldhuizen, Heer van Heemftede, Geëligeerde in 't eerfte Lid, en Prefident der Utrechtfche Staten, bezat dit" Huis in het laatst der vorige „ en in het begin dezer eeuwe, en zette hetzelve, zoo door zyn aanzienlyken perfoon als door kostbare verbeteringen, eenen grooten luifter by. Het werd toen meest van alle vreemdelingen, die te Utrecht kwamen, bezochten bewonderd, Het had fierlyke Wandeldreeven, Sterrebosfchen, en Waterfprongen; een Wildbaan, Oranjerie, en fraaye Hoven, met vele Vrugtbomen en vreemde gewasfen. Doch, toen deze plaats, na den dood van genoemden Heer, in het jaar 1720, verkocht wierd, zyn de meefte lenden weggenomen; de diergaarden en Plantaadjen meest omgehakt ; de Beelden, en het lood der Fonteinen verkocht. Egter, is het Huis thans nog een aanzienlyk Gebouw , romdom met fchuyframen, met een fpits Torentje op eiken hoek, en met een fpits hoog opgaand dak in het midden. Het ftaat in eene ruime Graft, waarover men, met een fteene Brug, van vier gewelfde bogen, naar de voordeur gaat, die zeer fraai gewerkt is, en een Balkon boven zich heeft. Men heeft 'er ook nog fchoon. Geboomte en fraaye Plantaadjen, Het    c isf) Het Dorp Schalkwyk ligt Zuidoostwaard van Hiuten, op deh wegnaar Kuilenburg, is een groot Dorp, meer dan een uur gaansin de lengte uitgeftrekt; welker Huizen ter rechter en {linkerhand van een Vaart (laan, de Schalkwykfche Wetering genoemd, die naby den Lekkedyk beginnende, Noordwestwaard voortgaat, tot naby Jutphaas; daar zy zich met den Faartfchen Rhyn vereenigt. De Kerk ftaat ruim een kwartier üurs van de Rivier de Lek af. Zy was voormaak een Parochiekerk, en is nog een zware Kruiskerk, met een fpitfen Toren. Zy heeft twee Vikaryen. De Predikant behoort onder dc Clasfis van Rhenen en Wyk. Men heeft 'er ook een ftatie van Roomsgezinden ; en in het jaar 1570, waren 'er vier hondert Communicanten. In de vyftiende eeuw, waren dc Heeren van Kuilenburg, ook Heeren van Schalkwyk, en werden beleend met dat Gerecht tot Schalkwyk, ende die PerJbnaatfchap mitter Kereken gijle, ende hoeren toebehooren; item enz. en dus heeft Hubert, Heer van Kuilenburg, in het jaar 1414, aan die van Schalkwyk byzondere keuren gegeven, die in het jaar 1550, door Antony de Lalaing, Graaf van Hoogftraten, en Heer van Kuilenburg beveiligt zyn. In het jaar 1523, brak de Lekdyk te Schalkwyk door, zoo dat, onder anderen, ook het Dorp toen veel fchade leed, door de overftrooming, waardoor fommige Landeryen wel een knie hoog met zand beliepen, en het meefte koorn bedierf. In de maand September des jaars 1527, viel Hopman Chrifloffel de Lange met eenig volk in Schalkwyk en dreef'er veel volk en vee uit: en Bisfchop Hendrik van Beieren zelf had'er, kort te voren, ook brandfehattingen uitgefchreeven. De Heerlykheid Schalkwyk, die met Blokhoven, Polhuizen en Rietveld, te zamen twee duizend Morgen Lands groot is , ftrekt zich uit van by Vreeswyk tot aan de vryheid van de Stad Wyk, ter lengte van meer dan twee uur gaans, Oost en West aangerekend. Met haar Oost einde paalt zy aan een bogt van de Lek, benoorden Kuilenburg, en, met hare Noordzyde, grenst zy aan het Geregt van ,'t Gooi, en van Schonauwen. Zy is leenroerig aan de Provincie van Utrecht, eh, in het jaar 1759, belyd op Mr. Andries Kornelis de Normandie, en bevat hondert drie en twintig Huizen. Het Huis te Schalkwyk ftaat een weinig bezuiden de Kerk, en is een groot doch ouderwets Gebouw. Het fchynt eertyds ook aan een geflagte van Schalkwyk den naam gegeven tc hebben. Althans, een Willem van Schalkwyk komt voor ineen brief van 1165: een Egidius, of Gillis, van Schalkwyk, in een brief van n28. Arnold van Schalkwyk was Maarfchalk in het jaar 1239 en 1240. Gysbert van Schalkwyk, Zoon van Arnold, komt voor in 1287, en 1294, Henrik en Berthold van Selralkwyk fneuvelden, met jan van Renesfe, in PP de  C 158 ) de Lek, in het jaar 1304; Het Huis te Schalkwyk werd, toen, ook r ten gronde toe geflegc. Naderhand is het weder opgebouwd, en door verfcheidene voornaame geflagten bezeten: Zoo was Dirk van Jutfaas 'er Heer van in het jaar 1536, toen het door 's Lands Staten , voor Riddermatig erkend wierd. Antony de Kidder in Schalkwyk, was bekend in het jaar 1594. Verfcheidene bezitters van dit Huis, dat aan niemand Leenroerig, vry eigen allodiaal goed is, zyn in de Utrecbfche Ridderfchap befchreeven geweest; als, in het jaar ió5o, de Heer Frederik van Renefe van Elderen: in 1Ö67, de Heer Geer lach van der Capellen: van ióqi tot 1707, de Heer Steeven Frederik van der Capellen: en, in 1745, de Heer Everl Kornelis van der Capellen , Heer van Houten. Thans werd het zedert het jaar 1774, bezeten door de Heer Gerard Aarnoud Taets van Amerongen tot Oud Amelifwaerd. Onder het Rechtsgebied van Schalkwyk is de Ridderhofftad Vuilkoop een vierdedeel uurgaans, Noord Westwaard van het Dorp, ten Zuiden de Sclialkwykfe l-Fetering: zy fchynt gebouwd te zyn door iemand uit het gedachte van Schalkwyk, alzo zy thans nog het oude Wapen van Schalkwyk voert. In het jaar 1392, werd Willem '^ en in 1401, Gysbrecht van Vuilkoop met dit Huis beleend. Naderhand is het aan verfcheidene gedachten overgegaan. Huibert van Buren was 'er bezitter van, toen net, in het jaar 1538, door de Heeren Staten dezer Provincie, voor Riddermatig erkend wierd, endeed, deswege, den Leeneed voor zyn Vrouw, Juffrouw Maria Margrita van Zuilen, in het jaar 1541- Vervolgens kwam het wederom aan verfcheidene Heeren, cn, in het jaar 1666, aan Adolf de Gonnes, wiens Weduw in het jaar 1682, het afftond aan den Heer Gerard van Rosfum. Deze werd, wegens het zelve, in het jaar 1691, in de Utrechtfche Ridderfchap befchreven, en ftierf in 1717. Na hem, heeft inhet jaar 1724, de Heer Frederik IVillem van Falkenhain dit Huis, eenige jaren, bezeten. In het jaar 1750, werd het verlyd op den jjeer jan Jacob van Wejlrenen, Heer van Lauwenrecht; en, in het jaar 1754, op den Heer Mr. Jan Jacob Godin, en in 1785 op deszelfs onlangs'overlede Broeder de Heer Isaak Fcrdinand Godin. Het is Leenroerig aan den Heer van Vianen. Eertyds fchynt het onder Schon'auwen gerekend te zyn geweest. Het Gebouw vertoont degts een vierkanten Toren, van drie verdiepingen, met leyen gedekt: doch daarnevens ftaat een bekwaam Lusthuis. De Ambagtsheerlykheid van Schonauwen, welke zeven honderd een en zeventig Mergen en honderd Roeden Lands bedaat , ftrekt noch, Westwaards, uit tot aan de Hooge Heerlykheid van de Vaart, en.    ( i59 2 en paalt, Oosten Zuidwaard, aan de Ambagtsheerlykheid van Schalkwyk. In het jaar 1557, verkregen die van Schonauwen het recht, om, in plaats van Buurrecht, Schepenrecht te gebruiken, te bedienen door een Schout en vyf fchepenen. De Heerlykheid is Leenroerig aan het Graaflyk Huis van Kuilenburg, werd, in het jaar 1754, verlyd op den Heer Daniël Willem Lcflevenon; en bevat een en twintig 'huilen In het Noordoostelykfte deel dezer Heerlykheid ligt het Huis Schonauwrn aan de Houtenfche Wetering, omtrent in het midden tusfehen de Dorpen Houten, 't Gooi en Schalkwyk; doch naast aan Houten, men denkt, dat het reeds in den jaare 1240, onder den naam Weteringe, bekend geweest, en door Jan den II, Heer van Kuilenburg, geftieht of, immers, vertimmerd zy. In het jaar 1355, vindt men, dat Hubert van Schonauwen nevens andere ftichtfche Edelen, lïiet Willem de V, Graaf van Holland, zich verbond tegen Bisfchop Jan van Arkel. In het jaar 1357, wert een Heer Otto van Schonauwen,. die zich, op zyn zegel, Otto van Lcyenburg noemde vermeld, zynde Maarfchalk van het fticht, en Kaftelein van 't Huis Vreeland:, jan van Schonauwen komt voor in het jaar 1461. In het laatst der vyftiende Eeuw was Willem van Zuilen van Nyveld, lieer yan Schonauwen, en ftond dit Huis, in het jaar 1497, 'af aan zyn Neef, Koelof van Baarn, Dezes Zoon, Joost van Baarn, was 'er bezitter van, toen het, in het jaar 1536, voor Riddermatig erkend wierd. In het jaar 1594, was 'er een Kornelis de Ridder tot Schonauwen, In het jaar 1631 werd 'er de Heer Johan van Renesfe van der Aa, en, door afftand van dezes Klein Zoon, in het jaar 1667, de Heer Hender ik van Rhenen tot Renswoude mede beleend, die ook, in het zelfde jaar, wegens Schonauwen in de Ridderfchap der Provincie van Utrecht befchreeven werd; gelyk, in het jaar 1674, de Heer Adam ven Lochorst. In het jaar 1721, werd 'er de Heer Adriaan Witterd; en, eindelyk, in 1759, de Heer Geerlach Theodorus van der Cape/le, die ook, in het jaar 1766. in het lid der Edelen dezer Provincie deswege befchreeven is, mede verlyd. Het is Leenroerig aan het Graaflyk Huis van Kuilenburg, en nog een aanzienlyk Gebouw, waar voor een vierkante Voorburg, en agter een ronde Toren is. Over de Gragt ligt een fteenen Brug van drie bogen. De Ambagtsheerlykheid Honswyk ligt ten Zuidweften van die van Schalkwyk; In den jare 1411, bevatte zy vierhondert en zes goede Morgen Lands; doch bellaat thans maar drie honderd en dertig Morgen, en drie Honderd Roeden. Zy werd, eertyds, door dePpa Hec-  C 160 ) Heeren Van Kuilenburg, te leengehouden van de Graaflykheid van Holland, en wel oorfprongkelyk,. als een deel der Heerlykheid van Hageftcin, waar toe zy, nevens Ga/paarden, Lv erdingen j Gabber dingen, 'lulle, 't Waai en Jaarsveld, in de, veertiende eeuwe gerekend werd. Immers, als dusdanig, werden de gemelde Heerlykheden, na den dood van Jonkvrouwe Margriete uit den Goye, eerst in liet jaar 1331, door Graaf llillem den lil, verlyd op Zweder van Kiemen en Hubert Schenk. lP~ille??i van Duivevoorde, lieer van Qofterhout, trouwde met lleilwig, dogter van Zweder, en bezat de geheele Heerlykheid van Hageflyn zo lang als zyn Vrouw leefde. Daarna verkocht hy die aan Otto, Heer van Asperen, en Hubert Schenk, Heer van 'Kuilenburg, te zamen. De Heer van Kuilenburg nam, voor zyn aandeel, Everdingen , dat ook nog tot dat Graaftchap behoort, en flonswyk : de Heer van Asperen bekwam het Huis te Hagejlein, Gasperneweden, en 't Waal: jaarsveld hielden zy gemeen : en elk ontving zyn deel te leen van Holland. Keifer Maximliaan, en de Aardshertog Philippus van Oo/lenryk, verleenden, in het jaar 149a, ter bede van Jasper, Heer van Kuilenburg, aan denzei ven, onder anderen, Tul en Honswyk, met. alle de Weerden, met Visfcheryen, met Landen, met Veeien, met Tienden, cn met Renten, in hogen Gerechte ende lage, mit alle der Manfchap, ten rechten Erftcen, enz. Hierop regtte de Heer van Kuilenburg, in het zelfde jaar, te Honswyk, een galg op. Doch Bisfchop David van Bourgonje- ging, ftraks, met de 'Utrechtenaars en de Burgers der andere Steden des Stichts, dezelve om ver halen. De Heer van Kuilenburg nam dit zeer euvel op; verbleef, na veel twiftens, de «itfpraak over dit-gefchil aan den Burggraaf van Montjbort, en aan Philips van Bourgonje, 'sBisfcbops broeder. Dezen, bevindende, dat nooit het hooge, maar alleen het middelbare en lage Rechtsgebied, door den Bisfchop, aan den Heer van Kuilenburg, was afgedaan, deden uitlpraak ten nadeele van den laatften, die 'er toen in berufte. Maar, wanneer Keizer Karei de V, in het jaar 1555, Kuilenburg tot een Graaffchap verhief, ten behoeve van Fleris 'van Palland, deed deze Graaf, door zyne afgevaardigden , in het volgende jaar, aangeving van dit oud verfchil aan het Hof van Utrecht, waarop het Hof beftoot, dat noch de Graaf van Kuilenburg, noch de Procureur Generaaf, eenig hoog Rechtsgebied in Honswyk oefenen zou, tot dat de Keizer hier omtrent anders zoude voorzien hebben. Om alle gefchil verder te doen ophouden, werd, eindelyk, het halsregt, door zyn Zoon, Kloris de II, Graaf van Kuilenburg, duur genoeg, aan de Staten verkocht. De    C 161 ) De Heerlykheid van Honswyk is nevens die van Kuilenburg, Everdingen, en Schalkwyk, aan de Heeren van Palland gekomen, door afftand van Antony de Lalaing , en deszelfs Gemalin, Elizabet, Graaf en Gravin van Hoogftraten, aan Erard, Heer van Palland, en Vrouwe Margriete van Lalaing, in het jaar 1531. Die van Honswyk hebben breeds van ouds, eenige vryheid , ten opzigte der laften genoten. Zy zyn, op verzoek van den Graaf van Hoogftraten, verfchoond van de laften der jaren 1511 en 1512. Naderhand, nog in het jaar 1548, betaalden zy 't vierdedeel: Doch van het Huisgsld zyn zy,"iu het jaar 1533* door Keizer Karei den. V, ganscb vry" verklaard. Honswyk is, naderhand, door de Graven van Kuilenburg verkocht, doch Ever dingen, een Dorp over de Lek, is met dat GraafTehap vereenigd gebleven: cn hier aan is, waarfchynelyk, het verbod der Heeren Staten van Utrecht, van den jaare j605, zynen oorfprong fchuldig; dat, namelyk, de Ingezetenen van Honswyk, geen Gerechtsluiden mogen zyn te Everdingen. Den 28 van Sprokkelmaand des jaars 1747, kwam, tusfehen Honswyk en Wyk te Duurftede, een doorbraak in den Lekdyk, ter wytte van vyftien Roeden. Thans behoort deze Heerlykheid aan den Heer Jaksbus van Baarn, en bevatte voor eenige Jaaren een en twintig Huizen. In deeze Heerlykheid, ligt het Dorp Honswyk, ten Zuidweften van Schalkwyk, digt aan de Lek, omtrent drie uur gaans van de Stad Utrecht, ten Zuiden; en niet veel minder van de Stad Wyk, ten Weften. Al van ouds lag 'er in de Lek, tegen over Kuilenburg, een Eilandje de Steenweerd geheten, dat tot het Gerecht en Kerfpel van Honswyk behoorde; en waarmede Jasper Heer van Kuilenburg,dn het jaar 1481, en tevens met het Gerecht tot Schalkwyk, door den Bisfchop, beleend werd. De Parochiekerk, die voor heen in het Dorp ftond, en een lagen Toren had, is reeds voor lang vervallen, en 'er zyn flegts eenige overblyi'fels der muren, een klein ceel van het agtereind der Kerk, en een vierkanten Toren, vooraan dezelve, van overig. Er was eertyds eene Vikary, die', beurtelyk, d 'or den Graaf van Kuilenburg en door den Heer van Brcderode begeven wierd. De Paftoor werd aangefteld door den Proost van Oudmunfter. Thans wordt 'er niet gepredikt, en de Gemeente bediend door de Predikant der volgende Heerlykheid Tul en 't Waal, oudtyds ook Tul en de Waal geheten; doch zoo, dat ook fomtyds alleen '/ Waal, fomtyds alleen lulle genoemd wordt, en het een het andere onder zig bevat. Zy ligt ruim een half uur gaans, langs de Lek gerekend, van Honswyk, met welke Heerlykheid, gelyk wy ftraks gemeld hebben," zy, eertyds, tot die Q q van  C i<5* ) van Hage/lein gerekend, met dezelve, door den Graaf van Holland,, eerst od Zweder van Vianen cn Hubert Schenk; en naderhand, op Otto Heer van Asperen, verlyd werd. Deze had haar aan zyn Zoon Gvbert gegeven. Naderhand moet zy egter weder met: Kuihnburg vereenigd zyn; dewyl Keizer Maximüiaan, en zyn Zoon, dc Aartshertog Phiiippus, in het jaar 149a, fetsper , Heet va Kuilenburg, met Gasparden, Ever dingen, Golbereaugen, 1\alL, us tfoW^W? beleend, gelyk mede ftraks gezegd -s Dat m W beleen'ing. nok van Keren gewa-rd wordt, ziet, waarfclrynelyK, op S^«Wfc« Ker dat tu,fehen het Ir aal en de «*t» ligt, waarn/ede men naar het land van Hageftein, o«rdek.™t Hetzelve werd, denkelyk door den Heer van. n het beg n der wftiende eeuw, misbruikt, om dikwerf in net Sticht over te fteken en daar ftroopcryen aan te regten. In het jaar 1524, werd, aldaar een gedeelte der geprefte Boeren gefield, om te beletten, dat de Keizerlyke benden niet, over de I*****^*!» De Stad Utrecht had, by t veroveren van Hageftetn, m het laatlte des iaars 1405, de halve inkomften van dit Veer bekomen, en bezat STe nog in het jaar 14^9; gelyk blykt uit de rekening, van dat har van den Stads Kameraar , Adriaan van Undscreon. 1 wee Morgen Lands in 't Waal, daar het Veermans Huis op ftaat, behoort ook aan den Heer van Hageftein. De Heerlykheid tsj twee honderd en zeventig Morgen en vier Honderd Roeden groot; bevatte, m het Sr 1748, vyftig Huizen ; In deze Heerlykheid ligt de Buur Tulle beóoften Honswyk, aan de Lek. In het jaar 1200, vindt men ' dat 'er eene Ridderhofftad van dien naam, in het fticht, bekend ,„„' In het jaar im> kwam Willem van Duivenvoorde, Heer van Oofterhout, hier, met zyn Leger, om Zeeuwfche en Vriefche hulp, benden in te wagten, nadat hy t Gein afgebrand, en voor het Huis ter Horst zyn hoofd geftooten liad: doch Willem de III, Graaf van Holland, deed hem, door zyn enkel bevel, ras de Wapenen " ffó'^DOTp *t Waal ligt, omtrent een kwartier uur gaans, Oostvaards van Vreeswyk, in eene zeer vrugtbare Lans Jouwe, vol fchoone korenlanden. Van den Lekdyk, daar het Dorp tegen aanligt heeft men 'er een heerlyk uitzigt, naar Viar.cn,. cn. over het Land van Hageftein. Tegen over httzelve, midden in de Lek, ligt een Eilandje waarop een Steenoven, en eenig geboomte ftaat. De KetK van 't Waal is niet groot, noch aanzienlyk, en heeft maar een klem T"reutje op den voorgevel. Men meent, dat zy den Aartsengel Miehaèl-tót'Patroon hebbe gehad. Voor dezen was ereenvikary, die evenals te Honswyk by beurte, door den Heer van Kuilenburg    ( i*3 ) en den Heer van Vianen begeven wierd. De Gemeente wordt, met die van Honswyk, door dehzelfden Predikant bediend, die alleenlyk bier predikt, en Hd is der Clasfe van Rhenen en Wyk. De Heerlykheid Hagestein ; gemeenelyk ook wel het Land van Hageftein genoemd ligt over de Lek, grenst, Oost-en Noordwaard , aan de genoemde Rivier; West waard, aan het Regtsgebied van de Stad Vianen; en, Zuidwaard, aan het Land van Altena, en het Graaffchap Kuilenburg. Het is ook een der zoogenoemde vyf Heeren Landen tusfehen den Dief- en Souwen-Dyk ; zynde deszelfs DykKollegie of Heemraadfchap, eerst, met dat van Vianen en Everdingen vereenigd, met welke het de beftiering over het Waterfchap van de Zeerik heeft; en, tevens met dezelve, in het jaar i;>84, in nader verband getreden met nog twee anderen, namelyk, dat van Arkel boven de Souwe, cn van ter Leede of Leerdam , welke te famen de beheering hebben over de Dyken, die in den Ring der vi? Heeren-Landen liggen. Immiddels heeft deze zamenvoeging en verbintenis, een- en andermaal, tot oneenigheid tusfehen de Provintie van Holland en Utrecht, omtrent het meefte nut dier vyf Landen, en, eindelyk, nadat die van Hageftein, by aanhoudenheid bleven weigeren, hun aandeel te dragen in de koften yan eenige nieuwe voormolens, tot afdamming van dit diftrikt, gelégentheid gegeven. De Heerlykheid van Hageftein was, waarfchynelyk, oudtyds, medeeen deel des Graaffchaps van Teifterbant, en dus behoorende tot de Utrechtfche Fdsfchoppen. Later, werd zy te Leen gehouden van de Heeren van Ruik, en wel door eenen Jan van den Goye. Dezes Dogter, Margriet, trouwde met Hendrik van der Lek. Na dezen dood, werd Heer Willem van Duivenvoorden , broeder van jan van der Lek, en Heer van Oofterhout, door koop en onder pandlosfmg, Heer van Hageftein. Deze droeg vervolgens de Heerlykheid aan den Leenheer, Willem den Hl, Graaf van Holland, van wien ook Margriet uit (of van) den Goye dezelve reeds gehouden had, opter behoeve van Otto, Heer van As-peren, en Hubert Schenk, Heer van Kuilenburg. Dezelfde Hubert Schenk had ook, in het jaar J 33 r te zamen met Zweder van Vianen, verly brieven van deze Heerlykheid ; van Graaf Willem verkregen: en Willem van Duivenvoorde was met Heilwig, Dogter van Zweder, getrouwd. De Heerlykheid van Hageftein was toen veel uitgeftrekter dan naderhand, en werd tusfehen den Heer van Kuilenburg en Otto van Arkel, Heer van Asperen, in dier voegen verdeeld, dat de eerfte Everdtngên cn Honrwyk: en de laatfte 't Huis te Hageftein, Gaspernenweerde, cn 't Waal, voor zig behield, en Jaarsveld onder hen beide gemeen bleefElk ontflng zyn aandeel te Leen van den Grave van Holland. De. Dogter van Heer Otto van Asperen verkocht, naderhand, het Huis Qqa te  C 164) te Hageftein, Gaspernenweerde, en Jaarsveld, aan Jan den XIH, Heer van Arkel: deze liet de Heerlykheid na zyn Zoon Otto, en deze wederom aan zyn Zoon Jan den XlV', van wien wy nu nog fpreken moeten Deze namelyk, had aan den Hertog Albrecht yan Beyeren Graaf van Holland en zynen Zoon, Willem, Graaf van Ooftervant, naderhand den zesden Graaf van Holland van dien naam, den Oorlog aangezegd; en zig, tevens, de ftichtenaars tot vyanden gemaakt. Hierom werd onder anderen,op den drieëntwintigften van Zomermaand des jaars 1402, door Albrecht en Willem, aan de Stad Utrecht beloofd, dat de Bisfchop de hooge en lage Heerlykheid van den Lande van der Lede (of Leerdam)- hebben en behouden zoude , als mede de hooge en lage Heerlykheden van den Lande van Hageftein; en van Haaftrecht: m'ds dat hy, ten opzigte der twee laastgenoemde, met zeven ftolen zwoar, dat zy met recht aan bet iticht behoorden. En, nadat het Slot te Hageftein, door Hertog Willem, en Everftem, door Bisfchop Frederik van Blankcnheim in het jaar 1405, ingenomen was, is aan deze belofte voldaan, cn, ftraks daarna, den 26 van Wintermaand deszelfden jaars, dieeft de Bisfchop met zeven, en meer, der aanzienlykfte, geftoolde, geeftelyken, plegtig gezworen, dat dé hooge en lage Heerlykheid van Hageftein hem, en de Utrechtfche Kerke, toekwam. Sederd is Hageftein, eenigen tyd, aanden Utrechtfebsn Bisfchop gebleven, tot dat Hertog Jan van Beyeren, deze Heerlykheid, in het jaar 1419, door Vrouwe Jakoba van Beyeren, en haaren man, Hertog jan van Braband, aan zig deed afltaan' in den vrede van Woudrichem. Kort daarna nam hyze in: dc Bisfchop eichte ze wel wederom; doch vruchteloos; tot dat, einde!vk in het jaar 1422, of 1423, tusffchen hem en den Hertog de vrede getroffen wierd: althans, het blykt, dat, in het jaar 1425, deze Heerlykheid _ weder aan bet fticht behoorde, 't Drostampt van Hageftein werd, in het jaar 1459, doof Bisfchop David van Bmtrgonje, verpand aan Reinottd van Breder ode; die, in het jaar 1465, zyn regt afftond aan zyn baftaard Zoon, Walra: en deze droeg' het, in 1483, wederom op aan Johan, Heer van Egmond en Baar'. Deze, Stadhouder van Holland, een gunfteling van Keizer Maximiliaan was een agter kleinzoon van Jan van Arkel, wien de Heerlykheid, in het jaar 1405, ontnomen was: dus rekende hy 't Land van Hageftein als zyn vaderlyk erfgoed, en deed aanzoek by Bisfchop David van Bourgeujen, en de Staten , om hetzelve als Leenman te mogen bekomen: gelyk hem ook de geheele Heerlykheid met het dagelyks Geregt, en met de Commisfie of beveelinge der hooge Heerlykheid , op den zeftienden van Lentemaand des jaars 1484, werd opgedragen; en hy daarin, door Bisfchop Frederik van Baden, op den vierden van Slachtmaand 1502, beveiligd. Om-    C x*5) Omtrent rgt jaren hier na heeft dezelfde Heer, die in het jaar 1486", Graaf van Êgmond geworden was, deze Heerlykheid, en al zyn Tegt, ' aan de beide Kapittelen van den Dom en Oud Munfter te Utrecht, aüzeftaan voor de Somme van drie duizend en vier honderd Gulden Oogstmaand des jaars 1510. Ter begeerte dezer Kapittelen, liet zig Bisfchop Frederik bewegen, om, met toeftemming der overige Kapittelen, het Land van Hageftein tot-een vry, edel en eigen goed te maken ; het zelve, als dusdanig , ontheven van alle leenroerigheid aan die twee Kapittelen over te geven, en hun daar en boven nog de beveeling en Commisfie der hooge Heerlykheid op te dragen ; die zy telkens , als het Sticht een nieuwen Bisfchop kreeg, op nieuw zouden verzoeken; doch kofteloos ontfangen; zonder dat hun die zoude mogen geweigerd worden. En dus hebben zy, vervolgens, die beveelinge bekomen-, zoo van de Bisfchoppen Philips van Bourgenjen cn Hendrik van Beyeren; als van Keizer Karei de F. ca Koning Philips da II. Doch na de vrye Sraatsregeering zyn zy ongemoeid in de bezitting van het hooge rechtsgebied gelaten, zonder het zelve van de Staten der Provincie verzogt te hebben. Langen tyd zyn die Kapittelen in het bezit dezer Heerlykheid gebleven. Zy hebben, voor dezelve, vryheid van de laften van den jaren 1.511 en l«a- verzogt; en van Keizer Karei, in het jaar 1533, vryheid van het Huisgeld verkregen. Zy hebben, in het jaar 1593, eenen Hendrik Rutgersften, voor den tyd van zes weken, vry geleide verleend; ja zelfs heeft, uit hunnen naam derzelver Drosfaard de ftraf van een manllag kwyt gefcholdcn, 'in het jaar 1538. In het jaar 153I5 werd hun, door den Keizer, toegelaten, dat de Drost zyne gevangenen aan de Vaart in bewaaring mogt fteilen. Naderhand, in het jaar 1538, is hun, door het Hof, nogmaals het zelfde, voorden tyd van twee jaaren, toegeftaan; dat zy, namelyk hunne gevangenen bf op de Vaart, óf in de'Stad UtrecU, op Vredenhurg, mogten brengen, en weder naar Hagefteinvocrefi. Eindelyk, nadat de twee Kapittelen deze Heerlykheid ruim anderhalve eeuw bezeten hadden, hebben zy dezelve, met de hooge, lage, en middelbare regtspleging; het regt van de Jagt in dezelve, het regt van voor-of na-koop, om alle landen en aantvasfen, die, binnen dezelve verkogt worden, binnen veertien dagen, te mogen naaften; het Jus Patro'natus, om een Predikant, Voorlezer, Kofteren Schoolmeefter te fteilen, voor zo veel zy, verkoopers, daar in geregugd waren; het fteilen van een Drosfaard , Dykgraaf , en Schout ; van een Hoog Heemraad in het Dyk-Kolegie van den Ring der Vyf Heeren Landen; van het Geregt, beftaande in zes Schepenen; vaneen Secretaris, Geregtsbode, Schutter, twee lage Heemraden, en Molenmeefter ; met het Huis of Slot van Hageftein; de Visfchery in R r de  ( ï66 ) de Graften , en in de Rivier de Lek , zo verre de Hooge Heerlykheid van Hageftein ftrekt, en zo verre de Verkoopers daar toe geregtigd waren»; het Veer, genaamd het Ouddyker Veer; en verfcheidene andere eigendommen cn geregtigheden; verkocht aan den Vorst van Waldek Heer van Kuilenburg, Maarfchalk der Vereenigdè Nederlanden. Naderhand is de hooge Heerlykheid gekomen aan de Heer Frederik Heermans, van Zuidwyk, Heer van Lifte en de Veere, die dezelve in het jaar 1725 bezit. Na hem, is 'ei de Heer Silvefter Heermans; Heer van Zuidwyk , bezitter van geweest; en van het jaar 1755 tot 1773 dc Heer Lèuis Trip de Marez Heer van Nieköop ;~zy bellaat Elf Hondert Morgen - Lands , cn bevatte in het jaar 1748 vier en zeventig Huizen; doch het grootfte deel der Inwooneren, is van den Roomfchen Godsdienst. Tot deze Heerlykheid behoorde , eertyds veel meer , dan thans: gelyk uit derzelver gefchiedenis, die wy zo even opgaven, is af te nemen. Bahalven het geen reeds befchreeven is moeten wy van fommige Plaatzen en Huizen nog fpreeken. Qolberdingen, dat ook als een deel dezer Heerlykheid gemeldt wordt, en Evcrdingen behooren thans onder het Graaffchap van Kuilenburg. Hier ftond, reeds in het begin der veertiende eeuw, een Slot, aan eenefi Huibert van Everdingen toebehoorende, waar van zig Jan van Kuilenburg, na 't verdaan van den Heer van Renesfelp het jaar 1304 meefter maakte en dathy, toen, ten gronde toe, flegtte. Naderhand is het, veelfterker, weder opgebouwd, cn Ever flein genoemd : doch alzoo het digt by Hageftein, onder de Heerlykheid van dien .naam, in de Parochie van Everdingen gelegen cri de Heer van Arkel ook hier van bezitter was, heelt het hetzelfde lot moeten ondergaan, als het SlotyxnHagcftcirt. Namelyk, al mede in het jaar 1402, hadden Hertog Albrecht en zyn Zoon, Graaf Willem van Üofteryant, aan de Stad Utrecht beloofd, dat indien zy Hageftein of Everftein innamen, zy die Veilingen, ten gronde toe flegtën>-en nimmer of nergens weder opbouwen zouden. Het duurde egter tot in het jaar 1405, eer beide de Sloten belegerd en gewonnen wierden. De Bisfchop Frederik van 'Blankenheim lag zelf voor Everftein, en nam het in op den elfden van Wintermaand. Het werd terftond aan Kolen gelegd, en reeds voor het einde der vvftiende eeuw, door de Lek ingezwolgen, of in de Heerlykheid van Hageftein ook nog een Slot Ryneftein gelegen hebbe, gelyk fommige oordeelen, kan men niet zeker zeggen. Het is wel zoo, dat Johan van Ryneftein, Baftaardzo ;n van den Utrechtfchen Bisfchop, ƒ,70 van Arkel, in den jaare 1396, den Heer van Vianen beoorlogende, door deze met hulpc van de Stad en den Bisfchóp van Utrecht, en van verfcheide Edelen, op zyn Slot belegerd, en tot de overgave gedwongen wierd: waar op het zelve, door Bisfchop Frederik van Rian-    C i ö? > Blankenham, geflegt is. Doch of dit van een dier beide Huizen yan dien naam, van welke wy boven fpraken , en van welk yan beide; dan of het van een derde, dat hier omtrent gelegen hebbe te verdaan zy, is twyfelagtig. Wierd 'er yan een Slot Nieuweflein «relproken, de zaak zoude minder zwarigheid hebben. Immers met v,r beooden het Slot van Hageftein, ftaat nog het Huis Nieuweftem, anders ook wel Bovenftein genaamd, aanzienlyk wegens eene zware en fierlvké Voorpoort, doch niet belommerd. Doch het allervermaardde was reeds van ouds het Slot en de Stad van Hageftein. In de tiende eeuwe, fchynt het den Graaf van Gelder door Gysbert uit den Goye ter leen te zyn opgedragen. Naderhand is het van Holland ter leen gehouden , en doof Heer Willem van Duivenvoorde aan hevzelvè 't eerst ter leen opgedragen. Welke Heeren het vervolgens ge rad hebben blvkt genoeg uit de opvolging, die wy, by de Heerlykheid zelve ' gegeven hebben. Dc Slotvoogd Henrik deed, in het jaar 1331, de Stichtfchen veel overlast; doch werd . wel haast, door den Bisfchop, met hulpe van Willem den III, Graaf van Holland, tot leden "ebragt, en het land van Hage/lein]v/tvd, by deze gelegenheid , alomme plat gebrand. Het Slot wierd weder opgebouwd, en, door X van Arkel, in het jaar 1360, met Muuren en Graften omringd. In het jaar 1405 werd het, met de Stad, wgellooten, veroverd en gellegt , door Hertog Willem, Grave van Holland, ten behoeve van den Bisfchop van Utrecht. Inde jaaren 1502 en 1^10 is 'er nog geen Slot geweest: ja zelfs nog met in het jaar 1531 en 1^8. Naderhand is het egter weder opgebouwd, door de Kapittels van den Dom en Oud-Munfter, in het jaar 1674, mede verkocht aan den Vorst van Waldek, met zyn Voorburg, Hof, JBoomgaarden, Singels, en Landen, groot omtrent vier Morgen. Nog tegenwoordig is het een vry goed Gebouw, ftaande in een luime Graft, cn omringt van veel geboomte. «,...<- • Dat het tegenwoordig Dorp Hageftein eertyds eene Stad, en reeds zeer vroeg bekend-geweest zy, is zeker Men vindt dat Zmtbert, een der mcdgezellen van Willebrord, in het laatst der zevende eeuw, ook hier eene Kerk ingewyd heeft. Dezelve is, langen tyd, éene aanzienlyke Parochiekerk geweest, met die vm Lverdmgen vereenigd; endoor twee Priefters bediend. De gedagtems der Kerkwvdingl plagt 'er, van ouds, op den Feestdag va> het Heilige Sacramentgehouden te worden. Deze Kerk was ook, eertyds de Moederkerk van Vianen, en met de Kapelle aldaar vereenigd, tot dat fv, hi het jaar 1433/ daar afgefcheiden wierd. Thans ,s alleen hetVterfte, of Koor der Kerke maar overig, en tot de Godsdienstoefening bekwaam: het overige beftaat in vervallen Muurwerk; doch de Toren is nog redclyk goed, en met een lage Spits gedekt. De Rt2 * re-  C i6S ) Predikant is Lid der Klasfis van Rhenen en IVxk. De beide Kapittels hebben, in het jaar 1674 , aan den Vrttst van Waldek mede verkogt het Jus Patronatus om een Predikant te Hellen; doch voorzigtiglyk, met byvoeginge, voor zo veel zy daar in geregtigd waren. In het jaar .1724, is begrepen, dat de Heer van Hageftein van verkiezing geen regt had : doch, wanneer voor een aantal jaren , hier over op nieuw verfchil gerezen was, is goedgevonden, den Kerkenraad het regt der beroepinge, doch den Heer, dat van goed of afkeuringe, toe te kennen: zoo, dat hy, telkens, tweemaal vry den beroepen Predikant moge verwerpen ; doch, als hy 't ten derdenmale doet, daar van, aan de Heeren Gedeputeerde Staten, redenen geven moet. De Stad van Hageflsin werd, eertyds, veelal, met den naam van Gasparde, Gasparn, Gaspame, ofGasperneriweerde, genoemd: en, • in een^handfehrift der Utrechtfche Kerke, vindt men Hageftein, anders Gasparde. -Men vindt, dat zy, te gelyk met het Slot Hageftein, door Otto van Arkel, het eerst, met Muren eti Graften omgeven zv- Zy heeft, doorgaans, dezelfde Heeren en lotgevallen gehad, als het Slot en de Heerlykheid van Hage/lein. De Stadsgraft van Hageftein was nog te zien in het jaar 155a; en de Veilen van Hageftein worden, nog in het jaar 1674, vermeld. Thans is het ,niet meer, dan een tamelyk groot Dorp, wiens meefte inwoners van den Roomfche Godsdienst zyn. De Hooge Heerlykheid van Vrreswvtk, of de Vaart, paalt Westwaard, aan den Tsfel, en ftrekt zig, van de Lek af, omtrent een half uur gaans, Noordwaards aan , naar de Stad Utrecht. Het fchynt, dat men, van wege den Graaf van Holland, in dezelve, weleer eenig regt geheven hebbe van de Goederen, die, hier uit de Lek werden overgebragt. Althans, dit te doen werd, door Graaf Floris den V, in het jaar 1289, verboden, in wiens brief men den Dam te Nieuwervaart vermeld vindt. Deze naam werd nog lang daar na gebruikt. By voorbeeld, daar men het geval van het dooden van den Regter, Gysbrecht, die door Willem van Duivenvoorde, Heer van Ooilerhout, hier, gefteld was, verhaald vindt. Het fchynt, dat dit door den Schout van Utrecht, en eenige helpers, gedaan zy; en dat, te dien tyde, namelyk in het jaar 1331, *t Huis van Viaticn eenig regt op deze Heerlykheid hebbe gehad , of in dezelve geoefend. Immers , dat Willem van Duivenvoorde , met eene Dogter van Viane gttrouwd was, is boven gemeld: en, als Willem, ter wrake van den geleden hoon, het Gein in brand gezet had , heeft de Stad Utrecht het Dorp aan de Vaart afgebrand. De Bisfchop en de Stad waren het toen eens, en zouden dit niet gedaan hebben, indien zy daar door den Heer van Oofterhout geen fchade toegebragt hadden. Zwe-  i   (ICO) Zweder van Viane had ook reeds te voren oneenigheid met den Bisfchop gehad over het Geregte van Vreeswyk en van Nieuw ervaart, die zy, te wederzyde, aan de uitfpraak van Relnoud, Zoon des Graafs van Gelder, verbleven. Het blykt uit die uitfpraak dat, door den Bisfchop, dat Geregte aan Zweder ten onderpand gegeven was; doch, volgens dezelve, door dezen aan den Bisfchop weder overgegeeven moest worden. Zy werd gedaan in het jaar 1324 maar, het is twyfelagtig, of Zweder aan dezelve voldaan hebbe^ dewyl men, nog in den jare 1375, gemeld vindt van Brieven, die de Heer van Vianen had van het 'Geregte van Vreeswyk, en die hy moest overgeven, 't zy aan den Ruwaard van Holland, of aan den Bisfchop van Utrecht. Het fchynt, dat 'er, weleer, onderfcheid geweest zy tusfehen de ligging van de Nieuwe Vaart en van Vreeswyk: zoo dat dit, mogelyk, iets meer benedenwaart de Lek gelegen hebbe. Want, in het jaar 1346, heeft Elifabeth, Dogter van Steven van der Wale, Ridder, en Huisvrouw van Egbert van der Dammc, haren Neef Gerrit Voorn van Viane, verlyd met een Weerd, gelegen in de Lek, tusfehen de Nyervaart en Vreeswyk. Voor het overige heeft niet alleen, reeds van oude tyden, die Heerlykheid onder het Sticht gehoord; gelyk zelfs Jaarsveld, dat nog verder Westwaard ligt, daar een gedeelte van maakte; maar ook fchynt, in het byzonder, de Stad Utrecht den oorfprong aan de gegravene Vaart uit de Lek en uit het Dorp, daar by gebouwd, gegeven te hebben. Namelyk, na dat de Stad, in de twaalfde eeuw, tweemaal, door eenen zwaren Brand, eerstin het jaar 1131, en, naderhand, in het jaar 1148 , grootendeels, verwoest was, vond men, in het laatstgenoemde jaar, goed, eene Giaft, uit de Lek, naar de Stad te leiden, die nog de Oudegraft is. In het jaar 1373, werd deze Vaart, door die van Utrecht, veel dieper uitgegraven; men leide twee Sluizen aan de Rivier; en bouwde, ter beveiliging derzelve, te Vreeswyk, een fterk Slot, Gildenburg geheten; naar de Gilden der Stad, op wier koften het geftieht was. biet werd ook der Stadshuis genaamd, en, door de Burgemeefteren, Schepenen, Raad, en Gemeente Stad van Utrecht aan eenen Johan yan Clarenborch, als Kaftelein voor een jaar tyds te bewaren gegeven. Doch dit Slot was den Heer Gysbert van Viane, den Dordtenaaren, en anderen Hollanderen, ftraks een doorn in het oog; eendeels, waarfchynelyk, vrezende, dat men de vrye Vaart op de Lek belemmeren zoude, de Schippers noodzaken, om die Sluizen in te varen, en nieuwe Tollen afvorderen, anderdeels, om dat men zeide dat het op Hollandfche Bodem aangelegd was. Toen 'er dan, te zelfden tyd, Oorlog tusfehen het Sticht en de Hollanders ontftond over het Slot te Vreeland, werd ook Gildenburg door Hertog Albregt van Beyeren, belegerd en ingenomen, doch, kort daarna, door de Stichtfen, heroverd; en S s bei-  ( 170 ) beide reizen, werd bet hardnekkig beftormd en verdedigd. Eindelyk trof men , in het voorjaar van 1375 , den Vreede, op die Voorwaarde, dat de Stad in het bezit der Sluizen blyven, doch het Slof afbreken zoude, ten zy, dat zy van den Hertog verlof kreeg, om het te laten ftaan. Verder, dat of de Hertog het Geregt van Vreeswyk zoude behouden, indien hy met zeven Ridders; of de Bisfchcp, indien hy met zeven Stolen, of Geeftelyken, zwoer, dat het hem toebehoorde; ten zy de Hertog het den Bisfchop vry willig afftond- Dit laatfte is gefchied; en dus Vreeswyk aan het Sticht gebleven. Of het Slot afgebroken zy, weet men niet zeker; het fchynt, ten minften, niet onderhouden, maar langzamerhand vervallen te zyn. By de twee Sluizen, in het jaar 1373 gelegd, werd, omtrend eene eeuw daarna, nog een derde gevoegd, die digter aan de Lek ligt, en ook door de Stads Regering bekoftigd werd. Zy is geweest naar de Teekcning van den Bouwmecfter Willem van Ora, Zoon van Zweder van IVavercn. 'Er is ook een bolwerk gebleven, waar van men, op het jaar 1456, gewag vindt gemaakt, als moetende aan den Hertog van Kleef overgegeven worden, om het, ten voordeele van Bisfchop David van Bourgonje, te bewaren. In het jaar 1479, heeft de Stad Utrecht deze Verfchanfing weder m hare magt gehad, en het vervallen Slot doen herftellen. Het wierd, in het jaar 1481, door de Hollanders, onder den Stadhouder Joost van Lalaing vrugteloos belegerd. Doch, een jaar later, gelukte't hun, beter, wanneer't Blokhuis, den 28 van Herfstmaand 1482, werd overgege ven, en, ftraks daar na, ten gronde toe,, gcilegt. De Stedelingen hebben het egter, naderhand, weder opgebouwd; en *er in het begin der zeftiende eeuw, eerst Willem van Winfen, daarna, Willem van de Waal van Vianen; en, eindelyk, dezes Zwager, als Kafteleinen gehad , doch , toen zy , in het jaar 1511 , Vrede maakten met Heer Floris van Tfeljldn moeften zy belooven, het geheel te doen nedervverpen, eer de Vrede in de Stad mogt afgekondigd worden. Bisfchop Hendrik van Beyeren liet'er, in het jaar 1529, wel weder, in alleryl door geprefte Boeren, een Blokhuis opdaan: doch heeft het ze-lve, te gelyk met het geheele Nederjlicht, in het volgende jaar aan Keizer karei den V. overgedragen; en deze beeft het, niet lang daarna, doen afbreken, zonder dat het ooit weder opgebouwd "is. In het jaar 1567, was 'er egter nog een Schans op de Vaart. Het Schoutampt op de Vaart werd, in het jaar 1459, door Bifchop David van Bourgonje, nevens het Drostampt van Hageftein, verpand aan Reinoud van Brederode, die 't zelve te bedienen gaf aan eenen Adam Klaas/en. Naderhand, in het jaar 1465;, ftond Heer Reln&ud dit zyn regt af aan zynen Bidcvdzoon Wtilrayen : en deze wederom, in het jaar' 1433 , aan Johan, Heer van Eg-mond, en Baar. Het Kaftelein- fchap    fchap egter, met de Erve en Huizinge, daar toe behorende, cn het Kraanrecht kwam, reeds van ouds, den Stad m eigendom toe. Zy had ook, in het jaar 1530, van Keizer Karei verkregen, I.. dat. men op de Vaart geen meer Huizon zoude mogen timmeren , dan die ei yan ouds, en voor den laaiden Oorlog gedaan hadden. H. Dat die, welke 'er toen ftonden, niet, dan op eene fekereforme, mogten gerepareerd worden. Hl. Dat zv den Accys van de Wynen en Bieren, die op de Vaart getapt en gefleten worden, zoude mogen heffen en ontfangen. mids den Keizer net derdendeel van den Wyn en het vierdendeelvm den Bieraccvs uitkeerende. In ftet zélfde jaar, werd, door Stadhouder en Raden van den Keizer, eene Ordonnantie gemaakt op de opening der Sluizen, den doortogt en het onderhouden van de Vaart, gelyk reeds in het jaar 1470, door de Stad , eene Urdre voor den Kaftelein aan de Vaart, omtrent het verwaren der Sluizen, beraamd was. De Stad verpagtte ook , reeds m het volgende jaar, de inkomften van de beladingen op de Schepen en Schuiten, die door de Haven en Verlaten van de Vaart voeren. In het jaar 1562, bekwam zv, van Konirg Filips, het regt der Wage op de Paart, m Erfpngt, mids, daar voor, jaarlyks , drie Gulden betalende aan den Rentmeefter Generaal van Utrecht. Uit aanmerking van dit alles; ter beteugeling van de moedwillige Schippers; cn ter voorkoming van de geweldige afperfingen, die den Koopman noodzaakten, de Vaart voor by te varen, en zyne Waren elders te ilyten of door te voeren; als mede, dewyl de Stad zorgen moest vcor het onderhoud yan alle Hoofden, Kribbingen, en andere Werken, die tot behoud vsn de diepte van de Vaart, en van de Sluizen op de Vaart, dienden ; oote om de groote dienden, die de Stad, gedurende de Iaatde onkften, tot bevordering der gemeene zaak, gedaan; en de groote laden, die zy gedragen had : om dit alles, gaven hunne Ed. Mog., de Heere» Staten des Lands van Utrecht, den twaalfden van Louwmaand ues jaars 1582, aan de Stad yan Utrecht, op haar verzoek, in 'Pandfcliap, de Hooge en Lage Heerlykheid van het Geregt van Vreeswyk of de Vaart, met al baar gevolg en toebehooren: byzonderlyk ook met den tierden Penning dm Wvn, een vierden van den Bieraccyns; mei drie Stuivers op elke Ton Bier, die in het gemeen over het Platte Land geheven werden; de Ketelgruit; en het geen 2y voor de vryheid der Waag aan de Domeinen van het Land plag te geven- zoo, dat zy de Gevangenen van de Vaart naar Utrecht, en wederom, mogt laten brengen; en, naar goeddunken, of te Vreeswxk , of in de Stad, bewaren, verhooren, en vryfpreken of ver'oordeelen en doen ftraffen. Zy mogt 'er ook een Drosf ard, Schout, en Geregt aandellen ; of de Rcgtsoefening aan het Stads Gerest opdiagen: zoo, dat de Ingezetenen van de Vaart, ter eerfte * r S s a m-  C ï72 ) oetemnung, der Staten, temogen ^v^md^S^, ve et op is de Stads Regeering, den een en twintigden vin Koe £nd d5 SSenpSlf d£ be/iltin§ dier Ho°g'-; en Lage Heerlykh8?ï&& op verfoeile^St^R^"^ T l677 wanneer d e de Heer™ r i ƒ k,egeenng, den zesden van Lentemaand, door de Heeren Gedeputeerde Staten, die den vier en twintiaftên vari Syf Sfte" veranXf " H JA5er ^^^^ w™* vxye vjiitc is veianderd, mids de Pandfchapspenn neen, ter Snmm» yan vyf duizend Gulden, aan het Land gegeven bleven Dit S den volgende dag door de Heeren Staten Eenparig SgeSurT en dus deze Heerlykheid tot eene Hooge en Vrye Heer ykheid verh ven en , als zodanige , aan de Heeren Burgemeefteren en Vroedfchanpen der Stad Utrecht, als eene vry willige Gifte, opgedragen. Dit Smt" beflui werd, den tweeden van Hooimaand des zelfden jaars doo den Secretaris der Staten, bezegeld, in een zilveren vergulden Doos aan" de Heeren Burgemeefteren ter hand gefteld; en 'er werd kSivoS den, dat dezelve door den Heer eerften Burgemeefter n der tyd zou den bewaard worden. De Stad fteld du/een Drosfaard mdéze Heerlykheid, die de Misdadigen gevangen neemt, en nïïr£7/S zendt, daarzy, na dat zy doorhemen de Schepenen Êe vonnist 7vn ook geftraf wo,. len : 200 d de rjrost gedurePnde d/Re0™ Jing, by t uitfpreken van het Vonnis; en in het gaan naar de Gerechtsplaats,_ zyn plaats hebbe tusfehen de twee Bu^emeefter? Hy doet rekening aan de Stad van Ontvangst en Uitgave: hv mS ook, doorgaans, ge heel of ten deele, de Stads AccynlerU enffg gelyk Kaftelein en Drosfaard. Hij had eertijds, het derde deel van alle Keuren en Breuken, die op de Vaart vallen, waar uitlij S Dienaar moet onderhouden. J ecn Wan-    (i73 y t. •. T/ootelpinfrhaü en Drostampt, in het jaar 1583, open Wanneer Jet Kaste^ > f die,lg ftond w^ Jet ^ ; Honderd Gulden 's Jaars, om het daar toe had aangeboden voor »* ^ Hgnderd zes jaar te bedienen. In het iaar }59*>^- 0 ^ fe den Heer «, v.W verpagt. In het "« ^o^wer j ^ Johan Ram, voor den tyd van zes jaare , ^ * r werd een ïenis van Aft f r/df Dtst en K te ein aan3 de Vaart voortaan btiluit genomen , da de U10St ^ dezdve zittirig hebben moest; een Lid der Vroed cnap zyn e Am y ]aren ljmg dat hy aan de Vaait wo«en mo. , iaren,werd het maar voor bedienen zou. Na ve loop v.n me > * Honderd Gulden; en, na Zes jaren verpagt , f^lyk te voren, voo X/ e Commisfien het jaar 1704» alleen v0° ^f'^T'j^ yI704, werdbefloten, dat van de Stad begeven werden. 1b.bet^jaar 1704, Vroedfchap de Drost, gedurende d^J^g^e «^g^ £ ^ ^ hebbenden, aa lyks^ ^ zaken ^ word partyen erkentenis, betalen zouue. 1 & j Schepenen aldaar; maar ook gehoord te KrW'^aas vK beroept zig eerst op het die zig door het vonnis öezwa ^inciaale Gerechtshof, Gerecht der Stad ^"J, eff üf0rg<« groot en de Heerlykheid is "B*-*™™" cw Huizen, bevatte in het jaar 1748, H^d|fv"ar?, lkt aan het uiterfte einde Het Dorp Vreeswvk, of de Vaart g ^ g ^ van den VaartfcherRhyn, tegen üen y Noordwaard, m regt tegen over de Stad [^<"m™ maar ruim twee Honderd eene regte lyn, ovei oe w Vwaarfchvnelvk, dat het graven, dieftichtfche Roeden af is. Het is w»^c^egt 'de Lek naar Utrecht pen en bevaren van ^de VaartNfeuweryaart. aan dit leidt, den ^^.^J^^^y^yli al in het jaar 1217 Dorp gegeven hebbe, ^aidenaamv ^ g. bekend was. Zal. fei uu r d geftaan heeft, en vuldige lotgeval en van Slot, dat n er £ 1 ' * door die van waarvan wy ftraks foraken. Dat het m I t ^ ^'UeVZ,mQ ge. • Pe van den tol op het Gein gewag gemaakt, zoo dat men moge twyfelen of het waar zy, 't geen de Heer Matthccus delt, dat "de tol van het Gein naar Vreeswyk verlegd zy: te meer, daar men nog in tateren, tyd, van heide de Tollen gemeld vindt. Ook worden 'ér thans nog Staten Tollen geheven. In het jaar 1511, lag Jonker Kloris van Tsfet flein, eerngen tyd, met zyn leger aan dc Vaart, en aftrekkende brandde hy 't Dorp af. Wanneer, in het jaar 1585', de Staa'fchê Krygdsmagt, by Amerongen, van de Spaanfchen, merkelyk, geleden had, belloot men, om den vyand het verder indringen te bèleuen het Dorp Vreeswyk te verfterken: hetwelk, door honderd Soldaten' uit Amfterdam geligt onder het. beleid van den Overfte Schenk met huip van honderd en tagtig man uit de Utrechtfche Burgery zoo fpoedig en wel werd uitgevoerd,dat de Spaanfchen, door de gemaakte voorzorgen afgefchrikt, verder van dezen kant niets ondernamen Ihans is het een tamelyk goed Dorp, beflaande geheel uit fteene* Huizen, waaronder verfcheidene vry aanzienlyk, en van meer dan eene verdieping zyn. 'Er is een |roót vertier, doordien alle de Vaartuigen, die, van den Ryn en de Lek, binnen door, naar Utrecht en Aiuflerdam willen, hier moeten doorfchutten, waar voor zy 't Schut geld aan den Kastelein betalen. Ook worden hier RvUUVen Paard™ en Menfchen, met een Pont of Schuiten, over de Lek ' gezet cm Vianen en andere plaatfen: welk veer door die van Vianen verrat wordt. Men heeft hier Stadsaccynzen. Nadat de Kerk, die in het begin der dertiende eeuwe reeds gebouwd was, door ouderdom onbruikbaar was geworden; heeft men in 't jaar 1681, de tegenwoordige Kerk begonnen te bouwen: tot het vinden van welke onkdllen hun ne Eei Mog. op den vyfentwintigden van Louwmaand van dat iaar toegedaan hebben, gedurende zes jaren, een hoofdgeld van de doortrekkende reizigers, gelyk te Vianen gefchiedt, te mogen heffen: Dus ftaat er federt dien tyd, een nieuwe Kruiskerk, die wel niet groot doch zeer bekwaam en fraai is, met een fcherpe fpits 'er boven 00 De Predikant is Lid der Klasfis van Utrecht. Te vfecswyk h gZïïn een ^S'dtus Haf hakker d,e , naderhand , onder den naam van Samuel lheodotus, Hoogleeraar 111 de Godgeleerdheid te Keulen is geweest, en een Hiftorisch Verhaal heeft uitgegeven'van den oor-' fprong en voortgang der verfchillen tusfehen 'de Re- en ContrVremondranten , gedrukt in het jaar 1618. Het onderhoud der zware Sluizen, die hier liggen en doodde Stad Utrecht aangelegd zyn kwam, reeds van ouds, tot lade der Stad: gelyk zy ook in het jaar 1450, hier het groote Hoofd heeft doen maken, en de Spuye voorzien, en dezelve g ntsch doen vernieuwen, in het jaar 1478. Zv het eertyds als het noodig was, insgelyks.de geheele'Vaart diepen, van mer tot Utrecht: gelyk, door haar, de haven gediept is in het jaar    C i75 ) o. o„ Vmrt zelve, ter diepte van twee ellen, of drie jaar 1458: en de **™,™%'e^om wPerd de Vaart verdiept er, gevoet ^m^^f^SS^^^m Staten, en der Stads- tot tien; te »■, tot ap rn ge ^ ^ d TheViS w7*nn„en lnerook een v,oorj ^gen atmpnje TektuShe^ heen loope, van boven af 'ySvde tot beneden Vreeswyk, aan de Noordzyde der Rivier ter^ v5 eïÏÏwe Duhfche myV, gelyk men die op.de Se? zelftop.eneva^ ^oveïSSSe^S^ Herenberg af tot aan ^V^oïdik^yl* £ÏÏSï van tyd tot tyd , gehandhaaxd hebbe en e ook £ Sgê ö^r^ *• ftro- ""^^Saot.beerlvkbeid van Jutfaas wordt in twee deelen yeraS\A - in ï [NedeSe, welk onder het Nederkwarüer^ 't Stigt;; 2?tOvereinde? we?k onder 't OM*** behoort: beide de einden ep tuveremue, ™Yr p. j Malapcri, die 111 den jaare 178a: behooren aai J^^^S ^Ïend is Het Nedereinde van Jut5°°f Ü ^ ffl ** en *f«fc VT lands, grenst gS a^n hèt Overeinde, ten Weften aan de Baronnye van 2* rT* • t?n 7uiden aan de hooge Heerlykheid van Vreeswyk, genoemd ■S'^r en ter^ Narden aan de Heerlykheden Heikop en G^%.- »^ — - **** *  C 176 ) nen, in voorige tyden, twee Heerlykheden geweest te zyn, waar van de eerfte aan de Vrouwe van Baaks, de andere aan den Heere van Brederode toebehoorde. De Heer Adriaan Ploos van Amjlel bezat de hooge Heerlykheid in beide de einden welke, na zyn dood, hetzelfde lot met de hooge Heerlykheid van 't Gein onderging. In 't jaar 1748, telde men, onder het Nedereinde, Hondert en een en dertig Huizen. In 'tNedereinde legt: Het Dorp Jutfaas of Juditfaas; ten minften de meefte Huizen van dit Dorp ftaan in dat gedeelte. Het is een vry goed Dorp, in eene zeer vermaaklyke oord gelegen, en vol van Lusthoven en Plantagien. De Kerk van hetzelve ftaat ook in 't Nedereinde,^beweften den Vaartfchen Ryn, een uur gaans van de Stad Utrecht, 't is eene redelyk groote Kruiskerk, voorzien met een tooren, die egter niet veel aanziens heeft. De Predikant ftaat onder de Klasfis van Utrecht. Ook hebben de Roomschgezinden alhier eene ftatie. De naam van dit Dorp ftaat reeds vermeld in eenen openen Brief, door Keizer Frederik den I, in den jaare 1165, uitgegeeven. Het heeft, in de ftichtfche Oorlogen, benevens anderen, veele wisfelvalligheden uitgeftaan. Wanneer Hertog Willem van Beieren, in den jaare 1348, met een groote hoop volks, in 't Land van Tsfeljlein gelegerd was, daagde hy den Bisfchop van Utrecht uit tot eenen ftryd tusfehen Tsfeljlein en Jutfaas, en ftak, vervolgens, het Dorp in brand. Het zelfde lot wedervoer Jutfaas, in den jaare 1481, wanneer de Stadhouder Joost van Lalaing, en de Markgraaf van Antwerpen, met vier duizend man,'te Tsjeljlein hadden post gevat, by welke gelegenheid, het geheele Nedereinde benevens verfcheidene voornaame Lusthuizen in de asfche gclegt werden. Het Overeind van jutfaas, of Over-Jut]aas gelyk het eertyds ook genoemd werd, paalt aan het Zuidwest-einde der Ambagtsheerlykheid van Bunnik en Vegten. Deze Ambagtsheerlykheid is Zeshonderd vier en vyfti* Morgenstil Vierhonderd -Roeden, groot, en paalt, Westwaard,^aan het Nedereinde van Jutfaas, of Neder -Jutfaas waar mede het, in den jare 1472, door eene houtene Brugge, vereenigd is. Deze Brug is door dc Stad van Utrecht, met toeftemming des Bisfchops en der Kapittelen, gelegd; maar moest door die van Jutfaas onderhouden worden: doch is naderhand, door de Heeren Staten dezer Provincie tot eene Tolbrug gemaakt, en, als zodanig, gedurende deze eeuw verkocht aan de Heer Efaie Gillet, Heer van Heemftede; die dezelve, by uiterften wil, aan zyn Kleinzoon heeft nagelaten, de Brug moet tegen het genieten van den Tol onderhouden worden, ten Ooften deezer Heerlykheid heeft mtn Houten, Wulven, Wajen, en de Heemjlede, ten Zuiden de hooge Heerlykheid van Vreeswyk, en ten Noorden, Oost-Raven.    C 177 ) Eertyds werd de Heerlykheid van Jutfaas door twee onderfcheidene Ambachtsheeren bezeten, gelyk hier vooren gezegd is: en derzelver beide deelen hebben nog elk hunne byzondere Regtbank en Schepenen, hoewel onder denzelfden Schout, en Ambagtsheer: NedcrJutfaas werd, in den jaare 1622, door Jan IVolferd van Brederode, Vryheer van Vianen, aan den Heer Louis de Malapert, en zyn Huisvrouvve , Anna Vivien opgedragen. Over-Jutfaas werd, weleer, door de Oud Adelyke Geflagten van Jut]aas, en van Ryn, en in den jare 1472, door Adriaan van Ryn bezeten Jongvrouwe Johanna, of Anna van Ryn, Huisvrouwe van Jr. Wouter van Bacxen, maakte hetzelve, by uiterfte wille, aan hare Nigt, Jongvr. Wilhclmina van Riebcek gehuwd met Jonkr. Parys van Sudoort. Deze verkocht het, in den jare 160Ó, aan den Heer Nico/aas de Malapert. Naderhand zyn beide einden vereenigd in den Perfoon van den Heer Louis de Malapert, gelyk ook het hooge Regtsgebied over dezelve, benevens het Gein, in de vorige eeuw, voor eenen korten tyd, door den Heer Adriaan Ploos van Amflel, is geoefend. Thans is de .Heer Pieter de Malapert, Ambachtsheer van Over- en Neder-Jutfaas, en daarmede, in den jare 1782, beleend: zynde 't Overemde Leenroerig aan den Huize van Loenerfloot. In het jaar 1672, hebben de Franfchen, aan den Bogt van den Vaartfchen Rhyn, by de Doorflagfche Brug, een Schans opgeworpen; doch dezelve is, federt, geilegt. In het jaar 1748, vond men, in het Overeind, zevenentwintig Huizen. De Ambachtsheerlykheid van Rhynhuizen is van klein begrip, flegts vyftien Morgen groot: zy bevat het Huis te Rhynhuizen, waarvan wy ftraks Ypreken zullen, en is, voor het overige, rondom inde Heerlykheid van Over-Jutfaas ingeftooten, van welke zy egter onderfcheiden is, en een byzonder Geregt uitmaakt. Toen, namelyk, in het jaar 1608, de Heerlykheid van Over-Jutfaas, door Wilhelmina van Riebeek, die tevens Vrouwe van Rynhuizen was, aan den Heer Nicolaas de Malapert verkogt werd, zyn deeze vyftien Morgen uitdruklyk uitbedongen, nevens eenige andere voorregten, die wy, by de befchryving van het Huis Rhynhuizen zullen opgeven : en deze affcheiding is, naderhand, door de Staten der Provincie, meermaalen, beveiligd. De aanzienlykfte Ridderhofftad onder Over-Jutfaas is het Huis Rhynhuizen, eertyds het Huis te Jutfaas, en ook wel het Huis ten Rhyn, geheten. Het is Leenroerig aan het Stigt van Utrecht; werd, m het iaar 1536, voor Riddermatig erkend; en, weleer, door de \ • ' • V v aan-  C 178 ) aanzienelyke Geflagten, van Jutfaas en van Ryn bezeten; uit welker eerfte, reeds in den jare 1165, een Theodoricus de Judefax, oi' Dirk van Jutfaas, voorkomt als ondertekenaar van een verdrag, door bemiddeling van Keizer Frederik den I, tusfehen den Bisfchop van Utrecht en de Graven van Holland, Gelder en Kleeve, gemaakt. Verder vindt men dat, in het jaar 1429, Johan van Jutfaas bezitter van dit Huis was. Uit het laatfte werd Adriaan van Ryn van ju faas 'er den 25 Juny 1468, mede beleend. JXze, gelyk ook de vorige en volgende bezitters, was tevens Heer van Over-jutfaas gelyk ftraks gemeld is. Deszdfs Zoon, Dirk van Ryn werd 'er, den 17 November 1493, en dezes'Z"»on jan, den 11 February 1547, mede verlyd Na dezen kwam het Huis aan zynen Broeder Ger'rit, den 50 Augufti' 1568, en daarna. den 16 O&ober 1573, aan johanna af'Anna van Ryn, Zufter van Jan en Gerrit; gehuwd met jr. Wouter van Baexen. ' Deze vermaakte 't, by uiterften wille, den 7 Augurk 1607 aan haare Nigt Wilhelmina van Riebeek, die er, den 28 Mey 1608 mede beleend werd. Doch, in het zelfde jaar, verkogt zy de Ambagtsheerlykheid van het Overeind van Jutfaas aan den Heer Nikolaas de Malapart, en b.eef Vrouwe van Rynhulzen tot in het jaar 1620 wanneer zy ook deze Ridderhofftad in koop afftond aan den Heere Hendrik van Tüyll van Serooskerken, die, den 21 Oétober deszelfden jaars, gelyk deszelfs Zoon, Jr. Reinoud yan Tuy 11 van Serooskerken, den 27 Mey 1628, er mede verlyd werd. Deze laatstgenoemde was, wegens dezelve, ter Ridderfchap dezer Provincie befchreeven, van den 24 Maart 1640, tot den 9 Juny 1652, wanneer hv overleed. Deszelfs Weduwe, Agnes van Rheede, verkogt dit Ridderhuis den 5 Juny ï654> aan den Heer Louis dc Geer, Heer van Finfpong en droeg het den Leenheer op, ten behoeve van voornoemden Heer op den 22 Augufti 1657. Na dezen weiden deszelfs Zoon Jr. Karei dc Geer, den 8 Oftooer 1710, en, na hem, Jr. Jan JakobdeGeer, mede verlyd. Deze lieer is de Zoon van Jan Jakob de Geer, Heer van Finfpong diefde Broeder was van ftraksgehieldcn Karei de Geer door wiens uiterften wille hy bezitter van Rynhuizen is geworden' — In vorige tyden heeft dit Huis vele wisfelvalligheden onderaan' en dikwyls, het lot des Oorlogs beproefd. Dus werd het, in den jare 1481, door de Hollanders, onder Joost van Lalaing en den Markgraaf van Antwerpen, belegerd, ingenomen, en in brand seftoken. Het was toen bezet met Stalbroedcrs, dat is, gehuurde Soldaten, welke, in tyd van nood, om geld dienden, en, zo dra de zwarigheid over was, werden afgedankt. In het jaar k28, ondergine het wederom hetzelfde deerlyk lot, door de aanhangers van dén Utrecht-    C 179 3 Utrechtfchen Bisfchop, die, toen, tegen een groot deel van het Overdigt, dat door de Gelderfchen onderdeund werd, Kryg voerde; en eenige Huizen, hieromtrent, aan Edelen, die de zyde der Stad hielden, toebehoo'rende, in brand dak. Eindelyk heeft Rynhuizen , in den jare 167a, van de Franfchen, wederom veel aandoots moeten lyden; wordende op bet Huis eene Franfche bezetting gelegd, die 'er vry flegt huis hield, doch het, zonder groote fchade te veroor- » zaken, naderhand verliet. Het oude Huis was met Torens voorziet!: dan van hetzelve zyn thans geene overblyflils meer. Het tegenwoordige is een groot vierkant Gebouw, van eene regelmatige Fraaje Bouwkunde, en is, zo van binnen, als van buiten, nog merkelyk verbeterd en verfierd. Den eigen tyd, wanneer het nieuwe Huis is opgebouwd, kan men niet wel bepalen; doch het is waarfchynelyk, dat het omtrent het midden der vorige eeuw, door den Heer Reinoud yan Tuyll van Serooskerken gefchied is. Het ligt, zeer voordeelig, aan den Vaartfchen Rhyn, in eene ruime Graft, en is voorzien met aangename Hoven en Plantaadjen. De Heer van Rynhuizen heeft, behalven het regt van de Zwanedrift, ook nog andere voorregten. Zo daat de Predikantsplaats te Jutfaas alleen aan hem te begeven: hy begeeft ook eene dichting van Vrywooningen. Bovendien maakt het, met vyftien Morgen Lands, eene byzondere Ambagtsheerlykheid en Geregt uit, gelyk reeds gezegd is. Even vootby Rhynhuizen, ook Oostwaard, ligt een Adelyk Huis van veel aanzien, dat ook, weleer, onder de Ridderhofdcden van het Stigt behoord heeft, en Plrïtkniïorg genoemd wordt. Het werd gedigt docr de Heeren van 't Gooi, omtrent den jare 1300 ; en kwam , daarna, aan de Geflagten van Wouwman en van Bol, tot dat het aan Koenraad Strik is overgegaan. De Heer Nikolaas de Malapert uit een Fransch Adelyk gellagt, kogt dit Huis van den laastgenoemden, brak het oude Huis af, en bouwde 'er een nieuw, in het jaar 1598,. hetwelk nog in wezen is. Het ligt in zyite Graften en pronkt met een fraajen Toren, en uurwerk. De Heer Biet er de Malapert, afflammeling van den gemelden Nikolaas, is 'er thans Eigenaar van, en tevens Heer van Over- en Neder-Jutfaas. In den jare 1481, en 167a,, deelde dit Huis mede in de rampfpoedige lotgevallen van het naastgelegen Rynhuizen; wordende, in het eerstgenoemde jaar, toen 'er lieer Wouwman Eigenaar van was, door de Hollanders afgebrand; en, in het laastgemelde, door eene Franfche bezetting ingehouden. Meer Oostwaard van daar, ligt 't Huis Stormdyk. Ook voortyds eene Riddermatige Holdede; welke by uitderving van deszelfs V v 2. ge-  ( i8o ; igewezen bezitters, geheel vervallen is: zynde thans, een oude Spykcr die tot een Bouwmans wooning word gebruikt. Noordwaard van het Over-Kwariier, ligt bet Kwartier, Eemland! 't welk dus genoemd word, naar de Rivier de Eem; die haar water uit verfcheiden Beeken ontfangt, welke by de Stad Amersfoort zich faam vereenigen; en, te midden daardoor heendroomd, naar de Zuiderzee; die dit Kwartier aan de Noordzyde beüuit. Ten Ooften, paald het aan Gelderland, en in 't byzonder, aan de Veluwe: ten Zuiden, aan het Over-Kwartier ; ten Weden aan 't Ncdei-Kwartier, en, aan Gooiland. Al wat Benoorden Amersfoort zich uitdrekt, uit laageLanden, meest Weilanden, bedaande word daar, door bekwaame Dyken, tegen de Zuiderzee, befchermd: gelyk ook, ten zei ven einde, langs de beneden boorden der Rivier de Eem, Dyken aangelegt zyn, om de overdrooming te beletten. En, ten einde, in gevalle van doorbraken van den Rhyndyk, byof boven de Grebbe, tusfehen den Hcimenbcrg, en Wagcniugeu, het water uit Eemland te keeren, is, in 1652, op de Zuidoodelyke Grenzen van dit Kwartier, een Binnen- of Dwarsdyk opgeworpen: die. daarom de Slaper dyk genoemd word. Deze Dyk begint, aan den voet van het Amersfoorter Gebergte, by een Meirtje, de Egelmeir genoemd; gaande Westwaard , van Vecnendaal'en verder Oostwaard, van Renswoude, tot aan de Lunterfche Beek; daar het Hoogland aanvangt. Het bedier over dezen Dyk is aan acht Gecommitteerden, uit de Stad Amersfoort, en uit de Dorpen van Eemland, toevertrouwd. Gemelde Slapcrdyk word des te meer noodzakelyk geoordeeld: dewyl , wanneer het Rhynwater in gevalle van doorbraken, eenmaal door dezen weg doordrong, tot in de Eem; by Amersfoort, \ zou te duchten zyn, dat't zynen loop derwaard zou behouden willen, en, niet dan bezwaarlyk, daarvan konnen worden terug gekeerd : waardoor, de gevvoone Scheepvaart, van den Boven-Rhyn, door Utrecht, met den tyd konde worden afgefneden. En, om dit nadeel, ten aanzien van Utrecht, te voorkomen, is, in den jare 1674, als het Dorp Renswoude, door 's Lands Staaten tot een Hooge, en Vrye Heerlykheid verheven werd, wel uitdruklyk bedongen, dat geen Heer of Vrouwe dezer Heerlykheid ooit gedoogen mogte, dat, door derzelver grondgebied, eene Grift of Kanaal van de Grebbe naar de Eem zou gegraaven worden, in weerwille der Vroedfchap der gemelde Stad.    ( i8i ; Tn dit Eemland, liggen, behalven de Stad Amersfoort, ("die wy 'reeds befchreeven hebben,) ook verfcheiden daar onder ook, fommigen aanzienlyke Dorpen. Van 't Zuidooften beginnende, ontmoet men daar, eerst: De Hooge en Vrye Heerlykheid van Renswoude, ofllYNSwouDE, welke ten Weften aan Woudenberg, ten Zuiden aan Amerongen en Veenendaal, en, voor 't overige, aan het Gelderfche Grondgebied grenst, beflaande eene (treek Lands van zeven Hondert een en zeventig Morgen en vyftig Roeden. Oudtyds, werdt deeze (treek Rynreaard cn Noorderaard genoemd. Zy was toen eene gemeene weide der Burgers van Rhenen, die dezelve aan Bisfchop fan van Arkel, en zynen Broeder Robbert verkogten. De Bisfchop verlyddc dezelve op Robbert, als een onverfterffyk Leen, om van hem cn zyne nakomelingen, in dienstmam (lede gehouden te worden. Doch, als Robbert, in eenen Veldflag by huik, in 't jaar 1347, gefneuveld was, kwam dit goed wederom op den Bisfchop, die 'er Robbert, den Baftaardzoon van zynen Broeder, in den jaare 1363 mede beleende. Naderhand is Renswoude bezeten by Arnolda van Zevender, getrouwd met Gerard, den Zoon van Gerard, Heere van Kuilenburg. Na haar Overlyden, werd haar Zoon, insgelyks Gerard van Kuilenburg genoemd, in 't jaar 1423, met deze Heerlykheid beleend, die in zyn geflacht gebleeven is, tot den jaare 1558, wanneer dezelve, door het affterven van Jan van Kuilenburg, Hoofd-Officier der Stad Utrecht, wiens oudfte dochter, Margareta, getrouwd was met Philips van Hamal, Heere van Monceaux, in 't Huis van dien Heere overging. Haar Kleinzoon, Philips van Hamal, die 'er, in den jaare 1609,-mede beleend was, verkogt, vervolgens, in den jaare 1623, Renswoude aan den Heere Johan van Reede, Deken van 't Kapittel ten Dom te Utrecht, op wien dezelve in dat jaar verlyd werdt. In dit Geflagte is de Heerlykheid febleeven, tot op het Overlyden van Frederik Adriaan Baron van Reede, tefident van de Edelen en Ridderfchappe 's Lands van Utrecht, wiens nagelatene Weduwe , Vrouwe Maria Duyst van Voorhout, Vrouwe inMoerkerke en Middclharnas,in 't jaar 1740, met dezelve beleend werdt. Zy ftorf in 't jaar 1754, in den Ouderdom van 92 jaaren, door haare Chriftelyke mildaadijjieid, eenen reuk nalaatende, waar van de geur zig overal verfpreid heeft. Want, behalve eene reeks van byzondere Legaaten en uitkeeringen (telde zy het Kinderhuis der Stad Utrecht, het Weeshuis te Delft, en het Weeshuis in 'j Gravenhage, tot haare Erfgenaamen, ieder voor een derde, mids dat deeze Huizen de inkomften van hun aandeel in de erfenisfe, die men wil, dat over de twee Millioenen Guldens bedroeg, zouden aanleggen , om eenigen der bekwaamfte Jongens in de Mathefis, de X x Fe-  C 182 ) Teken-of Schilderkunde, de Beeldhouwers de Heel en andere kunitèrï te doen onderwyzen Na haaren dood is de Heerlykheid van Renswoude, benevens die van Emminkhuyzen, uit hoofde van erfrnaakinge gekomen aan Vrouwe Maria Jakoba Pynfen van der' Ja, Weduwe van Jr. Leonard Taats van Amerongen, in zyn leeven Drosfaard van Dalen en 'sHartogenrade; en, laaftelyk in den jaare 1769 aan Wylen Jr. Gerard Maximiliaan Taats van Amerongen Heere van Deyl. Renswoude was te voren flegts eene Ambagtsheerlykheid , waar in het Buurregt plaats hadt, tot den jaare 1633, wanneer de Staaten den Ingezetenen, op hun verzoek, het Schepenregt vergunden. Maar, in 't jaar 1674, werdt dezelve, ter belooninge van de getrouwe dienflen, door Johan Baron van Reedt, den toemalige bezitter ter welweezen van den Lande gedaan, plegtiglyk by de Staaten, tot eene hooge en vrye Heerlykheid verheven, met een er'flyk regt om te kunnen overgaan, op alle de aframmelingen en en nakomelingen van dien Heere, mitsgaders op alle andere Heeren en Vrouwen, die de Heerlykheid van Renswoude in der tyd zouden bezitten; mits dat hy, zyne opvolgers, of regt verkrygende, nooit of ten eeuwigen dage, zullen gedoogen „ dat door deeze Heerlykheid, in weerwil van de Vroed- fchap der Stad Utrecht, eene Grift gegraaven worde uit de Grebbe „ naar Amersfoort of de Eem." Ingevolge van deeze verheffing, bezit de Heer van Renswoude alle regten eener hooge Heerlykheid, het regtsgebied oefenende over alle Burgerlyke en lyfftraflyke zaaken, uitgezonden die de misdaad van gekwetfle Majefteit betreffen. Het regt van de Vrye Jagt, reeds in den jaaae 1545, door Keifer Karei den F, aan Jan van Kuilenburg, Heere van Renswoude, verleend, werdt ook, in *t jaar 1674, door Prins Willem den III, den gemelden Heere Johan Baron van Reede toegekend en verzekerd. De Regtbank deezer Heerlykheid bellaat uit zeven Schepenen, nevens eenen Schout en Secretaris: Van de Schepenen komen in 't eene jaar vier en 't andere jaar drie aan. Wyders is 'er een Drosfaard, die voor 't regt van den Heere waakt. De Secretaris is ook Stadhouder en Regiftermeefler van de Leenen, Thinfen en Erfpagten, die onder Renswoude behooren. In 't jaar 1748 telde men, in deze Heerlykheid, en iu die van Emminkhuizen, beftaande uit een oud Heerenhuis, en eenige Boeren Wooningen, hondert en agt Huizen. Het Dorp Renswoude is van eene middelmaatige grootte. Door hetzelve loopt de gewoone Ryweg van Amersfoort naar Rhenen, die wederzyds met eene rye van Boomen beplant is. Ieder Huis heeft alhier, een Tuin, of beftraat Voorplein, voor zig, aan weerskanten met doornen heggen afgefchooten. De Kerk, die aan de Zuidzyde, even buiten het Dorp ftaat, is een fierlyk agtkantig gebouw, Koepels- wy-    C i*3 ) wyze gedekt. De Staaten van deeze Provincie bewilligden, in 't jaar 1638, in den opbouw, in weerwil van den Heere van Scherpenzeel, die beweerde, Renswoude onder de Parochie van Scberpenzèei te behooren. De Gemeente wordt'er bedient door eenen Predikant, die onder de Klasfis van Rhenen en Wyk behoort. In 't (tuk van heroepinge heeft de Heer het regt van goed en afkeuring. Het Kerkhof is met fchoon Geboomte omringd; en rondom het Dorp vindt men veel Bouwland, waarop, Rogge en Boekweit geteeld worden , die meestal te Amersfoort ter Markt worden gebragt. Ook is 'er eenig Veenland; doch de Turf, die 'er gegraven wordt, is veel hgter dan de Hollandfche. Een weinig bezuiden de Kerk van dit Dorp, legt het Adelyk Huis Renswoude, een aanzienlyk en regelmaatig Gebouw, verfierd met een dikken opgaande Tooren aan den voorkant, en twee laage Toorens op de hoeken, ter wederzyde, op 't Voorplein, welk zeftig fchreeden lang en vyftig breed is, komt men over eene fteenen Brugge, die op vier Boegen rust, door een fraai yzeren Hek, of ftaketzcl, welk zig uitftrekt tot de beide Vleugels van het Huis, die tot de Tuinr mans Wooning, de Oranjery en de Stallingen gefchikt zyn. Dit alles legt in 't midden van een vierkantige» Vyver. De wyd uitgeftrekte Plantagie, welke voor het Huis gevonden, en op vyf en deftig of veertig Morgen gronds begroot wordt, maakt deeze plaats tot eene der fraaiften van dit Gewest, zo om haare regelmaatige fchikking, en aangenaame wandeldreeven, als wegens de Sterrebosfchen, Vyvers, Watervallen en hecrlyke Gezichten, daar zy mede pronkt. In 't jaar 1536, werd dit Huis, by de Staaten, voor eene Ridder-Hofftad erkend, wegens welke Jr. Gerard yan Reede van Renswoude, Heer van Burchwal, in't jaar 1642,, en Jr. Fredrik Adriaan Baron van Reede,. in 't jaar 1684, in'tLid der Edelen en Ridderfchappe van deeze Provincie befchreeven zyn geweest. In 't eerstgemele jaar, werdt, by de Ridderfchap, verklaard Burchwal alleen Riddermatig, en inderdaad de Ridder-Hofftad Renswoude te weeaen. Zy is aan de Provincie van Utrecht leenroerig, en inden jaare 1769, te gelyk met de Heerlykheid , op den gemelde Heere, Jr. -Gerard Maximiliaau Taats van, Amerongen, Heere van Deyl, verlyd. De Heerlykheid Woudenberg, by verkorting Wouwenberg, twee uuren gaans, ten Wellen van Renswoude. Deze beiden zo naby elkander gelegen Dorpen fchynen eenzelvige oorfprong van benaming gehad te hebben, naamlyk, van het Woud of Wouden, met welke de grond, daar en daaromtrent, vooral, op de daaraan paaiende Berg/leek, ten Wellen, eertyds is vervuld geweest: En, 't menigvuldig Houtgewas, 't welk men daar noch heden vind, diend zeer, om deze geX x 2 dachr  ( 184 / ■dachten te beveiligen. Woudenberg is thans een groot Dorp van 250 Huizen: beftaahde 2177 Morgen Lands, en van een aangenaame gelegenheid: des te meer, om de nabyheid van Amersfoort weike twee uuren van daar ten Noorden ligt'. Het behoord, als eene Heerlykheid, aan Wylen Jr. Adolph Hendrik Grave van Rechtere» Heere van Geereflein. Het Dorp' Woudenbf.rg , geleaen twee uuren van Amersfoort, aan den weg, welke van de Stad Utrecht, byna regt toe, naar het Gelderfche Dorp Scherpenzeel loopt, 't Is een groot en vermaakelyk Dorp, waar men veel Geboomte en Bosfchaadjen heeft. Het werdt, in 't jaar 1417, door Hertoge Arnout van Gelder, om zig van Bisfchop Rudolf van Diephout, die de Veluwe afgeloópen hadt, te wreeken, benevens eenige naby gelegene Vlekken, geplunderd en verbrand. Ook leedt hèt veeL in den"Gelderfchen Oorlog, inzonderheid in t jaar jk±i, wanneer Maarten van Rosfem zig met zyn Leger hieromtrent nederfloeg, en het Dorp, door plundering en fchattingen, zo uitmergelde, dat meest alle dc inwooners hetzelve verlieten. De Hervormden hebben 'er eene kleine Kerk, die rondom in 't Geboomte ftaat, en een laagen Tooren, met een fcherpe fpufe heeft. De Gemeente wordt 'er bediend door eenen Predikant, die onder de Klasfis van Amersfoort behoort. Ten Weften van dit Djrp, legt eene ftreek Lands,'het Heinfchoten genoemd: welke naam, reeds Hengestfchote gefchreeven, inden giftbrief, waar by Karei de Groote, in het 'iaar 777 het Dorp Leusden aan de Utrechtfche Kerk fchenkt, voorkomt als de naam van een woud, of Warande niet ver van de Eem, welk droog, liegt, eenigzins veenagtig en losland is. De Boeren flikken 'er plaggen van, welken zy tot brand gebruiken, of in de ftallen ftrooyen, om meer mest te krygen. Het Huis of Slot Woudenberg, dat ten Weften der Kerk ftond, en zeer fterk was, is niet meer in weezen; zynde reeds in 1353, door Bisfchop Jan van Arkel, ter gelegenheid van een Famiehe-gefchil, deswege, na een beleg 'van zeventien weken, ingenomen, en onmidlyk daarna verwoest. Graaf Hendrik van La Lek, derde Zoon van. Lodewyk van Beverweerd, gelyk ook deszelfs nazaaten , voerden na dit Slot, den titel van Woudenberg. Ten Wetten van de Heerlykheid van Woudenberg, legt die van Geerestein en Zuidbroek , groot Honderd en zeven en twintig Morsen en Leenroerig aan den Geftichte van Utrecht, waar mede Jr. Adolph Hendrik Graaf van Rechteren, in 't jaar 1763 beleend is, men teld 'er in de veertig Huizen. Dc    ( i8s ; De Ridderhofftad geerestein eene der fraaifte en vermaaklykfte lustplaatzen van deze Provincie, zo uit hoofde van bet pragtignieuwerwetsch Gebouw, als van wege de fierlykheid en uitgeftrektbeid der Plantagie. Het Gebouw, welk uit drie Verdiepingen , allen met Schuifraamen voorzien, beftaat, pronkt, inzonderheid met eene by uitftek fraaye Frontefpies, boven welke, in 't midden een borstbeeld van Diana, en ter wederzyde van het zelve, twee bloempotten ftaan. Men gaat op 't Voorplein door een Yzeren Hek, en vindt, eer men in 't Huis treedt, de Stallingen ter regter en linkerhand. Geereflein was reeds voor 't jaar 1400 bekend, ert zo men meent, bezeten door een geflacht van dien naam, waarvan eene Erfdogter, Gtsberta van Geereflein genaamd, het Huis zou overgebragt hebben in 't geflachte der Heeren -van Zuilen van Ny veld. Wat hier van zy, dit is zeker, dat Steven van Zuilen van Nyveld, in 't jaar 1477 door Bisfchop David van Bourgondie, met het zelve beleend is geworden. In 't geflachte van dien Heere is 't gebleven tot den jaare 1648, wanneer het, by den dood van Margarcta van Zuilen van Nyveld, Vrouwe van Jen van de Vegt gekomen is aan derzelver Dogter Theodora van de Vegt, gehuuwd aan Jasper van Lynden. Zy liet het by haar overlyden na aan haaren Zoone Steven van Lynden, wiens Weduwe Anna Maria de Marez in den jaare 1711, de beleening ontving. Door het Huwelyk van haare Dochter Margarcta Maria Pynsfen van der Aa, verwekt in een tweede Huwelyk met Jonker Gerard Maximiliaan Pynsfen van der Aa, Heer vanDeyl, met Jr. Jakob Hendrik Gr ave van Rechter cn, Heere van Wefterveld, welke Dogter voor haar kwam te overlyden, werd zy bewogen, dat Huis, by uiterften wille, te fchenken aan haren Kleinzoon uit dezelve, den gemelden Heere Adolph Hendrik Graave van Rechteren, die 'er in 't jaar 1763 mede beleend werdt, door wiens overlyden het vervolgens gekomen is in 1794 op Jr. Rudelph Chriftiaan Graave van Rechteren Heere vanAppeltem &c.: Geereflein behoort onder de Hoflieden, welke in den jaare 1536 door de Staaten voor Riddermaatig zyn verklaard. Wegens dit Huis, welk aan deeze Provincie leenroerig is, zyn drie Heeren uit het Geflachte van van Zuilen van Nyveld, en twee uit dat van Lynden, in «t Lid der Edelen en Ridderfchappen befchreeven geweest; namelyk in 't jaar 1582 Jr. Jakob van Zuilen van Nyveld tot Hoevelaken; in 't jaar 1597 Jr. Jakob van Zuilen van Nyveld tot Hoevelaken; in 't jaar iöcó Jr. Ar ent van Zuilen van Nyveld; in 't jaar 1642 Jr. Jasper van Lynden en in *t jaar 1695 Jr. Steven van Lynden. Ruim een kwartier uurs ten noordweften de Kerk van Woudenberg, vindt men de Riddermatige Hofftad groenewoude, anders Woudenberg genaamd Groenewoude, ter onderfcheiding van Groenewoude, ge, Y y noemd  noemd Ameliswetrd aan , den Rhyn by Bunnik. Dit Groenewoude by Woudenberg fchynt geftigt te zyn, in 't jaar 13*3, door Willem van Groenewoude, in de plaatfe van 't Kafteel Woudenberg. Hy zal 'er zekerlyk ook zynen naam aan gegeeven hebben. Zyne Nazaaten hadden het in bezittinge, tot den jaare 1495; wanneer het, door Lubbert van Groenewoude, en deszelfs Zoon, overgegeeven werdt, ten behoeve va» Ernst Taats van Amerongen. In het Geflachte van deeze Heeren is het Huis gcbleeven tot dat Willem Taats van Amerongen, Heer van Giesfenborg, bet zelve in 't jaar 1643. aan den Leenheere opdroeg, ten behoeve van Maria de Hondeling, Weduwe van Dirk van Eek van Pantaleon, Heer van Lauwenregt en Oud Broekhuizen, die het, ten zelfJ dage op haaren Zoon Gerard van Eek van Pantaleon, Heer van Oud Broekhuizen, overd'-oeg. Deszelfs Zoon gaf het Huis, in 't jaar 1670, over aan Henrik jakob van Tuyll van Serooskerke, Heere van Zuilen, door wien liet, in 't volgende jaar opgedraagen werdt ten behoeve van de Weduwe Gysbrecht van Hardenbroek , welke het terftond wederom overgaf aan haaren Zoen Gysbrecht Johan van Hardenbroek, die wegens deeze Ridder-Hofftad, in't jaar 1674, in 't Lid der Edelen en Ridderfchappen van deeze Provincie befchreeven werdt. Hy verkogt Groenewoude naderhand aan den Heere Bartholomeus de Gruiter, wiens Kleinzoon, de Heer Bartholomeus de Grutter, Raad in de Vroedfchap van de Stad Utrecht in den jaare 1741, met dit Huis verlyd is. Na het Overlyden van gemelde Heer is deszelfs Dochter Jonkvrouw Anna Elizabeth de Gruyter in den jaare 1783 hier mede verlyd. Groenewoude is, als een Gaasbeeks Leen aan deeze Provincie leenroerig, en, in den jaare 1537, by de Staaten als Riddermr.atig aangenomen, wanneer Amelis Uten Eng, als in Huwelyk hebbende Johanna Taats van Amerongen, Weduwe van Johan Barre van Amerongen, Bezitter van het zelve was. Het vertoont zig als een ouderwetsch Gebouw, met drie fcherpe Gevels, leg- fende in een ruimen Vyver, omringd van aangenaame Laanen en iosichaadje. Boven de regter Vleugel ftaac een Spits met een dikken Appel voorzien. Ten zuiden en zuidooften van de Stad Amersfoort, legt de Ambagtsheerlykheid van leusden , waar onder, behalven het Dorp van dien naam, verfcheiden Buurten behooren; als Hamer sveld, alwaar de Roomschgezinden eene Kerk hebben, tusfehen A-fchat en Leusderbroek, Leusderbroek tusfehen Hamer sveld en Woudenberg; wy. ders Sandbrink, Snorrenhoefen Donkelaar, ter zyde van A-fchat, aan de grenzen van Gelderland. Alle deeze Buurten welke Leusden cum fuis of met het geen 'er onder behoort, genoemd worden beflaan eene ftreek van vyftien honderd twee en vyftig en drie honderd vyf en twintig Roede» Lands, Behoorcnde aan den Heere Jzaak Schelms, wiens    ( i87 > wiens Regtsgebied aig uitftrekt tegen de Amersfoortfche Bergen, ko^mende met een gedeelte tot aan den Amersfoortfchen weg, omtrent de Galg van die Stad, doch niet over dien weg. Eertyds fchynt het Rechtsgebied zig vry verder uitgeftrekt te hebben, naardien 'er, ten tyde van den Kronykfchryver Kortgene, nog zeven Regtbanken onder Leusden behoorden. In 't jaar 1681, hebben de Staaten van Utrecht aan Prinfe Willem den III, Stadhouder van deeze Provincie vrye Jagt in de Leusdenfche Bosfchen en daar omtrent met uitfluitinge van alle anderen afgeftaan , gelyk ook aan Prins Willem de IV in den jaare 1750. In deze Heerlykheid teld men omtrent honderd en veertig Huizen. Het Dorp leusden legt anderhalf uur gaans bezuiden Amersfoort, 't was reeds bekend op 't jaar 697 en werdt eenigen tyd daar na bezeeten door eenen Graaf, Wiggerus genaamd, aan wien het gefchonken was tot wederroepens toe. Karei de Groote fchonk het, in den jaare 776, met alle de aankleevende Landen , Huizen en Bosfchen ter wederzyde van de Eem, aan de St. Maartens Kerke te Utrecht, in deszelfs Giftbrief wordt het Lifiduna, in een Brief van Bisfchop Aufridus op 't jaar 1006 Loysden, in een anderen van Bisfchop Andries, op 't jaar 1132 Locsden genaamd. Volgens de Bulle van deezen Kerkvoogd, waren alle de Lieden van 't omliggende Land verpligt te Leusden hunne Kinderen te laaten doopen en hunne Lyken ter aarde te beftellen. De Kerk van dit Dorp, dieniet zeer groot is, getuigt van haare oudheid, door de Duiffteen, die 'er aan het Koor van den grond tot aan de Glazen toe gevonden wordt. De Toorn is van eene tamelyke hoogte en met eene Spitze voorzien. Aan de eene zyde van de Kerk ftaat een Kapelle, van gebakken Steen, gelyk de Toorn gebouwd. Om in de Kerk te komen moet men vier Trappen afklimmen, *t geen iets zeldzaams is. Voor't jaar 1250, waren die van Amersfoort genoodzaakt, te Leusden daar de Parochie Kerk van de omliggende Landftreek was, hunne openbaare Godsdienstoefening te verrigten. Doch tegenwoordig is de kans zo gekeerd, dat niet alleen de Roomschgezinden, maar zelfs de Hervormden van Lensden te Amersfoort te Kerk moeten gaan: hoewel het Dorp, om dc andere Week, by bekwaam Weder door een der Amersfoortfche Predik anten bediend wordt. De Lyken der Roomschgezinden worden echter van alle kanten herwaards gebragt en op het Kerkhof begraaven, welk voor eene gewyde plaats gehouden wordt en vol is van veelerleie Lykpaalen met Öpfchriften voorzien. Leusden is een klein Dorp. Men vond 'er over eenige jaaren maar zeven Huizen by de Kerk. Ten ooften van dit Dorp en ten zuiden van het Regtsgebied van Amersfoort, ligt dc Heerlykheid vau a-schat, behoorer.de vooreen gedeelte onder Leusden en voor een ander gedeelte welk op honderd en Y y a ne-  C 188 ) negentig Morgan Lands begroot wordt, aan den Heere Mr. Christiaan ■Schollen, van Oud Haarlem. In dit gedeelte vond men, in 't jaar 1748 vier en twintig Huizen. Onder het Regtsgebied van deeze Heerlykheid een kwartier uurs ten zuiden van de Stad Amersfoort, legt het Huis Heiligenberg, ter plaatfe, daar men wil, dat iu 't begin der elfde eeuwe, het Benediclyner Kloofter, Hoogenhorst genoemd, geftigt zou zyn geweest, 't Huis is thans een deftig Gebouw, liggendevaan den voet van een beplante Berg en pronkende met een Toorentje en ongemeen fraaye Tuinen, zynde, voor eenige jaaren, door den toenmaaligen Bezitter vernieuwd en vry wat aanzienlyker gemaakt. Onder het Regtsgebied van Leusden aan de voornaamfte Beeke van de Eem, een groot halfuur van de Stad Amersfoort, plagt weleer de Hofftad lochorst te ftaan, welke leenroerig is aan 't Geftichte van Utrecht , wegens de Abtdye van St. Paulus aldaar, en, in den jaare 1536, by de Staaten, als Riddermaatig erkend werdt. Wegens de ftigtinge en afbreekinge vinden wy niets aangetekend. Het werdt, reeds van 't begin van de dertiende eeuwe, tot den jaare 1595, bezeetea door Heeren uit het oud en adelyk Geflachte van Lochorst, of Lokhorst. Vincent yan Lochorst, de laatfte Heer van dat Geflachte, liet het, by ervenisfe na aan zyHen Kleinzoon Otto yan Arkel, gefprooten uit Anna yan Lochorst, die gehuwd was geweest met eenen Heer van Arkel, en benevens haaren Echtgenoot, reeds voor dien tyd, overleeden. Door Opdragt van gemelde Otto kwam het Huis in 't jaar 1610 aan zyn Oom Nikolaas van Matenes, Heere van Hazerswoude, wiens Zoon Kornelisyan Matenes in 't jaar 1618 met het zelve beleend werdt. Hy overleedt in 't jaar 1640, zonder Kinderen na te laten. Na zyn dood, reezen 'er gefchillen tusfehen zyne Zufters of derzelver Kinderen over de Erffenisfe van dit goed, welk, in 't jaar 1664, by Maagfcheidinge aan Albert Nikolaas van Schagen toegeweezen werdt. Hy ontving de beleening in het zelfde jaar, en na zyn overlyden, zyne Weduwe Vrouwe Aldegonda van Solckma, als Voogdesfe over haaren minderjaarigenZoon in't jaar 1670. Deeze droeg de beleening,in 't jaar 1702, op, ten behoeve van Jr. Johan Adolf, Baron van Renesfe, die, wegens hetzelve, in't jaar 1709, in het Lid der Edelen en Ridderfchappe van deeze Provincie befchreeven werdt. Na zyn overlyden, dat in "t jaar 1759 voorviel, kwam'de beleening op zynen Zoon, Jr. Willem Jakob, Baron van Renesfe, Heer van Berg-Ambacht en Deken van't Kapittel ten Dom te Utrecht, en in 't jaar 1767 op Jr. Gysbert van Hardenbroek, Heer van Bergeftein , die overleden zynde is 'er vervolgens in 1792 mede beleend Jr. Gysbert Carel Duco van Hardenbroek, Heer van Bergeftein &c. Op de plaatze daar het Huis Lochorst plagt te ftaan vindt men thans eene .Boerewooning. Ten    c m) Ten Ooften van de Stad Amersfoort, op den afftand van omtrent een uur gaans heeft men de Ambagtsheerlykheid van stoutenburg, die ten Zuiden en ten Weften, aan de Vryheid van de Stad, en de Heerlykheid van Leusden, doch, ten Ooften en Noorden, aan het Gelderfche Grondgebied, bezuiden Hoevelaken, grenst. Zy is agt honderd vier Morgen, en drie honderd Roeden groot, en leenroerig aan het Geftichte van Utrecht, in tweeLeenen. In 't jaar 1754 is de Heer Jan Francois van Lielaar , en in 1793 de Heer Petrus Leonard'd! van Heilmann, ais in huwelyk hebbende Vrouwe Lucia Therefa van Lilaar, ten behoeve van zyn Echtgenote, door de Staaten met deeze Heerlykheid beleend. Zy verkreeg het Schepenregt, in de plaatfe van het Buurregt, in den jaare 1639 en heeft tegenwoordig twee^ Burgemeefters en vyf Schepenen, benevens eenen Schout en Secretaris. Onder Stoutenburg legt deKommandeury van 'sPleeren-Loo, welke tegenwoordig uit drie Boeren-erven , Groot Vinkelaar , Klein Vinkelaar en de Zwarte Goor genoemd, beftaat. In 't jaar 1748 vdnd men alhier tagtig Huizen. De Naam van het oud adelyk Huis stoutenburg wordt hier nog bewaard in een nieuw vierkantig Gebouw, ftaande cp een hoogen Heuvel, rondom in 't Geboomte, en omvangen van eene ruime Gragt. Het oude Slot werdt in 't jaar 1252 geftigt, door Wouter, Heere van Amersfoort, en zeven jaaren laater door hem opgedraagen aan Bisfchop Henrik van Vianen, van wien hy het naderhand wederom ter leen ontving, doch als een open Slot van 't Stigt, welk hy nimmer voor den Bisfchop fluiten mogt. Gysbert van Stoutenburg verkogt het Huis in 't jaar 1315, aan Bisfchop Guido met zyn regt op het zelve,; welke Verkoop,'in 't jaar 1328, door den Ridder Everard van Stoutenburg beveftigd Werdt. De Bisfchop fchynt het Slot merkelyk verfterkt, of, misfchien op nieuw herbouwd te hebben.Hy verpandde her, naderhand aan Heere Arnold van Tsfeljlein, van welken Bisfchop Jan van Arkel'het ,in 't jaar 1343 lofte, en'er eenen Kaftelein opzette, die het in zynen naam bewaaren zou. Na den overgang van 't Huis in eigendom van den Bisfchop, hebben de Heeren van Stoutenburg zig niet meer, ten minften zo dikwyls niet, naar het zelve doen noemen', maar naar eene andere Heerlykheid , Weede geheeten , waar van de gemelde Everard ook Heer was geweest. Wanneer de Heerlykheid van Stoutenburg door Koop gekomen was aan den Heere joan van Oldenbarneveld Advocaat van de Staaten van Holland, en hy, in den jaare 1Ó15, de beleening by de Staaten van Utrecht verzogt, beweerde hy, dat die Goederen, van zyne Voorouderen, aan de Bisfchoppen waren gekomen; waarom dan ook de beleening aan hem toegeftaan werdt. Zyne Nazaaten hebben naderhand den naam van Stoutenburg gevoerd. Z z Noord-  Noordwaards van de Stad Amersfoort heeft men de Ambagtsheerlykheid van 't hoogland die, met Emmelaar, zefiien honderd een en vyftig Morgen Lands bellaat. 't Hoogland wordt zo genoemd om-dat dc grond aldaar veel hooger is, dan in de naast gelegene landftreeken. Voor den jaare 1617 gebruikte men aldaar het Buurregt; maar indat jaar vergunden de Staaten van Utrecht aan die van 't Hoogland het Schepenregt te mogen gebruiken. Onder dit Geregt behoort keulhorst, eene Buurt aan de Noordzyde van de Eem, alwaar men, behalven eenige Lusthuizen , een bouwvallig Kerkje vindt , waar in, nu en dan, door de Predikanten van denabuurige Dorpen, gepredikt wordt. Behalven het Geregt van 't Hoogland, heeft men hier een Kollegie," het Kollegie van de Maaien genoemd; deeze Maaien, die al voor 't jaar 128a bekend waren, beftaati uit een en ze'ftig Portien, behoorende aan Geërfden-, welke hunne Landeryen , door drie Tins- en Rcntmeefteren , regéeren. Dit Kollegie , waar voor ook alle Overdragten eri Tranfporten moeten gefchieden, gebruikt zyn eigen Zegel en voert, benevens die van den Geregte, de Schouwe over de Wegen en Watergangen in deeze Heerlykheid, agtervolgens de Ordonnantie, op den 5 Maart 1616, by de Staaten van Utrecht, goedgekeurd. De algemeene byeenkomst van alle de Geërfden gefchiedt jaarlyks, op den 13 van July, doch als die op Vrydag, Zaturdag of Zondag_ komt, als dan, de volgende Maandag, in de Stads Doelen, binnen Amersfoort, wanneer, vooraf, een nieuwe Rentmeefter verkooren, de Schouw Heeren benoemd, en, daar na,de Rekening en uitdeeling van 't inkomen gedaan wordt. Nog beeft men hier een Kollegie van Gecommitteerden uit de Geërfden van 't-Hooglaudcn EmmeUaar, welk geraeenlyk uit vyf perfoonen beftaat, en behalven het opzigt over de Maalerren de drie Sluizen, alle zaaken, het Hoogland in 't algemeen of in 't byzonder betreffende, beftuurt en bevordert, uit hoofde van eene overeenkomst, in den jaare 1688, tusfehen de Geërfden en de Geregten van 't Hoogland en Emmeklaar, opgeregt, en by de Staaten goedgekeurd.Als een deezerGecommitteerden overlydt,verkiezen de overigen een ander uit de voornaamfte Geërfden. Dit Kollegie vergadert insgelyks in' de Doelen der Stad Amersfort, en heeft een byzonderen Rentmeefter. 't Hoogland is verdeeld in. verfebeiden Polders, als Overzeldcrt, Neder zeider t, Nieuw land, de Hond en de Slaag. Overz.eldèrt, van ouds genaamd Zeldreccht, is een Polder van drie honderd negen en twintig Dammaaten (*), en tweehonderd een en tagtig. Roeden, waar over twee Heemraaden en een Rentmeefter het opzigt hebben. Neder-zoldert, is een Polder, die, met den Wegende Bor- (*) Een Dammaat is twee derde van een Morgeit Lands, of vier hondert Roeden, Rynlandjche Maat.-    Börgermaaten, eene grootte van vyf honderden nes en zeventig Dammaaten en honderd vier en tagtig Roeden, beflaat. Dezelve wordt beftuurd door vier Heemraaden en een Rentmeefter, van welke alle jaaren twee Heemraaden afgaan, en wederom twee anderen aankomen , die, uit eene overgeleverde Nominatie van dc Geërfden, door den Ambagtsheer van 't Hoogland, verkoren wordt. Nieuwland is twee honderd negentien Dammaaten en twee honderd zes cn zeventig Roeden groot, hebbende twee Heemraden en eenen Rentmeefter; gelyk ook de Hond, welke honderd zeventien Dammaaten, en drie honderd vyf en vyftig Roeden groot is; doch de Slaag, ter grootte van drie honderd twee cn tagtig Dammaaten, en honderd agt en tagtig Roeden, heeft drie Heemraaden met een Rentmeefter, die, benevens den Schout Opzeldert, nu van 't Hoogland, de Schouwe voeren. \De Heerlykheid van bunschoten, waar onder, behalven Spakenburgen Dyklmizen twee Artibagten aan de Zuiderzee, beboerende de Eloklandfche Polder, de Frans Jakobs Polder, de Nikolaas Polder, en Bunfchoter Veen; zo dat deeze Heerlykheid, tergrootte vmjwee duizend een honderd en vyf en tagtig Morgen, Oostwaards paalt aan Gelderland, Noordwaards aan de Zuiderzee, Westwaards aan de •Eem, en Zuidwaards aan Eemland, de Haar en NederdAyst. Zy behoort thans aan Jonkvrouw Anna Geertruyda Jacoba Bosch. In Bunfchoten, Spakenburg en Dykhuizen daar onder begreepen, teld men omtrent honderd en tagtig huizen. Aan den Bunfchoter Weg,, die van- de Stad Amersfoort naar de Zuiderzee ftrekt, legt het Dorp bunschoten, omtrent een hall' uur van de Zee, een klein uur van de Eem, en twee uuren van v Amersfoort. Wegens den oorfprorg van den naam van Bunfchoten, welk,voormaals,ook Hegefchotcn&lHegenfthoten genaamd wordt,kunnen wy niets met zekerheid melden, 't Was, oudtyds, eene ftad , voorzien met veele, en zelfs met meer voorregten, dan de Stad Utrecht, welke haar,, door Bisfchop Floris van Wevelinkhoven, wegens menigvuldige trouwe dienften, aan hem,, en zyne Voorvaderen beweezen, inden jaare 1383, gefchonken werden. Dit'gefchiedde, met goedvinden van' de Stad Utrecht, doch wanneer die van Bunfchoten, in of omtrent het jaar 1426, toen Amersfoort, door Filips, Flertoge van Beurgondie, belegerd werdt, Hollandfche bezetting ingenomen, en,, 'daar door , de Belegeraars geholpen hadden , namen die van Utrecht zulks zo euvel op, dat zy, in 't jaar 1428, de Stad Bunfchoten^ geheel ontmantelde, en door brand vernielden. Bunfchoten werdt, egter, na.deeze verwoefting, nog voor eene Stad erkend, door Bisfchop David van Bourgondie, by eenen brief van den jaare 1467, zedert is het een. Dorp of open Vlek gebleeven, met Stads Vryheden voorzien. De Burgers van Bunjchoten werden, in de oude tyden, voor manhaftig en. Z z 3. ftrydt-  C i92 2 ftrydhaar gehouden. Zy hielpen menigraakn de Bisfchoppen in derzelver Oorlogen in 't Stigt. In eene Schermutzelingo met de Hollanders, onder Heere Jan van Egmond, by deeze Sta l, in den jaare 1355, werden zeventig man van die van Bunfchoten verllageu. In den grooten Watervloed van't jaar 1552, S. Pontiaans Vloed geheeten, leedt Bunfchoten een zwaren ramp aan zyne Dyken, wordende de fchade wel op eene Tonne fchats begroot. Aan 't zelfde gevaar zyn die van Bunfchoten dikwyls onderhevig geweest, om dat het Dorp digtaan de Zee ligt, de Landen om het zelve laag en eenigzints Veenagtig, tn de Dyken, inzonderheid, die welke langs de Eem toopt, niet zeer zwaar zyn. Hierom ftaan de Huizen meest op hoogten, Terpen genoemd." Het Dorp is zeer vermakelyk in den Zomer, en plagt een der fraaifte van 't ganfche Eemland te zyn. De Huizen ftaan 'er aan eene befteende Straat. De Kerk'is eene Kruiskerk, hebbende een dikken vierkantige Tooren, van twee Verdiepingen, met eene Spitfe daar boven. Op 't midden van 't Kruis der Kerke ftaat nog een fpits Koepel toorentje, met een Windwyzer. De Predikant,, die alhier de Gemeente bedient, behoort onder de Klasfis van Amersfoort- In de Roomfche tyden, hadt men, te Bunfchoten, eene Vergadering van Geeftelyke Maagden, welken, in 't jaar 1542, naar Amersfoort vertrokken. Het verkapen of vervoeren van Mesfie, die alhier gemaakt wordt, reeds in den jaare 1699 verboden zynde, is dit verbod, op verzoek van Jakob Adriaan van Leeuwarden, die door Koop Heer van Bunfchoten geworden was, by de Gedeputeerden van de Staaten deezer Provincie, in 't jaar 1724, vernieuwd- Ook werdt in den jaare 1726 , aan die van Bunfchoten , door dezelfde Gedeputeerden vergund , om, jaarlyks , van ieder Paard van de Buitenlanderen,op de Paardemarkt aldaar met hunne Paarden komende, een zekeren Tol te vorderen, tot maakinge en onderhouditige van de Straaten en Bruggen. Deeze Paardenmarkt wordt, jaarlyks, op den eerften Maandag in July, te gelyk met Jaarlykfche Kermis, gehouden. Opde Waaren en Vragten, die de Haven van Bunfchoten in en uitvaaren, was reeds, in 't jaar 1717, eene Ordonnantie vastgefteld, en, by de Gedeputeerden, goedgekeurd. De Haven legt aan de Zuiderzee, ruim een half uur gaans beooften den mond van de Eem, by de Buurt Spakenburg die een weinig benoorden Bunfchoten legt. Wanneer deeze Haven t'eenemaal vervallen was, is dezelve, in 't jaar 1752, wederom herfteld. Om de koften daar toe te vinden werdt 'er, ten laften van de Haven, als een vast Lichaam deezer Provincie, eene Somme van Zes Duizend Guldens opgenomen, en, deswege, by de Staaten, op nieuw eene Ordonnantie vastgefteld, tot het herftellen van de Haven van Spakenburg, en het heffen van een Tol op de Goederen die uit en ingevoerd worden. B Van    ( 193 ) Van de Buurt Spakenburg heeft de Spakenburger Dyt zynen naam gekreegen, welke beooften Spakenburg begint, o n Dykhuizen heenen loopt, en verder langs de Eem, onder de naamen van den Veen- en Velddyk, den Eemdyk, en den Slaag- of Vuigdyk, naar de byzondere plaatzen, die aan denzei ven, tot AmersLort toe leggen. Van ouds her, zyn 'er veele verfchillen over de onderhouding van deezen Dyk geweest. Hy werdt, voor of omtrent den jaare 1409, door die van Amersfoort, Eembrugge, Opper- en Neder-zelden, Duyst en de Haar by Spakenburg aangelegd, en toen de" Spakenburgfche Zeedyk genoemd. Bisfchop R.udolf van Diephout ontlloeg, naderhand, de aanleggers van 't onderhoud, waar mede by die van Bunfchoten belastte, aan welks Schout en Schepenen de Schouwe werdt opgedraagen. Naardien veele Burgers van Amersfoort en eenigen van Utrceht, onder deezen Dyk belend waren, werden zy mede tqt het onderhoud verpligt, en kregen, nevens die van Bunfchoten, deel aan de Schouwe. Door deezen werdt de Dyk wel onderiaouden, tot aan den Watervloed, die, op S. Gallendag, in of omtrent het jaar 1459, voorviel. Toen liepen de koften te hoog, zo dat, in den jaare 1467, de uitfpraak over de wyze, waarop de Dyk herfteld zou worden, door de gelanden en geërfden, gefteld werdt aan den Maarfchalk van Eemland en agt Zeggers, of Zegsluiden, welken genomen werden uit de Burgers van Utrecht. Door deezen werdt dan ook het verfchil beflist en uit den weg geruimd. In den Jaare 1501, werdt by de Regeringen der fteden Utrecht, Amersfoort en Bunfchoten, met de Landgenooten van Bunfchoten, eene overeenkomst getroffen, op de Regeering, Schouwing en onderhouding van den Veen- en Velddyk, gelyk de Dyk van Spakenburg af tot aan Eembrugge in dien tyd genoemd werdt. Ingevolge van dezelve, zou de Schouwe en beheering des Dyks gefchieden door zes Landgenooten, die onder het Geregte van Bunfchoten geland, en ieder aldaar twaalf Dammaten gegoed waren, van welken een, door die van Utrecht, twee, door die van Amersfoort, en drie , door die van Bunfchoten jaarlyks, op St. Pietersdag, verkooren zouden worden. De Schouw, egter, die, vanouds, by den Burgemeefter, Schout of Geregt van Bunfchoten pleeg gedaan te worden, zou, niet tegenftaande deeze nieuwe Schouwe, in waarde blyven. Dan, hierin moet naderhand verandering gekomen zyn, dewyl, by eene nadere overeenkomst, tusfehen die van Utrecht, Amersfoort en Bunfchoten, in den jaare 1530, gemaakt, het doen der Schouwe gefteld werdt aan Schout en Schepenen zo van Bunfchoten als van ter Eem, elk in zyne Geregten, naar oude gewoonte. Maar, in 't volgende jaar 1534, werdt 'er, van 's Keizers wege, door den Stadhouder en Hove Provinciaal van Utrecht, een Kollegie van een A a a Dyk-  C 194 ) Dykgraaf en vyf*Ieemraaden ingefteld, welk zederd in flard gebleeven is. Men ftelde toen drie Sekouwdagen vast, en bepaalde de keuren en boeten. Maar, wanneer die van Bunfchoten, cn van alle de landen aan de Rem geleegen, in Itjaar 1532, door het inhreekcn van den Veen en Velddyk groote fchade aan eene overftrooming geleeden hadden, werden 'er ter hertlellinge van den Dyk, nieuwe keuren gemaakt, en tevens bepaalt, dat van de Heemraaden een van Utrecht, een van Amersfoort, twee uit Bunfchoten, en een uit Eetnnes, Baarn of Eembrugge, by beurten zoude moeten gekooren worden. Zy moeften , volgens eene ordonnantie van Keiler Karei in 't zelfde jaar vastgefteld, ieder vyftien Dammaten lands bezitten. Nopens de herftellir.g van den Veendyk, waar toe zomrcigen weigerden aarde te leveren, werdt, in 't jaar 1535, by den Hove van Utrecht, eene nieuwe ordonnantie gemaakt. En, naardien men, in den aanvang der voorgaande eeuwe, den Velddyk, ftrekkende van beweften Spakenburg af, tot aan den Ëcmlander Dyk, by 't Huis ter Eem, by zvvaare watervloeden, inzonderheid by dien van allerheiligen dag des jaars 1570, te laag cn te ligt bevonden hadt, en 'er, over deszelfs verzwaaring, zedert' lange jaaren, tusfehen de eigenaars der vrye en die der dykpligtige landen, in en omtrent Bunfchoten, gefchil was geweest voor den Hove van Utrecht, zo werdt hier over in den ja«re 1603, by de Staaten deezer Provincie, eene befljsfende uitfpraak. gedaan, volgens welke de Dyk, in 't volgende jaar, verhoogd en verzwaard moest worden. De koften zouden voor de eerfte reize, gedraagen worelen, door de dykpligtige landen, voor de eene helft, ter vrykoopinge van de belaftingen, waar mede zy, tot onderhoud van den Dyk , bezwaard waren geweest, en door alle de Polders vrye en onvrye landen, dammet dammets gelyk, voor de andere helfte; behoudens dat alle de. gemelde Polders, vryë en onvrye landen, den Dyk, na deszelfs eerfte volmaakinge, gezamenlyk zouden onderhouden, zonder eenige verdere eifchen op de oude dykpligtige landen. Wyders werdt, by die uitfpraak een Waarfchappy of Heémraadfcha'p opgerigt van vyf Perfoonen, te weeten drie uit de gelanden van Bunfchoten, als een van Utrecht, een van Amersfoort, en een van Bunfchoten, en twee uit de buiten Polders, by beurten , welke Heemraaden met meerderheid van ftemmen, eenen Dykgraaf verkiezen zouden. Aan dit Kollegie zou. de Regccring flaan zo -van den Velddyk bewes.ten, als van den Veendyk beooften Spakenburg, tot den Gelderfchen Dyk toe. Ook werden Dykgraaf en Heemraaden gelast zorg te draagen, dat de Slaag en Eemdyken aan dezelfde ordre werden onderworpen, als op den Veen- en Velddyk gefteld was-, doch, dewyl het Kollegie zig daartoe onmagtig bevondt, naardien die Dyken, niet on-    ( 195 > der een algemeen opzigt, maar door byzondere ingezetenen, ieder voor zyn land opgemaakt en onderhouden werden, zo is in den jaare 1667, hy de Gedeputeerde van de Staaten, op de klagren van Dykgraaf en Heemraaden verlhan, dat de Dyk van Eembrugge af, ftrekkende naar dc Zee, zo verre die onder het opzigt van 't Geregt van Eembrugge behoort, overeen komftig de uitfpraak van den jaare 1603, zou moeten worden verzwaard en verhoogd, en dis van Eembrugge naar Amersfoort op zekere breedte gehouden, zullende het gemelde Geregt, ende verdere belanghebbende in de Polders moeun bezorgen dat ieder die daar toe verpligt was, daartoe ooit naar belmoren wierdt gehouden, cn, by gebreke, Dykgraaf en Heemraaden zulks ten kofte van de nalaatigen op gewin van den derden penning mogen doen. De Heerlykheid van beide de Ekmnesskn of Emmenessen, legt byna in 't vierkant, en grenst zuidwaards aan de Heerlykheid van Banm, Westwaards aan de landfeheiding tusfehen het Stigt en Gooiland, Noordwaards aan de Zuiderzee, en aan de Huizer-Gemeente, en Oostwaards aan de Rivier de Eem, langs welke zy zig van 't Dorp Eembrugge tot aan de Zee uitftrekt. Zy wordt verdeeld in twee deelen/door eenen Dyk, den Wakkerdyk genoemd, die Zuid- en Noordwaards loopt, en 't eene gedeelte der Eemnesfen voorde overftroomingen van de Eem befchut. Om die reden wordt het wtftelyke deel Eemnes Binnensdyk; het ooftelyke Eemnes Buitensdyks genoemd. Het eerfte is groot drie Honderd vierenzeftig Morgen r. en negenen zeftig Bloeden; het andere dertien Honderd en tweeënnegentig Morgen, beide de Eemnesfen zyn, in den jaare 1674, door de Staaten van'Utrecht, gefteld onder het hooge en vrye Regtsgebied Van Prins Willem cle 111, naderhand Koning van Groot-Brittannie; doch, na deszelfs dood, in den jaare 170a, wedergekomen inden fchor.t van hunne Ed. Mog. die dezelven als eene Ambagtsheeerlykheid voor twaalf Duizend Guldens verkogten, aan den. Heere I/dak van Norden, met alle de regten, geregtigheden, inkomen en voordeden, daartoe behoorende, als het aanfte41en van Schouten, Gadcrmeefters, Sekretarisfen, Keikmeefters, Kofter, Doodgraver, Geregtsbode en Schippers op Amfterdam en Amersfoort, het verkiezen van Burgemeefters.,. Schepenen en Raaden, het benoemen en goedkeuren der Predikanten, waar voor hy drie Duizend Guldens hadt betaalt, benevers-een fraai dubbel geftoelte in de Kerk te Eemnes Buitensdyks. • Na het overlyden van de nagelaatene Weduwe van dien Heer, die 'er Ambagtsvrouw van geweest was, werdt de Heerlykheid, in den jaare 1735,., by openbaare veilinge te Amfterdam gekogt vcor eene fomme vandertig Duizend Guldens, door den Heere Nikoltias Hasfelaer, vai3> wien zy gekomen is op den overleden Heere Mr. Pieter Kornelis.. A a a 3. Has->-  c 195) Bmfclfiêr, Borgermeefter der Stad Amfterdam : in het afeelonati' jaar 1797 is dezelve wederom publiek verkogt voor een fomme van dertien Duizend en vyftig Guldens aan den Heer Joannes Sebaftiaan van Naamen voorheen Muntmeefter van deze Provincie Het We Regtsgebied bleef ondertusfchen in den boezem van 's Lands Staaten vlmAuyAm dcnJaSre l75o goedvonden hetzelve ,aan den Prinfe fcrfftadhouder op te draagen, mee het regt van opvolging op deszelfs nakomelingen, en dat van de vrye jagt,%elVk dezelve reeds in ie Bosfchen, aan zyne Hoogheid opgedraagen was. De beide Dorpen, welken aan deeze Heerlykheid leggen, waren weleer onder den naam van Eemnes of Emmenes begreepen, waarom dekplaats gezegd werdt eene myl lang te zyn. Derzelver eigendom behoorde wel van ouds aan den Bisfchop en 't Stigt, althans vo™ eene vierde; indien gelyk waarfchynelyk is, ,op de lys der goederen ï//-VtrefCh£Che ^rken by Heda en v4n Mieris te /inden ZrHerviejche oi Hermesfe, Eemnes gemeend word: immers dat deze Dorpen van de Rivier de Eem hunnen naam hebben, is zeker- d-ze nu word Hemus en de Eemnesfers of Eemlanders worden bv Beka Hernam genaamd, en de R kan hier zoo wel als in Amersfoort inaekoTIT' "laar'n den jaare 1345, begaven die van Eemnes ziknder de gehoorzaamheid van Willem den IK Graave van Holland, tegeyk den tytel van Oosthollanders aanneemende. Doch deeze afval kwam hun duur te ftaan, dewyl Bisfchop Jan van Arkel htn kort daarna overviel, en tot hunnen pligt bragt. Daarna vielen die van uTJZl,"" T d£n Bisfch°P af> e» hl^ven twee ja ren lang de„ Hollanderen onderworpen; tusfehen welken en ..die van 't Stigf fn Acn jaare 1348, op eene vlakte Lopers genoemd, by Eemnes Jn flag voorgevallen zou zyn, waar in die van Eemnesf zander een Hodandldien Hoofdman begeeven hebbende dapperLvk tegen 3e ^SS^SSl^^^0^ het nederfpltSen. De fi£ fchop vcrmeelterde toen de plaats andermaal, en noodzaakte de ]Wzetenen , den ouden naam van Eemnesfers d en yvpKvooren had- regten verleende. Want, wy vinden eenen br"f van d enSre i«n ^tinVSooi S^^l^'^ST^St. Stad ge'"emd die van Eemnes Buitensdyks verleend. 3 m*' M In    C 197 ) In 't jaar 1355, vielen die van Eemnes weder van den Bisfchop af; doch zy werden, waarfchynlyk begreepen inden zoen, tusfehen Willein van Beieren en den Bisfchop, in 't volgende jaar gemaakt; wanneer de eigendom der Eemnesfen toegekend werdt aan den Bisfchop, na dat hy, met zeven ftoolen gezwooren hadt, dat zy hem toebehoorden. In 't volgende jaar, beloofden die van Eemnes, den Bisfchop trouw te zullen blyven. Zedert is 'er geen verfchil • ver de Oppermagt geweest. Wy vinden wel, dat 'er in den jaare 1438, oneenigheden ontdaan zyn, doch, waarin die gefchillen eigenlyk beftaan hebben,en hoe die bellist zyn, heeft men niet kunnen nafpooren. Dit is zeker, dat 'er ten alle tyden twist is geweest over de Veenen, en aangewonnen landen by den mond van de Eem, die de Hollanders zig toeeigenden; en dat de verfchillen daar over eerst uit den weg geruimd zyn, door Keizer Karei den V., Eemnes was in den jaare 1481, deels door de menigte van 'tUtrechtfche en Amersfoortfche volk, zo vlerk dat het in den eerften aanval, bevryd bleef van de Hollanders, die toen uit wederwraake het Stigt afftroopten. Het lag gelyk nog heden, geheel in de lengte uitgeftrekt, en hadt maar twee toegangen. Voor het overige was het meest al ongenaakbaar, door de moerige Veengronden en afgebrokene Landen ter wederzyde. Doch de Stadhouder Lalaing, weetende dat de Landlieden, van rondomme in den waan van aldaar veilig te zullen zyn, met hunne meefte Haven en Vee, derwaards gevlugt waren, liet niet na, de plaats met alle magt aan te tasten, die hy ook vermeefterde. De Hollanders vonden 'er een grooten buit, en leiden by hun vertrek de plaats in kooien. In weerwil, egter van deezen ramp, herftelde Eemnes zig weldra in zynen voorigen ftaat. Doch het werdt op- nieuw uitgeplonderd, in 'tjaar 1527, door de Gelderfchen, welke toen de Stad Utrecht bezet hielden, en van daar het Stigt afliepen. Ook leedt het veel van den moedwil der Franfchen in 't jaar 1672. 't Is onzeker, wanneer Eemnes in twee deelen gefcheiden, en van eene Stad tot twee Dorpen geworden is, die beiden één Rechtsgebied hebben. Van Eemnes Buitensdyks, vindt men reeds gefprooken in den gemelden Brief van Karei den V. Dit deel is zekerlyk het oudfte, ten minften zo veel de Kerk belangt, die, beweften den Wakker dyk omtrent een uur gaans van de Zuiderzee ftaat. Den tyd haarer ftjgtinge vinden wy niet gemeld; mogelyk is dezelve gebouwd kort na het jaar 1352; want in dat jaar hebben die van Eemnes van den Abt van S. Paulus te Utrecht, onder welken zy in 't Kerkelyk ftonden, vryheid verkreegen, eene Kerfpelkerk te timmeren op de plaatfe, daar zy te vooren eene Kerk gehad hadden; die waarfchynlyk, met de Huizen verbrand zal zyn, toen Eemnes, door Bisfchop Jan van B b b Ar-  C 198 ) Arkel, in kooien gelegd werdt. De Kerk is groot, doch geene Kru'skerk; zy heeft een zwaaren Tooren die vry hoog uitfteekt, en met twee verdiepingen en tranfen, en, van boven met eene taraelyke fpitfc voorzien is. Van hier loopt langs den Wakkerdyk, ter wederzyde een buurt Huizen, tot aan de Kerk van Eeimies Binninsdyks, aan de Oostzyde van den Dyk, een half uur gaans van de andere gebouwd , gelyk het opfchrift van eenen (leen uitwyst.in d n jaare 1439. tot de timmeringe van deeze nieuwe Kerk, en 't onderhoud van den Paftoor, gaven de gemeene buuren van Eemnes Binnensdyks, gezamenlyk al'hun regt en toezeggen, dat zy aan de Zuidweind hadden over. Deeze Kerk is kleiner dan die van Eemnes Buitensdyks, doch de Tooren is even zwaar en vierkantig, en heeft, binnen eenen trans, een ongemeen laager top,die men naauwlyks eene fpitfe noemen kan. In 't Koor zag nien eertyds, de Wapens van den'Vermaarden Regtsge 1eerden, Willem van Kaadeland, die te Eemnes gebooren was, en, in 't jaar 1612, ovcrleeden is. Ieder Dorp heeft een byzonderen Predikant, die Leden van de Klasfis. van Amersfoort zym Ook is 'er êene ftatie van Roomschgezinden. Te Eemnes Binnensdyks zyn, drieën zeftig, en te Eemnes Buitensdyks, honderd zeven en zeventig Huizen. De Heerlykheid Eembrugge , of Ter Eem, groot vierhonderd zes en tagtig Morgen, en vierhonderd Roeden, grenst ten-Ooften aan de Haar, en ten Weften aan, Baarn, ten Zuiden aan de Slaag, en ten Noorden aan Bunfchotten. Zy werdt benevens de Hooge Heerlykheid van Zoest en 'Baarn , in den jaare 1749^ door de Staaten van deeze Próvmoe, opgedraagen aan Prins Willem' den IV. met het hooge, middclbaare en laage Regtsgebied , gelyk zulks in 'tjaar 1674, aan Prinle Willem den UI. naderhand Koning van Groot-Brittannie gefchied was. Tot deeze'Heerlykheid behoort het Dorp Eemrrugge, aan de Westzyde van de Eem geleegen, en dus genoemd naar eene Brug eertyds aldaar over die Rivier geüaagen. Thans vindt men 'cr eene Valbrug. Eembrugge, hadt in voorige tyden Stads vryheden. Zy hadden reeds in 't jaar 1200, met hun Stads zegel gezegeld. In 't jaar 1576' werden hunne voorregten op nieuw bevefti>d, door Filips II. Koning van Spanje.. Doch kort daarna, fchynt Eembrugge den naam van Stad verlooren te hebben. Ook is 't onzeker, of de plaats wallen hebbe gehad, en wanneer zy daar van beroofd is geworden^ Eembrugqp heeft in de binnelandfche Oor!o?-en, en inzonderheid m dien van Bisfchop Hendrik van Beieren met de Stad Utrecht, veel geleeden. Haare Parochie Kerk werdt toen ten tyde door de Gelderfchen tot den grond toe vernield. Dezelve werdt wederom opgetimmerd, in t jaar 1530. Ook leedt dé plaats veel aanftoots, , ''''"''. in-.    c 199) in den Oorlog met Spanje, en, by den inval der Franfchen in dit gewest; in den jaare 1672, wegens bet Kafteel dat toen aan de overzyde van de Rivier benoorden de Brug lag. Meer-dan eens, en inzonderheid in 't jaar 1702, is dezelve benevens andere Dorpen aan de Eem, aan de overftroomingen van de Zuiderzee onderhevig geweest. Van de Stads voorregten of de oude raagt van Eembrugge, vindt men tegenwoordig geene overblyfzels. 't Is egter een vermaaklyk Dorp, in 't Kerkclyke met Baarn vereenigd. De Roomschgezinden hebben eene ftatie in een klein buurtje Zandvoort genaamd, een halfuur gaans van de Brugge,'die met het Wapen der Staaten van Utrecht verfierd is, hier wordt Tol ontfangen van alle wagens en Beeften, die 'er overgaan of ryden, te Eembrugge vindt men omtrent zeftig Huizen. Het Huis Ter Eem, was in vroegere tyden, een der voornaamfte fterkten dezer Provincie; van des tenteer belang, dewyl 't, de gantfche Vaart door deeze Rivier openen en fluiten kon. Het behoorde aan den Bisfchop die daar een Kaftelein of Slotvoogd ftelde; welke binnen 't zelve altyd zyne wooning had. In de Oorlogen heeft het veel moeten'ondergaan, is meer/dan eens afgebroken en verbrand. Is in den Jaare 167.ï door de Staaten van deeze Provincie, opgedragen aan Willem den III, Prinfe van Oranje, en Stadhouder van dit Gewest, doch 't verviel, zedert en is nu geheel verdweenen. De Heerlykheid van Baarn, groot vier hondert morgen,, legt ten Weften van Eemland ten Noorden van Eemnes Buitendyks,^ ten Zuiden van Soest en ten Ooften van Gooiland. Men vindt 'er by de tagtig Huizen in. _ < Het Dorp BaAkn, een kwartier uurs ten Weften van de Eem, in deeze Heerlykheid geleegen, werdt door Bisfchop Floris van Wevelinkhoven, in 't jaar 1390, voor eene Stad erkend, by een verdrag, welk de Regeering van de fteede Baarn met Fredrik van Drakenborg aangegaan hadt. Brieven van 't ftederegt, aan die van Baarn eegeeven en door brand verloeren , werden hun in den jaare 1426, door Bisfchop Zweder van Kuilenburg, op nieuw gefchonken; gelyk ook de plaats door den Ofticiaal des Hofs van Utrecht, in 't jaar 1436, uitdrukkelyk eene Stad genoemd, en als zodaanig behandeld werdt. In den jaare 1481, werdt Baarn door de Hollanders, aan Kooien gelegd, mogelyk verloor de.Stad, by dien ramp, zo veel van haar vermogen dat zy zig, zedert niet dan als een Dorp gedraagen heeft. Ten mintten vindt men haar niet meer eene Stad genaamd. Baarn is tegenwoordig een redelyk fraai en vermaakelyk Dorp, inzonderheid ten plaatze van de Huizen, die meest rondom de'Kerk ftaan. Daar nevens vindt men een groot merktveld met Bbb a hoog  ( 200 ) hoog opgaande Boomen beplant. De Kerk is redelyk groot, doch oud , hebbende een hoogen fpitfen Tooren, aan 't vooreinde, alwaar de gevel dubbel is, en vertoonende zig van agteren als zamengefteld uit verfcheiden zwaare Kapellen. De Predikant, welke ook het Dorp ter Eem, of Eembrugge bedient, is een Lid van de Klams van Amersfoort, de hervormde Gemeente beftaat uit weinig meer dan vyftig Ledemaaten, dewyl de inwooners meest den Roomfchen Godsdienst toegedaan zyn. Volgens eene keur van den jaare 1725, mogen de Heivelden onder Baarn, alleen door de opgezetenen van 't Dorp, met Schaapen beweid worden. Alle goederen gelegen binnen Baarn, zyn heerlyke en vordelyke goederen welke van de Graaflykheid van Holland gehouden worden, en niet verdammen mogen, maar altyd' blyven moeten aan die zyde, waar van zy oorfpronkelyk gekomen zyn. Beweften Baarn, vindt men eene ftreek lands, het Baarnfche Veen genoemd, en aan Gooiland grenzende, waar uit de inwooners zig van Turf voorzien. De riddermaatige Hofftad Draakenburg, ook wel genoemd Draakenftein by Eemnes, in onderfcheidinge van Draakenftein de Vuurfche. Dit Draakenburg legt een kwartier uurs, bezuiden de Kerk van Eemnes Binnensdyk en een half uur ten Weften van 't Dorp Baarn , of ook onder deszelfs Regtsgebied. Het tegenwoordige Draakenburg was, reeds in den jaare 1340, voor Riddermatig bekend. De toenmaalige bezitter fchynt den naam van Draakenburg aangenomen te hebben. Na hem, is dit Huis in den jaare 1394, door Bisfchop Frederik van Blankenheim, verlyd cp Frederik van Draakenburg, in wiens oud en Adelyk geflachte hetzelve gebleeven is, tot dat Jofina van Draakenburg net door Huwelyk, overbragt' aan den Ridder Dirk van Zuilen, Heere van Zevender en de Haar, die het Huis bezat, toen hrt in den jaare 1536, door de Staaten van Utrecht voor een Ridder-Hofftad verklaard werdt. Van dien tyd af ,\s Draakenburg verfcheiden maaien verlyd op Heeren uit den Huize van Zuilen van de Haar, tot den jaare 1672, wanneer de Voogden van Vrouwe Gisberta Antonia van Renesfe van Zuilen van de Haar, by haare minderjaarigheid, hetzelve oplroegen ten behoeve van den Luitenant Admiraal Willem Jofeph \Baron van Gent; na wiens dood Nicolaasvan Gent zyn Zoon, in den jaare 1674, 'er mede beleend is geworden. Na het overlyden van den Heere George Roeters, die de Hofftad door koop verkreegen hadt, in den jaare 1768; wierd het beleend op Jr. Pieter Baron van Reede van Oudshoorn en Gnephoek, naar wiens dood het beleend is den 1 November 1777 op Mr. Nicolaas Willem Roëll. Advocaat van de Geocbroyeerde West-Indifche Compagnie dezer Landen. Draakenburg is nog eene fraaie Lustplaats met een    C 201 > ren ouderwetseri Gebouw van eene zeldzaame gedaante, hebbende van vooren boven den ingang, een fpits Toorentje, datruitfteekt boven Traoeevels, die 'er ter wederzyde vry wat van alftaar», Het Dom Smst is een groot en aanzienlyk Dorp, een uur gaans ten Wefte? San Amersfoort, aan 't begin der Amerfooner hergen welks Ommeland uit hooge en eenigzins zandige Akkers beft,at, rne.st Sïaam om Boekweit en Knollen voort te brengen; gelyk So^fterTnollen, door de geheele Provincie zeer bekend en gewilzyn De Kerk van dit Dorp is een groot Gebouw, pronkende met e. hoogen Toren: dan, de Hervormde Gemeente is niet groot, ter oorzaKe van 't eroot getal der Roomschgezinden, die daar een Kerkhuis bezittel Twfe Kloofters, een vin Mannen, 't welk de Btrk, en een van Vrouwen 't welk Marienburg genoemd wierdt, plagten in de. nabuurfchap van dit Dorp te ftaan; die daarna weggeraakt zyn. Tusfehen Soest en Baarn langs den Dyk van Soest> naar Gooiland ftaat het Vorftelyk Lusthuis Soestdyk door Prms Willem.de lil, daarna Koning van Groot-Brittannien in 1Ó74 tot een Jachthuis ^ aanK/tawelktamelVk groot, en ter hoogte var, drie verdiepingen I opge rokken. Om het verblyf van dien Vorst alhier maaken wierd in dat zelve jaar, door die van de Stad Utrecht, ter SatsveVgSmge voorgedragen, dat zyt^V^fflSSrtS groote dienften, getrouwe zorge en heldhaftige daaden, ter btvorde&rde tómeene Welvaart, door den Frince beweezen en gedïan, eenpaarfg goedgevonden hadden te bewerken da: tozelven eeuwiglyk en erffelyk opgedraagen werd, de hooge middelbaare en laage lurisdiaie, in de Heerlykheden van Soest, Baarn, en TerLem, in ie™»;de Geëligeerden, gelyk ook het Lid der Edelen, ÏInTvens den Penfionaris van Amersfoort bewilligden welken tjfiens verklaarden, daar by te willen voegen de Heerlykheden van Lemenes Binnen- en Buitendyks, om het Rechtsgebied wat verder uit te breide». De Geëligeerden en de Stad Un-eclu m dit nader voorftel bewilligd, en zyne Hoogheid de aanbieding aangenoomen hebbende, Sd 'ër in de gemelde Heerlykheden, een Collegie van Jurisdictie nf Hoog-Gerecht, met de bedienden, daartoe behoorende opgerecht. Doch na den dood van Willem de III Koning van Groot Brittannien die in 1702 voorviel, en zonder wettig Kroost of nakomelingen ovedeed, verklaarden de Staaten van Utrecht, de gemelde: jurisdictiën en Heerlykheden wederom vervallen te zyn in den lchoot, en ïer v ye befchikking van hunne Edel Mogenden Zy wierden toen ondeï den Maarfchalk van Eemland, herfteld in dien ftaat waar hi zy vóór de vergunninge van het jaar 1674 geweest waaren. jje Lustplaats Soestdyk, kwam toen uit krachte van den laatften wille B b b 3 van  { 'aai -; •van 'Koning'Willem de lilde, aan zyne Hoogheid Joan Willem Friso, Prins-van Oranje, en Stadhouder van Friesland, en na deszelfs dood aan zynen Zoon Prins Willem K.\rel HenoriK'Friso, Erittadhouder der Unie, aan wien ten jaare 1749, door 's Lands Staaten, insgelyks, en oin dezelve redenen als Aan Willem de lilde gefchied was, het hooge vrye, middelbaare, eti laage Rechtsgebied, opgedraageh wierd over de Heerlykheden van Soest, Baarn, en ter Eem, die den Prinfe toebehoorden,' met het erflyk recht, om op deszelfs wettige naakoomelingen te kunnen vervallen; zoo als dan ook na het overlyden van dien Vorst, gefchied is op zynen Zoon Pruis Willem de Vyfde. • Het Vorltelyk Jachthuis Soestdyk is een zeer fraai nieuwerwetsch Gebouw, van drie verdiepingen hoog, met uitfpringendc Vleugels ter wederzyden; doch overal met Kruiskozynen en fluitende Vengfleren voorzien. Van het ruime Voorplein, het welk door zwaar Geboomte aan de kanten befchaduwd word, klimt men met een grootfche opgang van twaalf trappen, onder een balcon naar het Voorportaal; yan waar men door eene groote dubbele deure in de Voorsaal treed, én vervolgens in de anderè Vertrekken. Van achteren legt het Huis in Vyvers, hebbende het gezicht op aangenaame Tuinen , Plantagiën en Wandeldreeven. Voorts heeft het eene ruime Diergaarde, die van Herten en Rheën en ander Wild, ■rykelyk voorzien is; en over welke, een Jagermeeftér die in een by,zonder Jachthuis woonde het opzicht had. De Princesfe Weduwe van Vorst Jan Willem Friso, was veelal gewoon, de zomertyd hier door te brengen, en had ten dien einde, de Paardenftalfen van het Voorplein laaten wegneemen, en tot bekwaame Kamers voor haaren Hofftoet doen vertimmeren. De Stallen werden toen by het Huis van den Jagermeeftér geplaatst. HaareKoninglyke Hoogheid Anna, Kroonprmcesfe van Groot ilrittannien, Weduwe van wylen Prins Willem de IVde van Oranje, had eenzou geworden zyn. .Tegen over dit Lusthuis is eëne aanzienelyke Buitenplaats aangelegd, -met uitgeftrekte Plantagiën, en eene Laan van eene ongemeene' fchoonheid en lengte. Zyne Hoogheid 'Prins Willem de Vyfde, aan wien dit Lusthuis na den dood   I  ( > zyner Vrouwe Moeder kwam, heeft 'er dikwils het vermaak deiJacht genoomen; na de Revolutie des jaars, 1795, waarby dien Vorst naar Engeland week, is ook dit Huis, even als alle zyne Goederen, onder eene algemeene Adminiftratie gefteld, en, heden, dat ik dit fchry ve, is het voornoemde Lusthuis, by openbaare infchry ving verhuurd, aan den Logementhouder Ha/ewyn Casteiyn in de Herberg de Piaats Royaal, in de Minnebroersftraat te Utrecht, die met Mey 1799, als Logementhouder het zelve betrekken 'zal. De Heerlykheid Soest, welke benevens den Burcht 810 Morgen, en 525 Roeden Lands beftaat, grenst ten Zuiden aan de Amersfoorder Bergen, ten Noorden aan Baarn, ten Ooften aan de Slaag, het Hoogeland en Isfelt, en ten. Weften aan de Vuurlelie, met de Veenen. Zy behoord, gelyk wy. gezien hebben onder de Goederen van Prins Willem de Vyfde. De Heerlykheid v .n Vuursche ter grootte van twee Honderd en vyftig Morgen, grenst ten Noorden aan 't Baamfchc Veer, ten , Ooften aan-Eemnes Binnendyks, ten Zuiden aan 't Geregt van de Bildt, en ten Weften aan deOostveenfche Landen. Men onderfcheidt ze in de hooge én laage Vuurfche. De hooge Vuurfche^ legt Noordwaards. Al van ouds plagten de inwooners van Vuurfcle nter Turf te delven voor die. van 't Kapittel van St. Jan te Utrecht. De .Heerlykheid van de Vuurfche met de Veenen is leenroerig aan het Graaflyk Huis van Buuren, waar door dezelve verlyd is op den lleeré Pieter Jnumie Godin in Huwelyk hebbende Vrouwe Jfabel/a Lucretia. Bachman Wuytiers, naderhand "is het verleid op Mr. Court Simon San der, men teld 'er zeventien Huizen. • Het Dorp Vuursche, oudtyds Veursfe, en hedendaags meest Vuurst genoemd, legt in dëaze Heerlykheid, omtrent anderhalf uur van Baarn, en bykans even ver van Zoest. .'t Is een klean Dorp, en pronkt met een net Kerkje, dat in 't kruis gebouwd is en naar de vier kanten evenveel uitfteekt. Van boven is het voorzien met eene kleine fpkfe, waar in de Klok hangt, 't Is omtrent den jaare 1650, geftigt op een ftukje gfonds, welk rondom in de Plantagie van t Huia Draakeflein gelegen, en, door den Heere van Reede, tot het bouwen van 't zelve, en van het Predikants Huis gefchonken is. De Predikant, die de Gemeente alhier bedient, behoort tot de Klasns van Amersfoort. De Vaart, welke nu de Pynenburger Grift, of de Praamgraft genoemd wordt, loopt van de Brug van den Dolder tot m de Eem. Zy is eenige jaaren lang onbevaarbaar geweest,-doch, voor eenige tyd, door het leggen van twee verlaaten beneden Zoestdyk, en-een Op de zyde van de Wildbaan, in dien ftaat gefteld, dat zy wederom met wrinige koften bevaarbaar gemaakt kan worden. De Heer van Hfaakeflein in der tyd, is Watergraaf van dezelve. On-  C 204 ) Onder deeze Heerlykheid, digt by de Kerk van 't Dorp, heeft men 't Huis Draakkstein de Vuurfche genoemd, om het te onderfcheiden van Draake jlein nu Draakenburg, by Eemnes. Toen de twee Huizen in een gedacht waren, werdt dit Draakeflein ook wel JFarnards Hofftede geheeten, naar eenen Warnard van Draakenburg. Het Kapittel van St. Jan ontfloeg het Huis, dat verlcheidai Heeren toebehoord had, van de leenroerigheid. aan het zelve, ten behoeve van Prinfe Fredrik Hendrik als Graave van Buuren, die het, ten dage van de opdragt, wederom ter leen gaf aan Ernst van Iiheedc, gelyk de Leenbrieven luidden, „ met de hooge en laage Jurisdictie „ en Heerlykheid van de Vuurfche, mitsgaders de hooge Heerlyk„ heid en Ridderhofftad van Draakeflein." Deszelfs Zoon, Gerard van Reede, na hem, met het Huis beleend, werdt uit hetzelve, in den jaare 1642, in de Ridderfchap van deeze Provincie befchreeven. In 'tjaar 1672, gefchiedde de beleening op Johan Reinst; na hem, op zyne Weduwe Vrouwe Eva Hooftman, en, in den jaare 1750, op Jan Karei Bachman fVuy/iers, Heer van Vuurfche, en Schout by Nacht van Holland en Westvriesland, en, in 't jaar 1759, op den Heere Pieter Anthony Godin, Heere van Vuurfche. In den jaare 1779 is het verleid op Mr. Court Mmon Sander. Dit Draakeflein is ook leenroerig aan 't Sticht van Utrecht, doch van waar deeze dubbele leenroerigheid gefprooten is, is my niet gebleeken. 't Huis vertoont zig als een deftig en aanzienlyk agtkantig Slot, door den Heere van Reede, in 't jaar 1640 herbouwd. Het ftaat in een Kom of Vyver rondom in digt Geboomte. Nevens het zelve ziet men eene uitgeftrekte Plantagie met fraaye Laanen en wandelpaaden doorfneedén. Het Ne dek-Kwartier: ligt Westwaard, van het üverkwartier, en van Eemland, wordende allerwege ten Noorden, Weften en Zuiden bepaald door grensfeheidingen, die aan eenige plaatfen, zeer door elkander gellingerd zyn. Dit is onder de vier Districten, in welke de geheele Provincie afgedeeld is, het grootfte, en vervat alleen meer Dorpen, dan de drie andere Kwartieren, gezaamlyk: onder welke eenige zeer groot en volkryk zyn. Sommigen derzelver liggen, tusichen de Rivier de Vecht en 't Gooiland, in de Veenen. En wel eerst Maartensdyk is een Dorp, welk omtrent anderhalf uur gaans van de Stad Utrecht ten Noorden, en even zo ver van Hilvcrfum ten Zuiden legt, in fraai en hoog Geboomte, waar door het zelve zeer vermaaklyk is. Het heeft eene fraaie Kruiskerk, welker Tooren met eene fcherpe fpitfe en trans voorzien is. Het Kerkhof is met een muur omringd. De Gemeeete wordt 'er bediend door eenen Predikant, welke onder de Klasfis van Amersfoort behoort. Omtrent Maartensdyk vindt men verfcheiden Lustplaatfen, waar onder ook behoort het Jagthuis van den laatften Bisfchop van Utrecht, *™n*    C 205 ) Schenk van Tautenburg, digt aan het Dorp gelegen, en kenbaar aan een zeldzaame 1 trompen Tooren, die omtrent zo hoog als het Huis, ter linker yüe van het zelve ftaat. Br.Auw-KAP: LLii ligt een half uur van de Stad Utrecht, is het naafte Dorp by deze Hoofftad. De Kerk heeft een eenvoudige vierkantigen Tooren, met eene laage fpitfe doch is een Kruiskerk. De Godsdienst wordt 'er in verrigt door een eigen Predikant die onder de Klasfis van Utrecht ftaat. In de Roomfche tyden was 'er een Kapelle, waarin dienst gedaan werdt, welk toen genaamd is Oostveen. Zuilen en Wkstbroek zyn twee Heerlykheden, die ten Noordooften van de Vegt leggen, en zig anderhalf uur gaans Noord-Oostwaards uitftrekken, tusfehen de Maarsfeveenfche Landen, en die van Agttienhoven tot aan de Hollandfche radinge. Die van Zuilen bellaat vyf Honderd en twaalf Morgen, en vier Honderd en vyf en twintig Roeden Lands, en die van Westbroek vyftien Honderd en agttien Morgentwee Honderd Roeden. Zy zyn beiden leenroerig van't_ Stigt van Utrecht, en hebben ieder een byzonderen Schout en Secretaris. Zuilen werdt in den jaare 1446, voor eene jaarlykfche fomme van vier ponden, en hondert Nobelen eens, door den Bisfchop van Utrecht en den Abt van Oostbroek, tot een vast erfleen gefchonken aan den Heere Frank van Borsfelcn, Heere van Veere, als regten Erfgenaam van Zuilen. Deeze Heer zonder Kinderen overleeden zynde in 't jaar 1470, verftorf de Heerlykheid op zyne eenige Zufter, Eleönora van Borsfelen die gehuuwd was aan Jan van Buuren, door wiens Dochter, gehuuwd aan Gerrit Heere van Kuilenburg, dezelve gebragt werdt in 't geflacht van Kuilenburg. Jasper, Heer van Kuilenburg, Gerrits Zoon, in 't jaar 1504, overleeden zynde, bragt Komclia, deszelfs derde Dochter, de Heerlykheid ten Huwelyk, aan Willem, Vryheer van Rennenberg, welke voorgaf Brieven en Zegel te_ hebben, waar by de hooge Heerlykheid van Zuilen hem gefchonken ZOU zyn, door Bisfchop Hendrik van Beieren, fchoon hy zig nooit der hooge Heerlykheid onderwonden heeft, noch iemand zyner opvolgeren, zo veel bekend is. Hy begeerde egter voortaan als Heer Van, en niet tot Zuilen befchreeven te worden. Hy ftorf den xi van July 1545, op zyn Huis te Zuilen alwaar zyn Hart in de Kapel begraaven werdt; maar de ingewanden te Westbroek, en het lighaam werdt in den jaare 1580, toen men de Abtdye met de Kerk te Oostbroek afbrak, volgens een befluit van den Raad der Stad Utrecht, naar Zuilen vervoerd, en aldaar in de Kapel ter aarde befteld. In 't geflacht van deezen Heer is de Heerlykheid gebleeven, tot dat de Graaf van Hoogftraaten dezelve, benevens bet Huis, in '1 jaar 1611, verkogt aan den Heere Gaspar Quinyet, op wiens verzoek C c c de  C 206 ) de Staaten van Utrecht, deeze Heerlykheid tot een onfterflyk Erfleen maakten. Deeze verkogt dezelve wederom aan den Heere Adam van Lochorst, Heere van Alkemade, wiens Dogter de Heerlykheid overbragt in 't gedacht van Rhcede, en eene Dochter uit dit Huis wederom aan dat van Tuyl van Serooskerken, uit welk Adelyk geflacht de Heer Diderik Jakob van Tuyl van Serooskerken, in den jaare 1729, daar mede beleend is, vervolgens in den jaare 1776 aan Jonkheer IFillem René van Tuyl van Serooskerken. Het Dorp Zuilen legt een uur gaans van de Stad Utrecht, en een half uur van het Dorp Maarsfeu, aan de Vegtflroom. Het is wegens zyne gelegenheid, omliggende Lusthoven en- Plantagiën, zeer vermaakelyk, en vermaard wegens zyne Tichelbakkeryen en Steenovens. In 't begin der voorige eeuwe, had dit Dorp een klein oud Kerkje of Kapel, welke afgebrooken zynde, is 'er voor de Ingezetenen, eene nieuwe en, fraaie Kerk gebouwd, waarin, van 't jaar 1620, af, nu en dan, iets der Gemeenten voorgeieezen werdt, op den Voorgevel naar de Vegt, heeft dit Gebouw, welk niet groot is, een klein zeskantig Klokken-Toorentje. Na dat men verfcheiden maaien by de Klasfis van Amersfoort hadt aangedrongen, om hier eenen Predikant of Proponent te fteilen, werdt dit verzoek eindelyk by de Staaten gedaan, en in 't jaar 1643 vernieuwd. Omtrent dien tyd waren 'er maar agttien Ledematen, van welke twaalf te Maarsfen, en zes Xe Westbroek het Avondmaal hielden, 's Namiddags was 'er egter vry veel toeloop na de Kerk;w»shalven, men, in % jaar 165a, een Predikant beriep, en zedert is de Gemeinte dooreen, eigenen Leeraar, die onder de Klasfis van Amersfoort ftaat, bediend.. Over de aanftelling is verfchil geweest, totdat, in 't jaar 1716 verftaan is,, dat dezelve by beurten door den Heere van Zuilen en den Kerkenraad gefchieden zou. Het getal der Huizen te Zuilen, en te Zwezertnge, eene ftreek Lands aan de Zuidwestzyde van de Vegt geleegen, en onder deeze Heerlykheid behoorende, word op honderd en zeventien gefteld. Een.fchootswegs van de Rivier agter de Kerk, van dit Dorp, ziet men het Slot of Huis te Zuilen, een deftig ouderwetseh Gebouw, met twee agtkantige Toorens op de hoeken van den agtergevel, en twee zeskantigen op die van den voorgevel, welken methunne fpitfen boven het Huis uitfteeken. Wyders is het Huis omringd met breede Vyvers en voorzien met een ruimen Voorhof hebbende agter zig fchoone Tuinen en Plantagiën. Het werdt in *t jaar 1752, geheel opgehaald en merkelyk verbeterd, zo dat het eene aanzienlyke vertooning maakt. Het werdt, eertyds in Erfpagt gehouden van de Abtdye van Oostbroek; thans is het Leenroerig aan het    C 207 ) het Stigt, en Jonkheer Willem van Tuyl van Serooskerken, welke in 't jaar 1776 met het zelve beleend is. Omtrent een uur Noordwaards van Zuilen, en een groot half uur van Tienhoven, ten Zuidooften, legt het Dorp Westbroek, dus genoemd, met betrekking tot de Abtdye van Oostbroek, weleer gelegen buiten de Witteviouwenpoort der Stad Utrecht. Het Dorp heelt een vry groote Kerk, een oud en zwaar Gebouw, binnen dezelve ziet men het Graf van eenen Bisfchop, welk overdekt is met eene Tombe van blaauwe Steen, waar op hy in zyn Bisfchoplyk gewaad uitgehouwen legt. De Tooren is dik en zwaar, hebbende voortyds eene Spits gehad, die 'er in 't jaar 1723, afgenomen is. De Predikant van dit Dorp ié een Lid van de Klasfis van Amersfoort, men teld in de Heerlykheid van Westbroek orie cn tagtig Huizen. Ten 0"Hen van de Heerlykheid van Westbroek legt die van Agttienhoven, welke zig Oostwaarvis tot aan de Oostveenfche Landen , en Noordwaards tot aan de Hollandfche Rading of landfcheiding, by de Gooicrfehanfen uitftrekt, paaiende ten Zuiden aan de Vegt. Zy bevat negen Honderd drie en zeftig Morgen Lands, en is een vry eigen goed van de Proostdye van St. Jan te Utrecht, welker Proost aldaar, gelyk ook in de Dorpen Mydrecht, Wilnis en Blokland, van oude tyden af, door vergunninge der Bisfchoppen, niet alleen het laage en middelbaare maar ook het hooge Regtsgebied geoefend heeft. In oude tyden, was deeze Heerlykheid bekend onder den naam van Everekesdorp. Den tegenwoordigen naam wil men afgeleid hebben van agttien Llooven, of Hoflieden, die in deeze Heerlykheid zouden gevonden zyn. De Proest oefent 'er het hooge Regtsgebied door eenen Bailjuw, het middelbaare door eenen Schout. In 't Kerklyke wordende Ingezetenen van Agttienhoven, daar geené Kerk is, door den Predikant van Westbroek bediend. Zuidoostwaards van Maarfeveen, en Noordwaards van Breukelen, paalt de Ambagtsheerlykheid Tienhovün, welke zig uitftrekt van de Vegt ten Noordooften, tot aan het Hollandfche grondgebied onder Loosdrecht. Dezelve bevat met deomleggende Veenen, Agt Honderd Morgen Lands. Het Regtsgebied behoorde weleer aan de Kerk van Utrecht; maar het werdt, in 't jaar ióat, door het Kapittel van St. Pieter, verkogt aan den Heer Adriaan Ploos van Am /lel, thands behoort het aan den Heere Ferdinand van Collen, Heere van Gunterftein Men teld 'er omtrend honderd Huizen. In'deeze Heerlykheid heeft men het Dorp Tienhoven, leggende beooften de Vegt, omtrent anderhalf uur van Breukelen een klein uur van Loosdrecht, - en anderhalf uur van Maarsfen. 't Is een vrolvk en welvaarend Dorp. In oude Brieven draagt het den naam van 3 C c c 2 He-  C 208 ) Decem Manfi, 'X welk Tienhooven of Huizen betekent. De Kerk is een klein Gebouw, hebbende op den Voorgevel aileen een fpitsagtif Koepeltoorentje. De Gemeente wordt bediend door eenen Predikant, die onder de Klasfis van Utrecht ftaat. De Ambagtsheerlykheid Maarssen, groot vier Honderd Morgen Lands, legt aan de Westzyde van Nyenrode, ten Zuidooften aan de Zweferenge, en ten Weften aan 't Geregt van Maarfen broek. Zy behoort thans aan Jonk vrouwe Johanna Maria van Lochorst tot Termeer, en. onder haar Geregt, teld men twee Honderd en tien Huizen. Het aanzienlyk Dorp Maarssen, omtrent twee uur gaans van Utrecht, langs "de Vegt, ten Noordweften van de Stad. Dit Dorp welk zeer volkryk, en, uit hoofde van deszelfs fraaie Plantagiën, Laanen en Wandeldreeven, gevoegd by de in en omleggende Lustplaatsen zeer vermaakelyk is, wordt, in de Goederen van de U rechtfche Kerk, Marsaa of Marfucc genoemd, doch, in 't jaar 1262, vindt men reeds Maarfen gefchreeven. De Kerk van dit Dorp is een oud Gebouw, doch de tyd haarer ftigtinge is onzeker. Zy heeft een laagen Tooren, die fpits toeloopt en tot boven aan, daar de fchuinte begint, van duiffteen of tras opgebouwd is. Aan de Kerk is, door den Heere Ferdinand van Collen, Heere van Gunterftein , eene Grafkapel geftigt. De Gereformeerde Gemeente wordt 'er bediend door eene Predikant, die onder de Klasfis van Utrecht ftaat. De Roomsgezinden hebben 'er ook eene ftaatie, en de Jooden, die alhier in grooten getale woonen, eene Synagoge. Over de Kerk, ftondt weleer het Kafteel van Maarfen, zo zommigen willen, eerst geftigt in 't jaar 1083 , doch, in 't jaar 1527, door Heere Steven van Zuilen van Nyeveld, vertimmerd, en herfteld; van wien het,waarfchynlyk den naam van Zuilenburg zal gekreegen hebben: In het jaar 1536 is het,door de Staaten deezer Provincie, voor eene Riddermaatige Hofftad erkend. Het behieldt zyne oude gedaante tot het jaar 1672, wauneer het, door de Franfchen vreeslyk verwoest werdt. Naderhand heelt men het herbouwd, en wederom het Huis ter Meer genoemd , naar den naam, dien het reeds in de veertiende eeuwe gedraagen hadt. Het kwam, federt aan 't Geflachte der Heeren van Lochorst, en, wegens het zelve, zyn de Heeren Wynand en Fincent Maximiliaan van Lochorst, in 't begin deezer eeuwe, in de Ridderfchap van deeze Provincie befchreeven geweest; gelyk ook de Heer Diderik van Lochorst, in den jaare 1745. Na deszelfs dood, in den jaare 1755, is Jonkvrouw Johanna Maria van Lochorst met hetzelve beleend. Vervolgens Vrouwe Maria, Catharina van Tuyl van Séraoskerken, Douariere van Lokhorst, en ein-    C 209 ) eindelyk aan Jonkheer jan Diederik van Tuyl yan Serooskerken. Deeze Ridderhofftad is een pragtig Gebouw, naar den hcdendaagfchen fmaak, met Schuifraamen opgehaald. De ingang is aan den Ryweg, tegen over de Kerk van Maarsfen. De Kroonlyst van den Achtergevel, die naar de Vegt ftrekt, is verfierd met.een konllig gewerkte Balufter, vol van Beeld- en Snydwerk. De Frontefpies, net Balkon daar onder, en de Waterkom van Grotwerk zyn. ook zeer fraai. Doch inzonderheid verdienen de uitgeftrekte Hoven en Plantagiën, die aan dit Huis behooren, en zo , aan deeze als aan geene zyde. van den gemelden Ryweg aangelegd zvn, bezigtigd te worden, uit hoofde van derzelver fraaie Laanen, Waterkommen, kabinetten van heerlyk Grotwerk en Fonteinen, welk alles niet zonder groote kollen vervaardigd ist Een weinig Noordclyker, aan de Westzyde van- de Vegt, vindt, men het Huis Boelestein of Boleflein, ook eene Riddermaatige Hofltad, en daar voor, by de Staaten van Utrecht, in 't jaar i538erkend. Men meent, dat dit Huis in de veertiende eeuwe gebouwd is, door eenen Dirk de Me van Eemftede, van wiens geflachte het zynennaam ontleend zou hebben. Onder dit geflacht wil men, dat het gebleeven is tot het jaar 1438. Daarna werdt het verkogt aan Heere Splinter yan Nyenrode. Vervolgens kwam het in eigendom van. Heere Botter van Snellenberg, en, naderhand, aan Heere Egbert van Nyenrode, die het wederom, in den jaare 1.664, verkogt aan. den Heere David Godin. Vrouw Sufanna Godin, de Kleindogter vandien Heer liet het, by haar overlyden, in den jaare 1704, aan haaren Zoon, den Heere Jakob de Malapert,- Heere van Jutphaas en PUntenburg, die 'erin 't jaar 1713, mede beleend werdt, door de Staaten deezer Provincie, in 't jaar 1792 is het verleid op Jonkheer Walraven Robbert van Heekeren. Het tegenwoordig Gebouw, fchoon ouderwetsch is met twee Trapgevels ter wederzyden, en met. vier Schoorlteenen, met Kappen en Wmdvaantjes voorzien, en legt wegens zyn Geboomte en Speelhuis aan de Vegt, gansch niet onver- mAaii'kde Oostzyde van de Vegt, heeft men de Heerlykheid Maarsseveen, paaiende ten Noordweften aan die vm Tisnhovcn,, ten Zuidooften aan Westbroek, en zig uitftrekkenJe tot aan de puntpaal, niet ver van de Landfcheiding, de Hollandfche Radinge genoemd. Zy is 1039 Morgen groot, beftaat byna geheel in broekige Veengronden, en wordt verdeeld in Nieuw- en Oud-Maarsfeveeru Eertyds behoorde zy aan de Domeinen; maar in den jaare 1640,, kwam zy door Koop, aan den Heere johan Huydccoper, Ridderr toen Oud-Schepen en Raad, en naderhand Burgemeefter der Stad C c c 3 /lm*  C 2<° ) Amfterdam. Zy heeft een Regthuis, op wiens uithangbord haar Wapen , beftaande 'va een zwart Varken , gefchilderd is. Aan de Ingezencn van deeze Heerfykheid was reeds op nunne klagten, wegens de ongeregeldheid van het Buurregt, door Keizer Karei, in 't jaar 1530, het Schepenregt vergund, en de verkiezing van eenen Schout en vyf Schepenen, gelyk ook derzelver jaarlykfche vernieuwing aan den Maarfchalk van 't Nederkwartier opgedraagen. Te Oud Maarfcveen zyn omtrent negentig, te Nieuw-Maarfteveen honderd en tien Huizen. ■De tegenwoordige bezitter is de Heer Jan Elias Huydccoper. De Heerlykheid Maarsseneroek paalt Oostwaards aan 't Geregt van Maarsfen, Westwaards aan dat van 'Ihemaat, Noordwaards aan dat van Nyenrodc, en Zuidwaards aan de Vryheid der Stad Utrecht. Men vindt hier eene buurt Huizen die zig ten Noordweden en Zuidooften langs den Maarsfenbroeker Dyk, tot het Doïp Maarsfen uitftrekt. Te Maarsfenbrock is, eerst in 't jaar 1561, door den Prinfe van Oranje als Stadhouder, en den Hove van Utrecht, ten verzoeke van den Ambagtsheer en de Dorpelingen het Buurregt vernietigd, en het Schepenregt ingefteld. Men teld 'er twintig Huizen, in 't jaar 1747, werdt de Heer Mr. Jofteph Elias van der Meulen met dezelve beleend, en in 1781 Mr- Jan Care f van der Meulen Raad in de Vroedfchap der Stad Utrecht. De Ambagtsheerlykheid van Breukelen is in drie Geregten verdeeld. Twee derzelver behooren aan de Heere Johan Ort, Heere van Nyenrode; het derde aan 't Kapittel van St Pieter te Utrecht. Breukelen, weleer der Staaten, nu Orts Geregt, is twee Honderd vyf en zeventig; Breukelen, Nyenrodes Geregt, is acht Honderd eenen vyftig Morgen groot. Deeze Geregten grenzen Oostwaards aan Breukelerwaard en de Vegt, Westwaards aan Portengen, ten Zuiden aan Maarsftenbroek en Themaat, en ten Noorden aan Ter Aa. Het gedeelte welk aan 't Kapittel van St. Pieter behoort, bevat vier Honderd en vyftig Morgen, en legt beooften de Vegt5 ten .deele boven, ten deele beneden het Dörp. Het heeft eenen byzonderen Schout en Secretaris. Onder geheel Breukelen, telde men in 't jaar 1748, negen en tagtig Huizen. Het Dorp Breukelen legt aan de Westzyde van de Vegt, een half uur van de Nieuwerfluis ten Zuiden, en omtrent drie uuren van de Stad Utrecht ten Noordweften, voor 't grootfte gedeelte in 't Geregt van Nyenrode. Men vindt, dat het oudtyds, Bracole en 'Broclede gefpeld is geworden. Het Dorp werdt, in 't jaar 838, aan de Kerk van Utrecht gefchonken, door den Graave Rotgarius. Het is een vry groot eri'aanzienlyk Dorp, met eenige ftraaten, eene Brouwerye en veele Winkelen voorzien. Aangaande de tyd, waar - Y *n    ( «1 ï' ) in de Kerk geftigt is, kan men niets met zekerheid zeggen. Zy moet van eene redeiyke oudheid zyn, dewyl men in 'tiaar 1705, tot het bouwen van een nieuwen Tooren, graavende,. aldaar vcrfcheiden Graf-Tomben van duffteen vondt, die van agt tot twaalf voeten iangv vyf of zes voeten diep onder den grond lagen en eenige menfchenbeenderen bevatten. Deeze Kerk wordt bediend door eenen Predikant, welke onder de Klasfis van Utrecht ftaat. In 't jaar 1672, werdt Breukelen vreeslyk gehavend en verwoest, door de Franfche Soldaaten, inzonderheid, toen de Hollanders de Nieuwerfluis verfterkt, en zig aldaar verfchanst hadden. Want dc Franfchen lieten toen ook twee Schanfen ter wederzyde van de Vegt opwerpen, en maakten eene legerplaats in 't Dorp, haaiende daar toe meer dan honderd Huizen om ver, en beroovende de Inwooners van ai hun Vee en Have, waar door Breukelen veel van zyn vermogen verlooren heeft. Negentien Franfchen werden egter in eene Herberg verrast, door eenige manfehap uit de bezetting van 'tHuis xeAbkoude, die met de Trekfchuit heimelyk aangekomen, hen overviel en gevangen wegvoerde. Aan de Westzyde van de Vegt, omtrent een kwartier uurs bezuiden Breukelen, legt het Huis Nieuwenroode eertyds Nyen rode „ welk leenroerig is aan de Graaflykheid van Holland, en, in 't jaar I53$ > door de Staaten van Utrecht, voor eene Ridder-Hofftad erkend werdt. Het wierd in 1482 ingenoomen en verbrand, 't Is zedert, wederom rpg<_bouwd, en, in den jaare i.672, na de tweede verwoefting door de Franfchen,, andermaal'nieuw opgehaald, op de oude grondveftcn, die ongefchonden waren geblceven. Tegenwoordig vertoont het zig als een zeer aanzienlyk Gebouw, met een pragtiafr Vóórpoort, waar toe men over eene Ophaalbrugge nadert. Het legtf in eene ruime Graft, en nevens hetzelve heeft men fraaie Lusthoven en Plantagiën. In 't jaar 1741, is de Heer Johan Ort Heervan, Breukelen, met dit Huis beleend. Byna tegen over het Huis Nieuwenroode, aan de Oostzyde van de: Vegt, ziet men het Huis Oudaan, eertyds Oud-Aa genoemd, onder Breukelen St. Pieters Geregt. Het geflacht van Oudaan, datmen, om de overeenkomst van 't Wapen, zynde een rood'Kruis; op een gouden veld, uit den Huize van Loenerfloot afkomftig oordeelt, was reeds in 't jaar 1350, bekend. Het wierd ten jaare 1536, door de Staaten van deeze Provincie tot eene Riddermaacige Hofftad verklaard. Wanneer Jan van Duvenvoorde als eigenaar bekend ft'ondt. Naderhand is het Huis verkogt aan Frans vén Sneek,. een. Koopman in Wynen, wiens ouufte dochter Maria van. Sneek,- bet zelve ten Huwelyk bragt aan Daniil van Weede, Raadsheer in't Hof, ( 1 van.  ■van Utrecht, vervolgens is liet gekomen aan haare Zufter Johanna van Sneck, gehuuwd aan Jakob van der Burg, wiens Zoonen, of Zoons Zoonen, zonder kinderen ovèrlydende, het nalieten aan hunne Zufter Maria van der Burg. Devze gehuuwd met den Heere Filibert dc Clercquc Burggraaf van Clercque-Wisfocq, Heere van Boningues, Wieze en Soestbergen, liet het by haar afft erven, na aan haaren Zoon, Filibert Belverairc dc Clercque; van wien het gekomen is op den Heere Ettgenius Franciscus de'Clercque, die in 't jaar 1736, zo voor zig , als voor zynen Broeder, met hetzelve, door de Staaten deezer Provincie beleend is. 't Is een redelyk fraai doch oudcrwetsch Gebouw, met twee Trapgevels, tusfehen weiken een Toorentje uitftcekt! Schuins over de Kerk van Breukelen, aan de Oostzyde van de Vegt, vindt men het oud Adelyk Huis Gunterstein, weleer een zwaar Gebouw, en van ouds door Edelen bezeten, waar op in 't jaar 1573, toen de Spaanfchen de Stad Haarlem belegerd hielden, veertig mannen van de vyf hondert Soldaaten, welken zig te Breukelen verfchanst hadden, gelegd werden. Het was reeds in 'tjaar 1539, door de Staaten van Utrecht voor eene Ridder-Hofftad erkend, doch, in 't jaar 1611, door de Staaten van Holland, aan welken het leenroerig is, aan den Heere Advokaat van Oldenbarneveld ter leen gegeeven zynde, werdt het, op deszelfs verzoek, zo door de Gedeputeerde Staaten, als door de Staaten van Utrecht zeiven, andermaal voor eene Ridder-Hofftad verklaard, blyvende nietemin een gedeelte van het Stigt, onder liet Geregt van 't Kapittel van St. Pieter. In 't jaar 1Ó72, werdt het door de Franfchen, met aangeftooken buskruid om ver gefmeeten; maar federt wederom fterlyk opgehaald en vernieuwd zynde, vertoont het zig tegenvvoordig als een vierkant deftig Gebouw, in 't midden van eene breede Graft, omringd van lommerryk Geboomte. Thans behoort het aan den Heere Ferdinand van Collen, Heer van Gunterftein en Tienhoven. Over de Vegt, ten Ooften van Breukelen, heeft men de Ambagtsheerlykheid Breukeleveen, groot acht Honderd vier en vyftig Morgen Ten Zuiden paalt zy aan Tienhoven, ten Noorden aan het Hollandfche Grondgebied, zig meer dan een uur gaans, Oostwaards, langs de landfeheiding van Loosdrecht uitftrekkende; behoorende, aan 't Kapittel van St. Pieter te Utrecht. De grond beftaat uit enkele Veenen. En, de Huizen eene Buurtfchap uitmaakende, liggen naast bv '* Dorp Tienhoven; waar de Inwoonders hunnen Godsdienst oeffenen. Het getal der Huizen is omtrent honderd en veertig. De    C 2F3 ) . De NiEuwERSi.urs, eén half uur gaans ten N^ofden van Breukelen, is eigenlyk een 'Schutfiuis ; die*haaren oorfprong verfchuldigd is, aan eene Weetering, welke van daar,'voor omtrent twee Eeuwen, uit de Vecht, ter lengte van nog geen halfuur gaans, Noordwestwaard gegraven is, tot in deni Krommen Amftel, ten einde deeze beide ftcotimsn met elkander gemeenfehap. te doen hebben, en voor de Trekfchuiten die tusfehen Utrecht en Amfterdam, geduurig heenen weder vaaren, eenen naderen weg te baanen, dan die, welke de groote Schepen neemen, die den weg' vervolgen tot Muyden. Naardien nu de Vecht altyd hooger is, dan den Krommen Amftel; zou zy, door de gemelde Wetering, ingevalle die eene vrye en onbelemmerde vereeniging met dezelve hadde, te veel Water verliezen, en daar door voor de groote Schepen onbevaarbaar worden. Zoo draa derhalven deeze Weetering of Vaart van gemeenfehap, tusfehen de Vecht en den Krommen -Amftel gegraven wierd, was men bedacht, op den aanleg van een ■Schutfiuis, om het Water van de Vecht te keeren; terwyle by het pasfeeren der Trekfchuiten of andere Vaartuigen, de Deuren aan de binnenkant' zoo lang geflooten blyven, ten einde geen meer Water uit de Vecht daar in te laaten, dan nodig is om dezelve te doen doorfchutten. De Regeering- deiStad Utrecht verpacht en onderhoud deeze Schutfiuis; zy betaald ©ok den Sluiswachter, die uit dien hoofde onder hef Rechtsgebied -van Utrecht behoord. Naby ■ dé. Sluis heeft men eenige Huizen, en een beroemd Fransch Kostlchool, op Stichtfchen grond, waarin veele Jongelingen onderweezen worden/ De ftréekwaar in de Sluis ligt, is by uitftek vermaaklyk, wegens de veelvuldige Lustplaatfen, die men aldaar, aan beide zyden.tot aan Loenen-èh" Breukelen vind, .wordende, ter oorzaake. van her betoovcrend fchoon der Wandelwegen aan den weg, en der gezichten langs de Vecht, zeer vee) van'de Inwoonderen van Amfterdam en Utrecht, in den zomertyd bezocht. In het jaar 1700 werd aan Abraham van der Dus/en, by eene overeenkomst tusfehen de Gecommitteerden van het Zandpad', ter eener', en -Hem, ter.andere zydc, toegeftaan, het maaken en onderhouden van eene nieuwe houten Brug over de.Vecht aan de Nieuwerfluis, voor den tyd van 1 ra Jaaret», «.Onder voorwaarde, dat Hy,- gedtrarende dien ,tyd ,de Qabdim trekken zou, Welken hy tot dien tyd ge-: nooten -had, van alle.de Rytuigen die met de Schouw'overvoeren} en dat Hy jaarlyks, voor de Gabellen op de Brug, mitsgaders die van het-Zandpad, zoo aan de NLuwerfluis, als aan de Voetangel, uitkeeren zou, eene fomma van zevenduizend Guldens, de eëne helfte aan den Rentmeefter van de Domeinen, 's Lands; van Utiecht, en. de andere helfte aan de Thefaurie der Stad Amfterdam,.zullende naa D d d ver-  C 214 ) verloop van de gemelde Jaaren, de eigendom van de Brug komen en blyven aan de Provincie van Utrecht, en de Stad Amfterdam. In jhet jaar 1673 toen de Franfchen de geheele Provincie van Utrecht in hunne'macht hadden, was men in Holland bevreesd, dat zy zich te Nieuwerfluis zouden verfterken, om, van daar, iets op Amfterdam, of op andere Steden van Holland te onderneemen. Om den Vyand derhal ven voor te koomen, gelafte Prins Willem de III. van Oranje, den Collonel Stokyne, om aan de Nieuwerfluis postte vatten. Deeze begaf zich met 1600 Soldaten en 1000 Boeren, in de . Maand Mey des gemelden jaars derwaards. Men ftak terftond de fpade in den grond, en binnen weinige dagen, was 'er eene tamelyke weerbaare Schans opgeworpen, die terftond met _ genoegzaam gefchut voorzien, en van rondomme door Uitleggers in de Vecht met gefchut en Volk voorzien, zoodanig verfterkt wierd, dat de Franfchen, vervolgens tot aan Breukelen genaderd, niets op deeze fterkte durfden te onderneemen. Deeze Schans was, gedeeltelyk aan de West, gedeeltelyk aan de Oostzyde van de Vecht, en dus zoo wel op den Utrachtfchen, «Is op den Hollandfchen Bodem, die, hier ter plaatfe door dien ftrpom, gefcheiden worden, opgeworpen; doch zonder voorkennisfe en toeftemminge van de Staaten van Utrecht, en zonder eenige vergoeding te doen aan de Eigenaars, die, uit dien hoofde, hunne Huizen of Landen hadden moeten misfen. Men had 'er ook eene Kerk geftieht, en een Predikant beroepen; doch, naa deszelfs dood, geen tweeden. Het ftichtsgedeelte werd ook onder de Souverainiteit vart Holland getrokken, en de laften aan die Provincie betaald. In deezen toeftand bleeven de zaaken tot het jaar. 1Ó88, wanneer de fterkte gellecht, den Eigenaaren hunne gronden terugge gegeeven, en de laften, wederom aan de Provincie van Holland betaald wierden. By de overgifte, verklaarden de Staaten yan Utrecht te zullen toelaaten, dat in de plaatfe aan de Nieuwerfluis, wanneer de nood het naar de gedachten der Staaten van Holland vereischte, zonder uitftel een of meerder Forten gelegd zouden kunnen worden, daar het nodig en dienftig was. Doch dit gebeurde niet voor in den jaare 1745, wanneer men in Holland, uit voorzorge wegens den inval der Franfchen in de Ooftenrykfche Nederlanden, oordeelde, dat de tydsomftandigheden de verfterking van deezen post vorderden. Daar werd derhalven, door de Gemachtigden van de wederzydfehe Provinciën, eene overeenkomst geflooten, waarby aan de Staaten van Holland toegeftaan wierd, dat zy het geflechte Fort van de Nieuwerfluis, aan de Westzyde van de Vecht, zoo als reeds aan de Oostzyde gefchied was, wederom zouden moogen opmaakten , en in ftaat van tegenweer fteilen; doch de Souverainiteit e» het    C 215 ) het Territoriaal recht, over den grond van het Fort, zou aan de Staaten van Utrecht blyven; gelyk ook, door die Provincie, zouden worden geheven alle Schattingen in 's Gemeenelands-Middeieh, van den bodem, dien het Fort beilaan zou, en van de Huizen en Ingezeetenen, binnen hetzelve begrepen; aan de Eigenaars van de Landeryen, die, door het leggen van het Fort, vergraven, en van de Huizen, die, uit dien hoofde,geflecht of befchadigd mogten worden, zou behoorlyke vergoeding, volgens de fchatting van het Gerecht, gedaan, en de Provincie van Utrecht fchadeloos gefteld worden, wegens het nadeel, dat dezelve daardoor aan haare Inkomften lyden mogt; de doortocht langs den weg, en de Vaart, zou vry en onbelemmerd moeten blyven, en alles, zoo als het toen was, met betrekking tot de oeffening van den Rechtsdwang, zonder dat de Staaten van Holland daar door meerder recht op de Provincie van Utrecht verkreegen; en, eindelyk, wanneer de Staaten van Holland, t'eenigen tyde* eenig volk van Oorloge in het Fort zouden willen leggen, zou de Bevelhebber verplicht zyn, die van Utrecht te ■zweeren, om geene onordentlykheden in hunne Provincie te pieegen; aónder hunne bewilliging niet over den ftjchtfchen Bodem te trekken, en zich te onderwerpen aan alle poh#eke beveelen, en die in het Fort ter uitvoer te zullen doen brengen. Deeze overeenkomst wierd in het begin van het jaar 1746, door de Staaten van Holland bekrachtigd, en in gevolge van dezelve de nieuwe Schans gelegt, die door des Hemels goedheid tot nog toe van geen dienst geweest, maar echter naar behooren onderhouden is; hoewel in vreedes tyd met geen Krygsvolk bezet. Alles wat van deeze Schans ten Ooften van de Vecht gevonden word, en die daar de fcheiding tusfehen den Stichtfchen en Hollandfche Bodem uitmaakt, ligt op het Grondgebied van Holland; dan, dit beftaat in een enkel Hoorwerk, dienende om de Sluis van dien kant te dekken. Doch het voornaamfte deel dezer fterkte, aan de Westzyde der Vecht, licht op het Grondgebied van Utrecht, welks Staaten ook alleen het Souverain Rechtsgebied daar in blyven uitoffenen. _ Deeze plaats is byzonder levendig, niet alleen door de Trekfchuiten, die doorvaaren, en voor eene korte poos aldaar ftil leggen , maar ook door de menigte van Rytuigen, die tusfehen Amfterdam en Utrecht door deeze fterkte heen en weder ryden; hetwelk alles aan de Herberg, by die Sluis gelegen, eene zeer goede Heerjng t°Thaustvolgt de Heerlykheid Loenen, welke onder het Sticht behoorende, het Gerecht van Loenen en Nieuwerfluis genoemd word, in onderfcheidinge van Loenen-Kronenburgs-Gerecht, hetwelk D d d a in  C ai6 ) in de Provincie van Holland legt. Het Gerecht van Loenen en de Nieuwerfluis. paalt ten Noorden aan Breukelen. Men rekerid deszelfs grootte op 540 Morgen Lands, en het getal der Huizen op omtrent 150. fKeyzer Karei vernietigde alhier in 153a het Buurrecht, eu beval dat 'er voortaan, recht zou gedaan worden dor.r vyf Scheepenen, en zynen Schout, te kiezen uit de verftamiigfte, oudfte; cn eerlykfte perfoonen, onder het Dorp gegoed, expert, en de eenden ander in den derden graad, of nader niet betraande. Thans behoord deeze Heerlykheid, aan Vrouwe Nicolaa Gccrtruid Smis/aart Weduwe Mr. Tsbrand, Kieft Balde. Het vërmaaklyk en volkryk Dorp Loenen, legt langs dc Rivier de Vecht, omtrent vier uuren gaans van Utrecht. Het werd reeds in den jaare 953, ten tyde van Bisfchop Balderik, door Keyzer Otto den Grooten, aan de Utrechtfche Kerk gefchonken, met al' het Land, dat Graaf Hatto, aan byden de zyden van de Vecht .bezat. De Kerk, een fraai en luchtig Gebouw, met eenen aanzienelyke Tooren verfierd, ltaat op Hollandfchen Grond, die, hier tusfehen > den Stichtfchen Bodem in, Noord- en- Zuidwaards langs de Vecht, op zyn breedst genoomen, geen 70 Roeden wydte heeft. Door dit gedeelte van Holland word het Stichtfche Loenen, waaronder, verre de meefte Huizen behooren in twee deelen gefplitst, ftrekkendc het eene Noordwaards tot aan het Rechtsgebied van Nichtevecht, en het andere Zuidwaards, tot aan de Breukelerwaard, beide aan de Westzyde van dc Vecht. Aan de Oostzyde heeft men in die geheele lengte het Hollandsen Rechtsgebied van Loenerveen en Mynden. De Hervormde Gemeente van Loenen, word bediend door eenen Predikant die onder de Clasfis van Amfterdam behoord. De Roomscb°ezinden hebben eene ftatie aan Sloot-dyk, ten Wreften van Loenen, naar het Huis te Loenerfloot zich uittrekkende. De Ingezeetenen van het Stichtfche Loenen, gelyk ook die, van veele andere Stichtfche Dorpen, moogen geene waaren in Holland ter Waage brengen. Wegens de aaneenschakeling van zeer veele Plantagiën, de netheid en fierlykheid der Buitenplaatfen, de deftigheid der Gebouwen, de Lommerryke Wandeldreeven, die een Koninglyken Lusthof, met eikanderen fchynen uit te maaken, en inzonderheid in Stichts Loenen geleegen zyn, is dit Dorp en deszelfs omtrek zeer aangenaam. * De vrye Heerlykheid behoord thans aan Vrouwe Nicolaa Geertruid Smisfaert Weduwe Mr. Tsbrand Kieft Balde. Een half uur benoorden Loenen ligt de hooge en vrye Heerlykheid. Vreêeand of Vredeland, aan de rechter oever van de Vecht, grenzende ten Weften aan Abkoude, ten Ooften aan de Dorfche* Waard of Veen, ten Zuiden tot aan het Gerecht van Loenen. Deeze Heer-    C *<7 ) Heerlykheid is met de Dorfche Waard 514 Morgens groot en behoord aan de Weduwe Daniël Hoofd Gerritz, in leven Burgemeefterder Stad Amfterdam. Men teld 'er omtrent 1120 Huizen. Het Dorp VREêi. and, in deeze Heerlykheid gelegen, is een zeer aangenaame-en vermaskelyke plaats, zoo door het Lommerryk Geboomte om dezelve, als wegens de groote en geduurige pasfagie deiSchuiten en Vaartuigen, die door het zelve van en naar Utrecht, Weesp, Naarden en de Zuiderzee vaaren. De Hervormde Kerk van dit Dorp is klein, doch net, hebbende een Tooren, met een laage Spits, en eenen trans. Vredeland (zoo als Melis Stoke, in de Hiftorie van Graaf Floris de Vde reeds gewaagd) werd door Hendrik van Vianen, die omtrent het jaar 1250 Bisfchop van Utrecht geworden is tot eene Stad verklaard, en met aanzienlyke voorrechten begiftigd, welken door zynen opvolger, Bisfchop Willem de Ilde, in het" iaar 1298 uitdruklyk beveiligd geworden zyn. Na dien tyd is het altoos een Stad genaamd, zoo dóór de Bisfchoppen van Utrecht , als door Hertog Philips van Bourgondien, Graave van Holland. Nog in het jaar 1536, werd het door de Staaten, voor eene Stad erkend. Doch federd, heeft het dien naam, zoo wel als de gemelde Voorrechten verkooren. Aan Vreêland was het zelve recht, als aan Deventer , en dus ook het hooge Rechtsgebied, door Bisfchop Willem beveiligd. Doch de Burgers verwaarloosden dit voorrecht, en droegen het Hals-recht op, aan den Heer Gerard yan Rheede, die het, in het jaar 1637, aan Prins Fredrik Hendrik afftond, van wien Hy, wederom verleid werdt met de hooge Heerlykheid, als een goed, en onverfteriiëlyk Erfleen. In de brieven daar van gemaakt, word' het nog genoemd de Stad Vreeland; doch in derzelver bekrachtiging door de Staaten, in het jaar 1674, wanneer het op den Heere van Tuyl van Serooskerken werd vast gemaakt, alleen de vrye hooge Heer-lykheid van Vreêland. Dicht by dit Dorp, ten Zuid-Ooften van de Kerk, ziét men de grondüagen van het oude Slot van Vreeland, die rondom in dubbele Graften leggen, en door den Heere van Zuilen vernieuwd zyn, eer hy die aan den Heere van Nichtevecht verkocht. Dit Slot was van ouds, en is nog in 's Lands gefchiedenisfen zeer vermaard.. Het werdt, door Bisfchop Hendrik van Vianen, omtrent het midden' van de dertiende Eeuwe geftieht, gedeeltelyk uit den buit, "die hy in de Veluwe behaalde, en gedeeltelyk uit het geld, van een Landgoed , by Utrecht igelegen , 't welk hy ten dien tyde verkocht. Het Slot was zoo fterk, dat Heer Gysbrecht van Amftel, na .dendood van den Bisfchop, in het jaar 1268, het eenen langen tyd vruchteloos belegerde. Eenige jaaren daar naa, verpandde Bisfchop D d d 3 Jan-  c 218 ) Jan van Nasfau, tot groot ongenoegen van de Ingezeetenen der Provincie, hetzelve aan Gysbrecht, welke de Stichtfchen, en inzonderheid de Burgers van Utrecht, door het leggen van eenen nieuwen Tol op de Vechtltroom, bezwaarde. Doch het Slot werdt hem naderhand weder ontweldigd, door Kloris de Vde Graave van Holland, die, op verzoek van die van Utrecht, hetzelve belegerde en innam, naa dat de Amftelfche benden door de Zeeuwen geflaagen waaren. Het Slot kwam derhalven, naa het fluiten, van de Vrede, wederom aan den Bisfchop van Utrecht. Doch Bisfchop jan van B/est verpandde het wederom , in het jaar 1327 op nieuw, aan Willem de derde, Graave van Holland, voor zeven en dertig Honderd Penden zwarten Tournois. Wanneer Bisfchop Jan van Arkel zig in den jaare 1356 met Hertog Willem van Beieren bevredigde, mits de gemelde lom wederom van hem opgebracht zou worden, werd ook dit Slot aan -den Bisfchop afgedaan. Het fchynt dat de Stad Utrecht den Bisfchop daartoe eenig geld gefchoten heeft, waar voor hy in het jaar 1363 beloofde het Slot nooit van het Sticht te zullen vervreemden. Doch de volle beta.aling bleef agter , en het Slot in de magt der Stichtfchen blyven Ie, eischte Hertog Albrecht van Beieren,hetzelve in het jaar 1370 terug van Bisfchop Jan van Ve-rnenburg, die het aan den Heere van Loenerfloot verpand had. Zyn Opvolger Bisfchop Arnold , gaf het Slot ter bewaaring aan zynen Neeve, Zweder van Gaaibeek, Heere van Putten, onder beding, dat hy het nimmer' van het Sticht vervreemden zou. Intusfchen drong Hertog Albrecht aan , op voldoening der opgefchootene fomme, hetwelk Zweder van Gaasbeek noopte, om in den Oorlog, die bier op tusfehen de Hollanders en de Stichtfchen ontftond, Hollandfche bezetting in te neemen. Doch by de verzoening, in het jaar 1375 tusfehen den Hertog, en den Bisfchop gemaakt, werdt het Slot den Stichtfchen wederom afgeftaan, mits dat Zweder van Gaasbeek het zou blyven bewaaren, tot dat hy van de penningen daarop gefchooten, zou voldaan zyn. Men rneend, dat de tömma door hem'aan het Slot te kofte gelegd, naderhand door de Stad Utrecht ten grooten deele is voldaan geworden; immers de Stad, ftelde in het vervolg eenen Gistelein aan, alleen met goedvinden van den Bisfchop. Het Slot Vreêland ftond nog ten tyde van Hendrik van Beieren, die in het jaar 1524. Bisfchop van Utrecht vyierd. Hy lag 'er een Slotvoogd op, maar het verviel van tyd tot •tyd, door de raeenigvuKiige aanvallen, die het onder zyne Regeering had uitgedaan. Eindelyk\ werd het in het jaar 1529, up bevel van "Keyzer Karei de Vyfde, afgebrooken, en de puin gebruikt tot het bouwen van het Kafteel Vredenburg binnen de Stad Utrecht. Het werdt echter iu het jaar i68q , op aanhoudend verzoek van den «■■;' Heer    ( 219 > Heer van Zuylen, voor een Ridder-Hofftad verklaard, waar uit dfe' bezitter in het Lid der Edelen zou. mogen befchreven worden. Ten Weften van Vreêland omtrent een uür gaans, ligt de Ambachts Heerlykheid van Kortbnhoef en Riethoven, groot 694 Morgens. Ten Ooften grenst zy aan. Gooiland, ten Zuiden aan Loosdrecht, en ten Noorden voor een groot gedeelte aan de Horftermeer. Men heeft 'er een goeden Veengrond, die in het begin der voorige Eeuwe zeer veel verbeterd wierd, door het maaken van uitwaate* rende Sluizen en Watermolens,. om het overtollige Water te ontlaften; Deeze Heerlykheid behoorde in vroeger tyd, aan de Kanunniken van St. Maria te" Utrecht: naderhand aan den Heere van Nederkorst, en naa deezen aan den Heere van Zuidtwyk. Jonkvrouw Catharina Heerman van Zuidiwyk, verkocht dezelve in het jaar 1717 aan het St. Pieters Gasthuis te Amfterdam; doch de Koop-prys werd door haar aan dat Huis gefchonken. Naderhand heeft het Gasthuis de Heerlykheid verkocht aan den Heere Mr. Abraham Calkoen Baillieuw en Dykgraaf van Amftelland. In het jaar 1676 ondernam men in dezelve eene Galg op te richten, doch de Procureur Generaal 'sLands xfan Utrecht , kreeg last om die te doen wegbreeken.. Het getal der Huizen is ruim twee Honderd. Het Dorp Kortenhoef, ligt een groot uur ten Zuiden van Ankeveen, een half uur van 's Graveland, en een uur van Loenen, de Kerk, die een vry aanzienelyken Tooren met eene fcherpe fpits heeft, word bediend door een Predikant, welke onder de Clasfis van Amersfoort behoord, als eene byzonderheid, die ter eere van dit Dorp ftrekt, kan ik nier naalaaten te melden, dat aldaar gebooren is, de geleerde Dirk Kortenhoeve, die onder andere geleerde Werken, de Spreuken van Erasmus, onder zeekere Hoofdftukken gebracht, en< te Keulen in het jaar 1533 uitgegeven heeft. Nu volgt de PJeerlykheia van Ankeveen, grenzende ten Noorden' en Ooften aan Gooiland, ten Zuiden aan de Horftermeer. Zy is 698 Morgen en 30 Roeden groot, toebehoorende aan de Erven van Vrouwe Elifabeth Maria Cromhout, Douariere Baronnesfe van Wasfenaar Vrouwe van de Werve, &c. Het Dorp Ankeveen in deeze Heerlykheid gelegen, legt een uur gaans van het Dorp den Berg, en even zoo ver van de Kerk van 's Graveland. Het ftrekt zig uit. langs eenen weg, die Noordwaards loopt van de Horftermeer. Aan deeze Meer ftaat de Hervormde Kerk, welke bediend word door. eenen Predikant die onder de Clasfis van Amersfoort behoord; ook. hebben 'er de Roomschgezinden eene ftatie. Toen de Franfchen in het: jaar 1672 de geheele Provincie van Utrecht, en ook de Stad Naarden bet»agtigd hadden, werd 'er eenig Staats-volk in 's Gravc~  ( 220 ) l,and cn Ankeveen gelegd, om die pist te bewaaren. De Franfchen veroverden een Schans, by 's Graveland opgeworpen, en met 40 man bezet, zonder veel moeite, maar werden met verlies afgellaagen aan de Ankevcenfche Brug, door het aldaar leggend Regiment van Stokheim. Uit wederwraake dachten zy eenigen tyd daarna het Dorp in de asfche te leggen; doch toen zy daar een aanvang mede maakten, kwam 'er eenig Staats-volk, hetwelk hun verdreef,' en het Dorp bevrydde. In de Heerlykheid, en in het Dorp telt men omtrent negentig Huizen. Den Berg, is een Dorp, gelegen op een foort van Eyland, do en even zoo ver van het Dorp Ouderkerk aan den AmfteU is zeer vermaakelyk en wel bebouwd. Men heeft 'er veele aangenaame en E e e a aan-  C 224 ) aanzienlyke Lustplaatfeii, zoo aan den Krommen Amftei, als aan de Holendrecht, die zich by de Kerk veréénigen. De Kerk, op het Grondgebied der Heerlykheid, die aan het Kapittel van St. Pieter behoord, is een fchoone en groote Kruiskerk, met eenen hoogen Tooren, en twee Klokken. Over de Kerk, ziet men het Predikantsy huis, en de Kofterwooning, waar over twee Kerkmcefteren die voor hun leven, door de Ambachtsheeren aangefteld wierden, het beftk-r, . voeren. Aan het Koor dezer Kerke ftaat eene prachtige GrafTombe, door eenen der voorgaande Ambachts Vrouwen, opgericht. De Gemeente der Hervormden beftaat uit omtrent 150 beden, en word bediend door eenen 'Predikant, die onder dc Clasfis van Utrecht behoord. Hy word door de Kerkenraad beroepen, en de Approbatie ftaat aan^'s Lands Gedeputeerde Staaten, en het Kapittel van St. Pieter: de Kofters plaats word door beide die Collegien by tourbeurten begeeven. Men heeft hier ook eene ftatie voor de Roomschgezinden, en een Fransch Kostfchool, dat in een zeer goeden ftaat is. De Paardemarkt, in Auguftus gehouden wordende* is zeer vermaard Veele onheilen en rampen heeft dit fchoone Dorp ' ondergaan, in verfcheidene binnenlandfche Oorlogen, maar byzonder leed het zeer veel door de Franfchen in het jaar 1672. Deeze" toen meefter van Utrecht zynde, zonden een hoop Krygsvolk derwaarts, welk in het holfte van den nacht aldaar aangekomen zynde,, de meefte Huizen in den brand Haken, en de ongelukkige Inwoonders naakt op de vlucht drceven, in weerwil van deSoldaaten, door? den Prins van Oranje, op, het Slot gelegd, die, te zwak zynde in getal, het Slot niet durfden te verlaaten. Des anderendaags naa . het aftrekken .der Franfchen, redde men de Kerk nog, cn eenige Huizen die reeds vlam gevat hadden, zooa dat het derde deel van dit Dorp nog behouden bleef. Toen de Franfchen eenige dagen daarnaa, zich andermaal vertoonden, om ook het geredde deel te verwoeften, bood de bezetting van het Slot, die inmiddels verfterkt was. geworden, zoo veel tegenftand, dat de Vyand moest terug keerena met achterlaating van veele gevangenen. Een weinig ten Weften van het Qorp Abkoude, heeft men de Abkouder-Meer, een Waterplas van omtrent 150 Roeden wyd. De Stad Amfterdam, houd dezelve in Erfpacht voor 90 Guldens in het jaar, die zy betaald, aan het Kapittel van St. Pieter te Utrecht. Een quartier uurs ten Zuiden van deeze Meer, naar de kant van Baambrugge, aan den Krommen Amftel legt het Slot van Abkoude , in eenen weeken en Moerasfigen grond. Waarfchynlyk is het geftieht door de eerfte Heeren van Abkoude, die zeer machtig waaren, en het Rechtsgebied voerden over een groot gedeelte van het Sticht;, want,    C *>5 > want, aan hun behoorden het Schouts-ampt van Gieltjesdorp, en Geverskop, Kamerik, Maarsfeveen, Themaat, Oudhuizen, Ankeveen, Demmerik, Houdyk en Abkoude.„ Het Slot wierd toen onder de opene Sloten van het Sticht gerekend. In het jaar iü68 wierd het verwoest door Gysbrecht van Amflcl, en in 1328 weder opgebouwd' to>vc Zweder "van Zuilen. Men yerzeekerd, dat het in 1345 weder ingenobmen wierd door Jan van Arkel, Bisfchop van Utrecht, om dat Zweder den Graave van Holland hulp verleend had. Misfchien is dit Slot ook te tellen onder de zeventien Iloekfche Sloten, welken, omtrent dien tyd', door de Kabbeljaanwfèhen verwoest zyn. Jacob van Gaasbeek, door Bisfchop Rudolf gevangen genoomen zynde, Mond het Slot, welk hy te vooren reeds bekend had van het Sticht ter leen te houden, in 1448 aan dien Kerkvoogd sf. Daarna veroverden het de Hollanders, en hielden het tot in 't jaar 1490, wanneer Bisfchop David van Bourgondien het rerug kreeg van die van Amfterdam. Sederd is het een woonplaats der Maarfchalken van het Neder-quartier geweest, die daarom dikwils Maarfchalken van Abkoude genaamd wierden. Men heeft 'er ook dikwils Krygsvolk iu gelegd, om de binnenlandfche onluften te bedwingen. Graaf Maurits,. in het jaar 1673, op dit Slot post gevat hebbende,"belettede toen de moedwil der Franfchen, die zoo als wy hier boven zeiden, voor de twedemaal aankwamen, om het Dorp Abkoude te verwoeden^ Naa dien tyd is het in verval geraakt, en in het begin dezer Eeuwe, was men voornemens om het aftebreeken; doch op hoog bevel wierd' het geftaakt. Jheodurus de- Leeuw, in der tyd Eigenaar van hetzelve, «1 van de Heerlykheid Abkoude, herftèlde de twee Toorens enliet'er fraaie fpitfen'op zetten, en één derzelven tot een Speelhuis bekwaam maaken, waar uit men een heerlyk gezicht heeft over de omliggende Landerycn. Aan de dikke Muuren, hooge en zwaare Toorens, Schietgaten, Hooien en Kelders,, kan men nog heden de oude fterkte van dit Slot erkennen. Een half uqr gaans van het Slot, en omtrent een uur van het: Dorp Abkoude ligt Baambrugge, aan. denzelvden Krommen Amftel, waar aan men, tot aan het Huis te Loenerfloot, een groot aantal' fraaie Hoflieden vind, die de Trekvaart tusfehen Utrecht en Amfterdam zoo zeer verderen. De Kerk is klein,, zy heeft een tamelyk hoogen Tooren, waarop in 172Ó een fpits gezet is, zy word bediend' door eenen Predikant die onder de Clasfis van Utrecht behoord. Nu volgt de Ambachtsheerlykheid Loenersloot, Oukoop en Ter Aa,. groot 705 Morgen Lands; ftrekkende van Baambrugge, tot het Dorp Ter Aa. Men teld in deeze Heerlykheid, tusfehen de 50 sn 60.Huizen, en zy behoord aan de Heer Htndrik Willem van Hoorn. E e e 3 • Het  Het ouJe Slot te Loenersloot, omtrent een half uur van Baambrugge is een zeer oud Slot, onlangs zeer veel verbeterd, en met fraaie Tuinen verfierd. Tegen over het zelve, bezyden het Rechthuis, ziet men eene oude 'Kapel die wel eer tot een Begraafplaats voor de Heeren dezer Heerlykheid gefchikt was. Een uur gaans van deeze Ridder-Hofit id, een klein half uur van de Nieuwerfluis, heeft men het Dorp Ter Aa, ook Nïeuver Aa genoemd. Dit Dorp heeft zeer weinig aanziens, en een öudé Kerk. De Gemeente word 'er bediend door éèn Predikant, die onder de Clasfis van Utrecht behoord. Een weinig van daar lag weleer het Hns ter Aa-, Leenroerig aan het Sticht In 1672 is het door de Franfchen zeer verwoest, cn zints is het geheel en al vernietigd, echter behoud het zyfle RiJdermaatigheid. Een kwartier uurs van daar, ten Zuiden het Dorp Ter Aa, vind men de overblyffelen van het oude Riddermaatige Slot of "Hofftad-, Ru wiel, het welk mede door de Franfchen verwoest is. De Ambachts-Heerlykheid 'Ruwiül, waar in dit Slot gelegen is, - heeft omtrent de 40 Huizen, en behoorde in 1748 aan den Heer Willem Straalman. Niet verre van daar tusfehen Ter Aa en Loenerfloot, ligt de Buurt Oukoop, behoorende tot de voornoemde Heerlykheid, van de Heer Willem van Hoorn. Nu volgt Vinkeveen: een Dorp,een uur gaans van Loenerfioot gelegen, in 't midden van de Veenen, van waar het zynen naam bekomen geeft. De Kerk van dit Dorp is klein dog net, en heeft een fieriyke Toorcnfpits: In het Kerkeiyke is het yeréénigd met Wilnis, welks Predikant om de drie weeken eene beurt waar neemd. Men teld 'er in het geheel omtrent de tachtig Huizen. Nu volgen der" Dorpen der Koilegiaale Kerk van'Sr. Jan te Utrecht; welke de Dorpen der Proostdy van St. Jan genoemd worden. Hun getal is vyf, naamlyk: Mydrecht, Willis of Wilnis, Uithoorn, Kudelstaart -en Thaames: benevens eenige Polders daarby gelegen; als: Westveen, Kromme Mydrecht èn Blokland, alle een hndftreek van 5440 Morgens Lands beflaande, en liggen aan de Uitferfte W.stelykfche Grenfen van het Neder-quartier, wadende van driekanten door de Provintie van Holland ingeflooten en bepaald. Wy zullen van elk Dorp een kort verfiag geeven. Mydrecht is de Hoofdplaats der Proostdy, een groot en fchoon Dorp, dat zynen naam ontleen 1 van de Kromme Mydrecht, tot welks boord zich de Heerlykheid uitftrekt. Dit Dirp leverd veel goede Ttarfuit, en heeft veele goede Weilanden: buiten de Kerk der Hervorm-    C 227 ) ' vormden, heeft men 'er ook eene voor de Mennonieten, en een voor de Roomsehgezinden. In het midden des Dorps by de Kerk ftaat de Kaak, die te gelyk tot een Geesfelpaal diend by het uitoeffenen van lyfftraften. Niet ver van dit Dorp, vind men nog de overblyffels van het Huis te Mydrecht, het is in 1572 afgebrand. Het word echter nog als een Ridder Hofftad aangemerkt. Een half uur gaans van Mydrecht, legt het Dorp Willis of Wilnis, waaronder behoord de Polder Westveen. De Kerk van dit Dorp, die groot is, ftaat eigentlyk op dè grond van Oudhuizen. De Gemeente is gecombineerd met die van Vinkeveen, de Roomfche Kerk is vereenigd met die van Mydrecht. Uithoorn of den Uithoorn, legt ten Noordweften van Mydrecht aan de linkefzyde van den Amftel, over welke aldaar by het Rechthuis,een Brug gemaakt is, die van de Tol.op de Rytuigen gelegt, onderhouden word, 'er is hier geen Kerk, maar de Inwoonders maaken één Kerkgenootfciiap uit met die van Kudelftaart, men teld 'er tweehonderd Huizen. Kudelstaart is het uiterfte Dorp van het Sticht, op de Hollandfche Grenzen. Zelfs behoord een deel van het Dorp, namelyk alles wat, ten Weften van den Ryweg tusfehen Leyden en Amfterdam gelegen is, aan Holland;-doch de Kerk en de meefte Huizen liaan op Stichtfchen grond. Het Dorp is niet groot, en omringt met veele uitgeveende Plasfen, het getal der Huizen beloopt veertig. De. bc.oge ILeülykheid ThamkN groot 387 Morgens ligt ten Noordweften van'Mydrecht. De grond van het Dorp Th-ajii-n isgro t-deeló uitgeveend. De Kerk, die eertyds in de Buitendykfche Polder ftond, is nu aan den Amftel verplaatst, digt by de Brug; in het Kerkelyke word dit Dorp genoemd Thamen aan den Uithoorn. Men teld 'er ruim honderd Huizen. Oudhuyzen is geen Kerkdorp, alhoewel de Kerk van Willis op deszelfs grondgebied ftaat. Het is eene Heerlykheid groot 810 Morgen , zy behoord aan den Prins van Nasfau Weilburg, en men teld 'er omtrent de vyftig Huyzen. Nu volgen nog eenige Dorpen tot het Nedcrkwartier behoorende, gelegen tusfehen de Vecht, en de Kromme Rhyn ook wel de Leydfche Vaart genoemd. De Heerlykheid Zegveld paalt Oostwaard aanKameryk, West, Zuid en Noordwaard aan Nieuwkoop, Bodegraven- en Agtienhoven. Zy behoord aan het Capittel van St. Maria te Utrecht, is 1770 Morgens groot, en bevat ruim honderd Huizen. Het Dorp Zegveld, een half uur gaans van de Stad Woerden, is vry groot en heeft een kleine Kerk, die door eenen Predikant, die onder de Clasfis van Utrecht behoord, bediend word., De  ( 2 23 ) De Heerlykheid Kameryk volgt, en ligt ten Ooften van Zegveld, ten Weften van Tekkoop, en paalt ten Noorden aan Willis en Oudhuizen. Zy is groot 1640 Morgen, en behoord gedeeltelyk aan het Capittel van St. Maria te Utrecht, gedeeltelyk aan Mr. J. van Teyhngen, men teld 'er ruim 140 Huizen. Het Dorp Kasierik ligt een uur van Woerden, het is een aanzienelyk Dorp, waarin fchoone Henniplanden gevonden worden, de 'Kerk is een Kruiskerk met een aanzienelyken Tooren. "Zy word bediend door één Predikant die onder de Clasfis van Utrecht behoord. De Heerlykheid Kokkengkn en Spengen, groot 600 Morgen Lands, is leenroerig aan de Provincie van Utrecht, cn is'verleid op den lieer Godin, men teld 'er omtrent de 80 Huizen in. Het Dorp Kokkengkn ligt een uur ten Weften van Breukelen, en drie uuren van Utrecht. Het is een fraai Dorp met een aanzienelyke Kerk, die door eenen Predikant, behoorende onder de Clasfis van Utrecht, bediend word. De Heerlykheid de Haar is groot 250 Morgen en leenroerig aan den Huize van Vianen. Men vind 'er ruim 20 Huizen. Thans is het verleid op den Heer van Zuilen van Nieveld. Het Dorp de Haar is geen Kerkdorp, zoo'als eertyds, het is klein, en in het Kcrke■Jyke met Kokkengen vereenigd. By dit Dorp ligt de Ridderhofftcde of het Slot de Haar: het is een oud zwaar Gebouw, voorzien met ruime Kelders die in 1672 en 1673 tot gevangenisfen gebruikt wierden. Men houd het voor eene van de grootfte Ridder-Hoffteden dezer Provincie. Vleuten «« Meeren is ééne Ambachtsheerlykheid, die aan het Capittel van Oud-Munfter te Utrecht behoord. Zy beftaat 1797 Morgen Land en bevat ruim 140 Huizen. Men vind 'er veele voornaame Huizen en Lusthoven. . Het Dorp Vleuten ligt een en een half uur gaans van Utrecht en heeft een goed aanzien. De Kerk is een oud Gebouw met een zwaaren Tooren. Men vind 'er ook een Rechthuis. De Predikant behoord onder de Clasfis van Utrecht, ook hebben 'er de Roomschgezinden eene ftatie. Dit Dorp is vermaard door het bier, dat aldaar gebrouwen word. Het Dorp Meeren legt een uur gaans van Utrecht, en is gering van aanzien. De Kerk van hetzelve word bediend door eenen Predikant die onder de Clasfis van Utrecht behoord. Binnen deeze Heerlykheid liggen vyf Riddermatige Hoflieden die opmerking verdienen. De eerfte is het-Huis te Vleuten een oud Gebouw, toebehoorende aan het gedacht van Tuyl van Serooskerken. De tweede is het Huis den Eng het is een aanzienelyk Gebouw, be-    C 2^9 ) behoorende aan de Heer van Ewyk Heer van Themaat. De derde was weleer het Huis BottestitY-, het is niet meer aanwezig, fchopn de bezitters' van den grond in het Lid der Edelen befchreven worden; De vierde, het Huis ten Ham is een oud en deftig Slot, met een dtkken Tooren, het behoord aan den Heer van Hakford. De vyfde is het HuiS te Voorn een net en fraai Kafteel, liggendein een Vyver, en beplant met veel Geboomte, en is door den 'bezitter .Petrus van der Hagen zeer veel verbeeterd. Eindelyk, ontmoet men nog in het Nederhvartier, eenige Dorpen die tusfehen den Ouden Rhyn en de Lek liggen. Ze zyn de volgende: De Heerlykheid Harmeliïn en Haanwyk gelegen aan den Ouden Rhyn. Zy is 651 Morgen groot, en bevat omtrent 70 Huizen. Zy 'behoord aan den Heer van Beufechem. Het fraaie Dorp Hakmelen, ligt twee uuren gaans van Utrecht en is zeer vcrmakelyk, men heeft 'er eene groote Kruiskerk met een fpitfen Tooren, de Predikant behoord onder de Clasfis van Utrecht. De Roomfcben hebben ook aldaar eene ftatie, waaronder de Ingezeetenen van Vleuten behooren. Dicht by de Kerk van Harmeien ligt het Huis Baatesteyn, eene aangenaame Landwooning, toebehoorende aan Mr. Joh, Jacob Schele, Canunnik van St.Pieter, die het aanmerkelyk verbeterd heeft. De lieerlykheid Veldhuizen groot 700 Morgens, ligt Oostwaards van Harmeien, aan de Leydfche Vaart. Het is geen Kerkdorp, maar alleen een Polder met omtrent de 20 Huizen. Zy is leenroerig aan het Sticht, en is verleid op Vrouwe Jacoba Johanna Guitton Vrouwe van Hinderllein. . Een weinig bezuiden den Rhyn, vind men in deeze Heerlykheid de Ridder Hofftad, het 'Huis te Nyveld, weleer Velde genaamd. Het was reeds voor de 12de Eeuw bekend, en behoorende onder de oopene Sloten van het Sticht, het is thans zeer/vervallen, echter zyn 'er nog eenige blyken van het oude aanzien aan te bemerken, het is leenroerig aan het Sticht, en is verleid op Diderik Jacob Baron van Reede. Nu volgt de Heerlykheid Jutphaas. Deeze word in twee deelen gefcheiden, namelyk het Nedereinde, en het O vereinde door den Vaartfchen Rhyn, die by Vreeswyk uit de Lek komt, en,Noordwaards tot de Stad Utrecht loopt, het waaren in vroeger tyden twee Heerlykheden, doch thans behooren ze als ééne Heerlykheid, als een Leengoed aan-den Huize van Vianen, en is verleid op Sigismund Pierre Alexandcr Graave van Helden. Men teld omtrent 130 Huizen. Het Dorp Jutphaas, ligt een uur-gaans van de Stad Utrecht, en is een mooi Dorp, gelegen in eenen aangenaamen Oord, en vol Lust- Fff ho-  C 230 ) hoven en Planteen, Het heeft een Kruiskerk met een Tooren vnomen, die bediend word door eenen Predikant, die tot de CJa-£ 5 DC R^^hgezinden hebben 'er ook eeneftaï e H^eSn^ ^ V:'n JUtphaaS' ligge" °0k een,'Se R''^ermSige* VR .oNÈSTtYN of Vroenestpyn, liggende een wpinm tvt a wellen van de Kerk van Jutphaas, het W£n £d\7iïfè?G*ïïS' r-rdom in iet Water liggende, het is leenroerig aan het Sticht en verleid op de Heer Charles Heereman öticnt, en Rynesïeyn, ligt mede ten Weften van de Kerk van Tutobaas en is leenroerig aan den Huize van Vianen, het is een oud zwaar Gebouw liggende in een Vyver, en omringd met zvvaar Geboomtf thans is het verleid op Alexander Grave van Heyden oeD°omte, Rynenbi:ü g ligt niet verre van Rynefteyn, en" was weleer lepn roerig aan deGraaffelykheid van Holland. Vet isS ,JSS en aanzienelyk Gebouw, met een vierkanten Tooren, wTa™ een iierlyk Koepeltorentje geplaatst is. waa.op een Vroo.xestkyx ook in de nabyheid van Jutphaas geleegen is leenroerig aan de Provincie van Utrecht, en een deftig oud G^Sóuw m eene Vyver liggende, het is verleid op den Heer CharTs HvrTaZ „Jï rïZ™ T d?3^ en ^ader by fiét Dorp Vreeswyk, /£ men iE T,Gd™J °0kwd £UDE Gein g^aamd. Het is eene AmbachS heerlykheid van 174 Morgens Lands, waar in het Slot geleeen i? dat groot en fraai van aanzien is, in 1780 is 'er 7£ ' AnnavanHaafien, Douariere ^^^^^g De Ambachtsheerlykheid Loopik beftaat een fnuik ftrook Lands ter lengte van 3 uuren gaans, paaiende ten Ooften en Noorden aan de Baronny van Ysfelfteyn, en ten Weften en Zuiden aan Holland waar van het gefcheiden is, door eene Vaart, die by VreeSwvk ' zich met de Lek vereenigd, door eene Sluis in de Lekkendvk Zv behoord aan het Kapittel van St. Maria te Utrecht, men teld in deeze Heerlykheid ruim 170 Huizen, benevens een gróót aantal Hof?2& Z ^lanta§ien- Mre" ^eeft 'er twee Ke*en ,?n a s eene te Lopk, en de andere te Lopiker-Kapelk, die elk door eenen Preu? kant bediend worden en beiden onder de Clasfis van Utrech behoo. ren, en waaronder ook de Gemeente van Kabauw behoord iï^e™ Lopiker-Kapelle, ligt het Huis te Vliet, zynde een Ridder Hofftad; en een fraai Slot, dat wel niet nieuwerwetsch » fiS %SSÜS vT„'ïed, 8&   1  ( 231 3 De Heerlykheid Langerak over de Lek , is de Zuidelykfte van de geheele Provincie, men reekend dezelve op omtrent duizend Morgens Lands. zy is leenroerig aan het Sticht, en ten jaare 1793 is 'er de Heer Mr. Lambert Pieter van Test mede beleend. De Heerlykheid Willige Langerak circa 700 Morgens Lands beflaande, ligt aan deeze zyde van de Lek is mede leenroerig aan het Sticht, en is ten jaare 1790 met deeze Heerlykheid verleid, Vrouwe Bttrtholêtnea Hermana Brand, Huisvrouw van den Heer Mr. Carel Fredrik Brand. Het Dorp Langerak in de eerstgenoemde Heerlykheid gelegen, is redelyk groot, en wel bebouwd, de Inwoonders leggen zich veel toe, op de Zalmvangst in de Lek, waardoor het welvarende is. Men heeft 'er eene ruime Kerk, die door eenen Predikant, die onder de Clasfis van Utrecht behoord, bediend word. Men teld 'er ruim honderd Huizen. Willige Langerak, is een Dorp, dat aan de Noordzyde van de Lek, tegen over het hier bovengenoemde Dorp ligt, men heeft in het zelve een kleine Kerk, met eenen laagen Tooren, die in vroeger tyd een Parochie-Kerk geweest is , men heeft 'er omtrent 60 Huizen. De Gemeente word bediend door eenen Predikant die onder de Clasfis van Utrecht behoord. Het Slot te Langerak, is een oud aanzienelyk Gebouw, liggende in een Vyver, en voorzien met twee fpitze Toorens. Niettegenltaande de Heerlykheid, zoo als wy hier boven aangetekend hebben, in andere handen gekomen is, zoo behoord dit Slot aan de Familie van Boetfelaar, die uit dien hoofde ook in het Lid der Edelen van Utrecht zitting hadden. Eindelyk komen wy nu tot het Vierde of Laatste Kwartier dezer Provincie, het Land van Montfoort genaamd, naar de Stad Montfoort, die in het midden gelegen is. Het word door den Tsfclflroom in twee deelen gefcheiden, waarvan het eene ten Noorden, en het andere ten Zuiden van die Rivier gelegen is. Dit Kwartier is klein van begrip, en heeft niet meer dan één Kerkdorp, en voorts eenige kleine Ambachtsheerlykheden, die wy nu nog kortelyk befchryven zullen, en daar mede deeze Befchryving van de Provincie Utrecht befluiten. Ten Noorden van Montfoort- legt de Heerlykheid Linschooten, waarvan het Rechtsgebied gedeeltelyk onder het Sticht, en gedeeltelyk onder Holland behoord. Dat gedeelte, dat onder het Sticht behoord, is 829 Morgen groot, zy paalt aan het Land van Woerden en de Stad Oudewater, en behoord aan Paulus, Hubert, Adriaan, Jan Strick van Linfehooten, die 'er mede door de Staaten van Utrecht beleend is. Men teld 'er ruim 70 Huizen. F f f a Het  C 232 ) Het Dorp Linschooten, ligt genoegzaam in eene rechte ryn tusfehen Montfoort en Ouclewater, van welke beide Steden een Trekvaart, langs dit Dorp loopt, het heeft een fraaye Kurk meteen vierkanten Tooren. De Predikant behoord onder de Clasfis van Utrecht. Noordwaards van Linfchooten ligt de Heerlykheid PolaaJ^en, groot 119 Morgens Lands, behoorende aan den zoo cvengemelden Heere Strickvan Linfchooten. Ook liggen daarby de Heerlykheden Schagen en den Eng, groot 300 Morgens, en insgelyks aan dienzelven Heere behoorende. Niet verre ten Wellen van het Dorp, ligt het Huis Linfchooten, alhoewel het geen Ridder-Hofllad is", zoo is het echter een oud en aanzienelyk Gebouw, liggende in eene Graft, en voorzien van twee Toorens, men heeft door eene Brug den toegang tot hetzelve. Aan den Dyk by Polaanen, ontmoet men het Kasteel Wolvenhorst , een oud adelyk Slot, doch thans is het alleen een Heerenhuis, en niet Riddermatig. Ten Ooften van dit Huis, ligt dc Heerlykheid Kattenbroek, groot 483 Morgens. Zy is leenroerig aan het Slicht, men teld 'er 30 Huizen, en is verleid op Vrouwe Elizabeth Buis, JJouariere Strick yan Linfchooten. Westwaard van Linfchooten, ligt een fmalle ftxook Lands van 3 uuren lang, tusfehen den ouden Rhyn en den Ysfel, die rondom van Holland omgeven is. Men vind 'er de volgende kleine Ambachts Heerlykheden: Kromwyk, Vlooswyk, Diemerbroek, Papek op, Ruige Weide, Lange Weide en Ouwkoop, famen groot 1266 Morgen. Dergelyke kleine Heerlykheden, liggen ook ten Zuiden van den Ysfel, namelyk Blokland, Heeswyk, Williskop en Dyk veld, groot 2310 Morgens Lands. RE-    C 233' 3 REGISTER. A A. [ Mlkoudt Heerlykheid 22a ; Abkoude Doip 224 jbkoudcr-Mcer 224 Abkoude Slot 225 As> tienhoven Heerlykheid 207 Amersfoort (Stad) Stichting Oudheid en Rang. 79. getal van Huizen cn Inwooliders aldaar. Vergrooting 80 fterkie aldaar. Poorten, Grond en' Luchtsgeftcldheid 8r. Markten aldaar. Kerken, 82. Luterfchekerk 83. Remonftrantfche - Kerk 84. Roomfche'Kerken aldaar. Janfenisten Kerken aldaar. Joodfche Sy- j nagoge aldaar. Kloofters 85. Gast- j huizen aldaar. Koophandel 86. Brouweryen aldaar. Lakenfabriek 87. Tabaksteeld aldaar. Hiftorie der Stad 89. Beroemde Mannen 90. Burgery §1. Regeering 92. Vryheid of Rechtsgebied 98. Wapen 99. Jmelifv/aard Heerlykheid 149 Amelifv/aard (oud) Hofftad 150 Amelifwaard H'offtad i_5° Amerongen Dorp 122 Amerongen Kafteel 122 Ankeveen Heerlykheid 219 Ankeveen Dorp 219 A-Schat Heerlykheid 107 U B. baambrugge Heerlykheid 223 » Baambrugge Dorp 225 Baarn Heerlykheid *99 Baarn Dorp *99 Baatcftcyn Landgoed 229 Berge flein Riddergoed 123 Berg (den) Dorp 2ao Beverweerd Hofftad 14* Bildt Dorp 132 BUdifche Straatweg 133 Bdaauwkapel Dorp 205 Bii\kenburg Hofftad 131 Blokland lh\rlykheid- . 232 Boelefteyn Hofftad 209 Bvttefteyn Hofftad 229 Breukelen Heerlykheid 210 Breukelen Dorp 210 Brcukeleveen Heerlykheid 212 Broekhuizen Hofftad , 125 Bunfchooten Heerlykheid 191 Éunfchooten Dorp 191 Bunnik en Vechten Heerlykheid 147 Bunnik Dorp . H7 Burgemeefteren. Zie Regeering Burgery. Zie Schuttery n D- xP^arthuizen Buurt 125. De Haar. Zie Haar (de) Den Berg. Zie Berg Diemerbroek Heerlykheid 232 Dompfelaar Hofftede 137 Doorn Dorp. 124 Doorn Kafteel 124 Draakenburg Hofftad 200 Drakeffein (de Vuurfche) Hofftad 204 Driebergen Dorp 125 Dwarsdyk Buurt 144 Dykveld Heerlykheid 232 77 . E. Eemland (quartier van) deszelfs ligging en bepaaling 180 f f 3 Eem.  C 234 ) Eemnes Binnen en BuitendyJts Heerlykheid 195 Eemnes Binnen en Buiiendyks Dorpen , ,196 Eembrugge Heerlykheid 198 Eembrugge Dorp 1qq Eng (Huis den) Hofftad 228 c °- ^eercfleyn Heerlykheid 184 Qeerejleyn Hofftede 185 - Gein (het) Heerlykheid 030 't Gooi Dorp jg2 Grebbe Buurt en Sterkte 119 Groenejleyn Hofftede 137 Groenewoude Hofftad Gumerflein Hofftad 2 f2 Guarnizoen en Pa-radeplaats te Utrecht 63 TT H. •"■aar (de) Heerlykheid 228 Haar (de) Dorp 228 Haar (de) Slot 228 Haagefteyn Heerlykheid 163 Haageflein Dorp 167 Haanwyk. Zie Harmeien (ten) Hofftad 229 Handwerken. Zie Koophandel Hardenbroek Heerlykheid 141 Hardenbroek Hofftad 141 Har melen Heerlykheid 229 Harmeien Dorp 2^9 HeemIIede Hofftad 156 Heem/lede Heerlykheid 156] Heerlykheden aan de Stad Utrecht behoorende 77 i Heeswyk Heerlykheid 232 j Heimerflein Kafteel 120 Hernhutters zie Zeist Hinderdam Buurt 221 Hinder flein Hofftad 139 Honswyk Heerlykheid |» Hétswyk Dorp Hoglaud Heerlykheid Iqo Horftermeer Slot 22o fluttAü» en v Gooi Heerlykheid ici Houten Durp t * J. J utphaas Heerlykheid 229 Jutphaas Dorp 22q Jutphaas (Nedereind van) ^5 jutphaas (Overeind van) 176 Jutphaas Dorp 17 Lievendaal Hofftad 123 Linfchoten Heerlykheid 231 Linfchoten Dorp 232 Linfchoten Buitenplaats 232 Loenen Heerlykheid 215 Loenen Dorp 216 Loenerfloot Heerlykheid 225 Loenerfloot Slot 226 Lokhorst Hofftad 188 Lopik Heerlykheid S30 Lopiker Kapelle Dorp 230 Lunenburg Hofftad 138 AA M- -*>VJ-aartensdyk Dorp 204 Maarsfen Heerlykheid 208 Maarsfen Dorp 208 Maarsfen Hofftad 209 Maarsbergen Slot 125 Maarsfenbroek Heerlykheid 210 Maarsfeveen Heerlykheid 209 Maarfchalk Ampten zie Kwartieren Maarfchalken hunne waardigheid 117 Marsch Polder 121 Meer en Dorp 228 Meeren zie Vleuten Montfoort (quartier van) ligging en gelegenheid 23 1 Montfoort. (Stad) ligging, Oudheid, 112^ getal van Huizen en Inwoonders 114. Poorten aldaar. Kerken aldaar. Handel der Inwoonders 115. Regeering aldaar. Beroemde Mannen 116. Wapen der Stad aldaar. Moersbergen Hofftad 125 Munt te Utrecht 26 Mydrecht Dorp 226 Mydrecht Hofftad 227 V7 % ^atewisch Hofftad 123 Nederhorst Hofftad 220 Neder-Kwartitr ligging en bepaling 204 Nederlangbroek Dorp1 vsfi'- Nichtevecht Heerlykheid 221 Nichtevecht 1 Dorp 221 Nieuwenrode Hofftad 211 Nieuwer-Aa zie Ter Aa Nieuwerfluis Sterkte 213 Nyveld Hofftad 229 n °- ^dyk Heerlykheid 146 Odyk Dorp 147 Ontruiming der Franfchen ór Ontfangers zie Regeering Oudaan Hofftad 211 Oudhuyzen Heerlykheid 227 Oudwulven Heerlykheid 155 Oukoop Heerlykheid 226 Oukoop zie Loenerfloot Ouwkoop Heerlykheid 232 Overheerfching der Franfchen in 1672 van de Stad en Provincie 60 Overkwartier ligging en bepaaling 118 Overlangbroek Dorp 136 Overmeer Heerlykheid • 220- p P. apekop Heerlykheid 232 Paradeplaats zie Guarnizoen Plettenburg Hofftad 179- Polanen Heerlykheid 232 Proostdy van St. Jan 226' Provinciaal Bof 25,, 7? R' J^egeeting van Utrecht 07- Regtsgebied van Utrecht 74.- Reinauwen Heerlykheid 148 Reinauwen Hofftad 149' Renswoude Heerlykheid 181 Renswoude Dorp 182. Renswoude Hofftad 183 Rheenen (Stad) ligging, naam oorfprong en gelegenheid 99. getal van  C 236 > van Huizen en Inwoonderen 100. Poortén, Raadhuis, Kerken aldaar. Konings-huis j o 1. Konings-Tafel 102. Handel aldaar. Hiftorie der Stad 103 Regeering, Vryheid of Rechtsgebied 104 Wapen 105 Ridihr-Order van St. Jan 37 Ridder Oreier der Tempeleren 36 Ridder Order der Duiijelie Heeren 38 Riethoven zie Kortenhoef Kfige Ifeyde Heerlykheid . 232 Ruvitl Heerlykheid - ac6 Ruw iel H0IÏE4 226 Ryucuburg' Heftl^d nn0 Rjineffeyn Hofftad , 230 Rjnhuizen Heerlykheid 177. Rynwyk Hofftede 131 Ryzeuburg Hofftad 13 1 c S. °chalkwyk Heerlykheid 157 Schalkwyk Dorp 157 Schalkwyk Hofftad 157 Scheepenen zie Regeering Schonauwen Heerlykheid 158 Schonauwen Hofftad 159 Schout zie Regeering Schuttery te Utrecht Befchryving van dezelve 63 Seminarium der Janfenisten 84 SlaJitmaat Heerlykheid, 148 Soest Heerlykheid 203 Soest Dorp 201 Soestdyk Lusthuis ■ 201 Spakenburg Buurt 193 Spongen zie Kokkengen Staaten-Kaamcr 25 Stoetwegen Heerlykheid 1 3 i Stoutenburg Heerlykheid 1 89 er- T. -*■ cr-tAa Dorp 226 Ter-Ja Slot 226 Ter Aa zie Loenerfloot Ter Eem Hofftad 199 Ter Eem zTe Eembrugge . Ter Horst Kaftccl 1 r9 Ter Huil Ambacht 148 Tiiamcu Heerlykheid a'27 'Tienhoven Dorp 207 Toll'ejieeg zie Vobrïtéden. Tul'en 't Waal Heerlykheid 162 UU. trecht (Provincie) Naam, Gelegenheid, Grond- en Lucktgefteldheid Pag. 1 en 2. getal van lluiz^n en Inwoonders aldaar. Aart der lnwoondcren aldaar.. Rivieren 3, 4,5. Hiftorie van daar tot 13 Regeering 14 tot 17, Godsdienst *8 Utrecht (Stad) Stichting en Oudheid 18. Naam 19 ouie Sterktens 20 en 21. gedaante aldaar, grootte en gelegenheid, aldaar. Bolwerken en Poorten 22 en 23. Maliebaan aldaar. Graften 24 Wapen aldaar. Staaten-Kaamer 25 Hof Provinciaal aldaar Munt 26. Stadhuis 27 Regeering aldaar. Kerken 28 tot 35. Duitfchehuis 43. Barbara cn Laurentius Gasthuis aldaar. Bartholomeus Gasthuis aldaar. Kruis-Gasthuis 44. Antonie Gasthuis aldaar. Martini-Gasthuis 45. Elizabets-Gasthuis aldaar. St. Jobs Gasthuis 46. Lecuwenhergs GasthuiSj -47. Aportel-Gasthuis" aldaar. Ambachts Kinderhuis aldaar. Fundatie van Renswoude 48. Tuchten Werkhuis 49. Stads- en 's Lands Ammunitiehuis aldaar. Heilige Geest- of Weeshuis aldaar. Aalmoesfenierskamer. 50. Dolhuis aldaar. Smits Gi'ldenhuis aldaar. Picufe Geftichtcn £1 tot 53. Walfche i Kerk aldaar. E^gélfche Kerk aldaar. Lu-   ■  C 237 } Lutherfche Kerk aldaar. Remonftrantfche Kerk aldaar. Mcnnoniten Kerk aldaar. Roomfche Kerken 54. Univerfiteit 55. Anatomie 56. Hortus Medicus aldaar. Obfervatorium aldaar.Ry- en Schermfchool aldaar. Profesfooren 57. Koliegien of Kweekfchoolen aldaar. Latynfche School. 58. Paushuizen 59 geleerde Mannen, aldaar.. V v- r aart zie Vreeswyk Vechten Buurt 148 Veenendaal Dorp 118 Veldhuizen Heerlykheid '229 Vinkeveen Dorp ' 226 Vleuten Heerlykheid 228 Vleuten Dorp 228 Vleuten Hofftad 228 Vliet (tc) Hofftad 230 Vlooswyk Heerlykheid 232 Voorn (te) Holftad 229 Voor/leden van Utrecht. 75* Vrede-, in 1713 te Utrecht gefloten 62 Vreeland Heerlykheid 216 Vreeland Dorp 217 Vreeland Slot 217 Vreeswyk Heerlykheid 168 Vreeswyk Dorp 173 Vronefleyn Hofftad 230 Vroedfchap zie Regeering Vuilkoop Hofftad 158 Vuurfche Dorp 203 Vryheid zie Rechtsgebied IV w- 't.'y aal Dorp 162 Waalenburg Hofftad 137 Waard zie Voorlieden Waayefteyn Hofftad 123 Wapen der Stad Utrecht 78 Weerdeflein Hofftad - 140 Werkhoven Heerlykheid. 344 Werkhoven Dorp 1 45 Westbroek Dorp 207 Westveen Polder 227 Willige Langerak Heerlykheid 23 [ Willige Langerak' Dorp 231 Williskop Heerlykheid 232 Willis Dorp 227 Wittevrouwen zie Voorlieden Woudenberg Heerlykheid- 183 Woudenberg Dorp 184 Woudenberg Slot 184 Wulpherhorst Hofftecfe 131 Wulven Hofftad 155 Wulvenhorst Hofftad 2232; Wyk by Duurstede (Stad) ligging en Oudheid 105. Hiftorie der Stad 106. getal van Huizen en Inwoonders 109. Stadhuis en Kerk aldaar. Roomfche Kerk 110. Handel en 1 Tollen aldaar. Kafteel aldaar: Regeering in. Wapen aldaar.Vxyhtfö, of Rechtsgebied 112. 7 Z, andenburg Hofftad 138-. Zegveld Heerlykheid 227- Zegveld Dorp' 3.1T Zeist Heerlykheid 12& Zeist Dorp 127 Zeist Hofftad 128; Zuilen Heerlykheid 205: Zuilen Dorp 206 Zuilen Hofftad 206 Zuidbroek zie Geerefteyn Zuiiefleyn Heerlykheid 124 .Zuilenburg Hofftad 337- g g By  By den Uitgever dezts P. QUINT zyn de volgende Werken in getallen te kekomen: I. H. A. AITTON Onderwys in de Chriirelyke Zede- leer m gr. 8vo. . jr II. G. W. ALBERTIE Brieven over den Godsdienst m Groot-Britcannien 4 Deelen in gr. 8vo. . . ƒ 1 - 16 . 0 111 ~" Hiliorie der Kwakers in gr. 8vo. ƒ o - ia - o IV. BESCHRYVING van de Epidemifche Zinkingkoorts mSr- 8vo ./o. 16.0 V. J. C. P. ERXLEBEN Geneeskunde van het Fee va gr. 8vo. . , VI. De GEVALLEN van Clitanter in kl. 8vo. . ƒ 0 - 8 . o VII. A. GERARD Verh. over den aart en de bewyzen van de Cbnftelyke Leere in gr. 8vo. . . ƒ 1 . 0 - o VIII. W. D. GROMME Leerredenen in gr. 8vo. . ƒ o - ia - o IX. HET UTRECHTS Lydensboekje in kl. 8vo. . ƒ o - 6-0 X. J. L. van MOSHEIM Hiftorie der Ketteren 2 Dee* len in gr. 8vo. . % XI' J' /f ph?JEL uen VaN ALPHEN Theorie, en van AL! HEIN Uichckundige Verhandelingen q Deelen in gr. 8vo. . . b ó r &• -/4-o-o XII.  XIL J. F. RIEDEL en Van ALPHEN Theorie 2 Deelen in gr. 8vo. . . . . . ƒ a « 10 » o XIII. F. E. SCHMITZ Befpiegelende Cbriften 2 Stuk- jes kl, Svo. . . . . . . ƒ o <■ 10 - o XIV. J. STAPFER Vyftig-tal van Predikatiën a Dee¬ len 4 Stukken in gr. 8vo. . . . . ƒ 3 - o - • XV. "—— Analytifche Godgeleerdheid a Dee- > len in gr. 8vo. . . . . . ƒ 2 - o - o XVI. P. J. de TIMMERMAN Nagelatene Gedichten in gr. 8vo. . . . . . . ƒ o - 16 • o XVII. J. E. VOET de Redelykheid van den Geepelyken Godsdienst in gr. Svo. . . . . ƒ I - 10 • o XVIII. A, VOGET over den eerften Brief van Jebannes 2 Deelen in kl. 410. mee des Aufteurs Pourtrait. ƒ 3 ■ 10 - o XIX. J. A. VOS over Daniël a Deelen in kl. 4to. . ƒ a - 10 - o XX. J. WATTS Euangelifche Predikatiën in kl. 4to. / o - 16 - o By gemelde Uitgever zyn ook te bekomen, alle Nieuw uitkomende en andere Boeken, als mede alle foorten van Kerkgoed, Papier, Pennen, Lak, en verder wat tot een Boekwinkel behoort, ook Bindt men alla foorten van Banden; alles tot Civiele Pryzen.