«f KABAAL z ü LIEP DE, ELISABETH. Zie toch flechts eerst de kostelijke boeken nnn, die de heer majoor in 't huis geftuurd heeft. Uwe dogtef bidt 'er bok fleeds uit. miller; (hij fluit.y Hei daar i Bidt? Gij hebt 'er verftandvan! De ïp.auwe veriierkende foepen der natuur zijn voor do tedere makr^nnen maag van zijne genade nog te hard. Hij moet ze eerst in de helfchc pestkeuken der belktfijlm kunftig laatcn opkooken. In 't vuur met den drek! Daar zuigt mij demeid... de Hemel weet wat al voor... bovenbemelfche fratzerijen in; dat loopt dan als fpaanfche muggen in 't bloed, en werpt mij de handvol christendom nog gansch uit malkander, die de vader ter nood nog zoo zoo bijeen Iu'*ld. In 't vuur, zeg ik! De deern zet zich al dat duivelsch tuig in 't hoofd; door al dat rondzwerven in de flemppempwacreld vindt zij' ten laatften haar geboorteland niet meer; vergeet, fchaamt zich dat haar vader Miiler'de violist is, en ontzegt mij op 't laatst een' wakkeren eerbaaren kaerel, die zich zoo warm in mijne kennis wist te brengen. Neen! de duivel moog' mij haaien; (opfbringende, vuurig.) terftond moet de kool te vuur, en den majoor — ia, ja, den majoor zal ik wijzen, waar de timmeri\un het gat gemaakt heeft. (Hij wil vertrekken)  TREURSPEL. f elisabeth. Wees bedaard, Miller! Hoe meenig een fchoonen ftuiver hebben ons alleen de prefenten.... miller; koomt terug en blijft voor haar Jlaan. Het bloedgeld mijner dogter? — Scheer u naar den fatan, infaame koppelaarfter! — Eer wil ik met mijn viool loopen bedelen, en een concert voor een beete broods geevcn — eer wil ik mijne violoncel in ftukken liaan, en mist in den zangboom draagen, eer ik mij zoude voeden rvan het geld , dat mijn éénig kind ten koste van ziel en zaligheid verdient. — Last het vermaledijde koffie drinken , en fnuiven; dan behoeft gij het gezigt van uwe dogter niet ter markt te brengen. Ik heb mij zat gegeeten, en altoosten fteeds een goed hembd aan 't lijf gehad, eer zulk een verweerde duizend fa fa ooit heenen in mijn huis gezet heeft. elisabeth. Slechts niet terftond met de deur in 't huis. Hoe gij op 't oogenblik in. vuur en vlam ftaat! Ik zeg immers alleen, men moet den heer majoor niet ruw behandelen, hij is de zoon van den prefident. MILLER. Daar ligt de haas in de peper! DaAröra , juist daarom moet de zaak nog heden afgedaan. De prefident moet het mij dank weetcn, als hij een rechtgeaart vader is. Gij znlt mij mijnen rooden trijpenA 4 rok   TREURSPEL, %j wor m. Genadige heer! ik verzoek wel zeer om verfchooning. Het .donkere gezigt, dat hij a geheel gerust vertoont , is even zoo goed op rekening der bruid te Hellen, die gij hem aanbiedt, als op ciie, welke ■ gij hem ontneemt. Ik bidde u om eene icherper proeve. Verkies voor hem de onberispelijkfte partij in 'tland, en zoo hij ja zegt, Iaat dan den fecretaris Wurm vrij drie jaaren kogels flijpen. president; op zijne lippen bijtende. Duivels! w u r m, Het is niet anders. De moeder..,, de domheid zelve, heeft mij, in haare eenvouwigheid, te veel Voorgepraat. president; gaat op en neder, zi;nen toorn bedwingende. Goed! deezen morgen nog, w u r m. Uwe excellentie vergeete alleen niet, dat de ma. joor de zoon van mijnen heere is. p resident. Hij zal verfchoond worden, Wurm! wurm. En dat de dienst , u van eene onaangenaame behuwddogter te helpen .. . p ■'. e s 1 d E n t. Den wederd'enst waardig zij, om u aan eene vrouw te helpen? —pok dat, Wurm! w urm;  28 KABAAL en LIEFDE, wd rm-, zich vergenoegd buigende. Eeuwig de uwe , genadige beer ; (Hij wit vertrekken. ) president. Wegens 't geene ik u voorheen vertrouwd hebbe, Wurm! (dreigende.; Als gij praat! w urm; lagchende. Zoo vertoone uwe excellentie mijne valfche handfchriften. (Hij vertrekt.) president. 'tls waar, van u ben ik verzekerd. Ik houde u aan uwe eigene fchurkerij , als de fpin aan den draad. een kamerdienaar; binnen koomende. De hofinaarfchaik van Kalf. president. Als of hij geroepen ware! Hij zal mij aangenaam gijn, ( De Kamerdienaar vertrekt,) BS-  TREURSPEL, 2p ZESDE T O O NE E L. de president, de hofmaarschalk van kalf. Delaatjleverfchijnt in eene rijke , doch fmaakelooze hofklceding, met kamerheerjleutels, twee horologiè'n, een" degen, chapeau-bas en en herisfon gekapt. Hij Jïuifi met groot gsdruisch op den prefident aan , en verJpreid over het ganfclie tooneel een' muskitsreuk. hofmaarschalk; hem omarmende. H.. goeden morgen,. mijn waardfte ! wél gerust ? wél geflaapen? Gij vergeeft mij immers, dat ik zoo laat het genoegen hebbe... dringende bezigheden de keukencedul vifitekaartjes.... het arrangeeren der partijen op de fledevaart vrn heden .... o!... en dan moest ik immers ook bij het lever tegenwoordig zijn, om zijne doorlugtigheid berigt van, 't weèr te geeven. president. Ja, maarfchalk ! daar kost gij zeker niet af koo* men. hofmaarschalk. Daarenboven heeft mij de fchurk van een' fnijder nog laaten zitten. president.. En nochtans kant en klaar"? hofmaarschalk. Dat is het nog niet alles — \ eene malheur jaagt heden het andere. Hoor flechts.  3o KABAAL en LIEFDE, president; verft)ooiu t Is bet mogelijk! hofmaarschalk. Hoor flechts. Naauwlijks treede ik uit de koets, of de hengften worden fchiftig ; ftr.mpen en flaan, dat mij ... ik bidde u! ... de drek der flraat rondsom op mijne onderkleederen fpa.t. Wat te beginnen? Stelu, om's Hemels wil, in mijne plaats, Baron!' Daar ftond ik. Het was laat.... Het is eene dagreis, en in optogt voor zijne doorluchtigheid. Goede' Hemel! wat valt mij in v Ik verfiere eene flaauwte.Men draagt mij hals over hoofd in de koets. Ik in vollen ren naar huis .... verwisfele mijne Ideederen ... rij terug... wat zegt gij?... en ben nog de eerfte in de antichambre... waf dunkt u ? president. Eene heerlijke' tegenwoordigheid van het menschlijk vernuft.... Doch, dat ter zijde, Kalf! Gij hebt dus den hertog reeds gefprooken ? h o f maar s*c h a l k ; hovaardig. Twintig minuuten, en een half. president. Dat is fterk!.... en gij weet dus zeker een gewigtig nieuws ? hofmaarschalk; ernftig, na eenig z vijgen. Zijne doorluchtigheid is heden en merde d"oje getooid. *. president. Men denk eens ! 'Keen, maarfchalk! dan heb ik toch  Treurspel. 31 toch eene betere tijding voor u: dat namenlijk Lady Milford de echtgenoote van den Majoor vanWalter wordt, is voor u zeker wat nieuws? hofmaarschalk. Denkt gij dat 1 en is dat reeds gefehikt ? president. Onderteekend, maarfchalk! En gij verpligt mij,, wanneer gij zonder uitftel derwaarts gaat, de Lady tot zijn bezoek vóórbereid , en het voorneemen van mijnen Ferdinand in de ganfche refidentie bekend maakt. hofmaarschalk; verrukt. 6 Met duizend vreugden, mijn beste.! ' Wat kan mij aangenaamer zijn ? — lk vlieg terftond derwaarts. (Den preftdent omarmende. Vaarwel. Binnen drie vierde nuts weet het de ganfche ftad. (Hij vertrekt ijllings.) president; hem nalagchende. Men zegge nog, dat deeze fchepfels tot niets ter waererd dienen. Nu moet immers mijn Ferdinand willen , of de ganfche ilad heeft geloogen. (Hij fchelt. Wurm verjrfijnt.') Laat mijn zoon koomen. (Wurm vertrekt. De Prefder.t gm in gedachten op en néér.) ■. ze-  33 KABAAL e a LIEFDE, ZEVENDE TO O NE E L. db president, ferdinand , wurm j die lort daarna vertrekt. ferdinand. ri VJi] hebt bevoolen, mijn vader! president. Dit moet ik , helaas! indien ik mij eens over mijn' zoon wil Verblijden. Laat ons alleen , Wurm! . . Ferdinand' ik flaa u reeds zints een' langen tijd gade, en vinde de openhartige , vlugge jeugd niet meer , welke mij anders zoo verrukte. Een zeldzaam verdriet heerscht op uw gezigt. Gij ontvlugt mij. Gij ontwijkt uwen kring. — Foei! Men vergeeft uwen jaaren tien üitfpattirigen voor eene enkele grilligheid. Laat die aan mij, lieve zoon! Laat mij aan uw geluk arbeiden , en denk op niets dan mijne ontwerpen te volgen. Koora , omarm mij, Ferdinand! ferdinand. Gij zijt heden zeer goedertierend, vader! president. Heden, gij fchalk! en dit heden zegt gij nog met dat aangezigt? (Emjlig.) Ferdinand! ter liefde van wien heb ik de gevaarlijke baan tot het hart van den vorst betreden ? Ter liefde van wien ben & voor eeuwig met mijn geweeten en den hemel in  TREURSPEL, 33 in ommin? Hoor Ferdinand! — lk fpreek met mijnen zoon — Ter liefde van wien heb ik,door de wegruiming van mijnen voorganger, plaats gemaakt? een geval, dat zoo veel ce bloediger in mijn binnenlTe fnijdt, hoe zorgvuldiger ik het mes voor de waereld verbergé. Hoor,' zeg mij,-Ferdinand! Ter liefde van wien deed ik dit alles? ferdinand; verfciirikt terug treedende. Immers niet ter liefde van mij, mijn vader? Op mij immers zal de bloedige wederfehijn van dien gruwel niet vallen ? Bij den Almagtigen! het is beter niet gebooren te zijn, dan deeze misdaad ter ontfchuldiging te dienen. president. Wat was dat ? wat ? Maar, ik zal het uw roma- nekhoofd toegeeven, Ferdinand!.. ik wil mij niet verhitten. Onbezonnen jongeling ! loont gij mij dus voor mijne flaa.pelooze nachten? Dus voor mi^ne rustelooze zorgen ? Dus voor den eeuwigen fcorpioen van mijn geweeten? — Op mij valt de last der vera.itwoordmg — op mij valt de vloekt de donder des rechters. — Gij ontvangt uw geluk uit de tweede hand.. de over treeding kleeft niet op den afftamling. ferdinand ; zijne rechte hand ten hemel heffende. Plegtig ontzeg ik hier eene erfenis, die mij flechts aan eenen affchuwelijken vader erïnnert. C pre-  34 KABAAL en LIÈFDÉ, pre s ide nt. Hoor, jongeling! Maak mij niet oploopend Als het naar uw' zin ging, zoo kroopt gij alle uwe levensdagen in 't ftof. ferdinand. o Altoos nog beter, vader! dan dat ik rondsom den troon kroope. president; zjnen toorn verbijtende. Hm! — Men moet zich bedwingen, om u uw geluk te doen zien. Werwaarts tien anderen, met alle mogelijke werkzaamheid, niet opklimmen , wordt gij fpeelend in den flaap gedraagen. Gij werdt in uw twaaifde jaar vaandrig, en zijt in uw twintigfle jaar majoor. Ik heb het bij den vorst dóórgezet. Gij zult de uniform afleggen en in het politieke treeden. De vorst fprak van geheimen raad van gc- zandfehappen ... buitengewoone genade. Een heerlijk uitzigt verbreidt zich voor u — de effen en naaste weg naar don troon... tot den troon zelfs, indien anders de magt zoo veel waardig zij, als derzei ver vertoon ing. Dat ontvlamt u niet? ferdinand; Dewijl mijne denkbeelden van grootheid en geluk niet geheel met de uwen overëenkoomen. Uwe gelukzaligheid ontdekt zich zelden anders dan door bederven. Nijd, vrees, verwenfehing zijn de treurige fpiegels, waarin zich de hoogheid van eenen hèerfcher aanlagcht. — Traanen, vloekeu, wanhoop vormen de ontzaglijke maaltijd , waaraan deeze geroem-  TREUR SPEL. 35 roemde gelukkigen zwelgen, van welken Ze befchoriken oplïaan, en zoo in de eeuwigheid voor dert trodn des Almagdgen tuimelen. Mijn dankbeeld van; geluk trekt zich genoegzaamer in mij zelveri terug. In mijn hart liggen alle mijne wenfchen begraaven. — president, Meesterlijk! onverbeterlijk! heerlijk! Na dertig jaaren weder de eerfte voorleezingl Jammer flechts, dat mijn vijftigjaarig hoofd te taai tot lee- ren isl Doch om dit zeldfaam talent niet te laateh verroesten, zal ik u iemand aan uwe zijde geeven, bij welke gij u in deeze veelkleurige dot- beid naar wensch kunt oefenen, Gij zult be- fluiten.. héden nog befluiten, om eene vrouw te neemen; ferdinand; treedt ontzet terug; Mijn vader! president: Zonder komplimenten. — Ik heb Lady Milford, uit uwen naam, eene kaart gezonden. Gij zult, zonder uitftel fchiMring maaken om derwaarts te gaan , en haar te zéggen, dat gij 'haar bruidegom zijt. ferdinand. Lady Milford! mijn vader? * president. Als zij u bekend is. ferdinand; geheel luiten houding. Welk eene fchandzuil in 't hertogdom , is zij C 2  36 KABAAL en LIEFDE, n;et! Maar ik ben wel belagchelijk, lieve vader ! dat ik uwen luim voor ernst opneeme. Zoudt gij vader van een' fchurkachtigen zoon willen zijn, die eene gepriviligeerde boelin trouwde? president. Nog meer. Ik zoude zelf baare hand vraagen, indien zij een' vijftigjaarigen verkoos. Zoudt gij geen zoon van den fchurkachtigen vader willen zijn? ferdinand. Neen, zoo waarlijk als de Hemel ons ziet! } p r e s i d e n t. Eene ftoutheid, op mijne eere, die ik van wege haare zeldzaamheid vergeeve. ferdinand. Ik bid u,vader! laat mij niet langer in een vermoeden, bij welk het mij ondraaglijk wordt, om mij uw' zoon te noemen. president. Jongen! zijt gij dol ? Welk een mensch van oordeel zoude niet eene uitzondering maaken, om met zijn' landheer op eene derde plaats te verwisfelen. f e r d i n a n » Gij wordt mij raadzelachtig , mijn vader! uitzondering noemt gij het — uitzondering, om daar met den vorst te deelen, waar hij zelfs beneden menfchen kruipt? president; fchaterend lagchende. ferdinand. Gij kunt lagchen, en ik zal zulks niet achten, vader!  TREURSPEL. 37 der! Met welk gezigt zal ik voor den geringften handwerksman treden, die met zijne vrouw- ten minften nog eengansch ligchaam mede ten huwlijk krijgt? Met welk gezigt voor de waereld ? voor den vorst ? Met welk gezigt zelf voor de boelin, die de brandvlak haarer eer in mijne fchande zoude uitwasfchen ? president. Van waar ter waereld haalt gij die taal van daan, jongen? ferdinand. Ik bezweere u bij hemel en aarde , vader ! gij kunt door deeze verwerping van uwen eenigen zoon • zoo gelukkig niet worden, dan gij hem ongelukkig maakt. Ik fchenk u mijn leven, indien u dit kan verhoogen, Mijn leven heb ik van u, ik zal geen oogenblik aarzelen, om het geheel aan uwe grootheid te offeren. Mijne eer , vader! als gij mij dezelve ontneemt, zoo was het een ligtvaardig fchelmftuk mij het leven te hebben gegeeven, en ik moet den vader, als koppelaar, vervloeken. president; hem vriendelijk op den fchouder kloppende. Braaf, lieve zoon! Thans zie ik, dat gij een wakker man, en de beste vrouw in 't hertogdom waardig zijt. Zij zal u geworden. Nog deezen middag zult gij u aan de Graavin van Oostheim verlooven. ferdinand; op nieuw ontzet, Isdituurbeftemd, om mij geheel te verpletteren? C 3 PRE-  3'8 KABAAL en LIEFDE, president; eeri1 loerenden Hik op hem werpende. Waarbij nochtans, zoo ik hoope, uwe eer niets zal hebben voor te wenden ?; ferdinand. Neen , mijn vader! De Graavin van Oostheim kan eiken anderen tot den géldkkigflen maaken, ( Bij zich zelven , in de hoogfie verwarring.) Wat zijne boosheid nog aan mijn hart heel liet, verfcheurt zijne goedheid. president; nog Jleeds zijn oog op hem gevestigd. Ik wagt op uwe dankbaarheid, Ferdinand 1 ferdinand; vliegt naar hem toe. en kuscht viiurig zijne hand. Vader! uwe goedheid ontvlamt mijn geheel gevoel. Vader ! mi ne vuurigfte dankbaarheid voor uw hartelijk oogmerk — Uwe keuze is onberispelijk .. maar — ik kan ... ik durf... beklaag mij., ik kan de Graavin niet beminnen. president; ééne fchreede terug treedende. Holla! nu heb ik den jongen heer. Derhalven in deezen val ging hij, de listige huigchelaar! — Net was derhalven geenszins de eer, welke hem de Lady yerboodt. — Het was de perzoon niet, maar he.t huwlijk, dat gij veraffchuwde. f er-  TREURSPEL, 39 ferdinand; flaat eerst als verfteend; dan vliegt hij op , en ml ijllings vertrekken. president. Waarheen? Halt! Is dat de achting, die gij mij fchuldig zijt? (Ferdinand keert zich om) Gij zijt bij de Lady aangediend. De vorst heeft mijn woord. Het is ftad en hof bekend. Als gij mij tot een' loogenaar maakt, jongen:... de vorst, - de Lady, - de ftad, het hof mij tot een' loogenaar maakt... .hoor, pngen 1 of als ik achter zekere gevallen koo- mej Halt! Holla! watbluschtzoo éénsflagsher. vuur in uwe wangen? ferdinand; bleek en beevende. Hoe? Wat?.. Het is voorzeker niets, mijn vader! president; met een" vrees[dijken blik op hem gevestigd. En als het wat is... en als ik het fpoor vonde, van waar deeze tegenftreeving voortkoome? Ha, jongen! de bloote verdenking brengt mij reeds tot razernij. Gaa op 't oogenblik. De wachtparade begint. Gij zult bij de Lady zijn, zoo dra het parool gegeeven is, — Als ik ten voorfchijn koome, beeft een gansch hertogdom. Wij zullen zien, of mij een hardnekkige zoon zal overmeesteren. (Hij vertrekt en koomt nog éénmaal weder.) Jongen 1 ik zeg u, gij zult 'er zijn , of ontvlied mijne gramfchap. ( Hij vertrekt.) l C 4 F er*  4o KABAAL en LIEFDE, ferdinand ; uit eene fombere bedwelming ontwakende. Is hij weg? Was dat de ftem eens vaders? Ik, ik zal naar haar gaan... zal gaan... zal haar zaaken melden. . zal haar een' fpiegel voorhouden Laaebnrtige! en als gij ook dan nog mijne hand begeert... Voor 't gezigt des vergaderden adels, der militie, en des volks — Omgord u met den ganfchen trots uwer natie — ik verwerp u —-ik! —een duitsch jongeling. {Hij helt hsenen.j Einde van het eerfis bedrijf. .TWEE»  TREURSPEL. 42 TWEEDE BEDRIJF. Eene. Zaal in 't Paleis van Lady Milford; ter rechter zijde Jlaat eene Sopha; ter linker ziy de eene Forte-piano. EERSTE TOONEEL. lady milford; in eene losfe en bevalligs Negligé, ongekapt, zittende voor de Forte - piano te fpeelen; sofia. sofia, van 't venfler koomende. De officiers gaan uit malkanderen. De wachtparade is afgetrokken, maar ik zie nog geen' majoor van Walter, lady; zeer ongerust, terwijl z'j opJlaat, en door de zaal wandelt. Ik weet niet hoe ik mij thans bevinde, Sofia!.. Ik ben nog nooit zoo geweest... Gij zaagt hem dus geheel niet?.... zeker wel. .— Hij zal geen' fpoed maaken... Als eene misdaad ligt het op mijn hart — Gaa, Sofia! Men moet den wildften harddraaver, die op (lal is, zadelen; ik moet in vrijheid zijn, menfchen zien, en den blaauwen hemel; en mijn hart door rijden lucht geeven. sofia. Zoo gij u onpaslijk bevind, Milady! zoo laat het hier asfcmblée. zijn. Laat den hertog hier bij u fpijC 5 zen,  42 KABAAL en LIEFDE, zen, qïè.e 1'ombre-tar.i voor uwe fopha zetten. De vorst en 't ganfche hof moesten ten mijnen diende (laan, en ik zoude mij kwellen? lady; zich in de fopha werpende. Verfchoon mij, bid ik u. Ik geeve u een' diamant voor elk uur, dat ik mij van hun ontdoen kan. Zoude ik mijne vertrekken met dat volk verlieren ? — Dat zijn Hechte, ellendige menfehen,die zich ontzetten, als mij een warm, hartlijk woord ontvalt; mond en neus optrekken, als of zij eenen geest zagen: flaaven van één eenig marionettendraadjen, dat ik ligter dan mijne Forte-piano regeer. ■ Wat vang ik met lieden aan, wier zielen zoo gelijk als hunne horlogies gaan ? Kan ik 'er genoegen in vinden, hen iets te vraagen, wanneer }k te vóóren weet wat zij mij zullen antwoorden? of woorden met hen wisfelen,als zij geen' moed hebben, anders dan ik te denken? Weg met hen! Het is verdrietig een' ros te berijden , dat ook niet in den teugel bijt. CZij gaat aan 't venfa.) SOFIA. Maar den vorst zult gij daarvan toch uitzonderen, Lady? den fchoonften man; den vuurigflen minnaar; het vernufrigfte hoofd in zijngeheele land. lady; terugkoomende. Want het is zijn land. -—- en flechts een vorftcudom, Sofia km mijn' fmaak tot eene draaglijke verfchooning dienen. — * Gij zegt, dat men mij, be«  TREURSPEL. 45 sofia- verbaasd terug treedende. Lady? lady; leevendiger.' Bevreedig deezen! geef mi j den man, waaraan ik thans denke ... dien ik aanbidde ... dien ik bezitten ... of om wien ik derven moet, Sofia ! (vernederend) Laat mij het uit zijn' mond verneemen , dat traanen der liefde fchooner in onze oogen blinken, dan de brillanten in ons hair; (vuurig) en ik werp den vorst zijn hart en zijn voritendom voor de voeten; vlugte met deezen man ; vlugte naar da veriifgelegenfte woestijue der waereld. sofia; verfchrikt ten hemel ziende. Hemel! wat doet gij? wat koomt 11 over, Lady? lady; verward. Gij verbleekt ? — Heb ik misfchien iets te veel gezegd? o zoo laat ik uwe tong door mijn vertrouwen binden ... Hoor nog meet; hoor alles. sofia; angflig omziende. Ik vrees Milady! ik vrees, dat ik het niet meer behoef te hooren. lady. De verbinding met den majoor... Gij en de waereld waanen , dat zij eene hof-kabaai zij... Sofia! word niet rood... fchaam u om mij niet... zij is het werk mijner liefde. sofia. B;j den Hemel! zij is het geene ik voorgevoelde. LA-  ifi KABAAL en LIEFDE, lady.' Zi; lieten zich overreden, Sofia! de zwakke vorst, de hooffche listige Waker , de zotte maarfchalk. ïeder hunner zal 'er op zweeren, dat dit huwïijk het onfeilbar.rfte middel zij, om mij voor den hertog té behouden, en onzen band zoo veel vaster te knoopen... ja ! om die voor eeuwig los te rukken; voor eeuwig deezen fchandhjken keten te verbreeken!... Beloogene loogenaars! Door de list eener Zwakke vrouw verlinkt! — Gij zelf voert mij thans mijnen geliefden toe. Dat was immers alleen wat ik wilde! Heb ik hem ééns heb ik hem!... o dan voor altoos vaarwel , affchuweujke heerlijkheid!... TWEEDE T O O NE E L. til dy milford, sofia , een oud kamerdib•naar van dm vorst, met een juweelkoffertje. kamerdienaar. Zijne doorlugtigheid , de hertog , heeft de eer IS ilady deeze briljanten ter bruiloft te zenden. Zij koomen zoo even eerst uit Venetiën. lady; verjchrikt terug treedende, na zij het koffertje heel; geopend, Mensch! wat betaalt de hertog voor deeze fteenen? kamerdienaar; met een donker gezigt. Zij kosten hem geenen penning. la-  TREURSPEL. 47 lady. Wat? zijt gij mazende ? niets?... en (terwijl zij één flap van hem afgaat.) gij ziet mij immers aan, als of gij mij wildet dóórbooren. Deeze onfchatbaar kostlijke fteenen kosten hem niets? kamerdienaar. Gisteren zijn zeven duizend landskinderen naar Amerika gezonden... die betaalen alles. lady; zet de brillonten Jchielijk neder, en gaat fpoedig door de zaal, zeggende , na eene wijle zwijgens. Man! wat deert u? ik geloof dat gij weent? kamerdienaar ; wiscltjsfjneoogenaf,eri zegt met eene vervaarlijke flem, terwijl alle zijne leden beevm. Edel gefteenten,als deezen... Ik heb 'er cok een paar zoonen onder. lady; wendt zich beevende af, en vat 'zijne hand. Maar geen gedwongenen ? kamerdienaar; met eeii1 verfchriklijken lagch. 6 Hemel!... neen., louter vrij willigen. 'Er traden wel zoo eenige voorbaarige knarpen voor 'r. front, en vroegen den overflen , hoe duur de vorst het jok menfchen verkogt',.. maar onze genadigfle landheer liet alle regimenten op de paradeplaats opmarcheeren, en de wijsneuzen arquebufeeren. Wij hoorden de geweeren afgaan, zagen huhne herfenen op den grond fpatten, en de ganfche armee riep: „ hoezé! naar Amerika!" LA-  48 KABAAL en LIEFDE, lady; verfchriki op haare fopha vallende. Hemel! Hemel!... En ik hoorde niets? en ik merkte niets? k amerdiena ar. Ja, genadige vrouw! waarom moest gij dan juist met onzen heer naarhetbeerengevecht rijden, toen men de trommels tot den optogt doeg! .,. Gij behoordet toch die heerlijkheid niet te hebben verzuimd, hoe ons de fchellende trompetten aankondigden, dat het tijd ware; hoe huilende weezen gints eenen levenden vader vervolgden; hoe hier eene verwoede moeder liep, om haar zuigend kind aan bajonetten te fpietzen; hoe men bruidegom en bruid met fabeiflagen uit malkanderen joeg; -en hoe grijsÉarts daar vol van wanhoop Konden, en den jongelingen ten laatften ook de krukken nawierpen, in de nieuwe waereld.... o !... en onder dit alles de bulderende trommelflagen, op dat de Alweetende ons niet zoude hoeren bidden. lady; ten hoogjfen bewoogen opflaande. Weg met deeze fteenen... zij blikzemen helfche vlammen in mijn hart.... (tegen den Kamerdienaar, zagter., Maatigu, arm oud man ' Zij zullen weder koomen, zij zullen hun vaderland wederzien. kamerdiena \ r; warm en vol vuurs. Dat weet de Hemel! dat zullen zij!... Nog aan dc ftads poort keerden zij zich ,.m,en riepen: „ De „ Hemel zij met u, vrouw en kinderen! Onze „ landsvader lecve! bij het jongde gericht zijn wij s, 'er weder!..." la-  TREURSPEL. $ lady; met fnelle fchreeden op- en neder gaande. Affcnuwlijk! vreeslijk!... My verzekerde meii, dat ik de traanen des lands allen had opgedroogd. — Verfchriklijk, verfchriktijk gaan mij d<* oogen open. Gaa , zeg aan uwen heer , dat ik hem in perzoorf zal bedanken. (De Kamerdienaar wil vertrekken, zij werpt hem eene goudbeurs in den hoed.) En neem dat, om dat gij mij de waarheid zeidet. kamerdienaar; de beurs verachtelijk op de tafel werpende. Leg het bij het overige. ([Hij vertrekt.) i. a d y ; hem verbaasd naarziende. Sofia! vlieg hem naar; vraag hem naar zijnen naam. Hij zal zijne zoonen weder hebben. {Sofia' vertrekt ; zj gaai p'emzehdë op 'en neder. E:ne wijle zwijgens. Tegen Sofia, die terug kcomt.) Liep'er onlangs niet een gerugt , dat het vuur eene flad aan de grenzen verwoest, en bij de vier honderd huisgezinnen aan dén bedelftok gebragt hebbe ? ( Zij fchelt. ) s' o f i a. Hoe koomt gij daarop? Gewis is het zoö', en de' meeste deezer ongelukkigen dienen thans hunne fchuldëisfchers als flaaven, of vergaan in de-groeven van de vorstelijke zilvermijnen. bediende; inkoomende. Wat beveelt Milady ? l a d y ; hem het koffertje geevende. Dat dit tofItondïn het lanaTcnap gebragt worde; mèti ' D :«oet  53 KABAAL en LIEFDE, moet het op mijn bevel terftond tot geld maaken, en het voordeel daarvan onder de vier honderd huisgezinnen verdeclen,die door den brand zoo geleeden hebben. sofia. Milady! bedenk , dat gij u aan de hoogfte ongenade waagt. lady; met grootheid. Zoude ik den vloek zijnes lands in mijne hairen draagen ? ( Zij wenkt den Bedienden , welke vertrekt.) Of wilt gij , dat ik onder het verfchriklijk ftorten van zulke traanen in den afgrond zlnkel... Gaa, Sofia! het is beter valfche juweelen in 't hair, en het bewustzijn van deeze daad in 't hart te hebben. sofia. Maar juweelen , als deezen ! Kondet gij uwe Hechtere niet hebben genomen? Neen, waarlijk, Milady! Het is u niet te vergeeven. lady. Dwaas meisje! Daarvoor zullen in dén oogenblik meer brillanten en paerlen voor mij vallen , dan tien koningrijken in hunne kroonen draagen en fchoonere! bediende; terug koomende. De majoor van Walter. sofia; vliegt naar de Lady. Hemel! gij verbleekt! lady. De eerfte man , die mij doet verfchrikken t  TREURSPEL. ' 511 Sofia!... men zegge dat És onpaslijk ben. Toefl ... Is hij opgeruimd?...' lagcht hij?... wat zegt hij?..', o Sofia! niet waar, ik zie 'er lïaatlijk uit? sofia. Ik bid u , Lady!... bediende. Beveelt gij, dat ik hem afwijze? lady; flatterende. Hij zal mij wclkoom zijn. (de Bediende veHrekt.) Spreek, Sofia! Wat zeg ik hem? Hoe ontvang ik hem? Ik zal fp'raakeloös zijn...' Hij zal met mijne zwakheid fpotten...' Hij zal... o! welk vóórgevoel!..'. Gij verlaat mij, Sofia? — Blijf. — Maar neen! Gaa! — Neen! blijf toch. Qde Majoor koomt door het voorvertrek in.~) sofia.' Herftel ü. Hij is 'er reeds. DERDE T O O JSTE E L. lady milford', sofia, ferdinand. » ferdinand; met eene kleine buiging, Indien ik fa iets hindere, Milady! lady; met blhklaare hartklopping, In niets, heer majoor! dat mij gewigtiger ware. ferdinand. Ik koome óp bevel van mijn' vader, - D 2 SLA-  pa KABAAL en LIEFDE, lady. Ik ben zijne fch'uldenaaresfe. ferdinand. En moet u melden , dat wij zullen huwen!....• Dusverre de last van mijn' vader. lady; bleek wordende en beevende. Niet van uw eigen hart? ferdinand. Ministers en koppelaars pleegen dat nooit te vraagcn. lady; met eenen angst, die haar woorden ontzegt. En gij zelf hebt hier niets anders bijtevoegen? ferdinand; met een' blik op Sofia. Nog zeer veel, Milady! lady; Sofia eenen wenk geevende, welke zich verwijdert. Durf ik u deeze fopha aanbieden ? ferdinand. Ik zal kort zijn , Milady r lady. Nü? ♦ ferdinand. Ik ben een man van eer. lady*. Dien ik weet te fchatten. ferdinand. Ik ben ridder. lady. Geen beter in 't hertogdom. f er»  TREURSPEL. 53 ferdinand. Een officier. lady. Gij fpreekt hier van voorrechten, die ook anderen met u gemeen hebben. Waarom verzwijgt gij grootere, in welke gij éénig zijt? ferdinand; koel. Die heb ik hier niet nodig, lady; met immer klimmenden angst. Maar waarvoor moet ik dit voorbericht houden? ferdinand; langzaam en nadruklijk. Voor de tegenwerping der eer , indien gij lust mogt hebben om mijne hand te dwingen. lady; opjluivende. Wat is dat, heer majoor? ferdinand; bedaard. De taal van mijn hart... van mijn wapen... en v?n deezen degen! lady. Deezen degen gaf u de vorst. ferdinand. De Staat gaf mij dien , door de hand van den vorst. — De hemel gaf mij mijn hart — eeuwen gaven mij mijn wapen. lady. De naam des hertogs.... ferdiwand; vuurig. Kan de hertog wetten der menschheid verdraaijen, D 3 of  £4 KlD A AL en LIEFDE, of handelingen munten gelijk zf ne driepenningflukken? Hij zelf is niet boven de eer verheven; taaar hij kan haaren mond met zijn goud verfloppen: hij kan het harmelijn over zijne fchaiirie dekken. Ik verzoek daarvan niets meer, Milady!— De rede is niet meer van weggeworpene uitzigten en adel — of van deezen degenkwast — of van het oordeel der waereld. Ik he>' bereid, dit alles met voeten te treeden , zoo ras gij mij flechts zult Overtuigd hebben , dat de frijt niet nog erger dan het offer zij. lady; fmartlijn van hem gaande. Heer majoor! Dat heb ik niet verdiend.' ferdinand; haare hand grijpende. Vergeef mij. Wi, fpreeken hier zonder getuigen! De omltandigheid, welke u en mij... thans en nooit meer... bij eikanderen voert, gerechtig: mij, dwingt mij, om voor u het geheim^ gevoel niet tc vei bergen. Ik kan niet begrijpen, Milady! dat eene da' me, van zoo veel fchoonheid en geest eigea- fchappen, die een man behoore te waardecren... zich aan eenen vorst kunne wegwerpen, die geleerd heeft om flechts het geflacht aan u te bewonderen, indien zich deeze dame niet fchaamde , om met haar hart voor eenen man te treeden. lady; hem met grootheid in 't aangezigt befchouwyiide, Spreek geheel uit. ferdinand. Gij noemt u eene Brittinne. Veroorloof mij te zeggen,  TREURSPEL. 55 gen, niet te kunnen gelooven, dat gij eene Brittinne zijt. De vriigeboorene dogter van het vriifte volk onder den Berflel — dat zelfs te trots is om der deu<-d van vreemden te wierooken — kan zich nooit aan der vreemden fnoodheden verhuuren... Het is niet moogli.k dat gij eene Brittinne zijt... of het hart deezer Britten moet zoo veel kleiner zijn , als Brittanjes «-.deren grooter en ftput.er kloppen. lady. Zijt gij ren .einde ? ferdinand. Men zoude kunnen antwoorden : het is vrouwelijke ijdelheid- hartstogt ; temperament; trek tot genoegen. Reeds dikwerf overleefde de deugd de eer' Meenigeen, die huiverig in dit fpoor tradt, heeft daarna de waereld, door edele handelingen, met zich verzoend, en het affchuwlijke handwerk, door een fchoon gebruik, geadeld... Doch, waarpra deeze ontzaglijke presfmg van 't land , die te vóóren nooit zoo plaats hadt? — Dat was in den naam yan 't hertogdom. — Ik ben ten einde. lady; met zagtmeedigheid en grootheid. Het is de eerftemaal, Walter! dat men zulk eene ■taal aan mij waagt te richten, en gij zijt de eénigfte mensch, welken ik op dezelve antwoorde. Dat gij mijne hand verfmaadt, hierom waardeer ik u ; dat gij mijn hart lastert, vergeef ik u ; dat het u ernst zij geloof ik van « niet. Wie zich veroorlooft D 4  $6 KABAAL en LIEFDE, beledigingen van deeze foort aan eene dame te zeg: gen, die niet meer dan één nacht nodig heeft om hem gansph te bederven , moet in deeze dame eene groote ziel voorönderftellen , of... zinneloos zijn. Dat gij de onheilen des lands op mijnen boezem ftapelt, moge de Almagtjge u vergeeyen , die u en mij en den vorst eens zal rechten! Maar gij hebt de Brittinne in mij uitgedaagd, en op verwijtingen van dien aart moet mijn vaderland antwoord hebben. ferdinand; op 2?jV degen Jlcun&tde. Ik ben begeerig, lady; Hoor dan, wat ik, buiten u, nog niemand vertrouwde, en 't geene ik nooit éénen mer.fche vertrouwen zal. Ik ben geene avantuuresfe, Waker! waarvoor gij mij aanziet. Ik konde roemen , en zeggen : ik ben van vorstlijk bloed, uit het genacht van den ongelukkigen Thomas Nordfolk , die het offer voor de Sehotfche Maria was. Mijn vader, pverfte-kameraar des konings , werd* befchuldigd in eene verraderlijke verftandhouding met Frankrijk te flaan , en door een vonnis van het parlement veroordeeld en onthoofd. Alle onze goederen vervielen pan de kioon. Wij zelf werden ten lande uit gebannen. Mijne moeder ftierf op den dag op weiken mijn vader onthoofd werdt. Ik, een meisje van veertien jaaren, vlood naar Duitschland met mijne kamenier ; een koffertje met juweelen . en dit familiekrüis , dat mijne ftervende ; moe-  TREURSPEL. 67 moeder mij met haaren laatften zegen om den hals hing.... ferpinanP) ovenvee geilde en warmer bHkken op haar vestigende. lady; met immer toeneemende ontfteltenis voortvaarende. Krank... zonder naam... zonder befcherming en vermogen... als eene buitenlandfche wees , kwam ik te Hamburg. Ik had niets geleerd, dan een weinig fransch, een weinig borduuren, en het clavier. Zoo veel te beter verftond ik om uit goud en zilver te fpijzen, onder damaste dekens te flaapen, door één wenk tien bedienden te doen vliegen, en de vleijerijen der grooten te ontvangen. Zes jaaren waren reeds dóórgeweend. De laatfte adelijke fieraad vlood weg. — Mijne kamenier ftierf, en thans bragt mijn lot uwen hertog in Hamburg. Ik wandelde toenmaals aan den oever der Elbe, zag indenftroom, en begon te overweegen, of dit water, dan wel of mijn lijden het diepfte waren ? - De hertog zag mij, fpoorde mij naar, vondt mijn verblijf, lag aan mijne voeten , en zwoer mij zijne liefde. C Zij houdt, ten hoogjien bewoogen, op, en vervolgt voorts, met eene weenende flem. ) Alle de beeldtemsfen van mijne gelukkige kindsheid ontwaakten nu weder met eene'verleidende fchittering... zwart, als het graf grijnsde mij eene troostelooze toekoomst aan. — Mijn hart brandde na.ar een har* D 5 "~ •  5Ü KABAAL en LIEFDE. ... ik zonk aan't zijne. (zie h van hem verwijderend:,) Thans moogt gij mij veröordeelen! ferdinand; ftei k getfoffén, haar nafpoedende, en tegen houdende. Lady! ö Hemel! wat hoor ik? wat deed ik?.... Verfchriklijk ontwikkelt zich mijne misdaad voor inij. Gij kunt mij niet meer yergeeven. lady; zij koomt terug , en zoekt zich te herjirllen. Hoor verder. Dc vorst verraschte wel mijne wcerlooze jeugd — maar het bloed van Nordfolk verhief zich in mij. ,, Gij , eene gebioren vorftin , „ Emilia!" riep het, „ en thans de bijzit van een* ,, vorst?..." Eerzugt en roodlot ftreeden in mijnen boezem , toen de vorst mij herwaarts bragt , en êênsflsgs het huiverigst tooneel voor mijne oogen ftond. De wellust der grooten deezer aarde is de nooit te verzadigen Hyena, die met eenen brandenden honger offers zoekt. Verfchriklijk hadt zij reeds in dit land gewoed ... hadt .bruid en bruidegom gefcheiden ... hadt zelfs den godlijken band des huwlijks veifcheurd hier het fl.il geluk eener Familie geftoord ... ginds een jong, onervaaren hart voor den aanftekenden pest ontbloot, en ftervende fchooleresfen bruisphten den naam hunnes leermeefters onder vloeken en ftuiptrekkingen uit. — Ik plaatfte mij tusfehen het lam en den tijger j nam van hem eenen vörstelijken eed, in een uur  TREURSPEL. 50 uur van hartstogt, en deeze affchuwelijke oflerhaiide moest eindigen. ferdinand; in de beyigfte onrust door de zaal loopenae. Niets meer, Mpady!... niet verder. lady. Deeze treurige omftandigheid maakte voor eene ' nog treuriger plaats. Hof en ferrail grimmelden thans van het uitfchot van Italiën. Wufte Parijferinnen fpeelden met den vreeslijken fcepter, en het volk bloedde onder haare luimen. Zij allen over leefden hunnen dag. Ik zag ze, naast mij, in 't llof zinken, want ik was meer coquette dan zij allen. Ik nam den tiran den teugel af, terwijl hij wellustig in mijne omarming fliep. Uw vaderland, Wal- tcr! voelde voor de eerltemaal eene menfchenhand, en zonk vertrouwende aan mijnen boezem. (een poos 'zttijgens 1 'geduurende dezdve ziet zij hem vertederend aan.) ö 1 Dat de man, door wien alleen ik niet wilde miskend zijn, mij thans moet dwingen om grootsch te praaien, en mijne verborgen deugd aan't licht der bewondering te zengen !... Wa.ltcr! ik heb kerkers geopend... doodvoitnisfen verfcheurd ... en veele ontzagchlijke eeuwigheden op ga.leijcn verkort. In ongeneeslijke wonden heb ik ten ftinften toch verzagtenden balfem gegooten... mngtige fnoodaarts in 't ftof doen kruipen, en het verboren recht der onfchuld, dikwerf nog door éénen dertelen traan, gered... Ha, jongeling! hoe zoe: was mij dat! Hoe  6o KABAAL en L I £ F D E , Hoe trots konde mijn hart elke aankjagt mijner vorstlijke geboorte wederleggen!... En nu koomt de man, die mij alléén dat alles moeste beloonen... de man, dien mijn uitgeput noodlot misfchien tot vergoeding van mijn voorig lijden fchiep de man, dien ik met eene brandende begeerte reeds in den droom omarme.... ferdinand; haar, dóór en dóór getroffen, in de reden vallende. Te veel! te veel! Dat is tegen de affpraak, Lady Gij zoudt u van aanklagten zuiveren , en maakt mij tot een' overtreeder. Spaar, ik bezweere u fpaar mijn hart, dat door fchaamte en woedend berouw verfcheurd wordt. lady; zijne hand vasthoudende. Thans of nooit! De heldin bleef lang genoeg ftandvastig... Het gewigt deezer traanen moet gij nog gevoelen, (m dentederflentoon.) Hoor, Waker ! wanneer eene ongelukkige, onwederftaanbaar, alyermoogend aan u getrokken,zich aan u vastdrukke met een' boezem vol van gloeijende, van onuitputtelijke liefde.,. Waltcr .. en gij thans nog het koude woord: ar.' — noemt als deeze ongelukkige... nedergedrukt door 't gevoel haarër fchande... walg hebbende van de ondeugd... heldhaftig wordt opgebeurd door de item der deugd... zich z',6... in uwe armen werpe... (Zij omvat hem , bezweer nde en openhartig.) door u gered... door « den Hemel wedergefchonken zijn wü, of, (het gezigt van hem afgekeerd, met eene holle bec-  TREURSPEL. 6i hoevende ftem.) om uwe beeldtenis te ontvlieden, dé vreesfelijke ftem der wanhoop gehoorzaamende, in nog affchuwelijker diepten der fnoodheid weder neêrftort.... ferdinand; zich van haar losrukkende in de hoogfte verlegenheid. Neen, bij den Almagtigen! ik kan dat niet uithouden ... Lady 1 ik moet... hemel en aarde liggen op mij... ik moet u eene belijdenis doen, Lady 1... lady; van hem vliedende. Thans niet! thans niet, bij alles wat heilig is'... In dit ontzagchelijk oogenblik niet , waarin mijn verfcheurd hart door duizend dolkfteeken bloedt.-..' Het zij dood of leeven... ik kan... ik wil het niet hooren. ferdinand. Ta, ja, beste Lady! Gij moet het hooren... Dat ik u thans zal zeggen, zal mijne misdaad verminderen , eir eene warme bede om vergiffenis van het vóórgaande zijn. Ik heb mij in u bedrogen, Milady ! Ik verwachtte... ik wenschte u mijner verachting' waardig te vinden. Ik kwam met vast voornee-, men hier, om ü te beledigen, en uwen haat te verdienen. Hoe gelukkig voor ons beiden, indien mijn voorneemen gelukt ware! (Hij zwijgt en poos; vervolgens zagter en verlegeiier.) Milady! ik bemin.... ik bemin een burgermeisje Louize Miller... de dochter van een' mufikant. (zij wendt zich terftoni van hem af; hij vaart levendiger voord.) Ik weet,,waar. in  62 KABAAL en LIEFDE, irj ik mij ftorte; maar indien wijsheid zelfs de hamtogt gebiedt te zwijgen, zoo fpreekt de pligt zoo veel te luider. Ik ben de fehuidige, Ik ver- fcheurde het eerst de gouden vreede haarer onfehuld —- wiegde haar ha# door vermetele hoop', en gaf het verraderlijk der woeste hartstogtten prijs. — Gij zult mij a-n ftand, geboorte, en de grondftellingen mfnes vaders erïnnerèn... maar... ik bemini Mijne hoop kljm zoo veel hooger , hoe dieper dg patuur in overeenkoomften en fehikkingen vervallen ligge- Mijn befluit en het vooroordeel! Wij zuilen .zien, of .de mode, dan of de menscbheid het veld zal behouden. l a d y • zij is ondertuffcheh tot aan 's uiterfie einde van dc zaal genaderd, en houdt haar gezigt met beide handen bedekt. Hij volgt haar derwaarts. ferdinand. Gij wilde mij iets zeggen, Milady? lady,- in den toon van het hevigst lijden, Niets, mijnheer van Wal ter: niets, dan dat gij u en mij, en nog eene derde rampzalig maakt. ferdinand. Nog eene derde? lady. Wij kunnen met malkanderen niet gelukkig , erf moeten nochtans het offer van de voorbarigheid uwes vaders worden. Nooit zal ik het hart van  1 Jt E U 4. s 1 *! ^ J>: van een' man bezitten, die mij zijne hand flechts gedwongen gaf. FERDINAND. Gedwongen, Lady? gedwongen gaf? en nochtans „af ? Kunt gij de hand zonder het hart voor u dwingen ? Kunt gij een meisje den man ont¬ vreemden, dat de ganfche waereld deezes mans is? één' man van het meisje fcheuren , die de ganfche waereld van dit meisje is? gij, Milady — vóór één oogenblik de bewonderenswaardige Brittinne.... kunt gij dit doen?... LADY. Dewijl ik het doen moet! (ernflig enflerk.) Mijne drift,Walter! wijkt voor mijne tederheid voor u. Mijne eer kan zulks niet meer... van 'onze verbindtenis fpreekt het ganfche land. Alle oogen, alle pijlen' des fchimps zijn op ' mij gefpannen. De befpotting is onuitwischlijk , als een onderdaan van den vorst mij weigert... Redentwist gij met uw' vader. Weer u , zoo goed gij kunt. Ik laat alle Mijnen fpringen. (Zij vertrekt fpoedig. De Majoor blijft fpraakloos , ftaröogend jlaan ; een poos zwijgens , m daarna vertrekt hij door eene zijdeur.)  6*4 KABAAL en LlEFDË, VIERDE TOO NEE L. Venrék van den Mufikantu miller, elisaëeth, louize; inkooomende. miller; haastig koomende. Ik heb 't immers vóóruit gezegd! louize; angfiig op hem toeloopende. Wat, vader! wat? Miller; als dol op- en neêr hopende. Mijnen besten rok hier... haastig... ik moet hem vóórkoomen... en een fchoon bovenhembd! ... dat heb ik mij terftond ingebeeld. lo uize. Om 'sHemels wille, wat? elizabeth. Wat is 't dan? miller; zijne pruik in 't vertrek werpend}. Terftond naar den kapper!... wat her is? . (voor den fpie^el fpringende.) Èn mijn baard is ook weder eene el lang... wat het is?... wat zoude X zijn konkel 1 de duivel is los , en u zal de henker haaien. elizabeth. Zie eens! alles moet zoo gelijk op mij nederkoomen. MIL-  TREURSPEL. miller. Op u? ja, fatanskind! en op wie andets? Deezen morgen vroeg met uwen duivelfchen jonker — Heb ik 't niet op 't oogenbiik gezegd? — Wurm heeft gebabbeld. el'iz ABETHi Ei, wat! hoe kunt gij dit weeten? miller. Hoe ik dat kan weeten? Daar! voor Aè huisdeur fpookt een kaerel Van den minister, en vraagt naar den mufikant. louize* ïk ben een kind des doods. miller. Maar gij ook, met uwe aantreklijke oogjens. (vol van loosheid lagchende.) Dat is juist: als de duivel een ei }n de fchuur heeft gelegd, dan wordt 'er eene beste dogter gebooren. — Thans is het klaar ! elizabeth. Maar, hoe weet gij dan, dat het Louize gelde? , Gij kunt aan den hertog gerecommandeerd zijn. Hij kan u in 't orchest begeeren. miller; grijpt naar zijn' Jlok. Dat je de zwavelregen van Sodom!.., orchest ?.. ja, daar gij koppelaarfter den diskant zult huilen, en »,. ( zich in een floel werpende.) heer in den hemel! — louize; doodelijk bleek nederzittende. Moeder! vader! waarom worde ik éénsflags zoo UÖgftig? / • E MIt»  $6 KABAAL en LIEFDE, miller ; van zgn' floel opfpringende. Maar als mij de pennelikker eens in den mond loopt, zal hii mede loopen, het zij in deeze of de andere waereld. - Als ik hem lijf en ziel niet als brei zaamenwringe, alle tien geboden en alle zeven gebeden van het onze vader, en alle boeken Mofes en de propheeten op zijn vel fchrijve , dat men de blaauwe plekken bij de.opftanding der dooden nog zien zal.... elizabeth. Ja! vloek en raas gij! dat zal nu den duivel verjaagen. Help, gerechte Hemel 1 Wat nu gedaan ?' Hoe zullen wij raad fchaflèn? Wat nu aantevangen? Vader Miller! fpreek toch! (Zij loopt huilende door de kamer.) miller. Ik wil terftond naar den minister. Ik zal het eerst mijn' mond open doen. Ik zelf zal het aangeeven. De meid Hadt zich laaten gezeggen. Nog ware het tijd geweest... Maar neen!... Daar was wat te makelen; daar was wat tè visfchen! Gij hebt, nog bout in t vuur geworpen! Zorg nu ook Voor uw koppelpels. Vreet op wat gij Hebt ingebrokt. ■ Ik neem mijne dogter in dtu aïm, enunarsch met haar over de grenzen. rrjk  TREURSPEL. 73 ferdinand. Vóór weinige oogenblikken. De plegtigften, in 't aangezigt des Alraagtigen. president; toornig tegen zijn' zoon. Ter belijding uwer dwaasheid zal men u reeds het teken geeven .., (legen Louize.) Ik wagt op antwoord. louize. Hij zwoer mij liefde, ferdinand, En zal dien eed houden. president. Moet ik gebieden, dat gij zwijgt? — Naamt gij dien eed aan? louize; tederlijk. Ik beantwoordde denzelven. ferdinand; met vastheid. Het verbond is geflooten. president. Ik zal die echo naar buiten doen werpen.... (Kwadaartig, tegen Louize.) Maar hij betaalde, u nochtans telkens?... louize; opmerkend. Deeze vraag verftaa ik niet geheel. president; met een" fchamperen lagch. Niet? nu! ik meen flechts... dat, gelijk men zegt, elk een dief in'zijne neering is., gij ook zult, hoope ik, uwe gunst niet om niet weggefchonken 'hebben.... of waart gij misfchieu ook met het bloote vertier uwer waaren gediend? Wat?.. . E 5 FEa>  74 KABAAL en LIEFDE, ferdinand; als raazend opjluivende. Hel en Hemel! wat was dat? l o u i z a ; tegen den Majoor, met waardigheid en onwillig. Mijnheer van Walter! thans zijt gij vrij. ferdinand. Vader! eerbied eischt de deugd,, ook in 't bedelkleed. president; luider lagchende. Eene-aartige ondcrftelling! de vader zoude de hoer van den zoon achten. louize; valt neder. q Hemel en anrde! ferdinand; te gelijk met Louize, terwijl hij den degen tegen zijn' vader tre't, dien hij echter ras weder laat vallen. Vader! gij hadt eens een leven van mij te eisfchen: .— het is betaald. ([Den degen op/feekende.) Defchuldbrief van den kinderlijken pligt ligt daar verfcheurd. miller; die tot hier toe bevreesd op zijde heeft gejlaan , treedt in beweeging ten voorjchijn, met de tanden knarsjende van woede , en van angst 'er mede klapperende. Uwe excellentie! het kind is het werk des vaders hou het genadig ten goede wie het 'kind voor eene ligtekooi fchelde, flaat den vader om 't oor,  T R E U R S P E L. 75 'toor, en oorvijg om oorvijg... dat is bij ons zoo gelijk om gelijk... hou het genadig ten goede. elizabeth. Help, heer in den hemel!... Daar breekt ook de oude los... het onweder zal boven ons hoofd zaamentrekken. president; het alleen, half verfiaatz hebbende. Roert zich de koppelaar ook?... Wij zullen malkanderen terftond fpreeken, koppelaar! mille r. Hou het genadig ten goede. Ik heet Miller, als gij eene adagio wilt hooren.... met boeleering houde ik mij niet op. Zoo lang het hof nog voorraad heeft , komt dc levering niet aan ons burgerlieden. Hou het genadig ten goede. eliza be th. Om's hemels wil, man! gij brengt vrouw en kind óm. ferdinand. Gij 'fpeelt hier eene rol, mijn vader! waarbij gij ten minften de getuigen hadt kunnen fpnaren. miller; nadei bij hem treedende, en moediger. Duitsch en verftaanbaar: hou het genadig ten goede; uwe excellentie gelaste en beveele het geheele land dóór ; maar dit is mijn vertrek. Ik maak een onderdaanigst compliment voor u , als ik u eens een request brenge. Maar den ongenoodigden gast werp ik ter deur uit. Hou het genadig ten goede. PRE-  76 KABAAL en LIEFDE, president; bleek van woede. Wat?... wat is dat? (Nader bij hem treedende.j miller; sngt terug gaande. Dat was flechts 20.0 mijne meemng , miinheer! Hou het genadig ten goede. president; in vuur en vlam. Ha ! fchelm! uwe vermetelheid vonnist u tot het tugthnis... Voort: (Tegen het gevolg.) Haalt gerechtsdienaars! (Eenigen van 't gevolg vertrekken. De prefident loopt van woede door 't vertrek.) De vader in 't tugthuis ; de moeder en de liet van een dogter aan de -kaak ... De gerechtigheid zal mijner woede haaren arm bieden. Voor deeze ontê'ering moet ik eene verfchrikli ke genoegdoening hebben. Zulk een gepeupel zoude mijne ontwerpen verijdelen , en ftrafleloos vader en zoon op eikanderen aanhitzen?'. Ha, vervloekte! Ik zal mijn haat aan uwen ondergang verzadigen ; het ganfche gebroedzel, vader, moeder en dogrer zal ik aan mijne brandende wraak offeren. ferdinand; bedaard enJlandvastig tusfchen hen treedende. o Toch niet! zijt onbevreesd. Ik ben hier. (Tegen den prefident, met onderwerping.) Geene overhaasting, mijn vader! indien gij u zeiven bemint, geene geweldaadigheid. — 'Er is eene plaats in mijn hart, waarin het woord vader nog nooit gehoord is.. .. Dring niet tot in deeze plaats. pre-  TREURSPEL. president. Onwaardige! zwijg ! wek mijne gramfchap niet meer. miller; uit eene fimbere bedwelming tot zich zeiven koomende. Zie naar uw kind , vrouw!... Ik loop naar den hertog. De hoffnijder... dat heeft mij de hemel ingegeeven... De hoffnijder leert de fluit bij mij. Het kan mij bij den hertog niet misfen. (Hij wil vertrekken.') president. Bij den hertog, zegt gij ?... Hebt gij vergeeten, dat ik de hoogte ben , over welke gij fpringen, of den hals breeken moet? « Bij.den hertog, domöor?... Beproef het, als gij levende dood, of toorenshoogte diep onder den grond in den kerker Hgt, waar de nacht met de hel liefkoost, en klank en licht weder -terug keeren ; rammel dan met uwe ketenen, en kerm: „ ik ben te veel mishandeld." ZEVENDE T O O N E E L. miller , elizabeth, louize, ferdinand, president , gevolg ,. gerechtsdienaars. eerdinand; Wiegt naar Louize , welke hem half dood in dm arm valt. Louize! help! redding! De fchrik heeft haar overweldigd.  #8 KABAAL en LIEFDE, miller- grijpt zijn' mtnjg; m zijn> ]mg op , en Lcreidt zich tot den aanval. ELIZabeth; werpt zich op haare knieën voor den prefident. president; tegen} de Gerechtsdienaars, zijne órde ontblootende. Sla 'er handen aan, in den narra des hertogs. Weg van de flejt,, jongen!... Flaauw of niet Wanneer zij flechts eerst den ijzeren halsband omhebbe.zal men ze wel ras met fteenworpen wekken. elizabeth. _ Ontferming, uwe excellentie! ontferming! ontferming ! miller; rukt zijne vrouw op. Kniel voor den Hemel, oude huilkat! en niet voor ... fchelmen! dewijl ik toch reeds in 't tuchthuis moet. president; op de lippen bijtende. Gij kunt uwe rekening maaken, boef! Daar Haan nog galgen leeg. ( Tegen de Gerechtsdienaars.) Moet ik 't nog ééns zeggen? (De Gerechtsdienaars dringen op Louize aan.) ferdinand; zich vol toom voor haar plaatzende. Wie wil wat ? (Hij haalt den degen met defchede uit, en verweert zich met het geven. ) Waag het niet haar santeraaken, wie ook niet zijn fchedel aan't gerecht verhuurd heeft. (Tegen den prefident. ) Spaar u zeiven. Vervoer mij niet verder, mijn vader! pre-  TREURSPEL. > f$ president; tegen de Gerechtsdienaars, dreigende. Als uw brood u lief is, laf-aarts! ( De Gerechtsdienaars vatten Louize weder aan.) ferdinand. Dood en duivels! Ik zeg: terug!.... Nog eens ; hebt deernis met u zeiven. Breng mij niet op 't uiterfte, vader! president; rol gramfchap, tegen dt Gerechtsdienaars. Is dat uw dienstijver, fchurken! ( De Gerechtsdienaars tasten haar heviger aan.) ferdinand. Als het dan zijn moet, ( Terwijl hij den degen trekl, en op hun aanvalt.) zoo vergeef mij, gerechtigheid! president; in woede. Ik wil toch zien of ook mij deeze degen trefFe. ( Hij vat Louize zelf aan ; rukt haar op , en geeft haar in handen van een'' Gereclitsdienaar.) ferdinand; verbitterd lagchende. Vader! vader! gij doet hier eene vinnige lastering op de fchepping; welke uwe foort zoo weinig kende, dat zij uit volmaakte beulsknegten, onvolmaakte ministers vordme. president; tegen de overigen. Weg met haar! ferdinand. Vader! zij zal aan de kaak ftaan, maar... me: den majoor, den zoön van den prefident... Staas gij 'er nóg op?  5ö- KABAAL en LIEFDE, president* Zoo veel te klugtiger wordt hettooneel... Voort! f f. r d i n and. Vader! ik werpe mijn officiers - degen op het meisje... Staat gij 'er nóg op? president. De degen op uwe zijde is het te pronk liaan gewoon geworden... Voort! voort! Gij kent mijn'wil. ferdinand; ftoot één' Gerechtsdienaar weg, omvat Louize met eenen arm, en houdt met de andere hand op haar den degen. Vader! eer gij mijne gemaalin ontëere, dóórfteek ik haar... Staat gij 'er nóg op? president. Doe het, als uw kling puntig genoeg is. ferdinand; laat Louize los, en ziet vreeslijk naar den Hemel. Gij, Almagtige! zijt getuige!.. Geen menschlijk middel Het ik onbeproefd... Ik moet tot een duivelsch overgaan.... Gij voert haar naar de kaak? C Den prefident in 't oor roepende.) Ondertusfchen verhaal ik der ftad eene hiftoria , hoedanig men prefident worde. ( Hij vertrekt.) president; als van den blikfem getroffen. Wat is dat ?... Ferdinand... ( Tegen de Gerechtsdie' naars.) Laat haar los. ( Hij vliegt den Majoor na.) Einde van het tweede bedrijf. DER-  TREURSPEL, &i DERDE BEDRIJF. Zaal bij den Prefident. EERSTE T O O N E E L. de [resident e» wurm; inkoomendt. president. Die flreek was' vervloekt. wurm. Zoo als ik vreesde, genadige heer ! Dwang verbittert de fchermers altoos , maar bekeert ze nooij, president. Ik had mijn grootst vertrouwen op deezen aahflag gefteld. Mijn oordeel was: wanneer het meisje onteert worde, moet hij, als officier, van haar afzien. wurm. Zeer goed; maar tot ontè'eren hadt het ook moeten koomen. president. En echter.... wanner ik het thans in koelen bloede overweeg ; ik had mij niet moeten laaten weerhouden. Het was eene dreiging, van welke bij misleiden nooit ernst zoude gemaakt hebben. wurm. Dat moet gij vooral niet denken. Der getergde drift is geene dwaasheid te fpoorloos. Gij zegt mij, F de  $2 KABAAL én LIEFDE, de heer majoor hebbe altoos her hoofd over uwe regeering gefchud. ïk geloof het. De grondregel?, welke hij van de hooge fchool herwaarts bragt, konden mij reeds terftond. niet welgevallen. Wat helpen ook die bijgeloovige droomeriien van grootheid van ziel en perfuoneele adel aan een hof, waar de grootfte wijsheid deeze is, om op den rechten tijd, op eene gepaste wijze, groot en klein te zijn! Ilij is te jong en te vuurig, om fmaak in den langzaamen , krommen tred der kabaal te vinden ; en niets zal zijne eerzugt in beweeging brengen , dan hét geene gröot en avontuurlijk is. president; verdrietig. Maar wat zal deeze zeer wijze aanmerking in oh* ze zaak verbeteren? w u r kt. Zij zal uwer excellentie de Wond, en misfehief) ook het verband toonen. — Zulk een carafter ... met nw vérlof... hadt men zich of nóóit tot vertrouwden , of nooit tot vijand moeten maaken. Hij veraffchuwt het middel, waardoor gij zijt geklommen. Misfchien was het tot nog toe alleen de zoon, die de tong des verraaders bond. Doet gij hem, door herhaalde ftormen op zijne hartstogt, blijken dat gij de tedere vader niet zi,t, zoo zullen de pligten van den burger bij hem ten v'óorfcfiijn dringen. Ja, alléén reeds «ie ongewoone verbeelding , der gerechtigheid zulk een merkwaardig offa' te brengen, konde  TREURSPEL. §3 de voor hem aanloklijk genoeg zijn., om zelfs zijnen Vader te doen tuimelen. PRESIDENT. Wurm! Wurm! gij brengt mij daar bij eenen ontzagchelijken afgrond. WURJi. Ik zal u terug voeren, genadige heer! Mag ik vrijmoedig fpreeken? president; zich zettende. Zoo als een verdoemde tot eenen medeverdoemderi; W U R M. < Vergeef mij derhalven. Gij zijt, dunkt mij, der buigzaame hofkunst den ganfchen prefident verfchuldigd; waarom vertrouwder gij haar ook niet den vader toe ? ... Ik erlnnere mij, met welk eene openhartigheid gij uwen voorganger tot eene piquet-partij overreedde, en bij hem den haiven racht met vriendfchappelijke bourgondiewijn doorbragt; en dat was nochtans de zelfde nacht, in welken de groote mijn losgaan , en den goeden man in de lucht blaazen zoude. Waarom vertoondet gij uwen zoon den Vijand? — Nooit hadt hij^moeten ontdekken j dat ik iets van zijnen minnenhandel wist. Gij hadt den roman aan de zijde van het meisje uitgevorseht, en het hart van uwen zoon behouden; Dan hadt gij den wijzen generaal gefpeeld , die den vijand niét in 't hart zijner troepen aanvalt, maar openingéa onder de gelederen maakt. F 3  «4 KABAAL en LIEFDE, PRESIDENT. Hoe was dat te doen? W ü R M. Op de eenvouwigfte wijze — en de kaarten zijn nog niet geheel vergeeven. Vergeet een tijd lang dat gij vader zijt. Vermoei u met geene hartstogt, welke ieder tegenftand flechts magtiger mankte... Laat het aan mij over, om aan uw eigen vuur den worm uittebroeden, welke u doorknaagt. president. Ik ben benieuwd. w u R M. Ik moet mij flecht op den barometer der zie! verftaan, zoo de heer majoor in de jaloersheid niet zoo vreeslijk is als in de liefde. Maak het meisje bij hem verdacht... waarfehijnlijk of niet'. Eén grein gest is toereikende om de ganfche masfi, in eene vernielende gesting te brengen. president. Doch van waar bekoomen wij dit grein ? w u RM. Daar zijn wij op het punt! Voor alles, genadige heer! zeg mij, hoe veel gij bij voortduwende weigering des majoors op het fpel hebt ?... in welken graad het B wigtig zij ... den roman met het burger meisje te eindigen , en het huwlijk met Lady Milford tot ftand te brengen ? PRESIDENT. Kunt gij nog vraagen , Wurm! — Mijn geheels  TREURSPEL. 85 le invloed is in gevaar , als dé partij der Lady niet voortgaat;en mijn hals, indien ik den majoordwinge. wurm; wakker. Heb thans de genade mij te hooren ... Den heer majoor zullen wij door list vastfpinnen. Tegen het meisje bedienen wij ons van uwe ganfche raagt. Wij ■dikteeren haar een' billet - doux aan eene derde perzoon , en fpeelen hetzelve op eene gefchikte wijze den majoor in handen. president. Welk een dolle inval! als of zij zich zoo fpoe« dig zoude doen ovefhaalen , om haar eigen doodvonnis te fchrijven? wurm. Zij moer, als gij mij met vrije hand wilt laaten werken. Ik ken die goede ziel dóór en dóór. Zij heeft niet meer dan twee doodelijke zijden , langs welken wij haar geweeten kunnen beltonnen.... haar' vader en den majoor. De laatfte moet geheel en al buiten 'tfpel blijven , zoo veel te beter kut?uen wij met den mufikant omfpringen. president. Als bij voorbeeld?... wurm. In gevolge 't geene uwe excellentie mij van de Jcene in zijn huis gezegd heeft , zal niets gemaklijker zijn , dan de vader met een krimineel proces te drei» gen. De perzoon des gunstelings en zegelbewaarders is in zekere opzigten de fchaduw der majesteit... F 3 Be«  TREURSPEL. 89 voorzigtigheid gefchieden; zeg 't hem, dat 'er geen. opftand volgt. kamerdienaar. Zeer wel, uwe excellentie ! president. Verftaat gij? geheel in ftilte. kamerdienaar. Zeer wel, uwe excellentie 1 ( Hij vertrekt.) TWEEDE T 0 O N E E L. de president, de hofmaarschalk. hofmaarschalk; met haast. Slechts en pasfant , mijn wanrdfle!... Hoe vaart gij?... Hoe bevindt gij u? — Deezen avond geeft men de groote opera Dido het uitmuntend- fte vuurwerk!... Eene . ganfche ftad zal als in den brand Haan. Gij zult ze immers ook zien branden?... Wat? president. Ik heb vuurwerken genoeg in mijn eigen hoofd, die mijne ganfche heerlijkheid in de lucht jaagen. Gij koomt gewenscht, lieve maarfchalk! om mij in eene zaak te raaden, en krachtdaadig te helpen; eene zaak, die ons beiden verheft, of volkomen in den grond boort. Neem plaats. hofmaarschalk. Beangftig mij niet, mijn beste 1 f S ï Kt"  po KABAAL en LIEFDE, president. Zoo nis ik zeg: verheft , of volkomen in den grond boort. Gij weet mijn ontwerp met den majoor en de Lady; gij begrijpt ook , hoe onöntbeerliik het was, om ons beider geluk te vestigen. Alles kan in duigen fpatten, man! Mijn Ferdinand wil niet. hofmaarschalk. Wil niet?... wil niet?... Ik heb 't immers in de ganfche ftad rondgepraat. Het huwiijk is immers in ieders mond. president. Dan kunt gij door de ganfche ftad als een windmaaker worden aangezien. Hij bemint eene andere. h O» m aa r s P P 4 l §. Gij fchertst. Is dat dan ook een heletfel? president. Bij dien hoofdigen het onövcrwiunelijklte. hofmaarschalk. Hij zoude zoo dwaas zijn-, en zijne fortuin met voeten ftooten ? W: t? p r e s i d e n t. ■ Vraag dit aan hem, en hoor wat hij antwoordt, hofmaarschalk. ' Maar, mon Dieul wat kan hij dan antwoorden? president. Dat hij der geheele waereld het bedrog wil ontdekken, door 't welk wij zijn opgeklommen... dat hij onze valfche brieven en q.uiiantiën aangeeven... dat  TREURSPEL. $t dat hij ons beiden over den kling kan laaten fpringen> Dat kan hij antwoorden. hofmaarschalk. Gij zijt zinneloos? president. Dat heeft hij geantwoord, D at was hij reeds van voorneemen in 't werk te ftellen. — Daarvan heb ik hem'naauwlijks nog door mijne diepfte vernedering terug gebragt. Wat weet gij hierop te zeggen ? hofmaarschalk; onnozel. Mijn verftand ftaat ftil. president. Dat ware nog 't minftp. Maar zoo even berichten mij mijne fpionnen , dat de opper-fchenker Van Bok op 't punt zij, de hand der Lady te vraagen. h o f m a a'r schalk. Gij maakt mij raazende. Wie zegt gij? Van Bok zegt gij ? ... Weet gij wel, dat wij doodelijke vijanden zijn? Weet gij wel, waarom wij 't zijn? president. Dit is 't eerfte woord, dat ik 'er van hoore. . hofmaarschalk. Beste! Gij zult 't hooren en uit uw vel fpringen. Als gij u het bal op 't hof nog erïnnert... het is thans in 't éénëntwintigfte jaar... weet gij, dat men den eerften engelfchen kontredans danste, en het heete wasch van een kroonlicht den graaf van Meerfchuim op zijn domino droop. Oeh, hemel! dat moet gij gewis nog weeten. PRE-  ?2 KABAAL en LIEFDE, president. Wie konde zoo iets vergeeten! iiofmaarschal k. Ziet gij! prinfes Amalia had in de hette van den dans nog een koufenbar d verlooren ... Alles was, gelijk men kan denken, in beweeging... Van Bok en ik... wij waren nog kamerjonkers... wij kroopen door de ganfche redoutezaal om den koufenband te zoeken. Eindelijk ontdek ik 't... van Bok merkt het... fpringt toe , rukt hem mij uit de handen... ik bid u!... brengt hem aan de prinfes, en berooft mij van het compliment. — Wit dunkt u? pre si de nt. Impertinent! h o f m a a r s c h alk. Berooft mij van 't compliment... Ik meende in onmagt te vallen. Zulk eene vuilaartigheid is nooit beleeft. - Eindelijk vatte ik wedermoed, voeg mij bij haare doorluchtigheid , en zeg : Genadigfte mevrouw! Van B k ,was zoo gelukkig uwe dooriugtigheïd den koufenband re behandigen , maar die denzelve» 't eerst vondt , vindt zijn loon in 't ver- . ■borgen, en zwijgt. president. Bravo, maarfchalk! bravisfimol hofmaarschalk. En zwijgt.... Maar ik zal dien Van Bok tot aan den jongftèn dag nog vervolgen... die laaghartige, krui-  TREURSPEL. §5 hofmaarschalk. Maar bedenk toch. Een echtgenoot! en mijne reputatie aan 't hof! president. Dat is wat anders. Vergeef mij. Ik wist nog niet, dat bij u de man van onbefprooken zeden meer isé dan de man van invloed. Willen wij afbreeken ? hofmaarschalk. Wees bedaard, héér baron! het was immers zó« niet gemeend. president; Hel. Neen, neen! Gij hebt volkomen gelijk. Ik beft 't ook moede. Ik laat den wagen ftaan. Ik wensch van Bok geluk, als eerde minister. De 'Waereld is Tiiim. Ik eisch mijn affcheid van den hertog.' hofmaarschalk. En ik?... Gij hebt goed fpreeken! Gij zijt ge. ftudeerd!... Maar ik?... Men Dieu! Wat ben ik toch, als zijne doorlugiigheid mij ontflaat? president. Een bon mot van eergisteren. De mode van't vóórgaande jaar. hofmaarschalk. Ik bezweere u , dlerbaare hartvriend! verflik toch dit d'enkbèèld! Ik wil mij immers alles laatén wél« gevallen. president. Wilt gij uwen naam tot een repd.ez.-ym geeven3 dis  $5 KABAAL en LIEFDE, die u deeze jufvrouw Miller fchriftelijk zal voorHaan ? hofmaarschalk, In 'shemels naam' Ik geef dien. president. En dan den brief ergens laaten vallen , waar hij den majoor onder 't oog moet koomen. ii o fm a ar schalk, Bij voorbeeld, op de parade zal ik hem, als bij joeval, met mijn' zakdoek uithaalcn. president. En de rol van minnaar tegen den majoor beweer en ? hofmaarschalk. Mort dé ma vie! Ik zal hem wel wasfehen! Ik zal den wijsneus den trek tot mijne minnaares verleeren. president. Nu gaat het naar wensch. De brief moet heden nog gefchreeven zijn. Gij moet vóór den avond nog hier koomen , om hem aftehaalen, en uwe rol met mij in orde te brengen. hofmaarschalk. Zoo dra ik zestien vijhen, welken van de allerhoogfte aangelegenheid zijn , zal hebben afgelegd. Verfchoon derhalven, dat ik mij , zonder uitftel, veröorlove... (_ Heengaande.) pre-  ■TREURSPEL. n president; hijfchelt. tkrekene op uwe werkzaamheid, maarfchalk! hofmaarschalk; van vérre roependen 6 Mon Dieu\ Gij kent mij immers!... DERDE T O O N E E L. ce president, würm. wurm. De violist en zijne vrouw zijn gelukkig , en zonder eenige opfpraak, in de gevangenis gebragt. Gelieft uwe excellentie nu den brief overteleezen? president; den brief geleezen heibende. Heerlijk! heerlijk,fecretaris! De maarfchalk heeft óók toegehapt. Een vergif, als dat, moest de gezondheid zelf in eene etterende melaatsheid verinderen. — Nu terftond met die voorllagen naar deo vader, en dan in vuur naar de dogter. (Zij vertrekken ieder door eens bijzonders dtur.~) G FIER,  0 KABAAL en LIEFDE, VIERDE TO O NEE £. Vertrek in het huis van Miller. louize, ferdinand. louize. Ik bidde u, hou op. Ik geloof aan geene gelukkige dagen meer. Alle mijne hoop is gezonken. ferdinand. En de mijne is gereezen. Mijn vader is vergramd. Mijn vader zal alle wapens tegen ons wenden. Hij zal mij dwingen, om den onmenfchelijken zoon te vertoonen. Ik fla voor mijnen kinderlijken pligt niet meer in. Woede en wanhoop zullen mij het zwart geheim van zijnen moord ontwringen. De zoon zal den vader in de handen des beuls leveren. Het is het hoogde gevaar en het hoogde gevaar moet 'er zijn , zoo mijne liefde den reuzenfprong zal waagen. Hoor Louize! een gedachte, groot en vermeeten, gelijk mijne liefde , dringt zich voor mijnen geest. Gij, Louize! en ik, en de liefde! ligt niet in deezen kring de ganfche hemel ? of behoeft gij daartoe nog een vierde? louize. Breek af. Niets meer. Ik verbleek voor 't geene gij wilt zeggen. F ER-  TREURSPEL. 92 ferdinand. Hebben wij geene eifchen meer op de waereld, waarom zouden wij dan om haare goedkeuring bedelen? waarom zouden wij waagen, waar niets wordt gewonnen, en alles kan verlooren worden?... Zal dit oog niet even zoo fmeltend' fchitteren, of het zich in den Rhijn, of in de Elve , of in de Oostzee fpiegele? Mijn vaderland is , waar mij Louize bemint. Uwe voetftappen in wilde zandige woestenije zijn mij belangrijker dan de fieraadiè'n der hoofdkerk in mijne geboorteplaats... Zullen w'j de pragt der fteden derven ? Waar wij ons moogcn bevinden , Louize ! gaat eene zon op en onder ... Tooneelen , waarbij de werkzamfte vlugt der kunst vertraagt. Zullen wij den hemel in geenen tempel meer dienen, zoo gaat de nacht met bezielde huiveringen op; de wisfelende maan predikt ons boete, en eene aandachtige vergadering van fterren bid met ons. Zullen wij ons immer in gefprekken der liefde uitputten? ... Eén lagchje mijner Louize is ftof voor eeuwen , en de droom des levens is uit,'tot ik deezen traan doorgronde. louize. En hebt gij anders geenen pligt meer dan uwe liefde? ferdinand; haar omarmende. Uwe rust is mijn heiligde. louize; zeer emjlig. Zoo zwijg dan , en verlaat mij... Ik heb een' vader, die geen vermogen heeft, dan deeze éénige G 2 dog-  kabaal en liefde, dogter die morgen zestig jaaren oud is.... die aan de wraak van den prefident geofferd wordt...' ferdimand; haarfchielijk in de rede vallende. Die ons zal verzeilen. Hieröm geene tegenwerpingen meer, mijne beminde! Ik gaa , maak mijne kleinodiën tot geld; neem fommen op rekening van mijn' vader. Het is geoorloofd een' rover te pionderen , en zijn zijne fchatten niet liet bloedgeld des vaderlands? Op klokkenflag van één uur na middernacht zal hier een rijdtuig zijn ; gij zette 'er u in. Wij vlugten. louize. En de vloek uwes vaders volgt ons na? Een vloek, onbezonnene! dien zelf moordenaars nooit zonder Verhooring uitfpreeken ; dien de wraak des hemels zelfs aan den dief op het rad toeftaat, die ons vlugtelingen, onbarmhartig, als een fpook, van zee tot zee zoude jaagen ?... Neen',mijn beminde' Als eene misdaad u voor mij kan behouden, dan heb ik nog kracht, om u te verliezen. ferdinand; Jlaat Jlll, en hem ontvallen eenige onverftaanbaare woorden. . Inderdaad? louize. Verliezen!... ö! zonder grenzen, verfehriklijk is het denkbeeld... akelig genoeg om den onfterfiijken geest te doorbooren , en de gloeijende wangen  TREURSPEL. vat gen der vriendfchap te verbleeken.Ferdinand! u te verliezen' ... Doch men verliest immers flechts, wat men bezeeten heeft , en uw hart behoort aan uwen ftand. — Mijne aanfpraak op u was kerkroof, en huiverende geef ik haar op. ferdinand; het gezigt verdraaid en op de onderlip bijtende. Geeft gij haar op? louize. Neen ! Zie mij aan , lieve Walter! Knars niet zoo bitter met de tanden. Kom! laat mij thans uwen ftervenden moed door mijn voorbeeld bezielen. Laat mij de heldin van dit «ogenblik zijn... eenen vader den ontvlugten zoon wedergeeven... eene verbindtenis weigeren , die de voegen der burgerlijke waereld van een rijten, en de algemeene orde om vér werpen zoude. — Ik ben de overtreedfter met ftoute, dwaaze wenfchen heeft mijn boezem zich gevoed, mijn ongeluk is mijne ftraf; iaat mij derhalven thans toch de zoete, vleijende draaiing, dat het mijn offer was. - Wilt gij my deezen wellust misgunnen ?.., FERDInahd; heeft intusfchen in verjlromjing eene viool gegreepen, en beproefd om op dezelve te fpeelm. Nu rukt hij 'er de fnaar en af, werpt het infjrumnt op dm grond , en barst in luidrugtig lagchen uit. G3 fc««>  102 KABAAL en LIEFDE, louize. Walter! Heer in den Hemel! wat is dat ? wees man! Dit uur eischt moed.... het is een fclieidend uur. Gij hebt een hart, lieve Waker! Ik ken het. Warm als het leven is uwe liefde, en zonder paaien, gelijk het onmeetlijke. Schenk haar eene edeler en waardiger... zij zal de gelukkigften van haar gedacht niet benijden. (Haare traanen tegenhoudende.) Mij zult gij niet meer zien. — Het ijdele, bedrogene meisje beweene haar verdriet binnen eenzaame muuren; óm haare traanen zal zich niemand bekommeren. Ledig en verdorven is mij het aanftaande. Echter zal ik nog nu en dan aan den verdorden ftruik der verganglijkheid rieken. ( Terwijl zij hein met een afgekeerd gezigt haare loevende hand geeft.) Vaarwel, mijnheer van Walter! ferdinand; uit zijne bedwelming opfpringende. Ik vlugt, Louize! Zult gij mij waarlijk niet volgen? louize; heeft zich aan 't agterëinde van het vertrek geplaatst, en houdt met lelde hav.dir, het gezigt bedekt. Mijn pligt gebiedt mij te blijven en te lijden. ferdinand. Slang! gij liegt. Iets anders houdt u hier geboeid. louize; in den toon van het diepfie, innerlijk/Ie lijden. Blijf bij deeze vermoeding. Zij veroorzaakt misschien minder ellende.[ ' fer.  .TREURSPEL. ioj ferdinand. Koude pligt tegen heete liefde! — En mij zou dat fprookjen blinddoeken? — Een minnaar boeit u; en wee over u en hem, als mijne vermoeding bevestigd worde. (Hij vertrekt Jchielijk.) yij FD E T 0 O N E E L.' louize; alleen. Zij blijft nog een poos buiten beweeging en fpraaMoos in denjloel liggen , eindelijk Jlaat zij op, treedt voorwaarts, en ziet bevreesd rondsom. Waar of mijne ouderen blijven?... Mijn vader beloofde binnen weinige miuuuten terug te koomen, en reeds zijn vijf vreeslijke uuren voorbij... indien hem een ongeval... hoe bevinde ik mij ?.., waarom gaat mijn adem zoo benaauwd?... (Op dit oogenblik treedt Wurm in 's vertrek, blijft aan 't eind van hetzelve Jlaan , zonder door haar ontdekt te worden.) Het is niets wezenlijks... Het is niets dan'thuiverige googelfpel van het verhitte bloed. — Heefc onze ziel flechts eens genoeg verfchrikking ingedronken , zoo zal het oog in eiken hoek fpooken zien. G * W  So4. KABAAL en LIEFDE, ZESDE T O O NE E L, louize, wurm. -wurm; nader koomen de. Goeden avond, juffer! louize. Hemel! wie fpreekt daar? (Zij keert zich óm, mu dekt Wurm, en treedt verfchrikt terug.) Verfchriklijkl verfchriklijk! De ongelukkigfte vervulling ijlt reeds mijn angftig voorgevoel na! (Tegen Wurm, met een oog vol van verachting.) Zoekt gij misfchien den prefident ? Hij is hier niet meer. w u r m, Juffer! ik zoek u. louize. Dan moet ik mij verwonderen , dat gij niet naaj de markt gingt. wurm. Waarom juist derwaarts? louize. Om uwe bruid van het fchavot te haaien, wurm. Jufvrouw Miller! gij hebt een verkeerde achterdogt. louize; een antwoord onderdrukkende. Wat dan is 'er van uw' dienst? wurm  TREURSPEL. 2°5 wub m. Ik ben van uw' vader gezonden. louize; ontfteld. Van mijn' vader?... Waar is mijn vader? wurm. Daar hij niet gaarne is. louize. Om 's hemels wil! fpoedig ! Mij bekruipt een pntftellend vóórgevoel. Waar is mijn vader? wurm. In den tooren, indien gij 't volftrekt wilt weeten. louize; met een oog ten hemel. Dat nog! dat ook nog!... In den tooren? en waarom in den tooren? w u r m. Op bevel van den hertog. l o u i ze. Van den hertog? w u r m. Die de misdaad van gekwetfte majesteit , in den jperzoon van zijnen plaatsbekleedcr.... louize. , JVat ? wat ? o eeuwige Almagt! ü w u r m. § Voorbeeldelijk te firaffen heeft voorgenoomen. louize. Dat was nog overig! dat! Voorzeker, voorzeker, jnijn hart hadt nog buiten den majoor iets dierbaars ■f.. dat moest niet vergeeten worden... kwetzing G 5 der  fp6\ KABAAL en LIEFDE, der majesteit.— Henwlfchrvoorzienigheid! red,' 6 red mijn zinkend geloof. — En Ferdinand? w u r m. Verkiest Lady Milford 5 of vloek en onterving. louize. Verfchriklijke vrijheid!.., en echter... echter is hij gelukkiger... Hij heeft geen' vader te verliezen. Wel is waar, geenen te hebben , is verdoemnis genoeg! — Mijn vader fchuldig geacht aan gekwetfte Majesteit?... mijn beminde de hand der Lady, of vloek en onterving? — Inderdaad vervvonderingwaardig! Een volmaakt boevenftuk is ook eene volmaaktheid. Volmaaktheid? Neen! daartoe ontbreekt nog iets. — Waar is mijne moeder? w u r m. In 't fpinhuis*. louize; met een"1 fmartelijken lagch. Thans is het volkomen!... volkomen; enthans ben ik vrij... ontflagen van alle pligten ... en traaren... en vreugden. Ontdaan van 't vertrouwen op de Voorzienigheid. Ik behoef dezelve immers, niet meer. ( Verjchriklijk zwijgende.) Hebt gij misfchien nog ééne tijding ? Spreek vrij ; thans kan ik alles hooren. wurm. % Wat gebeurd is, weet gij. louize. Derhalven niet, wat nog koomen zal? (Eenewijk zwijgens , geduurende 't welke zij Wurm van boven tot ienedm beziet.) Arm mensch!... Gij hebt een droe-' vig  TREURSPEL. io? vig handwerk , waarmede gij onmooglijk kunt zralfg worden. Ongelukkigen maaken , is reeds fchriklijk genoeg; maar om het hen te verkondigen,is afschuwelijk,,. Hen den uilenzang voortezingen', daarbij te liaan, als het bloedende hart aan den ijzeren boei dor noodwendigheid beeft , en christenen aan den Hemel twijfelen 1 — De Hemel behoed mij! en al wierde u ieder angstdroppel , dien gij ziet vallen, met een tonne gouds opgewoogen... ik wilde uw perzoon niet zijn.... Wat kan nóg gefchiedcn? wurm. Ik weet het niet. louize. Gij wilt het niet weeten ? Deeze lichtfchu- wende boodfchap vreest voor het geruisch der woorden , maar in de doodfche ftilte van uw gezigt toont zich het fpook aan mij. — Wat is nog overig? — Gij zeidet te vóóren: de hertog wille het voorbeel.delijk ftraffen. Wat noemt gij voorbeeldeiijk? w u k M. Vraag niets meer. > louize. Hoor, mensch! Gij gingt bij den beul «ter fchoole. Hoe anders verftondt gij u , om het ijzer eerst 'traag — bedenkend aan dc krarkcnde kdemaaten te fchroeven , en het zwoegende hart met den genadenflag te verbrijzelen. — Welk lot verbeidt mijn vader? — De dood is in 't geene gij lagchcnd zegt: wat mag het weezen , dat gij verzwijgt ? Noem het! Laat ik hem op éénmaal tor- fchen,  to8 KABAAL en LIEFDE, fchen , den gnnfchen verbrijzelenden last. Wat loj verbeidt mijn vader? wurm. Een crimineel proces. louize. Maar , wat is dat? ■— Ik ben een onweetend, fchuldeloos fchepzel, en verftaa mij weinig op uwe vreesfelijke latiinfche woorden. Wat noemt gij een crimineel proces ? wurm. Een rechtsgeding over leven en dood. louize; ftandvastig. Dan bedank ik u! (Zij vliegt in een zijvertrek.') wurm; Jlaat ontzet. Waar moet dat heên ?... Zou de zottin misfchien ? ... Duivels! zij zal toch niet... Ik volg haar... ïk moet voor haar leven borg blijven. ( Haar willende volgen.) louize; terug koomende-, en een" mantel hebbende omgehangen. Vergeef mij, fecretaris! ik fluit het vertrek. wurm. En waar heen dan zoo fpoedig? louize; willende gaan. Naar den hertog. w u r m. Wat? waarheen? (Haar verfchrikt tegen houdende.") louize. Naar den hertog. Hoort gij niet ? — Naar den zelf-  tio KABAAL en LIEFDE, 'affchuwlijks moet het zijn , dewijl dit mensch 'er mij toe raadt... Van waar weet gij , dat ik bij den vorst zal wèlkoom zijn ? w ü r M, Dewijl hij u niet omniet vriendelijk zal behoeven te ontvangen. louize. Niet omniet? Welk een' prijs kan hij op eene menschlijkheid ftellen? wurm. De fchoone {meelifter is prijs genoeg. louize; blijft jlaröogcnd flaan, en zegt met eene gebroken Jlem* Rechtvaardige! w u r M. En een vader zult gij toch, wil ik hoopcn, door deezen prijs niet te hoog gel'chat achten? louize; veiward op- en neder gaande. Ja, ja! het is waar. Zij zijn verfchanst, uwe grooten. Verfchanst voor de waarheid agter hunne eigene fnoodheden, als agter de vleugelen der cherubijnen. De Almagtige helpc u, vader! uwe dogter kan voor u fterven, maar — niet zondigen. w u r m. Dat zal hem wel zeer bevreemden, den armen, •verlaaten man! — „ Mijne Louize," zeide hij tot mij, „ heeft mij ter neder geworpen; mijne Louize „ zal mij ook weder opbeuren." Ik fpoede mij, juffer! om hem het antwoord te brengen. (Hij 'houdt zich, als of hij wilde vertrekken.') lo V-  TREURSPEL. 'l« w u RMj , Morgen heeft hij de wagt: maak te weeten, wanneer hij van mij af gaat , en koom op de „' bewuste plaats." Hebt gij bewuste? louize. ik heb alles. W Ü R W „ Op de bewuste plaats , bij uwe. tedere....Louize." l o u i ze; Nu ontbreekt het addres nog. WURM. „ Aan den heer hofmaarfchalk Van Kalf." louize. Rechtvaardige Hemel 1 Een naam , voor mijne' ooren zoo vreemd, als deeze fchandeüke regels aan mijn hart. ( tij Jlaat op, en befchomvt een' geruime» tijd den brief ftaróogende ; eindelijk geeft zij denzeU ven aan Wurm, over, en zegt met eene vermoeide, en als fiervende Jlem.~) Neem, mijnheer! Het is mijn eer* lijke naam... het is Ferdinand... het is de ganfche wellust van mijn leven, die ik thans in uwe handen gecve> Ik ben eene bedelaaresfe! w u R M; Toch niet! wanhoop niet , juffer! Ik heb van' harten medelijden met u. Misfchien.... wie weet?... of ik ook niet eenige zaaken kunne' over 't hoofd zien ... Waarlijk, bij den hemel! Ik heb medelijden met u. H 2  FERDin and; keert fchislijk om , wordt haare laatfte ftervende be. weeging gewaar, en valt , doordrongen van fmart} voor den dooden neder. Hou! nou! ontvlieg mij niet, engel'des hemels ! ( Hij vat haare hand en laat dezelve ijïlings weder vallen.) Koud, bleek en vogtig!... Haare ziel is ontvlooden, (opfpringende) Schepper mijner Louize! genade! genade voor den gruwelijkften der moordenaaren! Het was haar laatfte gebed!... Iloeaanloklijk en' fchoon , ook als doode! De ontroerde moordenaar trad» verfchoonende over deeze vriendelijke wangen. — Deeze zagtmoedigheid was geen masker. . Zij heeft ook voor den dood ftand gehouden. (Na r.eiüg zwijgen.) Maar hoe? waarom voel ik niets ? Wil de kracht mijner jeugd mij redden ? Vergccffche moeite! dat is mijne meening niet. (Hij gript naar het glas.)  ipo KABAAL È LIEFDE, AGT ST E T 0 O N E E L. ferdinand , de president , wurm , bedienden}' welke allen vol van fchfik in het vertrek Jlormen; vervolgens miller mei volk en gerechtsdienaars ; welke laatjlcn aan "t agterè'inde blijven. president; met den brief in de hand. i£oon! wat is dat? Ik zal toch nooitgeloo- vcn.... ferdinand; hem het glas voor de voeten werpende. Zoo zie dan, moordenaar! president; tuimelt terug. Allen (laan verftomd. Ferfchtiklijke ftilte. Mijn zoon! waaröm hebt gij mij dat gedaan? ferdinand; zonder hem aantezien. o Ja, voorwaar! Ik had den ftaatsman eerst moeten hooren, of de lijn ook met zijne kaart paste? _ pijn en bewonderingwaardig, ik erken het, was de vond, om den band van onze harten door jaloersheid te verfcheuren. — De rekening hadt een meester gemaakt , jammer flechts dat de toornende liefde den draad niet zoo bleef gehoorzaamen , als uwe houten pop! PRE-  ? RËURSPEL. I03 wigt? — Was het mijn zoon? — Was ik Uw gebieder? — Over mij de verantwoording? Ha! bij .dit gezigt, dat al het merg. in mijne gebeenten ftolt! Over mij zonde de verantwoording koomen? Thans mooge ik verlooren zijn; maar gij zult het met mij weezen."— Op! op! roept moord langs de (haaien! wek het gerecht! Gerechtsdienaars, boeit mij! Voert mij van hier ! Ik zal geheimen ontdekken, dat zij, die zé hooren, de leden zullen trillen. (Hij wil vertrekken.) president; hem houdende» 'Gij zult immers niet, raazende? wurm; hem op de fchóuderen kloppende.: Ik zal, kameraad! ik zal! Raazend ben ik , dat is waar... dat is uw werk... daarom zal ik thans bok als een raazende handelen... Arm in arm met; ü naar 'tbloedgericht! Arm in arm met u ter helle! Het zal mij kittelen, boef! met u verdoemd te Zijn! (Hij Wordt weggevoerd.) Mïller; die tot hiertoe, in fpraaklooze fmarte verzonken , met het hoofd in den fchóot van Louize gelegen heeft, Jlaat' èensflags op ,-" en werpt den. Majoor de beurs voor de voeten. Gifmenger! behoud uw vervloekt goud' Wildet gij daarmede mij mijn kind afkoopen? (Hij vliegt uit het vertrek.) ferdinand; met eene gebrokenJlenU Volg hem, hij is wanhoopig, — Bewaar dit geld N Voar      éFKUWSm f.t>Y~3). Ik irniid los of teken 1   KABAAL en LIEFDE, Treurspel, in v ij f b e d r ij v e n. NA AU HET HOOGDUITSCH VAN DEN HEEIM3 F. SCHILLER.  VERTOONERS. de president van WALTERj aan 't hof VOtl eer! Duüsch vorst. ferdinand, zijn zoon, majoor. de hofmaarschalk van kalf. lady milford, gunjielinge van den vorst. wurm, huisfecretaris van den prejident, m i l l e r, Jlads muficant. elisabeth, zijne vrouw. louize, zijne dogter. --Sofia, kamerjuffer der lady. een kamerdienaar van den vtrsti andere bedienden. zwijgenden. ✓<"""P>'v  Kabaal en liefde TREURSPEL. eerste bedrijf. Eene kamer in liet hnis van Miller. EERSTE T O O N E E L. Miller, van een' ftoel opflaande, zet zijne violoncel tir zijde; eltsabeth, Zit in haar nachtgewaad, aan eene tafel knjpe te drinken. miller; fchielijk op. en neêrgaamtt. .Léns voor altoos. De zaak wordt ernftig. Mijne dogter koomt met den» baron in opfpraak. Mijn huis krijgt een' kwaaden naam. De prefident krijgt 'er de lucht van, en — kort en goed; Lk verzoek den jonker dat hy mijn huis mLjde. e l i s a b e t ii. Gij hebt hem niet in uw huU gelokt; gij hebt hem uwe dogter niet toegeworpen. miller. Heb hem niet in mijn huis gelokt, — heb hem da meid rtiet toegeworpen; «* wie let 'er op? — Ik was meester in huis. Ik had meer acht op mijne dogtsx moeten geeven. ik had den uwjoor beter moeten As Aft  4 KABAAL en LIEFDE, waarheid zeggen — of had alles terftond aan zijne excellentie, zijnen heer vader moeten melden. De jonge heer brengt het in éénen adem op flraat; dat moet ik weeten ; en al het onweer koomt op den violist. elisabeth; een kop koffie uitdrinkende. Zotheid! Praatjes! Wat kan over u koomen? Wie kan u iets verwijten? Gij behartigt uw beroep, en raapt difcipelen bij malkanderen, waar gij ze kunt krijgen. miller. Maar, zeg mij toch, wat zal de uitkomst van deezen ganfchen handel zijn?... Neemen kan hij de meid niet... van neemen is in 't geheel de rede niet, en tot eene... dat zich de Hemel ontferme? — Goeden morgen ! Gefteld dat zoo een mijnheertje van zich hier en daar, en daar en hier reeds ovenil beholpen hadde; als hij, de henker weet wat al gelost heeft, dan fmaakt het mijn' goeden flokker voorzeker in zoet water te visfchen. Geef acht! geef acht! En als je ook voor iedere opening het oog hield , en voor ieder bloeddroppel op fchildwagc ltondet, hij zal ze voor uwen neus in opfpraak brengen , de meid eens laaten zitten , en zich fchuil houden; en de meid is voor haar levenlang ontëerd, blijft zitten, of heeft fmaak in 't handwerk gekieegen ; en zet het voort... Qzich met den vuist voer 't hoofdJlaande.) Hemel en aardel eli-  treurspel. $ ELISABETII. De Hemel behoede ons! MILLER. Daar valt wat te behoeden! Waarop kan zulk een wildzang toch anders zijn oogmerk richten? — De meid is fchoon... wéigemaakt... heeft een' netten voet. Onder 't dak mooge 't uitzien hoe het wil; daarop ziet men bi] u vrouwlui niet; alsmenopftraac flechts de juffer kan fpeelen. Rammelt mijn fpringin-'t veld eerst nog dit kapittel uit,... hei daar!dan gaat hem een licht op, ... dan moeten alle zeilen bij, en 'er op los, en— ik verdenk het hem gansch niet. Mensch is mensch j dat moet ik weeten. ELISAEETH. Je moest flechts de wonderfchoone brieven ook kezen, die de genadige heer aan uwe dogter fchrijft. Goede Hemel! daar ziet men 't immers zonneklaar, hoe het hem alleen om haare fchoone ziel te doen is. MILLER. Dat is de rechte hoogte. Op den zakflaatmen; den ezel meent men. Wie eencn groet aan het lieve vleesch te doen heeft, behoeft flechts aan het goede hart boden te zenden. Hoe heb ik 't gemaakt? — Heeft men 't eerst zóó ver klaar, dat de zielen den koop toeflaan, wip! neemen de ligchaamen een exempel; het gezin doet het de heerfchap naar, en de zilveren maan is op 't einde flechts de koppelaares geweest. A 3 ELI.  1} KABAAL en LIEFDÏ, rok uitfchuijeren, en ik zal mij bij zijne excellentie laaten aandienen. Ik zal tegen zijne'excellentie zeggen : uw beer zoon heeft een oog op mijne dogter; mijne dogter is te Hecht voor de vrouw van uwen lieer zoon; maar tot de bijzit van uwen heer zoon£ is mijne dogter te kostbaar; en daarmede hajla! — Ik heet Miller! TWEEDE T O O N E E L, miller, elisabeth, wurm. elisabeth. Ha! goeden morgen , heer fecretaris! Heeft men ook eens weder het genoegen van u te zien ? wurm. Aan mijne zijde, aan mijne zijde, nigt! waar een kavalier zijne bezoeken aflegt, koomt mijn burgerlijk genoegen geheel niet in aanmerking. ELISABETH. Wat gij niet al zegt, heer fecretaris! De hooge genade van den heer majoor van Wal ter verblijdt ons wel nu en dan; doch daarom verachten wij niemand, miller; verdrietig. Ken ftoel voor mijnheer, vrouw! Wilt gij 't afleggen , heer landsman ? wurm; legt zijn' hoed en Jlok neêrl en zet zich. Nu, nuJ En hoe bevindt zich dan mijne toekoo- den,'  TREURSPEL. g mende... of geweezene? Ik wil toch niet hoopen... krijgt men ze niet te zien, juffer Louize! elisabeth. Heb dank voor uw navraag , heer fecretaris! Maar mijne dogter is toch in 't minst niet hoogmoedig. miller; ergerlijk; haar met den elleboog aanjlootende. Wijf! elisabeth. Het fpijt mij flechts, dat zij de eer van uw bezoek niet kan hebben , heer fecretaris! Zij is juist in de mis, mijne dogter... wurm. , Dat verheugt mij, verheugt mij. Ik zal eens eene vroome, chriftelijke wouw aan haar hebben. elisabeth; met den lagch van eene vrouw van gewigt; maar lomp. Ja... maar, heer fecretaris!... miller; haar met blijkbaare verlegen* Jieid in 't aor zeggende. Wijf! elisabeth. Als ons huis u anders op eenige wijze dienen kan... met veel vergenoegen, heer fecretaris!... wurm; vol fpijt. Anders, op eenige wijze? verpligt! verpligt! — Hem! hem! hem! A S EU'  Sr* KABAAL en LIEFDE, MILLER. Houdt uw* bek, zeg ik — Wees gerust, heer neef! het blijft bij 't oude. Wat ik u voorledenen herfst antwoordde , antwoorde ik u thans weder. Ik dwing mijne dogter niet. Staat gij haar aan... goed en wel; zoo mooge zij zien, hoe zij met u gelukkig worde. — Schudt zij 't hoofd... nog be. ter... In 's Hemels naam, wilde ik zeggen... Verkrop de weigering, en drink eene flech met den vader. De meid moet met u leeven; ik niet! — Waarom zoude ik haar een' man, waarin zij geen' finaak heeft, uit klinklaare eigenzinnigheid , op den hals werpen?... opdat mij de booze vijand in mijne grijze dagen nog als zijn wildbraad herömzweepe ... dat ik in ieder glas wijn krijge te zuipen... in ieder' fchotel foup krijge te vrecten : „gij zijt de fpitsboef, die zijn kind heeft rampzalig gemaakt!" ELISABETH. En kort en goed... ik geef abfolüt mijne toeItemming niet; mijne dogter is tot iets hoogers gemunt , en ik gaa voor den rechter , als mijn man Zich iaat bepraaten. MILLER. Wilt gij dat ik u arm en been breeke, praatjesmaakfter? WURM. Een vaderlijke raad , heeft op eene dogter veel vermogen; en gij zult mij, hoon ik, kennen, heer Miller ! MIL-  TREURSPEL. 15 MILLER. Dat je alle hagel!.. De meid moet je kennen. Wat ik oude knastertbaard aan u afkijk , is juist geene kost voor de jonge, neuswijze deern. Ik zal u op één hairbreed zeggen, of gij een man voor het orchest zijt... maar een vrouweziel is ook voor een' kapelmeester te hoog. — En dan, voor den vuist, heer neef! ik ben een plompe, rechte duitfche kaerel; voor mijn' raad zoudt gij mij ten laatften weinig bedanken. Ik raad mijne dogter aan niemand... maar u raad ik mijne dogter af, heer fecretaris! Laat mij uitfpreeken. Een minnaar, die den vader om hulp viaagt, vertrouwe ik... vergeef het mij... geene holle hazelnoot toe. Is hij wit; zoo zal hij zich fchaamen, om zijne talenten door dit ouderwetsch kanaal voor zijne lieflie te brengen. — Heeft hij het hart niet; dan is hij een gek, en daarvoor zijn geene Louize's opgegroeid Gints... agter den rug des vaders, moet hij zijne zaak aan de dogter heitellen. Maaken moet hij, dat de meid liever vader en moeder voor den duivel wénfche, dan hem te laaten vaaren... of dat zij zich zelve aan de voeten van haaren vader werpe, en, om 'sHemels wil, om den zwarten , geelen dooi , of om den éénigen van haar hart bidt... Dat nojine ik een kaerel! Dat heet beminnen ! — En wie het bij 't vrouwvolk zoo ver niet brenge, die moet... op zijn ganzenveer rijden. WURM;  ra KABAALeN LIEFDE, wurm; hed en ftok neemende, en Spoedig vertrekkende. Verpügt, mijnheer Miller! miller; hem langzaam volgende. Waar voor ? Waar voor ? Gij hebt immers niets genooten, heer fecretaris! (Terugkoomende.yNiets hoort hij, cn weg gaat hij. — Is het mij niet als gif en oprement, wanneer ik den pennenlikker in *t oog krijge. Een geconfisqueerde, walglijke kaerel, als of hein ergens een fluikhandelaaï in de waereld van onzen lieven heer hadde geflooken. — Die kleine, listige muizcnöogen... de hairen brandrood...dekin uitpuilende, juist als of de natuur, uit klinkklaaren nijd ocer het bedorven (hik werks, mijnen (lungelzoo aangev.-.t, en in een" of anderen hoek geworpen hadde— Neen! Eer ik mijne dogter aan zulk een fchoft wegwerpe , liever zal zij mij Hemel vergeef 't me, — elisabeth; vuilaartig. Die hond! Maar men zal u den mond fchoon houden. miller. Maar gij ook met uwen pestilentialen jonker, hebt mij te vóóren ook zoo in 't harnas gejaagd. Gij zijt toch nooit dou;mer, dan wanneer gij, om 'shemels wii , ver&roüg behoordet te zijn. Wat heeft dat gerammel van eene genadige mevrouw en uwe dogter toch willen beduiden? IVurm is mij de rechte! dien moet É  TREURSPEL. ig 'moet men zoo wat aan den neus hangen , als men het morgen op de markt uitgebazuind wil hebben. Dat is juist zoo een Monfieurtje, zoo als zij in der lieden huizen rond fnufFelen , over kelder en keuken fpreeken; en fpringt iemand een neuswijs woord uit den mond , ... pof! weeten vorst, maitres en prefident het; en gij hebt de fiedende donderbui op den hals. DERDE T O O N E E L. miller, elisabeth', louise; met een boek in haar hand. louise; legt het boek neder, gaat naar Miller , en druks . kern de hand. Goeden morgen, lieve vader! miller; hartelijk. Braaf, mijne Louize! — Het verblijdt mij, dat g$ zoo naarftig aan den Hemel denkt. Blijf altoos zóó» en zijn arm zal u behouden. louize. ó! Ik ben een groote zondaai esfe, vader! .. • Wai» hij daar, moeder? elisabeth. Wie, mijn kind? louize. Ach! ik vergat ■dat 'er buiten hem nog menfchetf zijn. —  16 KABAAL en LIEFDÉ, zijn. — Mijn hoofd is zoo verwilderd. Hij was 'er niet? Waker? miller; treurig en ernjiig. Ik dacht, dot mijne Louize dien naam in de kerk hadt gelaateu. louize; hem eene poos Jlaröogende aangezien hebbende. Ik verfta u, .vader! Ik gevoel het mes, dat door mijn geweeten ftoot; maar het is te Iaat. — Ik heb geenen aandacht mser, vader! — De Hemel en Ferdinand fcheuren aan mijn bloedend hart; én ik vrees, — ik vrees!— (na eenig zwijgen.) Maar neen, •goede vader! Als men den kunftenaar, te midden der .bewondering over zijn fchilderftuk, vergeete, vindt hij zich immers ten hoogiten geroemd! — Als mijne blijdfehap over het meesterftuk des Hemels mij den Manker doet voorbijzien, vader!... moet dat den Hemd niet verrukken? miller; zich moedeloos in den Jloel werpende. Daar hebben wij 't! Dat is de vrugt van het god;ioos, kezen. louize; ongerust naar een vengjlir gaande. Waar of hij thans wel moge zijn?... De voornaa. me dames, die hem zien... hem hooren.... Ik ben -een gering, vergeeten meisje. (Op dit woord fchrikt zij, en vliegt naar haaren vader!) Maar neen, neen! Ver-  TREURSPEL. if Vergeef mij! Ik beween mijn lot niet. Ik begeer immers flechts weinig... Ik wil flechts aan hemden, ken... dat kost immers niets!.. Het weinig leven. o, dorst ik het wegademeh, in een zrgt, vleijend luchtje, om zijn aangezigt te verkoelen! — Dit bloempje jeugd, ware het als een viooltje, en trade hij 'er op, en dorst het nederig onder hem fterven! daarmede zoude ik mij vergenoegen! va^ der! Wanneer het mugje zich in de flraalen deizon verblijde, zoo kan immers de grootfche, majeftueufche zon dit niet firaffen ? miller; getroffen, over den leuning van den Jloel buigende , én zijn gezigt bedekkende. Hoor,Louize! Ik gave gaarne het overfchot mijner jaaretf, zoo gij den majoor nooit gezien hadt. Louize; verschrikt. Wat zegt hij daar ? wat ? — neen! hij meent het anders, de goede vader. Hij zal niet wectcn, dat Ferdinand de mijne is, voor mij gefchapen, rflij totbüjd* fèhap, door den Vader der minnendeil. ( 'Lij fiaat denkende:.') Toen ik herri de eerftemnal zag ■ (Jchielijkér.) én mij het bloed in de wangen flèeg; büjder joeg iedere polfe ; elk gevoel iprnk, iedere adem lispelde: „ Hij is 'tl" en mijn hart den altoos ontbreakenden ook erkennende , bekragtigde het: „ Hij is 't." — En hoe weêrg-imde dit door de ganfche zich mede verblijdende waereld! *Toen — ó toen ging in mijne ziel de eerfte morgen op. Duizend jonge gewaarwordingen ontfprooten uit mijn hart, gelijk de bloemen uit het aardrijk , als het B len-  i8 KABAAL en LIEFDE, lente wordt. Ik zag geene wa.erold meer; en echter' lierinnere ik mij, dat zij nooit zoo fchoon was. Ik wist van geenen Hemel meer, en nochtans had ik denzelven nooit zoo bemind. miller; treedt Jchielijk bij haar, en drukt ze aan zijne borst. Louize! — dierbaar.. voortreflijk kind !.. neem mijnen ouden , zwakken kop... neem alles... alles ! Den majoor.... dc Hemel is mijn getuige... ik kan hem u nooit geeven. \.Hij vertrekt.') louize. Ik begeer hem immers ook thans niet, mijn vader! Deeze kleine daauwdroppel tyds... reeds een droom van Ferdinand drinkt hem wellustig op. Ik ontzeg hem mij, voor. dit leven. Dan, moeder!.. dan , als de fchraagen van het onderfcheid inftorten... als alle die gehaatte hulfels des Hands van ons vliegen... mentenen flechts menfehen zjjn... Ik breng niets met mij, dan mijne onfchuld; maar vader heeft zoo dikwijls gezegd, dr.t het verfierzel en dc weidfche tijtels goedkoop worden, als de Hemel koomt, en de harten in prijs rijzen Dan zal ik rijk zijn. Gints rekent, men traanen voor triomfen, en fchoone gedachten voor voorouderen aan. Dan zal ik voornaam zijn, moeder! — wat zou hij daai nog boven zijn meisje hebben ? e l i 5 a b-e t h ; trotsch. Louize! de majoor! Hij fpringt over- de plank» Waar verberg ik mij toch? lou-  TREURSPEL louize; begint te beeven. Blijf toch j moeder! elizaeeth. Mijn hemel ! Hoe zie ik 'er uit. Ik moet mij immers fchaamen! fit durf mij voor zijne genade zóó niet vertoonen. ( Zij vertrekt.) VIERDE T O O N E E L. louize, ferdinand; hij vliegt naar Louize j zij zijgt magteloos en bleek in een' [loei; hij blijft voor haar Jlaam Zij zien ziek een tijd lang zwijgende aam ferdinand.' Cjij zijt bleek , Louize! louize; flaat op, en valt hem m den hals. Het is niets; niets. Gij zijt immers hier. Het is over. ferdinand; haare hand kusfdiende. En bemint mij mijne Louize nog? Mijn hart is gelijk het gisteren was; is het uwe ook nog zóó ? Ik vliege flechts hier heen, wil zien of gij vergenoegt Zijt, en gaan, en het ook zijn, — Gij zijt het niet, louize.Och ja, och 'p., mijn beminde! f er d in a nd.' Spreek de Waarheid: Gij zijt het' niet — Ik zlW door uwe ziel, als door het heldere water van deezeiibriikmt {op-zijnen ring wijzende.) Hier karr ;:iel» B a geerf'  so KABAAL en LIEFDE, geen blaasje opdoen , dat ik niet zoude ontdekken. — 'Er treedt ge?n denkbeeld in uw aangezig.t, dat mij kunne ontglippen. Wat deert u? Spoedig! Zie ik flechts deezen fpicgel helder, dan drijft'er geene wolk over de waereld. Wat bekommert u ? louize; ziet hem een poos fpraakeloos en veel-betekenende aan; en zegt voorts weemoedig. Ferdinand! indien gij. toch wist, hoe fraai zich in deeze taal het burgerlijke meisje vertoone! ferdinand. Wat is dat? (bevreemd) Meisje ! hoor ! wat is dat? Gij zijt mijne Louize! Wie zegt u dat gij nog iets anders mo-ete zijn! Ziet gij in welk een koel denkbeeld ik u moet aantreffen! Zoo gij flechts enkel liefde voor mij waart, wanneer zoudt gij dan tijd gehad hebben om vergelijkingen te maaken ? Als ik bij u ben, verfmclt mijn verftand in een blik; — in een' droom van u , als ik weg ben ; en gij hebt nog eene wijsheid naast uwe liefde? — Schaam u! Elk oogenblik, dat gij aan die zorg zoudt verliezen, ware uwen jongeling ontftooleru louize; vat zijne hand, terwijl zij haar hoofd fchudt. Gij wilt mij in flaap wiegen, Ferdinand ! — wilt mijne oogen van deezen afgrond aflokken , in welken ik zeer zeker ftorten moet. Ik zie in 't toekoomende. — de flcm des roems.., uwe ontwerpen... uw vader... mijn niets.. (Zij fchrikt en laat  TREURSPEL. 21 ijlings zijne hand los.'- Feï'ditiaïïd! een dolk boven u en mij! Men fchcidt ons. ferdinand; opfp ringende, Men fcheidtons! Van- waar dit vóoi gevoel, Louize ! Men fcheidi ons? Wie knn de band van twee harten ontknoopen, . of de toonen van een accoord van eikanderen rukken? Ik ben een edelman; zeg mij toch, of mijn brief van adeldom •ouder zij, dan het ontwerp van het eindelooze geheelal? Of mijn wapen gangbar.rer zij dan de handfchrift des Hemels in Louize's oogen: „ deeze vrouw is voor deezen man ?" Ik ben de zoon van den prefident. Juist daaröm. Wie, dan de liefde, kan mij de vloeken verzoeten, die mij de Iandwoeker mijnes vaders zal nalaaten? louize. ó Hoe zeer vrees ik hem — deezen vader! ferdinand. Ik vrees voor niets. . niets , dan de grenzen uwer liefde. Laaten vrij beletfelen als bergen tusfchen ons treeden; ik zal Ze voortrappen achten, en langs dezelven in de armen mijner Louize vliegen. De ftormen van het balftuurig lot zullen mijn gevoel aanblaazen. Gevaaren zullen mijne Louize flechts aanvalliger maaken. Derhalven niets meer van vrees, mijne geliefde! Ik zelf... ik zal over a waaken, gelijk de toverdraak over onderaardsch goud. Vertrouw u aan mij: gij hebt geen' anderen engel noodig. — Ik zal mij tusfchen u en het noodB 3 lot  S2 KABAAL en LIEFDE, lot plaatzen— voor u elke wond ontvangen: — voor u ieder druppel uit den beker der blijdfchrp verzaamelen, en ze u in de fchaal der liefde brengen. ( Haar aderlijk omcirmenk. > Aan deezen arm zal mijne Louize door 't leven huppelen; fchooner dan u de Hemel uit zijne hand gaf, zal hij u weder ontvangen, en bewonderd toeftaan, dat flechts de liefde de laatfte hand aan de harten leidde. louize; hem van haar afwendende, in groote gemoedsbeweging. Niets meer! Ik bidde u, zwijg! — Wist hij... laat mij.. Gij weet niet, dat uwe wenfchen mijn Hart als furiën aanvallen. ( zij wil gaan.) ferdjnand; haar ophoudende. Louize! Hoe? wat? welk eene ómkeering? louize. Ik had deeze droomen vergeeten, en was gelukkig ... Thans! thans! van nu af aan ... de vreede münes levens is uit. Woeste menfchen ... ik weet het... zullen in mijnen boezem woelen : Gaa ; de Hemel vergeeve 't u — Gij hebt een vlammend vuur in mijn jeugdig, vreedzaam hart geworpen ; eu het zal nooit, nooit gebiuscht worden. ( Zij vliegt ter deure uit; hij volgt haar fpraakeloos.)  TREURSPEL. 23 V IJ EDE TO O N E E L. Zaal bij den Prefident. de president; met een ordenkruis om den hals, en met eene Jiar op de borst, wurm; beiden inkoomende. president. Eene ernltige verkleefdheid Imijn zoon?— Neen, Wurm! dat zal ik nooit gelooven. wurm. Uwe excellentie hebbe de genade, mij het geeven van bewijs te bevelen. president. Dat hij zijn hof bij het burger kanaille maakt... vleijereijen zegt ... hetzelve zijne gevoelens voorpraat.. dat zijn louter zaaken, die ik mooghjk, die ik vergeeflijk vinde: ... maar - en zelfs nog wel de dogter van een' mufikant, zegt gij? wurm. De dogter van den mufikant Miller. president. Zij is fchoon! hoewel dit fpreekt van zelf. wurm; levendig. Het fraaifte afbeeldzel eener blonde, welke, ik zeg niet te veel, onder de eerfle fchoonheden v»n het hof nog figuur zoude maaken. B 4 VKi'  S4 KABAAL en LIEFDE, president; lagchendc. Giizegt mij, Wurm,dat hij een oog hebbe op dat ding: goed: want, zie eens, mijn lieve Wurm! dat mijn zoon gevoel voor de Sexe heeft, geeft mij hoop dat de vrouwen hem niet zullen haaten. Hij kan kali het hof iets dóórzetten. Het meisje is fchoon , zegt gij ; dat behaagt mij in mijn' zoon, dat hij fmaak heeft. Spiegelt hij der zottin weezenlijke oogmerken voor: nog beter; dan zie ik, dat hij oordeel genoeg heeft, om in zijn' zak te liegen. Hij kan prefïdent worden! Zet hij het daarenboven dóór: heerlijk! dat toont mij, dat hij fortuin heeft. Eindigt de klügt met een' gezonden kleinzoon; onvergelijklijk? zoo drinke ik op de goede vooruitzigten van mijn' ftpmboom een fles Mallaga meer, en betaal de ftraf de't pnkuischheid voor zijn meisje. wurm, AI wat ik wensch, uwe excellentie! is, dat gij niet moogt nodig hebben om die flesch tot uwe verftrooijing te drinken. president; e-nftig. Wurm! herinner u, dat ik, wanneer ik eens geloof , hardnekkig geloof; dat ik raas wanneer 'ik toornig ben — Ik zal 'er mij eene fpotternije van masken, dat gij mij wildet opftooken. Dat'gij uwen medeminnaar gaarne uit den weg zaagt, geloof ik bartlijk gaarne. Naardien gij moeite zult hebben, om mi n' zoon bij het meisje in minachting te brengen ,wilder gij dat de vader u tot eene vliegenkiap dien. de)  TREURSPEL. 25 de, ook dit vind ik begrijpelijk... en dat gij zulk eenen voortreffelijken aanleg tot een' fchurk hebt, verrukt mij zelfs. Slechts, mijn lieve Wurm! moet gij mij niet zoeken medetefleepen. Slechts, verftaat gij mij , moet gij uw fpel niet tot op den inbreuk mijner grondftellingen drijven. wurm. Uwe excellentie vergeeve mij 1 Indien ook waarlijk, gelijk gij argwaant, jaloezij mede in 'tfpel ware , zoo was zij 't ten minften flechts met de oogen, niet met dc tong. president. En ik ben van oordeel, dat zij liever geheel geene plaats hadde. Domme duivel! wat toch verfchilt het 11, of gij eene Caroline nieuw uit de munt, of van den bankier ontvange? Troost u met den hier zijnden adel. Bewust of onbewust — bij ons wordt zelden een huwelijk geflooten , dat niet ten minften een half douzijn der gasten of der opwagters het paradijs des bruidegoms geometrisch kunnen meeten, wurm; buigende. Ik ben in dit opzigt gaarne een burgerman , genadige heer! president. Daarenboven kunt gij eerlang het genoegen hebhen, om uwen medeminnaar , op de fraaiftc wijze, der befpotting blootteftellen. Thans juist ligt het ontwerp in 't kabinet, dat , bij de aankomst der Hieuw? hertogin , Lady Milford zal fchijneu haar B 5 af"  a$ KABAAL en LIEFDE, affcheid te ontvangen , en dat zij, om het bedrog volkoomen te maaken , eene verbinding zal aangaan. Gij weet, Wurm! hoe zeer mijn aanzien op den invloed der Lady fteune.... hoe in 't algemeen mijne fpringveèren op de beweegingen van den vorst doelen. De hertog zoekt eene partij voor Milford. Een snder kan zich melden... den koop fluiten , met de dame het vertrouwen van den vorst winnen, en zich bij hem onontbeerlijk maaken. Op dat de vorst nu in het net mijner familie blijve, zoo zal mijn Ferdinand met Lady Milford trouwen, Is dit voor u klaar ? WURM. Zóó klaar, dat mij 'er de oogen van overloopen. Ten minsten zoude hier de prefident bewijzen, dat de vader flechts een leerling tegen hem is. Als de majoor zich tegen u even zoo den gehoorzaamen zoon toone , als gij hem den tederen vader, zoo konde uw eisch wel met protest terug koomen. president. Ten gelukke vreesde ik nog nooit voor de uitvoering van een ontwerp, waar ik mij met een: „ het zal zoo zijn!" konde doen gelden. Maar, zie nu, Wurm ! dat heeft ons weder op het vóórgaande punt gekid. Ik kondige deezen voormiddag nog mijn' zoon zijne verbindtonis aan. Het gezigt, dat hij mij zal toonen, zal zijn' argwaan of rechtvaardigen, of geheel wederleggen. WURM  TREURSPEL. 43 benijde. Arm fchepfel! beklaagen moest men mij veeleer. Onder allen , die uit de borst der majefteit drinken, heeft het de favorite het flechtfte, dewijl zij alleen den grooten en rijken man op zijn be- delftok ontmoet . Het is waar, hij km met de toverroede iedere begeert? van mijn hart als een betoverd paleis uit de aarde roepen — hij zet de geuren der beide Indien op tafel — roept paradijzen uit wildernisfen — laat de bronnen van zijn land in trotfche zuilen ten hemel fpringen, of het merg zijnet onderdaanen in een vuurwerk vervliegen. — Maar kan hij ook zijn hart bevelen, voor een groot en vuurig hart groot en vuurig te fban0 — Kan hij zijn ontbeerend verffand op één eeni< fchoon gevoJ be- paalen? Min hart hongert, daar mijne zinnen volöp genieten; en wat baaten mi' duizend edelere gewaarwordingen, waar ik alleen opwellingen mag dó oven? sofia ; haar met verwondering befchouwende. Maar hoe lang is het dan, dat ik u diene , Milady? LADY. Omdat gij heden eerst met mij bekend wordt. Het is waar, lieve Sofia! ik heb den vorst mijne eer verkogt, maar mijn hart heb ik v ij gehouden — een hart, mijne lieve! dat misfehien het hart van een' man nog waardig is — waarover de giftige wind des hofs alleen gelijk de adem over den fpiegel ging. Ver-  44 KABAAL en LIEFDE, Vertrouw van mij, mijne lieve! dat ik dit voorlang reeds tegen deezen armhartigen vorst zoude beweerd hebben , als ik het flechts van mijne eergierigheid konde verkrijgen, eene dame aan 't hof den rang voor mij interuimen. sofia. En dit hart onderwierp zich zoo gaarne aan de eergierigheid ? lady; levend'g. Als of het zich niet reeds gewrooken hadde ?— 'Zich niet thans nog wreekte? - Sofia! (Nadruklijk, terwijl zij de hand achteloos op den fc houder van Sofia laat vallen.') Wij vrouwen kunnen flechts tusfchen heerfchen en dienen kiezen — maar de hoogfte wellust der magt is toch alleen een ellendig behulp , als ons de grooter wellust ontzegd wordt llaavin van eenen man te zijn, dien wij beminnen. s of-ia. Eene waarheid, Milady! die ik van u het laatfle wilde hooren! lady. En waaröm, mijne Sofia! Ziet men het dan deeze kinderachtige zwnaijing van den feepter niet aan,dat wij flechts ten fpeeltuige dienen? Ziet gij het dan deezen luimigen, ' oubeftendigen geest deeze woeste vermaaken niet aan , dat zij flechts dienen om woeste wenfcken in mijnen boezem te overfchreeuwen! s o-  TREURSPEL. VlJ F D E T O O N E E L. slILLER, elizabeth , louize , FERDINAND j Vtï' fchrikt en builen adem infiuivende. ferdinand. "Was mijn vader hier? f louize; verfchrikt op/iaande. IZijn vader ? Almagtige Hemel! elizabetii; de handen in een flaande. 4 Dc prefident? 'tIs uit met ons! * ' miller; vol boosheid lagchends,. God lof! God lof! daar hebben wij nu [_ de klugt! ferdinand; vliegt naar Louize, en drukt haar hevig in zijne armen. Gij zijt de mijne, al wierpen hel en hemel zich tusfchen ons! louize. Mijn dood is zeker. -— Spreek voort. Gij noemdet eenen verfchriklijken naam — uw' vader? f E R d i N a N d. Niets, niets. Het is dóörgeftreeden. Ik heb u immers weder... gij hebt mij immers weder... o Laat mij adem fcheppen aan deezen boezem! Het was een verfchriklijk uur! louize. Welk uur ? Gij moordt mij ? F< 2 f er'-  KABAAL in LIEFDE, ferdinand; terug, treedende, en haar veelbetekenend aanziende. •Een uur, Louize! op welk zich tusfchen uwtfen mijn hart eene vreemde geftalte wierp ... in 't welk mijne liefde voor mijn geweeten verbleekte... in 't Welk mijne Louize ophield ailes voor haaren Ferdinand te zijn. louize; zijgt met het gezigt bedekt in een' JioeL ferdinand; vliegt naar haar hein; blijft voor haar flaroogende Jlaan ; voorts verlaat hij haar ijllings , onder hevge gemoedsbeveeging. Neen, nooit! nooit! onmogeli'lc, Lady! gij begeerde te veel! Ik km u deeze onfchuldige niet opofferen — neen,bij den Onëindigen! ik kan mijnen eed niet fchenden , die mij luid als de donder des hemels uit dit breekend oog maant. — Lady! zie herwaarts 1 — Zieherwaarts, onnatuurlijken vader 1 — Ik zoude deezen engel vermoorden ? De hel zoude ik in deezen hemelfchen boezem (lonen ? QNaar' haar toe vliegende.) Ik zal haar voer den troon van den rechter der waereld voeren ; en of mijne liefde overtreeding zij, zal de Eeuwige zeggen. (Hij vat haar bij de hand, en heft haar van den Jloel.) Vat moed , mijne dierbarre-! — Gij hebt overwonnen! Als overwinnaar keere ik uit den gevaarlijkflen ftrijd terug. louize. Neen,, neen! verberg mij niets. Spreek her uit, het.  TREURSPEL, 69 het verbnazend vonnis. Gij noemdet uwen vader? Gij noemdet de Lady? Huiveringen des doods grijpen mij aan. Men zegt, dr.t zij trouwen zal. ferdinand; bedwelmd aan haare voeten jlortende. Mij, ongelukkige! 1'O'Uize; na eenig zwijgen, met een' Jiillen beevenden toon, en eene verfchrikkelijke gerustheid. Nu — waarom fchrik ik toch ? — De oude man, gints , heeft het mij immers dikwijls gezegd. Ik heb het nooit willen gelooven. (Na eene pos valt zij luid weenende in de armen haares vaders.) Vader! hier is uwe dogter weder... Vergiffenis, vader! Uw kind kan het immers niet helpen , dat deeze droom zoo fchoon was, en het ontwaaken thans zoo vreeslijk is! miller. Louize! Louize! o Hemel! zij is buiten zich zeiven. Mijne dogter! mijn arm kind! — De vloek over uwen verleider! De vloek over dat wijf! dat zij hem koppelde! elizabeth; zich kermend op Louize werpende. Verdiene ik deezen vloek, mijne dogter.' De hemel vergeeve 't u! — Baron! wat heeft dit lam gedaan, dat gij het flagt ? ^. ferdinand; opspringende. Maar ik zal zijne kabaaien dóórbooren .... verbreeken zal ik alle deeze ijzeren ketens des voorE 3 oor»  ;o KABAAL en LIEFDE, oordeels... vrij, als een man , zal ik kiezen , dat deeze' infekten-zielen, tegen mijne liefde opvliegende, duizelend neêrftorten. Q Hij wil vertrekken.) louize; beevende van den Jloel opJlaande, hem volgende. Blijf! blijf! werwaarts wilt gij?... vader! moeder!... in deeze bénaauwde ftonde verlaat hij ons? elizabeth; hem nafnellcnde, en zich als aan hem hangende. De prefident zal hier koomen ... hij zal ons kind mishandelen... hij zal ons mishandelen... Baron! en gij verlaat ons ?... miller; woedend lagchende. Verlaat ons? zeker! waarom niet?... Zij gaf aan hem immers alles weg! ( Met de eene hand den Majoor, ma de andere Louize vattende.) Geduld, mijnheer! de weg uit mijn huis gaat flechts over deeze. ( Uem Louize venoonende.) Verwagt eerst uw vader, als gij geen laf- aart zijt... Verhaal hem, hoe'gij dit hart hebt geftoolen, bedrieger!..,, of, bij den hemel!.. ( Hem zijne dogter toejlingerende , woest en hevig. ) Gij zult mij vóóraf deezen jammerenden worm vertrappen, die liefde tot u te fchande maakte. ferdinand; koomt terug, en gaat op en ne'ir, in diepe gedachten. De magt van den prefident is,"wel is waar, groot ... vaderlijk recht is een ruim woord... de fnoodheid zelf kan zich in zijne plooi jen verbergen.... hij kan het 'er ver mede drijven ... ver!... Doch op 'tuiterile drijft het alleen de liefde.... Dier, Loui-  TREURSPS-L. n c ■■ ~u«,iA r TJ'i v-t dezelve met nadruk.) T nni7e' aeefmii uwe hand. {tijv .• «• « * Zoo vn-«is kusfchende. Ik dank u voor deeze genade , milady ! zoo zeer als wanneer ik dezelve durfde aanneemen. lady; ongerust terug treedende. Zie de groote dame! — Anders achten zich meisjes vaii uwe afkomst nog gelukkig , als zij meesteresfen vinden. — Wat is dan uw oogmerk, mijne kostbaare? Zijn deeze vingeren te teder tot arbeid? Is het uw gezigtjen , waarop gij zoo trots zijt? louize. Mijn gezigt, genadige dame! behoort mij zoo weinig als mijne afkomst. lady. Of denkt gij misfchien, dat daar geen einde aan koome?... Arm fchcpzel ! wie u dat in 't hoofd bragt hij zij wie hij wil heeft u beiden bedrogen. Deeze wangen zijn niet in 't vuur verguld. Wat uw fpicgel u voor masfief'en eeuwigdtmrend verkoopt, is flechts eene dunne , ov£rgebl?/.c- ne  TREURSPEL. 135 ne goudfchuim , die binnen kort of lang in de hand van uwen aanbidder moet blijven. — Wat zullen wij dan doen? louize. ' Den aanbidder beklaagen, Milady! die een' diamant kogt, om dat hij in goud fcheen gevat te zijn. lady; zonder op haar antwoord te willen letten. Een meisje van uwe jaaren heeft altoos twee fpiegels te gelijk.- den waaren fpiegel , en dien van haar' bewonderaar. — De inneemende toegeeflijkheid van den Iaatften maakt de ruwe openhartigheid van den eerflen weder goed. De eene ontdekt de ontfierende groeven der kinderziekte. Ver gemist, zegt de andere, het is een kuiltje der bevalligheden. Gij,goede kinderen! geeft aan genen flechts geloof van het gene u deeze gezegd heeft, huppelt van den een'naar den anderen , tot dat gij eindelijk de uitfpraaken van beiden verwisfeld... Waarom begaapt gij mij zoo?... louize. Vergeef mij, genadige dame!... Ik was zoo even van voorneemen, om deezen luisterrijk fehitterenden robijn te beweenen , welke niet moet weeten , dat zijne bezitfter zoo feherp tegen de ijdelheid ijvert. lady; bloezende. Geen zijfprong, looze! — Indien het niet de verzekeringen van uw postuur zijn , wat ter waereld toch , konde ü tegenhouden, eenen ftand te verkiezen , welke de éénige is, om manieren en waereld- I 4 ken-'  l$6 KABAAL en LIEFDE, kennis te Ieeren ; de éénige waarin gij u yan uwe burgerlijke vooröordeclen kunt ontdoen? LOUIZE. Pok van mijne burgerlijke onfchuid , milady ? LADY. Dwaaze tegenwerping! De uitgclaatendfte booswigt is te bloode, om in ons iet fchandelijkstevooronderftelien , als wij hem zelf niet aanmoedigend tegen treden. Toon wie gij zijt! Geef u zeiven eer en waardigheid , en ik biijve uwer jeugd voor alle verzoekingen borg. LOUIZE. Veroorloof mij, genadige dame! dat ik mij vermeete daaraan te twijfelen. De paleizen van zekere dames zijn te dikwijls de vrijplaatzen der fr.oodfte vermsaken Wie zou de dogter van den armen mufikant den heldenmoed betrouwen , den heldenmoed om zich midden in de pest te werpen, en daarbij nochtans voor het vergif te huiveren? Wie zoude droomen, dat milady Milford een' eeuwigen fcorpioen in haar geweten koude verduuren ; dat zij fommen gelds aanwendde, om het voordeel te hebbeu , ieder oogenblik fchaamrood te worden? Ik ben openhartig , genadige dame! — Zoude u n i i' aanblik kunnen yermaaken , als gij een genoegi te gemoete gingt? Zpudet gij dieu verdra: gen kunnen, als gij terug keérdet?... o beter! beter: dat gij ons door hemelftreeken laat fchèiden •—• du gij zeeën tusfchen ons Iaat droomen! Zje wel toe, milady! uuren van nugterheid, oogenblik- keu  TREURSPEL. 137 ken van uitputting konden zig aanmelden (langen der rouwe uwen boezem aanvallen ; en nu — welk eene foltering voor u , in 't oog van uw dienstmeisje dg vrolijke rust te leezen , waarmede de onfchuid een zuiver hart gewoon is te beloonen. (Zy g.iat éenJiap jfrwg.) Nog eens, genadige dame! ik bid zeer om verfchooning. lady; in groote inwendige bewee' gwg rondsom gaande. Onverdraaglijk , dat zij dit zegt! Onverdraaglijker, dat zij gelijk heeft. {Naar Louize treedende, en Jfaar Jlrak in de oogen ziende.) Meis:e: g j zult mij niet verftrikken. Zoo warm fpreeken begrippen niet. Agter deeze werktuigen loert een vuurig belang, dat u mijne dienden zeer affchuwlijk fchildert. . . . dat uw gefprek zoo verhitte . . . dat ik (dreigende.~) ontdekken moet. louize; bedaard en edel. En als gij het nu ontdekt? en als uw verachtelijke voettrap den beledigden worm opwekte , wiens Schepper hem tegen de mishandeling nog een' angel gaf? ... ik vrees uwe wraak niet, Lady 1 De arme zondaares op den gefchandvlekten beulsftoel lagcht tot aan' den ondergang der waereld. — Mijne ellende is zoo hoog geklommen, dat zelfs oprechtheid haar niet meer kan vergroaten. ( Na eenig zwijgen, zeer ernftig.) Gij wilt mij uit het ftof mijner afkomst rukken ? Ik zal deeze verdachte genade niet ontleeden. Ik zal flechts vraagen , wat milady konde beweegen , mij voor die onzinnige te achten, die over haare afkomst kon da l 5 bloo-  133 KABAAL en L' I E F D E , liloozon? Wat ü konde gerechtigcn , om u totfchepfter van mijn geluk optewerpen, vóór dr.t gij wist of ik mijn geluk ook vr.n uwe band wilde ontvangen?... Ik heb mijne eeuwige aanfprrak op de vreugden der waereld vernietigd. Ik heb aan het geluk zijne overijling verbeven. — Waarom herinnert gij mij op nieuw aan dezelven?... Wanneer zelfs de Godheid voor het oog der gefchapenen haare draaien verbergt , dat niet haar opperfte feraf voor zijne verduistering terug huiverc... Waarom willen menfchen zoo gruwlijk barmhartig zijn ? ... Hoe komt het, milady! dat uw geroemd geluk de ellende zoo gaarne om nijd en bewondering bedelt? Heeft uwe wellust de wanhoop zoo nodig tot uitcrlljken g'ans ? .. o Zoo gun mij toch liever eene blindheid, die mij alleen nog met mijn barbaarsch lot verzoent. — Gevoelt niet het infccl zich in één' druppél W« ters zoo zrlig , als ware die druppel een hemel"! k ; zoo blijde en zoo zalig, tot men hem van eenen oceaan verhaal? , waarin vlooten en walvisfchen fpeelen! —— Maar gelukkig wilt gij mij immers zien? (A/a eene paos zwijgens, ijilings bij haaf grande en haar met verrasfthing yraagende.} Zijt gij gelukkig, milady ? ( Milady verlaat haar fchielljk,Louize volgt haar , en houdt haar de hand aan den boezem.) Heeft dit hart ook de lagcheiide gedaante van uwen ftand ? En als wij thans boezem voor boezem, en noodlot voor noodlot wilden verruilen... en als ik in kinderlijke onfchuid... en als ik op uw geweten... en als ik u , als mijne moeder, vroeg... zoudet gij mij we! tot de ruiling raaden? l A-  i6o KABAAL en L I E F D E , TWEEDE TO Ö NEE L. louize, miller, ferdinand. Louize; Ferdinand het eerst ziende,' werpt zich, luid weenendè aan den hals van Miller. Hemel! daar is hij!... Ik ben verlooren! miller-. Waar?... Wie?... louize; wijst, met het gez'gt afgewend , op den majoor, en drukt zich vaster aan haaren vader. Hij!.'.' Hij-zelf!... Zie Hechts óm , vader! Hij is 'er, om mij te vermoorden. miller; ontdekt hem en verfchrikt. Wat?... Gij hier, baron? ferdinand; koomt langzaam nader,blijft tegen over Louize flaan , en houdt een' flerken , navorfchenden blik op haar. Verrascht geweeten! heb dank. Uw bekendtenis is fchriklijk, maar fnel en zeker, en fpaart mij foltering. — Goeden avond, Miller! »i l-  TREURSPEL. 161 MILLER. Mnar > om 'sHemels wille, wat wilt gij, baron? Wat voert u herwaards? Waartoe deeze vcrrasfching?.,. FERDINAND. Mij bengt een' tijd, in welken men den dag in zijne feconden verdeelde; waar het verlangen naar mij zich san het gewigt van het langzaam loopende uurwerk hing, en den aderflag beloerde,op welken ik zoude verfchijnen. Hoe komt het, dat ik thans verrasfche? MILLER. - Vertrek, vertrek toch, baron! indien 'er nog éc»n vonk van menschlijkheid in uw 'hart overbleef. — Indien gij haar niet wilt vermoorden f die gij voorgeef: te beminnen,. zoo vlugt, blijf geen öogenblik langer. — De zegen is uit mijn huis verdweenen, zoo dra gij 'er één' voet hebt ingezet. — Gij . hebt de ellende onder mijn dak geroepen , waar te vóóren niets dan büjdfchnp woonde. Zijt gij nóg niet voldaan ? Wilt gij ook zelfs in de wonde wroeten , die uwe ongelukkige kennis in het hart van mijn éénig kind maakte? FERDINAND; Wonderlijke vader! thans koome ik immers orauwer dogter iets aangenaams te melden, MILLER. Nieuwe uitzigten misfchicn tot nieuwe wanhoop? — Gaa, ongeluksbode! uw gezigt befpor uwe wnr.r. L F E R-  TREURSPEL. 169 mijnen gapfchen fchat van liefde aan deeze dogter te koste gelegd. ferdinand; jlerk getroffen. Ila!,... Zie toch liever eens naar den drank, goede Miller! (Miller vertrekt.) VIERDE TO O N E E L. ferdinand; alleen. Het éénige kind! Gevoelt gij dat, moordenaar? Het eenige! Moordenaar! hoort gij 't, het éénige ? — En de man heeft op dc ganfche waereld niets,, dan zijn inflrument en dat éénige.... en dit wilt gij hem ontrooven ? ... Ontrooven?... Ontrooven den laatften noodpenning van een' bedelaar?... Den kruk gebroken voor de voeten van den. lammen werpen?... Hoe!.., heb ik daartoe moed?... En als hij nu huiswaards fpoede, en niet kan verwagten , om de ganfche fom zijner vreugden van het gezigt deezer dogter af te tellen , en binnen treede , en zij daar ligge , dc bloem... verwelkt... dood... vertrapt... moedwillig de laatfte, éénige, onöverftijgbaarê hoop vertrapt. Ha! en hij daar voor haar ftaat, en daar ftaat; en de ganfche natuur hem den levendigenadem behouden laat, en zijn ftaarend oog de ontvolkte oneindigheid vrugtloos doorwandelt, den Alörntegeuwoordigen'zoekt, en den Overal-aanweezenden niet jneer kan vinden , en lediger huiswaards terug koomt, — , Hemel! Hemel! maar ook mijn va- L 5 der  *7<3 KABAAL e n LIEFDE, der heeft deezen éénigen zoon... den . éénigen zoon, maar niet den éénigen rijkdom. (A/a eenig Zwijgen.) Maar hoe? wat verliest hij toch? ... Het meisje , voor 't welke de heiligde gevoelens der liefde flechts poppen waren; zal dat den .vader gelukkig kunnen maaken?... Het zal 't niet! Het zal •'t niet! En ik verdien nog dank, dat ik den adder yertrappe, eer het zelfs den vader wonde. V IJ FD E TO O N E E L, ferdinand, miller. m i l l e e. 1 erftond zult gij bediend zijn , baron! Buiten zk het arme ding, en zal zich dood weenen, Zij zaj ti met de limonade ook traanen te drinken geeven. ferdinand. Zeer goed, als het flechts traanen waren,.. Dewijl wij zoo even van de mufiek fpraken , Miller! (eene beurs uit zijn'' zak haaiende.') Ik ben nog uw fchuldenaar. miller. Hoe? Wat? Koom, heer baron! voor wien ziet gij mij aan? 't Is immers in goede handen. Doe mij toch die fchande niet aan ; ook zijn wij, als 't den Hemel behaage , niet voor de laatfie maal bij pialkandercn. fe r"  172 KABAAL en L IEFDE, pp de tafel , dat 'er eenige JidÈken gottds uitvallen. ) Ik kan den drek zoo niet eene eeuwigheid lang houden. MiLL'-r; verlegen; Wat, bij den hoogen Hemel! dat klonk niet r.ls zilvergeld! (Naar de tafel treedende, en vol verbaazing roepende.) Hoe, om 'sHemels wille,baron? baron? waar zijt gij? wat doet gij? Dat noem ik eerst verftfooijihg ! (met in clkiluder gejlagen handen.) Hier ligt immers.... of ben ik betoverd, of.... de Hemel ftraf mij: daar grijp ik immers het baare, geele, wezenlijke, godlijke goud -—- jXeen, ftir.au! gij zult mij daaraan niet krijgen! ferdinand. Scheelt .het u in den bol, Miller? mille r. Voor den duivel! Zie daar, zie daar flechts!... goud! ferdinand. En wat au verder? miller. In 'shenkers naam... ik zeg... ik bid u, om 's Hemels wille!... goud! ferdinand. Dat is nu zeker iets wonderlijks! miller; na eenig zwijgen bij hem gaande, met gevoel. Genadige heer! ik ben een eenvouwig, oprecht man. Indien gij mij misfehien tot een fchelmftuk wil-  i76 KABAAL en LIEFDE, heb ik een' Hechten luim. Het is mij volftrckt onmoogljk in gezeli'ehap te zijn. Wilt gij naar mijn' vader gaan , en mijne vcrfchcuning maaken ? louize; verjchrikt, en ras antwoordende. Ik kan immers die boodfchap doen ? miller. Kaar den prefident? ferdinand. Niet bij hem zelf. Doe de boodfchap in de garderobe, aan een' kamerdienaar. Tot" een teken, dat gij van mij koomt, is hier mijn horlogie. Ik ben nog hier, 'als gij terug Koomt. Wacht op antwoord. louize; zeer angjïig. Kan ik dat dan ook niet bezorgen? ferdinand; tegen Miller , die vertrekken wil. • Hou, nog iets 1 Hier is een brief, aan mijn' vader, die ik deezen avond irigefloten ontvangen heb. Misfchien dringende bezigheden. Hot kan nu in éénifi boodfchap bezorgd worden. miller. Genoeg, baron! > louize; met den grootften angst zich aan hem hangende. Maar , mijn vader ! dit alles konde ik immers zeer wel bezorgen. miller. Gij zijt alleen, en het is donker, mijn kind! (Hij Xertrekt.) F ER-  180 KABAAL en LIEFDE, ferdinand; vertoornd , door detcmdsn fpreekende. Ik ongelukkig ? Wie heeft u dat gezegd ? Schepzel! gij zijt te flecht, cm zelf te gevoelen ... waardoor kunt gij de gevoelens van anderen weegen? „Ongelukkig! zeide zij?... Ha! dit „ woord kan mijne woede uit het graf roepen !... Ongelukkig moest ik worden , dat wist zij. Dood „ en verdoemenis !* zij wist het, en nochtans heeft zij mij verraaden." — Zie, flang! Dat was da éénige vlek der vergiffenis.... Uwe bekendtenis breekt u den hals.... Tot hiertoe konde ik uwe misdaad met uwe onnoozelheid ontfchtildigen ; met mijne verachting waart gij bijna mijner wraake ontfprongen. (Terwijl hij haastig het glas aangrijpt.) Derhalven lichtzinnig waart gij niet!... dom waart gij niet!... gij waart flechts eene duivelin! (Hij drinkt.) De limonade is flap, gelijk uwe ziel. Proef! louize. ó Hemel! niet tevergeefs heb ik voor dit tooneel gevreesd. ferdinand,- gebiedende. Proef! louize; neemt eenigszins onwillig het glas , en drinkt. ferdinand; wendt zich, zoo dra zij het glas aan den mond zet, net eene plotslinge verbleeking weg, enfpoedt naar den uitcrjlen hoek der kamer. lou-  TREURSPEL. tti louizf. 'De limonade is goed. .ferdinand; zonder z'ch om te heren, door huivering rillende. "Wél bekoome zij o ! l o ui ze; na zij het glas heeft nedergezet. ó indien gij wist, V/alter! hoe vcrichriklijk wreed gij mijne ziel beledigt!... ferdinand. Urn! l o ui ze. Daar zal een tijd koomen, Walter!.,. ' ferdinand; voorwaards koomende. ö! Met den tijd zijn wij gereed. louize. Waarin deeze avond u zwaar op uw hart zal vallen. ferdinand; begint rasfer te gaan, en ongerust te worden, terwijl hij zijnen degen van zifh afwerpt. Vaarwel, heerendienst! l o u i z e. Hemel! wat deert u ? hoe wordt gij ?.... ferdinand. Heet en benaauwd... ik zal 't mij gemaklijker maaken. louize. Drink! drink! De drank zal u verkoelen. M 3 fer-  lU KABAAL en LIEFDE, huppelden als bruiden voorbij onze zielen ... Toch was ik de gelukkige!... o Louize! Louize 1 Louize! waarom voor mij dat gedaan ? louize. Ween vrij, ween vrij, Walter! Uwe droefheid zal rechtvaardiger voor rnij zijn, dan uwe ontrusting, ferdinand. Gij bedriegt u. Dat zijn uwe traanen niet. 't Is niet die warme , wellustige daauw , welke in de wonden der ziel balfemiek vloeit, en het droeve rad des gevoels weder in beweeging brengt. Met zijn enkele... koude druppen... het huiverige, eeuwige vaarwel onzer liefde. ( Ontzettend plegtig, terwijl hij de. hand op haar hoofd laat zinken.) Traanen om uwe ziel , Louize!... Traanen om de Godheid, die haare oneindige welwillendheid hier miste , die zoo moedwillig van het heerlijkfte haarer werken beroofd wordt. — o Mij dunkt, de geheel e fchepping moeste zich in rouwgewaad kleeden, en over het voorbeeld bedwelmd zijn dat in het midden van haar gcfchied. Het is iets gemeens, dat menfchen vallen, en paradijzen worden verlooren; maar als de pest onder engelen woedt, dan roept men den rouw door de ganfche natuur uit. louize. Breng mij niet op 't uiterfte, Walter! fterkte van ziel heb ik zoo goed als iemand ... maar zij moet pp eene menfchelijke proef koomen. Walter! nog één woord, en dan fcheiden. wij. Een ontzag-  r 3S kabaal 6 n L ï e f d e, louize; Jtaare fpradk wordt moeilijker; haare vingeren beginnen zichjhiiptrekkendtebeweegen. Deezs brief... flerk u , om een ontzaglijk woord te hooren. Mijne hand fchreefwat mijn hart verdoemde, nw vader heeft mij dien voorgezegd. F.c RWNAhd; ftaatftoiftijf, ah een beeld, in een doodlijk zwijgen verzonken, en valt eindelijk, ' ah door den donder getroffen, neder. louize. •o Het beklaaglijke misverftnnd! — Ferdinand!... Men dwong mij... vergeef!... uwe Louize hadt den dood de voorkeur gegeeven maar mijn vader... het gevaar... zij maakten het listig. ferdinand; verfchriklijk opvliegende. Geloofd zij den Hemel! Nog voel ik het gif niet. £ Hij trekt d.n degen uit. ) louize; allengs zwakker wordende. Wee', wat begint gij?... Het is uw vader. — r e r d i n a N.p; in den toon der ioomelooste woede. Moordenaar en moorddaadig vader! Meê moet wij; dat de Rechter der waereld flechts .op' den schuldigen woede.' (Hij wil vertrekken.) LOUIZE. Stervende vergaf de beste aller menfehen. — Heil 2ij ever u en over hem! — (Zijfterft.) F ER-  TREURSPEL ioï tresident; met verdraaide oogen door den ganfchen kring zoekende. Is hier niemand, die om een' troosteloozen vader we ene? bi i l l e r ; van agter het tooneel roepende. Laat mij binnen; om 's Hemels wille, laat mij binnen! ferdinand. Het meisje is eene heilige... voor haar moet een ander rechten. (Hij opent Miller de deur , die met volk en gerechtsdienaars binnen Jlort.) miller- in den fchriklijlften angst. Mijn kind! Mijn kind!... Vergif!... Vergif! roept men, zij hier gebruikt. Mijne dogter! waar zijt gij ? ferdinand; leidt hem tusfchen den' Prefident en het Lijk. Ik ben onfchuldig. — Dank hier deezen. m i l l e r ; bij haar nedervaüendei o Almagt! ferdinand. In weinige woorden, vader!... zij beginurm mij kostbaar te worden... Ik ben fchelmachtig mijn leven ontdooien, ontdooien doorw! Hoedanig ik meiden Hemel Itaa, daar voor fidder ik... maar een booswigt ben ik nooit geweest. Mijn eeuwig lor valle, hoe het wil; op u valle het niet. — Maar ik deed een moord , (Met eene vreesvolle en fchelh flem.) een moord , dien gij mij niet vergen zult , om alleen voor den rechter der waereld te fleepen.' Pleg-  192 KABAAL en L I è F O é, Plegtig ftaa ik u hier de grootfte, affchuwlijkfte helft 'er van af: hoe gij daarmede te regt moogt koomen moet gij zelf zien. (Hem bij hst lijk voerende.) Hier,barbaar! wijd' u aan de ontzagchelijke vrugt van uw vernuft! op dit gezigt is met ontfierende trekken uw naam gefchreeven , en de worgengelen zullen dien leezen.— Eene gedaante, als deeze, rukke het gordijn van voor uw bedde, als gij flaapt, en geeve u haare ijskoude hand. Eene gedaante, als deeze, ftaa voor uwe ziel , als g'j fterft, en dringe uw laatfte gebed weg. Eene gedaante , als deeze, ftaa op uw graf, als gij uit den dooden verrijst... en naast den Opperrechter, als Hij u richt! (Hij wordt magteloos. Bedienden ouderjieunen hem.) p R es 1De n t ; met eene verfchriklijke beweeging van den arm ten hemel. Van mij niet! van mij niet, Rechter der waereld.' eisch deeze zielen van deezen. ( H'j gaat op Wurm toe. )• wurm; opvliegende.- Van mij? president. Vervloekte! van«.' van u, fatan!... Gij, gij gaaft mij den flangenraad... Over u zij de verantwoording... Ik wasfche mijne handen. w u r m. Over mij? (Afgrijslijk lagchende.') Vrolijk! vrolijk! Zoo weet ik dan nu ook, op welk eene wijze zich de duivelen bedanken. — Over mij, domme boos- wigt ?  194 KABAAL en LIEFDE. voor hem. — Het is mijne vreeslijke erkentenis. —. Louize! Louize!... ik koom... Vaart wél... Laat mij aan dit, outer ontflaapen. president ; uit eene bedwelming koomende. Zoon ! Ferdinand ! zal 'er geen' blik meer op eenen verpletten vader vallen? (Den majoor laai men naast Louize nederzijgen.) ferdinand. Deu ontfermenden Hemel koomt deeze. laatfle. blik toe! president; in de verfchriklijkfte. fmarte voor hem jiedervallende. Schepzel en Schepper verlaaten mij Zaj ?er geen blik meer tot mijne laatfte verkwikking vallen ? ferdinand; reikt hem zijnefier* vende hand. president; fpoedig opjlaande. Hij vergaf mij! (Tegen de overigen.') Thans ben 'ik'uw gevangene! (Hij vertrekt; de Gerechtsdienaars, volgen hem ; het gordijn valt.) Einde van het vijfde en laatfte bedrijfa