PROCEDURES IN DE ZAAK VAN Mr. pieter marcus Hoofd - Officier der Stad leijden, en Promotor van 's hands Univcrfiteit aldaar, op en tegen FRANCOIS-ADRIAAN van der KEMP, GZhnmatrkuleerd Lidmaat van dezelve Umvêrföm, over het doen of haten drukken van den x 1 M JU Z 2L W & Aan de Hoog- Ed. Geftr. Heeren F. J. J. E i s i n o a, S. H. RüüRDA van E i s i n g a, H B u m a, F B. Aebinga van Humalda» Regn. Liv. Andringa ue Kempenaer,. Joannes Wie- linga, C. L« van Be ij ma, Protefteerende Leden in den Raad van Friesland, tegens de Rejolatie van den i. Sept. 1779- voor de bepaalde Convoijen. Door E. H. J. te Leijden Hj l. Herüingh mdcclxxx. Te L E T D E A% Bij l. HERDINGH, MDC CLXXXU.  om de tiijtinge van de crimïneele Frtcesfen des te meer te voorderen, ordineer en wij, dat die Officiers ende de gene, die op 't fluk van 't Crime gedeputeerd zijn , poflponerende ende fe rugge /lellende alle andere zaaken, verftaan totter inftructie van de voorzei]de Procesfen , ende die Regteis ende Sfitgen totter examinatie van de Getuijgen, beleijd van Officie wegen , tot be~ lajlinge ende ontlaftinge, ende daar na tot uijttinge ende determinatie van dien, óm die ieii alder ■• eerfien , dat mogelijk werd, ge-uyt ende gewvezen te worden, ende in zwaarder ende langer zaaken, binnen die twee jaar en, bij den gefcbreeven Recbte ge' li mi te er d, daarvan men zeer zelden ufeeren ende gebruijken zal, ende dat alleenlijk in zwaars zaaken, ende van langen onderzoeke ende inquifitk. Ordonn. op de Grim. Juft. Jrt. XXXt.  Lijst der Stukken in de Verzameling deezer Procedures begreepen* Voorreden aan den Leezer. . : . BI. t. Uitbreiding van den Lierzang. • • • JÜi Brief van F. A» v. i>. Kemp aan L. Her- ; MemorTdóör L. Herdingh aan Schepenen van Lehhen overgegeeven. . . jan, Dacvaerding van wegen Mr. Pieter Marcu s aan F. A. v. d. geexploic- lloSen'in de Vierfchaar gehouden op den i. Meij ^ ^ Èrfte7Verhoor van F. A. v. d. Kemp in dato i. Meij 1780. S' Nader Notule van 1. Meij 1780. . . 39- Requefte van F, A. v. d. Kemp aan de Vierfchaar, met Notule daar toe relatif m dato 11. Meij 1780 4°* Refolutie van de Vierfchaar in dato 2*. Meij 1780. ... 44. Tweede Verhoor van F. A. v. ju. Kemp in dato 2. Junij 1780 49. Derde Verhoor van F. A. v. d. Kemp in dato n. Junij 1780. ... • 69. Nader Requefte van F. A. v. d. Kemp aan de Vierfchaar. . ^7"' Extraft uit de Notulen van de Vierfchaar,in dato 3-Julij 1780. . . •. , 9°. Requefte van Mr. Pieter Marcus aan Gecommitteerde Raaden. . . • 9^ Re-  LIJST der STUKKEN enz, Refolutie van Gecommitteerde Raaden in dato 7. Julij 1780. 9p. Brief van de Vierfchaar aan Gecommitteerde Raaden , in dato 13 Julij 1780. . . . 107. Requefte van Mr. Pieter. Marcus aan de Staaten van Hulland. . . . 109. Refolutie der Staaten van Holland, in dato 27.JuJij 1780 119. Barigt van de Vierfchaar aan Hun Ed. Gr. Mog. in dato 4. September 1780. . . jZ2, Refolutie der Staaten van Holland,in dato 8. September 1780. . ... 193, Requefte van F. A. v. d. Kemp aan de Vierfchaar, geprefenteerd den 11. Junij 1781. . 195. Refolutie van de V' ierfchaar, in dato 2$\ Junij 17S1. . • . . . 202. Brief van de Vierfchacr aen Hun Ed. Gr. Mog. in dato 9. Julij 1781. . . . 203. Refolutie der Staaten van Holland, in dato 12. Julij 178 1 212. Nader Requefte van F. A. v. d. Kemp aan de Vierfchaar, geprefenteerd den 15. Oct. 1781. . 214. Requefte van F. A. v. d. Kemp aan de Staaten van Holland geprefenteerd in Nov. 1781. . 220. Mondeling Verzoek door F. A. v. d. Kemp gedaan in de Vierfchaar, den 14. Jaaujrij 1782. ..... 22Ö. Refolutie der Staaten van Holland, in dato 25-. Januarij 1782 230. Brief van de Staaten van Holland aan de Vierfchaar, in dato aj. Januarij 1782. . . 23?. Nota van F. A. v. d. Kemp aan den Secretaris der Vierfchaar op den 28. Januarij 1782. overgegeeven. . . . . . 234. Refolutie van de Vierfchaar, in dato 28. Januarij ï/82 235.  AEN DEN Lezer, Lang flond ik in twijffel, om deze Ver* 'zameling van ft ukken aen het Publicq metdetedeelen: Veele en gewigtige bedenkingen waren er voor en tegen. De aenzoekenvan goede vrienden, van 'kundige > aen» zienelijke Mannen, van hoe veel aenbeïangs anders, zouden mij nauwlijks daertoe bewogen hebben: De bedenkingen, dat de xlagvaerding in perfoon een Publicq ftuk was, dat die Procedures een verbazend ilerk echt gemaekt hadden door 't Vaderland ; een levendig bezef van 't geen ik mijzelven, als menfch, als Burger, 't geen jk anderen , was verfchuldigd, en de hoope van mijne Landgenoten door deze uitgave eetfig voordeel te zullen aenbrengen , haelden mij eindelyk over. 'T is bekend , hoe de Heer L. Herdingh in 't begin des jaers 1780. over 'c drukken en uitgeven van „ eenen Lierzang •„ aen de Hoog Edele Geftrenge Heeren >, F. j. J. Eysinga, S. H. Roorda. A VAN  h AEN DEN „ VAN ElJSINGA, H. BüMA, F. B. „ JE EIS GA VAN HUMALDA, R. L. „ Andringa dj! Kempenaer, Jo„ annes Wielinga en C. L. van „ Beyma,ProtefteerendeLeden van den „ Raed van Friesland tegens de Refolutie „ van den i. Sept. 1779. voor de bepael» de Convoijen door E. H. I." in moeilijkheden werdt ingewikkeld. Hoewel mij zulks bevreemdde, baerde het mij echter, als der rechtelijke onfchuldigheid van dit dichtstuk volkomen bewust, luttel kommers ; terwijl ik mij vleide , dat eene herhaelde oplettende lezing een verder gerechtelijk onderzoek, 't welk ik, wat mij betreft, niet fchroomde, zoude ftaeken. Men vorme zich nu een denkbeeld van mijne verwondering , toen ik van 't tegendeel werdt verwittigd; zelvs in zo verre dat de Heer LHerdingh voor Schout en Schepenen crimineel zoude zijn gedag, vaerd. hoe vreemd moeit dit iemand in de oren klinken , die den inhoud en zin desLierzangs boven alle bedenking keurde? Lees denzei ven — en oordeel of mijne gerustheid op goede gronden fteunde. De  LEZER. ni Dc geweldenarijen door de Engelfchen, zedert den aenvang desOorlogs met Frankrijk, aen _ Schepen van dezen Staet, gepleegd: de plonderiagen en wreedheden, niet zelden gepaerd met het vergieten van bloed , door zommigen hunner Kapers , met of zonder commijpe varende, zo veele Neêrlandfche Koopvaerdijfchepen aengedaen: de openlijke beledigingen aen die eertijds zo beroemde vlag toegebragt, in een woord , de behandeling der Engelfchen tegens ons kan niet nalaten elk in vuur en vlam te zetten , die een Patriöttifch hart met zich omvoert. De langmoedigheid en het taei geduld van 's Lands wijze Vaderen moeit elks ongeduld vermeerderen , en 't is zeker niet vreemd , dat de kloekmoedigheid van zommige Regenten, om zich in flaet van tegenweer te ftélïen , en door 't toonen van onzen alouden moed en dapperheid de Theems afteichrikken,om ons, in 'tvervolg, met verdere plonderingen aen boord te komen , de goedkeuring wegdroeg van elk Vaderlander. Hetverleenen van het algemeen Convoij, 'twelk een zugt onderflelde, om de Engelfchen moedig 1 hoofd te bieden ,moeft eenen ieder ten hooglten aengenaem wezen en hem aenfpooren , om den lof dier Regenten te vermelden, welken zich voor 't zelve verklaerden. Wieri dan kon 't bevreemden, dat ik 't mijne wilde toebrengen, óm den roem dier Friefen te. verbreiden. Ai M Be-  iv AEN DEN „ Beroemde Friefen ! Gij Edele Eysinga'j? „ en Gij, die U voor 't onbepaeld Convoij ver- klaerdet, hoe glinjlert uw lof! ik verneeme „ uwen roem — ik zie ze zweeven op de tongen „ van 't Gemeen dit verrukt mij , wien 't oud „ Bataefsch bloed in de aderen fpeelt. Wel„ ke Godheid heeft U dat edel gevoelen ingeboe„ zemd , 't welk Ü zo luifterrijk maekt , en met 3, zo veel rechts de kroone op 't hoofd drukt f „ voor 't oog van gantfch Europe? Gij Edele Eijsinga's en Gij, die Ü voor 't onbepaald Convoij verklaerdet, gij flondt da „ vuige heerfchzugt tegen — gij wildet beproeyj ven , om den Engelfchen eenen breidel in den „ mond te wringen: gij ft/mdet , dat men 5J 's Lands Magt vergrooten en in Zee brengen , „ dat men . die heerfchzugtigen moefl betenge„ len, als Batavieren niet dulden, dat zij „ zelvs, voortaen, één ecnig Hollands Schip „ meer aentaftten — wegfleepten. Zij oyerwint. Bij 't opnemen der ftemmen „ blijkt het in den Raed , dat de meerderheid „ van 's Lands Vaderen voor als nog niet raed„ zaem oordeelt, om die geweldige middelen te' „ gebruiken: uwe pogingen, om Haer te betoo„ men , mislukken , doch ook door deze beves„ tigt Gij uwe zegeprael: Deze te leurilelfing' y, doeC  LEZER. v doet U raedzaem vinden een mannelijk Protejl „ inteleveren, waer in Gij uwe loffelijke gevoe^ j, lens openlegt. „ Wel haeft zullen de Engelfchen, op hunne „ verwinning ftout, nieuwe geweldenarijen ple„ gen, èn dan zal elk uwe gevoelens billijken,en „ hier door uwen roem, uwe kunde, uwe voor„ uitzichten verheffen. Nu reeds moet Gij bij u „ zeiven die voldoening hebben, van niecs on„ beproevd te hebben gelaten. „ Hoe ftout de Engelfchen mogen wezen, zij „ moeten , indien zij alle gevoel van menfche„ lijkheid niet uitgedoofd hebben, de wroeging „ in hun gewis/en voelen, daer zij niet alleen on„ ze Zeevaert , maer ook die van alle andere „ Natiën, aengrijpen. Zij moeten voor de getut* „ genisfcn fidderen, welke alle Volken van hun „ geweld bijbrengen , zij moeten van fchrik ver* ,, bleken op 't hooren van uwe mannen tael, welke Gij durfdet voeren, „ 'T is de gewoonte dier Heerfchzugtige Enj, gelfchen, om, even als de woefte dieren hün„ nen prooi bij nacht zoeken, zo ook door al„ lerlei listen en lagen onze Koopvaerdij - Sche„ pen in hun geweld te krijgen. Men fteekt in „ Zee, gerust op den letter der Traclaten. Zij „ zeggen: ik kan u van dezelve geen gebruik laA 3 „ teq  m AEN DEN „ ten maken. — Dit s' convenientie — en zo ne„ men zij Schip en lading weg. Onder alle Na„ tien zijn zij 't meest op de Hollanders gebe„ ten _ onze Navigatie fteekt hun in 't oge — „ deze te vernielen, te knakken is hun geheele „ toeleg. Op ons in haet ontfteken, zijn zij ge„ woon zich op ons te wreken, om dat der Hollan„ deren eerlijkheid en ronde trouwe deezen zul„ ken uitgebreidden Koophandel heeft verwor„ ven , welker benadeeling, vernieling hunnen „ hollen buik, hunne onverzadelijke hebzugt, het „ meest voedt met hoop enkragten, om eindelijk „ eens den Scepter der Zee geheel in de handen te „ krijgen , waer regens de Hollanders zich bo„ ven alle Natiën verzet hebben. 'T is hunne „ gewoonte, om op die eerlijke lieden bizonder „ te woeden, welken, uit belanggeloofe inzich„ ten , zich tegens hun verzetten, en de bele„ digde Republiek trachten overtehaelen , om „ zich te wapenen, en geweld met geweld afte„ weren. ], Triwvf! dit lot zal 'f uwe wezen. Triumf! r Edele Friefen! Gij, Gij hebt den haet der „ Engelfchen te wagten : zij zullen U benadeeaJ Jen, zo veel zij kunnen. Een zwakke, een „ kleinmoedige, zoude door dit vooruitzicht met ^ angst vervuld worden: een Jlcrke, een kloek- „ moe-  LEZER. vu „ moedige, als Gij, beurt het ha ofd emhoogetcn „ treed het grimmend gevaer, ai lagchende tegen, „ uw hart, 'twelk uwe pogingen goedkeurt, geeft „ U 'krachten, doet U die wreede Engelfche „ Monfiers, fiout en onbedeest, verachten, te> „ gengaan, en fticht U een eeuwige eereboeg, in l, der weidenkenden achting, bij hunne haet en „ vervolging. ^€#^ „ De dankbaerhcid , de liefde, de zegeningen „ van 'ï Volk komt den zulken op eiken voetftap „ te gemoet. Uwer Landgenoten goedkeurende „ achting zalU, Edele Friefen! elk ogenblik in „ de oren klinken — uw lof zal van ftrand tot „ ftrand, zeivs in de krijtgebergten, weergalmen. „ Deze algemeene toejuiching zal eenen zagten „ balzem in uwe wonden doen druppen, wanneer „ gij uw Va d e r l a n d , in deszelvs fterkte - den ' Koophandel — geknakt, den geest zult zien „ geven ; ook dan noch zal men U vuunghjk " danken voor die edelaertige pogingen , door U " aengewend , om zijnen ondergang te belet* ^ ten te verfchuiven ten minften. r„ Dat vrij die heerfchzugtige Engelfchen, welke» r,"zich jegens onze Landgenoten als Beulen ge* " dragen, welken een einde maeken van 'sMenA 4 » fcheI1  vin AEN DEN „ fehen leven — als onverzoenbaere Beulen, doof „ voor de vrindelijke vertoogen en langmoedig-, „ heid van 'sLands Vaderen, de Vrijheid van „ onze onafhangelijke Natie, in onze Schepe,, hngen , op de Slagtbank brengen , hunnen „ haet en wraeklust koeien aen Zeelieden, die, „ ^ wcetloofemaegdtn, voor *t geweld moeten „ zwigten, Rechtvaerdige God h onzijdige, „ Rechter van de Zoonen der Aerde , die de „ wroeging en het naberouw in den'uchtend * uwer verfchijninge kracht zult geven , koe m zullen die heerfchzugtigen , der mènféhélrjka „ roede, als 't ware, ontwasfen, ei/en! hoe zul* „ lm hun de hanen ten berge rijfen — wanneer 3, Gij hun voor uwen throon zult dagen. „ Wanneer uw almachtige arm, in dat oatzagche„ üjk ogenblik, defpraekaen 't graf zal geven , „ en door't geheel-al aen elke fchim getuigenis si qfeifchen van haere bezwaeren. - Wanneer We„ duwen en ÏVcezen om wraek zul/en fchreuwert n voor H welzijn en den bloei heurer huisgezinnen i a, heur ontwrongen door die roofzieke Engelfchen, „ Wanneer de klaegftem van dieSchaeren - van alle opgewekte volken - zich in dat ogenblik zal „ vereenigen en roepen. L- Oordeel, GrootiGod* j, hier.  LEZER. ix ^ hier, hier zijn die heerfchzugtige Engelfchen, „ die ons allen - ons Natiën van den geheelen aerd» „ bodem — mishandeld , onze Scheepen wegge* „ nomen en ons belemmerd hebben in ons eerlijk „ gewin ; die veelen onzer gevangen genomen „ beroofd - gebonden - geflagen - gegeelfeld ,, en omgebragt hebben ? even als beulen , en „ dit alles - ten gevalle van één Land — buiten „ recht - alleen om zich zeiven - door onzer „ aller kwijning en ondergang - te verrijken, hun„ nen koophandel uit te breiden op die van ons „ allen. Hier zijn die heerfchzugtige Engelfchen, welken hunne plechtig bezworen Traócaten en Verbindeniffen als met voeten ver-,, n trapt hebben , en met hunnen eeden den fpot drijven. „ En gij Edele Friefen ! rechtfcbaapen Zoonen en Voorftanders van de Vrijheid en Onafhan„ gelijkheid des Vaderlands., volhardt in uwe lof~ j> fatijke pogingen. Dit oordeel zal uwe belooning met zich brengen - dit oordeel zal U den Prijst „ der verwinning fchenken. De Vader , de Al„ machtige zal op den throon komen _ alle doo„ den zullen - fidderende - naderen, en dan „ zal deze ftemme, met een alles doordringend ge„ luid, U in de oren klinken " Gij Braeven ! die 9, U zo manmoedig tegens alle verdrukking verA 5 „ mi  x AEN DEN „ zettet, zit bij mijn uitverkoren! mijn Enge. 3, len , voert hun over in een beter Vaderland 5, in de zalige geweflen van eeuwige vreugde. Dit de eenvoudige meening zijnde, die natuurlijk bij ieder onbevooroordeelden Leezer moeft opkomen , kon het dan wel in mijne gedagten vallen, dat hier in iet fchuldigs ware te vinden ? Was het wel gemakkelijk om dit alles in zo weinige coupletten, in dier voegen, meer beknoptelijk in één te trekken, en tevens zo veel duidelijkheids te bewaren ? Oppervlakkige Lezers zelvs zagen in 't aengewezen Proteft der Edele Frieien de eenvouwige, natuurlijke opIoiTing van die duifterheden , den Lierzang boven andere dichtltukken eigen. In de overtuiging mijns onfchulds vond ik geen de minfte zwaerigheid den volgenden brief aen den Heer L. Herdingh te zenden , in den waen van door dezen alle verdere bedenkingen uit den weg t$ zullen ruimen. Mijn  LEZER. xi MIJN HEER! X ernemende, dat üEd. verlangt éénig fchrij'telijk bewijs van Den genen, die de Aucleur is van het Dlchtftuk genacmd „ Lierzang aen de Hoog Edele „ Gefirenge Heer en F. J. J. E ysinca , S. II. „ Roorda van Eysinca, H. Buma , F. B. „ JEbINGA VAN HUMALDA, R. L. ANDRIN'' ga DE KeMTSNAER, joannks WlELINGA " en C. L. van Beyma , Protejlecrende leden " van den Raed van Friesland tcgens de Refolutie van den i. Sept, 1779. vor de bepaelde Con„ voijen,door E.H.L " of die het zelve bij UEd. heeft doen of laten drukken , mitsgaders van den geenen, die de proeven gecorrigeerd heeft, om daer van tot uwe decharge bij den Heer Hoofd-Officier emloijtcmaeken, voldoe ik dies te gerceder aen uw verzoek , om UEd. daer toe in flaet te feilen, om dat ik verzekerd ben , dat UEd. in het voorf. Dichtftuk, bij het drukken van dien, die quahfkatien niet gezien .keft , welke daer aen door den Heer Hoofd-Officier worden gegeven. , Ik declareerc dus vrijwillig bij dezen, dat ik „ het voorf. Dichtftuk bij UEd.hebbe doen of laten | drukken, ook dat ik deproevengecorrigeerd hebbed Ïb de hoope, dat deze mijne verklae-ring voldoende, zijn zal, om UEd. te redden uit de ongelegenheid, in  xii AEN DEN in welke zig UEd. tot mijn leedwezen bevind. Afa UEd. zulks van harte toe te wen/eken ,noeme ik mij MIJN HEER, UE. DW. en toegenegen Dr. Fa. Ap. v. d. KEMP. Leyden den 31. Maert 1780. Waere ik mij van iets misdaedigs bewust geween; , dan zoude ik, in't wagen vaq zulken onverplichten flap , veel bedenke. Jijkheids hebben gevonden. 'T was echter niet alleen de loffelijkheid mijns oogmerks welke mij overhaelde. De rechtsgeleerde gronden der volgende doorwrochte Memorie , mij bij die gelegenheid in de handen gekomen, verbanden zelvs den zweem des kommers uit mijne ziele, op welke de vreeze nimmer eenen diepen indruk maakte. Lees ook deze en oordeel , of ik van* roekeloosheid ware te befchuldigen , in een Land ten minften, daer de Juftïtie, zonder aenzien des perfoons, aen elk wordt sehandhaefd., &  t, E % E B, Xïfl MEMORIE aan de Ed. Achtb. Hee-i ren Scheepenen der Stad Le ijden overgegeeven door of van wegens Leendert Herdingh, Burger en Boekvefkooper binnen deeze Stad, tot appui van zyn Nader Requeft Antidotaal* ËDÈLE AcHTBAARÈ HeERENÏ Alvorens toe te treeden tot het kort Betoog van 't geen de Suppliant meent tot appui van zijn Nader Requeft Antidotaal te kunnen avanceeren, moet Hij wegneemen het vermoeden , 't geen zijn daarbij gedaan verzoek tegens hem zoude kunnen doen opvatten, even als of zijn oogmerk was, een rechtelijk onderzoek te willen ontduiken. Neen! Edele Achtbaare Heeren! dit zij verre. Hij is verzeekerd van zijn onfchuld: zijn gewisfe geeft hem de getuigenis , dat hij nimmer beoogd heeft iemand in zijn eere of goeden naam te kwetfen; dat hij met de beste trouw is te werk gegaan; dat hij geene kwaade bedoelingen in hét aangeklaagde Dichtftuk heeft gezien: Hij durft zig dus veiliglijk op het Recht en  Xiv AEN DEN en de Wetten verlaten: Maar hij reclameert den ordmairen treijrï van dat Recht: Hij reclameert de volle faculteit van judicieeie verdediging die niet als aan grooveMisdadigers geweigerd wordt; en, wanneer hem die ordinaire weg van Juftitie door extraordinaire Procedures, geflooten wierd dan en dan alleen zoude hij over bezwaarnis! fchoon eerbiediglijk, doleeren. Het zijn derhalven alleen de verzoeken van den Heere Hoofd-Officier R. O. welke tot dien extraordinairen weg zouden tendeeren, die de Suppliant vermeent niet buiten bedenking te zijn, en waarop hij dus vertrouwt, dat Uw Ed. Achtb' hem in zijne defenfie we] zullen willen hooren. Deeze verzoeken zijn tweederlij: Vooreerst, dat van apprehenïle op des Suppliant* Perfoon| ter oorzaak van het drukken van voorfz. LierZang, 'tzij bij Decreet in initio Procejjiis, 't zij naderhand bij het fluiten van het verhoor- Ten tweeden, het verzoek tot verkenen van eeneDaffvaerding in Perfoon : Beide middelen van pr0Cedëeren, tegens welke de Suppliant, gemunieerd met de autoriteit van de gerenommeerdfte Rechtsgeleerden, vermeent gegronde zwarigheden, gelijk tegen den geheekn modus procedendi extra, ordinem ter deezer zaake , aan Uw Ed. Achtb. te kunnen voordraagen. Doch van een en ander kan niet geoordeeld worden, zonder dat bevorens hetDelift, waarover  LEZER. xv over ten deezen door den Heer Hoofd - Officier R. O. (cafu quo) geageerd zoude moeten worden, zij nagegaan, als mede de daarjegens (cafu quo) bij de Wet voorgefchreeven poene. Het Delict, dan zoude beftaan in het drukken en publiceeren van een Dichtftuk, 't welk in de termen van een fameus Libel of zogenaamd Paskwil zoude vallen ; termen , ondertusfchen die geen eenvoudig Burger, als de Suppliant, ligtelijk in de woorden, zo als die liggen, zal vinden, maar die alleen haar geboorte verfchuldigd zijn moeten aan interpretatien, welke, zo dra ze niet volftrekt noodzaeklijk zijn, niet anders dan willekeurig genaamd kunnen worden, en die ondertusfchen zo odieus, zo buitenfpoorig zijn, dat de Suppliant van zich niet kan verkrijgen, om ze ter neder te Hellen , ja dat hij van zijne zinnen beroofd geweest zoude moeten zijn, indien hij die bedoelinge in zijn gemoed hebbende of zelfs fufpecteerende, bij het uitgeeven van gem. Dichtftuk zijn naam en onderteekening had gefield. De Poenaale Wet tegen dit Delict geëmaneerd^ voor zo veel de Suppliant geinformeerd is, kan geen andere zijn dan het Placaat van den 7. Maart 1754. vermits, (hoezeer het zelve de vorige Placaaten tegen fameufe Gefchriften en Paskwillen inhaereert,) het egter de daarbij geftatueerde Poenen in zo verre altereert, dat het de prohibitie, daarbij vervat, aandringt door de poenaale fan- aie  xvi AEN DÉN #ie „ van dc verbeurte Van de voorfz. Gefchrif» ten> en van eene boete van drie-duizend Guk 9, dens voor de eerfte reize en arbitraale correctie „ naar exigentie van zaaken; en voor de tweede reize op een Boete van fes- duizend Gul5, dens en voorts op poene, ten minsten van 3, Bannisfement voor altóós uit de Provintie Hol* „ land en Westvriesland;" Wel is waar, dit Placaat is het eenige niet tegen het maaken en drukken van fameufe Libellen geëmaneerd: Jae, daarbij worden expresfelijk gëinhaereerd de vorige Placaten van Hun Ed. Gr. Mog. inzonderheid het Renovatie - Placaat van 18. Januarij 16.91. waarbij (zo wel als bij eenigen der oudere Placaten ) de Poene van openbaars geesfeling wordt bedreigd: Maar iemand ,• die de moeijte neemt deeze Placaaten der vorige eeuw met dat van 7. Maart 1754. te vergelijken , zal 2ig ras overtuigen , dat deeze corporeele poene, bij zo verre iemand niet onvermogend is om de gefiatueerde Muléte te betaalen, doör Hun E& Gr. Mog. is afgefehaft: Immers zeggen Hoogstdezelven daarbij , „ dat zij begeereri , dat dé „ vorige Placaaten zonder eenige disfimulatie of „ conniventie zullen worden geëxecuteerd, voor „ zo verre dezelven door dit nieuw Placaat niet „ zijn gealtereerd. " Ondertusfchen blijkt bij vergelijking, dat juist de eenige alteratie beftaat inde Poene, wier rigueur, waarfchijnlijk geboren  LEZER. xvu ren uit de gisting der tijden, in welke de vorige Placaaten zijn in 't licht gekomen, aan Hun Ed. Gr. Mog. inden Jaare i7J4.zeekerlijktoegelchecnen heeft, niet wel te ftrooken nog met den aart van eene Republicainfche Natie, nog met de gematigde grondbeginfels eener Regeering , die nu gevestigd en niet meer aan de beurtelingfche woelingen van twee verfchillende Partijen was bloot gefield. Althans in het foort van fchriften , bij de oudere en bij het nieuwfte Placaat verboden , is geen het minfte onderfcheid: Beiden betreffen, voor eerst, Paskwillen en fameufe Gefchriften in 't gemeen, en vervolgens injurieufe en ergerlijke Gefchriften tegen de Hooge Regeering en andere Hooge Perfonagien in 't bijzonder; want, om zig te verzeekeren, dat het Placaat van 1754. fchoon alleen een Boete ( buiten het cas van onvermogen ) ftatueerende, nogtans dit laatffce foort van Gefchriften tot onderwerp heeft zo wel als de vorige Placaaten , behoeft men alleenlijk de Inleiding te leezen, bij welke Hun Ed. Gr. Mog. zelve fpreeken " van injurieufe en ergerlijke Ge- -, fchriften en Prenten, waarin de hooge Regeering en forme van die , mitsgaders hooge Perj, fonagien, bij Hun Ed. Gr. Mog. ten hoogden ', refpeclabel, op eene fcandaleufe en diffamatoi» „ re wijze worden ;gecalumnieerd en getradu- „ ceerd, en de Gemeente tot oproer en feditieu- „ fe bewegingen aangezet" ; tegen welke Htm ' B Ed.  xvin AEN DEN Ed. Gr. Mog. vervolgens witende voorzien de voorf. Boete ftatueeren ; gelovende de Suppliant (onder verbetering) dat niemand ligtelijk zal aantoonen, waarin anders dan inde poenale fanctie de alteratie bedaa, die de Wetgeever zelfs zegt in de vorige Placaaten gemaakt te hebben. 'T is dan uit het Placaat van 7. Maart 1754. evident, dat tot het Delict. • waarmede de Suppliant befchuldigd zoude worden, geene Lijfffcraffe ftaat; dewijl gecffiling , de minde Lijfdraffe die bij ons geufeerd word i naderhand (gelijk in 't vervolg zal blijken) aan de voorfz, refpeftive Boete, in cas van onvermogen, wordt gefubditueerd, zo dat het ongerijmd zoude zijn onder de arlïtraale correctie Ujffiraffe te begrijpen, en dus den Wetgeever toe te fchrijven het denkbeeld omtwee differente lijfdraffen , de eene bij arbitrale correctie, de andere bij manquement van bemaling der Boete , aan den Delinquant te willen doen ondergaan. Het fchijnt dus (onder reverentie) genoegzaam zeeker, dat, buiten het geval van onvermogen , tot het Delici, waarmede men den Suppliant zoude moeten befchuldigen, geen Lijfdraffe Haat; en daaruit proflueert terdond het betoog van 't eerde Poinci, 't welk de Suppliant zig had voorgede.'d; te weeten, dat het verzoek om zijn Perfoon te apprehendeeren, of, na afgeloopen verhoor, in detentie te houden aan den Heer Hoofd-  LEZER. xix Hoofd-Officier R. O. (cafu quo) niet ge-accordeerd zonde kunnen worden , zonder in te loopen tegen de reden zelve, waarom zodanige apprehenfieis gesfiteert, namelijk, om zig te verzeekeren van de Perfoon, aan wiens Lijf de ftraf ge-oeftend zoude moeten worden , en die zig, indien men hem op vrije voeten liet, veel-ligt ;te Zoek zoude maaken. Het zoude (met eerbied gezegd) ook ftrijden niet alleen tegen de aangenomen Praciijk in cas crimineel, wanneer iemand niet in flagranti delicto is ge - attrapeerd , maar 'ook tegens de leer van de befte Nederlandfche Criminalisten, welke de boven-aangehaalde reden eenpaarig goedkeuren. Twee alleen zal het genoeg zijn hier te allegeeren, doch beiden van den 'eerften rang : De eerfte is de Profesfor Jntonius Matthcsus in zijn Traétaat de Criminibas ad Ub. 48. Tit. 20. Cap. 3. per totum ; prsccipue §. f, „ Qjmties poena corporalis ejl, toties ncque fidejusforibus reus committendus ejï, rteque per pro* „ curatorem fe defendere potefi-; en dus, wanneer 'er geen lijfftraffe te pas komt, moét de beschuldigde onder borgtogte ontflagen worden; terwijl dezelfde Profesfor in het aangehaalde Hoofd-deel, kerende wat eigentlijk door lijfftraffe verftaan wordt, namelijk, punitie van lijve , lede , openbaar e fchavotteering , geesfeling , verder §.8. bewijst, dat zelfs, wanneer bannisfement tot ftraf gefield is, de incarceratie geen L a plaats  xx AEN" DEN plaats kan hebben, nam (zegt hij) neque corpus affiigit eapoena,,& levius multo ejl relegari ad tempus, quam fub oarmfice vapulare. Niet minder expres is Mr. Pieter Bort in zijn TraBaat van Cnm'mcele zaaken Tit. ir. Partei. $.9. „ Reëele „ Citatie is, zo wanneer als de Misdadige in den „ aanvang corporeelijk wordt gëapprehendeerd, „ ende in befloten hechtenis ofte andere goede „ verzekering gefield , waar toe men niet en be„ hoort te komen , ten zijn het Delict is een „ zwaar Delict, daar lijfftraffe toeftaat, en dat „ 'er fterk bewijs of ten minften zeer vehemente „ prefumtien zijn tot lafte van die geenen , die „ men wil apprehendeeren." En op eene andere plaats- bepaalende wat lijfftraffe is (Tit. 8, $.7.) zegt hij : „ Voor Lijfftraffe werd in zo„ danige gelegenheid van zaaken gehouden pu„ nitie van Lijve, Leden, openbaare Schavot„ teering, Geesfeling, & qucelibct aliafanguinis. „ emisfiü, ook eeuwige Gevangenisfe, Bannis„ fementop de Galijen, ofte in het Tuchthuis." Uit dit kortelijk gededuceerde mitsdien vaftftaande, eensdeels, dat tot de daad, waar over de Suppliant aangefproken wordt, (cafu guo dezelve viel in de termen van een Delict) nogtans, buiten het geval van onvermogen, geen Lijfftraffe ftaan zoude; anderdeels , dat, zo dra geen Lijfftraffe plaats kan hebben, ook geene incarceratie te paffe komt, 't zij bij 't Decreet ininitio. pra-  LEZE R. xxi procefliis, 't zij na afgeloopen verhoor; blijft 'er tegen dit Poinct alleen eene zwaarigheid over, hierin betraande, dat men zoude kunnen zeggen , dat het Delict egter Lijfftraffelijk kan worden , namenlijk, in cas van onvermogen: Maar ook deeze wordt zeer gemakkelijk opgeloft, wanneer de Befchuldigde bereid is, gelijk hij van nu af aan verklaart, Borgtogt te ftellen tot zodanige fomme, als Uw. Ed. Achtb. naar evenredigheid der Mulcte, mitsgaders (des noods) van de koften van den Proceffa, zullen gelieven te bepaalen. Hier mede vleijt zig de Suppliant voor afgehandeld te kunnen houden het eerfte Poinct, betreffenden het exces, 't geen hem in eenig verzoek van den Hr. Ploofd-Officier R. O. tot detentie ten zijnen opzigte zoude fchijnën te refideeren: Den zelfden grond zij het hem gëoorlofd te leggen tot jultificatie van zijne grieven , in geval de Heer Hoofd-Officier R. O. Decreet van Dagvaerding in perfoon tegens hem Suppliant zoude mogen verzoeken. De Suppliant wil niet ontkennen, dat de redenen, die een Rechter tot verkenen van zodanig Decreet mogen móveeren , bij geene Wetten bepaald zijn, neemaar aan zijne billijk- en voorzigtigheid geheel overgelaaten. Egter zij het den Suppliant gëoorlofd aan Uw Ed. Achtb. te vertoonen, dat alk Criminalisten , zij zeiven, die de extraordinaire Procedures het meest patrocineeB 3 ren,  xxii AEN DEN ren, tot grondregel ffcellen, dat een Rechter dezeiven niet ligtelijk moet decerneeren, als b. v, niet ter oorzaake van Delicten, tot welke geene Lijfftraffe ftaat, en die alleenlijk door eene Boete gebeterd worden; eene leer, die te meer ftand grijpt, wanneer zodanig Decreet, 't welk altoos een vlek nalaat, verleend zoude worden tegen een gezeeten, eerlijk, onbefprooken Burger, wiens Bloedverwanten niemand onder de hun-, nen tellen immer tot zo eene fietrismre gekomen; tegen een Burger , daar en boven, die, zo Hij al gepecceerd heeft , in de goede trouw, buiten, eenigen den minften dolas, dat misdrijf heeft begaan. Onder alle onze Hollandfche Rechtsgeleerden is 'er geen, die voor de handhaving van den modus procedendi extra ordinem (door anderen in een minder gunftig daglicht befchouwd) fterker gepleijt heeft dan Mr. Pieter Bon : En ondertusfchen zijn dit zijn eigene woorden in zijn reeds aangehaald Tracïaat Tit. 5. §. g. feqq. (alwaar hij handelt van de termen tot extraordinaire Procedures vereischt wordende:) " Soo ftaat dan „ verders in te zien , of het voorfz. feijt en de„ liet is zodanig gequalificeerd en gecireumft.au„ tieerd, dat daarover naar Rechten ofte Placaa-? „ ten ende Coftumen van den Lande eenige „ Lijfftraffe, feu poena corporis afflictiva, zoude„ kunnen worden gcinftigeerd, dan of daar toe 3j al*  LEZER. $m ~4 alleen ftaat bannisfement ofte eenige geld-boe" te. Als het begaan mcfus ofte exces bij da H Wetten en Placaaten van den Lande alleen l, -werd gecorrigeerd met eene zeekere Somme, „ daartoe bij Placaat ofte Keuren vast gefteld, „ indien de Contraventeur werd bevonden op de „ daad, kan dezelve voor zodanige boete gear-„ refteerd ende verzeekerd worden; — Maar de „ Transgreffeur , op de daad niet weezende be'„ vonden, moet de Officier, die vermeent tot „ zodanige Boete gerechtigd te zijn, daar toe, „ na voorgaande simple Citaïie, civi„ liter et ordinario modo, ageeren, „ en zien daar toe Sententie ofte Vonnisfe te „ bekomen." Klaarder , fterkere uitdrukking dan deeze kan men niet begeeren , om zig te overtuigen dat (naar onze genuine en onverbasterde Praftijk in eas crimineel, wat ook hier of daar ter contrarie moge zijn ingevoerd) geene Dagvaarding in per* foon te pas komt , wanneer het fait met eene fimple geldboete wordt gecorrigeerd ; daar het zeekerlijk in vroegere dagen aan onze Hollandfche Rechtsgeleerden heeft toegefcheenen , dat het middel om tot de condemnatie in zodanige Geldboete te komen niet evenredig was aan het einde, en dat de fietrisfure van eene perfoonlijke verfchijning in een crimineele Vierfchaar voor een gevoelig mensen een zwaarder ongeval was daa B 4 het  xxiv AEN DEN het verlies van eene Somme Gelds: Grondbeginfels die ook gevolgd worden in een Advis van fes der gerenommeerdfte Advocaaten van de vorige eeuw, te vinden in het Ned. Adv. B. 3 D. Conf* 115. alwaar zij onder anderen pag. 282. zeggen; „ Extraordinaire Procedures en het niet mogen „ occupeeren bij Procureur hebben almede geen „ plaats daar tot het feit, fchoon al crimen zijn„ de, niet en ftaat eenige poene corporeel, maar „ alleen een geldboete of eenige andere ligte a, poene, waar toe de Rechter of die de Execu„ tie doen zal, niet principalijken dePerfoon ofte „ het Lighaam van den befchuldigden van no<» „ den heeft; om dat alzo die reden van den Per„ foon zelfs te moeten hebben teneenemaal komt „ te cefféeren:" Zij allegeeren tot ftaving van hun gevoelen drie der voornaamfte Criminaliften, Juüus Clarus, Damhouder en Carpzovius, tot wier woorden, ter aangehaalde plaatfe te vinden, en niet minder expres dan die van Bort, de Suppliant de vrijheid neemt zig kortheids-halve te refereren. Het fentiment der befte Rechtsgeleerden hier omtrent dan eenftemmig zijnde, dat uit hoofde van Delicten , die niet Lijfftraffelijk zijn, niet extra erdinem geprocedeerd kan worden, zoude de Suppliant de adftruétie van zijn tweede Poinct: bij dien eenen grond misfehien kunnen laaten berusten : Maar, hoe zeer zig hier alleenlijk bij wijze  LEZER. xxv wijze van Antidotaale fuggcftie verdedigende, kan hij egter van zig niet verkrijgen eenen tweeden grond van defenfie voor Uw Ed. Achtb. verborgen te houden, uit de qualificatie van het Delift zelve , waarmede hij befchuldigd wordt , ontftaande. De Accufatie, namenlijk, van den Heere Hoofd-Officier R. O., betreft, voor zo ver hij uit de extrajudicieele Vraagen van dien Heer bewust is, het drukken en uitgeeven van een Dichtftuk , 't welk men zegt in de termen van een Libel of fameus Gefchrift te vallen. Ondertusfchen zijn bij dat Dichtftuk wel Personen met naamen gepreezen, maar niemand met naame gelaakt nog zelfs gedefigneerd: Nu is naar rechten kennelijk, dat geen injurie en kan werden gedaan, zonder nominatie of defignatie van Per* foon. 'ï zijn de woorden van den grootften onzer Hollandfche Rechtsgeleerden, van iemand die 't recht der Hoge Overigheid zelve als Fifcaal heeft waargenomen, van Hugo de Groot in zeeker Advis in de Hall. Conf Tweede ^de Deel Conf. 167. En, hoezeer men aan dien Lierzang uitleggingen geeve, die, zo ze gegrond waren, den Auteur ten uiterffcen berifpelijk zouden maaken, is het nogtans zeeker, dat hij zig in zulke algenreene bewoordingen heeft uitgedrukt, dat nie* mand daarin eenig erg kan vinden, ten zij hij onderricht is van de jegenswoordige ftaatsgebeurB 5 *■%  xxvi AEN DEN tenisfen, welke aan het gros der Burgers geheel onbekend zijn , en op welke men (met of zonder grond) het Dichtftuk betreklijk wil maaken. Althans de Suppliant betuigt heiliglijk, dat hij, bij het drukken van den bewusten Lierzang, (een tijd ,-wanneer hij ziek te bedde lag) in de befte trouw heeft geverfeerd, terwijl niemand item tot fchuid kan toereekenen , dat hij gëigfioreerd heeft die onderhandelingen van Staat, op welke men zommige uitdrukkingen van hef Gedicht (te recht of te onrecht) toepaffelijk wil maaken. Dan, wat hiervan zij, zeeker is 't, dat het maar ken of drukken van dien Lierzang op zig zelve geen Delict is , zo lang niet confteert, dat dezelve volftrekt geene andere uitlegging dan die, welke men aan elk vers geeft, kan veelen; en nog daarenboven, ten opzigte van den Suppliant, als Drukker , dat hij de vooronderftelde bedoelingen heeft geweeten of immers noodzaaklijk heeft moeten weeten, en dus dat hij niet in ignorantid licitd & bond fids , maar in tegendeel in doïo criminali heeft geverfeerd. Nu is de Suppliant verzeekerd, dat dit laatfte nimmer zal kunnen confteeren, daar hij volftrekt geen geheimzin in den Lierzang heeft gezogt, nog iets anders daarin gezien dan alleenlijk " eene cenfurevan „ de Heerfchzugt eener Natie, die aan de vrije n vaart der Hollanders tegens plegtig bezwooren „ TracTaa-  LEZER. xxvii 3J Tractaaten willekeurige Wetten wil voorfchriji „ ven; bij welke gelegenheid de Auteur (zo het den Suppliant toefcheen) zig vervolgens uitliet „ in eene algemeene fchilderij en beftraffing dier „ Ondeugd," zonder iemand , althans in ons Land, te bedoelen of te fchenden. De zaak in dit daglicht, volgens gronden van recht en billijkheid , befchouwd,' kan en moet de Suppliant wel degelijk betwisten , dat het fait in queeftie een. notoir Delict zij , (terwijl het Dichtftuk niet anders dan door bijkomende interpretaticn in de Claffe der fameufe Libellen vervalt;) Hij moet insgelijks ontkennen, dat zijne Confeffie , het voorfz. Dichtftuk gedrukt te hebben, iets anders zoude zijn dan eene gequalifi? ceerde confejjie, gedaan onder expreffe preteftatie van zig geenzins fchuldig te erkennen , als niet in dolo geverfeerd hebbende. Nu is het al wederom eene waarheid, door het getuigenis der grootfte Rechtsgeleerden geftaafd , dat geen extraordinaire Procedures plaats kunnen hebben in gevallen , daar gedifputeerd wordt of het point van befchuldiging wezentlijk een Delict zij, en of de Befchuldigde 't zelve dolo, & delinquent* animo hebbe gepleegd. De eerfte, wiens Getuigenis de Suppliant hier alweder moet inroepen, is de onfterffelijke Hugo de Groot in zijne Verantwoording van de Wettelijke Regeering van Holland Cap. 16. alwaar Hij zegt; 'T is waar , dat „ ex-  -xxvm AEN DEN „ extraordinaris Procedures in ons Land gebruik„ lijk zijn, maar in wat zaaken ? In zulken, „ daar het fait, met den naam alleen, buiten „ twijfiel delict ende ftraffe medebrengt, zulks „ dat het feit zijnde bekend de ftraf uit dè Wet„ ten notoirhjk volgt ; maar, zo wanneer de „ qualiteit van het fait is difputabel, als bij ex„ ampel, als men twijffelt of een nederflag is ge„ fchied bij noodweer of niet, zo is de manier, „ zo bij 't Hof als bij laage Rechters, dat men „ den befchuldigden ontfangt in ordinaris Pro„ cès." 'T zelfde omtrent zijn de woorden van Bon in zijn meeraangehaald Traóhat, Tit. 7. $. 40. " Sed fi fattum, quod confejfum fuerit , „ non incidlt in ullam dcliSti fpecicm, of dat daar„ over contentie valt, zo en is de zaake niet ge„ difponeerd tot eenige extraordinaris Procedu>} *'es> alzo extraordinaire Proceffen geen plaats ■ „ en hebben dan daar de benaming van 't feijt „ demisdaad zelve met zig brengt, als, ten ex„ empel , in moord, doodflag enz. in dewelke, „,'t feijt zijnde bekend, de misdaad met eenen daar is; maar in andere zaaken, daar't feijt, „ fchoon zijnde bekend, nog difputabel blijft, „ of zulk feijt crimen ofte misdaad is, daar „ is men gewoon den befchuldigden re ontfan, gen in een ordinaris Proces —". Waar mede insgelijks overeenkomt het gededuceerde in het Ned. Adv. B. 3e Deel Conf. 2. Doch  LEZER. xxi3t Doch geen refpeétabeler autoriteit kan de Suppliant bijbrengen dan die van het hoogfte Collegie van Juftitie in deezen Lande. In de ContraMemorie van Confideratien, door den HoogenRaade geformeerd over het verkenen van Mandament van Appel in de vermaarde zaak van Mr. Adriaan van der Mieden, onderzoekt dit Illufter Gerichtshof de termen , die nodig zijn tot ex~ traordinaire Procedures in cas crimineel en tot eene Sententic op confejfu geweezen; en aantoonende, dat extra ordinem niet kan geprocedeerd nog op confeffie gevonnift worden , " wanneer men de , crimineek qualiteit van het fait, met raifonne', ment en en illatien uit omllandigheden gehaald, \, moet vafi maaken ", brengt de Hooge Raad onder andere voorbeelden juift een bij, 't welk hier van eene zeer gepafte applicatie is. " Even eens (zeggen Hun Edel-Mogenden) kan het ge„ fteld zijn in materie van Paskwillen : Iemand „ kan hebben gemaakt een Vers in vituperium „ van deeze of geene notoire Ondeugd. De j Accufateur kan fuftineeren, dat daarin gebragt „ zijn Characters van bekende Menfchen, die „ hij uit indiciën meent te kunnen bewijzen, dat ■ de Auteur zoude hebben willen denigreeren. De Auteur bekent het fait van Opftelder te „ zijn, maar hij ontkent de Crimineek qualiteit, „ die de Accufateur aan het fait geeft. Zal nu „ wederom de Rechter in het extraordinaris Pro- v ceg  xxx A E N DÉN ces op raifonnementen en indiciën recht h doen? DeHoogenRaad vertrouwt, dat » zulks niet gefield mag worden." Men zoude mogelijk hier tegen de zwaangheid kunnen opperen, dat in allen gevalle uit de aangehaalde Getuigeniffen alleen blijkt, dat het Proces, een gequalificeerd en difputabel fait tot onderwerp hebbende, niet extra ordinem en op confesfie getermineerd , maar des niet te min wel extra ordinem begonnen en de Gedaagde naderhand in ordinair Proces ontfangen kan worden. Edog (onder verbetering) fcliijnt deeze Helling wel aan te gaan, wanneer de difputable qualiteit van het fait eerst ex poft-fa&o moet blijken of altioris indaginis is, zo dat de Rechter zig voor het verkenen van het Decreet daarvan niet kan onderrichten ! Maar , wanneer die difputable qualiteit reeds bij de Accufatie zelve exteert, en daar en boven geen quaeilie is, of het fait gecommitteerd zij, nog wie het hebbe gecommitteerd, in die gevallen zoude men moeten zeggen > dat het overeenkomftiger met de gronden zo wel van 't recht als van de billijkheid was het tegendeel te ftellen, namenlijk, dat als dan ah initio het Proces civihter ÊP ordinario modo moet worden begonnen , en aan een Befchuldigden geen onnodige fbtnsfure moet toegebragt worden. 'T zij den Suppliant gëoorloft bij deeze gronden een weinig fhl te blijven ftaan. De  LEZER. xxxt De oorzaak van den modus proccdendi extra oriinem of van den Procesfus inquifitorius is, om, op de kortfte wijze, fine ambagibus procesfus ordinarii, door de eonfesfie van den Befchuldigden zelve, te doen confteeren van deeze drie Pointen: „ i°. Dat het Delict, is gepleegd : 2e. Dat de „ Befchuldigde het hebbe gepleegd : 30. Dat' „ het waarlijk een Delict, is." Wanneer dan de Procesfus inquifitorius onnodig is om van de twee eerfie Pointen te doen confteeren, en volftrekt ongepaft om liet laatfle te bewijzen, vervalt deszelfs grond; en het zoude tegen de equiteit en de humaniteit ftrijden aan een Burger , ftaande tez goeder naam en faam, buiten eenig nut of noodzaaklijkheid eene fletrisfure toe te brengen , „ daar eene dagvaerding in perfoon ex delicto vel ,, qv.afi procedeerende infameert, faltem infamia „ facii, apud bonos & graves viros, quse nun„ quam ita in pofterum tolli poteft, quin rema„ neant qusedam reliquise, ut cicatrices fanatorum j, vulnerum." Nu is in het voor handen zijnde geval geen quaeftie i°. of de Lierzang gedrukt zij, nog 20. of dezelve gedrukt zij bij den Suppliant als Boekverkoper; zo dat alleenlijk overblijft het derde Poincl, " of het drukken van dien „ Lierzang niet waarlijk is een Delict.: " En dit Poincl: kan onmogelijk per modum inquifitionis in een extraordinair Proces beweezen worden. Het drukken van een Dicht/luk op zig zelve is geen De:  xxxii AEN DEN Delict.: Het is geen daad, waarvan de benaatning zelve de misdaad medebrengt: 'Er moet bijkomen een bewijs , dat dit Dichtftuk is een Libel, of fcandaleus Gefchrift: Maar dit bewijs is zelfs in de woorden van den Lierzang, zo als die naaktelijk liggen , niet te vinden: Het kan alleenlijk gehaald worden uit raifonnementen en illatien, uit omftandigheden of andere foorten van preuven , in alle welke (zegt de Hoogen Raad) een Rechter ligtelijk zig kan bedriegen, wanneer hij geen compleete defenfie hoort. Van alle de drie Pointen derhalven , tot welker bewijs de Proceffus inquifitorius dienen moet, refteert'er in het voor handen zijnde geval alleen één quasftieus; en juin: is datPoint van dien aart, dat van nu af aan de Rechter reeds zeeker is, dat het door extraordinaire Procedures niet kan nog mag uitgemaakt worden: Uit al het welk mitsdien de Suppliant, met eerbied, vermeent deeze wettige confequentie te mogen trekken, dat een verzoek van Dagvaerding in Perfoon tegen hem ter deezer zaake exorbiteeren zoude. Eene zwarigheid nogtans is 'er, die de Suppliant nog moet wegneemen , eer hij van dit Pointafftappe: Men zoude, namenlijk, kunnen tegenwerpen, dat, al ft rekte het Judicium inquifitorium tegen den Suppliant niet, om eenige faiten hem zelve raakende te ontdekken, hij egter ondervraagd zoude kunnen worden aangaande kern  L E Z E R. x&xiïï hem of hen, die de Auteur of Auteurs, Uitgeeyer of Uicgeevers van den quaeftieufen Lierzang zijn: Maar, zal deege objeftie van kragt zijn, dan zoude eerst moeten confteeren , dat het gemelde Dichtftuk was een fameus Gefchrift, enge» .volghjk viel in de termen van Delict. Zo lang dit niet conlïeert en alvoorens uitgemaakt zij , behoort het drukken van een Gedicht onder zodanige aMones liberae , van welke niemand (onder reverentie) gehouden is reekenfehap te geeven; zp dat indien het ontdekken van den Auteur het hoofd-einde was van de extraordinaire Procedu-res en een rede waarom dezelven wierden ondernee'men,.zulks, naar des Sirppliants nederig oordeel, eene petitio principii z\]n zoude, te weeten, het vooronderftellen van eene qualiteit van 't fait, welke qualiteit gedifputeerd wordt en nimmer bij ' die extraordinaire Procedures, maar alleen per madum pocedendi ordinarhim , judicialiter geconfta'teerd kan worden. Dit is ook de jede , waarom de Suppliant tot nog toe in,het noemen van dei? Uitgeever heeft gedifficulteerd; niet uit eenige ftijfhoofdigheid of disrefpeft voor de hooge Overheid in 't algemeen, of den Heere Hoofd - Omeier R O. in 't bijzonder; maar alleen uit begeerte om niets te doen 't geen een eerlijk man in de gedasten van cordaate luiden zoude kunnen benadeelen. De Boekhandel, Edele Achtbaare Heexen, kan zonder difcretie, zonder onderling yer' • ' - c trou-  xxxiv AAN DEN trouwen tuffchen een Auteur en Boekverkooper niet beftaan. Veclc Schrijvers , niet alleen van onfchulJige, maar zelfs van nuttige Werken en Gefchriften , willen het oordeel van 't Publijcq , zonder bekend te zijn , afwagten. Een Boekverkooper , die dit vertrouwen roekeloos fchond , zoude, als een liegt menfch,te recht bij een ieder gebrandmerkt worden. De Suppliant heeft dus ook zig verplicht geacht deezen regel van zijnen Handel te moeten naarkomen, in diervoegen egter dat hij nimmer volftrekt geweigerd heeft den Uitgeever te noemen. Neen ! hij heeft alleen door het begrip van den Rechter willen gedekt zijn en zig daarom ter revelatie bereid getoond, zo dra legulher confteeren zoude, dat hij daartoe gehouden was , uit hoofde namenlijk dat het Dichtftuk was een -Libel: Hij heeft dus verzogt, dat de Heer Hoofd - Officier zijne Actie tot voorfe. fine zoude inftkueeren , ordinario modo , „ ten einde gem. Lierzang verklaard zoude worden „ een Libel, en de Suppliant gecondemneerdden „ Autheur te noemen." Hij is op denzelfden voet als nog bereid te ontdekken de wijze op welke hij voorz. Lierzang bekomen heeft; maar Hij verhoopt, dat Uw. Ed. Achtb. met hem van begrip zullen zijn, dat dezelve ontdekking afhangt van de qualiteit van het Dichtftuk in quajftie ; dat daarom het noemen van den Auteur niet gevorderd kan worden voor dat die qualiteit in ordinarii  LEZER. xxxv rio judicia zij uitgemaakt; en mitsdien dat zulks eene revelatie tot geen beweegreden van de extraordinaris Procedures ten deezen kan verftrekken. Wat nu dé eerbiedige fuftenue zelve van den Suppliant belangt, aangaande de ongepaftheid ■van den modus procedendi extra ordinem ui deeze zaak, die fuftcnua , Edele Achtbaare Heeren! is nog nieuw nog arbitrair. Een parallel voorbeeld heeft nu even meer dan een eeuw plaats gehad. De Heer Jacob Bakker te Amfterdam in een Herberg zijnde, en door zeekeren Hans aux Brebis met woorden en daaden aangetaft, had het ongeluk zijn degen te trekken met dien gevolde dat Hans aux Brebis gekwctft wierd en eenige dagen daarna overleed : Doch het bleek uit verfcheidene Verklaaringen , dat de Overledene was geweeft de Aggreiïeur; dat hy waarfchiinlijk in de degen door zijne verwoedheid was ingelopen; dat zijne wond niet was geweeft letaal; en dat hij door zijn eigen verzuim de koorts had veroorzaakt, die bij de wond komende hem ren grave fleepte. De Heer Hoofd - Officier der Stad Amfterdam dagvaerde den Heer Bakker in Perfoon , die , niet verkiezende zig aan alle de onaangenaamheden van een extraordinair Proces bloot te ftéllen, (onaangenaamheden waarlijk, die den onfchuldigften kunnen bëangften,) zig ait de Stad retireerde : Zijne Vrienden, hierop  xxxvi AAN DEN den raad van Rechtsgeleerden inneemendc, b?» toogden deezen in vier verfcheiden Confultatien, te vinden in het Ned, Adv. B. Deel Conf. 114 —117. dat de voorfz. extraordinaire Procedures bij Dagvaerding in Perfoon ongepaft waren en behoorden gemuteerd te worden in fimple ci» tatie, r\ Om dat het Delict, volgens de Ver* klaaringen , alleen vallende in de Termen van een Vechtery , niet LijfflrafFelijk was en alleen, naar de Keur op het vechten , door een Boete moeit worden gecorrigeerd : 20. Om dat , hoe zeer van de quetfing confteerde, als mede van de Perfoon , die de kwetfuur had toegebragt, het fait nogtans difputabel was, en de confeffie daarvan zodanig gequalifieeerd zijn zoude, dat daaruit nimmer een LijfflrafFelijk Delict kon afgenomen worden , zo dat, zeggen fes der eerfte Amfterdamfche Advocaaten van hun tijd, (Conf. 115, pag. 285-) ,> in voorfz. geval komende te ont» 3, zakken de gronden of de twee Colommen , >5 waar op het extraordinair Proces zoude moeten „ gefundeerd worden en beruften," namenlijk, i». de Lijfftraffelijkheid, 2» de zeekerheid der qualiteit van het Delict; de zaak ah initio civilU ter & ordinarii modo aangelegt, en Jacob Bakker geadmitteerd moefl worden om bij Procureur te occupeeren. De Suppliant, deeze Advifen aan de aandagtige overweging van Uw Ed. Achtb. overlatende, kan egter zig niet bedwingen een of  LEZER- xxxvii of twee aanmerklijke paffages daaruit alhier in te laffen. „ Of wel (zeggen de voorn, fes Adyo4, caaten Conf. iïj. pag- *8i,) en naar de be4, fchreeven Rechten en naar de leenfrg der Cn„ minahften zoude mogen fchijnen de meeft re«j delijkfte en beft gefundeerde ftelhnge en gevoelen te zijn, dat in crimineele zaaken de , Befchuldigde niet en mag occupeeren bij Procureur ; zo en heeft nogtans al hetzelve met " zo univerfeelijk en zonder onderfcheid plaats m allerhande crimineele zaaken ; neemaar neetc * zulks zijne verfcheiden limitatien en exceptien, ' en onder anderen meede deeze twee, die ter deezer zaake zijn pertinent; als voor eerft, zo wanneer het feit, waarover de Gedaagde in Perfoon gecalangeerd of aangeklaagd wordt " uit zig zelve en buiten alle twijffel met mede " en brengt het een of het ander De!i6l of cn" men of wel zo wanneer het difputabel en que" ftieusis, of het feit, zodanig als het is gequalifieeerd , een crimen is of niet; want als dan " zoceffeeren de extraordinaire Procedures, en " is ten allen tijde de manier en het gebruik ge" weeft, dat men in alzulkcn gevalle den Aange" klaagden ontfangt in een ordinair Proces, en " denzelven admitteert om te mogen occupeeren " bij Procureur. - Ten anderen, zoen hebben " de extraordinaire Procedures, en het met mo« " een Occupeeren bij Procureur, al mede geen " & C 3 » Plaats»  xxxviii AAN DEN „ plaats , daar tot het feit , fchoon al crhnen „ z infallible regel in de Civile Wetten j tnitsga„ dens in de Cöftümen en Praótijke van deeze en i, andere Landen wel fpeciaal en exprefTelijk ge„ difponeerd, dat de Rechters niet minder zorge „ moeten draagen, dat een eerlijk Man onfchul„ dig — niet in een Crimineele Vierfchaar ten „ toon gefield worde, als zij Rechters bezorgen „ moeten, dat een eerlijk Man niet önfchuldig „ gecondemneerd worde ; alzo het eerfte zo wel „ als het laatfte eene intolerabile injuftitie , en „ voor een eerlijk Man zulke een harde zaak is, dat hij liever honderd andere private injurien 3, aan zijn Lighaam of Goederen zoude willen „ lijden als — eenmaal in een Crimineele Vier„ fchaar ten toon gefteld te worden. — " Üw Ed»  LEZER. xxxix Uw Ed. Achtbaarheden vcrgeeven het den Suppliant , dat hij deeze confideratien ten fterkften aandringe;dat hij zig beroepe op zijnen handel en wandel , op die van de zijnen tot op dit ogenblik: Ruftige en vreedige Burgers, niets anders zoekende dan op eene eerlijke wijze in de zamenleeving een middelmaatig beftaan te gewinnen, zijn zij, de Suppliant inzonderheid, nimmer voor den Rechtbank , veelmin als iemand, devindicte der publijcque Juftitie waardig, verfcheenen; waarom dan ook, als Uw Ed. Achtb. niet tegenftaande het hierboven gededuceerde oordeelden deeze zaak tot extraordinaire Procedures gefchikt te zijn , de Suppliant zoude yerhoopen gefteld te mogen worden onder de claiie der geenen, voor welke zodanige menageraenten gebruikt worden , waarvan Bort gewaagt in zijn bovenaangehaald Tractaat Tit. 5. Num. 45, en die voor de Vierfchaar deezer Stad mede niet buiten voorbeeld zijn, kunnende de Suppliant onder anderen aannaaien het geval van Mr. Reynier Roseboom , Ged'« in Perfoon , tegen Mr. Hendrik Brouwer, Hoofd - Officier deezer Stad, waarin bij Refolutie van 15. Februanj 1677. verftaan is, dat de folemniteiten eener crimineele Dagvaerding geen plaats zouden hebben, maar de zaak, Schoon-extra ordinem, in Schepenen - Kamer, m plaats van de Crimineele Vierfchaar, dienen zoutte* VJ C 4 * fegt: - jae, fl/j Diacon, en ah -Burger. 1' ah niet relatif tot de dagvaarding in Perfoon, ''meent ongehouden te 'zijn , daar op te ani'ivoorden betrekkelijk tot de twee eerfie leden van ' d-jeze Vraag. ' .Zegt: - zegt op ditJrticnl tere* 'fcreeren tot het antwoord op Art. 8. gegeven. Zegt: • jae. Art. VIL • Of hij Gedaagde in Perfoon met denzelven Leendert Herdi ngh enige omgang, het zij clan in deszelfs qualiteit als Diacon, 'het zij anderzints, ge^ had heeft? Art. VIII. Of hij Gede in Perfoon. bij Leendert HekTri ngh eenige Werken, Stukken, of Verzamelingen heeft doen of laaten drukken , of 'tot de uitgave van dezelve behulpzaam geweeft is , boven , of 'buiten het Dichtftuk, bij zijne Dagvaarding in Perfoon gemeld? Art. IX. ■ Zojaa, welke? Art.X. Of hij Gede in Perfooa 'bij Leendert Her'di^gh niet ter DrukD P^r*  C 3 ) Zegt: jae: maar te ontkennen, - dat 'er iets in dien Lierzang is, op het welk de qualificatien, door den Heer Promotor bij de dagvaarding aan liet zelve gegeven , in enigen dele toepjjfelijk zijn. Zegt: jae : dat hij Ged' in Perfoon dat Dichtftuk aan LeendektHerd i n c ïi heeft overge- 'i §% pers gegeven ] of doen of laaten Drukken heeft het Dichtftuk , bij de aan hem geëxploicteerde Dagvaarding in Perfoon gemeld, en omfehrcven, hebbende tot titul: Lierzang aan de hooged. geftrenge Heeren F. J. J. ElSINGA&C? Art. XI. Aan deGed6 in Perfoon een Exemplair van het zelve Dichtftuk te vertonen , waar op door den Heer Secr -taris het exhibitum zil worden gefteld, en te vraagen: Of dit niet een exemplaar van het Scuk is, 't welk hij Ge.ie in Perfoon aan Leendert PI e r d i n g h ter . Drukpers gegeeven heeft. Art. XII. Of hij Gede in Perfoon niet zelfs daar over met Leendert H erding h) en ten huijze van  . . ( 9 ) geven om te drukken. ■Zegt: Dit niet te kunnen zeggen. ■Zegt: het zelve ten zijnen voordeele niet te hebben doen drukken, maar 'ten profijt e van den Boekverkooper H s Rdingh gelaten te heb'ben. ;Zegt: geen Exemplaar bedongen , maer één bekoomen te hebben, dog'geen ander voordeel. Zegt: zig ten dien opzigte te refereren tot bet gezeg. de bij het voorige Articul.\ van ueuzeive.i 'uccsjj gefproken ? Art. XIII, Of Leendert Herdingh ter dier tijd niet cenigfins onpafielijk was. Art. XIV. Of hij Gede in Perfoon dat Dichtftuk voor zijne eige rekening, heeft doen drukken, dan of hij het zelve aan den Boekverkooper L. Herdingh heeft overgelaten? Art. XV. Of hij Gedc in Perfoon niet eenige Exemplaren van dit Dichtlhik, of eenig ander voordeel voor zig bedongen, en ook bekoomen heeft? Art. XVI. Zo ja ; of hij Gede. in Perfoon niet eenige van die Exemplaren onder zijne Vrienden en Bekenden gediftribueerd heeft? ' D 2 Art.  ( "> ) Zegt: zulks niet te kunnen bepalen. Zegt: Neen, om dat de Gede in Perfoon hem bij het overgeven verzekerde , dat ' 'er niets ff huidigs in den Lierzang was, als al- . leen tot lof van eenige Heeren ingerigt. Zegt: Herdingh belaft te hebben , om het in dier voegen met de onderteekening van hem uit te geeven , op dat hij, wien hij met dcczen Lierzang wilde bevoordeelen , door ahderer Nadruk van dit voordeel niet beroofd werd. Art. XVII. Wanneer, of ter welker tijd het geweeft is, dat hij Gede. in Perfoon het zelve Dichtftuk ter Drukpers aan Leendert Herdingh gcgeeven heeft ? Art. XVIII. Of Leendert Herding h geene zvvaarigheid of bedenkingen gemaakt heeft weegens het drukken en uitgeevcn van dit Dichtftuk? Art. XIX. Of het met kennis, of met aanrading van hem Gede ia Perfoon geweeft is, dat Leen- d er t H er d i n g h op folio verfo van -het titulblad heeft doen drukken , dat geene Exemplaren voor echt erkend wierden , dan welke door den Drukker eigenhandig waren onderteekend ; en dat hij zulx met zijnen naam heeft ondertekend? Art.  ( II ) Z?gt ! als een Stuk, door't welk niemand benadeeld wierd, geene zwaarigheid gemaakt te hebben, om hit aan die Heeren op te dragen. Zegt: , . Op het eerfie Lid,]ae. op het tweede, neen. Zegt: t e . vervalt, als refererende zig tot htt ypmg Articul. Zegt: neen. } Art. XX. .. , OfhijGedèinPerfqonhet meergemeld Dichtftuk niet heeft opgedragen, of toegewijd aan de zeeven'Perfoonen , op het tweede folio van dat Stuk reclo en verfe gemeld wordende ? Art. XXI. Of dat Dichtftuk met de Bijfohriften, zo als het aan hem Gede ia Perfoon hier geëxhibeerd word, 'alles is, wat in de Copie, aan Leendert Herdingh eerft overgegeven, be-^ vat is; dan of 'er bij het drukken nog iets afgelasten is? Art. XXII. Zo ja, wat het afgeia! tene geweeft is? Art. XXIII. Of hij Gede in Penoon over het drukken van dit Stuk niet met den Boekdrukker, Conneus van Hooge* 5 3 V£EN»  C 12 ) Zegt: jae o'utrent Leendert Herdingh; dog omtrent Co rn el is van H oogeveen, Junior, zig te refereren tot het vorige Articül, Zegt: jae. Zegt: Eenvoudig , een Hollandfch ingezeten. Zegt: zo ver de Gcde inperfoon weet: jae. veen, Junior', ge- correfpondeert of gefproken heeft ? Art. XXIV. Of hij Gede in Perfoort aan LeendertHer- DINGH , en CoRNE- lis van Hoogeveen, Junior, niet geordonneerd , gerecommandeerd , of verzogt heeft den naam van hem Gedc in Per» foon fecreet te honden? Art. XXV. Of hij Gede in Perfoon • om zijnen naam fecreet te houden, zig op den titul van het Dichtftuk niet bediend heeft van uc letters E. H. J.? Art. XXVI. Wat hij Gede in Perfoon met dezelve Jetteren E. H. J. heeft willen betekenen ? Art. XXVII. Of het gedrukte Stuk voikoomen overeenkomt met het gefchreei ven  13 ) Zegt: _ dezelve met gevraagd te hebben , en dus ook niet te kunnen hebben. Zegt: vervalt. Zegt: . de naamen van die Lieden uit verkiezing daar voorgefield, en zijn eige naam verborgen te hebben , em bedekt te ■}ylï\ven. Zegt: de Teeftemming van die fiseren niet gevraagd te heb- ven hxemplair, ot zo genaamde Copie, welke hij aan den Boekverkoper Herdingh ter Drukpers gegceven heeft ? Art. XXVIII. Of hij Gede. in Perfoon de toeflemminge van de perfoonen, aan wien hij het Dichtftuk heeft opgedragen en toegewijd, of van enigen van hun gehad heeft, om zulks te mogen doen. Art. XIXX. Zo ja ; van welke hij Gede in Perfoon daar toe de toeftemming bekoo-». men heeft? Art. XXX. Dog zo neen; wat hem Gede in Perfoon bewogen heeft, de namen van die lieden daarvoor te ftellen, en zijn eigen naam te verbergen? Art. XXXI. of hij Gedc in Perfoon de toeftemminge van D 4 &  t 14 h'èbhen ,' om die. Lierzang in druk te gceyen. Zegt: ' . 'jae: op het eerjle Lid ; dus het tweede te vervallen. Zegt: • vervalt'. Zegt.' : _ vervalt. de perfoonen in Friesland , welke het onder-" werp van het Dichtftuk: zijn, en in het hoofd oï titul genoemd worden, bekoomen heeft, om hen , of hunnen naamen, en gevoelens in een publicq Dichtftuk te divulgeeren? Art. xxxn. Of hij Gede. in Perfoon de Auteur is van het meergemeld Dichtftuk, dan of het zelve van een ander overgenomen heeft ? Art. XXXIII. Zo hij gede in Perfoon zegt, van een ander overgenomen, te vraagen van wien ? Art. XXXIV. Item, zo van een andet overgenomen ,. of hij Gede. in Perfoon over de uitgaave met dien ander gecorrefpondeerr, I t>T onderhandeld heeft ? Art,  Eegt: zig te refereren tot het zyfte Articul. Z'egt: zig te refereren tot het byffii Art: Zegt : zig te refereren tot het ï-jfie Art. Zegt: . in zo ver als de Heer Promotor door Aucteur verfcaat het plaatfenvan die tirade uit dat Stuk , Verzameling enz. zig te refereren tot het antwoord op het zjftc Artl Zegt: • jae: anders niet in dt mogelijkheid geweeft te zijn, om dat Stuk achter den Lierzang te plaatfen. ( n J Art. XXXV. Wie de Auteur is van het yoorfcurift 1" \f" van den titulvan het Dicht,-' ftuk uit Gen. 4: 7. ? Art. XXXVI. Wie de Auteur is van de Opdragt, of toewijinge aan de zeever! genoemde lieden ? Art. XXXVII. Wie de Auteur is vadï hetNafehrift, op pag.p van het Dichtftuk gevonden wordende % Art. XXXVIII. Wie de Auteur is van heÜJ geen op de rug van dezelven pag. gevonden wordt ? Art, XXXIX:. , Of hem Gede. in Perfoon bekend is het Werk , of de Verzameling van Staatspapieren, door •JüNius Brutus Secundus Friso te Leij- D 5 deri  ( 16 ) £egt: lij refumtie door dat Stuk te verftaan de aanhaling uit dat Stuk. fcegt: Zulks niet te weeten. dswden Knegt of Jongen van Herdingh. Zegt: zulks met geene zeekerbeid te kunnen zeggen. den by L. Herdingh 1780. welke in het Dichtftuk gemeld word? Art. XL. Ofhy Gede. in Perfoon, na dit dikwijls gemelde Dichtftuk ter Drukpers gegeven te hebben, de proeven niet gecorrigeerd heeft ? Art. XLL Zo ja, hoe veele proeven hij Gede. in Perfoon daar van gehad en gecorrigeerd heeft ? Art. XLII. Van wien, of door welke handen hij Gede. in Perfoon dezelve proeven bekomen heeft? Art. XLIII. Of hij Gede. in Per* foon dezelve proeven van den Boekverkooper Herdingh gefloten, of gecacheteèrd, dan open bekoomen heeft, en hoe hij dezelve'te rug gezonden heeft? Arr.  ( 17 ) Zegt.' neen. Zegt: . vervahi Zegt: de Copie van het zelve Dichtftuk te- rug genomen te hebben, dog het , zelve niet meer onder zig te hebben. Zegt: het zelve nergens gegeeven , maar verfchcurd te hebben. Zegt' neen: Art* \rt. XLIV. Of hij Gede. in Perfoon" met niemand over de correctie van de proeven gecommuniceerd of eenige onderbandelinge gehad heeft ? Art. XLV. Zo ja , met wien ? Art. XLVI. Of hij Gede in Perfoori de Copie van het Dichtftuk van L. Herdingï? te rug genomen, en of hij het zelve nog onder' zig heeft? Art. XLVII. Zo hij Gedc in Perfoon het zelve niet onder zig heeft, waar hij het zelve gegeeven of ge-, laten heeft? Art. XLVIII; Of hij Gede in Perfoon de gecorrigeerde proeven van het Dichtftuk onder zig heeft, en of hij die kan produceeren? ,  ( iS ) Zegt: jae, maar daar in geené zwjarigheid gefield té hebben , uit hoofde van de onfchuldigheid van bet Stuk. Zegt : hvel berigt daar vaii door Li Herdingh gekreegen te hebben, dog niet te kunnen zeggen i óf zulks aanfionds gefchied is. Zegt: niet te kunnen zeggen, wanneer. Zegt: jae; dog teevens hem L. Herdingh verzeekerd te hebben, zulks önnoodig te weezen, uit hoofde, dat dit Stuk niets beledigends behelsde. Art. XLIX. Of hem Gede in Perfoon niet te vooren gekoomen is , dat Leendert Herdingh over het drukken van die Dichtftuk door den Heer Hoofd-Officier van deeze Stad aangefprooken wierd? Art. L. Of Leendert Herdingh hem Gede in Perfoon daar over niet aanftonds aangefprooken , of hem daar van kenniffe gegeven heeft? Art. LI. 5>o ja; wanneer? Art. LH, Of dezelven Herdingh hem Gede in Perfoon toen ook gecommuniceerd heeft, dat er bij den Heer Hoofdofficier aangedrongen wierd, ten einde Herdingh den Auteur van het ftuk, of van wien hij hét  < ï9 5 Zegt: ' die permijfic door een brief ges,eeven te hebben aanh. Hsrdingh. Zegt nader: indiener gezien wordt . op de eerfte communicatie van L. Hekdingh aan de Gede in Perfoon, neen. Zegt.: cm bedekt te blijven. ■Zegt: ' jae : maar daar eeven weinig zwarigheid in gefield te hebben , ah in de voorige aanfpraak van den Heer Hoofdofficier , als overtuigd, d.it geene dier qualificatien , in die dagvaarding aan den Lierzang gegeven , op den zeiven \neen\gen dele toepajfelijk waren. Axïi het bekoomen had, zour de noemen? \rt. LUI. Of hij Gede in Perfoorj aan L. Herdingh (op dien tijd) de perrniffie gegeven heeft om zulks te doen ? Art.LlV. Zo neen, waarom hij -Gede in Perfoon daar omtrent gedifficulteerd heeft? Art. LV. Of hem Gede in Perfoon vervolgens niet is voorgekoomen , dat Leendert Herdingh over het drukken of uitgegeven van dit Dichtftuk in Perfoon gedagvaard was ?  ( £0 ) Zegt; neen. Zegt: om zo lang, ah moge-lijk as, bedekt te blijven , had 'er zig niet eerder toe verpligt gevonden. Zegt: den aan denGed'in Perfoon vertoonden brief aan L. Herdingh gefchreeven , onderteekend , en te hebben doen i behandigen. Art. LVI. Of hij Gede in Perfoon vervolgens zig door of van weegens L. Herdingh niet heeft laten perfuaderen , om hem .permiffie te geeven tot het noemen of opgee,ven van hem Gede in Perfoon , als den geenen, die het Dichtftuk had doen of laten drukken ? Art. LVII. Waarom hij Gede in Perfoon zulks niet eerder gedaan heeft , zo hij begreep , L. Herdingh daar mede- te kunnen helpen ? Ait. LVIII. Aan denGede in Perfoon te vertoonen eene Misfive gedateerd Leijden 31 Maart 1780. en onderteekend Fr. Ad. v. d. Kemp , en geaddresfeerd aan L. Herdingh, Boekhandelaar te Leijden, op welke Miffive het exhibitum door den Heer Secretaris zal wor-  ( si ) Zegt-: van geme'lden L'mzang over het geheel genoömen eene genoegzaame kennijje te hebben, als niet onderhevig in cenigcn opzigten aan die qualificatien , door den Heer Promotor bij de Dagvaarding aan dien Lierzang gegeeven. Zegt: Om dat hij Gede in Perfoon die qualificatien , door den Heer Hoofdofficier, en Promotor, 'aan den Lierzang gegeeven , zelfs in denzel- worden gefteld en tc yraagen. Of hij Gede in Va- • foon dezelve Mifiive niet heeft gefchreeveo, .onderteekend , en aan L. Herdingh behandigd , of doen behandigen? Art. LIX. Of hij Gede in Perfoon,' het dikwijls gemelde Dichtftuk hebbende doen of laten drukken , en de proeven gexorrigeerd , niet vermeend te hebben eene genoegzaame kennifle van den inhoud vanhet zelve, gelijk ook van den titul, van de Vooren Nafchriften, en van de Opdragt, of toewijinge? Art. LX. Waar uit hij Gede inPerfoon, zo hij zig in de vorensgemelden geëxhibeerde Miffive uit-; gedrukt heeft, verzee-; kerd heeft kunnen zijn, dat  • delven filet heeft kunnen vinden. -Zegt: de btfehrijvingen ,welke de Heer Hoofd - Officier l:j de Dagvaarding aan den Lierzang gegeey 'en heeft, als oproerig, fe* ditieus en zo als het daar vervolgens is gequalifieeerd geworden ; refereert zig voorts tot het antwoord op het vó.orige Articul 60. Zegt: jae, het Dichtftuk te kshelzsn een Loffpraak op die Heeren, zonder dat er iets belccdigends tegens eenige anderen perfoonen, of iets fchuldigs, in eenigeri opzigten, in gevonden word. datLEENDERT Her- dingh in het Dichtftuk,bij het drukken van dien, niet gezien zoude hebben die qualificatien , welke daar aan door den Heer Officier gegeeven wierden. Art. LXI. wat hij Gede in Perfoon met de uitdrukking ,van qualificatien heeft willen beteekencn ? Art. LXH. Of hij Gede.in Perfoon niet erkennen moet, dat dit Dichtftuk met deszeivs bijfchriften behelst een Loffpraak van dieLeeden van deStaatsVergaadering van Friesland , welke geprotefteerd hebben tegens de Refolutie, op den 1 'Sept. 1779. in dezelve Staats*  ( 23 ) 1 Zegtr In zo ver als het een loffpraak is, tot die bijzondere Perfoonen betrekkelyk , behelst het insgelijks eene ao.nmoediginge ,omin die gepreezen bedrijven te volharden, zonder dat van den anderen kant andercr daadeh gelaakt of afgekeurd worden. Zegt: , . ' Neen, daar van m dat Dichtftuk niets gevonden te worden. Zegt: Neen, en zig voorts te rèf creëren tot het geantwoorde op Articul 64. Staats-Vergadering genomen voor de bepaalde Convoijen ter befcherming van de Navigatie en Commercie van deeze Landen ? Art. LXIII. Item eene opwekking en aanmoediging aan de zeiven Leden, om in hunne fentimenten te blijven Haan? Art. LXIV. Mitsgaders eenige aanprijfing van die Leden ten opzigte van hunne fentimenten aan het algemeen ? Art. LXV. Wijders ook het Nafchrift eene aanprijzing van die Leden van de hoge Regeeringen der Provinciën Gelder- £ land,  ( H ) Zegt: Neen. Zegt: In die Verzameling van Staatspapieren moet het Protest van die Friefche Heeren voor den Jleutel van den Lierzang worden gehouden. Zegt: de Gede in Perfoon verzoekt , datde Vraagen in dut land, en Overijüel, welke voor het onbepaalde Convoij van de Navigatie , en Commercie geftemd hebben ? Art. LXVI. Of hy Gede in Perfoon niet bekennen moet, dat een loffpraak op een Protest teegens eene genoomenRefolutie,noodwendig influit eene afkeuring van dezelve Refolutie ? 'Art. LXVII. Of de Verzaamelingvan Staatspapieren door Jukius Brutus Secundus Friso , te Leijden bij L. Herding, 1781. welke bij het laatfte Nafchrift op dit Dichtftuk ingeroepen is, niet moet aangemerkt worden als de fleute! om te verftaa'n, welk Protest met het Dichtftuk bedoeld Word? Art. LXVIII. Of alzo met het Dicht' ftuk, en met die Verzame*  ( 25 ) datJrticul vervat, mogen gefpütst worden. Zegt: Neen. hm , Nog minder. zameling van Staatspapieren, de hoogwigtige en moeijelijke deliberatiën en betruiten van de hoge Regeeringen deezer landen niet worden gebragt ter kennisfen van het algemeen, en aan deszelvs oordeel onderworpen. Is de Vraag thans. Of alzoo met het Dicht* Huk, en met de aanhaaling van die Verzameling van Staatspapieren in het zelve, de hoogwigtige en moeijelijke deliberatien en befluiten van de hooge Regeeringen deezer landen niet worden gebragt ter kennisfe van het algemeen, en aan deszelfs oordeel onderworpen. Art. LXIX. En ook bijzonder het algemeen geprepareerd en geïnciteerd, omme zig te verklaaren voor de opinie van die Leden der hooge Regeeringen , die voor het onbe- E z paald  ( 20 ) Zegt: dewijl 'er in dén Lief zang, en de aanhaling uit de Staatspapieren van Junius Brutus Secundus Friso, te Leijden bij L. Herdingh 1780. geene moeyeüjke, of intricate onderwerpen van regeering, en waar omtrent tusfchen de Leden ge'disfenteer d word, voorkoomen, agt de Gede in Perfoon zig verder ongehouden, om zig verder te verklaren. Zegt: Zig te rcfereeren tot het voorige Articul. Zegt: dat dat Protest is de jleutelvan den Lierzang, hei paald Convoij geopineerd hebben ? Art. LXX. Of hij Gede in Perfoon' niet bekennen moet, dat het aan het oordeel van het algemeen brengen van moeyüjke en intricate onderwerpen van Regeeringen , en waar omtrent tusfchen de Leden gedisfenteerd word^ zeer gefchikt is, immers effjcïueeren kan, dat de gemoederen van het Volk aan het giften geraaken en zig meede verdeden ? Art. LXXI. Of ten minften dat effect heeft, dat het gros van het Volk 5 door gebrek van genoegzaam licht en informatie nopens den waaren toeftand van zaaken, onbefuisd oordeelt, en iigtvaardig parthïje kiest? Art. LXXII. Wat 'er bedoeld wordt met den eerften regul van  ( *7 i het welk in den Lierzang gevonden word. Zegt nader: grond, w«tfr 0j> ^s Friefche Heeren hun Protest gegrond hebben , zijnde de Engelfchen met derzelver handelwijze, het welk in dat gemelde protest breed gedetailleerd word, is tevens de grond en putei van den giheelen Lierzang. Zegt: Zig te refereer en tot het antwoord op het voorige 7a. art. (a) Gij ftond de vuige beersebzugt tegen: Zij overwint . . . doch hacre zegen Bevestigt uwe zegeprael. Zij voelt de wroeging in 't gewisfen: Zij ftddert voor getuigenisfen Zij vlugt, verbleekt doorfebrik, op uwe mannentael. Lierzang p. 6. E 5 van net jjicntrtuic aaai de protefteerende Friefche Regeerings-Leden gezegd worden de ( a ) vuige heerschzugt tegengeftaan te hebben? Art. LXXIII. Wiens heerschzugt dat is, die in de i. regul van dat Couplet gezegd word te overwinnen?  ( 28 ) Zegt nader: bereid te zijn om den geheelen zin van den Lierzang voor Hun Ed. Groot Achtbaaren open té leggen, om meer dergelijke Vraagen nopens den zin van den Lierzang, welke aan hem Geden in Perfoon zullen worden voorgehouden, voortekootnen ? Zegt: Zig meede te ref creëren tot het 72. Art. onder dezelve aanbieding . en niet twijfelende of'alle twijjfeling zal weggenoomen worden. Zegt: de Engelfchen. Art. LXXIV* Öp wien de protefteerendeLeeden den zegenpraal behaald hebben, welke hun in den derden regel van dat Couplet gezegd word beveiligd te worden? Art. LXXV. Wie bedoeld worden te zijn de geenen, die op de mannentaal van die Protefteerende Leden gezegt worden te voelen de wroeging in 't gewisfe, te fidderen voor de getuigenisfen , te vlugten, en door fchrik te verbleek en; waarvan in de 4e 5e <$e rege] Van het  ( 2-9 ) het tweede Couplet gefprooken word. Art. LXXVI. Wiens charaóter, of zaak het is, om als woelle dieren herom te zwieren, voor haar nest prooi te zoeken, en zig in haat op eerlijk bloed tewreeken, waarvan in het derde (b ) Couplet gefprooken word ? Zegt: het is de gewoonte der heerschzugtige Engelfchen om , even als de^ woejïe dieren hunne prooi bij nagt zoeken , zo ook door allerleie listen en lagen onze Koopvaardijfcheepen in hun geweld te krijgen ; op ons in haat onfieeken, zijn zij gewoon zig op ons te wreeken, om dat der Hollanderen eerlijkheid en ronde trouwe zulken uitgebreiden koophandel deezen heeft verworven, welke te benadeelen, te vernielen, hunnen hollen buik, hun onverzadelijke hebzugt , het meest yoed met hoop en kragten , om eindelijk den fceptcr der zee in handen te krijgen. (b) 'T is haerer om als -woejle dieren, In donkren nagt, herom te zwieren, En prooi te zoeken voor haar nest. 'T is haerer, om in haet ontfteken Zich woest op eerlijk bloed te wreeken; Dat meest, heur hollen buik, met hoop en krachten mest. Lierzang p- 6. E 4 Zegt;  ( 3o ) Art. LXXVIL Wie die molliters zijn, in 't 4* ( c ) Couplet' voorkomende ? Art. LXXVIILV Wie die onverzoenbare beulen zijn, die 's Lands vrijheid op den flagtbank zeulen j waar van in het 6e (d) Cou« plet gefproken word ?'1 Zegt: de Engelfchen (welken zig door hun roven ,/iaan, en geweldplegingen, aen •wreede monfters gelijk flellen) ftout verachten, tcgengaen. Zegt: de Engelfchen , welke zi& jeSens ons land en - deszelvs inwoners als heulen gedragen , als dezulken, welken met geweld een einde van het leven mxken , als onverzoenbare beulen, welke zig niet La en verbidden door de lang medige bande Iwij'ze van 's Lands Vaderen , brengen de yrijheid van onze onafbangelijke Natie op den Jlachtbank. Cc) Triumf, dit lot zal 't uwe weezeu.. Een zwakke mag hier angftig vreezen; Een fterke beurt het hoofd om hoog: Zijn hart dat goedkeurt, geeft hem krachten Doet hem die monsters ftout verachten lticht hem by hunn' haet een eeuwige eere-boog. Lierzang, p. 6. (d) Dat. vrij die, onverzoenbre Beulen sLanckvRijHEiD op de flagtbank zeulen: ■ Hunn. Wraeklust koelen aen die Maegd. Recht»  ( i- ) Zegt: de Engelfchen, die ons allen,Naiienvan den geheelen aardbodem, mishandeld hebben, veelen onzer gevangengenomen, beroofd, gebonden, geflagen , en omgebracht liebben , even als beulen. Zegt: .' die één bedoelt één land, ene natie , een volk, het welk eene eenhoofdige regeering heeft. Zegt: de Engelfchen , welken hunne plechtig bezwooren Traclaten en verbintenisfen als met voeten vertrapt hebben, en dus met hunnen eed en plicht den fpot drijven. Rechtvaerdig uou ! noe zuiien ze ij^cu: Hoe zal bun 't baer ten berge rijzen, t Wanneer uw ftreng gericht hun eens ten oordeel daegtl (f) Wanneer de klaegftem van die Schaeren Zich, in dien ftond, zai zamen paeren, En roepen, oordeel groote God! Hier zijn ze, die s.Vn' ten gevallen De Beulen waren van ons allen, Wier voet bun eed — ons heil —vertrapt beeft en bef pot. Lierzang p. 8." E f Art. Art. LXXIX. Wie de beulen zijn waer van in het 8e («) Couplet word gefproken? Art. LXXX. Item, wie die één is^ ten wiens gevalle zij beulen zijn? Art. LXXXI. Mitsgaders wie het zijn, die hun eed en ons heil vertrappen?  ( %l ) Zegt: de Edele Friefen, welken in het eerjt'e genoemd •worden met de benaming van regtfchapea friefen. Zegt: met die daaden,/welke geprezen woraen in den Lierzang. Zegt: Verkiezing, Art. LXXXII. Wie in 't pe (ƒ) Conplet de Vrijheidszoonen zijn, welke aengemocdigd worden om aan te houden, wijl Gods oordeel, waer voor andere eifen zullen, hen zal loonen! Art. LXXXIII. Wat het is, waar in of waermede die Vrijheidszoonen moeten aenhouden ? Art.LXXXIV. Wat de reden is, dat het Dichtftuk gedateerd is uit Amfi den i. Januarij 1780. zonder naam van de plaats vol uit te noemen ? Zegt: Art. LXXXV. Zig te refereren tot 't Of hij Gedc. in Perfoon 61, 6j en 66 Art. niet erkennen moet, dat het Dichtftuk met de bij», (f) En gij recbtaerte Vrijheidszoonen l Houdt aen, dit oordeel zal U loonen: Dit oordeel werkt uw' glorie - ftand. De Vader fpreekt. 't Heelal krijgt oren. „ Zit Braven! bij mijn Litverkoren; „ Mijn Eng'kn,voert hun weg in 't eeuwig Vaderiand!*  C 3? ) Zegt: Op de voorige vraeg op dit zelfde Couplet reeds verklaard te hebben, wie de Gedc in Perfoon door de beulen verflond, welken hunnen eed vertrapt hebben , en te ontkennen ten flerkflen, het oog gehad te hebben op de meerderheid, of eenig ander Lid der Friefche of andere Regeeringen in deze Landen. Zegt: Vervalt door de verklaaring , die de Gede in Perfoon gegeven heeft, wie die beulen waren, en de ont- bijfchriften in zijn geheel genomen, ingegericht zijnde om de jGeenen, die voor 't onbepaald Convoij geflemd hebben, te prijfen en te vereeren, door tegenoverftelling niet laekt en afkeurt de opinie van die Leden der Regeeringe,die voor het bepaald Convoij geftemd hebben. Art. LXXXVI. Of hij Gede in Perfoon niet bekennen moet, dat in 't 8e Couplet van het Dichtftuk die Leden van de Friefche Regering , welke voor het bepaald Convoij geftemd en gerefolveerd hebben, voor het algemeen worden voorgefteld als beulen , die hun eed vertrapt hebben? Art. LXXXViL Of hij Ged» in Perfoon niet bekennen moet, dat, diezelve Leden van de regeering van Friesland  ( 34 ) ontkenning van de meerderheid , of eenig bijzonder lid van de Friefche of andere Regeeringen in deze landen, in het oog gehad te hebben. Zegt nader: ' Niet verder op dit Ar Heul te kunnen antwoorden, bui dat het laatst gedeelte van de vraag gecanneleerd is met de hijpothefe , in 't. begin der vraeg ge "ield, welke hy Ged< in Perfoon ten fierkflen ontkent. Zegt: Bij herhaelde reifen reeds geaffirmeerd te hebben, dat op het gem. Dichtftuk geene der qualificatien toepasftlijk zijn, die er door den Heer Promotor lij de Dagvaerdi/ig aangegeven worden , en niet nader te kunxen antwoorden op dit Articul, om dit het fteunt op tweeonderftellingen. Betreffende de eene de fchuldigheid van het ftuk , welke de Ged' in Perfoon ten fterkfte ontkent, de andere land in 't voorf. 8S Couplet gezegd wordende ten gevalle van één hun eed , ons heil vertrapt te hebben, zulks niet in den eenvoudigften en ligtst verftaanbaren zin van den lezer moet verbaan worden , immers kan verftaan worden, van het Eminent Hoofd van deze Republicq, Art. LXXXVIII. Of hij Gede in Perfoon niet bekennen moet, dat derhalven dit Dichtftuk , • het zij dan dat het abfoluut betrekkelijk is in de gemelde uitdrukkingen tot het EminentHoofd van deze Republicq en tot de Leden van de-hooge Friefche Regering, het zij dan dat hetzelve in eene gemakkelijke en natuurlijke verklaring bij den lezer alzo kan opgevat worden, een voor  ( 35 ) mp 't voorige Artkul, het welk vervallen is. Zegt: Reeds verklaard te hebben, en als nog te herhalen, dat de Lierzang ' niet is ingericht tegens de meerderheid der Friefche , of eenig Kande> Lid der Regering , welken voor het bepaald Convoij gejlemd hellen, en dierhalve» ten fierkften te ontkennen van eenig Lid derzelver gelaedeerd, of bedoeld te hellen te laederen, en dus in geenen deele zig; aen iets, naar oproerigheid zweemende, fchuldig gemaakt te hebben. Zegt: Omtrent de bijzondere uitdrukking van eene vuige hcerschzuht zich te refereren tot het antwor.rd, gegeven op de vraag ,die aan hem Ged"1 in voor de gemene rus*, en de Regeerings • Conftitutie zeer fchaadclijk en fcandaleus libel is ? Art. LXXXIX. Item , of hij Ged* iri Perfoon niet bekennen moet , dat hetzelve Dichtftuk, ingericht orri deze Leden van de hoge Friefche Regeering , welke voor het bepaald Convoij geftemd en gerefolveerd hebben , als vertreders van hun eed, ons heil, voortedragen, of ten miniten alzo gemakkelijk en natuurlijk verftaan kunnende worden, derhalven niet anders kan opgenomen worden , dari als een voor die leden zeer laefief en teffens oproerig libel? Art. XC, Of hij Gede in Perfoon nietbekennen moet,dat het toedigten van eene vuige heerschzugt aan Leden of Perfoonen vati Regeering in deze landen,  ( 3* ) in Perfoon over den zi van dat Couplet is voor . gefield. Zegt nader: Omtrent de tweed, bnderftelling, of het bi den lezer alzoo kan op genomen worden, als on< beantwoord aengemerkt vervalt het laetjle ge' deelte van de vraeg. Zegt nog nader: Dat geen zwarigheid zoude maken om het laatfie lid ten fierkften te ontkennen, betreffende het fcditieufe en injurieufe, indien hét niét fteunde op eené onderftelling, welks tegendeel de Ged' bij de explicatie op het tweede Couplet heeft Jlaande gehouden, en op eene twede, omtrent welke de Gede in Perfoon zig niet verklaard heeft. Zegt_: Indien door de benaeming van dusdanige libellen verftaan word, dat aan het Dichtftuk van den Ged'n in Perfoon gegeven wordende qualificatien t door i den, of het welk bij den lezer alzo kan opgenomen worden , zeer injurieus voor de Regee- \ fing, en zeer feditieus f is ten opzichte van het ■ Volk? Art. XCI. Of hij Gede in Perfoon' niet bekennen moet, dat de maker, drukkers en uitgevers van dusdanige libellen, volgens de wetten en placaten van de-  ( 3? ) door den Heer Promotor bij de Dagvaarding daar aan toegefchreeven, en welk Dichtftuk door dusdanig verftaan word ■> als dan ten fterkfte té ontkennen, dat'er eenige van die qualificatien in den Lierzang gevonden worden, en denzelven Lierzang volgens de wetten en placaten van deze landen firaflaar te zyn. Zegt: Te ontkennen ten fterkfte, een gefchrift aen't oordeel van het gemeen onderworpen te hebben, in het welk of de meerderheid of eenig bijzonier lid der Friefche of andere Regering dezer landen getaxeerd of getraduceerd word zelvs niet; aan anderen hier. toe aanleiding te hebben gegeven, door alle twijffelingen weg te nemen yoor den oplettenden , met den fieutel van den geheelen Lierzang , het Pro- dezen lande ftrafbaat zijn ? Art. XCII. Wat hem Geden in Perfoon , zijnde een Leeraar van eene Proteftanfche Gezindheid, in dezen lande getolereerd en allezins befchermd wordende , bewogen heeft tot het in het licht en aan 't oordeel van het gemeen brengen van een Dichtwerk, dat bij het algemeen de opiniè'n en fentimenten der Regeering tauxeert en traduceert, of immers verftaan kan worden te tauxeeren en te traduceren ? Art.  ( 38 ) JProtest der Friefche Heeren, aantewijzen. Zegt: Daer de Lierzang niets fchuïdigs behelst , en geene der qualificatien heeft, welke de Heer Promotor bij de Dagvaar ding aan denzelven heeft toegefchreven , ij hij, te weten', de Lierzang met geene mogelijkheid gefchikt , om kwade impresfie tegens de Regering bij het algemeen te maken , of occafie tot murmureering en feditie te geven. Zegt- , , Daar geen fchuld is, geene verontfchuldiging te vallen. Art. XClir. Óf hij Gede in Perfoon niet bekennen moec dat het gebeurlijk is, dat zo een Dichtwerk kwade impresfiè'n tegens de Regering "bij het algemeen maakt, en occafie tot murmureering en feditie geeft ? Art. XCIV. Wat hij Gede in Perfoon tot zijne verontfchuldiging heeft bij te brengen ? Aldus gedaan, beantwoord en gerefumeerd, en bif den Gedaagden daar bij geperfifteerd na do refumtie, en met deszeivs handtekening bekrachtigd. A&um in de Vierfchaar te Letdih, i. Maij 1780. (was getekend) F. Adk, v. d. Keiip, (or.derjlond) mij jegenwoordig (vaas getekend) F. G. Blok. üe  C 39 ) De extenfie der notulen, waer bij de Heer van der Kemp is ontflagen op den h Mai, geëxtraheerd voor fimpele memorie op verzoek van deszelvs Procureur, den Heer I. E. Luzac, is als volgt: „ Heeft dezelve (t. w. de Heer Promotor) •„ verzocht, dat, naardemaal hij uit de refumtie „ der Refponfiven vastftelde , dat de Ged'. in „ Perfoon nog nader zoude moeten worden ge„ hoord ■ dezelve bij Provifie mocht worden: „ ontflagen,onder handtasting en belofte,om ten „ allen tijde wederom in Perfoon te zullen com-, „ pareeren fub poena confesfi &f conviSti: Enr „ na gehouden deliberatie, dit verzoek aan den „ Heer Promotor toegeflaan, door den Heer Re„ éior Magnificus aan de Geden. ih Perfoon aan-, „ gezegd, en daar op den Geden. in Perfoon bij „ handtafting aan den Heer Rector Magnificus beloofd, en aangenomen, om ten allen tijdewederom in Perfoon te zullen compareeren fub, ,5 focna confesfi & convicli." F EX- ;  ( 4o ) EXTRACT uit de Notulen van de Ed. Gr. Achtb. Heeren Rector en Regte- ren van 's Lands Univerfiteit te Leijden} Crim. klachtb. Lit. O. Ordinaris Vergadering van Rector en Resteren,Maandag den 22.'Mey 1780. Fmncois-Adxiaan van DEuKEMPterVergadering gecompareert, zegt, zig heeden gefifteert te hebben, in verwagting, dat de Heer Promotor het Verhoor, in zijne faakc,-als Eisfeher in Cas van delict R. O. tegen hem als Gedaagden in Perfoon foude voltrokken hebben, alfo het van Zijn belang was, die zaak hoe eerder hoe liever getermineert te zien, en dat hij, daar fulks niet gefchiedwas, derhalven de vrijheid nam het volgend Requeft in te leveren. Aan de Ed. Groot Achtbaarc Heeren Rector en Rechteren van 's Lands - Univerfiteit te Leijden, Geeft met fchuldigen eerbied te kennen Fr anjois-Adriaan van der kemp,gè'im* matriculeerd Lidmaat van dezelve Univerfiteit: Dat de Heer Mr. Pietêr Marcüs, Hoofdofficier deezer Stad en Promotor van 's Lands Univerfiteit alhier, in die laat/te qualiteit en overzulks Rationc Ofiiciï , goedgevonden hebbende tegens den Suppliant te verzoeken, gelijk hij ook heeft geobtineerd , Decreet van Dagvaerding in Perfoon, ter zaake de Suppliant heeft doen drukken  { 4* ) ken zeekef Dichtftuk , geintituleerd Lierzang aan de Hoog-Ed. gefir. Heeren F. J. J. Eïsinga enz. en daarvan de proeven heeft gecorrigeerd , als zijnde (zo de Heer Promotor R.O. vermeend heeft zig te kunnen uitdrukken) een fcandaleus oproerig Libel, waarby de Regeering deezer Landeh'-óp eene boog-gaande en tumultueufe wyze wordt getaxeerd en getradueeerd, de Suppliant, bij zig zelve bewust dat die qualificatien op het voorfz. Dichtftuk in geenen deele paffen, (zo als de Suppliant nimmer bedoeld heeft de hooge Overheid te traduceeren* veel min het Volk tot oproer te verwekken,) zig ten dage dienende,zijnde geweest den r. Meij laatstleden, zeer gerustelijk voorUW-Ed. Groot-Achtb. in Perfoon heeft gefifteerd : Dat ook vervolgens ten voorfz. dage door den Heer Promotor . R. O. alvorens eifch te doen gedaan zijnde een praeliminair verzoek, omme den Suppliant op zodanige Artikelen te hooren , als hem van wegens den Heer Promotor R.O. zouden worden voorgehouden , de Suppliant daarin dadelijk heeft geconfenteerd , zonder zig te bedienen van zodanige tegen - verzoeken of andere middelen en weeren vari Rechten ■> als hem ten opzigte van de voorfz. befchuldiging van don Heer Promotor R.O. naar gronden van Juftitie'en billijkheid te ftade zouden hebben kunnen- komen : Dat mitsdien de Suppliant, ten gem. dage van wegen den Heer Promotor R. O. op meer dan negentig F s Vraag*  ( 4* ) Vraag -Auikelen gehoord zijnde , ten verzoeke van den Heer Promotor R. O. zelve is ontflagen onder handtastiug en belofte 5 omme ten allen tijde wederom iri Perfoon te zullen compareeren fub poena cenfeffi 6? convièti: Dat, de Suppliant echter tevens vernomen hebbende, dat, niet tegenftaande het aantal Artikelen , waarop hij be-> reids is gehoord, de Heer Promotor R. O. van intentie fchijnt, omme den Suppliant nog nader te hooren , hij zig heden > fchoon van wegen den Heer Promotor R. O. onaangemaand , op nieuw voor de Vierfchaar van UWEd. Groot Achtbi heeft gefifteerd , of het ware dat de Heer Promotor R. O. goedvond het Verhoor te vervolgen en te voltrekken: Doch dat de Suppliant tot zijne verwondering ontwaar wordt, dat men op deezen Rechtdag van wegen den Heer Promotor R. O. onbereid is om daartoe te procedeeren : Dat *er nogtans den Suppliant ten uiterften aangelegen is, dat, by het grievende eener Dagvaerdig in Perfoon ter zaake van|een Dichtftuk, door hem, met een onfchuldig oogmerk, in 't licht gegeeven, niet gevoegd worde het hieuw leed, dat eene zaak,die, zo elders als in 'tbijzonder in deeze Stad, het grootfte eclat heeft gemaakt, tot Verdere krenking van des Suppliants goeden naam en reputatie in 't lange worde getraineerd, en hij, tot praejudicie van zijn charaéter in de zamenleeving en perluneele omftandigheden, een" gefui- men  ( 43 ) men tijd fub rtatu worde gehouden: Dat de Suppliant eerbiedig vertrouwt met des te meer recht ■ op een fpoedigen voortgang te mogen infteeren , daar hij door zijne bereidwilligheid, om op de hem voor te houden Artikelen te antwoorden , zonder van eenig tegen - verzoek' of andere defenfie, die hem (onder reverentie) competeerden , emploij te maaken , genoeg getoond heeft , dat hij het. oo-eener onpartijdige Juftitie met reformideert, en alle incidenten wil vermijden , om zo veel te eerder een einde van deeze voor hem zo grievende zaak te bekomen. Redenen waarom de Suppliant zig ootmoedig-, lijk tot UWEd. Groot-Achtb. keert met verzoek, dat het UWEd. Groot-Achtb, goedgunftighjk behaal den Heer Promotor R. O. te gelasten met zijn begonnen Verhoor voort te gaan en het zelve binnen zeekeren praecifen tijd te voleinden, ot te verklaaren , dat hij voorfz. Verhoor van den Suppliant houdt voor voltrokken.; of dat wel anderfints , bij ontftentenis aan de zijde van den i ir. Promotor R. O. om aan zodanige injunftie te voldoen het UWEd. Gr. Achtb. goede geliefte zij het Verhoor van den Suppliant ex officio te houden voor voltrokken, behoudens aan den Suppliant het doen van zodanige verdere verzoeken of andere defenfie , als hij zal te rade worden en naar Recht en Praftijk vermeenen te behooren. 't Welk doend: &c.. ■ y 3' Alzu  C 44 ) Alzo aan de Edele Groot - Achtbare Heeren, Rector en Rechteren van 's Lands Univerfiteit te Leijden , bij Requefte is te kennen gegeven door Francois-Adriaan van der Kemp, geimmatriculeerd Lidmaat van welgem. Univerfiteit; dat de Heer Mr. Pieter Mar-. c u s, Hoofd - Officier dezer Stad , en Promotor van 's Lands Univerfiteit alhier, in die laatfte qua-, liteit, en overzulks Ratione Officii, goedgevonden, hebbende tegen den Suppliant te verzoeken , gelijk hij ook had geobtineerd, Decreet van dagvaarding in Perfoon , ter zake , de Suppliant heeft doen drukken zeker Dichtftuk , geintituleerd, Lierzang aan de Hoog-Ed. Gejlr. Heeren F. J. J. Ei sin ga enz., en daar van de proeven, heeft gecorrigeerd , als zijnde (zo de Heer Promotor R. O. vermeend had zig te kunnen uitdrukken) een fcandaleus en oproerig Libel 2 waar bij de Regecring dezer Landen op eene hooggaande en tumultueufe wijze word getaxeerd en getraduceerd , de Suppliant, bij zich zeiven bewust, dat die qualificatien op het voorfz. Dichtftuk in genen deele paffen, ( zo als de Suppliant nimmer bedoeld had de Hooge Overheid te traduceren , veel min het volk tot oproer te verwekken) zig ten dage dienende , zijnde geweeft den i. Mal laatstleden, zeer geruftelijk voor Hun Ed. Groot Achtbaarheden in Perfoon had gefifteerd; Dat ook vervolgens ten voorfz. dage door den Heer Pro- moto^  ( 45 ) motor R. O. alvorens eifch te doen, gedaan zijnde een preliminair verzoek, om den Suppliant op zodanige Articulen te horen, als hem van wegen den Heer Promotor R. O. zoaden worden voorgehouden, de Suppliant daar in dadelijk had geconfenteerd zonder zig te bedienen van zodanige tegen-verzoeken, of andere middelen en weeren van Rechten , als hem, ten opzichte van de voorfz. befchuldiging van den Heer Promotor R. O., naar gronden van Juftitie en billijkheid te ftade zouden hebben kunnen komen ; dat mitsdien de Suppliant ten gemelden dage, van wegen den Heer Promotor R. O. op meer dan negentig Vraag-Articulen gehoord zijnde, ten verzoeke van den Heer Promotor R. O. zeiven is ontflagen onder handtasting en belofte, om ten allen tijde wederom in Perfoon te zullen compareeren fub pcna confcffi & convW: Dat de Suppliant echter tevens vernomen hebbende, dat, niet tegenftaande het aantal Articulen, waar op hij bereids is gehoord, de Heer Promotor R. O. van intentie fcheen, om den Suppliant nog nader te horen, hij zig heden , fchoon van wegen den Heer Promotor R. O, onaangemaand, op nieuw voor de Vierfchaar van Hun Ed. Groot Achtbaarheden had gelifteerd, of het ware , dat de Heer Promotor R. O. goedvond het verhoor te vervolgen , en te voltrekken ; dog dat de Suppliant, tot zijne verwondering, ontwaar werd, dat men F 4 OP  ( 46 ) op dezen Rechtdag van wegen den Heer Promotor R. O. onbereid was om daar toe te procederen ; dat 'er nochtans den Suppliant ten uiterften aan gelegen was, dat, bij het grievende eener Dagvaarding in Perfoon , ter zake van een Dichtftuk, door hem, met een onfchuldig oogmerk, in het licht gegeven, niet gevoegd werd het nieuwleed, dat eene zaak, die, zo elders als in het byzonderin deze Stad, het grootfte eclat had gemaakt, tot verdere krenking van des Supplkmts goeden naam en reputatie, in het lang word.getraineerd, en hij , tot prejudicie van. zijn charaóter. in de zamenleving, en perfoneele omflandigheden , een. geruimen tijd fub reatu werde gehouden : Dat de. Suppliant eerbiedig vertrouwde, met des te meer recht op eenen fpoedigen voortgang te mogen inftercn,daar hij door zijne bereidwilligheid, om op de ' hem voor te houden Articulen te antwoorden, zonder van eenig tegen - verzoek, of andere defenfie , die hem onder reverentie competeerden , emploi te maken., genoeg getoond had., dat hij het oog ener onpartijdige Juftitie niet. reformicfeerde, en alle incidenten wilde, vermijden , om zo veel te eerder een einde van deze voor hem zo grievende zaak te bekomen: Redenen, waarom de Suppliant zig ootmocdiglijk tot HunEd. Groot Achtbaarheden keerde., mét verzoek , dat het Hun Ed. Groot Achtbaarheden goedgunftiglijk behaagde , den Heer Promotor R. O. te gelasten „  ( 4? ) lasten, met zijn begonnen Verhoor' voort te gaan , en het zelve binnen zekeren precifen tijd' te voleinden , of te verklaren , dat hij voorfz. Verhoor van den Suppliant hield voor voltrokken, of dat wel anderfins, bij ontftentenis aan de zijde van den Heer Promotor R. O. om aan zodanige injunclie te voldoen , het Hunner Ed, Groot Achtb, goede geliefte ware , het Verhoor van den Suppliant, ex officia, te houden voor voltrokken, behoudens aan den Suppliant het doen van zodanige verdere verzoeken , of andere defenfie , als hij zal te rade worden , en naar Recht en Pra&ijcq vermenen te behoren: Hebben Pïun Ed. Gr. Achtbaarheden, gezien en geëxamineerd hebbende het zelve Requeft, en gelet op. het verzoek, daar bij gedaan , gerefolveerd, den Heer Promotor R. O. te gelasten , om met zijn begonnen Verhoor voort te gaan uiterlijk over veertien dagen , en het zelve Verhoor uiterlijk binnen vier weken , beiden van heden af te rekenen , te voltrekken , ten ware gem. Heer Promotor R. O. mocht verklaren, het zelve Verhoor, te houden voor voltrokken, en dat Hun Ed. Gr. Achtb. bij ontftentenis aan de zijde van den Heer Promotor R. O. van aan dezelve Refolutie op de gefielde tijden te voldoen , het voorfz. Verhoor zullen houden voor voltrokken, behoudens nochtans aan denzelven Fran jois-Adriaan van der Kemp het doen van zodanige verdere ver. F 5 zoe-  C 48 ) moeken, ©f andere defenfie, als hij zal te rade worden, en naar Rechten , en Praclijcq vermeenen te behoren. Aécum in de Vierfchaar van 's Lands Univerfiteit voorn, op den 22. Mai 1780. Mij jtgenswoordig, woord te hebben. Art. VII. Of hij Gedö in Perfoon van Leendert Herdingh niet meer dart één Exemplair van den bewusten Lierzang bekoomen heeft? Art. VIIL Of hij Gede in Perfoon niet eenige Exemplairen van den Lierzang onder zijne Vrienden, of Bekenden , en bijzonder aan de geenen, aan wien het Stuk wierd opgedragen, toegezonden,of doen toezenden heeft? Art. IX. Zoo neen ; of zulks dan ook met kennis en voorweetcn van hem' Gede in Perfoon dooi den Boekverkoper Heröingh gedaan is ? Art. X. Of het niet is geweest voor den Aanvang va:> dit loopende jaar 1780. dat hij Gede in Perfoon de Lierzang ter drukpers aan Leendert Her-  ( 53 > Zegt: Die Vraag insgelijks reeds beantwoord te heb' hen. Zegt: Die Vraag insgelijks reeds beantwoord te hebben. Zegt: Het eerftè Lid van dit Articul reeds beantwoord te hebben, en verder verkozen te hebben om, dezelfde reden verborgen te blijven, welke hij Gede in Perfoon met betrekking tot het eerftè Lidreedsgegeeven heeft Herdingh gegeeven heeft? Art. XI. Of hij Gede in Perfodn het gedrukt Stuk of Exemplair van den Lierzang , 't welk hij van Leendert Herdingh bekomen heeft, bevon* den heeft te accordee* ren met de Copie. Art. Xli. Of hij Gede in Perfoon de gecorrigeerde proe* ven aan den Boekver* koper Herdingh gefloten, of gecachetteerd , dan open of ongefloten , heeft te rug gezonden? Art. XIII. Waarom hij Gede in Perfoon bij het uitgeeven of ter drukpers geeven van den Lierzang bedekt heeft willen blijven, ja zelvs, na dat Leendert Herdingh hem gecommuniceerd had , dat hij over het drukken van dit Dichtftuk door den Heer  r r4 >. Zegt:. In zo ver^ als een gedrukt Stuk voor elk te verkrijgen is, hetzelve van den ■ Lierzang. be. weerd te kunnen worden, maar te ontkennen ten fierkften door den Lierzang het oordeel van het Vtik over denzelven te hebben willen inroepen* Zegt: In zo ver ,. als, door het publicq maken of di.vulgeeren,iets onbetamelijks of ongeoorloofds verftaan ' wordt , te verklaren , nooit zulk een oogmerk gehad te hebben. Zegt: Het geoorloofde publicq maken, en loffpreken van die Heeren , geene aanprijzinge te zijn, om r te protefteeren. Zegt nader: Het geoorloofde publicq maken van den Lierzang i. is Heer Hooft Officier aangefproken wierd. Art. XIV. Of hij Gede irj Perfoon niet bekennen moet, dat het Dichtftuk, of de Lierzang in queftie ter drukpers gegeeven, en in druk uitgekomen zijnde, daar door is geaddresfeerd aan het Algemeen , of aan het geheele Volk aangeboden? Art. XV. Immers en in alle gevallen of het ter drukpers geven van dat Stuk niet tot oogmerk gehad heeft om het zelve publicq te maken, of te divulgeeren. >rt.XVL Of het publicq maken van dit Dichtftuk, behelzende een loffpraak op die Leden van de Staatsvergadering van Friesland, welke jeegens het yerleenen van bepaalde Convoijen geprotegeerd  ( 55 ) is een loffpraak op die Friefche Heeren , _ en ■geenzins een aanprijzing ■em te protejleeren. Zegt* , Die Friefche Heeren alleen gepreezente worden, zonder dat derzelver loffprake, op eene geoorloofde wijze door den druk publicq gemaakt , aan iemand in 't bijzonder, veel ïveiniger aan het Volk, geaddresfeerd is. Zegt: In dat Protejl van de Friefche Heeren niets van dien aart gevonden te hebben. tefteerd hebben , mee is eenpublicquelouange voor en aanprijfmg van dien daad van protejleeren ? Art. XVII. Of het geheele Volk het onderwerp niet is ,bij't welk, door het publicq. maken van het Dichtftuk, de daad van die Leden der Friefche Staatsvergadering gepreezen wordV Art. XVIIL Dewijl, volgens het antwoord van den Gede in Perfoon op het 6jc Art. van het voorgaande Verhoor,hctProteft van de Friefche Heeren in de Verzameling van Staatspapieren, bij L. Herdingh gedrukt, voorkomende, voor de Keutel van de Lierzang 'moet gehouden worden, te vragen: Of dat Proteft niet bevat een gansch duidelijke afkeuring van de Refolutie , waar Q tegens  ( 5(5 ) Zegt: Over de inwendige gevoelens van die Heeren, bij het gebruiken van die pasfage, niet te kunnen injïaan, en te vermenen dus onverplicht te zijn, om, zig omtrent derzei' ver niet uitgedrukte gevoelens te verklaren. Zegt: Zig te refcreëren tot het yourige Articul. tegens geprotefteerd word ? Art. XIX. Of die af keuringe niet ten duidelijkften doorfteekt, als de Protefteerende Leden daarin zeggen , dat zij voor hunne rekeninge en verantwoordinge niet willen neemen de ruincufe gevolgen, die voor de Republicq in 't algemeen, en de Ingezeetenen daar boven genoemd in 't bijzonder, uit deeze handelwijze zouden kunnen prollueeren; zo als zulks pag. 41. van de voorfz. Verzameling §. om alle deeze &c. gevonden word 'i Art. XX. Item of die afkeuring al verder daarin niet doorfteekt, als de protefterende leden op het einde van hun Proteft zeggen, dat zij niet onverlchillig kunnen aanzien, dat een geringe pluraliteit de welgegronde  'C 57 ) Zegt: Reeds verklaard te helen, dat de Lierzang een loffpraak is op die Friefche Heeren , maar geenzins een loffpraak van enige afkeuring te bevatten, als van welke de Gede in Perfoon reeds verklaard heeft, niets in dat Protefl gevonden te hebben , en voor de inwendige gevoelens van die Heren nog te kunnen nog gehouden te zijn om intefiaan. Zegt: Die Vraag met het vorige te vervallen. Zegt: Die Vraag mede met het voorige te vervallen. de Quartiers - advifen, zonder eenige allegatie van redenen, den bodem heeft ingeflagen; gelijk pag: 41. van de Verzameling gevonden wordt ? Art. XXI. Of deLierzang in queftie niet behelft een loffpraak op het Proteffc, en dus ook op de afkeuring van de Refolutie , waar tegens geprotegeerd is? Art. XXII. Of in het algemeen een loffpraak op de afkeuring van eenige daad niet per fe mede een afkeuring van dezelve daad is? Art. XXIII. Of ook dan deze Lierzang ter eere van de } 2 Pro-  ( 58 ) protefteerende Leden ^ of van derzelver Proteft in 't publicq uitgegeven , niet is eene afkeuring van de Refolutie, waar teegens geprotegeerd is? Art. XXIV. Of, zo door de uitgave van den Lierzang en de Verzameling vanStaatspapieren , bevoorens gemeld, te famen genomen , als door de uitgave van dezelve Verzameling van Staatspapieren op zig zelve genomen, de hoogwichtige en moeilijke deliberatien en beüuiten van de hooge Regeeringen deezer Landen niet zijn gebracht ter kennisfe van het Algemeen. Art. XXV. Zo neen , waartoe het een en het ander van die Stukken dan in druk uitgegeeven zijn? Zegt: Te verzoeken, dat deze Vraag bijzonderlyk mag worden voorgejleld , en zig te rcfcreëren tot het oordeel van de Ed. Gr. Achtb. Vierfchaar. Zegt: Vervalt, zo lang het vorige niet . beantwoord is. Ark  ( 59 ) Zegt: Tusfchen het drukken van een Loffpraak , en het gevraagde oogmerk, geen noodzakelijk verhand te zien. Zegt: Alléén een Loffpraak. Zegt nader: Alléén een Loffpraak, in het geval van den Lierzang. Zegt:: Geene Refolutie van enigeRegceringinhetDichtfiuk aan het gemeen gegeven , en dus geen oogmerk gehad te hebben om dezelve te doen goedkeuren. Zegt: Met de voorige Vraag te vervallen. \rt. XXVI. Of in genere de Aanprijzing van eene daad in een in druk publicq gemaakt Dichtftuk niet tot oogmerk heeft, om dien daad door den Lcszer te doen approbeeren, of immers aan hem finakelijk te maken ? Art. XXVII. Zo neen, wat hij Ged* in Perfoon dan door ene Aanprijzing verftaat: Art. XXVUL Of de Aanprijzing van een daad of Refolutie van Regering, in een publicq Dichtftuk in handen van het gemeen gegeven, niet tot oogmerk heeft om dien daad, of Refolutie, van Regeeringe door den Leezer te doen goedkeuren. Art. XXIX. Zo neen , wat dat het oogmerk van dé Aanprijzing zijn kan? G 5 Art*  ( 6o ) Zegt: In den Lierzang, en de aanhaling uit de Staatspapieren van junius Brutus, Secundus F r i s o geene moeilijke ën intricate onderwerpen , en waar omtrent tusfclïen de hoge Regeeringen dezer Landen gedisfenteerd word, berhandeld te hebben , en . derhalven gene oorzaak te kunnen gegeven hebben om de gemoederen van het Volk .aan het gisten te brengen, of hetzelve te verdeelen, 'te meer, daarliet eenallezins onschuldig Dichtftuk is. S Zegt: Zig te refereeren tot hst Antwoord, Zü even op het vorige Articul gegeven. Art. XXX. Annden Ged" in Per foon voor te houden de Vrage, Art. 70. van het voorgaande Verhoor gedaan, om daar op ftellig, maar niet veronderftellender wijze , te antwoorden ; en mitsdien tevragen: Of hij Gede 'in Perfoon niet bekennen moet, dat het aan het oordeel van het Algemeen brengen van moeilijke en intricate onderwerpen van Regeering, en waaromtrent tuffchen de Leeden gediffentieerd word, zeer gefchikt is, immers effect-ueeren kan , dat de Gemoederen van het Volk aan 't giften geraaken, en zig mede verdeelen 7 Art. XXXI. Item aan den Gede» in Perfoon te hervragen het. 71 Art. van zijn voorgaand Verhoor : Of ten minfte dat effect  ( Si ) Zegt: Geene disfenttecrende begrippen van de hooge Regeeringen dezer Landen bekend gemaakt te hebben, en dm geene aanleiding te hebben kunnen geven om het vertrouwen van het Volk op de Regeering te verminderen. Zegt: Zulks klaar op het voo- rige Verhoor beantwoord te hebben. Zegt nader: j)oor de heerschzucht te verftaan, die daaden en geweldenarijen, welken de Engelfchen teegens ons en andere Vrtken gepleegd hebben. (fl) Zie boven bl. xj. feclheeft, dat het Gros van het Volk , door gebrek van genoegzaam licht en informatie nopens den waren toeftand van zaken , onbefuift oordeelt, en lichtvaardig partije kieft. Art. XXXII. Of in alle gevallen en ten minften de communicatie van de diffentieerende begrippen van de Regeeringe aan het Algemeen niet van eenen nadeligen invloed op het Algemeen zijn kan, ten opzichte van het vertrouwen op de Regering. Art. XXXIII. Wiens vuige heerschzucht het is, welke in den eerfte regul van het tweede Couplet van het Dichtftuk gezegt word tegengeftaan te zijn, door de protefteerende leden van de Friefche Regeringsleden ; zulks klaar op te geven, (a) G * Arc^  ( Dat denzelven het Decreet verleend, de Dagvaarding in Perfoon geëxploiteerd en de gemelde Francois - Adriaan van der Kemp ten dienende dage, zijnde geweest den Eerften Meij dezes Jaars 1780. voor de voorfchr Vierfchaar gecompareerd zijnde: aldaar terftond gehoord is op de Articulep daartoe bij den Suppliant R. O. overgegeven, dog gedeeltelijk niet, of niet na behoren op verfcheide ter zaake dienende Vraagpoinaen geantwoord heeft, en ten deele daarop geantwoord heeft op eene wijze, dat daar'uit gebleeken is, dat de Gedaagde in Perfoon met alleen de Uitgever, maar ook de Auteur van het zelve Digtftuk is geweeft, mitsgaders dat het zelve Stuk zodanig geconne&eert is aan een ander onlangs in druk uitgekomen Stuk, of mogelijk meer Stukken, betrekkelijk tot de handelingen en deliberatiën van de hoge Regeering dezer landen, betreffend het poinfl van het verlenen van bepaalde en onbepaalde Convoijen aan den Scheepvaart dezer Landen, dat het een buitan het ander mee volkomen kan worden verftaan of geëxamineert: Welk onlangs in druk uitgegeven Stuk tot titul heeft; Verzameling van Staatspapieren, dvnr JuNius Brutus Secundus Friso, te Leijden bij L. Herdingh 1780, en voorzien is van een Opdragten Voorreden, zo feditieus en licentieus als mogelijk niet veele gevonden worden: Dat hij Suppliant, op deezen zaamenhang van  ( 94 ) dat gemeld Stuk met het Digtftuk, waarom hij den Gedaagden in Perfoon accufeerde, en in het Nafchrift van welk Digtftuk de voorfchr. VerzaT meling, enfpedaal de Opdragt geciteerd en aan-: geprefen word , zijne attentie yeftigende , gemeend heeft, om in zijn Ampt, het waarneemen van het Recht van de Hoge Overheid, met alle circumfpe<5tie te werk te moeten gaan, en deswegens alomme recherches te doen; dog zig niet weinig daar in belemmerd gevonden heeft, door. eene Refolutie vair Rector en Regteren voornoemd, drie weeken na het voorfchr. Verhoor van den Gedaagden in Perfoon op een Requeft van den zeiven, waarop den Suppliant niet eens gehoori is, genomen, „waarbij aan hem Suppliant ge- * „ praefigeert is een tijd van vier weeken om het ,, Verhoor te voltrekken, met bijgevoegde de,, nunciatie of verklaringe, dat bij faute van dien „ het Verhoor voor voltrokken zoude gehouden „ worden: " Dat den Suppliant-, hoe feer bij die Refolutie in de Exercitie van fijn Ampt en pligt te fien bepaald en beperkt, egter bij alle mogelijke wijzen en middelen getenteerd heeft, de faake te accelereeren, en daartoe den Gedaagden in Perfoon voor de tweede en derdemaal heeft doen horen op de nadere en nog nadere Articulen, daartoe bij hem fuccesfivelijk aan de Vierfchaar overgeleverd, dog waarop niet ingekomen zijn, immers ten  I 95 ) ten srootcn deele,als antwoorden met reiervatiën, ambiguïteiten, en ten propoofte ongeplaatftc of niet fluitende woorden of bewoordingen, ook wel volftrekte weigeringen om te antwoorden , en evenwel over het geheel genomen met fodamge indicatiën en aanleiding voor den Suppliant, om bijfonder te blijven fpeculeeren op den Samenhang van denLierzang in queftie met de gementioneerde verzameling van Staatspapieren (omtrent welk ftuk de Gedaagde in Perfoon zig bij zijn derde Examen niet weinig verdagt gemaakt heeft,) e« meer andere Stukken, item op de gelijkluidend, heid van woorden en Expfesfiën, in de eene of 'andere voorkomende, en waaruit die van den Lierzang zeer apparent gansch anders zullen verklaart moeten werden, als de geiiccufeerde die •tragt te verdrajen en te fauveren. Dat dus den Suppliant fig genoodfaakt gevonden heeft, daarop zo hier, als elders buiten de Provincie wijdlopig te inquireren, en fig te informeeren, en dat den Suppliant dan daartoe op den I9. Junij defes jaars zig geaddresfeerd heeft aan de Vierfchaar van Reder cn Regteren of wel om te obtineeren, dat de tijd van vier weeken, welke aan hem, tot 't voltrekken van het Examen, was gepraefcribeert, bij provifle voor den tijd van vier weeken mogte worden geprolongeert, waarop gevolgt is, dat Reftor en Regteren , bij Refolutie van denzelven dag, aan hem Suppliant heb■ i 5 bea  ( 96 ) ben geördonneert uiterlijk over 14 dagen zijnde maandag den 3. defer lopende maand Julij te fuppediteeren voldoende redenen, waarop zijn verfoek van prolongatie fteunde, en dat bij gebreke daarvan, de Vierfchaar bij haare Refolutie bleef perfifteeren, en als dan het Verhoor zoude worden gehouden voor gefloten, en dat hij Suppliant daar aan voldaan hebbende met het inleveren van een Memorie, dienende tot Juftificatie van zijn gedaan Verfoek, waarbij hij vertrouwt, met goede gronden gedemonftreert te hebben, dat hem een Convenable tijd, tot ukerieure informatiën niet konde geweigert worden, egter tot zijne groote furprife heeft moeten ondervinden, dat, hoe feer de Gedaagde in Perfoon door eene matige verlanging van tijd met gepraejudiciè'ert word , als blijvende in zijne functie als Leeraar onder de Doopsgelinden onopgefchort en hebbende in alle gevallen het zig zelve te imputeeren, dat Hij door eene Hem bijfondere ongepafte wijfe van fchrijven, in deeze Proceduures betrokken is, Rector en Regteren van 's Lands Univerfiteit bij hunne Refolutie van den 3 defer Maand Julij hem Suppliant niet anders hebben willen vergunnen, dan een zeer korten termijn tot het voltrekken van het Verhoor, namelijk tot Saturdag den 15. dezer lqpende maand, feggende in dezelve Refolutie „ dat uit Condefcendance de termijn, bij re,s folutie der Vergadering van dato den 22. Meij  ( 97 ) 1780. bepaald, gcprolongeert word, uiterlijk, v tQt§aturdag den if. Julij eerftkomende, en dat bij'onftentenis aan de zijde van den Suppliant R. O., van aan dezelve Refolutie als dan te vol* ' doen, het voorfchr. Verhoor van Franco js'', Adriaan van der Kemp als Gedaagden „ in Perfoon , fonder eenige verdere prolongatie, „ door hun Ed. Groot- Agtbare effe&iyelijk zai „ gehouden worden voor voltrokken. " T En gemerkt den Suppliant door deze zo enge, en , onder reverentie , ongefchikte bepalinge , geheel en al ontfet word van de gelegenheid, pm fijne gebuteerde verdere informatiën te bekomen, of immers daartoe werkfaam te zijn, gelijk hij ,denkeUjk, reeds had kunnen geweest zijn, als Reétor en Regteren hem Suppliant zijn verfoek van prolongatie bij provifie voor den tijd van vier wee.ken , op den 19. der gepasfeerde maand Junij gedaan, hadden geaccordeerd : en alzoo den Suppliant, wegens dit aan hem, in het waarnemen van liet regt van de Hoge Overheid, zo irreparabel grief, genecesfiteert word zig aan hun Edele Grocu> Mog. te addresfecren, en daar jeegens voorfieninge te verfceken, dat thans, hun Ed. Gr. Mog. niet vergadert zijnde , niet gefchieden kan , terwijl 'er egter ten hoogften aan gelegen is, dat inmiddels door geene verdere "Refolutiën of handelingen van Rector en Regteren, het Verhoor van den Gedaag-  ( 9§ ) daagden in Perfoon voor gefloten gehouden, of de zaak buiten haar geheel gebragt word. Soo keert den Suppliant fig tot U Ed. Gr, Mog. ootmoedig verfoekende dat U Ed. Gr. Mog. gelieven Rector en Regteren van de Univerfiteit te injungeeren en ordonneeren, omme met allen verderen voortgang en handelingen in de zaake, den Gedaagden in Perfoon Francois Adriaan van der Kemp betreffende, te fuperfedeeren, tot de eerftkomende Vergadering van hun Ed. Gr. Mog om bij den Suppliant, aldaar zodanig adres te konnen worden gemaakt, als hij oordeelen zal te behooren. (enderfland) 't Welk doende {was getekent) G. S. Thierrij de Bije. EX-  ( 99 ) ËXTRACT uit hetRegifterdei Refolutien van de Edele Mog. Heeren Gecommitteerde Raaden van dé Staaten van Holland en Weftvriesland genomen op Den 7. July 1780. Ts gelezen de Requefte van Mr. Pieter Max1 cus Hoofd-Officier der Stad Leyden, en Promotor van 's Lands Univerfiteit aldaar te ken, nen gevende , dat hy in de laaftgemelde qualiteit, en fulks R. O. genoodzaakt geworden is voor de Vierfchaar van Reftor en Regteren van dezelve Univerfiteit decreet van Dagvaarding in Perfoon te verzoeken tegens Francois-Adri' aan v*n der Kemp Leeraar der Doopsgezinden binnen de Stad Leijden voorfchr. en geimmatriculeert Lidmaat van de voorfchr.• UnjverQteit, ter zaake , dat dezelve fig heeft fchuldig gemaakt aan het doen of laaten drukken van fekerfchandeleus en oproerig Libel hebbende tot titul, „ Lierzang aan de Hoog-Ed^ Geftr. Hee' F T T- Eisinöa, S. H. Roorda :, vLe.singa, H. Buma, F. B AebingavanHümalda,Regn. Liv. Andrin" gade Kempenaar, JohAnnes Wielin" GA C.L. van Bevma, protefteerende Lee" den in den Raad van Vrieeland, tegens de " » Re*  ( 100 ) n Refolutie van den Eerften September 1779. ,, Voor de bepaalde Convdyeri : door E. H. J4 te Leyden by L. Herdingh 1780;" dat het zelve decreet verleent, en dagvaarding in Perfoon geexploicteert, en de gemelde FrancoisAdriaan van der Kemi*, ten dage dienende , zynde geweeft deh Eerften Mey dezes Jaars voor de voorfchr, Vierfchaar gecompareert zynde, aldaar terftond was gehoort op de Articulen, daar toe by den Suppliant R. O. overgegeven, dog gedeeltelyk rtiet, öf niet na behoren op ver? fcheidc ter zaake dienende vraagpoincten geantwoord , en ten dcele daar op geantwoord had op eene wyze , dat daar uit gebleken is, dat de gedaagde in Perfoon niet alleen de Uitgever, maar ook de Aucteur van het zelve Dichtftuk geweeft, mitsgaders dat het zelve Stuk zodanig geconnecteert is, aan een ander onlangs in druk uitgekomen Stuk, of mogelyk meer Stukken betrekke3yk tot de handelingen en deliberatieh van de Piooge Regeering dezer Landen, betreffende het poinct van het verlenen van bepaalde of onbepaalde Convoyen aan de Scheepvaart defer Landen , dat het eene buiten het andere niet volkomen kan worden verftaan of geëxamineert; welk Onlangs in druk uitgekomen Stuk tot titul heeft >, Verzameling van Staats-papieren door J ü n 1 u s „ Brutus Secundus Friso, te Leyden by ,j L. Herdingh 1780;" en voorfien is met Een  ( ïoi ) Opdragt en Voorreeden foo feditieus en lieerttius, als mogelyk niet veele gevonden worden ^ dat hy Suppliant op deefen Samenhang van dat gemelde Stuk met het Dichtftuk, waarover hy den Gedaagden in Perfoon Accufeert, en in het Nafchrift van welk Dichtftuk de voorfchr. Verzameling j enfpeciaal de Opdragt, geciteert en aangepreefen word > Zyne attentie veftigende, gemeend had, om in Syn Ampt het waarneemert van het regt van de Hooge Overigheid met alle Circumfpe&ie te werk moeten gaan, en deswegens alomme recherches re doen, dog zig daar niet weinig in belemmert gevonden had, door eene Refolutie Van Rector en Regteren voornoemt, drie weeken na het voorfchr. verhoor van den Gedaagden in Perfoon op ccnRequeftvan den zeiven , waar op den Suppliant niet eens gehoord is, genomen, waar by aan hem Suppliant gepra> figeert is een tyd van vier weeken, om het verhoor te voltrekken, met bygevoegde denuntiatie of verklaring , dat by faute van dien, het verhoor voor voltrokken foude gehouden worden, dat hy Suppliant, hoe feer by die Refolutie in de Exercitie van zyn Ampt en pligt te zien bepaalt en beperkt, egter by alle mogelykewyzen en middelen getenteert heeft, de zaak te accelereeren en daar toe den Gedaagden in Perfoon voor de tweede- en derdemaal heeft doen horen op de nadere en nog nadere Articulen, daar toe by hem fucces-  ( Ui ) fucceffivelyk aan dé Vierfchaar ovërgeleveKj dog waarop niet ingekómeri zyn , immers teri grooten deelen , als antwoorden met refervatien ambiguiteiteri ; cri ten propooft ongepafte of niet fluitende Woorden , Ook. wel volftrekte weigeringen dm te antwoorden, eri o'Vér het geheel genomen mét zodanige iridieatien en' aanleiding voor den Suppliant om byfonder te blyven fpeculeerert op den Zamenhang van den Lierzang in quaeftie met de gementioneerde Ver* zameling van Staats-papieren , (omtrent welk Stuk de Gedaagde in Perfoon zig by zyn derde Examen niet weinig heeft verdagt gemaakt) en meer andere Stukken , item Op de gelykluidenheid van woorden en Expreffien in de eene en andere voorkomende , en waar uit die van den Lierzang feer apparent gantfeh anders zullen verklaart moeten worden, als de geaccufeerde die tragtte verdraaijen en te fiuveeren; dat dus den Suppliant fig genoodzaakt gevonden had daarop^ zo hier als eiders buiten de Provintie wydlopiger te inquireeren, en fig te informeeren, en dat den Suppliant dan daartoe op den 19". dézes Jaars fig had geaddreffsert aan de Vierfchaar van Reótor en Regteren , of wel om te obtineeren, dat den tyd van vier weeken, welke aan hem tot het voltrekken van 't examen was gepraefcribeert, bij provifie voor den tijd van vier weeken j mogt worden geprolongeert, waar op gevolgt was, dat Rector  ( 103 ) Rector eri Regteren by Refolutie van 'dén zelven dag aan hem Suppliant hebben gcordonneert, uiterlyk over veertien dagen , zynde Maandag den 3. dezer, te fupediteeren Voldoende reedenen j waarop fyn verfoeit van prolongatie {leunde , en dat by gebreeke daar van de Vierfchaar by haer Refolutie bleef perfifleeren, en als dan het Verhoor foude werden gehouden voor gefloten : en dat hy Suppliant daar aan voldaan hebbende, met hét inleveren Van eene Memorie , dienende tot Juftificatie van zyn gedaan verzoek, waar by hy vertrouwde met goede gronden gedemonflreert te hebben, dat hem een Convenabele tyd tot ulterieure informatien niet konde geweigert werden , egter tot zyne groote furprife had moeten ondervinden, dat, hoe feer de Gedaagde in Perfoon door eene maatige verlenging van tyd niet wierd gepraejudicieert, als blyvende in zyne functie als Leeraar onder de Doopsgefinden onopgefchort, en hebbende in alle gevallen het zig zelvs te imputeeren , dat hij door eene hem bijfondeïe ongepafte wijfe van fchrijven, in deeze procedures'betrokken is, Rector en Regteren van 's Lands Univerfiteit, bij hunne Refolutie vari den 3. defer, hem Suppliant niet anders hadden willen vergunnen dan eenen feer korten termijn tot het voltrekken van het Verhoor , namentlijk tot Saturdag den 15. defer loopende Maand, feggende in dcrfelver Refolutie * K dap  C 104 ) dat, uit condcfceniance, de termijn, bij Refolutie der Yei'gad.ring van dato den 22. Meij 1780. bepaald, geprolongeert wierd uiterlijk totSaturdag den 15. Julij Eerftkomende, en dat bij ontftentenilTe aan de zijde van den Suppliant R. O. van aan dezelve Refolutie alsdan te voldoen , het voorfchr. Verhoor van F. A. van der Kemp, als Gedaagden in Perfoon, fonder eenige verdere prolongatie door Plun Ed. Groot Achtbaare effectivelijk foude gehouden worden voor voltrokken, en gemerkt hij Suppliant door defe foo Enge, en, onder Reverentie, ongefchikte bepaling geheel en ai wierd ontzet van de gelegenheid, om zijne gebuteerde verdere informatien te bekomen, of immers daar toe werkfaam te zijn, gelijk hij Suppliant reeds had kunnen geweeft zijn, als Rector en Regteren hem Suppliant zijn verfoek van prolongatie bij provifie voor den tijd van vier weeken op den 19. der gepaffeerde Maand Junij gedaan, hadden geaccordeert; en alfoo hij Suppliant wegens dit aan hem in het waarneemen van het recht van de Hooge Overigheid zo irreparabel grief genecesfiteert wierd zig aan Hun Ed. Groot Mog. te addreffeeren en daar tegens voorfiening te verhoeken, dat thans, Hun Ed. Groot Mog. niet vergadert zijnde, niet konde gefchieden, terwijl 'er egcer ten hoogften aan gelegen is, dat inmiddels door geene verdere Refolutien of handelingen van Rector ea Regteren het verhoor-  ( ï°5 ) hoor van den Gedaagden in Perfoon voor gefloten gehouden, of de faake buiten haar geheel gebragt word, mitsdien verfoekende dat Hun Ed. Mog, gelieven Reftor en Regteren van de Univerfiteit te injungeercn, en ordonneeren, om met allen, verderen voortgang en handelingen in de zaake, den Gedaagden in Perfoon Francois Adriaanvan der Kemp betreffende, te fuperfedeeren tot de eerftkomende Vergadering van Hun Ed. Gr. Mog., om bij den Suppliant aldaar zodanig Adres te kunnen worden gemaakt, als hij zoude oordeelen te behooren. Waarop gedelibereert, en de Confideratien van den Heere Raadpenfionaris ontrent hec voorfchr. Verfoek- ingenomen zijnde, is, conform desfelvs advis, goedgevonden en verftaan, dat de voorfchr. Requefte aan Rectoren Regteren van 's Lands Univerfiteit te Leyden bij Misfive zal worden toegefonden ,. om op den Inhoud van dien fodanige reflexie te maken, als zii zullen vermenen te behooren: met bijvoeging, dat Hun Ed. Mog. , nadien den Suppliant bij het flót van zijne Requefte verfoekt, dat mee allen verderen voortgang en handelingen in de voorfchr. zaak gefuperfedeert moge worden tot da e rfte Vergadering van Hun Ed. C, Mog om bii den Suppliant aldaar fodanig adres te kunnen worden gemaakt, als hij zal oordeelen te behooren verwasten, dat inmiddels nietwes m dezei1 * Ka vc  I m ) ve zaak zal worden gedaan, waar door dezelve' buiten haar geheel zoude kunnen werden ge; bragt. En zal Extract deezer gegeeven worden aart den Heere Raad - Penfionaris met verzoek , om hiervan ter eerft-komende Vergadering van Huri Ed. Gr, Mog. kennis te Willen geeven, en voorts aan den Suppliant óm te ftrekkén tot deszelfs narigt. (Onderfiond) Accordeert met voorfz. Regifter. (Geteekend) A. J. ROYERj EDE-  ( i°7 J EDELE MOGENDE HEEREN! Wij hebben wel ontfangen U Ed. Mog. Misfive in dato van den 7. Julij defes jaars '1780, houdende aan Reöor en Regteren van ''sLandts Univerfiteit te Le.pen, met: cn benevens de Requefte door Mr. Pieter Marcis, Hoofd-Offieier der Stad brt*, erMo van 'sLands Univerfiteit aldaar, aan UEd. Mog. getenteerd, waarbij UEd.Mog.,an ons heb, ben gelieven toetefenden dezelve Requefte, om op den Inhoud van dien zodanige reflesie te ma ken als wij zullen vermeenen te behoor.n en *2rS de Suppliant bij het flot -n de voorfcnr Requefte verzoekt, dat met allen sang en handelingen in de zaak, den G.daa den fn Perfoon Francois Adriaan van k/m betreffende gefuperfedeerd moge worden tot de Eerftkomende Vergadering van Hun Ed Gr Mo,, om bij den Suppliant aldaar zodatóga^teJonnenworden gemaakt als hij zoude Selen te behooren, verwagtende, dat mniiddels nietwes in de zake bij de fi^gggg meld zal worden gedaan, waardoor aezJve bm . ren haar eeheel zoude konncn worden gebracht, ten naar geneei Mog. dezelve Wii ffeeven ons de ü,er, um. ^"o  ( io8 ) om bij de Eerstkomende Vergadering van Hun Ed. Gr. Mog. aan Hoogst denzelven zodanig adres te maken, als waarvan hij bij deszelvs Requeil mentie maakt , zorge zullen dragen, dat, ter voldoening van UEd. Mog. verwagting, inmiddels dat het zelve zal zijn gefchied, nietwes in de voorfz. zaak zal worden gedaan, waardoor dezelve zoude kunnen gebracht worden, buiten haar geheel. Waarmede wij, na UEd. Mog. in de Protectie des Allerhooglten bevolen te hebben, blijven EDELE MOGENDE HEEREN! ( onderflond ) Uwer Edele Mog. gantsch Dienftwilligen De Rector en Rechteren van 's Lands Univerfiteit te Leyden , J,eyden den 13. Julij 1780. {lager flond) Ter ordonnantie van dezelve (was ge tekent) F. G. Blok. In margine ftond geapoftillecrt 7X) dit Bericht geftelt in handen van den Heere Raadpenfionaris tot desfelvs Naricht. Actum den 14. Julij 1780. ( onderjlond ) Ter ordonnantie van Gecommitteerde Raadea ( was getekent) A. J. Rojjer. Aan  ( 109 ) Aan de Edele Groot Mog. Hee- ren Staaten van Holland en We stvries land. Geeft reverentelijk te kennen Mr. Pieter Mar cos Hoofd-Offieier der Stad Leijden, cn Promotor van 's Lands Univerfiteit aldaar. _ _ Dat hij Suppliant in die laaftgemelde qualiteit en fulks R. O. in handen bekomen hebbende feeJcerfchandaleus en oproerig Libel, hebbende tot titul: „Lierzang aan de Hoog Edele Gejlrenge THeeren F. % J. Eifinga , S. H. Roordavan Erfinga, H Buma, F. B. Aebinga, van Humalda, Rtn Liv. Andringa de Kempenaar, Johannes Leeden in den Raad van Vriesland tegens de " Refolutie van den i. September 1779, voor de bepaalde Convoijen, door E. H. J.:« Leijden " bil L. Herdingh 1780", waarbij in weeren vilipendie van de foo nadrukkelijke en gereïtererde Placaten van den Lande de Rege Sn deze landen, en bijfonder die van de T • v Vriesland op eene hooggaande en tuÏS^^ engetraduceen word, l^^lneaan^^dru^ 0 5 „rfi-hreeven voor Schepenen van 1 Hkedingii voorienreeven, vuu _r Leyden gedaan, en vervolgens, na dat dezelve drukker den geenen, die dat Stuk aan hem ter JS£ had geopenbaart had te^n K 4  '( m ) Francois Adriaan van der Kemp ,'~ Leeraar in de Gemeente der Doopsgezinden te Leyden , en geïmmatriculeert Lidtmaat van de Univerfiteit, tegens denzelven Francois Adriaan van der Kemp, van de Vierfchaar van Rector en Regteren van de gemelde Univerfiteit ter dier zaake verfogt en geöbtineert heeft, decreet van Dagvaarding in Perfoon. Dat de Dagvaardinge in Perfoon daadelijk geexploicteert zijnde, ten dienende dage tegens den. felven van der Kemp , als na, gewoonte verfogt en bekoomen is, dat hij zoude hjebbcii cc intwoorden op de Articulen, welke hem vati wegéns, den Suppliant R. O. fouden wordea voorgehouden', mits hebbende Copie van dien cn ifan zij!ie woorden na voltrokken Examen, en dac de Gedaagde dienvolgens ook ten zetvett dage , jSijblcfe geweeft den i. Maij dezes faars >. . óp de daartoe .overgegeeven Articulen gehoord is, dog gedeeltelijk niet, of niet na behoprcV, Oau gereferveert op verfcheide ter zaake dienende Vraagpoin&en geantwoord heeft, en gedeeltelijk daar op geantwoord heeft op fodanig een wijfe, dat daar uit gebleken is , dat de Gedaagde in Perfoon niet alleen de Uitgeever, maar ook Autheur van het zelve Dichtftuk is geweeft, mitsgaders dat het zelve Stuk zoo zeer geconneéteert is aan een ander onlangs uitgeko. men in druk, toen nog bij den Suppliant niet bekent,  '( ï i r ) kent, en mogelijk meer Stukken, Betrekkelijk tot de handelingen en deliheratien van de hooge Regering defer Landen, betreffende het poinct van het verleenen van de bepaalde en onbepaalde Convoijen aan de Scheepvaart, dat het een buiten het ander niet wel verftaan of geëxamineert kap worden, welk onlangs in druk uitgekomen Stuk tot titul heeft, „ Verzameling van Staatspapieren door Junius Brutüs Secundus Friso, te Leyden bij L. Herdi ngh 1780. ". En waarvoor gaat eene feer feditieufe en licentieufe Voorreden, welke Voorreden, fonder eenige referve, in een Nafchrift van den Lierzang van den Gedaagden in Perfoon geeïteert, en waarvan eene cnergiqi* 'pasfagie aldaar geëxeerpeert word. -* Dat de Suppliant dus noodwendig op deezen Zamenhang van het foo evengemeld Stuk met het Dichtftuk of den Lierzang ,' waarover hij den Gedaagden in Perfoon accufeerde, zijne attentie moetende veftigen, gemeend heeft, hier omtrent, in het waarnemen van het regt van de hoge Overheid met alle circumfpeótie te moeten handelen, en deswegens alomme recherches te moeten doen» bijzonder met betrekkinge tot de nauwe Coünex.ie tusfchen den dikwils gementioneerden Lierzang, en tusfchen de voorfchr. Verzameling van Staatspapieren, en meer andere in deeze dagen uitgekomen Stukken, waaromtrent het ontwijffelbaar ter materie relevant, en van veel cunfideratie ;s, cf K s de  ( ÏI2 ) <3e geaccufeerde daar inne eene ftof voor zijn Dichtluft gevonden heeft, of dat hij aan het in het ligt geeven van die Werken meede gearbeid heeft, en die met zijn Dichtwerk getracht heeft, doorlhet Gemeen na fijn fmaak en caprices te doen befchouwen en beöordeelen , en waaromtrent daar en boven nog te pasfe komt te onderzoeken, ;in hoe verre de uitdrukkingen in den Lierzang, uit de andere Stukken kunnen en mogen verklaart en opgenomen worden. Dat de Suppliant zig in deze zijne bedoelingen Waartoe eenige tijd vereischt wierd, al ten eerften tot zijne groote furprife heeft belemmert gevonden door eene Refolutie van Rector en Regteren van de Univerfiteit, drie weeken na het voorfchr. Verhoor van den Gedaagden in Perfoon, op een Requeft van den zelven, waarop den Suppliant niet eens, tegens den gewoonen ftijl aan, gehoord is, genomen, bij welke Refolutie, teffens met een Extraft uit de notulen van dien dag, ten deeze Copielijk geannexeert, aan den Suppliant gepraefigeert is een tijd van vier weeken, om het Verhoor te voltrekken, met bijgevoegde denunciatie of verklaring, dat bij faute van dien het Verhoor voor voltrokken foude gehouden worden. Dat de Suppliant hoe feer hier door in het waarnemen van zijn ampt en pligt met relatie tot deze zaake, na fijne gedagten, te feer bepaalt en beperkt, egter met allen ievcrea moeite getragt heeft  < IT5 > heeft, aan de intentie van Rector en Regteren te voldoen, en de zaake te accelereeren, en daartoe den Gedaagde in Perfoon voor de tweede en derdemaal heeft doen horen, op de nadere en nog nadere Articulen bij hem fuccesfivelijk aan den Vierfchaar overgelevert, dog dat hij Suppliant gedeeltelijk in deeze zijne goede intentie om de zaake, of immers het Verhoor van den Gedaagden ten einde te brengen, door den Gedaagden felfs k gefruftreerd,die, telkens metmoeite, tot antwoorden gebragt, als dan nog heeft gerefpondeert met refervatie, ambiguiteiten, en ten propoofte ongepafte of niet fluitende bewoordingen, en ook wel volftrekt geweigert heeft opvraagen ter faake die. nende, te antwoorden i dog evenwel over het geheel genomen, fig al meer en meer ingewikkeld heeft in de fterkfte praefumptie, van het fubfifteerenvan een hem kennelijk en niet vreemd eng verband en faamenhang tusfchen zijnen Lierzang en de gemelde Verzameling van Staatspapieren; waardoor hij Gedaagde den Suppliant al verder geëngageert en genoodzaakt heeft, daarop attent te zijn, en hier en elders ulterieure informatien te neemen: ook teffens op de gelijkluidende woorden en zaaken in beide de Stukken occurrerende, met applicatie te denken, om daaruit de meeft in het oog vallende hatelijke expresfiën, in den Lierzang gevonden wordende, welke den Gedaagdeu op eene gedwonge en de reede choc- quee-  ■ ( "4 ) queerende wijze heeft getragt te fauveeren, te verklaaren en te doen verftaan. Dat de Suppliant dan volftrekt hier inne nodig hebbende eene Convenabele prolongatie van tijd, ten einde de benodigde informatien, ook van el*, ders, te requireren, en zig daar mede tot het inrigten van een nog nader Verhoor in ftaat te treilen , zig vervoegt heeft aan de Vierfchaar van Rector en Regteren, en fulks te kennen gevende van dezelve verfogt, dat de tijd tot het voltrekken van het Verhoor bij provifie voor den tijd van vier weeken mogte worden geprolongeert, en dat Rector en Regteren daar op bij Refolutie ten felven dage van het doen van dat verfoek van den Suppliant, aan hem geordonneert hebben, uiterlijk over 14 dagen zijnde Maandag den 3. dezerkopende maand Julij, te fuppediteeren voldoende redenen , waarop zijn verfoek van prolongatie lteunde, en dat bij gebreeke daar van de Vierfchaar bij haare Refolutie bleef perfifteeren, en ?ls dan het Verhoor fouden worden gehouden Voor geflooten. Dat hij Suppliant aan dit van hem gevorderde voldaan heeft, met het inleveren van een Memorie , , dienende tot Juftificatie van zijn voorfchr, gedaan verfoek van prolongatie van tijd , tot het voltrekken van het Verhoor, bij. welke Memorie hij vertrouwt op goede gronden gedemonftreert te hebben, dat hem een Covc- nabele  < ÏI5 ) habele tijd tót ulterieure in formatien niet kendë geweigert worden, dog dat hij Suppliant tot zijne groote furprife heeft moeten ondervinden, dat Reótor en Regteren bij hunne Refolutie van den. 3. dezer Maand Julij, hier nevens Copielijk gevoegt, hem Suppliant niet anders hebben willen vergunnen, dan een feer korte termijn, namelijk van 12. dagen, tot het voltrekken van het Ver-, hoor, feggende fij in deze hunne Refolutie _ in fubftantie, dat uit condefcendence de termijn , bij Refolutie der Vergadering van den 22. Meij i78o. bepaald , geprolongeerd wierd , uiterlijk tot Saturdag den 15. deezer Maand Julij , en dat bij onflentenis aan de zijde Van den Suppliant R. O. vart aart-dezelve Refolutie als dan. te voldoen, het voorfchr. Verhoor van Francois Adriaan van der Kemp, als Gedaagden in Perfoon , fonder eenige verdere Prolongatie , foude worden gehouden voor voltrokken, fluitende de Vierfchaar alzo in een zaak van Zoo Veel eclat als deeze , den weg voor den Suppliant, om fig verder te informeeren , en nog nadere Verhoren te formeeren, ten einde den Gedaagden in Perfoon tot Convictie te brengen, en dat buiten noodzake of eenige pregnante redenen , als hebbende in de eerlte plaats de Gedaagde het zig zelve te imputeeren, dat hij door een manier van fchrijven, welke in hem, als Leeraar van een Protcftantfche Gezindheid nog meer,  meer, als in een ander, ongepaft en bedenkelijkis, zig in deze procedures ingewikkelt heeft, en zijnde ten anderen het continueeren van het Verhoor voor den Gedaagden, (die zulks niet praetendeert te dugten , en glorieert de Autheur van den Lierzang te zijn,) minder praejudiciabel, dewijl hij, niet jegenftaande dezer procedures, ia zijnen poft van Leeraar in de Gemeente derDoopsgezinden, tot hier toe nog blijvt continueeren. Dat hij Suppliant dan door deze difpofitie van Rector en Regteren, zoo zeer befwaard en verhindert word in het profequeren voor de voorfchr. bij hem amptshalve ondernome procedures, welke, na verloop van twaalf dagen hem den weg floot, om in het Extraordinair Proces verder te gaan in welke bepaling hij om die reede ook niet heeft kunnen acquic-fceeren , waarom hij daar jegens. opud atla geprotefteert, en zig voorbehouden heeft, het maken van zodanig Adres en ter fodaniger plaatfe , als geoordeelt zouden werden te behooren : gemeend heeft daar over zijn adres te moeten maken aan UEd. Gr. Mog. dog dat, dewijl UEd. Gr. Mog. als toen niet vergadert waren, en ondertuffchen door het verlopen van den bij Rector en Regteren gepraefigeerden tijd tot het voltrekken van het verhoor, de faake buiten haar geheel ftond te werden gebracht, fig bij Requeste geaddreffeert heeft aan de Heeren Gecommitteerde Raadén van UEd. Groot Mog. en verfogt heeft  ( "7 f heeft, dat Rector en Regteren van de Univerfiteit mogte geïnjtingeert en geordönneert worden,, om met allen verderen voortgang en handelingen,, de zaak van den Gedaagden in Perfoon Francois Adriaan van der Kemp betreffende , te fuperfedeeren tot de Eerftkomende Vergadering van UEd. Gr. Mog. om bij dén Suppliant fodanig Adres te kunnen werden gemaakt als hij zoude oordeelen te behoren , waar op bij Haar Ed. Mog. den 7. dezer is genomen fodanige Refolutie, als ter tafel van UEd. Gr. Mog. zal werden gebragt, en de procedures inmiddels zijn gebleven gefurcheert. En keert de Suppliant zig mitsdien als nu tot UEd. Gr. Mog. ootmoedig verzoekende, dat UEd. Gr. Mog. de bovengemelde Refolutien van Rector en Regteren van 's Lands Univerfiteit van den 22. Meij en 3. julij dezes Jaars 1780 , waar bij , of wel bij de laatfte van dewelke den tijd tot het voltrekken van het Verhoor van den Gedaagden in Perfoon Francois Adriaan van der Kemp, uiterlijk bepaald geworden is tot den 15. dezer Maand Julij, te Hellen buiten Effect, en dat UEd. Gr. Mog. gelieven dezelve Rector en Regteren te authorifeeren, en, des noods, te gelaften, aan den Suppliant als nog te accordeeren den tijd van drie Maanden, den tijd der Groote Vacantie daar onder begreepen zijn-  pijnde , - tot het voltrekken van het Verhoor van den Gedaagden in Perfoon of zodanige andere Convenabele tijd , als UÉd. Gr,. Mog. na derzfelver Hoge Wijsheid, zullen oordeelen te behooi rêri. önderftond ■ 't Welk doende, eri Was getekend C. THIERRY de BYE- EX-  ( H9 ) EXTRACT uit de Refolutien van de Heeren Staaten van Holland en Weftvriesland in Haar Ed. Gr. Mog. Vergadering genoomen op Donderdag den 27. July 178a Is geleezen de Requefte van Mr. Pieter Makcus Ploofd- Officier te Leijden, en Promotor van 's Lands Univerfiteit aldaar, waarbij te kennen geeft, zijn befwaar over eene Difpofitie van Rector en Regteren tot verhindering in het Profequeeren der Procedures 4 die hij Amptshalven in de laaftgemelde qualiteit en fulks R. O. was genoodfaakt geworden voor de Vierfchaar van gemelden Rector en Regteren te ondernemen, tegens FrancoIs Adriaan van der Kemp, Leeraar in de Gemeente der Doopsgefinden te Leijden , en Geïmmatriculeert Lidtmaat der voorfchr. Univerfiteit ter faake breeder in de navolgende provifionele Refolutie van de Heeren Gecommitteerde Raaden van den 7. defer vervat; en waarbij vervolgens, op fundament der redenen in de voorfchr. Requefte geallegueert, verfoekt, dat Hun Ed. Gr. Mog. de Refolutien van Rector en Regteren van 's Lands Univerfiteit van den 22. Meij en dèn 3. Julij beide defes Jaars 1780, bij 'welke of wel bij de laafte de tijd tot het voltrekken van het Verhoor van den Gedaagden in PerL foon.  ( 120 ) foon Francois Adriaanvan der Kemp, uiterlijk bepaald geworden is tot den 15. dezer Maand Julij, gelieven te (lellen buiten Effect, en dat Hun Ed. Gr. Mog. dezelve Rector en Regteren gelieven te autlioriferen, en des noods te gelaften aan den Suppliant te accorderen als nog den tijd van drie Maanden, den tijd der groote vacantie daar onder begrepen, tot het voltrekken van het Verhoor van den Gedaagden in Perfoon, of fodanig:n anderen Convenabelen tijd, als Hun Ed. Gr. Mog. fullen oordeelen te behooren. En heeft de Raadpenfïonaris vervolgens meede gecommuniceert de voorfchr. provifioneele Evolutie van de HeerenGecommitteerde Raaden van den 7. defer, waarop Reétor en Regteren voornoemt aan dezelve Heeren bij Miffive van den 13. dezer hebben gerefcribeert, dat zij, in vertrouwen , dat de voornoemde Mr. Pieter MARCusin zijne gemelde qualiteit, niet foude in gebreeke blijven, om bij de toen aanftaande Vergadering van Hun Ed. Gr. Mog., aan hoogftdezelve fodanig adres te maken, als waar van hij bij Zijne Requefte mentie maakte, forge zoude dragen, dat ter voldoening aan hun Ed. Gr. Mog. verwagting, inmiddels dat het felve zoude zijn gefchied, nietwes in de voorfchr. zaak foude -worden gedaan, waar door dezelve foude kunnen gebragt worden, buiten haar geheel: (Fia*  ( ïét ) (Flat infertie van bovenftaande Refolutie van Gecomm. Raaden en Miffive van Rector en Regteren.) Waarop gedelibereert zijnde is goedgevonden en verftaan, dat Copie der voorfchr. Requefte zal worden gefonden aan Rector en Regteren van 's Lands Univerfiteit te Leyden , om aan hun Ed. Gr. Mog. daar op te dienen van berigt, met aanfchryving aan dezelven, om,hangende de deliberatie van hun Ed. Groot Mog. over de voorfchr. zaak de procedures deswegens te houden in State en Surcheance ; wordende wijders geapprobeert het verrigte van de Heeren Gecommitteerde Raaden bij het neemen der voorfchr. Refolutie van hun Edele Gr. Mogenden. L 2 EDE-  ( 1*2 ) EDELE GROOT MOG. HEEREN, YT^ij hebben wel ontvangen Uwer Edele Gr. Mog. Misfive gefchreeven in 'sHage den *7- Julij 1780. nevens de Copie van de Requefte, door Mr. Pieter Marcus, Hoofd-Officier der Stad Li ijd£n, en Promotor van UEd. Gr.Mog Univerfiteit, aan UEd. Gr. Mog. gepraefenteert, tenderende tot het buiten effeót ftellen van twee Refolutien van ons, in datis z2. Meij en 3. Julij beiden dezes Jaars, bij welken, ofwel bij de Jaafte derzei ver, de tijd tot het voltrekken van het Verhoor van den Gedaagden in Perfoon, Francois Adriaan van der Kemp uiterlijk is bepaald geworden tot den 15. der verlopen maand Julij. en bij welke Misfive UEd. Gr. Mog van ons requireren, om UEd. Gr. Mog. daarop te dienen van Bericht. Aan dit gehonoreerd bevel zullende voldoen moeten wij vooraf, in het algemeen, deze aanmerking maken, dat het Adres van den Promo, tor , eerlt aan de Heren Gecommitteerde Raden van UEd. Gr. Mog. en vervolgens aan UEd. Gr Mog. zeiven, in een zaak als deze, gedaan gel lijk hetzelve is ongewoon, en buiten Exempel alzooook kennelijk tendeerd, om den gewonen vveg van Procederen voor onze Vierfchaar, geheel en al te renverferen. Want»  ( T*3 ) Want, daar van de Sententien van onze Vierfchaar, volgens het 39. Artkul der Statuten, gene provocatie word toegelaten , is 'er geen ander middel, waardoor dezelve kunnen worden gerefoacleert, als alleen het middel revifie, door UEd. Gr. Mog. geïntroduceert , bij het Regieinent op de Revifien van den 6. Otioher i6jri, dog bij dit Reglement Art. 11. word gene Revifie toegelaten tegen Appoinftementen interlocutoir, wanneer defelve ten definitive zijn reparabel. Het tegenwoordig Adres van den Promotor word nu gedaan tegen een Appoinétement interlocutoir , door ons gegeven , en is, derhalven, quod a.l formam, ongepaft en ftrijdig tegen de zo evengenoemde Wetten, die door den Promo-, tor, niet minder dan door ons, zijn befwooren. Want een van beiden is waar: het Appom£tement, door ons gegeven,is ten definitive of reparabel, of irreparabel. In her eerde geval kwam geen Revifie, en dus veel minder een extraordinair recurfus ad Principem, te pas. In het tweede geval was de Revifie, (wanneer men al vooronderfteld, dat in den ftaat van dit Extraordinaris Proces, en tegen een dispofitif, als dit is, voor den Promotor dit middel te pas kwam, waarover wij ons niet zullen uitlaten) het eenige en gepafte middel, terwijl de Promotor, bij het doen van verfoek om Revifie konde afwachten, of de Gedaagde in Perfoon zig tot partij wilde Hellen, dan L 3 «f  ( 124 ) of hij zoude goedvinden, zig aan dat verzoek tot eenen naderen termijn van Verhoor te onderwerpen, en daarin te confenteeren. En dit middel had de Promotor, na zijne eige fullenue moeten emploieeren, wijl hij in zijn Requefl aan Heeren Gecommitteerde Raden het bezwaar, door ons Appoinclement, zo hij oordeeld, aan hem toegebracht, noemd een irreparabel grief, gebruikende dus die zelvde qualificatie van irreparabel, welke in het bovengenoemde Reglement uitdrukkelijk geftatueerd word, tot Revifie, ais het enig middel, aanleiding te geven. Wanneer het tog aan de keuze zal Haan van Partijen litiganten, om in gevallen, daar Revifien te pas komen, dit legaal middel ter zijde te Hellen, en een buitengewoon recours tot UEd. Gr. Mog. te nemen, dan is het gedaan met de wij fc en billijke Reglementen, omtrent de manier van Procederen, met zo veel ciixumfpectie door UEd. Gr. Mog. beraamd. Want indien dit exempel, door den Promotor gegeven, enigfints wierd geauctorifeert, dan fouden UEd. Gr. Mog., dagelijks, inde Hoogst derzelver hoogwichtige deliberatien door Addresfen over ordinaire en liquide objecten van Juftitie worden geïnterpelleerd, en dan zoude het voor den Rechter moeilijk vallen, de Reglementen ©mtrent de Revifien te maintineren. Dan zal ieder Partije, die voor de Vierfchaar, of  ( i*5 ) of andere Collegien van Juftitie, bij Arrest wijzendë.eene Procedure heeft, dien weg, ais den minft koftbaren inflaan, tot merkelijke vertraging van de Juftitie; en dan weten wij met,-hoe men, behoudens de rechtvaardigheid, in dit geval aan den Gedaagden in Perfoon zoude kunnen weigeren, om insgelijks tot den Souverain te recurreren wanneer hij meende bezwaard te zijn bij een Appoinctement, of Refolutie ter inftantie van den Promotor, door ons in tijd en wijlen gegeven De Promotor fal wel erkennen de billijkheid van den regel, quod quisque Juris in alterum fiatuerit, ut ipfe eodem utatur. Ook fal het aan de Practizijos van den Promotor nog niet uit het geheugen zijn, wat zij in de zake van den Promotor in den tijd tegen Mr. Jan Simons, die in den Jare 1766. mede, in plaatze van het legale middel van Revifie, een adres gemaakt had aan UEd. Gr. Mogende, hebben geadvifeerr, en met goede en bondige redenen daar tegen «deduceert, en dus moet het ten minftea zeer vreemd voorkomen, dat zij, bij deze gelegenheid tot de contrarie fuftenu hebben medegewerkt, en den zo evengemelden billijken regel aan het officie niet hebben herinnerd. Te dier tijd, toen de dispofitie van onze Vierfchaar na het genoegen-was van het officie, waren zij het met ons eens* toen mocht er geen Extraordinair middel plaatze hebben, omdat er L 4 een  ( ï*6 ) een ordinair voor handen was: maar thans, nu onze dispofitie aan het officie mishaagd, zijn zij van ander gevoelen: nu mag 'er een recitrfus ai Principem gefchieden, offchoon de zaak, na hun eigen begrip, in terminis van de wet, tot een Revifie is gedisponeerd. Wij allègerën dat exempel te meer, wijl de objectien, welken toen tegen de Revifie gemaakt zijn, in dit geval niet gemaakt kunnen worden, en wijl UEd. Gr. Mog. dat 'Adres van Mr. Jan Sim ons in genen deele hebben geapprobeert, en nemen daarom de vrijheid, tot het geen wij toen ter tijd, op dit relpeft, meer gezegt hebben, bij ons Bericht van den 23. Junij 1766. ons eerbiedig te refereren. Dan dit is het eenig bezwaar niet in het voorbijgaan van het middel van Revifie: daar is nog eene andere bedenkelijkheid voor den Gedaagden in gelegen, namelijk, dat dit adres, in effecte daartoe is ingericht, om de merites van de zaak zelve van den Competenten Rechter aftetrekken, en ter Extraordinaire Judicature van den Souverain te brengen, en dus te doen decideeren de quertie, of wij op goede gronden hadden geoordeelt, dat het Verhoor van den Gedaagden in Perfoon binnen den tijd, bij onze Refolutie bepaald , konde gefloten worden, dan of wij in dit ons oordeel hadden begaan erreur. Want alle de bezwaren, door den Promotor bijgebracht, zijp van  ( «7 ) van dien aard, zullen zij, anders, enigen klem hebben, dat zij vooronderftellen, dat in de drie Verhoren van den Gedaagden in Perfoon niet genoeg is geantwoord, om het Verhoor voor gefloten te kunnen houden. Zo men immers het tegendeel Helde, en het daar voor hield, dat de Gedaagde in Perfoon , waarlijk, op de.voorgeftelde vragen genoeg had geantwoord , om het Verhoor voor gefloten te kunnen houden, dan kan het geen bedenkelijkheid lijden, dat wij, als Rechters tusfchen den Promotor R. O. en den Gedaagden in Perfoon, bevoegt waren in hac criminali caufa, daar het officium nobik Judicis zo zeer te pas komt, het Verhoor voor gefloten te houden. En dus, quod ad formant, onze Refolutie niet kunnende worden gereprocheerd, zo kan dit Adres van den Promotor tot niet anders tenderen, als om die Refolutie, quod ad materiam , bij UEd. Gr. Mog. te gaan betwiften, en tot vermijding van het middel van Revifie, het oordeel, en de decifie van UEd. Gr. Mog. over een poincl van Rechten, tusfchen Parthijen litispendent , in te roepen. Dog deze handelwijze is ftrijdig tegen de vafle gronden van Regering, door UEd. Gr, Mog. zo wijsfelijk gelegd, volgens welke, buiten gantsch extraordinaire gevallen , de Jurisdictie van de oeffening der Souverainiteit, in de adminiftratie L 5 zoda-  C ia8 ) zodanig feparaat word gehouden, dat, felvs dan, wanneer 'er Revifien van Sententien gefchieden, en dus als het ware, de Souverain zelve, onmiddelijk, de Jurisdictie oeffend, dit niet gefchied in UEd. Gr. Mog. Souveraine Vergadering, maar door het Collegie, het geen het arreft heeft uitgefprooken , en door bijfondere Perfoonen , als Adjuncten Revifeurs, uit UEd. Gr. Mog. Vergadering gecommitteert, die ook onder eenen bijzonderen eed worden gebracht, en van de uitvoering deefer hunner Commisfie ter Vergadering van UEd. Gr. Mog. geen rapport doen, veel min hunne opiniè'n, of de redenen van dien, in UEd. Gr. Mog. Vergadering openleggen. En dus is het mede gelegen met onze Vierfchaar, zo als uit het Reglement van Revifie blijkbaar is, en waar bij UEd. Gr. Mog. van de Sententien, door ons, zelvs te» definitive, gewezen, geen ander middel van Refcisfie, of onderzoek, hebben toegelaten, als alleen het middel van Revifie. Wij vinden deze praealable remarques van dat gewicht, dat wij op dezelven, gertrftelijk, de decifie dezer zaak van UEd. Gr. Mog. zouden durven verwachten, daar wij volkomen vertrouwen, dat UEd. Gr. Mog. het als een vafte, en onveranderlijke maxime van Hoogft derzelver hoogloffelijke en billijke Regeringe aanmerken, dat in de adminiftratie der Juftitie, vooral in Crimineele zaken, der Ingezetenen voorname veiligheid en vrij-  ( 120 ) vrijheid bedaar in de exacte obfervantie der reeds fubfifterende wetten, en dat dezelve vaftehjk mogen ftaat maken, dat zij bij die wetten door UEd. Ur. Mog. zullen worden gemainteneert tegen de pogingen van allen, die, tot hunne bijzondere oogmerken , wel zouden wenfchen van die banden ontflagen te worden, zonder dat de Ingezeetenen behoeven te vreezen, dat het aanfienlijk Caracler van een Graaflijkheids Officier, of andere qualiteit, enige verandering zal maken omtrent die zaken, waarin de wetten zelve die Officieren behandelen, en uitdrukkelijk benoemen , als Partijen. Wij hebben ondertusfchen deze remarques niet gepraemitceert, om daar door aan ene nadere informatie en bericht aan UEd. Gr. Mog. ons te onttrekken, maar zullen nu verder (m eerbiedig vertrouwen , dat die remarques door UEd Gr. Mog. niet zullen worden ter zijde gefteld), tot een nader betoog van de wettigheid van onze Refolutien van den Z2. Maij en 3. Julij, wat meer bijzonder overwegen de bezwaren , door den Promotor tegen dezelve ingebracht, en dus in de eerftè plaats aantonen, dat wij tot het nemen van die Refolutien waren bevoegd; en ten : anderen, dat, het geen door den Promotor ten Requefte is bijgebracht, om eene prolongatie van den tijd tot het Verhoor te verzoeken, geheel is ongegrond, en onbeftaanbaar.  ( »3 ) Wat het eerjle poincl betreft • zal de vraag zijn, of wij bevoegd waren in de eerfte plaats te nemen eene Refolutie, zo als die van den 22. Mai 1780. waar bij aan den Promoter is gepraefigeert een termijn van vier weken, om het Verhoor te voltrekken, met bijgevoegde verklaring, dat,bij faute van dien, het Verhoor voor voltrokken zoude worden gehouden. Dat de Promotor dit in twijffel trekt, blijkt ons uit die voorgewende grootefurprife, met welke hij deze Refolutie heeft ontvangen, dog van welke hij gene redenen heeft gelieven bij te brengen. Wij vertrouwen, van onze bevoegdheid tot het nemen dezer Refolutie , zo ex jure, als exfacto, de gewichtigfte redenen te kunnen geven. Dat immers, een Rechter, in Crimimü Caufa, het Recht hebbe, om het Verhoor van een Gedaagden in Perfoon voor geflooten te houden, ook zonder Confent van den Officier, is hier uit ten vollen zeker, dat alle dagvaardingen in Perloon moeten gefchieden , op decreet van den Rechter, (Ord. op den ftijl Art. 4. en Ord. op de Crim. Juft. Art. 30. en 50.) en dat de Officieren den Gedaagden in Perfoon niet kunnen Conftringeeren, om op Articulen te antwoorden, ten zij de Rechter , die het decreet van dagvaarding in Perfoon heeft verleend , den Gedaagden in Perfoon condemnere, om in het Verhoor op de aan den  ( 131 ) den Rechter door den Officier overgelegde Articulen te antwoorden. Is dit nu zo, gelijk het uit de Wetten en gerecipieerde praftijcq buiten Conteftatie is, dan volgt , dat die zelvde Rechter, welke dit interlocutoir vonnis heeft gegeven, ook bevoegt is, om te oordelen, of en wanneer de Gedaagde in Perfoon aan het vonnis heeft voldaan, en de voorgeftelde vragen genoeg heeft beantwoord, om verder te procederen , dat is, (om met andere woorden het zelvde te zeggen), om het verhoor voor gefloten te houden, want' dit oordeel is niet anders als de interpretatie , en applicatie van de gegeven interlocutoire comdemnatie op het Cas fubject. Het is 'er, ten anderen, zeer ver van daan, dat de Rechter, door het verlenen van het decreet van dagvaarding inPerfoon,die zaak, waarin dat decreet is verleend , uit zijne hande zoude geven , en eniglijk aan het goedvinden van den Officier overlaten, dat het, in tegendeel, van de uiterfte Evidentie , en te gelijk van het grootft belang is voor de veiligheid der Criminelijk befchuldigden, dat de Officier in alle zijne Judiciele demarches onderworpen zij,en blijve,aan zijnenCompetenten Rechter. Eiffchende dit mede, uitdrukkelijk , de beide Criminele Ordonnantiën , thans nog in deze Provincie het richtfnoer der Criminele Procedures. Zo worden in de Ordonnantie op dc Crim. Juji. Art. 30. op het einde , aan de , Ordsn~  ( 132 > Ordonnantie van de Rechters onderworpen de termijnen, welke ook in de dagvaardingen in Perfoon gegeven worden; gelijk mede in de Ord. op den Stijl Art. 35. Zo word de ondervraging van gedetineerden toegefchreven aan den juge, of Rechters, in dezelvde ord. Art. 6, 8,9, 10.; zo word het horen van getuigen ook aan den Rechter van Officiewege toegelaten , Art. 21, 24. welken ook, uitdrukkelijk, het oordeel daar over , of het Arhiterfchap word gegeven Art. 24. Zoo heeft de Rechter het recht, om ontflaging van gevangenis te doen , of fchoon de Officieren dit mochten debatteren Art. 28., en in de Ordonn. op de Crim. Jufl.. Art. 53.; en, het geen hier zeer notabel is, zo word aan den Rechter, uitdrukkelyk , toegelaten, niet alleen ten verzoeke van Partijen, maar ook van Officievege , te verklaren , het Proces in Rechten geJlooten te zijn ; en te procederen ter diffinitive, indien hij die zake en materie bevind, daar toe gedisponeerd te zijn, Ord. op den fiijl Art. 37., en generalijk word 'er bepaald, d.it in Crimineel? zaken ende Materiën geprocedeert zal worden van Officiewege, Art. 7., welke fpreekwijze in die Ordonnantie overal betekend ex officia nobili Judicis, zo als uit vergelijking van Art. 21, 24, 37. buiten tegenfpraak is. Uit dit alles mogen wij dan veilig befluiten, dat, indien een Rechter, in Crt- mi-  ( *33 ) mïnali Caufa , ex officio nobili, het meerdere mag doen, indien hij ook , in weerwil van den Officier, gevangenen mag relaxeren, indien hij zelve in Caufa mag Concluderen, enten definitive procederen, hij dan veel meer, ex officio nobili, het Verhoor van een Gedaagden in Per* foon mag voor geflooten houden. Met deze dispofitie van het recht komt ook over een de item der reeden en natuurlijke bil» rijkheid, welke niet toelaat, dat het effeft van een dagvaarding in Perfoon, welke altijd fletrisfant is voor den goeden naam, en reputatie van den Gedaagden, langer zoude duuren, dan volftrekt noodzakelijk is, om den Rechter van het gefuftineerd delidt te elucideren. Het zelve word mede geleerd, door die Rechtsgeleerde Schrijvers, welke over deze materie, met opzet gehandeld hebben: wij zullen ons, in dezen vergenoegen met bij Extraft op te geven, hetgeen H. Michaëlis ( een der befte Schrijvers over deeze Materie) in fiatt. Jurid. de inquifit Crim. (Lubec. 1Ó7Ö. 40.) Cap. 16. §. 3. pag. 616. leerd : nullam enitn ïnquirendi contra aliquem potejlatem judex halei, nifi ubi neceffitas reipublica: poflulat : hac igitur cejfante , eo ipfo quoque momento ceffiare debet Inquifitio — quani primum cmergit qualecunque remedium , qm averti, evitari, & tolli poffit 'Cyiftèdia, Captivitas, IGNOMINIOSA fiXAMINATIO ET INTERROGATIO JUDICIA*  C 134 ) fiïcïMïs, aut quacunque alia reorum moleftia, ad* yertenda, evitandce, & tollendce ifice fane fnnt. v °P deze gronden van het Recht vermeenen wij , dat de bevoegdheid van ons, om, na het cerft gehouden Crimineel Examen, het Verhoor voor gefloten te houden, inconteftabel is, wanneer wij uit dat Verhoor meenden, daar toe genoeg Geëlucideerd te zijn omtrent het delict, den Gedaagden in Perfoon ten lafte gelegd, en het komt ons daarom onbegrijpelijk voor, hoe de Promotor zig heeft kunnen bezwaard vinden , over onze Refolutie van den 22. Mai, waarbij wij minder hebben gedaan, dan wij bevoegd waren te doen. Want, in plaats van het Verhoor te fluiten, hebben wij aan den Promotor nog vergund een termijn van volle vier weeken, binnen welke hij overvloedigen tijd had , om zo veele verhoren op ordinaire, en Extraordinaire Rechtdagen (welken nooit geweigerd zijn) te doen, als hij zoude te rade worden. Wij hebben al verder, in deze bepaling van den tijd, zo veel aan de difcretie ontrent het officie van den Promotor toegegeven, als wij, behoudens het recht ende billijkheid konden doen : want wij hadden conform de Wet, aan den Promotor kunnen ordonneren , om met het Verhoor van dage tot dage, of immers van drie dagen tot drie dagen voort te gaan, op yerjlek  V ( 135 ) bij ieder termijn , wijl de Wet alle termijnen in Criminele zaken Held peremptoir , Ord. op den fiijl Art. 55. Ord. op de Crim. Jnfi. Art. 30. in fine ; dog, behalven andere redenen , waren ook de omftandigheden van den Gedaagden in Perfoon , die in zyne Requefte niet klaagde in zynen poft, als Leeraar-, gefufpendeerd te zyn, (welke bijzonderheid ook door den Promotor m Zijne Requefte word bijgebracht), zo gedifponeerd , dat wij niet genoodzaakt werden, de obfervantie der termijnen, bij de Wet bepaald, ftricter te injungeeren. Evenwel eifchte de aart van Crimineele Procedures en de flêtrifiure , welke aan dezelve is gehecht, dat, in dezen, niet werd geëxtravageerd, neen maar de Promotor, (zo veel mogelijk), «rehouden aan de Wet, welke eifcht, dat in Per.foonele Daagfelen — de Gedaagde — Promptelijken, en voor alle zaken, van officiewegen gehoord , en ondervraagd werde. Ord. op den im Art. 52. welker intentie is, dat in deze zaken , en materiën van Crimen , deliclen, en muT daaden extraordinairelljk geprocedeerd zoude worden bij korte intervallen van tijde, delaien, eniiitjïellen. ibid. Art.7i.juntt. Art.?: welke dit, bepaaldelijk, ook gebied vandagvaardinge in Perfoon, in de Ord. op de Crim. Jufi. Art. 30. in fine , en die termijnen bepaald uiterlijk van derden dage te derden dage. Het was dan onze jyj plicht,  C 13" ) plicht, ex officio nobili, hier omtrent eene difpofitie te maken , waar toe wij door de omftandigheden van het voor handen zijnde geval niet al* leen aanleiding kregen, maar ten fterkften ge* roepen werden. Wij bevonden namelijk , dat bij den Promotor, of zijne Practizijns, niet gevonden werden die begrippen van zijnen plicht in het waarnemen van dit gedeelte van den zeiven, welken ons voorkwaamen door de Wet te worden vqorgcfchreven ; en , hoe gaarne wij voor het oog van UEd. Gr. Mog. deze bévues wenfchten te mogen verbergen , zijn wij , tot ons leetwezen, genoodzaakt, dezelven, tot UEd. Gr. Mog. elucidatie, alhier te vermelden, en daar toe zoo veel van het factum te verhalen, als tot dat oogmerk nodig zal zijn. UEd. Gr. Mog. gelieven dan geïnformeerd te zijn, dat, op den 17. April 1780., door den Prorrlotor verzocht en geobtineerd zijnde decreet Van dagvaarding in Perfoon tegen Francois Adriaan van der Kemp, om te dienen öp den r. Mai daar aan volgende, de Promotor ten dage dienende, in degewooneform de zaak ter Eolle heeft gepraefenteerd en Condcmnatie verzn >cht, om den Gedaagden in Perfoon te doen antwoorden op zodanige Articulen , als hem van wegen den Promotor zouden worden voorgehouden, waar in door den Gedaagden in Perfoon zijnde gteonfenteerd, mits dat de Promotor, na dat het Verhoor zoude zijn voltrokken, aan  ( «3? ) aan hem Gedaagden in Perfoon gave Copie van de Articulen, waarop hij zoude zijn gehoort, mitsgaders van de Refponfiven, welken daar op zouden zijn gegeven, is, na verder onderling confent daar op door ons Condernnatie verleend, en vervolgens de Gedaagde in Perfoon op 94, Articulen gehoord. Dit eerftè Verhoor op dien dag zijnde afgelo-^ pen, en de Gedaagde in Perfoon op Propofitie" van den Promotor onder handtafting zijnde ontflagen , zo verwachtten wij natuurlijk, dat de Promotor > zo al niet conform de wet, op den volgenden,of derden dag,immers agt dagen daarna (wijl Volgens Rechten in Crimineele zaken geen vacantien. vallen) , met het Verhoor zoude zijn voortgegaan, en daartoe eene Extraordinaire Vierfchaar verfocht, of tenrttinffcen, dat hij aan ons permisfie zouden hebben gevraagt, om langer uitftel te nemen, aangefien de wet dit uitftel, uitdrukkelijk, fubjecteérd aan de. ordonnantie van de Rechters, 'Ord. Crim. Art. 30. in fine, of aan het Arbiterjchap van den Rechter, Ord. op dep Stijl. Art. 35. Maar het was 'er zo verre van daan, dat de Promotor, of die van zijnen Rade, van deze Rechtsgeleerdheid zouden gebruik maken, dat hij, in tegendeel, geheel ilil zat, en ettelijke -dagen liet verlopen, zonder zig bij den Rector tot het verfoeken eener Vierfchaar aan te melden. Met recht, derhalven heeft de Reüór Magnifi* U 2 ****  C H$ ) eüs, die dit op1 eene min beleefde wijze had küh'a nen doen, den Promotor , door den Secretaris dezer Vierfchaar op den 12. Maij (alzo de Promotor op den rö. of n. niet had kunnen worden aangetroffen) en vervolgens op den 16. daarna volgende wederom afgevraagd, of in gereedheid zoude zijn, om tegen den aanftaanden ordinairen Rechtdag van den 22. Maij, met de voor de Vierfchaar litispendente crimineele zaken , voort ■ te gaan: dog heeft de Promotor, hoe zeer telkens beloofd hebbende den Secretaris antwoord te zullen bezorgen, zulks echter niet gedaan, maar op V'ijdag den 19. Maij, ( op eene gansch onvoegzaame wijze) door den Pedel aan den Rector doen weten , dat op den aanftaanden Rechtdag geen Crimineele Vierfchaar zoude worden gehouden], gelijk fulks nader door den Promotor aan den Rector mondeling is herhaald; bij welke gelegentheid de Rector aan den Promotor heeft te kennen gegeven, befloten te hebben, om tegen den 22: Maij ordinair, en Crimineele Rechtdag te beleggen, i j 4 Dan aan deze herinnering, en aanzegging van den Re6r.or heeft de Promotor zo weinig gedefereerd, als aan het voorfchrift van de wet, en aaii de op recht en billijkheid fteunende leer van den in onze Practijcc[ geaccrediteerden Schrijver over Crimineele zaken Mr. Pieter Sort, wiens woorden tit. 7. «. 22. hier zo wel te pasfe komen, als  ( »39 ) als of dezelven voor het geval in quaeftie bepaaldelijk, waren gefehreven, fomwijlcn, zegt hij, } word ook wel geprefenteerd te geven Copie , als de Informatien zullen wezen voltrokken , waarmede behoord eontentemtnt genomen te worde» , als zijnde den Gedaagden in Perfoon daartoe met eerder bevoegt, maar en kan de Gedaagde niet worden- buiten fatfoen opgehouden onder Pretext dat uit de Examinatie zijn Refulterende enige Pointlen daarop de Gedaagde nader behoord te worden gehoord: want als daartoe redenen zijn dienende, moet zulks quant a quant gefchieden , Immers zo haast het doenlijk, en de gelegenheid van zaken is toelatende, en kan ook de Gedaagde , ziende, dat men hem tracht op te houden, ook welfufiineeren, dat zulks Peremptqirlijk zal gefchieden, en voor de laatfie maale. Het is dan op den 22. Maij, dat de Reftor ter Vergaderinge heeft voorgedragen, dat zich hadt verplicht gevonden,om, volgens den duidehjken letter van de wet,op dezen ordinairenRechtdag ene Criminele Vierfchaar te beleggen , in vertrouwen, dat deze Vergadering goed zoude vin, den om den Promotor af te vragen, of met de zaak van Francois A?w*** van der Kemp ook, in gereedheid was om voort te gaan. Het welk gefchied zijnde, heeft de Promotor zulks beantwoord met te zeggen, dat niet in gereedheid was, cn, gevraagd zijnde, of hij daar ook redenen van * 'ö ^3 \;o*ide  ( H° ) Iconde geven, nader gezegt, dat hij niet in gereedheid was, en verder niets te zeggen had, tevens opffcaande, en mine makende om heen te gaan. Vervolgens is den Promotor aangezegd, dat Francois Adriaan van der Kemp, (die zig te voren bij den Rector aan huis had geïnformeerd, of 'er den 22. Maij Vierfchaar zoude zijn , en zig nu uit eige beweging fiftecrde), verfocht had, temogen binnen itaau, en, mogelijk, iets zoude voor te ftellen hebben, waarin hij Promotor belang konde hebben : doch heeft de Promotor gerepeteerd, dat hij niets meer te zeggen had en in gene pourparlers met den Gedaagden komen wilde, teffens te kennen gevende, dat de Reétor geen vermogen, had om eenen Crimineel-en Regtdag te beleggen, anders, als op voordracht van den Promotor, en is daarop, zonder nadere inftantien af te wachten, heen gegaan: Aanftonds daarop, is door ons aan den Promotor gezonden een Pedel, met verzoek dat hij op het Stadhuis nog wat gelievde te wagten, aloo de Vierfchaar hem, waarfchijnlijk, nog foude moeten fpreeken, waar op de Pedel tot antwoord gebracht heeft, (het geen wij vertrouwen dit UEd. Gr. Mog. niet zonder bevreemding zullen vernemen) dat de Promotor liet weten , dat niet langer konde blijven, alzo Medicamenten moest innemen, en hém ook, al lang-,veiveeld had. Vervolgens is dc Gedaagde in Perfoon, Fran-  ( Ui ) Francois Adriaan van der Kemp, binnengelaten die te kennen gav, zig heden gefifteerd te hebben , in verwachting , dat de Promotor het Verhoor in zijne zake als Eisfchcr in cas van de-, liet R. O. tegen hem, als Gedaagden in Perfoon, zoude voltrokken hebben, alzo het van zijn belang was, die zaak hoe eerder hoe liever getermineerd te zien, en dat hij, daar men op dezen Rechtdag aan de zijde van den Promotor onbereid wa.s om daar toe te procederen, Refter en Rechteren verfocht „ den Promotor te gelaften „ om met zijn begonnen Verhoor voort te gaan, en het zelve binnen zekeren precifen tijd te " voleinden, of te verklaren, dat hij voorfz. Vedioor hield voor voltrokken, of dat wel an" derfints bij onitentenis. aan de zijde van den " Promotor, om aan zodanige injun&ie te vol" doen het onze goede geliefte ware, het Ver" hoor'van den Suppliant, ex officio., te houden " voor voltrokken, behoudens aan den Suppliant " het doen van zodanige verdere verzoeken, ot " andere defenfie, als hij zoude te rade worden, " en naar recht en Praftijcq vermenen te beho" Ten . ¥ zijnde dit verfoek ook breder vervat in zijne Requefte , ten zelvden tijden gepraefen- tC Uk de hier voren gelegde gronden zien UEd. Gr. Mog. dat wij, na deze bij herhaling gedeclateerde begrippen van den Promotor, en na uitM 4 druk*  C 142 > drukkelijke weigering om eenige redenen van uitftel te geven , niet konden nalaten, de wetten, welke zo onbefchroomd werden ter zijde gefteld, tegens den Promotor (welke door de wet zelve als Partij word geconfidereerd, Ord. Crim. Art. 13. in fine) te doen opereren, en, daar hij het fpoor was bijfter geworden , hem wederom te recht te brengen,zouden wij, anders, beantwoorden aan het vertrouwen, door UEd. Gr. Mog. in ons gefteld, als Rechters, en dus moetende zijne handhavers en verdedigers der duur bezworen wetten. En dit heeft aanleiding gegeven tot die Refolutie, en het Appoinctement van dien 22. Maij. welker wettigheid wij hier hebben beredeneerd , en waarbij wij den Promotor R. O. hebben gekit, , om met zijn begonnen Verhoor voortegaan, uiterlijk, over 14 dagen, en het Verhoor uiterlijk binnen 4 weeken, beiden van heden af te rekenen, te voltrekken, ten ware de Promotor mocht verklaren het zelve Verhoor te houden voor voltrokken, en dat wij, bij onftentenis aan de zijde van den Promotor, van aan dezelve Refolutie op de gefielde tijden te voldoen, het voorfz. Verhoor zouden houden voor voltrokken. Van welke Refolutie, gelijk ook van het Requefl, wij beflooten, flaande de Vergadering, aan den Promotor, zo hij nog mocht op het Raadhuis zijn, kennis te geven, gelijk ook fulks heeft kun-  ( H3 ) kunnen gefchieden, wijl de Promotor zig , naai het fchijnt, bedagt hebbende, nog op het Raad. huis is gevonden. Eene Refolutie, waarvan de noodzakelijkheid te grooter is geworden, na dat wij bij ondervinding geleerd hebben , dat, bij hef gebrek van het verfoeken van eene Crimineele Vierfchaar , zaken , waarin Dagvaarding in Perfoon was verleend , en de Gedaagde na het Verhoor op Articulen onder handtafting was ontflagen , onafgedaan zijn gebleven, en die Gedaagde fitb reatu gehouden; het geen in de Vierfchaar van eene Univerfiteit, daar het veel al jonge lieden van goeden huize zijn, in welken zo iets zoude kunnen te pas komen, ten uiterfte bedenkelijk zoude worden ; vooral daar hun, forptijds al fpoedig de Academie verlatende, in vervolg van tijd,wanneer zij tot het een of ander Emploi konden adfpireren, de Subfifterende reatus flerk zoude obftsren. Ene Refolutie eindelijk , welker wettigheid wanneer zij zelfs in fterker termen was genomen, en het Verhoor op dien 22. MaiEffecfivelijk ,door ons was gefloten geworden, wij vertrouwen aan UEd. Gr. Mog. alhier, nog nader, ten klaarflen te kunnen betogen, wanneer wij konden treden in de Materie zelve , en hier annexeren, een Copie van de Articulen , en Refponfiven van den Gedaagden in Perfoon Francois AM 5 Adriaan  ( '44 ) dkxaan van der Kemp; of, wanneer wij konden treden in een ander onderzoek, het geen naderhand eerft zal te pas komen, en, derhalven , thans door ons niet kan worden gedifcutieerd, maar omtrent de merite van onze Refolutie van feer veel Confideratie zoude zijn, of 'er in dit geval, uit den aart' van het delict, gene bijfondere reden zij, om het gr avamen van een Crimineel Verhoor te doen ophouden, zo dra 'er voldaan was aan de Redenen, welke tot het toelaten van ene Extraordinaire procedure den Rechter hadden gemoveerd, waarontrent de Leer van Mr. Bokt in zijn Tracl. van Crim. Zak. 5de d. tit. 2. n. 33. en 34. en tit. 7. n. 40 — 52. zekerlijk attentie zoude kunnen verdienen. Dan wij vreefen, door het een en ander van de intentie van UEd. Gr. Mog. te zullen afwijken, daar UEd. Gr. Mog. hoe zeer de Promotor klaar genoeg in de Materie zelve tracht te komen, van ons niet hebben gerequireerd , de Stukken van de Procedure over te fenden, en wij ten opfichte van de Merites dezer zaak moeten blijven in ons geheel. Dit kunnen wij zeggen, dat, wanneer wij die Refolutie genomen hebben, onder de Motiven daartoe bij ons in Confideratie gekomen is de Vraag , o{ de Gedaagde in Perfoon in zijne refponfiven,' zo ten opfichte van de qtfeeftio facti, als van de queejiio juris, ontrent het delict dat in deze  ( ï+5 ) déze dagvaarding in Perfoon, eniglijk, was-genoemd en beftond in het fchrijven, of uitgeven, yan den Lierzang, door den Promotor, tenRequeste gemeld, zo veel had geantwoord, dat het Verhoor voor gefloten konde worden gehouden, en dat'er uit een twede, derde , of vierde Ver-> hoor niet veel meer elucidatie, of Confeffie fcheen te wachten. Waar over de gedachten, toen reeds bij ons gevormd, door de uitkomft niet zijn tegengefproken. Alvorens wij nu van deze Refolutie affcheiden, eifcht de Connexie der zaak, dat wij refcontreren een ander bezwaar van den Promotor tegen dezelve geopperd daar in beftaande, dat hij Suppliant niet eens, tegen den gewonen jlijl aan, gehoord is op het Requefl van Francois Adriaan van der Kemp, waar op de voorfz. Refolutie is genomen. Dog wanneer UEd. Gr. Mog. gelieven te Refie£leeren op het geen wij hier voren van het fattum hebben genarreerd , dat de Promotor op dienzelvden dag, en yoor dat die Refolutie genomen werd, door den Rector is gevraagd, of hij enige reden kon geven , waarom niet in gereedheid was, om met het Verhoor voort te gaan,geantwoord heeft, dat hij verder niets te zeggen had, en dat hij Promotor al verder, niet eene enkele reife , en in het voorbijgaan, maar bij herha-  ( '40 ) herhalingen de volle Vierfchaar, en naderhand bij eene boodfchap, door den Pedel gedaan , geweigert heeft, over het geen Francois Adriaan van der Kemp zoude hebben voort te ftellen ( die dit voorftel, niet min mondeling, als bij Requeft heeft gedaan) gehoord te worden, en dat geweigerd heeft aan den Competenten Rechter , die zijne prsefentie requireerde, en bleev Requireren, dan zullen UEd. Gr. Mog. zig moeten verwonderen over de fiducie, met welke de Suppliant dit voor UEd. Gr. Mog. durvt avanceren , als eene reden van bezwaar tegen eenen Rechter, welke hij zo onberaden heeft gevilipen? deerd. Evenwel zoude deze vilipendie niets hebben uitgewerkt, om ons te moveren tot het nemen dier Refolutie; wij zouden, zonder enige affectie daar in toetegeven , ook op dat Requeft, gaarne, den Promotor hebben gehoord; wanneer de aart van het verfoek, bij dat Requeft, gedaan in de omHandigheden, waarin zig de procedure ter dier tijd bevond, het horen van de partij maar enigftnts noodzakelijk had gemaakt, ende Refolutie daar op niet had kunnen worden genomen, dan op inftantie van de partij , dog, na dat wij het verfoek van den Gedaagden inPerfbon hadden gehoord, bevonden wij dat van dien aard te zijn, dat daar op ex officio nobili, konde worden gecüfponeerd, voor al uit aanmerking van het geen  ( 14? ) wij, hier voren hebben genarreerd, van de inactiviteit van den Promotor in het voortzetten van het Verhoor, en de gehele verwaarlozing van de termijnen, door de Wet in Criminele gevallen geprsefigeerd , ja zelvsvan die termijnen, welke in ordinaire Civiie procedures, door de Ufance, bij onfe Vierfchaar zijn gerecipieerd, namelijk van veertien dagen tot veertien dagen. Na al het gezegde over de Refolutie van den 22. Mai, zal het nu niet moeilijker vallen te wettigen de twede Refolutie van den 3. Juli 1780., over welke de Promotor zig, insgelijks, ja voornamelijk , bezwaard. Het verwonderd ons, intusfchen, dat het de Promotor is, welke zig bezwaard over eene Refolutie, zo kennelijk tot zijn Voordeel genomen, en'van welke wij voor UEd. Gr. Mog. niet willen verbergen, dat enige Leden van onfe Vierfchaar in zo ver hebben gediffentieerd, dat zij oordeelden, dat nlen zig behoorde te houden aan de vorige refolutie van den 22. Mai, en dus in het geheel geen verderen termijn van Verhoor aan den Promotor moeit verlenen. Ende reden van deze onze verwondering zal nader blijken , wanneer wij nog het een en ander van het f aiïwn, het geen die Refolutie is voorafgegaan, zullen'hebben genarreerd. UEd. Gr. Mog. hebben uit het te voren verhaalde vernomen, dat de termijn tot het voltrekken van het Verhoor, bij onfe Refolutie van den 12,  ( 'M ) 22. Mai gepraefigeerd, met dien dag begön te lopen , en Hond te Expireren vier weken daarna, zijnde den 19. Juni; Van dezen termijn heeft de Promotor geen ander gebruijk gemaakt tot Expeditie van dë Juftitie , als dat hij den 29. Mai een nader Verhoor van den Gedaagden in Perfoon heeft verfocht, het geen hem is geaocordeert tegen den i. Juni, en nog een derde Verhoor tegen den 12. Juni, op welken tijd,dog niet eerder, hij met zijne nog nadere Articulen zoude in gereedheid zijn, welke beiden verzoeken reJpeétiveiijk door ons zijn geaccordeerd* de verzogte verhoren, eerft op 47. en nog op 36. Articulen gehouden, en de Gedaagde in Perfoon telkens onder handtafting is ontflagen geworden. Daar bleef, derhalven, van den termijn van vier weken j aan den Promotor geprsefigeerd, nog overig een tijd van volle zeven dagen, binnen welken de Promotor, nog meer dan eens, gelegenheid heeft gehad, om, des goedvindende, een vierde Verhoor te verxoeken, over die weinige Articulen, van welken hij, alleen ten getale van fes, bij Memorie van den 3. Juli 1780. aan ons vertoond heeft, een nog nader Verhoor nodig te hebben. Maar, in plaats van dien tijd daartoe, in voldoening van onze Refolutie, en van onze nadere herinnering door den Secretaris op den 12. Juni gedaan, te hefteden, heeft de Promotor wederom ftilgezeten, en op den 19. Juni, en dus ten einde  ( 149 ) de van den voorgefchreven termijn , ter onzef Vergadering voorgedragen , dat hij gerefumeerd en nauwkeurig overwogen hebbende de Refponfiven, bij den op den 12. Juni voor de derdemaalVerhoorden Gedaagden in Perfoon op de hem voorgehouden Articulen gegeven, en die vergeleken hebbende met de voorgaande Verhoren, en der gerecouvreerde bewijzen, zig, Amptshalven, ter, bewaring van het recht van de hoge Overheid, genoodzaakt vond, verdere enquelten, tot het bekomen van nadere informatien, de zaak van den zeiven Gedaagden betreffende, zo hier , als elders, te doen, ten einde zig tot het inrichten van een volftrekt noodzakelijk nog nader verhoor in ftaat te flellen, en mitsdien verfocht, dat wij hem Promotor, boven den tijd van vier weeken, welke bij refolutie van den 22, Mai gepraefigeerd was, om het Verhoor te voltrekken , en welke dus op dien dag zoude expireeren , daar toe ene Convenabele prolongatie van tijd , bij proviiie. van vier weeken, wilden accorderend Den Promotor, ftaande Vergadering, afgevraagd zijnde de redenen , waarom hij dezelve prolongatie verzocht, heeft dezelve geantwoord, het zelve verzoek gedaan te hebben Conform der| ftijl, bij beide Hoven van Juftitie gebruijkelijk, en ongehouden te zijn, om van die redenen ouvertures aan de Vierfchaar te geven. Wij moeten hier een ogenblik bij ftilftaan, om onfe  ( ) fenfe bevreemding te betuigen over dergelijke fuftenues, waar door de uitdrukkelijke difpofitien van het Rechten de ftem der natuurlijke billikheid * geheel worden in den wirtd geflagen. De Wet, Immers , is hier ontwijffelbaar, daar niet alleen * volgens gemeene rechten j delaieil, door den Rechter zullende worden verleend, ëerie Caufe Cognitio vereiHchen ^ maar dit ook met zo veele woorden word voorgefchreven in de Crim. Ord. 'Art. 30. in fine , t' en zij dat om de preuve , en andere rechtvaardige en wettige oorzaakeri (tér Ordonnantie van de Rechters) eenigeh langeren Compeienttn termijn gegeven móet worden , donder bedrog, Cavillatii, ofte Cdtumniè: item de Ord. op den jlijl Art. 35. ten ware dat 'er eenige wettige occafie zij, en bijzonder als om pro- dudiic te doen van eenige getuigen abfeni zijnde tf andere rechtvaerdige oorzaake: en zeker met gewichtige reden, want immers, moet de Rechter oordelen, of dergelijk verfoek op eene billijke oorzaake fteund , dan of het zelve, om mer Bort, ter plaatze hier boven gemeld en aangehaald, te fprekeil, eeniglijk, is een pretext dat uit de Examinatie zijn refidterende eenige poiniten , daar op de Gédaégde nader behoord te worden gehoord. Waarmede de Item der natuurlijke billijkheid volkomen overeenkomt, daar het anders in de rnacht is van Officieren, om niet alleen de Ge-  » ( i5i ) daagden in Perfoon met verhooren op verhooren af te matten ,en op fchroomelijke koften, zonder eenigé noodzakelijkheid, te jagen, maar ook dezelven door lange dilaien, Captieufelijk , inContradifticn te doen vervallen, het geen in lange Verhoren , al ware ook de Gedaagde onfchuldig, zeer mogelijk is, zo als de ondervinding , dit dikmaals, geleerd heeft, en het is dat bedrog, of Cavillatie of Calumnie, welke de Crimineele Ordonnantie zo wijiTelijk heeft willen praevenieren. Dog wij keeren weder tot het verhaal. Op den zeiven 19. Juni fifteerde zig mede voor onfe Vierfchaar de Gedaagde in Perfoon , F r a m q o 1 s Adriaan van der Kemp, en gaf te kennen, dat hij zig heden, volgens het Appoinclement van deze Vergadering op het Requeft, door hem op den 22. Mai aan den zeiven gepnefenteerd, had gefifteerd • in de Verwagting, dat de Promotor, ingevolge het zelve Appoinftement, het Verhoor zoude voltrokken hebben; dog dat hij vernemende, dat dezelve daar van in gebreeke bleef, de vrijheid nam een Requeft te prcefenteren, waarvan het dispofitief, op de zo evengemelde middelen gebouwd, was, dat hij Gedaagde verzocht, dat wij, „ in conformiteit en uit kracht van onfe ,-, Refolutie in dato zz. Maij, vermids de Promo„ tor in gebreke bleef aan gemelde Refolutie te „ voldoen, het voorfz. Verhoor van hem Sup„ pliant effectivelijk gelievden' te houden vo0r N » vol-  ( *$« ) „ voltrokken, en daarvan aan hem Supplian „ te veiieenen Acte in forma. " Waarover, alsmede over het door den Promotor gedaan verfoek van prolongatie, (over hetwelk wij den Gedaagden in Perfoon zo min hebben gehoord , als te voren den Promotor over het Requeft van den Gedaagden ) nader zijnde gedelibereerd, is gerefolveerd, den Promotor te gelaften, om uiterlijk heden over 14 dagen aan ons te fuppediteren voldoende redenen, waar op desfelvs verzoek, om den termijn bij de Refolutie van den 22. Maij 1780. bepaald, te prolongeren, fteunde, en, dat, bij gebreke daarvan, de Vierfchaar bij de voornoemde Refolutie bleef pcrfifteren, en als dan, in gevolge daarvan, het Verhoor van Francois Adriaan van der Kemp zoude houden voor gefloten, en dat Extra®:, uit de Notulen tot deze zaak relatif, aan den Promotor, op deszeivs verzoek, gegeven, en het verzoek, bij dc Requefte van Francois Adriaan van der Kemp gedaan, in advies zoude gehouden worden. Na het bekomen dezer Refolutie is dePromotor van zijn voorgemeld begrip, in zo verre, te rug ge komen,dat hij, ten minfe-u gedeeltelijk,aan dezelve heeft voldaan, en, daarom op den 3. J: verfocht, omtrent de Articulen, die tot de dagvaarding in Perfoon behoorden, in zijne billijke verzoeken te hulp te komen, en onfe auctoriteit te gebruiken, om den Gedaagden in Perfoon tot het klaarder enbepaalder antwoorden te brengen,ook blijkt uit dit voorbeeld, hoe de Verhoren, zonder eenige billijke reden, vermenigvuldigd en, tegen alle reeden, de onkoften van het Crimineel Proces (misfchien ten nadeele van den Gedaagden in Perfoon) kunnen verzwaard worden, en hoe nodig het, derhalven, zij, dergelijke Vexatien te beletten, want de Promotor had even voegfaam, m het'eerftè, als nu in het derde Verhoor, kunnen infteren, zo hij daar toe meende recht te hebben, dat de Gedaagde werd geordonneerd, op dat Articul, praecies en klaarlijk te antwoorden. Wat nu deze zaak zelve betreft, hebben wij op den 12. Junij, bij occafie van dat Derde Verhoor, geoordeeld, dat verzoek aan den Promotor te moeten afflaan, om redenen ons daartoe moverende , welke redenen wij vertrouwen dat van zelve in het oog loopem Want het komt ons voor tegen alle billijkheid te ftrijden, dat een Regter bij occafie van eenig delift, waar over een dagvaarding in Perfoon is fieordonneerd,het regt zoude hebben, om van alle * O 4 rchul"  C 74 ) fchnldige of onfchuldige daden van enen Gedaagden ene Inqoifitie te doen , welke tot het Proces, misfchien, niets geven of nemen foude. Het dunkt ons, tegen de vrijheid der Ingezetenen in deze Republicq, regelrecht, aan te lopen, dat zij,eens onder befchuldiging geraakt zijnde van een dehcT:, in een gedrukt gefehrift gecommitteerd , zouden kunnen worden gevraagd naar alle Gefchriften, welke zij ooit opgefteld en ter drukpers bij den zeiven Boekdrukker gegeven hadden. Wij zien niet wat het ter zake doe van dezen Lierzang, of Francois Adriaan van der Kemp ooit eenige Pi-abdicatie, of Zedekundig Vertoog, of onfchuldig Gedicht, bij L. Herdingh, nebbe doen drukken, en oordeelen, daarom, niet bevoegd te zijn, om den Gedaagden naar. zulke niets beduidende omftandigheden te vragen. Wij begrijpen wel , wat den Promotor heeft gemoveerd, om deze Vraage aan den Gedaagden ïn Perfoon te doen voorftellen : de melding van Vrrzameltngen, in die Vrage voorkomende, toont klaar genoeg de intentie , om den Gedaagden in Perfoon te doen Confeffeeren, dat hij die Verzameling van Staatspapieren van Junïus Brutus Secundus Friso had uitgegeven. Dog het geen de Gedaagde in Perfoon, tot zyne defenfie, tegen dit onderzoek heeft gezegt, dat, namelijk deze Vrage niet was Relatief tot de Dagvaarding in Perfoon, en hij, derhalyen, onge- hou"  ( i?5 ) houden, om daar op te antwoorden, is ons voorgekomen, alfins voldoende, en peremtoir te zijq. Want het is bij onfe Vierfchaar, gelijk mede in de Steden, en ten platten Lande, een Conftant gebruik, het geen ook door den Promotor, zoals hij in het verfoek van decreet zig tot één delict, had bepaald , ajzoo ook in de Dagvaarding in Perfoon in deze zaak te recht is geobferveerd, dat in dezelve word uitgedrukt het (hinten, waar op de Befchuldigde in Perfoon word gedagvaard: waarvan zekerlijk de reden is, om deze dagvaardingen in Perfoon, welke door inquifitoire Vragen liaan gevolgd te worden, zo ver als mogelijk is, van alle iniquiteit te verwijderen , en den Gedaagden in Perfoon in het Crimineele te geeven , het welk hem in het Civiele, naar algemeene gronden van Rechten, gegeven word, te weten, de occafie om zig te prepareren tot zijne defenfie, nam aquifftmum videtur, eum, qui aclutus ejl , edere aftionem , ut proinde Jciat reus , ut rum ceder e , an contendere ultra debeat, cif, fi contendendum put at, veniat Injlrutlus ad agendum, cognita aclione , qua conveniatur , L. i. pr. D. de edend. Uit dit Recht, derhalven, het geen den Gedaagden in Perfoon door de Dagvaarding in Perfoon word gegeven, om zyne befchuldiging te weten, volgt van zelve, dat hij ten dage van het O 5 ' .Ver-  ( 176- ) Verhoor ^ niet kan worden ondervraagd , dan alleen over zodanige zaken, welke tot de Dagvaarding in Perfoon behooren, en geenzints over andere delicten. En temeer, wijl op deeze Dagvaarding in Perfoon, welke tot een fpeciaal delict, is bepaald, gegrond is de Condemnatie, ten dage dienende, en het Confent daar in door den Gedaagden in Perfoon gegeven; welke Condemnatie, om op Articulen te antwoorden, bij gevolg, niet kan worden uitgeftrekt tot andere delicten, •in de Dagvaarding in Perfoon niet geè'xpreifeerd; zo min als het confent van den Gedaagden in Perfoon , ja zelvs het verfoek van den Promotor , om op Articulen te antwoorden, eenigfints kan worden geëxtendeerd tot delicten, welken, ten tijde van dat confent, door geen van beide Partijen , immers niet door den Gedaagden in Perfoon, werden bedoelt, of zelve bedacht. En dit,is de eerftè grond van het door ons gedeclareerd begrip. Maar hier bij komt nog een tweede niet minder peremtoir fundament. Het is, namelijk, na Rechten kennelijk, dat .geene Crimineele ondervragingen in Dagvaardingen in Perfoon. mogen gefchieden, dan over zodanige delicten , van welken ten laffe van den Gedaagden , bevorens, halve preuve of probabile indiciën aan den Rechter zijn gefuppediteerd, door dezen geëxamineerd, en voldoende geoordeeld , om daar op eene Dagvaarding in Perfoon te  ( i77 ) te decreteren , en Condemnatie tot het beantwoorden der Vraag'Articulen, tot dat delict relatif te geven. Dit is uit de beide ordonnantiën over' de Crimineele Juftitie zo bekend, dat het geen bewijs behoeve. In de Ord. Crim. Art. 30. , des neen, dat behoorlijke informatie genomen worde , en dezelve gezien wezénde , indien daar af blijke (ten minfien bij halve preuve, of grote en vehemente fifpicie) zal die delinquant gevangelijk gefteld worden, of gedagvaard te compareeren in Perfoon , en Art. 50. worden daarom de Officiers verboden , eenige perfonen te dagen, om in perfoon te compareren, en, gevolglijk ook, om bij dagvaarding in perfoon hem te ondervragen , ten zij de Rechters gedecreteerd hebben adjourriement perfoneel, of in Perfoon te compareren , nadien zij de Informatien gezien zullen 'hebben, zo hier boven gezegd is, en dat wel, zonder dat de Souverain wil gedogen, dat iemand Calumnie gedaan worde. In de Ord. op den ftijl Art. 4. word al-mede het zelvde geftatueerd: en zo ver daar van, gcnoegzaamlijk, blijke, immers bij halve preuve vehemente of probabile fu'fpicie, zullen decemeren provifie van — adjournement perfoneel. Uit welk alles dan confteerd , om hier van de applicatie te maken op het voor handen zijnde geval, daar wij niet bevoegd waren, toetelaaten, dat de Gedaagde in Perfoon ondervraagd werd  C 178 ) werd over zulkedeliften, van welke aan ons Seen halve preuve of fuffciente indien waren JZ , pediteerd, en m het bijzonder, dat wij niet bevoegd waren, dergelijk onderzoek toetelaten over , die Verzameling van Staatspapieren , welke nooit: als een fchuldig ftuk ter onzer Vierfchaar was ' overgelegd, en omtrent welke de Promotor geen indicie, hoe genaamd, had bijgebracht, om daar uit te praïfumeeren, dat de Gedaagde in Perfoon aan het uitgeven daarvan mede zoude gearbeid hebben en ontrent welke hij van ons geene Refolutie had verfocht, of bekomen, om den Gedaagden in Perfoon daar over te mogen horen Drt » meede conform aan de Leer van de belle Schrijvers over de Crimineele ondervragingen ' Carpzov. pracï. Crim. quejl. 113. „. 24 g> 2 ' proindefacla, ^ crimina 'aliena, DE ovmvs judex in inq17isitione generaliet SPMMARIA'haw) /»! formatus ejl, nequaquam articuüs inquifitionalibus Junt inferenda , fed ex inquifitione generali articuh formari, & inquifitus Juver iis tanfimviodofaÏÏis, quorum nomine indicia verifimiliafünt probata, interrogari debet. —- Caveant itaque judices tmmoderati, ne inquifitum, ft is mum delictum Confcffusfuerit.Jatimfuper aliis interroget Michaelis in trad. Jurid. de Inquif. Crim. LaP-15- 5- 7- p. 5?6.porro interrogatoria inquifitionaha debent tantum illa & taliafacla, fi? fa£lorum eaufas, effeStus, qualitates, adjunSta, & cireumjlan- tias  ( i?9 ) tias continere, & proponere non plura et cravioKX,quam de quibus in generali inquifitione, & alias forte reus satis indiciatus , vel probatione grayatus, quantumad inquifitionem fpecialem requiri'tur. Waarbij nog komt de Auctoriteit van Julius Clarus, ter zelvder plaatze , welke door den Promotor in dit zelvde Verhoor, tot Confirmatie van zijne Suffceriue , werd aangehaald , Sentent. lib. 5. %. fin. in qucefl. 45. n. 6. — adverte tarnen, ut omnino aliqua fubfint indicia contra reutn) alias enim non tenetur refpondere. En wat zoude het tog Ed. Gr. Mog. Heeren! hier hebben kunnen baten, dat wij den Gedaagden in Perfoon geordonneerd hadden , te antwoorden ontrent die Verzameling van Staatspapieren, daar hij zig niet zoude hebben gepreejudiceerd , al had hij, totidem verbis , geconfesfeerd , de Uitgever van die Verzameling van Staatspapieren te zijn, indien het waar is, het geen door Boehmer in Comment. ad Confiit. Crim. Caroli Art. 20. §. 1. & 2. geleerd word-.neminem fine fufficientibus indiciis de deliclo , five fummarie, five ad Articnlos; five fub cruciatibm, examinandum effe —: waar uit hij dan befluit, — qucecunque conf'effio, fine indiciis elicita, effeïïu caret, neunquam res prcejudicat, quia, pofita injuftitia interrogationis,quce fine indiciis manifefla ejl, confeffio vitio laborare, & ex perturbatione animi edita effe, areditur. —■ Tegen  C 1S0 ) Tegen het gezegde moet men niet objicieeren, dat in het voorhanden zynde geval ene Exceptie van de voorgeftelde regelen zoude plaats hebben, wegens het eng verband en de Zamenhang tusfchen den Lierzang , en de gemelde Verzameling van Staatspapieren. Want in de eerffce plaats, is het dan aan den Promotor, als een merkelijk abuis en verzuim, te imputeren, dat hij, daar de Verzameling van Staatspapieren in het'Nafchrift van den Lierzang werd geciteert, bij het verfoek van Dagvaarding in Perfoon over den Lierzang, niet teffens gevoegd heeft een verfoek van Dagvaarding in Perfoon over die Verzameling van Staatspapieren, welke met den Lierzang zo nauw' verbonden was. De echappade, hier op door den Officier, van ter zijde bijgebracht, zullen wij hier na onderzoeken. Ten anderen, welke connexie'er zijn moge tuffchen die beide Stukken, in zo ver zij over een en het zelvde politicq onderwerp rouleren, zo is 'er tuffchen de delicten , in beide die Stukken wordende gefuftineerd, gene connexie van dien aard, waardoor het, in terminis, £? nun:erice, zo als men fpreekt , een en het zelvde delict zoude worden. Want, of fchoon de Promotor die beide Stukken in het 68. Articul van het eerfte Verhoor befchuldige van eenerlei delict, namentlijk het brengen ter kenniffe van het gemeen van de dehberatien van de hoge Regeringen , zo is het echter manifefl, dat op eene andere  ( i8i ) andere wijfe die kennisgeving gefchied in de Staatspapieren, en op ene andere wijze in den Lierzang , en dus, dat het delict niet is een en het zelvde, ja zelvs niet nauwkeurig gezegd kan worden foortgelijk te zijn. In het eene worden befluiten, en deliberatien van een onfer Provinciën , woordelijk, gecommuniceerd, met bijvoeging van een proteft, daar tegen ingeleverd: in het andere word een Lofgedicht gemaakt, het zij dan op dat proteft, het zij op de Heeren, die hebben geprotefteerd. Beide deze daden kunnen fchuldig zijn, (wij beoordelen het niet) ja ook fchuldig aan de evengemelde misdaad; maar het fpreekt van zelve, dat deze misdaden , ten minften numero verfchillen, dat daar tuffchen niet is ene contincntia caujce, gelijk men het noemd,. en dat derhalven de procedure over de eene misdaad geheel independent is , en blijvt van die , welke over de andere word gevoerd. Deze misdaden ( zo ze 'er plaats hebben) zijn ook op verfcheide ' tijden gepleegt, en beftaan dus ieder op zig zeiven ; zij kunnen ook door verfchillende perfonen zijn geperpetreerd; welk laafle, al wederom , toond dat de procedures voor de eene misdaad feparaat kunnen zijn en blijven, of fchoon de misdaden in uno tertio overeenkomen. Verdere Connexie tuffchen de misdaad in den Lierzang, en in de Staatspapieren', word door den Promotor in de Vraag - Aïticulen, den Gedaag-  ( IS2 jj daagden voorgehouden , niet gemaakt. Want 3 wat betreft de afkeuring der bedoelde Refolutien, in het proteft, zo de Promotor oordeeld, opgefloten, de misdaad, die daar in zoude ver* vat zijn , zoude eniglijk beftaan, in het publicq maken van die afkeuring, en zoude dus coincideeren, met het zo even gemelde t en reeds opgelofte. In het Requeft, evenwel, aan UEd. Gr. Mog, word een nieuw delict aan die Verzameling van Staatspapieren toegefchreven , beftaande in eene voorafgaande zeer feditieufe , en licentieufc Voorre den, en word dan, voorts, de Connexie tusde Staatspapieren en den Lierzang dus opgemaakt; welke Voorreden, zonder eenige re/erve in een Nafchrift van den Lierzang van den Gedaagden in Perfoon geciteerd , en waarvan eene emcrgicque pajjage aldaar geëxcerpeerd word, Dog , voor zo veel wij hebben vernomen, zoude van de Voorreden in dat Nafchrift niets geciteerd, maar uit de Opdracht de laatfte periode alleen geciteerd zijn, en dat zonder eenige recommandatie van die Opdracht, maar wel met eene aanprijfing van het proteft zelve, over het welk ook de Gedaagde in Perfoon bij de Verhooren op de voorgeftelde befchuldigingen geantwoord heeft, voor zo ver den Lierzang betreft. Wij zien dan ook hier in geene Connexie van dien aard, dat het proces over den Lierzang van eene Procedure over de Staatspapieren zouden moe-  ( m ) moeten dependefen, of in de tegenwoordige fituatie daarna moeten wachten , behalven dat het vreemd en zonder exempel zoude zijn, dat het citeren van een paffage uit een Stuk, dat misdadig is, zelv eene misdaad zoude worden, wanneer maar in die paffage , die geciteerd is , niets misdadigs word gevonden, ten zij het enkel bekend maken van dergelijk een Stuk een misdaad zij. Dog dit is dan een misdaad op Zig zeiven, welker hoedanigheid wel vereischt een onderzoek en lecture van dat Stuk, maar geheel independent is van het onderzoek naaiden Aucteur van het zelve. Of nu de in den Lierzang geciteerde pasfage fchuldig of onfchuldig zij, ftaat ons nu niet te beoordelen, maar zal in het Proces over den Lierzang te pas komen. Wij hebben tot hier toe veronaerfteld, dat die Verzameling van Staatspapisren konde worden geconlidereerd als misdadig, gelijk ze door den Promotor in zijn Requeft aan UEd. Gr. Mog. word voorgedragen, maar kunnen dit niet vereffenen met de impuniteit, welke in het Requeft zelve word veronderfteld, aan den Drukker van die Verzameling gegeven te zijn; want wij vinden wel gemeld van eene Dagvaarding in Perfoon, tegen den Drukker verkregen uit hoofde van den Lierzang door den Promotor, in qualiteit als Hoofd-Officier der Stad Leijden, maar niet van eenige accufatie uit P hoofde  ( 184 ) hoofde van de Verzameling van Staatspapieren, daar het echter zeker is, dat een en de zelvde Boekverkoper de Verzameling van Staatspapieren en den Lierzang gedrukt hebbe , en wel die Verzameling vroeger dan den Lierzang, gelijk dit naderhand zal worden opgemerkt. Eer wij nu van die Verzameling van Staatspapieren affcheiden, moeten wij niet nalaten het volgende op te merken , tot nadere beveiliging vau het geen wij, hier voren, gezegd hebben nopens de wijze, waar op de Promotor die Verzameling in dit extraordinair Proces heeft geïntroduceerd , en welke wijze niet overeenkomftig de Wet zijnde , deze Vraag - Articulen ontrent die Verzameling van Staatspapieren maakt viéièus. De Promotor had in het eerlle Verhoor Articul 39. gevraagd: " of den Gedaagden in Perfoon ,, die Verzameling bekend was," zonder op dat Articul, of elders, die Verzameling als een delict, te qualificeeren. Na verloop van ettelijke Articulen komt die Verzameling, zonder tot nog toe als een delict befehouwd te zijn, wederom te voorfchijn, namelijk Articul 67. daar gevraagt word, of die Verzameling niet is de Sleutel om te 5, verftaan , welk Proteft met den Lierzang be- doeld word?" dan volgt aan ft onds het 68. Articul, waar in die Verzameling te gelijk met den Lierzang word voorgefteld, als brengende de dehberatien van den Souverain ter kennis en tot het oor-  r 1S5 ) oordeel van het algemeen , en dus als ongeoorloofd s het geen in de drie volgende Articuleri verder word gepouffeerd. Wij hebben hier boven, in een ander opzicht, het vitieüfe van dat (58. Articul befchouwd, in Zo ver daar in twee onderfcheiden Vraagen werden geconjungeerd; Maar nu valt onze attentie op dit vitieüfe s dat de Gedaagde hier onbedacht, en Zonder door de Dagvaarding in Perfoon, of door eenig ander middel, geïnformeerd te zijn, word geattaqueerd over de Verzameling van Staatspapieren , als een misdaad befchouwd, van welke Verzameling men gehoopt en verwacht had, dat hij, bij de quaeflio fatti over. het uitgeven dier Verzameling» zig op Articul 8. en 9. als Auéteur zoude gemeld hebben. En, was de Gedaagde in Perfoon niet Zo omzichtig geweeft,als bij de uitkomft is gebleken , zo zoude hij, bij gelegenheid van zijne Dagvaarding in Perfoon over den Lierzang, onverhoeds totConfeffie hebben konnen komen'van eene andere misdaad, over welke hij niet was gedagvaard, ja over welke de Promotor na de Dagvaarding geen verzoek gedaan , en dus zijn Rechter geene Refolutie had genomen, dat hij mocht gehoord worden. Eene manier van handelen en ondervragen, welke door een zeer aanzienelijk Gerechtshof dezer Provincie, in eene breedvoerige Centra - Memorie van Confideratien, nog niet geheel lang P S ge-  ( 186 ) geleden, in een bekend geval aan UEd. Gr.' Mog. gepraefenteerd , met zo veele en kragtige redenen is aangetoond ongeoorlofd te zijn, dat 'er niets kan worden bijgevoegd, waarin , behalven veele andere gronden , ook uit het Jus Romanum worden aangehaald de L. 18. §.9. D. de quatji. en Paul. in Sentent. Lib. 5. t. 16. §. 14.' welker woorden wij hier , in het voorbij gaan, zullen melden om dat zij juifl ter dezer zake dienen: reis fuïs edere crïrhïna, accufatores cosrendi funt: fcire enim oportet, NB. quibus fint criminilus refponfuri, zijnde de reden van deze billijke Conftitutie , ne W9 qui defendendi funt, fubitis accufatorum criminibus opprimantur. Wij kunnen niet voorbij , hier nog, omtrent die Verzameling van Staatspapieren, aan de bijzondere attentie van UEd. Gr. Mog. aan te beveelen, het geen wij hier vooren al tweemaalen met den vinger aangeroerd, maar tot hier toe ter nadere examinatie gereferveert hebben , dat de Promotor, om te coloreren het verzoek van prolongatie van den termijn van het Verhoor, uit de connexie van den Lierzang met de Verzameling van Staatspapieren, op eene gantfeh liftige en fub- en obreptive wijze aan UEd. Gr. Mog. heeft durven , bedektelijk , infinueeren , dat die Verzameling van Staatspapieren , quaft aan hem Promotor eerft ware bekend geworden na het eerftè Verhoor, en dat daar in dan de reden  ( 187 ) den zonde zoeken te zijn, waarom hij niet eerder tegen Francois - Adriaan van der Kemp over die Verzameling had kunnen procederen, en, derhalven, nu nog een prolongatie van tijd nodig had, om deswegens alomme recherches te doen, en hier en elders ulterieure informatien te nemen. Dit moet immers, zo wij menen, de zin zijn van deze periode in het Requeft, dat de Gedaagde op den i. Mai dezes Jaars 1780. — gehoord is — en gedeeltelijk daar op geantwoord heeft op zodanig eene wijze , dat daar uit gebleken is, dat de Gedaagde in Perfoon ook de Autleur van het zelvde Dichtfiuk is geweeft, mitsgaders, dat het zelve Stuk zo zeer geconnecleerd is aan een ander NB. onlangs in Druk uitgekomen Stuk, NB. NB. toen nog bij den Suppliant onbekend welk onlangs in druk uitgekomen Stuk tot titul heeft, Verzameling van Staaspapieren , &c. Uit deze periode zou iemand , die de Verhooren zeiven niet heeft gezien , niet anders kunnen befluiten, als dat die Verzameling door het eerftè Verhoor aan den Promotor ware bekend geworden. Maar dit is 'er zo verre van daan, Ed, Gr. Mog. Heeren, dat, zo als wij boven gezien hebben, ten tijde toen de Promotor met de reeds gefchreeven Vraag - Articulen in de Vierfchaar kwam, dat is, ten dage van het eerfte Verhoor, en voor dat zelve Verhoor, die Articulen , van welken wij bovea P 3 êe'  ( >88 ) gcfproken hebben, namelijk het 8, 39, 67, 6§, 69, 70, 71. waarin die Verzameling uitdrukkelijk genoemd of klaar bedoeld word, reeds, in het lange , in die Vraag Articulen befchreeven ftonden. Alverder, uit het tot tweemalen toe gebruikte, onlangs uitgekomen Stuk, zou men natuurlijk denken , dat eerffc de Lierzang, en naderhand de Verzameling van Staatspapieren, ware in het licht gegeven: dog het tegendeel blijkt uit de eigene kort daarna volgende opgave van den Promotor, waarin hij zegt: dat in een Nafchrift van den Lierzang, (waar bij men dit moet voegen, dat dat Nafchrift ©p het zelvde vel Papier gedrukt is met den Lierzang, en dus een Nafchrift, dat gelijktijdig met den Lierzang is uitgekomen) de Voorreden van die Verzameling word geciteerd, waarover wij bo* ven al mede gefproken hebben. Dewijl het nu blijkt, dat de Verzameling van Staatspapieren niet elders, en zonder naam van den Drukker, maar hier te Leyden bij Leendert Herdingh, in het begin van Januarij 1780.gedrukt , en in de Couranten, onder het oog van den Promotor als Hoofd-Officier van Leyden, geannonceerd , reeds voor den Lierzang is uitgegeven, en het van de vigilantie van den Promotor niet te denken is, dat hij niet. voor de maand April, toen hij bij ons verzoek deed, om Francois- Adriaan van der Kemp in Perfoon te dagvaarden over den Lierzang, van deze Verzameling zoude geweten hebben, ja het, daar- en»  ( 189 ) enboven, zeker is, dat hij 'er voor den x. Maij van hebbe geweten: zo zien UEd. Gr. Mog., hoe kwalijk het luide, dat de Promotor, in den tus-. fchentijd van den i.Maij tot den 19. Junij, dat is een tijd van zeven weeken, door ons tot het fluiten van het Verhoor eerlt bepaald, en naderhand in effecte geprolongeerd tot den 15 Julij niet zoude hebben kunnen doen die alomme te doene recherches,en te nemen die hier, en elders, te neemen informatien , van welken hij zig bedient, om UEd. Gr. Mog. te doen geloven, dat wij in een zaak van zo veeleclat, als deze, den weg gefloten hebben tot ulterieure informatien. De Promotor ftelt wel onder de gronden van zijn verzoek, dat 'er ook eene connexie mogelijk is tusfchen den Lierzang en meer Stukken ——of meer andere in deze dagen uitgekomen Stuk' ken, betrekkelijk de dehberatien van de Hoge Regering over het poinct van het verleenen van de bepaalde of onbepaalde Convoijen: maar deze allegatie is zo wild en onbepaald , dat, als dezelve iets zoude opereren , de 'Promotor dan zeer kwalijk gedaan heeft, met maar drie maanden prolongatie te verzoeken, wijl uit alle die Stukken, welke 'er over dat fubjeét zijn uitgekomen, hier en elders, recherches kunnen refulteeren, welke nog in geen driejaaren kunnen zijn afgelopen , voor al, wanneer de intentie van den Pramotor is, die recherches daar P 4 heen  ( 19° ) heen te dirigeeren, om te onderzoeken, niet of Francois - Adriaan van der Kemp alleen aan de Verzameling van Staatspapieren, maar, zo als uit zijne eigen woorden ten Requefte blijkt, of Jiij aan het in het licht geeven van die Werken mede gearbeid heeft, en dat alles (het geen het wederrechtelijke van dergelijk een onderzoek van zeivs doet voelen) ter occafie van eene Dagvaarding in Perfoon, waar in geen ander delict, als het fchrijven en uitgeven van den Lierzang, hem Is ten Jafte gelegd. Wij vertrouwen , Ed. Gr. Mog. Hëeren ! in dit Bericht, ten overvloede, getoond te hebben, dat het Adres van den Promotor niet alleen is ongepaft, en tegen de forme van Regtspleging ftr'ïjdig, maar ook dat de Refolutien, waarover dezelve zig bezwaart, wel en wettig zijn genomen, en dat de gronden, waar op het verzoek, ten Requefte gedaan, is geveftigd, geheel en al onvoldoende zijn, en laaten het gaarne over aan het hoogwijs oordeel van UEd. Gr, Mog., hoe onaangenaam het voor eenenRechter moet vallen, die, ■zonder zig door eenige voorgeevens van zulken, welken dit niet betaamde, te laten intimideeren , getracht heeft, zig van eed en plicht te kwijten, bij zijne geëerbiedigde Hoge Overheid te worden aangeklaagd over befluiten, welker gronden, uit de wetten en de regelen van billijkheid ontleend, £>p de geheele adminiltratie der Crimineele Juftitie  < 191 ) tie zulk een gcwigtigcn invloed hebben, dat, wanneer die gronden zeiven, door eene ten voordeele van het ongepafte verzoek, in deezen gedaan , gefchikte decifie zouden kunnen fchijnen bedenkelijk gemaakt te werden, daar uit voor de bezittingen, den goeden naam, de veiligheid, en het leeven zelve der goede Ingezetenen, (welke 'allen in extraordinaire Crimineele Procedures van de Religie van den Rechter afhangen), de fchromelijktte gevolgen te dugten zijn , en befluiten daarom dit Bericht met eene gegronde verwagtinge, dat UEd. Gr. Mog. het verzoek van prolongatie van den termijn tot het Verhoor van den Gedaagden in Perfoon, Francois - Adriaan van der Kemp , voor den tijd van drie maanden , den tijd der groote Vacantie daar onüer begreepen zijnde, of vaneenigen anderen tijd, zullen gelieven te wijzen van de hand, en den Promotor der Univerfiteit, Mr. Pieter Marcus, te renvoieeren tot den ordinaris loop van de Juftitie, terwijl hij, ten opzigte van de ten Requefte gementioneerde Verzameling van Staatspapieren van Junius Brutus Secundus Frisö , gelaten worde onverlet, om zodanige verzoeken omtrent den genoemden Gedaagden in Perfoon aan ons te doen, als hij ter bewaring van het recht van de Hoge Overheid zal geraden vinden, of dat UEd. Gr. Mog. naar derzelver hoge wijsheid zullen oordeelen te behooren. P 5 Waar-  i ( *9* ) Waarmeede, na den zegen des Alderhoogften over UEd. Gr. Mog., en derzelver Regeering te hebben afgefmeekt, wij met verfchuldigde eerbied blijven, Edele Groot-Mog. Heeren. (Onder fiond) UED. Gr. Mog. gantsch dienstwillige Dienaaren, de Reftor en Rechteren van 's Lands Univerfiteit te Leyden. (Laager ftond) LEYDEN den 4. September 1780. Ter Ordonnantie van dezelven (was getekend) F. G. Blok. EX-  ( 193 > EXTRACT uit de Refolutien van de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, in Haar Ed. Groot Mog. Vergadering genomen, Op Vrijdag den 8. September 1780. Ontfangen een Misfive van deRe&or enRechteren van 'sLands Univerfiteit te Leyden, gefehreeven aldaar den 4. deezer, houdende tot voldoening van Hun Ed, Groot Mog. Refolutie van den 27. Julij deezes Jaars, derzelver Bericht op de bij de gemelde Refolutie gevoegde Copie der Requefte, door Mr.PietekMaucus, HoofdOfficier der Stad Leyden en Promotor van Hun Edele Groot Mog. Univerfiteit, op den gemelden 27. Julij aan Hun Edele Groot Mog. geprefenteerd, om de reedenen, daar bij geallegeerd, tendeerende tot het buiten effect ftellen van twee Refolutien van voorfz. Rector en Rechteren in datis 12. Meij en 3. Julij beide deezes Jaars, bij welken, of wel, bij de laatfte derzelver, de tijd tot het voltrekken van het Verhoor van den Gedaagden in Perfoon, Francois Adriaan van der Kemp, uiterlijk was bepaald tot den 15. der verlopen maand Julij ; welk Berigt hier na volgt geïnfereert. Fiat  C 194 ) Fiat infertio. Waar op gedelibereerd zijnde, is goed gevonden en verftaan, dat de voorfchreeve Requefte, mitsgaders het bovengemeld Bericht daar op, zullen worden geëxamineerd door de Heeren van de Ridderfchap en verdere Hun Edele Groot-Mog. Gecommitteerden tot het groot Bsfogne, en de Vergadering daar op gediend van derzeker Confideraticn en Advies. Accordeert met de voorfz. Refolutien. Aan  X 195 ) 'Aan-de Edele Groot-Achtbart Heeren, Reftor en Rechteren van 'sLands Univerfiteit rf Leyden. eeft met fchuldigen eerbied te kennen Francois-Adriaan van der Kemp, geïmmatriculcerd Lidmaat van dezelve Univerfiteit; dat de Suppliant 'in den voorleeden jaare. 1780. door M». Pieter Ma Reus, Promotor' van gemelde Univerfiteit, R. O. in Perfoon gedagvaart zijnde geworden voor'deze Vierfchaar, ter zaake van het in ;het licht geeven van zeeker Dichtftuk, of Lierzang, (aan UEd. Groot Achtb. ten vollen bekend) UEd. Groot Achtb. op des Suppliants Requefte, bij Appoinftement in dato den ai. Meij 1780. zeekeren termijn hebben gefixeerd , " binnen welken voorn. Heer Promotor R. O. gehouden zoude zijn het Verhoor van' " den Suppliant te voltrekken, ten ware hij Fleer Promotor R. O. mocht verklaaren, het zelve' Verhoor te houden voor voltrokken", onder zoodanige verdere bijvoeging, als bij voorfz. Appoinaement breeder is gementioneert: Dat de Suppliant wel verwacht had, dat de Heer Promotor R. O. aan de zoo billijke injunctie van UEd. Groot Achtb. voldaan zóude hebben , en zig daar naar gedraagen: ;Dog dat de Suppliant, tot zijn leedwezen, niet alleen het tegendeel heeft ondervonden, maar ook, terwijl hij bedacht was op  ( ipö ) op de gefchiktfte wijfe, om van de equiteit vaa UEdele Groot Achtb. de voortzetting zijner zake tegen de dilaijen van den Heer Promotor R. O. te obtineeren, in het zeekere is geïnformeerd geworden, dat door voorn. Heer Promotor R. O. een Adres was gemaakt aan Hun Edele - Groot Mog. de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, ten einde de bepaling van tijd, door UEd. Groot Achtb. tot het voltrekken van het Verhoor van den Suppliant gemaakt, door HunEdele Gr. Mog. gefield zoude worden buiten effect, en aan hem Heer Promotor R. O. geaccordeerd een tijd van drie maanden , de tijd der (toen aanftaande) groote Vacantie daar onder begreepen zijnde, tot het voltrekken van voorfz. Verhoor: Op welk Requeft van den Heer Promotor R. O. door Hun Edele Groot-Mog. (zoo den Suppliant verder bericht wierd) gerefolveerd was geworden, dat, "hangende de dehberatien „ van Hun Edele Gr. Mog. over deeze zaak, de „ Procedures deswegens zouden gehouden wor„ den in ftate en furcheance: " Dat, hoe zeer de Suppliant zeer ligt begreep, dat, even door die fub- en obreptivelijk verkreegen furchéance, aan den Heer Promotor R. O. gegeeven wierd dat gunt, het welk UEd. Gr. Achtb. (de zaak, foo rijpelijk, als onzijdig, in haren aanvang en voortgang befchouwd hebbende) geoordeeld hadden hem te moeten weigeren, en  ( w ) en dat derhalven aan den Suppliant, althans teri opzigte van dit incident, een onherftelbaare prejudicie wierd toegebragt, hij Suppliant nochtans dit dilai fig getrooft heeft, in het billijk vertrouwen, dat, al mogten eens onverhooptelijk de i dehberatien van Hun Ed. Groot Mog. langer 'duuren, dan het door den Heer Promotor R. O. verzogte uitftel van drie maanden, hij Heer Promotor, ten minften na verloop van dien tijd, dus in der daad gejouisfeerd hebbende van de verzogte prolongatie, zijne Procedures, naar de rechtmatige intentie van UEdele Groot- Achtbaaren, zoude voortzetten , of wel (indien hij van derzelver ongegrondheid bij nader onderzoek overtuigd was ) daar van cordatelijk renuncieeren: Dog dat de Suppliant al weder in deeze zoo wettige hoop zig te leur gefteld heeft gezien, hebbende de Heer Promotor R. O., niet alleen geduurende het door hem verzogte uitftel van drie maanden, maar zelfs tot heeden, zijnde een tijd van bijna elf maanden , geheel ftil gezeeten, en van zijne pourfuites tegen den Suppliant even zoo min gewag gemaakt, als of dezelven nimmer door hem waren geëntameerd : Dat, gelijkerwijs 'er den Suppliant in in dien tusfehentijd, niet minder dan bij het prefenteren van zijn Requeft aan UEdele - GrootAchtbaaren op den 22. Meiji7Eo., aangelegen was, dat een zaak, door welke aan zijne eer en reputatie eene zoo eclatante atteinte was tqegebragt, zoo  ( 1$* ) zo'ofpoedig mogelijk wierd getermineerd, hijSup* pliant, geduurende den loop van voorfz. elf maanden, en inzonderheid na expiratie van het door den Heer Promotor R. O. verzogte uitftel, 'zijne gedagten wel heeft laaten gaan op de bekwaamfle en refpeclueufte demarches, door hen; te doen, om tegen het grief bij den Heer Promotor R. O. hem toegebragt, (zoo veel mogelijk) herlteld te worden: Edog, dat hij Suppliant, als een goed Ingczeeten, en opregt Beminnaar zijner wettige Overheid, daar tegen in confideratie heeft genoomen de natuur der omftandigheden , welke de fouveraine Vergadering ter dier tijd bezig hielden, en waar in de Suppliant eenigzints onvoegzaam reekende een zaak leevendig te maken, die de Heer Promotor R. O. had kunnen goedvinden meede tot een onderwerp van Her* zeiver dehberatien te doen geworden: Dat onder tusfehen het "verloop zelve van voorfz. tijd de reden hebbende doen ophouden, waarom de furchtance, in gevolge van het verzoek van den Heer Promotor R. O., door Hun Edele Gr. Mog. was verleend, de Suppliant nu eindelijk gemeend heeft zijn eigen welzijn en belang niet verder ter zijde te moeten ftellen, daar het de intentie van Hun Edele Gr. Mog. nimmer kan geweeft zijn, om dezelve furchéance in infinitum te doen (werken , na dat zelfs de door den fleer Promotor R. O. verzogte drie maanden reeds meer dan een half  ( 199 ) half jaar zijn verftreeken geweeft, en om daar door eeii voorbeeld te wettigen, volgens hec Welke voortaan alle Hoofd - Officieren, waiihoopende van den uitflag hunner geëntameerde Procedures , door een recurfus ad Principm een Befchuldigden buiten het vermogen zonden ftellen zig eenmaal te zuiveren, of afdoening zijner zaak te bekomen ': Dat zoodanig oogmerk in db gerefpefteerde fouveraine Vergadering van Hun Edele Gr. Mog. des te minder te vooronderftellen ïs, daar het overbekend is, op wat losfe fchroeveh de vrijheid der Ingczeetenen gefteld, en aan wat gevaar hunne dierbaarste Rechten geëxponeerd worden j wanneer de judicieele magt de ad miniïtratie der Juftitie niet onbelemmerd kan exerceeren, neemaar zig onderheevig zoude zien, om in haaren ongekreukten Joop door de wetgeevende Magt geftremd en gefluit te worden ; gelijk dan ook van de interpretatie, welke de Heer Promotor R. O. aan de voorfz. furchéance door zijn gedrag fchijnt te gceven, het gevolg zijn zoude, dat den Suppliant voor altoos de geleegenheid benomen zoude zijlij om van den reatus-, waar aan de Heer Promotor R. O. goedgevonden heeft hem te fubjecteeren, ontheeven te worden, en hij Suppliant in effecle gecondcmneerd, om zijn gantfche leeven onder den fletrisfanten band van zoodanigen reatus te flijten: Dat de Supplant, verzeekerd,dat zulks nimmer de intentie van Hun C) Ede-  ( 200 ) Edele Groot Mog. is geweeft, boven dien ten vollen overtuigd is, dat UEdele Gr. Achtbaare hem Suppliant niet ten kwade zullen duiden den ftap ,;welkcn hij zig eindelijk genoodzaakt ziet te doen, daar de Suppliant bij deeze Ed. Gr. Achtbaare Vierfchaar, in den loop zijner zaake, fteeds die- rechtlievende en nimmer wankelende onpartijdigheid heeft ondervonden , welke aan welmeenende Ingezeetenen een Vaderland moet doen waardeeren, waar in het recht, zonder aanzien des Perfoons, wordt gehandhaafd, en een Onfchuldige op de befcherming der Juftitie tegen alle overmagt zig veilig kan verhaten. In welke eerbiedige verzeekerdheid , en om welke redenen de Suppliant mitsdien zig keert tot UEdele Groot - Achtbaare , met ootmoedig: verzoek , " dat het UEdele Groot - Achtbaare „ goedgunftig behaage, zoodanige middelen te „ beraamen, en in het werk te ftellen, als UE„ dele Groot - Achtbaare meeft gefchikt zullen ,, voorkomen, ten einde de furchéance van des „ Suppiiants bovengemelde zaak te doen ces„ feeren , met faculteit aan den Heer Promo„ tor R. O., omme de door hem tegen den j, Suppliant ondernomen Procedures voort te zet„ ten, in conformité van het voorfz. Appoincte„ ment of Refolutie van 22. Meij 1780. of van „ zoodanige andere Refolutie , als daar na ten „ zelfden refpecte door UEdele Groot - Acht- „ baare  ( 20ï ) M baatc rriogt genoomen zijn; of wel anderzïnts, j, dat het ÜEdele Groot - Achtbaare goede ), geliefte zij, den Suppliant te ontheffen van de belofte, door hem bij zijne fuccesflve „ Verhooren onder handtafting gedaan, omme >, ten 'allen tijde, uit kragt van het Decreet „ van Dagvaarding in Perfoon, te zullen com7) pareeren, en hem dienvolgende, ten opzigte ,, van de befchuldiging van den Heer Promo- tor R. O., betrekkelijk tot het gementioneer58 de Dichtftuk, te itellen buiten allen reatus." 't Welk doende, enz. '(Was 'geieekend) Van wegens den Suppliant I. E. Luzac, Nor. pnbh ( Laager fiond) Accordeert met de origineele Requeffe, beruftende ter Secretarie van 's Land$ Univerfiteits Vierfchaar te Leyden. (Was geieekend) F. G. Blok. EX-  ( 202 ) EXTRACT aft de Notulen van de Heeren Rector en Rechteren van 'sLands UniverfitA.it te Leijlden. Alzo aan Rector en Rechtere» van 'sL uids Univerfiteit te Letjden bij R~qu tt is te kennen gegeven, dat Francois-Acaiaan van der Kemp, geïmmatriculeerd Liumaat van dezelve Univerfiteit, &c. Fiat infertio. Hebben Hun Edele Gr. Achtb. na voorgaande deliberatie gerelblveerd , om, met toezending van Copie authenticq van dezelve Requefte, Hun Ed. Gr. Mog. bij Misfive deswegens te adieeren , en het belang van de Juftitie in het termineeren van het different, door den Heer Promotor. betrekkelijk tot de zaak van den voorn. Franco isAdriaan van der Kemp, ter cognitie van Hun Ed. Gr. Mog. gebragt, eerbiediglijk voorteftellen. Aétum in de Vierfchaar van 's Lands Univerfiteit voorn., op den 25. Junij 1781. Mij 'tègepwgofdtg,, QTas getesketid) F. G. Blok. EDELE  C ?°4 ) Edele Gr. Mog. in ons vermogen gelaten word, te voldoen, en allen mogelijken fpoed te maken, om aan U Edele Gr. Mog. bij ons volledig Berigt te vertoonen, hoe onregelmatig de demarche van den Promotor geweest was, wanneer hij clo°ï een geheel onnodigen, en tegen de Wetten ftrijdende, recurfus ad Principem den loop der Juftitie had weten te ffcremmen , en hoe weinig fundament 'er was voor het verzoek, aan U Edele Gr. Mog. gedaan. Wij kannen ook niet ontveinzen, dat wij eene zoo prompte als billijke decifie van dit verfchil, uit liefde tot de handhaving van de Juftitie, met verlangen hebben te gemoet gezien, wijl van den fpoed niet minder dan van den inhoud dier fouveraine decifie de beveiliging en bewaaring der Wetten en Reglementen omtrent crimineele zaaken in dit opzigt voor een aanmei> kelijk deel fcheen af te hangen. Dan, de decifie deezer zaak binnen de drie maanden, welken door den Promotor tot het doen van nadere re^ cherches bij U Edele Gr. Mog, waren verzogt, exi welken, vermits de Promotor daar uitdrukkelijk had bijgevoegd, dat de groote Vacantie van 17&Q. daar onder moeit begreepen worden , niet yej anders, ten ruimften genoomen, kunnen gerekend worden te loopen, als van den 15. Julij 1780. zijnde den dag waar op wij bij Refolutie van den 3. Julij deszei ven jaars den uiterlijken termijn tot het voltrekken van het Verhoor van den  ( 230 ) „ folutie, • als daar na ten zeiven refpecte door „ ons mogt genomen zijn, of wel anderzints, dat „ het onze goede geliefte zij, den Suppliant te .,, ontheffen van de belofte, door hem bij zijne „ fuccesfive Verhooren onder handtafting ge„ daan, omme ten allen tijde , uit kracht van, „ het decreet van Dagvaarding in Perfoon , te „ zullen compareeren, en hem dienyolgende, „ ten opzigte van de befchuldiging van den Pro» „ motor R. O. betrekkelijk tot het gemelde V, Dichtftuk ,te ftellen buiten allen reatusy" gelijk U Edele Gr. Mog. nader zal blijken uit de Copie authenticq van dat Requeft, welke wij de eer hebben hier bij te voegen. Bij het examineeren van dat Requeft is het ons voorgekomen, dat de bovengenoemde en andere confideratien daar toe fcheenen te leiden, dat het laatlte. gedeelte van dit verzoek (wanneer, na onderzoek, de zaak bleek daar toe gedisponeerd te zijn) door ons zoude kunnen worden in overweeging genomen, ook zonder dat het nodig ware, de hoogwichtige dehberatien van U Edele Gr. Mog. met een addres hier over te interrumpeeren, om dat het, namelijk, ons voorkomt, thans, zoo min "als bevorens, de intentie van U Edele Groot Mog. te kunnen zijn , het verzoek van den Promotor te accordeeren, niet alleen, om de redenen , door ons bij het bovengemelde Berigt breedvoerig geallegeerd, maar ook, omdat h??  ( 207 ) fcet phijficq onmogelijk is5 aan hem in den jaar? 1781.' een termijn van drie maanden , waar onder de groote V.acantie van 1780. moet begreepen worden-, en welke reeds voor het einde van her ïaatftsremeldc jaar geheel verftreeken is, te verleenen; waar bij komt, dat het geenzints te pre v fumeeren is, dat U Edele Gr. Mog. tegen het gedeclareerd begrip van den competenten Rechter, die den Souverain volledig heeft kennis gegeeven van zijne demarches niet alleen , maar zelvs van de redenen daar van, aan den Promotor veel rheer motu proprio zouden goedvinden te accordeeren, dan hij Promotor zelve heeft verlangt , en, daar hij te vreeden was met eene pro* longatie van drie maanden , aan hem nog meer dan-zeeven maanden daarenboven te vergunnen, tot prejudicie van den Gedaagden in Perfoon, welke, hoe zeer ook daar in belang hebbende, daar op door U Edele Gr. Mog. • in het geheel, niet zoude, zijn gehoord ,• hoedanige privilegia odiofa.door U Edele Gr. Mog'. niet gewoon zijn yergund te worden. Waar bij, wij meenen hier nog te mogen voegen, dat het UEd. Gr. Mog. intentie even weinig fchijnt te kunnen zijn, om bij dispofitie op de Requefte van den Promotor te verklaaren, dat 'wel de verzogte termijn, als de facïo reeds lang verloopen zijnde, niet konde worden geaccordeerd, maar het echter den Promotor nog zoude vrijftaan , om binnen gelijke Q. 5 agt  C 208 ) agt dagen , als 'er verloopen waren v&n den 7. Julij 1780. (den tijd, waar op het Requeft van den Promotor aan Heeren Gecommitteerde Raaden is geprefenteerd) tot den 15 Julij 1780. (den tijd, waar op het Verhoor, volgens onze Refolutie van den 3. Julij 1780. moeft voltrokken worden,) den voornoemden Gedaagden in Perfoon nog een of andermaal te hooren, dewijl diergelijke dispofitie in effecte mede zoude zijn een zoortgelijk privilegium odiofum, als zoo even gemeld is, en dat de Promotor dan in het extraordinair Proces gebruik zoude kunnen maaken van de recherches, gedaan in den geruimen loop van elf maanden, én dus bijna agt maanden meer, dan hij zelve expresfelijk had verzogt; en 'er in zulk eene dispofitie daarenboven deeze zeer aanmerkelijke incongruiteit zoude refideeren, dat het 'ftilzwijgen van den Souverein, en het niet decideeren van een poinct, tusfchen den Promotor en zijnen in deeze competenten Rechter controvers, in zig zoude bevatten eene meer dan compleete decifie, welke vrij wat fterker zoude zijn, en meer behelzen, dan de uitdrukkelijke decifie, door Ü Edele Groot-Mog. ter zijner tijd gegeeven , zoude hebben kunnen meedebrengen. Wanneer wij bij deeze confideratien nu nog in aanmerking neemen, dat, volgens de billijke dispofitie der Wetten, in crimineele zaaken bij ons gerecipieerd, dezelven regulariter binnen één jaar  ( 29 ) jaar moeten worden getermineerd , volgens de Ordonnantie op den ftijl van Procederen, Art. jï. en dat in het cas fubject. aan den Gedaagden in Perfoon het langduurig crainisfement deezer zaake niet kan worden geïmputeerd, dan meenen wij daar uit veilig te mogen befluiten, dat het overweegen van, en disponeeren over het verzoek tot ontflag van den reatus , ook zonder eenige nadere, decifie van U Edele Groot- Mog. geenzints als ongepaft zoude kunnen geoordeeld worden. Dog, behalven , dat men over de applicatie van die Wet, weegens de tusfchengekomen furchéance van U Edele Groot Mog. eenige fpeculatie zoude kunnen maken, zoude 'er nog eene andere bedenking rijzen kunnen uit het onderzoek der zaake zelve, waar bij het zoude kunnen gebeuren, dat zoo veel materie tot verdere Procedures gevonden werd, dat het voor de Juftitie nodig ware, den Promotor R. O. te gelaften, om met de begonnen Procedures voort te gaan, in conformité met de Refolutien, door ons in die zaak genoomen, voor zoo ver dezelven , na verloop van zoo veel tijds, nu applicatie vinden kunnen. En hier in zouden wij ons niet weinig verleegen vin^en) niet alleen, om de uitdrukkelijke furchéance, door U Edele Groot-Mog. gegeeven, maar ook om de 'hier boven - gemelde probabele reeden van.de door U Ed. Groot-Mog. ftilzwijgend gedaane prolongatie deezer furchéance, daar wij het  i aio ) hit geheel onvoegzaam zouden oordeelen , een delict, van dien aart, als dit zoude kunnen zijn, te doen rechercheeren tegen de intentie der Hooge Overheid , welke naar derzelver fouveraine Magt zoude kunnen ftatueeren, Jï id ex levitate frocejjerit, contcmnendum efi; fi ex infania, miferatione dignisfimum; fi ab injuria, remittendum. Evenwel, terwijl wij ten opzigte van deeze recherche het goedvinden van U Edele Gr. Mog. meenert te moeten afwachten , twijffeien wij geenzints, of de billijkheid van U Ed. Gr. Mog. zal het nodig oordeelen , om hoogft - derzelver goedvinden niet langer in fufpenfo te houden , maar, zoo 'er verder moet geprocedeert worden, de zaak aan den loop der gewoone Juftitie te laaten, en ons in ftaat te fteljen, om deeze procedure terltond te laaten voortgaan, of, zoo U Edele Gr. Mog. thans niet raadzaam mogten oordeelen , om verder te doen inquireeren op het geen in dat Dichtftuk of Lierzang mogt misdreeven zijn , alsdan aan ons te permitteeren, om, in gevolge dit goeddunken en fouveraine difpofitie van U Ed. Gr. Mog. zonder nader onderzoek der zaak, op het laatfle gedeelte van des Suppliants verzoek te difponeeren. Wij hebben ons verplicht gevonden, om deeze zaak en confideratien te brengen onder het verlicht en equitabel oog van U Edele Gr. Mog. om  ( 211 ) om hoogft-derzelvergevenereerd welmeenen daar op te verneemen; waar in wij reden meenen te hebben ,- om des te fpoediger Uwer Edele Gr. Mog. difpofitie te''mogen verwachten, naardien de Commiffie van Mr. Pieter Marcus , als Promotor deezer Univerfiteit, in de maand November eerftkomende zal expireeren. Waar mede wij, U Edele Gr. Mog. eerbiedig beveelende in de befcherming des AlLrhoogften, de eer hebben te blijven, Edele Groot-Mogende Heeren, , ■ Uwer Edele Groot Mog. gantfch dienftwillige Dienaaren, De Rector en Rechteren van 'sLands Univerfiteit te Leyden. Leyden den 9. ( Onder ft ond) July 1781- Ter Ordonnantie van dezelven. (Was geteekend) F. G. Blok. Ex-  ( ) Extract uit de Refolutien van de Heeren Staaten van Holland <*h Weftvries* land , in Haar Ed. Groot Mog. Vergadering genomen op Donderdag den iz July 178ï. ^"\Ntfangen een Miflivevan Rector en Rechte* ren van 'sLands Univerfiteit te Leyden, gefchreven aldaar den 0. deezer,waar bij ter kennis van Hun Edele Gr. Mog. brengen een Requeft door Francois-Adriaan van der Kemp, Gedaagden in Perfoon, wegens zeeker ] )ichtftuk of Lierzang, aan hun geprefenteerd, ten einde de furchéance van zijn zaak daar bij vermeld te doen cefleeren, met faculteit aan den Promotor der Univerfiteit, R. O., om de door hem tegen den Suppliant ondernoome procedures voort te zetten conform hunne Refolutie van 22. Meij 1780., en zoo als verder in de voorfz. Miffive ftaat genarreerd; voegende Rector en Rechteren daar bij hunne Confideratien , met verwagting van Hun Edele Gr. Mog. Difpofitie des te fpoediger , nadien de Commiffie van Mr. Pieter Marcus, als Promotor der gemelde Univerfiteit, in November eerftkomende expireerde , zijnde voorfz. Miflive en Requefte hier na geinfereert. fiat  ( *i3 ) i Fiat infertio. Waar op gedelibereerd zijnde, is goedgevonden en verftaan , dat de voorfz. Miffive en Requefte , met de anterieure Stukken de gemelde zaak concerneerende , en onder de Notulen van Hun Edele Gr. Mog. van den 27. Julij en 8. September 1780. geïnfereerd , zal worden, geëxamineerd door de Heeren van de Ridderfchap en verdere Hun Edele Gr. Mog. Gecommitteerden tot het groot Befogne , en de Vergadering daar op gediend van derzelver confïderatien en advis. Accordeert met de voorfz. Refolutien. Aan  ( 4*4 ) Aan de Ëdele Groot-Achtbaars , Heeren Rector en Rechteren van 's Lands Univerfiteit te Leyden, Geeft met fchuldigen eerbied te kennen F r a ncois-Adriaan van der Kemp, geïmmatriculeerd Lidmaat van dezelve Univerfiteit: Dat i wanneer de Suppliant nu vier maanden geleden zig bij Requefte aan Üw Ed. Groot Achtbaarheden adreifeerde, teri einde afdoeningte bekomen van de zaak in cas van Dagvaarding in Perfoon, welke Mr. Pieter Mascüs;. Promotor van gemelde Univerfiteit R. O, goedgevonden had jegens hem te ihtenteeren, of wel anderzints om ten dien opzigte buiten allen teatüs gefteld te worden, de Suppliant zig gevleijd had, dat zijne eerbiedige demarche niet zonder eenig effect zoude zijn gebleeven , nogte hij in de fmertelijke noodzaaklijkheid gebragt omme^ na een onwettig delaij van elf maanden aan de zijde van voorn. Promotor R. O., zig een nieuw even grievend delaij van verfcheiden maanden te moeten getrooften : Dat de Suppliant , fchoon op zijn voorfz. Requefte geene difpofitie erlangd hebbende, wel indireótelijk vernomen heeft, dat het Uw Ed. Groot Achtb. goedgunfliglijk behaagd had zijn gemeld verzoek ter kenniffe van de Edele Groot-Mogende Heeren Staaten van Hol-  Holland en Weftvriesland te brengen: Edog dat zulks tot nog toe voor den Suppliant van geene de minfte vrugt is geweeft: Dat onder tuffchen, de Commiffie van Mr. Pis ter Marcüs, als Promotor deezer Univerfiteit, binnen weinige weeken ftaande te expireeren, door die verandering alleen veelligt nieuwe zwaarigheden voorden Suppliant, in het bereijkcn van zijn wettig doelwit, zullen gebooren worden: Dat, in die om» Handigheid, door den nood gedrongen, de Suppliant verpligt is een nieuw adres bij Uw Ed. Groot-Achtb. te maaken , daar het hem onmogelijk is zig bij eenige andere "Vergadering te vervoegen, ontbloot (gelijk hij zig bevindt) van alle rechtelijke ouvertures of bewijfen der demarches, die voorn. Mr. Pieter Marcus R. O. zig zo tegens den Suppliant bij Uw Ed. Groot Achtb. als bij Hun Ed. Groot Mog. de Heeren Staaten van Holland en Weftvriesland en Hun Ed. Mog. de Heeren Gecommitteerde Raaden tegens Uw Ed. Groot - Achtb. zelve heeft veroorlofd , als van alle welke Requeften of Memorien van voorn, Mr. Pieter Marcus R. O. nimmer eenige communicatie is gegeeven aan den Suppliant, die zig derhalven, aan de eene zijde , geheel onverhoord , ver.ftooken ziet van de gelegenheid om recht en juftitie te obtineeren, en aan den anderen kant ontzet van de faculteit, om elders dan bij Uw Ed. Groot R Achtb.  ( 216" ) Achtb. zelve redres van zijne grieven te zoeken: Dat, boven dien, de Suppliant, al was bij daartoe door zodanige communicatie in ftaat gefteld, vreezen zoude tevens het diep refpect, aan Uw Ed. Groot Achtb. verfchuldigd, te kwetfen, en de goede ordre van handelen te buiten te gaan, daar de furféance in zijne zaak veroorzaakt is niet dooreenig different tuffchen voorn. Mr. Pieter Marcus R. O. en hem Suppliant, als Partijen in Ute, neemaar door een bezwaar, waarover voorn. Mr. Pieter Marcus R. O. zig be-» voegd gereekend heeft tot laffe van Uw Ed, Groot - Achtb. zelve te klaagen; door een incident mitsdien, 't welk den Suppliant niet directelijk concerneert: Dat, gelijkerwijs het om deeze redenen vale ftaat, dat de Suppliant, zo uit hoofde van den aart der zaak zelve als van de omftandigheden, waar in hij verfeert, zig bij niemand anders dan bij deeze Edele Groot - Achtbaare Vierfchaar kan adreffeeren, zo ook ontwajffelbaar is, dat hij als Ingezeeten deezer Stad en als Lid van 's Lands Univerfiteit bevoegd is van Uw Ed. Groot-Achtbaarheden, als Rechters, de adminiftratie van recht en juftitie te reclameeren, terwijl de ongekreukte en onbelemmerde handhaving derzei ve niet minder ('tzij met reverentie gezegd ) een fchuld is der Hooge Overheid aan de Ingezeetenen , dan gehoorzaamheid en eerbied  ( 218 ) wier rechten en belangen door het gedrag van voorn. Mr. Pieter Marcus R. O. en de gevolgen van dien op het fterkft zijn gegriefd, terwijl het, vooral in de conjonéture van tijden, welke men jegenswoordig het ongeluk heeft te beleeven, van 't gevaarlijkft vooruitzigt zijn zoude, een Hoofd - Officier te veroorloven een fatzoenlijk en ruftig Ingezeeten de fletrisfure van eene Dagvaarding in Perfoon toe te brengen uit hoofde van een Gefchrifc, 't welk hem mishagen zoude, fchoon veele anderen van een meer be» denkelijken inhoud, dog misfehien een anderen geeft ademende, ongeitraft wierden verkogt, en naderhand, na zulk een Ingezeeten eene gevoelige krenking in zijne reputatie toegebragt en veelvuldige koften veroorzaakt te hebben, wanneer hij , Hoofd - Officier, geene mooglijkheid zag zijne Accufatie voor den Rechter met fucces ftaande te houden, daarvan door middel van een recurfus ad Principem, hoe wederrechtelijk ook uitgedagt, een voor hem gewenscht einde te maaken: Redenen, waarom de Suppliant, ten volle verzeekerd, dat Uw Edele Gr. Achtb. de confervatie der rechten van alle Ledematen der Burgerlijke Maatfchappij, aan hunne zorg toevertrouwd, op het fterkft ter harte gaat, de vrijheid neemt, zig andermaal bij deeze Vierfchaar te vervoegen met eerbiedig verzoek, dat het Uw Ed. Groot- Achtb.  ( 219 ) Achtb. goedgunftig behage op het Requeft in Junij Jaatftleden aan Uw Edele Gr. Achtb. van zijnen't wegc geprefenteerd, alsnog te disponeeren, oftewel, tot redres van des Suppliants ootmoedige klagten, zodanige andere demarches te doen of Refolutie te neemen, als Uw Ed. Gr. Achtb. ex nobili officio en in goede Juftitie zullen oordeelen te behooren. 't Welk doende, enz. ( Geteekend ) F. A. van der Kemp. (Appointement) Fiat fermo Ordinibus. Aétum in de Vierfchaar van 's Lands Univerfiteit voorn, ter Ordonnantie van Rector en Rechteren der voorfz. Univerfiteit op den 15. Oclober 1781. Mij tegenwoordig (Geteekend) F. G. BtoK. R 3 Aan  ( z20 ) Aan de Edele Groot - Mogende Heeren Staaten van Holland en West vriesland. Geeft met fchuldigen eerbied te kennen Fra n^ois - Adriaan van der Kemp, geimmatriculeerd Lidmaat van 's Lands Univerfiteit te Leyden: Dat, Mr. Pieter Marcus, Promotor van dezelve Univerfiteit, in de maand April van voorleden Jaare 1780. goedgevonden hebbende den Suppliant met eene Dagvaerding in Perfoon te attaqueeren , ter zaake van het in 't licht geeven \'an zeeker Dicht/luk of Lierzang, de Suppliant niet alleen zig voor de Vierfchaar van gem. Univerfiteit heeft gefifteerd , en tot drie herhaalde lijzen heeft geantwoord op een aantal van bijna twee - honderd Vraag - Articulen , welke voorn. Mr. Pieter Marcus R. O. nodig en oirbaar achtte den Suppliant voor te houden ; maar dat hij zig ook bereid getoond heeft met hem Promotor R. O. in de voorfz. zaake voort te procedeeren, naar 't voorfchrift van den Stijl in Crimineels zaaken gebruiklijk ofte andere Wetten van den Lande: Ec'og dat voorn. Mr. Pieter Marcüs, na zulke eclatante Procedures tegens den Sinpliant te hebben ondernomen, vervolgens van zig heeft kunnen verkrijgen, om het voortzetten  ( 2si ) zetten derzelve onder yerfcheidens pretexten te delaijeren , ja zelfs omme zig aan de Vergadering van UwEd. Groot-Mog. te adresfeeren,met beklag (zo de Suppliant in 't zeekere is geïnformeerd) over zeekere ^Dispofitie door welgem. Vierfchaar genomen tot acceleratie van de extraordinaire Procedures, welke voorn. Mr. Pieter Marcus R. O. poogde in het lange te fleepen: Dat hij Mr. Pieter Marcus R. O. in deeze zijne demarche in zoo verre is gerëusfeerd, dat hij (zo als de Suppliant mede in 't zeekere geïnformeerd is) van Uw Ed. Groot-Mog. op zijn fuben obreptif voorgeeven gëobtineerd heeft eene Refolutie, uit kragte van welke aan Rector en Rechteren van 's Lands Univerfiteit is aangefchreeven, " om hangende de dehberatien van Uw Ed. „ Groot Mog. over de voorfz. zaake de Proce„ dures deswegens te houden in ftaate en fur„ féance: " Dat de Suppliant, hoe grievend die verleende furféance voor hem ook zijn mogte, gehoopt en ('tzij met eerbied gezégd) verwagt hadde, dat dezelve zig niet uitgeftrekt zoude hebben verder dan het uitftel van drie maanden door voorn. Promotor R. O. zelve gevraagd , ofte wel ten minden dat hij Promotor R. O. door zodanige furféance dadelijk gejouïsfeerd hebbende van 't uitftel, 't welk hij begeerde, na verloop van dien R 4 tijd  ( 222 ) tijd met zijne Procedures zoude zijn voortgegaan-, en den Suppliant op die wijs den weg zoude geopend hebben, om 't eeniger tijd van den reatus ontheven te worden, aan welken het hem goedgedagt had den Suppliant.te fubjecleeren : Dat, zulks (hoe billijk des Suppliants hope ook ware) niet gefchied zijnde, dc Suppliant elf maanden lang heeft gewagt, uit eerbied voor de hoog-wigtige dehberatien van Uw Ed. GrootMog. en uit fchroom van de.ze.ven, in de haggelijkfte omftandigheden, te ftooren, indien hij zig bij Rector enRechteren vervoegde met een verzoek^ 't welk veel-ligt,op nieuw in de Vergadering van U.v Ed; Groct-Mog. gebragt zoude moeten worden : Doch dat hij , na verloop van zulk eïncn geruimen tijd, vermeend heeft zijn ftilzwijgen te mogen af breeken , en aan welgem. Vierfchaar van Rector en Rechteren in de maand Junij laat lijeden te prefenteren de Requefte, vervat in het Extra ft uit de Rèfolutien van Rector en Rechteren in dato 25. Junij 1781. waarvan de Suppliant de vrijheid neemt hier nevens Copie Authentijcq te voegen fub litt. A. Dat, hoe zeer des Suppliants nederig verzoek aan de zijde van welgem. Reftor en Rechteren niet is buiten gevolg geweelt, als hebbende zij onder het verlicht en equitabcl oog van Uw Ed. Groot - Mog. gebragt de' redenen, die 'er waren, om aan den Suppliant in de voorfz. zaak expeditie van  ( 2°3 ) van Juftitie te verleenen, hij nogtans tot zijne fmerte heeft moeten ondervinden, dat de furféance ten behoeve van voorn. Mr. Pi eter Marcus R. O. fteeds bleef werken , en deeze zig geen fcrupel maakte, daar van, tegens de evidente intentie van Uw Ed. Groot - Mog. geduurende meer dan een geheel jaar te profiteeren : Dat de Suppliant, na wederom vier maanden gewagt te hebben, zig op nieuw aan welgem. Vierfchaar heeft geadresfeerd, met een Requefie, waarvan hier nevens Copie Authentijcq gevoegd is fub Litt. B. dan waarop door voorn. Rector en Rechteren, den 15. OStober laaftleden, tot Appointement verleend is i Fiat fermo Qt&Mbus: Dat de Suppliant, mitsdien door Rector en Rechteren geweefen zijnde naar Uw Ed. GrootMog. (hoezeer hij bevorens geföhroomd had zodanig een flap te doen, met betrekking tot een incident, 't welk hem niet directelijk concerneerde, als hebbende voorn. Mr. Pieter Marcus R. O. zig beklaagd over eene Dispofitie van de Vierfchaar zelve,) nu door den uiterften nood gedrongen,de vrijheid neemt zijne klagten en belangen aan deeze hoogft-gerefpecteerde Vergadering voor te draagen, zig kortheids - halve refereerende tot de wei-gegronde redenen en middelen, bij zijne twee bovengemelde Requeften aan de Vierfchaar van'sLands Univerfiteit vervat, en op welke hij zig eerbiediglijk vlijt, dat Uw Ed. R 5 Groot-  ( 224 ) Groot-Mog. een gunftig regard zullen neemen; niet alleen tot redres van de bijzondere grieven van den Suppliant, maar ook tot befcherming en verzekering van de duur-gekogte rechten van 's Lands Ingezeetenen, die door de handelwijs van voorn. Mr. Pieter Marcus R. O. ('t zij met reverentie gezegd) op't fterkfte zijn aangetaft, daar geen Burger z-ijner eer of zijn's goeden naam's meer zal verzeekerd zijn, indien het een Accufator publicus eenmaal veroorlofd is, wanneer zijne befchuldiging geen voordeelig einde voor hem fchijnt te bciooven, door een recurfus ad Principim een fpaak in de legale voortzetting der zaak te fteeken , en den Befchuldigden onder eenen eindeloozen reatus te laaten zugten: Dat het ook nimmer het oogmerk van Uw Ed. Groot-Mog. kan geweeft zijn de meergem. furféance in infinitum te doen werken , of haare wetgeevende Magt te doen ftrekken, om de uitoeffening eener ongekreukte Juftitie in haaren loop te ftremmen, en een Ingezeeten aan den fletrisfanten band van een reatus en belofte onder handtafting gedaan, zijn leven lang, gebonden te houden: Dat, van hoe weinig aanbelang zulk een privilegium odiofum, ten opzigte der Perfoon van den Suppliant, aan voorn. Mr. Pieter Marcus R. O. ook fchijnen moge, de'Suppliant eerbiediglijk verzeekerd is, dat zodanige denkenswijs bij de hoogft - gerefpecfeerde Vergadering van Uw Ed. Groot - Mog. niet  ( 225 ) niet wordt gevonden , en het Uw Ed. GrootMog. niet öhverfchiljig zal fchijnen, of de Suppliant zijne dagen als Reus moet flijtën en eindigen , al ware het ook niet (gelijk het in der daad is) dat de Suppliant daar door buiten ftaat gefield wierde, om zijnen ftaat in de Burgerlijke Maatfchappij te bevorderen, en de genoegensvan 't leeven, als een eerlijk en onbefproken Ingezeeten , te genieten: Redenen, waaromme de Suppliant zig zeer ootmoediglijk keert tot Uw Ed. Groot-Mog. met eerbiedig verzoek, dat het Uw Ed. Groot-Mog. behaage de furféance in de zaak, door voorn. Mr. Pieter. Marcus R.O. tegens den Suppliant geëntameerd , op te heften of door den loop van tijd, zedert het obtineeren van dezelvet vervallen te verklaaren, ofte wel anderzints Rector en Rechteren van 's Lands Univerfiteit onverlet te laaten, omme den Suppliant buiten reatus te {lellen , mitsgaders dat het Uw Ed. Gr. Mog. goede geliefte zij tot een of ander einde zodanige Refolutie te neemen, als Uw Ed. Groot-Mog. naar derzelver hooge wijsheid, tot redres van des Suppliants bezwaar en confervatie der rechten hunner Ingezeetenen, zullen oordeelen te behooren: 'r Welk doende, enz. (Geteekend) H. van Heezel. Mon»  C fzf ) Mondeling Verzoek door F. A. van der Kemp op den 14. Januarij 1732. in de Ed. Groot-Achtbaare Vierfchaar gedaan. Edele Groot-Achtbaars Heeren! T\e aenzienlijke nadeden , welke voor mij in. meer dan een opzichte voortgevloeid zijn uit de Crimineele Procedures, door welke ik nu omtrent twee jaeren gedrukt ben, doen mij op nieuw de vrijheid nemen, om mij bij Uw Ed. Gr. Achtb. te vervoegen , ten einde eenmael de zo lang gewenfehte expeditie van Juftitie te erlangen. 'T is aen Uw Ed. Groot Achtb. overbekend, hoe ik mij aen 't oog van deze verlichte VierfcHaer niet hebbe onttrokken; hoe ik, van mijn onfchuld bewuft, mij telkens fifteerde, wanneer ikuuren achter een, op herhaelde reijzen, op een meer dan gewoon getal Interrogatorien ondervraegd werd: En dit ware nog 't minfte geweeft, ware ik niet omtrent twee jaeren in die onaengenaeme omftandigheden gehouden, daer ik, met eerbied gezegd, Edele Gr. Achtb. Heeren, gegrond recht meende te hebben om te fielten, dat mijne Procedures binnen een Jaer, volgens de Crimineele Ordonnantie , welke zekerlijk niet ten faveur is des beklaegden, zouden bepaeld zijn geworden. Ik  ( 227 > Ik weet wel, Ed. Groot Achtb. Heeren, dat'er eene furchéance in deze zaek verleend is; en ik ben ten vollen overtuigd, dat de billijkheid van Uw Ed. Groot Achtb. van welke ik zo meenig doorflaend bewijs hebbe ontvangen, mij, zonder deze, fpoedig recht zoude hebben doen wedervaerenjmaér vergun, Ed. Groot-Achtb. Heeren, dat ik ook in dezen met één enkel woord mijne belangens voordrage: Endezen kunnen niet onverfchillig zijn aen zulk eene verlichte Vierfchaer als die van Uw Ed. Gr. Achtb. Er is eene furchéance verleend, Ed. GrootAchtb. Heeren; maer welke? maer waer op? Schoon ik wel geene legaele kennis daer van hebbe ,meene ik echter zeker te weeten, dat de Heer Promotor Mr. Pieter Marcus in Julij 1780. aen Haer Ed. Groot-Mog. verzogt heeft, om, hem Promotor, nog den tijd van drie maendén , tot 't voltrekken van 't Verhoor te vergunnen: Maer hoe? hos verzoekt hij deze prolongatie? niet fmpliciter, Ed. Groot Achtb. Heeren; maer bepaeldelijk de tijd der groote Vacanue daer onder begrepen zijnde. — Na drie maenden ingefloten de groote Vacantie, vervalt het principael verzoek van den Promotor, vervalt de furchéance, welke Hun Ed. Groot Mog. waerfchijnelijk niet verder hebben willen verleenen, dan de Promotor bedoelde te verzoeken. Na  ( 428 ) Na 't verloopen der drie maenden, had ik. kunnen veraagten, dat die veel gerugts-maekende, en door den Promotor met zo veel zèle ondernomene, voor mij fchaedelijkfle Procedures, voortgang gehad zouden hebben: Maer niets minder. 'Er verloopen maenden , ja omtrent een jaer, eer ik, om den fchijn te vermijden, als of ik genoegen name in onder een fictriffant reatus te blijven, mij bij Uw Ed. Groot Achtb. bij Requefte vervoege. Na verloop van eenigen tijd hebbe ik op nieuw mijn grieven bij Requeite voorgedragen, op 't welk 't Uw Ed. Gr. Achtb. behaegde een Appointement fiat fermo Ordinibus te verkenen ; goedgunftig echter door den toenmaeligen Heer Secretaris aen mijne Pra&ifijns te kennen gevende, dat ik bij een vruchteloos gedaen adres op nieuw mij bij deze Ed. Gr. Achtb. Vierfchaar moeft vervoegen. Mijn adres aen Hun Ed. Gr. Mog. is onbeandwoord gebleven, hoewel 'er zedert dien tijd meer dan een Reces heeft plaets gehad: Ik heb zelvs in perfoon bij den Racd - Penfionaris en bij de IJ3. Hollandfche Steeden rond geweeft, om de expeditie van Juftitie langs dien weg te bevorderen. Even vruchteloos! Nu tot 't uiterfte gedrongen, keere ik mij op nieuw tot Uw Ed. Groot Achtb. Vierfchaer. De rechtvaerdigheid mijner zaeke,en 'tgeen ik mij zelve ben verfchuldigd, dringt mij tot dezen ftap ;ende wijs-  ( 229 ) wijsheid en billijkheid van Uw Ed. Groot - Achtb; doen mij vertrouwen, dat Uw Ed. Groot-Achtb. zulks mij door den Heer Secretaris niet zouden hebben laten verwittigen,ware niet, dat Uw Ed. Groot - Achtb. van oordeel waren , van mij te kunnen helpen. Met allen eerbied derhalven, Ed. Groot - Achtb. Heeren , verzoeke ik, dat Uw Ed. Groot-Achtb. mij op eene convenabele wijze van den drukkenden laft dier Procedures ontheffen. EX-  C 230 ) EXTRACT uit het Re. gifter der Refolutien van de Heeren Staeten van Holland en Weft-Vriesland in Hun Ed. Groot-Mogende Vergadering genomen, op Vrydag den 25^" Januarij 1780. i^ntvangen een Miffive van Rector en Rechteren van 's Lands Univerfiteit te Leyden, gcfchreeven aldaar den 21. deezer, houdende, dat, daar zij in hunne laatfte Miffive aan Hun Edele Groot-Mog. van den 9. Julij 1781. ter kenniffe van Hun Edele Groot-Mog. hadden gebragt een Requeft van Francois-Adriaan van der Kemp, als Gedaagden in Perfoon, wegens zeeker Dichtftuk of Lierzang , welk Requeft voornaamenlijk tendeerde, om de furchéance van dezelve zaak te doen ceffeeren, met faculteit aan den Promotor R. O. om de Procedures tegens hem voorttezetten, of hem te Hellen buiten allen Reatus, zij zig thans wederom verpligt vonden onder het oog van Hun Ed. Groot Mog. te brengen , dat op Maandag den 14. Januarij deezes Jaars de gemelde Francois-Adriaan van der  ( 23* ) pEK Kemp zig in hunne Vergadering had gefi» fteerd en mondelingverzogt, "om op eene conve,, nable wijze van de hém drukkende Procedures te ' worden pntheeven, door de langduurige fur„ chéance te doen ceffeeren, volgens de teneur der ?, Crirnineele Ordonnantie, of hem ten opzigte van „ de befchuldiging van den afgetreeden Promotor R. O. betrekkelijk tot het gem. Dichtftuk te ftelv len buiten allen reatus: " Dat zij. Rector en Rechteren, alvorens over het zelve verzoek te delibereeren, geoordeeld hadden nodig te zijn het gevoelen van den tegenwoordigen Promotor, Mr. JoHAN-HlERONYMUS van der MaRK, ifl tC neemen ,of hij Promotor de Procedures tegens den meergemelden F. A. van der Kemp meende te vervolgen j dan, daar des Promotors Berigt na verloop van agt dagen was ingekomen , en ingehouden had, " dat op den voorflag aan hem Pro„ motor, in deeze zijne qualiteit, op het nader , Adres van Francois-Adr. van der Kemp gedaan , hij Promotor de Stukken van het „ Geding of de Procedures, door zijnen Predeces„ feut Mr. Pieter Marcu s, tegens den gem. „ F. A. van der Kemp, geëntameerd, had ge„ ëxamineerd; en dat hij Promotor als nu decla-. „ reerde niet voorneemens te zijn dezelve Proce„ dures te vervolgen;" de vrijheid neemendeHun *Edele Groot-Mogende van de fuites deezer zaak, die zo lang Hun Edele Groot-Mogende attentie S had  ( ) had gaande gehoudenbij derzelver voorfz. Misfive te informeeren. Waar op gedelibereerd zijnde, is goedgevonden en verftaan de zaaken,in de voorfz. Miffive vermeld , bij deezen te houden voor afgedaan, met opheffing der furchéance bij Hun Edele Groot-Mogpnden Refolutie van den 27. Julij 1780. gedecerneerd; en zal hier van kennis worden gegeeven aan Rector en Rechteren voornoemd tot derzelver narigt. Accord'. met het voorfz. Regifter. (Geteekend) C. CLOTTERBOOKE. (In dorfo flond) RESOLUTIE, Omtrent het voor afgedaan kou* den der verzogte opheffing van furchéance en afdoening der zaak van F. A. v. d. Kemp, ah Geden in Perfoon, wegens zeeker Dicht/luk; met opheffing der furchéance deiwegens verleend. 25. Januarij 1782,1 Zonder refumtie, 3=)p  ( *33 ) De Staten- van Holland ïnWes t-v r i e s l a n d. Erntfeste, Hóóg-Geleerde, Wijze, Voorzienige, Discreete , Lieve, Getrouwen, Wij zenden aanUL. hier nevens' onze Refolutie van heden, omtrent het voer afgedaan houden der verzogte opheffing van furchéance en afdoening der zaak van F. A. van der Kemp, als Gedaagden in Perfoon wegens zeker ^ Dichtftuk, met opheffing der furchéance deswegens verleend. Daarmede wij UL. de befcherminge Godes beveelen. Gefichreeven in den Haagq den 25. Januari'] 1782. Ter Ordonnantie van de Staaten C Geteekend) C. CLOTTERBQOKE. De fuperfcriptie was, Erntfefte, Hoog - Geleerde , Wijze, Voorzienige, Difcreete , onze Lieve, Getrouwe Den Refter en Rechteren van 's Lands Univerfiteit te Leyden. S * NO«  *$ 234 ) NOTA, op den 28. Januarij door F. A. van der Kemp aan den Heer Secretaris der Vierfchaar overgegecven. Fr. Adx. van der Kemp verzoekt den Heere Secretaris Chastelein, om uit zijnen naam aen de Ed. Gr. Achtb. Vierfchaer te communiceeren , dat hij aldaer praefent is, om als nog afdoening van zijne zaek, en een legacl bewijs van zodaenige afdocninge, te folliciteeren, hoopende {indien de Ed. Groot Achtb. Vierfchaer zulks goed-, vond) ten dien einde te mogen binnen ftaen. ft F-  t 23$ ) RESOLUTIE va» ^ Vierschaar van 's Lands Univerfiteit te Leijden. Alzo aan Reftor en Rechteren van 's Lands Univerfiteit te Leijdën bij Requefte is te kennen gegeeven, door Franco is-Adriaan Van der Kemp, gëimmatriculeerd Lidmaat Van dezelve Univerfiteit, dat de Suppliant in den Jaare 1780. door Mr. Pieter Marcus, Promotor van gem. Univerfiteit R. O. in Perfoon gedagvaard zijnde geworden, enz. (Fiat infertio van het Pvequeft hier vooren pag. 195- geplaatft.) Zoo hebben Reftor en Rechteren van's Lands Univerfiteit te Leijden, gezien en geëxamineerd hebbende dezelve Requefte aan hen op den ix. Junij i/3-i. geprefenteerd, en door hen bij Misfive van den 9. M aan £ M' Gu Mot H H. Staaten van Holland en Westvnesland"gecommuniceerd, en gelet hebbende op den ftaat der zaake, bij dezelve Requefte gemeld, als mede op het Declaratoir van den H . Promotor van'sLands Univerfiteit , Mr. Johan- HIERONYMUS vander MaRCK tCT Vier- fchaar opden U, Januarij x?8». gedaan, waar S 3 ^  < m ) bij dezelve verklaard heeft niet voomeemens te zij* de Procedures tegens den Suppliant ter zaake voorfz. te vervolgen; en eindelijk de Refolutie van Hun Ed. Gr. Mog. van dato den 25. Januarij 1782. waarbij Hoogft - dezelven hebben goedgevonden de verleende "furchéance op te heffen, goedgevonden en gerefolveerd " den Suppliant te ontheffen, „ gelijk hij ontheft wordt bij deezen , van de „ belofte bij zijne fuccesfive Verhooren onder j, handtafting gedaan, omme ten allen tijde, uit „ kracht van hei Decreet der Dagvaarding in Per„foon aan Mr. Pieter Marcus, des tijds „ Promotor van 's Lands Univerfiteit R. O. op den 3, 17. April 1780. verleend, te zullen comparee„ ren; en hem, dienvolgende, ten opzichte van „ de befchuldiging van iaatftgemelden afgetree„ den Promotor R. O. betreklijk tot het in de „ Dagvaerding in Perfoon breeder gementioneer„ de en in den Requefte bedoelde Dichtftuk of „ Lierzang te ftellen, gelijk hij gefield wordt bij „ deezen, buiten allen reatus. " Aclum in de Vierfchaar van 's Lands Univerfiteit voorn, den 28. Januarij 1782. Mij tegenwoordig (IVasgetcekcnd) C. P. Chasteleijn.  De Drukker deezes geeft heden uit, en zijn alom te bekomen: Verzameling van Stukken tot Noord-America betrekkelijk, onder welke de Brief van Gouv. Trumbull, de Confiitutie van Massachusetts-Baij, en de Leerrede van Dr. Coofer over Jer. XXX, vs. 21. uitmunten, met een Voorreden van JuniusBrutus, in welke de onwankelbaare gronden van confijlentie deezer Republijeq opengelegd, de tegenwerpingen ontzenuwd, en de poincl en worden aangeweezen, in welke de voorkeuze aen de Republicq van Noord-America moet worden toegekend, indien men deze met die der Zeven • VerecnigdeGewejlen vergelijke. Verzameling van Authenticque Stukken, tot de Drojlendienjïen in Over - Ysfel en den Baron van der Capellen betrekkelijk, onder den titul: Jr. JOHAN-DERK van der CAPELLEN, Heer van den Poll, befchreeven in de Ridderfchap van Overyssel, REGENT: Onder welke Stukken der oplettende leezinge van elk Republikainsch Nederlander overwaardig zijn deszelv»Advijs over de au gmentatie der Land- en Zeemagt in 1773. — over 't leenen der Schotfche Brigade aen den Koning Van Groot - Britannien , uit vriendfchap, in 1775. — deszelfs Memorie over 't handhavend van hst Reglement op de Regering in 1777 —— en  .en de Memorie over de oïjwettigueid der Droftendienften in Overijssel. Nog zijn bij deezen en de voornaamfte Boekhandelaaren te bekoomen: Drie Brievan over de Drcftendienften in Overijssel, door een Heer uit Twenthe, dan een Koopman van Amfterdam gcfchreven; bij welke twee Dichtftükjes gevoegd zijn: Een Aenfpraak aen Willem den V. Neèrlands dierbaeren Erfftad houder; en een Lofzang aen Jr. J. D. van der Capellen tot den Poll, Regent. Aenfpraak aen Zijn Doorl. Hoogheid Willem den V. Neèrlands dierbaeren Erfjïadhouder, tenvervolge op het eerfte Dichtftukjc. Antwoord van een Koopman te Amfterdam, aan een Heer uit Twenthe, op deszeifs tweeden Brief over dc Droftendienften in Overijsfel. Aenmerkingen. van Frank de Vrije op het Vertoog over de Droftendienften van Jr. J- v. ns Capellen. Vrijmoedige dog zedige Aenmerkingen, op 't Vertoog van,J. D, Baron v. d. Capellen, me'. Bijlagen. Rechtsgeleerd Inftrucloir Advijs in dc zaake van Jr. J. D. van der Cape.lle.n, Hctr yan 'den Poll, door de Rechtsgeleerden B. v. j. en C. v. E. . Recr.ts-  Rechtsgeleerde Oudheidkundige Proeven over iten \ Oorfprong der Drojlendienjlen in Overijsfel, ter opheldering van het Vertoog van Jr. J, D. vah der Capellen , door A. E. J. Vrijpoftige Aanmerkingen over V Antwoord aen an Heer uit Twenthe. Aanmerkingen over den aart der Burgerlijke Vrijheid, over de gronden der Regeering, en over dg Rechtveerdigheid en Staatkunde van den Oorlog met America, benevens eenige Nadere Aenmerkingen over den Aert en Waerde der Burgerl. Vrijheid en e ener Vrije Regeering, door R. Price, uit gegeeven en vermeerderd door J. D. van der Capellen,bèfchreeven in de Ridderfchap van Overijsfel; 2 deelen 8vo (2de Druk.) Binnen kort zal men aen 't verlangen van 't Publijcq kunnen voldoen, door de nieuwe oplaege der Aenmerkingen op de Verklaaring der Unie van Mr. P. P a u l u s , in vijf Brieven door F. A. van der Kemp; eerft uitgegeven onder de Letters E. H. J.    li    ( 203 ) EDELE GROOT-MOGENDE HEEREN, Wanneer U Edele Gr. Mog. geëerbiedigde Refolutie en Misfive in dato den 27. Julij 1780. ons ter hand kwam, dienende, cm op het Requeft van Mr. Pieter Marcus, als Promotor van deeze Univerfiteit, relatif tot de zaake van Francois-Adriaan van der Kemp, als Gedaagden in Perfoon, weegens zeeker Dichtfiuk of Lierzang, aan U Edele Qroot-Mog. over-, vloedig bekend , U Edele Gr. Mog. te dienen van bcrigt, hebben wij ten allerfpoedigften, en wel tegen de toen eerftkomende Vergadering van U Ed. Gr. Mog. dat Berigt in gereedheid gebragt, en de eer gehad , het zelve ter Vergadering van U Edele Gr. Mog. in te leeveren op den 6. September 17S0. Wij begreepen, namelijk, dat de natuur van eene crimineeje Procedure, de verbintenis , op den Gedaagden liggende, om ten allen tijde in Perfoon te compareeren , en een. fletrisfant crimineel examen te moeten ondergaan, en de gevolgen , welken de fubfifteerende reatus, in meer dan een opzigt, voor den zeiven konde hebben, allen te zomen liepen, om aan de verpligtingen , welken de Wetten , door U Edele Gr. Mog. gegeeven, of gerecipieerd , op ons, als Dienaars der Wetten , gelegd hebben , zoo veel door de tusfehenkomende furchéance van U3 Edele  v 205 ) den Gedaagden in Perfoon hadden gedefinieerd, ja zelfs binnen agt maanden na den verzogten termijn, niet gekomen zijnde, waar uit wel ligt zoude kunnen beflooten worden,dat U Edele Gr. Mog., misfchien om den aart van het delict, het geen in de gemoveerde accufade aan den Gedaagden in Perfoon fcheen te worden ten lafte gelegt, het raadzaarnft. geoordeelt hebben , het recht van de Hoge Overheid onvervolgd te laten; hebben wij voor ons in het ftilzwijgen van UEdele Gr. Mog. eerbiedig kunnen beruftcn, om dat wij tegen alle fufpicie van plichtverzuim door de bevolen furchéance van U Ed. Gr. Mog. volkomen waren beveiligd, en dit te meer, dewijl de Gedaagde in Perfoon zig in al dien tijd met geenerlei verzoek aan ons heeft geaddresfeerd. Dog thans vinden wij ons genoodzaakt , ter kennisfe van U Ed. Gr. Mog. te brengen, dat de voorn. Franco is -Adriaan van der Kemp, aan ons heeft geprefenteerd een Requeft, tendeerende, " dat wij zodanige middelen zouden be„ ramen en in het werk Hellen, als ons meeft „ gefchikt zouden voorkomen, ten einde de furchéance van des Suppliants bovengemelde zaake te doen cesfeeren, met faculteit aan den " Promotor R. O. omme de door hem tegen dén „ Suppliant ondernomen Procedures voort te zet, ten, in conformité van onze Refolutie van den 22. Mtij 1780. of van zoodanige andere Re4 »  ( 2ï7 ) bied een pligt van Burgers en Onderdaanen: Dat de Suppliant het onnoodig acht op deeze bekende waarheid bij een Rechtbank, als de verlichte Vierfchaar van Uw Ed. Groot Achtb. te infteeren; doch dat hij niet voorbij kan aan te dringen op het gevoelig nadeel, 't welk hem door zo eene onbepaalde furféance of eindeloozen reatus toegebragt zoude worden , daar hij Suppliant weï verre is zulks als een gunftig incident voor hem aan te merken: Dat hij Suppliant van den beginne af aan, wanneer het voorn. Mr. Pieter Marcus goed gedagt heeft hem R. O. met eene crimineele Procedure tc bedreigen, getoond heeft, dat hij het oog van een onpartijdig en gë-eclaireerd Rechter geenzints reformideerde; maar dat het in tegendeel geweeft is voorn; Mr. Pieter Marcus, die door een recurfus ad Principem, pendente litt, fchoon ftrijdende tegens de bekendfte Wetten, gefcheencn heeft eene fpaak in den voortgang deezer zaak te willen fteeken, na dat hij uit den afgelopenen Procejfus inquifitorius gezien had, hoe ondoenlijk het hem zoude zijn de eigendunklijke vooronderftellingen, den rechte genoeg, te verifieeren, op welker fundament alleen hij zijne pourfukes had ondernomen : Dat de Suppliant op deeze confideratie des tc meer, fchoon eerbiediglijk, moet blijven ftil ftaan, om dat even daaruit doorfteekt, dat het de Suppliant niet alleen is, maar alielngezeetenen, R a wiof