KATHOLYKE KERK VERDEDIGD tegen de beschuldigingen van d T synode dbr hervormde gemeenten in gelderland, door haa. &en gedeputeerden ter neder gesteld,in een boekje, GENAAMD, VERDEDIGING VAN DE ZAAK DER HERVORMDEN,&c Te Amfteldam, by M. de brhyn* door BERNARDÜS DRIESSEN, Roomsch Katholyk Paftoorte Purrrierend^ Te AMSTERDAM, By P. van BÜÜREN, loekverkooper op het Schapenplein^ 3 7 $ 8,  Het betaamt den Dienaar Gods ..... zagtmoedig te zyn ten aanzien van allen .... met zedigheid beftraffende hen, die der waarheid tegenftaan, of God haar ten eenigen tyde Boetvaardigheid gave, om de waarheid te erkennen, Paulus II: B. aln Timtkeus II: vs. 34 en 25.  VOORBERICHT AAN DEN L E Z E R- Jjet Boekje der Gelderfche Synode, waar te' gen dit , * veel het godsdienstige aanbélangt, gerigt is, verdiende niets, dan een verachtend ftilzwygem dan de groóie ophef, die bij hertaling in de Couranten daar van gemaakt is; het onUfchaamd voorwenden, als of de RoomscH Catholijken daar door zouden verftomd zijn, (zie het drietal Brijen, over den Overgang Van Fransch Foorhom, enz.) en de vrees, dat * deti  den een' of ander' ziek door zulk gefnoef zou- • de kunnen miüeiden hiaten, heeft my hewoogem dit Stufte m het lichtte geeven: en dit is ook: de re Jen, cm welke het niet eerder'ten yowJchijn gekomen is, DE SCHRIJVER DE  D E KATHOLYKE KERK VERDEDIGD. W are het, dat de zich noemende GereFormeer den in ons Vaderland het uitfluitend recht, dat zy vermeenen te hebben op de kerklyke, en Armengoederen, alleen vestigden op Staats- of Vaderlandfche Gefchiedkunde, zoude ik het my nie: aantrekken , nog onderneemen, daar tegen de pen op te vatten: Niet om dat ik de bewyzen van dien aart, welken zy voor den dag brengen, als onwederleglyk befchouw; niets minder als dat; maar om dat ik voor my zo gefteld ben, dat ik de uitfpraak daar over gaarnen aan de Rechtvaardigheid van hen , die de Natie vertegenwoordigen , wil overlaaten, en daar in berusten, in het vast vertrouwen, dat, immers by de meerderheid der zeiven de ftem van het Heilig Recht meer zal vermoogen, dan allen bezonder belang. Ook weet ik aan hoe veele misflagen, en ftrui» kelingen een Schryver zich bioot itelt, die het, durft wagen, voor zyn eigen, en der zynen belang te pleiten: Ligt tog krygt dit, het eigen belang naamlyk, de overhand op de reden, en, in plaatfe dat het zeiven zich door haar zoude laten geleiden , keert het die natuurlyke orde doorgaans het onderst boven, en noodzaakt de reden, om haar na zyn welgevallen te fchikken, te ploeien, te wringen. Uit dien hoofde heeft het menschdom een naA 3 tuur [nleidifi  Beweegredenento- dit gefchrift 4 DE KATHOLVKE KERK tuurlyk, en billyk vooroordeel tegen zulke gefchriften, in welke het eigenbelang den hoofdrol lpeelt: Seneca wist reeds te zeggen, dat de rykdommen velen verhinderd hadden, wel te redeneeren: Cicero, hoe welfprekend, en fchrander ook, heeft dit ondervonden, zo menigmaal hy ondernam voor het belang van zyn huis te pleiten: Alwyze Zaligmaker heeft buiten twyfel zo om deze reden, als om andere onheilen, die uit de belangzugt veel al geboren worden, deze aan zyne Leerlingen verboden. Om alle die redenen zal ik my in geen verfchiï inlaaten, over het gevaarlyk Meum ctTuum: in tegendeel alles zorgvuldig vermeiden, wat daar op betrekkmg heeft: zeg ik 'er nu en dan een enkeld woord van , zal het alleen zyn , om de zwakheid der bewyzen myner party des te duideJyker aantewyzen, waar toe tog het hoofd ooemerk, welk zy bedoelt, veel al dienilig fs. ** Dan, daar 'er zyn, en wel eene zich noemende Synode der Hervormde Gemeenten in Gelderland welke het vermeend recht hunner geloofsgenoten tragten te vestigen op GodsdienfW ftellin-en Geloof en Kerk tragten te ondermeinen, ia zich niet ontzien, die in een verkeerd , en haatelyk licht te doen voorkomen, zo voel ik myaaneefpoord, my daar tegen met befcheidenheid , en nadruk te verzetten, en het zwakken, niets beduidenden, en onwaarachtigen aan te toonen van het geen, de reeds gemelde Synode door haare Gedeputeerden heeft ter nedergefteld in een boekje, genaamd: „ Verdediging van de zaak der Her. " Sn 'nteg,en Z6ker Adyys » ea Confidera. M «en, welke die van Over -Betuwe door den •» Bur-  VERDEDIGD. 5 n Burger j. Glover, op den Gelderfchen „ Landdag hebben doen voorleezen, betrekkelyk de Kerklyke en Armen -Gooderen. Door de „ Gedeputeerden van de Synode der Hervormde „ Gemeenten in Gelderland." Het door my bedoelden is het geen de Gelder-' fche Synode, (deze tog fpreekt door.den mond' van haaren gedeputeerden:) zegt op bladz. 104, I05, ic6, 107, 108 en 109 van het zo even genoemd boekje; want op deze weinige bladz. ftelt die Synode haare denkbeelden van Gods Kerk ter neder, en te gelyk haare diepe onkunde ten aanzien van dezelve, en inzonderheid van derzeize Leer, zo als ik in bet vervolg van dit gefchrifc zal bewyzen. Om maar terftond tot de zaak te komen, zal ik letterlyk affchryven, het geen de Gelderfche Synode bladz. 104 zegt: alwaar zy, na gemeld te hebben , dat de Roomscbgezindcn (en dit is waar) het woord Katholyk gebruiken van hunne de Roomfehe Kerk in tegenoverstelling van de kerken der Proteflanten of der Gereformeerden, zich aldus laat hooren. „ Voor de helfc van de „15 Eeuw was dat ondericheid onbekend." Dit is waarlyk een belangryk zeggen, en allenzins waardig met bondige bewyzen, onwraak, baare getuignisfen, en onlogenbaare daadzaken geftaafd te worden, want als dit bewezen was, dan zouden de Roomsch Katholyken bsfehaamd moeten ftaan, en genoodzaakt zyn te belyden, dat zy zeer onrechtvaardig gehandeld hebben, en noch handelen, met den Gereformeerden voor hunnen Geloofsgenooten niet te willen erkennen, immers als de Kathoiyke Kerk voormaals, en wel voor de helft van de 15 Eeuw hen daar, voor had e.iA 3 kend, iet beloeiden. Belangryk zeg »en van ie G. Sy node.  Redenen waar mede zy dit poogt te (taven. 6 DE KATHOLYKE KERK kend, en geen onderfcheid, of tegen overlMItoa tusfchen de kerken der Proteftamen, of Gereformeerden, en der Roomschgezinden gemaakt had, met wat recht zouden dan de kastgenoemde dit an het vervolg hebben, en noch kunnen doen? Men kan des geen oogenblik twyfelen, of de O. fcynode zal aan zulk ftuk alle haare krakten beproefd hebben, en niet verzuimd de bondSrfte bewyzen aan te voeren, die hier op te bedenken zyn. — Horen wy des wat zy 'er van zegden. „ Dat dit zo was (dit laat de G. Synode voort „ op de gemelde woorden volgen;") „zeggen „ de Roomschgezinden te Haarlem uudruklyk in „ hun verzoekfchrift aan de Regeering dier Stad, » *n ,d,en J:jare /593 ingeleverd: zy zeg£ren uit' „ druklyk dat de Gereformeerde Religie", voor „ 20 jaaren daar nooit opentyk geëxerceerd en „ over 60 jaaren 'er nooic afgehoord was. Z „ Men kende niet meer (dus gaat ds Synod« „ voort:") dan eene Heilige Kathoiyke ChristeJyKe Kerk. „ Daar toe behoorden aile de Inflqg gedaante, Die Burgers,zeggen: 30 jaa,- ïera  VERDEDIGD, 9 ren voor 3593, was de Gereformeerde Religia daar nooit openlyk geëxerceerd, en over 60 jaaren had men 'er nooit van gehoord: en die ge^ft de Synode voor een bewvs op dat voor de nelft van de 15de Eeuw alles, Proteitant, of Gereformeerd , en Roomsch maar eene H. K. Christe* lyke Kerk was. Lieve hemel! zyn dit de meefterlyke bewyzen, waar van men noch daaglyks in de Couranten zo veel opheft ziet maken. Zal niet de lompfte Boer 'er met meer recht dit gevoig uittrekken : voor 20 jaaren was de Gereformeerde Religie te Haarlem noch nooit openlyk geëxerceerd, en voor 6o jaaren was 'er zelf noch nooit van gehoord; zo moet 'er dan 60 jaaren voor 1593, noch geen Gereformeerde Religie in de waereid geweest zyn, en voor al niet vroeger, voor ai niec voor de helft van de 15de Eeuw, dat is voor 1450, want det zoude wel een mirakel zyn, dat die Religie zo veel jaaren in de waereid zoude zyn geweest, en 'er evenwel niets van gehoord weezen: neen dat geloof ik niet, op zulke wyze kan meu my wel allerly fpreukjes voor waarheden verkoopen. Wat Protestant zoude 'er niet om laggen, als hy eens iemand dus hoorde redeneeren? de gefchiedfehryvers zeggen uitdruklyk dat 60 jaaren voor het begin van de derde Eeuw van de Ariaanfche Religie noch nooit gehoord was: ja dat die 20 jaaren voor die Eeuw nooit openlyk geëxerceerd was: bygevolg was 'er voor het begiu van de tweede Eeuw, tusfchen de Ariaanfche en Roomsch-Katholyken Kerken, geen onderfcheid, geene tegenöverftelling bekend, maar maakten zy geza.nendyk eene H. K. Qhr. Kerk uit. A 5 Waar»  io DE KAÏHOLYKE KERK Waarom heeft de G. Synode niet lieve*, als met zulke ellendige redeneeringen voor den dag te komen, ons uit geloofwaardige getuigen, die voar de helft van de vyftiende Eeuwv geteeft hebben, of andere echte gedenkftukken van dien tyd aangetoond, dat 'er toen wezenlyk een aantal Gereformeerden, beftaan heeft: waarom niet gezegd: waar die geweest zy, en hoedanig? hoe die in de Waereld gekomen, en hoe haare Religie uitgeöeffeud ? De Synode vraagt wel eens aan de Burgers J, Gi.over, en van den Bosch, weike die Roomschgezinden geweest zyn, dat men ze zoude noemen, die voor de zaak der Vryheid, te* gen de Spanjaarden gevogten hebben, — met het zei ven recht mag ik hier de Synode vragen : wie dien Gereformeerden aanhang voor 1450, of de helft van de 15de Eeuw uitgemaakt hebben? dat men ze zoude noemen, of dat ik anders, al wat de G. Synode 'er van vertelt, voor losfe gezegdens., voor winderige machtfpreuten houde. Dit niet tegenftaanden, draaft de Gelderfche Synode op dien iosfen, en geheel verkeerd gekgden grond, op het nietsbeduidend befiuit, dat zy als met geweld trekken wil uit hèt Réquest der Roomschgezinden te Haarlem, aldus voort; „ men kende niet meer dan eene H. K, „ Chr. Kerk: daar toe behoorden allen de In„ gezetenen van dit Land, en van eenen aan„ hang', dien zy naderhand Gereformeerden ge-. „ noemd hebben, kwam zelfs geen denkbeeld! in hun hart op." En even of zy de van my geöpnerde fwarigheden, hier tegen zelf wel gevoeld had, voegt  VERDEDIGD. II zy onmiddelyk daar by: ,, men moest niet^ deri„ ken, dat dit een uitvlugt is, die men 'er in „ den tegenwoordigen tyd op heeft uitgedacht" Verheelt gij u niet wel Lezer! dat hier de bergen zullen baren ? dat hier wonderftukken voor den dag zullen komen? en bewyzen die zo vastftaan, zo onverzetteiyk zyn als de bergen zelve? dat men hier dien Gereformeerden aanhang voor 1450, waar van de G. Synode fpreekt, zal gaan belchryven, en al die vragen, welke ik hier voor heb opgegeven, zal oplosfen, en alles onwederleglyk ftaven, het geen men zegt? Dan: gyword deerlyk in uwe verwacnting bedroogen : het komt alles op een heel klyn Muisje neder: want ziet! een zeldzaame vertoo ning ! het zyn nu de Staaten van Holland, die op het toneel verfchynen , om u in het jaar 1575 te zeggen , dat voor de helft van de vyftiende Eeuw, of voor 1450, Protestant of Gereformeerd, en Roomschgezind, maar eene H K, Chr. Kerk zyn geweest. De Staaten van Holland zyn hier ongetwyfeld onpartydige, mooglyk wel o\ feilbaare Rechters, en hunne woorden zo veele godfpraken.M men moet dus we opletten wat zy zeggen: — Zy verklaien b] gelegenheid van de Vredehandel te Breda „ dat het onredelyk was hun te vergen, of der „^Hervormden Godsdienst, of het Land te ver 5a laten: hier door wreef men hun een blaan „ van kettery aan, daar zy zich aan het Katho „ lyk Geloof hielden, en alleenlyk de grov< „ misbruiken verworpen hadden, om Gode, et „ den Koning elk het zyne te geven," Nocl meet: „ Zy verklaarden voor wreedheid, » „ vee Ander even ge. brekkig bewys, als het voorgaande. 1 l 1 l  *2 DE KATHOLYKE KERS; „ veele menfchen ten Lande uinewyzen, onder „ voorwendzel van 'sKonings eed, daar men ., bewyzen kon, dat zyne Majesteit niet dev „ Roomfche, maar der Heilige Kerk gezweoren had," Ik moet de G. Synode, na zulke deftige ge. tuigen gehoord te hebben, toeftemmen, dat zy de eerfte niet geweest is, die het denkbeeld gevormd heeft van zulk zoort van algemeene Kerk, als *y ons wys maakt, dat die voor 1450, al zoude geweest zyn: fchoon de Staaten van Holland in 1575 ook de eerfte niet zyn geweest, die het verzonnen hebben: Neen. de alle: eerfte kopftukken der zogenaamde Reformme, hadden het al in hunne harfenen • daarin heeft dus de G. Synode gelyk, dat het juist geen uitvlugt zy, die men 'er in den tegenwoordigen tyd op heeft uitgedacht: maar waar zul het met dat geenen belanden , wat de G Synode hier mede bewyzen wil, en bondig bewyzen moest? namelyk, dat men voor iaco net alleen al een denkbeeld had van zo eene' H. K. Chr. Kerk, maar dat die voor dien tyd zeif werklyk beftondt: ja dat, om de Woorden eer Synode te gebruiken, „ men toen reeds „ met meer kende als eene H. KatholykeChris„ telyke Kerk, waar toe alle ingezetenen van „ dit Land behoorden, en van eenen aanhang „ dien zy naderhand Gereformeerd genoemd „ hebben, zelfs geen denkbeeld in hun han opkwam.-' Waar mede de Synode ingewikkeld wil zeggen; (want openlyk fchynt zy daar voor rZt uit te durven komen:) toen was 'er wel in de daad zo een aanhang, fchoon den naam van Ge* for-  VERDEDIGD. 13 formeerd noch niet hebbende, weiken men naderhand daar èerst aan gegeeven heeft; maar deeze behoorde toen ook tot de eene H. Kath. Chr. Kerk: men maakte 'er geen onderfcheid tusfchen. Maar hoe! volgt dit nu uit de boven aangehaalde verklaaring der Staaten van Holland, in 1575 gedaan? Is dit dan ook al eene goede gevolgtrekking? De Staaten van Holland verklaarden in 1575 , dat zy zich hielden aan hec Katholyk Geloof, ja dat zy bewyzen konden, dat de Koning niet der Roomfche, maar der Heilige Kerk gezwooren had: by gevolg was 'er voor 1450, maar eene H. K, Chr. Kerk bekend, waar toe alle ingezetenen van dit Land, en daar onder ook een aanhang van Gereformeerden behoorden ? Op dezen zwakken grond meent evenwel de Synode veilig te kunnen overgaan tot deze groote vraag, die van elk gemoedelyk Protestant, niet genoeg kan doorgedacht worden. ,•, De vraag is derhalyen: behooren de Gereformeer„ den tot de H. Kathoiyke Kerk, of zyn zy „ tot eene andere Gezindheid overgegaan?" CU Ligt kan men het bedoelde antwoord gisfen: maar ik kan niet begrypen, waarom de Synode hier vragender wyze voorftelt, het geen zy ftellig had moeten verzekeren: en niet vragen, maar zeggen: ja de Gereformeerden behooren wel degelyk tot de Kathoiyke «Kerk, en zyn geenzinta tot eene andere gezindheid overgegaan, Want om dit te bewyzen heeft zy immers de grom der CO Zie Verdediging van de zaak der Hervormden blada. 105. Groote vraag dei Synode. !  i4 DE KATHOLYKE KERK den gelegd: waaren die maar goed, en waarachtig! daarom heeft zy ons zoeken wys te maken, dat 'er voor de helft van de vyftiende Eeuw al de aanhang van Gereformeerden zoude beftaan hebben: en als zodanig tot de eene H. K. Chr. Kerk behoord hebben, en als Leden derzelve erkend zyn. En als dat waar was, als de Synode zich daar van gemoedelyk overtuigd hieldt, dan had zy niet nodig te vragen, behonren de Gereformeerden tot de Kathoiyke Kerk? maar moest zy het ftellig verzekeren: want als zy 'er voor 1450 waarlyk toe behoord hadden, waarom zoude zy 'er dan in de zestiende , zeventiende, achtiende , en volgende Eeuwen, niet toe behooren? Neen daar was dan geen twyfel aan, de G. Synode moet dus zelve in gemoede van de echtheid en waarheid haarer gelegde gronden niet overtuigd zijn: zy moet 'er zelve de zwakheid wel van gevoelen.1 IVlaar als het eens waar was: als de Gereformeerden voor 1450, in de daad tot de Kathoiyke Kerk behoord hadden, en aldus by de zogenaamde hervorming tot geene andere gezintheid waaren overgegaan, zoude dan dat zei ven ock niet waar zyn ten aanzien van alle andere Protestanten, die volgens haar eigen zeggen toch ook voor 1450, tot die Kathoiyke Kerk zouden behoord hebben? En zoude men de Roomschgezinden daar van ook wel eens kunnen uitfluiten, van welke de Synode toch ook bekend, dat zy voor 1450 mede die eene H. K. Chr. Kerk uitmaakten? zoude dat diep verval in de Leer, en zeden dier kerke, waar van de Synode zo veel ophef maakt, den Roomschgezinden  VERDEDIGD. 15 den dan juist eerst in of na de Reformatie van de eene H. K. Chr. Kerk hebben beginnen üitteüuirèn, daar evenwel de Synode in het ver» volg zelve zegt, dat, dat diep verval zelf Eeuwen voor de Hervorming al plaats had? Ziet de Synode niet, dat dit geen fteek houd; maar dat, als haar zeggen al waar was, dat voor 1450 alles maar eene H. K. Chr. Kerk waare, dat zelve nu ook noch zoude moeten plaats hebben? En wat dan? Dan volgt, dat niet alleen de Gereformeerden, maar ook andere Protestanten, en ook Roomschgezinden, even zo veel recht hebben op de Kerk, en Armengoederen, die van voor de tyden der Reformatie herkornftlg zyn. Berykt dan de Synode met hare eige redeneeringen haar oogmerk wel? Verdedigt zy wel het recht, zo als zy het noemt, der Hervormden, of Gereformeerden? Neen zy flaat het zerve den bodem in. Dan laat my hier niet verder intreden, als zynde buiten myn beftek: de verkeerde redeneeringen der G. Synode aangetoond hebbende; wil ik nu alleen onderzoeken, met wat fchyn van recht of reden zy kan aantoonen, ooit in Godsdienftige gemeenfehap geftaan te hebben met de eene Heilige Kathoiyke Christelyke Kerk, en by de zogenaamde Reformatie die gebleeven te zyn, terwyl de Roomfche Kerk 'er van afgevallen zoude zyn. De Synode had hier zeker niet te duidelyk kunnen fpreeken, dewyl op dit fpil alles draait: Zy had dus hier een naauwkeurig denkbeeld moeten opgeeven van de Eenheid, Heiligheid, en Algemeenheid, of Katholykheid der waare Kerk van Jasus Christus. Van de Chris- te« Df de 3ereforneerdea□oit in Temeenfchapge.'.aanbeb« ben met de eaoa H- K. j Cbrist. Kerk.  Alle dwaal, geef'ten hebben gezegd, dat zy de eene H. K. Kerk Waaren. iS DE KATHOLYKE KERK iïyrkïei! 5 ,dic ?iet nodig» aI*° geen on-< derfcheidend kenteken der waare kerk is dewyl men dien naam geeft aan allen die flegts in Jesus Christus geloven, en men dezen daarom ook niet aan de K oomschgezinden zal kunnen weigeren: lasteringen toch, die men hen aanwryft en die ik in het vervolg zal loogen- £ fb ku"nen.met geen fchyn hen d™ naam betwisten ; daarenboven is de eene H. Kathoiyke Kerk ook zeker de Christelyke. *nHS tTÏ,.du? ?p de Kenheid, Heiligheid, en Katholykheid hier aan, en men heeft, om er het waare denkbeeld van te verkrygen, niet te letten op het geen deze of die gezegd, onverklaard heeft, al waaren het ook Staaten van ï-olland. Neen zulks doet niets af: want als bloote verklaaringen van partyen genoeg zYn , om ons te verzekeren, wie tot de waare eene Kathoiyke Kerk behooren, dan zoude 'er nooit eenig dwaalgeest, of feéte, hoe erg ook, zelr de Ananen niet uitgezonderd, geweest zyn die niet tot die eene H. K. Kerk behoord had! Wie toch weet met, dat zy dit altyd beweerd hebben ? en den ligtgelovigen tragten wys te maken? der Christenen Cicero, die in hec begin der vierde Eeuw bloeide j zeide reeds: dat „ alle vergaderingen der ketters vermeenden, ,, dat zy vooral Christenen waren , en hunne Kerk de Kathoiyke." (2) En zulks getuigde lang voor hem Cypri anus, Bisfchop van Carthago, ren aanzien van Novatianus in zyn brief aan Iübajanus, gefchreven in 'het jaaf C») LAe-TANTius, 4 Boek der Goddelyke inftellinfferv  VERDEDIGD. tf jaar 256. „ Novatianus, zegt hy, wil zich „ het gezach en de waarheid der Kathoiyke „ Kerk toe^igenen, zo dat hy beweere, dat by „ hem de Kerk zy, en hy ons tot ketters mai, ke." Om zich dan aan al zulke dwaalgeesten niet gelyk te Hellen , en met de woorden van Een, Heilig en Katholyk niet te fpeejen na welgevallen , had de G. Synode eerst moeten zeggen, niet hoe zy, of deze of die de zaak begreep, maar wat men er door.verftaan moet: wat het Heilig Schrift er ons van leert : dezen Rechter kan zy tog van gene partydigheid verdenken, nog onbevoegd achten. Wel aan , voor dezen Rechter wil ik ook gaarnen verfcheinen.» en om de G. Synode all* reden tot klagten af te fnyden, wil ik my zelf" zonder die evenwel eenigzins goed te keuren • aan haare eige overzetting, ik meen den Staaten Bybel, houden: deze zelf, zo als zy dan is, zal ons ftof genoeg opleveren , om een echt denkbeeld van de waare Kerk van Chtistus te vormen. My dunkt, dat elk gemoedelyk Proteftant; jooral Gereformeerd Proteftant, my hier in zal .toevallen, en zeggen: dit is billyk, zo moet men 6ver geloofszaken redeneren, de Bybel komt hier heel wat beter te pas als de Staaten van Holland, of Rtquesten van Haarlemfche Burgers a in dit vertrouwen, durf ik hen dan ook verzoeken, allen vooroordeel afteleggen, en allen denkbeeld van.de waare .Kerk, volgens, dit grondbe.ginzel, ik meen den Bybel niet gevormd, ter zeide te ftellen, om aldus duidelyk te zien wat er van de zaak zy. B Voor  Waar in de Eenheid der Kerke fceftaat. 18 DE KATHOLYKE KERK Voor eerst dan zeg ik, dat uit de Schriftuur allenzins duideiyk blyke, dat de Kerk Een zyn moet: Een, naamelyk, in Geloof en Leer, zonder eenige bepaling of uitzondering van hoofdftukken , of grondwaarheden, of geene hoofdftukken, en geene grondwaarheden, of hoe men die dan ook zoude willen noemen; zegt Paulus niet met de duidelykfte woordent „ een lighaam is het, en een geest, gelykerwyze gy ook „ geroepen zyt, tot eene hope uwer beroeping, een Heere, een geloove, eenen doop, eenén „ God en Vader van allen , die daar is boven „ allen, ende door alle, ende in u alle." (3) Kan men klaarder en algemeener woorden verlangen ? die het Geloof zonder eenige bepaling noemt, zo als Paulus hier doet, noemt die het zeiven niet in zyn geheel? maakt die eenig onderfcheid tusfchen grondwaarheden , cn geene grondwaarheden? neen, die heeft aan zulke , in laatere tyden uitgedagte onderfcheiding, niet eens gedacht. Aan de Corinthen fchreef dezelfde Apostel aldus: „ ik bidde u broeders door den name „ onzes Heere Jefu Christi, dat gy alle het zel„ ve lpreekt, ende (dat) onder u gene fcheu» it ringen en zyn, maar dat gy te zamen gevoegd zyt in eenen zeiven zin, ende in een zelve „ gevoelen." (4) Hoe algemeen en duideiyk fpreekt by hier wederom van een zin, en een zeiven gevoelen, «nde dat zy alle het zeiven zoude fpreeken \ waar is hier eenige fchyn van uitzondering in ZOEfc (3) Eph. 4: vs. 4, 5 en 6. C4) l Cor. 1: vs. ia  VËRDEDIGD. jj> zömmigï Artikulen? men zegge niet, dat hier eene enkelde raadgeving, en verzoek te vinden zy van iets, dat wel goed, maar niet - noodzaak* Ivk is: zoude dan Paulus, die ons de naam van Jezus Christus zo hoog heeft leren fchatten, zor nedrig eerbiedigen, voor iets, dat niet vohtrekc .noodzaaklyk is, maar alleen raadzaam, dien H. en aanbiddelijken naam aangeroepen hebben, en den Corinthen by denzelven als bezwooren? Is dit niet genoeg , dan hoore men hem op èene gebiedende toon fpreken tegen dezelve Corintfien : „ zyt eensgezind, leeft in vrede," (g) zegt hy; zyt eensgezind ten minften in de grondwaarheden des geloofs: geen woord, geen fchaduwe hier van. Laat ons , na den Apostel zynen Heer eri Meester Jefus Christus hooren: beteren Rechter rog zal niemand verlangen : hoe haitelyk heefc deze beminnelyke Meester, in den nagt voor zyn lyden , zynen Heiligen Vader gebeden voor de eensgezindheid onder alle gelovigen, van allé tyden ; „ Heilige Vader!" (deze waren zyne woorden) „ bewaarfe in uwen naame , die gy 5, my gegeven hebt, op dat zy een zyn, gelyk als wy," f6) welk gebed, voor zyne Apostelen eerse-in het bezon der gedaan, hy vervolgens tot alle gelovigen van alle toekomende tyden tiitftrekte, vervolgende aldus: ,, ende ik bidde u niet alleen voor dezen , maar ook voor de geene, die door haar woord in my gelooven „ zullen , op dat zy alle een zyn, geiykerwys j, gy vader in my , en ik in u, dat zy in ons ,, een i (sï 2 Cor. 13: vs. ii. {6) Joannis 17: vs. 11, B a  DE KATHOLYKE KERK „ een zyn," (7) kan er wel iets fterker worden uitgedacht, als dit gebed des Heilands, om te tonen, hoe noodzaaklyk de eenheid in alle opzigten, in alle geopenbaarde waarheden zy ? immers bidt de gezegende Heiland hier met de uiterfte ernst om eenheid onder alle zyne gelovigen, en allen die in hem gelooven zouden; hy bidt niet om eenheid van geloof in hem als onzen Verlosfer, maar voor de genen, die als zodanig in hem geloven zouden, want hy zegt: maar ook voor de geren , die door haar woord in my geloven zullen, op dat zy alle een zyn: een des ook in alle andere opzigten, een in liefde* en vrede, en verdraagzaamheid riet alleen, maar ook in leer, geloof en belydenis van het zdven: ja Een op de volmaakfte wyze, waar voor menfchen vatbaar zyn: Een zonder de minfte verdeeldheid: want hy bidt, dat deze Eenheid der genen die in hem gelooven zullen , gerigt mooge zyn volgens dat verheven voorbeeld van Eenheid, welke tusfchen hem en den hemelfchen Vader plaats, heeft : daarom zegt hy, op dat zy een mogen zyn gelyk als wy, dat is: op de volmaakfte wyze,'waar voor menfchen vatbaar zyn, gelyk wy overeenkomftig onze volmaakte natuur volmaakt gelyk zyn. Zo bidt Jefus, en hy acht het nodig de H. en ontzaglyken naam van zynen Vader daar voor aan te roepen : „ Heilige Vader bewaartfet" — bewaartfe, zegt de Zaligmaker, en geeft des te kennen, dat, zo men by die Eenheid, om welke hy badt, niet bewaart bleet , men dan verkoren was : anders tog was het noodeloos te zeggen: bewaartfe. (7) Joannis 17: vs. 20.  Verdedigd. ai Als nu de Eenheid onder de gelovigen in allen ODzisten, van zedenleer en geloot, zo wel als van liefde en vrede niet volftrekt noodzaaklyk ware, zou de alwyze Zaligmaker dan wel om zulke Eenheid zo hartelyk gebeden hebben ? zoude hy ons als verlooren hebben kunnen befchouwen? zoude hy de heilige naam zy osi vaders zo list hebben aangeroepen, als die eenheid in eene menigte geloofs- en Ieerftukken met noodzaaklyk was, maar genoeg , dat de geloovieen in een ftuk 6 of 7 overeenkwamen, en zy over alle anderen , na hun best gevoelen mogten denken? geeft hy in dit zyn gebed, of elders anders wel fchyn of zweem van deze be- PalX?e! min duideiyk zyn de woorden van Jefus Chrisma bv Joannes: „ ik heb noch andere fchaapen, die van de?e Hal niet zyn: deze moetik " ook toebrengen , ende zy zullen myne ftera , hooren, ende het zal worden een kudde , en ' een Herder" (8). Aldus fpreekt de Heiland tegen de Farifeen: hy betuigt hen, fchapen te hébben, die tot de ftal der Joodfche Synagoog niet behoorden : maar onder de Heidenen verfpreid waren: hy geeft hen daar mede het oogmerk zyner zending op aarde te kennen welk was, niet alleen de Jooden, maar ook de Heidenen te bekeren : van deze nu zegt hy : die moet ik ook toebrengen, maar waar toe? zeker niet tot de Joodfche Synagoog : waar toe dan anders, als tot de ftal, die hy zoude oprigten? m welke uic bekeerde Jooden en Heidenen zoude beftaan , zo als van de Profeeten duideiyk voorts) Joannis 10: vs. 16. b 3  as DE KATHOLYKE KERK voorzegd was: en deze ftal, tot welke Tefus zyne fchapen, na bekeerd zynde, zoude brengen , was zeker niets anders als zyne Kerk : ia daar toe moest Jefus de bekeerde Joden en Heidenen brengen hy zelf betuigt dit: „ die moet „ ik ook toebrengen, zo was het noodzaaklyk, „ dat alle zyne fchapen tot zyne Kerk gebrast wierden." &' * h Tot dus verre kan ik niet denken, dat eenig Proteftant hier iets zal tegen hebben; veel ee£ der verbeeld ik my, dat velen zullen zeggen: dit is zo; maar ziet gy dan niet, dat de Heiland hier eene algeraeene Kerk heeft bedoeld, beftasnde uit allerlei Volken en Talen, uit Joden en Grieken , en alle anderen van de geheele aardbodem te zamen gebragt? ja dit zien ik duideiyk | maar niet minder duideiyk zien ik ook, dat alle deze tot eene algemeene Kerk te zamerï gebragte fchapen een en dezelve taal moeten ipreeken in Jefus Christus, en gene verfchillende geloven of leeringen zouden moogen volgen, in wat opzigte ook; en dat het niet genoeg zoude zyn om ware fchapen van Jefus ftal te wezen , dat zy fkgts in eenige ftukken van zyne leer, welke zy grondwaarheden zouden gelieven te roemen, overeenkwamen: het tegendeel, name. Jyk, dat alle fchaapen van Jefus ftal of Kerk in alles een geloof, en eene lering moeten volgen zien ik zo duideiyk, dat ik hen allen beklaag! die het met my niet zien kunnen: wat immers zegt de Zaligmaker verder? „ ende gy zult my„ ne ftem hooren," zyne item! wat is dat? zyn grondwaarheden alleen zyne ftem? zyn die waarheden , welke men geene grondwaarheden gelieft ie noemen, ook niet zyne ftem? heeft dfe goe- de  ons door Gods woord geleerd word: Eenheid der Kerke, met eenen zigtbaaren opperherder aan het hoofd, met welken alle hare ovenfis) Matth. 16: vs. 18. (ió) Matth. »4: vs. 35.  VERDEDIGD. * s? rige ledematen, alle ware fchapen van Jefus Christus door de volmaakfte Eenheid van geloof en zedenleer , in allen opzigte , verëenigd zyn, zonder eenige bepaling van, of onderfcheiding in hoofd- en grondwaarheden, en andere waarheden , met welken alle gelovigen daarenboven, door de tederfte banden van gehoorzaamheid, als kinderen aan hunnen vader gehegtzyn, en zyne ftem volgen gelyk als fchapen die van hunnen Herder. Dat nu de Gelderfche Synode bewyze, dat voor 1450 de Gereformeerden of andere Proteftanten met ttoomsch Katholyken zodanig een zyn geweest, en zodanig eene Kerk hebben uitgemaakt, en dan zal zy met recht kunnen zeg gen, dat men voor de helft van de 15de Eeuw maar eene Kathoiyke Kerk kende: of dit niet kunnende aantoonen , moet zy het woord eene er nflaaten. Even zo is het met de Heiligheid, De G. Synode zegt zo maar los weg; men kende niet meer dan eene Heilige Kerk, maar zy had eerst moeten zeggen, wat dat woord heilig hier betekend, en dan bewyzen dat die Kerk, van wel ken zy fpreekt, waarlyk zodanig was, de Hei. ligheid tog, als zy wel begrepen word, is een duideiyk en eigenaartig kenteken van Jefus ware Kerk: immers, dewyl Jefus, de ftigcer der Kerke, de Heiligheid zelve is, moet ongetwyfeld ook de Kerk uit haaren aart en natuur heilig zyn, dat is te zeggen, haar ganfche inrigting, haare wetten, haare leringen , zo wel ten aanzien van de zeden- als geloofsftukken moeten krilig zijn, zodanig dat elk mensch, die daar na waarlyk en oprecht zyn leeyen fchikt, ook hei- Of do Gerefor- neerden ndeEen-, ïeid der Kerke begrepen zyn. Waar in de heiligIieid der Kerke gelegen zy.  s8 DE KATHOLYKE KERK heilig zy ; ik zeg , die waarlyk en oprecht zyn ieeven da-r na fchikt, want dat menfchen, die dit niet doen , ook niet heilig zyn, maar veeltyds zeer goddeloos, en dat er zulke altyd in grooten getalle gevonden worden, dit kan geen redenlyk fcbepzel aan de Kerk wyten, of haar te laste leggen: daar zy de zodanige het eerst, en allerflerkst veroordeelt, en tragt tegen te gaan, maar moet men zulks aan de bedorvenheid en kwade wil van die menfchen toefchryven'. De Heiligheid der Kerke van Jefus Christus aldus duideiyk voorgedragen en befchreven zynde heefc het voor menfchen, die de vleklocze heiligheid van Jefus erkenren en belyden, geen verder bewys nodig , dat de Kerk , welke hy wezenlyk gclti^t heeft, in die zin allenwege heilig zyn moet, fchoon egce-r ook de Schriftuur die duideiyk getuige: „ de wet (tog) des Heere „ is volmaakt, bekerende de zielen: de bevelen „ des Hee e zyn recht, verblydende het harte: het gebod des Heere is zuiver, verlichtende „ de oogen," (17) welke godfpraken met evenveel recht verftaan worden van de nieuwe wet als van de oude , van de leer der ware Kerk van Jefus Christus, als van de Synagoog; hier zal geen proteftant iets tegen hebben, en zal het des niet nodig zyn breder hier over uit te weiden, Maar nu vraag ik aan de G. Synode, hoe, en met wat recht zy die Kerk, welke zy zegt, dat voor 1450 uit Proteftanten of Gereformeerden en Roomschgezinden zonder onderfcheid zoude beftaan hebben, heilig kan noemen? zeggen- (17) Staaten Bybel ? Pfalm 15: vs. 8 en 9,  VERDEDIGD. ^ gende, men kende toen niet meer als eene H. KV?0ri4I50kleeirCde de. Roomsch Kathoiyke Kelk, di zdve leer- en geloofsftukken, welke nu noch houdt. De Paapfche M; wierd door de geheele Christelyke waereld teen geSd: degvoorfPraak der Heiligen voor on by God, zonder bedenking, verzogt: de oorbiecht vWeen waarachtig Sacrament, van,Jeius ChrisIu°s° ingefteld, ontvligen; de Paus van Romen als de wettige opvolger van den H. Petrus, en algemene Herder der Kathoiyke Kerk erkend, S en gehoorzaamd: met één woord, men foude niets van de Kerklyke Gefcbedemsfen der Eeuwen voor de Hervorming, ja van de vroegfte Eeuwen der Kerk moeten weeten , om te ontkennen, dat deze ftukken , en alles wat de Roomsch Kathoiyke Kerk noch heden voor geJooMukken houdt, door allen die Eeuwen als zodanig door haar gehouden zyn , als dan nu voor I450 alles, Proösftant namelyk of Ge re-, formeert, en Roomschgezind, maar eene. Hethze K. Chr. Kerk geweest is, dan moet de faapfche Mis toen ook heilig geweest zyn , en althans geene vervloekte afgodery, zo als de heidelbergfche Catechismus haar noemt; ook moet het eeren en aanroepen der Heiligen toen noch voor geene afgodery gehouden zyn , nog andere Teeritukken zo affchuwlyk uitgefchilderd, als de Proteftanten veel al gewoon zyn dat te doen. want als die Algemene Kerk voor 1450 in waarheid maar een verfoeilyk ftuk had geleerd of zelf maar gedoogd, dat zulk ftuk in haatgeboot, door hare kinderen gehouden en gevolgd wierd, dan was zy niet meer Heilig; neen, de waare  go DE KATHOLYKE KERK De Gel derfche Synode weder, fpreekt haar zei Ve. Van de Katholykheid. j bruid van Jefus, moet, wat betreft haare innerïyke aart en natuurlyke eigenfcbappen, waar onder haare leer wel de allervoornaamfte is, serieel zuiver en vlekloos zyn , zo als boven bewezen is. . Wie ziet des niet, dat de G. Synode haar zelve tegenfpreeke, als zy die Kathoiyke Kérk, die zy zegt dat er voor 1450 zoude geweest zyn, en waaronder zy zelf de Roomschgezinden begrypt, Heilig noemt? en dat zy des de waereld maar zo wat zoekt wys te maaken, als zy voorgeeft, dat voor de helft van de 15de Eeuw Gereformeerd- of Proteftant en Roomschgezind maar eene Heilige' Kathoiyke Kerk zoude zyn geweest, althans dat zy de woorden Een an Heilig er had moeten aflaaten, of dat zy zelve niet weet, wat zy zegt, als zy die woorden gebruikt. Nu kom ik aan de Katholykheid, en zeg, dat het vooral te verwonderen zy, dat de G, Synode geen duideiyk denkbeeld daar van heeft opgegeven : en niet gezegd, wat men door het woord Katholyk , betreMyk tot de Kerk, verHaan moet: dit rog was inzonderheid hare zaak ?eweest, dewyl zy de Burgers Glover en 'an oen Bosch befchuldigt, dat zy met dit woord fpelen , (18) die een ander, dergelyke pelingen met woorden te laste legt, moet zich ekerlyk wagten, dat hy gten fchyn geve, van lelf met die eige woorden te fpeelen: hy kan :e daarom ook niet te duideiyk verklaaren. Ondertusfchen zonder zich daar aan te ftooen, zonder iets bepaaldelyk op te geven , wac men (18) Verdediging bl. 115*  VERDEDIGD: 3* rren door Kathoiyke Kerk moet verflaag oppert t Synode deze gewigtige vraag: „ behoor*de Gereformeerden tot de Heilige Kathoiyke Kerk, " of zy'n ze gelyk de Advifeurs hun nageeven, n ZtTene andere Gezintheid overgegaan? (19) Wt Leen zv hier onmiddelyk op laten volgen, ï'eSbloote veronderftelling, van het geen, dat beweezen moest worden, en heeft das niets om hl^yf, dewyl men met hetzelve recht ook ïï reeend el kan onderftellen: „ indien (zo luid m de woorden der Synode) dit met waar " indien zy niet tot eene andere Gezintheid " ZYSn overgegaan, indien waar is, het geen de ". » van Holland te Breda zeiden, dat de I' Gereformeerden zich houden aan het Katho' Sk Geloof, dan vervalt de ftelhng , die de " Advizeurs op dezen grond bouwen , en die " fe fcnwhie en de indag is van alle hunne " edeSlen, dat naamlyk dé Gereformeerden " rreen recht hebben -op die goederen , die q " foor die verandering als het erfgoed van hun " ne vaderen bezeten hebben," (20) he: 1 even zo veel als of de Synode gezegd had: al Ses waar is het geen wy zeggen , en alle valschTwat de Advizeurs voor den dag brengen dan nebben dezen ongelyk, en dit is eene vast wTarheid ; maar even zo vast is het ook waar dat als het geen de Burgers Glov.r e van den Bosch zeggen waar is, en alk valsch wat de Synode voor den dag breng, dan ook de Synode ongelyk hebbe. Dm het is kinderachtig, zich met zulke j l*a) Ibid. bi. I05. (30) Verdediging bl. 105. Miets beluidendeveron- j Jerftel- \ ling der G. Syno. de. 1 i 5 3 * 1 » » M  De G Synode bekent dat al haar recht op een noch onbeüist ge/chi) is Butende. j 3 i jr y n ai 2 Ü V< di «3 3* DE KATHOLYKE KERK Èft °P " ho"den! °P welke men allerlei liever /C, U^ *** b°UWen * Waarom «8 Jiever met daadzaaken en overtuigende blyken aangetoond, dat de Gereformeerden tot L" ri/e, nmttdd,Zyn oferWiini ™a? de waare Kathoiyke Kerk gebleeven, terwyl alle andel ZLSneZ,Htheden3 °f de Roomschge¬ zinden daar van zyn afgevallen, dit zoude wat leef denGnSvJadlleS ^T"' hier We evenS neett de G. Synode geen kans gezien, zv verklaart integendeel zelve, dat dk ahyd een ver- KDRn.geb;eVen ;USfchen de G'reformeerl. den en Roomschgezinden; een verlchilpunt, dat noch niet « afgedaan , maar door eenen orzy digen Rechter beflist zo.de moeten worden ziet hier hare eige woorden, welke op de laast' gemelde onmiddelyk volgen: „ dit ftuk of de „ Gereformeerden na de Reformatie noch tot • de Katnolyke Kerk behooren , is altyd een , gefchilpunt gebleven tusfchen hen en de , Roomschgezinden, h*et zou evenwel door eenen , bevoegden , onzydigen Rechter moeten beflist ' Z?nuu -a ™ men °P deszelfs onderftelde , valschheid iets ten nadeele van de Gerefor! , meerden zou kunnen vastftelien." 21) T\ Le^er l hebt & eene belydenis uit de iond der G. Synode zelve, die van het uiterst mbelang !s eeRe belydenis, dat de groote iak, waar alles op aankomt, noch een onbeist jerfcfnl zy : dat er noch door eenen be'. >egden onzydigen rechter uitfpraak over geian moet worden : ja daar komt alles op aan; n de Gereformeerden toe eene andere Gezind' ,21; verdediging hl. 105.  VERDEDIGD. hrid overgegaan ? behooren zy niet tot de Ka* tholyke Kerk , dan hebben zy ook geen reché op de goederen, van die Kerk herkomstig. Dus bekent de G. Synode dat al haar gewaand recht, berustende is op een noch onbeQist gefchilpunti en ik geef baar daarin gelyk, dat op zulk een onbeflist gefchilpunt , niets ten haare nadele kan worden vastgefteld: maar wederkerig ook kan op zulk onbeflist gefchil, zo als de Synode zelve het noemt, niets ten nadeele van de Roomsch Katholyken worden vastgefteld} want dit ftaat tegen elkander over , en is by allen Rechtbank ter waereld eene vasie wet, dat zo lang een verfchil tusfchen partyen hangende is, niets ten nadeele, zo min van de eene als andere party kan vastgefteld worden* Ik zal niet treden in de gevolgen, welke inen ten aanzien der Kerk en Armengoederen, verder daar uit zoude kunnen afleiden, het is my genoeg , de zwakheid der redeneringen van de G. Synode aangetoond te hebben, en teffens, hoe men zich zeiven vast praat, als men geene vaste grondbegin zelen heeft. Dat de G. Synode zulke gronden niet heeft * blykt ten duidelykfte uit het volgende, want in plaatze van ronduit te zeggen , wat er van de zaak zy , en hoe zy begrepen moet worden, feeft zy flegts een begrip op , dat zy en de ïereformeerden er van hebben, deze zyn haare Woorden : „ Zie hier hoe de zaak van de Ge4, reformeerden begrepen word , zonder dat wy „ weeten, dat er noch oit iets wezenlyks tegen A, dat begrip is ingebragt. —■— Sedert Eeuwen „ voor de hervorming had er een diep verval ie w de Kathoiyke Kerk plaats, en zy had zc C „ we De G. Synode heeft geene vaste gronden* l  Begrip van part 5 doet niet! ai. 34 DE KATHOLYKE KERK ' „ wel in de leer als in de zeden eene groote „ hervorming van noden, die dit zou willen: „ ontkennen, zou van de gefchiedenis der Kerk „ in het geheel niets moeten weeten." (aa) Zodanig is dart het begrip , dat dé G Synode, en, volgens haar, de Gereformeerden over het algemeen van de zaak hebben, welk begrip hier door die Synode met geene kleine fnorkerv op kunde in Kerkelyke Gefchiedenisfen word voorgedraagen, waarop zy zo vast gaat, da' zy wel moedig durft verklaaren, dat die geen, die haar zeggen zoude willen ontkennen, in het geheel niets van de Gefchiedenis der Kerk zoude moeten weeten. Ik zal in het vervolg meer dan eene geïegendheid hebben, niet om te zeggen rraar om te bewyzen met de Hukken , daf de Gelderfche Synode, zelve bedroefd, weinig van de Kerklyke Gefchiedenis weete. Ondertusfchen, wat doet tog het begrip der Synode , ten aanzien van de zaak zelve af? zv is immers, zo wel als de Gereformeerden over het algemeen maar party in het geval ? en wat beflist dan tog het begrip van partyen regen eikanderen? wie weet niet dat par.yen, de zaak waar over verfchil valt, altyd tot haar voordeel begrypen , en dat men nooit ligter ain wanbegrippen en misverftand is bloot gefield, dan wel als men in verfchil, vooral over geldzaaken, is ingewikkeld ; het komt des hier op het begn> der Synode niet aan, neen, dit is de vraag nieta maar hoe de zaak begreepen moet worden, en welke bewyzen men voor den dag brengt. Aan deze vraag zal ik des nu tragten 'te vol- dosns (22) Verdediging bl. 103*  VERDE D Ï.G D. 33 doen, en om dit te doen, is het nodig, een dniHelyk denkbeeld te begten aan het woord Katholyk , en te zien hoe bazel ve ,. tfigevo.ge. van het: geen Gods' wootd er,, ons . van leert,, moet verdaan worden. ; ■ E Katholyk wil zeggen algemeen ; Kathoiyke Kerk , algemeene Kerk; algemene, Kerk ts re zeggen, eene .Kerk .die overal is„ onder,«Le volken en ten allen tyde. \ •Dat de ware Kerk van, Christus, aldus Kitho„yk of algemeen-zyn.moot, leert oi,s de Schriftuur zorine klaar: liaias <£l vs, 3, heeft voorfpsjd, dat zy alierttf volken in zich-zal bevatten, mee deze woorden: „ ende tot haar zu:len allé vol„ ken toevloeijen en de Zaligmaker heeft nee gewild,- toen.h'y den Apostelen . deze last gaf: m gaat dan henen, onderwyst alle de volkeren, dezelve dooende in den name des Vaders 4 „ ende des Zoors, ende des H. Geests, leeren; „ de haar onderhouden , alles wat ik ü bevoo„ len heb." (23) . ' , Dat het ryk, van Jefus, welk ongetwyfeld zyne Kerk is . zich over den geheeld aardbodem zal oitftrekken , is voorzegd in den , volgens de Staaten Bybel, 72 Pfalm vs, 8. v end( * hy zal heerfchen van de zee tot aan de zee. ende van de riviere tot aan de, eynden de; aardeen de Heiland heeft het zynen Die naaren verklaard, zeggende: „ Gy zult. rr.yn. „ getuigen zyn zo te Jerufalem, als in gehee „ Judaei en Samaria , ende tot hei ukerïte de „ aarde." C>0 D? C23) Matth. 28: vs 19. C24J Handelingen der Apost. r. vs. 3. ■ C a- - ' Wat doot Kaïholyk verdaan moet worden* \ f £  $Éè&ffl Kerke «is V» waar en onwankelbaar, by welke ook een en „ dezelve weg ter zaligheid in de geheêie Wae- „ reld  VERDEDIGD, 35 „ reld word aangeweezen," (29) in het 4de Soek tegen dezelve fpreekt hy aldus : „ daar 9i (by hen) moet men de waarheid leeren, by „ welken die Kerklyke opvolging is, die van de „ Apostelen afkomt, en al wat gezond en on. 3, berispelyk is voor den ommegang, en onver- „ basterd , en mbederflyk in de Leer deze a, tog verklaaren ons de Schriftuur zonder ge„ vaar," (\o) namelyk zonder gevaar van dwaling. — Wederom in het derde boek: „ waar „ de Kerk is, daar is de Geest Gods, en waar .„ de .Geest Gods is , daar is de Kerk en alle s, genade: nu de Geest is de waarheid; daarom die aan denzeiven (geest) niet deelachtig zyn, t, en aan de borsten der moeder (Kerke) niet „ gevoed worden ten leeve, die ontvangen ook 3, den helderen bron niet >, die uit het lighaam 3, van Christus voortvloeit. (31) Niet min duideiyk fpreekt Origïnes: „ van het ©ogenblik, zegt hy, waar op de Kerk in den name van Christus gevestigd is, blyft zy voortduuren tot aan de voleinding der 9, waereld.' (32) Wederom: „ daarom moeten wy geen acht „ {laan op hen die zeggen : Ziet hier is de y, Christus, en die hem nogthans niet aantoonen „ in de Kerk, welke vol glans is van het oos- ten tot het westen: welke vol is van waar- „ ach- in9) Jrensus 5de Boek tegen de Ketteryen, 20 Hoofd. Editie der Benediöynen, Parys 1710. (30) lbid. 4 Boek 26 Hoofd. . (31) lbid. 3 Boek. 4 Hoofd. £32; OrigInes , over Matth. i Tom. pag. 443. Editie TOi Hueu C4  4? DE KATHOLYKE KERK » achtig licht: welke de pylaar en vastigheid der „ waarheid is, in welkers geheel de geheele ,, toekomst is van den zoon des menfche zeen gende aan allen die overal verfpreid zyn- zi°t » ik ben met ulieden allen de dagen des levens tot aan de voleinding der waereld/' Zo luidt ook de taal van den H. Alexan- D?n ?tNf LvXu I?D,RIE: " wy Se,ooven eene, „ en enkele Kathoiyke, en Apostolyke Kerk „ altyd onverwintielyk. fchoon de heele waereld „ onderneeme haar te bevegten: en overwinfter " ra,n.„ , g°ddelooze zamenz weering van ver„ fchillend gevoelende lieden.'' (34) , Ziet „ (zegt Chrvsostomus ,1 hoe niemand kan „ verwoesten het geen hy opgebouwd heeft, en „ memand kan opbouwen, het geen hy ver„ woest heeft: hy (Christus) heeft de Kerk ge. bouwd , en niemand kan haar verwoesten • „ hy heeft den tempel (van Jerufalem) verwoest ,* „ en niemand kan dien opbouwen: en dat heb„ben zy tog niet kunnen doen, fchoon zy " uLZ° S een tyd bePr°efd hebben: en dit „ hebben zy te vergeefs getragt, fchoon zy het „ gepoogd hebben." (35; Nochmaals zegt deze welfprekende Leeraar: „ het is gemaklyker de „ zon uit te blusfen, als dat de Kerk zoude te „ met gaan , wie verkondigc dit ? hy die haar 3, geftigt heeft; Hemel en aarde zullen voorby j> gaan * Tom 'S".-30 Ve'h3nd1eIing over Matth. pag. 93, van da 4 iom. Editie van Genebrandus. " (34) By Theodoretüs i b. 3 Hoofd. -/35tL"RVSOS1;' ovei" dat Christus God zy, 1 Tom bl .5??. Editie van Monrfaucon. ' y m' *',  VERDEDIGD. 4i '4; gaan, maar myne woorden zullen niet voorby gaan." I 36) Met deze griekfe Kerkvaders Hemmen de latynfche volmondig over een. „ De Bruid van Christus kan geen overfpel bedryven (zege Cyprianus, Bisfchop van Carthago) zy is " onbedorve en rein : zy kent maar een huys, zy bewaart de heiligheid van maar eene ka'•' mer, met eene zuivere fchaamte.... al wie, ?' van de Kerk gefcheiden, zich vervoegt by ! een overfpeelfter , word afgefneden van de \ belofte van Christus: die de Kerk van Chris- tus verlaat, is vreemd, is ontheiligd, is vy, and , hy kan God nu niet hebben tot eenen 7„ vader, die de Kerk niet houdt voor moe- „der." (37) n . „ „ Christus beftiert na zyn welgevallen , en '„ met zyn wenken, en zyne tegenwaerdigheid en „ de overften zeiven, en de Kerk met de over- " ften" ^ . , . „ De Kerk, zegt Ambrosiüs, heeft haare „ tyden, van vervolging naamlyk, en van vrede, „ want zy fchynt als de maan te befwyken , „ maar zy befwykt met; zy kan verduisterd „ worden, maar niet befwyken, om dat zy wel „ verminderd word ten tyde der vervolgingen, door de afwykingen van fommigen , op dat „ zy door de belydenisfen van Martelaaren zoude, " vervuld worden, en, verheerlykt door de ze- sepraalen van het voor Christus vergooten w 6 ' „ bloed, (36) Dezelve. 4 Homilie over deze woorden: ik heb den Heer gezien, 6 Tom. bl. 121. ibidem. (37) Cyprianus, over de Eenheid der Kerke, f38) Dezelve. C5  4a DE KATHOLYKE KERK „ bloed , te meer het licht, baxer godvrugt en " §el,°°J Joor de Sehe^ waereld volprei» „ de. C39> „ Het geloof is de grondflag der Kerke„ want het is niet van het lighaam van Petrus' " Tri ]'?nuhGt g,el00f SezeSd» ^t de poorten „ der helle het zeiven niet zullen overmeesteren: „ maar de belydenis (des geloofs) overwint deri „ atgrond, en deze belydenis heeft alle kettery ¥ u,tgeflooten: want, nademaal de Kerk, even „ als een goed fchip, door vele baaren gebeukt » word, zo moet de grondflag der Kerke tegen alle kettery beftand zyn." (40) Aügustinüs fpreekt aldus: „ zy is de Hei- " £g\ ,\k'£e eene K-rk' de ware Kerk, de „ Kathoiyke Kerk, tegen alle ketteryen ftryden„ de; itryden kan zy, maar overwonnen kan zy „ met worden ; alle ketteryen zyn uit haar voort„ gekoomen, zynde als onnutte ranken van den „ wynftok afgefneden ; zy egter blyft in haren wynftok, in hare liefde, de poorten des af. „ gronds zullen haar niet overwinnen." (41) „ Hier zal de Kerk zyn tot het uiteinde der „ waereld.... de Kerk zal niet overwonnen wor„ den, met uitgeroeid worden, zy zal niet wy- „ ken (39) Ambrosiüs 4 Boek over het werk van 6 dagen, 1686. P1"g 5* Edide d6r BenediÖynen, Parys 7i(i4?b'idDeZelVe in h6t B°ek °V6r de Mcnschwording, bl. iSynet 3' * bladz' ss*' Editie d« B-tts'-  V E R D E D I G D; 48 - ken voor bekcoringen hoe ook genaamd, tot dat het einde der waereld koome. (f?) " Ueze rey van Kerkraderen fluit de HL B erna roos van Klaarcndah die ook in tyden van bedorve zeden geleefd heeft; in zyne3de Leer reede op den dag voor de geboorte des Heeren fpreekt hy .aldus: ik zeg die %k welke de raad en den geest van haren Bruidegom en " God byzich heeft, haaren itoel vooral bewaaJ rende en bezittende, want zy is het, die zyn ' hart gewond heeft , en het oog harer befpie'! Stagen tot in den afgrond van Gods verborlendheden ingedrongen, op dat zy voor hun l in haar hart, en voor zich in zyn hart een •„ aitydduurende woonplaats zoude maaken. t ik heb hem vastgehouden en zal met loslaaten, tot dat ik he-n inleide in het huis ; mvner moeder,, en in de kamer van die my baarde; zo is het, van toen af, en voor het , vervolg , bezwykt het knstelyk gelhgt met, no* het geloof van de aarde , nog de. liefde l van de kerk, er zyn ftormen komen aandruisfchen, winden hebben geloeidt en tegen haar gebuldert, en zy is niet gevallen, om dat Sv geftiet was op een fteenrots, nu de fteenS rots is Christus, by gevolg heeft zy, nog zal £ zy ooit kunnen afgefcheiden worden van de ' liefdé, die is in Christus Jezas, nog door de s, woordenrykheid der Wysgeeren, nog door de (42) Dezelve over den 60 Pfalm. C4S5 Bernardus , i Boekdeel. 761. kolom. Editie der genediclynen.  44 DE KATHOLYKE KERK „ redenkavelingen der ketters, nog door het „ zwaard der vervolgers." (44) Nochmaals: „ Ik heb hem vastgehouden en „ zal niet los laaten, hy begeert, welligt niet „ minder fterk vastgehouden te worden, alzo hy „ getuigt, zeggende: myn wellust is , te wee„ zen met de kinderen der menfchen; het welk „ hy ook beloovende, zegt: „ ziet ik ben mee „ uheden tot aan de voleinding der waereld* „ hoe kan zy nu vallen , welke vast houdt en „ vast gehouden word? — zy houdt vast door „ de hegtheid des Geioofs." (4?) Zie daar, Lezer! hoe de waardigfle mannen van de oudheid, eeuwen lang, voor de zogenaamde Reformatie , over bet verval der Kerke in hare leer en geloof, gedacht hebben; hoe zy eenparig dit verval , als onmooglyk befchouwd hebben, zich grondende op de belofte der Schriftuur, en by gevolg, dat zy het als onmoogelyk geacht hebben , dat de Kathoiyke Kerk ooit in hare leer of geloof eenige hervorming, veelmin eene groote hervorming zoude kunnen nodig hebben. & Ik kan niet denken , dat de G. Synode nu noch zeggen zal, dat er tegen haar begrip wegens het verval der Kerke in de leer niets zy ingebragt, maar of zy tegen zulk een wolk van deftige getuigen aan zal durven ftaande houden, dat al hun zeggen niets wezenlyks, maar enkelde beuzelpraat zy , dit laat ik voor haar rekening, dan (44) Dezelve, over het Boek der Zangen, 79 Leerreece, 1544 kolom, ibidem. ■ M4Ö Dezelve, 1*45 kolom, ibidem.  VERDEDIGD; 4$ dan het zy zo, de G. Synode dreef dit al eens, zv zal evenwel zulks niet durven zeggen van de eetuigenisfen van Gods woord , waar uit wy er reeds eenige gehoord hebben, en hier noch nader hooren zullen. By Kaias leest men : ,. ik zal een eeuwig i verbond mee haar maken, ende haar zaad zal onder de Heidenen bekend worden, ende haar Z nakomelingen in het midden der volkeren; „ allen, die haar zien zullen, zullen ze kennen, I dat zy een zaad^yn, dat de Heere gezegend „ heeft." (46) . , , By Daniël vindt men : „ in de dagen van die Koningen zal de God des Hemels een " Koningryke verwekken , dat in der eeuwigheid niet zal verwoest worden , en dat Ko- " ningryke zal geenen anderen volken overgelaaten worden." (47) En in de Plalmen: „ ik heb eens gezwooren r by myne Heiligheid, zo ik aan David hege, " zyn zaad zal in der eeuwigheid zyn, en zyn „ throon zal voor myn zyn gelyk de zon." (4») Dat de eerstgemelde text , van Jezus Kerke verftaan moet worden, lydt geene tegenfpraak, alzo de Zaligmaker zelf by Lucas 4. in de Synagoog van LNazareth verklaard heeft, dat zy in en door hem vervuld is; en wie tog is zy dan, met welke Jezus dat eeuwig verbond zoude aangaan , wie anders als zyne Kerk ? wie zyn haar zaad? wie anders als de geloovigen, als de Ledemaaten derzelve? De twee overige aangehaalde (46) Jefaias 6: vs. 8 en 9. C47) Daniël 3; vs. 44- 448) Pfalm 88. of volgen» den Staten Bybel Pi. 85?.  46 DE KATHOLYKE KERK de Texten kunnen insgelyks geene redenlyke zin hebben , ten zy die van Jezus Kerke worden uitgelegd: waar tog anders zal men dat Koningryk vinden , dat in eeuwigheid niet zoude verwoest worden , zo als Daniël zegt? en aac aan geen ander volk zoude worden overgelaten? waar anders als in de Kerk van Jezus Christus doorgaans van hem zeiven een Koningryk genaamd, en wat voor ander Koningryk is er tog in de dagen van die Koningen, van welke de profeet fpreekt , opgetigt,. dat nooit verwoest is, als de Kerk? Even zo is het met den throon van David, die voor God gelyk zoude zyn als de zon , gelegen, of dat men my eenen anderen zodanigen throon aanwyze buiten de Kerk, bui. ten de waare Kathoiyke, zigtbaare en luisterryke Kerk, want eene onzigtbaare. welke eeuwen lang in het verborgen zoude gefchoolen hebben zo als men wel eens gedroomd heeft, die kan de throon van David niet zyn; die blinkt niet gelyk de zon; die licht zelf niet eens eelyk als een licht, dat evenwel elk verftandig mensch op den kondelaar plaatst, maar die is, als een licht, welk onder een vat gefield word ; daar nu de Zaligmaker de wysheid zelve is, kan hy het licht zyner Kerke aldus niet verdonkerd hebben, maar beeft het wel degeiyk op den kandelaar gefield , en zigtbaar doen branden ; ingevolge van het geen hy zelf geleerd heeft: „ ende nie5, mand, die een keerfe ontlTeekt, bedekt de„ zelve met een vat, of zet ze onder een bed,, de, maar zet ze op eenen kandelaar, op dat „ de getnendie inkoomen, het licht zien moo» gen " (49) £e* (49) Lucas 8: vs. 16.  VERDEDIGD; 47 Bewyzen nu de aangehaalde voorzeggingen der Profeeten niet duideiyk, dat de Kerk onafgebroke duurzaam en beftendig zyn moet? dat zy van ae waarheid niet kan afwyken? want zo dit oic gefchiede, zo zy oit van de waarheid afvalt, ja zelf in een diep verval komt , word dan het eeestelvk ryk van Jezus niet verwoest ? of kan Ir deerlvker verwoesting uitgedacht worden als deze? word het dan niet aan een ander volk overgelaaten , aan een volk dat anders denkt, andere gevoelens volgt? en ftrydt dit dan me tegen de gemelde voorzegging van Daniël? blyft het zaad van Jezus, dien geestelyken David, dan wel in eeuwigheid ? blyft zyn throon dan wel voor God gelyk de zon? Loopt dit met vlak aan tegen de genoemde voorfpelhng uit de Pfalmen9 zoude het verbond van Jezus, of van God in en door Jezus met zyne Kerk, dan wel eeuwig ZYr,? zouden allen, die haar zien, haar kennen als een zaad van God gezegend , en met veel eerder als een zaad van God verworpen, van God verlaaten? ftrookt dit met de Godfpraak VaZoeworden dan de aangevoerde godfpraken der Profeeten leugenachtig gemaakt, als men met de gelderfche Synode zegt: eeuwen voor de Hervorming had er een diep verval in de Kathoiyke Ketk plaats, en zy had zo wel in de leer als in de zeden eene groote hervorming svan nooden. Mogten evenwel de Profeeten aan zomraigen te duister fchynen, hooren wy dan hem zei ven, wien de Profeeten bedoeld hebben , wat zegt deze by Matth. 16. „ ende ik zeg u ook, dat ^ gy'j-yt Petrus, en op deze Petra zal ik myne  48 DE KATHOLYKE KERK* „ gemeente bouwen, ende de poorten der helle „.zullen haar niet overweldigen." (50) Volgens toertemrning der G* Synode, en al. en, die met haar het diep verval der Katholy. ke Kerk ook in de leer willen dryven , is die Kerk tog zekerlyk ten eenigen tyde de waare Kerk van Christus geweest; belaglyk tog zoude het zyn te zeggen, dat iets in verval waare gekoomen, als men begreep, dat het noit in (land was geweest; er moet da<; een tyd geweest zyn dat er noch geen verval in de leer der Kathol lyke Kerk plaats had, en zy des de waare ' zuivere, en wat de leer betreft, ongefchonde Rerk van Christus was, en dit zo zynde, volgt' dan niet van zelf? kunnen dan menfchen, die zich zo vaak op de duidelykheid van de Hé Schrift beroepen, niet zien, dat die zelve Kerk, ingevolge de vermelde belofte van Jezus Christus altyd zodanig blyven moet? en volitrekt' noit van de zuivere leer kan afdwaalen ? of dat de eeuwige waarheid en wysheid onwaarheid zoude gefprooken hebben, en eene valfche voor. zegging gedaan, toen zy van haare gemeente zeide: ende de poorten der helle zullen haar niet overweldigen; hoe tog kan, in Godsnaam-, fterker overweldiging van de gemeente van Jezus Christus plaats hebben, als dan, wanneer zy van de waarheid, van de zuivere en echte leer beroofd word? wanneer haar ti2t dierbaarst pand van allen, de waardigfte aller fchatten, ik meen het zuiver en onvervalscht geloof, ontweldigd word? neen, de vader der leugentaal, de vorsten der duisternisfen, of poorten der helle kun'. nen . (Se) Matth. i Augustinus a ö. tegen Cresconius 37 Hoofd. N'. & ^ 3  54 DE KATHOLYKE KERK Even zo fpreeken veelen, de Synode van Gelderland inzonderheid noch heden : Eenwen, zege zy , voor de Hervorming had er een diep verval in de Kathoiyke Kerk plaats, en zy had zo wel in de leer als in de zeden eene groote hervorming benodigd : maar wy, (wil zy zeggen) wy zyn de ware Ko/hölyke gebleeven; want dit hebben de Staten van Holland op de Vredehac deling-te Breda al gezegd! en dit is in de daad ook de fchering en inflag van alle de redeneringen der G. Synode, Maar met recht mag ik hier van de G. Synode, en allen die met haar het verval der Kerke ook in de leer dry ven, zo als Augustinus van de Donatisten, zeggen: „ Laaten de Donatisttn „ (laaten de Gereformeerden) de Schaftuur door „ fnuffelen , en tegen zo veele getuignisfen , „ met welke beweezen word, dat de Kerk van „ Christus door de geheeie waereld verfpreid „ zy, flegts een eenig , dat zo zeker en baar„ blykend is , als die zyn, voor den dag bren„ gen door welk zy doen zien , dat de Kerk „ van Christus by andere volken, (by de door „ de geheeie waereld verfpreide Roomsch Ka„ tholyksn) vergaan zy, en in het enkelde „ Afica (in een gedeelte van Europa) is over„ gebleven,'" (56) Wel is waar, de Synode verheelt zich redenen genoeg te hebben, om het gewaand verval der Ka'holyke Kerk in de leer zo wel als zeden te bewyzen, want zy zegt verder: „ wy willen „ deze bekende waarheid wel ten overvloede ,, met C56') Augustinus over de Eenheid der Kerke 16 Hoofd. 42.  VERDEDIGD. 55 r met eenige cnwraakbaare getuigen bewyzen e*??) Hoè onwraakbaar deze getuigen zyn zullen, om eene Helling te bevestigen , die regel recht aanloopt tegen het onfeilbaar getuignis van Gods woord, zo als ik beweezen heb, zal de gemoedclyke Lezer ligt gisfen : evenwel wil ik wel ten overvloede het geen zy daar van zegt beoordeelen , en het niets beduidenden yan het «en , en het onwaarachtigen van het ander aan» coonen. , , ., De G. Synode begint met de zeden , en ïic zal haar volgen, en wooidelyk hier invoegen, wat zy zegt. ' ' i°. , Onze goede landsman Paus Aorianus VI ,"die in 1522 tot Paus verheven werd, " beleed rond uit, dat ook zelf m den H. Stoe " eenige jaren herwaards vele grouwlyke ftirkken 59 begaan waren : dat er vele misbruiken in het! *\ geestelyken, en vele onbehoorly* heden in het \ uitgeven der kerklyke geboden waren gefchied, ', Eindelyk was alles zo veranderd in erger, *. dat de fmettelyke krankheid van het hoofd \ tot de leden , van de Paufen tot de mindere 9' Prelaten voortkruipende, zich wyds en zyds ' uirEo pt, en dat er nauwlyks iemand gevonden " Werd, die recht deed, en van deze kwaal vry 11 was." <58) NB. hier haalt de G. Synode eene gefchiedeKis aan van Johan de la Casa, uk Sleidanüs, op zyn plaats zal ik aantoo. aen wat hier van zy, ondertusfehen gaat zy aldus voort: „ is het wel te verwonderen, dai „ Adri- (57) Verdediging bi. 105. (38) lbid. bl. 105, 10Ö en 107. D 4* iewyzen Ier G. synode iat de Sathol. 'tev\ in ;en diep verval geaakt is en aandien van ie zeden*-  De fchets Van het zecerbederf die de G, Sj'. «ode geeft is gebrekkig. 5$ DE KATHOLYKE KERK " h l*1/™ ,deze zyne lofwaardige openhar. tigheid net lange overleefde," ffa ^ van deze ingewikkelde , gfuwm^ ^J-^J .zy, komt ter verantwoordirc der G du alleen zeg ft , dat het rlef^clÖ z>', dezelve zo maar los, en Zjnder overrulende bewyzen ter neder te Hellen, hier na S ' de Synode» niet minder flerk is het getSs „ van oen Kardinaal Bellarmyn: efnS " ryen* v?Thy' V°°r dGVyd WCSrin de k^ 51 ulf" i cn Ca-lVV« opkwamen, " Taken *& ^ R°Ch kenni'S ^n goddelyke Ook had Keizer Karel IV. lan* v00r „ dien tyd reeds geklaagd, dat men by de kerk! „ lyken niets zag, dat aan hunnen Hand of Je„venswyre voegde, — wy onthouden onS „ met moeite van het overfchryven van het af. " ïïfö t0mel> dat °ns ^ «neesterlyke pen „ van Robertson tekent, van de hooggaan- " ikPQ6c\ k3rklyk6R in dien Zodanig is de fchildery, welke de G. Synode *en toon hangt van het bederf der zeden, welk volgens haar zeggen, Eeuwen lang voo de her' vorming ,n de Kathoiyke K,rk p&ts had " Met komt my voor, dat deze fchildery vin by.iode wil bewyzen , dat dat diep vtr/al der eden ln de Kathpjyke K:rk plaatshad, even * de ^k ^ daar deel aan haJ • zy had f59) Verdediging ubi fuprg. V ^ Q6o) lbid. ubi fupra.  VERDEDIGD. 5? des s om haar bewys van krage te doen zyn, moeten aantoonen, dat de Kerk zelve algemeen, door haare wetten of leeringen oit de ongebondenheid van veele haarer leden hadde goedgekeurt en gebillykt, zo lang de G. Synode dit niet doet, handelt zy zeer onrechtvaardig , met op rekening der Kathoiyke Kerk te ftellen, het geen haare leden, fchoon ook in grooten getalle, mogten gedaan hebben, te meer daar alle de wetten, regelen en leeringen der Kathoiyke Kerk toonen, dat zy die zedeloosheid harer" kinderen altyd , en ten fterkiten veroordeeld heeft , en bitterlyk beweend. Ten anderen wil de Synode bewyzen , dat dat zedenbederf Eeuwen voor de Hervorming plaats had, en NB., de oudfte getuige , welke zy daar voor aanhaalt, is Keizer Karel IV., die in het midden der 14de Eeuw den Keizerlyken throon beklom. Wie zal ontkennen, dat in zulke fchildering veel beter gepast zouden hebben mannen van vroegere Eeuwen , mannen , welke de Roomfche Kerk (om welke haatelyk aftefchilderen het tog te doen is) voor heiligen erkent, en als zodanigen eert, zo als Bernardus van Klarendal, die in de 12 Eeuw bloeide , en wiens fchriften, waar het maar van pas komt, vol zyn van bittere klagten over het zedenbederf by geestelyk en waereldlyk, by hoofd en ledemaaten plaats hebbende: noch wel zo goed zoude, als de Synode tog op Eeuwen gefield is, de vermaarde en oude Kerkleeraar Hier onymus, in haare fchildering van het bederf der zeden gevoegd hebben, een man, die circa het jaar 340 geboren, tot in 420 leefde, en toen al zeer hevig, klaagde over het vergil der zeden, zelf onder de geestelykheid van D 5 RQ!  58 DE KATHOLYKE KERK Romen ; maar inzonderheid zoude daar in den perzoon van den Apostel Paulus treffende geweest zyn , die al in de eerfte Eeuw van het Christendom met traanen fchreef, dat: „ veelen „ wandeiden als vyanden van het kruis van Chris„ tus, welker einde is het verderf, welker God „ is de buyk, ende (welker) heerlykheid is in haare fchande , dewelke aardfche dingen be„ denken," y6*) die in zyne brieven aan de Connthen zeer nadruklijk fpreekt van de verdeeltheden , die al onder de eerfte Christenen heerschten, waar van zommigen zich voor A p o llo, anderen voorCEPHAs, anderen voor Paulus verklaarden, fchyr-ende te vergeeten , dat zy allen Christus alleen toebehoorden, die bitter klaagt over de misbruiken , welke by hen plaats vonden in i et maal yd houden , voor dat men het H. Avondmaal ontvong, zo dat de armen, verftooten wordende, gebrek leden, terwyl de meer vermoogende zich in fpys en drank te buit Aarfsbisfchop van Benevento j o ah de u Casa, ik zeg, voor het goost geheel., te leugenachtige gefchiedenis, immers is het on-, waar. dat la Cas», zo als de G. Synode, in navolging van den allenzins partydige; ^ ei d akus, durft zeggen, de onbefcbaamdheid zoude gehad hebben, om in het jaar 1550 een boek in tcaliaanfche verzen tot Lof van Sodoms zonde te doen drukken. Luiscius, dien nismand hier voor partydig kan houden, zegt ronduit in zvn algemeen woordenboek, dat er noit een diergelyk boek geweest is , maar wel een Italiaansch gedigt, capitoh del forno genaamd, een ftuk, dat Luiscius evenwel te recht een fchandelyk ftuk noemt; (64) ondertusfehen js dit boek, volgens denzelven Luiscius, niet in het jaar 155° » zo als de Synode zegt, maar al in 1538 by Trajanus Navu' te Venenen gedrukt; dus is het zeggen der by node ook valsch, naamelyk, dat hy vier jaar nj bet uitgeven van dat ftuk tot de Aartsbisfchop pelvke waardigheid zoude verheven zyn, alzo b eerst in 1554- Aarobwfchop van Benevento ge Worden is. ^ (63) Handel. 6: vs. i. (64) Luissius, zie Artikul ia Casa. , De Ge* chiedelisvan la Z\s*. ver/alscht, 1 ! e  €o DE KATHOLYKE KERK Daarenboven als de Synode , zo als rechtzinnige en onpartydige menfchen betaamt, te werk hadden willen gaan , dan hadden *y er ook by moeten voegen, dat Johan be la Casa zich tegen de valfche befchuldiging van zynen "erklaarden vyand Vergerio, ten aanzien der Lof van Sodoms zonden, verdedigd heeft in een Apologetisch vers, welke te vinden is in de uitgeieeze werken van Gundlingiüs, uitgegeven te Leipfik 1707; in de hiftorifche en letterkundige Fragmenten, uitgegeven in den Haag 1706, wotd la Casa ook tegen Vergerio gerechtvaardigd. Wie moet nu niet verbaasd fiaan over de onkunde cf onrechtzinnigheid der G. Synode, welke zy aan den dag legt, met de gefchiedenis van la Casa, zo vervalscht als ik aangetoond heb, op te geeven? met dat al ontken ik niet, dat er voor de zogenaame hervorming een diep verval in de zeden plaats had : maar wat wil men hier tog mede bewyzen ? wil men daar uit afleiden , dat de aloude Kathoiyke Kerk vervallen was , en dat de waare Kathoiyke Kerk alleen is ftaande gebleeven in die brokkelingen, of dien aanhang , welken men naderhand Gereformeerden genoemd heeft ? wil men daar door toonen, dat dezen nu de waare Kathoiyke Kerk uitmaken , en by gevolg al het recht bezitten, zelf op de tijdelyke goederen , welk oit aan de Kathoiyke Kerk toekwamen? dit moet de Synode vast bedoeld hebben, anders kwam al dat breed opgeeven van zedenbederf in de Kathoiyke Kerk voor de tyden der Hervorming, in het minst niet te pas: welaan , laat ons dit fraay bewys dan eens ter toetfe brengen. De  VERDEDIGD. 61 De G. Synode weet zo wel als ik , dat die te veel bewyst, niet met al bewyst, ondertus fehen doet zy zulks, zy bewyst veel te veel, en meet als haare eige geloofsgenoten hef kan zvn: by gevolg bewyst zy niet met al, en moge zy van zedenbederf wel dood ftil gezwegen heb' bfiDat nu de G. Synode met dat zedenbedert veels te veel bewyst,'kan ik zeer gemaklyk aan toonen , en voor den eenvouwd-gften menscl tastbaar maaken , want als zedenbederf , ho< groot ook , een liewys is van het verval eene Kerke , Zod.mig dat haare leden daar door zei allen recht en aanfpraak op goederen, die zy t< vooren bezaten, en van hunne vooioud:,s ovei erfden , kwamen te verliepen , dan moest dia uit ongetwyfeld volgen , dat de Joodfche Kerl al reeds by het leven van onzen gezegende Verlosfer hier op' aarde , geheel en al vervallei waare geweest, en van alle tydelyke rechten zo wel als geestelyk gezach verttookeu: in wa K .rk tog of gemeente , zyn de zeden oit mee bedorven ge veest , als toen in de J.;odfche toen Opperpriesters en Schriftgeleerden, gezmenlyk met het volk, den Heiland der waerel eene doodelyke haat toedroegen, en met list e g weid er op toeleiden, om hnnne handen me zyn dierbaar bloed te bezoedelen , zo als hu eindelyk gelukt is. ïntusfehen blykt uit de gewyie bladen, u het gedrag en de lesftm van Jefus zeiven , d: de Synag -og, dat de Joodfche Kerk in h< midden van het allerdiepst zedenbederf noc ftand hield, en noch alle haare rechten bezat, di ook de ftoel van Mofes noch niet vervallen wa D De G.Sy-J node bewyst met het zedenbederf veel te veei, en des .niet met al. t r f i r ï i 1 » t r ? i i t n it it !t h it tt  62 DE KATHOLYKE KERK Ey de Gcrefbr. meerden heeft var den oorfpronghaarer Kerke ai Dat de Joodfche Kerk noch haar tydelyk recht behiek, blykt daar uit, dat de Zaligmaaker aan de Farizeen verklaarde, dat men zelfvan kleinigheden noch'tiende moest betaalen, want tegen hen gezegd hebbende: „ wee u, gy ge- veinsde! want gy vertient de munte, ende de „ dille , ende het komyn, ende gy laat het „ fwaarften der wet, (namelyk) het oordeel en „ barmhartigheid ende het geloove," voegde hy voort daar by, „ deze dingen moest men doen, ende de andere niet nalaten." (65) £0 leerde ook de Zaligmaker en zynen Dienaarén, en al het volk , dat zy het gezach en yoorfchriften der Farifëen en Schriftgeleerden moesten volbrengen, om dat dezen op de ftoel yan Mozes gezeten waaren: ,, doe fprak Jezus tot de fchaaren ende tot zyne discipelen, feg„ gende: de Schriftgeleerden ende Farifeen zyn gebeten op den ftoel van Mozes: Daarom al „ wat zy u zeggen,'dat gy houden zult, houdt (dat) ende doet (het\ £66) Hier ziet men , als men zien wil , dat eene Kerk , die anderzins de waare en wettige Kerk is, om hèt zedenbederf niet te grond gaat, nogte haare rechten, en gezach , op tydelyke goederen, zo min als cp geestelyke zaaken verliest. Dat de G. Synode mtt al haaren opbef van zedenbederf te veel bewyze , en des niets met al, blykt al verder uit het volgenden: want als zedenbederf eene Kerk kan djen vervallen, zo dat zy zeive met rtcht van haare eigendommen zoude kunnen beroofd worden, dan zoude daar uk (65) Matth. 23: vs. 23. (65) Matth. 23: vs. 1, 2 en 3.  VERDEDIGD. 63 uit volgen, dat de Gereformeerde Kerk, en de Proteftanfche over het algemeen, nou eemg rechi op kerklvke goedeien, hoe ook genaamd, ge had hebben: of men zoude moeten bewyzen, dat er by de Gereformeerden of Protestanten in het algemeen, noit zedenbederf heeft plaats gebad : dm ik zal het tegendeel doen blyken, en metgetuignisfen, welke geen Proteftant met reden fterker kan verlangen, ftaaven , dat'er by den Protelïanten van hun opkomst af een zeer diep zedenbederf heeft plaats gehad. Geen lust tot haatelyke verwytingen fpoort my hier toe aan, maar de Gelderfche Synode dwingt my er toe, ten einde haare ellendige reden ringen zo veel te zigtbaarer te doen biyken. Er as mus kan hier met geen recht voor partydig gehouden worden, nlzo hy in /yne fchriften d< Roomfche Geestelykheid, zelf de voornaimlh Prelaten zyntr K--rke al zo min gefpaart heeft maar hunne zedeloosheid ruim zo iterk gegispt als die der Hervormers: nu, deze Er as mus fchreef wegens de zeden der Hervormden, wel ker oorfprong en begin hy beleeft heeft, aldu aan Vultbkiüs: „ zo werpen zy het juk de menfchen af, die den hals buigen onder ui /, Evangelie, ik vrees eerder, dat velen voc het fwaar juk der menfchen het noch fwaai " der juk des duivels dragen ; de gehoorzaarc " heid aan de Bisfchoppen is afgefchud; mai ' zo , dat men zelf aan de waereldlyke ovei " heid niet gehoorzaamt: veorheen leefden c " Christenen ook onder de heidenfche Vorste \\ rustig, zich zorgvuldig wantende, dat zy ge< „ ne aanleiding tot oproer gaven: eer aan wie . men eer, tol aan wien men tol, lasten at » w wi< :en diep 1 verval in 3e zeJen geaeerscht, I > r f r i" r e n n I :n  DE KATHOLYKE KERK », wien men lasten fchuldig is, gevende: » vet. „ maanden de nieuwelingen in Christus , dat n „ ook aan afgodifche overheden zoude gehoor„ karnen: zy aanbaden God dagelyks voor hua „ wekyn: - maar dat volk, zo Evangelisch als „ vorst der Turken hatelyk te zyn, die getukt, „ dat Jet tot oproer geboren is. Wat al op' „ icnuddingen verwekt het van tyd tottvd! hoa „ meemgmaal J en om welke geringe redenen „ loopt het na de wapenen.'" (67; lcutnen Wederom in denzelven Brief fpreekt hy aldus-' 5> u k wnoit in hunne Kerken geweest, maar „ heb hen zomtyds uit hunne predikatiën zien „ komen, als van dén bofen geest aarigeftookt, „ de gezigten Van allen eene zeldzame gram* „ lchap en wreedheid aanduidende." (68) En nogmaals zegt hy in dezen brief: „ bej, lchouw eens dat Evangelisch volk, en let op „ of men by het zei ven minder den teugel viert aan weelde, wulpsheid, en geldgierigheid, als „ die genen doen, welkegylieden verfoeit: toon „ er my eenen , welken dat Evangelie van eV „ wraat een matigen, van Wreed zainmoedk „ van fchraapziek müdadig, van eenen kwaad „ een goedfpreker, van ontugtig eenen eerbaren „ gemaakt heeft: en ik zal er u verfcheiden too-* „ nen die erger geworden zyn , als zy oit te „ vooren waaren: — wel nu, bezigcig aJJerwe« ge die Evangelifche gemeen lchap : hoe vele „overfpelers heeft zy ! hoe veele dronkaars» „ hoe vele dobbelaarts I hoe vele verkwisters l ?Ü& *RA™VS ;" zyn Br.'ef aan Vultorius, (00) Dezelve aldaar.  VERDEDIGD. Ög ters! hoe vele, door andere zonden gefchand„ vlekt!" (6y). Als men evenwel Er asm os voor panydig mogte houden, om dat hy in de gemejenfchap met de Roomsch Kathoiyke Kerk volftandig gebleeven en geftorven is, laat ons dan Luther en Calvyn zeiven hooren, onpartydiger getuigen tegen de Proteftanten kan men tog niet bedenken. Luther fpreekt van de leer der Hervorming op deze wyze: ,, de waereld word door i, deze leer dagelyks bozer, nu word elk mensen „ van zeven duivels bezeeten, daar zy te vooren flegts van eenen duivel bezeten waaren , de „ duivel komt nu, by troepen in de menfchen, zo dat zy nu , in zulk een fchitterend licht „ des Euangeliums, gieriger, onrechtvaardiger, wreder , trotfeher, ten laatften , veel erger „ zyn , als zy te vooren onder het Pausdom „ geweest waaren." (70) Niet minder fterk zyn de volgende woorden van Calvyn: ,, onder het.klyn getal van die ,, genen, welke de afgoderyen van het Paus» „ dom verlaten hebben , is het groost gedeelte a, vol van trouwloosheid en bedrog; ?.y veinzen „ wel eenen voortreflyken yver te bezitten; maar „ als gy hen van binnen bezigtigd, zult gy hen ,, vol yan bedriegeryen vinden." (ji) Noch fterker is het, dat hy zegt, fchryvende over den ade brief van Petrus: „ nauwlyks heeft „ de ' f69) Erasmust, ubi. fupra. ' *7cA Luther's 1 Huyspoftil, 2de Sermoon op de 1 Zon«ag van den Advent. (71) Calvïn, over Daniël 11: vs. 34. •* - - E  66 DE KATHOLYKE KÉRK de tiende man van hen het Euangeli met een „ ander inzigt aangenoomen, als om te vryer „ zich in alle wellust te verlopen;" (72) Als iemand meer dergeiyke Haaltjes mopt be. geren, zo leze hy flegts het werk van Bosiuet over de veranderingen der Proteftantfche Kerken, en hy zal 'er syklyk vinden, met de aanwyzmgen er by van de echte Hukken, in welke men dezelve kan nazien. Dat nu de befcheide lezer oordele, hoe fraay de G. Synode dè zaak der Hervormden verdedigt, daar zy Wapenen gebruikt, welke niet min* der fterk haare eige Kerk bevegten , als de aloude Kathoiyke: dat hy oordele, of de Synode daar mede dan niet veels te veel, en by gevolg niet met al bewyze. Dit uiettegenftaande, gaat de G Synode aldus voort: zo was het' met de Kathoiyke Kerk „ gefteld v&or de tyden van Luthu en Cal„ vyn! is het wel wonder dat de geheele Kerk ,', luider kèle riep om hervorming — z0 ver„ klaarde de Kardinaal van Kam?ryk op het „ Concilie van Conftans, dat hetzelven voorna„ melyk verordend was tot uitoeing van tweem fpalt, en tot reformatie van de algemeene „ Kerk; en de Kardinaal van Florence, dat de„ ze Kerkvergadering belegd was ter bevorde„ ring van de reformat'ie en e sgezindheid in „ het hoofd en de Jed. n — ook werd aldaar ,, beflooten, dat zich ete aan dit algemeen Con„ rilie zou moeren onderwerpen, m zaken, be„ treffende het geloof, en de algemeene reför„ maiie der Kerke.' (73) Zo (7a) Dezelve, over den 2 Brief van Petrus 1: vs. 2, (73) Veraediging bladz. 107,  VERDEDIGD. 67 Zo was het met de Kathoiyke Kerk gefield, zegt de G. Synode, voor de tyden van Luthsr en KalvynI is het wel wonder, dat de geheele Kerk met luider keele riep om hervorming? Ja zekerlyk, zal elk redelyk mensch hier op antwoorden, dit is grotelyks te verwonderen, en zelfs onbegrypelyk, als de G. Synode, waarheid vertelt heeft van dat diep verval .der zeden, dar. eeuwen lang voor de hervorming .zoude plaats gehad hebben, zodanig dat diu oude Katholyfce Kerk de waare Kathoiyke Kerk niet meer zoude gebleeven zyn , maar zelf haar recht op haare tydelyke goederen verlooren' hebben, zo ajs tog de Synode ons zoekt wys te maken ; in deze veronderftelling is het gewis onbegrypelyk, hoe eene zo diep verdorve Kerk, zo maar in eens, en geheel , en met luider kele om hervorming van zeden kan roepen; ik zeg van zeden4 wan,t de Synode fpreekt dus verre alleen van de zeden , aanflonds zal ik met haar tot de leer ko-, men. Ik beken nochmaals , dot er voor de Reformatie niet alleen, maar ten allen tyde geweest zyn , en noch in de Kathoiyke Kerk vele menfchen zyn van zeer ilegte- zeden, en dat elk gemoedelyk mensch altyd reden genoeg, heeft, om met Paulus wenende te zeggen: „ dat velen vy„ anden des kruyees Christi zyn, welker,einde „ is het verderf, enz." (74) dan op dat eene geheele Kerk met luider kele om hervorming van zeden roept, moeten er evenwel ook flooh vele goede menfchen in gevonden .worden), die (74) Paulus aan de Philipp. ubi ftipr.i, E a  68 DE KATHOLYKE KERK de zedeloosheid der overigen in het geheel niee goedkeuren, maar alle kragten infpannen, ja met luider keel roepen, om hervorming te weeg te brengen : zulke menfchen moeten er dan voor de tyden van Luther en Calvyn noch gewet st zyn , want Jang voor deze twee had dat geroep al plaats ; de G. SynoJe zelve bekent, dat men reeis in 1414 (want toen is het Con» cilie van Conftans begonnen) eene algemeene Kerkvergacering byeen riep , om. de zeden te verbe.eren, en noemt twee Prelaten der Roomfche Kerk op, welke zeer daar voor yverden, den Kardinaal van Florence en van Kameryk: by welke gelegenheid ook daar in uitn untte de vermaarde Cancelier van Parys Jean Gerson, zo heeft Paus Martinus de V. kort daar na het Concilie van Bafel belegd, met het zelve oogmerk, zo als uit de Bul van beroeping, door dien Paus uitgegeven, komt te blyken. Behalven dezen waren er zekerlyk in de Roomsch Kathoiyke Kerk tog noch al menfchen van goede zeden, die buiten twyfel de in hunne dagen heerfchende zedeloosheid harrelyk beweenden, en niets vuuriger wenschten, als die noch eens verbeterd te zien, ik kan ten minden niet denken , dat de G, Synode iets te zeggen zal hebben , immers niets met bondige bewyzen zal aanvoeren ten nadeele van het zedeniyk gedrag van eer en ViivctN'ïius van Ffrrara, van Bernardinus van Sienne, Laür en ti usj os tin ianus,An ton in us,Thomas hKMPis, en meer andere voorbeelden van deugd en geleer iheid , die juisr kort voor de tyden van Lui her ei Calvyn, van welken tyd de G. Synode meest klaagt, geleefd heb;  VERDEDIGD. 69 hebben ; en daar men noch zulke mannen in het midden van het grootst zedenbederf kan aanwenen, heeft men daar geen reden om te vertrouwen , dat er voor Gods alziende oogen noch eene meenigte van goede en vroome men. fchen zullen geweest zyn, even als in de dagen van den Profeet Elias, die zich verbeelde dat er, buiten hem, geen een meer te vinden was, die voor Raai niet geknield had; daar God zei. ve hem verzekerde, dat er noch wel 7000 gevonden wierden. . Als men dan Paus Adriaan VI., die m I522 het opperhoofd wierd der Roomsch Kathoiyke Kerk , en welk opperhoofd d r Kerke door de G. Synode zelve voor goed en open hartig verklaard word, als men dan dezer. Paus, of den Kardinaal Bellarminus, of iemand anders zo algemeen over het verval der zeden hoort fpreeken, als of er geen goed mensch in de Kerk meer gevonden wierd , moet men hen dan niet verdaan , als fpreekende by exaggeratie, of vergrooting? deze fpreekwyze tog is als in den mond van ieder een bedorven, wanneer men van zedenbederf fpreekt, en vooral heeft dit plaats by Leeraars en Predikanten, hoe meenigrnaal zegt men niet: „ neen, tegenwoordig „ is er geen eerlykheid noch trouw by de " menfchen meer te vinden," maar wat oordeelkundig mensch zal daar uit opmaken, dat er in het geheel geen eerlyke en getrouwe menfchen meer zyn ? integendeel zal de eenvoudigfte mensch dat gezegden zo verdaan: „ thans zyn „ er veele eerlooze en ontrouwe lieden te vin- „ den." , ? Nu zal de befcheide lezer ligtelyk kunnen E 3 _ zien,  70 DE KATHOLYKE KERK Van het gewaand verval k de Leer. Zien, dat, hoe' groot het zedenbederf in de &ri «hölyke Kerk voor de tyden van L ut her en Calvyn ook waare, deze evenwel zo aeheel niet bedorven was , als de G. Synode het wel zoude willen uitduiden: en des zal hy te gelyk zien , dat het, in zich zelve zwak en niets beduidend bewys, dat de G. Synode zoekt te trekken uit het bederf der zeden, in het geheel niet algemeen zy t en dat dus dat flegt fundament voor een goed gedeelte weg zinkt, waar op de Proreftanien doorgaans met veel woorden-praal hunne zogenaamde hervorming t/agten op te vvzelen. 3 ' Nu kom ik met de G. Synode, aan het leerfteltfge der Kathoiyke Kerk , waar in zy zegt dat ook Eeuwen voor de Hervorming een diep ver, al plaats had , en fchoon ik my hier zoude kunnen vergenoegen met het geen ik reeds in het algemeen uit Gods woord fwat zeg ik 2 ik meen uit den Staaten Bybel) heb aangetoond dat namelyk dat gewaand verval in de leer der Kathoiyke Kerke volftrekt onmoogelyk zy , wil ik evenwel ten overvloede de moeite doen', het geen de G. Synode daar van in het byzonder f, te onderzoeken. Vooraf moet ik egter den lezer waarfchouwen , dat men met geen fchyn van redelykheid ieis, als de leer eener kerke kan doen doorgaan, veel min opdringen, ten zy het door zodanige kerk algemeen word aangenoomen, en voor haare leer erkend en beleden : het zoude immers He onbillykheid zelve zyn, als ik de 26ttde*liflge gevoelens van dezen of geenen Gereformeerden Leeraar, by voorbeeld , van den m de 27 eeuw Vriefchen Predikant Balt hasar  VERDEDIGD. 71 sar Bekker, voor de leer der Gereformeerde Kerk wilde doen doorgaan, en aan haar met geweld opdringen ; even zo moet men oordelen over de leer der Roomsch Kathoiyke Kerk. Laat ons, na deze voorafgaande waarfchouwing, hooren, wat de G. Synode in het by zonder zegge van het diep verval in de leer der Kathoiyke Kerk. Natuurlyker wyze, zal de oordeelkundige lezer verwagten , dat de Synode hier eene opgaaf zal doen van eene of meer dwalingen ia de zedenleer, of in de leer des geloofs van die Kerk, getrokken uit de verklaringen van ha ire algemeene wettige Kerkvergaderingen, ofte uit haare algemeene Geloofsbelydenisfen, of eenige andere echte Stukken , welke met haar gezach b.k'agtigd zyn; deze tog , zoude een korte en alles afdoende weg zyn; want dwalingen in de leer, het zv van zeden, het zy van geloof, uit zulke bronnen gehaald , zouden teritond, en op eene onbetwistbaare wyze doen blyken, dat de Kathoiyke Kerk waarlyk daar in gedwaald had, en hervorming in de leer benodigd : deze is ook eene gemaklyke en open weg: de algemeene wettige Kerkvergaderingen, zo wel als de algemeene Geloofsbelydenisf n der Kathoiyke Kerk, van vroegere en latere tyden, zyn genoeg voorhanden en verkrygbaar: niets is onder het korenvat geplaast, maar haare geheele leer ftaat op den kandelaar. Dan de G. Synode verkiest dezen natuurlyken en gebaanden weg niet, maar flaat bywegen en kronkelpaden in, op welke zy dermate verdoold raakt, dat de befcheide lezer het kan voelen en tasten: ziet hier de woorden der Synode zelve, E 4 waar  I 4 RoEERT. SON is eer. onbevoegdeRechter. i • i 7% DE KATHOLYKE KERK waar mede zy begint te bewyzen, dat er Eeuwen voor de Hervorming een diep verval in de leer der Kathoiyke Kerk plaats had, „ Het is waar (zegt zy) de Bisfchop Bos„ su*t en anderen, hebben wel gepoogd de „ waereld wys te maken, dat de reformatie, „ welke men verlangde, niet zo zeer zag op de „ leer, als wel op de zeden, doch dat men „ zich, ten opzichte van reformatie in de leer „ zo ruimfchoots niet uitliet, was niet te ver' „ wonderen, daar dit zonder gevaar niet wel ge„ fchieden kon, dewyl dit de onfeilbaarheid van „ den Paus aantastte, die de oorzaak is, dat het „ geen eens is aangenomen , al tyd blyft vcort„ duuren ; uit hoofde van dit leerftuk is de „ Roomfche Kerk verpligt, om in meer ver„ lichte eeuwen in ftand te houden , het gene „ in de eeuwen van duisternis en bygelovigheid is ingevoerd." — In eene aanhaling hierop zegt de Synode: „ dit is eene aanmerking van ROBERTSON." ( 75) De G. Synode had wel nodig , zich op het gezach van Robertson te beroepen, ten einde, eenigen ingang te vinden by onkundigen, en by allen, die gewoon zyn aan losfe en onbeweze gezegdens en machtfpreuken, van mannen , die eenigen roem verworven hebben, te Wy ven hangen; jammer maar is het voor de Synode, dat dit gezach van zeer weinig gewigt is n bat tegenwoordig geval, wie tog heeft Ro3ertson bevoegd gemaakt, om hier op eene ^eflisfende toon , uitfpraak te doen over Leertakken van de Roomfche Kerk , en om der wae- (75) Verdediging bladz. 107 en 108.  VERDEDIGD, 73 waereld wys te maaken , dat de onfeilbaarheid van den Paus zodanig een leerftuk zy. Ro. bertson is waarlyk, zo wel als de G. Synode daar in zeer onkundig, en zy bouwen beide op valfche gronden : want ik verklaar vlak uit, en zal het bewyzen, dat de onfeilbaarheid van den Paus, geen leerftuk van de Roomfche Kerk zy, en noit geweest is. Een leerftuk tog van de Roomfche Kerk, is alleen alle en zodanige leer, welke door die geheele Kerk , immers door verre de meerder heid derzelve, daar voor aangenomen en beleden word, dermaate, dat al wie deze dus erkende en aangenoome leerftukken verwerpen, en hartnekkig blyven verwerpen , voor onroomsch gehouden worden , en van de gemeenfchap dier Kerke afgefneden. Hoe kan des Ro bertson met grond zeggen , en hoe kan de G. Synode het hem, zonder zich te fchaamen, napraaten, dat de onfeilbaarheid van den Paus een leerftuk van de Roomfche Kerk zy? wist Robertson, weet de Synode dan niet, dat dat ftak nooit door de Roomsch Kathoiyke Kerk aangenoomen zy? weeten zy niet, dat de Roomsch Katholyken in Frankryk, die zo vele eeuwen lang een aanzien lyk en bloeiend gedeelte van die Kerk hebben uitgemaakt, en altyd met den Paus van Romen in de nauwfte kerklyke gemeenfchap geleefd hebben , dit ftuk noit hebben aangenoomen, maar altyd tegen gefprooken, zonder daarom oit van die gemeenfchap afgefcheiden te worden ? dit alleen is genoeg om redelyke menfchen te overtuigen, dat de onfeilbaarheid van den Paus, noit een leerftuk van de Roomfche Kerk zy geweest. E S WeI Wat een wezen lyk leer. ftuk der Room- fcheKerk zy.  74 DE KATHOLYKE KERK Wel- is waar , er zyn Roonnsch Kathoiyke Leeraren geweest, zeifin groot gaal. en .dia zyn er noch, die de onfeilbaarheid' van den Paus hebben beweerd en verdedigd: evenwel, niet zo onbepaald als de G. Synode, in navolging van Robertson, het wel zoude willen uitduiden, even of die Roomfche Leeraren, zo maar in eens , van den Paus een afgod hadden willen maaken , wiens woorden en gefprekken zy allemaal, zonder uitzondering, voor zo vele godfpraken zouden houden: neen, dit is er zeer ver van caan, en die dit zoude willen dry ven, zoude daar door toonen, dat hy de gevoelens van die Roomfche Godgeleerden in het geheel niet kende want deze maken wel degelyke bepalingen; zy beweeren, dat de Paus niet anders onfeilbaar zoude zyn, cis dan, wanneer hy in zyne hoedanigheid als opperhoofd der gehele Roomsch Kathoiyke Kerk , ais derzelver opperfte en algemeene Herder, en wettige opvolger van den H. Petrus , aan wien Christus de fleutels van het Ryk der Hemelen gegeven heeft, voor wien Christns gebeden heeft, dat zyn geloof niet zoude bezwyken, uitfpraak komt te doen, en dan noch wel met in acht neming van de gewoone formaliteiten ; namelyk, na de zaak, waar over de uitfpraak moet gefchieden, ryplyk overwoogen te hebben in verfcheide Vergaderingen van Kardinalen, en andere Leeraars, of van zyne, als Bisfchop van Romen, in het byzonder onderhoorige Bisfchoppen, na de aanroeping van den H. Geest, zelf door plegtige, en tot dat einde uirgefchreve algemeene Gebeden. Met deze bepalingen, en in zulke omftandigheden, bewepren vele Roomfche Godgeleerden, de on- feii.  VERDEDIGD, 7$ feilbaarheid van de uitfpraken des Paus,, in zaken het geloof, of de algemeene tugt der kerke en zedenleer, betreffende. Zo ver is het er van daan, dat zelf deze Godgeleerden , zo maar ruuw en onbepaald, als Robertson, eti de Gelderfche Synode de zaak voordragen, de onfeilbaarheid van den Paus zouden verdedigen. Maar wat er ook van het gevoelen dezer Godgeleerden zyn mooge, is het evenwel zeker, dat de Franfche Roomsch Kathoiyke Kerk, en vele andere met haar, die onfeilbaarheid, ook met alle die bepalingen omfchreven, noit hebben willen aanneemen , en dat zy tog altyd voor goed Roomsch Katholyk erkend zyn ; ook is die onfeilbaarheid noit door eenige verklaaring van Kerkvergaderingen , of hoe ook genaamd, beflist, ofte aan de ledenmaten dier Kerk voorgefteld , om door hen geloofd en beleden te worden ; by gevolg is meergemelde onfeilbaarheid, noit 'een leerftuk der Roomsch Kathoiyke Kerk geweest, en is het noch niet: neen, het is niet meer als een verfchilpunt onder de Roomfche Godgeleerden, zo als er by alle gezindheden wel verfchilpunten gevonden worden , die men evenwel, met geen recht, voor Leerftukken van die Gezindheden houden kan, voor en aleer haare Kerk daar over algemeene uitfpraak gedaan heeft, of in het zekeren toont, wat zy er van aanneemt en beleidt. Het kan des niets anders zyn, als trouwloosheid of onkunde, waar door Robertson, en de G. Synode met hem, de onfeilbaarheid van den Paus, aan de onkundige waereld, getragt heeft, voor een wezenlyk Leerftuk der Roomfche Kerk, in de handen te floppen. Be.  76 DE KATHOLYKE KERK Belaglyk daarenboven, en een blyk van groote onkunde is, het, dat zo wel Robertson, als de G. Synode, den Bisfchop Bossurt daar by flanst, even of die ook een voorftander van die onfeilbaarheid zoude zyn gewtest, en dat hy zich uit dien hoofde , zo ruimfchoots over het diep verval in de leer zyner Ke^ke niet zoude hebben durven uitlaaten , daar het waereldi ugtig is, en by alle die maar iets van de kerklyke Gefchiedeni-fen weeten, bekend, dat de Katholyken van Frankrvk , en allerminst de Bisfchop BoSsuet, de onfeilbaarheid van- den Paus noit aangenomen hebben. Bossuet kan" des" niet vreeesachtig geweest zyn , om zich ruimfchoots over de leer der Kerke uittelaaten, uit vrees van de onfeilbaarheid van den Paus aan te randen, of voor eerig gevaar, dat daaruit te dugten zoude zyn geweest, alzo hy die noit erkend, maar met de geheele Franfche Kerk, openlyk tegenge» fprooken heeft; voor de rest, hoe vreesachtig Bossuet voor de Pausfen van Romen geweest zy, als hy meende recht te hebben , blykt wel uit zyn yverig voorftaan van de voorrechten der Franfche Kerk, in een werk, welk hy opzettelyk daar voor gefchreven heeft, en ais een gevolg op zyne werken is uitgegeven in 5 boekdelen in 4to. (76) ook kan zyne Algemene Hiftorie, in ons vaderland meer bekend, daar van getuignis geeven. Ondertusfchen , dewyl nu bewezen is, dat het grondbeginfel, waar op de Synode met R 0bertson bouwt, valsch is, moet noodwendig ook (76) Zie Bossüets Verdediging der Franfche Geestelykhêa.  j VERDEDIGD. 77 .nok alles valsch zyn , wat zy op dit grondbeginsel vestigen: dewyl dan valsch is, dat de onfeilbaarheid van den Paus een leerftuk zy, of oit geweest is van de Roomfche Kerk , laat ik aan den lezer over, wat hy denken moet van dit haatelyk zeggen , welk de G Synode uit Robertson bybr^ngt: „ uit hoofde van dit leerftuk is de Roomfche Kerk verplicht, om m ! meer verlichte Eeuwen, in ftand te houden, n het geen in de Eeuwen jan duisternis en !, bYtjelovigheid is ingevoerd." Even zo blykt ook daar uit, hoe onwaarachtig het is, dat de onfeilbaarheid van den Paus de oorzaak zoude zyn, dat het geen eens is aaneenomen. ahyi blytt voortduuren; neen, de onfeilbaarheid van den Paus kan daar .de oorzaak niet van zyn, dewyl, zo als ik bewezen heb, die onf ilbaarheid zelve geen leerftuk is van de Roomsch Kathoyke Kerk; maar, dat het geen by die Kerk , eens wezenlyk , als een leerituk is aangenoomen, altyd blyft voortduwen, komt daar van daan, dat de Kathoiyke. Kerk m haare leer niet kan dwaaien, veel minder m een diep verval kan koomen, zo als ik bevoorens breedvoerig heb aangetoond. Het geen de G.-Synoda verder zegt, van het Concilie van Conftans, komt mede wonderlyk te pas; dtze zyn haare woorden: „ w «™ „ evenwel, van dit groot beletzel, VJN13. de onfeilbaarheid van den Paus) „ verklaarde men „ in het Concilie van Conltans , dat men was „ faamgekomen om de twefpalt te dempen, de „ eensgezindheid te bevorderen . en op dat zich „ elk, ook in zaken van het geloof, aan de mt„ fpraken van het Concilie zou onderwerpen  Onkunde derG.Sy- node ten aanzien van het Concilie van Con. Hans. i I 78 DE KATHOLYKE KERK Dit gezegden van het Concilie van Conftans, wil de G. Synpde al mede doen dienen tot een bewys, dat er voor de tyden van Luther en Calvyn , een diep verval in de leer der Kathoiyke Kerk plaats had; want dat Concilie is gehouden in 1414 en de vier volgende jaaren; de G. Synode fchermt daarom met de woorden van dat Concilie , en ftelt byzondere kragt in het woord, tweefpah , het welk zy, als vooral tot haar oogmerk dienende ,' met groote letters heeft doen drukken : dan de Synode verraadt hier op r.ieuw haare diepe onkunde in de kerklyke geilhiedenisfen : de geletterde waereld tog weet, dat ce twefpalt of oneenigheid, om welke te dempen, dé Concilie vergadert was, geenzins 3e leer der kerke betrof, maar eene verdeeltheid af t wist tusfchen drie perzoonen , welke zich allé 3rie te gelyk de Paufelyke waardigheid aanmaanden , zo als' er wel eens onder de Apostelen selven twist ontfiond, wie van hen de meeste :oude zyn; (77) die twefpalt dient des in het geheel niet tot het oogmerk der Synode; maar '.y flaat hier de bal leeiyk mis. Noch maakt zy byzondere aandrang op deze voorden: ,, dat zich elk, 'ook in zaken van ge, loof, aan de uitfpraaken van het Concilie zou» , de onderwerpen," maar wat verftandig mensch :al daar uit opmaken, dat die Vaders van Contans met die woorden zouden hebben te kennen villen geeven, dat zy voornemens -waaren, eenige verandering in de leer der Kathoiyke Kerk re naaken , en dat deze by gevolg, ten aanzien 'an de leer, in wezenlyk verval was, zo als de G, (77) Lucas 22; vs. 24.  VERDEDIGD. 79 G. Synode het tog gaarnen wil uitduiden; wel hoè 1 zyn niet alle wettige Conciliën met zulk een oogmerk vergaderd, nameiyk, op dat elk in zaken van Geloof, zich aan derzei /er uitfpraken zoude onderwerpen f en kan men daar uit dan beOuitén, dat alle zodanige Conciliën, telkens veranderingen in de leer der kerke zoude gemaakt hébben, of Willen maaken? was niet, om er maar een te noemen, het Concilie van Ni* ceën , gehouden in het jaar 325 , ook byeen gekomen, om, ter gelegenheid van de ontftaane Ariaanfche kettery , over het geloof te handelen, en uitfpraak te doen , op dat 'een iegelyk zich daar aan zoude onderwerpen ? Aihanasujs getuigt dit in zynen brief aan de Afrikaanen, en de zaak zelve brengt het mede; kin men daarom nu zeggen , dat er ten dien tyde al verval plaats had in de leer &:r Kathoiyke Kerk, en dat men die wilde hervormen ? zul méï integendeel elk, in de gefchiedenis der Kerke maar eenigsins ervaare mensch , . zeggen : wel neen , maar de Vaders van 'Nftreëfc waaren byeengekomen , om eenparig ta vergaven, en in duidelyke bewoording urapfaUk te doen , wat men, overeenkomftig met Gods w.iord en de leer der Apostelen, moest hoede. , en hoe de Kathoiyke Kerk het ft-ik der Godheid van jefus Christus, altyd gehouden en gebeerd vad; op dat in den m-alftroom van nieuw*;;heden, welke Arius en de zynen veroorzaakten , een iegelyk z^ude weten, wat te houden, en WW aan zich te onderwerpen. Even 'zo is het met het Concilie van Conftans, voor zo ver dit door da Roomsch Kathoiyke Kerk , eenparig voor Igeti wtfthj algemeen Con-;  8o DE KATHOLYKE KERK Concilie erkend word, en noit heeft eenig Roomsch Katholyk mensch aan zyn pligt getwyfelt, zich daar aaa, en aan alle wettige algemeene Conciliën, ook in zaken van geloof, te onderwerpen , zonder daarom van eenige verandering of hervorming in hetzelve te droomen. Pous Grkgorius de Grooten , doet deze belydenis va,i ach zeiv^n, in zyn eerfte Boek 25 Brief aan Joannes, Patriarch van Conftantinopolen, zegge.ide: dat hy de vier eerfte algemeene Conciliën aannam'en eerbiedigde, als de vier Evangeliën, en dat hy het vyfden gelyklyk eerde; en zo fpreoken alle waare Roomsch KathoIvken , ten aanzien van alle zodanige Conciliën, zonder dat Gregorius daarom aan eenige verandering in de leer dagt : neen, hy hield zich verzekerd , dat de uitfpraken van die Conciliën volmaakt overeenftemden met Gods woord, dat altyd, en in eeuwigheid het zeiven blyft, want anders had hy niet kunnen zeggen , dat hy dezelve aannam en eerbiedigde als de vier Evangeliën : en zo handelt. elk Hoomsch Katholyk mensch, vastgaande in de woorden des Heilands, die niet anders , als in de gezamenlyke Opperherders en Bisfchoppen, in de wettige opvolgersder Apostelen bewaarheid kunnen worden': „ Gaat „ dan henen , onderwysr alle de volkeren, de„ zelve dopende in den name des Vaders, ende „ des Zoons, ende des Heiligen Geest, leeren- de haar onderhouden alles wat ik u geboden „ heb : ende ziet ik ben met ulieden , alle de „ dagen, tot de voleindinge der waereld.*' (/8) Dat er in de Kathoiyke Kerk, ten tyde van het (78) Matth. 28: vs. 19 en 20.  verdedigd. Öj het Concilie van Conftans, gene de minfte twe: Ipale, wegens de Leer ■, plaats had, blykt ai verder uit de verobrdeeling van de dwalingen van Jan Wiclef, Jan Husz en Hierö nymus van Praag, welke, met de volmaakfte overeenftemming van alle de Vaders, op dat Concilie veroordeeld zvn: hier uit blykt ook, hoe naauw gezet de Kathoiyke Kerk in die dagen was, zo als zy altyd geweest is, om alle nieuwigheden in de Leer te weeren, en hen, die dezelve hardnekkig bleeven dry ven, van haare gemeenfchap af te fnyden, nogte in het minfte daar in niet te dulden, zo haast zulke Lieden, in haare gevoelens maar bekend wierden: en blykt dus hier uit al wederom, hoe onwaarachtig het is, dat men de G. Synode heeft hooren zeggen: te weeten, dat voor de helft van de 15de Eeuw geene tegenoverftelling, of onderfcneid tusfchen Roomsch., Protestant of Gereformeerk gemaakt wierd, maar dat toen alles maar ééne Heilige Kathoiyke Christelyke Kerk was, (79), en dat van een aanhang, welken zy naderhüid Gereformeerd genoemd hebben, zelf geen denkbeeld in hun hart opkwam. Het geen de G. Synode wyders bybrengt* bewyst volftrekt niets, al was, het geen zy zegt, waar, maar het is daarenboven geheel onwaar:' Zy beroept zich op de fchrifcen van deze Eeuw:, haare woorden zyn: ook ontbreekt het in deze 1 „ Eeuw geenzins aan fchriften van Roomsch-1 „ gezinden, die, eenige weinige dingen uifge-1 „ zonderd, zo zyn opgefteld, dat een Protestant! „ ze kan gebruiken. Bykans geen woord van 1 den 1 (79) Verdediging, Bladz. 105. F Het geen! Ie Synoie zegt 7an de chnften lezer ïeuw iewyst iiets. en s daarenloven  82 DE KATHOLYKE KERK * „ den Paus: de Aanbidding der Heiligen: den „ aflaat en de kragt der Misfe is er in te vin„ den. Is dat niet een dadelyke toeftemming, „ dat men in vroeger tyden groote reden gehad „ heeft, om ook ten opzichte van de Leer naar „\ hervorming te wenfchen *' (80) 'Moet men zich niet ten hoogfte verwonderen, .als men eene geheele Provintiale Synode zulke ellendige redeneeringen hoort voor den dag brengen, waar over een Leerling in de Logica ztch zoude moeten fchaamen? is dan een ontkennend, of negatief bewys toereikend, en bondig genoeg om er een ftellig befluit uit te trekken, en dat noch wel in zaaken die haatelyk zyn, zo als het fchryven over de Leerftukken der Roomsch Kathoiyke Kerk voor den Roomschgezinden waarlyk haatelyk, en vervelend is,om dat dezelve duizendmaaien in het helderst licht zyn voorgedraagen, en verdedigd tegen de Lasteringen, welke haar worden aangedaan, zonder dat men er iets mede vordert: integendeel blyft de party van die Kerk, wat men ook fchryven mooge, en hoe duideiyk men haar de onwaarheid haarer befchuldigingen ook aantoone, altyd by die lasteringen volharden, en der Roomfche Kerk Leeringen opdringen, welke nooit in haar hart, of gedachten zyn opgekoomen. Genoomen dan, dat het waar was, dat er in de fchriften van deze Eeuw weinig of niets te vinden was van die Anikulen die de Synode opnoemt, nog van andere Leerftukken dier Kerke, zoude zulke ftilzwygendheid dan een dadelyk toeftemming weefen, dat zy valsch zyn, en dat men in vroe- (80) Verdediging, Bladz, 108.  VERDEDIGD. 83 vroegere tyd wel redën had, orri na hervorming in de Leer te wenfchen? als dit een bondig bewys mag genoemd worden, dm zal het zekerlyk by de Gelderfche Synode cok een bondig bewys zyn, dat onze gezegende Verlosfer fchuldig was aan het geen de Joolen tegen hem by Pilatus inbragten, alzo jesus tot verwondering van Pilatus een diep ftiifwygen bieldt. (61) Maar wat zal de Synode zeigen, als ik haar Argument, of bewys eens omkeer? want dit kati ik met zo veel recht doen, als zy het op haar wyze voorftelt: als ik dan eens zeg: het ontbreekt ook in deze Eeuw aan gene fchriften an Gereformeerden, die, eenige weinige dingeri uirgezonderd, zo zy.i opgelteld,dat een Ro mschgezinden ze kan gebruiken: zoude de G. Synodë dit wel voor een goed bewys willen aanneemen* dat d<' Gereformeerden didelyk toellemmen, dat er een diep verval in de Leer van haar kerk plaats heeft ? dit zy nu, en voorlang groote réden hadden, om na hervorming ook in de Leef! te wenfchen? en dat zy zo al zoetjes en zigtjes paapsch begonden te worden? waarlyk, als ik zo redeneerde, zoude ik het geen Protestant kwalyk kunnen neemen, als hy my hartelyk uitlachte. Dan met ernst: weet de G. Synode niet, dat4 vooral wat de zedenleer betreft: ook wat verfcheide geloofsftukken aangaat: als de Godheid: de H. Ürieëenheid: de mensch wording van Gods Zoon: de verëeniging van zyne twe natuüren, in één perfoon enz. tusfchen haar en myne geloofsgenoten geen onderfcheid is? en dit aan» ge* (81) Matth. 27: vs. 13 eri t4. F s  «4 DE KATHOLYKE KERK gemerkt, is het dan wel te verwonderen, dat er over en weer verfcheide fchriften in het licht koomen, die een Roomfche en een Gereformeerde zonder onderfcheid kan gebruiken, zomtyds een weinig, zomtyds zelfs niets uitgezonderd? en des heeft dit zeggen der G. Synode niets om het lyf! ook ontbreekt het in deze Eeuw geenzins aan fchriften van Roomschgezinden, die, eenige weinige dingen uitgezonderd zo zyn opgefteld dat een Protestant ze kan gebruiken. Het geen de G. Synode hier op laat volgen: ,, bykans geen woord van den Paus: de Aanbid„ ding der Heiligen: den aflaat, en de kragt der „ Misfe," dat is, vlak uit gezegd, onwaar4 en een duidelyke blyk, dat de Leden der G. Synode weinige of gene fchriften van Roomsch Kathoiyke Godgeleerden leefen, alzo ik, wanneer de G. Synode er op belust mogte zyn, haar op myn gemak een paar douzyn Theologifche werken , in deze Eeuw, kan opnoemen, waar in alle die punten, van welke zy fpreekt, en alle andere Godsdienftige verfchilpunten wyd en breed verhandeld worden. Om ondertusfchen op elk ftuk de G. Synode te dienen, zoo zeg ik haar, dat, voor zoo veel den Paus aanbelangt, nog niet langer geleden als ' het jaar 1791, te Regensburg een fraay, en wydlopig werk is uitgegeven, tot titel voerende: „ wie is de Paus? of hoedanig is de opper„ hoofdigheid van petros? Wat het Aanbidden der Heiligen, voor zo veel het woord aanbidden} een Godlyke, en de opperfte eer betekend, welke de Roomsch Katholyken alleen aan God bewyfen, en aan niemand anders, zelf niet aan de grootfte Heiligen, ook  VERDEDIGD. ?>5 ook niet aan de Moeder Gods, daar over, ik beken het, is nog in deze, nog in voorige Eeuwen door Roomsch Katholyken oit een woord gefchreeven, orn zulk aanbidden der Heiligen te verdedigen, maar wel om de Roomsch Kathoiyke Kerk te verdedigen, tegen de valfche befchuldigingen, welke haar in dit opzicht worden aangeteigd. Dan, wat aanbelangt het eeren der Heiligen, als vrienden van God, en om God, die zyne Heiligen zelv eert, als mede het aanroepen der zeiven, dat is, het verzoeken van hunne hulp en voorforaak by.God, door, en om de verdienften van Jesüs Christus, daar over is veel gefchreeven, en noch laastelyk, zo ver my bekend is, is daar over in het jaar 179a, een fchoone Briefin het licht gekoomen, ter gelegenheid van de uitfchryvinge der toenmalige Dank-, Vast-, en Bededag; in dien Brief- word ook gehandeld over het gebruik der Beelden, over de 80 vraag van de Heidelbergfche Catechismus enz. Over den Afleat heeft P. Collet, Leeraar in de Godgeleerdheid te Parys, een volledig werk gefchreven: gemakshalven kan de G. Synode de zuivere Leer der Roomfche Kerk, wegens dit ftuk, en meer anderen vinden in het klyn, en welbekend boekje, genaamd: „ deKa„ tholyke Leer, door Bossuet," in deze eeuw meer dan eens vertaald, en uitgegeven in ons Vadeiland. Wat eindelyk de kragt derMisfe aangaat, ben ik verwonderd,dat dit ftuk by deG.Synode niet overtuigd is, dat de Roomsch Katholyken noch al even paal vast ftaat, als het van de vroegfte Eeuwen der Kerke afgeftaan heeft, en dat myne Geloofsgenooten aan niets minder denken, na niets, 0 y 3 niia»  ?5 DE KATHOLYKE KERK» minder wenfchen, als daar in eenige verandering te maaken : ik ben verwonderd dat de G» Synode daar van niet overtuigd is, zonder dat het noodig zy veel daar over te fchryven: ziet de Synode niet voor haare oogen, dat de Roomfchea noch al even nauw gezet zyn, om op de gefielde dagen die Heilige offerhande by te woonen? zouden deze zulks weldoen, als zy zich van de kragt en wezenlykheid der zelve niet overtuigd bielden? ja veel meer overtuigd hielden als de Gereformeerden van hunnen Godsdienst fchynen te zyn, nademaal men yveraars voor den Gerer formeerden Godsdienst in onze dagen Hemelboog hoort fchreeuwen, over het zigtbaar verval van den zeiven, en het (lap te kerkgaan van hunne geloofsgenoten; zo dat men zelf Eerepryfen, ter waarde van 400 guldens, ziet uitlooven,. om dit kwaad, zo als zy het noemen, te fluiten: ja zodanig dat men zelf een lid van de Nationale Conventie, in 1796, heeft hooren betuigen, dat die Godsdienst wel baast geheel m verval zoude geraaken, als de Leeraars van den zei ven niet meer van 'sLands wege gefalarieerd wierden, maar de Gereformeerde*Gemeentens even als alle anderen hier te lande hunne eigen Leeraaren moesten onderhouden, (8a), in waarheid als de Roomfche Godsdienst op zulke losfe fchroeven, en zo wankelbaar ftondt, dan wasre er al voor twe Eeuwen niets meer in ons Vaderland van te vinden geweest. Verder, al was er over de kragt der Misfe snJang niets gefchreven, behoefde de G. Synode (8a) Zie de Dagbladen der Nat. Conventie van 1705» by van Scheli*  VERDEDIGD. 87 de zich daar over niet eens te verwonderen, veel minder het aan te mei ken als een dadelyke toeftemmipg, dat men van dat ftuk al is afgeweeken, en in vroeger tyd wel reden bad, om na hervorming te wenfchen. Neen tog, want de Roomsch Katholyken verwachten nog eene bondige wederlegging van de werken, door den ge* leerden Zeelander daar over gefchreeven: zy verwachten noch, dat iemand de pen voor den befweken held van den Honert zal opneemen. Trouwens, het is onwaar, dat er, behaiven ia Zeelanders werken, over dit ftuk in onze Eeuw niets meer zoude uitgekoomen zyn; de eerwaarde Heer P. Schouten, thans R. C. Pastoor te Alkmaar, heeft het zei ven bondig verhandeld in eene uitbreiding over de 32^ en oqfte Les vsn de Mechelfche Catechismus, uitgegeve in het jaar 1788, by A. Kosters, te Leyden. Eindelyk brengt de Gelderfche Synode eemge gezegdens by van drie hoogduitfche Prelaaten der Roomfche Kerk, om daar uit ook al te bewyfen dat er Leuwen voor de hervorming een diep verval in de Leer der Kathoiyke Kerk plaats had; ik zoude hier op, al hadden die Prelaten noch zo veel gezegd, met twe woorden kunnen voldoen, en zeggen: drie Prelaten zyn de Kathoiyke Kerk niet; maar ik zal meer doen, en die bygebrachte gezegdens zelf onderzoeken. Het geen de G. Synode er van zegt, is dit: 3 het ontbreekt niet aan groote Prelaten der Z Roomfche Kerk, die zich toeleggen, om de zaaken zo voor te dragen, dat zy nader by de „, Protestanten koomen: Hier toe behoorer F 4 n Frauth Wat er zy van het zeggen van drie hoogduit^ fche Prelaaten. , 1  88 DE KATHOLYKE KERK „ Trauthson, Aartsbisfchop van Weenen* „ de Graaf van Manderscheid, Aartsbis** „ fchop van Praag, de Bisfchop van Spiers, en „ anderen." (83) Orn nu over de getrouwheid te oordeelen, waar mede deG.Synode de woorden van Trauthson aanhaalt, moet men het geen zy van hem zegt flegts veigelyken by het ftuk zeiven, waar uit zy dat gehaald heefc, maar welk zy niet noemt: waar door zy de meesten haarer lezers buiten ftaat ftelt om over de echtheid daar van te oordeelen. Zy zegt dan van Trauthson: „ deze Kerkvoogd leidt de dwalingen van den ,/gemeenen man, die B: V: op de Aanbidding „ van eenen Heiligen of deszelfs beeldtenis meer „ hope ftelt, dan op Christus verdienften, „ door wien wy eeniglyk moeten zalig worden, „ meestal af uit den misflag der predikers, die » hunne flegte waaren te koop ftellen; maar de „ beste ingepakt laaten flaan. Hy verwyt fom„ mige predikers, dat zy welfprekend zyn, „ wanneer zy op het ftuk der Heiligen koomen, „ maar ftom ten aanzien van het Allerheiligfte: „ dat ze de Aanbidding der wonderbeelden met „ veel yver infcherpen, maar de bron aller ge" n^' Christus» de eenige oorzaak onzer „ Kechtvaardiging ter zyde ftellen. (84} Op dit oogenblik heb ik het ftuk van Trauthson voor my leggen, waar uit de G. Synode het gemelue heeft getrokken, dan in het geheel niet net die getrouwheid, welke rechtzinnige menfchen past. Het ftuk zelve is een Pastoorale of Her* (83) Verdediging, Biadz, 108 en lag. (84) /bid. BJadz. 109.  VERDEDIGD. 89 Herdersbrief van den Aartsbisfchop van Weenen aan zyne onder hem Maande geestelykheid, en inzonderheid aan den Predikers, den i January 1752. Deze Brief is in het zelve Jaar vertaald in onze taal te Amfterdam , uitgegeven by H: W. van Welbergen. In dezen Brief nu fpreekt Trauthson wel van de dwalingen van den gemeenen man, zo als de Synode zegt, maar hy voegt er by dat die dwalingen, die flegte gedagten, welke zommigen hebben van de weezenlyke ftuk ken des geloofsleer, geenzins de leer der Kerke, of, om zyne eige woorden te gebruiken: „ gantfchelyk niet „ gepost (zyn) met den fin der Algemeene Ker» ke(85) en waarom verfwygt de G. Synode dit? / 1 Ten twede, fchryft Trauthson de dwalingen van den gemeene man wel toe aan het liegt, ja voddig prediken van zommigen, maar geenzins van alle, zo als de G. Synode wil doen voorkoomen, zeggende, gelyk wy daar aanftonds gehoord hebben, dat Trauthson die dwalingen van den gemeenen man, „ meest al afleidt uit den misdag der Predikers, die „ hunne flegte waren te koop ftellen, maar de 3, beste ingepakt laaten ftaan." Neen, Trauthson fpreekt nergens in zynen Pastorale Brief zo algemeen van de Predikers, integendeel zegt hy daarin: „ het is ons wel genoegzaam bewust, „ dat de Meesten van onze Predikers, als ge„ leerde en verftandige mannen, die met yver, „ en Geest van God toegerust zyn, hun Ampt (85) Trauthons Pastorale Brief, by van Welbergen, .Bladz, s. V 5  j>o DE KATHOLYKE KERK „ by uitnemencheid verrigten," (86) waarom heeft de G. Synode die ook niet gemeld? en wat doet het nu tog aan de Leer der Kathoiyke Kerk, dat er zommige flegte, ja voddige Predikers in gevonden worden? zyn die overal niet? durft de G Synode zeggen, dat die in haare Kerk niet gevonden worden? de Synode neme my niat kwalyk, dat ik haar hier de woorden van den Zaligmaker toevoege: geneesmeester geneest u zeiven. Ten derde, geeft de G. Synode het den fchyn, als of Trauthson van Aanbidding vaneenen Heiligen, of deszelfs beeldenis, of van Aanbidding der wonderbeelden gefprooken had, en ik daag de geheele waereld uit, om my in den herderlyken Brief van gemelden Trauthson ook maar eenmaal het woord aanbidden, of aan. bidding, of iets, daar mede gelyk ftaande, aan> tewyfen. Hy klaagt wel dat er menfchen gevonden worden: „ die op de vereering van de„ zen of genen Heiligen, [of op zyn beeltenis, ,? eene grootere hope ftellen dan op de verdien„ ften van Christus, door welke wy alleen „ dog de zaligheid moeten erlangen, (8/J maar van Aanbidden fpreekt hy in het geheel niet; of meent de G. Synode, dat by de Hoomsch Katholyken vereeren, en Aanbidden een en het zeiven betekene? dan moet ik haar rond uit zeggen, dat zy weinig begrip heeft van de Leer der Roomfche Kerk, ten aanzien van het ftuk der Heiligen: en zal ikfde vryheid gebruiken de G^ (86) Trauthson Pastorale Brief: by van Wei.» bergen.- Bladz. 4. (87) Ibidem, Bladz.  VERDEDIGD. 91 G, Synode daar in zo duideiyk my mooglyk is, voor te lichten. De Roomsch Katholyken onderfcheiden twe zoenen van eer, of eerbewyfing, namelyk, de opperde of Goddelyke Eer, die zy alleen aan het Aanbiddelyk Opperwefen toekent, en aan niemand als aan hem bevvyfen, houdende het voor wezenlyke afgodery, zó iemand dwaas genoeg mogt zyn deze Eer aan iemand anders, als aan God alleen te geven: en deze Eer noemen wy de eigenlyke Aanbidding* ^ , . Behalven deze opperfte Eer, erkennen de Roomschgezinden noch eene minder zoort van Eer, gelyk aan die, welke alle redelyde Menfchen aan de deugd, en andere goede hoedanigheden toedragen, en bewylèn; en zulke eer alleen bewyfen de Roomschgezinden aan de Heiligen: even als Abraham, Lot, en Josue aan den Engelen beweefen hebben. Deze eerbewyfing nu word ook wel eens Aanbidden genoemd, maar oneigelyk, en betekent in de daad niets anders als zich ter aarde nederbuigen, knielen, of iets dergelyks, als men leest dat Abraham voor de drie Engelen gedaan heeft, die aan hem verfcheenen: Lot voor twe Engelen, en Josua voor een. (88) De Staaten Bybel vertaalt op deze plaatfen van het Heilig Schrift de eer, welke die 3 genoemde menfchen aan de Engelen bewefen, door ter aarde nedervallen, of zich naar de aarde nederbuigen: er de Roomfche Bybel vertaalt het door het woorc aanbidden; maar wat de zaak zelve betreft, ver ftaa (88) Zie Gencfis 18: vs. 2. Gen. 19: vs. 1. Jofm 5» vs. 14. cn 15. Het ge. voelen der Roomsch gezinden wegens bet eeren sn aanroependertieili» gen. t | t l  9a DE KATHOLYKE KERK ftaat de Roomfche Kerk dit aanbidden even zo als de Staaten Bybel: en begrypt er niets anders door, als een zoort van eer, welke Abraham, Lot en Josue aan de Engélen betoonde, door zich ter aarde te buigen, of neder te werpen, zonder daarom hen als Goden te eeren, of aan te bidden. Nu op deze wyze, en volftrekt niet anders Eeren de Roomschgezinden de Heiligen, en als dit al eens aanbidden mogte genoemd worden, dat tog fchaars gebeurt, om dat dat woord wat hard luidt, dan evenwel verftaat geen RoomschKatholyken daar iets anders door als zulke zoort van eer, als Abraham, Lot en Josue aan de Engelen bewefen, door zich ter aarde te bui» gen, of neder te vallen: en daar van daan, dat ook de Roomfchen voor de Heiligen, of voor hunne beeldtenisfen, op welkers aanzien zy zich de Heiligen vertegenwoordigen, knielen, of ter aarde nedervallen: maar met geen oogmerk om hen de Goddelyke of Opperfte Eer te bewyfen: en wat kwaad fteekt dan hier tog in? hoe meenigmaal ziet men dergelyke eer aan Koningen, en Vorften bewefen worden? is dit daarom afgodery ? noit heeft eenig fterveling zulks in zyn harfens gèhaalt. En waarom zoude het dan afgodery zyn dergelyke Eer aan Godsvrienden, aan de Heiligen te bewyfen, als de oudvaders aan de Engelen, en als de menfchen aan de Vorften bewyfen; daar Jefus Christus zelve verklaard heeft, dat zyne gelukzalige vrienden den Engelen gelyk zyn, (89) en in de openbaring van Joannes: „die overwint, ik zal hem ge- „ ven (89) Lucas 20: vs. 36.  VERDEDIGD. 8S i, ven met my te zitten op mynen throon, gelyk als ik overwonnen hebbe, en ben geze, ten met mynen Vader in zynen throon. fyo) Gave de goede God, dat de Protestanten deze wyze van de Heiligen te Eeren eenmaal begry. pen mogten, en eindelyk eens afzien van de «uwlyke lastering, welke zy veel al den Roomschfezinden aanwryven, met hen van afgodery te befchuldigenl . Nu keer ik tot Trauthson weder, en vraag aan de G. Synode waar in die man de zaaken zo voordraagt, dat zy nader by de Protest anten koomen? zo als zy van hem zegt. De G. Synode doelt hier op het zeggen van Trauthson,' dat Christus verdienden de eenige oorzaak zyn door welke wy moeten zalig worden: de eenige oorzaak onzer Rechtvaardiging. Als de Synode zich verbeeldt, dat dit leggen by de Protestanten naby kömt, dan kin ik haar verzekeren, dat de Roomsch Kathoiyke Kerk altyd daar in naby de Protestanten geweest is: immers is het Trauthson, of eenig ander Prelaat niet, die de zaak zo het eerst heeft voorgedragen; neen, de Roomfche Kerk neeft het altyd zo begreepen, en aan haare Ledemaaten zo voorgedragen; het Concilie van Tremen fpreekt er immers even zo over: deze zyn deszelfs eige woorden, waar mede het die zaak voordraagt: namelyk: „ dat de Heiligen, die met Christus heerfchen in den Hemel, hunne ge" beden aan God opdragen voor de menfchen: dat het goed, en voordelig zy hen ootmoedig " aan te roepen, en onzen toeviugt te neemen 99 tot i$q) Openbaring van Joannes 3: ys. 3I-  94 DE KATHOLYKE KERK „ toe hunne voorfpraak, hulp, en byftand, om „ weldaden te verkrygen van God door zynen ,j Zoon Jefus Christus onzen Heer, die alleen „ onze Verlosfer en Zaligmaker is." ($\) Zyn deze woorden nu niet al zo duideiyk als die van Trauthson: geeft het Concilie van Trenten niet duideiyk te kennen, dat men op de voorfpraak, hulp en byftand der Heiligen geen ilaat te maaken heeft, of er eenige kra^t in te ftellen als door Jefus Christus, die alleen onze Heer, onze Verlosfer en Zaligmaker is? in de daad men verongdykt de Roomfche Kerk als men haar andere gevoelens toefchrijr't: of zegt dat zy aan de verdienden, en aan het middelaarfchap van Jefus Christus te kort doet, door het eeren, en aanroepen, dat is, verzoeken van de voorfpraak der Heiligen voor ons by God. Integendeel veihserlykt zy, en roemt de oneindige barmhartigheid, en genade Gods, zo wel als de onuitfpieekelyke verdienften van Jefus Christus, befchouwende de Heiligen, en al het geluk waar toe zy verheven zyn, niet anders als vrugten van die genade, vrugten van dat dierbaar bloed, dat Jefus vergooten heeft; en belydende dat dezelve, de Heiligen naamelyk, geen vermoogen by God hebben, als door Jefus Christus: dat wanneer zy voor ons bidden, zy dan voor de oogen, om zo te fpreeken, van God verfchynen, als vrugten van Jefus bloed, verwonende als het waare die zuivere klederen van heiligheid en deugd, welke zy gewasfen hebben m het bloed van dat Goddelyk Lam, fmekende God aldus voor ons om zynen Zoons wille, en (90 Zie het Concilie van Tremen, 25 Zitting. t  VERDEDIGD. 95 en om, gelyk het Concilie van Trenten zegt, van God weldaden te verkrygen door zynen Zoon, onzen Heer Jefus Chrisms, die alleen onze Zaligmaker en Verlosfer is: de Roomfche Kerk befchouwt des Jefus Christus, als den wynftok, en de Heiligen als zyne, nu rype vrugten van zaligheid dragende ranken: over zulks de vrugten van dien Goddelyke wynftok, waar by Jefus zelv zich vergeleken heeft, eerende, eert de Roomfche Kerk daar door zeiven noch veel meer den wynftok, die Jefus is, als waar uit zy hunne vrugtbaarheid hebban moeten trekken. Wat verder den Aartsbisfchop van Praag aanbelangt; ziet hier al wat de G. Synode van dien man bybrengt: „ Deze vermaant alle Pre, dikers den gekruisten Verlosfer, en de waar. ' heid van deszelfs Leer tot den voornamen " inhoud hunner prediking te maaken." (92) IMB. Le?er! dit zeggen van den Prelaat, moet, volgens de G. Synode, ook al dienen om te bewyfen, dat hy de zaaken zo voordraagt, dat zy nader by de Protestanten koomen, dat dus de Roomfchen nu van denkwyze beginnen te veranderen, en dat daar uit zoude volgen, dat men in vroeger tyd wel groote reden had om na hervorming in de Leer te wenfchen. Lieve hernel! wat haalt men niet aan, om het verval der Kathoiyke Kerk ook in de Leer te bewyfen! een Bisfchop doet zyn plicht: vermaant s-yne onderhoorige Priesters, dat zy vooral Jefus den gekruisten zouden verkondigen: en dit werpt men voor als een bewys dat de Kathoiyke Kerk (29) Verdediging, Bladz. 109.  96 DE KATHOLYKE KERK Kerk in een diep verval was ten aanzien van de Leer! i ,Z° doende kan »•< ook bewyfen, dat de Kathoiyke Kerk al in de dagen van Paulus in een diep verval, ten aanzien van de Leer, moet ?yn geweest, er. dat die Apostel de zaaken anders begon voor te dragen, als zy van den beginne af in de Kerk geleerd waren; want die Apostel vermaand zyne Leetimgen meermaalen, en voornaamlyk dat zy Jelus den gekruisten zouden prediken: B: V: aan Timotheus fchryft hy aldus: „predikt ,, het woord, houdt aan tydelyk, en ontydelyk," Q93; en wat was de voornaame inhoud van het woord waar van Paulus fpreekt ? buiten twyfel Jefus de gekruiste. Aan Titus fchreef hy in dezer voege: de genade van God onzen Zaligmaker is verfcheenen aan alle menfchen, ons onderwyzende, dat wy de goddeloosheid, en waere dlyke begeerlykheden verzakende, matiglyk, en rechtvaardig, en godvrugtig zouden leven in deze waereld verwachtende de zalige hoop, en de verfchyning der Heerlykheid van den grooten God, en onzen Zaligmaker Jefus Christus, die zich zeiven voor ons gegeven heeft, om ons van alle ongerechtigheid te verlosfen, en te reinigen tot eert welbehaaglyk volk aan hem zeiven, yt/eri* in goede werken. Spreekt deze dingen, en vermaandt er toe." (94) Ten laasten voert de G. Synode ook de volgende woorden van den Bisfchop van Spiers aan: zonder al wederom te zeggen waar zy die gevonden heeft „ Hy zegt onder anderen: wie in „ in (93) 2 Brief aan Timotheus, 4 hoofd. vs. 2. (94; Paules aan Titus, 2. vs; 11, 12, 13, 14, 15.  VERDEDIGD. 97 „ in ftaat is den toeftand der Theologifche ge- léerdbeid in de tegenwoordige Eeuw te ver„gelyken, die weet, hoe gelukkig de verande„ ring zy, welke het Leerftelzel van onzen H. „ Godsdienst» niet. zo zeer ten opzichte van de onveranderlyke Leerftellingen, als wel van de „ manier, en wyze om ze voor te dragen, on„ dergaan heeft. De geest van bep oe.ing be gint nu gemeener te worden, en men doet „ thans meerder moeite dan ooit, om van het ,, gene men wil voordragen, duidelyke, en be* „ paalde denkbeelden te vormen. Bewyzen, die 9, meenigmaal met de eerfte gronden van den „ menfehenkennis weinig famenhmgen, verlief n reeds hunne kragt, die flegts een duister oog „ der oudheid' in hen zien kon Je. De geist „ van zelfdenken, en eigen beproeving, die zich ,, nochtans aan den and rs beproefden geest der 3, Kerke geftadig ondervverpeh moet, heeft op a, den ftaat van den Godsdienst des gemeenen„ matis gewis een zeer grooten, en voornamen „ invloed." Zo fpreekt, volgens zeggen der G. Synode, de Bisfchop van Spiers: maar wat redelyk fchep ■ zei zal nu uit deze woorden befluiten: dut de Leer der Kathoiyke Kerk veranderd zy, en dat men pu nader by de Protestanten komt ? Men he: fc flegts oogen noodig om te zien, dat die prelaat juist het tegenövergeftelden zegge. Immers noemt hy de Leerftellingen van onzen H, Godsdienst onverander lyk: en zegt uitdruk lyk, dat de verbetering, die er thans in plaats vindt, alleen (betreft de manier of wyze van ze voortedragen: 'en hoe kan dit den Protestante^ fmaaken, het «geen die prelaat zegt van den geest van zelfG den-  o8 de katholyke kerk denken en eigenbeproeving, die zich nochtans! aan der. anders beproefden geest dar Kerke ge/la-1 dig onderwerpen moet. Komt dit ook ai baden by di Protestanten? Ja zo na, dat als ai!e Protestanten van den beginne af, na zuike raadgevingen geluisterd hadden, er dan nimmer Prov restanten, rimmer verdeeltheden onder de Chris* tenen, zedert ruim derdehalve Eeuw zouden! plaats gehad hebben, of bekend geweest zyni maar ceze noch allen door den dierbaaren geest van eensgezindheid: (het eenig middel om allé Chris enen tot een hart, en eene ziel, zo alsl het van den beginne af was.; te rug te bren-i gen) vereenigd, eendragtelyk , en uit eeneti monde den God en de Vader onzes Heeren Jeï fus Christus zouden verheeriyken. „ Hebben, vraagt de Synode, de Roomfchj „ Relatcn in de zestiende Eeuw ooit zo darves fpieeken?" en ik vraag haar: waar om niet} „ En hoe veel vëtdchilt dit wel, ("zo vrauy „ zy er ten flotte by,) eenige uitdrukkinge.i, „ die er zigtbiar uit vreeze en dwang zyn'byv „ gevoegd, uitgezonderd, van de taal van zomj mige Hervormer.^?'' (95) Dat die uitdrukkingen, welke de Synode b3 doelt, er zigtbaar uit vrees en dwang zouden byygevoegd, dat, en dat most er vervolgens af, è alzo alleen maar behouden wil het geen haar lanftar, dat, zy dan Mahomed zei ven met zynen Koran, gemaklyk Paapsch, of Gereformeerd, of Luthers, en al wat zy maar wii, maken kan» Hier mede, Lezer! heb ik my.ie voorgenoomc Taak volbragt, en het fwakke, het niets beduidende van het eenen, en het onwaarachtigen van het anderen, dat de G, Synode op BÏadzyden 104, 105, 106, 107, 108, 100 van haare verdediging van de Zaak der Hervormden zegt, aangetoond: Thans befluit ik met den wer,sch, dat de liefde der waarheid uw hart mooge vervullen, eh by U alles anders overweegen; die liefde name yk der waarheid, aan welker gebrek de groote Paulus het. verderf der Ga gee.  ioo DE KATHOL. KERK VERDEDIGD. geenen toefcbfyft, die ver!oören gaan, dat is met zyne woorden gezegd: daar voor,' dat zy de Liefde der waarheid niet aangenomen help „ ben om Zalig te worden." (96) (96) 2 Brief aan de Thesfalonicenfen, 2 hoofd, vs, ;q By de Drukker dezes is heden van de Pers gekomen: Catechismus, of de Christelyke Leering voor de Ca. tholyke Jeugd, verdeeld in 3 deelen en 60 Les- | fen, door J. Oramer, Pastoor in hét Maagdenhuis te Amfterdam. . . . . ■;: ■ Kort Begrip van de Christelyke Leeringe, voor de kleine Kinderen, als ook voor zulke bejaarde Catholijke, die de nodige ftgkken van hun Geloof ra wülen gaan, . .af ft. Verders zyn alle de Stukken van [den Overgang van Frans Voorhout,a 8 Huivers te.bekomen.