'1 O WELKOM-GROET, AAN DE ZOONEN der VRYHEIDj OP DEN 19 JANÜART 1 7 9 5. LIERZANG. Te AMSTERDAM By M. SCHALEKAMP. * 7 9 5. *   Aan d s n veSdiehsieiyjeh burger, CORNELIS RUDOLPH THEODORUS KRAIJENHOFF. £ B^tf kfatjenhóf, myn zangjler durft hetwaagen> Haar Vrrftieidskid aan u, uit achting op te draagen; De Vryheidsmin alleen heeft myne pen geleid, —. Geen letterkram wierdtooitmetmeer-er'vreugdbereid—, Myn hart ontvonkte zich door hemelsch rein genoegen, En men zou tneer dan u myn letterkransje voegen? Cy waart de heldre fier die in den avond blonk!-* Die, na een blyde nacht, nog blyder morgen fchonk; Gy waart de Brutus die, met moed, 'tgevaar trots/eerde, Gy waart de held die. fout alle ydle vrees verneerde,  De bude des geluks, die in een avondflênd , Ons aamvees, op wat fpoor men de achtbre vryheldvond. Die door u\v fluit te taal 't Bataa/fche hart deedt glotijen - Gy fttlde ons Vryheid voor! — of flaverny en boei/'en! De kracht van uwe taal ontvonkte ook ieders hart, Ja onder uw banier wierdt boei en dood getart — De blyde dag brak aan — gy waagde —en zegenpraaldel Daargy de Vryhcidskroon door moed en deugd behaalde !... ó Gun myn zang/Ier nu, dat ze u haar toonen wy — Zy fpi eekt de laai van 't hart — geen laffe vleiery — De waarheid is de zuil, waarop zy zich durft gronden, Zy praalt eenyouwig — niet door ficrfelen omwonden: — é ó Neem myn zangfter dan, in uw befcherming aan , , Verbrei haar Vryheidslied, dan is zy hoogst voldaan.— W E L-  WELKOM- GROET AAN DE ZOONEN der V R Y HEID. LIERZANG. $Jyt welkom , fiere Franfche helden ! Zyt welkom op ons grondgebied! Gy koomt ons onze Fryheid melden , Men juicht nu me u verwinnaars ziet — Wy zien door u de kluisters flaakcu , Gy, Franfchen ! wist ons vry te maaken , De Vrylicid ftcekt het hoofd reeds op, Zy juicht, zy zingt — zy lagcht ons tegen, Zy ftrooit haar palmen allerwegen , Haar glorie ryst ten hoogften top. A 3 't Was  ( 4 ) 't Was alles duister om ons heeucn , 't Was twyffeling, onzekerheid Ecnsflags zyt gy voor' ons verfcheenen, Door de achtbre vryheid begeleid Een vreugdegalm komt u begroeten , Gy ziet als broeders u ontmoeten, Gy ziet uw fchoone zegenpraal! Wy reiken u de vriendfchaps - handen , Gy boeit ons hart door fterke banden, De vvaare blydfchap kent geen paal. Zyt welkom , braave Batavieren ! Zyt welkom in ons vaderland ! Wy zullen uwe kruinen fleren; De vryheid leidt u aan haar hand. Triumph ! gy braave vluchtelingen !...,„ Gy nioogt met recht naar lauwren dingen , Naar lauwren door uw bloed geplukt Als ballingen moest gy ontwyken, Gy liet uw heldendeugden blyken , Toen Dwing!andy u hadt verdrukt.  C 5 ) Uwe onfchuld deedt uw wraak ontbranden _ Op Fratikryks vrygevochten grond ■ En toen men u , ontaart verhandden , Was 't daar, dat gy een fchuilplaats vond—r. Een laatfte hoop bleef in u Ieeven, Men hadt u wapenen gegeeven, Gy ftaardc op 't lagchend bly vcrfchiet! Als Vryheid eens zou zegenpraalen — Uw wapenen den prys behaalen, Gevaar noch dood verzaagde u niet. Zyt welkom Daandch! pronk der helden s De Franfchen roemen uwen moed ■ Men hoort van elk uw deugden melden, Gy waagde uw leven en uw bloed . 't Gevaar kost nimmer u doen beeven ; Gy zyt der Franfchen vriend gebleeven i ■Een edel vuur ontgloeide uw hart En daar gy 't eerfte op 't ys uw waagde, Geen laffe vrees u ooit verzaagde' Eert me u, wyl gc alles hebt getart. A 4 Juich*;.  ( 6 ) Juicht nu, 6 helden der Bataaven ! Uw wapens hebben de overhand !...,, O gy verbreekt het juk der flaaven, Uw zegevaanen zyn geplant; —. Men ziet u juichend binnen toornen , Geen vrees doet thans den burger fchroomen , Zyn vryheids-rain, zo lang gefluit, Ontwaakt, nu hy haar ziet herbloeijen , De blijdfehap doet zyn wangen gloeijen, Zy barst in luide galmen uit !..,.. En gy, ö waarde ftadgenooten ! Die onlangs, om uw vrye taal , 't Getal der offers moest yergrooten , Juicht om uw fchoone zegenpraal ! . . , Daar Dwang van uwe ftouthcid waagde , Noch korts als fchuldigen u daagde ! Juicht blyj te moê ! gy triumpheert ! . , . ö, Kraijenhoff.' dc roem der braavcn ! De blyde bade der Bataaven ! Zie hoe me. u als een Redder eert. . . t . . ö  C 7 3 ó Kraijcuhoff l gy zyt dit waardig, Gy fchittert door uw wys beleid! Uw heldenmoed is grootsch — eelaardig —— Zy kenfchetst onverfchrokkenheid !...., Gy toont, ö moedige Clubisten ! Dat men zich niet in u vergistten, Gy toont uw' trouw in 't hachlyk uur — Gy wilt uw' arm , uw bloed , uw leven Voor 't Vaderland ten besten geevcn, Uw hart ontgloeit, door 't vryheids-vuur..... Gy, die aan boeijen vast geklonken, Nog kwynende in uw kerkers zucht Een dag des hcils is ons gefchonkcn, Een dag, waarop de Dwangzucht vlucht— Wy zien de Vryheid triumphceren ! Zy zal ook uwe kluisters wecren , Ze ontrukt u aan uw fmaad en fchand — Uw fchand! geen kerker kon die wekken Geen kluister kon ooit 't hart bevlekken Dat aan de Vryheid bleef verpandt —— o A 5 Juich,  C 8 y Juich, Visfir i met uw lolgenooten , De Franfchen lhellcn naar u toe , Dees dag zal uwen roem vergrooten, Kom juich ! zyt vrolyk bly te moê —— Men rukt alreeds uw' kerker binnen , Ik zie uwe onfchuld overwinnen , „ Uw kluisters zyn deez' dag gcüaakt: Dus fpreekt een van die braave helden : „ Wy komen 't bly ontflag u melden , „ Wy hebben u reeds vry gemaakt." Wy zien u in triuraph geleiden, Naar 't Raadhuis van onze Amftelftad,, De burgers, die u daar verbeiden, Doen zien, hoe hoog men deugden fchat. Een ieder is op 't fterkst bewoogen En door de vreugde als opgewogen. Hoor! 't bly hoezee weergalmt alom! Het galmt op eens door al de zaaien, Der burgren vreugd kent nu geen paaien!.... De vryheid ademt van rondsom. Den  C 9 ) De Dam is nu 't toneel van glorie , Daar plant men d' edle Vryheidsbooin! De burger juicht om zijn victorie ; Hy galmt de Vryheid wellekoom ! Men danst alom in ronde kringen, Men hoort ter eer der Franfchen zingen 5 Een takje van dien boom geplukt Js thans meer waard, dan al de fchatten Die Amftels ryke fhid omvatten, Zie hoe me elkaar 't kleinood ontrukt..... Zo kan de vryheid 't hart ontgloeijen Als door een Goddclyke ftraal, Zo kan zy groote zielen boeijen Aan haare fchoone zegenpraal: Zo juicht men nooit de vorsten tegen! Zo kan geen kroon het hart bewegen. Zo wordt de rykdom nooit begroet! Gy, vryheid ! ons van God gefchonken! Gy kunt alleen zo 't hart ontvonken Van Neêrlands braaven burgerftoet.  C io ) Hier heerscht geen onderfcheid van rangen Van pracht noch praal, noch blinkend goud* 't Hoezee wordt hier om ftryd vervangen, Door arm en ryk , door jong en oud: . Uit ieders oog ftraalt rein genoegen, Daar ryk en arm zich zamen voegen , Klopt ieders hart door zuivre vreugd. Elk burger juicht als waar hy Koning! ó Grootfchc en edele vertooning Der waare vryheid en der deugd En gy, 6 Hooft/ o Neêrlands vader! Tc vroeg aan onze liefde ontrukt —— Uw geest bezielt ons al te gader! Wy hebben hier uw fpoor gedrukt: Ach! waart gy, gryzaart, nog in 't leven , Hoe vrolyk zoudt ge ons tegenlbreeven! Uw glorie rees ook nu ten top! Uw deugd zou thans met luister dagen Men zou u op de handen draagen , Men bragt u 't achtbaar Raadhuis op. —- Dan,  C ir ) Dan , 't morren zou ons nu niet voegen, Uw ziel, van 't ftoflelyke ontdaan, Juicht Neerland toê met bly genoegen, Zy Haart ons met verrukking aan ' Kon iets uw zachte flnimring ftooren Dan zoudt gy 't galmend juichen hooren,— Daar Nederland op eens herleeft! Zou zich uw asch op nieuw bezielen , Gy zoudt voor de achtbre Vryheid knielen Die juichende om uw grafzerk zweeft o Citoyens en Landgenooten! Daar gy het zoet der Vryheid miliui, Zo wilt ook haar triumph vergrooten ; Draag zorg dat zy u waardig vindt: —~ Komt, wilt uw' Schedels vrolyk fleren, Met Eendrachts fchoone loflauwrieren , Die voegen 't best aan Batoos kroost —■ Betoon u grootsch, bedaard — rechtvaardig! — Verban de wraak , ze is u onwaardig Daar Vryheid zelf voor wraaklust bloost. GS  C ' »0 Gy grondde, 6 God ! de fondamenter* Van dit zo prachtig waereldrond ! Uw wenk beftiert al de elementen, Gy zweeft op ftorm en winden rond, 1 Gy regelt al de jaargetyden, Uw grootsch bellier moet ons verblyden: Want, daar gy de achtbre Vryheid fchenktj' Haar minnaars in uw gunst blyft hoeden, Zo dreinde gy de watervloeden ! Terwyl uw wil de koude wenkt. Gelyk weleer de zee zich fcheïdde, Wanneer uw volk wierdt achterhaalt — Gelyk gy hen droogvoets geleidde , Daar Pharao in d' afgrond daalt Ook zoo, is ons uw raagt gebleken , Uw wys beftier ftelde ons een teken: Hier werkte ook uwe onzichtbre hand! De vorst moest grootsch uw doeleind treffen, Zy maakt de vloeibre watren effen —— Zij red ons zuchtend Vaderland! Heb'  C 13 ) Heb dank hoogst wijs aanbidlyk Wezen! Heb dank voor 5t groote gunstbewys: — Uw naam, uw magt zy hoog gepreezen 1 Dat dankbaarheid ten hemel rys! . . . . , Ja dankbaarheid ïyst door' de wolken ! De blyde hoezees zyn hier de tolken : Waardoor de erkentnis zingend juicht Gy hebt de flaverny verbrooken Het Vryhcids altaar aangeftooken Waarvoor zich Neêrland dankend buigt.